C:' I - Houten kappen in Nederland 1000 — 1940 Houten kappen in Nederland N 1000-1940 H. Janse 1989 Delftse Universitaire Pers Rijksdienst voor de Monumentenzorgç:C1 Uitgave en produktie Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1, 2628 CN Delft Telefoon 015-783254 Grafische vormgeving H. Janse Foto omslag Fas Keuzenkamp Dom, Utrecht, kap van het koor, 1386 CIP—GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK Bouwtechniek Bouwtechniek in Nederland, — Delft : Delftse Universitaire Pers : [Zeist] : Rijksdienst voor de Monumentenzorg 2: Houten kappen in Nederland : 1000-1940 / H. Janse. — Ill. Met lit. opg. ISBN 90-6275-549-6 SISO 694.1 UDC 624.02.011.1.41(492)"1000/1940" NUGI 833 Trefw.: houtconstructie ; Nederland ; geschiedenis ; 1000-1940. © 1989 by H. Janse, Amsterdam Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, mi- crofilm of op welke wijze dan ook, hetzij electronisch, hetzij mechanisch, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Rijksdienst voor de Monumenten- zorg en H. Janse. VOORWOORD "Zoek maar eens uit of er in dc kappen iets te vinden is, geaeelte van een kap. Ook zijn daarmee gemakkelijker waaruit in de zijbeuken de bouwnaad tussen schip en bouwnaden en volgorden in de bouw op te sporen. Dit is koor vastgesteld kan worden". Met deze opdracht werd de reden, dat in dit boek de behandeling van de verschil- ik op een dag in 1957 door prof. ir. C. Wegener Sleeswijk - lende telmerktypen in het begin is geplaatst. Zij zijn voor die daartoe geïnspireerd was door ir. R. Meischke, toen mij vaak de eerste sleutel tot het ontwarren van de evolu- hoofd van het bureau Monumentenzorg van de Gemeen- tie van de kapconstructies geweest. te Amsterdam - naar de zolders van de Oude kerk in Vóór ca. 1960 was vaak de tendens aanwezig om bij de Amsterdam gezonden. Nog geen uur daarna bleek, dat aanvang van een restauratie de schijnbaar onsamenhan- deze opdracht de ontdekking van het systeem van de gende bos hout, die de kap vormde, zonder meer te slo- telmerken tot gevolg had. Het was bovendien het begin pen. Door de sedert 1957 uitgevoerde studie kwam er van een studie van de kapconstructies in Nederland. meer inzicht in de waarde van oude houtconstructies, Het was een gelukkig toeval, dat de Oude kerk een onge- hetgeen tot gevolg had, dat thans meestal de kap of waar- schonden reeks kappen uit de jaren tussen ca. 1340 en devolle onderdelen ervan behouden blijven. Een minu- 1560 bleek te bezitten. Het is in Nederland het grootste tieus onderzoek ervan tijdens een restauratie werd vrij- oppervlak in één gebouw, dat door middeleeuwse kappen wel regel. Toch zijn in deze publicatie veel kappen overdekt is. opgenomen, die zijn verdwenen, hetzij door sloop, hetzij Nadat de studie van de kappen van de Oude kerk was door brand of oorlogsgeweld. afgerond bood ir. R. Meischke mij de gelegenheid om Het sprak vanzelf, dat ook kappen in andere delen van binnen het verband van de Rijksdienst voor de Monu- Europa in de studie moesten worden betrokken. De eer- mentenzorg het onderzoek voort te zetten. Eerst toen ste onderzoekingen buiten de landsgrenzen werden on- bleek welk een uitgebreid terrein hier onbewerkt lag. dernomen in Vlaanderen, samen met collega dr. Luc De- Prof. dr. ir. R. Meischke is in al die jaren de onopvallende vliegher te Brugge. Ook kappen in andere delen van stimulator van het kappenonderzoek geweest en geble- België, in Frankrijk, Spanje, Italië, Engeland, Duitsland, ven. Hij nam het initiatief, dat ertoe leidde, dat de publi- Zwitserland, Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Denemar- catie van de studie, mogelijk nadat de schrijver in 1986 ken, Zweden en Noorwegen werden bestudeerd. Op deze was vrijgesteld van de leiding van de afdeling Bouwkun- wijze kon begrensd worden, wat voor de ontwikkeling dig Onderzoek en Documentatie, de vorm kreeg van een van de kapconstructies in Nederland van belang is en wat academisch proefschrift. Ik acht het zeer eervol, dat in de beschouwingen daarover dient te worden betrok- iemand, die als bouwkundige werd opgeleid, als eerste in ken. staat wordt gesteld onder leiding van Meischke te promo- Het was voor velen, voor mij niet in het minst, onbevre- veren in een vak, dat hem zeer na aan het hart ligt: de digend dat tot nu toe enkele uitkomsten van de studie in bouwhistorie, als volwaardige wetenschap naast de tijdschriftartikelen en andere publicaties zonder enig on- kunsthistorie. De bouwhistorie toch geeft vaak betere derling verband zijn gepubliceerd. Door andere auteurs mogelijkheden tot datering door toetsing aan de mate- is hiernaar verwezen en ook ongepubliceerde gegevens riële gegevens van het gebouw zelf. worden regelmatig gebruikt. In dit boek wordt, ter afslui- ting van een ruim veertig jaar durende periode van on- In Nederland zijn vele honderden kerken, kastelen, raad- derzoek in historische bouwwerken, een overzicht gege- huizen en woonhuizen, die nog in het bezit zijn van hun ven van vrijwel alle kennis over de ontwikkeling van de oude kappen. Alleen al uit de middeleeuwen zijn er hon- kapconstructies in Nederland, die in die tijd verzameld derden bewaard gebleven. Veel van de ontwikkelingsge- is. schiedenis van de constructies, de houtbewerking en het De studie van de kapconstructies in Nederland en daar- houtgebruik worden daaruit afgelezen. De middel- buiten, die sedert 1957 is gemaakt, leerde ons dat Neder- eeuwen rekenen wij in dit werk door te gaan tot de hiaat land en de aansluitende gebieden, waar vroeger en nu in de bouwactiviteiten, veroorzaakt door de godsdienst- Nederlands wordt gesproken, ongemeen rijk zijn aan in- twisten en de verwoestingen door oorlogshandelingen na teressante kapconstructies, vooral daterend uit de latere 1570. middeleeuwen, maar ook uit latere perioden. In het on- Het bleek, dat de telmerken een belangrijke sleutel vor- derzoek zijn circa 1250 gebouwen betrokken, waarvan er men bij het bepalen van de bouwtijd van een bepaald ongeveer 1050 door de schrijver zelf zijn onderzocht. 5 Achter in deze publicatie is als bijlage een inventaris Die invloed was in de 17de en de 18de eeuw niet sterk opgenomen van alle kappen in Nederland, die in het meer. Nederland was toen een tamelijk geïsoleerd gebied, onderzoek werden betrokken, gerangschikt naar typen, dat in constructief oogpunt zijn eigen gang ging, voort- en een. overzicht van de belangrijkste kappen in Neder- bouwend op de tradities uit de eeuwen ervoor. Wel kwa- land, gerangschikt volgens bouwtijd. Van ongeveer 500 men er toen spectaculaire kappen tot stand met grote verschillende kappen zijn tekeningen en foto's in dit boek overspanningen en soms ingewikkelde plattegronden. afgedrukt. In de 19de eeuw ondergingen de kapconstructies in Ne- derland belangrijke invloeden uit het buitenland. Ook In 1908 verscheen Friedrich Ostendorf's Die Geschichte het gebruik van ijzer in kappen deed zijn invloed gelden. des Dachwerks. Dit kapitale werk gaf als eerste een over- Wij beperken ons in dit boek tot die gevallen, waarbij in zicht van dc ontwikkeling van dc kapconstructies in ccn houten kappen ijzer als toegevoegde constructie werd groot deel van Europa. Na die tijd zijn er wel studies over gebruikt. deelgebieden gepubliceerd, maar een dergelijke uitgave verscheen nooit meer. Het werk heeft een gebrek: het heli Bij de opzet van deze publicatie is uitgegaan van een Nederlandse taalgebied ontbreekt nagenoeg en waar con- typologische indeling. Bij een chronologische indeling clusies worden getrokken uit onze kapconstructies zijn zou een verward beeld zijn ontstaan, omdat bepaalde deze onjuist. kaptypen gedurende enkele eeuwen in gebruik zijn ge- Later verschenen veie publicaties over kappen in bepaal- weest. De historische ontwikkeling van de kappen is wel de delen van Duitsland en over typen van hout- en kap- de basis voor de typologie. constructies in Duitsland. Een recent algemeen overzicht De regionale verschillen zijn in het Nederlandstalige ge- ontbreekt. bied te klein om daarop een indeling te baseren. Een Er zijn weinig publicaties over Franse daken. Viollct-le- uitzondering is gemaakt voor het zuidelijke deel van de Duc (1875) geeft een overzicht in zijn Dictionnaire rai- Nederlandse provincie Limburg, omdat daar zo veel in- sonné. Deneux (1926) behandelde het gebied tussen vloeden vanuit zowel het Frans- als het Duitssprekende Duinkerken en de Loire. Zijn voorbeelden zijn niet reprc- gebied zijn aan te geven, die niet uitsluitend vanuit de sentatiefvoor alle Franse bouwwerken. typologie van de Nederlandse kappen kunnen worden Over kapconstructies in Engeland zijn vele belangwek- behandeld. kende studies over deelgebieden gepubliceerd, maar ook hier moet een samenvattend boek nog geschreven wor- Voor de behandeling van de typen zadeldaken is een den. codering gebruikt. De tekens zijn gerangschikt in drie of Achter in dit boek is een overzicht opgenomen van de vier groepen. De eerste groep geeft het hoofdtype aan: literatuur uit binnen- en buitenland, die betrekking heeft sporen-, gordingen- of stijlenkap. De tweede serie geeft de op kapconstructies. Het is ingedeeld naar het land van aan- of afwezigheid van balken aan de voet van de kap verschijnen van de publicaties. Dat betekent niet, dat er aan. De derde serie tekens geeft aan of er kapgebinten zijn ook mee wordt aangeduid, dat de desbetreffende publica- en welke vorm zij hebben. Bij sporenkappen is er een tie alleen handelt over kappen in dat land. In de tekst is de vierde groep tekens, die de vorm van de gespannen aan- literatuur aangegeven met de aanduiding van de litera- geeft. Deze codering moet worden gezien als een middel tuurlijst. De overige bronnen zijn per hoofdstuk in eind- om orde in een groot aantal gegevens te scheppen, niet als noten neergelegd. doel om U, lezer, in het keurslijf van de systematiek te dwingen. In de laatste decennia zijn verschillende pogingen gedaan om de verschillende "daklandschappen" van Europa in De datering van een kap kan op verschillende wijzen tot kaart te brengen. Merkwaardigerwijs wordt ook in geen stand komen. Soms is er een archivalisch gegeven. De van deze publicaties aandacht besteed aan de kapcon- bouwgeschiedenis van het gebouw kan eveneens de sleu- structies in de Nederlanden, laat staan, dat zij centraal tel blijken tot een dagtekening. De bouwhistorische we- worden gesteld. Toch wijken deze constructies sterk af tenschap levert uit constructie- en merkwijzen ook moge- van datgene, wat verder in Europa gebruikelijk was, zo- lijkheden tot datering. dat het nodig is de ontwikkeling van de Europese kappen In het buitenland werden onderdelen van houtconstruc- en de plaats van de Nederlandse kapconstructies daar- ties al enkele tientallen jaren dendrochonologisch -dat wil binnen na te gaan. zeggen aan de hand van het jaarringenpatroon- geda- De huidige grenzen van Nederland en het Vlaamse deel teerd. Eerst in de laatste jaren heeft deze onontbeerlijke van België zijn geenszins die van het oorspronkelijke dateringsmethode ook in Nederland een doorbraak be- Nederlandse taalgebied. Dat strekte zich uit van Duin- leefd, met name door de inspanningen van drs. ing. D.J. kerken in Noord-Frankrijk tot Oost-Friesland in Noord- de Vries. Hij zorgde ervoor, dat thans van een aantal Duitsland en Kleef in het Rijnland. In verband daarmee Nederlandse kapconstructies goede dateringen voorhan- zullen verschillende voorbeelden worden behandeld uit den zijn, zodat bepaalde verschijnselen in de goede perio- gebieden, die thans niet tot het Koninkrijk der Nederlan- de geplaatst kunnen worden. den behoren. Voor het aangeven van de ouderdom van een kap is Invloeden van de Nederlandse constructies op ontwikke- meestal gebruik gemaakt van de gangbare datering, zoals lingen buiten ons taalgebied zullen ook worden aange- die in het Kunstreisboek, de Geïllustreerde Beschrijvingen geven. en soortgelijke literatuur is aangegeven. Als er reden is 6 AANWIJZINGEN VOOR DE LEZER Aanduiding van de literatuur Aanduidingen achter dateringen De publicaties, waarin kappen worden behandeld, zijn (a) : archivalisch gedateerd onderscheiden per land van verschijning: (b) : gedateerd uit bouwgeschiedenis A Oostenrijk (c) : gedateerd naar constructie- en merkwijze B België (d) : dendrochronologische datering CH Zwitserland D Duitsland DK Denemarken F Frankrijk Schaal van de tekeningen GB Groot-Brittanië Waar niet anders vermeld is de schaal van de doorsnede- N Noorwegen tekeningen 1 : 150. NL Nederland S Zweden 0 5m US Verenigde Staten van Noord-Amerika Wanneer de publicatie één enkel gebouw betreft, wordt het nationaliteitskenteken gevolgd door een X. Achter land en eventueel X volgt een nummer, dat verwijst naar de literatuurlijst. Een aanduiding van een bladzijde wordt voorafgegaan door :. Gegevens, die ontleend werden aan niet gepubliceerde rapporten en aan publicaties, die niet expliciet kapcon- structies behandelen, worden per hoofdstuk in eindnoten verantwoord. Aanduiding van de eeuwen De aanduiding van eeuwen en gedeelten ervan wordt in overzichten aangegeven met Romeinse cijfers en een let- ter erachter. Het Romeinse cijfer geeft de eeuw aan. A betekent eerste helft B betekent tweede helft a betekent eerste kwart b betekent tweede kwart c betekent derde kwart d betekent vierde kwart m betekent midden Dus: XII 12de eeuw XIIIA eerste helft 13de eeuw XIVB tweede kwart 14de eeuw XVa eerste kwart 15de eeuw XVIb tweede kwart 16de eeuw XVIIc derde kwart 17de eeuw XVIIId vierde kwart 18de eeuw XIXm midden 19de eeuw 9 OVERZICHT VAN DE GEBRUIKTE CODES TER AANDUIDING VAN DE KAPTYPEN BIJ ZADELDAKEN De codering is opgebouwd uit drie of vier tekens of teken- reeksen, gescheiden door een punt (.). Het eerste teken heeft betrekking op de hoofdgroep, k : gebint met kromme benen, 2 flieringen of 2 waarin de kap onder te brengen is. gordingen Het tweede teken geeft de aan- of afwezigheid van trekbal- k- : 2 spantbenen zonder bint ken aan. 1 : hanebalkfliering op standvinken Het derde teken (de derde reeks tekens) geeft de vorm van m : makelaarspant zonder nokgording (1, 2, 3 = de gebinten aan; daar vele kapgebinten uit een op- aantal hanebalkflieringen) stapeling van elementen bestaan wordt hier veelal een n : nokgebint met nokgording reeks tekens gegeven, zoals de opbouw van beneden naar (1: en hanebalkfliering) boven is. o : topdriehoek (spruit) met nokgording Het vierde teken geeft de vorm van de gespannen aan en p : spruit met 2 opgelegde flieringen ontbreekt derhalve daar, waar kepers in plaats van spo- q : spruit met nokgording en gordingen ren zijn, dus in de groepen II en III. / : spruit met nokgording en flieringen s achter a enz.: stijl midden in gebint, niet tot in de nok Eerste teken: basistype naar wijze van ontstaan. (1,2: aantal hanebalkflieringen) I : sporenkap, later met flieringen op kapgebin- t : gebint met houten tongewelf, schuingeplaatste ten stijlen. II : gordingenkap 0, 1, 3, 5: aantal horizontale ribben; III : stijlenkap tl hoort tot type I, t3 en t5 tot type I-II I-II : sporenkap met flieringen en gordingen u : kapgebint met benen van voet tot nok v bij a en k enz.: voetschoor gelijktijdig met korbeel Tweede teken: balken. w : topdriehoek (spruit) met nokgording 0 : geen ondersteuningsbalken aan de kapvoet x bij a enz.: kruis in gebintvlak b : trek- of ondersteuningsbalken y : tussenbalkgebint met kromme stijlen en gor- by : trekbalken met voetraveling dingen op de stijlen z : tussenbalkgebint met kromme stijlen, gordin- Derde teken: gebintvorm gen op de stijlen en gordingen in de stijlen in- 0 : geen gebinten gelaten a : schaargebint, rechte benen, 2 flieringen of () : meerdere tekens binnen haakjes: samenvoe- gordingen ging van meerdere elementen tot één geheel a' : schaargebint, 2 flieringen en 2 tussenflierin- gen Vierde teken: aantal hanebalken a* :schaargebint met stijlen boven verzwaard, 1, 2, 3, eventueel gevolgd door geen korbelen m : gespan met makelaar b : schaargebint, 2 flieringen en 2 gordingen t : tongewelfvorm c : schaargebint, 2 flieringen of gordingen, voet- s : schuin oplopende schoren in gespan schoren / : verankering aan enkele gespannen, doorlo- d : tussenbalkgebint met kromme benen, flierin- pende standzonen gen opgebintstijlen x : kruis in gespan e : tussenbalkgebint met schuine stijlen, flierin- z2, 4 : aantal nagenoeg verticale verbindingen gen opgebintstijlen f : gebint met verticale stijlen en dekbalk N.B. Het vierde teken ontbreekt in de typen II en III g : gebint met verticale stijlen en tussenbalk h : gebint met houten tongewelf, kromme benen; Achter in dit boek is een inventaris opgenomen van de zie verder t constructies van zadeldaken in Nederland, gerangschikt 1 : gebint met kromme benen, 2 flieringen en 2 volgens de hiervoor staande codering. Wanneer in de gordingen tekst een aantal kappen van een bepaald type wordt ge- K : groot gebint met kromme benen, geen trekbal- noemd, wordt naar de inventaris verwezen voor de be- ken doelde gebouwen. 10 INHOUD Voorwoord 5 Aanwijzingen voor de lezer 9 Overzicht van de gebruikte codes ter aanduiding van kaptypen 10 I. ALGEMEEN 1. Inleiding 17 a. Steenbouw en houtbouw 17 b. Grondslagen voor hout- en kapconstructies in Nederland 18 c. De taal en de gilden 19 d. Werktekeningen van kappen 21 e. De oudste kapconstructies 23 I. Sporenkap 23 II. Gordingenkap 24 III. Stijlenkap 24 f. Materialen 24 g. Hergebruik van materialen 25 h. Dakbedekkingen 26 2. Telmerken 29 a. Inleiding 29 b. Middeleeuwse merktypen 30 I. Het grondsysteem 30 II. Onderscheid tussen links en rechts 34 III. Gezaagde telmerken 46 IV. In het grensgebied van Nederland en Duitsland 47 c. Gehakte telmerken 50 I. Strepen, halve maantjes en gaatjes 50 II. Overgangstypen 51 III. Arabische cijfers 54 d. Rood krijt en verf 55 e. Waar en hoe werden telmerken aangebracht 55 f. Het verdwijnen van de telmerken 56 g. Kapplattegrond tekenen 57 Overzicht van telmerken in Nederland 60 3. Terminologie 63 II. MIDDELEEUWSE KAPPEN (TOT CA. 1575) 1. Sporenkappen 69 a. Enkelvoudige sporenkappen 69 1. Inleiding 69 2. Kappen van gespannen met voetbalken 70 3. Sporenkappen zonder voetbalken 71 4. Geen verband in de lengterichting van de kap 77 5. Borstwering en verdieping 77 6. Enkelvoudige sporenkappen na de 13de eeuw 77 7. Sporenkappen met voetravelingen 79 8. Houtverbindingen 80 b. Sporenkappen met makelaars en middenondersteuning 81 c. Kappen met middenondersteuning 86 11 d. Sporenkappen met schaargebinten of kromstijlgebinten 87 1. Sporenkap met standbenen 87 2. Ontwikkeling naar kapgebinten 87 3. Grote kromstijlgebinten 89 4. Kapgebinten met één kromstijl- ofschaargebint 93 S. Kapgebinten met één kromstijl- ofschaargebint, waarop een stijl 97 6. Kapgebinten met twee kromstijl- of schaargebinten op elkaar 101 7. Kapgebinten met twee kromstijl- ofschaargebinten, waarop een stijl 105 8. Kapgebinten met drie kromstijl- ofschaargebinten op elkaar 113 9. Kapgebinten met drie schaargebinten, waarop een stijl 114 10. Kapgebinten met vier schaargebinten op elkaar 114 11. Kapgebinten met vier schaargebinten, waarop een stijl 115 12. Verspreiding van het schaargebint buiten Nederland 115 13. Kappen over meerbeukige ruimten 117 14. Kappen van zijbeuken 119 e. Gebinten met tussenbalken 121 1. Kapgebinten met één tussenbalkgebint 121 2. Kapgebinten met een tussenbalkgebint, waarop een ander ge- bint 123 2. Gordingenkappen 125 a. Zuivere gordingenkappen 125 b. Kappen met schaargebinten en gordingen 128 1. Kapgebinten met één schaargebint, gordingen en rokgording 128 2. Kapgebinten met twee schaargebinten, gordingen en nokgor- ding 129 c. Kappen met schaar- of kromstijlgebinten, flieringen en gordingen 129 1. Kapgebinten met één schaargebint 129 2. Kapgebinten met een schaargebint, waarop een stijl 130 3. Kapgebinten van twee schaargebinten op elkaar 130 4. Kapgebinten van twee schaargebinten, waarop een stijl 130 S. Kapgebinten van drie kromstijl- ofschaargebinten op elkaar 133 6. Kapgebinten van drie schaargebinten waarop een stijl 133 d. Kappen met kromstijl- of schaargebinten, flieringen, gordingen en rokgording 134 1. Kapgebinten met één kromstijl- ofschaargebint, waarop een nokgebint 134 2. Kapgebinten van twee kromstijl- ofschaargebinten,waarop een nokgebint 136 3. Kapgebinten van drie kromstijl- ofschaargebinten, waarop een nokgebint 141 4. Kapgebinten van vier kromstijl- of schaargebinten, waarop een nokgebint 143 e. Hallenkerk, drie beuken onder één dak 143 f. Tussenbalkgebinten met gordingen 144 1. Kapgebinten van één tussenbalkgebint, waarop een nokgebint 144 2. Kapgebinten van twee tussenbalk- of schaargebinten, waarop een nokgebint 144 3. Houten tongewelven 147 a. Inleiding 147 b. Enkelvoudige sporenkappen met tongewelf 149 1. Kappen met gespannen 149 2. Enkelvoudige sporenkappen met voetraveling 153 3. Sporenkappen met makelaar 155 c. Kappen met tongewelfgebinten 156 1. Kappen met booggebinten zonder gewelfribben 156 2. Kappen met booggebinten met gewelfribben 157 3. Kappen met een spitsbooggebint 161 4. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een stijl 163 S. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een schaargebint 165 12 6. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een schaargebint en een stijl 167 7. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een spruit 171 8. Spitsbooggebinten met kromme stijlen 172 9. Overwelfd koor en open schip 173 d. Kappen met tongewelfgebinten en nokgording 173 e. Houten tongewelven met drie en vijf ribben 175 1. Spitsbooggebinten met één rib en twee tussengordingen of flieringen 175 2. Spitsbooggebinten met drie ribben 176 3. Spitsbooggebinten met drie ribben zonder trekbalken 177 4. Spitsbooggebinten met drie ribben met trekbalken 178 5. Spitsbooggebinten met drie ribben en een nokgording 181 6. Spitsbooggebinten met vijf ribben 182 f. Enkele constructieve aspecten van tongewelven zonder trekbalken 189 g. Koorsluitingen 190 h. Zijbeuken 193 J. Kilkepers 194 k. Tongewelven met verhoogd middengedeelte 195 1. Hallenkerken 197 m. Constructieve details, houtverbindingen, afwijkingen 197 n. Gewelfbeschot 201 o. Profileringen 203 p. Gewelfschotels 205 r. Houten beelden 209 s. Beschilderingen 219 t. Loopbruggen 222 u. Losse tongewelven 223 v. Laatste herinnering aan kappen met tongewelf 227 w. De rol van het houten tongewelf in de Nederlandse architectuur van de late middeleeuwen 228 4. Veelzijdige kappen 230 5. Stijlenkappen 235 6. "Staande en liggende stoel" 241 III. KAPPEN VAN 1575 TOT 1800 1. Inleiding 249 2. Traditionele kapconstructies 251 a. Schaar- en kromstijlgebinten 251 b. Niet traditionele constructie-elementen 255 c. Lage kappen met zakgoten of een plat middendeel 257 d. Kreupele stijl 260 e. Tussenbalkgebinten 260 f. Buiten Nederland 263 3. Houten gewelven 265 a. Normale houten tongewelven 265 b. Beschilderingen 266 c. Het stadhuis van Amsterdam 267 d. Gecompliceerde kerkdaken 270 e. Bijzondere tongewelven 273 4. Koepels 275 5. De Keperloze gordingenkap 281 6. Kappen in zuidelijk Limburg 282 a. Sporenkap met schaar- en kromstijlgebinten 282 b. Gordingenkap 284 c. Stijlenkap 289 d. "Liggende stoel" 291 13 IV. NA 1800 1. Inleiding 295 2. Dakbedekkingen 297 3. Traditionele constructies 298 a. Sporenkappen en schaargebinten 298 b. Nieuwe toepassingen van het Hollandse spant 299 4. Hang- en springwerken 301 a. Hangwerk 301 b. Schoonwerk 303 c. Springwerk 303 d. Samengestelde constructies 305 5. Driescharnierspant 306 6. Vakwerk 306 7. Boogspanten 308 a. Schenkel- of Philibertspanten 308 b. Emyspanten 315 c. Volwandige spanten 316 d. Vakwerkspanten 317 e. Gelamineerde spanten 317 8. Mansardedak 320 9. Koepels 321 10. Kappen van hout en ijzer 324 11. Verbindingsmiddelen 326 12. Houten kapconstructies en architectuur 328 Besluit 331 BIJLAGEN A. Bestekken en andere bronnen 335 1. 1394-'95 Sluis, stadhuis. 335 2. 1407-'08. Leiden, Pieterskerk, koor. 335 3. 1487. 's-Hertogenbosch, Grote Gasthuis. 336 4. 1541. Delft, Oude kerk, noorderkoor en kapel. 337 5. 1544. Delft, Oude kerk, noorderzijbeuk. 339 6. 1589. Gorinchem, Doelen 340 7. 1596. Velsen, Engelmunduskerk 340 8. 1597. Leiden, Rijnlandshuis 341 9. 1619. Goes, Grote of Maria Magdalenakerk 342 10. 1638. Haarlem, Bakenesserkerk 344 11. 1641. Ravenstein, Hervormde kerk 345 12. 1645. Leiden, Marekerk 345 13. 1647. Heerenveen, Crack State 346 14. 1658. Haarlem, Bank van Lening 346 15. 1660. Leek (Gr.), Hervormde kerk 347 16. 1690. Uitwellingerga (Fr.), Hervormde kerk 347 17. 1701. Bijschriften van N. Listingh bij kapspanten stadhuisvan Amsterdam. 347 18. 1827. Breda, Kon. Militaire Academie, manege 348 B. Inventaris van kapconstructies in Nederland (gerangschikt naar typen) 353 C. Overzicht van de belangrijkste kapconstructies in Nederland (gerangschikt naar eeuwen) 367 D. Glossarium 375 E. Literatuur 381 Summary 389 Verantwoording afbeeldingen 392 Register van gebouwen 395 Register van persoonsnamen 411 14 I. ALGEMEEN 1. INLEIDING a. Steenbouw en houtbouw dezelfde wijze bouwen. De invloed van deze mediterrane bouwwijzen beperkt zich in eerste aanleg voornamelijk Mensen hebben al heel lang behoefte zich te beschermen tot de gebieden ten zuiden van de Alpen, Zuid-Frankrijk tegen de natuurlijke elementen: wind, regen en sneeuw, en het Iberisch schiereiland. hitte en koude. In streken zonder natuurlijke schuilplaat- Bij de steenbouw en de daarvan in alpine streken afgelei- sen moesten onderkomens gebouwd worden. Die werden de blokbouw (A 3; CH 1; D 20; D 30:67) behoort een vlak overdekt door een kapconstructie, waarop waterkerende dak met een helling van ca. 18° tot 22°. materialen werden gelegd, de zogenoemde dakhuid. Voor De houtbouw kent van oorsprong een steiler dak van ten kap en dakhuid gebruikte men in Europa ten noorden minste 45°. In de late middeleeuwen was in het door de van de Alpen veel organische materialen, zoals hout, houtbouw beheerste gebied de gebruikelijke dakhelling heide, stro en riet. In Zuid-Europa paste men voorname- 60° en zelfs meer. lijk steen toe, als de aard van het verkrijgbare materiaal De grens tussen de beide kaptypen loopt door Europa zich daartoe leende. Stollingsgesteenten waren moeilijk ongeveer volgens de lijn Nantes - Genève - Bregenz, langs te verwerken, afzettingsgesteenten doorgaans goed. de noordzijde van de Alpen naar de Oostenrijks-Hon- In de Oudheid waren de bouwtechnieken, waarvan men gaarse grens en verder naar het noorden (A 3; CH 1; D 19; zich in de landen langs de noordzijde van de Middel- D 29c; GB 15:3; GB 18). Daar is die grens moeilijk te landse zee voornamelijk bediende, gericht op het op el- trekken, omdat zij verschoof met de vergroting van de kaar stapelen van onderdelen, vooral van steen, maar ook Duitse invloed in oostelijke richting. In de Alpen, in wel van hout. Dit laatste materiaal was daar weinig voor- Savooie, Zwitserland, Oostenrijk en zelfs in Zuid-Tirol handen in bruikbare afmetingen. Men maakte nauwelijks en Slovenië in Joegoslavië hebben de kerken en andere gebruik van de typische eigenschappen van hout, die het belangrijke gebouwen meestal een steil dak. De eenvou- overbrengen van trekkrachten mogelijk maken. In het digere woonhuizen en andere profane gebouwen zijn steenbouwgebied is geen sprake van een timmermanscul- steeds voorzien van een vlak dak. De dakhelling heeft er tuur met ingewikkelde en doordachte houtconstructies. iets te maken met de rangorde van de gebouwen. Met Het bouwen met houten elementen voor daken en vloe- name in de gebieden ten zuiden van de hoofdkam van de ren, een consequentie in houtrijke berggebieden, is er Alpen werd door Duitse opdrachtgevers en bouwmees- elementair en gaat uit van het op elkaar stapelen van ters veel invloed op de bouwwijzen uitgeoefend. onderdelen. Dit uit zich in de zogenoemde blokbouw, In Engeland ligt één en ander nog gecompliceerder. Aan- waarbij dragende wanden worden opgetrokken van op vankelijk behoorde het gebied tot het territorium van het enigerlei wijze bewerkte boomstammen, die op de hoe- steile dak. In de loop van de 14de en de 1 Sde eeuw werd ken en bij andere ontmoetingen in elkaar zijn gevlochten. de dakhelling van vele gebouwen, met name kerken, De zuivere blokbouw gebruikt niet de typische eigen- steeds lager onder invloed van veranderende constructie- schappen van hout, die het mogelijk maken het zowel op wijzen en wellicht van een verbeterde en verhoogde pro- druk, trek als doorbuiging te belasten en is derhalve ver- duktie van bladlood. want aan de steenbouw. Het is stapelwerk in hout, vrijwel Nederland ligt midden in het houtbouwgebied met het alleen op druk belast. Er komen ook gebouwen voor, steile dak. De kapconstructies, die in dat gebied werden waarbij de wanden in blokbouw zijn opgetrokken en het toegepast, vertonen tot omstreeks 1300 in het hele gebied dak door een geconstrueerde kap wordt gedragen (CH 1; van de Alpen tot in Scandinavië grote verwantschap. D 29c). De Romeinen ontwikkelden de bouwtechnieken verder Wanneer in onze streken een combinatie van een steen- en kwamen tot indrukwekkende prestaties. Zij bouwden en een houtconstructie werd gemaakt, blijkt de houtcon- bogen, gewelven en koepels, maar beperkten zich daarbij structie altijd eerst te zijn geplaatst en daarna het metsel- tot stapelconstructies en betonachtig stortwerk, waarbij werk eromheen. Bij muurstijlen van een houtskelet of een alleen drukkrachten optraden. korbeelstel is zichtbaar, dat de muur om de stijl is gemet- Voor daken werd wel van hout gebruik gemaakt, maar seld. Aan de houtconstructie werd steeds prioriteit ver- het leverde geen spectaculaire voorbeelden van hout- leend. Dit is verklaarbaar vanuit het ontstaan van de bouw op. Westeuropese bouwtradities uit de houtbouw. Topgevels Ook na de Romeinse tijd bleef men in Zuid-Europa op zijn aan de houtconstructie erachter bevestigd door mid- 17 del van ijzeren ankers, die aan de houten onderdelen zij • • • 1 • . Go gespijkerd voordat de stenen muur werd opgetrokken. Zij e 71,_, t_ _# IV~ — `- -s --s_ vinden hun steun dus in de houtconstructies, die daartoe ~ : e e van speciale schoren en ribben werden voorzien. .4 • • • • if • Ow b. Grondslagen voor hout- en kapconstructies in .' ~ • ~ • • Nederland a' :ij •.. .. .1. ,. • ~ . Vóór de periode, waaruit in Nederland kapconstructies ` r I • am. • • a of onderdelen daarvan bewaard bleven, werd hout op ruime schaal gebruikt voor het optrekken van bouwwer- ken. Voornamelijk uit opgravingen is wel één en ander 1. Plattegrond van een bij Hijken (Dr.) opgegraven boerde- daarover bekend, maar een duidelijk beeld is er tot nu toe rij uit de voorromeinse ijzertijd. Naar Harsema, 1979. niet verkregen. De verschillende onderzoekers spreken elkaar bovendien vaak tegen bij het interpreteren van die gegevens en vooral bij het opstellen van hypothesen en het trekken van conclusies. Het lijkt het beste na te gaan welke betrouwbare gegevens voor de hiernavolgende studie aanwezig zijn. Wij zullen ons daarbij onthouden van het trekken van speculatieve conclusies. Het gaat hierbij in de voorstedelijke tijd meestal om agrarische gebouwen en feodale versterkingen. Van de constructie is weinig meer bewaard gebleven dan enkele delen, die door ophoging ten gevolge van overstromin- gen, zandverstuivingen en menselijke activiteiten in de bodem kwamen. Wanneer een wand of een constructie- deel omviel kon de hele hoogte ervan bestudeerd worden. Maar hout is een vergankelijk materiaal, waardoor bij- zonder veel verloren ging. Van de eigenlijke kapconstruc- ties is niets anders bewaard gebleven dan de afdrukken van de ondersteuningsconstructies in de bodem. Specula- ties over de verbindingen van de onderdelen op enige hoogte boven het maaiveld zijn nog niet bevestigd. Men heeft het toch aangedurfd bij Orvelte (Dr.) een ge- 2a. Constructiewijze in het Nederlandse taalgebied met bouwde reconstructie van een dergelijk geheel te maken dwarsgeplaatste gebinten. op basis van de te Hijken (Dr.) in 1972-1973 opgegraven plattegrond van een boerderij uit de voorromeinse ijzer- tijd (afb. 1; NL X 37). Over het resultaat zullen wij hier niet in discussie treden. Wel constateren wij dat de platte- grond vijf paren ingegraven stijlen heeften verwantschap vertoont met vele elders opgegraven plattelandsgebou- wen en het latere hallehuis, dat uit oostelijk en midden- Nederland bekend is. Wanneer over het skelet daksporen waren aangebracht ontleende het bouwwerk zijn stabili- teit aan het feit, dat de lage zijwanden geschoord werden door ingegraven stijlen en de beide einden van het ge- bouw in een ronding vanuit de zijwanden waren opge- trokken. Stabiliteitsproblemen, die de sporenkappen van de latere hallehuizen vaak vertonen, zijn het gevolg van het veranderen van die rondingen in eindgevels, waar- door de steun van de kap in de lengterichting verviel. Wanneer er houtconstructies werden opgericht houdt dat in dat er ook houtverbindingen zullen zijn gemaakt. Reeds ver voor het begin van onze jaartelling werden pen-en-gatverbindingen vervaardigd (NL 23). Het hallehuis was, tot in de 20ste eeuw, in een groot deel van Nederland en Noordwest-Duitsland het standaard- 2b. Constructiewijze in het Duitse taalgebied met in de type van de plattelandsgebouwen. Zelfs in Noord-Hol- lengte geplaatste ondersteuningen. land zijn woonhuizen van dit type opgetrokken (NL 30). 18 Zij vormen nog steeds een bron van kennis en inspiratie in Nederland, die later in dit boek aan de orde worden voor hen, die zich met het vroege stedelijke woonhuis in gesteld, wijzen in die richting. De dakbalkenconstructie westelijk Nederland bezig houden. met ondersteunende langswanden treedt uitsluitend in Talrijke publicaties hebben voornamelijk betrekking op Duits midden-Europa op sedert omstreeks 1300 en zal de verschillende vormen van het hallehuis (D 8; D 17; derhalve ook aan de daar ontwikkelde hallehuisvormen D 18; D 21:157). Er wordt ook nog steeds discussie ge- ten grondslag liggen. voerd over de vraag of en wanneer de stijlenparen werden Vormvaste gebinten traden sedert de 13de of de 14de gekoppeld met een tussenbalk met doorgestoken en opge- eeuw op toen een oplossing voor het probleem van de wigde pennen, de zogenaamde ankerbalk (afb. 2a) of met verrottende ingegraven stijlen werd gevonden. De stijlen opgelegde dekbalken, in het Duits steeds "Dachbalken" werden op een stenen fundament of op een houten onder- genoemd (afb. 2b; D 29a). slagbalk geplaatst en tussen de stijlen en de (anker)balk Onder een ankerbalk verstaan wij een gebintbalk, die aan werden korbelen aangebracht ter versteviging. Ook in de beide zijden met een doorstekende pen in de stijlen is lengterichting van het gebouw zijn schoren gemaakt tus- opgelegd en daarachter verankerd is met één of twee sen de stijlen en de platen over de gebintstijlen, die in wiggen. Er zijn aanwijzingen, dat het begrip "anker" in vroeger tijd doorgaans wormen of flieringen werden ge- Nederland reeds in de middeleeuwen in die zin werd noemd. Men zou kunnen stellen, dat pas toen dwarse gebruikt. Een 14de-eeuwse keur uit Utrecht bepaalde ten balkverbindingen tussen de stijlen tot ontwikkeling aanzien van de osendrop tussen twee huizen: kwamen. 'nyemant en mach den drop ofte anckershoofden hebben ofte Betten buyten zijne erven'. Ook in andere steden kwa- men soortgelijke termen in de keuren voor 1. c. De taal en de gilden De ontwikkeling lijkt duidelijk: in de meer dan twee Na omstreeks 1300 werden de verschillen in constructie- millennia, waarin de hallehuisvorm aanwijsbaar is, zal de wijzen tussen de taalgebieden steeds groter. Er is een kap gevormd zijn door sporen, die vermoedelijk al vroeg onderscheid te onderkennen in de ontwikkeling in de door hanebalken gekoppeld werden tot gespannen. In al Duitssprekende, de Franstalige en de Nederlandstalige die eeuwen bleef de sporenkap de enige constructievorm gebieden. Men dient zich te realiseren, dat ook het noord- voor de kapconstructie van deze typische plattelandsge- westen van Frankrijk met plaatsen als Duinkerken (Dun- bouwen. Wel vond geleidelijk een verschuiving plaats kerque) en Kamerijk (Cambrai), de omgeving van Kleef van de allemansbouwwijzen naar de voortbrengselen van en Kranenburg in het huidige Duitse Rijnland en Oost- het timmerambacht, georganiseerd in de gilden, hetgeen Friesland oorspronkelijk Nederlandstalig waren. Er ko- inhoudt dat er steeds meer degelijke houtverbindingen men daar, vooral in de periode tussen 1300 en 1600, werden gemaakt. constructies voor, die sterke overeenkomst vertonen met In de dan volgende ontwikkeling manifesteert zich het de gangbare bouwwijzen in Nederland en Vlaanderen. Is kenmerkende verschil tussen de Nederlandse en de Duit- men echter, zowel aan de Duitse als aan de Franse zijde, se bouwwijzen, die beide sedert de tweede helft van de enkele kilometers over de toenmalige taalgrens, dan zul- 13de eeuw een eigen vorm kregen. In het Nederlandstali- len bij kerkelijke bouwwerken en profane gebouwen dui- ge gebied werden ondersteuningsconstructies voor een delijke verschillen onderkend worden, niet alleen bij de kap -de gebinten- steeds opgebouwd dwars op de asrich- kapconstructies maar ook bij andere bouwdelen en -met- ting van de kap, dus evenwijdig aan de daksporen. In de hoden. asrichting zijn platen over de ondersteuningen gelegd, Wij hebben ons afgevraagd, wat de oorzaak van dit op- waarop de dwars geplaatste daksporen rusten (afb. 2a). In merkelijke verschijnsel kan zijn. Wij menen, dat dit het het Duitstalige gebied plaatste men eerst in de lengterich- gevolg is van het gildenstelsel, waarbij sedert het begin ting van het gebouw twee of meer wandvormige onder- van de 14de eeuw kennis binnen een beperkte en besloten steuningen, vervolgens dwars daar overheen koppelin- groep ambachtslieden van generatie op generatie voorna- gen, dan ondersteunende platen in de lengterichting melijk mondeling werd doorgegeven. Dit was niet speci- onder de dakvlakken en daar dwars over de vrijstaande fiek het soms veronderstelde beroepsgeheim, maar het sporen, met hanebalken aan elkaar verbonden tot gespan- waren de regels, die binnen de groep golden. Vaak lezen nen (afb. 2b). Deze meer ingewikkelde constructiewijze is wij in bestekken, die ons sedert de late 14de eeuw bekend er de oorzaak van, dat in Duitstalige gebieden een logisch zijn, dat iets gemaakt moest worden "naar de eis" 2, de systeem van telmerken na ca. 1300 nooit tot ontwikkeling voorschriften binnen de groep. Men moest het niet wagen kwam. daarvan af te wijken, want daarop stonden kortingen op De ankerbalkconstructie schijnt op grond van archeolo- de aanneemsom 3 en fikse boeten. gische vondsten niet eenduidig bewijsbaar (D 29a). Het is Het was toegestaan timmerwerk te laten maken door een ook niet duidelijk in welk gebied hij het eerste tot ontwik- meester uit een andere stad 4. Dat gebeurde regelmatig. In keling kwam en welk gebied welk ander beïnvloed heeft 1463 stuurde het stadsbestuur van Damme (B.) de tim- (D 29b). Om toch een aandeel in de discussie rond de merman Ingel Baert met een copie van het bestek en de ankerbalkgebinten te leveren poneren wij de stelling, dat tekeningen van het steenwerk en het timmerwerk voor deze constructievorm een ontwikkeling is, die is ontstaan het stadhuis van Damme naar Brussel, Mechelen, Ant- in het Nederlandstalige (zo men wil het Nederduitse) werpen en Gent om metselaars en timmerlieden in die gebied. Ook de verdere ontwikkelingen van kapgebinten steden te interesseren, om deel te nemen aan de aanbeste- 19 ding. Op de besteding waren timmerlieden uit Brugge, Spanje, gebouwd naar het voorbeeld van de kathedraal Brussel, Gent en Sluis. Het ontwerp voor het houtwerk van Reims. Er werd op de westgevel en op de beide werd gemaakt door Jan van Herne, timmerman te Sluis transeptgevels een top met een helling van ongeveer 60° (B 17) 5. gebouwd, maar de daken die zij dienden te bedekken, De kap van het middenschip van de Sint Catharijnekerk ontbraken. Er zijn, zoals gebruikelijk in streken in het te Brielle werd in 1476 in Brussel gemaakt (NL X 5), in steenbouwgebied, daken met een zeer geringe helling, die 1541 en 1544 werd het maken van kappen voor de Oude direct op de gewelven rusten. Dit verschijnsel is te wijten kerk te Delft aangenomen door timmerlieden uit Gorin- aan het feit, dat timmerlieden vrijwel steeds uit de regio chem (NL 4 en bijlage A 4) en in 1619 is het houtwerk van het bouwwerk werden aangetrokken en niet, zoals voor de herbouw van de kerk te Goes gemaakt door een bouwmeesters en steenhouwers, van elders kwamen. Antwerpse timmerman. Hun betrokkenheid bij het bouwen was veel meer inci- denteel dan die van de steenbewerkers, die vaak vele Op het platteland golden de gildevoorschriften niet. Daar jaren achtereen bij hetzelfde bouwwerk betrokken waren. wordt wel eens knoeiwerk gevonden, dat evenwel niet representatiefis voor de groep van niet aan de stedelijke Het is gebleken, dat timmerlieden zich soms bij het ont- gilden gebonden ambachtslieden, wel voor enkele indivi- werpen van een kap lieten leiden door de constructies, die duen. ervoor in hetzelfde gebouw reeds waren gemaakt. Daar- Van groot belang voor de ontwikkeling van de timmer- door kunnen zeer "ouderwetse" kapvormen voorkomen, technieken is de overgang van de zelf verworven hand- die een juiste datering aan de hand van de constructiewij- vaardigheden van de plattelandsbevolking naar de be- ze bemoeilijken. Het kan voorkomen, dat een schipkap roepsmatige uitoefening van het ambacht in de steden, gemaakt is naar het voorbeeld van het koor van de kerk, met name binnen de gilden sedert het einde van de 13de maar gebruikmakend van het dan gangbare telmerktype. eeuw 6 (D 17:12). De mondelinge kennisoverdracht in het Als dan later het koor gemoderniseerd werd, is de juiste opleidingssysteem van de gilden zal ervoor hebben ge- ouderdom van de kap van het schip moeilijk te bepalen. zorgd, dat bepaalde verworvenheden zich binnen het Ne- Wellicht kunnen de telmerken dan nog een leiddraad derlandse taalgebied verspreidden. Wij nemen daarbij zijn. een beweging van zuid naar noord waar. Opvallend is, dat het overschrijden van de Duitse taalgrens meestal veel later plaats vond, soms na enkele eeuwen. Omgekeerd is er in de late middeleeuwen op het gebied van het timmer- ambacht weinig invloed van Duitse methoden op het Nederlandse ambacht, enkele gevallen in de grensgebie- den uitgezonderd. Op het platteland, met name in gebie- den met weinig invloed van de steden en in geïsoleerde situaties, bleven bouwwijzen en gebruiken veel langer bestaan dan in de steden. Daar ging de ontwikkeling ook niet snel, maar de in de steden waargenomen lijn werd op het platteland later overgenomen. Bepaalde verschijnse- len laten zich daardoor uit de landelijke bouwkunde als het ware terug projecteren naar de stad. Eerst werden elementen uit de landelijke voortijd in de vroege stedelij- ke cultuur overgenomen en geëvolueerd. Later werd bui- ten de steden de ontwikkeling van ambachten en gebrui- ken weer overgenomen, zij het soms schoorvoetend. Steenhouwers en bouwmeesters trokken rond en lever- den hun diensten over grote afstanden. Er werden ruwe en klaargemaakte bouwmaterialen uit Duitsland en Wal- lonië naar Nederland gebracht, van Frankrijk naar Duits- land, van Engeland naar Noorwegen. In het timmerambacht is dat min of meer gebonden aan het eigen taalgebied. Wij kennen leveranties van Brussel naar Brielle (NL X 5), van Antwerpen naar Goes (bijlage A 8), wellicht van Zuid-Vlaanderen naar Amsterdam, maar verder niet. Dit houdt in, dat binnen het timmer- ambacht meer streekgebonden technieken en termen werden gebruikt. De gotiek was bij uitstek de architectuur met een steil dak. Men wordt dat het beste gewaar bij het bekijken van enkele kathedralen in het steenbouwgebied, die volgens plannen van bouwmeesters uit het noorden werden ge- realiseerd, zoals de kathedraal van Léon in Noordwest- 20 d. Werktekeningen van kappen Hiervoor werd vermeld, dat het stadsbestuur van Dam- me (B.) de timmerman Ingel Baert in 1463 met een copie van het bestek en de tekeningen van het steenwerk en het timmerwerk voor het stadhuis van Damme naar andere steden stuurde. Hieruit en uit andere berichten blijkt, dat er werktekeningen van kappen werden gemaakt. Helaas zijn er uit de periode voor de 16de eeuw geen exemplaren bewaard gebleven. De oudste tekening, die bekend is, dateert van omstreeks 1532 en zou door Rombout Kel- dermans gemaakt zijn. Het betreft een tekening van balk- lagen van het kasteel Vredenburg te Utrecht, waarop de kappen `van den tweegroote tornen' moesten rusten 7 (afb. 3). Van enkele jaren later (1538-'41) dateert een tekening 3. Utrecht, Vredenburg, tekeningen van balklagen onder kappen, ca. 1532. Afm. 84 x 56 cm. Top. Atlas R.A. U. 2088-b. i~ f .~....,....w.y 1!~ . 1~á.,. .~.~..Li 21 • ~ r ,vxa,.y~. xx~ ~ift ~ctctrrcitC~ r ~l u. ~~-rk. v~~ ~rf- 1e•• ,44,`,4 tr. +~ r t~f 'aitn• 401 . a~ 1,‘ ~'~ ».x i• ...I., ,.,,, . ~a ~~ ~ 'NI, + ' ~~~ . .1 et/de vciuern cost for di" e span scki nrkd sallen Ianck wessen . ~ ~ voeE ede di'p ii, duo",1 ende di'ck ii' dyer./J ) lanck li ii- voci d e. c y ehdc .~ u~~1~»~ X Voek I~ncb ende d jp viii w, eyrie dick vi duet. doer 5.14d'e hive., nessen asvlckbalck akte luck J voet dik rover Liken brt ende d"es i-' VotEdick •C ~ 1ijee SàuCh span i anck i veeE ende iii duew, r ende di'ck iii uen, J 1c x,cxxi' ,oei la J k noclác vi d%V•r, Votnr, V er,óe I,.x,c i,- lark 1r+uer pI k vi ucw ende v % ven, dik rr,uer 'S y Euschen Kvnc endereuen dorsal e» xi nick 9 ss wens as Stile breek viii ends vi doer» dick 'flak crow, " avenanE dor nae en e May ends vi doen dors; wessen vi . svkk balcke, A• ~ KXXXVii VOe lick u h9ur bktevi u in ~~ P d e eMics. v due*, o rorn » 6 el Xi SLile ,okt y s ~.1 ever.nk dor nee ~~ xxxx" dije. noelóe y xxxvii' ) di'% spar, stkiv,cke) J sal ey Ianck viii voei ende d;'c J als di' ander X voQE Ianc~. • • voet lancé J ende di`p xi doer`, e+nde cliff v,n dyer., doevsaI wessen, ii ' asulck balcker, J raek .Qen, sl; rick belck la»cl. weser,de xvi voeF endt dip Xi dvtw, ead "ck vii du ~ I~ een I Ics ( k wessthdexx ..bet en d e, Nac nc Bac a dij Xl dver+, ahk 5cli. vii' dyer.. Noc~, e.-° i'K back (anck wessen ail vocE end. L:15). v J J. v.n dye., ende dick. vi dye., Noch •"daek. y y vensi ere (~o ~e d"t luc~,ke ii' voet ade . ~ ~ .. W'iE i voet. end2 d"e ~eH en,d • du el3 J J ,~ i°°s .~ rl° navent dor nae ~ ) '~ a~~eri'e is Br Bi ea ry- / d ~ ee,4 ve I ~Cn J Voet iuscl,en 8/oncosk en,á e SallC, elide chip xi doer., ende click rill due., dor Sit y wessen vi asuklc belcke (anck. wessen iiiii voet. ende diir xi duet, ende djck ck vu dvern, ~ ~ ~~. I x di. di'Laller "e xii r+ee~. uev ~ e >ilvce D m ~usc h 8vo»c ende reuer, v os~ ~o wek dy c4. nckoSi alle 22 ui- k 4a. Buren, kasteel, tekeningen van kappen op galerij langs I. Sporenkap twee zijden binnenplaats, 1538-'41. ARA. De eerste mensen, die zich op vaste plaatsen in onze gematigde klimaatzone vestigden, bouwden zich een on- derkomen door, eenvoudig voorgesteld, op de vlakke bo- dem een ruimte af te grenzen met een aarden wal of een vlechtwerk van gemakkelijk buigbare takken. Daar over- heen werden dakvlakken geformeerd door steeds twee rechte en niet te dikke boomstammen aan de lange zijde van de ruimte schuin tegenover elkaar te plaatsen en bovenaan met elkaar te verbinden. Men noemt die schuin geplaatste stammetjes thans sporen, inde middel- eeuwen doorgaans spannen. Voor de stevigheid was er van een galerij op de binnenplaats van het kasteel te kort onder de bovenzijde wellicht reeds in prehistorische Buren 8, waarop twee doorsneden zijn weergegeven (afb. tijden een horizontaal verbindingselement tussen de bei- 4a). Op de tekening zijn als het ware de besteksporten van de sporen gemaakt, van oudsher hanebalk genoemd. het timmerwerk ingeschreven. Hier wordt de tekening Een samenstel van twee spannen en de bijbehorende ook met ingeschreven transcripties afgedrukt (afb. 4b). horizontale en verticale elementen noemde men een De meeste tekeningen zullen op het werk zijn versleten en gespan. daarna weggegooid. Kenmerkend voor deze inheemse constructiewijze was Uit latere perioden zijn meer tekeningen bewaard geble- dat de dakhuid, de beschermende laag aan de buitenzij- ven. Zie onder meer de afbeeldingen 512, 532, 545, 546 de, rechtstreeks rustte op de dragende kaponderdelen (de en 547. gespannen) en dat in de dwarsrichting van het gebouw een reeks van deze gespannen geplaatst werd, die onder- ling geen andere verbinding hadden dan de dakbedek- e. De oudste kapconstructies king en de dunne latten, waarop die rustte. Uit opgravingen zijn de afdrukken bekend, die ingegra- De West- en Middeneuropese laagvlakten hadden weinig ven houten stijlen in de bodem hebben achtergelaten. Bij bruikbare gesteenten voor bouwers met primitieve ge- resten van boerderijen van het hallehuistype gaat het reedschappen. Hout liet zich redelijk gemakkelijk bewer- daarbij om paren paalgaten van constructie-eenheden, ken. De voorhanden soorten, voornamelijk eiken, zach- die in de dwarsrichting bij elkaar behoren (afb. 1). Ken- tere soorten uit moerasbossen (elzen, berken) en merkend is ook, dat die palen symmetrisch ten opzichte naaldhout, leenden zich voor het maken van eenvoudige van de aslijn van het gebouw geplaatst waren. Van een bouwwerken. ondersteuning van de nok was niets te vinden. Aangeno- Opgravingen hebben ons geleerd, dat men in deze streken men moet worden, dat de palenparen constructie-ele- reeds voor het begin van onze jaartelling gebouwen voor menten vormden. Aan weerskanten zullen daarop balken bewoning en bedrijfsuitoefening samenstelde uit logisch of platen, die de daksporen ondersteunden, in de asrich- samengevoegde onderdelen van hout, daarbij gebruik ting van het dak zijn aangebracht. Reconstructies lever- makend van de specifieke eigenschappen van dat mate- den een duidelijk beeld op van boerderijen uit de voorro- riaal in het algemeen en van bepaalde soorten in het meinse ijzertijd (NL X 37). bijzonder. Het moeilijkste probleem daarbij zal zijn ge- De stabiliteit werd bij dit kaptype geleverd door afgeron- weest het overdekken van de ruimte, die als bescherming de sluitingen aan beide einden. Problemen ontstonden tegen de elementen moest dienen. Men kon dat het beste toen er rechte sluitingen werden gemaakt. oplossen door twee schuine vlakken te maken, die elkaar Met het voortschrijden van de eeuwen werd het dak op hun hoogste punt midden boven de ruimte ontmoet- hoger geplaatst, op zijwanden of op een ondersteunings- ten. Dan konden de constructieve eigenschappen van constructie. Eén van de grootste problemen vormde de hout het beste benut worden. Het kan tot bepaalde gren- eigenschap van het hout, dat het onder invloed van vocht zen zowel trek- als drukkrachten weerstaan. De mogelijk- vergankelijk is. Onderdelen, die in de bodem ingegraven heden daartoe werden zo optimaal mogelijk gebruikt als waren, verrotten op de duur. Er was heel wat vindingrijk- de beide vlakken, die wij samen het dak noemen, een heid voor nodig om een systeem te bedenken, waarbij de hoek van 90° of minder met elkaar maken. ondersteuning rustte op een stenen fundament boven de bodem en de stijfheid van de ingraving vervangen werd Wij onderscheiden voor Nederland: door langs- en dwarsverbindingen. Die ontwikkeling I. sporenkap voltrok zich voornamelijk in de 13de en de 14de eeuw. II. gordingenkap In de loop van ons betoog zullen wij bemerken, dat con- III. stijlenkap structieve oplossingen, die voor een bouwer uit onze tijd Dit onderscheid wordt hierna verder uitgewerkt heel normaal zijn, omdat hij ze in zijn opleiding heeft leren kennen, tot ontwikkeling zijn gekomen gedurende een periode, die zich soms wel over een eeuw uitstrekte. Dat gebeurde vaak na een lange worsteling met het mate- 4b. Als 4a, met ingeschreven transcriptie. riaal gedurende enkele generaties van ambachtslieden. Er 23 zijn in verschillende streken ook van één vertrekpunt uit sen de draagconstructie (bestaande uit spanten en gordin- geheel afwijkende eindoplossingen aan te wijzen. gen) en het samenstel van kepers, latten en dakbedekking, De hiervoor beschreven constructies kenmerken zich die samen de dakhuid vormen. Wij spreken dan van een door de aanwezigheid van sporendriehoeken of gespan- meervoudige kapconstructie. nen, waarin steeds één of meer hanebalken als horizonta- De hier beschreven kappen worden gordingenkappen ge- le verbindingen zijn opgenomen. In Nederland spreekt noemd. Gordingen en kepers heten in het Duits respec- men thans algemeen van sporenkappen, welke benaming tievelijk Pfetten en Rofen of Rafen 10, in Frankrijk pan- wij ook hier zullen gebruiken. nes en chevrons en in Engeland purlins en rafters. Over In de Nederlandse sporenkap staan de constructieve ele- het onderscheid tussen spannen en kepers bestaat geen menten vrijwel alle dwars op de lengte-as van het gebouw. eenheid van mening. Dat is de reden, dat in de tekeningen in dit boek meestal volstaan kan worden met een dwarsdoorsnede. De Vlamingen spreken over keperkap. Wij zullen hierna III. Stijlenkap uiteenzetten, dat deze benaming in dit verband histo- risch gezien onjuist is. In een brede strook van midden-Europa, zich uitstrek- In de Duitse gebieden wordt gesproken over Sparrendach kend van Noordoost-België tot Polen en Hongarije, ko- of over Kehlbalkendach, hetgeen ook een juiste bena- men lbssgronden voor. De volkeren, die hierop enige ming is. Kehlbalke is hanebalk. In Frankrijk heet een millennia voor onze jaartelling leefden, kenmerkten zich spoor chevron, een hanebalk comble. Men spreekt van voornamelijk door een bepaalde vormgeving van hun charpente de comble, hanebalkenkap. In Engeland is een aardewerk, waaraan de naam Bandceramische cultuur spoor rafter, een hanebalk collar. Het geheel noemt men ontleend is. Uit opgravingen blijkt, dat hun gebouwen een collar-roof, eveneens een hanebalkenkap. vrijwel steeds bestonden uit vijf rijen ingegraven palen, Uit deze benaming komt naar voren, dat de hanebalk het die het dak gedragen hebben 11. meest kenmerkende element is van de constructie, meer In ongeveer hetzelfde gebied komen nu nog kapconstruc- nog dan de spoor. ties voor, die bestaan uit verticale stijlen. Wij noemen dit type de stijlenkap. II. Gordingenkap f. Materialen Ten noorden van de Alpen hebben de gebruikelijke De meeste middeleeuwse kapconstructies zijn van eike- bouwconstructies zich hoofdzakelijk ontwikkeld uit de hout gemaakt. In het oosten en het zuiden van Nederland houtbouw. Ten zuiden van het gebergte is in de gebieden zal dat eerst voornamelijk inlands hout geweest zijn. La- rond de Middellandse zee de steenbouw van doorslagge- ter zal men het ook daar grotendeels van elders hebben vende betekenis geweest. aangevoerd. Het meeste balkhout werd uit Duitsland uit De Romeinen brachten de steenbouw naar West-Europa het stroomgebied van de Rijn en zijn zijrivieren aange- en dientengevolge ook de specifieke kapconstructies, die voerd en te Dordrecht ofte Schoonhoven verhandeld 12. daarbij behoren. In enkele gebieden, met name Noord- Het werd als Wezels hout aangeduid. In Amsterdam werd Frankrijk (F 2; D 5:72,91; GB 18) en Zuid-Limburg, bleef veel eikehout voor handelsdoeleinden verzaagd. In Oost- die constructie als relict bewaard. Nederland werd Westfaals hout ingevoerd, vaak via De- Deze kappen zijn vanuit een geheel ander constructie- venter of Hasselt (0v.). In het zuiden kwam het eikehout principe gebouwd dan de sporenkappen. Over de stenen uit het zuidelijk deel van het hertogdom Brabant en het muren liggen balken waarop een driehoekconstructie is stroomgebied van de Maas (zogenoemd Luiks hout). gemaakt. De hoeken tussen dakvlakken en horizontale De eik produceert zelf veel krom hout, dat in grote hoe- lijn zijn aanmerkelijk kleiner dan die bij de sporenkap- veelheden in de Nederlandse kappen tussen het einde van pen. Over die driehoekspanten liggen balken, in de de 13de eeuw en het begin van de 17de eeuw werd ge- asrichting van het gebouw onder de dakvlakken. Twee bruikt. Andere houtsoorten zijn daarvoor niet geschikt. zijden van deze balken, die wij gordingen noemen, liggen Ook in de scheepsbouw is bijzonder veel krom hout ge- in de schuinte van het dak. Zij zijn doorgaans in de bruikt. In het oosten van Nederland en in Westfalen spanten ingelaten. Ook is er een gording onder de snijlijn werden veel kromhouten verhandeld. Later kwam daar van de beide dakvlakken, de nok. In dit type kapcon- ook kromhout bij uit Eiderstedt (een schiereiland aan de structie is dus vanaf het begin van de ontwikkeling een westkust van Sleeswijk-Holstein), dat werd uitgevoerd verband in de asrichting van de kap. via Idzehoe. In Hamburg was zelfs een speciaal gilde, dat Over de gordingen liggen ribben van de nok tot de dak- eiken kromhouten bewerkte, de "Hester" (D 7:108). voet. Die staan niet op zich zelf, zoals de spannen in een De krommers moesten in de bocht vrij zijn van kwasten sporenkap, maar zijn vast bevestigd op de gordingen. omdat zij anders zouden breken. Het was onverstandig Deze elementen worden in oude bronnen kepers ge- de bocht te fatsoeneren tot een stompe hoek, zoals dat in noemd. Ook in de Eifel, waar de gordingenkap veel voor- het stadhuis van Haarlem gebeurde. Het hout zal dan in komt, zijn soortgelijke namen gebruikelijk 9. Over de de knik gaan scheuren. kepers liggen latten, waarop de dakbedekking bevestigd Voor de twee krommers aan weerszijden van een kapge- is. Er is in deze constructie een duidelijke scheiding tus-bint werd veelal een kromhout in de lengte doorgezaagd, 24 S. Verspringingen in daksporen om houtvezelrichting boom, die in Scandinavië furuen heet en de grove den ononderbroken door te kunnen laten lopen. Links: Oot- (Pinus sylvestris) is. Thans heet dat in Nederland grenen, marsum, R.-K. kerk, XIV; rechts Soest (D.), Petrikerk, ca. hetgeen een naamsverwisseling moet zijn, die in de eerste 1240. helft van de 17de eeuw zal zijn ontstaan. In Noorwegen heet de fijnspar (Picea excelsa) namelijk granen. Thans noemen wij dat vuren. Deze namen bewijzen echter, dat dit naaldhout ook in de middeleeuwen uit het noorden afkomstig was, want de Duitser spreekt van Kiefer voor de grove den en van Fichte voor de fijnspar, namen die niet overeenkomen met de gangbare Nederlandse na- men. Grenen wordt sedert het begin van de 17de eeuw voor balken en als kaphout gebruikt, vuren eerst sedert de laatste anderhalve eeuw 17. Grenen en vuren werden vooral geïmporteerd uit het noorden van Europa, uit Scandinavië, de Baltische lan- den, Finland en Noord-Rusland. Amsterdam en Zaan- dam waren de belangrijkste invoerhavens voor dit hout. Het werd zowel gezaagd ingevoerd (meestal in Engelse maten) als hier te lande gezaagd, in handelsmaten en volgens maten die in een bestek waren opgegeven. Dennen, afkomstig uit Zuid-Duitsland en Oostenrijk, is gebruikt voor grof werk, zoals balken en gordingen. Eike- hout werd sedert het midden van de 17de eeuw zelden zodat twee volkomen spiegelbeeldige krommers ontston- toegepast voor constructies. den. Amerikaanse naaldhoutsoorten, zoals Oregon pine en Soms waren eiken kaponderdelen niet zo recht als nodig Pitch pine, vonden met name na het midden van de 19de was. Er werd dan toch voor zorg gedragen, dat de "draad" eeuw toepassing in betimmeringen en ander fijn werk. van het hout gevolgd werd door een verspringing in de zaagsnede aan te brengen (afb. 5). De keuze van de houtsoorten, de maten en de daarvan afhankelijke constructies zijn in de loop van de eeuwen Voor het kloven van boomstammen en balken in de leng- voornamelijk bepaald door het aanbod. In bosrijke stre- terichting van het hout, om er onderdelen van kleinere ken werden al sedert de 13de eeuw voorschriften uitge- maten in doorsnede van te maken, boorde men een rij vaardigd over het hakken van bomen en het gebruik van gaten van ongeveer 4,5 cm doorsnede. Daarin werden toegestane lengten (B 10:41,59 n.2). De oorlogen hadden proppen eiken kurkschors gestopt, die wissen werden een grote invloed op ontbossingen en aanvoerwegen. genoemd. Die werden nat gemaakt, zodat zij opzwollen en het kloven van het hout bewerkstelligde. Soms zijn de "wisgaten" nog zichtbaar in gebruikte on- g. Hergebruik van materialen derdelen (afb. 12). In bestekken werd soms beschreven, dat wisgaten niet waren toegestaan in het gereedgemaak- Houtschaarste heeft er mede toe geleid, dat men onderde- te werk, maar toch worden wel eens dergelijke gaten len van oude kappen opnieuw gebruikte bij verbouwin- gevonden, waar de schorsprop nog in zit 13. gen. In talrijke kappen is dergelijk opnieuw toegepast materiaal te vinden. Voor dakbeschot werd gekloofd eiken (bord) gebruikt. Hout werd, zoals ook andere bouwmaterialen, bij ver- Thans draagt het dakbeschot in vakkringen nog de naam bouwingen zuinig bewaard en zoveel als mogelijk was bebording. Het werd radiaal van een stam gekloofd en weer toegepast. Vaak worden in kappen onderdelen aan- met de hand bijgewerkt 14. Op verschillende kerkdaken is getroffen, die kepen en gaten vertonen, die niets met de dergelijk beschot aangetroffen, onder meer te Burgwerd huidige constructie te maken hebben, maar afkomstig (Fr.), Britsum (Fr.), Venhuizen (N.H.) en Edam (N.H.). zijn uit een vroegere fase van het gebouw (NL 20). Deze Soms blijkt bij een restauratie daarvan nog een deel te secundair verwerkte onderdelen vormen vaak een bron behouden. van kennis over het vroegere gebouw en de oude wijzen van bouwen en houtbewerking. De 11 de-eeuwse kap van In het rivierengebied en in de stad Utrecht is tot om- het noorder dwarsschip van de Onze Lieve Vrouwekerk streeks 1300 tamelijk veel dennehout gebruikt, afkomstig in Maastricht bijvoorbeeld kon worden gereconstrueerd van de zilverspar (Duits: Tanne; Latijnse naam Abies met behulp van onderdelen, die daar in later tijd opnieuw alba) uit het zuidelijke stroomgebied van de Rijn. werden gebruikt in een nieuwe constructie. In middeleeuwse gegevens (Dordrecht 1285 15, Utrecht Soms werd een kap in zijn geheel opnieuw gebruikt. De 1403 16) komt reeds de naam vuren voor. Het hout werd kap van het schip van de kerk te Brouwershaven, date- gebruikt voor niet-constructieve doeleinden, zoals stei- rend uit het begin van de 14de eeuw (c), werd in de 15de gerplanken, dakbeschot en deuren. Men dient zich te eeuw in zijn geheel omhooggevijzeld, zodat alle verbin- realiseren, dat de naam betrekking heeft op hout van een dingen ongeschonden bleven. Daartoe zal men een 25 schroefvijzel hebben gebruikt, wellicht van soortgelijke slotte met lood gedekt. constructie als Villard de Honnecourt in zijn schetsboek De hoge kosten van dit materiaal zullen mede een belem- van omstreeks 1245 aangeeft voor het ophijsen van steen- mering hebben gevormd voor toepassing op grote schaal. houwwerk18. De trekbalkgebinten en de kap van de kerk te Nieuw- In de 17de eeuw werden vele burgerlijke bouwwerken Loosdrecht zijn waarschijnlijk eerst de onderdelen ge- gedekt door een steil schilddak in noordelijke trant, dat in weest van een houten kerk. De kap de Magdalenakerk in conflict was met het bij de gangbare architectuurvormen Gouda werd omstreeks 1590 afgebroken en de onderde- van die tijd behorende fronton met een dakhelling van len ervan toegepast op het middenschip van de Sint Jans- 221/2°, dat voortkomt uit het zuidelijke vlakke dak. Het kerk 19. dak werd gedekt met leien of dakpannen. Het fronton Toen het onvoltooide middenschip van de Hooglandse werd als een voorzetstuk voor het hoofddak geplaatst, kerk te Leiden omstreeks 1525 overdekt moest worden, terwijl het oorspronkelijk in de klassieke architectuur de werd daarvoor de 14de-eeuwse kap met houten tongewelf voorzijde van een zelfstandig dak was. Het werd door- van het voorgaande schip gebruikt. Omdat die wat smal- gaans met lood afgedekt. Pas in de 19de eeuw, toen het ler was, werden de onderdelen aan de voet geforceerd om zink als dakbedekkingsmateriaal beschikbaar was en de gewenste breedte te bereiken. nieuwe kapconstructies door ingenieurs werden ontwik- keld, kon een tamelijk vlak dak gerealiseerd worden. h. Dakbedekkingen Over de kapconstructie kwam de dakhuid, bestaande uit een materiaal, dat het regenwater buiten moest houden, eventueel rustend op een dakbeschot en latten of alleen op latten. Wanneer er sprake is van een houten ondersteuning van de dakbedekking in het gebied van het vlakke dak, zal deze bestaan uit een zwaar uitgevoerde constructie of uit enkele horizontale balken. Daarop liggen natuurstenen platen of relatief dikke gebakken dakpannen. Deze mate- rialen zijn niet op de dakhuid bevestigd; zij liggen er los op. In de alpine gebieden komen ook houten dakbedek- kingen voor, die verzwaard zijn met stenen. Bij de steilere daken ten noorden van de Alpen is de dakbedekking over het algemeen lichter. Tot de llde eeuw zal in de gematigde zones veelvuldig gebruik zijn gemaakt van organische materialen, zoals stro, riet, hout, heide, plaggen en wellicht turf, het zogenaamde "weke dak" (NL 18:84). De laatste twee materialen hadden een groter gewicht dan de eerste en zullen gebruikt zijn met een flauwere dakhelling. Gebakken dakbedekkingsmate- rialen stellen hoge eisen aan de stabiliteit van de kapcon- structie. Er mogen geen trillingen optreden, die de specie in de voegen los doen gaan. De Romeinen pasten reeds relatief dunne natuurstenen dakleien toe, die met ijzeren nagels op dakbeschot wer- den gespijkerd. In de middeleeuwen zijn soms ook leien met houten nagels aan latten opgehangen, maar geleide- lijk werden de leien meer en meer met gesmede ijzeren nagels op een dakbeschot gespijkerd (NL 29:25,58). Metalen dakbedekkingsmaterialen, zoals lood en koper, konden in hoofdzaak op nagenoeg horizontale dakvlak- ken worden gebruikt of in kleine stukken op verticale of sterk hellende vlakken worden gespijkerd. De grote uit- zettingscoëfficiënten veroorzaakten bewegingen in het materiaal, die scheuren en lostrekken van gesoldeerde naden tot gevolg hadden. Tekenend voor deze verschijn- selen is het mislukken van de koperen dakbedekking van de vlak afgedekte noord- en oostvleugels rond de grote binnenplaats van het Markiezenhof te Bergen op Zoom in het eerste kwart van de 16de eeuw (NL 10:61). Na experimenten met natuurstenen tegels werd het dak ten- 26 Noten deel I hoofdstuk 1 1. R. Meischke, De gothische bouwtraditie. Amersfoort 1988, p. 211, 217. 2. Zie bijv. twee maal in bijlage 3 (1487), vele keren in bijlagen 4 (1541) en 5 (1544). 3. Nadat het werk, dat metselaar Willem de Bosschere aan het stadhuis van Damme hademaakt in 1467 door meester-metse- g , laars uit Brussel en Gent 'gevisenteerd' was, werd op grond van g , pg " ault n die zij an thuus bevonden hadden" notarieel vastgelegd, ed J dat een aanzienlijke som op de rekening gekort zou worden. L. J p gg Devlie er De bouwrekeningen van het stadhuis te Damme , g 1461-1470, Handelingen van het Genootschap "Société d'Emu- , g p lation"te Brugge, CII 1965 .188-190. 4. W.S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in .S g, g g den landsheerli 'ken tijd III. Rijks Geschiedkundige Publicatiën J J J g 7 5. 's-Gravenha ge 1931. Ordonnantie voor het ambacht der g timmerlieden 1525 .3 333 3 ,P 5. L. Devlie er art. cit. , 6. Over de overgang van de economie, welke gericht was op de g g , g P instandhouding van de mens, naar de geld- en markteconomie g , g heeft drs. J.M. Baart een boeiende uiteenzettinggegeven op een gg g p bijeenkomst in het Muiderslot op 17 november 1988. Een ver- bijeenkomst p sla daarvan is te vinden in de kwartaal uitgave Oud Muiderberg g 8 IV/3 (winter 1988 .6.14-16. ,p 7. R. Meischke, De othische bouwtraditie. Amersfoort 1988, p. , g ,P 108. 8. Tekening in Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenha ge, foto in g g J , g, archief RDMZ. 9. Vriendelijke mededeling Prof. R. Robischon, Konz. Vriendelijke g 10. In dit verband is het opvallend, dat in rekeningen en bestek- p , g ken vele malen sprake is van "capravers" en dergelijke termen, p ~J , waarmede rondhouten bedoeld worden, die als daksporen - , e p g bruikt werden. 11. Eene root aantal van dergelijke plattegronden is weer e- g g J P g gg ven in: P.J.R. Modderman, 'De Bandceramische cultuur in Ne- derland in het licht van de opgravingen te Sittard' Honderd , eeuwen Nederland, 's-Gravenha ge 1959 .57. , g ,p 12. H. Janse, 'Gebruik van hout voor het bouwen in Nederland door de loop der eeuwen heen', Fibula 20 1979 nr. 4, .6. P , , ,P Dez., 'Het gebruik van hout in het Nederlandse bouwbedrijf in , g bouwbedrij verleden' Restauratievademecum RVblad Hout 01 1988 . , Zie ook bijlage A2. Jg 13. H. Janse art. cit. , 14. H. Janse art. cit. , 15. L.M.Dozy, oudste stadsrekeningen van Dordrecht, • Y, g 1284-1424. 's-Gravenha ge 1891. g 16. N.B. Tenhaeff, Bronnen tot de bouwgeschiedenis van de g Dom te Utrechtrekenin en 1395-1480 Rijks Geschiedkundi- g , J e Publicatiën 88, II 1 e stuk. 's-Gravenha ge 1946. g „ g 17. Meer informatie over houtgebruik: zie noot 12. g 18. H.R. Hahnloser, Villard de Honnecourt, Kritische Gesamt- g aus abe des Bauhiittenbuches ms fr 19093 der Pariser National- bibliothek 2de druk Graz 1972 .260 en Taf. 44b. ,p D. Leistikow, 'Aufzu svorrichtun en fir Werksteine im mittel- g g alterlichen Baubetrieb: Wolf and Zane' Architectura 12 1982 g, , nr. l . 26. ,P 19. GAG NKA 44. Reparatieboeck van de optimmeringh van p p het middenpand van der kerkcken anno 1590-1593. p 27 men van die tijd behorende fronto 6. Snijmesjes. a. mesje uit de bosbouw. b. mesje uit de visserij. C. inklapbaar mes uit de visserij. • - d. Het insnijden van een telmerk met een rits. 7. Snijmesje uit de verzameling van het Streekmuseum te Valkenburg (L.). 8. Snijmes, te Dordrecht opgegraven. 28 2. TELMERKEN a. Inleiding werden gesneden. Het is een gootvormig mesje, voorzien van een snijkant aan één zijde van de goot, die een breed- Bij het onderzoek van de kappen van de Oude kerk te te heeft van enkele millimeters (afb. 6a). Aan het schuin Amsterdam in 1957 viel het op, dat er op de hanebalken oplopende handvat wordt het mesje door het hout getrok- en op andere plaatsen tekens voorkomen, die in het hout ken (afb. 6c0. gesneden zijn. Zij verschillen in vorm en afmetingen van Een dergelijk mesje bevindt zich in het streekmuseum te de timmermansmerken, de handtekeningen van de tim- Valkenburg (L.). Het is afkomstig uit een timmer- merlieden'. Deze zijn te vergelijken met steenhouwers- werkplaats in Schimmen, waar het mogelijk tot om- merken, maar zijn vele malen groter. streeks 1926 in gebruik was voor het nummeren van Bij de tekens, die wij in de Oude kerk aantroffen, is balken in vakwerkconstructies 3 (afb. 7). sprake van een stelsel van strepen en dwarsstrepen, die Een klompenmaker hanteert een dergelijk stuk gereed- een getal aangeven. Wij noemden die tekens daarom schap om er kerfsnedeversieringen mee te maken. Hij telmerken 2. Zij hebben een andere betekenis dan de noemt het een rits. zogeheten paringen. Dat zijn strepen, die een timmerman Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden haringvaten en over twee te verbinden onderdelen van een houtconstruc- de bodems ervan door kuipers voorzien van merktekens, tie zet om aan te geven, dat zij bij elkaar behoren. die een sterke overeenkomst vertonen met de telmerken Door J. Beckering Vinckers werd in 1931 reeds gewezen (afb. 6b, c; NL 10:75). op soortgelijke merken op de kapgebinten van de Sint Bij opgravingen aan de Tolbrugstraat-waterzijde te Dor- Maartenskerk te Zaltbommel (Gld.) (NL X 1:138). Het drecht, die werden uitgevoerd onder leiding van drs. H. hoogste getal, dat hij noteerde, was 8; de reeks op de Sarfatij van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bo- hanebalken van de Oude kerk in Amsterdam telt tot 70. demonderzoek, is een middeleeuws snijgereedschap ge- Het was, uitgaande van dit gegeven, mogelijk een diep- vonden met een gootvormige snijkant aan twee zijden gaande studie te maken van telmerken, die op nagenoeg (afb. 8). Wellicht is dit een origineel timmermansgereed- alle onderdelen van de middeleeuwse kapconstructies in schap, alhoewel het ook uit de houthandel afkomstig kan Nederland voorkomen. zijn. Het fenomeen telmerk wordt nergens in de vele ons be- Bij de strepen van de gesneden merken, die met een kende bestekken en werkbeschrijvingen uit de middel- dergelijk gootvormig mesje zijn aangebracht, is kenmer- eeuwen en de 17de eeuw aangegeven. Het moet voor de kend, dat de geul aan het begin geleidelijk in het hout ambachtslieden zo vanzelfsprekend zijn geweest, dat het loopt en aan het einde op dezelfde wijze omhoog komt. niet nodig was het te omschrijven. Dit is in tegenstelling tot de met een beitel gehakte mer- Bij handwerk verschillen alle maten van de onderdelen ken uit latere perioden, die aan het begin en het einde van en de verbindingen, zodat verwisseling ervan niet mag de strepen steil in het hout zijn gestoken en een V-vormi- plaatsvinden. De vele onderdelen van een dergelijke con- ge doorsnede hebben. Soms zijn de merken met een structie dienden dus in de werkplaats nauwkeurig te wor- scherp voorwerp in het hout gekrast, zodat rafelige ondie- den gemerkt om ze na transport bij elkaar te kunnen pe krassen ontstonden. Wij noemen die gekraste merken. brengen. Het gereedschap, waarmee het merken gebeur- Zij zijn meestal slecht zichtbaar. Beter zijn de gezaagde de, is tot nu toe niet op oude afbeeldingen teruggevonden. merken te zien, die met een zaag in het hout zijn aange- Ook mevr. F. van Tyghem, die ongeveer 700 afbeeldin- bracht en vooral in de eerste helft van de 16de eeuw gen bestudeerde (B 6), maakt nergens melding van een gemaakt werden. Spaarzaam komen in het oostelijke klein stuk gereedschap, dat speciaal diende om de telmer- grensgebied van Nederland ook merken voor, die met een ken aan te brengen. bijl zijn aangebracht. In de bosbouw en de houtzaagindustrie werd -en wordt De timmerlieden maakten de onderdelen van omvangrij- soms nog- een gootvormig snijmesje gebruikt voor het ke houtconstructies vooraf in de werkplaats gereed, soms merken van stammen en van balken in houtvlotten. Deze op een grote afstand van de bouwplaats. De kap van de merken zijn doorgaans iets groter dan de telmerken in de Sint Catharijnekerk te Brielle (Z.H.) bijvoorbeeld werd middeleeuwse kapconstructies, maar zijn in principe ge- omstreeks 1476 in Brussel in de werkplaats van aanne- lijksoortig. Het daarvoor gebruikte gereedschap zal dus mer Henri Marissis klaargemaakt, naar Brielle ver- wel gelijkvormig zijn aan dat, waarmee de telmerken scheept en daar gemonteerd (NL X 5:103). 29 9. Het grondsysteem van de telmerken, ontleend aan de vlakken. De kap van koor en schip van de eertijds aan kappen van de zijbeuken van de Oude kerk te Amsterdam, Sint Geertruida gewijde kerk te Workum (Fr.), daterend ca. 1340. uit de 16de eeuw, telt 11 kapgebinten en 128 gespannen. Het laat 14de-eeuwse koor van de Grote of Sint Bavokerk / // /// //// A of n n\orin nu nni AM x in Haarlem telt 13 kapgebinten en 72 gespannen (NL X 58:11-15) en het 45 meter lange schip en de aansluitende 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 viering hebben zelfs 13 kapgebinten en 128 gespannen (NL X 58). x ~ xn xni xnn ?,C M >>0\ \\\\ AV Het is geenszins de bedoeling geweest in de hierna vol- gende bespreking van de telmerksystemen ook een volle- 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 dig overzicht te geven van de merken in alle kappen in Nederland. De aangehaalde voorbeelden zijn bedoeld als ~ ,VC \v2C XC \\\ -}{-1111 --1T^\1 –H r 11\\ AA" illustratie en kunnen door vele andere vervangen wor- den, vooral voor de meest gangbare typen. 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 -#4 I -AL n ~ A% -\M \ \\\\ A-W b. Middeleeuwse merktypen 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 I. Het grondsysteem ~ -tom -\\\\- a\ maa ~1kK -\-\\K \\ 1/1/ ~Nt~ Het grondsysteem van de telmerken is eenvoudig (afb. 9). 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 Men moet geen vergelijking maken met het systeem van de Romeinse cijfers en met het bekende "turven". Beide ~ \ A4\\-1\ -Nttr 111 1\U -k-\FFK -\Ht\ 7SSv‘ (i yN1t- 111 1111 -\\t1lC vormen lijken er op, maar hebben er niets mee gemeen. De "1" is één streep, die ongeveer loodrecht op de lengte- 51 52 53 54 55 56 57 58 5g 60 richting van het constructiedeel in het hout is getrokken (/). De "2" bestaat uit twee strepen (//), de "3" en de "4" AM I i\ 4*111 -44Hí1' 1111 ?V/1 -A-lttt ANtIK ii 4H+4mqn zijn drie en vier lijnen (///, ////). De "5" lijkt soms op een V, maar staat meestal ondersteboven. Vaak is het een 61 62 63 64 65 66 67 68 69 71 schuine lijn, op het midden waarvan een stuk lijn schuin naar beneden loopt (A). Deze figuur moet worden be- schouwd als een schuine streep met aan één zijde een In de Zuidelijke Flevopolder werd bij Almere een wrak dwarslijn. De schuine streep is een balk, waarop de tien- van een schip gevonden, waarbij vele onderdelen werden tallen worden genoteerd. aangetroffen van een kap met houten tongewelf, vermoe- Een "10" wordt aangeduid door een schuine streep met delijk daterend uit het begin van de 15de eeuw. Zij waren een kruisende dwarsstreep (X). De "5" wordt dus als een alle voorzien van telmerken. Het betrof hier kennelijk half tiental gesneden; de "15" is een schuine streep met een transport van onderdelen van een kerkkap, die via de anderhalve dwarsstreep. De "20" is een balk met twee Vecht en de Zuiderzee op weg was naar een onbekende dwarsstrepen enzovoorts. De tussenliggende getallen bestemming (NL 15). hebben één, twee, drie of vier strepen naast de hele of halve tientallen (afb. 10). De "6" is een op zijn kop Nagenoeg alle houtconstructies in het Nederlandse taal- gebied zijn zo samengesteld, dat onderdelen in loodrecht op de as van een gebouw staande vlakken bij elkaar beho- 10. Telmerk 49. Amsterdam, Oude kerk, ca. 1340. ren en met pen-en-gat verbindingen en halfhoutse lippen in elkaar sluiten 4. Sedert het begin van de middeleeuwen werd een even ingenieus als eenvoudig systeem ontwikkeld om de in één vlak bij elkaar behorende onderdelen zo te merken, dat zij duidelijk te onderscheiden waren van de onderdelen in evenwijdige vlakken. Hoeveel vlakken er konden zijn wordt pas duidelijk, als wordt bedacht, dat het niet alleen gaat om de kapgebinten, maar ook om de zogeheten ge- spannen. De overkapping van de Oude kerk te Amsterdam heeft aan de noordzijde en aan de zuidzijde een 14de-eeuwse zijbeuk van 45 meter lengte. Iedere beuk heeft 9 kapge- binten en respectievelijk 62 en 70 gespannen. De 50 meter lange kap van de Sint Martinuskerk te Doesburg (Gld.) telt meer dan 80 achter elkaar staande constructie- 30 11. Telmerk 111. Haarlem, St.-Bavokerk, ca. 1480. staande V met één streep ernaast. De plaats van deze streep doet er niets toe; die kan zowel ervoor als erachter staan. Het teken bestaande uit een V met links ernaast een streep is dus ook 6. Bij de ons bekende lange kappen zijn de hoge tientallen steeds genoteerd als een balk met zes, zeven en acht dwarsstrepen, ondanks het feit, dat het menselijk oog eigenlijk maar vijf strepen ineens kan overzien. Het tellen van deze grotere aantallen levert dan ook moeilijkheden op en zal wel eens aanleiding hebben gegeven tot vergis- singen. In de kap van het middenschip van de Grote of Sint Bavokerk in Haarlem met haar 128 sporenparen, date- rend uit de tweede helft van de 15de eeuw, was het nor- male systeem geheel onbruikbaar. Daar is naar analogie met de tientallen een symbool voor "100" gebruikt, dat gevormd wordt door een cirkel rond het teken voor 10 getrokken. Een rondlopende lijn was met de rits moeilijk te snijden. De cirkel werd dus meestal een hoekige figuur (afb. 11). De "50" werd aangegeven als de helft van het symbool voor 100 (afb. 12, 13). Met nadruk wordt erop 12. Telmerk 50. Haarlem, St.-Bavokerk, ca. 1480. gewezen, dat dit systeem alleen in de Sint Bavo in Haar- Links naast het merk een doorgezaagd wisgat, overblijfsel lem schijnt te zijn toegepast. van het kloven van het hout. Het hiervoor beschreven grondsysteem van telmerken kwam tot ontwikkeling in de loop van de 12de eeuw. Oudere kappen in Nederland en België (Maastricht, Onze Lieve Vrouwekerk; Utrecht, Nicolaikerk; Soignies, Collegiale kerk, B 2:309) vertonen al wel genummerde onderdelen, maar de nummers bestaan alleen uit naast elkaar geplaatste strepen. In de kap van het huis Draken- burg, Oudegracht 114 in Utrecht, gebouwd omstreeks 1295 (d; NL X 6:78, 85), zijn de merken 1 tot 14 als strepen weergegeven, 15 is een kruis met een V, 20 een balk met twee strepen en 25 een balk met twee en een halve dwarsstreep (afb. 14). De halve dwarsstreep is er haakvormig, niet evenwijdig aan de beide tientalstrepen. In het pand Oude Wand 22 te Zutphen, daterend uit ca. 1354 (d; NL 19 b), heeft het telmerk 25 eenzelfde vorm. De strepen van de tientallen zijn ongeveer 10 cm groot, de eenheden slechts 4 cm (NL 16,3:29). 13. Telmerk 77. Haarlem, St.-Bavokerk, ca. 1480. 1 2 3 4 s 6 7 g 9 10 41 12 0 44 75' 11 I(( 1111 illy 111 111 111 111 IIIINII p110lit 1111111111 NIIININI 111111 111111 IIIIINilUll I111111III1111 n -+- is 47 48 49 20 24 22 23 24 zs ze 27 14. Utrecht, Oude Gracht 114, Drakenburg. Telmerken, Int II I -h 1111\-1- Ulln-F- -ii- I II-FF- III-H- IIII-H- I! i Fit / II (I f 4 ca. 1295. 31 Schip van dwarsschip naar west N.dwarsschip „,---...".....-1 zt / 7~! \ h 4 \ k 1 I 1 I i1 II 2 II III 25 T)h 2 // h 2 III 3 111 1111111111 I I I 26 x/, I 1 3 /// h 3 Illl 4 IIII ~II1~ 27 ~ /tel 11111111 s A11111111111 ~Illl~ I ~~ h 4 \\\\ h 4 Ill l b 6 .I I ~I is /)~ I~ h 5 /~ h 5 ~/ h II II I I I 7 All 1111111 :I I I1I I~ IIIII 8 V111< .1111 II111111 ~Illllll1 2, ~ ~ 9r 6 h 6 ~~ ~' illllllll 9 VIIII< .11111 IIIIIIIII ~IIII11111 so )&h 7 A\/111 hi 7 X 4:11042, x< X X ~C XI Xl< XI XI SCI 3+ ~ ~ 1 s \i\\\h e XII XII< XII X~1 ~CII ~Z \\ };~ h 9 X / h Xlll 43 I< XIII XIII ~CIII X IIII ~4 XII11< x-III XII XI I I I ~CI11I 33 \\\ h 40 X 17 11111)( 45 X\ < 14 ,‹ -4 34 / '5g1 ti 111111X 16 X` I< 14 1 ~ Al ~ ~\~~I Z.dwarsschip ~~~~~~~ 17 >Oh< ~~ ~`ti II 35 van z. naar n. Iwo x 18 x-til< Rui n\ in 4‘`111 36 );XÇ// j 1 \ b IIIIIIIIIX 19 *1111s7 0 \ ` h 2 \\ (~ X X 20 XX ~ 21 I Il h 3 \\\ k +f— I ~ 22 +1—w 39 / ~%~ h 4 U 2 h i% I11~ 24 40h 5 ‹ h -N- illll 25 .-FF IIIUI 26 41 * \ h 6 y/ r +1111111 27 42{}}- 1 7 v/ r -F- 11111111 28 (vergissing) *111111111 21 Q 43 i~~ ~ ~l b Vil h -4~i- 30 ~ d Z 9 \X k) '41 31J 45 I . a i 10 X k -14-1++111 32 ~ á I 33 46 11 1 X ti –FFI- I I li 34 47 -144-11111 35 p h = merk op onderste hanebalk ~j J 48 ),il`G Ill it 1 = merk op linker spoorvoetY' J W AWc:2 ~( \ gr= merk op rechter spoorvoet = _-O ~ D r `'% N y r = op rechter spoor N X = N Z 1 15. Utrecht, Janskerk. Telmerken, ca. 1280. 16. Utrecht, Nicolaikerk. Telmerken. Hetzelfde teken met haakvormige halve dwarsstreep komt ook voor in de Janskerk te Utrecht in de uit om- streeks 1280 daterende kap van het schip (c). In afwijking tot het gebruikelijke systeem is daar de 9 aangegeven als 10 met een liggende streep ernaast, de 11 als 10 met een staande streep, de 24 als 25 met een schuine streep er- naast, 26 als 25 met een staande streep. Dit gaat door tot 49. Het onderscheid tussen 10 enzovoort min 1 en plus 1 is erg onduidelijk. Een 4 is echter 4 strepen en niet 5 min 1 (afb. 15). van n. naar z. van n. naar z. 32 19 b), heeft het telmerk 25 eenzelf DAM ME, BOHEMEN HOOFDKCOQ XIII b I / NooRDKooR. 11300 1' v / V PRAAG B flu G G E, ST JACOBS ICS RK XIII m 1 / ////h9- // 72 Op sporen DOM INICAN ESSEN KLOOSTE BR,UGGE .ST GILLESY~ED~I~ XIII rn / / B/D ANNA geen links en rechts 000 i~N i It, KAT N EDI~AAL ±1250 / / -~ /11/ 49 31320 n,e6 I naaldhout GENT, ST NI KLAAS I~Ef~~ XIII I 1 ~ lill 29 ILO V`1:-Q11<,0. L.VIOUWEqIK XIIIB 1 I CESKY KRIUMLOV 5 Op spanten OUDENAqUE, O.L.YR.v PAMELE XIII C I I KE{Z,K, SCHIP oAO AA ingehakt met beitel DAM ME,STJANS HOSPITAAL xllld / /3t naaldhout VEU E, ST WAL BUfLGA RK x l u d / A ±1430 B KUGG E ,STJA NS HOSPITAAL )(iv a / A TABOR DIEST, BEG 9N HOF Y__EtOL STADHUIS SCHIP '1'1318 1 -f- naaldhout TP.ANSEVT, I(00(Z X I V I7 / 11 ).' A ±-1 520 B kUGGE,O.L.VIZOV WEi(EI~I~ XIV B / & Bk_UGGE, STA D H U I 5 1380 / A V EUIOE , ST NI I(LRA$1(f- Rt( 1495 c/ O/ DENEMAf~.KEN BI~UGGE,OUDE BU(~G 3 XV >-)".- / a SVENSTP_UP Op sporen ANTWEfWN, O.L.VOUWEK~. 1540 /. / K.ERIL xlv.' I I r naaldhout OVDENAAQpE,STWALBU ~¢ A Or' I-1 J van Nieuwenhoveq 11 2 ; HOOFDI`Of~ XVa .00~i/_6) ~ (V/ .67 Z J iLOpI~ xVa i ,C SCHIP XVrn 0 D. POPEIZI NGE,O.L.VkOUWEKElk1( xV B a e VIII a 8kUGGE ,VEE, V IEWH4K 1525 I f. X 10 met rcIs / a9esnedey . ,„9chakE 17. Telmerken in België. 19. Met bijl gehakte telmerken in Bohemen (boven) en Denemarken (onder). 18. Telmerken in West-Duitsland. WESTFALEN gereedschap; riEs HENNEN KR_ ISEk.,LOHN 1 2 3 4 5 6 7 8 E V P FARR,KQ R,C H 1~hks Een tussenvorm werd gevonden in de 12de-eeuwse kap X III I II II/ 111/ A V/ VII VIII rechts van de middenbeuk van de Nicolai- of Klaaskerk, even- eens in Utrecht, die 35 genummerde gespannen draagt. LENNE KR OLPE sp. w 1 2 3 4 5 C 7 8 i (1m9s verba nd anders P PARR.KI R•CHE gew,erlo) 1 tot 9 zijn strepen, 10 is een X, 11 tot 19 een X met % VV 1lll JllIL .!A KOOR en SCHIP xvof zul rr /11 11u Mil plo/ d p~~ strepen, 20 twee maal X, 21 twee maal X en een streep, 22 een horizontale streep met twee verticale daardoor en LEGDEN KQ ANAus 2 3 4 5 6 7 6 9 10 11 12 13 twee losse strepen. Dit gaat door tot 30, geschreven als PFARk IR_CHE ,SCHIP ~ a< ~cc ~ nt M< AK< Ac naast het SOEST 9 gereedschap :631 ST. PETRJ I-oproo- sporenlftp telmerk. De sporen van de zuidelijke kapel naast die koortravee zijn niet van een onderscheidingsteken voor- XII B zien. Van de noordelijke kapel hebben de sporen aan de oostzijde eveneens een >, maar aan de merken vastge- SOEST d MARIA ZUf_W+ESE aoa000aa op SJx,ren 121. onders~eunin hecht. Hier zijn dus drie series, die tegelijk gemaakt zijn ~ ~ ±1330 en aldus van elkaar werden onderscheiden (afb. 16; NL X 18). SOEST 6 9 ereedsca~ • i2.9{ .y Ook in België (afb. 1 7), Noord-Frankrijk (F 6:176) en PAULUSKIZ,ÇHE 10444 SCHIP Engeland is het telmerksysteem algemeen op de hiervoor Xlv id, . KOOR_ XIIIB, beschreven wijze toegepast. Toen in de 14de eeuw in Engeland de gangbare sporenconstructie evolueerde naar LOHHE S 9ereedscl»p . nEs Ke.RX. A, lIl een gordingenconstructie ging dit telmerksysteem daar SCHIP /n I!I -iN- 3 x len vndersEeurnn9 grotendeels verloren. XIII 4'1 q Voor Duitsland kan een dergelijke ontwikkeling waarge- 13 14 15 46 47 18 nomen worden (D 25). In de periode voor ca. 1300 zijn LIPPSTADT 1//4" 111/X )1( (I XIIIi1UI 1 n4a MARIENKIRcHE onder andere in Westfalen systemen waarneembaar, die SCHIP rccbb I%I< IA( All XIII b Sbreep 2x IY! rti$i en trssen uiE e6raken. 6u ook overeenkomen met die in ons land (afb. 18). Het . .y merkgereedschap is eveneens een rits. In streken, die UNTtE STRoMBERG 2 3 , verder van Nederland verwijderd zijn, wijken de syste- KERK k 4+- 4+r i Imlu SCHIP 9ereed)cn310 v-I Ej men steeds meer af en er is vrijwel altijd van de bijl of van XIVA II Ill recht) steekgereedschap gebruik gemaakt (afb. 19). 33 20. "Vlaamse" telmerken. II. Onderscheid tussen links en rechts normaal links of rechks Sedert het einde van de 13de eeuw werden de kapcon- 1 A structies steeds ingewikkelder. Om bij het bouwen van /1 2 /A een kap snel de onderdelen aan de linker en de rechter zijde van elkaar te kunnen onderscheiden werd sedert- dien aan de merken aan één kant een teken toegevoegd, dat richtingsteken genoemd wordt. De indruk bestaat, dat A 5 A of A- het afhing van de al of niet linkshandigheid van de mer- kende timmerman aan welke kant dat speciale teken werd aangebracht. 1. Vlaamse telmerken. In verreweg de meeste onderzochte kappen in Vlaande- ren en zuidwestelijk Nederland uit de periode tussen X 10 X- 1300 en 1600 bestaat het onderscheidingsteken uit een I X 11 xi, dwarsstreep aan de laatste streep van het telmerk (afb. /x 15 ---/7( 20). Ook in Engeland is rond 1300 een zelfde systeem aanwijsbaar 5. In Zeeland is de kerk te Brouwershaven het meest noor- ~ 20 delijke punt, waar dit richtingsteken normaal is. Het was 75(/ 25 ,11A-ç, daarom eerst niet duidelijk, hoe het te verklaren is, dat de Sint Catharijnekerk in Brielle (Z.H.) zo duidelijk en zon- der afwijkingen ditzelfde merktype in haar kap heeft. /7We 61 // Toen bekend was, dat de kap omstreeks 1476 in Brussel door Brabantse ambachtslieden was klaargemaakt, werd alles duidelijk (NL 5:103-105). In het gebied van de Gelderse IJssel was deze "Vlaamse" merkwijze sedert ongeveer 1300 ook gebruikelijk. Opval- lend is daarbij, dat in de constructiewijze in deze streek omstreeks 1300 en in de 14de eeuw eveneens Vlaamse invloeden aanwijsbaar zijn. Het Vlaamse merktype en de Vlaamse constructiewijzen gaan echter lang niet altijd samen. Mogelijk hebben zich timmerlieden uit Vlaande- ren of Brabant in de IJsselstedengevestigd. Het merktype komt ook voor in de dicht bij de IJssel gelegen stad Arnhem, in het pand Vijzelstraat 7 (XIVb; c) en in de 15de-eeuwse noorderzijbeuk van de Sint Maartenskerk te Zaltbommel (NL X 61). Lang bleef het "Vlaamse" merktype in de IJsselstreek behouden, onder meer in de kap van de middenbeuk van de Bergkerk in Deventer (ca. 1450; b). Ook in het na 1393 opnieuw gebouwde Elburg (Gld.) komen "Vlaamse" tel- merken voor in de kerk en in vele woonhuizen tot ver in de 15de eeuw. In Hasselt (0v.) dragen de gebinten van het laatgotische huis Ridderstraat 40 eveneens telmerken met een dwarsstreep aan de rechter zijde. Elders in Nederland komt het systeem met een dwars- streep als richtingsteken weinig voor, het meeste nog in Noord-Holland. Bij onderzoek van dit merktype is steeds oppassen gebo- den. Men dient er zich van te vergewissen of men met een 1 met een dwarsstreep te maken heeft of met een 5 zonder richtingsteken. Het is noodzakelijk de merken aan beide zijden te onderzoeken. Op afb. 21 is de verspreiding van de Vlaamse telmerken in Nederland weergegeven. 2. Gehakte gaatjes. In Nederlandse kappen van kort voor 1300 ontbreekt nog 21. Verspreiding van de "Vlaamse" telmerken in Neder- een onderscheid tussen links en rechts: Utrecht, Jans- land. kerk, ca. 1280 (c; ajb. 15); Oirschot, zogenoemde Boter- 34 kerkje, ca. 1290 (c; NL X 3); Utrecht, huis Drakenburg, 1295 (d; afb. 11; NL X 6). In het begin, omstreeks 1300, was het tastenderwijs zoe- ken naar het beste systeem om links en rechts van elkaar te onderscheiden. In het pand Rode Torenstraat 10-12 in Zutphen waren naast de.-.'merken aan de rechter zijde kleine gaatjes van enkele millimeters doorsnede gehakt met een hol beiteltje, een guts. Deze methode was slecht zichtbaar en heeft vrijwel geen navolging gekregen. Hetzelfde is het geval met de merken in het noordkoor van de Onze Lieve Vrouwekerk te Damme (West-Vlaan- deren), dat van ongeveer 1300 dateert (B 16:70). Het onderscheidingsteken is daar een accentvormig tekentje. Datzelfde vinden wij in de oudste kap van het Bomhof in Zutphen uit 1343 (d; NL 6:114; NL 16:88). 3. Visjes en pijltjes. Een werkwijze, die veel ingang vond, was het aanbrengen van een figuur, bestaande uit twee elkaar doorsnijdende cirkelsegmenten X. Wij merkten reeds op, dat een rondlo- 22. Telmerk 17 links. Amsterdam, Oude kerk, ca. 1340. pende lijn zich met een rits slecht laat snijden. Daarom is de figuur meestal onregelmatig van vorm. In de wande- ling wordt dit merkteken een visje genoemd. Voor het gemak wordt deze naam ook hier gebruikt. Eén van de oudste voorbeelden komt voor in de kap van het Sint Janshospitaal in Damme (B.), gedateerd om- streeks 1290 (B 2:310, 355). Het schip van de Oude kerk te Amsterdam, vermoedelijk daterend uit het tweede kwart van de 14de eeuw, had drie gelijke beuken, overdekt met een kap met een houten tongewelf. De middenbeuk werd in 1510-'12 verhoogd, de beide andere kappen bleven bewaard (NL 1). De on- derdelen van de kap aan de noordzijde dragen aan de linkerzijde naast het telmerk eèn visje (afb. 22). In de zuidbeuk zijn naast de merken aan de rechter zijde pijl- vormige tekens aangebracht, bestaande uit een op zijn kop staande V met een streep in het midden. Deze pijltjes ziet men ook elders wel eens als richtingsteken, meestal als voor een ander gelijktijdig deel visjes gebruikt zijn. Beide onderscheidingstekens bleven, naast de hierna be- schreven typen, nog tot ver in de 15de eeuw in gebruik, onder andere in de kerk te Nijeveen (Dr.) (1480), de kerk te Beets (N.H.) uit het einde van de 15de eeuw en de Noorderkerk te Hoorn (N.H.) tot omstreeks 1500 (afb. 65). Afb. 23 geeft de verspreiding aan van het "visje" als onderscheidingsteken aan de linker of rechter zijde. Als er bijvoorbeeld maar één gebint in een kap is, komt het voor, dat aan de linkerkant gemerkt is met een pijltje aan de rechter zijde met een visje ('s-Hertogenbosch, Achter het Wild Varken 9a, gesloopt in 1975) of omge- keerd (Arnhem, Jansstraat 24). Soms kregen de visjes de vorm van een P of een D. De eerste vorm is aan te treffen in de Bakenesserkerk en de Grote of Sint Bavokerk in Haarlem (ca. 1490, b; NL 1:176; NL X 58:11-3). De D-vorm vinden wij in de Buurkerk in Utrecht (1443). Daar zijn ook nog een cirkel- vormig teken en een streep met twee schuin omhoog of omlaag staande dwarsstrepen als richtingsmerk (zie over- zicht aan het einde van dit hoofdstuk nr. a 10). Deze 23. Verspreiding van het telmerktype / - 1% in Nederland.tekens worden wel "boompje" en "kopstaand boompje" 35 24. Rechts gebroken merken. / 1 > / / 4 >>>> >Ili A )\ 5 r‘ .< )\ A\ 6 A< < 7\ > X A\\ 7 A)> <>> nip 26. Telmerk 112 rechts. Haarlem, St.-Bavokerk, ca. 1480. A\\\\ 9 >>>> <<<< A Iiiir\ X 10 ?Ç ?< * X \ 11 X> )Ç 1 k< 45 /K t 16 )<`I /t?< /741 \/0 1°° )Ç( zo -th W 25 ?iA \<0' 50 \^.' ss 60 >\1> 91 > 1 "A-\\P?"- >99 I 25. Telmerk 26 rechts. Amsterdam, Oude kerk, St.-Joris- 27. Haarlem, St.-Bavokerk. Overzicht telmerken schip, ca. kapel, ca. 1385. 1480. 36 genoemd. Het laatste teken komt veel voor als onder- 4. Gebroken merken. scheidingsteken in elkaar kruisende kappen en dwarskap- In de tweede helft van de 14de eeuw was naast één van de pen, zoals in het Markiezenhof in Bergen op Zoom (einde merken soms een als richtingsteken in gebruik gekomen. 15de eeuw), de Noorderkerk in Hoorn (N.H.) (ca. 1450) In de loop van de 14de eeuw begon het in de Noordelijke en de Oosterkerk aldaar (ca. 1520) en ook in de kerk te Nederlanden ook gebruikelijk te worden tegenover de 1 Poortugaal (Z.H.) in een gedeelte, dat omstreeks 1475 dit teken te plaatsen, dus als een gebroken / (>) (afb. 24). werd gebouwd. De 2 kan dan aan de onderscheiden zijde als een rechte Er zijn gevallen, waarin het visje meedoet in de telling streep met een gebroken streep (/>) of als twee gebroken van de strepen, dus niet als onderscheidingsteken is toe- strepen (> >) weergegeven worden. In het eerste geval gevoegd. De 1 links is dan een streep, rechts is alleen een moet altijd aan de andere kant bekeken worden of daar visje. De 4 links bestaat dan uit vier strepen, rechts zijn hetzelfde aantal strepen voorkomt of één minder. Wan- drie strepen en een visje. Dit is bekend bij het huis Blan- neer het eerste het geval is werd het systeem met een apart kenburg, Oude Gracht 121 te Utrecht, gebouwd in het richtingsteken gevolgd. begin van de 14de eeuw. Als het gebroken merk snel wordt gesneden kan het er uit zien als een kromme lijn, zoals wij dat onder andere aantroffen in het koor van de kerk te Hei- en Boeikop (Z.H.), daterend uit de eerste helft van de 16de eeuw. De gebroken merken 2 en 4 hebben vaak de vorm van de chevrons van politie en militairen (> > ,> > > > ). De gebroken 5 was een moeilijk gegeven en kon naar de manier van de individuele timmerman nogal eens van vorm verschillen. De 6 tot 9 zijn meestal een gewoon teken 5 begeleid door één of meer gebroken en rechte lijnen (V>, V///>). Bij de tientallen kon men de notatie- balk breken of de strepen van de tientallen (afb. 24, 25, 26, 27). In de kerk te Legden (Kreis Ahaus, D.) in de nabijheid van de Nederlandse grens, zijn op de onderdelen van de sporenkap, wellicht daterend uit het begin van de 14de eeuw, rechts gebroken merken aangetroffen van 1 tot 13 (afb. 18). De oudste kappen, waarin dit later zo gebruikelijke type binnen de Nederlandse grenzen bekend is, zijn de kappen van de hoofd- en zijbeuk van de Bethlehemkerk te Zwol- le, tot stand gekomen in tegen het midden van de 14de glui 5 \-- eeuw. Ook de hoofdkap van de iets latere Koorn- marktspoort te Kampen heeft dergelijke merken. Enigszins aarzelend is het links of rechts gebroken merk- 1InV w X systeem toegepast in de noord- en de zuidbeuk van het kort na 1380 gebouwde hallenkoor van de Oude kerk in Amsterdam (NL 1:147). 28. Helvoirt (N.B.), Herv. kerk. Telmerken koor, 15de Niet iedere timmerman zag kans een goede gebroken 5 of eeuw. 10 te snijden. In de kap van het koor van de oude kerk in Helvoirt (N.B.), vermoedelijk gebouwd in het derde kwart van de 15de eeuw (NL X 11), is de gebroken 5 weergegeven als vier strepen en een gebroken streep. De gebroken 10 is een lijn met een halve dwarsstreep, vier strepen en een gebroken streep. Aan de rechter zijde corresponderen de normale 5 en 10 met deze tekens (afb. 28). Iets dergelijks is ook aangetroffen in de kap van de kerk te Noorddijk (Gr.), met name voor 15 en 16 (afb. 29) 6. x<,« f3 >Oil< 14 xliii < {5 \>< x> Mir 16 (// 29. Noorddijk (Gr.), Herv. kerk. Telmerken op sporen. 37 30. Telmerk 30 doorgehaald en vervangen door 29. Wog- num (N.H.), Herv. kerk, 16de eeuw. 31. Telmerk 35. Wognum (N.H.), Herv. kerk. .xx Ill Za XX1I< 32. Adorp (Gr.), Herv. kerk. Telmerken op sporen, XVIb. )~\> 26 >>) 23 4 5 15 H6) 20 –Ill> 8 33. Maarssen (U.), Herv. kerk, schip. Gekraste telmerken, 36. Sexbierum (Fr.), Herv. kerk. Telmerken, XVB - XVIA. XVIa. 15 red, Es X A> aUt~g es»ed e-, 34,1;4 off, bLIk. X 21 hks Iriocr- 6al.IL )<\ 25 )ihks : 5-streep aam kevAal >>>> / 34. Zwaag(N.H.), Herv. kerk, schip. Telmerken, ca. 1550. i 35. IJsselstein (U.), voorin. Ewoudsgasthuis. Merken op 37. Elburg (Gld.), Huis Arent thoe Boecop. Schema tel- bovenste jukken. Na brand van 1537. merken, ca. 1400. 38 In dit verband kan de vraag gesteld worden in hoeverre Dat houdt in, dat in Nederland ten noorden van en tussen timmerlieden, die vermoedelijk tot de analfabeten gere- de grote rivieren het dateren van kapconstructies aan de kend moeten worden 7, in staat waren feilloos volgens een hand van telmerken wat gemakkelijker is dan in het zuid- decimaal stelsel te tellen. Er komen wel vergissingen westen. Het Noordnederlandse type drong door in Zee- voor, zoals in de kap van de kerk in Wognum (N.H.), land en ook elders wel iets in het "Vlaamse" gebied. waar een 30 werd doorgehaald en ernaast 29 werd gesne- den (afb. 30) en de 35 werd gesneden als 30 met vijf 5. Stoeltjesmerken. dwarsstrepen ernaast (afb. 31). Op het bijbehorende In Noord-Holland komt nog een ander gesneden telmerk- stijltje onder aan de spoor is 35 het gebruikelijke merk type voor. Wederom schijnt Amsterdam hiermee voorop met een balk en drie en een halve dwarsstreep. Deze kap, te zijn gegaan. In de kap van de omstreeks 1460 verbouw- die ook als constructie een onvoltooide indruk maakt, de Sint Sebastiaanskapel en die van de in dezelfde tijd dateert uit het tweede kwart van de 16de eeuw. gebouwde Smidskapel aan de zuidzijde van de Oude kerk In de eerste helft van de 16de eeuw kwamen veel afwij- zijn merken aan te treffen, die aan twee zijden een onder- kingen voor van de gangbare merken. Vooral komt het scheidingsteken dragen (NL 1:148). In de Sint Sebas- dan veel voor, dat 20 gevormd wordt door twee maal een tiaanskapel is aan de linker kant een schuine streep aan X en 25 door X en het gebruikelijke teken 15. Dat is de telmerken gesneden, rechts een haaks omgebogen lijn. onder meer aangetroffen in de kerk te Adorp (Gr.) Dat laatste geeft ons aanleiding deze merken stoeltjes- (afb. 32). merken te noemen (afb. 38a, b). In de kap van de Smids- Bijzonder ingewikkeld maakte het de timmerman, die in kapel kregen de merken van meerdere onderdelen twee het begin van de 16de eeuw de onderdelen van de kap van schuine of gebroken lijnen (afb. 39). de oude kerk te Maarssen (U.) heeft gemaakt. Met de Ook een gedeelte van de helaas in 1966 grotendeels ver- gebroken merken had hij ogenschijnlijk moeite. De 20 brande kap van de Sint Olofs- of Oudezijdskapel in Am- was een gebroken 15 en »»>, de 23 twee maal een sterdam kwamen deze stoeltjesmerken voor, eveneens bij gebroken X en > > > en de 26 twee maal een gebroken de zogeheten Kruiskamer van de Zuiderkerk te Enkhui- X, een gebroken 5 en een >(afb. 33). Dergelijke curieuze zen (1516), in het jongste gedeelte van de dwarsschepen notaties vonden wij in de kerk te Zwaag (N.H.) (afb. 34). van de Grote of Sint Vituskerk te Naarden (begin 16de Merkwaardig is ook de manier, waarop na 1537 de onder- eeuw) en op vele andere plaatsen, vooral in West-Fries- delen van de bovenste schaargebinten in het voormalige land. Ewoudsgasthuis, Benschopperstraat 43 in IJsselstein (U.) De kappen van de kerk te Workum (Fr.) zijn eveneens zijn gemerkt (afb. 35) 8. voorzien van dergelijke merken. Koor en schip hebben Tot slot zijn te vermelden de merken in de kap van de aan de noordzijde een "stoeltje", aan de zuidzijde een kerk te Sexbierum (Fr.), die gebouwd is in de tweede helft dwarsstreep. Het dwarsschip draagt aan de oostzijde een van de 15de eeuw of in het begin van de 16de eeuw. Aan dubbel "stoeltje" en aan de westzijde twee schuine de linkerkant hebben de merken een meegeteld visje en dwarsstrepen. Hieruit zou een duidelijke invloed van het rechts is steeds een normaal gebroken merk (afb. 36) 9. Noordhollandse timmerambacht op dat van Friesland Een overgang van visjes naar gebroken merken toont het kunnen worden opgemaakt. Ook op andere gebieden in huis Arent toe Boecop in Elburg (Gld.) uit 1395 (alb. 37). het bouwvak lijkt deze invloed meerdere malen aantoon- Het type met links of rechts gebroken telmerken werd het baar. algemeen gebruikelijke systeem tussen 1400 en 1520-'40, vooral in die gebieden, waar het zogenoemde Vlaamse 38. Amsterdam, Oude kerk, Sebastiaanskapel, ca. 1460. type met dwarsstreep niet het algemeen geldende was. a. Telmerk 2 links op kapgebint. b. Zogenoemd "stoeltjes- a merk" 2 rechts. b 39 SPOOfZLINY~S NAAN~40UT SPOO(ZPF~HTS 1 ~I 1~ h z ~-I ~h 3 ~tll `I~ i ~~h 4 ~II-I II~~ Ilih 5 ~+/ y/ ~j 6 .I V ~4 y Vh 7 ~11V y~V ~~h 8 ~uv yiiv vii h 9 ,iiuV yniY v-~~h ,o ~C yC ~ ,~ ~ x yX xh t2 ~IIX yIX X~h ~3 ~iilX yIIX xiilh ~4 X Ilih `IIIIX Xlllh 15 j~ -~ ~~ ~6 ~ ~ vC I~ X` H +7 X~ f f~k~ Ih X~ I h ~ I h ta ~Ii! X` I I1~ X` 1I I, z2 ~C I h Xr ~ I~ XC 1 h ~3 ~ III. ~~~-. ~ ~t h 24 k~ 1 I I I~ ~ I11{á ~ 111 h 25 3~(~ ~ ~~ 2 /~ 1 ~ 3 Y// -- h 4 yll~ ~1~ 4~ii 7 ~If~ /~I~ 111th 8 nier. nn~ ~I-h 9 /111I1~ Alllt~ Allih 10 ~ ~ yl M X/~ XF Xh ~2 Xl~ XIS X~ ~1 i3 XIII~ xll~ Xllh ~ 39. Amsterdam, Oude kerk, stoeltjesmerken in Sebas- tiaanskapel (boven) en Smidskapel (onder), ca. 1460. 40 sporty', r ) :Cv- 40. Breukelen (U.), Herv. kerk. Plattegrond koor en dwars- 5: 7L schip met telmerken. Schaal 1:300. 7: 1/-t 1i3 —4-1111 14: -rfi Y = ® "'!ETT---~ . gebroken merk. De gebinten en sporen van het zuidelijke dwarsschip kregen aan de westzijde een recht merk met I I een visje en aan de oostzijde rechte merken met een doorgehaald visje. De resterende halve gebinten van de viering en de gewelfnaalden kregen aangepaste merken. Bij kappen met dwars- en kruisarmen zijn vaak ingewik- kelde wijzen van merken met onderscheidingstekens be- 6. Andere onderscheidingstekens. dacht. Eén van de meest ingewikkelde kerkkappen van Soms werd een ingewikkeld systeem bedacht om de on- Nederland bezit de Oude kerk in Amsterdam (NL 1; derdelen van verschillende gelijktijdig te bouwen delen afb. 67). Daar kregen de onderdelen van vele gelijktijdig van elkaar te kunnen onderscheiden. In de eerste helft gebouwde gedeelten omstreeks 1500 en 1510 naast de van de 15de eeuw werd het koor en het dwarsschip met de telmerken cirkelvormige gaatjes, streepjes en halve viering van de oude kerk te Breukelen (U.) in één bouw- maantjes, met gutsen en beitels ingehakt. De omstreeks periode opgetrokken. De ruimte werd voorzien van een 1385 gebouwde kap van de Sint Joriskapel van dezelfde houten tongewelf (afb. 40). Van west naar oost werden de kerk draagt op de sporen van de driehoeken tegen de halve kilgebinten aan de oostzijde van de viering en de kilkepers bij de noordelijke beuk van de hallenkerk, naast gebinten en sporen van het koor voorzien van merken de merken van het rechts-gebroken type een met een guts met gebroken strepen aan de rechter kant (noordzijde), gehakt cirkelvormig gaatje (afb. 41a, b). Datzelfde is bij daarbij inbegrepen de halve gebinten van de veelzijdige de ruim honderd jaren later gebouwde Huiszittenkapel koorsluiting. De gebinten en sporen van het noordelijke ook het geval. De onderdelen van de kap van de aangren- dwarsschip kregen aan de westzijde een V-vormig gebro- zende Lysbeth Gaevenkapel kregen twee gaatjes als on- ken merk en een visje, aan de oostzijde een Z-vormig derscheid. 41. Amsterdam, Oude kerk, St.-Joriskapel, ca. 1385. a. Telmerk 5 links met gaatje ter onderscheiding van an- der deel kap. b. Telmerk 5 rechts gebroken met gaatje. Q b 41 42. Oudewater (U.), Herv. kerk, zuidbeuk. Foto 1961. 42 g pORAN 5 Pd f&E.N 43. Amsterdam, Nieuwe kerk, 0.L. Vrouwekapel (1) en A H.Kruiskapel (2), 1488. Plattegrond kap met telmerken. r. A 13» al IN tix 405)>>, /AI il,..Nnit 2 C N st '" 05) ti# D Imo= vai N yeti x ~Ilá De zuidelijke beuk van het schip van de Sint Michaëls- ,t All kerk te Oudewater (U.) heeft aan de westzijde een sluitge- vel, die schuin staat ten opzichte van de richting van gebinten en sporen. De afgesneden sporen in het daarbij aansluitende deel dragen twee gaatjes naast het merk, de andere één (NL X 8; afb. 42). Voor welke problemen een middeleeuwse timmerman _4411 zich geplaatst kon zien als hij voor identieke kappen of kapgedeelten onderdelen moest merken, wordt nog eens gedemonstreerd aan de beide kappen van de Onze Lieve Vrouwekapel en de Heilig Kruiskapel aan de noordzijde van het koor van de Nieuwe kerk te Amsterdam. Dit zijn 1 ook in constructief opzicht merkwaardige kappen. Zij dagtekenen van 1488 en hebben de vorm van een schild- dak. Vier dakvlakken hebben een driehoek als grond- vorm, vier een trapezium (afb. 43). De onderdelen van N> het trapeziumvormige deel van de westelijke kap (Onze Lieve Vrouwekapel) zijn gemerkt volgens het systeem o ~ rechts-gebroken, genummerd van west naar oost. Die van de andere kap zijn gemerkt volgens het systeem links- r i ~ gebroken van oost naar west, maar alle merken zijn te- vens vergezeld van een Z-vormig teken. Ook alle onder- delen van deze kap dragen dit teken naast de gebruikelij- ke telmerken. Behalve de Z dragen de onderdelen in het meest oostelijke driehoekige vlak nog een driehoek naast het telmerk. In het westelijke vlak van de kap van de Heilig Kruiskapel is dit laatste teken een driehoek met nog een streep evenwijdig aan de basis. In het oostelijke vlak van de Onze Lieve Vrouwekapel is het toegevoegde teken een op zijn kop staande V. De Z ontbreekt hier. In het westelijke vlak van de kapel is het teken een driehoek met daarin een hoogtelijn. Van de beide laatste vlakken waren de oorspronkelijke sporen verloren gegaan, maar de gordingen in deze vlakken dragen nog het merk van het vlak, waarin zij thuishoren. Op de aangegeven wijze was het niet mogelijk een vergissing te begaan bij het aanbrengen van de onderdelen. 43 7. Cirkels. De onderdelen van de kap van het laat-lade-eeuwse koor van de kerk te Kloetinge (Z.) dragen naast de merken aan de rechter zijde een halve cirkel als richtingsteken. Het oudste deel van het koor van de Sint Michaëlskerk te Oudewater (U.), gebouwd omstreeks 1300, heeft op de onderdelen aan één zijde naast de telmerken een cirkel met een streep er door (NL X 8:29). Een enkele andere keer zijn gesneden merken aangetrof- fen bestaande uit cirkels met een diameter van enkele centimeters, getrokken met een soort passer, waarvan de afdruk van de punt duidelijk in het midden te zien is. In buitenlandse verzamelingen zijn enkele daarvoor ge- bruikte merkpassers aangetroffen 10. Het gereedschap heeft een punt met een gootvormig mesje ernaast (afb. 44). Hiermee zijn dergelijke cirkels gesneden. Bij- voorbeeld op de 15de-eeuwse kapgebinten van het schip van de kerk te Borne (0v.) zijn perfecte cirkels van 4,5 cm doorsnede in het hout aangebracht. De merken bestaan er links uit cirkels en rechts uit strepen. De sporen van de kap van het middenschip van de kerk te Westbroek (U.) hebben aan de linkerzijde een gebroken merk, maar de merken worden aan beide kanten verge- zeld van een cirkel van ongeveer 2,5 cm doorsnede. Dit teken zal zijn aangebracht om een onderscheid te maken met de beide zijbeukskappen, toen dit gedeelte van de kerk omstreeks 1470 werd gebouwd. In de Heilige Geestkapel in Vollenhove (0v.), die moge- lijk aan het einde van de 14de eeuw werd gebouwd, zijn bij een las de op elkaar aansluitende einden gemerkt //o en /o. De cirkels zijn ook hier met een snijpasser aange- bracht. Het is heel merkwaardig, dat in de vele delen, die de 15de-eeuwse overkapping van het koor en het dwarsschip van de Sint Joriskerk in Amersfoort kent, de merken op 44. ' Ititspasser' ;hoog 17 cm. In gebruik geweest bij Lovis de gebinten zijn samengesteld uit gesneden cirkels, die op Vanbergen (1860 - 1930), Nieuwerkerken (B.). vele wijzen van onderscheidingstekens zijn voorzien (afb. 45). Het is wat onverklaarbaar, dat daar op zo een grote schaal afwijkende merken zijn gebruikt. De kapge- binten zijn van een in Nederland gebruikelijk type. Speciale vermelding verdienen nog de merken op de kap- gebinten van het Hof van Zevenbergen, Keizerstraat 12 te 's-Hertogenbosch. Op gebintstijlen en korbelen komen vlak bij elkaar dezelfde strepen voor, als ware het een paring. Aan de linker zijde is echter een gebroken streep op beide onderdelen aangebracht. De 3 werd rechts der- halve aangeven als drie strepen over beide onderdelen, links als twee strepen en (op beide delen apart) een gebro- ken streep. 45. Amersfoort, St.-Joriskerk. Telmerken kapgebinten, XVA. 44 Noordevkoor vat, oost -gaar wesp haIv¢ spahEeh windscJiovevl en ijka»ci spanEe» spa»4eh koor3lviLifr29 ~i-,Lcs rec4,l-S links rccl,~s vah voord vaar zuid 1 O ao- –0 \ 7 0- 1 2 00 0o- / ? vC 2 –0 ~ (X:0c~ 3 L-0 3 000 0 coca: Jcorree `É 4 ~-O a-c 5 ~I- 0000 OOQO ~ ~b r FouE ~ 6 0 0 5 00 oÓO / 8 0 Middenbek. koor va» oost naarm wesp Vevbouwd ra»sepE vat-) oosE naar wcs6 5)o an l-trr E re~byÍ k e,--7 Sp arevr (irks recl,Es links rechEs -inks recbEscf> 1 +7,~ ? ó hvord V f st. 2 g t mrdd en ~ 8.i 3 ~ % t Zuid < I 1 K I< z 4 % I r 4 Zuiderkoor vas oosE maar wesp Twee Eusseh sioahkh vnedcle46evlt. spa p, l-e-~ f inks r¢ctiEs 0 3c1+sk.E Q XVI A 2 2) s 1P `Y 4 5 IV 11 Ter Ve/9e~1ci-~~ Eyperr iv> oydersasn cle detei d a 1eYi "j I ~~ yesnedt~ 11ooFdkoo,- XV c? > I n v>oordbeuk XVd I n v»i óát~ó¢u~. xVd yD, 110y, 0 9ebakr z vi d biuk o, vat-, ore,-)XVI a? C o y ebak zuidbeuk w. vat-7 Eorch XVI b 45 46. Tholen (Z.), Gasthuiskapel, 1542. Merken 25 en 26. onderdelen merken van de middeleeuwse soort voorko- Lijnen gezaagd, gaatjes gehakt. men, die met een zaag zijn gemaakt. Dit komt vooral veel voor in en rond de stad Utrecht. 00000 De gezaagde merken onderscheiden zich van de gesneden 2 s /}C merken, doordat de lijnen het gehele vlak van spoor of hanebalk oversnijden, wat grover zijn dan de gesneden 26 //>5ç merken en niet het karakteristieke in en uit het hout lopen vertonen. Deze merken zijn weinig op kapgebinten aangebracht, omdat het te merken vlak dan eigenlijk te groot is voor deze methode. De oudste toepassing is ons bekend in het stadhuis te Vianen (Z.H.), 1472 (d). Wij troffen deze merken verder onder meer aan in de Buurkerk te Utrecht, in de kap van de Zielbroederskapel, de buitenste zuiderzijbeuk, die werd gebouwd in 1514. Ook in een deel van de noorder- zijbeuk van de Jacobikerk in Utrecht komen gezaagde merken voor in combinatie met kleinere gesneden mer- ken aan de linker zijde. In de kap van het dwarsschip van de kerk te Abcoude (U.) uit de jaren 1540-1550 en in de kerk te Aalsmeer (N.H.), rond 1550 gebouwd, komen enkele gezaagde merken voor naast merken in rood krijt (zie hierna). In de kap van de voormalige Gasthuiskapel te Tholen (Z.), gebouwd in 1542, komen ook gezaagde merken van het middeleeuwse type voor. De tekens aan de linker zijde vertonen daar echter naast de hele en halve tiental- len gehakte gaatjes voor de eenheden. Dit had tot gevolg, dat de rechtse 25 het gebruikelijke teken is met twee en een halve dwarsstreep, maar het linker teken bestaat uit twee dwarsstrepen op een balk, vergezeld van vijf gaatjes (afb. 46). 47.Oosterwijtwerd (Gr.), Herv. kerk. Het zagen van de "middeleeuwse" 20 was in sommige gevallen ook problematisch. Daarom werden er dan soms 1d 15 16 1T 18 20 22 23 twee kruisen gezaagd. De 15 was nog wel te realiseren. In de kap van het achterhuis van het huis De Trouw, Achter het Wild Varken 9a te 's-Hertogenbosch, afgebroken in 1975, werden dergelijke gezaagde merken op sporen en 48. Niehove (Gr.), Herv. kerk, XVL Gezaagde merken op hanebalken aangebracht zonder onderscheid tussen links hanebalken. en rechts. Dit geschiedde in het midden van de 16de eeuw. In deze stad komen veel gezaagde telmerken voor, die alle rond het midden van de 16de eeuw of kort daar- voor te dateren zijn. In het dwarsschip van de kerk te Wijk-bij-buurstede (U.), gebouwd omstreeks 1520, zijn de merken op de spanten aan de linker kant gezaagd door de zaag iets schuin in het vlak te laten lopen, zodat de strepen van de bovenkant tot halverwege in het zijvlak lopen. Aan de rechter kant zijn de merken met een guts gehakt. In de Cannenburg te Vaassen (Gld.) komen gezaagde III. Gezaagde telmerken merken voor in delen, die omstreeks 1545 tot stand kwa- men. De kap van het achterste deel van het pand Lange In Utrecht en ook in 's-Hertogenbosch komen 15de- Bisschopstraat 3 te Deventer, gedateerd tussen 1540 en eeuwse woonhuiskappen voor met sporen van naaldhout, 1560, heeft op de sporen aan de zuidzijde gezaagde mer- die niet over hun volle lengte een vierkant zijn maar aan ken en aan de noordzijde gekraste merken 11. de top een ronde doorsnede hebben. Het was moeilijk in In de secundaire fase van de kap van de kerk te Ooster- dit materiaal telmerken te snijden. Zij zijn daarom met wijtwerd (Gr.) zijn eveneens gezaagde merken aange- een zaag aangebracht. Een voorbeeld hiervan is te vinden bracht (afb. 47). Op de hanebalken van de Hervormde in het pand Mariaplaats 9 in Utrecht, waarvan ook de kerk van Niehove (Gr.), daterend uit de 16de eeuw, zijn hanebalken van naaldhout zijn (NL X 47). op de hanebalken gezaagde merken te vinden (afb. 48). Wellicht is dit de reden, dat in de overgangstijd van Op de spanten komen zowel gehakte als gezaagde merken gesneden naar gehakte merken meerdere malen op eiken voor. 46 voors6e deel X > + IV. In het grensgebied van Nederland en Duitsland -iii- i14 3 Het is begrijpelijk, dat langs de hele oostelijke grens van Nederland een overgangszone voorkomt, die invloeden #g iil( 4 uit Duitsland heeft ondervonden op het terrein van con- 5 structies en merksystemen. Daarbij moet nogmaals wor- 4Ç( den aangetekend, dat het merkwaardig is, dat het Neder- ac4ers6c deel I < , landse taalgebied, waarbij inbegrepen de vroeger Nederlands sprekende streken als Kleef en Oost-Fries- II ~~ 2 land, zich duidelijk onderscheidt van de Duitssprekende In « 3 landstreken. In dit overgangsgebied treffen wij houtconstructies aan 49. Oldenzaal, Michoriushuis, Marktstraat 10. Telmer- waarvan de telmerken, samengesteld uit rechte strepen, ken voorste deel, 1551 (d), achterste deel, 17de eeuw. ook boven de 5, aan één zijde worden onderscheiden door een lange streep, die er onder langs of overheen loopt. Er ontstond een kamvormige figuur. Het systeem, hier aangeduid als kammerken, komt voor in de kap van het koor van de Sint Simon en Judaskerk te Ootmarsum (0v.), gebouwd in 1399 (d). Toepassingen werden even- eens gesignaleerd te Arnhem in het pand Vijzelstraat 27 uit het einde van de 14de eeuw of het begin van de 15de eeuw (afgebroken in 1972), en in de kerk te Silvolde (Gld.) op de secundair toegepaste 14de- of 15de-eeuwse gebinten van het schip (NL X 9:199). Ook komen kam- merken voorin het koor van de kerk te Aalten (Gld.) uit SPOfZ.EN SCANTEN de 16de eeuw 12. I 1 ~ 12,-1Toch hadden dergelijke merken een ruimer versprei- dingsgebied, hetgeen blijkt in het pand Verwersstraat 7 te I z -IF It' 2 's-Hertogenbosch. Hetzelfde is het geval op de sporen in III 3 een gedeelte van de kap van de kerk te Beetgum (Fr.). Die 11H 4 -1-11- ilk` 3 werd in 1669 op de verbouwde kerk geplaatst, maar da- n 5 teert ongetwijfeld uit een oudere periode, vermoedelijk 4 If11>( 4 uit de eerste helft van de 16de eeuw. A\ 6 41-1-f- iligx 5 Ook komen merken voor, waarvan de streep aan één A\\ 7 111111).< 6 zijde van de kap de telmerken doorsnijdt, zoals in het 8 -~koor van de kerk Borne (0v.) uit de eerste helft van de A\\\ n~\\\ 9 15de eeuw. Veelal zijn er merken, die aan één kant door een streep doorsneden worden en aan de andere kant X i + onderstreept zijn, zoals te Oldenzaal (0v.), Marktstraat X( 2• 10, 1551 (d; NL 19; afb. 49). Opvallend is, dat deze yk 3 + ~ merken in dit pand voorkomen in een gedeelte, dat kap- gebinten heeft van een Duits type. Het andere deel van de AMA' 4 + ~ kap heeft Nederlandse kapgebinten en normale rechts I I +-N. gebroken merken. In het koor van de Dominicanenkerk in Maastricht (ge- ` \ wijd in 1294) zijn de linker merken doorsneden door een 2 +----Ç- naar links oplopende streep (NL X 24). 11H- 3 +.--s- In het schip van de kerk te Winterswijk (Gld.), gebouwd omstreeks 1500 met gebruikelijke Nederlandse schaarge- iW. 4+---. binten, lijken de merken nog sterker beïnvloed door Duitse bouwwijzen. Eerst merkte men een reeks sporen 1' --‹ < op gewone wijze van 1 tot 9 en ging toen over op series ~ I ~ 2, ~ van vier. De eerste heeft een dwarsstreep, de tweede een dwarsstreep met één schuine streep, de derde twee schui- ~i I < 3 `--E ne strepen (afb. 50). Op de gebinten zijn strepen van 1 tot 6, links met een streep erdoor, rechts met een driehoek t ilt< 4 t ---- aan de rechter streep. Soms heeft men bij getallen boven de 5 de strepen van de eenheden niet naast maar tussen de strepen van de 5, 10, 50. Winterswijk, Herv. kerk, schip, ca. I500. Telmerken. 15 enzovoort getrokken. Dit is onder meer het geval in 47 oostelijk gedeelte Maastricht in het schip van de reeds hiervoor genoemde Dominicanenkerk, gebouwd omstreeks 1300. Er is geen middelste gedeelte verschil tussen links en rechts (afb. 51). In de Latijnse of Apostolische school in Nijmegen, ge- westelijk gedeelte bouwd in 1544-1545, zijn de kapgebinten 1 tot 5 gemerkt met gehakte telmerken (waarover hierna gesproken wordt). De 6 tot 10 zijn gesneden en de eenheden-strepen X/IXX X/ X/ i ><, ll X/ staan aan de rechter kant in de omgekeerde V en links in IL f3 14/1s 7C /7 10° de omgekeerde gebroken V (afb. 52). Eenzelfde merktype komt voor in de Evangelische kerk te Hennen (Kreis /hi X‹ ::;:: Iserlohn, D.), vermoedelijk eind 13de eeuw (afb. 18). o as 2 í 23 ~~ 2 S Merkwaardig is, dat vier gebinten in de kap van de koor- omgang van de Grote of Sint Jacobskerk te 's-Gravenha- 51. Maastricht, Dominicanenkerk. Telmerken, omstreeks ge ook dergelijke merken dragen (NL X 46). 1300. In een Frans boek uit 1751 13 is een soortgelijk telmerk- systeem afgedrukt (afb. 53). Ook de wijze, waarop hierin 15 en 20 worden genoteerd komt overeen met de middel- 1 0 eeuwse Nederlandse wijze van merken. Verschillende keren zijn de hiervoor genoemde merkty- t 00 pen te vinden op kapconstructies, die ook door Duitse bouwwijzen beïnvloed zijn, maar regel is dit niet. De kap van de Sint Martinuskerk te Doesburg (Gld.) is duidelijk QQQUIT3 000 een Duitse constructie, maar heeft een Nederlands tel- merksysteem, waarvan de merken zelfs tot 82 doorlopen. Speciaal dient hier nog melding te worden gemaakt van ilQQIl 4 0000 de telmerken op de gespannen van de vermoedelijk vroeg-lode-eeuwse kap van de kerk te Sellingen (Gr.). V 5 00000 Links zijn in een deel van de kap gekraste strepen aange- bracht en aan de andere kant kees, die waarschijnlijk met de punt van een bijl werden gehakt (afb. 54a, b, c). Al6 /N In de 13de-eeuwse kap van het koor van de Sint Salvius- kerk te Limbricht (L.) zijn aan de voet van de kap met een bijl keepjes gehakt in de scherpe kanten van de blokkelen. AÍI 7 4. Het geringe aantal gespannen is met enkele kepen aan te geven. Aril s ,n In Maastricht zijn in de Nieuwenhof, het voormalige Begijnhof aan de Zwingelput, merken aangetroffen, die met een bijl gehakt zijn en bestaan uit een streep met Ail\9 ~~i driehoekige keepjes daar terzijde van aangebracht (afb. 55). Zij dateren uit 1493 (NL 41). X-1 io >('' De uit 1586 (d) daterende kappen van de abdijkerk van Rolduc bij Kerkrade (L.) (NL 19) dragen een traditioneel 52. Nijmegen, Latijnse school, 1544-1545. Merken op telmerksysteem op de gebinten. In het dwarsschip zijn de kapgebinten. onderdelen van de tien gebinten van noord naar zuid genummerd met één tot vier strepen, een kopstaande V, voor 6 tot 9 vergezeld van één tot vier strepen en voor 10 een X. Alle merken, behalve de X, zijn aan beide zijden vergezeld van een teken, dat bestaat uit een verticale streep, die gekruist wordt door twee benen van een op zijn kant staande V. Deze tekens hebben bij de elf gebin- ten van het middenschip een meer op een P lijkende vorm. Er is geen sprake van links en rechts. 53. Merksysteem uit L'art de charpenterie (1751). 48 I I a kr+s1. -+c-t II 2 aa ~~nzicb docirsn. tM E ICI 3 DUO ii)) 4 Gaga 11111 5 ;ono:: gttiakE 111111 6 ~ --ooP 3ckrs1 puvi'4 54. Sellingen (Gr.), Herv. kerk. Telmerken ca. 1300. a a. Overzicht. b. Merk 4 rechts. c. Merk 6 rechts. b C wesp oosE 0 0 4 uurra 0 0 o0 0 5 V 0 0 o 6 A0 55. Maastricht, voorm. Begijnhof. Telmerk, met bijl aan- 56. Leiden, Pieterskerk, n.transept, XVIb. Gehakte tel- gebracht. merken. 49 c. Gehakte telmerken Q 1 0 I. Strepen, halve maantjes en gaatjes A ~a z Sedert het laatste kwart van de 15de eeuw kwam uit het zuiden van Vlaanderen een nieuw merksysteem, dat sa- A 0 Á 3 menhing met twee andere verschijnselen, het toepassen QQI van een nokgording en de verbetering van de ijzerkwali- A "o o teit (B 2:310). A A ma4 0 0 Door de toepassing van de nokgording en van tussengor- dingen vervielen de hanebalken en was het niet meer ,,,,o nodig, dat sporen paarsgewijs met elkaar correspondeer- V 5 ~O den. Daarmee verviel de noodzaak om systematisch tel- merken op de sporen aan te brengen. Het was in het 14 Q%/ 6 0 < algemeen niet meer nodig hoge getallen als telmerk aan te geven. I CC ‘4‹ó Q ~ 7 00 4,‹ dat het mogelijk werd beitels te maken met een o geslepen rechte snede, waarmee in eikehout kon worden (cc 444` S 0 gehakt 14. Voordien konden wel met holle beitels, zoge- noemde gutsen, halve maantjes en gaatjes gehakt worden. Nu kon men korte strepen met een V-vormige doorsnede in het hout hakken, meestal 5/4 of 1 1/2 duim (32 of 38 mm) V ~QCQ ~ 9 lang. Op die manier was het mogelijk 1 tot 4 met streepjes 0 aan te geven, 5 als V, 6 tot 9 als V met streepjes, 10 als X enzovoort. In hoofdzaak werden deze merken op kap- A _ p _ spanten aangebracht, maar ook daarbij was een onder- te 40 °~" scheid tussen links en rechts nog steeds noodzakelijk. A o In het zuiden van Vlaanderen traden de gehakte telmer- A ken reeds in het tweede kwart van de 15de eeuw op. De nu 11 4° kap van het schip van de Sint Walburgakerk te Oudenaar- o de, waarvan de bouw begon in 1414, heeft gehakte tel- A ,12 0 merken met aan de rechter zijde een dwarsstreep, zoals Á Willi o-~ dat bij de gesneden telmerken in deze streek normaal is. a Gezien het gebruikelijke tempo van de middeleeuwse A% 0 kerkbouw zal de kap dagtekenen van omstreeks 1435 of 44 o A ac a 13 ~ nog later (B 2:367). In de beide hoofdkerken van Poperin- ge, de Sint Bertinuskerk en de Onze Lieve Vrouwekerk, vertonen de 15de-eeuwse kappen gehakte telmerken •%o (B 2:347, 368). 0 In de kap van de zuidelijke dwarsarm van de oude kerk in It wiiatt 0 14 0 Helvoirt (N.B.), opgetrokken omstreeks 1500 (NL X 11), – áAkregen de schoren van de standvinken onder de hane- balkfliering een aparte reeks nummers. Die werd ge- r A vormd door cirkelvormige gaatjes, die met een guts zijn (,)r d gehakt. De 10 is gevormd door negen met elkaar verbon- :2 01 ~ den gaatjes, welke een kruis vormen. Deze merken kun- -.~ d nen worden beschouwd als voorlopers van de gehakte 1 Ir y ~ _3/C S merken, die met een hakbeitel zijn aangebracht. Ook St .s ~ ó v elders komen dergelijke voorlopers voor. 57. Amsterdam, Nes 89, 1558. Gehakte telmerken. 58. Stiens, Herv. kerk. Telmerken op hanebalken, XVIA. l l/ /lI //I/ A //1 ///1 /////1 X X/ X// X/// X//// XA X/11 X/U\ 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 aa -0 n XA\1\ xnM AV\ AV -W 41111 AA-A -\\-at Ana AVa111 cA\\\\ -kk‘' -k‘r AT 1k 19 2.0 21 22 23 2q 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 18 50 In Friesland komen in de eerste helft van de 16de eeuw Men kon op deze wijze alleen merken aanbrengen en telmerken voor, die uitsluitend met een guts zijn gehakt, onderscheid maken als het getal niet te groot was. In de en uit halve maantjes en samenstellingen daarvan be- kap van de Oudezijdskapel te Amsterdam, die verbrand staan. Het aanduiden van de linker of de rechter zijde is in 1966, was bij het in 1644 gebouwde gedeelte de leverde dan vooral eigenaardige moeilijkheden op. Zulke constructie van de middeleeuwse gedeelten gevolgd. Dit merken zijn gebruikt in de kappen van het westelijke deel hield in, dat ook alle sporen genummerd moesten wor- van de Jacobijnerkerk in Leeuwarden (ca. 1525) en in de den. Met de gehakte merken was dit nauwelijks uitvoer- Martenastins en de Camminghastins in Franeker (ca. baar. Vergissingen traden dan ook regelmatig op. Na het 1540). midden van de 16de eeuw was het trouwens geen strenge In het dwarsschip van de Johannes de Doperkerk te Wijk- regel meer, dat spanten en sporen precies op volgorde bij-buurstede (U.) zijn de merken aan de linker kant geplaatst moesten worden. gezaagd en rechts gehakt met een guts. Deze kap dateert Er zijn ook kappen uit de periode na 1550, die nog geheel van kort voor 1523 (NL X 10). zijn voorzien van gesneden telmerken, zoals die van de In Zeeland werd, voor zover bekend, het oudste telmerk, Marthakapel te Delft uit 1551 (NL X 28), het stadhuis dat met een hakbeitel is gemaakt, gesignaleerd in de gast- van Zierikzee (1554) en het Hessenhuis te Antwerpen huiswoningen aan de Lange Delft in Middelburg, die in (1563). 1521 werden gebouwd en gesloopt zijn in 1960. De kap van het schip van de kerk te Baarland, herbouwd na een brand in 1532, heeft eveneens gehakte telmerken, met II. Overgangstypen een dwarsstreep. In Holland en de overige gewesten treedt het gehakte De overgang van gesneden merken naar gehakte merken telmerk over het algemeen iets later op. Een vroeg voor- verliep niet in een kort tijdsbestek. Natuurlijk is het een beeld zijn de gehakte kentekens en enkele van gehakte kwestie van vele jaren geweest om een traditie teniet te telmerken voorziene spanten in de elkaar kruisende kap- doen. Op het platteland bleven de gesneden merken nog pen van het middenschip van de Oude kerk in Amster- heel lang in gebruik, soms nog tot in de 19de eeuw. dam, dat verhoogd werd in 1510-1512 (afb. 67; Er zijn vele tussenvormen. Het duidelijkst wordt de over- NL 1:172). Vele andere onderdelen zijn voorzien van gang gedemonstreerd in de kap van de noorderzijbeuk gesneden telmerken. Gehakte merken komen ook voor in van de Oude kerk te Delft, gebouwd in 1545. Bij de de kap van de Sillskapel van de Nieuwe kerk te Amster- uitvoering werd van het bestek afgeweken om de toen dam, gebouwd in 1513. juist in gebruik komende nokgording te kunnen maken Ook elders komen deze mengvormen kort na 1500 voor. (NL 4). Het gevolg was, dat ook de telmerken niet meer In de Paushuize in Utrecht (1517) zijn de spanten voor- met de gebruikelijke accuratesse werden gevolgd. zien van gehakte telmerken, de sporen nog van gesneden Het einde van de periode van de gesneden telmerken merken. kondigde zich ook reeds aan in de kap van de kerk te Na 1540 zijn de gehakte telmerken vrijwel overal alge- Stiens (Fr.), die ook uit constructief oogpunt merkwaar- meen in gebruik, onder meer aan het dwarsschip van de dig is. In het middelste gedeelte nummeren de spanten Pieterskerk te Leiden (afb. 56), in de viering van de Oude van 1 tot 8 en zijn aan de rechter zijde gebroken. De kerk te Amsterdam (ca. 1550), in de Maria ten Hemelop- bijbehorende sporen nummeren van 1 tot 35. De tekens nemingkerk te Vianen (Z.H.) bij de herbouw na de brand 15, 25 en 35 behoorden echter niet (meer) tot de parate van 1542 (in combinatie met gesneden telmerken) en in kennis van de timmerman. Hij beperkte zich tot 10 + 5, de kerk te bronrijp (Fr.) in het schip van de kerk bij de 20 + 5 en 30 + 5 (afb. 58). De kap zal dateren uit de eerste toren, die in 1544 werd gebouwd (NL 11). helft van de 16de eeuw. Het onderscheid tussen links en rechts is ook bij gehakte Een ander voorbeeld van de overgang van gesneden naar telmerken aangebracht. Aan één zijde zijn vrijwel steeds gehakte telmerken vertegenwoordigt de kap van het pand strepen van ongeveer 3 cm lengte. Aan de andere kant "De drie haringen", Brink 55 te Deventer. De kap heeft zijn soms gaatjes met een guts gehakt. Als voorbeeld geen nokgording. De hanebalken van de gespannen zijn geven wij hier de merken in de kap van het huis Nes 89 op voorzien van gesneden merken zonder onderscheid tus- de hoek van de Grimnessesluis in Amsterdam, gebouwd senlinks en rechts (afb. 59). De strepen bij de getallen met in 1558 15 (afb. 57). De 5 is een drietal gaatjes, in V-vorm vijf- en tientallen staan vaak in of vlak naast de vijf of het geplaatst. Hier zijn de gaatjes door een lijn verbonden, tiental. Op de kapgebinten komen gehakte en gesneden elders ontbreken deze lijnen. Op dezelfde wijze is de merken voor in een niet-logische afwisseling en volgorde. kruisvormige 10 aangegeven. Op de onderdelen van het De meeste gehakte merken zijn met een guts aangebracht, houtskelet van de verdieping onder de kap zijn dezelfde maar enkele werden met een hakbeitel gemaakt. merken te vinden. Links zijn enige merken, die halve Op veel plaatsen werden gehakte telmerken gemaakt, die maantjes vertonen in plaats van gaatjes. Het halve wel het middeleeuwse type navolgen. Dit komt onder maantje, ingehakt door een guts op twee verschillende meer voor in de torenspits van de kerk te Ritthem (Z.), manieren in dezelfde richting te hanteren, is eveneens vermoedelijk opgetrokken in het midden van de 16de een gebruikelijke wijze van aanduiden van de andere eeuw. Ook de kap van de in 1968 gesloopte kerk te Boven- zijde, tegenover de gewone gehakte streep. Soms zijn de karspel (N.H.), die dagtekende van omstreeks 1540, had strepen aan de andere zijde groter of kleiner dan normaal. telmerken van het middeleeuwse type, die met een beitel Ook dan is het onderscheid zichtbaar. waren gehakt. De nummers reikten tot boven 50. Aan één 51 6 ca0c 6 OP I(fZOMST)L CE8INTEN 7 6 OP SCtfAhkz- CEBINTEN •----~--_ – n 6 6 5 4 c000 - 5 4 3 Ill o00 3 3. 4 2 II o0 2 2 3 -- - -+-- -- - I a . 0 1 2 a 59. Deventer, Brink 55, De Drie Haringen. 1575. 60. Bovenkarspel (N.H.), Herv. kerk ca. 1540 (gesloopt 1968). a. Gehakt telmerk 46. b. Gehakt telmerk 52 rechts. 15 rec4s ‘Y,(& 46 rec6ks Mx 17 links xY1 18 recks Illfi 61. Steenwijk, Grote kerk, zuidbeuk, middelste gedeelte, ca. 1550. Gehakte telmerken. 52 a b 62. Amsterdam, Oude kerk, koor, 1559. zijde waren halve maantjes voor de eenheden aange- a. Gehakt telmerk 7 met dwarsstreep. b. Gehakt telmerk 7 bracht als onderscheid (afb. 60a, b). Ook elders in Noord- rechts met halve maantjes. Holland zijn deze grote gehakte telmerken veel toegepast in het tweede kwart van de 16de eeuw. Dergelijke merken vonden wij ook in de zuidelijke zij- beuk van de Grote of Sint Clemenskerk te Steenwijk (0v.) uit het midden van de 16de eeuw (alb. 61), in het huis Melkmarkt 14 te Zwolle, gebouwd'in 1571 (NL 16,3:131) en in de kerk van Lutkewierum (Fr.), gebouwd in 1557. In de reeds genoemde kap van de noorderzijbeuk van de Oude kerk in Delft uit 1545 is gedeeltelijk gebruik ge- maakt van een systeem, waarbij wel gesneden merken zijn aangebracht, maar 20 aangegeven is met XX, 25 met X en het middeleeuwse teken voor 15, 30 met XXX; 35 met XX en de middeleeuwse 15 enzovoort. Hetzelfde merktype komt nog voor op de sporen van de kap van de oude kerk te Noordwijkerhout (N.H.), die omstreeks 1620 werd herbouwd. De spanten zijn er gemerkt met gehakte streepjes en gaatjes. Ook het onderscheid tussen links en rechts werd hier en daar nog lang volgens de middeleeuwse traditie gemaakt, vooral in het zuidwesten van Nederland, waar op "Vlaamse" wijze aan één kant een schuine dwarsstreep werd gezet. Dit is onder meer het geval bij een aantal kappen in Hulst (Z.), die dateren uit het tweede kwart van de 16de eeuw: het refugie van Ter Duinen (Steenstraat 28), het refugie van Cambron (Steenstraat 14) en het schip van de Sint Willibrorduskerk. Ook in de kappen van de Sint Janskathedraal in 's-Herto- genbosch, opgetrokken tussen 1520 en 1530, is dit merk- type op de spanten te vinden (NL X 48:215). Hetzelfde is ook het geval in de kap van de Bonifacius- kerk te Medemolik (N.H.), die herbouwd is na een brand in 1555, en in de kap van het koor van de Oude kerk in Amsterdam (1559), waar zelfs halve maantjes een derge- lijke zijstreep kregen (afb. 62a, b). De overeenkomst van de beide kappen, ook in constructief opzicht, doet veron- derstellen, dat bij de beide laatste gevallen dezelfde am- bachtslieden, afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, betrokken waren. 53 III. Arabische cijfers In de overgangstijd van het middeleeuwse merktype naar andere soorten is een enkele keer gepoogd Arabisch cij- fers te gebruiken. Met het gewone timmergereedschap is f.Jr dat een moeilijke opgave, maar er zijn enkele voorbeel- den aan te wijzen, die vrij duidelijke cijfers te zien geven. Het oudste bekende voorbeeld is te vinden op de onder- delen van de houten vieringtoren van de Grote of Sint Bavokerk te Haarlem, die tot stand kwam in de jaren 1519 en 1520. De tientallen cijfers werden met beitels en 6 g gutsen in de onderdelen gehakt (afb. 63a, b). De timmer- mansmerken werden wel met het van ouds bekende rits- mesje gesneden. Jacob Symonsz van Edam was de aanne- mer van dit werk. Opvallend is, dat de onderdelen van de bekroning van de Speeltoren te Edam van dezelfde mer- ken, in het eerste kwart van de 16de eeuw niet gebruike- lijk, zijn voorzien. Het is zeer goed mogelijk, dat dit het werk is van dezelfde timmerman (NL X 7). 37e In het schip van de kerk van Sijbekarspel (N.H.), geda- de teerd 1517, zijn eveneens gesneden Arabische cijfers op de sporen, aan de linker zijde vergezeld van een komma- vormig teken. De secundair verwerkte eiken sporen van de kap van het huis Nieuwstraat 20 te Hoorn (N.H.), daterend van om- a streeks 1540, zijn ook voorzien van dergelijke gehakte cijfertjes. CJFEtQ ,DIE DE VLAiUçEN TEKENS , DIE DE LAAG Soortgelijke merken komen voor op de onderdelen van VAN HET ACHTKANT AANGEVEN IN DE. HOOGTE AANGEVENde kap van het koor van de Grote of Sint Jacobskerk te 's-Gravenhage, herbouwd na de verwoestende brand van 1539 (NL X 46). De spanten dragen aan de linker zijde de cijfers 1 tot 5, aan de rechter kant staan diezelfde cijfers onder een op zijn kop staande V. De sporen, die dragen op een nokgording en niet met hanebalken aan elkaar verbonden zijn, werden in één reeks van de noordwestzij- de langs de koorsluiting tot in de zuidwesthoek doorge- nummerd van 1 tot 129. Hier wordt overduidelijk gede- monstreerd, dat de komst van de nokgording principiële veranderingen in de merkwijze veroorzaakte. Bij een wijziging van de kap van de Gravenzaal van het Haarlemse stadhuis werden in de eerste helft van de 16de eeuw sporen en rokgebinten voorzien van gehakte cijfers (NL X 4; NL X 49). De kap van de kapel van het voormalige Karthuizer- klooster, later Groot Seminarie, te Roermond, vermoe- delijk in 1556 gebouwd, draagt gesneden Arabische cij- fers op de spanten. Enkele daarvan, zoals de 6, zijn gehakt als Romeinse cijfers. 63. Haarlem, St.-Bavokerk, vieringtoren, 1519-1520. a. Gehakte Arabische cijfers. b. Enkele voorbeelden. b 54 e. Waar en hoe werden telmerken aangebracht Er is nog niet vermeld, waar de telmerken doorgaans werden gezet. Bij een gespan en bij een kapgebint is dat vrijwel steeds op de zogeheten constructiezijde, de kant waarop de verbindingen werden afgeschreven en van waaruit de toognagels werden ingedreven. De sporen en gebinten werden bijna altijd in de juiste volgorde opge- ~ ,~: . •;r" ~. ~ richt, zodat men achteruitlopende de goede reeks kan •• •~~ ~~ ~~ ~,\. ~~,~• .s~<~.,~ . aflezen. Deze stelregel gaat niet altijd op. In de Oude kerk te Amsterdam zijn in de beide zijbeuken van de hallen- kerk de sporen zo aangebracht, dat deze vooruitlopend in de juiste volgorde kunnen worden afgelezen. Een merkwaardige "fout", die nergens anders is aange- troffen, werd in het begin van de 15de eeuw gemaakt bij het bouwen van de kappen van de middenbeuk en de zuidbeuk van het schip van de Grote kerk te Monnicken- dam (N.H.) (NL X 2). Kennelijk waren van de midden- beuk de sporen op stapels van zes gelegd, met de eerste onder en eindigend bij het elfde stapeltje met 66. Zodoen- 64. Amsterdam, Oude kerk, St.-Joriskapel. Geschilderd de werden ze niet in de gebruikelijke volgorde geplaatst merk 25. maar van 6 tot 1, 12 tot 7, 18 tot 13 enzovoort tot 66 tot 61. Bij de zuidbeuk waren het stapels van 10. Andere vergissingen, maar dan meer incidenteel, werden af en toe ook gemaakt (afb. 30), maar behoren toch tot de uitzonderingen. In de Broerenkerk in Zwolle werden in 1505 tegelijkertijd het schip en de zijbeuk gebouwd (NL X 44). In de hoofd- beuk werden de kapgebinten aan de zuidzijde van oost naar west genummerd, aan de noordzijde de eerste vier gebinten eveneens, met gebroken merken. Toen bleken de andere acht gebinten aan die kant van west naar oost genummerd te zijn. Daarom werden de goede nummers 1 tot 4 doorgehaald. In de kap van de zuidbeuk, die smaller is en van een andere constructie, werd eenzelfde fout gemaakt. Ter onderscheid van de onderdelen van de d. Rood krijt en verf kap van de hoofdbeuk kregen de onderdelen van de der- tien gebinten een extra zijstreep en werden aan de noord- Een enkele maal werden de telmerken niet in het hout zijde van oost naar west genummerd, aan de zuidzijde gesneden of gehakt, maar erop geschreven of getekend met gebroken merken van west naar oost (NL 16,3:82) met rood krijt. Dit is onder meer omstreeks 1550 gedaan Soms werden bij kapspanten en meestal ook bij korbeel- in de kerk te Aalsmeer (N.H.). Ook in de kerk te Lage stellen van trekbalken de merken aangebracht op de naar Mierde (N.B.) zijn op enkele spanten telmerken in rood elkaar toe gerichte zijden van de open driehoek, gevormd krijt aangebracht. De sporen zijn er voorzien van gezaag- door spantbeen of muurstijl, korbeel en horizontale balk de merken. of sleutelstuk. Zo nu en dan zijn in deze gevallen de In de kap van het schip van de Sint Janskerk te 's-Herto- merken aangebracht naast een pengat op een vlak, dat genbosch werden naast de "Vlaamse" telmerken de door een ander constructiedeel wordt bedekt. woorden "nordden" en "suijden" geschreven met rood Bij kappen uit het begin van de 14de eeuw komt het krijt (NL X 48:215). De kappen werden gebouwd tussen regelmatig voor, dat kapgebinten en de daar langs lopen- 1520 en 1530. de gespannen nog met elkaar verbonden zijn. Gebinten Ook in de kap van de kerk te bronrijp (Fr.), gebouwd in en gespannen zijn dan in één doorlopende reeks genum- dezelfde tijd, staan merken in rood krijt. merd. Voorbeelden zijn: Zutphen, Rode Torenstraat In Engeland werden merken in rood krijt aangetroffen 10-12; Haarlem, Janskerk 17 (1325) en stadhuis (NL X van het type met dwarsstreep 16. 49); Oudewater (U.), kerk, koor (ca. 1300; NL X 8); Een vreemd verschijnsel zijn de met witte verf aange- Kloetinge (Z.), kerk, koor (ca. 1300, b). Later werd het brachte telmerken op een aantal sporen van de uit om- regel, dat de gebinten een eigen reeks merken dragen. Zij streeks 1462 daterende kap van de Sint Sebastiaanskapel werden immers ook eerst opgesteld en daarna kwamen de van de Oude kerk te Amsterdam (afb. 64). Onder deze gespannen. Een uitzondering op deze regel vormt de kap merken staan dezelfde getallen in Arabische cijfers ge- van de Sint Martinuskerk te Doesburg (Gld.), gebouwd schilderd. Een duidelijke volgorde ontbreekt (NL 1:169). tussen 1510 en 1520, waarbij de constructie de voor De sporen staan wel op de volgorde van de gesneden Nederland karakteristieke scheiding van spanten en spo- merken. ren mist. 55 Bij de hanebalkfliering, die in de 14de en het eerste ge- f. Het verdwijnen van de telmerken deeltevan de 15de eeuw gebruikelijk is en door standvin- ken ondersteund wordt, werden de windschoren van de De komst van de gehakte merken luidt het begin in van standvinken vaak voorzien van een eigen reeks telmer- een periode, waarin telmerken minder stelselmatig wor- ken, onder meer in de 14de-eeuwse beuken van de Oude den toegepast. Allerlei factoren, hiervoor uiteengezet, kerk te Amsterdam (NL 1:162). Hetzelfde geldt voor de leidden ertoe dat tenslotte het merken met tekens, die windschoren tussen de spantbenen en de flieringen (de getallen boven de 10 aangeven, nagenoeg in onbruik langsbalken op de kapspanten, die de sporen ondersteu- raakte. nen), met name daar, waar deze zowel aan het spantbeen In het grovere grenehout, dat na 1600 het eikehout steeds als aan de fliering gepend zijn. Dit werd bijvoorbeeld meer verving, laten telmerken zich minder makkelijk geconstateerd in de noordelijke beuk en de middenbeuk aanbrengen, zodat ook dit een belemmering vormde voor van het schip van de kerk te Oudewater (U.) uit het begin het systematisch handhaven van de telmerken. van de 15de eeuw, en in het schip van de kerk te Mijns- Door al deze verschijnselen werden de telmerken in de heerenland (Z.H.), gebouwd in de tweede helft van de 17de eeuw steeds minder met de hakbeitel aangebracht, 15de eeuw. meestal in de vorm van Romeinse cijfers. Toch werden, In het koor en het dwarsschip van de kerk in Helvoirt met name in het oosten en noorden van Nederland, nog (N.B.), tweede helft 15de eeuw, kregen bij de standvinken in de latere 17de eeuw gesneden, gezaagde en gehakte onder de hanebalkfliering zowel de schoren naar de telmerken gebruikt. Daarna komen zij nog maar zelden spantbalk als naar die fliering telmerken, die samen een voor. De timmerlieden bedienden zich dan ook wel van doorlopende reeks nummers vormen. In het schip kregen rood krijt en in de 19de eeuw van potlood. de schoren naar de spantbalken de nummers van het Een voorbeeld uit de 18de eeuw: In de Sint Gerlachus- desbetreffende spant, de andere schoren een eigen reeks. kerk te Houthem (gem. Valkenburg, L.), gebouwd om- De onderdelen van de kap van het stadhuis van Dor- streeks 1725, zijn negen spanten voorzien van onder- drecht (vermoedelijk omstreeks 1383 tot stand gekomen, scheidingstekens, die niet meer de naam van telmerken maar herbouwd of hersteld na een brand in 1458) zijn kunnen dragen. Het meest oostelijke spant kreeg aan de voorzien van telmerken van het type /< - /, gemerkt van noordzijde de letter A in de kaponderdelen gehakt met zuid naar noord. De eronder staande balkgebinten zijn een beitel, en aan de zuidzijde een B. Spant 2 kreeg C en D van noord naar zuid genummerd. Daar de kap aan weers- en twee strepen, 3 toont E en F en drie strepen enzovoorts zijden een eindschild heeft -dat aanmerkelijk steiler staat tot R en een sigmavormig teken en VIIII. dan de lange dakvlakken- zijn de onderdelen van het In de landelijke bouwbedrijvigheid werden de merken tot gedeelte ten zuiden van het normaalspant 1 alle voorzien in de 19de eeuw gebruikt. van het "kopstaand boompje" en die ten noorden van het normaalspant 10 van het teken X. De gespannen zijn per travee genummerd en bovendien op een ander vlak voor- zien van het nummer van de travee, aan de oostzijde vergezeld van een c. Dat traveenummer is op de sporen aan de buitenzijde aangebracht, dus normaal onzicht- baar. Wij hebben het dan ook kunnen waarnemen, toen tijdens de restauratie het dakbeschot verwijderd was. Op de standzonen staat het nummer op de naar het dak gerichte zijde. Ook hier hebben de beide eindschilden de genoemde toevoegingen. Onder houten tongewelven werden vaak cirkelvormige houten gewelfschotels aangebracht. Meestal bezaten die acht of zes gesneden stralen, welke in zwaluwstaartvor- mige sleuven in de schotel werden bevestigd. Stralen en sleuven werden ook van telmerken voorzien. Een rijke verscheidenheid daarvan werd aangetroffen in de Oude kerk te Amsterdam. In de zuidelijke zijbeuk en de aangrenzende kapellen, die omstreeks 1495 werden gebouwd, zijn de merken op de schotels gesneden, een enkele keer met een beitel of een gutsje gehakt. Dat ligt voor de hand, omdat de houtsnij- der dat gereedschap natuurlijk vaak hanteerde. Er is ook een schotel, die merken draagt in de vorm van gotische letters of cijfers, die er met witte verf op zijn geschilderd. De schotel in de viering, omstreeks 1540 tot stand geko- men, draagt ingehakte merken van 1 tot 4 en er tegenover merken van 1 tot 4, die door middel van dwarsstrepen te onderscheiden zijn. 56 merken C)-0 elkaar eUr 0 n Urn Mrs Sporen i . 1111111111/X11111111 3 1_2_ O 0 0 O4 n 1 0 01m 0 65. Utrecht, Nicolaikerk, plattegrond van de kap met tel- g. Kapplattegrond tekenen merken. Schaal 1:300. Soms is het van belang een plattegrond van een kap te tekenen, waarin de telmerken zijn aangegeven. Men kan dan in een enkele oogopslag de volgorde, de gebruikte merktypen en de bouwgeschiedenis van de kap overzien. Schematisch wordt de plattegrond van het gebouw gete- kend op schaal 1 : 300. Alle kapgebinten, hoek- en kilke- pers worden als een getrokken lijn aangegeven, nokken worden als een onderbroken lijn getekend. Bij de gebinten wordt het daarop aangetroffen nummer aan de juiste zijde bijgeschreven. De nummers van de sporen kunnen natuurlijk niet alle worden ingeschreven. Per vak worden het eerste en het laatste nummer in een cirkeltje van 4 mm diameter weergegeven. Het telmerk- type kan worden ingeschreven door het afwijkende linker of rechter merk 1 in het eerste vak van de reeks aan te geven aan de juiste zijde. Wanneer het type aan beide zijden van een onderscheidingsteken is voorzien, worden die beide ingetekend. Als de gebinten en sporen ieder met een eigen type zijn gemerkt, moet dat afzonderlijk wor- den getekend. Apart genummerde korbelen van de stand- vinken worden aangegeven door er een k voor te plaatsen. 3 a = Windschoren krijgen een s. +4500 14e5 Een aantal plattegronden verduidelijken deze wijze van noteren (afb. 65, 66, 67, 68). Gesneden merken worden aangegeven met een enkele lijn, een gezaagd merk met twee dunne parallelle lijntjes en gehakte merken met dubbele lijntjes in de juiste vorm, dus als gehakt streepje, half maantje of gaatje. ± 4500 t vierin s ~~, P vernieuwd 66. Hoorn, Noorderkerk, plattegrond van de kap met tel- merken. Schaal 1:300. 57 8' A r 7~ 4 I 1111 :,•~ ' A. ... • ::. 6 » ..... ' N . N 2 3 4 5 EIVARFAILV. nwur i 0 DD 00 00 4O 1. 5 4 3 z 1 Mwr 1 2 3 4 5 8 v») 2 I II 3 I III 0111111111E1 11 u q na 5; 67. Alkmaar, St.-Laurenskerk, plattegrond kap met tel- merken. Schaal 1:300. 58 ~ 1C a ~ m o ROS ~ y DD 0o v 14V teAt ~~ 4 Mc T 9 8 ® D 6 ® 4 I IF 0 E'J Fll ICJ ffI ~ 0 0 F' kf6 k klo k~ke ki k6 kt k4 Zk3 4 Øoo ~i I SPANT 1V 16 4 ZAKGOOT NOK. E.D. NUMMER SPANT NUMMER. SPOOR ENZ. 69 EER,STE SPANT OF SPOOR. IS MERKTYPE AANGEGEVEN HUMMER. STANOViNKK01Z6EEL 68. Amsterdam, Oude kerk, plattegrond kappen met mer- ken. Schaal 1:300. 59 OVERZICHT VAN TELMERKEN IN NEDERLAND GESNEDEN (ev. GEKRASTE) MERKEN Onderscheid tussen links en rechts a. toevoeging aan één zijde van een los richtingsteken: 1 gaatje(gehakt) o Zutphen XIVA 2 verticaal streepje 1 Zutphen XIVA 3 horizontale streep – Deventer XIV 4 halve cirkel C Kloetinge XIIId 5 cirkel 0 Utrecht XV 6 cirkel met streep -G- Oudewater XIV 7 geknikte streep C XIVB - XVA 8 visje D * 4 p Q xIV - XV 9 pijltje /j• XIV - XV 10 boompje A. Y XV - XVIa b. toevoeging aan één zijde van een richtingsteken vast aan één of meer tekens van het telmerk: 1 dwarsstreep / 1 & Zeeland, Brabant, langs (Vlaamse merken) A 5 A , /E Gelderse IJssel XIV - XVIA 2 dwarsstreep langs / 1 T Oost-Nederland XIV - XV top (kammerken) l/// 4 77r V 5 1 3 dwarsstreep door / 1 -f– Ootmarsum XVII merk A 5 -A- 4 geknikte streep I 1 (C Utrecht XIV c. vormverandering van één of meer tekens aan één zijde: 1 gebroken merken / 1 XIV-XVIA II 2 /< , K A X 5 A , h, A , 2 cirkelmerken (met / 1 0 Borne, XV passer gesneden) d. toevoegingen aan beide zijden: 1 stoeltjesmerken /k 2 1h N.-Holland, Friesland XVB-XVIA 2 //IE 2 //T Arnhem XVa; 's-Hertogenbosch 3 -ii' 2 h< Maastricht ca. 1290 4 If- 2 !L Oldenzaa11551 5 -0- 2 /bc Winterswijk ca. 1500 60 GEHAKTE MERKEN Onderscheid tussen links en rechts 1 grote gehakte I 1 0 N.-Holland XVIb, Steenwijk merken EW 20 At= 2 kleine gehakte ii 1 t Middelburg 1521, Holland, merken A 5 emu , A, Friesland XVIb X 10 li 44+ II 1 o p XVIb-B A 5 :,OD • X 10 • II'' (Vlaamse merken) D 1 a. Amsterdam 1559 A 5 Ar 's-Hertogenbosch 1520-'30 3 Arabische cijfers 1 1 ° Haarlem 1518, 's-Gravenhage 5 5 9 1540, Roermond XVIB De meest voorkomende typen zijn onderstreept. 61 Noten deel I hoofdstuk 2. 1. H. Janse, 'Timmermansmerken', Restauratievademecum RVblad Merk op hout 01 (1988). P 2. Sedert 1981even de Stichting Stadsherstel Goes de Stich- g g en tin Maatschappelijke Belangen het tijdschrift g Pp J g tijdschrift Telmerk' uit. Het beeldmerk ervan is het symbool voor 25 Y 25, jaargangen en nummers worden aangegeven met telmerken. 3. Vriendelijke mededeling van C. Eggen, Ulestraten. 4. In Duitssprekende gebieden is het veelal gebruikelijk, dat p g g J, afwisselend onderdelen van constucties in de lengterichting van g g de kap en in de dwarsrichting ervan bij elkaar behoren. P g J 5. O.a. In Berkshire, Great Coxwell Barn (later Oxon.), eda- , ,g teerd kort na 1300 (d) J. Fletcher, 'A list of tree-ring dates for , g building timber in Southern England and Wales', Vernacular g , Architecture 11(1980), en Sutton Courtenay Abbey. , Y Y 6. Gegevens verstrekt door G.W.C. van Wezel. g 7. Er is een voorbeeld bekend uit het steenhouwersambacht, waaruit J blijkt dat maar een gering gedeelte van de meestersteen- g gg houwers kon schrijven. D.J. de Vries 'De steenhouwersmerken J , op de lantaarn van de Peperbus te Zwolle' Mededelin enWerk- P p , g roe Dokumentatie Handmerken 5, september 1987, p. groep , p , 13 P 8. Documentatierapport RDMZ BHO 84-04 d.d. 19-4-1984 van G. Berends. 9. g Ge evens verstrekt door G.W.C. van Wezel. 10. Maison de l'Outil te Troyes Fr. Verz. M. Vanbergen, Y , ~ , Nieuwerkerkenbi' St.-Truiden B. . Zie afb. 44. J , 11. Documentatierapport RDMZ. PP 12. Documentatierapport RDMZ BHO-86.12. Pp 13. M. Jousse, L'art de charpenterie. Paris 1751, .31. , p ,P 14. D.J. de Vries, 'IJzer en ijzerconstructies', Restauratievade- , J , mecum RVblad IJzer 01-4 (1985). 15. H. Y Zantku 1, 'Reconstructie van de schuilkerk aan de Grim- nessesluis' Maandblad Amstelodamum 46 1959 .157. 16. O.a in Broom Farm, Harwell Berks. (1610-1620) en in de , , Priory te Marcham Berks. (eind 16de eeuw). rY , 17. In de Documentatie van de RDMZ bevindt zich een over- zicht van de telmerken van de Janskerk te Haarlem, samen ge- , e S steld vanwege de afdeling Monumentenzorg van het Bedrijf g g g J Openbare Werken. P 62 n gewelfscho 3. TERMINOLOGIE Er zijn meerdere wijzen waarop de bouwkundige termen, balkfliering gebruiken. die gebruikt worden voor het benoemen van onderdelen In veel delen van Nederland en België bleven variaties van een kapconstructie, benaderd kunnen worden. van de term worm in gebruik (B 10:60 n.18; NL 30:16). In Ten eerste kan men gebruik maken van de thans gangbare 1457 werd het woord gebruikt in een bestek voor een termen. Men zal dan bemerken, dat er verschillen be- houten woning in Aalst-Waalre (N.B.) 3. De term vliering staan, zowel tussen bouwers en theoretici als tussen vak- heeft later de betekenis gekregen van wat vroeger een lieden in ver uiteen liggende en in aangrenzende regio's. vlieringzolder heette: een zolder ter hoogte van de flierin- In sommige gevallen is zelfs bewust gekozen voor het gen. In de keur op de brouwerij te Haarlem uit 1407 is creëren van nieuwe termen 1. sprake van: "Of wat filiersolre gheen verdiepinge en hevel Ten tweede kan men aansluiten bij de termen, zoals die in ...". Hier is dus sprake van een vlieringzolder in een kap gebruik waren in de periode, waarin de kappen werden zonder borstweringen 4. gemaakt. Er blijken in het Nederlandse taalgebied geen In deze publicatie zal de term fliering gebruikt worden. grote verschillen tussen het noorden en het zuiden te zijn, met dien verstande, dat in het zuiden meer termen in Gording. gebruik waren, die aan het Frans ontleend zijn. Wanneer van horizontale draaghouten in een kap twee In deze publicatie is voor de laatste aanpak gekozen, vlakken evenwijdig aan het dakvlak liepen, werd gespro- omdat deze aansluit bij de historisch-typologische inde- ken van een gording, bijvoorbeeld in het bestek van de ling ervan. kerk te Rotselaar (B.) uit 1499 voor een kap met ton- Er zijn veel bestekken en rekeningen van kapconstructies gewelf: "naelden ende met viergordelen" (B 2:377). In een bewaard gebleven, waaraan wij onze kennis van de ge- bestek van de Oude kerk te Delft uit 1541 (bijlage A 4) is bruikte termen ontlenen. Een aantal daarvan is als bijlage sprake van "een gordinghe na zijnen eysch". In Leiden achter in dit boek opgenomen. werd bij het Rijnlandshuis in 1597 vermeld: "alle de In de hierna volgende tekst zal regelmatig naar deze bron- onderste gordingen lanck naden eysch, dic VI duym ende nen worden verwezen bij het gebruik van termen. breet VII duym, ende die tweede gordinge lanck naden Enkele specifieke voorbeelden worden in dit hoofdstuk eysch, dick VS duym, ende breet VIS duym, noch een gor- behandeld omdat de behandeling daarvan ter plekke in ding, tusschen het schaerbint ende de nock vier ende vyff de lopende tekst te veel uitwijding zou vergen. duym dick lang als voorscr. es,.." (bijlage A 8). In 1619 schreef de Antwerpse timmerman Marcus Anthonius in Fliering of worm. het bestek voor de Grote of Maria Magdalenakerk te De horizontale draaghouten, die in de lengterichting van Goes: "..inden eersten verdiepingen rontom een gurdin- de kap onder de spannen of sporen liggen, droegen al gen lanck naer den eyssen vyff ende seven duymen" vroeg de naam fliering of worm. Onderdelen, die deze (bijlage A 9). flieringen dragen, kregen dan de naam flierstijl en derge- In het bestek uit 1641 voor de Hervormde kerk te Ra- lijke. Zo is er in de rekeningen van de abdij van Egmond 2 venstein (N.B.) staat: "onderste gordinge swaer ses en uit 1387-'88 sprake van "3 philierstilen en 2 lange eken seven duijm" (bijlage A 11). Hier is een onderdeel be- philierwormen". In een bestek uit 1486 voor een schuur te doeld, dat daarvoor steeds fliering of worm werd ge- Nieuwpoort (B.) (B 2:376) werd vermeld: "Item de 6 noemd. Datzelfde vinden wij terug in het bestek uit 1690 scherboghebinden met hueren toebehoorten ... ende in van de Hervormde kerk te Uitwellingerga (Fr.): "acht huer balken ende in huer filieren". Later werd er gespro- spanten ... en daer opte leggen de gordings rondom met ken over vliering of viliring en over worming (1618, hare jaeghbanden (windschoren)" (bijlage A 16). Goes, Grote kerk). In het bestek van de kap van het schip Hier is een ontwikkeling gaande, die tenslotte ertoe leid- van de kerk te Hakendover (B.) uit 1499 (B 2:377) is de, dat in Nederland vrijwel alleen nog het woord gording sprake van "rijboemen die onderste ryboem sal groot syn werd gebruikt, ook in die gevallen, waarin men vroeger seven duymen jnt viercant die tweeste wormen sal groot van fliering zou hebben gesproken. Wij zullen gording zyn vi/z duym jnt viercant". In het bestek van het koor van alleen gebruiken, als het een element betreft, dat ook dezelfde kerk wordt met de naam philiere een langshout oorspronkelijk zo werd aangeduid. aangeduid, dat dicht bij de nok midden onder de hane- balken is aangebracht; wij zullen daarvoor de naam hane- 63 Balk> bint en gebint. binten die hoochte die boven cant VIII voeten alle de Een balk werd doorgaans een bint genoemd, een samen- binten ende stylen lanck mette carbeels naden eysch ende stel van een balk met twee stijlen een gebint. Een bint, dat dic al te samen IX ende XI duym, welverstaende dat daer door middel van schoren (korbelen) met muurstijlen tot sommige rechte stylen moeten aen die schaerbinten ge- een vormvaste constructie was gemaakt, werd een gebon- wrocht worden". den bint genoemd. Wij vinden deze termen terug in de Overigens spreekt het bestek voor de Hervormde kerk te volgende citaten. In 1394-1395 werd in het contract voor Ravenstein uit 1641 over kapgebinten: "Daerop vier cap- het maken van de kapel van het stadhuis te Sluis (Z.) binten, de stijlen swaer onder sestien en acht duijm, en vermeld: "de mueren ghebonden met II notable balken, boven tien en acht duijm, de binten sestien en acht duijm, die in de midwaerd zullen hebben een lettel croms" behalven 't een tapgebint daer het toorntgen op sal staen, (bijlageA 1). Hieruit blijkt, dat een dergelijke balk bewust sal achtiep en acht duijm swaer veesen...". enigszins krom werd aangebracht. Een rijke bron voor het gebruik van termen is het bestek Nokgebint. voor de herbouw van de kap van het noorderkoor van de De ondersteuning van een nokgording bestond vaak uit Oude kerk te Delft uit 1541 (bijlage A 4). De kap heeft een een geschoorde stijl. De element werd een nokgebint houten tongewelf. De specifieke benamingen daarvan genoemd. behandelen wij in hoofdstuk II-3 (afb. 275). In het bestek van de Doelen te Gorinchem uit 1589 wordt Een trekbalk heet in dit bestek een "binP', de sleutelstuk- vermeld: "die rockgebinten sullen swaer zyn vier duim ken worden "slotel " genoemd. Tussen de muurstijl en viercant". Het bestek voor de herbouw van de Grote kerk het korbeel is een "kalf" aangebracht om het uitzakken te Goes uit 1619 omschrijft: "... nockstylen elck lanck naer van het korbeel te voorkomen. Het samenstel van het den eyssen, vyff duymen viercant met gaten ende pinnen bint met de beide korbeelstellen wordt een "gebonden getoocht naer den eyssen. bint" genoemd. Op het spitsboogvormige gebint van het Noch tegen dese nockstylen ende onder inden poitbalck tongewelf, bestaande uit twee "ogiefstijlen" en een "ogief- Balmen wercken sessentzeventich steeckbanden vier ende bint "met bijbehorende korbelen, liggen aan weerszijden vyff duymen dick onder inden poitbalck met gaten ende de flieringen, voorzien van windbanden (windschoren) pinne boven tegen den nockstyl gescherft met Benen tart en in het midden is de naald (nokrib van het geweld. Op steeckende dyep 3/4 duyms ende met eyseren nagels gena- het bint van het spitsbooggebint staat een schaargebint, gelt naer den eyssen". Een nokgebint bestond dus uit een bestaande uit twee schaarstijlen, een schaarbint en twee rokstijl met twee steekbanden of-schoren. korbelen. Daarop liggen de "opperste" flieringen, weder- om voorzien van twee windbanden. Span, gespan en spant. Het bestek voor de noorderzijbeuk van de Oude kerk in Het element, dat tegenwoordig doorgaans een spoor of Delft uit 1544 vermeldt: "Item dat halff bindt (=gebint), dakspoor werd genoemd, droeg de naam span. Een sa- dat an die middelkerck Gomt ende tegen dat cruuyswerck menstel van twee spannen met bijbehorende verbin- an staet, dat sal an deep sijde gescachtet weesen ende sal dingshouten heette een gespan, analoog aan bint en ge- wesen 7 duym diep nae den eysch... Item dat bint tusschen bint. Voor het aanbrengen van spannen op een kap werd beyde die hangende makelaers..." (bijlage A 5). Het be- het werkwoord spannen gebruikt. stek voor het Rijnlandshuis te Leiden uit 1597 bepaalde: Te Sluis werd bij het herstel van het stadhuis in 1394 "Noch op die flierbinten schaerbinten die hoochte die bo- beschreven een makelaar "upghaende tot in den combel ven cant VIII voeten alle de binten ende stylen lanck mette van den ghespannen", waarmee aangeduid wordt, dat de carbeels naden eysch ende dic al te samen IX ende XI makelaar liep tot aan de hanebalken van de gespannen duym, welverstaende dat daer sommige rechte stylen moe- (bijlage A 1). Verder vermeldde dit bestek: "ooc zullen de ten aen die schaerbinten gewrocht worden" (bijlage A 8). ghespannen ziin ghemaect van goeden eekine brackoe- Bij het lezen van voorstaande teksten zal opgevallen zijn, nen". Een barkoen is een zware rib, ca. 15 x 15 cm in dat soms bint gebruikt werd als datgene bedoeld is, wat doorsnede. wij nu als gebint zouden aanduiden. In de rekeningen van de Pieterskerk te Leiden uit 1407 staan de volgende posten: "dat uutlaet soot ghespannen Schaarbint, schaargebint. stone'; "die nederste gespannen zullen wesen beneden Een kapgebint, bestaande uit twee schuinstaande stijlen vyer dumen dick ende boven vyerdalven duym" (bijlage en een horizontale balk daar overheen werd een schaarge- A2). bint of scheergebint genoemd. De oudste vermelding Na de stadsbrand van 1536 van Delft bepaalde een bestek kennen wij uit 1486 in een bestek voor een schuur te voor de herbouw van Oude kerk in 1541: "die spannen zo Nieuwpoort (B.): "Item de 6 scherboghebinden met hue- wijt Betten als die oude gaten in de muyer" (bijlage A 4) en ren toebehoorten ... ende in huer balken ende in huer in 1545: "die boom van 't goetier (de gootbodem)... sal Eilieren ..." (B 2:376). Ook uit de Zuidelijke Nederlanden gewrocht weesen op die spannen endesteecken in die muer is een bestek uit 1499 voor de kerk te Rotselaar, waarin ende om dat andere spant sal men leggen een blockeel staat: "Item de scherbalken selen hooge syn thien duymen ende sullen swair weesen nae die spannen" (bijlage A 5). ende dick acht duymen (.) die tweeste sterbalken suelen Hier komt voor de eerste keer de vorm "spant" voor. groot syn ..." (B 2:378). In Gorinchem vermeldde het bestek voor de Doelen uit Het meergenoemde bestek voor het Rijnlandshuis te Lei- 1589: "het Huys soe hooch moet gespannen worden alst den uit 1597 bepaalde: "Noch op die flierbinten schaer- wijdt is; beyde die tappen sullen gespannen worden met 64 Revelsche cap ravers" (bijlage A 6). Het opvallende is, dat het bestek van de Oude kerk te Delft uit 1541: "die de naam ravers (uit Reval) verwantschap toont met het hangereels van de hoeckepers". Duitse "Rafen", waarmee sporen worden bedoeld. In die term blijkt de Duitse invloed in het Oostzeegebied, ter- Hanebalk. wijl het Nederlandse "span" geen verwantschap toont. Tussen twee spannen van een gespan werden één of meer- Zelfs in het uiterste zuiden van het Nederlandse taalge- dere horizontale dwarsverbindingen aangebracht. Die bied, in Nieuwpoort (B), werd in de stukken betreffende werden hanebalken genoemd. In 1487 bepaalde het be- de tolrechten in 1565 gesproken over "...een groot hon- stek van het Grote Gasthuis te 's-Hertogenbosch: "die dert tapraven Zwedersche of andere" 5. haenbalken van groetten als dat behoirt" en in 1541 te Het bestek voor het Rijnlandshuis te Leiden uit 1597 Delft het bestek van de Oude kerk: "Up die upperste bepaalde: "Noch sal men deese tappen ende tappellen flieringhen sullen leggen twee haenbalken in elck vack". ende twee off meer dackveynsters ten hoochsten tot vier toe Het bestek van de Hervormde kerk te Ravenstein (N.B.) spannen met eycken spanning van luycks hout gesaecht, uit 1641 vermeldde: "Daerop vier capbinten, ... boven elck die Bedeelt den middelt op XII duym naeden eysch, alle de met een haenebalckgen en alles met pennen en gaeten in spanning dick onder IIII duym viercant, ende boven III malcander gewrocht" . In dit geval betreft het een horizon- ende IIIS duym, men sal de spannen opte gordingen in tale balk boven in een kapspant. haessenen ende opte pock tegen malcander aen schieten, Er wordt tegenwoordig ook veelvuldig over haanhout ende met deurgaende spannen Bonder lassen" en: "Noch gesproken, maar deze term vindt geen bevestiging in de sal men de capgespant wesende dselve decken met drooge oude bronnen. denmarcxe deelen over malcander gerabattet, gelyc en slecht, so datter goed leydack op mach leggen naer be- Blokkeel. hoorn". Een rabat is een sponning aan de smalle kant van Een horizontale balk aan de voet van een kapgebint of een dakdeel, waarmee deze over of tegen een andere sluit. een gespan, die diende om het verschuiven van de onder- In 1647 werd in het in Amsterdam geschreven bestek delen te voorkomen, te blokkeren, werd een "blokkeel" voor Crack State te Heerenveen vermeld 6: "Sal den genoemd. In het Frans is het een "blochet". Wij treffen aennemergehouden veesen te maken aen elcken vlierspant deze term reeds aan in het bestek uit 1394-'95 van het twee wintbanden". stadhuis van Sluis: "zullen de ghespannen ziin ghemaect Tenslotte vermelden wij dat in 1690 het bestek voor de van goeden eekine brackoenen ende ghestelt up dobbele Hervormde kerk te Uitwellingerga (Fr.) bepaalde: "Dat platen met blockeelen" (bijlage A 1). acht spanten nevens de bakken van de oude spanten van de Later, in 1541, schreef men in het bestek voor de Oude olde Kerck sullen worden gemaeckt" (bijlage A 16). kerk te Delft: "om dat andere span sal weesen een bloc- Nog in 1827 wordt in het bestek voor de manege van de keel" en in 1545: "die boom van 't goetier (de gootbo- K.M.A. te Breda gesproken van spanribben (bijlage dem)... sal leggen op die blockeels ende sal gewrocht wee- A 18). sen op die spannen ende steecken in die muer ende om dat In het voorgaande is duidelijk, dat de term span(t) bij het andere spant sal men leggen een blockeel ende sullen swain verdwijnen van de spannen als gebruikelijk element in de weesen nae die spannen". kapconstructies na omstreeks 1600 de betekenis krijgt, die daarvoor kapgebint had. Het algemeen gebruik van Standzoon. het woord spoor is niet ouder dan de 19de eeuw. Tussen het naar binnen gerichte einde van een blokkeel en de erop staande span of gebintstijl werd een verticaal Keper. element aangebracht, dat in oude stukken steeds stand- In een gordingenkap waren er elementen, die de dakhuid zoon wordt genoemd. droegen en die niet zelfstandig in de constructie stonden, Zo bijvoorbeeld in het bestek uit 1541 van de Oude kerk zoals de spannen, maar op de gordingen bevestigd waren. te Delft: "Item alle deese voorsz. ogyffstijlen ende balken, Deze elementen werden aangeduid met de naam "ke- heel ende halffee, zullen weesen acht ende 16 duym, ge- per". Met name in bestekken uit de Zuidelijke Nederlan- wrocht mit carbeelen ende stantsoenen als dat behoirt na den wordt die term aangetroffen. Als voorbeeld vermel- den toeche". "Item die wulffhouten zullen zesair weesen 4 den wij uit het bestek voor de kerk te Rotselaar uit 1499: ende 3 duym ende zullen gewrocht weesen mit een calff een kap met tongewelf en "naelden ende met vier gorde- ende die stantsoenen daerna volghende". len' ; "Item desen boeck (beuk) oft cappe Balmen maken In 1638 bepaalde het bestek voor de noorderbeuk van de met gebroken kepers"," Item dit werck sal men keperen jn Bakenesserkerk te Haarlem: "tusschen elck ogyffbint te eiken pandt acht gespanden" ,"Ende den keper bouen aen- maecken drie cromme ofte ronde wulftstucken met een de cruyne sal groot zyn drie duymen jnt viercant ende ronde stansoen te wercken naer den eyssch". gebonden met synen haenbalcken". Het bestek uit 1641 voor de Hervormde kerk te Raven- Eigenlijk wijst de aanwezigheid van hanebalken op span- stein vermeldde: "Daerop vier capbinten, ... alles met nen, maar onder in de kap rustten die op gordingen. pennen en gaeten in malcander gewrocht met Bija holle In de Noordelijke Nederlanden bleef de term keper alleen karbeels op stansoens volgens de teijkening". bewaard in "hoekkeper" en "kilkeper", schuingeplaatste In Friesland wordt nog altijd de naam "stantsioen" ge- balken op de inwendige of uitwendige snijlijn van twee bruikt. Elders wordt thans meestal van kreupele stijl ge- dakvlakken. In deze betekenis troffen wij de term aan in sproken. 65 Korbeel. Een schoor tussen een verticaal of schuingeplaatst onder- deel en een horizontaal onderdeel van een houtconstruc- tie wordt een korbeel genoemd. Het is meestal een krom stuk hout. Ook in de houthandel werden dergelijke stuk- ken onder de naam korbeel verkocht. De oudst bekende vermelding in een Nederlands bestek is in 1394-'95 in het contract voor het maken van de kapel van het stadhuis te Sluis: "groten uutdraghende balken met corbeelen en stantfiken!". Het woord "standfike" betekent hier muurstijl. Het ver- toont verwantschap met "standvink", een stijl met twee schoren naar een er boven liggend horizontaal element. In 1541 vermeldde het bestek van de Oude kerk te Delft: "Item drie vyercante binden, die in 't koer leggen zullen, zullen weesen gebonden binden, deese voorsz. binden zul- len weesen van groot ende zwairt als die binden, die dair beneden leggen in dat neerwerck van stijlen, van slotelen ende van Galveren ende karbeels schoen gewrocht", en: "Item deese scairbinden zullen gewrocht weesen mit bal- ken ende carbeels". In 1545 vermeldde het bestek voor dezelfde kerk: "Item desa scairbinden sullen gewrocht weesen mit bakken ende mit carbelen 9 voet hoecht, swaer 11 duym nae den eijsch van die stijlen". Uit de 17de eeuw noteerden wij de volgende vermeldin- gen: 1641, Ravenstein, Hervormde kerk: "karbeels lang elck acht voet swaer als de binten" en 1658, Haarlem, Bank van Lening: "de binte met sijn carbeels wel inghe- vrocht ende swaer uyt wijse de vlierstijle". Het woord komt in vele vormen voor. Hiervoor is sprake van korbeel, karbeel en karbeel. In andere bronnen von- den wij onder meer crybeel en crombeel. Als meervouds- vorm werd zowel korbeels als korbelen gebruikt. Wij gebruiken hierna korbelen. Makelaar. Een verticale stijl in een kapgebint, die doorloopt tot in de nok, wordt een makelaar genoemd. In het contract voor het maken van de kapel van het stadhuis te Sluis (Z.) uit 1394 werd met makelaar een stijl bedoeld, die van de trekbalk tot onder de hanebalkfliering loopt: "77 notable balken, die in de midwaerd zullen hebben een lettel croms, ghehauwen zijnde acht cantte, in de welke zullen steken II makelaers ooc acht cantte ghehouwen, upghaende tot in den combel van den ghespannen" (bijlage A 1). In het bestek uit 1541 voor de Oude kerk te Delft om- schrijft onder de term makelaar een element, dat wij liever een koningstijl noemen en waarin meerdere hele of halve gebinten samen komen: "in 't toer zullen staen vyer heele ogyffbinden ende een bindt in de makelair mit twee upgaende stijlen, die in die makelair zullen schieten als dat behoirt; die makelair zal zwaer weesen na den eysch van 't werck" (bijlage A 4). Soortgelijk is de omschrijving uit 1544 voor dezelfde kerk: "die naelden, die steecken sullen in die hangende maeckelaers ende in dat halve bint, sal swair veesen 7 duym dick ende 9 duym diep". Woustaart of zwaluwstaart. Vele halfhoutse lipverbindingen zijn aan de bovenzijde voorzien van een versmalling, een enkelzijdige zwaluw- staart (afb. 79, 80). Bij zijdelingse trek zet deze verbin- ding zich zelf aan de bovenzijde vast, zodat niet alle krachten door die ene toognagel opgenomen behoeven te worden. Voor horizontale trekverbindingen werden meestal ver- smallingen aan beide zijden van de verbinding gemaakt, zodat een volledige zwaluwstaart ontstond. In de oudste bestekken, die uit de Nederlanden bekend zijn, wordt steeds melding gemaakt van woustaarten, als het gaat om inkepingen in hout met twee niet-parallelle zijden (afb. 97b). Een wouw is een roofvogel, die een wigvormige staart met een V-vormige inkeping heeft. In de late middeleeuwen kwam deze vogelsoort kennelijk nog veel in de Lage Landen voor, zodat hij aan elke timmerman bekend kon zijn. Wij vinden de term wou- staart onder meer in het contract voor het maken van de kapel van het stadhuis te Sluis uit 1394-1395. Daar wordt gesproken over "wouesterten" (bijlage A 1). Ook komt de term voor in 1487 te 's-Hertogenbosch in het bestek van het Grote Gasthuis (bijlage A 3). In 1541 is in een bestek van de Oude kerk te Delft sprake van "zwalu- off woustaerten", II. MIDDELEEUWSE KAPPEN (TOT CA. 1575) 1. SPORENKAPPEN a. Enkelvoudige sporenkappen Hetzelfde is ook buiten Nederland waar te nemen. Het Romaanse huis te Munstereifel (D.) uit 1167 (d) bijvoor- 1. Inleiding. beeld heeft een dakhelling van 42° (D 30:83), het huis Webergasse 8 te Esslingen (D.) van 1266 (d) heeft een dak De oudste bouwwerken, die ons uit de vroege middel- met een helling van 46° (D 28d:302), de kap van de eeuwen zijn overgeleverd, zijn opgetrokken in steen met kloosterkerk te Preetz in Holstein (D.), daterend van een houten kapconstructie. De muren moesten voldoen- omstreeks 1325 (d) een helling van 60° (D 30:83). de dik zijn om de grote zijdelingse druk van de kap op te Hieronder volgt een overzicht van een aantal gebouwen kunnen nemen. Slechts in een betrekkelijk gering aantal in Nederland met daarbij vermeld de dakhelling, die gevallen zijn er trekbalken gebruikt, die aan dit probleem afgemeten kan worden uit de nog bestaande kap of uit een in belangrijke mate tegemoet komen. Vermoedelijk is dit moet van het dak op een muur. het gevolg van het feit, dat de sporenkap zijn oorsprong vindt in de eenvoudige bouw op het platteland, waarbij de dakvoet nagenoeg op de grond lag. Dan zouden trek- balken de ruimte onbruikbaar maken. De dakhelling van de kappen in de 11 de en de 12de eeuw bedraagt over het algemeen ongeveer 45°. Mogelijk is dit een aanwijzing, dat deze stenen gebouwen afstammen van de steenbouw uit Zuid-Europa, waarbij geringe dak- hellingen gebruikelijk zijn. In de 13de eeuw werd de De maximale breedte, die met een sporenkap zonder helling steiler en overschreed meermalen de 50°. Tegen ondersteuning te overspannen was, bedroeg ongeveer 10 1300 kwamen hellingen voor van ongeveer 60°. meter. plaats, gebouw bouwtijd dakhelling Alphen aan de Maas, R.-K. kerk XIA 46° Maastricht, O.L.Vrouwekerk XI 42° Utrecht, Nicolaikerk, koor, reconstructie ca. 1100 45° Ermelo, Herv. kerk, schip XII 40° Valburg, Herv. kerk XII 42° Wijhe, Herv. kerk XII 45° Oirschot, Herv. kerk XIId 45° Utrecht, Nicolaikerk, schip XII 54° Limbricht, St.-Salviuskerk, koor XIII 47° Peize, Herv. kerk XIII 50° Zweeloo, Herv. kerk XIII 53° Sellingen, Herv. kerk XIII 53° Groningen, Martinikerk, dwarsschip XIII 53° Oirschot, Herv. kerk (tongewelf) XIIId 48° Utrecht, Janskerk (tongewelf) XIIId 52° Leeuwarden, Jacobijnerkerk XIIId 60° Oene, Herv. kerk XIVa 60° Utrecht, Pieterskerk, Dekenkapel XIVa 53° 69 2. Kappen van gespannen met voetbalken. Gespantype I. b. 0.1 z4 In de kappen van de Onze Lieve Vrouwekerk te Maas- tricht bevinden zich onderdelen, die behoorden tot de kappen, die de kerk in de 1 1 d eeuw gedekt hebben. In het noordelijke dwarsschip bleek het in 1960 mogelijk met behulp van de aanwezige delen een reconstructie te maken van de oorspronkelijke opbouw van de kap (afb. 69). Sedertdien zijn de onderdelen als gevolg van een restauratie helaas minder herkenbaar geworden. Aan weerskanten lag op de muren een eikehouten balk met telmerken: /-A/1/1/NV sporen: 13 x 20 cm rechthoekige doorsnede, een muurplaat. Daarop waren, haaks op de lengteas van het dwarsschip, twaalf driehoe- 69. Type Lb.0.lz4. Maastricht, D.L.Vrouwekerk, kige houtconstructies geplaatst, ongeveer een meter uit n.dwarsschip. Reconstructie van de Ilde-eeuwse construc- elkaar. De schuingeplaatste benen van de driehoek, de tie met behulp van onderdelen, aanwezig in de 15de-eeuw- spannen, vormden een hoek van 42° met de horizontale se kap. balk. Zij hebben een doorsnede van ongeveer 13 x 20 cm. De twee spannen waren halverwege met elkaar verbon- den door een horizontale hanebalk. Verder was het ge- span versterkt met een viertal vrijwel verticaal geplaatste elementen tussen de spannen en de trekbalk. De hanebalken en de stijlen waren met de spannen en het bint verbonden door middel van een halfhoutse lip met een zwaluwstaartvormige inkeping aan één zijde en wa- ren bevestigd met een houten nagel. De stijlen waren halfhouts over de hanebalken gekeept en daarmee even- eens verbonden met een houten nagel. De beide spannen Atill11111111h, werden aan de bovenzijde halfhouts en met een houten nagel verbonden en aan de onderkant in het bint gepend 70. Maastricht, 0.L. Vrouwekerk. Belastingschema van de en eveneens met een houten nagel bevestigd. balken in de kap in afb. 69. Bij het hiervoor beschreven type dienen de binten te verhinderen, dat de voeten van de spannen naar buiten las in sporen schuiven. De binten nemen dus de trekkrachten in de oostelijk deel constructie van de kapvoet op. De krachtenverdeling in een dergelijk gespan is vrij ongunstig, omdat de stijlen het bint belasten (afb. 70). Het bint moet daarom zwaar van afmetingen zijn. Het is mogelijk, dat deze vorm tot stand kwam onder invloed van de Romeinse en vroegchristelijke kapcon- structies. Dit wordt besproken in hoofdstuk II-2. Elders in Nederland zijn tot heden geen voorbeelden van dergelijke kappen gevonden, maar in België zijn er nog enkele aanwezig, onder meer in Luik, St.-Barthélémy (B 2:318) en St.-Denis (B X 4); Doornik, kathedraal (B 2:315); Soignies, St.-Vincent (B 1:150), die alle uit de l Ode eeuw, de 11 de eeuw of de vroege 12de eeuw dateren. Ook in Duitsland (D 12; D 13) zijn er nog verscheidene aanwezig, onder andere in Westfalen in de kerk te Cap- penberg (XIIb) en de kerk te Legden (XIIIb). h.o.h. ca. 75 cm Als er geen stenen gewelven waren aangebracht, keek men meestal uit de kerkruimte vrij in de kap. Er zijn in telmerken : oost Duitsland enkele gevallen bekend, waarbij onder tegen sporen oost onder 13,5-15 x 15,5-16 cm west / / de trekbalken een houten plafond was aangebracht boven 11,5-13 x 11,5-14 cm (Maulbronn, kloosterkerk, ca. 1178, D 2; Lappenberg, west onder 8-13 x 9-15,5 cm slotkapel, 1122-'45, D 13b:56). 7-10 x 7-14,5 cm 71. Type 1.0.0. 1. Leeuwarden, Jacobijnerkerk, koor en middenbeuk. Reconstructie van de oorspronkelijke toe- stand, XIIId-XIVa. 70 telmerken: / / sporen en hanebalken: dennen blokkelen en standzonen: eiken sporen 10-12 x 15-17 cm, h.o.h. 65 cm zolderbalken 14 x 32-40 cm, h4o.h. 76 cm 75. Yp e I. Ut ec t Oude act 7 uls Gracht 1 huis T Put- ten, XIII d.n 72. Oosterwijtwerd (Tr.), Herv. kerk. Sporenkap XIIIB, later versterkt. 3. Sporenkappen zonder voetbalken. Gespantype 1.0.0.1 /2/3 Een type sporenkap, dat in Nederland meer dan eens voorkomt, mist het trekbint. De spannen zijn verbonden door één, twee of drie hanebalken. De gespannen rusten aan beide kanten van de kap aan de voet op een blokkeel, dat meestal op twee muurplaten ligt. Tussen het naar binnen gerichte einde van een blokkeel en de erop staan- de span is een standzoon aangebracht. De indruk bestaat dat de trekbalkloze sporenkap op ste- nen gebouwen pas in de 12de eeuw tot ontwikkeling is gekomen en beïnvloed werd door de inheemse wijzen van 73. Type 1.0.0. 1. Zutphen, Raadhuissteeg 3, XIII. construeren in hout, die uit de archeologische vondsten kunnen worden gereconstrueerd. Afhankelijk van de overspannen afstand, de dakhelling en de doorsnede van de spannen hebben de gespannen één (afb. 71, 72, 73), twee (afb. 74, 75, 76) of drie (afb. 77, 78) hanebalken, die moeten voorkómen, dat de spannen onder de last van de dakbedekking doorbuigen. De zijde- lingse druk van de kapvoeten moet in hoofdzaak door de muren worden opgenomen. Dergelijke kappen zijn onder meer aangetroffen op woonhuizen in de stad Utrecht (afb. 75, 78, 87) en de IJsselsteden (ajb. 73, 84). Ook in kerken in Utrecht (afb. 76) en in het oostelijk en noordelijk deel van het land (afb. 85, 95), meestal gebouwd in de 12de eeuw, de 13de eeuw en de eerste helft van de 14de eeuw. Er werd op papier een reconstructie gemaakt van een dergelijke kap met een dakhelling van 45, die omstreeks 1100 op het koor van de Nicolaikerk te Utrecht gebouwd werd, uit onderdelen, die in de 13de eeuw opnieuw gebruikt waren 74. Type I.0.0.2. Oene (Gld.), Herv. kerk, koor. Oorspr. (NL X 18a, b). De spannen hadden een doorsnede van toestand, XIVA. 12-15 x 13-16 cm. 71 0 / / / hanebalk telmerken : / / sporen en hanebalken: dennen 76. Type 1.0.0.2. Utrecht, Pieterskerk, Dekenkapel, ca. 1300. sporen 12,5-15 x 14-17 cm, h.o.h. 75 cm Vooraanzicht 77. Type I.O.0.3. Zweeloo (Dr.), Herv. kerk. Reconstructie toestand XIII. Achteraanzicht telmerken : / / sporen 12 x 15 cm, h.o.h. 100 cm 78. Type 1.0.0.2. Utrecht, Mariaplaats 50. Ca. 1300. 79. Type I.0.0.2m. Peize (Dr.), Herv. kerk, XIII. Met de- tails houtverbindingen. 72 Als er drie hanebalken zijn, zoals oorspronkelijk in de 13de-eeuwse kerk te Zweeloo (Dr.) (afb. 77) en in het pand Mariaplaats 50 in Utrecht uit ca. 1300 (b, afb. 78), wordt de onderste hanebalk wel erg slap, gaat doorhangen 80. Type I.O.O.2m. Norg (Dr.), Herv. kerk, koor, XIII. Metof wijkt zijdelings uit. detail houtverbinding. Over de nog bestaande kap van de kerk te Zweeloo werd in 1893 geschreven: "eene onooglijke zoldering van ter nauwernood bepakte balken dekt de kerk, die nog hare oude dakbedekking heeft" '. Er lagen toen eiken latten van 3 x 7 cm op, 17 cm hart op hart, waarop dokken (houten spanen). In dit geval was de belasting van de kap niet zo groot. De sporen hebben een doorsnede van 12,5-15 x 14-17 cm en staan hart op hart 75 cm. In 1929-1930 werden stenen gewelven aangebracht, waarbij de oude kap ontdaan werd van de onderste hanebalken. Gespantypen 1.0.0.1 m, I.0.0.2m Ook bij één en twee hanebalken deed het probleem van het doorhangen van de hanebalk zich voor. Om dat ge- brek te voorkomen werd soms een stijl of makelaar aan- gebracht van de onderste hanebalk tot onder de top bij de samenkomst van de twee spannen. Deze makelaar ver- stijft de onderste hanebalk aanmerkelijk. Een dergelijke constructie bevindt zich in de 13de-eeuwse kerken te Peize (afb. 79) en Norg (afb. 80) in Drenthe. In Norg zijn er ook nog schoren tussen het onderste gedeelte van de spannen en de onderste hanebalken aangebracht. De Noordfranse bouwmeester Villard de Honnecourt te- 07-tOttnete•1•10tOttdeltf. kende omstreeks 1245 in zijn schetsboek een sporenkap 1?:1r6ettts tit SEW una met één hanebalk, opgehangen aan een makelaar, aan de voet met ver naar binnen stekende blokkelen, maar geen *IT& 'attOltZ- trekbalken (afb. 81) en schreef erbij (omgezet in heden- daags Frans): "Maantenant vous pouvez voir un bon com- 81. Tekening van een sporenkap uit het schetsboek van ble léger pour placer a l'héberge des murs dune Chapelle Villard de Honnecourt. voutée" 2. 73 telmerken : J 1 telmerken : > I 1 sporen 13-15 x 14-17 cm, h.o.h.65 cm sporen 12-15 x 13-16 cm, h.o.h. 60 cm 10 82. Type L 0.0.2s. Utrecht, Nicolaikerk, schip, XII. Met 83. Type I.O.0.3s. Utrecht, Nicolaikerk, koor, ca. 1225. detail kapvoet. Met detail kapvoet. 74 Gespantypen 1.0.0. 2s, 1.0.0. 3s Een dergelijke verstijving kennen de kappen van de mid- denbeuk en het koor van de Nicolaikerk in Utrecht (afb. 82, 83), die dateren uit 12de eeuw (b) 3 en van omstreeks 1225 (NL 11:182; NL X 18a). Gespantype I.O.0.2x Een enkele keer komt het voor, dat er in een gespan nog een kruis is aangebracht ter versteviging van de construc- tie. De beide kruisende latten lopen van de ene span onderaan naar de andere boven de bovenste hanebalk. Een dergelijk kruis komt eenmaal voor in de 13de-eeuwse 84. Type I.0.0.2v. Deventer, Kerksteeg 12. XIII. Gesloopt kap van het koor van de thans Hervormde kerk te Wijhe 1961. Standzonen bij gespan 4. (0v.), die later versterkt werd met gebinten. In Westfalen (D.) komen deze kruisen in sporenkappen veel voor in de 13de eeuw en later, onder meer in de St.- Paulikerk te Soest, het schip van de Marienkerk te Lipp- ,, ~ a ~~~~~~~~ stadt, de voormalige kloosterkerk te 6linghausen ~ ~,@~ ~~ (D 13b:174). In Lubeck kennen de uit 1285 daterende kappen van een deel van het Heiligen-Geist-Hospital kruisen in de gespannen en een versteviging met windlat- ten (D X 7, D X 9). Ook in Engeland komen dergelijke kruisschoren voor aan het einde van de 12de en in de 13de eeuw (GB 3:159). Nog verder weg, in Noorwegen, komen kappen voor, waarbij de kruisschoren nagenoeg evenwijdig lopen aan ..t~,,~~ de spannen 4. In Zweden zijn in de 13de en de 14de eeuw soortgelijke ontwikkelingen waar te nemen (S 1). Gespantype L 0.0.2v Soms zijn voorzorgsmaatregelen genomen tegen het naar buiten afschuiven van de kapvoet. Daartoe liet men om de vier of vijfgespannen de standzonen doorlopen langs de binnenzijde van de muur. De pen, waarmee het blok- keel aan de standzoon bevestigd was, stak dan soms daar doorheen en was er met een wig tegen geklemd (afb. 84). Deze houtverbinding wordt een enkele keer ook in ande- re kappen aangetroffen, maar is veel beter bekend van de ankerbalkconstructie in boerderijgebinten. 85. Sellingen (Gr.), Herv. kerk. Kap naar het westen. Ook in kerkdaken is deze constructiewijze gebruikt, on- der meer in de kap van de kerk te Sellingen (Gr.), die mogelijk van omstreeks 1300 (c) dateert. Daar kruisen 86. Type I.0.0.2v. Sellingen (Gr.), Herv. kerk. Sporenkap, blokkelen en standzonen elkaar halfhouts. De kruising is ca. 1300. a. midden en westelijk deel; b. oostelijk deel. verbonden met een houten nagel (afb. 85, 86a). In het Telmerken: zie afb. 54. oostelijk deel van deze kap zijn schoren tussen het onder- ste gedeelte van de spannen en de hanebalken (afb. 86b) sporen 18 x 18 cm bovenste hanebalken 12 x 12 cm onderste hanebalken 14,5 x 14,5 cm onder tegen sporen kruislings windlatten 5 x 15 cm over sporen eiken panlatten h.o.h. 35 cm b 75 T T 15 16 17 18 19 20 21 telmerken : ! sporen en zolderbalken dennen sporen 12 x 20 cm, h.o.h. 80 cm. 87. Type I.0.0.2. Utrecht, Oude Gracht 114, Drakenburg. Sporenkap met windlat, ca. 1295. 88. Norg (Dr.), Herv. kerk. Sporenkap met windlat en latere versterkingen. 76 5. Borstwering en verdieping. Toen er nog open stookplaatsen in houten huizen voor- kwamen, was het niet mogelijk de beroete ruimte onder het dak te gebruiken voor wonen en slapen en voor opslag van goederen (NL 30:73). Enerzijds bouwden adel en rijken zich reeds in de 12de en 13de eeuw stenen huizen, anderzijds schreven met name de 15de-eeuwse stadsbe- sturen voor, dat er stenen stookplaatsen en rookkanalen moesten komen 6. Bij huizen met dikke stenen muren was het mogelijk de muren boven de bovenste balklaag door te laten lopen. Zo bleef voldoende hoogte vrij tussen de zoldervloer en de onderste hanebalken van de gespannen. Het gedeelte van de muren, dat boven de balklaag uitsteekt, wordt de borstwering genoemd. Het verdiepte gedeelte vormt de oorsprong van het Nederlandse woord "verdieping". De zijdelingse druk van de sporenkap moesten door de beide 89. Denekamp (0v.), R.-K. kerk. Sporenkap, 1811. zijmuren worden opgenomen zonder er steunberen voor nodig te hebben (afb. 75, 87). 6. Enkelvoudige sporenkappen na de 13de eeuw. In de tweede helft van de 13de eeuw tekenden zich ont- wikkelingen af, die wijzen naar kapconstructies met een verband in de lengterichting en met een ondersteuning van de gespannen. Op het platteland, met name in het oosten en noorden van Nederland, werd de enkelvoudige sporenkap nog lang toegepast, ook bij kleinere kerken. Soms zal daarbij het voorbeeld van een oudere kap ge- 90. Megchelen (Gld.), Herv. kerk. Sporenkap, 1776. Twee volgd zijn, zoals in de kerk te Schildwolde (Gr.) in 1666, hanebalken alleen bij gespannen 2, 6 en 11. in de kerk van Heemse (0v.) in 1686, in de kerk te Den Andel (Gr.), 1710 en te Denekamp in de Sint Nicolaas- kerk omstreeks 1810 (b, afb. 89). Elders kwamen dergelij- 4. Geen verband in de lengterichting van de kap. ke sporenkappen ook tot stand op nieuwe kerkjes, zoals de Hervormde kerk te Megchelen (Gld.), die in 1776 Deze sporenkappen missen alle verbindingselementen gebouwd werd (afb. 90). tussen de gespannen onderling in de lengterichting van de In Doesburg heeft het huis Gasthuisstraat 3 een sporen- kap. Na het oprichten ervan zullen er latten of een dakbe- kap met twee hanebalken per gespan, daterend uit de schot zijn bevestigd, waarna de dakbedekking werd aan- eerste helft van de 16de eeuw (b) 7. In dezelfde tijd zijn er gebracht. Deze dakhuid moest de gewenste stijfheid ge- in hetzelfde landstadje doorgaans kappen met een onder- ven in de lengterichting van de kap. Toch kwam het steuning gemaakt van het in die tijd gebruikelijke type. regelmatig voor, dat de gespannen alle in één richting Men kan zich afvragen, of in Doesburg de invloed van de scheef zakten. Om aan dit euvel tegemoet te komen heeft stedelijke ambachtsgilden zo zwak was, dat de op het men hier en daar aan de binnenkant van de spannen een platteland nog gangbare sporenkappen er ook nog werden lat of plank gespijkerd, die schuin omhoog loopt toegepast. (Utrecht, Oude Gracht 114, huis Drakenburg, afb. 87; Hetzelfde geldt voor Westfriese steden. In Enkhuizen Norg (Dr.), kerk, afb. 88). Dit element draagt de naam zijn onder meer in de panden Westerstraat 94 (1566) en windlat. Deze methode werd voornamelijk sedert het 96 (XVIB) en op het achterhuis van Dijk 78 (ca. 1540) midden van de 13de eeuw gehanteerd. enkelvoudige sporenkappen van ronde sparren aange- Zij vond nog eeuwen toepassing in de landelijke bouw- troffen. Ook hier werden buiten de steden nog zeer lang kunde, waar de sporenkap zich lang handhaafde. Dat was dergelijke sporenkappen gemaakt. mogelijk, omdat de daken er meestal werden gedekt met lichte organische materialen, zoals stro en riet. In de landelijke bouwkunde bleef de sporenkap, onder- Al in de 14de eeuw werd bericht over het vervangen van steund door ankerbalkgebinten, de meest gebruikelijke kappen, kennelijk omdat de sporenconstructies onder de kap voor een boerderij, zonder dat de gespannen in de last van zwaardere dakbedekkingen dusdanig verzakten, lengterichting van het gebouw afdoende met elkaar ver- dat zij niet te handhaven waren. De abdijkerk van Eg- bonden zijn. Dat was mogelijk, omdat de dakbedekking mond kreeg in 1328 een nieuw dak en ook het dak van de er, in tegenstelling tot in de steden, bleef bestaan uit lichte dormter van de abdij werd vernieuwd in 1332 5. organische materialen. Het is verbazingwekkend hoe soms eeuwenoude bouw- wijzen in geïsoleerde gebieden tot in de 20ste eeuw zijn blijven voortleven. Wij zeggen bewust voortleven, niet voortbestaan, want dat zou betekenen, dat zij moeizaam het leven gerekt hebben. De landelijke gebouwen in het oosten van Nederland kregen vanuit de eeuwenoude traditie nog in de 20ste eeuw sporenkappen zonder afdoend verband tussen de gespannen in de asrichting van het dak. Op het voormalige eiland Marken bleven houten huizen 91. Ederveen (Gld.), schaapskooi. met een open stookplaats en eenvoudige sporenkappen tot in onze eeuw in gebruik en zij werden er zelfs nog in de 19de eeuw gebouwd (NL 30:111). Schaapskooien, zoals die op en rond de Veluwe nog lang werden gebouwd (afb. 91), weerspiegelen het eenvoudig- ste type sporenkap. Ook in Noord-Duitsland zijn de enkelvoudige sporen- kappen vrijwel tot in onze tijd in gebruik gebleven, zelfs in de steden. Er is in dit gebied, ook langs de Nederlandse oostgrens, weinig waar te nemen van het denkproces, dat in het Nederlandse timmerambacht in de tweede helft van de 13de eeuw en de eerste helft van de 14de eeuw doorgemaakt werd. Dat was er met name op gericht hout- skeletten en kapconstructies tot stand te brengen, die stabiel waren en voor winddruk onaantastbaar. Te Laar bij Weert (L.) staat de Sint Sebastiaanskapel, die nog gedeeltelijk in het bezit is van de 16de-eeuwse vak- werkconstructie en een sporenkap, dat tongewelfvormige gespannen bezit (afb. 252). Ook hier ontbreekt verband in de lengterichting van de kap. Aan de westkant ligt een horizontale rib over vijf hanebalken. Die vormde de ver- ankering met de houten topgevel. Dit element treffen wij veel aan bij laat-middeleeuwse kappen, met name bij 92. Garnwerd (Gr.), Herv. kerk. Koorsluiting. Makelaar secundair. 93. Garnwerd (Gr.), Herv. kerk. a. Aangelaste sporen met a latere versterking. b. Aangelaste sporen. b 78 stenen topgevels. In de veelzijdige koorsluiting staan hal- ve gespannen eenvoudig tegen het laatste gespan. Meestal wordt bij sporenkappen op de plaats van de koorsluiting een makelaar of koningstijl opgenomen in het laatste volle gespan. De sporen van de sluiting waaie- ren daarvan uit (afb. 92). Omdat de sporenkappen het gebrek hebben, dat zij scheef zakken werden zijn in de loop van de eeuwen meestal vervangen of versterkt (afb. 85, 93, 94, 95). 7. Sporenkappen met voetravelingen. Gespantype I. bv. 0.1 In de loop van de 13de eeuw trad een constructie naar voren, waarbij slechts één op de vier of meer gespannen voorzien is van een trekbalk. Tussen deze balken is aan weerszijden van de kap een raveelbalk aangebracht, die tot steun dient voor de standzonen van de gespannen en 94. Oosturn (Gr.), Herv. kerk. Versterkte sporenkap. waarin de tot blokkelen ingekorte trekbalken van de ge- spannen worden opgevangen. Deze constructie kreeg de naam voetraveling. Een dergelijke kap heeft het koor van Reconstructie sporen 15-17 x 8,5 cm de Sint Salviuskerk te Limbricht (L.), die waarschijnlijk h.o.h. 74-89 cm oorspronkelijke toestand. P 1 uit het midden van de 13de eeuw dateert (af b. 96a). In de koorsluiting is een makelaar. De richting van de balken aan de voet van de kap is een andere dan die van de gespannen, die alle naar de makelaar lopen (afb. 96b). In het rechte gedeelte van de kap hebben de beide muurpla- ten aan de bovenkant in het midden een opstaand randje en de blokkelen een sponning, zodat buitenwaarts ver- schuiven van de voeten van de gespannen bemoeilijkt wordt. De raveelbalk-constructie is kenmerkend voor de 13de- eeuwse kappen. Van het hiervoor geschetste type is in Nederland geen ander voorbeeld bekend. In België komt de constructie onder meer voor in de kerk van Onze Lieve Vrouw van Pamele te Oudenaarde (B 2:320), de Sint Nicolaaskerk in Gent (B 2:319), de Sint Laurentius- kerk te Ename bij Oudenaarde (B X 7:83) en in het koor van de Onze Lieve Vrouwekerk te Damme in de oor- spronkelijke toestand (afb. 256a; B 2:321). Toestand na verbouwing Ook in Westfalen werd in de 13de eeuw hetzelfde con- structietype toegepast, onder meer in de travee voor het 95. Huizinge (Gr.), Herv. kerk, westelijk deel schip. 13de- koor van de Sint Paulikerk te Soest en in het schip van de eeuwse sporenkap, later gewijzigd en versterkt bij aan- Marienkerk te Lippstadt (D 13b:133). De kloosterkerk te brengen van stenen gewelf. Gesloopt 1961. Preetz in Holstein heeft een kap met voetravelingen, drie hanebalken en kruisschoren in de gespannen, gedateerd 1325 (D 29:81) b a 96. Type I.bv.0.1. Limbricht (L.), St.-Salviuskerk, koor, XIIIB. Telmerken met bijl gehakt. a. doorsnede; b. platte- grond kapvoet, reconstructie oorspr. toestand. 79 b C 8. Houtverbindingen. Reeds circa 2700 jaar voor het begin van onze jaartelling werden pen-en-gatverbindingen gemaakt (NL 33). Tot in de 1 3de eeuw werden voor het verbinden alleen houten nagels gebruikt, zowel bij pen-en-gat als bij halfhoutse lippen. De gaten werden gemaakt met een lepelboor, die d de Romeinen reeds gebruikten. De nagels waren door- gaans achthoekig van doorsnede, puntig toelopend. De a nagelkop was veelal vierkant en bijgestoken als een dia- mantkop (afb. 97a). Het is opvallend met hoeveel zorg dit vaak gebeurde. Nagels werden vrijwel nooit afgezaagd. In de loop van de 1 3de eeuw kwamen voor constructieve doeleinden ook de gesmede spijkers in gebruik. Meestal is dan een halfhoutse verbinding van een hanebalk aan een Z Sp ~er5J span vastgezet door middel van twee spijkers met een platte kop en één houten nagel (afb. 97f). De gang van zaken was als volgt: om de verbinding zo veel mogelijk tegen elkaar te trekken werden in het einde van de hane- balk en in de span een gat "togend" geboord (afb. 97b). Dat wil zeggen, dat het gat in de span iets verder van de binnenzijde van de verbinding zit dan dat in de hanebalk. hanEcq De term getoogd vinden wij terug in het bestek van de kap na9e1 van de Grote kerk te Goes uit 1 6 1 9: "Noch inden selven moyerbalck salmen wercken twee bouts veerthyen ende sestthen duym met gaten ende pinnen ... inden balck ge- toocht elcken prone met drie houten nagels van eengin duym int cruys." Om de gaten in één lijn te krijgen werd er eerst een ijzeren pen (toogijzer) ingeslagen (afb. 974 Dan werden één of twee spijkers aangebracht om de verbinding te hechten 97. a. Houten toognagel, Limbricht, St.-Salviuskerk, koor, (afb. 97e). Vervolgens werd het toogijzer verwijderd en XIIIB. b-f. Bevestiging van een zwaluwstaartverbinding. de houten nagel er met een houten hamer ingeslagen (afb. 97f). In sommige gevallen, zoals in de Nicolaikerk te Utrecht (afb. 82, 83) zijn hanebalken met een pen in een gat in de spannen vastgemaakt. Een dergelijke verbinding wordt een pen-en-gatverbinding genoemd; daarbij is een onder- deel in een ander gepend. Voor hoge daken waren er geen sporen van voldoende lengte te krijgen. Aan de bovenzijde werd er dan een stuk aan gelast met een eenvoudige liplas of scherf. Tot in de 1 3de eeuw werd deze las bevestigd met een houten nagel, zoals in de kap van de kerk te Nuis (Gr.). Later werden de lassen gespijkerd (alb. 71, 93b) 8. De benaming scherf is onder meer te vinden in het bestek van het Rijnlandshuis te Leiden uit 1 597: "men sal de gordingen over malcander lassen, ten minsten met een scherff van XXIIII duym, met een haecketant over mal- cander en niet meer als twe lassen in elcke gordinge ende pock". 80 b. Sporenkappen met makelaars en middenondersteuning " " In de tweede helft van de 13de en in het begin van de 14de eeuw traden, met name in de zich ontwikkelende steden, stenen dakbedekkingen op, die veel meer gewicht hadden dan de voordien gebruikelijke organische materialen (NL 18) 9. De enkelvoudige sporenkappen waren niet geschikt om die zware lasten te torsen. Zij moesten ver- sterkt worden om te voorkomen, dat zij door zijdelingse verzakking in zouden storten. In Noord-Frankrijk (D 5:16-21; F 1) en in Vlaanderen werd sedert de tweede helft van de 13de eeuw naar een oplossing voor de gewenste ondersteuning in de lengte- richting van een kap gezocht. De oplossing werd gevon- den in een centraal geplaatste verstijving met makelaars, die in een gespan met trekbalk van de balk tot in de nok van het dak doorlopen. Daarin werden horizontale rib- ben ingelaten, die in de asrichting van de kap onder de hanebalken werden aangebracht, één, twee of drie, ver- deeld over de hoogte van de constructie (B 2:336-346). 98. Type Lb.m1.2. Kortrijk (B.), O.L.Vrouwekerk, schip, Voor die ribben wordt de naam hanebalkfliering ge- ca. 1250. bruikt. Er zijn in het genoemde gebied meestal schoren tussen de makelaar en de hanebalkflieringen, waardoor een grotere stijfheid in de lengterichting van de kap werd verkregen. Het middenschip van de Onze Lieve Vrouwekerk te Kortrijk heeft één van de oudste kappen van dit type, gebouwd omstreeks 1250 (B 2:337). Er is één hanebalk- fliering (afb. 98). Uit dezelfde tijd dateert de kap van het koor van de kathedraal te Doornik, die twee hanebalkflie- ringen heeft. Hier is ook een voetraveling (afb. 99). Soortgelijke makelaarkappen kwamen in Duitsland later tot ontwikkeling. Zij komen er nog voor tot omstreeks 1700 (D 25). In Nederland zijn dergelijke kappen vooral aangetroffen 99. Type Lb.m2.2. Doornik (B.), kathedraal, koor, ca. op woonhuizen, die een borstwering hebben boven de 1250. zolderbalklaag. 81 Kaptype I. b. m 1.2 In 's-Hertogenbosch zijn in het pand Pensmarkt 13-15 de resten van een makelaarkap met één hanebalkfliering uit de laatste jaren van de 14de eeuw (d) aangetroffen (NL X 63; afb. 100). Kaptype I. b. m2.2(v) In de streek van de Gelderse IJssel, vooral in de steden Zutphen, Deventer en Zwolle, zijn deze makelaarspanten in de eerste helft van de 14de eeuw eveneens vrij veelvul- dig gemaakt. Gezien de in die streek gebruikte "Vlaamse" telmerken en de makelaars, die reeds eerder in Vlaanderen voor- kwamen kan sterke invloed uit dat gewest verondersteld worden. In Duitsland komen ook dergelijke constructies voor, maar die dateren uit een latere periode (D 25). Merkwaardig is, dat in Kampen geen kappen met make- 100. Type I. b. m 1.2. 's-Hertogenbosch, Pensmarkt 13-17, laars zijn gevonden (NL 20). eind 14de eeuw. Het Alheyt Plackaelshuis, Bergschild 14-16 in Deventer, gebouwd in 1344 10, heeft een kap met makelaars, twee hanebalkflieringen en twee rijen hanebalken. Tussen de hanebalkflieringen en de makelaars zijn windschoren ge- maakt (afb. 101, 102a, b). Eenzelfde type kap uit de eerste helft van de 14de eeuw hebben het pand Roggestraat 12-14 in Deventer ' 1 en het pand Oude Vismarkt 6-8 te Zwolle, na 1324 gebouwd (NL X 16,3:30). In sommige gevallen zijn er bij enkele gespannen standzonen, die langs de muur doorlopen, teneinde het afschuiven van de dakvoet tegen te gaan. Omdat de makelaars een belasting in het midden van de onderliggende balk geven, dreigt deze door te buigen. Daarom is in sommige gevallen een onderslagbalk aange- bracht. 101. Type I.b.m2.2. Deventer, Bergschild 14, 1343. Zol- derbalklaag gereconstrueerd. 102. Deventer, Bergschild 14. a. Makelaar; b. Kap boven Q onderste hanebalken. b 82 103. Type I.b.m2.3(v). Zutphen, Zaadmarkt 101, Born- hof, 1343 (d). Geen standzonen bij de gespannen 3, 8, (11), 15 en 20. •,,, •,,,: ,,,• •,,,: •,,,• .,.,,. ,,.,.,. oo.,. .,.,.,. oo•,. .,.,,. .,.,,. •,,. •,•,. ,•,,• ,,,• • ,.,; ,••,• •.00• ,,•,• •,,•,. 4•.L; ,,,• ,,•,• oo•,; •,,,• •,,,• •,,,•, 000., ,,,•, .,,.,., ~~;:;2; r .~ ^ ^ ^ r ^ ^ ^ ^ e a ~, .,.,.,., i__jilt: .••••••• ... ,.•:; raw ~ :,••• ~.•.•, ~,,•,•, •Ó:~ ~,•,•,•, ,... ~.•.•, .•.•.~ .... .... ~.~.~•~. - ::;:: ..., •,;,~ ,,.,.,. ,.., .•.•. .... 104. Zutphen, Bornhof. Onderste gedeelte van makelaar. Kaptype I. b. m2.3(v) Er zijn ook dergelijke makelaarkappen met drie hanebal- ken en twee hanebalkflieringen. Bij het hoofdgebouw van het Bornhof te Zutphen uit 1343 (d) zijn ook schoren in de dwarsrichting tussen de makelaars en de hanebalken aangebracht (afb. 103, 104). In het pand Houtmarkt 42-44 in dezelfde stad zijn er bovendien sleutelstukken tussen de schoren in de lengterichting en de hanebalkflie- ringen (afb. 105). 105. TypeLb.m2.3(v). Zutphen, Houtmarkt 42-44, XIVA. Reconstructie van de oorspronkelijke toestand. telmerken: 83 A 106. Type 1.b.m3.3(v). Zutphen, Korte Hofstraat 14, XIVA. a. Doorsnede; b. Makelaar. c. Standzoon. XIVA. a. Doorsnede; b. Makelaar. c. Standzoon. b C 84 107. TypeLb.m3.3. Zutphen, Zaadmarkt 85, XIVA. Kaptype I. b. m3.3(v) Tenslotte zijn er ook makelaarkappen met drie rijen ha- 12 m. Ribben van een dergelijke lengte waren slecht te nebalken en drie hanebalkflieringen en enkele doorlo- verkrijgen omdat er uit een eikestam vrijwel geen rechte pende standzonen (afb. 106a, b, c). stukken van grotere lengte te zagen zijn. Daarom zijn vele Interessante bijzonderheden rechtvaardigen een afzon- voorzien van een aangelast stuk. De verlenging vond derlijke beschrijving van de goed bewaard gebleven ma- plaats met een liplas, die met drie rijen van drie gesmede kelaarkap van het huis Zaadmarkt 85 te Zutphen, date- spijkers aan elkaar is gehecht. rend uit de eerste helft van de 14de eeuw 12 (afb. 107). De De gespannen aan weerszijden van de makelaars en die in kap heeft twee makelaars, ter hoogte van het 11 de en het midden van de drie vakken zijn voorzien van kruis- 21 ste gespan van de in totaal 32 gespannen tellende kap. schoren boven in het gespan. Waar deze schoren elkaar Tussen de voorgevel en de eerste makelaar zijn 11 ge- en de hanebalk kruisen zijn zij halfhouts overkeept en spannen, tussen de beide makelaars 9 gespannen en tus- voorzien van één houten nagel. De verbindingen van de sen de achterste makelaar en de achtergevel 10 gespan- kruisschoren en de hanebalken met de sporen zijn half- nen. De makelaars dragen drie hanebalkflieringen in de zwaluwstaartvormige lippen, die met twee toognagels lengterichting van de kap, waarop de drie hanebalken van verbonden zijn, maar niet werden gespijkerd. de gespannen rusten. Er zijn windschoren naar deze drie hanebalkflieringen en de korbelen tussen de makelaars en Een bezwaar van de makelaarconstructie is, dat de ge- de hanebalken. spannen nog om de makelaars en de hanebalkflieringen Door de makelaars is op 1,19 m boven de middelste kunnen draaien. Zij zijn dus nog niet vrij van schranken. hanebalk een gat geboord van ca. 40 mm diameter. Het Bovendien kan het onderste deel van de spannen de zal een rol hebben gespeeld bij het opbouwen van de kap. borstwering naar buiten drukken en daardoor krom bui- De beide makelaars rusten op balken, die ondersteund gen. Men heeft om die gebreken te ondervangen later worden door een muur, die het pand evenwijdig aan de flieringen aangebracht onder de ontmoeting van de on- nok in tweeën deelt. derste hanebalken met de sporen. De flieringen rusten op De hanebalkflieringen rusten bij de beide topgevels op kromme "standbenen", die ca. 1,60 m hart op hart staan een stijl en een korbeel, hier tegelijk windschoor. en gedeeltelijk in de borstweringen zijn ingemetseld. Zij De hanebalken zijn, zoals gebruikelijk, in de makelaars rusten op een eiken klos van 24 x 16 cm, die eveneens is gepend. De middelste hanebalken zijn bij de makelaars ingemetseld. voorzien van een sleutelstuk-achtige verzwaring, waar- Tussen de standbenen en de flieringen, die in de lengte- mee de verzwakking door de pen van het korbeel wordt richting van de kap lopen, zijn windschoren, die in de gecompenseerd. Eén van de (halve) hanebalken heeft flieringen gepend zijn en tegen de standbenen zijn gespij- zelfs een los sleutelstukje van 3 i/z cm dikte. Wellicht kerd. Een dwarsverbinding tussen de standbenen ont- hadden ook de onderste hanebalken bij de makelaars breekt. Het schijnt, dat deze standbeenflieringen direct dergelijke sleutelstukjes, maar die zijn niet meer aanwe- bij het maken van de kap zijn aangebracht. zig. Sporen en hanebalken van de makelaargebinten zijn Berendl 13 reconstrueerde aan de hand van voorhanden iets zwaarder van afmetingen dan de normale gespannen, zijnde gegevens over onderdelen van het hoofdkoor en die aan de onderzijde ca. 10 x 13 cm in doorsnede zijn en het dwarsschip van de Stevenskerk te Nijmegen een ca. 9 x 10 cm aan de bovenzijde. Zij staan ongeveer 55 cm 14de-eeuwse kap met makelaars en drie hanebalkflierin- hart op hart uit elkaar. De lengte van de sporen is ca. gen. 85 c. Kappen met middenondersteuning Een ander middel om het verzakken van een sporenkap te verhinderen schijnt men te hebben gezocht in het aan- brengen van een hanebalkfliering op standvinken. Kaptype I. bv.l. 2 Het dwarsschip en het oudste deel van het koor van de Sint Simon en Judaskerk te Ootmarsum (0v.) hebben een sporenkap met een verhoudingsgewijs flauwe dakhelling, die aan weerszijden een voetraveling heeft. De blokkelen van de gespannen zijn met een opgewigde doorstekende pen met de raveelbalken verbonden. De hanebalken wor- den ondersteund door een hanebalkfliering, die op stand- vinken rust (afb. 108). Als bezwaar van deze constructie telmerktype: --Trrrr kan gelden, dat midden op de trekbalk een ongewenste belasting komt. Daardoor zakt de hanebalkfliering en zal toch weer scheefzakken van de gespannen kunnen vol- 108. Type Lbv.1.2. Ootmarsum (0v.), R.-K kerk, dwars- gen. Alhoewel dit kaptype een relatief oude indruk schip, 1399 (d). maakt, heeft een dendrochronologische datering uitge- maakt, dat de kap eerst in de laatste jaren van de 14de eeuw tot stand kwam (NL 19 b). In Lubeck werd een dergelijke constructie aangetroffen uit 1289 (d) in het Heiligen-Geist-Hospital (D X 7, D X 9). In Zuidwest-Engeland en in Lincolnshire komen in de middeleeuwen ook dergelijke kappen voor (GB X 1). Kaptype I.b.s2.2 Op het 14de-eeuwse koor van de kerk te Nijbroek (Gld.) worden de gespannen ondersteund door twee hanebalk- flieringen, die gepend zijn in stijlen, die niet doorlopen tot in de nok van het dak. Op het laagste hanebalkniveau zijn er schoren van de stijlen naar hanebalken en hanebalkfliering, onder de bovenste hanebalkfliering zijn alleen schoren in de leng- terichting van de kap (afb. 109a, b). Kaptype I.O.s2.2+1 Tijdens een verbouwing werd in het pand Stromarkt 19 in Deventer een kap waargenomen met twee hanebalk- flieringen, die in een stijl waren gepend, die niet tot in de nok van het dak doorloopt. In de gespannen was onder de onderste hanebalk op enkele plaatsen nog een hanebalk gemaakt, die de fliering ondersteunde. „b 109. Type I.b.s2.2. Nijbroek (Gld.), Herv. kerk, koor, XIVA. a. Reconstructie doorsnede. b. Foto naar het westen. 86 2. Ontwikkeling naar kapgebinten. Buiten ons gezichtsveld moet zich in de 13de eeuw een ontwikkeling hebben voltrokken, die van beslissende be- tekenis is geweest voor de wijze waarop sedertdien in de Nederlanden kapconstructies werden gemaakt. Omstreeks 1280 kwam in West-Vlaanderen bij Lissewe- ge, halverwege tussen Brugge en het latere Zeebrugge, een geweldige landbouwschuur tot stand, behorende tot de Cisterciënserabdij Ter Doest (NL 7). De Cisterciënsers dienden voor hun eigen levensonderhoud te zorgen, op grond van hun orderegels. Dit had tot gevolg, dat zij op vele plaatsen woeste gronden in ontginning brachten en inpolderingen deden. In de kustgebieden van Vlaande- ren, Zeeland, Friesland en Groningen hadden zij vesti- gingen, die na de eerste aanlooptijd rijke oogsten oplever- 110. Type l.b.k-.1. Deventer, stadhuis, laat-romaanse ach- den. Daartoe moesten grote schuren gebouwd worden. terbouw. Ook in het stamland van de Cisterciënsers, Frankrijk en in Engeland zijn nog resten van hun vestigingen aan te wijzen, maar er bleven slechts twee schuren compleet behouden: die van Ter Doest en de Great Coxwell Barn (US 1) in Berkshire in Engeland. De constructie van de beide schuren is vrijwel identiek. Wij moeten aannemen, dat er tientallen, zo niet enige honderden van deze schu- ren geweest zijn. Het is opvallend, dat de enige twee schuren, die bewaard bleven een zelfde constructie heb- ben. Ook in de klooster- en kerkbouw is geconstateerd, dat de Cisterciënsers volgens een streng schema bouw- den 14. Men zou kunnen veronderstellen, dat zij een soort internationaal bouwbureau hadden, dat plannen en constructieschema's leverde. Overigens waren zij voor de uitvoering van het bouwen afhankelijk van conversen (lekebroeders), die materiaalgebruik en vormgeving ont- leenden aan plaatselijke gebruiken. Wij keren terug naar de schuur van Ter Doest. In die tijd Alle pogingen tot verbetering ten spijt, heeft de makelaar- gezien is de constructie ervan waarlijk baanbrekend te constructie geen stand kunnen houden tegen de kwalitei- noemen (afb. 111). De schuur heeft een breedte van ruim ten van de kapvormen, die in de eerste helft van de 14de 20 m en een lengte van 56 m. De breedte was niet meer te eeuw elders in de Nederlanden ontwikkeld werden. overspannen met enkele gespannen en dus was er een Slechts in het bovenste gedeelte van kappen vinden wij uitgebreide draagconstructie nodig. Men maakte gebin- later soms de makelaar nog terug. ten, bestaande uit twee stijlen van 40 x 40 cm doorsnede, die 10 m uit elkaar staan en 12 m hoog zijn. De stijlen zijn verbonden door een dwars bint, dat halfhouts op de stij- d. Sporenkappen met schaargebinten of len ligt. Tussen een stijl en het bint zijn steeds twee kromstijlgebinten korbelen boven elkaar aangebracht. In de lengterichting van de schuur werden de gebinten met elkaar verbonden Omdat de makelaarconstructie toch geen afdoende stabi- door twee platen, oudtijds flieringen of wormen ge- liteit bood aan een kap en het verdraaien van de gespan- noemd, die juist boven de stijlen op de binten liggen. nen niet voldoende tegenging, werd naar verbeteringen Tussen een stijl en een fliering werden aan weerszijden van de opbouw gezocht. van de stijl steeds twee schoren aangebracht. Dit zijn de zogenoemde windschoren, die de windkrachten in de lengterichting van de kap op moeten nemen. Dit wind- 1. Sporenkap met standbenen. verband ontbrak bij de oude sporenkappen geheel, waar- door regelmatig verzakkingen voorkwamen. Windscho- Kaptype I. b. k-.1 ren in de lengterichting en korbelen in de dwarsrichting In het oudste, 13de-eeuwse gedeelte van het stadhuis van lieten evenwel voldoende flexibiliteit in het houtskelet. Deventer worden de sporen ondersteund door flieringen, Die is noodzakelijk bij de grote windbelastingen in het die op kromme vrijstaande standbenen rusten (afb. 110). open polderland. Door het ontbreken van een dwarsverbinding tussen Op de flieringen rusten de spannen. De afstand van de twee overeenkomende standbenen kunnen deze gemak- dakvoet tot de daknok is ongeveer 16 m. Een span dient kelijk naar binnen worden gedrukt. dan bij de hier gebruikte doorsneden tenminste drie maal 87 A 8 A Q c ± 40x40 5.20 9 9 o Gebinten 6 m h.o.h. kops hout Doornikse steen baksteen 111. Lissewege (B.), Ter Doest, kloosterschuur, ca. 1280. ondersteund te worden om te grote doorbuigingen te Omdat een spoor van 16 m niet te leveren was, werd er voorkomen. In de "zijbeuken" werd een fliering aange- een onderbreking gemaakt op de fliering over de hoofdge- bracht, die steunt op een half gebint met een stijl, die rust binten. De spannen kregen er een blokkeel en een stand- op een bint, dat tussen de stijl van het hoofdgebint en de zoon. De spannen rusten op de andere flieringen door zijmuur is aangebracht. Voor de stabiliteit en om de middel van een klos, die tussen spoor en fliering is aange- overmatige doorbuiging tegen te gaan is langs de muur bracht. Halverwege de hoofdgebinten zijn onder de twee een korbeel aangebracht tussen het bint en de hoofdstijl flieringen hulpsporen aangebracht met eigen ondersteu- en tussen het bint en een stijl eronder. Tussen de onderste ningsconstructies, die het doorbuigen van de flieringen fliering en de stijl van het halve gebint zijn windschoren tegengaan. bevestigd. Een dergelijke uitgebalanceerde en goed doordachte con- Ook tussen de hoofdgebinten en de daknok is nog een structie moet een jarenlange voorgeschiedenis hebben, derde paar flieringen aangebracht. Dat steunt op een die helaas niet te achterhalen is. Zoals gezegd is het opval- kapgebint, waarvan de beide stijlen schuin (schorend of lend, dat de ongeveer even oude schuur van Great Cox- scharend) zijn geplaatst, hetgeen een gunstiger krachten- well uit ca. 1305 (d) 15 een vrijwel gelijke constructie verdeling geeft dan bij verticale stijlen. Voor de heden- heeft. Deze schuur heeft een overspanning van 14 m. Er daagse Nederlandse bouwkundigen is een dergelijk plaat- zijn enkele verschillen, die de evolutie inleiden van de sing heel normaal en begrijpelijk, maar voor de West- en Noordeuropese sporenkap naar de gordingen- toenmalige bouwers moet dat een heel nieuwe gedachten- kap, zoals dat in de latere middeleeuwen in Engeland gang geweest zijn. Die was geenszins vanzelfsprekend en vrijwel algemeen gebruik werd. moet eerst na zeer lang experimenteren geestelijk ge- Wij hebben lang stilgestaan bij de Vlaamse schuur, om- meengoed zijn geworden. dat de daarin toegepaste constructiewijze hoog uitstijgt Ook de bovenste flieringen zijn voorzien van windscho- boven de simpele sporenkappen, zoals die toen nog alom ren, die naar de schuin geplaatste gebintstijlen lopen. in onze streken werden toegepast. Ter Doest markeert de Deze stijlen dragen doorgaans de naam schaarstijlen. Het weg, die de gangbare Nederlandse kapconstructies na hele gebint werd een schaargebint genoemd. 1300 zullen gaan. 88 112. Type I.O.K+1.1/2. 's-Gravenhage, Ridderzaal, ca. 1280. ~oiu~s.EH j~~• CALVE E f~N ffri \mei, WINDBANDEN CAiECL I t:BINDTI LEGE INTHOGE N STANTSOEN V01 f~LJ S T MUYER PI ATEN ONDERSTE LEGEI BLOCKEEL 3. Grote kromstijlgebinten. Gebinttype I.O.K+I.1 /2 In Engeland waren op het platteland talrijke niet ver- In Holland, dat aan het einde van de 13de eeuw nauwe sterkte adellijke woonhuizen (de zogenoemde manor- betrekkingen met Engeland onderhield 16, is een soortge- houses) en abdijen. Tot de gebruikelijke ruimten daarin lijke ontwikkeling gaande. Omstreeks 1280 moet men de behoorde een zaal. Het dak ervan werd gedragen door Grote Zaal van het Grafelijk Hof te's-Gravenhage, vroe- gebinten. Het was wat onhandig, dat de verticale stijlen ger ook Hofzaal en tegenwoordig steeds Ridderzaal ge- van die gebinten midden in de zaalruimte stonden. Waar noemd, van een dak hebben voorzien (afb. 112, 113). De daartoe aanleiding was, werden die stijlen schuin naar de overspanning was 18 m, veel te groot om met een eenvou- buitenmuren geplaatst. Zij werden doorgaans van krom dige sporenkap te overdekken. Daarmee was maximaal hout gemaakt en van de gelegenheid werd gebruik ge- ongeveer 10 m te overspannen. Ook hier werd de bespro- maakt om aan het kapgebint een spitsboogvorm te geven. ken methode van gebinten met op de muur rustende en De stijlen steunen tegen de binnenzijde van de muur op kromme gebintstijlen toegepast. Het moet een grote pres- stenen consoles, die in de muur gemetseld zijn. Deze tatie geweest zijn kromme gebintstijlen van een dergelij- ontwikkeling is al in het laatste kwart van de 13de eeuw ke lengte te bemachtigen. De grote zijdelingse druk werd aanwijsbaar, onder meer in Sutton Courtenay Abbey opgevangen door zware steunberen. Tussen de gebintstij- (GB 3:175; GB 9). Ook in de grote landbouwschuren is len en het kapbint waren korbelen aangebracht. Ook hier een soortgelijke ontwikkeling te onderkennen, bijvoor- werd met vulstukken een spitsboogvorm verkregen. Op beeld aan de Barn te Dorchester, Oxon., die gesloopt is het bint rustten aan weerszijden twee flieringen. De hoog- (GB 9:p1.XVII B). te van de dakvlakken was te groot om spannen van één 89 y~R~~` q.y,fyNH h d 113. 's-Gravenhage, Ridderzaal. Oorspr. kap zuidwest- 114. 's-Gravenhage, Ridderzaal, kort na herbouw. hoek. Potloodschets van J. Bosboom, ca. 1850. lengte toe te passen. Daarom werd op deze wijze de moge- De kap van de Grote Zaal moest regelmatig gerepareerd lijkheid geboden om halverwege een las met ondersteu- worden. Vooral de onderdelen aan de voet werden vaak ning van blokkeel en standzoon te formeren. hersteld. Aan de Rentmeestersrekeningen 17 van Boven het gebint hadden de vrijstaande gespannen twee 1383/84, 1385/86 en 1556/59 ontleenden wij de daar hanebalken, waarvan de onderste rustten op een hane- gebruikte termen en legden die vast in afb. 11218. balkfliering op een rij standvinken, die op de gebinten is In 1861 werd de kap, na een zorgvuldige opmeting 19, geplaatst. Dit is een oplossing, die in die tijd ook in gesloopt. J.A. Alberdingk Thijm meldde in die tijd, dat de Engeland regelmatig voorkwam (GB 3). Halverwege tus- kap in het geheel niet zo slecht was, dat afbraak noodza- sen de kapvoet en de bovenkant van de gebinten werden kelijk was. Rijksbouwmeester W.N. Rose verving de kap de gespannen nogmaals ondersteund. echter door een gietijzeren constructie 20. De protesten De windschoren werden zowel in de flieringen als in de tegen deze gang van zaken bleven aanhouden, onder gebintstijlen gepend. Omdat dit gebeurde na het opstel- meer door Jhr. Victor de Stuers, die sprak van "de nood- len van de gebinten moest het onderste gat iets groter zijn lottige verknoeiing der Hofzaal" 21. In 1902 werd onder dan de pen van de schoor lang was, anders zou de schoor leiding van de Rijksbouwmeester C.H. Peters de gebrek- onvoldoende speling gehad hebben bij de montage. De kige gietijzeren kap vervangen door een getrouwe copie overblijvende ruimte werd opgevuld met een klos, die van de 13de-eeuwse kap (afb. 114). Enig houtsnijwerk ook met een toognagel bevestigd was in het gat. Deze aan de hiervoor genoemde klossen onder de windschoren klossen waren van houtsnijwerk voorzien. was destijds door de Staat van de slopers teruggekocht en In 14de-eeuwse kappen wordt deze oplossing vaak aange- in het Rijksmuseum ondergebracht. Het werd bij de re- troffen. Later gaat men er toe over windschoren aan de constructie weer gebruikt. De kap werd netter afgewerkt onderkant in een enkele tand aan te brengen en te spijke- dan oorspronkelijk blijkens oude afbeeldingen (afb. 113) ren. het geval geweest zal zijn. 90 115. Type I. . . . Brouwers haven ,, Herv. kerk, middenschip. Reconstructie oorspr. toestand, ca. 1325. . telmerken : 116. Brouwers haven, Herv. kerk, kap middenschip. %' ~ + In het begin van de 14de eeuw kwam de kap van het schip van de kerk te Brouwershaven tot stand (afb. 115, 116, ~~,•., .., 117). Hier werd bij een overspanning van ongeveer 12 m een vrijwel identieke constructie gekozen als voor de Ridderzaal. Waarom men hier koos voor een vorm, die meestal gebruikt werd voor niet-sacrale ruimten, is niet duidelijk. De bouwheer van de Ridderzaal, graaf Floris V, was in 1285 de stichter van de smalstad Brouwersha- ven. Wellicht moet men de invloed langs deze lijn zoe- ken. De kap bleef behouden, doordat hij in de 15de eeuw bij een verbouwing in zijn geheel enkele meters omhoog werd gebracht. Daardoor bleven alle houtverbindingen ongeschonden in elkaar. Bij die gelegenheid werden de gebintstijlen iets afgezaagd en op sloffen op trekbalken geplaatst (afb. 116). Aan de westzijde van de kerk werden twee nieuwe gebinten, die gelijkvormig zijn, toegevoegd (NL X 52). De voormalige Noordmunsterkerk in Middelburg, een vroeg-lode-eeuwse kruiskerk met zijbeuken, die in 1834 werd gesloopt, had op de middenbeuk een open kap met trekbalken, die mogelijk verwant was aan de kap te Brou- wershaven 22. Gebinttype I.b.K2 De sporenkap van de omstreeks 1291 verbouwde mid- denzaal van het Sint Danshospitaal te Brugge (B.) wordt ondersteund door twee paren flieringen, rustende op zeer zware kromstijlgebinten, die een ruim 3 meter hoge borstwering mogelijk maken (afb. 118). De knikken in de gebinten zijn uitgevuld met losse stukjes, waardoor een vloeiende lijn ontstond, zoals dat ook bij de Ridderzaal 117. Brouwershaven, Herv. kerk, detail voet kapstijl mid- het geval is. Over de flieringparen liggen blokkeeltjes, die denschip. aan de sporen verbonden zijn. Daar zijn ook standzonen aangebracht zoals bij de voet van de sporen. Op deze wijze is een overspanning van 12,60 m op redelijke wijze overkapt (B 2:350). 118. Typel.b.K2. Brugge(B.), St.-Danshospitaal, midden- zaal, 1291. 92 4. Kapgebinten met één kromstijl- of schaargebint. Gebinttype I. b. k. l /2/3 Ten behoeve van gebouwen met een borstwering boven de zoldervloer werden sedert circa 1300 kromhouten bij duizenden aangevoerd, teneinde er kapgebinten van te maken. Meestal lagen de dekbalken op de kromme stij- len. Aan weerszijden lagen flieringen op de dekbalken, ter ondersteuning van de sporen. Tussen de gebintstijlen en de flieringen waren windschoren bevestigd. Kenmerkend voor de kromstijlgebinten (booggebinten was de term, die in de 16de eeuw gebruikt werd) zijn de blokkelen, die op enige hoogte boven de stijlvoeten zijn bevestigd, soms met een pen aan de achterzijde, vaak met een zwaluwstaartvormige keep aan de zijkant gespijkerd. Het muurwerk van de borstweringen werd eerst gemet- telmerken : I Y gespanne seld nadat de kap geplaatst was. De muurplaten werden eiken, h.o.h. 2,34 m; dekbalk 17 x 14 cm daarvoor al op de blokkelen gelegd. Aan de blokkelen is vaak een anker gespijkerd, dat de borstwering vasthoudt. 119. Type I.b.k.l. Utrecht, Oude Gracht 307, huis Leeu- De kromme gebintstijlen brengen de krachten verticaal wenberch, XIVa. op de zolderbalken over, dus gunstiger dan dat bij de schaargebinten het geval is. Het huis Leeuwenberch, Oude Gracht 307 in Utrecht, heeft een kap met dennen gespannen met een rechthoeki- ge doorsnede, die nog op primitieve wijze worden onder- steund door eiken gebinten met iets gekromde maar vrij- wel verticaal staande stijlen (afb. 119). De dekbalken van de gebinten zijn verbonden met de bijbehorende span- nen. Gebinten en gespannen zijn in één reeks van telmer- ken voorzien (NL X 53). De kap dateert uit 1316 (d). Gebinttype I.b.k1.3 In dezelfde tijd zal de kap van het pand Rode Torenstraat 12-14 te Zutphen gemaakt zijn (afb. 120). Ook hier zijn de beide gebinten verbonden aan de (eiken) gespannen. Zij dragen dezelfde telmerken als de gespannen. Over de gebinten ligt een hanebalkfliering, die de onderste van de drie hanebalken van de gespannen ondersteunt. De ge- binten staan op trekbalken, die aan de einden voorzien zijn van sleutelstukken, muurstijlen en korbelen, zoge- noemde gebonden binten. Over de balken liggen ribben (thans doorgaans als kinderbinten aangeduid), waarop de zoldervloer ligt. Er is een duidelijk verband tussen de moerbalken en de gebinten. Bij de vroegere sporenkap- pen zonder gebinten zijn kap en zoldervloer onafhanke- lijk van elkaar. Rond 1300 voltrekt zich de splitsing tus- sen dragende elementen (balken, gebinten) en gedragen elementen (vloer, sparren en dakbedekking), die voor de Nederlandse kapconstructies tot in de 17de eeuw voort blijft bestaan. Merkwaardig is, dat er tussen de beide balken, die de kapgebinten dragen, nog een gebonden bint is gemaakt, dat zwaarder is dan de beide andere, ofschoon er geen kapgebint op staat. Het bint is door zijn te grote eigen gewicht sterk doorgebogen. Uit dit alles blijkt, dat men het systeem nog niet geheel beheerste. De kapgebinten telmerken : ! eikenpanlatten 2,2 x 5 cm, h.o.h. 27,5-29 cm staan extreem ver uit elkaar en hebben feitelijk meer een stabiliserende functie dan een dragende. Het huis Oude Gracht 175 in Utrecht had onder de kap 120. Type I.b.k.3. Zutphen, Rode Torenstraat 12-14, XIVA. moer- en kinderbinten. De onderste balklaag was nog een 93 telmerken : I < 121. Type I. b. k.1. Vierakker (Gld.), Heerlerweg 1, 't Olde Spieker, XVIB. telmerken -(' 124. Type i.bv.a1.2. Maastricht, Dominicanenkerk, koor, ca. 1290. in gebruik. Alhoewel het onmogelijk is een volledig over- zicht van alle woonhuiskappen in Nederland te krijgen, moeten er enkele honderden gebouwen zijn met een der- gelijke kap. Een aantal is weergegeven in de inventaris- lijst achter in dit boek. In Ayen (Noord-Limburg) heeft de 17de-eeuwse Sint Anthoniuskapel boven de balklaag geen borstweringen, maar als uitzondering wel kromme gebintstijlen. Het kaptype vond inmiddels in de 16de eeuw ook ver- spreiding naar het aangrenzende Duitse Rijngebied (D 26). 122. Arnhem, Kerkstraat 19, Presickhaeffs huis, XVA. In Noord-Holland zijn korbelen in kapgebinten soms niet met pen-en-gat met een kapbint verbonden maar er met een haakvormige of zwaluwstaartvormige lip op ge- spijkerd. In enkele gevallen is het korbeel ook aan de onderkant met een dergelijke lip tegen de kapstijl aange- bracht. Wij vinden deze verbinding in woonhuizen, zoals Begijnhof 14 te Amsterdam (tweede helft 1 Sde eeuw), het museum (Damplein 8) te Edam en enkele huizen te Enk- huizen, alle uit het tweede kwart van de 16de eeuw (afb. 123). Gebinttype Lb.ks1.2 De refter van het Rode Weeshuis te Groningen, het voor- 123. Aangelipte korbelen, eerste helft 16de eeuw. a. Edam, malige Olde Convent, kort na 1401 tot stand gekomen 23, Damplein 8; b. Enkhuizen, Breedstraat 51. heeft een kap, waarin de binten van de kromstijlgebinten steunen op een hanebalkfliering, die rust op een rij stand- enkelvoudige dennen balklaag. Telmerken wijzen op een vinken. bouwtijd omstreeks 1300, zodat hier blijkt, dat men toen enkelvoudige en gebonden bouwsystemen nog samen ge- Gebinttype Lbv.a1.2 bruikte. Later was dat niet meer mogelijk (NL X 13). Het schaargebint met rechte schuinstaande stijlen kwam ook omstreeks 1300 in gebruik. De kap van het in 1294 Het kaptype met kromstijlgebinten is voor woonhuizen gewijde koor van de Dominicanenkerk te Maastricht en andere kleine profane gebouwen tussen ca. 1300 en paart een 13de-eeuwse sporenkap met voetraveling aan 1625 het meest voorkomende (afb. 121, 122). Zelfs als het schaargebinten. Die zijn hier, zoals elders in dezelfde grenehout in de jaren na 1600 zijn intrede doet, blijven tijd, verbonden aan de gespannen (afb. 124). Windscho- eiken krommers nog enkele tientallen jaren voor dit doel ren ontbreken. 94 125. Type 1.b.a.2. 's-Gravenhage, Binnenhof, kap boven De Lairessezaal, XIIId, reconstructie. Gebinttype I.b. a. l /2 In het noorden en oosten van Nederland werden sporen- Algemeen is het kaptype, waarbij schaargebinten, rus- kappen vaak versterkt door er later een rij schaargebinten tend op trekbalken, aan weerszijden een fliering dragen, onder te plaatsten met flieringen, die de spannen onder- die de gespannen ondersteunen. Er zijn hiervan meer dan steunen. veertig gevallen bekend op kerken, kastelen en openbare In Duitsland komt dit type in Westfalen voor van ca. gebouwen. Eén van de oudste bekende gevallen bevond 1500 tot in de 18de eeuw, dus aanzienlijk later dan in zich in het dak van de ruimte boven de Lairessezaal Nederland. Mennemann (D 13) vermeldt zeven voor- achter de Ridderzaal op het Binnenhof te 's-Gravenhage, beelden. wellicht nog van voor 1300 daterend. Deze kon worden Op woonhuizen komt dit type weinig voor, omdat daar- gereconstrueerd aan de hand van een rapport uit 1898 bij geen borstweringen mogelijk zijn. In Zwolle is dit (afb. 125). In het midden rustte er een hanebalkfliering op echter vrij gebruikelijk (afb. 126) en ook in Amsterdam de schaargebinten. en enkele andere plaatsen is dit verschijnsel waargeno- men. Het pand Mariaplaats 9 in Utrecht bezit fragmen- ten van soortgelijke gebinten. De reden was hier, dat aan de straatzijde een overgekraagde houten langsgevel was, waardoor een borstwering moeilijk te realiseren was 24. Een strijkgebint is.$en kapgebint, dat aan de binnenzijde van een gebouw langs een topgevel is geplaatst om flierin- gen en windschoren op te vangen. In steden met een steenbouwtraditie, zoals Utrecht, Deventer, Zutphen en Arnhem, zijn er geen strijkgebinten en liggen de flierin- gen in de muren, soms voorzien van een ondersteuning door een muurstijl en een korbeel of windschoor (afb. 122). Omstreeks 1300 en in het begin van de 14de eeuw hebben daksporen een overwegend rechthoekige doorsnede. In de loop van de 14de eeuw wordt de doorsnede van de sporen meer en meer vierkant, ongeveer 10 x 10 cm (NL 16,2:68). Gebinttype I.O.a. l /2 Er zijn vijf gevallen bekend, waarbij schaargebinten niet op trekbalken rusten. Vier daarvan bevinden zich op Groningse kerken (Huizinge, Loppersum, Schildwolde en Stedum) en één op een ondergeschikte aanbouw van 126. Typel.b.a.l. Zwolle, Praubstraat 10, XVc. een kerk in Zeeland (Kloetinge). 95 129. Type I. b. ks I +m 1.2. Beekbergen (Gld.), Herv. kerk, schip, o. deel, XIVA. )11k - .•.•.•.•.• .•,•...••• .•.•.• .•.•...•• .•.•.•,• .,,.• ,,,,,. .,•..• ,`.•,..• .•••.~ ..•.•, i;.:, ::•.ti•~ •... :;`•,::; ....~ ,'~~•~•. .•.•.•,~ '.O•:.' ' LOOS' •~iL00' '.OS•: ~...~ .;.~.~.~ ,..._.... 127. Typel.b.kl+m1.2. Zutphen, Vleeshuis, XIV. Zolder- vloer niet meer aanwezig. telmerken : 128. Typel.b.a+m1.2. Zwolle, Bethlehemkerk, hoofdbeuk schip, XIVA. 96 5. Kapgebinten met één kromstijl- of schaargebint, waarop een stijl. Gebinttype I. b. kl +m 1.2 Het Vleeshuis te Zutphen heeft een thans zichtbare kap. Oorspronkelijk lagereen zoldervloer over de trekbalken. Daarop staat een kap met kromstijlgebinten, waarop ma- kelaars staan, die één hanebalkfliering dragen (afb. 127). Die kromstijlgebinten dragen in het midden nog een flie- ring. De kap kan nog dateren uit de 14de eeuw. telmerken : I Het woonhuis Bergschild 7 te Deventer heeft een soortge- sporen afwisselend 13 x 13 cm en 5% x 5% cm lijke kap (NL 16,3:35) met een vlieringzolder. Ook deze onderste hanebalken bij de gebinten wel bedoeld maar kap zal uit de 14de eeuw zijn. niet aangebracht. 130. Type I.b.ksl+m2.3. Nijbroek (Gld.), Herv. kerk, Gebinttype I.b.a+m1.2 schip. a. Reconstructie oorspr. toestand; b. kap schip.De hoofdbeuk van het schip van de Bethlehemkerk te Zwolle wordt gedekt door een kap, daterend uit het mid- den van de 14de eeuw, opgebouwd met schaargebinten, waarop makelaars staan (afb. 128; NL 16,3:47). Van de makelaars lopen schoren omhoog naar de spannen. Zij zijn gepend in de makelaars, halfhouts kruisende aan de hanebalken verbonden en gelipt aan de spannen. De spannen in deze kap bestaan uit twee delen, onderbroken op de flieringen. De trekbalken werden, blijkens pengaten, ondersteund door zeer lange korbelen, die verbonden waren aan muurstijlen en verwijderd werden toen in de 16de eeuw gewelven werden aangebracht. Gebinttype I. bv. as+m. 2 De kap van het middelste gedeelte van de Dominicanen- kerk te Maastricht heeft, juist zoals die van het koor, voetravelingen. Er zijn schaargebinten met een stijl in het midden en erop makelaars. Gebinttype Lb.ksl+ml.2 De kap van het oostelijke deel van het 14de-eeuwse schip van de kerk te Beekbergen (Gld.) heeft gebinten met geknikte stijlen, ofschoon er geen borstwering is. Dat komt op de oostelijke Veluwe meer voor. Deze gebinten hebben een stijl in het midden. De beide hanebalken van de gespannen worden ondersteund door hanebalkflierin- gen, waarvan de bovenste ingelaten zijn in makelaars (afb. 129). Gebinttype I. b. ks 1+m2.3 Het schip van de kerk te Nijbroek (Gld.) in dezelfde streek heeft een soortgelijke kap, waarbij de makelaars twee hanebalkflieringen dragen (afb. 130a,b; NL 16,3:49). 97 telmerken : /0 I in één reeks sporen 9 x 15 cm, h.o.h. 72 cm Stijlen (met bijbehorende schoren) alleen bij het tweede van de vier spanten. telmerken : I C E---1 gespannen h.o.h. 45 cm 0 0 ~ tussen de gebinten één vlieringhangbalk gebinten h.o.h. 1,80 m 131. Type Lb.ks+l. 1. Zutphen, Sprongstraat 12-14, vertu. XVIA. 132. Type I.b.kslx.3. Hellendoorn (0v.), Herv. kerk, kap schip, XI v (gesloopt 1961). Onderste hanebalk, tussenstijl en hanebalkfliering gereconstrueerd. Met details schaal 1:10. Gebinttype I.b.ks+l. 1 In Zutphen heeft het pand Sprongstraat 12-14 een kap, waarin één gebint met kromme stijlen, waarin een mid- denstijl en een standvink erop, die de hanebalkfliering draagt (afb. 131). Er zijn drie andere gebinten met alleen kromstijlgebinten. De kap dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de 16de eeuw, op grond van het feit, dat er balken voorkomen, die met ijzeren beugels aan de flierin- gen zijn opgehangen en de vlieringzolder ondersteunen. ,_. , ~~WN!! Gebinttype I.b.kslx.3 Tijdens de afbraak van de kap van het schip van de kerk te Hellendoorn tijdens de restauratie in 1961 kon de oorspronkelijke vorm van deze interessante kap worden gereconstrueerd uit de onderdelen (afb. 132, 133). Deze vertoonde een mengvorm van een kap met kromstijlge- binten en een kap met middenstijl en hanebalkfliering. De flieringen ondersteunden de middelste hanebalken van de drie, die elk gespan had. De onderste hanebalken lagen lager dan de dekbalken van de gebinten en rustten op de hanebalkfliering. De dekbalken van de gebinten waren verbonden met de corresponderende sporen. Er waren kruisen in het gebintvlak aangebracht. De kap zal 133. Hellendoorn, Herv. kerk, kap schip tijdens sloop, gebouwd zijn in de 14de eeuw. 1961. 98 Gebinttype Lb. aslx.3 Verwant aan de kap te Hellendoorn is die van het weste- 134. Type I.b.aslx.3. Deventer, Broederenkerk, w. deel lijke deel van het schip van de voormalige Broederen- schip, XIVA. Reconstructie. kerk, thans R.-K. Sint Lebuïnuskerk te Deventer, die hoge schaargebinten heeft. Ook hier is een laag geplaatste hanebalkfliering, die tussen de gebinten ook nog is opge- hangen aan stijlen in gespannen, die met kruisen ver- sterkt zijn (afb. 134; NL X 27). De kap van deze kerk heeft in het oostelijk deel een zeer afwijkende constructie, die later ter sprake komt. De dakhelling is zeer steil, 66°. Gebinttype lb. kl+l.2 Het westelijk deel van het 14de-eeuwse middenschip van de kerk te Beekbergen, ook in de IJsselstreek, wordt ge- dekt door een kap met kromstijlgebinten, waarop een hanebalkfliering ligt en waarop standvinken een tweede hanebalkfliering ondersteunen (afb. 135). Eenzelfde gebinttype heeft het vakwerkgebouw Markt 19 te Steinfurt, in Duitsland dicht bij de Nederlandse grens, daterend van omstreeks 1440 (D X 5a). Gebinttype L b f. 1 In het schip van de Begijnhofkerk te Diest (B.) wordt het dak gedragen door dekbalkgebinten met verticale stijlen. Als bouwtijd wordt opgegeven begin 14de eeuw (B 4:114, B 2:350). Het pand Hinthamerstraat 210 te 's-Hertogenbosch heeft een kap, die eveneens wordt gedragen door dekbalkge- binten met verticale stijlen. De bouwtijd hiervan is voor- telmerken :gebinten A H alsnog niet met zekerheid aan te geven. gespannen 1 I Gebinttype I.bf+f. 1 De Sint Leonarduskerk te Zoutleeuw (B.) heeft kappen, wellicht uit het begin van de 14de eeuw daterend, die 135. Type I. b. kl+l.2. Beekbergen, Herv. kerk, w. deel gedragen worden door gebinten bestaande uit twee derge- schip, XIV. Reconstructie. lijke gebinten op elkaar (B 4:198). 99 telmerken : i 136. Typel.b.f+l. 1. Ootmarsum (0v.), R.-K. kerk, zuidelij- ke kapel, ca. 1500. Gebinttype L bf+l. 1 Een bijzondere vorm vertegenwoordigen de kappen van de zuidelijke kapel en het noordelijke zijkoor van de Sint Simon en Judaskerk te Ootmarsum (0v.), gebouwd om- streeks 1500. Op de trekbalk staat een dekbalkgebint met verticale stijlen, dat een standvink onder een hanebalk- fliering draagt (afb. 136). Andere gebinten hebben geen telmerken : /0 in één serie met koor trekbalk en zijn daarom normale schaargebinten. 137. Type Lb.a+l.l. Nijeveen (Dr.), Herv. kerk, schip, Gebinttype I. b. a+l. 1 1477. Reconstructie. Zie afb. 284. Bijna veertig maal werd een type aangetroffen met schaargebinten op trekbalken en standvinken met een hanebalkfliering boven in de kap, onder meer in de van oorsprong geheel van hout opgetrokken kerk te Nijeveen (Dr.) uit 1477 (b; afb. 137), in combinatie met een ton- gewelf boven het koor (afb. 284). De zuidelijke beuk van de Broerenkerk te Zwolle (1505, d) heeft een zelfde kap, die gelijktijdig werd gebouwd met een kap met drie schaargebinten op elkaar (zie onder I. b.a+a+a. 1). In Duitsland komt dit kaptype voor op de kerk te Marien- have (Oost-Friesland), de kerk te Ahlen (Westfalen) in het bovenste deel van het dak van een driebeukige hallen- kerk (D 13,II:11) en het koor van de Evangelische kerk te Brochterbeck (Kreis Tecklenburg) (D 13,II:47). Gebinttype LO.a+l.l In de provincie Groningen zijn vijf in steen overwelfde kerken bekend met een kap zonder trekbalken, bestaande 138. Type LO.a+l. 1. Huizinge (Gr.), Herv. kerk, o. deel uit schaargebinten met standvinken, die een hanebalk- XIVm (gesloopt 1961). fliering ondersteunen (afb. 138). 100 telmerken : I 1P 139. Type I.b.k+a. 1. Montfoort (U.), Oude Boomgaard hoek Lange Kerkstraat, XV (gesloopt). 6. Kapgebinten met twee kromstijl- of schaargebinten op elkaar. Kapgebinten bestaande uit enkele gebinten op elkaar worden soms etagegebinten genoemd. Gebinttype I. b. k+a. l /2 Bij grotere woonhuizen en profane gebouwen, vooral in de zuidelijke helft van Nederland, werden in de 15de tot de 17de eeuw kappen gemaakt met schaargebinten op de kromstijlgebinten (afb. 139). Er zijn van dit type tenmin- ste 50 exemplaren bekend. Ook in Brugge (B.) (B 14) en elders in Vlaanderen is dit type in de 15de eeuw en omstreeks 1500 gebruikelijk. 140. Type I. b. k+a.1. Amsterdam, Warmoesstraat 139, Het in 1960 gesloopte huis Warmoesstraat 139 te Am- XVB (gesloopt 1960). sterdam (afb. 140), daterend uit de tweede helft van de 15de eeuw, had, evenals het nog bestaande huis De Elant, Warmoesstraat 83 (NL X 26), als bijzonderheid, dat tus- sen de kromstijlen en de dekbalk sleutelstukken waren aangebracht, versierd met een peerkraal. Dit wijst erop, dat de zolder van een dergelijk huis bewoond werd. Ook elders zijn dergelijke gebinten met sleutelstukken waar- genomen, onder meer in het van elders aangevoerde on- derdelen samengestelde huis Lauriergracht 103 te Am- sterdam en in een boerderij te Maasland, Westgaag 74 25, waar de sleutelstukken een geheel vormden met de dek- balk. Ook in de Cannenburg te Vaassen zijn kapgebinten met sleutelstukken, daterend van omstreeks 1545. Een bijzondere vorm van dit type vertegenwoordigde het tweelinghuis Boschstraat 4-6 te Bergen op Zoom, dat werd gesloopt in 1977. Het dateerde vermoedelijk uit de tweede helft van de 15de eeuw. De onderste laag van de kap had aan de zijmuren van de beide huizen een krom- me gebintstijl, in het midden een verticale stijl langs de tussenmuur. Daarop lag een muurplaat, die de zakgoot tussen de beide panden ondersteunde. De bovenste laag 141. Bergen op Zoom, Boschstraat 4-6, reconstructie toe- van de kapspanten werd gevormd door twee schaargebin- stand XVB (gesloopt 1970). ten, boven ieder pand één (afb. 141). 101 145. Type I.b.a+a. 1. Zwolle, Bethlehemkerk, koor, XVa. Trekbalken bij elk tweede gebint. Geen windschoren bij 142. Enkhuizen (N.H.), Westerstraat 15, XVIm. trekbalkloze gebinten. 143. Type I.b.k+k. 1. 's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 146. Type I.b.a+a. 1. Utrecht, Nicolaikerk, eerste gotische 72, H. Geelthuis, zijvleugel, XV. koor, ca. 1400. In Enkhuizen wordt regelmatig een gebintvorm aange- troffen, die elders niet voorkomt. Als een brede schoor- steen tegen een zijmuur verhindert, dat een kapgebint daar een normale kromstijl kreeg, plaatste men die in omgekeerde richting, ongeveer evenwijdig aan de kapstijl aan de andere kant. Statisch gezien is dit een slechte oplossing, die onder meer werd toegepast in de panden Westerstraat 15, 76 en 94 (afb. 142). Er komen ook (bijvoorbeeld in Utrecht en 's-Hertogen- bosch 26) kapgebinten voor met aan de ene kant een kromme stijl en aan de andere zijde een verticale stijl of een simpele oplegging in een muur. Over het algemeen betreft het hier asymmetrische daken. telmerken : koor Gebinttype Lb.k+k. 1 schip In Bergen op Zoom, 's-Hertogenbosch (afb. 143) en De- venter zijn kappen gevonden, waarvan de gebinten be- enz staan uit twee kromstijlgebinten op elkaar. In het pand 144. Type I.b.a+a. 1. Winterswijk, Herv. kerk, koor en Markt 5 te Bergen op Zoom hebben de schaarstijlen maar schip, XVB. een kleine kromming 27. 102 147. Type I.b.a's+a. 1. Leiden, Hooglandse kerk, koor en dwarsschip, XVIa. ir!, ,~,..:. .•. .. ... :: .:~ .. .. .. .•.:,1:1„:,:~....Qi•~•~•••1••••:•••••:•,i•1••1••~.•.,•1•.•.••:•1••:•j••••••••• ,;:•.:•.•:0.,••,••:::,•,••:•••.•.:0•.•.•.o:•.~/,•.o:•.•.;:•o.•r.•,....../..../ ,.,.;,.,. ,.•.,.•.,., . ... -...... telmerken : koor viering noord-dwarsschip zuid-dwarsschip 1 < B ( 0 sporen 1 Ic <. Gebinttype I. b. a+a. 1/2 /3 Meer dan 65 keer is in Nederland de vorm aangetroffen met twee schaargebinten op een trekbalk (afb. 144, 145, 146). Het is daarmee vermoedelijk het meest algemene kaptype. Er zijn verschillende vormen, die in richting van de schaarstijlen en in de vorm van voet- en flieringcon- structie van elkaar verschillen. De voetconstructie kan op vele manieren worden uitge- voerd. De muurplaten liggen meestal onder de trekbal- ken. Maar in de kerk te Mastenbroek (0v.), daterend uit de eerste helft van de 15de eeuw, liggen de muurplaten over de trekbalken, één aan de buitenzijde van de schaarstijlen en één tussen de schaarstijlen en de standzo- nen. Blokkelen ontbreken daarom in deze constructie. In de kap van de kerk te Middelstuur (Gr.), gebouwd in de tweede helft van de 15de eeuw, zijn de schaarstijlen en de standzonen wel in blokkelen gepend. Tussen de gebinten zijn een aantal gespannen, die met standzonen op de muurplaten staan. Merkwaardig is, dat in het schip in iedere travee één gespan is, dat een blokkeel bezit, dat over de muurplaten gekeept is. De muurplaten worden op verschillende afstanden bijeengehouden door korte ribben, die met een zwaluwstaartverbinding aan beide muurplaten zijn bevestigd. Een dergelijk roosterwerk werd in sommige beschrijvingen een berrie genoemd. De gespannen zonder blokkelen zijn niet gemerkt, die met blokkelen wel. In het dwarsschip zijn in iedere travee twee van dergelijke gespannen met blokkelen, in de koor- sluiting drie 28. In Vlaanderen komt dit kaptype voor in het koor van de O.L.Vrouwekathedraal te Antwerpen (XIVB), de 15de- eeuwse Vleeshalle te Gent (B 2:355) en in 't Vrije te Brugge, daterend uit 1434-1440 (B 2:356; B X 1:17). In Brugge kwam dit type in de 15de eeuw ook bij andere gebouwen regelmatig voor (B 14). In Westfalen zijn langs de Nederlandse grens tenminste vier van dergelijke kappen uit de tweede helft van de 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw geïnventari- seerd (D 5:81; D 13,II:38, 60, 104, 191). Gebinttype LO.a+a. 1 De kerk te Stedum (Gr.) heeft een dergelijke 15de-eeuwse kap zonder trekbalken boven stenen gewelven. Gebinttype Lb.a+a.x De 14de-eeuwse voormalige Begijnhofkapel, thans Waal- se kerk te Haarlem, heeft in een deel van het schip in de gespannen boven de schaargebinten een kruis. Gebinttype I. b. a's+a. l Stijlen in de middenas van een kap ter versterking van de gebinten komen vooral bij grotere kappen voor. Een nog- al bijzonder exemplaar kent de Hooglandse kerk te Lei- den in koor en dwarsschip (afb. 147), opgetrokken kort na 1500. De plaatsing van de muurplaten ten opzichte van de trekbalken is ongewoon. Zowel in de trekbalkgebinten als in de onderste schaargebinten zijn kalven tussen de korbelen en de stijlen. De onderste schaargebinten worden aan weerszijden be- geleid door een bij het gebint behorende spoor. Tussen spoor en schaarstijl is een verbinding, waarop een extra fliering rust. Dit element komt zelden voor. De stijl in het onderste gebint zal voornamelijk bedoeld zijn om het doorbuigen van de trekbalk tegen te gaan. Vaak is de verbinding tussen stijl en bint versterkt met ijzeren ankers. 103 ijl st Gebinttype I. b.as+as.2 Wanneer er ook in de bovengelegen gebinten stijlen zijn aangebracht, zoals in verschillende kappen van de Jaco- bikerk te Utrecht uit de tweede helft van de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw (afb. 148), zijn de stijlen meestal door gesmede ankers aan elkaar verbonden. De stijlen lopen bij dit constructietype niet door over meer dan één etage, daar de montage van de gebinten laagsge- wij s geschiedde. Gebinttype I. b. (as+as).2 Uitzonderlijk is in het dwarsschip van de dezelfde kerk de oplossing, waarbij de schaarstijlen over twee gebintla- gen doorlopen (afb. 149). Haakma Wagenaar 29 en Boot (NL X 18a:119) dateren deze kap omstreeks 1330, doch op grond van de telmerken (rechts gebroken) en kenmer- ken van de constructie denken wij aan een jongere da- tum. 148. Type Lb.as+as.2. Utrecht, Jacobikerk, noordelijke Gebinttype Lb.asl+a. 1 zijbeuk bij toren, XVIA. Het stadhuis van Emden (D.), gebouwd in 1574-'76, had een kap, die twee schaargebinten boven elkaar had, waar- van de bovenste aan weerszijden twee flieringen droeg (D 5:81). De onderste schaargebinten werden onder- steund door een hanebalkfliering op standvinken. Dit element is ook in de aangrenzende Nederlandse provin- cie Groningen waargenomen. Gebinttype I. b. asl+asl.1 Een enkele keer (zuidkoor en middenkoor van de Jacobi- kerk te Utrecht, afb. 150) bracht men een koppeling aan tussen de gebinten door ook in het midden een fliering te leggen en die zelfs van schoren naar de stijlen te voorzien. Deze schoren vervangen hier de gebruikelijke windscho- ren tussen flieringen en schaarstijlen, die achterwege bleven. Gebinttype Lbv.asl+asl.2 De vroeg-lode-eeuwse kap van de Franciscanenkerk te •,•,•,~ •..•.•.~ telmerken ,,.•.,.•, Maastricht is van een zelfde type, met de elders in deze 149. Utrecht, Jacobikerk, dwarsschip, XVc. stad in die tijd ook voorkomende voetraveling. 150. Type I.b.(as+as).2. Utrecht, Jacobikerk, zuidelijke koor, XVm. 104 151. Type I.O.k+a+l. 1. Haarlem, stadhuis, Gravenzaal, XIVA. Reconstructie oorspr. toestand zonder zoldervloer. 7. Kapgebinten met twee kromstijl- of schaargebinten, waarop een stijl. Gebinttype L 0. k+a+l. l De kap van de Gravenzaal van het stadhuis van Haarlem is gebouwd in de eerste helft van de 14de eeuw. De gebinten bestonden uit een ondergebint met kromme stijlen, die een eindweegs langs de muren doorliepen; daarop staat een schaargebint en tenslotte was er een standvinkenrij met hanebalkfliering (afb. 151). De gebin- ten waren oorspronkelijk met de sporen in één reeks .~~ genummerd en daarmede dus ook verbonden. Dit komt `~á~` :` `.; 4~ V ~~` ,,~,. alleen maar voor in de begintijd van de schaar- en krom- stijlgebinten. Daarmede is ook in overeenstemming het telmerktype met aan de linkerzijde een "visje". De kap moet al in de middeleeuwen gebreken hebben vertoond. De kromming van de onderste gebintstijlen 152. Haarlem, stadhuis, kap boven Gravenzaal, voor res- was niet geheel volgens de natuurlijke vezellijn tot stand tauratie, 1964. gekomen, maar door inzagen en bijhakken, opdat een voor het oog meer aanvaardbare lijn ontstond. Door deze handelwijze werd de natuurlijke vezelrichting doorbro- ken, zodat de stijlen in de knik braken. Bovendien waren niet voldoende maatregelen getroffen tegen de zijdelingse druk van de kap. Omstreeks het midden van de 16de eeuw werd daarom een balklaag met zoldervloer onder de kap gemaakt en ook later is de kap nog enige malen versterkt (afb. 152; NL X 4; NL X 49). De Halle te Nieuwpoort (B.) bezat tot 1896 een soortgelij- ke 14de-eeuwse zichtbare kap. De beschikbare tekening (B 4:147) vertoont ook nog aan weerszijden een gording, rustend op de kromme gebintstijlen, maar het is niet duidelijk of dit een oorspronkelijke constructie is. De schaargebinten op de kromstijlgebinten bezaten tussen de schaarstijlen en de dekbalk eronder voetschoren. De kap onderscheidde zich ook door het gebruik van versier- de sleutelstukken onder de onderste dekbalken, een ele- ment, dat ook in de kap van het stadhuis van Oudenaarde voorkomt (B 2:366). De overspanning was 11,10 m. 105 153. Type Lb.k+a+1.2. Arnhem, vijzelstraat 7, huis Rij- kenstein, XIVb. Gedeeltelijk gereconstrueerd. telmerken : i telmerken: i 7 154. Type I.b.ksl+asl+l. 1. Zutphen, Beukerstraat 65-67, XIV. 155. Type i.b.a+a+l. 1. Bolsward, Martinikerk. XVm. 156. Type l.b.a+a+l.2. Groningen, Martinikerk, koor, ca. 1425. 106 157. Type Lb.a+a+l. 1. Zwolle, O.L. Vrouwekerk, XVm-c. Gebinttype Lb.a+a+l.l /2/3 In het gehele land, vooral in de noordelijke helft, komen vele kappen voor met twee schaargebinten en een hane- balkfliering op standvinken. Er zijn er minstens veertig bekend. In het hier gegeven voorbeeld uit de Martinikerk te Bolsward (afb. 155), gebouwd in het midden van de 15de eeuw, staan de onderste schaarstijlen niet op de trekbalken maar op losse blokkelen. Elders komt dit ook Gebinttype I. b. k+a+l.2 voor, maar dan staat de bijbehorende standzoon vaak op Vier kappen noteerden wij uit de 14de en de 15de eeuw, het blokkeel. Hier loopt die standzoon echter langs het waarvan de gebinten zijn samengesteld uit een kromstijl- blokkeel door tot op de trekbalk. gebint, waarop een schaargebint en een standvink, die Het koor van de Martinikerk te Groningen heeft een een hanebalkfliering ondersteunt. Zij zijn onder meer te soortgelijke kap (afb. 156), waarin de schaarstijlen bijna vinden boven de 14de-eeuwse ridderzaal van het slot verticaal staan, een oplossing, die statisch een minder Loevestein en in het stadhuis te Veere (1475). In het gewenste drukverdeling oplevert en bovendien pengaten laatste geval zijn de hanebalken zeer dicht onder de nok onder de stijlen en boven onderliggende elementen vrij- aangebracht, iets dat ook elders in Zeeland voorkomt. wel op dezelfde plaatsen veroorzaakt, wat tot aanmerke- Een wat uitzonderlijke oplossing is te vinden in het huis lijke verzwakkingen aanleiding gaf. Rijkenstein, Vijzelstraat 7 te Arnhem, waar in de 14de- In de O.L.Vrouwekerk te Zwolle lopen de schaarstijlen eeuwse kap de standvinken verbonden zijn met de hane- evenwijdig aan de dakvlakken. De kap bestaat uit drie balken, die op de flieringen over de bovenste gebinten geheel onafhankelijk en na elkaar gebouwde lagen, ieder liggen (afb. 153). met twee flieringen aan weerszijden, waarop de spannen onderbroken zijn (afb. 157). Gebinttype I. b. ksl +as 1 +1.1 Mennemann vermeldt dit type drie maal in de omgeving Het pand Beukerstraat 65-67 te Zutphen heeft een kap uit van Tecklenburg en één maal elders in Westfalen 1391(d; NL 19 b), die ook in kromstijlgebinten en schaar- (D 13,I:50; II:47, 124, 152, 178). Al deze kappen dateren gebinten standvinken onder een hanebalkfliering heeft. uit de tweede helft van de 15de eeuw en het begin van de Tegen de bakstenen topgevels van het huis rusten die 16de eeuw. flieringen op een korbeel en een muurstijl (afb. 154). Ook in de 17de eeuw werden dergelijke kappen nog ge- Boven in de kap zijn nog windlatten onder de sporen maakt, onder andere in de Hervormde kerk te Vledder aangebracht. (Dr.), gebouwd na een brand in 1621. 107 Ingesnoerde dakbeëindiging. Bij een drietal kappen van het hiervoor genoemde type, op de Bovenkerk en de Buitenkerk te Kampen en de kerk te Elburg, zijn de dwarsschepen niet beëindigd tegen een topgevel of met een eenvoudig schuin dakvlak, maar voorzien van insnoeringen (af b. 158). Tegen het laatste vrijstaande kapgebint voor de eindgevel zijn vier halve gebinten geplaatst. Tussen de dakvlakken die dan ont- staan tussen hoofd- en eindschilden en de hoekpunten van het dwarsschip zijn aankappingen gemaakt. Zowel aan het eindschild als aan de beide hoofdschilden van het dak zijn aan de onderzijde driehoekige uitlopers (afb. 159). 158. Elburg, Herv. kerk, ingesnoerde beëindiging z.dwars- Deze vorm komt ook voor aan de Grote kerk te Harder- schip. wijk, de kerk te Wijhe, de Bergkerk te Deventer, de Sint Walburgskerk in Zutphen, de Eusebiuskerk in Arnhem en de kerk te Groenbeek. De insnoering is verder alleen voor achtkante torenspitsen gebruikt. Gebinttype 1.0. a+a+l. 1 In oostelijk Groningen komen twee kappen voor van het voorgaande type zonder trekbalken boven stenen gewel- ven, op de kerk te Bellingwolde en de kloosterkerk van Ter Apel, beide omstreeks 1500 tot stand gekomen. Gebinttype 1.b.a'+a+1.2 De kap van het koor van de Sint Maartenskerk te Zalt- bommel, die uit het einde van de 14de eeuw dateert (NL X 61), heeft in de onderste schaargebinten halver- wege tussen voet en dekbalk aan weerszijden nog een fliering, die op de schaarstijlen rust. Gebinttype Lb.as+a+l. 1 De kappen van de Grote of Sint Michaëlskerk te Zwolle werden na een brand in 1548 herbouwd in verschillende nagenoeg gelijke typen. Eén ervan heeft schaargebinten met een middenstijl onder, waarop gewone schaargebin- 159. Plattegrond van ingesnoerde beëindiging. ten en standvinken onder een hanebalkfliering. 108 a b a 160. Type Lb.as+a+m2.2. Haarlem, St.-Bavokerk, koor, Gebinttype I.b.as+as+m2.2 XIVd. Van geheel andere samenstelling zijn de kappen van de a. doorsnede over hoofdgebint. b. reconstructie voet hoofd- Grote of Sint Bavokerk in Haarlem, waarvan de oudste gebint, schaal 1:50. c. reconstructie voet tussengebint. op het koor dateert uit het einde van de 14de eeuw. Bij d. reconstructie voet gespan. een overspanning van bijna 14 m zijn de trekbalken opge- hangen aan stijlen, die doorverbonden zijn tot aan de makelaar. Op het bovenste schaargebint en in deze make- laar zijn twee hanebalkflieringen bevestigd (afb. 160). Er zijn tussengebinten zonder trekbalken boven de vensters (type LO.a+as+m2.2). Hoofd- en tussengebinten zijn in één reeks van telmerken voorzien. In de kapvoet is een rib langs de muur aangebracht, waarin de standvinken van de gespannen en de tussengebinten werden opgevan- gen. De voeten van de kappen van deze kerk zijn bij de restauratie rond 1900 ernstig verminkt door het aanbren- gen van een balustrade. Daarbij werden de voeten van gebinten en gespannen vrijwel geheel afgezaagd. 109 telmerken : 161. Type Lb.as+as+l. 1. Utrecht, Domkerk, koor, 1386 162. Utrecht, Domkerk, kap koor. ~ (IIt ( 1 ( • • ••• ^•• ^ 163. Typel.b.as+as+l.2. Gemert (N.B.), R.-K kerk, schip, XV. 110 Gebinttype I. b.as+as+l. 1/2 Zes grote kerken uit de 15de eeuw, waaronder de hoofd- kerk van het middeleeuwse Nederland, de Dom te Utrecht (afb. 161, 162), hebben kappen, die zijn opge- bouwd uit twee schaargebinten met een middenstijl op elkaar en een standvink onder een hanebalkfliering. In het koor van de Dom (1386, d; NL X 54) verwachtte men schijnbaar doorbuiging van de binnenste flieringen op de onderste gebinten en bracht er tussen die flieringen en de spannen eronder korbeelachtige schoren aan. Ook bij dit kaptype varieert de richting van de schaarstij- len, maar wezenlijk is er geen ander verschil dan in de hanebalken. Utrecht kent er één per gespan, de Rooms- Katholieke kerk te Gernert (N.B.) heeft er één op de flieringen op de bovenste schaargebinten en één op de hanebalkfliering (afb. 163). Tussen de flieringen en de schaarstijlen zijn steeds twee parallelle windschoren ge- maakt. De kap van de kerk te Groenlo (Gld.) heeft ge- spannen met een hanebalk, ondersteund door de hane- balkfliering en één zonder ondersteuning daarboven (afb. 164a, b). 164. TypeLb.as+as+l.2. Groenlo (Gld.), Herv. kerk, koor, Hetzelfde kaptype heeft de Sint Ludgeruskerk te Heek XVB.a. doorsnede. b. gezicht naar het oosten. (Kreis Ahaus) vlak over de Nederlandse grens, daterend b uit het eerste kwart van de 16de eeuw (D 13,II:91). 111 165. Type Lb.k+a+a.l. Haarlem, Schotersingel 2, hoofd- gebouw, XIVd. 166. Typen I. b. a+a+a. 1 en I. b. a+l.1. Zwolle, Broerenkerk, 1505. 167. Type L b. as+a+a.1. Westbroek (U.), Herv. kerk, koor, 168. Type Lb.as+as+a.0. Amerongen (U.), Herv. kerk, ca. 1500. koor, ca. 1500. Vervangen ca. 1950. 112 8. Kapgebinten met drie kromstijl- of schaargebinten op elkaar. Gebinttype I. b. k+a+a. 1 Bij uitzonderlijk grote gebouwen, zoals het 14de-eeuwse Pesthuis, later tehuis voor Ouden van Dagen, aan de Schotersingel te Haarlem (afb. 165), staan twee schaarge- binten op de kromstijlgebinten. De onderste flieringen heeft men in Haarlem zo geplaatst, dat de bovenkant ervan overeenkomt met de bovenzijde van de ribben op de flierbinten (de binten die de flieringen dragen), die samen de flieringzolder dragen. Daartoe moest het flier- bint aan weerszijden iets gemenageerd worden. Het ver- schijnsel komt ook om andere redenen op andere plaat- sen dikwijls voor. Hetzelfde kaptype kennen het stadhuis van Gouda (1448-'50) en het Drostenhuis te Culemborg (tweede kwart 15de eeuw 30), Gebinttype I.b.a+a+a. 1 De kap van de hoofdbeuk van de Broerenkerk te Zwolle (NL 16,3:83), gebouwd omstreeks 1505 (d; NL X 44), heeft gebinten, die bestaan uit drie schaargebinten op 169. Type l.b.as+as+as.l. Grave(N.B.), St.-Elisabethkerk, elkaar (afb. 166). De schaarstijlen van de onderste gebin- dwarsschip, ca. 1565. ten rusten op blokkelen, die op de muurplaten liggen. Daaronder ligt om het andere gebint een trekbalk. Vanaf de onderste schaarstijlen lopen standzonen voor langs de blokkelen naar beneden. Zij zijn echter niet verbonden met de trekbalken. De kap overspant een ruimte van bijna 10 m tussen de muren. De gespannen hebben één hanebalk, die niet wordt ondersteund. Aan de hoofdbeuk grenst een zuidelijke zijbeuk, die ge- lijktijdig gebouwd moet zijn. De gebinten daarvan rusten aan de noordzijde op dezelfde blokkelen als de schaarstij- len van de hoofdbeuk en zij hebben eveneens standzo- nen. De overspanning van de zijbeuk is 6 m. Hier een kap met twee schaargebinten op elkaar logisch zijn geweest. Geheel tegen de verwachtingen in bestaan deze gebinten echter uit één schaargebint, dat iets hoger is dan het onderste van de hoofdbeuk, met daarop een standvink onder een hanebalkfliering, die de hanebalken van de gespannen ondersteunt. Hieruit blijkt, dat men gelijktijdig en met elkaar in ver- band twee verschillende gebinttypen gebruikte. Voegt men daarbij de verwarrende reeksen telmerken (zie blz. 55), dan blijkt, dat hier weinig merkbaar is van een syste- matische aanpak, die over het algemeen kenmerkend schijnt te zijn voor het laatmiddeleeuwse bouwbedrijf. Het kan echter zijn, dat men vuistregels hanteerde, die Gebinttype Lb.as+as+a.0 aangaven, dat bij een bepaalde breedte van de kap een Eenzelfde 15de-eeuws kaptype met stijlen in de twee bepaald type constructie hoorde. Omdat binnen de gil- onderste schaargebinten had de kerk te Amerongen (U.) den daarvan nooit iets op schrift gesteld is, kunnen er (afb. 168). De kap werd omstreeks 1950 in het kader van beter geen veronderstellingen worden geuit. een restauratie vervangen door een moderne. Gebinttype I. b. as+a+a. 1 Gebinttype L b. as+as+as. 1 De kap van de kerk te Westbroek (U.), die omstreeks De Sint Elisabethkerk te Grave heeft op het na 1564 1500 zal zijn ontstaan, heeft kapgebinten van drie schaar- gebouwde dwarsschip kapgebinten, bestaande uit drie gebinten op elkaar, met een stijl midden in de onderste schaargebinten met middenstijlen (afb. 169). Er zijn daar gebinten (afb. 167). De stijl heeft korbelen naar de dek- ook nog gesneden telmerken, zonder aanduiding van balk van het schaargebint. links of rechts. 113 170. Typen I. b. a+a+a+a. l en L 0. k+a+a+a.1. Brielle (Z.H.), St.-Catharijnekerk, middenbeuk, 1476. 9. Kapgebinten met drie schaargebinten, waarop onderbroken. een stijl. Omdat stenen gewelven voorgenomen waren (zij kwa- men nooit tot stand) konden er boven de vensters, mid- Gebinttype Lb.a+a+a+l. den tussen de aanzetten van de gewelven, geen trekbalken Dit type, waarbij de gebinten zijn opgebouwd uit drie worden aangebracht. Het onderste gebint werd daar met schaargebinten en een stijl onder een hanebalkfliering, kromme stijlen op houten consoles geplaatst (gebinttype hebben wij niet in Nederland aangetroffen. In Westfalen I.O.k+a+a+a.l). De windschoren zijn boven en onder in is één 16de-eeuwse kap met een dergelijke samenstelling fliering en schaarstijl gepend en worden derhalve met een gevonden in de Katholieke kerk van Telgte (Kr . Mun- klos opgesloten, een detail, dat elders na het begin van de ster) (D 13,IL•241). 15de eeuw weinig meer is aangetroffen. Aan de stijlvoeten van de kap van het middenschip van Gebinttype I.b.as+a+a+l. l de Sint Catharijnekerk te Brielle zijn verbredingen ge- In het dwarsschip van de Grote kerk te Harderwijk zijn maakt met losse stukjes, die ertegen bevestigd zijn. In de na een brand in 1503 de kapgebinten samengesteld uit Zuidelijke Nederlanden komen dergelijke verzwaringen, drie schaargebinten op elkaar, waarvan het onderste een die meestal een geheel vormen met de gebintstijlen, meer middenstijl heeft. Op de bovenste schaarbinten staan voor. Zij worden basen genoemd. Zij worden aangetrof- standvinken onder een hanebalkfliering. fen onder andere in Antwerpen in de kap van het koor van de O.L.Vrouwekathedraal (tweede helft 14de eeuw), het stadhuis van Damme (1464), bij de Sint Michielska- 10. Kapgebinten met vier schaargebinten op thedraal te Brussel in de H.Sakramentskapel (1534-1539) elkaar. en de Sint Etiennekerk te Braine-l'Alleud (1550, B 13:37). Ook in het zuidwesten van Nederland zijn basen toege- Gebinttype I. b.a+a+a+a. l past, bijvoorbeeld aan de schaargebinten boven het hou- De kap van de Sint Catharijnekerk te Brielle (NL X 5), ten tongewelf van het schip van de Grote of Sint Jacobs- waarvan de onderdelen in 1476 in Brussel zijn klaarge- kerk te 's-Gravenhage, gebouwd na de brand van 1539, in maakt, heeft een overspanning van 14 m tussen de mu- de kerk te Oost-Souburg (Z.) uit 1582 (zie deel III) en in ren. Er werden vier schaargebinten op elkaar geplaatst de Grote kerk te Goes (1619), die door een Antwerpse (afb. 170). In deze kap zijn de gespannen twee maal timmerman is gemaakt (zie bijlage A 9). 114 171. Type I. b. as+a+a+a+l.1. Harderwijk (Gld.), Grote kerk, koor, XVIa. 11. Kapgebinten met vier schaargebinten, waarop tien van dergelijke kappen geïnventariseerd in een ge- een stijl. bied, dat ongeveer een rechthoek beslaat ten oosten van de Nederlandse grens, ten noorden van het Ruhrgebied Gebinttype Lb.as+a+a+a+l. l en ten westen van de lijn Soest -Osnabruck. Eén geïso- De kap van het koor van de Grote kerk te Harderwijk leerde kerk is opgenomen in de Kreis Siegen. De oudste (afb. 171) heeft vier schaargebinten op elkaar, waarop dateringen zijn uit het begin van de 15de eeuw, de jongste nog standvinken onder een hanebalkfliering. De schaar- van kort na 1650. De meeste kappen dagtekenen echter stijlen van het tweede en derde schaargebint plaatste men uit de 16de eeuw. vrijwel verticaal. De onderste en bovenste schaargebin- Ook in het oorspronkelijk Nederlandstalige Oost-Fries- ten hebben weer andere schuinten. Met stijlen en kruis- land kwamen en komen "Nederlandse" schaargebinten verbindingen heeft men van het begin af gepoogd vol- voor, onder meer te Emden en in de kerken te Grimersum doende stijfheid in deze 14 m brede kap te brengen, en Marienhave. hetgeen niet goed gelukt is. Tussen de hoofdgebinten Wij denken dat er voor 1300 in Nederland een uitwisse- staan trekbalkloze gebinten van dezelfde samenstelling, ling van kennis met Engeland plaats vond. Er ging ook uiteraard zonder stijl (gebinttype I.O.a+a+a+a+l.l). een grote invloed uit van de van origine uit Frankrijk stammende Cisterciënser orde. Nergens is echter na om- streeks 1300 een permanente uitwisseling van kennis op 12. Verspreiding van het schaargebint buiten het gebied van de kapconstructies aanwijsbaar met stre- Nederland. ken, waar een andere taal werd gesproken. De opkomst van het gildestelsel zal de mondelinge kennisoverdracht In het Nederlandstalige gebied van België is het West- in de hand hebben gewerkt. Daaruit kan de tamelijk europese-Nederlandse kapgebint, zoals Mennemann scherpe afbakening van het gebied van de "Nederlandse" (D 13,I) het noemt, het gebruikelijke type (B 2). In Duits- spanten verklaard worden. land kan men het eerst in de loop van de 15de eeuw De bouwloodsen hebben, als typische gemeenschappen aantreffen in de vele variaties, die in Nederland eerder van steenhouwers, op de kapconstructies weinig invloed bekend zijn. Zippelius (D 26) geeft er enkele met krom- gehad. Villard de Honnecourt tekende in zijn zogenoem- stijlgebinten weer uit de 16de en 17de eeuw op profane de schetsboek van omstreeks 1245 wel enkele kappen als bouwwerken in het Rijngebied bij de Nederlandse grens. voorbeeld, maar hieruit blijkt niet, dat er vanuit een Dit gebied was oorspronkelijk nagenoeg Nederlandstalig. bouwloods invloed werd uitgeoefend op de ontwikkeling Mennemann heeft op kerkgebouwen in Westfalen negen- van de kapconstructies. 115 172. Utrecht, Buurkerk, schip, 1443-44. Afgebroken 1674. . 116 13. Kappen over meerbeukige ruimten. tussen de midden- en de zijbeuk en de beide andere gebinten waren in de stijlen van de hoofdgebinten ge- In Duitsland, Oostenrijk en tot in Bohemen treffen wij pend. In het totaal werd één dakvlak derhalve onder- vele in steen overwelfde hallenkerken aan. Vrijwel steeds steund door zes flieringen en wormen op de totale hoogte wordt de gehele breedte overdekt door één enorm dak van bijna 24 m. over de drie beuken (D 13,I:66). Men maakte gebruik van Er is in Nederland nog één andere kap over een driebeu- de Duitse constructiewijze, waarbij ter hoogte van de kige hallenkerk bekend, namelijk bij de Grote of Sint scheidingen tussen de beuken een houtconstructie in de Catharinakerk te Doetinchem. Die dateerde waarschijn- lengterichting van de kerk werd opgericht, als ware het lijk van na de stadsbrand van 1527. Wij komen op deze een houten wand. Die beide wanden werden onderling kap terug in hoofdstuk II-2. verbonden in de dwarsrichting van het gebouw en daar- overheen werden de dakvlakken gemaakt. Voorbeelden van deze wijze van construeren zijn te vinden in de 14de- eeuwse Wiesenkerk te Soest in Westfalen (D 13,II:221), het koor van de Marienkerk te Lippstadt, eveneens in Westfalen, begin 16de eeuw (D 13,II:133) en de kerk te Cesky Krumlov in Tsjechoslowakije, gebouwd ca. 1420-'30. In Schwaz in Tirol is zelfs een dergelijk dak over vier beuken (D 5:68). In Nederland komen weinig hallenkerken voor, die in steen overwelfd zijn. Meestal zijn die overdekt door drie afzonderlijke kappen met zakgoten ertussen. De grote windkrachten in ons winderige klimaat zullen er de oor- zaak van zijn geweest, dat men zich vrijwel nooit waagde aan de enorme dakvlakken, die zo kenmerkend zijn voor kerken als de Sint Stephansdom te Wenen. Het was met de in Nederland gebruikelijke dwarsgebinten ook moei- lijker een dergelijke kap te maken dan met de "langswan- den". De Buurkerk te Utrecht had een soortgelijke kap, die gebouwd werd in 1443-'44 (a, afb. 172). Deze werd bij de stormramp van 1674 zwaar beschadigd. Met de onderde- len van deze kappen werden drie kleinere kappen opge- bouwd, die nu nog de drie hoofdbeuken van het schip dekken. Uit de aanwezige onderdelen kon de oorspronke- lijke kap gereconstrueerd worden (NL X 17). Centraal stond in deze constructie een reeks hoofdgebin- ten op de muren van het middenschip. Een dergelijk gebint bestaat uit twee verticale stijlen en twee horizonta- le balken, voorzien van korbelen. Deze gebinten waren tevens voorzien van tussenstijlen met korbelen, zoals dat in de stad Utrecht in andere kappen voorkomt in schaar- gebinten. De bovenbalken waren aan de einden met sleu- telstukken op de stijlen gepend. De onderste balken wa- ren met een pen-en-gat en een tand in de stijlen bevestigd. De gebinten waren in de lengterichting gekoppeld door wormen, die met een zwaluwstaart op de einden van de bovenste balken lagen. Bovendien waren zij 3,5 m lager gekoppeld door regels, die tussen de stijlen liepen en er in gepend waren. Het verband in de lengterichting werd verzekerd door windschoren, die in de wormen en de regels waren gepend en gespijkerd waren tegen de stijlen. Op deze gebinten waren schaargebinten geplaatst, die wederom voorzien waren van een tussenstijl met korbe- len. Daarop was nog eens een rij schaargebinten, die geen tussenstijlen had. De schaargebinten ondersteunden op de gebruikelijke wijze flieringen. Boven de zijbeuken werden de kappen ondersteund door drie gebinten op elkaar met aan de buitenzijde ieder een schaarstijl. Aan de binnenkant rustte de dekbalk van het onderste gebint op een korbeelstel langs de opgaande scheidingsmuur 117 175. Elburg (Gld.), Herv. kerk, zijbeuk, XVA. 173. Tekening van een kap van een zijbeuk uit het schets- boek van Villard de Honnecourt. 177. Deventer, Bergkerk, zijbeuk schip, XVc. 174. Beekbergen (Gld.), Herv. kerk, noordelijke zijbeuk, XV. 176. Oene (Gld.), Herv. kerk, zijbeuk schip, XVA. 178. Haarlem, St.-Bavokerk, zijbeuk koor, XIVd. 118 de ondersteund door een rib langs de muur, die soms op ijzeren beugels ligt. Die kan ook opgevangen worden door stijlen langs de muur, waarin ook de halve schaarge- binten opgevangen worden (afb. 1 75). Trekbalken kunnen ontbreken. Op het halve schaarge- bint is soms een geschoorde stijl geplaatst, die een rib draagt, waarop de sporen boven rusten (afb. 1 76). Hoewel er overeenkomst is met het in hoofdstuk II-2 te bespreken nokgebint is de herkomst van dit element niet dezelfde. Bij grotere kappen zijn twee halve schaargebinten boven elkaar geplaatst, onder meer in de kooromgang van de Pieterskerk te Leiden, gebouwd in 1407 (a; bijlage A 2). Voor het verband is dan steeds een stijl langs de muur nodig, waarop een "nokrib" is aangebracht (afb. 177, 178). 179. Brielle (Z.H.), St.-Catharijnekerk, zijbeuk, XVc. Brede zijbeuken, soms voorzien van zijkapellen en op- gaande topgevels boven de vensters, zijn in sommige gevallen gedekt met een lessenaardak langs de lantaarn van de middenbeuk, waarin dwarse zadeldaken snijden (afb. 67). Er ontstonden dan zakgoten, die uit een oog- punt van waterdichtheid altijd problemen voor het bouwwerk hebben opgeleverd. Wanneer er luchtboog- stoelen waren, zoals bij de Hooglandse kerk te Leiden en de Grote kerk te Goes, kon de zakgoot niet op de meest logische plaats boven de steunberen een plaats vinden, maar moest midden boven de vensters gemaakt worden. Wellicht om deze problematiek te ontlopen koos men bij de Sint Catharijnekerk in Brielle een oplossing, die con- structief nog minder goed is. Langs de lichtbeuk kwam een lessenaardak en de rest van de ruimte boven de gewel- ven werd gedekt door een zadeldak, dat evenwijdig loopt aan het lessenaardak (afb. 1 79). Er ontstond een lange zakgoot. De hele kap rust op balken, die van de lichtbeuk tot de zijmuur en de onvoltooide luchtboogstoelen lopen. 14. Kappen van zijbeuken. Onder de zakgoot zijn geen steunpunten, zodat de kap- pen door doorbuiging en verrotting van de balken steeds Boven zijbeuken kunnen zadeldaken en lessenaardaken problemen hebben gekend. gemaakt worden. Lessenaardaken kunnen een helling Nog complexer was het probleem, dat in dezelfde tijd hebben, die gelijk is aan die van het hoofddak of veel geschapen werd bij de bouw van het schip van de Sint vlakker ligt dan de middenbeuk. Maartenskerk te Zaltbommel (NL X 61). Eigenlijk was De lessenaardaken over zijbeuken leverden meestal op de bij het ontwerp van de lichtbeuk geen rekening gehouden duur constructieve problemen op. Doordat het natuur- met de daken van de zijbeuken. Die dekten de vensters produkt hout krimpt, zakt het bovenste punt van een dak dan ook af tot aan de geboorte van de bogen. Alle vakken altijd enigszins. Dat bovenste punt is bij een lessenaardak daaronder moesten worden geblindeerd. Vanwege ge- meestal een rib langs de muur tussen zij- en middenbeuk. brek aan licht in de lantaarn verbouwde men, vermoede- Die rib is soms gefixeerd met ijzeren beugels of ankers. lijk in de tweede helft van de 16de eeuw, die kappen zo, Dan breekt de kap los van de beugels of treden vervor- dat er ter hoogte van het tweede brugijzer van onderen mingen op. Wanneer de rib niet muurvast bevestigd is, boven de onderste halve schaargebinten zakgoten naar de zakt het bovenste punt en kunnen lekkages optreden. gevels van de zijbeuk ontstonden, een uitermate proviso- Door sneeuwbelastingen zullen de onderdelen van een rische oplossing, die tot 1937 is blijven bestaan. Toen zijn dergelijke kap ook doorbuigen, hetgeen de verschijnselen geheel andere daken gemaakt. nog zal versterken. Nog nooit werd een zijbeukskap aan- De geveltoppen van de zijbeuken van de Grote kerk in getroffen, dat geen van deze problemen kent. Ook Villard Breda zijn hoger dan de onderdorpels van de vensters van de Honnecourt laat in zijn schetsen zien, dat de kap over de lichtbeuk, zodat de daknokken naar de vensters af- een zijbeuk problemen oproept (afb. 1 73). lopen. Eén van de eenvoudigste constructievormen is die, waar- Men zou uit het voorgaande kunnen opmaken, dat de uit bij op balken tussen zijbeuksmuur en de muur tussen zij- het steenhouwersvak voortgekomen bouwmeesters van en middenbeuk een half schaargebint is geplaatst, waarop de late Brabantse en Rijnlandse gotiek zich te weinig de sporen tussen zijmuur en middenbeuk één maal on- rekenschap gaven van de problematiek van het timmer- dersteund worden (afb. 1 74). werk van goede kapconstructies in harmonie met het De hanebalken over de fliering worden aan de binnenzij- door hen ontworpen gebouw. 119 L-_,...1 aanzlchE zolderbalk 40 x 60 cm g ebintstijl30 x 30 gebintbalk 30 x 32 —rTrt fliering 23 x 25,5 0' lol s oor P 14 x 14 180. Type I.b.g. 1. 's-Hertogenbosch, Markt 79-83, "De Moriaan", reconstructie. Detail: oplegging blokkeeltje op fliering. o ,.2, ~ 1 111. 182. Type I.b.d. 1. Aalten (Gld.), Bredevoortsestraat 3-5, XVII, reconstructie oorspr. toestand. telmerken: 181. Type Lb.d.l. Nijmegen, Grotestraat 76, XV (ge- sloopt). 183. Type I. b. d.1. 's-Hertogenbosch, Visstraat 24, "De Steur", XVIa. Detail schaal 1:20. 120 "z In afwachting van een bruikbare dendrochronologische datering schatten wij het ontstaan van deze kap voorlopig op de eerste helft van de 14de eeuw. Men kan zich deze kapconstructie ontstaan denken uit ankerbalkgebinten, die op een balklaag geplaatst zijn. In Diest (B.) heeft het schip van de Begijnhofkerk, ge- / bouwd omstreeks 1318, een gelijkvormige dakondersteu- C ning (B 2:350). De kruising van stijl en bint is halfhouts. 0 In dezelfde stad droeg de vermoedelijk 17de-eeuwse C brouwerij in de Michel Theysstraat, die in 1976 gesloopt werd, een kap, waarvan de gebinten bestonden uit een normaal ankerbalkgebint met kromme schoren, zoals De Moriaan die ook heeft. Op de gebintbalk stond een nok- gebint (waarover hierna) 31. Elders in Diest zijn een aan- tal kappen, waarvan de gebinten bestaan uit enkele op c L elkaar geplaatste dekbalkgebinten met verticale stijlen, J onder andere in de Ezeldijkmolen uit 1553. Dergelijke verschijnselen laten zich ook op andere plaat- sen in deze omgeving en Noord-Brabant waarnemen. Gebinttype I.b.d. l Een logische parallel met de schaargebinten was, dat bij 184. Type I.b.e.2. 's-Hertogenbosch, Brede Haven 80-81. borstweringen ook de tussenbalkgebinten werden uitge- Reconstructie van de hoofdconstructie, XV. Details schaal voerd met kromme gebintstijlen, die doorgaans enkele 1:50. decimeters boven de tussenbalk uitsteken (afb. 181). Dit eenvoudige type is ons ongeveer uit 15 gevallen be- kend op burgerlijke gebouwen, waarvan de meeste in e. Gebinten met tussenbalken 's-Hertogenbosch en Nijmegen, één in Venlo en Deventer en één op het huis Malsen te Well (Gld.), niet ver van In het rivierengebied tussen 's-Hertogenbosch, Venlo, 's-Hertogenbosch. De kerk te Valburg (Gld.) had voor de Nijmegen en Arnhem komen kapgebinten voor, waarbij verwoesting in de Tweede Wereldoorlog eveneens derge- de horizontale balk niet op de gebintstijlen ligt, maar er lijke kapgebinten. Zij alle dateren uit het laatst van de tussen is gepend. 15de eeuw en uit de 16de eeuw. In Nijmegen komen tussenbalkjukken voor de onderste of enige kapgebinten 1. Kapgebinten met één tussenbalkgebint. voor tot het eerste kwart van de 17de eeuw. De Waag, gebouwd in 1612, heeft nog tussenbalkjukken (NL X 25). Gebinttype I.b.g. l In het 17de-eeuwse vakwerkhuis Bredevoortsestraat 3-5 In het stenen huis De Moriaan op de Markt te 's-Herto- te Aalten (Gld.) lopen de kromme stijlen halfhouts langs genbosch, waarvan de bouwgeschiedenis niet geheel dui- de dekbalken en zijn in de flieringen gepend (afb. 182). delijk is, staan op de zware bovenste balklaag tussenbalk- De sporen lopen over de flieringen door; zij steunen erop gebinten met verticale stijlen, waarop flieringen rusten, door middel van een aangespijkerde klos 32. die de gespannen dragen. Tussen de gebintstijlen en de Het huis "De Steur", Visstraat 24 te 's-Hertogenbosch tussenbalk zijn korbelen en tussen de stijlen en de flierin- (afb. 183) en het pand Vughterstraat 178 in dezelfde stad, gen zijn windschoren bevestigd, die met een lip en een beide wellicht nog uit de 15de eeuw daterende, toonden toognagel aan de fliering verbonden zijn. Van de boven- een tussenbalk, die op de wijze van een ankerbalk met zijde van de gebintstijlen naar de opleggingen van de doorstekende pennen aan de kromstijlen verbonden was. balken in de muur zijn kromme schoren aangebracht, die De ankerbalkconstructie is niet nodig bij naar binnen met een lip aan de stijl zijn gespijkerd. Zij dragen even- drukkende gebintkrommers. Dit is er mede een bewijs eens windschoren naar de flieringen (afb. 180). voor, dat de tussenbalkgebinten hun oorsprong vonden De gebintstijlen dragen op een statisch ongunstig punt op in de ankerbalkgebinten. de zolderbalken. Die balken worden aan de einden on- dersteund door een sleutelstuk en een zwaar korbeel. De Gebinttype Lb.e.2 elders gebruikelijke muurstijlen ontbreken, omdat de ste- Uitzonderlijk waren de resten van een gebouw met hout- nen muren de gewenste stijfheid wel konden opbrengen. skelet en een kap met tussenbalkgebinten en rechte Voor de restauratie van omstreeks 1965 waren de sporen schuingeplaatste gebintstijlen, die ruim een meter boven voorzien van korte blokkeel-achtige horizontale dwars- de kapbinten uitstaken. Bij de renovatie van de huizen houten, die op de flieringen lagen in zwaluwstaartvormi- Brede Haven 80-81 te 's-Hertogenbosch kwamen deze ge uitkepingen. Op die blokkelen waren telmerken. Het tevoorschijn (afb. 184). Gezien het feit, dat de pengaten lijkt erop, dat de blokkelen geen overblijfselen zijn van nog met een kruisbijl en niet met hakbeitels waren uitge- doorgezaagde hanebalken. Boven in de gespannen is één hakt, zal dit pand, dat vermoedelijk een pakhuis-functie hanebalk. heeft gehad, nog uit de 15de eeuw dateren. 121 185. Type Lb.d+a.2. Arnhem, Vijzelstraat 27, XVA. Ge- sloopt 1972. 186. Type Lb.d+k+l. 1. Well (L.), kasteel, noordvleugel, telmerken: XVI. 187. Type I.b.al+e1.3. Borne (0v.), Herv. kerk, koor, XVA. 122 188. Type I.b.a+E1.2 Borne, Herv. kerk, schip, ca. 1482. 2. Kapgebinten met een tussenbalkgebint, waarop een ander gebint. Gebinttype I.b.d+a. l /2 In Arnhem en in 's-Hertogenbosch is één kap bekend, waarin op de kromstijl-tussenbalkgebinten een normaal schaargebint staat (afb. 185). Eenzelfde kapconstructie met doorstekende pennen en wiggen is waargenomen in het pand Kesselstrasse 20 te Kalkar in het aangrenzende Duitse Rijnland. Gebinttype I.b.d+k+l. 1 Op de noordelijke vleugel van het kasteel Well in Noord- Limburg is een kap met kromstijl-tussenbalkgebinten, waarop normale kromstijlgebinten en daarop standvin- ken, die een hanebalkfliering dragen (afb. 186). De kap dateert uit de 16de eeuw (b). Gebinttype Ld.d+d.2 Ook verder noordwaarts langs de Nederlandse grens ko- men kappen met tussenbalkgebinten voor. De Sint An- dreaskerk te Wullen (Kreis Ahaus) bezit een kap met twee kromstijl-tussenbalkgebinten op elkaar (D 13,II:268). Gebinttypen Lb.al+e1.3 en Lb.a+e1.2 Koor en schip van de kerk te Borne (0v.), daterend uit de eerste helft van de 15de eeuw en uit 1482, hebben een kap, waarvan de gebinten zijn samengesteld uit een nor- maal schaargebint, waarop een tussenbalkgebint met rechte stijlen (afb. 18 7). In het koor dragen beide gebinten een hanebalkfliering, in het schip alleen de bovenste ge- binten. In het schip zijn daarentegen in de helft van de gespannen dunne "korbelen" tussen de spannen en de telmerken: 0 9 onderste hanebalken aangebracht (afb. 188). Gebinttype Lb.e+a. l De kerk te Groesbeek (Gld.) wordt gedekt door een 16de- eeuwse kap, waarin de rechte stijlen van de tussenbalkge- 189. Type I.b.e+a. 1. Groesbeek (Gld.), Herv. kerk, koor, binten even boven de tussenbalken uitsteken. Erboven XVIb. op staan normale schaargebinten (afb. 189). 123 Noten deel II hoofdstuk 1 1. Nieuwe Drenthsche Volksalmanak 1893, p. 86-87. 2. a Vill r de Honnecourt. Album; manuscrit publié en fac-simi- dd P le annoté, précédé de considérations sur la Renaissance de l'art ,a ,p Fran ais au XIX siècle et suivi d'un glossaire par L.B.A. Lassus. ~ g P Paris 1968. Planche XXXIII. 3. Wij verschillen van inzicht omtrent de datering van de kap g p van het schip met Boot e.a. (NL X 18). P 4. Een aantal 13de-eeuwse Noorse houten staafkerken heeft . e 3 deze kapvorm, onder meer die van Borgund, Fortun, Torpo, P ~ g ~ rp Hurum en Lomen (N 1). Maar ook de weinige Noorse stenen g kerken uit dezeeriode kennen open sporenkappen met kruis- P p P Ppen schoren onder meer die van Vaernes, die dubbele kruisverster- kin en kent, en de kathedraal van Trondheim, waar het dwars- g > schipen open sporenkap heeft, die sterk op een houten p P p p ~ p tongewelf lijkt. g J 5. W'lhelmus Procurator Egmondenis Chronicon, uit g. Hist. g g Gen. 1904 .210-211. ,P M i hk 'Huizen en keuren', De gotische bouwtraditie. 6. R. esc e e > > g Amersfoort 1988 p. 208-268. ,P 7. Documentatierapport G. Berends RDMZ. pp 8. Betreffende de houtverbindingen in Engeland zie de vele g g p publicaties van C.A. Hewett en GB 23. 9. R. Meischke, art. cit., p.102. 10. A.C.F. Koch, Het Bergkwartier te Deventer. Zutphen 1988, p.108. 11. Documentatierapport RDMZ BHO-86-05, 30 mei 1986, D.J. de Vries. 12. Gegevens ontleend aan R.J. Brinkman, Documentatierap- port RDMZ BHO-86-07, d.d. 27-05-1986. 13. Documentatierapport RDMZ mei 1971. Gegevens in pp g 1935-1936 opgetekend door J. van Bendegom en B. van Bilder- Pg om g beek. 14. J.W. Boersma. 'De voormalige abdij Klaarkamp te Rinsu- g abdij P ma eest archeologisch verkend', Publicatiemap Stichting Aide g g p g Fryske Ts erken II, .79. Y J ~P 0 het jaarlijkse Generale Kapittel in Citeaux werden ook regel- Op jaarlijkse P g matigonderwerpen met betrekking tot het bouwen behandeld: g ~ g Hauck Bd. IV 340; H. Rose, Die Baukunst der Zisterzienser. München 1916, .5. p 15. N.W. Alcock, 'Index of tree-ringates for British Buildings g ~ 1976-1987' Vernacular Architecture 18, 1987, .56 nr. 52. 16. A.I.J.M. Schellart, 'Comtemporaine parallellen', P P , Liber Castellorum. Zutphen 1981, p. 76. P ~P 17. H.G. Hamaker, Rekeningen van de Grafelijkheid van Hol- g land onder het g Hene ouwee huis. I, Utrecht 1875: IIs Utrecht 1876. 's-Gravenha ge onder de regering der Graven uit de huizen g g g van Holland, Henegouwen en Beieren' Med. van de Ver. ter g Beijeren' beoefeninger Gesch. van 's-Gravenha ge 1 (1880), .207-342. g g ~p 18. Bewerkt naar opmeting van J. Cramer, 1859. Bronnen: p g W.N.Rose Ra ort aan Z.E. den Min. van Binnenlandsche • ,Rapport Zaken over de verbouwing van de kap der groote zaal op het g p g p Binnenhofte 's-Gravenha ge, 1861. Beschrijvingvan de Gra eh 'ke g~ J zalen op het Binnenhof te 's-Gravenha ge, 1907. p g~ 19. W.N. Rose, o.c. 20. Beschrijving van de Grafelijke Zalen enz. p. 31. J genz. V. de Stuers, Holland op zijn smalst. Heruitgave Bussum pg 1975 .73. ,p 22. Er bestaat een tekening van het interieur van de Daniël de g Blieck in de collectie van de Rijksdienst voor de Monumenten- Rijksdiens af ebe 1 in Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen afgebeeld g P pp 1769-1969 .55. ,P 23. H.M. van den Berg, Olde Convent en zijn kapel met g~ zijn p nonnen nonnengalerij te Groningen', Nieuwsbulletin KNOB 1960, p. g J g ~ ,P 225. 24. Vriendelijke mededeling van B.J.M. Kluck. Vriendelijke g 25. W. Kuyper, 'Maasland, Westgaag 74', Nieuwsbulletin KNOB 1973, p.82. 26. Mededeling van resp. B.J.M. Kliick en ir. H.W. Boekwit. g p Boekwijt W. Kramer, Het huisenaamd "Onse Vrouwe", Bergen o g ~ g op Zoom 1968. 28. pp Documentatiera ort RDMZ nov. 1975, G.W.C. van We- zel. 29. Th. Haakma g Wa enaar 'Geschiedenis van de bouw en res- tauate de r i van d Jacobikerk', Restauratie vi Hervormde kerken J in de binnenstad van Utrecht, Jaar 2. GORDINGENKAPPEN teerd. Helaas is de weergave niet tot in alle punten duide- a. Zuivere gordingenkappen lijk, maar hier is een poging gedaan de tekening zo goed mogelijk te interpreteren (afb. 190). Ten zuiden van de Alpen heeft de architectuur zich uit de In Engeland ging de ontwikkeling van de sporenkappen steenbouw ontwikkeld. Dit werd in de inleiding uiteenge- na ca. 1300 in de meeste streken in de richting van de zet. zuivere gordingenkappen en daarmede werd ook de dak- De mediterrane kappen hebben een dakhelling van helling steeds geringer (GB 24; GB X 1). Hier is geen 18-30° (F 6:179). Zij worden gedragen door driehoekige sprake van een relict uit de Romeinse tijd. spantconstructies of door stenen gordelbogen. De gordin- gen van de arcade van het Pantheon te Rome, gebouwd Bij de zuivere gordingenkappen behoren de spantbenen omstreeks 130 n.Chr., rustten tot 1625 op een bronzen ononderbroken van de voet tot de nok door te lopen. De kapspant. gordingen zijn daar op ingelaten. Enkele van deze kappen In de Romeinse tijd werd bij een houten kap de trekbalk van een spant opgehangen aan een makelaar, zodat een zijn in Nederland aangetroffen. Hier worden die samen- hangwerk werd gevormd. Deze spanten zijn zwaarder gevat onder de code ILb.q. dan de romaanse driehoekige gespannen, zoals die in de door de Romeinen beïnvloede streken ten zuiden en ten westen van de Alpen werden gemaakt. De spanten dragen gordingen, waarvan het bovenvlak evenwijdig is aan het dakvlak. De gordingen zijn ingelaten in de spantbenen, niet opgelegd. Daarop rust de dakhuid, gevormd door de kepers, latten en de dakbedekking. Er is sprake van een meervoudige kapconstructie. Kenmerk van een gordin- genkap is, dat er ook steeds een nokgording is. De oude Romeinse weg van Keulen langs Heerlen, Maas- tricht, Tongeren, Bavay en Cambrai (Kamerijk) naar Duinkerken heeft eeuwenlang een belangrijke rol ge- speeld in de scheiding tussen twee culturen, de Romeins- romaanse en de inheemse Noordwest-europese. Het bouwen geschiedde in West- en Noord-Europa met hout als hoofdmateriaal, in Zuid-Europa werd steen als voor- naamste materiaal gebruikt. In de eerste bouwwijze was een steil en hoog opgaand dak makkelijker te verwezenlij- ken, omdat het sporendak met hanebalken geen flauwe dakhelling toelaat. Vanuit de bouwtraditie van de steen- bouw met dragende houten elementen was het eenvoudi- ger de ruimte tussen de zware muren te overdekken met een flauw hellend dak. De hier gesignaleerde verschillen hebben eeuwen de bouwtechniek in een brede grens- strook langs de genoemde Romeinse weg beheerst. Ostendorf (D 5:91) vermeldt, dat in Noordoost-Frank- rijk de gordingenkap nog gebruikelijk was in de vroege ..... •0 •.•.• .••.•..~, .,••i.••~ •..•••• • ••• ~•.••.. -•.• ••~ ••••.• middeleeuwen als traditioneel overblijfsel uit de Ro- i•~•~•i•i ~••••i•i•~ •Oi• -;•;.,.,.;, meinse tijd 2. Viollet-le-Duc (F 2,I:169) geeft een dergelij- ke kap weer in de kerk van Vignory (dep. Haute Marne) op geringe afstand van de bovenloop van de Maas gelegen (gerestaureerd in 1854). Toen werden nog enige oude spanten van de oude bekapping gevonden. Zij stonden 190. Vignory (F.), reconstructie van kapspant, naar Viol- 4,40 m uit elkaar. De kap werd in de 11 de eeuw geda- let-le-Duc. 125 \\ Een merkwaardig overblijfsel bevat het in vakwerk ge- \\ bouwde Dinghuis te Deurne (N.B.). Asymmetrisch ge- \li plaatst op een houtskelet uit de tweede helft van de 16de • • • F • ' ' ' • ' • • `'' • •`'* . eeuw (c) staat een vermoedelijk oudere kap waarvan de spanten worden gevormd door twee benen van voet tot nok, voorzien van twee hanebalken en aan iedere zijde een gording. Een nokgording ontbreekt. Er zijn "keper- gespannen" met één hanebalk, waarvan de kepers met houten nagels op de gordingen gehecht zijn (afb. 191, 192). De kappen van de Onze Lieve Vrouwekapel en de Heilig Kruiskapel aan de noordzijde van het koor van de Nieu- 191. Type II. b. q. Deurne (N.B.), Dinghuis, doorsnede, we kerk te Amsterdam werden gemaakt in 1488 en bleven XVIB. gespaard bij de brand van 1645. Zij hebben een relatief flauwe dakhelling en zijn van een opvallende gordingen- constructie, waarin een nokgording ontbreekt (aJb. 193, 194, 39). Men dient daarbij te bedenken, dat in Amster- dam de gordingenkap in die tijd volledig onbekend was. Het dichtstbij zijnde punt, waar die bouwvorm voor- kwam, werd een kleine 200 km zuidelijker gevonden. Het is tot nu toe onverklaarbaar hoe het mogelijk was, dat een dergelijke constructie op de Nieuwe kerk werd toegepast. Tijdens de restauratie omstreeks 1970 kwam boven de 192. Deurne, Dinghuis, gedeelte van de kap, rustend op zuidelijke kapellen van de kooromgang een groot aantal vakwerkwand. onderdelen van twee andere kappen tevoorschijn uit de balklaag van het flauw hellende dak, dat er op dat mo- ment was. Reconstructie leverde eveneens een gordin- genkap op, maar nu met een nokgording. Zeer afwijkend was de asymmetrische doorsnede van de beide kappen (afb. 195). Vermoedelijk was die gekozen om voldoende licht te laten vallen door de vensters van de achterliggen- de koorlantaarn. Op afbeeldingen uit de 17de en vroege 18de eeuw zijn beide kappen nog te zien, waaruit blijkt dat zij niet door de brand van 1645 verloren waren ge- gaan. Van groot belang is het telmerktype op de onderdelen van de kappen aan de zuidkant. Zij werden gesneden volgens het in Zuid-Nederland en België gebruikelijke type met dwarsstreep. Men zou kunnen veronderstellen, dat deze kappen en ook die aan de noordzijde van het koor door Vlaamse of Noordfranse timmerlieden zijn gebouwd, ge- bruik makend van de "zuidelijke" flauwe dakhelling. Afschrijven van verbindingen. De kappen aan de zuidzijde van het koor van de Nieuwe kerk te Amsterdam konden worden gereconstrueerd dank zij de ingekraste lijnen, waarmede verbindingen en omtrek van stijlen op de onderdelen waren afgeschreven (afb. 195). Het was een algemeen gebruik bij de timmerlieden om onderdelen, die op elkaar moesten aansluiten, zoals pen- nen en gaten, inkepingen en dergelijke, voor het uitzagen en uithakken af te schrijven met duidelijk zichtbare kras- lijnen. Ook hartlijnen van pengaten zijn meestal aange- geven. 126 kepers: 10x10 cm 193. Type Il.b.q. Amsterdam, Nieuwe kerk, O.L. Vrouwe- en H.Kruiskapel, 1488. Telmerken: zie afb. 44. 194. Amsterdam, Nieuwe kerk, kap H.Kruiskapel tijdens 195. Amsterdam, Nieuwe kerk, kap Eggertkapel, recon- restauratie. structie van de laat-ISde-eeuwse toestand. Onder: kraslij- restauratie. structie van de laat-ISde-eeuwse toestand. Onder: kraslij- nen op balk. 127 b. Kappen met schaargebinten en gordingen In zuidoostelijk Nederland bleven geen zuivere gordin- genkappen bewaard uit de periode voor de late middel- eeuwen. Er zijn daar wel kappen gebouwd waarbij de gordingen ingelaten zijn in schaargebinten, waarop een driehoekig nokgebint rust. De schaargebinten wijzen op de invloed van de Nederlandse constructiewijzen op de gordingenkappen in dit gebied. Er zijn in de schaargebin- ten vaak stijlen in het midden aangebracht, die de ver- wantschap met de hangwerken aantonen. De oudste kap- pen met dit type constructie zijn bekend uit de 15de eeuw. 196. Type ILb.a+n. Roermond, Munsterkerk, kap koor- sluiting, XVI. 1. Kapgebinten met één schaargebint, gordingen en nokgording Gebinttype II. b. a+n De halfcirkelvormige koorsluiting van de Munsterkerk in Roermond heeft een kegelvormig dak met een helling van ongeveer 40° (afb. 196). Het dak wordt gedragen door een strijkgebint, dat bestaat uit een schaargebint met aan de onderzijde enigszins gekromde stijlen en standzonen, dat voorzien is van twee verticale stijlen. De schaarstijlen en de gebintdekbalken dragen ieder een gording. De top wordt gevormd door een geschoorde stijl, die bij een normaal zadeldak waarschijnlijk een nokgording gedra- gen zou hebben. Haaks op dit strijkspant staat een half spant en tussen strijkspant en half spant zijn raveelbalken (zogenoemde zwaarden) ingelaten, waartegen aan beide 197. Type ILb.a+qs. Maastricht, St.-Mathiaskerk, weste- zijden twee halve spanten rusten. Gezien de huidige lijk deel, XVIA. stand van de kennis over dit type constructies zou deze constructie in de 16de eeuw te plaatsen zijn, dus jonger dan de kerk, die uit de 13de eeuw dateert. Gebinttype Il.b.a+gs De Sint Mathiaskerk te Maastricht heeft op het westelijke gedeelte, dat in de eerste helft van de 16de eeuw tot stand kwam, een gordingenkap. De spanten bestaan uit schaar- gebinten en een driehoekig nokgebint met middenstijl, dat een nokgording draagt. Op de spanten liggen aan weerszijden vijf gordingen (afb. 197). Eenzelfde kap heeft ook de Cellebroederskapel in Maas- tricht, daterend uit het tweede kwart van de 16de eeuw. Uit later tijd is nog een aantal van deze kappen in Maas- tricht en Sittard bekend. Gebinttype II. b. as+qs De Maastrichtse Mathiaskerk heeft op het nog 15de- eeuwse koor soortgelijke spanten, waarvan de schaarge- 198. Typell.b.as+qs. Maastricht, St.-Mathiaskerk, ooste- binten voorzien zijn van een middenstijl met korbelen lijk deel, XVB. naar het schaarbint (afb. 198). 128 2. Kapgebinten met twee schaargebinten, gordingen en rokgording Gebinttype Il.b.av+a+qn De kap van de kerk te Meerssen (L.) werd in de late 14de eeuw opgebouwd uit gebinten, bestaande uit twee schaar- gebinten, waarop een topdriehoek, die aan weerszijden een gording droeg, in combinatie met een nokgebint (afb. 199. Type II.b.av+a+qn. Meerssen (L.), R.-K. kerk, XV 199). De onderste schaargebinten werden aan de voet (gesloopt). gesteund door schoren. De kap werd vervangen in 1936. Gebinttype II.b.as+as+n De kap van het koor van de kerk van St.-Jansonthoofding te Gemert (N.B.) werd in de 15de eeuw opgebouwd uit soortgelijke gebinten met alleen een nokgebint. De schaargebinten dragen beide aan weerszijden een gor- ding, die op korte afstand onder de dekbalk in de schaar- stijl is ingelaten (afb. 200). Vermoedelijk later in dezelfde eeuw werd deze constructie niet stabiel genoeg gevonden en werden op de gebruikelijke wijze flieringen toege- voegd, die windschoren hebben en voorzien zijn van horizontale schoren naar de dekbalken (afb. 227). c. Kappen met schaar- of kromstijlgebinten, flieringen en gordingen Reeds in de 14de eeuw zijn gordingen op het Nederlandse schaargebint aangebracht op halve hoogte tussen kapvoet en flieringen (afb. 201). Omdat de sporen halverwege de flieringen de maximale doorbuiging ondergaan, was de gording het aangewezen element om de gewenste verster- 200. Type II.b.as+as+n. Gemert (N.B.), R.-K. kerk, koor, king te bewerkstelligen. Het is één van de wonderlijke oorspr. toestand, XV. ontwikkelingen in het middeleeuwse bouwbedrijf, dat deze constructieve verbetering er meer dan een eeuw over heeft gedaan om van Limburg tot het westen van Nederland door te dringen. In de noordelijke provincies heeft het element gedurende de middeleeuwen vrijwel geen vaste voet gekregen. 1. Kapgebinten met één schaargebint Gebinttype I-IL b. b.2 De eenvoudigste constructie is waar te nemen in de kap van de kapel van het voormalige Begaardenklooster, Zwartbroekstraat 1 te Roermond (afb. 201). De kap wordt gedragen door schaargebinten met gordingen en heeft gespannen met twee hanebalken. De datering is 201. Type I-II.b.b.2. Roermond, voorm. Begaardenkloos- waarschijnlijk in de tweede helft van de 14de eeuw of het ter, XIVB-XVa. begin van de 15de eeuw. 129 2. Kapgebinten met een schaargebint, waarop een stijl Gebinttype I-17. b. b+l. 1/2 Een zestal kappen is in Nederland bekend met schaarge- binten met gordingen en met flieringen, waarop stand- vinken staan, die een hanebalkfliering dragen. Drie ervan zijn aangetroffen in het huidige Noord-Brabant en drie in Noord-Overijssel en Friesland. Zij zullen uit de 15de eeuw en de eerste helft van de 16de eeuw dateren. De kap van het schip van de Hervormde kerk te Veen (N.B.) (afb. 202) vormt één geheel met die van het koor, die een houten tongewelf omsluit (afb. 326). 202. Type I-ILb.b+l. 1. Veen (N.B.), Herv. kerk, schip, 3. Kapgebinten van twee schaargebinten op elkaar XVB. Zie gelijktijdige kap met tongewelf afb. 320. Gebinttype I-II. b. b+b De Sint Michielskathedraal (Sint Goedele) te Brussel be- zit twee schaargebinten op elkaar met ieder een stel gor- dingen halverwege op de schaarstijlen. De kappen van de kerk te Dilbeek (B.) zijn vrijwel identiek. Gebinttype I-ILb.bsl+asl. 1 Het midden- en zuidkoor van de Jacobikerk in Utrecht hebben kappen uit de tweede helft van de 15de eeuw met gebinten, bestaande uit twee schaargebinten, middenstij- len en hanebalkflieringen tussen de schaargebinten. Gor- dingen zijn in de onderste schaargebinten aangebracht. 4. Kapgebinten van twee schaargebinten, waarop een stijl Gebinttype I-II.b. b+a+l. 1/2 Het koor, het dwarsschip en het middenschip van de Grote kerk te Breda hebben een kap, die op schaargebin- 203. Type I-II. b. b+a+l. 2. Bergeyk (N. B.), R.-K. kerk, koor, ten met gordingen gewone schaargebinten en standvin- XVB ken met een hanebalkfliering draagt. Op grond van deze constructie zijn wij geneigd de datering van Ozinga en Meischke 3, die het koor in het tweede kwart van de 15de eeuw dateren, te volgen. Dwarsschip en schip dateren dan uit het derde kwart van die eeuw. Uit dezelfde tijd dateert ook de identieke kap van het koor van de kerk te Bergeyk (N.B.) (afb. 203). 204. Type I-ILb.b+b+l.l. Utrecht, Domkerk, dwarsschip, 1477. 130 Van een soortgelijke kap in de kerk te Hakendover in België ten oosten van Tienen bleef het bestek uit 1454 bewaard (B 2:305). Daarin is te lezen, dat de sporen onderbroken werden op de "rijboem", de fliering op het onderste schaargebint. Een dergelijk gedeelte van een span werd "aenvelder" genoemd. De hanebalkfliering on- der de hanebalken heette "philiere". Gebinttype I-Il.b.bs+as+l. 1 In het dwarsschip van de Dom te Utrecht, gedateerd 1477 (d), zijn de gebinten samengesteld uit een schaarge- bint met gordingen, een gewoon schaargebint en stand- vinken onder een hanebalkfliering (NL X 54). Om de doorbuiging van de bijna 11 m lange balken tegen te gaan werden hangstijlen gemaakt, die met ijzeren beugels aan elkaar verbonden zijn. Tussen de hangstijlen en de beide schaarbinten zijn vrij steil staande korbelen gemaakt (afb. 203, 204). De windschoren in de onderste schaarge- binten kruisen de gordingen en elkaar. De sporen zijn onderbroken op de onderste flieringen, die daarom ver- dubbeld zijn en blokkelen en standzonen van het boven- ste gedeelte van de sporen dragen. De binnenste flierin- gen kregen nog een schoor naar de sporen bij de gordingen. Horizontale windschoren. In het dwarsschip van de Dom in Utrecht zijn tussen de flieringen en de gebintdekbalken horizontale windscho- ren aangebracht (afb. 205). Datzelfde is ook het geval in de Sint Maartenskerk te Zaltbommel in het schip uit de tweede helft van de 1 Sde eeuw en in het tussen 1508 en 1539 gebouwde koor van de Janskerk en de iets latere 205. Utrecht, Domkerk, dwarsschip.Sint Catharinakerk in Utrecht. Ook bij de verbouwing van de kap van de kerk van St.-Jansonthoofding te Ge- mert (N.B.) in de tweede helft van de 15de eeuw werden horizontale schoren aangebracht, evenals bij verschillen- de kappen van de Sint Walburgskerk in Zutphen. De Grote kerk in Zwolle kreeg bij de herbouw na 1548 op vele plaatsen horizontale windschoren. In het met tongewelven gedekte schip van de Hervormde kerk te Leerdam, daterend van voor het midden van de 16de eeuw, zijn eveneens dergelijke horizontale wind- schoren aanwezig. Het zelfde geldt voor het schip van de kerk te Breugel (N.B.) Gebinttype I-Il.b.b+(a+l).1 Het schip van de Sint Maartenskerk te Zaltbommel heeft een kap uit het derde kwart van de 15de eeuw (afb. 206), waarin de benen van het bovenste schaargebint tot in de nok doorlopen en tevens een hanebalkfliering met hane- balk omvatten (NL X 61). Ook andere details van deze constructie wijken af van de geijkte patronen. Er zijn als het ware twee zware sporen toegevoegd, die deel uitma- ken van de gebintopbouw. Halverwege zijn aan deze spo- ren verbindingen naar de schaarstijlen gemaakt, waarop een gording rust. 206. Type I-I1.b.b+(a+l).1. Zaltbommel, St.-Maartens- kerk, schip, XVc 131 207. Type I-Il.b.b+b+l. 1. Dordrecht, Grote kerk, schip en dwarsschip, ca. 1460. :.•:.....•, •.•o•.m~ ........ b2~S2•AS.•~' .•.a•.o•.o•. ~~ .00w.o•.•, .~.~.~.~.~.~.~.~, r / T telmerken: 1 Vlerrny Gebinttype I-li. b. b+b+l. 1 De kappen van schip en dwarsschip van de Grote kerk te Dordrecht werden na een brand omstreeks 1460 her- bouwd met uitermate zwaar hout 4. De afstand tussen de sporen is minder dan de breedte van die sporen. De constructie toont gordingen zowel in onder- als boven- schaargebinten. De sporen zijn onderbroken op de on- derste flieringen, die daartoe verdubbeld zijn (afb. 207). Ook hier werden nog windschoren aan boven- en onder- zijde in flieringen en stijlen gepend, zodat aan de onder- zijde klossen onder de schoren in de stijlen moesten wor- den aangebracht. 208. Typel-ILb.i+a+a. 1. Bergen op Zoom, Markiezenhof, 209. Bergen op Zoom, Markiezenhof, zuidvleugel onder Hof- en zuidvleugel, 1485 en 1505. flieringzolder. 132 210. Type I-Il.b.bs+a+a+l. 1. Utrecht, Janskerk, koor, XVIa. x< Ix telmerken 5. Kapgebinten van drie kromstijl- of schaargebinten op elkaar Kappen van een dergelijke samenstelling worden vooral aangetroffen in België en het zuidwesten van Nederland. Gebinttype I-II. b. i+b+b. 0 Gebinttype I-II. b. b+a+a. l Het refugium van Ter Duinen, Steenstraat 28 te Hulst De Onze Lieve Vrouwekerk te Vilvoorde (B.) heeft op het (Z.), gebouwd in het tweede kwart van de 16de eeuw, schip een kap, waarvan de gebinten bestaan uit een heeft een soortgelijke kap met gordingen in alle gebinten. schaargebint met flieringen en gordingen, waarop twee normale schaargebinten (GB 25,2:p1.36 5). De kap zal Gebinttype I-II. b. b+b+b. l omstreeks 1450 zijn gebouwd. Het stadhuis van Damme (B.), gebouwd in 1464-1467 heeft kapgebinten, bestaande uit drie schaargebinten met Gebinttype I-Il.b.b+b+a.l flieringen en gordingen op elkaar (B 2:357). De Kapellekerk en de Zavelkerk te Brussel bezitten beide een kap, waarvan de gebinten zijn opgebouwd uit twee schaargebinten met flieringen en gordingen op elkaar, 6. Kapgebinten van drie schaargebinten, waarop waarop een normaal schaargebint (GB 25,3:p1.98 en 99). een stijl Beide kappen kwamen tot stand in de tweede helft van de 15de eeuw. Gebinttype I-77. b. b+a+a+l. 1 Het koor van de Sint Sulpitiuskerk te Diest (B.), gebouwd Gebinttype I-II. b. i+a+a. l omstreeks 1436, heeft een kap met drie schaargebinten Bij profane gebouwen is een borstwering voor de bruik- op elkaar, waarvan het onderste ook gordingen halverwe- baarheid van de zolder een onmisbaar element, omdat er ge de schaarstijlen draagt. Op de bovenste schaargebinten anders te weinig hoogte overbleef tussen de zoldervloer staan standvinken, die een hanebalkfliering dragen. en de onderste hanebalken of gebintbalken in de kap. Daartoe kregen de kappen kromstijlgebinten, die soms Gebinttype I-ILb.bs+a+a+l. 1 sedert de 15de eeuw ook gordingen dragen. Zo hebben de Het koor van de Janskerk, in Utrecht, opgetrokken tussen Hofvleugel (1485) en de zuidelijke vleugel van het Mar- 1508 en 1539, heeft een kap met drie schaargebinten op kiezenhof te Bergen op Zoom, gebouwd in 1505 6, derge- elkaar en standvinken onder een hanebalkfliering (afb. lijke gebinten, waarop twee zwaar gebouwde gewone 210). In het onderste schaargebint is een gording aan schaargebinten staan, die van "basen" voorzien zijn. De weerszijden en er zijn middenstijlen in de twee onderste kromstijlgebinten in de laatstgenoemde vleugel dragen schaargebinten. De sporen zijn onderbroken zowel op het sleutelstukken en een flieringzolder, hetgeen - in combi- eerste als op het tweede schaargebint. Hier is een tekort natie met een stookplaats - op bewoning van deze zolder- aan lang hout, dat zich in deze tijd steeds meer voordoet, ruimte wijst (afb. 208, 209). duidelijk merkbaar. 133 211. Type I-Il.bv.bs+n.2. Maastricht, Dominicanenkerk, westelijk deel, ca. 1300. 212. Type I-II.b.bs+n. Maastricht, St.-Danskerk, schip, XIVd d. Kappen met kromstijl- of schaargebinten, flieringen, gordingen en nokgording In de kapconstructies van Nederland is het in de 14de en 1 5de eeuw niet gebruikelijk, dat de sporen boven in het dak onder de nok gesteund worden. Het wezen van de sporenkap is immers, dat de gespannen vrij staan. Uit de gordingenkap komt in het uiterste zuiden van het huidige Nederland al aan het einde van de 13de eeuw naast de gording in de schaargebinten ook de nokgording naar voren. Er moet dan van kepers gesproken worden, alhoe- wel er nog wel hanebalken voorkomen als teken van de vermenging van beide constructieprincipes. In de tweede helft van de 1 5de eeuw verbreidde zich de invloed van de nokgording geleidelijk naar het noorden. De nokgording vond echter in Groningen, Drenthe, het grootste deel van Overijssel en de Gelderse Achterhoek geen toepassing, zeker niet voor 1600 (zie afb. 244). 1. Kapgebinten met één kromstijl- of schaargebint, waarop een nekgebint Gebinttype I-II. bv. bs+n. 2 De kappen van het schip van de Dominicanenkerk en de Franciscanenkerk in Maastricht, die beide in de eerste helft van de 14de eeuw tot stand kwamen, hebben zeer hoge schaargebinten met gordingen en middenstijlen, waarop een geschoorde stijl staat, die een nokgording draagt (afb. 211). Een dergelijk element werd een nokge- bint genoemd. Bij beide kappen is het opvallend, dat er nog een voetraveling is, waarop de standzonen van de "kepergespannen" staan. Dit element is ons uit de 1 3de eeuw bekend. Een soortgelijke kap heeft de St.-Deniskerk te Luik, ge- bouwd in de tweede helft van de 14de eeuw (B X 4:23, afb. blz. 80). Gebinttype I-II. b. bs+n De Sint Danskerk in Maastricht heeft op het laat-l4de- eeuwse schip een soortgelijke kap met een veel flauwere helling, waarin geen voetraveling voorkomt (afb. 212). Er zijn steeds twee windschoren naar de nokgording, één van de nekstijl en één van de middenstijl van het schaar- gebint. Schip en dwarsschepen van de Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht worden eveneens gedekt door soortgelijke kappen uit de 15de eeuw. Uit het begin van de 16de eeuw zullen dergelijke kappen op de noord- en zuidbeuk van de Hervormde kerk te Roermond zijn. ..... .~.D•i ~'~•i00'~ •...., ..... pb•.~0•~ .~~•~~~~~~• ..•~••••! ~~~•~•~~~~. ...... ,....• ..... ..... .....: ,..... .•.•.. ..... .•.•.•; ~.•.•.' ..... ,..... .....: ..... ....., ,..... ...... ..... .•.•., ~.•.•.• .•.•.•. .•.•.• ....., , 134 en en er zijn middenst Gebinttype Lb.k+n Het houten schip van de kapel van de Nieuwenhof te Maastricht, die gesloopt is omstreeks 1663, maar waar- van het bestek uit 1493 bewaard bleef (NL 41), had een kap, waarvan de kapgebinten bestonden uit een gebint met aan weerskanten een "boechstyl", waarop een nokge- bint bestaande uit een "bontstyP', geschoord door twee "bonten", waarop een "verst" (nokgording). Op de "verst", de "spanwermen" (flieringen) en de "veermen" (voetplaten) rustten "kepers". Het Haus Diek bij Sdffelen (D.), dicht bij de Nederlandse grens ter hoogte van Roermond heeft een dergelijke kap (D 36:305). 213. Type I. b. k+n. Baarlo (L.), d'Erp, z. o. vleugel, midden- Soortgelijke kappen werden in de 16de eeuw in het groot- deel, na 1578. ste gedeelte van Nederland gemaakt (afb. 213). Gebinttype I. b. k+r Een variant van het nokgebint is de "spruit", een drie- hoekig gebint met een nokgording, waarin een hanebalk is aangebracht, die gordingen of flieringen draagt. Op woonhuizen is het type uit de 16de eeuw enkele malen aangetroffen, onder meer in Delft, waar na de stadsbrand oost van 1536 een grote bouwactiviteit valt waar te nemen, waarbij de toenmalige nieuwe constructieprincipes veel- vuldig toepassing vonden. Gebinttype I.b.a+n. 1/2 In Friesland is een viertal kerken, dat een kap met schaar- gebinten en een nokgebint bezit uit de 16de eeuw bezit. Er zijn hier nog wel hanebalken. 111 If Gebinttype I. b. a+n 1 1 west Het schip van de kerk te Noorbeek (L.) bezit een kap uit de 15de eeuw, waarvan de gebinten bestaan uit een schaargebint met een nokgebint en -gording. Er is een 214. Type I-ILb.a+nl. Noorbeek (L.), R.-K. kerk, schip, regel in de lengterichting van de kap tussen de nokgebin- XVB. ten (afb. 214). Gebinttype I.b.a+r Een voor de hand liggend type is dat, waarbij op een schaargebint een nokgebint of een spruit is geplaatst, waarop aan weerszijden nog een fliering draagt. In Ne- derland is dit nog niet aangetroffen. De langgevelhoeve Ter Doestweg 21 te Koolkerke bij Brugge (B.), gedateerd 1573, bezit een dergelijke kap 7. Gebinttype I-II. b. b+n 1 De kerk te Noorbeek heeft op het koor een kap met schaargebinten met gordingen en een nokgording waar- onder een regel in de asrichting van de kap tussen de nokgebinten, daterend uit de tweede helft van de 15de of de eerste helft van de 16de eeuw (afb. 215). Eenzelfde kap heeft het schip van de kerk te Hoensbroek • (L.), daterend uit de eerste helft van de 16de eeuw. AV telmerken Langsdoorsnede Gebinttype I-Il.b.b+n In Belgisch-Limburg komt een soortgelijke kap voor op X At het koor van de kerk te Neeroeteren, daterend uit de eerste helft van de 16de eeuw. Hier ontbreekt de midden- 215. Type I-II. b. b+n 1. Noorbeek (L.), R.-K. kerk, koor, regel onder de nok. XVB-XVIA. 135 219. Type I-II. b. (a+b)+n. Thorn (L.), Grote Hegge, zijvleu- gel, XVIm. k K~ ~`~~ t .,, 2. Kapgebinten van twee kromstijl- of schaargebinten, waarop een nokgebint 216. Bolsward, Grote Dijlakker 22, XVIb-m. Gebinttype Lb.k+a+n Van omstreeks 1525 tot het midden van de 17de eeuw werd zeer algemeen op profane bouwwerken een kap gebouwd, waarvan de gebinten bestaan uit een kromstijl- gebint, waarop een schaargebint en een nokgebint (afb. 216). Nauwkeurig is het beschreven in een bestek voor de Doelen te Gorinchem uit 1589, dat in deel III van dit boek zal worden besproken. Gebinttype I.b.k+a*+n In Middelburg en Vlissingen komt in de 16de eeuw een merkwaardige variant voor, waarbij in de bovenste klei- ne schaargebinten geen korbelen zijn gemaakt. In plaats daarvan zijn de schaarstijlen aan de bovenkant ver- zwaard (NL 21:77; afb. 21 7). Hetzelfde komt ook in Bel- 217. Type I.b.k+a*+n. Middelburg, Vlasmarkt 8 (links); gië voor, onder meer in de omgeving van Mechelen (B 18) Korte Delft 23 (rechts); beide XVIb. en in de Ezeldijkmolen te Diest (1553). Gebinttype II. b. k+a+n In midden-Limburg is in het voormalig Caulietenkloos- ter te Sint Joost en in het pand Luifelstraat 11 te Roer- mond een kap uit het derde kwart van de 16de eeuw gevonden met gebinten, bestaande uit kromstijlgebint, schaargebint en nokgebint, waarbij gordingen zijn aange- bracht in plaats van flieringen (afb. 218). Gebinttype I-II. b. (a+b)+n Dit Limburgse gebied vertoont een dermate rijke variatie aan kapconstructies, dat het onmogelijk is die volledig te behandelen. Wij zullen ons beperken tot een aantal type- rende voorbeelden. Een dergelijk exemplaar bevindt zich op de zijvleugel van de Grote Hegge te Thorn, daterend uit het midden van 16de eeuw (afb. 219). Beter dan een beschrijving zal het 218. Type II. b. k+a+n. St.-Joost (L.), voorm. Cauliten- bestuderen van de tekening hier een inzicht in de gecom- klooster, XVlc. pliceerde denkwijze van de timmerlieden kunnen geven. 136 Gebinttype Lb.k+b+n Op het pand Oudkerkhof 19-21 in Utrecht is een kap aangetroffen met kromstijlgebinten, waarop een schaar- 220. Type I. b. k+a+r. Leiden, Rapenburg 63, XVIB. gebint met gordingen en een nokgebint (NL X 56b). Gebinttype I.b.k+a+r Grotere 16de-eeuwse burgerlijke bouwwerken, zoals het raadhuis van 's-Gravenhage, werden soms voorzien van een kap met kromstijl- en schaargebinten, waarop een spruit. Een soortgelijke kap bezit Rapenburg 63 te Leiden (afb. 220). In het pand Oude Delft 16 te Delft hebben de kromstijlgebinten alleen windschoren aan de straatzijde, de schaargebinten hebben aan beide zijden windschoren. Gebinttype I. b. k+(a+r) Het pand Koornmarkt 1 in Delft, ook van na de stads- brand van 1536, heeft weer een andere variant, waarbij op de kromstijlgebinten een gecombineerde schaarge- bint-spruit is geplaatst 8 (afb. 221). ) » telmerken: 0 00 II II Gebinttype I.b.a+a+n Eén van de meest voorkomende kapconstructies uit de 221. Typel.b.k+(a+r). Delft, Koornmarkt 1, XVIm. 16de en 17de en zelfs 18de eeuw is die, waarbij de gebin- ten bestaan uit twee schaargebinten op elkaar en daarop een nokgebint. Gebinttype I. b. a+a *+n In Middelburg is een variant gevonden met verzwaarde Kruis onder stijlen aan het bovenste schaargebint in plaats van korbe- nokgording len. Gebinttype I.O. a+a+n In Zeeland is in de kerk te Kapelle op de noordelijke kapel (eerste helft 16de eeuw) en in de Sint Bavokerk te kruis naar Aardenburg op het zuidelijke koor (midden 17de eeuw) worm een kap aangetroffen met twee schaargebinten en een nokgebint zonder trekbalken, conform de hierna te be- spreken trekbalkloze tongewelven. Gebinttype Lbv.asl+asl+n.2 In Maastricht staat op het koor van de Sint Danskerk een kap uit het midden van de 15de eeuw, waarin op beide schaargebinten een rib in de lengterichting van de kap ligt. Daarop rusten hanebalken. In beide schaargebinten 222. Type I.bv.asl+asl+n.2. Maastricht, St.-Danskerk, is een stijl in het midden. Boven in de kap zijn nokgebin- koor, XVm. ten (0). 222). 137 223. Type I-II. b. bs+a+n. Thorn, Stiftskerk, schip, XVd. Gebinttype I-II. b. bs+a+n.0/2 De Stiftskerk te Thorn heeft op het laat-15de-eeuwse schip een kap als hiervoor beschreven met gordingen in de onderste schaargebinten (afb. 223). Er zijn twee hane- balken tussen de kepers aangebracht. balken tussen de kepers aangebracht. De voormalige Franciscanen- of Minderbroederskerk te Roermond heeft op koor en schip een dergelijke kap zonder hanebalken, daterend van omstreeks 1500. In deze kap zijn dunne sporen met wankanten verwerkt van een voorgaande kap met een dakhelling van ongeveer 45° en tenminste twee hanebalken per gespan. Gebinttype I-II. b. bs+as+n Het koor van de Stiftskerk in Thorn kreeg, waarschijnlijk bij een ingrijpende verbouwing aan het einde van de 15de eeuw, soortgelijke kapgebinten als het hiervoor genoem- de schip. Beide schaargebinten hebben een stijl in het midden. Er zijn geen hanebalken. Een soortgelijke kap, versterkt met enkele horizontale regels in de lengte, kreeg de Sint Jacobskerk in 's-Graven- hage na de brand van 1539 (afb. 224). hage na de brand van 1539 (afb. 224). 224. Type I-ILb.bs+as+n. 's-Gravenhalte, St.-Jacobskerk, koor, ca. 1545. 138 225. Type I-II. b. bs+bs+n 1.1. 's-Hertogenbosch, St.-Jans- kathedraal, schip, XVIa. telmerken Ih ord clen gebinten ook tussen het onderste schaarbint en de trek- Gebinttype I-II. b. bs+bs+n 1.1 balk zijn in het midden stijlen aangebracht. De sporen De kappen van het middenschip, het koor, het zuidelijke zijn met een houten nagel bevestigd op de onderste gor- dwarsschip en het noordelijke dwarsschip van de Sint dingen en onderbroken bij de onderste flieringen. De Janskathedraal te 's-Hertogenbosch, tot stand gekomen bovenste sporen zijn niet vastgemaakt op de gordingen. tussen 1510 en 1525 (NL X 48), hebben eenzelfde uiter- In het onderste deel van de kap wordt dus het principe lijke vorm met aan de zijde van de vieringtoren een zeer van de gordingenkap met kepers gehanteerd, in het bo- steile driezijdige afschuining. Het dak van het schip heeft venste deel dat van de sporenkap met gespannen. Ook de een dergelijke afschuining aan de westzijde, het dak van ondersteunde hanebalken zijn nog een uiting van dat het koor vertoont de gebruikelijke vijfzijdige sluiting aan constructieprincipe. de oostzijde. In het schip zijn ter plaatse van de rokgebinten de hane- De opbouw van de kappen van schip, koor en zuider- balken afgezaagd, waaruit moge blijken, dat er eerst geen dwarsschip is nagenoeg identiek. De constructie in het nokgording bedoeld was en als modern element op het noorderdwarsschip wijkt af van die van de drie andere laatste moment is toegevoegd. De lange windschoren, die hoofdkappen. aangebracht zijn tussen de onderste gebintstijlen en de De constructie van een kapgebint op het schip, het koor flieringen, kruisen elkaar tengevolge van de vrij geringe en zuiderdwarsschip bestaat in verticale opbouw uit twee afstand tussen twee gebinten. Zowel van de nokgording schaargebinten. In de onderste schaarstijlen zijn twee als van de hanebalkfliering lopen windschorn naar de gordingen ingelaten, op de bovenste schaarstijlen ligt één rokstijl. In het koor zijn korte schoren tussen de midden- gording halverwege, die in het koor tijdens het bouwen stijl en het bovenste schaarbint. van de kap is toegevoegd. Op het bovenste schaarbint In het koor zijn beide schaarbinten met horizontale wind- staat een nokgebint, dat een hanebalkfliering en een nok- schoren verbonden aan de flieringen. gording draagt (afb. 225). Er is een afwisseling van hoofd- In het noorderdwarsschip zijn geen tussengebinten met gebinten op trekbalken ter plaatse van de muurdammen uitzondering ter plaatse van de afschuining bij de viering- tussen de vensters en tussengebinten zonder trekbalken toren. De onderste gebinten dragen één gording per dak- met langs de muur oplopende standzonen. Tussen de vlak. Bij de bovenste gebinten zijn geen gordingen aange- beide schaargebinten van een kapgebint en bij de hoofd- bracht. 139 KOOR SCHIP XVd-XVIa 1533 226. Type I-Il.bs+bs+n. Temen (NB.), R.-K. kerk, koor 229. Type I-II.b.b+a+n. Den Dungen (N.B.), R.-K. kerk, na wijziging, XVd. XVd-XVIA. Gebinttype I-Il.bs+bs+n In de kerk van Sint Jans Onthoofding te Gernert (N.B.) werd na het midden van de 15de eeuw de bestaande gordingenkap van het koor voorzien van flieringen op beide schaargebinten (afb. 226). Gebinttype I. b. as+as+n.2 Omstreeks 1540 werd op het middendeel van de noorder- zijbeuk op de Jacobikerk in Utrecht een kap gebouwd met twee schaargebinten met middenstijlen en een nok- gebint (afb. 227). Dit sluit aan bij de in Utrecht eerder gebruikelijke kappeirmet stijlen in de schaargebinten. Opvallend bij deze kap zijn de haakse borsten tussen de schaarstijlen en -binten. Ook zij er twee hanebalken in de gespannen, hetgeen aantoont, dat het wezen van de nok- 227. Type I.b.as+as+n.2. Utrecht, Jacobikerk, n. zijbeuk, gording nog geen gemeengoed was. midden, ca. 1540. Gebinttype I-II.O.b+a+n Het tot de Abdij te Middelburg behorende huis Sint Pie- terstraat 52, gebouwd omstreeks 1540, heeft stenen ge- welven. De zijdelingse druk van gewelven en kap wordt opgenomen door trekstangen. Trekbalken ontbreken. De kapgebinten zijn opgebouwd uit een schaargebint bene- den, waarvan de standzonen langs de muur naar beneden doorlopen, een schaargebint met gordingen en een nok- stijl daarop (afb. 228). Gebinttype I-Il.b.b+a+n Een type, dat optreedt van het einde van de 15de eeuw en in gebruik bleef tot in de 17de eeuw, komt in het zuiden van het land voor. Het wordt gekenmerkt door een schaargebint met gordingen, erop een schaargebint en boven een nokgebint (afb. 229). In de beginfase zijn er soms nog hanebalken. In de kerk te Neeroeteren in Belgisch-Limburg komt op 228. Type I-II.O.b+a+n. Middelburg, St.-Pietersstraat 52, het schip een dergelijke kap voor uit de eerste helft van de ca. 1540. 1óde eeuw. 140 230. Type 1-ILb.b+k+n.1. Weert (L.), Franciscanenkloos- 233. Type I.b.ks+as+as+n. Haarlem, St.-Adriaansdoelen, ter, kerk, schip en koor, XVIa. hoofdvleugel, 1562. Gebinttype I-II. b. b+b+n Soortgelijke kappen, ook met gordingen in het tweede schaargebint, hebben de kerk te Neeritter (L.), het Vrije te Brugge (B.) (B 2:369; B X 1:17-24) en de Grote kerk te Goes (1619). Van de laatste is het bestek bewaard geble- ven, geschreven en uitgevoerd door een Antwerpse tim- merman (zie bijlage A 9). De kap wordt beschreven in deel III van deze publicatie. Gebinttype I-II. b. b+k+n. 0/1 In midden-Limburg en oostelijk Brabant zijn drie kerken uit het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw aangetroffen met kapgebinten, bestaande uit een schaar- gebint met gordingen, daarop een kromstijlgebint en een nokgebint (afb. 230). Er zou verondersteld kunnen wor- 231. Type I. b. k+k+n. Baarlo (L.), d'Erp, z. w. vleugel, hoge den, dat deze kappen door dezelfde vakmensen gemaakt deel, na 1578. zijn. Gebinttype I. b. k+k+n Vier 16de-eeuwse kappen zijn ons bekend met twee kromstijlgebinten op elkaar en een nokgebint (afb. 231). Het betreft het voormalige Begaardenklooster te Roer- mond uit 1521, het huis d'Erp te Baarlo (XVId), het achterhuis van het pand Korenbrugstraat 16 in 's-Herto- genbosch en het huis Ellestraat 26 in Elburg (XVIb). 3. Kapgebinten van drie kromstijl- of schaargebinten, waarop een nokgebint Gebinttype I. b. k+a+a+n In West- en Midden-Nederland zijn na omstreeks 1540 vele kappen gebouwd met kapgebinten bestaande uit een kromstijlgebint, twee schaargebinten en een nokgebint (afb. 232). Gebinttype I. b. ks+as+as+n Eenzelfde type met stijlen in alle gebinten werd in 1562 232. Type I.b.k+a+a+n. IJsselstein (U.), stadhuis, ca. op de gebouwd Sint Adriaansdoelen in Haarlem (afb. 1550. 233). 141 telmerken: p tint 234. Typel.b.a+a+a+n. Dokkuur (Fr.), Herv. kerk, schip, 236. Type I.b.as+as+as+n. 1. Grave (N.B.), St.-Elisabeth- XVIb. kerk, koor, ca. 1515. Gebinttype I.b.a+a+a+n Gebinttype I.b.as+as+as+n.l Dertien kappen uit de 16de eeuw en de eerste helft van de Omstreeks 1515 werd op het koor van de Sint Elisabeth- 17de eeuw met drie schaargebinten en een nokgording kerk in Grave een kap geplaatst met drie schaargebinten zijn aangetroffen in Zeeland, Utrecht, Gelderland, weste- met middenstijlen en aansluitend een nokgebint (afb. lijk Overijssel en Friesland (afb. 234, 235a,b). 236). Het dwarsschip van deze kerk heeft soortgelijke gebinten zonder rokgebinten. Gebinttype I. b. as+a+a+n Op het schip van de Grote kerk in Harderwijk werd na de Gebinttype I.b. a+as+as l+n brand van 1503, wellicht in het tweede kwart van de 16de De Sint Eloikerk te Duinkerken (F.) heeft een kap met eeuw, een kap gebouwd met gebinten, bestaande uit een drie schaargebinten op elkaar, waarvan in de beide bo- schaargebint met middenstijl, twee schaargebinten en venste een middenstijl, waarop een nokgebint. Deneux een nokgebint. (F 1) dateerde deze kap 1717, maar hij zou op grond van de vorm nog uit de eerste helft van de 16de eeuw kunnen zip n. 235. Oldemarkt (0v.), Herv. kerk, koor. a. gezicht naar het oosten met koorsluiting. b. onderste deel met dubbele fik'- ring. 142 4. Kapgebinten van vier kromstijl- of schaargebinten, waarop een nokgebint Gebinttype I-II. b. k+a+b+a+n Een uitzonderlijke kap van omstreeks 1540 draagt het huis Koornmarkt 64 in Delft. De gebinten bestaan uit een kromstijlgebint, een schaargebint, een schaargebint met gordingen, een klein schaargebint en een heel klein nok- gebint (afb. 237). Gebinttype I-Il.b.b+b+b+r Het stadhuis van Gent (B.), opgetrokken omstreeks 1535, heeft een kap met drie schaargebinten met flieringen en gordingen op elkaar en daarop een spruit met flieringen en een nekgording (B 2:372). De te overspannen breedte is 12,5 m. Eenzelfde kap is te vinden op het schip van de Onze Lieve Vrouwekathedraal te Antwerpen, die omstreeks 1540 is gebouwd. 237. Type I-II.b.k+a+b+a+n. Delft, Koornmarkt 64, na e. Hallenkerk, drie beuken onder één dak 1536. De Sint Catharinakerk te Doetinchem droeg over drie 1536. De Sint Catharinakerk te Doetinchem droeg over drie beuken één groot dak, vermoedelijk gebouwd na de stads- brand van 1527 (afb. 238). De zijbeuken hebben twee halve schaargebinten, ingelaten in de stijlen van een dek- balkgebint over de middenbeuk. Op dat gebint stond een schaargebint, waarop een nokstijl. De kap werd opgeme- ten door Ad. Mulder in 1882 en daarna afgebroken. De kerk te Swolgen (L.) droeg voor 1944 eveneens een kap over drie beuken (afb. 239) met gebinten bestaande uit een breed schaargebint met gordingen, dat voorzien is van twee schuingeplaatste stijlen met korbelen, rustend op de scheibogen. Daarop stonden een schaargebint met gordingen en een nokgebint 9. 238. Doetinchem (Gld.), Herv. kerk, reconstructie toe- stand XVIb. 143 242. Type I.bj+j+n. Utrecht, Predikherenkerkhof 5-7, XVIb. 239. Swolgen (L.), R.-K. kerk, na oorlogsschade in 1944. f. Tussenbalkgebinten met gordingen Ook de tussenbalkgebinten in het zuidoosten van Neder- land werden van rokstijlen of rokgebinten voorzien. 1. Kapgebinten van één tussenbalkgebint, waarop een nokgebint Gebinttype I. b. d+n Het voormalige refugiehuis van Mariënhage, later pasto- rie van Sint Pieter, Achter de Tolbrug 11 in 's-Hertogen- bosch, heeft drie verschillende variaties, daterend uit het tweede kwart van de 16de eeuw (c). Op het tweede deel van het voorhuis is een kap met kromstijl-tussenbalkge- binten en een rokstijl (afb. 240). Op de tussenbalk rust een flieringzolder. 240. Type Lb.d+n. 's-Hertogenbosch, Achter de Tolbrug 11. voorhuis tweede deel, XVIb. Gebinttype II. b. y+w Het pand Luifelstraat 3 in Roermond, volgens jaartal- ankers daterend van 1564, heeft een kap met tussenbalk- gebinten, waarop gordingen rusten en waarboven een spruit met een rokgording. 2. Kapgebinten van twee tussenbalk- of schaargebinten, waarop een nokgebint Gebinttype I.b.d+a+n De achtervleugel van het pand Achter de Tolbrug 11 te 's-Hertogenbosch heeft kromstijl-tussenbalkgebinten, waarop schaargebinten en een nokgebint, waarvan de schoren zeer laag geplaatst zijn (afb. 241). Op beide ge- binten rust een flieringzolder. Gebinttype I. bj+j+n Het huis Predikherenkerkhof 5-7 te Utrecht bezit tussen- balkgebinten met rechte stijlen, die nauwelijks boven de 241. Type I. b. d+a+n. 's-Hertogenbosch, Achter de Tolbrug tussenbalken uitsteken (afb. 242). Het gebruik van derge- 11, achtervleugel, ca. 1540. lijke gebinten in Utrecht is zeer uitzonderlijk te noemen. 144 Gebinttype II. b. y+y+n Uiterst merkwaardig lijkt de kap van het stadhuis van Dokkum (Fr.). De gebinten bestaan uit twee kromstijl- tussenbalkgebinten, waarop gordingen. Op de bovenste tussenbalk staat een rokgebint (afb. 243). Het heeft er alle schijn van, dat hier timmerlieden werkzaam zijn geweest, die uit het Westfaals-Nederlandse grensgebied afkomstig waren. Een Friese timmerman kon deze gebintvorm moeilijk zelf bedenken, omdat de constructie geheel af- week van hetgeen in dat gebied gebruikelijk was. Het oude stadhuis brandde af in 1572. Het nieuwe stadhuis werd in 1609 gebouwd, gebruik makend van een be- staand gebouw, het Mockema Blauwhuis. Vermoedelijk is ook de kap daarvan een overblijfsel omdat een dergelij- ke kap in de 17de eeuw waarschijnlijk niet meer werd telmerken B gemaakt 10. De verspreiding van de nokgording in Nederland tot het 243. Type ILb.y+y+n. Dokkum (Fr.), stadhuis, XVIB.einde van de 16de eeuw is weergegeven in afb. 244. Het valt op, dat in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel en in het oostelijk deel van Gelderland geen rokgordingen voorkomen. 244. Verspreiding van de nokgording in Nederland tot het einde van de 16de eeuw. 145 Noten deel II hoofdstuk 2 1J.K.Finch, De ontwikkeling van de techniek. Prisma 143, .J c g Amsterdam 1966, p. fig. 25. ~P 82, g 2 Ook het kistwerk van stenen muren, dat bestaat uit een schil .Oo et aan de buiten- en aan de binnenzijde, waartussen een vulling van J ~ g mortel met vulmateriaal, werd door de Romeinen ontwikkeld. M.D.n en R. Meischke, De gotische kerkelijke bouw- 3. .D. Ozinga e . g ~ g kunst. Amsterdam 1953 p. 62. ,P 4. Nog in 1463 werd er bepaald, dat niemand de timmerlieden g P voor de voeten mocht lopen. Th.W. Jensma, De Grote- of Onze p Lieve Vrouwekerk van Dordrecht. Zwolle-Dordrecht 1987, .27 noot 71. 5. De auteur van dit boek, Thomas H. Kin woonde omstreeks g 1890 een aantal 'aren in Brugge en onderzocht kerken in België. J gg g 6. R. Meischke, `Het Markiezenhof te Bergen op Zoom', Bergen g P ~ g o Zoom gebouwd en beschouwd. Alphen aan den Rijn 1987, p. op g P J ~P 25. 7. L. Devliegher, De Zwinstreek, Kunstpatrimonium van West- g P Vlaanderen 4. Tielt-Utrecht 1970 p.104. ,P 8. Documentatierapport RDMZ BO 79-13 d.d. 23-11-1979, G. Berends. 9. en Gegevens ontleend uit: Aantekeningen betreffende de Pa- g g rochiale kerk te Swolgen, door M.J. Janssen, Mierlo, > 1 Aug.1921. Archief RDMZ. 10. W.T. Keune, Het stadhuis van Dokkum. Dokkum 1983, p.14. 146 schoren zeer laag geplaatst zijn ( 3. HOUTEN TONGEWELVEN a. Inleiding Verder zijn er twee exemplaren bekend in midden-Lim- burg (Weert, Minderbroederskerk en Venray, kerk, In de gotische architectuurperiode was het streven van de dwarsschip, verwoest 1944) en één in Maastricht (Sint bouwmeesters om met zo gering mogelijke hoeveelheden Andrieskapel). bouwmaterialen zo hoog mogelijk opgaande gebouwen te Het houten tongewelf was bij uitstek geschikt voor het scheppen. Als er een vlak plafond tegen de onderzijde van overdekken van grote en kleine parochiekerken, maar de kapbalken is bevestigd, kan de ruimte slechts zo hoog ook talrijke kloosterkapellen in steden als Amsterdam, zijn als de muren, waarop de kap rust. Wanneer er stenen Delft en Utrecht werden voorzien van een kap met hou- gewelven zijn, is de hoogte van de ruimte ook nauwelijks ten tongewelf. Vele daarvan zijn in de loop van de eeuwen meer dan de hoogte van de muren en zijn er omvangrijke verloren gegaan. steunconstructies noodzakelijk. In burgerlijke bouwwerken werden in Nederland spora- In een brede strook van West-Europa langs de Noordzee disch ruimten overdekt met een houten tongewelf. In en het Kanaal ontstond in de 13de eeuw een architectuur- België komt het houten tongewelfvoor in alle Nederlands vorm, waarbij het mogelijk was bij een betrekkelijk gerin- sprekende provincies (B 2) en in Henegouwen ten noor- ge hoogte van de buitenmuren (gelijk aan die uit de voor- den van de Sambre (B 11). gaande periode) een hoge binnenruimte te maken. Men In Frankrijk komen kerken met houten tongewelven betrok het onderste gedeelte van de kap in het interieur veelvuldig voor in Frans-Vlaanderen (B 8), Frans-Hene- door tegen de onderdelen van de kap een dunne houten gouwen (B 11), Pas de Calais (F 4), Picardië, Normandië beschieting aan te brengen. Die vormde een halfcirkel- (D 23) en Bretagne (F 5). vormig of spitsboogvormig tongewelf, dat één geheel Buiten dit gebied is het houten tongewelf veel gebruikt in vormt met de kapconstructie. Het interieur kon daardoor burgerlijke gebouwen en in kloosters van bedelorden en de helft of meer van de breedte van de ruimte hoger Cisterciënsers en in vrouwenkloosters, zowel op de ker- worden. In de topgevels konden vensters dientengevolge ken als bij refters en dormters. In de noordelijke helft van hoger oprijzen, waardoor een goede verlichting van de Frankrijk zowel als in Duitsland zijn er talrijke voorbeel- ruimte mogelijk werd gemaakt. den geweest (D 5:134-136, 142-150), waarvan er vele Het gebied, waarin het houten tongewelf werd toegepast verdwenen zijn. Het is echter de vraag of hier sprake is als specifieke architectuurvorm voor kerkgebouwen, van tongewelven, die deel uitmaken van de constructie strekt zich in Nederland uit ten westen van een lijn, die van de kap of dat zij er los onder zijn aangebracht, zoals loopt van Ternaard ten noorden van Dokkuur aan de dat bijvoorbeeld het geval is in het raadhuis van Keulen Friese kust naar Meppel en vandaar westwaarts naar de of de refter van de Cisterciënserinnen-abdij Grevendal Zuiderzee. Ten oosten daarvan werden in de middel- bij Goch (D.) (NL X 34; afb. 245). In het stadhuis van eeuwen alleen stenen gewelven gemaakt, wellicht onder Brugge (B.), uit het laatste kwart van de 14de eeuw, hangt invloed van de bouwwijzen, die in de aangrenzende Duit- een dubbel houten kruisgewelf onder de trekbalken van se streken gebruikelijk waren. In Drenthe is slechts één de kap (B 2:359). middeleeuws gebouw met een houten tongewelf bekend, Vooral in Noord- en Midden-Frankrijk zijn veel burger- de kerk te Nijeveen in het uiterste zuidwesten van de lijke gebouwen voorzien van houten tongewelven. Daar provincie. In Overijssel is alleen het Heilige Geestgast- zijn vaak kappen, die de indruk wekken van houten ton- huis te Vollenhove van een dergelijke overdekking voor- gewelven, maar geen beschieting hebben. Dit verschijnsel zien. komt ook in Nederland voor en zal hierna aan de orde Het houten tongewelf is in Nederland verder toegepast in gesteld worden. de provincie Utrecht, in Holland, Zeeland en Noord- In Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen zijn er soms hang- Brabant. In Gelderland is deze bouwvorm gebruikelijk in stijlen van de nok tot de trekbalken, die door het tonge- de westelijke Betuwe en het Land van Maas en Waal welf steken. (NL 11). Op de oostelijke Veluwe zijn in Oene en Epe Aan de overzijde van het Kanaal treffen wij in Engeland twee afwijkende kappen met tongewelf en er is één ge- houten tongewelven aan in de graafschappen Cornwall, drukt tongewelf in Zutphen. In Nijmegen kan een tonge- Devon, Somerset, Berkshire, Warwick en Essex, kortom welfworden gereconstrueerd op de midden- en de noord- in geheel Zuidwest-Engeland (GB 8:17-28; GB 9:127), beuk van het driebeukige schip van de Stevenskerk. maar onder andere ook in Lincoln (GB 11:22; GB 14:28) 147 245. Abdij Grevendal bij Goch (D.), refter, tongewelf onder trekbalken, ca. 1400. Dak ca. 1520, toen werd tongewelf verwijderd. en Carlisle (GB 14:53) meer naar het noorden. De Engel- se tongewelven hebben in de late middeleeuwen vaak een cassetten-indeling en zijn rijk versierd. Zij wijken sterk af van de houten tongewelven op het vasteland van Europa. Er zijn drie zeer verbreide misverstanden ten aanzien van houten tongewelven. Ten eerste is in het verleden door verschillende auteurs gesteld, dat zij een afgeleide vorm zouden zijn van het romaanse stenen tongewelf. Er zijn echter zulke grote verschillen tussen de massieve romaanse steenbouw en de lichtgebouwde vroeggotische bouwwerken, dat deze theorie afgewezen moet worden. Ten tweede wordt vaak ten aanzien van het Nederlandse houten tongewelf verkondigd, dat het een bouwvorm is, die speciaal op de slappe Nederlandse bodem lichte bouwwerken mogelijk maakte. Het tongewelf komt ech- ter ook voor op vaste klei- en zandbodem. Vroege exem- plaren zijn juist te vinden in streken met een vaste grond- slag. De vorm schijnt in Noord-Frankrijk te zijn ontstaan te- gen het midden van de 13de eeuw en van daar uit ver- spreid te zijn. Villard de Honnecourt schetste rond 1245 in zijn bouwloodsboek een sporenkap met houten ton- gewelf (afb. 246). Hij schreef er bij (omgezet in heden- daags Frans): "Et si vous voulez voir un bon comble léger, a voute de boil, faites attention ici". Blijkens de summiere schets werd gebruik gemaakt van krom hout om het gewelf te formeren. Men beschikte kennelijk niet over voldoende regelmatig kromgegroeide eiken takken, zodat een kromming in tegengestelde rich- ting gebruikt werd om de verbinding met de spoor aan de tegenovergestelde kant van het dak maken. Deze metho- de is ten zuiden van de Nederlandse landsgrenzen meer aangetroffen, in Nederland is er geen geval van bekend. Essentieel voor de houten tongewelven is het gebruik van natuurlijk kromgegroeide stukken eikehout. Onwaar- schijnlijk grote hoeveelheden van dit kromme hout zijn sedert de 13de eeuw verwerkt, zowel in de bouw van houtconstructies als in de scheepsbouw. ~l fei2 ttOÍeftiMYat• vv[i Dit laatste heeft juist het derde misverstand in de hand gewerkt. Men ziet in een houten tongewelf een binnenste- cotibietver auoltt Wilt, buiten gekeerd schip en legt op die wijze de verbinding met de scheepsbouw. Bij een schip zit een zware buiten- tr1:' çat;i bekleding stevig bevestigd tegen een zware constructie van krom hout, dat de druk van het water moet kunnen weerstaan. Bij een houten tongewelf heeft de beschieting en de daarachter aangebrachte lichte constructie geen 246. Schets van een kleine kap met houten tongewelf van enkele dragende betekenis en dient slechts als ruimte- Villard de Honnecourt, ca. 1245. afsluiting, zodat de vergelijking niet opgaat. 148 247. Aansluiting van standzoon en gewelfhout op de dak- spoor. b. Enkelvoudige sporenkappen met tongewelf 1. Kappen met gespannèn Men kan de vorming van het tongewelf zien als een ont- wikkeling, die voorkomt uit de eenvoudige sporenkap, zoals die tot in de 13de eeuw gebruikelijk was. Een zeer sobere vorm van "tongewelf ' is die met een gebroken beschieting tegen een gewone sporenkap. In Nederland is die vorm slechts één maal aanwijsbaar, namelijk boven de nonnengalerij in het westelijk deel van de voormalige kapel van het Begijnhof te Haarlem, thans Waalse kerk. De dakvlakken boven dit gedeelte van het schip hadden aan de binnenzijde een beschieting op afzonderlijke spo- ren, die ook was voortgezet langs de onderste gebintbal- ken. Buiten de Nederlandse landsgrenzen werd een dergelijk "tongewelf' enkele malen gemaakt. In de kerk te Vinkem (West-Vlaanderen) is een dergelijke beschieting later te- gen de sporen aangebracht (B 2:344). In de kerk van Saint Leu en Saint Gilles te Parijs werd tegen een uit omstreeks 248. Kloetinge (Z.), Herv. kerk, noorder koor. Voet van de 1320 daterende kap een soortgelijke gebroken beschie- gespannen, lSdeeeuw. ting getimmerd (F 1:9). Vaker maakte men van de naar binnen gerichte zijde van standzonen, sporen en korbelen een vloeiende lijn, die halfcirkelvormig of spitsboogvormig kan zijn. In het laat- ste geval ontmoet de spitsboog de onderste hanebalk van het gespan op een hoger gelegen punt dan bij de halfcir- kelvormige doorsnede. De gebogen lijn werd ook uit de sporen gehakt, zodat die midden tussen de dakvoet en de eerste hanebalk werden verzwakt. Bij het in elkaar bouwen van een dergelijk gespan werd de kromme standzoon in het algemeen eerst met een pen in het blokkeel of de binnenste muurplaat geplaatst. Daarna werd de standzoon zijdelings in een tand in de spoor geschoven. Als de standzoon aan de bovenkant van links naar rechts wordt ingedraaid, is de tand voorzien van een borst, die iets van rechts naar links oploopt (afb. 247, 248). Bovendien vormt die tand aan de naar het dakvlak ~:N..~..gerichte zijde een enigszins scherpe hoek in de spoor. Als de standzoon van terzijde in de tand is gedraaid, klemt hij zich op deze wijze vast. Daarna werd de verbinding met houten nagels of ijzeren spijkers tot stand gebracht. In -~~- een bestek uit 1638 van de Bakenesserkerk te Haarlem (bijlage A 10) is daarvoor de term "sleepende tant" ge- bruikt. Ook het korbeel, bij tongewelven gewelfhout ge- noemd, zit op deze manier aan de sporen bevestigd. 149 Gespantype I. b. 0.1 t Deze houtverbinding is al aanwezig in één van de oudste kappen met houten tongewelf, die ons bekend is, de in 1239 (d) opgetrokken kap van de kloosterkerk van Mit- telzell op het voormalige eiland Reichenau in de Boden- see bij Konstanz (D.) (D X 3a,b,c). Deze kap heeft de vorm van een ton, waarbij de doorsnede uit een segment bestaat, dat nog geen halve cirkel omvat (afb. 249, 250). In die streek komt een dergelijke kap nergens anders voor. Vermoedelijk zijn bij de bouw ervan vaklieden uit Noord-Frankrijk of uit de Nederlanden betrokken ge- weest. Er komen ook telmerken op voor, die doen denken aan de hier bekende systemen. Ook de dimensionering 249. Type Lb.O.lt. Mittelzell (Reichenau, D.), klooster- van het eikehout is in die omgeving, waar zeer veel den- kerk. Doorsnede over kap, 1239. nehout werd gebruikt, niet streekeigen. Gespantype I.O.O. l t Ook de doorsnede van de kap van de kerk van Saint Géry te Braine-le-Comte ('s-Gravenorakel, Belgisch-Brabant), gedateerd in de 13de eeuw (B 1:307), vormt nog geen halve cirkel (afb. 251). In tegenstelling tot de kap van Mittelzell was er wel een beschieting tegen de gewelfhou- ten aangebracht, maar later werd het houten gewelf aan het gezicht onttrokken door stenen gewelven. Er waren hier geen trekbalken. Eenzelfde doorsnede heeft de kap van de apotheek van het Sint Janshospitaal te Brugge (B.), die dateert uit het einde van de 13de eeuw. De gewelfhouten kon men niet krom genoeg verkrijgen. Het boveneinde loopt daarom recht naar het roosterhout en de kromming wordt uitge- vuld met een los stukje tussen het gewelfhout en het midden van het roosterhout (B 2:329; B 5:afb. 16). Een eenvoudig tongewelf kon gereconstrueerd worden in de 16de-eeuwse vakwerkkapel te Laar bij Weert (L.) (afb. 252). Een zeer bescheiden vorm van spitsbogig houten ton- gewelf heeft de 2,8 m brede gang boven de galerij rond de kleine binnenplaats in het Markiezenhof te Bergen op Zoom, rond 1535 tot stand gekomen 1. Er zijn op korte afstand van elkaar gespannen geplaatst met een hanebalk op slechts 75 cm onder de nok. Daar tegen is in het midden in de lengterichting van de gang een geprofileer- de nokrib bevestigd, die tegelijkertijd het verband in de lengterichting verzorgt. Tussen de dakvoet en de sporen en tussen de sporen en de nokrib zijn gebogen standzonen en gewelfliouten, die een spitsboog vormen. De booglijn is niet uit de sporen gehakt, maar er is tussen standzoon en gewelfhout een dun vulstukje tegen de spoor gespij- kerd, dat wel de gebruikelijke schuine en scherpe borsten voor de krommers formeert (afb. 253, 254). Er zijn ge- metselde dakkapellen (zogenoemde Vlaamse gevels), die een eigen gewelfje hebben, dat in het ganggewelf snijdt. De nokrib ervan loopt tegen die van de gang. Er is geen gewelfbeschieting tegen de gespannen z. Ook op de zogenaamde syter in de Petruskerk te Woer- den (U.), daterend uit 1542, bevindt zich een dergelijk tongewelf. 250. Mittelzell (Reichenau, D.), kloosterkerk. Kap. 150 251. Type I.O.O.I t. Braine-le-Comte (B.), Saint Géry, schip. Doorsnede over kap, 13de eeuw. 252. Type L0.0. l t. Laar (L.), St.-Sebastiaanskapel. Re- constructie toestand 16de eeuw. 253. Bergen op Zoom, Markiezenhof, gang kleine binnen- plaats. ca. 1520. 254. Bergen op Zoom, Markiezenhof, gang kleine binnen- plaats. 151 255. TypeL0.0.2t. Brugge (B.), St.-Jacobskerk. Doorsnede over kap boven schip, midden 13de eeuw. ca.1270 ca.1300 a 257. TypeL0.0.2t. Utrecht, Duitse Huis, vleugel aan zuid- zijde van voormalige kloosterhof. Perspectief van de oude kap met houten tongewelf. b muurplaat 18 x 23 cm trekbalken 21 x 23 raveelbalken 14 x 20 blokkelen 15,5 x 19 sporen 16 x 15, h.o.h. 78 cm 256. Damme (B.), O.L. Vrouwekerk, hoofdkoor. standzonen 9,5 x 14,5 a. Type Lbv.0.2m. Reconstructie sporenkap eerste helft hanebalken 14 x 15 13de eeuw. b. Type L0.0.2t. Kap met tongewelfna verbouwing, tweede 258. Type I.bv.0.1 t. Oirschot (N.B.), Herv. kerk. Doorsne- helft 13de eeuw. de over kap, einde 13de eeuw. 152 259. Oirschot, Herv. kerk, kap ontdaan van stucgewelf, voor de restauratie, 1960. Gespantype I.0.0.2t De kappen van de Sint Jacobskerk en de Sint Gilleskerk te Brugge, die beide uit het midden van de 13de eeuw dateren (B 2:327), omvatten een spitsboogvormig ton- gewelf zonder trekbalken, dat niet beschoten is en ook vrij spoedig door stenen gewelven aan het oog onttrokken werd. Ook hier zijn de hiervoor beschreven verbindingen tussen de sporen en de standzonen en gewelfhouten aan- wezig (afb. 255). Dat is niet het geval bij het tongewelf in de kap van het hoofdkoor van de Onze Lieve Vrouwekerk te Damme (B.), die in de tweede helft van de 13de eeuw tot stand kwam (B 2:329), maar deze werd samengesteld uit onder- delen van een oudere sporenkap zonder tongewelf (afb. 256). De beide delen van de kap van de noordbeuk werden wel uit nieuw eikehout opgebouwd in dezelfde tonvorm. De kerk te Itterbeek bij Lier (B.) bezit een soortgelijke kap als die van de beide genoemde Brugse kerken, maar met trekbalken. De kap wordt omstreeks 1300 ge dateerd 3. In 1347 vestigde de Duitse Orde zich aan de Springweg in Utrecht in een complex, waarin onder meer het Heilige Geesthuis geweest was. In dat jaar begonnen omvangrij- keverbouwingen. In het huidige complex bevindt zich op de grote vleugel aan de zuidzijde van de voormalige bin- nenhofeen nog grotendeels oorspronkelijke kap met hou- ten tongewelf, opgebouwd uit eiken gespannen (NL X 32:127). Een windlat vormt de enige constructie- ve verbinding in de asrichting van de kap (afb. 25 7). De gespannen hebben twee hanebalken. Om het andere ge- span zijn er kromme gewelfhouten en zijn de standzonen schuin geplaatst en iets uitgehold, met het oog op de beschieting van het tongewelf. Tussen gewelfhouten en sporen zijn korte verbindingshouten of kalven aange- bracht. De telmerken vertonen geen onderscheid tussen links en rechts. Op grond van het voorgaande kan ook deze kap nog in de 13de eeuw gedateerd worden. In dat geval is het nog een onderdeel van het voormalige Heilige Geesthuis. Een soortgelijk tongewelf bevond zich op de ridderzaal van het kasteel Stapelen te Boxtel (N.B.) 4. Dat 14de- eeuwse gewelf rustte oorspronkelijk op vakwerkwanden. 2. Enkelvoudige sporenkappen met voetraveling Gespantype I. bv. 0.1 t Tegen het einde van de 13de eeuw werd de kap van de 12de-eeuwse kerk te Oirschot (N.B.), die mogelijk de bekende verzakkingsproblemen van het gangbare type sporenkap heeft gekend en een dakhelling van 45° had, vervangen door een nieuw dak met een helling van 48° (afb. 258, 259). De huidige kap van het schip bezit nog dertien van de achttien eiken gespannen van die bekap- ping (NL X 3). De gespannen zijn 78 cm hart op hart geplaatst en vormen een houten tongewelf. Om de vier (aan de oostzijde één maal om de vijf) gespannen is er een trekbalk. De voeten van de sporen rusten op blokkelen. Er is slechts één muurplaat. De hierdoor veroorzaakte opwaartse druk op de binnenzijde van de blokkelen wordt opgenomen door een raveelbalk, die aan beide einden in een trekbalk is ingelaten en waarop de voet van het tongewelf staat, ongeveer 70 cm binnen de muur. De scherpe kanten aan de onderzijden van de blokkelen, de voetraveelbalk en de trekbalken zijn afgeschuind (gebil- joend). De raveelbalk en de blokkelen vormen een roos- terwerk, waartussen een soort plafondbeschot bedoeld was, blijkens de erin gemaakte groeven. Het is nooit tot stand gekomen, evenmin als het beschot tegen de gewelf- houten. De gespannen met en zonder trekbalken zijn voorzien van telmerken in twee aparte reeksen, zonder onder- scheid tussen links en rechts. Bij het monteren legde men eerst de muurplaten op de muren. Daarop werden de trekbalken en de hoofdgespannen gesteld, waarbij tegelij- kertijd de raveelbalken werden opgesloten in de trekbal- ken. De dertien gespannen zonder voetbalk werden na de hoofdgespannen geplaatst. De gebogen gewelfhouten bracht men aan na het plaatsen van de gespannen. De onderste, de standzonen, staan met een pen in de voetra- veelbalk en werden aan de bovenzijde voorzien van een tand, die zoals gebruikelijk aan twee kanten afgeschuind zijden een dergelijke verbinding. De gewelfhouten van het laatste gespan werden van oost naar west ingezet, omdat daar de al bestaande muur boven de triomfboog de normale bouwwijze belemmerde. Gespantype I. bv. 0.2t Een soortgelijke kap met twee hanebalken bevindt zich op de middenbeuk en het dwarsschip van de Janskerk te Utrecht (afb. 261). Hier zijn de beide sporen en de beide hanebalken van dennehout gemaakt, de gewelfhouten, standzonen, blokkelen, trekbalken, raveelbalken en muurplaten zijn van eiken. Het gedeeltelijk bewaard ge- bleven gewelfbeschot was van grenen (NL X 15:123; NL X 16) 5. Aan de voet van de kap waren de meeste delen grotendeels verdwenen, maar het was toch moge- lijk de ontbrekende delen aan de hand van de gevonden resten te reconstrueren. Hieruit blijkt het volgende: On- geveer om de zes of vijf gespannen was een trekbalk, 261. Type I.bv.0.2t. Utrecht, Janskerk, schip en dwars- waarin aan weerszijden een voetraveling was ingelaten schip. Doorsnede over kap, ca. 1280. met een liggende pen. De dakhelling was 52°, van dien aard, dat de voetraveling gedeeltelijk op de muur lag, maar hij had niet het karakter van een muurplaat. De maten waren aanmerkelijk groter dan van de muurplaat, die aan de buitenzijde op de muur lag. De blokkelen zijn eveneens met een liggende pen in de voetraveling beves- tigd geweest. Een opvallend detail is het voorkomen van een houten nagel of het gat ervan ongeveer midden in de bovenzijde van de onderste hanebalk van alle gespannen. De gaten kunnen gediend hebben om een rib midden over de ge- spannen te bevestigen. Op die wijze werd zorg gedragen voor een verbinding in de lengterichting van de kap tus- sen de gespannen, voordat het dakbeschot en de gewelf- beschieting waren aangebracht. Zo konden de vele tien- tallen gespannen overeind blijven staan. Alle gespannen zijn voorzien van telmerken, zonder onderscheid tussen links en rechts, in één doorgaande reeks. Gewelfhouten i IC ~i•i•i•i•~~ ~~~~~~~•~••, 1 ~~~~~•~•~• r~~•~•~•~~ ~p•p~••~~ i•í•í•í•íS i•í•Oí•í4 i•í•í•í•i' sporen 7-9 x 15 - 17 cm .00•o .... íb•••~ ~• ••• ~•••0••i 1•••••1~ ~ h.o.h. 58 cm •0.00~•, ~•0•••• ~~~~~~ ~••~••~ ~•••~•~•~~ ,0••dP~ '0~•••i ibli 262. Type L0.(tl+m).2. Kloetinge (Z.), Herv. kerk, koor, ca. 1300. 263. Kloetinge, Herv. kerk, koor. Standzoon van gebint, doorlopend langs muur. 154 265. Type I.b.m+t1.2. Sluis (Z.), stadhuis, reconstructie > van de kap van de voormalige kapel naar het bestek uit COMBEL 1394. CHESPANNE BLOCKE EL PLAET Kaptype I.O. tl+m.2 Een dergelijke kap, daterend van omstreeks 1300, werd gereconstrueerd uit de nog aanwezige onderdelen in de kap van het koor van de voormalige kerk te Horssen in A het Land van Maas en Waal (Gld.) 6 (afb. 264). Hier ontbraken verticale gewelfribben, maar de nokrib van het gewelf, de naald, had een eenvoudig profiel en een groef voor het gewelfbeschot. Enkele gespannen hadden een makelaar. 264. Typel.0.tl+m.2. Horssen (Gld.), voorm. R.-K. kerk, Kaptype I. b. m+t1.2 koor. Reconstructiepoging. Er zijn enkele Nederlandstalige bestekken uit de middel- eeuwse periode bewaard gebleven, die een houten ton- en hanebalken zijn aan de gespannen verbonden met een gewelf omschrijven. Het oudste is dat van de kapel van houten nagel en twee gesmede spijkers. Vermoedelijk het stadhuis van Sluis (Z.) uit 1394-'95 (NL X 31). Zie werd deze kap gebouwd na de stadsbrand van 1279. bijlage A 1. Daarin wordt summier een kaptype omschre- De abdij van Cluny (Saone et Loire, F.) heeft een soortge- ven, dat in afb. 265 is gereconstrueerd. Daar de kap niet lijke kap met "stelrib", gebouwd in de 13de eeuw en tot meer bestaat, kan de tekst niet meer aan de werkelijkheid op heden onbeschoten. worden getoetst. In de tekening zijn tevens de onderdelen Alle hiervoor besproken kappen hebben met elkaar ge- aangegeven met de gebruikte benamingen. meen, dat er -met uitzondering van een eventuele "stel- Het meest opvallende in deze kap zijn de makelaars, die rib"- tussen de gespannen geen verband is in de lengte- op de trekbalken rusten en de ruimte onder het gewelf richting van de kap. Er is dus sprake van een zuivere doorsnijden. sporenkap. Het kaptype wijkt af van hetgeen in Nederland gebruike- lijk is, maar sluit wel aan bij voorbeelden uit Doornik (B 2:342), Noord-Frankrijk en Zuid-Engeland, waarin 3. Sporenkappen met makelaar makelaars de ruimte onder het gewelf van de trekbalken tot de nok van het gewelf doorsnijden. In Noord-Frank- Kaptype I. O. (t 1+m). 2 rijk werden soortgelijke tongewelven ook reeds in de Een soortgelijk verband in de lengterichting als in de tweede helft van de 13de eeuw gemaakt, onder meer in Janskerk te Utrecht wordt aangetroffen in de kap van het een gebouw van het klooster Cluny, boven het refecto- koor van de kerk te Kloetinge (Z.), daterend van om- rium van het Benedictijnerklooster Corméry bij Tours, streeks 1300 (b). Het wordt verzorgd door een horizon- twee zalen van het bisschoppelijk slot te Auxerre, het tale geprofileerde rib onder langs de onderste hanebal- conversen-dormitorium van het Cisterciënser klooster ken, dus ook zichtbaar als er een beschieting is Noirlac bij Bourges en het hospitaal te Tonnerre (breed aangebracht. In deze kap zijn enkele verzwaarde gespan- 18,60 m) (D 5:142-145). Het betreft hier geen kerken. nen, voorzien van een makelaar boven het gewelf tussen Voor spitsboog wordt in het bestek van Sluis het woord de onderste hanebalk en de nok (afb. 262, 263). Op die ogive gebruikt en de hanebalk wordt combel genoemd. plaatsen zijn de delen, die onder het gewelfbeschot uitste- Dit zou op Franse invloed kunnen wijzen. De bouwwijze ken, voorzien van een soort gewelfribprofiel. Er zijn geen sluit ook enigszins aan bij de kap op het koor te Kloe- trekbalken, hetgeen in Zuidwest-Nederland gebruikelijk tinge. is. Ter plaatse van de gewelfribben lopen de standzonen In de Nederlandse en Vlaamse schilderkunst komt het een eindweegs langs de muur. De zijdelingse krachten houten tongewelf met stijlen op trekbalken ook voor, van de kap worden opgevangen door zware steunberen. bijvoorbeeld op het schilderij van Fr. Hendrik de Weert Het gewelfbeschot is aangebracht in groeven, die in het (overleden 1438) in het Prado te Madrid 7, voorstellende spitsbooggebint werden gemaakt. Johannes de Doper. 155 c. Kappen met tongewelfgebinten In het begin van de 14de eeuw zet zich de ontwikkeling voort naar een type met gebinten, die deel uitmaken van het tongewelf en flieringen dragen. Het wordt het alge- meen gebruikte kaptype voor een houten tongewelf. Pengaten van: schoor 1. Kappen met booggebinten zonder gewelfribben hor. regel schoor Gebinttype I. b. t(1). 0 Eén van de oudste tongewelven met kapgebinten is die in de 15de-eeuwse kerk te Nieuw-Loosdrecht (U.) (afb. 266). Deze kap is vermoedelijk afkomstig van een houten 14de-eeuwse kerk, hetgeen kan blijken uit pengaten van regels en schoren in de zijkanten van de zeer lange muur- stijlen onder de trekbalken. De dakhelling is slechts 48°. 266. Type Lb.t(1).0. Nieuw-Loosdrecht (U.), Herv. kerk, Midden in de kapgebinten is een ongeprofileerde rib in- middenbeuk. Verm. XIV. gelaten, die de gewelfhouten van de gespannen opvangt. Men herkent hierin de stelrib, die wij in de Janskerk te Utrecht zagen. Er zijn geen hanebalken. Het gewelfbe- 14 schot loopt zonder onderbreking door over het hele ge- welf. Detail A Gebinttype I.b. t0.1 De kerk te Vreeland (U.) heeft over het oudste deel van het koor, dat uit 1333 zou dagtekenen, een zeer eenvou- dig tongewelf zonder nokrib maar met dwarse ribben (afb. 267). Die ribben lopen echter langs de gebintstijlen en zijn er tegen bevestigd met houten nagels. De profile- ring is niet, zoals later vrijwel steeds het geval zou zijn, bij de ontmoeting met de schuine kapstijl daaruit gestoken. gebinten < De profilering van de ribben is zeer eenvoudig. Het kap- sporen 1 ! gebint is aan beide einden aan de bovenzijde over enige lengte dunner gemaakt om de flieringen zo te leggen, dat de erop liggende onderste hanebalken raken aan de bo- 267. Type Lb.t0.1. Vreeland (U.), Herv. kerk, oudste ge- eenzijde van het tongewelf. De gewelfhouten zijn tegen deelte koor. Gedeeltelijke reconstructie. 1333. die hanebalken bevestigd. De aansluitende kap van het iets jongere deel van de kap heeft eveneens vrijwel onge- profileerde ribben (afb. 268). De kappen van de noord- en middenbeuk van het hallen- schip van de kerk te Oudewater (U.) zijn vrijwel hetzelfde gemaakt. De gebinten zijn er met de gespannen in één reeks genummerd. Ook hier zijn de gewelfribben zeer eenvoudig geprofileerd. Ondanks al deze relatief vroege kenmerken staat de kap op een 15de-eeuws gedeelte (NL X 8). Mogelijk zijn beide kappen van een ouder gebouw afkomstig. Voor die stelling pleit ook het tel- merktype, in de noordbeuk rechts met een pijltje, in de middenbeuk met een > . De sporen zijn 9 x 15 cm in doorsnede, hetgeen ook pleit voor de 14de eeuw, aange- zien later ribben van een meer vierkante doorsnede wer- den gebruikt. De zuidbeuk is wel van een 15de-eeuwse kap voorzien en gedetailleerd zoals in die tijd gebruike- lijk. De gebinten zijn er apart gemerkt, maar ook hier tonen de telmerken een pijltje, nu links. De doorsnede van de sporen is 8,5 x 13 cm. 268. Vreeland, Herv. kerk, kap van het tweede deel van het koor tijdens restauratie. Midden 14de eeuw. 156 < 269. Type I. b. t0.2. 's-Heer Abtskerke (Z.), Herv. kerk, koor, 14de eeuw. 272. Type l.b.tl.l. Utrecht, Brigittenstraat 5, voorm. Drie- koningenkapel. Reconstructie toestand ca. 1460. Gebinttype Lb. t0.2 Ook de kap van het vroeg-lode-eeuwse koor van de kerk te 's-Heer Abtskerke (Z.) miste een nokrib (afb. 269, 270). De kap was zeer slordig gemaakt. De gewelfhouten waren grillig gevormde eiken takken met de schors er nog aan. Dezelfde slechte timmerman heeft ook de kap van het schip van de kerk in het naburige Oudelande gemaakt. Bij de restauratie van beide kerken omstreeks 1965 waren de kappen helaas niet te handhaven. 270. 's-Heer Abtskerke, Herv. kerk, kap koor voor de res- Op het platteland van Zuid-Beveland was het mogelijk, tauratie (1965). dat een timmerman dergelijk knoeiwerk afleverde. In de steden controleerden de gilden de kwaliteit van het gele- verde werk en was het ondenkbaar, dat men inferieur werk maakte. 2. Kappen met booggebinten met gewelfribben Langzamerhand ontwikkelde zich een standaardvorm voor het houten tongewelf, in het zuidwesten van Neder- land zonder trekbalken, met langs de muren doorlopende standzonen aan de kapgebinten. De profilering van de ribben heeft vrijwel steeds de gebruikelijke peerkraalvor- mige doorsnede, die over standzoon, spitsboogstijl en bint doorloopt. Dat profiel wordt meestal op fraaie wijze gestopt, zodat de doorsnede geheel onderaan en boven bij de ontmoeting met de nokrib weer rechthoekig is (afb. 271). Toch ontbrak een enkele keer de profilering van de gebinten (afb. 266, 272), zodat een verdeling van het gewelf in de lengterichting ontbrak. 271. Kloetinge (Z.), Herv. kerk, noorder koor. Kruising gewelfribben, 1 Sde eeuw. 157 273. Oosthuizen (N.H.), Herv. kerk, koor, I510. De kalfjes zijn aan de gewelfhouten gepend en tegen de (tiering ge- zijn aan de gewelfhouten gepend en tegen de (tiering ge- spijkerd. Foto tijdens restauratie, 1960. 274. Weesp (N.H.), Grote kerk, schip, XVb. De kalfjes zijn aan de gewet,(houten gepend en aan de sporen met een lip aan de gewet,(houten gepend en aan de sporen met een lip gespijkerd. Foto tijdens restauratie, 1967. 158 275. Type I.b.tl+a.2. Delft, Oude kerk, noorderkoor. Be- namingen van kaponderdelen volgens bestek van 1541. 21 u ersEe (i2ri n9 I bi n L •treLbalk. ' 11 spanne . daka oor p Pp 12 sElc1.6 ockQel 22 : z2' haQnbslot, 2 sE~l J b e nondnl~t 13 han9 ereel 23 wuI órouE_..yw ecl f lxut 3 Slotel •sIeuEelstuL. 9e -4 calf 14sE I :s Es600 sE-~I 24 cal y ~ 9y 15 earbed 25 31anE soev, 5 kerbeel ,, i6 stanEsoen(.siancizoor) 26 win66and 6 wel : eerk,~aal b 17 naeld 27 win Eband 7 vroirli~sE 1 J 8 Muy er lea E i8 rlieri 28 boon, van bo~ 'r icr o0 oden, E b p r0esterkoA 2 ~ rd van ~ oo E 4 l ,groot blocked 30 ulo sat 6e1 10le, c h 61oc ee.l 3caerbind :scharbalk, a J De doorsnede van het tongewelf is meestal spitsboogvor- hout (gewelfhout), een roosterhout over de onderste flie- mig (afb. 2 73). Daardoor is het gebint, dat de spitsboog ringen en de naald, een kalf tussen roosterhout (in andere omvat, hoger dan het onderste schaargebint van een kap kappen soms ook de spoor en zelfs de fliering) en het zonder tongewelf (afb. 274). gewelfhout en tenslotte twee hanebalken. Men sprak van een ogiefgebint, zoals bijvoorbeeld in het De roosterhouten zijn in vele gevallen gebogen, omdat de bestek voor de herbouw van de kap van het noorderkoor bovenkant van de flieringen hoger ligt dan de bovenkant van de Oude kerk te Delft uit 1541 het geval was (bijlage van de naald. Er zijn dan natuurlijke kromhouten ge- A 4). bruikt. Soms zijn de flieringen door uitkepen van het bint Alvorens de ontwikkelingsgeschiedenis van de kappen aan de beide einden lager gelegd, zodat de roosterhouten met een houten tongewelf verder te volgen is het goed wel recht konden zijn. eerst de daarbij gebruikte specifieke terminologie te be- De sporen zijn gemiddeld 10 cm hoog. Op de plaats waar zien en deze als leidraad voor de benamingen in onze het tongewelf een spoor ontmoet, wordt die nog wat uit- beschouwingen te nemen (afb. 275). gehold tot ongeveer 8 cm. Dat is een zwak punt in de Dan bezien wij het spitsboogvormige gebint, het "ogief- constructie van het houten tongewelf. Daar zakt het soms gebint", bestaande uit: twee ogiefstijlen, een ogiefbint, wat door. De standzonen moeten meehelpen om die twee korbelen, twee standzonen en twee blokkelen, beide doorbuiging zo gering mogelijk te houden. Wellicht spe- rustend op twee muurplaten. De geprofileerde muurplaat len de kalfjes tussen de sporen of de roosterhouten en de aan de binnenzijde, waarop het gewelfbeschot aansluit, gewelthouten daarbij ook nog een rol. De kalfjes kunnen noemt men de voorlijst. Op het ogiefbint liggen aan mede gediend hebben om het gewelfbeschot beter te kun- weerszijden de flieringen, voorzien van windbanden nen spijkeren. (windschoren) en in het midden is de naald (nokrib van De gewelfliouten zijn in vele gevallen in de naald ingela- het gewelf). Boven het ogiefbint is de kapconstructie ge- ten met een kleine pen (afb. 276). In andere kappen zijn lijk die ook bij normale schaar- en kromstijlgebinten kan zij er met een keep op gelegd en vastgespijkerd. Soms zijn zijn. De gespannen bestaan uit twee sporen (spannen), zij aan weerszijden in de naald ingelaten met een half- rustend op een klein blokkeel, een standzoon, het wulf- houtse lip en gespijkerd. 159 276. 's-Heer Abtskerke (Z.), Herv. kerk, schip. Kruising spitsbooggebint en nokrib. XIVm. spitsbooggebint en nokrib. XIVm. 277. Type Lat 1.2. Dreischor (Z.), Herv. kerk, kap koor, XVA. XVA. 278. Dreischor, Herv. kerk. Gezicht naar koor, geen trek- balken. Zuidbeuk met trekbalken. balken. Zuidbeuk met trekbalken. 160 279. Leiden, Jerusalemshofje, Heilig Grafkapel. Gebint in museum De Lakenhal. Schaal 1:50. 0 2,5m ii =al t Onderaanzicht blokkeel met kepen voor muurplaten Wanneer er geen trekbalken zijn en de standzonen langs de muur naar beneden doorlopen, heeft men soms de ronding tussen de standzonen en de spitsboogstijlen ge- formeerd met een vulstukje, zoals in de kerk te breischor (Z.) (afb. 277, 278). In de Lakenhal te Leiden worden onderdelen bewaard van de kap van de Heilig Grafkapel van het Jerusalems- hofje, gesloopt in 1887 (NL X 33). De ruimte was over- dekt met een houten tongewelf zonder trekbalken. De overspanning was zo gering, dat er voor het formeren van de kromming aan het spitsbooggebint geen standzonen nodig waren en de korbelen gereduceerd zijn tot driehoe- kige stukjes hout (afb. 279). 3. Kappen met een spitsbooggebint Gebinttype I. b. tl. l /2/3 Het type kapgebint met alleen een spitsbooggebint is het meest algemene in Nederland. Er zijn tenminste vijftig kerken, die een dergelijk tongewelf met trekbalken heb- ben, uit de 14de tot het midden van de 16de eeuw (afb. 280. Type l.b.t1.2. Schellinkhout (N.H.), Herv. kerk, koor, 272). In de kerk te Schellinkhout (N.H.) liggen aan weers- XIVB. zijden twee flieringen op het spitsbooggebint (afb. 280). 161 a b C d 281. Kloetinge, Herv. kerk, noorderkoor, XV. Tijdens res- tauratie, 1971. a. Kapvoet. Enkele blokkelen met zwa- luwstaart op voorlijst.b. Spitsbooggebint, bovenzijde. Windschoren onder en boven gepend, klos onder schoor. Kalfjes gepend in geweljhout en roosterhout. c. Spitsboog- gebint bovenzijde. Linksgewelfhout los uit spoor. d. Boven roosterhouten. Gewelfhouten gepend in naald.e. Fliering en roosterhouten. 162 Gebinttype L 0. tl. l /2/3 Er zijn veertien kerken bekend met een kap van dit type zonder trekbalken (afb. 277). Het laat-lade-eeuwse koor van de kerk te Kloetinge (Z.) heeft een 15de-eeuwse kap van deze opbouw (afb. 281). 4. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een stijl e Bij grotere overspanningen was het nodig de gespannen boven de spitsbooggebinten te ondersteunen. Dat ge- beurde in het begin van de 14de eeuw met een hanebalk- fliering op standvinken of makelaars. De hanebalkfliering vervulde alleen een wezenlijke rol bij het monteren van de kap. Later ontstonden soms ruimten tussen deze fliering en de hanebalken als gevolg van het krimpen van het hout. Er is dan geen ondersteuning van "gebinten" om de 5 de hanebalken meer. Gebinttype Lb.t0+1.3 De Sint Jan de Doperkerk op het Begijnhof te Leuven (B.), gebouwd in 1305, heeft een spitsboogvormig houten tongewelf met trekbalken en vrijwel ongeprofileerde rib- ben. Een rib (naald) in de top van het gewelf ontbreekt. Op de spitsbooggebinten staan standvinken, die een hanebalkfliering ondersteunen. Er zijn twee hanebalken sporen en een roosterhout in de gespannen 8. 282. Type LO.t1+1.2. Diest (B.), Begijnhofkerk, koor en Gebinttype L 0. tl+l. 1/2 dwarsschip, 1329. "Gebinten" om de vijf gespannen. In de Begijnhofkerk te Diest, eveneens in Belgisch-Bra- bant bevindt zich boven het koor en het dwarsschip een kap, die een tongewelf omvat, dat nog een halfcirkelvor- mige doorsnede heeft (alb. 282). Er zijn geen trekbalken. Wel is er onderscheid tussen gespannen en gebinten, wel- ke laatste op het bint boven het tongewelf standvinkjes dragen, waarop een hanebalkfliering rust. Die onder- steunt de hanebalken van de gespannen. Een gewelfbe- schot werd nooit aangebracht. De gewelfhouten zijn met een houten nagel en drie spijkers aan de daksporen beves- tigd. De kap is door een barok-stucgewelf aan het gezicht onttrokken. Het koor wordt 1329 gedateerd (B 4:115). Bij kleinere kappen in Nederland komt ook veelvuldig een hanebalkfliering op een rij standvinken voor, zonder 283. Type L0.t1+1.2. Wijk-bij-buurstede, Herv. kerk, zui- trekbalken ten minste zestien keer in de 15de en de 16de derzijbeuk. Reconstructie oorspr. toestand. XVA. eeuw (afb. 283), meestal in een koor. 163 284. Type L b. t 1+1. 1. Nijeveen (Dr.), Herv. kerk, koor, 285. Type I. b. t I +m 1.2. Amsterdam, Oude kerk, zijbeuken 1477. Zie gelijktijdige kap schip, afb. 131. schip en koor. 14de eeuw. 286. Amsterdam, Oude kerk, noorderzijbeuk. Makelaar, Gebinttypei.b.tl+l.1/2 hanebalkfliering en schoren lengterichting boven ton- Met trekbalken komt het type met een hanebalkfliering gewelf. boven de spitsbooggebinten ongeveer vijfentwintig keer voor in de 14de tot de 16de eeuw (afb. 284). Opvallende veel is deze kapconstructie in Friesland vertegenwoor- digd. In de kap van de kerk te Burgwerd liggen op de tongewelfgebinten aan weerszijden twee flieringen. De standvinken staan op een apart balkje, dat over de flierin- gen en de naald ligt (afb. 455). Gebinttype I.b.tl+m1.2 In de kappen van de Oude kerk te Amsterdam uit de eerste helft van de 14de eeuw (afb. 285, 286) wordt het bovenste deel gevormd door een rij makelaars op de spitsbooggebinten, die verbonden worden door een hane- balkfliering. Deze constructiewijze is te vergelijken met de makelaarkappen, die in Noord-Frankrijk en Vlaande- ren in de tweede helft van de 13de eeuw en in de IJssel- streek in de eerste helft van de 14de eeuw voorkomen. Het lijkt er in dit geval op, dat de inspiratie voor deze constructiewijze in Vlaanderen gezocht moet worden. Het type is elders in West-Nederland niet teruggevonden. Een speciaal probleem deed zich voor bij de zakgoten van een hallenkerk, zoals de Oude kerk in Amsterdam tot het einde van de 15de eeuw was. Daar moesten de muurpla- ten en de blokkelen aan de kapvoet hoger worden gelegd dan de trekbalken en de voorlijst. 164 287. TypeLO.tl+a.2. Geertruidenberg (N.B.), Herv. kerk, koor, 1439. 5. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een schaargebint Wanneer de overspanning meer dan acht meter is, kan dit aanleiding zijn om boven het spitsbooggebint de sporen nog eens te ondersteunen en daarom nog een schaar- gebint aan te brengen. Gebinttype I.O. tl+a. 1/2 /3 Zonder trekbalken komt dit type ten minste zeven keer voor in kappen uit de 14de tot de 16de eeuw (afb. 287). Een drietal kerken heeft in het koor een dergelijke kap zonder trekbalken, in het meerbeukige schip met trek- balken. Gebinttype I. b. tl+a. l /2/3 Het type met trekbalken zagen wij reeds in het Delftse 288. Type Lb.tl+a.2. Delfshaven (Rotterdam), Herv. kerk, voorbeeld (afb. 275). Het komt tenminste 38 maal voor in middenbeuk schip, XVd. de 14de, 15de en 16de eeuw (afb. 288, 289). ~~r,~,~~~~W;~x,~ 289. Delft, Waalse kerk, koor, XVB. Schaargebinten bo- ven tongewelf. 165 290. Type I.b. tl+a.3. Leiden, Pieterskerk, koor, ca. 1400. ~.• .•.00.,.,. ~,•,,•,•,,,,• ~.00• ,.,.,.,. -........ -,....;...,.:~ -•.•.•.o•, iiiigig o.•.•.o•~ o.o•.o•.o• ~ -•.•o.00•o. o.o•r.000•. ooro.•.•.o o,•.•.00•~ o.•.0000•~ ON ,oa•o•,•, .. INS•.~.,•,...,..o~., ........, 291. Amersfoort, St.-Pieters- en Bloklandgasthuis, Man- nendeel. In de kap van het koor van de Pieterskerk in Leiden, die in 1408 werd gemaakt door meester Baselis (zie bijlage A 2), is een verschijnsel waar te nemen, dat ons in Neder- land uit geen enkel ander kerkgebouw met houten ton- gewelven bekend is. De hoofdgebinten corresponderen met de travee-indeling en staan boven de kolommen, die tussen de hoofdbeuk en de zijbeuken geplaatst zijn. Daar- tussen werden halverwege tussengebinten gemaakt, die bestaan uit een schaargebint, staande op het onderliggen- de roosterhout (afb. 290). Zij dragen alleen de bovenste flieringen midden tussen de hoofdgebinten en zijn voor- zien van de telmerken van de bijbehorende gespannen. Ook in de later gemaakte kappen van het schip werden deze tussenspanten gemaakt. In de zogenoemde Mannendeel van het Sint Pieters- en Bloklandgasthuis in Amersfoort (U.), vermoedelijk ge- bouwd in 1536, liggen de muurplaten ongeveer 50 cm boven de trekbalken. Het gewelf stopt op die hoogte, maar de standzonen van de spitsbooggebinten lopen door tot op de trekbalken, hetgeen een wat vreemd aanzien geeft (afb. 291). 166 . ,i -Ail ~ , ~~-i~i~i~iii~ .,~,~,~,~,~,~ 0•.O.A.,~ 0•í•00••,~ -00•09•,~ -0•O~i~i•i' Wilk -.•••.~ ~,~,~,~.,~,~,N ~-o•a~.•o.~ ...... -....., ..i -•ro.•.o•. ...... ......, lity-x. -.•r.o.,.,. -.•.00.,.,. •O•OOpiO'r -....., -•.•.•, ..... De kapvoet van een hallenkerk met zakgoten en verlaag-- de is ons bekend uit de Grote kerk van Monnic- kendam, gebouwd in de 15de eeuw (afb. 292, 293). Bij de herbouw van de kappen van de Grote kerk te Edam na de brand van 1602 werd de gootconstructie ook weer zo gemaakt. In beide gevallen zijn er ondiepe natuurstenen goten gemaakt. Die werden wellicht als handelswaar aan- gevoerd, maar waren voor zakgoten absoluut ongeschikt. In de Westerkerk te Enkhuizen werd een houten blokgoot gevonden. 292. Type 1.b.t1.2. Monnickendam (N.H.), Grote kerk, zuidbeuk schip, XV. DOOk.SNEDE oVERSPANT 293. Monnickendam , Grote kerk, zakgoot oudste deel schip, XV. Schaal 1:30. 6. Kappen met spitsbooggebint, waarop een schaargebint en stijl Gebinttype Lb.tl+a+l.l In de kerken te Marssum en Wirdum bij Leeuwarden (Fr.), daterend uit de tweede helft van de 15de eeuw, is zelfs op de tweede laag gebinten nog een rij standvinken toegevoegd (afb.294). 294. Type I.b.tl+a+l.2. Marssum (Fr.), Herv. kerk, XVB. , ~ 0 10 ~ 27x17cm i ~ ~ ` 110. ` ~ ` ~ \ / ) ~ - ~ I Ledesteen, met aan weerszijden een groef, aangegoten met lood ilx9cm 40 cm h.o.h DOOIjNEDE OVER_SPpolt_ 167 nde va 295. Type l.b.tl+pml.3.Amsterdam, Oude kerk, Huiszit- ten- en El. Gaevenkapel, ca. 1495. SEBASTIAANS- l` k h SMIDS KAPEL • / Q h 296. Type I.b.tl+asl.3. Amsterdam, Oude kerk, Sebas- tiaans- en Smidskapel, ca. 1460. 168 297. Amsterdam, Oude kerk, n.zijbeuk en zijkapellen, 299. Amsterdam, Oude kerk. Kap n.zijbeuk bij doorsnij- naar het noordwesten. ding Sebastiaanskapel met ingebrachte koningstijl. KONING STIJL NORAIAALSPANT KILKEPERBALKEN DAKSPOREN STANDVINK STRIJKSPANT (LANGS MUUR) HANEBALK 4ANLBALKRID?,. KORBEEL FL! EKING MIDDENRIB GEWELF GEWELF N O U T SLEUTELSTUK KORBEEL MUURSTIJL VOORLIJST TREKBALK MUURPLATEN KORBEEL BLOKKELEN STANDZOON KAP 14E EEUW KAP f 1500 298. Amsterdam, Oude kerk. Doorsnijding kap van zij- beuk door dwarskapel. Gebinttypen I.b.tl+pml.3, 1.b.tl+asl.3 Opvallend is, dat het constructie-systeem met makelaar en middenstijl in de Amsterdamse Oude kerk tot om- streeks 1500 steeds in een aantal variaties voort is blijven Bij de vele verbouwingen, die de Oude kerk te Amster- leven (afb. 295, 296), vermengd met flieringen en schaar- dam van de 14de tot de 16de eeuw onderging, werd de gebinten (NL 1). Hieruit blijkt, dat de timmerlieden zich kap op vele plaatsen doorsneden door dwarsgeplaatste vaak bij het ontwerpen van een kap liéten leiden door kappen met tongewelf (afb. 297). Daartoe werd steeds in datgene, wat ervoor in hetzelfde gebouw reeds was ge- de bestaande kap een koningstijl gemaakt, waartegen de maakt. nieuw ingebrachte kilkepers steunen (afb. 298, 299). 169 300. Amsterdam, Oude kerk, Binnenlandvaarderskapel, XVIa. Gebint //// oostzijde. 301. Type Lb.tl+p.2. Delft, voorm. Marthakapel, I551. Met gereconstrueerde korbeelstellen. 302. Delft, voorm. Marthakapel. 1551. Kap bij aanslui- ting tegen twaalfzijdige gedeelte. Gewelfbeschot niet aan- gebracht. gebracht. 170 305. Aangelapte korbelen, eerste helft 16de eeuw. Hoorn, Oosterkerk, noorder dwarsschip. 303. Delft, Oude kerk, middenbeuk, ca. 1540. Sporen onderbroken op onderste fliering. Bovenste sporen staan op roosterhouten. Voorste spruit op spitsbooggebint, ach- terste op fliering. 306. Type fat t 1 +p.1. biessen (N. B.), R. -K. kerk, koor, XIVd. 7. Kappen met een spitsbooggebint, waarop een spruit 304. St.-Nlaartensdijk (Z.), Herv. kerk, schip. Spruit boven Gebinttype I. b. t 1 +p. 1/2/3 tongewelf. In de drie kapellen aan de noordzij de van de Oude kerk te Amsterdam, die omstreeks 1500 werden gebouwd, werd het systeem met de makelaar verlaten. De hanebalkflie- ring ontbreekt er. De beide bovenste normale flieringen worden opgevangen door een driehoekig gebint, waarvan de benen tot in de nok doorlopen en daar met elkaar zijn verbonden (afb. 300). Later wordt dit element een spruit genoemd. Ook elders komt dit type voor, ten minste zeventien keer, in hoofdzaak in de tweede helft van de 15de eeuw, de 16de eeuw en ook in het begin van de 17de eeuw (afb. 301, 302, 303). Soms zijn de spruitbenen bo- ven de bovenste flieringen dunner gemaakt (afb. 304). In een kap van dit type in de Oosterkerk in Hoorn zijn de korbelen zowel aan de schaarstijlen als aan het schaarbint aangelapt, zoals dat in Noord-Holland meer voorkomt (afb. 305), onder andere in het middenschip van de kerk in Den Burg (eerste helft 16de eeuw) en de kerk te Den Hoorn (zelfde bouwtijd), beide op Texel. Gebinttype I.O. tl+p. 0/3 Zonder trekbalken zijn er in het zuiden van Nederland vijf kappen bekend met een spruit op het spitsboogge- bint, daterend van het einde van de 14de eeuw en de 15de eeuw. Al deze kappen staan op het koor van een kerk (afb. 306). 171 Gewelfhouten reconstructie Losse houten pen 307. Type Lb.h0+1.2. Oene (Gld.), Herv. kerk. Kap boven middenschip. XIV. yq 9 y,'O o~„L dr , rws ,~~~-,. 310. Type l.b.hl+a.1. Epe (Gld.), Herv. kerk. Middenbeuk - ~ van het schip. Gewelfhouten reconstructie toestand XVB. 14, 8. Spitsbooggebinten met kromme stijlen Op de oostelijke Veluwe komen -geïsoleerd ten opzichte van het aaneengesloten gebied met tongewelven- een tweetal kappen met een tongewelf voor, die gebintstijlen hebben, waarvan het ondereinde met de kromming van het gewelf meeloopt. Gebinttype I.b.h0+1.2 De oudste kap met spitsbooggebinten met kromme stij- len bevindt zich boven het schip van de kerk te Oene 308. Oene, Herv. kerk. Houten tongewelf boven stenen (Gld.), later aan het oog onttrokken door stenen gewel- gewelf. XIV. ven. De flieringen liggen er op de gebintstijlen en het bint ligt daar overheen op zeer onnederlandse wijze. Op het 309. Oene, Herv. kerk. Kap middenschip boven tongewelf.gebint staan stijlen, die een hanebalkfliering dragen en geschoord zijn naar de hanebalken. De gebinten zijn niet geprofileerd en een gewelfbeschot werd nooit aange- bracht. De kap dateert uit de 14de eeuw (afb. 307, 308, 309). De kerk in het nabije Vorchten heeft tot 1854 eveneens een 14de-eeuwse kap met tongewelf gehad 9. Gebinttype I.b.hl+a. 1 Boven het later in steen overwelfde schip van de kerk te Epe (Gld.) bevindt zich een 15de-eeuwse kap van meer normale vormen, met een schaargebint op het tamelijk lage tongewelf-gebint. De gebintstijlen zijn krom, maar wel op de gebruikelijke manier geprofileerd. De afstand tussen het dakbeschot en de lijn van het gewelfbeschot (er werd geen beschot aangebracht) is groter dan gebruike- lijk, zodat de gewelfhouten aansloten op de standzonen en met een losse houten pen tegen de sporen waren beves- tigd (afb. 310). In de beide voorgaande gevallen is het duidelijk, dat de invloed van de stedelijke gilden ontbreekt. Bovendien zal hier van eikehout uit de naaste omgeving gebruik zijn gemaakt, waardoor men de beschikking had over vrij onregelmatig kromgegroeid hout. 172 Ook het gewelf boven de laat-15de-eeuwse refter van het Broederenklooster in Zutphen (Gld.) heeft een gedrukte vorm, afwijkend van de spitsboogvorm, die dan elders in Nederland gebruikelijk is (gebinttype I.b.tl+a.l). 9. Overwelfd koor en open schip Er zijn een paar middeleeuwse kerken bekend, waar het koorgedeelte van de ruimte overdekt is met een houten tongewelf en het schip vermoedelijk een open kap had. Dat is het geval in de oorspronkelijk geheel in hout opge- trokken kerk te Nijeveen (Dr.) van 1469 (afb. 284, 137) en ook in de kerk te Veen (N.B.), behorend tot een hierna te bespreken kaptype. Vermoedelijk is het tongewelf er te beschouwen als een baldakijn boven het altaar, zoals dat ook in enkele houten kerken in Noorwegen het geval is (N 1). In beide gevallen zijn de kapgedeelten met gewelf en zonder gewelf als één geheel gemaakt en voorzien van één serie telmerken. 311. Type I. b. tl+a+n. Ferwerd (Fr.), Herv. kerk, koor, d. Kappen met tongewelfgebinten en nokgording XVIb. In het begin van de 16de eeuw deed de nokgording haar intrede in de kappen in westelijk Nederland en tegen het midden van die eeuw bereikte dit constructie-element Friesland. Ook in de kappen met een houten tongewelf gebruikte men het nokgebint, bestaande uit een geschoorde stijl, die een nokgording draagt. Gebinttype I. b. tl+n De eenvoudigste vorm is het normale spitsbooggebint, waarop een nokgebint staat. Ons zijn hiervan uit de 16de en 17de eeuw vijf exemplaren bekend uit Zuid-Holland, Utrecht en Friesland. Gebintrypel.b.tl+a+n Meer komt het type voor, waarbij op een spitsbooggebint een schaargebint en een nokgebint staat (afb. 311). Hier- van zijn ons veertien stuks uit de 16de en 17de eeuw bekend in Zuid-Holland, Noord-Holland en Friesland. Al deze kappen hebben trekbalken. Gebinttype L 0. tl+r. l Geheel afwijkend van de gangbare typen is de kap van het koor van de kerk te Kockengen (U.). Er zijn geen trekbal- ken. Op de spitsbooggebinten rust een spruit, die twee flieringen en een nokgording draagt. Gebinttype I. b. tl +a+q Tenslotte registreerden wij een kap in de kerk te Nijland (Fr.) uit 1530-'40 met een trekbalk om de twee gebinten, waarbij op de spitsbooggebinten een schaargebint staat en een nokgebint, met tussen de nokgording en de boven- 312. Type I.b.tl+a+q. Nijland (Fr.), Herv. kerk, ca. ste flieringen nog een gording. Deze kap heeft een over- 1530-1540. spanning van 10,40 m tussen de muren (afb. 312). 173 313. Type 1-11.0.t 1(+2)+1. 2. St.-Maartensdijk (Z.), Herv. kerk, koor, XV. , ~ 314. St.-Maartensdijk, Herv. kerk, koor tijdens restaura- tie, ca. 1960. a. Koorsluiting, gewelfhouten weggenomen. b. Doorlopende standzoon en vulstuk. a~ ~ -go u-4". 174 e. Houten tongewelven met drie en vijf ribben Bij kappen met houten tongewelven is de afstand tussen de kapvoet en de fliering op het spitsbooggebint veel groter dan gebruikelijk is bij normale kappen zonder tongewelf. Daar is de afstand ca. 2 tot 2,5 m, bij de tongewelven -afhankelijk van de overspanning- 4 tot 6 m. De sporen worden weliswaar ondersteund door de schuingeplaatste standzonen en zijn ook nog verstevigd door de gewelfhouten, die aan de kalven zijn opgehangen. Daar tegenover staat, dat zij in de ronding juist in het midden tot 8 cm dikte zijn uitgehold (in Noord-Holland soms tot 6,5 cm), waardoor zij op het kritieke punt ernstig verzwakt zijn. Sporen en dakvlak zijn dan ook vaak naar binnen doorgebogen. Een oplossing van dit probleem kon worden verkregen door een ondersteunende rib onder die zwakke plek aan te brengen, die van gebint naar gebint loopt. Dat element komt overeen met de gording, die in de loop van de 15de 31 S. Type I-II. b. tl (+2)+a+a.1. Utrecht, Luth. kerk, eeuw haar intrede doet in de Nederlandse kappen. voorm. St.-Ursulakapel. Met gereconstrueerde kapvoet en gewelfhouten. 1. Spitsbooggebinten met één rib en twee tussengordingen of -flieringen. Gebinttype I-II.O. t102)+1. 2 In het koor van de kerk te Sint Maartensdijk (Z.) bevindt zich achter het tongewelf een gording (afb. 313). Om deze te kunnen aanbrengen moesten enige kunstgrepen toege- past worden, aangezien de normale afstand tussen dak- en geweltbeschot 8 cm is en hier door de gording een grotere afstand nodig was. Het profiel van de rib, dat over korbeel en standzoon doorgaat, loopt hier niet over in de gebintstijl maar er gaat een los profielstuk voor de gebin- ten langs (afb. 314a,ó). Gebinttype Tab. t (+2)+a+a. 1 In de kap van de voormalige Sint Ursulakapel, thans Lutherse kerk, Hamburgerstraat 8 in Utrecht, die kort (?) na 1412 gebouwd zou zijn, is ook achter het gewelfbe- schot een gording opgenomen tussen de kapvoet en de beide flieringen op het gewelfbint. De totale lengte van de sporen van ruim 10 m maakte het kennelijk nodig het bovenste deel van de kap zelfstandig uit te voeren met eigen standzonen, rustend op een tweede fliering. De bovenste sporen rusten op twee flieringen, waartoe twee schaargebinten zijn aangebracht (afb. 315; NL X 22). Gebinttype I-II. b. tl (+2).1 In het Bartholomeïgasthuis, ook te Utrecht, gebouwd in de tweede helft van de 15de eeuw, bracht men tussen de voet en de bovenzijde van de spitsbooggebinten een flie- ring aan (dus met de bovenzijde horizontaal), die even- eens een versterking moest bewerkstelligen op dit zwakke 316. Type I-ILb.tl(+2).1. Utrecht, Bartholomeïgasthuis, punt (afb. 316; NL X 21). Met het fenomeen gording was w. vleugel, XVB. men kennelijk niet vertrouwd. 175 e. Houten tongewelven met drie en vijf ribben Bij kappen met houten tongewelven is de afstand tussen de kapvoet en de fliering op het spitsbooggebint veel groter dan gebruikelijk is bij normale kappen zonder tongewelf. Daar is de afstand ca. 2 tot 2,5 m, bij de tongewelven -afhankelijk van de overspanning- 4 tot 6 m. De sporen worden weliswaar ondersteund door de schuingeplaatste standzonen en zijn ook nog verstevigd door de gewelfhouten, die aan de kalven zijn opgehangen. Daar tegenover staat, dat zij in de ronding juist in het midden tot 8 cm dikte zijn uitgehold (in Noord-Holland soms tot 6,5 cm), waardoor zij op het kritieke punt ernstig verzwakt zijn. Sporen en dakvlak zijn dan ook vaak naar binnen doorgebogen. Een oplossing van dit probleem kon worden verkregen door een ondersteunende rib onder die zwakke plek aan te brengen, die van gebint naar gebint loopt. Dat element komt overeen met de gording, die in de loop van de 15de 315. Type I-ILb.tl(+2)+a+a. 1. Utrecht, Luth. kerk, eeuw haar intrede doet in de Nederlandse kappen. voorin. St.-Ursulakapel. Met gereconstrueerde kapvoet en gewelfhouten. 1. Spitsbooggebinten met één rib en twee tussengordingen of -flieringen. Gebinttype I-II.O. tl (+2)+1.2 In het koor van de kerk te Sint Maartensdijk (Z.) bevindt zich achter het tongewelf een gording (afb. 313). Om deze te kunnen aanbrengen moesten enige kunstgrepen toege- past worden, aangezien de normale afstand tussen dak- en gewelfbeschot 8 cm is en hier door de gording een grotere afstand nodig was. Het profiel van de rib, dat over korbeel en standzoon doorgaat, loopt hier niet over in de gebintstijl maar er gaat een los profielstuk voor de gebin- ten langs (afb. 314a,b). Gebinttype I-II. b. tl (+2)+a+a. 1 In de kap van de voormalige Sint Ursulakapel, thans Lutherse kerk, Hamburgerstraat 8 in Utrecht, die kort (?) na 1412 gebouwd zou zijn, is ook achter het gewelfbe- schot een gording opgenomen tussen de kapvoet en de beide flieringen op het gewelfbint. De totale lengte van de sporen van ruim 10 m maakte het kennelijk nodig het bovenste deel van de kap zelfstandig uit te voeren met eigen standzonen, rustend op een tweede fliering. De bovenste sporen rusten op twee flieringen, waartoe twee schaargebinten zijn aangebracht (afb. 315; NL X 22). Gebinttype I-II. b. t 1(+2).1 In het Bartholomeïgasthuis, ook te Utrecht, gebouwd in de tweede helft van de 15de eeuw, bracht men tussen de voet en de bovenzijde van de spitsbooggebinten een flie- ring aan (dus met de bovenzijde horizontaal), die even- eens een versterking moest bewerkstelligen op dit zwakke 316. Type I-Il.b.t1(+2).1. Utrecht, Bartholomeïgasthuis, punt (afb. 316; NL X 21). Met het fenomeen gording was w. vleugel, XVB. men kennelijk niet vertrouwd. 175 .,.. ` 323. Kapelle, Herv. kerk, aansluiting gording aan spits- boogstijl. fr!..•.~.,.,.,...,•.•..•.•,.o.,.,,,,•..,.,.,.,.,.,,,•... ~.....,,. ,00•.•.• -•.o•oo.. -oo•o.•. -•.o•o.• : -•.00•.. -•.o•.•. ...... -.•o.o•.~ -.•000,.,. -,.,.,.,.,.,. o•o.•..,. -,.,.,.,.,.,. -...... ....... ,,•,•,,,• Gebinttype I-ILO. t3.0-2 -,.,.,.,.,•,. -.o•oo..,. -.•oro,.,. -_..._._._. Houten tongewelven met drie horizontale ribben zonder trekbalken treffen wij aan in Zeeland, westelijk Noord- Brabant en Zuid-Holland. Uit de tweede helft van de 15de eeuw en de eerste helft van de 16de eeuw zijn vijf 321. Type I-II.O. t3+a.2. Kapelle (Z.), Herv. kerk, koor, gevallen gevonden zonder gebinten op het tongewelfge- XIVA. bint (afb. 318). In het kasteel van Woerden is een ruimte, wellicht laat in 322. Kapelle, Herv. kerk, hoofdkoor. de 15de eeuw als slotkapel gebouwd, die overspannen is met een tamelijk vertimmerd houten tongewelf, waarvan de tussenribben ongeprofileerd waren. 3. Spitsbooggebinten met drie ribben zonder trekbalken Gebinttype I-IL 0.t 3+L 1 De 15de-eeuwse kerken te Helvoirt (N.B.) en Noordgou- we (Z.) hebben een tongewelf met drie ribben zonder trekbalken met een hanebalkfliering (afb. 319, 320). Gebinttype I-IL 0. t3+a.1 /2 Een zeer merkwaardig geval is de kap van het koor van de kerk te Kapelle (Z.). Die heeft schaargebinten op het tongewelf. In de rechte vakken heeft deze kap een gor- ding-gewelfrib, maar die ontbreekt in de koorsluiting (afb. 321, 322, 323). De kap moet gebouwd zijn om- streeks 1325, dus aanmerkelijk eerder dan alle andere kappen met drie ribben in het gewelf, die in Nederland bekend zijn. Wellicht moeten wij de herkomst van deze constructie in Vlaanderen zoeken. De merkwaardige kap van de ziekenzaal van de Bijloke te Gent (B.) met zijn driedelig tongewelf, die omstreeks 1300 gebouwd zal zijn, heeft in de beide zijvelden ook een horizontale ge- welfrib (B 2:353). Wij behandelen de Gentse kap hierna in verband met andere driedelige gewelven. Uit de 15de en de 1 bde eeuw zijn vijf andere exemplaren bekend van hetzelfde type als van het koor van Kapelle. 177 327. Type I-ILb.t3+a.2. Beusichem (Gld.), Herv. kerk, middenbeuk schip, XVB. 324. Type I-II.O. t3+p. 1. 's-Gravenpolder (Z.), Herv. kerk, z. dwarskapel, XVIa. Gebinttype I-IL 0. t3+p.1 Het type zonder trekbalken met een topdriehoek en twee flieringen op het spitsbooggebint (af b. 324) is in Zeeland twee maal aangetroffen in kappen uit het einde van de 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw. Gebinttype I-IL 0. (t3+p).1 Er is één geval zonder trekbalken bekend in de kerk te Diessen (N.B.), waarbij in de dwarsarmen de stijlen van de spitsbooggebinten ononderbroken doorlopen tot in de nok. Zij dragen behalve het "ogiefbint" met twee flierin- gen ook nog een hanebalk met twee flieringen (afb. 325). De kap wordt omstreeks 1500 gedateerd. Gebinttype I-IL 0. t3+a+a.1 Het schip van de kerk te Baarland (Z.) kreeg na een brand 325. Type I-II.O. (t3+p).1. Diessen (N.B.), R.-K. kerk, in 1532 een kap met twee schaargebinten boven het spits- dwarsarmen, ca. 1500. booggebint. 4. Spitsbooggebinten met drie ribben met trekbalken Drie ribben in houten tongewelven met trekbalken wor- den aangetroffen in de Betuwe, Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland en enkele gevallen in Noord-Brabant. De meeste dateren uit de tweede helft van de 15de eeuw of uit het begin van de 16de eeuw. Gebinttype I-II. b. t3+1.2 Standvinken en een hanebalkfliering op de booggebinten werden aangetroffen in het noorderdwarsschip van de oude kerk te Leerdam van omstreeks 1500 en het koor van de kerk te Veen (N.B.), daterend uit de tweede helft van de 15de eeuw (afb. 326). Gebinttype I-II.b. t3+a.0-2 Acht kappen met een schaargebint op de booggebinten uit de tweede helft van de 15de eeuw en de 16de eeuw 326. Type I-II. b. t3+1.2. Veen (N.B.), Herv. kerk, koor, werden geïnventariseerd in Zeeland, Zuid-Holland en de XVB. Zie gelijktijdige kap schip, afb. 202. westelijke Betuwe (afb. 327). 178 328. Type I-ILb.t3+a+1.2. Mijnsheerenland (Z.H.), Herv. kerk, schip, XVB. Doorsnede. Gebinttype I-II. b. t3+a+1.2 Het schip van de kerk te Mijnsheerenland (Z.H.) heeft een breedte van 11 m binnen de muren. Om de eveneens 11 m lange sporen van de kap te ondersteunen is er boven op de schaargebinten nog een rij standvinken met hane- balkfliering aangebracht. De bovenste hanebalken bevin- den zich hierdoor slechts ca. 75 cm onder de nok (afb. 328, 329, 330, 331). 329. Mijnsheerenland , Herv. kerk, schip naar het noord- 330. Mijnsheerenland, Herv. kerk, schip, aanzicht van buiten. Klossen onder windschoren, aangebracht na mon- tage van de kap. Daarom van eigen reeks telmerken voor- zien, hier gebroken 6 en 7. westen tijdens restauratie, 1960. " ~. •a ~ ,~, <,• , • r~ ~.. . . ~~•.. '+~~ ,~ . ~~`~- ~' : 179 333. Type I-II. b. t3+p 1 s.1. Dordrecht, voorm. St.-Jorisdoe- len. Gespannen en korbeel-stellen gereconstrueerd. .............. Gebinttype I-Il.b.t3+pk.1 Afwijkend is het type, dat werd gereconstrueerd boven de middenbeuk van het schip van de kerk te Diessen (N.B.). De benen van de topdriehoek hebben namelijk een krom- ming, zodat ze binnen de flieringen op het "ogiefbint" 331. Mijnsheerenland, Herv. kerk, spoor met aangespij- rusten (afb. 332). kerde lat om overstekend dakbeschot op te bevestigen. Voor onderste deel is ijzeren strip aangebracht. Gebinttype I-Il.b.t3+pls.1 Een opvallende kap in deze groep is die van de voormali- ge Sint Jorisdoelen aan de Steegoversloot te Dordrecht, thans gerechtsgebouw (afb. 333; NL X 29; NL X 30a,ó). De profileringen van de ribben van het tongewelf stoppen niet met de gebruikelijke afwerking bij de kruisingen, maar zijn geheel kruisend geprofileerd, zó zelfs, dat aan het profiel van het spitsbooggebint de haaks daarop staande profilering van de tussenribben is gestoken. De tussenrib ontbrak oorspronkelijk aan de noordzijde van de kap in het middelste van de vijf vakken, aan de zuid- zijde in het tweede en vierde vak. De telmerken leveren het bewijs dat zij bewust zijn weglaten, mogelijk in ver- band met het voornemen in die vakken schilderingen aan te brengen. Gewelfbeschot bleef echter achterwege en de ontbrekende ribben werden spoedig na de voltooiing toe- gevoegd. Het profiel van de spitsboog is niet ver uit het bint gestoken en de gebruikelijke klos in het midden, doorgaans deel uitmakend van dat bint, is hier los tegen de balk bevestigd. Op het bint rusten aan weerszijden twee flieringen, waarop de driehoeksgebinten boven in de kap zijn opgericht, ieder met eigen blokkelen en stand- zonen, die met een pen in het bint zijn bevestigd. Boven- dien hebben deze bovenste gebinten een stijl tussen de hanebalk en het bint van het spitsbooggebint en is een hanebalkfliering onder de hanebalken van de gespannen aangebracht. De kenmerken van deze kap doen ons veronderstellen, dat de makers ervan uit zuidelijker gewesten afkomstig waren. De kap zal dateren uit de tweede helft van de 15de eeuw. In het noordelijke deel van Zuid-Holland, in Noord- Holland en Friesland en in het hele oostelijke gebied, 332. Typel-Il.b.t3+pk.1. Diessen (N.B.), R.-K. kerk, mid- waarin houten tongewelven voorkomen, ontbreken de denbeuk schip, ca. 1500. gording-gewelfribben. 180 5. Spitsbooggebinten met drie ribben en een nokgording In de eerste helft van de 16de eeuw traden ook in de kappen met drie ribben in het tongewelf nokgordingen op. Wij vinden deze kappen vrijwel uitsluitend in Zee- land en zuidelijk Zuid-Holland. Gebinttype I-IL 0. t3+n.2 In de smalle zuidelijke dwarsarm van de kerk te Oudelan- de (Z.), die een kapje zonder trekbalken heeft, was alleen een nokgebint voldoende om de sporen boven het gewelf te dragen (afb. 334). Men bracht nog wel een hanebalk aan, hetgeen eigenlijk bij het gebruik van een nokgording niet meer nodig is. Eenzelfde type heeft ook de zijbeuk 334. Type I-IL 0. t3+n. 2. Oudelande (Z.), Herv. kerk, zui- van de Augustijnenkerk te Dordrecht. delijke kapel, XVIA. Gebinttype I-II.O. t3+a+n Drie maal is een kap met tongewelf gevonden met drie ribben zonder trekbalken, waarin tussen het booggebint en het nokgebint nog een schaargebint is aangebracht (afb. 335). De kap van het schip van de kerk te Hendrik-Ido-Am- bacht (Z.H.) is in twee fasen gebouwd. De oudste fase, wellicht van omstreeks 1530, heeft nog hanebalken en gesneden telmerken. De laatste fase, vermoedelijk van omstreeks 1540, heeft geen hanebalken. De sporen heb- ben gesneden telmerken, die geen links en rechts verto- nen, maar aan één zijde even getallen aangeven en aan de andere kant oneven. Zij staan niet meer exact op volg- orde. De gebinten hebben met een guts gehakte merken. Hiermede wordt de overgang gemarkeerd naar de perio- de, waarin de kepers niet meer gemerkt werden. 335. Type I-I1.0.t3+a+n. Hendrik-Ido-Ambacht (Z.H. , Gebinttype I-IZ b. t3+a+n(.1) Herv. kerk, koor. Met trekbalken werd dit type acht maal aangetroffen, daterend uit het tweede kwart van de 16de eeuw. In het schip van de kerk te Leerdam (Z.H.) zien wij daarbij Horizontale windschoren- horizontale windschoren (afb. 336), zoals eerder bij ande- re kappen, onder meer in Utrecht, gesignaleerd werd. JAI& 336. Type I-II.b.t3+a+n. Leerdam (Z.H.), Herv. kerk, schip met zijbeuk, XVIm. 181 Gebinttype I-ILb.t3+r Twee kappen zijn bekend met een topdriehoek, die twee flieringen en een nokgording draagt, namelijk op het koor van de kerk te Geervliet (afb. 337) en op het schip van de Sint Janskerk te Gouda, welke kap tot 1590 een ander gebouw dekte 1 5. Gebinttype I-II. b. tl (+2)+bs+n In Maastricht, buiten het gebied, waarin tongewelven gebruikelijk waren, werd omstreeks 1470 de Sint An- drieskapel voorzien van een ellipsvormig tongewelf, dat geïntegreerd is in de kap, die overigens geheel afwijkt van alle hiervoor beschreven typen (afb. 338). In het gewelf is slechts een nokrib, maar de booggebinten dragen wel een stel gordingen tussen hun voet en de flieringen. De af- stand tussen dak- en gewelfbeschot is zo groot, dat de gewelfhouten niet tegen de gordingen zijn bevestigd maar er een tweede element, dat op een kalf lijkt, moest worden 337. Type I-II. b. t3+r. Geervliet (Z.H.), Herv. kerk, koor, gemaakt. Daaraan hangen de gewelfhouten. De kapcon- XVIA. structie boven de booggebinten bestaat uit een schaarge- bint met een middenstijl. Dat gebint draagt gordingen en flieringen en er rust een nokgebint van de gebruikelijke vorm op. 6. Spitsbooggebinten met vijf ribben De verdeling van de gewelfribben over de vlakken was met drie ribben weinig evenwichtig in esthetische zin. De verhouding ligt op ongeveer ys : 3/s. Men voelde blijkbaar de behoefte om in het bovenste vak nogmaals een hori- zontale rib te maken, zodat er vijf horizontale ribben ontstonden. Hoewel de bovenste tussenrib in hoofdzaak een versie-. rende had, gaf die ook de mogelijkheid de gewelf- houten, die moeilijk als krom hout in grote lengten te krijgen geweest moeten zijn, te onderbreken. De kalfjes tussen dakspoor of roosterhout en gewelfhout werden achterwege gelaten. De eerste vermelding, die ons bekend 338. Type I-77. b. tl (+2)+bs+n. Maastricht, St.-Andrieska- is van een dergelijk tongewelf, vinden wij in het bestek pel, ca. 1470. Met gereconstrueerde gewelfhouten. van de kap van de Gasthuiskapel in 's-Hertogenbosch uit 1487. Zie bijlage A 3. De kap is helaas in 1908 gesloopt (NL X 14). Tongewelven met vijf horizontale ribben komen alleen voor in Zeeland, Noord-Brabant, Zuid-Holland, Noord- Holland en in Utrecht. Tot omstreeks 1540 is het gebied vrijwel hetzelfde als dat van tongewelven met drie rib- ben. Daarna breidde het zich uit naar het noorden, tege- lijk met het gebruik van de nokgording. Gebinttype I-IL 0. t5.1 Het eenvoudigste type kap met tongewelf met vijf ribben vertegenwoordigde de voormalige Lieve Vrouwekapel te Eersel (N.B.), daterend uit 1464 (afb. 339). Gebinttype I-77. b. t5.1 De voormalige kerk te Lierop (N.B.), gesloopt in 1891, bezat een dergelijke kap met trekbalken. 339. Type I-ILO.t5.1. Eersel (N.B.), Lieve Vrouwekapel. Naar opmeting van W. Scheepens (1917). 182 340. Typen l-Il.b.t5+1.1, I-II.O.t5+1.1. Middelbeers (N.B.), oude kerk, middenbeuk schip, XV. Terzijde wordt hier opgemerkt, dat in de provincie Noord-Brabant in de loop van de eeuwen enige tientallen kerken met houten tongewelven verloren zijn gegaan 16. Hierbij zullen er ongetwijfeld vele met drie en vijf ribben zijn geweest. Gebinttypen I-ILb.t5+1.1, I-H.O.t5+1.1 Een kap met vijf ribben en een door standvinken onder- steunde hanebalkfliering treffen wij aan in de midden- beuk van denude kerk te Middelbeers (N.B.), met om het andere gebint geen trekbalk. De andere gebinten, die de hoofdgebinten zijn, hebben wel trekbalken (afb. 340, 341). De borsten tussen de gebintstijlen en de dekbalk (het "ogiefbint") staan hier nagenoeg haaks op het dak- vlak, een verschijnsel, dat zich ook elders manifesteert. De kap werd overigens rond 1960 geheel gecopieerd, 341. Middelbeers, oude kerk. Kapgebint, uitgelegd tijdens omdat hij vrijwel geheel door verwaarlozing verloren was restauratie. gegaan. Gebinttype I-II.O. t5+a.2 In twee gevallen is een tongewelf met vijf ribben zonder trekbalken bekend, waarop een schaargebint staat, in het dwarsschip van de kerk te Geertruidenberg (afb. 342) en in het schip van de kerk te Schijndel (N.B.), beide uit de eerste helft van de 16de eeuw. In de Zuidelijke Nederlanden werd nog in 1620 een der- gelijke kap gebouwd op de kapel van het Capucijnen- klooster te Sint-Truiden 17. De schaarstijlen op het tonge- welf hebben er "basen", verbrede voeten. Gebinttype I-II. b. t5+a.2 In de kerk te Geertruidenberg is in de noordbeuk eenzelf- de kap, voorzien van trekbalken. Dit type is nog drie maal geïnventariseerd, in het koor van de Sint Laurenskerk te Noordbeuk Dwarsschip Rotterdam, waarvan de eerste steen in 1488 werd gelegd, in de Sint Janskerk te Schiedam en in de kerk te Heine- noord. Ook de kap van de Sint Pieterskerk te Rotselaar (B.), waarvan het bestek uit 1499 bewaard bleef (B 2:305), werd op deze wijze geconstrueerd. Van hetzelfde type 342. Type I-IL 0. tS+a.2. Geertruidenberg (NB.), Herv. was de kap van de eerder genoemde Gasthuiskapel in kerk, dwarsschip, XVIA en n.beuk, ca. 1540. 's-Hertogenbosch (bijlage A 3). 183 343. Typel-ILO.tS+k. 1. Breugel (N.B.), R.-K. kerk, schip, XVIA. Horizontaal windverband Gebinttype I-II.O. t5+k. 1 Gebinttype 1-17. 0. t5+b. 2 Uitzonderlijk is de kap van het schip van de kerk te Blijkens oude opmetingen had de Statenzaal, eertijds Breugel (N.B.), waarbij de benen van de schaargebinten vermoedelijk de kapittelzaal van de abdij te Middelburg, uit krommers bestaan. Er is ook een horizontaal verband een kap met een tongewelf met vijf ribben, waarop een aangebracht tussen de dekbalken van die bovenste gebin- schaargebinten met flieringen en gordingen 18. De kap ten en de flieringen (afb. 343). werd verwoest in 1940. Gebinttype I-IL 0. t5+b+a. 2 Een andere afwijkend type vertegenwoordigt de kap van het schip van de kerk te 's-Heer Arendskerke (Z.), waarbij op het trekbalkloze tongewelf met vijf ribben een schaar- gebint met flieringen en tussengordingen staat. Daarop is een normaal schaargebint geplaatst. De kap dagtekent van omstreeks 1480. Gebinttype I-II. b. tS+p.2 De kerk te Wemeldinge (Z.) bezit op de zuidbeuk, die uit de eerste helft van de 16de eeuw zal dateren, een kap met trekbalken en vijf ribben, waarin op de booggebinten een topdriehoek (spruit) met twee op een door korbelen on- dersteunde tussenbalk gelegde flieringen staat (NL X 62:61). Gebinttype I-II. b. t5+(p+l).2 Het schip van de kerk te Kapelle (Z.), daterend van om- streeks 1480, heeft een dergelijke kap, waarbij in de top- driehoek nog een standvink is gemaakt, die een fliering onder de hanebalken draagt (afb. 344). Gebinttype I-II.O.tS+a+l.2 Ook omstreeks 1480 werd het schip van de kerk te Kloe- tinge (Z.) verbreed tot een inwendige breedte van 11,7 m. Dit kon worden bereikt zonder trekbalken aan te brengen door de steunberen aan de binnenzijde van de muren te bouwen. Deze kerk kreeg op deze wijze een trekbalkloos tongewelf met de grootste overspanning in Nederland 344. Type I-II. b. t5+(p+l).2. Kapelle (Z.), Herv. kerk, schip, (a,/b. 345). Er kwamen vijf horizontale gewelfribben. De ca. 1480. dakvlakken werden ruim 13 m hoog. Deze afstand is niet 184 345. Type I-II.O. tS+a+1.2. Kloetinge (Z.), Herv. kerk, schip, ca. 1480. 346. Type I-ILO.t5+a+l.2. Zierikzee (Z.), stadhuis, 1554. 347. Zierikzee, stadhuis. meer in één spoorlengte te overbruggen. De maximale roosterhouten, zoals bij vrijwel alle houten tongewelven. lengte was immers ca. 10 m. Een spoor kreeg op de grote Het stadhuis van Zierikzee werd in 1554 voorzien van afstand van de dakvoet tot de onderste fliering een tus- een overwelfde zaal met een soortgelijke kap, waarbij senrib (gording) als ondersteuning en werd bij de fliering evenwel de sporen normaal doorlopen. Er zijn steekkap- onderbroken. Men koos de oplossing, die ook bij kappen pen, die de hoofdkap ontmoeten met een hangstijl, die zonder tongewelf gebruikelijk was bij dergelijke afstan- rust op de bovenste (tweede) horizontale rib (afb. 346, den en die wij ook opmerkten bij de Sint Jorisdoelen in 347). Opvallend is het in Zeeland meer waar te nemen Dordrecht. Op het spitsbooggebint kwamen aan weerszij- verschijnsel, dat de hanebalkjes vlak onder de nok zijn den twee flieringen. De schaargebinten en de gespannen aangebracht. In 1614 werd er een tussenvloer op onge- rusten daarop met blokkelen en standzonen. Er zijn geen veer twee meter onder de kap aangebracht 19, 185 348. Type I-II.O.tS+a+n. 's-Gravenhage, St.-Jacobskerk, schip, ca. 1540. 3 per vei laser Vak , p Orr, dc andere s oor p D o 343. Type I-Il.b.t5+a+r.3. Delft, Oude kerk, noordelijke beuk, 1545. 186 Gebinttype I-II.O.tS+a+n Het gelijksoortig gevormde schip van de Grote of Sint Jacobskerk te 's-Gravenhage, herbouwd na een brand in 1539, kon door de vele dwarsarmen uitgevoerd worden zonder trekbalken. Op de booggebinten rusten schaarge- binten, waarop nokgebinten staan (afb. 348). Bij deze kap zijn de roosterhouten en de hanebalken ter hoogte van de bovenste flieringen niet aan de sporen bevestigd. De nummering van de sporen houdt dan ook geen verband meer met hanebalken en roosterhouten (NL X 46). Gebinttype I-II. b. t5+a+n Dit kaptype komt nog voor in vier kerken in Zuid-Hol- land en Noord-Brabant, onder meer in de kerk van Maria ten Hemelopneming in Vianen, waar in de middenbeuk ook trekbalken zijn gemaakt om de grote zijdelingse druk in dit deel van het gecompliceerde gebouw op te nemen. In de kerk van Hendrik-Ido-Ambacht (Z.H.) is het schip in twee fasen gebouwd tussen 1525 en 1540. Het eerste deel heeft gesneden telmerken, normaal op volgorde. In het tweede deel zijn geen hanebalken meer. De sporen aan de zuidzijde hebben gesneden merken (1 tot 29) op volgorde. De sporen aan de noordzijde hebben de mer- ken 2 tot 30 (!), maar deze staan niet exact op volgorde. Zij zijn op de nokgording niet noodzakelijk met elkaar verbonden. De gebinten zijn voorzien van gehakte gaat- jes en halve maantjes, nog niet van gehakte strepen. Gebinttype I-Il.b.t5+a+r.3 De kap van de noordelijke beuk van de Oude kerk in Delft (afb. 349) werd in 1545 gemaakt door Mathijs Hu- brechtsz van Gorckum. Hij had in 1541 samen met (zijn zoon?) Claes Matheeusz ook de kappen van de kapellen 350. Type ?-II.O. tS+q. Amsterdam, Oude kerk, koor,1559. aan de noordzijde van het koor gemaakt. Daar is maar één horizontale gewelfrib, maar het bestek van 1544 (bij- lage A 5) beschrijft vijf horizontale ribben ("naalden") (NL 4). Mathijs maakte hier nog een modern element, dat niet in het bestek omschreven was, namelijk een nokgor- ding. Die werd wel wat primitief in de kap ingevoegd, maar dat zal een gevolg zijn van het feit, dat hij gehouden was de onderdelen, die in het bestek beschreven waren en de aangegeven maten aan te houden. Dat deed hij, maar door het toepassen van de nokgording was het niet meer nodig alle sporen keurig met hanebalken aan elkaar te verbinden. De hanebalken werden dus wel gemaakt maar de verbindingen met de daksporen, die veel arbeidstijd eisten en die niet in het bestek staan, liet hij achterwege. Bij de controle van het werk, die als gebruikelijk door gildebroeders werd uitgevoerd, zou aldus blijken, dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan. Evenwel had hij veel arbeidsloon uitgespaard, wat ook tot uitdrukking kwam in de prijs, waarvoor hij het werk aannam. De kappen van het noorderkoor maakte hij voor onge- veer 7,8 gulden per m3 verwerkt eikehout, die van de Gebinttype I-II. b. tS+n noordbeuk van het schip voor ongeveer 7,2 gulden per De kap van de oude kerk te Aalsmeer (N.H.), gebouwd in m3. Een bijkomstigheid was, dat bij gebrek aan houtver- 1549, die voorzien is van een aantal dwarskappen, heeft binding ook geen telmerken meer nodig waren. Men kan boven de trekbalken een tongewelf met vijf ribben, waar- in deze kap van west naar oost het verdwijnen van de op nokgebinten een nokgording ondersteunen. Van dit telmerken op de sporen en hanebalken waarnemen en op type zijn geen andere voorbeelden bekend. de gebinten gehakte telmerken in gebruik zien komen. 187 353. Verspreiding van tongewelven met 3 en 5 horizontale ribben in Nederland. Gebinttype I-IL 0. tS+q 351. Amsterdam, Oude kerk, koor. Foto 1954 De Oude kerk in Amsterdam kreeg in 1559 op het koor een nieuwe kap, die aan de noord- en zuidzijde aansluit op twee grote topgevels. Deze kap werd eveneens voor- zien van een tongewelf met vijf horizontale ribben. Er zijn geen trekbalken, maar in de wankele lantaarn werden bij de bouw wel ijzeren trekstangen aangebracht, die met een stang in het midden aan de dekbalk van de spitsboog- gebinten zijn opgehangen (afb. 350, 351). De trekstangen werden bovendien nog doorverbonden met de kap van de beide zijbeuken. Er werden in de 18de eeuw op een lager niveau alsnog steunbalken toegevoegd. Opvallend is ook de topconstructie van de gebinten met een spruit, die gordingen en een overhoeks geplaatste nokgording draagt. Gebinttype I-77. b. tS+q Ook in de kerk te Medemblik (N.H.), herbouwd na een brand in 1555, heeft een soortgelijke kap, waarin echter wel trekbalken zijn gemaakt. Bij de laatste twee kerken valt het op, dat de constructie nagenoeg de zelfde merk- waardigheden heeft, onder meer de overhoeks geplaatste nokgording met windschoren in de richting van één van de dakvlakken (afb. 352), en dat bovendien de telmerken van hetzelfde afwijkende type zijn. Er werden gehakte telmerken gebruikt met een dwarsstreep, zoals bij Zuid- nederlandse constructies normaal is. Het lijkt daarom aannemelijk, dat beide kappen werden gemaakt door de- zelfde timmerlieden, die wellicht afkomstig waren uit zuidelijke provincies. Op die wijze kan ook het zo noor- 352. Medemblik (N.H.), Herv. kerk, detail constructie bo- delijk voorkomen van vijf gewelfribben worden ver- ven tongewelf, ca. 1558. klaard. 188 Resumerend blijkt het tongewelf met drie en vijf horizon- tale ribben een kleiner verspreidingsgebied te hebben dan dat met één horizontale rib in de nok (afb. 353). Het valt daarbij op, dat er, hoewel er een veel geringer aantal tongewelven met meer dan één rib is, daarbij een groter aantal variaties in de constructie boven het gewelf ge- maakt is. In België treft men veel tongewelven aan met vijf hori- zontale ribben uit de tweede helft van de 15de eeuw tot de 17de eeuw, onder meer in Henegouwen (B 11), in het zuidelijke deel van Vlaanderen (B 2:368) en in Lim- burg20. Constructief zijner soms echter grote verschillen, waarop wij hier niet ingaan. Wanneer men alle middeleeuwse kappen met tongewel- ven in Nederland overziet, blijkt dat een tongewelf met flieringen op de booggebinten en geen andere ondersteu- ning van de sporen daarboven ca. zeventig maal voor- komt, een ondersteuning van de hanebalken in de lengte- richting ca. vijftig maal, schaargebinten op het tongewelf bijna dertig maal, een schaargebint met een nokgording bijna veertig keer. Er blijven ruim twintig gevallen over, waarbij de constructie van het bovenste gedeelte anders is samengesteld. 354. Kapelle (Z.), Herv. kerk, oostzijde, met voor Zeeland f. Enkele constructieve aspecten van tongewelven typische zware steunberen. zonder trekbalken Er zijn ongeveer zeventig kerkgebouwen in het zuidwes- ten van Nederland met houten tongewelven, waarin geen trekbalken zijn aangebracht. Men kan dit historisch ver- klaren, door erop te wijzen, dat ook de laat-lade-eeuwse kappen op zaalruimten als de Ridderzaal te 's-Gravenha- ge geen trekbalken hebben. De kerk te Brouwershaven (Z.) heeft oorspronkelijk een dergelijke kap gehad. De afwezigheid van trekbalken kan mede een esthetische reden gehad hebben. De ruimtelijke werking van het tongewelf wordt door de dwarsgeplaatste balken aan de voet van het gewelf onderbroken en belemmerd. Alleen bij eenbeukige ruimten kon men de grote zijde- lingse krachten opvangen door zware steunberen, die het aspect van vele Zeeuwse kerken bepalen (afb. 354). Wan- ,: neer de kerk is opgebouwd uit een hoge middenbeuk en lagere zijbeuken zijn in de middenbeuk trekbalken nodig. Merkwaardig is de situatie in de kerk te breischor (Z.) (NL X 43). Deze werd in een zeer traag tempo gebouwd. Daardoor kreeg de noordelijke beuk, die vermoedelijk als middenbeuk van een hallenkerk bedoeld was en het eer- ste tot stand kwam, geen trekbalken. De zuidbeuk werd wel van trekbalken voorzien. Het zou niet mogelijk zijn geweest de beide beuken zonder balken te bouwen, om- dat er dan te weinig constructief verband in het gebouw zou zijn gekomen. Het hoge koor van de Oude kerk te Amsterdam levert het enige en ook laatste voorbeeld op van een laatmiddel- #~ r ~~~.,. : eeuws tongewelf zonder trekbalken, waarin de zijdelingse krachten werden opgenomen door trekstangen. Deze constructieve verbetering werd in later tijd en bij restau- , raties in de twintigste eeuw meermalen aangebracht. 189 355. Medemblik, Herv. kerk, koorsluiting boven gewelf, ca. 1558. Interessant is het te vernemen, dat men in de 16de en 17de eeuw onderkende, dat de trekbalkloze kappen met een tongewelf constructieve problemen opleverden. In een uitvoerig rapport, dat het kapittel van Thorn in 1644 liet opstellen over de herbouw van de kerk te Etten (N.B.), komt dit duidelijk naar voren (NL 25). Een gedeelte van g. Koorsluitingen deze kerk was na de brand van 1584 hersteld met een kap met trekbalken met een vlakke zoldering ("gebonden De meeste kerkgebouwen hadden in de late middel- werk"). De plaatselijke autoriteiten hadden een voorkeur eeuwen een veelhoekige koorsluiting. Ook het tongewelf voor een definitief herstel met een houten tongewelf ("ge- diende dan veelhoekig geconstrueerd te worden. Bij de togen werk"), zoals er voor de ramp geweest was. Naar de kerken van Nijeveen (Dr.) en Veen (N.B.) kwam reeds ter regionale traditie zouden er dan geen trekbalken zijn. sprake, dat de koorsluiting en het aansluitende deel als Het kapittel, dat een deel van de kosten moest dragen, een overhuiving van het hoofdaltaar werden gezien. De omdat het tienden uit Etten ontving, liet onder meer de benaming "huif ' is terecht door onze voorouders aan de wijze van herstellen van kerken in westelijk Noord-Bra- sluiting met een dergelijk houten tongewelf gegeven. bant na de verwoestingen in de Tachtigjarige Oorlog Vaak is die sluiting een deel van een regelmatige veel- onderzoeken. hoek, bijvoorbeeld drie zijden van een achthoek of vijf De kerken van Oosterhout, Dongen, Gilze, Hoeven en zijden van een twaalfhoek. Soms is de veelhoek niet regel- Oudenbosch kregen een vlak plafond in plaats van een matig en zijn Bronregelmatigheden zichtbaar, zoals bij de houten tongewelf. Bij Gilze is vermeld: "... voors. gebon- Lutherse kerk in Utrecht (NL X 22) en de hierna te den werck off met doorgaende balken stijver en vaster is als bespreken kerk te Workum (Fr.). ordinaire het getrocken gelambriseert werck." Om alle onderdelen van de kap in die sluiting op te De niet verwoeste kerk van Chaam had smalle zijbeuken vangen is er meestal een koningstijl aangebracht. Dat is en ontleende daaraan de weerstand tegen de zijdelingse zelfs al het geval bij de gebintloze tongewelven in de Sint krachten van het trekbalkloze tongewelf in de midden- Jacobskerk en de Sint Gilleskerk te Brugge uit het midden beuk ("...hebbende styfte door de affhangen die geheel eng van de 13de eeuw. De koningstijl staat, waar er sprake is sijn"). De kerk van Klein-Zundert had in 1644 getogen van een normaal kapgebint tussen de twee aanvangspun- werk met trekstangen ("ysere geerden ofte gordingen in ten van de polygonale sluiting op de dekbalk van het plaats van houten balken"). booggebint. Soms staan de halve gebinten zonder meer Opvallend is, dat men nergens gewag maakt van de moge- tegen het laatste hele gebint, zoals in de kerk te Medem- lijkheid trekbalken aan te brengen in een kap met ton- blik (afb. 355). gewelf. Wellicht is dat bewust weggelaten, omdat de kos- Meestal is er een normaal gebint bij een sluiting, die drie ten van een eenvoudige kap met vlak plafond lager zijn zijden van een zeshoek (drie-zesde sluiting) of vijf zijden dan die van een kap met een houten tongewelf. Dat van een tienhoek (vijf-tiende sluiting) beslaat (afb. 356). scheelde het kapittel in de uitgaven. In sommige gevallen, zoals in de kerk te Oosthuizen (N.H.), lopen de stijlen van het spitsbooggebint bij de Niet in alle perioden werd de noodzaak van trekbalken sluiting door tot tegen de koningstijl in de nok (afb. 35 7). onder een houten tongewelf begrepen en aanvaard. Voor- Wanneer de sluiting drie zijden van een achthoek (drie- al in de 19de eeuw, toen op talrijke plaatsen stucgewelven achtste sluiting, afb. 358) of vijf zijden van een twaalf- de houten tonnen gingen verbergen, werden zij afgezaagd hoek (vijf-twaalfde sluiting, afb. 359) vormt, behoort het en in het gunstigste geval vervangen door trekstangen, die snijpunt van de halve gebinten van de sluiting midden echter in stijfheid ver achterbleven bij een trekbalkge- boven de laatste rechte travee te liggen. Er blijken dan bint. Nog in 1907 schreef de rijksbouwmeester C.H. Pe- twee mogelijkheden te zijn. De koningstijl kan de druk op ters in zijn Oud-Groningen met betrekking tot de 17de- de diagonaal geplaatste halve gebinten opvangen en geeft eeuwse Nieuwe kerk te Groningen: "...de domme houten die langs de nokrib van het gewelf en de flieringen door trekbalken onder het gewelf, welke de Noorderkerk van aan het eerste normale gebint boven het volgende steun- Amsterdam en in onze mede een hinderlijke misstand punt. Het kan ook zijn, dat de gegevens van de platte- vormen". grond genegeerd werden en een normaal gebint gemaakt 190 \ / \ / 1 / \ / 1 3 6 356. Schema van koorsluitingen. 357. Oosthuizen (N.H.), Herv. kerk, ó koorsluiting met koningstijl, 1510. Van het hoofdgebint lopen de stijlen door tegen de koningstijl. Foto 1960, tijdens restauratie. 191 ..~ é ~.`Cq, `P y Q \; u\. . . . ~~. : . +n.......W10~ . ~„~,'+C \ W.~ .. ..~:....u1d6..wlQ~+,.. .á ~~\•~~• 360. Workum (Fr.), Herv. kerk, k koorsluiting. \ ~ '~~ ~ ~ '• . ~ i I ~ . ~ 3 1 358. Dreischor (Z.), Herv. kerk. Oostelijke sluiting van zuidelijke beuk ~ sluiting). Schildering door N. Seunties, ca. 1745. 361. Schema van 18- koorsluiting met "tegengebinten". 359. Dreischor, Herv. kerk, 12 koorsluiting. 362. Alkmaar, St.-Laurenskerk, ÍZ koorsluiting met "te- gengebinten". 192 De halve gebinten in een koorsluiting kunnen voorzien zijn van trekbalken, die ingelaten zijn in de balk van het eerste normale gebint. Meestal grijpen zij niet aan op één midden sp s b 3 spits oo bank punt in de balk, omdat dit te veel verzwakking in het B makelaar midden daarvan zou opleveren. In de vijf-tiende sluiting van de kerk te Weidum, hiervoor al aangehaald vanwege de ongebruikelijk plaats van de koningstijl, grijpen de vier "halve" trekbalken van de halve gebinten in de nor- --- sr n Wen'" male trekbalk aan op enige afstand van elkaar. Zij volgen — • — balken d sp~nE dus een geheel andere richting dan de bijbehorende halve gebinten (afb. 363). Wanneer het gewelf geen trekbalken heeft, ontbreken die Schema.00rsluiEin9 ook in de sluiting. Bij een tongewelf met trekbalken ont- breken soms ook de halve trekbalken in de sluiting. Dan 363. Weidum (Fr.), Herv. kerk, koorsluiting. Plattegrond kan het zijn, dat de blokkelen aan de kapvoet door het en details, XVIA. gewelf steken en geprofileerd zijn. In het bestek van het Vrouwekoor en de kapel aan de noordzijde van het koor van de Oude kerk te Delft, opgesteld in 1541 (bijlage A 4), 241(2.4 Gm 9 ¢wel rib F wordt vermeld, dat de "huyft zal ghelegert weesen mit slickblockeelen, dair die hangerels onder in tomen zul- len...". De doorstekende blokkelen werden dus slikblok- E keel genoemd. Het middelnederlandse woord "sleet" be- tekent "in één vlak met". Hier gaat het om blokkelen, die in één vlak met de bovenkant van de trekbalken liggen. Er werden aparte hangstijlen (hangerelen) onder aange- bracht, die afschuiven van de kap van de muur dienen te voorkomen (NL 4). Deze stijlen zijn in vele gevallen 364. Exmorra (Fr.), Herv. kerk, koorsluiting. Koningstijl voorzien van profileringen of van houtsculptuur. Hierop onderzijde. XVIb. zal hierna worden teruggekomen. In de driehoekige gedeelten van het dak in een koorslui- ting lopen de gespannen tegen de diagonale halve gebin- werd op de overgang naar de schuine zijden van de koor- ten. Zij zijn steeds geheel met telmerken doorgenum- sluiting. De richting van dat gebint en de halve gebinten merd. Vermoedelijk werden zij eerst in het werk op maat volgen dan niet de meetkundige diagonalen van de platte- gezaagd. grond. In de kerk te Workum (Fr.) vormt de koorsluiting De muurplaten werden soms in de snijpunten van de bij uitzondering vier zijden van een tienhoek, zodat er koorsluiting tegen elkaar gezaagd, soms overkruisen zij een hoek in de as van de kerk is (afb. 360). Dat vindt zelfs elkaar. zijn weerslag in de nummering van de gebinten. Het oostwaarts gerichte halve gebint draagt het nummer 1, ernaast staan 2 links en rechts en vervolgens twee halve h. Zijbeuken gebinten tegen een koningstijl 3 links en rechts. Het eerste normale gebint is 4, eveneens links en rechts gemerkt, Vele Nederlandse kerken hebben de vorm van een De constructie is stabieler als de koningstijl ook nog steun pseudobasiliek. De zijbeuken hebben doorgaans een les- biedt aan twee halve gebinten, die schuin in westelijke senaarsdak met een dakhelling, die flauwer is dan die van richting staan tegenover de eerste schuingeplaatste gebin- de hoofdkap. Vaak loopt het dak dan met een knik onon- ten in de eigenlijke koorsluiting (afb. 361, 362). derbroken door naar beneden. Soms is er tussen het Er zijn op al deze vormen uitzonderingen, bijvoorbeeld hoofddak en het zijbeuksdak een klein stuk opgaande in de koorsluiting van de kerk te Weidum (Fr.), daterend muur, waarin vrijwel nooit vensteropeningen zijn. Soms uit de eerste helft van de 16de eeuw. Daar werd de ko- zijn de zijbeuken gedekt door een eenvoudige open kap. ningstijlmeer naar het oosten geplaatst dan meetkundig Later zijn die in enkele gevallen aan het oog onttrokken juist zou zijn, zodat de halve gebinten van de sluiting niet door stenen gewelven (Sint Maartenskerk te Tiel (Gld.); aangrijpen bij het normale gebint. Het ondereinde van de kerk te Lienden, Gld.) of door een stucplafond. Nog be- koningstijl is er uitvoerig geprofileerd (afb. 363). Tussen staande open kappen zijn onder meer bekend in de zij- de koningstijl en het normale spitsbooggebint is een kort beuken van de kerk te Rijswijk (Z.H.), de oude kerk te stukje nokrib. Daar waar dit aangrijpt in het normale Middelteers (N.B.), bij de restauratie in 1962 gecopieerd, gebint is dat op die plaats ook overvloedig geprofileerd en in de kerk te Maurik (Gld.). met sleutelstukachtige peerkralen (NL 8). In vele gevallen werden zijbeuken gedekt door een hou- In de kap van de kerk van Exmorra (Fr.) steekt de make- ten tongewelf, dat een doorsnede heeft van een cirkelseg- laar, die 24 x 24 cm in doorsnede meet, in de vijf-tiende ment of ongeveer een kwart van een ellips. Tegen de sluiting 45 cm onder het gewelf uiten is eenvoudig gepro- muur tussen de zijbeuk en de middenbeuk is in de nok fileerd (afb. 364). een geprofileerde gewelfrib, die ingelaten is in de hori- 193 365. St.-Maartensdijk (Z.), Herv. kerk, zijbeuk schip, XVB. 367. Oosterblokker (N.H.), Herv. kerk , viering. Vier door- gaande kilkeperbalken, die koningstijl omhoog houden. In onderste deel van stijl zijn vier spitsboogbalken en vier naalden ingelaten. Gewelfheschot nooit aangebracht. Foto 1958. 366. Warmenhuizen (N.H.), Herv. kerk, n.zijbeuk schip, XVIA. zontale gebintbalken van de halve booggebinten of in de stijlen, waartegen die balken rusten. In sommige gevallen wordt het halve tongewelf gevat in de gebruikelijke booggebinten, hier bestaande uit een vrij vlak geplaatste boogstijl en een bint zonder trekbalken, dat tegen de muur steunt (afb. 319, 336). Deze vorm met trekbalken kwam voor in de Hervormde kerk te Voorschoten (Z.H.), die in 1868 gesloopt is. Er was alleen een nokrib, hetgeen overeenkomt met een heel tongewelf met één rib. De verdeling van de krachten is in j. Kilkepers beide typen ongunstig door de grote zijdelingse druk op de buitenmuren. Daarin werd verbetering gebracht door Bij kerken met dwarskappen van transepten of zijkapel- de gebintstijl door te laten lopen tot aan of over de muur len, waarvan de nokhoogte gelijk is aan die van de langs- boven de scheibogen. Er is dan ook een stijl tussen de top beuk, waarin die kappen snijden, is er vaak een kilkeper- van het gebint en de horizontale gebintbalk (afb. 365), die balk, die doorloopt van de voet van de kap tot aan de nok. soms doorloopt tot op de trekbalk aan de voet van het Die kilkeper is aan de bovenzijde ingelaten in een ko- gebint (afb. 366). Hierdoor is een redelijk stijve driehoe- ningstijl enheeft grote afmetingen. Bij de ontmoeting van kige constructie verkregen. dak- en gewelfbeschot is deze evenzeer verzwakt als dat De gespannen hebben doorgaans de vorm van halve ton- bij normale booggebinten het geval is. De helling van de gewelfgespannen, rustend op de muurplaat en de voor- kilkepers is nog ongunstiger door het diagonale verloop lijst, een fliering en de nokrib van het gewelf. ervan (afb. 367). Soms is, om aan dit euvel tegemoet te Van het gewelf met drie horizontale ribben is een half komen, de breedte van een kilkeperbalk groter dan die tongewelf afgeleid met een rib langs de scheidingsmuur van een normaal gebint. Het gewelfbeschot is aan weers- met de middenbeuk en een gording of tussenrib (afb. zij den onder een verlopende hoek in de kapbalken aange- 319). Bij de afgeleide vorm van vijfribben zijn er derhal- bracht. ve twee tussenribben. Boven het horizontale gewelfbint is de kilkeperbalk in Het schip van de kerk van Leerdam (Z.H.), gebouwd in vele gevallen minder hoog gemaakt dan eronder, door het midden van de 16de eeuw, heeft als merkwaardig- aan de binnenkant een gedeelte weg te zagen. Hierdoor heid, dat de middenbeuk drie ribben heeft en de zijbeu- was het ook mogelijk lange boomstammen met een wat ken twee tussenribben hebben (afb. 336). dunner topeinde te gebruiken. 194 k. Tongewelven met verhoogd middengedeelte In de grote ziekenzaal van de Bijloke te Gent (B.), die een overspanning heeft van 16 m, werd boven de schaarbal- ken in het midden van de kap een tongewelf aangebracht met een cirkelvormige doorsnede. Aan weerszijden is tussen de schaarbalken en de kapvoet een kwartcirkelvor- mig tongewelf gemaakt, zodat een driedelig tongewelf ontstond, doorsneden door de gebintbalken, die in het midden iets rond uitgehakt zijn. De sporen in het onderste deel worden in het midden ondersteund door een ongeprofileerde gording (afb. 368). De kap is wellicht omstreeks 1300 gebouwd (B 2:353). Er zijn later ijzeren trekstangen aangebracht om de zeer grote zijdelingse krachten op te vangen. 368. Gent (B.), Bijloke, voorm. ziekenzaal, ca. 1300.Gebinttype LO.Kt+t1.1 Een soortgelijke kap heeft het schip van de kerk te Bleis- wijk (Z.H.), daterend uit het begin van de 16de eeuw. De overspanning is ruim 11 m. De onderste gebinten bezit- ten zeer lange kromme benen, die in de muren tot vrijwel op het vloerniveau doorlopen. Er zijn geen trekbalken aan de kapvoet (afb. 369). Boven de horizontale balken van deze bijzondere gebinten zijn normale booggebinten gesteld. Ook de vorm van de gespannen in het bovenste gedeelte van de kap is normaal. Het koorgedeelte van de kerk is overdekt door een voortzetting van het middelste gedeelte van de kap van het schip. Op deze manier werd als het ware een pseudobasiliek met een eenbeukig koor verkregen, waarvan de hinderlijke kolommen in het schip vervangen zijn door schuinge- 369. Bleiswijk (Z.H.), Herv. kerk, schip, XVIA. plaatste kromme gebintstijlen, zoals dat tegen 1300 in verschillende Engelse en Nederlandse zaalgebouwen (bij- voorbeeld de Ridderzaal in 's-Gravenhage) werd uitge- voerd. Waarom men in dit dorp bij Rotterdam meer dan twee eeuwen later koos voor eenzelfde oplossing is onbe- kend. 195 370. Middelbeers (NB.), oude R.-K. kerk. Reconstructie doorsnede schip, XVa. In de oude kerk te Middelbeers (N.B.) kon in het midden- schip, daterend uit het begin van de 15de eeuw, een 371. Uitgeest (N.H.), Herv. kerk, schip. Reconstructie soortgelijke kapvorm gereconstrueerd worden (afb. 3 70). oorspr. toestand, vertu. XV. Later werd deze door een gewoon tongewelf vervangen. In de kerk te Uitgeest (N.H.) is in het schip een kap geweest met een overspanning van ca. 12,5 m, waarvan de twijfelachtige verhoogde trekbalk-constructie een driebeukig tongewelf tot gevolg had (afb. 3 71). Later wer- den de trekbalken door kolommen en scheibogen onder- steund, zodat er zeer smalle zijbeuken ontstonden. De reconstructie kon worden gemaakt aan de hand van oude delen van de kap, die bij de toren werden gevonden. In Soest (U.) is in de oude kerk eveneens een kap met een driedelig tongewelf. Men heeft bij de restauratie om- streeks 1958 verzuimd de gevonden toestand te docu- menteren, zodat de oorspronkelijke constructie helaas niet meer te achterhalen is. 1. Hallenkerken Het houten tongewelf leende zich uitermate goed voor de architectonische vormgeving van de hallenkerk. Omdat deze vorm voorkomt in Vlaanderen, Zeeland, westelijk 372. Venhuizen (N.H.), Herv. kerk, spitsbooggebint ooste- Noord-Brabant, Holland en Friesland wordt hij door lijk van de viering. Afwijkende houtverbindingen, ca. sommige auteurs aangeduid als de kusthallenkerk. De 1530-1540. ruimtewerking is veel rijziger dan met stenen gewelven bij gelijke muurhoogten. De middenbeuk is echter slecht verlicht. Het oudste voorbeeld is te vinden in de Onze Lieve Vrou- wekerk te Damme (B.), waarvan het koor in het derde kwart van de 13de eeuw de vorm van een hallenkerk kreeg (B X 11). De stijlen van de trekbalkgebinten van de middenbeuk zijn voorzien van gesneden apostelbeelden. In Nederland werd de vorm spoedig overgenomen in de Oude kerk te Amsterdam, waarvan het schip in de eerste helft van de 14de eeuw tot deze gedaante werd verbouwd. Het koorgedeelte kreeg omstreeks 1380 dezelfde vorm (NL 1). De specifieke oplossing, die hier voor de con- structie van de zakgoten gekozen werd, kwam reeds ter sprake. Kort na 1380 werd aan de noordzijde van deze kerk een dwarsarm toegevoegd van gelijke hoogte en breedte als de beuken van de hallenkerk. In de periode tot het begin van de 16de eeuw zette dit proces zich voort 373. Venhuizen, Herv. kerk, als afb. 366, links (noordzij- over het gehele schipgedeelte van de kerk, zodat er aan de). noord- en zuidzijde elk drie dwarskapellen ontstonden en een uitstekend dwarsschip, in 1412 reeds aangeduid als "kruuswerck". Dwarskapellen en dwarsschip hadden elk m. Constructieve details, houtverbindingen, de breedte van twee traveeën van de hallenkerk. afwijkingen Deze vorm, die door de hoge vensters in de topgevels een ruime lichtinval waarborgde, werd elders overgenomen, Niet altijd is er goed en gedegen werk geleverd. Wij spra- zoals in de Sint Janskerk te Gouda. Zowel de Amster- ken al over de kappen van de kerken te 's-Heer Abtskerke damse als de Goudse kerk kregen in de 16de eeuw een en Oudelande op Zuid-Beveland. Bij het bouwen van de verhoogde middenbeuk, die eveneens met houten gewel- kerk te Venhuizen (N.H.) was omstreeks 1540 de balk, ven gedekt is. Hierdoor werd de verlichting van de mid- die beschikbaar was voor het maken van de dekbalk van denbeuk sterk verbeterd. het spitsbooggebint ten oosten van de kruising, niet lang Een variant, waarbij de zijbeuken geheel worden gedekt genoeg. Omdat dergelijk hout gewoonlijk helemaal uit door dwars geplaatste tongewelven die de tongewelven Dordrecht gehaald moest worden, maakte men van de van de middenbeuk doorsnijden, is te zien in de Grote of nood een deugd en bedacht een tweetal alternatieve maar Sint Jacobskerk te 's-Gravenhage. Deze vorm kwam tot minder degelijke aansluitingen van dat bint op de spits- stand bij een verbouwing tegen 1450 (NL X 38). boogstijlen. Aan de noordzijde werd een haakse borst De kerken van Voorburg, Aalsmeer, Leimuiden (gesloopt gemaakt, waarop met enig kunst-en-vliegwerk nog juist in 1805) en Vianen kregen vergelijkbare constructies. de stijl kon aansluiten. Aan de zuidzijde werd zelfs dat Ten onrechte worden het zogenaamde "Haagse hallenty- niet gehaald en werd het bint in de stijl gepend. Daarna pe" en de Amsterdamse hallenkerk met dwarskapellen werd de fliering op de stijl gelegd. Een dergelijk tussen- door verschillende auteurs tot één vorm gerekend. De balkgebint zou wellicht denkbaar zijn in 's-Hertogen- architectonische werking van het Amsterdamse type is bosch of in het oostelijk rivierengebied, maar was in door de drie parallelle tongewelven echter geheel anders West-Friesland zeer ongebruikelijk en weinig geëigend dan die van het Haagse type met de dwarse kappen, die voor een kap met een tongewelf (afb. 372, 373). het tongewelf van het middenschip doorsnijden. In de kap van het koor van de kerk te Oosterblokker, op Hieruit blijkt, dat het houten tongewelf zeer bepalend is enkele kilometers van Venhuizen gelegen en eveneens voor verschillende verschijningsvormen van de laatmid- daterend uit de eerste helft van de 16de eeuw, zijn soort- deleeuwse kerkelijke architectuur in westelijk Neder- gelijke afwijkingen op te merken. land. Dit wordt mogelijk gemaakt door innig samengaan In Noord-Holland zijn in plaats van pen-en-gatverbin- van bouwkunst en bouwkunde. dingen vaak halfhoutse lippen toegepast, die soms zwa- 197 luwstaartvormig zijn. Ook in kappen met tongewelven zijn dergelijke lippen aangetroffen, onder meer voor de bevestiging van kalfjes aan roosterhouten en gewelfhou- ten. Te Oosterblokker zijn ook de korbelen van de schaar- gebinten op de spitsbooggebinten op deze wijze aan de dekbalken bevestigd. Ook in de kerk te Nieuwpoort (Z.H.) aan de Lek werd in dezelfde tijd een verbinding gekozen zoals in Venhuizen aan het hiervoor besproken gebint aan de noordzijde werd gemaakt. Hier is echter meer zorg aan de verbinding 374. Nieuwpoort (Z.H.), Herv. kerk. Verbinding tussen besteed en wellicht was het de bedoeling geen open pen- spitsboogstijl en -bint. Ca. 1540. en-gat-verbinding te maken (afb. 374). Slecht uitgevoerde houtconstructies behoren tot de uit- zonderingen. Het komt wel voor, dat de houtconstructie slecht functioneert door een minder goede opbouw van de muren, waarop hij rust. In West-Friesland waren de muren van een aantal kerken slechts twee stenen dik, ca. 45 cm, hetgeen in die tijd erg licht was. De voet van een kap met een houten tongewelf dient breder te zijn om twee muurplaten en de daarop rustende blokkelen van de gespannen plaats te bieden en om voldoende ruimte te scheppen voor de ronding van het gewelf. De bovenkant van de muur werd verbreed door zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde platte lagen en rollagen over te laten steken. Deze zijn op verschillende plaatsen in de loop van de tijden vaak bezweken onder de last van de kap, zodat de kapvoet als het ware over de muur zakte. Een ander euvel bij deze Westfriese kerken is de uiterst lichte uitvoering van de sporen, de standzonen en de gewelfhouten. Wellicht werd dit gedaan om de last op de verbrede bovenkanten van de muren lichter te maken of uit kostenbesparende overwegingen. Te Venhuizen wa- ren de sporen maar 8 x 8 cm in doorsnede, zodat op de plaats waar dak- en gewelfbeschot elkaar het dichtst na- deren slechts 6,5 cm overbleef. Dat had tot gevolg, dat alle sporen doorgebogen waren. 375.Oudewater (U.), Herv. kerk, n. beuk van schip. Sporen met schuine lassen, met houten nagel bevestigd op fliering. Lassen. XIV. Bij 14de-eeuwse kappen met een houten tongewelf zijn de sporen in vele gevallen in het bovenste gedeelte ver- lengd door middel van een las, zoals dat ook bij andere sporenkappen het geval was. Het was in die tijd vaak niet mogelijk het gewenste hout met een lengte van meer dan 10 m te krijgen. De verbinding kan een eenvoudige schuine las zijn, die op elkaar gespijkerd is (afb. 3 75). De las is vrijwel steeds met een verbindingsvlak loodrecht op het dakvlak ge- maakt (liggende las). Als de verbinding in de andere rich- ting was aangebracht, zou die te zwak zijn. In de Oude kerk te Amsterdam werden de lassen in de sporen van de noordelijke zijbeuk in de eerste helft van de 14de eeuw aan boven- en onderzijde voorzien van een driehoekige borst, een zogenaamde visbekborst, die weer werd doorgespijkerd (afb. 376). In de Janskerk te Haar- lem, eveneens uit de eerste helft van de 14de eeuw, zijn zeer opmerkelijke lassen in de sporen gemaakt, bestaande uit een open pen-en-gat, verbonden door twee of drie houten nagels (afb. 377, 3 78). Beide delen van de 376. Amsterdam, Oude kerk, n.zijbeuk van schip. Sporen aangelaste sporen zijn voorzien van een telmerk. Er zijn met schuine las en visbekborst. Fliering met verdekte zwa- ook gewone gespijkerde lassen, die eveneens op beide luwstaart op gebintbalk. Ca. 1340. gedeelten gemerkt zijn. 198 AnNZicNr BUITEN 11 x12 dUONEDE AB 10 x 18 377. Haarlem, Janskerk, schip. Las in spoor. XIVa.379. Haarlem, kapel Ursulaklooster (Remonstrants hof- je), Ursulastraat 16. Kapvoet, naar opmeting uit 1942. Schaal 1:10. 378. Haarlem, Janskerk, schip. Las in spoor. XIVa. Voorlijst. Er zijn twee punten bij het houten tongewelf, die speciale aandacht verdienen, namelijk de voet en de samenkomst :.~ van de roosterhouten en de sporen boven de fliering. De voet van het tongewelf wordt gekenmerkt door twee muurplaten, waarvan de binnenste (de voorlijst) de standzoon draagt en tevens de aanzet van het gewelf vormt. De standzonen zijn met een pen ingelaten in de voorlijst (afb. 379). Meestal corresponderen die standzo- nen met blokkelen, die in de buitenzijde van de voorlijst zijn gepend. De plaats van de voorlijst en de buitenste muurplaat kan verschillen en ook de ligging ten opzichte van elkaar. Soms ligt het bovenvlak van de buitenste muurplaat op gelijke hoogte als die van de voorlijst. Dan zijn er op regelmatige afstanden koppelingen tussen de platen, die aan beide zijden met een zwaluwstaart zijn ingelaten. De voorlijst is vaak geprofileerd aan de naar de kerkruim- te gekeerde onderzijde. Daarvoor zijn verschillende pro- fielen gebruikt, die in afb. 380 zijn weergegeven. Soms is er een hol, waarin rozetten zijn uitgespaard, op soortgelij- ke wijze als dat bij sleutelstukken het geval is (NL 8). 199 4149ZE,WAAPOP PPOFIEL IS GESTOPT 380. Profielen van voorlijsten. Schaal 1:10. a. Amsterdam, Oude kerk, eerste deel hallenkerk, XIVA. b. idem, Buitenlandvaarderskapel, ca. 1370. c. St.-Maartensdijk (Z.), Herv. kerk, koor, ca. 1400. d. Enkhuizen (N.H.), Zuiderkerk, Kruiskamer, ca. 1515. e. Delft, Waalse kerk, ca. 1540. f. Zierikzee (Z.), stadhuis, 1554. 20 x 27 BOVENAANZICHT ON D EANZ IC HI 0 10 20 ,30 -40 50 c M 381. 's-Heer Abtskerke (Z.), Herv. kerk, schip. Blokkeel van kapgebint. In het onderste gat zat een stok. XIVm. Schaal 1:20. Blokkelen Als er geen trekbalken zijn, kunnen -zoals reeds is weerge- geven bij de behandeling van de term "slikblokkeel"- de blokkelen aan de binnenzijde uitsteken. Het is ook moge- lijk, dat de standzoon doorloopt langs de muur. Het blok- keel is er dan aan de achterkant in gepend. Het hier weergegeven detail is aangetroffen in het schip van de kerk te 's-Heer Abtskerke (Z.) en dateert uit het midden van de 14de eeuw (afb. 381). Dit blokkeel is ook met een horizontale pen in de onderliggende voorlijst gestoken. Deze verbinding is niet met een houten nagel vastgezet, omdat hij door de verbinding met de later te plaatsen stijl werd opgesloten. Het blokkeel is met een verdekte zwa- luwstaart in de buitenste muurplaat ingelaten. De blokkelen vertonen nog een bijzonderheid, die ook elders en in andere kaponderdelen is aangetroffen. In het onderste gedeelte bevindt zich een doorlopend rond gat, waarin de resten van een eruit stekende stok werden gevonden. Dit element zal dienst hebben gedaan bij het plaatsen van de kap om de voet van de gespannen op de juiste plaats te tillen. Ook in Engeland heeft men zich met deze montagegaten in sporen bezig gehouden 21. Roosterhouten De roosterhouten liggen meestal los op de flieringen en zijn in de sporen gepend (afb. 376). Een bijzondere ver- binding is aangetroffen in de kap van de middenbeuk van de kerk te Oudewater (U.), mogelijk daterende uit de 14de eeuw (afb. 375, 382). Het roosterhout ligt met een keep over de fliering en is met een halfzwaluwstaartvor- mige lip, een houten nagel en drie spijkers aan de spoor verbonden. Bovendien is door de spoor nog een houten nagel in de lengterichting in het roosterhout geslagen. De fliering ligt met een loef en vermoedelijk een verborgen zwaluwstaart op de gebintbalk en is bovendien daarop bevestigd met een zware ijzeren nagel (afb. 383). In de 16de eeuw is er een neiging om tussen de hanebal- ken en de sporen en tussen de roosterhouten en de sporen geen verbindingen meer te maken, omdat de nokgording- constructie dat niet meer noodzakelijk maakte. Hanebal- ken zijn dan overbodig. In de kap van de kerk te Tjerkwerd (Fr.) zijn de hanebal- ken boven het houten tongewelf in de flieringen ingelaten met een soort "bastaardpen" (afb. 384). De flieringen op de spitsbooggebinten zijn er op bevestigd met een zwaluwstaart, die verschuiven onmogelijk maakt. De flieringen op de erboven geplaatste schaargebinten zijn eenvoudig over de schaarbalk gekeept. C ~ CM , e ZIJAANZICHT hierdoor 5 E 0 Ic, vermoede(yyl, en he( keilen var-r116 spark k Len d~ se van s p 200 ^at, verbonden door twee of drie hou 4 382.Oudewater ., Herv. kerk, schip.Ontmoeting van 383. er, Herv.kerk, sc ip. oUs er d§ en en ie- spoor, roos er ou en !ering. e eeuw. i , XIV n,Gewelfbeschot Nadat een kap, die bedoeldwas voor een houten O£- CWC , was gereedgekomen, werd de beschietingaan de binnenzijdevrijwel nooit direct aangebracht, vermoe omdatmen hethout van de kap eerst wilde laten uitwerken.In de bestekkvan de kappen meteenhou- ten vrijwel nooitge- noemd. Er zijn talrijke gevallen bekend, waarin hetbe- schot vijfentwintig jaren totenkele eeuwen later werd geplaatst. Ookis er middeleeuwse kappen, dattot Op de huidige dag OE CS( O C2 1gC even, zoals in de zijbeuken van de kerk te Brouwershaven (Z.) J . 385), het stadhuisvan Zierikzee J. , dekerk te 00 2nj C 0 (Z.H.), e vo fm2igC Marthakapel teDelft28), het koor van kerkte Enspijk (Gld.), de kerk te Ooster- blokker ef (N. H.), de Waag te Alkmaar (afb.444) en de kerk te Parrega (Fr.). Andere gevallen werden hiervoorl£ de tekst genoemd.In enkele gevallen bV de westelijke 384.ljerkwerd., Herv. kerk. Verbindingtussen traveeën, die soms later van een dergelijkekerkruimte roosterhouten !eri n met"bastaardpen". Ca. 1550. werden afgescheiden, steeds O2 CS0 0 02, zoals in de kerk tC Nieuwpoort (Z.H.) en dekerk teSchellinkhout (N.H.) tot . uit esthetische of warmte-technische re CnC2 een beschieting32 C f(,Z als on er meer in hetnoorde- lijk oor van dekerk e Kape C. en de kapel te Blauw- kapel3pC (U). Het noordelijkedwarsschip van de Oude kerke Ams Cr- 3m, deSint J Ori SapC, kwam gereedomstreeks 1385 (NL 1).Toen werd eralthans begraven. Op één van de trekbalkenstaatde teksteSC ! Cf |"Ditkruuswerck bovenis ghewullft intjJer vanXIIIIcen . Hieruitvalt Op tem3 C2,dat tenminste jaar na hetgereedkomen van de kp de beschieting werdaangebracht. < 385. Brouwershaven (Z.), Herv. kerk, z.zijbeuk met onbe- schoten tongewelf: CEWELFDESCiitUriNG ' v 0 DAK,VDE B.1 b p a 0 387. Gewelfbeschieting. Schaal 1:5. a. Gebruikelijke be- schieting met wagenschot en bossingen. b. Naarden (N.H.), Grote kerk. Binnenzijde geheel glad. A t* 388. Les Noces de Cana, Grandes heures de Jean de Berry (detail). BibL Nationale, latin 919, fol. 41. Bourges, ca. 1409. 386. 's-Gravenhage, St.-Jacobskerk. Waterverftekening van D. Jelgershuis, ca. 1810. Gemeente archief 's-Graven- hage. onuturns town moot 202 De Sint Jacobskerk in 's-Gravenpage kreeg eerst in 1830 gewelfbeschot in het schip (afb. 386; NL X 46). Ook de Oude en de Nieuwe kerk in Delft en de Sint Janskerk te Gouda bleven enkele honderden jaren zonder gewelfbe- schot. De Sint Geertruikerk in 's-Hertogenbosch werd in 1466 ~~.. gebouwd. Pas in 1648 werd het gewelfbeschot gemaakt, .~ ~; ~~` • ~ ~ <~ ~ zoals blijkt uit de volgende rekeningpost: "Item opten 23 Juny 1648, aen Dirck van Lidt schrijnwerker, voor een wagenschodt werpemelt gemaeckt ende gelevert inde Geer- truyden kercke 90 gul: " 22. Hieruit blijkt tevens, dat het aanbrengen van wagenschot tot de bevoegdheden van de schrijnwerkers behoorde. Ook dat kan de reden zijn, dat de huistimmerlieden geen gewelfbeschot in hun bestek- 389. Lading van een schip, gevonden in de Flevopolder bij ken kregen voorgeschreven. Almere. a. Onderdelen van een kap met houten gewelf, ca. De kerk te Medemblik werd hersteld na een brand in 1400. b. Onderdelen van gespan, bijeengelegd. 1555 en kreeg eerst in 1658 een gewelfbeschieting 23. De Westerkerk in Enkhuizen, waarvan het westelijke deel voltooid werd in 1462 of 1529, werd pas in 1560 van een gewelfbeschieting voorzien 24. Sneller ging dat bij de Grote kerk in Edam, waar de kap van het koor na de brand van 1602 in de oude vorm werd herbouwd in 1606-'07, de rest in 1626. In 1644 werd de kap van de kerk "gevoert". Het bestek van de noordbeuk van de Bakenesserkerk te Haarlem (1638) bepaalt bij uitzondering, dat het wolft beschoten moet worden met wagenschot. Zoals uit een aantal gevallen is gebleken, werd het gewelf- beschot van boven naar beneden aangebracht. De mid- deleeuwse beschieting was van wagenschot van ongeveer een centimeter dik en ongeveer 3 m lang. De delen van het beschot zijn ca. 22 tot 30 cm breed. De stuiknaden o. Profileringen tussen de delen liggen steeds op één lijn. Zij zijn daar dus telkens beide op één gespan gespijkerd. Aan de onderzij- De naalden en de onderdelen van een kap met een houten de van een beschotdeel is een diepe V-vormige groef tongewelf, die samen de spitsbogen vormen en die voor geschaafd. Aan de eronder komende deel is een scherp het gemak ribben genoemd worden, zijn vrijwel steeds uitlopende kant gemaakt, die in de groef sluit. Aan beide geprofileerd. zijden liep de scherpe kant meestal als een bossing door In de Zuidelijke Flevopolder werd in 1984 bij Almere het tot de volle dikte van het hout, ook aan de zijde, die in het wrak van een schip gevonden. In de nabijheid daarvan zicht kwam,zodat daar een groef in het beschot is ont- werd een groot aantal onderdelen aangetroffen van een staan (afb. 387a). In de Grote kerk te Naarden is aan de kap met een houten tongewelf (NL 15). Opvallend was, binnenzijde aan het beschot een goed aansluitende spon- dat geen van de te profileren onderdelen van de gebinten ning geschaafd, zodat het vlak van het gewelf ononder- en de voorlijsten voorzien was van de gebruikelijke hol- broken doorloopt (afb. 387b). Hier is bijzondere zorg aan en peerkraalprofielen. Er waren slechts afgeschuinde het beschot besteed, omdat het voornemen bestond er kanten (afb. 389). Deze vondst rechtvaardigt de conclu- een serie schilderingen op aan te brengen (NL X 50:5). sie, dat de onderdelen eerst definitief geprofileerd wer- Soms werd over de stuiknaad tussen de delen een geprofi- den als de kap op de bouwplaats in elkaar was gezet. Pas leerd eiken latje gespijkerd, zoals bijvoorbeeld in de kerk dan is het juiste beloop van alle lijnen goed te overzien. te Heinenoord (Z.H.) en in de kerk te Schagen (N.H.), die Op deze wijze werden beschadigingen tijdens het trans- in 1895 verbrandde (NL 28: afb. 6). Buiten Nederland port voorkomen. komt dit veelvuldiger voor. Op een miniatuur, voorstel- In de kappen van de noordbeuk en de middenbeuk in de lende "Les Noces de Cana" in Les Grandes heures de Jean kerk te Oudewater (U.), vermoedelijk gebouwd in de de Berry (Bourges, omstreeks 1409) is een houten tonge- 14de eeuw (NL X 8), ontbreken de gebruikelijke profile- welf weergegeven met dergelijke afdeklatten, geel en rood ringen van de gewelfribben. Zij zijn nagenoeg rechthoe- gekleurd met witte stippen (afb. 388). kig van doorsnede (afb. 390a). 203 Datzelfde geldt voor de beide delen van de kap van het 14de-eeuwse koor van de kerk te Vreeland (U.) (afb. 267, fi 268). Ook in de kerk te Zwartewaal (Z.H.) zijn vrijwel alle gewelfribben ongeprofileerd. a b c Het heeft er alle schijn van, dat in deze gevallen de gebrui- kelijke afwerking niet heeft plaatsgevonden. 390. Oudewater (U.), Herv. kerk, profielen van gewelfrib- Meestal is het hoofdbestanddeel van het profiel de peer- ben. kraal, opgebouwd uit een opeenvolging van een holle en a. noord- en middenbeuk schip, XIV. b. zuidbeuk schip, een bolle lijn (afb. 391c). De naar de binnenkant gerichte strijkgebint, XV. c. zuidbeuk en koorsluiting, XV. zijde van de rib is een rechthoekig neuslijstje. Dat werd in het bestek voor de Bakenesserkerk te Haarlem uit 1638 een "kerckschaftingh" genoemd. Soms loopt de bolle lijn vloeiend over in het neuslijstje. Er is hiervoor reeds gesproken over het ogiefgebint of het U V spitsbooggebint. Een gedeelte van de profilering daarvan a b C d kan bestaan uit een vloeiend in elkaar overlopende bolle en holle lijn. Het is één van de merkwaardigheden van het bouwvak, dat nu juist deze lijn is blijven voortbestaan als het profiel, dat ojief heet. Heel duidelijk is het ojief te vinden in de profilering van de gebinten van het restant van een kap met tongewelf in het pand Lange Noord- straat 64 te Middelburg, restant van het Minderbroeders- e g klooster (afb. 392). Die profilering wijkt echter af van de gebruikelijk vorm en schijnt afgeleid te zijn van de ribben 391. Amsterdam, Oude kerk, profielen van gewelfribben. van een stenen gewelf. a. Eerste deel hallenkerk, XIVA. b. Uitbreiding hallen- Waar haaks op elkaar staande kappen elkaar ontmoeten, kerk, ca. 1370. c. St.-Joriskapel (n.dwarsschip), ca. 1385. zoals in de Oude kerk te Amsterdam, zijn zware kruisge- d. Zijkapellen zuid- en noordzijde, 1460-1500. e. Kilke- binten gemaakt, die te breed zijn om van een enkel profiel pers, ca. 1500. f. Middenschip, 1510-1512. g. Viering, te voorzien. Dan werd soms een samengestelde profile- Mariakapel en koorlantaarn, 1550-1560. ring gemaakt, bestaande uit drie peerkralen (afb. 391e). Toen de Renaissance haar intrede deed in de bouwkunst, werden ook de gewelfribben aan de vormentaal van deze periode aangepast (afb. 391f, g). Daar, waar de profielen eindigen tegen een naald, een gebint, een trekbalk of op een andere wijze beëindigd moesten worden, heeft men een zeer karakteristieke oplossing gevonden. Het peerkraalprofiel eindigt veelal tegen een iets verhoogd randje, van waar uit een over- vloeiende profilering naar de oorspronkelijke rechthoe- kige doorsnede van het houten onderdeel is gestoken. Het is een typische oplossing uit de houtbewerking, die in steen ondenkbaar zou zijn (afb. 271, 393). In het bestek voor de kap van de kerk te Ravenstein uit 1641 (bijlage A 11) worden die beëindigingen "oren" genoemd. Bij een strijkgebint is de profilering van de rib slechts aan één zijde aangebracht. Wanneer dat gebint door uitbrei- ding of verbouwing van het gebouw later vrij kwam te staan werd meestal aan de andere kant op primitieve wijze een profiel gestoken. Op die manier is een derge- ,~ í lijke wijziging meestal gemakkelijk te herkennen. Vrijwel altijd wordt dat ook nog bevestigd door de volgorde van de telmerken in de kap. 0 2 4 6 8 1 curt Merkwaardig zijn de tussenribben geprofileerd in het tongewelf van het omstreeks 1550 gebouwde noordelijke koor van de kerk te Sint Maartensdijk (Z.). Die zijn alle als gording uitgevoerd, met de korte kanten evenwijdig 392. Middelburg, Lange Noordstraat 64, restant van kap aan het dakvlak. De kant, die naar de beneden staande met tongewelf. Detail gewelfrib. Verm. XVB. toeschouwer is gekeerd, werd met een ojief geprofileerd. De bovenzijde is eenvoudig afgeschuind. 393. Gebruikelijke beëindiging van peerkraalprofielen Heel ongebruikelijk is de beëindiging van de rib van een van gewelfribben. tussengebint zonder trekbalk in de Waalse kerk te Haar- 204 396. Amsterdam, Oude kerk. Originele straal van gewelf- schotel, aangetroffen in de kap (verguld). ; ';', et_~,. ~.. e..~ • ~~~~; GE WELF 5C HOTELS VAAK TEGEN RjBKRUtSINGEN CE5 PyKER;Ji BL9KENS SLEUVEN EN/OF CAJEN VRVWEL ALTLID 394. Haarlem, Waalse kerk, koor. Beëindiging van ge- VOORZIEN VAN STkp,LEN welfrib aan de onderzijde, XV. 395. Barendrecht (Z.H.), Herv. kerk, koor. Slikblokkeel met peerkraalversiering, XVIb. lem. Die is in verschillende richtingen uitgezaagd (afb. 394). Het is een typische versiering van een timmerman. De binnenste muurplaten of voorlijsten zijn eveneens vaak geprofileerd (afb. 380). De vorm is in sommige gevallen wel wat eenvoudiger dan die van de ribben, maar ook hier is soms de karakteristieke aangestoken beëindiging gemaakt. Verschillende keren zijn in een uit- holling op regelmatige afstanden rozetten uitgespaard. Sleutelstukken onder trekbalken en slikblokkelen werden meestal voorzien van een peerkraalvormige versiering (afb. 395; NL 8:3). p. Gewelfschotels Op de plaatsen waar de gewelfribben als onderdeel van het bint van een spitsbooggebint de nokrib ontmoeten, is uit dat bint een vierkant element gespaard. Soms is dat achthoekig uitgestoken of uitvoeriger geprofileerd (afb. 271, 2 76). Hetzelfde geldt ook voor de onderzijde van een makelaar of een koningstijl, zoals in de kerk te Weiduur (Fr.) (afb. 363) of op de ontmoeting van twee kappen. In veel gevallen is tegen de vierkante klos een houten schotel gespijkerd. Die is vaak figuraal besneden en beschilderd en meestal van stralen voorzien (NL 42; afb. 362, 396, 205 397. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk voor de Smidska- 399. Amsterdam, Oude kerk, St.-Joriskapel. Gewelfscho- pel. Gewelfschotel met Oostenrijks-Habsburgse wapen en tel met arendsklauw, ca. 1385. gereconstrueerde stralen, ca. 1465. 398. Amsterdam, Oude kerk, kruising noorderzijbeuk en 400. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk tegenover Smids- Sebastiaanskapel. Gewelfschotel met St.-Nicolaas, ca. kapel. Gewelfschotel, ca. 1465. 1385. 206 403. Amsterdam, Oude kerk, Weitkoperskapel. Gewelf- schotel, ca. 1500. ~ , ï%;y~~:',,r~ c i/ ',Ur~///~ ~`//r bsi/,' '.0.,,,i ../~lHí ~ ..,i!.~.., 397). Vnjwel altma zijn aie stralen in zwaluwstaartvormi- ge sleuven aan de bovenkant in de schotel bevestigd. Menigmaal zijn stralen en uitkepingen met telmerken aangegeven of met geschilderde gotische cijfers, zoals in de Oude kerk te Amsterdam is gevonden. Soms zijn de schotels voorzien van een gesneden reliëf, dat in enkele gevallen van hoge artistieke waarde is (NL 5). 401. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk tegenover Huiszit- In de gewelven van de Oude kerk te Amsterdam is nog tenkapel. Gewelfschotel, ca. 1495. een groot aantal belangrijke gewelfschotels te vinden NL 28; NL 42; NL X 39). In de Sint Joriskapel, het noor- delijke dwarsschip, zijn er nog drie. De grootste op de 402. Amsterdam, Oude kerk, n.zijbeuk tegenover Weitko- kruising met de oudere noorderzijbeuk, vertoont Sint perskapel, ca. I500. Nicolaas, de patroon van de kerk, staande op een console (afb. 398). De diameter van de schotel is 56 cm, 2 Amster- damse voeten. Beide andere, met een doorsnede van 38 cm, zijn respectievelijk versierd met een voetboog en een arendsklauw (afb. 399), het symbool van de voetboog- schutters. De kapel was door de voetboogschutters ge- sticht en omstreeks 1385 gebouwd. Het gewelf kreeg zijn beschot in 1412, zoals op een trekbalk is vermeld. Tussen 1460 en 1495 kwam aan de zuidzijde van de kerk een aantal kapellen gereed en ook hier werden enkele fraai gesneden schotels aangebracht op de kruisingen met de oude zuiderzijbeuk. Van oost naar west vertonen zij achtereenvolgens Christus als man van Smarten, zittend op een bank (afb. 400), de halve figuur van Sint Jan met het Lam, boven wolkjes uitkomende (afb. 401) en de halve figuur van Sint Nicolaas met staf, eveneens op wolkjes. De diameter van deze schotels is ongeveer 56 cm. Op de ontmoeting van de kap van de Weitkoperskapel met de noordelijke zijbeuk is de fraaiste schotel, voorstel- lende Jacobus Major, in slechts 4,5 cm reliëf uitgebeeld (afb. 402). Hij wordt weergegeven ten halven lijve op wolkjes van gelijke vorm als die op de laatste twee hier- voor besproken schotels. In dezelfde kapel, die omstreeks 1500 door verbouwing tot stand kwam, is ook nog een schotel, waarin een grote rozet is uitgesneden, waarvan m~gl\\~\y de bloembladen dezelfde gestileerde vormen hebben als .:::;•:,. ~~,~\ c~~; de wolken op de voorgaande schotels (afb. 403). Minder 207 404. Amsterdam, Oude kerk, Binnenlandvaarderskapel. 406. Leiden, Pieterskerk, koor. Gewelfschotel, ca. 1400. Gewelfschotel, ca. 1500. vaardig gesneden zijn de kleine schotels in de aangren- zende Binnenlandvaarderskapel en Hamburgerkapel, waarop de emblemen van de beurtschippers en het wapen van Hamburg zijn weergegeven (afb. 404). De cirkelvormige gewelfschotels zijn aan de rand meestal voorzien van een profiel, waarin het belangrijkste ele- a ment in de doorsnede doorgaans een halve cirkel is (afb. 405). Tegen het midden van de 16de eeuw komt er in- vloed van de Renaissance in de profileringen (afb. 405e). Onder het van omstreeks 1500 daterende losse tongewelf van de kerk te Jelsum (Fr.) zijn bijzonder rijk bewerkte rozetten aangebracht, die eigenlijk niet meer als gewelf- schotels aangeduid kunnen worden. In de koorsluiting is een rozet met een rankenmotief omzoomd, waarop de d gekroonde Christus, omgeven door engelen, met de rech- terhand zegenend en in de linkerhand een wereldbol met kruis. Andere rozetten zijn voorzien van Lijdens-emble- men op wapenschilden, omgeven door plantenmo- e tieven zs. In de laat-15de-eeuwse koorsluiting van de kerk te Maarssen (U.) is een ronde gewelfschotel met een Chris- tuskop. Op de overeenkomstige plaats in de sluiting van het tussen 1510 en 1518 rijk beschilderde gewelf in de Grote kerk te Naarden is Maria afgebeeld. In de Pieterskerk te Leiden zijn in het koor vijf fraai f gesneden gewelfschotels aangebracht (NL 42). Hierop 405. Amsterdam, Oude kerk. Profielen randen van gewelf- staan afgebeeld Veronica met de zweetdoek (afb. 406) en schotels. Schaal 1:2. de vier symbolen van de Evangelisten. In het schip zijn a. St.-Joriskapel, diam. 56 cm, ca. 1385; drie schotels, die eenvoudiger en meer decoratief van b.:Ct,-Joriskapel, diam. 34,5 cm, ca. 1385; aard zijn. Daarop staan een zon, een geblinddoekte man c. Weitkoperskapel, diam. 46,5 cm, ca. 1500: en het wapen van Leiden. Deze kap kwam in het midden d. Hamburgerkapel, diam. 29,5 cm, ca. 1505; van de 15de eeuw tot stand. Na het slopen van de toren in e. viering, diam. 59 cm, ca. 1540; 1512 kwam in het westen van de kerk een gedeelte van de f. Mariakapel, diam. 31,5 cm, 1553. kap tot stand, waarin twee schotels met afbeeldingen van 208 408. Nisse, Herv. kerk, koor. Schraagbeeld onder kapge- bint zonder trekbalk. 410. Delft, Waalse kerk, schalkbeeld. Petrus en Paulus. Voor de Oude Kerk te Delft sneed de "beeldsnijder" Albrecht Cornelisz de "roosen" in koor, viering en "voort kerck" in 1562-'67, Jacob Symonsz de rozen in het schip in 1562 (NL 42). In Zeeland is één kerk, waarin aan het tongewelf een groot aantal gesneden gewelfschotels is bevestigd. Dat is de kerk te Nisse (afb. 407). Aangezien het hier een kap met drie horizontale gewelfribben betreft zijn er meer kruisingen dan bij de meer voorkomende kappen met één rib in de nok. In de sluiting is de kroning van Maria 407. Nisse, Herv. kerk, koor. Gewelfschotels, ca. 1470.afgebeeld, andere schotels vertonen wapenschildjes en koppen van apostelen met bijbehorende attributen. De schotels dateren uit de jaren rond 1470. r. Houten beelden Waar trekbalken ontbreken, zoals in koorsluitingen, bij kruisgebinten in de Noordhollandse kerken en in zuid- westelijk Nederland onder aan normale gebinten, werden aan de naar beneden doorlopende standzonen of hange- relen houten beelden gesneden. In het navolgende zal onderscheid worden gemaakt tus- sen schraagbeelden en schalkbeelden. Schraagbeelden noemen wij de beelden, die uit het hout van een stand- zoon zijn gesneden (afb. 408, 409). Schalkbeelden wer- den gestoken uit losse hangerelen (afb. 410). De stand- zoon rust in deze gevallen op een blokkeel, waarvan de kop ook vaak versierd is. De versieringen aan de kap- onderdelen zullen eerst door de timmerlieden zijn voor- bewerkt en passend gemaakt bij de andere delen van de kap. Als voorbeeld kan een zich in het depot van het Rijksmuseum te Amsterdam bevindend schraagbeeldje dienen, dat op de zijkant van de stijl het telmerk 4 laat zien. 409. Amsterdam, Oude kerk, n.zijbeuk. Schraagbeeld on- der kilkeper. 209 •~ ~ ~~ 4„ ~ ~ 411. Amsterdam, Oude kerk, Buitenlandvaarderskapel. 413. Amsterdam, Oude kerk, St.-Joriskapel. Schraag- Schraagbeeld, ca. 1370. beeld, ca. 1385. 412. Amsterdam, Oude kerk, Buitenlandvaarderskapel. 414. Amsterdam, Oude kerk, Smidskapel. Schalkbeeld Fratskop onder schraagbeeld, ca. 1370. met fratskop, ca. 1465. In Nederland zijn thans nog ongeveer 116 houten kap- de soort, die hierna als fratskop wordt aangeduid. Een beelden overgebleven (NL 5). Er zullen er oorspronkelijk schraagbeeldje, voorstellende een zittende monnik met veel meer dan 200 zijn geweest. een groot bol hoofd, is onverbrekelijk verbonden aan de In 1940 verdwenen bij een brand in de kerk te Yerseke kap van het noorder dwarsschip, dat omstreeks 1385 (Z.) alleen al 33 beelden, waarvan helaas geen enkele gebouwd werd. De figuur houdt beide handen op de goede afbeelding bekend is. knieën, waardoor hij aan zijn schragende functie uitdruk- Veel van deze beelden bleven bewaard in Noord-Holland king geeft. De man is geplaatst boven een zeer eenvoudige (NL 28:27). De Oude kerk te Amsterdam bezit nog 26 console en onder een tweede mannekop (afb. 413). beelden. In totaal moeten er onder aan de kap ruim 50 Bij de vergroting van het zuider dwarsschip (de Sint beelden bevestigd zijn geweest. In tegenstelling tot ande- Sebastiaanskapel) en de bouw van de aangrenzende re kerken, waar de houtsculptuur aan de kap vrijwel altijd Smidskapel omstreeks 1465 werden schalkbeeldjes onder tot één of twee perioden behoort, vormen de beelden in de strijkgebinten geplaatst. De blokkelen werden versierd de Oude kerk geen gesloten groep, daar zij dagtekenen uit met een bolle fratskop. In de zuidoostelijke hoek van de verschillende perioden tussen ca. 1370 en 1560 (NL X Smidskapel bevindt zich een zittend nonnetje, dat met de 38). handen op de knieën steunt en geplaatst is op een console. Onder de kap van de Buitenlandvaarderskapel, de zuide- Voor het eerst wordt hier in de Oude kerk boven het lijke beuk van het toenmalige hallenkoor, die omstreeks beeldje een overhuiving aangetroffen, die op een balda- 1370 gereed kwam, bevindt zich in de zuidoosthoek een kijn lijkt (afb. 414). Omdat het zich in een hoek bevindt schraagbeeldje, dat Jacobus Major voorstelt, met een zijn de figuur en het baldakijn diagonaal aangebracht. Dit boek in de rechterhand en een stok met een schelp erop in is niet zo duidelijk bij het er tegenover geplaatste schalk- de linker hand (afb. 411). De console, waarop de apostel beeldje. Hier maakte de houtsnijder de overhuiving aan staat, is versierd met een karikaturale kop (afb. 412), van de oostzijde van de stijl, waardoor duidelijker de vorm 210 41 S. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk tegenover Elisa- 417. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk tegenover Smids- beth Gaevenkapel. Schalkbeeld, ca. 1495. kapel. Schalkbeeld en fratskop, ca. 1465. 416. Amsterdam, Oude kerk, z.zijbeuk tegenover Smids- 418. Amsterdam, Oude kerk, n.zijbeuk tegenover Ham- kapel. Schalk metbeeld, ca. 1495. burgerkapel. Schalkbeeld, ca. 1505. van een baldakijn ontstond. Dit wordt gevormd door een In de hierop volgende periode werden de beide aangren- ezelsrugboog met krulvormige hogels en pinakeltjes op de zende zuidelijke zijkapellen gebouwd. Er werden acht hoeken. Het beeldje, ook een vrouwefiguur, werd diago- schraagbeeldjes onder strijk- en kruisgebinten gemaakt naal geplaatst. In tegenstelling tot de meeste voorbeelden en twee schalkbeeldjes ter vervanging van de weggeno- wenden de beide fratskoppen op de blokkelen heel decent men muurstijlen, die trekbalken ondersteunden. Het is het gezicht van de vrouwefiguren af. In de aangrenzende een complete rij mannefiguren, die elk geplaatst zijn on- Sint Sebastiaanskapel is in de zuidoostelijke hoek een der een eenvoudig baldakijn en op een geprofileerde con- blokkeel, waaruit een duivelskop is gesneden. Daaronder sole. De beelden komen geheel los van de achtergrond, de is een schalkbeeldje, dat een staande burger voorstelt. stijl waaruit zij gesneden zijn. De figuren hebben alle De beide halve kruisgebinten in de Smidskapel werden nagenoeg dezelfde houding, zittend met de rechterhand ieder ondersteund door een standzoon met een schraag- op de knie en de linkerhand even onder de knie aan de beeldje. Het westelijke bleef bewaard en stelt waarschijn- buitenzijde van het scheenbeen of op de knie (afb. 416, lijk Eva voor. Bij de bouw van deze kapel moest een 41 7). Het beeld in de zuidwestelijke hoek van de Huiszit- trekbalk van de hallenkerk verdwijnen. Op de plaats waar tenkapel vormt niet één geheel met de standzoon, maar is aan de zijde van de middenbeuk een sleuf van de wegge- daarop bevestigd met een pen aan de bovenkant en een nomen muurstijl van deze balk zichtbaar bleef, werd een houten nagel onderaan. stijl met fraai beeldhouwwerk geplaatst. Op een rijk be- Aan de noordzijde van de kerk kwamen omstreeks 1500 werkte kolonnet zit een mannetje onder een kleine ezels- door uitbreiding of verbouwing drie kapellen tot stand. rugboog. Onder het basement van het kolonnet is een Hier zijn onder de halve kruisgebinten nog zes schraag- fijnbesneden vrouwekopje (afb. 415). Ook hier is op het beelden. Ter vervanging van de stijlen van de trekbalken blokkeel tussen de standzoon en de muurstijl een bolle zijn aan de kant van het middenschip drie schalkbeelden fratskop aangebracht. aangebracht (afb. 418). In de Weitkoperskapel is aan de 211 , 419. Amsterdam, Oude kerk, Weitkoperskapel. Schraag- 420. Amsterdam, Oude kerk, Binnenlandvaarderskapel. beeld, ca. 1500. Schraagbeeld, ca. 1505. 421. Amsterdam, Oude kerk, Binnenlandvaarderskapel. Schraagbeeld, ca. 1505. oostzijde een schraagbeeld van een man, die uit een kruik drinkt. Hij is geplaatst tussen een baldakijn en een gepro- fileerde console en vrijwel los van de stijl, waaruit hij gehakt is (afb. 419). Kennelijk had de beeldsnijder te weinig hoogte tot zijn beschikking, zodat hij de voeten maar heeft weggelaten. Nagenoeg alle beelden, die hierna nog van de Oude kerk besproken zullen worden, zijn -evenals dit figuurtje- geplaatst onder een duidelijk aan- gegeven overhangend baldakijn. Het beeld tegenover de drinkende man stelt een geknielde man met een wijwater- emmer voor. De beide beelden op de hoeken in de Bin- nenlandvaarderskapel en die in de aangrenzende Ham- burgerkapel zijn profeten met spreukbanden (afb. 420, 421, 422, 423). 212 422. Amsterdam, Oude kerk, Hamburgerkapel. Schraag- 424. Amsterdam, Oude kerk, Mariakapel. Blokkeel boven beeld, ca. 1505 kolom, 1553. 423. Amsterdam, Oude kerk, Hamburgerkapel. Schraag- 425. Amsterdam, Oude kerk, koor. Figuur aan de kapvoet, beeld, ca. 1505. 1559. Bij de bouw van de Mariakapel in 1553 werden in de zijbeuk aan de zijde van het middenkoor schalkbeelden in Renaissancestijl aangebracht, ter vervanging van twee muurstijlen van de trekbalken. Petrus en Paulus zijn er weergegeven onder een slof, die met een engelenkopje is versierd. Zij staan op een console, die ook met een kopje versierd is. Deze figuren bevinden zich boven het kapi- teel van een gecanneleerde pilaster. De gebintstijlen boven de vrijstaande kolom in de Maria- kapel rusten op blokkelen, die voorzien zijn van gesneden koppen (afb. 424). Boven in het koor werden in 1559 de plaatsen, waar de trekstangen aan de kapvoet bevestigd zijn, voorzien van vrouwefiguurtjes op een steekband als achtergrond (afb. 425). 213 ,~.s.r«uNfR~HN,i,z:.. ;y~/6i 9 ~~i .~ . ~ ~ -. l/fi/~IG.,,rM"ru v..,,_ .,.,..... . 428. Ilpendam, Herv. kerk. Schraagbeeld, ca. 1500. Foto 1922. 429. Alkmaar, St.-Laurenskerk, koorsluiting. Schalk- beeld, ca. 1500. grond, die tegen de muurstijlen is bevestigd. De baldakij- nen zijn in de standzonen gesneden. De beelden zijn hier dus niet in het tevoren door de timmerman geprepareer- de onderdeel van de kap gesneden. In West-Friesland ontstonden in de eerste helft van de 16de eeuw een aantal eenbeukige kruiskerken. In vele 426. Amsterdam, Oudezijdskapel, oudste gedeelte. daarvan zijn onder de kruisgebinten houten beelden aan- Schalkbeeld, ca. 1450. Foto 1943. gebracht. In de kerk van Oosthuizen, opgetrokken tussen 1510 en 1520, werden bij de restauratie in 1960 op de 427. Amsterdam, Oudezijdskapel, tweede bouwperiode. plaatsen van reeds lang verdwenen beeldjes figuren aan- Schraagbeeld, vóór 1470. Foto 1943. gebracht, afkomstig uit de omstreeks 1875 gesloopte kerk van Nieuwe Niedorp (N.H.), die in 1546 gebouwd zou zijn. Ook in de Oudezijds- of Sint Olofskapel (afb. 426, 427) en In de kerk te Schellinkhout zijn de figuren, gelijk die van in de Nieuwezijdskapel in Amsterdam bevonden zich Nieuwe Niedorp, burgers in hurkende houding. eertijds beeldjes onder de kap, evenals in enkele Amster- De beelden, die in de kerk te Venhuizen onder de gebin- damse kloosterkapellen. ten van de kruising zijn geplaatst, zijn niet gesneden uit In de koorsluiting van de kerk te Ilpendam (N.H.) zijn de kaponderdelen, maar staan geheel los. Zij zijn onder vier schalkbeeldjes (afb. 428), die in stijl zeer veel over- een fraai bewerkt baldakijn gezet en stellen Emerentia, eenkomen met het beste werk van omstreeks 1500 in de patroonheilige van de kerk, Lucas, de Evangelist Johan- Oude kerk te Amsterdam. De beelden zitten op dezelfde nes en Johannes de Doper voor. In de koorsluiting staan wijze op de stijl als de drie aan de zuidzijde van de Maria met het Kind, temidden van de Drie Koningen noorderzijbeuk in de Oude kerk en de schalk hieronder met hun geschenken (NL 28:afb. 26). Eén Koning ont- vertoont in Ilpendam eveneens het profiel van een ge- breekt helaas. De beelden staan eveneens los, maar zijn welfrib. De beelden vormen een geheel met de achter- verbonden met de onderdelen van de kap. 214 430. Haarlem, Bakenesserkerk, koorsluiting. Schraag- 432. Delft, Waalse kerk. Schalkbeeld, H. Thomas, ca. beeld, ca. 1500. 1540. 431. Haarlem, Bakenesserkerk, koor. Schalkbeeld, ca. 433. Delft, Lutherse kerk, schalkbeeld. XVd. 1500. In de Oosterkerk te Hoorn zijn onder de kruisgebinten de handen houdt. De kap dateert van omstreeks 1485. In het Evangelisten aangebracht. Ook in de kerk van Ooster- dwarsschip, dat in twee delen in het midden van de 15de blokker is dat het geval. eeuw en na 1500 tot stand kwam, bevindt zich ook beeld- In het koor van de Grote of Sint Laurenskerk te Alkmaar, houwwerk. Er zijn nog vijf primitief gesneden beeldjes in dat omstreeks 1500 gebouwd werd, zijn onder de blokke- het oudste deel en fraai gesneden koppen in het jongste len van de halve gebinten korte stijlen, waarin de symbo- deel van het zuidelijke dwarsschip. len van de vier evangelisten zijn gesneden (afb. 429). In de koorsluiting van de Bakenesserkerk te Haarlem, die In de kapel van het voormalige Agathaklooster te Delft, omstreeks 1470 tot stand kwam, bevindt zich een groep, thans de Waalse kerk in het Prinsenhof, die herbouwd die twee schraagbeelden (afb. 430) en vier schalkbeelden werd na de stadsbrand van 1536, was oorspronkelijk een omvat. De schalken hebben een gewelfrib-profiel en wor- reeks van 26 beelden. Dit grote aantal was het gevolg van den ondersteund door de symbolen van de evangelisten. de constructie zonder trekbalken, zo kenmerkend voor Op de schalken zijn Maria en de Drie Koningen uitge- het zuidwestelijke deel van Nederland. In het westelijke beeld (afb. 431). De figuren vormen nog min of meer een deel van de kapel resteren thans nog tien beelden. De geheel met de achtergrond. De overhuiving boven de overgebleven exemplaren stellen apostelen en heiligen hoofden wordt gevormd door het naar voren buigen van voor. Het zijn alle schalkbeelden, geplaatst onder een die achtergrond. Bij de schalkbeelden draagt het blokkeel geprofileerd blokkeel (afb. 432). erboven aan de voorzijde een peerkraalprofiel. De kapel van het Sint Jorisgasthuis, thans Lutherse kerk, Onder het tongewelf van het koor van de kerk te Muiden staat in een gedeelte van Delft, dat niet door de stads- (N.H.) zijn omstreeks 1460 zes grof gesneden koppen brand werd verwoest. Hier is dus nog de laat-l5de-eeuw- aangebracht (NL X 35:12). se kap bewaard gebleven. In de koorsluiting zijn twee Tegen de toren van de Grote of Sint Vituskerk te Naarden schalken met pausfiguren (afb. 433). Het blokkeel ervan (N.H.) draagt de kap onder het unieke beschilderde ton- draagt een rondboogje met een ezelsrug en hogeltjes, op gewelf een tweetal schraagbeelden, voorstellende Johan- die wijze een baldakijn vormend. Het voetstuk onder de nes de Evangelist en een monnik, die een boek in de beide beeldjes is voorzien van een fratskop. 215 434. Brouwershaven, Herv. kerk, koorsluiting. Schraag- 436. Nisse (Z.), Herv. kerk, koor. Schalkbeeld, Jacobus beeld Jacobus Major, ca. 1480. Major, ca. 1470. 435. Brouwershaven, Herv. kerk, koorsluiting. Schraag- beeld St.-Nicolaas, ca. 1480. In Zeeland bevinden zich in verschillende kerken hout- den. De kap zal omstreeks 1470 zijn gemaakt (afb. 436). sculpturen aan houten tongewelven (NL 27:38). In de In de kerk te Kapelle zijn tegen de buitenmuren van de koorsluiting van de kerk te Brouwershaven zijn twee zijbeuken twaalf kapstijlen met apostelbeelden, waarvan schraagbeelden, voorstellende Jacobus Major (afb. 434) alleen Johannes nog zijn attribuut, de kelk, draagt. De en Sint Nicolaas (afb. 435), beide onder een baldakijn. Zij overige apostelen hebben een gat in één van de handen, dateren van omstreeks 1480. waarin mogelijk een metalen attribuut was bevestigd Belangrijk beeldhouwwerk bevindt zich in het koor van (afb. 437, 438). Tegenover deze figuren in de zijbeuken de kerk te Nisse op Zuid-Beveland 26. De gewelfschotels zijn aan het eind van de gebintbalken van het halve werden al genoemd. Onder de kap zijn op de doorlopende tongewelf fratskoppen gesneden. In de hoeken van het standzonen twaalf apostelbeelden uitgesneden. De apos- middenschip bij de toren en het koor, waar trekbalken telen zijn 85 cm hoog en dragen alle nog hun attributen. ontbreken onder de strijkgebinten, plaatste men schraag- Zij staan op een geribde console. Boven het beeld is een beelden van de vier kerkvaders (afb. 439, 440). Alle beel- vierkant baldakijn, dat nog de oorspronkelijke maat van den werden gesneden omstreeks 1480, toen de midden- het kaponderdeel laat zien, waaruit de beelden zijn gesne- beuk verhoogd werd. 216 437. J e e ., Herv. kerk, n. 3 . Schraagbeeld, 439. Kapelle, . kerk, middenbeukschip.Schraag- apostel, ca. 1480. beeld,kerkvader, ca. 1480. 438. J e e, Herv. kerk, n.zij e§ .Schraagbeeld 440. a e e, Herv. kerk, middenbeuschip. Schraag- o. muur, apostel, . 1480. beeld,kerkvader, ca. 1480. Uit dezelfde tijd InBelgië is houtsculptuuraangebracht onderdelen V22 hetschip van de kerk tC Kloetinge bij Go. Daar van hettongewelfin de On2 Lieve Vrouwekerk Dam- staan op zes stijboven de muurdammen me .. , Hetzijn acht beC 2 enzes g WC -SC O C S12 vierpasvorm, daterenduit de tweede helftvan tongewelfkleine apostelbeelden zonder ba ij. De on van detussenliggende gewelfribben vertonen de 13de Uw. Zij vormenhoutsculptuuraan f3 S Op7Cq, appen in de Nederlanden. r moe nog een aantal kerke- In Henegouwen zijn ook verschillende kerken methout- zijn me beeldhouwwerk aan de onderdelen van deap, scultuur aan de kap . Helaas oq fC CE exacte gegevens. Ook in Frankrijk vaak beeldhouwwerk voor a de Ook in kerkeni£ andere delen van Nederlandbevinden onderdelenvan houten tongewelven, me name inBre- zich nog kaponderdelen met gesneden versieringen in de tagne 5). vorm van koppen onder hethouten tongewelf. 443. Amsterdam, Oude kerk, Smidskapel. Gepolychro- meerde gewelfschotel tegen zuidgevel. Vuurslag met knup- pelkruis. Ca. 1465. 441. Utrecht, Janskerk, schip. Gewelfschildering, ca. 1300. 442. Amsterdam, Oude kerk, z. zijbeuk. Gewelfschilde- 444. Amsterdam, Oude kerk, Huiszittenkapel. Beschilder- ring, ca. 1510 de gewelfschotel, tijdens verwijderen overschildering. 218 446. Amsterdam, Oude kerk. Beschilderde balk met sleu- telstuk en korbeel, ca. 1370. c a ~°4 445. Amsterdam, Oude kerk. Beschilderde gewelfrib, ca. 1370. Bij één van de oudste houten tongewelven in Nederland, dat van de Janskerk te Utrecht, gedateerd omstreeks 1300, werd op het grenen gewelfbeschot een beschilde- ring aangebracht. Er zijn in dit tongewelf nog geen rib- ben, die deel uitmaken van de kapconstructie. Op de nog aanwezige fragmenten van het gewelfbeschot bleek een lichtgele kleur te zijn geschilderd. Daarop zijn kruislings s. Beschilderingen banden, van kepers voorzien, die de ribben van een kruis- gewelf moesten suggereren (afb. 441; NL X 16). De kap met een houten tongewelf verenigde in het weste- Vooral in Noord-Holland en in een streek ronds-Herto- lijke deel van Nederland de utilitaire doelen van afslui- genbosch schijnt het aanbrengen van beschilderingen een ting tegen de weersinvloeden aan de bovenzijde en afslui- traditie geweest te zijn. De oudste voorbeelden worden ting van de ruimte aan de onderzijde in zich. Die ruimte- aangetroffen in de beide zijbeuken van de Oude kerk te afsluiting werd in vele gevallen van een kleurige beschil- Amsterdam, waarvan het eiken gewelfbeschot vermoede- dering voorzien, zoals dat ook bij stenen gewelven het lijk in de tweede helft van de 14de eeuw beschilderd geval was. De houten beelden en de gewelfschotels waren werd. De traditie zette zich voort gedurende vrijwel alle rijk gepolychromeerd. Ribben en trekbalken werden van bouwperioden tot 1560 (afb. 442; NL 28:33; NL X 28; beschilderingen voorzien, veelal in de vorm van biezen NL X 39). Ook de houtsculptuur en de gewelfschotels en kepers in rood, wit, groen en zwart. Vaak werd op het werden gepolychromeerd (afb. 443, 444). Gewelfribben gewelfbeschot langs de ribben een randbeschildering aan- werden voorzien van een keperbeschildering of een lint, gebracht. De meestal rechthoekige velden daarbinnen en dat spiraalvormig rond een tak is gewonden (afb. 445). de driehoekige panelen in een koorsluiting leenden zich Eenzelfde soort beschildering treffen wij aan op de trek- goed voor het uitbeelden van bijbelse voorstellingen, wa- balken en de bijbehorende korbelen en muurstijlen, pens van schenkers of gilden en dergelijke. waarop zich bladranken rond takken wikkelen (afb. 446). 219 hun randbeschilderingen veel overeenkomst met die in de Oude kerk te Amsterdam en de kerk te Naarden en zullen eveneens uit de jaren rond 1520 dateren. In 1527 voerde Van Oostsanen een opdracht uit in de abdijkerk te Egmond 28. Wellicht betrof het ook hier een gewelfschildering. Ook de gewelven van de Grote kerk te Hoorn waren door Van Oostsanen beschilderd 29. Deze kerk werd door brand verwoest in 1838. Uit een gekleurde pentekening van Pieter Saenredam blijkt, dat ook in de Kapelkerk te Alkmaar in de koorslui- ting een Laatste Oordeel op het gewelf geschilderd was 30. Het verdween bij een brand in 1760. De kerk te Warmenhuizen (N.H.) herbergt in het koor eveneens schilderingen, die vermoedelijk iets jonger zijn dan die te Alkmaar 31 (NL 28). Omstreeks 1484 ontstonden de schilderingen op de ton- gewelven van de Zuiderkerk te Enkhuizen (N.H.), zowel in de noordelijke als in de zuidelijke beuk van deze tweebeukige hallenkerk 32. De Grote kerk in Edam had voor de brand van 1602 eveneens beschilderde gewelven 33. Wagenaar 34 meldt, dat in de Oudezijdskapel te Amster- dam de beeltenis van Sint Olof aan het gewelf was geschil- derd. Tenslotte zijn in Noord-Holland beschilderde houten tongewelven bekend in de kerk te Diemen bij Amster- dam 35 (gesloopt in het begin van de 19de eeuw). In het nabije Weesp nam het kerkbestuur van de Grote of Sint Laurenskerk in 1638 het besluit de voorstellingen van heiligen op het gewelf te laten overschilderen. Het gewelf- beschot werd in 1736 vernieuwd 36. In vele gevallen bleken de ribben van kappen, waarvan het gewelfbeschot nooit werd aangebracht, beschilderd te zijn. Soms zijn dat kepers, soms ranken (afb. 450). De traditie van het beschilderen van houten tongewelven zette zich ook in de 17de eeuw in noordelijk Holland voort, onder meer in de kerken te Schermerhorn, Beets, 447. Naarden, Grote kerk. Gewelfschildering, 1510-1518. Oudendijk, Heemskerk en Krommenie. In de stad Utrecht waren ook enkele beschilderde houten Het tongewelf van het schip van de Grote kerk te Naar- tongewelven. De Agnietenkapel, gebouwd ca. 1515, ver- den werd tussen 1509 en 1518 rijk beschilderd door schil- toonde een rand van plantenrank-motieven, gelijksoortig ders, die in dezelfde periode ook beschilderingen aan- aan die in de Amsterdamse Oude kerk en in Naarden. brachten in de Oude kerk te Amsterdam (NL X 40; NL X Daarbinnen is de lijdensgeschiedenis van Christus afge- 41; NL X 42; NL X 50:8). In tegenstelling tot de normale beeld 37. Enkele delen werden in 1884 uitgebroken en werkwijze werd de beschieting van het gewelf niet uitge- later weer op de oude plaats in de koorsluiting terugge- voerd in wagenschot met schuine bossingen, maar zijn de bracht. In het pand Domsteeg 6, eertijds klaustraal huis, delen van het gewelf met grote precisie geschaafd, zodat werd in vermoedelijke huiskapel in 1877 een houten ton- zij geheel vlak op elkaar aansloten (afb. 387b). Het is hier gewelf uitgebroken, waarop fragmenten van een schilde- de bedoeling geweest echte paneelschilderingen te maken ring met overeenkomstige randbeschilderingen 38. (afb. 447). Soortgelijke vroeg-lóde-eeuwse randschilderingen en In de Sint Laurenskerk in Alkmaar (N.H.) bleef helaas rood-wit-blauwe keperbeschilderingen op de gewelfrib- alleen maar de koorsluiting met het Laatste Oordeel be- ben zijn aangetroffen in de kerk te Benschop (U.). waard (afb. 362, 448), in 1519 voltooid en geschilderd door Cornelis Buys en zijn broer Jacob Cornelisz van In het zuiden van Nederland zijn nog enkele beschilderde Oostsanen. Van Oostsanen was vermoedelijk ook in tongewelven uit de late middeleeuwen te bewonderen, Naarden werkzaam. Andere beschilderde delen van het onder meer in de kerk te Kerkwijk (Gld.) in de Bomme- gewelf werden in 1885 uitgebroken 27. Ook het houten lerwaard, waar in de koorsluiting Het Laatste Oordeel is gewelf van de sacristie aan de zuidzijde van het koor is weergegeven 39. In de oude kerk van Helvoirt (N.B.) is in van schilderingen voorzien (afb. 449). Zij vertonen in de koorsluiting ook een Laatste Oordeel uitgebeeld. Hier 220 448. Alkmaar, St.-Laurenskerk, koorsluiting. Gewelf- schildering, ca. I510. 450. Alkmaar, Waag, voorm. H.Geestkapel. Beschilderde gewelfribben. Beschot is nooit aangebracht. 449. Alkmaar, St.-Laurenskerk, sacristie. Beschildering ~~~.~- ; ,: met het devies van Karel V en het wapen van Habsburg. 221 451. Weesp, St.-Laurenskerk. Loopbrug over trekbalken. 452. Leeuwarden, Jacobijnerkerk, koor en middenbeuk. Toestand na wijziging en aanbrengen van los tongewelf, XVB. Gestippeld: hulpconstructie, na de bouw verwijderd. is op één derde van de hoogte een tussenrib aangebracht, waardoor de voorstelling in twee delen is verdeeld. Ook andere tongewelven in deze omgeving werden be- schilderd, maar helaas is daarvan vermoedelijk niets meer bewaard gebleven. Van de Sint Pieterskerk in 's-Hertogenbosch, zijn de beschilderde houten tongewel- ven -eveneens met tussenribben- ons bekend uit de schilderijen en tekeningen van Pieter Saenredam 40. De kerk werd in 1646 gesloopt. In de oude kerk te Heeswijk (N.B.) waren ook beschilder- t. Loopbruggen de houten tongewelven, onder andere voorstellende Tho- mas van Aquino en Sint Nicolaas, omgeven door grove In de Grote kerk te Naarden is over de trekbalken in de randbeschilderingen van bloemen. Wellicht dateerden ruimte onder het tongewelf een loopbrug aangebracht, zij uit de tweede helft van de 16de eeuw. De kerk werd bestaande uit zware planken en een leuning aan weerszij- gesloopt in 1896 al. den. De loopbrug was in de jaren 1509-1518 met het gewelf en de trekbalken van een decoratie voorzien In Friesland zijn ook enkele beschilderde houten gewel- (NL X 41; NL X 50:6), hetgeen bewijst dat dit element ven bekend. van het begin af in de kap aangebracht was. Het zal een Het gewelf, dat laat in de 15de eeuw los onder de kap van utilitaire bestemming gehad hebben, bijvoorbeeld om de middenbeuk van de Grote of Jacobijnerkerk in Leeu- kronen en andere aan de trekbalken opgehangen onder- warden werd aangebracht (hierna te bespreken), was delen te kunnen bereiken. voorzien van randbeschilderingen. Slechts op één veld is Eén van de balken, waarop de loopbrug bij de toren rust, ook in het midden een figuur geschilderd. De trekbalken is een gedeelte van een afgekeurde bovenbalk van een en gewelfribben zijn er, zoals elders, kleurig beschilderd. spitsboogvormig strijkgebint. De kerk van Ter Kaple (Fr.), in 1854 door een nieuwe Ook in andere kerken komen loopbruggen onder het ge- vervangen, had blijkens oude afbeeldingen 42 een geheel welf voor (afb. 385, 451). Soms hebben zij een wat andere beschilderd gewelf. constructie, bestaande uit twee balkjes, waarover de loopvloer is bevestigd. Het is een element, dat esthetisch Buiten Nederland zijn tongewelven onder meer beschil- storend is, maar datzelfde wordt ook vaak gezegd van de derd in 1588 in de kerk van Saint Laurent in Couillet lez- trekbalken waarop de loopbruggen steunen. Ook die wa- Fontaines (B.) (B 1 lb; B X 2) en in de kerk te La Croix du ren onmisbaar en werden derhalve geaccepteerd als een Perche bij Chartres (F.), 15de eeuw 43, noodzakelijk kwaad. 222 453. Jelsum (Fr.), Herv. kerk. Kap met los tongewelf, ca. 1500. Doorsnede A Doorsnede B Doorsnede C u. Losse tongewelven In Friesland komt een aantal tongewelven voor, dat wel gelijk met de kap is gemaakt of gelijk met een wijziging of versterking van de constructie tot stand kwam, maar los onder de kap is aangebracht en daarmee geen harmonisch geheel vormt. In de tweede helft van de 1 5de eeuw versterkte men de laat-lade-eeuwse kap van de Jacobijnerkerk te Leeuwar- den, die tot dat moment waarschijnlijk vanaf de kerk- vloer vrij zichtbaar is geweest. De versterking veroor- zaakte een weinig fraaie wirwar van kapbalken, waarna besloten werd er een los houten tongewelf onder aan te brengen (afb. 452). Het gedrukte tongewelf, dat geen or- ganisch geheel vormt met de kapgebinten, komt in dit deel van Friesland langs de scheidslijn tussen houten en Tussen elke twee spanten bevinden zich slechts drie sporenparen, waarvan alleen stenen gewelven vaker voor onder kappen van verschil- de middelste een gebogen standzoon heeft. lende samenstelling. Een zestal malen werd een los tongewelf onder een kap 454. Huins (Fr.), Herv. kerk. Reconstructie oorspr. toe- gevonden, waarvan de gebinten bestaan uit een schaarge- stand. Ca. 1500. bint met daarop een rij standvinken met een hanebalk- fliering (afb. 453). In Beetgum werd in 1669 bij een verbouwing van de kerk een 1 5de-eeuwse kap van het hiervoor beschreven type opnieuw gebruikt en voorzien van een los tongewelf. De kap van de kerk te Huins heeft dergelijke gebinten met ^ een tongewelfvorm zonder profilering, waartegen het ge- ~i` welfbeschot is gespijkerd. Tussen de gebinten is slechts één gespan in het bezit van kromme standzonen. Beide andere gespannen hebben in het geheel geen gewelfhou- ten (afb. 454). De kap is te beschouwen als een tussen- vorm van het vaste en het losse tongewelf. Hetzelfde is het geval in de kerk te Burgwerd (afb. 455), waar in de zeer gave kap zelfs twee flieringen aan weers- zijden op de schaargebinten rusten. De ribben vormen wel één geheel met de dekbalken van de gebinten maar niet met schaarstijlen en standzonen. In de kerk te Wijns werd het losse gewelfgeformeerd door • .. > > • •• ••• • eiken krommers, die halverwege tussen de voet en de 455. Burgwerd (Fr.), Herv. kerk. Kap met tussenvorm van naald nog bevestigd werden tegen gordingen. Er ontstond vast en los tongewelf. XVB of XVla. aldus een schijngewelf met drie ribben. 223 Slechts één maal, in de kerk van Oenkerk, is een zeer gedrukt tongewelf los opgehangen aan een kap met twee schaargebinten en standvinken met een hanebalkfliering (afb. 456). Eenzelfde gebinttype heeft de kerk van Ferwerd in het schip, opgetrokken in het eerste kwart van de 16de eeuw. Rond het midden van die eeuw werden onder de schaar- gebinten aparte spitsbooggebinten aangebracht, die geen organisch geheel vormden met de kap (afb. 457). Hier- mee werd de kap aangepast bij de ca. 1525 gemaakte normale kap met tongewelf in het koor. De 16de-eeuwse kap van de kerk te Boer is uitgerust met nokgebinten boven de schaargebinten. Daaronder werd vermoedelijk eerst in de 17de eeuw een tongewelf aange- bracht, naar de inmiddels in de streek ontstane traditie (afb. 458). In de Martinikerk te Sneek werd omstreeks 1540 over het 456. Oenkerk (Fr.), Herv. kerk. Kap met los tongewelf. bijna 12 m brede koor en het middenschip een kap ge- XVI. bouwd, waarvan de gebinten bestaan uit een hoog schaar- gebint waarop aan weerskanten een dubbele fliering rust. Daarop staan twee schaargebinten en een nokgebint. Ge- zien het feit, dat het onderste schaargebint hoger is dan gebruikelijk, zal er meteen een los tongewelf gemaakt zijn (afb. 459). De kap is in 1682 ca. 3,5 m lager geplaatst. Het koor van de kerk te Stiens is inwendig ca. 6 m breed, het schip 9 m. Het geheel kreeg in de 15de eeuw een kap, waarvan de gebinten in het schip twee schaargebinten en een standvink met hanebalkfliering hebben, in het koor één schaargebint met standvink en hanebalkfliering. De onderste schaarbalken van het schip liggen op gelijke hoogte als de trekbalken van het koor. In de 16de eeuw maakte men een los tongewelf onder deze kap. Het koor kreeg een bijna halfcirkelvormig tongewelf in de schaar- gebinten, dat zich voortzet boven de onderste schaarbal- ken in het schip. In de onderste schaargebinten werd tussen de kapvoeten en de voeten van het hoger gelegen tongewelf een kwartcirkelvormig tongewelf gemaakt, zo- dat een uniek driedelig tongewelf ontstond (afb. 460, 461). Afb. 462 geeft de verspreiding van de losse tongewelven in Friesland aan. Tenslotte dienen de houten schijngewelven te worden genoemd, zoals die zijn aangebracht in de Grote kerk te Vollenhove (0.) en in de Schepenzaal van het stadhuis van Kampen (0.). Deze maken echter geen deel uit van 457. Ferwerd (Fr.), Herv. kerk, schip. Kap met toegevoegd de kapconstructie en werden daarin evenmin opgeno- tongewelf. XVI. men. Hetzelfde geldt voor de houten stergewelven, die in 1521 in de Grote of Sint Bavokerk in Haarlem werden gemaakt op de aanzetten van niet gebouwde stenen gewelven. Dat gebeurde ook in de 19de eeuw in het koor en het dwars- schip van de Hooglandse kerk te Leiden. 458. Boer (Fr.), Herv. kerk. Kap met nokgording (XVI) en toegevoegd tongewelf(verm. XVII). Gewelfbeschotgrenen. Ribben profiel met eierlijst. 224 459. Sneek, Herv. kerk, schip. Los tongewelf. XVI. 461. Stiens, Herv. kerk. Kap met driedelig tongewelf, XV- XVI. Q fERWERV Qoos TIUM rtINTUM • LICNTAAILP psutrs p wives (Q QJttfwM O bOER Q Lt su.u[-/ buessuna Ov.uNut1 Q+ICNLUM 0 NUINS 0 SW«NUM 0uo ~ p OLDEBERKGOP ,- . , ~ / 460. Stiens (Fr.), Herv. kerk. Interieur naar het oosten. ~ ~ 462. Verspreiding van het losse tongewelf in Friesland, , ._.., L, •~.~. XVI. e>fYÉFJIMJyI(. (kv) 225 463. Deurne (N.B.), St.-Wi[librorduskerk, n.dwarsschip. Kap met onvoltooid tongewelf, 1558. X11 StandzoonGording A.Gording fl Rozet, gording B 464. Wognum (N.H.), Herv. kerk. Kap met aanzet ton- 465. Visvliet (Gr.), Herv. kerk. Kap met geprofileerde gor- gewelf. XVIA. dingen. Waarschijnlijk XV. 226 v. Laatste herinnering aan kappen met tongewelf In enkele gevallen zijn bij een al dan niet zichtbaar geble- ven kap de onderste normale jukken zo hoog, dat hier sprake zal zijn van een voorbeeld van, of een herinnering aan een houten tongewelf. Dat kwam echter niet tot stand. Dit is onder meer het geval in het koor van de Sint Bavokerk te Aardenburg (Z.), waarvan de kap na de ver- woestingen in de laatste jaren van de Tachtigjarige Oor- log in het midden van de 17de eeuw werd herbouwd. Door middel van een gording midden tussen de dakvoet en de onderste fliering heeft men de bezwaren opgevan- gen, die het gevolg waren van de hoge jukken. Hier kan 466. Zierikzee (Z.), Noordhavenpoort. Kapvoet met aan- zelfs nog het tongewelf met drie horizontale ribben als zet voor houten tongewelf, 1559. voorbeeld gediend hebben. Deze indruk wordt nog ver- sterkt doordat trekbalken ontbreken, zoals dit bij Zeeuw- se tongewelven doorgaans het geval is. In de Sint Willibrorduskerk te Deurne (N.B.) werd in 1558 op het noordelijke dwarsschip een kap gebouwd, die eveneens dergelijke zeer hoge onderste schaargebinten heeft. Er zijn aan weerszijden twee gordingen, die gepro- fileerd zijn en versierd werden met rozetten (afb. 463). Ook de standzonen zijn geprofileerd. De bijbehorende sporen vertonen zelfs inkepingen voor standzonen en gewelfhouten. Hieruit mag worden geconcludeerd dat men halverwege het maken van een tongewelf daarmee 467. Zierikzee, Noordhavenpoort. Kap bedoeld voor ton- gestopt is en de reeds klaargemaakte onderdelen heeft gewelf, 1559. gebruikt om de kap af te bouwen. Het schip van deze kerk was tot 1881 gedekt met houten tongewelven. Iets dergelijks is waar te nemen in de kap van het schip van de kerk te Wognum (N.H.), gebouwd in de eerste helft van de 16de eeuw. Hier is de geprofileerde nokrib van het gewelf gebruikt, waarop roosterhouten rusten (afb. 464). Weinig opvallend is de kap van het oostelijke deel van de kerk te Visvliet (Gr.) op de grens met Friesland, in de 15de eeuw gebouwd. Hier zijn in de schaargebinten gor- dingen ingelaten, die aan de onderzijde geprofileerd wer- den. In het midden van de dekbalken werd een aan twee zijden geprofileerde rib bevestigd (afb. 465). Dit kan be- schouwd worden als een herinnering aan een tongewelf met drie ribben. Ook in burgerlijke gebouwen hadden planwijzigingen tot gevolg, dat tongewelven niet tot stand kwamen. In het noordelijke gebouw van de Noordhavenpoort in Zierik- zee (Z.), dat in 1559 tot stand kwam, had men het voorne- men op de bovenverdieping een zaal te maken met een tongewelf, dat vijf ribben moest krijgen en geen trekbal- ken had. De constructie en de detaillering vertonen op- vallende gelijkenis met die van het uit 1554 daterende tongewelf van het stadhuis in dezelfde stad. Enkele on- derdelen van de voet kregen hun versiering (afb. 466), de onderste gebinten kregen een gording (afb. 46 7), maar het tongewelf bleef achterwege (NL X 36:61). 227 w. De rol van het houten tongewelf in de In de 16de eeuw werden in het noorden van het land, Nederlandse architectuur van de late middeleeuwen vooral in het noorden van Friesland, vele sporenkappen vervangen door nieuwe, voorzien van kapgebinten. Een Het Nederlandse tongewelf vertoont vele variaties in de aantal daarvan is voorzien van een houten tongewelf. Dit wijze, waarin het zich van onderen aan de bezoekers kan mede het gevolg zijn van een stroming, die moderni- manifesteert en nog meer in de constructies boven dat sering van de kerkruimten nastreefde door vergroting gewelf, die alleen aan onderzoekers geopenbaard worden. van de vensters. Daartoe moesten de stenen gewelven Het heeft echter vrijwel steeds een aantal stereotiepe gesloopt worden. Dan bood een houten tongewelf, dat in kenmerken, zoals de dwarse ribben om de drie tot vier de kap omhoog gaat, de mogelijkheid om met in verhou- meter, deel uitmakend van de uniforme gebintconstruc- ding eenvoudige middelen een hogere ruimte te tie, en een horizontale nokrib. Tussen die ribben zijn creëren aa. gebogen vlakken van dun eikehout, die sedert het midden van de 15de eeuw onderbroken kunnen zijn door één of Het houten tongewelf maakte het mogelijk hoog opgaan- twee horizontale ribben. Deze kenmerken treffen wij bui- de vensters in dwarsschepen en -kapellen te maken. Ook ten Nederland spaarzaam aan in het Vlaamse deel van kooromgangen werden van topgevels en steekkappen België. Er kan derhalve gesproken worden van een typi- voorzien. Dit is met name het geval in de Oude kerk te sche eigen architectuurvorm. Amsterdam, de Sint Janskerk in Gouda en de Sint Nico- laaskerk te IJsselstein. Bij al deze dwarskappen met top- Stenen gewelven werden in de 13de tot de 16de eeuw in gevels ontstonden brede vensters, die zich uitstekend Friesland, Holland, Zeeland, Utrecht, de Betuwe en leenden voor het aanbrengen van gebrandschilderd glas. Noord-Brabant alleen gemaakt bij belangrijke kerkge- Het lijkt dan ook verklaarbaar, dat de glasschilderkunst bouwen, onder invloed van architectuurstromingen zoals in de 15de en de 16de eeuw in westelijk Nederland een de Schelde-, de Brabantse en de Rijnlandse gotiek. Er zijn bloeiperiode doormaakte. ook in deze perioden vele gebouwen met houten gewel- ven tot stand gekomen. Bij een aantal basilieken zijn de Het houten tongewelf is in het westelijk deel van Neder- zijbeuken wel in steen overwelfd, maar de hoofd- en land in meer dan driehonderd gebouwen de overdekking dwarsbeuken werden van een houten tongewelf voorzien. van de ruimte geweest. Het heeft een belangrijke rol ge- Te noemen zijn de Sint Laurenskerk te Alkmaar, de Nieu- speeld in de architectuur tussen 1250 en 1575. Slechts in we kerk te Amsterdam, de Grote kerk te Naarden, de een betrekkelijk gering aantal burgerlijke gebouwen werd Pieterskerk te Leiden, de Nieuwe kerk te Delft, de Sint een representatieve ruimte voorzien van een houten ton- Laurenskerk te Rotterdam en het koor van de kerk te gewelf. Dat was het geval in de Vleeshal van het stadhuis Brouwershaven (Z.). Hier zal zeker de geringe draag- te Leiden (ca. 1410), dat verbrandde in 1929 45. De La- kracht van de bodem een rol hebben gespeeld. In enkele kenhal van het stadhuis in Middelburg werd in 1514 door gevallen zijn wel stenen gewelven ontworpen, maar niet de timmerman Pieter Huysen 46 van een tongewelf met uitgevoerd. Daarentegen zijn op de wankele ondergrond drie ribben voorzien. Dat ging in 1940 verloren. Alleen van de Onze Lieve Vrouwekerk te Dordrecht (Z.H.) wel het stadhuis van Zierikzee is nog in het bezit van de stenen gewelven tot stand gekomen in de middenbeuk en oorspronkelijke kap met tongewelf uit 1554. De Sint Jo- het dwarsschip en kreeg de Martinikerk in Bolsward (Fr.) risdoelen te Dordrecht vertegenwoordigt een ander type een stenen overwelving. burgelijke gebouwen, dat tongewelfde zalen bezat. Gast- In de provincie Utrecht kregen de grote kerken in de huizen hadden ook soms een zaal, die voorzien was van steden in de gotiek stenen gewelven. Dorpskerken, kapel- een tongewelf. Daarvan zijn nog enkele bewaard geble- len en gasthuizen hadden doorgaans houten gewelven. ven. In Noord-Brabant en Zeeland werden vrijwel alle grote stadskerken geheel of gedeeltelijk in steen overwelfd, Bij de herbouw na de verwoestingen in de Spaanse tijd en maar dorpskerken en kloosterkapellen in hout. Vooral in andere rampen werd het tongewelf vaak opnieuw ge- Noord-Brabant zijn vele houten tongewelven verloren maakt. Er zijn in Nederland nog meer dan tweehonderd gegaan door oorlogsgeweld, verwaarlozing en de nieuw- gebouwen met een houten tongewelf uit de middeleeuwse bouwgolf bij de opleving van het Rooms-Katholicisme in periode bewaard gebleven. de 19de eeuw. Er zijn enkele 16de-eeuwse kerken, waarin het koor in steen is overwelfd en het dwarsschip en het pseudobasili- kale schip een houten tongewelf kregen. Dat is onder meer het geval in de kerk te Leerdam (Z.H.) en in de oude kerk te Bergeijk (N.B.). In enkele gevallen werden later onder de houten ton- gewelven stenen gewelven aangebracht, zoals in de ker- ken te Lienden, Oene en Epe, alle gelegen in Gelderland op de scheidslijn tussen de gebieden met houten en met stenen gewelven. 228 Noten deel II hoofdstuk 3 1. R. Meischke, Het Markiezenhof te Bergen op Zoom, Bergen , g p , g o Zoom gebouwd en beschouwd, Alphen aan den Rijn 1987 op g ~ P J 1987, p. 55. 2. Een dergelijk tongewelf beeldt Ostendorf (D 5: 98) af van een kloostergang te Chichester (G.B.). 3. Gegevens van dr. L. Devliegher. g g 4. Documentatierapport G. Berends, oktober 1965. PP , 5. Ook de Sint Jacobskerk te Doornik heeft een tongewelf met g rondbon vorm, uit de eerste helft van de 13de eeuw. De beschie- rondboog vorm bestond uit delen van "sa in". Dit kan vertaald worden g "sap in" met vuren als met dennen, maar het zou ook grenen , g kunnen betekenen. Het beschot werd in 1878 verwijderd. J L. Cloquet, Mono ra hie de l'E liseParoissiale de St.-Jacques à q, g p g 9 Tournai, Rijsel-Brugge 1881, .46-47. J gg , p 6. Naare evens van ir. G. Berends. gegevens 7. cat. 1513. 8. Monumenten en Landschappen 4/4 (1985), .6. PP ,P 9. M.A. Prins-Schimmel en E.M. van Thienen De Hervormde , kerk te Vorchten. Putten-Bussum 1982 p.15. ,P 10. Pieter Jansz Saenredam, catalogus tentoonstelling Centraal , g g Museum Utrecht, 1961, .147. Afb. 100 en 101 in deze catalogus , ,p g even het tongewelf met de erop aangebrachte schilderingen ~ P en g g weer. Na 1646 werd hetewelf overgebracht naar de in 1523 g g ebouwde Sint Annaka el in de Hinthamerstraat die in 1809 g P werdesloo t (vr. med. ir. A. van Drunen). g P 11. H. van Bavel Inventaris van het archief van de Heusdense , Cisterciënzerkloosters Mariënkroon en Mariëndonk 1245-1631, I. Rijksarchief in Noord-Brabant. Inventarisreeks nr. 10 Rijksarchief 10, 's-Hertogenbosch 1972. Inv. 630. g 12. cat. nr. 1461. 13. Vr. med. ir. J.F. Drb e. H.J. Jesse, 'Sinte Barbara asthuis' g , Barbaragasthuis', Leidsch Jaarboekje 29 1936-1937 p. 92-101 geeft als stich- t ,P g tin s'aar 1425, hetgeen beslist te vroeg is voor deze kap. gJ , g g P 14. Documentatierapport RDMZ BHO-83-14 nov. 1983 PP , 1983, H. Karsemeijer en G. Berends. J 15. Namelijk de Magdalenakerk: GAG NKA 44, Reparatie- Namelijk g , P boeck van de van o timmerin h van het middenpand der kerk- e g P cken anno 1590-1593. 16. De volgende 34 kerken zijn ons bekend: Aarle-Rixtel, Bakel, zijn , , Beek, Beers, Chaam, Cuyk, Deurne, Dinther, Dongen, Den Dun en Eindhoven, Etten, Geldrop,Gernert Gilze, Helmond, 's-Hertogenbosch: Catharinakerk, Gasthuiskapel, Pieterskerk, Hoeven, Hoogeloon, Lierop, ks estel Macharen, St.-Mi- , g , P, Y g , , chiels estel Hoge Mierde, Moergestel, Nederwetten, Nunen, Oostelbeers, Oosterhout, Oss, Steensel, Klein Zundert. , , , 17. J. Martens, S. Vlaeminck en L. Coolen, 'Het Ca uci'nen- , , p J klooster te Sint-Truiden. Een maatschappelijke toekomst voor PP J een religieus verleden' Monumenten en Landscha en 7/1 1 g , PP (1988) .48. P 18. Tekening door A. Mulder af ebeeld in: G.S. van Holthe tot g , g Echten, Drie eeuwen Zeeuwse Statenzaal, Archief Kon. Zeeuws , , Genootschap der Wetenschappen, 1978, afb. 10. P Pp , , 19. W.H. Keikes, 'Het Zierikzeese stadhuis / 1550-1554. Kant- , tekeningen bij de bouwgeschiedenis', Zeeuws tijdschrift 1983 g J g ,1983, p. 20. Onder in de kapel van het Capucijnenklooster te Sint-Trui- P P J den daterend uit 1624. De thans achter een stuc gewelf verbor- g en ribben waren oorspronkelijk ongetwijfeld in het zicht. g P J g J Monumenten en Landschappen 7 1988 nr.1, p. 48. PP , , P 21. Vernacular Architecture 5 (1974), p. 21-24: 8 (1977), p. 40. 22. Van Zuylen, Inventaris der Archieven van de stad Y 's-Herto 's-Hertogenbosch dl. 2. 's-Hertogenbosch 1866. g g 23. H.M. van den Berg, Beschrijving West- g, J g riesland Tessel en Wieringen (De Nederlandse Monumenten g van Geschiedenis en Kunst VIII 2 .'s-Gravenha e 1955, .184. VIII, g ,p 24. H.M. van den Berg, p.42. g, o.c., P 25. Afgebeeld in: R. Steensma, Langs de oude Friese kerken. g , g Baarn z.'. (1971). .56. J •P 26. M.P. de Bruin, Zuid-Bevelandse kerken. Nisse en Kloetin- e Bulletin 36. Gegevens uit archief Hervormde Gemeente Wees p. 4. VEELZIJDIGE KAPPEN g p 37. S. Muller Fz., Oude huizen te Utrecht, Bouwkundig Tijd- schrift 20 (1902), 31 en plaat XVII. 38. S. Muller, o.c., 32 en plaat XVIII. Rijksdiens de Monumentenzorg waren de aansluitende rechte gewelf- g g vakken oorspronkelijk niet beschilderd. p J 40. Catalogue raisonné, zie noot 16, .147. g , ,p 41. Foto's berusten in het archief van de Rijksdienst voor de J Monumentenzorg. g In de 14de eeuw zijn een aantal kappen van burgerlijke bouwwerken uitgevoerd als schilddak. Aan de beide ein- 42. Tekeningen door A. Martin, Fries Museum, Leeuwarden, den van het dak op de rechthoekige plattegrond is dan een afgebeeld in C.A. van Swigchem e.a. Een huis voor het woord. e.a., g g driehoekig dakschild. Voorbeelden daarvan zijn: het 's-Gravenha ge 1984, .150. g ,P stadhuis van Haarlem, het stadhuis van Dordrecht en 43. Afgebeeld in H.J. Hansen (red.), Holzbaukunst, Oldenburg/ kastelen, zoals Loevestein. Hamburg 1969, p. 32. Op stadspoorten, kerkportalen, kapellen en verwante ge- bouwen of ruimten met een nagenoeg vierkante of veel- 44. H.M. van den Berg, voormalige klooster Mariëngaarde g, g g zijdige plattegrond, werden kappen gebouwd, die rond bi' Hallum, Publicatiemap Stichting Aide Fryske Tsjerken II, 74 J , P g rY 1 , één of twee makelaars of koningstijlen werden gecon- (1974). strueerd. Voor iedere situatie werd door de timmerlieden een aparte oplossing bedacht. Hiervan worden enkele 45. In het fotoarchief van de RDMZ bevindt zich een foto, voorbeelden behandeld. gemaakt na de brand, waarop de moet van het tongewelf aan de g , P g De omstreeks 1 300 gebouwde toren van de kerk te Oude- binnenzijde op één van de topgevels te zien is. J P pg water (U.) heeft een zadeldak uit de bouwtijd, dat gedra- 46. W.S. Unger, Bronnen tot de Geschiedenis van Middelburg in g, g gen wordt door twee gebinten met hoge kromme stijlen de Landsheerli jken ti jd II. Rijks Geschiedkundige Publicatiën 62. J Jg (afb. 468). De kap heeft ook twee makelaarflieringen. De 's-Gravenha ge 1926, .439. g ,p gespannen hebben drie hanebalken, waarvan er twee op de hanebalkflieringen liggen. Aan de voet heeft iedere span of spoor een standzoon, die rust op een blokkeel. De kap heeft aan de beide korte zijden een afschuining, een wolfeind. Daardoor ontstonden driehoekige dak- vlakken, waarvan de voeten ter hoogte van de flieringen over de kromstijlgebinten liggen. Op het punt in de nok, waar aan weerszijden (in dit geval de zuid- en de noord- zijde) drie dakvlakken bij elkaar komen, is een koning- stijl geplaatst, die rust op de onderste hanebalkfliering. Het gespan op die plaats is versterkt met korbelen en standzonen, die langs de muur tot op de versnijding ter hoogte van de zolderbalklaag doorlopen. De bovenste hanebalkfliering is in de beide koningstijlen gepend en loopt aan weerszijden door tot het wolfseind. In het midden wordt de hanebalkfliering nog eens onder- steund, door een standvink. Het bijbehorende gespan heeft ook korbelen en doorlopende standzonen, maar geen makelaar. Uit het eerste kwart van de 14de eeuw dateren de kappen van twee poorten in Zierikzee, de Nobelpoort en de Zuid- havenpoort. De eerste is vrijwel ongeschonden en heeft een zeer interessante opbouw (afb. 469). Het rechthoeki- ge gebouw wordt gedekt door een schilddak met een korte nok. Op de beide plaatsen, waar de nok eindigt is een koningstijl aangebracht. Een schaargebint passeert die koningstij) halfhouts. In de stijl is haaks op het hoofds- pant een half schaargebint gepend. De schaargebinten dragen aan iedere zijde twee flieringen. Daarop liggen blokkelen, die wederom schaargebinten dragen, weder- om met een dubbele fliering. Daarboven draagt de ko- 230 468. Oudewater, Herv. kerk, toren, ca. 1300. 469. Zierikzee, Nobelpoort, XIVa.231 ningstijl een hanebalkfliering. Tussen de beide koning- stijlen is ter hoogte van de onderste schaargebinten een 1 balk in de lengterichting van de kap, die de druk moet opvangen van de beide halve gebinten in de lengterich- ting van het dak. Het gedeelte van de koningstijl, dat onder de binten van de schaargebinten uitsteekt, is voor- zien van korbelen in vier richtingen, hetgeen deze kap een zeer karakteristiek aanzien geeft (afb. 470). De kap van de Zuidhavenpoort is op een kleiner gron- dvlak gebouwd (afb. 471 en 4 72). De constructie berust op dezelfde grondgedachten als die van de Nobelpoort, maar mist zolderbalken, waarop de gebinten rusten. Hier zijn ook twee koningstijlen. De gebintbalken passeren de koningstijlen halfhouts. De gebintstijlen zijn ter hoogte van de gebintbalk versmald en lopen met de maat van een spoor door tot de nok. Een hanebalkfliering ontbreekt. Deze kap werd in de loop van de tijd door veranderingen in de verdedigingstechnieken voorzien van aankappin- gen boven de borstweringen (afb. 473). 470. Zierikzee, Nobelpoort. 471. Zierikzee, Zuidhavenpoort, oorspr. toestand, XIVa. 4 72. Zierikzee, Zuidhavenpoort, perspectief. 232 473. Zierikzee, Zuidhavenpoort, tijdens restauratie (1963). De Koornmarktspoort in Kampen kreeg in de loop van de 14de eeuw een schilddak op een soortgelijke platte- grond als de beide poorten van Zierikzee, die hiervoor a werden behandeld. Er zijn twee hoofdgebinten, samenge- steld uit een kromstijlgebint, een schaargebint daarop en 475. Kampen, Bovenkerk, kap van zuiderportaal, XVc. een koningstijl (afb. 4 74). Tussen beide gebinten is bij alle a. Tijdens restauratie. b. Details. drie de gebintonderdelen een dwarsverbinding aange- bracht. Haaks op de hoofdgebinten vanuit het midden b van de korte zijden van het dak en vanuit de hoeken van y r het gebouw lopen halve gebinten onder 45° naar de beide -~-.-, hoofdgebinten. Er zijn drie hanebalken. Het zuidelijke portaal van de Bovenkerk te Kampen, dat in het derde kwart van de 1 5de eeuw tot stand kwam, heeft op een vierkante plattegrond een achtzijdige kap met insnoeringen, op dezelfde wijze, als dat het geval is bij de beëindigingen van het dwarsschip. Er is één schaar- gebint, dat geheel doorloopt. Daarin zijn twee halve ge- binten gepend. Vier andere halve gebinten zijn daarna aan het hiervoor beschreven samenstel bevestigd. Mid- den op de kruising van de gebinten staat een koningstij) (afb. 475). Deze heeft op het meest ongunstige punt van 474. Kampen, Koornmarktspoort, XIV. Deze Verbrnd/n9 ONDER.AANZICHT 233 476. Amsterdam, Nieuwe kerk, Metselaarskapel, XVd. de constructie een belasting gegeven, die tot doorbuiging van het dragende schaargebint heeft geleid. Van de voet van het dragende schaargebint heeft geleid. Van de voet van de kap bij de gebintstijlen tot boven aan de koning- stijl zijn hoeksporen gemaakt, die door de einden van de gebintbalken lopen en daaraan met een houten nagel bevestigd zijn (afb. 475b). Tussen de hoeksporen (tegen- woordig foutief meestal hoekkepers genoemd), corres- ponderend met het doorgaande schaargebint en de daar- in gepende halve gebinten, en de koningstijl zijn hanebalken, die in de koningstij) gepend zijn en halfhouts aan de spoor is bevestigd. De andere vier sporen hebben aan de spoor is bevestigd. De andere vier sporen hebben geen hanebalken. De laat-l5de-eeuwse daken van de koorkapellen van de Nieuwe kerk in Amsterdam werden, evenals de kappen van de kapellen aan de noord- en zuidzijde van het koor, gespaard bij de brand in 1645. Op de zeszijdige platte- grond werd een koningstij) op een doorgaande balk ge- plaatst (afb. 476). In die balk werden balken geraveeld, die naar de beide binnen- en de verste buitenhoeken lopen. Tussen de beide buitenbalken en de doorgaande balk werden zogenoemde zwaarden aangebracht, die in de balken gepend zijn. Van de overblijvende hoeken naar deze zwaarden werden nogmaals balken gelegd, die in de zwaarden gepend zijn. Deze constructie heeft overeen- komsten met die van vele torenspitsen, die hier verder buiten beschouwing blijven. Van de hoekpunten van de kapel naar de bovenzijde van de koningstij) zijn "hoekke- pers" gemaakt, die ieder voorzien zijn van een stand- pers" gemaakt, die ieder voorzien zijn van een stand- zoon, die op de respectieve balken rusten. Het dakbe- schot rust op sporen, die tussen voet en hoekkepers zijn gemaakt, op de wijze zoals dat ook bij koorsluitingen het geval is. geval is. 234 5. STIJLENKAPPEN In een deel van Limburg zijn bij opgravingen sporen gevonden van bewoning uit de periode van de Bandcera- miek, tussen ruwweg 3500 en 2500 voor Chr. De huizen hebben alle eenzelfde soort plattegrond (NL 39a en b). Rijen ingegraven palen omsluiten een rechthoek van 5 tot 6 bij ongeveer 20 m. Binnen die e3e0094009 ea rechthoek staan nog meer palen, in de lengterichting ge- rangschikt in drie rijen, in de breedterichting in minder strenge rijen (afb. 4 77). Hieruit kan men opmaken, dat er in feite vijf rijen ingegraven palen waren. De middelste 4 410 11) rij zal het hoogste geweest zijn en de beide andere aan ;;:,~.,- ,r;.~w,Mí.. ";~:~,~ ~c:<.• weerszijden zijn aflopend van lengte. Over de rijen heeft vermoedelijk in de lengterichting een ondersteunings- hout gelegen. Daarop zal de aan weerszijden aflopende dakbedekking bevestigd geweest zijn (afb. 478). De Bandceramische cultuur heeft zich verspreid over 0 lOM grote gebieden van midden-Europa. In midden-Duits- land hebben de boeren nog tot in de 13de, vaak tot de 477. Plattegrond van een Bandceramisch huis. Naar Mod- 14de eeuw in een stijlenhuis van haast prehistorische derman. soort gewoond I. Deze cultuur vond haar uitlopers in het noordelijke deel van Zuid-Limburg en in België ten noor- den van de Maas in de provincies Limburg en Luik. Het is opvallend, dat in Zuid-Limburg en in het aanslui- tende gebied van Eifel, Ardennen en Lotharingen woon- huizen en bedrijfsgebouwen voorkomen, waarin stijlen onder nok, wormen en voetplaten de kenmerkende con- structie-onderdelen zijn. Vooral de zogenoemde "First- sdule", de van fundament tot nok doorlopende stijl, is daarbij opvallend. In Duitsland zijn in de loop van de jaren talrijke publicaties aan dit onderwerp gewijd (o.a. D 17; D 27d, f; D 28d; D 36:315; D 37; D 38; D 40:26; D 41; D 42). G. Eitzen typeert het verspreidingsgebied heel duidelijk in zijn artikel, getiteld 'Rheinische Hausformen sudlich der Hallenhausgrenze' (D 38). J. Bendermacher geeft een andere karakteristiek in de titel van een artikel: 'Das Dach ohne Stuhl' (D 39). Inderdaad heeft de oorspronke- lijke stijlenkap, zoals hij dat beschrijft in de Hoge Venen op de grens van België en Duitsland, geen kapgebinten. Opvallend is de naar verhouding geringe dakhelling in dit gebied. Kenmerkend voor de stijlenkap zijn de stijlen in het midden en de daarop liggende nok"worm". De stijlen gaven aan het gebouw weinig stijfheid. De nokstijl werd ~ zo belangrijk geacht voor de standzekerheid van een bouwwerk, dat op vernietiging ervan zware straffen ston- den (D 5:2). 478. Mogelijke doorsnede van een Bandceramisch huis. 235 /~..^;. . . 480. Limmel, kasteel Bethlehem. In Nederland is de nokstijl niet aangetroffen. Wel komt 479. Limmel (Maastricht), kasteel Bethlehem, vertu. in Zuid-Limburg een stijlenkap voor met drie of vijf rijen XVIB. stijlen, die nok, wormen en voetplaten ondersteunen. Waarschijnlijk omdat de stijlen in de woon- en bedrijfs- ruimten een hinderpaal vormden, werden de twee stijlen onder de wormen ingekort en rusten die op een gebint- balk, die in de twee buitenste stijlen is gepend. De nokstijl rust op een bint tussen de stijlen onder de wormen. Gebinttype III.b.g+n Een vleugel van het in 1988 gesloopte Wittevrouwen- klooster, Statenstraat 11 te Maastricht, droeg op een vak- werkconstructie een kap, bestaande uit tussenbalkgebin- ten met verticale stijlen, waarop nokgebinten. De kap dateerde uit 1515 (d). Gebinttype III. b.g+g+n Twee tussenbalkgebinten en een nokgebint, tezamen vijf stijlen, heeft het 16de-eeuwse Stenen Huis te Sint Geer- truid, Burgemeester Wolfstraat 47, helaas deerlijk geha- vend door een brand in 1977. Ook één van de vleugels van het kasteel Bethlehem te Limmel bij Maastricht heeft een dergelijke kap (afb. 479, 480), evenals een schuur in de vederhof van het kasteel Horn (afb. 481). In het aangrenzende deel van België komt de stijlenkap ook regelmatig voor (B 2:314; B 10:52; B 16:160). De stijlenkap is typisch voor de profane bouw en komt ook veel voor in de vakwerkbouw in zuidelijk Zuid-Lim- burg. Ook worden talrijke mengvormen met andere kaptypen aangetroffen, met name in de na-middeleeuwse periode. 481. Horn (L.), schuur in de nederhof van kasteel Horn. Die zal in deel III van dit boek aan de orde komen. 236 / / / \\ 482. Maastricht, Grote Staat 56, vertu. XVI A, gesloopt 1931. Constructieschema van zijwanden; de wandregels zijn weggelaten. Een typische variant op de stijlenkap kent Maastricht. De huizen in de stad zijn veelal met de smalle kant aan de straat gelegen en lopen zeer diep door naar achteren. Voor het gemak noemen wij de richting loodrecht op de straat de lengte en die evenwijdig aan de straat de breed- te. De vloeren worden, soms met uitzondering van de onderste, gedragen door normale balkgebinten met muurstijlen en korbelen, haaks op de lengte geplaatst. De kap is niet gemaakt door op de bovenste balkgebinten de kapgebinten te plaatsen met een nok in de lengterichting. Er is naar boven toe aan voor- en achterzijde steeds één gebint minder gemaakt. De buitenste gebinten, die er dan overbleven, kregen stijlen, die boven het bint uitsteken. Met uitzondering van de onderste kregen die stijlen dan een schoor in de richting van de voorgaande. Er moest een oneven aantal gebinten zijn, zodat de bovenste stijlen nekgebinten formeren. Het dak loopt derhalve onder een hoek van 40-45° van de voet aan de straatzijde op naar de nok en daalt weer af naar de voet aan de achterzijde. In de zijwand heeft de constructie dezelfde struktuur als bij het zijwand heeft de constructie dezelfde struktuur als bij het "plattelandstype" in de doorsnede (afb. 482). Het ge- "plattelandstype" in de doorsnede (afb. 482). Het ge- bouw is daarvan als het ware één hoog opgebouwd balk- vak. 237 483. Maastricht, Dinghuis, ca. 1470. Constructieschema zijwand aan de Jodenstraat en dwarsdoorsnede. Wandre- zijwand aan de Jodenstraat en dwarsdoorsnede. Wandre- gels en raamkozijnen zijn weggelaten. gels en raamkozijnen zijn weggelaten. 238 ~ n rr n n n n nn n n n n ~., \w.~~~ "áorv ~~•a,., `ar.,.,.,. • . ' °Not, 484. Luik (B.), Rue de Hors Chateau 53. Het grootste bouwwerk met deze constructie, dat in Maastricht tot stand kwam, was het Dinghuis, dat om- streeks 1470 gebouwd werd. Het is 7,5 m breed, 25 m diep en ruim 31 m hoog, waarvan de bovenste 28 m in houtconstructie. De kap van het pand werd in 1794 in- grijpend veranderd. De meest aannemelijke reconstruc- tie is weergegeven in afb. 483 (D X 1; NL 41:19). Op deze wijze ontstonden in Maastricht en ook in Luik (afb. 484) (B 2:314) smalle en diepe huizen met zeer hoog oplopende daken, die zo typisch zijn voor het beeld van de beide steden. Ook toen de voorschriften van het stads- bestuur het toepassen van houtskeletbouw verminderden ten gunste van de stenen muren bleven de daken deze vorm behouden. Het is per slot van rekening een zeer eenvoudige bouwwijze: men metselde de beide zijmuren geheel tot de gewenste hoogte op en legde er de nodige dakbalken in ter ondersteuning van de kepers. In Maas- tricht wordt inderdaad in de oude bestekken gesproken van kepers en over wurmen. In tegenstelling tot wat elders in Nederland gebruikelijk is, werden in Maastricht de kapgebinten vaak haaks op de richting van de balken van het huis gebouwd. Dit ver- schijnsel treedt zowel bij stijlenkappen op als bij sporen- kappen met flieringen. In het 15de-eeuwse huis Grote Looierstraat 26 leidde dit tot een zeer onoverzichtelijk constructieschema (NL 41:22). 239 In zuidelijker streken, zoals de omgeving van Trier in Duitsland (D 5:79; D 28b:254), de Elzas, West-Zwitser- land (Le Landeron, kanton Neuchátel, stadhuis, 1459 2) en midden-Oost-Frankrijk (Lyon 3) komen stijlenkappen voor, die soms vergelijkbaar zijn met die van Maastricht. In Zwitserland werden in het gebied tussen Bern en de Jura tot in de 18de eeuw grote boereschuren gebouwd, waarvan het dak wordt ondersteund door enkele enorme nokstijlen 4. In Zuid-Duitsland (D 27e, fj en aan de noordrand van de Alpen komen stijlenkappen voor met een zeer geringe helling, die ontleend moet zijn aan de steenbouw. Noten deel II hoofdstuk 5 Mitteilungen zur Bau e e in Westfalen 26 Munster 1974, 1, itteilun e g P g26, p. 8. 2. Eigen waarneming van de auteur. g g 3. Vriendelijke mededeling ir. G. Berends, 1983. Vriendelijke g ~ 4. Zie o.m. CH 1, Register i.v. Hochstud, en A. von Káhnel , g , , Bauernmuseum Jerisber ho Schweizerische Kunstfuhrer 1975. S , 240 s- trich 6. "STAANDE EN LIGGENDE STOEL" In de 13de eeuw ontwikkelde zich in Duitsland een on- dersteuning van de enkelvoudige sporenkap, die bestaat uit één of meer langsbalken onder de hanebalken, rustend op stijlen, die in de lengterichting van de kap met elkaar zijn verbonden (D 13,II:33, 63, 76, 88, 116, 125, 136). Er werden als het ware houten wanden gevormd, die na het oprichten dwars over de trekbalken in de dwarsrichting met elkaar verbonden werden. Daarna werden de gespan- nen in de dwarsrichting over de "langswanden" opges- teld. Er werd dus afwisselend in dwars- en lengterichting van de kap geconstrueerd, in tegenstelling tot de Neder- landse constructiewijze, waarbij alleen in de dwarsrich- ting werd gebouwd. Er is geen ondersteuning van de nok. Dit onderscheidt dit type van de stijlenkap. In Duitsland draagt dit kaptype de naam "stehende Stuhl". De trekbalken worden door de verticale lasten van de stijlen zeer ongunstig belast. Het gevaar bestaat namelijk, dat door het doorbuigen van de balken de ondersteuning van de hanebalken zakt en toch verzakkingen ontstaan, die men juist voorkomen wilde. In feite behoort de kap in het dwarsschip van de St.-Judas en Simonkerk te Ootmarsum (afb. 107), die één hane- balkfliering heeft op standvinken, tot dit type. De "stehende Stuhl" werd reeds in 1333 in Windsheim in Noord-Beieren gemaakt (D 30). Een goed voorbeeld is de 15de-eeuwse kap van de Rooms-Katholieke kerk te Lies- 485. Liesbom (D.), R.-K kerk, westelijk deel, XVB.born (Kr. Beckum) (afb. 485, ontleend aan D 13,II:130) C B A C A CBCBCACB ^Ll t 11 i II i iT ^ 241 486. Deventer, voorm. Broederenkerk, koor, XIVa. De kap van het koor en de hoofdbeuk van de voormalige aangebracht. Tussen de stijlen en de flieringen zijn eiken Dominicanen- of Broederenkerk te Deventer, thans schoren gemaakt. De drie stijlen, de fliering en de wind- Rooms-Katholieke Sint Lebuïnuskerk, is in vele opzich- schoren werden bij de bouw op de constructievloer, die ten uitzonderlijk (NL X 27). Ten eerste bedraagt de dak- over de trekbalken was gelegd, liggend samengevoegd tot helling 65-66°, hetgeen bijzonder steil is. Ten tweede is in een soort langswand en daarna opgericht. Daarna werd er twee van de drie te onderscheiden bouwfasen, samen in de dwarsrichting van de kap een dennen schoor beves- ongeveer tweederde van de totale lengte van 48 m, voor tigd tussen iedere stijl en de voet van de bijbehorende de gespannen (die verdeeld zijn in series van 32 en 25) trekbalk. Aan de andere zijde van de kap werd ook een gebruik gemaakt van dennehout. Maar het meest belang- dergelijke rij stijlen opgericht en geschoord. Dan werd in wekkend is de constructie, die zich ondanks latere wijzi- het midden een rij eiken standvinken met een dennen gingen en de inbouw van een dakruiter nagenoeg geheel hanebalkfliering opgericht. Daarop zouden de onderste laat reconstrueren. Alleen de voet is niet met zekerheid hanebalken komen te rusten. Het wezenlijke verschil met aan te geven. de gebruikelijke Nederlandse ondersteuningsconstructie In het koorgedeelte (afb. 486) bestaan de gespannen uit is, dat hier de ondersteunende delen één geheel vormen in twee spannen, aan de bovenkant halfhouts aan elkaar de lengterichting van de kap. Na het oprichten daarvan bevestigd met een houten nagel en verbonden door drie werden dwars er overheen de gespannen opgericht en er hanebalken, waarvan er twee van eiken zijn en één van door middel van schoren mee verbonden. Tussen de bei- dennen. Ieder derde gespan was voorzien van een eiken de buitenste en langste stijlen en de corresponderende kruis, aangebracht van de kapvoet naar de tegenoverlig- hanebalk werden eiken schoren gemaakt, die als verbin- gende span tussen de bovenste en de middelste hanebalk. ding een halfhoutse lip met een uitkeping hebben, onder De onderste hanebalken worden ondersteund door een en boven met twee houten nagels bevestigd. Boven zijn draagbalk in de lengterichting van de kap, die in het daar nog drie spijkers aan toegevoegd. Deze verbinding midden van de ruimte is aangebracht. De middelste komt in Nederland zelden voor, maar in Duits sprekende hanebalken hebben een ondersteuning door middel van gebieden veel en wordt daar aangeduid met de naam twee platen, aan weerszijden aangebracht bij de ontmoe- "Blatt". Een dergelijke aangelipte verbinding heet er ting van span en hanebalk. Wij zullen die platen verder "angeblattet". aanduiden als flieringen naar analogie met de benaming De rij standvinken onder de laagste hanebalken is daar- bij de gebruikelijke Nederlandse kappen met dwarse kap- mee verbonden door een tweetal eiken schoren, in de gebinten. De flieringen en de hanebalkfliering zijn van hanebalken en de stijlen gepend. Hieruit valt op te maken dennen. dat de onderste hanebalken werden aangebracht vóór de De flieringen worden ondersteund door eiken stijlen, die spannen. Hetzelfde geldt voor alle hanebalken van de rusten op dennen balken, die van muur tot muur zijn middelste rij, die met een klos tegen de beide flieringen 242 487. Ohningen (D.), Huis nr. 120. Naar Eitzen. ~ . . ._ ......1 { - ~ I I ~ ,+I, `II NI I A • ' ~• + • i ~+ i OM I' i • I~ i~ '; ~ I ', I ~ i •, u I{ ,~ ~;:._ -- --_ - - ,.. r-~^C_ ,_ - - I ~ zijn vastgeklemd, zodat zij bij verdere montage niet in de kap heeft een soortgelijke opbouw als die van het koor. Er dwarsrichting konden verschuiven. Tenslotte werden de zijn verschillen in houtafmetingen en houtverbindingen. spannen gesteld en verbonden met de bovenste hanebal- De kruisschoren ontbreken. De drie stijlen zijn in de ken. Om de drie gespannen werden kruisen aangebracht. trekbalk gepend, in het koor zijn zij in een keep geplaatst. Merkwaardig is, dat het bovenste deel van deze kruis- De trekbalken worden ondersteund door natuurstenen schoren ook nog op de plaats van de stijlen tussen span- consoles en door korbelen zonder muurstijlen. Aan de nen en middelste hanebalken zijn gemaakt. De verbin- oostzijde zijn de drie flieringen met een schuine las ver- ding met de hanebalken is echter anders dan bij de bonden aan die van het koor, aan de westzijde eindigen gewone kruisen, zodat zij niet als afgezaagde schoren zij recht. gezien kunnen worden. De gespannen zijn genummerd met gesneden telmerken Uit het dak met staande stoel ontstond omstreeks 1400 in van oost naar west, zonder onderscheid tussen links en Zuid-Duitsland (D 5:39) de "liegende Stuhl" door het rechts. De ondersteuningsconstructie is meegenummerd schuin plaatsen van de ondersteunende stijlen, waardoor met de overeenkomstige gespannen. Uit houtgebruik, de ongunstige belastingen op de trekbalken vermeden constructie en telmerken menen wij te moeten conclude- konden worden en er meer zolderruimte gebruikt kon ren, dat deze kap tegen het einde van de 13de eeuw of in worden. Schitterend wordt dit geillustreerd in een teke- het eerste kwart van de 14de eeuw tot stand kwam. ning van G. Eitzen van het huis nr. 120 te Ohningen, Kr. Deze bouwwijze met "langswanden", waar overheen de Konstanz (D.), dat uit de tweede helft van de 15de eeuw dwarsverbinding later is aangebracht en daaraan beves- of het begin van de 16de eeuw dateert (afb. 487, ontleend tigd, is kenmerkend voor de Duitssprekende gebieden aan D 36:338). De gevels bieden het gebruikelijke beeld sedert de 13de eeuw, maar in het Nederlandse gebied zeer van vakwerk met stijlen onder de wormen. Inwendig ongebruikelijk. staan de stijlen onder de wormen in de weg en werden Het oostelijke deel van de kap van het schip van de kerk schuin geplaatst naar de kapvoet. komt overeen met een brede dwarsschipachtige uitbouw Er zijn ook "liegende Stuhle" gemaakt op grotere gebou- aan de noordzijde en één travee van het huidige schip. De wen, die in het midden nog één of twee rijen ondersteu- 243 488. Doesburg, St.-Martinuskerk, ca. 1550. 489. Doesburg, St.-Martinuskerk, kap zonder sporen tij- dens restauratie, 1964. ~~+Y(I( ~ o\~~~ „ • 244 nende stijlen hebben, onder meer in het oude raadhuis van Biberach in Zuid-Duitsland, gedateerd 1429 (d; D 35c:391). Het kenmerkende onderdeel van de "liegende Stuhl" is de "Spannriegel" aan de bovenzijde van de beide corres- ponderende schuingeplaatste stijlen, zodat er meestal twee horizontale balken boven elkaar zijn, één onder de wormen en één erboven. De spanregel neemt de druk op, ontstaan door de beide naar binnen neigende gebint- stijlen. In Noord-Duitsland werd de "liegende Stuhl" pas in de 1 6de eeuw toegepast, onder meer in Lubeck (D 27a). De constructiewijze van de kap van de Grote of Sint b Martinuskerk te Doesburg (afb. 488 en 489), opgetrokken omstreeks 1550, heeft overeenkomsten met de staande en de liggende stoel. Hier heeft men eerst midden over de trekbalken in de as van het gebouw als het ware een houten wand opgesteld (afb. 490a), bestaande uit een regel over de balken, waarin steeds boven elke balk een stijl staat, die ongeveer tot driekwart van de hoogte van de kap reikt. Daarin is aan de bovenzijde een regel in de lengterichting van het gebouw ingelaten, steeds voorzien van windschoren. Boven aan de stijl is een gemenageerde pen gemaakt, dwars op de lengte-as van de kerk. Halver- wege de stijlen is nog een horizontale regel in de lengte- richting aangebracht, voorzien van windschoren. Alle stijlen zijn aan weerszijden voorzien van een kromme E°R1'9r schoor naar de oplegging van de daarmee corresponde- rende balk. Toen deze "wand" gereed was, bouwde men daar om- heen de ondersteuningsconstructie voor de daksporen c (afb. 490b). Haaks op de as van de kerk werd in iedere stijl even onder de middenregel van de "wand" aan beide zijden een regel gepend, die de schoren van de stijlen halfhouts kruist, maar er niet mee verbonden is. Aan het einde van beide regels werd een schuingeplaatste spant- stijl geplaatst. Aan de onderzijde is die stijl in de trekbalk gepend. Boven steekt de schuine stijl iets uit boven de regel, die in de stijl gepend is. Nadat twee spantbenen geplaatst waren, werd even onder de bovenzijde ervan een gording aangebracht met windschoren, die in spant- benen en gordingen gepend zijn (afb. 490c). Aan de bo- venzijde van een spantbeen is een pen gemaakt, waarop een tweede regel naar de middenstijl werd aangebracht. Boven in die regel is boven het spantbeen nog een gat FE°'),974 gemaakt, waarin men nogmaals een half spant plaatste met een gording en twee regels. De bovenste regel past in een pen, die boven op de middenstijl is uitgespaard en loopt dus door tussen de beide bovenste spantbenen. Pas toen deze ingewikkelde hoofdconstructie klaar was, kon het plaatsen van de sporen beginnen. De bovenregels van de halve spantjukken in beide lagen zijn in de correspon- derende sporen gepend. De losse sporen rusten op de gordingen, de onderste twee hanebalken op de hanebalk- 490. Doesburg, St.-Martinuskerk. Perspectivische schet- flieringen, die geformeerd worden door de beide regels sen van de opbouw van de kap. van de middenwand. 245 i~i~i~i~i0 • ~ ~ ~ ~ • •~~~~, •~~~~~ 491. Venray, St.-Petruskerk, middenbeuk, XVB, verwoest 1944. Naar opmeting van P.J.H. Cuypers (1866), W.A. Hemsing (1928), J. Kayser (1937) en foto (Anefo 1945). De kap van de Sint Petruskerk te Venray (L.), verwoest in 1944, had een vergelijkbare constructie (afb. 491). De 1944, had een vergelijkbare constructie (afb. 491). De middenstijl liep door tot in de nok en vormde derhalve een makelaar. Daarmee was een liggende stoel verbon- den, die aan weerszijden twee gordingen droeg. In de makelaar was een hanebalkfliering gepend. De kap da- teerde uit de tweede helft van de 15de eeuw. 246 III. VAN 1575 TOT 180 1. INLEIDING De scheiding, die wij aanbrachten in de ontwikkeling van de constructies rond het jaartal 1575, is een gevolg van het feit, dat de bouwactiviteiten in de Noordelijke Neder- landen bij het begin van de Hervorming in de eerste landen bij het begin van de Hervorming in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog grotendeels tot stilstand kwamen. Daarna brak een tijd aan van - soms geïmproviseerde- herbouwbedrijvigheid. Omstreeks 1600 kwam een grootscheepse nieuwbouwcampagne op gang door de sterk toenemende handelsaktiviteiten in de Republiek. De scheiding is op zich geen duidelijk waarneembare cesuur; de traditie in het timmerambacht zorgde ervoor, dat de ontwikkeling langs de lijnen van de geleidelijkheid verliepen. De politieke situatie was er echter oorzaak verliepen. De politieke situatie was er echter oorzaak van, dat er verschijnselen optraden, die wijzen op veran- deringen. De noodzaak van snelle herbouw na verwoes- deringen. De noodzaak van snelle herbouw na verwoes- tingen door de oorlogshandelingen leidde zelden tot ver- fijnde afwerkingen. De sterk verminderde handels- mogelijkheden met het zuiden en oosten veroorzaakte een schaarste aan eikehout, hetgeen -gecombineerd met de verhoogde bouwaktiviteit tengevolge van de economi- sche opbloei -leidde tot de import van andere houtsoor- ten, met name grenehout uit de Oostzeelanden. De veranderingen in de religieuze opvattingen leidden tot het bouwen van kerken van een andere vorm dan voorheen gebruikelijk was. 249 ~ .: ace°•~ ~, ' 492. Type I.b.a+n. Alkmaar, Nieuwe Doelen, achtervleu- gel, 1618. 495. Amsterdam, O.Z. Achterburgwal 78, vlieringzolder, XVIB 493. Schets van spruit met versmalde benen. 496. Broek-in-Waterland, Zuideinde 8, ophanging vlie- ringzolder, XVIIa. 494. Type I.b.a+a+r. Schagen, voorm. raadhuis, 1612. 250 2. TRADITIONELE KAPCONSTRUCTIES a. Schaar- en kromstijlgebinten Gebinttype I. b. k+a+r Het Huis met de Hoofden, Keizersgracht 123 te Amster- De meeste nieuwe kappen in de steden van het westen dam, gebouwd in 1621, bezit een kap, waarvan het sys- van Nederland kregen een nokgording. In de landelijke teem van de in hoofdzaak grenen kapgebinten bestaat uit gebieden en in steden en dorpen in het oosten van het een gebint met eiken krommers, een schaargebint erop en land werden nog veelal sporenkappen toegepast. Daar een spruit met flieringen en een nokgording. De spruitbe- worden zelfs nog enkelvoudige sporenkappen aangetrof- nen zijn aan de bovenkant versmald, zoals bij het Burger- fen op nieuwe gebouwen uit de 18de eeuw, zoals op de weeshuis. De van oorsprong ronde daksporen zijn aan de Hervormde kerk te Megchelen (Gld.) van 1776. onderkant op de helft van de doorsnede doorgezaagd en verlopen naar het dunnere topeinde tot de volle cirkel- Gebinttype I. b. a+n vormige doorsnede, zodat de hoogte van de doorsnede Eén van de eenvoudigste vormen van een sporenkap met steeds dezelfde blijft. gebinten is de kap, waarbij de gebinten bestaan uit een schaargebint met een nokgebint (afb. 492). Een dergelijke Gebinttype I. b. a+a+r kap heeft bijvoorbeeld de achtervleugel van de Nieuwe De Nieuwe Doelen in Alkmaar heeft op de voorste vleu- Doelen te Alkmaar (1618), die geheel van grenehout is gel een kap met grenen gebinten, bestaande uit twee gemaakt. schaargebinten, waarop een spruit met flieringen en een De smalste vleugels van het stadhuis van Amsterdam, nokgording. thans Paleis op de Dam, voltooid omstreeks 1660, heb- Datzelfde was ook het geval bij het uit 1612 daterende ben eenzelfde kaptype, uitgevoerd in eiken. raadhuis te Schagen (N.H.) 3 (afb. 494), dat in 1959 ge- sloopt werd. De onderdelen waren er van eiken en grenen Gebinttype I. b. a+o gemaakt. De flieringen op het eerste schaargebint hadden In de voormalige bakkerij en brouwerij van het Burger- aan de binnenzijde een groef, waarop de delen van de weeshuis te Amsterdam, gebouwd in 1606, is de kap vlieringzolder aansloten. opgebouwd uit gebinten, bestaande uit een schaargebint, waarop een spruit, die alleen een nokgording draagt. De Tot in de 16de eeuw werd een vlieringzolder meestal spruitbenen zijn aan de bovenzijde versmald (afb. 493). gemaakt door over de dekbalken van de schaar- of krom- Hiervoor zal de timmerman Jan Willems verantwoorde- stijlgebinten ribben te leggen, waarop de zoldervloer lijk geweest zijn. Oorspronkelijk waren er sporen, waar- werd gespijkerd. over een dakbeschot, dat met leien gedekt was 1. In 1723 De afstand van de gebinten tot elkaar werd in de 16de kwamen er gordingen, een staand dakbeschot, waarop eeuw kleiner. In de balklagen verdwenen langzamerhand tengels, panlatten en pannen. de kinderbinten. Ook bij de vlieringzolders werd sedert de 16de eeuw geen gebruik meer gemaakt van ribben. Gebinttype I. b. k+o Daarvoor in de plaats kwamen één of meer balken, die Een soortgelijke kap, maar dan met kromstijlgebinten, aan de flieringen werden bevestigd. Meestal werd er een hebben de vleugels van dit weeshuis, die in 1634 en 1635 ijzeren beugel aan de fliering aangebracht, waarin de balk zijn opgetrokken. De timmerman was Pieter Intesz 2. werd opgehangen (afb. 131, 495). In Zwolle en Kampen zijn dergelijke beugels waargenomen, die uit de jaren Gebinttype I. b.a+r rond 1500 moeten dateren (NL 16,2:69). De veelvuldiger De 17de-eeuwse grenen kap van de kerk te Westergeest toepassing van ijzer is het gevolg van verbeteringen in het (Fr.) heeft - als zoveel andere gebouwen uit die tijd - produktieproces in de loop van de 16de eeuw 4. kapgebinten, bestaande uit een schaargebint waarop een Heel bijzonder is de wijze, waarop dergelijke tussenbal- spruit met flieringen en een nokgording. In de kap wer- ken in de Waterlandse hallehuizen werden aangebracht. den enkele oudere eiken onderdelen verwerkt. Omdat bij de daar gangbare ankerbalkconstructie de zol- der veel lager ligt dan de wormen (en de zolder er dus geen vlieringzolder genoemd kan worden) werden aan de wor- men hangstijltjes bevestigd, waarin de tussenbalken met een pen zijn opgehangen (afb. 496). Het ondereinde van 251 naeld 4 x 3 #" spannen, revelsche cap ravers (=sparren uit Reval) eycken latten 11x {" balck 6.7" nockgebint 4"~ worm 4x4i" crybeel wijnband stijl 5.7" boven scheergebynt balck 8 .10" worm met voorloeven in balck,4#x5>f" cromstijl 7.8" crybeel met pin en gat in balck muerplaet 5.7" met wousteerten muergebint m blockeels borstwering 4 vt.-t blockeel ribben 4.3 i" met voorloeven, 4 per vak met wousteerten gesteecken noet (= neut) balck 7x9", langs gevel stryckhaut 497. Typel.b.k+a+n. Gorinchem, Doelen, 1589. noersse deelen ( min 1vt breed) 498. Gorinchem, Doelen, doorsnede kap met termen uit bestek van 1589. de hangstijltjes werd meestal voorzien van een versiering (NL 30:30). Gebinttype I. b. k+a+n Een gebruikelijk kaptype bij burgerlijke gebouwen is dat, waarbij de onderste gebinten kromme stijlen hebben en op die kromstijlgebinten een schaargebint en een nokge- bint is geplaatst. Dit is onder meer het geval in de beide vleugels van de Doelen te Gorinchem, in 1 589 gebouwd (afb. 497). Hiervan is het bestek bewaard gebleven (zie bijlage A 6). Daarin is de gebruikelijke terminologie aan- gehouden. Deze is weergegeven in afb. 498. Opmerkelijk is de zinsnede: "Het Huys moet soe hooch gespannen worden alst wijdt is", waarmee bedoeld wordt, dat de dakhelling 60° moet zijn. Het Mauritshuis te Willemstad (N.B.) uit 1623 heeft een soortgelijke kap met eiken krommers en verder grenen onderdelen. Gebinttype I. b. k+a+o In het schoutshuis van Carnisse, Voordijk 397 te Baren- drecht (Z.H.), daterend uit de eerste helft van de 1 7de eeuw, werden geen nokstijlen gemaakt. De nokgording rust op de benen van een topdriehoek of spruit en heeft in de lengterichting van de kap een windverband, bestaande uit schoren tussen de dekbalk van het schaargebint en de nokgording (afb. 499). Als een kapgebint aan één kant onder een normaal dak- vlak staat maar aan de andere zijde bijvoorbeeld in een dakkapel uitkomt, is het mogelijk dat men daar de dek- balk laat rusten op een verticale stijl. De dekbalk van het "dakkapelgebint" is langer dan bij de normale gebinten. Dit komt onder meer voor in het pand Spanjaardstraat 56 te Middelburg. De kapstijl is daar tevens middenstijl van een tweelichtdakkapel. 499. Barendrecht, Voordijk 397, kap van voorhuis, XVIIa 252 NOCK Gebinttype I-II. b. k+a+q MANDER Ook het Rijnlandshuis te Leiden, dat aan de voor- en GORDING achtergevel enkele stenen Vlaamse gevels heeft, kreeg HAENBALK dergelijke gebinten. De normale gebinten bestaan uit een SCHEUYNE STIJL SPANNING kromstijlgebint, waarop een schaargebint en een spruit GOR DING met gordingen staan (afb. 500). Het bestek uit 1597 om- BINT schrijft dit als volgt: CARBEEL "... VII fliergebinten, met vier boochstijlen, daer onder sul- WINTBAND len veesen tien rechte stijlen, die binten lanck naden eisch, SCHAERBINT SCHAERSTIJL dick deurgaende elf ende dertien duymen, met de booch- GORDING stijlen ende kerbeels ende blockeels goet droech hout nae KERBEEL de bocht gewasschen, standvincken of te rechte stijlen, FLIERBINT swaer ses ende thien duym de langte van de carbeels vijff BLOCKEEL voet tusschen de tanden, met pennen ende gaten gewrocht, MUYERPLAAT BOOCHSTUL so dat behoort, die verdiepinge hooch die bovencant bint BURSTWERINGE IX voeten, de burstweringe met de bovencant van de muyerplaat Ills voeten". Zie bijlage A 8. In 1601 overleed de stadstimmerman van Leiden, die het 500. Types-Il.b.k+a+q. Leiden, Rijnlandshuis, doorsnede toezicht hield op de bouw. Een andere timmerman ver- kap met termen uit bestek van 1597. klaarde toen, conform de gebruiken van het gildestelsel, NOCKL dat de overledene hem had verklaard, dat alles, behalve NOCK_gAND STEECK6AND de bovenste zolder, overeenkomstig het bestek was uitge- NOCKST)L voerd. Die zolder werd alsnog nagemeten, waarna de P0IT8ALCK_ rekening werd goedgekeurd 5. VI LI RJ NC In het bestek van het Rijnlandshuis en in dat van de SCHEQBAND herbouw van de kap van de oude dorpskerk te Velsen C ~NU~,DING EN (bijlage A 7) vinden wij voor nokstijl de benaming man- p01TsT)L WOR.M I NG der of manger. BAND Ck#4BEIL Gebinttype I. b. a+a+n CU RP ING EN De kap van de na oorlogsschade in 1596 herbouwde kerk GEBINT5TyL van Velsen (N.H.) heeft een eveneens gebruikelijk type KEPER__ met twee schaargebinten (hier vliergebint en schaarge- MUEFULATEN BALCIL bint genoemd) en een normaal nokgebint op elkaar. De uit 1682 daterende grenen kap van de kerk te Warns (Fr.) heeft ook soortgelijke gebinten. 501. Type I-II. b. b+b+n. Goes, Grote kerk, doorsnede kap Gebinttype I-ILb.b+b+n schip met termen uit bestek van 1618. Bij de herbouw van de in 1618 door onachtzaamheid van een loodgieter in brand geraakte Grote kerk te Goes was een timmerman uit Antwerpen, Marcus Anthonius, be- trokken 6. Dat is hier en daar uit de terminologie in het door hem gemaakte bestek (bijlage A 9) af te lezen en ook uit de constructie (afb. 501). Die vertoont namelijk in beide schaargebinten een gording, een element, dat naar het noorden toe minder werd gebruikt. De schaarstijlen kregen "basen". Gebinttype I-II. b. b+a+n De na oorlogsschade in 1630 herbouwde kap van de oude kerk te Ginneken (N.B.), verwoest in 1940, had alleen in de onderste schaargebinten gordingen (afb. 502). Gebinttype 1-II. b. b+as+n De Sint Janskerk te Oosterhout (N.B.) heeft op koor en dwarsschip dergelijke kappen uit dezelfde tijd, waarbij in de schaargebinten een stijl in het midden is opgenomen. 502. Type I-II.b.b+a+n. Ginneken, Herv. kerk, 1630. Ver- woest 1940. 253 503. Type I.b.a+k+n. Geffen, R.-K. kerk, 1607. Gebinttype I.b.a+k+n De kap van de kerk te Geffen (N.B.), gebouwd in 1607, is samengesteld uit gebinten, die op een normaal schaar- gebint een kromstijlgebint en een nokgebint dragen (afb. 503). Gebinttype I-II.b.k+i+k+n De kap van de Vleeshal te Haarlem is 1602 door Klaas Pietersz op heel bijzondere wijze opgebouwd. De kapge- binten bestaan er uit drie kromstijlgebinten op elkaar, waarop een nokgebint staat (afb. 504). Het onderste ge- bint draagt sleutelstukken, het tweede gebint gordingen. De dakbedekking is bij uitzondering van lood. Gebinttype I-II. b. ks+b+a+o Het in 1963 gesloopte pand Karnemelkstraat 11 te Breda (afb. 505) had een kap, gebouwd omstreeks 1650, waar- van de onderste gebinten licht gekromde grenen benen hadden en een stijl in het midden met twee korbelen naar de dekbalk. Het schaargebint erboven droeg gordingen, het bovenste schaargebint niet. Twee schuine stijlen 504. Type I-II. b. k+i+k+n. Haarlem, Vleeshal, 1602.droegen de nokgording. In het tweede gebint werd het windverband gevormd door twee elkaar kruisende scho- ren tussen de gebintstijlen. De middenstijl is een element, dat in de 17de eeuw meer en meer werd gebruikt, omdat de onderste schaargebin- ten in grenehout minder sterk waren dan in eiken en bovendien juist daar vaak belast werden. Gebinttype I-II. b. k+b+b+n Het Kruithuis te 's-Hertogenbosch, gebouwd in 1619, heeft op vier van de zes zijden van het complex een kap, waarvan de gebinten bestaan uit een kromstijlgebint, waarop twee schaargebinten met flieringen en gordingen en een nokgebint 7. 505. Type I-Il.b.ks+b+a+o. Breda, Karnemelkstraat 11, ca. 1650. Gesloopt 1963. 254 b. Niet traditionele constructie-elementen In de loop van de 17de eeuw zien wij een aantal kappen die niet volgens de oude tradities zijn gebouwd. Zij zijn niet goed in het als hulpmiddel gehanteerde coderingssys- teem onder te brengen. In 1602 kreeg het Armamentarium, het arsenaal van Hol- land en Westfriesland te Delft, over het zuidelijk gedeelte een kap (afb. 506), die werd opgebouwd uit driehoeksge- binten met twee hanebalken, waarop flieringen en gor- dingen, ingelaten in de spruitbenen, en een nokgording. Er waren kepers aangebracht over gordingen en flierin- gen. Een ander voorbeeld is de kap van het in 1652 gebouwde 506. Delft, Armamentarium, zuidelijk gedeelte, 1602, huis Aerdt in de Liemers (Gld.), die nog geheel in eiken reconstructie. werd gemaakt (afb. 507). Een hoog schaargebint heeft halverwege een tweede horizontale balk, die langs de gebintstijlen doorloopt en gordingen draagt. Het gebrek aan geschikt krom eikehout werd in het groot- ste deel van Nederland in het tweede kwart van de 17de eeuw nijpend. In bouwkundige boeken uit het midden van de 17de eeuw 8 worden de kromme gebintstijlen echter nog aangegeven en zelfs nog in Franse boeken uit het midden van de 18de eeuw 9. 507. Aerdt, huis Aerdt, 1652. Doorgaans was het rechte hout al grenen, maar voor krommers was eiken onontbeerlijk. In het pand Verdron- kenoord 63 te Alkmaar zijn in de kap sommige krommers eigenlijk gecombineerde spantbenen-korbelen en wordt het bovenste deel van de benen gevormd door een los stuk (afb. 508). Soms werd nog een poging ondernomen om krommers uit grenehout te zagen, onder meer in het pand Oude Delft 194 te Delft 10. In andere gevallen, zoals het huis Empe (gem. Brommen, Gld.) zijn zowel eiken als grenen krommers gebruikt ". Dat huis zal dateren uit het tweede 508. Alkmaar, Verdronkenoord 63, XVIIIb. kwart van de 17de eeuw. 255 509. Oost-Souburg, Herv. kerk, 1582-'83. 0 snerk type. ^ Enkele pseudobasilikale kerken kregen bij herstel of ver- bouwing aan het einde van de 16de of in de eerste helft bouwing aan het einde van de 16de of in de eerste helft van de 17de eeuw een schuurachtige kapconstructie. De kolommen met scheibogen en de muur daarop tussen de middenbeuk en de zijbeuken werden geheel of gedeelte- lijk vervangen door houten stijlen ter ondersteuning van trekbalken en dragende platen (die wij wormen zouden trekbalken en dragende platen (die wij wormen zouden kunnen noemen) ter plaatse van de oorspronkelijke muurplaten tussen middenbeuk en zijbeuken. Op die wijze werd in 1582-'83 de kap van de kerk te Oost-Sou- burg ( Z.) gebouwd (afb. 509). Men herkent er zuidelijke elementen in, zoals gordingen en basen aan de gebint- elementen in, zoals gordingen en basen aan de gebint- stijlen. De kap van de kerk te Batenburg (Gld.), gebouwd tussen 1608 en 1634, is gedeeltelijk opgetrokken van secundair gebruikt eikehout en de rest is van grenen. Hier vindt men een mengeling van kenmerken, die zowel uit de constructie van schuren als die van kerken stammen (afb. 510). 510). 510. Batenburg, Herv. kerk, 1612. 256 voorhuis binnenplaats achterhuis A Doorsnede A 511. Rotterdam, Wijnhaven 13, XVIIIB. c. Lage kappen met zakgoten of een plat middendeel Vaak was in de latere 17de eeuw en in de 18de eeuw één hoog dak over het hele gebouw strijdig met de gangbare architectonische vormgeving of met de constructieve mogelijkheden. Dan werd gekozen voor een oplossing, waarbij de onderste spanten over de hele breedte van het gebouw doorlopen, eventueel ondersteund door stijlen of standvinken. Er bovenop kwamen aparte driehoekige spantjes, waartussen één of meer zakgoten ontstonden. Hendrick de Keyser ontwierp in Amsterdam een aantal gebouwen met gekoppelde topgevels voorzien van derge- lijke kappen, onder meer het huis "De Dolfijn", Singel 140-142, uit 1605 en het Stads Bushuis, Singel 423, ook bekend als de Militiezaal, gebouwd in hetzelfde jaar. Het water uit de zakgoten moest soms over de zolders afgevoerd worden door open, met lood beklede goten, die soms met een plank afgedekt waren en Keulse goten genoemd werden. Lekkages bij verstopping, vorst of sneeuw veroorzaakten veelvuldig ongemak en verrotting. De daken werden in veel gevallen voorzien van voor- en achterschilden en waren rond lichthoven en binnenplaat- sen gegroepeerd. Balklagen werden in twee verschillende richtingen gelegd. Rookkanalen zijn meestal dwars door de kapruimte op leihouten naar de hoekpunten van de daknokken gesleept. Dat alles kwam niet ten goede aan de overzichtelijkheid en hechtheid van de constructies. Als eenvoudig voorbeeld kozen wij het pand Wijnhaven 13 te Rotterdam uit de tweede helft van de 18de eeuw (afb. 511). 257 wr, , • - ,, A\ ,, ' ' k /, \ ''\ (< j'; y< \ ,, 4,:,;,:;;,;-,:. -II --,-ft, -, ,... 'N \.,,, • ,,,, ,\,, \ \‘. \\ .t,•• N, 4 •• 14 ,--' k' IS k,., n », ..- r.,... -:. ,,,,, ,, ..:.,,' ....,' .‘......' . ; El r t t t v,; , . - 512. Haarlem, voorm. Diaconiehuis, plattegrond en door- snede kappen. Tekening Jan Smit 1768. Gem. archief Haarlem. 513. 's-Gravenhage, Luth. kerk, 1760. 258 514. Amsterdam, Oost-Indische huis, Oude Hoogstraat 24, zuidvleugel, 1606. Eenzelfde kaptype met rondlopend dak en een zakgoot in Bij brede gebouwen, zoals pakhuizen en andere opslag- het midden heeft het voormalige Diaconiehuis aan het plaatsen, werd de ruimte overdekt met twee of meer Koudenhorn te Haarlem, dat in 1768 gebouwd werd. evenwijdige kappen, die soms in het midden van het Bestek en tekeningen bleven bewaard (afb. 512). Het gebouw in de lengterichting steunden op een muur, soms gedrukte bestek van het timmerwerk 12 omschrijft in arti- op een rij standvinken, die doorgaande onderslagbalken kel XXII de kap heel summier, "alles volgens de daar van ondersteunden. Een zakgoot geeft vaak aanleiding tot gemaakte Teekening, alle de Spanten zwaar agt a negen lekkages. In sommige gevallen is de inhoud van het ge- duym, zo hoog en wijd van malkanderen als de Teekening bouw van dien aard, dat water tot elke prijs vermeden aantoond, de Hoek- en Kilkeepers zwaar negen a elfduym, moet worden. Dat was onder meer het geval bij het Bus- alle de Gordingen en Nokken vyf a zeven duym alle de huis, dat in 1550 aan de Kloveniersburgwal in Amster- Boomgin in de Gootgin, en aan de zijde van de Killen van dam werd gebouwd. Wapens en munitie konden geen drie duyms Planken, tusschen de Spanten, Ribben van vier vocht verdragen. Daarom werden de beide buitenvlak- a vier duym tien duym van malkanderen ..." enzovoort. ken van het dak vrij steil geplaatst en met leien gedekt. De Meer dan vroeger wordt hier verwezen naar de tekenin- vlakken boven de twee knikpunten kregen een geringe gen, in dit geval gemaakt door (de architect) Jan Smit. helling en werden met lood gedekt. Op die wijze ontstond Aan de buitenzijde is een borstwering aangebracht, aan een gebroken kap. De constructie werd opgebouwd rond de binnenplaatszijde niet, waardoor de kap een asymme- de in de kap doorgezette standvinkenrij. De zeer brede trische doorsnede kreeg. In de bovenverdieping is op onderste kapjukken werden in het midden ondersteund traditionele wijze de balklaag met muurstijlen en korbe- door een onderslagbalk. Op die jukken droegen aan de len versterkt. Daardoor was het mogelijk de balken te buitenzijden flieringen onder de dakvlakken. Het boven- belasten met een stijl in het midden, die de spantdekbalk ste gedeelte van de kap was voor Nederlandse begrippen steunt onder de zakgoot. Op het spantjuk staan twee wat primitief opgebouwd met gebinten, die bestonden uit spruiten, die ieder een nokrib dragen. De kap werd voor- twee halve jukken, die in het midden door een standvin- zien van sporen, waarop latten (11/4 x 2 duim) en was dus kenrij ondersteund werden 14. Het gebouw is in 1890 onbeschoten. gesloopt. Het is het oudste voorbeeld van een kap met een vrijwel vlak middengedeelte in Nederland. De Lutherse kerk in 's-Gravenhage is gebouwd in Een vrijwel gelijke vorm kreeg het dak van de zuidvleugel 1759-'61, mede naar ontwerp van de meester-timmerlie- van hetzelfde complex, dat in 1606 gebouwd werd. Hier- den Coenraad van Valkenburg uit Den Haag en Sibout in is in de balklagen grenehout verwerkt, maar de kap is Bollard uit Amsterdam 13. De ruimte werd overdekt door nog van eiken. Bij de topgevel aan de lange binnenplaats- één dak met twee zakgoten, die rusten op een bijzonder zijde zijn de spantbenen doorgetrokken tot die gevel en zwaar samenstel van schuin en loodrecht geplaatste stij- worden ondersteund door verticale stijlen (afb. 514). len en schoren, dat door beugels bij elkaar wordt gehou- Het voormalige Mannenhuis te Antwerpen (1564) had den (afb. 513). De trekbalk, die een overspanning van een soortgelijk dak. 17,80 m heeft, is twee maal opgehangen aan een stijl, die door middel van schoren omhoog wordt gedrukt en zijn krachten op deze wijze overbrengt naar de beide einden van de balk. De opbouw heeft verwantschap met het hangwerk, dat in de 19de eeuw veel is toegepast. Zie deel IV, hoofdstuk 4a. Er zijn op dit thema talloze variaties gemaakt, die wij hier niet alle zullen behandelen. 259 d. Kreupele stijl In de 18de eeuw vond men een oplossing voor het pro- bleem, dat ontstaan was door het niet meer beschikbaar zijn van krommers. Met normale schaargebinten was het niet mogelijk de gewenste borstweringen te realiseren. Aan de spantbenen, die op de muurplaten rusten, zijn zogenoemde kreupele stijlen toegevoegd, die van de zol- dervloer bij de borstwering naar het spantbeen lopen. Tussen de kreupele stijlen en de hanebalk zijn korbelen aangebracht. Meestal is er een slof onder de kreupele stijlen, die de druk over de zolderbalken verdeelt. Dit kaptype komt zowel voor bij sporenkappen (afb. 515) als bij gordingenkappen, welke hierna worden bespro- 515. Amsterdam, detail van tekening, ca. 1775.ken. e. Tussenbalkgebinten Ook gedurende de 17de eeuw bleven in het oosten en zuidoosten van Nederland de tussenbalkgebinten in ge- bruik. In het aangrenzende Duitse gebied werden zij eveneens nog gemaakt, onder meer in het Slot Raesfeld (1607) bij Borken en het Hohe Haus te Nienborg (ca. 1600, afb. 516). De voor deze streek karakteristieke "ge- schulpte" korbelen zijn in Nederland niet aangetroffen. 516. Nienborg (D.), Hohe Haus, ca. 1605. 260 t T I II 517. Type I-Il.b.z.l. Ootmarsum, Grotestraat 15, 1589. Reconstructie. 518. Well (L.), kasteel, tiendschuur, 1600. 6. Well (L.), tiendschuur, 1600. Gebinttype I-Il.b.z. 1 Veelvuldig zijn in de 17de eeuw gordingen boven op de gebintstijlen gelegd. Eigenlijk is dit een logische ontwik- keling, omdat een gording beter aansluit op het schuine bovenvlak van een gebintstijl dan een fliering. In de een- voudigste vorm komt dit voor in het huis Grotestraat 15 in Ootmarsum (0v.), gedateerd 1589 (d), waar ook nog aan weerszijden een gording in de kromstijlen is ingela- ten (afb. 517). Er zijn sporen met hanebalken. Een nok- gording ontbreekt derhalve. Dat is ook het geval in de tiendschuur van het kasteel Well (L.), die in 1600 werd gebouwd (afb. 518, 519). Dit gebouw valt bovendien op, doordat de hoofdconstructie ervan gebinten met twee ankerbalken heeft. In Westfalen is een dergelijke kap waargenomen op een kerk: de St.-Maria Magdalena te Horneburg (Kr. Reck- linghausen), daterend uit 1654 (D 13,II: 111). 261 520. Type , .3 n.Well ., kasteel, westvleugel, XVIIb. 523. Leveroy nr. (gem. ey ui2£n , .Gebroken gebinten. 521. Type - . .y a n. Jar o, kasteel d'Erp, noordoos- telijkevleugel, XVId. 522.Type . . sƒ ƒn. eeq er, pastorie, XVII. 524.Type . . 2 n. Roermond, e aJr en Uoite r , westvleugel, . 262 f. Buiten Nederland In de Zuidelijke Nederlanden werden ook in de 17de en Gebinttype II. b. z+n 18de eeuw zowel op kerken als op burgerlijke gebouwen De kap van de westelijke vleugel van het kasteel Well kappen gemaakt, die geheel geconstrueerd zijn volgens de wordt gedragen door tussenbalkgebinten met kromme principes van de "Nederlandse" kap, zoals die zich in de stijlen, waarop een nokgebint staat (afb. 520). late middeleeuwen ontwikkeld hadden. Zo werd in 1644 op het huis Rodenborg, Grote Markt 40 te Antwerpen Gebinttype I-II. b. y+a+n een kap gemaakt, waarvan de gebinten zijn opgebouwd De noordoostelijke vleugel van het kasteel d'Erp te Baar- uit een schaargebint met flieringen en gordingen met lo (L.) heeft een kap met gebinten bestaande uit een sleutelstukken aan het schaarbint en een vlieringzolder kromstijl-tussenbalkgebint met gordingen, een normaal daarop, twee schaargebinten met flieringen en gordingen schaargebint daarop en een nokgebint (afb. 521). De kap boven de vlieringzolder en een nokgebint (type zal dateren uit het einde van de 16de eeuw. I-II. b. b+b+b+n). In hetzelfde jaar werd de kerk van Sint Pieters-Banden te Gebinttype II. b. ys+y+n Dudzele bij Brugge voorzien van een kap, waarvan de De pastorie te Neeritter (L.) wordt gedekt door een 17de- gebinten bestaan uit een schaargebint met gordingen, eeuwse kap, waarvan de gebinten bestaan uit twee tussen- waarop een schaargebint en een nokgebint met gordingen balkgebinten met enigszins gekromde stijlen waarop gor- en een nokgording (type I-II. b. b+a+r) 15. dingen en een nokgebint (afb. 522). Midden in het onder- Op het in 1740 gebouwde woonhuis van de Neerhof te ste gebint is een stijl, omdat bij deze overspanning Dilbeek bij Brussel troffen wij een kap aan, waarvan de doorbuigen van het bint dreigt. Dat is gebleken bij de kap gebinten bestaan uit een schaargebint dat flieringen van de boerderij Leveroy nr. 3 bij Heythuizen (L.) uit draagt, daarop een gebint met iets gekromde benen, flie- 1768, die dezelfde constructie kreeg. Door de ongunstige ringen en gordingen ingelaten in de schaarbenen, een belastingen op de onderste kapbinten braken die tussen spruit met gordingen en een nokgording (type stijl en korbeel (afb. 523). I-Il.b.k+b+q). Ook de schuur van deze hofstede, die van omstreeks 1600 dateert, heeft een constructie, zoals die in Gebinttype II.b.a+zv+n het Nederlandstalige gebied gebruikelijk is. Er zijn meer Tenslotte wordt de kap van de westelijke vleugel van het van dergelijke voorbeelden aan te wijzen. voormalige Begaardenklooster te Roermond besproken, Hieruit moge blijken, dat de politieke scheiding tussen de waarvan de kapgebinten bestaan uit een schaargebint, beide Nederlanden in dit verband minder belangrijk is dat gordingen draagt, een kromstijl-tussenbalkgebint met geweest dan de taal, die de traditionele constructies be- twee stel gordingen en een nokgebint (afb. 524). De waarde. kromstijlgebinten zijn hier voorzien van voetschoren tus- Ook in Westfalen werd het Nederlandse kaptype, door sen de gebintstijlen en de binten van de schaargebinten, Mennemann (D 13) "liegende Stuhl des westeuropdisch- een element, dat zuidelijker in Limburg veelvuldig voor- niederldndischen Typs" genoemd, na de middeleeuwen komt. nog verschillende keren toegepast. 263 525. Schermerhorn, Herv. kerk, zuider zijbeuk. 1636. 264 526. Amsterdam, Westerkerk, 1623. 3. HOUTEN GEWELVEN a. Normale houten tongewelven Gebinttype I-II. b. t3+a+n Na een brand in 1654 werden de kappen van de Grote In de zich vernieuwende architectuur van de protestantse kerk te Culemborg herbouwd met drie gewelfribben, een kerken waren de architectuurvormen vaak geënt op de schaargebint en een nokgebint op de spitsbooggebinten. renaissance en het classicisme. Op het platteland werden Aan te nemen is, dat deze kap een copie is van die, welke veelal verschraalde vormen van de gotiek gevolgd. In de er voor de brand was. kapconstructies en kapvormen trad weinig vernieuwing op. Het houten tongewelf bleef het beeld bepalen. Na de Franse inval van 1672 moesten enkele kerken van In de roerige tijden van 1572 tot 1575 werden in Holland een nieuw dak worden voorzien, onder andere de kerken en Zeeland tientallen dorpskerken verwoest 16. Bij de te Bodegraven en Woerden. Beide kerken kregen een kap herbouw werden vele weer voorzien van een kap met een met houten tongewelf naar oud model, geheel in grene- houten tongewelf volgens de traditionele constructie- hout. Bij de laatste kap uit 1678 werd achter het tonge- principes en vormen, meestal zonder nokgording. Opval- welfeen gording in het dakvlak aangebracht en één boven lend is, dat in geen van deze gevallen meer dan één het gewelf. Daarboven is een schaargebint met flieringen gewelfrib werd gemaakt. Ook in deze tijd bleef een en gordingen en een nokgebint. De kap werd nog voor- gewelfbeschot soms lang achterwege. De tongewelven zien van gehakte telmerken. van de kerk te Zoeterwoude (Z.H.) (type I.b.tl+a.l) wa- ren tot omstreeks 1860 onbeschoten, het koor zelfs tot de Het spitsbooggewelf paste niet in de classicistische ont- restauratie van 1950-'57. werpen van Hendrick de Keyser. Ook hij ontwierp kerk- gebouwen met houten tongewelven, die een ellipsvormi- Gebinttype I. b. tl. 1/2 ge doorsnede kregen. De spantopbouw, die uiteraard De Grote kerk te Edam, verbrand in 1602, herkreeg even- door een stadstimmerman werd bepaald, wordt geken- eens kappen met tongewelven, zonder schaar- of nokge- merkt door een tamelijk hoog schaargebint, waarin de binten op de spitsbooggebinten. Er zijn gehakte telmer- nok van het tongewelf op ongeveer 1 m onder de schaar- ken. De kappen van het oostelijk deel en het "kruijswerk" binten ligt. In de Zuiderkerk te Amsterdam (1603-'11) werden in 1603 gemaakt door Willem Jansz Benning en staan daarop schaargebinten en nokgebinten (gebinttype die op het westelijk deel werden in 1622 aangenomen I. b. a(t)+a+n). door Jan Jansz Vijselaer, "een man wel stijfzinnig dog In de twintig jaar later gebouwde Westerkerk (afb. 526) van veel vernuft" 17. Alles werd nog in eiken gemaakt. ontbreken trekbalken. In het onderste schaargebint is De kerk te De Rijp werd nog na de dorpsbrand van 1654 tussen de korbelen op ongeveer twee meter onder de herbouwd met een eiken kap, die vrijwel de middeleeuw- dekbalk een extra balk aangebracht, die voor een deel de se constructies volgt. trekkrachten zal opnemen. Het bovenste schaargebint heeft een stijl in het midden en de nok van het gewelf is Gebinttype I. b. tl+r opgehangen aan een korte stijl tussen het schaarbint en de In 1634-'36 werd de kerk te Schermerhorn (N.H.) ge- aparte balk (type I.O.a(t)+aqs+n). Op deze wijze is een bouwd, met in de middenbeuk houten tongewelven, constructie gemaakt, die nog tamelijk dicht bij het mid- waarop een spruit met opgelegde flieringen. De zijbeuken deleeuwse type staat. De gewelfribben zijn echter uitge- hebben halve tongewelven van de gebruikelijke construc- groeid tot gordelbogen in de vorm van een brede band tie (afb. 525). Op één van de trekbalken prijkt groot de met cassettes. naam van Jan Jansz Vijselaer. De kap van de Jezuïtenkerk te Antwerpen, gebouwd in 1621 door dezelfde Marcus Anthonius, die ook de kap Gebinttype I. b. tl+a+n van de Grote kerk te Goes bouwde 18, had ook een houten De Nieuwe kerk te Amsterdam verbrandde in 1645 door tongewelf en kapgebinten met een tussenbalk en een dek- onachtzaamheid van een loodgieter. De kappen van de balk. De kap ging bij een brand in 1718 verloren. lichtbeuk werden geheel in eiken herbouwd volgens de spitsbogige vorm. Boven de gewelven kwamen schaarge- Talrijke andere kappen in Noord-Holland kregen of her- binten en nokgebinten. kregen een houten tongewelf. Vele, zoals de Westzijder- kerk te Zaandam, gebouwd in 1638-'40, en de kerk te 265 Ook buiten het oorspronkelijke gebied van de houten tongewelven kwam deze typisch Nederlandse overdek- king in de 17de en 18de eeuw tot stand, onder andere in de provincie Groningen, zoals in de kerk te Midwolda, gebouwd in 1738-'40. In een aantal gevallen werd een tongewelf aangebracht onder de kap, daarvan geen deel uitmakend. Deze catego- rie wordt hier niet behandeld. b. Beschilderingen De middeleeuwse traditie van het beschilderde houten tongewelf werd in Noord-Holland in de 17de eeuw in een andere, maar weer geheel eigen vorm voortgezet 1 9. Zowel bij nieuwe kerken als bij herbouw na verwoesting in de eerste periode van de Tachtigjarige Oorlog werd de tradi- tie voortgezet. In de omstreeks 1635 gebouwde kerk te Schermerhorn werd het gewelf geheel versierd met orna- menten, die grotendeels aan de plantenwereld werden ontleend. Op een geelgroene ondergrond werden op de velden in de zijbeuken wingerdranken en gestileerde bloeiende planten geschilderd (afb. 528). Ook in de koor- 527. Krommenie, Herv. kerk, 1658. sluiting (in deze Hervormde kerk nog als herinnering aan Krommenie, in 1658 hersteld, hebben normale (grenen) de middeleeuwse bouwwijze aangebracht) zijn bloem- en schaargebinten, waarbinnen een los tongewelf is gefor- wingerdornamenten (afb. 529), maar in de middenbeuk meerd, op ongeveer dezelfde wijze als dat in Friesland in is een meer sobere versiering van heraldische lelie's ge- de 16de eeuw gebeurde. Dat had tot gevolg, dat het ton- maakt. De trekbalken zijn blauw geschilderd. gewelf niet meer hoog spitsbogig in de kap opging, maar In de kerk van Beets zal in dezelfde tijd op de middel- een gedrukte ellips- of halfcirkelvormige doorsnede eeuwse houten gewelven een soortgelijke beschildering kreeg. De aanzet van het gewelf kwam ook verder naar zijn aangebracht, die wat eenvoudiger van vormgeving is. binnen te liggen. Dat werd bewerkstelligd door een brede In het aangrenzende dorp Oudendijk werd in 1649 een geprofileerde plaat, die over de trekbalken werd gelegd nieuw kerkje gebouwd, waarin nu nog resten van een (afb. 527). beschildering als te Schermerhorn en Beets te zien zijn. 528. Schermerhorn, Herv. kerk, beschildering zuider zij- 529. Schermerhorn, Herv. kerk, beschildering koorslui- beuk, 1636. ting, 1636. 266 In de kerk te Hensbroek, gebouwd in 1657, is het gewelf c. Het stadhuis van Amsterdam lichtgeel met groene ribben. Op 10 cm van de ribben is op de gewelfvelden een groene bies geschilderd. De voet- In 1648 begon het bouwen van het nieuwe stadhuis van plaat onder het gewelf is rood gemarmerd. Amsterdam. Nadat in 1652 het oude stadhuis afbrandde, In de kerk te Krommenie werden bij de restauratie, die moest het nieuwe gebouw versneld bruikbaar gemaakt omstreeks 1965 werd uitgevoerd, op de gewelven onder worden. De geheel eiken kappen van de vleugels kregen latere verf- en witsellagen kleuren gevonden, die overeen- zwaar gedimensioneerde gebinten van een traditionele komen met die te Schermerhorn. Er zijn geen ornamen- opbouw. ten, alleen maar gekleurde biezen. Toen men deze kerk De kap van de grote zaal, thans Burgerzaal genoemd, herbouwde in 1658, werden de trekbalken geschilderd als heeft een overspanning van ca. 16 m tussen de muren en waren zij van rood marmer (afb. 527). zou te zijner tijd een houten tongewelf moeten omvatten. Enkele jaren na de ontdekking van de schilderingen in De constructie van de kap is bekend van tekeningen uit Krommenie kwamen in de kerk te Heemskerk, eveneens 1701 20 (afb. 530). In feite gaat het hier om kloek uitge- een herbouw na verwoesting rond 1572, restanten van voerde schaargebinten zonder trekbalken. De zijdakvlak- weer andere kleurige gewelfschilderingen tevoorschijn. ken stonden onder een hoek van 70°, het middendeel was Op een groene achtergrond waren er op het tongewelf met vrijwel vlak en zal met lood gedekt zijn geweest. De grote krullen ornamenten in lichtgeel aangebracht. De dakbedekking zal gerust hebben op gordingen, die in de gewelfribben zijn groen met rode biezen, de trekbalken tekeningen ontbreken. Er bleef een model bewaard, dat rood met lichtgele ornamenten. In de kerk van het nabu- sterke overeenkomst vertoont met de kapconstructie van rige Beverwijk werd in 1592'94 op de zuidbeuk een de Westerkerk (afb. 531). nieuwe kap gezet. Eerst in 1636 is het gewelf beschilderd, Al spoedig na de bouw, in 1660, openbaarden zich gebre- zoals blijkt uit een jaartal op een muurplaat. Op de ribben ken, die vooral het gevolg waren van het feit, dat er nog zijn vermiljoenrode biezen op een grijsgroene onder- steeds een tijdelijke bedekking was van dakpannen, die grond. Op de kruisingen van de ribben staan okergele niet aangestreken waren en dus veel water doorlieten. In klaver-vier-wormige figuren geschilderd. 1685 werd besloten een nieuwe kap te ontwerpen. Nadat 530. Amsterdam, Paleis, Burgerzaal. Oorspronkelijke kap van 1660 naar tekeningen van N. Listingh. 531. Amsterdam, Paleis, Burgerzaal. Model van niet uitgevoerd ontwerp, 1700. 267 Dry Concepten Ontworpen en overge !evert , door die, if. 170o. nog hebben derven raden, dat Schoont, A'olley ke en Kon fligeDak, over de Groote Sal van'tStadthuys tot Am/lest/am, naulyks 4o Jaren ow*, (onder verkeert voorgeven datttt niet langer /laan en konde) gibus af te Ereeken enganfcb te verniew:c en t dog om ren erger rn onbr uamer daar weder op te feiten : gelyk nu blykt dat tvefen /oude, na deft elks Tbantafee. Als let Ertoe van de • ongeTeurfon. Het Tweede van de 4rcbntaVennekool. En het Derde van de Al" .Teter fon efOude, en Adriaan de Jong. Drtelke nogtans heeft ,netten te weegt te brengen, Eer/le yk dat bet fyne , boe (jest , run dxyfler en met el dat vergeefs-werk ear op , na gevolge is: Gey k mede ten anderen , dat, doordans ox- ware 6erigten, geengeboor en be66engekregen, de bey!fame-engegronde.Voorflagen, om dit felveVak nog op de Saal te heboudin, emit int kort met kleyne onkoflen, te berflellen, veel fut+fanter en beter te /runen, alebygeenniery ex foudekonnendoen: Ook tenDerden, dot by wyderebeeft gaan biltutu, dat het MaJ eModel, al A'.1699, met veer• wetten en tee/laas van boar Ed. Groot Acbtbaarbeden, daar toe expres en op deft verdere aangebode frvorahf Conditie gemaakt, darfeesten nut daar nyt en kende werden getrocken alleen t , het wytvindex user dir Scbooxt Listen) mg voor Let bedenken, aasvoor het .drbelt:. Loon , nog voor belder elder of penning enfoudewerdengenooteni Niet tent syn., eerdigt enit (ongeacht de algemeene en byfomdere aanfoeken) om blootelyk maark:txte werden: En ixfgeyks tai Vierden, o6ct wanneer dit niet te erlangen en wat, ook doen nog seen abt geflageo en is, op dedemon/lratien ex net. te verbeeldingen bydeveelde-1 turtgevoerde Druk Jlatengedaan, enal voor eenige maxim vertoont meest : Mando, des al niet te, en/laande,nader and nog dusonbefennen Ain't afbreekengevallenexaltden door mede egoedenver~ltbeeft. 1Yabalves bier over dam bill k vake en moet fl aan, xx dit Pdaxw's door ben verworpen-Dak, in t Slippers egter nogoet, en g heel befits.: wel v 1 t~.e te n rpni, wondrngrs~ordrnir. Sonde ergens r eierf ofs-oottnquattejym, don al. warbnooren aan reefenwat, dattet, molls two BreedeG/aafentebygen, heel op de minim toe, muesli wedex w eruymt. En h? enduk met sal kennels ontkennen, dat foe al de Daken van 't Sta tbuis, runt /om no op die k tfe met afgekrookex wierden, bier en dar ookwel meer aan e erken Rent, dog dat nu jyx quant al gedaan add', enook dna bet wyder bidteven te xytten wat, snelsim foith worden. Vervel enexx by reset allesjoe hae ontbloot beep, tot fyx it groom? blame fill meetrit f reckex, met dat menu? , wen Dent t, en fonder dieGlafexwaufchapen ex nog Straker Dok, omep die onveerJexeevergefter mupreuweder neer te feiten, veer ilex dog te willen komen. i7o1. r 532. Amsterdam, Paleis, Burgerzaal. Tekening van N. Listingh met "Dry Concepten Ontwerpen ", 1700. 268 ~1./e4~~%/y~//lí".GH: '/%~H/nui / /N/G/! ./5 ,,,„~ï/'.%á y ~ w 533. Amsterdam, Paleis, Burgerzaal. Maquette van uitge- voerd ontwerp, 1700. rondgezaagde en vastgeboute schenkels. de tekeningen door de raad goedgekeurd waren, werd aan de burgemeesters een machtiging verstrekt om de nieuwe In 1701 werd de oude kap afgebroken. Opvallend is, dat kap te laten plaatsen. De begrotingen van verschillende Nicolaas Listingh, die gravures van de ontwerpen (afb. timmerlieden liepen zo ver uiteen en waren zo hoog, dat 532) maakte, constateerde, dat de kap met enige verster- het project voorlopig niet werd uitgevoerd. In 1699 werd kingen behouden had kunnen blijven (bijlage A 17). Hij nieuwbouw onafwendbaar geacht. Hans Jansz van Peter- vond het gebrek aan lichtopeningen, eigen aan een hou- som (stadstimmerman sedert 1667), Hubert Kramer ten tongewelf, het grootste bezwaar. De nieuwe kap vond (ook bekend als Herbert Cramer, stadsmetselaar), hij zwakker dan de oude. Adriaan de Jonge (timmerman, 1646-1719 21) en Joa- Deze nieuwe kap werd uitgevoerd in eikehout, dat door chim van Gent inspecteerden de kap en kwamen tot de de stad uit voorraad werd geleverd, volgens een ontwerp conclusie, dat de meeste balken en stijlen aangetast waren van Adriaan de Jonge en Peterson d'Oude. De construc- door schimmels. De kap zou "veel bequamer met minder tie (afb. 533) ging uit van het schaargebint, waarvan het hout" gemaakt kunnen worden. De zijmuren waren door bovenste deel door middel van een hangwerkconstructie versterkt is, zodat het schaargebint minder zal doorbui- de druk van de trekbalkloze spanten tot 9 cm uitgeweken. Er werd een aantal ontwerpen gemaakt voor de kap, gen en de horizontale krachten op de muren worden waarvan modellen van spanten en maquettes bewaard beperkt. Het dakbeschot wordt gedragen door kepers op bleven 22 (NL X 60). Daaronder zijn ontwerpen van Ste- gordingen. ven Vennecool, alle variaties op het thema schaargebint Het gewelf werd in 1705 beschilderd onder leiding van de zonder trekbalken met tongewelf. Eén ervan vertoont graveur en schilder Jan Goeree. 269 534. Amsterdam, Grote Hoogduitse synagoge, 1671. Schaal 1:200. 535. Amsterdam, Port. Isr. synagoge, 1675. Schaal 1:200. d. Gecompliceerde kerkdaken De kerken van Hendrick de Keyser gingen nog uit van het kunnen opvangen. Tijdens de bouw is het ontwerp van de principe van de basiliek of de pseudobasiliek, voorzien kap gewijzigd, omdat de kerkmeesters vreesden voor de van een aantal dwarskappen en konden dus overdekt stabiliteit van het gebouw 23. De kap, waaraan de timmer- worden met tamelijk traditioneel geconstrueerde kappen man Maerten Gillisz van der Pijpen uit Dordrecht werk- met een houten tongewelf. Moeilijker werd dat bij de te, heeft een opbouw met gebinten van twee schaargebin- kerken, die op een plattegrond van een Grieks kruis wer- ten en een nokgebint. Op Amsterdamse wijze is in het den gebouwd. Hierbij werden, zoals bij de middeleeuwse onderste schaargebint een extra balk tussen de schaarstij- kruiskerken, in het midden zware kilkeperbalken rond len aangebracht op de hoogte van de top van het ton- een koningstijl geplaatst, waaromheen meestal traditio- gewelf. In 1648-'50 werd aan de westzijde een toren ge- nele schaargebintkappen met houten tongewelven wer- bouwd naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande, ter den gemaakt. Op de kruising staat vrijwel steeds een vervanging van de houten kruisingstoren, die gevaar toren, die soms van grote afmetingen kan zijn. opleverde. De eerste kerk, die op deze wijze werd gebouwd, was de De Nieuwe kerk te Haarlem, in 1646-'49 gebouwd naar Noorderkerk te Amsterdam, die in 1620-'23 is opgetrok- ontwerp van Jacob van Campen, is weliswaar gebouwd ken. De kap zal zijn gemaakt naar plannen van de stads- op de plattegrond van een Grieks kruis, maar kreeg een timmerman Hendrick Jacobsz Staets. Aan vier zijden is west-oost gericht middendak, dat doorsneden wordt door het dak tegen de topgevels beëindigd met een wolfeind. drie parallelle daken in noord-zuidrichting. Ook hier zijn De kapspanten hebben trekbalken en boven het tonge- geen trekbalken. welfeen schaargebint en een nokgebint. De gewelfribben Aan de geveleinden kregen deze daken een eindschild, hebben ook hier de vorm van een brede band met casset- dat aan de dakvoet begint. De houten gewelven, die wel tes. een kruis vormen, worden daarom aan noord- en zuidzij- De Nieuwe of Noorderkerk in Groningen (1660-'64) de beëindigd met een eindveld. De gewelven werden kreeg een vrijwel identieke vorm. beschilderd met wapens 24. De Grote kerk in Maassluis, tussen 1629 en 1639 ge- De kerken te 's-Graveland (1657-'58) en te Oudshoorn bouwd naar ontwerp van Arent Lambrechtsz, heeft een (thans Alphen aan den Rijn, 1663-'65), ontworpen door soortgelijke opbouw als beide voorgaande kerken. De Daniël Stalpaert, kregen kruisdaken met vier eindschil- kruisvorm maakte het mogelijk de trekbalken te laten den. Ook de tongewelven werden op die wijze afgesloten. vervallen, omdat de dwarsmuren de zijdelingse druk In 's-Graveland zijn in de "viering" getimmerde schijn- 270 536. 's-Gravenhalte, Nieuwe kerk, kapplattegrond. Gem. archief 's-Gravenhage. gordelbogen in het gewelf. In Oudshoorn zijn die geschil- derd, compleet met cassetten. Het timmerwerk werd er aangenomen door Hans Jansz van Petersom, later stads- timmerman van Amsterdam 25. In beide kerken ontbre- ken trekbalken. In de Oosterkerk te Amsterdam, gebouwd 1669-'71 naar ontwerp van Daniël Stalpaert, werd het houten tongewelf aangebracht onder de trekbalken. Het bevindt zich dus niet in de kap, waardoor de trekbalken niet zichtbaar zijn. Het gewelf loopt zelfs voor de ramen langs. De spanten zijn op traditionele wijze opgebouwd uit twee schaargebinten en een nokgebint 26. Ook hier eindigen de daken in een driehoekig schild boven de horizontaal afge- sloten gevels, zoals bij de eerder genoemde kerken van Stalpaert. De Hervormde kerk te Westzaan (N.H.) uit 1740 heeft gewone topgevels. Er werd in de kap een stucgewelf ge- maakt. De in 1773-'75 naar ontwerp van de Amsterdamse stads- directeur J.E. de Witte opgetrokken kruisvormige Her- vormde kerk te Ouderkerk aan de Amstel heeft houten gewelven. Alle hiervoor genoemde kerken kregen een kap, waarvan de constructie de tradities volgt. De Grote Hoogduitse Synagoge te Amsterdam, onder directie van Daniël Stalpaert in 1670-'71 tot stand geko- men, ineen halvormig gebouw bestaande uit een midden- beuk van 7,7 m breed met twee iets lagere en smallere zijbeuken, gedekt door houten tongewelven. De kap heeft een ingewikkelde constructie, waarbij zijdelingse krach- ten op muren en kolommen zoveel mogelijk vermeden zijn (afb. 534). De kap is nog gebouwd volgens het princi- pe van de sporenkap met schaargebinten. De aannemer was Gilles van der Veen 27. De Portugese Synagoge in Amsterdam (1671-'75) heeft een kap met een soortgelijke opbouw (afb. 535). Omdat de middenbeuk er een breedte heeft van ruim 10 m, is daar in het midden een zakgoot nodig. Ook hier werd het 537. 's-Gravenhage, Nieuwe kerk, doorsnede. Gem. ar- timmerwerk aangenomen door Gilles van der Veen 28. chief s-Gravenhalte De Nieuwe kerk in 's-Gravenhalte, ontworpen door de timmerman Pieter Noorwits en de bouwmeester Bart- hold van Bassen, is in 1656 gebouwd op een gecompli- ceerde plattegrond, gevormd door een rechthoek met zes absiden (afb. 536, 537). Met vele koningstijlen, kilkepers en schoren kwam hier een stabiel geheel tot stand, waar- binnen ook houten tongewelven met vijf ribben in de doorsnede bedoeld waren. Er werd geen groef in de span- ten gemaakt, waarin het beschot zou moeten sluiten. Wel werden op de kruispunten onder de koningstijlen en van de gewelfribben gesneden rozetten aangebracht. De absi- den worden overdekt met lagere koepel-tongewelven met een rib halverwege, die aansluiten op de onderste van de vijf uit de hoofdkap. De vier jaar eerder gebouwde kerk te Woubrugge (Z.H.) heeft een soortgelijke opbouw in eenvoudiger vorm. 271 538. Luyksgestel, H. Kruiskapel, XVIIA. NOCK GORDING HANE$ALCKGEN WINT BAND STUL NAELT GOADING BINT WI NTBAND KARBEE L STIJL CAPBINT CORD! NGE SPAN STANTSOEN BINNENSTE MUERPLAET BLOCUEEL BUUTEN9TE MUERPLAET SINT GEBONDEN BINT WARREE L STOL NEUT BONT CESTEECKEN MET OREN LPJTCENAELT 539. Ravenstein, Herv. kerk. Met benamingen volgens bestek 1641. 272 . dibfli/9 . .,y /i á,~ R-;~ /i ¢ :, s 540. Ravenstein, Herv. kerk, kap naar westen. e. Bijzondere tongewelven In de huidige provincie Noord-Brabant kwamen ook in de 17de en 18de eeuw kappen met houten tongewelven tot stand. De Heilig Kruiskapel te Luyksgestel, destijds buiten de Republiek gelegen op Luiks gebied, kreeg in de eerste helft van de 17de eeuw een kap, die gedragen wordt door schaargebinten met flieringen en gordingen, waarop 541. Ravenstein, Herv. kerk, 4/8 koorsluiting. nokgebinten. Binnen het schaargebint is een tongewelf getimmerd (afb. 538). De Hervormde kerk te Ravenstein (N.B.), destijds gele- gen in Kleefs gebied, werd in 1641 gebouwd volgens het bestek, dat bewaard bleef (afb. 539, bijlage A 11). De nog aanwezige kap (afb. 540) wekt de suggestie van een hou- *40.".."*"*'' ten tongewelf, maar heeft geen gewelfhouten en gewelfbe- schot. De kapgebinten, die van het tussenbalktype zijn, werden voorzien van een "hollen tooch", "rond gesteec- ken met oren voorzien". Als herinnering aan de vijf hori- zontale gewelfribben werden zij voorzien van bewerkte klossen ter hoogte van de ontmoeting met de schaarstij- len en van kalven met een bewerkte knop, die in de ontmoeting van schaarstijl en tussenbalk gepend zijn. In het midden is op de kapbinten een geprofileerde naald gelegd `om het holle span tegen te sluijten". Naaldentoog zijn rond gestoken. Een bijzonderheid is ook, dat de ruimte een vier-achtste koorsluiting heeft (afb. 541). 273 542. Drimmelen, Herv. kerk, 1792. De Hervormde kerk te Drimmelen (N.B.) werd in 1792 gebouwd. Dit gebied behoorde toen nog tot Holland. De kerk kreeg een houten tongewelf (afb. 542). De kapgebin- ten hebben een traditionele opbouw, bestaande uit twee schaargebinten op elkaar en een spruit met nokgording. Merkwaardig is de wijze, waarop het tongewelf binnen het onderste schaargebint is gemaakt. Op enige afstand onder het schaarbint is een ankerbalk aangebracht met korbelen en nog "vulschoren" naar dat bint. Een vijftal gordingen verzorgt de bevestiging van de gewelfhouten. Daartegen is normaal het gewelfbeschot getimmerd. Trekbalken ontbreken, maar er zijn wel trekstangen. Langs de muren zijn stijlen van de hoogte van de vloer tot de kapvoet. Een rib tussen de stijlen, op enige afstand de kapvoet. Een rib tussen de stijlen, op enige afstand onder de kapvoet, versterkt met schoren tussen de stijlen en deze rib, formeert eigenlijk een soort houtskelet, dat en deze rib, formeert eigenlijk een soort houtskelet, dat de stijfheid in de dunne bakstenen wanden verzorgt. Hij de stijfheid in de dunne bakstenen wanden verzorgt. Hij vormt tevens de voet van het houten tongewelf. 274 4. KOEPELS De nieuwe architectonische stroming vroeg bij nieuw- boven het bovenste bint iets door en draagt daar een bouw, vanwege het centrale plaats die de verkondiging gording. Over de hoogte zijn nog vier gordingen ingela- van het Woord in de eredienst innam, centraal gebouwde ten, die de kepers dragen. Bovenaan is een afronding van kerken, waarvan de plattegrond een Grieks kruis of een het dak naar de koepellantaarn. Bij de bouw was Coen- achtkant kon zijn. raet van Norenburg betrokken, afkomstig uit Namen, De kerk te Willemstad (N.B.), gebouwd tussen 1597 en later uit Dordrecht. De kruisvensters in het torengedeelte 1607, kreeg een koepel met houten gewelf op een achtzij- van de kerk zijn kennelijk kant en klaar uit het Maasge- dige plattegrond. De doorsnede is een 6,5 m hoog cirkel- bied geleverd, gezien de opbouw ervan. Ook de hechte segment op een plattegrond van bijna 18 m breed (afb. constructie van de kap, aangenomen door Adriaen Die- 543). Er zijn vier elkaar kruisende gebinten. In de schuine ricx 29, vertoont typisch Maaslandse elementen (zie deel gebintstijlen zijn twee tussenbalken gepend. De stijl loopt II, hoofdstuk 5). De kap verbrandde in 1950. 543. Willemstad, Herv. kerk, ca. 1600. profiel tussenrib profiel hoekrib 4- 13• 4- 25 —1 275 544. Leiden, Marekerk, 1645. 545. 's-Gravenhage, Huis Ten Bosch, doorsnede over koe- pel. Tekening P. Post, 1645. Het koepeldak van de Marekerk te Leiden, gebouwd in 1644-'47 naar het ontwerp van Arent van 's-Gravesande, wijkt eveneens geheel af van het normale patroon van de zadel- en kruisdaken, zoals die voorheen in Nederland gebouwd werden. Het is opvallend, dat het bestek van de houtconstructie van de achtzijdige koepel (bijlage A 12) weinig beschrijft van de te maken kap. Er wordt veel verwezen naar het model en de tekening 30. Ook worden houtmaten afhankelijk gesteld van de mogelijkheden, die het door de opdrachtgever ter beschikking gestelde hout bood. Dit bewijst, dat het traditionele timmerambacht geen ervaring en richtlijnen had om op dit soort bijzonde- re situaties in te spelen. De kap die tot stand kwam (afb. 544), blinkt niet uit door zuiverheid van constructie. Op de bouwtekening is een groot aantal ijzeren beugels te zien, die de onderdelen bij elkaar moeten houden. Ook de kwaliteit van het zwaar gedimensioneerde eikehout (in die tijd al moeilijk verkrijgbaar) is slecht. Grote kwasten, zoals hier voorkomen, zouden voorheen door de gilden zoals hier voorkomen, zouden voorheen door de gilden absoluut niet getolereerd zijn. Een vrijwel identieke koepelconstructie heeft de lantaarn van de Oranjezaal van het Huis ten Bosch te 's-Graven- hage (aJb. 545), na 1644 gebouwd. 276 ~, !I1 /I11l11IIlI.R4fR.s!~~, 278 ,AININV 547. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk, 1670. Plattegrond en doorsnede. Een soortgelijke constructie op een cirkelvormige platte- grond had de in 1670 gebouwde koepel van de Nieuwe Lutherse kerk in Amsterdam, doorgaans Ronde Lutherse kerk genoemd (afb. 54 7) 32. Hier waren op de onderste rij van verticale stijlen drie ringen van schuingeplaatste bok- ken geplaatst, waarop een lantaarn van bescheiden afme- tingen rustte. De koepel verbrandde in 1822. De toen gemaakte koepel wordt besproken in deel IV, hoofdstuk 9 279 A.,,,/ ~ 7 1 ~ I' M~~„,~ al -•i1iii~ -~• ~ .•••~ -j-j - - , I • • -~ •1 • i /••~ --t•~ --•- ---, •f!•-••~ • ~ ,~~/ • •• ~~•~ •1 ;::: --- ~:1 /• •~ ' -••~ ~•!i ~•~ili•• - .•/-••~ ••1' .•1 -•1~ ~~~ -~•/ -•••~ //i • 1 4$n..~1 -••1 r•1~•~~ -•~~ ~•~• ~ • -••1 - • • • -••~ -~•~ ,~•~ -••/ ;Al:-••~ -••~ /••~ - • -••• -••1 j•~ gil•• ••1 '•1 -~•~ -••~ -••/ i*:••.:•••1 -••~1•• !•~ -•••1 -•4 • • -~ •1 f;::Iii ••~ -•. -•~ •••1 ~••' !•• -~•,•/•i•1~•~••• -•~-•••~f ~••1 .•~ ••• -•• -•••••1 ~•~1 .~~ ~~• -j~ ••••••• ~••~ .•• ••• ••• ill••• 'N~••• ~• ~•1 • ••1 /'••~ -••1 ~•• • ~ • / ~ 1 .•/~• -••• 1 • /~• ,••1,••1 -••1 .••/ -••1-••• -••1 ~•j~ ~••1 -~•~ !•••••• -••1 -••~ -••1 1 ~ -•j•j•• • / • ~ -••1 -•• • • • -••1 $-••/ -•• itili••~ -~~; -~•j 0~ .•i -• -• -• .•i; -•i; -~•; ~i/ ~•:! !:~ -p, -•~ .•~ ~•~ -••, !•1 *41:•• -• 1• !•1~• • -•~ •/ -~~. -•~ •, ~• !••1 -••! !•!; -•~ .•1 !•••••1 -~~~ !•~ -•• ~••1 :SI•••-i •1-'~• •i! ,-•~ '-•i-~•~ ~~~ • ,••1 -••• 1•~ - • 548. Amsterdam, voorm. Arsenaal, Waterlooplein, 1610-'13. 549. Zaandam, Jagerspad 1, thans Zaanse Schans, 550. Zaandam, Jagerspad 1. Tijdens demontage voor XVIIA. overplaatsing. 280 en. De kap 5. KEPERLOZE GORDINGENKAP In Amsterdam is de gordingenkap sedert het optreden Langzamerhand verspreidde de keperloze beschoten gor- aan de Nieuwe kerk omstreeks 1480 steeds blijven voort- dingenkap zich rond Amsterdam. Hij werd onder meer leven (NL 12). Wij zagen het reeds in de kap van het koor gemaakt op het omstreeks 1625 gebouwde houten huis, van de Oude kerk uit 1559. dat vroeger aan het Jagerspad in Zaandam stond en in In 1610 werd begonnen met het bouwen van de turfpak- 1967 naar de Zaanse Schans werd overgebracht. huizen van de Oudezijds Huiszittenmeesters, tegenwoor- Het heeft een overwegend in grenen gemaakt skelet met dig het best bekend onder de naam het Arsenaal, gelegen drie gebinten aan de topgevelzijden en in het midden met op het Waterlooplein. Het vier pakhuizen brede complex boven de zolderbalk doorlopende stijlen, die wurmten is overdekt door een kap met middenplat over de beide dragen. Daarop staat een gewoon schaargebint, waarop middelste traveeën en een zadeldak over de beide buiten- een spruit. De tussenondersteuningen worden gevormd ste delen (afb. 548). door gebinten, waarvan het bint op de wandstijlen ligt Turf mag onder geen beding nat worden, want dan zwelt (afb. 549, 550). Daarop zijn kapgebinten met eiken krom- het materiaal op. De gevolgen zouden verschrikkelijk mers, die ook de wurmten dragen. Het hele dak heeft zijn, want het gebouw zou letterlijk uit elkaar barsten. gordingen, die het staande dakbeschot dragen. De flierin- Tot dat tijdstip waren voor burgerlijke bouwwerken in gen (of gordingen?) op de kromstijlgebinten zijn zo ge- Amsterdam vrijwel uitsluitend onbeschoten kappen met vormd, dat zij aan de dakzijde schuin zijn en aan de pannen als dakbedekking gebruikt, maar die hebben de binnenkant een groef hebben, waarin het hout van de slechte eigenschap, dat zij regen en stuifsneeuw doorla- vlieringzolder kan aansluiten. ten. Bij de turfpakhuizen zijn geen kepers aangebracht. In Workum (Fr.) heeft het uit 1663 daterende pand De gordingen zijn gebruikt om een vrijwel waterdichte Noord 5 een soortgelijke kap (afb. 551), waaruit de meer laag onder de pannen aan te brengen door op de gordin- geconstateerde invloed van de Noordhollandse bouwwij- gen een staand dakbeschot te timmeren. Daarop zijn zen op die in Friesland blijkt. verticaal tengels gespijkerd en daarover weer horizontaal panlatten, waaraan de pannen hangen. Bij dit gebouw is dus afgezien van de traditionele daksporen. Bovendien is het één van de eerste bouwwerken geweest, dat geheel in grenehout is opgetrokken. Overigens is het ongemak van de zakgoten hier vermoedelijk opgevangen door de lood- bekleding ervan hoge opstanden te geven en voor een goed afschot te zorgen. Het platte gedeelte van het mid- delste dak werd met lood gedekt. eiken rest grenen 551. Workum, Noord 5, 1663. 281 6. KAPPEN IN ZUIDELIJK LIMBURG Het gebied tussen Luik, Aken, Maastricht en Roermond toont de invloed van zo veel culturen en constructieprin- cipes, dat een aparte behandeling gerechtvaardigd is. De gecompliceerde staatkundige structuur, die dit gebied tot 1815 heeft gekend, zal de oorzaak zijn van de veelvor- mige constructiewijzen van de Zuidlimburgse kappen. Er 552. Broek-in-Waterland, Kerkplein 10, 1670. zijn er vrijwel geen twee gelijk. In de rest van de Neder- landen waren de uitgangspunten van de kapconstructies veel meer uniform. Bij de kerkelijke bouwkunst strijden de gordingenkap en de Nederlandse gebintenkap om de hegemonie, in de profane bouwkunde is overal de invloed van de stijlen- kap naast die van de sporenkap en de gordingenkap aan- wezig. Ook is invloed van de Duitse "liggende stoel" merkbaar. De grens van de voor Nederland afwijkende constructies ligt in de omgeving van Roermond. a. Sporenkap met schaar- en kromstijlgebinten In Zuid-Limburg is vaak aan de voet van een schaar- of kromstijl een schoor aangebracht naar het bint, waarop de stijl rust. Deze schoor, die recht of krom kan zijn, draagt de naam voetschoor. Soms ontbreken dan de korbelen boven in het gebint. Gebinttype I. b. kv+kv+n Het uit 1652 daterende huis "Den Tempel" in Sittard (afb. 554) heeft een kap, waarvan de gebinten zijn opge- bouwd uit een gebint met zeer steil staande kromme stijlen met voetschoren, daarop een kromstijlgebint met voetschoren zonder korbelen en daarop een nokgebint. Op de gebinten rusten flieringen, in Zuid-Limburg door- 553. Zaandam, Noorderkerkstraat 7, thans Zaanse gaans met een vorm van het woord wurm aangeduid. Schans, XVIIm. De kap van de tiendschuur, Kloosterplein 6, eveneens in Sittard (afb. 555), waarschijnlijk na de stadsbrand van 1677 gebouwd, heeft op de zolderbalklaag een ingewik- keld gebint, dat voornamelijk rust op een verticale stijlen een muurstijl. Daarop staat een soortgelijke constructie Verschillende 17de-eeuwse houten panden in Waterland als van "Den Tempel". en de Zaanstreek hebben een dak, dat gedragen wordt Ook de omstreeks 1600 gebouwde schuur van de Grote door spantjes van dun hout, die het midden houden tus- Hegge te Thorn, aan de overkant van de Maas, heeft een sen een gespan en een spruit. Er zijn aan weerszijden twee dergelijke kapopbouw. tot vier gordingen ingelaten en er is een nokgording (afb. 552, 553). Gebinttype I.b.k+kv+n De beschoten gordingenkap met staand dakbeschot is De Hervormde kerk te Sittard kreeg in 1637 een dergelij- sedertdien in grote delen van Nederland tot op heden het ke kap, echter zonder voetschoren in het onderste normale kaptype geworden en gebleven. gebint 33, 282 554. Type I. b. kv+kv+n. Sittard, Den Tempel, 1652. 557. Type I.b.av+av+n. Maastricht, Stokstraat 35, 1774. 558. Type I.b.ays+ays+a+n. Maastricht, Statenstraat 9, voorm. Wittevrouwenklooster, XVII. Gebinttype I. b.kvs+kv+n 555. Sittard, Kloosterplein 6, trendschuur, na 1677. Het woongedeelte van het kasteel Daelenbroeck te Her- kenbosch (afb. 556) heeft een soortgelijke 17de-eeuwse kap, waarvan het onderste gebint in het midden een stijl met schoren naar het kapbint heeft. Gebinttype I. b. av+av+n Nog in 1774 werd het huis Stokstraat 35 in Maastricht (afb. 55 7) voorzien van een kap, waarvan de gebinten opgebouwd zijn uit twee schaargebinten met voetschoren en een nokgebint. Gebinttype I. b. ays+ays+a+n Het pand Statenstraat 9 te Maastricht, deel uitmakend van het in 1988 gesloopte voormalige Wittevrouwen- klooster, werd in de 17de eeuw voorzien van een kap (afb. 558), waarvan de gebinten werden opgebouwd uit twee schaargebinten met voetschoren en asymmetrisch ge- plaatste stijlen, vanwege de daaronder staande oudere 556. Type I. b. kvs+kv+n. Herkenbosch, Daelenbroeck, dragende muren. Op het onderste schaargebint stond een woongedeelte, XVII. normaal schaargebint en een nokgebint. 283 b 561. Cottessen 5. a 559. Type I.b.as+as+n. Urmond, R.-K. kerk, 1793. a: koor; b: schip. Gebinttype I.b.as+as+n De Rooms-Katholieke kerk te Urmond kreeg in 1793 op het koor een kap, waarvan de gebinten bestaan uit een laag schaargebint met een middenstijl, waarop een nor- maal schaargebint, eveneens met een stijl, en een nokge- bint (afb. 559a). De kap van het schip van deze kerk kreeg een afwijkende constructie, waarbij de flieringen niet op de binten van de schaargebinten rusten, maar lager op klossen worden op- gevangen (afb. 559b). De flieringen lopen van het koor op dezelfde hoogte door over het schip. Vrijwel onontwar- baar zijn de bijbehorende telmerken. Uit het voorgaande blijkt, dat het "Nederlandse kap- 562. Mechelen (L.), hoeve De Pley, XVIII. type" in zuidelijk Limburg redelijk vertegenwoordigd is. b. Gordingenkap De zuivere gordingenkap, met driehoekige kapspanten, waarop de gordingen rusten, is in hoofdzaak vertegen- woordigd in eenvoudige en relatief late landelijke gebou- wen. Ook in de Eifel (D 41; D 42) en in Engeland (GB 21; GB 24) is dat in deze periode het geval. Gebinttype II. b.q De schuur van Cottessen 5, gelegen vlak bij de Belgische grens in de gemeente Vaals, heeft een dergelijke 18de- eeuwse kap (afb. 560, 561). Hetzelfde geldt voor de hoeve 560. Type Ii. b. q. Cottessen 5, schuur, XVIII. "De Pley" te Mechelen (afb. 562). 284 n n El a n n fl 563. Type II.b.k+n. Herkenbosch, Daelenbroeck, z. w.- vleugel, XVII. 565. Type II.O.a+q. Kerkrade, abdijkerk Rolduc, recon- structie, 1586. Gebinttype IL O.a+q De kap van de abdijkerk van Rolduc bij Kerkrade heeft een dakhelling van 46° en werd in 1 586 (d) herbouwd na een brand (NL 19a). Daarbij werd een zuivere gordingen- 564. TypelLb.c+n. Schinnen. R.-K. kerk, schip, 1779. kap gemaakt, waarvan de gordingen zijn ingelaten in gebinten, die bestaan uit een schaargebint zonder trek- Gebinttype Il.b.k+n balken, waarop een spruit is geplaatst (afb. 565). Men De smalle zuidwestelijke vleugel van het kasteel Daelen- herkent hierin toch ook een invloed van de Nederlandse broeck te Herkenbosch bij Roermond heeft een kap met gebintopbouw. De schaarstijlen rusten op blokkelen, die kromstijlgebinten, die gordingen dragen, en een nokge- op muurplaten liggen. Aan de schaarstijlen zijn standzo- bint daarop (afb. 563). In de kromstijlgebinten is de in- nen bevestigd, waarin de blokkelen gepend zijn en die een vloed zichtbaar van de Nederlandse constructies. eindweegs langs de muur naar beneden doorlopen. Alle houtverbindingen van de gebinten zijn gepend. De spruit Gebinttype ILb.c+n heeft twee voetschoren en een hanebalk. Een schaargebint met voetschoren, waarop aan de zijkant Eerst werd de kap van het dwarsschip gemaakt als een gordingen rusten, en een nokgebint heeft de kap van het doorlopende kap. De kap van het schip werd er tegenaan schip van de kerk te Schinnen, gebouwd in 1 779 (afb. gebouwd. 564). Langs de beide transeptgevels zijn geen gebinten ge- maakt. Er is wel een gebint bij de westbouw opgericht. 566. Kerkrade, abdijkerk Rolduc, schip naar oosten. Omdat deze muur er al was, zijn de toognagels niet van één kant ingeslagen, zoals bij de volgende gebinten van het schip. Er is bij iedere verbinding één nagel van west naar oost ingeslagen, toen het gebint werd samengesteld op de werkvloer, liggend met de top naar het oosten. Na het oprichten werden per verbinding twee nagels van oost naar west ingeslagen. Alle andere gebinten hebben alleen nagels, die van west naar oost zijn ingebracht. Tussen de muurplaten en de nok zijn vier gordingen in de schaarstijlen en de spruit ingelaten en een nokgording. Daarna zijn tussen de gebinten onderling schoren aange- bracht. Die zijn halfhouts over de gordingen gekeept. Per vak werden over gordingen en schoren zes kepers van nok tot dakvoet gelegd. Op de kruisingen met gordingen en schoren werd na de montage een gat geboord, waarin een houten nagel werd geslagen. De nagels hebben verschil- lende richtingen, omdat zij ter plaatse zijn geboord. De koppen van de houten nagels in de gebinten zijn vierkant van doorsnede. Op den duur bleek de zijdelingse druk van de gebinten toch te groot. Daarom zijn later trekbalken en midden- stijlen aangebracht (afb. 566). 285 567. Typeil.b.a+q. Maastricht, St.-Servaaskerk, Bergpor- taal, reconstructie, 1596. 568. Type II.b.a+q. Sittard, Agnetenberg, kapel, 1722. Gebinttype ILb.a+q Een kap van een vergelijkbare constructie met trekbal- ken, met een dakhelling van slechts 40°, laat zich recon- strueren uit de nog aanwezige onderdelen van de kap op het Bergportaal van de Sint Servaaskerk te Maastricht (afb. 567), gedateerd 1596 (d; NL 19a). Uit later tijd (1722) dateert de kap van de kloosterkapel van Agnetenberg in Sittard, waarvan de dakhelling 52° is (afb. 568). Vastgesteld kan dus worden, dat dit kaptype in Zuid- Limburg enkele honderden jaren toegepast is. Gebinttype II. b. kv+q De noordoostelijke en de noordwestelijke vleugel van de hoeve Mamelis bij Vaals, beide daterend uit het eerste kwart van de 17de eeuw, hebben een kap, waarvan de b gebinten bestaan uit een kromstijlgebint met voetschoren en gordingen, waarop een spruit met gordingen en een rokgording (afb. 569a, b). Tot hetzelfde type behorende beide kappen van het schip van de Sint Salviuskerk te Limbricht, gebouwd in 1651 (afb. 570). Merkwaardig en constructief twijfelachtig is het feit, dat de scheidingsmuur tussen de beide beuken van de kerkruimte niet midden onder de scheiding tussen de beide kappen staat. Gebinttype II. b. k+q Een soortgelijke kap hebben de vleugels van de voorhof a van de Landscommanderij Alden Bieren onder Spou- wen/Rijkhoven in Belgisch Limburg, vermoedelijk vol- 569. Type II.b.kv+q. Vaals, hoeve Mamelis. a: n.o.-vleu- tooid omstreeks 1570 34. Er zijn geen voetschoren. gel, XVIIa; b. n.w.-vleugel, 1623. 570. Type Il.b.kv+q. Limbricht, St.-Salviuskerk, schip, 1651. 286 < 571. Type II.O.k+q. Urmond, Herv. kerk, 1685. 574. Type ll.b.yv+y+n. Urmond, Schippershuis, XVII. Gebinttype IL 0. k+q Een dergelijke kap zonder trekbalken kreeg de Hervorm- de kerk te Urmond in 1685 (afb. 5 71). 2• EN 3• SPANT Gebinttype II.O.a+a+q Een zeer wankele voet heeft de in 1988 gedeeltelijk ge- sloopte kap van het uit 1619 daterende pand Statenstraat 11A/13 in Maastricht (afb. 5 72). Doordat de stijlen niet doorlopen tot op de balklaag en als vervangende steunen twee kreupele stijlen zijn gemaakt, kon de voet verzak- ken. Gebinttype II. b. k+a+q Het houten huis Paardestraat 19 in Sittard heeft een kap, waarin twee dubbele krommers het in het vorige geval ontstane probleem afdoende uit de weg gaan (al b. 5 73). Gebinttype II. b. k+k+q Het in 1596 gebouwde kasteeltje Grasbroek te Born heeft een soortgelijke kap, waarin geen dubbele krommers in het onderste gebint, maar wel krommers in het tweede 572. Type II.O.a+a+q. Maastricht, Statenstraat IIA, kapgebint (NL X 59). 1619. Gebinttype 77. b. kv+zv+n In de 17de-eeuwse kerk te Herkenbosch, oostelijk van Roermond, heeft de kap gebinten, bestaande uit een kromstijlgebint met voetschoren en gordingen, waarop een tussenbalkgebint met voetschoren en gordingen. Een eenvoudige nekstijl draagt de nekgording. Gebinttype II. b. yv+y+n Het 17de-eeuwse Schippershuis te Urmond heeft een dak, dat gedragen wordt door gebinten, opgebouwd uit een kromstijlgebint met tussenbalk, voetschoren en opge- legde gordingen, een zelfde gebint zonder voetschoren en een nekgebint (afb. 574). 573. Type Il.b.k+a+q. Sittard, Paardestraat 19. XVII. 287 ~,/i lli,`~/~i~oo///e•,-:, 575. Type ILb.av+av+n. Maastricht (Limmel), Bethle- 576. Maastricht (Limmel), Bethlehem, oostvleugel. hem, oostvleugel, XVIIIA. Gebinttype li.b.av+av+n Weer een andere variatie is de kap van de kapel van het voormalige Karthuizerklooster, later Groot Seminarie, te Roermond, gebouwd omstreeks 1600. Vrijwel gelijk is de oostelijke vleugel van het kasteel Bethlehem te Limmel (Maastricht), daterend uit de eerste helft van de 18de eeuw (afb. 575, 576). Gebinttype Il.b.as+as+qs De barokke Sint Michaëlskerk te Sittard (deze stad hoor- de niet tot de Republiek), daterend uit 1668, heeft een 577. Type ll.b.as+as+qs. Sittard, St.-Michaëlskerk, 1668.gordingenkap, bestaande uit twee schaargebinten met een middenstijlen een spruit met een nokstijl (afb. 5 77). Iets gecompliceerder, maar ongeveer van dezelfde op- bouw, is de kap van het voormalige Bonnefantenklooster te Maastricht uit 1715 (afb. 5 78). Gebinttype IL D.a I+asl+n De voormalige Augustijnenkerk in Maastricht, gebouwd in 1661, heeft een gordingenkap zonder trekbalken, maar er zijn wel trekstangen. In het onderste schaargebint is een houten tongewelf opgenomen (afb. 5 79). Daarboven is de opbouw ongeveer als bij de hiervoor behandelde kappen. In het midden is een fliering op de onderste schaargebinten en tussen de middenstijlen van de tweede schaargebinten. Hiermede is een eind gekomen aan het overzicht van de vele mogelijkheden, die de Limburgse timmerman had om, gebruikmakend van de principes van zowel de gor- dingenkap als de Nederlandse schaargebintenkap, over 5 78. Type II. b. as+as+qs. Maastricht, voorm. Bonnefan- de grenzen van de talrijke territoria heen een kap naar tenklooster, 1715. regionale trant te maken. 288 579. Type II.O.al+asl+n. Maastricht, Augustijnenkerk, 1661. 582. Limbricht, kasteel, tiendschuur, 1630. c. Stijlenkap 580. Type III.b.g+g+n. Limmel, Bethlehem, oostvleugel, XVIIA. De stijlenkap is typisch voor de profane bouw in zuidelijk Zuid-Limburg. Gebinttype III.b.g+g+n Het gebruikelijke type wordt vertegenwoordigd door de kap op het oostelijke deel van de zuidvleugel van het kasteel Bethlehem te Limmel bij Maastricht, die dateert uit de 17de eeuw (afb. 580). Gebinttype I-IILb.kv+g+n Talrijke mengvormen met andere kaptypen komen voor, zoals onder meer in een 17de-eeuwse schuur van de hoe- ve Mamelis bij Vaals, waar op andere vleugels gordingen- kappen gemaakt werden. Het dak wordt gedragen door drie stijlen en twee wormen op een gebint met kromme stijlen en voetschoren (afb. 581). Merkwaardig zijn ook de gebinten in de grote tiend- schuur van het kasteel Limbricht, gebouwd in 1630, waar 581. Type I-III.b.kv+g+n. Vaals, hoeve Mamelis, hooi- aan één kant de wormen op de stijlen rusten en aan de schuur, XVII. andere kant van het dak op de gebintbalken (afb. 582). 289 583. Maastricht, Grote Looierstraat 17, voorm. Armen- weeshuis, ca. 1700. 584. Hoensbroek, kasteel, z. o. vleugel, ca. 1645. In Maastricht werd, in tegenstelling tot datgene, dat el- ders in Nederland gebruikelijk is, de kap vaak haaks op de richting van de balken van het huis gebouwd. De kap van het uit omstreeks 1700 daterende voormalige Ar- menhuis, Grote Looierstraat 17, is daarom zeer gekun- steld op de balklaag geplaatst (afb. 583). Een soortgelijke situatie zien wij in het uit 1774 daterende huis Stokstraat 35 (afb. 55 7). Als gevolg van de kapconstructie met stij- len, zoals die onder meer bij het Dinghuis gesignaleerd werd, ligt de nok van de daken in Maastricht veelal in de richting van de korte maat van de rechthoekige platte- grond evenwijdig aan de rooilijn. De balklagen werden natuurlijk ook in deze richting gelegd. Vandaar deze 585. Hoensbroek, kasteel, n. w. vleugel, XVIIIb.merkwaardige en onlogische bouwwijze. 290 586. Houthem, St.-Gerlachuskerk, 1725. d. "Liggende stoel" Aan de kap van de Sint Gerlachuskerk te Houthem bij Valkenburg (NL X 14), gebouwd omstreeks 1725, sprin- De Duitse invloed in Zuid-Limburg wordt duidelijk geil- gen drie elementen duidelijk naar voren (afb. 586). In het lustreerd door de aanwezigheid van de liggende stoel (zie onderste deel wordt de dakhuid ondersteund door twee deel II, hoofdstuk 6). schuingeplaatste doorgaande wanden, waarop een door- De zuidoostelijke vleugel van het kasteel Hoensbroek, gaande balk in de lengterichting ligt, die dus ook schuin- gebouwd omstreeks 1645, bezit een brede kap (afb. 584), geplaatst is. Ook vallen de gelijkenis met gordingen van die gedragen wordt door gebinten, die opgebouwd zijn uit de beide daaronder liggende "wandregels" op. Tussen de twee kromstijlgebinten van het type met tussenbalk beide schuinstaande wanden zijn omvangrijke en weinig (spanregel) en dekbalk. In de kop van de stijlen is een harmonieus geconstrueerde dwarsverbindingen aange- worm ingelaten, halverwege de stijlen ligt een gording. bracht, ongeveer op dezelfde wijze als in de laatstge- De nok wordt gedragen door een spruit met twee gordin- noemde vleugel van het kasteel Hoensbroek. Op de aldus gen. gevormde spanten is een tweetal stijlen met dwarsbint De kap van de 18de-eeuwse rechter vleugel van hetzelfde geplaatst. Daarop staat een rokstijl, zoals dat ook bij complex (afb. 585) heeft een nog minder Nederlandse zuivere stijlenkappen het geval is. Het op die manier opbouw. Aan weerszijden wordt het dak gedragen door gevormde tweeslachtige geheel is vooral in het onderste een schuingeplaatste houten "wand" met twee gordin- gedeelte nogal slap. Daaraan werkt mee het ontbreken gen. Die "wanden" worden gedragen door gebinten, die van trekbalken tussen de muren. Aan de onderzijde van opgebouwd zijn uit een kromstijlgebint en een schaarge- de kapspanten is een gewelfd stucplafond opgehangen bint met voetschoren en een middenstijl. Onder de nok is aan hulpconstructies, die direct bij de bouw zijn aange- een kruising tussen een spruit en een rokgebint. bracht. Het grote gewicht van het plafond veroorzaakte een doorbuiging in het onderste en minst stijve deel van de kap. Dit had tot gevolg, dat het stucwerk neerviel. Het aanbrengen van trekstangen in 1808 heeft in deze situatie weinig verbetering gebracht. Hoewel Houthem in de bouwtijd van de voormalige kloosterkapel een Oostenrijkse enclave was in Staats ge- bied en de ontwerper uit de Oostenrijkse of Belgische sfeer afkomstig geweest zal zijn, zullen de timmerlieden vermoedelijk Zuidlimburgers geweest zijn. De kerken te Wittem en Eys, beide omstreeks 1732 ge- bouwd naar ontwerp van de Munsterse architect J.C. Schlaun, hebben een kap met een "liggende stoel". 291 Noten deel III R. Meischke, Amsterdam, Burgerweeshuis (De Nederlandse 1. , g Monumenten van Geschiedenis en Kunst). 's-Gravenha e 1975 g 1975, . 151. P 2. Meischke, o.c., .182. , ,P 3. R. Meischke, Zantkuijl Zantkui'l en H. Janse, 'Drie Noordhol- landse huizen', Bulletin KNOB 1962, kol. 160. , , 4. D.J. de Vries, 'IJzer en ijzerconstructies', Restauratievade- mecum RVblad IJzer 01 (1985). 5. Bestekken en rekeningen uit de periode 1578-1605 archief g P , van Rijnland te Leiden afschriften in archief RDMZ. J , 6. Toen Marcus Anthonius en de steenhouwer Jan de Molyn Y (Jean des Moulins) in december 1618 naar Goes kwamen waren J zij bezig aan de bouw van de Jezuïtenkerk (Carolus Borromeus- g kerk in Antwerpen, naar het ontwerp van Petrus Huyssens (notulen van het stadsbestuur, Gem. archief Goes en het kas- boek der Jezuïtenkerk thans D 31 van het Archief Rubenianum , te Antwerpen). 7. A. van Drunen, 'Het Kruithuis van 's-Hertogenbosch', Bulle- tin KNOB 1977 .200. ,P 8. Simon Bosboom, Architectura etc. (de zogenoemde Dubbele , g Bosboom Amsterdam 1646, 1.32 33, 34. 9. M. Jousse, L'art de char enterie. 3de druk Parijs 1751, 1. IV. , P J ,p 10. Vriendelijke mededeling D.J. de Jong. Vriendelijke g g 11. Documentatierapport RDMZ BHO 85-04 d.d. 8-2-1985 PP van G. Berends. 12. Gem. archief Haarlem, inv. Enschede 1040. 13. H. Janse, Zeven eeuwen bouwen, 's-Gravenha ge 1980 .79. , , g ,P 14. R. Meischke, 'Het Oost-Indisch Huis te Amsterdam', Bulle- , , tin KNOB 1958 kol. 197. , 15. L. Devliegher, De Zwinstreek, Kunstpatrimonium van , , P West-Vlaanderen 4. Tielt-Utrecht 1970 .28. ,P 16. H. Janse, De Lotgevallen van de Nederlandse kerkgebouwen, , g g , Zaltbommel 1969 .64-77. ,p 17. F. Allan, De stad Edam en hare geschiedenis. Edam 1857 , g herdruk Zaltbommel 1969 .92. ,p 18. Archief Rubenianum(Antwerpen),D31, 13 febr. en 10 nov. 1621. 19. H. Janse, 'Kleur in Hollandse kerkinterieurs' Bulletin van , de Stichting Oude Hollandse kerken 4 1977 g (1977), p. 72-75. 20. N. Listingh, Nette prentverbeeldingen vande Twee kloecke g, P g houte modellen(enz.),Amsterdam 1701. 21. I.H. van Eeghen, 'De restauratie van Kloveniersburgwal g , g 68-70' Amstelodanum 1981, .43. 68-70', ,P 22. R.W. Tieskens e.a.(red.),Het kleine bouwen. Vier eeuwen maquettes in Nederland. Zutphen 1983, .72-76. 9 p ,P 23. T. Mastenbroek, De Groote Kerk te Maassluis 1639-1939 , 1639-1939, Green uit hare historie. Maassluis 1939. P 24. q Catalo ue raissonné van de werken van Pieter Jansz. Saen- redam. Utrecht 1961 .111-120. ,P 25. De kerk te Oudshoorn. Alphen aan den Rijn 1980. 26. 18de-eeuwse tekeningen van de kap zijn als microfiches g p zij aan: M. Beek Drie eeuwen Amsterdamse bouwkunst. , Catalo us van architectuurtekeningen in de verzameling g g A.A. Kok. Amsterdam 1984, afb. 74D E. F. en G. , , 27. J.F. van Agt, Synagogen in Amsterdam. 's-Gravenhage 1974, p. 24. 28. Van Agt, o.c., p. 37. 29. W.J.F. Juten, 'De koepelkerk in Willemstad', Taxandria 29 (1922), p. 11-25. 30. De tekening is in kopie bewaard gebleven in het Riksren- g P g J P tenkabinet te Amsterdam en afgebeeld in Opus Musivum, Assen g p , 1964 p. 238 en met de maquette in: Het kleine bouwen. Vier ,p q eeuwen maquettes in Nederland, p. 30-31. 9 ,P 31. Het kleine bouwen, p. 57. ,p 32. M. Beek, o.c., p. 40. 33. K.A. Y Ottenhe m, 'De bouwgeschiedenis van het Protestant- se kerkje in Sittard' Historisch Jaarboek van het land van Swen- J , tibold 1985: J.M. Coolsma, Verborgen verleden. 350 jaar , , g J der lands Hervormde kerk Sittard. (Sittard) 1987. 34. Vriendelijke mededeling ir. G. Berends, 1973. Vriendelijke g , 292 de a IV. NA 1800 1. INLEIDING In het eerste gedeelte van de 19de eeuw volgden de con- Nederlandse landsgrenzen, ontwerpers op van gebouwen structies van de kappen voornamelijk de traditionele en constructies, die in eerste instantie opgeleid waren als bouwwijzen uit voorgaande perioden, zoals die van gene- kunstschilders, wiskundigen of vestingbouwers. Zij be- ratie op generatie door de timmerlieden werden uitge- dachten nieuwe zaken op papier, ver van de bouwplaats, voerd. Binnen het systeem van de gilden werd de kennis iets dat voorheen in het geleidelijk verlopende ambachts- vooral mondeling van meester op leerling doorgegeven. systeem onmogelijk was. Ontwikkelingen gingen vrijwel nooit sprongsgewijs maar In Nederland was met name Jacob van Campen een zeer geleidelijk. dergelijke figuur, die bij de bouw van het stadhuis van Dit betekent, dat de daken meestal gedragen werden door Amsterdam nieuwe vormen en constructies inbracht. Bij horizontale gordingen in de lengterichting van het dak. de kapconstructies waren in het buitenland soortgelijke Zij rusten op dwars daarop geplaatste kapspanten, die ontwikkelingen gaande, maar die zijn vóór de 19de eeuw opgebouwd zijn uit schuin gestelde elementen. Die vol- vrijwel niet tot Nederland doorgedrongen. gen ongeveer de dakhelling en zijn daarbij onderling ver- Ook de komst van de bouwtechnici, opgeleid in techni- bonden door horizontale balken. Soms zijn de spanten sche instituten als de Ecole Polytechnique te Parijs (se- opgebouwd uit verschillende elementen boven elkaar, dert 1794) en later in Nederland de Polytechnische zoals dat reeds sedert de middeleeuwen gebruikelijk was School te Delft is van grote invloed geweest op denkwij- bij Nederlandse kapconstructies. Bij wat grotere over- zen en bouwwijzen. spanningen of samengestelde bouwlichamen zijn de con- Het gildestelsel was geen belemmering meer, daar de structies soms ingewikkelder, maar toch vrijwel steeds bouwleiding in handen werd gelegd van meer technisch gebaseerd op de traditionele principes. opgeleiden. Dit maakte het mogelijk, dat nieuwe ontwik- In de nu volgende periode was kenmerkend voor de Ne- kelingen een open veld vonden. derlandse daken, dat de dragers van de dakbedekking en De meer esthetische vorming van toekomstige architec- de dakhuid (meestal het dakbeschot en de gordingen), de ten en bouwkundigen vond in de eerste helft van de 19de kapspanten, steeds haaks op de lengterichting van de kap eeuw vooral plaats in de avondscholen. Deze zijn niet zijn geplaatst, op een afstand van enkele meters uit el- van invloed geweest op technische ontwikkelingen. kaar. Ook de noodzaak van grotere en nieuwe typen gebouwen Aan het einde van de 18de eeuw werd het gildestelsel voor de industrie en veranderende architectonische in- door de Franse overheersers opgeheven. Dat had met zichten vormden de aanzet tot nieuwe constructies. name voor het bouwbedrijf in Nederland grote gevolgen. Hout was op zichzelf soms niet zo geschikt voor de nieu- Het systeem van dagonderwijs, zoals dat door de gilden we doeleinden. Toch bleek het in de 19de eeuw mogelijk sedert eeuwen was gehanteerd, verviel. Het stelselmatig er ruimten van 22 m breed mee te overspannen. In de opleiden van leerlingen en de strenge regels, waaraan dat 20ste eeuw namen de mogelijkheden nog toe. Een ander gebonden was, verdwenen'. De tamelijk geïsoleerde toe- nadeel van hout , met name van de naaldhoutsoorten, die stand van ieder ambacht als gesloten eenheid in zichzelf in de 19de eeuw voor balken en kappen werden gebruikt, maakte plaats voor een open systeem. Aanbestedingen is de mogelijkheid tot snelle aantasting door schimmels van bouwwerken vonden niet meer plaats per ambacht onder vochtige omstandigheden, waardoor verrotting maar als geheel onder algemene aannemersbedrijven. De optreedt. Toch heeft het hout zijn belangrijke positie als hoofdaannemer van een bouwwerk was niet langer een constructiemateriaal in de 19de eeuw en de periode voor excellente vakman maar eerder een organisator en onder- de Tweede Wereldoorlog niet verloren, alhoewel het toen nemer, die uiteraard veel verstand had van het totale al veel in belangrijkheid heeft moeten inboeten. Eerst bouwvak, maar niet alle beroepen zelf beheerste. werd terrein prijsgegeven aan het ijzer en staal en later Er was al enkele eeuwen een andere ontwikkeling gaande, nog veel meer aan het gewapend beton. Deze tendens die in Nederland nog weinig van invloed was geweest op heeft zich na 1945 voortgezet. de kapconstructies. In het middeleeuwse stelsel van gil- Er is evenwel voldoende reden om in de volgende bladzij- den en bouwloodsen waren bouwmeesters en anderen, den uiteen te zetten welke typen houten kapconstructies die van invloed waren op het bouwproces en op de con- in de periode van 1800 tot 1940 tot ontwikkeling kwa- structiewijzen, steeds uit het bouwvak afkomstig. In de men en welke mogelijkheden zij boden. De belangrijke tijd van de renaissance traden er, met name buiten de rol van het ijzer, met name bij de verbindingen en als 295 ~••. AANZICHT ~.~ -.~•~ -~0~ • ~ -•A ~!~ ?~ p ~—, r--. -••:~~~~ .. ~ , ra . , ,•~ •. ~ :ow ~eo -~~ , ei ken -~~~~j~ ~~ PLATTEGROND ~~ -~~ . . -0~~ L. ~ f i f ~1•1~ , , 1 I ~ ~ it, ~;~ ~i~ , I:; ~•~ . :~~ -,~.. -•~ ,ter vale oud renen dennen 73X3Oc?n 588. Schema van een onderspannen balk. 0 2•51 YYL 587. "Gewapende balk" naar Heynincx, 1845. Samengestelde balken verbindingsmiddel, zal eveneens aan de orde gesteld De invoering van nieuwe technieken voor draagconstruc- worden. ties ging niet zonder problemen. E.S. Heynincx, die een Wanneer men houten kapconstructies uit de genoemde nieuw systeem bedacht voor samengestelde balken (hij periode in de literatuur wil bestuderen, stuit men op een noemde het gewapende balken), beklaagde zich in 1845 aantal problemen. In Nederland hebben de houtcon- over de toepassing van de stedelijke keuren op het tim- structies daarin weinig aandacht gekregen. Het waren meren z. Het is overigens de vraag of zijn balkconstructie dan ook geen echt spectaculaire ontwikkelingen, die te (afb. 587) wel veilig en effectief was, ondanks de bereke- vermelden waren. De meeste vakboeken uit de 19de ningen. De tekening in het artikel geeft een balk weer van eeuw zijn in Duitsland uitgegeven of waren Nederlandse slechts 8,30 m lengte. In plaats van een massieve balk van bewerkingen van buitenlandse uitgaven. De Duitse con- ca. 30 x 30 cm doorsnede bestond zijn balk uit drie structies verschilden echter wezenlijk van de Nederland- planken van 7,3 x 30 cm en de nodige vulstukken, zodat se. Wij zetten dat hiervoor al uiteen. de materiaalbesparing niet groot was. In de tekening ont- In Nederlandse tijdschriftartikelen is het onderwerp wei- breken de bouten, die waarschijnlijk nodig waren en ook nig ter sprake geweest. In standaardwerken, zoals de de- andere zaken zijn onnauwkeurig weergegeven. Wij heb- len IX en X van Constructie van gebouwen van J.G. ben die in onze afbeelding gecorrigeerd. Het voorbeeld is Wattjes, worden een aantal voorbeelden besproken. illustratief voor het experimentele stadium, waarin de Sommige van deze gebouwen bestaan thans nog, andere vernieuwing van houtconstructies zich rond 1850 be- zijn helaas afgebroken. Dat laatste geldt ook voor een vond. aantal constructies, die in de loop van de jaren door Uit experimenten met balken kwamen ook kapconstruc- medewerkers van de Rijksdienst voor de Monumenten- ties voort. Wanneer een balk werd voorzien van een zorg werden opgemeten en gedocumenteerd. ijzeren spanconstructie aan de onderzijde, bestaande uit een verticale staaf in het midden en twee gespannen sta- ven van deze staaf naar de uiteinden van de balk, kon het hout geringere afmetingen hebben (afb. 588). Twee van deze zogenoemde onderspannen balken schuin tegen el- kaar geplaatst leverde het principe van het hierna te be- spreken Polonceauspant op. 296 2. DAKBEDEKKINGEN zinken dopmoer • zink glas -..0110 _.../11111111.111PP-r_liOW zink verzinkE a 001 ijzer 589. Schematische doorsnede over een patentroede. De komst van dakbedekkingsmaterialen, die het ook in het natte Nederlandse klimaat mogelijk maakten een ge- ringe dakhelling te maken, is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de kapconstructies in de 19de eeuw. Met dakpannen en leien was het onmogelijk een dak enigermate waterdicht te krijgen bij een helling van minder dan 35°. Machinaal vervaardigde dakpannen stonden een iets geringere dakhelling toe. Met lood was het in principe mogelijk, maar het grote gewicht en de hoge kosten maakten, dat deze toepassing beperkt bleef tot kleine oppervlakken en kleine overspanningen. Koper is weinig toegepast omdat het in Nederland een kostbaar materiaal was en omdat het zich bij horizontale naden in schuine daken moeilijk waterdicht laat maken. Toen het bladzink sedert omstreeks 1818 in Nederland werd aangevoerd 3, met name uit Luik en omgeving, was men in staat grote dakvlakken met een geringe helling tegen redelijke kosten waterdicht te maken. Dit maakte het bovendien mogelijk te voldoen aan het ideaal van de neoclassicistische architectuur: de dakhelling van 221/2°. Zink kwam ook de industriële bouwkunst te hulp. Met dit materiaal was het mogelijk naden tussen glasplaten in lichtkappen afdoende af te dekken. Met name de ontwik- keling van de zogenoemde patentroeden is van groot belang geweest (afb. 589). Zink werd ook toegepast in ruitvormige elementen, de zogenaamde losanges, die wa- terdicht in elkaar sloten en mogelijkheden boden tot het dekken van gecompliceerde dakvormen 4. Verzinkte ijzeren platen, meestal gegolfd, boden geen mogelijkhe- den voor duurzame representatieve architectuur. Het- zelfde geldt voor asbestcement, ook wel aangeduid met de handelsnaam Eternit. De gebitumineerde papierach- tige materialen deden omstreeks 1840 hun intrede in Nederland. In die tijd experimenteerde Soetens met zijn "kunstlood", een gebitumineerd bordpapier. Het was brandgevaarlijk en niet bestand tegen sneeuw- en regen- water 5. Is. Warnsinck meldde in 1843 6, dat sedert 1838 Marsuri de Cequirre in Parijs waterdicht hennepvilt (chanvre im- perméable) fabriceerde. Het was een soort vilt uit hennep of andere plantaardige vezels, door vette, harsachtige of Duurzaam was het evenwel niet. Opvallend is, dat de bitumineuze stoffen verbonden en aan sterke drukking of auteur het hennepvilt wel vergelijkt met lood, maar over persing onderworpen. Het werd verhit tot 50-75° R zink niet wordt gerept. Eerst in 1858 besteedden de (70-94° C). Wij zouden dit materiaal dakvilt noemen. Bouwkundige Bijdragen uitvoerig aandacht aan dat ma- Warnsinck beveelt het aan voor landelijke en "economi- teriaal. sche" gebouwen, niet voor publieke of kostbare gebou- Ook de rietbedekking bleef in gebruik, met name bij wen. In twee (sic!) jaren, waarin hij het materiaal toepa- landelijk bouwwerken, zelfs wanneer gebruik werd ge- ste, hield het zich goed. maakt van niet-traditionele spantconstructies. 297 3. TRADITIONELE CONSTRUCTIES a. Sporenkappen en schaargebinten De reeds in de 17de en de 18de eeuw in Nederland ge- bouwde samengestelde daken en kappen met meerdere Kappen van woonhuizen en andere kleinere gebouwen parallelle nokken en zakgoten kregen hun voortzetting in volgen ook in de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste de hang- en springwerken en houten vakwerken, waar- eeuw dc traditie van eeuwen. Over het algemeen zijn de mee eveneens grote overspanningen konden worden uit- kappen geconstrueerd als gordingenkappen met horizon- gevoerd, zodat grote ruimten zonder hinderlijke steun- tale gordingen op kapspanten (afb. 590). Over de gordin- punten te maken waren. Die werden in de middeleeuwen gen is een dakbeschot van verticale planken aangebracht. soms ook al gemaakt, zoals de Ridderzaal in 's-Graven- Soms zijn schenkelspanten de dragers van het dak. Daar- hage, die een overspanning van 18 m heeft, maar er werd over volgt meer in een volgend hoofdstuk. daartoe overmatig veel en zwaar eikehout gebruikt. In de bouwkunde ten plattenlande is het dak veelal ook traditioneel. Daar ontbreekt vaak het dakbeschot en Traditionele architectuurvormen veroorzaakten soms wordt de dakbedekking (riet, pannen) meestal gedragen ook problemen voor de 19de-eeuwse architecten als zij door sporen (ribben of rondhouten), die van de nok tot de interieur en exterieur door middel van het dak met elkaar dakvoet lopen. Vaak zijn de sporen onderbroken op hori- in overeenstemming moesten brengen. Het niet uitge- zontale draaghouten, vroeger wormen of flieringen ge- voerde ontwerp uit 1819 van de stadsbouwmeester noemd, halverwege het dakvlak. Dit is nog steeds de J. Doornbos voor een Rooms-Katholieke kerk in Gronin- enkelvoudige sporenkap, die in de steden eigenlijk al in gen 7 (afb. 591) toont dat duidelijk aan. Gedacht werd aan de 14de eeuw verdwenen is. een hallenkerkachtige ruimte met zijbeuken, die iets Soms werden kappen geheel volgens het oude patroon smaller waren dan de middenbeuk. De ruimte werd over- vernieuwd. Zo heeft bijvoorbeeld de Hervormde kerk te dekt met stucgewelven. De kappen volgen echter niet de Buurmalsen (Gld.) op het schip een beschoten grenen gewelfvormen, zoals dat vroeger in westelijker gelegen sporenkap uit 1825, waarvan de gebinten bestaan uit twee schaargebinten en een nokgebint (type I.b.a+a+n). Er zijn ook nog gehakte telmerken op de gebinten. 591. Doorsnede over een niet gebouwde R.-K. kerk te Gro- Grote overspanningen konden op deze wijze niet ge- ningen, 1819. Tekening van J. Doornbos. Alg. Rijks- maakt worden. Met de opkomst van de ingenieurs-tech- archief 's-Gravenhage. niek werden ontwikkelingen, die soms al latent aanwezig waren, uitgebouwd. Men was in staat constructies te bere- kenen. Hieruit komt voort, dat de schenkelspanten tot wel 22 m overspanning konden krijgen. nok f dakvoet ~ ~ f, , f/,taN/< ll1d`h J e/'~/l, !kw"Jt~. R< /f~~. . ~_ ~ r'C>s, fG< ~ . ~ 4y 590. Schematische doorsnede over een gordingendak. 298 592. Schematische doorsnede van een verbeterd Hollands In het landelijke gebied in het oosten en noorden van spant. Nederland zijn sporenkappen ook in de 19de eeuw nog toegepast, zelfs bij kerkgebouwen. Men kan deze late sporenkappen vaak herkennen aan het gebruik van ijze- ren spijkers als verbindingsmiddelen, waar voorheen meestal houten toognagels werden gebruikt, eventueel vergezeld van enkele spijkers voor het hechten tijdens de opbouw. De Rooms-Katholieke kerk te Denekamp (0v.) heeft een dergelijke sporenkap uit 1810, die mogelijk een kopie is van een middeleeuwse constructie (afb. 89). Agrarische gebouwen en plattelandswoonhuizen kregen in grote delen van Nederland in de 19de eeuw nog sporen- kappen. Zij droegen geen dakbeschot. De dakpannen (vaak gedicht met zogenaamde stropoppen of strodok- ken) of het dakriet waren van binnen uit zichtbaar. b. Nieuwe toepassingen van het Hollandse spant In de 17de en 18de eeuw hadden de traditionele kapspan- 593. Arnhem, Vijzelstraat 10. ten zich ontwikkeld tot een stereotiepe vorm, die meestal bestaat uit twee schuingeplaatste spantbenen, die een horizontaal bint ondersteunen. Boven de zoldervloer is doorgaans een gemetselde borstwering, waarop de muur- plaat rust. Onder de muurplaat zijn muur, muurplaat en spantbeen verbonden door een blokkeel. Het dakbeschot wordt gedragen door gordingen, die op de begeleidende constructie van het spant hun oplegging vinden. In de 19de eeuw voerde men het horizontale bint vaak dubbel uit, zodat er trekplaten ontstonden, die de spant- benen en soms een makelaar tussen spant en nok omvat- ten (afb. 592). Deze spanten worden in al hun variaties streken van Nederland gebruikelijk was. Er moest één Hollandse kapspanten genoemd. Men treft die op talloze hoog oprijzend dak ontstaan. Men ontwierp over de drie Nederlandse gebouwen aan (afb. 593). Ook in grote afme- beuken één hoog gebint, zoals dat ook in de Buurkerk in tingen zijn zij veel toegepast. De Hollandse kapspanten Utrecht na de storm van 1674 ontstond. Daarop werden zijn niet geschikt voor flauwe dakhellingen. drie parallelle zadeldaken geformeerd, waarvan de beide In landelijke gebieden zijn er ook kappen, waarop geen zakgoten niet boven de kolommen liggen. Ter wille van verticaal dakbeschot is aangebracht. De dakbedekking de uiterlijke monumentaliteit werd hier een enorme con- wordt bij deze onbeschoten daken gedragen door sporen, structie ontworpen met zeer veel onnutte ruimte erin, op die van voet van het dak tot de nok lopen en ongeveer een de wijze zoals de Duitsers vaak hun hallenkerkruimten halve meter uit elkaar staan. De sporen kunnen van rond- bekapten. Over het algemeen werden de Nederlandse hout zijn of van ribhout met een nagenoeg vierkante gebouwen rationeler voorzien van kappen. Hout is hier doorsnede. Het wezenlijk verschil tussen dit kaptype met altijd een relatief kostbaar bouwmateriaal geweest en spanten en sporen en de zuivere sporenkap is, dat bij de men was beducht voor de grote windkrachten op derge- sporenkap de sporen tussen voet en nok niet ondersteund lijke hoge daken. zijn. 299 595. Schema van een enkelvoudig hangwerk. 594. 's-Gravenhage, Plein 2b, Departement van Justitie, 1877. 596. Principe van het hangwerk. Wanneer een dakbedekking van leien werd aangebracht moest een horizontaal beschot over de sporen worden getimmerd (NL 34: 112). Er werden in de 19de eeuw, in navolging van Franse en Belgische voorbeelden, ook leien op latten aangebracht, waarbij een dakbeschot niet nodig was. Deze weinig kostbare constructie is in ons klimaat ondeugdelijk en is, zover wij kunnen nagaan, overal verdwenen. Een bijzondere toepassing van het Hollandse kapspant is te vinden in het pand Plein 2b te 's-Gravenhage, het 597. Schematisch doorsnede van een enkelvoudig hang- voormalige departement van Justitie, gebouwd in 1877 werk. naar ontwerp van C.H. Peters. De overspanning is 9,64 m (afb. 594). De kap heeft weliswaar een traditionele Hol- landse vorm, maar onderscheidt zich door enkele bijzon- dere elementen. Er is veel gebruik gemaakt van ijzeren bouten om houtverbindingen tot stand te brengen. De gordingen ondersteunen sporen, waarop horizontaal dak- beschot is aangebracht om het leien dak op te kunnen spijkeren. De spantbenen zijn aan de onderzijde over bijna de helft van de hoogte voorzien van een slofvormige versterking, die met tanden in het spantbeen grijpt en er aan vast gebout is. Er zijn drie hanebalken of trekplaten, die schuinstaande en verticale elementen van de spanten halfhouts kruisen en aan de einden voorzien zijn van 598. 's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 203, Geneeskun- schoortjes naar de spantbenen. Typisch voor de 19de dig Instituut Reinier van Arkel, 1838. eeuw is ook, dat de trekplaten doorsteken. Spantafstand 2,97 m. 300 4. HANG- EN SPRINGWERKEN a. Hangwerk Noordwest-Europa is nieuw, dat zij bij flauwe dakhelling de dimensionering van de trekbalk wezenlijk beïnvloe- Deze kapvorm heeft haar wortels in de Zuideuropese den. Zelfs kunnen de trekbalken een zoldervloer dragen, steenbouw. Daar is hij al sedert de Romeinse tijd in hoeven zij niet een overmatig grote doorsnede te hebben. gebruik. Op de ondersteunende muren worden geen horizontale Een hangwerk is een spantconstructie, waarvan de uit- krachten uitgeoefend. wendige vorm als regel een driehoek is. Ter plaatse van de Men onderscheidt enkelvoudige en meervoudige hang- dakvoet is een trekbalk (afb. 595). Trekbalk en spantbe- werken (dubbel, drievoudig, enzovoort) naar het aantal nen zijn door middel van beugels aan elkaar verbonden. hangers (afb. 597, 598, 599). Bij de gebruikelijke geringe dakhellingen is er namelijk Ook op andere plaatsen, zoals bij de ontmoeting van de gevaar dat de spantbenen van de trekbalken afschuiven. hangers met de spantbenen, is van ijzeren beugels gebruik In de kap is in het midden van de spanten een stijl gemaakt, steeds aan weerszijden van de constructie. Deze aangebracht, vaak geflankeerd door paren van dergelijke beugels nemen de trekkrachten op, beter dan voorheen de stijlen. Deze zijn niet met een pen-en-gatverbinding aan pen-en-gatverbindingen. de trekbalk verbonden. Er is een ijzeren beugel, waaraan Hangwerken zijn vaak gebruikt bij zichtbare kappen. In de trekbalk hangt (afb. 596). Vandaar de naam hangwerk. 1917 vermeldde een handboek 8: "De hangkappen wor- De stijlen, die geen druk op de trekbalken overbrengen, den tegenwoordig minder toegepast; zij laten weinig zol- worden daarom ook hangers of hangstijlen genoemd. derruimte over". Deze kwamen ook al in middeleeuwse kappen in onze De voordeligste hellingshoek is 2 op 3 (33°). De helling streken voor en ook bij 18de-eeuwse kappen. Zij vormen mag niet kleiner zijn dan 1 op 2 (24°). Het gaat dus steeds dus niet een specifieke 19de-eeuwse ontwikkeling. Voor om tamelijk flauwe dakhellingen. 599. Drievoudig hangwerk, met details. 301 600. Schema van een schoorwerk op drie steunpunten. 601. Schema van een schoorwerk op twee steunpunten. Doorsnede boven kolom) Doorsnede over vensEer 602. Schema van een springwerk.604. Groningen, St.-Martinuskerk, 1893. 603. Zierikzee, Nieuwe kerk, 1847. 302 b. Schoonwerk werp van P.J.H. Cuypers en gesloopt in 198210. Doordat de kruin van het gewelf hoger was ontworpen dan de Dit spanttype wordt ook hangschoorwerk genoemd, dakvoet, konden geen trekbalken worden gemaakt. Er maar wij zullen in het navolgende van schoonwerk spre- kwam een springwerk-achtige oplossing, die echter aan- ken. toont,dat een dergelijke constructie niet geëigend is voor Er is hier steeds een trekbalk bij ieder spant, maar er een steile dakbedekking (afb. 604). Dit getimmerte mag steken schoren onder uit. Op de ondersteuningen wordt dan wellicht statisch verantwoord geweest zijn, de op- een horizontale druk uitgeoefend, waarop de muren bouw ervan is inferieur ten opzichte van de doordachte doorgaans niet berekend zijn. De schoren lopen daarom en op ervaring berustende constructies uit voorgaande vaak door tot op de begane grond. eeuwen. Schoorwerken werden meestal gebruikt voor vrijstaande Eenzelfde beeld leveren de kappen van de kerk van de overkappingen zonder buitenmuren, bijvoorbeeld van H.H. Engelbewaarders in 's-Gravenhage van de architect veilingen en perrons en rustten dan op houten stijlen (afb. Nicolaas Molenaar (1850-1933), gebouwd in 1913-1915 600). 11. De hoofdbeuk wordt geflankeerd door een complex Ook in deze constructies is veel gebruik gemaakt van geheel van dwarsschepen en zijkapellen, hetgeen naast ijzeren beugels. Schoorwerken volgens het hierbij ge- een springwerk over de hoge gewelven van de midden- plaatste schema (afb. 601) werden veel ontworpen en beuk een ingewikkeld stelsel van steile kapjes en lesse- toegepast voor bestelgoederenloodsen bij spoorwegsta- naarsdaken nodig maakt. Op enkele plaatsen moesten tions, onder andere te Naarden-Bussum en Oldenzaal stalen balkjes te hulp komen om de houtconstructies (NL 33,X: fig. 842 en 857). Met het verdwijnen van het steun te geven. stukgoederenvervoer bij de spoorwegen werden deze Een andere Haagse kerk, de Sint Paschalis Babylonkerk loodsen helaas overbodig 9. aan de Wassenaarseweg, in 1919 ontworpen door A.J. Kropholler, kreeg ook springwerken, waarvan de onder- steuning aan de onderzijde afwijkt van de gebruikelijke c. Springwerk constructie. Er werden als het ware korbeelstellen ge- maakt onder steekbalken, waarop de spantbenen en de De term springwerk is afgeleid van het Duitse Spreng- standzonen van de spanten rusten (afb. 655). Voor de werk, hetgeen ongeveer overspanningswerk betekent. stijfheid zijn op de spantbenen verzwaringen aange- Hierin ontbreekt een doorgaande trekbalk aan de kap- bracht, waarin de gordingen rusten. Alle onderdelen zijn voet. Wel zijn er schoren van het spantbeen naar een lager dubbel uitgevoerd en met veel beugels aan elkaar verbon- punt bij de muur. De schoren zijn verbonden met een den. Al deze voorzorgen hebben niet kunnen verhinde- stijl, die van de kapvoet langs de muur naar beneden ren, dat de steekbalken aan de binnenzijde naar beneden loopt. Er is een horizontale verbinding (blokkeel) tussen nijgen. stijl en schoor, vaak dubbel uitgevoerd (afb. 602). Op een hoger niveau is een trekverbinding tussen de beide spantbenen, meestal uitgevoerd als dubbele trek- platen. De kruisende onderdelen zijn meestal met bouten aan elkaar verbonden. Soms is er tussen de blokkelen een trekstang aangebracht om de zijdelingse druk op te vangen. Springwerken werden meestal gebruikt bij zichtbare kap- pen in grote ruimten. Het springwerk was zeer geëigend voor het vormen van een gestucadoord tongewelfvormig plafond, zoals gebruikelijk in de neoclassicistische archi- tectuur. Op die wijze is in de Nieuwe kerk te Zierikzee, gebouwd in 1848, een overspanning gecreëerd van 19,05 m tussen de muren. De kap heeft een dakhelling van 45° en is gedekt met leien (afb. 603). De springwerkspanten dragen aan de voet twee schoren naar de muurstijlen, zodat de doorbuiging van de spant- benen sterk wordt gereduceerd. De spanten zijn op tradi- tionele Hollandse wijze opgebouwd uit een onderjuk van balken van 24 x 30 cm, met erop een veel lichter drie- hoekspant, bestaande uit twee spantbenen en een make- laar. Gebogen schenkelspanten van het stucgewelf zijn aan dit bovenste makelaarspant aan kruisschoren opge- hangen. Bij neogotische gebouwen kwamen de oude bouwwijzen met steile daken en stenen gewelven wel eens in conflict met de moderne constructies. Een voorbeeld geeft de Sint Martinuskerk in Groningen, in 1893 gebouwd naar ont- 303 605. Zwolle, St.-Jozephkerk, 1840. Doorsnede over hoofd- spant (onder) en tussenspant (boven). spant (onder) en tussenspant (boven). 606. 's-Gravenhage. Gotische Zaal, 1840. Doorsnede over kapspant met "hammerbeam "-betimmering. 607. 's-Gravenhalte, Gotische Zaal. Interieur met "ham merbeam "-decoratie. 304 j,';,~~,,~ .,,. ,,;iic;% 608. 's-Gravenhage, Gotische Zaal. Gedeelte van "ham- merbeam "-decoratie. De bovenste balk is de eigenlijke kapbalk. Daar de afstand tussen de steunpunten en de hoofdspan- ten te groot is om door gordingen in één keer te worden overbrugd zonder dat zij te veel doorbuigen onder het gewicht van het dak, zijn er halverwege tussenspanten. De constructievorm ervan is afgeleid van die van de hoofdspanten, maar het karakteristieke element van een springwerk, de stijl (boven de kolommen) en de bijbeho- rende schoren, is vervormd. Op de trekbalken boven de zijbeuken is van stijl tot stijl een balk in de lengterichting van de kerkruimte gelegd. Daarop steunt in het midden, ter plaatse van de tussenspanten, een schuingelegde balk naar de kapvoet, waarop stijl en schoren steunen. Aldus ontstond een soort "hammerbeam"spant, zo kenmer- 609. Schema van een "hammerbeam "-spant. kend voor de late Engelse gotiek. In de 1 9de eeuw herleefde deze vorm in Nederland in historiserende ziende kappen, zoals de Gotische Zaal van d. Samengestelde constructies het voormalige Paleis aan de Kneuterdijk te 's-Gravenha- ge, begonnen in 1840 door G. Brouwer naar persoonlijke Vaak is een kapconstructie niet zonder meer in één van aanwijzingen van koning Willem II (afb. 606, 607, 608). de aangegeven typen onder te brengen. Bij grote afstan- Een nauwkeurige analyse van de kap levert echter de den tussen steunpunten, bijvoorbeeld in een kerk, zijn er conclusie, dat deze constructie weinig gemeen heeft met hoofdspanten en tussenspanten gemaakt, die vrij sterk de originele Engelse "hammerbeamroof ' of steekbalk- van elkaar kunnen verschillen. kap. Kenmerkend daarvoor is een tweetal niet-doorlo- Als voorbeeld bespreken wij hier de kap van de Sint pende steekbalken op de muur aan de dakvoet, onder- Josephkerk te Zwolle, gebouwd omstreeks 1840. De kerk steund door een muurstijl en een korbeel (afb. 609). Op heeft een breedte van 16,5 m. Er zijn gemetselde kolom- de naar binnen gerichte einden van de steekbalken rusten men, die in de richting loodrecht op de as van de kerk hart stijlen, die het doorbuigen van de spantbenen tegengaan. op hart gemeten op een afstand van 8 m staan en in de Niets van dit alles is bij de kap van de Gotische Zaal asrichting van de kerk op een afstand van 5 m, bij de waarneembaar. De "steekbalken" zijn ver onder de dak- voorgevel en het koor aanzienlijk meer. Er zijn stucgewel- voet aangebracht en de "korbelen" zijn slechts niet-con- ven, aangebracht onder tegen schenkelspanten, die aan structieve sierelementen. In feite is de kap een soort de kapconstructie zijn bevestigd. Deze constructiewijze springwerk, waaronder een hammerbeam-achtige versie- is gebruikelijk voor stucgewelven. ring is getimmerd. De hoofdspanten boven de kolommen worden gevormd Andere voorbeelden van historiserende ziende kappen door springwerken (afb. 605). Er is bij deze spanten op zijn de manege op het terrein van Diergeneeskunde van ruime schaal gebruik gemaakt van ijzeren beugels en de Rijksuniversiteit te Utrecht en het postkantoor te verankeringen, die met schroefbouten pen- en-gatverbin- Leeuwarden, beide ontworpen door rijksbouwmeester dingen bij elkaar trekken. C.H. Peters. 305 5. DRIESCHARNIERSPANT 6. VAKWERK Bij het ontwerpen van moderne constructies ging men de Een vakwerk is een constructie, waarbij balken en staven principes van de statica steeds meer benutten. Trek- volgens een stelsel van driehoeken aan de uiteinden of krachten en drukkrachten werden op de geëigende wijzen kruislings door middel van kruishouten of schoren tot toegelaten en wringende momenten zoveel mogelijk ver- een onwrikbaar geheel verbonden worden. Onderdelen meden. Hout laat zich daardoor gemakkelijk vervormen van een kapconstructie kunnen als vakwerk zijn uitge- als de afmetingen niet overmatig groot zijn. Een ideale voerd, zoals spantbenen van schoor- en springwerken. situatie is het aanwezig zijn van gelijk gerichte krachten, Ook kunnen spantbenen in een vakwerk aan de bovenzij- waarbij het buigend moment nul is, zodat onderdelen als de beweeglijk aan elkaar zijn verbonden, zodat een drie- het ware alleen tegen elkaar "leunen". scharnierspant is ontstaan. Een andere ideale omstandigheid is het, als op de plaats, Een vlak dak, een nok of een horizontale goot kunnen waar de constructie op de onderbouw of op de onder- worden ondersteund door vakwerkliggers. grond rust, alleen een verticale kracht wordt uitgeoefend. Vakwerken worden soms gebruikt om in combinatie met Van deze beide omstandigheden wordt gebruik gemaakt schuingeplaatste delen een vlak dakgedeelte te formeren. bij een driescharnierspant. Wanneer twee stijve spantbe- Er ontstaat dan een zogenoemd uitgeschoven spant (zie nen, bijvoorbeeld uitgevoerd als vakwerk of in gelami- afb. 612). neerd werk, aan de bovenzijde beweeglijk aan elkaar zijn verbonden door middel van geboute ijzeren platen en aan Reeds in de 19de eeuw waren vakwerken voor kapcon- de onderzijde niet zijn ingeklemd, spreekt men van een structies toegepast. Men had echter de consequenties van driescharnierspant. Dit kan zowel symmetrisch als asym- een optimaal gebruik van de mogelijkheden nauwelijks metrisch zijn uitgevoerd (afb. 610, 611). doorzien. Wanneer tussen de schuine (dak)lijn en het verticale ge- Van de Manege, die koning Willem II in 1846 aan de deelte een knik zit, wordt gesproken van een drieschar- Nassaulaan in 's-Gravenhage liet bouwen, bleven twee nierkniespant. De lijn kan, met name bij schenkelspan- modellen van de kapspanten bewaard (afb. 613). Beide ten en gelamineerde spanten, ook vloeiend verlopen. zijn ontworpen als een soort vakwerk met kruisschoren in Bij een driescharnierspant wordt op het verbindingspunt het onderste gedeelte. van de beide spantdelen boven in de kap alleen een reac- Het gebouw werd in 1853 omgebouwd tot kerk. Daarin tiekracht uitgeoefend, waarmee beide delen tegen elkaar bevonden zich gietijzeren kolommen, die optisch het rusten en elkaar in evenwicht houden. Dit punt is door- stucgewelf ondersteunden (afb. 614). Eén van de model- gaans in ijzer uitgevoerd. len komt daarmee overeen, zodat dit als voorbeeld bij de bouw gediend zal hebben. De kerk werd in 1971 afgebro- ken onder handhaving van de voorgevel. Het model toont een vakwerkligger, die rust op de ijzeren kolommen. De onderbalk bestaat uit twee delen, die in het midden gelast zijn. De ligger is doorgetrokken tot de beide zijmuren. Het schuine dak loopt van kolom tot kolom. De gedeelten tussen de schuine dakvlakken en de gekanteelde borstweringen waren vlak afgedekt. Het 610. Schema van een symmetrisch kniespant (drieschar- stucgewelf hing aan schenkels, die het onvolledige model nierspant). gedeeltelijk toont. 611. Schema van een asymmetrisch kniespant (drieschar- 612. Schema van een uitgeschoven vakwerkspant. nierspant). 306 Ook voor herstelwerk in oudere gebouwen werden mo- derne vakwerkconstructies toegepast, niet altijd met het gewenste resultaat. In 1842 en volgende jaren werden 411*- ingrijpende verbouwingen uitgevoerd aan de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. Daarvoor werd advies uitgebracht door Is. Warnsinck uit Amsterdam, de stads- architect G. van der Wielen en de ingenieur Beyerink. In de zuidbeuk werden de stenen gewelven en de gordelbo- gen onder de goten tussen de dwarsgeplaatste kappen uitgebroken. Daardoor verloren de kappen hun steun- punten. Ter vervanging daarvan werden houten vakwerkliggers gemaakt, zonder dat er in de bewaard gebleven bestekken een behoorlijke omschrijving van is te vinden. Een dergelijke naderhand ingebrachte con- structie is in eerste aanleg onvoldoende en onjuist belast. Ernstige doorzakking was het gevolg, zowel van de vak- werkliggers als van de oorspronkelijke kappen. 613. 's-Gravenhage, Willemskerk, 1846. Modellen van kapspanten. 614. 's-Gravenhage, Willemskerk, 1853. Interieur met gietijzeren steunpunten van de kapspanten. • ., rcmrur // H:,r,~,/bF y . ~...~~;...::. J .... Nf .:.u.G.„ywu„y/,4.'w~ '~t"y..iv, .r ,, J. ~14hYh'//~~ y, ~ ~~ i~/~b ' ,~,«.nn~w~n°~»,~~r~w. ' ~N ~/~%/ rox~w,wu ' y 307 7. BOOGSPANTEN 4 117 -- ,117 - ;k - - - .. 071 ,)! ~-_ 1 II II ~ - . ii .—~s . . , ii i , • ~I , ~ . ' ~ ~ ~ 1 { • . I III DOORSNEDE A-6 AlFf iihim,%t,f,, 60VYNAANZIQtT dJ C b4a&~ .~,I, i Voor het overspannen van brede ruimten was de spant- , «7~ st~a®»»»~ _.._..~ vorm, waarbij de krachten als het ware vloeiend van -11417\44_ boven naar beneden worden geleid, favoriet. De spits- \\,e ., boog bleef de vormgeving van kerkruimten beheersen. ~ Voor grote hallen was een ongeveer ellipsboogvormige '4.4, doorsnede veel gebruikt. _$M Voor al deze vormen werden spanten ontwikkeld, ge- AANZKMT 6D D I' bruikmakend van nieuwe technieken. a. Schenkel- of Philibertspanten Philibert de 1'Orme (1512-1577), bouwmeester te Lyon en bouwkundig raadsman van koning Henri II van Frankrijk, ontwikkelde in 1561 een houten boogspant, dat werd samengesteld uit korte planken, ca. 1,3 m lang DETAIL C met de hoogte in de spantrichting, in de vorm van een cirkelsegment. Dergelijke planken kunnen worden aan- geduid als schenkels. Deze schenkels liggen in twee of 615. Aalsmeer, groenteveiling, 1929. Kniespant in vak- meer lagen tegen elkaar met verspringende stuiknaden. werk, met details. De spanten staan dicht bij elkaar en worden gekoppeld met planken. Men kon op deze wijze overspanningen maken tot 15 m. In Frankrijk heeft deze constructiewijze in de 16de eeuw slechts een beperkte toepassing gehad 12. De wedergeboorte van de spanten "à la Philibert de l'Orme", zoals zij in een bestek van 1863 van de Cavalle- riekazerne te Amsterdam werden genoemd, werd in 1783 bewerkstelligd bij de bouw van de Halle au Blé te Parijs door de architecten Legrand en Molinos (NL 36). De constructie evolueerde naar gebogen spanten, opge- bouwd uit op elkaar gespijkerde schenkels, die vaak al- Een fraai voorbeeld van de toepassing van vakwerken bij leen aan de bovenzijde rond gezaagd zijn (afb. 616). Wij een houtconstructie is de overkapping van de groentevei- duiden dit type aan als schenkelspant. ling te Aalsmeer (afb. 615), in 1929 ontworpen door A.J. Berghoef (NL 33,X: 106). De overspanning bedraagt 27,80 m. De spanten zijn uitgevoerd als driescharnier- kniespanten in vakwerk. De langswanden hebben in de bovenzone een vakwerkligger, die de verstijving in de lengterichting van de constructie bewerkstelligt. Ook bo- ven in de kap is een vakwerkligger ter weerszijden van de doorlopende lantaarn (die voor het daglicht midden in de ruimte zorgdraagt). Veel delen van deze houtconstructie zijn uitgevoerd in meerdere lagen, tot vier, en de verbin- dingen zijn alle tot stand gebracht met bouten en moeren en kramplaten, die met geringe middelen grote krachten kunnen overbrengen en verdraaien onmogelijk maken (zie hoofdstuk IV-1). 616. Principe van een gespijkerde schenkelconstructie. 308 Men kan deze spanten gebruiken om er in elke gewenste sterk, dan kan men klossen tegen de dakstoelen nagelen, vorm een dak omheen aan te brengen. Dat kan gebogen en daarop gordingen leggen, welke vervolgens de spanrib- dakvlakken hebben of gebroken zijn als Mansardedak. ben, enz. van een gewoon dak dragen. Bij zeer wijde be- Uitermate groot belang hechtte men in de ontstaanstijd spanningen kan men de volgens Philibert de l'Orme za- en in de 19de eeuw aan materiaalbesparing, die met deze mengestelde kappen ook door hangwerk versterken, door constructie bereikt kon worden. J.D. Pasteur beschreef het aanbrengen van twee dakstoelen boven elkander, de Philibertspanten in zijn Bouwkundig Woordenboek waarvan de bogen met verschillende stralen zijn beschre- (1850) als volgt: ven, en waarvan de onderste aan den bovenste wordt ge- "Met veel minder kosten en minder bouwstoffen kan men hangen. Deze voorzorg is bijzonder aan te raden, wanneer zulke wijde ruimten overspannen, wanneer men gebruik eene zaal met een ton- of koepelwulf moet gedekt worden, maakt van een kapwerk volgens de uitvinding eens Fran- hetwelk minder vermogen bezit, om het dak te dragen, dan schen bouwkundige, Philibert de l'Orme genaamd, die in het Gothische wulf. de 16de eeuw leefde, en vele zulke daken ontworpen en De voordelen, welk de kappen volgens Philibert de l'Orme uitgevoerd heeft. Daar men thans, vooral aan militaire opleveren, zijn menigvuldig en niet te miskennen. De voor- gebouwen, veel gebruik maakt van de kapwerken, of al- naamste zijn de volgende: thans het hoofddenkbeeld derzelve in uitoefening brengt, 1. Dat zij niet alleen veel minder hout vorderen dan gewo- zoo achten wij het noodig daarvan een duidelijk denkbeeld ne kappen, en dus minder wegen, en minder kosten; maar te geven. dat men geen hout van groote afmetingen behoeft, hetwelk Een dakstoel volgens Philibert de l'Orme, bestaat uit twee doorgaans de kostbaarheid van deze bouwstof uitmaakt. houten cirkelbogen, welke van onderen met pen en gat of Men kan uit de slechtste en kromst gewassen boomstam- met tanden in den zolderbalk of in daartoe afzonderlijk men nog zeergoedeplanken van 1 tot 2 el lengte zagen, dat aangebragte liggers rusten en, van boven zamengevoegd bijna alles is, wat men tot zulk een dak noodig heeft. zijnde, den vorm van een Gothisch wulf uitmaken. Ieder 2. Dat zij niet alleen ligter zijn dan gewone daken, maar dezer cirkelbogen is zamengesteld uit korte planken van ook loodregter drukken, dewijl de onderdeelen der bogen 1 1/2 a 2 el lengte, 4 duim dikte en 25 tot 30 duim breedte. bijna te lood op de zolderbalken staan. Deze planken worden dubbel, drie- of viervoudig, naar 3. Dat zij de meest mogelijke ruimte op de zolders aanbie- mate het gebind sterk moet zijn, zoodanig op en tegen den, en dat deze ruimte noch door bindbalken, noch door elkanderen gelegd, dat iedere voeg door het midden eener korbeelen, hanebalken, schooren en wat dies meer zij, plank gedekt wordt, en dat al de planken op het middel- belemmerd wordt. punt, waaruit de boog geschreven is, aanloopen. Door het 4. Dat bij gebouwen, welke Beengin zolder noodig hebben, midden der zamenvoegingen worden langwerpig vierkan- ook gene zolderbalken of zoldering behoeven te worden te gaten gesneden, van 10 duim lengte en 3 duim breedte, aangebragt, omdat de kap zelve eene zeer schoone zolde- en daardoor ribbetjes of regels van dezelfde afmetingen ring of plafond aanbiedt. Dat men dus ook geene of geen gestoken, waarin aan iedere zijde des planken dakstoels noemenswaardige zijmuren behoeft op te trekken, maar een gat is geboord, van 2 1/2 duim vierkant. Door deze de dakstoelen op goede penanten of fondsringen, welke gaten worden houten wiggen geslagen, welke het gansche weinig of niet boven den beganen grond verheven zijn, kan zamenstel opsluiten en tot één geheel maken. Men heeft stellen. daarbij geene spijkers noodig, dan om de planken bij het Het is daarentegen ook niet te ontkennen, dat een zamen- oprichten zamen te houden, waartoe men ook houten pin- stel van zoo vele kleine houtdoelen, welke alleen met hou- nen kan gebruiken, die naderhand weder kunnen worden ten wiggen zijn opgesloten, met der tijd, door het onvermij- uitgetrokken. In den top des wulfs of in de nok, vereenigen delijke uitdrongen en trekken derzelve, geheel los moet zich de beide bogen tegen eene, op haren kant Bestelden, geraken, en daardoor deszelfs kracht moet verliezen. Het plank, van 10 of 12 duim dikte, waarin zij met tanden is waarschijnlijk om deze reden, dat men zich in de Neder- gewerkt worden, of zij worden half en half op elkander landen wel van planken dakstoelen volgens Philibert de gekeept, eenen soort van vork uitmakende, waarop de nok l'Orme bedient, maar de planken behoorlijk zamenspij- rust. kert, daarop gordingen legt, welke op klossen rusten, en Eene menigte zulke dakstoelen, naast elkander gesteld en overigens de spanribben en gewone bedekking op deze door de boven genoemde ribbetjes of regels (liernes, trin- gordingen aanbrengt, namelijk dat men in de vork van gles) als het ware aaneengeregen, maken een wulf uit van lederen dakstoel eenen makelaar heeft gesteld, om de nok eenen onbegrijpelijke sterkte; dewijl het geheel uit, op hare te dragen. kanten gestelde, planken bestaat. Aan dit wulf kan men Men gebruikt tot zulke dakstoelen gewoonlijk groenen zoodanige gedaante geven, als men verkiest. De planken deelgin; doch men kan zich ook van dennen, olmen of bogen kan men inwendig met latten benagelen en plafon- esschen bedienen. Voor eene spanning van 5 tot 6 el neemt neren, of met dunne planken bekleeden, en deze beschilde- men de planken 25 duim breed en 4 duim dik, en spijkert ren. Van buiten benagelt men dezelve insgelijks met lat- die dubbel op elkander. Voor eene spanning van 35 tot 40 ten, om daaraan gewone pannen af te hangen of met el behooren zij 40 duim breed en 15 duim dik te zijn, en planken voor een leijeu dak. Beide deze bedekkingen kun- insgelijks dubbel op elkander genageld te wezen. De afme- nen zonder zwarigheid op de bolle vlakte, welke zulk een tingen voor spanningen, tusschen deze uitersten invallen- dak daarstelt, worden aangebracht, mits de bogen met de, kan men naar evenredigheid berekenen; doch men kan groote stralen zijn beschreven, hetwelke gemeenlijk ge- zoo wel duims planken drie dik op elkander spijkeren, als schiedt. Is echter de ronding voor zulke bedekkingen te 6 duims planken dubbel. Bij zulke dikke dakstoelen zal 309 619. Utrecht, Dansveld 12, Margarethahof, einde 18de eeuw. Reconstructie oorspr. toestand. Toepassingen in Nederland De oudste bekende schenkelspanten in Nederland dagte- kenen uit het einde van de 18de eeuw. Bij de bouw en verbouw van militaire gebouwen paste de genie talrijke ,.. malen schenkelspanten toe, onder meer aan de manege te Breda (1827), het Markiezenhof te Bergen op Zoom na 617. Bergen op Zoom, Markiezenhof. Schenkelspanten, 1862 (alb. 61 7), de Cavalleriekazerne te Amsterdam na 1862. (1863), het militair hospitaal te Doelburg (1880) en de Marechausseekazerne te Eindhoven (1909). In het kas- teel van Woerden werden behalve rechthoekige ruimten ook een achthoekig keukengebouw overdekt met een kap met schenkelspanten, die een gebroken dak dragen. De schenkelspanten zijn in verschillende constructie-uit- voeringen en vormen toegepast. De schenkels kunnen met verspringende stuiknaden op elkaar gespijkerd zijn (afb. 616). Een ander type heeft ter weerszijden van de stuiknaden twee bouten, die aan beide zijden van het spant twee ijzeren strippen vastklemmen, waarmee de schenkels op elkaar bevestigd werden. Een variatie op dit thema kent kruislings aangebrachte strippen. De schenkelspanten zijn in verschillende vormen uitge- voerd. De eenvoudigste vorm is één rondlopende halfcir- kelvormige boog. Twee cirkelsegmenten konden ook tot een spitsboog worden samengevoegd (afb. 618). De 618. Schema van spitsboogvormige schenkelspanten. spantdelen kunnen elkaar ook kruisen en in de richting van het dakbeschot doorlopen. Een derde vorm kent twee knievormige spantbenen met rechte stukken, die elkaar men echter wèl doen, schroefbouten in de plaats van spij- in de nok ontmoeten. Tenslotte kennen wij een type met kers te gebruiken. Het komt er overigens hoofdzakelijk op kruisende cirkelsegmenten en rechte stukken, die elkaar aan, dat de bogen volkomen naar den cirkel worden uitge- bij de nok ontmoeten. Op de schenkelconstructie kan ook slagen, en dat alle voegen op het middelpunt aanloopgin. een driehoekige constructie geplaatst zijn van normaal De straal, waarmede men den boog beschrijft, wordt het massief hout, een zogenoemde spruit. gevoegelijkst een derde groter dan de hoogte van dien boog In de spanten kunnen nog elementen voorkomen als een genomen. Zulks hangt echter ook veel af van den vorm, verticale makelaar van het hoogste punt van het boog- welken men aan het dak wil geven. spant naar de nok, die een nokgording ondersteunt. Ook Bij bovengenoemde afmetingen kan men de dakstoelen kan een horizontale hanebalk voorkomen en eventueel voor alle bespanningen 3 el uit elkander plaatsen. Die, kunnen er schuingeplaatste schoren zijn. Deze elementen welke de hoekkepers moeten dragen, worden met al de kunnen ook dubbel zijn uitgevoerd, aan weerszijden van halve dakstoelen, welke tusschen en naast deze een weinig het schenkelspant. schuin komen te staan, en die met eenen grootaren straal Het dakbeschot en de dakbedekking kunnen worden ge- dan de overige beschreven zijn, van boven met de nok in dragen door latten, die direct op de gebogen spanten zijn eenen zelfden makelaar vereenigd." bevestigd, door sporen van de nok naar de muurplaat, of N.B.: een (Nederlandse) el is een meter, een (Nederland- door horizontale gordingen, die zowel op hulpconstruc- se) duim is een centimeter. ties als op de spantbenen kunnen rusten. Er waren ook auteurs, die waarschuwden voor het ge- Meestal zijn de spanten boven een zoldervloer geplaatst bruik van Philibertspanten omdat er naar hun mening en voor lagere niveau's aan het gezicht onttrokken. Bij veel nadelen aan de constructie kleefden. Met name het hallen en representatieve ruimten zijn zij wel van bene- aanbrengen van de gordingen op de vaak niet meer dan den zichtbaar. Dan is er vaak meer zorg aan de afwerking twee planken brede schenkels leverde problemen op 13. besteed. 310 .`,,,,,, a 620. Vijlen, R.-K. pastorie, XIXA. Er zijn ook bestaande daken versterkt met schenkelspan- ten, onder meer in de Hervormde kerk te Uithuizermee- den (Gr.). De Hollandsche Maatschappij schreef tussen 1850 en 1860 jaarlijks een prijsvraag uit voor een modern boerde- rij-ontwerp. Bij de gepubliceerde ontwerpen is opval- lend, dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van schenkel- spanten14. Op de spanten rustten gordingen, waarover "juffers" (daksparren van rondhout), vaak gedekt met riet. Ook bij uitgevoerde boerderijen uit de tweede helft van de 19de eeuw vinden wij schenkelspanten, zoals in de stal van "Den Eng", Middenweg 0.1 bij Wijk-bij-Duur- stede 15, waar de schenkelspanten geplaatst zijn op de gebruikelijke stalgebinten, bestaande uit twee stijlen en een balk. Er is een korbeel tussen de beide stijlen en de balk. Interessant is hier het samengaan van een traditio- nele constructie uit het zogenoemde hallehuis met een moderne kapconstructie. Ter illustratie bespreken wij hier enkele specifieke voor- beelden van spanttypen, zonder daarmede volledig te willen en kunnen zijn. Eén van de oudste bekende voorbeelden van schenkel- spanten is aangetroffen in het pand Jansveld 12 te Utrecht (NL X 56a) en dateert uit het einde van de 18de eeuw (afb. 619). De spitsboogvormige spanten waren ver- sterkt met een makelaar en een hanebalk en met stijlen langs de borstwering op de vloerbalken. Tussen de stijlen en de hanebalk zijn korbelen aangebracht, die met pen- en-gat zowel in de stijl als de hanebalk verbonden zijn. Inkepingen voor zware latten aan de bovenzijde van de schenkels tonen aan, dat het dak een gebogen vorm heeft gehad. Wellicht is het met lood gedekt geweest. Vijlen (L.), Vijlerberg 33. Eerste helft 19de eeuw. Over- 621. Ketelhuis in spanning 7,5 m (afb. 620). De spanten bestaan uit halfcir- kelvormige bogen van 15 cm hoogte. De schenkels zijn 2,5 cm, 9 cm en 2,5 cm dik, waarbij de dikte van het middelste deel opvalt. De lengte van de schenkels is 622. Amsterdam, Westergasfabriek, 1855. Ketelhuis in groot: 2 tot 3 m. De schenkels zijn tweezijdig gespijkerd, het hout is ongeschaafd1ó. , Amsterdam Amster am Westergasfabriek, Westergasfabriek, 1855. 1855. machinegebouw. machinegebouw. Detail van gebout schenkelspant. Amsterdam, Westergasfabriek, machinegebouw en me- terhuizen, 1855 (NL X 57). Overspanning resp. 11 m en 5,5 m (afb. 621, 622). De spanten bestaan uit halfcirkel- vormige bogen van twee lagen schenkels, die met bouten aan elkaar verbonden zijn. De stuiknaden met zijn kruis- lings aangebrachte strippen aan weerszijden versterkt. De spantbogen lopen een eind langs de muren naar bene- den en worden met blokkelen aan de muurplaat verbon- den. Het dakvlak wordt gedragen door rechte kapbenen. De nok is met een makelaar verbonden aan de boogspan- ten. Opvallend is de visgraatvormig aangebrachte bin- nenbeschieting van het dak, die een windverband vormt. De horizontale krachten worden door de muren opgeno- men. Bij de grootste overspanning zijn later trekstangen aangebracht. 311 Arnhem, Jansstraat 24. Eerste kwart 19de eeuw. Over- spanning 6,25 m (afb. 623). De spanten bestaan uit spits- boogschenkels, die gepend zijn in een makelaar. De schenkels zijn gespijkerd, 24 cm hoog en samengesteld uit drie lagen van 2,2, cm, 3,0 cm en 2,2 cm dik. De lengte van de schenkels is 1,5 m. De spantbenen steunen op sloffen, dwars op de richting van de balklaag eronder 17. Delft, Burgwal 20, voormalige pastorie van de Sint Jo- zefskerk, 1830. Overspanning 11,65 m (afb. 624). De 623. Arnhem, Jansstraat 24, achterhuis. spanten bestaan uit twee elkaar kruisende cirkelsegmen- ten, die samen een spitsboog vormen en "in verband" zijn gemaakt met rechte spantbenen onder de dakvlak- ken. De schenkels zijn gespijkerd op opgebouwd uit vier lagen. De hoogte van de schenkels is 25 cm, de lengte is ca. 2 m. Amsterdam, Cavalleriekazerne, hoofdgebouw, Sarphati- straat 112, 1863. Overspanning 12,5 m (afb. 625). De kap bestaat uit 25 hele en 10 halve spanten (waarvan 4 als hoekkeper en 6 in de eindschilden). De vijf halve spanten bij de kopgevels zijn ingelaten in een zeskante makelaar. De spanten zijn opgebouwd uit schenkels, die aan elkaar gebout zijn naast de stuiknaden van de beide lagen. On- der twee bouten is in de hoogterichting aan weerszijden van het spant een ijzeren strip aangebracht. De schenkels zijn 35 cm hoog, 6 cm dik en 1,70 m lang. Volgens het bestek zijn die van dennehout. Zij rusten door middel van ijzeren schoenen op de ijzeren vloerbalken, met uit- 624. Delft, Burgwal 20, 1830. zondering van de vier hoekspanten, die op eiken sloffen staan. De spanten zijn met twee blokkelen van 12 x 17 cm aan de muur bevestigd. Rotterdam, Wijnhaven 15. Overspanning 6 m (afb. 626). De spanten bestaan uit knieschenkels met een makelaar en een hanebalk. De schenkels zijn 25 cm hoog en bene- den samengesteld uit stukken van 0,7 en 1 m lengte; het bovenste rechte deel is ca. 3,5 m lang. Breda, voormalige manege van de Koninklijke Militaire Academie, 1827. Overspanning tussen de muren ca. 22 m. Gesloopt 1962 (afb. 62 7). Het bestek van deze kap is in bijlage A 18 opgenomen. Deze kap is een "huzaren- stukje" van constructiekunst geweest. De spanten waren opgebouwd uit elkaar kruisende cirkelsegmenten, die een vlakke spitsboog vormden en "in verband" waren ge- i zeren balk 0,25 6%1,0)2 breed-k. bouwd met rechte spantbenen onder de dakvlakken (afb. 628). De schenkels bestonden uit twee lagen van 5 cm 625. Amsterdam, Cavalleriekazerne, hoofdgebouw, 1863. dikte en 40 cm hoogte. De rechte spantbenen waren sa- mengesteld uit vier lagen hout van 5 x 50 cm. Op vele plaatsen waren ijzeren beugels ter versterking aange- bracht. De schenkels waren zeer overvloedig op elkaar gespijkerd. De makelaar was opgebouwd uit twee stuk- ken van ieder 19,5 x 19,5 cm doorsnede. De spanten \ stonden 1,35 m uit elkaar tegen inwendige steunberen in de zijmuren, die mede de enorme zijdelingse druk moes- ten opvangen. 626. Rotterdam, Wijnhaven 15. 312 , ~., ~ ~';~ ^s6 .,.. , .. í,•G~.áim.,w „ s~`~; ', 9•~•,,,i sÍ`~~,, /44540/ ~~~:~ï%O~%//,~ , ~~.~,~á`~, H'~~~//í~//~/C~!/~.,~,~,.~i~";7', 627. Breda, voorm. manege, 1827. Interieur (1961). It II 11~, 1 L SPOREN h.o.h. 48 cm } DOORSNEDE D-E AANZICHT C 2x 5.50 ± 22 m GEDEELTE PLATTEGROND C 628. Breda, voorm. manege, 1827. Doorsnede over kap, met details. 313 L_- --_J ~--- - ~-- – ---+ F-- --a D5N A 629. Barneveld, De Schaffelaer, 1852. Barneveld, Huis De Schaffelaer, 1852. Architect: A. van Veggel, 's-Hertogenbosch. Overspanning 10 m (afb. 629). Deze spanten zijn eigenlijk geen schenkelspanten in de betekenis, zoals die hiervoor steeds als afgeleide van het systeem van Philibert de l'Orme is gehanteerd. De span- ten zijn opgebouwd uit twee cirkelsegmenten, die een vlakke spitsboog vormen en opgebouwd zijn uit twee van elkaar door een ruimte van ca. 3 cm gescheiden schen- kels. Op het spant staat een spruit met een makelaar van 5 cm dikte, die tussen de beide 4 cm dikke schenkels is ingelaten. De voet van de schenkelspanten bestaat uit twee delen met een niet-parallelle boven- en onderzijde. 630. Laag-Keppel, Keppelse IJzergieterij, ca. 1840. windscllovew vim and gr p s ènE1 112.1rr boven3 boven 3 vte., onácr 5 onder i hH/ áoven 7 deL'ai1 bovw v11~~ amber, 9 ekramcel be els k9 ,\Nhipb,t loft, Erck.ab a H rode 6slusba, ill .1 4c-5 x ior4i 1t 21f-21 cM 101: 6 cm boA 20 two: Norx1:14cf elke. wt 10 PIS.,9 9 SPANTEN N o H 2,75-2.95M 17.85 N 314 een heel opvallende constructie, die gelijkenis vertoont met de principes van Emy (afb. 630). De negen kapspan- ten werden ieder gemaakt van twee krom gebogen boomstammen van ongeveer 13 m lengte. Deze onder- gingen hiertoe een bijzondere behandeling. De stam werd vanaf het worteleinde, dat een diameter had van onge- veer 33 cm, in de lengte middendoor gezaagd tot ruim 3 m onder de top. Vervolgens werd van ca. 70 cm van de onderkant aan weerszijden van de eerste zaagsnede een andere gemaakt, eveneens tot ruim 3 m onder de top. De beide laatste sneden lopen dus niet door tot de onderkant. 631. 's-Hertogenbosch, Zuidwillemsvaart 177, zijvleugel Vervolgens werd de stam kromgebogen. Na het buigen Schilderstraat, kort voor 1854. werden er aan de voet van de stam en even boven het sterkst geknikte deel een ijzeren bout door aangebracht, haaks op de zaagsneden. Ook werden er 13 tot 16 smeed- ijzeren beugels, bestaande uit twee met smeedijzeren krammen naar elkaar getrokken delen, om geklemd. Op deze wijze ontstonden knieboogspanten, die in de afgelo- pen anderhalve eeuw weinig vervorming hebben onder- gaan. Wel moesten er trekstangen ter hoogte van de 4,5 m boven het maaiveld gelegen kapvoet worden aange- bracht. De toppen van de gebogen spantbenen werden heel traditioneel in een makelaar gepend en verbonden door een hanebalk, die met bouten aan de spantbenen is verbonden. Aan de onderzijde is na het buigen tussen de binnenste en de buitenste zaagsnede een hoogteverschil van ca. 17 cm opgetreden tengevolge van het verschil in straal van de beide delen ter weerszijden van de middelste, doorlopen- de zaagsnede. Om dit verschil te fixeren is in het midden b. Emyspanten behalve de al genoemde bout ook een eiken deuvel met een rechthoekige doorsnede van 10 x 4,5 cm ingebracht, Bij schenkelspanten zijn rechtop staande planken ge- schuingeplaatst ten opzichte van de vezelrichting van het bruikt. Wanneer men gebogen spanten zou willen maken hout. Een effectieve werking hiervan kan betwijfeld wor- van platliggende en op elkaar gestapelde planken of latjes, den (D 31: 43). zal men die planken moeten buigen. Die techniek werd In het vlak, dat wordt gevormd door de rechte bovenzij- met name in de scheepsbouw reeds enige eeuwen toege- den van de spanten, zijn over twee spanten doorlopende past door middel van verhitting. De kunst is om die windschoren bevestigd, die over twee spantvakken door- buiging permanent te doen zijn. In de late middeleeuwen lopen. en de 16de eeuw werd gebruik gemaakt van kromge- Op de spanten rusten aan weerszijden van het dak vier groeid eikehout. Naaldhout verdraagt geen kromme de- gordingen en in het midden ligt een nokgording op de len. Men kan proberen het te forceren met beugels, bou- makelaars. Over de gordingen zijn sporen gelegd, die een ten, deuvels en andere verbindingsmiddelen, maar steeds pannendak ondersteunen. zal het naaldhout proberen weer zijn oorspronkelijke De kap werd in 1988 gesloopt. stand in te nemen. De zijvleugel aan de Schilderstraat van het voormalige Omstreeks 1825 vond de Franse genie-kolonel Emy voor Huize Sint Agnes, Zuidwillemsvaart 177 te 's-Hertogen- excercitiehallen een mogelijkheid om grote steunpunt- bosch, daterend van kort voor 1854 (b), heeft een kap met loze overspanningen te maken. Hij vormde boogspanten, Emy-achtige spanten (afb. 631). Zij zijn vervaardigd uit die gevormd werden uit planken, die liggend op elkaar grenehout. Aan de onderzijde van de 20 cm hoge spantbe- werden gestapeld. De delen werden in de dikterichting nen is over een lengte van ongeveer 2,5 m een vijftal gebogen en afwisselend op elkaar geklemd door middel parallele zaagsneden aangebracht, waarna deze gedeelten van bouten en van beugels, die om het pakket planken gebogen zijn. Er zijn vier bouten door geboord met een werden geklemd. ronde vaste kop en aan de andere zijde een moer op In Frankrijk en later in Duitsland zijn op deze wijze schroefdraad. Op de spanten rusten aan weerszijden twee gebogen kapspanten gemaakt, maar de verschillende de- gordingen en er is een nokgording. Over de gordingen len konden iets van elkaar verschuiven. werd een staand dakbeschot getimmerd. De kap was door Storm van 's Gravesande behandelt deze constructiewij- stucwerk aan het zicht onttrokken maar is thans na een ze in zijn Handleiding voor kadetten van de genie 18. renovatie wel zichtbaar 20. Omstreeks 1840 (a) ' 9 werd voor de Keppelse IJzergieterij Ook in Delft zijn enkele panden, waarin dergelijke gebo- te Laag-Keppel (Gld.) een giethal gesticht met een over- gen spanten voorkomen, onder andere Oude Delft 29/31 spanning van ca. 18 m. Daartoe bouwde men een kap met en 150 (vermoedelijk 1875) en Koornmarkt 34 21. 315 VC4AKA6,L WinDVCtzD3nno DC[e.IL GOROrit,. R•w I wm0VGq5A110 n na VLAK % GOI?DInGCn -T DODO/rtOl: C.O. toCM6 . V• 61 RI ...pours M NM.mlhO LAJ01 !h kMmDOW1lN Met bOdDln % 41 ovLAIGe ¢ Ib DIAL matt YZ[ ne +exr. 0.Aat~c 65.60 to MK .1 owtehn , i 'M, DETAIL B LAfCnGLatM o1rc e 14. ~6 6»1~1 _.~ .61. rtl~ t.n ..~. . C•~ MAW, CLA41T bY pC flat( 'WAAL I+KO ~ .~ DEAL. c tatRJIkOC 4 DOORMIX ni WLDVIDIG. rot1TrN KLaD.#Nff ,OOR DC . TE rte. ARCCI. C.MtaN MCORJCLOPfTW. C'L11.rKJYrn 632. Scheveningen, 0.L. Vrouwe van Lourdeskerk, 1924. c. Volwandige spanten scharnierspanten. Om een topscharnier te vormen zijn de houtgaten onder de knoopplaten in een van de beide Men kon een spant maken, waarbij de ruimte tussen spanthelften ovaal gemaakt. Iedere spanthelft heeft een spitsboog en daklijn massief met hout gevuld is. Een I-wormige doorsnede, waarvan het lijf wordt gevormd voorbeeld daarvan vormt de kap van de O.L. Vrouwe van door kruislings over elkaar gespijkerde delen. Deze dub- Lourdeskerk te Scheveningen, die in 1924 werd gebouwd bele laag is aan weerskanten betimmerd met dunne delen. naar ontwerp van C.M. van Moorsel. De spanten werden De liggende delen van de I, de flenzen, bestaan uit vier berekend door ir. L.H. Huyds (NL 33,X: fig. 232). Er zijn ribben, die aan het lijf en aan elkaar gekoppeld zijn door vijf kapspanten met een spanwijdte van ruim 20 m (afb. bouten. De bovenflens is recht, de onderflens spitsboog- 632). Die rusten op 4,75 m boven de vloer op kolommen vormig gebogen. Daartoe zijn de ribben voor de onder- van gewapend beton. De spanten zijn berekend als drie- rand gebogen in hete stoom. 316 PLATTEGROND d. Vakwerkspanten Op bijzondere wijze is in 1926 van vakwerkspanten ge- bruik gemaakt bij de overkapping van de gecompliceerd gevormde ruimte van de Gereformeerde kerk aan de Kloppersingel te Haarlem, naar ontwerp van B.T. Boeyinga volgens de berekening van ir. J.H.J. op den Oordt (afb. 633). Op twee topgevels rust een nokligger 0 in vakwerk van 22,70 m lengte. Loodrecht erop is een hoofdspant I van 27 m breed en 18 m hoog. Het is bere- kend als een driescharnierspant. Evenwijdig aan dit hoofdspant staan drie spitsboogvormige vakwerkspanten (IV, III en V), evenwijdig met de nokligger twee soortge- lijke spanten (VI en VII). De knooppunten van de vak- werken zijn verbonden met bouten en moeren en kram- platen 22 (zie hoofdstuk IV-11: Verbindingsmiddelen). Onder de kap is een gecompliceerd stucgewelf aange- bracht. Boeyinga ontwierp in hetzelfde jaar een kleinere soortge- lijke kerk te Bergen (N.H.), overspannen met elkaar doorsnijdende schoonwerken, eveneens met stucgewel- ven. Op de kruising staat een dakruiter, die rust op twee elkaar kruisende vakwerken, die boven in de schoorwer- ken liggen (NL 33,X: fig. 846). e. Gelamineerde spanten Karl Friedrich Otto Hetzer (1846-1911) heeft in Weimar de plankjes voor een gebogen spant voor het eerst op 1 14-11.40 --14 r elkaar gelijmd, waardoor wel een onverbrekelijk geheel ontstond (NL 35). De brede kant van de planken volgt de le- 15.40 .--41 10---- 13.40--)1 onderrand van de constructie. Er werd een besparing aan materiaal en gewicht bereikt door de doorsnede van een spant niet rechthoekig maar I-wormig te maken. In 1907 kwamen de eerste spanten van op elkaar gelijmde plank- jes, de zogenoemde gelamineerde spanten, op de markt. De dakvorm kan de spantvorm volgen, maar er zijn ook 633. Haarlem, Ger. kerk Kloppersingel, 1926. Construc- vele gebouwen, waarbij de dakvorm niet parallel loopt tieschema. aan de spantlijn. 317 634. Amsterdam, voorm. RAI-gebouw, 1922. Interieur. 635. 's-Hertogenbosch, Veemarkt, 1930. Interieur. 635. 's-Hertogenbosch, Veemarkt, 1930. Interieur. otat 318 Sedert 1921 zijn deze constructies in Nederland gefabri- ceerd en toegepast. Over het algemeen zijn het drieschar- nierspanten, soms vlak paraboolvormig, soms in de vorm van kniespantbenen, die elkaar onder een stompe of rech- te hoek in de nok ontmoeten. De beide benen van een spant kunnen eventueel verschillend van vorm zijn, zo- dat een asymmetrisch spant ontstaat. Ook andere spant- vormen kunnen worden samengesteld uit gelamineerde onderdelen. Er zijn op deze wijze zeer boeiende construc- ties en ruimten ontstaan. Een bekend voorbeeld was de tentoonstellingshal van de RAI (Rijwiel- en Automobiel- Industrie) aan de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, die in 1922 gebouwd was en in 1977 gesloopt is. De hal had een overspanning van 30 meter (afb. 634). De grootste overspanning die op deze wijze in Nederland tot stand is gebracht, treft men aan in de Groenoordhal te Leiden, gebouwd in 1968 en 75 m breed. Gelamineerde spanten zijn ook toegepast bij kerken (Hersteld Apostolische Ge- meente te Enschede, 1921; Gereformeerde kerk te Wezep (Gld.), 1939), scholen (aula van het Gymnasium te Alk- maar, 1939), garages (Arnhem, 1924), hallen (Veemarkt te 's-Hertogenbosch, 1930, afb. 635; Van Zijll fabriek te Blerick (L.), 1936), boerderijen (Wieringermeer, 1939), opslagloodsen (veiling Kapelle-Biezelinge (Z.), 1929, afb. 636. Kapelle-Biezelinge, Veilinghal, 1929. Detail van 636; zoutloods te Almelo, 1937, zoutloods van de ME- spanten. KOG te Velsen; NL 33,X: 125) en vele andere gebouw- typen. Een bijzonder gebruik van gelamineerde boogspanten werd gemaakt in de Gereformeerde kerk te Delfshaven (NL 33,X: fig. 243). Het interieur wordt overdekt door een houten tongewelf, waarvan de dragers gelamineerde bogen zijn, ook in de kruising. Daarboven wordt het dak 637. Delfshaven (Rotterdam), Ger. kerk. gedragen door een vakwerkachtige gordingenkap die op de boogspanten rust (afb. 637). 319 8. MANSARDEDAK De Franse architect Francois Mansard (1598-1666) ont- wikkelde een gebroken dakvorm, waarbij de onderste dakvlakken vrij steil staan en de beide bovenste dakvlak- ken een geringe helling hebben. Met opzet wordt hier niet gesproken van Mansardspant. Het gebroken of Mansardedak kan zowel ondersteund worden door een spantconstructie, die verwant is aan het Hollands spant (afb. 638), als door schenkelspanten (afb. 639). De dakhuid wordt daar naar believen omheen aan- gebracht. Doordat de onderste dakvlakken steiler staan dan bij de traditionele dakvormen is er op zolder meer ruimte. In Frankrijk is een mansarde een woonruimte, die in een Mansardedak is ondergebracht. Het Mansardedak bood bij kleine woonhuizen ook de mogelijkheid aan de voorzijde een borstwering te maken en daar ook een dakkapel aan te brengen, zodat er een slaapkamer ingericht kon worden. Aan de achterzijde werd dan een dakvlak tot vloerhoogte gemaakt. De bruik- baarheid en het aanzien werden hierdoor verbeterd (afb. 640). Het is mogelijk op de knik van het dak aan de binten van de kapspanten een geprofileerde lijst te bevestigen, om- dat de dakknik in een pannendak, zeker toen er nog geen machinaal vervaardigde dakpannen waren, moeilijkhe- den opleverde (afb. 641). 638. Schema van Mansardedak met Hollands spant. 640. Asymmetrisch Mansardedak. Voorzijde met borst- wering, achterzijde dakvoet op vloerhoogte. 639. Schema van Mansardedak met schenkelspant. 641. Gedeeltelijke doorsnede over Mansardedak met ge- profileerde lijst op dakknik. 320 9. KOEPELS Als uitvloeisel van de klassieke koepel kwamen in de 642. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk, koepelconstruc- 19de eeuw nog houten koepeldaken tot stand, steeds tie, 1827. hoogstandjes van constructietechniek. De eerste koepel in deze periode was die van de Ronde of Nieuwe Lutherse kerk te Amsterdam (afb. 642), die herbouwd werd na de brand van 1822, naar ontwerp van de Amsterdamse stadsarchitect Jan de Greef (1784-1835). Naar zijn teke- ningen werd eerst een model in mahoniehout gemaakt op schaal 1:22 (1 duim op 2 Amsterdamse voeten), dat tij- dens het bouwen van de ingewikkelde constructie Veel- vuldig werd geraadpleegd (afb. 643, 644) 23. Zoals gebruikelijk is er een buiten- en een binnenkoepel. Daartussen zijn dertig halve dragende spanten gebouwd en dertig schenkelspanten, die dakbeschot en cassetten- plafond dragen. De halve spanten bestaan uit een recht spantbeen, ondersteund door een kreupele stijl en boven- aan voorzien van korbelen of schoren, steunend tegen de houten ringconstructie, die de lantaarn op de koepel draagt. Teneinde de enorme zijdelingse krachten van de koepel op te nemen is ook een dubbele tamboer opge- bouwd, waartussen een stijve houtconstructie is gemaakt (afb. 645, 646). ~, 3*diP'''''1" 33 # / .' 31x25 HOOFDSPANT SCHENKELS PAN T ,~ Ill 10x 37 x25 26 x26 e i ken 26132 26x32 5 r OVERPANNING BOVEN ZUILEN 321 tt; 4.7 4 I 643. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk, maquette van 644. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk, maquette, tam- koepel, 1823-1824. boer en koepelvoet. 645. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk. Tamboer tijdens 646. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk. Tamboer en bin- restauratie, 1974. nenkoepel met cassetten tijdens restauratie, 1974. 322 647. Arnhem, Koepelkerk, 1837. Constructieschema van Ter plaatse van de galerijen, die de helft van de cirkelvor- koepel. mige ruimte omgeven, worden de ruimten tussen de steunpunten boven de zuilen ter ondersteuning van de koepel overspannen door hangwerkachtige constructies. De koepel is gedekt met koperen platen, die de kerk haar kenmerkende uiterlijk geven. Bij zijn ontwerp van deze koepel heeft De Greef niet de uit 1668 daterende constructie gevolgd, die bekend is uit bewaard gebleven tekeningen 24. Hij heeft een eigentijdse constructie ontwikkeld. Een soortgelijke koepelconstructie heeft de Koepelkerk in Arnhem, gebouwd in 1837-'39 naar ontwerp van Ant- hony Aytink van Falkenstein (1797-1840). De buitenkoe- pel rust hier op de buitenmuren van de galerij, de binnen- koepel op de zuilen. Hierdoor is er gelegenheid om onder de schuinstaande spantbenen verticale stijlen te plaatsen op de zuilen, waardoor stijve driehoeken ontstonden, die de zijdelingse krachten grotendeels opnemen. Een sche- ma van de constructie is weergegeven in afb. 647. Het lijkt erop, dat Aytink kennis heeft genomen van de con- structie van de Amsterdamse koepel alvorens hij zijn dak concipieerde. De koepel is gedekt met leien. 323 10. KAPPEN VAN HOUT EN IJZER a. Polonceauspanten b. Andere constructies De Franse spoorwegingenieur Camille Polonceau Voor een fouragemagazijn voor de cavallerie te Deventer (1813-'59) paste in 1839 voor het eerst kapspanten toe, (1846) met een overspanning van 16,50 m, werd een kap die zijn opgebouwd uit twee onderspannen balken (afb. ontworpen met zeven licht geconstrueerde A-vormige 588), verbonden door een trekstang. Hoewel de construc- spanten, die bestaan uit een tweetal spantbenen, een dub- tie meestal geheel in ijzer werd uitgevoerd, zijn er ook bele hanebalk, twee ijzeren trekstangen van de spantvoet voorbeelden in hout en ijzer (afb. 648). tot het midden van de hanebalk en een ophangstang van Met Polonceauspanten konden grote overspanningen de hanebalk tot de nekgording (afb. 650) 25. Een spant worden gerealiseerd. Zij werden in de tweede helft van de met een dergelijk stavenpatroon wordt aangeduid als 19de eeuw veelvuldig toegepast, onder meer in markthal- "Duits spant" (NL 40:113). De spantvoeten en de boven- len, fabrieksgebouwen en stationsoverkappingen. zijden van de spantbenen rusten in gietijzeren schoenen De Polonceauspanten in de zuiveringshuizen van de (a en d), die tevens aangrijpingspunten zijn van de trek- voormalige Westergasfabriek te Amsterdam (afb. 649), stangen. Midden onder de hanebalken is een scharnie- gebouwd in 1885, zijn per spanthelft van drie drukstaven rend ijzeren aangrijpingspunt voor de schuine trekstan- voorzien. De bovenrand en de drukstaven zijn in hout gen en de ophangstang (b). De stangen werden uitgevoerd. De koppeling van de drukstaven met de aangespannen met (vierkante) moeren. De hanebalken smeedijzeren trekstangen wordt door gietijzeren schoe- werden met twee bouten en gedekte zwaluwstaarten be- nen tot stand gebracht. vestigd op de spantbenen. Op de spantbenen rusten gor- dingen, die "Noordsche juffers" dragen, waarop dakpan- nen op latten. De dakhelling is 30°. Er zijn in het dakvlak windschorer, aangebracht van de voet van het middelste spant naar de nok bij de eindgevels. In deze constructie fungeren de schuine trekstangen als vervanging van de gebruikelijke trekbalk en beide korbe- len in de traditionele constructie, dus als trekconstructie en hoekverstijving. De buitenmuren waren slechts 11/2 648. Schema van een Polonceauspant. steen dik ontworpen, hetgeen een waagstuk was, omdat het effect van de krachtenverdeling, ondanks berekenin- 649. Amsterdam, Westergasfabriek, 1885. Zuiverings- gen, niet zeker was. huis. Detail van Polonceauspant met houten drukstaaf en In Frankrijk zijn een aantal kappen, die op deze wijze smeedijzeren trekstaven. werden uitgevoerd 26. Een Duitse firma voerde in Apeldoorn de kap van de Julianakerk uit (NL 33,X: fig. 212). Het zijn vakwerk- spanten met een spitsbogig gevormde onderrand, waar- voor op hun plat gebogen planken zijn toegepast (afb. 651). De ruimte tussen de onderrand en de daklijn wordt doorsneden door gekruiste diagonalen en ijzeren rond- staven, die loodrecht op de onderrand staan. De boven- rand is in het middengedeelte ter plaatse van de grootste belasting verdubbeld. De gekruiste diagonalen steunen tegen hardhouten klossen. Er zijn ook elders enkele kappen volgens hetzelfde princi- pe uitgevoerd. 324 650. Deventer, Fouragemagazijn voor de Cavallerie, 1849. Kapspant versterkt met ijzeren trekstangen, met details ijzerconstructie. ^•^••^•^^/ taS,P)D4NT V.D. JULIANA_VM Tr APCLDOODN CONDTDUCTIE_VTCD4 DC WT. XWAAL 1,415Q .1M2C.I-1. J .0 IN P. V. M[N)IN2 652. Amersfoort, wagenwerkplaats H.IJ.S.M. Naar Watt- 651. Apeldoorn, Julianakerk. jes IX, afb. 913. 325 c. Zaagdaken 11. VERBINDINGSMIDDELEN Dit daktype wordt ook sheddak genoemd. Voor indus- trieën,die vooral licht uit het noorden moesten hebben in een grote hal, ontstond een daktype, waarbij een opeen- volgende reeks parallelle daken met twee dakvlakken on- der verschillende helling, waarvan de steilste vlakken op het noorden gericht zijn en van glas zijn voorzien. De ondersteunende constructie kan in hout zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als vakwerkliggers. Er komen ook construc- ties voor, waarbij vakwerkliggers onder de nok geplaatst werden en loodrecht erop de vakwerkspanten van de zaagdaken. De spanten van de zaagdaken en de constructie van de De oudste traditionele bevestigingsmiddelen zijn houten steunpunten werden soms gecombineerd in een schoor- toognagels, die ook in de 19de eeuw nog veel voor pen-en- werk. gatverbindingen gebruikt zijn. Naar behoren zijn derge- Toch probeerde men de constructie zo eenvoudig moge- lijke nagels trekkend aangebracht om de verbinding ge- lijk te houden om de lichttoevoer zo min mogelijk te sloten te houden, ook nadat het hout gekrompen is. belemmeren. Het aantal steunpunten in de ruimte moest Ook al vanouds zijn gesmede spijkers gebruikt om onder- beperkt gehouden worden. In hout werden zij vaak als delen van een constructie op elkaar te verbinden. Soms standvink uitgevoerd. De schoren daarvan vormden een hebben die forse afmetingen en zijn zelfs voorzien van obstakel in de werkruimte. Daarom ging men er toe over weerhaken om het terugtrekken uit het hout te voorko- de steunconstructie in ijzer uit te voeren. men. Dan is er sprake van hakkelbouten. Een eenvoudige combinatie van een houten zaagdak- De industriële fabricage leidde tot draadvormige nagels spant met ijzeren trekstangen werd in 1903 gemaakt in de met opgestuikte kop, de zogenoemde draadnagels. De wagenwerkplaats van de toenmalige Hollandsche IJzeren ontwikkeling is na 1945 zelfs zo ver gegaan, mede door Spoorweg Maatschappij te Amersfoort (architect D.A.N. gebrek aan goed vakmanschap, dat er geen houtverbin- Margadant). Een schuingeplaatste stang ter weerszijden dingen meer werden gemaakt, maar alle onderdelen op van het spant van de nok tot het midden van de onder- elkaar werden gespijkerd met draadnagels. steunende balk zorgt voor de noodzakelijke trekkracht Bouten en moeren worden gebruikt in samenhang met om doorbuigen van de balk tegen te gaan (afb. 652). De ijzeren beugels en platen van allerlei vorm. De beugels kap is in 1920 gewijzigd. zijn veelal kenmerkend voor de kapconstructies uit de Vele werkplaatsen van de spoorwegen droegen zadelda- 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw. Zij ken. De meeste zijn afgebroken, omdat zij niet meer trekken onderdelen aan elkaar en zijn dus op trek belast. pasten in het geëlectrificeerde en gemoderniseerde spoor- Het gebruik van bouten met schroefdraad en moeren en wegbedrijf 27. van ijzeren beugels, platen en strippen was in de eerste helft van de 19de eeuw zo nieuw, dat zij in de bestekken nauwkeurig werden omschreven. In de bestekken uit de periode voor de Franse tijd werd alles kort en bondig vermeld omdat ervan werd uitgegaan, dat binnen het gildebestel gangbare begrippen "naar de eis" zouden wor- den uitgevoerd. Het ijzer als verbindingsmiddel is echter 653. Kramplaten. 326 een uitvinding van de opkomende ingenieurskunst en kon dus niet summier vermeld worden. Het als bijlage A 18 opgenomen bestek van de "Rijdschool" van de Ko- ninklijke Militaire Academie uit het stichtingsjaar van die instelling, 1827, is daar een duidelijk voorbeeld van. Het houtwerk is tamelijk kort omschreven, de ijzeren verbindingsmiddelen zeer uitvoerig en tot op de streep (millimeter) nauwkeurig. Verbindingen, bijvoorbeeld tussen enkele spantbenen en makelaars, met dubbele trekplaten, werden ook met bou- ten tot stand gebracht. Door een moer stijf aan te draaien kunnen onderdelen stijf op elkaar geperst worden. Achter de moer en achter de kop van de bout wordt een ring aangebracht, opdat de moer en de houtkop niet in het hout zullen worden gedraaid. Die onderdelen kunnen echter nog wel ten opzichte van elkaar draaien. Daarom werden tweezijdig gekartelde metalen platen of ringen op de plaats van de doorgang van de bout tussen de onderde- len aangebracht, die na aandraaien van de moer een niet- draaibare verbinding tot stand bracht. Deze zogenoemde kramplaten zijn aan de buitenzijde niet zichtbaar (afb. 653). Bij de al eerder besproken gecompliceerde kap van de Gereformeerde kerk aan de Kloppersingel te Haarlem van B.T. Boeyenga uit 1926 zijn alle knooppunten van de vakwerken voorzien van kramplaten. In het artikel, waarin de kap wordt besproken 28, wordt triomfantelijk vermeld: "Dit ontwerp liet in prijs alle aanbiedingen van 654. Midwoud, Herv. kerk. Plafond. ijzerconstructie- en patenthoutconstructiefirma's achter ijzerconstructie- en patenthoutconstructiefirma's achter zich". Men gebruikte vierkante kramplaten met een zijde van l Ocm, die een kracht kunnen overbrengen van 2 ton. Wel werd opgemerkt: "het bepalen van het juiste aantal en de plaats van de kramplaten is een zaak van evenveel belang als de plaatsing van klinknagels van ijzerconstruc- ties en kan geenszins aan den timmerman worden overge- laten". De hoeveelheid hout is vrij groot, maar dat werd ruimschoots goedgemaakt door de besparing aan ar- beidslonen. Het enige gereedschap van de timmerman is hier de zaag en deze wordt alleen gebruikt voor het op lengte zagen van de samenstellende delen. " Waar", zo schrijft de civiel-ingenieur J.H.J. Op den Oordt, "zoals hier het geval is, de spanten uit het gezicht gewerkt worden, wordt de zaak voor den timmerman nog eenvoudiger". Vermoedelijk zou de architect, die ooit zelf timmerman was, dit nooit zo geschreven hebben. In toenemende mate komen sedert omstreeks 1920 ook gelijmde verbindingen voor. Vaak zal een te lijmen on- derdeel eerst met lichte draadnagels gehecht worden. 327 12. HOUTEN KAPCONSTRUCTIES EN ARCHITECTUUR Kapconstructies werden meestal door een zoldervloer of ring. De fraaie schenkelspanten van de Bredase manege een plafond aan het gezicht onttrokken. Bij de houten werden in het zicht gelaten omdat zij in die ruimte, die tongewelven van weleer werd weliswaar een symbiose toch ook een utilitaire bestemming had, geen enkel be- van ruimtevorm en constructie bewerkstelligd, maar de lang in de weg stonden. Zij zullen niet in het zicht zijn beschouwer in de ruimte eronder kreeg daarvan alleen de gelaten om op die wijze een fraaie ruimte te laten ont- afgeschoten onderzijde te zien. staan. Per slot van rekening waren zij door de Genie Zelden werd in Nederland een hele kapconstructie in het ontworpen. zicht gelaten. De Ridderzaal in 's-Gravenhage en de daar- Er kwam enige kentering in de architectuur, die door de aan verwante kap van het schip van de Hervormde kerk ingenieurs van de Waterstaat werd begeleid, maar toch te Brouwershaven zijn zeldzame uitzonderingen uit de was er nog een soort valse schaamte. Men denke aan het middeleeuwen. plafond van de Hervormde kerk van Midwoud (N.H.) Grote schuren hadden een utilitaire bestemming, waarin (afb. 654), helaas aan brand ten offer gevallen, en bovenal de zichtbare houten draagconstructie geduld werd, maar aan de Gotische Zaal in 's-Gravenhage. niet vanwege een schoonheidsideaal. Uitroepen over een Een utilitaire ruimte als een tentoonstellingshal werd op schuur als die van Ter Doest in Vlaanderen, daterend van effectieve wijze overspannen door gelamineerde spanten. omstreeks 1300, in de geest van "een kathedraal van Bij het bouwen van de RAI-hal in Amsterdam in 1922 zal hout", zullen geheel vreemd zijn geweest aan de toenma- men wel degelijk het effect van de ellipsvormige spanten lige mentaliteit. in de ruimtevorm hebben laten meespelen. Maar een In de 19de eeuw komt daarin langzamerhand verande- bewuste architectuurdaad was er niet mee verricht. In het eerste gedeelte van de 20ste eeuw werd er veel waarde gehecht aan het "eerlijke" gebruik van bouwma- terialen. Een grote ruimte kon worden voorzien van een houten kapconstructie, maar die moest wel duidelijk 655. 's-Gravenhage, St.-Paschaliskerk, 1919. Interieur. zichtbaar zijn. A.J. Kropholler overspande zijn Sint Pa- schaliskerk in 's-Gravenhage (1919) met zware spanten, die op uit de muur stekende "korbeelstellen" rusten. Er is gebruik gemaakt van veel ijzeren bouten en beugels. De beugels zijn in felle in het oog springende kleuren geschil- derd, zodat de functie ervan iedereen duidelijk moet zijn (afb. 655). J.A. van der Laan overdekte zijn Goede Her- derkerk te Wassenaar (1931) met een gordingenkap met zichtbare eenvoudige spanten in een geringe dakhelling, op de wijze zoals de kappen van de vroegchristelijke kerken waren gemaakt. Hier zijn de spanten echter voor- zien van geaccentueerd ijzerwerk. Deze klassieke kap- vorm is geheel ondergeschikt aan de ruimte en laat zich niet door veel nadruk op constructieve hulpmiddelen oppoetsen tot een spiritueel ingenieurswerk. Met de komst van de zichtbare staal- en betonconstruc- ties en de appreciatie van de kenmerkende vormen daar- van verdween de belangstelling voor het hout als inspira- tiebron. Wel zijn er nog fraaie ruimten met gelamineerde spanten gemaakt, maar dan is niet meer de typische eigenschap van het hout maatgevend maar die van op elkaar gelijmde latjes, die gehoorzamen aan de wetten van de statica. Toegegeven, een ruimte als de asymmetri- sche schepenhal van het Zuiderzeemuseum in Enkhui- zen, gebouwd in 1965, blijft een belevenis (afb. 656). 328 Noten deel IV 17. Documentatierapport RDMZ BHO-86-09, juni 1986, van P. Wagter. 1. Betreffende het bouwkundig en bouwkunstig onderwijs in de g g onderwijs 18de eeuw en de vroege 19de eeuw leze men: g M.D. Ozinga, 'De architecten van Lodewijk Napoleon als g, Lodewijk p konin van Holland', Oudheidkundig Jaarboek 11 (=Bulletin koning , g NOB 1942 .63. ,P R.C. Hekker, 'De Nederlandse bouwkunst in het begin van de , g ne negentiende eeuw', Bulletin KNOB 1951 .1. g , ,p G.S. van Holthe tot Echten, 'Lodewijk Napoleon en het onder- , 'Lodewijk P wis in de bouwkuns Bulletin KNOB 1980 p. 1. J ,P E.B.M. Lottman 'De bijdrage van de Amsterdamse weeshuizen , J g aan de bouwkundige opleiding in de achttiende eeuw', Jaarboek g P g , Amstelodamum 691977 p.140. ,p E.B.M. Lottman, 'Jan Smit, grote rote 18de eeuwse Amster- damse timmerbaas', Bulletin KNOB 1978 p.121. ,P N.B. Goudswaard, Vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs. , J g J Assen 1981. Betreft deeriode 1798-1865. p E.B.M. Lottman, 'Het Koninklijk Besluit van 13 april 1817 en , Koninklijk P deetui schriften bekwaamheid tot het geven van (bouwkundig) g g g tekenonderwijs', Bulletin KNOB 1984, .3. J , ,P J. Re naerts 'Prijstekeningen uit het Amsterdamse bouwkundig , J g g onderwijs 1820-1844', Bulletin KNOB 1958, p.248. J , ,p 2. E.S. Heynincx, 'Gewapende balken', Bouwkundige Bijdragen Y , P , g 31984 .179. ,P 3. H. Janse, 'Zink en zinken dakbedekkingen', Restauratievade- g mecum RVblad Zink 01 (1988). 4. H. Janse art. cit. , 5. M. Stokroos, Lood in Nederland. Gebruik van lood in voorbije , J eeuwen. Amsterdam 1988 .4 45. . ,p 6. Is. Warnsinck, 'Over het waterdi te hennepvilt voor dakbe- g p dekkin en' Bouwkundige Bijdragen 1 1843 .88. dekkingen', g,P 7. Bulletin KNOB 1985, p. 205. 8. J.E. Meyier, De Technische Vraagbaak. 2de druk, 1917, p. 892. 9. J.G.C. van de Meene en P. Nijhof, Spoorwegmonumenten in J , Nederland. Amsterdam 1985. 10. A. van der Woud, 'De St.-Martinus en de Broerkerk in Groningen', Bulletin KNOB 84 1985 p. 195 g , ,P 11. A.J. Looyenga, 'De kerk der H.H. Engelbewaarders te 's-Gravenhage', Bulletin KNOB 78 (1979), p. 57. 12. Ph. de l'Orme Oevres de Philibert de l'Orme: herdruk van Le , Premier Tome de l'Architecture en Nouvelles inventionspour bien p bastir et àetits rain. Paris 1568: Brussel 1981. P J 13. Eén auteur sierde zich met hetseudoniem Eclecticus Be- p kapping met schenkels anten De Ambachtsman 4 (1888-1889), p. 283). 14. Bouwkundige Bijdragen 11 (1860), kol. 17, 61 en 243; 12 (1862), kol. 245. 15. Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek, jaarverslag 1978 g J ,J g 1978, p. 16. Gegevens H. Bemelmans. g 18. C.M. Storm van 's-Gravesande, Handleiding tot de kennis , g der bur eli jke en militaire bouwkunst 2 delen). Breda 1843 g J 1843, dl. 2 fig. 342-345. , 19. Vriendelijke mededeling L.H. Boot. 20. Vriendelijke mededeling ir. A. van Drunen, Dienst Bouw- Vriendelijke g , historisch en Archeologisch Onderzoek 's-Hertogenbosch. g g 21. Mededeling van ir. J.J. Raue en prof. ir. H. Goudappel door g p PP tussenkomst van ir. A. van Drunen. 22. J.H.J. op den Oordt, 'Een moderne kapconstructie', Het P , P , Bouwbedri ~ 1926 p. 13. J ,P 23. Het kleine bouwen. Vier eeuwen maquettes in Nederland. q Tent. Centraal Museum Utrecht 1983. Zutphen 1983 P 1983, p. 117-119. 24. M. Beek, Drie eeuwen Amsterdamse bouwkunst, Catalogus , , g van architectuurtekeningen in de verzameling A.A. Kok. g g Amsterdam 1984, nr. 28A B, C en 29. , „ 25. B. Loman, 'Beschrijving van eene kap, ema azi~n , J g p, g g J voor de Kavallerie te Deventer, Bouwkundige Bijdragen , g 51849 p. 257. ,P 26. Nouvelles Annales de !a Construction 20 (1874), p. 35, pl. 16. 27. J.G.N. van Meenen en P. Nijhof, Spoorwegmonumenten in J , Nederland. Amsterdam 1985 .42. ,P 28. J.H.J. op de Oordt, 'Een moderne kapconstructie', Het P , P , Bouwbedri ~ l 926 .13. J ,p 329  BESLUIT Na de Tweede Wereldoorlog en de periode van wederop- bouw kwam de tijd van prefabbouw, spijkerspanten, kunststoffen, voorgespannen beton en ruimtevakwerken. Er kwamen geen spectaculaire getimmerde houtcon- structies meer tot stand. Ingenieurs hebben altijd moeite gehad met het natuurlijke en in de letterlijke zin van het woord onberekenbare bouwmateriaal hout. Bouwmees- woord onberekenbare bouwmateriaal hout. Bouwmees- ters en timmerlieden, die er virtuoos mee konden om- gaan, werden steeds schaarser. Het bouwbedrijf richtte zich op de nieuwe materialen en constructiewijzen, ont- worpen met rekenmachine en computer. Hout vindt in hoofdzaak nog toepassing als materiaal voor bekledingen en ruimte-afscheidingen. Voor belangrijke draagcon- structies wordt het vrijwel niet meer gebruikt. Wij kun- nen dus thans de balans opmaken van minstens tien eeuwen houten draagconstructies in de Lage Landen. Daarvan zijn de laatste anderhalve eeuw zeker niet de minst interessante. Omdat het denkbaar is, dat er geen nieuwe houten kap- constructies van betekenis meer zullen worden gebouwd, is het zaak nog beter dan voorheen zorg te dragen voor het behoud van de interessante voortbrengselen van timmer- behoud van de interessante voortbrengselen van timmer- manskunst. Er zullen in de toekomst alleen nog maar oude houten kappen verdwijnen. Vaak is dat het gevolg van aantasting door schimmels, die verrotting veroorzaken. Dit kan alleen maar gebeuren als er vocht bij het hout kan komen. Bij een goed onderhoud van de dakbedekking, goten en afvoeren en voldoende ventilatie zal deze aantasting weinig voorkomen. De hui- dige wens van isolatie is in dit opzicht een vijand van de houtconstructies. houtconstructies. Hout kan ook aangetast worden door brand. Gaarne be- pleiten wij hier brandpreventieve maatregelen voor de meest waardevolle kapconstructies. Nederland is eeuwenlang een land geweest waar veel met hout werd gebouwd. Het behoud van dit erfgoed verdient inspanning van allen, eigenaren en belangstellenden, mo- numentenzorgers en bestuurders, opdat in de toekomst onze nakomelingen nog de ambachtelijke vaardigheden van vroegere generaties kunnen zien, bestuderen en waarderen. 656. Enkhuizen, Zuiderzeemuseum, schepenhal, 1965. 331 BIJLAGEN A. BESTEKKEN EN ANDERE BRONNEN 1. 1394-1395. Contract voor het maken van de 2. 1407-1408. Leiden, Pieterskerk, koor 4 kapel van het stadhuis te Sluis (Z.) 1 Rekeningen. Posten, die betrekking hebben op houtaan- "Pieter den Zaghere van zinen lone ende aerbeyde, dat hi kopen en timmerwerk. heift ghenomen te temmerne in taswercke (aangenomen werk) de vorseide capelle in den voormen ende conditien 1407 naervolghende. Dats te wetene de vors. capelle te betem- "Item van Boudiin van Zwieten gecoft een deel houts dat merne beneden met II ghebinden van eenre staedge van hi gemien had mit Wouter van Ghent en den goodshuse IIII voeten hoghere, dan zoe was te voren, van groten ons gaf. In de coop dair hi een brief of heeft die hem die uutdraghende balken met corbeelen en stantfiken 2, also kercmeesters bi rade 't gerechts dair of bezegelt hebben der toebehoord, dewelke balken ende corbeelen int ver- welt hout een deel hier binnen lach onder Cost Verloren ghaderen int ronde neffens den ziden ten mueren waerd en dat ander tot Scoenhoven ende dat heeft getost te zullen naer Benen bast rond ghetrucken ziin ende de can- Leyden te brengen so hier na ghescreven slael ten onder ghesneden met rosen Gommende staande up de noten, die men steken zal an beeden ziden in de vors. Inde toste van dat Hilbert van de bostb uut mueren, boven welken noten lanx den zelven mueren gheleyt heft vande eerste hout hier te bren- ghesteken zullen ziin reeghelen in de vors. standfiken, ghen gheliic die cedel van of In hout die boven plat met eenre grouve ende onder met eenre alver ailbert vuer ghelevert heeft, dair die somme ogive 3 ende in de midwaerde van der vors. stage zullen of beloopt xxvi lb xi s. met de vors. balken ghesteken ziin naelden ender onder Item bi Jan Cocke ghegeven van xliiii stuc ghesnede met ogiven met II alver ghebonden an de hen- houts te scepen van elke stuc iii boddrag- den van der vors. Capellen, dewelke stage boven om den hers facit xiii lb iiii s. zolder te makene gherebbet zal zijn met goeden eekinen Item noch bi Jan Cocke de gheselle van brackoenen (ribben van ca. 15 x 15 cm doorsnede) ende thout te bewaren een s. gheloken met goeden ouden scipplanken (planken afkom- Item Jan Cocke van sinen cost xxiii lb iiii s. stig van provisorische schepen, waarmee bouwmaterialen Item die ander knechte van de selve v s. viii d. langs de rivieren werden vervoerd) ende daeronder verhe- Item Baselis gesent tot Scoenhoven om melt met goeden ghesnedenen tienvoet houte, al van een- thout te Corte xii s. re sticke ende snede zonder eenigh spechout (spint). Item een knecht ghesent om Jan Cocke iiii s. Item de upperste stage scaerp rond met ogiven ende de Item van een stip houts op te doen dat van mueren ghebonden met II notable balken, die in de mid- Scoenhoven quam mit der stonde huyr xvi waerd zullen hebben een lettel crams, ghehauwen zijnde bodragher facit xxxii S. acht cantte, in de welke zullen steken II makelaers ooc Item vande ander scepe houts op te doen xli s. iiiid. acht cantte ghehouwen, upghaende tot in den combel van Item vande derde scepe houts op te doen xl s. den ghespannen, daerin de upperste henden van den ogi- Item de scipper van de iii scepen te vracht xxii lb ve ghepuenct zullen verghaderen ende int upperste van Item van sluysghelde xii s. den ronden van der hemelinghe zullen zy naelden ghaen- Item Boudiin Reyners f om dat hi thout de van ogive te ogive van beeden henden met eenre alver halp delen xx s. ogive ende ooc zullen de ghespannen ziin ghemaect van Item Goeswiin en Baseliis leghen een reyse goeden eekine brackoenen ende ghestelt up dobbele pla- tot Scoenhoven om des houts wille (,) van ten met blockeelen, daer in de vors. dweersbalken zullen cost xxxviii s." ziin ghebonden, boven verhemelt ziinde met goeden ghe- zaeghden bereedden tienvoet houten, zo vors. es ...." "Item Goeswiin toetb tot Teylinghe om te (Zie afb. 265). spreken mit Wouter van Ghent (,) van wag- henhuyer v s. iiii d. Item van een deel houts opt kerchof te brenghe dat bi Cost Verloren lach xx s. viii d. Item noch van hout opt kerchof te brenghen iiii s. 335 Item de ghesellen die dat waghenscot dat op het werk, ook in de periode van 21 mei tot eind Boudiins was int nuwe were brochte mit der augustus, toen de ploeg van Baselis niet in de boeken scoude huyr xviii S. voorkwam, omdat zij kennelijk met het aangenomen Item noch Heynkiin ende Ghert Hak van werk bezig was. Daarna werd er door twee of drie tim- hout hale viii S. merlieden weer gewerkt tot begin oktober. Item die tijmerlude van dat si dair toe holpe xvii S. 1111 d. Er werd ook nog enig werk aangenomen: Item een knecht ghesent an Jan Cocke tot "Item so wort Baselis besteet in taswerc dat uutlaet ofte Scoenhoven 1111 S. V1llC1. loyfen dair dair die voey noch stonde wesen sel of men wil Item Gosiin Claes f van werf buyer dair t ende dat houtwerc vanden sacristye te maken te decken hout op leyt XV S. ende ofte loyfen mit waghenscot dair hi of bevoirwairt Item bi Goeswiin gecoft tot Aemsterdam iic hadde xxv nobel en 1 half nobel voir een pair cousen (,) wagenscots dair of van coop van scipvracht een nobel gherekent voir lxxx gr. facit lxviii lb. ende op te doen te samen xxv gulden xv bot Item noch Baselis van werke an die huyskiin boven sinen voir den guide facit in goede paymen xv lb taswerc iii nobel facit viii lb. Item noch van een mast dair men een goede Item noch Baselis van dat hi ghewrocht heft bi de houtsa- kercleeder of maecte xxviii 1/2 botdragher gers al tjaer voir vi daghe gherekent elc sdaghe ix gr. facit facit xxviii S. xxxvi s." Item van de mast opt kerchof te brenghen viii d. Item noch iic waghenscots dat Gosiin van 1408. Aemsterdam brochte xxx gulden facit xviii lb "Item ghecoft jegens Goeswijn Claes f. xlv balcken die Item van vracht ende te scepen ende op te costen behalve die memorien die dat godshuijs Jutten doen X1 S. 1111 C1. sinen wive doen sel, gelijc die memorieboec daerof in- Item van een balcke dair men en gote of hout li Engelsche nobel te betalen tot Kersavont naent maecte dat hout mede op te winden 1 nobel comende." facit 1111 S. 1111 d. "Item meester Bezelijs ghesent tot Scoenhoven om te Item noch ii balken die men besichde om besien of daer enighe ghedinc van hout waer ende voirt dat bescot 1111 lb tot Dordrecht om daer mede te besien vees dair waert Item noch een hout naden roester viii hods. ende was uut v daghe, voir sinen cost en arbeyt xxvi s. facit X S. viii d. vii d." Item noch een eykehout v bot facit vi S. vii d. Na de Dinsdag na Vastenavond waren er eerst vier tim- Item van 1 sparre iiii bot facit V S. 1111 d. merlieden en twee houtzagers aan het werk, in vijf weken Item iii bueken sparren vii botdragher facit ix S. 1111 d. oplopend tot negen timmerlieden en twee houtzagers in Item een yachter iiii bot facit V S. 1111 C1. de week voor Palmzondag. In die week waren er ook een Item v sparren x bot facit X111 S. 1111 d. aantal mannen en paarden bezig hout op het kerkhof en Item x waghenscoten xvi1/2 bot facit xxii S. "op nije werc te draghen". De lonen van de werknemers Item noch xiiii waghenscots dair die latten ca. 33% hoger dan in het jaar ervoor. of gemaect worden elk iii botdragher tuitte Na Palmzondag staan ons geen gegevens ter beschikking. clous facit xxviii S." Het lijkt er op, dat toen de kap van het koor werd ge- maakt. Overzicht van werkzaamheden van timmerlieden en houtzagers. Loon per dag: 3. 1487. 's-Hertogenbosch, Grote Gasthuis 5 Baselis 9 gr.; Gherrit 5 gr.; Willem, Roedinc, Heynis en Woyter 6 gr.; Dirc Heynisz. en Piet Baselis knaep 3 gr; 2 '....Item in den fiersten soe is te weten, dat die Capelle houtzagers samen 12 gr. lanck is int viercant totter huyven toe, tsestich voet of De vijf timmerlieden en de twee jongens werkten tussen dair omtrent ende ses ende dertich voet wyt bynnen mue- 27 februari en 19 mei vrijwel alle werkdagen aan de ren of dairomtrent, ende die mueren zullen dyck wesen kapconstructie van de zijbeuk (uutlaet) van het koor. In drie steen of dair omtrent. de week van Pasen werden maar drie dagen gewerkt. Item in deser Capellen zullen wesen drie gebynde dair die Daarna nam meester Baselis het maken van het dakbe- balcken aff zullen wesen veerthien dumen diep ende schot van de zijbeuk aan: tweelff dumen dyck met horen stantvincken ende crom- "Item so wort Baselis dat uutlaet soot ghespannen stont bellen. besteet in taswerc dat waghenscot dair toe te bereyden Item die crombeelen dair aff acht voet lanck tusschen die ende te decken dair hi of bedinghede van eiken honden 1 tande gewrocht enen halven voet Gromden, ende groot nobel ende hoop 1 croon hoger, des ghinc dairtoe xiicxviii vervolgende nae den balken ende stantvincken met horen waghenscot facit xii nobel xvii licht groot, die maken in slotellen, die stantvincken vyff dumen dyck ende thien goeden payment xxxii lb viii s. voet lanck nedergaende onder die balken ende die balken Item die Groen van den hoop hoge maect xxvi s. viii d. gheweelt ende reyndelyck gewrocht als dat behoirt ende Item dit taswerc nam hi an in die weec dair Sinte Joris in die stantvincken uut gehoelt met twee roessen, die sloe- quam." tels op die balken vijfftalven 6 duym dyck ende lanck als Sedert 16 april waren ook de beide houtzagers regelmatig zy horen ende als het werck eyst. Ende dese balken zullen 336 liggen anderhalven voet in die muer. Capelle sal wezen sal bynaes dair nae zyn gewassen ende Item die vorste muerplaten zullen wezen drie virdel voets niet out rechten hout gehouden of gesneden. breed ende vyftalven duym dyck. Ende die bynnenste muerplaet zeestalven duym breet ende vyff talven duym Item dat leydack dat op dese capel wesen sal, Balmen dick als voer die bynnenste off vorste muerplaet, sal voir snyen op twelff uien voet ende alsoe te blyven als zy uutsteken een virdel voets bynnen met enen hoell ende gecrompen zyn ende dat sal een vyerdel fairs gesneden tot elcken twee voeten een rozee. wesen ten mynsten ende soe lange gedroecht eermen die Item die blockelen op die muerplaten vyer dumen vyer- sal moegen slaen ende zullen aen een gestreken wezen aen cant ende al gader gewuestert aen beyden eynden ende den cant ten halven heen......" die wuestert niet doergaende ende all gader gesneden van goeden vyercanten hout. Item in deser capelle zullen wesen vyff ronde getogen 4. 1541. Delft, Oude kerk 7 gebynde doir die huyve ende dat gebynde dat voir die huve staen sal dair die twee halve gebynde incomen sul- "tBesteeck van tvrouwen coer ende de capelle. len, dair die stillen dair aff acht dumen dyck ende der- In deeser manyeren hyer naevolgende hebben die kerck- thien dumen breet ende voert die vyff ander gebynde die meesters van d'Oude Kerck tot Delff besteet Claes Ma- midden staen zullen acht dumen diep ende breet als voir. theeusz., Claes Matheeusz. ende Thijs Huybrechtsz. van Item in die huve twee halve gebynden vervolgende nae de Gorninchem 't Vrouwen Coer met die Capelle als hyer- anderen ende die huyve gewrocht in alle manieren als zy nae volcht; hoert met enen cruysboem om een cruys dair op te setten. Item drie vyercante binden, die in 't koer leggen zullen, Item die crombeelen in die gebynde zullen wesen nae zullen weesen gebonden binden, deese voorsz. binden vervolginge des wercks ende dese zullen zyn rontgetogen zullen weesen van groot ende zwairt als die binden, die voir in die middelt met enen ryem ende boven daer die dair beneden leggen in dat neerwerck van stijlen, van naelden steken zullen eenen cnoep ende after in beyen slotelen ende van Galveren ende kerbeels schoen gewrocht zyden hebbende een groeff, dair dat beschot in dienen sal. ende die slotelen met wellen. Item die scaften zullen neder hangen vyff voet beneden Item up deese binden sullen ingelegert weesen die voir- die muer. lijsten ende muyerplaten, die voirlijst mit voirloughen Item in elck velt zullen wezen vyff naelden, dair die ende die muyerplaten mit zwalu- off woustaerten. Die overste aff zal wezen negen duymen breet ende seven voirlijst zal zwair weesen neghen ende tien duym ende die dumen dyck die zyelnaelden seven dumen viercant ende muyerplaet zes ende acht duym. int middel van elcker naelden eenen cnoep gheront ver- Item up deese voirlijsten ende platen zullen gelegert wee- volgende nae den anderen, ende oec desgelycx die nael- sen die groote ende cleyne blockeels. Die groote blockeels den in die huyve vervolgenden nae den anderen. zullen zwair weesen acht ende twaleff duym ende ghele- Item die wormen die boven all die gebynde liggen zullen gert mit woustaerten in die plaet ende voirlijst als dat met wouesterten in die balken geleyt ende die wormen behoirt. Ende die cleyne blockeels zullen zwair wesen zullen wezen seven dumen viercant ende die bande die vijff duym viercant ghepent in de voirlijst ende geleghert dair ondersteken zullen vyftalven duym dick ende sess mit een voirlouch in die plaet. Ende men sal die spannen dumen breet ende die aen beyen eynden gesteken. zo wijt setten als die oude gaten in de muyer. Item die cappe sal hoech wesen achtende dertich voet Item an die middelkerck en zal gheen plaet comen. ende niet myn ende die nederste gespannen zullen wesen Item die huyfde is mit vijff velden. beneden vyer dumen dick ende boven vyerdalven duym Item deese huyft zal ghelegert weesen mit slickblockee- ende die haenbalken van groetten als dat behoirt, met len, dair die hangereels onder in comen zullen; die hange- beyen eynden innegewrocht met wouesterten. rels lanck gelijck als zij geweest hebben, zwair na die oude Item in een gelyck velt zullen wezen acht gespannen. gaten. Die slickblockeels lanck na den eysch van 't werck Item vyff poet gebynden boven dat ronde werck dair die ende twaleff duym diep. ende die hangereels zullen up- stylen aff zullen wesen seven dumen breet ende sess schieten in die ogyffstijlen mit een pen. dumen dyck ende die verdiepinge van dien gebyntkens Item up deese slickblockeelen sullen gelegert weesen die seven voet hoech, die balken ende crombelen vervolgen- voirlijsten ende muyerplaten ende up die voirlijsten ende de nae dat het werck eyst. muyerplaten sullen gelegert weesen die groote ende cley- Item noch twee halve gebyntkens in die huyve vervolgen- ne blockeels als voorsz. staet. de nae den anderen. Item up deese groote blockeelen in 't coer zullen staen Item die rywormen dair op sess dumen ende vyff domen vyer heele ogyffbinden ende een bindt in de makelair mit ende die ingelaten met wouesterten in hair gebynden twee upgaende stijlen, die in die makelair zullen schieten ende die gebonden met haren banden als dat behoirt die als dat behoirt; die makelair zal zwaer weesen na den bande zullen wesen vyff dumen breet ende vierdalven eysch van 't werck, lanck na dien toech eyscht ende vyer duym dick ende die dair innegewrocht als voirsz. steef voet boven die nock. ende die gespannen zullen inne gekerft wezen op de Item noch vyer halve ogyffbinden in de voorsz. makelair. rywormen. Item alle deese voorsz. ogyffstijlen ende balken, heel ende Item dat wolfhout boven en beneden sal wezen vyer halffee, zullen weesen acht ende 16 duym, gewrocht mit dumen breet ende dordalven duym dick. carbeelen ende stantsoenen als dat behoirt na den toeche. Item dat welfhout ende voert alle cromhout,dat aen dese Item alle dit voorsz. werck sullen ghelegert weesen mit 337 naelden in de balken ende in de makelair, te veeeten van 't Touch, als dat behoirt. Ende die cleyne blockeels zullen huyffbint off tot an de Noortcappel toe ende de naelde sal die middelt up 15 duym luttel min ofte meer gedeelt weesen negen ende thyen duym. weesen. Item in de plaetse van de steene lijsten zullen houte lijsten Item die blockeels dair die hoeckeepers up comen zullen, ghemaect worden van der zelffder zwaerte als die stiene dair salder twee off weesen ende sullen zwair weesen wairen in de binden ende blockeels gewrocht. negen duym dick ende hoich na hair eysch. Item up deese balken sullen leggen die flieringen mit Item die blockeelen, dair die sceytbinden up comen sul- voirlougen als dat behoirt. Dese flieringen zullen zwair len, off dair die halve binden up comen sullen, zullen weesen negen ende thien duym. wesen twee duym laegher dan die groote blockeels ende Item op deese flieringhen zullen gelegert weesen die roes- acht duym dick. terhouten ende zullen zwair weesen 31/2 ende 41/2 duym. Item die hangereels van de hoeckepers sullen lanck wee- Item up dese ogyffbinden zullen staen die scairbinden sen na die oude gaten ofte oude spleten. halff ende heel, zoveel als daironder is ende zullen swaer Item vyer hangereels van de halve binden zullen lanck wesen zeven ende acht duym beneden ende boven vijff weesen na die oude spleten ende dick als dat behoirt. duym viercant. Item noch drie compter an die ander zijde. Ende zullen Item deese scairbinden zullen gewrocht weesen mit bal- zwaer ende lanck weesen na die oude spleten. ken ende carbeels ende die balk sal hoich leggen na den Item in dit voirsz. cruyswerck sal coomen drie hele ogyff- eysch ende zwair na die stijlen. binden ende elke ogyffbindt sal een halve scaftinge heb- Item up deese balken sullen leggen die upperste flierin- ben. gen, zwair zes ende zeven duym. Up die upperste flierin- Item dat halve bindt dat in de makelair steken sal, dat sal ghen sullen leggen twee haenbalken in elck vack. een heele schaftinge hebben ende alle deese ogyffbinden, Item alle deese spannen sullen weesen vier duym bene- heel ende half, zullen zwair weesen acht ende zestien den viercant ende boven 31/2 duym viercant. Ende 't sal duymen. een gebroken cap weesen up die neerste flieringe ende Item die carbeels ende standsoenen dairna vervolgende sullen beneden gespikert weesen up die flierinck ende na den tooch als dat behoirt. boven gesloten met een houten nagel met een haenbalck, Item die groote hoeckepers van dit cruyswerck sullen alzo als dat behoirt. dick wesen neghen duym tot die ogyffbalck toe ende Item die wulffhouten zullen zwair weesen 4 ende 3 duym sullen boven vercleynen nae hairen eysch. Ende zullen ende zullen gewrocht weesen mit een calff ende die stant- beneden diep weesen achthyen duym. Ende die twee hal- soenen daerna volghende. ve bakken, die in die houtkeepers steken sullen ende in Item al dit voorsz. werck sal uuter zij gebonden weesen. de makelair, zullen diep weesen 18 duym ende dick na die Ende die neerste wintbanden zullen zwair weesen 10 ende stijlen. 5 duym. ende sullen gesloten weesen in die ogyffstijlen Item die carbeels ende standsoenen hyer naevolgenden ende geclaewt an die flieringhe; die bovenste wintbanden na den tooch als dat behoirt. zullen zwair weesen acht ende vier duymen ende sullen Item die makelair sal weesen groot na dat zij eyscht. gewrocht weesen gelijck voorsz. staet. Item dair zullen weesen drie naelden 8 ende 9 duym. Item den boom van 't gotier sal weesen 4 duym dick ende Item die flieringhen zullen zwair weesen negen ende breet na den eysch. thyen duym, die up die ogyffbalken comen sullen ende Item om dat andere span sal weesen een blockeel, zwair leegheren zoe dat behoirt. Ende up die flieringe zullen ghelijcken die spannen dair die goet up leggen sal. Ende comen die roosterhouten ende sullen groot weesen 4 ende up elck ogyffstijl een blockeel zo swair als die ogyffstijlen 3 Vz duym. dick zijn. Ende sullen steken in die muyer ende up die Item up deese ogyfbinden zullen comen die schairbinden ogyffstijlen ghehaeyt. ende zullen zwair weesen, beneden 6 ende zeven duym Item die boorden van die ghoot zullen weesen vijff duym ende boven vijff duym viercant ende die balke dair nae- dick ende hoich na den eysch. volghende. Ende die balck sal diep weesen zeven duym Item die upsettels sullen up die boorden van de goot staen ende die carbeels daernae vervolgende als dat behoirt. ende sullen vervolgen na de spannen. Item die upperste flieringhe zal zwair weesen 6 ende Item dair sal een slaper leggen om die goot meede te zeven duym ende sullen gelegert weesen up die balken, zo torten; ende die spannen mede van zwairte gelijc die dat hoirt. ander spannen zijn. Item die spannen zullen weesen beneden vier duym ende Item in dit voorsz. werck sal weesen twee dacveynsters, boven 31/2 duym. Ende zullen boven gesloten wesen mit een an de Zuytzijde ende een an de Noortzijde. een haenbalck. Item die wulffhouten ende stantzoenen zullen weesen Item dat cruyswerck, dat bezijden an't Vrouwenchoer vyer duym ende 3 duym ende gewrocht met een calff als staat. dat behoirt. Item die voirlijsten zullen weesen negen ende thyen Item dit werck sal uuter zijde gebonden weesen ende die duym. Ende die plaet sal weesen zes ende acht duym. naerste wyntbanden zullen zwair weesen 9 ende 41/2 Item die groote blockeels hyer up gelegert ende sullen duym. weesen acht duym dick ende twaleff duym diep. Ende die Item die upperste wintbanden zullen weesen 7 ende 4 cleyne blockeels vijff duym viercant, die in die voirlijsten duym. steken zullen. Ende up die muyerplaten mit een voor- Ende dit voorsz. werck altexamen sal men decken mit 338 wagescot teghens malkander gestreken, die meskant een houten ende sullen swaer weesen 4 ende 41/2 duym ende duym dick. die middelt nae die cleyne blockeels. Ende in dit voorsz. werck sal weesen een dacveynster. Item op dese ogyffbinden sullen staen die scaerbinden, Item tusschen 't coer ende dit voorsz. cruyswerck dair sal soeveel als daer onder is ende sullen swair wesen beneden men een slaeper leggen up 't dack om die goot dairmede te 8 ende 10 duuym ende boven 6 duym vierkant. vercorten. Item dese scairbinden sullen gewrocht weesen mit bal- Item die slapers zullen weesen 4 ende 6 duym. Ende een cken ende mit carbelen 9 voet hoecht, swaer 11 duym nae gordinghe na zijnen eysch. Ende die spannen zullen oick den eijsch van die stijlen. zesair zijn na hairen eysch. Item dit werck sal altexamen scoen gescachtet weesen Alle dit voorsz. werck zal worden ghewrocht van goet ende die voorlijsten mit een halve scacht off mit een hol, Welels- ofte Deventer houdt Bonder roetolm, falicant, hoe 't die kerckmeesters believen sal. onredelick spint ofte eerleghen houdt. Uutgesondert die Item op die scaerbinmden en bakken sullen leggen die spannen ende wintbanden, die sal men moigen levenren opperste flieringen ende stijlen, swaer wesende 6 ende 7 van ghoet Luycx houdt ronder roetolm, onredelick spint, duym ende sullen gelegen weesen mit voorloegen, alsoe falicant, ofte verlegen houdt....." dat behoort. (Zie afb. 275) Item op die opperste flieringen sullen leggen drye haens- balcken in elcke vack. Item alle dit voorscreven werck sal gebonden wesen uter 5. 1544. Delft, Oude kerk 8 rijde mit wintbanden als dat behoort. Item die nederste wintbanden sullen swair wesen 10 Bestek van de noorderzijbeuk. duym ende 5 duym ende die bovenste wintbanden sullen "Item die kerckmeesters van die Oude Kerck tot Delft swair wesen 4 ende 8 duym ende men sal alle dese wint- willen besteden die Noortkerck van die oude gevel tot dat banden wercken, beneden mit een pen ende boven mit nieuwe cruyswerck toe, mitten hoeck scinckelende een clau. Noortwarts op tot die halve gevel toe, alsoe als hyer nae Item dit sal een gebroecken cap wesen op die nederste volgenden is. flieringen ende die spannen sullen swair wesen beneden Item in den eersten sal men die voorlijsten ende muerpla- 41/2 duym viercent ende boven bij die eerste flieringen ten op die oude binden legeren, die voorlijsten mit voor- 4 duym vierkant. logen ende die muerplaten met woustaerten off zwavel- Item die opperste spannen sullen wesen op die nederste staerten, die voorlijsten sullen swair weesen 9 duym ende flieringen vier duym vierkant ende boven 31/2 duym vier- 10 duym, die muerplaten 6 duym dick ende 8 duym breet. cant. Item op die voorlijsten sullen gelegert weesen die grote Item die opperste spannen sullen benden gewrocht wee- ende cleyne blockeelen, die grote blockeelen 9 duym dick sen met een pen in die roesterhouten ende gesloten mit ende 12 duym diep ende gelegert mit woustairten in die een houtte hnagel ende boven in die pock mit een pen plaet alsoe als dat behoort. Die cleyne blockeelen, die ende mit een gat gesloten in malcander mit een boute sullen wesen 5 duym vierkant gepent in die voorlijsten nagel ende alle die spannen sullen hebben haensbalcken ende gelegen met een voorloech in die platen. Dele blo- gewrocht mit een pen in die spannen. ckelen sullen leggen op die middelt 14 duym, weynich Item dit werck sal men alsoe hoech spannen als 't geweest min ofte meer. heeft ende daer uut gebrandt is. Item alle die ogyffstijlen ende ogyffbalcken sullen dick Item die wulffhouten sullen swaer weesen 3 duym dick wesen 9 duym enden 18 duym breet, die carbeels ende ende 41/2 duym breet ende men sal die wulffhouten spij- stanssoenen daer nae volgende als dat behoort ende nae ckeren op die naelden. den toech als dat eyscht. Item die cleyne stanssoenen sullen wesen 3 ende 4 duym. Item delen toech van dit werck sal men maecken alst te Item dit voorsz. werck sal wesen tegen dat cruyswerck voren geweest is, alsoe als mense liet an die oude gevel met twee hangende maeckelaers. staen. Item dat grote blockeel an den hoeckeper sal 10 duym Item dat vliegende ogyffbindt, dat an die oude gevel staen dick weesen ende 15 duym diep. sal, dat sal dick wesen 8 duym ende 16 duym breet ende Item die hoeckkeper, die in die halve maeckelaer stee- men sal 't an deen sijde scaften. cken sal, sal swair wesen, beneden 10 duym ende dick nae Item dit voorscreven werck sal men wercken met vijff den eysch van 't werck. naelden, die middelste naelde sal wesen 9 ende 10 duym Item dat halff bindt, dat an die middelkerck court ende ende sal gepent wesen in die ogyff balck. tegen dat cruuyswerck an staet, dat sal an deen sijde Item daer sal wesen an weersijden van die middelste twee gescachtet weesen ende sal wesen 7 duym diep nae den naelden, gedeel tusschen die voorlijst ende die bovenste eysch. naelde ende sullen swaer weesen 8 ende 9 duym. Item die naelden, die steecken sullen in die hangende Item dese vijff naelden sullen scieten van die oude gevel maeckelaers ende in dat halve bint, sal swair wesen tot dat cruyswerck toe, alsoe als dat eyscht. 7 duym dick ende 9 duym diep. Item die nederste flieringen sullen swair weesen 9 ende 10 Item dat bint tusschen beyde die hangende makelaers, duym ende sullen gelegert weesen op die ogyffbalcken dat wesen sal tegens dat cruyswerck, sal swair weesen met voorloegen. 7 duym ende diep nae lijnen eysch. Item op dese flieringen sullen gelegen weesen die roester- Item die spannen sullen gehaeyt weesen op die hoeckke- 339 pers met clauuen. wesen vyftalven (41/2) en restalven (51/2) duim en met Item dat halve bint, dat an die Noortsijde comt tegen dat voerloeven inde balcken gevrocht naer den eyssche vant cruyswerck, dat sal an beyden sijden gescacht weesen werck. ende sal drye naeldens hebben; die een sal scieten uut die Item die bovensten worm sal swaer weesen vier en vyff- hangende maeckelaer in dat halve bint, dat an beyden talven duim, met de voerloeven in de balck gevrocht. sijden gescaft sal wesen ende dander twee naelden sullen Item die naelden sullen swaer weesen vier en vierdalven scieten ofte voortgaen an dat halve bint, dat an die halve (31/2) duim; en met pinnen en met gaet in de nock gebin- gevel comt. dekens gevrocht. Item die boom van 't goetier sal weesen met vervallen Item alle die wijnbanden staeckschoeren in de cap, sullen ende sal dyck wesen 4 duym ende delen boem sal leggen swaer en lanck weesen nae den eyssche vant werck. op die blockeels ende sal gewrocht weesen op die spannen Item beyde die tappen sullen gespannen worden met ende steecken in die muer ende om dat andere spant sal Revelsche cap ravers, wel getopt middel staende op Benen men leggen een blockeel ende sullen swair weesen nae die voet....." spannen. (Zie afb. 497) Item die boorden van die gooten sullen vijff duym dick weesen ende breet nae haren eysch ende dair die opseetels op staen sullen. 7. 1596. Velsen, Engelmunduskerk 10 Item dit voorsz. werck sal hebben vier dackveynsteren, twee ande Noortsijde ende twee ande Zuytzijde. "....Vant houtwerk totte voorschreven kerk. Item dit voorscreven werck sal men decken mit eycken Eerst zal den aannemer gehouden wesen boven op ofte in dack van goede plancken ofte met Heydelen ofte Ham- de voorschreven manieren te leggen drie gave Beken bal- burchter delen. ken van de lengte dat se buijte de muuren gelijk comen, Item dit voorsz. werck sal worden gewrocht van goet die veertien duym en drie lestien duijmen, mitsgaders Deventer hout ofte goet Weesels hout, byzonder die span- onder elk endt der oorschreven drie balken een koutten nen mach men wercken van goet Luycx hout. neut na de eys vant werk. Item alle dit voorsz. hout sal weesen sonder roetollem Nog sullen op deze balken geleijd worden lanks heen aan ofte grote faelicant ofte onredelick spint ...." wederseijden een muurplaat buijten den muur gelijk en (Zie afb. 349). aan den binnecant van muur sal nog comen lanks heenen een voorlijst van drie duijm binnen onderstrekkende van of zal die muurplaten dik sijn vier duijm en breed ses 6. 1589. Gorinchem, Doelen. duijm, den voorlijst zal dik wesen ses duijm en breed seven duijm, en sullen in die balken gelaten worden een Gedeelte van het bestek van het houtwerk 9. duijm met een swavelstaart. "....Item boven die cameren op die ballycken sullen staen Nog zal aen den toorn ofte die gevel gemaakt worden aen acht muergebindten, vier voer naer de straet en vier ach- elke rijde een blokkeel met een stijlken daaronder ge- ter waervan die cromstijlen swaer zullen weesen vij (7) en wrogt, rustende elks op een neut, de stijlen lank omtrent acht duim, die balken eiij en thien duim die crybeels en vijf voet en dik vier duijmen, het blokkeel lank na den blockeels nae den eyssche vant werck, en dat met pinnen eijsch agt duijm, breed negen duijm, daar inne de muur- en gaeten in malkanderen gevrocht, de borstweringe plaat en voorlijst mede zullen gelaten worden. Insgelijks hooch sijnde vier voeten. zal men aan de agtergevel gelijk houtwerk na den eijs vant Item die boven scheergebynten sullen die stylen swaer werk maken, te weten een stuk hout agt duijm dik en 16 syn vyff en vij duim ende ballyken vj en wij duim en die duijm diep, met neuten en als mogelijk t werk als boven. crybeels naer den eyssche vant werck als voeren gevrocht. Nog zal men maken agt blokkeels ingelaten in die muur- Item die nockgebinten sullen swaer zyn vier duim vier- platen en voorlijst met een swalustaart ... werk vereijs- cant. schen zal, ende die blokkeels zullen weesen dik in 't Item die verdipingen van de muergebinten, sal men vierkant agt duijm ende sal in elcke blokkeel te veeeten hooch maecken naer den eyssche vant werk, wel ver- twee blockeels gemaakt worden een vlierbint staande staende dan het Huys soe hooch moet gespannen worden daar onder en met een pen en gat wel genageld sullen dan alst wijdt is, en dat hol om naer den eyssche met pannen wesen vier vlierbinten in tgetal, die balken sullen dik te leggen. wesen agt duijm en tien duijm diep(.) de stijlen sullen Item die muerplaet naest die straet en naest die doelen, swaar wesen agt duijm vierkant met de karbeels na adve- sal swaer syn vyff en vij duim met wousteerten in die nant met pennen en gaaten gewrocht en op een tant soo blockels gevrocht. wel onder als boven, de karbeels sullen lank weesen,na Item die middel muerplaet daer die goet op leggen sal, die den eijs vant werk ende sal nog gewrogt worden een sal breet weesen tusschen die muergebinten dat die loyen stander in eiken vlierstijl, waar inne 't blokkeel met een goote bequaemelijcken daerop sal moegen leggen en die pen en gat sal schieten agter in de stander met een nagel spannen wel effen en bequaem op sullen moeten staen en wel geslooten. Nog die vlieren op die vlierbinten sullen die blockeels sullen aen beyden syden in die cromstylen swaar weesen dik int vierkant Besse duijm, ende die wint- met wousterten gevrocht worden, daer die selfde muer- banden daar inne gewrocht met een pen en gat, soo wel plaet op leggen sal wesen vyff duim dick. onder als boven in de vlieren, die wintbanden sullen lank Item die worm op den ondersten, wier balcken sal swaer wesen seve voet dik drie duijm breed vijf duijm. 340 Nog die vlieren op die schaerbinten sullen wesen swaar ringe met de boven cant van de muyerplaat IIII voeten. vijf duijm int vierkant, met de wintbanden daar onder 35. Noch van gelyken drye flierbinten, over die eetsael Bespijkert aan elcke sijde van 't schaerbint, ende dik en met boochstylen, die verdiepinge zo hooch als het voor- lank na den eijs. werck, die binten swaer IX ende X duym, stylen ende Nog sal op elcke schaerbint komen te staan een manger kerbeels van gelycken kerbeels lang tusschen de tanden met een pen en gat, daar inne geslooten en aan welcke vier voet zes duym gewrocht als vooren. sijde van de manger een schoor met pennen en gaten 36. Noch drie gevel binten twee ant voorwerck ende een gewrocht lank na den eijs de mangers dik vijf duijm, over de eetsael, stylen, binten, carbeels V ende VII duy- breed sesse half duijm, de schooren vier en vijfte half (4 men ende een schaerbint op elcke gevel bint, swaer IIII 5 1/2) duijm. ende ses duymen zo stylen als kerbeels, met syn span Nog sal men op de mangers leggen een deurgaande naeld daerop tot de nock toe so dat behoort. ofte nok wel vast geslooten op de mangers met pennen en 37. Noch op die flierbinten schaerbinten die hoochte die gaaten, en zal dik wesen vijf duijm breet sesse duijm. boven cant VIII voeten alle de binten ende stylen lanck Nog sal men dese kerk spannen met goede noorsse steng- mette carbeels naden eysch ende dic al te samen IX ende gen die lank genoeg sijn, stellende ofte staande van mal- XI duym, welverstaende dat daer sommige rechte stylen kanderen tusschen twee en dertien duijmen tot gelijke moeten aen die schaerbinten gewrocht worden, naden hoogte als het tevoren geweest is. eysch vant werck, rechte stylen acht ende ses duym, ker- Nog sal men dese kerk dekke met goede noorssche deelen beels swaer nae de binten, lang vier voeten tusschen de dat men tot sijner tijd vercappe zal mogen met leijen tanden, scheuyne stylen swaer seven duym viercant ende dekken weesende gestreken en gerabbat, ook aan de eene noch op de schaerstylen tot boven an de nock, elck met rijde die van binne komt geschaeft ofgeroffelt ende sullen een haenbalck, alles lang naden eysch dic V duym ende op de voorschreven deelen bij den aannemer gelevert en VI duym breet, ende mit manders onder den nock ende Bespijkert moeten worden behoorlijke latten, om met wintbanden naden eysch. pannen als boven gedekt te worden. 38. Men sal de cap drie cant spannen ter midden vant Alle welcke voorschreven Beken houd zal moeten gelevert voorwerck ande oostsyde onder spannen, ande westsyde worden sonder root ofte onbehoorlijk spint nogte wan- boven spannen. cant....." 39. Noch alle dese muyerplaten tot dese cappen lanck naden eysch dick IIII 5 duym, ende VIII duym breet In de marge van fo 5 staat bijgeschreven: deurgaende, ende alle de onderste gordingen lanck naden "Op huifden den 27 Junij 1 59 Nebbe de schout scheepe- eysch, dic VI duym ende breet VII duym, ende die tweede nen kerkmester en andere regeerders tot Velsen metten gordinge lanck naden eysch, dick V 5 duym, ende breet VI timmerlieden als aannemers van de nieuwe kerk te ma- 5 duym, noch een gording, tusschen het schaerbint ende ken verandert het articul in desen bestek als t eerste de nock vier ende vyff duym dick lang als voorscr. es, nopende die stengen sulks dat nu die voorschreven tim- ende van gelycken alle de nocken III 5 duym dic, ende IIII merlieden in plaatse van de voorschreven stengen op 't 5 duym breet, men sal de muyer platen deur schieten tot eerste voorschreven bestek gementioneerd sullen werken aende stantvincken, ende boochstylen, om die platen en maken goede eijken ribben staan tusschen tween daer aen te vestigen, men sal de gordingen over malcan- twaalf duijmen drie en een half duijm onder breed en drie der lassen, ten minsten met een scherff van XXIIII duym, duijm dik en boven drie en derdalve duijm ..." 11 met een haecketant over malcander en niet meer als twe lassen in elcke gordinge ende nock, vant voorwerck deur- gaens, men sal de gordingen op ten buiten inlegeren met 8. 1597. Leiden, Rijnlandshuis een voorloich van een duym diep, van gelycken de muyer platen opte blockeels; de blockeels met een verdeden "Bestec ende voorwaerden daernaer de gecommitteerden swalustaert anderhalfven duym diep, inde boechstylen van Dycgrave, hogeheemraiden ende hooftingelanden gewrocht, noch sal men de wintbanden op het een eynde van rynlant alhier int openbaer besteden willen af te met pennen ende gaten wercken in de twie veerste gordin- breecken ende van niews weder op te maecken t'gemeen gen, ende met houte nagels sluyten ende onder aen stylen lantshuys van rynlant, staende binnen de stad leyden aen wel vastspyckeren. de bredestraet over sinte Catherynen gasthuys uytgaende 40. Item sal men dat wintbanden naden eysch, die onder- opte volresgraft. ste dick IIII duym, breet VI duym lanck V 5 voet, ende boven III 5 duym ende duym. 34. Comende tot de cap van de voorscr huysinge, daer ten 41. Noch sal men deese cappen ende cappellen ende twee eerste sullen weesen VII flierbinten, met vier boochsty- off meer dackveynsters ten hoochsten tot vier toe span- len, daer onder sullen wesen tien rechte stylen, die binten nen met eycken spanning van luycks hout gesaecht, die lanck naden eysch, dick deurgaende elf ende dertien duy- Bedeelt den middelt op XII duym naeden eysch, alle de men, met de boochstylen ende kerbeels ende blockeels spanning dick onder IIII duym viercant, ende boven III goet droech hout nae de bocht gewasschen, stantvincken ende III 5 duym, men sal de spannen opte gordingen in of te rechte stylen, swaer ses ende thien duym de langte haessenen ende opte nock tegen malcander aen schieten, van de carbeels vyff voet tusschen de tanden, met pennen ende met deurgaende spannen sonder lassen. ende gaten gewrocht, so dat behoort, die verdiepinge hooch die boven cant vant bint IX voeten, die burstwe- 341 45. Noch sal men de capgespant wesende dselve decken men(.) daer toe twee bouts soo lanck de twee als den met drooge denmarcxe deelen over malcander gerabat- moyerbalck elff ende derthyen duymen(.) deze bouts sal- tet, gelyc en slecht, so datter goed leydack op mach leggen men wercken inden deurgaenden balck met pinnen ende naer behoorn ..... " gaten lanck vyer duymen(.) Bleke pinne dick twee duy- (Zie afb. 500). men getoocht elcken pinnen met twee houten nagels van Benen duym int cruys. Noch daer toe vier calvers lanck naer den eyssen elff ende 9. 1619. Goes, Grote of Maria Magdalenakerk 12 derthyen duymen dick, dese calvers salmen wercken tus- schen dewier houcken wandi cruys met gaten ende pinnen "Dit ist besteck vant steck vande houten vande kerk als voor geslooten met syn houten nagels ende in elck wander Goes Antwerpse maet. kalff inde middel gevrocht een bout met gaten ende pin- Inden eersten op de muer tot behouff van de beirie 13 de nen op syn verborgen tant als voor getoocht, ende het buytenste platen vyff ende elff duymen breet soo veul ander eynt opde naeste balcken daer op desen ster gesloo- alser van nooden weesen sal naer den eyssen, de binne ten met eyseren bouts dick eenen duym ende een halven platen vyff ende seven duymen, ende dees platen moeten om malcanderen te assisteren naer den eyssen. de lassen lanck zyn eenen voet ende een halven lanck te Noch tot de kappe van de middelbeuck ende cruys beuck weeten haeklassen, de tanden dick eenen duym ende een met het huyffeynt vant hoogen Choor daer toe vierentse- quaert loffelycken gevrocht daer toe allen de wauwen- ventich stylen elck lanck naer den eyssen acht ende thyen steerten oft intogen gevrocht in desen platen met zyn duymen dick() aen elcken styl aen een eynt eenen baes wauwensteerten gesoncken twee duymen inden plate, lanck twee voeten dick twee duymen tot de eersten scher- dick vyff ende seven duymen, dick te weeten tusschen gebinten gevrocht inde balcken ende inde blocketten met elcken pant van elck gebint eenen wauwensteert acgter- gaten ende pinnen lanck vier duymen ende dick twee volgens het pateroon. duymen. Noch tot den middelbeuck ende kruys beuck ende tot den Noch salmen wercken in dese voorgenoempde stylen hoogen Choor achthyn balcken elck lanck naer den eys- vierentseventich crabeils elck lanck ses voeten acht ende sen veerthyen ende sesthyen duymen dick, ende die aen thyen duymen breet met gaten ende pinnen lanck vier elcken syden ingesoncken op de muerplaten weedersyde duymen ende dick twee duymen op een tant inden styl met syn wauwensteerten onder de muerplaten wyd en dyep eenen duym getoocht met vier houten nagels, eenen wyd naer den eyssen. duym int cruys. Noch dry stryckhouten elck lanck naar den eyssen acht Noch ses stryckhoudtstylen elck lanck naer den eyssen ses ende sesthyen duymen breet liggende opde sneede vande ende thyen duymen dick(.) aen elck styl aen een eynt gevels mede ingesoncken op de beiri als veur. Benen baes lanck twee voeten dick twee duymen gevrocht Noch tusschen elck gebint op dese platen een blocket met gaten ende pinnen lanck vier duymen ende dick lanck naer den eyssen elff ende sesthyen duym breet in Benen duym en halff(.) tegen de gevels op elck stryck- dese platen gesoncken met zyn wauwensteerten als veur houdt aen elck eijut eenen styl. om aldaer de gebintstylen op te wercken met gaten ende Noch in dese stylen salmen wercken ses crabeils elck pinnen, lanck vier duymen dick twee duymen naerden lanck ses voeten ses ende thyen duymen breet, met gaten eyssen zamen vierendertich blocketten. en pinnen lanck vier duymen ende dick eenen duym 1/2, Noch int huyffeynt vier bouts elck lanck naer den eyssen op eenen tant inden styl dyep eenen duym getoocht met twelff duymen viercant(.) daer aff de twee bouts salmen vier houten nagels dick eenen duym int cruys. inden naesten balck wercken met gaten ende pinnen on- Noch xxx6 (36) scherbalcken elck lanck naer den eyssen der met een verborgen tant(.) inden zelven balck tusschen acht ende thyen duymen breet. den balck ende eenen bout weedersyden een kalff het eynt Noch dry scherstryckhouten elck lanck naer den eyssen inden bout met gaten ende pinnen oock op eenen tant als ses ende thyen duymen breet, dese voorgenoemde scher- veur, ende voorts de ander twee bouts oock met gaten balcken ende scherstryckhouten salmen wercken opde ende pinnen met een verborgen tant in het kalff ende de voorgenomde stylen ende crabeils met gaten ende pinnen ander syden opde muerplaten met zyn wauwensteerten lanck vyer duymen ende dick als vooren getoocht met ingesoncken als beyde de kalvers twelff duymen viercant. vyff houten nagels van een duym int cruys. Noch sal men leggen inden middel int cruys onder den Noch int huyffeynt aent schergebint twee bouts lanck tooren eenen moyerbalk lanck naer den Bissen sesthyen naer den eyssen acht ende thyen duymen breet gevrocht ende achthyen duymen dick geleet over hoeck int cruys inden naesten balck met gaten ende pinnen lanck vier rustende elck eynt op het een eynt vande boochbalck daer duymen ende dick twee duymen met eenen eerburgen in gesoncken met syn wauwensteerten naer den eyssen. tant inden scherbalck anderhalven duym dyep getoocht Noch inden selven moyerbalck salmen wercken twee met vier houten nagels, eenen duym int cruys. bouts veerthyen ende sestthen duym met gaten ende pin- Noch gevrocht in den voorgenomden scherbalck aent nen lanck vyff duymen dick dry duymen onder op een huyffeynt ende inde twee bouts, noch twee calvers lanck verborgen tant dyep twee duymen en halff inden balck naer den eyssen gevrocht met zyn gaten ende pinnen getoocht elcken pinne met drie houten nagels van eenen inden scherbalck een eynt, ende het ander eynt inden duym int cruys. bout met syn verborgen tanden getoocht als veur naerden Noch opt selven cruys op syn verbant eenen deur gaende eyssen. balck als de voorgaenden bouts elff ende derthyen duy- Noch in elck calff salmen wercken vuyt de houcken eenen 342 bout maeckt t'samen twee bouts lanck naer den eyssen vyftich stucken scherbanden elck lanck vyff voeten vyer acht ende thyen duymen dick gevrocht als veur. ende vyff duymen dick met gaten ende pinnen lanck vier Noch tot de eersten wormingen soe veul seven duymen duymen ende dick anderhalven duym onder dragende viercant alsser van noode sal wesen naer den eysse elcken opde gurdingen en genagelt met eyseren nagels boven lassen lanck twee voeten te weeten haecklassen de tanden getoocht inde viliringen met eenen houten nagel als veur. dyep eenen duym en quaert getoocht met twee houten Noch tusschen dese viliringen ende wormingen salmen nagels eenen duym int cruys ende voorz weedersyden wercken ront om een gurdinghen lanck naer den eyssen onder ende boven genagelt met eysseren nagels nair den vyer ende ses duymen getoocht met gaten ende pinnen als eyssen(.) dese wormingen salmen in sincken opde scher- veur op een tant inden styl. balcken ende scherstryckhout opde helft met syn wau- Noch Balmen wercken opde voorgenomde poitbalcken westeerten rusten op eenen tant ende op elck gebint gena- achtendertich nockstylen elck lanck naer den eyssen, vyff gelt met twee eyseren brauwen. duymen viercant met gaten ende pinnen getoocht naer Noch salmen wercken onder in desen wormingen hon- den eyssen. dertvyttich stucken banden met gaten ende pinnen lanck Noch tegen dese nockstylen ende onder inden poitbalck vier duymen dick anderhalven duym ende onder op Balmen wercken sessentzeventich steeckbanden vier ende Benen tant genagelt met eyseren nagels boven getoocht vyff duymen dick onder inden poitbalck met gaten ende met eenen houten nagel dick eenen duym int cruys elcken pinne boven tegen den nockstyl gescherft met eenen tant bant lanck acht voeten vyer ende zeven duymen dick. steeckende dyep 3/4 duyms ende met eyseren nagels gena- Noch inden eersten verdiepingen rontom een gurdingen gelt naer den eyssen. lanck naer den eyssen vyff ende seven duymen dick ge- Noch salmen wercken opde rechtstaende nockstylen een toocht met gaten ende pinnen lanck drye ende een halff nock lanck naer den eyssen vyff ende elff duymen dick duym ende dick eenen duym en halff met eenen verbor- met gaten ende pinnen naer den eyssen. gen tant inden styl. Noch onder in dit Nock salmen wercken dryentseventich Noch soo salmen wercken op elcken scherbalck met gaten nockbanden elck lanck naer den eyssen vyer ende vyff ende pinnen eenen pootstijl lanck naer den eyssen ses duymen met gaten ende pinnen getoocht onder tegen den ende acht duymen dick(.) aen elcken styl aen een eynt nockstyl gescherft rustende op den poitbalck ende wel Benen baes lanck twee voeten dick twee duymen getoocht genagelt met eysseren nagels naer den eyssen. als veur. Noch tot den middelbeuck soo veine kepers van eenen Noch salmen wercken in elcken poitstyl eenen crabeil stuck aller van nooden sal wesen staende een voedt van lanck vyff voeten ende ses duymen dick met gaten ende middel tot middel naer den eyssen, onder dick vier duy- pinnen lanck vier duymen ende dick anderhalven duym men viercant boven verliesend op dry duymen viercant getoocht als veur t'zamen vierentseventich crabeils. gevrocht onder inde buytenste muerplaat met gaten ende Noch vyffendertich poitbalcken elck lanck naer den eys- pinnen ende boven tegen het nock aengescherft ende sen, ses ende acht duymen breet gevrocht opde voorge- genagelt tegen het nock ende op elcken wormingen vili- nomden poitstylen met gaten ende pinnen lanck vyer ringen gurdinge met eyseren nagels. duymen ende dick anderhalven duym getoocht met vier Noch salmen wercken tegen de buytenste muerplaat een houten nagels eenen duym int cruys. eycken boisel 14 lanck naer den eyssen breet twelff duy- Noch salmen wercken inden naesten poitbalck met pin- men dick anderhalven duym met eyseren nagels genagelt nen en gaten sent huyffeynt twee bouts lanck naer den naer den eyssen om aldaer tusschen te leggen de streckgo- eyssen ses ende acht duymen dick. ten. Noch gevrocht inden voorgenomde poitbalck aen een Noch den syden beuck zuydtwaerts die nu noch affge- huyffeynt ende inde twee bouts noch twee Galvers lanck brant is met de naelde televeren ende te maecken wercke- naer den eyssen gevrocht met syn gaten ende pinnen lycken vervolgens den syden beuck noordtwaerts die nu inden poitbalck een eynt, ende het ander eynt inden bout wederom gerepareert is. met syn verborgen tanden getoocht als veur naerden eys- Noch tot twee nyeuw syde beucken westwaerts het nyeuw sen. werck wande oudekerck op de muyr een beiri waer aff de Noch in elck calff salmen wercken vuyt den houcken buytenste platen moeten weesen vyff ende elff duymen Benen bout maeckt samen twee bouts lanck naer den dick, ende de binnenste platen vyff ende ses duymen eyssen ses ende acht duymen dick gevrocht als veur. dicke daer toe vierentwintich wauwensterten vyff ende Noch ses poitstylen tegen den gevel elck lanck naer den seven duymen dick, desen wauwensterten salmen insin- eyssen vyff ende acht duymen(.) aen elcken styl aen eynt cken twee duymen inde platen ende de lassen van dese Benen baes lanck twee voeten dick twee duymen gevrocht platen sullen lanck weesen anderhalven voedt, te weeten met gaten ende pinnen lanck vyer duym ende dick naer haeck lassen waer aff de tanden sullen dyep syn eenen den eyssen(.) op elck scherstryckhout aen elck eynt eenen duym ende een quaert, ende genagelt met houten ende styl. eyseren nagels. Noch in elcke styl Balmen wercken eenen crabeil lanck Noch salmen wercken op desen muerplaten ses bakken vyff voeten, vyff ende acht duym breet, met gaten ende elcke lanck naer den eyssen thyen ende twelff duymen pinnen lanck vier duymen dick naer den eyssen op eenen dick met vyer stryckhouten tegen de muer, vyff ende tant inden stylen dyep eenen duym getoocht naer den twelff duymen dick ende het een eynt opde muerplate eyssen. ingesoncken met zyn wauwensteérten, dyep twee duy- Noch soo salmen onder in desen viliringen honden ende men ende het ander eynt inde freyt 15 liggende gesloten 343 met ankers ende bouts naer den eyssen. gevrocht synde inde buytenste muerplaet met gaten ende Noch salmen wercken in desen voorgenomden bakken pinnen ende boven, ende op de gurdin ende wormingh twelff stylen, elck lanck naer den eyssen acht ende thyen Benagelt met eyseren nagels, voorts het heel werck geber- duymen dicke met gaten ende pinnen lanck vyer duymen, dert met greynen deelen dick een duym om aldaer de ende dick twee duymen getoocht als veur. schaeelgen op te decken." Noch salmen wercken in desen stylen twelff crabeils elck (Zie afb. 501) lanck naer den eyssen acht ende thyen duymen dicke met gaten ende pinnen lanck vier duymen ende dick twee duymen getoocht als veur. 10. 1638. Haarlem, Bakenesserkerk Noch op de stryckhouten gevrocht acht scherstrychout stylen elck lanck naer den eyssen vyff ende thyen duymen "Besteck waerop de heeren burgemeesteren begeeren te dick, gevrocht als de voorgenomde stylen daer toe acht besteeden het arbeytsloon van de cap van 't noorderdeel crabeils elck lanck naer den eyssen, vyff ende thyen duy- van de Baeckenesserkerck ende oock mede alle het hout- men dicke, gevrocht als veur. werck tot de voorseide kerck te mascken dat hiernaer Noch salmen wercken opde voorgenomde stylen ende volcht. crabeils ses scherbalcken elck lanck naer den eyssen acht ende thyen duymen dicke met gaten ende pinnen, lanck 4. De kap recht ende viercant Beset wesende de suytsijde als vooren, op desen scherbalcken ses stylen onder op den van 't dack dan te vangen op een plaet die geleyt sal balck en boven in den styl gevrocht met gaten ende pin- werden aen de middelmuer van de voorseide kerck op nen met eenen tant acht ende thyen duymen dicke. sooveel Mockers als het werck zal vereysschen. Noch opde scherstryckhoudt vyer stylen lanck naer den 5. Item het wulft van de voorseide kerck te maecken met eyssen vyff ende thyen duymen dicke. ogyffbinten onder de vlyerbinten deur, die onder het Noch vier steeckstylen gevrocht inden styl ende stryck- dack leggen op een plansier met haer muyren daeronder houdt getoocht vyff ende thyen duymen dicke. te maecken ende het vorseide plansier op de kerckbal- Noch salmen wercken opde scheerbakken ende scheer- cken vast te maecken naer den eys van 't werck. stryckhoudt soo veul seven duymen viercant tot wormin- 6. Item tusschen elck ogyffbint te maecken drie cromme gen alser van nooden sal weesen waer aff de lassen sullen ofte ronde wulftstucken met een ronde stansoen te wer- weesen lanck twee voeten te veeeten haecklassen, de tan- cken naer den eyssch ende oock Benige spanten in te mae- den dyep eenen duym ende een quaert, getoocht met twee cken daer de heeren sullen nodich achten ende het werck houten nagels eenen duym int cruys ende voorts onder vereysschen ende boven de ronde wulftstucken een roos- ende boven genagelt met eyseren nagels naer den eyssen. terhout tusschen de gordijn(g)en ingebrocht op de naelde Noch salmen wercken onder in dese wormingen sesthyen gespijckert ende aen elcken wulftstuck een hangreel te banden met gaten ende pinnen lanck vyer duymen ende wercken naer den eys van 't werck; het oosteynde te dick anderhalven duym, ende onder op een tant genagelt maecken met ses ofte meer ronde stucken na de gelegent- met eysseren nagels boven getoocht met eenen houten heyt vereysscht. nagel dick eenen duym int cruys elcken bout lanck naer 7. Item sullen de kertousen onder 't plansier swaer wesen den eyssen, vier ende vyff duymen dicke. negen ende acht duym. Noch inden eersten verdipingen acht gurdingen elck 8. De ogyffbinten ende stijlen sullen lanck wesen nae den lanck naer den eyssen vyff ende acht duymen breet ge- eyssch ende swaer twaelff ende seven duym. De stijlen toocht met gaten ende pinnen lanck dry en halff duymen met pennen ende gaten onder in 't plansier ende boven in met een verborgen tant inde stylen. de binten gewrocht. Noch salmen wercken op de rechtstaenden styl een nock 9. De kerviels met de stansoens swaer tien ende seven met gaten ende pinnen lanck naer den eyssen vyff ende duym onder ende boven met pennen ende gaten in mal- acht duymen dicke. kander gewrocht, alles met een ronde tooch uuytgewrocht Noch salmen wercken onder in het nock sesthyen nock- met een groeff om het beschot in te coomen, ende buyten banden lanck naer den eyssen vier en vyff duymen dicke de groeff geschaeft met een kerkckschaftingh nae den eys int nock getoocht met gaten ende pinnen tegen rechten van 't werck. styl gescherft op syn tant genagelt met eyseren nagels. 10. Item tusschen de ogyffbinten te wercken een naelde, Noch ses cruynstylen elck lanck naer den eyssen ses ende langh nae den eys, swaer seven ende ses duym met pen- acht duymen dicke gevrocht onder ende boven met gaten nen ende gaten op een voorlouch in de ogyffbinten ge- ende pinnen als voor. wrocht met een groeff om het beschot in te koorren ende Noch thyen intogen elck lanck naer den eyssen vyff ende buyten de groeff geschaeft nae den eys. acht duymen dick. 11. Noch sooveel kromme wulftstucken te maecken als Noch tot boven acht gurdingen elck lanck naer den eyssen de heeren besteeders zullen goetvinden, swaer vier duym vyff ende acht duymen breet gevrocht halff ende halff viercant met cromme stansoenen onder met een pen ende opde cruynstylen met eenen wauwensteert ingesoncken gat in 't plansier ende boven met een sleepende tant aen naer den eyssen. de spanten gespijckert ende het wulftstuck onder op een Noch tot de syden beucken soo veul kepers alsser van tant in 't spant ende boven tegen de naelde aengestuyckt, nooden sal weesen van eenen stuck lanck naer den eyssen alles lanck nae den eys van 't werck. staende eenen voet van middel tot middelonder de ke- pers vyer duymen viercant boven drye duymen viercant 344 11. 1641. Ravenstein, Hervormde kerk onderste deel rondom op de lijst off rollaech neerschie- tende een weijnich hol uijt naer den eijs, en met closkens tegen de muerplaet gestijft naer behooren, en alle egens Houtwerck. met wronghouten versien om 't loot bequaemelijck op te Den aennemer sal gehouden sijn hier in te leveren vier mogen vastmaecken...." gebonden binten swaer negen en 16 duijm, lang dat se te (Zie afb. 539, 540 en 541) wedereijnden op vier duijm nae buijten gelijck de muer tomen, stijlen lang twaelff voeten swaer negen duijm viercant, karbeels lang elck acht voet swaer als de binten. 12. 1645. Leiden, Marekerk 16 Daerop vier capbinten, de stijlen swaer onder sestien en acht duijm, en boven tien en acht duijm, de binten sestien "Besteck waer naer de E. Heeren Burgemeesters ende en acht duijm, behalven 't een tapgebint daer het toornt- Regeerders der Stadt Leyden, begeeren ten overstaen van gen op sal staen, sal achtien en acht duijm swaer wesen, Schepenmeesters der voors. steede te besteeden die ar- en boven elck met een haenebalckgen en alles met pennen beyt van de onderste solder binten met de kapbinten tot en gaeten in malcander gewrocht met lijn holle karbeels het buytensten achtkandt vande nieuwe kerck volgens de op stansoens volgens de teijkening. bijgaende grondt ofte standteyckeninge of loo hier naer In 't midden op de capbinten te leggen een naelt om het beschreven is. holle span tegen te sluijten, swaer acht en twaelff duijm; De generaele voorwaarden staen fol xxxij dese naelt van onderen, gelijck oock den hollen tooth van de capbinten te wedersijden, met een ront gesteecken, 1. Ten eersten geheel te maecken, tot ijder velt vant selve onder en boven tegen alle vergaring met oren uijtgehaelt, achtkandt, xx(?) binten ende twee halve binten ende twee alles volgens de teijckeningen en de mallen die men den einden uitwijsende de teyckeninge, ende onder ijder aennemer in 't groot daervan sal leveren. bindt onder t eene eijnde, te wercken een stijl A, met Noch tegen de gevel sulcken capbinten aen d'een sijde pennen ende gaten, boven inde plaet gewrocht, ende on- met een ront van onderen gesteecken en gewrocht als der inde binten, ende die ter hoochte vande onderkandt vooren, laetende 'tselve twee duijm op de muer schieten, van de plaet, ende onderkandt van de binten, op xxx onder gestelt aen alck sijde op een stantsoen, lang ses duijmen. Ende het andere eindt vande binten, met pen- voet, swaer acht en negen duijm, onder elck op een neut, nen ende gaeten in de hangereels van de formele gewrocht en boven met een blockeel om 't capbint op de stellen, onder op een tandt, diest iij duymen, gelyck als aende swaer als vooren, lang naer den eijs, de stantsoens van teyckeninge te sien is, ijder bindt lang xx voeten, swaer vooren gewrocht als 't capbint, alles met pennen en gae- xij, xiij a xiiij duijmen, naer gelegentheyt vant hout, de ten in de neuten en blockeels gewrocht naer behooren, binten van onder ende boven, recht ende gladt met de gelijck oock de drie hoeckkepers in de huijff, swaer en breebyl geheel, (doorgehaald), ende voorts alles wercke- gewrocht als de capbinten, op sulcke stansoens en bloc- lyck gewrocht, naer den eysch vant werck. keels te stellen, boven in 't bint met een halve star en 2. Noch op dese voors. binten te maecken, tot ijder velt tegen een maeckelaar gewrocht naer den eijs van sulcken vant achtkandt drije kapbinten, hooch wyt ende swaer werck. ende van sulcken fatsoen, gelyck als aen de teyckeninge te Noch te leveren alle de muerplaten, gordingen en noch sien is, met haer gordingh ende plaeten uijtwijsende de volgens de teijkenijngen de binnenste muerplaeten, teyckeninge ofte anders nader gelegenheyt vant hout, het swaer 6 en twaelff duijm, van onderen met een ront hout altesamen met de breebijl gereet met de kap tus- gesteecken en tegen de binten met oren uijtgehaelt, als schen ijder velt, ofte achtkandt, te overspannen, met van de naelt geseijt is, de buijtenste seven en ses duijm eycken rubben swaer onder vijff duijmen vierkandt, ende met blockeels swaer vier duijm viercant, aeneen ge- boven vier duijmen vierkandt, de rubbens te overplan- wrocht met pennen en gaeten in malcander als in de cken met wageschotte bladen van vijff quartier dick, ende teijckenijng te sien is, de onderste gordinge swaer ses en die met achterkante ploug ende geploucht, vast gespij- seven duijm, de twee vijff en ses duijm, de pock vier en ckert ende affgereet sood al behoort. Tusschen ijder velt vijff, alles met wintbanden versorcht naer den eijs, alles ofte achtkandt te maecken, een dackvengster onder inde op de binten en blockeels wel met boute naegels en spij- plaet gewrocht de dach hooch acht voeten, wyt xxx duij- ckers vastgemaeckt, en op de hoecken halff op malcander men, de stijlen ende de bovendruppels met de architraeff- ingelaeten, en met Isere houvasten versorcht naer den eijs lijst ende voorts met haer frontispitsen, altesamen vol- van sulcken werck. gens de teyckeninge ende horde, die men den aennemer Noch dese cap te spannen met gesaechde spannen gestelt sal behandigen, als mede die te spannen nader behooren, op de middelt 15 duijm van malcander, swaer onder 4 met vengsters ofte ramen daer in, naerf believen van de .. duijm viercant, en boven vier en drie duijm, met sijn heeren besteders. balcxkens in de naelt en met ronde stucken en hangereels 3. Alle dit voors. werck sal de aennemer gehouden weesen en boven met haensbalcxkens gewrocht volgens de teij- geheel te maecken op ofte omtrent deser stede Timmer- ckenijnge en den eijs van 't werck. werff, ter plaetse ende van sodanich hout als hem bij de 99 fabrijck ofte deser steede mrs timmerluijden aengewesen "Noch dese cap met het torntgen te beplancken met goe- sal werden, sal mede gehouden wesen t houdt te korten, de droge greinen deelen dicht bij den anderen gestree- ende alles t ene mael gereet te maeken, tot dat tselve cken, wel gespijckert en gladt onder de rij gedisselt, de bequam en gereet is om te richten ende t affval dat aldaer 345 int wercken affvalt te weten, de kortelingen ende anders, duijm geschaeft en die latten dick een duijm breet 11/2 sullen blijven voor de stadt, ende de staenders voor de duijm. aennemer, gelyck mede blijff tot laste vande stadt t saegh- 10. Tusschen beijde kappen een goot van loot breed 12 melde klooff saegh. duijm inde boom met een lijst van greenen hout(.) nog 4. Den aennemer sal gehouden wesen syn aengenomen twee loden gooten ten yder breet 6 duijm inde boom aen werck tot vermanings te beginnen, ende volgens het be- beijde Bijden volgens het model met loot beleijt en voorts steck volcomentlyck opgemaeckt ende voltrocken heb- rontom met afthangende buijsen. Sal den aennemer ge- ben, binnen die tydt van acht eerste zomeren maenden, houden wesen te maken dracht houten oft wurmte van op pene van te verbeuren op ijder dach dair naer ses Bijeken hout(.) op het tweede vierkant 18 van het groote guldens, van xl grooten t stuck die geen aen sijn bedongen huijs grene baleken die sullen leggen so hooch als het penninge sullen werden gecort ende innegehouden, son- model uijtwijst. der enich tegenseggen. 11. Nog salmen maken dertien vlierspanten die stijlen 5. Alle de voors werck als voore verhaelt wel ende wercke- van eecken houte met een bocht volgens het dack breet 10 lyck te wercken tot prijs van mrs hun drie verstaende duijm dick 7 duijm de karbeels lanck 4 voeten van gelijke gelyck sulcks werck is vereijsschende, alle pennen, gae- swaarte als die baleken. ten, tanden, vougch, ofte andere vergaederings dicht ge- 12. Nog sullen der gemaeckt worden negen scherbenten(.) wrocht,t werck by de wercke te voeren, te besteygeren te die stijlen en die baleken van grenen hout sullen wesen rechten, met hout ende yserwerck over al wel te versee- breet 8 duijm dick 6 duijm, die karbeels zullen wesen ckeren, ende te sluiten soo met houte nagels, spijckers, lanck vier voet en gelijk die baleken en die stijle van een bouten anckers ende houwvasten, alles ten genougen van- swaarte, nog sullen daer op gemaeckt worden 6 kapkens de heeren besteeders, mitsgaeders op dat de aennemers swaer 5 en 4 duijm. Bijgen bijer, alsoo dat de heeren besteders nergens inge- 13. Sal den aennemer gehouden wesen te leggen gordinge houden sullen wesen, op coste omtrent de stadtstimmer- van grenen hout boven op die vlieringspanten breet 8 werff, als mede te betaelen de beloofde penningen sonder duijm dick 6 duijm. Nog sullen daar gemaekt worden yet wets meer; sal mede van deser steede wege gelevert boven op die scherbenten de wormte breet 6 duijm dick 5 werden het windtgereetschap, omme de voorns: binten duijm met een nock swaer 5 ende 4 duijm dit al van goet ende de kap te rechten, als mede t steijger houdt: welver- greenen hout wel vast gespijkert. staende, dat de aennemer tselve sal haelen ende weder- 14. Sal den aennemer gehouden wesen die kap te sperren brengen ter plaetse daer hene aengewesen sal werden. van greene ribben, lanck naer den eijs swaer 4 duijm dick 6. De aennemer sal gehouden wesen int opwinden van de 31/2 duijm, die sullen van malcanderen gespijkert worden binten, ende int stellen van de kap te letten dat hij de een voet ende geschaeft. kapitalen niet beschadigt, ofte indien daer enige quetsin- 15. Sal den aennemer gehouden wesen die kap te decken ge ofte schaede aen veerde gedaen, sal tselve t synen cos- met goede greenen balckdeelen dick vijff quartier daer de ten moeten helpen ende repareren, sonder tegenseggen. leijen op gespijckert worden(.) deze deelen sullen droog 7. So en sal den aennemer syn bedongen penningen te wesen moeten inden anderen gerabat worden ende ge- betaelen, in vijer gelijcke terminen, te weten een vierde- schaeft. paert vandien, wanneer de gordingen sullen geleydt sijn, met de helfte van de onderste solderbinten, tweede vier- 32. Sal den aennemer gehouden wesen te maken aen depaert als de wederhelfte van de onderste solderbinten Bleken vlierspant twee wintbanden lanck 6 voeten dick sullen geleyt wesen ende de helfte van de kapbinten sullen viercant 4 duijm(.) nog te maken aen Bleken scheijerbint gereet ende gerecht sijn, ende de gordingen daerin ge- twee wintbanden lanck vijff voet dick int viercant 4 duij- wrocht, t derde vierdepaert als weder helfte als vooren men, wel vast gespijckert aende spanten en aende gor- van de kapbinten sullen gereet ende gerecht sijn, met de dings....." acht velden instede achtkanten syden sullen syn over- spannen, t laetste vierdepaertals alle de dackvynsters met de frontespitsen sullen gestelt syn. Ende alle tijserwerck 14. 1658. Haarlem, Bank van Lening 19 als anckers bouten houvasten aengeslaegen sullen syn, als mede t voors. werck volcomentlyck opgemaeckt ende "Conditien ende voorwaerden waernaer de Heeren Com- opgenomen sal syn, ten genougen van de heren besteders.' ' missarissen vande Banck van Leeningh binnen deser (Zie afb. 544) stadt Haerlem .... begheren te besteeden het Timmer- werck tot de vergrootinghe van de voornoemde Banck 13. 1647. Heerenveen, Crack State 17 van Leningh conform de gront ende stantteijkeningh daer van sijnde, ende volgens dese naer volgende condi- "Besteek ende conditien voor mijn Heer Johannes Krack tien: Grietman vant Heeren veen om te maken een huijs als volgt: Tot de cap: 16. Op dit gheheele werck te stellen vier heele hintte, met 9. Nog sal den aennemer gehouden wesen te maken twee twee halve op het wolfent, met kromme eijcke stijle ende kappen(.) de vlieringspanten sullen gemaeckt worden van blockeels, ende vier schaerbintte uyt wijse(nde) de teijke- die oude kappen soo deselve dienstig sijn ende die draeg ningh; de binte met sijn carbeels wel inghevrocht ende houten en die gordinge en die nocke en ribben 4 en 31/2 swaer uyt wijle de vlierstijle. Dit dack sal den aenneemer 346 uyt eender hant ende van ghelijske swaerte van de cap 16. 1690. Uitwellingerga (Fr.), Hervormde kerk 24 door laaten gaen tot inde oude cap van de teghenwoordi- ghe Banck, ende al de binte die in de wegh moghte staen sal hij op moeten nemen ende de solders op sijn be- 13. Dat rondtom de Kerck worden gemaeckt de muirpla- quaemst laaten omgaen, alles tot contentement van de ten breed negen duim en dick vijff á ser duim hout ge- Heere besteders. saagt, de muirplaten op elck balke met twee goede rongen De vlierbinte swaer 6 en 9 duym, de schaerbinte 5 en 7 te versien, langh acht duim. duym, wel inghevroght naer den eijs en oirbaar van het 14. Dat de aennemers sullen moeten maken, bearbeiden, werck als de hoeckkepers en keel. ende leggen acht nieuue baleken breet een hout voet, en 18. In dit werck wande kap te legghen gordinghe, waervan dick negen duim off soo als die daer toe gelevert worden, de onderste sullen swaer sijn 5 en 7 duym, de bovenste 4 en indien verstanden wierde dat daertoe van de oude en 5 duym, de nock vier duym, de bovenste 4 en 5 duym, bequaem waren als dan die te leggen, en van de Acht de nock vier duym vierkant, alles met wintbande ende balcken, drie tot gebijnten met stijllen, stocken, karbiels, steeckschooren naer den eijs. pennen en gatten sampt goede, eken nagels te versien 19. Tussen de vlierbinte te legghen twee balcken swaer ende te maken, het eene bijnt aen de toom, het ander int 51/2 en 7 duym. midden van de Kerck ende het darde aen het Choor en in 20. De vlierrolder te over solderen met goede noortse dit laetste, twee halve gebijnten komende vant Choor in 't deelen met veeren in den anderen gheploeght ende wel selve laetste gebijnt te schieten met pennen, de gaten glat gheschaeft. sampt een schoegh (?), insgelijx mede met goede houten 21. Dese cap te overspanne met goede langhe ghetopte nagels te nagelen, ende daer boven noch een lossen balck sparre ofte revelaers, wel gheschaeft, ende te belatte met tusschen voorg. beide, halve bijnten in, oock met pen en goede balcklatte swaer een ende een en een halven duym. gat te nagelen. 51 15. Dat onder ijder balcke een bequaeme uitgestoken sleutel sal worden gemaeckt, en tot ijder eind van de 15. 1660. Leek (Gr.), Hervormde kerk 20 balcken een goed ijseren ancker, met spijkers en krampen vast gemaeckt, sampt aen ider stijlle halffde hoochte van "Besteek ende condittien waerna de E.E. Welgeborren voorg. drie gebijnten van gelijcken een goed ancker deur heer Caerll Heroenimmus vrijheer van In- ende Knip- de stijlle met splis en veeij 25, ofte aen de buitencant met huissen, heer tot de Nijenoert, Vredewolt en Oplewwert, een winckelhaeck alles tot aenwiesingen, en contenten- gedenck te besteden het ververdigen van een nije kercke ment van de besteders, so, en als bij haer verstanden sal en toeren, soe ghesedt sall worden op die Leeck ter plaet- worden. sen soo angewessen sall worden, alles in voegen gelick die 16. Dat acht spanten nevens de balcken van de oude annemers uut navolgende poeinten suillen connen syen, spanten van de olde Kerck sullen worden gemaeckt (in- huiden den 20en Martii anno 1660. dien rij goed verstaen worden te veesen) en daer opte leggen de gordings rondom met hare jaeghbanden 26 aen 6. Den annemer ...., sal hij op dyt vorgeseide muierwarck de naeld te maken, alles wel aen malcanderen soo dat doen leggen acht greinen balken, ider lanck 26 holtvoe- behoort vast te nagelen ende te spijckeren. ten, swaer int midden 8 ende 12 duim berijt holt ende an 17. Dat de kap van de gehele Kerck sal worden gemaeckt elcke ende twie steckbalcken 21 van 6 en 9 duim berijt holt vant kap van de olde Kerck op gelijcke hoochte als die en dan an ider einde een ancker van 10 pondt swaer myt geweest is, indien het oude hout die langte off hoogte sin anckernaegels doen bevestigen ende dan een muir- heeft, en ijder voet van die hoogte anderhalff duim ver- plaedt rondtom doen leggen van duibbelt greinen rib druckt, off soo als het van de besteders geordonneert ende op ieder ende van die baleken myt een swalvestardt wort. 22 doen inlatten en deselve wel vast rongen en an elcke 18. Dat in ijder voet vant spand een spar, ofte oude rib sal ende een ancker als voeren. gesel worden, en die wel op het muirplaet met een voet, 7. Op vorgeseyde baleken suillen gesedt worden 8 vlering- sampt gordings, en naeld vast gespijckert, mitsgaders een gebindten, die stillen (,) baleken en banden al te saemen piramide achter op het Choor, drie voet boven uit met swaer 6 en 10 duim, lanck na eis, wel gesloeten myt lood te beleggen, ende te maecken. tot contentement van pennen (en) gaten en met taye eieken nagels doorgeslae- de besteders. gen ende alsdan daerop doen leggen 2 reytw(ormen?) swaer 4 a 6 duim, lanck na eis, dieselve op de gebinten wel vast rongen. 8. Suilckx gedaen sinde, sal desse cap rontom myt goede 17. 1701. Amsterdam, stadhuis duibbelt smal Jeffers, op ider 2 voedt een, betimmert Teksten bij gravures van Nicolaas Listingh 27. worden, boeven myt ein nalde en sin haennebalcken, altosamen myt sin behoerlck issrewarck versien tot con- Hoedanig het DAK over de Groote SAAL van 't Amster- tantement van den E.E. bestedesheer ofte sin gecommi- dams-Stadthuys, A°.1660 gemaakt is, Wyst het bovenste teerde, sall oock geholden weesen, om dese gehell cap myt BINT duydelyk aan: Gelyk 'er mede klaar uyt blycken beide ende te belatten myt goede geffe 23 panlatten op ider kan, dat, so door 't nog daar in opsluytten van 't hier by spant myt een dackspieker vastslaen op behoerlicke wit- gevoegde Verbandt-Werk, als het uyttet midden der in 't te..." geheel werende 22 Kerbeels, wegneemen van 6, of anders 347 van 10, die daar de Slegtste en 't meest schadelyck syn; Saal te behouden, ende in 't kort met kleyne onkosten, te mitsgaders het op dese plaatsen, weer nedersetten van de herstellen, ja veel suffisanter en beter te leveren, als hy Breede Syd-Kappen, mette Nock-Balcken in 't Kruys, geen nieuw en soude konnen doen: Ook ten Derden, dat neffens de nog meer aangeweesen versorginge: Alsdan, hy wyders heeft gaan beletten, dat het Massive Model, al niet alleen de beyde daar reets overgedrongen-Muyren, A°.1669, met voorweeten en toestaan van haar Ed.Groot van alle Swaartten ontlast ende van meerder Persringen Achtbaarheden, daar toe expres en op dese verdere aan- bevrydt souden syn: Maar dat ook dit eygen selve Dak, in gebode favorable Conditie gemaakt, dat soo geen nut de Hoecken so vast gekoppelt, nog seer lange Jaaren daar uyt en konde werden getrocken alleen genoeg, het onwrikbaar, daar op behouden en buiten dien, heel be- uytvinden van die Schoone Ligten nog voor het beden- quaam, en tot meerder vastigheyt der Muyren, hier in ken, nog voor Arbeyts-Loon, nog voor de Materialen, gebragt souden konnen werden, sulke Twee Schoone en helder of penning en soude werden genooten; Niet eens ten Hoogsten Noodige Saal-Ligten, dewelke dit Heerlyke verweerdigt en is (ongeacht de algemeene en bysondere Gebouw, wel overt geheel, dog insonderheyt, wegen de aansoeken) om blootelyk maar besien te werden: En ins- Donkerheyt, die beneeden op de Hooft-Trappen, en bo- gelyks ten Vierden, dat wanneer dit niet te erlangen en ven in 't Verhemelte is, ten uyttersten verbeeteren en was, ook doen nog geen acht geslagen en is, op de demon- goetmaken souden. Even als dit 't sedert Juny 1699, af, al stratien en nette verbeeldingen by de veelderlye uytge- door onderscheyde Kloecke Houtte Modellen vertoont, voerde Druk-platen gedaan, en al voor Benige maanden ook voor elk te lien gebleven, en nu op 't laast, nog door vertoont geweest: Maar dat, des al niet tegenstaande, veele Konst-Prenten verheelt is, by N L naderhand nog dus onbesonnen aan 't afbreecken geval- Wordende alle dit selve van gelyken, door dit Tweede len en al te seer daar mede gespoed en veryst heeft. Wes- Bint, dus ingevult, mede ten vollen bekragtigt, en daar by, halven hier over dan billyk verleegen moet staan, nu dit ook wyder aangeweesen, dat het op die wyse, nog veel soodanig door hem verworpen-Dak, in 't Sloopen egter langer dan een Eeuwe, staande-houden van dit jegen- nog goet, en waar bevooren aangewesen was, dattet, om woordige Dak, dan buyten alle opspraake soude konnen die twee Breede Glaasen te krygen, heel tot op de muyren geschieden, wanneer men, hoewel overtoliig, sulke kley- toe, moeste werden verruymt. En hy eyndelyk niet sal ne hier gedane veranderinge, in het Hoek-verbandt, konnen ontkennen, dat soo al de Daken van "t Stadthuys, quam op te volgen, en nog te ontmoeten quaad Hout, dat rontsom nog op die wyse mede afgebrooken wierden, hier blyven moeste, voor meer verderf, waar raadt toe is, en daar ook wel meer aangesteeken Hout, dog dat nu syn behoorlyk te bevryden. quaat al gedaan hadde, en ook daar het wyder bederven te Ende aldus is het mede, uyt het Derde BINT, niet min sluytten was, gevonden soude werden. Vervolgens nu hy vast en buyten alle twyffel te besluyten, roder een gansch reets alles soo haast ontbloot heeft, tot syn te grootter Nieuw DAK vereyscht wierde, des nogtans neen) datter blame sal moeten strecken, met dat nieuwe, even Don- dan, om dese Twee, Elk van 44 Voeten Breedt en 21 ckere, en sonder die Glasen wanschapen en nog Swacker Hoog, niet te ontbeeren-Glasen, in de Ruyme KONINK- Dak, om op die onvoorsiene overgesette muyren weder LYKE-SAAL te mogen krygen, als ten uytersten ver- neer te setten, voor den dag te willen komen 1701. 7/7. eyscht, om datse, maar op 50 voeten van boven, en sulks ter halven Verdiepinge af, eerst beginnende LIGT te scheppen, daar seer duyster is, geen Vaster, eenvoudiger, 18. 1827. Breda, manege van de Koninklijke nog onkostelycker en te gelyk stercker BINT, selfs ook om Militaire Academie 28 de overgaande Muyren by een te houden, en schynt be- Kapconstructie. dagt ofte gemaakt te konnen werden: Alsoo elk van dien, met Paarden aan de Enden te spannen, de Proef van hun, "Bestek en Conditie waarnaar .... zal worden aanbesteed. hoe fors, trecken, sonder ergens in 't minste te schran- Het bouwen van eene nieuwe overdekte Rijdschool voor cken, sal konnen uytstaan. 1701..5/24. de Koninklijke Militaire Academie. Dry Concepten Ontworpen en overgelevert, door die, Art. agt. A°.1700 nog hebben derven raden, dat Schoone, Kostely- Muurplaten Dakstoelen Gordingen dakbekleeding en ke en Konstige Dak, over de Groote Saal van 't Stadthuys Leijen dak. tot Amsterdam, naulyks 40 Jaren oudt, (onder verkeert voorgeven dattet niet langer staan en konde) geheel af te Op het benedenste breede gedeelte der regstandsmuur zal breeken en gansch te vernieuwen, dog om een erger en men ... leggen eiken muurplaten dik twee palmen 29 breed onbequamer daar weder op te setten gelyk nu blykt dat tagtig duimen bestaande uit twee gelijke breedten en veesen soude, na dese elks Phantasie. zoodanige lengten dat dezelve ten minsten tegen vier Als het Eerste van de Jonge Peterson. Het Tweede van de penanten rustende en behoorlijk tegen elkander sluiten Architect Vennekool. En het Derde van de Mrs. Peterson en zoodanig dat nimmer de lasschen van de twee breed- d'Oude, en Adriaan de Jong. Dewelke nogtans heeft wee- ten nevens elkander komen, maar dezelve afwisselend ten te weege te brengen, Eerstelyk dat het syne, hoe slegt, verspringen, bij elke zamenvoeging zullen de twee breed- even duyster en met al dat vergeefs-werk daar op, na ten door ijzeren bouten worden verenigd, die bouten gevolgt is: Gelyk mede ten anderen, dat, doordiens onwa- zullen drie duimen middellijn moeten hebben aan het re berigten, geen gehoor en hebben gekregen, de heylsa- eene einde met een kop, en aan het andere met eene me-en gegronde-Voorslagen, om dit selve Dak nog op de schroef en moer zijn voorzien. 348 Elk twee bouten zullen worden tezamengevoegd door over elkander staande penanten (waar in daartoe de twee ijzeren platen breed vijf lang vijftig duimen en dik noodige ruimte zal worden gemenageerd) op de muurpla- vijftien strepen, aan elke zijde tegen de muurplaat gelegd; ten worden gezet ter diepte van eene palm en de zelve die gedeelten der muurplaten waarop de penanten komen volgens de gehele zwaarte der bogen wel passende ingela- te rusten zullen met lood worden bekleed. ten. Tegen elken penant zal de muurplaat voorzien wezen van Aan de boven einde zullen zij zoodanig tegen elkander een ijzer anker, de veer van het zelve zal lang zijn een el komen als op de teekening te zien is, en op die wijze, dat twintig duimen de muurplaat omvattende en op dezelve twee lange gedeelten van de twee halve dakstoelen tegen met krammen vast genageld, ieder anker zal aan de bin- elkander kunnen worden genageld in de dubbeling van nenzijde een schieter lang twee ellen moeten hebben die Tederen halven dakstoel tegen het lange stuk van den tegen den penant zal rusten. anderen wel passende aansluiten. , Het ijzer van de ankers en schieters zal drie en drie Het snijpunt der onderste lagen van iederen dakstoel zal duimen zwaar wezen. De hier voor beschreven muur- nagenoeg negen ellen vier palmen boven het punt van plaat zal langs de poortopening niet doorgaan, maar al- vergelijking zijn gelegen. Daar waar de dakstoelen op de daar zal men op de einden der penanten plaatsen en met muurplaat rusten zal men aan elke zijde tegen dezelve ankers van aggtien ponden zwaarten, en te bespreken leggen een ijzeren plaat breed tien duimen, dik vijftien gedaante bevestigen eene eiken plaat lang vier ellen, streepen en lang eene el. zwaar drie en vijf palmen (.) op deze plaat zullen rusten Elke twee platen zullen met drie bouten met moeren en twee eiken stukken vierendrie palmen, lang drie ellen zes schroeven door de dakstoelen gaande worden vereenigd. palmen, op de plaat ieder met twee ijzeren bouten van Die bouten zullen drie duimen vierkant wezen. drie duimen middellijn met schroeven en moeren en in De platen zullen van onderen voozien wezen met twee den voormuur met ankers van zestien ponden zwaarte ijzeren veren van zwaarten als de platen en lang ieder tegenhouden. twee palmen, waarmede die platen op de muurplaat zul- De wijze waarop deze stukken moeten komen te leggen is len rusten en op dezelve worden vastgenageld. op de teekening duidelijk aangetoond. Nog zal elke plaat aan het ondereinde met een ijzeren Op de buitenste hoogste gedeelten der rechtstandsmuren punt zwaar drie en drie duimen lang twee palmen zijn zal men leggen greenen muurplaaten breed vijf en vijftig voorzien welke door de muurplaat zal heenschieten en dik twaalf duimen bestaande uit niet meer dan twee mede de onbeweeglijkheid van de dakstoel bevorderen. breedtens en lengtens van niet minder dan vijf ellen be- Boven elken penant zal men leggen twee eiken stukken hoorlijk door lasschen te zamen gevoegd. zwaar zes en twintig en een halve en twintig duimen lang De twee breedten door greenen stukken twintig, dik tien twee ellen vijftig duimen zoodanig tegen elkander ko- lang vijf en vijftig duimen op een el, vijf palmen van mende en aan het vooreinde uitgekeept dat den cirkel van elkander op dezelve genageld te zamen verenigd, en op de Tederen dakstoel tusschen die stukken bevat worden. muur bevestigd, door ijzeren ankers in de muren gemet- Door drie ijzeren bouten van drie duimen middellijn met seld op een el vijf palmen van elkander gesteld door de moeren en schroeven zal men elke twee stukken te zamen plaat heen schietende en op dezelve vastgenageld. vereenigen. Deze ijzers zullen lang zijn vijf palmen zwaar twee en Door een ijzer anker lang een el zwaar drie en drie dui- twee duimen. men in de penanten gemetseld zal men elke twee stukken Aggtien dakstoelen zullen op gelijke afstanden van elkan- tegen houden. der op de zware muurplaaten der regtstandmuren wor- Dat anker door de stukken komende, zal met twee veren den gesteld. van dezelfde zwaarte als het zelve zijn voorzien, die op de Elke dakstoel zal op de volgende wijze zijn zamengesteld stukken met krammen zullen worden vastgeslagen. (:) Uit twee cirkel stukken breed vier palmen waarvan de Boven ieder cirkelvormige dakstoel zal men stellen aan inwendige boog zal zijn beschreven met eene staart van elke zijde een regten kapstijl breed vijf palmen op dezelf- zestien ellen zal men vervaardigen en elk deze bogen zal de wijze als de bogen uit verdubbelde planken van zes nagenoeg lang zijn aggtien ellen. duimen vervaardigd. Elke boog zal bestaan uit planken dik zes duimen verdub- Ieder kapstijl zal nagenoeg lang wezen vijftien ellen vijf beld tegen elkander komende en zoodanig dat de zamen- palmen. voeging door stukken aan de eene zijde overeenkomen Op dezelfde wijze als de cirkels en zoo als de teekening met het midden van die aan de andere zijde en omge- aanduid zullen iedere twee kapstijlen te zamen worden keerd. verenigd, voor zoo verre de kapstijlen tegen de cirkelstuk- Elke halve boog zal bestaan uit vijf stukken van zoodani- ken aankomen zullen dezelve niet verdubbeld zijn, en ge lengtens als op de teekening is aangewezen en door dus niet meer dan zes duim dikte hebben en de verdubbe- detailtekeningen op groote schalen onder den arbeid zal ling tegen de bogen aankomende zal juist passende na het worden voorgesteld. beloop van den bovenste boog worden uitgekapt. De tegen elkander gebragte stukken zullen door lange De doorschietende gedeelten der cirkel stukken zullen ijzeren nagels lang zestien duimen van behoorlijke met de kapstijlen evenals deze onderling worden te za- zwaarte worden vastgespijkerd. De nagels zullen in het men gevoegd. vierkant op ruitsche wijze op tien duimen van elkander Het regt doorgaande gedeelte van iederen kapstijl zal uit komen en behoorlijk worden omgeslagen. vier stukken kunnen bestaan en de andere verdubbeling De twee lagen van iedere dakstoel zullen tusschen twee uit drie gedeelten van zoodanige lengte als de teekening 349 aanduid en aan den arbeid zal worden voorgeschreven De bovenste band zal met een ijzeren pen van twee dui- wel zorgdragende dat alle zamenvoegingen met de meest men vierkant en vijftien duimen lengte voorzien wezen mogelijke nauwkeurigheid op dezelfde wijze als voor de om de nokgording daar op te leggen. De achttien dakstoe- cirkelbogen is worden uitgevoerd en de verdubbeling ins- len zullen op de hier beschreven wijze alle aan elkander gelij ks als die voor de cirkels tegen elkander worden gena- worden vervaardigd en gesteld. Datgene men de twee bij geld. Daar waar Tederen dakstoel tegen een cirkel stuk de poort komende welke aan eenen zijde op de stukken aankomt zal men tegen den zelve plaatsen en een halven daar voor gelegd en hiervoor beschreven in plaats van op duim inlaten een ijzeren plaat lang twee ellen breed twee de muurplaat zullen worden gezet, en dus eenen mindere duimen dik een duim. Juist over deze plaat zal eene lengte aldaar zullen hebben, terwijl aan de ijzeren ankers dergelijke tegen het cirkelstuk op dezelfde wijze worden om dezelve te bevestigen eene enigszins andere gedaante aangebracht. Deze twee platen zullen door twee bouten zal worden gegeven zoo als alles onder den arbeid zal van drie duimen middellijn met moeren en schroeven te worden aangewezen en ook op de teekening gezien kan zamen worden vereenigd. worden. (onleesbaar) zal elke plaat met kruisveren ( ) beugel Al het hout der dakstoelen zal zeer droog Noords gree- schieten van lengte dat door de gaten de schroefbouten nenhout zuiver bezaagd zonder eenige spint of andere der beugels kunnen passen. En aldaar zal men de kapstijl gebreken moeten wezen. en het cirkelstuk omvatten door een ijzeren band breed Aan elke zijde voor iedere dakstoel zal men stellen en tien duimen zwaar tien streepen van boven met een veer halverhouts tegen dezelve inlaten en bevestigen vier den- van dezelfde zwaarten lang drie palmen op den kapstijl nen stukken zwaar aggtien en vijftien duimen en onder rustende voorzien, en aan de twee einden van onderen dezelve dennen schoren van dezelfde zwaarten, en op met twee schroefdraden gewerkt. dezelfde wijze bevestigd, om dezelve te ondersteunen. Onder tegen den cirkel kapstijl zal een kruis waarvan de Alle stukken zullen onderscheiden lengte zoo als de teeke- zijden lang drie en drie palmen en de zwaarten als de ning aanwijst moeten hebben. banden zullen wezen, worden aangebragt voorzien met Boven de hier voor genoemde stukken met pen en gat op gaten waardoor de zoo even genoemde schroeven zullen dezelve gewerkt zal men aan elke zijde van het gebouw schieten dewelke onder dat kruis met moeren zullen wor- vier reijen denne gordingen leggen met ijzeren banden den opgesloten. die dezelve omvatten tegen gehouden. Door de banden en de platen zullen nog vier bouten als de Ook zal men op de nok eene gording plaatsen op de voorgaande worden gestoken en met moeren en schroe- ijzeren punten hier voor genoemd gelegd. ven opgesloten. Alle deze gordingen zullen zwaar zijn vijftien en agttien Nog twee banden van dezelfde zwaarte als de voorgaande duimen de stukken waar uit dezelve zullen worden za- doch van meerdere groote insgelijks met ijzeren kruisen, men gesteld, zullen ten minstens vijf ellen lengte moeten schroeven en moeren bevestigd, en met bouten en schroe- hebben behoorlijk door haaklasschen te zamen gevoegd ven ook gelijk aan de voorgaande zal men op eiken kap- zoodanig dat nooit twee lasschen op den zelfde kapstijl stijl en cirkelboog plaatsen. komen in het midden der lasschen altijd met het midden- De wijze van stellen der onderscheiden banden enz. is op vlak van eenen dakstoel overeenstemmen. de teekening duidelijk aangewezen en zal daarna moeten Aan elke zijde zullen de gordingen met ankers in de geschieden onder de banden, om dezelve te doen dragen schildmuren gemetseld en tegen de gordingen met kram- zal men tegen den kapstijl klossen nagelen zoo als ook op men bevestigd worden tegen gehouden ieder anker met de teekening is aangeduid. zijn schieter zal lang zijn eene el vijfpalmen zwaar drie en Op de platen of eindstukken zal men de kapstijl op inke- drie duimen, de gedeelten der gordingen ter lengte van pingen van breedte en lengte als de doorsnede van die drie palmen aan elke zijde in de muren komen zullen met stijlen en diep zes duimen stellen en behalve dat verbon- lood worden omkleed. den ieder door smeedijzeren banden breed zes duimen Op de gordingen genageld en op de bovenste muurplaat dik vijftien strepen en lang vijf palmen met twee bouten ingelaten en insgelijks genageld, alles met ijzeren nagels van drie duimen middellijn met moeren en schroeven van vijftien duimen lengte zal men aan weerszijde het vereenigd, en van onderen van zoodanigen form vervaar- gebouw beleggen met dennen spanribben op vijf palmen digd dat dezelve met twee bouten als de voorgaande op de van elkander, zwaar tien en agt duimen bestaande uit niet eindstukken bevestigd kunnen worden, op die wijze zoo meer dan vier lengtens met lasschen aan elkander ver- als onder den arbeid zal worden bevolen. enigd zoodanig dat nimmer twee lasschen nevens elkan- Boven zal men de kapstijlen met de onder dezelve gelegen deren en altijd die lasschen op het midden der gordingen dakstoelen verenigen, elke koppel door greenen stukken komen voor bij de muren zullen die spanribben schieten lang drie ellen zwaar twee en twee palmen tegen elkander zoo als op de teekening is aangewezen. gebragt en zoodanig uitgekeept, dat onder de cirkels en Al het hout der gordingen en spanribben zal zuiver vier- boven de kapstijlen door die stukken omvat en dus ver- kant bezaagd zonder eenige gebreken moeten wezen. eenigd worden; onder en boven zullen die stuken omvat Men zal zorgen aan weerszijden in het dak vijf openingen worden door ijzeren banden breed tien duimen dik tien van eene el en eene el vijf palmen te maken om de hierna strepen, elk in het geheel lang twee ellen en ieder door drie beschrijven leggende dakramen daar in te plaatsen. bouten van drie duimen middellijn bevestigd en veree- Daar waar die ramen zullen komen zal men tusschen de nigd, die bouten zullen met schroeven voorzien wezen en twee naast gelegen gordingen in plaats van de spanribben met moeren worden opgesloten. aan de zijden leggen twee dennen vierkante bezaagde 350 stukken zwaar vijftien en vijftien duimen en twee hori- zontale stukken van dezelfde zwaarten, en lang eene el vijf palm tusschen dezelve als alles naar den eisch bear- beid zoo als dat onder het werken zal worden voorge- schreven. Boven de poorten zal men een kapje, twee kielkepers en eene nekgording alle zwaar vijftien en vijftien duimen zoo als de teekening aanduid stellen en naar behoren bevestigen. Ook zal men aan elke zijde boven de poort insgelijks zoo als de teekening aantoond spanribben evenals die van het groote dak plaatsen. Op de spanribben zal men leggen eene denne dakbedek- king dik drie duimen naar behooren vastgenageld, de planken dezer dakbekleding zullen van gelijke breedten van de eene zijde van het gebouw tot de andere moeten wezen en geene twee zamenvoegingen boven elkander zullen op dezelfde spanrib mogen komen, maar die za- menvoegingen afwisselend moeten wezen. Aan weerszijde van het dak zal men op het zelve veertig dakhaken van behoorlijken form plaatsen en dezelve daar waar zij worden vastgenageld met lappen zink over- dekken. Het geheele dak zal met de beste Inlandsche leijen naar de kunst gelegd worden gedekt 30. De nokken zullen met eene streep zink numero zestien breed vier palmen worden gedekt. En in de snijding van het dak met de schildmuren en de keelen bij het fronton, zal men streepen zink numero zestien breed drie palmen plaatsen. Deze zink zal naar de eisch worden vastgenageld, en de nagels met lapjes zink overdekt." (Zie afb. 627, 628) Notenbijaen 1. Ontleend aan: G. Juten, Het stadhuis te Sluis, Bulletin NOB 6 , , 1905 .46 ,P 2. De tekstuitgave heeft stantsiken. Ongetwijfeld moet stant i- g g J kenelezen worden. g 3. De tekstuitgave heeft ogine. Ongetwijfeld moet ogive gelezen g g g J g g worden. 4. Gemeente archief Leiden: rekeningen der kerkmeesters van g de Sint Pieterskerk te Leiden 1398-1428. De rekeningen over g 1409-1412 ontbreken. 5. Gemeente archief 's-Hertogenbosch, inv. nr. 223. g 6. vier en een halve. 7. Archief Hervormde Gemeente te Delft, afd. VII, no. 3 , , (2 exemplaren). 8. Archief Hervormde Gemeente te Delft, afd. II, no. 3. , , 9. Bouwkundige Bijdragen 1863 kol. 21-28. g 10. Archief Hoeufft van Velsen, ARA no. 488 co ie ca. 1772). 11. Er zijn zes genummerde kapgebinten, t.w. twee strijk ebin- J g Pg , J g ten en vier daartussen. De e bijbehorende windschoren zijn - J zijn g nummerd 1 tot 10. Er zijn verder nog toegevoegd vier gebinten. J gg Bi' de laatsten zijn de nok gebinten "maners" volgens het be- Bij zijn g g gens stek niet meten en gat op de kapgebinten geplaatst, omdat ze pen g p Pg g P , anders niet onder de al bestaande nok te g bevesti en waren. De bijgeplaatste ebinten waren nodig, de overspanning van gebinten g, P g de "vlieren" anders teroot geweest zou zijn. g g zijn Regijster der notulen ende actitaten gehouden ende ere i- gJ g g g streert byde secretarissen der Stadt Goes nopende den nyeuwen Y P Y o bouw van de verbrande kercke staende binnen de Stadt Goes, , fol. 3 v° - 8 v°. Goes, Gemeente archief. Transcriptie H. Janse. , P Dit bestek isemaakt door Marcus Anthonius, meester timmer- g , man te Antwerpen. 13. berrie: roosterwerk aan de voet van de ka bestaande uit P, twee muurplaten met verbindingen ertussen. ~ g 14. boeiing, lank. g, boeiplank steunbeer. 16. Gem. Archief Leiden Verh. en bestedin en deel K. 1644/7 g, Nieuwe kerk = Marekerk. 17. Gedeeltelijk overgenomen uit: H.M. van den Berg, Gedeeltelijk g g, State, een Amsterdams buitenhuis op het Heeren veen, Bouwen in Nederland =Leids Kunsthistorisch Jaarboek 1984. Delft 1985, 15-17. 18. bouwlaag, g, 19. Haarlem, Gemeente archief, kast 2, loket 12, bundel 6, 1658-1659. 20. W.J. Formsma, De bouwgeschiedenis van de kerk te Leek, g , Groningse Volksalmanak, 1972-'73 79-89. g , , 21. sleutelstukken. 22. zwaluwstaart. 23. Wellicht afkomstig uit de Zweedse Oostzeehaven Gavle. g 24. Ontleend aan: Publicatieband Stichting Alde Fryske Ts j- g Y Jer ken band 3: 141. 25. s lits en en een wig P g 26. windsc B. INVENTARIS VAN KAPCONSTRUCTIES IN NEDERLAND gerangschikt naar typen Gestreefd is naar een zo volledig mogelijk overzicht. Na- tuurlijk was het niet mogelijk alle Nederlandse kappen te inventariseren. (*) =gesloopt SPORENKAPPEN Zwolle, Kamperstraat 11, XIII (NL 16,3: 39) Enkelvoudige sporenkappen I.O.O.lm I.b.0.1z4 Norg, Herv. kerk, oorspr. toestand, XIII Maastricht, O.L.Vrouwekerk, n.-dwarsschip, XI (frag- I.0.0.2m menten) Peize, Herv. kerk, koor, XIII I.0.0.1 I.0.0.2ms Garnwerd, Herv. kerk, oostzijde, XIII (versterkt, NL 14) Norg, Herv. kerk, na wijziging Leeuwarden, Jacobijnerkerk, XIIId-XIVa (versterkt) I.0.0.2s Marcum, Herv. kerk, XIII (versterkt, NL 14) Utrecht, Nicolaikerk, middenb. schip, XII (NL X 18a,ó) Oosterwijtwerd, Herv. kerk, XIIIB (versterkt, NL 14) I.0.0.2sv Oosturn, Herv. kerk, XIII (versterkt, NL 14) Sellingen, Herv. kerk, oost, XIII (NL 14) Wedde, Herv. kerk, XVII I.0.0.2v Zeerijp, Herv. kerk, XIVb (* bij rest.) Deventer, Kerksteeg 12, XIII (* 1961) Zutphen, Raadhuissteeg 3/5, XIII Sellingen, Herv. kerk, midden en west, XIII (NL 14) Zwichum, Herv. kerk, XIII (versterkt) Zuidbroek, Herv. kerk, XIII (versterkt, NL 14) I.0.0.2 I.0.0.2x Deventer, Polstraat 12-14, 1334 (d) (NL 19a, NL X 23) Wijhe, Herv. kerk, koor, XIII (versterkt) Doesburg, Gasthuisstraat 3, XVIA (versterkt) I.0.0.3s Garnwerd, Herv. kerk, w. deel, XIIIA (versterkt) (NL 14) Utrecht, Nicolaikerk, koor deel, ca. 1200 (NL X 18a,ó) Groningen, Pelstergasthuis, XIIIc 1 I.bv.0.1 Heemse, Herv. kerk, XIV? (versterkt) Limbricht, St.-Salviuskerk, koor, XIIIB Heveskes, Herv. kerk, ca. 1200, vernieuwd (NL 14) Huizinge, Herv. kerk, w., XIII (*, NL 14) Norg, toren Herv. kerk, XVIII? Sporenkappen met middenondersteuning en Nuis, Herv. kerk, XIII (versterkt) (NL 14) makelaars Oene, Herv. kerk, koor, XIVa (versterkt) I.b.m.l Opwierde, Herv. kerk, XIII (fragm. bewaard, NL 14) Amsterdam, Nieuwe kerk, koorkapellen XVd (veelzijdig) Siddeburen, Herv. kerk, XIII? (* 1950, NL 14) I.b.m1.2 Utrecht, Pieterskerk, Dekenkapel, XIVa (*) 's-Hertogenbosch, Pensmarkt 13-15, XIIIB Oude Gracht 48, XIII (fragmenten) I.b.m2.2(v) Oude Gracht 114, Drakenburg, 1291 (d) Deventer, Bergschild 14-16, 1344 (NL X 6) Roggestraat 12-14, XIVA Oude Gracht 187, Te Putten, ca. 1300 Zwolle, Oude Vismarkt 6-8, na 1324 (NL X 32a) I.b.m2.3(v) Oude Gracht 219, Ouden Puth, ca.1300 Zutphen, Bornhof, 1343 (d) (NL 19a) (NL X 32b) Houtmarkt 42-44, XIVA Oude Gracht 310, XIVa? Oude Wand 22, 1354 (d) (NL 16,3: 29; Westeremden, Herv. kerk, XIII (versterkt, NL 14) NL 19 b) Wijhe, Herv. kerk, XIIIB I.b.m3.3(v) Zeerijp, Herv. kerk, XIVA (* ca. 1960, NL 14) Zutphen, Korte Hofstraat 14, XIVA Zwolle, Diezerstraat 68, XIII (fragm.) (NL 16,3:41) Zaadmarkt 85, XIVA 2 Grote Markt 3, XIII (later I.b.k.l; NL 16,3:38) Zwolle, Melkmarkt 50, na 1324 (NL 16,3: 32) Grote Markt 8, XIII (later I.b.k.l; NL 16,3:63) I.bv.1.2 Melkmarkt 53, XIII (NL 16,3: 40) Ootmarsum, R.-K. kerk, dwarsschip, deel koor, 1399 I.0.0.3 I.b.s2.2 Baflo, Herv. kerk, XIII (versterkt) (NL 14) Nijbroek, Herv. kerk, koor, XIVA Utrecht, Mariaplaats 50 (versterkt), XIII (NL X 47) I.0.s2.2+1 Zweeloo, Herv. kerk, XIII Deventer, Stromarkt 19, XIVA 353 Sporenkappen met ondersteuning aan weerszijden Utrecht, Catharijneconvent, pandhof, XVd I.b.k-.1 Oude Gracht 307, Leeuwenberch, 1316 (d) Deventer, stadhuis, XIII Springweg 102c, Roghmuscaet, 1413 (NL X 32d) Vierakker, Olde Spieker, XVIB Sporenkappen met schaargebinten of Vorden, huis Vorden, XVIm kromstijlgebinten Zutphen, Lange Hofstraat 3, 1631 I.O.K+1.1/2 Rode Torenstraat 12-14, XIVa Brouwershaven, Herv. kerk, middenschip, ca.1325 Zwolle, Diezerstraat 68 's-Gravenhage, Ridderzaal, ca. 1280 (thans copie) Diezerstraat 72, 1543 (fl.zolder) (NL 16,3: 115) I.b.Kl+m1.3 Diezerstraat 88, XIVB (NL 16,3: 56) Oudewater, Herv. kerk, toren, ca. 1300 Grote Markt 3 I.b.k.1/2/3 Grote Markt 8, XVA (NL 16,3:61) Alkmaar, Achterdam 8, ca. 1500 Grote Markt 9, XVA, (fl.zolder) (NL 16,3: 59) Kanisstraat hk Geest, XVIA Kromme Jak 15, 1614 (NL 16,3: 133) Verdronkenoord 37, ca. 1600 Melkmarkt 14, XVIIa (NL 16,3: 131) Amersfoort, Langestraat 9, XV Melkmarkt 41 (museum), 1571 Amsterdam, Warmoesstraat 83, ca. 1400, sleutelst. in k Melkmarkt 54, XVIB Arnhem, Kerkstraat 19, XVA Nieuwstraat 35, XVB-XVIA Petersgasthuis, St.-, ca. 1405 Nieuwstraat 55, XVB (2 fl.zolders; NL 16,3:104) Weverstraat 16a, XIV (* 1988) Nye Pestengasthuis, XVA (fl.zolder; NL 16,3:72) Ayen, St.-Anthoniuskapel, XVII Praubstraat 19, XVB (fl.zolder) (NL 16,3:81) Deventer, Bergschild 1, XVI Sassenstraat 3, XVIB Bergstraat 41-43, XV-XVIA Sassenstraat 9, XVIA (fl.zolder) (NL 16,3: 113) Boterwaag, 1495 Sassenstraat 31-33, XVb Lange Bisschopstraat 31-33 3 Vijfhoek 2, XVIA (NL 16,3: 111) Noordenbergstraat 19, 1583 Vispoortenplas 8-10, XV (fl.zolder;NL 16,3:142) Potstraat 34, ca. 1500 Wheeme, 1497 (NL 16,3: 102) Rijkmanstraat 54 I.b.ks1.2 Roggestraat 22 Groningen, Rode Weeshuis, refter, XVa Sandrasteeg 5, XV I.bv.a1.2 Doesburg, Groot Convent, XV Maastricht, Dominicanenkerk, koor + ged. schip, XIIId Kosterstraat 9, XVIm I.b.a.1/2 Kosterstraat 38 Amersfoort, Koppelpoort, XV Edam, Achterhaven 101, XVI Amsterdam, Oude kerk, doopkapel, XVc Achterhaven 105, XVIb Begijnhof 2, 4 en 7, XV Damplein 8, XVIb 4 Baflo, Herv. kerk, XV (oorspr. I.0.0.2/3) Voorhaven 18, XVIb Barneveld, Herv. kerk, n. en z. beuk, XV Elburg, Ellestraat 50 Bergen op Zoom, O.L.Vrouwepoort, aanbouw, XIV Enkhuizen, Breedstraat 51, XVIb Bornwird, Herv. kerk, XVI Westerstraat 76, XVIb Breede, Herv. kerk, ca. 1600 Westerstraat 96, XVIB Dantumawoude, Herv. kerk, XVIA Franeker, Schilkampen 5, 1631 Duurswoude, Herv. kerk, XV (los tongewelf XIX?) Goedereede, Markt 6 Ermelo, Herv. kerk, koor, XV Groningen, Brugstraat 26, XV (verbouwd) Ezinge, Herv. kerk, 1662 Hasselt, stadhuis, 1550 Finsterwolde, Herv. kerk, XVI Hoogstraat 12, XVB-XVIA Garnwerd, Herv. kerk, XV-XVIA (versterking) Hattum, Kerkstraat 19-21, XVIA Groningen, Oude Kijk in 't Jatstraat 6, XV (NL 14) Heerde, Volbergen, 1623 Grouw, Herv. kerk, koor, XVI (met sporen XIIIA) 's-Hertogenbosch, St.-Jansstraat 1, XVIm (later gew.) Hallum, Herv. kerk, z.dwarsschip, XVIA Kerkstraat 18, achter, XVIB Heemse, Herv. kerk, XVII (versterking) Lepelstraat 12, ca. 1500 Hernen, kasteel, n.-vleugel, XVI Hoorn, Veermanskade 11, XVIIa Leur (Gld.), Herv. kerk, XVIa Monnickendam, Havenstraat 1, 1592 Lochem, Herv. kerk, XVI Kerkstraat 37, XVIa Marsurn (Gr.), Herv. kerk (versterking) Zarken 14, ca. 1600 Middelburg, Vlasmarkt 8, XVA (NL X 51) Kampen, Oudestraat 158, ca. 1500 Niebert, Herv. kerk, XV-XVIA Oene, Herv. kerk, XV (versterking) Norg, Herv. kerk, XVIIA (versterking) Oldenzaal, Marktstraat 10, XVIIA Nuis, Herv. kerk, XV-XVIA (versterking) Spaarndam, Oostkolk 3, 1616 Den Oever, kapel, XV (thans Zzeemuseum, Enkhuizen) Uden, Brigitinessenabdij, kapel, 1720 Oosterlittens, Herv. kerk, XVB-XVIA 354 Oosterwijtwerd, Herv. kerk, XV-XVIA (versterking) I.b.f+l.l Oosturn (Gr.), Herv. kerk (versterking) Ootmarsum, R.-K. kerk, z.-kapel en n.-zijkoor, ca. 1500 Ootmarsum, R.-K. kerk, schip, XV I.b.a+l.l Pieterburen, Herv. kerk, schip, 1605 Aalsum, Herv. kerk, ca. 1542 Rinsumageest, Herv. kerk, hoofdbeuk, XVIA? Achlum, Herv. kerk, XVB-XVIA (los tongewelf) Scheemda, Herv. kerk, 1515 Adorp, Herv. kerk, XVIb Silvolde, Herv. kerk, schip, XV Beetgum, Herv. kerk, XVIA, gew. 1669 (los tongewelf) Stedum, Herv. kerk (* 1937) Blessuur, Herv. kerk, XVB (los tongewelf) Termunten, Herv. kerk (versterking, *) Britswerd, Herv. kerk, XVA Tolbert, Herv. kerk, koor, XVI Dordrecht, Grote kerk, Mariakoor, XVB Utrecht, Janskerk, n. en z. koor, XVIb Enspijk, Herv. kerk, schip, XVIa Wehe, Herv. kerk, XVI Finkum, Herv. kerk, XVIA (los tongewelf, later) Westeremden, Herv. kerk, XVI (versterking) Giekerk, Herv. kerk, XVIA (los tongewelf, later) Westernieland, Herv. kerk, XV-XVIA Goutum, Herv. kerk, XV-XVIA (los tongewelf, later) Wijhe, Herv. kerk, XVI (versterking), n.zijkoor, XVIb-m Hijum, Herv. kerk, ca. 1500 Wilsurn, Herv. kerk, XV Jelsum, Herv. kerk, ca. 1500 (los tongewelf) Winschoten, Herv. kerk (* 1906) Jorwerd, Herv. kerk (los tongewelf) Wirdum, Herv. kerk, n.dwarsarm Lichtaard, Herv. kerk, XVIA Wognum, Herv. kerk, XVI (bedoeld tongewelf) Meeden, Herv. kerk, XVc (2x2 flieringen) Woudrichem, Molenstraat 6-8, XV Murmerwoude, Herv. kerk, XVIA Zandeweer, Herv. kerk (* 1931) Noorddijk, Herv. kerk, XV-XVIA Zeerijp, Herv. kerk (versterking, *bij rest.) Nijeveen, Herv. kerk, schip, 1477 Zuidbroek, Herv. kerk (versterking) Oldeberkoop, Herv. kerk, XVIA? (los tongewelf, later) Zwolle, Broerenklooster, librije, XVd (NL 16,3:85) Oldenzaal, St.-Plechelmuskerk, n.dwarsschip, XVB Goudsteeg 17, XVd (NL 16,3: 101) Ommeren, Herv. kerk, koor, XV Praubstraat 8, 10-12, XVB (NL 16,3: 88, 92) Oosternieland, Herv. kerk, XVIB Schoutenstraat 10, XVIA (NL 16,3: 106) Oostrum, Herv. kerk, XVIm (los tongewelf) 5 Walstraat 11, ca. 1530 (d) (NL 19 b) Stedum, Herv. kerk, sacristie, XVIA Wolweverstraat 24-26-28, XVIA (NL 16,3: 110) Steenwijk, Grote kerk, noordbeuk, XV I.O.a.1/2 Stiens, Herv. kerk, koor, XVIA (los tongewelf) Huizinge, Herv. kerk, west, XIV (* 1960) Tholen, stadhuis, XVc Kloetinge, Herv. kerk, dwarskapellen, ca. 1500 Tjamsweer, Herv. kerk, ca. 1538 Loppersum, Herv. kerk, z.zijbeuk, n.kapel, XV-XVI Visvliet, Herv. kerk, westelijk deel, XV Schildwolde, Herv. kerk, dwarskapellen, 1666 Vorden, Herv. kerk, XIV Stedum, Herv. kerk, dwarsarmen, XV (*) Waaxens, Herv. kerk, XVIm I.b.kl+m1.2 Wetzens, Herv. kerk, XVIA Deventer, Bergschild 7, XIV Wijhe, Herv. kerk, XVB-XVIa Zutphen, Vleeshuis, XIV (met flieringen halverwege) Wijns, Herv. kerk, XVIb (los tongewelf t3) I.O.a+m.l 't Zandt, Herv. kerk, XVB (* bij rest.) Kampen, Bovenkerk, zuiderportaal, XVc (veelzijdig) Zwichum, Herv. kerk (versterkt, los tongewelf) I.b.a+m1.2 Zwolle, Broederkerk, z.beuk, 1505 (d) (NL 16,3: 83) Zwolle, Bethlehemkerk, schip, XIVA I.O.a+l.l I.O.(al+m).1 Bedurn, Herv. kerk, zuidbeuk, 1484 Zierikzee, Zuidhavenpoort, XIVa Huizinge, Herv. kerk, O.deel, XIVm (* bij rest.) I.bv.as+m.2 Loppersum, Herv. kerk, z.dwarsarm, z.kapel, XVd Maastricht, Dominicanenkerk, middendeel, XIVa Oosterend (Fr.), Herv. kerk, sacristie, XV (vernieuwd) (NL X 55) Ootmarsum, R.-K. kerk, zuidkapel en n.-zijkoor, ca. I.b.ksl+ml.2 1500 Beekbergen, Herv. kerk, o.-deel schip, XIVa Uithuizen, Herv. kerk, XV I.b.ksl+m2.3 I.b.k+a.1/2 Nijbroek, Herv. kerk, schip, XIV Alkmaar, stadhuis, XV-XVIa I.b.ks+l.l Amsterdam, Warmoesstr. 139, XVB, sleutelst.in k, (*) Zutphen, Sprongstraat 12-14 (1 x), XVI ? Arnhem, Jansstraat 24 voor, XV 6 I.b.kslx.3 Bergen op Zoom, Markiezenhof, vleugel bij Hofzaal, Hellendoorn, Herv. kerk, schip, XIVA (* 1960) 1503 I.b.aslx.3 Lieve Vrouwestraat 43-45 Deventer, Broederenkerk, schip west, XIVA (NL X 27) Boschstraat 4-6, XV (* 1977) I.b.k1+1.2 Culemborg, stadhuis, 1534 Beekbergen, Herv. kerk, w.-deel schip, XIV Drostenhuis, XVb Slotstraat 12, XVb 355 Deventer, Brink 69, 1542 Eck en Wiel, Herv. kerk, XVd-XVIb Drie Haringen, 1575 (NL 16,3: 129) Ede, Herv. kerk, schip, 1635 Lange Assenstraat 10, XVIm Eibergen, Herv. kerk, koor, XVm Lange Bisschopstraat 40, XV (D 4: 273) Franeker, Camminghahuis, voor, ca. 1500 Wanthuis, XV Geertruidenberg, stadhuis, ca. 1530 Doesburg, Meipoortstraat 59, XVIa Groningen, Martinikerk, schip, ca. 1475 Dordrecht, Grotekerksbuurt 60, ca. 1460 Grouw, Herv. kerk, schip west, XV Eiburg, Bloemsteeg 2, ca. 1400 Haringhuizen, Herv. kerk, XVB huis Arent thoe Boecop, ca. 1395 Hattum, Herv. kerk, XV Smedestraat 12 Hoogkerk, Herv. kerk, XVId Enkhuizen, Westerstraat 15, XVIm Kampen, Broederpoort, 1465 Geertruidenberg, stadhuis, achter links, 1632 Cellebroederspoort, 1465 Goes, voorm. Weeshuis, XV-XVIa stadhuis, 1543 (NL 16,3: 119) Groningen, Brugstraat 26, XVII na verbouwing Broederkerk, 1473-'90 Hernen, kasteel, n.-vleugel rechts, XV Buitenkerk, koor en schip, XVB Hulst, refugium Baudelo, XVB Kantens, Herv. kerk (copie uit 1956) Leiden, Caeciliagasthuis, XVIm Kerkwijk, Herv. kerk, XV Hooigracht 92, XV-XVIa Leegkerk, Herv. kerk, koor, ca. 1520 Rapenburg 65, ca. 1630 Leerdam, Herv. kerk, koor-viering, XVB Monnickendam, Zuideinde 16, XVIa Leeuwarden, Jacobijnerkerk, XV-XVIa (schip met los Montfoort, stadhuis, XVa tongewelf) Oude Boomgaard, ca. 1400 (* ca. 1960) Mastenbroek, Herv. kerk, XVA Noordwijk-binnen, Voorstraat 21, XVIm Medemolik, kasteel Radbout, XVIA-XVIIa Purmerend, Peperstraat 46 (* 1959) 7 Middelstuur, Herv. kerk, XVB Raalte, Oosterhof, XVIIA Niehove, Herv. kerk, XVI Tiel, Weerstraat 47-49, ca. 1560 Nijmegen, Stevenskerk, dwarsschip, XIV-XV (* 1944) Utrecht, Eerste Achterstraat 1-3, XVB-XVIb Noordbroek, Herv. kerk (versterking) Jeruzalemstraat 8-10 Noordwolde, Herv. kerk, 1639 Vianen, stadhuis, 1472 (d) Oldehove, Herv. kerk, XV-XVIA Kerkstraat 66, XVIm Oldenzaal, St.-Plechelmuskerk, koor, XV Zutphen, Spiegelstraat 13, St.-Elisabethsgasthuis, 1442Persingen, Herv. kerk, XVI Zwolle, stadhuis, XVA (NL 16,3: 70) Pieterburen, Herv. kerk, koor, XVI H. Geestgasthuis, 1422 (NL 16,III: 58) Purmerend, Peperstraat 46, ca. 1520 (* ca. 1962) Kamperstraat 10, XIVB (2 fl.zolder; NL 16,3:54) Rheden, Herv.kerk, koor, XVB, schip, 1505 Kamperstraat 12, XVIA (NL 16,3: 114) Scherpenisse, Herv. kerk, ca. 1520 Kamperstraat 27, XIVB (2 fl.zolder; NL 16,3:51) Sexbierum, Herv. kerk (los tongewelf) Melkmarkt 10, XVd (NL 16,3: 99) Silvolde, Herv. kerk, koor, XV (NL X 9) Melkmarkt 36, XVB (fl.zolder) (NL 16,3: 76) Terwolde, Herv. kerk, XVIm Praubstraat 25, XVIm (NL 16,3: 126) Utrecht, Buurkerk, 2de zijbeuk, 1514 Sassenstraat 31-33, XVb (fl.zolder; NL 16,3: 65) Dom, kapittelzaal Thorbeckegracht 24-25, 1628 (NL 16,3: 134) Nicolaikerk, div. delen, XV-XVIA I.b.k+k.l (NL X 18a,ó) Bergen op Zoom, Markt 5 Paushuize, 1517 Deventer, Brink 21, XVI Pieterskerk, n. van schip, XVI 's-Hertogenbosch, Hinthamerstr., vm. H. Geesthuis, XV Valburg, Herv. kerk, koor, XVIm I.b.a+a.1/2/3 Vorden, Herv. kerk, koor, XV Aalten, Herv. kerk, schip, XV Westergeest, Herv. kerk, XVII (grenen) Amersfoort, St.-Pietersgasthuis, 1536 Westernijkerk, Herv. kerk, XV-XVIa Amsterdam, Bank van Lening, 1550 Windesheim, Herv. kerk, 1566 (d) (NL 19 b) Augustinusga, Herv. kerk (vernieuwd) Winterswijk, Herv. kerk, 1480-1500 Barneveld, Herv. kerk, middenbeuk, XV Zierikzee, Noordhavenpoort, ca. 1500 Beekbergen, Herv. kerk, koor, XV Zutphen, Nieuwstadskerk, XVB-XVIA Bergharen, R.-K. kerk, XVd-XVIa Walburgskerk, schip, XVB Bergurn, Herv. kerk (vernieuwd) Zwolle, Bethlehemkerk, koor, XVa (NL 16,3: 57) Breedevoort, Herv. kerk, XVIB of 1649 vm. Vleeshuis, 1469 (NL 16,3: 79) Brielle, St.-Catharijnekerk, zijbeuken, ca. 1470 Waalse kerk, 1501 (NL 16,3: 112) Britsum, Herv. kerk, XV I.O.a+a1 Buurmalsen, Herv. kerk, koor, XV Stedum, Herv. kerk, XV Dalfsen, Herv. kerk, XVB-XVIa I.b.a+a.x Deventer, Bergkerk, XV Haarlem, Waalse kerk, schip west, XIV Mariakerk, XV 356 I.b.a's+a.l Zutphen, Walburgskerk, Raadskapel, ca. 1390 Leiden, Hooglandse kerk, XVIa Zwolle, Grote kerk, ca. 1550 (NL 16,3: 121) I.b.as+as.2 O.L.Vrouwekerk, XVm-c (NL 16,3: 77) Utrecht, Jacobikerk, n.koor, n.beuk, div. XVA-XVIb I.b.a'+a+1.2 I.b.(as+as).2 Zaltbommel, St.-Maartenskerk, koor, XIVB Utrecht, Jacobikerk, dwarsschip, XV (NL X 19) I.O.a+a+l.l I.b.asl+asl.l Bellingwolde, Herv. kerk, koor, XVB-XVIA Utrecht, Jacobikerk, m. en z.koor, XVa en m (NL X 19) Ter Apel, kloosterkerk, ca. 1500 I.bv.asl+asl.2 I.b.as+a+l.l Maastricht, Franciscanenkerk, koor, XIVa Zwolle, Michaelskerk, ca. 1550 (NL 16,3: 121) I.b.kl+al+ml.l I.b.as+as+m2.2 Kampen, Koornmarktspoort, 1335 Haarlem, Grote of St.-Bavokerk, XIVd-XVd I.O.k+a+l.l I.b.asl+as+ml.l Haarlem, stadhuis, Gravenzaal, oorspr. XIV Zierikzee, Nobelpoort, XIVa (NL X 4; 49) I.b.as+as+1.1/2 I.b.k+a+1.2 Boxtel, R.-K. kerk, ca. 1500 Arnhem, Vijzelstraat 7, XIVd (met flieringzolder) Gernert, R.-K. kerk, schip, XV 's-Hertogenbosch, Clarastraat 14-16, XV (* 1962) Groenlo, Herv. kerk, koor, XVB Poederoyen, Loevestein, ridderzaal, XIV Loenen (U.), Herv. kerk, koor, XVB Veere, stadhuis, 1475 Utrecht, Dom, koor, 1386 (d) (NL X 54) I.b.ksl+asl+1.1 Zwolle, Michaelskerk, ca. 1550 (NL 16,3: 121) Zutphen, Beukerstraat 65-67, 1391 (d) (NL 19 b) I.b.k+a+a.l I.b.a+a+1.1/2/3 Culemborg, Drostenhuis, XVb Aalten, Herv. kerk, koor, XV Goilberdingerstraat 9-11, ca. 1530 (*) Amersfoort, St.-Joriskerk, XVA Oude Vismarkt 7 (*) Barsingerhorn, Herv. kerk (* ca. 1967) Gouda, stadhuis, 1450 Bathmen, Herv. kerk, koor, XVA of m Haarlem, vm. Leprozenhuis, ca. 1400 (met flieringzol- Bolsward, St.-Maartenskerk, ca. 1466 der) Dalfsen, kasteel Rechteren, XV I.b.a+a+a.l Deinum, Herv. kerk, XV (los tongewelf XVI?) Leiden, Waalse kerk, XVId Dordrecht, Grote kerk, koor, XVc Middelburg, stadhuis, ca. 1500 (verbrand 1940) stadhuis, 1383 Zwolle, Broerenkerk, hoofdbeuk, 1504 (d) Dwingelo, Herv. kerk, schip (*) I.b.as+a+a.l Ee, Herv. kerk, XVIb Westbroek, Herv. kerk, koor, ca. 1500 Elburg, Herv. kerk, XVa-c I.b.as+as+a.0 Epe, Herv. kerk, koor, XVA Amerongen, Herv. kerk, koor, ca. 1500 (* 1950) Ferwerd, Herv. kerk, schip, ca. 1500 (los tongewelf) I.b.as+as+as.l Groenlo, Herv. kerk, schip, XV Grave, St.-Elisabethkerk, dwarssch. 1565 Groningen, Martinikerk, koor, ca. 1425 I.b.as+a+a+l.l Grouw, Herv. kerk, schip oost, XV Harderwijk, Grote kerk, dwarsschip, XVIa Hallum, Herv. kerk, XVB-XVIA 8 I.b.a+a+a+a.l Kampen, Bovenkerk, 1450-'90 Brielle, St.-Catharijnekerk, schip, 1476, gecomb. met: Buitenkerk, dwarsschip, XVB I.O.k+a+a+a1 Kolderveen, Herv. kerk, XVIb Brielle, St.-Catharijnekerk, schip, 1476 (NL X 5) Leegkerk, Herv. kerk, schip, XV I.b.as+a+a+a+l.l Leeuwarden, Jacobijnerkerk, XVB (tijdelijk) Harderwijk, Grote kerk, koor, XVIa, gecombineerd met: Loppersum, Herv. kerk, schip, koor, toren, XV-XVI I.O.a+a+a+a+11 Nijkerk, Herv. kerk, koor, na 1450 Harderwijk, Grote kerk, koor, XVIa Oenkerk, Herv. kerk, XVIb (los tongewelf, later) Oldenzaal, St.-Plechelmuskerk, middenbeuk, na 1492 Ommeren, Herv. kerk, schip, XV Hallenkerk, 3 beuken onder één dak Raalte, Herv. kerk, koor, XVB Utrecht, Buurkerk, 1443 Ruinen, Herv. kerk, XVII Steenwijk, Grote kerk, zuidbeuk, XVI Kleine kerk, XVd "Staande stoel" Stiens, Herv. kerk, schip, XVIA (los tongewelf), toren,Deventer, Broederenkerk, koor en o.schip, XIVa XVIA Tholen, O.L.Vrouwekerk, schip, XV Vledder, Herv. kerk, na 1621 Gebinten met tussenbalken Wijhe, Herv. kerk, schip, XVa I.b.g.l Winsum, Herv. kerk, XV-XVIa 's-Hertogenbosch, Markt 79-83, De Moriaan, XIIId? 357 I.b.d.l II.O.a+a+q 's-Hertogenbosch, Achter de Tolbrug 11, XVIa Maastricht, Statenstraat 11A/13, 1619 Hinthamerstraat 158 (asymmetrisch) II.b.k+a+q Kerkstraat 18, XVIB (gewijzigd) Sittard, Paardestraat 19, XVII Verwersstraat 7, ca. 1525 II.b.k+k+q Visstraat 28, XVIa, met ankerbalk Born, Grasbroek, 1596 Vughterstraat 178, met ankerbalk II.b.av+a+qn Nijmegen, Latijnse school, 1544 Meerssen, R.-K. kerk, XV (* 1936) Waag, 1612 II.b.as+as+n St.-Anthoniusplaats 15 XVIb Gernert, R.-K. kerk, koor, oorspr.toestand, XV Grote Straat 36 (1566), 50, 76, 81 (*) II.b.as+as+qs Priemstraat 29-31, XVIm Maastricht, Bonnefanten, 1715 Ridderstraat 13 achter, XVIm Sittard, St.-Michaelskerk, 1668 Stevenskerkhof 46 II.O.al+asl+n Vijfringengas 6 Maastricht, Augustijnenkerk, 1661 (los tongewelf) Valburg, Herv. kerk, XVIA-m (verwoest) II.av+av+n Venlo, Vleesstraat 7-9, XVI Maastricht (Limmel), Bethlehem, o.vleugel, XVIIIA Well (Gld.), kasteel, XVIa Roermond, Karthuizerklooster, kapel, ca. 1600 I.b.d+a.1/2 II.b.kv+zv+n Arnhem, Vijzelstraat 27, XVA (* 1972) Herkenbosch, R.-K. kerk, XVII 's-Hertogenbosch, Korenbrugstraat 16 (voor), XVIa II.b.yv+y+n Nijmegen, stadhuis, 1555 (verwoest 1944) Urmond, Schippershuis, XVII Smidstraat 2-4, XVI (* 1968) (NL X 25) I.b.d+k+l.l Gebinten met flieringen en gordingen Well (L.), kasteel, XVI I-II.b.b.2 I.b.e.2 Roermond, Begaardenklooster, XIVB-XVa 's-Hertogenbosch, Brede Haven 80-84, XV (*) I-II.b.b+1.1/2 I.b.e+a.l Blija, Herv. kerk, ca. 1540 (los tongewelf 1858) Groesbeek, Herv. kerk, XVI Breugel, R.-K. kerk, XVB I.b.a+e.2/3 Deurne, R.-K. kerk, koor en z.-dwarsschip, XVI Borne, Herv. kerk, schip en koor, XVA, 1482 Veen, Herv. kerk, schip, XVB (met koor I-II.b.t3+1.2) Visvliet, Herv. kerk, oost, 1427? (met "gewelfribben") Vollenhove, Grote kerk, XVA I-II.b.b+a+1.1/2 GORDINGENKAPPEN Bergeijk, R.-K. kerk, koor, XVB Breda, Grote kerk, koor, XVb; dwarsship en schip, XVc Zuivere gordingenkappen I-II.b.b+(a+1).1 II.b.q Zaltbommel, St.-Maartenskerk, schip, XVc Deurne, Dinghuis, XVI? I-II.b.b+b+l.l Amsterdam, Nieuwe kerk, O.L.V.-H.Kruiskapel, 1488 Dordrecht, Grote kerk, schip en dwarsschip, ca. 1460 II.O.a+q I-II.b.bs+as+l.l Kerkrade, abdij Rolduc, kerk, 1586 Utrecht, Dom, dwarsschip, 1479 II.b.a+q I-II.b.bsl+asl.l Maastricht, St.-Servaaskerk, Bergportaal, 1596 Utrecht, Jacobikerk, m.- en z.-koor, XVd Sittard, klooster Agnetenberg, kapel, 1722 I-II.b.bs+as+a+l.l II.b.k+n Utrecht, Janskerk, koor, ca. 1510 Herkenbosch, Daelenbroeck, XVII I-II.b.i+a+a.0 II.O.k+q Bergen op Zoom, Markiezenhof, 1441, 1490 Urmond, Herv. kerk, 1685 I-II.b.i+b+b.0 II.b.kv+q Hulst, Refugium Ter Duinen, XVIb Limbricht, St.-Salviuskerk, schip, 1651 Vaals, hoeve Mamelis, n.o., n.w., XVIIa Gordingen, flieringen en nokgording II.b.a+n I-II.bv.bs+n.2 Roermond, Munsterkerk, koorsluiting, XVI Maastricht, Dominicanenkerk, schip west, XIVA II.b.a+qs Franciscanenkerk, schip, XIVA Maastricht, St.-Mathiaskerk, west, XVIA I-II.b.bs+n Cellebroederskapel, XVIb Maastricht, St.-Janskerk, schip, na 1390 St.-Servaaskerk, Bergportaal, 1595 (d) O.L.Vrouwekerk, schip, dwarsschepen, XV Zwolle, Michaelskerk, n.beuk west, 1682. Roermond, Herv. kerk, n.- en z.-zijbeuk, ca. 1500 II.b.as+qs I.b.k+n Maastricht, St.-Mathiaskerk, oost, XVB Baarlo, d'Erp, XVId 358 Bolsward, Kerkstraat 3, achter, XVIb-m Harderwijk,Luttekepoortstraat 3, XVIb Kleine Dijlacker 17, ca. 1540 (NL X 13) Schoenmakersstraat 2, XVIb Culemborg, Achterstraat 6, XVIB Heeswijk, abdij, 1546 Elisabethweeshuis, ca. 1560 9 's-Hertogenbosch, Karrenstraat 38 Goilberdingerstraat 17, XVIB-XVIIA Hulst, Markt 1, 1643 Tollenstraat 1, XVIB Steenstraat 12-14, XVIb Grathem, Ten Hove, zijvleugel 1581 Leeuwarden, Papingastins, XVIm Maastricht, Stokstraat 32, XVII Mill, Aldendriel, XVIIA Roermond, Luifelstraat 3a, voor, XVIb-m Nunhem, St.-Ursulamolen, ca. 1600 Thorn, Grote Hegge, hoofdgebouw St.-Oedenrode, Dommelrode, 1603 Veere, Kade 59, XVIA Sittard, Agnetenberg, 1662 I.b.k+r Sneek, Marktstraat 9, ca. 1540 Amsterdam, O.Z.Achterburgwa178, XVIB Utrecht, Pauwstraat 30 Bolsward, Grote Dijlakker 47, XVIb-m Jeruzalemstraat 8-10 Delft, Koornmarkt 33, XVIb-c (* 1980) Wijk-bij-buurstede, Markt 15-16, XVI Koornmarkt 81, ca. 1545. Willemstad, Mauritshuis, 1623 I.b.a+n.1/2 I.b.k+a*+n Boer, Herv. kerk, XVI (los tongewelf, later) Middelburg, Bogardstraat 31 Alkmaar, Nieuwe Doelen, achtervleugel, 1618 Dam 23, 35, 51, ca. 1530-'40 Kimswerd, Herv. kerk, XVI (los tongewelf, later) Gortstraat 73 Leeuwarden, Waalse kerk, XVI Korendijk 34 I.b.a+nl Kuiperspoort 5, 9, 13 Noorbeek, R.-K. kerk, schip, XVB Langeviele 21 I.b.a+r Condense kaai 13 Janum, Herv. kerk, XVIB Rotterdamse kaai 1, 1594 Linden, R.-K. kerk, XVII Rouaanse kaai 25, 45 Oosterend (Texel), Herv. kerk, XVIIB (los tongewelf) Schuitvlotstraat 2 I-II.b.b+n Vlasmarkt 6 Noorbeek, R.-K. kerk, koor, XVB-XVIA Vlissingen, Bellamypark 8, 17 Zwolle, Hoofdwacht, 1614 II.b.k+a+n I-II.b.b+nl St.-Joost, vm. Caulietenklooster, XVIc Hoensbroek, R.-K. kerk, schip, XVIA Roermond, Luifelstraat 11, 1571 I.b.k+a+n I-II.b.(a+b)+n Amersfoort, Bloklandgasthuis, vrouwenzaal (*) Thorn, Grote Hegge, zijvleugel, XVIm Breestraat 52, na 1520 I.b.k+b+n Hof 5, na 1520 Utrecht, Oudkerkhof 19-21 Lieve Vrouwestraat 6-8, na 1520 I-II.b.k+a+q Muurhuizen 41-43 Leiden, Rijnlandshuis, 1597 Barendrecht, Voordijk 397, XVIIa I.b.k+a+r Bolsward, Grote Dijlakker 22, XVIb-m (NL 3) Alkmaar, stadhuis, 1592 Brielle, Merulaweeshuis, 1602 Delft, Oude Delft 16, XVIb Nobelstraat 19, XVIb 's-Gravenhage, Raadhuis, 1565 Brouwershaven, stadhuis, 1599 Leiden, Rapenburg 63, XVIB Culemborg, Everwijnstraat 3-9, Convanje, na 1532 I.b.k+(a+r) Elisabethweeshuis, ca. 1560 Delft, Koornmarkt 1, XVIm Tollenstraat 3, XVId I.b.a+a+n Delft, Noordeinde 9, XVIm Amersfoort, St.-Rochuskapel, XVIA (*) Oude Delft 191, ca.1540 Amsterdam, Nieuwe kerk, zijkapellen schip, na 1645 Prinsenhof, Schoolstraat, na 1536 Andelst, Herv. kerk, XVId Elburg, Beekstraat 14a, XVIA Breda, Grote kerk, kapellen z.zijde koor, XVIb Vispoortstraat 7, XVIb St.-Catharinaklooster, kapel, 1501-'04 Franeker, Camminghahuis, achter, ca. 1540 Buren, Herv. kerk, XVIIa Martenahuis, ca. 1540 Capelle a/d IJssel, Herv. kerk, 1592 Geertruidenberg, stadhuis, links voor, ca. 1540 bieden, Herv. kerk, ca. 1675 Goedereede, Markt 11, XVIb breischor, Ring 3, XVII Goes, Turfkade 15, XVIm Ede, Herv, kerk, koor, 1635 Gorinchem, Doelen, 1589 Eemnes-Buiten, Herv. kerk, koor, ca. 1600 Groenmarkt 3, ca. 1540 Erichem, Herv. kerk, schip, 1611 Grathem, Ten Hove, 1581 Gouda, Agnietenkapel, ca. 1550 Haamstede, slot, 1609 's-Gravenmoer, Herv. kerk, 1672 Haarlem, stadhuis, Gravenzaal, ca. 1550 (NL X 4) Groede, Herv. kerk, XVIIA 359 Groningen, A-kerk, 1671 I-II.b.b+b+n Handel, R.-K. kerk, 1743 Goes, Grote kerk, 1619 Harderwijk, Pesthuis, XVIb I-II.b.bs+bs+n Heemskerk, Herv. kerk, 1628 (los tongewelf) Gernert, R.-K. kerk, koor, gewijzigde toestand. 's-Hertogenbosch, St.-Jorisstraat 58-60 (*) 1 o I-II.b.bs+bs+n1.1 Hichtum, Herv. kerk, XVIb (los tongewelf, later) Gernert, R.-K. kerk, koor (latere toestand), XVB Hoogebeintum, Herv. kerk, ca. 1550 (los tongewelf) 's-Hertogenbosch, St.-Janskathedraal, 1510-'25, gecom- Hulst, Willibrordusbasiliek, ca. 1530 bineerd met: Kapel-Avezaath, Herv. kerk, XVI I-II.O.b+bs+n 1.1 Kollum, Herv. kerk, 1661 's-Hertogenbosch, St.-Janskathedraal, 1510-'25 Krommenie, Herv. kerk, 1657 (los tongewelf) I-II.b.bs+as+nl.l Limmen, Herv. kerk, XVIIa (los tongewelf) 's-Hertogenbosch, St.-Janskathedraal, n.dwarsschip, Marrum, Herv. kerk, XVIm 1525 Meern, De, Herv. kerk, XVII (later tongewelf I.b.a+k+n Montfoort, Commanderij, 1544 Geffen, R.-K. kerk, schip, 1607 Nieuw-Helvoet, Herv. kerk, koor, XVId-XVIIa I-II.b.a+b+n Opandel, Herv. kerk, XVIB Geffen, R.-K. kerk, 1609 Oudkerk, Herv. kerk, XVIB I-II.O.a+b+n Peize, Herv. kerk, schip, 1643 Middelburg, St.-Pieterstraat 52, ca. 1540 St.-Philipsland, Herv. kerk, 1668 I-II.b.b+a+n.0/1 Piaam, Herv. kerk Deurne, R.-K. kerk, n.dwarsschip, 1558 (bedoeld t5) Rinsumageest, Herv. kerk, z.beuk, XVIb Den Dungen, R.-K. kerk, koor, ca. 1525: schip, 1533 Roden, Herv. kerk, 1643 Ginneken, Herv. kerk, schip, 1630 (verwoest) Tolbert, Herv. kerk, XVII Kortgene, Herv. kerk, XVII Uitwijk, Herv. kerk, XVIB St.-Kruis, Herv. kerk, XVII Utrecht, gasthuis Leeuwenberg, 1567 Leiden, Pesthuis, 1658-'61 Velp (N.B.), R.-K. kerk, 1674 Oosterhout, St.-Janskerk, schip, na 1625 Velsen, Herv. kerk, 1596 Piershil, Herv. kerk, XVI (*) Waarder, Herv. kerk, na 1573 Woudrichem, Herv. kerk, 1621 Warns, Herv. kerk, 1682 I-II.O.b+a+n Woudenberg, Geerestein, XVI Aardenburg, St.-Bavokerk, koor, XVIIm Zaandam, Westzijderkerk, 1640 (los tongewelf) I-II.b.b+b+n Zoelen, Herv. kerk, ca. 1540 Goes, Grote kerk, schip, 1619 I.b.a+a*+n Neeritter, R.-K. kerk, schip, XVIA Middelburg, Korte Delft 23, ca. 1540 I-II.b.b+k+n I.O.a+a+n Leende, R.-K. kerk, schip, XVI Aardenburg, St.-Bavokerk, z.koor, XVIIm Neeritter, R.-K. kerk, koor, XVB Kapelle, Herv. kerk, n.kapel, XVIA Weert, Franciscanenkerk, schip, XVIa I.b.a+a+r I.b.k+k+n Alkmaar, Nieuwe Doelen, voorvleugel, 1618 Baarlo, d'Erp, XVId Delft, stadhuis, 1618 Elburg, Ellestraat 26, XVIb Kethel, Herv. kerk, 1630 's-Hertogenbosch, Korenbrugstraat 16, achter Schagen, raadhuis, 1612 (* 1959) Roermond, voorm. Begaardenklooster, 1521 I.b.a+a+w I.b.k+kv+n Zierikzee, Gravensteen, 1525 Sittard, Herv. kerk, 1637 (gewijzigd) I.b.as+as+n.2 I.b.kv+kv+n Utrecht, Jacobikerk, n.beuk midden, ca. 1540 Sittard, Den Tempel, 1652 I.b.as+as+n Kloosterplein 6, ca.1680 Urmond, R.-K. kerk, koor, 1793 Thorn, Grote Hegge, schuur, ca.1600 I.b.av+av+n I.b.kvs+kv+n Maastricht, Stokstraat 35, 1774 Herkenbosch, Daelenbroeck, woonvleugel, XVII I.bv.asl+asl+n.2 I.b.k+a+a+n Maastricht, St.-Janskerk, koor, XVm Amsterdam, Herengracht 12, XVIIA I-II.b.bs+a+n Culemborg, Goilberdingerstraat 6, XVIB Roermond, Herv. kerk, schip en koor, XVIA Markt 6, XVIB Thorn, Stiftskerk, schip, XVd Markt 11, 1549 I-II.b.bs+as+n Delft, Koornmarkt 32, na 1536 Thorn, Stiftskerk, koor, XVd Oude Delft 52, 96, 169, na 1536 I-II.b.bs2+asl+n.2 Echteld, Wijenburg, 1541 's-Gravenhage, St.-Jacobskerk, koor, ca. 1545 Goes, Turfkade 11, 1555 Gorinchem, Westwagenstraat 1, XVIB 360 Hoorn, Korenmarkt 8, XVIc II.b.y+y+n IJsselstein, stadhuis, ca. 1550 Dokkum, stadhuis, XVIB Leeuwarden, Kanselarij, 1570 I-II.b.z.l Leiden, Ceaciliagasthuis, z.vleugel, ca. 1600 Oldenzaal, Marktstraat 10, ca 1551 (d.) Middelburg, Kloveniersdoelen, 1607 Ootmarsum, Grotestraat 15, XVII Naarden, stadhuis, 1601 Well (L.), kasteel, tiendschuur, 1600 (op dubbel anker- I.b.ks+a+a+n balkgebint) Naassen, Cannenburg, ged. hoofdkap, 1545 II.b.z+n I.b.ks+as+as+n Well (L.), kasteel, w.vleugel, XVIIb Haarlem, St.-Adriaansdoelen, 1562 I-II.b.y+a+n I.b.k+a+a+r Baarlo, d'Erp, n.o.vleugel, na 1578 Culemborg, Goilberdingerstraat 9-11, XVIb (*) II.b.ys+y+n I.b.a+a+a+n Neeritter, pastorie, XVII Dokkum, Herv. kerk, XVIb Leveroy 3, 1768 Eemnes-Buiten, Herv. kerk, schip ca. 1600 II.b.a+zv+n Ermelo, Herv. kerk, schip 1632 Roermond, Begaardenklooster, w.vleugel, XVIIb Goor, Herv. kerk, na 1581 's-Heer Abtskerke Herv. kerk, schip, XVId-XVIIa "LIGGENDE STOEL" Koudekerke, Herv. kerk, XVIIA Doesburg, St.-Martinuskerk, XVIm Nijkerk, Herv. kerk, na 1540 Hoensbroek, kasteel 1645 Oldemarkt, Herv. kerk, XVI Houthem, St.-Gerlachuskerk, 1725 Ravenswaay, Herv. kerk, 1644 Venray, St.-Petruskerk, XVB (verwoest 1944) Rijswijk (Gld.), Herv. kerk, XVIB Serooskerke (W.), Herv. kerk, XVId of XVIIa KAPPEN MET TONGEWELVEN Sneek, Martinikerk, ca. 1540 I.b.O.lt Wijk-bij-buurstede, Herv. kerk, ca. 1520 (NL X 10) Laar, St.-Sebastiaanskapel, XVI I.b.as+a+a+n I.O.O.lt Harderwijk, Grote kerk, schip, XVIb Bergen op Zoom, Markiezenhof, galerij, 1503 I.b.as+as+as+n Boxtel, kasteel Stapelen, ridderzaal, XIV Grave, St.-Elisabethkerk, koor, ca. 1515 Woerden, Petruskerk, syter, 1542 I.b.ays+ays+a+n I.0.0.2t Maastricht, Statenstraat 9, XVII (*1988) Utrecht, Duitse Huis, XIII (NL X 32c) I-II.b.b+a+a+n I.bv.O.lt Breda, Waalse kerk, ca. 1535 Oirschot, Herv. kerk, XIIId (NL X 3) I-II.b.k+k+k+n I.b.0.2t Haarlem, Vleeshal, 1602 Utrecht, Janskerk, schip, dwarsschip, ca. 1280 I-II.b.k+a+b+a+n I.O.(tl+m).2 Delft, Koornmarkt 64, ca. 1540 Kloetinge, Herv. kerk, koor, ca. 1300 I.O.tl+m.2 Horsen, R.-K. kerk, ca. 1300 Hallenkerk, drie beuken onder één dak I.b.t(1).0 1/2I.b.a+a - I.b.g+a+n Nieuw-Loosdrecht, Herv. kerk, XIV Doetinchem, Herv. kerk , 1527? (*) I.b.t0.1 I-II.b.b(2s)+b+n Oudewater, Herv. kerk, n.- en m.-beuk, XIV (NL X 8) Swolgen, R.-K. kerk, XVI (verwoest) Vreeland, Herv. kerk, koor I, 1333 I.b.t0.2 Pseudobasiliek met houten "kolommen" 's-Heer Abtskerke, Herv. kerk, koor, XIVA I-II.b.b(2s)+a+a+n I.b.tl.1/2/3 Oost-Souburg, Herv. kerk, 1582 Alkmaar, H. Geestkapel (Waag), XVB Ameide, Herv. kerk, schip (verbrand 1953) Gebinten met tussenbalken Amersfoort, Joriskerk, sacristie, XVIA I.b.d+n Amsterdam, Nieuwezijdskapel, XV (* 1908) 's-Hertogenbosch, Achter de Tolbrug 11, XVIb Oudezijdskapel, XV (verbrand 1962) I.b.d+a+n Beets, Herv. kerk, XV 's-Hertogenbosch, Achter de Tolbrug 11, XVIb Blauwkapel, kapel, XVI I.b.j+j+n Bovenkarspel, Herv. kerk, XVIb (* 1967) Utrecht, Predikherenkerkhof 5-7, XVIb Brielle, voorm. Begijnhofkapel, ca. 1480 II.b.y.l Delft, kapel H.Geestzusters, ca. 1540 Oldenzaal, Marktstraat 10, 1551 (d) breischor, Herv. kerk, z.-beuk, XV (NL X 43) II.b.y+w bronrijp, Herv. kerk, schip, 1544 Roermond, Luifelstraat 3a, achter, 1564? Edam, Grote kerk, 1603, 1622 361 Enkhuizen, Westerkerk, XV Voorburg, Herv. kerk, koor, XV-XVIa Zuiderkerk, n.-koor + beuk, schip, XVb-c I.b.tl+a.1/2/3 Leervliet, Herv. kerk, schip en dwarsschip, na 1515 Alkmaar, St.-Laurenskerk, koor en schip, 1470-1512 Goudriaan, Herv. kerk, XV-XVIA Amersfoort, St.-Aegtenkapel, 1408 's-Gravenhage, Gevangenpoort, kapel, ca. 1450 Pietersgasthuis, St.-, mannendeel, XV Binnenhof, boven Lairessezaal, XIV Anthoniepolder, St.-, Herv. kerk, XVIa Haarlem, Janskerk, hoofdbeuk, XIVa Benschop, Herv. kerk, XIVB, ca. 1500 Hantum, Herv. kerk, XVIA Bergen (N.H.), Ruïnekerk, 1595 Heenvliet, Herv. kerk, XIVd Beverwijk, Herv. kerk, 1592 Hoorn, Ceciliakapel, XV Bolsward, Broerekerk, XIV (verbrand 1980) Noorderkerk, 1450-1520 Den Burg (Texel), Herv. kerk, XVm IJsselstein, Herv. kerk, koor, XV (verbrand 1911) Delfshaven, Herv. kerk, schip en koor, XV Ilpendam, Herv. kerk, ca. 1500 Delft, Luth. kerk, schip, XVB Katwijk a/d Rijn, Herv. kerk, n.-koor, XIVd-XVA Nieuwe kerk, schip, ca. 1540 Kortenhoef, Herv. kerk, koor, XIVd Oude kerk, Vrouwe- en n.koor, 1541 (NL 4) Lambertschaag, Herv. kerk, XVIa Dirksland, Herv. kerk, schip, XVd Molenaarsgraaf, Herv. kerk, koor, ca.1500 Franeker, Herv. kerk, XV Monnickendam, Grote kerk, XV-XVIIA (NL X 2) Geertruidenberg, Herv. kerk, schip en z.beuk, XVb-B Montfoort, Herv. kerk, 1631 Haamstede, Herv. kerk, ca. 1510 Muiden, Herv. kerk, XVa-c Haarlem, Bakenesserkerk, z.beuk, XVd; n.beuk, 1638 Nederhorst den Berg, Herv. kerk, XIV-XVB Waalse kerk, schip oost, XIV Nijmegen, Stevenskerk, schip, XIVd-XVa (verwoest Katwijk a/d Rijn, Herv. kerk, z.-beuk, XIVd-XVA 1944) Koekengen, Herv. kerk, schip, ca. 1500 Oosterlittens, Herv. kerk, XVB-XVIA (2x2 flieringen) Koudekerk a/d Rijn, Herv. kerk, schip, XVIA Oudewater, Herv. kerk, z.-beuk, XVA (NL X 8) Lage Mierde, R.-K. kerk, XVB (boven gewelf) Poortugaal, Herv. kerk, koor, XV Leiden, Academie, 1516 Rijnsaterwoude, Herv. kerk, koor XVIa, schip ca. 1600 Hooglandse kerk, schip, XIV De Rijp, Herv. kerk, na 1654 Pieterskerk, 1409-XVIa Rotterdam, St.-Laurenskerk, zijti., XVd (verwoest 1940) Leiderdorp, Herv. kerk, 1620 Rockanje, Herv. kerk, XV Lopik, Herv. kerk, XV Sassenheim, Herv. kerk, 1594 Mijnsheerenland, Herv. kerk, koor, XVm Schellinkhout, Herv. kerk, XIVB-XV Naaldwijk, Herv. kerk, schip, XV Scheveningen, Oude kerk, schip, ca. 1500 Naarden, Grote kerk, ca. 1485 Schiedam, St.-Janskerk, hoofd- en n.-koor, XVb Ouderkerk a/d IJssel, Herv.kerk, schip + dw.schip, XVB- Tienhoven (Z.H.), Herv. kerk, schip, XV XVIa Utrecht, voorm. Driekoningenkapel, ca. 1460 (NL X 20) Rhoon, Herv.kerk, schip, XVIa Janskerk, kapittelkamer, ca. 1500 Schiedam, St.-Janskerk, z.-beuk, XVB Nicolaikerk, kapel z.+n., 1446 (NL X 18a: 142) Sexbierum, Herv. kerk, XVB-XVIA Venhuizen, Herv. kerk, XVd-XVI Ternaard, Herv. kerk, 1540-'S0 Vollenhove, H. Geestgasthuis, XIVd Utrecht, Agnietenkapel, ca. 1515 Vreeland, Herv. kerk, XIVd, ca. 1500 Waspik, Herv. kerk, XV Warmenhuizen, Herv. kerk, XVb, XVIb Weesp, Grote kerk, XVb Wassenaar, Herv. kerk, 1581 Westbroek, Herv. kerk, middenbeuk schip, XVB Zwaag, Herv. kerk, schip, XVIA Zoeterwoude, Herv. kerk, koor ca. 1590, schip 1618 I.O.t1.1/2/3 Zutphen, Broederenklooster, refter, XV Alkmaar, St.-Laurenskerk, sacristie, XVIa I.O.tl+a.1/2/3 Breukelen, Herv. kerk, koor en dwarsschip, XV Delft, kapel St.-Agathaklooster, ca. 1540 Delft, Lutherse kerk, koor, XVB Geertruidenberg, Herv. kerk, koor, 1439 breischor, Herv. kerk, n.-beuk, ca. 1400 (NL X 43) Hillegersberg, Herv. kerk, XV 's-Gravenpolder, Herv. kerk, XIVd-XVa Koudekerk a/d Rijn, Herv. kerk, koor en dwarsschip, Haarlem, Janskerk, dwarsbeuk, XIVB XVB 's-Heer Abtskerke, Herv. kerk, schip, XIVB Naaldwijk, Herv. kerk, koor, XV Heer Oudelands Ambacht, Herv. kerk, XV Naarden, Grote kerk, dwarsschip, XVd Hillegom, Herv. kerk, koor, XVId Ouderkerk a/d IJssel, Herv.kerk, koor, XVB Kloetinge, Herv. kerk, n.-koor, XV 't Woudt, Herv. kerk, XVIA Oegstgeest, Groene kerkje, 1600, 1662 I.O.tl+l.l Oudelande, Herv. kerk, schip, XIV Abcoude, Herv. kerk, koor, XVA Ovezande, Herv. kerk, XV Beusichem, Herv. kerk, koor, XVA Scheveningen, Oude kerk, koor, XVd breischor, Herv. kerk, n.-beuk schip, XVA Spijkenisse, Herv. kerk, koor, XVA; dwarsschip XVB Enspijk, Herv. kerk, koor, XV Utrecht, Lutherse kerk, koor, XVA (NL X 22) Everdingen, Herv. kerk, XV 362 Giessenburg, Herv. kerk, koor, XVm Haarlem, Waalse kerk, koor, XV Heukelum, Herv. kerk, koor, XV Hoorn, Oosterkerk, XVIa + 1616 Kerkwijk, Herv. kerk, koor, XVB Den Hoorn (Texel), Herv. kerk, XVIa Leende, R.-K. kerk, koor, ca. 1400 St.-Maartensdijk, Herv. kerk, middenschip, XV Maarssen, Herv. kerk, koor, XVd Noordwijk-binnen, Herv. kerk, schip, XVB Oude Tonge, Herv. kerk, koor, ca. 1500 Noordwijkerhout, Herv. kerk, ca. 1620 Tholen, Gasthuiskapel, 1542 Oosterblokker, Herv. kerk, XVB-XVIA Wemeldinge, Herv. kerk, koor, ca. 1400 (2 ribben later) Oosthuizen, Herv. kerk, 1510-'20 Wijk-bij-Duurstede, gasthuis, XVa Poortugaal, Herv. kerk, dwarsschip, XV Herv. kerk, z.-beuk, XVA (NL X 10) Rijnsburg, Herv. kerk, na 1578 Zoelen, Herv. kerk, koor, XV Schiedam, St.-Janskerk, n-. en middenbeuk, XVb-c I.b.tl+1.1/2 I.O.t1+p.0/3 Abbenbroek, Herv. kerk, koor, XIVa (thans copie) biessen, R.-K. kerk, koor, XIVd Amerongen, Herv. kerk, schip, XV Dirksland, Herv. kerk, koor, XVd Brielle, Jacobskerk, XVA Middelbeers, oude R.-K. kerk, koor, XV Burgwerd, Herv. kerk, XVB-XVIA (2 x 2 flieringen op t) Noordwijk-binnen, Herv. kerk, koor, XVB Deersum, Herv. kerk, XVB-XVIA (vrijwel geheel ver- Rhoon, Herv.kerk, koor, XVIa nieuwd) Zwartewaal, Herv. kerk, koor, XV Enkhuizen, Zuiderkerk, z.-koor, ca. 1423 I.b.h0+1.1 Heinenoord, Herv. kerk, XVIA Oene, Herv. kerk, schip, XIV Hijlaard, Herv. kerk, XV-XVIA I.b.hl+a.l Huizum, Herv. kerk, XV Epe, Herv. kerk, schip, XVB IJsselstein, Herv. kerk, schip, XV (verbrand 1911) I.b.tl+n Kubaard, Herv. kerk, XV-XVIA Abcoude, Herv. kerk, dwarsschip en schip, 1540-'50 Eienden, Herv. kerk, XV Exmorra, Herv. kerk, XVIb Maarssen, Herv. kerk, schip, XVIa 's-Gravenhage, Hofkapel, 1644 Mantgum, Herv. kerk, XV (bovendeel weg) Marrum, Herv. kerk, XVIm Maurik, Herv. kerk, schip, XVA Nieuwland, Herv. kerk, koor, XVI Nijeveen, Herv. kerk, koor, ca. 1477 I.b.tl+a+n Oldeholtpade, Herv. kerk, XVIA Ameide, Herv. kerk, koor, XVI (verbrand 1953) Oude Tonge, Herv. kerk, schip, XVIA Amsterdam, Nieuwe kerk, ca. 1650 Roordahuizum, Herv. kerk, XVB-XVIA Bleiswijk, Herv. kerk, koor, XVIb Schalsum, Herv. kerk, XVB-XVIA bronrijp, Herv. kerk, koor, XVIA Tienhoven (Z.H.), Herv. kerk, koor, XV Ferwerd, Herv. kerk, koor, ca. 1525 Weiduur, Herv. kerk, XVIA Gouda, St.-Janskerk, kooromgang, na 1552 Zwartewaal, Herv. kerk, schip, XIV Heukelum, Herv. kerk, n.-schip, ca. 1700? I.b.tl+a+1.2 Langerak, Herv. kerk, schip, XVIb Marssum, Herv. kerk, XVB Lutkewierum, Herv. kerk, 1557 Wirdum, Herv. kerk, XVB Molenaarsgraaf, Herv. kerk, schip, XVIb-m I.b.tl+m1.2 Moordrecht, Herv. kerk, schip, 1657 Amsterdam, Oude kerk, n. + z.-beuk, ca. 1340-'60 (NL 1) Parrega, Herv. kerk, XVI St.-Joriskapel, ca. 1385 Poortugaal, Herv. kerk, schip, XVIA Zwaag, Herv. kerk, oorspr. XIVa, gewijzigd XVIb Schraard, Herv. kerk, XVI I.b.tl+asl.3 Tjerkwerd, Herv. kerk, XVIb " Amsterdam, Oude kerk, Seb.-, Smidskapel, ca. 1460 I.b.tl+r (NL 1) Schermerhorn, Herv. kerk, 1634 Workum, Herv. kerk, XVB I.O.tl+r.l I.b.tl+pml.3 Koekengen, Herv. kerk, koor, XVI Amsterdam, Oude kerk, Huisz.+ E1.Gaevenkapel, XVd I.b.tl+a+q.l (NL 1) Nijland, Herv. kerk, 1530-'40 I.b.tl+p.1/2/3 I-II.O.tl(+2)+1.2 Abbenbroek, Herv. kerk, schip, 1521(d) St.-Maartensdijk, Herv. kerk, koor, XV Amsterdam, Oude kerk, kapellen n.-zijde, ca.1500 (NLl) I-II.b.tl(+2)+a+a.1 Breda, St.-Joostkapel, XVd (fragment) Utrecht, Lutherse kerk, schip, XVA (NL X 22) Broek in Waterland, Herv. kerk, XVIIa Brouwershaven, Herv. kerk, koor en zijbeuken, XVB- Utrecht, Bartholomeigasthuis, XVB (met tussenfliering) XVIA (NL X 21) Delfshaven, Herv. kerk, dwarsschip, XV I-II.b.t3.1 Delft, voorm. Marthakapel, 1551 (NL X 28) Weert, Minderbroederskerk, XVB Delft, Oude kerk, schip, viering en koor, na 1536 I-II.O.t3.0-2 Enspijk, Herv. kerk, consistorie, XVIa 363 Hei- en Boeikop, Herv. kerk, koor, ca. 1545 I-II.b.t3+r Heusden, St.-Catharinaklooster, kapel, 1452 (fragment) Geervliet, Herv. kerk, koor, ca. 1540 Middelbeers, oude R.-K. kerk, dwarsarmen, XVB Gouda, St.-Janskerk, middenschip, 1590 (kap van elders) Spijkenisse, Herv. kerk, schip, XVIA I-II.b.tl (+2)+bs+n Woerden, kasteel, XVd-XVIa Maastricht, St.-Andrieskapel, ca. 1470 I-II.O.t3+1.1 I-II.O.t5.1 Helvoirt, Herv. kerk, XVB (NL X 11) Eersel, Lieve Vrouwekapel, 1464 Noordgouwe, Herv. kerk, koor, XVB I-II.O.t5+1.1 I-II.b.t3+a.1 Middelbeers, oude R.-K. kerk, schip, XV Middelburg, Engelse kerk, ca. 1500 I-II.b.t5+1.1 Sassenheim, Herv. kerk, 1594 Middelbeers, oude R.-K. kerk, schip, XV I-II.O.t3+a.1/2 I-II.O.t5+a.2 Diessen, R.-K. kerk, schip west, 1525-'40 Geertruidenberg, Herv. kerk, dwarsschip, XVIA Gapinge, Herv. kerk, koor, XVB Schijndel, R.-K. kerk, schip, na 1512 Hoedekenskerke, Herv. kerk, koor, XVB I-II.b.t5+a.2 Kapelle, Herv. kerk, koor, ca. 1325; n.-koor, XV Geertruidenberg, Herv. kerk, noordbeuk, ca. 1540 Nisse, Herv. kerk, XVB Heinenoord, Herv. kerk, schip, XVIA I-II.O.t3+p.1 Rotterdam, St.-Laurenskerk, koor+dwarssch., XVd 's-Gravenpolder, Herv. kerk, z.-dwarskapel, XVIa (verw. 1940) Kruiningen, Herv. kerk, XVB Schiedam, St.-Janskerk, zuidkoor, XVIA I-II.O.t5+k.1 Diessen, R.-K. kerk, dwarsarmen, XVd-XVIa Breugel, R.-K. kerk, schip, XVIA I-II.O.t3+a+a.1 I-II.O.t5+b+a.2 Baarland, Herv. kerk, schip, na 1532 's-Heer Arendskerke, Herv. kerk, ca. 1480 I-II.b.t3+1.2 I-II.b.t5+p.2 Leerdam, Herv. kerk, n.-dwarsschip, XVB-XVIa Wemeldinge, Herv. kerk, zuidbeuk, XVIA Veen, Herv. kerk, koor, XVB I-II.b.t5+(p+1).2 I-II.b.t3+a.0-2 Kapelle, Herv. kerk, schip, ca. 1480 Beusichem, Herv. kerk, schip, XVB I-II.O.t5+a+1.2 Culemborg, El. Gasthuis, kapel, 1520 (verbrand 1962) Bergeijk, oude R.-K. kerk, dwarsschip en schip, XVIA Gapinge, Herv. kerk, schip, XVB Kloetinge, Herv. kerk, schip, ca. 1480 Gouda, St.-Janskerk, koor, XVd Zierikzee, stadhuis, 1554 Middelburg, Gasthuiskerk, 1493 I-II.b.tS+n Nieuwpoort, Herv. kerk, ca. 1540 Aalsmeer, Herv. kerk, 1549 Rotterdam, St.-Laurenskerk, schip, ca. 1460 (verwoest I-II.O.tS+a+n 1940) Dordrecht, Augustijnenkerk, na 1512 Sassenheim, Herv. kerk, 1594 Nieuwkerk, 1569-'80 Tricht, Herv. kerk, schip, XVIa 's-Gravenhage, St.-Jacobskerk, schip, na 1539 (NL X 49) I-II.b.t3+a+1.2 Hilvarenbeek, R.-K. kerk, koor en dwarsschip, 1587 Mijnsheerenland, Herv. kerk, schip, XVB Vianen, Herv. kerk, na 1542 I-II.b.t3.pk.1 I-II.b.tS+a+n Diessen, R.-K. kerk, middenbeuk schip, XVd-XVIa Hilvarenbeek, R.-K. kerk, middenschip, 1587 I-II.b.t3+pls.1 St.-Maartensdijk, Herv. kerk, n.-koor, ca. 1550 Dordrecht, voorm. St.-Jorisdoelen, XVB Rosmalen, R.-K. kerk, XVIm I-II.O.t3+n.2 Vianen, Herv. kerk, middenbeuk, na 1542 Dordrecht, Augustijnenkerk, zijbeuk, XVIa Waspik, Herv. kerk, middenbeuk, XVIm Oudelande, Herv. kerk, z.-kapel, XVIA I-II.b.t5+a+r.3 I-II.O.t3+a+n Delft, Oude kerk, noordbeuk, 1544 (NL 4) Baarland, Herv. kerk, koor, na 1532 I-II.O.tS+q Gellicum, R.-K. kerk, koor, XVIm Amsterdam, Oude kerk, koor, 1559 H.-I.-Ambacht, Herv. kerk, koor, XVIA I-II.b.tS+q I-II.b.t3+a+n(.1) Medemolik, Herv. kerk, na 1555 Barendrecht, Herv. kerk, XVIb I.O.Kt+tl.l Bokhoven, R.-K. kerk, schip, XVIA Bleiswijk, Herv. kerk, schip, XVIb Bunschoten, Herv. kerk, XVIA Culemborg, Grote kerk, 1654 Los tongewelf onder I.b.a+l.l Gellicum, R.-K. kerk, schip, XVIm Achlum, Herv. kerk Gouda, St.-Janskerk, dwarsschip, n.- en z.-beuk, na 1552 Beetgum, Herv. kerk, 1669 Hei- en Boeikop, Herv. kerk, schip, ca. 1535-1540 Blessuur, Herv. kerk H.-I.-Ambacht, Herv. kerk, schip west, ca. 1540 Huins, Herv. kerk Leerdam, Herv. kerk, schip, XVIm Jelsum, Herv. kerk 364 Jorwerd, Herv. kerk Noten Oldeberkoop, Herv. kerk Oostrum, Herv. kerk, XVIm 1. M.A. Prins-Schimmel, 'Het Heiligen Geest- of Pelster ast- g g Stiens, Herv. kerk, koor, XVIA huis' De Stenen Droom. Zutphen 1988 .226. P ~P Wijns, Herv. kerk Zwichum, Herv. kerk 2. Documentatierapport RDMZ BHO-86-07, 27-05-1986, Los tongewelf onder I.b.a+a.l R.J. Brinkman Leeuwarden, Jacobijnerkerk, XVB Los tongewelf onder I.b.a+a+l.l 3. Documentatierapport RDMZ BHO-86-12, 18 juni 1986, D.J. de Vries. Deinum, Herv. kerk Ferwerd, Herv. kerk, schip, XVIb 4. R. Meischke, H.J. Zantkui'1 en H. Janse, 'Drie Noordhol- , J ~ Los tongewelf onder I.b.a+n.2 landsche huizen', Bulletin KNOB 1962 kol. 157. , ~ Boer, Herv. kerk Los tongewelf onder I.b.a+a+n 5. P.B. Offrin a De restauratie van de Hervormde kerk te g~ Hoogebeintum, Herv. kerk OostrumFr. z.. 1974 13-15. Los tongewelf onder I.b.a+a+a+n Sneek, Herv. kerk 6. Documentatierapport RDMZ BHO-86-09, juni 1986, Los tongewelf onder I-II.O.b+n P. Wagter. Luyksgestel, H.-Kruiskapel, XVIIA 7. R. Meischke, H.J. Zantkui i en H. Janse, art. cit., kol 141. STIJLENKAPPEN 8. Documentatierapport RDMZ oktober 1976 van G.W.C. van Pp Wezel. III.b.g+n Maastricht, Statenstraat 11, 1515 (*1988) 9. Documentatierapport RDMZ BO 80-03, 7-2-1980, G. Be- III.b.g+g+n rends. St.-Geertruid, Stenen Huis, XVI (verbrand 1977) 10. H.L. Janssen(red),Van Bos tot Stad. Opgravingen in Limbricht, kasteel, tiendschuur, 1630 's-Hertogenbosch. 's-Hertogenbosch 1983, 139. Maastricht (Limmel), Bethlehem, XVI-XVII g g "Maastrichts type' 11. Documentatierapport RDMZ BO 81-08 d.d. 12-3-1981, Maastricht, Dinghuis, ca. 1470 G.W.C. van Wezel. Kleine Staat 3, XVd (NL 41) Markt 71, XVd Grote Looiersstraat 26, XVd I-III.b.kv+g+n Vaals, hoeve Mamelis, schuur, XVII 365 C. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE KAPCONSTRUCTIES IN NEDERLAND gerangschikt naar eeuwen 12de eeuw Ootmarsum, R.-K. kerk Utrecht, Nicolaikerk Oudewater, Herv. kerk, n.- en m.-beuk, toren Poederoyen, Loevestein, ridderzaal 13de eeuw Roermond, Begaardenklooster Groningen, Pelstergasthuis Schellinkhout, Herv. kerk Leeuwarden, Jacobijnerkerk, koor, schip Utrecht, Dom, koor Limbricht, St.-Salviuskerk Oude Gracht 307 Maastricht, Dominicanenkerk Oude Gracht 310 Oirschot, Herv. kerk Vollenhove, H. Geestgasthuis Peize, Herv. kerk Vreeland, Herv. kerk, koor Sellingen, Herv. kerk Zaltbommel, St.-Maartenskerk, koor Utrecht, Duitse Huis Zierikzee, Nobelpoort Janskerk, schip en dwarsschip Zuidhavenpoort Oude Gracht 114 Zutphen, Beukerstraat 65-67 Oude Gracht 4 8 Bornhof Oude Gracht 219 Houtmarkt 42-44 Zweeloo, Herv. kerk Korte Hofstraat 14 Oude Wand 22 14de eeuw Rode Torenstraat 10-12 Amersfoort, St.-Pietersgasthuis Vleeshuis Amsterdam, Oude kerk Walburgskerk, Raadskapel Arnhem, Vijzelstraat 7 Zaadmarkt 85 Beekbergen, Herv. kerk Zwartewaal, Herv. kerk Benschop, Herv. kerk Zwolle, Bethlehemkerk, schip Brouwershaven, Herv. kerk, middenschip Diezerstraat 88 Deventer, Broederenkerk Kamperstraat 10, 27 Polstraat 12-14 Oude Vismarkt 6-8 biessen, R.-K. kerk Dordrecht, stadhuis 15de eeuw Elburg, huis Arent thoe Boecop Aalten, Herv. kerk 's-Gravenpolder, Herv. kerk Abcoude, Herv. kerk, koor Haarlem, St.-Bavokerk, koor Alkmaar, H. Geestkapel (Waag) Janskerk St-Laurenskerk stadhuis, Gravenzaal stadhuis Waalse kerk, schip Amersfoort, St.-Aegtenkapel 's-Heer Abtskerke, Herv. kerk St.-Joriskerk Kampen, Koornmarktspoort Koppelpoort Kapelle, Herv. kerk, koor Langestraat 9 Kloetinge, Herv. kerk, koor Amsterdam, Begijnhof 2, 4 en 7 Kortenhoef, Herv. kerk, koor Nieuwe kerk, koorkapellen Leiden, Hooglandse kerk, schip Oude kerk, kapellen z. en n. Maastricht, Dominicanenkerk Warmoesstraat 83 Franciscanenkerk Arnhem, Kerkstraat 19 St.-Janskerk, schip St.-Petersgasthuis Nederhorst den Berg, Herv. kerk Barneveld, Herv. kerk Nieuw-Loosdrecht, Herv. kerk Bathmen, Herv. kerk, koor Nijbroek, Herv. kerk Bedum, Herv. kerk, zuidbeuk Oene, Herv. kerk Beekbergen, Herv. kerk, koor 367 Beets, Herv. kerk Groenlo, Herv. kerk Bergeijk, R.-K. kerk, koor Groningen, Martinikerk Bergen op Zoom, Markiezenhof Oude Kijk in 't Jatstraat 6 Bergharen, R.-K. kerk Rode Weeshuis, refter Beusichem, Herv. kerk Grouw, Herv. kerk Blessuur, Herv. kerk Haarlem, Bakenesserkerk, z.beuk Bolsward, St.-Maartenskerk St.-Bavokerk Borne, Herv. kerk Leprozenhuis Breda, Grote kerk Waalse kerk, koor Breugel, R.-K. kerk Hallum, Herv. kerk Breukelen, Herv. kerk Haringhuizen, Herv. kerk Brielle, St.-Catharijnekerk Hattum, Herv. kerk Britsum, Herv. kerk 's-Heer Arendskerke, Herv. kerk Britswerd, Herv. kerk Heer Oudelands Ambacht, Herv. kerk Brouwershaven, Herv. kerk, koor, zijbeuken Helvoirt, Herv. kerk Buurmallen, Herv. kerk, koor Hernen, kasteel, n.-vleugel rechts Culemborg, Drostenhuis 's-Hertogenbosch, H. Geelthuis Slotstraat 12 Visstraat 24 Dalfsen, Herv. kerk Heukelum, Herv. kerk, koor kasteel Rechteren Hijlaard, Herv. kerk Deinum, Herv. kerk Hijum, Herv. kerk Delfshaven, Herv. kerk Hillegersberg, Herv. kerk Delft, Lutherse kerk Hoedekenskerke, Herv. kerk Den Burg (Texel), Herv. kerk Hoorn, Ceciliakapel Deventer, Bergkerk Noorderkerk Bergstraat 41-43 Huizum, Herv. kerk Boterwaag Hulst, refugium Baudelo Lange Bisschopstraat 40 Kampen, Bovenkerk Mariakerk Broederkerk Sandrasteeg 5 Broederpoort Wanthuis Buitenkerk biessen, R.-K. kerk Cellebroederspoort Dirksland, Herv. kerk Kapelle, Herv. kerk, schip en n.-koor Doesburg, Groot Convent Kerkwijk, Herv. kerk Dordrecht, Grote kerk Kloetinge, Herv. kerk, schip Grotekerksbuurt 60 Koudekerk a/d Rijn, Herv. kerk vm. St.-Jorisdoelen Kruiningen, Herv. kerk breischor, Herv. kerk Kubaard, Herv. kerk Duurswoude, Herv. kerk Leegkerk, Herv. kerk, schip Eck en Wiel, Herv. kerk Leende, R.-K. kerk Eersel, Lieve Vrouwekapel Leerdam, Herv. kerk, koor, dwarsschip Eibergen, Herv. kerk, koor Leeuwarden, Jacobijnerkerk Elburg, Herv. kerk Leiden, Hooigracht 92 Enkhuizen, Westerkerk Pieterskerk Zuiderkerk Eienden, Herv. kerk Enspijk, Herv. kerk, koor Loenen (U.), Herv. kerk, koor Epe, Herv. kerk Lopik, Herv. kerk Ermelo, Herv. kerk, koor Loppersum, Herv. kerk Everdingen, Herv. kerk Maarssen, Herv. kerk Franeker, Camminghahuis St.-Maartensdijk, Herv. kerk Herv. kerk Maastricht, Dinghuis Gapinge, Herv. kerk St.-Andrieskapel Geertruidenberg, Herv. kerk St.-Janskerk Gernert, R.-K. kerk St.-Mathiaskerk Giessenburg, Herv. kerk, koor Marsluur, Herv. kerk Goes, voorm. Weeshuis Mastenbroek, Herv. kerk Gouda, St.-Janskerk, koor Maurik, Herv. kerk stadhuis Meeden, Herv. kerk Goudriaan, Herv. kerk Middelteers, R.-K. kerk, koor Goutum, Herv. kerk Middelburg, Gasthuiskerk Vlasmarkt 8 368 Middelstuur, Herv. kerk Wijk-bij-buurstede, gasthuis Mijnsheerenland, Herv. kerk Herv. kerk, z.-beuk Monnickendam, Grote kerk Wilsuur, Herv. kerk Montfoort, stadhuis Winsum, Herv. kerk Muiden, Herv. kerk Winterswijk, Herv. kerk Naaldwijk, Herv. kerk Wirdum, Herv. kerk Naarden, Grote kerk Workum, Herv. kerk Niebert, Herv. kerk Woudrichem, Molenstraat 6-8 Nijeveen, Herv. kerk Zaltbommel, St.-Maartenskerk, schip Nijkerk, Herv. kerk, koor Zoelen, Herv. kerk Nisse, Herv. kerk Zutphen, Broederenklooster, refter Noordgouwe, Herv. kerk, koor St.-Elisabethsgasthuis Noordwijk-binnen, Herv. kerk Nieuwstadskerk Oldenzaal, St.-Plechelmuskerk, koor Walburgskerk, schip Ommeren, Herv. kerk Zwartewaal, Herv. kerk, koor Oosterblokker, Herv. kerk Zwolle, Bethlehemkerk, koor Oosterlittens, Herv. kerk Broerenklooster, librije Ootmarsum, R.-K. kerk, schip Goudsteeg 17 Ouderkerk a/d IJssel, Herv.kerk Grote Markt 8, 9 Oudewater, Herv. kerk, z.-beuk H.Geestgasthuis Ovezande, Herv. kerk Melkmarkt 10, 36 Poortugaal, Herv. kerk, dwarsschip en koor Nieuwstraat 35, 55 Raalte, Herv. kerk, koor Nye Pestengasthuis Rheden, Herv.kerk O. L. Vrouwekerk Rhoon, Herv.kerk Praubstraat 8, 10-12, 19 Rockanje, Herv. kerk Sassenstraat 31-33 Scheveningen, Oude kerk, koor stadhuis Schiedam, St.-Janskerk, n.- en m.beuk, koor Vispoortenplas 8-10 Silvolde, Herv. kerk, schip Vleeshuis Spijkenisse, Herv. kerk Wheeme Stedum, Herv. kerk Steenwijk, Grote kerk, noordbeuk 1óde eeuw Kleine kerk Aalsmeer, Herv. kerk Tholen, O.L. Vrouwekerk, schip Aalsum, Herv. kerk stadhuis Abbenbroek, Herv. kerk, schip Thorn, Stiftskerk Abcoude, Herv. kerk, dwarsschip en schip Tienhoven (Z.H.), Herv. kerk Achlum, Herv. kerk Uithuizen, Herv. kerk Adorp, Herv. kerk Utrecht, Bartholomeigasthuis Alkmaar, stadhuis Dom, dwarsschip Amersfoort, Lieve Vrouwestraat 6-8 Dom, kapittelzaal St.-Pietersgasthuis Driekoningenkapel Muurhuizen 41-43 Jacobikerk Breestraat 52 Lutherse kerk Hof 5 Nicolaikerk Amsterdam, Bank van Lening Veen, Herv. kerk Oude kerk, koor, middenschip Veere, stadhuis O.Z.Achterburgwa178 Vianen, stadhuis Andelst, Herv. kerk Visvliet, Herv. kerk St.-Anthoniepolder, Herv. kerk Vledder, Herv. kerk, na 1621 Baarland, Herv. kerk Vollenhove, Grote kerk Baarlo, d'Erp Voorburg, Herv. kerk, koor Barendrecht, Herv. kerk Vorden, Herv. kerk, koor Beetgum, Herv. kerk Warmenhuizen, Herv. kerk Bergeijk, oude R.-K. kerk, dwarssch., schip Waspik, Herv. kerk Bergen (N.H.), Ruïnekerk Weert, Minderbroederskerk Beverwijk, Herv. kerk Weesp, Grote kerk Blauwkapel, kapel Wemeldinge, Herv. kerk Bleiswijk, Herv. kerk, koor Westbroek, Herv. kerk, middenbeuk schip Blija, Herv. kerk Westernijkerk, Herv. kerk Boer, Herv. kerk Wijhe, Herv. kerk, schip Bokhoven, R.-K. kerk, schip 369 Bolsward, Grote Dijlakker 22, 47 Gorinchem, Doelen Kleine Dijlakker 17 Westwagenstraat 1 Kerkstraat 3 Groenmarkt 3 Boxtel, R.-K. kerk Gouda, Agnietenkapel Breda, Waalse kerk St.-Janskerk Breugel, R.-K. kerk, schip Goutum, Herv. kerk Brielle, Nobelstraat 19 Grathem, Ten Hove Britswerd, Herv. kerk Grave, St.-Elisabethkerk Brouwershaven, stadhuis 's-Gravenhage, raadhuis Bunschoten, Herv. kerk St.-Jacobskerk Capelle a/d IJssel, Herv. kerk 's-Gravenpolder, Herv. kerk, z.-dwarskapel Culemborg, stadhuis Groesbeek, Herv. kerk Markt 6, 11 H.-L-Ambacht, Herv. kerk Everwijnstraat 3-9 Haamstede, Herv. kerk Goilberdingerstraat 6, 17 Haarlem, Adriaansdoelen Elisabeth weeshuis stadhuis, Gravenzaal Achterstraat 6 Hantum, Herv. kerk Tollenstraat 1, 3 Harderwijk, Luttekepoortstraat 3 Delft, Nieuwe kerk Grote kerk, dwarsschip kapel H.Geestzusters Pesthuis Noordeinde 9 Schoenmakersstraat 2 Oude kerk Heeswijk, abdij Koornmarkt 1, 32, 64, 81 Hei- en Boeikop, Herv. kerk Oude Delft 16, 52, 96, 169, 191 Heinenoord, Herv. kerk vm. Marthakapel 's-Hertogenbosch, Karrenstraat 38 Prinsenhof St.-Janskathedraal Den Dungen, R.-K. kerk St.-Jansstraat 1 Den Hoorn (Texel), Herv. kerk Achter de Tolbrug 11 Deurne, R.-K. kerk, koor en z.-dwarsschip Korenbrugstraat 16 Dinghuis Hichtum, Herv. kerk Deventer, Drie Haringen Hijum, Herv. kerk Brink 21, 69 Hillegom, Herv. kerk Lange Assenstraat 10 Hilvarenbeek, R.-K. kerk biessen, R.-K. kerk Hoensbroek, R.-K. kerk, schip Doelburg, St.-Martinuskerk Hoogebeintum, Herv. kerk Meipoortstraat 59 Hoogkerk, Herv. kerk Dokkuur, stadhuis Hoorn, Oosterkerk Herv. kerk Hulst, Steenstraat 12-14 Dordrecht, Augustijnenkerk Steenstraat 28 Nieuwkerk St.-Willibrordusbasiliek bronrijp, Herv. kerk IJsselstein, stadhuis Echteld, Wijenburg Ilpendam, Herv. kerk Ee, Herv. kerk Janum, Herv. kerk Elburg, Beekstraat 14a Jelsum, Herv. kerk Ellestraat 26 St.-Joost, Caulietenklooster Vispoortstraat 7 Jorwerd, Herv. kerk Enkhuizen, Westerstraat 15 Kampen, stadhuis Enspijk, Herv. kerk Kapel-Avezaath, Herv. kerk Exmorra, Herv. kerk Kapelle, Herv. kerk, n.kapel Ferwerd, Herv. kerk Kimswerd, Herv. kerk Finkum, Herv. kerk Kockengen, Herv. kerk Franeker, Martenahuis Kolderveen, Herv. kerk Camminghahuis, achter Koudekerk a/d Rijn, Herv. kerk Geertruidenberg, stadhuis Lambertschaag, Herv. kerk Herv. kerk, dwarssch., n.beuk Langerak, Herv. kerk, schip Geervliet, Herv. kerk Leegkerk, Herv. kerk, koor Gellicum, R.-K. kerk Leende, R.-K. kerk, schip Giekerk, Herv. kerk Leerdam, Herv. kerk, schip Goedereede, Markt 11 Leeuwarden, Waalse kerk Goes, Turfkade 11 Kanselarij Goor, Herv. kerk Papingastins 370 Leiden, Rijnlandshuis Oudkerk, Herv. kerk Waalse kerk Parrega, Herv. kerk Rapenburg 63 Persingen, Herv. kerk Hooglandse kerk Piaam, Herv. kerk Caeciliagasthuis Pieterburen, Herv. kerk, koor Academie Poortugaal, Herv. kerk, schip Lichtaard, Herv. kerk Rijnsaterwoude, Herv. kerk Lutkewierum, Herv. kerk Rijnsburg, Herv. kerk Maarssen, Herv. kerk Rijswijk (Gld.), Herv. kerk St.-Maartensdijk, Herv. kerk, n.-koor Roermond, Begaardenklooster Maastricht, Cellebroederskapel Herv. kerk St.-Servaaskerk, Bergportaal Luifelstraat 3a, 11 St.-Mathiaskerk, west Munsterkerk, koorsluiting Stokstraat 32 Rosmalen, R.-K. kerk Maastricht (Limmel), Bethlehem Sassenheim, Herv. kerk Marrum, Herv. kerk Scheemda, Herv. kerk Medemolik, Herv. kerk Scherpenisse, Herv. kerk kasteel Radbout Scheveningen, Oude kerk Middelburg, Bogardstraat 31 Schiedam, St.-Janskerk, zuidkoor Dam 23, 35, 51 Schijndel, R.-K. kerk, schip Gortstraat 73 Schraard, Herv. kerk Korendijk 34 Sneek, Marktstraat 9 Korte Delft 23 Martinikerk Kuiperspoort 5, 9, 13 Spijkenisse, Herv. kerk, schip Langeviele 21 Stedum, Herv. kerk, sacristie Condense kaai 13 Steenwijk, Grote kerk, zuidbeuk Pieterstraat, St.-, 52 Stiens, Herv. kerk Rotterdamse kaai 1 Ter Apel, kloosterkerk Rouaanse kaai 25, 45 Ternaard, Herv. kerk Schuitvlotstraat 2 Terwolde, Herv. kerk Vlasmarkt 6 Tholen, Gasthuiskapel Molenaarsgraaf, Herv. kerk Thorn, Grote Hegge Monnickendam, Zuideinde 16 Tiel, Weerstraat 47-49 Montfoort, Commanderij Tjamsweer, Herv. kerk Murmerwoude, Herv. kerk Tjerkwerd, Herv. kerk Niehove, Herv. kerk Tricht, Herv. kerk, schip Nieuw-Helvoet, Herv. kerk Uitwijk, Herv. kerk Nieuwland, Herv. kerk, koor Utrecht, Agnietenkapel Nieuwpoort, Herv. kerk Buurkerk, 2de zijbeuk Nijkerk, Herv. kerk Eerste Achterstraat 1 Nijland, Herv. kerk gasthuis Leeuwenberg Nijmegen, Latijnse School Jacobikerk, n.beuk midden Priemstraat 29-31 Janskerk, koor Ridderstraat 13 Oudkerkhof 19-21 St.-Anthoniusplaats 15-16 Paushuize Stevenskerkhof 46 Pauwstraat 30 Noorddijk, Herv. kerk Pieterskerk, n. van schip Noordwijk-binnen, Voorstraat 21 Predikherenkerkhof 5-7 Oenkerk, Herv. kerk Naassen, Cannenburg Oldeberkoop, Herv. kerk Valburg, Herv. kerk, koor Oldeholtpade, Herv. kerk Veere, Kade 59 Oldemarkt, Herv. kerk Velsen, Herv. kerk Oldenzaal, Marktstraat 10 Venlo, Vleesstraat 7-9 Oost-Souburg, Herv. kerk Vianen, Herv. kerk Oosternieland, Herv. kerk Kerkstraat 66 Oosthuizen, Herv. kerk Vlissingen, Bellamypark 8, 17 Oostrum, Herv. kerk Waarder, Herv. kerk Ootmarsum, R.-K. kerk, z.-kapel en n.-koor Waaxens, Herv. kerk Opandel, Herv. kerk Waspik, Herv. kerk Oude Tonge, Herv. kerk Wassenaar, Herv. kerk Oudelande, Herv. kerk, z.-kapel Weert, Minderbroederskerk 371 Weiduur, Herv. kerk Groningen, A-kerk Well (Gld.), huis Malsen Nieuwe kerk Well (L.), kasteel en tiendschuurHaarlem, Bakenesserkerk, n.beuk Wemeldinge, Herv. kerk, zuidbeuk Nieuwe kerk Westbroek, Herv. kerk, koor Vleeshal Wetzens, Herv. kerk Heemskerk, Herv. kerk Wijhe, Herv. kerk Heemstede, Herv. kerk Wijk-bij-Duurstede,Herv. kerk Herkenbosch, Daelenbroeck Markt 15-16 R.-K. kerk Wijns, Herv. kerk 's-Hertogenbosch, Kruithuis Windesheim, Herv. kerk Hoensbroek, kasteel Woudenberg, Geerestein Hulst, Markt 1 't Woudt , Herv. kerk IJzendijke, Herv. kerk Zierikzee, Gravensteen Kethel, Herv. kerk Noordhavenpoort Kollum, Herv. kerk stadhuis Kortgene, Herv. kerk Zoelen, Herv. kerk Koudekerke, Herv. kerk Zoeterwoude, Herv. kerk Krommenie, Herv. kerk Zwaag, Herv. kerk, schip St.-Kruis, Herv. kerk Zwolle, Broerenkerk Leiden, Marekerk Grote kerk Pesthuis Kamperstraat 12 Rapenburg 65 Praubstraat 25 Leiderdorp, Herv. kerk Waalse kerk Limbricht, kasteel St.-Salviuskerk, schip 17de eeuw Eimuren, Herv. kerk Aardenburg, St.-Bavokerk Linden, R.-K. kerk Alkmaar, Nieuwe Doelen Luyksgestel, H.-Kruiskapel Alphen a/d Rijn, Oudshoornse kerk Maassluis, Herv. kerk Amsterdam, Arsenaal Maastricht, Augustijnenkerk Burgerweeshuis stadhuis Grote Hoogduitse synagoge Stokstraat 32 Keizersgracht 123 Middelburg, Kloveniersdoelen Nieuwe kerk Oostkerk Noorderkerk Mill, Aldendriel Oosterkerk Moordrecht, Herv. kerk Paleis Naarden, stadhuis Portugese synagoge Neeritter, pastorie Trippenhuis Noordwijkerhout, Herv. kerk Westerkerk Nunhem, St.-Ursulamolen Zuiderkerk St.-Oedenrode, Dommelrode Batenburg, Herv. kerk Oegstgeest, Groene kerkje Brielle, Merulaweeshuis Oosterhout, St.-Janskerk, schip Broek in Waterland, Herv. kerk Peize, Herv. kerk, schip Buren, Herv. kerk St.-Philipsland, Herv. kerk Delft, Armamentarium Ravenswaay, Herv. kerk stadhuis Renswoude, Herv.kerk Dieden, Herv. kerk De Rijp, Herv. kerk Edam, Grote kerk Roden, Herv. kerk Ede, Herv. kerk Roermond, Begaardenklooster, w.vleugel Eemnes-Buiten, Herv. kerk Schermerhorn, Herv. kerk Erichem, Herv. kerk Serooskerke (W.), Herv. kerk Ermelo, Herv. kerk Sittard, Agnetenberg Ezinge, Herv. kerk Kloosterplein 6 Geffen, R.-K. kerk Michaelskerk, St.- Goes, Grote kerk Paardestraat 9 's-Gravenhage, Hofkapel Tempel Huis Ten Bosch Spaarndam, Herv.kerk Nieuwe kerk Tolbert, Herv. kerk 's-Gravenmoer, Herv. kerk Urmond, Herv. kerk Groede, Herv. kerk Vaals, hoeve Mamelis 372 Naassen, Cannenburg, w.vleugel Warns, Herv. kerk Willemstad, Herv. kerk Mauritshuis Wormerveer, Herv.kerk Zeist, slot Zwolle, Hoofdwacht Michaelskerk 18de eeuw Drimmelen, Herv. kerk 's-Gravenhage, Luth. kerk Hoensbroek, kasteel, rechter vleugel Houthem-St.-Gerlach, R.-K. kerk Maastricht, Bonnefanten Ouderkerk a/d Amstel, Herv.kerk Schinnen, R.-K. kerk Smilde, Herv.kerk Urmond, R.-K. kerk Westzaan, Herv. kerk 19de eeuw Amsterdam, Cavalleriekazerne Ronde Luth. kerk Westergasfabriek Arnhem, Koepelkerk Barneveld, De Schaffelaer Delft, Koornmarkt 34 Oude Delft 29/31 Oude Delft 150 's-Gravenhage, Gotische Zaal Plein 2b 's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 203 Zuidwillemsvaart 177 Zierikzee, Nieuwe kerk Zwolle, St.-Josephkerk 20ste eeuw Aalsmeer, groenteveiling Apeldoorn, Julianakerk Bergen (N.H.), Ger. kerk 's-Gravenhage, St.-Paschaliskerk Haarlem, Ger. kerk Kloppersingel 's-Hertogenbosch, Veemarkt Kapelle-Biezelinge, veiling Scheveningen, O.L.V. van Lourdeskerk 373 D. GLOSSARIUM 1 >betekent: zie bij D. deutsch; E. english; F. franÇais aanlassen D. anschuhen; E. to scarf; F. raceorder. Verlen- die bij inkeping van pen of lip ter weerszijden hiervan gen van een houten onderdeel. ontstaan en dienen om de erop neerkomende delen van aanloper >oplanger. het andere stuk te ondersteunen. aanvelder >oplanger. borstwering D. Brustung; E. breastwork, parapet; F. para- ankerbalk D. Ankerbalken; E. Anchorbeam; F. entrait pet. Verhoging van de buitenmuren boven de zolderbal- (poutre) d'ancrage. Gebintbalk, die aan beide zijden door ken. de stijl loopt met een pen, vastgezet met wiggen. bout 1: D. Bolzen ;E. bolt; F. boulon. Metalen staaf, rond ankerbalkgebint D. Ankerbalkengebinde; E. tie-beam of hoekig van doorsnede, meestal met een gesmede kop truss; F. ferme-Brant. Gebint met twee verticale stijlen, en bestemd om, in een daarvoor geboord gat gedreven, verbonden door een ankerbalk. geklonken, geschroefd of vastgespied te worden, om zwa- aspe > spruit. re onderdelen van een constructie aan elkaar te bevesti- baas, base Verzwaarde voet aan kapstijl. gen. 2: Balk, geraveeld in andere balk. balk D. Balken; E. beam; F. poutre. Langwerpig stuk hout dak D. Dach; E. roof F. toit, comble. Overdekking van van enkele tot vele meters lang en een rechthoekige door- een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit de kap en snede van meer dan ongeveer 10 x 20 cm. de dakhuid. balkdeel Brede en dikke plank, in Nederland uit inge- dakbedekking D. Dachdeckung; E. roofing; F. couverture. voerde balk gezaagd. Materiaal en constructie waarmee het dak is afgedekt. band > schoor. dakbeschot D. Dachschalung; E. batten, roofboarding; F. barkoen Zware eiken rib. volige, voligeage. Bedekking van een kap, bestaande uit bebording Dakbeschieting met bord of berd. over de gordingen of sporen aangebrachte planken. berd, bert D. Brett; E. scantling; F. échantillon. Gekloofd dakhelling D. Dachneigung; E. slope; F. inclination de eikehout voor dakbeschot. toit. Schuinte van een dakvlak. berrie Houten roosterwerk aan voet van kap. dakhuid Beschermende laag aan de buitenzijde van een beschieten D. verbretten, verschalen; E. to wainscot, to kap, bestaande uit de dakbedekking en het dakbeschot of board; F. voliger. Met planken bekleden. de latten, waarop die bevestigd is. beschot D. Schalung; E. wainscotting, boarding; F. voli- dakspar > span geage. Houten bekleding. dakstoel kapgebint bespannen > spannen dakvoet D. Traufe; E. aeves; F. goutterot. Onderste punt beugel D. Bugel; E. strap; F. fermoir. Metalen rondlopen- van een dak bij de ontmoeting van dakvlak en muurplaat. de band, meestal vastgetrokken met moeren. dekbalk D. Deckbalken; E. laid-on beam; F. solive. binden versterken. Gebintbalk, die aan beide einden opgelegd is op de stij- bint >balk. Ook samenstel van twee stijlen en een balk len. daarop (zie gebint). Zowel vloerbalk, trekbalk als kap- dennehout D. Tannen(holz); E. fir; F. (bois de) sapin. balk. Naaldhout, afkomstig van de Zilverspar (D. Tanne). blokkeel D. Zange; E. sole-piece; F. blochet. Horizontaal draadnagel D. Drahtnagel; E. wire-nail; F. pointe de Paris. hout aan voet van kapgebint of gespan, liggend op de Machinaal vervaardigde spijker van getrokken staald- muurplaten, waarop kapstijl of gespan staat of ermee raad met opgestuikte kop. verbonden is. Kan ook verbonden zijn aan standzoon of driescharnierspant Spant, bestaande uit twee gebogen of binnenste muurplaat. geknikte delen, die beweeglijk op de ondergrond rusten boeiing D. Stirnbrett; E. cantboard; F. coyau. Opstaande en ook aan de bovenkant beweeglijk tegen elkaar staan. kant van een houten dakgoot. drukstaaf Staaf, die drukkrachten opneemt. boogspant D. Bogenbinder; E. curved truss; F. ferme cin- Duits spant Spant, waarbij vanuit een centraal gelegen tré. Spant, waarvan boven- en onderrand een gebogen lijn knooppunt wandstaven naar de top, voeten en andere volgen en beide delen samen een boog vormen. punten van de spantbenen lopen. boogstijl >kromstijl eikehout D. Eichen(holz); E. oak; F. chêne. Loofhout af- bord, bort berd, bebording. komstig van de eik. borst D. Zapfenschulter; E. peg shoulder; F. épaulement. Emyspant D. Emybinder; E. Emy truss; F. ferme Emy. Elk van de beide draagvlakken van een houtverbinding, Kapspant, opgebouwd uit twee van onderen ingezaagde 375 en gebogen balken, die met beugels en bouten in de krom- hanebalkfliering D. Kehlbalkenunterzug; E. collar-purlin; ming geklemd zijn. F. sous faïtière. Ondersteuning van de hanebalken mid- etagegebint D. mehrgeschossigen Dachstuhl; E. carrier den in de kap. truss, superimposed truss; F. charpente par étages succes- hanger >hangstijl sift. Kapgebint, opgebouwd uit enige gebinten op elkaar. hangereel Stijl in kapgebint langs muur, waar geen trek- flier > fliering balk is. Soms ook ophanghout voor gewelfhout ( kal fl. flierbint Dekbalk van een schaar- of kromstijlgebint, hangschoorwerk > schoorwerk waarop de flieringen rusten. hangstijl D. Hcingeskule; E. hung longpost; F. poincon. fliergebint > schaargebint Stijl, die zodanig ondersteund wordt, dat hij aan de kap fliering D. Rcihm, Stuhlrcihm; E. plate-purlin; F. filière. hangt en geen drukkrachten overbrengt op onderliggende Plaat in de lengterichting van een kap, dragend op kapge- balken. binten, die sporen ondersteunt. Twee vlakken van de hangwerk D. Hcingewerk; E. hanging truss; F. comble a doorsnede lopen horizontaal. Ook: vliering. Synoniem plancher. Constructie met één of meer hangstijlen. met worm. hart op hart D. Mitte auf Mitte; E. center to center; flierstijl Stijl van een schaar- of fliergebint. F. d'axe en axe. Gemeten van het midden van een pijler, flierzolder >vliering balk, stijl of muur tot het midden van de volgende. gebint D. Binder; E. truss; F. ferme de comble. Balk met haspelband Kruisende windschoor in vlak loodrecht on- stijlen, korbelen enz., zowel vloer-, trek- als kapbalk. der de nok. Kapgebint wordt in 17de eeuw spant. hiel Verticaal vlakje van een houtverbinding bij een ont- gebintbalk D. Binderbalken; E. trussbeam; F. poutre tra- moeting van twee houten constructiedelen onder een min versière. Dek- of tussenbalk van een gebint. of meer scherpe hoek. gebogen dak Dak met gebogen vlak. hoekkeper D. Gratsparren; E. hip-rafter; F. chevron d'arê- gelamineerd Bestaande uit op elkaar gelijmde plankjes. tier. Kaponderdeel dat zich bevindt op de uitwendige gespan D: Leergesparre; E. coupled rafter (truss); F. che- snijlijn van twee dakvlakken. vrons formant ferme. Samenstel van twee spannen met Hollands spant D. hollcindischer Binder; E. Dutch truss; hanebalken, standzonen en blokkelen. F. ferme hollandaise. Kapspant opgebouwd uit schaar- of geweltbeschot D. Gewdlbeschalung,• E. vault wainscotting; kromstijlgebinten of daarvan afgeleid. F. lambris de berceau. Dunne betimmering van een hou- houten tongewelf D. Holztonne; E. wagon ceiling, wagon ten tongewelf aan de binnenzijde van een kap. roof F. berceau lambrisé. Tongewelf met een spits-, cir- gewelfhout D. Gewdlbesparren; E. vaulting spar; F. aisse- kel- of ellipsbogige doorsnede, bestaande uit een dun lier. Gebogen korbeelvormige verbinding tussen dak- houten beschot. spoor en bijbehorende roosterhout of naald in een houten huif Koorsluiting in een houten tongewelf. tongewelf. ingesnoerd D. eingeschnurt; E. constricted; F. rétréci. gewelfschotel D. Gewólbetopf,• E. circular vault boss; Naar boven tot een kleiner grondvlak gereduceerd. F. claveau. Houten schijf, bevestigd op de kruising van inkeping D. Einsasse; E. notch; F. entaillage. Uitsnijding gewelfribben in een houten tongewelf. van een stuk hout, waarin men een ander wil inlaten. gording D. Pfette; E. (side-)purlin; F. panne, verve. Plaat intoog 1. Verbindingshout aan voet van kap tussen twee in de lengterichting van een kap, die kepers ondersteunt, muurplaten. 2. Balk tussen stijl en zijmuur in een drie- waarvan twee vlakken van de doorsnede evenwijdig aan beukige ruimte ter hoogte van de dakvoet. het dakvlak lopen. De term wordt sedert het einde van de jaagband >windschoor 16de eeuw ook gebruikt voor fliering. jachtband >windschoor gordingenkap D. Pfettendach; E. purlin-roof; F. charpente jachtschoor >windlat à pannes. Kap, waarbij de ondersteuning van kepers of juffer D. Jungfer; E. pole; F. esparre. Spar, bestaande uit dakbeschot wordt gevormd door gordingen. rondhout, dat over een gedeelte vierkant beslagen of ge- grenehout D. Kiefer; E. pinewood; F. bois de pin. Naald- zaagd is. hout, afkomstig van de grove den. juk >kapgebint. haaklas D. Hakenblatt; E. tablet scarf F. entaille avec kalf In een kap schuin verbindingsstuk in de driehoek crochet. Las bestaande uit twee delen, die in elkaar haken. tussen muurstijl, korbeel en sleutelstuk of tussen dak- haanhout > hanebalk. spoor, gewelfhout en roosterhout. hakkelbout D. Bakenstift; E. sprig bolt; F. cheville barbe- kap D. Dachstuhl; E. roof-framing; F. charpente. Samen- lée. Zware ijzeren bout met uitstekende punten. stel van houten onderdelen, dat de dakhuid draagt. halthouts D. Uberblattung; E. halved; F. a mis bois. Hout- kapbalk >kapbint. verbinding waarbij van twee elkaar ontmoetende delen kapbeen D. Stuhlsciule; E. trusspost; F. arbalétrier. Stijl de halve dikte wordt weggenomen zodat zij, op elkaar van een kapgebint of kapspant. Ook: spantbeen. bevestigd, samen de volle dikte van één van de onderde- kapbint D. Stuhlbalken; E. truss-beam; F. entretoise. Balk len hebben. in een kapgebint. hammerbeamspant D. Stichbalkengebinde; E. hammer- kapgebint D. Dachbinder; E. truss; F. ferme. Samenstel beam-truss; F. ferme à blochets. Spant zonder trekbalken, van twee kapbenen, dek- of tussenbalk, korbelen en der- met ondersteunde steekbalken aan de kapvoet. gelijke. hanebalk D. Kehlbalken; E. collar; F. faux tintrait. Hori- karbeel >korbeel. zontale verbinding tussen twee spannen. keep D. Kerbe; E. notch; F. entaille. Inkeping in hout. 376 keper D. Rafe, Rofe; E. rafter; F. chevron. Rib, die van lessenaardak D. Pultdach; E. lean-to roof F. toit en appen- voet tot nok over gordingen ligt en daarop is vastgehecht. tis. Dak dat bestaat uit één oplopend vlak. kerbeel >korbeel. liggende stoel D. liegende Stuhl; E. leaning Truss; F. ferme kerkspar Spar van bepaalde standaardlengte, vertu. ca. avec des poteaux inclinés. Duitse kapconstructie, ont- 10 m. staan uit het schuin plaatsen van een "staande stoel". Keulse goot Goot, die over een zolder loopt van een Kenmerk zijn een verbindingsbalk tussen twee schuine zakgoot naar een buitengoot. Ook: Bakgoot met lijst aan stijlen onder de wormen of gordingen en één erboven. de buitenzijde. lip D. Blattung; E. lap joint; F. paume, lèvre. Afschuining keuvelend >wolfeind. aan het einde van een stuk hout, waarmee het in of over kilkeper D. Kehlsparren; E. valley rafter; F. coyer retrous- een ander stuk hout grijpt. sé, arátier de noue. Spoor of balk op de inwendige ont- loef Uitkeping in een of in beide elkaar kruisende of moeting van twee dakvlakken. snijdende constructiedelen, om ze te verbinden. knieboogspant Kniespant van een gebogen vorm. makelaar D. Firststknder,• E. king post; F. poi/Non. Stijl in knieschenkel Schenkel met twee rechte stukken verbon- gespan of kapgebint van de top tot de balklaag of een lager den door een gebogen deel. gelegen hanebalk doorlopend. kniespant Spant, waarbij een (nagenoeg) verticaal onder- mandel >nokstijl. deel met een knik in één geheel doorloopt in een schuin manger >nokstijl. gedeelte. mansardedak D. Mansardedach; E. kerb-roof, mansard- knoop Onderdeel van houten tongewelf, ontstaan door de roof; F. comble en mansarde. Dakvorm bestaande uit aan profilering van ribben uit te laten lopen in een achtkantig weerszijden een steil en een weinig hellend dakvlak. deel, dat de volle hoogte van het hout waaruit het profiel moerbalk D. Unterzug; E. sleeper beam; F. soupoutre. Ook is gestoken, omvat. moerbint; onderslagbalk of balk, waarin andere balken koepeldak D. Kuppeldach; E. dome-roof; F. toit en creme. geraveeld zijn. N.B. De huidige betekenis als balk, waarin Dak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. ribben of kinderbinten zijn opgelegd, komt eerst in de koningstijl D. Kaiserstil; E. kingpost; F. pivot central. Stijl 19de eeuw. waarin hoek- of kilkepers en bijbehorende balken en muurgebint D. Wandgebinde; E. Walltruss; F. ferme con- schoren zijn bevestigd. tre le tuur. Gebint langs een topgevel. Ook: strijkgebint. kopbalk Gebintbalk, die aan beide einden gedeeltelijk op muurplaat D. Mauerlatte; E. wallplate; F. sablière. Plaat de kop van de gebintstijl ligt en deze halfhouts of met over de bovenzijde van een muur, waarop kaponderdelen een open pen-en-gat kruist. rusten. korbeel D. Kopfband,• E. brace; F. aisselier. Schoor tussen muurstijl D. Wandpfosten; E. wallpost; F. poteau accolé. een verticaal of schuinstaand en een horizontaal onder- Stijl, langs of in een muur, deel uitmakende van een deel van een houtconstructie. Ook: stuk kromhout. houtskelet of een balkgebint. kramplaat Rond of vierkant ijzeren plaatje met een ge- muylrebord Eiken planken voor dakbeschot, wandbekle- kartelde rand tussen de aan elkaar te verbinden onderde- ding e.d. len aangebracht ter plaatse van een houtdoorgang om er naald 1: >nokgording. 2: nokrib in houten tongewelf. voor zorg te dragen, dat de verbinding niet verschuiven nagel D. Nagel, Dubel; E. nail, peg; F. clou, boulon a kan. clavette. Houten of ijzeren verbindingsmiddel, dat met kreupele stijl D. Stutzholz; E. ashlar post; F. jambette. een hamer ingedreven wordt. Schuinstaand element in een Hollands spant, aange- nok D. First; E. apex; F. faïte. 1. Bovenste snijlijn van bracht tussen balklaag en spantbeen naast een borstwe- twee dakvlakken. 2. Bovenste begrenzing van een hoge, ring. meestal overwelfde ruimte. krombeet >korbeel. nokgebint D. Firstgebinde; E. ridge truss; F. ferme sous krommer D. Krummholz; E. knee; F. courbe. Krom stuk faïte. Stijl met twee schoren, rustend op een onderstaand eikehout. gebint, waarop de nokgording rust. kromstijl D. krumme Kittle; E. curved principal; F. poteau nokgording D. Firstpfette; E. ridge(-piece), ridge-purlin; courbé. Kromme stijl in een kapgebint. F. contreventement, piècefaïtière. Rib onder nok, rustend kromstijlgebint D. Krummholzbinder; E. raised cruck, op nokgebint of spruit. base cruck; F. ferme avec des poteaux courbés. Gebint met nokrib >naald 2 kromme stijlen. nokstijl D. Firstsdule; E. upper ridge post; F. support cen- kruiswerk Dwarsschip. tral. Stijl onder nokgording. langsverband D. Langsverband; E. longitudinal bracing; ogiefbint, ogyftbint Dekbalk van een spitsbooggebint, F. étrésillonnement lien longitudinal. Schoren in de leng- waaruit gedeeltelijk de spitsbogige gewelfrib is uitgesto- terichting van de kap, die voor de stevigheid in die rich- ken. ting zorgdragen. ogiefstijl, ogyffstijl Schuingeplaatste stijl van een spits- las D. Stoss, Lasche; E. scarf F. raccord, assemblage. booggebint, waaruit gedeeltelijk de spitsbogige gewelfrib Verbinding van constructiedelen om ze met elkaar te is uitgestoken. verlengen. De lengte van de verbinding is groter dan de onderslag D. Unterzug; E. supporting beam; F. sous-pou- hoogte. tre. Balk, die haaks op de richting van de balken onder leihout Houten plaat waarop een schoorsteen schuin om- een balklaag ligt om de overspanning te verkleinen en een hoog door de kapruimte naar de nok wordt gesleept. gedeelte van het gewicht te dragen. 377 onderspannen balk Balk versterkt door een spanwerk aan roosterhout Hanebalk boven houten tongewelf, rustend de onderzijde bestaande uit een ijzeren trekstang, die op op de flieringen en de naald van het gewelf. afstand van de balk wordt gehouden door één of meer schaarbalk D. Stuhlbalken; E. collar beam; F. entretoise. verticale (druk)staven. Dekbalk van een schaargebint. oplanger D. Auflanger; E. upright extension; F. rallonge. schaarband Windschoor tussen schaarstijl en fliering. Verlengstuk van een dakspoor aan de onderzijde, meestal schaarbint > schaarbalk bij een zijbeuk. schaargebint D. Scheergebinde; E. inclined principal opsettel >oplanger truss; F. chevalet. Kapgebint bestaande uit twee schuinge- overspanning D. Stutzweite; E. span; F. distance. De te plaatste stijlen, waaroverheen een dekbalk ligt. overspannen breedte van een ruimte. schaarstijl D. liegende Stuhlsczule; E. inclined straight panlat D. Dachlatte; E. tile lat; F. panne, liteau. Horizon- principal; F. poteau de chevalet. Schuingeplaatste stijl in tale lat, die wordt gespijkerd op de sporen of op tengels op een schaargebint. het dakbeschot, waaraan de dakpannen worden opgehan- schalkbeeld D. Dienstbild; E. shaftstatue; F. statue de gen. Ook: handelsvorm met een doorsnede van ca. 2,5 x 4 perche. Houten beeld, dat onderdeel uitmaakt van een cm. kapconstructie, geplaatst op een schalk op een muurstijl. patentroede Stalen omgekeerd T-vormige roede voorzien scheer > schoor. van gevouwen zinken roeden, waartussen glazen ruiten in scheerbalk, -bint, -gebint > schaar-. een dak kunnen worden gelegd. scheerboogstijl >kromstijl peerkraal D. Nase, Birnstab; E. nib; F. baguette piriforme. scheerspruit Driehoekspant op schaargebint, waarop gor- Gotisch profiel van peervormige doorsnede, veel voorko- dingen of flieringen en de nekgording rusten. mende aan sleutelstukken en gewelfribben. scheerwerk Kaphout, dat op gordingen ligt. pen-en-gat D. Verzapfung; E. mortise and tenon; F. tenon schenkel D. Schenkel; E. flank, haunches F. reins. 1. Ge- et mortaise. Houtverbinding, waarbij het versmalde ein- bogen deel van een kap met tongewelf. 2. Gebogen hou- de van een elelement (de pen) in een gat in een ander ten element, samengesteld uit op elkaar bevestigde rond- element wordt ingelaten en doorgaans wordt opgesloten gezaagde planken, met name bij Philibertspanten. met houten nagels. schenkelkap D. Schenkeldach; E. Philibertroof,• F. char- Philibertspant D. Philibertbinder; E. Philiberttruss; F. fer- pente Philibert. Kap, waarvan de spanten Philibertspan- me Philibert. Houten boogspant, samengesteld uit korte ten zijn. planken, die op elkaar zijn gespijkerd of met bouten en schenkelspant D. Schenkelbinder; E. Philiberttruss; beugels op elkaar worden geklemd. F. ferme Philibert. >Philibertspant. philier >fliering scherf D. Blatt; E. halved scarf F. joint saillant. Las in plaat D. Rcihm, Plate; E. plate; F. madrier. Horizontaal houten element, gevormd door twee over elkaar overlap- element, meestal in de lengterichting van een gebouw, pende en in elkaars verlengde liggende schuine kanten, waarvan de breedte groter is dan de hoogte. Ook: stuk veelal verbonden door ijzeren nagels. hout met een doorsnede van 6,5 tot 12,5 cm bij 10 tot 30 schilddak D. Schilddach, Walmdach; E. hipped roof cm. F. tolt en troupe. Dak gevormd door twee driehoekige plansier Onderdeel van een houten kroonlijst, waarop de schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige schil- neuslijst geplaatst is. Ook: uitstekend deel van een muur- den aan de lange zijden. plaat. schinkel >schenkel. Polonceauspant D. Wiegmannbinder; E. Polonceau truss; schoor D. Strebe, Band; E. strut; F. lien, contrefiche, déch- F. ferme Polonceau. Kapspant, opgebouwd uit twee on- arge. Houten element, dat een schuine stand heeft en een derspannen driehoekige liggers, verbonden door een verticaal of schuingeplaatst element verbindt met een trekstaaf. horizontaal element om de stijfheid van de constructie te poot > stijl bevorderen. pootbalk Balk over stijlen. scheerwerk D. Hang- and Sprengwerk; E. strut frame; pootgebint > schaargebint F. poutre américain. Spant met een trekbalk en schoren pootstijl > schaarstijl die onder de balk uitsteken. Op de ondersteuningen wor- priemstijl >nokstijl den horizontale krachten uitgeoefend. raveelbalk D. Wechselbalken; E. trimmer; F. chevêtre, schraagbeeld D. Stutzbild,• E. supporting statue; F. statue travelure. Dwarsbalk in een balklaag, aangebracht om één supportante. Houten beeld, dat onderdeel uitmaakt van of meer niet van muur tot muur lopende kreupele of een standzoon in een kapconstructie. steekbalken op te vangen. schranken D. verziehen; E. to rack; F. gauchisser. Uit het regel D. Riegel; E. intertiet F. traverse. Dwarsverbinding haaks verband zakken, uit de rechte lijn wijken. tussen stijlen. schrankhout >windlat. rib D. Rippe; E. rib, joist; F. nervure, solive. 1. Dunne balk sheddak >zaagdak. van ongeveer vierkante doorsnede, ca. 7,5 x 7,5 cm tot sleutelstuk D. Balkschlussel, Sattelholz; E. sole-plate, cor- 12,5 x 17,5 cm. 2. Gewelfrib. bel piece; F. semelle de poutre. Langwerpig plat stuk hout rondhout D. Rundholz; E. spar; F. rondins. Enigszins ge- ter ondersteuning van een balkeinde, rustend op de muur fatsoeneerde boomstam, meestal van vrij geringe door- of op een muurstijl en een korbeel. snede. slikblokkeel Blokkeel in één vlak liggend met de boven- rong zware ijzeren nagel. kant van de trekbalken 378 slotel > sleutelstuk. meestal onder de nokgording. span > spoor ster Balkkruis, bestaande uit één doorlopende balk, waar- spanhout D. Sparren; E. rafters; F. chevrons. Hout voor in loodrecht daarop twee andere stukken balk zijn ingela- gespannen. ten en onder 45° nog vier balkstukken, die worden opge- spannen D. spannen; E. to span; F. couvrir. Kap overdek- vangen in zwaarden. ken met spannen (sporen). strijkgebint, -spant D. Giebelbinder; E. border truss; spanplaat Horizontaal bint in een kapgebint. F. ferme de bordure. Kapgebint langs een topgevel. spanrib D. Spannriegel; E. tie joist; F. tirant. Balk tussen strip IJzeren band van niet te grote lengte. de stijlen van een "liggende stoel". stijl D. Stcinder, Saule; E. post; F. poteau. Verticaal ge- spant D. Binder; E. truss(frame); F. ferme, ferme-maitres- plaatst stuk hout, dat dient voor ondersteuning. Als se. Eerst gespan. Later en thans kapgebint. schoor- of schaarstijl schuingeplaatst, als hangstijl niet spantbalk D. Stuhlbalken; E. truss-beam; F. entretoise. rustend. Balk in een spant. tafelment Houtwerk, waarop een kap op een muur rust. spantbeen D. Stuhlsaule; E. principal; F. arbalétrier, con- tamboer D. Tambur; E. tambour; F. tambour. Ringvormi- trefiche. Stijl van een kapgebint. ge of polygonale onderbouw waarop een koepel rust. spantrib > spoor. tand D. Klauung, Zahnung; E. touthing; F. attente. Uit- spar D. Sparren; E. spar; F. chevron. Rib van ongeveer steeksel en de hiermee corresponderende inkeping, waar- vierkante doorsnede om als dakspoor te gebruiken. mee twee elkaar onder een schuine hoek ontmoetende spijker D. Nagel; E. nail; F. clou. Gesmede ijzeren nagel, elementen verbonden worden. voornamelijk om houten onderdelen aan elkaar te beves- telmerk D. Abbundzeichen; E. assembly mark; F. chiffre tigen. de charpentier. Merk dat een getal aangeeft en dient om spitsbooggebint D. Spitsbogengebinde; E. pointed-arch onderdelen van een houtconstructie op de juiste plaats truss; F. ferme ogival. Spitsboogvormig kapgebint dat een aan te brengen. houten tongewelf omspant en er deel van uitmaakt. tongewelf (houten) D. (Holz)tonne; E. barrel vaulted wag- spoor D. Dachsparre, Sparre; E. (common) rafter; F. che- gon ceiling; F. berceau lambrisé, voute en bardeaux, voute vron. Betrekkelijk dun stuk hout, rond of rechthoekig van en bois. Houten gewelf met de doorsnede van een spits-, doorsnede, dat van de dakvoet tot de nok loopt en de rond- of ellipsboog. dakbedekking draagt. n de nok is geen ondersteuning. toognagel D. Holznagel, Zapfen; E. peg, trenail; F. clavet- sporenkap D. Sparrendach, Kehlbalkendach; E. common te en bois, cheville. Houten nagel, waarmee een houtver- rafter roof, rafter single roof F. charpente a chevrons for- binding togend (trekkend) wordt vastgezet. mant fermes. Kapconstructie, bestaan uit sporen en ha- trekbalk D. Ankerbalken; E. tiebeam; F. entrait. Balk aan nebalken, eventueel ondersteund door flieringen op kap- de voet van een kapconstructie, die de zijdelingse gebinten. (trek)krachten daarvan opneemt. spreiband >windschoor. trekplaat D. Zange; E. tie; F. tirant. Horizontale plaat in springwerk D. Sprengwerk; E. false-work; F. ferme a con- kapspant, meestal dubbel uitgevoerd, die trekkrachten trefiches. Spant zonder trekbalk aan de kapvoet. Vaak is opneemt daar wel een ijzeren trekstang aangebracht. De schoren trekstang D. Zugstange; E. tierod; F. barre tirant. IJzeren zijn aan de onderzijde verbonden met een stijl, die van de stang, die trekkrachten opneemt. kapvoet langs de muur naar beneden loopt. tussenbalk D. Zwischenbalken; E. link-beam, tier; F. pou- spruit Driehoekspant in het bovenste deel van een kap- tre intermédiaire. Balk boven in gebint, die tussen de constructie, dat de nokgording en flieringen of gordingen stijlen is aangebracht. draagt. uitgeschoven spant Horizontaal deel tussen twee spantge- spruitbalk Horizontale balk in een spruit. deelten, met name in een vakwerkspant. spruitbeen Schuine zijde van een spruit. uitlaat Zijbeuk. staande stoel D. stehende Stuhl; Duitse kapconstructie, vakwerk(spant) D. Fachwerk; E. framework; F. construc- opgebouwd uit rijen stijlen, die wormen dragen, die de tion triangulée. Spant, waarvan balken, stijlen en schoren daksporen ondersteunen. volgens een stelsel van driehoeken verbonden zijn tot een standbeen Stijl in een kapconstructie, waarop een fliering onwrikbaar geheel. rust, zonder verbinding met een zelfde element aan de vakwerkligger D. Fachwerktrager; E. framework girder; overzijde F. poutre en construction triangulée. Ligger, uitgevoerd standvink D. Stutze mit Streben; E. crownpost; F. faux als vakwerk. arbalétrier. Stijl, meestal verbonden met een slof of sleu- verdieping D. Stock, Geschoss; E. floor; F. étage. Bouw- telstuk en twee korbelen, die een balk ondersteund. laag boven de begane grond. Het woord is ontstaan als standzoon D. Fusstrebe; E. ashlar piece; F. jambette. Ver- indieping van de zolderbalklaag om een bruikbare zol- ticale stijl aan de voet van een spantbeen of dakspoor. derruimte te krijgen. star > ster. vlierbalk, -gebint, -bint >flier-. steekbalk D. Stichbalken; E. hammerbeam; F. blochet. vliering 1 >fliering; 2 >vlieringzolder Kort stuk balk, dat slechts aan één kant is opgelegd en aan vlieringzolder D. oberes Dachgeschoss; E. garret; F. sou- de andere kant door een schoor wordt ondersteund en pente. Zolder over de flieringen, dus in de kap boven de uitsteekt. dakvoet. steekschoor Schoor in de lengterichting van een kap, vlierzolder >vlieringzolder. 379 vloerbalk Balk, die een vloer draagt. voetschoor D. Fussstrebe; E. stud; F. tournisse. Schoor tussen gebintstijl en onderliggende trekbalk of gebintbalk voorloef, -loeg. Loef, die zich niet over de volle breedte van het hout uitstrekt. voorlijst Binnenste muurplaat in een houten tongewelf, waarop het gewelfbeschot begint. vurehout D. Fichtenholz; E. whitewood; F. lapin blanc. Naaldhout, afkomstig van de fijnspar. welthout >gewelfhout. windschoor D. Kopfstrebe; E. windbrace; F. contrefice, contreventement. Schuin oplopend onderdeel in de leng- terichting van een kap tussen gebintstijl en fliering of gording. wolfeind D. Drittelwalm; Kruppelwalm; E. hipped gable; F. pan coupé. Afschuining aan de korte zijde van een dak. worm >fliering. wouwstaart zwaluwstaart. wolfhout >gewelfhout. wurm(t) >worm. In Noord-Holland ook plaat over wandstijlen aan de voet van het dak. zaagdak D. Sheddach; E. sawtooth roof; F. toiture en shed. Opeenvolgende reeks parallele daken met twee dakvlak- ken onder verschillende helling, waarvan de steilste op het noorden gericht zijn en van glas voorzien zijn. zadeldak D. Satteldach; E. saddle roof; F. toit en b&tière. Dakvorm, bestaande uit twee dakvlakken, die elkaar in de nok snijden. zakgoot D. Sackrinne; E. valley gutter; F. gouttière en V. Goot tussen twee dakvlakken. zolder D. Dachboden; E. attic; F. grenier. Vloer aan de voet van het dak. zolderbalk D. Dachbalken; E. garret beam; F. pootre du grenier. Balk, waarop de zolder rust. zwaard Balkstuk tussen twee elkaar onder een haakse hoek ontmoetende balken, waarin een balk onder 45° is opgelegd. zwaluwstaart D. Schwalbenschwanz; E. dovetail; F. queue d'aronde. Houtverbinding in de vorm van een zich ver- smallende keep. Noot 1. Voor uitgebreide verklaringen zie: Dr. E.J. Haslinghuis, g g g Bouwkundi e termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuurgeschiedenis. Bewerkte druk, Utrecht/Antwerpen g ~ ~ g ~ ~ 1986. 380 E. LITERATUUR Boeken en tijdschriften zijn gecodeerd naar land van verschijnen. Oostenrijk en Wallonie', Bulletin de la Comm. Royale des Monu- - ments et des Sites, 2e S., a: 4 (1974), p. 29; b: 6 (1977), Dachstuhle in 6sterreich, tosterreichischer Zeitschrift p. 139. fur Kunst- and Denkmalpflege XIV (1960), p. 133. - B 14: L. Devliegher, De huizen van Brugge (Kunstpa- - trimonium van West-Vlaanderen), 2 (A-M), 3 (N-Z), weise im óstlichen alpinen Ubergangsgebiet. Wien Tielt 1968; 2-3 Tielt 1975. 1976. - - derlanden, Leuven 1952. Jahrbuch 1973. - gebouwd. Tielt 1978. België - - B 1: S. Brigode, 'L'architecture réligieuse dans la sud- West-Vlaanderen 5), Tielt-Utrecht 1971. ouest de la Belgique', Bulletin Kon. Comm. voor Mon. - en Landsch. I (1949), p. 85. Mechelse', Ons Heem 25 (1971), p. 185. - B 2: H. Janse en L. Devliegher, 'Middeleeuwse bekap- pingen in het vroegere graafschap Vlaanderen', Bulle- België, betreffende één gebouw tin Kon. Comm. voor Mon. en Landsch. XII (1962), - B X 1: L. Devliegher, De Keizer Karel-schouw van het p. 301. Brugse Vrije (Kunstpatrimonium van West-Vlaande- - ren 10), Tielt 1987. Brabant I,1. L'architecture romane. Brussel 1906. - B X 2: S. Brigode, 'L'église Saint-Laurent de Couillet', B 4: R.M. Lemaire, Les origines du style gothique en Bull. Kon. Comm. Mon. en Landsch. 1951-'52, p. 109. Brabant II. La formation du style gotique brabancon, - 1, Les églises de l'ancien quartier de Louvain. Antwer- S.-Veronakapel', Bull. Kon. Comm. Mon. en Landsch. pen 1949. 5 (1954), p. 162. - B 5: A.L.J. van de Walle, Het bouwbedrijf in de Lage - Landen tijdens de Middeleeuwen. Antwerpen 1959. archéologique, Bull. Kon. Comm. Mon. en Landsch. - B 6: F. van Tyghem, Op en om de middeleeuwse bouw- 5 (1954), p. 60, 99. werf. Brussel 1966. - - B 7: J. Weyns, 'Over boerderijen en hoe ze te bestude- Nivelles, Nivelles 1962, p. 13. ren', Ons Heem XXV (1971), p. 141. - B 8: L. Devliegher, 'De opkomst van de kerkelijke Vincent a Soignies', Rev. belge d'arch. et d'hist. de l'art gotische bouwkunst in West-Vlaanderen gedurende de 8 (1938), p. 5. XIIIe eeuw', Bulletin Kon. Comm. voor Mon. en - B X 7: L. Devliegher, 'Enkele nota's over de Sint- Landsch. V (1954), p. 9; VII (1956). Laurentiuskerk te Ename', Bull. Kon. Comm. Mon. en - Landsch. XVIII (1969), p. 85. p. 128. - B 10: C.V. Trefnis, Ontwikkelingsgeschiedenis van Pierre a Lessines', Rev. belge d'arch. et d'hist. de l'art onze landelijke architectuur. Antwerpen 1950. 3 (1933), p. 42. - B 11: L. Delferière, 'Eglises hennuyères couvertes de - berceaux a entraits engoulés', Bulletin de la Comm. Bertem', Rev. belge d'arch. et d'hist. de l'art 5 (1935), Royale des Monuments et des Sites, 2e S., a: 1 (1971), p. 297, 303. p. 107; b: 2 (1972), p. 153. - B X 10: J. Mertens, 'L'église St-Etienne a Waha', Ar- B 12: R. Maere, 'Saint-Brice te Doornijk en de Vlaam- denne et Famenne I (1957), p. 93. sche Hallekerk', Med. Kon. Vlaamsche Ac. voor We- - B X 11: L. Devliegher en R. Didier, Dertiende eeuwse tensch., Letteren en Schone Kunsten van België> Klasse houtsculptuur in de Onze Lieve Vrouwekerk te Damme. der Schone Kunsten 1940, no.3. 1986. B 13: L.F. Genicot, 'Charpentes du XIe au XIXe siècle 381 Zwitserland geamt Westfalen Munster 1960-1974. CH 1: M. Gschwend, Schweizer Bauernhciuser, Mate- - rial, Konstruktion and Einteilung, Bern 1971. mandie. Diss. Leipzig 1909. - Duitsland 1650: Eine gefugekundliche Untersuchung', Beitrkge - zur Hausforschung 1. Detmold 1975, p. 127. Arbeitskreis fur Hausforschung, Bericht fiber die Ta- - gung in Bentheim-Zwolle. Detmold 1973, p. 309. historischen Bauforschung - Abbundzeichen and - D 2: K. Gruber, 'Romanische Dachstuhle', Deutsche Dachwerke', Niederskchsische Denkmalpflege 11 Kunst and Denkmalpflege 1959, p. 57. (1983-1984). Hannover 1985, p. 70. - D 3: W. Neu, 'Spat- and nachgotische Kirchendach- - D 26: A. Zippelius, Das Bauernhaus am unteren dew- stuhle im Land-Sonthofen', Bericht des Bayerischen schen Niederrhein. Wuppertal-Elberfeld 1957. Landesamtes fur Denkmalpflege 19 (1960), p. 44. - D 27: Hausbau im Mittelalter = Jahrbuch fur Hausfor- D 4: H. Janse, 'Burgerfiche Wohnbauten in den IJssel- schung 33 (1983): stadten', Arbeitskreis fur Hausforschung. Bericht uber a. K.B. Kruse, 'Backstein and Holz- Baustoffe and die Tagung in Bentheim-Zwolle. Detmold 1973, Bauweise Lubecks im Mittelalter', p. 37. p. 225. b. J.C. Holst, 'Das Hoghehus myt twen gevelen', p. 63. D 5: F. Ostendorf, Die Geschichte des Dachwerks. Leip- c. B. Lohrum, 'Bemerkungen zum sudwestdeutschen zig/Berlin 1908. Hausbestand im 14./15. Jahrhundert', p. 241. D 6: H. Phleps, Die norwegischen Stabkirchen. Karls- d. A. Bedal, 'Neue Materialien zum Firstsaulenbau im ruhe 1958. Kraichgau', p. 299. D 7: F. Saeftel, Krummholz and truck-Dachwerke in e. W.+ W. Kirchner, 'Spatmittelalterliche Bauernhau- Nordwest-Europa. Eckernfórde 1970. ser im Bereich von Altmuhl and Donau', p. 319. - D 8: J. Schepers, 'Westfalen in der Geschichte des f. K. Bedal, 'Bduerliche Bauten des spoten Mittelalters nordwestdeutschen Burger- and Bauernhauses', Der in Nordbayern', p. 377. Raum Westfalen, Band N/2. Munster 1965, p. 125. - - D 9: J. Schepers, Haus and Hof westfcilischer Bauern. forschung Sonderband 1985. Sobernheim/Bad Winds- Munster 1973. heim 1985. D 10: J. Schepers, Vier Jahrzehnte Hausforschung. a. A. Eyninck, 'Mittelalterliche Fachwerkspeicher im Sennestadt 1973. Miinsterland', p. 87. D 11: F. Schnell, Die Entwicklung des Dachstuhles am b. K. Freckmann + B. Schmidt, 'Untersuchungen mit- Mittelrhein. Diss. Darmstadt 1915. telalterlicher Profanbauten an der Mosel', p. 229. D 12: H. Janse, 'Merkzeichen auf Holzkonstruktio- c. A. Bedal, 'Geschossbau and Stockwerksbau - Beo- nen', Jahrbuch fur Hausforschung 32 (1981), p. 131. bachtungen zum alteren Iandlichen Baubestand im D 13: H.E. Mennemann, Die Entwicklung der Dach- Kraichgau', p. 265. konstruktionen westfalischer Kirchen wcihrend des Mit- d. B. Lohrum, 'Zwei unterschiedliche hochmittelalter- telalters and deren Weiterentwicklung im 17. and 18. liche Hauskonstruktionen in Esslingen am Neckar', Jahrhundert. Diss. TH Aachen 1980. I Textteil, p. 293. II Katalogteil. e. K.Bedal, 'Fachwerkbau um 1410 in Wolframs- - D 14: W. Geremus, Die Wiederaufbauformen des Eschenbach', p. 319. bduerlichen Anwesens Hach Ende des Dreissigjcihrigen f. W.+ W. Kirchner, 'Fachwerkbauten vor 1500 in Krieges (ca. 1650 bis 1800) dargestellt am Untersu- Eichstatt', p. 363. chungsgebiet des Landkreises Coburg. Diss. - D 29: Hausbau in Munster and Westfalen = Jahrbuch TH Braunschweig 1966. fur Hausforschung 36/37 (1986). Sobernheim 1987. - a. M. Scheftel, 'Archaologische Befunde zu Ankerbal- holmer" Bauernhaus', Nordelbingen 35 (1966). kenverzimmerungen - Bemerkungen zu ihrer Interpre- - tation and Rezeption', p. 227. nen in Nordwesteuropa', in: C. Ahrens, Fruhe Holzkir- b. D. Marschmeyer, 'Detaillierte Hausforschung in ei- chen im niirdlichen Europa. Vertiffentlichung des nem kleinen Gebiet - Methodik and Ziele der For- Helms-Museums 39 (1981). schung in der Grafschaft Bentheim', p. 249. - D 17: J. Schepers, 'Die Kulturgeschichtliche Bedeu- c. O. Moser, 'Zur Frage der Dachgeruste in den Haus- tung des Fachwerks', Mitteilungen zur Bauplege in landschaften Osterreichs - Feststellungen and Aufga- Westfalen 26 (1974). ben', p. 281. - D 18: J. Schepers, Das Bauernhaus in Nordwestdeut- - schland. Diss. 1939, Neudruck Bielefeld 1978. 1978. D 19: J.-L. Taupin, 'Zum Hausbau im Departement - D 31: C. Kersten. Freitragende Holzbauten. Berlin Ain', Jahrbuch fur Hausforschung 34 (1984), p. 109. 19262, p. 10-15. - - D 32: Allgemeine Baukonstruktionslehre, Band II: D 21: J.-C. Bans, 'Hallenhauser and Hallenscheunen O.Warth, Die Konstruktionen in Holz. Ede druk, Leip- in Frankreich', id., p. 151. zig 1900, p. 129-248. - - 382 struktionen von 1860 bis 1960, zur Beurteilung der Geschichte eines ehemals tiffentlichen Gebdudes', oorhanden Bausubstanz; Grundungen, Winde, p. 59. Decken, Dachtdgwerke. Wiesbaden (1986). b. G.U. Grossmann, 'Der Steinsche Hof in Kirberg bei — D 34: A. Teepe-Wurmbach, Das Bauernhaus des Sie- Limburg', p. 167. gerlandes = Beitrage zur Hausforschung 7. Sobernheim — D X 6: Hausbau im Mittelalter III = Jahrbuch fur 1988. Hausforschung, Sonderband 1988. Sobernheim/Bad — D 35: Hausbau im Mittelalter III = Jahrbuch fur Haus- Windsheim 1988. forschung Sonderband 1988. Sobernheim/Bad Winds- a. F. Kaspar, 'Das "steinerne Haus" in Borgentheim heim 1988. (Krs. H8xter), ein Hof des Klosters Hardehausen', a. D. Maschmeyer, 'Die Altesten Fachwerkgefuge in p. 143. der Grafschaft Bentheim and ihren Nachbargebieten', b. B. Lohrum, 'Bad Wimpfen, Marktplatz 6 - Ein Holz- p. 69. gerust aus dem 13. Jahrhundert', p. 305. b. A. Bedal, 'Die Altesten Fachwerkbauten in Schwa- — D X 7: M. Neugebauer, 'Neue baugeschichtliche Er- bisch Hall', p. 313. gebnisse und Fragestellung zum Heiligen-Geist-Hospi- c. B. Lohrum, 'Mittelalterliche Haus- and Dachkon- tal in Lubeck', Die Heimat 85 (1978), p. 350. struktion in Biberach an der Riss', p. 363. — D X 8: M. Neugebauer, 'Das Dachwerk uber dem — D 36: K. Terlau en F. Kaspar (samenstelling), Bauern- ehemaligen Kranenkonvent in Lubeck: Ein norddeut- hciuser aus Mitteleuropa. Aufmasse and Publikationen sches Sparrendach von 1283', vaterstcidtische Blátter von Gerhard Eitzen. Sobernheim/Bad Windsheim 30 (1979), p. 4. 1984. — D X 9: M. Neugebauer u. Dieter Eckstein, 'Das Heili- — D 37: G. Eitzen, 'Alte Bauerngehófte in der hohen gen-Geist-Hospital zu Lubeck als Beispiel fur baukon- Eifel', Rheinische Vierteljahrsblcitter 23 (1958), p. 275. struktiv-dendrochonologische Untersuchungen and — D 38: G. Eitzen, 'Rheinische Hausformen sudlich der ihre Problematik', Der Wagen 1980, p. 79. Hallenhausgrenze', Bericht fiber die Tagung des Arbeitskreises fur deutsche Hausforschung in Aachen, Denemarken 1961, p. 6. — DK 1: E. Moller, Romanske Tagkonstruktionen. — D 39: J. Bendermacher, 'Das Dach ohne Stuhl', Nie- Aarbeger 1953. derschrift fiber die Tagung des Arbeitskreises fur deut- — DK 2: (J. Ganshorn, N.E. Jensen) Om byggeskik og sche Hausforschung in Monschau 1953, p. 16. vedligeholdelse, Miljjoministeriet Fredningsstyrelsen — D 40: H. Winter, Das Bauernhaus des sudlichen Oden- (1983), p. 28-31. waldes oor dem 30jdrigen Krieg. Essen 1957. — D 41: H. Frentzen, 'Das Bauernhaus des Prumer Lan- Frankrijk des', Trierisches Jahrbuch 1957, p. 101. — F 1: H. Deneux, 'L'évolution des charpentes du XIe au — D 42: U. Haas (red.), Hauskundliche Beitrcige fur Rolf XVIIIe siècles', L'architecte 4 (1927), p. 49-53, 57-60, Robischon. Eine Freundesgabe der Hausforschung fur 65-68, 73-75 en 81-89 . RolfRobischon. Konz 1988. — F 2: E. Viollet-le-Duc, Dictionnaire raisonné de 1'ar- chitecture francaise du XIe au XVIe siècle. Paris 1875: Duitsland, betreffende één gebouw. II, p. 186-193, i.v. beffroi (de charpente); III, p. 1-58, — D X 1: H. Janse, 'Das Baugeflige des Dinghuis in i.v. charpente; V, p. 444-472, i.v. flèche (de charpente- Maastricht', Beitrczge zur Hausforschung 1 (1975), rie); VII, p. 37-50, i.v. pan de bois. p. 97. — F 3: Charpentes, 7 albums uitgegeven door het Centre — D X 2: R. Robischon, 'Die Einde Kohlstatt bei Ul- de Recherche des Monuments Historiques. Paris 1959 richshógl', Das Salzfass 1 (1976). Zeitschrift des histo- (voornamelijk gebaseerd op tekeningen van H. De- rischen Vereins Rupertiwinkel, Laufen, Oberbayern. neux, aangevuld met tekeningen van recentere datum). — DX3: — F 4: P. Heliot, Les églises du moyen age dans le Pas-de- a. E. Reiser, Der fruhe Baugeschichte des Munsters zu Calais I. Arras 1951, p. 52-53, 320-321. Reichenau. Berlin 1960. — F 5: H. Waquet, Art-Breton. Ed. Arthaud 1960. b. R. Reuter, 'Das Alter des Mittelschiffdachstuhls der — F 6: J. Fréal, L'architecture paysanne en France: la ehemaligen Benediktiner-Klosterkirche Mittelzell auf maison. Nancy. der Insel Reichenau/Bodensee', Nachrichtenblatt der Denkmalpflege in Baden-Wurttemberg 12 (1969), Groot-Brittannië p. 54. — GB 1: Bond, An introduction to English church archi- c. K. List, 'Ein baugeschichtliches Problem in Mariën- tecture. Oxford 1913, II, p. 789-846. munsterder Reichenau', id., p. 58. — GB 2: F.W.B. Charles, Medieval cruck-building and its — D X 4: P. Schubart, 'Ein Dachstuhl des 12. Jahrhun- derivatives. London 1967. derts in der Klosterkirche zu Billigheim', Denkmal- — GB 3: J.M. Fletcher and P.S. Spokes, 'The origin and pflege in Baden-Wurttemberg 5 (1976), p. 71. development of crown-post roofs', Medieval Archaeo- — D X 5: Hausbau im Mittelalter II = Jahrbuch fur Haus- logy 8 (1964), p. 152. forschung Sonderband 1985. Sobernheim/Bad Winds- — GB 4: C.A. Hewett, 'Timber-Building in Essex', An- heim 1985. cient Monument Society's Transaction IX (1961), a. F. Kaspar, 'Steinfurt, Markt 19 - Zur wechselvollen p. 33. 383 - Noorwegen Essex', Medieval Archaeology VI-VII (1962-63), - N 1: R. Hauglid, Norwegische Stabkirchen. Oslo 1970. p. 240. GB 6: C.A. Hewett, The development of carpentry, Nederland 1200-1700. Newton Abbot 1969 (speciaal houtverbin- - NL 1: H. Janse, 'De overkapping van de Oude kerk te dingen). Amsterdam', Bulletin KNOB 1958, p. 141. GB 7: C.A. Hewett, 'The timber belfries of Essex. Their - NL 2: H. Janse, 'Middeleeuwse telmerken', Bouw significance in the development of English carpentry', 1960, p. 528. Archaeological Journal, CXIX (1964). - NL 3: H. Janse, 'Overkappingen van woonhuizen en - andere kleine gebouwen in Nederland tot 1600', Bouw on Essex examples. London-Chichester 1974. 1961, p. 50. - - Archaeological Journal CXV (1958), p. 11. Bouw 1961, p. 428. GB 10: J.T. Smith, 'Cruck Construction: a survey of - the problems', Medieval Archaeology 8 (1964), p. 119. middeleeuwse kerkgebouwen in westelijk Nederland', - Bulletin KNOB 1962, p. 275. London 1974. - GB 12: C.A. Hewett, 'Scarf Jointing during the later risch onderzoek bij Monumentenzorg', Heemschut Thirteenth and Fourteenth Centuries, and a reapprai- 1962, p. 111. sal of the Origin of Spurred Tenons', Archaeological - NL 7: H. Janse, 'De abdijschuur van Ter Doest', Bulle- Journal 134 (1977), p. 287. tin KNOB 1964, p. 189. - - NL 8: H. Janse, 'Constructie, ondersteuning en versie- - ring van balken en houten vloeren', Restauratievade- Carpentry. Chichester 1985. mecum RVblad Balklaag 01 (1986). - - NL 9: H. Janse, 'Gordingenkappen in Nederland', Bul- ture of France: an assement', Vernacular Architecture letin KNOB 1969, p. 1. 16 (1985), p. 1. - NL 10: H. Janse, Bouwers en bouwen in het verleden, de GB 16: J.T. Smith, 'Cruck distributions: an interpreta- bouwwereld tussen 1000 en 1650. Zaltbommel 1965. tion of some recent maps', Vernacular Architecture - 6 (1975), p. 3. in Nederland', Bulletin KNOB 1961, p. 181. GB 17: H. Janse, 'Trusses with curved principals in - Western Europe', Vernacular Architecture 11 (1980), Maandblad Amstelodamum 1979, p. 102. p. 12. - - stekken uit de eerste helft van de 17de eeuw. Een studie Roofs: some new clues - Part I', Vernacular Architec- over het ontstaan en de bouw van stolpboerderijen. ture 15 (1984), p. 56. SHBO Arnhem 1985. GB 19: R. and J.A. Brandon, Open timber roofs of the - NL 14: H. Janse en G.W.C. van Wezel, 'Kappen uit de Middle Ages. (1849). twaalfde en de dertiende eeuw in Groningen', Gronin- - ger kerken 2 (1985), p. 32. val Roofs', Archaeolgical Journal LXXI (1914), p. 294. - NL 15: H. Janse, 'Hout onder golven. Onderdelen van GB 21: J.E.C. Peters, 'Post-medieval Roof trusses in een kap met houten tongewelf op de bodem van de some Staffordshire farm builders', Vernacular Archi- voormalige Zuiderzee', Bulletin KNOB 85 (1986), tecture 19 (1988), p. 24. p. 87. - - rafter roof', Vernacular Architecture 12 (1981), van het stadswoonhuis te Zwolle van 1300-1700, verge- p. 03-29. Commentaren op dit artikel: V.A. 13 (1982), leken met voorbeelden uit de IJsselstreek en de stad p. 39-47. Utrecht. Afstudeerproject HTS Zwolle 1979. 3 dln. GB 23: B. Hutton, 'Some Yorkshire scarf-joints', Ver- - nacularArchitecture 12 (1981), p. 30. zen in Zwolle', Zwolle in de middeleeuwen = Versl. en - Med. Overijsselsch Regt en Geschiedenis 95 (1980), Avon and South Gloucestershire', Vernacular Archi- p. 118. tecture 12 (1981), p. 55. - NL 18: - a. D.J. de Vries, 'Over pannen en daktegels: traditie en ture and art. Edinburgh 1893. innovatie in de late middeleeuwen', Overijsselse Histo- Groot-Brittanië, betreffende één gebouw rische Bijdragen = Versl. en Med. O. R. G. 100 (1985), GB X 1: T.L. Marsden, 'A timber-framed town house p. 83. in Manchester', The Transactions of the Ancient Monu- b. dez., 'Middeleeuwse dakbedekkingsmaterialen in ments Society, New Series 6 (1958), p. 110. Nederland', Restauratievademecum RVblad Dakpan - 03 (1988). Worchester Cathedral', The Transactions of the An- - cient Monuments Society 18 (1971), p. 49. gisch gedateerd', Bulletin KNOB, a: 86 (1987), p. 85; 384 b: 87 (1988), p. 71. van 't Algemeen. Amsterdam 1833 (herdruk Schiedam - 1974), p. 151. tie onderdelen in middeleeuwse kappen te Kampen', - in: V.T. van Vilsteren en D.J. de Vries (red.), Van Beek a. P.J.R. Modderman, 'De Bandceramische cultuur in tot land en mensenhand. Utrecht 1985, p. 164. Nederland', Honderd Eeuwen Nederland. 's-Graven- - NL 21: F. Jilleba, Het oude Middelburgse woonhuis. hage 1959, p. 61. (Middelburg 1977). Kappen: p. 73-81; telmerken b. dez., Het woonhuis in de Bandceramische cultuur, p. 81-84. Bulletin KNOB 1959, p. 26. - NL 22: H.J. Zantkuyl, Van sporenkap tot Mansarde. - Overdruk uit: Werk in uitvoering(PW Amsterdam) 25, L Constructies van ijzer en beton. Gebouwen maart 1975. 1800-1940. Overzicht en typologie. Delft 1988. NL 23: R.C. Hekker, 'Voor-middeleeuwse houtcon- - NL 41: R.C. Hekker, 'Het vakwerkhuis van de late structies', Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek, middeleeuwen tot omstreeks 1650 in Maastricht en jaarverslag 1983, p. 36. Sittard, 'Tot voordele en cieraat van dele stad'. Studies - over houtbouw in Nederlandse steden. Restauratievade- gronden en de oudste bekende kapconstructies. Vraag- mecum RVbijdrage 09. 's-Gravenhage 1989. tekens bij het onderzoek naar vroege draagconstruc- - ties', als NL 23, p. 45. ken, Bulletin Stichting Oude Hollandse kerken 27 - NL 25: J. Habets, 'Over den toestand van Benige kerk- (1988). gebouwen uit den omtrek van Breda in het jaar 1644', Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- Nederland, betreffende één gebouw en Letterkunde 2 (1885), p. 146. - - NL 26: H. Janse, 'Het Zeeuwse in het bouwen in Zeel- geschiedenis van de St.Martens-kerk binnen de stad and', Elementen van de cultuur in Zeeland = Nehalen- Saltboemel', Oudh. Jaarboek (Bulletin NOB) 1931, nia 52 (1984), p. 6. p. 127. - NL 27: H. Janse, Kerken en torens in Zeeland. Zalt- - bommel 1969. Nieuwsbulletin KNOB 1961, p. 93. - - land. Zaltbommel 1969. Nieuwsbulletin KNOB 1961, p. 147. NL 29: H. Janse (red.), Leien op monumenten. Zeist- - NL X 4: H. Janse, 'De kap van de zogenaamde Graven- Baarn 1986. zaal van het Stadhuis te Haarlem', Nieuwsbulletin NL 30: H. Janse en S. de Jong, Houten huizen, een KNOB 1965, p. 96. unieke bouwwijze in Noord-Holland. Zaltbommel - NL X 5: H. Janse, 'De Sint-Catharijnekerk te Den 1970, Ede druk 1986. Brief, Bulletin KNOB 1965, p. 96. - NL 31: J.D. Pasteur, Bouwkundig handwoordenboek, - ten dienste van ingenieurs, architecten, opzichters, huis Drakenburg te Utrecht', en: H. Janse, 'Oude aannemers en verdere bouwkundigen. 1 ste druk, Gracht nr. 175 in Utrecht', Bulletin KNOB 1975, p. 71 's-Gravenhage 1825, 2de druk 1850. en 85. NL 32: Th. Krauth en Fr. Sales Meijer, bew. F. Lz. - Berghuis, 2de druk G.A. Scholten, Burgerlijke bouw- KNOB 1973, p. 43. kunde. Kappen, daken en verdere timmerwerken, con- - structie en decoratie. Leiden (1903). Oudewater', Bulletin KNOB 1969, p. 29. NL 33: J.G. Wattjes, Constructie van gebouwen. IX: - NL X 9: G. Berends, 'De Hervormde kerk in Silvolde', Eenvoudige dakconstructies en dakbedekking. Am- Bulletin KNOB 1975, p. 197. sterdam 19443. X: Moderne kapconstructies van hout, - NL X 10: G. Berends, 'De Hervormde kerk van Wijk ijzer en gew. beton. Toren- en koepeldaken. Amster- bij buurstede', Bulletin KNOB 1974, p. 150. dam 19313. - NL X 11: W. Kramer, 'De Hervormde kerk te Hel- - voirt', Bulletin KNOB 1976, p. 19. Bouwkunde. III: Kapconstructies door T. Snoek. 3de - druk Delft (1944), p. 91. Houtvoorlichting juli 1959 (uitg. Houtvoorlichtings- - NL 35: D.J. Hengeveld, Het gelamineerde hout in Ne- instituut). derland. De geschiedenis van de Nemaho. Delft 1979. - - NL 36: H.Bemelmans, Schenkelspanten, Restauratie- ward', Bulletin KNOB 1975, p. 24; H. Janse, 'De hout- vademecum, RVblad Samengestelde spanten 01 constructie van Kleine Dijlacker 17 te Bolsward', Bul- (1987). letin KNOB 1975, p. 205. NL 37: J. Poley, Architectura civilis, of naauwkeurige - NL X 14: A.H. van Drunen, 'Het 15e eeuwse bestek ontwerpen en verzamelingen van verscheide zeer fraaye van de Gasthuiskapel te 's-Hertogenbosch', Brabants groote kap-werken van huizen, schuurgin, pakhuizen, & Heem 28 (1976), p. 148. c. Amsterdam 1770. - - NL 38: L. van Heulden, Handleiding tot de Burgerlijke van de St.-Janskerk te Utrecht tot 1700', Restauratie Bouwkunde, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut vijf Hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht, 385 Jaarverslag 1979-1980-1981, nr. 6, p. 105. b. E.M. Kylstra, 'Oude Gracht 219', p. 108. NL X 16: W. Haakma Wagenaar, 'De reconstructie c. J.A. Schuur, 'Springweg 21: Het Duitse Huis', p. 125. van het houten tongewelf in de Janskerk', Bulletin van d. A.F.E. Kipp, 'Oude Gracht 254 e.o.', p. 113. Het vijf kerken restauratieplan 8 (1980), nr.2/3, p. 1; - herzien in: Restauratie vijf Hervormde kerken in de Jerusalemshofje', Leids Jaarboekje 1959, p. 91. binnenstad van Utrecht, Jaarverslag 1979-1980-1981, - nr. 6, p. 159. bei Goch. Ehemalige Zisterzienserinnenabtei and - NL X 17: G. Berends, 'De vroegere schipkap van de Grabstdtte des Hauses Geldern', Gelre LXII (1965), Buurkerk te Utrecht', Restauratie vijf Hervormde ker- P. 7. ken in de binnenstad van Utrecht, Jaarverslag 1979- - 1980-1981, nr. 6, p. 175. eeuwse kerk. Muiden 1975. - NLX 18: - a. L.H. Boot, 'De middeleeuwse kapconstructie van de poorten van Zierikzee', Bulletin KNOB 1971, p. 58. Nicolaikerk te Utrecht', Restauratie vijf Hervormde - NL X 37: O.H. Harsema, 'De reconstructie van een kerken in de binnenstad van Utrecht, Jaarverslag ijzertijdhuis bij Orvelte, gem. Westerbork', Nieuwe 1977-1978, nr. 5, p. 115. Drentse Volksalmanak 1980, p. 149. b. dez. 'De middeleeuwse kap van de Nicolaikerk te - NL X 38: C. Wegener Sleeswijk, Vijftien jaar restaura- Utrecht', Bulletin KNOB 81 (1982), p. 149. tie in de Oude Kerk te Amsterdam. Amsterdam 1970. - - NL X 39: W. Kloek, Gewelfschilderingen in de Oude binnenstad van Utrecht, Jaarverslag 1973/74, p. 12-13, Kerk te Amsterdam. Amsterdam 1975. 26-29. - NL X 20: A.F.E. Kipp, 'Brigittenstraat 1-9', Archeolo- (gids 1978). gische en Bouwhistorische kroniek van de Gemeente - Utrecht over 1981, Maandblad Oud-Utrecht 1982, Naarden', Het Gooi bekeken en besproken (A.C.J. de p. 25. Vrankrijker en F. Renou, red.). Bussum 1982, p. 95. - NL X 21: K. Rampart en A.F.E. Kipp, 'Lange Smee- - straat 40', Archeologische en Bouwhistorische kroniek Naarden in historisch perspectief. Naarden 1984. van de Gemeente Utrecht over 1981, Maandblad Oud- - Utrecht 1982, p. 49. kerkring van breischor', Bulletin KNOB 1971, p. 85. - NL X 22: A.F.E. Kipp, 'Hamburgerstraat 9', Archeolo- - NL X 44: D.J. de Vries, 'Datering van de Broerenkerk gische en Bouwhistorische kroniek van de Gemeente te Zwolle', Bulletin KNOB 1987, p. 187. Utrecht over 1984, Maandblad Oud-Utrecht 1985, 79. - NL X 45: J.J.F.W. van Agt, 'De Sint Jacobskerk te Id. 1986, p. 133. 's-Gravenhage', Bulletin KNOB 1961, p. 153. - NL X 23: W.J. Bloemink, 'Polstraat 14 -Deventer', - NL X 46: M.A. Prins-Schimmel, 'Telmerkenonder- Bulletin KNOB 86 (1987), p. 89. zoek in de kappen', Grote ofSt.-Jacobskerk. De restau- NL X 24: H. Janse, 'Kap en toren van de Gerlachus- ratie en aanpassing van de Grote Kerkte 's-Gravenhage. kerk te Houthem', Bulletin KNOB 1977, p. 115. 's-Gravenhage 1987, p. 35. NL X 25: G. Berends, 'Het huis de Wijnberg te Nijme- - NL X 47: A.F.E. Kipp, 'Mariaplaats 50', Archeologi- gen', Numaga XIX (1972), p. 63. sche en Bouwhistorische kroniek van de Gemeente - Utrecht over 1981, Maandblad Oud-Utrecht 1982, 83 (De Elant)', Jaarverslag Hendrick de Keijser, 1985, p. 62. p. 35. - - NL X 27: G.Berends, 'Deventer, vm. Broederenkerk, Hertogenbosch. De Nederlandse Monumenten van ge- thans R.K. kerk van St. Lebuïnus', Bulletin KNOB schiedenis en Kunst. 's-Gravenhage 1985, p. 215. 1979, p. 158. - NL X 49: M.A. Prins-Schimmel, Restauratie stadhuis - NL X 28: E.J. Nusselder, 'De Marthakapel te Delft. Haarlem, beknopt verslag bouwhistorisch onderzoek. Een onderzoek', Bulletin KNOB 79 (1980), p. 51. Putten 1986. - - NL X 50: H. Janse, Naarden Grote kerk; bouwgeschie- Teken van Dordrecht 10 (1984), nr. 2/3 (betr. St.-Joris- denis, gewelfschilderingen. Voorlopig verslag 1976. doelen). Archief RDMZ. - - a. J. Metz, De Doelen te Dordrecht, rapport Rijksge- Bulletin KNOB 1979, p. 41. bouwendienst okt. 1983. - b. I. Bakker, 'Dordrecht. Middeleeuws dichtings- of Brouwershaven', Bulletin KNOB 1962, p. 115. afplakmateriaal', Bulletin KNOB 84 (1985), p. 190. - - NL X 31: G. Juten, 'Het stadhuis te Sluis', Bulletin Leeuwenberch', Archeologische en Bouwhistorische NOB 6 (1905), p. 37. kroniek van de Gemeente Utrecht over 1986, Maand- - NL X 32: Bouwhistorische en Archeologische kroniek blad Oud-Utrecht 1987, p. 231. van de Gemeente Utrecht over 1982, Maandblad Oud- - NL X 54: J.M. van Es, De kappen van de Domkerk. Utrecht 1983: Stagerapport RDMZ 1987 a. A.F.E. Kipp, 'Oude Gracht 187', p. 103. - NL X 55: H.J. van der Borch, De kapconstructie van 386 de Dominicanenkerk te Maastricht. Stagerapport RDMZ dec. 1985, 2 dln. - van de gemeente Utrecht over 1983, Maandblad Oud- Utrecht 1984. a. B.J.M. Kluck, 'Jansveld 14-20 (Margarethenhofl', p. 121 b. E.M. Kylstra, 'Oudkerkhof 19-21', p. 139. - Amsterdam', Industriële Archeologie 10 (1984), p. 17. - of St.-Bavokerk Haarlem. Bouwhistorisch onderzoek. - kasteel Grasbroek', Bulletin KNOB 87 (1988), p. 146. - NL X 60: H.J.Th. van der Voort, 'Geen perfect won- der. De vernieuwing van de kap op de grote zaal van het stadhuis, thans Burgerzaal van het Koninklijk Pa- leis te Amsterdam'. Stageverslag RDMZ 1983. - NL X 61: L.H. Boot, 'De kapconstructie van de St. Maartenskerk te Zaltbommel', Bulletin KNOB 87 (1988), p. 221. - Herv. Kerk te Wemeldinge. Een bouwhistorisch verslag. Delft, juli 1988. - 13-15 te 's-Hertogenbosch', Bulletin KNOB 87 (1988), p. 278. Zweden - Ydre och Kinda i 6sterg5tland. Stockholm 1983. Verenigde Staten van Amerika - Beaulieu and its granges of Great Coxwell and Beaulieu - - US 2: M.R. Bismanis, The medieval English domestic timber roof a handbook of types. New York 1987. 387 Summary Wooden roof framing in the Netherlands Roof framing in the Dutch-speaking region have their marks were cut in the wood with a chisel. origin in the northwest European common rafter roof, in he use of marks cut in the wood heralded the beginning of which the roof is supported by common rafters which are the period in which assembly marks were used less syste- connected in pairs by collars. The pairs of common raf- matically. A variety of factors led eventually to carpen- ters are at right angles to the longitudinal timbers of the ters virtually abandoning the use of marks with figures roof. Originally, the pairs of rafters were not connected at indicating numbers over 10. all, with the result that the roofs often became lopsided. The assembly marks often provide an indication of the The oldest examples of which traces remain date from the time of construction and even, in some cases, of the part 11th and 12 centuries. of the Netherlands in which the different elements were In the second half of the 13th century, constructions were constructed. Using the assembly marks it is possible to developed in the Netherlands to make the frame more discover the order in which the different elements of the rigid. These took the form of trusses, which were also roof of a building were assembled. Assembly marks are placed laterally across the building, to carry the plate thus extremely important for studying the history of a purlins which in turn supported the rafters. building's construction. The craftmen's guilds played an important part in the For centuries, roofs with free-standing coupled trusses process whereby these constructions spread. Because and supported rafters remained the most common type knowledge was communicated in the guilds largely by in, the Netherlands. Since the second half of the 13th word of mouth, these roof constructions became current century a number of variants have been developed, for almost exclusively in the area where Dutch was spoken, example using a central support and king-posts, but ulti- which in the middle Ages also included parts of northern mately a single principal form remained, in which the France and western and northern Germany. In German- pairs of rafters are supported by longitudinal timbers speaking areas, the northern part of France and in Eng- (plate purlins) resting on trusses placed laterally. The land other forms of roof support developed from the upper face of the purlins is horizontal. The rafters are in original common rafter roof. Carpenters travelled less principle not fixed to the purlins and are not supported at than stonemasons and even though roof frames may have the apex of the roof. The uppermost beam of the truss been built relatively far from the construction site, they rests on the principals. were always, as far as we know, still prepared within the Numerous variants of this type of truss are to be found; Netherlands or Belgium. they are explained with the help of the illustrations. The There were no guilds in rural areas and here the original number of parts comprising a roof truss depends, among simple methods of construction sometimes remained in other things, on the width of the building. There are no use up until the beginning of the 20th century. essential differences between churches and secular buil- The purlin roof, which is of southern European origin, dings. In the case of private houses the parapet is impor- influenced Dutch constructions in the Late Middle Ages. tant, because space is thereby created under the collar Elements of this variant were in general use after about beams in the attic for people to walk upright and for 1500. goods to be stored. For this reason trusses were usually In the extreme Southeast of the Netherlands the influence made using curved oak principals. may be seen of the post roof, which was particularly An unusual variant, found mostly in the southeast of the common to Central Europe. Netherlands, is the truss with an upper beam placed An important development in the study of roof construc- between the principals. This is perhaps related to the tie- tions in the Netherlands was the rediscovery of the sys- beam truss found in rural architecture. tem of assembly marks which featured on all the elements A form which originated in the south was the purlin roof, of medieval roof constructions. This was a decimal sys- a roof supported by longitudinal purlins, which rest on tem of marks scored in the wood, which, after 1300, trusses and whose upper surface is parallel to the pitch of included a symbol to distinguish elements on the left side the roof. There is also a ridge purlin at the apex and of the roof from those on the right side. This was extreme- rafters fixed to the purlins. The pure form of purlin roof ly important given that the constituent parts were often was combined in the course of the 15th century and early made by hand miles from the construction site and then 16th century with the Dutch common rafter roof with transported by boat or cart. From 1500 onwards the trusses. 389 The aim of architects in the Gothic period was to raise cing by one the number of beams at front and back. churches to the greatest possible height using a minimum In the 13th century in Germany a method of supporting of building materials. If a flat ceiling is placed against the the simple common rafter roof was developed, consisting underside of the truss beams the interior space can only of one or more longitudinal beams under the collar be as high as the walls on which the roof rests. Equally, if beams, resting on posts, which were connected together stone vaulting is used, the Height of the interior space in the longitudinal axis of the roof. In effect wooden walls cannot greatly exceed that of the walls, and extensive were built which were connected together across the tie- supporting structures are also needed. In a large area of beams at right angles to the longitudinal axis of the buil- western Europe, bordering the North Sea and the English dings. The trusses were then erected transversely on the Channel, a style of architecture developed in the 13th top of the longitudinal "walls". The construction thus century which made it possible to create a high interior alternated between the transverse and the longitudinal space with relatively low external walls. Builders incorpo- axes, in contrast to the method used in the Netherlands, rated the lower section of roof frame into the interior of where the structure was built only transversely. The roof the building by adding thin wooden panelling to the ele- ridge is not supported, which distinguishes this form of ments of the roof frame. This gave a semicircular or construction from the post roof. This type of roof is pointed arch barrel ceiling that was integrated into the known in Germany as a "stehende Stuhl". It was almost roof frame. Using this technique the interior could be as never used in the netherlands. The derivative form, the high as or higher than the width of the building. As a "liegende Stuhl", was likewise used only very occasional- result, the windows in the gables could be higher, ena- ly in the Netherlands, in the east and far south of the bling the interior space to be properly lit. country. The area in which the wooden barrel-vaulted wagon cei- In the 17th and 18th century, too, most buildings had a ling was used as a specific architectural style for churches roof with Dutch trusses, ridge piece and rafters. A type of in the Netherlands extends to the west of a line running purlin roof developed from this which had no rafters and from the Frisian coast to the Zuiderzee. To the east of this virtually watertight roofboarding. Roofs with wooden line only stone vaulting was used in the Middle Ages. To barrel-vaulted ceilings continued to be built in this period the south, the eastern border of the barrel-vaulted wagon too. Because the vault came to have an elliptical cross- ceiling runs from roughly forty kilometers east of the city section, it was often necessary to add a second horizontal of Utrecht down to the Belgian border and thence into beam to the frame. The Burgerzaal of the Amsterdam Brittany in France. Town Hall (now the Royal Palace), construction of which The Dutch barrel-vaulted wagon ceiling is not specifical- began in 1648, had a barrel-vaulted ceiling of this type, ly a product ofthe marshy terrain in the Netherlands. It is but without tie-beams. problems arose and the ceiling also to be found in areas of firm clay and sandy soil. had to be replaced. Indeed, the early examples are found precisely in land The groundplan of churches built for Protestant worship where firm foundations could be laid. Nor is there any was more rational and focused on a central point. They connection with shipbuilding. The style seems to have were cruciform, polygonal or circular in shape. Several developed in the northern France around the middle of were built with domed roofs. Because there was no tradi- the 13th century. tion of this sort of construction the quality of the roofs Many variants of the roof construction of which the bar- varied. rel-vaulted wagon ceiling is an inseparable part were also The southern part of Limburg shows the influence of to be found in the Netherlands between 1300 and 1800. many different cultures and principles of construction. In the Late Middle Ages the structure in cross section The confused politics of the area in the period prior to usually had the form of a pointed arch. In the southwest 1815 no doubt contributed to the diversity of the meth- of the country tie-beams were not generally used, whereas ods of roof construction in South Limburg. Almost no elsewhere the space was spanned by tie-beams at the base two are alike, whereas elsewhere in the Netherlands the of the vault. The purlin roof is distinguished by the use of principles of roof construction were much more uniform. a horizontal rob on each side of the vault. The thin layer In church architecture the purlin roof and the Dutch truss of panelling was only added a few decades later, and in roof vied for supremacy; in secular architecture the in- some cases was omitted altogether. In the western part of fluence ofthe post roof, together with that of the common the Netherlands the undersides of wooden barrel-vaulted rafter roof and the purlin roof is evident. The influence of ceilings were sometimes decorated with wood carving. the German "leaning truss" may also be detected. The custom of painting such ceilings was common in a In the early years of the 19th century, roof construction slightly larger area. tended largely to follow the traditional methods from In South Limburg and the adjoining regions of the Eifel previous periods, as these had been used by generations and the northern Ardennes, houses and farm buildings of carpenters. The guild system was abolished at the end are to be found in which the characteristic features are of the 18th century by the French invaders, with major roof posts, purlins and foot plates. The distinguishing consequences, particularly for the building trade in the features of the post roof are the central posts and the ridge Netherlands. The system of full-time training which the purlin which rests on them. An interesting variant of such guilds had used for centuries was swept away. The syste- a roof is found in Maastricht, where the houses are often matic training of apprentices and the strict rules gover- built with the narrow side facing the street and extending ning such apprenticeships all disappeared. The situation a long way back. The roof was built by successively redu- in which each craft existed in relative isolation as a self- 390 contained entity made way for a more open system. Buil- such as wood. Architects and carpenters who could han- ding work ceased to be contracted out by craft; instead dle the material with consummate skill became increasin- the entire project was consigned to a general building gly scarce. The building trade concentrated on new mate- contractor. The chief contractor was no longer an out- rials and methods of construction, designed with the help standing craftsman but primarily an organizer and entre- of calculators and computers. Nowadays wood is mainly preneur, who naturally had a good understanding of the used to cover surfaces and for partitions, almost never for building trade as a whole but was not himself a master of major load-bearing constructions. We have therefore each individual trade. reached a point where we can draw up the balance of at The development of roofing materials which mad it pos- least ten centuries of wooden load-bearing constructions sible even in the damp Dutch climate to use only a gentle in the Low Countries. roof pitch had a major influence on the development of Given that it is conceivable that no new wooden roof roof frames in the 19th century. With roof tiles and slates frames of any importance will ever be built again, it is it was impossible to make a roof reasonably watertight essential that we take greater care than we have in the past with a pitch of less than 35 degrees. The use of manufac- to preserve the interesting products of the carpenter's tured tiles allowed a slightly gentler incline. Lead would craft. We face the prospect of the gradual disappearance in principle have served the purpose, but its weight and of these old wooden roofs. the high cost involved meant that its use was restricted to For centuries the Netherlands was a country where wood small surface areas and spans. Copper was rarely used was widely used in building. The preservation of this part because it was expensive in the Netherlands and because of our cultural heritage calls for a collective effort on the with horizontal seams on sloping roofs it was difficult to part of owners and interested parties, and administrators make it watertight. When sheet zinc became available in and conservationists concerned with historic buildings the Netherlands around 1818 it became possible to make and monuments to ensure that in years to come our large roof surfaces with a gentle pitch watertight at a descendants will still be able to see, study and admire the reasonable price. his also enabled architects to satisfy the craft skills of earlier generations. neoclassical ideal of e roof pitch of 22,5 degrees. In earlier centuries some roofs had also been built using the principles of the hanging truss, as applied in southern Europe as early as Roman times. In the 19th century this type was widely used. It fell into disuse because the attic area could not be used. Strut frames and false-work were often also used to span large areas. Trusses were also constructed for this purpose based on the principle of timber-framing. For spanning wide areas trusses were favored in which the loads were transmitted in a flowing line, as it were from the top downwards. The pointed arch continued to dominate church architecture. A form with an elliptical cross section was commonly used for large halls. For all of these variants trusses were developed which made use of new techniques. Examples include the Phili- bert truss which consists of braces made of pieces of wood joined together with their broad side perpendicular to the surface of the roof. Because of their lack of rigidity these trusses ceased to be used after 1900. Several domed roofs were also built in the 19th century, using a load-bearing construction of straight parts and curved surfaces, supported by braces It was rare for cur- ved trusses to be built on the principle developed by Emy using timbers with their broad side parallel to the surface of the roof. From 1921 onwards trusses were constructed according to the principle developed by Hetzer and con- sisting of pieces of wood glued together, broad side paral- lel to the roof surface. This could be used to span an area up to 75m wide. Finally, some roofs were built using trusses made of wood and iron. The Second World War and period of reconstruction were followed by the era of prefabricated building, nailed trusses, synthetic materials, pre-stressed concrete and space frames. Impressive timber constructions became a thing of the past. Engineers have always found it difficult to work with an unpredictable natural building material 391 Verantwoording afbeeldingen Tekening G. Berends: 2. Foto Openbare Werken Haarlem, afd. Monumenten: Tekening L.H. Boot: 592. 63b. Tekening R.J. Brinkman: 105. Foto C. Eggen: 7. Tekening R. Glaudemans, Dienst BAO 's-Hertogen- Foto W. Driesen: 22. bosch: 624a. Foto H. Janse: 6, 10, 22, 25, 38, 41, 62, 64, 192, 216, 286, Tekening H. Janse: 4b, 5, 9, 14-21, 23, 24, 27-29, 32-37, 297, 299, 300, 303, 308, 309, 341, 373, 398, 400-404, 39, 40, 43, 45, 46, 48-52, 54a, 55-61, 63a, 65-70, 80, 82 411-425, 437-440, 442, 445, 446, 484, 496, 525, 550, 561, detail, 83 detail, 91, 96b, 97-99, 111, 112, 115, 118, 123, 562. 125, 132 details, 141, 142, 145, 157, 159, 160bcd, 170, Foto bureau Restauratie Oude kerk Amsterdam: 397, 177-179, 180 detail, 182, 183 detail, 184 details, 195 399, 443, 444. detail, 199, 204, 214, 215, 224, 242 detail, 244, 245, 247, Foto S. Koorn: 323. 249, 251-256, 260, 265, 275, 279, 282, 293, 298, 305, Foto H.J. van Nieuwenhoven: 30, 31. 348, 349, 353, 356, 360, 361, 363, 364, 368, 370-372, Foto G.G. Nieuwmeijer: 622, 648. 374, 376, 377, 379-382, 384, 387, 390-393, 396, 405, Foto RDMZ: 11, 12, 13, 26, 42, 47, 54óc, 72, 85, 88, 92, 408-410, 455, 462, 474, 475b, 478, 481-483, 490, 493, 93, 95, 113, 114, 116, 122, 133, 152, 158, 162ó, 194, 205, 501, 505, 507-509, 511, 513, 516, 521, 526, 528, 529, 209, 235, 254, 259, 263, 268, 270, 271, 273, 274, 276, 535, 543, 544, 548, 549, 552, 553, 574, 582, 583, 585, 278, 281, 289, 291, 302, 304, 314, 320, 322, 329-331, 587-590, 592, 594-597, 599-604, 606, 609-612, 616, 618, 346, 351, 354, 357-359, 362, 367, 375, 383, 385, 386, 619, 625, 630, 633, 638-642, 647, 648, 650, 652, 653. 389, 394, 395, 406, 407, 426-436, 441, 447-451, 460, 466, Tekening L.M. de Klein: 69, 71, 73, 75, 76-79, 82-84, 86, 467, 479, 480, 497, 499, 519, 523, 527, 533, 536, 540, 87, 89, 90, 95, 96a, 100, 101, 103, 105, 106a, 108, 109a, 541, 545-547, 566, 576, 593, 607, 608, 613, 614, 617, 110, 117, 119, 120, 121, 126, 128, 129, 130a, 131, 132, 627, 635, 636, 645, 646, 654-656. 134, 135-138, 143, 144, 146, 148-151, 153, 155, 156, Foto R.O.B. Amersfoort: 8. 160a, 161, 163, 164a, 165-167, 171, 172, 180, 181, Foto Rijksmuseum Amsterdam: 643, 644. 183-189, 193, 195-204, 207, 208, 210, 211-213, 217-223, Foto THDelft, afd. Bouwkunde: 621. 225-234, 236-238, 240-243, 253, 258, 261, 262, 264, 266, Foto arch. bureau P.W. Vlaming: 352, 355. 267, 269, 272, 276, 277, 280, 283-285, 287, 288, 290, Foto H.J. Zantkuyl: 104. 292, 294-296, 301, 302, 306, 307, 310-313, 315, 316, 318, Foto W.M. Zilver Rupe (O.W. Haarlem): 378, 512. 319, 321, 324-328, 332-340, 342-346, 350, 365, 366, 369, Naar opmeting van J.M. Baart: 43, 192. 452-454, 457, 461, 463-465, 468, 469, 471, 486, 488, 491, Naar gegevens of opmeting van G. Berends: 35, 78, 101, 492, 494, 498, 500, 502-504, 506, 510, 514, 517, 518, 106a, 108, 110, 130a, 153, 170, 172, 174, 182, 213, 231, 521, 522, 524, 537, 551, 554, 556-560, 563-565, 567, 264, 515. 569-573, 575, 577-579, 581, 586, 620, 624. Naar opmeting van J.J. Boers: 315. Tekening H.N. Karsemeijer: 317, 629. Naar gegevens of opmeting van L.H. Boot (arch. bureau Tekening K. Rampart (ROVU Utrecht): 257. v. Hoogevest): 82, 83, 146, 148, 149, 150, 206, 210, 227. Tekening R. Terpstra: 74, 124, 127, 139, 140, 147, 154, Naar opmeting van C. Booy: 253. 191, 193, 252, 520, 555, 568, 580, 584. Naar gegevens of opmeting van A. van Drunen: 143, 184, Tekening Th. van Straalent 190, 628. 240, 241. Tekening P. Wagter: 605, 623. Naar opmeting van G. Dubbeldi 120, 463. Tekening A.A.M. Warffemius: 169, 539, 542. Naar gegevens van Gem. bureau Monumentenzorg Am- Tekening P. Wiersma: 456, 458, 459. sterdam: 57, 140. Tekening J. Ypey: 472. Naar opmeting van Th. Haakma Wagenaar: 565. Foto J.M. Bakels jr. (1943): 426, 427. Naar opmeting van L.L.M. Halders: 481. Foto G. Berends: 102, 106óc, 109b, 130b, 250. Naar opmeting van J.G.A. Heineman: 168. Foto Hist. Top. Atlas Gem. archiefdienst Amsterdam: Naar gegevens van R.C. Hekkers 482. 634. Naar opmeting van G. de Hoog: 199. Foto Gem. bureau Monumentenzorg Amsterdam (C.P. Naar opmeting van arch. bureau ir. T. van Hoogevest: Schaap): 495. 335, 336. 392 Naar gegevens of opmeting van H. Janse: 69, 71, 73, 74, 76, 77, 79, 84, 86, 87, 95, 107, 117, 119, 121a, 124, 127, 129, 131, 132, 135, 138, 139, 144, 147, 151, 154-156, 129, 131, 132, 135, 138, 139, 144, 147, 151, 154-156, 164a, 167, 176, 177, 181, 183, 185, 189, 196-198, 202, 204, 207, 208, 211-213, 219-224, 228, 231-234, 237, 243, 252, 258, 262, 266, 269, 276, 277, 280, 283, 287, 290, 294, 292, 295, 296, 306, 307, 310, 312, 313, 318, 319, 324-328, 332, 334, 337, 340, 342-346, 350, 365, 366, 369, 452, 464, 465, 468, 469, 471, 472, 476, 488, 494, 498, 500, 502, 538, 551, 560, 567-570, 581. Naar opmeting van P.C.A. Janszen Spitman: 518. Naar opmeting van J. Jehee: 514, 573, 578. Naar gegevens of opmeting van H.N. Karsemeijer: 75, 100, 203, 204, 234, 344, 524, 530, 564, 578. Naar gegevens van B.J.M Kliick: 626. Naar opmeting van S. Koorn: 321. Naar opmeting van J. Mellendijk: 474. Naar opmeting van J. Metz (Rijksgebouwendienst): 333. Naar opmeting van Nederlands Openluchtmuseum: 91. Naar opmeting van E.J. Nusselder: 301. Naar opmeting van N. Ramakers (1929): 584, 585. Naar opmeting van K. Rampart (ROVU Utrecht): 316. Naar opmeting van H.N. Rode: 103. Naar opmeting van C.W. Royaards: 492. Naar gegevens van H.J. Scholte: 160. Naar gegevens of opmeting van J.P. Staal: 217, 218. Naar gegevens of opmeting van Th. van Straalera: 267, 520. Naar gegevens of opmeting van D.J. de Vries: 59, 126, 128, 134, 145, 167, 242, 486. Naar gegevens of opmeting van A.A.M. Warffemius: 89, 90, 137, 163, 186-188, 199, 200, 203, 204, 214, 215, 226, 229, 230, 236, 284, 483, 503, 506, 510, 517, 522, 554-556, 559, 564, 571, 575, 577, 579, 580, 586, 620 Naar gegevens of opmeting van G.W.C. van Wezel: 29, 32, 36, 48, 105, 165, 171, 195, 261, 272, 288, 311, 454, 455, 457, 461. Naar gegevens of opmeting van P. Wiersma: 45, 96, 136, 453, 570. Naar gegevens van H.J. Zantkuyl: 55. 393 REGISTER VAN GEBOUWEN Nederland Amersfoort St.-Aegtenkapel 362, 367 Aalsmeer Bloklandgasthuis 166, 359; afb. 291 groenteveiling 308, 373; afb. 615 Breestraat 52 359, 369 Herv. kerk 46, 55, 187, 197, 364, 369 Hof 5 359, 369 Aalsum St.-Joriskerk 44, 357, 361, 367; afb. 45 Herv. kerk 355, 369 Koppelpoort 354, 367 Aalst- Waalre Langestraat 9 354, 367 woning 63 L.Vrouwestraat 6-8 359, 369 Aalten Muurhuizen 41-43 359, 369 Bredevoortsestraat 3-5 121; afb. 182 St.-Pietersgasthuis 356, 362, 367, 369 Herv. kerk 47, 356, 357, 367 St.-Rochuskapel 359 Aardenburg werkpaats H.IJ.S.M. 326; afb. 652 St.-Bavokerk 137, 227, 360, 372 Amsterdam Aarle-Rixtel Arsenaal 281, 372; afb. 548 vm. kerk 229 Bank van Lening 356, 369 Abbenbroek Begijnhof 2,4,7 354, 367 Herv. kerk 363, 369 Begijnhof 14 94 Abcoude Burgerweeshuis 251, 372 Herv. kerk 46, 362, 363, 367, 369 Bushuis 259 Achlum Cavalleriekazerne 310, 312, 373; afb. 625 Herv. kerk 355, 364, 369 Grote Hoogd. synagoge 271, 372; afb. 534 Adore Herengracht 12 360 Herv. kerk 39, 355, 369; afb. 32 Keizersgracht 123 251, 372 Aerdt Kloveniersburgwal 29 372 huis Aerdt 255; afb. 507 Lauriergracht 103 101 Alkmaar Nes 89 51; afb.57 Achterdam 8 354 Nieuwe kerk 43, 51, 126, 228, 234, 265, 353, 358, 359, gymnasium 319 363, 367, 372; afb. 43, 193-195, 476 Kanisstraat 354 Nieuwezijdskape1214, 361 Kapelkerk 220 Noorderkerk 190, 270, 372 St.-Laurenskerk 215, 220, 228, 362, 367; Oosterkerk 271, 372 afb. 67, 362, 429, 448, 449 Oostindisch Huis 259; afb.514 Nieuwe Doelen 251, 359, 360, 372; afb. 492 Oude kerk 29, 30, 35, 37, 39, 41, 51, 53, 55, 56, 164, stadhuis 355, 359, 367, 369 169, 171, 188, 189, 197, 198, 201, 204, 207, 210, Verdronkenoord 37 354 219, 228, 354, 363, 364, 367, 369; afb. 10, 22, 25, 38, Verdronkenoord 63 255; afb. 508 39, 41, 62, 64, 68, 285, 286, 295, 300, 350, 351, 376, Waag (H.Geestkapel) 201, 361, 367; afb.450 380aó, 391, 396-405, 409, 411-425, 442-446 Almelo Oudezijdskapel 39, 51, 214, 220, 361; afb. 426, 427 zoutloods 319 O.Z.Achterburgwa178 359, 369; afb. 495 Alphen a.d.Maas Paleis (vm. stadhuis) 251, 267, 347, 372; afb. 530-533 R.-K. kerk 69 Port. Isr. synagoge 271, 372; afb. 535 Alphen a.d.Rijn RAI-gebouw F.Bolstraat 319, 328; afb. 634 Oudshoornse kerk 270, 372 Ronde Luth. kerk 279, 321, 373; afb. 547, 642-646 Ameide Singel 140-142 257 Herv. kerk 361, 363 Singel 423, Bushuis 257 Amerongen Warmoesstraat 83 101, 354, 367 Herv. kerk 114, 357, 363; afb. 168 Warmoesstraat 139 101, 355; afb.140 395 Westergasfabriek 311, 324, 373; afb. 621, 622, 649 Bellingwolde Westerkerk 265, 372; afb. 526 Herv. kerk 357 Zuiderkerk 265, 372 Beisschop Den Andel Herv. kerk 220, 362, 367 Herv. kerk 77 Bergeijk Andelst R.-K. kerk 130, 228, 358, 364, 368, 369 ; afb. 203 Herv. kerk 359, 369 Bergen (N.H.) St.-Anthoniepolder Ger. kerk 317, 373 Herv. kerk 362, 369 Ruïnekerk 362, 369 Ter Apel Bergen op Zoom klooster 108, 357, 371 Boschstraat 4-6 101, 355; afb. 141 Apeldoorn L.Vrouwestraat 43-45 355 Julianakerk 324, 373; afb. 651 Markiezenhof 26, 37, 133, 150, 310, 355, 358, 361, Arnhem 368; afb. 208, 209, 253, 254, 617 Eusebiuskerk 108 Markt 5 102, 356 garage O.L.Vrouwepoort 354 Jansstraat 24 35, 312, 355; afb. 623 Bergharen Kerkstraat 19 354, 367; afb. 122 R.-K. kerk 356, 368 Koepelkerk 323, 373; afb. 647 Bergurn St.-Petersgasthuis 354, 367 Herv. kerk 356 Vijzelstraat 7 34, 107, 357, 367; afb. 153 Beusichem Vijzelstraat 10 afb. 593 Herv. kerk 362, 364, 368; afb. 327 Vijzelstraat 27 47, 358; afb. 185 Beverwijk Weverstraat 16a 354 Herv. kerk 267, 362, 369 Augustinusga Blauwkapel Herv. kerk 356 kapel 201, 361, 369 Ayen Bleiswijk St.-Anthoniuskapel 94, 354 Herv. kerk 195, 363, 364, 369; afb. 369 Saarland Blerick Herv. kerk 51, 178, 364, 369 Van Zijll fabriek 319 Baarlo Blessuur d'Erp 141, 263, 358, 360, 361, 369; afb. 213, 231, 521 Herv. kerk 355, 364, 368 Baflo Blija Herv. kerk 353, 354 Herv. kerk 358, 369 Bakel Boer R.K. kerk 229 Herv. kerk 224, 359, 365, 369; afb. 458 Barendrecht Bokhoven Herv. kerk 364, 369; afb. 395 R.-K. kerk 364, 369 Voordijk 397 252, 359; afb. 397 Bolsward Barneveld Broerekerk 362 De Schaffelaer 314, 373; afb. 629 Grote Dijlakker 22 359, 370; afb. 216 Herv. kerk 354, 356, 367 Grote Dijlakker 47 359, 370 Barsingerhorn Kerkstraat 3 359, 370 vm. Herv. kerk 357 Kleine Dijlakker 17 359, 370 Gatenburg Martinikerk 107, 228, 357, 368; afb. 155 Herv. kerk 256, 372; afb. 510 Born Bathmen Grasbroek 287, 358 Herv. kerk 357, 367 Borne Sedum Herv. kerk 44, 47, 123, 358, 368; afb. 187, 188 Herv. kerk 355, 367 Bornwird Beek (N. B.) Herv. kerk 354 vm. kerk 229 Bovenkarspel Beekbergen vm. Herv. kerk 51, 361; afb. 60 Herv. kerk 97, 99, 355, 356, 367; afb. 129, 135, 174 Boxtel Beers R.-K. kerk 357, 370 vm. kerk 229 Stapelen 153, 361 Beetgum Breda Herv. kerk 47, 223, 355, 364, 369 St.-Catharinaklooster 359 Beets Grote kerk 119, 130, 358, 359, 368 Herv. kerk 35, 266, 361, 368 St.-Joostkapel 363 Karnemelkstraat 11 254; afb. 505 396 manege K.M.A. 65, 310, 312, 327, 328, 348; afb. 627, Oude Vismarkt 7 357 628 Slotstraat 12 355, 368 Waalse kerk 361, 370 stadhuis 355, 370 Breede Tollenstraat 1 359, 370 Herv. kerk 354 Tollenstraat 3 359 Breedevoort Cuyk Herv. kerk 356 vm. kerk 229 Breugel Dalfsen R.-K. kerk 131, 184, 358, 364, 368, 370; Herv. kerk 356, 368 afb. 343 Rechteres 357, 368 Breukelen Dantumawoude Herv. kerk 362, 368; afb. 40 Herv. kerk 354 Brielle Deersum Begijnhofkapel 361 Herv. kerk 363 St.-Catharijnekerk 20, 29, 34, 114, 119, 356, 357, 368; Deinum afb. 170, 179 Herv. kerk 357, 365, 368 Jacobskerk 363 Delfshaven Merulaweeshuis 359, 372 Ger. kerk 319; afb. 637 Nobelstraat 19 359, 370 Herv. kerk 362, 363, 368; afb. 288 Britsum Delft Herv. kerk 27, 356, 368 St.-Agathaklooster (Prinsenhof) 215, 359, 362, 370; Britswerd afb. 289, 380e, 410, 432 Herv. kerk 355, 368, 370 Armamentarium 255, 372; afb. 506 Broek in Waterland Burgwal 20 312; afb. 624 Herv. kerk 363, 372 kapel H.Geestzusters 361, 370 Kerkplein 10 afb. 552 Koornmarkt 1 137, 359, 370; afb. 221 Zuideinde 8 afb. 496 Koornmarkt 32 360, 370 Bronkhorst Koornmarkt 33 359 Herv. kerk Koornmarkt 34 373 Brouwershaven Koornmarkt 64 143, 361, 370; afb. 237 Herv. kerk 25, 34, 92, 201, 216, 228, 354, 363, 367, Koornmarkt 81 359, 370 368; afb. 115-117, 385, 434, 435 Luth. kerk 215, 362, 368; afb. 433 stadhuis 359, 370 Marthakapel 51, 201, 363, 370; afb.301, 302 Busschoten Nieuwe kerk 203, 228, 362, 370 Herv. kerk 364, 370 Noordeinde 9 359, 370 Buren Oude Delft 16 137, 359, 370 vm. kasteel 23; afb. 4 Oude Delft 29/31 373 Herv. kerk 359, 372 Oude Delft 52, 96, 169 360, 370 Den Burg Oude Delft 150 373 Herv. kerk 171, 362, 368 Oude Delft 191 359, 370 Burgwerd Oude Delft 194 255 Herv. kerk 25, 223, 363; afb. 455 Oude kerk 20, 51, 53, 63, 64, 65, 66, 159, 187, 193, Bussum 203, 209, 337, 339, 362, 363, 364, 370; afb. 275, station 303 303, 349 Buurmallen stadhuis 360, 372 Herv. kerk 298, 356, 368 Denekamp Capelle aid IJssel R.-K. kerk 77, 299; afb. 89 Herv. kerk 359, 370 Deurne Chaam Dinghuis 126, 358, 370 ; afb. 191, 192 kerk 190, 229 R.-K. kerk 227, 229, 358, 360, 370; afb. 463 Culemborg Deventer Achterstraat 6 359, 370 Bergkerk 108, 356, 368; afb. 177 Drostenhuis 113, 355, 357, 368 Bergschild 1 354 Elisabethgasthuis 364 Bergschild 7 97, 355 Elisabethweeshuis 359, 370 Bergschild 14-16 82, 353; afb. 101, 102 Everwijnstraat 3-9 359, 370 Bergstraat 41-43 354, 368 Goilberdingerstraat 6 360, 370 Boterwaag 354, 368 Goilberdingerstraat 9-11 357, 361 Brink 21 356, 370 Goilberdingerstraat 17 359, 370 Brink 55 51, 356, 370; afb. 59 Grote kerk 265, 364 Brink 69 356, 370 Markt 6, 11 360, 370 Broederenkerk 99, 242, 355, 357, 367; afb. 134, 486 397 fouragemagazijn 324; afb. 650 Den Dungen Kerksteeg 12 353; afb. 84 R.-K. Kerk 229, 360, 370; afb. 229 L. Assenstraat 10 356, 370 Duurswoude L. Bisschopstraat 3 46 Herv. kerk 354, 368 L. Bisschopstraat 31-33 354 Dwingelo L. Bisschopstraat 40 356, 368 Herv. kerk 357 Mariakerk 356, 368 Echteld Noordenbergstraat 19 354 Wijenburg 360, 370 Polstraat 12-14 353, 367 Eck en Wiel Polstraat 34 354 Herv. kerk 356, 368 Rijkmanstraat 54 354 Edam Roggestraat 12-14 82, 353 Achterhaven 101, 105 354 Roggestraat 22 354 Damplein 8 94, 354; afb. 123a Sandrasteeg 5 354, 368 Grote kerk 25, 167, 203, 220, 265, 361, 372 stadhuis 87, 354; afb. 110 Speeltoren 54 Stromarkt 19 86, 353 Voorhaven 18 354 Wanthuis 356, 368 Ede Dieden Herv. kerk 356, 359, 372 Herv. kerk 359, 372 Ederveen Diemen schaapskooi afb. 91 vm. kerk 220 Ee biessen Herv. kerk 357, 370 R.-K. kerk 178, 180, 363, 364, 367, 368, 370; afb. 306, Eemnes-Buiten 325, 332 Herv. kerk 359, 361, 372 Dinther Eerset vm. kerk 229 vm. L.Vrouwekapel 182, 364, 368; afb. 339 Dirksland Egmond Herv. kerk 362, 363, 368 abdij 63, 77, 220 Doesburg Eibergen Gasthuisstraat 3 77, 353 Herv. kerk 356, 368 Gasthuisstraat 32 Eindhoven Groot Convent 354, 368 Marechausseekazerne 310 Kosterstraat 9 354 vm. kerk 229 Kosterstraat 38 354 Elburg St.-Martinuskerk 30, 48, 55, 245, 361, 370; Beekstraat 14a 359, 370 afb.488-490 Bloemsteeg 2 356 Meipoortstraat 59 356, 370 Ellestraat 26 141, 360, 370 mil. hospitaal 310 Ellestraat 50 354 Doetinchem Herv. kerk 108, 357, 368; afb. 158, 175 St.-Catharinakerk 117, 143, 361; afb. 238 huis Arent thoe Boecop 39, 356, 367; afb. 37 Dokkuur Smedestraat 12 356 Herv. kerk 361, 370; afb. 234 Vispoortstraat 7 359, 370 stadhuis 145, 361, 370; afb. 243 Empe Dongen huis Empe 255 Herv. kerk 190, 229 Enkhuizen Dordrecht Breedstraat 51 354; afb. 123b Augustijnenkerk 181, 364, 370 Dijk 78 77 Grote kerk 132, 228, 355, 357, 358, 368; afb. 207 Westerkerk 167, 203, 362, 368 Grotekerksbuurt 60 356, 368 Westerstraat 15 102, 356, 370; afb. 142 St.-Jorisdoelen 180, 228, 364, 368; afb. 333 Westerstraat 76 102, 354 Nieuwkerk 364, 370 Westerstraat 94 77, 102 stadhuis 56, 357, 367 Westerstraat 96 354 breischor Zuiderkerk 39, 220, 362, 363, 368; afb. 380d Herv. kerk 161, 189, 361, 362, 368; Zuiderzeemuseum 328; afb. 656 afb. 277, 278, 358, 359 Enschede Ring 3 359 Herst. Apost. kerk 319 Drimmelen Enspijk Herv. kerk 274, 373; afb. 542 Herv. kerk 201, 355, 362, 363, 368, 370 bronrijp Epe Herv. kerk 51, 55, 361, 370, 363 Herv. kerk 147, 172, 228, 357, 363, 368; afb. 310 398 Erichem Turfkade 11 360, 370 Herv. kerk 359, 372 Turfkade 15 359 Ermelo Weeshuis 356, 368 Herv. kerk 69, 354, 361, 368, 372 Goor Etten Herv. kerk 361, 370 kerk 190, 229 Gorinchem Everdingen Doelen 64, 66, 136, 340, 359, 370; afb. 497, 498 Herv. kerk 362, 368 Groenmarkt 3 359, 370 Exmorra Westwagenstraat 1 360, 370 Herv. kerk 193, 363, 370; afb. 364 Gouda Eys Agnietenkapel 359, 370 R.-K. kerk 291 St.-Janskerk 26, 182, 197, 203, 363, 364, 368, 370 Ezinge Magdalenakerk 26 Herv. kerk 354, 372 stadhuis 113, 357, 368 Ferwerd Goudriaan Herv. kerk 224, 357, 363, 365, 370; Herv. kerk 362, 368 afb. 311, 457 Goutum Finkum Herv. kerk 355, 368, 370 Herv. kerk 355, 370 Grathem Finsterwolde Ten Hove 359, 370 Herv. kerk 354 Grave Franeker St.-Elisabethkerk 114, 142, 357, 361, 370; Camminghastins 51, 356, 359, 368, 370 afb. 169, 236 Herv. kerk 362, 368 's-Graveland Martenastins 51, 359, 370 Herv. kerk 270 Schilkampen 5 354 's-Gravenhage Gapinge Binnenhof 95, 362; afb. 125 Herv. kerk 364, 368 dep. van Justitie (Plein 2b) 300, 373; afb. 594 Garnwerd H.H.Engelbewaarderskerk 303 Herv. kerk 353, 354; afb. 92, 93 Gevangenpoort 362 St.-Geertruid Gotische Zaal 305, 328, 373; afb. 606-608 Stenen huis 236, 365 Hofkapel 363, 372 Geertruidenberg Huis ten Bosch 276, 372; afb. 545 Herv. kerk 183, 362, 364, 368, 370; St.-Jacobskerk 48, 54, 114, 138, 187, 197, 203, 360, afb. 287, 342 364, 370; afb. 224, 348, 386 stadhuis 356, 359, 370 Luth. kerk 259, 373; afb. 513 Leervliet Manege (Willemskerk) 306; afb. 613, 614 Herv. kerk 182, 362, 364, 370; afb. 337 Nieuwe kerk 271, 372; afb. 536, 537 Geffen St.-Paschaliskerk 303, 328, 373; afb. 655 R.-K. kerk 254, 360, 372; afb. 503 raadhuis 137, 359, 370 Geldrop Ridderzaal 89, 354; afb. 112-114 vm. kerk 229 's-Gravenmoer Gellicum Herv. kerk 359, 372 R.-K. kerk 364, 370 's-Gravenpolder Gernert Herv. kerk 362, 364, 367, 370; afb. 324 R.-K. kerk 111, 129, 131, 140, 229, 357, 358, 360, 368; Groede afb. 163, 200, 226 Herv. kerk 359, 372 Giekerk Groenlo Herv. kerk 355, 370 Herv. kerk 111, 357, 368; afb. 164 Giessenburg Groesbeek Herv. kerk 363, 368 Herv. kerk 108, 123, 358, 370; afb. 189 Gilze Groningen kerk 190, 229 A-kerk 360, 372 Ginneken Brugstraat 26 354, 356 Herv. kerk 253, 360; afb. 502 Martinikerk 69, 107, 356, 357, 368; afb. 156 Goedereede St.-Martinuskerk 303; afb. 604 Markt 6 354 Nieuwe kerk 190, 270, 372 Markt 11 359, 370 Oude Kijk in 't Jatstraat 6 354, 368 Goes Pelstergasthuis 353, 367 Grote kerk 20, 63, 80, 114, 119, 141, 253, 342, 360, R.-K. kerk (plan) 298; afb. 591 372; afb. 501 Rode Weeshuis 94, 354, 368 399 Grouw Heerde Herv. kerk 354, 356, 357, 368 Vosbergen 354 Naamstede Heerenveen Herv. kerk 362, 370 Crack State 65, 346 slot 359 Heeswijk Haarlem abdij 359, 370 St.-Adriaansdoelen 141, 361, 370; afb. 233 oude R.-K. kerk 222 Bakenesserkerk 35, 65, 149, 203, 204, 215, 344, 362, Hei- en Boeikop 368, 372; afb. 430, 431 Herv. kerk 37, 364, 370 Bank van Lening 66, 346 Heinenoord St.-Bavokerk 30, 31, 35, 54, 109, 224, 357, 367, 368; Herv. kerk 183, 203, 363, 364, 370 afb. 11-13, 26, 27, 63, 160, 178 Hellendoorn Begijnhofkapel Herv. kerk 98, 355; afb. 132, 133 Diaconiehuis 259; afb. 512 Helmond Ger. kerk 317, 327, 373; afb. 633 vm. kerk 229 Janskerk 55, 198, 362, 362, 367; afb. 377, 378 Helvoirt Nieuwe kerk 270, 372 Herv. kerk 37, 56, 177, 220, 364, 368; Pesthuis 113, 357, 368; afb. 165 afb. 28, 319, 320 stadhuis 54, 55, 105, 357, 359, 367, 370; Hendrik-Ido-Ambacht afb. 151, 152 Herv. kerk 181, 187, 364, 370; afb. 335 Ursulaklooster afb. 379 Hensbroek Vleeshal 254, 361, 372; afb. 504 Herv. kerk 267 Waalse kerk 103, 149, 204, 356, 362, 363, 367, 368; Herkenbosch afb. 394 Daelenbroeck 283, 285, 358, 360, 372; Hallum afb. 556, 563 Herv. kerk 354, 357, 368 R.-K. kerk 287, 358, 372 Handel Herven R.-K. kerk 360 kasteel 354, 356, 368 Hantum 's-Hertogenbosch Herv. kerk 362, 370 Achter de Tolbrug 11 144, 358, 361, 370; Harderwijk afb. 240, 241 Grote kerk 108, 114, 115, 142, 357, 361, 370; Achter het Wild Varken 9a 35, 46 afb. 171 Brede Haven 80-84 121, 358; afb. 184 Luttekepoortstraat 3 359, 370 Catharinakerk 229 Pesthuis 360, 370 Clarastraat 14-16 357 Schoenmakersstraat 2 359, 370 St.-Geertruikerk 203 Haringhuizen Grote Gasthuis 65, 66, 183, 229, 336 Herv. kerk 356, 368 H.Geesthuis 356, 368 Hasselt Hinthamerstraat 72 ; afb. 143 Hoogstraat 12 354 Hinthamerstraat 158 358 Ridderstraat 40 34 Hinthamerstraat 203 373; afb. 598 stadhuis 354 Hinthamerstraat 210 Hattum St.-Janskathedraal 53, 55, 139, 360, 370; Herv. kerk 356, 368 afb. 225 Kerkstraat 19-21 354 St.-Jansstraat 1 354, 370 Heemse St.-Jorisstraat 58-60 360 Herv. kerk 77, 353, 354 Karrenstraat 38 359, 370 Heemskerk Keizerstraat 12 44 Herv. kerk 267, 360, 372 Kerkstraat 18 354, 358 Heemstede Korenbrugstraat 16 141, 358, 360, 370 Herv.kerk 372 Kruithuis 254, 372 Heenvliet Lepelstraat 12 354 Herv. kerk 362 Markt 79-83 121, 357; afb. 180 's-Heer Abtskerke Pensmarkt 13-15 82, 353; afb. 100 Herv. kerk 157, 197, 200, 361, 362, 367; St.-Pieterskerk 176, 222, 229 afb. 269, 270, 276, 381 Veemarkt 319, 373; afb. 635 's-HeerArendskerke, 368 Verwerstraat 7 47, 358 Herv. kerk 184, 364 Visstraat 24 121, 358, 368; afb. 183 Heer Oudelands Ambacht Vughterstraat 178 358 Herv. kerk 362, 368 Zuidwillemsvaart 177 315, 373; afb. 631 400 Heukelum IJsselstein Herv. kerk 363, 368 Ewoudsgasthuis 39; afb. 35 Heusden Herv. kerk 362, 363 St.-Catharinaklooster 176, 364; afb. 317 stadhuis 361, 370; afb. 232 Heveskes IJzendijke Herv. kerk 353 Herv. kerk 372 Hichtum Ilpendam Herv. kerk 360, 370 Herv. kerk 214, 362, 370; afb. 428 Hijlaard Janum Herv. kerk 363, 368 Herv. kerk 359, 370 Hijum Jelsum Herv. kerk 355, 368, 370 Herv. kerk 208, 355, 364, 370; afb. 453 Hillegersberg St.-Joost Herv. kerk 362, 368 Caulietenklooster 136, 359, 370; afb. 218 Hillegom Jorwerd Herv. kerk 362, 370 Herv. kerk 355, 365, 370 Hilvarenbeek Kampen R.-K. kerk 364, 370 Bovenkerk 108, 233, 355, 357, 368; afb. 475 Hoedekenskerke Broederkerk 356, 368 Herv. kerk 364, 368 Broederpoort 356, 368 Hoensbroek Buitenkerk 108, 356, 357, 368 kasteel 291, 361, 372, 373; afb. 584, 585 Cellebroederspoort 356, 368 R.-K. kerk 135, 359, 370 Koornmarktspoort 37, 233, 357, 367; afb. 474 Hoeven Oudestraat 158 354 vm. kerk 190, 229 stadhuis 224, 356, 370 Hoge Mierde Kantens vm. kerk 229 Herv. kerk 356 Hoogebeintum Kapel-Avezaath Herv. kerk 360, 365, 370 Herv. kerk 360, 370 Hoogeloon Kapelle vm. kerk 229 Herv. kerk 137, 177, 184, 201, 216, 360, 364, Hoogkerk 367, 368, 370; afb. 321-323, 344, 354, 437-440 Herv. kerk 356, 370 veiling 319, 373; afb. 636 Hoorn Ter Kaple Ceciliakapel 362 ,368 vm. Herv. kerk 222 Grote kerk 220 Katwijk a/d Rijn Korenmarkt 8 361 Herv. kerk 362 Nieuwstraat 20 54 Kerkrade Noorderkerk 35, 37, 362, 368; afb. 66 Rolduc 48, 285, 358; afb. 565, 566 Oosterkerk 37, 171, 215, 363, 370; afb. 305 Kerkwijk Veermanskade 11 354 Herv. kerk 220, 356, 363, 368 Den Hoorn Kethel Herv. kerk 171, 363, 370 Herv. kerk 360, 372 Horn Kimswerd kasteel 236; afb. 481 Herv. kerk 359, 370 Horsen Klein-Zundert vm. R.-K. kerk 155, 361; afb. 264 vm. kerk 190, 229 Houthem Kloetinge St.-Gerlachuskerk 56, 291, 361, 373; afb. 586 Herv. kerk 44, 55, 95, 155, 163, 184, 217, 355, 361, Huins 362, 364, 367, 368; afb. 248, 262, 263, 271, 281, 345 Herv. kerk 223, 364; afb. 454 Kockengen Huizinge Herv. kerk 173, 362, 363, 370 Herv. kerk 95, 353, 355; afb.95, 138 Kolderveen Huizum Herv. kerk 357, 370 Herv. kerk 363, 368 Kollum Hulst Herv. kerk 360, 372 Markt 1 359, 372 Kortenhoef refugium Baudelo 356, 368 Herv. kerk 362, 367 Steenstraat 12-14 53, 359, 370 Kortgene Steenstraat 28 53, 133, 358, 370 Herv. kerk 360, 372 St.-Willibrorduskerk 53, 360, 370 401 Koudekerk a/d Rijn Leur Herv. kerk 362, 368, 370 Herv. kerk 354 Koudekerke Leveroy Herv. kerk 361, 372 nr. 3 263, 361; afb. 523 Krommenie Lichtaard Herv. kerk 266, 267, 360, 372; afb. 527 Herv. kerk 355, 371 Kruiningen Eienden Herv. kerk 364, 368 Herv. kerk 193, 228, 363, 368 St.-Kruis Lierop Herv. kerk 360, 372 vm. R.-K. kerk 182, 229 Kubaard Limbricht Herv. kerk 363, 368 kasteel 289, 365, 372; afb. 582 Laag Keppel St.-Salviuskerk 48, 69, 79, 286, 353, 358, 367, 372; IJzergieterij 315; afb. 630 afb. 96, 97, 570 Laar Limmen St.-Sebastiaanskapel 78, 150, 361; afb. 252 Herv. kerk 360, 372 Lage Mierde Linden R.-K. kerk 55, 362 R.-K. kerk 359, 372 Lambertschaag Lochem Herv. kerk 362, 370 Herv. kerk 354 Langerak Loenen (U.) Herv. kerk 363, 370 Herv. kerk 357, 368 Leegkerk Lopik Herv. kerk 356, 357, 368, 370 Herv. kerk 362, 368 Leek Loppersum Herv. kerk 347 Herv. kerk 95, 355, 357, 368 Leende Lutkewierum R.-K. kerk 360, 363, 368, 370 Herv. kerk 53, 363, 371 Leerdam Luyksgestel Herv. kerk 131, 178, 181, 194, 228, 356, 364, H.Kruiskapel 273, 365, 372; afb. 538 368, 370; afb. 336 vm. kerk 229 Leeuwarden Maarssen Jacobijnerkerk 51, 69, 222, 223, 307, 353, 356, 357, Herv. kerk 39, 208, 363, 368, 371; afb. 33 365, 367, 368; afb. 71, 452 St.-Maartensdijk Kanselarij 361, 370 Herv. kerk 175, 204, 363, 364, 368, 371; Papingastins 359, 370 afb. 304, 313, 314, 365, 380c Postkantoor 305 Maasland Waalse kerk 359, 370 Westgaag 74 101 Leiden Maassluis Academie 362, 371 Grote kerk 270, 372 St.-Barbaragasthuis 176 Maastricht Caeciliagasthuis 356, 361, 371 St.-Andrieskapel 147, 182, 364, 368; afb. 338 Groenoordhal 319 Augustijnenkerk 288, 358, 372; afb. 579 H.Grafkapel, Jerusalemshofje 161; afb. 279 Bonnefanten 288, 358, 373; afb. 578 Hooglandse kerk 26,103, 119, 224, 357, 362, 367, 371; Cellebroederskapel 128, 358, 371 afb. 147 Dinghuis 239, 365, 368; afb. 483 Hooigracht 92 356, 368 Dominicanenkerk 47, 48, 94, 97, 134, 354, 355, 358, Marekerk 276, 345, 372; afb. 544 367; afb. 51, 124, 211 stadhuis 228 Franciscanenkerk 104,134, 357, 367 Pesthuis 360, 372 Grote Looierstraat 17 290; afb. 583 Pieterskerk 51, 64, 119, 166, 208, 228, 335, 362, 368;Grote Looierstraat 26 239, 365 afb. 56,290, 406 Grote Staat 56 afb. 482 Rapenburg 63 137, 359, 371; afb.220 St.-Janskerk 134, 137, 358, 360, 367, 368; Rapenburg 65 356, 372 afb. 212, 222 Rijnlandshuis 63, 64, 65, 80, 253, 341, 359, 371; Kleine Staat 3 365 afb. 500 Markt 71 365 Waalse kerk 357, 371 St.-Mathiaskerk 128, 358, 368, 371; afb. 197, 198 Leiderdorp Nieuwenhof 48, 135; afb. 55 Herv. kerk 362, 372 O.L.Vrouwekerk 25, 31, 69, 70, 134, 353; Leimuiden afb. 69, 70 vm. Herv. kerk 197 St.-Servaaskerk 286, 358, 371; afb. 567 402 stadhuis 372 Spanjaardstraat 56 252 Statenstraat 9-13 236, 283, 287, 358, 361, 365; stadhuis 228, 357 afb. 558, 572 Vlasmarkt 6 359, 371 Stokstraat 32 359, 371, 372 Vlasmarkt 8 354, 368; afb. 217 Stokstraat 35 283, 290, 360; afb. 557 Middelstuur Maastricht (Limmel) Herv. kerk 103, 356, 369 Bethlehem 236, 288, 289, 358, 365, 371; Midwolda afb. 479, 480, 575, 576, 580 Herv. kerk 266 Macharen Midwoud vm. kerk 229 Herv. kerk 328; afb. 654 Mantgum Mijnsheerenland Herv. kerk 363 Herv. kerk 56, 179, 362, 364, 369; afb. 328-331 Marrum Mill Herv. kerk 360, 363, 371 Aldendriel 359, 372 Marssum Moergestel Herv. kerk 167, 363, 368; afb. 294 vm. kerk 229 Marsurn Molenaarsgraaf Herv. kerk 353, 354 Herv. kerk 362, 363, 371 Mastenbroek Monnickendam Herv. kerk 103, 356, 368 Grote kerk 55, 167, 362, 369; afb. 292, 293 Maurik Havenstraat 1 354 Herv. kerk 193, 363, 368 Kerkstraat 37 354 Mechelen Zarken 14 354 De Pley 284; afb. 562 Zuideinde 16 356, 371 Medemolik Montfoort Herv. kerk 53, 188, 190, 203, 364, 371; afb. 352, 355 Commanderij 360, 371 Radbout 356, 371 Herv. kerk 362 Meeden Oude Boomgaard 356; afb. 139 Herv. kerk 355, 368 stadhuis 356, 369 De Meern Moordrecht Herv. kerk 360 Herv. kerk 363, 372 Meersen Muiden R.-K. kerk 129, 358; afb. 199 Herv. kerk 215, 362, 369 Megchelen Murmerwoude Herv. kerk 77, 251; afb. 90 Herv. kerk 355, 371 St.-Michielsgestel Naaldwijk vm. kerk 229 Herv. kerk 362, 369 Middelbeers Naarden oude R.-K. kerk 183, 193, 196, 363, 364, 368; Grote kerk 39, 203, 208, 215, 220, 222, 228, 362, 369; afb. 318, 340, 341, 370 afb. 387b, 447 Middelburg stadhuis 361, 372 abdij 184 Nederhorst den Berg Bogardstraat 31 359, 371 Herv. kerk 362, 367 Dam 23, 35, 51 359, 371 Nederwetten Engelse kerk 364 vm. kerk 229 Gasthuiskerk 364, 368 Neeritter gasthuiswoningen 51 pastorie 263, 361, 372; afb. 522 Gortstraat 73 359, 371 R.-K. kerk 141, 360 Kloveniersdoelen 361, 372 Niebert Korendijk 34 359, 371 Herv. kerk 354, 369 Korte Delft 23 360, 371; afb. 217 Niehove Kuiperspoort 5, 9, 13 359, 371 Herv. kerk 46, 356, 371; afb. 48 Lange Noordstraat 64 204; afb. 392 Nieuw-Heivoet Langeviele 21 359, 371 Herv. kerk 50, 360, 371 Condense kaai 13 359, 371 Nieuw-Loosdrecht Noordmunsterkerk 92 Herv. kerk 156, 361, 367; afb.266 Oostkerk 277, 372; afb. 546 Nieuwe Niedorp St.-Pieterstraat 52 140, 360, 371; afb. 228 vm. Herv. kerk 214 Rotterdamse kaai 1 359, 371 Nieuwland Rouaanse kaai 25, 45 359, 371 Herv. kerk 363, 371 Schuitvlotstraat 2 359, 371 403 Nieuwpoort Oirschot Herv. kerk 198, 201, 364, 371; afb. 374 Herv. kerk 34, 69, 153, 361, 367; afb. 258-260 Nijbroek Oldeberkoop Herv. kerk 86, 97, 353, 355, 367; afb. 109, 130 Herv. kerk 355, 365, 371 Nijeveen Oldeholtpade Herv. kerk 35, 100, 147, 173, 190, 355, 363, 369; afb. Herv. kerk 363, 371 137, 284 Oldehove Nijkerk Herv. kerk 356 Herv. kerk 357, 361, 369, 371 Oldemarkt Nijland Herv. kerk 361, 371; afb.235 Herv. kerk 173, 363, 371; afb. 312 Oldenzaal Nijmegen Marktstraat 10 47, 354, 361, 371; afb. 49 Grote straat 36 358 St.-Plechelmuskerk 355, 356, 357, 369 Grote straat 76 afb. 181 station 303 Latijnse school 48, 358, 371; afb. 52 Ommeren Priemstraat 29-31 358, 371 Herv. kerk 355, 357, 369 Ridderstraat 13 358, 371 Oostelbeers Smidstraat 2-4 358 vm. kerk 229 St.-Anthoniusplaats 15-16 358, 371 Oosterblokker stadhuis 358 Herv. kerk 197, 201, 363, 369; afb. 367 Stevenskerk 85, 147, 356, 362 Oosterend (Fr.) Stevenskerkhof 46 358, 371 Herv. kerk 355 Vijfringengas 6 358 Oosterend (Texel) Waag 121, 358 Herv. kerk 359 Nisse Oosterhout Herv. kerk 209, 216, 364, 369; afb. 407, 408, 436 St.-Danskerk 190, 229, 253, 360, 372 Noorbeek Oosterlittens R.-K. kerk 135, 359; afb. 214, 215 Herv. kerk 354, 362, 369 Noordbroek Oosternieland Herv. kerk 356 Herv. kerk 355, 371 Noorddijk Oosterwijtwerd Herv. kerk 37, 355, 371; afb. 29 Herv. kerk 46, 353, 355; afb. 47, 72 Noordgouwe Oosthuizen Herv. kerk 177, 364, 369 Herv. kerk 190, 214, 363, 371; afb. 273, 357 Noordwijk-binnen Oostrum Herv. kerk 363, 369 Herv. kerk 355, 365, 371 Voorstraat 21 356, 371 Oost-Souburg Noordwijkerhout Herv. kerk 114, 256, 361, 371; afb. 509 Herv. kerk 53, 363, 372 Oosturn Noordwolde Herv. kerk 353, 355; afb. 94 Herv. kerk 356 Ootmarsum Norg Grotestraat 15 261, 361; afb. 517 Herv. kerk 73, 77, 353, 354; afb. 80, 88 R.-K. kerk 47, 86, 100, 241, 353, 355, 367, 369, 371; Nuis afb. 5, 108, 136 Herv. kerk 80, 353, 354 Opandel Nunhem Herv. kerk 360, 371 Ursulamolen 359, 372 Opwierde Nunen Herv. kerk 353 vm. kerk 229 Oss St.-Oedenrode vm. kerk 229 Dommelrode 359, 372 Oude Tonge Oegstgeest Herv. kerk 363, 371 Groene kerkje 362, 372 Oudelande Oene Herv. kerk 157, 181, 197, 362, 364, 371; Herv. kerk 69, 147, 172, 228, 353, 354, 363, 367; afb. afb. 334 74, 176, 307-309 Oudenbosch Oenkerk vm. kerk 190 Herv. kerk 224, 357, 371; afb. 456 Ouderdijk Den Oever Herv. kerk 266 kapel 354 Ouderkerk a/d Amstel Herv.kerk 271, 373 404 Ouderkerk a/d IJssel Roermond Herv.kerk 362, 369 Begaardenklooster 129, 141, 263, 358, 360, 361, 367, Oudewater 371, 372; afb. 201, 524 Herv. kerk 43, 44, 55, 56, 156, 200, 203, 230, 354, 361, Herv. kerk 134, 138, 358, 360, 371 362, 367, 369; afb. 42, 375, 382, 383, 390, 468 Karthuizerklooster 54, 288, 358 Oudkerk Luifelstraat 3 144 Herv. kerk 360, 371 Luifelstraat 3a 359, 361, 371 Ovezande Luifelstraat 11 136, 359, 371 Herv. kerk 362, 369 Munsterkerk 128, 358, 371; afb. 196 Parrega Roordahuizum Herv. kerk 201, 363, 371 Herv. kerk 363 Peize Rosmalen Herv. kerk 69, 73, 353, 360, 367, 372; afb. 79 R.-K. kerk 364, 371 Persingen Rotterdam Herv. kerk 356, 371 St.-Laurenskerk 183, 228, 362, 364 St.-Philipsland Wijnhaven 13 257; afb. 511 Herv. kerk 360, 372 Wijnhaven 15 312; afb. 626 Piaam Ruinen Herv. kerk 360, 371 Herv. kerk 357 Piershil Sassenheim Herv. kerk 360 Herv. kerk 362, 364, 371 Pieterburen Schagen Herv. kerk 355, 356, 371 vm. Herv. kerk 203 Poederoyen vm. raadhuis 251, 360; afb. 494 Loevestein 107, 357, 367 Schalsum Poortugaal Herv. kerk 363 Herv. kerk 37, 362, 363, 369, 371 Scheemda Purmerend Herv. kerk 355, 371 Peperstraat 46 356 Schellinkhout Raalte Herv. kerk 161, 201, 214, 362, 367; afb. 280 Herv. kerk 357, 369 Schermerhorn Oosterhof 356 Herv. kerk 265, 266, 363, 372; afb. 525, 528, 529 Ravenstein Scherpenisse Herv. kerk 63, 64, 65, 66, 204, 273, 345; Herv. kerk 356, 371 afb. 539-541 Scheveningen Ravenswaay O.L.V. van Lourdeskerk 316, 373; afb.632 Herv. kerk 361, 372 Oude kerk 362, 369, 371 Renswoude Schiedam Herv. kerk 372 St.-Janskerk 183, 362, 363, 364, 369, 371 Rheden Schijndel Herv. kerk 356, 3269 R.-K. kerk 183, 364, 371 Rhoon Schildwolde Herv.kerk 362, 363, 369 Herv. kerk 77, 95, 355 Rijnsaterwoude Schinnen Herv. kerk 362, 371 R.-K. kerk 285, 373; afb. 564 Rijnsburg Schraard Herv. kerk 363, 371 Herv. kerk 363, 371 De Rijp Sellingen Herv. kerk 265, 362, 372 Herv. kerk 48, 69, 75, 353, 367; afb. 54, 85, 86 Rijswijk (Gld.) Serooskerke (W.) Herv. kerk 361, 371 Herv. kerk 361, 372 Rijswijk (Z.H.) Sexbierum Herv. kerk 193 Herv. kerk 39, 356, 362; afb. 36 Rinsumageest Siddeburen Herv. kerk 355, 360 Herv. kerk 353 Ritthem Sijbekarspel Herv. kerk p.51 Herv. kerk 54 Rockanje Silvolde Herv. kerk 201, 362, 369 Herv. kerk 47, 355, 356, 369 Roden Herv. kerk 360, 372 405 Sittard Uitgeest Agnetenberg 286, 358, 359, 372; afb. 568 Herv. kerk 196; afb.371 Herv. kerk 360 Uithuizen Kloosterplein 6 282, 360, 372; afb. 555 Herv. kerk 355, 369 St.-Michaëlskerk 288, 358, 372; afb. 577 Uithuizermeeden Paardestraat 19 287, 358, 372; afb. 573 Herv. kerk 311 Tempel 282, 360, 372; afb. 554 Uitwellingerga Sluis Herv. kerk 63, 65 stadhuis 64, 65, 66, 155, 335; afb.265 Uitwijk Smilde Herv. kerk 360, 371 Herv.kerk 373 Urmond Sneek Herv. kerk 287, 358, 372; afb. 571 Herv. kerk 224, 361, 365, 371; afb. 459 R.-K. kerk 284, 360, 373; afb. 559 Marktstraat 9 359, 371 Schippershuis 287, 358; afb. 574 Soest Utrecht Herv. kerk 196 Achterstraat, lste, 1-3 356, 371 Spaarndam Agnietenkapel 220, 362, 371 Herv.kerk 372 Bartholomeïgasthuis 175, 363, 369; afb. 316 Oostkolk 3 354 Brigittenstraat 5 afb. 272 Spijkenisse Buurkerk 35, 46, 117, 356, 357, 371; afb. 172 Herv. kerk 362, 364, 369, 371 Catharijneconvent 354 Stedum St.-Catharinakerk p.131 Herv. kerk 95, 103, 355, 356, 369, 371 Dom 111, 131, 356, 357, 358, 367, 369; Steensel afb. 161, 162, 204, 205 vm. kerk 229 Domsteeg 6 220 Steenwijk Driekoningenkapel 362, 369 Grote kerk 53, 355, 357, 369, 371; afb. 61 Duitse Huis 153, 361, 367; afb. 257 Kleine kerk 357, 369 gasthuis Leeuwenberg 360, 371 Stiens Jacobikerk 46, 104, 130, 140, 357, 358, 360, 369, 371; Herv. kerk 51, 355, 357, 365, 371; afb. 58, 460, 461 afb. 148, 150, 227 Swolgen Janskerk 32, 34, 69, 133, 154, 156, 219, 355, 358, 361, R.-K. kerk 143, 361; afb.239 362, 367, 371; afb. 15, 210, 261, 441 Termunten Jansveld 12 311; afb.619 Herv. kerk 355 Jeruzalemstraat 8-10 356, 359 Ternaard Luth. kerk 175, 190, 362, 363, 369; afb. 315 Herv. kerk 362, 371 Mariaplaats 9 46, 95 Terwolde Mariaplaats 50 73, 353; afb. 78 Herv. kerk 356, 371 Nicolaikerk 31, 33, 69, 71, 75, 80, 353, 356, 362, 367, Tholen 369; afb. 16, 65, 82, 83, 146 Gasthuiskapel 46, 363, 371; afb. 46 Oude Gracht 48 353, 367 O.L.V. kerk 357, 369 Oude Gracht 114 31, 35, 77, 353, 367; afb. 14, 87 stadhuis 355, 369 Oude Gracht 121 37 Thorn Oude Gracht 175 93 Grote Hegge 136, 282, 359, 360, 371; afb. 219 Oude Gracht 187 353; afb. 75 Stiftskerk 138, 360, 369; afb. 223 Oude Gracht 219 219, 367 Tiel Oude Gracht 307 93, 354, 367; afb. 119 St.-Maartenskerk 193 Oude Gracht 310 353, 367 Weerstraat 47-49 356, 371 Oudkerkhof 19-21 137, 359, 371 Tienhoven (Z.H.) Paushuize 51, 356, 371 Herv. kerk 362, 363, 369 Pauwstraat 30 359, 371 Tjamsweer Pieterskerk 69, 353, 356, 371; afb. 76 Herv. kerk 355, 371 Predikherenkerkhof 5-7 144, 361, 371; afb. 242 Tjerkwerd Rijksuniversiteit (Diergeneeskunde) 305 Herv. kerk 200, 363, 371; afb. 384 Springweg 102c 354 Tolbert Vredenburg 21; afb. 3 Herv. kerk 355, 372 Vaals Tricht Cottessen 5 284; afb. 560, 561 Herv. kerk 360, 364, 371 hoeve Mamelis 286, 289, 358, 365, 372; afb. 569, 581 Uden Naassen Brigitinessenabdij 354 Cannenburg 46, 101, 361, 371, 373 406 Valburg Wedde Herv. kerk 69, 121, 356, 358, 371 Herv. kerk 353 Veen Weert Herv. kerk 130, 178, 190, 358, 364, 369; Minderbroederskerk 147, 176, 360, 363, 369, 371; Veereafb.202,326 Weespafb. 230 Kade 59 359, 371 Grote kerk 220, 362, 369; afb. 274, 451 stadhuis 107, 357, 369 Wehe Velp (N.B.) Herv. kerk 355, 372 R.-K. kerk 360 Weiduur Velsen Herv. kerk 193, 205, 363; afb. 363 Herv. kerk 340, 360, 371 Well (Gld.) zoutloods MEKOG 319 huis Malsen 121, 372 Venhuizen Well (L.) Herv. kerk 25, 197, 198, 214, 362; afb. 372, 373 kasteel 123, 261, 358, 361, 372; afb. 186, 518-520 Venlo Wemeldinge Vleesstraat 7-9 358, 371 Herv. kerk 184, 363, 364, 369, 372 Venray Westbroek St.-Petruskerk 147, 246, 361; afb. 491 Herv. kerk 44, 113, 357, 362, 369, 372; afb.167 Vianen Westeremden Herv. kerk 51, 187, 197, 364, 371 Herv. kerk 353, 355 Kerkstraat 66 356, 371 Westergeest stadhuis 46, 356, 369 Herv. kerk 251, 356 Vierakker Westernieland Olde Spieker 354; afb. 121 Herv. kerk 355 Vijlen Westernijkerk Vijlerberg 33 311; afb.620 Herv. kerk 356, 369 Visvliet Westzaan Herv. kerk 227, 355, 358, 369; afb. 465 Herv. kerk 271, 373 Vledder Wetzens Herv. kerk 107, 357, 369 Herv. kerk 355, 372 Vlissingen Wezep Bellamypark 8, 17 359, 371 Ger. kerk 319 Vollenhove Wieringermeer Grote kerk 224, 358, 369 boerderijen 319 H.Geestgasthuis 44, 147, 362, 367 Wijhe Voorburg Herv. kerk 69, 75, 108, 353, 355, 357, 369, 372 Herv. kerk 197, 362, 369 Wijk-bij-buurstede Voorschoten gasthuis 363, 369 vm. Herv. kerk p.194 Herv. kerk 46, 51, 361, 369, 372; afb. 283 Vorchten Markt 15-16 359, 372 Herv. kerk p.172 De Eng 311 Vorden Wijns Herv. kerk 355, 356, 369 Herv. kerk 223, 355, 365, 372 huis Vorden 354 Willemstad Vreeland Herv. kerk 275, 373; afb. 543 Herv. kerk 156, 204, 361, 362, 367; afb. 267, 268 Mauritshuis 252, 359, 373 Waarder Wilsuur Herv. kerk 360, 371 Herv. kerk 355, 369 Waaxens Windesheim Herv. kerk 355, 371 Herv. kerk 356, 372 Warmenhuizen Winschoten Herv. kerk 220, 362, 369; afb. 366 Herv. kerk 355 Warns Winsum Herv. kerk 253, 360, 373 Herv. kerk 357, 369 Waspik Winterswijk Herv. kerk 362, 364, 369, 371 Herv. kerk 47, 356, 369; afb. 50, 144 Wassenaar Wirdum Goede Herderkerk 328 Herv. kerk 167, 355, 363, 369 Herv. kerk 362, 371 Wittem R.-K. kerk 291 407 Woerden Spiegelstraat 13 356, 369 kasteel 177, 310, 364 Sprongstraat 12-14 98, 355; afb. 131 Petruskerk 150, 361 Vleeshuis 97, 355, 367; afb. 127 Wognum St.-Walburgskerk 108, 131, 356, 357, 367, 369 Herv. kerk 39, 227, 355; afb. 30, 31, 464 Zaadmarkt 85 85, 353, 367; afb. 107 Workum Zwaag Herv. kerk 30, 39, 190, 193, 363, 369; afb. 360 Herv. kerk 39, 362, 363, 372; afb. 34 Noord 5 281; afb. 551 Zwartewaal Wormerveer Herv. kerk 204, 363, 367, 369 Herv.kerk 373 Zweeloo Woubrugge Herv. kerk 69, 73, 353, 367; afb. 77 Herv. kerk 271 Zwichum Woudenberg Herv. kerk 353, 355, 365 Geerestein 360, 372 Zwolle Woudrichem Bethlehemkerk 37, 97, 355, 356, 367, 369; Herv. kerk 360 afb. 128, 145 Molenstraat 6-8 355, 369 Broerenkerk 55, 100, 113, 355, 357, 372; 't Woudt afb. 166 Herv. kerk 362, 372 Broerenklooster 355, 369 Yerseke Diezerstraat 68 353, 354 Herv. kerk 210 Diezerstraat 72, 88, 354 Zaandam Diezerstraat 88 354, 367 Noorderkerkstraat 7 afb. 553 Goudsteeg 17 355, 369 Jagerspad 1 281; afb. 549, 550 Grote kerk 108, 131, 357, 358, 372, 373 Westzijderkerk 265, 360 Grote Markt 3 353, 354 Zaltbommel Grote Markt 8 353, 354, 369 St.-Maartenskerk 29, 34, 108, 119, 131, 357, 358, 367, Grote Markt 9 354, 369 369; afb. 206 H. Geestgasthuis 356, 369 Zandeweer Hoofdwacht 359, 373 Herv. kerk 355 St.-Josephkerk 305, 373; afb. 605 't Zandt Kamperstraat 10 356, 367 Herv. kerk 355 Kamperstraat 11 353, 372 Zeerijp Kamperstraat 12, 27 356, 367 Herv. kerk 353, 355 Kromme Jak 15 354 Zeist Melkmarkt 10 356, 369 slot 373 Melkmarkt 14 53, 354 Zierikzee Melkmarkt 36 356, 369 Gravensteen 360, 372 Melkmarkt 41 354 Nieuwe kerk 303, 373; afb. 603 Melkmarkt 50 353 Nobelpoort 230, 357, 367; afb. 469, 470 Melkmarkt 53 353 Noordhavenpoort 227, 356, 372; afb. 466, 467 Melkmarkt 54 354 stadhuis 51, 185, 201, 228, 364, 372; afb. 346, 347, Nieuwstraat 35, 55, 354, 369 380f Nieuwstraat 55 354, 369 Zuidhavenpoort 230, 232, 355, 367; afb. 471-473 Nye Pestengasthuis 354, 369 Zoelen O.L.Vrouwekerk 107, 357, 369; afb. 157 Herv. kerk 360, 363, 369, 372 Oude Vismarkt 6-8 82, 353, 367 Zoeterwoude Praubstraat 8-10-12 355, 369; afb. 126 Herv. kerk 265, 362, 372 Praubstraat 19 354, 369 Zuidbroek Praubstraat 25 356, 372 Herv. kerk 353, 355 Sassenstraat 3, 9 354 Zutphen Sassenstraat 31-33 354, 356, 369 Beukerstraat 65-67 107, 357, 367; afb. 154 Schoutenstraat 10 355 Bomhof 35, 83, 353, 367; afb. 103, 104 stadhuis 356, 369 Broederenklooster 147, 173, 362, 369 Thorbeckegracht 24-25 356 Houtmarkt 42-44 83, 353, 367; afb. 105 Vijfhoek 2 354 K. Hofstraat 14 353, 367; afb. 106 Vispoortenplas 8-10 354, 369 L. Hofstraat 3 354 Vleeshuis 356, 369 Nieuwstadskerk 356, 369 Waalse kerk 356, 372 Oude Wand 22 31, 353, 367 Walstraat 11 355 Raadhuissteeg 3-5 353; afb. 73 Wheeme 354, 369 Rode Torenstraat 10-14 35, 55, 93, 354, 367; afb. 120 Wolweverstraat 24-28 355 408 België Lissewege Antwerpen Ter Doest 87; afb. 111 Grote Markt 40 263 Luik Hessenhuis 51 St.-Barthélémykerk 70 Jezuïtenkerk 265 St.-Deniskerk 70, 134 Mannenhuis 259 Rue de Hors Chateau 53 afb. 484 O.L.Vrouwekathedraal 103, 114, 143; afb. 17 Neeroeteren Braine-l'Alleud R.-K. kerk 135, 140 St.-Etiennekerk 114 Nieuwpoort Brame-le-Comte Halle 105 St.-Gérykerk 150; afb. 251 schuur 63, 64 Brugge Oudenaarde St.-Gilleskerk 153, 190; afb. 17 O.L.Vrouw van Pamele 79; afb. 17 St.-Jacobskerk 153, 190; afb. 17, 255 stadhuis p.105 St.-Janshospitaal 92, 150; afb. 17, 118 St.-Walburgakerk 50; afb. 17 O.L.V.kerk afb.17 Poperinge Oude Burg 3 afb.17 St.-Bertinuskerk 50 stadhuis 147; afb. 17 O.L.Vrouwekerk 50; afb. 17 't Vrije 103, 141; afb. 17 Rotselaar Brussel St.-Pieterskerk 63, 65, 183 Kapellekerk 133 Soignies St.-Michielskathedraal 114, 130 St.-Vincent 31, 70 Zavelkerk 133 Spouwen/Rijkhoven Couillet lez-Fontaines Alden Biesen 286 St.-Laurent 222 St.-Truiden Damure Capucijnenklooster 183 St.-Janshospitaal 35; afb. 17 Veurne O.L.Vrouwekerk 35, 79, 153, 197, 217; St.Niklaaskerk afb. 17 afb. 17, 256 St.-Walburgakerk afb. 17 stadhuis 19, 114, 133 Vilvoorde Diest O.L.Vrouwekerk 133 Begijnhofkerk 99, 121, 163; afb. 17, 282 Vinkem Ezeldijkmolen 121, 136 kerk 149 St.-Sulpitiuskerk 133 Zoutleeuw vm. brouwerij 121 St.-Leonarduskerk 99 Dilbeek kerk 130 Denemarken Neerhof 263 Svenstrup Doornik kerk afb. 19 kathedraal 70, 81; afb. 17, 99 St.-Jacobskerk 229 Duitsland Dudzele Ahlen St.-Pietersbandenkerk 263 kerk 100 Ename Biberach St.-Laurentiuskerk 79 raadhuis 245 Gent Brochterbeck Bijloke 177, 195; afb. 368 Ev. kerk 100 St.-Nicolaaskerk 79; afb. 17 Lappenberg stadhuis 143 R.-K. kerk 70 Vleeshalle 103 slotkapel 70 Hakendover Emden kerk 63, 131 stadhuis 104 Itterbeek Esslingen kerk 153 Webergasse 8 69 Koolkerke Goch Ter Doestweg 21 135 Grevendal 147; afb. 245 Kortrijk Grimersum O.L.Vrouwekerk 81; afb. 17, 98 Ev. kerk 115 Leuven Heek Begijnhofkerk 163 St.-Ludgeruskerk 111 409 Hennen Frankrijk Ev. kerk 48; afb. 18 Auxerre Homeburg bissch. slot 155 Maria Magdalenakerk 261 Cluny Kalkar abdij 155 Kesselstrasse 20 123 Corméry Keulen klooster 155 raadhuis 147 La Croix du Perche Legden kerk 222 R.-K. kerk 37, 70; afb. 18 Duinkerken Lenne St.-Eloikerk 142 kerk afb. 18 Noirlac Liesbom klooster 155 R.-K. kerk 241; afb. 485 Parijs Lippstadt Halle au Blé 308 Marienkerk 75, 79, 117; afb. 18 St.-Leu en St.-Gilles 149 Lohne Tonnerre kerk afb. 18 hospitaal 155 Lubeck Vignory H.Geisthospital 75, 86 kerk 125; afb. 190 Marienhave Ev. kerk 100, 115 Groot-Brittanië Maulbronn Dorchester kloosterkerk 70 schuur 89 Munstereifel Great Coxwell Romaanse huis 69 schuur 87 Nienborg Sutton Courtenay Hohe Haus 260; afb. 516 abdij 89 iihningen nr. 120 243; afb. 487 Noorwegen 6linghausen Borgund kloosterkerk 75 kerk 124 Preetz Fortun kloosterkerk 69, 79 kerk 124 Raesfeld Hurum slot 260 kerk 124 Reichenau-Mittelzell Lomen kloosterkerk 150; afb. 249, 250 kerk 124 Saffelen Torpo Haus Diek 135 kerk 124 Soest Trondheim St.-Paulikerk 75, 79 ; afb. 18 kathedraal 124 St.Petrikerk afb. 5 Vaernes Wiesenkirche 117; afb. 18 kerk 124 Steinfurt Markt 19 99 Oostenrijk Telgte Schwaz Kath. kerk 114 kerk 117 Unterstromberg kerk afb. 18 Tsjechoslowakije Wutlen Cesky Krumlov St.-Andreaskerk 123 kerk 117; afb. 19 Praag Dominicanessenklooster afb. 19 Tabor stadhuis afb. 19 Zwitserland Le Landeron stadhuis 240 410 REGISTER VAN PERSOONSNAMEN Anthonius, Marcus 63, 253, 265, 292 Oordt, J.H.J. op den 317, 327 Aytink van Falkenstein, A. 323 Oostsanen, Jacob Cornelisz van 220 Baert, Inghel 19,21 Pasteur, J.D. 309 Baselis 166, 335 Peters, C.H. 300, 305 Bassen, Barthold van 271 Peterson, Hans Jansz van 269 Benning, Willem Jansz 265 Philibert d l'Orme 308 Berghoef, A.J. 308 Pietersz, Klaas 254 Beyerink, ing. 307 Pijpen, Maerten Gillesz van der 270 Boeyinga, B.T. 317, 327 Polonceau, C. 324 Bollard, Sibout 259 Smit, Jan 259 Brouwer, G. 305 Staets, Hendrick 270 Buys, Cornelis 220 Stalpaert, Daniël 270, 271 Campen, Jacob van 270 Symonsz van Edam, Jacob 54 Cequirre, Marsuri de 297 Valkenburg, Coenraad van 259 Cornelisz, Albrecht Veen, Gilles van der 271 Cuypers, P.J.H. 303 Veggel, A. van 314 Diericx, Adriaen 275 Vennecool, Steven 269 Doornbos, J. 298 Vijselaer, Jan Jansz 265 Drijffhout, Frans 277 Villard de Honnecourt 73, 115, 119, 148 Emy 315 Warnsinck, Is. 297, 307 Gent, Joachim van 269 Wielen, G. v.d. 307 Goeree, Jan 269 Willem II (koning) 305, 306 Gravesande, Arent van 's- 270, 276 Willems, Jan 251 Greef, J. de 321 Witte, J. E. de 271 Herne, Jan van 20 Hetzer, K.F.O. 317 Heynincx, E.S. 296 Hubrechtsz van Gorckum, Mathijs 187, 337 Huyds, L.H. 316 Huysen, Pieter 228 Intesz, Pieter 251 Jonge, Adriaan de 269 Keldermans, Rombout 21 Keyser, Hendrick de 265, 270 Kramer, Hubert 269 Kropholler, A.J. 303, 328 Laan, J.A. v.d. 328 Lambrechtsz, Arent 270 Lidt, Dirck van 203 Listingh, Nicolaas 269, 347 Mansard, Fr. 320 Margadant, D.A.N. 326 Marissis, Henri 29 Matheeusz, Claes 187, 337 Molenaar, N. 303 Molyn, Jan de 292 Moorsel, C.M. van 316 Noorwits, Pieter 271 411 Curriculum vitae Herman Janse, geboren 20 september 1926 te Amster- dam. Opleidingen: 1939-1945: H.B.S.-B te Amsterdam, diplo- ma 1945; 1945-1947: TH Delft; 1947-1950: M.T.S. bouwkunde (thans H.T.S.) Amsterdam, in het praktijk- jaar 1948-1949 werkzaam bij de voorbereidingen van de restauraties van de Oude en de Nieuwe kerk te Amster- dam, diploma 1950; 1952-1956: Academie van Bouw- kunst Amsterdam. Werkzaamheden: 1950-1958: bij architect J.P.L. Petri te Amsterdam, met name voorbereiding van de restauratie van de Nieuwe kerk en de Oude kerk te Amsterdam, mede onder leiding van architect A.A. Kok (tot 1951) en ir. A.J. van der Steur en ir. C. Wegener Sleeswijk. Vanaf 1955 hoofdopzichter bij de restauratie van de Oude kerk 1955 hoofdopzichter bij de restauratie van de Oude kerk te Amsterdam. Sedert 1958 werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monu- mentenzorg, eerst belast met bouwhistorisch onderzoek, later rayonarchitect en districtshoofd. Van 1973 tot 1986 hoofd van de afdeling Bouwkundig Onderzoek en Docu- hoofd van de afdeling Bouwkundig Onderzoek en Docu- mentatie en sedertdien wetenschappelijk medewerker, belast met publicaties. In de Oude kerk te Amsterdam werd een aanvang ge- maakt met een studie van middeleeuwse kappen. De eerste resultaten daarvan werden gepubliceerd in 1958. Gedurende het dienstverband bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is veel onderzoek in en buiten Neder- land verricht, met name op het gebied van de kap- en andere houtconstructies, historische bouwtechnieken, de structuur van het bouwbedrijf in het verleden, het ge- brandschilderde glas en steenhouwersmerken. Van 1971 tot 1985 docent in de cursus "Restauratie van Oude Gebouwen" van de Stichting Vakopleiding Bouw- bedrijf en van 1983 tot 1988 gastdocent Bouwtechnieken aan het Kunsthistorisch instituut van de Rijksuniversi- teit te Utrecht. Sedert 1984 gastdocent Bouwhistorie aan de H.T.S. te Utrecht (thans Hogeschool Utrecht). Aan de de H.T.S. te Utrecht (thans Hogeschool Utrecht). Aan de TU te Delft werden enkele studenten begeleid als mentor bij afstuderen in het vak Bouwhistorie. Schreef en redigeerde 14 boeken over bouwhistorische onderwerpen en bewerkte vele in het buitenland versche- nen boeken op bouwhistorisch en kunsthistorisch gebied voor uitgave in de Nederlandse taal. Daarnaast versche- nen talrijke artikelen, onder meer gepubliceerd in het Bulletin KNOB, het Leids Kunsthistorisch Jaarboek, het Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumen- ten en Landschappen in België, Deutsche Kunst and Denkmalpflege, Actes des colloques international de glyp- tographie, Jahrbuch fur Hausforschung, Vernacular Ar- tographie, Jahrbuch fur Hausforschung, Vernacular Ar- chitecture en het Restauratievademecum. 413 *Jr 4 .4* t Kappen van grote gebouwen en woonhuizen zijn ;...a Nederlau6 tot ver in de 19de eeuw altijd van hout gemaakt. Et is een groi.e verscheidenheid aan constructiewijzen. In dit boek komen houten kapconstructies aan de orde uit de periode tussen 1000 en 1940. De tijdspanne is in drie T ceTste neriode behandelt de tot 1575 met de sp(s)rcri- en got-dinp.!.enkappen, de hou welven en enkcie andere interessante PCW . Hierbij kap.' 11 in Beif e en Duitse grens Aedeil De Vety,cic: period.e valt ongevl. s..arn Republiek: der Zevcill.v'erenigde in naast de tradition cle kappen ook kapconstructies werdon gernaaki, meci .1(..:Tken en open cre gebowi.:»711. Het iatste gedeelte 'beschrijft de periode van 1800 waarin har - oorwerken en Philibertspanten verse 900 1!0:,i)men n ieuwe ontwikkelingcn met ()7.1C1c7 .m.zrJe vak we rkspanten en de' gelamineerde spanten naar In het boek worden te-vers enkele emer. 1.-.7iidcrik4:,:.7.--pen be schre-,,,en„ 2:oats het Inoutgebruik, etAenis Arrz..Y.-:'ken, de Ininologie en de furhetie an de4k n Ter illustra- tie zijn bestekken van houten ka,,penui.t Je ve ilende perio- den toegevoegd en overzichten van veie hotidt.n kap- pen, die lift en van de 11 de eeuw tot de 20se eeuw in Nederland bow, rd htwen. •+++• 4 ++.4 ++1 o 4,- * + * *, 4,- 4- * O + + '+++. 4 + * • $p ''',.., 4' 41 S'' + • 4 k' 5 4, , 4 + 4, • . + ,. v 4'.. '1`- 'r. A', 4, 4,-,. * # 4,, * t, • # 44' +,5, + 4 :,,,, • 1 41 11 41** *-4 4, + -0 4 At * , , Z • 4 4- 4 4, 45. 4,- 4 • + 4* 4 4.• 4 4- 4 # 4 -4 4. * 4, 4 201693 018 jans353hout01 Delftse University *se Per Houten kappen in Nederland Rijksdienst voor de Monumentenzor