Technologische 


WOORDENTOLK 


IN VIER TALEN, 


BEVATTENDE 

de Vertolking en Verklaring der Vak-termen 

VAN HET 

NEDERLANDSCN, fkAN^ 9^ E,^Ti (ElSCH EN 900C1D OITSCH, 


NAAR ALPHABETISCHE VOLGORDE. 

Voornamelijk ten dienste van alien, the belang hebben bij de taal van Fabrieken, 
Kunsten en Ambachten, van Zee- en Krijgswetten, van Toegepaste Schei-en 
Natuurkunde, van Telegraaf en Stoomwezen, van Mineralogie, Bergbouw 
en andere Mechanische en Industrieëele Wetenschappen, 


BEWERKT DOOR 

J. K .RAMERS Jz 
. 

NIEUWE UITGAVE. 

G 0 U D A, 

G. B. VAN GOOR ZONEN. 

OOD A ELIJ BERICHT VOOR DEN GEBft01XER, 


Om een te groote uitgebreidheid te vermijden, Is elk woord slechts eenmaal 
opgenomen en voor het overige naar dat woord verwezen. Zoekt men dus Straw– 
foil zoo vindt men v. Paillasson en op Strohuntersatz eveneens Paillasson en 
dit laatste zoekende vindt men al de woorden bijeen met de vertaling in 't Nederlandsch. 
Achter het gezochte woord is het geslacht aangeduid, zoodat door hoogstens tweemaal 
opslaan, men alles te weten komt. Bij vele verwijzingen is achter het woord waarnaar 
verwezen wordt, een cijfer geplaatst, b. V. Pied, m. fr., v. norm ;i), hetgeen aan 

dat de derde bete.ekenis van norm de gezochte is; staat er een bijvoegel;jk naam--wijst, 
woord nevens zoo als Port–fire–case, v. etui Porte–lances, zoo zoeke men de 
verwijzing onder het woord 'Etui, maar volgt daarachter nog een aanwijzing b. v. 
Planehe assemblée en biais, v. bevelled board s. board, dans moet de 
verwijzing onder het woord board gezocht worden. 

In sommige gevallen vindt men achter het woord, waarnaar verwezen wordt, nog 
de aanwijzing fr. eng. of hd., met of zonder aanduiding van geslacht, of wel een enkele 
letter a b of c. In het eerste geval staan er gelijkluidende woorden onder elkander, b. v. 
Band, n. hd. Band, m. hd. en Band, eng. en geeft de taal of het geslacht de 
juiste aanwijzing onder welk woord men behoort te zoeken. In het tweede geval strekt 
de letter tot aanwijzing, onder welke afdeeling van hetzelfde woord, men het moet op 
zoeken. Het woord Canon is b. v. verdeeld in drie gedeelten : a zijn. stukken geschub 
verschillende soorten van loopen en c de overige beteekenissen. Zoo staat er Socket, 

V. canon d'une moutre s. canon c, waarvan dus de vertaling moet gezocht 
worden, onder de derde afdeeling van het woord Canon. 
Ieder artikel begint met een Fransch, Engelsch of Boogduitsch woord, in zoogenaamde 
Egyptische letter gedrukt. Op de daarachter geplaatste aanduiding van het rededeel, 
waartoe het behoort, volgt steeds onmiddellijk die der taal, waaraan het is ontleend. 
Allereerst volgt nu de vertaling of verklaring in het Nederlandsch. Dit laatste 
wordt gevolgd, ingeval een Fransch woord vooropstaat, door Engelsch en Hoogduitsch; — 
staat een Engelsch woord aan 't hoofd, dan volgt Hoogduitsch en Fransch; -- is 't einde 

een Hoogduitsch woord, dat vertaald moet worden, dan zijn de beide laatste Engelsch-lijk 
en Fransch. Tot meer gemak en duidelijkheid is de voorlaatste vertaling of verklaring 
(de middelste van de drie) in cursief-letter gedrukt. Hierop valt alleen dan uitzondering, 
wanneer het hoofdwoord in meer dan ééne taal denzeifden of nagenoeg denzelfden vorm 
heeft ; het eerste geval wordt aangewezen door fr. i eng., fr. ' hd., eng., y hd., enz.; 
in het andere staan de nagenoeg gelijke woordvormen achter elkander aan 't hoofd. In 
beide gevallen volgen dan natuurlijk slechts twee talen, en daar de eerste steeds Neder 

kan er nimmer twijfel zijn met welke taal (altijd in cursief) het art.-landsch is, zoo 


sluit. --Heeft een woord in de drie vreemde talen volkomen denzelfden vorm, dan strekt 
een sterretje (*) daarachter om dit aan te duiden, en dit wordt dan, gelijk van zelf 
spreekt, alleen door het Nederlandsch gevolgd. Verschilt een term in de vreemde talen 
alleen door zijn uitgang of wel door accentuatie, dan staan die weinig verschillende 
vormen achter elkander met de noodige aanwijzing aan 't hoofd. 

De zelfstandige naamwoorden zijn kenbaar aan de letters m., f. of n., die tevens 
het geslacht van het woord aanduiden. Die geslachtsaanduiding gaat echter alleen de 
Fransche en Hoogduitsche woorden aan, want daar de Engelsche woorden, voor zooverre 
Zij geene levende wezens aanduiden, alle onzijdig zijn, zoo was de aanwijzing daarvan 
hier overbodig. Vindt men dus, b. v. Are, m. fr. " eng., dan gaat die m. alleen het 
Fransche woord, niet het Engelsche aan. 

De verschillende beteekenissen van het woord zijn door een schrapje van elkander 
gescheiden, terwijl in sommige gevallen een synoniem van het hoofdwoord, tusschen 
haakjes, de verklaring of verwijzing vooraf gaat. Verder beteekent een kapitale letter 
de herhaling van het geheele hoofdwoord, of den zin, tot aan de aanwijzing uit welke 
taal het is ontleend, wanneer het woord voorop staat, doch komt het achteraan, dan 
wordt het met een kleine letter aangewezen. In gevallen waar sommige beteekenissen 
in 't meervoud gebezigd moeten worden, wordt de kapitale letter gevolgd door een klein 
liggend schrapje en den uitgang, waardoor bet meervoud gevormd wordt. 

De gebezigde verkortingen zijn: 

fr. voor fransch. V. D. voor onzijdig werkwoord. 
eng. — engelsch. V. r. -wederkeerig 
werkwoord. 
hd. — hoogduitsch. adj. -bijvoegelgk 
naamwoord. 
m. — mannelijk. adv. -bijwoord. 
f. --vrouwelijk. 
v. -vide, 
zie. 
n. -onzijdig. 
S. — sub, onder. 
V. a. -bedrijvend 
werkwoord. 


Aal, m. hd. Valsche vouw (die het laken 
soms in den volmolen krijgt); crumple; anguille. 
Aale, f. hd. Els (schoenmakers - en zadelmakerswerktuig);
awl, pricker; alène,pointe. 
Aalen, v. a. hd. Doorsteken (eene verstopte 
buis met een priem); to cleanse; curer. 

Aap, m. hd. Aap (oude benaming van 't 
bezaansstagzeil) ; mizen-stagsail; voile d'étai 
d'artimon. 

Aasen, Abaasen, Abfalzen, v. a. 
hd. Afschaven, op den schaafboom afstooten 
(de geweekte dierenhuid); to flesh, to shave; 
écharner, drayer. 

Aasseite, f. h(1. Vleeschzijde (der huid); 

flesh-side; (cété de la) chair. 

Abaasen, v. aasen. 

Abaca, m. Soort van West-Indische 
hennep of vlas. 
Abacus, m. hd. r eng. Dekplaat (op 
het kapiteel eerier zuil); abaque, tailloir.
Abaft, Aft, n. eng. Achterschip; hintertheil 
des schiffes; poupe. 

Abaisser, V. a. fr.: a. une perpendieulaire, 
eene loodlijn laten vallen of 
neerlaten (op eene lijn of op een vlak); to draw 
or to let fall a line perpendicular; eire senkrechte 
oder winkelrechte fallen. 

Abänderungsformen, f. pl. hd. Bijvormen, 
afhankelijke vormen; secundary forms; 
formes secondaires. 

Abankern, v. n. hd. Het anker (of de 
ankers) lichten ; de meertouwen losgooien ; 
to unmoor; démarrer. 

Abarbeiten, v. a. lid.: das gröb


ste a., uit den ruwe werken ; to rough


work; dégrossir. •• (ein stuck tuck) 

Afwerken ; to finish; actiever; (eik. 

schiff vom. grunde) Vlot maken, af


brengen (een vastzittend schip); to get (a 

ship) a-float; déchouer, (mieux) désécbouer, 

remettre h clot. 

Abasehern,v. a. hd. Met heete asch zuiveren 
of afwrijven ; to rub with ashes; oter 
aver de la cendre. 

Abaque, m. fr., v. abacus. 

Abat—ehauvee, f. fr. Geringe wol; 

flock-wool; ausschusswolle. 

Abathmen, v. a. (den schmelz


tiegel). Uitgloeien (de kapel of den smelt


k roes); to redden (the copple) in the fire; re


cuire (un creuset), faire rougir (la coupelle). 

Abatis, v. abattis. 

Abat—jour, m. fr. Vallicht, scheplicht, 
koekoek ; sky-light, sky-light-window; das 
schrage fenster. 

Abattage, m. fr. Het houtvellen, de 

houthak ; cutting, felling; der holzscblag, 
schlag. — Het omleggen' of omzetten (van 
een zwaar lichaam methet hefboomseinde); the 
purchase; das Umlegen. (v. mandrin d'a.) 

Het krengen of op-zijde-halen (van een 
schip); laying on a careen, heaving-down; das 
kielholen oder kielen. 

Abattis, m. fr.' eng. Verhakking (ver 
omgehouwen booroen,' enz.);-sperring van 

der verhau, verhack. 

Abattre, v. a. fr.: a. du boys, hout 
vellen ; to fell or to cut timber; holz fallen 
oder hauen. — A. en carène, krengen; 
to lay (a vessel) on a careen; kielen, kiel 

-halen. — Le vaisseau abat du m.auyais 
cote, het schip valt verkeerd af; 
the ship casts the wrong way; das schïff 
flilit verkehrt. 

Abat—voix, ni. fr. Klankbord (boven 
eenen preekstoel); sounding-board; schalldach, 
kanzeldach, hut. 

Abatzen, v. a. lid. Wegbijten, door een 

bijtmiddel wegnemen ; to remove by caustics; 

enlever par le moyen dun corrosif. 

Abaugeln, v. a. ltd. Langs-oogen, vi


seeren ; to look over with one eye; bornoyer 

l'alignement. 

Abb, eng. Schering, ketting; kette, auf


ug, weberzettel; chaine. 

Abbahen, v. a. tad.: das schwe


felmäi.nehen a., de zwaveldraden door 

de vlam halen ; to foment well or duly; pas


ser la rnèche par les fammes. 

Abbaken, v. a. lid. Aibakenen, tra 
aftonnen ; to mark a line with small-ceeren ; 
posts; to put up beacons or buoys; tracer, 

marquer, jalonner; baliser. 

Abbamsen, v. a. hd. (die haute). 

Uitkloppen ; to beat; rebattre, épousseter. 

Abbauen, V. a. hd.: einen berg


bau a., eene mijn opgeven of verlaten; 

to give up a mine; abandonner une mine. 

Abbäumen, v. a. hd. Afrollen (het 
weefsel) van den weversboom; to take from 
the loont; dérouler, éter de l'ensouple. 

Abbaustre-eke, f. hd. Mijngang; ihirl


ing, board; taille. 

Abbeizen , Abbrennen , Gelb


brennen, v. a. led. Het oxyde (van een 

metaal) wegnemen ; met sterkwater (bet te 

vergulden metaal) reinigen . to (lip, to pickle; 

décaper, dérocher.

Abbimsen, v. a hd. Met puimsteen 
schuren ; to rub witli pumice, to pumnicate; 
frotter avec la pierce ponce, poneer. 

Abbinden, v. a. lid. (ein fass). De 


2 ABBLASEN -- 

hoepels omleggen, afkuipen ; to hoop; relier. 
(ein zimmerwerk) opsluiten, samenvoegen 
; to join; assembler. 

Abblasen, V. a. hd.: eine kanone 
a., een kanon afblazen (het zuiveren door 
een schot met los kruit); to blow a piece off; 
soufiler un canon. 

Abblauen, v. n. hd. Blauw afgeven; 
to lose the blue color; lacher le bleu. 

Abbleichen, v. a. hd. Bleeken, afbleeken 
; to bleach (duly or sufficiently); blanchir, 
bien blanchir; finir le blanchiment. 

V. n. Verbleeken, verschieten ; to change (color); 
passer, se décolorer. 
Abbohren, v. a. hd. Afboren ; to bore 
quite through, to bore the necessary holes; 

achever de perser, faire les trous nécessaires. 
Abbohrer, m. hd. Aardboor, bergboor; 
terrier; tarrière, fleuret, sonde. 

Abbossein, Abbossen, Abbossiren, 
v. a. hd.: In wachs ' a., in was 
boetseeren ; to emboss in wax; modeler, tra 

ie cire en bosse ou en relief.-vailler 

Abboschen, v. abdachen. 

Abbrand, m. hd. Afval ; diminution 
(of silver or quicksilver); déchet. 
Abbrassen, v. a. hd. Afbrassen, vol 
brassen aanhalen om de zeilen te-brassen (de 
doen volstaan); to brace full; brasser à porter. 

Abbraunen, v. a. hd. Bruin afgeven; 
to lose the brown color; lacher la couleur 
brune. 

Abbrechen, V. a. hd.: die giesszapfen 
a., de giettappen afbreken ; to 
break off the mould's bungs; rompre les rejets. 
— Die bleche a., de laatste bewerking 
aan de blikplaten geven ; to finish 
sheet-iron; donner Ie dernier feu ou la derniere 
facon aux plaques de fer. 

Abbreiteu, Abpochen , Pietschen, 
v. a. hd. Uitslaan, onder den hamer 
pletten, breed en plat slaan (het metaalblik): 
to stretch, to plate, to flatten; aplatir, 
aplanir, étendre. 

Abbrennen, v. abbeizen. — Harden, 
temperen (ijzer, staal); to harden, to 
temper; tremper, donner la trempe (au fer, 
à lacier). — Silber a., zilver afdrijven, 
louteren; to refine the silver; affiner l'argent. 

Abbrennung, f. hd. Vlammende verbranding; 
deflagration; déflagration. 

Abbruch, m. hd. Breuk (plaats waar 
iets afgebroken is); rupture; rupture, cassure. 
— Afbraak ; rubbish; démolition. ~ 
Afgebroken erts; ore broken off; minérai 
détaché. • 

Abbri hen, v. a. hd. Broeien (met kokend 
of heet water overgieten of daarin gedompeld 
houden); to scald, to arlioil; échauder. 


Abdach, Traufdach, n. hd. Afdak, 
druipdak, druipbord; brow (of a wall), drip; 
larmier. 

Abdachen, A.bböschen, v. a. hd. 
Schuins, glooiend, hellend aanleggen of bouwen, 
taluteeren ; to make sloping, to build 

ABDREHEISEN. 

slopingly; bátir en pente, mettre en talus, 
taluter. --Eine mauer a., eene kap 
op eenen muur maken ; to cope a wall; chaperonner 
une muraille. 

Abdachung, f. hd. Helling, glooiing 
talut; slopeness, talus; glacis; pente, talus; 
glacis. 

Abdachungs-verhaltniss, n. hd. 
Verhouding tusschen de basis en de hoogte 
van het talut; proportion of the base of 
the talus to its height; rapport de la base 
du talus à sa hauteur. 

Abd romen, v. a. hd. Afdammen ; to 
dam, to keep off by a dam ; arrêter ou détourner 
par une digue. 

Abdmmung, f. hd. Afdamming; damming 
up ; détournement. — (wehr, fangdamm) 
dam, keerdam ; wear, were, cofferdam, 
batterdeau ; batardeau. 

Abdampfen, v. n. hd. Verdampen; to 
evaporate, to exhale; s'évaporer, s'exbaler. 

Abdämpfen, Abdiinsten, v. a. hd. 
(Doen) verdampen ; to (make) evaporate, to 
expel in vapors; (faire) évaporer. 

Abdämpfu.ng, f. hd. Verdamping ; eva 

évaporation. -poration ; 

Abdampfungs-apparat , Ver 

-dunstu.ngs-apparat, m., Abdmpfungs—
maschine, f. hd. Verdampingstoestel 
; evaporating , apparatus, evaporator; 
(appareil) évaporatoire, appareil de vaporisation. 


Abd^mpfungs-gefáss, n. -kessel, 
m., —schale, f. hd. Verdampingsvat, 
-ketel, -schaal; evaporating-vessel, -kettel, . cup; 
vaisseau, chaudière, bassin évaporatoire. 

Abdampfungs—ofen, m. Verdampingsoven 
; slip-kiln; fourneau d'évaporation, 
étuve. 

Abdarrprocess, m. hd. Het eesten 
(van 't mout); kiln-drying; sécbage à touraille. 


Abdeckerleder, Paalleder, n. hd. 
Leder van gestorven (niet -geslachte) dieren; 
morkins, skins of dead beasts, cuir de bêtes 
mortes. 

Abdielen, v. a. hd. Afschutten ; to partition 
(off); cloisonner, séparer par une cloison. 
— Met planken bekleeden; bevloeren, 
bezolderen ; to board ; to floor, to planch; 
revêtir de planches; planchéier. 

Abdocken, v. a. hd. (die seidespulen). 
Afwinden ; to unwind ; décorder. 

Abdorren, v. a. hd. Uitzijgen, afdrijven, 
frisschen ; to liquate; ressuer, soumettre 
au ressuage. 

Abdörrofen, m., v. frischfeuer. 

Abdraht, m. hd. von zinra. Tinafval 
; tin-shavings, pewter's chips ; bavures ou 
ráclures d'étain. 

Abdrechseln, r: a. hd. Afdraaien op 
de draaibank; to turn off; enlever au Pour, 
arrondir. 

Abdreheisen, n. hd. (des topfers). 
Afdraalijzer; finishing-tool, polishing-tool; tour: 
nassin, tournoir. 


ABDREHEN -- ABGANGSZINN. 

Abdrehen, n. hd. Het afwerken op de spine, m. pl. hd. Vijlsel; filings, file-dust; 
draaischijf (bij pottendraaiers); /Inishing, pol limaille. 
tournassage. -ishing on the wheel ; Abfeilraspel, f. hd. Raspvijl, houtrasp; 

Abdrehmaschine, f. hd. Tappen -rasp used for fling ; rape a limer. 
draaibank ; lathe for turning the trunnions; Abfetten, v. a. hd. Ontvetten, vetvlak 
tour it tourner les tourillons. uitmaken, (bij bleekers, enz.); to scour;-ken 

Abdrehnagel, m. Schroefsuijplaat; dégraisser; dessuinter. 
cutter; rodoir à vis, fraise a roder. Abfeuern, v. n. hd. Met stoken ophou 
Abdrehspäne, m . pl. Afval bij het to cease heating ; cesser le feu.-den ; 
draaien ; shavings ; tournassure. Abfiedern, v. abfügen ij. 
Abdrehstahl, m. Draaiersbeitel; tur-Abfinnen, v. a. hd. Plat en glad slaan 
ner's chisel ; ciseau de tourneur. (het blik) ; to plate, to thin (white iron); 

Abdruek, m. hd. Afdruk; proef; impres-marteler, faronner, travailler. — De kanten 
sion, print; proof; impression; épreuve (du tira-uithameren; to thin the edges by hammerge) 
; ~ (am feuergewehr),Abdruck-ing ; amorcer. 
stan.ge, f. Trekker; trigger; détente. Abfitzen, v. a. hd. (eine mauer). 

Abdrucker,m.v. abzugsschnalle. Volrapen, volwerpen; to rough-cast; crépir. 

Abdunsten, v. abdämpfen. Abflammen, v. a. hd. Vetten, met vet 

Abdi nstungshaus, v. gradir-inwrijven ; to tallow ; donner Ie suif (au cuir). 
haus. Abflauen, oder Abschwammen, 

Abebnen, V. n. hd. Effenen, glad slij-Schlämmen, v. a hd. (die erze). 
pen ; to chip off the rougher parts 0/' a glass; Wasschen ; to wash, to buddle ; laver, netdesceller. 
toyer, débourber. 

Abendort, in. hd. Westwaarts loopende Abflaufass, n. hd. Waschvat of -bak 
mijngang; lode having a western direction ; ga-(voor tinerts); buddle; lavoir, baquet It rincer. 
lerie pratiquée dans la direction de l'occident. Abfl.eischen, v. aasen. 

Abendschicht, f. hd. Avondtaak (der Abfieisehmesser, n. hd. Stootmes, 
bergwerkers) ; working-hours commencing in schaafmes (der leerlooiers); fleshing-knife, 
the evening; tache du soir. scraper; butoir, echarnoir, drayoire. 

Abendstoss. m. Westzijde van eenen Abfiossen, v. a. hd. Afvlotten (hout); 
mijnput; western side of a mine; cóté occi-to make float down a river; Hotter (du bois). 
dental dun puits. Abfiuss, m. hd. Gezift erts; sifted ore; 

Aberration, f. fr. & eng. Afwijking (der minérai tamisé. 
lichtstralen) ; schijnbare plaatsverandering Abflussrinne, —rohre, f. hd. Uitloop 
eener ster; abweichung, abirrung. (goot, pijp, waardoor 't gesmolten metaal in 

Abfadmen, V. a. hd. Afvademen; to den . vorm vloeit); spray; coulée. 
fathom; mesurer par brasses. Abfiussschleuse, f. hd. Afwaterings-

Abfall, m., Abgange, m. pl. hd. Afval sluis; water-gate, delivery-sluice; écluse de 
(snippers, lappen, spaanders, schrapsel, etc.); fuite, de décharge. 
waste, refuse (clippings, parings, shavings, etc.), Abformen, v. a. hd. Vormen ; to mould, 
déchet (retailles, rognures, copeaux, etc.) — to form; mouler, jeter en moule. 
(im uhrwerke), V. échappement. Abformleisten, m. hd. Schoenma 

Abfallsröhre, f. hd. Aflooppijp; waste-last; forme, cabriolet. -kersleest; 

pipe, conduit-pipe; (conduit de) descente. Abf' gen, v. a. hd. Sponningen (in 

Abfalzen, v. a. hd., v. aasen. planken) maken, spongen; to groove; raiser, 

Abfangen, v. a. hd. Stutten, schoren, faire des rainures. — (abfiedern). Met het 

ondervangen ; to prop, to onderprop; étan-gruisijzer afbreken (bet glas); to gross; rogner. 

conner, étayer. Abführarbeit, f. hd. Het draadtrek 

Abf arben, v. a. hd. De laatste verf wire-drawing-work; dégrossage.-ken ; 
(in de kuip) geven, afverven ; to give the Abführeisen, n. hd. Trekplaat; wirelast 
dye or color; donner la dernière tein-bench, reducing-bench; filière de dégrossage. 
ture. — v. n. De kleur of verf loslaten, af-Abführen. v. a. hd. Draadtrekken; to 
geven ; to let go the color; se deteindre, draw wire smaller and smaller; dégrosser, 
lacher la couleur. dég rossir. 

Abf aseln, v. a. lad. Rafelen; to unrav-Abführer, m. hd. Draadtrekker ; wireel; 
s'effiler. drawer; dégrosseur. 
Abfasen, v.a. hd. Met een schuinen kant Abführtisch, m. hd. Trekbank ; drawbewerken 
; to chamfer; tailler en cbanfrein. bench; argue. 

Abfassen, v. a. hd. Afronden, de scherpe Abgang, m. hd Verlies aan gewicht, 
kanten en hoeken wegschaven; to round off; tekort, vermindering; tare, want, loss ; disécarner, 
écorner. -- (stauchen). Stuiken cale, tare, déperdition. — A. von papier, 

(b. v. eenen geweerloop); to shorten, to jump; misdruk, uitschotvellen ; waste-paper ; parefouler, 
estoquer, rabattre. pier de rebut. — Abgange, v. abfall. 
Abfeilen, v. a. hd. Afvijlen; to file off, Abgangszinn, n. hd. Tin van gemidto 
polish ; limer, polir. delde quaiiteit ; tin of a mean quality ; etain 
Abfeilicht, Feilicht, n., Peil-de moyenne qualité. 


4 ABG-EBROCHEN. 

Abgebrochen, Abgestumpft,adj. 
lid. Afgebroken, afgestompt, stomp ; broken 
off, blunt; émoucheté; ~ Gespikkeld, gevlekt 
(bij ververs); spotted; moucheté. 

Abgebrochener,oderabgesetzter 
stick, m. hd. Afgebroken snede (bij graveurs) 
; broken-off stroke ; taille brisée. 

Abgehen, v. n. hd. Gelouterd worden 
(in den smeltkroes) ; to purify; se purifier. 
Abgekratztes, Abschrabsel,n hd. 
Schrapsel, afschaafsel ; scrapings; ra.tissure. 

Abgenutzt, Ausgerieben, adj. hd. 
Afgesleten (door wrijving, etc.); attrite, wornout; 
usé, détérioré, frotté, foulé. 

Abgenutztheit, f. hd. Afgèsletenheid; 
attriteness ; état détérioré. 

Abgerindet, gesehält, adj. lad. (Op 
stam) geschild (hout) ; barked, peeled; pélard. 

Abgesatze, n. hd., v. arasement. 

Abgeschieden (scharf), adj. hd. 
Scherp afgescheiden, duidelijk, klaar, zuiver; 
clear, clean, well defined; franc (franche). 
Abgespannt, adj. hd. In rust (van 
den geweerhaan) ; at half cock; au repos. 

Abgestumpft,v.abgebrochen. — 
Schuin bijgewerkt, ,4;gekant (van hout, steen); 
canted; chanfreiné. Zweifach a., tweevoudig 
afgekant of afgestompt (kristal); double 
blunted; bisémarglné. 

Abgieren, v. n. hd. Afgieren, afhouden 
van een voorwerp ; to sheer off; s'alarguer. 

Abgiessen, v.a. Gieten (in eenen vorm), 
vormen ; clicheeren ; to cast in a mould, to 
mould; jeter en moule, jeter n plomb, clicher. 
~ V. decant. 

Abgiesser, m. hd. Gieter, vormer; 
founder, former, moulder; fondeur. 

Abgiessung, f. hd.,v. décantation. 

Abglanzen, v. a. lid.: durch reiben 
a., (het laken) door wrijving of behandelmg 
on tglanzen ; to rumple, to crumple; foupir. 

Abglatten, v. a. hd. Glanzen, polijsten, 
apprêteeren ; to polish, to plane, to give the 
last polish; polir, lisser, donner le dernier poli. 

Abgleichen, v. a. hd. Gelijk maken, 
vereffenen, justeeren; to equal, to adjust; 
égaler, ajuster, justifier. — ( aussetzen, 
zurichten, ausschliessen), opvullen 
(door spaties, quadraten, etc. bij letterzetters); 
to justify true; justifier, parangonner. 
Die seiten a. (die register zurichten), 
register maken (bij boekdrukkers); to 
range; enligner (aligner) les pages. 

Abgleichfeile, f. hd.,v. justirfeile. 

Abgleichstange, f. hd. Hefboom, 
lichter (in een uurwerk) ; adjusting-tool; 
levier. 

Abgleich(ungs)wage, f. hd., v. 
j ustirwage . 

Abgltthen, V. a. hd. Gloeiend maken; 
to heat thoroughly; (faire) rougir. — (ausglühen). 
Uitgloeien, ontlaten ; to glow 
out; recuir e. 

Abgreifen, n., Abnutzung, f. hd. 
Afslijting (der munten), wear; frai. 
Abgründen, v. Ausgrti.nden. 

ABKIBPEN . 

Abguss, m. hd. Afgietsel, gietafdruk, 
afgegoten voorwerp ; casting, founding, cast; 
jet en moule ; cliché. 

Abhalter, m. hd,. Keertouw; guy; corde 
de retenue. — Afhouder; contrivance to prevent 
the hurting of the empty dies in a coiningpress; 
pare-k-faux. 

Abhang, m. hd. Helling, glooiing; slope, 
declivity; pente, déclivité, talus. 
Abhangig machen, hd. Glooiend 
maken, taluteeren; to snake sloping; taluter. 

Abhären, V. a. hd. Ontharen, pelen, 
plooten (de huiden); to unhair, to scrape off, 
to shave; planer, débourrer. 

Abhärten, v. a. hd. Harden, verstalen; 
to steel; endurcir, acérer. 
Abhaspeln, v.a. hd. Afhaspelen ; to unsppool, 
to reel off, to wind off; divider, dérouler. 
Abheeheln, v. a. hd. Fijn-hekelen ; to 
make (henip or flax) finer; affiner. 

Abhellen, v. a. hd. Klaren (eene vloeistof), 
helder en zuiver maken ; to clarify, 
to purify; dépurer, déféquer. 

Abhellung, f. hd. Klaring (eener vloei 
stof); clarifying, clearing, clarification; clarification, 
défécation. 

Abhobeln, v. a. hd. Afschaven ; to plane 
off; raboter, aplanir avec le rabot. 

Abholz, Afterholz, Reisig, Reisholz, 
n. hd. Dun rijshout ; dood hout ; chip 
of wood, dead wood, brush-wood, lop; ra


milles; bois mort. 

Abh u.tten, v. a. hd.: eine grube a., 
eene mijn opgeven (en doen instorten) ; to give 
up a mine; abandonner une mine. 

Abichte—seite, f. hd. Verkeerde zijde, 
keerzijde (van laken, etc.); wrong side; envers. 
Abietie acid, eng. Dennenharszuur; 

tannenharzsdure ; acide abiétique. 

Abirrung, f hd., v. aberration. 

Abkalken, v.a. hd. De kalk (uit de hui


den) strijken; to scrape the lime off; recouler. 

Abkammen, v. a. hd. De kruin (van 

een bolwerk, wal, schanspalen, enz.) weg 

to top; écréter.-schieten ; 

Abkämpfen, v. a. hd. Betwisten (den 

wind; to share (the wind with some other 

ship); partager, disputer (le vent). 

Abkanten, v. a. hd. Afkanten ; to 
take off the corners and edges ; écorn er, éearner. 
Den zelfkant afsnijden ; to cut off the 
selvage; couper la lisière. 

Abkappen, V. a. hd. Onttoppen ; de 
kap, het bovenste afnemen ; to top, to take 
off the top; étêter; décalotter.— Aftakelen, 
aftuigen (een schip); to unhood; décápeler. 

Abkehlen, v. a. hd. Uitgleuven, uitsponnen 
; to chamfer, to flute, to channel; 
faire les moulures, les talons. 

Abkeilen, V. a. hd. Door middel van 

eene wig splijten ; to separate bij means of 

a wedge; (endre avec un coin. 

Abkimmen, v. a. hd. De kimmen der 

duigen effenen ; to chop off the chime of the 

staves; rabattre la nielle ou le rebord. 

Abkippen, v. a. hd. Afpunten, aftop



ABKLÁREN. 

pen ; to nip off; épointer. ~ Snoeien (geld); 
to clip ; rogner. 
Abklren, Abklrung, v. Abhellen, 
Abhellung, Absieden. 

Abklatsehen, v. a. hd. Afkloppen, afstampen, 
clicheeren ; to take a cast, to stereotype; 
clicker, steréotyper. -Afkloppen, eerre 
drukproef met den borstel trekken ; to strike 
off a proof-sheet; tirer avec la brosse. 

Abkleiden, v. a. hd. Ont-, afkleeden 

(een touw); to take off the service; défourrer. 

Abklopfen, v. abklatschen. 

Abknallen, v. n. lad. Donderend ontploffen, 
knallen ; to fulminate, to detonize; 
fulminer, détonner. 

Abkneifen, v. a. hd.: den wind a, 
den wind afknijpen, aan den wind knijpen; 
to haul the wind, to ply to wind-ward; pineer 
le vent. - (abkneipen). --Afknijpen 

(met eene tong); to pinch off, to nip off; pineer, 
óter en pincant. 

Abknistern, v. n. hd. Knetteren, knapperen 
(als bet keukenzout op het vuur) ; to 
decrepitate; décrépiter. n. Knappering, decrepitat 
ie ; decrepitation; décrépitation. 

Abköhlen, v. a. hd. Aan ziekte gestorven 
schapen villen ; to skin dead sheep; 
écorcher des brebis mortes de maladie. -v. 
abhi tten. 

Abkohlen, v. a. hd v. abschi ren. 
Abkopfen, v. a. hd. Afkappen, aftop 
to take off the head; étêter.-pen ; 
Abkratzen, V. a. hd. Afkrabben, af 
afschaven ; to scratch, to scrape,-schrabben, 

to rake off; gratter, ratisser, raeler. 
Abkróseln, v. abfügen. 
Abkuhlen, v. a. hd. Afkoelen; to cool; 

(se) refroidir. ~ n. Afkoeling ; refrigeration; 
réfrigération. 
Abkuhlfass,n., -kessel,m. hd. Koelvat 
; cooling-vat, cooler, refrigeratory; réfri


gérant; carafon. 

Abkühlung, f. hd. Afkoeling; cooling; 

refroidissement. 

Ablhngen, V. a. hd. Overlangs zagen; 

to saw lengthways; scier en long. 

Ablangrund, adj. lad. Langwerpig 

rond, eirond, ovaal ; oval; ovale. 

Ablass, m. hd. Afwatering; aftapping; 

draining; discharge; écoulement, decharge; 

saignée. 

Ablasshahn, Ablasskrahn, m. 

hd. Spuikraan (aan stoommachines); delive


ry-cock, mud-cock, purging -cock; robinet pur


geur, robinet de vidange. 

Ablastebogen, Ablastungsbogen, 
m.hd. Ontlastingsboog;discharging arch; 
are servant à déebarger le bandeau ou linteau. 

Ablauf, m. hd., V. congé. -Keellijst, 
hol snijwerk van eerre kroon-of deklijst; 
conge, concave quarter-round; congé, gorge. 

Ablaufen (von dem geleise), v. 
dérailler. Ablaufen lassen, schuin 
bijwerken ; to chamfer, to rabbet; chanfreiner. 
~ Das ablaufenlassen (eines 
sohifes), liet afloopen, launching; laneage. 

ABMESSBARKEIT. 

Ablaufer, m. hd. Afgeloopen of ledige 
spoel ; empty spool; bobine vidée. -Ver 
misplaatste draad bij 't weven); wrong-keerde, 
thread; fil dérangé, til hors de sa place. 
Ablaufloch, n. hd. Loggat, loosgat 
(eener pomp) ; side-hole; lumière. 

Ablaufrinne, f. lid. Goot, geul, uitloop 
; gutter, gate, pouring-hole; gouttihre ; 
chenal, échenal. -Spie -, spij-, spuigat ; scupper, 
scupper-hole; dalot. 

Ablaufröhre, f. hd. Afvoerpijp, ontlastingsbuis; 
waste-pipe, tunnel; tuyau de dicharge, 
épancboir. 

Ablaufschleuse, v. abflussscheuse. 


Ablaugen, n. hd. Uitlooging; lixiviation; 
lixiviation - (des garns). Ontgom ming, 
ontschaling; scouring, rinsing; décráment, 
décreusage. 

Ablauterfass,n. -kiste,f.,Schlamherd, 
m. hd. Waschvat, waschtafel (voor 
ertsen); washingtub, -trunk; Huddle; lavoir; 
tronc; table de lavoir. 

Ablautern, v. a. hd. \Tasschen ; lou 
to wash (the ores); to refine (the me--teren ; 
tals); laver (les minérais); afpiner (les métaux). 

Ablauterung, f. lid. Wassching; afdrijving, 
loutering; washing; refining; lavage 
; afpinage , raffinage (du sucre). 

Ablegen, v.a. hd. (Den drukvorm) uitnemen, 
de letter distribueeren; to distribute (the 
letters); rompre (la forme), distribuer(la lettre) . 

Ablegespan, m. hd. Galei (der letterzetters) 
; distributing-rule; galée. 

Ablegfehler, m. hd. Verkeerde letter 
(ten gevolge van slecht distribueeren); wrong 
letter; coquille. 

Ableiter, m. hd. Afleider (der electriseer-
machine); conductor; conducteur. 
Ableitung, f. hd. Afleiding (buis, goot, 
riool, kanaal, enz.); derivation; dérivation. 

Ableitungsgraben, Abzuggraben, 
ni. hd. Aftappingsgracht; drain, kennet, 
trench, culvert; saignée, rigole. 

Ableitungskanal, m. hd. (Onder 
ontlastingskanaal; drain; émissaire.-aardsch) 
Ableitungsrinne, -rohre, v. Ablaufrinne 
1), Ablaufröhre. 
Ablenkung (der magnetnadel), 

f. Afwijking; deviation; déviation. 
Ablohen, v. a. hd. (eichen). Ontschorsen; 
to bark; écorcer. 
Ablörschen, v.a. hd. Eenen (ondiepen) 
put graven; to sink a pit; percer un puits court. 
Ablöschen, v. a. lad. Blusschen (kalk); 
to slacken; éteindre. 
Abl®then, v. a. hd. Het soldeersel 
wegnemen ; to unsolder; dessouder. 
Ablution, eng. Het af-, uitwasschen, 
uitloogen ; lotion; das auswaschen. 
Ablutiren, v. a. hd. Het (luchtdicht 
to unlute; diluter.-makend)kleefdeegafnemen; 
Abmeiseln, v. a. hd. Afbeitelen ; to 
chisel off, to smooth with a cisel; enlever --, 

faconner aver le ciseau. 
Abmessbarkeit, f. hd. Onderlinge

/1* 


ASMESSEN 

meetbaarheid; commensurability; commensurabilité. 
Abmessen, v. a. hd. Afmeten, meten ; to 
measure, to survey; mesurer, toiser, árpenter. 

Abmesser, Feldmesser, m hd. 
Meter, landmeter; measurer, surveyor; mesureur, 
arpenteur. 

Abmessung, f. hd. Afmeting, meting; 
mensuration; mesurage. -Waterpas 
levelling; nivellement.-sing ; 

Abmodelu, v. a. hd Een model (van 
was, pleister, enz.) maken, boetseeren ; to 
take the model, to form; modeler, faire le 
modèle. 

Abnageln, v. a. hd. Nagelen, nagels 
inslaan ; to nail; gournabler. 

Abnahme, f. hd. (der minzen) . 
Verslechting, waardevermindering ; impairing; 
altération, empirance. 

Abnarben, n., Abnarbung, f. hd. 
Het wegschaven der nerf-of haarzijde (bij 
zeemtouwers); cutting•off the grain; effieurage. 

Abnehmen, v. a. hd (den Bart, 
das rauhe, ungleiche). Afschaven, 
afvijlen, afbaarden, elfenen; to clip, to take 
off the edges, the seam, etc. ; ébarber ; ra 

doler.-battre; 

Abnehmer, v. déchargeur. 

Abnieten, V. a. hd. De omklinking 
afvijlen, afhakken ; to unrivet, to unclinch; 
dériver. 

Abnutzung, v. abgreifen. 

Aboard, adv. eng. Aan boord (van een 

schip); am bord; a bord. To fall a., To 
drive a. a ship, een schip aanloopen, op 
een schip loopen ; auf ein anderes schiff treiben; 
dériver sur un vaisseau. 

Abordage, m. fr. liet enteren ; boarding 
; das entern. ~ Het overzeilen, elkander 
onvoorziens aan boord komen ; running 
foul ; das laufen zweier schiffe gegen eipander. 


Aborder, v. a. fr. Enteren, aanklampen; 
to board; enters. ~Aan boord komen, overzeilen, 
aanstooten ; to fall or drive a board a 
ship; einem schiffe am bord treiben. - v. n. 
Aanlanden; to touch the land; prendre terre. -
Aan boord komen ; to get on bord; an bord 
kommen. 

Abörten, V. a. hd. Op gelijke lengte 
afzagen ; to match, to saw at equal length; 

appareiller, stier d'égale longueur. 

About, m. fr. Stootstuk, kopstuk (schuin 
einde van een stuk hout, waarmede het met 
een ander vergaard is); but-end, bevelled piece 
of wood; kopf eines stuck bolzes. -Stuik, 
aanzetstuk; joining piece, furring between two 
butts; anschiftstiick, schldf, stopfstück. -
Joindre en a., met stuiken verbinden; 
to assemble; beklinken, verbinden. 

About-sledge, Uphand-sledge, 
eng. Voorhamer; vorschlaghammer, zuschlaghammer, 
possekel; marteau de devant, marteau 
à deug mains. 

Abpassen, v. a. hd. Afpassen ; to 
measure, to regulate; compasser. 

ABREIFE N . 

Abpfáhlen, v. a. hd. Afpalen, afbakenen 
; to pale, to mark with pales; jalon ner. 
-Met paalwerk afzetten, palissadeeren; 
to emnpale, to palisade; palissader. 

Abplatten, v. a. hd. Pletten ; to roll, 
to laminate; laminer. 

Abplatzen, v. a. hd. Sjappen (de te 
vellen booroen merken); to mark trees for 
felling; layer. 

Abpochen, v. abbreiten ; bocarder. 
Abprallen, v. n. hd. Afstuiten, terug 
to rebound; rebondir, rejaillir.-kaatsen ; 

Abprall(ungs)winkel, m. hd. Hoek 
van terugkaatsing; angle of reflection; angle 
de réflexion. 

Abputzen, v. a. hd. (ein. tau). Afschrappen 
; to clip off; moucher. _ v. abfitzen. 
- (mit dem hobel). Gladschaven 
; to smooth; replanir, recaler. 

Abpeitschen, v. a. hd.: seidengehuser 
a., de cocons zacht in warm water 
kloppen (om enkele draden ter afspinning los 
te maken); to undo cocoons; faire la battue. 
Abpelzen, v. a. hd. Uitkloppen, uitstof 
huiden); to beat; épousseter. -fen (de 

Abquieken, v. a. hd. Het amalgama 
afzijgen, den kwikbrij doordrukken, doorzijgen 
; to separate, to filter the amalgam; séparer 
l'amalgame de l'argent, de lor. 

Abrädeln, Abwickeln, v. a. hd. 
Afrollen, afwinden (bij draadtrekkers); to wind 
off; dérouler. -Ziften (het zaad, bij molenaars) 
; to sift; tamiser. 

Abranden, v. a. hd. Afranden ; to unborder; 
déborder, óter le bord. 

Abras, m. fr., v. brée. 

Abrasion, eng. v. abreibung. 

Abraspeln, v. a. hd. Afraspen, afvijlen; 

to rasp off, to smooth by rasping; óter (les 
barbes) avec l'ébarboir. 

Abrauchen, v. a. hd. Afdampen ; to 
make evaporate; faire évaporer, passer (1'amalgame 
dor). 

Abrauchschale, f. hd. Verdampingsschaal 
; evaporator; capsule. 

Abraum, eng. Engelsch rood ; rother 
thon zum ftirben des mahagoniholzes; rouge 
anglais. 

Abrechte, f. hd. Averechtsche zijde 
(eener stof); wrong side; envers. 

Abrechten, n. hd. Het scheren der 
averechtsche zijde ; back-shearing; traversage. 
Abreibebank, f. hd. Vuurwerkers 


bank ; fire-work-bench; bane d'artifice. 

Abreibebrett, n. hd. Vuurwerkersvormtafel;
board to mould the materials of firework; 
table à mauler les matières d'artillces. 

Abreiben, v. a. hd. Afwrijven, weg 
to rub off, to abrade; enlever par le-wrijven ; 
frottement. 

Abreibung, f. hd. Afwrij ving ; rubbing, 
abrasion; frotteitlent, frottage. - Afslijting 
door wrijving; detrition; détrition. 

Abreifen, v. a. hd. De scherpe kanten 
wegvijlen ; to take away the sharp edges; ®ter 


ABRLISSLIu 

les bords aigus. —De hoepels (van een vat) 

afnemen ; to unhoop; décercler. 

Abreisser, m. hd. Ritsijzer, rits; (iron) 

tracer; tracelet, traceret, tracoir. 

Abrichten, v. a. hd. Opmaken, fatsoeneeren 
; to fit, to dress, to adjust; dresser, 
faconner, ajuster. 

Abrichthammer, ni. hd. Rechthamer 
; large dressing- or stretching-hammer; 
marteau á dresser les barres, marteau de 
parage ; aplatissoir. 

Abrichtstab, —stock, M. hd. Vorm 
ijzeren staven); anvil to straight--aanbeeld(voor 

en iron bars upon; enclume à faconner. 
Abricoteau, m. fr., v. bricoteau. 
Abrinden, v. a. hd. Ontschorsen, schil


len; to unbark, to decorticate; écorcer, decortiquer. 
Abrösehen, v. a. hd. Drogen (papier); 
to air, to dry; sécher. 
Abrosten, v. n. hd. Afroesten ; to rust 
off; se détacher par la rouille. 
Abröthen, v. n. hd. Rood afgeven ; to 

lose the red color; lacher Ia couleur rouge. 
Abrund, adj. hd., V. ablangrund. 
Abrunden, v. a. hd. Afronden (den 

scherpen kant); to round off, to chamfer; dé


larder, arrondir. 

Abrunden, v. a. Afronden, rond bij 

uitslaan, van den-werken ; op den speerhaak 

hals af uitdrijven (bij goudsmeden); to round 

off, to cut out; gironner, colleter. 

Abrusten, v. n. hd. Eenen bouwsteiger 
afbreken ; to take off a scaffold; démonter 
un échafaudage. 

Absägen, V. a. hd. Afzagen ; to saw 
off; souper avec la scie. 
Absaigern, v. a. hd. De diepte (eener 
mijnschacht) meten ; to measure the depth; 
mesurer la profondeur. 
Absatz, m. hd. Hak (van den schoen) ; 

heel; talon. o Trapportaal ; stair-head, landngplace 
; palier, repos, noeud. Ketelsteen 
(der stoomketels); furs, sediment; dépót, 
incrustation. •• Nieuwe regel (bij zetters); 
break, paragraph; alinéa. — Afzetting, waar 

munt); diminution of value;-deverlaging (der 
décri,rabaissement. ~ Berm (aan den walvoet); 
berme, retreat; berme, retraite. 

Absatzahie, f., —bohrer, m. hd. 
Schoenmakersbros ; heel-borer, pegging-awl; 
broche de cordonnier, alène a talon. 

Absatzkuchen, m. hd. Hakleder; 
chips of leatherused for making heels; cuir 

à talons. 

Absatznagel, —pfl.ock, —stift, m. 
hd. Haknagel of -spijker, bakpin ; heel-nail, 
heel-peg; clou —, cheville a talons. 

Absehabeisen, n. hd. Schrapper, krabber, 
schaafijzer, -mes; scraper, grater; racloir. 

Abschaben, v. abkratzen; aasera. 

Abschabsel, n. hd. Afschaafsel, af 

shavings,parings; rhelure, ratissure.-schrapsel; 
Abschachteln, v. a. hd. Met schaafgras 
afschaven en polijsten ; to rub and pol 
-ish with shave-grass; prêler. 

ABSCHL MMEN. 

Absehaken, v. a. hd. Afschaken, vieren, 
bot geven; to fleet, to shift (a tackle); 
affaler (un plan). 

Abschlen, v. abrinden. 

Abscharfen, v. a. hd. Besnijden (het 

uitstekend gedeelte aan 't oog der druklet


ters); to cut off; créner, écréner. — v. ab 

lassen. — v. abnehmen. ~-laufen 

(bij boekbinders) Slechts zeer weinig afsnij


den ; to pare; parer. 

Abschärfinesser, n. hd. Snijmes (der 

boekbinders); paring-knife; couteau a parer, 

a doler. 

Abschauern, v. a. hd. Afschutten, een 

beschot zetten ; to partition; cloisonner. 

Absehäumen, v. a. hd. Afschuimen; 

to skim, to scum; écumer, déspumer. — De 

glasgal van den glasvloed scheppen ; to skim; 

écrémer. 

Abscheiden, v. a. hd. Scheiden (inz. 

het goud en zilver van hunne bijmengsels); 

to part; départir, séparer (par Ie moyen de 

l'acide nitrique). 

Abseheider, m. hd. Scheider (inz. van 

goud en zilver); separator; départeur. 

Abseheren, v. a. hd. Scheren, afsche


ren (de wol); to shear, to shave; tondre, raser. 

Abscheuern, v. a. hd. Schuren, af


schuren ; to scour (off); éeurer. 

Abschiefern, v. a. hd. Afschilferen, 

afbladeren ; to peel off in thin flakes; enle


ver _ par feuilles ou _par lames. 

Abschienen, v. a. hd. Het beslag (van 
een rad) afnemen ; to unhoop (a wheel); óter les 
bandes (dune roue). — De spoorstaven (rails) 
opbreken ; to take off the rails; óter les rails. 

Abschiessen, v. n. hd. Verschieten, 
verbleeken, afverven, afgeven; to lose the 
color, to come off; se décharger, se déteindre, 
griser. ~ (fadenscheinig werden) 
Kaal worden (van laken, enz.), de 
draden laten zien ; to become threadbare; montrer 
la corde. 

Abschlacken, v. a. hd. De slakken (of 
't metaalschuim) wegnemen ; to take off the 
slags; óter les scones. 

Abschlag, m. hd. Matrijs; matrice; matrice. 
— Stel matrijzen voor drukletters; 

set of matrices for founding types; frappe f. 

— Verlaat, stortebed (van eenen molen); 
overfall of a mill-dam, déversoir, décharge. 
Abschlageisen, n. hd. Schaafbeitel; 
plane-iron; doleau; Smeedijzer, geslagen 
ijzer; forged iron; fer battu, fer forgé. 

Abschlagen, v. a. hd. Uit-, afdunnen, 
afkanten, schuin of scherp bijwerken ; to thin, 
to lessen, to beard; démaigrir, amincir, délarder, 
chanfreiner. ® (pragen) Stempelen 
; to coin, to impress; frapper, figurer en 
frappant. ~ Afslaan (de zeilen); to unbend; 
désenverguer. 

Abschiagfl.uder, V. freigerinne. 

Abschlámmen, v. a. hd. Uitbaggeren, 
schoonmaken; to cleanse, to clear; débourber, 
dégorger. ne Afslibben (het. erts); 
to was/t,; laver. 


 

ABSCHLEIFEISEN --


Absehleifeisen,n.hd. Slijpijzer; grinding-
iron; radoir simple. 

Abschleifen, v. a. hd. .Afslijpen, slijpen 
; to grind oft', to take off by grinding, 
to polish; Eter en aiguisant, dmoudre, polir. 

— V. abfeilen. 
Absehleifsel, n. hd. Slijpsel, afslijpsel; 
grindings, steel-dust; matière cimolée, cimolithe, 
moulée, boue de couteliers. 

Abschleimen, v. a. hd. Afschuimen 
(het suikersap); to skim; écumer. 
Abschlichten, v. a. hd Glad schaven 
; to planish, to smooth, to plane; planer. 

— Die felle a., de huiden (met de slichtmaan) 
slichten ; to cleanse hides (with the 
sleeking knife); quiosser les cuirs. 
Absehlichthammer, m. hd. Planeer 
planishing-hammer; flatoir, marteau-hamer; 

a planer, à dresser. 

Abschliessen, v. abschnappen. 

Absehmelzen, v. a. hd. Afsmelten; 
to melt off; séparer en fondant. — Scheiden 
(het lood van 't zilver); to part; séparer. 

Abschnappen, v. a. hd. De veer (van 
een slot) in rust zetten ; to snap, to slip; 
détendre le ressort. 

Abschneidemaschine, f. hd. Snijmachine 
; cutting-machine; machine it couper 
ou á briser (le lin avant le filage). 

Abschnitt, ni. hd. Plaatsruimte op een 
muntstuk voor het jaartal of een onder 
exergue; exergue. — v. segment.-schrift; 
Abschnittwinkel, m. hd. Snijhoek, 
snijdingshoek; segment-angle; angle de section. 
Abschnitsel, n. hd. Muntafval, snoei


sel ; sizel; rognure, cisaille de billon. 

Absehnu.ren, v. a. hd. Aflijnen, met 
de slaglijn (een stuk hout) afteekenen ; to 
lay out by the line; cingler, tringler, marquer 
au cordeau. 

Abschr^gen, v. a. Schuin of overdwars 
zagen, behouwen (een stuk hout); to 
cantle, to cut cantlets; débillarder. 

Abschrauben, v. a. hd. Af-, losschroeven 
; to unscrew, to screw off; dévisser, ddmonter, 
desserrer. 

Absehreeken, n. hd. Plotselinge afkoeling; 
cracking; étonnement. 

Abschricken, v. a. hd. (ein tau). 
Afschrikken, een weinig vieren of steken ; 
to pay out or to ease off a little; filer un peu. 

Abschrote, f. hd. Schrootbeitel ; rodchisel, 
hot-chisel; ciseau a chaud, tranche. ~ 
Zelfkant; selvage, list; lisière, cordon, cordeline. 


Abschroten, v. a. hd. Afzagen ; to 

saw off; scier, couper. — Afknippen, door


snijden (den messingdraad der spelden); to 

clip; rogner. — Doorhakken (het ijzer); to 

hew; couper. 

Abschrotmeissel, v. abschrote. 

Abschruppen, v. a. hd. Uit den ruwe 

schaven ; to chip off the rough; dégrosser, 

decrouter. 

Absehi rfen, v. a. hd. Afschrappen; 
to scrape; ratisser, ral cler. 


ABSEIGERN. 

Abschuss, m. hd. Afstorting (van 't 
water), val ; rushing down, fall, discharge; 
chute, décharge. — Wenteltrap, slakketrap 
(door een ronden toren); spiral-, winding- or 
well-stair-case; escalier en escargot. — Kleur 

decoloring, fading; décoloration.-verschieting; 

Absehi ssig, a . hd. Hellend, glooiend, 
schuin ; sloping, inclined, creeping; escarpd, 
inclind, en pente, penchant, rampant. 

Abschi ssige farbe, f. hd. Verschietende 
kleur; fading color; couleur qui se flétrit. 
Abschussiges gew®lbe, n. hd. Hel

-

lend of schuin gewelf; inclined vault; descente. 
— A. wendelgewolbe, schuin 
wentelwulf; inclined winding-vault; berceau 
rampant et tournant. 

Absehutzen, v. a. hd. Met planken 
afdammen, eene planken waterkeering maken; 
to stop by a floodgate, to dam up; vantiller. 

Abschw romen, v. abflauen. 

Abschwarten, v. a. hd. De wankanten, 
de schaaldelen afzagen; to cut the slabs; 
couper ou scier les flathes. 

Abschwrzen, v. a. hd. Zwart afgeven 
; to lose the black color; perdre la 
couleur noire, se déteindre ; — Z wart verven, 
zwart maken; to blacken; noircir. 

Absehweben, v. a, hd. Planeeren (het 
papier), door lijmwater halen ; to wash; laver, 
caller. 

Abschwefeln, v. a. hd. Ontzwavelen; 
to desulphurate; dessoufrer. 

Absehweifen, v. ablaugen 2). — 
Naar een mal of model uitwerken, uitsnijden 
of afronden ; to cut a profile with a 
sweep; chantourner. 

Abschweifrolle, f. hd. Rieten weversspoel 
; warping-spool; bobine a ourdir. 

Abschwemmen, n. hd. Het uitspoelen 
(van geverfde stoffen, van huiden); cleansing, 
scouring; dégorgeage, ddgorgement, flottage. 


Absehwitzen, ' v. a. hd. In de zweetkist 
of den zweetkuil leggen (de huiden ter 
ontharing of smarting); to heat; mettre en 
échaufe. 

Absehen, n. hd., Vorderes a., mikknop, 
korrel (vóór op den geweerloop); aim, 
muzzle-sight, front-sight; guidon, bouton de 
mire. --Hinteres a., standvizier (achter 
op den geweerloop); back-sight, foldingsight, 
leaf-sight; visière, visière is charnière; 
hausse, hausse fire (sur la culasse du canon 
des fusils a percussion). --- A. (eines 
diopterlineals) , vizier, kijkspleet ; pinule; 
pinnule. — A. einer wasserwage, 
kijkbordje ; eye piece; voyant. 

Abseher, m. hd., v. absehen. 

Abseide,, f. hd. Floretzijde, vloszijde; 

floret-silk, floss-silk, ferret, flurt, flirt; fleu


ret, filoselle, capiton. 

Abseifen, v.a. hd., v. ablaugen, ab


schwemmen. 

Abseigern, V. a. hd. De uitzijging (van 
't metaal) voltooien ; to finish the liquation; 
achever Ie ressuage ou la liquation. — Lood



ABSEIHEKUPE ---- 

recht boren (eene mijnschacht); to sink (a 
shaft); creuser perpendiculairement. — Met 
het schietlood meten ; to measure with the 
lead; mesurer avec une corde et Ie plomb. 

Abseiheküpe, f. hd. Derde indigokuip, 
rustbuip ; subsidence-vat, settling-vat; 
diablon, diablotin, reposoir, bassotin. 

Abseihen, V. a. Af-, doorzijgen, klaren, 
filtreeren ; to filter, to decant, to strain, 
to pour through; couler, clarifier, filtrer. 

Abseite, f. hd. Hellend vlak (van een 
dak); pane; pan. ~ Keerzijde (eener munt); 
reverse; revers. — Achtergevel (van een gebouw); 
back-sight; face postérieure. 

Absengen,v. a. hd. Afzengen, afschroei 

to singe, to sear; flamber. -en ; 
Absenken, v. abseigern ij. 
Absetzen. v. a. hd. Door nederplofng 

klaren of louteren ; to defecate; déféquer. ~ 
Afzetten , verminderen (de waarde eener 
munt); to reduce; rabaisser, décrier. — n. 
Het vervaardigen der patronen (,bij wevers); 
designing; mise en carte. 

Absetzsäge, f. hd. Tappenzaag; tenon-
saw; scie is arraser, scie de boisselier. 
Absetztisch, in. hd. Scheertafel (der 
lakenbereiders); shearing-table; table à tondre. 
Absetzung, f. hd. Afbreking (bij den 
electr. telegraaf); interruption; interruption. 
Absieden, v. a. hd. Ontschalen, ontgommen 
(de stoffen) ; ungumming; décreusage. 
Absorbing—well, eng. Zink-, zakput; 

abzugsgrube; puisard. 

Absorptivité, f. fr. Opslorpingsver


mogen, inzuigingskracht; absorptivity; ein


saugungskraft, ddmpfungskraft. 

Abspa(h)nen, v. a. hd. Afspaanderen; 

to take off shavings; détacher par bardeaux. 

Abspannen, v. a. hd. Ontspannen ; to 

unhand, to relax; débander, détendre. 

Absperrklappe, f. —ventil, n. hd. 
Expansie-klep (aan stoommachines), stoomklep 
; cut-off valve, expansion-valve; soupape 
de détente. 


Absperrungsapparat, m. hd. Afsluitingstoestel 
(van den electr. telegraaf); 
closing apparatus; appareil de fermeture. 


Abspitzen, v. a. hd. Afpunten, afstompen 
; to take off the point, to blunt, to dull; 
èmousser, épointer. — Spitsen, puntig maken, 
to spike, to point; rendre pointu. 


Abspreizen, v. a. hd. Schoren, stut


ten (eene mijnschacht); toprop; étayer, étré


sillonner. 

Abspringen, v. n. hd. Uiteenwijken; 

to disjoin; se désunir, se déjoindre. 

Absprungswinkel, m. hd. Hoek van 
terugkaatsing; angle of reflection; angle de 
réflection. 

Abspulen, v. a. hd., v. abhaspeln.
Abspülen, v. a. hd., v. abschweben, 
ablautern. 
Abstechgrube, f. -heerd, m. hd. 
Ontvangbekken (voor 't gesmolten metaal); 

pit for the metal which is let out of the dam 
of the furnace; moule, catin, jet, coulée. 

ABSTREBEKRAFT. 

Abstechstachel, f. hd. Breekstang 
(der ijzersmelters); fire-iron , large poker; 
ringard à faire la percée, perce-fournaise. 

Absteckeisen, n. hd. Richtstaaf (bij 
't landmeten); iron pole for surveying; fer 
pour aligner. 

Absteckleine, -scheur, f.hd.Richt-, 
meetsnoer; line for squaring and laying out; 
cordeau d'alignement. 

Absteckpfahl, -stab, m. hd. Bakenstok, 
afsteekpaal (der landmeters); pole, 
stake; jalon, piquet. 

Absteifen, v. a. lad. Door geweifpi+jlers 
schragen (eenen mijnput); to prop; arc-bouter. 

Absteigung, f. hd. Bedekte gang, sluipgang 
(naar de gracht of de mijnen); descent; 
descente du fossé. 

Abstellen, v. a. lid. Buiten gang brengen 
(het drijfwerk), (de machine) stoppen; 
to throw out of gear or play, to stop; dégager 
oil défaire (1'engrenage). ~ Het mout 
in den brouwketel doen ; to season the beer; 
mettre le malt. 

Abstemmen, v. a. hd. Afbeitelen ; to 
chisel off; óter avec le ciseau. 
Abstexnpeln, v. a. hd. Stempelen (een 
boek); to flourish; estamper. 

Absterben, v. n. hd. Stollen, stremmen 
; to coagulate, to congeal; se coaguler, 
se filter, se prendre. 

Abstich, m. hd. Afvloeiend metaal uit 
den smeltoven ; tapping, running off; coulée 
de la fonte. 

Abstichloch, n. hd. Uitloop (voor 't 
gesmolten ijzer); opening, mouth (of the furnace); 
trou de la coulée, percée. 

Abstichspiess, m. -stange, f. hd. 
Laatijzer (ter opening van den smeltoven); 
opening-tool, rake; perier, perrière. 

Abstossbaum, m. hd. Schaafboom 
(der leerbereiders); horse, stretching-tree; chevalet. 


Abstosseisen , n. Radeernaald (der 
goudsmeden); edging-tool; échoppe ;i épailler, 
ébarboir. 

Abstossen, v. a. hd. Het ruwe of de 
scherpe kanten wegnemen ; uit den ruwe 
schaven ; to cut off the sharp edges; to plane 
roughly; to chamfer; dégrossir, corroyer; raboter 
grossièrement; ébarber, délarder — v. 
abkanten 1), abrunden. o v. ab 

lassen.-laufen 

Abstossgriffel, m. lid., v. abstoss


eisen. 

Abstossmesser, n. hd. Slichtmaan 
(der zeemtouwers); currier's shaving-knife; 
couteau a efeurer. — Schaar of snijtuig 
(der speldenmakers); cutting-tool; plane. 

Abstossung, f. hd. Af-, terugstooting; 

repulsion; répulsion. 

Abstossungskraft, f. hd. Afstootings


kracht ; repellency; force répulsive. 

Abstrhnen, v. abhaspeln. 

Abstrebekraft, f. hd. Middelpuntvliedende 
kracht ; centrifugal force; force een 
-trifuge. 


10 ABSTREICHLINEAL 

Abstreichlineal, n. hd. Afstrijker, 
strijker ; strickle, stacker; règle à raser. 
Abstreichmesser, n. hd. v. docteur. 


Abstrich, m, hd. Loodschuim, glit ; litharge; 
écume de plomb. — Tweede ertsafval 
; second outcast of ore; second ddchet. 

Abstrichblei, n. hd. Zilverhoudend 
proeflood, werklood ; skimmed lead; plomb 
d'écumage. 

Abstrossen, Abstufen. v. a. hd. 
Trapsgewijs uitgraven ; to dig or work by 
gradations, by degrees; exploiter en strosses 
ou par -gradins. 

Abstumpfen, v. abspitzen. 

Abstutzen, v. a. hd. Uit den ruwe 
scheren (bet laken); to give the first shearing; 
ébertauder. 

Absti tien, V. a. hd. Schoren (b. v. 
een schip op de helling); to prop; etrésillonner, 
étayer. 

Absud, m. hd. Afkooksel; decoction; 
décocté. ~ V. beizbri he 1). 
Absiissen, V. a. hd. Verzoeten ; to sweeten, 
to dulcify; édulcorer, dulcifier. 

Abtafelbaum, ni. hd. Rolboom, afneemrol 
(die het te veel van den borstboom 
of van den onderboom overneemt); take-up 
roller; déchargeoir. 

Abtafeln, V. a. hd. Afrollen (van den 
weversboom): to take off frons the beam; decharger, 
dérouler. 

Abtakeln, v. a. hd. Aftakelen, onttakelen 
; to 'unrig (a ship); to strip (the mast); 
dégrder, désappareiller, dégarnir. 

Abteufen, v. a. hd. v. abseigern ij. 

Abthun, v. a. hd. (eine figur). Uit 
het vormzand nemen ; to lift out of the sand; 
dépouiller. 

Abtragen (sich),v.abschiessen 2). 
Abtreibeherd, m. hd. Dr(jfhaard; re/
Ining-bassin; bassin d'affinage. 

Abtreiben, v. a. hd. Afdrijven (goud, 
zilver); to refine, to purify; coupeller, épurer, 
affiner. — Ontwateren ; to dephlegmate; 
déflegmer. 

Abtreibofen, m. hd. Drijfoven, smeltoven, 
eupelleeroven ;' refining-furnace, cupelfurnace, 
alman-furnace; fourneau de coupellation, 
grande coupelle. 

Abtreibscherbe. f. hd. Smeltkroes; 

test, coupel; petite coupelle, tot. 

Abtreppen, v. a. hd. Trapsgewijs met


selen (b. v. eenen muur); to build in the form 

of stairs; maconner par degres. 

Abtreten, v. a. hd. Met de voeten 

treden (de klei, de huiden); to tread, to knead; 

marcher, fouler. 

Abtrift, m. hd. Afdrift, wraak ; leeway; 
dérive. 
Abtritt, m. hd. Rustplaats (in eene mijn 
stepping place, step; repos. — Ge-schacht); 
gemak, sekreet ; privy, recess; cabinet-heim 
d'aisances, commodités. 
Abtrittsröhre, f. hd. Sekreetpijp; 
shaft; chausse, boisseau. 

ABWERFOFE , . 

Abtropfbrett, n. hd. Druipplank (in 
de papierfabrieken); leaning-board; accotoir. 

Abtropftafel, f. hd. Druiptafel; dropping-
board; égouttoir. 

Abutment, eng. Steun -, schoormuur; 
bruggenhoofd ; widerlager; contre-fort, arcboutant; 
boutee, culée dun pont. 

Abvieren, v. a. hd. Vierkanten, vierkant 
of haaks beslaan ; to square; équarrir. 

Abvisiren, v. abugeln. 

Abwage, f. hd. Afstand van het macht


en lastpunt tot het steunpunt; distance from 
the fulcrum to the pressure; distance de la 
force et du poids à l' h ypomochlion. Verschillende 
hoogte van twee plaatsen ; mutual 
difference of a depth and a height; dif érente 
hauteur de deux endroits. 

Abwagen, V. a. hd. Waterpassen, de 
helling bepalen; to level; niveler. ~ De 
rondte onderzoeken (bij horlogemakers); to 
compass; s'assurer de la rondeur convenable. 

Abwalken, V. a. hd. De laatste volling 
(aan 't laken) geven ; to give the last 
fulling; donner le dernier foulage. 

Abwalzen, v. a. hd. Pletten, walsen; 
to roll; aplanir. 
Abwalzen, V. hd. Rondvijlen (bij hor 
to round with a file; arrondir-logemakers); 
avec la lime. 

Abwarmen, v. a. hd. Droogstoken (den 
smeltoven); to heat the furnace; sécher le 
fourneau en Ie chauffant. 

Abwarmeofen,m hd. Droogoven, stoof; 
drying-kiln; fourneau à sécher. 
Abwasschen, v. a. hd. Afspoelen (het 
gevolde laken); to scour, to wash; houer, rincer. 

Abwassern, v. a. hd. Afwaterend maken 
; to slope for making the water run off; 
délarder obliquement pour l'écoulement de 
1'eau. 

Abweben, v. a. hd. Afweven ; to fin


ish weaving; achever de tisser. 

Abweichen, v. n. hd. Afwijken, decli


neeren ; to decline; décliner. 

Abweichen, v. a. Goed doorweeken 

(de huiden); to soak well; bien tremper. 

Abweichung, f. hd. Afwijking (der 

magneetnaald); declining of the needle, decli


nation; déclinaison. 

Abweichungsnadel, f. hd. Afwi


kingsnaald, .declinatie-naald ; declining -needle; 

aiguille de déclinaison. 

Abwelle, f. hd. Tappenrust, -steun; 
support of the pivot, rest, socket; support, 
place du tourillon. 

Abwerfen, v. a. hd.: die schlaeken 
a., de slakken (van 't metaalbad) 
wegnemen ; to throw off the slags; retirer 
les scones avec le fourgon. — De vertinde 

bladen zuiveren ; to refine the sheets; afner 

les plaques, les feuilles étamées. — Afslaan; 
to knock off; abattre l'ouvrage. — v. abstossen. 
— v. n. Wollig, ruig worden 

(van stoffen); to get covered with down; je


ter son coton. 
Abwerfofen, m. hd. Drijfhaard (voor 


ABWERFPFANNE. 

de vertinde platen); refining-furnace; fourneau 
d'affinage. 
Abwerfpfanne, f. hd. Frischpan ; listing-
pot, list-pot; chaudière a lisser. 
Abwerg, m. hd. Werk (van vlas, hen


nep); tow, oakum; étoupe. 
Abwettern, v. abw*assern. 
Abwickeln, v. a. hd., v. abrädeln 1). 
Abwinde, f. hd. Garenbaspel, -winder; 

reel, hasp, yarn-windle; dévidoir, tournette, 

sign olie. 

Abwinden, v. abhaspeln. 

Abwittern, v. n. hd. Verweeren, uit 

uitslaan ; to e fjloresce; (s')efleurir,-bloeien, 
tomber en efflorescence, se decomposer á 
Fair et tomber. — V. abwässern. 

Abwolle, f. hd. Sterf wol ; mortling, 
pelt-wool; lames mortes, pelures,pleures, plis. 

Abwurdigung, f. hd.: a. der munzen, 
verslechting, waardevermindering der 
munt; deficiency of the coin; empirance. 

Abzahnen, v. a. M. Met de getande 

steilboorsebaaf bewerken ; to scratch with the 

toothing-plane; bretteler ® De tanden (in 

een uurwerkrad) vijlen ; to indent; endenter. 

Abzapfen, V. a. hd. Aftappen (het mijnwater); 
to open a passage for the waters; faire 
écouler les eaux. — Aftappen (eene gracht); 
to drain; saigner. 

Abzetteln, v. a. hd. Afscheren (den 

geschoren ketting); to undo the warp; dé


faire la cbaine. 

Abziehblase, —flasehe, f. hd. Distilleerkolf; 
alambic; cucurbit (of glass); alambie 
; cucurbite. 

Abziehbogen, iin. hd. Verscboonblad; 

tympan-sheet; papier de decharge, feuille dim


position. 

Abziehburste, f. hd. Aftrekborstel 

(voor 't proeftrekken); letter-brush; brosse. 

Abzieheisen, n. hd. Haalmes (der looi


er) ; scraper; lame. 

Abziehen, v. a. hd. Aftrekken, proef 

-trekken ;

to tale off a proof, to work off 
a sheet; tirer, imprimer. — v. aasera. — 
Glad maken, polijsten ; to smooth (the work) 
with the spoke-shave; unir, polir avec la lame. 
~ Met puimsteen glad wrijven (het leder); 
to rub with pumice-stone; poneer. — Aan 

slijpen ; to set (a rasar); repasser.-zetten, 

Overhalen ; to distill; distiller. 

Abziehfeile, f. hd. Zoetvijl ; smoothing


file; lime douce. 

Abziehfiasche, f. hd., V. abzieh


kolben. 

Abziehklinge, f. hd. Zaagblad zonder 

tanden (om te polijsten); saw-blade without 

teeth; lame de scie sans dents. 

Abziehkolben, m. hd. Distilleerkolf; 

retort, cucurbit, matras; retorte, cornue, ma


tras, cucurbite. 

Abziehpfiug, m. hd. Droogleggings


ploeg, molploeg; draining-plough; charme à 

saigner, charme anglaise à gouttières. 

Abziebriemen, m. hd. Scheerriem, 
strijkriem ; razor-strap; cuir a rasoir. 

ACCELERATION. 

Abziehstein,m.hd. Oliesteen,wetsteen; 
hone, oil-stone; pierre a 1'huile ou a rasoir. 

Abziehzeug, n. hd. Distilleertoestel; 
dstillatory-utensils; appareil distillatoire. 

Abzimmern, v. abvieren. 

Abzirkeln,v.a. hd. Met den passer afmeten 
; to measure with the compasses; compasser. 

Abzucht, f. hd. Trek-, tocht-, luchtgat 
(onder de ovenbaarden); air-hole, vent; 
évent, soupirail. ~ !afwateringsbuis ; outlet, 
drain; déchargeoir, €gout, cbantepleure. 

Abzug, m. hd. Trekker (van 't geweerslot); 
trigger; détente. •• Metaalslakken ; 
slags, dross; scones, drosse. — Proef, proef 

proof, proof-sheet; épreuve.-blad; 

Abzugfass, n. hd. Ontvanger van 't 
gesmolten was; vessel to draw the melted 
wax from the boiler; vase pour l'écoulement 
de la cire fondue. 

Abzugsblech, n. hd. Trekkerplaat; 
trigger-plate; plateau de détente. 

Abzugsbogen, m., V. abzug 3). 

Abze.gsbugel, m. hd. Beugel (van 't 

geweerslot); trigger-guard; sougarde. 

Abzugsgraben, m. hd. Uitwateringssloot, 
-gracht ; drain, water-course; fossé d'écoulement. 


Abzugsrinne, f. hd.. Spuigat, spijgat; 
scooper•hole; dalot. 

Abzugsröhre, f. hd. Afvoerpijp (aan 
eene stoommachine); waste-water-pipe; tuyau 
de décbarge. 

Abzugsr4sche, f. hd. Alleidingska


naal (der mijnen); drain; arrugie. 

Abzugsschlackenblei, n. hd. Slak 

lead produced from slags of lead;-kenlood ; 

plomb des scones. 

Abzugsschleuse, f. hd. Molenverlaat; 

drain-sluice, drain-trunk; déversoir de fond. 

Overwelfde uitwateringsluis; culvert; 

égout, écluse de fuite. 

Abzugssehnalle, f. hd. Drukker, lich


ter, pal (in een uurwerk); rietent, stop, 

warning; détente, détentillon, garde-corde, 

garde-chaine, guide-ebaine. 

Abzugswalze, f. hd. Trekrol (der kaardmachine); 
deliverng•roller, delivering-ball; cylindre 
retireur. 

Abzwicken, v. a. hd.: den drath 

a., de (rechtgezette) koperdraden (in 't 

scbaftmodel) doorsnijden, to nip off the wire; 

cueillir la dressée. 

Abzwirnen, v. a. hd. Garen afwinden; 

to wind off thread; ddtordre du Ill. 
Acacine, fr. y eng., V. arabine. 
Acajou,m. fr. Mabonie-hout ; mahogany, 

acajou; mahagoniholz. — A. bátard, bas


terd of Afrikaansch mah. ; bastard-mah.; Ma


deira mah. -- A. de caisse ou femelle, 

suikerkisten hout; mah. used for sugar-chests; 
zuckerkistenholz. 

Accelerating force, Accelera


tive, eng. Versnellende kracht; beschleu


nigende kraft; force accelératrice. 

Acceleration, eng., Acceleration, 

fr. f. Versnellende beweging; beschleunigung. 


12 ACCENDIBILITY 

Accendibility , eng. Ontvlambaar 
entz,tindlichkeit; inflammabilité.-heid; 
Accension, eng. Ontvlamming; ent 
,tindung; inflammation. -z 
Accidenzarbeit,f., Accidenzien, 

f. p1. hd. Smoutwerk (der letterzetters); jobbing, 
perquisites; bilboquets, casuel, éventuel, 
ouvrage de ville. 
Aecidenzsetzer, m. hd. Zetter op 
weekloon ; compositor upon the establishment; 
homme de (ou compositeur en) conscience. 

Aeclamper, v. a. fr., v. tinklampen. 
Accolade, f. fr. Strik ; brace; klammer, 
verbindungszug. 

Accommodation-ladder, eng. Valreepstrap; 
fallreepstreppe; échelle (ou escalier) 
de commandement. 

Accordarbeit, f. hd. Stukwerk; jobwork, 
piece-work, jobbing; ouvrage á la tache, 
outrage donné à l'entreprise. 

Accompagnage, m. fr. Zijden inslag 
der met goud opgewerkte stoffen; silk threads 
or weft in gold fabrics; durchschuss von 
seidenfaden im Goldstoff. 

Accomplir, v. a. fr.: a. la cuve, 
een versch kuipbad maken ; to fill the vat 
with new dyeing materials; ein frisches kitpenbad 
machen. 

Accore, m. fr. Schoor, stut ; prop, shore; 
schore, stiitze. — A. du fond, steek-, 
vlakschoor ; bottom prop; steekschore. ~ A. 
de l'étrave, steven-, sloeischoor; stemprop; 
steven-, schloischore. 

Aecotar, m. fr. Schan (s)dek, potdek, 
boeidek; gunwale, gunnel; schansdeck, dahlbord. 


Accotement, m. fr. Banket (van eenen 
spoorweg); side-space; bankett. 

Accotóir, m. fr., v. abtropfbrett. 

Accouplement, m. fr. Koppeling; 

coupling; koppeling. 

Accretion, eng. Aanhooping, aanzetting 
van buiten ; anhduTung, ansetzung von 
aassen; accroissernent, apposition. 

Aceroe, m. fr. Mat gedeelte van spie 
unpolished part 0/' plate-glass; . matte-gelglas ; 
stelle. 
Acculement, m. fr. Hiel (van een 
spant); heel (of a frame); hiel, hielung. — 

A. des varangues, opneming in de 
kim, ronding of scherpte van een schip; 
rising of the floor-timbers; das einfallen oder 
einziehen der bauchsti eke. 
Acérer, v. a. fr. Verstalen ; to steel, to 
overlay with steel; verstdhlen. 

Acétate, m. fr., Acetate, eng. Azijn 
zuur zout ; essigsaures salz. ~ A. d'alu 
mine, fr. azijnzure aluinaarde ; a. or alumine; 
essigsaure thonerde. •• A. d'ammoniaque, 
azijnzure ammoniak ; a. of 
ammonia; essigsaures ammoniak. •nn A. 
d'argent, azijnzuur zilver; a. of silver; 
essigsaures silberoxyd. — A. de baryte, 
azijnzure baryt ; a. of baryta; essigsaurer 
baryt. — A. de ehaux, azijnzure kalk; 

a. of lime; essigsaurer kalk. — A. de 
--- 

ACICULAR. 

cuivre, azijnzuur koper, kopergroen ; a. 
of copper, verdeter; kupfergrün. — A. de 
for, azijnzuur ijzer; a. of iron; essigsaures 
eisenoxyd. — A. de plomb, azijnzuur 
lood ; a. of lead; essigsaures bleioxyd... 

A. de potasse, azijnzure potasch; a. of 
potash; essigsaures kali ; A. de sonde, 
azijnzure soda; a. of soda; essigsaures natron. 
Acetic acid, eng. Azijnzuur; essigsäure, 
acetylsdure; acide acétique. 

Acetous fermentation, eng Zure 
gisting ; saure gdhrung, essiggdhrung; fermentation 
acide. 

Achat, m. hd. Agaat ; agate; agate.
Aeheln, f. pl. hd. Scheeven ; awns, bullens, 
shives or shows (of peeled hemp or flax); 

eclis. 

Achromatic glass, eng. Kleurloos 
glas, glas zonder kleurschifting; achromatisches glas; verre acbromatique. 
-

Achse, f. hd. As ; axle, axle-tree, axis; 
essieu. 

Achselzug, m. hd. Katrol, blokkatrol; 
tackle, block and fall, polyspast; poulie, moufle, 
arcasse, polyspaste. 

Achsenblech, n. hd. Wrijfplaat der 
as, asscheen ; clout, axle-guard; plaque de 
garde, happe. 

Achsenbi chse, f. hd. Naafhus; axletree-
box, axle-box, wheel-bush; bofte d'essieu. 
Achseneisen, n. hd. IJzeren beschut


ting van eene houten as; clout; équignon. 
Achsenfutter, -lager, n. hd. Asbedding 
, axle-tree-bed, axle journal, corps 
d'essieu, coussinet, collet. 
Aehsennagel, m. hd. Spie, luns der 
as; linch-pin, lin-pin, axle pin; esse, escarondelle. 
Aehsenriegel, m. hd. Liggend kalf, 
middelkalf (van 't affuit); cross-timber; entre 
couche.-toise de 
Achsenring, m. hd. Naafband, naafring; 
axle-hoop; anneau de bout d'essieu. 
Achsenrunge, f. hd. Rongstok aan de 
wagenas; sloat; taugour, enrayoir. 
Achsenschiene, f. hd., v. achsenblech. 


Achsenschmierbuchse, f. hd. Vetbus 
voor de assen ; grease-box; boste à graisse. 
Achsenschraube, f. hd. Schroefmoer 

der as; axle-nut; écrou de l'essieu. 
Achsenstift, m. hd., v. achsennagel. 
Achsenstoss, m. hd., v. achsenblech 
; achsenriegel. 
Achspfanne, f. hd., v. axle-treeband. 
Achsschenkelblech, n. hd.,v. ach 
-senblech. 
Achsstrich, in. hd. Rechte as ; axis; 
axe droit. 
Achteek, m. hd. Achthoek ; octagon, 
octa(h)edron; octagone. 
Aciculaire, adj. fr. Naaldvormig ; acicular; 
nadelfbrmig. 
Acicular sulphuret of antimo



ACID 

fly, eng. Naaldvormig zwavelspiesglans; 
spiesglanzdruse; antimoine suliuré aciculaire. 
Acid, n. eng. Zuur; sdure; acitle. 
(Voor de verschillende soorten van acids, 

v. acide.) 
Acide, rn. fr., v. acid. — A. abiétique, 
dennenbarszuur; abietic acid; tannenharzsdure. 
— A. acetique, v. aeet 
ic acid. — A. aconitique, aconietzuur; 
aconitic acid; akonitsdure. — A. aldéhydique, 
lampenzuur; aldehydic acid, 
lampic acid; aldehydsaure. — A. anchusique, 
anchtusa-zuur; anchusic acid; f irberkrautsdure. 
— A. anhydre, watervrij 
zuur; anhydrous acid; wasserfreie sdure. — 

A. antimonieux, antiwonig zuur; antimonious 
acid; antimonige satire. — A. 
antimonique,antimonium -zuur; antimonic 
acid; an ti mon sdu re. — A. arsénieux, 
arsenig zuur; arsenious acid; arsenig sliure, 
biittenrauch. — A. arsenique, arsenikzu.
ur ; arsenic acid; arseniksaure;••A. aurique, 
goudzuur, goudoxyde ; auric acid or 
oxyd; goldsaure, goldoxyd. — A. azoteux, 
salpeterig zuur; nitrous acid; salpetrige sdure. 
—A. azotique, salpeterzuur; nitric acid; 
azotic acid; salpeters< ure, sebeidewasser. 
A. benzóique, benzoë-zuur; benzoic acid; 
benzoesiiure. — A. borique, borax-zuur: 
boracic acid; borsaure. — A. bromique, 
bromiumzuur; bromic acid; brongs1ure. — 
A. carbonique, koolstofzuur, koolzuur; 
carbonic acid; koplens ure. — A. chloreux, 
chlorig zuur; chlorous acid; chlorige 
sure. — A. chlorhydrique, v. acide 
hydrochlorique. — A. chlorique, 
chloorzuur;. chloric acid, hyperoxygenized muriatic 
acid; cblorsdure, tiberoxydirte salzsaure. 
— A. cholesterique, galvetzuur; cholesteric 
acid; gallenfetts ure. — A. chromiquo, 
chromiumzuur; chromic acid; chromsäure. 
— A. citrique, citroenzuur; citric 
acid; citronsaure. — A. columbique, 
columbiumzuur,tantalium -zuur; columbic acid, 
tantalic acid; tantalslture — A . croco 
-niquo, saffraangeel

zuur; croconic acid; croconsure. 
® A. cyanhydrique, blauwstof-
waterstofzuur, pruisisch zuur;hydrocyanic 
acid, prussic acid; cyanwaterstoffsdure, 
blausRure. — A. cyanique, blauwstofzuur, 
cyaanzuur; cyanic acid; cyanshure. — 

A. de Scheele, v. acide tungstiquo. 
— A. etherique, v. acide aldehydique. 
— A. ferrocyanique, 
ijzerblau wstofzu ur ; ferro-cyanic acid; eisen blaus 
ure. — A. fluorhydrique ou 
fluorique, v. acide hydrohuorique. 
— A. formique, mierenzuur ; formic 
acid; ameisenstiure. o A. fongique, 
zwamzuur; fungic acid; scbwammsaure; funguss 
ure. — A. fulminique, knalzuur; 
fulminic acid; knaps lure. — A. gallique, 
galnotenzuur; gallic acid; galluss ure, gallpfelsaure. 
— A. gallotannique, galnotenlooistofzuur 
; gallotannic acid; gall pfelgerbsdure, 
eisenbltuende gerbsilure. — A. 

ACIDE. 13 

geique, V. acide ulmique. — A. 
glaucique, v. acide verdique. 

A. hippiirique, hippuricumzuur ; hippuric 
acid; hippurs^iure. A. humique, 
V. acide ulmique. — A. hydrate, 
hydraatzuur; hydrated acid; hydratsture. — 
A. hydriotique, iodiumwaterstofzuur; 
hydriodic acid; hydriodsure, iodwasserstofisure. 
— A. hydrobromique, hydrobromiumzuur; 
hydrobromic acid; hydrobromsure. 
— A. hydrochlorique, chloorwaterstofzuur, 
zoutzuur ; hydrochloric acid; 
chlorwasserstoffsgure. — A. hydro-chloronitrique, 
salpeterzoutzuur, koningswater; 
nitro-muriatic acid, aqua regia; salpetersalzsdure, 
königswasser. — A. hydrocyanique, 
v. acide cyanhydrique. 
— A. hydrofluorique, vloeispaathzuur; 
fluoric acid, hydrofluoric acid; flusshure, 
fl'uorwasserstoffsgure. — A. hydroselénique, 
selenium-waterstofzuur; hydroselenic 
acid; hvdroselensdure. — A. hydrosulfocyanique, 
zwavelblauwzuur ; sulphocyanic 
acid, hydrosulphocyanic acid; schwefelblausdure, 
rbodan-wasserstoffs ure. — A. 
hydrosulfurique, v. acide sulfhydrique. 
— A. hydrotellurique, tellurium-
waterstofzuur ; hydrotelluric acid; tel 
-lurwasserstoffgas, hydrotellursure. — A. 
hydrothionique, v. acide sulfhydrique. 
— A. hypermanganique, 
overmangaanzuur; hypermanganesic or permanganic 
acid; tibermangansaure. • A. 
hypoazotique ou hyponitrique, ondersalpeterzuur; 
hyponitric acid; untersalpetersdure. 
— A. hypoehloreux, ondercblorig 
zuur, eerste chlooroxyde; chlorous 
oxyd; protoxyd of chlorine, euchlorine; unterchlorige 
skiure, chlooroxydul, euchlorin 

A. hyponitrique, v. acide hypoazotique.—
A. hypophosphoreux, 
onderphosphorig zuur; hypophosphorous acid; 
unterphosphorige skiure. _ A. iodhydrique, 
v. acide hydriodique. 
A. iodique, jodiumzuur ; iodic acid; iodstiure. 
— A. lactique, melkzuur; lactic 
acid; milchsdure. — A. lampique, v. 
acide aldéhydique. —A. malique. 
appelzuur; malic or sorbic acid; apfelsdure, 
vogelbeersture, spiers ure. — A. man– 
ganésique ou manganique, mangaanzuur; 
manganic or manganesic acid; mangansi 
ure. — A. margarique, parelzuur; 
margaric acid; . margarinsi ure. — A. marin, 
zoutzuur; muriatic acid; salzsdure. — 
A. marin déphlogistique, geoxy 
zoutzuur; oxygenized muriatic acid;-deerd 
oxydirte salzshure. — A. méconique, 
mecon- of opiumzuur; meconic acid; mobnshure. 
— A. mélangallique, v. acids 
metagallique. — A. mellitique, 
honigsteenzuur; mellitic acid; honigsteins.ure. 

A. métagallique, brandig galnotenzuur; 
metagallic acid; meta-gallussaure. — 
A. molybdique, waterloodzuur; molybdic 
acid; molybdansdure. — A. mucique 
2 


14 ACIDE -- ACIER. 


ou muqueux, slgmzuur, melksuikerzuur; 
mucic acid, saccholactic acid; schleimsdure, 
milchzuckersdure. A. musiatique, 

V. acids marin. — A. nitreux, v. a. 
azoteux. — A. nitrique, v. acide 
azotique. •• A. nitromuriatique, 
V. acide hydro-chloronitrique.•^ 
A. oleique, oliezuur; oleic acid; tilsdure. 
A. osmique, osmiumzuur; osmic acid; 
osmium-bi-oxyd. — A. oxalique, zuringzuur; 
oxalic acid; sauerkleesiiure, oxalsdure. 
— A. oxiodique, overiodiumzuur; oxiodic 
acid; fiber-iodsliure. •. A. pectique, 
plantengeleizuur, pectirumzuur; pectic acid; 
pektinsdure, gallertsdure. — A. perchlorique, 
overchloorzuur; perchloric acid, oxychioric 
acid; uberchlorsdure. ••• A. permanganique, 
v. acide hypermanganique. 
— A. pinique, pijnboom of
-

dennezuur ; pinic acid; fichtenseure. ® A. 
prussique, v. acids cyanhydrique. 

— A. pyro—aconitique, brandig aconietzuur 
; pyro-aconitic acid; brenzliche aconitsdure 
•• A. pyrogallique, brandig 
galnotenzuur; pyrogallic acid; brenzgallussdure, 
pyrogallussd.ure . — A. pyrogene, 
brandig zuur; pyro-acid; brenzliche sdure, 
brenzseure. — A. pyroligneux, brandig 
houtzuur, boutazin; pyrolignous acid, 
wood-vinegar; holzsdure, holzessig. A. 
pyromucique,brandig slijmzuur of melk. 
suikerzuur ; pyro-mucic acid, gyro-saccholactic 
acid, pyro-saclactic acid. A. pyroracémique, 
brandig druivenzuur; pyroracemic 
acid; brenzliche traubensiiure. 
A. pyrosaccholactique, v. acide 
pyromucique. — A. pyrotart(a)rique, 
brandig wijnsteenzuur; pyrotartaric 
acid; brenzliche weinsteinsdure. n•- A. pyroxylique, 
V. acide pyroligneux. 
— A. saccholactique, v. acids mucique. 
— A. schéelique, v. acide 
tungstique. — A. sébacique, vetzuur; 
sebacic acid; fettsdure. — A. selen.hydrique, 
v. acide hydrosél.énique. 
— A. silicique, kiezelzuur; silicic 
acid; kieselsdure. — A. sorbique, 
V. acids malique. A. stannique, 
tinzuur; stannic acid; zinnsdure. A. 
stéarique, talkzuur, stearine-zuur; stearic 
acid; talgsdure, stearinsdure. — A. suberique, 
kurkzuur, suberic acid; korks.ure, 
suberylsi ure. — A. succinique, barnsteenzuur, 
vluchtig barnsteenzout; succinic 
acid, salt of amber; bernsteinsiiure. e A. 
sulfhydrique, zwavelwaterstofzuur; hydrosulphuric 
acid, sulphide of hydrogen, sul 

schwefelwasserstoffgas,-phuretted hydrogen; 
hydrothionsdure. — A. sulfocyanhydrique, 
v. acide hydro-sulfocyanique. 
A. sulfovinique, zwavelwijnsteenzuur; 
sulphovinic acid; dtberschwefelseure, 
schwefelweinsdure. — A. sulfureux, 
zwavelig zuur; sulphorous acid; 
schwefelige sdure. — A. sulphurique, 
zwavelzuur ; sulphoric acid; schwefelsaure. 

A. sylvique, v. acide abiétique. 
~ A. taningique, kasjoezuur; cashooacid; 
katecbusiiure. — A. tannique, looi 
tannic acid, tannin; gerbsdure. A.-zuur; 
tantalique, v. acide columbique. 
•• A. tart(a)rique, wijnsteenzuur; tartaric 
acid; weinsteinsäure, weinsäure. ®• A. 
tellureux, tellurig zuur; tellurous acid; 
tellurige sdure. ~ A. tellurhydrique, 

V. acide hydrotellurique. ®• A. 
tellurique, telluriunnz uur ; telluric acid; 
tellursdure. — A. tétanique, titaniumzuur; 
titanic acid; titans ure. ~A. tungstique, 
tungsteen- of wolframiumzuur, zuur 
van Scheele; tungstic acid, tungsten ochre, 
wolframine; wolframsdiulre, scheelsture, wolfram-
ocker. ®A. ulmique, olmzuur, uiminezuur; 
ulmic acid, humic acid, geic acid; 
ulminsd.ure. A. urique, piszuur ; uric 
acid, lit/dc acid; barn sáure. ••• A. vanadique, 
vanadiumzuur; vanadic acid; vanadsaure. 
~ A. verdique, groenzuur; versic 
acid; grunsäure. A. wolframique, 
V.. acids tungstique. •• A. xanthique, 
geelzuur, xanthiscb zuur; xanthie 
acid; xanthogensiiure. 
Aeidifere, fr., Acidiferous, eng. 
adj. Zuurhoudend; sdurehaltend, sauerhaltig. 
Acidifiable, fr. & eng. Verzuurbaar; 
sdure fdhig. 

Acidilant, fr., Acidifying, eng. 
adj. Zuurmakend, in zuur veranderend; in 

sdure verwandelnd, sdurend. 

Acidification, fr. f. y eng. Verzuring; 
sc uerung. 

Acidifier, V. a. fr. In 't zuurbad be


handelen (de stoffen); to sour; im s<iuerbade 

bebandeln. 

Acidimeter, eng. Aeidimetre, m. 

fr. Zuurmeter; sdure7nesser. 

Acidité, f. fr., Acidity or Acid


ness, eng. Zuurheid; sdure. 

Acidulae, eng., Acidules, m. fr. pl. 

zuurwater; sauerwasser, sauerbrunnen. 

Acidulate (to), eng., Aciduler, fr. 

V. a. Verzuren, zuur maken; sduern. 
Acidule, fr., Acidulated, Acidulous, 
eng. adj. Zuurachtig, rinseli; 
sduerlich. 

Asier, m. fr. Staal ; steel; stahl. i A. 
à eliquets, staal voor horloge-pallen ; 
click-wire, click-steel; sperrkegelstahl. •o• A. 
à deux marques, à trois marques, 
twee-, driemaal gelouterd staal (in Stiermarken); 
twice, thrice marked steel; tannenbaumstahl. 
••e A. a la rose, rozestaal ; rosesteel; 
rosenstahl. — A. , marque d'anere, 
ankerstaal ; anchor-steel; ankerstahl. 
~ A. pignons, staal voor . de drifraderen 
der horloges, drijfstaal; pinion-wire; 
triebstalil. A. a ressort, staal voor 
veeren, veerstaal ; spring-steel; federstahl. •• 

A. argenté, v. acier d' argent. — 
A. boursoufé, blaar-, brand-, cementstaal; 
blistered steel, blister-steel; blasenstahl, 
breunstahl, cementstahI. — A. brut, v. 

 

ACIERER ---. 

acier naturel. ~ A. corroyé ou 
raffiné, geraffineerd of gezuiverd staal; 
refined steel, shear-steel; gerbstahl, raffinirter 
stahl. ~ A. damasse, damascener-staal ; 
damask-steel, damaskin; damascenerstahl, damascirter 
stabl, damaststahl. — A. d'Allemagne, 
v. acier naturel. ~ A. 
d'argent, zilverstaal (gietstaal met 
zilver); sitversteel; silberstabl. — A. de 
Carinthie ou à la double marque, 
Carinthisch staal; Carinthian steel; Kdrnthener-
stahl. ~ A. de cémentation, 

V. acier boursoufé. — A. de Damas, 
v. acier damassé. — A. de 
fopte, de forge, v. acier naturel, 
— A. des Indes, A. indien, Indisch 
staal, wootz ; Indian steel, wootz; Indischer 
stahl, wootz. ~ A. fondu, gietstaal ; caststeel; 
gussstahl. — A. naturel, natuurlijk 
staal, smeltstaal, ruwstaal, Duitsch staal; 
natural steel, rough steel, furnace-steel, German 
steel; schmelzstabl, rohstahl, mock.4_ poule, v. acier boursoufhé. — 

A. rond tiré, getrokken rondstaal ; round 
steel-wire; rundstahl. ~ A. trempé, gehard, 
getemperd staal; tempered steel; gehdrteter 
stahl. ~ A. wootz, v. acier 
indien. 
Aei.érer, v. a. fr. In staal veranderen, 
tot staal maken ; to convert into steel; in 
stahl verwandeln, stahlen. 


Aciérie, f. fr. Staalfabriek ; steel-work, 
steel-manufactory; stahihiitte. 
Aciforme, adj. fr. Naaldvormig; needleshaped; 
nadelformig. 
Acinaciforme, adj. fr. Sabel-, zwaardvormig; 
broad-sword-shaped; sabelformig. 

Acocats, m. pl. fr. Richthouten (van 
den zijdeweefstoel) ; (two) pieces of wood for 
shifting the lathe of a silk loom; rechtholzscheit. 


Acolyte, Sconce, Socket, eng. 
Hoedje, dopje (der kandelaars); lichtknecht, 
dille, einsetzdille; bobéche, douille. 

Acorn, eng. Knop of kloot, topkloot 
(van den vlaggestok, enz.); knopt; pomme. 
Acoustics, pl. eng., Acoustique, 

f. fr. Gehoorleer, klankleer; akustik. 
Acoustic vault, eng. Klankgewelf; 
sprachgewvlbe; voute acoustique. 
Acre, eng. Morgen (lands); jauchert; arpent. 
Acreté, Acrimonie, f. fr. Acrimony, 
eng. Scherpte, wrangheid; schdrfe, 
herbheit. 

Acroleine, t. fr., Acroleine, eng. 
Vluchtige, kwalijkriekende olie ; fl,iichtiger, 
brenzliches d1. 

Acrotères, m. fr. Acroteria, Acroters, 
eng. pl. Postementen aan gevels, om 
beelden te dragen ; stirnbrett, giebelzinne; 
bilderstïehle. 

Action, f. fr. & eng. Werking, kracht; 
wirkung, Kraft. — A. catalytique, v. 
catalepsis. 

Actinolite, Actonite, m. fr. eng. 

ADJUST. 

Straalsteen, moedersteen ; aktinolith, aktinot, 

strahlit. 

Aetivite, f. fr. (dune machine, etc:) 
Gang ; work; gang, betrieb. — En pleine 
a., in vollen gang; properly at work; im 
vollen gange oden betriebe. 

Acutangle, Acutangulé, fr., Acute 
angled, eng. adj. scherphoekig, 
scherpkantig , scharfeckig, scharfkantig. 

Adamantine spar, eng. Diamantspaath; 
demantspath; spatb adamantin. 
Adam as, Adamant, eng. Diamant; 
dement; diamant. 
Adamic earth, eng. Adamiscbe aarde; 
rdthelerde; rouge de Mars. 
Adamsholz,n. hd. Adamshout ; Adam's 

wood; bois d'Adam. 

Adapter, eng., v. adopter. 

Addice, eng. Kuipersdissel, baars; 

breede bijl ; deissel, deichsel; breitbeil, zim


merbeil; doloire, erminette; épaule de mouton. 

Additament, eng., v. ajoutage ,2). 

Addition en hache, f. fr., V. an


merkung. 

Additional building, eng., v. bá


timent 5) . 

Adent, m. fr. Stuik, burghaak, tand 

inkeep of kerf; dental cut, indent--vormige 

ing; verzahnung, verzapfung. — A. en 

queue d'aronde, zwaluwstaart; dove 

schwalbenschwanz. —A. carré, vier--tail; 

kante inlating; square indenting; viereckige 

verzahnung. 

Adenter, v. a. fr. Met burghaken verbinden, 
tandvormige voegen maken ; to in


dent, to joggle, to scarf with indents; ver


zahnen. 

Ader, f. hd. Ader (in 't hout), streep; 
vein, streak; veine. — Ader (in eene mijn); 
vein; veine. 

Aderholz, n. hd. Langshout, draadshout 
; grainwood, plankway of the grain; 
bois de til. 

Adorn, v. a. hd. Aderen, marmeren 

(b. v. houtwerk); to vein; marbrer. 
Adharenz, hd., Adherence, fr. f., 
Adherence, eng. Aanklevingskracht. 
Adhb,sion, hd., Adhésion, fr. f., 
Adhesion, eng., v. adhrenz. 

Adiaphore, m. fr., Adiaphorous, 
eng. Wijnsteengeest zonder reuk ; weiniteingeist, 
mitteldingsgeist. 

Adinole, f. fr. Dicht veidspaath; petrosilex; 
dichter Feldspath. 

Adipéde, f. fr., Adipode or Adipous 
substance, eng. Vetstof, vetachtig 
lichaam. 

Adipocire, m. fr. eng. Ltjkenv et ; fettwachs, 
leichenwachs. 
Adit, eng. ingang (tot een mijn werk) ; 
eingang; entrée, galerie. 

Adjust (to),v. a. eng., v. abgleie hen 
1). — V. abrichten. To a. holes, 
gaten doen overeenkomen (door middel van 
den richtcirkel, bij uurwerkmakers); richten; 
rapporter des trous. ~ To a. t he tim



16 ADJUSTING 

ber, het timmerhout aanbrengen waar 't 
wezen moet ; die stucke timmerholz an ort 
and stelle bringen; mettre des pièces en 
leur raison. 

Adjusting, Adjustment, eng. Gelijkmaking, 
vereffening, justeering; ausgleichung, 
das justiren; ajustage. ~ v. 
coupe 2). 

Adjusting-balance, eng., v. jus 

-tirwage. 

Adjusting-iron, eng. Ovaal justeer-
Ijzer (der munters); schrbtlingseisen; bilboquet. 


Adjusting—screw, eng. Stelschroef ; 
stellschraube; vis a rappel. 

Adjusting-tool, eng., v. abgleiehstange. 


Adjustirwerk, n. hd. Trekbank (van 
de munt); drawing-bench, dies; bane a tirer, 
dragon. 

Adjutage, eng., v. ajutage. 

Adlerholz, n. hd. Adelaarhout; aloë hout, 
paradijshout; agallocum, ahaloth; satinwood; 
agalloche, aloès. 

Adlerstein, ni. hd. Adelaarsteen, klap 
ijzernier; aetite, eagle-stone; aètite,-persteen, 
pierce d'aigle. 

Adlervitriol, m. hd. Salzburger-vitriool 
; eagle-vitriol; vitriol avec la marque 
d'aigle. 

Adlerzange, f. hd. Groote tang (ter 
wegneming van den ertskoek bij 't uitzijgen 
van het koper); big tongs, great pincers; 
grosse tenaille. 

Adopter, eng. Glazen aanzetpijp (van 
den distilleertoestel); vorstoss; alonge.

Adorning, eng., v. applicage.

Adoucir, v. a. fr. Slijpen en polijsten 
(metaal, glas); to smooth and polish, to grind; 
schleifen, glatten. — Witboren, polijsten (den 
loop van vuurwapens); to fine-bore; schlichten, 
schmirgeln. .n• Uitgloeien, temperen; 
to anneal, to temper; anlassen, adouciren, 
tempera. — Smedig maken (het staal), week 
maken ; to soften; welch machen , geschmeidig 
machen. — Zachter maken, doen ineen 

kleuren); to smooth;verschmelzen.-smelten (de 
Adoucissage, m. fr. Slijping en po 
metalen); smoothing and polishing,-lijsting (der 
grinding; das schleifen and glatten. 
Adoucissement, m. fr. Weekmaking 
(van het staal); softening; das weicbmachen. 

— Ineensrnelting (der kleuren); gradation, 
softening; verschmelzung. 
Adragant, m. fr., Adraganth, eng. 
Dragantgom; tragant. 
Adraganthine, eng., Adragantine, 
f. fr. Dragantstof; tragantstoff. 
Adrianopel-red, eng., Adrianopelroth, 
hd. n. Adrianopel-rood ; rouge turc, 
rouge d'Adrianople.

Adulaire, fr., Adular, hd. m. Adularia, 
eng. Wateropaal, maansteen, zon 

-nesteen. 
Adulterate (to), v. a. Vervalschen; 
verfalschen, zusetzen; dénaturer, sophistiquer. 


AESCHERTL CÏi. 

Adustion, eng. Ontbrandbaarheid; 
entzundlichkeit; affinité pour 1'oxygène. 

Adze, eng., v. addice. — Flat a., 
platte, vlakke dissel ; flach-deichsel; erminette 
droite. o Notching a., rechte 
hamerdissel; gerader texel mit hammer; erminette 
droite à marteau. — Rounding 
a., kromme hamerdissel ; krummer texel mit 
hammer; erminette courbée it marteau. 

Adze (to), V. a_ eng. Bedisselen ; abhobeln, 
zurichten; dolen. 

Aehrengraupen, f. pl. hd. Aarvormig 
grauw kopererts, gekorreld erts; granular 
ore; argent en épis, cuivre gris spiciforme, 
marne argentifère. 

Aehrenstein, m. hd., v. actinolithe. 
— Linsvorniig zwaarspaath ; heavy 
lenticular spatb, crested sulphatic baryta; spath 
pesant lenticulaire, baryte sulphatée cretée. 

Aelopile,eng. Dampkogel, reactie-stoomwerktuig 
; damp flugel; éolipyle. 
Aérage, m. fr. Het luchten, luchtververschen 
; ventilation; das ausluften. 

Aerate (to), V. aérer. 

Aérer, v. a. fr. Luchten, uitluchten; 
to air, to aerate; ausluften. 
Aeriform, eng., Aériforme, fr. adj. 
Luchtvormig ; luftförmig.
Aerify (to), v. a. eng. Met lucht vul 
lucht verbinden ; mit tuft ficllen,-len, met 
verbinden; remplir d'air, combiner avec lair. 

Aerodynamics, pl. eng., Aérodynamique, 
f. fr. Luchtdrukkingsleer; luftdynaini-
k. 

Aérologie, f. fr., Aerology, eng. 

Luchtleer, luchtkunde; lehre von der luft. 

Aerometer, eng., Aeromètre, m. 
fr. Luchtmeter, lucht-of gasweger; luftmesser, 
gasmesser. 

Aérométrie, f. fr., Aerometry, 
eng. Luchtmeetkunst ; lu ftmnessung. 

Aerosite, eng., v. argent antiwo nié 
sulfuré. 

Aerostat, m. fr. Luchtbol; air-balloon; 
luftballon. 

Aerostatics, pl. eng.,Aerostatik, f. 
hd., Aérostatique, f. fr. Luchtevenwichtsleer. 


Aérostation, f. fr., Aerostation, 
eng. Luchtscheepvaart; lu ftschif fahrt. 

Aerugin(e)ous,eng.,Aérugineux, 
fr. adj. Kopergroenkleurig; grunspanfárbig. 

Aeschel, m. pl. hd. Aschkleurige vlekken 
op gepolijst staal; blown spaces, blown 
blots; cendrures. — m. Smalt-of emailleerblauw; 
powderblue, smalt; bleu d'émail, 
smalte bleu. 

Aescher, m. hd. Looiers-kalk (ter ontharing 
van de huiden); chalk-lime; plamée. 

(ascherfass, schergrube), Looi erskalkkuip 
of -kuil ; tanner's tub or pit; 
plain, pelin, barquin, cuve ou fosse it tremper. 

Aescherstange, f. hd. Looiers-roerstok 
of kalkkloet; pole, tanner's tool; bouloir. 

Aeschertuch, n. hd. Aschloogdoek; 

bucking-cloth; charrier. 


 

AESCU,JIJIN 

Aesculin, n. hd., Aesculine, eng. 
Esculine, fr. f. Eene uit de wilde kastanje 
afgezonderde stof, aesculine. 

Aether, m. hd. Ether (eerre door zuren 
uit wijngeest bereide hoogst vluchtige en 
ontbrandbare vloeistof); ether; ether. 

Aetherschwefelsure, f. hd., v. 
acide sulfovinique. 

Aethrioseope, eng. Zeer gevoelige 
warmte-of koudemeter ; kdltemesser; éthrioscope, 
éthérioscope. 

Aétite, f. fr., Aetite, eng., v. adlerstein. 


Aetzbeizen, f. pl. hd. Knaagmiddelen 
(voor den katoendruk); chemical discharges; 
rongeants, 

Aetzdruck, m. hd. Etsdruk ; chemical 
discharge-work; procédé d'enlevage. 
Aetzen, V. a. hd. Etsen; to etch; graver 
à l'eau-forte. 
Aetzen, n. hd. Etsing; etching, corrosion; 
gravure a l'eau-forte. 

Aetzgrund, m. hd. Etsgrond; etching


varniss; couche de vernis (pour graver a 

l'eau-forte) . 

Aetzkali, n. hd. Bijtende potasch; caus


tic potash, dry potassa; potasse à la chaux, 

potasse caustique, potasse rouge d'Amérique, 

pierre á cautère. 

Aetzkraft, f. hd. Bijtend, invretend 

vermogen ; causticity; causticité. 

Aetzkunst, f. hd. Etskunst; etching; 

art de graver a l'eau-forte. 

Aetzlauge, f. hd. Bijtende loog; etch


ing-lie; lessive caustique. 

Aetznadel, f. hd. Etsnaald; etching


needle; aiguille de graveur. 

Aetznatronlauge, f. hd. Bijtende so


daloog ; etching-lie of soda; lessive caustique 

de Boude. 

Aetzwasser, n. hd. Sterkwater; nitrid 

acid, aqua fortis; eau-forte. 

Affaissement, m. fr. Door-, neerzak


king; sinking; das einsinken. 

Affaler, V. a. fr., v. absehaken. 

s'Alfaler, op de kust vervallen, op 
lager wal bezet raken; to be embayed upon 
a lee-shore; auf legerwals besetzt sein. 

Affenbezoar, Afenstein, in. hd. 

Apenbezoar; monkey-bezoar; bézoar de singe. 

Affermir, v. a. (r., v. befestigen 1). 

Afféron, m. fr. Malie, veterbeslag; bod


kin; nestelstift. 
After, v. a. fr. Scherpen, aanzetten; 
to sharpen, to edge; abziehen. 

Affiloir, m. fr. Slijp-, wet-, oliesteen; 

whetstone; wetz-, scbleifstein. (fusil) 

\Tetstaal; steel (for sharpening); wetzstahl. 

® Nijptang (der perkamentmaliers); wire


pincers; kneipzange. 

A$ i.nage, ni. fr. ^,^ eng. Loutering, af


drijving, verfijning, affineering (der metalen); 

reinigung, ablduterung, abtreibung, a f nirung; 
das frischen. 
Affiner, v. a. fr. Louteren ; to refine; 
ablhutern, v. affinage. Fijn scheren; 

AFT. 17 

to fine, to nap and shear; feinscheeren, (dem 
toch) die dritte and letzte Schur geben. ~ 
Aanpunten (de naalden); to point; fein spitzen. 
— Persen of walsen (het bordpapier); 
to press; to strengthen; festpressen, festschlagen. 


Affinerie, f. fr. Plaats waar metalen 
gelouterd worden, drijfhaard, frischhaard; 
finery; abtreibhutte, treibherd, frischherd. 
•• Draadtrekker41; finery; drahtzieherei. •• 
IJzerblik aan rollen ; rolled sheets of iron; 
eisenblech in rollen. 

Affineur, Cylindre affineur, in . 

fr., v. beater 6). 
Affiniren, v. a. hd., v. affiner. 
Afnit t, f. hd., Affinité, f. fr., Af


finity, eng. Verwantschap. — A. eleetive, 
fr. keurverwantschap; elective afnity; 
wahlverwandtschaft. ® A. pour 
l'oxygène, v. adustion. 

Affinoir, m. fr. Fijnhekel; finishing 
heckle, hatchet, hitchel; ausmachhechel, feinhechel. 


Afeurage, m. fr. Menging der papier 
mixing of the paper-paste; das einruh--pap ; 
ren des zeugs. 
Af$eurée, f. fr. Fijne papierstof, heelgoed; 
fine paper-stuff; Feiner zeug. 

Afneurer, v. a. fr. Effen, waterpas 
maken, in hetzelfde vlak brengen ; to make 
flush with; abgleichen, in eire ebene bringen. 
— De papierpap mengen ; to mix the 
paper-paste, das zeug einrühren. 

Affluenees eleetriques, f. pi. fr. 
Electrische toestrooming ; electric influences; 
elektrisches zustrimen. 

Affolement, m. Waling der kompas 
yawing of the compass-needle; fiiischung,-naald; 
schwankung, verwirrung der magnetnadel. 
Affouillement, m. fr., v. déchaussement. 
A$'ourche, f. fr. Tuianker; smallbower-
anchor; teianker. 

Affoureher, v. a fr. Vertuien ; to 
moor across; vor zwei anker legen. — In 
elkander ploegen ; to double-joint; gabelfirmig 
abfetzen. 

Affranehir, Franchir, v. a. fr. 
Lens pompen ; to free; l.enspumpen.

Aireter, v. a. fr. Huren, bevrachten 
(een schip); to hire, to freight; heiera, bbfrachten. 
C' 

Affusion, f. fr. & eng. Opgieting, opgietsel 
; aufguss, zuguss. 

Aff it, nl fr. Affuit; rolpaard (scheepsaffuit); 
carriage (of a canon); gun-carriage; 
laffette ; rapert, rollpferd. — Affi it de 
scie, zaagstoel, saw-frame; siigengestell. 

Afutage, in. fr. Het slijpen, scherpen 
van gereedschap (met schuinen snijkant); 
sharpening; das scbdrfen. — Stel gereed 

een' timmerman); set of tools or-schap van 
implements; satz handwerkszeug. 
Afiater, v, a. fr. Slijpen, scherpen (gereedschap); 
to sharpen; schhrfen. 
Aft, Afterbody, eng., v. abaft. 


18 AFTERALABASTER 

Afteralabaster, m. hd. Onecht albast; 
alabastrites; alabastrite, alabastre. 
Afterbody, eng., v. abaft. v. 
after-frames. 

After—frames, pl. eng. Achterspanten; 
achter-, hinterspannen, -spanten; couples de 
I'arriere. 

After—hatchway, eng. Achterluik ; 
hinterluke; écoutille de poupe. 

Afterholz, n. hd., v. abholz. 

Afterkegel, m. hd. Afgeknotte kegel; 
conolid; conoïde. 

Afterkette, Hem mkette, f. hd. 
Remketting; trigger, tricker; enrayure, reculement. 


Afterkohien, f. pl. hd. Magere steen 
poor, mean coal; charbon maigre, houille-kool ; 
menue. 
Afterk®rnling, m. hd. Bijlsteen, saf-
Qerspaath; axinite, sienite; axinite, sidnite, 
disthène. 
Afterlauge, f. hd. Ontvettingsloog (der 
looiers); lie for ungreasing; lessive pour dégraisser. 
Afterleder, n. hd. Zeemleder ; tawed 
rain; peau appretée de régie. 

After-leech, eng. Staand lik, achter 

achter-hinterleik; ralingue de chute.-lijk ; 

Afternoon—watch, n. eng. Namid 

(aan boord) ; nachmittagswache;-dagwacht 
quart de midi á quatre. 

Afterpiece of the rudder, eng. 
Hak, klik van 't roer ; hacke, kliek am ruder; 
safran du gouvernail.

After—sails, eng. Achterzeilen ; hinter-, 
achtersegel; voiles de l'arrière. 
Aftersch®rl, m. hd., v. afterkornling. 
Aftersilber, n. hd. Valsch zilver; 
false silver; argent faux. 

AfterstUck, n. hd. Achterlepel of 
staart, achterste zadelboog; hind saddle-bow; 
arcon de derrière. 

Agalloche, f. fr., v. adlerholz. 
Agate, f. fr. V eng., v. achat. — Polijststeen 
(voor 't goud); verguldsteen ; po 

— A. arborisée-lirstein; vergoldestein. 
ou herbée, boomagaat; arborescent agate; 
baumachat. 

Ageln, f. pl. hd., v. acheln. 

Agentia, n. pl. se (Chemische) hulpmid 

scheiding van de samenstellende-deien (ter 
deelgin eens liehaarns); eng. chemical agents; 
fr. agents chimiques; hd. chemische agentien. 

Agglomérat, m. fr., Agglomération, 
f. fr., Agglgmeratiou, eng. 
Massa van samenhangende, op onderscheiden 
tijden gevormde verschillende stoffen; 

angehaufe, conglomerat. 
Aggregat, n. hd., Aggregate, Aggregation, 
eng., v. agrégat. 

Agiau, Agio, m. fr. Verguldkussen ; 
cushion for gilding; vergoldepolster, pult des 
ledervergolders. 

Agrafe, f. fr. Haak, spang, kram; catch, 
clasp; agraffe, spangenhaken. ~ (repli) 

AIGUILI 1 E. 

Omgeslagen rand van ijzer, blik, enz.; fold; 

falz. 

Agreer, v. a. fr. Optuigen, takelen (een 
schip); to rig; auf-, antakeln. 
Agreeur, m. fr. Optuiger, takelaar; 
rigger; takler. 

Agregat, m., Agrégation, f. fr. 
Massa van samenklevende, niet natuurlijk 
verbonden stoffen ; aggregate; aggregat, anhhufung. 


Agrès, in. fr., v. betakelung. •• 
Agrès de secours, pl. hulpstukken 
(aan spoorwegen); spare-pieces; vorrathige 
stucke. 

Agreyeur, m. fr. IJzerdraadtrekker; 
wire-drawer; eisendrahtzieher. 

Agricultural instruments, pl. 
eng. Landbouwgereedschappen ; ackergerdthschhften; 
outils de labourage. 

Agricultural machine, eng. Ma


chine voor den landbouw ; landwirthschaftliche 
maschine; machine d'agriculture. 
Agriculture, f. fr. & eng. Landbouw, 

akkerbouw ; landwirthschaft, land-, ackerbau. 
Agallocum, eng., v. adlerholz. 
Ahaloth, eng., v. adlerholz. 
Ahle, f. hd., V. aale. 
Ahm, Ahming, f. hd. Diepgangs


merk; draught; marqne de tirant d'eau. 
Ahornholz, n, hd. Ahorn hout ; eschdoornhout; 
maple-wood; Bois d'érable. 
Ahornzucker, m. hd. Ahornzuiker; 
sugar 0/ maple; sucre d'erable. 
Aiguade, f. fr. Waterplaats (voor schepen), 
watering-place; wasserplatz. 
Aigremore, in. fr. Houtskoolpoeder 
(tot vuurwerk); pulverised charcoal; kohlen


staub. 

Aigue—marine, f. fr. Beryl, zeegroene 
edelsteen ; aqua-marina; aquamarin. 
Aiguille, f. fr. Naald; needle; nadel; 

V. betweens, blunts, sharps. ~ A. 
a, merliner, marlpriem ; marline-spike; 
marlpfriem. ~ A. a ralingue, lijknaald; 
bolt-rope-needle; leiknadel. — A. a oeillet, 
gatnaald; large sail-needle; gatnadel. 

— A. de voilier, de tré ou de trévier, 
zeilnaald; sail-needle; segelnadel.

 Steenboor, boorijzer; (long) jumper; steinbohrer, 
stossbohrer. — Ruimnaald (des zandvormers); 
venting-wire, wire-riddle; rdumnadel, 
luftspiess. — Tong (der balans); 
tongue, index, cock; zurige. — Tong (van een 
spoorwissel); switch, slide-rail; ausweiehschiene. 
® Wijzer (van een uurwerk); hand; 
zeiger, weiser. ~ A. aimantée, A. de 
Bompas, magneetnaald, kompasnaald; magnetic-
needle, compass-needle; nagnetnadel, 
compassnadel. A. d'inelinaison, nei


gings- of declinatie-naald ; dipping-needle; inclinatorium, 
rseigungsnadel. ®• A. al'olee, 
walende naald ; yawing needle; schwankende, 
wallende sladel. _ A. d'essai, toets


naald ; touch-needle; probirnadel , streichnadel. 
Aiguillee, f. fr. Gang (3 voets draad, 


AIGUILLETAGE 

door eenen gang van de kar der mule-jenny 
voortgebracht); draw, stretch; auszug. 
Aiguilletage, m. fr. Sjorring, naaiing; 
seizing; das seisen. 

Aiguilleter, v. a. fr. Sjorren, naaien, 
inbinden ; to seize, to Trap; seisen, verseisen. 


Aiguillette, f. fr. End, lijn, tros ; lashing; 
n htau. — A. de porque, oplanger 
der kattesporen ; futtock-rider; auflanger 
der katsporen. 

Aiguilleur, m. fr. (Spoor-)wissel wachter; 
switchman, pointsrnan; weichschienenwii.
chter. 

Aiguillots, m. pl. (r. Roerhaken en 
vingerlingen ; pintles and googings; ruderhaken 
and fingerlinge. 
Aiguiser, v. a. fr. Slijpen, wetten; to 
grind, to sharpen; schleifen, wetzen. 

Aile, f. fr. Vleugel ; wing, branch; flügel, 
seite. — A. laterale, zijvleugel ; return; 
seitenflugel. Kam, tand (van een kam 

; arm; triebstecken. e.. A. de mou--rad) 

che, klinknagel, latspijker; lat-nail; latten 


nagel. •.R A. d'un moulin a vent, 

molenwiek; wing; windflugel. —A. d'une 

roue, v. aube 1). —A. d'ancre, v. 

patte 4). ^ A. (d'un pignon), tand ; 

fly; zaten. -A. comprimeur, kruis 

(van eene garenrol); presser, flyer; pressflu


gel. ~ A. de dérive, zwaard (aan vaar 

lie-board; schwert.-tuigen); 

Aileron, m. fr., v. aube i). 

Ailette, f. fr. Vleugel (van een spinne


wiel); fly, heck; Hugel, gabel. 
Aim, eng., v. absehen. 
Aimant, A. naturel, m. fr. Zeil 

natuurlijke magneet; load-stone, native-steen, 

magnet; magnet-eisenstein. — A. arti$


ciel, kunstmagneet; artificiel magnet; 

kunstlïcher magnet. — A. de Ceylan, 

aschaantrekker, trip; turmalin; aschenzieher, 

achsentrecker. 

Aimanter, v. a. fr. Met zeilsteen be


strijken, magnetisch maken ; to touch with 

a loadstone; mit einero magnet streichen. 

Air, gin. fr. y eng. Lucht ; luft. — A. 
atmospherique, fr. dampkringslucht; 
atmospherical air; dampfkringsluft. •• A. 
inflammable, ontvlambare Iucht, zuurstef; 
oxygen, explosive air; feuerluft, oxygen. 

Airain, m. fr. Erts, geel koper, kanon


metaal, klokspijs; brass, gun-metal; erz, stuck


metall. 

Air-balloon, eng., v. aerostat. 

Air-box, Air-chest, eng. Lucht


kast (der stoommachines); luftbehdlter; ré


servoir d'aïr, holte à air. 

Air—cane, eng. Windroer (als rotting); 
windbuchse (in form eines spatzierstockes); 

fusil a vent. 

Air—chamber, eng. Windkast, lucht


kamer (eener machine); windkasten, wind


raum; vantail. 

Air—cock, ener. Luchtkraan ; lufthaizn; 

robir.et pour donner entrée za lair. 

AIRING. 

Air—drain, eng. Luchtgat (voor koude 
lucht); luftloch; évent. 

Air—dried, adj. eng. In de lucht gedroogd, 
luchtdroog ; an der luft getrocknet, 
lufttrocken; séche a lair. 

Aire, f. fr. Vlakte-inhoud; area, super/icial 
content; Ildcheninbalt. — Ruimte in den 
dag (tusschen de muren, enz.); area; raum 
im lichten. — A. de l'enclume, baan 
van 't aanbeeld; face of the anvil; ambosbahn. 
•. A. du ereuset, bodem van 
den smeltkroes; bottom or sole of the erucible; 
boden oder sohle des tiegels. — A. 
du fourneau, haard van den smeltoven; 
hearth of the furnace; hiittensohle. — A. 
du marteau, baan of vlak des hamers; 
face of the hammer; hammerbabn, hammerfla.
che. — A. de vent, wind-, kompas 

rhumb-point; wind-, kompassstrich.-streek ; 
Air—flue, eng. Luchtbuis (voor heete 
lucht); luftkanal; tuyau. 

Air-furnace, eng. Trek-, vlamoven; 
zug-, flainmofen; fourneau à vent, It réverbè 
re. 

Air—gun, eng. Windroer ; windbuchse; 

fusil it vent. 

Air—hole, eng. Windpijp, zuig-of trek


pijp, zuig-of trekgat; wind-, seigerpfeife; 

tuft-, zugrdhre, zugloch, saugeloch, anzucht; 

évent, aspirail; bonichon. v. register i). 
Air-lamp, eng. Lamp met luchttrek 
lampe mit luftzug; lampe à courant-king ; 
d'air. 
Air—level, eng. Waterpas met lucht 
wasserpass mit der luftblase; niveau-belbuis; 
à (bolle d')air. 
Air—pipe, eng. Luchtpijp ; lu ftrdhre; 
conduit ou carneau à air. 
Air—pump, eng. Luchtpomp ; luftpumpe; 
pompe pneumatique. 
Air—pump—rod, eng. Stang der lucht 
luftpumpenstange; Melle de la pompe-pomp; 
á air. 
Air—shaft, eng. Luchtschacht (der mij 
lu ftschacht, wetterschacht, wetterbutte;-nen); 
puts ou buse d'airage, porte-vent. 

Air—spring, eng. Luchtveer (der kunst 

luftfeder; ressort atmosphérique.-draaibank); 

Air—stove, eng. t?rarmteleider, lucht 

huisverwarmer (kachel); luft--verwarmer, 

warmofen, hauswarmer; colorifère. 

Air—thermometer, eng. Luchtther


mometer; luftthermoineter; thermomètre ia air. 

Air—tight, adj. eng. Luchtdicht; luft


dicht; impermeable à Fair. 

Air—tightness, eng. Luchtdichtheid; 

luftdichtigkeit; imperrnéabilité à Fair. 

Air—trap, eng. Luchttrekker ; luftzieher, 

luftfang; ventilateur. 

Air-tube, eng. Luchtbuis; luftrohre; 

porte-vent. 

Air—valve, eng. Snuifklep (van eenen 

stoomketel); luftventil; renifiard. 

Air—vessel,eng. Luchtvergaarbak ; lu ft


behalter; réservoir d'air. 

Airing, eng. :liet stoken van den glas



20 AIS — 

oven staken ; aussetzen mit dein schuren; 
faire la cérémonie. ~ Luchting; das ifs/ten; 
exposition is lair. 

Ais, m. fr. Plank, deel ; deal, board, 
plank; brett, diele. •o A. à desserrer, 
schuifgalei (der letterzetters); imposing-board; 
ausschiessbrett. ~ A. à tremper, nat-, 
vochtbord (der drukkers); wetting-board; 
wasch-, feuchtbrett.v. Beschneidebrett. 

Aissante, f., Aisseau, Aissi, Aissis, 
Aissy, Bardeau, m. fr. Dak 
dekspaan ; single; schindel, 'dach--plankje, 
schindel. 
Ajoutage,

outage, m. fr., v. ajutage. 
Toevoegsel bij 't smelten ; additament; z usatz. 
Ajustage, m. fr., v. adjusting. ••° 

A. (des flans), justeering (der muntplaatjes); 
sizing; das justiren. 
Ajuster, V. a. fr., v. abgleicheu. 
r.• A. (les flans), justeeren ; to size; adjustiren. 


Ajusteur, nn. fr. Justeerder (der muntplaatjes); 
adjuster; justirer. 
Ajustoir, m. fr. Vereffeningsschaal, adjusteerbalans; 
adjusting-balance; justirwage. 

Ajutage, Ajutoir, m. fr. Aanzetpijp, 
bek (van eenen watersprong); ajutage, adjutage; 
aufzatz, aufsatzröhre. 

. Akajuholz, n. hd., v. acajou. 

Akustik, f. hd., v. acoustics. 

Alabaster, m. hd. leng. Albast; albátre.' 

Alabaster—glass, eng. Berlijnsch glas, 
mat glas ; milchglas; beinglas; verre mat, 
verre de Berlin, verre mêlé dos calcines. 
Alabastre, Alabastrite, m. fr., 
Alabastritis, eng. v. afteralabaster. 

Alaise, f. fr., v. alèze. 

Alambie, m. fr. Overhalingstoestel, 

kolf en helm ; still, alambic; destillirblase; 
helm and kolben. 

Alarguer, V. n., ou s'Alarguer, 
fr. Het ruime sop kiezen; afgieren, afhouden 
; to claw off (front a lee-shore); to sheer 
0/T; die rdumte gewinnen ; abgieren. 

Alarm, Alarum, eng. Wekker (eener 
klok); wecker; reveil. 

Alarum-watch or -clock, eng. 
Horloge of klok met wekker; weckeruhr; 
pendule a réveil. 

Alaun, m. hd. Aluin ; alum; alun. --
Gebrannter a., gebrande aluin ; burnt 
alum; alun calcine ou brulé. 

Alaunbeize, f. hd. Bijtmiddel van aluin; 
aluminous mordant; mordant d'alun. 
Alaunbereiter, m. hd. Aluinmaker, 

-koker; alum-maker, alum-boiler; alunier. 

•Alaunbergwerk, n. hd., v. alaungrube.
Alaunblumen, f. pl. lad. Aluinbloemen, 
-meel ; flowers of alum, stam.; fleurs 
ou farine d'alun. 

Alaunbruch, m., v. alaungrube.
Alaunbruhe, f. hd. Aluinbad; alumínous 
water; bait d'alun. 


Alaunen, v. a. hd. Aluinen; to prepare 
with or tó steep in alum-water; aluner. 


ALBIT. 

Alaunen, n. lid. net aluinen ; aluining; 

alunage.
Alaunerde, f. hd. Aluinaarde ; alumearth, 
alumina; terre alumineuse, alumine. 

Alaunerz, n. hd. Aluinsteen ; alumstone, 
alum-ore; mindral d'alun. 

Alaunessigsiiure, f. hd. Azijnzure 
aluinaarde; acetate of .alumin; acetate d'a


lumine. 

Alaunfederweiss, n. hd. Pluimaluin; 
plumose or feathered alum; alun de plume,
sulphate de zinc. 

Alaungar, adj. hd. Aluingaar ; dressed 

with alum; passé on alun. 

Alaungeist, in. hd. Aluingeest ; alum


spirit; esprit d'alun. 

Alaungerber, m. hd. Aluinlooier; witlooier; 
tanner who dresses the skins with 
alum and tallow; corroyeur qui passe les 
cuirs en alen. 

Alaungrube, f. hd. Aluingroeve; alumpit; 
mine ou carrière d'alun. 
Alaunholz, n. hd. Aluinhout, -kool; 
aluminous pit-coal; houille alumineuse. 

Alaunhutte, f. hd. Aluinfabriek, -kokerij 
; alum-house, alum-work; alunière. 
Alaunkessel, m. hd. Aluinketel; alumboiler; 
chaudron d'alun. 

Alaunkies, m. hd. Aluinkies; common 

aluminous pyrites; pyrites sulfurées communes. 
Alaunkupe, f. hd. Aluinkuip, -bad; 
balneum of alum; bain d'alun. 
Alaunlauge, f. hd. Aluinloog; aluminous 
lie; lessive d'alun. 

Alaunlauter, n. hd. Gezuiverd aluin meel; 
refined alum-flour; farine d'alun affinde. 
Alaunleder, n. hd. Aluinleer, wit leer; 
alum-leather, white leather; cuir passé en alun.
Alaunmehl, n. hd., v alaunblu


men. 
Alaunmutterlauge, f. hd. Aluin


moer ; residue of alum; residu de l'alun. 
Alaunsatz, m., v. alaunholz. 
Alaunsehiefer, m. hd. Aluinhoudende 

leisteen ; alum-slate; ardoise alumineuse. 
Alaunsieden, n. hd. Het aluinkoken; 
alum-boiling; preparation d'alun.
Alauusieder, n. hd., v. alaunbereiter. 


Alaunstein, m. hd. Aluinsteen, bergaluin 
; alum-stone, volcanic alu»a; pierre d'alun, 
aluminaire, aluminite, lave alunifère 
de la Tolva, alun volcanique.

Alaunwachs, n. hd. Neerslag van gekristalliseerden 
aluin ; precipitate of crystallized 
alum; précipité d'alun cristallisé.

Alaunwasser,n. hd. Aluin water; alumwater; 
eau alumineuse. 
Alaunzucker, m. hd. Aluinsuiker; 

alum-sugar; alun sucré ou saccharin. 
Albation, i• . fr., v. dealbation. 
Albion-metal, n. eng. Albion-metaal ; 

knit zinn uberzogenes blei; plomb étamé. 
Albit, m. hd., Albite, f. fr. & eng. 
Witte schorl, altpiet. 


ALBUMEN 

Albumen, n. * v. eiweisstoff. 

Albuminate, m. fr. y eng. Chemische 
verbinding met eiwitstof; chemische verbindung 
mit eiweissstoff. 

Albumine, f. fr., v. eiweissstoft'. 
Album, Alburnum, eng. Spint 
(van 't hout); splint; aubier, aubour. 
Alcahest, n. * Algemeen oplossingsmiddel. 


Alealescenee, f. fr., Alealeseen-
Cy, eng. Ontwikkeling van het vluchtig 
alkali (ammoniak) bij de rottende gisting; 

fdulung durch alkalien. 
Alealescent, adj. fr. y eng. Tot rottende 
gisting overgaande ; alkalisirend. 
Alcali, Alkali, * Loogzout. 

A. lixe ou minéral, m. fr. Vast of vuurbestendig 
loogzout; mineral or fossil a.; mineral-
alkali, natrium-oxyd. — A. volatil, 
fr. Vlug of vluchtig loogzout, ammoniak 
; volatile a.; ti ichtiges a 
Alealimeter, eng., Alcalimètre, 
fr. in. Loogzoutmeter, alcalimeter; alkalimesser. 


Alealin, adj . fr. y eng. Alcalisch, loogzoutachtig 
; alkalisch. 

Alcaline, Alcalious, adj. eng., v. 
alealin. ~ A. metals, p1. eng. Alcalische 
metalen; alkali-metalle; leichte-metalle; 
métaux alcalins, bases métalliques des alcalis 
fixes. ~ A. salt, eng.. v. aleali. 
Alcalinite, f. fr., Alcalinity, n. 
eng. Loogzoutigheid; laugensalzige eigenschaft. 
Alcalisation, f. fr. P eng. Loogzoutvorming; 
loogzoutafscheiding ; alkalisirung. 

Alcaliser, fr., to Alcalise, to Al


calizate, eng. v. a. Met loogzout verzadigen, 
alcaliseeren; mit alkali sdltigen, alkalisiren. 


Alcalizing, eng. Vermenging van 
loogzout en zwavelzure aluinaarde, om aluin 
voort te brengen ; laugensalzinischung, alkalische 
schónungsflussigkeit; brevetage. 


Alealoid(e), eng., Alealoïde, m. 
fr. Organisch of plantenloogzout; alkaloid, 
p f anzenbase. 

Alearazas, m. * Koelkruik. 
Alcohol, Alkohol, * Gezuiverde 
(van water beroofde) wijngeest. 

Alcoholize (to), v. a. eng. Den wijngeest 
rectificeeren of overhalen ; door gisting 
alcohol verwekken, aicoholiseeren ; alkoholisiren; 
alco(h)oliser. 

Alcoholometer, eng., Aleo(h)olomètre, 
m. fr. Alcohol- of wijngeestmeter 
; alkoholmesser. 

Alcool, Alcohol, m. fr., v. alcohol. 
~ A. absolu, volkomen watervrje 
a., absolute a.; hi ehst rectifizirter weingeist. 

Alcoolat, m. fr. Geurig gemaakte wijn geest 
; compound of salt and alcohol; wohlriechendes 
alkohol. 

Alcooliser, fr., v. alcoholize. 
Alcove, f. fr. ' eng. Alkoof ; alkoven. 
Aldehyde, m. fr. Ontwaterde alcohol; 

dishydrogenized alcohol; entwhsserter alkohol. 

ALLÉGER. 

Alder, Alder-wood, eng. elzenhout; 
erlenholz; bois d'aune, aune. 

Alembic, v. Alambie. 

Alène, f. fr., v. axle. — A. a bredir, 
(zadelmakers-)hechtels; drawing-awl; 
riemaale, durchziehahle. 

Alepines, f. p]. Fijne zijdestof uit Aleppo; 
line silk -stuf' made in Aleppo; feines 
seidenzeug aus Aleppo. 

Alésage, m. fr. Witboring of pol jsting; 
boring-up, reboring; das nachbohren (der geschiitzruhre). 


Aléser, v. a. fr. Witboren of polijsten ; 
to fine-bore, to bore up; reinbohren, auskolben 
(einep gewehrlauf). ~ Herboren, naboren 
; to rebore; nachbohren. 

Alésoir, m. fr. Witboor, polijstboor; 
polisher, polishing- or finishing-bit; schicht 
Slagbeitel ; broach,-bohrer, kaliberbohrer. — 
opening bit, rime; reib-, raumahle. 
Alésures, f. pl. fr. Boorspanen (van 
metaal); boring-chips, borings; bohrspäne.
Alèze, f. fr. Vullingsplank ; board to fill 
out; fiillingsbret. 
Alfrescomalerei, f. hd. Het schilderen 
op natten kalk; fresco paintia?r^; fresque. 

Algarotti's powder, eng. Poeder van 
Algarotti, basisch spiesglans-chloride ; basisches 
spiesglanzchlorid; goudre d'Algaroth. 

Alhidade, f. hd., Alhidate, eng., 
Alidade, f. fr. Diopter of vizier-liniaal 
aan eenen hoekmeter. 

Alichon, m. fr., v. aube. 

Alidade, v. alhidade. 

Alignement, m. fr. Rooiljn, v. Baulinie. 


Aligner, v. a. De richtingslijn trekken, 
rooien ; to line out, to mark out; eine gerade 
Linie abstecken, abschni ren. ~ v. 
abschnï ren. 

Alimentation, f. fr. Voeding (van 
den stoomketel); feeding; speisung. 

Alimenter, v. a. fr. Voeden (het water, 
naarmate het als stoom vervliegt, door 
ander vervangen); to feed; spelsen. 

Alinea, m. fr. Nieuwe regel (bij zet 

break, paragraph; absatz, neue linie.-ters); 

Alisier, m. fr. Witte-hagedoornhout; 
white-hawthorn-wood; tnehlbaumholz. — Lijsterbessenhout; 
service-tree; atlasbeer-, arlesbeer-, 
elsebeerholz. 

Alizarine, f. fr. ' eng., Alizarin, m. 
hd. Kraprood, kleurend beginsel der meekrap. 

Alizier, v. alisier. 

Alkali, etc., v. aleali, etc. 

Alkaner, eng. Mond, vischlq m ; mund


leim, hausenblase; colic de Poisson.. 
Alkanet, Alkana, eng. Orcanet, os


setong (verfplant); anchusa; orcanète. 
Alkohol, etc., v. alcohol, etc. 
Allantoaate, fr. ' eng. Pisvlieszuur 

zout ; harnhautchensaures salz. 
Allege, f. fr. Lichter; lighter; lichter, 
lichterfahrzeug. — v. tender. 
Alleger, v. a. fr. Uitdunnen ; to lessen; 
dunner machen. —A. (vla. vaisseau), 


 

22 ALLEMANDERIE --


lichten ; to lighten; lichten. •.• A. (uneáble), opvangen; to buoy up; aufbojen. 

Allemanderie, f. fr. Werkplaats waar 
het ijzer tot staafjes wordt gesmeed; alman; 
knopperhammer. 

All hands high ! All hands on 
deck! eng. Alle hens (handen) aan dek! 
alles op van omlaag ! overal ! overal ! alle 
hdnde aufs deck! uberall ! tout le monde 
en Naut! 

Aller, v. n. fr. Gaan, in gang zijn, werkend 
(van machines gezegd); to work; arbelten, 
gehen, im gange sein. ~ Varen, 
zeilen; to sail; segein. ~ A. a bord, 
aan (naar) boord gaan; to go aboard; (on 
board); an bord gehen *oiler fahren. A. 
€, la bowline, bij den wind zeilen; to 
sail with a scant wind; bei dem Winde 
halten. ••• A. au lof, loeven, aanloeven; 
to go to wind-ward; anluven. — A. de 
conserve, met elkander of onder eenen 
admiraal zeilen ; to sail in company; unter 
admiralschaft segeln. ••n A. de bout au 
vent, in den wind opsteken ; to sail head 
to wind; flash in den wind segeln. •• A. 
en lest ou sur son lest, geballast ver 

zijn ballast zeilen ; to go on the-trekken, op 
ballast; nur baliastbeladet sein. •• A. entre 
deux éeoutes, tusschen twee schooten 
varen, voor den wind zeilen ; to sail with 
both sheets aft, to sail right before the wind; 

zwischen zwei balsen fahren, mit offoen 
halses segeln. — A. vent grand largue, 
ruimschoots zeilen, met bakstagen wind 
of een breeden wind varen; to sail with 
a quartering wind; rau.msghoots oder mit 
backstagswind segeln. ~ A. à toute va— 
peur, met volle kracht stoomen ; to go with 
all one's steasu on; mit vollem dampt fahren. 

Allerheiligenholz, n. hd. Campêchehout 
; Brazil-wood; bois de campêche. 

Alliage, m. fr. y eng. Legeering, metaalmengsel 
(zonder kwik); legierung. Toevoegsel, 
allooi; zusatz. 

Allier, v. a. fr. Legeeren, samensmelten 
(metalen); to alley, to alloy; legiren. 

Alligation, eng. Goudmengsel voor 
toetsnaalden ; probirnadelmischung, karatirung; 
carature. To keep within 
the limits of the a., het remedie (ver 

nabij mogelijk-oorloofde mindergehalte) zoo 
komen ; sich ziemlich genau an die ringeruny 
halten; cbatouiller le remède. 

Allizarine, v. alizarine. 

Allonge, f fr., v. alonge. 

Allophane, f. fr., Allophanous, 
eng. Kiezelachtig aluinaarde -hydraat ; kiesel


artiger alaunerde-It ydrat. 
Allouchier, m. fr., v. alisier i). 
Allowance, eng. Remedie (wettelijk 

geoorloofd mindergehalte der munten); toleranz, 
remediusn; remède, tolérance. 


Alloy, eng., V. alliage t). — Muntvoet, 
gehalte; 7rrunzfuss, gehalt; aloi, titre. 
All's well ! eng. Alles wel ! (kreet 
waardoor men aan boord ieder half uur te 

ALTERNATE. 

kennen geeft, dat ieder man van de wacht 

op zijn post is); alles wohl! bon quart! 

Alluchon, m. fr. Tand (van een kamrad); 
cog, catch, tooth; zahn, kamm. 

Allumer une pompe, fr., v. amor


eer 5). . 
Allumettes allemandes, phosphoriques, 
chimiques ou à fric


tion, f. pl. fr. Lucifers, wrijfvuurhoutjes; 
lucifer-matches, congresses; frictions- oder reib


zundholzchen, streichholzchen. ~ A. de 
salon, salon-lucifers; lucifers without sul 

salonzundholzchen. m• A. en-phur coating; 
eire, A.—bougies, was-lucifers; waxmatches; 
wactlskerzchen. 

Allure, f. fr. Gang (van den hoogoven); 
trim, working, process; gang. — Snelheid, 
loop (van een locomotief, stoomboot): speed, 
velocity; geschwindigkeit, gang, lauf. A. 
vent largue, ruimschootsche stand der 
zeilen, het van den wind zeilen ; quartering; 
das backstagsweise segeln. 

Alluvion, f. fr. y eng. Op-, aanspoeling, 
opgespoelde grond; angeschwem®ntes land, 
alluvium; terrains alluviens. 

Alman, V. allemanderie. 

Almei, m. hd. Zinkertshloemen, spodium; 
white tuty; fleurs de calamine ou de cadmie, 
tutie, spode. 

Almond furnace, eng. Cupelleer-, 
affineeroven, drijfhaard ; treibherd, spleissherd; 
fourneau de coupellation, d'affinage. 

Aloeholz, n. hd., Aloes-wood, eng. 
Aloë-hout; bole d'aloès, calambour, calambouc. 

Alonge, f. fr. Aanzetstuk, verlengstuk; 
adjoint-piece, eking-piece, ansatz , ansatzstuck. 
— v. adopter. •• Oplanger; futlock; 
aullanger. ^ A. de cornière, 
windveer; top-timber of the fashion piece; 

windvierungsstutze, heckstutze. ••• A. de 
couple, spantoplanger ; second, third etc. 
futtock; oplanger der spanten. A. d'é— 
eubier, kluisplaat ; hawse piece; bugholz, 
bugstuck. ® A. de porque, oplanger 

van het kattespoor ; futtock-rider; aullanger 
der katsporen. ~ A. de remplissage, 
stuksteker (ter vulling van de luchten tusschen 
de langstutten); falling-futtock; han 

lange stut; top--ger. — A. do revers, 
timber; verkehrter auflanger, topauflanger. 

A. postiche, boze slut; false fatlock; 
einstecher, einsetzer. 
Aloyer, V. allier. 
Alpaca, Alpaga, m. iv Schoone stof 


van de wol der peruaansche kameelgeit. 
Alphabetschloss, n. hd. Letterslot ; 
letter-keyed lock; cadenas alphabétique. 
Alquifoux, m. fr. Loodglans, glazuur 
verglazen van 't pottengoed);-erts (your 't 
alquifou; hafnererz, glasurerz 

Altan, f. hd. Balcon ; balcony; balcon. 

Alternate motion, eng. Afwisselende 
beweging, heen-en weergang, op- en neergang; 
hin- and hergehende bewegung, bewegung 
vor- and ruckwdrts; mouvement alter


natif. 


ALTINCAR 

Altincar, eng. Kunstzout (tot erts 

kunstfiches salz; sel factice. -scheiding); 
Alto re]ievo, v. Naut-relief. 
Aludel, m. fr. & eng. Sublimeervat; 

subliinir-top f, -ge fuss. 
Alum, eng. Aluin ; V. alaun. 
Alum (to), V. Alaunen. — To 

alum (the silk), aluinen ; sick beeisen 
lassen; aluner. 
Alum-boiler, eng., v. alaunkes


sel, alaunbereiter. 
Alum-earth, eng., v. alaunerde. 
Alum-house, eng., v. alaunhi tte. 
Alumin, Alumina, eng., v. alaun


orde. 
Aluminaire, f. fr., v. alaunstein. 
Aluminat, n. hcl., Aluminate, eng. 

I fr. m. Aluinzuur zout. A. of copper, 
eng., A. de cuivre, m. fr. Aluinzuur 
koper ; thonsaures kup feroxgd. ® A. of 
lead, eng., A. de plomb, m. fr. Aluin zuur 
lood; thonsaures bleioxyd. ® A. of 
potassa, eng., A. de potasse, m. fr. 
Aluinzure potasch; lhonerde-kali. 

Alumine, f. fr., v. alaunerde. 

Alumineux, adj. fr. Aluinig, aluinacttig, 
aluinhoudend; aluminous, alumish, 
alunmy; alaunartig, alaunhaltig. 

Aluming, eng., v. alaunen, n. 
Aluminifère, fr., Aluminiferous, 
eng. adj. Aluinboudend; thonerdehaltig. 
Aluminit, m. hd., Aluminite, m. 
fr. eng., v. alaunstein. 
Aluminous, adi. eng., V. alumineux. 
® A. lie, v. alaunlauge.— 

A. mordant, v. alaunbeize. 
Aluminium , Alumium , n. * 
Aluinmetaal, metaal welks verbinding met 
aIe zuurstof de aluinaarde voortbrengt. 

Alum-leather, eng.,v. alaunleder. 
Alum-maker, eng., v. alaunbe


reiter. 
Alum-ore, eng., v. alaunerz. 
Alum-pit, eng., v. alaungrube. 
Alum-slate,eng.,v. alaunschiefer. 
Alum-stone, eng., v. alaunerz, 

alaunstein. 
Alum-sugar, eng.,v. alaunzucker. 
Alum-water,eng.,v. alaunwasser. 
Alum-work, eng., v. alaunhi tte. 
Alun, m. fr. Aluin ; V. alaun. — A. 

ammonical, ammoniak-aluin; ammoniaalum; 
ammoniakalaun. — A. artificiel, 
kunstaluin; artificial alum; kiinstlicher alaun. 

A. brulé ou calcine, gebrande 
aluin ; burnt or calcined alum; gebrannter 
alaun. — A. Cubique, teerling-aluin ; 
cubic alum; wurfelalaun. — A. de magnesie, 
magnesia- of talkaarde-aluin ; mag 
r•• A. de plume,-nesia-alum, pickeringite. 
pluimaluin ; feather-alum; federalaun. nn• A. 
de Roche, aluin van Rocca (zuiverste 
aluin); rock-(Roche-)alum; felner alaun, alaun 
von Rocca. ~ A. de Rome, Roomsclie 
aluin ; roman-alum; romischer alaun. — A. 
naturel, natuurlijke aluin, zwavelzure 

AMBERHOLZ. 

aluin en potasch ; natural or native alum; 
naturlich vorkommender alaun. — A. oCtaédrique, 
achtvlakkige aluin ; octahedral 
alum; oktaedrischer alaun. 

Alunage, in. fr., v. alaunen, n.

Aluner, V. a. fr., V. alaunen, v. a.

Alunier, m. fr., v. alaunbereiter. 

Alunière, f. fr., v. alaunhutte. 

Alunite, t. fr. ' eng., v. alaunstein. 

Alutation, eng. Piet looien, leerlooien. 

Amadou, m. fr. eng. Zwam, ton 

zunderschwamm, feuerschwamm. -derzwam;

Amalgam, n. lul. y eng., Amalgame, 
m. fr. Iedere verbinding van het 
kwik met één of meer andere metalen, amal


gama. V. amalgame 2).

Amalgamate (to), v. a. eng. Met 
kwik vermengen, amalgameeren; verquicken, 
anquicken, amalgamiren; amalgamer. 

Amalgamation, f. * Vermenging 
met kwik, amalgamatie.
Amalgame, m. fr., v. amalgam.—

A. natif ou naturel, A. d'argent,
het natuurlijk amalgama, zilver-amalgama; 
argental mercury, native silver-amalgam.
Amalgame (to), eng., Amalgamer, 
fr., v. amalgamate (to).
Amarantholz, n. hd., V. palissan


derholz. 

Amarque, f. fr., V. bougie.

Amarrage, m. fr. Het binden, sjorren; 
bindsel, sjorring; seizing, lashing; das sjorren; 
bindsel, — A. bridé, en etrive, 
kruisbindsel, hartbindsel ; cross- or roundseizing, 
throat-seizing; kreuzbindsel, kreuzung. 
— A. a fouet, staart van een 
derde-handsblok ; lashing of a tailblock; kat 

borgbindsel van een-steert. ~ Faux a., 

bijzeil ; preventer of "a bonnet; borgbindsel 

eines bonnets. 

Amarre, f. fr. Meertouw, ankertouw; 

breast-fast; landfestung. — A. (du ca—

not ou de la chalou.pe), vanglijn, 

sleeper; painter, preventer-tow-rope; fang


leine. ® A. de poupe, achtermeertouw; 

stern-fast; achter-, hintertau. 

Amarrer, v. a. fr. Meeren, vastmeeren, 
voor anker leggen ; to make (a ship) fast; 
meeren, festmachen. — Sjorren, vastmaken; 
to seize, to lash; sorren. — A. un cordage 
ou grelin, een end of kabeltouw 
beleggen ; to belay or to fasten a rope;
ein tau belegen. ~ A. á $1 de Caret, 
op stootgaren of voor de loos beleggen 
; to stow or furl with rope-yarn; auf 
stossgarn setzen. 

Amballard, m. fr. Kruiwagen (in de 
papierfabrieken); wheelbarrow; schubkarren. 
Amber, m. hd. & eng. Amber, barnsteen 
; V. ambre.

Amber-gris, Amber-grease,

Amber—greese, eng. Grauwe amber, am


ber ; grauer amber; ambre gris, -ambre. 

Ambergris—salt, eng. Amberzout; 
amber-salz; sel d'ambre gris.
Amberholz, n. hd.,v. amberwood. 


 

24 AMBER-OIL ---


Amber—oil, eng. Amberolie ; bernsteindi; 
buile de succin. 
Ambersalz, n. hd. Amberzout; ambergris-
salt; sel d'ambre gris. 
Amber-wood, eng. Amberhout; amberholz; 
bols ambre. 

Ambic, m. fr., v. alambie. 

Ambité, adj. fr. Ondoorschijnend gewor


den (glas); having lost its transparency; taub. 
Amboss, m. hd. Aan beeld ; anvil, stithy; 

enclume. 

Ambossbahn, f. hd., v. aire 3) . 

Ambossfutter, n. hd. Aanbeeldsbed ; 

anvil-bed; chabotte ou javotte d'enclume. 
Ambosshorn, n. hd. Hoorn van een 
aanbeeld ; beak; corne, bigorne. 
Ambosskiotz, -stock, m. hd. Aan 

block, anvil stock; billot, stoc.-beeldsblok; 

Amboutir, etc., v. emboutir. 

Ambre, in. fr. ou Ambro-jaune 
(resine fossile). Gele amber, barnsteen ; yellow 
amber; bernstein. •• A. gris (sécrétion 
morbide du foie du cachelot, nommée 
aussi succin et carabé), v. amber-
gris. — A. blanc, witte amber; 
white amber; vogelambra. — A. liquide, 
vloeibare amber of storax; liquid amber or ambra; 
flussige ambra. — A. noir, zwarte 
amber; black amber; fucbsambra. 

Ambrein, n. hd., Ambréine, f. fr., 
Ambreine, Ambrin, eng. Basis van 
het ambergr(js. 

Ambreite, f. fr. Amber- of barnsteen kracht 
; amber-power; amberkraft. 

Ame, f. fr. Ziel (inwendige holte aan 
een vuurwapen); bore; seele, bohrung. ~ 
Ziel (kegelvormige opening in 't lichaam 
eener vuurpijl); hollow, spindle-hollow; seele, 
bohrung. — (mandrin du piston 
dont on se sart dans la fabrication 
des tuyaux repoussés). ziel, 
kern ; core-bar; kern, dorp. ~ Ziel (ijzeren 
spil der weversspoel); soul; seele.— Blaas 

valve, clack; balgenventil, -klappe.-balgklep; 
Ameisensure, f. hd., v. acide 
formi que. 
Amener, V. a. fr. Strijken, neerhalen 
(een zeil, eene ra); to strike; streichen. •ma 

A. le hunier sur le ton, het marszeil 
op den rand strijken ; to strike the top-sail 
upon the cap; das marssegel auf den rand 
laufen lassen. 
Amenuiser, v. a. fr. Dunner maken, 
afdunnen ; to thin, to reduce; dunner machen, 
verdunnen, abhobeln. 

Amer de boeuf, m. fr., v. fel do 

boeuf. 

Amiant, hd., Amiante, fr. m. 

Amianthus, eng. Amiant, steenvlas, berg


vlas, buigzame asbest. 

Amidin, m. fr. Hulsel van ieder zet 

pellicle of amylum; stdrkekijrn--meelballetje ; 

hkutcben. — Amidin, n. hd., v. ami


dine. 

Amidine, f. fr. & eng. De oplosbare zelfstandigheid 
in ieder zetmeelkorreltje; amidin. 


!MORPHE. 

Amidon, m. (r. Zetmeel, stijfsel; lecula, 
amylum, starch; stärkemehl, stärke. 
Amigdalin, n. hd., Arygdaline, 

f. fr. & eng. Amandelstof. 
.Amincir, v. a. fr. v. abschlagen.
Ammolie salts, eng., Ammolische 
salze, hd. n. pi., Ammoliques, 
fr. m. pl. Zouten met de dierlijke olie van 

Dippel tot basis. 
Ammonia, Ammoniac, eng., v. 
ammoniaque. 

Ammoniacal, adj. fr. & eng. Vlug 
loogzout bevaltend, de eigenschappen van 
ammoniak hebbende; ammoniakhaltig. 

Ammoniak, n. hd., v. ammoniaque. 
Ammoniakalaun, m. hd., v. alum 
ammoniacal. 

Ammoniak-fiussigkeit, f. hd. Vloeibare 
ammoniak ; liquid-ammonia; ammoniaque 
liquide. 

Ammoniakhaltig, v. ammoniacal. 
Ammoniaksalz, n. hd. Ammoniak 
salmiak; sal-ammoniac;-zout, salammoniak, 
sel ammoniacal. 
Ammoniakseife, f. hd. Ammoniak 
ammoniac-soap; savon ammoniacal.-zeep; 

Ammoniaque, f. fr. Ammoniak, vlug 
loogzout, vluchtig alcali; ammonia, ammony; 
ammoniak. 

Ammonium, n. * Basis van den ammoniak. 


Ammoniuren, n. hd., Ammoniures, 
m. fr., Ammoniurets, eng. pl. 
Verbindingen van den ammoniak met de 
oxyden van sommige metalen. 

Amoise, f. fr., v. noise i). 

Amorce, f fr. Opgelost goud, zilver of 
platina; dissolved gold, silver orplatina; aufáelostes 
gold, silber oder platina. ® Pankruit, 
zundkruit ; prime, priming; zundkraut, 
zandpulver. _ A. fulminante, a. knalpoeder 
voor slaghoedjes; percussion-priming, 
fulminating-, detonating priming; knallzundkraut. 
— b. Slaghoedje, v. capsule 2). 

Amorce—siphon, m. fr. Hevelvuller; 
siphon-filler; heberfiiller. 
Amorcer, v. a. fr., v. abfinnen t). 

— Voorboren (een gat); to mortise, to mark 
with the centre-punch; vorzeichnen, ankörnen. 
— Kruit op de pan doen ; to prime; 
pulver aufschtitten. — Het slaghoedje opzetten 
; to prime; einludeln. — A. une 
pompe, un siphon, eene pomp, een 
bevel aan den gang brengen (door er water 
in te gieten); to fetch a pump, a siphon, 
to put water into, to light; eine pumpe. 
einen heber anheben oder ansaugen lassen. 
Amorcoir, m. fr. Voorboor, schulp-of 
steekboor; minable; vorbohrer. — Draadboor; 
wire-drill; drahtbobrer. — Spitse doorslag; 
centre-punch; körner. 

Amorpha, eng. Basterd-indigo; falscher 
indigo; indigo bátard. 
Amorphe, fr., Amorphous, eng. 


AMOR-TI 

adj. Vorniloos, zonder bepaalde gedaante, onregelmati 
g ; (jestaltios, unrefjelmässig. 
Amorti, adj. fr. Aanden grond geboeid 
(door te veel diepgang ; beneaped; benept. 

Amortir, v. a. De kracht Ier werking 
matigen, doen bedaren, verdooven ; to deaden; 
todten, auffangen. 

Ampélite, t. fr. & enq,. Terre ampéhte, 
f. fr. Zwarte schieferkiel, aardtiars 
(vroeger voor de wijngaarden gebruikt), tim


merman sk rijt ; berqtoi-î, bei-pecherde, erdharz. 

Amphibole, m. fr., v. actinolite. 

Amphigène, fr., Amphigene, ltd. 

m. Witte vulkanische granaat , leuciet white
ui 
garnet. 

Amplitude, t. fr. & eng. Ooster-of 
westerafstand van bet ware oosten of westen 
van het punt, waarin eene ster opkomt of 
ondergaat; qestirn-weite. A. d'aberration, 
f. fr., A. of aberation, eng. 
grootte der afwijking ; grösse der a/tue/c/sung. 

-A. d'oseillation, f. fr. , A. of oscillation, 
eng. si/n gerw ijdte ; sciewinguetgabogen. 
A. ortivé nu orientale, fr. 
Hoek van opgang buiten het oosten ; eastern 
or ortive a.; morgenweite. A. occase 
on occidentale, hoek van ondergang 
buiten het westen ; occiduou.e, western or 
occasive a.; abendweite. 
Amplitude—compass, eng. Peilkompas, 
azim uth -kompas ; pci/compass; compas 
azimutal, compas a variation. 

Ampoules, f. p1. fr Blazen (op het 
blaarstaa I) ; blisters; blasen. 
Ampoulettes, f. p1. fr. Sclieepszandlooper 
; watch-glass, glass; sandlgufer, sanduhr. 

Amure f. fr. Hals (van een zeil); tack; 
hals. - A. du grand foe, uithaler van 
den (buiten)kluiver ; out/sauler of t/te jib; 
aushaler des kIt/vers. 

Amurer, v. a. fr. De haizen toezetten; 
to itoal aboard the tack; die halsen zusetzen. 

-A. tout bas, de baleen dicht toezetten 
; to tally or to haul the tacks close 
aboard; die halsen so well wie mt/glich zu 
setzen. 
Amylacé, fr., Amylaeeous, eng. 

adj . Z etmeelachtig ; stdrc/smehlartig. 

Amylonine, f. fr. & eng.,v. amidine. 

Amylum, eng., v. amidon. 

Analyse, f. [r. & hd., Analysis, eng. 

Ontleding, scheiding, ontbinding. A. 
chimique, fr. Scheikundige ontleding; 
chemical analysis; chemische analyse. A. 
qualitative, ontleding, die alleen de soort 
der samenstellende deelen doet kennen, qualitatieve 
ontleding ; qualitative a.; qualitative 
a. A. quantitative, ontleding, 
die de verhouding in hoeveelheid der samenstellende 
deelen bepaalt, quantitatieve 
ontleding; quantitative a.; quantitative a. 

-A. par voie humide, par voio 
sèche, ontleding op den natten, op den 
drogen weg ; a. in the humid, in the dry 
way; a. auf nassem, auf trockenem wege. 
A. spectrale, ontleding door middel van 
-ANCHOR-ESCAPEMENT. 25 
de kleurstrepen van bet spectrum eener 
kleurlooze vlam, spectrale ontleding; spectral 
a.; spectral-analyse. A. volumétri-. 
que, ontleding door middel van vochten, 
wier graadsterhle bekend is ; a. by measure, 
volumetrical a.; massanalyse, volumetrische 
a., titrirruethode. 

Analyser, fr. , Analysiren, hd., to 

Analyze, eng. V. a. Ontleden, ontbinden 

analyseeren. 

Analysis, v. analyse. 

Analytie(al), eng.,Analytique, fr. 
Analytisch, hd. adj. Ontledend, door 
ontleding verkregen, analytisch. 

Anamorphique, fr., Anamorphiseh, 
M. , Anamorphous, eng. adj. 
Vervormd, verkeerd (van kiistatlen). 

Anamorphose, f. fr. & hd. Anamorphosis, 
eng. Vervorming, gedaanteveraridetin 
g. 

Anankern, v. a. hd. Met krammen 
vastleggers (een' balk); to fasten with cramps; 
cramponrier. Voor anker leggen (een 
schip); to fasten by anchors; inouiller, amarrer. 

Anatron, eng. Glasgai, glasschuim, glaszout 
, glasschmalz; glasschaum, glasgall; axonge 
nu graisse de verre, tandrole. 

Anbindebloek,m. hd. Meerpaal, meer


steen ; mooring-block, mooring-stone; aura!. 
Anbau, in. hd., v. Btiment 5). 
Anbauen, v. ltd. Aanbouweii, tegenaan 

bouwen ; to build against, to add, to join; 
adosser, appuyer contre, ajouter a. 

Anblasen, n hd. Het aanblazen ; afflalion, 
blowing; action de souffler, d'allumer 
en soufflant. 

Anblatten, v. a. hd. Vierkant werken 
; to scarf by the square; assembler en 
carré, faire Vassemblage en carrd. 

Anbohren, v. a. hd. Aanboren, boren; 
to bore, to pierce; forer, trouer. - (einen 
harzbaum) a. Aanboren ; to terebrate; 

percer. 
Anboizen, v. a. hd. Bouten, vastbouten, 
nagelen ; to treenail, to peg or pin, to 
bolt; cheviller. 
Anbreehen, v. a. hd.: einen gang 
a., een' m)jngang openen ; to begin the streak; 

entrer en galerie. 
Anbrennen, v. a. hd., v. absengen. 
Anbrueh, m. hd. Ontginning; opening 

van eenen mijngang; first breaking up; beginning 
of the streak; entamure, première 
tranchée ou ouverture dune mine. 

Anbrüche, ía. p1. hd. Eerste opbrengst 
(eener rn/tn); first products; prémices. 

Ancettes, f. p1. fr. Leuvers of leeuwers 
(op de lijken der zeilen); bowline-bridles; 
bulienspreute, bulienspriete. 

Anehe, f. fr. Tremelschoen ; spout; schuh. 

-Meelgat ; mill-scuttle; mehlloch. 
Anchor, eng., v. ancre. 
Anchorage, eng., v. anerage. 
Anchor—beams, p1. eng. Kraanbalken, 
kranen ; ankerbaiken; bossoirs, bosseurs. 
Anchor-escapement, eng. Anker


3 


26 ANCHOR-FORGE 

echappement; ankerhemmung; echappement 
à ancre. V. echappement. 

Anchor-forge, eng. Ankersmederij; 
ankerschmiede; forge d'ancres. 

Anchor-ground, eng., v. ancrage. 

Anchor-ring, eng. Ankerring; anker


ring; arganeau d'une ancre. 
Anchor—shaft, —shank, eng. Ankerschacht; 
ankerschaft; vergue de 1'ancre. 
Anchor-smithery, eng.,v. anchorforge. 


Anchor-steel, eng., v. arier s) . 

Anchor—stock, eng. Ankerstok; an


kerstock, -holz; jas d'ancre. 

Anchor—watch, eng. Wacht bij 't 
anker, ankerwacht; ankerwache; garde de 
l'ancre. 

Anchusa, eng. & hd., v. alkanet. 
Anchusate, m. fr. & eng. Anchusazuur 
zout ; anchusasaures salz. 

Anchusin, n. hd., Anchusine, f. 
fr. & eng. Roodkieurend beginsel der ossetong, 
anchusine. 

Anchusique, adj, fr., v. acide anchusique. 


Aneone, Console , Truss, eng. 

Kraagsteen (aan poortdeuren in Ioniscben 

stijl); kragstein, pfeilertisch; console. 

Anerage, m. fr. Ankergrond, -plaats; 

anchorage, anchor-ground; ankergrund. 

Anere, f. fr. Anker, scheepsanker; anchor; 
anker. ~ A. a demeure ou d'amarrage, 
havenanker; moorings; hafen-, 
kettenanter. ~ A. a jet ou de touée, 

werpanker; stream-anchor; kedge; wurfanker, 
springanker. — A. d'affoureh.e, 
tuianker; small bower; tei-, teuanker. 

A. d'amont, stroomanker; anchor up 
the current, stream-anchor; stromanker. — 
A. d'aval, lager anker; anchor down the 
stream, lower-anchor; windanker. ~ A. 
de bossoir on de poste, anker onder 
den kraanbalk, boeganker; anchor at the 
cat-head, bow-anchor; buganker. ~A. de 
cale, d'espérance, de reserve on 
de misérieorde, noodanker; sheet-anchor; 
notbanker. — A. de flot, vloed 
flood-anchor; flutbanker. —A de-anker; 
jusant, ebanker; ebb anchor; ebbanker. 

— A. de terre, walanker; shore-anchor; 
wallanker. — A. de veille, plechtanker, 
boeganker; bow-anchor; buganker. — A. 
da large, buitenanker; sea-anchor; see. 
anker.. A. fiottante, drijfanker; driving-
anchor, drag-sail; treibanker. •Grande 
a. ou Maîtresse—a, daagsch anker; 
best bower; tiiglichsanker; Seconde 
a., tuianker; v. ancre d'affourche. 
~ L'a. est a veille ou au bos 
-soir,

het anker is klaar om te vallen, 
is onder den kraanbalk ; the anchor is a 
cock-bill, is at the cat-head; der anker ist 
zum fallen klar, hangt vor dem krabn. 

— L'a. est a pie, het anker is op en 
neer; the anchor is a-peak; der anker ist 
auf and nieder. — L'a. est levee, het 
ANFILLE. 

anker is gelicht; the anchor is atrip; der 
anker ist gelichtet. — L'a. est surjalée, 
bet anker is onktaar (van het touw); the 
anchor is fouled (by the cable), the cable gets 
foul (of the fluke); der anker ist unklar (vom 
tau). — L'a. laboure (le fond), bet 
anker dregt door, is driftig ; the ship brings 
her anchor home, drags the anchor; der anker 
ist triftig, setzt lurch. — L'a. mord, 
tient, het anker houdt, vat; the anchor 
bites; der anker greift zu. — L'a. n'a 
point de bouée, l' a. est Borgne, 
het anker is blind (zonder boei); the anchor 
has no buoy; het anker is blind, blindstebend. 

L'a. se tourne (sur sa verge), 
bet anker kentert; the anchor turns on the 
ground; der anker kentert um. — Etre 
à, 1'a., ten anker liggen ; to ride at anchor; 
vor anker liegen. ~ Etre sur les ancres 
de flot et de jusant, van (of 
voor) 'eb en vloed vertuid liggen ; to moor 
against ebb and flood; vor ebbe and tlutli 
verteiet liegen. —Ancre (d'une horloge), 
anker; anchor; anker. — Anere 
(d'une chaudière a vapeur), anker; 
grappling iron; anker. — Ancre (de muraille), 
anker, muuranker, ijzeren muursteen 
; anchor; anker. 

Ancrer, (mieux mouiller), v. n. fr. 
Ankeren, ten anker komen; to anchor, to 
cast anchor; vor anker gehen, ankern. — Met 
ankers of ijzeren banden bevestigen (b. v. 
stoomketels): to grapple, to fasten with grappling 
irons; verankern. 

Andöbeln, v. n. hd., v. anbolzen. 
Andrang, m. hd. Aandrang (van 't 
water) ; strain; effort. 

Andreaskreuz (St.), n. hd.,St. Andrew's—
cross, eng. Sint-Andries-kruis, 
kruisband, kruisverband; croix de St. André, 
jambes de force. 

Andruck, m. hd. Verbeterblad ; cancel; 
carton. 

Ane, m. fr. Ezel, bok, schraag; horse; 
bock, galgen, esel. — Drukbank (der boekdrukkers); 
horse; esel. — Snipperbak (der 
boekbinders); shaving-tub; hobelkasten. 

Aneinandersetzen, v. a. hd., v. assembler 
1). 

Anélectrique, adj. fr. Niet electriscb; 
not electric; nicht electrisch. 

Anemograph, hd., Anémographe, 
fr. m., Anemographer, eng., v. 
Anémoscope. 

Anemometer, m. hd. & eng., Anémomètre, 
m. fr. Windmeter, windkrachtmeter. 


Anémoscope, m. fr., Anemoscope, 
eng., Anemoskop, n. hd. Windwijzer, 
weerwijzer. 

Anfachen, v. a. hd. Aanblazen (met 
blaasbalgen); to blow; souffler. 
Anfahren, v. n. hd. Afdalen (in de 
mijn); to descend, to go down; deseendre. 
Anfalle, m. pl. hd. Steunen, stutten 


 

ANFANGSBOHRER-- ANGLE. 27 

(van het dak des mijngangs); supports, stays, Angle adjacent, m. fr. Aanliggende, 

 

props; étais, supports.aangrenzende hoek; adjacent angle; neben-
Anfangsbohrer, m. hd. Voorboor (der winkel. — A. aigu, scherpe hoek ; acute 

 

mijnwerkers); preparatory-bore; fleuret pré-angle, sharp a.; spitzer winkel. — A. al– 

 

paratoire.terne, verwisselende hoek, wisselhoek; 
Anfangsgeschwindigkeit, f. hd. alternate angle; wechselwinkel. — A. 

 

Aanvankelijke snelheid; primitive velocity orazimutal, toppuntshoek, azimuthshoek; 

 

speed; vitesse initiale.azimutal angle; scheitelwinkel.— A. con-
Anfeilen, v. a. hd. Aanvijlen; to file tigu, v. angle adjacent. — A. cora 
little; donner un coup de lime. — Eine respondant, overeenkomstige hoek ; corschiefe 
kante a. (oder anschlei-responding angle; correspondirender winkel. 
fen), een schuinen kant aanvijlen (of aan- — A. curviligne, kromlijnige hoek; 
slijpen); to bevel ofd'; lever un biseau. curvilinear angle; krummliniger winkel. • 
Anfeuehten, v. a. hd. Vochten, natten; A. de circonférence, v. angle de 
to wet, to moisten; mouiller, moitir, humecter. polygone. — A. de contingence, 
Anfeuchtgrube, f. hd. Lijmwaterbak aanrakingshoek; angle of contact; beruh(
der papiermakers); sizing-trough; mouilloir, rungswinkel. — A. de depression ou

 

mouilladoir, mouilladeur.d'inelinaison, neigings-, dalingshoek.

 

Anfeuchtpinsel, m. hd. Vochtkwast;inclinatie-hoek ; angle of depression or in

 


wetting-brush; pinceau a mouiller.clination; depressions- oder inclinationswin-
Anfeuern, v. a. hd., v. amorcer 3). kel. — A. d'émersion, opduikings-, 
Anflammen, v. a. hd., v. absengen. emersie-hoek ; angle of emersion or emer-
Anfieeken, v. a. hd. Met pijlers stut-gence; emersionswinkel. — A. d'équer 

ten (eenen mijngang); to pile; affermir, con- re, v. angle droit. — A. de figure, 

 

solider avec des pilotis.V. angle de polygone. — A. d'in

 


Anfrisehen, n. hd. Het herstellen ofeidence, invalshoek; angle of incidence;

 

wedervoortbrengen (der zuivere metalen uiteinfallswinkel. — A. d'inelinaison, 
hunne verbindingen met de zuurstof), re-V. angle de depression. — A. de

 

ductie ; reduction; réduction.polygone, polygoonshoek, omtreks- of

 

Anfrisehen, v. a. hd.: die blei-figuurhoek; polygonal angle; polygonwinkel.

 

glatte a., het loodglit reduceeren (tot den— A. de reflexion, uitvalshoek ; angle

 

staat van lood terugbrengen); to reduce theof reflection; ausfallwinkel. — A. de ré

 


litharge; réduire ou refondre le plomb.fraction, slraalbrekingshoek; angle of re-
Anfrischtrog, m. hd. Koelbak (der fraction; brechungswinkel. — A. de ta

 


glasfabrieken); cooling-trough; auge. lus, glooiingshoek ; angle of talus; bO

 


Anfuge, f. hd. Aangezet, ingelaten stukschungswinkel. ® A. droit, rechte hoek; 

 

(hout); annex, rider, enclosure; pièce ajoutée.right angle; rechter winkel. — A. du 

 

Anfügen, v. a. hd. Inlaten, inkepen,centre, middelpuntsboek; central angle;

 

insponnen ; to join on, to join end to end;mittelpunktswinkel. — A. du gras, v. 

 

raboutir, encastrer, assembler.angle obtus. — A. du maigre, v. 
Anführungszeichen, n. hd Aan- angle aigu. — A. externe, uitwen 

 


halingsteeken ; sign of quotation; guillemets,dige hoek, buitenhoek ; external angle; hus

 


onglets (»....").serer winkel. — A. horaire, uurhoek; 
Angeben, v. a. lid. Aangeven, oplezen horary angle; stunden winkel. — A. in

 


(een figuurweefsel); to read; lire (un dessin).terne, inwendige hoek, binnenhoek ; in-
Angehäufe, n. hd., v. agglomérat. ternal angle; innerer winkel; A. mix-
Angel, f. hd. Doorn (gedeelte van een tiligne, hoek met eerre rechte en eene 

 

lemmer dat in 't hecht of gevest gaat); tang,kromme lijn ; mixt-linear angle; winkel mit 

 

fang, spike; soie, queue. — Duim, her (eenereiher geraden and eiher krummen linie. — 
deur); hinge; gond. — Spil (eener rol); pi-A. observe, waargenomen, gemeten hoek; 

 

vol, pin, spindle; pivot.angle observed, angle or bearing taken; geAngelband,
n.hd. Hengsel (eener deur); messener, beobachter winkel. — A. ob

 


butt-hinge, band; penture.tus, stompe hoek ; obtuse angle, blunt angle; 
Angelpunkt, m. hd. Pan, tap, spil; stumpfer winkel. • A. oppose, tegen 

 


pot, kom ; foot-step, step, pan, pivot, pin,overstaande hoek ; opposite angle; gegenii

 


spindle; pivot, crapaudine.berstehender winkel. — A. optique, ge-
Angelstift , Zapfenhalter , m. zichtshoek; optic or visual angle; seh- oder 

 

Sturzstange, f. hd. Dorpelitang; lintel,gesichtswinkel, optischer winkel. — A. 

 

bar of the lintel; linteau.plan, vlakke hoek; plain angle; ebener 
Angewáge, Angewege, n. hd. winkel. — A. polyédre ou solide, 

 

Draagplaat (van zwaar hout); supportingveelvlakkige of lichamelijke boek; solid angle;

 

madrier; madrier d'appui.korperliche ecke. — A. relevé, v. angle 
Angiessen, v. a. hd. Aaneengieten; observe. — A. rectiligne, rechtlij

 


to cast to; joindre par la fonte.nige boek; rectilinear angle; geradliniger 

 

Angle, m. fr. & eng. Hoek; winkel.winkel. — A. rentrant, inspringende 

 

Angle, eng. Knie ; winkel; coude.hoek ; re-entering angle; einspringender oder 


28 ANGLE-BEVIL 

eingehender winkel. — A. saillant, uitspringende 
hoek; salient angle; ausspringender 
winkel. — A. solide, v. angle 
polyèdre. — A. vertical, verticale 
of rechtstandige hoek ; vertical angle; scheitelwinkel. 
— v. angle azimutal. 

A. visuel, v. angle obtique. 
Angle-bevit, eng. Z wei, beweegbare 
winkelhaak ; schrdgwinkel, schmiege; fausse 
équerre, angloir, sauterelle (des charpentiers), 
beveau, biveau (des tailleurs de pierre). 

Angle—block, eng. Hoekklamp, hoeklijst; 
winkelklotz, eckleiste; taquet. 
Angle-brace, eng. Hoekboor; eckenoder 
winkelbohrer; foret cornier. 
Angle—iron, eng. Hoekbeslag (van 
eene deur) ; winkeleisen; éparre. 

Angler, v. a. fr. De hoeken nauwkeurig 
bewerken ; to form the angles; die winkel 
genau abformen. 

Angloir, n. fr., V. angle—bevil. 
Angolaholz, n. hd. Angola-hout, staafhout; 
bar-wood; bols d'Angola. 

Angriff, m hd. Baard, nok (van de 
slotschoot); sleutelbaard; bolt-toe, bit, beard; 
barbe (du pone, (1;; la clé), panneton. — 
Tand, insnede aan de voorvlakte van den 
sleutelbaard; front-ward; dent,ráteau du pêne. 

Angriffspunkt, m. hd. Aangrijpingspunt 
(van evenwijdig werkende krachten); 
centre; centre. 

Anguille, f. fr., v. aal ; anguilles. 

Anguillees, Anguilleres, f. pi., 
Anguillers, m. pl. Vullingsgaten, zoggaten 
; limbers, limber-holes; nustergate. 

Anguilles, f. pl. fr.: a. du berceau, 
wiegbalken, steekbalken, losse slagbedding; 
bulge, bulge-ways; schlittenbalken. 

Angulaire, Angulé, fr.,Angular, 
eng. Hoekig, hoekvorrnig; winkelig, eckig. 
Anguss, in. hd. Giettap, gietkop, verloren 
hoofd; runner, runner-stick; jet, inas 

Aangegoten stuk; piece adjoined-selotte. — 
to another by melting; pièce jointe à une 
autre par la fonte. 

Anhaken, v. a. hd., v. encharner. 
Anhalten, v. a. hd. Op-, vastpinnen, 
vastpluggen ; to pin; cheviller. 

Anhalter, m. hd. Greep, handvatsel, 
houvast ; handle, hold fast; manche, crampon. 
ns Stuk (eener machine), dat de werking 
matigt en regelt; moderator; moderateur. 

Anhaltezug, m. hd. Gewone spoortrein 
; stopping-train; train qui s'arrête aux 
stations intermédiaires. 

Anhaltleiste, f. hd. Spanstok, spanhout 
(heugelvormig liniaal aan 't weefgetouw); 
temple, templet, stretcher; tempe, 
temple, templet, valet. 

Anhaltpunkt, m. hd., v. auf hangepunkt. 
Anhaltseil, n. hd. Keertakel, keertouw, 
borg ; relieving-tackle; attrape. 
Anhaltstift, m. hd. Pal (van een 
slot); pin; foliot, étoquiau, étoquetau, étoteau. 
Anhangen, n. hd., v. adh^renz. 

!ANLAGEWA LZE. 

Anhángestange, f. hd. Aanspanknop 
(der waggons); spreader; barre d'attelage. 
Anhängschloss, n. hd. Hangslot; 
padlock; cadenas, serrure mobile. 

Anhaspen, v. a. hd. Vasthaken; to 
fasten with a hook; attacher avec ure crochet. 
Anhãspen, V. a. hd. Vastkrammen; 

to cramp; cramponner. 
Anhauen, v. a. hd. Aan bakken (om te 
onderzoeken); to examine by cutting; sonder. 
Anhäufung, f. hd., v. aggrégat 
accretion ; agglomérat. 
Anheizen, v. a. hd. Aanstoken ; to 
urge; Bonner un coup de feu à.. 

Anhéler, v. a. fr. Gelijkmatig stoken 
(den glasoven); to heat or warm uniformly; 
gleichmässig heizen. 

Anholtau, n. hd. Tros ; hawser, halser; 
aussière. 

Anhydre, fr., Anhydrous, eng. 
adj. Watervrij ; wasserlos. 

Anhydrit, n. hd., Anhydrite, f. 
fr. & eng. Watervrije, zwavelzure kalk, watervrij 
gips, teerlingspaath. 

Anhydritspath, Wi rfelspath, 

m. hd. Teerling-spaath; cube- or cubic spar; 
spatb cubique, chaux anhydro-fluatée. 
Anille, f. fr. Molenijzer, ankerkruis; 
iron cross, rynd; muhleisen, haue. 
Animaliser, fr., to Animalize,v. a. 
eng. In dierlijke stof omzetten ; verthieren; 
in thierischen stoif verwandeln. 

Anime, eng., Animin, n. hd., Animine, 
f. fr. Zoutvatbare basis in de dierlijke 
olie van Dippel; animine. 

Animic salt, eng. Animic-zout; ani min 
-salt; set animique. 

Anisotie, eng., Anisotique, fr., 
Anisotisch, hd. Onregelmatige kristallen. 
schietende. 

Anke, f. Ankel, m. hd. Stempel , 
stift (ter uitdrijving. enz.); puncheon, stamp, 
thimble; de à emboutir, bout, bouterolle. 

Anker, m. hd., v. ancre, anchor, 
en samenstellingen. 

Ankerit, m., v. bitterspath. 

Ankern, V. n. hd., v. ancrer. 

Ankitten, v. a. hd. Met mastfik, kleefdeeg, 
stopverf, enz. dichtmaken ; to cement; 
mastiquer, cementer. 

Anklammern, v. a. hd. Vastklampen, 
vastkrammen ; to cramp, to fasten with crampirons; 
acclamper, cramponner. 

Ankommen, v. n. hd. Aankomen, in 
gisting komen (van de verfkuip gezegd); to 
ferment; fermenter. 

Ank©pfen, v. a. hd. Aankoppen, aan 

speldeknop); to head; têter,-stampen (den 

entêter, enrhuner, enfiler. 

Ankc pf hammer, m. hd. Kophamer 

(der spelden makers) ;heading-haanmer;pannoir. 
Ankórnen, v. a. hd., v. amorcer ij. 
Anlage, f. hd. Aanleg (voor de mazen 

der kousen); onset; assise 
Anlagewalze, f. hd. Prepareer-cilinder, 
pletrol (waaronder het in den vlam-of 


ANLANDEN 

zweetoven wit gloeiend gemaakte puddelijzer 
gebracht wordt); roughing-roll, puddler's 
roll; cylindre ébaucheur ou dégrossisseur 
ou cingleur, cylindre preparatoire. 

Anlanden, V. n. hd., v. aborder 3) . 

Anlangungssti ck, n. hd., v. abnge 
1) . 
Anlaschen, v. a. hd., v. abplatzen. 
Anlassen, v. n. hd. Ontlaten, uitgloeien 

(het smeedijzer); to let down; recuire, détremper. 
— V. adouCir 3). — Aan den 
gang brengen (de machine); to start, to 
throw into gear, to set a going; meltre en 
mouvement ou en train ; (en parlant dun 
moulin à eau) ouvrir la pale. 

Anlauf, m. hd. Aanloop (hol cirkelvormig 
lijstwerk aan zuilen); cavetto-plane; 
congé, cavet. — V. congé. — Geboorte, 
begin (van een gewelf), aanloop; springing; 
retombée. 

Anlaufen, v. n. hd. Vlekkig, vurig 
worden (van papier, dat te lang gevocht 
ligt); to mildew, to rut; se piquer. 
Blau a., blauwen (bij vergulders); to blue; 
bleuir. ® Blau a. lassen, blauw doen 
aanloopen (het staal); to blue, to damask; 
oxyder au bleu, bleuir, damasquiner. — 
Schwarz a. lassen, zwart doen aan 

to make black; noircir.-loopen ; 
Anlauffarben, f. pl. hd. Aanloopkleuren 
; tempering-colours; couleurs du recuit. 

Anlauffeuer, n. hd. Rafpineervuur, 
frischhaard ; refining-fire, refining-furnace; 
feu d'afpinage. 

Anlauffrischen, Anlaufschmieden, 
n. hd. Omsmelting van 't ruwijzer in 
fijnijzer; refining; conversion du fer brut 
en fer afiine. 

Anlaufrad, n. hd. Regelaar van 't 
slagwerk ; moderator of the clock-work; roue 
servant à modérer la sonnerie. 

Anlegemasehine, f. hd. Aanlegma 
eerste trekmachine (der machinale-chine, 
vlasspinnerij); spreader; étaleur. 

Anlegen, v. a. hd. Aanleggen, vluchtig 
ontwerpen, schetsen; to (make a) sketch, 
to rough-draw; tracer, ébaucher. — A. 
(den roeken) , aanleggen (het spinrokken); 
to prepare (the distaff); charger, 
coiffer, monter (la quenouille). 

Anlegen, n. hd.: das a. der spar-ren, 
liet leggen der daksparren ; the laying 
on the rafters; chevronnage. 

Anlegepunkt, n. hd. Ophangpunt, 
hangpunt; point of suspension; point d'application 
ou de suspension. 

Anleger, m. hd. Liniaal (der draaiers); 
ruler, level; calibre. 
Anlegeschioss, n. hd., V. anhangschloss. 


Anlegespäne, m. pl. hd. Houten of 
metalen schenen, schuine regels (der letterzetters); 
scale-boards; biseaux. 

Anlegestege, in. pl. Formaathout, 
formaatwit ; furniture, head-, sides- and footsticks; 
garniture, bois de marge. 

Ali iti +'AU. 

Anlehnwand, m. hd. Leunmuur; 
back-wall; mur de dossier. 
Anlenken, v. a. Van geledingen of 
gewrichten voorzien; to link; articuler. 
Anluven, Anlufen, v. n. hd. Aanloeven, 
loeven ; to go to windward; aller au lof. 

Anmerkung, f hd. (durchgehende). 
Kolom voor aanmerkingen ; column 
for annotations; addition en hache. 

Annageln, v. a. hd. Aan-, vastspijkeren; 
to rail up; attacher avec des clous, 
clouer. — Oppinnen, met pinnen aan elkander 
bevestigen ; to nail, to fasten, to make 
fast; brandir, sceller. 

Annahen, v. a. hd.: einen block 
a., Een blok vastnaaien, aanslaan; to seize 
a block; frapper uae poulie. 

Annáherungsgraben, m. hd., v. 
approaches. 
Annaherungskraft, f. hd. Middel 
-puntzoekende, centrepetale

kracht; centrip-' 
etal force; force centripète. 

Anneal (to), v. a. eng., v. Adoucir 
3). — In den koeloven brengen, afkoelen 
(het glas); abkuhlen; recuire. 

Annealing, eng.: Art of a., glas 
glasmalerei; peinture sur verre.-schilderkunst; 
Annealing—arch, eng. Calcineer-oven 
(voor glas); calcinirofen; carcaise, carquaise. 
Annealing -colors, pi. eng. , v. An


lauffarben. 
Annealing-furnace, eng. Koeloven ; 
kuhlofen; four à recuire. 

Anneau, Ring, metalen of houten cirkel, 
hoepel ; ring, link, band, hoop; ring, 
reif. — Lus, lis, strop ; loop; öse, schliiige, 
schleife. — Ring, ruimte tusschen twee 
concentrische cirkels; ring; ringfiiche. 

A. d'anere, in. fr., v. anchor—ring. 
A. de bois, zuiger, mastband ; 
round and hollow cleat; doppe ; — A. 
de brague, broekingring (der affuiten); 
breeching-loop; henkeltraube. — A. du 
bout d'essieu, asring ; axle-hoop, linchhoop; 
achsring. — A. dune chaine, 
schalm, schakel van eenera ketting; link 
of a chain; kettengelenk, -glied. — A. 
de la chaine de tiinon, disselring ; 
thill-ring ; deichselring. — A. dune 
clé, sleutelring (ring van den sleutel); bow 
of the key; schiusselring. — A. d'embrelage, 
klapmutsring (van 't affuit), protsring 
; keep-chain-ring, lashing-ring, crossbeam-
ring; schnurring, prol.zring. — A. du 
licou, halsterring; collar-ring, centre-ring 
of the head-collar; haisterring. ® A. de 
manoeuvre, avanceer-ring (van 't affuit); 
limbering-up hoop, limbering-up handle; hebering, 
tragebitgei. — A. de palonnier, 
z wenghoutring ; swingle-tree-ring; ortscheitring. 
~ A. de pointage, ring voor de 
dirigeerspeek; traversing-handspike-ring; hebebugel, 
richtbugel. — A. de porterênes, 
geiitring; bit-ring; ztigelring. ••i A . 
gradué, in graden verdeelde ring (aan 

het kompas) ; graduated ring; grasring. 

3* 


30 ANNEHMEN --, ANSCHNITT. 

Annehmen, v. a. hd.: das gold 
a., het goud aannemen (bij boekbinders); 
to settle the gold-leaf; aspirer. 

Annex, eng., V. Anfuge. 

Annulaire, fr., Annular or Annulary, 
eng. adj. Ringvormig ; ring formig. 
Annular saw, eng. Kroonzaag ; kron


oder ringsdge; scie cylindrique. 
Anode, m. * Oppervlak langs hetwelk 
een electrische stroom in een lichaam vloeit. 

Anonis, eng. West-Indische indigo; 
West-Indischer indigo; indigo de la Guadeloupe. 


Anpassungsfl.che, f. hd. Aansluitingsvlak 
; chipping piece of the flanch of a 
pipe; congé. 

Anpfióeken, v. a. hd. Vastpinnen, 
vastnagelen ; to preg, to treenail; cheviller. 

Anquieken, v. a. hd., V. to amalgamate. 


Anraucherung, f. hd. Berooking, bedamping; 
fumigation; fumigation. 

Anreibung, f. hd. Gehamerd forneerof 
oplegwerk ; hammer-veneering ; placage 
au marteau. 

Anreichern, v. a. hd. Verbeteren, 
zuiveren (een erts door smelting); to enrich; 
enrichir. 

Anreichlech, n. hd. Gezuiverd erts, 
verbeterde ruwsteen ; enriched ore; minérai 
enrichi. 

Anrichtung, f. hd. l\rijzerwerk, minuutwerk 
; movement, arbor and tubes of the 
dial-plate; cadrature, quadrature, minuterie. 

Anritzen, v. a. hd. Een weinig opsplijten 
; to make a little slit on; faire une 
petite fente. 

Ansatz, m. hd. Borst (van assen, radspeken, 
enz.); shoulder, collar; èpaulement; 
embase. -Oog (der pan van 't geweer); 
elevation ; rempart. ~ Uitwendige aanzetting, 
aanwas van buiten ; juxtaposition; jumtaposition. 


Ansatzfeile, I. hd. Platte vijl, handvijl 
; safe-edge, flat file, hand-file; plate large, 
plate à main, time plate. 

Ansatzrohre, f. hd. Geleidbuis, aan


voerpijp, verbindingspijp; conduit pipe; tuyau 

de conduite, de communication. 

Ansehften, v. a. hd. Monteeren (een 

geweer), de lade aanbrengen ; to stock or 

mount; monter. 

Anscharen v. a. hd.: sich a., samenloopen 
(van mijngangen); to unite in one 
lode; se réunir. 

Anscheere, f. hd. Kettinggaren, schering; 
warp, warping; chaine, ourdissure. 

Anseheeren, v. a. hd. Scheren (den 

ketting); to warp; ourdir, monter un métier, 

monter la chaine. 

Anschieber,m.,Anschiebestuck, 

n. hd., v. alonge 1). 
Anschiebring, m. hd. Schuif-, sluit 
(aan een parapluïe); umbrella-runner;-ring 
coulant. 
Anschiessen, v. a. hd. Aanschieten 

(van kristallen); bevriezen; stremmen; to 
crystallize; to congeal; se cristalliser; se 
congeler, se coaguler. 

Anschiesskessel, m. hd. Vulbekken 
(der suikerraffinadeurs); filler; empli. 

Anschiesspinsel, m. Verguldpenseel ; 
small brush for gilding; doroir, pinceau is 
Borer. 

Anschift, Anschiftstuck, n. hd., 

V. alonge 1) about 1) & 2). 
Ansehiften, v. a. hd. Lasschen, verscherven, 
voegen; to join; enter. 
Ansehlag, m. hd. Kohier van lasten 
(eener aanbesteding), kostenraming; device, 
estimate; devis, dessin, projet. -Aanslag, 
sponning; randlijst, messing; rabbet, rebate; 
ledge, border; chanfrein, feuillure ; mouchette, 
languette, liteau. -Aanslag, wangstuk (van 
een geweer); butt-end of a gun-stock; costche, 
crosse, gigue. -Aanslag, wang (der 
zaag); cheek; joue. -Spie (der schaaf); 
fence; coin, pièce qui règle la longueur du 
rabot en couvrant une partie de la semelle 
et du Ier. - Einen doppelten a. 
(odor falz) machen, eene dubbele sponning 
(aan deur of venster) maken ; to make 
a double groove; refeuiller. 

Anschlageholz, n. hd. Klapspaan, 
babbelaar, onrust (aan den molentremel); 
mill-clack, mill•clapper, clapper; cliquet, cliquette, 
traquet, battant, claquet. 

Anschlageisen, n. hd. Spitsbeitel ; 

bolt-chisel; (ciseau à) langue de carpe. 

Ansehlagen, v. a. hd. Op het raam 

spannen (het laken); to put on the tenter; 

mettre sur la rame. o Aanslaan (de in


slagdraden op het weefgetouw); to beat; 

frapper. -Aanslaan (een zeil); to bend; 

enverguer. 

Ansehläger, m. hd. Tangent, wip 

(dat de snaar der piano, enz. aan-pertje 

jack; sautereau. e Rustend echap--slaat); 

pement (in uurwerken); dead-beat, repose


escapement; échappement is repos ou is l'épine. 

Anschlagestift, m. hd., v. anhalt


stift. 

Anschlaglineal, U. hd. T-vormige 
winkelhaak ; T-square, T-ruler; équerre 
en T, té. 

Anschiagrad, n. hd. Slagwerkrad (in 

een uurwerk) ;striking-wheel;rouedesonnerie. 

Anschlagwinkel, m. hd., V. an


schlaglineal. 

Anschlichten, v. a. hd. Slichten, de 

kettingdraden pappen; to spread over with 

weaver's starch; caller la chaine. 

Anschmelzen, v. a., hd., v. angiessen. 
Anschmieden, v. a. Aaneenwellen ; 
to join by forging; souder. 

Anschmiegen, v. a. hd. In elkander 
werken, pas maken; to adapt, to adjust; 
adapter, ajuster. 

Anschnellen, v. a. hd.,'v. abschnuren. 
Anschnitt, m. hd. Kerf, keep, insnede, 


ANSCHNURUNG 

inlating; gain, notch, nick, scotch; entaille, 
cran, eticoche, entaillure, mortaise. 
Anschnurung, f. hd. Aansnoering, 
verbinding (der voettreden met de scheer 

weefgetouw); cording, tying--lijsten van het 
up, tie-up of Jacquart; armure, encordage, 
billure, empontage. 

Anschrauben, v. a. hd. Aan-, op-, 
toe-, vastschroeven ; to screw (down, up, in, 
on); visser, attacher avec des vis. 

Anschrote, f. hd., v. abschrote 2). 

Anschroten, v a. hd. Kaarden ; noppen 
; den zelfkant vormen; raising, dressing; 
rowing, teasling; to form the list or wale; 

lainer, garnir; ratiner; former la lisière. 

Ansehuhen, v. a. hd. IJzeren schoenen 
geven, met ijzer beslaan (eenen paal); 
to ferrule; ferrer. 

Ansehuss, m hd. Aanschieting (der 
kristallen); crystallization; cristallisation. 

Anschusspinsel, m. hd. Krasborstel, 
draadborstel ; scratch-brush, wire-brush; gratte-
Bosse, gratte-boësse. 

Anschi tzen, v. a. hd.: die masehine 
a., het werk der machine in gang 
brengen ; to start, to let go the machinery; 
faire aller la mécanique. 

Anschwangern, v. a. hd. Doortrek 

-doorweeken, bezwangeren; to impreg--ken, 
nate; imprégner. Ganzlieh a., verzadigen 
; to saturate; saturer. 
Ansehweiden, v. a. hd. Zweeden of 
weeden (de huiden met kalkbrij ter peling 
voorbereiden); to daub with ashes and lime; 

encliaussener. 

Ansehweif, m. hd. Ketting, schering; 

chain; chaine. 

Anschweifen, v. a. hd., v. an


scheeren. 

Ansehweifer, m. hd. Scheerraam; 

warping-frame; ourdissoir, chassis a ourdir. 

Anschweifgarnwinde, f., An


sehweifhaspel, m. hd. Passemer,twer


kershaspel; warping-reel; chignolle. 

Anschweifrahmen, m. hd. v. anschweifer. 


Anschweissen, v. a. hd. Samen wellen 
; shutting together, shutting up, to weld; 
souder ensemble. 

Anschwellung, f. hd. Buik (eener 
zuil); entasis; rentlernent. 
Anschwöden, v. a. hd., v. anschweiden. 


Anse, f fr. Oor (der klok); cannons, 
handle; henkel, ëhr. ~ a) A. a vis,schroefbout 
met spie); junk-ring, eye-bolt; schraubenbolzen 
(mit splint). — b) Greep of handvatsel 
(aan 't cilinderdeksel van stoommachines) 
; screwed handle; grifi. A. de 
panier, gedrukt gewelf; surbased arch, 
basket-handle-arch; korbbogen. ~ Schroefvormig 
sieraad (aan slotwerk); spiral ornament; 
schneckenfdrmiges zierath. _• Anses, 
pl. Ooren (van een mortier, van eene 
bom); dolphins; ears; delphine, henkel, handhaben; 
bombenhaken. 

ANSTUCKEN. 

Ansetzblatt, m. hd. Schutblad (van 
een boek); fly-leaf; allonge. 

Ansetzblech, n. hd. Vijlplaat; supporting 
plate of a file; dossier. Plaat tot 
sluiting (van den smeltoven); shutter; platine, 
porte. 

Ansetzen, V. a. hd. Bijzetten (de verfkuip); 
to prepare; asseoir. _ Aanzetten, 
stijfhalen, spannen (het want, de stagen); 
to set up; rider. 

Ansetzpappe, f. hd. Bord ; strong 
paste-board ; carton épais pour couvrir les 
livres. 

Ansetzung, f, hd., v. accretion. 

Ansieden, v. a. hd. Door smelting met 
lood vermengen; to mix (a metal) with lead 
by smelting; scoritier avec Ie plomb. 

Ansintern, v. n. hd. Vast worden 
onder den vorm van stalactieten ; to fix in 
the shape of stalactites; se fixer sous 1 a 
forme de stalactites. 

Ansitzarbeit, f. hd. Eerste opening, 
aanboring (eener mijn); first opening, digging; 
ouverture, percement, première fouille. 

Anspect, m. fr. Handspaak ; handspike, 
handspeek; handspake. 

Anspitzen, v. a. hd. Aanpunten (naal


den, spelden); to point; aff`iner, empointer, 

apoin tisser.

Ánspitzung, f. hd. Splitsing, vaneen 


splitsing (van 2 touweinden); splice, splicing; 

epissu re. 

Anstahlen, v. a. hd. Verstalen; steel


ing; acérer, armer. 

Ansteeheisen, n. hd. Laatijzer (om 

den smeltoven ter afvloeiing van 't ijzer in 

de vormen te openen); rake, opening-tool; 

perier, perrier. — IJzeren stop (van 't gat 

des smeltovens); stopper; serrière. 

Anstechen, v. a. hd. Opsteken (den 

smeltoven); to open; faire la percée. 

Ansteckbohrer, m. hd. Zwikboor; 

fretboor; piercer; persoir; barroir (des ton


neliers); gibelet (des essayeurs de vin). 

Anstich machen, hd., v. auge 

aufrennen. 

Anstichrohr, n. hd. Insteekbuis, bij


pijp, zijbuis; secondary tube, lateral tube; 

tuyau secondaire, tuyau lateral. 

Anstoss, m. hd., v. about 2). 

Anstossen, v. n. hd. Aanstooten, wrij


ven (van radertanden in uurwerken); to 

rubb; quotter. 

Anstrebekraft, f. hd., v. ann


herungskraft. 

Anstreben, V. n. hd. Zwaartekracht 

uiten, door zijne zwaarte naar een ander 

lichaam neigen ; to gravitate; graviter, ten


dre. ® n., v. appetence. 

Anstrebung, Anstrengung, f. 

hd. Spanning; strain, stress; effort (qu'éprou


vent les parties des machines). 

Anstrich, m. hd. Aanstrijking, bedek 

verf, kalk, teer, enz.); coat; cou--king (van 

che, endwit. 

Anstueken, V. a. hd. Verstellen, een 


 

32 ANSTUCKUNG -


stuk aan-of inzetten; to piece, to clap a 
piece to; rapiècer. 
AnstUckung, f. hd. Houtverlenging; 
lengthening; recoulement, rallongement. 

Ansud, nl. hd. Ontvetting, ontgomming, 
ontschaling (der te verven stoffen); scouring; 
bouillon, décrument, décreusage. 

Ansi ssen, v. a. hd., v. absissen. 

Anta, eng., Ante, fr. & hd. f. Uit 

boekpilaster.-springende 

Antakeln, v. a. hd., v. agréer. 

Antenne, f. fr. Roede van een latijn zeil 
of emmerzeil; lateen-yard; lateinische raa. 
Anterit, m. hd. Kwik, kwikzilver; 
mercury; mercure. 
Anthracit, m. hd., Anthracite, 
fr m., eng. Glanskool, hoornblende. 

Anthracometer, eng., Anthrakometer, 
hd , Anthracométre, fr. m. 
Koolzuurmeter. 

Anthrazotion, n. hd. Zwavelblauw stof; 
sulpho-cyanogen; sulfo-cyanogène. 

Antifriction metal, eng. Metaal 
voor de Lappenbedden (dat weinig wrijving 
verwekt); zapfenlagermetall; métal pour les 
collets (des machines). 

Antigorium, m. fr. Glazuur (voor 
aardewerk); coarse enamel, glasing; glasur, 
blaufarbenglas, schmelzglas, smalz. 

Anti—hygrometrie, adj . eng. Waterdicht; 
wasserdicht; imperméable, hydrofuge. 

Antimoine, m. fr., Antimony, eng., 
Antimonium, m. hd. Spiesglans of spiesglas; 
hd spiessglanz oder spiessglas. —Mine 
ou sulfure d'a., zwavelspiesglans; ore 
of antimony; schwefelspiessglanz, spiesglanzerz. 
® A. oxydé, antimoniumoxyde, 
spiesglansbloemen, zilverbloemen, antimoniesneeuw 
; hydrosul f ure or antimony, mineral 
kermes; spiessglanzbluthe, spiessglanskermes. 
~ A. sulfuré, grauw spiesglanserts; 
grey antimony-ore; graues spiessglanzerz. 
— Muriate, Nitrate, Phosphate, 
Sulfate d'a., zoutzuur, salpeterzuur, 
phosphorzuur, zwavelzuur antimonium; 
hydrochlorate of antimony; nitrate of 

a. or ammoniated nitre; phosphate of a.; 
sulphate of a.; salzsaures spiessglanzoxyd; 
spiessglanzsalpeter; phosphorsaures spiessglanzoxyd; 
schwefelsaures spiessglaznzoxyd. 
^• Beurre d'a., v. beurre d'a. 
Antimonial aethiops, eng. Spiesglansmoor; 
spiessglanzmohr; éthiops antimonial. 
— A. ocre, spiesglanskalk; spiessglanzkalk; 
ocre d'antimoine naturel. •n• A. 
ore, , spiesglanserts; spiessglanzerz; mine 
d'antimoine. — A. silver—ore, splesglanszilver; 
spiessglanzsilber; argent antimonial. 

Antimoniate, eng. & fr. in. Spiesglanszuur 
zout; antimonsaures salz. ~ A. 
of lead, eng., A. ou Stibiate de 
plomb, fr. Spiesglanszuur loodoxyde , antimonsaures 
bleioxyd, bleiniere. 

Antimonglanz, nl. hd. Grauw-spiesglanserts, 
z wavelarltinionium ; grey antirrionyore; 
antimoine sulfuré. 


ANZIEHUNG. 

Antimonic acid, eng., v. acide 
antimonique. 
Antimonious acid, eng., v. acide 
antimonieux. 

Antimony, etc., v. antimoine, etc. 

Antiquaschrift, f. hd. Romein (drukletter); 
roman primer; romain. — Grosse 
a., tekst; great primer; gros romain. 
Zwei punkte grosse a., kleine kanon; 
two lines great primer; deux points de gros 
romain. 

Antiseptic, eng., Antiseptique, 

m. fr. Bederfwerend middel; fdulnisswidriges 
mittel. 
Antizimiae, eng., Antizymiaque, 
Antizymique, fr. adj. Gistingwerend; 
gdhrung hindernd. 

Antreibeholz, n. hd. Hout voor den 
drijfhaard ; wood used for the refining -furnace; 
bols d'affinage (pour la coupellation). 

Antreiben, v. a. hd. Uitdrijven (bij 
letterzetters); to drive out, to take up more 
room; chasser. 

Antrit, m. hd. Trede, voetplankje der 
gewone drukpers; foot-step; plancher, planchette. 
® Eerste trede (van eene trap); 
entrance-stair; première marche. 

Anvil, eng., v. amboss. 
Anwachsen von aussen, n. hd., 

V. ansatz 8). 
Anwármen, v. a. hd. Beginnen te 
stoken (den smeltoven) ; to begin to heat; 
chauffer. — Anwármen, n. Gloeiing, 
het gloeiend smeden; heat; chaude. 

Anwasehe, f. hd. Het wasschen (der 
ertsen); washing; lavago. 

Anweben, v. a. hd. Aanweven, wevend 
verbinden; to weave to, to join by 
weaving; tisser, trainer à. 

Anweisung, f. hd.: gute a. haben, 
er goed uitzien, veel beloven (van 't 
gedolven erts sprekende); to promise well; 
promettre, avoir bonne apparence. 

Anwitterung, f. hd. Ertsbloem; oreflower; 
fleur de minérai. 

Anwurf, m. hd. Stempelwerk, muntpers, 
muntschroef; coiner's stamp, minting-mill; 
balancier. — Slotkramplaat; clasp, staple, 
link; auberonière. 

Anwurfschlussel, m. hd. Z waaikolf, 
hefboom (der muntschroef); lever; bras du 
balancien. 

Anzeichnen, v. a. hd. Afteekenen 
(het hout ter bebouwing); to mark the cutting; 
piquer. 

Anzeiger von eisenbahnunfállen, 
nl. hd. Seintoestel bij spoorwegongelu 
kken, nood -signaal ; railway-accident-detector; 
appareil révélateur. 

Anzetteln, v. a . hd., v. anscheeren. 
Anziehschli ssel, m. hd. Schroefsleutel 
; wrench; cie à vis, à écrou. 

Anziehung, Anziehungskraft, f. 
hd. Aantrekking, aantrekkingskracht; attraction, 
attractive power; attraction, vertu on 
force attractive. — A. in haarr®hr



ANZIEHTUNGSPUNKT 

chen, v. capillaritat. •• Natiirliche, 
gegenseitige a., algemeene aantrekking 
; zwaartekracht ; gravitation; pesanteur 
universelle, gravitation. 

Anziehungspunkt, ril. hd. Zwaartepunt; 
centre of gravitation; centre de 
gravitation, d'attraction. 

Anzinnen, v a. hd. Vertinnen ; to tin; 
étamer. Aaszinnen, n. Vertinning; 
tinning; étamage. 

Anzucht, f. hd., v. air-hole. 

Anzwecken, v. a. hd., v. anbolzen. 

Apatit, in. hd., Apatite, eng. y fr. 

f. Natuurlijke phosphorzure kalksteen. 
Apercoir, m. fr. Blikken plaat (aan 
weerszijden van den slijpsteen der spelden makers; 
plate on both sides of the grindingstone; 
blech. 

Aperitoire, f. fr. Gelijkmaker, afpuntschijf 
(des speldenmakers); plate to equalize or 
gauge the wire at the lathe; vergleichplatte. 

Aperture, eng. (of a window). 
Vensterindieping; ausschnitt; embrasure. 
Aphlogistie lamp, eng. Gloeilamp; 
gluhlampe; larnpe sans flamme. 

Apiquer, v. a. fr.: A. les vergues, 
de raas optoppen ; to set the yards a-peak; 
die raaen pieken oder toppen, die raaen halen 
oder in die piek setzen. ~ Apiquer, 

V. n.: le cable apique, le vaisseau 
apique, v. ancre: l'a. est it . plc. 
Aplaigner, Aplaner, v. a. fr. Rouwen 
, kaarden (de wolvezels met kaarden 
losmaken en ze de vereischte streek geven); 

to raise the nap (with teazels or burs), to 

tease; rauhen, aufkratzen. 

Aplanir, v. a. fr. Effenen, slechten (den 
grond, de opgeworpen aarde); to level; ebnen. 
~ V. aplaigner. ~ v. abbreiten. 

Aplanisseur, in. fr. Lakenrouwer; 
teaser; tuchrauher. 
Aplanissoire, f. fr. Strijkhord (der 
metselaars); float; reibebrett. 

Aplatir, v. a. fr., v. abbreiten. 
^•• A. le fil d'archal, den koperdraad 
(voor de spelden) vlak slaan ; to flatten the 
wire; den draht flecken. 

Aplatisserie, f. fr. Pletterij ; laminator's 
workplace;streckwerkstdtte,streckstdtte. 

A.platissoire, f. fr. Pletrol ; plethamer; 
flatter, roller, rolling-cylinder; ,gatting-hammer; 
streckwalze, pl<ittwalze; streckhammer. 

Apocrénate, m. fr. Mineraalwaterzuur 

zout; acetate of mineral waters; mineral


wassersaures salt. 

Apocrenique, adj. fr.: Acide a., 

acid of mineral waters; rnineralwassersdure. 
Apointisser, v. a. fr., v. anspitzen. 
Apomeeometer, eng., Apomeco


metre, m. fr. Afstandsmeter(voor verafgele


gen voorwerpen); weitenmesser, fernmesser. 

Apophyge,Apophysis, v. congé. 

Apótres, m. pl. Apostelen, judasooien ; 

bollard-timbers, knight-heads; klusholzer, bugstucke 
mit den kuisgaten. 
Apparat, m. fr. y hd., Apparatus, 

APPÉTENCE. 33 

eng. Verzameling van physische of chemische 
werktuigen. — A. zum auftragen, hd. 
Inktrol, die (aan eene snelpers) den inkt op 
de letters brengt; inking-cylinder; toucheur. 
~ A. (einer fabrik), materieel; apparatus, 
stook; matériel. ~ v. Appareil. 

Appareil, in. fr., v. Apparat. — 
Toestel, inrichting; mechanism, contrivance; 
vorrichtung. — Verband, muurverband; 
bond; mauerverband. — A. á croisettes, 
kruisverband; cross-bond; kreuzverband. — 

A. composé de la maconnerie 
anglaise et de la croisee, blok-en 
kruisverband ; block and cross-bond ; blockund 
kreuzverband. ® A. dit anglais, 
engelsch verband, blokverband; block-bond; 
old English bond. — A. dit flamand, 
vlaamsch verband; flemish bond, header- and 
stretcher-bond; flämischer verband. — A. 
par assises réglées, glad metselwerk; 
plain-work; glatter mauerwerk. A. réticulé, 
netverband, netwerk; reticulated 
work, diamond-work; netzverband, netzwerk. 
— A. d'alimentation, voedingstoestel 
(van den stoomketel) ; feed- or feeding-apparatus;• 
speise- oder full-apparat. — A. 
des bastringues, toestel ter bereiding 
van zuren (vooral van de zwavelzure soda); 
apparatus for acids; säureapparat. — A. 
dynamique, remtoestel, remschoen (ter 
vertraging of stuiting der machine-raderen 
door de wrijving); brake; Brems, bremswerk, 
hemmschuh, frictions-zaum. — A. dynamométrique, 
v. dynamometer. 
— A. moteur, drijfwerk; moving-apparatus; 
triebwerk. — A. de pompe ou 
de la heuse, zuigerstang van de pomp; 
pomphartje; pump-staff; upper-box of a pump; 
pumpenstock ; sauger. ~ A. de relevage 
on A. de changement de marche, 
toestel ter richtingsverandering (bij de locomotieven); 
reversing-gear; wendevorrichtung. 
— A. révélateur, v. anzeiger 
von eisenbahnunfallen. — A. de 
sauvetage, reddingstoestel(bij brand); [ereescape; 
rettungsapparat, rettungsniaschine. 
Appareiller, v. a. fr.. Bereiden, gereed 
maken, samenvoegen, opmaken ; to dress, to 
finish, to fit, to trim; staffiren, zurichten. 

V. n. Zich zeilklaar maken, onder zeil 
gaan ; to get under sail ; sich segelfertig 
oder segelklar machen. 
Appareilleur, m. fr. Toebereider, 

opmaker, klaarmaker, stoffeerder; trimmer; 

staffirer. 

Appeau, m. fr., v. appel 1), 2). 

Appel, m. fr. Klokje, dat de kwartieren 
slaat ; little signal-bell striking the quarters; 
viertelstundenglbckchen. _ Zeer dun 
Hollandsch bladtin ; dutch tin-foil (for falsesilvering); 
holldndisches blattzinn. — Lucht 

een haard, ene.); draught;-trekking (van 
zug, luftzug. 
Appentis, m. fr. Afdak ; shed-roof, 
lean-to; pultdach, schleppdach. 
Appétenee, f. fr., Appetence, 


34 APPLICAGE 

Appetency, eng. Het streven der lichamen 
om elkander te naderen ; das streben, 
anstreben. 

Applicage, m. fr. Opwerking, het aan 
bijzaken en sieraden (aan aar--brengen van 
dewerk); decorating, adorning; verzierung. 
Applique, f. fr. Op-, inlegsel; inlaying, 
inlaid work; eingelegte arbeit. 
Appointer, v. a. fr., v. anspitzen. 

Vaststeken ; to set (cloth); heften. 

Apposition, f. fr., v. accretion. 

Apprêt, m. fr. Opmaking, opwerking, 
glanzing, stijving (van weefsels, leder, papier, 
enz.); finishing., dressing; zurichtung, 
bereitung, appretur. — Wat tot opmaking 
enz. dient (vischlijm, gom, stijfsel, enz.), pap, 
appretuur; starch; steile. — Grondverf; 
priming; erster anstrich, grundfarbe. 

Apprê ter, v. a. fr. Opmaken, opwerken 
(pappen, stijven, lijmen, enz.); to finish, 
to dress; zurichten, bereiten. ~ De grondkleur 
geven; to prime; grundiren. 

Apprétear, m. fr. Opmaker, opwerker; 
finisher, dresser; zurichter, zubereiter. 
(oudtijds ook) Glasschilder; painter upon 
glass; glasmaler. 

Apprêtoir, m. fr. Tinnegietersbank; 
pewterer's bench; Peilbank, sduberbank. 

Appretur, f. hd., v. apprêt i). 

Approach, eng., Approche, f. fr. 
Afstand, wit (tusschen naast elkander geplaatste 
letters); zwischenraum, bachstabenraum. 


Approaches, eng., Approches, fr. 

f. pl. Aannaderingswerken, loopgraven ; anndherungsgraben. 
Approcher, v. a. fr., v. to adjust. 
Appui, m. fr. Steun, stut, rustpunt; 

prop, stay; fulcrum; stutze, ruhepunkt. 

A. du trousquin, kop van 't kruishout; 
head of the marking-gauge; anschlag, kopf 
des (doppelten) streichmasses. — v. an— 
halter. — A. de croisée, venster 
window-sill; fenster-sohibank. ~ A.-bank ; 
de fourchettes, steungaffel ; lever-hold; 
stützgabel. 

Appuyoir, n. fr. Drukhout, plat en 
driekant soldeerhout (der blikslagers); flat 
piece of wood for soldering; pressholz. 

Apron, eng. Binnenvoorsteven ; binnen 

contre-etrave. — Platlood; platt--vorsteven; 
loth; platine. — Fondeeringplaten ; plateform; 
plate-forme (dune écluse). — Schootsvel 
; schurzfell; tablier. — A.—man, handwerksman, 
laglooner; arbeiter, handwerker; 
ouvrier, homme a tablier. 

Apyre, adj. fr. Vuurvast, vuurbestendig, 

onverbrandbaar; refractory, apyrous, feuer


fest, teuerbesthrdig. 

Aqua fortis, eng. Etswater (der munters); 
dtzwasser; tire-poil. — Zuur vocht 
(ter reiniging van 't koper); dtzwasser zum 
weichsieden; trempis. — Sterkwater, salpeterzuur; 
scheidewasser, radirwasser, htzwasser; 
eau-forte. 

Aqua-marin, m. hd., Aqua ma


— ARBEIT. 

rina, Aquamarine, eng. Beril (zeegroene, 
doorzichtige edelsteen); aigue-marine. 

Aqua—regis, eng. Koningswater, mengsel 
van chloor, water en ondersalpeterzuur; 
königswasser; eau régale, acide hydrochloronitrique. 


Aquatinta, eng., Aquatinta—manier, 
f. hd. Het gebruik van waterverven 
bij 't graveeren op 't koper ; lavis. 

Aqueduc, m. fr., Aqueduct, eng. 

Waterleiding; wasserleitung. 
Aqueous, eng., Aqueux, fr. adj. 

Waterig ; wdsserig. 
Aquosité, f. fr., Aquosity, eng. 

Waterigheid ; w sserigkeit. 

Arabesken, hd., Arabesques, eng. 
& fr f. pl. Versierd loofwerk, arabisch beeldhouw-, 
bouw-en schilderwerk; arabesken, 
moresken. 

Arabin, n. hd., Arabine, f. fr. & eng. 
Stof,waaruit de zuivere arabische gom bestaat. 

Aragonite, I. fr. & eng., Aragonspath, 
m. hd. Doorschijnend wit, grijs of 
groen mineraal, van glazigen glans, naald 

(eng. needle-spar); ijzerbloed (hd.-spaath 
eisenblut). 

Araignée, I. fr. Spinnekop (op den 
rand van de marsen en stagen); crow -foot; 
hahnpfot, hahnpol. — Hoekige berst (in 
ijzer, enz.); hooked flaw; dstiger schiefer. • 
Mijnen weefsel, mijngangwendingen (voor eerre 
vesting) ; countermined system, araignee ; 
gewebe der minenghnge. 

Aramer, V. a. fr. Spannen en uitrekken 
(het laken); to stretch upon tenters; in rahmen 
spannen, einrahmen. 

Aräometer, n. hd., v. areometer. 

Arasement, m. fr. Borst (van een tap 
of pin); shoulder; brustung, schutter, das 
abgesatze. 

Araser, V. a. fr. effenen, gelijk maken; 
to make even; ebnen, abgleichen. 

Arbalète, m. fr. Het opeendringen der 
kettingdraden ; crowding of warp-threads 
(defect in weaving); fehlerhaftes zusammendrhngen 
der kettenfdden. — A—s, naam 
van drie touwen aan 't weversraam (a. de 
battant, raamtouw, a. des étrivières, 
beugeltouw, en a. de la gavassinière, 
trektouw) ; cords for drawing down the 
healds; schnure zum herabziehen der litzen. 

Arbaléter, V. a. fr. De sparren (op de 
dakspanten) aanbrengen ; to stay, to beard 
or shore up with rafters; mit dachstuhlskulen 
verseken. 

Arbalétrier, m. fr. Dakspant; principal 
rafter; hauptsparren. 

Arbeit, I. hd. Werk ; work, labour; 
ouvrage, travail. — Maaksel, fatsoen; make; 
facon, facture, fabrique, fabrication. s Ausgelegte, 
eingelegte a., in legwerk, forneerwerk; 
veneering, cabinet-work; placage, 
marqueterie de (ou en) placage, revétement. 

Durchbrochene a., doorluchtig, 
doorzichtig, open werk; tralievormig draadwerk 
(van goud-en zilverdraad), filigraan ; 


 

ARBEITEN — 

pierced work, filigree; ouvrage à jour, ouvrage 
percé. Eingelegte a., ingelegd werk; 
mozaïek; inlaid work, marquetry; mosaic; 
(ouvrage de) marqueterie; mosaïque. ~ 
Erhabene a., verheven werk, relief; embossment, 
relievo; ouvrage de relief. ~Halb 
erhabene a., half verheven werk; half-relie 
f; demi-relief. •• Flaehe a., vlak of laag 
verheven werk ; basso relievo, bas-relief; basrelief. 
~ Hoch oder ganz erhabene 
a., die ganze a., hoog of geheel verbeven 
werk; alto relievo, high relief; Naut 
relief, plein relief, relief entier. ~ Furnirte 
a., v. ausgelegte arbeit. — 
Gedri ckte a., op de draaibank hol uitgedreven 
werk; spun-work; ouvrage embouté 
au tour. — Geschlagene a., geslagen, 
gehamerd werk ; hammered work, raised 
work; ouvrage mantel€, vaisselle martelèe. 
. Getriebene a., gedreven werk ; itnbossed 
work, dinged work, chasing, carving, 
sculpture; ciselure, embouti, ouvrage embouti. 
Getriebene a. machen, vlak 
metaal hol uitdrijven, gedreven werk maken 
; to snarl, to bend; emboutir. e Gezogene 
a., getrokken werk, met den 
stempel bewerkte stof; stuff made by cords; 
étoffes faconnees a la tire. — Lakirte 
a., verlakwerk; locker-work, japan; ouvrage 
verni. — Uebersponnene a., overspon , 
nen werk ; guimp-lace, vellum-lace; guipure. 

Arbeiten, v. n. hd. Trekken, krom 
trekken, werken (van bout sprekende); to 
warp, to distort; se déjeter, travailler. ~ 
In gang zijn, werken (van eene machine); 
to work, to go; fonctionner, aller. 

Arbeiter, m. hd., v. c leur, gouverneur. 
Arbeitsbi tte, f. hd. Werkkuip (der 
papiermakers); vat; cove. 
Arbeitsgeri st, n. Steiger; scaffold; 
échaufadage. 


Arbeitsgewölbe, n. hd. Mantelboog 
(van den hoogoven); fauld, fold, tymp-arch, 
working-arch; encorbellement de la tympe. 
Arbeitsholz, n. hd. Werthout, timmerbout; 
timber; bols d'ouvrage, de travail. 
Arbeitsklotz, n. hd. Werkblok ; work


block; table de boucanière. 

Arbeitsl®eher, n. pi. hd. Zijopeningen 
(van den glasblazersoven); boccas, working-
holes; ouvreaux. 


Arbeitslohn,m. hd. Arbeidsloon, maak 

pay, make; main d'oeuvre, facon.-loon; 
Dagloon ; wages, salary; journée, gaye, salaire, 
gages. 


Arbeitstag, m. hd. Werkdag ; workingday; 
jour de travail. 
Arbeitsthur, f. hd. Werkdeur (van den 
vlamoven); operator; opérateur. 


Arbeitstiseh, m. hd. Werktafel , werkbank 
; bench, work-table, work-bench; shopboard; 
bane it travailler; €tabli. 


Arbeitswalzen, f. p1. hd. Werkrollen 
(ter bearbeiding der wol); workers; travailleurs. 


ARC. 35 

Arbeitszeug, n. Gereedschap; tools, 
instruments; outils. 

Arbor, eng., Arbre, m. fr. Boom, 
stander, spil, as, cilinder, rol, etc. (bij een 
aantal machines de naam van het hoofdgedeelte, 
dat de overige deelen om zich voert 
of in beweging brengt of steunt); baum, 
rundbaum, welle, wellbaum, achse, spitle, 
spendel; etc.; v. arbre. — Arbor and 
tubes, eng. Wijzerwerk (van een horloge); 
zeigerwerk, vorlegewerk; cadrature, quadrature, 
ininuterie. 

Arborescent agate, eng., v. agate 
arborisé. 

a)Arbre, v. Arbor. •• Boorijzer, boorstang; 
boring-bar, cutter-bar; bobrspindel, 
bohrstange, bobrwelle. — A. a balancier, 
onrustspil (van een uurwerk); balancearbor; 
unruhdrehstift. — A. du barillet, 
trommelspil (van 't uurwerk); arbor; 
federstift, federbausdrebstift, weilbaum. 

A. à canes, tandspil, kamspil; cam-shaft; 
daumenwelle. — A. de couche, A. 
horizontal, liggende boom of as; lying 
shaft, horizontal shaft; liegende, horizontale 
oder wagerechte welle. .•• A. de grue, 
koning of staander van eene kraan ; jib; 
krahnbalken. — A. de manivelle, krukas; 
crank-shaft; kurbelwelle. — A. moteur, 
drijfas, drijfspil; main shaft, driving 
shaft; treibwelle. — A. de moulin, 
molenas; axle-tree; mublbaum, wellbaum. — 

A. de la noix, as van de slotplaat; 
tumbler-axle; nusswelle, nusszapfen, wellbaum. 
— A. des ordons, as van 't 
hamerwerk (eener ijzersrnelterij); arbor of a 
hammer-mill; bammerwerkspindel. — A. 
des pales, des roues, as der schoepborden, 
schepradas (van het stoombootrad); 
paddle-shaft; radwelle, radspindel. n•• A. 
du parallelogramme, as der parallelbeweging; 
motion-shaft; parallelbewegungswelle. 
— A. du tiroir, as der 
stoomscbuif; excentric shaft; schieberstange. 
— A. du tour en fair, wip van de 
boorbank der vuurpijlen; -tree of a rocketlathe; 
wipper der boterbank zu raketen. — 
a) A. a Vis, spil of rol van den hollander 
(der papierfabrieken); mandrel; bolliinderwalze. 
— b) Schroefspil; screw-arbor; linker 
drebstift. — A. vertical, staande as; 
vertical shaft; stebende welle. 
b)Arbre métallique, metaalboom; 
dentrytic formation; metallbaumcben. 

A. de Diane, A. philosophique, 
A. d'argent cristallisé, boom van 
Diana, pbilosophiscbe boom, zilverboom; 
Dianae arbor; arbor lunae, philosophical tree; 

silberbaum. — A. de Mars, boom van 

Mars, ijzerboom ; arbor Martii; eisenbum


chen — A. de Saturne, boom van 

Saturnus, loodboom ; arbor Saturni; blei


bumcben. 

Arc, m. fr. & eng. Boog, cirkelboog; arc; 

bogen, kreisbogen. — Kromming, ronding; 

arch, curve; krummung; kromme, schweifung. 


36 ARCADE 

— Gewelfboog; Gentry, cope; gewblbbogen. 
— Sent, strooklat (der scheepmakers); bow; 
bogen, reissbogen. ® A. de eercle gradué, 
graadboog; graduated arc; gradbogen. 
---- A. de charrue, ploegboom; bearn, 
perch; pflugbaum, baumgrendel. — A. 
conducteur on excitateur, ontlader 
(der electriseermachine); discharger, dischar 
auslader, entlader. ® A. en dé--ging-rod; 
charge, A. de soutènement, ontlastingsboog; 
relieving or discharging arch; 
entlastungs- oder ablastungsbogen, ablastebogen. 
A. gothique, Gothische boog, 
spitsboog ; ogee-arch, pointed-arch; gothischer 
bogen, spitzbogen. ~ A. d'oseillation 
ou d'excursion, slingerwijdte, slingerbocht 
; arc of oscillation or vibration; schwingungsbogen. 
® A. plein-cintre, 
volle boog ; full centre, semi-circular arch; 
perfect arch, roman arch; voller, vollkommener 
oder römischer bogen. ® A. sur 

-baissé, A. en anse de panier,

gedrukte 
boog ; depressed or surbased arch, 
basket-handle-arch; gedruckter bogen, stichbogen. 
® A. surhaussé, verhoogde boog; 
surmounted arch; uberbdhter bogen. ® A. 
du vaisseau ou de la quille, katte 
rug, kromte van de kiel ; camber or cambering; 
katten-oder katzenrucken. 

Arcade, f. fr. & eng. booggewelf, over


el fde gang ; bogengang. 

Arcades, f. pl. fr. Ophaalders, lichters 
(van 't getouw voor gebloemde stoffen); necktwines; 
aufheber, aufholer, arkaden. 

Arcasse, f. fr. Hek, achterwerk, spiegel 
(van een schip); stern; stern-frame, buttock; 
spiegel. 

Are—boutant, m. fr. Steunboog, gewelfpiler; 
arch-buttress; gewolbepfeiler, strebepfeiler. 


Are—bouter, v. a. fr. Schragen, onderstutten, 
door gewelfpijlers steunen ; to 
prop with buttresses; mit strebepfeiler stutzen. 

Arch, eng., v. are, arche. 
Arch (to), v. a. eng. Boogsgewijs bouwen, 
welven ; wolben, uberwblben; cintrer. 

Archal, Pil d'archal, m. fr. Ko perdraad 
; ijzerdraad ; brass-wire; iron-wire; 
messing-draht; eisendraht. 

Arch-buttress, eng., V. arc-boutant. 


Arche, f. fr. Boog, bruggeboog ; arch, 
vault; briickenbogen. — Vooroven (der glasof 
smeltovens); arch; vorofen, arche. — Meelkist 
(der korenmolens); flour-box; mehlkasten. 
~ A. de pompe, v. archipompe. 

— A. plein eintre, A. surbaissé, 
A. surhaussé, v. s. are. 
Arched roof, eng. Boogdak ; bogen 
toit cintre. -dach; 
Arched timber, eng. Kromhout; 
krummholz, krommer; bols courbe. 
Arehelet, m. fr. Drilboogje, dril (der 
horlogemakers, goudsmeden, enz.); drill-bow; 
drehbogen. 

Arehet, m. fr. Drilboog; turner's pole 

ARECIN. 

or bow, drill-bow; drehbogen, wippe, drahtbogen, 
rennspindel, drahtfeder. 
Archimedes' screw, eng. Schroef 
van Archimedes, tonmolen , waterschroef ; 

schraube des Archimedes, wasserschraube; 

limace, vis d'Archimède, vis hydraulique. 
Archetype, eng. Standaard ; mustergewicht; 
étalon. 
Archipompe, f. fr. Zoode, pompzoode, 
durk; pump-casing; pumpenkoker. 
Architect, eng. Architecte , fr. 
Architekt, hd. m. Bouwmeester, bouw 
-kundige, architect. 

Architectonic, eng., Architectonique, 
fr., Architektonisch, hd. adj. 
De bouwkunst betreffende, architectonisch. 

Architectonics. p1. eng., Architectonique, 
fr., Architektonik, hd. 

f. Bouwkunst. 
Architecture, f. fr. & eng., Architectur, 
f. hd. Bouwkunde; bouwkunst. 
Architecture gothique, grecque, 
romaine, romane, fr. Gothische, Griek 

bouwkunst ; gothic, grecian,-sche, Romaansche 

roman, norman a.; gothische .(oiler altdeutsche), 
griechische, rbmische, romanische baukunst. 
~ A. hydraulique, fr. waterbouwkunst; 
hydraulic a.; wasserbaukunst. 

A. navale, fr. scheepsbouwkunst, 
scheepsbouw ; naval a., ship-building; schiffsbaukunst, 
schiffsbau. 
Architrab, m. hd., Architrave, f. 
fr. & eng. Architraaf, onderst gedeelte der 
kroonlijst of kornis; hoofdbalk, bindbalk; 

bovendrempel. 
Arch—stone, eng. Gewelfsteen ; gewddlbstein; 
voussoir. 
Arco, m. fr. Metaalsebufm, slakken bij 
't metaalsmelten; waste; krdtze, gekrbtz, 

ofenbruch. ® Onzuiver mengsel van koper en 
tin ; impure brass; rokmessing, stuckmessing.
Arson, m. fr. Boog (der hoedenmakers); 

bow; fachbogen. ® Zadelboom of boog; 
saddle-tree, tree; sattelbaum. 
Arconner, v. a. fr. Tot losse lagen 
of bladen slaan (het baar, bij hoedenmakers); 
to bon; lachen. 

Ardent, adj. fr. Loefgierig; griping; 
luvgierig. — Brandbaar, ontbrandbaar; combustible; 
brennbar, entzündlich. 

Ardier, m. fr. Dik touw om den weversboom 
te doen draaien ; shaft-rope, beamrope; 
wellbaumseil. 

Ardillon, m. fr. Tong van eenen gesp; 
prongs, tongue of a buckle; spitzen einer 
schnalle. 

Ardoise, f. fr. Leisteen , lei ; slate; 
schieferstein, schiefer. ~ A. alumineuse, 
aluinleisteen ; alum-slate; alaunschiefer. 

A. tegulaire, dek-of dakleien ; roof-slate; 
dachschiefer. 
Ardoisière, f. fr. Leigroeve ; slatequarry, 
slate-pit; schieferbruch, schieferbergwerk. 


Area, eng., v. Aire. 
Arecin , n. hd., Arécine , f. fr., 



AREOMETER • 

Areeine, eng. Roode kleurstof uit de 

areca-noot. 

Areometer, n. lid. & eng., Aréomètre, 
m. fr. Vochtmeter, dichtheidsmeter 
der vochten. ~ A. a pompe, fr. pomparaeometer; 
pump-areometer; pumpwage. 

Arête, f. fr. Kant, rand, scherpe kant; 
arris; kante. Vive arête, meskant 
(behouwen, bezaagd); droved edge, arris, 
draught; scharfkantig. u® Kant, uitspringende 
hoek door de ontmoeting der holle vlakken 
van een gewelf ontstaan ; groin; grat(h). 

— V. arêtier. 
Arêtier, m., Arête, f. fr. Hoekspar, 
hoek-of graatbalk ; hip, corner, corner-rafter,. 
ecksparren, grath- oder lehrsparren, 
hakenkamm 

Argent, m. fr. Zilver; silver; - silber. 

A. à douze deniers, i 2penningszilver; 
silver at twelve penny-weights; 12lethiges 
silber. — A. allemand ou 
d'Allemagne, ou Argent anglais 
(paekfond, argentan, toutenague, 
tintenague), duitsch , engelsch, 
nieuw zilver, wit koper; german silver, 
packfong, tutenag; argentan, packfong, weisskupfer, 
neusilber. ~ A. antimonié, 
spiesglanszilver; plumose si,lver-ore, salamander's 
hair; spiessglanzsilber, federerz. ••• A. 
antimonié sulfuré, zwavelzilver en 
-spiesglans, robijnzilver, roode blende; red 
silver-ore, ruby-silver; rothgtiltigerz, rubinblende. 
A. au titre, proefzilver; standard 
silver; probesilber. —A. bas, gering 
zilver (van gering gehalte); silver of base 
alloy; geringhaltiges silber. •r A. battu, 
geslagen zilver, bladzilver ; beaten silver, lea fsilver; 
geschlagenes silber, blattsilber. — A. 
corné, hoornzilver; hornsilver; hornsilber. 

— A. de chat, kattenzilver; cat-silver, 
argyrodamas; katzensilber. A. de eoupelle, 
kapelzilver, fijn zilver; fine silver; 
kapellensilber. A. en bain, vioeiend 
zilver, zilvervloed ; liquid silver; silberf uss, 
flussiges silber. ~ A. en barre, en 
lingot, zilver in baren, staafzilver; silver 
ingots; silber in barren oder stangen, barrenoder 
stangensilber. r A. en coquille, 
schelpzilver; shell-silver; muschelsilber. ^• 
A. en feuilles, v. argent battu. 
A. on grains, gekorreld zilver, korrel 
granulated silver; granulirtes silber.-zilver; 
o A. en lames, geplet zilverdraad; 
white tinsel; silberlabn. — A. en li.ngot, 
v. argent en barre. — A. en 
pate, zilverdeeg; piney of silver; silberteig. 
— A. faux, valsch of onecht zilver; false 
silver; aftersilber. A. file (ou Pil d'argent), 
gesponnen zilver, zilverdraad; spun 
silver; gesponnenes silber, silberfaden. 
A. fin, fijn zilver; fine silver; brandsilber, 
feines oder 1.21dthiges silber. — A. fin 
fumé, fijn rookzilver; smoked silber; feines 
rauchsilber. — A. fulminant, knalzilver; 
fulminating silver; knallsilber. — A. 
haehé, geplatteerd (met zilverblaadjes be37 


legti) koper ; plated copper; plaquirtes kupfer. 
— A. molybdique, waterloodzilver; 
molybdic silver; wasserbleisilber. ~ 

A. moulu, gemalen zilver, schilderszilver; 
amalgam of silver; silberamalgama. — A. 
monnayé, A. travaillé ou en oeuvre, 
A. orfévré, gemunt zilver; ver 
zilver; coined silver; worked-up sil--werkt 
ver; gemünztes, verarbeitetes Silber..— A. 
musif, musief zilver (wit tin met bismuth 
en kwik); argentum musivum; musivsilber. 
® A. natif ou vierge, gedegen 
zilver; native silver; gediegenes silber. ~ 

A. sulfuré ou vitreux, zilverglans, 
glanserts; silver-glance; silberglanz, glanzerz. 
— A. trait, getrokken zilver, zilverdraad; 
silver-wire; gezogenes silber, drathsilber. ••• 
A. vierge, v. argent natif. y• A. 
vif (ou vu – a.), kwikzilver, kwik ; quicksilver, 
mercury; quecksilber. 
Argentan, n. hd., v. argent allemand. 


Argentate, m. fr. & eng. Zilverzuur


zout ; silbersauersalz. 

Argentation, eng., v. argenture.

Argenter, V. a. fr. . Verzilveren ; to 

plate or do over with silver; versilbern, uber


silbern, mit silber belegen. 

Argenterie, f. fr. Zilvergoed, zilverwerk 
; tafelzilver; work in silver; silberarbeit. 


Argentifère, fr., Argentiferous, 

eng. adj. Zilverhoudend ; silberhaltig. 

Argenture, f. fr. Verzilvering; sllver


ing, argentation; versilberung. A. an 

feu, verzilvering in 't vuur; silver-plating; 

feuerversilberung. — A. a froid, A. an 

ponce, koude verzilvering, verz. met den 

duim (door opwrijving met den duim); cold 

plating, plating by rubbing; kalte versilbe. 

rung, reibversilberung. — A. galvani


que, galvanische verzilvering; electro-sil


vering; galvanische versilberung. A. 

hachée, ruwe verzilvering; rough plating; 

rauhe versilberung. 

Argil, eng., Argile, f. fr. Leem; klei; 

thonerde, thon. 


Argile á foulon, A. smectique, 

A. savonneuse, f. fr. Vollersaarde ; fuller's 
earth, fulling clay; walkerthon, seifenthon. 
— A. a porcelains, porseleinaarde; 
China-clay; porzellanerde A. 
calcarifère, kalkhoudende klei; calcareous 
clay; kalkhaltiger thon.®A. figuline 
(terre a poitier, terre glaise), 
potaarde, leem ; potter's clay; töpferthon, 
letten. ~ A. plastique, vormklei ; plastic 
clay; plastische erde. — A. réfraetaire 
ou apyre, vuurvaste klei, pijpaarde; 
fire-clay, apyrous clay; pfeifenerde, feuerfester 
thon. — A. savonneuse ou smectique, 
V. argile à foulon. 
Argilifère, fr., Argiliferous, engadj. Leemhoudend; thonhaltig. 
. 
Argileux, fr., Argillous, eng. adj. 
Leemachtig ; thonartig. 


38 ARGOL 

Argol, eng. Ruwe wijnsteen ; roper Weinstein; 
tartre brut, gravelle. 

Argue, f. fr. Trekbank (om de staven 
de eérste verlenging en verdunning te geven); 
plate to wire-draw gold; schietbank der drahtzieher, 
abführtisch, grober zug. 

Argyrodamas,v. argent de chat. 

Argyroïde, m. fr. Kunst of schijnzilver, 
pleet; silverly mixture; silberthnliche 
mischung. 

Arkaden, f. pl. hd., v. arcades. 

Arm, eng., V. arme, fr. ® Tand, kam 
(van een drijfrad), duim; treibstecken, ddumling, 
frosch, hebedaumen; came, alle, enden 

i (bij horlogemakers) hef--ture, poucet. 
boom, lichter; theil des steigeradklobens der 
die stange der unruhe hdlt; levier, talon. 
Hefboom der balans (aan welks beide armen 
de schalen hangen); wagebalken; fléau, joug,

traversin. _ (of a watch-wheel) 

Stiftje, spijltje, veerstiftje, raderspeek je ; 
stäbchen, speiche an einem uhrrade; barrette 
d'une roue de montre. — (of a wheel) 
Arm, vleugel van een rad; arm eines rades, 
radarm; croisillon. —Lenghtened arm 
of a wheel, verlengde arm of vleugel 
van een rad; vorstehender oder verldngerter 
arm oiler Hugel eines rades; aisselier. —A. of 
an anchor, ankerarm ; ankerarm; bras 
d'ancre. — A. of the yard, nok van de 
ra ; nock; bout de vergue. — Arms, pl. 
Bladen, armen (van een schaar, nijptang, 
enz.); bldtler, arme; branches. — Armen 
(van den hefboom); arme; bras. 

Arm, m. hd. Stang (van een paardengebit); 
bridle, curb, curbing; bride. 
(schwinge) . Zwaard (bij wevers); sword; 
montant, lame, épée. — Juk, drager; traverse-
beam, summer; potence. ~ Passerbeen; 
foot of a compass; jambe ou branche de 
compas. — v. arm, eng. 6), 7), 9), 10). 

Armatur, f. hd., Armature, f. fr. 
& eng. Toestel, stelling (van hout of ijzer, 
tot het dragen of ondersteunen van een 
hoofdbalk, een dak, en), bok. 

Armatur, hd., Armature, fr. f. 
Beslag, ijzeren banden, al het tot een beslag 
behoorende ijzerwerk ; iron bars, belts, brace. 

Arme, f. fr. Wapen, geweer; arm, 
weapon; waffe, gewehr. i Wapen (deze 
of gene tak van den krijgsdienst); arm, branch 
of the service; wafie, truppengattung, waf 

à main,-fengattung. — A. (ou scie) 

f. fr. Handzaag; handsaw; handsage. ^• 
Armes blanches, blanke wapens; any 
other but fire-arms; blanke waffen. — A. 
a napeur, stoomkanonnen ; steam-guns; 
dampfkanonen. — A. défensives, beschuttende 
wapens; arms of defense; schutzwaffen. 
- A. offensives, aanvalswapens; 
arms of offense; angriffswaffen. ~ A. d'estoe 
et de taille, bouw-en steekwapens; 
arms for cut and thrust, waffen zur hieb 
and stoss. 
Armement, m. fr. Uitrusting, beman 
een schip; fitting out; ausriistung.-ning van 

AROMATES. 

Armenian bol, eng. , Armenischer 
bolus, m. hd. Armenische of Lemnische 
aarde, zegelaarde (eene verfstof); bol 
d'Arménie. 

Armer, v. a. fr. Uitrusten, toerusten, 
van het noodige voorzien ; to arm, to fit 
out, to furnish; to equip; ausrflsten, zurtisten. 
— A. un aimant, eenen magneet 
wapenen, to cap, case or set a loadstone in 
iron, to arm a magnet; einen magnet bewaffnen 
oder fassen. ® (une poutre, 
etc.). Beslaan ; to bind, to strengthen, to 
truss; beschlagen, armiren. — (un outil). 
Verstalen ; to steel; verslbhlen, vorstdhlen. 

A. le chien (d'une platine), 
den haan spannen, to cock, to make ready, 
to bring to the full cock. — A. les avirons, 
de riemen te boord leggen; to ship 
the oars; die riemen klar matten. 
Armfeile, f. hd., Armfile, eng. Armvijl, 
ruwvijl ; lime a bras, carreau, lime rude 
ou forte. 

Armilla, eng. Tappenbed ; zap fenlager; 

coussinet. 

Armilles, f. pl. fr., V. annelets. 

Armleder, n. hd. Armleer (der vergulders, 
enz.); arm-leather; bracelet. 

Armoisin, m. fr. Armozijn ; ta ffet made 
in India and Southern France; taft aus 
dem sudlichen Frankreich. 

Armons, m. pl. fr. Tangen, disseltangen 
(van een voorstel); guides. tire-guides, 
futchels, pole-futchels. — Tangarmen (van 
een engelsch affuit); futchels, side-futchels; 
seitenstreben. 

Armo(u)r, eng. Wapenrusting, rusting; 
wa/fenrustung, riistung; armure. — Wapening, 
beslag (van den magneet); bewa fl'nung; 
armure. 

Armo(u)rer, eng. Wapensmid, zwaardveger 
; geweersmid ; harnischmacher, wa ffenschmied; 
gewehrschmied; armurier; arquebusier. 


Arm—protector, eng. Armleer, armbekleeding 
(der glasblazers, kaatsers, enz.); 
armschiitzer; brassard. 

Arm-rack, eng. Geweerrek, rak; gewehrrïcst; 
ratelier d'armes. 
Arm—saw, eng. Handzaag; handsdge; 
scie a main. 
Armschoner, m. hd., v. armleder. 
Armschutzer, m. hd., v. arm-protector. 
Armure, f. fr., v. armour 1) & 2) . 

— Aansnoering, verbinding (van de voettreden 
met de scheerlijsten aan eenen Jacquartweefstoel); 
cording, tying up; anschniirung, 
schntirung. ' Beslag, ijzerwerk (van een 
werktuig in 't algemeen); garnishment; einfassung, 
bescblag. 
Armurier, m. fr.. v. armo (u) rer. 
Arnotto, m. * Orlean, roekoe of oe 
verfstof). -roecoe (eene schoone geelroode 

Aromates, m. pl. fr., Aromatische 
substanzen, f. pl. hd., Aromatous 


ARONDE 

substances, pl. eng. Geurige, welriekende 
kruiderijen, specerijen, aromatische zelfstandigheden. 


Aronde, V. queue d' aronde. 

Arpailleur, m. fr., v. orpailleur. 

Arpent, m. fr., v. acre. 

Arpenteur, m. fr., v. abmesser. 

Arquebuse a eroc, f. fr. Dubbel 

walmusket ; blunderbuss, wall-gun,-haak, 
caliver; doppeihaken. — A. buttière, 
bistayer, verdragende snaphaan ; rifle for 
target-shooting; standbuchse, scheibenbuchse. 
Arquebusier, m. fr.,v. armo(u)rer. 
Arquer, V. n., of s'Arquer, Bui 

doorzetten, kromtrekken ; to become-gen, 
broken-backed or cambered; einen rucken oder 
katzenriicken aufstechen. 

Arquet, m. fr. IJzeren draadhouder van 
eenen zijdehaspel; bent-wire on silk-reels; 
fadenhalter. 

Arracher v. a. fr.: a. les pieux, 
(ingeheide) palen uithalen ; to draw, withdraw 
or rise the piles; die pfähle ausziehen 
oder ausreissen. 

Arragonite, v. aragonite. 

Arraisonner (ou héler) v. a. fr.: a. 
un vaisseau, fr. Een schip praaien ; to 
hail a ship, ein scuff preien. 

Arramer,v. a. fr.,v. ausspannen z). 

Arrange (to) the balneum, eng., 

V. bad, 3). 
Arrasement, v. arasement. 
Arraser, V. araser. 
Arrêt, m. fr. Tuimelaar (van een slot 
met slapende schoot of tong); tumbler; zu


baltung, aufhalter. — Pal (van een horloge); 

stay, stopworp; sperrkegel, spannfeder, hem


mung. — (ou interrupteur). Afbreker 

(bij electr. telegrafen); interruptor, stopvork; 

aufbklter. 

Arrêtant, m. fr. Ophouder (in 't kou 

stopper; schlussriegel.-senweefgetouw); 

Arrêter, v. a. fr. Stoppen, stuiten 

(eene beweging); to stop; stopfen, anhalten, 

absperren. — A. la forme, den vorm 

opkooien, met houten (nu ook ijzeren) wiggen 

opsluiten ; to quoin the form; die form em


keilen. — A. un vaisseau, beslag op 

een schip leggen ; to embargo or to embargue 

a ship; beschlag auf ein schiff legen. 

Arrière, f. fr., v. abaft. — Vais


seau sur l'a., stuurlastig schip, schip dat 

in zijn gat ligt ; ship too much by the stern; 

achterlastiges, steuerlastiges schiff..• Se 

faire de i'a., met het bestek ten ach


teren zijn; to run a-head of one's reckon


ing; mit dem besteck zurück sein. ~ Met


tre un vaisseau de 1'a,, een schip 

vooruitschieten, vooruitloopen ; to outsail a 

ship; ein schifi todt laufen oder todt segeln. 

Arrière, adv. fr.: courir vent a., 
faire vent d'a., voor den wind zeilen, 
het vlak voor 't lapje hebben ; to run before 
the wind, to sail the wind right aft; vor dem 
winde segeln, den wind bath vor dem laken 
haben. — v. virer. 

i 

ARSENIATE. 

Arrière—bec, m. fr. Achtersteven ; 
stern, after peak; hintersteven, steven. 

Arrière—corps, m. fr. Achtergrond 
(van slotwerk, waaruit de sieraden opkomen); 
recess; hinterer grund. 

Arriére-fond, m. fr. Achtergrond (van 
't uurwerk); back; hintergrund. 

Arrière—garde, f. fr. Achterhoede 
(ecner oorlogsvloot); rear-division, rear; hintertrefien, 
hintere schlachtlinie. 

Arrière-train, m. fr. Achterstel (van 
een rijtuig met 4 wielen); hind-carriage; 
hinterwagen, hintergestell, langbaumwagen. 

Arrimage, m. fr. Stuwing, stuwage 
(van een schip); stowage; das stauen. 
Arrimer, V. a. fr. Stuwen (een schip); 

to stow, to trim; stauen. 
Arris, eng., v. arête. 
Arriver, v. n. fr. Voor den wind af


houden, vol houden ; to bear up, to bear away; 
aufhalten, aufholen, abhalten, abfallen. 

A. vent arrière, voor den wind afhouden 
; to bear up round; aufduven. 

Arrondir, v. abrunden. 

Arrondirmasehine, f. hd. Afron


dingswerktuig ; finishing-machine; machine 
a arrondir. 

Arrondissage, m. fr. Het afronden; 
rounding off, finishing; das abrunden, arrondiren. 


Arrondisseur hélicoïdal, m. fr. 

Zelfwerkei,de machine voor 't afronden ; self


acting engine for rounding; selbstthdtige ma


schine, die das rad zaten um zaten umdreht. 

Arrow, eng. Pijlschans ; pfeilschanze; 
flèche. 

Arrows, pl. eng. Piketpalen (bij 't meten 

met den ketting); markirstdbchen, zahlstdl 

then, zeichenstbchen; fiches. 

Arrugie, f. fr., v. abzugsr4s the. 

Arsenal, m. * Tuighuis, wapenhuis, 

arsenaal. — A. de construction, fr. de 

artillerie-werkplaatsen ; the artillery-work


shops; die artillerie-werksthtte. —A. ma


ritime ou de la marine, werf, oorlogs


of uitrustingswerf ; royal dock-yard, together 

with its warren or gun-wharf; das see-arsenal. 

Arséniate, m. fr., Arseniate, eng. 
Arsenikzuur zout ; arseniksaures salz. — 

A. d'alumine, fr. Arsenikzure aluinaarde 
; a. of alumina; arseniksaure thonerde. — 
A. d'ammoniaque, fr. Arsenikzure 
ammoniak; a. of ammonia; arseniksaures 
ammonium. — A. d'argent fr. Arsenikzuur 
zilver; a. of silver; arseniksaures silber. 
—A. de chaux, fr. Arsenikzure kalk; a. 
of lime; arseniksaurer kalk. — A. de 
cobalt, fr. Arsenikzuur kobalt; a. of cobalt; 
arsenikkobaltoxyd, arseniksaurer kobalt, kobaltbltithe, 
rother erdkobalt. — A. de 
cuivre, fr. Arsenikzuur koper; a. of copper; 
arsenikkupferoxyd, arseniksaures kupferoxyd. 
— A. de fer, fr. Arsenikzuur ijzer; 
a. of iron; arseniksaures eisen, wurfelerz. ~ 
A. de nickel, fr. Arsenikzuur nikkel; 
a. of nickel, ochre of nickel; arseniknickel 

40 ARSENIC 

oxyd, arsenigsaurer nickel, nickelbliithe, ni 

de plomb, fr. Arsenik--ckelocker. ~ A. 
zuur lood; a. of lead; arsenical lead; arseniksaures 
blei, arsenikblei, flockenerz. ^•• 

A. de potasse, fr. Arsenikzure potasch; 
a. of potash; arseniksaures kali. — A. 
pulvérulent, v. fleur de cobalt. 
Arsenic, m. fr., Arsenic, eng. Arsenicum, 
arsenik (enkelvoudig metaal, vermaard 
door de hoogst vergiftigende eigenschappen 
van al zijne verbindingen); arsenik. 

— Arsénic blanc, m. fr. a) v. acide 
arsénieux.— b) (ou Deutoxyde d'a.) 
Wit arsenicum -oxyde; white oxyd of a.; arsenikoxyd 
; V. a. oxydé. — A. (sul 
-fure) jaune, orpiment, orpinn,

geel 
zwavel-a., operment ; yellow a., orpiment, 
composition of sulphur and a.; gelber a., 
rauschgelbarsenik, arsenikglas, arseniksiilfid, 
operment, auripigment. — A. natif ou 
naturel, gedegen of natuurlijk a.; native 
or reguline a.; gediegener oder naturlicher 

a. — A. noir (A. écailleux) , zwart 
a.; flaky a.; fliegenstein. A. oxydé, 
wit arsenicum-oxyde, a. als eene witte ondoorzichtige 
massa ; arseniate of lime; pharmacolite; 
Nveisser arsenikkalk; V. arséniate 
de chaux. — A. (sulfuré) 
rouge, Suiphure d'a., Réalgar, 
rood a., roode oker, realgar; red a., red 
ochre, realgar; bergrotb, rother arsenik, rubinschwefel. 
~ A. sublimé, gesublimeerd 
a., arsenigzuur; sublimated a.; sublimirter 
a. 
Arsenical, fr., Arsenical, eng. adj. 
Arsenik betreffend ; a. bevattend ; arsenikartig; 
arsenikhaltend. — A. or arsenious 
pyrite, eng. arsenik-kies; arsenikkies, mis 

misspirit, giftkies, arsenopyrit; pyrite-pickel, 
arsénicale. ® A. silver, arsenikzilver; 
arseni/silber; argent arsénical. 

Arsenige sure, f. hd., v. acide 
arsenieux. 
Arsenik (Berggift, Pliegengift, 
Scherbenkobalt), m. hd., v. arsenic. 

Arsenikamalgam, n. hd. Arsenikverbinding 
(met kwik); alligation of arsenic; 
arséniures. 

Arsenikblei, n. hd., v. arséniate 
de plomb. 

Arsenikblumen, f. pi., ArsenikblLthe, 
f. hd. Arsenik-oxyde. a.-bloemen, 
giftmeel, rattenkruit; arsenic-bloom, a.-oxyd; 
fleurs d'arsénic, mort aux rats. 

Arsenikbutter, f., Arsenikchlorid, 
n. hd. Chloor-arsenik, arsenikboter; 
chloride of arsenic, butter of a.; chlorure 
d'arsénic, beurre d'a. 

Arsenikerz, n . hd. Arsenikerts ; arsenic-
ore; mine d'arsénic. 
Arsenikglas, n. hd., v. arsenic 
jaune. 
Arsenikkies, m. hd., v. arsenical 
pyrite. 
Arsenikkobaltoxyd, m. hd., v. 
arséniate de cobalt. 

ASBESTPAPIER. 

Arsenikkupferoxyd, n. hd., v. ar 
-séniate de cuivre. 
Arsenikleber, f. hd. Arseniklever; 
liver of arsenic; foie ou buile d'arsénic. 
Arsenikniekeloxyd, n. hd., v. arséniate 
de nickel. 
Arsenikoxyd, n. hd., v. arsenic 
blanc b) . 
Arseniksalz, n. hd. Arsenigzuur zout; 
arsenite; arsinite. 
Arseniks^,ure, f. hd. Arsenikzuur; 
arsenic acid; acide d'arsénic. 
Arseniksilber, n. lid., v. arsenical 
silver. 
Arseniksi bsulfi r, n. hd Onderzwa


.

velzuur arsenik; subsulphide of arsenic; soussulfure 
d'arsénic. 
Arseniksulfid, n. hd., v. arsénie 
j aune. 
Arseniksi lfiir, n. hd., Zwavelarsenik; 
sulphide of arsenic; sulfure d'arsénic. 
Arsenikvitriol, m. hd. Zwavelzure 
arsenik ; sulphate of arsenic; sulfate d'arsénic. 

Arsenikwasserstoffgas, n. hd. Arsenikwaterstofgas 
;, arseniuretted hydrogen 
gas; gaz hydrogène arséniqué. 

Arsenio- sulfure de fer, m. fr., v. 
arsenical pyrite. 

Arsénite, m. fr., Arsenite, eng. 
Arsenigzuur zout; arsenigsaures salz. — A. 
de potasse, fr., A. of potash, eng. 
Arsenigzu re potasch ; arsenigsaures kali. 

Arséniures, f. pl. fr., v. arsenikamalgam. 
Arsénopyrite, m. fr. Arsenikverbindingen 
; v. arsenical pyrite. 
Art eeramique, m. fr. Pottebakkerskunst; 
ceramic; tiipferkunst. 

Artesian well, eng., Artetiseher 
brunnen, m. hd. Artesische put, geboorde 
put; puits artésien. 

Artichaut, Chardon, m. fr. IJzeren 
punten (op heiningen, etc., om het overklimmen 
te beletten); spiked fence; stacheln. 

Articuler, v. a. fr., v. anlenken. 

Artifices, m. pl. fr. Molen-en waterwerken 
; mill- and water-works; muhl- and 
wasserwerke n. pl. 

Artimon on Mt d'a., m. fr. Bezaansmast 
(achterste mast); mizzen-mast; besanmast. 


Asbest, hd., Asbeste, fr. m., Asbestos, 
Asbestus, engAsbest; v. Amiant. 
. 

Asbeste ligneux, m. fr. Asbesthout; 
amiantine wood; asbestholz. ~ A. ligniforme, 
houtvormig asbest; rock-wood; bergholz, 
gemeiner asbest, holzasbest. — A. 
flexible, steenaluin, vederwit ; striated 
gipsum, earth-flax, stone- alum; federweiss. 

Asbestholz, n. hd., v. asbeste li 

-gneux. 

Asbestpapier, n., Berghaut, f. 
hd. Bergpapier (een zeer dun asbestacbtig 
fossiel); asbest-paper, fossil paper; papier fossile, 
cuir ou liege fossile. 


 

ASBOLINE

Asboline, f. fr. /' eng., Asbolin, n. 
hd. Asboline (geel, olieachtig, in water oplosbaar 
bestanddeel van bet roet). 

Ascent, eng. Rijzing, klimming (van 

eenen weg); steigung; remont. 
Aschadern, f. pl. hd., V. aeschel. 
Aschblei, n. hd., V. bismuth. 
Asche, f. lui. Goudmidsaseh ; ashes; re


gret. Steenkoolslakken, sintels; coal-cinders, 
cinders; escarbilles. — Asch (als overschot 
bij chemisten); calx; cendres. 

Aschenbad, n. hd. Aschbad; ash-bath; 
bain de cendres. 

Aschenfall , Asehenherd, m., 
Aschenloch, n. hd. Aschkolk; ash pit, ashbox; 
cendrier. 

Aschenkern, m. hd. Uitgelezen asch 
(bij gieters); select ashes; fleurs ou choix de 
cendres. 

Aschenkugeln, f. pl. hd. Aschballen; 

ash-balls; pelotes de cendres. 
Aschenloch, v. aschenfall. 
Aschenlocher, n. pl. hd., v. aeschel. 
Aschenmesser, n. hd. Mes ter vor


ming van het aarden cupelleer-vat; testknife; 
couteau pour donner la forme au têt. 
Aschenofen, m. hd. Fritteeroven (der 

glasblazers); ash-furnace; four á fritte. 
Aschensalz, n. hd. Aschzout, planten 

pot-ash, potassa, tar--loogzout, potasch, soda; 
tarine, soda, salt of wood-ashes; potasse, 
sous-carbonate de sonde, alun catin, cendre 
gravelée, blanquette, sel de sonde, sel lixiviel, 
alcali fixe. 

Aschentuch, n. hd., v. aeschentuch. 


Aschenzieher, m. hd. Edele schorl, 
aschaantrekker, trip, Ceylonsche magneet, 
turmalijn ; tourmalin, turmalin; tourmaline. 

Aschzinn, n. hd., v. bismuth. 
Asclerine, f. fr. Tras ; v. tarrace. 
Ash(wood.) , eng. Esschenhout ; eschen


holz; frêne. — Metaalschuim ; metallschaum; 
métal écumé. 
Ash-balls, u. pl. eng., v. asehen


kugein. 
Ash-bath, eng., v. aschenbad. 
Ash-box, eng., v. asehenfall. 
Ashes, pl. eng., v. asche 1). — A. 

of touch-wood, asch van vergaan hout; 

sinterasche; cendre de bols pourri. 
Ash—furnace, eng., v. aschenofen. 
Ashlar, eng. Steen uit de groeve, hard


steen , arduinsteen ; bruchstemn; pierre de 
taille, moëllon. 
Ashlering, eng. Rib, zolder-of vloer 
steunbalk ; boden-, dechenbalkchen; lam--rib; 

bourde, soutien. 
Ash-pit, eng., v. asehenfall. 
Askance, Askant, Askaunt, eng. 

adv. Scheef, dwars ; schief, quer; obliquement. 
Aslope, eng. adv. Hellend, glooiend, ta 
abliangig; en talus.-luteerend; 
Asp, Aspen(wood), eng. Espenhout; 
espenholz, aspenholz; tremble. 
Aspalath(us) , eng., Aspalathe, m. 

-- ASSEMBLAGE. 

fr., Aspalatholz, n. hd. Amerikaansch 
groen ebbenhout (dat naar aloë riekt en tot 
inlegwerk gebruikt wordt). 

Aspe, Asple, m . fr. Haspel; reel, hasp; 
baspel. — A. de filature, coconhaspel ; 
silk-reel; coconhaspel. — A. do tors, 
tweernhaspel; reel for twisting; zwirnhaspel; 

seidedoppler. 
Aspenholz, n. hd., v. asp. 
Asphalt, hd., Asphalte, fr. m., 

Asphaltos, eng. Asphalt, jodenlijm van 
Judea, berg- of steenhars, aard-of bergpek. 

bergnaphtha. 
Aspirail, m. fr., v. air-hole. 
Aspirateur, m. fr. Luchttrekker, v. 

ventilateur. 
Aspirer, v. a. fr., v. annehmen. 
Aspiring-pump, eng. Zuigpomp,trek


pomp ; saugpumpe, saugwerk; pompe aspirante 
Aspiure, f. fr. Steenkoolstof of -poeder; 
coal-dust; steinkohlenstaub. 

Asple, m. fr., v. Aspe. — Cilindérvormig 
scheerraam ; warping-mill; runder 
scheerrahmen. 

Ass, eng. Ezel, druipplank (der papiermakers); 
esel, lehre, abtropfbrett; égouttoir.

Assamare, m. * Bitter bestanddeel, 
als een der hoofdproducten bij het braden of 
roosten van alle organische zelfstandigheden. 

Assay, eng. Metaalproef, toetsing; metallprobe; 
essai métallique. v. essai. •^ 
Toets, streep (die 't beproefd metaal op den 
toetssteen maakt); strich; touche. 

Assay (to), v. a. eng. (the ore ofvarious lodes). De proef (van ertsen) 
nemen ; die erzprobe machen; lotir. ~ v. 
bestufen. 

Assay—balance, eng. Goudschaaltje(zeer gevoelige balans) ; goldwage, munzwage; 
trébuchet, biquet 

Assay—crucible , eng. Proefsmelt kroesje 
; probirtiegelchen; pátelin. 
Assayer, eng. Keurder, toetser, essayeur; 
waradem, munzwaradein; essayeur. 

Assay—furnace, eng. Kapeloven, cupelleeroven 
; probirofen, muffelofen; fourneau 
à coupelle, fourneau d'essai. 

Assay—grain, eng. Proefkorrel, probekom; 
grain d'essai, culot. 
Assaying, eng. Toetsing; probeerkunst; 

V. doeimasie. ~ A. by the copple, 
cupellatie, afdrijving of loutering der metalen 
door middel van de kapel ; brennarbeit; coupellation. 


Assaying-balance, eng., v. assaybalance. 
Assaying—drop, eng. Proefdruppel; 
probirtropfen; goutte. 
Assaying—piece, eng. Toetsnaalden; 
streich- oder probirnadeln; touchaux. 
Assay—lead, eng. Proeflood ; probeblei; 

plomb d'essai. 
Asseau, m. fr., v. addiee. 
Assemblage, m. fr. eng. Houtver


binding, samenvoeging, verband, lasch, klink


4* 


42 ASSEMBLER 

werk ; holzverbind?.cng. — A. a afeurer, 

A. en about ou A. de bout à bout, 
vereeniging met de stuiken (einden) tegen 
elkander; fuss-joint; stoss, anstoss ® A. 
a, cle, verbinding met sleutelstukken ;joints 
with a key-piece; verbindung mit gebohrten 
zapfen, schurzwerk. — A. à eontreclavette, 
verbinding met opgewigde pin; 
fox-tail-wedging; das verkeilen eines zapfens. 
A. à demi-(ou mi—) bois, inkeping 
ter halver dikte ; rebating, rabbeting, halvingtogether; 
verblattung, das aufblatten, iiberblatten. 
— A. à emboltage, verbinding 
door dwars-of spiegelklampen ; clamping; 
verbindung mit hirnleisten. ~ A. àa en— 
tailles, inlating, vereeniging door inkeping 
of inlating; cogging- or cocking joint; das 
verkdmmen, aufkammen, uberkdmmen. ~ 
A. á fausse—coupe, scheefhoekig verband 
; bevel joint; gehrungsfuge. — A. á 
mortaises ou à mortaise et tenon, 
vereeniging met pin en gat; mortising, mortisejoint; 
verzapfung, gezapfte ecke. — A. 
a paume, v. a. a demi—bois. ~ A. 
a rainure et languette, verbinding 
met messing (of veer) en groef, in-elkanderploeging 
; groove- and tong joint; grooving 
and tongueing together; verbindung mit nuth 
and feder, mit nuth and spund. ~ A. a 
queue d' aronde (d' hironde, d'hirondelle), 
voeging of lasch met een' zwaluwstaart; 
dove-tailing; schwalbenschwanzverbindun'g 
(hei zimmerleuten and metallarbeitern); 
das zinken, zusammenzinken (hei 
tischlern); das schwalben, schwalken, emschwalben, 
einschwalken (bei schiffszimmerleuten). 
— A. a queue perdue, ou 
A. à reeouvrement, verbinding met 
verzonken zwaluwstaart; concealed dove-tailing, 
lapped or mitred dove-tailing; verdeckte 
oder versenkte schwalbenschwanz-verbindung. 
— A.a recouvrement, v. a. 
a queue perdre. — A. à trait de 
Jupiter, schuine haaklasch met pin en 
wig ; tabled scarf, scarf and key; doppeltes 
franzosisches Blatt, hakenblatt, hakenkamm. 
~ A. avec cïés ou goujons, verbinding 
met dollen of deuvels; doweling, dowelling; 
das dollen, dobeln, díibeln. ~ A. car— 
re, haaksch verband, vierkante boeg; square 
clamp, square joint; winkelrechte verbindung. 
A. dit anglais, engelsch of blokverband 
; english bond, block-bond; blockverband. 
A. d'onglet on en onglet, A. 
en biaisement, voeg in 't verstek, ver 
haak of overhoeks; mitre-joint,-binding in den 
mitred quoin ; stoss-auf-gehrung, ecke mit 
stumpfer gebrung. ® A. en bout, ou 

A. en rallonge, verlenging (door twee 
of meer stukken hout te verbinden); lengthening; 
verldngerung. — A. en (ou a) 
crémailière, tand-of haaklasverbinding; 
joggle, joggling; verbakung, verzahnung. 
Assembler (ou Joindre en about), 

v. a. fr. Voegen, opsluiten, vergaren, samen 
stukken hout) in de lengte-voegen, (twee 
ASTERISK. 

aaneen lasschen ; to assemble, to joint, to scarf; 
verbinden. — A. a afeurer, A. a 
elé, etc., v. assemblage. ~ A. le 
cahier, vergaren (bij boekbinders: de bladen 
van een boekdeel naar volgorde opnemen 
en samenvoegen); to gather, to take up, 
to lay down a gathering; lagen machen. — 

A. les feuilles, de gedrukte vellen afnemen 
(van de drooglatten); to take down the 
sheets; die gedruckten lagen abnehmen. 
Assembleur, m. fr., v. Ausschiesser. 


Asseoir, v. a. fr.: a. la cuve, de 
verfkuip bijzetten (toebereiden); to prepare 
the vat; die kiipe zurichten, ansetzen, anstellen. 
— Opdragen (bij vergulders); to lix; 
auf den goldgrund auftragen. 

Assette, f. fr., v. addice. 

Assiette, f. fr. Onderlaag, draagstuk; 
wijze waarop het eene lichaam vast en stevig 
op het andere is geplaatst; basis, seat, 
size; unterlage. ,— Verguldgrond ; gildingsize, 
lay, gold-size, ground; poliment, ver 

Steunstuk (in uurwerken);-goldgrund. — 
support; stiitze. ® Bijzetting (toebereiding) 
der -verfkuip; preparing the vat; zurichtung 
der kiipe. — Bijgezette kuip, prepared vat; 
zugerichtete kupe. ~ Faire a., v. asseoir 
l ). — Ligging van een schip op het 
water, stand, beste boeg; trim; gleichgewichtslage. 
~ Vaisseau en a., schip, 
dat wel op zijn last of van pas geladen is; 
ship in her sailing trim; auf seinen pass geladenes 
schift. ••• A. d'un chemin de 
for, basis van een' spoorweg, waarop de 
spoorstaven (rails) rusten, aarden baan ; level 
plane; planum, planie. ® v. auflage 2). 

Assimilation, f. Vereenzelviging, 

gelijkmaking, gelijkwording. 

Assise, f. fr. Laag, horizontale rij stee 

course, bed; schicht, lage. ® Voeg,-nen, enz.; 
naad (verbindingsplaats bij gegoten voorwerpen); 
seam; fugenspur, fugenlinie. — Aanleg 
(voor de mazen der kousen); onset; anlage. — 

A. de (ou en) p.arpaing, streksche laag; 
stretching course; lhuferschicht, laufschicht. 
® A. par boutisses, patijtsche laag, 
koplaag ; heading course; streckschicht, bindersch 
icht. — A. des sommiers, kam 
springing course; schicht der wider--perlaag ; 
lagesteine, kéïmpferschicht. ®v. auflage 2). 
Assortt (to), eng., v. assortir. 
Assortiment, fr. m.' hd.. n. Sortee


ring (der wol, enz.); sorting. 
Assortir, v. a. fr. Sorteeren, uitzoeken; 
to sort, to assort; sortiren. 

Assouplir, v. a. fr. Lenig maken (de 
geweven stoffen); to supple; geschmeidig 
machen. 

Assujettir, v. a. fr., v. befestigen. 
Assure, f. fr. Doorschieting ; gold, silver 
or silk thread used in tapestry; durchschuss. 

Assurer, v. a. fr. Vastleggen (de kleur 
eener stof); to fix; fixiren. — v. befes


tigen. 
Asterisk, eng., Astérisque, fr. in. 


ASTRAGAL 

Sterretje (*) (bij letterzetters); sternchen, 
sternzeichen. 
Astragal, m. hd. y eng., Astragals, 

m. fr. Rond lijstje of ring, vormende de basis 
van 't kapiteel eener zuil, astragaal. — 
Sieraadsband aan het kanon, astragaal. 
Astrolabe, m. fr. y eng. Hoogtemeter; 
hdhenmesser, theodolith. 

Atacamit, hd., Ataeamite, eng. cy 
fr. m. Natuurlijk chloorkoper, zoutzuur koperzand. 


Atelier, m. fr. Werkplaats, werkvertrek 
; workshop, workroom, laboratory; werk 

laboratorium. — A. de construe--sthtte, 

tion, constructie-winkel, scheepswerf ; ship


wright's yard, wharf; schiffswerft, werft, 

zimrnerwerft. ~ v. arsenal de con


struction. 

Athanor, m. fr. y eng. Oven der lui 

(waarbij de kolen langzaam en van-aards 
zelve in den baard vallen); athenor, fauler 
Heinze. (In 't Engelsch heet bij ook slow 
Harry en furnace of arcana.) — v. autoelave. 


Atlante, m. fr. eng,, Atlant, Atlas, 
m. hd. Zuil in mansgestalte tot steuning 
van een gebinte, een balkon, enz., steunbeeld, 
drager, atlant, atlas. 

Atlas, m. * Voortreffelijke, zijden stof 
uit de Indiën, atlas. — v. atlasköper. 

— (wollener) V. calamanco. ~ v. 
atlaspapier. — v. atlante. 
Atlasartiger zeug, in. hd. Licht 
half-zijden atlas ; satinet; satinade. 
Atlasban.d, n. hd. Satijnlint ; satin-ribbon; 
ruban de satin, ruban satin. 
Atlasblech, n. hd., v. metallmoor. 
Atlaserz, n., Atlaskies, m. hd. Ve


zelige malachiet ; fibrous ?malachite; mala., 
niL . lbrc.1se \ ( v n'ud chit) 

Atlasformat, n. hd. Atlasformaat; 

large square-folio; format grand in-folio 

oblong. 

Atlasholz, n. hd., v. adlerholz. 

Atlaskies, v. atlaserz. 

Atlasköper, Atlas, m. hd. Gekeperd 

atlas ; broken satin, satin-tweela satin. 

Atlaspapier, n. hd. Gesatineerd pa


pier ; satin-paper; papier satiné ; colombier. 

Atlasvitriol, m. hd. Groen vitriool ; 
green vitriol, copperas; vitriol de Hongrie, 
vitriol natif en filets. 

Atlasweber, Atlaswirker, m. hd. 
Satijnwever; satin-weaver; satinaire. 

Atmometer, eng., A.tmometre on 
Atmidomètre, m. fr. Verdampingsmeter; 
ausdfsnstungsmesser. 

Atmopyre, í'. fr.' eng. Luchtbrander; 

lu f tbrenner. 

Atmosphere, hd., Atmosphere, 
eng., Atmosphére, fr. f. Dampkring, 
atmosfeer. 

Atmospharendruck , Atmosphariseher 
druck, m. hd., Atmospheric 
pression, eng. Dampkringsdrnkking, 
luchtdrukking; pression de l'atmosnhëre. 

ATTISOIR. 43 

Atmospharisehe eisenbahn, f. 
hd., Atmospheric railway, eng. Atmosferische 
spoorweg ; chemin de fer atmosphérique. 


Atom, hd. y eng. n., Atome, fr. m. 
Atoom, als ondeelbaar gedacht stofdeeltje. 

Atomistie theory, eng., Atomistik, 
lid., Atomistique, fr. f. Atornenleer. 

Atomologie, fr. Y hd. f., Atomology, 
eng. Leer van de wederzijdsche werking 
der atomen op elkander. 

Atramentaire, f. fr., Atramen-. 
tal stone, eng., Atramentstein, m. 
hd. Inktsteen, vitrioolsteen, zwavelzuur ijzer, 
zinkvitriool. 

Atre, m. fr. Haard ; hearth, fire-place; 

herd, feuerherd. — A. du fourneau 

de coupelle, drijfhaard; refining-hearth; 

treibherd. 

Atrip, adv. eng. Geheschen (van zeilen), 
gelicht (van 't anker); aufgehisst; gelichtet; 
guindé; levé. 

Atropin, hd. n., Atropine, eng. 

fr. f. Atropine, het vergiftig alkali der bel 

-ladonna. 

Attache, f. fr. Oog (van eenen knoop); 

shank; ëhr. — Reep lood voor glasruiten, 

ruitenlood, band; haftenblei — Teen (van 

het pandeksel); toe; ansatz, horn. — Haak 

van diamanten ; set of diamonds hook


ed to one another; diamantenschleife. 

Stander (van een' windmolen); axis; haupt


baum, stander. A–s traversales et 

tirants, dwars-en trekstangen (eener lo


comotief); tension-rods; querstangen, zieh


stangen. 

Attacher, v. a. fr., v. befestigen. 

Attelage, fin. fr.: chaine d'a., kop


pelketting (eener locomotief); coupling-chain; 

k-ijgoelkette_ 

Attelles, f. pl. fr. Kram (in metaalwerk); 
cramp; klammer. — Strijkbord (des 
pottendraaiers); flat piece of iron used by 
potters; streichbrett, schiene. — Hol hand vatsel 
der soldeerkolf ; solderinq-cups; l®thschalen. 
— Gareelspanen ; hames; kummt


federn. 

Attendant path, eng. Voetpad (bij 

spoorwegen); fusspfad; chemin de service. 

Atterrage, Attérage, Atterris


sage, ni. fr. Het eerste aandoen, het verkennen 
van het land; landfall, looming of the 
land; landfallung, das anthun des landes. 

Atterrer, Atterer, Atterrir, v. n. 

fr. Op den wal aanhouden om zich te ver 

naderen ; to malse or to-kennen, het land 
discover the land; land zo gesicht bekommen. 
Atterrissement, Atterissement, 


III. fr. Opslijldng, aanwas, aanslibbing (door 
de zee of rivieren); al/unions; ansptilungen 
an der ki_iste. 
Attisage, nl. fr. liet opstoken van i 
vuur; stirring-up the fire; das schuren. 
Attisoir, Attisonnoir, m. fr. Stookijzer, 
roerijzer,vuurhaak,pook; poker; schar


eisen, riihrcisen, feuerbaken. 


44 ATTRACTABILITY 

Attractability, eng., v. attraction. 
Attraction, f. * Aantrekkingskracht, 

V. anziehung. — A. capillaire, fr., 
V. capillarité. — A. élective, keurverwantschap; 
elective affinity; wahlverwandtschafft. 
— A. électrique, electrische 
aantrekking; electrical attraction; elektrische 
anziehung. — A. moleculaire, moleculaire 
aantrekking; contiguous attraction; 
molekular attraction. ~A. universelle, 
v. gravitation. 
Attrape, f. fr. Ophouder, keertakel, 
keergijn, borg, torntouw ; relieving-rope, relieving-
tackle; aufhalter, grundtau. Snaveltang 
(groote kromme tang der geelgieters); 
elbow-tongs; scherbenzange, schnabelzange, 
schlackenzange. 

Attrempage, m. fr. Regelmatige,trapsgewijze 
verhitting van den glasoven ; tempered 
heating of the glass-furnace; stufenweise 
erhitzung des glasofens. 

Attremper, V. a. fr. Uitgloeien, uitbranden 
(bij pottenbakkers); to glow out, to 
heat thoroughly; ausglühen, ausbrennen. 

Attrition, f. fr. ' eng. Wrijving (van 
twee harde lichamen tegen elkander); das 
aneinanderreiben. 

Atwood , m. fr. , Atwood-maschine, 
f. hd., Atwood's machine, 
eng. Werktuig van Atwood (waarmede de 
wetten van den val der lichamen aanschouwelijk 
gemaakt en bewezen worden). 

Aube, f. fr. Schepbord, schoepbord, 
schoep, bord (van een watermolen - of stoombootrad); 
float-board, float, ladle, paddle; 
schaufel. •• A. articulée ou mobile, 
bewegelijk schepbord; feathering paddle; aufschiageschautel. 
— A. éehelonnée suivant 
une épicycloïde, cycloïdisch 
schepbord; cycloidal paddle; cycloïdische 
schaufel. ~ A. parabolíque, parabolisch 
schepbord, parabolic paddle; parabolische 
schaufel. 

Aubépine, f. fr. Witte-hagedoornhout; 
hawthorn; weissdornholz. 

Auberon, m. fr. Slotkram, sluithaak 
(door welken de tong van het slot gaat); 
catch of a lock; schliesshaken. 

Auberonnière, f. fr. Slotkramplaat; 
clasp, staple, tink; hakenblatt, anwurf. 
Aubier, Aubour, m. fr. Spint; alburn, 
alburnum, sapwood; splint. 

Auche, Tétine, f. fr. Halfbolvormige 
holte in den stalen stempel, waarmede de 
speldeknoppen op de schaften gezet worden ; 
excavation at the pinhead; höhlung zum aufsetzen 
' der stecknadelknepfe. 

Auf and ab, hd. Golvend (van spoorwegen); 
undulating; aver peetes et rampes. 

— Auf— und abbewegung, f. up and 
down ?notion; mouvement de haut en bas et 
de bas en haut. 
Aufbaumen, V. a. hd. Op den (wevers-) 
boom winden ; to roll on the beam, to beam, 
to wind up; monter, plier, enrouler. — n. Het 
winden op den boom ; beaming; pliage, mon


-- AUFFALTEN. 

tage (de la chaine) . — Zich opdoen, te 
voorschijn komen (in den bergbouw); to appear, 
paraïtre. ~ Es baumt sich ein 
knauer auf, er doet zich een hard gesteente 
op; there appears a hard rock; it 
parait une roche dure. 

Aufbewahrungsrbhre, f. hd. Buis 
ter bewaring van bijtende stoffen ; burraspipe; 
tube pour contenir les corrosifs. 

Aufblattung, f. hd., v. assemblage 
a demi-bois. 

Aufbliek, m. hd. Het blikken (van den 
proefkorrel bij de cupellatie van goud en 
zilver); lightning; éclair, fulguration. 

Aufbliekweiss, D. hd. Zuiver wit 
(bij pottenbakkers); pure white; rehaut blanc. 

Aufbohren, v. a. hd. Opboren, openboren 
; to bore open, to open by boring; forer, 
ouvrir en forant. 

Aufbojen, v. a. hd., v. alléger 3). 
Aufbrausen, n. hd. Iiet opbruisen; 
effervescence; effervescence. 

Aufbreitmaschine, f. hd. Watten machine 
; blower and spreader, lap-scutcher, 
lap-machine, spreading-machine, spreader; batteur-
étaleur. 

Aufbrennen, v. a. hd. Opbranden (een 
teeken), branden; to burn a mark upon, to 
brand; marquer avec un fer rouge. Zwavelen 
(een vat); to smoke with brimstone; 
mécher, soufrer. e Ontvlammen ; to take 
tire; s'enflammer. 

Aufbiihnen, v. a. hd. Schoren, stutten 
(den mijnput); to prop; étayer. 
Aufbujen, v. a. h`d. Beplanken, opboeien. 
(een schip); to plank; border. 

Aufdammen, v. a. hd. Opdammen (het 

water); to dam up; faire monter par une 

digue. 

Aufdrehen, v. a. hd.,v. Abdocken. 

— n. Het kneden (der potaarde); throwing, 
hollowing out the stuff; dbauchage.o Vor 
dom anker a., voor zijn anker optornen; 
to swing; faire tete à son ancre, dviter. 
Aufdrucken, v. a. hd. (auf das 
Blattgold). Figuurlijnen (met de stempels) 
opdrukken ; to press the dutch gold; 
pousser des filets. 

Aufdunsen, v. a. hd. Opzwellen, uitzetten; 
to swell, to puff; to grow; s'enfler, 
bouffir. 

Aufdunsten, hd., v. Abdämpfen. 

Aufdupfen, v. a. hd. Aandrukken (het 
bladgoud); to press (the gold-leaves) down; 
étouper. 

Aufduven, hd., v. arriver vent 
arrière. 
Aufenthalt, m. hd. Ligdagen ; demurrage; 
starie, jours de planche. 
Auf'ádmen, v. a. hd. Aan eersen draad 
rijgen ; to thread; enfiler. 

Auffahren, v. a. hd.: ein fold a., 
eene mijn openen ; to open a mine; ouvrir 
les travaux dune mine. 

Auffalten, v. a. hd. Vouwen, opvouwen ; 
to lay in proper plaits, to fold; plier. 


AUFFANQEGEFASS 

Auffangegef mss, n. hd., v. ballon. 

Auffangen, v. a. hd. , V. amortir. 

Auffangstange, f. hd. Stang ter opvanging, 
metalen punt des bliksemafleiders; 
metallic point of the lightning-rod; pointe 
métallique du paratonnerre. 

Auffangtrog, m. hd. Houten bak (der 
spiegelmakers); wooden bowl, sebilla; sébile. 

Auffarben, v. a. hd. Oververven ; to 
dye again, to dye afresh, to new-dye; biser, 
repasser par la teinture, reteindre. 

Auffaseln, hd., V. ausfasern. 

Auffeilen, v. a. hd. Opvijlen ; to newfle; 
limer de nouveau. ~ Openvijlen; to 
open by filing; ouvrir en limant. 

Auffressen, v. a. hd. Wegvreten, doorknagen; 
to corrode; corroder, ronger. 

Auffrischen (wieder), v. a. hd. 
Nieuwe verfstoffen (in 't verfbad) doen, de 
kuip spijzen ; to /1ll up; recruter (le gain). 

Auffiugen, v. a. hd. Ineenvoegen, ineenschuiven, 
opsluiten ; to fit, to dove-tail, to 
clamp; emboiter. 

Au " hren (mit dunnen bret


tern), v. a. hd. Uit licht hout, uit latwerk 

optrekken; to batten; construire en volige. 

Auffuttern, v. a. hd. Bekleeden, beleggen, 
vullen (bij schrijnwerkers, enz.); to 
case; revêtir. 

Aufl`u.tterung, f.hd.Opboeisel,zetgang, 

boze stelling (bij 't kielen van een schip); 

,water-boards; bardis. 

Aufgeben, Auflaufen, Besti rzen, 
n. hd. Het vullen, stoken van den 
vuurhaard ; feeding, filling of the furnace, 
charging; chargement du foyer. 

Aufgeber, in. hd. Beschikker, vuller 
(van eersen hoogoven): smelter; chargeur.
Aufgeien, v. a. hd. Opgeien (een zeil); 
to brail up, to clue up; carguer une voile. 

Aufgew ltigen, v. a. hd. Opnieuw 

(eene ingezonken mijnschacht) openen ; to 

clear (the attic); déblayer, réparer (un puits 

affaissé). 

Aufgeworfenes hohleisen, n. hd. 

Lepelvormige guts; spoon-gouge, entering 

gouge; gouge-cuillère. 

Aufgiessen, v. a. hd. Opgieten ; to 
infuse; infuser. Die lauge a., de 
(heete) loog opgieten; to pour over the lye; 

voyer. 

Aufgiesser, m. hd. Lader, opstorter 

(van den smeltoven); charger; verseur. 

Aufhalter, m. hd., v. arrêt. - op


houder (bij kaardmachines); stopping-motion; 

casse-ruban, déclinche. ® Raamboom (aan 

't getouw des tapijtwevers); cross-bar; cam


perche. - Rondseltouw, rondseiriem (aan 

de kar eener gewone drukpers); cords of the 

carriage; vache. - V. attrape 1) . - v. 

arrêt 3) . 

Aufhaltung, f. hd. Wrijving (der dee


len van een uurwerk); scotching; accotement. 

Aufhaltring, m. hd. Teugelring; stop


ping-ring; anneau d'arrét. 

Aufhngeboden, m. hd. Droogzolder 

AUFHOLEN. 

(der boekdrukkers, enz.); hanging-room, drying-
room; étendoir, séchoir. 

Aufhängekreuz, n. hd. Kruk, kruis, 
ferlet (der boekdrukkers, etc.); peel; Eerlet, 
étendoir. 

'Aufhangen, V. a. hd. Ophangen (de gedrukte 
vellen, etc.); to hang up; ètendre. -
Die stempel eines pochwerks a., 
De stampers van een' stampmolen doen stilstaan 
; to stop the stampers; arrêter les pilons 
d'un bocard. 

Aufhangepunkt, m. hd. Rust- of 
steunpunt van den hefboom ; onderlaag, hefboomdrager; 
fulciment, fulcrum of a lever; 
bearance; point d'appui d'un levier, hypomochlion; 
orgueil, point fixe, point de suspension. 


Aufhngesehnure, f. pl. hd. Drooglijnen 
; drying ropes; étendage. 
Aufhängung, f. hd. Ophanging ; suspension; 
suspension. 
Aufhärten (die taue), v. a. hd. 
De strengen der touwen goed ineenslaan ; 

to give the necessary twisting to the ropes; 

Bonner le tors nécessaire aux torons. 

Aufha speln, v. a. hd. Garen tot strengen 
haspelen ; to reel, to wind, to spool off, 
to unspool; travailler, dévider, dérouler, vo 

Opwinden, ophijschen ; to wind-luter. -

up, to weigh, to hoist; guinder. 

Aufhauen. v. a. hd. Met den spitsbeitel 

openhakken ; to cut open with the bolt-chisel; 

ouvrir avec la langue de carpe. -Uit 

uitdrijven (bij blikslagers); to chase,-kloppen, 

to draw up by beating; emboutir, ciseler. -

Ein gebaude a., het noodige hout 

voor een gebouw vellen en klaar leggen ; 

to assemble the timber; abattre et assembler 

la charpen te. - (Feile) a., scherpen ; to 

cut; retailler. 

Aufhauer, m. hd , v. anschlag 
-eisen. 

Aufheben, v. a. hd., v. assem


bler 2). o Einen stoller a., eene 

mijnschacht weder openen; tore-open a gal


lery; deblayer, rouvrir un puits de mine. 

Auf heber, m. pl. hd., v. arcades. 

® Uitnemer (der toet de snelpers gedrukte 

bladert); lifter; leveur. ~ Habepoot van de 

fok ; slab-line; cargue à vue. 

Aufheften, Aufhefteln, v. a hd. 
Innaaien (een boek); to stitch; brother, coudre. 

Aufhellen, v. a. hd. Verhelderen, lich


ter maken (eene kleur); to clear; éclaircir. 

•• Klaren ; to clarify; clarifier. 

Aufhissen, v. a. hd. Ophijschen, hij 


schen, opwinden ; to hoist up, to pull up, to 

trim; hisser, monter, guinder. 

Aufhohen, v. a. hd. Doen uitkomen, 

afzetten (bij schilders); to set off; faire res


sortir. 

Aufholen, v. a. hd.: Ein tau a., 

een touw inhalen ; to haul up a rope; haler 

un cordage. ~ Ein scuff a., een schip 

op den wal balen ; to ground a vessel; tirer 

un batiment it terre. Ein boot a., 


 

46 AUFHOLER-- AUFNIETEN. 

 

Bene boot binnen boord halen ; to hoist up Aufianger, m. hd., v. alonge 3), 5), 

 

a boat; monter une chaloupe.7), 9).

 

Aufholer, m. pl. hd., v. arcades. —Auflassen, v. a. hd. Verlaten, opgeven

 

A. eines stagsegels, stagzeilsvallen;(eene mijn); to give up; abandonner. 


halliards of a stag-sail; drisses dune voileAuflaufen, v. a. hd., v. aufgeben.

 

d'étai. - A. der stu.ckpforten, poort-Auflegen, v. a. Opleggen, onttakelen

 

talie ; port-tackle; palan des sabords. ~ A.(een schip); to lay up; désarmer. - Aus 
des racks, rakketros ; parrel-truss; cale-dem goldbuehlein a., uit het goud

 


bas du racage.
Auf kimmen, n. hd., v. assem

 


blage à tintailles. •• A. (ein kammrad), 
v. a., tanden inzetten ; to indent; re

 


mettre des dents (à un rouet).
Aufkatten, v. a. hd. Katten, onder

 

den kraanbalk halen (een anker); to cat; ca

 


ponner. 

 

Aufkehren, v. a. hd. Uitdrijven, uit

 


kloppen (bij goudsmeden); to snarl, to stamp,

 

to work on a stamp; emboutir.

 

klieven (in den bergbouw); to cleave with 

 

wedges; fendre, ouvrir, rasser.

 

Aufkitten, v. a. hd. Met kleefdeeg,

 

stopverf, enz. dichtmaken, toestoppen ; to 

 

cement on; luier, mastiquer sur, cimenter.

 

Aufklaftern, v. a. hd. Vademen, (het

 

hout) aan vadems zeiten ; to put up in fath

 


oms; entoiser, corder, mouler.
Auf kl ren, v. a. hd., v. auf hel

 


len 2).

 

Auf klauen, v. a. hd. Met het klauw

 


ijzer vastleggen ; lo /ix with the grapnel;

 

fixer aver Ie grappin.

 

Aufkieben, Aufkleistern, v. a. hd.

 

Opplakken, met stijfsel plakken ; to paste up,

 

to stick up; coller á ou sur.

 

Aufklotzen, v. a. hd. Het bijtmiddel

 

(op de weefsels) met het blok of de plaat

 

opdrukken ; to pad; plaquer.

 

Aufknebelung, f. hd. Knevels der

 

schopten ; shroud-bridles; manchettes.

 

 

Aufketzern, V. a. hd. Met wiggen tel, n. hd. Oplossend of ontbindend middel; 

Aufkápfen, v. a. hd., v. ankopfen. lytique.

 

Aufköpfhammer, m. hd., v. an-Aufibsungsmittel, v. auf.áse

 


köpfhammer.mittel. 

 

Aufkrampeln, Aufkratzen, v. a. Aufl®then, v. a. hd. Het soldeersel 

 

hd. Opkaarden, herkaarden ; to card againlosmaken, lossmelten ; to unsolder, to take off 

 

or anew; recarder.the solder; dessoudre, défaire la soudure.••• 
Aufkratzdistel, Auf kratzbu.r-Opsoldeeren ; to solder one; souder sur. 

 

ste, f. hd. Kaardebol ; teasel; carrion a lamer.Aufmauern, v. a. hd. Opmetselen ; to 
Aufkratzen, v. a. hd., v. aplaigner; raise (a wall), to mure; élever en pierres, 
aufkrampeln. ® Auf der stange élever (un mur).

 

tuit karden a., (een stuk laken) uit de

 

haren of uit het eerste water werken ; to 

 

raise the nap with teasels; tirer a la perche.

 

-Zu Lief a., te diep opkaarden ;. to raise 


(the nap too much; effondrer. - Opschrap

 


pen, opknappen (een' muur); to rub down;

 

regretter. ~ Kerven, krassen, groeven ; ar

 


ceeren ; to hatch; teacher.

 

Auflage, f. hd. Steun, drager (aan de

 

draaibank); rest; bras, support, chaise de

 

support. -pandeksel van een vuursteenslot;

 

cover for the pan 0/' a flint-lock; assise, as

 


siette, table, entablement dune batterie de 

 

platine a silex. ne• Opgedragen laag (verf,

 

vernis, etc ); couch; couche.

boekje opdragen ; to lay on the gold-leaves; 

poser au livret. 

Aufieger, m. hd., v. aufheber. 

Auflegmaschine, f. hd., v. anlege


maschine. 
Aufleimen, v. a. hd. Oplijmen; to glue 
upon a thing; coller sur quelque chose. 

Aufl.ósbar, Aufl.öslich, adj. hd. Oplosbaar, 
ontbindbaar ; dissolvable, soluble; dissoluble, 
soluble. 

Aufibsemittel, Aufibsungsmit


dissolvent, dissolver, solvent, menstruum; dis 


solvant, resolvant, fondant, menstrue. 

Auflösen, v. a. hd. De steken uithalen ; 
to unstitch; dépiquer. - Ontmazen, de mazen 
uithalen ; to unmesh; démailler. -Oplossen, 
ontbinden ; to dissolve, to resolve, to 
analyse, to decompose; résoudre, dissoudre, 
decomposer, analyser; détremper, délayer; 
désorganiser. ~ Losmaken (den lettervorm), 
losdraaien en uitnemen; to unlock, to untie 
(the form); desserrer (la forme), dégager les 
garnitures. 

Aufláslich, v. aufl.®sbar. 

Auflósung, f. hd. Oplossing, ontbinding, 
ontleding ; resolution, analysis, solution, dissolution; 
résolution, analyse, solution. 

Aufiásungskunst, f. hd. Oplossings-, 
ontledingskunst; analytics; analyse, art d'analyser. 


Auflösungslehre, f. hd. Leer der ontleding, 
der oplossing; analysis; méthode ana-

Aufnageln, v. a. hd. Opspijkeren ; to 
nail upon; clouer, attacker aver des clous. 

Aufnahmscompass, m. hd. Azimuthkompas; 
azimuth-compass, vertical circle; 
compas azimutal. 

Aufnehmen, v. a. hd., v. assembler 
2). ~ Opnemen (bij wevers) ; to take 
up; cueillir. ~ Tot zich nemen, inzuigen, 
opslorpen ; to absorb; absorber. - n. Het 
opnemen, opmeten, het doen van opmetingen; 
surveying, survey; le lever dun plan. 

Aufnehmwalze, f. hd., v. abtafelbaum. 
Aufnieten, v. a. hd. Opklinken ; to 
rivet on; river. 


AUFPAPPEN --- 

Aufpappen, v. a. hd., v. aufkieben. 

Aufpassen, V. a. hd., v. aaspassen. 

Aufpeutern, v. a. hd. (Het anker) 

kippen, in de portuurlijn opvangen ; to fit 
(the anchor); bosser, traverser (l'ancre). 
Aufplattung, f. hd., v. assemblage 
a demi-boil. 

Aufprotzen, v. a. hd. (Een kanon) 
monteeren, op zijn affuit leggen ; to mount; 
monter. 

Aufradeln, V. a. hd. Op eene klos, 
eene spoel winden ; to wind on a bobbin, to 
wind up; charger une bobine. 

Aufrauheisen, n. hd. Opkratser (der 

wol); teasing-iron, purling-iron; égratignoir. 
Aufrauhen, v. a. hd., v. aplaigner. 
Billen (eenen molensteen); to nott; piquer, 

rebattre, rhabiller. 
Aufraumbohrer, Aufraumer, m. 
hd. Voorboor, spitsboor; rimer; égravoir. 

Aufrumen, V. a. hd. Verwijden, ruimen, 
grooter maken (een boorgat); to widen; 
élargir, evader ; équarrir. — De in pastei 
gevallen letters te recht brengen ; to sort 
and distribute the pie; de'pátisser. 

Aufrumer, m. hd. Ruimnaald; pin, 
bodkin; dégorgeoir, épinglette. ® Slagbeitel 
; rimer; equarrissoir. o• v. aufr um


.

bohrer. 

Aufreiben, v. a. hd. Uitboren, ruimen; 

to bore, to broach; aléser, évider, équarrir. 

Wrijven (van uurwerkdeelen); to be in 

contact with; s'entre-frotter. 

Aufreissahle, f., Aufreisser, m. 
hd. Fluitboor; auger used for boring flutes; 
vilebrequin. 

Aufreissen, v. a. hd., v. aplaigner. 

Afteekenen, schetsen ; to draw, to design, 

to delineate; dessiner, tracer, construire un 

dessin. 

Aufrennen, v. a. hd.. das auge a., 

V. auge aufrennen. 
Aufrichten, v. a. hd. Oprichten, opstellen, 
opslaan, optrekken , to erect, to lay 
down, to put up; eriger, poser, dresser, monter. 
— n. Het oprichten, etc.; erecting, laying 
down, putting up.; posage, pose, erection, 
montage. 


Aufrichthammer, m. hd. Penbamer; 
double-faced hammer; martoire, marteau it 
deux pannes. 


Aufrichtzug, m. hd. Windas, kraan; 

windlass; grue. 

Aufriegeln, v. a. hd. Ontgrendelen; 

to unbolt; ouvrir ]e verrou. 

Aufriss, m. hd. Opstand (teekening); 

elevation; elevation. ~ Constructie (eener 

meetkunstige figuur);delineation;construction. 

Aufrisszirkel, m. hd. Constructiepas


ser; constructing-compass; compas de con


struction. 

.Afrollen, n. hd. Het oprollen (van 't 
ijzerdraad); winding in rolls; roulage. — V. a. 
Den scum a. (die sahileisten einfassen), 
den zelfkant of zoom van 't laken 
bij 't indompelen in 't verfbad oprollen of 

AUFSCHLTESSEN. 47 

bedekken (opdat hij de kleur van 't bad niet 
aanneme); to roll up the list; liter. 

Aufroller, m. hd. Wattenrol (van de 
wattenmachine); lap-roller, lap-drum; cylindre 
it nappes, cylindre couvert dun rouleau 
de ouate. 

Aufr i stung, f. hd. Steiger ; scaffolding; 
écbafaudage. 

Aufsatz, m. hd. Ieder sieraad, ieder 
voorwerp op een gebouw of een gedeelte 
daarvan, kap, kroon, krans, kornis of kroonlijst, 
kapiteel, etc.; cap, crown, crest, top; 
couronnement, listeau, cbapiteau. n V. aju 

— V. absehen (hinteres).-tage. 
V. verlängerungsstange. — A. liber 
einer thi r, sierlijke houtbekleeding boven 
eene deur; door-leap; placard. ~ A. (auf 
einer windmi hle), kap; cage; cage. 
Aufscharfen, v. a. hd., v. aufrauhen 
2). — Aanzetten (snijgereedschap); 
to sharpen (again); raf raichir. 

Aufschaufeln, v. a. hd. De schoepen 
of schepborden vernieuwen (van waterraderen); 
to put on new paddles); mettre de nou 

-velles palettes. 

Aufschaumen, v. a. hd. Schuim op


werpen, schuimen ; to scum; écumer, bouil


lonner. 

Aufscheeren, v. a. hd., v. anschee


ren. ~ Opschieten, in schijven opschieten 

(een touw); to coil up; rouer, lover, cueillir 

(une manoeuvre). 

Aufscheuern, v. a. hd. Opschuren, 
schuren ; to scour; écurer. 
Aufschichten, v. a. hd., v. aufstapeln. 
Aufschiebling, Aufsehobling, 

m. hd. Waterbord, dekstuk (van een dak); 
chantlate; chanlatte. coyau. 
Aufschiessen, v. a. hd., v. anseheeren 
2). 
Aufsehlacken, v. a. hd. Verslakken, 
tot (metaal-)slakken overgaan ; to become 
drossy or scorious, to be reduced to scoria; 

se scorifier entièrement. 

Aufsehlag, m. hd. Overwicht, doorslag; 

overweight, overplus; surpoids. — Val van 

't water op het rad; fall of the water on 

the wheel; chute de l'eau sur la roue. 

Aufschlagdraht, m. hd., v. auf


winddrath. 

Aufschlagen, v. a. hd. Opslaan, op


zetten ; to put up; monter.• Losslaan, los


draaien (een touw); to unlay; décommettre. 

— Das wasser a., het water op het 
molenrad doen vallen, de valdeur of 't verlaat 
ophalen ; to raise the paddle-doar; lever 
la vanne. — V. aufstossen. 
Aufschlageschaufel,f. hd.,v. aube. 

•• Laadschop (des hoogovens); ladle; bêche, 

Aufsehlagewasser, n. hd. Water, 

dat op het rad valt en de beweegkracht aan


brengt; moving-water; eau motrice. 

Aufschlagtisch, m. hd. Klaptafel; 
folding-table; table pliante ou brisée. 
Aufschliessen, v. a. hd., v. aufiá



48 AUFSCHMELZEN 

Sen 4). — Goed sluiten, passen; to join; 

joindre. 

Aufsehmelzen, v. a. hd. Opensmelten, 

lossmelten ; to melt open; ouvrir en liqué


fiant. — Opsmelten, door smelten ophechten; 

to melt upon; attacker par la fonte. 

Aufschnitt, m. hd. Beproeving van 

't sterkwater (door er zilver in op te lossen); 

sterkwaterproef ; assay of aqua fortis; essai 

de l'eau forte. 

Aufschöbling,m. hd.,v. aufschiebling. 


Aufschrauben, v. a. hd., v. ab-. 
sehrauben. Opschroeven, door sch roeven 
ophechten ; to screw upon; visser, attacher 
avec des vis. 

Aufschrauber, m. hd.,v. hebezeug. 

Aufschrift, f. hd. Bladzijdenhoofd (loopende 
titel en pagineering); head; tête de 
la page. 

Aufschroten, v. a. hd. Met den slagbeitel 
wijder maken ; to widen with the peg; 
élargir un trou aver l'équarrissoir. • n• Met 
den drevel, beitel, enz. openen, klieven ; to 
open with the puncheon; fendre avec le paincon, 
le ciseau, le mandrin. 

Aufschroter, m. hd. Slagbeitel; squarepointed 
peg; équarrissoir. 

Aufschub, m. hd. Opheffing der schering 
(aan den Jacquart-weefstoel); lifting of 
the warp; levée. 

Aufschtttten, v. a. hd. Van graan 
voorzien (den tremel); to put corn (into the 
mill-hopper); engrainer ou engrener. (la trémie) 
. 

Aufschi ttjunge, m. hd. Kuipjongen 
(in de ververij); vat-boy; diablon, diablotin. 
Aufsehi tien, v. a. hd. Het molen 
afsluiten ; to shut off or to dam up-water 
the water; fermer on retenir les, eaux. 

Aufschweissen, v. a. hd. Gloeiend 
aaneen-of opeenwellen, samenwellen ; to 
weld, to weld together, to fasten upon by 
forging; souder b chaud, corroyer, souder á 
chaude suante, souder par superposition. 

Aufseher, m. hd. Stations-chef; platform-
master; chef de gare. — Sorteerder (in 
de papierfabriek); sorter, chief of the workshop; 
sallerant, trieur. 

Aufseisen, v. a. hd. Seizen, vastsjorren, 
met krabbers vastzetten ; to nip; saisir. 
Aufsetzbnder, n. pl. hd. Deurschar

-

nier met twee bladen ; butts, butt-hinges; 
fiches, fiches a vases. 

Aufsetzen, v. a. hd. Opmaken (bij 
drukkers); to set up; dresser. —Die se— 
gel a., de zeilen bijzetten ; to hoist the sails; 
guinder les voiles. ~ Die stengen a., 
de stengen ophijscben; to hoist or sway up 
the top-masts; guinder les mats de hune. 

Aufsieden, v. a. hd. Witkoken (bij goudsmeden); 
to whiten, to scour; blanchir. — 

n. Opbrui.sing ; ebullition; ébullition. 
Aufsitzen, Aufstehen, v. n. hd.: 
falsch a., niet te lood staan, niet rechtstandig 
dragen ; to bear false, to be out of 

AUFSTEIGEND. 

perpendicular; porter a faux. ~ Stink


recht a., loodrecht op zijn fondament 

staan ; to stand perpendicular; porter h fond. 

Auf der erde a., onmiddellijk op den 

grond staan ; to stand on the ground; porter 

a cru. 

Aufsorren, v. a. hd.: die hange


matten a., de kooien sjorren ; to lash up 

the hammocks; relever les hamacs. 

Aufspalten, v. a. & n. hd. Opsplijten, 

klieven; bersten ; to split, to cleave, to burst; 

(endre, se fendre. 

Aufspannen, v. a. hd. Op de rol 
spreiden (de uit het verfbad komende stoffen); 
to spread out; courroyer. — Das leder 
zu den kardätschen a., het leder voor 
de kaarden opspannen ; to prepare the leather 
for the cards; panter des cardes. — Auf 
der sperrruthe a., op den spanstok 
spannen ; to put on the stretcher; tempter. 

Aufspanner, m. hd. Lakenrekker; 
stretcher, he who puts on the tenter; rd tendeur. 


Aufspiessen, v. a. hd., v. ank®pfen. 

Aufspulen, v. a. hd. Opklossen, spoelen 
; to wind up, to spool, to reel; bobiner, 
sepouler. 

Aufspunden, v. a. hd. Ontsponnen 
(een vat), de bom of spon afdoen ; to unbung; 
debondonner. 

Aufstämmen, v. a. Met den steek-of 
fermoorbeitel openen ; to open with a chisel; 
ouvrir aver le fermoir. 

Aufstampen, v. a. hd., v. ankcpfen.

Aufstapeln, v. a. hd. Opstapelen ; to 
pile up; empiler. — Bretter mit dazwischen 
gelegten sperrhöizern 
a., planken met tusschengelegde spieën opsta 

to pile up boards with interposed pegs;-pelen ; 
trésillonner une pile de bois. 
Aufstauen, v. a. hd. Opstuwen (het 
water); to stem; faire arrèter et remonter. 

Aufstechen, v. a. hd. Opsteken (eene 
gegraveerde plaat), de insneden dieper maken; 
to deepen the strokes, to retouch; retoucher, 
rentrer. ~ n. Het opwerken, weder-uitsteken; 
retouch; retouche. ~v. a. Opmaken, de 
gezette bladzijden behoorlijk in den vorm ver 

to impose, to make up; imposer,-eenigen ; 
mettre en pages. — Met eenen scbootsteek 
verbinden, eenen steek leggen ; to tie or 
bind (two ropes) together; ajuster ensemble 
(deux cordes) . 

Aufsteeken , Auftreiben, v. a. 
hd. De beweging (van een rad, etc.) stuiten; 
to key, to ship, to chock or scotch; Baler, 
monter, empêcher la rotation par une tale. 

Aufstehen, v. a. hd. Zwellen, opkomen 
(bij gieters); to swell; se gonfler. 

V. aufsitzen. 
Aufsteigeklappe, f. hd. Zuigklep (der 
pomp); suction-valve, up-stroke valve; soupape 
d'ascension. 

Aufsteigende bewegung, f. hd. 
Opstijgende beweging ; up-stroke; mouvement 
ascensionnel. 


AUFSTELLEN 

Aufstellen, v. a. hd., v. aufrechten. 

Aufstossen, v. a. hd. Opstooten, stuiken 
(de bedrukte vellen aan de kanten gelijk 
maken); to knock up; dresser les poignées. 

Aufstreichkamm, m., Aufstreicheisen, 
n. Droogscheerderskam om 
't haar op te halen, opstrijkkam, opstrijkijzer; 
napping-comb; rebroussette,rebroussoir. 

Aufsuchungsschaft, f. hd., v. 
schurfschacht. 

Auftafeln, v. a., v. auffalten. 

Auftakeln, v a. hd. Optakelen, takelen 
; to rig (a ship); to garnish (the masts); 
gréer, agreer (un vaisseau); garnir, funer 
(les mats). 

Auftaljen, V. a. & n. hd. Oplaliën, 
taliën, aan een talie of takel hijschen ; to 
bowse; palanguer ou palanquer. 

Auftiefen, v. a. hrl. Uitdiepen, uitkloppen, 
vlak metaal bol uitdrijven ; to beat out, 
to chase, to emboss; caver, emboutir, bosseler. 

Auftiefhammer, m. hd. Drijfhamer; 
chasing-hammer; marteau a emboutir. 
Auftiefmeissel, m. Dr(jfbeitel ; drift; 
repoussoir. 
Auftrag, m. hd. Opgedragen laag (verf, 
vernis, pleister, etc.); coat; enduit, couche. 

(das auftragen). .Het opdragen (der 
goud-of zilverblaadjes, etc.); laying-on, charging; 
charge, application. 

Auftragen, v. a. hd. Opdragen (de goud 

to lay on, to charge; toucher, ap--blaadjes); 
pliquer; V. auftrag 2). — (auf den 
goldgrund) a., opdragen ; to fix; asseoir. 
~ Die sehwärze a. (aufwalzen), 
den inkt opdragen, opgeven ; to ink the form; 
toucher la forme, encrer. ~Die sehwárze 
zu dick a., te dik opgeven ; to overcharge 
the ink; charger ]'entre. —Das quick— 
gold a., het kwikgoud opdragen ; to put 
on the quickening; parachever — v. aufgeben. 


Auftragbretehen, Auftraghölzehen, 
n. hd. Vergulders -werktuig tot opdragen 
van 't goud, opdrager; laying-tool; 
couchoir. 

Auftragwalze, t. hd. Inktrol; roller; 
rouleau a encrer. 

Auftreiben, Ausdorren, v. a. hd. 

Gaten slaan (in een hoefijzer); to drift the 

hob; to open out; étamper. ••• V. aufste


eken. — n. Drijfwerk op koper ; chasing; 

laature. 

Auftrittbank, f. hd. Treebank (des 
passementwerkers); treadle-bench; bane des 
marches. 

Auftuchen, v. a hd.: die Segel 
a., geien en gorden, de zeilen bergen; to 
furl or gather up the sails; carguer, plier, 
ferler les voiles. 

Aufwallung, t. hd. Opwelling; ebullition, 
effervescence; ébuilition, effervescence. 

— A. des geschmolzenen glases, 
opbobbeling van 't gesmolten glas; eb..11ition 
of the glass in fusion; burgeage. 
Aufwalzen,v. a. hd ,v. auftragen t). 

AUFZUG. 

Aufw rmen, v. a. hd. Opnieuw verbitten, 
weder stoken ; reheating; réchauffage. 

Aufweben, aufziehen, v. a. hd. 
Den geschoren ketting weder afnemen, bet 
weefsel uiteendoen ; to unweave, to fray, to 
fret; désourdir, défaire le tissu, érailler. 

Aufwerfen, v. a. hd. Opwerpen (eene 
schans, etc. ); to throw or cast up; éíever. 

Aufwerfer, Aufwerfhammer, m. 
hd. Tilhamer (een hefboom der 2de soort in 
ijzersmederijen); lift—hommer; marteau a soulèvement, 
marteau a l'allemande. 

Aufwiekeln, v. a. hd. Den draad op 
den klos laten loopen, opwinden ; to take up, 
to wind up, to cop; renvider. 

Aufwieklung, f. hd. Het winden op 
den klos ; winding-up; encordage. 
Aufwinddraht, Aufwinder, m. 
hd. Opslagdraad; falters, faller-wire; ba 
-guettes. 

Aufwinden, v. a. hd. Opwinden ; to 
wind up, to weigh; guinder. — v. aufbäumen. 


Aufwinder, v. aufwinddraht. 

Aufwindrad, n. hd. Opwindrad, vlieg 

aan de mtile-machine ; rim; roue. -wiel 

Aufwindmaschine, f. hd. Kaapstander 
der mijnen (toestel om het erts, het water 
uit de mijn naar boven te halen); whim, 
whim-gin, whimsey, horse-capstan; machine 
a molettes, baritel à chevaux, manége. 

Aufwindung, f. hd., v. Levée 3) . 

Aufziehen, v a. hd. Opwinden (een 
horloge, enz.); to wind up; monter. ••. Ophijschen, 
opwinden ; to hoist, to heave up; 
hisser, guinder. — v. aufriehtern. 

V. aufl.ásen 2) . — v. auftiefen. — op 
doek plakken, to paste upon canvass; entoi


ler. -- (einlesen, leviren). De sempel


draden opnemen, voor den rietkam gereed 

maken ; to lash, to sley or slaie; lever Ie 

semple. — Den ketting scheren ; to warp; 

monter la cbaine. e n. Het kettingscheren; 

warping; mon tée. — Den hahn a., den 

haan spannen ; to cock; armer, bander. 

Aufziehhammer, m. hd. Drijfhamer; 

stempel (der stalen-knoopmakers, etc.); knoop


stempel ; chasing-hammer; puncheon; marteau 

à emboutir; bouterolle. 

Aufziehschnur, Ziehschnur, f. 

hd. Ophaalsnoer, trekkoord, sempelkoord (van 

't weefgetouw); semple-cord; corde de Semple, 

tirelle. 

Aufziehwerkzeug, n., Federwin


der, m. hd Sleutel om de groote veer eener 
pendule op te winden ; spring-tool; estrapade, 
mon te- ressort. 

Aufzug, m.hd. Ketting, schering; warp, 
main warp, ground-warp; chaine, cornière. 

— Scheer- of kettinggaren voor stoffen met 
figu ren ; warp for figured stufs; simblot. — 

Vierkante uurwerkstift ter opwinding; remontoir; 
remontoir. — Evenaar eener essaieurs-
balan s ; beam of an essaying balance; 
Aéau dune balance d'essai. — Hi.jschwerk


tuig; hoist; sac, guindal. 


50 AUFZTJGHECHEL 

Aufzugheehel, m. hd. Grove hekel, 
grofhekel; long ruffer; ébauchoir. 

Aufzugstangelchen, n., Wage, f. 
hd. Voettrede (in een gaasweversgetouw); 
spring-shaft, counter-lam; tire-lisse, contrelame. 


Aufzweeken, v. a. hd. Vastpinnen 
(de pollevijen der schoenen); to fasten upon 
with sparables; brother. 

Augbolzen, m. hd. Ooghout; eye-bolt; 
cheville a oeillet. 

Auge, n. hd. Oog, maas, ring (bij wevers); 
eye, mail; mailton, oeii, oeillet, boucle, coulisse. 
® Oog (in naalden); eye; oeil, trou, 
Chas. r• Oog (eener drukletter); face, eye; 
oeil, face. ® Oog of gat der koppelstang 
(van stoommachines); cutter-hole, mortise; 
mortaise • Oog (gedeelte eener monstrans, 
dat de hostie moet bevatten); eye (of a pix); 
lunette. _-Oog der (ionische) wrong of 
rolneut; eye of the volute; oeil de la volute. 

Oog, glans, goed voorkomen (eener stof); 
gloss, lustre; apprèt, lustre, oeil. Das 

a. auftrennen oder ausstossen, den 
anstich machen, het afloopgat van den 
smeltoven opensteken; to open the mouth of 
a furnace; faire la percée, erover on nettoyer 
l'oeil. 
Auge, f. fr. Trog; trough; trog. — 
Koelbak, bluschbak (der smeden); smithy 
(-trough); ktihltrog, lbschtrog. — Koelbak 
(der glasfabr.); coo.'ing-trough; kuhltrog, anfrischtrog. 
— Walktrog (der lakenbereiders); 
scouring-tub, steeping-tub; netzfass, walktrog; 

— Stortbak (der loodgieters); pan, trough; 
sturze. — A. a laver, waschtrog (voor 
't looderts); standing-huddle; waschtrog. — 
A. á mortier, kalkbak (der metselaars); 
boss; morteltrog. ~ A. de moulin, molenwater; 
trough, spout, bucket, channel; 
muhlgeriinne, muhlgraben. ® A. de rafra1ehissemen^, 
koelbak (der metaal 
keeling-trough; abktihltrog. — A.-smelters); 
a rompre les drapeal.ux,lom pensnijder; 
distributing -trough; zeugkasten, zertheilungski 
bel. — A. de roulage v. bed. 5). 

— A. du treinpis, schepkuip (der papierfabr.); 
pulp-vat, trough; weichkubel, zeugbutte. 
— A. au dé$lé, kuip voor 't 
halfgoed; trough for the first stuff; halbzeugkasten. 
~ A. galvanique, galvanische 
trogtoestel; galvanic trough; galvaniscber 
trogappa rat. 
Augelot, m. fr. Stoompan ; steam-porn; 
dampfpfanne. 

Augenachat, Augenstein, n. hd. 
Kattenoog (soort van onyx); cat's-eye, eyebolt; 
agate oeillée, veil de chat, quartz agate 
chatoyant. 

Augeneisen, n. hd. Breekstang (der 
ijzersmelters), riek; rake, fire-iron; 

Augengläser, n. pl., Augenschu.tzer, 
m hd.Ooggtazen, bril (der glasblazers); 
goggles; lunettes. 

Augenholz, Stechholz, n. hd. Hout, 
waarmede het oog of de opening van den 

-- ATJRIN. 

smeltoven gevormd wordt; opening-tool; bols 
de l'oeil. 

Augenklapper, f. p1., Scheuleder, 
n. pl. hd. Ooglappen, oogleeren (aan 
't paa rdenhoofdstei) ; wipkers, eye-flaps; oeillères, 
lunettes. 

Augenmass, n . hd. Oogmaat; estimate 
by the sight or at random; estimative, mesure 

á vue d'oeil, coup d'oeil. 
Augenmehi, n . hd. Zinkbloemen ; zincflower; 
oxyde de zinc, fleurs de zinc. 

Augennicht, n. hd. Zinkkalk, ovengalmei, 
spodium; tuty, spodium; tutie, 
spode. 

Augenpulver, n. hd. Parel (kleine 
drukletter); pearl, ruby; perle, parísienne. 

Augenstein, In., Katzenauge, n. 
hd. Kattenu g (glasachtig kwarts); cat's-eye; 
oei[ (.le chat 

Auger, Augur, eng., v. tariére ; 
bandbohrer'; bankbohrer ; évidoir 
; drague ; mèehe-euiller ; 
cuiller. 

Auger, V. a. fr. Trog-of gootvormig uit 
to hollow like a trough; rinnenfiirmig-bollen ; 
aushbhlen. — A. les forces, de droog 
stellen of richten ; to set-scheohrdersschaar 
the cloth-shears; die tuchscbeere richten. 

Auget, m. fr., v. anche 1) . — Bak 
(om 't sterkwater bij 't etsen op te vangen), 
tray; trog. — Mijnkoker, leigoot (voor de 
zundpijp, die eene mijn moet aansteken); casing-
tube, hose trough, auget; leitrinne, o 
Augets, pl. Waterbakjes (aan den omtrek 
van een waterrad, om water uit eenen put te 
heffen); buckets, bucketing; zeilen. 

Augit, m. hd., Augite, f. fr. y eng. 
Augiet, ofijfblende (een groene, sterk schitterende 
steen uit het kiezelgeslacht). 

Augitporphyr,m. hd. Zwart of zwartbruine 
porphier, groensteenporphier; augite 
porphyry; umélaphyre, porphyre pyroxenique. 

Augustin (Saint—), in. fr. Augustijn 
(drukletter); englhsh; ruittel(-antiqua). 

Aune, ni. fr. Elzenhout; alder; erlenholz, 
ellernholz. ® A. noir, vuili .oomhout,. 
pijlhout; blackberry-bearing alder; faulbaumholz. 


Aurai, m. fr., v. anbindebloek. 

Aurantin, n. hd., Aurantine, f fr. 
& eng. Bitter bestanddeel van onr-jpe oranje 
(ook hespéridine gebeeten).-appelen 

Aus ate, m. fr. & eng. Goudzuur zout; 
goldsaures salz. ®A. d'ammoniaque, 
fr., urate of ammonia, eng. Goud zure 
ammoniak, knalgoud; goldoxyd-ammoniak, 
knallgold. 

Aureillons, m. pl. fr. Ooren (aan den 
zijdeweefstoel); ears; ohren. 
Aurichalque, in. fr , v. airain, 
bronze, cuivre, laiton. 
Aurifère, fr., Auriferous, eng. adj. 
Goudhoudend, met goud vermengd; gotdhaltig. 

— V. baleux. 
Aurin, n. hd., Aurine, f. fr. & eng. 
Aurine (eene goudgele kleurstof). 


 

AURIPIGMENT --. AUSBUHNEN. 

Auripigment, n. hd., v. arsenic 
sulfuré jaune. 

Aurorafarbe, f. hd., Aurore, f. fr. 
Aurorakleur, hooggeel; pink-color, tincture 
of racou and a dissolution of alum. 

Aurure, f. fr. Goudverbinding; mixture 
of gold with another metal; vermischung des 
golfles mit einero andern metalle. 

Ausarbeiten, V. a. hd. Afwerken, afmaken, 
voltooien, de laatste hand aanleggen, 
den laatsten vorm geven ; to work out, to 
finish, to perfect, to elaborate; achever, 
finir, parfaire, perfectionner, élaborer. 

Ausarbeitung, f. hd. Wijze van bewerking, 
samenstelling; manufacturing, making, 
working up; facture, main d'oeuvre. 

Ausbau, m. hd. Gezamenlijk binnen 

een (nieuw) gebouw; interior works-werk van 
of a building; ensemble des travaux de bátisse 
intérieure dun batiment. 

Ausbauchen, Austiefen, v. a. hd., 

V. auftiefen. ~ (eiree saule). Een 
buik (aan eene zuil) geven ; to give a swelling; 
donner du rendement. — Ausgebauchtes 
glas, buikvormig, bol glas; 
convex glass; verre hombé. 
Ausbeissen, v. n. hd. (in den bergbouw): 
das gestein beissi in den 
gingen aus, de steen springt in de mijn 

vooruit; the rock invades the lodes;-gangen 
la rocbe s'avance (ou saille) dans les felons. 
Ausbessern, v. a. hd. Herstel R n, ver 

opknappen, verhelpen ; to mend, to-beteren, 
repair, to refit, to patch; réparer, ramender, 
raj uster ; rechercber. o Een schiff a., 
een schip kalfaten ; to repair a ship; radouher 
un vaisseau. 

Ausbesserung, f. hd. Verbetering, 
herstelling, opknapping ; mending, reparation, 
patching; raccommoda ge, rajustement, ramen dage, 
réparation. A. (eines daches, 
einer strasse), herstelling, verhelping; 
research; recherche. A. (eiher mauer), 
verscbe beraping en bepleistering; making 
good, dubbing out; renformis. 

Ausbesserungseisen, n. hd. Loomer 

(des pottendraaiers) ; finishing tool; tournassin. 

Ausbeulen, Ausbuckeln, v. a. hd. 
De bulten verdrijven, plat of glad slaan (bij 
koperslagers, goudsmeden); to planish; planer, 
refaire, faire disparaitre les bosses. 

Ausbeutegrube , Ausbeuteze


che, f. hd Winstgevend mijnwerk; produc


tive mine; mine en benéóce. 

Ausbeuteln, v. a. hd. Uitbuilen, bui


len (bij molenaars); to bolt; bluter. 

Atxsbeutung. f. hd. Ontginning, be


werking, delving, exploiteering (eereer min, 

enz.); working; exploitation. 

Ausbiegen, v. a. hd., v. godronner. 
Ausblasen, v. a. hd.: den ofen a., 
den oven afkoelen (door den wind der blaas 
to let down the fire; refroidir le-balgen); 
fourneau. 
Ausblashahn, m. hd., v. ablasshahn. 


Ausblasklappe, f., Blasventil, n. 
hd.Snuifklep (aan stoommachines); blow-valve, 
blow-through, valve; reniilard, soupape á 
air du condenseur. 

Ausboden, v. a. hd. De bodems (in een 
vat) inzetten ; to bottom; mettre les funds 
à un tonneau. 

Ausbogen, Ausschweifen, v. a. 
hd. Boogvo+rrnig uitsnijden, uitbollen ; to cut 
sloping; écbancrer. 

Ausbohlen, V. a. hd., v. abdielen 2). 
Ausbohren, v. a. hd., v. aufreiben 
1) . ~ V. anbohren. i. — v. aleser. 

— (bij horlogemakers) Soevereinen, een kegelvormig 
gaatje boren (of uitvijlen); to countersink, 
to chamfer; chanfreindre ou chanfreiner, 
ébiseler. ® Zu einer sehraubenmutter 
a., voor eene schroefmoêr 
uitboren ; to tap, to worm; percer un écrou, 
tarauder. 
Ausbohrung des hammers, 
Hahnaushöhlung, f., Hahnmantel, 
m. hd. Uitholling in den geweerhaan; 

mouth of the cockhead, countersink; évide


ment de la tête du chien percutant. 

Ausbreeheisen, n hd. Stolts (eene 
stompscherpe ijzeren schijf der witlooiers en 
handschoenmakers); iron tool used for softening 
the skins; hard, ier pour ouvrir les 
peaux. 

Ausbrechen, v. a. hd. (die felle). 

De vellen stoltsen of stolten ; to soften the 
skins; ouvrir, barder les peaux, les passer 
sur le hard. — Einen gang a., eene 
mijnschacht openen; to work a lode; poursuivre 
]'exploitation •dun felon. — Den 
tiegel a., den haard opbreken; to break 
the re iyting-hearth; briser ou défaire l'átre. 

Ausbreiten, v. a. hd. (die Boldoder 
silberblättchen), v. ravaler. 

---Uitslaan, pletten (hel, ijzer onder den 
hamer); to flatten; aplatir. 
Ausbrennen, v. a. hd., v. absengen. 
® v. attremper. — (bis zum 

weissglu.heu), tot witte gloeihitte stoken 
(den oven); to bake at a white heat; recuire 
le four b fritte. 

Ausbrennmauer, f. hd. Ovenbraudmuur; 
baking-wall, mur de recuit. 

Ausbringen, v. a. hd. Uitdrijven (bij 

letterzetters); to drive out, to keep out; chasser. 
— Den anker a., liet anker uit 

boat the anchor; porter 1'anere-brengen ; to 
dans la chaloupe. ~ Das boot a., de 
boot strijken, te water brengen ; to hoist out 
the boat; mettre la chaloupe h ia mfr. 

Ausbroden, Ausdunsten, Aus


wittern, v. a. hd. Doen uitbloeien of 
verweêren ; to bring to efflorescence; faire 
efeurer, faire tomber en efflorescence. 

Ausbruten, n. hd.: ku.nstliches a., 
kunstige uitbroeiing : artificial incubation; 

incubation artifcielle 

Ausbi chsen,v. a. hd.,v. auffuttern. 
Ausbuckeln,v. a. hd.,v. ausbeulen. 
Ausbühnen, Austonnen, v. a. hd. 


 5 N AUSBUSSEN 

Beschoeien (de wanden van een mijnput met 
balken en planken bekleeden); to tub, to 
line; euveler. 

AusbL ssen, v. a. hd. Opvullen (een 
te dun hoedenviltstuk met den afval der andere 
viltstukken); to pack; étouper. 

Ausdehnbarkeit, f., Ausdehnungsvermögen, 
n. hd. Uitzetbaarheid, 
uitzettingsvermogen ; dilatability, extensibleness; 
expansibilité, dilatabilité, extensibilite. 

Ausdehnen, v. a. hd. Uitzetten ; rek 

uitrekken, uitstrekken, verlengen; to-ken, 
dilate; to stretch, to extend, to protract, to 
lengthen; dilater; tirer, étendre, élargir, allonger. 


Ausdehnung, f. hd. Uitzetting ; expansion, 
dilatation; dilatation, expansion, 
distension. 

Ausdehnungskraft, f. hd. Uitzet 
expansive force; force expansive,-tingskracht; 
force extensive. 
Ausdehnungsvermögen, n. hd., 

V. Ausdehnbarkeit. 
Ausdichten, v. a. hd. Kalfaten ; lo 
calk; calfater. 
Ausdielen, v. a.. hd., v. abdielen ia) . 
Ausdornen, v. a. hd , v. auftreiben. 
Ausdrechseln, v. a. hd Uitdraaien, 

op de draaibank uithollen; to turn out, to 
turn hollow; creuser au tour. ~ (bij tinne 
Uitdiepen, uithollen ; to deepen, to-gieters) 
beat in; enfoncer. 
. Ausdrehstahl, n. hd. Binnenstaal; 
side•tool; inside-tool; ciseau de cóté. 
Ausdrucker, m. hd. Stootmes, schaaf 

looiers); spreading knife,spatula;étire.-mes (der 

Ausdunsten,v.a. hd.,v. ausbroden. 

Ausdu.nstung, f., Ausfiuss, m., 

Effluvium, n. hd. Uitvloeiing, uitstrooming 
(van oneindig kleine, vluchtige deeltjes, 
emanatie; effluviunn (pl. efjluvia), emanation; 
elluve, emanation, exhalation. — Damp, 
stoom; damup, vapour, steam; vapeur, evaporation, 
exhalaison. 

Ausdunstungsmesser, n. hd., v. 

atmometer. 

Ausdi nstungsofen, in. hd. Verdam


pingsoven; evaporating furnace; fourneau éva


poratoire. 

Auseisen, n. hd. Laatijzer (der metaal 

rake; périer, perrière.-gieters); 

Ausfallthor, n. hd. Looze poort, 

sluippoort (tot het doen van uitvallen); salty


port; poterve, fausse-porte, porie de secours. 

Ausfalzen, v. a. lid Vouwen (hij boek 
to fold up; plier.•_ Inkepen, van-binders); 
sponningen voorzien ; to rabbet; entailler. 
Ausfarben, V. a. hd. Uitverven; to 
finish, to trim, to give the last dye; par


achever; user. 

Ausfaseln, Ausfasern, v. a. hd. 

Uitrafelen ; to unravel. to unweave; effiler. 

Ausfasereylinder, m. hd. Hollander, 
roerbak, roertrog (der papiermakers); ravelling 
roller, cylinder-engine; effilocheur, hollandais. 


AUSFJ LLEN. 

Ausfasern, v. a. hd., v. ausfasein. 
s Opvlassen (de einden der touwen, waarop 
de boeken genaaid zijn); to unravel; 
épointer. 

Ausfassen, Ausheben, v. a. hd. 
Uit den oven nemen (bij glasblazers); to take 
out from the oven; défourner. 

Ausfeilen, v. a. hd. Uitvijlen (b. V. 
eene zaag), tanden ; to indent, to notch, to jag; 
denteler, créneler. ~ v. ausbohren i). 

Ausfetten, v. a. hd. Ontzweeten, ontvetten, 
wasschen (de wol); to ungrease; dégraisser, 
Bonner le I,ain. ~ n. Ontzweeting 
(der wol); scouring; bouillon. ~ v. abfetten. 


Ausfeuern, V. a. hd. Een vat of fust 
uitbranden; to burn out a cask; chauffer 
une futaille montée. 

Ausfiedern, v. a. hd. IJzeren wiggen 
in de steenspleten slaan; to drive in iron 
wedges; cliasser des coins de ter dans les 
fentes de la roche. 

Ausfilzen, V. a. hd. Opvullen (een zadel); 
to stuff with hair; feutrer. 

Ausfl.ammen, v. a. hd. Uitbranden 

(een kanon); to scale (a gun); flamber ou 

souf ler une pièce. 

Ausfleischeisen, Ausfleischmesser, 
n. hd. Stootmes, schaalijzer (der leerlooiers); 
tawers's paring-knife, fleshing-knife; 

drayoire, couteau à écharner. 

Ausfleischen, v. a. hd. Afschaven (de 

huiden op den schaafboom van 't vleesch 

ontdoen); to flesh; écharner. 

Aufl.eischmesser, n. hd., v. ausfleischeisen. 
Aus$ugzug, m. hd. Pleiziertrein ; excursion-
train, train at reduced fares; frain 

de plaisir. 

Ausfluss, m , Ausströmen, 11. hd. 
Uitvloeiing, uitstrooming, hoeveelheid water 
die eene machine, eene fontein, enz. in een 
gegeven tijd levert; efflux, discharge of water; 
écoulement, émission, dépense. ~ v. ausdL 
nstung. ~ Uitstroorning (der electrische 
vloeistof); effluence; effluence. 

Ausflussloch, n. hd. Zwikgat (aftap 
aan eene indigo-kuip); running--pingsgat 
hole; daleau. 

Ausfluth, f. hd. Afloop, af-, uitwatering 
(der mijnen); discharge; decharge, écoulement. 


Ausfórdern, V. a. hd. Uithalen (uit 
eene mijngroeve); to draw forth, to win; 
extraire, exploiter. 

AusfUhrungsröhre, f. hd. Ontlastpijp, 
afvoerpijp, blaaspijp (eener stoomma 

eduction-pipe, waste-steam-pipe, dis-chine); 
tuyau de-charger, delivery-tap, outlet-pipe; 
sortie, tuyau de décharge, tuyau de robinet. 


Ausfullen, V. a. hd. Uit de hand bij 

afgetrokken-drukken (eene letter, die in 't 

blad ontbreekt); to prick in (with type); re


pousser. — Set steengruis of puin volwer


pen (b. v. eenen muur); to fill up the cavi


ties; bloquer. 


AUSFULLLINIE 

Ausfülllinie, f. hd. Sluitregel (bij letterzetters); 
catch-line; ligne perdue. 

Ausfüllung, f. lul. Aanvulling (bij 
wevers); filling; remplissage. — Aanaarding, 
grondverhooging; embankment; remblais, emplissage. 
® Die a. mit loser steinen, 
de in een beweeglijken bodem aangebrachte 
steengrond; enrockment; enrochement. 


Ausfuttern, V. a. lid., v. auffuttern. 

Ausfutterung, f. hd. der stUckpforten. 
Valpoorten, blinde geschutpoorten 
; half ports; faux-mantelets, faux-sabords. 

A. des gangspills, stijlen van het 
braadspit ; whelps; flasques, taquets ou joues 
du vireveau. 
Ausgang, m. hd. Uitgang (laatste nietgevulde 
regel eener alinea); exit; terminaison. 
Ausgangscolumne, f. hd. Staart 
tail; queue.-pagina; 
Ausgangsrohr, n. hd., v. ausfi hrungsröhre. 


Ausgäteisen, n. hd. Wiedijzer, wied mes 
; dutch-hoe, thrust-hoe, weed, weeding. 
hook; sarcloir. 

Ausgedruckte form, f. lad. Afgedrukte 
vorm ; form worked of; forme imprimée. 


Ausgefaserte, n . hd. Uitgetrokken draden, 
thread pulled out; éfaufllures, effilures. 
Ausgehackte, n. hd., V. ausza


ckung 

Ausgehende eines gangs, n. hd. 
Hoofd of begin van eenen mijngang ; head 
of a lode; fete ou chapeau dun [lion. 

Ausgehöhlt, adj. bolrond ; concave; 
concave. 
Ausgelaugte asche, f. hd. Uitge


loogde arch, loogasch ; waste, soap-boilers 
waste, buck-ashes; charrée, cendres lavees. 
Ausgelegte arbeit, f. hd., v. ein-


gelegte arbeit. 
Ausgiessblech, n. hd., v. ausgussblech. 


Ausgiessen, v. a. hd. Met lood volgieten, 
vastgieter; to lead; couler en plomb, 
sceller en plomb 

. Ausgleichen, v. a. hd., v. abglei


chen.. 

Ausgleicher, m . lid. Vereffenaar, cornpensat.
or (werktuig om den invloed der dampkringsveranderingen 
op den gang der uur 

te verbeteren); compensator, compen--werken 

sation; compensateur, machine compensatrice. 

Ausgleichwage, f. hd., v. jus tir


wage. 
Ausgluheisen, n. hd. Blauwijzer (hor 
gereedschap om stalen plaatjes-logemakersblauw 
te gloeien); glowing-tool; reven oir. 
Ausgluhen, V. a. hd., V. abathmen. 
Uitgioeien (metalen, glas, pottegoed); to 

heat thoroughly, to anneal, to glow out; re


cuire, attremper. --Uitgloeien, inbranden 

(vergulde voorwerpen); to burn in, to burn, 

to bake; cuire, passer au feu. 

Ausglu.her, m. hd. Uitgloeier, ontla-

A_ T T SH A.MM ERN. 

ter (der muntplaatjes); boiler, blancher; recuiteur. 


Ausgli htopf, m. hd. Aarden of ijzeren 
vat of pot, waarin zeker glaswerk voor de 
tweede maal gegloeid wordt, gloeipot; bakingpot; 
culave, quilave. 

Ausgluhung, f. hd. Uitgloeiing, ontlating; 
ignition. glowing; recuite, ignition. 
Ausgraben, v. a. hd. Met den beitel 
sierlijk bewerken (de metalen), drijven, bei 

snijden, uitsteken ; to carve, to chose,-telen, 
to cut with a graver; ciseler Vertiefte 
figuren a., verdiepte figuren snijden ; to 
deepen; graver en creux. ~ Uitgraven (den 
grond); to excavate, to dig; excaver, fouiller. 

Ausgraben, n., Ausgrabung, f. 
hd. Uitdelving (van ertsen, steeuen); extraction; 
extraction. ® Uitgraving, weggraving 
(van een gebouw, een spoorweg, enz.); excavation, 
digging, cutting; excavation, fouille, 
déblai. Uitdieping (eener houtgravure); 
hollowing (a wooden cut); recoupe. 

. Ausgri nden, v. a. hd. Gleufsgewijs 
uithollen, groeven, ribben ; spongen, uitspon 

to groove, to gutter, to fliete, to shoot,-gen ; 
to chamfer, to hollow; évider, canneler, Cuter; 
faire une rainure, raiser. — (Zierlleh 
auskehien) . Sierlijke groeven aanbrengen 
(aan slotwerk, messenwerk, draaiwerk); to 
cut in small hollows, to groove, to gutter, to 
round out; canneler, évider. 

Ausgussblech, n . hd. Proefklik, proefplaat 
(der tinnegieters, enz); kennel; plaque. 

Proefplaat, waarop men de gesmolten 

ertsproeven stort ; assaying-table; plaque, ta


ble de l'essayeur. 

Ausgusskelle, f. hd. Langgesteelde 
gietlepel, scheplepel; ladle; poche, puisoir, 
cuiller. 

Ausgussrinne, f. hd. Goot, die het 

in de zoutpannen vallende water afvoert; 

kennel; could. 

Ausgussr®hre , Ausleerungsr
®hre, f. hd. Spui-of vloeipijp, weespijp 
(eener stoommachine); waste-pipe, evacuationpipe; 
tuyau de trap-plein, tuyau d'évacuation. 
® Looden afvoerpijp (voor het dakwerk); 
leaden pipe; canon. ~ Ui looppijp (eener 
pomp); tube, deferent; canal déferent. 

Ausgypsen, V. a. hd. Bepleisteren, 
overpleisteren ; to plaster, to cover with plaster; 
platrer, couvrir de piátre. 

Aushacken, v. a. hd. Uittanden; to 

chop; troquer. 

Aushacker, Aushauer, m., Aus


schiageisen, Ausschneideisen, n. 

hd. Doorslag, stempel (der goudsmeden, enz.); 

punch, strap-punch, cutting- punch; emporte


pièce, découpoir, poincon (t découper 

Aushaker, m. hd. Afhaakijzer; un


hooking-tool; decrochoir. 

Aushalten, V. a. hd.: ome ausge


suchte stufs a., een uitgelezen erts ter 

zijde leggen ; to put aside select ore; mettre 

a part un minerai de choix. 

Aushammern, v. a. hd. Glad, effen 

^1 


 5 4 AUSHANGEBOGEN 

hameren ; to hammer even; rabattre. — Uit 

onder den hamer uitdrijven; to-hameren, 
hammer or beat out; dtendre sous le marteau. 
— Hohl a., hol uitdrijven; to hollow; 
retreiridre. 

Aush^ngebogen, m. hd. Maculatuurvel, 
proefvel, schoonblad (een der eerst afgedrukte 
vellen ter inzage); proof, proofsheet, 
show-sheet; braie, copie de la chapelle, 
moutre, bonne feuille. 

Aushaueisen, Aushauer, Aushubmoissel, 
m. hd. Steekbeitel (waar 
essayeurs den proefkorrel uitsteken);-mede de 
graver, scalper, scorper; échoppe. 
Aushauen, v. a. hd. Uitbouwen, uit 
to beat out, to deepen; creuser, caver.-hol:en; 

Den proefkorrel uitsteken; to scorp; 
échopper. — Groeven of kepen maken (in 
eenen balk, enz.); to house; ruiner. — Uitputten 
(eene mijn); to exhaust; épuiser, 
vider. 

Aushauer, m. hd., v. aushacker. 

Ausheben, v. a. hd., V. ausfassen. 
~ Den zethaak op de galei ledigen ; to empty 
the stitch into the galley; décharger le composteur 
sur In galde. •• Uit de kas of invatting 
nemen (bij juweliers)! to onset; démonter. 
~ Den vorm af-, wegnemen (bij 
gieters); to lift out-.the form; relever de la 
presse, démouler. 

Ausheber, m. hd. Rad van 't slagwerk; 
striking-wheel; roue de sonnerie, tympan. ^• 
Gereedschap ter verplanting, holle schop; 
hook, crook; déplantoir, houlette. — Gebrochener 
a., gebroken lichter (in een 
uurwerk); wheel-click; pied de biche. 

Aushebespar,, m. Zetlijn (der letterzetters); 
reglet, setting-rule, foot-stick, ledge 
of the composing-stick; réglette, filet à composer, 
biseau. 

Aushemmen (een rad), v. a. hd. 
Ontremmen, den rem- of spanketting wegnemen 
; to unskid, to unlock a wheel; désenrayer 


Aushieb, m. hd. Stukje proefmetaal 
(in de munt); piece of new coin broken offf 
for an essay; peuille. 

Aushiebmeissel, m. hd., v. auShauer. 
Aushobeln, v. a. hd. Uit den ruwe 
schaven ; to plane off; dégrossir. 
Aushohleisen, n. hd. Uitdieper (der 
horlogemakers); deepening-tool; crochet. 

Aushohlen, Austiefen, v. a. hd. 
Uithollen, uitdiepen, uitsteken ; to hollow, to 
gouge; creuser, gouger — (ausstechen) . 
Uitsteken, snijden (houtsneden); to carve; tail-
Ier. ® Insnijden (bij graveurs); to incise; 
inciser. — (auskehlen). Groeven, ribben; 
to flute; canneler. ~ Die nahnadeln 
a., de groeven aan den kop der naalden 
maken; to ridge; faire l'enrue. ~ Rin


nenfôrmig a., goot-of trogvormig uit 

(bij metaalwerkers); to hollow like a-hollen 

trough; auger Urnen a., van onderen 

uithollen (eenen edelsteen), hem op een 

AUSKLOPFEN. 

rond-verheven rad plat slijpen ; to hollow the 
underside (of a precious stone); cbever. 

Aushöhlen, n. hd., v. ausgraben 
n., 3). --(kerben) . Het holmaken (bij 
pottendraaiers); hollowing; évidage. 

Aushohiung, f. hd. Uitdieping (bij 
graveurs); lowering, deepening; creusage. •®•• 
(auskehlung, hohikern). Kerf, groef 
(in den kop der staartschroef van een geweer 
of pistool); notch, groove of a breech; 
cocbe a ia culasse. 

Ausholer, m. hd.: A. des blinden 
legels, uithaler van het blindzeil ; spritsail-
halliards; palan debout de la civadière. 

— A. des kli vers, hals van den (buiten-)
klurver; outhauler of the jib; amure du 
grand foc ~ A. des topreeps, uifha-
Ier van den topreep, hanger van den speltakel; 
girt-line of the stay-tackle; draille ou 
cartabu du palan d'étai. 
Ausholzen, v. a. hd. Dunnen (een 
woud); to clear up, to hew out (a forest); 
éclaircir (une forêt). 

Ausholzen, v. a. hd. Hal ve etaan sgewis 
uitsnijden (den schoenhiel); to pare, to 
slope; échancrer. 

Aushub, ni. hd., v. cueillage. 
Aushubmeissel, m. hd., v. auShaueisen. 
Aushu.lfe, f., Ersatz, ni. hd., v. 
Rechange. 

Aus.karde, f. hd. Fijne kaarde (ter afwerking); 
finisher, finishing-card; finisseur, 
carde en fin. 

Auskauen, v. a. hd.: Das schiff 
kauet das werg aus, het werk begint 
uit de naden te dringen; the ship works out 
the oakum; Ie vaisseau máche les étoupes. 

Auskehlen, V. a. hd., v. ausgrunden 
2) . — v. aushöhlen I). 

Auskeilen, v. n. hd. Sich a., wigvorrnig 
uitloopen en te niet gaan (inzonderheld 
van mijngangen); to dwindle; aboutir 
en forme de coin et disparaitre 

Auskerben , Ausloehen and 
einzapfen, v. a. hd. inkerven, insnijden, 
inkepen; pin en gat maken (om te verbinden); 
to notch, to indent, to jag, to bolt; 
entailler, enlacer. — (ausklauben) . Afzonderen, 
ter zijde leggen (het beste erts); 
to select, to pick out; trier, mettre à part. 

Auskessein, v. a. hd Den ketelvorm 
geven (door uitkloppen); to give the form of 
a kettle; donner la forme dun chaudron. 

Ausketzern, v. a. hd. Spleten (in den 
bergwand) maken (om er wiggen in te draven); 
to make clefts; faire des Tentes. 

Auskippen, v. a. hd. (De gouden mun


ten) wegen om ze te sorteeren; to weigh; 

peser (les pièces dor) pour en faire le tirage. 

.Askitten, v. a. hd. Met stopverf, 
kleefdeeg. enz. dicht maken, luteeren ; to 
cement with mastic, to close with lute; mastiquer, 
luier. 

Ausklopfen, n. hd. Het beuken , klop 
braken (van den hennep); beating, bat--pen, 


ALTSKOCHEN -- AUSMESSER. 

ting, scutching, breaking; assouplissage, battage 
; broyage, macquage. 

Auskochen lassen (in der farbenprobe), 
hd., v. debouillir. — 
Ausko when der Beide, des garns, 

V. décreusage, ablaugen 2). 
Auskolben, v. a. hd.: einen gewehrlauf 
a., het juiste kaliber aan eenen 
geweerloop geven; to fine-bore a barrel, to 
bore for shooting; donner à un canon de 
fusil son calibre exact. 

Auskragen, Ausladen, v. a. hd. 
Uitbouwen, doen vooruitspringen ; to make 
to project, lo rabbet; construire en saillie, 
donner de la saillie, faire saillie, faire ressaut. 

Ausladung, f. hd. Uitsprong, uitstek; 
projection, projecture; saillie, ressaut. 
Pehlerhafte a., gebrekkige uitbouw, 
uitsprong buiten 't richtsnoer, buik; gutting 
out; forjeture, forjet. — A. eines za 

-pfens,

pin met eene vorloren barst; shoulder; 
épaulement dun tenon. 
Auslassen von dampf and wasser, 
hd. , v. priming. 

Auslassröhre, f. hd. Afvoerpijp (aan 
stoommachines); discharging-pipe; tuyau de 
décharge. 

Auslassung, Leiche, f. hd. Uitlating 

(bij letterzetters); omission; bourdon. 

Auslassungszeichen, n. hd. Uitla 

caret; signe d'omission.-tingsteeken ; 

Auslassventil, n. hd Uitlatings-, uit 

eduction-valve; soupape d'é'-stroorningsklep ; 

mission ou de sortie. 

Auslauf, m. hd. Kruiwagenvracht (in 
de mijnen); barrow-load; brouettée. — v. 
ausladung I). 

Auslaufen, v. a. hd., v. antreiben. 
s Uitspringen (in 't bouwen); to jut, to 
project; sailiir.® Uitloopen, onder zeil gaan; 
to get under sail; mettre it la voile, partir 
du port.

Auslaufofen, m. hd. Vlamoven ; flashing-
furnace; four à réehauffer. 

Auslaugen, v. a. hd. Uitloogen ; to 
tixiviate; lessiver. ® v. abhauen. ~ v. 
alkalisiren. 

Auslaugung, f. hd., v. ablaugen. 

Ausleerung, Ausräumung, f. hd. 

Het ledigen (van den smeltoven); emptying; 

coulis m. 

Ausleerungspumpe, f. hd. Lenspomp 
; exhausting-syringe; pompe à decharger, 
pompe d'épuisement. 

Ausleernngsröhre, f. hd., v. aus


gussröhre. 

Auslegeholz, n. hd. Fijn meubelhout 

aan plankjes, inleghout, forneerhout; inlay, 

veneer; cartelle. 

Auslegen, v. a. hd. Inleggen, ingelegd 

werk maken, forneeren; to inlay, to veneer; 

marqueter. ® Met goud of zilver inleggen 

(ijzer-of slaalwerk); inleggen, plaqueeren; 

to damaskeen with gold etc.; to incrust; da


masquiner dor etc.; plaquer, incruster. 
Mit gewundenen zi gen von gold 

a., met dooreengevlochten gouddraad inleggen, 
guillocheeren ; to guilloshee with gold; 
guillocher en or. 

Ausleger, m. hd. Uithouder, boze 
boegspriet van kleine vaartuigen ; loose bowsprit; 
bout de beaupré. — Uitlegger, wachtschip 
; guard-ship; gabare, patache. — 
zeilspier ; setting-boom; boutehors, bout-dehors. 


Auslegestbehen , n. p1. hd., v. 
auslegeholz. 

Auslesen, Aussuchen, v. a. hd. 
Uitlezen, uitzoeken, sorteeren ; to sort; separer, 
trier. ® Die lumpen a., de 
lompen sorteeren ; to sort the rags; délisser 
ou trier les chiffons. ' Die zwiebel$
sche a., het in pastei geraakte herstel 

(bij letterzetters); to pick up the pies;-len 
trier les patés, v. aufr urnen 2). 

Ausleuen, v. a. hd. Op zijn Engelsch 
(of met spriet en takel) lossen ; to unload 
by means of a boom and tackle; décharger 
à l'anglaise. 

Auslochen, v. a. hd. Gaten voor pinnen 
boren ; to mortise; mortaiser. — Auslochen 
and einzapfen, v. aus leerben 
ij . 

Auslbehern, v. a. hd.. Doorboren ; vol 
gaten maken ; to perforate; to make full of 
holes; perser; trouer. 

Auslohen, v. a. hd. Hard branden, uit 

to bake; recuire.-gloeien (eenen stukvorm); 

Auslbsen, v. a. hd. Vrij maken (een 
rad der machine), het ineenvatten (van raderwerk) 
doen ophouden ; to free, to disengage; 
désengrener, désembrayer. 

Ausl®sung, f. hd. Schakelrad (in een 
uurwerk); ratch, ratchet-wheel; rochet, bascule, 
tympan, roue de rencontre 

Ausli ften, v. a. hd., v. escréper.

Ausmachen, v. a. hd. Omboorden, 
omzoomen, een boordsel (of galon) aanzetten, 
galonneeren ; to lace, to border, to trim, to 
line; border, galoneer, gamier. 

Ausmaehheehel, m. hd. Fijnhekel ; 

hitchel, finishing heckle, hatchel; affinoir. 

Ausmalung, f. hd. Kleuring (der speelkaarten); 
colouring; habillage. ~A. (eines 
kupferstichs), het kleuren (eener plaat); 
colouring; enluminure. 

Ausmauern, v. a. hd. Met (inwendig) 

muurwerk voorzien ; to face with a wall, to 

line with bricks; revêtir de maconnerie. 

Ausmeisseln, v. a. hd. Met het gra


veerijzer vergulden ; to scorp; échopper. 

Ausmerzen, v. a. hd. De grofste fouten 

(in eene eerste drukproef) verbeteren ; to 

rough, to do the rough correction; dégrossir, 

óter les plus grosses fautes. 

Ausmessen, v. a. hd. Meten (eenen 
geweerloop); to gauge, to measure; semer (Iecanon du fusil). - Mit dom zirkel a., 

V. abzirkeln. — Ein schiff a., (de 
inhoudsruimte) van een schip meten ; to 
gauge a ship; jauger un vaisseau. 
Ausmesser, M. hd., v. abmesser. 


56 AL SMUNZEN 

Ausmtinzen, v. a. hd. Munten, geld 

slaan ; to mint, to coin; monnayer, frapper 

ou fabriquer de la monnaie. 

Ausnehmen, Muster-a., Mus


ter-aussetzen, hd., v. absetzen 2). 

Ausöhsen, v. a. hd. Uithoozen (eene 
boot, enz.); to bale or free (a boat); vider 
au moyen dune écope (á main); baqueter. 

Auspauschen, v. a. hd. Stampen, onder 
't stampwerk vergruizen (het erts); to 
stamp, to bruise (ore); bocarder, deraser, 
briser (le minérai). 

Auspfáhlen, Ausrammein, v. a. 
Palen inheien, inslaan ; inwendig beheien; 
to pile, to strengthen with piles; piloter, 
garnir de pieux en dedans. 

Auspfáhlung, f. hd. Paalwerk, heiwerk 
; piling, pile -work; pilotage, pilotis. v. 
battage des pieux. 

Auspfanden, v. a. hd. De (m (jn -)betimmering 
herstellen ; to mend the timberwork; 
réparer les charpentes. 

Auspichen, v • a. hd. Bepekken ; to 
pitch; poisser. 

Auspressmaschine, f. hd. Perswerktuig 
(der bleekers); squeezer, squeezing-machine; 
machine a exprimer. 

Auspressung, f. hd. Uitpersing; expression; 
expression. 

Auspumpen, n. hd.: das a. der 
luit, des wassers, bet uitpompen der 
lucht, des waters; exhaustion; exantlation. 
® V. a. Uitpompen (een schip); to pump out, 
to empty the sink; pomper (1'eau dun vaisseau). 


Ausputzen, Ausraufen, Belesen, 
v. a. hd. Uitpluizen, noppen; to pick, 
to burl; éplucher, époutir, nopen, énouer, 
épincer, épinceter. e v. relevage 1). — 

V. rafraichir 3) . 
Ausputzer, m . Opmaker, afwerker (der 
gegoten letters); trimmer, finisher; pointeur. 
Ausrammeln, v. a. hd , v. auspfáhlen. 
Ausrandeln, Ausranden, v. a. hd. 
Aan den rand uitsnijden, uittanden, uitknip 
to pink, to slash; vider, découper.-pen ; 
Ausraufen, v. a. hd., v. ausputzen. 
Ausrauhen, v. a. hd. Den laatsten 

streek (aan 't laken) geven ; to give the finish; 
striquer. 

Ausr^umen, v. a. hd. Het (te vergulden) 
metaal reinigen (van 't oxyde of den 
roest, waarmede .'t bedekt mocht zijn); to 
clean, to take off; décaper. ~ v. aufräumen 
1) . 

Ausraumer, m , Spaltmesser, n. 
Kloofmes; splitting-knife; couteau á refendre. 
-(ausreiber, senker, fr ser). 
Zinkboor, spitsboor; countersink; (raise. (
kr tzer). Krasser. aftrekker; wad-hook, 
worm; lavoir, tire-bourre. -Ruimer (der 
lood-en tinnegieters); picker; sonde. 

Ausräumung,f. hd.,v. ausleerung. 
Ausrecken, Aussehroten, v. a. 
hd.: die lupe a., den wolf (of gloeienden 

.USSCIIIESSEN . 

ijzerklomp die bij 't frisschen of louteren 
in den smeltoven ontstaat) onder hamerslagen 
ineendrijven ; to dolley, to shingle the bloom; 
cingler le loop; étirer Ie lopin. 

Ausreibeholz, n., Ausreibeknochen, 
m. hd. Pol(jsthout (der schoenma 
burnishing-stick; polisher.-kers); 

Ausreiben, V. a. hd., v. aufreiben 
1). -Uithoren, wijder boren (een gat); to 
countersink; fraiser un trou. 

Ausrheden, v. a. hd. Uitrusten,reeden 
(een schip); to fit out; équiper. 
Ausrhedung, f. hd. Uitrusting ; rigging, 
outfit; équipement. 

Ausreisser, in hd. Zij-en opwaartsloopende 
tak eener mijnschacht; side Zode 
going upwards; branche qui se détache du 
filon principal et va ahoutir au jour. 

Ausrichten, V. a. hd.: einen gang 
wieder a., eene (verloren) mijnschacht hervinden 
; to meet the lode again; retrouver 
un filon. 

Ausringen, Auswinden, v. a. hd. 
Uitwringen ; to wring, to squeeze; tordre, 
presser. 

Ausrippen, v. a. hd. Ontribben, van 
de ribben ontdoen (de tabaksbladeren); to take 
away the ribs; écoter, éjarnber. 

Ausri eken, n. hd.: vorrichtung 
zum a. (ausruekzeug), inrichting tot 
opheffing der gemeenschap t.usschen machinedeelen) 
; disengaging-gear; ddsembrayage, modificateur. 


Ausrunden, v. a. hd., v. gourbiller 
; gironner. 

Ausrundsehlagel, m. hd. Rondklopper, 
loodklopper; form-hammer; bourseau 
rond. 

Ausru.pfen, v. a. hd., v. ausputzen 
1) . 

Ausri tteln, V. a. hd. Uitschudden (de 
geverfde zijde); to shake (the silk); dresser 
(la soie). 

Aussáuern, v . a. hd. Ontzuren; to take 
out the acid, to desacidify; to unsour; extraire 
l'acidité, désacidifier. 

Ausschaften, V. a. hd. De geschutpoorten 
uitzagen, een schip boren voor een 
zeker getal stukken ; to pierce a ship for a 
given number of guns; percer. 

Aussehalen, Verschalen, v. a. hd. 
Belatten (de zoldering); to lathe (the ceiling); 
latter (le plafond). 

Aussehalter, m. hd. Wisseltoestel 
(van den electr. telegraaf); silent apparatus; 
appareil silencieux. 

Ausseheeren, v. a. hd. De laatste 
schering (aan 't laken) geven ; to give the 
last shearing; donner la dernière tonte au drap. 

Uitscheren (een touw); to unreeve (a 
rope); dépasser (un cordage). 

Ausseheiden, V. a hd. Uittrekken, 
afscheiden (door chemische middelen); to extract; 
extraire, tirer. 

Aussehiessen, v. a. hd. Opmaken, de 
gezette bladzijden ordelijk in den vorm ver



AUSSCHIESSER --


eenigen; to impose, to make up; imposer, mettre 
en pages. _ Anders a., anders opmaken 
; to reimpose; reirnposer. v. auslesen 
1) . 

Au.ssehiesser, in. hd. Sorteerder (van 
de papiervellen); sorter, gatherer; sallerant, 
trieur, assembleur. 

Ausschiesserinn, f. hd. Lompen-sorteerster; 
rag-sorter; patière,trieuse, délisseuse. 
Aussehifi'ung, f. hd. Ontscheping; 

disembarking; debarquemenf. 

Ausschlaeken, v. a. hd. De slakken 
(van de gesmolten ertsen) afzonderen ; to 
separate the dross; séparer les scones ou la 

crasse. 

Aussehlag, m. hd.: dieses goldsti 
ck giebt eihen a., dit goudstuk is 
overwichtig, volwichtig, slaat door; this goldpiece 
is of weight, of full weight, weighs down 

the scale; vette pièce dor trébuche, est trébuchante. 
— Loogasch, uitgeloogde asch; 
buck-ashes; charrée. 

Aussehlage, m. pl. hd. Uitgelezen erts; 
select ore; minéra.i d'élite. 
Ausschlageisen, n. hd., v. aushacker. 


Ausschlagen, v. a. hd. Doorslaan, 

gaten slaan ; to punch; découper. — Uit de 

kalkmelk nemen (de huiden); to take out the 

skins from the chalk-lime; retirer les peaux 

de la plamée (hour les suspendre). — V. 

clouter. 

Ausschiagmasehine, f, hd. Machine 
tot het slaan der gaten in de kaarten of 
bordpapieren aan den Jacquart-weefsteel, 
machine der kaartengaten; punching machine, 
reading and stamping machine, reading and 
cutting machine; machine à lire, liseur et 
perceur mécaniques. 

Ausschlammen, V. a. hd. Van aan 


hangende aard-of slijkdeelen reinigen (het 

erts); to trunk; déhourber. 

Aussehliehten, v. a. hd. Uitrekken 

(de muntstaven); to dress; étendre. 

Ausschliessen, v. a. hd , v. ab


gleichen. 

Ausschliessung, f. hd. Spatie, qua


draat, hol wit (der letterzetters); space, qua


drat, justifier; espace, quadrat ou cadrat, 

lingot. 

Aussehmelzen, v. a. hd. Uitsmelten, 
smelten ; to smelt, to dissolve, to fuse; fondre. 

— Die schiacken noch einmal a. 
(die schiacken durchstechen), 
de slakken nogmaals smelten; to smelt the 
slags anew; fondre de nouveau les crasses, 
repasser les crasses. Uitzijgen, afdrijven 
(zilver uit koper). tQ eliquate; ressuer. 
Ausschmelzen, n., Ausschmel-
Zung, f. hd. Uitsmelting; melting, smelting; 
fondage, fopte. 
Ausschneideisen, n. hd., v. aushacker. 


Ausschneidemesser, n. hd. Stootmes 
of schaafijzer (der leerlooiers); parer; 
boutoir on butoir, herbon, demi-rond. 

AUSSCHWEIFEN. 57 

Ausschneiden, v. a. hd., v. ausrndeln. 
— v. contre-profiler. ^• 

V. chantourner. Das rahmchen 
a., het frisket of raam uitsnijden (bij druk 
to cut out the frisket; découper la-kers); 
frisquette. — Zu schrötlingen a., tot 
muntplaatjes snijden (de geplette platen); to 
cut into planchets; débiter. 

Ausschneidmeissel, m. hd. Guts, 
bolle beitel ; carving-gouge; gouge, ciseau 
tintri. 

Ausschnitt, m. hd. Uitsnede in een 
stuk hout om het volgens eene gegeven 
kromme lijn te vormen; cutting in pro/lie; 
veau. — A. des fensters, schuinsche 
verwijding der vensteropening, vensterindieping 
; embrasure; embrasure. 

Aussehnu.ren, v. a. hd. Het bindtouw 

losmaken, (een boek) loskordeeren ; to untie; 

défouetter. 

Ausschópfen, v. a. hd., v. remon


ter 2). 

Aussehöpfkelle, f. hd. Scheplepel 

(der gieters, enz.); ladle; puiselle, puisoir. 

Ausschöpfsehale, f. hd. Schepnap, 

schepschaal (der papiermakers); wooden bowl; 

écuelle, remontadoire. 

Ausschöpftrog, m. hd., v. glas 

-hafen. 

Ausschrauben. v. a. hd. Uit-, los 

to screw out; dévisser.-schroeven ; 

Ausschroten, v. a. hd., v. aus


re eken. 

Ausschroter, m. hd., v. aufru


mer 2). 

Ausschuhen, v. a. hd.: die kunst 

a., bet leder van den pompzuiger afnemen 

(bij mijnwerkers); to take off the piston of 

the pump; décbausser le piston de la pompe. 

Aussehuren, V. a. hd. De slakken 

(uit den smeltoven) halen; to draw the slags; 

enlever ou sortir les crasses. 

Ausschurfen, v. a. lad.: den gang 

a., de mijnschacht blootleggen ; to uncover 

the lode; mettre le filon à découvert. 

Ausschuss, nl. hd. Uitschot, wrak of 
slecht goed ; refuse, waste-matter; rebut. om 
Grober a., kas, uitschot (van papier); 
coarse refuse-paper; gros retiré. ~v. cueillage. 


Ausschussbogen, m. hd. Overtollig 

vel, defect -blad (om een onvolledig exemplaar 

compleet te maken); waste-sheet; défet, feuille 

de rebut.' 

Ausschussbrett, n. hd„ v. ais à 

tremper. 

Ausschusspapier, n. hd., v. ab


gang 2) von papier. 

Ausschusswolle, f. hd., v. abat


chauvée. 

Ausschwammen, v. a. hd., v. aus


schweifen !e) . 

Ausschweifen, v. a. hd., v. ausbogen. 
— v. abschweifon. ~ v. 
eambrer. — Met den hamer op den 
speerhaak uitslaan, van den hals af uitdrj



58 ATJSSCWEIFMEISSEL 

ven ; Uitspoelen (de garens); to wash, to 
scour; rincer les fils. 

Ausschweifmeissel, m. hd. Holbeitel 
(voor drijfwerk); chasing-tool; godronnoir. 
Ausschweifung, f. hd. Boogsgewijze 
uitsnijding, uitholling ; hollowing; écbancrure. 

Aussehweissen, v. a. hd. Gloeiend 
smeden, samenweilen ; to hammer, to weld, 
to cleanse by welding; corroyer, ressuer. — 
Kalt a., koud smeden, hameren ; to hardhammer; 
écrouir. 

Ausschwemmen, v. a. hd. In stroomend 
water uitslaan of uitspoelen ('t gebleekte 
doek); to scour in a river; repamer. 

. Aussegeln, v. a. hd , v. auslaufen. 

Einen felsen a., voor eene rots afhouden 
; to give a good birth to a rock; 
faire honneur à une roche. 

Ausseigern, v. a. hd. Uitzijgen, afdrijven 
, to liquate, to reduce by liquation; 
ressuer, séparer (l'argent du cuivre). 

Aussenbösehung, f. hd., v. con.trescarpe. 


Aussenbrett, n. hd. Schaal (eerste of 
laatste plank, die van eenen balk gezaagd 
wordt); slab; dosse, dalle. 

Aussenflache, f. hd., v. aussen. 
seite. 
Aussengruben, m. hd. Voorgracht, 
buitengracht, avant-fosse; avant-fossé. 

Aussenseite, Aussenfiäche, f hd. 
Buitenzijde, voorkant (van een muur, enz .); 
face, facing; face, parement. 

Aussentreppe, f. hd. Buiten trap, bordes, 
trappenstoep; perron; perron. 
Aussenwall, m. hd. Buitenwal ; exterior 
rampart; rempart extérieur. 
Aussenwand, m. hd. Buitenmuur ; 
outwall; mur extérieur, mur de face. 
Aussenwerk, n. hd. Buitenwerk ; outwork; 
ouvrage extérieur. 
Aussetzen, ri. Tusschenpoozing, uit 
intermittence; intermittence, inter--blijving; 
mission. — V. ausschliessung. 

Aussetzen, v. a. hd. Aan den bega. 
nen grond uitkomen (van eene mijn); to 
appear on the surface; a bou t i r a la su rface. 
— v. airing 1). v Die zahne 
(an eiher sage) a., de tanden zetten; 
to set; doneer la voie, contourner._Einen 
bogen a., een blad afzetten ; to finish the 
composing; actiever une feuille. _ Die 
segel a., de zeilen bijzetten of uithalen , 
to set the sails; déployer les voiles, mettre 
les voiles au vent. •® Das boot a., de 
boot uitzetten; to put on the boat; mettre 
la chaloupe à la mar. 

Aussiehtshaus, n. hd. Huis met 
schoon uitzicht; Belvidere; belvédère. 

Aussichtswache, f. hd. Wacht op 
den uitkijk ; look-out watch; quart de ddcouverte. 


Aussieden, v. a. hd , v. ausfetten. 

— v. absieden. — Witkoken (de zilvermunt); 
to wash; to whiten; blanchir, cuire. 
Aussière, f. fr. Tros; hawser, hawser-

AUSSTREICHEN. 

laid rope; tross. ® A. a toner, werptros 
; warping-hawser; werpt ross. ®v. oordage. 


Aussortiren (die lumpen), v.
auslesen 1). 
Ausspaneisen, n. hd ,v. ausfleischmesser. 


Ausspannen, v. a. hd. Uitspannen 
(kousen); to stretch; to equalize; dresser. — 
Ter uitrekking in de breedte op het raam 
spannen (laken, sergie, enz.); to stretch; arramer, 
lisser, étend.re. 

Ausspanner, m. hd. Spanstok (der 
lakenbereiders); tenter; tendoir. ® v. aufspanner. 


Aussparen, v. a hd. Uitsparen (bij 
vergulders); to spare; épargner. 

Ausspringend , adj hd. Uitspringend 
(van bouwwerk); projecting, protruding; saillant. 


Ausspu.len, v. a. hd., v. abschwemmen. 
— v- rechinser. 

Ausspi lstoek, m. hd. Spoeltrog (voor 
de gevolde lakens); washing-trough, scouringstick; 
dégorgeoir. 

Ausstaken, v. htl. Met dwarsribben 
voorzien (een vak in den wand); to put in 
cross-beams; garnir de traverses. 

Ausstechen, v. a. hd., v. aushbhlen. 
Z). — In kupfer a., plaatsnijden, 
graveeres; to engrave; graver, hunner. ^• 
Dom anker mehr tau a., touw steken, 
bijsteken ; to pay away more cable; filer 
du cable, filer sur l'ancre. 

Ausstecher, m hd., v. ausleger 1). 

Aussteohmeissel, ni. hd. Hol of ver 

gesneden stempel (der wapensmeden,-heven 
enz., om figuren op metalen te slaan);punch; 
masque. 

Aussteeken, v. a. hd. Met bakenstok 

afsteken ; to stake out; jalonner, tracer.-ken 

Aussteifen, v a. hd. Opstijven, met 
stiilinnen bezetten; to stiffen like buckram; 
bougraner. — Met planken bekleeden (eenen 
mijnput, enz.); to tub, to plank, to line with 
timberwork; revêtir de plauches. 

Ausstemmen, v. a. hd. Met den fermoorbeitel 
uitwerken ; to cut with the chisel; 
creuser ou entailler avec le fermoir. 

Ausstosseisen, n. hd., v. anstecheisen. 


Ausstosson, V. a. hd , v. auge, hd. 8): 
das auge auftrennen. ~ v. ausgri 
eden. 

Ausstrecken, v. a. hd., v. ausdehnen. 
v Uitstrekken (de huiden op den 
schaafboom) to stretch; crammer. ® A. 
and formers, uitrekken en pletten (metalen); 
to draw out and down; dtirer. 

Ausstreichen, v. a. hd., v. ausstreeken 
2). ® Het kalkwater uit de 
buiden strijken ; to cleanse the hides (with 
the back of the fleshing-knife); recouler. — 
Die fehler a ., de gebreken (van 't aarde 

een mengsel van aarde en kalk)-werk met 
aan-of uitstr(jken; to mend; embourrer. — 


AUSSTREICHFEILE 

Die farbe a., den (druk-)inkt fijnwrijven; 

to work the ink on the table, to rub out; 

brayer 1'encre. 

Ausstreiehfeile , f. hd. Tandviji ; 
equalling-file; lime à egalir. 

Ausstreichlineal, b. hd. Richtijzer 
(der spiegelmakers); straightening-rod; dressoir, 
fer à dresser. 

Ausstrieh, rn. hd. Korrelerts, met erts 
vermengd zand ; stream-ore, granular tin; 
minerai en grenaille. 

Ausströmen,n. hd.,v. ausfluss i ),g). 

Ausströmung, f. hd. Uitvloeiing, uit 

vloeistof);-strooming (b. v. der electrische 
effluence, efflux; effluence, émanation ~ A. 
von lichttheilchen, uitstroorning van 
lichtdeeltjes; emission; emission. A. von 
warme, uitstraling der warmte; radiation; 
rayonnement. 

Ausströmungsrohr, n. hd., v. aus 
-fi rungsröhre. 
Aussti ekeln, v. a. hd. Een mark 
goud of zilver in eene bepaalde hoeveelheid 
stukken verdeeles ; to cut to standard-weight; 
tailler. ~ Schrótlinge a., muntplaatjes 
snijden ; to cut planchets; tailler des flans. 

Aussuchen, v. a. hd., v. auslesen. 
Aussu.ssen, v. a. hd., v. abscissen. 
.Austáfeln, v. a. hd. Beschieten, met 
hout bekleeden, lambrizeeringen maken ; to 
wainscot, to panel; boiser, lambrisser. •• n. 
Het. beschieten, enz.; wooden panelling, wain


scoting; boisage, lambrissage. 

Austáfelung, f. hd. Beschot, bouten 
muurhekleeding, lambrizeering; wainscot, panel; 
lambris, boiserie. 

Austapeziren, v. a. hd. Behangen ; to 
hang with tapestry, to paper; tapisser. 
Austausehen, v. a. hd. Pletten, planeeren 
(het papier); to part; échanger. •. 

D. Het pletten of planeereu; parting; échange. 
Austheilungswelle, f. hd. Verdeelings-
stang (der locomotieven); distribution


shaft; arbre de distributïon. 
Austhi ren, v. a. hd. De windmolen 
latwerk voorzien ; to wing a wind--wieken vanmill; garnir les alles dun moulin a vent. 
Austiefen, v. a. hd., v. auftiefen. 
~ V. ausgraben. ~ v. aushöhlen. 

V. ausreiben tij. 
Austonnen, v a. hd.,v. ausb ihnen. 
Austrager, Austragestempel, m. 
hd. Derde ijzeren stamper (van een stampmolen), 
fijnstamper; third iron pestle; pileur 
de fin. 

Austreibeisen, n . nd. Uitdrijver, werktuig 
ter uitdrijving en rondzetting der nagelkoppen 
; puncheon; emboutissoir. ~ Rui 

clearing-iron; débouchoir.-mer; 

Austreiben, v. a. hd.: zierathen 
in kupfer mit dein hammer a., 
sieraden in koperwerk drijven ; to emboss 
ornaments in copper; lanter ou lenter. •.^ 
Het smelten staken ; to cease smelting; cesser 
la fonte. — V. auftiefen. 

Austreibstahl, m. hd. Uitdrijver, uit


-- AUSWUCHS. 

drijfstaal (der messenmakers); puncheon; matolr, 
mandrin. 

Austritt, m. hd. Voorportaal ; porch, 
vestibule, fore-hall; vestibule. v Balkon; 
balcony; balcon. — v. expiration des 
soufets. 

Austrocknen, v. a. hd.: das kupfer 
a,, het tin en lood van 't koper schei 
(dat tot affineering gediend heeft); to-den 
separate tin and lead from copper; dessëcher. 

Auswrmen, v. a. hd., v. ausgluhen 
z). Ontlaten, frisschen (het 
smeedijzer); to refine; recuire. 

Ausw^rmofen, m. hd. Koeloven (der 
glasfabrieken); annealing-oven, annealing-furnace, 
lier, leer; fourneau it recuire. 

Auswármzange, f. hd. Schijftang, 
tang voor 't schijftrekken (het aflichten der 
koperschijven of rozetten van 't nog vloeiend 
metaal); large tongs; tenailles it manier les 
tourteaux de cuivre. 

Auswaschen, v. a. hd., v. ablution. 
~ V. abfetten 2). v. abschwemmen. 
— v. rechinser. ••• v. rafrafchir 
1) . 

Ausweichselblatt, n. hd., v. andruck. 


Ausweichseln, v. a. hd. Opnieuw 
beschoeien (eene mijnschacht); to tub anew; 
euveler à neut. — v. straction. 

Ausweichplatz, m., Ausweichstelle, 
f. hd. Wijkplaats, wisselplaats (op 
spoorwegen met enkel spoor); shunting, siding, 
turn-out,turn-out track; évitement, gare, 
gare d'évitement, voie d'évitement. 

Ausweichschiene, f. hd. Beweegbare 
rail of spoorscheen (om van 't eene 
spoor op 't andere te komen), tong; switch; 
moveable rail, pointer, point, siding-rail, siding; 
raii mobile, évitement, aiguille. 

Ausweiteisen, v. aufráumer 2). 
Ausweiten, v. a. hd., v. aufrau


men 1). ~ V. hausser. 
Ausweitholz, n. hd. Handschoenma


kers-rekstok ; stretching-stick; pyramide. 

Auswerfen, v. a. hd. Slingeren, schommelen, 
geregeld heen en weer bewegen (van 
uurwerken); to oscillate; osciller, dodiner. 
~ Werpen, laten vallen (het anker); to let 
go; jeter. 

Auswinden, v. a. hd., v. ausringen. 
— v. esgaliver. 

Auswindmasehine, f. hd. Wringwerktuig; 
wringing-machine; machine à tordre. 
V. boudinoir. 

Auswirren, V. a. hd. In 3 of 4 soorten 
(de wol) uitzoeken vóór het kammen; to 
sort; détricher. 

Auswittern, V. a. hd., v. ausbroden, 
abwittern. Aan den invloed 
der lucht blootstellen ; to weather; exposer 
á l'action de Fair. 

Auswölben, v. a. hd. Welven, overwelven 
; to vault; vouter. 
Auswuehs, m. hd. Knoest, uitwas 
(aan boomen); wart, excrescence; loupe. 


 

60 AUSWURF

Auswurf, m. hd. Slingering, scbommeling 
; heaving,oscillation,vibration; oscillation, 
vibration. e Omslagpapier; grey wrappingpaper; 
trace. 

Auswurfbogen, m. lid., v. maculature, 
enearter 2). 
Auswurfhaken, m. hd. Sluit-of klembaak; 
cramp-iron; mentonnet. 
Auszackeisen, n. hd., v. aufrauh


eisen. 

Auszacken,v. a. hd., V. ausfeilen i).

Auszackung, f. hd. Uittanding, tand 


snede ; jagging, notching, denticulation, indenting; 
dentelure. ~ Het uitgetaride, ingekerfde 
; pinking; pigáre, déchiqueture. 

Auszeichnen, v. a . hd.: die prima 
a., het volghommer van 't gezette vel druks 
op de prima of eerste bladzijde inzetten ; to 
mark out the prima; marquer la prime. ^• 
Nazien of de bladen van een vergaderd boek 
voltallig en goed gerangschikt zijn; to verify 
the catch word; vérifer la réclame. 

Auszeichnung, f. hd. Bladwachter, 
klapper, steekwoord, custos; direction-word, 
catch-word; reclame. 

Ausziehen, v. a. hd. Uitrekken (het 
laken, enz.); to stretch; étirer. — v. ausspannen. 
— Die fl.ockwolle a., de 
vlokwol uitrekken ; to draw out the wastewool; 
épontiller. — Trekken, eenen geweer 

inwendig van groeven voorzien ; to rifle;-loop 
carabiner, rayer, canneler. 

Ausziehen, n. hd. Het uitrekken (van 
den draad bij 't spinnen); drawing (of the 
thread); etirage, laminage. —A., dupliren 
and streeken des flachses, 
rekking, dubbeling en uitstrekking van het 
vlas ; drawing of the flax; étirage du 11n. 

Ausziehung, f. hd. Uittrekking (bij 
chemisten); extraction; extraction. — V. 
déshydrogénation , désoxydation. 


Auszimmern, v. a. hd., v. aussteifen 
2). — Bebouwen, vierkanten, haaks 
bewerken ; to square; charpenter, tailler, 
équarrir. 

.Aszinnen, v. a. hd. Vertinnen ; to 
tin the inside; dtamer. 

Auszirkeln, v. a. hd., v. abzirkeln. 

Auszug, m. hd. Uithaalder, verlengstuk 
(eener tafel); eking-piece; alonge. — v. aiguillée. 
— Uit-, aftreksel (bij chemisten); 
extract; eitrait. 

Auszupfen, v. a. hd., v. ausfaseln, 
ausfasern. 

Auszwieken, v. a. hd. De tusschenruimten 
(van een muur met kleine steenen 
of puin) aanvullen ; to fill out the interstices; 
remplir les interstices. 

Autel, m. fr. Vuurbrug van een' haard; 
fire-bridge, flame-bridge; feuerbriicke, herdbriicke. 


Autoclave, fr., Autoklav, hd. m. 
Papiniaansche pot, zich zelven sluitende kookmachine 
; digester, athanor, digesting-furnace. 

Autographomètre, m. fr. Niveleer


— AVANTURIN. 

werktuig; instrument for levelling; nivellir


instrument. 

Automat, hd., Automate, fr. m., 
Automaton, eng. Automaat, werktuig 
dat schijnbaar van zelf beweegt en werkt. 

Avalée, f. fr., v. aiguillée. 
Avaler, v. a. fr. Het metaalbad omroeren 
; to stir hot metal; den guss ruhren. 

Avalies, f. pl. fr. Sterfwol (van geslachte 
schapen), glover's wool; schabwolle, 
sterblingswolle, abgebeizte volle. 

Avance et retard, m. frInrichting

. 

tot versnelling en vertraging van den gang 
van een horloge; fast and slow regulation; 
stellung, correktion. 

Avance du tiroir, f. fr. Het vooruitloopen 
der stoomklep; lap and lead; das 
voreilen des ventils 

Avancer, V. a. fr.: a. le fil d'or, 
aan 't gouddraad de vierde trekking verrichten 
: to draw gold-wire the fourth time; die 
vierte ziehung mit dem golddraht vornehmen. 

Avant, m. fr. Voorschip; forebody, forepart; 
vorschifi. ~ Boeg, box; bug. —Vaisseau 
trop sur 1'a., schip dat in den 
neus ligt, voorlastig schip; ship too much 
by the head; vorlastiges scbiff. — Le vent 
se range de l'a., de wind schraalt; the 
wind hauls forward; der wind scbralet. — 
Se faire de l'a., met het bestek vooruit 
zijn ; to be astern of one's reckoning; mit 
dem besteek voraus sein. 

Avantage du vent, m. fr. Het voordeel 
van den wind; weather-gage, weathergauge; 
der vortheil des windes. 

Avant—bee, Avant—bout, m. fr. 
Neus, voorsteven ; head, bow, fore-peak; vorsteven, 
vordersteven. — v. brine—glace. 

Avant—corps, m. fr. Voorgebouw; 
fore-part; vorgebiiude, vorbau. ~ Voorgrond, 
waaruit de sieraden oprijzen (bi ijzerwerk); 
fore-part; vordergrund. 

Avant—coulant, m. fr. Voorloop; 
first runnings; vorlauf. 
Avant-creuset, m. fr. Voorhaard 
(eens hoogovens); breast-pan; vorherd. 

Avant—fosse, m. fr. Voorgracht, buitengracht 
; avant-fosse, advanced or second 
ditch; vorgraben, aussengraben. 

Avant—glacis, m. fr. Voor-glacis; 
advanced glacis; vor-glacis. 
Avant—port, m. fr. Buitenhaven, voorhaven 
; outer-harbour; aussenhafen, vorhafen. 

Avant-quart, m. Klik, voorslag (van . 
een uurwerk); striking before the quarter; 
schlagen var dem viertel, warngldckchen, 
vorschlag. 

Avant—titre, Faux—titre. m. fr. 
Voorbandsche titel; sham title-page, bastard 
title; schmutztitel. 

Avant—train, m. fr. Voorstel (van 
een wagen); fore-carriage; voederwagen. 
Voorstel (van een affuit); limber, gun-limber; 
protze, geschützprotze. 

Avanturin, m. hd., Avanturine, 
eng. Regenboogsteen, goudglassteen, aventu



Al/ARIE 

rive (soort van kwarts of veldspaath); aventurine, 
quartz aventuriné. 

Avarie, f. fr. (Spoorweg-)schade ; damages 
; schaden. — Zeeschade, averij; 
average, damage by sea; haverie. — A. 
grosse ou commune, averij grosse of

-

gemeene a.; gross average, general a.; grosse 
generale oder gemeine haverie. A. 
simple ou partieulière, eenvoudige of 
bijzondere a.; simple average, particular a.; 
einfache, besondere haverie. Menue 
a., kleine averij ; small or petty average; 
kleine, ordinaire haverie. 

Avelanèdes, f. p1. fr. , Avelanedes, 
eng. Levantsche eikels ; acorns of 
the avelani oak; eichein der Avelani-eiche. 
Aventure (grosse), f. fr., v. bod 

-merei. 

Aventurine, f. fr., v. avanturin. 

Average, eng., v. avarie e) . 

Aveugler, v, a. fr. Voor de loos (of 
voorloopig) stoppen (een lek); to stop temporarily 
(a leak); (ein leek) vorläufig stopfen. 

Avignon-beeren, f. pl. hd., Avignon-
berries, French berries, pl. 
Avignonsche bessen, gele bessen, ververs 

graine d'Avignon, grenette. -nerprun ; 

Avir, v. a. fr. Den rand of de verbindingsstrook 
der stukken omslaan en weder 
hameren ; to beat or hammer down the edges. 
den falz oder streif zur fiigung umschlagen 
and wieder bdmmern. 

Aviron, m . fr. Riem, wrikriem, pagaai; 
oar; ruder, rieme. 
Avisse, f. fr. Schroefstuk ; screw-piece; 
scbraubenstiick. 
Avis(s)ure, f. fr. Neergeklonken ver 
edge that is hammered down;-bindingsstrook; 
fugesatz, fugestreif, falz. 

Avivage, m. fr. Pol(jsting, toebereiding 
der tinfoelie ter opneming van het kwik ; 
first laying of tin-foil on glass; polirung, 

•zubereitung der zinnfolle zur annehmung 
des quecksilbers. — Het ophelderen (der 
met krap geverfde garens); clearing, brightening, 
discolouring; das abklaren, aviviren. 
Aviver, v. a. fr. Helderder, glanziger 
maken, ophelderen, polijsten, ophalen (kleuren); 
to clear, to brighten, to polish, to burnish; 
gldnzen, gltltten, den glanz geben, po 

behouwen ; to square (tim--liren. — Meskant 

ber); scharfkantig bebauen. — A. le feu, 

het (kolen-)vuur door besprenging met water 

aanwakkeren ; to sprinkle the fire with water; 

das Feuer durch besprengung mit wasser bes


ser zum brennen bringen. ~ v. avivage. 

Avivoir, m. fr. Verguldmes; polisher, 

burnisher; vergoldmesser. 

Avoyer, v. n. fr. Zich verheffen, op


steken ; to begin to blow; aufsteigen, sich 

erheben. — Omloopen ; to shift; umlaufen, 

schavielen. 

Awl, eng., v. axle. — v. ansteckbohrer. 
— v. achel. 
Axe, m. fr., v. achse. — Spil ; spindle, 
spool; achse, spindel. •• A. coudé, 

AXLE-TREE-BAND. 61 

A. à manivelle, krukas ; cranked axle; 
krummachse, kurbelachse, triebradachse. ^• 
A. droit, v. achstrich. — A. d'élastieite, 
as der veerkracht; axis of elasticity; 
elasticithtsacbse. ~ A. d'in.cidenee, 
invallingsas; axis o f incidence; einfalisloth. 
~ A. d'oscillation, as der 
slingering; axis of oscillation; pendelschwingung. 
A. optique, A. visuel, optische 
as, gezichtsas; optic or optical axis. 
axis of vision; optische achse, sehach se. 
A. de réfraction , straalbrekingsas; 
axis of refraction; achse der strablenbrechung. 
~ A. de rotation, omwentelingsas; 
rotation-axis; umdrebungsachse. — A. 
en T, rol met 2 tegenoverstaande befboomen, 
dubbele krukas ; cross-axle; welle mit 2 
gegenuberstehenden hebein. A. de 1'aimant, 
magneetas; magnetic axis; magnetachse. 
— A. méplat, vlakke as; flat axle; 
flache achse. 
Axe, eng. Bijl ; axt, beil,, bundaxt, bandaxt, 
bundhacke; cognée, hache. ~ Carpenter's 
a., timmermansbijl ; zimmeraxt; 
cognée à équarrir. e Little a. (or 
hatchet), bijltje , handbijl ; handbeil, 
tischlerhacke; hache it poing, bachereau, ha. 
cheron, hachon, bachette. — A. of a balance, 
as, steunpunt eener balans; achse 
einer wage; brayer dune balance. — v. 
cheville de verre. 

Axe-tie of the pully, eng. Asband 
van 't katrol of blok,; zap fexbc*d am rollen; 
écharpe. 

Axifugal, eng., Axifuge, fr. adj., 

v. centrifuge.
Axinit, m. hd., Axinite, f. fr. & eng. 
Bijlsteen 
Axiometer, hd., Axiomètre, fr. m. 
Roerverklikker ; tell-tale (of the tiller). 
Axipedal, eng., Axipète, fr. adj., 

v. centripète. 
Axis, eng., v. achse, axe. Stander 
(van een' windmolen); hauptbaum, stander; 
arbre. — A. in peritrochio, boom 
van een windas, windboom ; wellbaum, welle; 
treuil. 

Axle, eng. As, boom, liggende spil, rol; 
achse, weile, liegender zapfen; essieu, arbre, 
treuil. 

Axle-box, eng.,v. achsenschmierbi 
chse. 

Axle-end, Axle-tree, eng. Tap van 
de as, spiltap ; wellzapfen, zapfen; tourillon 
de l'arbre. 

Axle-guard, eng., v. achsenblech. 

Axle-hoop, eng., v. achsenring. 

Axle-journal, eng., V. achsenfut


ter. 
Axle-nut,eng.,v.achsenschraube. 
Axle-pin, eng., v. achsennagel. 
Axle-tree, eng., v axle-end. — 

v. axis in peritrochio . —Molenstander 
; muhlbaum; arbre de moulln. 
Axle-tree—band, eng. IJzeren asbeugel, 
asklamp ; achspfanne; bande d'essieu. 

6 


62 AXLE-TREE-BED 

Axle-tree-bed, eng., v. achsenfutter. 
Axle-tree-box, eng., v. aehsenbi 
chse. 
Axle-washer, eng., v. aehsenriegel. 


Axonge, fr. m., Axunge, eng. Reu. 
zet, varkensvet; talg, schweinsfett. ~ A. 
de verre, v. anatron. 

Ayri, m. » Doornpalrnbout van Brazilië, 
ayri-bout. 
Azerolbaum, hd., Azerolier, fr. 

m. Oostersche mispelboom, lazerole ; medlartree. 
Azimutal (instrument), C adran 
a., azimut -kompas, afwikingsmeter der mag 
azimuth-compass, dial; magnet--neetnaald; 
nadel-a bweichungsmesser. 

Azoearbure, f. fr. Mengsel van stikstof 
en koolstof; mixtion of azote and carbone; 
vereinigung des stick- and koblenstoffes. 

Azotate, m. fr., v. nitrate. 

Baake, Bake, f. hd. Baak of baken, 
boei, ton, staak, etc.; beacon, buoy, sea-mark, 
land-mark; balise, bougie, amarque, marque. 

Babillard, m. fr. Klauwijzer (ijzeren 
as, die den tremelschoen des korenmolens 
in beweging houdt); connecting-rod; trethstab. 

Bablak, m. se Bast of peul der indische 
acacia (rijk aan looistof en gom). 
Bábord, m. fr. Bakboord; larboard; 
backbord. 
Bábordais, m. fr. Bakboordswacht; 
larboard-watch; backbordswache. 

Bac, m. fr. Noptafel, rouwbank (der 
lakenbereiders); napping-bench,dressing-bench; 
raubbank. ~ Verftrog; trough for dyeing; 
einschmelzkasten. _ Mantel, lokkenkist (een 
halve houten cilinder, die 't ondergedeelte 
van de lokkenmachine der wolspinnerijen 
omgeeft); shell, roll-box, hell; lockenkasten, 
mantel, mulle. o Kielvlot, werkvlot (der 
scheepstimmerlieden); punt; back. ••• Pont, 
veerpont, praam, schouw; ferry-boat, bac, 
horse-ferry, horse-boat; fdhre, zugfdbre, fdbrkahn, 
prahme, popte. ® Roerbak, roertrog, 
hollander (der papierfabr.); vat; holliirderkasten, 
back. ® Holbak, koelbak (der brouwerijen); 
bac, back, cooler; kiihlsehiff, kiihlstoek. 

Bac, eng., v. bac, fr. 1), 7). 

Bachasson, Baquet, m. fr. Watertrog 
(der papierfabr. ); trough for paper-making; 
wasserkasten, wassertrog,streich kasten. 

Bachat, m. fr. Stampgat, stamptrog 
(der duitsche papiermolens); hole, trough; 
stampflocb, stampftrog. — B. long, trogboom; 
trough-beam; trog-baum, ldcherbaum. 

B ohe, r. fr. Spoelkist (der lakenfabr.); 

BACK. 

Azote, m. fr., Azote, eng. Stikstof; 
stickstoff, salpeterstoff. 

Azoteux, fr., Azotie, eng. Stikstofhoudend 
; stickstoffenthaltend. 

Azotides, m. p1. fr., Azotites, eng. 
Stikstofhoudende mineraliën ; sticksto ffhaltige 
mineralien. 

Azotite, m. fr., v. nitrite. 

Azoture de carbone, m. fr., v. 
cyanogéne. — A. de phosphore 
oxydé, met phosphor verziidigd stikstofgas; 
phosphorized azote; mit phosphor geshttigtes 
stickgas. ~ A. de chlore, knal 

chloride of nitrogen, knallflussigkeit.-vloeistof ; 

Azur, m. fr., v. cobalt. — A. de 
cuivre, koperlazuur; azure copper-ore; 
kupferlazur. -

Azurage, m. fr. Het blauwen (van 't 
heelgoed in de papierfabrieken); blueing; 
das blauen. 

Azurer, v. a. fr. Hemelsblauw kleuren 

(het papier); blueing; blauen, lasurblau fhrben. 

spool-box; spulkasten. ~ Waterbak, water


kist ; cistern, tank; cisterne, wassert,ebhlter. 

Ertsemmer, -vat; box for carrying the 
ore; erzkiibel. o• V. bae 3). — B. alimentaire, 
voedingswaterbak (voor den 
stoomketel); feeding-cistern; speisecisterne. — 

B. de la pompe ou du conden— 
sour, heétwaterbak; hot-well, hot-waterwell, 
tank, warm-water-cistern; heisser Urunnen, 
ausgusskasten. _ B. a eau froide, 
koudwaterbak; cold-water-cistern, well-and 
reservoir; kaltwasser-cisterne. 
Baeholle, f fr. Koperen pan (der papiermakers); 
stuff-shovel; leerpfanne, leerschaufel. 


Bachweide, f. hd. Waterwilg; water. 
willow, osier; osier vert. 
Bacillaire, adj. fr. Staf-of stokvormig, 
lang, dun en rond; rod-shaped; stabfurrnig. 

Back, m. hd., V. Bae 4), 6). — Met 
planken beschoeide put; boarded pit; trou 
revêtu de planches. ® Voorkasteel (weleer 
op een schip); fore-castle; chateau de devant, 
chateau de proue. 

Back, eng. Averechtsche, verkeerde zijde; 
rickseite, abrechte , linke. oder unrechte seite, 
nahtseite; envers; dos.•• Grond (van 't bom 

fluweel); grond, boden, futter; fond,-bazijn of 
plain. o Spiegelpaneel (ter beschutting van 
de foelie); spiegelfeld; parquet. — Ruimte 
tusschen de ribben der boekbanden ; rïeckenfelder; 
entre-nerfs. ® Rug (der zaag); rocken; 
dossière. — Rugrand (van een boek); 
ruckenrand; mors. o B. of a chimney, 
staande haardplaat, schoorsteenplaat; feuerplatte; 
plaque de feu, contre-coeur de cbe



BACK 

mine. ® B. of a coin, keerzijde, wapenzijde 
eerier munt; ruckseite, wappenseite 
einer micnze; revers dune monnaie. 

B. of the rudder, dubbeling van 
't roer; futterung, verdopplung des steuerruders; 
doublage du gouvernail. ~ B. of 
the sternpost, booze achtersteven, bui 
looser achtersteven, aussensteven;-tensteven ; 
contre-étambot extérieur. ~ B. of a vault, 
buitenzijde, bolronde zijde of rug van een 
gewelf; die dussere wölbung, der rïecken; 
extrados dune voute. — B. of a wall, 

binnenzijde van eeiien muur; ruckseite einer 
mauer; parement intérieur. ~ B. of a 
window, de lambrizeering tnsschen de 
ramen en den vloer; die wandverkleidung 
zwischen fenster and fussboden; le lambris 
dès les fenêtres jusqu'au plancher. 

Back (to) with parchment, eng.,

V. passer en parchemin. 
Backbord, m. hd., v. bábord. 
Backbordswache, f. hd., v. ba 
-bordais. 

Back-centre, eng. Draaistift (des 
kunstdraaiers); reitnagel, pinne; pointe, contre-
pointe. 

Backen m. pl. hd. Schroefstempel, snij 

schroefwig; screwdie; coussinet, coin,-stempel, 
coin à vis. — B. am schraubstock, 
klauwen , knijpers van de bankschroef ; 
chops of the vice, vice-chops, saws; machoires. 

B. (an der drehbank), wangen, 
zijstukken; cheeks, side-beams; jumelles. ^•
B. der masten, ooren, klampen der masten; 
cheeks or bibbs 0/ the masts; jottereaux,
flasques des máts. B. des bleizugs, 
wangen van den loodtrekker (des glazenma 
cheeks of a glazier's vice; bajoues. —-kers); 

B. des bugspriets, vioolstukken van 
den boegspriet ; fiddles or bees of the bowsprit; 
taquets ou violons du beaupré. — 
B. eines schiffs, boegen van een schip; 
bows of a ship; joues, jottes, épaules. 
Backenbohrer, in hd. Moerschroefboor; 
master-tap, plug-tap, original-tap; ta 
-raud-mère, mère. 
Backenhaken, m. hd. K.lauwbaak ; 
chop-hook; crochet à máchoires. 
B ckerscheider, m. hd. Zifter; cleaner; 
cribleur. 
Back-frame-wheel, eng. Rad des 
bouwslagers; rad des reepschlagers; rouet, 
tour, retorsoir 

Backing-board, eng. Afsnijplank, 
persplank , kordeerplank ; beschneidebrett, 
pressbrett, ruckbandbrett, einreibehölzer; ais 
à rogner, a presser, Is endosser, à fouetter. 

Baekkolen,f. hd. Smids- of smeedkolen; 
caking-coal, smithy, forge-coal; houille collante. 


Back—lash, eng. Speelruimte, terug 

raderen op elkander, wan--werking van twee 
neer hunne beweegkracht niet eenparig is; 
spielraum; jeu. — v. a. Schudden, waggelen, 
stooten, bewegen ; schutteln, bewegen; agiter, 
secouer, ébranler. 

BACKWARD. 63 

Back-pieces (of the centering 
for arches) , pl. eng. Boog-of kransstukken 
; kranz-, bogenstïecke; veaux, courbes. 

Back—puppet, eng. Achterste rijstok 
(der draaibank); hinterdocke; poupee de derrière. 


Back-roller, eng. Kettingboom (van 
't weefgetouw); kettingwalze; porte-chaiue, 
porte-fil. 

Backs, pl. eng. Dakspanten; streben, 
hauptstreben eines daches; arbaldtriers. ~ 
Zoolleder ; sohlleder; cuir a semelle, cuir fort. 

Back-screen, eng. Rugdekking, tra 
aarden wal, die den rug dekt; rucken--verse, 
wehr; parados. 
Backsgasten, m. pl. hd. Baksgasten; 
castle-crew; compagnons de gamelle. 

Back—sides, pl. eng. Achterzijde (van 
den smeltoven); hinterseite; pied de rustine. 
Back-sight, eng., v absehen (hin


teres). 

Back—slitting, eng. Speelruimte tusscben 
de velgen van nieuwe wielen ; spielraum 
zwischen den felgen neuer rdder; déjour 
entre les jantes de nouvelles roues. 

Backsmeister, m. hd. Bak(s)meester; 
master of a mess; chef de gamelle. 

Backspier, n. hd. Bakspier, ljzeilspier; 
fore studding-sailboom; boutehors de la bonnette 
de misaine. 

Back-square, eng. Blokbaak, teekenbaak 
; anschlagwinkel, winkelmass mit anschlag; 
équerre a branche épaisse. 

Backstage des kluverbaums, n. 
pl. Bakstagen van bet kluifhout; guy-pendents 
(shrouds) of the jibboom; haubans du 
boutehors de beaupre. — B. des bugspriets, 
bakstagen van den boegspriet; 
shrouds of the bow-sprit; haubans du beaupré. 
— B. eines bocks, tuitouwen, 
hoorntouwen ; stays of the sheers; haubans 
ou vans dune bigue. 

Back-stays, pl. eng. Pardoens; pardunen; 
galbaubans. — Shifting b., slingerpardoens, 
zijpardoens; schlingerpardunen, 
borgpardunen; galbaubans volants.—Standing 
b., staande of vaste pardoens; stehende 
oder feste pardunen; galhaubans (fixes). 

Backstein, m. hd. Baksteen, klinker; 
brick; brique, pierre Is four, pierre de trasse. 

Backsteinmauer, m. hd. Muur van 
baksteen ; brick-wall; mur en briques, briquetage. 


Backsteinmauerung, f . hd. Metsel 
baksteen ; brick-masonry; macon--werk vannerie de briques. 

Backsteinschutt, m., BacksteinstUcke, 
n. pl. hd. Baksteenstukken ; rubbish 
of bricks; briquaillons. 

Back—tools, pl. eng. Fileten, ljnstempels 
(tot versiering der boekruggen); fileten, 
strich- oder fadenstempel; filets, fers a 
filets. 

Backtrog, nl. lid. Baktrog ; baker's 
kneading-trough, brake; buche, pétrin. 
Backward, Backwards, eng. Ach



64 BACK-WATER 

teruit, ruggelings; ri cklings; à reculons, en 
arrière. 

Back—water, eng. Opgestuwd water; 
stauwasser; eau haussée, enflée ou arrêtée. 
Baeláge, m. fr. (Haven)versperring; 
shutting; sperrung. 

Báeler, v. a. Versperren, sluiten (eene 
haven); to shut; sperren. 
Bactréole, f. fr., v. bractéole. 
Bad, n. hd. Bad (bij chemisten); balneum; 

bain. — (fàrbefiotte). Bad, verfbad, 
verfkuip; dyer's bad; bain de teinture. v. 
bain. — Das bad (die wanne) fiillen, 
de (verf-)kuip bijzetten ; to arrange 
the balneum; remplir le bain, asseoir la cuve. 

•i Die farbe des bades pri fen, v. 
ouvrir le bain. ~ In 's bad setzen, 
het metaal vloeibaar maken; to render 
a metal fluid; mettre le metal en bain. 
V. heurter la cuve. 
Badamier, m fr., V. benzoebaum. 
Bade, f. fr. Opening, spanning des passers; 
opening, span of the compasses; offnung, 
spannung des zirkels. 
Baderne, f. fr. (Mat-)serving ; plat, 
platting; sarving, serving. 

Badge, eng. Galerij, galjoen ; (untere) 
galerie; bouteille. — Painted b., boze 
galerij ; falsche, lose gallerie; fausse galerie. 

Badines, f. pl. fr. Lichte vuurtang (der 
slotenmakers); light tongs; schtirzange, feuerzange. 


Badours, m. pl. fr. Smidstang van 
gemiddelde grootte; middle-sized pinchers; 
zange mitttlerer sorte. 

Bafetas, m. fr. Baftas, bafietas; kind 
of India cotton-fabric; art indischer baumwollenzeug. 


Baffer, ni. hd. Ruwe suiker; rough sugar; 
lucre brut. 

Bag, eng. Kap, zak, waterzak ; kappe, 
sack, wassersack; plaque de fermeture, calottage 
. 

Bagasse, Bagace, r. fr. Uitgeperst 
suikerriet; trash, cane-trash; ausgepresster 
stengel des zuckerrohrs. 

Bag—filter, eng. Filtreer-toestel van 
Taylor of van Cleland-Schroter (ter klaring 
van de ruwe suiker); filtrir-apparat von 
Taylor; filtre de Taylor. 

Bagger, m. hd. Dregnet, baggernet; 
drag; drague. 
Baggermaschine, f. hd. Baggerma 
-chine

; dredging-engine; machine a draguer. 

Baggern, v. a. hd. Baggeren, uitbag


geren ; to cleanse; creuser, curer, débourber. 

Baggertorf, m. hd. Baggerturf; drag


turf; tourbe pécbée aver la drague. 

Bagienbrassen, f. pl. hd. Bagijnbras


een ; cross-jack-braces; bras de la vergue sècbe. 

Bagienraa, f. hd. Bagij n ra ; cross-jack


yard; vergue sèche ou barree. 

Bagnolet, m. fr. Presenning (geteerd 

zeildoek ter bedekking); tarpaulin, tarpawl


ing; presenning, preserving, persenning. 

Bague, f. fr. Ring; ring; ring. ~ (ou 

-- BAHNZUG. 

Virole). Beslagring ; ferret; ringbeschlag. 

Zuigerring (aan zeilen); cringle; ring, 
ligel. B. ou Bande d'excentrique, 
Excentriek-ring (van stoommachines); hoop, 
strap of the excentric; excentrikring. — B. 
(ou Virole) de baïonnette, bajonetring; 
locking-ring; sperrring, schieberring, 
bajonetring. 

Baguette, I. fr. Laadstok ; rammer, 
ramrod; ladestock. — Staf van den fluweelketting; 
tug-end; wire-end; sammtkettenstab. 
~ Roede van het kousenraam; rod of 
a stocking-frame; ruthe welcbe durch die 
schwingen gekt — Lijst, randlijst (bij scbrijnwerkers); 
ledge, border; leiste. — Rond 
Lijstje (aan 't architraaf); round, bead, cockbead; 
cocked bead; rundstab, stab, stdbchen. 
^ Dun goud-of zilverstaafje ; thin gold or 
silver bar; durch das zieheisen gezogene 
gold- odor silberstange. o Rolstok (der vuur 

port-fire-former; winder.-werkmakers); 

B. a charger, aanzetter, stempel, vulstok 
(der vuurwerkmakers); drift; setzer, 
stempel, treibstock. — B. de la balance, 
toil der balans ; tongue of the balance; zunge 
am wagebalken. — B. de direction, 
richtstok, vuurpijistok (der vuurwerkmakers); 
rocket-stick; raketenstab, raketenruthe. 
Baguettes, f. pl. fr., v. aufwinddraht. 
~ Handschoenrekker ; glove-widener, 
glove-stick, finger-stretcher; handschuherweiterer,
handschuhoffner.— v.baguette 4). 

Bomhen, v. a hd. Betten, met warm 
water bevochtigen ; to foment, to wet with 
warm water.; chaufer, étuver, bassinér, fomenter, 


Bahn, f. hd. Baan, vlak (van den hamer, 
de schaaf, het aanbeeld); face, pole (of the 
hammer); face (of a plane, of an anvil); aire, 
panne, tête (du marteau), face, tete, panne 
(du rabot, de l'enclume). — Schuine. scherpe 
kant (van eene bijl, een beitel, etc.), fout, 
bies ; basil; biseau. — Dunne, toegescherpte 
kant (aan hout); feather-edge; biseau. 
Spoor, groef (der kruiwagens in de mijnen); 
groove, channel; rainure, vote. — Baan 
(breedte eener stof tusschen de zelfkanten); 
breadth; Id, pan. 

Bahnbrueke, f. hd. Overbrugging, 
boogbrug (over een dal, een poel, enz. ten 
dienste van een spoorweg), viaduct; viaduct; 
viaduc. 

Bahngestnge, n. pl. Spoorstaven, 
spoorschenen, rails; rails. 

Bahnhammer, m. Goudslagershamer; 
goldsmith's hammer; marteau it panne, marteau 
d'orfévrerie ; chasse. 

Bahnhoff, m. hd. Spoorweg-station; 
station; terminus; station du chemin de fier, 
gare, débarcadère, embarcadère. 

Bahnig, adj. hd. Met gladde vlakken 
(van kristallen, ertsen); flat, evenly; uni, plat. 
Bahnwarter, m. hd. Spoorwegwachter; 
watchman, warder, guard; cantonnier. 
Bahnzug, m. hd. Spoortrein, wagen


trein ; train, truck; train, convoi. 


BAHNZUGWACHTER -- BALANCER. 

Bahnzugwaehter, m. hd. Treingeleider, 
conducteur van den spoortrein ; railway-
guard; conducteur de convoi. 

Bahre, f. hd. Zijgraam (der papiermakers); 
strainer, colender, sieve; arquet, couloir, 
civière. — Berrie, draagbaar ; barrow, bier; 
brancard, bard, civière, biëre. 

Bähstube, f. hd. Zweetkuil (der looi


ers); heating-room; échaufe. 
Bahut, m. fr., v. bae 3) . 
Baie, f. fr. Open muurvak ter plaatsing 

van een venster of deur, vensterlicht; bay, 
day, light; feaster-, thurdffnung. 
Baillard, m. fr. Druipberrie (der zijdeververs) 
; sort of hand-barrow; tragbahre. 

Baille, f. fr. Balie, koelbalie (meestal 
van een halve ton gemaakt); half tub; balje, 
balge. 

Baille-blé, m. fr., v. babillard. 

Bain, in. fr., v. bad. B. d'alun, 
de cochenille, aluinbad, cochenillebad; 
balneurn of alum, of cochineal; alaunkupe, 
cochenillekiipe. B. de cendres, de 
sable, de furrier (de fiente ou de 
ventre de cheval) , asch -, zand -, nest bad; 
ash-bath, sand-heat or sand-bath, 
horse-dung • bath; ascherzbad, sandbad, mistbad. 
— B. bis, mestbad; dung bath; mistbad, 
kothbad. 

Bain-marie, m. fr. Heetwaterbad, 
mariebad (kokend water, waarin een of ander 
vat wordt gezet ter verwarming of overhaling); 
waterbath; marienbad. 

Baïonnette, f. fr. Bajonet, geweerdolk; 
bayonet; bayonet, flintendolch. 
Baize, eng. Baai (bekende wollen stof); 
boy; boi, bole. 
Bajoyer, Bajoyère, f. fr. Zijmuur 
eener sluis; side-wall; schleusenwand, schleu-senmauer. 
Bake (to), V. a. eng. Uitgloeien, uit 

branden ; ausgluhen, ausbren--branden, hard 
nen, hart brennen; c u i re, rec u i re ; V. ausgliu.
hen, auslohen, ausbrennen 3) . 

— Aaneenpiakken ; zusammen kleben; coller 
ensemble. 
Bake, Rettungsbake, f. hd. lieddingsboei; 
safety-beacon; bouée sae sauvetage. 
Bakentonne, f. hd. Boei, zeeton, drgfton; 
beacon; bouée. 
Baking, Burning, eng. Het uitbranden, 
uitgloeien ; das backen, brennen; recuite, 
cuite. 

Baking-pot, eng. Gloeipot (waarin 
zeker glaswerk voor de tweede maal gebak 
wordt); ausgluhtopf, vulave.-ken 
Baking-tin, eng. Broodvorm; brad form; 
panneton. 
Baking-wall, eng., v. ausbrennmauer. 


Balance, f. fr. Balans, waag, weeg 
-schalen ;

balance, scale, pair of scales, wage. 
~ B. à bascule, Balance-bascule, 
Weegbrug, weegtoestel; weigh-bridge, weighing-
machine; bruckwage, mauthwage, tafelwage. 
— B, à croc, à peson, B. 

romaine, unster, weeghaak ; steel-yard, 
swivel-hook, bent-lever-balance, roman-scales; 

schnellwage, balkenwage, wagebaken, rbmische 
wage, romana. — B. a échantillonner, 
wijzerbalans (ter bepaling van de 
fijnte der garens); quadrant; zeigerwage. ^• 

B. a ressort, veerunster (aan de veilig 
stoom -machines); spring-bal--heidsklep der 
ance; federwage. •• B. à vapeur, stoom 
steam-weighing-balance ; dampfge--weger ; 
wichtswage. — B. d'essai, essayeursbalans; 
assaying balance; probirwage. — B. 
de precision, B. sensible, gevoelige 
balans; sensible balance, philosophical b., chemical 
b.; skrupelwage, emplindliche wage. 

B. de torsion, torsie-of wringingsbalans 
(van Coulomb); Coulomb's balance; 
die Coulombsche drebwage. ~ B. fine , 
goudschaaltjes; gold-scales; goidwage. ~ B. 
électrique, hydraulique, hydrostatique, 
magnetique, electrische,hydraulische, 
hydrostatische, magnetiwche ba 
electric, hydraulic, hydrostatic, magne--lans; 
tic balance; elektrische wage, wasserschweber, 
wasserwage, magnetische wage. _ B. 
romaine, v. B. à croc. e• B. romaine 
á contre-poids, Deensche of 
Zweedsche unster; danish or swedish balance; 
danische wage, schnellwage mit festem 
gewichte. 

Balance, eng., v. balance & ba 
-lancier,

fr. ~ B. of a pump, pompzwengel; 
puinpenschwe-egel; balancier de 
pompe. e•• B. (of a watch or clock), 
Balance-wheel, on rust, slinger; unruhe, 
schweber; balancier. ® (balance-wheel, 
escapement-wheel), schakelrad, sluit 

hemmungsrad, steigerad; roue de ren--rad ; 
contre. •o• To balance, v. a., v. balancer. 


Balance, f., Gleichgewicht, n. 
hd. Evenwicht; equipoise, equilibrium; équilibre, 
pondération, libration. 

Balance-beam, eng. Evenaar (der 
balans); wagebalken; balancier. 
Balance-blade, eng. Mes van den 
evenaar ; wageklinge; lame de balance. 

Balance-bridge, eng. Wipbrug, ophaalbrug, 
valbrug; klappbrucice, zug-, fall-, 
aufziehbrucke; pont-levis. ® B. with variable 
counter-poise, wipbrug met 
veranderlijk tegenwicht, Poncelet-brug; Poncelet-
br,ticke; pont-levis de Poncelet. 

Balance-cock,eng.On rustdeksel,haan; 
steg nber dem unruhekloben; coq, coqueret.

Balance-hook, eng. Balans-of weegschaaidrager; 
wagetrdger, wagehalter, wagehaken; 
porte-balance. 

Balancement,m . fr. Slingering, schommeling, 
zweving; libration, swinging, rocking, 
see-saw; scbwebung, schwingung, schwang. 
Balance-plate, eng. Bovenplaat van 
de onrust; oberboden; platine du balancier. 
Balancer (la machine à vapeur), 
v. a. fr. In evenwicht brengen, to 
balance; in's gleichgewicht setzen. ~ B. 

6* 


66 BALANCE-RING 

(un vaisseau), evenwicht brengen (in 't

-

verdeelen der lading); to trim; in's gleichgewicht 
setzen. 

Balance—ring, eng. Ring der onrust; 
unruhscheibe; cercle, coq. 

Balance-rod, Balance-verge, 
eng. Spil der onrust; unruhespincGel; verge, 
fusée. 

Balance-weight, eng. Tegenwicht; 
gegengewicht, gegenlast; contre-poids, contrecharge. 


Balance-wheel, eng., v. balance, 
eng. 3) & 4). 
Balansier, m. fr. Vervaardiger van 
evenaars of balansen, balansmaker; balans 
scale-maker; scale-seller; wagen-verkooper ; 

balance,-macher; wagenhändler. — v. 
eng. 3). — V. balance-beam. ~ v. 
anwurf & anwurfschlussel. — Lade, 
aanslagkam (van een weefgetouw); batten, 
slay; lade. — B. a vis, schroefhef 

schroefpers ; fly press, screw press;-boom, 
schraubenpresse, prdgwerk ; scblagwerk ••• 

B. (de boussole, de lampe), beugel, 
ring (waarin een kompas, eene lamp in 't 
waterpas blijft hangen); gimbal or giromal; 
bugel. ~ B. de pompe, v. balance, 
eng. 2). — B. d'une machine à Vapeur, 
balansboom, zware hefboom eener 
stoommachine, beam, engine-beam, Jogging head, 
rocking-head, rocking• beam, great-lever; 
balancir. — B. hydraulique, hydraulische 
of water-balans; hydraulic balance; 
wasserschweber. 

Balancine, f. fr. Toppenant ; lift; toppenant. 
— B. de gui, dirk; topping-lift; 
dirk, pick, picktau, baumreep. 

Balancir an einer dampfmachine, 
m. hd., v. balancier ti). 

Balancirklappe, f. hd. Hydraulische 
klep ; hydraulic clack; soupape hydraulique. 
Balancirkolben, m., -stange, f. 

hd., v balance-verge. 
Balant, m. fr. Loshangend touw, loos; 
loose part, bight (of a rope); los, loos. 

Balassrubin, Rubinbalass, m. 
hd., Balass—ruby, eng. Ballas, bleekroode 
of rozeroude robijn ; rubis balais. 

Balcon, m. fr., Balcony, eng., v. 
altah. o Balcony (stern-gallery 
of a ship), westergang; hinter-, achter 

galerie de poupe. -gallerie; 

Baldachin, n. hd. y eng., Baldaquin, 
m. fr. & eng. Praal-of pronkhemel, 
altaar-, troonhemel, etc. (in 't fr. ook dais 
en in 't eng. canopy gebeeten). 

Balayures de fonderie, t. pl. fr. 
Afval in metaalsmelterijen ste-matter, 
residuum; huttenafter. 

Baleston, Balestron, m fr. Zeil 

sprit; spriet, sprett.-spriet ; 

Balestrille, t. fr., v. astrolabe. 

Balètre, f. fr. Vormzoom (het spoor 
van gesmolten metaal tusschen de voegen 
van den vorm) ; moulding-seam; formenspur. 


---- BALKEN. 

Baleux, m. fr. Goudbevattend zand; 
auriferous sand; goldhaltiger sand. 

Balevre, Barbure, f. fr. Oneffenheden 
aan de oppervlakten der gegoten stukken 
; seam, burr; fugenspur, fugenlinie. 
Het vooruitsteken van een steen, van eene 
stang; projection of a stone, of a bar; das 
hervorragen eines steins, einer stange. 

Balg, Blasebalg, m. hd. Blaasbalg; 
bellows, pair of bellows; soufflet. Doppelter 
balg, dubbele blaasbalg; double 
bellows; soufflet a double vent, à double áme. 

Balgdeute, Blasdeute, f. hd. Blaas 

neus der blaasbalgpijp,-pijpaeus (de punt of 
die den wind in den schachtoven of smidshaard 
aanvoert); tue-iron (of the nose), tweer, 
twier, tuyère; buse. 

Balge, Balie, f. hd., v. baille. 

Bilge abhäugen, abschutzen, 
hd. Het blaaswerk buiten werking brengen; 
to suspend the action of the bellows; suspendre 
le mouvement (les soudlets. 

Balgendille, Balgenlinse, f. hd., 

v. balgrohr. 
Balgengeblase (hölzernes), n., 
Schwinderling, m. hd. Houten blaasbalg 
der hoogovens; wooden bellows of smelting 
furnaces; soufflet de bols, souffiet pyramidal. 
®Ledernes b., lederen blaasbalg; 
leathern bellows; soufiiet de cuir. 

Balgengerust, n. hd. Blaasbalg-stellage; 
bellows-support; tréteau du soufflet. 

Balgenhaupt, n., Balgenkopf, m. 
hd. Blaasbaighoofd (het hout, waar tusschen 
de leeren vouwstukken vervat zijn); bellowshead, 
nozzle-block; têtière de soufflet, têtard, 
mule. 

Balgenklappe, f., Balgenventil, 

n. hd. Luchtklep van den blaasbalg ; valve, 
clack; ame ou soupape du soufflet. 
Balgenkopf, v. balgenhaupt. 
Balgenlinse, f. hd., v. balgrohr. 
Balgenrad, n. hd. Blaasbalgrad . bel


lows-wheel; roue à eau pour faire jouer les 
soufflets. 

Balgenstange, f. hd. Blaasbalgstang, 
-wip, -zwengel (hefboom met een ketting, 
waardoor de smidsblaasbalg in beweging 
wordt gebracht) ; rocksta fl, swipe; bascule, 
branloire. 

Balgenventil, v. balgenklappe. 
Baiggeblse, n. hd., v. balgenge


blase. 

Balgrohr, n., Balgröhre, f. hd. 
Blaasbalgpijp; nose-pipe, nozle, tewel; canon, 
douille, bec, tuyère de soufflet. 

Balgschwengel, m. hd., v. balgen 
-stange. 
Baline, f, fr. Pakdoek ; packing-cloth, 
barras, wrapper; packleinwand. 

Bali(s)corne, f. fr. IJzeren band om 
een smidsblaasbalg; piece of iron on a smith's 
bellows; eisenstuck am blasebalg. 

Balken, m. hd. (bodenbalken, 
deekenbalken, kantholz, balken 
-holz).

Balk, vloer-, zolderbalk, kanthout, 


BALKENANKER -- 

vierkant bebouwen hout ; squared timber, 
beam, joist; poutre, solive, bols d'équarrissage 
— (deekbalken), dekbalk (van 
een schip); beam; bau. _- B. (an der 
wage), hefboom (der balans); beam, lever; 
tléau, jong, traversin. ~ B. (an der 
schnellwage), lange arm of staaf (van 
den unster); beam (of the steelyard); branche 
(de la romaine). - B. (am pfluge), 
ploeghoom ; shaft; arbre. B. mit eiher 
kehlung, balk met afgeronde kanten, met 
eene kraal of duiveljager; beam with a moulding; 
poutre quarderonnée. ~ Balken, p1. 
Roldragers (twee zware standers aan den 

tapijtwerkers-weefstoel); beams; coterets. 

V. poutre , poutrelle , soliveau, 
camber, bossage, etc. 
Balkenanker , m. nd. Balkanker; 
crampoon, anchor; ancre de poutre. 
Balkenband, m , Balkenschl ts-
Sel, m. hd. Bindbalk, gording (voor de kop 
grondpalen); karbeel, balkhaak, balk--pen der 
band ; bond, key, couple; raineau, lien ; crampon, 
moise, cie, embrasure dune poutre. 

Balkenberechnung, f. hd., v. Solivage. 


Balkendecke, f. hd. Zoldering van 
balken ; flooring or ceiling formed of timbers, 
piancher de solives. 

Balkengesims, n. hd. Kroonlijst, kor


nis; cornice; corniche. 

Balkenholz, n. hd., v. balken l). 

Balkenkante, f. hd. Voorzijde van 

een balk ; face of a beam; face de poutre, 
de soliveau. 
Balkenkantig, adj. hd. Vierkant of 
haaks (bebouwen) ; square; à faces. 
Balkenkopf, m. hd. Balkhoofd; headpiece 
of a beam; tablette. 

Balkenlage, etc., f. hd.,v. case-bay.

Balkenlonge, f. hd. Lengte van een 

gelegden balk, dracht; length of a beam; 
portée. 

Balkenreihe, f. hd. Vak tusschen twee 

balken of tusschen een balk en den even


wijdig loopenden muur; bay; travée. 

Balkenriss, m. Gezamenlijke binten 
en sparren in hun verband, dakgetimmerte; 
platform, plan; enrayure, rayure, plan de la 
charpente. 

Balkenschli ssel, m. hd., v. bal 

-kenband. 

Balkenstein, m. hd. Kraagsteen, kar 

knor-of balksteen, krol, neut;-beelsteen, 

console, corbel; corbeau, console. 

Balkenstutze (am windmuhigehause), 
f. hd. Balksteun, voeghout in 
de windmolenkap; support af the beams; 
couillard. 


Balkentrâger, m. hd. Rust , draag 
schoorbalk; trimmer, transom, summer;-balk, 
sommier, travon. 
Balkenverbindung, f. hd. Balkverbinding, 
gezamenlijk bout tot steuning of 
schraging; contignation; contignation, assem 
enclave.-blage de poutres, de solives. -v. 


BALLAST-HEAVER. 67 

Balkenwage, f. hd., v. balance à 
croe, a peson, etc., s. balance, f. fr. 3). 

Balkenwerk, n. hd. Getimmerte, timmerage, 
gezamenlijk hout van een gebouw; 
timber-work; charpente. 

Balkfüllings, f. pl., Balkkuntj es, 

n. pl. hd. Ribbetjes, klamaais (ter versterking 
tusschen de dekbalken en zwalpen); 
small carlings between the beams (of a ship); 

barotins, traversins des baux. 

Balkhaken, m. hd. Balkhaak, duivelspoot 
of klauw (soort van kruis uit in elk. 
ander gestoken houten); truss; noeud de 
diable. 

Balkkontjes, v. balkfüllings. 

Balkon, n. hd, v. altah. 

Balkplanken, f. pl. hd. Buitenhuid 

(van een schip); side-planks of a ship; bor dages. 


Balkwager, -weger, m. pl. hd. 
Balkwegers; clamps of the deck-beams; bauquières, 
serre -bauquières. 

Ball, Pendulum-bob, Disc, eng. 
Lens, bolvormige slingerlens; linse, kreisfdrmige 
pendellinse; disque, pirouette. ~ (voor 

Druk of inktbal; balle, buchdrucker--malige) 
ballen; balie. - (cod, cocoon). Tonnetje.
popje (inzonderheid van den zijdeworm), 
cocon ; seidenwurmgehduse, seidenwurmpuppe; 
cocon de ver à sole. - Wolf, loep, vos (het 
in de ijzersmelterijen tot een klomp verzamelde, 
ontkoolde en ineengeslagen ijzer); 
luppe, deul; loupe, lopin, masset, renard. -
Kogel (aan de kleppen der locomotief); kugel; 
boulet (des soupapes). ® Proefkogel (van 
steen, etc., waarmede men het middelpunt 
van den drijfhaard onderzoekt); herdkugel; 
boule. de preuve. - Vernisbal (der plaatsnijders);
firnissballen; tapette. - (runner). 
Looper (schijf van gayac- of ander hard hout, 
bij 't korrelen van 't kruit); kt rnscheibe, 
ldu fer; tourteau. - Ball and socket, 
noot, in eene holte beweegbare bol; nuss, 
kugelgewind; genou. - B. of caliber, 
kaliber-kogel ; passkugel; balie de calibre, 
balie forcée. -B. for case-shot, kar 

; kartdtschenkugel, kartdtsche; balle-tetskogel 

de mitraille, de gargousse, balie en fer forgd. 

B. for small-arm cartridges 
(musket-ball, bullet), kogel, geweer 
; kegel, gewehrkugel; balie pour arme-kogel 
à feu portative. 
Ballas, m. hd., v. balass-rubin, 
Ballast, m. hd. y eng. Ballast; lest; 

B. einnehmen, ausladen, hd. b. innemen 
of ballasten, b. uitschieten of lossen; 
to ballast, to unballast; tester, délester. 
Ballast (to), eng., v. ballast 2) . 

To b. the road, den weg bezanden; 
die strasse mit kiessand beschïetten; sabier 
la vole. 

Ballast-chest, eng., v. ballastkiste. 
Ballasteisen, n. hd. Ballastijzer, bal 
uitje; kentledge; saumons de fer. -lastsch 
Ballast-heaver, eng. Baggermachine 


68 BALLASTING 

(op de Theems); baggermaschine; machine à 
curer (une rivière.). 
Ballasting, Metalling, eng. Steen


-

laag, kiezellaag (ter bevestiging van een' 
spoorweg, etc.); besteinung, sanddecke, sandschuttung, 
dammsteine; empierrement, pierraille, 
caiiloutis. 

Ballastkiste, f. hd. Ballastkist; bal 

"parquet de carêne. -last-chest; 

Ballastkleid, n. hd. Ballastzeil, geteerde 
presenning, dekkleed ; port-sail; voile 
a lest, prélart. 

Ballast-lighter, eng. Ballastschuit, 
ballastschute; bateau lesteur, chaland a lest, 
délesteur, gabare à lest. - (dredger). 
Baggersch uit, baggermolen, baggerpraam ; moderprahm; 
cure-móle. 

Ballastpforte, f. hd. Ballast-port, 
eng. Ballastpoort, laadpoort ; sabord a charge 
ou de décharge. 

Ballastrad, n. hd., v. ballastwheel. 
Ballastschute, r. hd., v. ballastlighter 
1). 
Ballastung, f. hd. Het ballasten ; lastage; 
lestage. 
Ballast-wheel, Locking-wheel, 
eng. Palrad; ballastrad; roue d'étouteau. 
Ball-caliber, eng. Kogelmal ; kugellehre, 
kugelmal; passe-balie, passe-boulet. 
Ball-cartridge, eng. Scherpe patroon; 
scharfe patrone; cartouche à balies. 
Ball-cartridge-former, eng. Kar


doesmal, patroonroller; formholz, patronen 

mandrin pour cartouches h armes por-holz; 

-tatives. 

Ball-drawer, eng. Kogeltrekker ; hugelzieher; 
tire-balie. 

Ballage au laminoir, m. fr. Het 
bewerken der (uit den vlam of zweetoven 
komende) loepen of ijzerklompen tusschen 
piet-of rolwerk ; balling by rollers; luppenfabrication 
mit walzen. 

Balie, f. fr Y hd., v. Bail 2). -
Baai (papier), 10 riem of 5000 vellen ; ten 
reams, five bundles; ballen. -Kogel, geweerkogel, 
(soms ook) kanonskogel (boulet); 
bullet, ball; gewehrkugel. - B. à earcasse 
en fer, B. á éclairer, B. 
luisante, lichtkogel; light-ball,; leuchtkugei. 
~ B. a feu, B. incendiaire, 
vuurkogel, brandkogel; fire-ball; feuerballen, 
brandkugel. - B. à fumée, B. de 
puanteur, rook-, stinkkogel (om den vijand 
uit de mijnen te drijven);_ smoke-ball, 
suffocating-ball; dampf-, stankkugel. v. s. 
ball 0), r 0),1 t ). - B. de plomb, boden 
kogel ; lead-ball, leaden ball, bullet; bleikugel. 

Balles ramées, kettingkogels, houtkogels; 
chain-shot, angle-shot; kettenkuge.ln. 

Baileisen, n. hd. Staalijzer; bar-iron, 

rod-iron, merchant-iron; fer en barres, sou


liére, fer de carillon. ® (oder Ballen 

-meissel)

Fermoorbeitel, fermoor; skewchisel, 
gouge, carving-chisel; fermoir, nez rond', 
néron, ébauchoir. 

BANC. 

Ballen, m. hd., v. Balie l) en Ball t). 

Klomp ijzer uit den zweetoven ; ballings; 
peloton de coton. - B. am hobel, handvat 
der schaaf ; handle of the plane; poignée 
du rabot. 

Balleneisen, n. hd., v. baileisen 2). 
Ballenmeissel, ,n. hd., v. balleisen 
2). 
Ballenschnur,f. hd Paktouw; packingcord; 
seizaine. 
Ballenzinn, n. hd. Dun tin aan rollen; 
rolled tin; étain en rouleaux. 
Balling by rollers, eng., v. ballage 
au laminoir. 
Balling-furnace, eng. Zweetoven, 
weloven; schweissofen; fourneau à réchauffer. 

Ballings, pl. eng., v. ballen 2). 

Bailing-tool, eng. Breekstang, roerhaak 
; ruhrhaken; ráble, palette. 
Ballistic pendulum, eng. Ballis 
-tisches

pendel, m hd. Ballistische slinger 
(ter meting van de snelheid en kracht 
der afgeschoten kanonskogels); pendule ballis 

-tique. 

Ballmeissel, m. hd., v. balleisen 2). 

(breitstahl). Steekbeitel (der draaiers, 

enz ); paring-chisel; bileau. 

Ballon, m. fr. ' hd., Balloon, eng. 
Kogelflesch, bol, ballon, bolvormige ontvanger 
bij vele chemische verrichtingen. 

Ball-winding-machine, eng. Werk 

voor 't kluwen winden ; knduel-ader-tuig 
wicket-maschine; peloteuse, peloteuse mécanique, 
machine à pelotes. 

Balneum, eng., v. bad & bain. 

Balsam (or Oil) of pitch, Pisseleeum, 
eng. Pekolie, verbinding van hars 
en olie uit teer; pechgl; huile de poix. 

Balsamholz, n. hd. Balsemhout; xylobalsamum; 
xylobalsame. 

Baluster, Bannister, eng. Dekplaat 
vau 't sleutelgat aan een slot ; schlusseldocke. 
doeken fórmiges schlusselloch , schlussellochdecke; 
balustre. - (or hand-rail). Op 
kleine pijlers rustende leuning; geldnder, 
treppengeldnder; rampe, balustre. - Leu• 
ningpgler ; geliinderdocke; balustre. 

Balustrade, f. « Op stijlen of kleine 

kolommen rustende leuning, ter hoogte van 

de borst. 

Balustre, m. fr., v. baluster. ~ 

-Spijl in den stoelrug; column; sesseldocke. 
Bamsen, v. a. ,hd., v. abbamsen. 
Banc, Bate, Etabli, m. fr. Opstal 
of stelling (eener draaibank); frame; gestell. 
•• Snijbank ; schaafbank; bench; schnitzbank, 
schneidebank; hobelbank. -Glasmakersbank 
; glass-maker's bench; glasmacherstuhl. 

-(ou siège) Bank (des smeltovens); siege, 
floor; bank, gesbss. - B. a aplanir 
les plaques d'étain, koperen plaat, 
waarop het tin wordt geslagen ; copper-plate 
for flattening the tin; schicht, schichtbank. 
~ B. a broches, Boudinerie & 
bobines commandées, Bobinoir, 
Mechoir, spil-of klosbank, spoelmachine 


BAND -- BANDE. 69 


(bij de machinale spinnerij); flyer, fly- or 
flyer-frame , bobbin-frame , bobbin and flyframe, 
spindle-roving-frame; spindel-oder 
spulbank, spulenmaschine, flyer. — B.a 
broches a bobines comprimées, 
klosbank met drukvleugels ; presser-frame; 
pressflyer, spindelbank mit pressflügeln. — 

B. a broches en fin, fijnspinmachine; 
finishing fly-frame, roving-frame; feinspindel, 
feinflyer. — B. a broches en gros, 
voorspinmachine; coarse-roving-frame, slubbing- 
orslabbing frame; grobspindelbank, grobflyer, 
vorflyer. ~ B. à carder (le drap), 
kaardbank; carding-bench; kri mpelbank. — 

B. a engrenage, bank voor tandraderen; 
serrated drawing-bench; zabnradziehbank. — 
B. a forer, boormachine, boorbank (voor 
geweren); boring-lathe, boring-engine; bohrbank, 
flintenbohrmaschine. o B. à lanternes, 
kannen-of flesschenmachine (voor 
't grof-of voorspinnen); can-frame,can-rovingframe; 
flaschen-, kannenmaschine, laternenbank, 
laternenstuhi. — B. a ourdir, 
scheerraam (bij 't weven); warping-bench, 
bank of issue, mill, frame; zettelbank, sitzbank. 
— B. a river, klinkplaat, klink 
riveting-stock;-bank (der uurwerkmakers); 
nietstockchen, nietbank, nietplatte — B. a tirer on Dragon, trekbank voor bui 

pijpen; tube-drawing-machine; rob--zen of 
renziehbank. — v. adjustirwerk. — v.
argue. — B. à tirer a vis, schroeftrekbank 
; screw-drawing-bench; schraubenziebbank. 
— B. a tubes, Machine a tubes, buismachine; tube-engine, tubespeeder, 
tube-frame ; rbhrenmaschine. 

B. de mouleur, vormbank (der gieters); 
moulder's bench; formbank. ~ B. 
d'étirage, Laminoir, pletbank, pletwerktuig; 
drawing-frame; streckmaschine, 
strecke, zugmaschine, larninirstubi. — B. 
de forerie, v. b. à forer. -- B. 
des eisoirs, schaarbank (der sneden) ; 
bench to which the plate-shears are attached; 

scherbank. ~ B. des éeureurs, vertintafel; 
table on which the iron is tinned; 
verzinntisch. — B. de tréfilerie, draad. 
trekbank; wire-drawing bench; drahtzieh_ 

bank. 
Band, n. hd. Lint ; ribbon, riband; ru 

ban. — V. padou. — (rand, einfassung, 
streif, leiste), rand, zoom, lijst,
strook; border, brim, clothing, fillet, band; 
bande. — Band, snoer, koord, riem; tie, 
band; lien, cordon. — (IJzeren) hoepel of 
band; hoop; bande, cercie ou cerceau (de 
fer). — Band, sieraadsband, ring (om den 
kanonsloop); astragal; astragale. ~ IJzeren 
band , om de geschutvormen ; bridle, hoop; 

bride. — v. angelband. — flouvast, 
kram, klernhaak ; hold fast, catch, crank; crampon. 
— v. balkenband. — Band, stoot 
versterking (der zeilen); band; renfort-lap, 
de la toile. 
Band, m. hd. Band (van een boek); binding, 
cover; reliure. 

Band, eng., v. band, n. hd. 3), 4). — 
(cord, slip). Rib (van een koekenband); 
rippe; nerf, nervure. — (wheel—tyre, 
clout, streak). Wielbeslag, radscheen; 
bandage, radschiene, radrei fen, kranz; bandage, 
bande. -Stuk ijzer ter versterking 
op een ander geweld; kölbel, wurst; mise, 
renfort. — Lijst, rand (om een gebouw, eene 
zuil); leiste, plinte,platte; plate-bande, bande, 
face. • — B. of the glazier, v. attache 
ij. — B. of a sail, v. band, n. 
hd. 11). — Bands, pl. Banden, ringen. 
(die de lade van soldaten -geweren met den 
loop verbinden); schaftringe; capucines. 

Bandabzeichen, n. hd. Soort van 
smal lint; silk-ferret, narrow ribbon; faveur. 
Bandachat, m. Onyx-agaat; ribandagate; 
agate rubané, agate-onyx. 

Bandage, Radschiene, f. hd., v. 
Band, eng. 3). o B. du battant, 
beslag der lade (van sommige weefstoelen); 
hoop or tire of the batten; handwerk der lade. 

Bandartig, Bandförmig, adj. hd. 
Lintvormig ; ribbon-shaped; rubanté. 
Bandalabaster, m. hd. Gestreept albast; 
striped alabaster; albátre ruband. 

Bandanna, Bandana, n. * Soort 
van zijden doek of bedrukt katoen met witte 
of helkleurige plekken op een rooden of 
donkeren grond. 

Bandaxt, f. hd., v. age, eng. 1). 

Bandbezeichnung, f. hd. Boekdeel cijfer 
of -letter; number of the volume; tomaison. 


Bandbohrer, Riegelbohrer, m. 
hd. Zwikboor, kleine avegaar ; small auger; 
laceret, barroir. 

Band—chair, eng. Ketting van Vaucanson 
; Vaucansonsche ketle; ehaine á la 
Vaucanson. 

Bande, t. fr., v. band, n. hd. 3), 5). 

— V. rail. — B. croisée, Contrevent, 
kruisbalk, windstut (aan groote daken, 
in den vorm van een St. Andries-kruis); 
cross-beam, transversal beam; kreuzband, 
blattstuck, windstütze. ~ B. d'essieu, 
v. axle-tree-band. — B. d'excentrique, 
v. bague 2) _ B. de frottement, 
B. plane du tiroir, stoomschuifvlak, 
veestingspiegel; valve-face, schieberadctie. 
® B. de frottement, Plaque 
de friction, wrijvingsplaat (van een 
rijtuigwiel); friction-plate; reibschiene, frictionsscheibe. 
— B. dejonction (d'une 
chaudière a vapeur), stribbe, dekplaat 
(over de lasch van twee platen); junctionplate, 
butt-plate; deckplatte. — B. de 
mortier, mortelstrook (die tot maat der 
dikte voor 't beraapgel dient); floating-screed; 
lekre. o B. de reeouvrement, dek 
zijwangen van een affuit); gar--plaat (der 
nish plate; deckschiene, mittelblech. -- B. 
de renfort, Coiffe de la sassoire, 
wrijfhoutplaat, zweekplaat; sweep-bar-plate; 
lenkscheitblech, lenkscbiene. — B. du 
rognon (de l'arcon), achterlepel (van 


70 BANDEAU 

den zadel); cantle-plate; hinterblech. ••• B. 
de roue, v. band, eng. 3); absehie 
nen. i B. du tiroir, v. b. de frottement. 
— B. du garrot de Parcon, 
voorlepel (van den zadel); head-plate, 
point plate; vorderblech, vordereisen. — B. 
latérale, Lion, zijplaat (der affuitwangen); 
cheek-band, side-strap , bracket-band; 
ziehband, seitenband. o B. plate, Rail 
plat, vlakke of platte spoorstaaf, brug -rail ; 
plate-rail; flache schiene. plattschiene. •^ 

B. saillante, Rail a rebord, Ornière 
saillante, kantscheen ; edge-rail; 
kantenschiene. 
Bandeau, m. fr. Glad lijstwerk (aan 
raam-en deuropeningen, enz.); plain-moulding; 
bandgesim. — v. hinde 2). 

Bandeisen, Reifeisen, n. hd. Platte, 
breede ijzerstrooken, hoepijzer; hoop-iron; 
fer feuillard, feuillard, fer en ruban. 

Bandelette, f. fr. Effen lijstje, regel; 
fillet; plattchen. — Plat staaf ijzer; sort of 
flut iron; flache eisenstange. 

Banden, V. a. hd.: ein segel b., 
stootlappen op een zeil zetten ; to line a sail 
at the edges; bander une voile. 

Banden, n . p1. hd. Banden, boegbanden; 
breast-hooks, fore-hooks; guirlandes. — Rabanden 
; rope-bands; rabans d'envergure. 
IJzeren mast- en rabanden ; hoops; cercles. 

Bander, V. a. fr. Sieraden (in goud) 
weder recht zetten ; to bend ornaments; ver 
wieder grad machen.-zierungen 

Binder (filmische) , n p1. Vlaamsche 
hengsels (met twee armen of bladen); 
flemish bands; pentures flamandes. 

Banderj aspis, m. hd. Onyx-jaspis, 
gestreept jaspis; egyptian pebble, ribbon jasper; 
jaspe rubané, jaspe-onyx, quartz-onyx. 

Bandfabrik, Bandmanufactur, 

f. hd. Lintfabriek; ribbon-manufactory; manufacture 
de rubans. 
B andfOrmig, V. Bandar tig. 
Bandhaken, m. hd. IJzeren duim 

(waarop de hengsels draaien); door-hasp; pivot 
de penture, goed. — (bandzieher) 
Klem-of handhaak, hoeptang (der kuipers); 
dog; davier, chien. — Schinkelbaak ; canhook; 
élingue it croc ou a pattes. 

B-andhammer, m. hd. Zware hamer 
van .50 pond (in de ijzersmelterijen); large 
hammer; grand marteau. 

Bandhobel, m. hd., v. bastringue. 

Bandholz, Reifholz, n. hd. Hoepbout 
; hoop-wood, hoop-poles; bois feuiliard. 
^•• (pfette, fette, dachpfette) Steek 
balk; balk, waarop de daksparren rusten ; 

binding, trimmers, purlin(g), rib, longitudi


nal rafter; panne, chevêtre, filière. 
Bandkette, f. hd., v. band-chain. 
Bandkratze, f. hd. Met kaarden be


dekte band (bij de kaardmachine); fillet-card, 
card-sliver, end; ruban, ruban de Gardes. 

Bandlauf, in. hd. Gedraaide, geslingerde 
loop ; twisted barrel, or stub; canon 
tordu, canon à ruban. 

-- BAND WEBER. 

Bandleitung, f. hd. Strook-of reepleider 
(bij 't kaarden), kanaalmachine ; railway; 
couloir. 

Bandmacher , Borsenwerker, 
Posamentirer, Kleinweber, m. hd. 
Lintwever; passementwerker ; lace-maker, 
lace man; rubanier; passementier, ouvrier de 
la petite navette. 

Bandmanufactur,v. bandfabrik. 

Bandmarmor, m . hd. Gestreept marmer; 
striped or streaked marble; marbre 
rubané. 

Bandmaschine, Ziehmaschine, 
Strecke, f., Durchzug, m. hd. Trekmachine 
(tot uitrekking der vlas-of katoenbanden 
bij de machinale spinnerij); drawingmachine; 
machine à étirer. 

Bandmass, m. hd. Meetband (eene in 
duimen afgedeelde strook); tape-line, tapemeasure, 
measure-tape; ruban-mesure, mesure 
en ruban, cordeau. 

Bandmeissel, m. hd. Gevorkte beitel 
(der slotenmakers); forked chisel; ciseau bifurqué. 


Bandmesser, n. hd. Keepmes, spon mes 
(der kuipers); notcher; cocboir, aissette, 
aisseau. 

Bandmi hle, f., Mi hlstuhl, m. hd. 
Lintweefstoel, lintmolen ; bar-loom; métier à 
la barre, a la zurichoise. 

Bandnagel, m. hd. Bandnagel, treknagel 
; plug, pin, wooden nail; cheville de 
lien, de moise, ételon. — Zoolspijker; cloutnail; 
clou a bandes. 

Bandoir, m. fr. Spanstok, spannagel 
(der passementwerkers); spring; spannnagel. 

— Metalen spanveêr (der schrijnwerkers); 
brace-pin; spannnagel. 
Bandrohr, n. hd. Getrokken loop; 
rifled barrel; canon rayé on carabiné. 
Bandságe, f. hd. Strookzaag; belt- or 
strap-saw; scie à ruban. 
Bandseil, n . hd. Plat, lintvormig touw ; 
plat rope; cable plat. 
Bandstift, Hakenstift, m. Takbout, 
bakkelbout; rag-bolt, barb-bolt, sprig. 
bolt; cheville á barbe, fiche. 

Bandsti ck, n. hd. Bindstuk, draagband, 
schoor-of stutbalk ; brace, strut, bearer, 
joining timber-wood; aisselier, esselier 
jamhette, souillard, contre-fiche, decharge. 

Bandstuhl, m. hd. Lintgetouw ; ribbon-
loom; métier à rubans. 
Bandtresse, f. hd. Livrei-gallon ; livery-
lace, worsted lace; galon de livrée. 

Bandvereinigungsmaschine, f. 
hd. Doubleermachine (der machinale spinnergen); 
lapping -engine or machine; réunisseuse, 
machine à rdunir, doubleur, douhleuse. 
Band—vice, eng. Scheenschroef; schienenschraube; 
vis qui arrête une bande de fer. 
Bandwaaren, f. pl. hd Lint- en band


waren; ribbons; rubans. 

Bandweber, m. hd. Lint- en bandwever, 
kleinwever; ribbon-weaver; tissutierrubanier, 
rubanier. 


 

BAND WEBEREI --

Bandweberei, f. hd. Lint- en bandweverij; 
ribbon-weaving; rubanerie. 
Bandweide, Korbweidé, f. hd. 
Teen ; wicker, withy, ozier; osier. 
Bandwerk der lade, n. hd., v. bandage 
2) . 
Bandzieher, m. hd., v. bandhaken 
2). 
Bank, f. hd., V. arbeitstisch. — 

V. bane 2). — v. schicht 1). — (an 
der brustwehr) Banket (aardverhooging 
of trap aan de binnenzijde des wals); 
banquette; banquette. — (rollbank) Rol 
rolschraag (om een kabel te verplaat--bank, 
sen); roller; chevalet à rouleau. • B. fur 
die glashafen, bank (in den glasoven) 
voor de smeltkroezen ; bench for the glasspots; 
terrasse. 

Bank, (creel), eng. Rolregister (des 
fluweelwevers), kanter; spulenregister, spulenleiler, 
schwei(stock, scherstock, kanter, 
scherbank; cantre, ca(n)nelier. ~ v. Bane 
4). — Steile aardophooping (langs Bene weg graving 
voor een spoorweg), banket; banquel, 
bvschung; banquette, Berge. — B. of 
issue, v. bane à ourdir, s. bane 12). 

Bankbohrer, Bohrer, Bodenbohrer, 
m. hd Avegaar, zwikboor; aard -, 
zwikboor; wimble, auger; tarière. 

Bank-day, Pay-day, eng. Betaal dag 
(van de gezellen der drukkerij); zahitag; 
jour de banque. 

Bankeisen, n., Bankhaken, m., 
Schraubengezwinge, n. hd. Bankhaak, 
klembaak, schroefstok (aan de schaafbank 
); bench- hook; crochet, mentonnet. 

Banket, n. hd , v. banquet. 

Bankhammer,Handhammer, m. 
hd. Bankbamer; bench- hammer; marteau 
d'étaili. — (niethF ammer, satzmeissel, 
beekhammer) Klinkhamer; riveting-
hammer; rivoir, ebasse-pointe. 

Bankhobel, m. hr. Bankschaaf; long 
plane; colombe. 
Bankhorn, n., Schlosseramboss, 

m. Speerhaak (tweehoornig aanbeeld); rising 
anvil; bigorne, bigorneau. 
Bankladen, m. p1. hd. Dwarsleggers 
eener vloer; cross-beams of a floor; poutres 
transversales dun plancber. 

Bankmeissel,Hartmeissel,K altmeissel, 
m. hd. Koud -, kouwbeitel; coldchisel, 
hewing-chisel; ciseau à froid, marteau 
à diviser les barres de fer en long. 

Bankmesser, Hackmesser, n. hd. 

Hakmes; cleaver, chopper; couperet. 

Banksehraube, f. hd. Bankschroef; 

bench-screw; vis d'établi (de charpentier). 

Bankstift, Bankeisen, n. Bank


ijzer (waarmede men eene bank aan een 

muur bevestigt); iron-band; patte. 

Ba(n)nister, eng., v. baluster. 
Banquet, n. hd., Banquette, t. fr., 

V. bank, eng. 3) . — v. banquette 1). 
Banquette, f., Trottoir, m. fr. Verboogd 
voetpad (langs straten, bruggen, enz.), 

BARBILLES. 

trottoir; trottoir; banquet. _ v. bank, 
hd. 4.) & eng. 3). 

Baquet, m. fr. Tobbe, kuipje, bak, trog, 
nap (bij vele ambachten); tub, bucket, trough; 
khbel, wanne, zuber, trog. — Mond (holle 
bak of steen ter vochting van 't papier); 
trough, wetting-trough; wascbtrog. ®v. abflaufass. 
_ v. bachasson. 

Bar, eng. Bank voor eene haven of rivier, 
baar ; baar, barre; barre. — (ingot, 
wedge). Baar, staaf (inzonderheid van 
goud of zilver); barre, gold- oder silberstange; 
barre, lingot. — Dwarshout, bodemstuk 
(eener tong); riegel, riegelholz, querholz; barre. 

— (driving—bar of the bar—loom). 
Drijfstang (van den lintweefstoel); treib-, 
triebstange; barre. e Stalboom, standboom, 
latierboom ; standbaum; barre (d'écurie);•^ 
(bottom-bar) Schuimstang (aan het 
stanggebit); schaumstange; barre. — B. of 
a turning—lathe, ijzeren prisma (dat de 
wangen der draaibank vervangt); eiserves 
prisma; barre. — Boorn, zwengel (der drukpers); 
bengel, pressbengel; barre, barreau. — 
B. (of the chase), Long cross, 
kruis, ijzeren dwarsstaaf (in den drukvorm); 
steg, mittelsteg; barre. — B. for raking 
and stirring,' rakelijzer, breekstang; 
rohreisen; barre à dégager. o (cross— 
arm of a flypress) Hefboom (eener 
schroefpers); schwurnghebel; verge ou balancier. 
— B. of a chimney, schoorsteen tong; 
zungenstab; barre de languette. — 
B. of the lintel, v. angelstift. 
Longest bar, etc., V. gouvernail. 
. v. eottière. 
Bar, m. hd. Heiblok ; ram, beetle, punch; 
monkey; Die, demoiselle, mouton. — Steenen 
beer (als keerdam); dam; bdtardeau. 

Barbacasse, f. fr. Stopper, zwakke 
hals ; stopper; stopper, stopfer. 

Barbadoes—tar , Mineral—tar, 
Pissasphalt, in. hd. Bergteer, bergpek, 
mineraal pek; berglheer; goudron mineral, 
pissaspbalte. 

Barbary—wood, eng. Berberishout , 
zuurdoorn hout ; berberisholz, sauerdornholz; 
vinetier. 

Barbe, f. fr. Ongelijkheid, oneffenheid, 
ruwheid (op bewerkte metalen voorwerpen, 
op graveerwerk); unevenness, asperities, roughness, 
rough; grath, Bart, ungleichheit, unebenheit. 
— B. du pène, nok, baard van 
de schoot; bit, toe; Bart, angriff. — B. de 
la clé, Panneton, sleutelbaard ; bit, 
beard; schldsselbart. — Ruige rand van 
papier; edge of uncut paper; rand am unbescbnittenen 
papier. — V. bavure. — 
Barbes (8ter les), -. abraspeln. 

Barbette, f. fr. Bank-, speelbatterij 
(zonder borstwering); barbet, barbette; bank, 
sttickbank, geschiitzbank, pritsche. 

Barbeyer, Barboter, Pasier, v. n. 
fr. Killen, wapperen, slingeren, slaan (van 
de zeilen); to shiver; killen, wappern. 

Barbilles, f. pl. fr. Baard, oneffenhe



72 BARBIN 

den (aan den rand der te munten metaalplaat 
burr; bart, tlittercben, zgckchen.-jes); 

Barbin, m. fr. Draadvoerderstang der 
zijdehaspels; guide on the silk-reels; fadenleiter, 
fadenfiihrer. 

Barboter, v barbeyer. 

Barbotine, f. fr. Pottenbakkerskieefdeeg; 
slip, slop; tupferbrei, schileker. 

Barbure, f. fr., V. balèvre. 

Barchent, (n. hd. Fustein, bombazijn; 
twell, twill; futaine. Glatter b., (effen) 
bombazijn; pillow, fustian; futaine a 
deux envers, bombasin. — Rauher b., 
ruig bombazijn; swandown, duck; futaine à 
poli. Ungek4perter b., Levantiniseher 
b., levantine twill; escamette, 
escamis. 

Barchentweber, Barehentwirker, 
m. hd. Bombazijnwever; twill-or fustian-
weaver; tisserand-futainier, futainier. 

Bardeau, m. fr., v. aissante. 

Bardis, m. fr. Opboeisel, vloeiplank, 
zetgang, loose stelling, garniering; waterboards; 
auffutterung, sat(z)gang. 

Bardot, ni. fr., v. ausschussbogen. 
— Hel (bakje waarin de zetter • de 
slechte letters werpt); case for defective letters; 
defektkasten. 

Barelling, Swelling, Bulging, 
eng. Welving. ronding, zwelling, uitzetting 
; wolbung, schweiTung, bauchung; bombement. 


B renkoth, m. hd. Kleverig schuim 
(op het gesmolten zilver) ; sticky scum; 
Grasse gluante. 

Barge, eng. De groote sloep (van een 
oorlogschip); die grosse schaluppe; le grand 
canot. 

Barge–board, eng., v. acrotères. 

Barge—couple, eng. Dwarsbalk (ter 
versterking); querbalken; traverse, poutre en 
travers. 

Barge—course, eng. Dakpannenrij, die 
over den gevel uitsteekt; dachziegelreihe, die 
ober den giebel hinausragt; battellemen t qui 
porte jusque hors du pignon. 

Baril à bourse, m. fr. Beurston (voor 
't vervoer van 't kruit en de granaten); 
budge-barrel; beutelfass. — B. à ébarber, 
polijstvat (voor geweerkogels); polishing-
barrel; polirfass, rollfass, rondirfass, kugelglattfass 
— B. à feu, B. ardent, 

B. infernal, B. foudroyant, bliksemend 
vat, stormvat; fire-barrel, thundering 
barrel; sturmfass, brandfass, feuertonne. — 
B. a poudre, buskruitton ;powder-barrel; 
pulvertonne, pulverfass. 
Barillet, Tambour, m. fr. Trom 
horloge); barrel, spring-box;-mel (van 't 
federhaus. (v. arbre du barillet, s. 
arbre). ~ Veerbus, trommel (van een 
slot); drum; federgehi use. ~B. (corps de 
pompe, canne à pompe). Pompbuis; 
barrel, chamber of a pump; kolbenröbre, pumpenstiefel. 


Barillon, m. fr. Gesteeld schepvaatje 

BAROMETROGRAPH. 

(der plateelbakkers); small vessel for scooping; 
schopfktibelchen. 
Bar-iron, eng., v. Balleisen. — 

V. bidons. 
Baritel, m., Machine á baritel, 
f. fr. Kaapstander der mijnen ; lode-capstan; 
göpel. 
Barium, m. fr. Barium (metaliische 
basis der barytaarde); baryte, barites; baryt. 
Bark, eng. Barkschip, bark; barke, barkschif; 
grand vaisseau marchand a trois mats, 
sans vergues au mát d'artimon, barque. 

Bark, eng. Bast, schors ; rinde; écorce. 
Barkasse, f. hd. Barkas, werksloep; 
long-boat, launch; chaloupe de vaisseau. 
Bark—boat, eng. Bark, schuit, klein 
vaartuig; barke, kleines boot; barque. 
Barke, f. hd., v. bark (1. art.), 

bark-boat. 
Barked, eng., v. abgerindet. 
Barking—axe, eng. Schorsbtjl ; rinde


beil; háche-écorce. 
Bark—stove, eng. Stoof voor 't schorsdrogen 
; lohbad; écorcier. 
Barkunen, f. pl. hd. Rondhouten, windboomen 
; baulks, gu/fers; billes d'orme. 
Bar—lathe,eng.Prisma-draaibank, draai 
prisma-drehbank; tour-bank van Maudslay; 
à barre. 

Barlin, m. fr. Knoop (aan 't begin of 
't einde der zijde gelegd om ze te twijnen); 
loop; bindeschleife, ziehschleife. 

Bar-loom, eng., v. bandmuhle. 
Barm, eng., Barme, f. hd. Biergist; 
levure. 

Bar—magnet, eng. Magneetstaafje; 
magnetstabchen, -stange; barreau aimantd ou 
magnétique. 

Barnacles, f. pl. eng. Neusknijper, 
pranger; bremse; moraille. 

Barockperlen, f. pl. hd. Niet zuiver 
ronde paarlen; ragged pearls; eerles baroques. 
Barometer, m. hd. & eng., v. baro


mètre. 
Barometerröhre, f. hd. Barometerbuis 
; barometer-tube; tube de baromètre. 
Barometeruhr, f. hd., v. barome 
-trograph. 
Baromètre, m. fr. Barometer, lucht 

zwaartemeter, weerglas; ba--drukkingsmeter, 
rometer, weather-gage; barometer, schwermesser, 
wetterglcs. — B. a eadran, 
wijzer-barometer ; wheel-barometer; radbarometer. 
~ B. à euvette, bakbarometer; 
cistern-b.; clsternenb. ••: B. a, cuvette 
fixe, b. met vast bakje ; b. with fixed 
cistern; b. mit fester cisterne. ~ B. à 
euvette mobile, b. met bewegelijk bakje; 

b. with moveable cistern; b. mit beweglicher 
cisterne. ~ B. à siphon, hevelnarometer 
; siphon-barometer; heberbarometer. 
B. à tube incliné, diagonaal -b.; diagonal-
b.; diagonalb. — B. portatif, reisbarometer 
; portable-b.; reisebarometer 
Barometrograph, eng., Barométrographe, 
m. fr. Barometeruurwerk, ba



BAROMÉTRIE — BARROW-MAN. 

rometrograaf (werktuig lat zeif de veranderingen 
in de luchtdrukking aanteekent); ba 
rometeruhr, scliwerrnesseruhr. 

Barométrie, Ir., Baromotrie, hd. 
f., Barometry, eng. Kunst om de zwaarte 
der lucht te meten ; ook : kunst om met 
barometers om to gaan. 

Barosanème, m. fr. windkrachtmeter; 
wind-gauge; windwago. 

Baroselenite, eng., v. baryterde, 
barytspath. 

Barot.ins, in. fr., v. balkfüllings. 

Bar–pump, eng. Bottelierspomp, hand


pomp ; koclispumpe; pompe pour futailles. 
Barque, f. fr., v. bark–boat. 

V. bark (1. art.). - Zijdeweverskuip; 
vessel for silk-dyeing; seiden färtergefäss. 
Barquin, in. f1'., v. aeseher 2 ). 
Barras, eng. , v. baline. 
Barre, f. fr. y lid., v. bar 1) & 

-Barre, f. fr., V. bar 3), ij, 5) 2 7), 
8) 2 9). B. a dégager, v. bar to). 
-B. mine, v. aiguille t). B. 
d'appui, balie, borstieuning ; parapet; 
brustlehne, lehnstange. - B. d'arcasse, 
worp; transom; worp, wrang. Grande 
b. d'arcasse, hekbalk ; wing-transom; 
beckbalken. B. d'arc–boutant, deurhaak 
; crotchet of a door; thiirhaketi. B. 
d'attelage, koppelstang (die de locomotief 
met den tender verbindt); drag-bar; kuppeistange. 
B. d'écusson, B. au 
bout de l'étambot, patrijsbalk; counter-
transom; ober-heckbalken. - B. de 
fonte, staaf van gietijzer ; cast-iron joist; 
gusseisenstange. - B. de hune, zaling 
(der mastkorven); trestle-tree; sahling, querholz. 
- B. de languette, v. bar 12). 
-B. do pompe, zuigerstang; pump. 
spear, roã, guide; kolbenstange. B. de 
relevage, stang der keerkoppeling (van de 
locomotief); reversing-rod; u mkehrstange. 
B. de soudure, soldeerstaal; solder-stick; 
lothstange. B. d'excentrique, Ti– 
rant d'excentrique, excentriek-stang 
(eener stoommachine); eccentric-rod; excentrikstange. 
B. du ehssis, v. bar 9). 
B. du gouvernail, helmstok, roerpen, 
inspit, tiller, helm; ruderpinne, helm, helmstock. 
- B. du linteau, v. angelstift. 
Barreau, m. fr., v. bar 8). B. 
aimanté ou magnétique, v. barmagnet. 


Barrefort, m. fr. Denneblok, zwaarst 
stuk hout van den den ; fir-beam, fir-post; 
fichtenbalken, -pfosten, -pfahl. 

Barrel, eng. Vat, ton, trommel, cilinder, 
rol (in 't algemeen iets bols en rolvormigs); 
fass, trommel, cilinder; ban!, tambour, cylindre, 
rouleau. — Loop, geweerloop ; lauf, 
gewekrlauf, raPs-; scliiene; canon. B. of 
a piece of ordnance, kanonloop, buis 

van 't kanon ; kanonenrolir, kanonenlauf; 
Canon. -Sleutelpijp ; sclilïesselrö/tre, -rolir, 
stiefel; canon. — Gletijzeren trommel (der 

ijzerpletters); gusseiserne trommel; tambour. 

-Pompbuis, v. barillet 3). — Horlo. 
getrommel, v. barillet 1). B. for 
amalgamation, v. anquickfass. 
B. for rolling musket-balls, v. 
baril a ébarber. B. of earth, 
Gabion, schanskorf ; sc/sanzkorb; gabion. 
Barrel-arbor, eng., v. arbre du 
barillet. 

Barrel–breecher, eng. Schroefsn(jder 
(in geweerfabrieken) ; sclsraubenschneider; enculasseur, 
garnisseur. 

Barrel–forger, Barrel–welder, 

m. eng. Loopensmeder, -maker; rohrsclsmied, 
rolsrschweisser; canonnier, forgeur de canons. 
Barrel–loop, eng Haft of schaft (van 
den laadstokloop) ; haft; tenon. 
Barrel–plane, eng. Loopschaaf (voor 
't gootsgewijs uithollen der lade); rolirliobel; 
rabot it canon. 

Barrel-plug, Standard-plug or 
–cylinder, eng. Kaliber-cilinder (ijzeren 
rol van de dikte eens geweerkogels); kalibrircylinder, 
kugel (der bïschsenmacher); cylindre 
vriflcateui, dé ou dez. 

Barrel-welder, m. eng., v. barrel– 
forger. 

Barreneinguss, m. hd. Staafvorm 
(in de munt); ingot-mould, foss, flask; ungotière. 


Barrensilber, n. lid., v. argent en 
barre. 

Barret, eng. Veerstift, trommeistift (van 
een horloge); spilplaatje ; federlialter, federlsausslift, 
zapfenblech; barrette. 

Barrette, f. fr. Wrijfplaat, spiegel der 
stoomschuif; valve-face; fiäche der hohen 
kante (des schiehers). v. barret B. 

d'une roue de montre, speekje van 
een horlogerad ; arm of a watch-weel; stabchen, 
speiche an elnem ubrrade. Barrettes 
a) peignes, hekelstaven (waar. 
door in de machinale vlasspinnerij de vlasbanden 
aangelegd worden en eene eerste 
uitrekking ondergaan), heckle-bars; hechelstbbe. 


Barrier, Ir. Werkman aan de muntschroef 
; workman at the minting-mill; mtinz 
druckwerk. -knecht ani

Barrière, B. de clOture, t. fr. Sluit


boom of hek (aan de overwegen van eenen 
spoorweg) ; railway-gate; barrière. 

Barrièrewärter, hd. , Barrierwaiter, 
eng. m. Overwegwachter; garde


barrière. 

Barrique a, feu, B. foudroyante, 

f. fr., v. baril a feu. 
Barroir, m., Vrille á barres, r. fr. 
Kuiperszwikboor ; bar-wimble; riegelbohrer. 
Barrotins, m. p1. fr., v. balkfüllings. 
Barrow, eng. Doove gangsteen (aan den 
ingang eener mtjnschacht); halde; balie. -

B., Double-weel-barrow, handwagen 
; itandwagen; vinaigrette. 

Barrow-man, m. eng. Wegkruier van 

7 


74 BAR—SHOT 

de metaalslakken (in ijzersmelterijen); schla


cicen fuhrer, -ldu fer; brouetteur des Grasses, 

brouetteur. 

Bar-shot, Double-headed-shot, 

eng. Stang-, bout-, kneppelkogel; stangen 

boulet barre ou ramé, boulet a bran--kugel; 

che, boulet à deux tétes. 

Bart, m. hd., V. barbe 1), z), 3). s• 

Vormnaad, v. bavure 1) & 2). 

Barteln, V. a. hd., v abstutzen. 

Barteltuch, n. hd. Laken van de eerste 

schering; cloth of the first shearing; drap 

de la première Conte, drap tondu en barman. 

Bartklappe, f. hd. Scherpkantige nijp 


tang (om den sleutelbaard etc. in den schroef


stok te houden); bit-pincers; tenailles á chan


frein. 

Bartnagel, m. hd. Takbout, hakkel


bout; barbed nail; cheville barbée, barbelée 

ou à lea r be. 

Bartplanken, f. pl. hd. Bodernstukken 

(voor vaatwerk); bottom-pieces; bols d'enfon


cure, bois pour fonds. 

Barttau, n. hd. Touw om te lichten ; 

lifting-rope; corde pour soulever. 

Bar-wimble, eng., v. barroir. 

Barymétrie, fr., Barymetrie, hd. f., 

Barymetry, eng., v. barométrie, etc. 

Baryt, m. hd., Baryta or Barytes, 

eng., Baryte, f. fr. Barytaarde, zwaar 

ook: zwaarspaath-aarde, oxyde van barium; 
of zwavelzure zwaaraarde. ~ Chromsaurer 
b., chroomzure zwaaraarde; chromate 
of baryta; chromate de baryte. — 
Kohlensaurer b., koolzure zwaaraarde; 
carbonate of baryta; carbonate de baryte. 
Salpetersaurer b., salpeterzure zwaaraarde; 
nitrate of baryta; nitrate de baryte. 

Baryterde, f. hd. Barytaarde ; earthy 
baroselenite, heavy spar-earth; terre pesante. 

Barythaltig, hd., Barytifère, fr., 
Barytiferous, eng. adj. Barythoudend, 
wat zwaaraarde bevat. 

Barytiumoxyd, m. hd Baryt, zwaaraarde; 
heavy earth; terre penante. 

Barytspath, Metallspath, m. hd. 
Barythspaath, zwaaraarde-spaath, zwavelzure 
baryt; lamellar heavy spar, foliated baroselenite, 
sulphated baryta; baryte sulfatée. 

Baryum, V. barium. 

Bas de casse, m. fr. Onderkas, bene denhelft 
der letterkas; lower case; untere 
hälfte des schrift-oder setzkastens. 

Bas de la chafne, Pas d'en bas, 

m. fr. Ondervak, ondersprong (dat gedeelte 
van den ketting, dat bij 't weven blijft liggen 
of naar beneden wordt getrokken); bottom 
of the worp, lower shed; unterfach, untergelese, 
untersprung. 
Bas de soie, m. pI. fr. Boeien, voetkluisters 
(der gevangenen aan boord); bilboes, 
bilbows; bujen. 

Bas du bois, m. fr. Het onderste der 
lade (van een geweer), kolf en greep of hals; 
butt-end and handle; hinterscbaft. 

Basalt, m. hd., Basalt or Basaltes, 

BASE. 

eng., Basalte, fr. m. Basalt, blauwachtig 

groene of groenachtig zwarte vulkanische 

steensoort, die zeer dicht en bard is. 

Basaltglas, n. hd Glassteen, basaltglas, 

lavaglas, Mullersch glas, hyaliet; hyalite; 

hyalite. 

Basaltic tuf, eng., Basalttuff 

Traptufi, m. hd. Basalttuf; tuf basal


tique. 

Basaltwaaren, f. pl. lul., v. wedg


wood. 

Basane, f. fr. Bezaan leer, bereid scha 

basil, sheep-leather; zubereitetes-penleer ; 

schatleder. 

Basanit, hd., Basanite, eng. y fr. 

Basaniet (proef-of toetssteen der Ouden). 

Basanomelan, m. i , v. tisanate 

de for. 

Bascule, f. fr. Zwengel, wip, wipplank; 

see-saw, rocl^ing, double lever; schwengel, 

schlag-, schnellhalken,schaukelbrett,fallbret. 

— (basculeur, batteur—etaleur). 
Watten machine, uitspreidingsmachine (der 
machinale katoenspinnerijen); lap-machine, 
spreader,spreading-machine,blower and spreader; 
lappingmaschine, wattenmaschine, aufbreitinaschire, 
wickelmaschine. — Schuif 
slede-stang (die in de lioutzaagrnolens de 
voor de zagen schuift); see-saw, crank of the 
saw-frame; schiebstange, schwengel. — Wip, 
zwengel (van den handweefstoel); swipe; 
schwung, stange. ® B. a besace, tegenwicht 
van 't spangewicht (aan den handweefstoel); 
weighing' lever; gegengewicht des 
spanngewichts. — B. a pignon, getande 
slagveer ; serrated spring, lever; gezahnter 
sc b n el l e r. — B. de fermeture aux 
portes, sluitveer aan deuren ; door-spring, 
locking-spring; schliessfeder an thiiren. — B. 
de pompe, pompzwengel ; handle, brake; 
pumpensch wengel. v. brimbale.—B. des 
soufets, blaasbalgzwengel ; double lever 
of the bellows; swipe. —B. d'une elo 

-ehe,

tuimelaar eener klok ; bell-crank; 
glockenziehwirbel. — B. d'un couteau, 
springveer van een mes; knife-spring; springfeder. 
~ B. d'une horloge, v. auslosung. 
— B. d'un loquet, klink 
lichter ; lever; klinkedrucker. — B. d'un 
métier, schietspoeidrijver (van een machinaal 
weefgetouw); picker, picking-stick, pecker, 
whip, driver; knecht, schneller, peitsche, 
treibstock, treiber, rechen. ~ B. (d'un 
moulin à vent) , vang; beam; pass, baum, 
hemmbaum. ®B. (d'un pont—levis), 
Flèehe, wip; swipe, beam, draw-beam, 
counterpoise. — B., d'un puits, putzwengel; 
beam of a well; eimerstarige, ruthe. 

Basculeur, m. fr., v. bascule 2). 
Base, f. -Voornaamst bestanddeel van 
een iichaarn ; grondslag, eerste beginsel, grond 

radicaal, basis; first principle,-stof, element, 
radical, element, basis; grundlage, grond- oder 
hauptstoff, basis. — lb Basis, elk samengesteld 
lichaam, dat de eigenschap heeft zich 
met een zuur te verbinden om een zout te 


 

BASE—RING

vormen. — B. acidifiable, fr. verzuurbare 
basis ; acidi/lable base; s urefdhige 
base. - B. salifiable, zoutvormende 
basis; salifiable base; salzfähige base. -

B. d'un talus , f. fr. Grondslag of 
basis van eene glooiing of taint; base of a 
slope; bosehungsanlage. — B. dune colonne, 
Piëdestal, voetstuk eener zuil, 
pedestal; base of a column, pedestal; fussgesteil, 
postement, basis. 
Base-ring (of a gun), eng. Hoogste 
of achterste sieraadsband, plint van den stoot 
band, hochste bodenfriese; plate -bande-bodem; 

de culasse. 

Basic, adj. eng., v. basique. 

Basil, eng , V. basave. 

Basil, eng., Basile, m. fr. Schuine 
kant aan een schaafbeitel, bies; inflection, 
angle of inflection of a plane; neigungswinkel 
eines hobels, schlichtwinkel. -Ba 

-sils (of a diamond),

hoofdruiten der 
zijvlakken ; hauptrauten der seiten fldchen; 
biseaux. 

Basin (or Gutter), eng. Goot (die 't 
gesmolten metaal in den vorm voert); gerinne, 
gussloch, eivr.uss; éehenal, écheneaii, 
dchenet. - (socket, sole, sump). 
Ontvangbekken voor 't gesmolten metaal; 
stichherd, vortiegel, pfanne; catin. -Koperen 
bekken of spoelvat (bij velerlei industrie); 
wasserbecken; bassine. - (kettle). Bakje 
(van de barometerbuis); kesselchen; cuvette, 
niveau. -Slijpschaal (der glasslijpers); 
schlei fschale; bassin, boule, débordoir. 
Viltplaat, vormplaat (der hoedenmakers); 
steiferblech, filzblech; hassin. -Dok ; docke, 
werftdocke, kumm; bassin. -B. of a 
port, havendok ; hafendocke, innen-oder binnenhafen; 
bassin de port, paradis. - v. bassin 
de construction, s. bassin 8). — 

B. of reception, Foyer, ontvanghaard 
(gedeelte van den hoogoven, waarin zich 't 
gesmolten metaal verzamelt); tümpel, schacht; 
renardière, timpe, creux du fourneau, bassin 
de réception. -Rinsing-basin, spoelbekken, 
spoelkom ; schwenk-, spulschüssel, 
spsilkumnp f; bassin. — Refining-basin, 
V. abtreibeherd. 
Basique, fr., Basic, eng., Basisch, 
hd. adj. Basisch.—Sels basiques, basic 
salts, basische salze, basische zouten, 
zulke zouten, waarin 't metaal-oxyde de overband 
heeft. 

Basis, eng., v. base, * 1). 

Basisch, hd., v. basique. 

Basket, eng. Schelpvormige beugel (van 

het sabelgevest); handkorb; coquille. -
Steenmand (voor mortieren); steinkorb; panier 
pour le pierrier. -Korf (van 't kapiteel); 
glocke; vase, corbeille. - B. of 
miners, .earth-barrel, scbanskorf; 
schanzkorb, minirkorb; panier du mineur. 

Basket-anchor, eng. Ankermand (ter 
vervanging van de ankers bij 't leggen van 
scbipbruggen); ankerkorb; panter d'ancrage. 

Basket-hilt, eng. Schelpvormige slag 

-- BASSIN. 75 

beugel (van eene sabel); korb, degenkorb; 
garde, panier. 

Basket-pole, eng. Mandenst.ang (die 
aan de wanden van den kaapstander der 
mijnen [v. aufwindmaschine] wordt 
gestoken); korbstange; courbestan. 

Basket-work , Wicker-work, 
Banding, Web of gabions, eng. Ge 
rijswerk, kribwerk, kribben.; /echt..-vlochten 
werk; clayonnage. 

Bas-métier, m. fr. Knieweefstoel, 
kleine weefstoel ; small-ware-loom; kniewirkerstubl, 
kleiner weberstuhl. 

Bas-relief , m. fr. , Bas-relief , 
Basso-relievo, eng.,v. flache arbeit, 

s. arbeit. 
Basse-Boude, f. fr. Bovendeel van 
den blaasbalg eens hoogovens; upper part 
of the bellows of the furnace; oberer theil 
des blasebaigs eines bochofens. 

Basse-étoffe, f. fr. Met veel lood ver 
tin strongly alloyed with lead;-mengd tin ; 
stark mit blei versetztes zien. 

Basse-lisse, t. fr. Soort van weefsel 
of tapijtwerk met ingewerkte levendige fi 
guren, bi hetwelk de ketting horizontaal 
op het getouw ligt, terwijl hij bij dat wat men 
haute-lisse noemt er te lood op staat, 
figuurtapijt, basse-lisse; tapestry of the low 
warp; tiefschhftige tapete, bildtappicb. 

Basse-lissier, m. fr Basse-lisle-wever; 
maker of low-warp tapestry; bildtappichwirker. 


Basse-marche, f. fr. Trede van den 
basse-lisse. stoel ; treadle; tritt der bildtappichwirker. 


Basse-palée, f. fr. Grondjuk, ingeheide 
palen, grondpalen (voor brugwerk); 
foundation piles, piles of substructure; grundjoch, 
grundpfáhle. 

Basse pression, f. fr. Lage drukking; 
low pressure; niederdruck. 

Basser, v. a. fr : b. la charme, 
den ketting slichten; to dress the warp; den 
aufzug schlichten. 

Basses-vergues, f. pl. fr. Groote 
of hoofdraas; studding sail-yards; unterraas. 


Basses-voiles, f. pl. fr. Onderzeilen; 
lower sails; untersegel. 

Basse-terne, f. fr. Lijzijde eens ellands 
(vooral der Antillen); zijde onder den wind; 
leeward coast; legerwall. 

Bassin, m. fr. Slijpschaal, etc., v. basin 
5). — Viltplaat, etc., v. basin c). 

-Spoelbekken, etc., v. basin 1 t). - B. 
d'un port, v. basin 7). ~ B. d'affinage,
v. abtreibeherd. ~ B. d'une 
balance, schaal, weegschaal eener balans; 
scale; wagschale. - B. de confrérie, 
bodem van den smeltoven, vergaarl.ekken ; 
sole of the furnace; collectbecken. - B. 
de construction, dok, droog dok van 
aanbouw; dry docR, dock, basin; werfdocke, 
docke. - B. de fusion, smeltkroes; 
smelting pot; schmelztiegel. - B. de ré

76 BASSIJNAS 

caption, v. basin 10). — B. évapocatoire, 
v. abdampfungsschale. 

Bassinas, m. fr. Bij 't kloppen besehadigde 
cocon ; cocoon injured during the 
beating; beim schlagen besch1digter cocon. 

Bassine, f. fr., v. basin 3) . ~ 
Vochtkuip (der glasfabrieken) ; wettingtrough 
; feuchtmulde, feuchtzuber. - B. 
d'évaporation , v. abdämpfungsschale. 


Bassinet, m. fr. Pan, laadpan (van een 
vuursteenslot); pan, touchpan; pfanne, ziindpfanne. 
- (godet, onglet). Pan (van 
mortieren); priming-pan; zundpfanne. 
(diablotin). Derde indigo -kuip, rustkuip; 
fecula-vat; dritte loipe. 

Bassorine, f. fr'. y hd., Bassorin, 
eng. Nader bestanddeel van sommige gom harsen 
, bet eerst ontdekt in de bassora-gom. 

Bassotin, m. fr., v. abseiheki pe. 

Bast, m. hd. Bast; livret, bast; liber, 
livret. ® V. kamelot. — B. der kokosni 
sse, bolster der kokosnoten ; bark 
of the cocoanut; brou du coco. 

Bastard, eng. Basterdvorm (een der 
grootste suikervormen); basterform, bastern; 
bátard. - in. hd., v. bátard 3). 

Bastard-cut, eng. Middelsnee (der vijl); 
mittelhieb; moyenne taille. 
Bastardfeile, f. hd. Basterdvijl; bas• 
tard file, bastard-toothed file , planing-file; 

lime bátarde. - v crapone. 

Bastardfenster, i,. hd. Half venster, 
klein venster boven een grooter ; mezzanine; 
(fenêtre) mezzanine. 

Bastard-file, eng., v. bastardfeile. 

Bastardtitel, m. hd. Voorhandsche 
(verkeerdelijk doorgaans fransche) titel; bastard-
title; faux titre. 

Bastei, f. hd., v. bastion. 

Baster, Baster-ladle, eng. Scheplepel 
(des glasmakers, etc.); schopfloffel; puisoir. 


Basterform, eng., Bastern, hd., v. 
bastard 1). 

Bastet, m. fr., v. quenouillette. 

Basthanf, m. hd. Onverwerkte hennep; 
rough hemp; chanvre cru. 

Bastion, -Bolwerk, bastion. &• B. 
creux ou vide, fr. hol bastion ; empty 
or hollow bastion; die (das) bohle bastion. 

-B. détaehé ou coupé, afgezonderd 
b.; detached b.; die (das) abgesonderte b. -
B. double, dubbel b.; double b.; die (das) 
doppelte b. - B. plat, vlak b.: flat b.; 
die (das) flache b. ~ B. plein, vol b.; 
full or solid b.; die (das) volle b. ~ B. 
retranehé, geretrancheerd b.; retrenched 
b.; the (das) abgeschnittene b. 
Bastling, Bastling, m. hd. Zaaddragende 
hennep, zaailing, vrouwelijke hennep; 
female hemp; chanvre femelle. 

Bast-mat, eng., Bastmatto, f. hd. 
Mat van boomschors; matte d'écorce. 
Bastringue, Wastringle, Ra 
-cloir,

m. fr. Smalle schaaf, speekschaaf; 
i 

BBATÉ.Ë . 

spoke-shave; speichenhobel, bandhobel, schab 
® Appareil des bastrin--hobel. 
gues, V. s. appareil. 

Bastseidenzeug, m. hd. Oostindische 
schorszijde, biambonies; biambonees; biambonées. 


Bastseil, n. hd. Touw uit boombast; 
bast-rope; corde d'écorce, corde de tilleul. 

Bat, (club, rammer), eng. Klopper, 
beuker, stamper; bläuel, schl gel; batte. ~ 
Platte klapper voor 't vormzand ; pritsche 
den formsand damit zu schlagen; passe-partout. 
-Slaghout (der wevers, hoedenmakers); 
schlagholz; coche. _ (or beetle). 
Leemkiopper (der pottendraaiers); thonschla-gel; 
schldgel, bechertraube; piqueron, batte 
de potier. 

Bataille, f fr. Galerij op den schoor 
smidsen, windschut; screen--steen der groote 
ing walls round the mouth of furnaces; 

windschutzer. 

Bataillère, f. fr. Touw, dat den klap. 
spaan of molenklepper in beweging brengt, 
valtouw ; rope to drive the clapper or clacker; 
klapperstrick. -

Bátard ou Champy, m. fr. Fransche 
papiersoort, breed 4 7O, hoog 306 strepen, 
wegende ;ï 2 a 6 pond per riem. ® v. bastard. 
- B. de racage, rakketros, rak touw 
; parrel-rope, truss; racktau, bastard. 

— V. bidons. 
Ba,tarde, f. fr., v. taille (d'une 
lime). 
Batardeau, m. fr. , v. abdammung 
2). 
Batavia, m. fr. Half-zijden, aan weerszijden 
eveneens gekeperde stof van Java; ba 
. fancy-tweel; koper mit zwei gleichen-tavia; 
oder rechten seiten, zweiseitiger oder beid rechter 
koper. 

Batayole, f., Chandelier ou Montaut 
de bastingage, m. fr. Verschansingsijzer 
of -schepter; crotch for the netting; 
regelingsstutze, regelingsstieper, finkennetzstutze, 
finkennetzstieper. 

Batch, eng. Ovenvol ; o fenvoll, satz, 
schicht; fournée, couche.Bate, f. Binnenrand om eerre horloge 

; border-inside of the watch; zarge, ei n --kas 
fassung. -Slotgrendel; bolt; riegel am 
schloss. 

Bateau, m. fr. Vaartuig, schuit, boot; 
vessel, bark, boat; fahrzeug, boot. - B. a 
vapeur, Vapour, m. Stoomboot, stoom 

steamer, steam-boat, steam-ship; dampf--schip; 
boot, dampfschiff, dampfer. - B. 'a napeur 
de guerre, gewapend stoomschip, 
stoomoorlogschip; man •of-war-steamer, armed 
steamer, steam frigate; kriegsdampfschiff, 
kriegsdampfer. — B. charbonnier, 
Houilleur, Charbonnier, kolenschip; 
collier; kohlenschif. ® B. délesteur, 

B. lesteur, v. ballast-lighter. 
Batée, f. fr. Hoeveelheid aarde, die te 
gelijk gekneed of getreden wordt; beating; 
stampte. 


BAT-FILIERE 

Bat-$lière, f. fr. IJzerdraadkiopper; 
beater of the draw-plate; zieheisenklopfer. 
Bath, Dyer's-bath, eng., v. bad Z).
•• (water-bath), v. bain-marie.—

v.bain3),4).
Bath metal, eng. Prinsmetaal, tombak 
; prinzinetail, tomback; similor, tombac. 

Bathometer, eng. ,y hd., Bathomètre, 
fr. m. Dieptemeter (inzonderheid voor 
zeediepten). 

Báti, m. fr., v. bane I). ~ Raam of 
lijstwerk (ter insluiting of omvatting); 
hout ter bekleeding, belegging; vulling; frame, 
frame-work, skeleton; futterholz, gruns. 
(cadre, chassis, eharpente de la 
machine) . Raam of berrie (van 't stoom werktuig 
der locomotief); engine-frame; rabmen, 
masch in en gestel i. -B . du plaeage, 
houten grond, waarop het fijne en dunne 
opleghout komt ; ground, floor; blindholz. 
fiiilhrett. - v. Cage 1). 

Bátiment, m., Batisse, f. fr. Gebouw, 
bouwwerk, huis; building, edifice; 
gebdude, bauwerk, haute, haus. -Vaartuig, 
schip; ship, vessel; falrzeug, schifi. o B. 
á un, deux, trois mats, één -, twee -, 
driemast-vaartuig; vessel with one, two, three 
masts; ein-, zwei -, dreiinastiges fabrzeug. 

B. a napeur, stoomschip, stoomoorlog schip; 
steam-ship, armed steamer, men-ofwar-
steamer; dampfschif, kriegsdampfschiff. 
— B. additionnel, bijgebouw ; additional 
building, outhouse; nebenbau, anbau. -
B. de graduation, verdampingsbuis, 
gradeerhuis, gradeerwerk ; graduation house; 
gradirbaus, gradirwerk. e B. de guerre, 
oorlogschip; man-of-war; kriegsschif. ~ B. 
faible du cóté, B. j aloux, rank, 
wreed schip; crank ship; ranker schiff. 
B. fort du cóté, stijf schip, schip met 
veel stabiliteit; stiff ship; steifes, segeisteifes 
schiff. ~ B. parlementaire, parlenmentair 
schip, kartelschip; cartel, cartel-ship, flag 
of truce; kartelsehiti. ~ B. ponté, non 
ponté, gedekt schip of schip met een dek; 
open of onoverdekt vaartuig; decked, undecked 
or open vessel; fahrzeug mit einem deck; 
fahrzeug oboe deck oder offenes fahrzeng.
Bátir, Construire, v. a. fr. Bouwen, 
optrekken ; to build, to construct; bauen , auffiibren, 
errichten. 

B^tissage, m. Raamstelling (bij 't machinale 
spinnen); frame, wood-frame; rahmengestell, 
rahmenfugung. - Raam der 
deelschijf (bij horlogemakers); divider-frame; 
theilscheibengestell. 

Batiste, f. fr. Batist, kamerdoek (zeer 
fijn linnen); cambric; batist, kambrik, kammertuch. 
-B. de Canton, graslinnen; 
grass-cloth; grasleinen. 

Batistweber, m. hd. Batistwever; cambric-
weaver; fabricant de batiste. 

Baton, Porte-battant, m. fr. Ladestok, 
bovenste dwarshout der lade (van 
den gewonen weefstoel); sword; sperreisen, 
ladenstock, ladenprügel, priigel. ® Biton 

BATTÉE. 

à, dresser, ricbtstaaf (der goudsmeden); 
gauge, guage, rule; richtstab, rolle. ~ B. 
de croisure, kruisstok (aan den hautelisse-
weefstoel); stick for crossing the thread 
of the warp; kreuzstab. - B. de foe, 
kluifhout; jib-boom; klüverbaum. - B. de 
girouette, Spaansche-vleugel, waker; 
vane-spindle; tiiigelspill, íliirelstuhl. e B. 
de pavilion, vlaggestok ; flag -staf; flaggenstock. 
— B. de pompe, pompstok, 
zuigerstang; pump-staff; pumpenstock. 

B. de semple, sempelstok (aan den zij 
simple-stick; zampelstock. - B.-deweefstoel); 
rompu ou Chevron brisé, ijzeren el leboog, 
gekromde staaf (aan bet weefgetouw); 
broken staff-work, elbowed piece of iron; gebrochener 
stab. 

Batonnee, f, fr. Pompslag, pompsteek; 
stroke with a pump-staf; pumpenschlag. 

Battage, m. fr. Het slaan, kloppen, uit kloppen, 
beuken, stampen ; beating, batting, 
scutching, stamping; das schlagen, klopfen, 
ausklopfen, starnpfen. - B. des pieux, 
Pilotage, bet inheien der palen ; piledriving, 
piling; die rammarbeit, das pfablrammen, 
pfdhlen, auspfdhlen. - B. d'or, 
het goudslaan ; gold-beating; goldscbldgerei. 

Battant, m. fr. Lade, aanslag (van den 
gewonen weefstoel); karnlade ; lathe, lay, batten; 
comb-tray; lade, scblag; kammlade. 
(traquet, claquet) Klapspaan, molen klepper, 
babbelaar; mill clapper; muhlklappe, 
rtihrnagel. _ Klink, deurklink; twing; kiínkenschaft, 
thurklinke. -Klokklepel ; clapper; 
kloppel. s B. à claquettes, B. 
regulateur, veerlade (aan 't machinale 
weefgetouw); flyer-lathe; federlade. - B. 
a meeeau, spanjoletvieu.gel (Pen der heide 
raam-of deurvleugels, die de spanjolets of 
sluitroeden draagt); mullion-swing; spagnoletfiugel, 
rahmschenkel. s B de la grenadi8re, 
bovenste riembeugel (der geweerlade); 
top-swivel, fore swivel, shaft-swivel; 
oberer riemen bugel. - B. de sousgarde 
ou d'en bas, onderste riembeugel; 
handle-swivel, lower swivel; unterer riemen btgel. 
-B. et guindant (du pavilion), 
lengte en diepte (der vlag); fly and hoist; 
lange and tiefe. -B. de potte, deurvleugel; 
folding of a door; thurtliigel. 
B.-broeheur, damastweefstoel ; damaskloom; 
damastwebstubl. 

Batte, f. fr.,v. bat 1) -B. (ou Botte) 
a recaler, reeschaaf; shooting - board; stosslade. 
---Houten sabel om bet vormzand te 
kloppen ; staff for moulding; skhel zum formsande. 
s V. batteur I). ®B. de fer, 
ertsklopper; bucker; erzkldpfel. - B. de 
potier, V. bat i). — B. de sediment, 
stamper voor 't ertsbezinksel ; pounder for 
the sediment; senkelholz. ~ B. plate, 
platklopper (der loodgieters); sword; plattschlagel. 
— B. ronde, rondzetter (der 
smeden); round beater; rundschlagel. 

Battee, f. fr. Klopsel, hoeveelheid papier 
etc. die te gelijk geklopt wordt; the 

7* 


7$ BATTEMENT 

quantity of paper beaten at once; schichtsatz. 


Battement, in. fr. Getik (van een uurwerk); 
beat, oscillation; schwingungsslag; 
-streich. - S1ag1ijt (van vleugeldeuren); 
rabbet-ledge; schlagleiste. 

Batten,Seantling,eng. Dunne breede 
lat, dunne plank ; dflnnes brett; volige. -

V. battant 1). -to batten, v. a. Met 
dunne planken optrekken ; mit dnnen brettern 
auflhren; consruire en volige. 
Batter (to), eng. Eenen buik maken, 
uitspringen ; sick bauchen; faire le ventre, 
forjeter. - V. besehiessen fl, 

Batter, Slope, Talus (of a parape), 
eng Glooiing, dosseering, talut; 
böschung, dossirung; talus. 

Batterand, m. fr. Steenhamer (om 
steenen te verbrijzelen); stone-hammer; steinhammer. 


a) Batterie, fr. cy hd. f. Pandeksel, 
batterij (van 't vuuisteenslot); hammer. -
Plelcilinder, pletmolen, pletmachine ; rollingmill; 
plate-rollers; rolling-machine; biech walzwerk, 
slreckwerk. ms Vol- of walliplaats 
(der hoederimakers) ; battery, fulling-mill; 
walkkamroer, wa!kslätte - Stampweik (der 
papierfabrieken) ; s1arnprnill; starnpfwerk -
T weede indigo -knip, roerkuip ; second vat, 
beater, beating vat; ruhrkiipe, schlagektipe. 

-Heistelling ; rammer, rambiock; ramme, 
rammblock, rarnrnkatze, slampfklotz, jungfer. 
-Roffel (bijzondere w ij ze van tromsiaan); 
beating of the drum; trommelschlag, zitter 
schiag. 
b) Batterie électrique, f. fr. Electrische 
batterij ; electric battery, battery in 
electricity; elektrische ,batterie. -Char— 
ger, décharger la b., de batterij la


den, oritladen; to charge (or load), to discharge 
the battery; die batterie laden, entladen 
- B. galvanique, galvanische hatteri.
j ; galvanic battery: galvanische batterie. 

-B. courant constant, constante 
batterij, batterij van Daniell ; constant battery, 
Daniells battery; besttindige oder Danlell'sche 
batterie. - B. a la Bunsen, 
Bunsen's constante batterij, koolzink-batterij 
; Bunsen's constant battery; Bunsen's constante 
batterie. - B. a la Grove, 
batterij van Grove ; Grove's battery; Grove's 
batterie. - B. a la Wollaston, batterj 
van Wollaston, Wollastonsche kolom, 
bekertoetel; Woilaston's battery; Wollaston'-sche 
batterie. ma B. Voltafque, kolom 
van Volta; Voltaic battery; Voltatsche 
silule. 

c)Batterie, fr & hd. f,, Battery,

.

eng. Batterij, laag, gescliutlaag (op oorlogsschepen 
: rij kanonnen op hetzelfde verdek 
langs de beide scheepsboorden). —B. flottante, 
drjende batterij ; floating battery; 
schwenmende batterie. 

d) Batterie, fr lid. f., Battery, 
eng. Batterij (plaats waar men een zeker 
getal stukken geschut heeft opgesteld om te 

- BATTERIE-FEI)ER. 

vuren ; ook die stukken zeiveti). - B. a 
barbette, barbelte-lauerj, kanon bank; 
barbet-battery; ha rbetten-batteiie, bank-batterie, 
sttickbankbatterie. - B. a cheval, 

B. d'artillerie a cheval, rijdende batterij 
; battery of horse-artillery; reitende batterie. 
- B a la Congrève on B de 
fusées, batterij-vuurwerk, raketten batterij 
; rochet-battery, rocket-artillery battery; 

raketen-batterie. - B. a pied montée, 

B. montée,voetbatlerj ; battery offaeid 
foot-artillery, field-battery; fussbatterie. -
B. a revers, B. meurtrière, rugbatterij 
; batterie for reverse-fire, rtickenbatterie. 
-B. a ricochet, ricochet-batterj ; ricochet-
battery; sclileuderschussbatterie. -B. 
I vapour, stoornbatterj ; steam-battery; 
dampfbatterie. - B. attelée, bespannen 
batter ij ; battery of horse- and field-foot-artillery; 
besparmnte batterie.— B. blindéo, 
masquée, geblindeerde, gemaskeerde hatterij 
; binded, masked battery; tiberbaute, verdeckte 
batterie. B. casematée, kazematten-
batterij ; casemnated battery; casemat


ten-batterie. -B.s croisées on en 

chapelet, kruisbatterjen ; separated batteries 
forming a cross-fire; kreuz-batterien. -

B. de brèche ou de chernin cou 
vert, bresbatterj ; breaching-battery; breschbatterie. 
B. de campagne on de 
bataille, veidhatterj ; battery of field -artillery; 
feidhatterie. - B. de côte, kustbatterij 
; coast-battery, shore- or sea-battery, 
land-battery; strand-, küstenbatterie. -
B. d'écharpe ou en écharpo, B. 
oblique, schuinsche of ecbarpeer-hatterj 
oblique battery; schrige, schiefe batterie. -

B. d'enfilade, B. a rouage, enfileer 
; demonteer-batterj ; enfilading bat -batterijtea-
y; raking battery; bestreich., enfilir-, 
flanken-batterie; demontir- batterie. - B. 

de forteresse, de place, B. perma


nente, vestingbatterj ; fixed, permanent or 
stationary battery; festu a gsba tterie, stehende 
batterie. - B. de niveau, horizontale 
batterij ; levelled battery; horizontale batterie. 

-B. de siege, belegeringsbatterj ; siegebattery, 
besieging-battery, battery of attack; 

belagerungs -batterie, angriffshatterie. - B. 
directe, frontbatterlj ; direct battery; gerade, 
senkrechte batter ie. B. élevée, 
verhoogde batterij ; cavalier-battery; erbdhte 

batterie. B. en crémaillère ou a 

redans, gebroken of zaagvormige batterij; 

indented battery; sageUirmige batterie, redanbatterie. 
B. en terrasse, terras batterj, 
liellende batterij ; inclined battery; terrassen 
-batterie. - B. enterrée ou ruineuse, 
ingezonken batterij ; sunken battery; 
versenkte batterie. - B. mobile ou passagère, 
beweegljke batterij ; open battery, 
battery of field artillery; beweglich a batterie. 

-B. par camarades, gemeenschappelijke 
batterij ; omnt or comrade-battery; 
gemeinschaftliche batterie. 
Batterie-feder, Deckelfeder, f. 


BATTEBJESTEIN - IBAUCHGTJRTRIEMEN. 79 


hd. Veer van 'L pandeksel ; hammer-spring; 
ressoct de tatterie. 

Batteriestoin, Flintenstein, m. 
hd. Voursteen (der lanj ; striking ,lint; 
pierre a (en. 

Battering, eng., V. bauch 1). 

Batter-level, eng., v. clinometer. 

Battery, eng., v. Batterie, a. 3), b., 

C. id. 
atteur (frappeur, batte, volant 
du batteur), m. fr Klap-of slagniachine 
(die de vezels der door den willow of whipper 
verdeelde hatoenvioktien van eILander 
scheidt); beater, scutcher, batting or beatingmachine, 
butte . scutc/ier sctilagrnascbine, 
flockrnasthine, batteur. B. de pite, 
kiopper, stamper der pottenklei ; beater of 
the mass (by hands); massenschläger. 
Batteur-éplueheur, in. fr. Poetsrnachine, 
eerste Iopniachine ; blowing maclime, 
scutching-machine; putzrnascUine. B.étaleur, 
ni. fr., v. aufbreitmaschine. 

Batteur-zimmer, 0. hd. Kamer der 

kloprnacb mes (v. batteur); scuiching-rooin; 

salle a batteuts. 

Batting, eng., v. battage t). B.


machine, v. batteur 1). v. beat


ting 1). 

Battist, rn. hd., v. batiste, hollan


dé, toilette. 

Battitura (or scale), eng., Battiture 
(éoailles, pailles de fer), f fr. 
Hamersiag, ijzerschflfers ; gl'iihspan, elsensinter, 
hammerschiag, schmiedeschlag, eisenschlag, 

under. B. de cuivre (on cendres 
de euivre, fr. koperbarnersiag ; copper , 
ashes; copper.-sca les; kupferasctie, Kupfer.ham 
inerseli lag. 

Battle-axe, Pole-axe, eng. Enterbijl, 
strjdbijl ; enterbeil; hache darmes. 

Battled or Embattled wall, eng. 
Vestinginuur, wal, bolwerk ; festungsmauer, 
wall, boilwerk; boulevard, retupart. 

Battledoor, eng. Aardschop (der falencefabrieken) 
; ercischaufel; la tte. 

Battlement, Embattlement, eng. 

Tinric, kanteel ; zinne (ciner inauer); créneau, 

brtesses oil brdtècbes. 

Battoir, m. fr. Waschmachine (voor 

de katoenen stoffen na het bleeken); beetle, 

beater; prätscb oder pantschmascbine. 

itoerkuip (der stoffenververs) ; beetle; rihr-. 

bottich, I-tîtlrtthpe. Bodernhainer (der ko


perslagers);beetle; bodentiamnier. (mail


let), kiopper, slaghout (der hoedenrnakers); 

beater, mallet; klopfer, scblhgel. B. de 

pipe, aardklopper, aardstarnper ; rammer; 

erdscli lage!. 

Battie (on f'rapper) des monnaies, 
v. a. fr. Munten, geld slaan; to 
coin; prägen. B. les flans, de nunt 
plaatjes kloppen; to beat the blanks; dip 
schrôtlinge beklopfen. B. le un, het 

vias braken, zw ingelen ; to swingie the flax; 

den flachs brechen, klopten. - B. (on pilor) 
le chanvre, den hennep beuken; 

to beat the hemp; den haul klopfen, boken, 

haken. B. (oil forger) le for, het 
ijzer sineden ; to forge the iron; ,das eisen 
ausschinicden.B. a froid on Ecrouir 

le fer, koud smeden, koud hameren ; to 
cool-hammer; kal t hänirnern, kaltschinieden. 
Battu, iv'. [r. Geslagen goud of zilver. 

bladgoud. bladzilver ; beaten gold or silver in 

leaves; gesclilagenes gold oder silber in Wttern, 
goldiahu. silberlahu. B. de feu.tre, 
fout in 't papier (door de vilten veroorzaakt); 
felt-mark; fehler mm papier. 

Batture, ni. fr. Soort van vergulding, 
waarbij hoeig, lijm en azijn wordt gebruikt; 
gold-lacquering; art vergoldung ; vergoldgrond, 
feini, firniss. 

Bau, in. fr. Balk, dekbalk ; beam; balken, 
deckbaiken. B. de force, hoofd-, 
draag , grondbalk (een der zware balken, die 
de scheprailerkast der stoombooten dragen); 

sponcion beam, paddle beam; baupt , grond


balken, tilger. B. du faux-pont, 

koebrugbalk; or/op-beam; balken der kuh


brdcke. B. principal, Maîtro-bau, 
grootste deLlialk ; beak-head-beam; gröster 
deck l)alken. 

Bau, in. lid. Bouwwerk, v. btiment. 

(bauart) Bouwtrant, bouworde ; architecture, 
style, structure; structure, architec 
ture, style, goût. Bouw, samenstel, bewerktuiging 
van een licbaam, mechanisrnus; 
mechanism; inécanisme. 

Bauanschlag, in. Bestek (van een 
gebouw); e,itimate; devis; cahier des charges. 

Bauart, t. hd. , v. bau, hd. ij. Donsche, 
ionische, korinthische b., 
dorische, ionische, corinthiscbe bouworde; 

doric, lonian, corinthian order; ordre dorique, 

ionique, corinthienne. 

Bauch, ii:i. lid. Buik, uitsprong buiten 
't richtsnoer ; battering, bunch; forjet. 
Buik, uitzettin g (eener klok, etc.); belly; 
fourniture. Buik (van een zeil); foot, belly; 
fond, sein. Buik (van een Schip); buikhenning, 
kim, vlak; bottom of a ship; fond 
dun vaisseau. B. (oder kohiensack) 
des hochofens, buik, kolenzak 
van den hoog-of scliactitoven (met blaaswerk); 
belly of liie furnace; ventre. B. 
des krurnmholzes, buik, hol gedeelte 
van 't kromhout; belly of the compass-timber; 
ventre d ina pièce de bois courbe. 

Bauchbohrer, m. hd. , v. alésoir. 

Bauchdenningen, t, p1. hd. Buikwegers, 
vlakwegers; thickstuff in the ceiling 
next to the keel; vaigres du fond. 

Bauchen, V. a. lid : Sich b., v. 

batter (to). 

Bäuchen, Bücken, Sechtein, n., 

Buckprocess, in. lid. Het uitloogen van 

de wascli ; bucking, lye; coulage, lessive. 

Bauchgurt am pferdegeschirn), 

in. lid. Siegel, huikgordel ; belly-band, girth; 

sous-ventridre, sangie. 

Bauchgurtriemen, m. hd. Sin gel


riem ; strap of the girth; lanidre de la sangie. 


80 BAUCHQTJRTSCHNALLE -- BAU MWOLLENKARDATSCHE. 


Bauchgurtschnalle, f. hd. Singel gesp; 
buckle of a girth; boucle de la sangle. 

Bauchhaken, ni. hd. Haakvormig 
draaiijzer (der kunstdraaiers); hook; fer crochu. 


Bauchig, adj hd. Buikig, rond verheven, 
gewelfd; convex, convexed, repandous; 
convexe, cintré, courbé, bombé. 

BauchstUck, n. hd. Vrang, buikstuk; 
fiat floor-timber; varangue. — Erstes 
oder middelstes b., vrang van 't groot 
spant; floor-timber of the dead flat; maîtresse 
varangue. — Eingezogenes b., scherpe 
vrang; rising floor-timber; varangue acculée. 

— Plattes oder flathes b , vlakke of 
platte vrang; flat floor-timber; varangue plate. 
•r Bauchsti cke der katsporen, 
vrangen der kattesporen ; futtock-riders; va 
-rangues des porques. 
Bauchung, t. hd., V. barelling. 

V. bell—mouth. — Buik, wijdst gedeelte 
(van een vat); bulge; bouge. ~ B. (eines 
gefässes), buik, bolheid, bolrondheid, lensvormigheid; 
convexity, swelling; convexité, 
bombement, bombé. ~ B. (einer säule), 
buik; swelling; rendement. 
Bauchzirkel, in. hd. Kromme, sferische 
passer; caliber-coinpass,crooked-compass; 
compas sphérique ou d'épaisseur. 

Baudet, m. fr. Zaagbok, schraag; sawyer's 
frame, horse, block or trestle; shgeboek. 
Baudruche, f. fr. Goudslagersvlies, 
goudvlies; gold-beater's skin; goldschlhgerhaut. 
Bauen, v. a. hd., v. bátir. ~ (ein 
bergwerk) Bewerken ; to work; exploiter. 
~ Auf blei b., eene mijn bewerken om 
lood te winnen ; to work a lead mine; exploiter 
une mine pour en tirer du plomb. — 
Die grube baut sich frei, het mijnproduct 
dekt de kosten ; the produce pays 
well; le produit de la mine couvre les frais. 

Bauer, m. hd. Binnen-winkelknie; knee 
within the square; courbe á fausse équerre. 
•••(spiegelwrange) Sluitkn ie, broekstuk, 
onderste worp; lower transom; cié des étains, 
contre-fort, fourcat d'ouverture. 

Bäuerisch, adj. hd. Boersch, landelijk 
(in de bouwkunde); rustic; rustique. 

Bauerplatting, f hd. Platting van 
9 kabelgarens; fox made of nine rope-yarns; 
tresse faite de neuf fils de caret. 

Bauernfuss, m. M. Hefboom voor 't 
spannen der lakens op de ramen; lever of the 
cross-barr; diable. 

Bauernspitze, f. hd. Boerenkant, geringe 
smalle garen kant ; footing; bisette. 
Bauersand, m. hd. Gietzand; mouldingsand; 
sable des fondeurs. 
Bauerz, n. hd. Gedegen erts ; native ore, 
silver-ore; mine native ou vierge. 

Baufrey, eng., v. beffroi 2). 

Baugerust, n. hd. Bouwsteiger, steiger; 

scaffold, scaffolding; échafaudage. 

Bauhaft, adj. hd. Het ontginnen en 
bewerken waard ; that may be worked; exploitable, 
profitable. 

Bauhof, m. hd. Werf, timmerwerf, werf 
van aanbouw, constructie-werf; timber-yard. 

Bauholz, Zimmerholz, n. Timmerbout, 
werkhout ; timber, straight timber, 
strength-timber; bois de construction, de 
charpente. 

Bauhorizont, m. hd. Vlak van den 
begaven grond; ground-level, ground-line; surface 
du terrain naturel. 

Baujoch, n. hd. Bouwjuk (tusschen de 
pijlers eet er mijnschacht); surbased joist; 
solivette a corniche. 

Baulinie, f. hd. Rooilijn bij 't bouwen; 
line, straight line; alignement. 
Baum, m. hd., v. arbor. •• (zeugWeversboom, onderboom (om wel-baum) 

geweven stof zich wikkelt);cloth-beam;-ken de 
weaver's beam; déchargeoir, ensouple, ensuple, 
enselle. — (hemmbaum) v. bascule 
d'un moulin It vent, s. bascube 
15). — Boom, zeiiboom, giek ; spanboom; 
gui, home. 

Baumachat, m. hd., v. agate arborisé. 
Baumalerei, f. hd. Decoratie-schilderwerk; 
graining; peinture de décoration. 

Baumaterialien, n. pl. hd. Bouwstof 
materialen ; building-materials; maté-fen, 
-riaux. 


Baumgrendel, m. hd. Ploegboom, 
ploegbalk; bearn, perch; flèche, arbre ou 
hale de la charrue. 

Baumleiter, Bockleiter, m. hd. 
Dubbele ladder; trestles; échelle double ou 
brisée. 

Baumol, Salatb1, Oliveno1, n. hd. 
Boom-, sla-, olijfolie; olive-oil, salad-oil; huile 
d'olive. 

Baumruthe, f. hd. Snoer-of lusstok 
(aan 't getouw der tapijtwevers): filter, upperroller; 
verdillon. 

Baumstamm, m. hd. Boomstam ; stem, 
trunc of a tree; tronc d'arbre. 

Baumwolle, f. hd. Boomwol, katoen; 
cotton; coton. ~ (schottiches garn) 
Katoengaren, brei -, naaikatoen ; cotton yarn, 
cotton-wool; dl d'Écosse. v. coton. 

Baumwollen, adj. hd. Katoenachtig, 
woltig; cottonous, cottony; cotonneux, de 
coton. 

Baumwollenbiber, m. hd. Katoen bever; 
cotton beaver; espèce de futaine à poll. 

Baumwollenfabrik, Baumwollenspinnerei, 
f. hd. Katoenfabriek, katoenspinnerq 
; cotton-factory, cotton-spinning; 
cotton-machine, -mill; fabrique de coton, fila


ture de coton. 
Baumwollengarne, n. pl. Katoengarens 
; cotton-yarns; tïls de rotons, cotons. 

B. von mittlerer sorte, katoengarens 
van de tweede qualiteit; cotton-yarns 
of second quality; rotons de rames. 
Baumwollengewebe, n. hd., v. 
baumwollenzeug. 
Baumwollenkardatsche , f. hd. 
Katoenkaarde; cotton-card; carde á coton. 


BAUMWOLLENK.RATZE 

Baumwollenkratze , Egrenirmaschine, 
f. hd. Machine, die de boomwol 
van zand zuivert, egreneer-machine; 
cotton-gin, gin; machine à ée rener le coton. 

Baumwollensaamen, m. hd. Katoen 
in de zaaddoos of den dop, katoenzaad, zaadkatoen 
; seed-cotton, cotton in the pod; coton 
en toque. 

Baumwollenseide, f. hd. Katoen 

cotton-staple; sole de coton.-zijde ; 

Baumwollenspinnmaschine, 
Jenny, Baumwollmaschine, f. hd. 
Jenny-machine, katoenspinmachine; Jenny, 
cotton-jenny; Jenny, métier a filer le coton 
à Chasse. 

Baumwollenspitze, f. hd. Katoenen 
kant; cotton-lace; dentelle anglaise. 
Baumwollenweber, m. hd. Katoenwever 
; cotton-weaver; tisserand en coton. 
Baumwollenweberei, -wirkerei, 
f. hd. Katoenweverij ; cotton


manufac-tory, 
cotton -mill; manufacture de coton, cotonnerie. 


Baumwollenzeug, m. hd. Katoenen 
stof ; cotton• fabric, cotton.linen; tissu de 
coton. 

Baumwollsammt, Manchester, 
Sammtmanchester, m. hd. Katoenfluweel, 
manchester ; cotton-velvet, velveret, 
velveteen, fustian, thickset, cord, corduroy; 

velours coton, velours-lisse, manchester. 
Baumwollspinnerei , f. hd. , v. 
baumwollenfabrik. 

Bauordnung, f. lid. Bouwverordening; 

ordinance concerning building; ordonnantie 

qui concerne les bdtiments. 

Bauplatz, m., Bausttte, Baustelle, 
f. hd. Bouwplaats , bouwgrond; 
ground, building-ground, plot; emplacement, 

terrain, lot. 
Bauquin, m. fr. Mondstuk der blaas 

upper-end of the blowing-iron or pon-pijp ;teglio; 
mundstiick oder pfeife des blaseroh 
rs. 

Bausehel, m. hd. Mijnwerkershamer; 

miner's hammer; marteau de mineur. 

Bauscht , Pauscht , Stoss , m. 

Filze, f. hd. Zeker aantal vellen papier 

met hunne vilten ; post; porse. (Porse de 10 

quets = 10 X 2 6 vellen, v. quet). 

Bausti ck, n. hd. Groot onbewerkt 

stuk hout, ruw blok ; block-beam; tronche. 

Baustein, n. hd. Bouwsteen ; freestone; 

pierre à batir. 

Baustyl, m. hd. Bouwstijl, v. bau, 

hd. f2). — Altfranzosischer B., 

oud fransche stijl (die zich door golvende, 

vlamsgewijze sieraden onderscheidde); fam


boyant style; style flamboyant. 

Baute, f. hd.,v. batiment t). Oef


fentliche bauten, openbare werken; 

public works; travaux publics. 

Bautischlerei, f. hd. Huistimmerwerk; 

house carpentry; menuiserie en bátiments, en 

bátisse, inenuiserie dormante. 

Bauvogt, m. hd. Onderopzichter der 

BEAM. 81 

bouwlieden, onderbaas, Javaan ; overseer, foreman; 
chasse - avant. 

Bauwesen, n. hd. Bouwwezen, al wat 
tot de optrekking en het onderhoud der gebouwen 
behoort; building, public works; bátisse, 
travaux publics, batiments, architecture. 


B auwi rdig, adj. hd., v. b auhaft. 

Bauzierrath, m. Bouwsieraden ; ornements, 
decorations; ornements d'architecture. 


Bavette, f. fr. Loodeu druipstrook (op 
een leien dak of eene goot); plate of lead; 
traufplatte, bleiplatte. 

Baveux, adj. fr.: Impression baveuse, 
smerige, onzindelijke druk; slobbery; 
schmutziger, onreiner aabdruck. 

Bavocher, v. n. fr. Onzuiver afdruk 
smeren ; not to print clean (full of-ken, 
monks or blots); unrein drucken, sudeln. 

Bavure (ou,Couture), f. fr. Vormnaad, 
moet (op gegoten stukken); seam, fash; 
formnaht, gussnaht, hart. ~ (ou Barbe) 
Baard (uitstekende, ruige rand rondom het 
boorgat, rondom de uitgesneden muntplaat 

projecting or chipped edge, burr;-jes, etc.), 
bart, grath. 

Bay, eng., v. balkenreihe. ~ B. 

of joists, paneelwerk tusschen twee balken; 

fachwerk; panneau, assemblage de charpente. 

Bayonet, eng., Bayonett, n. hd., v. 

baonnette. 

Bay-salt, Sea-salt, eng. Zeezout; 

meersalz; sel de mer. 

Bay-window, Bow-window,eng. 

Boogvenster; bogenfenster; fenêtre (souvent) 

cintrée (du style perpendiculaire en Angle


terre). 

Beach-tree, eng. Beuk, beukenbout; 

buche, buchenholz; hêtre, fouteau, foyard. 

Beacon, eng. Vuurbaak, vuurtoren; 

feuerbake, feuerwarte; fanal, phare. 

Bead, eng. Parel, paart ; perle; perle. •.n 

Blaas (in gegoten stukken); blase; bulle, 

chambre. (grain) Proefkorrel ; zeiger; 

témoin. o (cocked bead, round) V. 

astragal 1). ~Hol en cirkelvormig rand


lijstje; hohlkehle, stab; tondin,gorge. _ (rib, 

fillet) Rib (aan timmer-en schrijnwerk); 

vorsprung; nervure. 

Beak, Beak-head, Head (of a 
ship), eng. Galjoen, sneb; galjon; schiffsnase, 
schi ffsschnabel; poulaine, éperon. i B. 
of an anvil, horen van een aanbeeld; 
horn des ambosses; corne de l'enclume. o• 

B. of an alembic, v. adopter. 
B. of the still, pijp of buis der destilleerkolf 
; helmrohr, róhre am destillirkolben; bee. 
Beak-head-beam , eng., v. bau 
principal. 
Beak-iron , Beck-iron, Biekiron, 
eng. Speerhaak, tweeboornig aan beeld; 
sperrhorn, sperrhaken; bigorne, bigorneau. 

Beam, eng. Balk, v. balken 1). 
Dekbalk, v. balken 2). — Hefboom der 
balans, v. balken 3). o (trimmer, 


82 BEAM 

binding-joist , transom , post , 
summer) Bindbalk, schoor-, rustbalk, 
draagbalk, bovendorpel, bovendrempel ; sturz, 
trager, tragebalken, unterzug, durchzug, mittelbalhen; 
sommier. •o Grondbalk, ligger, 
slikbout, kesp; grundschwelle; racinal. ~ 
Windmolenwiek ; windmuhlenhagel; volant. 

— Boom, v. arbor. — Stoelbalk (van 't 
zijdeweefgetouw); stuhlbalken; ponteau. — 
V. ponteler. ~ To roll on the 
beam, V. aufbaumen. — To take 
off from the beam, v. abtakeln. 
Wip (eener ophaalbrug); hebebalken; 
flèche. — B. of a bell, klokkebalk; 

glockenbalken , wellbauin • am glockenstuhl; 

hune , mouton. — B. (horizontal) 
of a bridge, v. travon. — B. to 
the roof, or Girder to the garretfloor, 
dakbalk, dakstoeldorpel; dachstuhlschwelle; 
racinal de comble. — B. of a 
steam-engine, v. balancier 9). 

B. of a well, v. bascule 1k). ~ B. 
of a windmill, v. bascule 13). 
B. turning on a pivot, draaiboom, 
draaiend stuk hout op eene spil ; drehbaum; 
surhout. o Beams (of the Jacquart), 
V. balken tij. — Beams, Summers, 
Plates (of a windmill), draagboomen 
(van eenen windmolenromp); riegel; trattes. 
Beam (to), v. a. eng., v. aufbäumen. 
Beam-board (of a balance), eng. 
Houten weegschaal ; holzerne wagschale; plat 
de balance. 

Beam-compasses, p1. eng. Kruisbout 
(tot het trekken van parallele lUnen), gaaikant; 
streichmass, streichmodel, reissmass, 
reissmodel; trousquin, trusquin. — Kruis. 
hoiitasser; stangenzirkel; compas à verge. 

Beam—engine, eng. Stoommachine met 
een hefboom of balans (die de zuigerstang 
in werking brengt); damp fmaschine mit ba 

machine à vapeur fixe avec balancier.-lancir; 
Beam—gudgeon, eng. Spil of as, om 
welke de hefboom der zuigerstang slingert; 

zap/en; pivot. 

Beam-hook of a balance, eng. 
Haak van den evenaar der balans; haken am 
ende des wagebalkens; esse dune balance. 

Beaming, eng., v. aufbsumen, n. 

Beam—lever, eng. Slingerhefboom (der 
stoommachines); hebel am balancir; levier a 
balancier. 

Beam—scale, eng. Schaal des evenaars; 
hebelwage; balance à levier. 

Bean—shot, eng. Koper in korrels; 
kup ferkdrner, kup fer-granalien; cuivre en 
grains. 

Bear, eng. Doorslag, gatensteker; durchschlag, 
aushacker; découpoir, emporte-pièce. 

— B. (Beer, Porter, Hare) of the 
reed, gang van den rietkam (des weefstoels); 
gang des weberblattes; portée (partie 
du peigne eontenant 20 dents on 40 Pils de 
chaine). 
Bearance,eng.,v. aufh€ingepunkt. 
Bearbeitbar, adj. hd. Handelbaar; 

BEATEN. 

tractable; maniable. ~ Bewerkbaar (van metalen); 
workable; qui peut être ouvré. 

Bearbeitung, f. hd. Bewerking, behandeling; 
manipulation, working; manipulation. 
•• Den steinen die erste b. 
geben, de steenen uit den ruwe werken; 
to rough; éboucher. 

Béard, Bit, eng., v. barbe 3). 

Beard (to), v. a. eng., v. abschlagen 
1). ® To b. Off, het ongelijke of 
de scherpe kanten afslijpen ; die scharfen 
kanten wegschleifen; ébarber. — To b. 
up, V. arbaleter. 

Bearer (or Brace), eng. Schoor, stut, 
schuine steunpaal, drager; strebeband, strebeholz; 
decharge, contre-fiche. — Onderlegsel 
(van het timpaan of van te lage ietters); 
unterlage; hausse, taqnon, support. s Robbert; 
tupfballen; tampon, bouchon. — B. 
of the warping, scheringdrager; geschirrtrdger, 
scherungstrdger; porte-lame. — B. 
(upper, lower), v. porte-faix. 
Bearers , Uprights , Standards, 
Housing-frames, pl. Standers van een 
cilinder-of pletwerk, etc.; stander eines 
walzwerkes, etc.; monx.tnts, piliers. 

Bearing (or Chair), eng. Kussen (ge 

stuk ijzer, waarop de rails of scheenen-goten 
der spoorwegen dragen); schienenlager; conssmet. 
— (or housing) Inkeping, inkerving, 
inlating (in balken, enz.); einschnitt; 
rainure. e Tappenbed, pan ; zapfenlager, 
lager, p Panne; coliet. — v. step (in mills). 

Richting, richtingshoek van een voorwerp 
met eene gegeven lijn ; richtung, winkel, das 
streichen der gdnge (in minen and bergwerken); 

direction, angle de la direction. — Spanwijdte, 
uitgestrektheid of lengte van een balk, 
enz.; spannweite, freie lange der balken, 
portée. 


Bearing—bar, eng. D raagboom (van 
een affuit); tragebauin; traverse. 
Bearing—block. eng. Steun -, draag 
stïctze; support.-blok; 

Bearing-part, Sale (of the fellies), 
eng. Dragend gedeelte, bolle zijde 
(der radvelgen); stirn; surface convexe (des 
jantes). 

Bearing-plate, Sweep-bar-plate, 
eng. Wrijfplaat (voor't wrijfhout der affuiten); 
reibblech, streichblech; plaque de frottement 
(de sassoire). 

Bearing—surface, eng. Draagvlak (bij 
spoorwegen); stutzpunkt; point d'appui. 

Beat, eng., v. battement l). 

Beat (to), eng., V. avir. — v. ansehiagen 
o). — To b. a book, een 
boek kloppen ; ein buch glatt schlagen; dresser 
an livre. — To b. even, goed gelijk 
of vierkant slaan (het laken); recht gleich 
schlagen; battre carrément ~Tob. (hemp 
or flax), braken, zwengelen ; brechen, zwingen; 
briser, écanguer. — To b. in, v. 
ausdrechseln 2) . — To b. out, v. 
aushämmern 2) ; auftiefen. 

Beaten gold, eng. Geslagen goud, blad



BEATEN 

goud ; geschlagenes gold, blattgold; or battu, 
or en feuilles, feuilles dor. 

Beaten silver, eng. Geslagen zilver, 
bladzilver; geschlagenes silber, blattsilber; argent 
battu, argent en feuilles, feuilles d'argent. 


Beater, eng. Kalkkloet; kalkkriueke, kalk 

t.ouloir, rabot (des ma--haken, kalkschaufel; 
cons) mouve-chaux (des raffineurs). ~ Beuker, 
klopper (waarmede bet vlas soms vóór 
het braken bewerkt wordt); flachsblduel, 
poker, boker; mail, maillet. ® (beatingvat) 
v. batterie a. 5.) ® Hoedenmakersslaghout; 
V. battoir. - (scuteher) 
Klop-of slagmachine, v. batteur 1). 
(beating-engine, finisher) Heelgoed of 
heelstof-hollander, tweede roerbak (der 
papierfabrieken); feinzeug- oder ganzzeugholldnder, 
ganz•hollg-nder; cylindre afhineur ou 
raflineur, cylindre à broyer, broyeur, pile 
rafilneuse. - lnktbal, v. ball i). -Slagblok 
(waarop het ijzerdraad geklopt wordt); 
schlagstock; chouguet. -B. of the drawplate, 
v. bat-filière. — B. of the 
mass (by hands), v. batteur ij . 

Beating (swinging, swingling, 
swindling , breaking , batting , 
scutehing), eng. Het kloppen, zwingelen, 
beuken, braken, kloppen, uitkloppen ; das 
schwingen, schwin( eln, token, poken, schlagen, 
brechen, kloefen, ausklopfen; action d'espader, 
de spatuier, de piler, pilage, battage, assou plissage, 
maillerie. ® V. batee. - Time 
required for beating, v. pause 1). 
Beating-engine, eng., v. beater 6). 
Beating-mill, eng. reukmolen ; bok 

moulin a pilon. (beet---oder pokmuhle; 
ling-mill, beetling-engine) Kalander-
of glansmachine; schlagmuhle, stosskalander, 
stampfkalander; machine à calandrer 
la toile. 

Beating-stone, eng. Klopsteen ;schla.gstein; 
mailloir. 

Beating-trough, Stampingtrough, 
eng. Lompenbak (der papiermakers), 
steenen stampvat voor de tot rotting 
bestemde lompen; stampftrog,geschirr, stamp fe, 
stamp f f och; floran, pile à d rapes u x, pile. 

Beating-vat, eng., v. batterie a. 3 ) 

Beat-up, eng. Slag der lade (aan den 
weefstoel); schlag; coup de battant. 
Beauveau, m. fr., v. beuveau. 
Beaverteen, eng. Katoenen molton; 

baumwoll-molton; molleton de coton. 

Bebauen, v. a. hd. Bebouwen, met gebouwen 
bezetten ; to build on, to cover with 
buildings; couvrir de bátiments, élever on 
ou plusieurs bátiments sur... 

Bebimsen, v. a. hd., v. abbimsen. 
Bebleehen, v. a. hd. Met -blik beslaan; 
to sheet, to cover with tin; garnir on couvrir 
de fer-blanc. 
Bebleien, v. a. hd. Met lood bekleeden 
of beleggen ; to plumb; plomber. 
Beblitzen, v. a. hd. Electriseeren ; to 
electrify; électriser. 

-- BED. 83 

Bebohlen, Bedielen, v. a. hd. Bevloeren, 
beplanken, met planken of delen 
beleggen ; to floor; plancbéier. 

Bebung, f. hd. Trilling, snelle slingering 
of schommeling, vibratie; vibration; 
vibration. 

Bee, in. fr. Haakeinde (der kousenweversnaald); 
hook, hooked end; Sporn, baken 

lepel, schoep (van den an--ende. ® Hand, 
kerarm); bill; ankerspitze, ankerpunte. 
Kraanbalk ; jib; schnahel, krabnbalken. 

V. beak i). s B. a gaz, brander, gasbek; 
gas-burner, burner; gasbrenner, Brenner. 
- B. , éventail, vleermuisbrander; 
bat's-wing burner; ftichergasbrenner. - B. 
d'áne, a. (ou bédane), schietbeitel, afsteekbeitel 
mortise-chisel; stemmeisen, lochbeitel, 
gesimsreimer. -b. Kruisbeitel, spitsbeitel; 
firmer-chisel; kreuzmelssel, reisstaken. 
s B. de cane, a. (demi-tour, ser 
-rure

a' ressort), duitsch slot, veerslot, 
slot dat men ook door drukking op eenera 
knop kan openen ; german lock; deutsches 
Schloss, halbtourschloss. -b. Valslot ; springbolt; 
schliessende falie. - c. Haakspijker; 
crooked nail; bakennagel - B. de cane 
à tête, Hoyau à tête, hamerhouweel; 
sort of poll-pick; hammerhaue. ® B. de 
Corbin, a. (b. de corbeau), naadbaak 
(der breeuwers) ; rave-hook, ripping-iron; 
nahthaken. ~ b. (ou bee a corbin) ravenbek 
(krompuntig gereedschap), gebogen 
holbeitel ; bent-gouge, bent-neck-gouge; raben 
schnabel, gebogenes hoteleisen, gekröpfter 
hoblmeissel. 

Bécasse, f. fr. Kromme ijzeren staaf, 
waarmede men het zakken van de lading des 
hoogovens meet; gauge to measure the des


cent of the furnace-charges; gichtmass. 

Becherdruse, f. hd. Glasachtig doorzichtig 
gekristalliseerd kwarts; crystallised 
hyaline transparent quartz; quartz hyalin 
transparent crislallisé. 

Bechereisen, n. hd. Draagbaar aan beeldje 
(der juweliers en goudsmeden); little 
anvil; bel-outil. 

Bechertraube, f. hd., v. bat ij. 
Beckensehhiger, m. hd. Blikslager; 
tinman; ferblantier. 

Beckhammer, m. hd., v. bank


hammer 2). 
Beek-iron, eng., v. beak-iron. 
Bed (or Table), eng. Gietijzeren tafel 

(der schrijnwerkers); gusseiserne tafel; table, 
plateau. - Wang, zijstuk (der draaibank); 
wange; jumelle. -Zadel (aan eene gietbank); 
sattel; beurtoir. - (or bedder, bedetter) 
Ligger (liggende of onderste molen 

bodenstein, lagerstein; gite, meule in--steen); 
férieure ou de dessous. - (or bedder, 
bedstone) Steenen of metalen grondsteen 
(van een kruitcilindermolen); looptrog; beyer, 
lager, lager- oder bodenstein; lauftrog; table, 

meule gisante; auge de roulage. - Stampgat 

(voor den stamper in de buskruitmolens); 

grubenstock; pile. -Stelling der draaibank, 


84 BEDACHEN 

V. bane 1). — (or die, bed-die, bottom-
die, matrice) Matrijs (eener stempelpers); 
matrize, unterlage; matrice ® (or 
layer) Laag, schicht (van deze of gene 
aard-, erts-of steensoort); schicht, bank; 
couche, lit. ^• (or layer) Kap of overdekking 
van watermortel op eenen geweifrug 
(tot wering der vochtigheid); estrich, cementuberguss; 
cbape ou chappe. (or lettingin, 
betting or groove) Goot, groef (in 
de geweerlade voor den ioop); laufrinne, lager; 
canal du canon . — B. of the mortar, 
mortiersfoel ; n rserla ffette, mórserstuh,l, mdrserklotz; 
afftt de (ou à) mortier. ~ B. of 
the planing-machine, tafel der schaafmachine 
; tafel; table, plateau. ® B. of a 
ship, zelling (groef die een vastzittend schip 
in den bodem maakt); reeling; souille. 
B. of stones, v. assise. 
Bedachen, v. a. hd. Van een dak voorzien, 
bedaken, dekken ; to roof; couvrir. 
Bedachung, f hd. Bedaking, dak, dak 
roofing; toiture.-werk ; 
Bedane, f. fr., V. bec-d'áne a. 
Bedarfswagen, m. hd., v. tender. 
Bed-casters, pl . eng ., v. bettrollen. 
Beddér, Bedetter, eng., v. bed 4 ). 
Bedeckeln, v. a. hd. Van een deksel 

voorzien ; to put a cover on; mettre un cou.. 
verele, couvrir. 
Bedeckung, etc., v. overlap. — 

B. der stopfbuchse, pakking of hennepbekleeding 
der pakkin'gbus (bij stoommacbines); 
packing of the stuffing- box; garniture 
de la holte d'étoupe. 
Bed-mouldings,' p1. eng. Kornis (sieraden 
onder de kroonlijst, bij schrijnwerkers); 
korniess; corniche, talon. 

Bed-plate, eng. Bodemplaat (eener ma


chine); bodenplatte; plaque de fondation. 
Bed-staves, pi. eng.,v. bettbretter. 
Bed-tick, eng. Beddentijk, tijk ; bett


zwillich, bettdrell; coutil, toile à matelas, 
gingas. 
Beeisen, V. a. hd.: sich b. lassen, 

V. alum (to) 2). 
Beech-nut-oil, Beech-oil, eng. 
Beuknotenolie, beukolie; buchvl; huile de 
fain e'. 

Beele, Pick-axe, eng. Tweepuntige 
hamer, bikhamer (der steenhouwers); zweispitz; 
marteau a deug pointes, smille. 

Beer (of the reed), eng , v. bear 'a). 
Beergelb, n. hd. Bessengeel, schijtgeel; 
buckthurn-yellow; jaune de nerprun, stil-de


grain.

Beet, White beet, eng. Mangelwortel 
; runkelriibe, zuckerriibe, mangold; betterave. 


Beetle, eng., V. battoir 1). ~ v. 
battoir 2) — v. battoir 3) . ~ v. 
bat 4). -Klophamer (der schrijnwerkers, 
enz.); schlagel, klop fel, kaipfel, holzschldgel; 
maillet, masse. 

Beetling-mill, eng., V. beatingmill. 


EEHAUEN. 

Befahrung, f. hd. Afdaling (in eene 
mijnschacht); descent; descente. 

Befeilen, v. a. ltd. bevijlen, opvijlen ; 
to file, to file off; timer; raviver (le cuivre 
qu'on veut souder). 

Befestigen, v. a. hd. Bevestigen, vastmaken, 
vastzetten ; stevig, maken, kracht 
geven; to fasten, to make ),ast, to stay, to 
keep steady; to strengthen, to fortify; attacher, 
afermir, raffermir, consolider, assurer, 
assujettir ; fortifier. ® (bij metselaars) v. 
seeller 3). ® Vastspijkeren; oppinnen, V. 
annageln 1), 2). ® Opbouten, v. boulonner. 
— Durch kreuzbander b., 
met kruisbanden vastzetten; to fix by crossties; 
contreventer. 

Beffroi, m. fr. Stelling, raam, berrie 
(eener machine); frame-work, framing; gestell. 

Klokkestoel; belfry, belfrey, baufrey; 
glockenstuhl. ~ Opstand, romp (van eenen 
molen); framing; mdhlgerdste. 

Befirnissen, v. a. hd. Vernissen, to 
varnish; vernir, couvrir dun vernis. 

Befranst, Fransig, adj. lid. Met 
franje bezet, als franje ; fringy; à frange, à 
crépine. -Befranste waaren, franjeachtig 
uitgerafeld goed; fringed good; efpiles. 
Begipsen, v. a. hd. Bepleisteren, met 
pleister of gips bedekken ; toplaster; plátrer. 
Begittern, v. a. hd. Betraliën ; to grate, 

to rail; griller, fermer dune grille. 
Beglasen, V. a. hd. Van glasruiten 
voorzien, ruiten inzetten; to glase; vitrer. 
Begleitungsschiff, n. M. Geleideschip, 
konvooi; convoy; conserve. 

Begrabniss, n. hd, : ' eis b. antreffen, 
al delvende eene oude gedempie 
mijnschacht vinden; to meet a gobbing; ren 

exploitant une ancienne mine-contrer en 
remblayée. 

Béguettes, I. pl. fr. Kleine, platte 
slotenmakerstang; pliers, flat pliers, flat-nosed 
pliers; ilachzange, plattzange. 

Beguss, m. hd. Verfaarde (der potten 
-fabrikanten);

earth coloured by a mixture of 
metal; engobe. ~ Den b. geben, de 
verfaarde opbrengen; to apply the coloured 
earth; appliquer l'engobe. 

Beh ,lter, m. hd. Vergaarbak, vergaarplaats, 
groote waterbak, waterkom, etc.; tank, 
holder, reservoir; réservoir, recevoir, gardoir.

Beha. mern, v. a. hd. Hameren ; to 
hammer; marteler. 
Behandeln, v. a. hd. Behandelen; to 
treat, to manipulate; trailer, manipuler. 

Beharrungsvermögen, n. Volhardingsvermogen, 
traagheid; vis inertiae; force 
d'inertie. 

Beharrungszustand (der maschinen), 
m. hd. Weerstandbieding; resistance; 
résistance. 

Beharzen, v. a. hd. Met bars bestrijken; 
to rosin; euduire de résine. 

Behauen, v. a. hd Bebouwen ; to hack, 
to haggle; bather, tailler. - (aus dem 
grobe) Uit den ruwe houwen ; to rough



BEIH(-)B.BELN 

hew; degrossir, ébaucher. -Kantig, 
glatt b., vierkant of meskant bebouwen ; 
glad bebouwen, afslechten, opwerken ; to 
square, to plank (timber), to hew; equarrir, 
aviver, dedosser, laver. B. (den stein) 
met den hamer haaks behouwen ; to dress; 
esmilier. Scharfer b., v. abschlagen. 
® Die spitze b., v. ébou ter. 

— Das b. eines zapfens, v. decollement. 
Behobeln, v. a. hd. Schaven, afschaven 
; to plane; raboter. -Rauh b., uit 
den ruwe schaven ; to chip off the rough; 
ébaucher, dégrossir, corroyer; V. abstossen. 
Ins feine b., met de fijne schaaf 
afwerken ; to smooth; replanir. 

Behoblung, f. hd. Afschaving, opschaving; 
planing, smoothing; rabotage, replanissement 


Behoizen, v. a. Beiden ; met paal 
-werk

omgeven ; to pile; to palisade; piloter ; 
palissader. - V. aufgeben. 
Beianker, m. hd. Katanker, kat ; kedgeanchor, 
small bracer-anchor; empennelle. 

Beidreh en, Beilegen, v. a. hd. Bijdraaien, 
tegenleggen, tegenbrassen ; to bring 
to, to heave to, to lay to; empanner (un 
vaisseau), mettre en panne. 

Beil, n. hd. Bijl; hatchet; bathe. 

Beiladung, Beilast, f. hd. Vrijgoed, 

vrijpakkage (der zeelieden); seeman's free 

cargo, by-freight; pacotille, portage, port


permis. 

Beilbrief, f. hd. Bijlbrief; grand bill 

ot sale; contrat de construction ; certiticat 

de construction. 

Beilegen, v. beidrehen. 

Beileisen, n. hd. Staafijzer; rod-iron; 

Ier en barres. 

Beilfertig, adj. hd. Geheel afgetimmerd 

(van schepen); completely built, finished; fini, 

complètement construct. 

Beilgeld, n. hd. Bijlgeld (der bergwerkers); 
costs for keeping the tools in repair; 
frais pour l'entretien des outils. 

Beilhammer, M. hd., v. addice. 

Beilstein, m. hd., v. serpentin


stein (edler). 

Bein (eines zirkels), n. hd. Passer


heen; branch, leg; bras, branche. 

Beinasche, Knochenasche, 

Schafbein, n. hd. Beenderasch, arch van 

gebrande beenderen ; bone-ashes, bone-earth, 

phosphate of lime; cendres dos. 

Beinbohrer, m. hd., v. bankbohrer. 
Beindrechsler, m. hd. Beendraaier; 

bone-turner, turner in bone; tourneur en os. 
Beinglas, n. hd., v. alabasterglas. 
Beinharnisch, ni. hd., v. bein


schiene. 

Beinol, n. hd. Beenderolie; heats-foot


oil; huile de pied de boeuf. 

Beinschiene, f. hd. Been-, dijharnas 

(eener oude wapenrusting); cuiss, greaves; 

tassette, cu.issard. 

13EKAIER. 

Beinschwarz, n. hd. Beenzwart, ivoorzwart 
; bone-black, ivory-black; noir dos. 

Beisatz, f. hd., v. ajoutage 2) . 

Beischlag, m. hd. Valsche munt; false 
coin, counterfeit coin; faux coin, faussemonnaie, 
coin contrefait. 

Beinschlu.ssel, Nachschliissel, 
in. hit. Valsche sleutel ; by-key, pick-lock; 
fausse-clé. 

Beisegel, n. pl. Bijzeilen ; stay-sails and 
studding-sails; voiles d'étai et bonnettes. 

Beisetzen (die segel), V. a. hd. 
Bijzetten ; to set the sails, to make sail; 
mettre les volles an vent, faire de .la voile. 

Beistand, m., Beischiff, n. hd. Schip 
dat in linie voor of achter zeilt, voorzeiler, 
opsluiter; second-ship, consort- ship; (vaisseau) 
matelot, (vaisseau) second matelot. 

Beistechen, v. a. hd. Zoo dicht mogelijk 
bij den wind houden ; bij den wind 
gaan liggen ; to sail close hauled; mettre au 

plus près du vent.
Beistehen lassen (alle segel),

V. a. hd. Al de zeilen laten bijstaan ; to let 
all sails out; laisser toutes les voiles dehors. 
Beisszange, f. hd. Knijptang, snijdende 
nijptang, hoefsmidstang, spijkernijptang ; cutting 
nippers, cutting plyers; pince d cooper, 

tricoises. 
Beitel, m. hd., v. betel. 
Beizbrühe, Eisenbeize, Absud, 

f. hd. Azijnzuur ijzerbad (der stofenververs); 
iron-liquor; bain noir. - Runbad (der looiers); 
tan-liquor; tan. - Zwelder, zwelkuip (der 
witlooiers); oozing; passement. 
Beize, f. hd. Bijtmiddel; pigment, size 
(of the gillers); mordant (of the dyers); mor


dant. •® Zwelder, zwelgpap, zuurlaf, zemelpap 
(der looiers); ooze, maceration, mastering; 
macération, passement. ~ Braune b., 
oplossing van salpeterzuur zilver; solution 
of nitrate of silver; solution de nitrate d'argent. 


Beizen, V. a. hd. Bijten, In-, doorbijten, 

wegvreten ; to corrode; corroder. e B. 

(erze), inbijten ; to macerate; macérer. 

B. (haute), in de runkuip leggen, in 't 
zuurlaf of de zwelgpap leggen; to tan, to 
curry; Bonner le tan ; confire. B. (holt), 
een verfbad geven ; to tinge; teindre. -
Schwarz b., de kleur van ebbenhout 
geven; to ebonize; ébéner. 
Beizend, adj. hd. Bijtend; corrosive; 

corrodant, corrosif. 

Beizer, m. hd. Metaalreiniger; dipper; 

décapeur. 

Beizkraft, f. hd. Bijtvermogen, bijtende 

kracht; corrosive quality; force corrosive. 

Beizkufe, f. lid. Kalkkuip (der looiers); 

tanner's or currier's tub; pelin, plain. -

Zwelderkuip; ooze-tub; confit. 

Beizmittel, n. hd. Bijtmiddel ; corrosive; 
mordant; caustique, corrosif (des chimistes); 
mordant (des teinturiers). 

Beizwolle, f, hd., V. abwolle. 
Bekaier, m. hd. Neerbaalder (touw tot 


 

86 BEKALKEN --y-BELEMNIT. 

neerhalen van een zeil); down-haul, down-gebouw of gedeelte daarvan); crown of a 
hauler; cargue, cargue-bas, calebas, balebas. cornice; couronnement. 
~ B. der besanruthe, piekeval ; peak-Belagerungsarbeiten, f. pl. hd. 
halliard, topping-lift of the mizen; martinet. Belegeringswerken ; works of siege; travaux 


Bekalken, v. a. hd. Met kalk bestrijken de siége. 
(een' muur, etc.); to coat or cover with lime; Belagerungs-batterie, f. hd., v. 
enduire de chaux. batterie de siége. 

Bekappen, V. a. hd. Eene kap of schuin Belagerungsgeschutz, n. hd. Bedak 
(op eenen muur) maken; to cope; cha-legeringsgeschut; battering guns, heavy caperonner. 
— Den bombenzunder b., nons; artillerie de siége, gros canons. 
de buis verkappen, de kap op den kruidloop Belagerungswerke, n. pl. hd., v. 
(eener bom) zetten ; to cap the fuse; coiffer approaches. 
la fusee. Belatten, V. a. hd. Belatten ; to lathe; 

Bekken, v. a. hd. Dwars over eene latter. — Enge b., dicht belatten ; to lathe 
zee (golf) gaan ; to head the sea; traverser narrowly; latter a lattes jointives. — Weit 
la lame. b., wijd belatten ; to lathe widely; latter á 

Bekleiden, Belegen, Ueberzie-claire-voie. 
hen, v. a. hd. Inleggen, beleggen, overtrek -Belattung, f. hd. Belatting; lathing; 
ken, bekleeden ; to incrust, to incrustate; lattis. 
incruster. ~ Mit letten b., met leem Belay (to), V. a. eng. (a rope) Bebekleeden 
(eenen put); to loam; glaiser, faire leggen (een end of kabeltouw); belegen; 
le corroi. ~ Bin tau b., een touw klee-amarrer. 
den; to serve a rope; fourrer un cordage. Belaying—cleats or —pins, pl. eng. 

Bekleidung, f. hd. Bekleeding, over-Belegbouten ; beleghölzer; rateliers a cbeviltrekking, 
belegging (met steen, marmer, staal, lots, taquets à comes, bittons. 
etc.); lining; revêtement, incrustation. — Belaying—pins, pl. eng. Karveelna-
Schoeiing, bekleeding (van eenen mijnput); gels, knevels; karvielndgel, koveinnagel, kotubbing; 
cuvelage. o B. (der taue), klee-vilienndgel; cabillots, chevilles. v. beding, 
smarting; serving; fourrure. —Luft-laying—cleats. 
dichte b. (oder bemäntelung), Belegeblei, n. hd. Deklood; foliating 
luchtdichte mantel of hemd (van een stoom lead; plomb h charger, plaques de plomb 

air-tight-cleading; chemise imper--werktuig); (pour couvrir Ies toits). 
méable à fair. — B. der kapseln, zand-Belegehölzer, n. pl. hd. Belegklamof 
aardbedekking der kokers (in den porse-pen (van een schip), kruisklampen ; kevels, 
leinoven); covering of the saggers (or seggars); belaying cleats and pins; taquets a comes, 
terrage ou engommage de la porcelaine. h oreilles ou à coeur, bittons, rdteliers à 

B.ekleidungsmaterialen, n. pi. hd. chevillots. 
Bekleedings-materialen ; serving-stuff; maté• Belegen, V. a. hd., v. bekleiden 1), 
riaux de revêtement. ). — Mit folie b., foeliën, (spiegelglas) 

Bekleistern, v. a. Slichten, pappen met foelie, job of tinblad beleggen ; to silver, 
(den weversketting); to dress, to size; parer, to tin, to foliate; étamer, mettre au tain. ••• 
encoller. Mit stahl b. (stáhlen, verstählen), 
Bekleisterung, f. hd. Slichtpap (der verstalen, met staal beleggen ; to steel, to 
wevers), glansmiddel, parement; het slichten; temper iron with steel; acérer.— Mit steindressing, 
sizing; parage, collage, encollage, platten b., met steenplaten bevloeren; to 
parement, parou, chas. flag; daller. — Mit kleinen stein-
Beklinken, v. a. hd.,v. assembler t). platten b., met vloertegels beleggen ; to 
Beklinkung, f. hd. Klinkwerk ; as tile-pave; carreler. _ Mit zinnplatten 
sendding, jointing; assemblage en about. b., met tinplaten beleggen ; to cover with 

Beklopfen, v. a. hd. Kloppen (op het tin, plates; paillonner. — Ein tau b., een 
berggesteente om zijn' aard te onderzoeken); end of kabeltouw beleggen ; to belay a rope, 
to try (the rocks) by beating; frapper (sur a cable; amarrer un cordage ou grelin. 
les rotbes). s Vlak kloppen (de muntplaat-Belegung, 1. hd., v. bekleidung. 
jes); to beat (the blanks); battre les flans. — Het foeliën ; quicksilvering; étamage. 

Beklotzen, V. a. hd. Met hout bevloe-Verstaling; steeling, overlaying with steel; 
ren ; to pave with wood; parer en bols. action d'acérer. — Bevloering; flagging; 

Bekneifen, v. a. lid.: Sich b., be-tile-paving; dallage; carrelage. — Belegging 
knepen raken (van touwwerk aan boord); to met tinplaten ; covering with tin-plates; acbe 
jammed, to run foul; être gêné. tion de paillonner. (vergelijk belegen.) 

Bekratzen,v. a. hd. Afschrabben (eenen Beleisten, V. a. hd. Omlijsten, van 
muur); to scratch; gratter. randlijsten voorzien ; to garnish with fistels; 

Bekrippen, v. a. hd. Bekribben (eenen garnir de listels, de bordures. — Einen 
dijk), van kribben of gevlochten rijswerk spiegel b., een spiegelglas ruitsgewijs 
voorzien; to lime with hurdle-work; clayon-slijpen ; to cut a looking-glass with facets; 
ner, faire le clayonnage. facetter un miroir. 

Bekrönu.ng, f. hd. Kranslijst (op een Belemnit, m. hd., Bélemnite, f. fr. 


BELESEN 

Belemnites, eng. Belemniet, pijlsteen, 
dondersteen, vingersteen (zekere weekdier versteenin,;). 


Belesen, V. a. hd., v. ausputzer.

Beleuchtungsapparat fur zif-ferblätter, 
m. hd. Verlichtingstoestel voor 
wijzerplaten; apparatus for illuminating dials; 
appareil pour les cadrans illuminés. 

Belfrey, Belfry, eng., v. beffroi 2). 
~ Galg, juk der scheepsklok; glockengalgen; 
potence de cloche. 

Béli, m. fr., v. beylier.

Bélier, m. fr. Heiblok ; rain; hie, demoiselle. 
~ B. aspirateur, pompzuiger; 
suction-ram; sauger. B. hydraulique, 
schroef van Archimedes, tonmolen, schroefmolen, 
schroefpomp ; water-ram, hydraulic 
ram, Archimedes' screw; stosser, widder, 
stossbeber. — B. syphon, hevel ; syphonram; 
syphon. 

Bélière, f. fr. Ringetje, oog (van een 
oorhanger); eye, ring; Uhr, ringelchen. — 

B. du cliquet, bovenst of bewegelijk 
oog; moveable eye; oheres oiler bewegliches 
öhr. ®B. du talon, onderst of vast oog; 
fast eye; unteres oiler unbewegliches öhr. — 
B. de ceinturon d'épée, ring aan 
den degenriem ; -'ring of the sword-bolt; ring 
am degengehange. _ Grande b., sleepriem 
(aan den onderring des gordelriems); 
longer sling; schleppriemen. — Petite b., 
draagriem (aan den bovenring); sling; trageriemen. 
v Ceinture á double b., 
over den schouder hangende degenriem; sabrebelt 
with main-braces ; sdbelgehenk mit 
schwungriemen. 
Belièvre, f fr. Vormklei, potaarde (in 
Normandië); potter's clay; topfererde. 

Bell, eng. Klok ; glocke; cloche. — (or 
shade) Glazen of kristallen klok (bij de 
electr. batterij); glas-, lkrystallglocke; jarre. 

-Uurwerkklokje ; glvckchen (ohne kloppel); 
timbre. — B. (of a horn, of a trom 
-pet, of a funnel),

mond, wijduitstaand 
gedeelte (van een hoorn, trompet, trechter); 

sturze (eines horns), glocke (einer trompete), 
mundung (eines trichters); pavilion. 

Bell-crank, eng. Zwengel eener klok 
(waaraan het touw is bevestigd); glockenziehwirbel, 
schwengel, arm; bascule, rnanivelle 
d'une cloche. 

Bell-founder, eng. Klokkengieter; 
glockengiesser; fondeur de cloches. 

Bell-gable, Bell-turret, eng. Open 

klokketorentje; glockenthiirmchen, dachreiler; 

campanile, clocher-arcade, tournelle, 

Bell-glass, Hand-glass, Receiver, 
eng. Klok, ontvanger, recipient (der 
luchtpomp); glocke, glasglocke; cloche, récipien 
t. 

Bell-maker, eng. Schellen-of bellen 

schellewnacher; sonnetier.-maker; 
Bell-metal, eng. Klokmetaal, klokspijs; 
glockeninetall, glockengut, glockenspeise; 

bronze à cloches, métal de cloches, airain. 
Bell-metal-ball, eng. Kogel der kruid-

BEMASTEN. 8 7 

polijstton ; mischungskugel; gobille. (vergi. 
baril à ébarber). 

Bell-mouth, eng. Buik of verwijding 
der schel ; bauchung; évasement. ® Verwijding 
boven aan 't gietgat (bij 't zandvormen); 
erweiterung des gussloches; évasement du jet. 

Bell-muzzle, eng. Verwijding aan den 
tromp van eenen geweerloop ; kessel; élargissement. 


Bellows, pl., Pair of bellows, eng. 
Blaasbalg ; blasebalg, balg; soufïlet. — Single 
b., handblaasbalg, keukenblaasbalg; 
handblasebalg, kuchenblasebalg; soufilet sim. 
pie. ® Double b., smidsblaasbalg; dop 

soufflet rabier, souf--pelbalg, schmiedegeblse; 
flet de maréehal, souffiet a deux vents, it 
double áme. ® V. cagniardelle. 

Bellows-blower, m. eng. Blaasbalgtrekker; 
blasebalgzieher, heizer; chauffeur. 
Bellows-boards, pl. eng. Blaasbalgbladen 
; blasebalgbalken; planches de souffiet. 
Bellows-head, eng., v. balgenhaupt. 
Bellows-maker, m. eng. Blaasbalg 


maker; blasebalginacher; souffletier. 

Bellows-pipe, eng., v. balgrohr. 

Bellows-support, eng., v. balgengerust. 


Bell-turret, eng., v. bell-gable.

Belly ou Belg, Meter en gros,

Mull j enny en gros, m. fr. Voorspin machine, 
uitrekbank (der machinale katoenspinnerij); 
stretching frame, stretching mule, 
stretcher, billy; vorspinn-mule, vorspinn-maschine, 
grobstuhl. 

Belly of a clock or bell, eng. v. 
bauch 2). ®B. of the furnace, v. 
bauch ti) . ® B. of the compasstimber, 
V. bauch 3). ® B. of a 
sail, v. bauch 3) . 

Belly-band (of the harness), eng , 

V. bauchgurt. 
Belly-rail, eng. Golfsgewijze spoorstaaf; 
wellenformnige schiene; rail onduld. 
Belochen, v. a. Het gat voor de steen 
steen) maken ; to make a hole-tang (in eenen 
for the mason's iron tongue, to sling; louver. 

Bel-outil, m. fr., v. bechereisen. 

Belouze, f. fr. Op de draaibank bewrrkt 
stuk tin ; tin-piece on the potter's wheel; 
werkstock. 

Belt (or Strap, Strapping), eng. 
Riem ; riemen; courroíe. — Klokvormig dak stoelsieraad; 
glockenfdrmiger dachstuhlziehrath; 
campane de comble. — Kranslijst ge


vormd door eene vooruitstekende rij steenen; 
kranzgesims, Kranz; ceinture. — Belts, eng. 
pl., v. armatur, 2d art. 

Bemannen, v. a. hd. Bemannen (een 
schip); to man, to equip; emnlariner, équiper.
Bemannung, f. hd. Bemanning; equi-page, 
manning; screw; équipement; equipage.
Bemantelung, f. hd., v. beklei


dung 3). 
Bemasten, v. a. hd. Bemasten, masten 
inzetten ; roasting; mature. 


88 BEMORTELN 

Bemórteln, v. a. Bepleisteren (eenen 
munr, etc.); to parget, to plaster; couvrir 
de mortier. 

Benarde, f. fr. Slot, dat aan twee zij 
kan geopend worden ; mortice-dead-lock;-den 
schloss das auf zwei seiten zu öffnen ist. 

Bench, eng. Werkbank, werktafel, v. 
arbeitstisch. e• Snij-, schroefbank, v. 
bane 2). — (or berme) Berm, horizontaal 
voetpad aan eene glooiing); wallabsatz; 
berme. — B. for the glass-pots, v. 
bane 6) . ~ B. for paring hides, 
schaafboom (der looiers); ,gerbebank; chevalet 
à drayer. B. to which the plateshears 
are attached, v. bane des 
cisoirs, s. bane. 

Bench—axe , eng. Timmermansbijl, 
handbii; zimmeraxt; hache de charpentier, 
hache a main. 

Bench-hammer, eng v. bankhammer. 
., 

Bench-hook, eng., v. bankeisen. 

Bench-mark, eng. Merk, teeleen, voeg schrap; 
zeichen, merkzeichen; repére, repaire. 
~ V. ruiller. 

Bench-saw, eng. Bankzaag, cirkelzaag 
verbonden wet eene draaibank; sdgemaschine 
an der drehbank; scie mécanique. 

Bench-screw, Screw-cheek, eng. 

V. bankschraube. 
Bench-shears, Stock-shears, pl. 
eng. Metaalschaar, blikschaar, bank- of blokschaar 
; stockscheere; cisail le à bane, cisaille 
a bras. 

Bench—vice, Standing—vice, eng. 
Schroefstok; schraubstock, stehknecht, knecht; 
étau d'établi, valet de pied, servante. 

Bend (or flow, flexion) , eng. Krom 
welving, boogsgewijze buiging; beuge;-ming,

eambrure. — (common or sheet— 
bend) Weversknoop; weberknoten; noeud 
de tisserand. — (rounding, curve in 
a gun—carriage) Breuk (der zijwang van 
een affuit); bruch, bug; cintre. ~ B. (or 
curve) in the upper—part, bovenste 
of eerste breuk ; oberer, erster bruch; cintre 
de mire.. B. (or rounding) of the 
trail, onderste of tweede breuk ; unterer, 
zu:kiter bruch; cintre de crosse. 

Bend (to), (or to curve, to bow), 

V. a. eng. Buigen, krommen ; boogvormig 
uitwerken ; biegen, umbiegen, kromgen; bo genfórmig 
ausarbeiten, schweifen; courber, 
fléchir, cambrer. ® Uitdiepen. v. auftiefen. 
•v V. anschlagen 3). ® Stuiken, 
V. abfassen 2). o (to crook) om buigen, 
krommen (in spinnergen); umbiegen, 
krommen; crochuer. ~ To b. at right 
angles, knievormig of als een elleboog buigen, 
winkelhaaks maken (bij slotenmakers); 
krippen; courier. ~ To b. ornaments, 
V. bander, v. a. v. refendre les 
cardes. — B. of a ship, v. wales. 
Bendable, Flexible, Supple, adj. 
eng. Buigbaar, buigzaam; biegsam; courbable, 
pliable, flexible, souple. 

BENZOES^URE. 

Bending, Jutting-out, adj. eng. 
Scheef, uit het lood, buitenhaaks (bij timmerlieden); 
schief; dévers. 

Bending of a timber, eng., v. 
besson. 
Bending-iron, eng. Ombuigijzer (voor 
de kaardpunten); umbiegeisen; crocheux. 

Bending—machine, eng. Cilinderbuigmachine 
(tot rondzetting van blikken 
pijpen, buizen, goten, etc.); biegewalzwerk; 
cylindre à cintrer. 

Bending—stick, eng. Pakstok, spanstok, 
knevel ; spannholz, knebel; garrot. 

Bending—tool, eng. a. Buigij zer (voor 
de kaarden); biegeisen, wiegeeisen; refendoir. 
e b. Buigbeiteltje (der goudsmeden); umbieggri 
ffel; échoppe a arrêter. 

Beneaped, adj . eng., v. amorti. 

Benehmen, v. a. hd : die munze, 
die schrô tlinge b., v. abgleichen, 
ajuster. 

Benehmscheere, f. hd . Muntschaar; 
cutter; coupoir. 

Benehmwage, f. hd., v. j ustirwage. 

Benept, adj. hd., v. amorti. 

Bengel, m. Pompzwengel, v. brim— 
bale. — Persboom, v. bar 8). 

Bengelknopf, -kopf, m. hd. Persboomhoofd; 
head (or small part) 0/' the bar; 
tête du barreau. 

Bengelscheide, f. hd. Persboomkruk ; 
wooden handle of the bar; manivelle du bar


reau 

Benjamin, eng v. benjoin. 

Benjoin, m. fr. 
., 
Benzoë (gomhars van 
den benzoë-boom); benjamin, benzoin, benjoin; 
benzoe. ® V. benzoebaum. 

Benne, f. fr. Kolenmand (op spoorwegen); 
coal-slip; kohlenkorb. 
Bent, eng. Rust (van den tuimelaar van 
een geweerslot); rast; crag. 
Bent-callipers, pl. eng., v. sidecallipers.
Bent-gouge, Bent-neck-gouge, 
eng., V. bee de corbin, b. 
Bent-lever-balance, eng., V. balance 
a croc. 

Benzin, n. hd , Benzine, f. fr. y eng. 
Vlugtige olie uit de overhaling van 't benzoë zuur 
ontstaan, benzine. 

Benzoate, m. fr. & eng. Benzoëzuur 

zout ; benzoesaures salz. 

Benzoe, f. hd., v. benjoin. 

Benzoeäther, m.,Benzoenaphta, 

f. Benzoë-ether; benzoin-ether; éíher benzoïque. 
Benzoebaum, m. hd. Benzoëboom; 
styrao benzoin; benjoin, badamier. 
Benzoeblumen, f. pi., Kristallï_ 
sirtes benzoin, n. hd. Benzoëbloemen, 
benzoëzuur ('t gekristalliseerde geneeskrach 
zuur van de benzoë); crystallized benjoin,-tige 
benjamin-crystals, flowers of benjamin; fleurs 
(blanches) de benjoin, moelle de benjoin. 

Benzoesäure, f. hd., v. acide benzoïque. 



BENZOESAURES SALZ 

Benzoesaures salt, v. benzoate. 
Benzoic, adj. eng.: b. acid, v. acide 
benzoïque, s. acide. 

Benzoin, n. hd., Benzoïne, f. fr., 
Benzoine, eng. Kamfer uit bittere -amandelol 
ie. ~ Krystallisirtes b., v. benzoeblumen. 


Benzoin-acid, Benzoic-acid, v. 
benzoic. 
Benzoin-ether, eng., v. benzoeather. 
Benzoin—gum, eng. Benzoëhars; benzoegummi, 
-harz; gomme de benjoin. 
Benzoin—oil, eng. Benzoë-olie; benzoeal; 
huile benzoïque. 

Benzoisch, adj. hd.: benzoische 
sure oder bonzoesaure, v. acide 
benzoïque. 

Bepechen, Bepichen, v. a. hd. Bepekken 
; to pitch; poisser. 
Bepfahlen, v. a. hd. Bebeien ; to pile; 
piloter. 

Beplanken, v. a. hd. Beplanken ; af 
een beschot zetten , to plank, to-schieten, 
board; to partition; revêtlr de planches, cloi


sonner. 
Beplatten. v. a lid. Met tegels bevloeren 
; to pave with tiles; to flay; carreler. 

Bequasten, Betroddeln, v. a. hd. 
Met kwasten versieren; to trim with tassels; 
houpper. 

Bequette, f. fr. Draadtang, handtang; 
wire pliers, nippers, flat pliers; drahtzange, 
flachzange, plattzange. 

Bequille, f. Roerkruk, .braakstang (voor 
de ijzermassa in den roer-of puddeloven); 
crutch, cane; krurke. 

Ber, Berceau, m. fr. Bedding. wieg 
(waarop een schip van stapel loopt); cradle; 
scblitten. 

Berahmen, v. a. hd. In een lijst of 
raam zetten, omlijsten; to frame; encadrer, 
border. 

Beranden, Berandern, v. a. hd. 
Randen (de munten); to furnish with rims; 
cordonner. 

Berändern, v. a. hd.: die kupferplatte 
b., een wassen rand om de plant 
leggen (opdat er het sterkwater niet afloope); 
to edge, to welt; border la planche. v. 
beranden. 

Berändung, f. hd. Kartelrand (der 
munten); engrailed ring; grenetis. 

Berapen, Berappen, v. a. hd. Berapen, 
volrapen, volwerpen (eenen muur met 
pleisterkalk); to rough-cast, to rough-coat; 
to parget; crépir, ravaler. 

Berauehern, v. a. hd. Berooken ; to 
fumigate; fumiger. 

Berberisholz, Sauerdornholz, n. 
hd. Berberisbout, zuurdoornhout; barbary- or 
barberry-wood; vinetior, épine-vinette. 

Berceau, m. fr. Voorste gedeelte der 
gewone drukpers, dat de slede of kar draagt; 
bank, plant; laufbrett. o. Greineer-of kar 

graveurs); engraver's file; wiege.-telbeitel (der 

BERGEN. 

Half-cirkelvormig gewelf, kogelgewelf, 
volle boog ; full centre.arch; voller bogen. 

V. ber. 
Bercelle, f., Tenettes, f. pi. fr. Kleine 
tang (der emailleerders), korentang; corntongs; 
kornzange. 

Bereifen, v. a. hd. Hoepels of banden 
omleggen ; to hoop; eereier, garnir de eerceaux. 
— v. pantalonner. 

Bereiteisen, n. hd. Beeldbouwersgereedschap 
ter af-of opwerking, polijststaal; 
burnisher; fer a retondre, polisoir. 

Bereiten, v. a. hd. Bereiden, Viereed of 
klaar maken, toerichten ; to prepare, to dress; 
préparer, appreter. Bereiden, opmaken, 
opwerken, glanzen, pappen, stijven, etc.; to 

dress, to finish, to curry (leather); to give a 

lustre to (cloth); dresser, habiller, finir, mettre 
la dernière main à; apprêler, donner 
l'apprèt a (one étoffe); corroyer (le cuir). 

Bereitung, f. hd. Bereiding, het klaarmaken 
; preparation; préparation. — Bereiding, 
vervaardiging; fabrication, manufacture; 
fabrication. — Bereiding (bij chemisten); manipulation; 
manipulation. — Opmaking, glanzing, 
papping (der stoffen); dressing, finishing; 
apprêt. — Bereiding (van 't leder), het leertouwen 
; dressing; corroi. 

Berg, m. hd., v. bergart. 
Bergader, f. hd. Bergader, metaalader, 
mineraalader; lode, metallic vein; veine métallique. 
Bergalaun, m. hd. Steenaluin : stonealum; 
alun de roche. 

Bergamask—eisen, n. hd. IJzer uit 
de fabrieken van Bergamasco; iron produced 
by the Bergamo-refining; mazette. 

Bergarbeit, f. hd. Mijnarbeid; miningwork; 
travail des mines. 

Bergart, f. hd. Steen en aarde bij en 
om de ertsen, bergsoort, gangsteen , rock, 
gang; roche, gangue. 

Bergbau, m. hd. Bergbouw, mijnbewerking; 
working of mines, art of mining; exploitation 
des mines. 

Bergbaukunde, f. hd. Bergbouwkunde; 
science of mining; science de l'exploitation 
des mines, oryxionomie. 

Bergblau, n., Berglasur, f. iy. 
Bergblauw, koperazuur, blauw koperzuur 
zout; mountain-blue, caeruleum montanum; 
bleu de montagne, azur de cuivre, bleu de 

cuivre. 
Bergbohrer, m. hd. Bergboor, steenboor; 
terrier; trépan, aiguille, tieuret. 

Bergcompass, m. hd. Mijnwerkerskompas 
; miner's compass; Bompas de mineur. 
Berge, f. fr.: Ciseau à la b., platte 
schaar met eene schroef als klinknagel ; flat 
shears with screw-pivot; flache scheere mit 

einer schraubenaxe. — Couteau à la 

b., mes met dubbel lemmer, cirkelmes; knife 

witli double blade; doppelmesser, zirkelmesser. 
Bergeisen, n. hd. Mijnwerkers -ijzer; 
miner's iron; pointerole. 
Bergen, v. a hd. Bergen (gestrande 
8' 


90 BERGERZ 

voorwerpen); to save; sauver, —II. Het ber


gen, berging; salvage; sauvetage. 

Bergerz, n. hd. Erts, mijnstof, bergstof; 

ore; mine, minérai. 

Bergfall, m hd. Mijninstorting: falling


in of a mine; éboulement dune mine. 

Bergfein, adj. hd. Gedegen, onver


mengd, zuiver; native; natif, vierge. 

Bergfertig, adj. hd. Aan tering lijdend 

(bij mijnwerkers), buiten staat om te wer


ken ; consumptive, unfit to work; malade de 

phthisie, de pulmonie, étique, hors d'état de 

travailler. 

Bergfeste, f. hd. Pijler of draagzuil 

van vast gesteente; pillar; pilfer, soutien de 

roche solide. e B. oder Bergfestung, 

f. Bergvesting; mountain-fortress; forteresse 
situde sur une montagne. 
Bergfett, n hd. Bergvet, "fossiele talk; 

fossil suet, fossil tallow; graisse ou suif de 

montagne. 

Bergflaehs, m. hd , v. amiant. 

Bergflor, m. hd. Bloeiende toestand 
eener mijn ; flourishing state of a mine; état 
florissant d'une mine. 

Bergfluss, m. Jul. Gekleurd kwarts; 
coloured quartz; quartz colord. 
Bergförderniss, n. hd. Het boven 

ertsen; extraction of the ore,-brengen der 
drawing ore from the pit; extraction des minérais 
au jour. 

Berggang, m. hd. Metaalader ; metallic 
vein; veine métallique. 
Berggebaude, n. hd. Galerij, onder 

mijngang; gallery; galerie. — Tot-aardsche 
eene mijn behoorend gebouw ; building belonging 
to a mine; bátiment dépendant d'une 
mine en exploitation. 

Berggelb, n. hd. Oker, berggeel, gele 
oker; 'mountain-yellow, yellow ochre; ocre, 
ochre. 

Berggewaehs, n. hd. Erts ; ore; mine, 
minérai. 

Berggezeug, n. hd. Mijnwerkersgereedschap 
; miner's tools; outils ou instruments 
des mineurs. 

Berggift, n. hd., v. arsénie. 
Bergglas, n. hd. Berg- of rotskristal, 
rgglas, zwitsersche straalsteen ; rock-crystal; 
cristal de roche. 
Berggri n, n. hd. Berggroen, aardgroen; 
mountain-green, sanders-green, green verfliter; 

bérubleau, vert de montagne, vert de terre, 
centire verte. 
Berggut, n. hd. Berggoed, mineralen, 

fossiliën ; minerals, fossils; minéraux, fossiles. 
Berghaar, n. hd., v. amiant. 
Berghalde, f. hd. Afval eener mijn 

schacht, gangpuin; heap of rubbish; balde. 
Bergharz, n. hd. Berghars, vast joden lijm; 
solid bitumen; bitumen solide. 
Berghaspel, m. hd. Mijnwindas; windlass; 
guindal, tournette, treuil. 

Berghauptmann, m. hd. Mijndirecteur 
; director of the mines; intendant des 
mines. 

BERG R MPE. 

Berghaut, f. hd., v. asbestpapier. 

Bergholz, n. hd., v. asbeste ligniforme. 
® Berghout (voornaam gedeelte 
der buitenhuid van een schip); wale; pré. 
cein te. 

Berghutte, f. hd. Mijn putdak ; pit-roof; 
couverture dun puits. 
Bergkiesel, m. hd. Rots-of bergkiezei 
; petrosilex; pétrosilex. 
Bergkarren, m. hd. Mijn werkerskruï 
; miner's wheel-barrow; brouette de-wagenmineur. 
Bergknapp, m. hd. Mijnwerker; miner; 
mineur. 
Bergkohle, f. hd. Fossiele kolen, hars 
fossiel hout, bruinkool; fossil coal;-achtig 
charbon fossile ou minéral, lignite. 

Bergkork, m`. hd. Bergkurk, fossiel 
kurk ; mountain-cork; Liége fossile ou minéral, 
liége de montagne ; V. asbestpapier. 

Bergkratze, f. hd. Mijn werkersschraap


ijzer; miner's scraper; grattoir des mineurs. 
Bergkrystall, ni. hd., v. bergglas. 
Bergkabel, m. hd. Ertstrog, ertstobhe, 

ertsemmer ; miner's tub, bucket; baquet, seau 
de mine, tine, tinette, tonne des mineurs. 
Bergkupfer, n hd. Gedegen of zuiver 
koper; native cupper; cuivre natif. 
Berglaehter, f. hd. Mijnwerkersvadem; 

miner's fathom; toise des mineurs. 
Bergglasur, f. hd., v. bergblau. 
Bergleder, n. hd. Fossiel leder ; moun


tai.n-leather; cuir fossile ou des montagnes. 

— Mijn werkersschootsvel ; miner's apron; 
tablier des mineurs. 
Bergletten, m. hd. Metallische klei; 
metallic clay; argile métallique ou de montagne. 


Bergmann, v. bergknapp. B. 
vom leder, wezenlijk mijnwerker, real 
miner; véritable mineur..-B. von der 
feder, mijubeambte ; mining-officer; employé 
ou officier des mines. — B. vom feuer, 
werkman aan de ijzersmelterij, aan de smeltovens; 
workman at the smeltery; ouvrier des 
usines, de fonderie. 

Bergmännisch bauen, v. a. hd. 
Naar de regels delven ; to work systematically; 
travailler selon les règles. — Es 
sieht b. aus, de mijn doet zich goed voor; 
the mine looks well; la mine á bonne appa


rence. 
Bergmeister, n1. hd. Mijnopzichter; 
surveyor of mines; inspecteur des mines. 
Bergmilch, f., Bergzieger, m. hd. 
Bergmelk (metallische melkachtige vloeistof); 

rock-milk; lait de montagne, de lune. 
Bergnaphtha, f. hd., v. asphalt. 
Berggil, Steinöl, n. hd, Berg- of 

steenolie, petroleum; petroleum; pétrole. 
Bergpapier, n. hd., v. asbestpa


pier. 

Bergpech, n. hd., v. asphalt.
Bergpecherde, f. hd., v. ampélite.
Bergpumpe, f. hd. Mijnpomp ; mine


pump; pompe de mine. 


BERGROTA — BERNSTEINFIRNISS. 91 


Bergroth, n. hd., v. arsenic rouge.

Bergr®the, f. hd. Natuurlijke cinnaber, 
zwavelkwik; mineral cinnaber; sulphurated 
mercury; cinabre naturel, mercure sulfuré. 

Bergrb thel, n. hd. Rood krijt ; ruddle, 
red chalk; rubrique, craie rouge. 

Bergsaft, m. hd. Mineraal sap, bergsap 
(een brandbaar, vloeibaar, of weleer vloeibaar 
mineral); mineral essence; sue minéral, sue 
lapidilique. 

Bergsalz, Steinsalz, n. hd. Steenzout, 
klipzout; mineral salt, rock-salt; sel 
gemme ou fossile. 

Bergschicht, f. hd Ovenwerk, mijnarbeid 
verricht in den schofttijd; shift or 
work done by miners at hours of rest; travail 
surérogaLoire. 

Bergsehlitten, m. hd. Bergslede ; sled, 
sledge; ramasse. 

Bergsehussig, adj. hd. Met steen-of 
aardachtige stoffen vermengd ; mingled with 
stony or earthy substance; mèlé de gangue 
ou de terre, éparpillé ou desséminé dans la 
roche. 

Bergsehwaden, m. hd. Schadelijke 
mijnlucht, giftdamp; damp; mofette ou moufette. 


Bergschwefel, m. hd. Gedegen zwavel, 
geel vitriool ; native sulphur, yellow vitriol; 
soufre natil, vitriol jaune. 

Bergsegen, m. hd. Opbrengst der mu


nen ; produce, revenue or returns of the 

mines; fruit, produit, rapport, revenu ou 

rendement des mines. 

Bergseife, f. hd. Bergzeep ; mountain


soap; savon de montagne. 

Bergsohle, f. hd. Mijnbodem, horizon


tale basis eener schacht; sole; sol, semelle, 

Bergstein, m. hd., v. amiant. 

Bergstufe, f. hd. Met gangsteen ver 

erts ; ore mixed with rock; minérai-mengd 

mélangé de roche dans sa gangue. 
Bergtalg, m. hd., v. bergfett. 
Bergtheer, m. hd. Bergteer, mineraal 

pek, pissasphalt; mineral tar, pissasphalt; 

goudron minéral, pétrole tenace, pissasphalte. 

Bergtorf, m. hd., V. ampélite. 

Bergtrog, m. hd. Mqn werkersbak of 

-trog; miner's trough; sébile ou auge de 

mineur. 

Bergunschlitt, m. hd. Zinkvitriool, 

zinc-vitriol; vitriol de zinc. 

Bergvitriol, m. hd. Bergvitriool, gede


gen vitriool ; native vitriol; vitriol natif. 

Bergwachs, n. hd. Git, zwart barn


steen ; pekacbtige of droge steenkool ; jet, 

dry coal; jais, jaiet, houille sèche. 

Bergwand, m. hd. Doove steenmassa, 

die zich van 't gespleten gesteente afzondert; 

poor stones; roche sauvage. 

Bergwardein, m. lid. Bergwaardijn, 
mijn-essayeur; essayer of a mine; essayeur 
dune mine. 

Bergwerk, n. hd. Mijn -, bergwerk; mine; 
mine, minidre. — Bin b. ständig machen 
odor erregen, eene mijn ont


dekken ; to discover a mine; découvrir 
une mine. 
Bergwerkswissenschaft, f. hd , v. 
bergbaukunde. 
Bergwetter, n. hd. Mijnlucht; mijn 
-luchtverversching;

airing, ventilation; air des 
mines; airage des mines. 
Bergwesen, n. hd. Mijnwezen ; miner . 

alogy; minéralogie. 

Bergwolle, f. hd., v. amiant. 

Bergzieger, m. hd., v. bergmilch. 

Bergzinn, Feinzinn, Kornerzinn, 
Rosenzinn, n. hd. Zuiver tin, 
korreltin ; engelsch tin, rozetin (met T lood); 
grain-tint, pure tin, mine-tin; étain pur, étain 
de mine, étain plané, étain en larmes; ètain 
a la rose, étain doux d'Angleterre. 

Bergzinnober, m. hd., v. bergrothe. 


Berichten, v. a. hd.. v. abgleichen. 

Berichtigungsbogen , Correcturbogen, 
m. hd. Proefblad ; proof-sheet; 
feuitle d'épreuves. 
Beriefeln, V. a. hd. Groeven, ribben; 
to flute, to groove; canneler. 

Beriefelung, Beriefung, f. hd. Het 
groeven, ribben ; fluting, grooving; cannelure. 


Berill, in. hd., v. aigue-marine 

Berkan, m. hd. Barkan of herkan (soort 

van grove kamelot); berracan; baracan, bou


racan. — V. blanquinette. 

Berkanweber, m. hd. Barkanwever; 

berracan-weaver; bouracanier 

Berlinerblau, n. hd. Berlijnsch-blauw, 
Pruisisch-blauw ; prussian or prussic blue; 
bleu de Prusse, prussiate de fer. — v. blaueisenerz. 


Berlinerblausäure, f. hd. Blauwstofwaterstofzuur, 
Pruisisch-zuur; prussic acid; 
acide prussique. 

Berlinerblausaures salz, n. hd. 
Blauwzuur zout; prussiate; prussiate. 
Berlinerroth, n. hd. Berlijnsch-rood; 
prussian red; rouge de Berlin. 

Berlinerweiss, n. hd. Berlijnsch -wit, 
Pruisisch -loodwit; prussian ceruse; céruse 
de Prusse. 

Berloeke, f. hd Allerlei sierlijke klei


nigheden aan eenen horlogeketting; watch


trinket; breloque. 

Berme, f. fr., V. bench 3). 

Bernaudoir, m. fr. Mand voor den af


val van 't vlaken (bij kousenwevers); wool


basket; reinigungskorb. 

Berne, f. fr. Verfkuip ; dyer's tub; far


bersfass. 

Bernstein, m. hd., v. ambre 1). 

Berusteinalabaster, m. hd. Barn


steenzuur albast ; succinate of alabaster; succinate 
d'albátre. 

Bernsteinalaun, m. hd. Barnsteen zure 
aluinaarde ; aluminous amber; succinate 
d'alumine. 

Bernstein$rniss, m. hd. Barnsteen vernis; 
amber-varnish; vernis d'ambre jaune. 


92 BERNSTEINHARZ 

Bernsteinharz, n . hd. Barnsteerihars; 
resin of amber; résine d'ambre. 

Bernsteinkampher, m. hd. Barnsteenkamfer; 
amber-canniphire; camphre sueciné. 


Bernsteinkohle, f. hd. Overschot van 
gedistilleerd amber; residuum of distilled 
amber; résidu de l'arnbre jaune distillé à sec. 
Bernsteinbl, n. hd., v. amber-oil. 
Bernsteinsalz, n. hd.,v. ambersalz. 
Berrnsteinsäure, f. hd., v. acide 

succinique. 
Bernsteinsaures salt, n. hd. Amberzuur 
zout ; succinate; succinate. 
Bernsteinweinstein, m. hd. Amberwijnsteen 
; succinated tartar; tartre succiné. 

Berohren, V. a. hd. Met riet beleggen 
of dekken ; to cover with reeds, to reed; revétir 
de roseaux. 

Bertauder, v. a. fr. Ongelijk scheren 
(bet laken); to shear unevenly; ungleicb 
scheeren. 

Berries (French, Avignon-), pl. 
eng., V. avignon-beeren. 
Berth, Birth, eng. Verblijf, hut (aan 
boord); back; logement, poste de l'équipage. 

Berthollimeter, m. hd. eng., Berthollimètre, 
ni . fr. Bertholiimeter, bleekerswerktuig 
ter bepaling van de hoeveelheid 
chloor, die net het water of eene basis is 
verbonden, chloormeter. 

Beruhigungsapparat, m. hd. Magnetometer, 
werktuig om de kracht te meten, 
waarmede de magneet op verschillende plaatsen 
werkt,; magnetometer; magnétomètre. 

Beruhrungselektricit t, f. hd. 
Aanrakings-electriclteit, galvanismus; galvanism; 
galvanisme. 

Beruhrungspunkt, m. hd. Aanrakingspunt 
; tangent point, contingent point; 
point de contact, point de tangence, de réunion. 


Beryl, Beryllus, m. hd., v. aquamarin. 
Berzelianite, eng., Berzeline, fr. 
Selenium-koper; selen-kupfer. 

Besaiguë, Bisaiguë, Bipenne, f. 
fr. Steekbijl (der timmerlieden); twibil, twybil, 
holing-axe; kreuzazt, doppelaxt, zimmeraxt. 
- Glazenmakershamer; glazier's hans.. 
mer; glaserhammer. 

Besan, f. hd. Bezaan, bezaanzeil ; mizen; 

voile d'artimon. 

Besanden, v. a. hd. Zand werpen (op 

het gloeiend ijzer, dat men wil soldeeren); 

to cover with sand; sablonner, sabler. 

Besanmast, m. hd. Bezaanmast; mizenmast; 
mat d'artimon. 
Besatzung, Einfassung, f., Beschlag, 
m., Eingerichte, Gewirre, 

n. hd. Werk in een slot; garnishment, set, 
wards; garde, garniture. 
Beschalen, v. a. hd. Den steel aanzetten 
; to helve; emmancher. Belatten 
(een plafond om het te bepleisteren); to lathe; 
latter. ^ Den band of omslag leggen (om 

EESCHLAG-BE1 SEL. 

een boek); to put the cover- on; mettre la 
couverture, couvrir. 
Besehaler, m. hd. Hechten-of stelenmaker 
; hafter; emmancheur. 

Beschaublech, n. hd. Lettergieterswerktuig 
tot toetsing der gegoten letters; 
reglet; jeton. 

Beschauern, etc., hd., v. egardé. 

Beschicken, v. a. hd.: den ofen 
b., den oven beschikken, de beschikking 
in den oven doen ; to prepare the furnace; 
préparer, ajuster ie fourneau. ~ Den tiegel 
b., den smeltkroes vullen ; to fill 
the crucible; charger le creuset. Die 
erze b., de ertsen (voor de smelting) beschikken 
; to preparer the ores; préparer les 
minérais. 

Besehiekung, f. hd. Beschikking (der 
smeltovens); preparation; ajustement, preparation. 
Legeering, allooi, alliëersel (der 
munten); alloy; alliage. 

Beschienen, v. a. hd. Met ijzeren banden 
beslaan (wielen); to lay the tire (of 
wheels); embattre. 

Besehienung , f. hd. Het beslaan (der 
wielen) met ijzeren banden ; tiring, shoeing, 
casing; embattage. ~ Wielbeslag ; tire; embattage. 


Beschiessen, v. a. hd. Op de proef 
stellen, probeeren (een vuurwapen); to try; 
eprouver. --Beschieten ; to cannonade, to 
batter, to fire on, to bombard; canonner, 
bombarder. 

Beschiesshutte, f. hd. Loods voor 
't beproeven der vuurwapens; shed for prov-
Ing fire-arms; hangar pour l'essai des armes 
a feu. 

Beschiessung, f. hd. Beschieting, bom 
cannonade, bombardment; canon--bardeering; 
nade, bombardement. 
Beschilfen, v. a. hd. Met riet dekken; 
to cover with reed; couvrir de roseaux. 

Beschindern, v . a.. hd Met dekborden, 
dekplankjes dekken ; to shingle; couvrir de 
bardeaux. 

Beschlag, m hd., v. armatur, 2' art. 

•^ (eisenbesehlag) Beslag; Ferrel, ironclip, 
iron-work; ferrure, garniture de fer. 
B. einer flinte, beslag van een geweer; 
mounting of a gun; garniture dun fusil. -
B. eines blocks, eines klobens, 
beslag van een blok, van een katrol; iron 
strap of a block; ferrure ou garniture dune 
poulie. ^ B. eines hammers, v. brée. 
~ B. des muhlenbaumes, beslag van 
den. molenstander ; tagging of the mitl• arbor; 
plumard. — B. (eines pferdes), beslag 
; shoeing; ferrure. ~ B. (der rader), 
beslag; tire; ferrure, bandes. e B. des 
weberschiffchens, beslag der weversspoel 
; tagging of the scuttle; armure de la 
sépoule. - B. (einer thi r), beslag; 
iron-work; ferrure, 
Beschlagbensel, Beschlagbindsel, 
n. hd. Beslaglijn; furling-line, seizing, 
stop; ligne de ferlage. 


BESCHLAGBRETT 

Beschlagbrett, n. hd. Slechte, ge meene 
plank ; bad board; mauvaise planche. 

Beschlagen, v. a. hd. Met kleefdeeg 
dichtsmeren, luteeren ; to lute; luter. ~ 
(mit metall) Beslaan ; to tip, to tag, to 
garnish, to put iron-work to; ferrer, garnir 
(de Ier). — (mit leder) Overtrekken; 
to cover; garnir. ~ (mit nagein) Beslaan 
(met spijkers); versieren (met nagels); 
to clouth, to beset with nails, to stud; clouer. 

(ein pferd) Beslaan ; to shoe; ferrer. 

— (einen balken), v. armer ij. ~ 
(das holz) Vierkant of hoeks bewerken; 
to square; équarrir. — (die segel) Vastmaken, 
beslaan ; to furl; ferler. 
Besehiagleine, f. hd. Be`laglijn ; furling-
line; ligne de ferlage. 
Besehlagnagel, m. hd. Beslagnagel; 
stud; clou d'applicage. 
Besehlagraspel, f. hd. Raspvijl (der 
smeden); rubber; carreau. 

Beschlagseisings, f. pl. hd. Beslagseizings, 
beslagbanden ; gaskets; rabans de 
ferlage, garcettes de voiles. 

Beschlagtasche, f. M. Hoefsmidszak 

met gereedschap (om buitenshuis te werken); 

farrier's pouch; ferrière. 

Beschlagzange, f. hd. Beslagtang; 

farrier's tong; etrangue. 

Beschlagzeug, n. hd. idoefsmidsge ,. 

reedschap; farrier's tools; outils du maré


chal ferrant. 

Besehleunigend, adj. hd. Versnellend; 

acceleratory; accélêrant. 

Beschleunigung, f. hd_ Versnelling, 

versnellende beweging; acceleration; accélé


ration. — Normale b., regelmatige ver


snelling; normaal acceleration; accélération 

normale. 

Beschmieren. v. a. hd. (een schiff) 

Paaien, stoggen, varkenen, besmeren ; to pay; 

espalmer, suiver, dancer un suit, courayer. 

Beschneidebank, f. hd. Snijbank (des 
blikslagers, etc.) ; dressing bench, rule-cutter; 
coupoir. 

Beschneidebrett, n. hd. Afsnijplank, 

persplank (der boekbinders); reglet, pressing 

reglet; ais á rogner, h presser. 

Beschneidehobel, m hd. Boekbin


dersploeg, afsniploeg; plough•kni fe, cutting


knife, paring-knife; tranche -couteau, couteau 

à rogner, fut. 

Beschneidemaschine, t. hd. Papier


snoeier ; paper-cutting-machine; grammogra 

pile. 

Beschneidemesser, n. hd. Dunmes, 

V. abscharfinesser. — (der glaser) 
Gruisijzer; edge-tool; cavoir, grésoir, grugeoir. 
— (der bleigiesser, fassbinder, etc.) 
Snijmes, randschaaf; edging tool; débordoir. 
— (der gerber) Stootmes, schaafijzer; 
fleshing-knife; drayoire, écharnoir. — (der 
papiermacher) Snijmes; edge-tool; coiltelas. 
— (der schriftgiesser) Besniimes; 
kerning-knife; écrénoir, rainette. 
Beschneiden, v. a. hd. Afsnijden, be -

BESTANDTHEIL. 

snijden ; to clip, to cut off; couper; rogner. 

V. abnehmen. — Den gietnaad weg 
to take off the seam; doler. -nemen ; 
(bueher) Afsnijden ; to cut; rogner. 
(munzen) Snoeien, besnoeien; to clip; rogner, 
altérer, billonner. 

Beschneidepresse, f. hd. Boekbin derssnijpers; 
cutting press; presse à rogner, 
rognoir. 

Beschneider, m. hd. Doorslag ; cutting-
out-machine, punch; emporte-pièce. — 

V. beschneidebank. 
Beschneidetisch, m. hd. Snytafel ; 
cutting-table; table à rogner. 
Beschneidsel, n. hd., V. abschnitzel, 
abfall 1). 
Beschnüren, v. a. hd. Toesnoeren, 
dichtbinden (de vuurpijlen, kardoezen, etc.); 
to choke; étrangler. 

Besehottern, n . hd., v. ballasting. 

Beschreibung, specificirung, f. 
hd. Omschrijving (van eene vergunning, een 
octrooi, enz.); specification, memorandum; 
description, spécifica lion, mémoire descriptif. 

Beschroten, v. a. hd. Het ongelijke 

wegnemen, besnoeien, afbaarden, opknappen; 

to fettle, to clean, to pare; dbarber. — Af 

muntplaatjes); to file off, to nip-vijlen (de

off, to take o jf the rough edge; écouaner, 

ébarber. 

Beschrotfeile, f. hd. Munt-of justeer


vijl; line-cut-rasp; écouane, écouène, écouine, 

grêle, grelette. 

Besehurfen, v. a. hd. (Eenen mijngang) 
ontdekken ; to discover a lode; découvrir un 
felon. 

Beschweren, Pressen, v. a. hd. 

Bezwaren, belasten (het spiegelglas); to put 

weights on; charger. •.• Die unruho b., 

eenen slinger bezwaren; to load a pendulum; 

charger un balancier. 

Besehebleeh, n. hd., v. beschau


blech. 

Besehen,v. a. hd. Onderzoeken; to exam


ine; visitor. 

Beseilen, v. a. hd. Betakelen, optakelen; 

to furnish. with ropes; Tuner. 

Besemer, m. hd. Veerunster (op sche


pen); spring-steel-yard, spring balance; peson 

á ressort. 

Boson, m. hd.: Spaniseher b., hog, 
varken (scheepsschrobber); hog; goret. 
Besetzen, v. a. hd. (mit ngeln), 

V. beschlagen i). 
Besetzplatte, f. hd. Vierkante vloertegel,; 
paving-tile, square; carreau. 
Besetzstössel, m., Handramme, 

f. hd. Straatstamper, handhei; paver's rammer; 
dame, demoiselle, bie. 
Besson, m. fr. Buiging van eenen balk; 
bending of a timber; biegung oder beuge eines 

balkons. 
Bestindig, adj. hd. Bestendig, con


stant ; constant; constant. 

Bestandtheil, m. hd. Bestanddeel, be


ginsel, basis ; base, principle; constituent, 


94 BESTI.UBEN 

component part; principe, principe composant, 
élément. 

Bestuben, n. hd. Het bestrooien, bepoederen 
; dusting, powdering; poussiérage, 
saupoudrage. 

Besteehen, Kapittelen, v. a. hd 

. 

De steekbanden (van den rug van een boek) 
maken ; to head-band, to put the head-band 
om; trancheóler, coiffer. ••• Het getimmerte 
(eener mijnschacht) met een mes onderzoeken 
; to sound the timberwork; sonder la 
cllarpente. 

Besteinung, f. hd., V. ballasting. 
Bestielen, v. a. hd. Van een steel of 
hecht voorzien ; to helve; emmancher. 
Bestossen, v. a. hd. De hoeken weg 
to remove or to break off the corners;-nemen; 
to plane; écorner. ® v. abseharfen. 
Bestossfeile, f. hd., v. bastardfeile. 

— Vereffenaar (Hoofdgedeelte van 't snij 
lettergieters); justifier; justi--werktuig der 
fieur, coupoir. 
Bestosshobel, m. hd. Ruwschaaf; 
chipping, edge -plane; rabat à dergrossir, a 
écorner. 

Bestosszeug, n. hd., V. bestossfeile. 
Bestourner, V. a. fr., v. bertauder. 
Bestreichen, v. a. hd. (mit fett), 

V. beschmieren. (mit firniss) 
Het goudvernis opdragen (op het leder); to 
lay tke gold-size on; empiátrer. ~ (mit 
gummi) Gommen ; to gum; engommer. ^• 
(mit ö1) Oliën ; to oil, to anoint; enduire 
d'buile; oindre. — (mit theer) Teren ; 
to tar; goudronner. ~ Mit magnet b., 
V. eiman ter. v (mit geschütz) b., 
bestrijken ; to scour, to rake; raser, balayer. 
^ Der lange nach b., overlangs bestrijken, 
enfileeren; to enfilade; enfiler. 
Besti cken, v. a. hd. Van 't noodige 
geschut voorzien (een schip); to furnish with 
cannon; garnir de ses canons. 

Bestufen, V. a. hd. Onderzoeken, toetsen 
(het mijngesteente); to assay; essayer 
(la roche). 

Besturzen, v. a. hd., v. aufgeben. 

Betfelu, V. a. hd. Met hout bekleeden, 
beschieten, lambrizeeringen maken ; to wainscot; 
lambrisser, boiser. 

Betakein, v. a. hd., v. agréer. 
Das ende eines tau b., eene naaiing 
of woeling aan 't end van een touw maken; 
to whip the end of a rope; faire une liure 
au bout dune corde. 

Betakelung, v. a. hd. Takeling, takel 
staand en loopend want ; rigging; gar--werk, 
niture, agrès. 

Bête, f. fr. IJzerkorst in den hoogoven ; 
crust of iron in the high-furnace; eisenkruste 
im hochofen. 

Betel, in. hd., v. eiseau. 
Betheeren, v. a. hd. Teren ; to tar; 
goudronner. 

Beting, f. hd. Beting (een der twee 
sterke staanders vóór den fokkemast); bit; 
hitte. 

_BEUG E. 

Betingsbalken, m. hd. Betingsbalk; 
cross-piece of the bits; traversin des bitres. 
Betingsbolzen, m. pl. hd. Betingsbouten 
; bolts of the bits; pai l les des buttes. 

Betingskniee , Stechkniee der 
beting, n. pl. hd. Betingskniëen ; standards 
of the cable-bits, spurs of the bits; courbes 
des bittes. 

Betingsn gel, m. pl. hd., v. betingsbolzen. 
Betingsschlag, m. hd. Betingsslag; 
bitter of the cable or chain; bitture. 

Betingsspenen, f. pl. hd. Betings spenen, 
betingskoppen, monniken ; bitpins; 
montants ou piliers des bittes. 

Betingsspur, f. hd. Betingsspoor; step 
of the bits; carlingue des bittes. 
Betingssteilen, –sti tien, f. pl. hd., 

V. betingsspenen. 
Beton, m. fr., Beton, hd. m. & eng. 
Beton (mengsel van steenstukken en grint 
met watermortel), steenmortel, grondmortel. 
(in 't eng. ook : concrete, french concretion, 
grubstone-mortar; — hd. französischer mortel, 
grundmôrtel, steinmortel. 

Betriebsmaterial, n. hd. Materieel , 
gezamenlijke behoeften (werktuigen, gereed 

fabriek, drukkerij, etc.;-schappen, etc.) eener 
working-stock; matériel, matériel d'exploitation. 


Be troddeln, V. a. hd., v. bequasten. 

Bett, n., Bettung, f. hd. Houten 
sluisbodem ; frame of ground-timber, floor, 
platform; nadier, fond. 

Bettbretter, Bodenbretter, n. pl. 
hd. Onderlagen ; bed-staves, lathing; foncailles, 
goberges. 

Bettdrell, m. hd., v. bed-tick. 

Betterave, f. fr., v. beet. 

Betting (for the musket-barrel), 
eng., V. bed 11). 
Bettrollen, f. pl. hd. Ledekantsrollen; 
bed-casters; roulettes de lit. 
Bettstelle, f. hd. Ledekant, bedstede; 
bedstead; bols de lit. 

Bettung, Grundsohle eines 
krahns, f. hd. Grondbalk eener kraan; 
sole of a crane, traversing platform; racinal 
de grue, d'engin. — B. einer sehleuse, 

v. beft. — B. fur das geschutz. 
geschutbedding; platform; plate-forme de 
batterie, tabloin, tablouin. 
Betty, eng. Breekijzer ; brecheisen; le vier, 
pied de chevre. 
Bettzwillich, m. hd., v. bedtick.

–

Betweens, n pl. eng. Middelsoort-naalden 
; halblange, halbdicke nadeln; aiguilles 
moyennes. 

Beuge, f. hd., v. davier 1) . ® Hout


stapel (in 't bosco); pile of wood; pile de 

bols. — B. (eines gewölbes) welving, 

boogsgewijze buiging; bend, bow, flexion; re


tombée, cambrure. ® Die b. geben, de 

welving geven ; to bend; cambrer. — B. 

(einer linie). boog, buiging; curve; cour


bure. — V. lesson. 


BELGEN -- 

Beugen, Biegen, v. a. hd. Buigen 
(de scheepsboorden); to bend; plier. 

Beugungspunkt, m. lid. Buigpunt 
(in eene kromme lijn); point of inflexion; 
point d'inflexion. 

Beulenklopfer, m. hd. Builenklopper 
(der tinnegieters, koperslagers); paring-hammer; 
marteau 1 ebarber. 

Beurre d'antimoine, m. fr. Spiesglansboter, 
v. chlorure d'antimoine. 

— B. d'arsenie, v. chiorure d'arsénie. 
~ B. d'étain, v. chlorure 
d'étain, ® B. de Saturne, looderts; 
butter of Saturn, leaden ore; bleibutter. 
Beuse, f. fr. Hooge, smalle kist voor 
de stroaken, die de werkman van de koper 
afsnijdt; box for the copper-cuttings;-bladen 
biichse zu den kupferstreifen. 

Beutel, in. hd. Meelbuil, buil ; bolter, 
bolting-cloth; bluteau, blutoir. ® (weleer) 
Kardoeszak, patroonzak ; pouch; sachet. 
(zum flachsklopfen) Vlasbeuker; beater, 
beetle; battoir. — Schrijnwerkersbeitel, v. 
ciseau. 

Beutelfass, n. hd., v. baril à bourse. 

Beutelgaze, f., Beuteltuch, n. hd. 
Builgaas, buildoek ; bolting-gauze, boltingcloth; 
gaze a blutoir, toile on étamine b 
bluteau. 

Beutelig, adj. hd. Vol gaatjes, poreus 
(van ertsen); porous; troué, poreux. 
Beutelkammer, f. hd. Bulizolder (der 
korenmolenaars); bolting-room; bluterie. 
Beutelkasten, m. hd. Builkast, bull; 
bolting-hutch; bucbe a bluter, blutoir. 
Beutelmuhle, f. hd. Builmolen ; bolting-
mill; bluterie, blutoir. 
Beuteln, v. a. hd. Builen ; to bolt; bluter. 
— n. Het builen ; bolting; blutage. ~ 

V. a. Beuken (hennep of vlas); to beat; battre. 
Beutelsehloss, n. lid. Beursslot, geldbeurssluiting; 
lock of a bag; ferme-bourse. 
Beuteltrommel, f. hd., v. beutelkasten. 
Beuteltuch, n. hd., v. beutelgaze.
Beutelwelle, f. hd. Builas, builboom; 

bolt-axle-tree; tourne-bluteau. 
Beuveau, Beveau, Biveau, m. fr., 

V. angle-bevis. 
Bevel, Bevil, eng., v. angle-bevil. 
~ Schuinte, scheefte, geering; schrage, 
schie fe, quere, ge/ire, gehrung; biais. — v. 
mitre 1). 

Bevel, Bevil, adj. eng. Scheef, schuin; 
schrage, verloren gekend; en bileau, en sifflet. 
Bevel (to), v. a. eng. Met de zwei meten; 
schmiegen; mesurer avec la fausse équerre. 
Scheef vergaren, schuin samenvoegen 
(planken, balken); gehren, schmiegen; assembler 
en biais, assembler aver la fausse équerre. 
~ Naar eene bepaalde kromming (het hout) 
bewerken ; noch einer bestimmten kriimmung 
zurichten; dresser en biais selon un écbantiilon. 
— To bevel off, v. tinfeilen 2).

Bevel-geer, Bevelled geer, eng. 
Ineenvattend raderwerk met kegelvormige 

BEWEGLING. 

tanden, conische raderen; konische ruder; 
engrenage conique, roues coniques, roues 
dangles. 

Bevel—joint, eng. Ineenvverking der 
stuiken (of einden); schriige verbindung; assemblage 
en about. — v. assemblage 
à fausse coupe. 

Bevel-leaf, Single bevel, eng. Enkele 
schuine baaklasch ; schrdges f ranzbsisches 
Blatt einfach; simple trait de Jupiter. 

V. assemblage á trait de Jupiter. 
Bevelledpiece of wood,eng. Schuin 
kop- of aanzetstuk (van een bewerkt bout), 
stootstuk ; schrüges ende, hop f; about. 
Bevelled wheel, v. bevel-wheel 

Bevel-plane, eng. Geeringscbaaf; gehrhobel; 
tampon. 

Bevel-shoulder, Tusk, Notch, 
Score, eng. Schuine inkeping, sponning; 
kerbe; embrèvement. 

Bevel-wheel, Bevelled wheel, 
eng. Conisch rad, rad met kegeltandem ; kegelrad, 
konisches rad; roue dangle, roue 
conique. 

Bewaffnen, v. a, hd. Wapenen ; to 
arm; armer. — Einen magnet b., v. 
armer ii). 

Bewaldrechten, V. a. hd. Ruw beslaan 
of behouwen, vierkanten (het gevelde 
hout); to roughhew; dégrossir, équarrir. 

Bewangen, v, a. hd. Met schalen of 
wangen voorzien, schalen (eenen mast); to 
fish; jumeler. 

Bewegbar, Beweglich, adj. hd. 
Beweegbaar, beweeglijk ; movable; mobile. 
Bewegen, Schiitteln, v. backlash 
2). 

Bewegern, v. a. hd. Wegeren, bewegeren 
(een schip); to furnish with foot-walings 
or ceilings; vaigrer. 

Bewegkraft, f. hd. Beweegkracht; motive 
power or force; motor; force motrice on 
mouvante; moteur, travail moteur. 

Beweglich, v. bewegbar. ~ Beweglicher 
theil einer mi hle, v. 
exillon. — Bewegliches material, 

V. matériel roulant. 
Beweglichkeit des queeksilbers, 
f. hd. Beweeglijkheid van bet kwik; 

variableness, unsteadiness of quicksilver; mo


bilité du mercure. — B. (der rader), 
gemakkelijke ronddraaiing; volubility; volu


bilité. 

Bewegung, f. hd. Beweging ; motion; 
mouvement. — Voortbeweging, plaatsverandering; 
ronddraaiing, omwenteling; locomotion, 
rotation; locomotion, rotation. _ Hin


und hergehende (oder alterni


rende) b., heen-en weergaande b., wederkeerig 
wisselende b.; reciprocating motion, 
alternate motion, motion to and fro; mouve


vent de va et eient, mouvement alternatif. 
~ Excentrische b., uitmiddelpuntige 
b., excentrieke b.; excentric motion; mouvevent 
excentrique. — Preie, leichte b. 

einer maschine, v. chasse 1). 


96 BEWEG-UNGSACHSE ----

Gleichmässige b., gelijkmatige, eenparige 
b.; isochronism; vitesse uniforme, isoehronisme. 
® B. nach hinten, nach 
vornen, achterwaartsche, voorwaartsche 
b.; backward, forward motion; mouvement 
en arrière, en avant. - Umdrehende 
b., v. rotation. ® Zuruckspringende 
b., terugspringende b. (des slingers); 
recoiling escapement; échappement à recul.-
Zusammengesetzte b., samengestelde 
b., compound motion; mouvement composé. 

Bewegungsachse, f. hd. Omdraaiingsas; 
rotation-axis; axe de rotation. 

Bewegungsfâhigkeit, f. hd. Bewegingsvermogen 
; power of moving, motility, 
motivity; motilité. 

Bewegungslehre, r. M. Be weg in gsleer; 
cinethmics, mechanics; cinethmique, mecanique. 


Bewegungspunkt, m. hd. Beweegpunt, 
middelpunt van beweging; point of 
motion; centre du mouvement. 

Bewegungsi bertragung, f. M. 
Overbrenging van beweging; transmission of 
motion; transmission de mouvement. 

Bewerfen, V. a. hd., v. berapen;
trullisation. 

Bewimpeln, v. a. hd. Van wimpels 
voorzien, de wimpels hijschen; to furnish 
with pendants; garnir (un vaisseau) de ses 
Hammes. 

Bewuhlen, v. a. hd. Woelen, omwoelen, 
bewoelen (eenen mast, etc.), eene woeling 
omleggen ; to woold: rouster. 

Bewurf, m. lid. Pleisterkalk ter volraping 
; plastering, mortar; crépi. 
Beyleur, m. fr. Voorspinner; frametenter; 
vorspinner. 
Beylier, Béli, Métier en gros, 

m. fr. Voorspinmachine (der machinale spinnerijen); 
billey, billy, slubbing-billy, slubb-ingmachine; 
vorspinmascbine. 
Bezahnen, Zahnen, Verzahnen, 

V. a. hd. Van tanden voorzien, tanden in. 
vijlen, inzetten ; to indent; endenter. 

Bezeau, v. biseau. 

Bezel, Bezil, n. eng. Kas (van eenen 

ing, etc.); kasten; cbaton. 

Bezimmern, v. a. hd., v. behauen 1). 

Bezoard de singe, m. fr., v. affen


bezoar. 
Bezoard minéral, B. artificial, 

m. fr. Bezoar-steen, spiesglansoxyde; bezoarstone; 
bezoarstein, spiesglansoxyd. 
Bezoarsure, f. hd. Bezoar-zuur; bezoardic 
acid; acide de bézoard. 
Bezoarstein, m. hd., Bezoar-stone, 
eng., V. bézoard minéral. 
Bi-, voorvoegsel van vele fr. en eng. 
kunstwoorden, inzonderheid chemische, en 
dat dubbel, tweemaal beteekent, b. v. bi 

-earbonate,'

fr. & eng. dubbel koolzuur zout; 
zweifach lcohlensaures salz; --bisulfate 
de potasse, fr., bisulfate of potash, 
eng. dubbele zwavelzure potasch; 
zweifach schwe felsaures kali; etc. 

BTEGZANGE. 

Biais, m. fr., v. bevel le art. 

Biaisement, m. fr. Het scheef loopen, 
geeren; sloping or diagonal direction; das 
schräg oiler schief laufen, das gehren. 

Bib, eng. Moffelplaat (vóór de opening 
van den moffel des kapelovens); mutelblatt, 
muffelplatte; mentonnière. 

Bibbs (or cheeks of the mast), 
p1. eng. Ooren, klampen, hommers; backen; 
.jottereaux, flasques 

Biberschwarz, n. hd. Bruinachtig 
zwart (der ververs); brownish black; noir 
tirant sur Ie bron. 

Biehet, m fr., v. roucou. 

Biokern, eng., v. beak-iron. — 
Spijkermakersaanbeeld ; horn, hornamboss; 
étape, Étable. — Dun goudsmidsaanbeeld; 
schnarreisen; bigorne. 

Bieksand, m.,hd. Biksteenzand, bikzand 
; grit-sand; sciure de grès. 
Biekstein, m. hd. Biksteen ; grit-stone; 
grès. 

Bidanet, m. fr. Schoorsteenroet, kachelroet 
(waarvan eene bruine verf wordt bereid); 
sud; schornsteinruss, ofenruss, kienruss. 

Bidet, m. fr. Handschroef, handschroefstok 
(der scheedemakers, etc.); hand-vice; 
handschraubstock, feilkloben. — Draagbare 
werkbank; portable work-bench; tragbare 
werkbank. 

Bidons, Bátards, m. pl. Plat staafijzer; 
flat bar-iron; schmiedeeisen. 

Bief, Biez, m. fr. Waterloop, die 't 
water op 't molenrad voert; mill-course, millrace; 
miihlgerinne, wassergang. 

Biegeisen, Wiegeisen, n. lad. Buigijzer 
(der kaardenmakers); bending-tool; refendoir, 
fendoir. 

Biegen, v. a. Buigen ; to bend, to curve, 
to bow; plier, courber, fléchir, cambrer. — 
Cylindriseh b., rolvormig buigen ; to 
arch, to deflect; cintrer. — Sich b., trekken, 
kromtrekken (van hout); to distort; se 
déjeter, se voiler. 

Biegewalzwerk, m. hd. Cilinderwerk 
voor 't buigen der metalen platen ; sheetbending-
machine; machine à cintrer. 

Biegkloben, Nietkioben, m. hd. 

Klinkschroef ; endless screw-stock; étau it river. 

Biegsam, adj. hd. Buigzaam, lenig; 
bendable, flexible, supple; pliable, flexible, 
souple, courbable. 

Biegsamkeit, f. hd. Buigzaamheid, 
lenigheid; /Zexibility, suppleness; flexibilité, 
souplesse. 

Biegseheibe, f. hd. Kuipershoeptang; 
dog; chien. 

Biegung, f. hd., v. beuge, besson. 

— Kromming, buiging, elleboog, knie; sagging, 
curvation, flexure; courbure, cambrure, 
flexion, Goude, courbage. — B. der röhren, 
omgebogen rand der pijpen; flange, 
fïanch; rebord, bourrelet. 
Biegzange, f. hd. Buigtang; pliers,wirepliers; 
tenailles à plier, is courber; V. be


guettes. 


BIELLE — 

Bielle, f. fr. Houten of ijzeren hefboom, 
die aan eene machine de beweging mede 
deelt, drijfroede, drijfstang; rod, connecting 
rod; triebstange; leuker. — B. d'accouplement, 
koppelstang (der locomotief); 
coupling-rod; kuppelstange. B. de la 
manivelle, krukstang, verbindingsroede 
(der locomotief), die de op- en neergaande 
beweging des zuigers in eene rondgaande ver.. 
andert; connecting-rod; hurbelstange, blaiuel


(oder bleuelstange, lenkstange, krummzapfenstange. 
~ B. de la pompe 
a, air, luchtpornpstang; air-pump-rod,; luftpumpenstange. 
D. du parallélogramme, 
stang der parallel-beweging (aan 
Watt's parallellogram); motion-rod; parallelbewegungsstange 
~ B. du tiroir, stang 
der stoomschuif; valve-rod; schieberstange. 

B. latérale, zijstang; side rod; nebentriebstange. 
— B. motrice, drijfstang ; connecting-
rod; triebstange. — D. pendante 
du grand piston, trekstang, trekroede; 
main-side-rod; zugstange, ziehsiange. 
Bienenerz, n. hd. Celvormig erts; al


veolar ore; mindrai cellulaire, alveolaire. 

Bienjoint, ni. fr., v. benzoebaum. 

Bierhefe, f. hd. Biergist; barra; levure. 

Bierkrucke, 1. hd. Brouwersroerstok; 

scoop; brassoir, vague. 

Bierwage, f. hd. Bierweger ; beer-poise, 
test-beer; areometer for beer; père-liqueur 
pour la bière. 


Biester, m. hd. Roetzwart, roetbruin; 

bistre; noir de turnde, bistre. 

Biez, m. fr., v. bief. 

Bight, eng. Dubbele bocht, dubbele part 

(van een scheepstouw); doppelterpart; double, 

double de manoeuvre. 

Bigorne. f. fr., v. beak 9). — v. 

beak-iron, bickern 3) . 

Bigorneau, m. fr. Kleine speerbaak; 

little bickern, small beak-iron; kleines sperr


born, kleiner sperrbaken.— Veerbuiger, hor 


logemakersaan beeld ; watch-maker's anvil; fe 


dereisen. 

Bigorner, v. a. fr. Op den speerbaak 
rond zetten ; to round upon the bickern; auf 
dom sperrbaken rundschlagen. 


Bijon, m. fr. Straatsburger-terpentijn; 
Strasburg-terpentine; térébenthine de Stras 


-bou rg. 
Bigues, f. pl. fr., v. bock s). 
Bijouterie, Orfévrerie f. fr. Ju 

-

welierswaren, kleinoodiën, goud-en zilver 

jewellery, goldsmith's work; J o weelen--werk ; 

waren, gold- and silberarbeit ® 13. d'a


cier, fijne staalwaren, stalen sieraden; steel


jewellery; stabischmuck, feinen stahlarbeiten. 

B. de fer, en fonte de fer, fijn e 
ijzerwaren ; fancy-hardware, cast-iron-jewellery 
; feine eisengusswaaren , gusseisen-schmuck. 
— B. dorde, onechte sieraden, 
bronswagen; bronze jewellery; unecbte 
scbmuckwaaren. 
Bilbo, eng. Spaansch rapier ; spanisches 
Tappier; rapiêre (d'Espagne). 

BBIL P TEPPICH . 

Bilboquet, m. fr. Verguldstaafje (om 
het goud te vatten en op te leggeu); gilder's 
staff; vergoldstäbchen. — V. adjusting— 
iron. — Bilboquets, m. pl., v. accidenzarbeit. 


Bild, n. lid. Beeld, krui (naam van het 
beeld of het naambord aan 't eind der scheg 
van een schip); figure of the head, lion; figure, 
lion. 

Bildekunst, f. hd. Plastische kunst, 
lichamelijk vormende kunst; plastic art; 
plastique. 

Bilden, v. a. hd. Vormen, eenen vorm 
geven, fatsoeneeren, voorstellen ; to form, to 
shape, to fashion, to frame, to represent; 

former, faconner, figurer, reprdsenter. 
Bildec achat, m. hd. Figuuragaat; 
figurate agate; agate figurée. 
Bilderblende, f. hd. Nis ; niche, nich; 
niche. 

Bilderfuss, m., Bildergestell, n, 
hd. Voetstuk voor een beeld; pedestal; piddestal, 
piddouche. 

Bilderrahmen, m. hd. Schilderijlijst; 
frame; bordure, cadre. 
Bilderstein, m. hd. In relief gesneden 

gesteente, camee; camaea; camée, camaïeu. 

Bilderstuhl, m. hd., v. acrotères. 

Bildgewebe, n. hd. Gefigureerde, ge


bloemde stof; fancy-cloth; étoffe faconnée. 

Bildgiesser, m. hd. Beeldgieter ; statue


founder; statuaire fondeur. 

Bildhauer, m. hd. Beeldhouwer; sculp


tor, statuary; sculpteur, statuaire. 

Bildhauerei , f. hd. Beeldhouwerij ; 

sculpture; sculpture. 

Bildhauerkitt, —leira, m. hd. Beeld 

-bouwers-steengruismortel, beeldhouwersljm; 

lithocollurn, badigeon; colle de sculpteur, colle 

à pierre, ciment des lapidaires, litbocolle. 

badigeon. 

Bildhauermarmor, m. hd. Beeld 

marmer voor standbeelden,-bouwersrnarmer, 

Carrarisch marmer; statuary marble; marbre 

statuaire. 

Bildsaule, f. hd. Standbeeld ; statue, 

column with, a statue upon it; statue, co


lonne slatuaire. 

Bildsäulenschaft, m. hd. Onderst 

gedeelte of voetstuk van een borstbeeld, van 

eene grenszuil; pedestal for a bust; terminal; 

piédestal dune buste; gaine de terme. 

Bildschnitzer, m. hd. Houtgraveur ; 

engraver in wood, carver; sculpteur en bols. 

Bildsehnitzerei, f. hd. Houtgravures; 

bet houtsnijden ; carvings in wood, carver's 

work; sculpture en bols. 

Bildseite, Kreuzseite, f. hd. Beeld 
beeldenaar, kruis (eener munt of me--zijde, 
daille) ; face, head, obverse; cóté de l'efllgie, 

Croix. 

Bildstein, m. hd. Cbineescbe speksteen, 
fguursteen ; figure-stone, steatite; talc gla


phique, stéatite, pagodite. 

Bildstock, m. hd., v. acrotères. 

Bildteppich, in., v. basse-lisse. 

9 


98 BILDTEPPICHWIIRKER 

Bildteppichwirker, m. hd., v bas


se-lissier. 

Bildung (von gleicher), Gleich


artig, hd. Gelijkaardig, homogeen; homo


geneous, homogeneal; homogène. 

Bildweberei, f. hd. Het weven van 

gefigureerde of gebloemde stoffen ; fancy-weav


ing; tissace des étoffes faconnées. ••• B 

Bildwirkerei, Damastarbeit, f., 

Biidwerk, n . hd. daroastwerk, damassuur; 

damasking, damast working, diaper; danras


su re. 

Bildwerk, n . hd. Beeldwerk; works or 

ornaments of sculpture, of engraving; ouvra


ges ou ornemer^ts de sculpture, de gravure. 

V. bildweberei ij. ~ B. an gebanden, 
beeldwerk aars gehouwen; sculpturing 
or buildings; mannequicage. 
Bilge, eng. Buik, buikdenninri (van een 
seb i p), ruim ; bauche, schiffsraum, schi f fsboden; 
tale, fond. 

Bilge-pump, eng. Lenspomp, ruimpomp; 
bodenpurnj e, schlagp>u?npe; pompe à 
bringueballe, pompe à décharger I'eau de 
la tale, pompe de fond. 

Bilge-water, eng. Onderruimwater; 
schlagwasser; eau da fond de tale. 

Bill of an anchor, eng., v. anchorbill. 
~ B. of fount, gietopgaaf, raming 
van 't aantal letters, die tot den druk van 
een werk gegoten moeten worden ; giesszettel, 
schriftzettel; police pour une fopte de caractéres, 
tableau de caracléres á fondre. B. 
of lading, vrachtbrief, cognossement; 
frachtbrief; counaissement, police de chargement. 
— Grand b. of sale, v. beilbrief. 


Bille, f. fr. Blok ; log; block. — Houten 
legger voor de spoorstaven, sleeper; schw-elle, 
eisenhahnschwelle. ® B. a moulures, 
goudsmids-vorrnijzer voor lijstjes; mouldingmodel; 
creasing-tool; leistenrnodel, seckeneisen, 
sietienstock. 

Bille, f. hd. Spil, as (van 't watermolen rad); 
pivot; pivot. ® Bilijzer, bilbeitel; pickaxe 
(for sharpening mill-stones); plc à rhabiller, 
à rebaltre, à rafraichir. ~ Handvatsel 
aan de droogscheerdersschaar; bill of 
cloth-shears; manicle, rnanique, billette. 

Billen, f. pl. hd. Billen (van een schip); 
buttocks; fesses. 

Bihen, v. a. hd. Billen, scherpen (eenen 
molensteen); to sharpen; rhabiller, rebattre, 
rafraichir. 

Biller, v. a. fr. Een stuk hout door heen en 
weerschuiven in evenwicht brengen; to 
counterpoise a beam; ein stuck bolz duren 
bin- and herre ckenin'Sgleichcewichtbringen. 

Billette, f. fr., V. bille 3). 

Billey, Billy, Slubbing billy, 
Slubbing-machine, eng., v. beylier. 

Bill—hook, eng. Kleine kromvijl (om 
den sleutelbaard uit te snijden); einstrichfelle; 
faucillon. ~ Large b., groot krom houtbakkers 
mes; hotzh^ppe; tournet. 

Bilton, m. fr. Vierkant beslagen denne-

BINDERBARTE. 

balk; large pine-tree cut square; viereckig 

beschlagener tannenbalken. ® v . monnaie 

de bilion. 

Billonner, v. a. fr. Geld snoeien ; to 
clip money; kippen, wippen. 

Billot, Bloc, m. fr. Blok, steun onder 
eenen hefboom ; block, pig; keil oder unterlage 
unter einero hebelbaum. ® Aanheeldblok, 
kalf ; V. ambossklotz. — (ou bloc) 
Slagblok (der kunstvuurmakers); fuze-block; 
ziinderklotz, schlagestock. 

Billure, f. fr., v. armure ij, anschnurung. 


Billy, eng., v. beylier. 

Bimnasholz, n . hd. Sapanhout van Bima; 
Bima wood, napan-wood; bima, bois de Bima, 

bois de sa pan. 

Bimsen, V. a. hd , v. abbimsen. 

Bimstein, m. hd. Puimsteen ; pumicestone, 
pumice; pierre-ponce, ponce. 
Bimsteinartig, adj. hd. Puimsteen achtig; 
pumiceous; ponceux. 

Binard, m. fr., v. blockkarren. 

Bind (to), v. a. eng. Binden ; binden; 
lier. ® Versterken, bevestigen ; beschlagen; 
affermir. ~ lnbirrden (een #)oek); binden, einbinden; 
relier. ® (or to cord) Ribben, de 
ribben (van een boek) maken ; die blinde machen; 
verver. ® (or to cement) Verbinden 
niet mortel; mit mortel binden; lier, enlier. 
•® To b. fast, vastbinden ; binden, 
festbinden ; serrer en Tian t. ~ To b. 
wrong, verkeerd inbinden (een boek; ver 

binden; -poslposer. -binden, falseh 
Bindahle, f. hd. Zadeinrakers-els; brad 

awl; bolkin; poirrcon. 

Bindaxt, f. lid., v. axe, eng. 1). 

Bindbalken, m. hel., v. architrab. 

Binddraht, in. hd. Getemperd koper 
draad; pealed brass-wire; til d'arcbal recuit. 

— Koperdraad voor papiervormen ; manicordion; 
manicordion. 
Binde, f. hd., v. band. ~ Band, vierkante, 
meer hooge dan uitspringende lijst; 
plat-band, facia, fascia; plate-bande, ténie, 
farce, bandeau. 

Bindebalken, V. architrab. 
Bindekalk, in. hd,Gebrand gips; burncd 
plaster; platre tuit. 
Bindelatte, f. hd. Bindlat; joining 
l#.-the; latte jointive. 
Bindemesser, n. hd., v. bandmesser. 


Bindemittel, n. hd Bindmiddel, tras, 
cement; cement; ciment. mm Bindmiddel (bij 
chemisterr); intermediate; iiiterrnède. 

Binden, V. a. lid., v. to bind 1), 3), 
5), 6). ~ Bïn fass b., de hoepels om -een 
vat leggen, kuipen ; lo hoop; relier on tonneau. 
Binder, Bottcher, Fassbinder, 

KUftaer, m. hd. Kuiper; cooper; tonnelier. 

•^ V. bindescein. 
Binder, eng., v. bindestein s). — 
B. of a fascine, V. fascine-band. — 
B, of a wall, v. bonder. 
Binderbarte, f. hd.,v addice, adze. 


BINDERLOHN 

Binderlohn, m. hd. Boekbindersloon; 
binding-price. reliure. ~ Kuiploon ; cooperage; 
reliage, prix du reliage. 

Bindeschleife, f. hd., v. barlip. 

Bindesparren, m. hd. Bindspar, dwars


spar; rail; Herrie, traverse. 

Bindestein, m. M. Streksteen ; V. 
bonder. — Bindsteen ; binder, bindingstone; 
pierre de refend. 

Bindestrich, m., Theilungszeichen, 
Divis, n. hd Scbeidteeken, divies, 
divisie (bij letterzetters); division, hyphen; 
division, trait d'union. 

Bindfaden, m. hd. Bindgaren ; twine, 
pack-thread; ficelln, fit de liage. — v. cacheron. 


Bindfadenbrucke, f. hd. Bindgaren haspel; 
twine-holder; devidoir de ficelle. 
Bindfadenrolle, f. hd. Bindgaren rol; 
pack . thread-reel; ficelier. 

Bindholz, Bbtteherholz, Daubenholz, 
Stabholz, n. hd. Duighout, 
vaathout, wagenschot, pijphout; stave; douvain, 
merrain. 

Binding, eng.,v. bandholz. Bad, 

cheap b., grove, goedkoope band (om een 

boek); schlechter, wolilfeiler einband; camelot, 

reliure de camelotte. 

Binding—gold, eng. Boekbindersgoud; 
franzgold, parisergold; or de relieur, or en 
feuilles pale. 

Binding-hoop, eng. Hoepel, bindhoepel; 
reif, bindreif; ruban, cercie. 

Binding joist, eng.. V. beam 3). 

Binding-piece, eng., V. moise 1). 

Bending-stone, eng., v. binde


stein ij. 

Bindmesser, n. hd.,v. bandmesser. 

Bindreif, m. hd., v. binding-hoop. 

Bindriemen, ni. hd. Bindriem ; strap, 

latchet; courroie. 

Bindrittings, Bindrotangs, m. pl. 
hd. Bindrotting; rattans in bundles, chairrattans; 
rotins à meubles, rotins lids en Lottes; 
Cordes de rotin. 

Bindsel, n. hd. Bindsel, sjorring; lashing, 
seizing; arnarrage. 
Bindweide, f. hd. Bindteen (der kuipers); 
withe; pleyon. 

Bindwerk, Gitterwerk, Latten


gitter, n. hd. Houten traliewerk ; lattice


work, trellis; treillis, treillage, grillage, frisage. 

Binnendeich, m hd. Binnendik; inner


dam; digue intérieure, digue d'appui. 

Binnengewirk, Binnenwerk. n. 
hd. Binnenwerk, kantweefsel als sieraad tusschen 
2 doekstrooken ; cut-work; entretoile. 

Binnenhafen, m. hd., v. basin of 

a port, s. basin. 

Binnenlaufen, v. n. hd. Binnenloopen 
; to sail into a harbour or river; entrer 
dans un port ou dans une rivière. 

Binnen—achtersteven, m. hd. Bin


sen achtersteven; inner-post; contre-étambot. 

Binnen-vorsteven , m. hd. , v. 

apron. 

-- BISETTIERE. 

Binnenschoote am leesegel, f. 
hd. Binnenschout aan 't lijzeil; inner-sheet 
of the studding-sail; ecoute de bonnettes. 

Binocle, m. fr. y eng., Binocular 
teleskop, Binokel, n. hd. Verrekijker, 
waardoor men met heide oogen te ge ijk ziet. 

Binse, f. hd. Riet ; rush; jonc. 

Biochemie, f. hd., Biochimie, f. 
fr., Biochymy, eng. Biochemie, tak der 
scheikunde, die de zelfstandigheden behandelt, 
welke 't product der levenswerkzaambeid 
zijn. 

Bion, m fr. Glasblazersschaar (om den 
geblazen glasbol in te snijden); shears; glasscbeere. 


Bipenne, f. fr., v. besaiguë 1). 

Biquet, m. fr. Goudschaaltje; goldscales; 
ijibnzwage, goldwage. s Muntrand; 
edge, brink; kippe. 

Birch, eng. Berkenhout; birkenholz; bouleau. 
Birch—oil, eng. Berkolie; russvl; huile 
de bouleau. 
Birding—piece, eng. Vogelgeweer; vogelflinte; 
fusil de chasse aux oiseaux. 

Bird's—eye—perspective, eng. Vogelperspectief; 
vogelperspektive; perspective 
a vol doiseau. 

Birloir, nl. fr. Vensterknip, raamknip 

window -fastening; fensterriegel. 
Bisage, m. fr. Oververving (met eene 

andere kleur); redyeing; umfarbung. 
Bisaiguë, f. fr., v. besaiguë. 
Bisalternate, eng., Bisalterne, fr. 

adj. Dubbel afwisselend (kristal); doppelt 
abwechselnd. 
Biscaien, m. fr. Vèrdragende snaphaan; 
heavy rifle gun; standrohr. 
Biscuit, m. fr. & eng. Onverglaasd aar 

porselein ; unglasirtes ge--dewerk ; matwit 
schirr; mattweisses porzellan. Biscuit, 
fr. Slechte, valscne verf; bad stained dyeing, 
bad black; schlechte, flockige farbe, falsche 
sch whrze. 

Biscuit-baking, eng. Eerste bakking 
van 't porselein ; das vergliihen, schruen; dégourdi, 
cuisson en dégourdi. 

Biscuiter, V. a. fr. In den oven bakken 
of harden (een stuk aardewerk of porselein); 
to heat (unvitrified porcelain); hart wormen. 

Biseau, m. fr., v. bahn ij. — v. 
bahn 3). Draaiers steekbeitel; paring-
chisel; breitstahl. •• Bovenlip (eener 
orgelpijp); wind-cutter, upper-lip; oberlahiurn. 
np• (ou reglette) Zetlijn (der letterzetters); 
setting-rule; setvlinie. — B. d'un dia


mant, v. basil 2). ~ Biseaux, pl., 

V. anlegespáne. — Lever un biseau, 
v anfeilen 2). 
Bisémarginé, adj. fr., v. abge-• 
stumpft. 
Biser, v. a. fr., V. auffarben. 
Bisette, f. fr., v. bauernspitze. 

Bisettière, f. fr. Garen of boerenkantwerkster; 
narrow-lace-maker; zwirnspit


zenmacherinn. 


100 BISMUTH 

Bismuth, m. fr. & eng. Bismuth, aschtin, 
aschlood, spiegeltin, parelwit; wismuth, 
aschblei. B. cupreux, fr. Koperbis 
mutherts; cupreous bismuth; kupferwismutherz. 
~ B. natif, gedegen b.; native b.; 
wismuthspiegel. B. Oxyde, geoxydeerd 
b., bismuthascb ; oxyd of b.; wismuthascbe, 
wismuthocher, wismuthbluthe. — B. sulfure, 
zwaveib.; sulfuret of b., bismuth-ore, 
bismuthine; wismuthglanz, schwefelwismuth, 
wismuth-sulfid. — B. sulfuré plomboeuprifère, 
naalderts; acicular b., needle 
ore, aciculite; nadelerz. — B. telluré, 
tellurium b.; tellurio b.; wismuth-telluret. 

Bismuth-ore, eng., v. bismuth 
sulfuré. 
Bismuthine, eng., v. bismuth sul 
-fure. 

Bissolith, hd., Bissolithe, fr. m. 
Straalsteen ; amianthoid; pierre rayonnante 
ou miroitante. 

Bister, hd., Bistro, m. fr. y eng., v. 
biester. 

Bit, eng., v. barbe 3), ij-~ (or 
Bottom-bit, Cone-bit), cirkel oormige 
zink-of spitsboor ; stollenfeile; fraise circulaire. 
® B. of an auger, lepel van 
eenen avegaar, van Bene aardboor; bohrldfel; 
cuiller de tarière. ~ B. of a borer, 
Boring—bit, boorijzer; bohrspitze, bohreisen; 
meche d'un vilebrequin, d'un foret. 

s B. of the brace, Brace-bit, 

V. bit of an auger. ^ B. of a 
bridle, Bridle—bit, bit, mondstuk (van 
een hoofdstel); stangengebiss, stangenmundstïcck, 
kandare, kantare, kanthare; mors (de 
la bride). — B. of a corkscrew, schroefdraad 
van eenen kurkentrekker; zieh.schraube; 
mècbe du tire-bouchon. ® B. of the 
tongs, bek of greep der nijptang; maul der 
kneifzange; bouche des tenailles. r B. Of 
the vice, schroefbek; gebiss des schraubstocks; 
mors. 
Bit, m. hd. Bitstuk, onderstuk van de 
scheg ; bite; taillemer. 

Bit (to), v. a. eng. Opbitten, optoornen; 
das mnundstiZck anlegen, aufzdumen; . mettre 
le mors, brider. Snijden (het frisket of 
raam); schneiden; tailler. 

Bit—bosses, pi. eng. Knoppen aan weers


zijden van 't gebit; buckeln; bossettes. 

Bit-bridle, eng., v. bit of a bridle. 

Bite of a ship, eng., v. bit, m. hd. 

Biting—in, eng. Inbiting (van 't sterk


water op de plaat); das Pressen, angreifen; 

action (de lean-forte) de mordre. 

Bit—pincers,pl. eng.,v. bartklappe. 

Bit—rings, p1. eng. Teugeiringen, 

schaarringen ; zïcgelringe; anneaux de porte


rénes. 

Bitterenden, n. pl. hd. Kabel-of 

touwenden ; junk; bouts de cable. 

Bittererde, f. hd., v. magnesia. 

Bitterholz, n. hd. Bitterbout, kwassie


hout ; quassia, stave-wood; quassie. 
Bitterkalk, m. hd. Bitterkalk, kool-

BLA NC 

zure kalk en magnesia; magnesium-lime-stone; 
carbonate de cbaux et de magnésie. 
Bitterlauge, f. hd. Moederloog ; bittern, 

firsting; lessive-mére, eau-mère (de sel). 
Bittern, eng., V. bitterlauge. 
Bitterspath, Rautenspath, 

Braunspath, Braunkalk, m. hd. Bitterspaatb, 
bruinspaath ; bitter spar, brown 
spar, rhon'ib-spar; crystallized muricalcite, 
tharandite; spath amer, chaux carbonatée 
magnésifère. 

Bitterstein, Nierenstein, M. hd. 
Bittersteen, niersteen, graveelsteen, nepbriet; 
jade, hip-stone, hemanite; jade, néphrite, pierre 
néphrétique ou divine 

Bitterstoff, Extractivstoff, M. hd. 
Bitterstof; bitter principle; principe amer. 

B. der pflanzen,planten-alcali; vegetable 
alcali; alcali végétal. 
Bitume, f. fr., Bitumen, eng. As plalt, 
jodenlijm, etc., V. asphalt. . 
Biveau, m. fr., v. beveau. 
Blaaofen; m. hd., v. blauofen. 
Blachmahl, n. hd. Metaalslakken ; dross 

of metal; scone, crasse. 
Black, eng. Zwartsel ; schwdrze; noir; 

V. noir. 
Black, n. hd. Rookzwart, zwartsel; 
burnt black; noir de fumde, noir calcine. 
Blackdyer, eng . Z wartverver; schwarz^ 
fdrber; noircisseur. 
Blackfischbein, n., Sepia, f. hd. 
Inktvischschaal, sepia ; cuttle-bone; os de 
seiche (ou sèche). 

Blacking of the moulds, eng. Het 
zwarten der vormen (bij gieters); das schwärzen 
der formen; noircissement des moules. 

Blackish , adj. eng. Zwartachtig; 
schwdrzlich; noiratre. 

Black—jack, Mock—ore, Sulphuret 
of zinc, eng. Zwavelzink, zinkblende ; 
zinkblende, blende; zinc sulfuré. 

Blacklead, eng. Potlood ; blei, reissblei, 

graphit; plombagine, graphite; crayon. 
Blacklead-pencil,v. bleierzstift. 
Blacksmith, Smith, eng. Grofsmid, 

smid; grobschmied, schmied; forgeron, forgeron 
grossiar. 

Blacksmith's work, eng. C rofsmidswerk 
; grobschmiedsarbeiten; ouvrages noirs. 
Black—wash (to), v. a. eng_ Met lijmwater 
en houtskoolstof bestrijken (bij gieters); 

mit leimwasser and kohlenstaub bestreichen; 

enduire de colle et de poussier. 
Blade, eng. Lemmer, kling, blad; klinge, 
blatt; lame. ® v blatt 5), 6). 
Blade—holder, eng . Bladhouder of ho


ren (eenar zaag); blatthalter; corne. 
Blaise, f. fr., v. bourrette. 
Blanc, n . fr. Krijtgrond (der vergulders); 

white ground, white; kreidegrund. Wit 
glazuur (der pottebakkers); white glazing; 
weisse glasur. — Wit of gebleekt katoen 

naaigaren;cotton-thread, sewing-thread;-garen, 
nhhgarn. — Wit, spatie (der letterzetters); 
blank, space; v. interligne. — B. de 


BLANCH — 

baleine, walschot, spermaceti; spermaceti; 
wallrath. B. de cérase (ou de 
plomb), loodwit ; white lead, ceruse; blei weiss. 
~ B. d 3.Espagne, B. de lard 
(ou de perle), Spaansch-krijt, blanketsel, 
parel wit ; spanish white; paint, flake-white; 
spanisches weiss, wismuthweiss. schminkweiss. 
— B. (ou Vitriol) de Goslar, 
Goslarsch vitriool, zwavelzuur zink, wit koperwater; 
vitriol of Goslar; Goslar'scher vitriol. 
® B. de zinc, zinkwit, koolzuur 
zink ; zink-white: zinkweiss. 

Blanch (to), v. a. eng., v. blanchir 1). 

Blancher, eng., v. ausgluher. 

Blancherie, f. fr.,v. blanchisserie. 

Blanchet, in. fr. Doek tussehen het 

timpaan en de bom (der gewone drukpers), 
blanchet; blanket; filzunterlage, filzdeckel, 
flz. 

Blanchiment, m. fr. Het vertinnen 
(der spelden); scouring; das verzinnen. •• 
Het witkoken (der muntschijven); blanching; 
das weiss-sieden. ~ Het bleeken (der stoffen 
, etc.); bleaching; das bleichen. _ B. au 
pré,grasbieek; grass-bleaching; rasenbleiche, 
grasbleiche. ® B. de la eire, het wasbleeken 
; bleaching of wax; das bleichen des 
wachses. 

Blanching, Whitening, eng., v. 
blanchiment 2) . 

Blanching-composition, eng.Witkokersloog 
(der munters en goudsmeden); 
wijnsteenloog (verdund zwavelzuur); wei-sssudlauge; 
weirtsteinlauge; bousure , houture. 

Blanching-copper, Boiler, eng. 
Ketel voor 't witkoken ; weisssudkessel; bouilloir. 


Blanchir, v. a. fr. Witkoken (spelden, 
muntplaatjes, zilver, enz.); to blanch; weisssieden. 
® 1leeken (linnen, enz.); to bleach; 
bleichen. V. blanchiment 3), 5). 

Blanchissage, m fr., v. blanehiment 
3), l ). • 

Blanchisserie, f. fr. Bleek, bleekveld; 
bleekerij ; bleach-field, bleach-green, bleachingground; 
bleiche, rasen bleiche, bleichplan ; 
bleichanstalt. 

Blanchisseur, m. fr. Bleeker ; bleach


er, whitener; bleicher. 

Blanchoeuvrier, m. fr. Egsmid; 

white-smith, tinman_; zeugeschmied, weiss


schmied. 

Blank, eng. Muntplaatje (dat den stern


pel moet ontvangen); schrotlinig, rnïenzplatte; 

flan, carreau. ® Knoopplaatje (van metalen 

knoopen); knop/platte, unterbo(len-; calotte, 

plafond. ® v. blanc 4). 

Blankbrett, n. hd. Polijstplank (tiet 

tinasch bedekt); polishing-board; jolièt,e. 

Blank-cutting-machine,eng. Door


slag (tot uitsnijding der muntplaatjes); durch


stoss, durchschnitt; découpoir, coupoir. 

Blank—door, eng. blinde of boze deur; 
blinde thur; porte feinte. 
Blankdraht, ni. hd. t,lank ijzerdraad; 
white wire; til blanc. 


B L.A.SEROHRE. 101 

Blinken, v. a. lid. Blank maken, van 
roest zuiveren, polijsten ; to unrost, to polish; 
éclaircir, nettoyer, derouiller, polir. 

Blanket, eng., v. blanchet. 

Blank-leaf, eng. Schutblad ; blankseite, 
schmutzseite, erstes oder letztes unbedrucktes 
blatt in einem buche; garde, belle page, fausse 

page. 
Blank-page, eng., v. blank-leaf. 
Blankseite, f. hd., V. blank-leaf. 
Blank—window, eng. Loos of blind 

venster; blindes fenster; Eenêtre feinte. 

Blanquette, f. * Fransche soda (uit 
Frontignan en Aigues-Mortes). — Voorloop 
van gedistilleerden brandewijn ; singlings, 
low wine; lutter, louter, lauer. 

Blasdeute, f. hd., v. balgdeute. 

Blase, f. hd. Blaas, luchtbel, ledige 
ruimte (in geblazen, gegoten of gevormde 
voorwerpen); blister, flaw, bubble; bulle, bouillon, 
chambre, soufllure, boursoufflure, ampoule. 
— V. bleb. ~ v. alambic, ab— 
ziehblase. ® Papiermakershetel (ter ver 

papierstof); kettle to heat the-warming van de 
vat; pistolet. 

Blasebalg, m. hd.,v. balg, bellows. 
(en raadpleeg voor de samenstellingen de 
artt. die op deze beide woorden volgen). 

Blasebalken, m. hd. Blaasbalg (aan 
den voorsteven tot het breken der golven); 
washboards under the cheeks; mouchoir, tambour 
d'éperon. 

Blase—cylinder, m. hd. Blaas -cilinder, 
cilindervormige blaasbalg; blast-cylinder, 
blowing-cylinder; soul let cylindrique, cylindre 
soufilant. 

Blasegebalge, n ,Blasemaschine, 

f. hd., V. blast-apparatus. 
Blasen, n. Het blazen ; blowing; souldage. 
— V. a. (glas) Glas blazen ; to blow 
glass; souther du verre, paraisonner. 

Blasengrun, Saftgrun, n. hd Blaas 
sapgroen ; sap-greet; vert de sessie.-groen, 
Blasenhut, m. hd. Helm van eene dis 

head of a still, alembic's lid or-tilleerkolf ; 
helm; chape dun alambic, chapiteau de distillateur. 
— Kupferner b., koperen 

helm ; moor's head; chape ou chapiteau de 
cuivre. 
Blasenkupfer, m. hd. Blaarkoper; 
blistered copper; cuivre ampoulé. 
Blasenstahl, m. hd. Blaarstaal; blis


tered steel; acier poule, acier boursouflé. 

Blaseofen, m. hd., v. blauofen. 

Blaser, m. hd., v. aschenzieher. 

Blaser, m. hd. Magneet, die 't ijzer af


stoot ; iron-repelling magnet; aimant qui re


pousse Ie far. 

Blaserohr, n. hul. Blaaspijp; soldeerpijp; 
blow-pipe; blowing-iron, bunting-iron; 
tube; fële ou felle, canne. ~ Pfeife des 
blaser°ohrs, v. bauquin. 

Blaser®hrchen, Schmelzröhr


chen,n.tid. Emailleerders-blaaspijpje; enaw


eller's blowpipe; brouhi. 

Blaseröhre, Zugröhre, r. kil. Blaas 0' 



lO 1. BLASLAMPE 

buis (ter vervanging des blaasbalgs in smederijen); 
vent pipe; trompe. ••• Alblaaspijp 
(der locomotieven); blow-off pipe; tuyau à 
purger lair. ~ B. am blasebaig, v. 
balgrohr. 

Blaslampe, Schmelzlampe, f. hd. 
Blaaslamp der emailleurs; enameller's lamp; 
lampe d'émailleur. 

Blassblau, adj. hd. Bleekblauw; paleblue; 
bleu mourant. 

Blassroth, adj. hd. Bleekrood, vleeschkleurig; 
pale-red, flesh-colored; rouge pale, 
incarnadin. 

Blast, eng. Luchtstroom of wind der 
blaasbalgen ; gebllzse, gebldselu ft, wind; vent 
des souffets. 

Blast (to), eng. Doen springen ; sprengen; 
pétarder. 

Blast-apparatus, Blowing-apparatus, 
Blowing-machinery, 
Blast-engine, eng. Blaastoestel (voor een 
hoogoven); gebldsewerk, blasegebälge, blasemaschine; 
souferie. 

Blast-cylinder, eng., v. blasecylinder. 
Blast-engine, eng., v. blast-apparatus. 
Blast-furnace, eng. Smeltoven met 
gedwongen luchtstroom, schachtoven; schacht 

fourneau a courant d'air-ofen, stichofen; 
forcé. ® (high-furnace) Hoogoven; 
hocho fen, flosso fen, flussofen; haut-fourneau, 
fourneau a fusion. 

Blast-pipe, eng., v. blaserbhre -2). 
Blasventil, n. hd., v. ausblasklappe. 


Blatt, n. hd., v. blade. — Blad (papier); 
sheet; feuille. - (unterlage von 
edelsteinen, folie) Foelie, onderlegsel 
der gezette steenen ; foil, tin-plate; paillon, 
feuille. ® (trageblatt, weberblatt, 
rietblatt) Scheerlijst van een weefgetouw, 
weverskam, rietkam ; slay or sley, reed, leaf; 

lisse, lamette, peigne, ros ou rot, ratelet. 

B. des ruders, riemblad ; blade or wash 
of an oar; pelle d'aviron. ~ B. (der 
stege) zaagblad; blade, web, saw-web; feuille. 
— B. (oiler läufer an der tuchseheere) 
Beweeglijke arm, bovenblad, looper 
(der droogscheerdersschaar); slider; branche 
male. 
Blattbeil, n. hd. Bijl met breed blad; 
adze, addice, broad axe; épaule de mouton. 

Blattblei, n. hd. Lood in bladen of 
platen, bladlood; sheet lead; plomb en feuilles. 


Blattblende, f. hd. Bladerige blende; 
foliated blende; blende lainelieuse. 
Bl attchen, n. hd. Blaadje ; lamel, lamina; 
lame, lamelle, feuillet, paillette. 
Blattchensilber, n. hd., v. blattsilber. 
Blatteisen, n. hd. Bladijzer; sheetjron; 
ier en feuilles. 
Blotter, n. pl. hd., v. arms, s. arm, 
eng. 10) . 

BL _LVTTSILBER. 

Blttererdc, f. hd. Az(jnzure potasch; 
acetate of potash; acétate de potasse, terse 
foliée de tartre. 

Bl ttererz, n. hd. Gedegen zilver in 
blaadjes ; lamellar virgin-silver, black tellurium-
ore; argent vierge en lames, tellure 
natif aurifère et plombifere. 

Bl ttergelb, n. hd. Bladergeel ; greyish 
yellow; jaune grisatre. 

Blattergold, n. hd. Goudblaadjes (tot 
vergulden), boekjesgoud ; gold for charging; 
or d'applique. V. blattgold. 

Blattergrun, n. hd. Bladgroen ; chlorophyl; 
chlorophylle. 

Blatterig, adj. hd. Bladerig, schilferig; 
bladed, foliated; lamellé, lamelleux, laminaire, 
foliacé, feuilleté. 

Bltterkohle, f. hd. Schilferkool ; foliated. 
coal; houille Ieuilletée. 

Bláttern (sigh), hd. Afbladeren, afschilferen 
; to exfoliate, to splitt and shear, 
to chip off; s'exfolier, se fcndre, s'écailler, 

B14tterspath, m. hd. Bladerig spaath; 
foliaceous spar; spatb feuilleté. 

Blatterstein, Blitterstein, m. hd. 
Schilfersteen, variolith ; variolite; pierre 
feuilletée, variolithe. 

Blatterthon, m. hd. Schilferklei; slateclay, 
metal-stone, foliated clay; argile schisteuse. 
. 

Blätterwerk, n. hd. Bladerwerk, loof 
; foliage; feuillage.-werk 
Bltterzeolith, m. lad. Bladerige zeolith, 
stilbiet; foliated zeolite, stilbite; zéolithe 
lamelleuse, stilbite. 

Blattgold, n. hd. Goud in bladen., geslagen 
goud, bladgoud; beaten gold, leaf-gold; 
or battu, or en feuilles, feuilles dor. 
Unechtes b. (rauschgold, flittergold 
, metallgold, goldschaum, 
wischgold) onecht bladgoud, klatergoud; 

dutch gold, dutch metal, tinsel, clinquant,' 
leaf brass, leaf-metal; oripeau, cllnquant, or 
demi-lin, or faux en feuïlles. 

Blatthalter, m. hd. Visorium, handscbrifthouder 
(een plankje waarop de te 
zetten kopij wordt , vastgestoken); catch, jigger; 
visorium. 

Blatthuter, m. hd. Bladwachter, klapper, 
steekwoord, custos; prima; réclame, 
prime. 

Blattkisten, n. hd. Verguldkussen; 
cushion; coussin. 

Blattkupfer, n. hd. Koper in bladen, 
bladkoper; copper-sheet, copper-plate; cuivre 
en planches. 

Blattmesser, Einziehmesser, n. 
hd. Riethaak (een haak waarmede men de 
kettingdraden door den rietkam haalt); reedhook; 
passette. 

Blattmetall, n. hd. Metaalblik; sheetmetal, 
plate; plaque, lame. 

Blattsilber, n. hd. Bladzilver, zilver 
aan bladei, geslagen zilver, echte foelie; 
leaf-silver, silver-foil, beaten-silver; feuille 
d'argent, argent en feuilles, argent battu. 


_BLATTSTAHL 

Blattstahl, m. hd. Staal in bladen 
spring-steel plates; acier en feuilles. 

Blattstu.ek, n. hd., v. bande croisée, 
s. bande 3). 

Blattvergoldung, I. lid. Vergulding 
met goudblaadjes; gilding with gold-leaf; 
dorure en feuilies. 

Blattversilberung, f. Verzilvering 
met zilverblaadjes; silvering with silver-leaf; 
argenture en feuilles. 

Blattzeichen, Lesezeichen, n. hd. 
Lintje aan een boek; marker, book-mark, 
tassel; signet. 

Blattzinn, Staniol, n. hd. Bladtin, 
tinfoelie ; leaf-tin, tin-foil; étain battu on en 
feuilles, tain, appeau. — v. appel 2). 

Blau anlaufen lassen, hd. Blauw 
doen aanloopen (het staal); to blue steel; 
bleuir, bronzer. Englisehes blau, 
Fayence-blau, Porzellan-blau, n. 
Porseleinblauw, engeisch blauw; delft-blue, 
crockery-ware-blue, china-blue, english blue; 

bleu de faïence. 

Blauaderig, adj. hd. Blauw geaderd; 

blue-veined; veiné de bleu. 

Blauasche, f., Kupferblau, n. hd. 
Bremer-blauw, mineraal -blauw; blue ashes, 
sanders-blue; cendres bleues. 

Blaubleierz, n. hd. Blauw looderts ; 

blue lead-ore; mineral de plomb bleu. 

Blue, Blaue stãrke, f. lid. Blauw 

; blue, blue starch; bleu d'empois.-sel 

Blaueisenerz, n. hd. Natuurlijk Ber


li.jnsch -blauw ; blue iron-ore; fer azure. 

Blaueisenstein, m. lid. Blauw ijzererts, 
phosphorzuur ijzer; blue iron-ore, phosphate 
of iron, blue iron-earth; fer azuré, fer 
pbosphaté, phosphate de fer, crocydolithe. 

Blauel, n. hd., v. bat 1). 

Blauelstange, f. hd., v. bielle de 

la manivelle, s. bielle 3) . 

Blauen, V. a. lid. Beuken ; to batter; 

battre. — Lazuurblauw kleuren (het papier); 

to blue; azurer. ® n. Het blauwen ; blueing, 

getting up; passage au bleu. 

Blaufarbenglas, n.. hd., v. anti


gorium. 

Blaufarbenkobalt, m. hd. Saffloers


kobalt (eene verfstof); cobalt; cobalt de safre. 

Blaufarber, in. hd. Blauverver; dier 

in blue; teinturier du petit teint. 

Blaufarbhafen, m. hd. Smeltkroes 

voor 't saffloers; zajfre-melting-pot; padelin 

a fondre le safre. 

Blauglas, n. lid. Smeltblauw, lazuur


blauwverf; smalt, powder-blue; smalt, bleu 

d'émail, bleu d'empois. 

Blaugold, n. lid. Blauw goud (3 fijn 

goud, 4 ijzer); blue gold; or bleu. 

Blaugrun, n. hd. Blauwgroen, zeegroen; 

bluish green, sea-green; vert bleu, céladon. 
Blaugrund, etc., v. piécette. 
Blauki pe, f. hd. Blauwkuip; blue vat; 

cuve au bleu. v. cu.ve. 
Blulich, adj. hd. Blauwachtig; bluish, 
azure; bleudtre, cérulescent, azurin. 

BLECH. 103 

Blauofen, Blaaofen, Blaseofen, 
Plossofen, m. hd. Smeltoven, blaasoven; 
flowing-furnace, blowing-furnace; fou rneau à 
Ion te. 

Blausaure , Hydrocyansaure, 
Zootische sure, f. hd. Pruisisch-zuur, 
blau wzunr ; prussic acid; acide prussique. 

Blausaure salze, n. pi. hd. Blauwzure 
zouten ; prussiates; hydrocyanates, prussiates. 
Blaus äureverbindung, f. hd. B la u wzuurverbinding; 
cyanide; cyanure. 

Blauschörl, m. hd. Blauwe schorl, 
cyaniet, saflierspaath (eene talksteen soort); 
cyanite; cyanithe, disthène. 

Blausieden, v. a. hd. Blauw koken; 
to seelh blue; mettre au bleu 
Blauspath, Lazurspath, m. hd. 
Blauwspaath, lazuliet; azure spar; lazulite. 

Blaustein, m. hd Blauwsteen, lazuursteen 
; azure stone; pierre bleue, azur de 
roche, pierre lazulithe, lapis lazuli. 

Blaustoffgas, Cyanogen, Cyangas, 
Cyan, m. hd. Blauwzuurstof, cyanogenium 
; cyanogen, carburet of nitrogen; cyanogène, 
gaz cyanogène, azoture de carbone. 

Blauvitriol, Kupfervitriol, m. hd. 
Blauw vitriool, zwavelzuur koper; blue vitriol; 
vitriol yde cuivre ou de Chypre, vitriol 
bleu, sulfate de cuivre. 

Bleacher, eng., v. blanchisseur. 

Bleachery, Bleach-field, Bleach. 

green, eng., v. blanchisserie. 

Bleaching, eng., v. blanchiment 

3), 4), 5). 

Bleaching-ground, eng., v. blan


chisserie. 

Bleaching-liquor, Lye of Ja


velle, eng. Bleekwater, Javelle-water; 

bleichwasser; eau de Javelle. 

Bleaching—powder, Chloride of

calcium, eng. Bleekpoeder, chloorkalk ; 

bleichpuder, bleichzucker; ehlorure de chaux. 

Bleak, eng. Oostersch reukwater, parel 

(waarmede de valsche paarlen gemaakt-olie 

worden); perlenessenz; essence d'orient, es


sence nacrée. 

Bleb, eng. Holte, blaas (in glas), gal; 
blasen, hiihlung; soufflure. 

Blech, Weissblech, n. Blik ; tin, 
tin-plate, white iron; fer blanc. — (blattnletall) 
Metaal van bladen of platen, metaalblik; 
sheets, sheet-metal, plate; plaque, 
lame. — (eisenblech) IJzerblik ; latten . 
iron; thle pour Ie ter-blanc. — Gesehlagenes 
b., geslagen of gehamerd blik; 
hammered metal, hammered plate; plaque 
faite au marteau. ® Gewalztes b. oiler 
Walzblech, geplet blik; rolled metal, rolled 
plate; plaque laminée. ~ Plattirtes 
b., geplatteerd metaal, pleet; plated; plaque, 
doublé. i Schwarzes b., zwart, onvertind 
blik ; sheet iron; fer battu non étamé. 
® B. von galvanisch verzinntem 
eisen, galvanisch vertind ijzerblik ; sheet 
of galvanized tinned iron; foullle de fer gal



104 BLECHA.RBEIT 

vanisée et étamée. — v. apercoir. ~ 
(schlossblech , schlusselschild , 
sehli sselloehdeekel) Sleutelgatplaatje; 
scutcheon; platine, écusson. 

Blecharbeit, f. hd. Blikwerk; tin.work; 
ouvrage en fer-blanc. 
Blecharbeiter, m. hd., v. blechsehlager. 
Blechbeschlag, m. hd. Blikbeslag; 
tin-garnishment; garniture de Per-blanc. 
Blechbiege, f. hd. Klein smidsaanbeeld; 
plate-vice; petite enclume. 

Bleche (schuppenförmige) 
Schuppen, f. pl. hd. Schilfers (van metaal); 
flakes, scales; écailles. 

Blechfeuer, Troekenfeuer, n. hd. 
Vuur, waarbij bet frischijzer tot blik wordt 
gehamerd, blikvuur; plate-fire, sheet-iron}
ire, feu de tOle. 

Blechhammer, m. hd. Plethamer; 
great hammer used for beating wrought-iron 
into plates; marteau is platiner. ® (oder 
Bleehhi tte) Srnederij van plaatijzer of 
ijzerblik ; sheet-iron-forge; forge de tóle. 

Blechhandschuh, m. hd. Blikken 
handschoen (des glasblazers); handprotector, 
gauntlet; mitaine. 

Blechhutte, f. ltd., v. blechhamnier 
2). — Fabriek van plaatijzer en ijzer 
; forge where metal is plated and tinned;-blik 
tólerie. fabrique de tOle et de fer blanc. 
Bleehlehre, f. hd. Blikken model of 
mal ; metal gauge; gauge en métal. 

Blechmass, n. hd. Plaat met veel inkervingen 
om de sterkte van 't metaal te 
meten (bij goudsmeden); caliber, size; calibre, 
plaque de fer. 

Blechmuhle, f. hd. Cylinders voor 
plaatijzer; plate mill; c`lindres à ièle. 
Blechmunze, f. hd. Blikmunt, holmunt; 
bracteate; bractéa te. 

Blechscheere, Metallseheere, f. 
hd. Blik , ijzer-, metaalschaar; plate-shears, 
cutter; cisaiiles, cisoires, forces, coupoir. ~ 

V. beschneider. 
BlechschMger, Blechschmied, 
Blecharbeiter, Klempner, m. hd. 
Blikslager; tinman, tinker; ferblantier, taillandier 
en fer blanc. 

Blechschneider, m. hd. Bliksnijder 
(in plaatijzer-en blikfabrieken); clipper of 
iron-plate; cisailleur. 

Blechverzinnung, f. hd. Blikvertinning; 
tinning of iron-plate; etamage de ferblanc. 


Blechverzinnungsofen, m. hd.Vertinoven 
(voor de metaalbladen); tinning-furnare; 
fourneau d'étamage. 

Blechwaaren, f. pl. hd. Blikwaren; 
tin-ware, tin-goods; ustensiles de fer-blanc. 

Blechwalzwerk, Streekwerk, n. 
hd. Pletcilinder voor metaalblik; plate-rollers, 
rolling-mill, plate-rolling; laminage de 
tole. 

Bleehzange, f. hel. Haaktang ; dog; 
tenailles b crochet. 

BLEICHLORID. 

Blei, n. lid. Lood; lead; plomb. ~ Potlood 
; black-lead, chalk; crayon — (EisenstL 
ek) Scheen of plaat (waaruit de geweerloop 
wordt gesmeed); wedge, ingot; lingot. 

— V. albion-metal. 
Bleiader, f. hd., v. bleigang. 
Bleiarbeit, f. hd., v, bleigiesserei. 
Bleiarbeiter, m. hd , v bleigiesser, 
Bleiarsenik, Arsenikblei, n. hd., 
V. arséniate de plomb, s. arséniate. 
Bleiasche, Bleikrätze, f., Blei 
-schaum,

m. Loodasch ; lead-ashes; crème. 
(Vogeldunst , Vogelschrot , 
Bleisehaum) Fijne schiethagel, mus 
dust-shot, lead-ashes; cendre de-scbenbagel ; 
plomb, cendrées. ~ (bleischaum) Lood 
residue, bottom; culot. -bezinksel; 
Bleiau$ösung,f. hd. Loodglitoplossing, 
onder-azijnzuur lood, Goulard's water, extract 
van Saturnus; solution of litharge in 
vinegar; sous -acétate de plomb, extrait de 
Saturne, eau de Goulard. 

Bleibaum, m., Bleibaumehen, n. 
hd. Boom van Saturnus; arbor Saturni; ar 
-bre de Saturne. 
Bleibergwerk, n. hd. Loodmijn ; leadmine; 
minière de plomb. 

Bleiblatt, Bleiblech, n. hd. Lood in 
bladen of platen, bladlood ; sheet of lead, 
sheet-lead, lead-plate; feuille de plomb, plomb 
en feuilles. 

Bleiblick, m. hd. Het blikkeren van 't 
lood; lightning of lead; éclair du plomb. 

Bleibloek,Bleiklumpen, m..,Bleimulde, 
f. hd. Bloklood, lood aan blokken 
of zalmen, loodblok; ballastscbuitje; lump 
of lead, lead pig; navette, pain de plomb, plomb 

en saumons. 
Bleiblume, f. hd. Loodbloem, bloem van 
Saturnus; flower of lead; fleur de Saturne. 

Bleibl. the, f. hd.. v. arséniate de 
plumb. 

Bleibutter, f. hd Looderts, boter van 
Saturnus; butter of Saturn, leaden ore; plumb 

de Saturne, minérai de plomb. 
Bleicarbonat, D. hd. Koolzuur lood; 

carbonate of lead; carbonate de plumb. 

Bleichanstalt, Bleiche, f. hd., v. 
blanchisserie. 

Bleichblau, adj. hd. Bleekblauw,; pale 
blue; bleu mourant. 

Bleiche, f. hd., v. blanchisserie. 

Bleichen, hd , v. blanchiment, 
blanchir, etc. 
Bleicher, m. rid., v. blanchisseur. 
Bleichersalz, n. hd B leekerszout ; 

bleaching salt; sel á blanchir, 

Bleichfli ssigkeit, f. hd. Chloorkalk; 
chloride of lime; chlorure de chaux.— Ka-lihalti 
ge b., chloorpotasch, Javelle- wa 
ter; chloride of potash; eblorure de potasse, 
eau de 3avelle. ~ Natronhaltige b., 
chloorsoda ; chloride of soda; chlorurc de 
soude, solution de Labarraque. 

Bleichlorid, n. hd. Chloorlood ; chloride 
of tear!: chlorure de plumb. 


BLBICIIPULV á;I1 

Bleichpulver , n., Chlorkalk , 
Chioriehtsaurer kalk, n. Bleekpoeder, 
chloorkalk ; bleaching-powder, chloride of 
lime; chlorure de chaux. 

Bleichromat , Chromsaures 
bleioxyd, Rothbleierz, ni. Ch roomzuur 
loodoxyde; chromate of lead, red leadore; 
chromate d'oxyde de plomb, plomb 
chromaté. 

Bleichsteine, in. pl. hd. Niet gaar 
gebakken klinkers, wrakgoed; sanoel-brick; 
briques vertes 

Bleichwand, f. hd. Muur van pleisterklei; 
clay-wall; muraille faite de terre 
pétrie. torchis. 

Bleichwasser, n. hd. Bleekwater, Javelle-
water; lye of Javelle, bleaching liquid; 
eau de Javelle. 

Bleichzucker, m. hd., v. bleich


pulver. 

Bleidrath, m. hd. Looddraad ; spun 

lead; plombs fiés. 

Bleidunst, m. hd. Fijn jachtschroot, 

musschenhagel ; small shot; plomb menu, 

cendrée, cendre de plomb, menuise. 

Bleieinfassung, f. hd. Noklood ; lead 
garniture of a -roof; briber. 

Bleierde, f. hd. Geoxydeerd lood, lood


aarde; oxydated lead; mine de plomb ter


reuse, plomb oxydé. ~ Rothe b., rood 

koolzuur lood ; red carbonate of lead; plomb 

carbonaté terreux rouge. 

Bleierz, n. hd. Looderts, koolstofhou


dend ijzer, potlood ; lead-ore, plumbagine, 

carburet of iron; mine ou minérai de plomb, 

carbure de (er, plombagine. 

Bleierzstift, m. hd. Potloodstift, potlood; 
blacklead-pencil; crayon (de mine de 
plomb). 

Bleiessig, Bleiextract, m. hd. 

Loodazijn. extract van Saturnus; lead-vine


gar, vinegar of Saturn; vinaigre de plomb, 

extrait de Saturne. 

Bleifarbe, f. hd. Loodkleur; lead-color; 

couleur de plumb. 

Bleifarbig, adj. hd. Loodkleurig; leady; 

couleur de plomb. 

Bleifeder, f. hd., v. bleierzstift. 

Bleifluss, m. hd. Loodvloed, gekristal


liseerd looderts ; crystallized lead ; mine de 

plomb cristallisée. 

Bleiform, f. hd. Loodvorm ; lead mould; 

moule a plumb. 

Bleigang, in., Bleiader, f. hd. Lood 


ader; lead-vein; filon de mine de plumb 

Bleigelb, Massikot, Neugelb, 

Königsgelb, n. lad. Loodgeel, loodglit, 

loodasch ; massicot, yellow lead; massicot, 

oxyclilorure de plomb, plomb carbonaté ter


reux jaune. 

Bleigewerk,n. hd.,v. bleigiesserei. 

Bleigewicht, n. hd. Lood, loodgewicht 

hanggewicht aan klokken); lead weight, 

plummet; plomb, poids. - V. bleiloth. 

Bleigewichtchen, n. hd., v. fre


luquet. 

BLEIKONIG. 105 

Bleigiesser, m. hd. Loodgieter ; plumber; 
plombier, fondeur en plomb. 
Bleigiesserei , Bleihiztte, Blei 
-arbeit,

f. lid. Loodgieterij ; plumbery, 
lead-works; plomberie. 
Bleigiesserwerkzeug, n. hd., v. 
batte plate, s, batte. 
Bleiglanz, Bleisehuss, m., hd., v. 
alqu.ifou. — Dichter b., dicht loodglans, 
compact galena; sulfure de plomb 
compacte. 

Bleiglas, n. hd. Loodglas, lead glass; 
verre de plomb. 

Bleiglatte, Goldglatte, Silberglatte, 
Glátte, f. hd. Loodglit, goudgilt, 
zilverglit, glit ; litharge; litharge, glette, 
oxyde de plomb demi-vitreux, protoxyde de 
plomb crystallisé. 

Bleiglimmer, m. hd. Loodglimmer, 
mica-achtig lood; micaceous-lead; plomb 
micacé. 

Bleigneiss, Bleigneuss, m. hd. 

Loodhoudende schilfersteen (schiefer), met 

scbilfersteen gemengd looderts; plumbiferous 

shist; schiste plombifère. 

Bleigraupe, f. hd. Loodkristal; lead


crystal; cri^tal do, plomb, plomb carbonaté 

blanc concrdtionne. 

Bleigrube, f. hd. Loodmijn, lead-mine; 

mine de plomb. 

Bleihaken, m. lid. Kromme, haak 

boden pijp; crooked lead pipe;-vormige

tuyau de plomb en crochet. 

Bleihaltig, Bleiig, adj. hd. Lood


houdend, met lood gemengd ; plumbean, 

plumbeous; plombifére. 

Bleihornerz, n. lid. Zoutzuur lood 

chloorlood; 'inuriate of lead, plumb-oxyde, 
muriaté ou cored, sel, muriate ou chiorure 
de plomb.

Bleihi tte, f. hd., v. bleigiesserei.

Bleihyperoxyd, n . hd. Tweede lood 

deutoxyd of lead; deutox3de de-oxyde; 

plomb, oxyde puce. 

Bleihyperoxydul, n. hd. Menie, 

rood loodoxyde, loodvermiljoen; minium, red 

oxyd; minium, oxyde rouge, tritoxyde de 

plums).

Bleiig, adj. hd., V. bleihaltig. 

Bleiiod, n. hd lodium-lood; ioduret of 

lead; iodure de plomb. 

Bleikalk, m. hd. Loodkalk; calcinated 

lead; chaux de plomb. 

Bleikasten, m. pl. hd. Loodkamers ; 

chambers of lead; cihambres de plomp. 

Bleiklammer, f. hd. Looden houvast 

of kram ; lead crank ; crampon a plumb. 

Bleiklotz, Bleiklumpen, m. hd 

. 

Loodblok, loodklomp; lump of lead; masse 

de plumb, plumb. 

Bleiknecht, in., Flinkmesser, n. 

hd. Stomp loodgietersmes (om 't glaslood los 

te maken); latherkin; tringlette. 

Bleikonig, m., hd. Loodkoning (der 
oude chemisten); regulus Saturn-; régule de 
plomb. 


106 BLEIKORN 

Bleikorn, n. hd. Proefkorrel (der chemisten); 
grain, bead; bouton, térnoin. •. 
Korrellood; grain of lead; grain de plomb. 

Bleikrätze, f. hd., v. bleiasche. 
Bleikugel, f. hd. Looden kogel; lead 
ball, bullet; balie de plomb. 
Bleiloth, Loth, Bleimass, Blei 
-seheit, Bleisenkel, Bleischnur,

n. 
hd. Schietlood, lood, paslood, richtlood; 
plummet, plumb, lead; plomb, 61 à plomb. 
Bleimass, n. hd., v. bleiloth. 

Bleimilch, f. hd. Loodmelk, melk van 
Saturnus, maagdenmelk (oplossing van azijnzuur 
lood); solution, of lead with vinegar; 
lait de Saturne, lait virginal. 

Bleimulden, f. pl., v. bleibloek. 

Bleimulm, m. hd. Bros zwavellood of 
loodglans; friable galena; mine de plomb 
terreuse noiratre. 

Bleinagel, m. hd. Looden nagel of 
spijker; lead nail; clou de plomb. 

Bleiniederschlag, m. hd. Loodnederslag, 
magister van° Saturnus (bij de oude 
chemisten); magistery of lead; précipité de 
plomb, magistère de Saturne. 

Bleiniere, f. hd. Niervormig looderts; 
kidizey-shaped, lead; mine de plomb réniforme. 
Bleioeher, m. hd. Loodoker; ocher of 
lead;, ocre de plomb. 

Bleioxyd, n. hd. Loodoxyde, eerste 
Ioodoxyde; protoxyde of lead; protoxyde 
de plomb. (natürlicher mennig), 
natuurlijke menie, native red oxyd of lead; 
plomb minium, minium natif. -Arseniksaures 
b., v. arséniate de plomb, 

S. arséniate. — Borsaures b., boriumzuur 
lood: borate of lead; borate de 
plomb. — Chromsaures b., v. blei 
-chromat. ® Essigsaures b.,

v. 
bleizucker. — Gelbes b., v. blei 
-oxyd

i) — Kieselsaures b., kiezel


uur loodoxyde; silicate of lead; silicate de 

plumb. _ Kohlensaures b., koolzuur 

lood, wit looderts ; carbonate of lead, white 

lead-ore; plumb carbonaté, plumb blanc. o• 

Molybdansaures b., Molybdeenzuur 

lood; molybdate of lead; molybdate de 

plumb. ® Phosphorsaures b., phos


phorzuur lood ; phosphate of lead; phos


phate de plumb. s• Salpetersaures b., 

salpeterzuur lood; nitrate of lead; nitrate 

de plumb. ® Schwefelsaures b., zwa


velzuur lood; sulphate of lead; sulfate de plumb. 

Spiesglanzsaures b., v. antimo


niate of lead. Thonsaures b., v. 

aluminate of lead, s. aluminat. 

Bleioxydsilicat, n., Kieselsaurer 

kalk, m. K iezelzure kalk ; silicate of linie; 

silicate de ch.aux. 

Bleipfannenkessel, m. hd. Groote 

steepen of aarden ketel der loodgieters; 

great melting-kettle used bij pewterers; fosse. 

Bleipropf, m. hd. Looden stop, of plug; 

lead plug; bouchon en plomb. 

Bleiplatte, Bleitafel, f. hd. Looden 

plaat ; plate or sheet of lead; table de 

BLEISINTER. 

plomb. — V. bavette. ® Durchlöcherte 
b. (an einer robrenmiindung), 

v. grating ij. — V. to seam. 
Bleiprotoxyd, n. hd. Eerste loodoxyde; 
protoxyd of lead; massicot massif. 
Bleipulver, n. hd. Loodpoeder; leadpowder; 
plomb en poudre. 
Bleirahm, m. hd. Citroenzuur lood, 
room van Saturnus; citrate of lead; crème 
de Saturne. 

Bleirauch, m. hd. Loodrook, looddamp; 
refiner's fume, lead smoke, white powder; 
fumèe de plomb. - Loodasch ; ashes ot 
lead; écume de plomb. 

Bleirecht, Lothrecht, Senkrecht, 
adj. hd. Loodrecht, te lood, perpendiculair; 
plumb, downright, perpendicular; 
It plomb, perpendiculaire. 

Bleirohr, n. Potloodhouder, teekenpen; 
pencil case, porte-crayon; porte-crayon. 
Bleiróhre, Dachröhre, f., m. hd. 
Looden pijp, boden goot, hangende dakgoot; 

lead-pipe, leaden pipe, conduit-pipe; tuyau 

de plomb, descente. 
Bleirost, m. hd., V. bleiweiss. 
Bleiroth, n., Bleisafran, ni. Menig; 

minium, red lead; minium. 

Bleisalpeter,m. hd. Salpeterzuur lood; 
nitrate of lead; nitrate ou azotate de plomb, 
nitrate de Saturne. 

Bleisalz, n. hd. Loodzout, zout van 

Saturnus; salt of Saturn; se] de Saturne. 

Bleischaum, m. hd. v. bleiasche? 

Bleischeit, n. hd., v. bleiwage. 

Bleischicht, f. hd. Hoeveelheid lood, 

die in 24 uren gesmolten wordt; quantity 
of -lead-ore fused in 24. hours; poste de 
plowil, fopte. 

Bleischlaeke, f. hd. Loodslak, lood 

dross of lead; scone ou crasse-schuim; 

de plumb. 

Bleisehlagel, m. hd., v. ausrund


schlägel. 

Bleischnur, f. hd., v. bleiloth, 

bleiwurf. 

Bleischrot, Schrot, Hagel, Plin


tenschrot, Schiessbagel, rn. Schiet 

jachtlood, hagel ; shot; dragee, plumb-hagel, 

de chasse. 

Bleischuss, m., hd., v. bleiglanz. 

Bleisehwarze, f. hd. Loodzwart, zwart 

looderts; black lead-ore; noir de plumb. 

Bleischweif, m. hd. Dicht loodglans 

of zwavellood; compact galena; galène an


timonifère, plumb sulfuré compacte. 

Bleiselenid, n. hd. Selenium -lood; 
seleniuret of lead; séléniure de plumb. 
Bleises quioxyd, n. hd. Anderhalf 
sesquioxyd of lead; sesqui--loodzuuroxyde; 
oxyde de plumb. 
Bleisiegel, n. hd. Lood, plombeerlood 
(aan lakens, enz.); lead; plomb. 

Bleisinter, m. hd. Aardachtig looderts 

in den vorm van stalactieten ; stalactical 

ocher of lead; mine de plomb terreuse sta 

-lactiforme. 


BLEISPATIH -- 

Bleispath, m., Rothbleierz, n. hd. 
Chromiumzuur lood, loodspaath, rood lood 

red lead-ore; mine de plomb chro--erts; 
m a te, plomb rouge. — Gelber b., geel 
loodspaath; yellow lead ore; plomb molybdate. 

Bleispiegel, m. lid. Spiegellood, zwavellood 
of galena met facetten; specular 
galena; plomb sulfuré a facettel. 

Bleistein, m. hd. Loodsteen ; uncalcined 
lead, malt of lead; matte de plomb, 
pierre plombière, plombière. 

Bleistift, in. hd. Potlood, potloodstift; 
lead pencil; crayon. — E . mit schieber, 
schuifpotlood; dutch sliding pencil; crayon 
à coulisse ou à tiroir. 

Bleistifthalter,m. lid , v. bleirohr. 

Bleistreifen etc., v. noquet. 

Bleisti ck etc., V. fuseau . 

Bleisuboxyd, n. hd. Onder loodoxyde;red-
lead; sous ox)de de piomnb. 
Bleisulfid, n. hd. Zwavellood ; sulphuret 
of lead; sulfure de plomb. 

Bleitafel, f. hd., v. bleiplatte. 

Bleii beroxyd, n. lid. Over-loodox`de, 
bruin oxyde; peroxyd of lead; peroxyde 
de plomb. 
Bleiunterlage (der giebel), v. 
lanusure. 

Bleivitriol, m. hd. Loodvitriool, zwavelzuur 
lood; sulphate of lead; sulphate de 
plomb. 

Bleiwage, f. hd. Waterpaslood, waterpas 
(der timmerlieden, metselaars); plumb. 
level, level; niveau, niveau it plomb. 

Bleiweiss, n. hd. Loodwit, koolzuur 
lood ; ceruse, white lead; céruse, blanc de 
céruse, blanc (le plomb, carbonate de plomb, 
chaux de plomb. •® V. rechampir. •^ 
Calcinirtes b., v. massicot. 

Bleiweissaufiosung, f. hd. Lood witoplossieg 
(in azijn); solution of ceruse; 
solution de céruse, blanc de plomb. 

Bleiweissfabrikant, m. hd. Loodwit.
naaker, loodwitfabrikant; white-leadmaker; 
cérusier. 

Bleiwurf, m. hd. Dieplood, peillood, 
werplood, lood ; sounding, plumb-line, lead; 
sonde, plomb. 

Bleizieher, m. hd. Loodtrekker; leaddrawer; 
ti reu r de piomb. 

Bleizink, m. hd., v. Zinkblei. 

Bleizinn, n. hd. Loodtin, zinklood 

(chineesch metaalmengsel van tin en lood); 
lead-tin; calin. 
Bleizinnaber, m. hd. Menie; minium; 
minium, cioabre de Saturne. 

Bleizueker, ni. hd. Loodsuiker, zout 
of suiker :van Saturnus, azijnzuur lood; 
sugar of lead, sugar of Saturn; lucre de 
Saturne. 

Bleizug, m. hd. Loodtrekker (soort van 
rad om het lood tot smalle reepen te maken); 
glazier's vice; tire-plomb. 

Blemometer, m. hd. & eng., Bl emometre, 
m. fr. Geweermeler,blemometer. 
Blende, f. se Blende, natuurlijk zwavel-

BLEIJ ANGLAIS. 107 

zink (bij de Engelsche mijnwerkers black 
jack-, mock-ore, mock-lead, v. 
black-jack). ••• B. cadmifère, fr. 
Cadmiumhoudende blende; cadmiferous 
blende; ca(lmiumha11ige blende. ~ B. 
rouge, fr., v argent antimonié 
sulfuré, s. argent 5) . ® B. siliceuse. 
fr. Kiezelblende; silicious blende; 

kiezelblende. 

Biende, f. hd. Looze deur,'loos venster; 
blind; porte ou fenètre feinte. ~ (blende 
tritt). Nis; niche; niche. ® (spanische 
wand) Blind of luik buiten voor de vensters 
en deuren. Spaansche nand, windschut; 
screen, partition; paravena, cloison. ® Lantaren 
(der mijnwerkers); lantern; lanterne.~ 
Trekdeur, ° luchtpoort (in mijnen); air-door; 
porte pour introduire lair. •a• Blindeering, 
blind (ter beveiliging tegen de vijandelijke 
bommen en houwitsers); blinds; blinde. 
(fur die sehanzgraber) Mantel, gevulde 
schanskorf; mantelet,mantlet; mantelet. 

Blenden, v. a hd. Dicht-of t oespij 


keren (een venster, deur); dichtmetselen; 

to condemn, to wall up; condamner. — 

Blindeeien, van blindeeringen voorzien (ter 

beveiliging tegen een bombardement) ; to 

blind; blinder. 

Blendfenster, n. hd. Loos of blind 

venster; dark window; fenêtre feinte. ~ 

Met geolied papier beplakt raam voor een 

venster; blind of oiled paper for a window; 

chassis de papier. 

-Blendkugel, f hd. Rookkogel; smokeball; 
balie ou gelote fumante. 
Blendstein, m. hd. Nokpan; guttertile; 
tuile faitiere. 
Blendthur, f. hd. Looze of blinde deur; 
sham door; fausse porte, porte feinte. 

Blendung,f.Blendwerk ,n. hd. Blindeering 
(v. blenden 2); blinding, blindage, 
blinded cover, shell-proof-cover, splinter-.
proof, timber-bomb-proof; blindage. 

Blendziegel, m. hd. In den dag komen^
le steen ; facing brick; brique de parement. 


Blenometer, (Spring-trier), eng. 
Blénomètre, fr. Veerspanner (werktuig 
om de sterkte der veeren van een geweer 

te beproeven); federspanner. -slot 

Bletz, in. hd. IJzeren wig (der berg


werkers); iron wedge, coin de Ier. 

Bletzfass, n. hd. Vat of tobbe voor 
de moeielijk te smelten koperstukken; tub 
for stubborn copper; cuve à tremper les 
pièces de cuivre dures et rebelles. 

Bleu anglais, m. fr., v. bleu de 
faïence. 1. azuré, B. d'azur, 
azuurblauw, blauwsel ; azure-blue; azurblau. 
— B. d'application, v. bleu 
de pinceau. — L. de Berlin, Berlin`
cth -ida uw ; prussian blue, ferrocyanide 
of iron; Berliner blau, ferrocya-neisen. 

E. de Bréme, Bremer-blauw; blue ver 
Bremer blau, kalkblau,-diler, blue ashes; 
Neu wieder blau. ~ B. de Chine, v. B. 


108 BLEUIR. 

de faïence. — B. de cobalt ou B. 
de Thénard, kobalt-blauw ; cobalt-blue; 
kobaltblau. — B. de composition, v. 
B. de Sage. •• B. d'émail, 13. d'em— 
pois, smalt-of emailleerblauw; smalt, 
powder-blue; schmelzblau — B. de faxonce, 
B. de chine, B. anglais, 
Engelsch-blauw, porseleinblauw; Delftware 
blue, crockery-ware-blue, China- blue, 
English blue; fayenceblau, englisches Blau, 
porzellanblau. B. de France, v. B.-
Raymond. B. de montagne, 
Cendres bleues cuivrées, Azur 
de cuivre, Ocre bleue, bergbiauw, 
koperazuur (blauw koperzuur zout); mountain 
blue, caeruleum montanum; bergblau.•n• 

B. de pinceau, B. d'application, 
penseelblauw, schildersblauw; pencil-blue; 
schilderblau, kastenbiau. B. de Prusse, 
Ferrocyanide de fer, v. B. de 
Berlin. — de Saxe, B. de composition, 
B. en liqueur, Saksisch 
blauw, compositie-blauw vloeibaar blauw; 
Saxon blue; Sachsisches blau. -- B. de 
tournesol, lakrnoesblauw; turnsol-blue; 
lackmusblau. ••. 8. d'outremer, ultramarijnblauw; 
ultra-marine; ultramaren. 
B.—Guimet, Guimet-blauw, kunst-ultramarjn 
; Guimet-blue; Guimet-blau. — B.— 
Raymond, B. de France, B. prussiate, 
Raymond-blauw, Fransch-blauw, 
prussiaat-blauw, chemisch blauw; Raymondblue; 
Raymond-blau. ~ B. solide, echt 
blauw, oplosbare indigo, karmijn — indigo; 
solid blue; bchtes blau, karmin-indigo. 
B.—vapeur, stoomblauw ; steam-blue; 
damptblau. 
Bleuir, v. a. fr. Blauwen, blauw maken, 
blauw doen aanloopen (het staal ; to 
blue, to temper blue; blau anlaufen lassen. 

Bleuissoir,m. fr.,v. ausgiu.heisen. 

Bliek, Silber. bliek, Goldblick, 
m., das Blieken, Blitzen, hd. Blik, 
zilverblik, goudblik, riet blikken of blikkeren 
van den proefkorrel bi 't cupelleeren 
van zilver en goud ; lightning of silver, of 
gold; éclair, coruscation, fulguration . -- Im 
blicke stehen, Blieken, Blitzen, 

v. n. Blikken, blikkeren; to lighten; éclaïrer, 
faire l'éclair. 
Bliekfeuer, n. hd. Blikvuur, seinvuur 
(op zee); false fire; faux-feu. 
Blickgold, n. hd. Gelouterd goud, 
dat nog zilver bevat; refined gold containing 
still silver; or affiné qui contient encore 
de l'argent. 

Blieksilber, n. hd. Gelouterd of zuiver 
zilver; lightened silver, pure silver; 
argent affiné ou éclairé, argent d'usine affiné. 

Blin (ou Belin), m. fr. Ramblok, 
rambout; beetle, -rammer; ramme.— Scbeerboomleider; 
warp-beam guide; ttieil der 
schermtihle der die gänge des zettels aufnimmt. 


Blind, eng.; v. blonde í) (2a art.) — 
Blinds, pl. eng., v. blende s) (2d art.) 

-- BLITZSTOFFSAMMLER. 

^ Venetian blinds, jalousiën, zonneblinden 
van saamverbonden boutstrooken; 
sommerldden, gitlerldden, jalousielciden; jalousies 


Blindage, m. fr. & eng. v. blendung. 
~ Het beschoeien (der aardbaan 
van een spoorweg, etc.); poling, sheeting: 
das einbretten. 

Blindboden, m. hd. Blinde bodem, 
plaat van messing onder de wijzerplaat; 
support of the dial-plate; plaque en laiton 
qui supporte le cadran. 

Blinde, f. fr., v. blende 6) ( 22 a art.). 
Blinde, f., Blindsegel, n. hd. Blind, 
blindzeil ; spritsail; civadière. 
Blinde klippen, f. pl. Blinde klippen; 
keys, breakers; brisants, ecueils à fleur d'eau. 

Blinde luken, Blinden, f. pi. hd. 
Blinde luiken (aan boord); dead lights; fausses 
écoutilles. 

Blinder, v. a. fr., V. blenden, z) . 
Blindgewolbe, n. hd. Kazemat; casemate; 
caiemate. 
Blindholz, Fullbrett, n. hd:, v. 

báti du piacage, s. bilti. 
Blinding, eng., v. blendung. 
Blinds, eng , v. s. blind. 
Bliner, v. a. fr. Rammen, met het 

ramblok werken ; to rara; ramrhen. 
Blink, m. hd. Blink, lichte plek aan 
een bewolkten hemel ; clear spot in a cloudy 
sky; éclaircie, clairon. 
Blister, eng. v. blase l) ; ampoule. 
~Stall b., blaasje ; bldschen; oeillet. ^•. 
Vormnaad (aan aar=den pijpen); formnaht; 
couture. 
Blister-steel, Blistered steel, 
eng. V. acier boursoufflé, s. acier 9). 

Blitzableiter, m. hd. Bliksemafleider; 
lightning-rod, conductor; paratonnerre, parafoudre, 
conducteur. 

Blitzen, v. n. hd., V. s. Bliek. 

Blitzfeuer, n., Blitzstoff, m. hd. 
Bliksemvuur, electrieke vloeistof; electric 
fluid, electricity; matière électrique. 

Blitzstofferregung, f. hd. Opwekking 
der electriciteit, electriseering; electriflcation, 
electrization; electrisation. 

B1itzstoffflasche, f. hd. Leidsche 
flesch ; electrical jar; Leiden-phial; bouteille 
électrique, bouteille de Leyde. 

Blitzstoffhalter, Blitzstofftr 


,

ger, m., Blitzstoffmaschine, f. hd. 
Electriciteitsdrager of -behouder (van Volta), 
electrophoor; electrophorus, elettrophor, electrical 
machine; électrophore 

Blitzstoffhaltig, adj. hd. Electrisch; 
electric; électrique. t 
Blitzstofl'naschine, v. blitzstoffhalter. 


Blitzstoffsammler, Blitzstoffsauger, 
Mikro-elektrometer, m., 
Mikro-elektrostop, n. Electriciteitsverzamelaar, 
-verdichter ; electrical collector, 
electric condenser; collecteur électrique, 
condensateur électrique. 


BTTTZSTOFFTRAGER 

Blitzstofftrager, m M., v. blitzstoif 
halter. 
Blitztaf'el, r. hd. Flikkerplaat ; magical 
plate; carreau étincelant. 

Bloc, in. fr. Blok, klomp ; block, log; 
block, klotz. Bruineerbiok (der vergul 
ders); block for gilding; glättkiotz, g1att 
kugel. Ktopblok (soort van pers der 
kunstdraaiers, sclirjnwerkers, etc.); joiner's 
block; klopfblock. B. a cìsaille, schaarb1oI, 
blok waaraan de metaalsthaar is bevestigd 
; slieor-block; scherenstocic. v. 
billot 2). V. block i). 

Blochet, m., Entretoise, f. fr. 
Steekbalk, steekpiank, koppelbalk, bindhout, 
kalf ; tire-piece, block, temples tie-piece; stichbalken, 
stichbrett. 

Block, rn hd., V. bloc. Drukvorm, 
plaat (der katoendrukhers); block; 
planche ; matrice, bloc. Gieteling, geus 
(staalijzer zooals 't uit de hoogovens in de 

zandvormen vloeit); pig, kentledge, sow of 
melted iron; gueuse, saumon Blok, ka 
trol ; block; poulie. Bin—, zwei-, 
dreischeibiger b., blok met een, twee, 
drie schijven ; single, double, trible whip or 
block; poulie on moufle simple, moufle a 
deux, a trois rouets. - v. poulie. -
B.- und kreuzverband, blok-en 
kruisverhand : block- and cross-bond; appa 

de la maconnerie anglaise-reil composC 

et croisée. 

Block, eng., v bloc; blochet; 
block, hd; ambossklotz. - KIopsteen 
(der boekbinders); schlagstein; pierre 
a battre. -Munt-of stempetbiok (bij dc 

vroegere muntwijze); prcigeslock, miinzblock; 

cépeau. -Plaat of platina (van den 

hollander der papierfabrieken); platte, puss


eisenplatte, grundwerk; platine. - ( Oven


door, Lid), Ovendeur ; scitieber, schie


beblech, ofenbiech; bouchoir. - B. and 

fall (polyspast, tackle), takel, busch


tuig ; flaschenzug, zugwerk ; moutle, poly


spasle. - B and pulley (Set of 

pullies), blok in verbinding met andere, 

take]; flasclienzug; poulie mouflée. 

Block (to) up, eng., v. blockiren. 

Blockade (to), eng., v. blockiren. 

Blockbatterie, r. lid. Blokbatterij; 

battery with a platform of thick planks; 

hatterie dont la plate-forme est composée 
de madriers. 
Block—beetle, eng Kiop- en vormhout 
(der pottendraaiers); sc/zlügei und form 

holz; mailloche-tampon. 

Blockblei, n. lid. Bloklood, ballast


schuitje; pig-lead; plomb en saumons-

Blockboje, r. hd., v. bouéede bois. 

Block bond,eng ,v. apparail ), is). 

Blockdreher, in. hd., v. blockmacher. 
Blockeisen, Ganzeisen, n. hd. 

Blokijzer, gieteling, geus ; ballastschuitJe; 

pig-iron; kentledge; saumon de fonte, fonte 
en saumon on en gueuse, gueuse. 

BLOCKW ERK. 109 

Blocken, v- a. hd.: Einen stiefel 
b., eene laars op de leest slaan; lostretc/j 
a boot over the tree; mettre une butte sur 
l'embouchoir. 

Blockgiessen, n. lid. Het gieten van 
het tin tot blokken, het blokgieten ; cuinage; 
coulage de l'ëtain en saumons 

Blockhaus, n. hd. Blokhuis; blockhouse; 
maison fortitude, redoute en bols 
bliridée. -(eines pflanzers), huis 
van boomstammen ; log-house; maison faite 
de troics d'arhres. 

Blockiren, v. a. hd. Blokkeeren ; to 
blockade, to block up; bloquer. 

Bloekkalander, m, Blockmangel, 
Mange, Mangel, Mandel, f., 
Wander, Walzkaiander. in., Wal-. 
zenmange, Cylindermange, t. hd. 

Mangel ; mangle, callender; calancire. 

Blockkarren, Blockwagen, m. 

hd. Blokwagen, mallejan, stootwagen ; truck; 
éfourccau, fardier, binard. 
Blockmacher, in. hd. Blok maker; 
pulley-or block-maker; pouhieur. 
Blockmacherei, f_ hd. Blokmakerij; 
pulley- manufacture; pouhierie. 

Blockmeissel, Nageischrot, m. 
hd. Btokbeitel, snijbeitel ; chisel fastened on 
a block; trancbet. 

Blockmtthle, Bockmühle, t. hd. 
Windmolen op eene stellage ; windmill built 
on trestles; mouhin a vent posé sur des 
tréteaux. 

Blocknägel, M. ph. hd. Vlotspijkers 
(die een houtvlot samenhouden); strong 
pegs; clous qui assujettissent un trainde bols. 
Block-printing, eng. Het bedrukken 
der stoffen met houten platen; der handdruck; 
l'irnpression qui se fait par planches. 
Blockrad, n. hd. Blokrad, wiel uit dën 
stuk hout ; wheel formed out of one block; 
roue faite dun billot ou dune seule pièce. 

Blockrolle, Blockscheibe, t. hd, 
Blokschijf, blokrol ; block-sheave; rouet de 
poulie, réa. 

Blocksige, Bohlensäge, f. hd. 
Blokzaag ; pit saw; scie a refendre. 

Blockscheibe, r. hd.,v. blockrolle. 

Blockschiff, n. hd. Schipbrugvlot; 

ponton; ponton. 
Block—sight, eng. Standvizier ; standvisir; 
hausse dxe. 
Blockstück, n. hd. Blok metaal ; pig; 
saumon. 
Blockstufe, t. hd. Laagste traptrede; 
curtail-step; depart. 

Blockverband, Engliseher verband, 
n. hd. Blokverband, Engeisch ver-. 
band ; block-bond, old english bond; appareil 
dit angtais. 

Blockwagen, m. hd., v. Blockkar 

-ren.

-(Klotzwagen) Zaagsiede (in 
zaagmolens); drag; chariot. 
Blockwerk, n. hd. Blokwerk, gezamenljke 
blokken (van een schip); blocks; 
poulies. 

10 


110 BLOCKZINN 

Blockzinn, n. hd. Bloktin ; blocktin; 

étain en saumons. 
Blomary, eng., v. bloom 2). 
Blond (plain), Silk-net, eng. Zij


den tulle; seiden tull; blonde. 
Blonde, f. fr., v. blond (plain). 
Blood—stone, eng. I3loedsteen ; blut


stein; pierre sanguine. Bloedsteen, rooden 
bruinijzersteen ; rot/ier hwrnatit; bématile 
rou (Te. - Verguidsteen, bruineersteen 
verqoldstei'n; pierre Is dorer. 

Blood—lye, eng. Bloedloog ; blutlauge; 
lessive de sang, alcali pblogisiique. 
Blood—wood, n. eng. Bloedhout; hut

-

holz; bols sanguin, bols rouge. 

Bloom, eng Gesrnede ijzerklomp ; kolben, 
scitirbel; 10pm, massoque, maquette. 
Loep, frischstuk, 'wolf; luppe, deul, teut, 
frischiuppe; loupe. 

Bloomery, eno., v. bloom 2). 
Bloom-hook, eng. Loephaak ; deut 
crochet a manier la loupe. -haken;
Bloom—tongs, p1. eaq. Loeplang; 
raufzange, rurnpfzange; tenailles a loupes. 

Bloquer, v. a. !r.: B. une lettre, 
eane letter blokkeeren of bet onderst boven 
zetten ; to turn a letter; einen fliegcnliopf 
setzen, blokiren. 

Blorelle, f. fr., v. blousse. 

Bloslegn,v. a. hd.: Die münze 
b., de gestempelde muntplaatjes uit de 
schroefpers nemen ; to uncover the coins; 
déviroler. 

Blot, Blur, eng. Slecht geschoren 
plaats (in 't laken); kieck; mâchure. 
Blot (to), eng. Vloeien, doorslaan (van 
papier); fliessen, durchschlagen; fon ger. 

Blots, p1. eng. Ongelijk afgedrukte 
plaatsen, monniken ; ungleicli geschwarzte 
stellen, mönche; bouquets. 

Blotting paper, eng. Vloeipapier; 

/lieszpapier; papier buvard, papier brouillard. 
Blotwolle, t. hd., V. abwolle. 
Blousse, Blouse, Blorelle, f., En


tredent, Peignon, ni. fr. Wol die te 
kort is om gekaard te worden ; nails; kurzwolle, 
kkmmling. 

Blow, v. a. eng. Blazen, aanbiazen (het 
smidsvuur); anfachen; souffler; V blasen. 

Blower (Blower and spreader, 
Blowing-machine) , eng. v. ausbreitmasehine. 
~v. batteur-éplu. 
cheur. 

Blowing, eng. Het blazen ; das blazen; 
soufflage. - (glass—making), Het 
glasbiazen ; das giasblasen; paraison. 

Blowing-. apparatus, eng.. v.blastapparatus. 
Blowing-cylinder, eng., v. blase.. 
cylinder. 
Blowing-engine, eng.. V. blast-. 
apparatus. 
Blowing-furnace, eng., v. blau


ofen. 
Blowing-iron, v. blaserohr. 
Blowing-machine, eng. Blaasma. 

- BLÎJMEN. 

chine, blaastoestel (in ijzersmelterjen); geblase, 
gebldsewerk; sou file rio. v.blower. 
Blown blots, Blown spaces, p1. 

eng., v. aeschel. 
Blown holes, p1. eng. Gietblazen; 
gussblasen; soufilures de fonte. 
Blown-off cock, eng , v. ablasshahn. 
Blow-off pipe, eng., v. blaseröhre 
2). 

Blow—pipe, eng. Blaaspijp ; löthrohr; 
chalumeau. - v. blaserohr, blaseröhrchen. 


Blow-valve, Blow-through 
valve, eng., v ausbiaskiappe. 
Bottom—b., onderste klep der luchtpomp 
(aan stooinmachines) ; untere kiappe der 
lu/'tpuinpe; clapet du fond de la pompe ii 

air. Upper—b., stoomklep tot schoonmaking 
van den condensator; dampfventil 
zum reinigen des condensators; soupape qui 
donne la vapeur pour pur ger le condenseur.. 

Blue, eng. Blauw, de blauwe kleur; 
blau; bleu. Dark b. in block


dyeing, doiikerste blauwe grond bij t 

zwartvercen ; dunkeister blauçjrund beimn 
schwarzfdrben; piécette de bleu. - The 
vat begins to turn b., de knip krijgt 

blauwe bloemen die Kupe gekt stiss, bekomrnt 
blaue blumen; la cuve vient ii bleu. 

To temper bl., v. blau anlaufen 
lassen. To dye b. (with 
wood), v. empasteler. Delftware-
b. , Pencil-b., Prussian b., 
etc., v. S. bleu, blau, en de daarmede 
samengestelden. 

Blue (to), V. a. eng., v. bleuir. 
Blue ashes, eng. , v. bergblau. 
Blue black, eng. Teekenkool; reiss


kohie; charbon de sule, crayon de charbon. 
Blueing, eng. Het blauuen (der kabenen, 
etc.); das blduen; passage au bleu. 

-V. azurage, azurer. 
Blue-iron-earth or -ore, eng., v. 
blaueisenerz. 
Bluettes de for, f. p1. fr., v. battitura. 
Blue vat, eng. Vilrioolkuip; vitriolktipe, 
weichklipe; cuve a la couperose. 
Blue verditer, eng., v. bleu de 
Brême, s. bleu. 
Blühen, Blümen, v. n. hd. Uitbloeien, 
verweeten, bloemen aanzetten ; to 
effloresce; effleurir, tomber en effleurescence. 

-Blaasjes aan 't oppervlak vormen (van 
't gesmolten metaal); to form vesicles at the 
surface; former des N, 6sicules is Ia surface. 
Blümchensglanz, m. hd. Gestreept 
loodgians of galena; striated galena; gaène 
stride. 

Blume, r. hd. Bloem (schuim 01) de 
blauwkuip); flower; fleur, tleurée. Elaue 
b., blauwe bloem (het lichte schuim op 
de pastel- of weedekuip) ; blue flowers; adoux. 

Blümen, v. a. hd. Bloemen op stoffen 
werken ; wateren ; to fashion, to figure with 


 

BLUMENBLA J --


flowers; faconner à fleurs ou en fleurs. — 
(verblimen), V. bluben 1). 
Blumenblau, n. hd. Sapblauw ; sapblue; 
bleu végétal. 
Blumendamast, Seidendamast, 

m. Gebloemd damast; flower-damask; damas 
semé de fleurs, parterres. 
Blumengestalt (in) , hd. Uitbloeiend, 
verweerend ; efflorescent; efflorescent. 
Blumenpapier, n. hd. Gebloemd papier; 
flowered paper; papier a fleurs. 
Blumenschmuck, m., Blumenwerk, 
n Bloemsieraden, bloemwerk (aan 
zuilen, etc.); festoons, flower-werk; fleurons. 

Blumenseite, f. hd. Nerf-of haar 
huid) ; outside of the shin;-zijde (eener 
fleur. 
Blumenstempel, Pormstempel, 

m. Bloemstempel, bloemvormige stempel (der 
boekbinders); flower-die, ornamental die, formstamp; 
fleu ron. 
Blumenwerk, n. hd., v. Blumenschmuck. 


Blunderbi chse, v. blunderbuss. 

Blunderbuss, Caliver, Wall


gun, eng. Haakihurus, walmusket, dubbel 
doppelhaken, blunderbuciise; arquebuse-Iiaak; 
à croc, fusie de rernpart, espingole. 

Blunger, eng. Roerijzer, mengschop 
(der potterijen); rulareisen, mengschaufel; pelle 
ou ráteau aux mélanges. 

Blunt, adj. eng. Stomp, bot; stumpf; 
épointé, émoussé. — (Broken off) Afgebroken 
(aan de punt), afgestompt; abgestuinp 
ft, abgebrochen; érnoucheté. 

Blunt (to), to dull, to take off 
the point, to nip), v. a. eng. Stomp 
(aan do punt) maken, afpunten ; abspitzen, 
stumpf coachen; éinousser. 

Blunts, pl. eng. Korte, dikke naalden; 
kurze, dicice nadeln; aiguilles courtes et 


grosses.

Blur, n. eng., v. blot. 
Blutachat, m. hd. Bloedagaat; blood 


coloured agate, haemachates; agate sanguine. 
Blutage, m. fr., v. beuteln ij. 
Bluteau, m. fr., v. betitel 1). ®B. 


américain, v. Bluterie rotative a 

sas. — B. á battes, v. Blutoir en 

étamine. 

Bluten, V. n. hd.: Das erz blutet, 

het erts is met rood zilver gemengd; the 

ore is mixed with red silver; la mine est 

mêlée avec l'argent rouge, avec l'argent 

antimonié sulfuré rouge. 

Bluter, v. a. fr., v. beuteln 1). 

Bluterie, f. fr. Builmachine, buil 

bolting-mill, rubber, reel; mehlmaschine. ~ 

B. a brosses, B. anglaise, engelsche 
borstelbuil, brush-bolter, cylindrical dressing-
machine. ~ B. américaine en 
forme d'un prisme, prismavormige 
builmachine ; equal reel; meblmaschine in 
form eines prisma. — B. rotative a 
sas, Bluteau américain, Amerikaansche 
draaibuil ; rotative bolter, bolting-mill, 
BOARD. 111 

cylindrical bolter or reel; amerikanische 
mehlmaschine. 

Bluterz, n. hd. Bloedkleurig zilvererts; 
red colored silver-ore; mine de couleur sanguine. 


Bluthengold, n. hd., v. blattgold. 

Bluthensilber, n. hd., v. blattsilber. 


Blutholz, r,. hd., v. blood-wood. 

Blutkupfererz, n. hd. Bloedkopererts 
; variegated copper-ore; cuivre pyriteux 
panaché. 

Blutlauge, f. hd., v. blood—lye. 

Blutlaugensalz, n. hd. IJzer-blaauwstofzuur 
zout; prussiate of potash; ferrocyanate 
de potasse. 

Blutoir, m. fr., v. beutelkasten. 

B. à brosses, v. bluterie 2). 
B. en étamine, Sas, Tamis ou 
Bluteau a battes, zeefbuil; common 
boller; sichtezeug, beuteizeug. 
Blutroth, n. hd. Bloedrood (verfstof 
van 't bloedbout); hematin; hématine. 
Blutstein, m. hd., v. Blood-stone 

1), 2). 

Blutwolle, f. hd., V. abwolle. 
Bö, f. hd. Bui, vlaag, zeng, valwind (op 
zee); sudden squall of wind; grain. 

Board, eng. Plank ; brett; planche.-
Bord; anschlagebrett; tableau. — Tafelvlak, 
tafel; houten plaat ; tischplatte, tafel; diele; 
table, tablette; plancbe, madrier. — Boek 

buchbindersbrett; entre-deur.-bindersplank; 
Bordpapier, karton; pappe; carton. •^ 
Halve band (van een boek); halbband; demi 
Vorm, mal, model; formbrett;-reliure. _ 
gabarit, échantillon. —B. for the cards, 

V. voiturier. ® B. for chips, plank 
met bakjes (onder eene goud-of zilversmidswerkbank); 
leistenboden; claie. ;® B. 
for channeling the tringles, v. 
kehlbrett. — To cut the b. lengthways 
or broadways; to split the 
b., v. débiter. — B. to fill out, v. 
alèze. — B. to roll silk stuff on, 
V. plot 2). — Bevelled b., schuins 
vergaarde plank; vergehrungsbrett; planche 
assemblée en biais. —Simple b., enkele 
plank, enkel blad ; ei.n facties blatt; mi-bois. 
— Smooth b., gladde plank, waarover 
bij draadtrekkers de draadtangen loopen ; 
glattes breit worauf die drahtzangen laufen; 

tulle. — Thin b., v. volige. — B. 

that keeps the threads asunder, 

looper, loopstok; degen, laufstock; va-et


vient. — Triple b., drielingsdeel, scheen; 

laurband, rahmling,dre-ilingsdiele; tiers-poteau. 

~ B., v. abbaustreeke. ® B. (of a 

Ship), boord; board; bord. s (or Tack) , 

Boeg, slag, gang; bug, gang beien laviren; 

bord, bordée ; v. bord, bordée. 

Board (to). v. a. eng., v. abdielen 2). 

Enteren; entern; ahorder. — To b. 

(a book), in karton binden ; in pappe 

einbinden; cartonner. 

Board, engv. bord ou bordee.

. 


112 BOARDED 

-- 

Boarded floor, eng. Planken vloer; 
gedielter, getd felter fussboden; sol plancbécé. 

Boarding, Half-bound, eng. Kartonnen 
band, halve band ; pappband, halbfranzband; 
cartonnage, reliure en carton, 
demi-reliure. 

Boarding joists, pl. eng. Vloerbal 
ribben ; dielenbalken; solives.-ken, 
Boarding-nettings, pl. eng. En 
ternetten ; enternetzen; filets d'abordage. 
Boarding—scuttles, pl. eng. Enterluiken 
; enterluken; écoutillons d'abordage. 

Boasting, eng. Het uit den ruwe werken, 
inzonderheid van steen door middel van 
punthamer en beitel ; das behauen mit spitzhammer 
and meissel; opération de tailler Is 
pierre avec la grosse pointe et la tranche. 

Boat, eng. Boot ; boot; bateau, barque. 

— The long b. (or the launch), 
de barkas, sloep; die barkasse, schaluppe; la 
cbaloupe. 
Boat—cleats, p1. eng. Boots-of sloepsklampen 
; bootsklampen; chantiers d'embarcation, 
de chaloupe. 

Boat—gripes, p1. eng. Krabbers van 
de barkas of sloep ; bootsklauer, bootskrab ber; 
rissen on saisines de la cbaloupe. 

Boat-hook, Gaf, Setter, Setting-
pole, Pole-hook, Hitcher, 
eng. Schippersbaak, bootshaak, boom, schippersboom 
; bootshaken, staken; trot de batelier, 
gaffe. 

Boatswain, m. eng. Bootsman; bootsmann; 
contre-maitre. 


Boatswain's—call, eng. Bootsmans


fluitje ; bootsmannsp fei fe, commandop fei f e; sif


flet du contre-maitre. 

Boatswain's—mate, m. eng. Bootsmansmaat, 
onderbootsman ; bootsmansmaat, 
unterbootsmann, schiemann ; aide-contremaitre. 


Bob of a pendulum, Pendu


lum-bob, V. boll 1). 

Bobbin, eng. Klos, garen-, zijdeklos, 

etc., spoel ; spule; bobine, roquet, rotin. 

Cylindrical b., rolvormige spoel; schlag


rolle; bobine cylindrique. — Large b., 

groote spoel ; grossspuhle; rossignol, rostein. 

(or bone) De te gelijk werkende klos 

dresse; dresse. — Klos (der kantklop-sen ; 

kloppel, kldppelholz; fuseau. ~ Klos-sters); 

(waarop het goud wordt gerold eer het de 

trekking ondergaat); hut; chapeau. — Bob


bins for slobbing and roving, 

grofspoelen ; grobspulen; bobinots. ® To 

use the b. alternately, de klossen 

om den anderen laten werken ; die kloppel 

einen urn den andern legen oder spielen las


sen; faire une dresse It deun. — Work


ing with 8 b., werken met 8 klossen; 

arbeifen mit 8 kldppe(n; dresse it buit. 

Bobbin—cylinder , eng. Spoelrol; 

spulenwalze; voudeur. 

Bobbinet, v. bobbin-net. 

Bobbin-frame, Bobbin-and fly


frame, Flyer, Fly-frame, Spindle-

IBOCCAGES. 

roving-frame, eng. v. bane broches, 
s. bane 6) . 
Bobbin-handle, eng. Spoelsteel; spulstiell; 
n i l le. 
Bobbin-maker, m. eng. Spoelmaker; 
spulenmacher; bobelineur. 
Bobbin—net, eng. Grond der kant ; 
spitzengrund, bobbinet; toilé de la dentelle. 

Bobbin-net—lace—frame, eng. Tulle-
weefstoel ; ticllstuhl; métier à fabriquer le 
tulle. 

Bobbin—ring, eng. Spoelring; spulring; 
porte. 
Bobbin—wheel, eng. Spoelwieltje; 
spulyddchen, spulniuhle; escaladon. 
Bobbin-work, eng. Spoelwerk; spul


arbeit; ouvrage fait a la bobine. 

Bobbins, pl. eng , v. s. bobbin. 

Bobèche, f. fr., V. acolyte. 

Bobelineur, m. fr., v. bobbinmaker. 


Bobinage, m. fr. Het spoelen, op. 
klassen ; spooling, winding; das spuien, aufspulen, 
wickeln. 

Bobine, f , Roquet, m. fr., v. bobbin 
i ). — B. ou Fuseau (d'un mulljenny 
en fin), spoel of klos, waarom 

draad zich peervormig windt ; cop;-heen de 
kötzer, spindel. — B. d'une filiere, 
rol of cilinder, waarop de metaaldraad zich 
windt, nadat bij door de trekplaatgaten is 
gegaan ; drum; icier, scbeibe. — B. cylindrique, 
v. bobbin 2). ®B. (d'une 
bofte á foret), bus (eener drilboor); box, 
sheave (of a piercer- or drill box); rolle. 
(eines rollenbohrers). ~' B. vidée, v. 
ablaufer. ~ Charger une b., v. 
aufrädeln. — Devider une b., v. 
abhaspeln. 

Bobiner, V. a. fr., v. aufspulen. 

Bobineuse, f. Windster, spoelster 
windster, winder; spulerinn, spulm1dchen, 
spulfrau. ® (ou Bobinoir), v. bane a 
broches, s. bane 6). -Spoelspil; 
spindle of a spool; spulspindel. 

Bobinoir, in fr., v. bobineuse Z). 

Bobinots, in. pl. fr., v. bobbins for 

slobbing and roving, s. bobbin "1). 

Bocal, m. fr. c eng. Maatglas, glas met 

eene in graden verdeelde schaal ; krgstall


kugel, ' wasserkugel, lichtflasche, passglas. 

Bocard, m., Bocambre, f. fr. Stamp


molen, stampwerk; stamping-mill, crushing


machine.pounding-machine, mill, stamp, stamp


er; pochmuble, pochwerk, stampte. ® B. 

a trémie, stampwerk met tremel ; stamp


er with hopper; rollpochwerk. ® B. dé


couvert, open of onoverdekte sta mpmo


len ; roofless stamping-mill; klatze. 

Bocardage, m. fr. Het stampen (van 

't erts, de metaalslakken, etc.); stamping, 

crushing, pounding; das pochen 

Bocarder, v. a., fr. Stampen (het erts, 

etc.); to stamp, to pound, to crush; pochen, 

stampfen. 

Boccages, m. fr. Gietfout, verspil



BOCCARELLAS 

ling van gietmetaal ; waste, wasters; fehlgu 
ss. 

Boccarellas, p1. eng. KIeine zijopeningen 
in den glasbiazersoven ; kleine ofenldcher; 
petits ouvreaux. 

Boecas, Working-holes, pl. eng. 
Ovengaten, werkgaten; o fenlbcher, arbeitsldcher; 
ouvreaux. ® v. marger. 

Boccas—stopper, m. eng. Schuif der 
ovenluchtgaten ; schieber; margeoir. 
Boefil, m. fr. Gatzaagboog, rondzaag; 
cock-saw, piercing-saw; laubstgebogen. 

Boek, m hd. Bok, soort van kraan 
om lasten te lichten ; derrick; chèvre. •. 
(Gerust, Gestell, Stutze) Schraag, 
bok ; trestle, tressle, horse, trussel; chevalet, 
treteau. — (Sageboek, Holzboek) 
Zaagbok, zaagstoel, ezel, schraag; horse jack, 
sawyer's frame or trestle; baudet, áne, cbevalet 
de scieur, tréteau. — (Knecht) 
Kunstdraaiersschroef; vice of a topman; étau, 
ane. — Bok, ijsbok, ijsbreker, brugpijler, stee


en beer; starling of a bridge; éperon, briseglace. 
(Rammboek) Heiblok; gin; 
bélier, mouton. (Sagerbock) Zaag stoel, 
zaagblok (aan boord); gin or triangle with 
pullies; chèvre it scier. — Bokkebeen, schalk 
(om masten in te zetten, etc.); sheers; bigues. 
~ Auf dom b. bearbeiten, op den 
ezel of bok bewerken (bij lakenfabrikanten); 
to work on the horse; chevaler. 

Boeken, v. D. hd. Stampen, heien, 
stampen en hielen, in de zee vallen, in zijn 
neus of in zijn kop liggen ; to pitch, to rond; 
tanguer. 

Booker, m. hd., v. flachsblauel. 

Boekgenist, n., Boekverstellung, 
f hd. Gewelfstellage; scaffolding of 
a vault; armenvent de voute, échafaudage ; 

— v, bogengerüst. 
Boekgestell, n hd. Onderstel van eerie 
koets; carriage of a coach; appui de car


rosse. 

Boekleiter, f. hd., v. baumleiter. 

Boekmuhle, f. hd.. v.bloekmuhle. 

Boekshorn, Bocksohr, n hd. Boks


hoorn, haak-en oogbout; bolt with n ring 
and a hook; cheville b. boucle et à croc. 

Boekstütze, f. hd. Draagklamp, draagklos, 
draaglijst der dakstoelsparren ; tapit, 
bracket; tasseau, ehantignole. 

Boekverstellung, f. hd., v. boekgerust. 
Bodée, f. fr. Ovenbank (der glasovens); 
stove-bench; ofenbank. 
Boden, ni. hd. Bodem, grond, onderst 
of achterst gedeelte van velerlei voorwer


pen ; bottom, lower surface; ground, back, 
plain; fond, cis l ; face. ~ Vatbodem ; bot 
fond, enfoncure ; V. foncer,-tom-pieces; 

defoncer. ~ Onder;egsel (van het timpaan 
der drukpers); overlay; hausse, taquon. 

(Pussboden) Bodem, vloer; floor; plan


cher, pavé. ~ Standplaats (van den machinist 
der locomotief); foot-board; plancher. 
Boden, cri. fr. Gefrischt of verfijnd 

BODENPLANKEN. 113 

ruwijzer; refined pig-iron; raffinirtes Rokeisen. 
Bodenbalken, m. hd., V. balken 1). 

— Mit dom stiehbalken verbundener 
b., met den steekbalk verbonden 
vloerbalk ; beam joined with the trimmers; 
solive d'enchevêtrure. 
Bodenblatt, n. hd. Vlakke bndem des 
moffels ; flat bottom of the muffle; sol, átre, 
feuille ou tablette du moutle. 

Bodenbohrer, m. hd., v. bankbohrer. 
Bodenbretter, n. pl. hd., v. bettbretter. 


Bodendraht, m. hd. Overlangs gespannen 
koperdraden (in den papiervorm); 
wire of the mould; vergeure, verjure. 

Bodeneisen, n. hd. Aanbeeld (des koperslagers) 
ter vorming van den bodem 
annil to form the bottom; enclume à former 
Ie fond. 

Bodenfeld, n. hd. Bodemstuk (der ka 

achterbreuk ; first reinforce; pre--nonnen), 

mier renfort. 

Bodenfenster, n. hd. Zolder, dak-, 

vlieringvenster of -raampje; dormer-window; 

lucarne. 

Bodenfries (einor kanone), m. 
hd. Sieraadsband van 't bodemstuk of de 
kulas; breech mouldings; moulures de la 
culasse. 

Bodengeleg, n., Bodenschiehte, 

f. hd. Grondlaag, onderste mijnbedding; lower 
bed, lower seam; couche de fond, lit de fond. 
Bodengeschoss, Erdgesehoss, n. 
hd. Verdieping gelijkvloers, gelijk met den beganen 
grond ; ground-floor; rez-de-chaussée. 

Bodenhammer, m. hd. Bodemhamer 
(der kuipers); cooper's hammer; utinet. — 

v. battoir 3) . 
Bodenhaspel, m. hd. Soort van mijn 
horse, swivel, windlass; bourriquet,-windas ; 
tourniquet, singe. 
Bodenholz, n., Bodenst,be, m. 
pl. hd Bodemhout (der kuipers), bodemduigen 
; head- or heading-staves; headings, headpieces; 
bols pour fond, bois de fond ou d'enfoneure, 
foneailles. 

Bodenkupfer, n. hd. Koper voor het 
dubbelen der schepen ; copper-bottoms; cuivre 
en fonds, en planches. 

Bodenloeh, n., Bodenluke, f. hd. 
Zoldervenster, vliering-of dakvenster; dormer-
window, garret-window, luthern; lu carne. 


Bodenmehl, n. hd. Zetmeel ; fecula; 

fécule. 

Bodenmehlartig, adj. hd. Zetmeel


achtig; like fecula; féculoïde. 

Bodenmehlstoff, m. hd. Zetmeelstof; 

feculent substance; féculite. 

Bodennägel, Bodenspieker, m. 
Pl. hd. Vloerspijkers, 5 Oponds-spijkers ; brads 
50 to the Pound; clous de 50 it Ia livre, 
clous de parquet. 

Bodenpianken (eines sehiffes), 
40' 


114 BODENPLATTE BOGEN. 


f. pl. hd. Vlakgangen en vlakwegers; exterior 
and interior planks of the ship's bot 
bordages et vaigres de fond. -tom; 
Bodenplatte.f. hd. Bodemplaat, grondplaat, 
tegel ; bed plate; slab; grande plaque, 
plaque de fond; carreau. 

Bodenpumpe, f. hd. , v. bilgepump. 
Bodenrad (grosses), Minutenrad, 
n. lid. Minuutrad ; minute-wheel, een 

roue des minutes, roue de fond,-tre-wheel; 
roue de longue tige, grande roue moyenne, 
roue de chaussée. — B. (kleines), klein 
middelrad; small contre-wheel; petite roue 
moyenne. 

Bodenrand, m. hd. Bodemrand (van 
een pot, vaas, enz.); bottom-edge; hanche. 
Bodensäge, f. hd. Draaizaag ; turningsaw; 
scie à chantourner. 

Bodensalz, n. hd. Zoutbezinksel (in 
de zoutziederijen); pan-scratch and pickings; 
dépót de sei. 

Bodensatz, m. hd. Bezinksel, nederslag, 
heffe, droesem, moer, drab; sediment, 
dregs, mother, settlings, lees, feces; sédiment, 
lie, dépót, marc, fèces. — B. (des Zuekers),,
suikerbezinksel; dunder;dépót, marc, 
sédiment. — Unreiner b., onzuiver bezinksel, 
grondsop, drab, droesem ; dregs, 
grouts; fondrilles. 

Bodenschichte, f. hd., v. boden 
-geleg. 
Bodenschrae.be, Bodenzieher, 

m. hd. Bodemtrekker (der kuipers); screwring, 
turrel; tire-fond. 
Bodenspieker, m. pl. hd., v. bodennägel. 
Bodenstbe, m. pl. hd., v. boden 
-holz. 
Bodenstein, m. hd., v. bed 4). — 
Ovenvloersteen ; flag-stone of the furnace; 
dalle du fourneau. 

Bodenstuck, n. hd. Stootbodem, kulas 
(van een kanon); staartschroef van een 
geweer ; breech, britch; culasse. — Bodemstuk 
(van een vat); heading; bois ou pièce 
de fond. — Bodem (eener horlogekas); bottom; 
fond. ® Zool (van een rolpaard of 
scheepsaffuit); sole, bottom; sole. 

Bodentafelehen, n . hd. VIoerpaneeltje; 
little square of a floor; guinguin. 
Bodentalg, m. hd. Bezinksel der ge 
kanen ; drug; boulée.-smolten talk. 
Bodentreppe, f. hd. Zoldertrap; 
garret-stairs; montde de grenier. 

Bodenventil, n. hd. Voetklep (in den 
warmwaterbak der stoommachines); footvalve; 
soupape de fond, clapet de fond. 

Bodenzieher, m. hd., v. bodenschraube. 


Boesse, f. fr., v. kratzbiirste. 

Bodies, pl. eng.: Raw b., ruwe 
massa (in de potterijen); robe masse; pate 
crue. ~ Dry b., onverglaasd goed; unglasirter 
geschirr; poterie sans vernis. 

Bodinerie, f. fr., v. bodmerei. 

Bodkin, eng. Malie van een rijgsnoer; 
nestelsti f t, stift; afféron, aiguille a lacer ou 
à passer. — (Pin), Ruimnaald ; au fraumer, 
vorrdumer; épingiette. — (point, 
spur), Punctuurstift (der gewone drukpers); 
punkturspitze; pointe. 

Bodmen, Bidmen, v. a. hd. Bevloeren, 
den (planken) vloer leggen ; to 
floor, to plank; planchéier. — Den bodem 
(in een vat) inzetten ; to head; mettre Ie 
fond. ~ n. Het inzetten des bodems ; heading; 
foncage. 

Bodmerei, Bodmerie,. f. hd. Bodemerij 
; bottomry; bomerie, bodinerie. 

Body, eng. Lichaam ; körper; corps. 
Aeriform or gazeous body, lucht of 
gasvormig lichaam; elastisch ,^lussiger 
körper; corps aériforme ou gazeux. s Fluid 
or liquid b., vloeibaar lichaam, drup 

vloeistof ; trop f bar flussiger körper;-vormige 
corps liquide. — Rigid b., vast lichaam; 
fester körper; corps solide. — Elementary 
b., enkelvoudig lichaam, element; 
element; corps simple. — B., schacht (van 
eenen sp(jker, etc.); schaft, nagelschaft; tige. 

B. (in mechanics), hoofdgedeelte, 
romp ; hauptstuck, rump f, leib; corps. 
B. (or Depth) of a letter, corpus, 
kegel (dikte der letter waardoor de afstand 
der regels bepaald wordt), kegel, schriftkegel; 
corps de lettre. — B. of the place, 
Main enclosure, enceinte, de vesting 
zelve zonder hare buitenwerken, de 
hoofdwal; enceinte; corps de place, enceinte. 
Body—bolster, eng. Schemel, dwarshout 
(van een rijtuig); schemel, schermel, 
schamel; lisoir, sellette. 

Body-box, eng., v. s. nave-box. 

Body-clout, eng. Onderste asscheen; 
unterschenkelblech; happe de dessous (dun 
essieu en boil) . 

Body-hoop, eng., v. s. nave. 

Body-part of breeching, eng., v. 
breeching of wheel-harness. 

Body-side of the collar, Pad, 
After—wale, eng. Gareel-of haamkussen 
; kummetkissen; corps du collier. 

Body-washer, Shoulder-washer, 
Rear-washer, eng. Stootschijf (aan 
de borst der as); stossscheibe; rondelle (d'épau


lement d'essieu). 

Bogen (Bogencurve, Kreisbogen), 
in. hd. Boog (des cirkels); V. are i). 
~ Boog (van een gewelf); arch, arc; arc, 
arceau. — Aeussorer, Innerer b., 

V. extrados, intrados. _ Abschti.ssiger 
b., bellende, afwaartsgaande boog; 
coping arch; are rampant. ~ Flacher b., 
vlakke boog ; elliptical arch; cintre aplati. 
~ Gedri ckter b., v.arc surbaissé, 

S. are i 2) . — Ueberhohter, Zugespitzter 
b., v. are surhaussé, s. 
are 13) . ® Schiefer b., scheeve boog ; 
sloping arch; are de biais, de cóté. — Voller, 
Voilkommener b., v. Are 
plein-cintre, s. are i I). B. mit 

130GENBEZEICH:NUNG 

4 mittelpunkten, boog met 4 middel 
four-centred arch; are a quatre-punten ; 

— Gemauerter b. ber thu.rüber und 
fensteráfi'nungen, achterwulf, 
soort van gewelf achter Bene deur-of ven 
back- bending; arrière-voussure.-steropening; 

B. (Bri ckenbogen) , brugboog; 
arch of a bridge; arche dun pont. B. 
der ecke eiher bri cke, hoekboog 
van een bruggehoofd ; abutment-pier; butée. 
-B. (am sattel), zadelboog ; saddlebow 
; arcon, courbet. .. B. (papier), 
vel (papier); sheet; feuille. ~ - v. quet. 
~ B. (zum schiessen), boog, schiet boog; 
bow, hand-bow; arc. 
Bogenbezeichnung, Signatur, f. 
hd. Bladteekening (met cijfers of letters), 
signatuur der vellen druks; signature; signature. 


Bogenbohrer, Drehbogen, m. 
hd., v. archet, archelet. 
Bogenbri cke, f. hd. Boogbrug ; arched 
bridge; pont à arches. 

Bogencurve, f. hd.,v. bogen i---i 1). 

Bogendach, n. hd., v. arched roof. 

Bogendeeke, f. hd. Gewelfde zolde


ring, gewelfd plafond; vaulted ceiling; pla


fond en voute. 

Bogendrille, Rennspindel, f., 
Drillbohrer, m. hd. Drilboor; drilboog; 
pump-drill; upright drill; drilie, trépan; v. 
archet, archelet. 

Bogenfeile, Lochfeile, f. hd. Rondof 
raspvijl, kromme vijl; rifler, bow-file; 
rifloir. 

Bogenfenster, n. hd. Boogvenster; 
arched window; v. bay-window. 
Bogenform, f. hd. Boekvorm, formaat; 
size; format. - In-folio; in-folio; in-folio. 

-In -plano; broad-side,broad-sheet; in-plano. 
Bogenförmig, Bogenrund, adj. 
hd. Boogvormig, boogrond ; vaulted, arched; 
en cintre, en arc, arqué. 

Bogengang, m. hd., v. arcade. 

Bogengerinne, f. hd. Molengoot met 
bollen bodem ; spout with convex bottom; 
auge à fond bombe. 

Bogengeru.st, n., Bogenlehre, f., 

Lehrgerust, n. hd. Formeel (houten ge


timmerte, naar 't beloop der welfbogen be


werkt en dienende om de zwaarte der ho


gen bij 't metselen te dragen); centry, sca f


folding of a vault; cintre de charpente, ar


mement de voute. 

Bogengew®lbe, n. hd. Half-cirkel. 

vormig gewelf, cirkelgewelf; entire arch, 

vault in full center; voute en plein cintre. 

Bogengrosse, f. hd., V. bogen


form z). 

Bogenhalter, in. hd. Puncturen, stif


ten (aan het timpaan der gewone druk


pers); tong; ardillon. 

Bogenhobel, Rundhobel,Schifi 
hobel, m. hd. Boogschaaf, hobbelaar; compass•
plane, spout-plane, convex plane; rabot 
cintré, rabot rond. 

BOGENZIRKEI,. 115 

Bogenkrümmung, f. hd. Boogkromming; 
arcuature; courbure en arc. 

Bogenleder, n. hd. Boogleertje (bij 
hoedenmakers); hatter's bowstring; cuiret. 

Bogenlinie, f. hd. Boogl(jn, boog, 
kromme lijn ; circular line, curve line, curve; 
ligne circulaire, courbe. 

Bogenpfeiler, m. hd., v. arc-boutant. 


Bogenrad, n . hd. Rad der snijmachine 
voor de bytappen der wulfsteenen, boog-of 
gewelfrad ; voussoir-wheel; roue á voussoir. 

Bogenrippe, f. hd. Gewelfribbe; 
nerve of a vault; nervure dune voute. 

Bogenrolle, f. hd. Fries boven do 
deurstijlen; lintel of the door-post; hyperthyron. 


Bogenrund, adj. hd., v. bogen-. 
förmig. 

Bogenrundung, f., Gewolbbogen, 
m. hd. Wulfronding, boogronding, gewelfboog 
; bending of a vault, centry; voussure, 
voussoir, vousseau, cintre. ~ B. 
eines gewölbes, half-cirkelvormig ge 

hemicycle; hémicy.-welf, gewelfkroniming; 

cie, concamdration. 

Bogensage, Bundsage, Lochsage, 
Schweifs^ e, f. hd. Boo, zaa , 
rondzaag, gatzaag, draaizaag ; bow-saw, 
turning-saw, sweep-saw; scie en archet, scie 
a évider, à echancrer, scie a guichet, feuillet, 
scie a chantourner. 

Bogensehiagen, n. hd. Het slaan 
met den hoedenmakersboog (v. arson) ; 
beating with the hatter's bow; action d'arconner. 


Bogenschluss, ni. hd. Sluitsteen, sleutelsteen, 
slotstuk van 't gewelf; key-stone, 
thole; clé de voute on d'arc, mensole, tholus. 

Bogensehne, f. hd. Boogpees; bowstring; 
corde de ]'arc. -Koorde (lijn, die 
eenen cirkelboog onderspant); chord; corde. 

Bogenspiegel, ni. hd. Boogspiegel, 
bolle of holle spiegel ; arched looking-glass; 
miroir cintré. 

Bogenstein, m. hd. Boog-of wulf


steen ; archw stone; pierre de voute, voussoir. 

Bogenstellung, f. hd., v. arcade; 
tiers-point. — Blinder b., loos booggewelf; 
sham arcade; arcade feinte. 

Bogenstock, m. hd. Boogstuk, boog 
formeel; block, curved back piece,-hout van 't 
curved part, tierceron; veau, courbe, tier-


ceron. 

Bogensturz, m. Boogvormige deuropening; 
circular head; dchanerure. 

Bogenthi r, f. hd. Boogdeur, boogvormige 
deur; vaulted door; porte cïntrée, 
porte en arc. 

Bogenwinde, f. hd. Boogspanner (ijzer 

om den voetboog te spannen); bender, span


ner; pied-de-biche, cranequin. 

Bogenzeichen, n. hd., v. bogen

-bezeichnung. 

Bogenzirkel, m. hd. Boogpasser, pas


ser wiens Bene been uitgehold Is voor een 


116 BOGIG 

in 9 0 graden verdeelden boog ; bow-conzpass


es, wing-compasses, compass with a quadrant; 
compas à quart de cercle, compas 
d'artisan. 

Bogig, adj. hd. Boogsgewijs, bol, buik 

gewelfd, boogvormig uitgesneden -vormig, ; 
bent archlike, convex; échaneré, godronné; 
courbé en arc, bomb. 

Bogironore, Swampore, Mo


-

—— 

rass-ore, eng.Moeraserts, moerasijzersteen; 

raseneisenstein, sumpferz, morasterz, wiesenerz, 
limonit; fer oxyde brun limoneux, 
fer hydrate limoneux, fer d'alluvion, mine 
de marais. 

Bogspriet, n. hd. Boegspriet; bowsprit; 
beaupré. 

Bohle, f. hd. Dikke plank; zwalp; 
plank; joist; madrier, cartelle. — Plank, 
boeiplank, etc.; v bordage. B. fur 
die spindel, oder Froseh, plank met 
stalen plaat, in wier pan de spil loopt (bij 
lakenfabrikanten); sole, socket; grenouille. 
® V. debiter 3), 1). — Eine b. 
Brennen, een boord of boeiplank stoven 
of gaar maken (om daaraan de vereischte 
buiging te geven) ; to bream a plank; chauffer 
un bordage. 

Bohlen, Bedielen, v. a. hd. Beplan


ken ; to plank; to board; plancbéier. 

Bohlenbogen, m. hd., v. Kranz 4). 

Bohlensage, I. hd., v. Blocks ge. 

Bohnaxt, f. hd. Handbijl, timmermansbijltje; 
smoothing axe; bacbette. 

Bohnen, Wichsen, v. a. hd. Boenen, 
met was blinkend wrijven ; to wax, to rub 
with wax; cirer, frotter ou polir avec de 

la cire. 

Bohnenerz, H. hd. Bolvormig of erwt-


vormig erts ; pea-ore; fer pisiforme ou g!o


biforme. 

Bohr, v. Bohrer. 

Bohrahle, i. hd., v. aale. 

Bohrbank, f. hd., v. bane á forer, 

s. bane t 2), bohrlade. 
Bohrbloek, m. hd. Boorblok (der blokmakers); 
slave; alésoir, persoir. 
Bohrbrett, Nusseisen, Brust


brett, n . hd. Borstplaat bij 't boren ; breast


plate; palette, conscience. 

Bohrbrunnen, m. hd., v. Artesian 

well. 

Bohrdoeke, f. hd. Beweeglijk hecht 

der witboor ; potance or the broach; porte


broche, potence de l'alésoir. 

Bohreisen, n., Bohrspitze, f., 

Bohrloffel, m. hd. Boorjzer, boorlepel; 

bit, boring-bit, bit-bridle; mèche on cuiller 

d'un vilebrequin, d'une vrille, d'une tarière. 

~ V. aiguille 6) . 

Bohren, v. a. hd. Boren ; to bore; forer, 

perser. ~ Mit deny drillbohrer b., 

met de drilboor horen ; to drill, to wimble; 

forer ou perser avec la drille. ~ v. couler 

à fond, s. couler. 
Bohren, n. hd. Het boren, doorboren; 
perforation, boring; perforation, térébration. 

BOIRLOCIL 

Bohrer, m. hd. Boor; bore, borer' 
piercer; foret, percoir. Boor, handboor, 
spijkerboor; brace, handbrace; vilebrequin. 
® V. box and drill-barrel, s box. 

Einsehneidiger b., boor met éénen 
snijkant ; single-chamfered drill, single-cutting 
drill; foret a un seul trancbant. 
Englischer b., Gewinde-b., Gewundener 
b., Schneidb., Schraubenb., 
Mutterb., Schneckenb., 
engelsche boor, scbroefsnij-ijzer, schroefboor; 
tap om moeren te draaien ; screw-auger, 
twisted auger, screw-tap, taper-tap, tap; 

taraud, taribre anglaise, taridre en spirale, 
taridre a mèche spirale. ® Grosser b., 

V. Bankbohrer. — Halbrunder b., 
halfronde boor; half-round bit, cylinder-bit; 
foret demi-rond. — Viereckiger oder 
Vierfiuglieher b ., drilboor met 4 vleugels; 
rimer used bij joiners; bonnet carré. 
Zweisehneidiger b., tweesnijdende 
boor ; double-chamfered drill, double cutting 
drill; vilebrequin à deux tranchants, ou 
avec deux mèches tranchantes. — B. mit 
cylindrischen zapfen, tapkoor, centerboor; 
pin-drill; mèche à teton. — B. 
mit hebel, boor met hefboom ; leverbrace, 
lever-drill; foret ou fit à levier. ^• 

—

V. Anstechbohrer, Bandbohrer, 
Bankbohrer, Bergbohrer, etc., etc. 
Bohrerschneide, Brustleier, 
Kurbel, f., Windelbohrer, m. hd. 
Handboor; hand-brace, brace, crank-brace; 
vilebrequin, brequin. 

Bohrf austel, m. hd. Hamer ter aan 

steenboor; hammer to drive-drUving van de 

the bohrer; marteau a enfoncer 1'aiguille. 

Bohrfi hrer, Eselsfiihrer, n., 

Eselsbri cke, f. hd. Boorleider (der horlo


gemakers, etc) ; guide, guide-foret; guide-are. 

Bohrger€ithe, Bohrwerkzeug, 

n. hd. Boorwerktuig ; brace; machine a percer 
on place, potence. 
Bohrgerathschaften, f. pl. hd. 

Boorgereedscbappen; boring-tools; outils a 

percer, a forer. 

Bohrgestell, n., Bohrstuhl, m. hd. 

Boorstoel ; boring-frame; palette, persoir, 

machine Is forer. 

Bohrkolben, Bohrkopf, m. hd. 
Boorkop (die de messen of snijgereedschap 
opneemt); cutter-head, cutter-block, bor--pen 
ing-head, boring-wheel; mansbon, porte-lames. 

Bohrkratzer, in. hd. Boorkrabber, 
ruimer (om bet boorgat van het boorsel of 
boormeel te zuiveren) ; scraper, scoop; grattoir, 
curette. 

Bohrkunst, f. hd. Boormakerskunst; 
fabrication of borers, or piercers, gimlets, 
braces, ele.; vriblerie. 

Bohrkurbel, f., v. kurbel ). 
Bohrlade, Bohrbank (der kanonengiesser), 
f. hd. Boorbank ; boring


frame; alésoir. 

Bohrloeh, n. hd. Boorgat ; bored hole, 
bore; fora re . 


BOH RLOFFEL 

Bohrliiffel, m., oder Bohrspitze, 
Schi 1pe (an einem bohrer), f. hd. 
Lepel, boorlepel, schulp (van den avegaar, 
de aardboor, etc.); auger-bit, scooping-iron; 
bout, cuiller, mêche de tarière; V. bohreisen. 


Bohrmaschine, f. hd. Boormachine; 
boring-engine, drilling-engine; machine à 
percer. 

Bohrmehl, n. hd. Boormeel, boorsel; 
dust; stone-dust; farine on poussière (qui 
provient de la matière qu'on fore ou perce); 

V. bohrspane. 
Bohrmeissel, m. hd. Boorbeitel (der 
horlogemakers); boring-tool; pointeau. 
Bohrmiihle, f. hd. Boormolen (voor 
fonteinpijpen) ; boring-mill; moulin a forer. 
Bohrmi ller, m. hd. Boorder ; borer; 
foreur. 
Bohrpflug, m. hd. Boorploeg; drillplough; 
charue a percer. 
Bohrpfriemen, m. hd. Boorpriem, 
ruimnaald met boor; gun-picker; dégorgeoir. 
Bohrplatte, f. hd. Borstplaat des boor


ders; breast-plate; poitriniêre. ~ (Bohr


zwinge, Bohrsehraubstock), Boor


plaat, boorvoerder (toestel ter vastzetting 

der boorspil in den schroefstok); drilling


lathe, drill-tool; porte-foret, touret, touret 

à percer. 

Bohrrolle, Hulse, Brustbohr


spindel, f. hd. Boorbus; drill-box, drill


stock, breast-drill; bofte à foret. 

Bohrschlitten, ni. hd. Boorslede; 

carriage of a boring-machine; chariot de fo


rage d'un bane de forerie. 

Bohrschmant, m. hd. Vettige en 

zalfachtige aarde (in de mijnwerken; nose, 

slime; lirnon. 

Bohrschmied, m. hd. Boormaker, 

boorsmid ; bore-smith, gimlet-maker; taillan


dier vrillier. 

Bols rschraubstock, m. hd., v. 
bohrplatte f2). 
Bohrspane, in. pl. hd. Boorspaanders; 
bore-chips; copeaaux de foret. 
Bohrspindel, f. hd., v. arbre 2). 

V. Bohrplatte 2). — B. and drillstange, 
f. hd. (oder Pumpenbohrer, 
Sehrotbohrer), Pompboor, lepelboor; 
pumpborer, drill and drill-stock; rouanne de 
pompe, pereoir à curette, cuiller a pompe. 
Bohrspitze, f. hd ,. v. bohrloffel. 
Horlogemakersboor; borer; alésoir. 

B. mit bogenformiger schneide, 
boor met pitsbeitel ; tongue-bit; mdche a 
langue de carpe. 
Bohrstampfer, Stössel, Stásser, 

Stempel, in. hd. Doorslag, drevel, stem


pel ; stamp, stamper; poineon, pilon, boulon. 

Bohrstange, f. hd., V. arbre a. 2). 

Bohrstaub, n. lad. Boorstof, boorsel, 

boormeel; boring-dust; farine de bols. 

Bohrstösser, m., Bohrsti ek, n. 
hd. Mijnboorspits; head of the punch.; pointe 
du fleuret. 

BOIS. 117 

Bohrstuhl, m. hd., v. bohrgestell. 

Bohrtisch, m., Bohrtafel, f. hd. 
Boorbank, boortafel ; travelling-table of a 
boring-machine; table ou banc de forerie. 

Bohrung, f. hd. Loring, het boren; 
boring, piercing, perforating; forage, percage. 

— (Bohrungs durehmesser), roer-, 
trompwijdte ; kaliber der geschutwijdte ; size 
of bore; calibre. - B. des stollens, 
zundstiftgat (van een percussie-slot); communication 
from the nipple-seat to the chamber 
of a percussion-lock; canal de lumière. 
Bohrwelle, f. hd., v. arbre a. 2) . 
Bohrwerkzeuge, n. pl. hd., v. bohr


gerathschaften. 

Bohrwinde, f., oder Drehbohrer, 
Brustbohrer, Traubenbohrer, 
Windelbohrer, m., auce Brustleier, 
Faustleier, f. hd. Draaiboor, handboor, 
boor; brace, hand-brace; vilebrequin, virebrequln. 
r.• Winde bij 't geschutboren ; jack; 
cric de forerie. -- v. bohrmasehine. 

Bohrzapfen, m., Falsehe traube, 
Vierkante an der traube, f. hd. 
Tap of vierkant van de druif; chuck-square, 
square; faux bouton, carré du bouton, carré 
de culasse. 

Bohrzeug, n. hd., v Bohrgeräthschaften. 


Bohrzwinge,f.hd.,v.Bohrplatte 2), 

Boil (to) patterns, etc., eng., v. 
débouillir (faire) . ~ To b. the 
color out of a dyed stuff, eene 
geverfde stof afkoken ; die Farbe abziehen; 
tirer la couleur dune étoffe - to b, 
with bran, v. recuire o. 11 

Boilary, eng., v. boilery. 

Boiler, eng., v. ausgli her. ® v. 
blanching-copper. — Kookketel; 
grosser kessel, kochkessel; chaudière. ~ 

Stoomketel ; damp fkessel; cbaudière b vapeur. 

Boiler-making, eng. Stoomketelfa brikatie 
; damp fkessel fabrikation; haute chaudronnerie. 


Boiler-plate, eng. Geslagen ijzer voor 
stoonmket e! s ; damp fkesselblech, kesselplatte; 
tole à chaudière, étóle. 

Boiler-tube, Heating-tube, eng. 
Kookbuis (der stoommachine); siederbhre; 
bouilleur. 

Boilery, eng. Zoutziederij ; salzsiederei; 
saline, saunerie. 
Boiling, eng. Het koken ; das koehen, 
steden; ébullition. - V. ablaugen 2). 

Boiling-heat, Boiling-point, 
Boiling-pitch, eng. Kookhitte, kookpun 
t ; siedehitze, siedpunkt, siedegrad; point 
d'ebullition ; terme de 1'ébullition. 

Bois, m. fr. hout; wood; boiz. i B. 
d'Adam,Adamshout; Adams wood; Adamsholz. 
— B. affaibli, verzwakt hout, 
uitgedund hout; thinned timber; verringertes 
holz, ausgeschweiftes holz. - v. antreibeholz. 
— B. d'aigle, adelaarhout; 
satin-wood; adlerholz. ~ d'allumettes, 
zwavelhoutjes, strijkhoutjes; 


 

118 BOIS. 

matches; sebwefelhulzer, zundhblzer, streich


hdizer. — B. d'aloès, aloë,-hout ; aloes


wood; aloeholz. — B. d'anis, anijshout; 

anise-seed-wood; anisholz. ~ B. appa 

bloot, naakt hout, schrijnwerkers-rent, 


hout; joinery-wood; scbreinerholz. i B. 

d'arrimage, stuwhout ; fattom-wood for 

stowing; stauholz. B. avec assem 

-blage,

verbandstuk; framing-piece; verbandsttick. 
® B. bitumineux, fossiel hout, 
vezelige bruinkool; bituminous wood; bituminoses 
holz, fossiles holz, faserige braunkohle. 
~ B. blanc, doux, gras, wit, 
zacht hout, without, witwerkershout; white 
timber, soft wood; weiches holz. ~ B. 
bombé, krom gegroeid hout, kromhout; 
crooked wood; krummholz, krummgewachsenes 
holz. ~ B. de billette, gedroogd 
en gekloofd brandhout, knuppelhout; thin 
knotty wood; knuppelholz. B . de bout 
on B. debout, overdwars gezaagd hout; 

cross-grained stuff, crossway of the grain, 
endways, end-grain, end-pin; hirnholz. 

B. de Bresil, Brésillet, Braziliehout, 
Fernambuk-hout; Brazil wood, Pernanmbucco-
wood; Brasilienholz, Fernambuk. 
holz. B. de brie, ongezaagd timmerhout, 
stamhout; unhewn timber, round timber; 
ganzholz. ® B. de brosse, borstelhout; 
brush-wood; btirstenbolz. ® B. 
à brítler, B. de chauffage, brand hout; 
fire-wood, fuel; brennhglz. ® B. de 
Campêche, Campêche -hout, blauwbout, 
bloedhout; Campeach-Bay-wood, log-wood; 
Campeche-holz, blauholz. ® B. de cantebai, 
de canteban, schaaldeel ; wood 
that is flawy on one side; einwuchsiges 
bolz, nur auf eioer seite wahnkantiges holz. 

— B. carré, v. b. d'équarrissage. 
® B. chandelle, v. b. de citron. 
® B. de charpente, de construction, 
v. bauholz. ~ B. de charronnage, 
wagenmakershout; cartwright's 
timber; wagnerholz, stellmacherholz. ®B. 
de chauffage, v. b. a brüler. ^• 
B. de chêne, eikenhout ; oak-wood; 
eíchenholz. •® B. de chevrons, sparrenhout; 
quartering; sparrenholz. ® B. 
de citron, B. jaune, B. rose des 
Antilles, B. chandelle, citroenhout; 
Jamaica-rose-wood; citronenholz. ~ B. colorant, 
v. b. de teinture. ® B. de 
construction, v. bauholz. ~ B. de 
corde, vaarhout; burning-wood o f large size; 
klafterholz. ® B. corroyé, uit den ruwe 
gewerkt hout; wood roughly cut; rau beschhltes 
holz. ® B. courbant, B. courbe, 

V. arched timber. — B. carré, 
V. balhen 1). B. déchiré, bout 
van afgebroken houtwerk ; torn wood; triimmerholz. 
~ B. de démolition, afbraak 
wrakhout; old timber; wrackbolz,-hout, 
altes zirnmerholz. — B. desseché ou 
séché a fair, luchtdroog hout; seasoned 
wood; lufttrockenes holz, ausgewittertes 
bolz. — B. déversé, v. b. gauchi. 

B. douvain ou merrain, duighout, 
staafhout, pgphout, vathout; staff-wood, caskwood; 
daubenholz, stkbe. ® B. doux, 
V. b. gras. — B. dur, hard hout; hard 
wood; hartes holz. — B. d'échantillom, 
bestekhout; sawed timber of usual 
dimensions; schnittholz, bolt mit bekannten 
dimensionen. B. échauffé, B. pouil— 
leux, verstikt hout, aangestoken hout, hout 
met rotvlekken ; dry-rotten wood; verstocktes, 
vermorschtes holz. B. écorcé, 
B. pelard, geschild hout, op den stam 
geschild hout; barked wood; schblholz. 
B. écorné, afgekante balk ; cant or canted 
timber; gezimmerter balken, von welchern 
die ecken abgehauen sind. ® B. d'émail 
(mieux B. de maille) , hout dat in de 
richting der merg-- of spiegelstralen is gekloofd 
of gezaagd, spiegelbout; wood cut 
across the grain; timber split in the direction 
of the medullary rays; spiegelholz, liber 
hirn geschnittenes holz, hirnholz. o B. en 
état ou en etant, op stam staand hout; 
standing wood; holz auf dem stamme, stammholz. 
® B. d'eutrée, half droog hout; 
half-dry wood; balb trockenes holz. ® B. 
d'entretoise, lijst-of richelhout, wood 
for windows; riegelholz. ~ B. d'équarrissage, 
B. équarri, B. carré, beslagen 
hout, vierkant of in den haak bewerkte 
balk ; squared timber; beschlagenes 
bolz ; beschlagener baumstamm, kantholz, 
eckenholz. ® B. d'éventail, waaierbout; 
fan-sticks; facherstdbe. ® B. de 
fence, kloofhout, Wi twerkershout ; split 
timber; spaltholz, kluftholz. ~ B. defer, 
Sidéroxylon, ijzerhout (zeer hard hout); 
iron wood; eisenholz. ~ B. de Fernambouc, 
v. b. de Bresil. ~ B. feuillard, 
hoephout (der kuipers); hoop -wood; 
reifholz. ~ B. de fil, Fil de bois, 
aderhout, hout naar den draad of de hout 
plank-way of the grain; langholz,-vezels ; 
lhngenholz, aderholz. ® B. flache, B. 
flacheux, B. gauche, wanka.nti; hout; 
back-sided timber; wahn- oiler wankantiges 
bolz. — B. flotté ou B. de fiottage, 
vlothout; foaled wood; flossholz, flosholz. 
® B. de foe., kophoutje (van de fok); 
head stick; kliíverholz. ~ B. de fond, 
formaathout aan de zijden der bladzijden in 
den drukvorm ; gutter-sticks, side -sticks; bundstege. 
® B. fondrier, zinkhout; waterlogged 
wood, dead wood; sinkhole. ® B. 
pour fonds, B. de fonds, v. bodenholz. 
~ B. fongueux ou spongieux,
zwammih hout; rotwood; schwammbolz. 
® B. fossile, fossiel of versteend 
hout; fossil or petrified wood; fossiles, 
versteinertes holz B. de frène, esschenbout 
; ash-wood; eschenholz. ~ B. 
de fusil, schacht-of schafthout ; shaftwood; 
schaftholz, tlintenscbaftholz. ~ B. 
de fustet, v. fustet. — B. de gar-® 
niture, v. garniture 2). ® B. gauche, 
v. bois flache. .- B. gauchi, 


 

BOlS.119 

kromgetrokken hout; warped wood; holz das 
sich geworfen hat. - B. do gayac, 
pokhout; pock-wood; franzosenholz. B. 
gélif ou gélis, bout vol vriesbarsten 
frost-cleft wood; eîsk Itiftiges, wetterk I (ift ges 
Iiolz. - B. gisant, geveld hout ; feller, 
hewn timber; gefälltes holz. B. gras, 
doux ou tendre, mild, zacht hout; soft 
wood; weiches holz. B. de (ou en) 
grume, ruw hout, onbeslageti, ongesebild 
hout, rondhout, stanhout ; round timber; 
rundholz. B. grumeleux, kwastig 
limit; knaggy or knotty wood; knorriges holz. 

-B. de haute—futaie, hoogstammig 
hout ; high-grown wood; hochsliimmi ges holz. 
-B. de hêtre, beukenhout ; beech 
wood; bucbenholz. a B. jaune, geelhout 
; fustic, yellow wood; gelbholz. b. 
V. B. de citron. B. lave, met de 
steekbijl beslagen hout, opgeschaafd bout 
cross-cut wood: mit der queraxt behauenes 
holz. B. a limer, Estibois, Eti 
bois, Etibeau, vijibord, vijlblok (aan 
den schroefstok) ; tiling-block, filmy-boar(I ; 
feilholz. B. de maille, v b. d'é,


mail. B. madré, Madrure, bruin 
gevlekt hout, worteihout ; speckled wood, 
curling stuff, curled wood; maserholz, ma


ser, finder. B. sans malandres, 
bout zonder rotte kwasten of tillen; wood 
without cracks, chinks or flaws; holz ohne 
faule korren. B. de marge, v. anlegestege. 
B. de marqueterie, 
de tabletterie, inleghout, forneerhout; 
veneering-wood; feines tiscblerholz. B. 
de mature, masthout ; masts; roasten 
holz. B. de membrure, inhout, 
spanthout ; frame-timber, ribs; spantenbolz, 
inholzer. . de menuiserie, wit-. 
werkershout; joiner's wood; tischlerholz. 

B. merrain, v. b. douvain. s. 
de métier, v. cage 1). B. miplat 
ou méplat, halfrond hout ; halve 
round wood ; halbholz, l)reitholz. w B. 
mort, v. abholz. B. du moule, 
vorm-foedraal ; corer of the mould; formfutteral. 
B. mouliné ou vermoulu, 
wormstekig bout; worm-eaten wood or 
timber; wurmstichiges holz. B. de 
mousquet, geweerschacbt ; musket-stock; 
musketensehaft. cm B. nerveux, sterk 
hout, hout zwaar van nerf ; strong, nervous 
1000(1; slarkes holz. - B. non—équarri, 

V. b. en grume. B. noneux, 
noailleux, kwastig bout, haaghout; 
knotty wood; knottiges, knorrìges holz. 

B. ordinaire, gewoon hout, verbandhout 
; framing-timber; verbandholz. B. 

d'ouvrage , de travail, werkhout, 

timmerhout ; timber; werkholz, arbeitsholz. 

B. de palissandre, v. palissander 
holz. B. pelard, v. b. écorcé. 
-B. de percée, doorsteekhout (voor 
't atloopgat des smeltovens); stick of the tap. 
hole; slchholz. B. plat, formaatwlt 
aan 't hoofd der kolommen ; head-stick; ka 

pitalsteg, kapitel. B. plein, vol, mas* 

sief hout ; sound timber; massives holz. 

B. de pin, vurenhout (van spinus sylvestris); 
fir; fohrenholz, kiefernholz. - V. 
bois de sapin, b. B. de pornmier, 
appelboombout; apple-wood; apfelbaumholz. 
B. pouilleux, v- b. 
échaufl'é. B. refait, gerechthant 
hout, vierkant beslagen hou t ; straight-cut 
wood; gerade behauenes hol. - B. de 
refend, B. refendu, gekloofd of ge. 
zaagd bout ; split or sawed timber; schnitt


urid spaltholz. B. de remontage, 
wagenmahershout ; wheelwright' s timber; 
wagnerbolz, stellmacherbolz. - B. de 
remplissage, vullinghout ; filling timber; 
füllungsspanne, filllspante. B. résineux, 
harsig hout; resinous wood; scbwel. 
bols. B. sur le retour, bout dat niet 
meer groeit ; Over-seasoned wood; tibei-sthndiges 
holz. B. rond, v. b. en grume. 

B. rose des Antilles, v. b. de 
citron. - B. de roses, de Rhodes, 
rozenliout ; rose-wood; rosenbolz, Rhodiser 
holz. a. B. rouge, rood hout; red 
dye-wood; Brasil-wood; rotbholz. b. B. 
rouge qui s'échaulTe et est sujet 
a, pourrir), roodstammig bout; red rottiny 
wood; rothfaules holz. - B. royal, 
koningstiout ; king's wood, royal wood; knigsholz. 
B. sam, Guajac.-bout; guaiacum, 
holy wood, indian wood, lignum vitae; 

Guajac-holz. B. sanglant, v. b. de 
Campêche. B. sanguin, bloedhout 
; blood-wood; blutbolz. B. de santal, 
sandelbout ; sandal-wood, sanders, saunders, 
sandal; sandelbolz, sandel, caliaturholz. 
a. B. do sapin, dennenhout 
(van pinus picea, zilverden), deal, deal-wood; 
white pine-wood; tanneuholz , weisstannenholz. 
b. (B. de sapin rouge, B. 
de pin), grenenhout (van pinus abies); 
Vine., pitch-pine, red deal; lichtenholz, roth 

tannenholz. B. satiné, v. adlerholz. 
B. do saule, wilgenbout; 
willow-wood, willow; weidenholz. - B. 
sec, droog hout ; sear wood; trockenes holz. 

B. séché a l'air, v. b. dessé-. 
ché. B. de sciage, zaaghout, gezaagd 
hout; sawed or sawn timber; schnittholz, 
sägeholz. B. siliciflé, verkiezeld 
hout ; silici/led wood; verkieseltes holz. -

B. spongioux, v. b. fongueux. -
B. de tabletterie, v. b. de marqueterie. 
- B. de teinture, verf. 
hout ; dye-wood; farbeholz. - B. de tête, 
kruisformaatwit ; cross, head-stick; kreuzsteg. 
-B. tendre, v. b.gras. B. de tige, 
stamhout; stock-wood; stammholz. - B. 
qui so tourmente, bout dat werkt, 
krimpt; timber that warps; holz das sich 
wirft. - B. de tremble, Tremble, 
espenhout ; asp-wood, asp; espenbolz, zitterpappel. 
- B. vermoulu, v. b. mou 
line. -a. B. vert, groen, verscb hout; 
green wood; frisches, grünes holz. -b. B. 

 

120 BOISAGE

vert, Ebène verte, Ebène des Antilles, 
Aspalath, groen ebbenhout; 
green ebony, aspalathus; grimes ebenholz, 
aspalathholz. _ B. vif, v. b. vert a. 

— B. violet, v. palissanderholz. 
Boisage, m. fr. Het beschieten, bekleeden 
met hout ; timbering, wainscoting; 
das t1feln, austäfeln. 

Boiseil, n. hd. Boeireep; buoy-rope; 
orin, gaviteau. 
Boiser, v. a. fr. Beschieten, lambrizeeren 
; to wainscot; tdfeln, austdfeln. 

Boiserie, f. fr. Beschietwerk, muurbekleeding 
met houtwerk, lambrizeering; wainscot, 
wainscoting; tafelwerk, gel dfelte arbeit, 
getdfel, wandbekleidung von holz, lambris. 

Timmerwerk, houtwerk; wood-work, 
timber-work; bolzwerk, zimmerwerk. 

Boiseux, adj. fr., mieux ligneux. 

Boisseau, m, fr. Kraanbus (de kegelvormige 
opening eener kraan; waarin pie 
sleutel draait) ; seat of a stop-cock, shell; 
buchse, sitz. ~ Trenskussen (der kantwerk stern, 
enz.); cushion for bone-lace-weaving; 
kissen, kluppel. ® Sekreetbuis; privy-conduit, 
shaft; abtrittsröhre. 

Botte, f. fr. Doos, bus, kistje ; box; 
biichse, dose, schachtel, kistchen. •• Bus 
(het gedeelte van een werktuig, dat een 
ander gedeelte omvat of waarin dit sluit), 
koker ; pipe; biichse, huise. _(Palastre). 
Kas van een slot, slotkas; case, plate; kas 

Poche, Posse,-ten, schlosskasten. — (
Chasse), Uitholling in de schietspoel 
(waarin de met inslaggaren voorziene spoel 
op eene pin zit); eye, chamber; vertiefung 
fair die spule. ® Kan (een kegelvormig of 
cilindrisch vat, waarin bij 't voorspinnen de 
katoenreepen vallen); can; kanne. ® Schietspoelkast 
(van een weefgetouw); box, shuttlebox; 
schützenkasten. ® Kleine mortier (der 
vuurwerkmakers); mortar; holler, puller. 

B. d'alesoir, opruimboorbos; drillsocket 
; biichse oder gehduse der bohrstange. 
— B. à balles, kartets (zonder 
kardoes); case-shot, canister-shot; kartatsehe 
(ohne kartusche). — B. à balles pour 
canons, kanons-kartets (zonder kardoes); 
gun-case; kanonen-karthtsche (ohne kartusche). 
— B. de boules, Souriciére, 
muizenval (voormalige bus ter ontsteking 
der mijnen); box-trap, trap; zundschachtel, 
zundkdstchen, mausefall. s B. à clapet. 
à soupape, koker der veiligheidskleppen ; 
valve-box; ventilgebause. ••• B. du cr0chet 
de l'établi, bus van den bankhaak 
(der schaafbank); bench-knife- box, or 
drill-barrel; hotellade an der werkbank. 
— B. d'essieu, V. achsenbttchse, 
botte de roue, etc. v B. à euir, 
pakkingbus met leeren schijven ; stuffingbox 
(of a pressure-engine); lederbiichse. ~ 
B. à étoupe, à garniture, pakkingbus, 
hennepdoos (waarin de stang der 
pomp zich kan bewegen zonder stoom door 
te laten) ; stuffing-box; stopfbiicbse. — B. 
--- BOLÉTATE 

de distribution, v. b. des tiroirs. 

— B. à feu (Foyer), vuurplaats, vuurhaard 
(der stoommachines); fire-box; feuerkasten, 
feuerbuchse, heizraum, feuerraum. 
o B. à foret, v bohrrolle. — B. 
à, fumée, rookkast (der locomotief); smokebox; 
rauchkammer, rauchkasten. ® B. €,
garniture, V. b. a étoupe. ® B. àgraisse, B. à huile, vetbakje (der locornotief), 
smeerbus, oliebakje; axle-box, 
grease-box, tallow-box,oil-box,oil-eup;schmierbuchse, 
achsschmierbuchse. ® B. pour 
mitraille, schrootbus; langrel-case; schrot


koker. — B. à montre, horlogekas; 

watch-case; uhrgehduse. — B. de na— 
vette, v. botte i). v B. à noyau, 
vorm voor de gietkernen ; core-box; kernasten, 
kerndrucker, kernpresse, kernforen driicker. 
e B. a pilon, stamperschoen 
(beslag van 't ondereind des stampers in 
een kruitmolen); shoe of a stamp; stampfschub. 
® B. a pulvérin, bus voor 't 
meelbuskruit (der vuurwerkmakers); dredging-
box, drudging-box; mehlpulverbuchse. 

® B. à reculer, v. batte 2). ~ B. 
de roue, Oeil de roue, Embolture 

du moyeu, naafbus; nave-box; naben 

-bitchse. ® B. de roue en bronze, 
doorloopende metalen naafbus; pipe-box; 
durchgehende metallene nabenbuchse. 

B. du semoir, remoir, bak of koffer 
der zaaimachine ; drill-box; kasten der sa.emaschine. 
— B. a soudure, soldeerbus 
(der loodgieters); soldering-box; lothkornbuchse, 
schlaglothbiichse. — B. a sou— 
pape, v. b. a clapet. — B. tarau


dée, staartschroefmoer (van een geweer); 

female breech; 'female screw of the breech; 

schwanzschraubenmutter, schraubengewinde. 

— B. a titer, trekbus, trekplaat (der 
blikslagers); draw-box; seckenzug. _ B. 
des tiroirs, B. à vapour, B. de 

distribution, stoomschuif kast (waarin 
de stoom komt bij 't verlaten van den stoom 

slide-box, distributing box, nozzle,-ketel); 
steam-chest, steam-box; dampfkasten, sehieberkasten, 
ventilkasten, kasten, dampfbuchse, 
schubiadenbtichse. 

Boken, Poken, Schwingeln, 
Schlagen, Klopfen n. hd., v. ausklopfen. 


Bokmuhle, Pokmuhle, f, hd., 

V. beating-mill. 
Bol, m., Terre bolaire, f. fr. Bolus, 
zegelaarde,vette kleiaarde(gekleurd door ijzer 

bole, bolus, bolary, bolary-earth; bolus,-oxyde); 
bot, bolarerde, farbeerde, fetter thon, siegelerde. 
— B. d'Arménie, B. orien


tal, m , Ocre d'Arménie, Terre 

d'Arménie, f. fr. Armenische bolus; 

Armenian bole; armenischer bolus. 
Bolarerde, f. hd., v. Bol 1) . 
Bolary,Bolary earth,eng.,v.Bol 1). 
Bole, eng., v. bol 1) . 

Boletate, m. fr. & eng. Morieljezuur 

zout ; locherschwamsaures salz. 


BOLLARD - BOLTIN G-ROOM. 121 


Bollard, eng. Meerpaal, belegpaal, legger, 
tuipaal, dukdalf, enz. (om er een schip 
aan te meren); kat, d'iiekdalve; corps mort 
(pour l'amarrage). 

B oll and-timb ers,Knight-heads, 
pi. eng., v. ap®tres. 

Bolleisen, n. hd., v. eisen (rothbri 
chiges). 

B®ller, m. hd., v. botte 7). 

Bollig, adj. hd. Stijf, stug (van lener); 
stiff; rolde. — v. Eisen (bolliges). 

Bologna-phial, eng., Bologneser 
fläschchen, n., (Springkolben), hd. 
Bologneezer ílesch (kleine, vrij dikke flesch, 
die terstond springt, noodra men ze inwendig 
aanraakt of brast) ; matras ou- hole de 
Bologne, hole philosophique. Bologneser-
spath, (Strahlbaryt), m. hd., 
Bolognian stone, eng. Bologneezer 
spaatla, Bononische steen (uit zwaarspaath 
en aluinaarde bestaande steen); pierre de 
Bologne; lithéospore. 

Bolster, (Shoulder of a knife), 
eng. Gedeelte van 't mes tusschen 't lemmer 
en 't hecht; scheibe des messers; plaque, 
table. ~ ( Corbel—piece, Corbel), 
1' eut, krol ; kraagsteen ; hervorspringender 
trager, sattelholz, schirre; corbeau, souslongueron, 
sous-poutre. (Firlining) 
Kussen (stuk hout, of iets anders ter beveiliging 
der scheepstouwen); mat, gespekte 
mat ; platting; kissen; coussin. ~ (On the 
trestle-trees) Kussen op de langzalings; 
kissen der langsahlingen; coussin des mattresses 
de hune. ~ Doorslag, dril (der 
grofsmeden); locheizen, lochscheibe, kop fstemrtpel; 
persoir, canon. ~ Schemel (van een 
rijtuig, van eerre as; schemel, schuimel, schemmel; 
achsschemel; sellette (de voiture, d'es sieu). 
~ Bolsters, pl. Schaalplanken 
van een formeel (die de wulfsteenen onder 

schaallatten, schaalbretter eines-steunen) ; 
lehrgerzcstes; cousins, madriers. 

Bolster—bolt, Axle—tree—bolt, 
eng. Schemelbout (die den asschemel en 
de asbedding samen houdt); schemelbolzen; 
boulon de sellette, seye. v. bolsterpin. 


Bolster-bolt of limber, eng. Sche


melbout van 't affuitsvoorstel, protsscbemel


bout; kop /'bolzen des protzschemels; boulon 

de sellette d'avant-train. 

Bolster—hoop of limber, eng. IJze


ren beugel van den schemel en de as (van 

bet affuitsvoorstel), protsschemelbeugel; ein


bindeschiene, protzschernelband; étrier ou 

frette de sellette et d'essieu. 

Bolster—plate oflimber, eng. Kus


senplaat van 't voorstel ; protzschemelbleeh, 

sattelblech; collie de seliette d'avant- train. 

Bolster—pin, Main—pin, Bolster


bolt, eng. Protspin, protsbout (van 't voor 

een rijtuig), voorbout (der affuiten);-stel van 

schlussnagel, spannnagel; cheville ouvrière. 

Bolt, eng. Grendel ; knip ; schoot (aan 

een slot); pène (dune serrure); rieel, tuur


riegel; schlossriegel; verrou, barre; verrou 
plat, targette ; v. bate 2). ® Scharnier 
scharnierboutje, pin, as (van een deur-pin, 

dorp (der thurangel); corps (du-hengsel); 
gaud dune porie). ~ Bout, zware ijzeren 
pin; bolzen, schliessnagel; cheville ; (pour 
I'usage de la marine et de l'artillerie) boulon 
. ® B. with a ring and a hook., 
bokshoorn, haak-en oogbout; bockshorn, 
bocksohr; cheville a boucle et li cros. o• 

B. ofthe bitts, betingbout; betinrlbolzen; 
pailles de biste. • Boss-headed b., v. 
round-headed b.~ Clenched or rivettedb., 
klinkbout, omgeklonken bout; 
vernieteter bolzen; lou Ion rivé —Common 
b., gladde bout; glatter bolzen; cheville a 
goujon. ~ Diamond-headed b., bout 
met diamant-kop; bolzen mit sechsseitig ver 
boulon à tête de dia--schnittene,n kopfe; 
mant. — Flat—headed b., platte kop


bout ; flachköp qer bolzen; boulon à tête 

plate. ® French b., slapende of staande 
schoot ; stehender oder französischer riegel; 
pène dormant. ® Garnish b., afgekante 
bout ; bolzen mft verschnittenem kop fe; 
boulon à tête chanfreinée. ~ German 
b., loopende of duitsche schoot; deutscher 
riegel, schiessende (alle; pène coulant. ~ 
Long b. peg, lange, sterke ijzeren bout; 
starker, langer bolzen; gouvion. Pointed 
b., punthout; scharfbolzen; cheville à 
pointe. ® Rivetted b., v. clenched 

b. ~ Round-headed b., rondkopbout ; 
flachrundkópfiger bolzen; boulon a champignon 
ou 1 tête ronde. ~ a. Square— 
headed or Countersunk—headed 
b., vierkante kopbout; bolzen snit viereck-igem 
kop fe (zure einlassen oder versenken; 
boulon à tête carrée (pour encastrer); v. 
pole ---bolt, screw-bolt. ~ b. Squareheaded 
b. (with a flat pyramidal 
head), diaman tkopbout ; diarnantkop fbolzen; 
cheville ou boulon a tête de diamant. 

•m Starting b., stempelbout; stempelbol zen; 
cheville a repousser — Steady b., 
v. french bolt. — v. boulon. 
Bolt (to), V. a. eng. Bouten, vastbouten, 
bouten slaan, nagelen; met klinkbouten 
bevestigen; verbolzen; cheviller; boulonner. 

V. beuteln. 
Bolt-auger,eng., v. bolzenbohrer. 
Bolt- chisel,eng.,v.anschlageisen. 
Bolter, Sifter, eng., v. beutel. 
Bolt—head, eng. Kolf, distilleerkolf ; 
ice/ben, destilliirkolben; cucurbite. 

Bolting, eng., v. beuteln 2) Het 

bouten, vastbouten ; verbolzung; action de 

cheviller, de boulonner. 

Bolting-cloth, Bolting-gauze, 

eng., v. beuteltuch, beutelgaze. 

Bolting-hutch, eng., V. beutel


kasten. 

Bolting-mill, eng., v. bluterie, 

beutelmühle. 

Bolting-room,eng.,v. beutelkammeY'. 
41 


122 BOLT-IRON 

Bolt-iron, Nail-rod-iron, Bolt 
and nail-rod-iron, eng. Snijdijzer, 
lichte ijzerroede voor pinnen, spijkers, etc.; 
nageleisen, bolteisen, schneideisen; verge à 
clous. 

Bolt-lock, Nab, eng. Schootplaat 

(waarin de schoot van een slot schiet) ; 

schliesskappe; gache. 

Bolt-loop, eng., v. barrel-loop. 

Bolt–rope, eng. Lijk, zoomtouw (van 

een zeil); leik, segelsaum; ralingue. 

Bolt–rope–line, eng. L ij k tou w, lijk


lijn ; leikleine; ligne à ralingue, cordeau 

pour les ralingues. 

Bolt–rope–yarn, eng. Lijkgaren; leik


garn; fl1 à ralingue, til de lusin, fll de merlin. 

Bolt-screwing-machine, eng Bouteentmachine; 
bolzenschneidmaschine; machine 
á tarauder les boulons. 

Boltstiehel, m. hd. Ronde steekbeitel; 

round sculper; échoppe ronde. ~ v. chisel


sculper (flat). 

Bolt-toe (of a door-lock), eng., 

V. angriff 1), barbe 2). 
Bolus (armenischer), m., Farberde, 
f., V. bol d'Arménie. 
Bolz, Bolzen, Pflock, Zapfen, 
Stift, Dobel, Dippel, Doppel, m. 
hd. Bout, pin, nagel, gladde bout of pin 
bolt, pin, wrest; common bolt; cheville, goujon; 
cheville à goujon. _ (Schliessnagel, 
Riegelnagel), v. bolt l ). 
(Vorsteeknagel) voorsteekpin; pin, peg; 
goujon. ^ IJzeren wig, kegge (der mijn 

iron wedge; coin. — Mit einem-werkers); 

b. befestigen, v to bolt. ® Plachkápfiger 
b., Flachrundk4pfigerb., etc., v. S. bolt. •• Fixer b., vaste 
pin ; steady pin; cheville fire. ® B. am 
schraubstoek, bout, pin aanden schroef• 
stok ; tantoo; cheville d'étau, de presse. ••. 
B. mit einem splinte oder vor– 
stecher, spiebout, scheerbout ; eye-bolt; 
eye-bolt and key; boulon à clavette. ~ Vernieteter 
b., Viereekiger b., etc., 
v. S. bolt. — v. boulon. 
Bolzenbiech,n., Unterlagsscheibe, 
f. hd. Klinkplaat, drukring, (ronde 
ijzeren plaat onder de moerschroeven der 
rijtuigen ter beveiliging van 't hout); collar, 
washer for screw-bolts; rosette. 

Bolzenbohrer, m. hd. Boutboor, fret 

of avegaar voor borst-of pingaten; bolt


auger; foret à chevilles. 

Bolzeneisen, n. hd. Boutijzer ; boltiron; 
fer à boulons. 

Bolzenschloss, n. hd. Cilindrisch 
hangslot; cylindrical padlock; cadenas cylindrique. 


Bolzenschneidmaschine, f. hd., 

V. bolt-screwing-machine. 
Bolzenstichel, m. hd. Ronde beeld 
beitel; round-chisel; rondelle.-bouwers-
Bolzenzange, f. hd. Bouttang; pincers 
to draw out the bolts; tenaille h arracher 
les chevilles. 

BONDON. 

Bolzkugeln, f. pl. hd. Boutkogels; 

crossbar-half-balis; demi-boulets ramés. 
Bomb, or Shell, v. bombe. 
Bombard, eng., Bombarde, f. fr. 

& hd. Bombardeergaijoot; bomb-ketch; bombvessel; 
bombardiergaliote, bombenschiff. 
Bombardiergaliote, f. hd., v. bombarde. 


Bombasin, m. fr. y hd., Bombazine, 
Bombazet, eng. Bombazijn, katoenen 
voeringstof, aan beide zijden ruw. ^•• 
Bombasin, m., Alépine, f. fr. Alepine, 
Aleppo-stof (soort van effen of gestreepte 
zijdestof); aleppine; Aleppo-zeug, aleppine. 

Bomb-boat, eng., v. bombarde. 
Bomb-chest,eng.,v.bombenkiste. 
Bombe, f. fr. & hd. Bom ; holle, met 

kruid gevulde kogel; bomb, shell. ® B. 
coneentrique, fr. Concentrische bom; 
concentric shell; concentrische bombe. ••. B. 
excentrique ou renforcée, excentrische 
of versterkte bom ; eccentric or thickbottomed 
shell; excentrische oder verstdrkte 
bombe. 

Bombement, m . fr. Welving, ronding, 
buik; barrelling, swelling, bulging; wölbung, 
schweifung, bauchung. 

Bombenfest, adj. hd. Bomvrij ; bombproof; 
à l'épreuve de la bombe. 
Bombengiesser, m. hd. Bomgieter; 
shell-caster; fondeur de bombes. 
Bombenkessel, m. lad. Bomketel, 
mortier ; bomtb-mortar; mortier (a bombes).
Bombenkiste. f. hd. Bommenkist ; 

bomb-chest; caisson. 
Bombenschiff, n.hd., v.bombarde. 
Bombenzunder, m. hd. Bombuis; 

fusée; fusée de bombe. 
Bombeur de verre, in fr. , v. 

verrier. 
Bomb-ketch, eng., v. bombarde. 
Bomb-proof, adj eng., v. bomben 

-fest 
Bomb-vessel, eng., v. bombarde. 
Bomerie, f. fr., V. bodmerei. 
Bonbonne, f. fr., V. dame-jeanne. 
Bond, Ricochet, m. fr. Aanslag, op


stuiting (eens kogels); ricochet; sprung, ricochet. 
Bond, -eng. Band (bij timmerlieden) 

band; bande. 
Bond, etc , eng., V. appareil 2-8) . 
Bonde, f. fr. Bomgat, spongat ; bung


hole; spundloch. 

Bonder, Bond-stone, Binder, 
Heart-bond, Perpend, Perpendstone, 
Binding stone, eng. Bindsteen, 
streksche steen, strek (steen, die niet zijn 
lange zijde in 't buitenvlak van den muur 
komt) ; binder, bindestein; boutisse, pierre 
de parpaing, parpaing. 

Bondieu, m. fr. Groote houten wig (der 
plankenzagers); great wooden wedge; grosser 
keil. 

Bondon, m. fr. Bom, spon , plug; 
bung; spund, spur.dzapfen. 


 

BONDONNIERE --

Bondonnière, f. fr. Sponboor; bung


bore, bung-borer; spundbohrer. 
Bone, eng., v. bobbin 4). 
Bone-black, Animal charcoal, 

eng. Beenderzwart, dierlijke kool; knochenschwdrze; 
noir animal, noir décolorant. 
Bone—earth, eng. Beenderaarde, pbosphorzure 
kalk; knochenerde; cendres dos. 
Bone—lace, eng. Geklopte, gekloste 

kant; geklóppelte spitze; dentelle au fuseau. 
Bones (burnt), eng., v. claire. 
Bone-turner's work, eng. Been


draaierswerk ; knochenarbeit; osserie. 
Bonhomme, m. fr. Glazenmakers


werktuig; glazier's tool; werkzeug des glasers. 
Bonichon, m. fr., v. air-hole. 
Bonnet carré, m. fr., v. bohrer 

(viereckiger). o B. (d'un instrument, 
dune machine), kap, hoed, 
deksel; cap; kappe, haube. 

Bonneterie, f. fr. Vervaardiging van 
mutsen, kousen en dgl. voorwerpen; hosiery; 
strumpfwirkerei. 

Bonnette, f. fr. Bonnet (verdedigingswerk 
met twee faces of fronten, die een 
uitspringenden hoek vormen, met borstwering 
en palissade daarvoor); bonnette; bonnetirung; 
bonnet, kappe. — (Bonnette 
maillée) Bonnet, broodwinder; bonnet; 
bonnet. — Lijzeil ; studding-sail; leesegel. 

— Grande b., groot leizeil; main studding-
sail; grosses leesegel. — B. du grand 
hunier, lijzeil van 't groot -marszeil; main 
top ,mast-studding-sail; gross-mars-leesegel. 
B. du petit punier, bonnet van 
't voormarszeil; fore-top-mast—studding-sail; 
vormars-leesegel. — B. du grand perroquet, 
grootbram-leizeil; main top-gallant 
studding-sail; grossbram• leesegel. ••a B. du 
petit perroquet, voorbram-leizeil; foretop-
gallant studding-sail; vorbram-leesegel. 
— B. sur Ie grand perroquet volant 
ou royal, lijzeil van 't groot boven 
sky-sail, sky-scraper; obenbram--bramzeil ; 
leesegel, ober.oberbramsegel, schetsegel. 
Book, Book—muslin, eng. Organdy 
(Oostindisch katoenen weefsel, soort van 
fijn, ijl neteldoek) ; organdi; organdie, organdi. 


Book bound (verkort : book bd.), 
eng. In leder gebonden boek ; in leder ge 
livre relié en veau ou en-bundenes bush; 
basane. 

Book in boards (verkort : book 
in bds.), eng. In karton gebonden boek ; in 
pappe gebundenes buch; llvre relié en carton. 

Book in cloth, eng. Boek in linnen 
band; in leinwand gebundenes buch; livre 
relié en toile. 

Bookbinder, eng. Boekbinder ; buchbinder 
; relieuc. 
Bookbinder's punches, pl. eng. 
Boekbindersstempels ; stempel; petits fers. 

Book—linen, eng. Boeklinnen, het in 
den boekenvorm gevouwen lijnwaad ; buchleinen, 
buchlinen; livrets, toile à livrets. 

BORD. 123 

Book-shelf, Book-stand, eng. 
Boekenplank ; blechergestell; tablette pour 
les livres. 

Book-work, eng. Groot, gewichtig 
boekwerk, waarvan de oplaag zeer aanzien 
bedeutende arbeit, hauptarbeit; labeur.-lijk is; 

Bool-work, Buhi-work, eng. 
Soort van inlegwerk samengesteld uit ivoor, 
koperplaten, enz. ; boule, buhlarbeit; boute, 
ouvrage en boule. 

Boom, eng. Versperring eener haven, 
boom, sluitboom, havenboom, rivierboom, 
schwimmende estacade; estacade flottante ; V. 
stoccade. ~ Uithouder, boegspriet van 
kleine vaartuigen ; ausleger, ausstecker; bout 
de beaupré. — (Outrigger), Lijzeilspier; 
baum, luth, spier mit eiher klaue; 
bout debars, boute-hors — Main b., 
Spankerboom, roede, spriet, boom, 
giek, zeilboom, briks— zeilboom ; giekbaum, 
geip, briggsegelbaum; gul, bóme, baume. 

Boom-sail, eng. Sprietzeil, giekzeil, 
grootzeil van een kotter of sloep ; baumsegel; 
voile it gul, á baume, bóme. 

Boracic acid, eng. v. aside boracique, 
s. aside. 

Boracite, m. fr. & eng. Boraciet, 
boraxspaath, natuurlijke boraxzure talkaarde 
; boraxsäure, borsdure, sedativ spath. 

Borasseau, Boraxoir, Rochoir, 

m. fr. Boraxdoos (doos met boraxpoeder ten 
gebruike van de soldeerders); box for the 
borax, borax-box; boraxbiichse, löthbiichse. 
Bor, n. hd., v. bore, fr. 

Borate, m. fr. & eng. Boraxzuur zout; 
boraxsaures salz. — B. de fer, de 
plomb, de soude, de magnésie, 
etc., fr., B. of iron, of lead, of soda, 
of magnesia, etc., boraxzuur ijzer, lood, 
soda. magnesia, etc.; boraxsaures eisen, blei, 
natron,-boraxsaure magnesia. 

Borax, m. * Borax, boraxzure soda. 

— B. brut, fr. Natuurlijke borax, tincal; 
native borax, crude borax, tincal; natiirlicher 
borax. ® B. calcine, gebrande b.; 
boiled b.; gebrannter b. 
Borax—box, eng., Boraxbi chse, 

f. hd., V. borasseau. 
Boraxoir, m. fr., v. borasseau. 
Boraxsäure, f. hd., v. boracite. 
Boraxsaures blei, etc., hd., v. s. 
borate. 

Bord, m. fr. Rand, kant, boord; rim, 
edge; rand. •• Boord, scheepsboord, zijde; 
board; bord. •• Vaartuig, schip, zeeschip; 
board; bord. ~ B. a b., boord aan boord, 
dicht langs elkaar ; close along side; bord 
an bord. B. (d'une cloche), rand (eener 
klok); brim; schlag, kranz. s Aller à 
bord, aan boord gaan ; to go aboard or on 
board; an bord gehen. 

Bord, m. hd., v. bord, fr. 2), 3), i), 1) . 

Bord, m. ou Bordée, f. fr. Gang, 

slag, boeg, slagboeg; board, tack; gang (helm 

laviren), bug, schlag. — Faire un bon 

bord, une bonne bordée, een goe



124 BORDAGE 

den slagboeg doen ; to make a good tack; 
eiven guten gang, schiagbug oder streckbug 
machen oder than. — Mauvais bord, 
Mauvaise bordée, kwaden boeg ; back 
board; gegenschlagbug, schlingerschlagbug. 

Courir L petites bordées, korte 
slagen doen ; to ply to windward by small 
or short boards; kurze gdnge machen. 

Bordage, m. fr. Scbeepsplank ; planken 
(der buitenhuid, der dekken), buitenhuid, 
boeghout; plank; planks, principal 
planks; planke ; planken, hauptplanken, 
ausserbekleidung, bordplanken. — B. de 
fleur, Kimgangen ; planks of floor-heads; 
kimmgange, kimmplanken. ~ Bordages 
de fond, vlakgangen ; planks of the bottom; 
Ilachgiinge. ® B. de pont, dekplanken, 
dekdelen ; beplanking van het dek ; deckplanks; 
deckplanken. — B. entre les 
préceintes, vullingen tusschen de berghouten 
; spanvullingen ; strakes between the 
channel-wale and gunnel, planks between the 
wales; fullungsplanken. ~ B. des sabords, 
breegangen ; planks of the portholes; 
planken der geschiitzgange. ® B. 
extérieurs, buitendelen, huidplanken, 
buitenhuid; outside-planks; hautplanken,baut. 

V. plank. 
Bordailler, Bordayer, v. n. fr. 
Opwerken, laveeren ; to make boards; (kurze) 
schlhge machen, laviren. 

Bordblech, n. hd. Bandplaat; brimplate; 
tole du bord. 

Bordée, f. fr.. v. bord, 3e art. — 
Laag, volle laag; broad side; volle lage. 

BQrdeln, v. a. hd., v. border 1). 

Borde, Bordure, Kante, f. hd. 
Rand, boordsel, omboordsel, zoom ; welt, edge; 
bordure ; V. borte, etc. 

Border, v. a. fr. Randen, van eersen 
rand voorzien ; to furnish with an edge or 
border, to edge; borteln. ®B. la planehe, 

V. to welt. ® B.. (un vaisseau), 
planken, beplanken, boeien, opboeien ; to 
plank; mit planken aufbujen. — B. 
le pont, dekken, de planken in het 
dek leggen ; to lay the deck; das deck 
streichen. ® B. a clin, in klinkwerk 
bewerken, met zoomwerk opboeien ; to plank 
with clincher-work; mit klankenwerk aufbujen. 
— B. en carvelle, met karveelwerk 
opboeien ; to plank with carvel-work; 
mit karvielwerk aufbujen. _ B. l'artimon, 
de bezaan uithalen ; to haul the 
mizzen-sheets close aft; die besan dicht holen, 
auf das gatt setzen. n•• B. la misaine, 
de fok uithalen ; to tally or to haul the sheets 
of the foresail; die fock fallen. — B. les 
écoutes, de schooten aanhalen ; to tally 
or to haul aft the sheets; die schoten anholen. 
~ B. les éeoutes tout plat 
ou tout bas, de schooten op hun gat 
halen ; to haul the sheets close aboard; die 
schoten zusetsen oder vorholen. 
Border (to), v. a. eng. Randen, omranden 
; rdndeln; faire un bord. 

BORGDREHRBEP. 

Border (Ledge), eng. Lijst, richel, 
rand, zoom, omsluitende strook; leiste, rand, 
streif; baguette, mouchette, languette, tringle, 
bordure. — Kartelrand (om de muntstukken); 
ran ft, kerbe, gekerbter rand der manzen; 
carnèle. — Aaneengeschakelde vignetten 
(als lijstwerk om Bene bladzijde), figuurrand 
; buchdruckerleiste, leisteneinfassung; 
cordeliere. — B. (of a door pannel), 
Kleine stijl of post ; p föstchen, fullband; potelet. 
— V. bate. — (Hoop Rim), 
Band, krans (van den ligger in cilindermolens); 
krant; bordure. ® Narrow b., 
zeer smal zoomlint (van zijde, goud-of zilverstof); 
saum mit eingendhter schnur; liséré. 

Bordering, Framing, eng. I n va sting, 
omsluiting (van 't zetsel); einfassung (des 
schrs ftsatzes); entourage (de la composition). 

Border-plane, eng. Randschaaf ; rahmenhobel; 
rabat a bordure. 

Border—thread, eng. Zijde, of tioretten 
draad (waarvan de zelfkant aan kant, 
zijden stoffen, enz. gemaakt wordt); kantenfaden; 
cordeline. 

Bordier, Vaisseau bordier, m. 
fr. Schip met een slagboeg of slagzijde, 
lap-sided ship; schiff mit einor schlagseite. 

Bordure, f. fr. Rand, kant, lijst ; curbs, 
border, hoop, rim; rand, kranz. v. borde. 
Bore, ni. fr. Borium (enkelvoudig niet


metallisch lichaam); boron, borium, bor. 

Bore (to), v. a. eng., v. bohren, 1) 
anbohren, aufbohren,durchbohren, 
ausbohren, aléser, etc. 

Bore, eng., v. bohrung 1), alésage. 
••• (Bored hole), Boorgat ; bohrloch; 
forure. o (Locksmith's caliber). 
Mal ; lehre; calibre. — (Tangle, Flaw, 
Skin) Weefgebrek, verkeerd gevatte lus 
in tapijtwerk ; webernest; forlancure, forláchure. 
— Zundgatbus, zundgattap; kern; 
grain de lumière. — Ziel, holte door boring 
gemaakt ; seele, bohrung; áme, creux. 

Bore-chips, pl. eng., v. bohrspäne. 


Borer, eng., v. bohrer, bohrmiiller, 
alésoir, foret, ansteckbohrer, 
etc. — Set of borers, stel boren ; satz 
bohrer, garnitur bohrer; trousse de forets. 

Bore-smith, eng., V. bohrschmied. 


Borg, m. hd. Z weepstopper, zwakke 
hals ; stopper for the shrouds; bosse a fouet. 
~ B. an den raaen (von ketten), 
borgkettingen van de onderraas; yard-chains; 
chaines des vergues. o• B. an der 
gaffel, borg aan de gaffel ; preventer-peakhalliard 
of the mizen; faux martinet. 

Borgbindsel des bonnets, n. hd. 
Borgbindsel van de bonnets; ereventer of 
a bonnet; faux amarrage de la bonnette 
maillée. 

Borgbrassen, f. pl. hd. Borgbrassen, 
waarlooze brassen;preventer-braces;faux-bras. 
Borgdrehreep, m. hd. Borgdraaireep; 
false tie; fausse itaque. 


BORGIS -- BOSSE. 

Borgis, m. hd. Soort van hoogduitsche 
drukletter, galjart; bourgeois, burgeois; 
gaillarde. 

Borgraa, f. hd. Waarlooze ra, borgra; 
spare-yard; vergue de rechange. 

Borgpardunen der -stengen, f. 
pl. hd. Slingerpardoens, zijpardoens; shifting 
back-stays; galhaubans volants. 

Borgstag, n. hd. Loos stag; preventerstay; 
faux-dtai. 
Borgstenge, f. hd. Waarlooze steng; 
spare-topmast; mat de hune de rechange. 
Borgtau zum aufsetzen der 
stenge, m. hd. Borgtouw tot bet opzet 
stengen ; auxiliary rope for the top--ten der 
rope in hoisting the top-masts; braguette; 
Borgwanten, f. pl. Borgwantaue, 

n. pl. hd. Borgwant, spanborgwant; swifters; 
faux-haubans, haubans de fortune. 
Boring, eng., v. bohren, n., bohrung. 
Boring-bit, eng., v. bohreisen. 
Boring—chisel, eng. Slipsteenboor, 

molensteenboor ; lochbohrer; perce -meule. 
Boring-dust, eng., v. bohrstaub. 
Boring-engine, eng., v. bane 

forer, bohrmaschine. 
Boring-frame, eng.v.bohrgestell. 
Boring-lathe,eng.,v.banc a forer. 
Boring-machine, eng., v. bohr


maschine. 
Boring-rod, eng. v. bohrstange. 
Borings, pl. eng., v. bohrspäne. 
Boring-tool, eng. v. bohrmeissel. 
Boring-tools, eng. v. bohrgerath


schaften. 
Boring-wheel,eng.v.bohrkolben. 
Borium, n. hd. y eng., v. bore. 
Bork, Eichenrinde, f. hd. Eiken 


schors ; bark; écorce. 
Borniêre, f. fr. Hoekijzer; angle-ironpiece; 
winkeleisen. 
Bornine, f. fr. Tellurium-bismuth; 
telluric bismuth, bornite; tellur-wismuth. 

Bornklay, m. hd. Tweede klelbedekking 
(in de suikerraffïnaderijen); second clay; 
seconde couverture. 

Bornoyer, v. a. fr. Langsoogen, viseeren 
; to sight; mit den augen messen, 
gerade seben. 

Boron, eng., v. bore. 

Borosilicate of lime, Datolithe, 
Date—stone, ,ng. Borokiezelzure kalk, 
datoliet ; datolith, borokieselsaurer kalk; datolithe. 
chaux boratée siliceuse, borosilicate 
de chaux. 

Borsaure, f. hd., v. boracite. 
Borste, Hartborste, f., Harte 

m. Bri chige-riss, Defekt, Riss, 
stelle, f. hd. Gebrekkige, slecht gewelde 
plaats, scheur, spleet, berst (in metaal); 
flaw, crack, fracture; gereure, crevasse, 
crique, paille. 
Borsten, f. pl. hd. Schoenmakers-borstels; 
shoemaker's bristles; soles pour souliers. 
Borstenpinsel, m. hd. Schilderskwast 

van varkensborstels; painting-brush, bristlebrush; 
brosse à peindre, brosse de soies de pore. 

Borte, Tresse, f. hd. Passement, galon, 
smal boordsel; lace; passement, galon, 
passe-poll. — v. tavèle. 

Borteln, v. a. hd. Eenen rand aan iets 
smeden ; to edge; border. 
Bortenhandel, m. hd. Passementhan 
del ; lace trade, small wares; passementerie. 

Bortenwirker, m. hd., v. bandmacher 
(waar abusievelijk borsenwerker 
in plaats van bortenwirker 
staat). 

Bortenwirkerei, Possamentirarbeit, 
f. hd. Passement-of galonmakerij; 
lace-work; passementerie. 

Böschen, v. a. hd. Doen glooien, hel 
maken, helling geven, schuins doen-lend 
afloopen ; to slope, to escarp; taluter. 

BOsehung, f. hd. Helling, glooiing, 
schuinte, dosseering, talut; batter, slope, 
talus; talus, pente. 

Bosh, eng. Kap van den benedentrechter 
in eenen hoogoven ; rast, kappe des untern 
trechters im hochofen; etalage. 

Boss (Socket, Joint), eng. Dille, 
schaft, koker (om daarin een steel, enz te 
bevestigen); dille, tille, nabe; douille. 
Naaf van een rad ; radnabe; moyeu de roue. 

Dik gedeelte van het tandrad; das dicke, 
der buckel am zahnrad; bosse. — (Swage, 
Swadge, Print) Stalen vorm der grof 

gesenk; étampe, estampe. ~ v.-smeden; 
auge a mortier, s. auge, fr. — 
Staande plaat (eener veldsmidse); wandplatte 
des heerdes; plaque de tuyère. ~ B. of 
the branches of the bridle-bit, 

V. bossette. 
Bossage, m. fr. y eng. Vooruitstekende 
steen van een bouwwerk, draagsteen ; uit 
einden van eenen balk; hervorste--stekende 
hender stein eines bauwerkes, verzierung des 
td felwerkes; hervorragende enden an einero 
balken. — B. rustique, ruw afgehouwen 
blokwerk ; rustic work; bkurisches werk. 

Bosse, f. fr., v. boss 3). ® Met de 
blaaspijp gevormde glazen bol ; bunch; geformte 
glaskogel. ® v. serrure a bosse. 

— Stopper, hondepint ; stopper, ring-rope; 
stopper, stopfer. ® B. á aiguillette, 
a bouton, àa rubans, stopper met eene 
zwieping, knoopstopper met eene zwieping; 
knotted stopper; knopf-stopfer. ~ B. à, 
fount, zwakke bals, zweepstopper; pointed 
stopper, stopper for the shrouds; schwiepingsstopper, 
borg in der want. — B. a 
rouelle, stopper roet blok en schijf; jigger; 

woid, woit, jigger. ® B. du bossoir, 

B. debout, portuurlijn ; stopper at the 
cat-head; perturlien, porteurleine. — B. 
du boute-hors d'uné bonnette, 
staarttouw eener lijzeilspier; lashing of a 
studding-sailboom; stertlau einer leisegelspiere. 
® Bosses cassantes, preekstoppers, 
springstoppers; breaking stoppers; nähungen 
des ankertaues. 
41* 


126 BOSSELAGE -- 

Bosselage, Bosselure, m. fr. Gedreven 
werk, drijfwerk ; embossing; bossirarbeit, 
getriebene arbeit. 

Boss-headed bolt, eng., v. s. bolt. 

Bosseler, Travailler en relief, 

V. a. fr. Gedreven werk maken, bosseleeren ; 
to emboss; getriebene arbeit machen, bossiren. 
Bosser, v. a. Stoppen, stoppers opzetten, 
opvangen ; to stopper; stoppen, stopfen. 

B. les vergues, de borgen op de 
raas zetten ; to secure the yards with chains; 
die raaen mit ketten Pangen. 
Bossetier (Bossier), m. fr. Glasbolblazer 
; glasbolsnijder; glass-blower; glas 

schavinger; kugelschneider. —-blaser and 
Geelgieter; brass-founder; gelbgiesser, rothgiesser. 


Bossette, f. fr. Knopje aan weerszijden 
van 't paardengebit; boss, bit-boss; buckel. 

Bossirarbeit, fr.' hd., v. bosselage. 

Bossirbein, n. hd., v. bossirholz. 

Bossiren, v. a. hd., v. bosseler. 

Bossirer, m. hd. Bosseleerder; embosser; 

artiste en bosse. 

Bossirholz, Bossirbein, n., Spatel, 
in. Bosseerhout, bosseerbeen ; embossing-
stick; ébauchoir. 

Bossoir, Bosseur, m. fr. Kraanbalk 
kraan ; cat-head; krahnbalken. ~ L'anere 
est au b. ou a la veille, het anker 
is onder de kraan, is gereed om te vallen; 

the anchor is a cock-bill, is at the cat-head; 

der anker ist zum fallen klar, hangt vor dem 
krahn. v Bossoirs de chaloupes, 
de canots, davids, sloepdavids, sloepskraanbalken; 
davits; daviers, davies. 

Böttcher, .Ki fer , Fassbinder, 

m. hd. Kuiper; cooper; tonnelier. 
Bottcherarbeit, f. hd. Kuiperswerk; 
cooperage, cooper's work; tonnelage, tonnellerie. 


Böttcherei, f. hd. Kuiperg, kuiperswerkplaats 
; kuipershandel ; cooper's workshop; 
cooper's trade; tonnellerie. 

Bötteherhandwerk, n. hd. Kuipershandwerk 
; coopery; tonnellerie. 
Báttcherholz, n. hd., v. bois douvain 
s. bois. 

Böttchermarke, I. hd. Merkijzer, 
ritsijzer der kuipers; marking iron, racing 
knife; rouanne, rouannette h marquer. 

Bottchermesser, n. hd. Kuipersmes; 
cooper's knife; couteau de tonnelier. 
Böttchersehlagel, m. hd. Kuipers 
cooper's mallet; maillet du ton--drtjfhamer; 
nelier. 
Báttcherschraube, f. hd. Kuipersschroef 
; cooper's vice; clavier. 

Böttcherzange, f. hd. Kuiperstang, 
hoeptang, handhaak, klauw ; cooper's dog; 
Bergent, davier. 

Böttcherzirkel, m. hd. Kuiperspasser; 
cooper's compasses; Bompas de tonnelier. 

Bottes, f. pl. fr. Metaaldraad aan rollen 
; coils, rolls of wire; drath in ringen, 
drahtrollen. 

BOTTOM-PIECE. 

Bottom (to), V. a. eng., v. ausboden. 
— To b. (the sugar), To claywhiten 
the sugar, de suikerbrooden 
met kleiaarde dekken ; den zucker auf den 
bilden decken; terrer le sucre, donner les 
facons au sucre. — To b., or To fix 
shot—bottoms, kogels opklossen ; kano 

spiegel aufsetzen; en--nenkugeln in hölzerne 
saboter les boulets. 
Bottom, eng., v. boden, hd. 1). — 

v. Bodenstuck, 3), 4) . — B. of a 
church-lamp, onderstuk of voet eener 
kerklamp ; boden des leuchterschdlchens, untertheil; 
culot. — B., Foot of a page, 
voet eener bladzijde ; ende einer seite; bas 
dune page. — B. of the bore (of a 
gun), bodem der ziel; boden der seele; 
fond de i'áme. — B. of the huddle, 
bodem van het stampwerk, van den erts 
bak ; sohle in den pochwerken; se--wasch 
melle de l'auge du bocard. — B. for 
gabion—making, mal of model voor 
't maken der schanskorven ; lehrbrett, scha 

planche-blone zur anfertigung der schanzkbrbe; 
circulaire pour la confection des gabions. —B. 
of a gun-carriage, v. bodensti ck 
4). — B. of a sugar-loaf, dik en plat 
einde van een suikerbrood ; grund fldche des 
zuckerbrodes; patte. — B. of a vessel, 
vlak van een schip, vlakke bodem in 't 
middelschip ; /lach des schiffes; plat-fond d'un 
vaisseau. — B. for pound-shot, spiegel 
of bedding voor steenmortieren ; treib• 
spiegel; plateau pour pierrier. — B. of 
the warp, V. bas de la chatne (en 
lees voor worp, warp) . 

Bottom-bar,eng. Dwarshout (tusschen 
de lamoenen); bodenriegel, querriegel; tipars 
de fond (du corps de caisson). — B. (of 
the bridle-bit), schuimstang; schaumstange, 
sperrstange; barre. 

Bottom-bit, eng., v.. bit 2). 
Bottom-blow-valve, eng., v. s. 
blow-valve. 
Bottom-board, eng. Bodemplank; 
bodenbrett; burette, planche de fond. 

Bottom—clout, eng. Onder-wrijfplaat 
(van houten assen); unterschenkelblech; happe 
ou plaque de frottement (pour le dessous 
de l'essieu en bois). 

Bottom-course, eng., v. bottompiece. 


Bottom—cross—piece, eng. Bodemdwarsstuk 
(eener sluisdeur); schwellrahmen; 
traverse ou entretoise inferieure. 

Bottom-die, eng., v. bed 8). 

Bottom-edge, eng., v. bodenrand. 

Bottom-fuller, eng., v. s. fuller. 

Bottom—line, eng. Grondlijn (eener 

drukletter); grundlinie; ligne inferieure. 

Bottom—note, eng. Noot aan den voet 
der bladzijde ; note am ende der seite; note 
an bas de la page. 

Bottom-piece, Bottom-course, 
eng. Onderhout van een ingelaten balk; unterholz 
eines verzahnten balkens; mèche. 


BOTTOM—PLANKS —. 

Bottom-planks, pl. eng., v. bodenplanken. 


Bottomry, eng., v. bodmerei. 

Bottom-valve, eng. , v. blow-. 
valve. B. of the warp, eng. Ondergedeelte 
van den weversketting; untertheil; 
bas de la chainie. 

Bouard, m. Groote munthamer; great 
hammer; grosser miinzhammer. 

Boucelles, f. pl. fr., V. bercelles. 

Bouchage, in. fr. Geknede aarde of 

klei tot sluiting van 't ovengietgat; soil to 
stop the mould-hole with; feuchte erde womit 
man das gussloch verklebt. 

Bouche, f., Chio, m. (d'un four 
a réverbére), fr., v. abstichloch. 

— B. de chaleur, gat voor 't uitstroomen 
der warmte; air-hole; warinloch zum 
ausstrbmen der hitze. - B. de la buse 
et de la tuyére, opening der blaasbalg


pip; mouth of the nozzle and the blastpipe; 
miindung des gebläses. - B. a feu, vuur 
geschut, kanon; piece of ordnance,-mond, 
piece of artillery; gesehiitzrohr, kanone. -

B. (d'une arme a feu portative), 
mond; muzzle; mundung. 
Boucher, V. a. fr.: B. la lumière, 
het zundgat stoppen ; to serve the vent; das 
zundloch stopfen. - B. une voie d'eau, 
een lek stoppen ; to stop a leak; ein Lech 
stopfen ; V. aveugler. 

Bouchoir, m. fr., v. block, eng. 5) . 

Bouchon, m. fr. Prop, stop ; plug; 
pfropf, pfropfen, stopsel, stöpfel. ~ Viltbal 
(der graveurs); ball of felt; fiilzbhllchen. 

-Knoopgaren ; knots spun in the yarn; 
kndpfgarn. -Cilinder (bij horlogemakers); 
cylinder; cylinder. - B. de charge, 
laadprop ; wad; vorladung, vorschlag. - B. 
fusible, smeltbare stop (aan locomotieven); 
fusible plug or peg ; schmelzbarer 
stopfel. - Bouchons, pl. Oneffenheden 
of knoopjes (in 't zijdeweefsel); little knots; 
knötchen, spinnenkopfe. 
Boucle, f. fr. Ring (tot verschillend 
gebruik); ring; ring. -Ringvormige deurof 
poortklopper; ring, knocker, rapper; ringformiger 
klopfer. ~ Gesp; buckle; schnalle. 


— B. de la sangle, v. bauchgurtschnalle. 
_ B. (Oeillet, Coulisse, 
Maillon), lis, lus, oog, malie ; eye, mail; 
auge, schleife, hauschen, litzenhduschen, 
maillon, ringel, zeugringel. ~ B. (de for, 
de bois on de corde), ring, ringbout 
(aan boord); ring, ringed bolt; ring ; mit 
einem ringe versehener schliessnagel. - B. 
du milieu (d'un fusil), middelband 
bij het beslag; centre-band; mittelbund. 
Boueleteau, m. fr. Stoot, trekker van 

den rugriem (des paards); tug; stössel. 

Boudin (Loquette, Ploque), m. 

fr. Vlok, strook, reep (bij 't katoenspinnen); 

carding, roll; locke. - (MèChe) Grof, 

sterk voorspinsel (bij 't katoenspinnen); slab, 

slob, coarse roving; lunte, grobes, star


es vorgespinst. — v. baguette 5). ~ 

BOUGE. 127 

(des roues), Bourrelet, uitstekende 
rand aan de spoorwagenvelgen, spoorkrans, 
kraag; flange; spurkranz, rand, kragen. 

Vlokwol ; patted wool, sliver ; flockwolle. 
r Veer, spiraalveer (van een slot); 
spring, helical spring; Feder, springfeder. (
Boudinure) Ankerroering; pudding, 
puddening; ankerrabrung, raring. - En 
b., spiraalsgewijs, schroefvormig; spiral; 
gewunden. 

Boudinage, m. fr. Lichte omdraaiing 
van den vlasdraad eer men hem op de spoel 
legt; roving, slubbing; leichte windung des 
kd9fts. 

Boudine, f. fr. Glasknop, glaskern (in 
't midden eener glasschijf); bunt, knot, bull's 
eye, bullion; ochsenauge, ochsengalle. 

Boudinerie a bobines commandees, 
f. fr, v. bane 6) . 

Boudinoir, m. fr., v. bane 13). 

Boudinoir, m., Boudinure, f. fr., 

V. boudin 7) . 
Boue de couteliers, f. fr., v. ab


schleifsel. 

Bouée, f. fr. Boei, ankerboei, baken, 
zeeton, drijfton ; buoy, beacon; buje, boje ; 
wahrtonne (welche die steile bezeichnet wo 
der anker liegt). - La b. est noyee, 
de ankerboei waakt niet, staat blind; the 
buoy is not floating in sight; die ankerboje 
wacht nicht oder steht blind. La b. 
veille, est a la veille, de ankerboei 
wacht ; the buoy is floating in sight; die ankerboje 
wacht. - Anere sans b., v. 
ancre 13). ~ B. de bois, houten boei, 
blokboei; wooden buoy; blockboje, klotzboje. 

-B. de liége, kurken boei; cork-buoy; 
korkboje. o B. de sauvetage, Sal


vanos, reddingsboei ; safety-buoy, life-buoy; 
rettungsboje. - B. de sonde, boei bij 
peilingen ; sounding-buoy; boje bei den sondirungen. 
- B. en baril, tonneboei 
cash-buoy, tunbuoy ; tonnenboje. - B.meule, 
vlakke boei; leading-buoy; flache 

boje. 

Bouement, m. fr. Samenvoeging of 
opsluiting met pin en gat; joining evenly; 
gleichfiigung, ebenfiigung. 

Bouffoir, m. fr., v. blow-pipe. 

Bougassin, m. fr.. v. bougran. 

Bouge, f. fr. Lijf of dikst gedeelte der 
naaf; swell, bulge, breast, middle; haufen, 
busch, mittclnabe. ~ Buik, wijdst gedeelte 
van een vat ; bulge, middle, swelling; bauch. 

(Outil a, canneler) Drijfbeiteltje 
(der goudsmeden) ; sort of chasing-chisel, 
graver, puncher; lupfer-punse(n), treibbunzen. 
-Bocht, kromming, ronding (van een 

stuk hout); rounding; bucht, krummung. -

B. vertical (de la lisse d'hourdi), 
verticale bocht (van den hekbalk); roundingup 
(of the wing-transom); stehendes ablaufen 
oder abdrehen (des heckbalkens). - B. 
horizontal, vlakke bocht (van den hek 
rounding aft; liegendes ablaufen oder-balk); 

abdrehen. — B. des meules de ch ar



128 BOUGIER 

bon, bedekking der meilers of houtmijten; 
covering of the char-coal-heaps; bedeekung 
der meiler. ® B. (d'un plat), diepte 
(eens schotels); depth, dishing; tiefe, ver 

-tiefung. 
Bougier, v. a. fr. Met was bestrijken 
(den afgesneden kant eener stof, om 't uit 
te beletten) ; to sear with a wax--rafelen 
candle, to size; (taffet) am rande wichsen. 

Bougran, m. fr. Stijflinnen, gewast 
grof linnen ; buckram; starrleinen, steideinen, 
schetterleinen. 

Bougraner, V. a. fr. Stijf maken, opstijven, 
wassen, gommen ; to stiffen like 
buckram; mit steifleinwand besetzen. 

Bouille, f. fr. Lakenstempel, (voormalig) 
plombeermerk op lakens; cloth-stamp; 
tuchstempel. 

Bouillerie, f. fr. Brandewijnbranderij. 
jeneverstokerij ; still; branntweinbrennerel. 
Bouilleur, m. fr. Kookbuis (der stoom 
boiler-tube; siedrohre. _ (Cu---machine); 
curbite, Chaudière) tipglas, kalebas 
distilleerkolf met langen hals; cu--vormige 
curbiíe; destillirkolben, kolben. 

Bouillie, f. fr. Papierpap, papierbrij 
(waarvan de vellen papier geschept worden); 
pulp; brey. 

Bouillitoir, m., Bouillitoire, f. 
fr., v. blanchiment z) . 
Bouilloir, m. fr., v. blanchingcopper. 
Bouilloire, f. Ketel, waterketel; kettle, 
boiler; wasserkessel. 

Bouillon, m. fr. (Cannetille). Kantielje, 
samengedraaid goud en zilverdraad; 
bouillons, bullion; kantille, bouillon. ~ v. 
blase t ). — v. bleb. — B. noir, Bain 
noir, v. beizbruhe. — Donner le 
b., v. ausfetten. — Dikke gouddraad; 
thick gold thread; dicker goldfaden. 
Bouillons, pl., v. beutelgaze. 

Bouillonnement, m. fr. Uitstrooming 
(van 't gesmolten metaal); spouting or 
gushing out; das ausströmen. 

Bouillonner, v. a. fr. Met samengedraaid 
gouddraad versieren ; to adorn 
with flattened gold-wire; mit geschlungenem 
goldlahne verzieren. — Koken, brabbelen, 
opborrelen (van de zee sprekende); to boil, 
to ripple; brabbeln, kochen, blasen in die 
hbhe werfen. 

Bouin, m. fr. Bundel strengen zijde; 
head of silk; bund von seidenen strdhnen. 
Boujon, m, fr. Plombeerstempel; mark 
applied to stuffs; zeugstdmpel. 

Boulangerie, f. fr.: Machine de 
b.. bakmachine (voor 't brood) ; bakingengine; 
backmaschine. 

Boule, f. fr. Rond aanbeeld, aanbeeld 

met sferisch en gepolijst bovenvlak; hand


anvil with a globular face; fausteisen, mu


gelige faust. ® Stalen aanbeeld (des ko


persiagers); round anvil, stockanvil; stoss


amboss, stockamboss. ® (Sphère) Bolle 

slijpschaal voor de bolle linzen, .v. basin B). 

BOULINER. 

— B. de chien, balvormig gereedschap 
der geweerslotmakers om den haan te bevijlen, 
haanijzer; cock-stake; hahMdorn, hahneisen. 
— B. de mereure, kwikbal; quicksilverball; 
quecksilberkugel.—B. depreuve, 
v. ball 6). ~ Ouvrage en b., v. 
boolwork. 
Bouleau, m. fr. Berk, berkenhout; 
birch; birkenholz, birke. — B. nam, 
dwergberk ; dwarf-birch-tree; alpenberke. 

Bo e.lée, f. fr., v. bodentalg. 
Boulet, m. fr. Slijpschaal, v. basin B). 

Halve kogel, waaraan men de metaalstrook 
bevestigt, die men wil drijven of bebeitelen, 
drijfblok; pitch-block; treibkugel. — 
Kogel, kanonskogel; shot, cannon-ball, bullet; 
kugel, geschutzkugel. ® B. à 1'ange, 
à chalne, B. enohalné, kettingkogel; 
chain-shot; kettenkuáel. — B. barre, v. 

b. ramé. — B. a branche, v. barshot. 
o B. creux, ou Carcasse, 
B. a incendier, B. incendiaire, 
brandkogel, holle kogel, granaat, bom; round 
carcass; brandbombe. s B. coupé, v. b. 
a lange. — B. de fauconneau, falkonetkogel 
; falconet; falkonett. — B. incendiaire. 
v. b. creux. — B. • ordinaire, 
B. plein, gewone, volle kogel 
; round shot, solid shot; vollkugel, (volle) 
geschiitzkugel. — B. en pierre, stee 
kogel ; stone -shot; steinerne kugel. e-nen 

B. ramé ou barre, B. a deur tétes, 
v. bar-shot. — B. rouge, gloeiende 
kogel ; hot-shot, red-hot shot; gluhende kugel. 

B. separé, v. b. a 1'ange. ®B. 
des soupapes, v. ball 5). 
Boulette fulminante, Boulette 
d'amorce, Amorce cirée, f. fr. Met 
was bestreken knalballetje ; pellet primer, 
wax-primer, Forsyth's primer; zundpille, das 
mit wachs uberzogene zundkorn. 

Boulin, m. fr. & eng. Korteling (dwarshout 
van epen metselsteiger); gerii,ststange. 

Bouline, f. fr. Boelijn ; bowline, bowling; 
bulien, buleine, bolein. o B. de la 
grande voile, Grande b. , groote 
boelijn; main bowline; grosse bulien. — B. 
de la perruche, bovenkruiszeilsboelijn; 
mizen-top-gallant-bowline; kreuzbrambulien. 

~B. de revers ou sous le vent, rij


boel ijn; lee-bowline; leebulien, bulien in lee. 
® B. du grand hunier, boelijn van 
het grootmarszeil; main-top-bowline; grosse 
marsbulien. — B. du perroquet de 
fougue, kruiszeilsboelijn; mizen-top-bowline; 
kreuzbulien. ® B. du petit hu— 
nier, boelijn van het voormarszeil; foretopbowline; 
vormarsbulien. — B. du petit 
perroquet, voorbramsboelijn ; foretopgallant-
bowline; vorbrambulien. ® B. du 
petit perroquet volant, bovenvoor 

fore-royal-bowline;obervorbram--bramsboelijn; 
bulien — B. du vent,loefboelijn; weatherbowline; 
luvbulien, bulien in luv, bulien an 
der windseite. 

Bouliner, Aller a la bouline, 


BOULINETTE 

V. n. fr. Bij den wind zeilen ; to sail with 
a scant wind; bei dem winde segeln odor 
halten, den kurs bei dein winde nekmen. 
~ V. a.: B. (une voile), met de boeljns 
uithalen ; to haul tight the bowlines 
(of a sail); die bulienen anholen. 
Boulinette, f. fr., v. bouline du 
petit hunier. 
Boulingue, f. fr. Topzeil, klapmuts; 
top-sail; to)psegel. 

Boulinier, m. fr. Bij de-wind-zeiler; 
good plyer, ship which claws or eats to 
windward; guter luvbalter. 

Bouloir, m. fr. Schuurvat (der goud 
plate-boiler; scheuerfass. v.-smeden) ; 
eeschenstange. 

Boulon, m. fr. Bout, zware bout; bolt, 
great iron pin; bolzen, schliessnagel, riegelnagel.— 
B. à champignon, v. bolt t i). 
~ B. á clavette, v. bolz g). ®B. 
à eroc, B. à crochet des pales, 
Crochet d'aube, haakbout, schoepbout; 

hooked bolt, paddle-bolt; hakenbolzen, schaufelbolzen, 
schaufelnagel. — B. a tête 
carrée, v. bolt 18) a. ••® B. à tête 
chaufreinée, v. bolt t 2). ! B. à 
tête de diamant, V. bolt 9). B. à 
tête plate, v. bolt i o). — B. à tête 
ronde, v. bolt 17). ® B. à vis, 
schroefbout; pin with screw—head; schraubbolzen. 
— B. d'afflut, affuitbout; iron 
pin, peg; laffettenstange, laffettennagel. o 
B. d'assemblage, sluitbout, verbindingsbout 
; holding—bolt; schliessbolzen, verbindungsbolzen. 
— B. d'assemblage ou 
B. d'entretoise, dwarsbout (van een 
affuit); transom-bolt; querbolzen ; riegelbolzen. 
® B. d'attelage, koppelbout (die 
de locomotief met den tender verbindt); aan spanknop; 
drag-bolt; kuppelbolzen. — B. 

do carène, kielbout (die de stoomma 
-chine met het

vaartuig verbindt); holdingup 
bolt; holding-down pipes-bolt; kielbolzen. 
® B. de manoeuvre, armbout (van 
een mortier -affuit); traversing-bolt, prize-bolt, 
ranning-up bolt; hebebolzen, armbolzen. ~ 

B. de sellette, v. bolster-bolt. 
B. de sellette d'avant-train, v 
bolster-bolt of limber. — B. de 
serrage, pakkingbout (der stoommachine); 
packing-bolt; packungsbolzen, stopfbucbsenschraube. 
— B. de timon, disselbout; 
pole-bolt, pole pin; deichselbolzen, schirnagel, 
scherbdlzen. — B. rive, v. bolt 7). 
— B. taraude, schroefbout; screw-bolt; 
schraubbolzen. ---Vergelijk ook de artt. 
bolt of bolzen en de daarmede samengestelde 
woorden ; ook cheville. 
Boulongeon, m. fr. Slechtste lompen; 

common stuff; grober zeug. 
Boulonner, v. a. fr., v. bolt(to) 1). 
Bouquets, m. pl. fr., v. blots. ~ 

Y-blumenstempel. 

Bouracher, m. fr. Zijdewever (in de 
fabrieken van Amiens); silk-weaver; seidenweber, 
seidenwirker. 

BOURRER. 129 

Bourdillon (mieux Merrain), rn . 
fr., v. bóttcherholz. 

Bourdon, m. fr., V. auslassung. 

— Uitlating (van een vel druks bij 't verzamelen); 
out; auslassung (eines bogens). 
— Mislukte speldeknop ; failure in forming 
the head of a pin; missrathener nadelknopt. 
Bourdonnier, m.,Bourdonnière, 

f. fr. Afgerond boveneind van den hoofdpost 
eener deur of poort ; head, rounding of the 
chief-post; kopf, riinding des hauptpfostens. 
Duim aan een deurpost ; female gatehinge; 
thorwegangel. — v. stepp (in 
mills). 

Bourg-épine, Nerprun, Noirprun,
m. fr. Kruis-of wegedoornhout; buckthorn; 
kreuzdornbolz, wegdornholz. 

Bourgeteur, m. fr. Wolwerker (in 

sommige Fransche fabrieksteden); woolen


weaver; wollarbeiter. 

Bourlet, m. fr., v. bourrelet. 
Bourrage du trou (du pétard), 

m. fr. Het vullen van 't boorgat; tamping 
of the hole; das versetzen des bohrloches. 
— V. bourrer 2). 
Bourre, f. fr. Prop (op de lading); 

wad; pfropf. •• Vulhaar, stophaar; stuffing; 

liillhaar. — B. de soie, vlokzijde, floret


zijde ; waste-silk, silk-waste, floss-sitk; flock


sekte, florettseide, gallettseide. ® B. de 

lame ou B.—laniee, vlokwol, wolafval, 

slagwol ; flocks of wool, waste-wool; flock


wolle, schlagwolle, kratzwolle. — B.


tontisse, scheerwol ; shearing-fleece, flock; 

scherwolle. ~ Rouge de b., v. Na


carat de bourre. — v. bourres. 

Bourree, m. fr. Vierkante blaaspijp; 
square blast-pipe; viereckige blaserobre. 

Bourrelet, m. fr. Valsche vouw (in 
lakens); crumple; wulst. ® V. boudin 
des roues. — Rand eener opgerolde 
plaat lood ; list, selvedge; tropfkante, tropfsaum. 
~ Leguaan (bekleedsel van touw 
om de raas, enz.); pudding, puddening, dol 

leguan. — Rand, speelkraag (rondoen-phin; 
de vissing, rondom het mastgat); wooden 
mast-coat; speelkragen. .• (Tulipe), Kop, 
ring van 't geschut ; muzzle; kopf. ~ B. 
en tulipe, krom beloop van den kop, 
tulpsgewijs beloop; swell of the muzzle; 
erhdhung des kopfes, schiffskopf. ~ B. 
d'une baïonnette (avec son em


base), stormring (met zijne rust), bajo


nel. ring ; ring (forming the bottom of the 
socket); bajonnetring, unterring. 
Bourrelier, m. fr. Gareeltuigmaker; 
collar-maker; kummtrnacber. 

Bourre—noix, Chasse—noix, m. fr. 
Zethamer ; set-hammer; setzhammer, setzstempel, 
setzmeissel. 

Bourrer, V. a. fr., V. carguer. 

Bourrer, v a. fr. Aanzetten (de lading 
van 't geweer, den prop); to ram down; 
ansetzen. 0 B. le trou (du petard), 
bet boorgat (met kruit) vullen (om eene 
rots te doen springen); to tamp the hole; 


130 BOURRES 

das bohrlocb versetzen. ~ B. le sable, 
het kiezelzand (onder de leggers der spoorwegen) 
stoppen ; to pack the ballasting; den 
kiessand unter die schwellen stopren. — 
Se b., zich verwarren (bij 't zijdespinnen); 
to entangle; sich verwirren. 

Bourres, f. pl. fr. Gebrekkige plaat 
ijzer ; defective portions of iron;-sen In 't 
febler im eisen. 
Bourrette, Blaise, f., Prison, 

m. fr. Het bovenste grovere spinsel van 
het zijwormtonnetje, vlokzijde, floretzijde; 
coarse silk, outside-layer (round the cocoon); 

erste lage an einem kokos, robe reide. 

Bourron, m. fr. Wol, scheerwol in 
bundels of pakken ; wool in bundles; wolle 
in banden oder pdcken. 

Boursault, Bourseau rond, m. fr., 

v. ausrundsehlägel. 
Bousage, m. fr. Behandeling van 't 
gebeten doek in 't mestbad, in 't zemelbad, 
of wel in zeker zout (v. sel pour bousage), 
koemestbad ; dunging; kuhkothbad, 
kuhmestbad, das kuhkothen, abschwemmen, 
abseifen. 

Boussole, f. fr. Kompas, zeekompas; 
compass, nautical compass; kompass, boussole, 
seekompass. — B. d'inelinaison, inclinatie 
-kompas of naald ; V. aiguille 12) 
(waar verkeerdelijk déclinaison voor inclinaison 
staat). — B. de mineur, 
mijnwerkerskompas ; miner's compass; grubenkompass, 
bingekompass. — B. de 
poche, zakkompas ; pocket-compass; tas


schen-boussole. ® B. , a réfiexion, 
Schmalkaldersche boussole, patent-kompas; 

prismatic compass, prismatic surveying compass, 
schmalkalder's compass; patent-boussole. 

— B. de relèveinent, peilkompas; 
amplitude-compass; peilkompass. 
Bout, m. (Bouterolle, f.), fr., v. 
anke. — B. de beaupré, v. ausleger 
1). — B. du cable, kabelend 
(om den ankerring); fore-runner of the cable; 
vorgdnger oder voridufer des ankertaues. 

— B. de elé, boveneind der sleutel 
(waaraan de baard zit); key-button;-schacbt 
schliisselknopf. — B. d'un cordage, 
end van een touw, dag; end, point of a 
rope; punt, piínte eines taues. ® B. libre 
d'un cordage, vrij touwend ; slack part, 
slack of a rope, running part or end; 

freies seilende. — B. de eorde, end 
touw (touw van weinig lengte); rope's end, 
short piece of rope, ratline; endchen, fangtau, 
tamp — B. de l'étambot, v. 
barre d'écusson, s barre 10). 

B. de fit, (afgesneden draad ; thread; 
faden, trumm, faden zwirn. ® B. de 
fourreau de sabre, beslag om de punt 
van eene (lederen) sabelscheede, oorband ; 
chape; schub. — a. B. de lance, lans 
shoe, lance-shoe; schub der lanze.-beslag ; 

— b. B. de lance, mondstuk aan brandspuiten, 
lul ; mouth-piece o f syringes; mundstuck 
an feuerspritzen. — B. du mogen, 
— BOUTEREAU. 
m. fr.: Gros b. du moyeu, achtereind 
der naaf; back, hind-end; bintertheil am 
stosse, stoss. —Petit b., vooreind ; foreend, 
linch-end; vordernabe, röhre, pfeife. — 
B. d'or, d'argent, goud , zilverstaafje 
(dat voor de trekplaat bestemd is) ; little 
bar (for gold- or silver-wire); golddraht-, silberdrahtstange. 
— B. de la perrière, 
beslagen eind van 't laatijzer (der smeltovens); 
nose of the tapping-bar; schuh des 
lasseisens. — B. de poutre, onderlegger 
(bij timmerlieden); block, templet; unterleger. 
B. d'une solive, balkeinde, ribeinde; 
end of a joist; balkenkopf. — B. de 
vergue, nok der ra ; yard-arm, arm; nock 
einer raa, raanock. — Bouts, p1.: B. 
de vieux cables, worsten van oud 
touw; short pieces of cable or rope; wtirste. 
B. du bras du bas, B. libres, 
keerriemen van de broek (van een trekpaard); 
turn-back straps,breeching-turn-backs; 
umlaufstrippen. 
Bout-a-bout, m. fr., V. assem


blage de bout a bout, s. assem


blage ij. 

Boutage, Eneartage, ni. fr. Het 
steken der spelden in 't papier ; papering; 
das einstecken der stecknadeln im briefe. 

Bout-dehors, n. fr_, v. boute-hors. 

Boute, f. fr. Legger, waterlegger (aan 
boord); large water-cask; leger, legger, was 
serlegger, wasserlieger. ~ v. baille. 

Boutée, f. fr., V. abutment. 
Boute—feu, m. fr. Lontstok ; lintstock, 
linstock; luntenstock, zündruthe. 

Boute—hors, m. fr. Loof boom ; outrigger; 
luvbaum. — Laadboom ; boom to 
load and unload a ship; ladebaum. 
(Boute—lof, Porte—lof), jut der loef 

out-rigger; jutte der luvpardunen.-pardoenen; 

— B. de bonnettes, lijzeilspier, bak-spier 
; studding-sail-boom, swing-boom; leesegelspiere. 
— B. de beaupré, v. baton 
de foe, s. baton i). ® B. du 
gaillard d'avant, de flèche en 
cul, ou tape—eul, papegaaistok ; iron 
horse of the head; bras de poulaine. 
Bouteille, f. fr. Galerij (dienende den 
scheepsofficieren tot bestekamer) ; badge, 
lower-side-gallery; untere oder mit fenstern 
versehene seiten-gallerie. — B. à barbe, 
snijglas, baardglas ;shaving-glass,cuttino-glass; 
schneideglas, rasirglas. — B. de Leyde, 
Leidsche flesch ; electrical jar, Leyden-phial, 
Leyden-jar; Leydner flasche. 

Bouteillenglas, m. hd. Flesschenglas, 
groen glas ; bottle-glass; verre à bouteilles. 

Boute—lof, m. fr. Botteloef, loefhouder 
(soort van spier om 't fokkezeil uit te 
zetten); buurkin; butluf. — v. boute— 
hors 3). 

Bouter, Enearter les épingles, 

v. a. fr. De spelden op het papier (den 
speldenbrief) steken ; to paper the pins; die 
stecknadeln in den brief einstechen. 
Boutereau, Bouterot, Boutriot, 


 

BOUTEROLLE -


m. fr. Stempel ter vorming en aanhechting 
van den speldeknop ; puncheon for fixing 
on the pin-heads; ziehlufter, stempeliufter. 
Bouterolle, f. fr. Graveerijzer, sta 
stift of stempel (der juweliers, stalen-len 
stamp, puncheon; ver-knoopmakers, etc.); 
-tiefstempel, buckeleisen, kastenstampf, knaufstämpel. 
— Werktuig ter vorming van 't 
lepelblad (de holte des lepels); chasing-punch, 
stamp for forming the bowl of a spoon; 

luffelstampf. ~ Insnijding of opening in den 
sleutelbaard bij de schacht; tooth of the 
key-bit, ward in the key-bit; einschnitt am 
schliisselbart. ® Slotboogje, dat door de insnijding 
van den sleutelbaard gaat; sort of 
ward of the lock; art besatzung des schlosses. 
— Het sterke einde aan den geweer 

breech-nail-boss, end of the trigger--trekker ; 
plate; warze am abzugsblech. Voet der 
slotplaat (van 't geweerslot); fence; hinterer 
stollen, stolpen oder stulpen, hintere warze. 

— Ronde graveerbeitel (om wapens etc. in 
steen te snijden); round chisel, graver; runder 
grabstichel, rundperle. i v. bout de 
fourreau, s. bout i 0). 
Bouterot, m. fr., v. boutereau, 

Bouteuse, f. fr. Speldenopsteekster, 
werkvrouw die de spelden op het papier 
steekt; pin-sticker; nadelsteckerinn. 

Boutique, f. fr. Stel gereedschap van 
eenen ambachtsman ; set of tools or implements, 
trade; vollstiindiger handwerksgerätb. 

Boutisse, f. fr., v. bonder. 

Boutoir, Butoir (ou Paroir), m. fr. 
Veegmes (der hoefsmeden); butteris, buttress, 
parer; wirkmesser, werkeisen. ® Leerlooiersstootmes 
of schaafijzer; currier's paringkni 
fe; stosseisen. 

Bouton, m. fr. Knoop (van een kleed); 
button; knopf, kleiderknopf. — Deurknop; 
handle, knob; thürknopf. ® Vizierkorrel, 
mikknop ; knob, sighe; korn, visirkorn. -
Kegel (der wevers); cone; kegel. -Nop 
(van 't laken); knot; hoppe. ® Proefkorrel 
(der essayeurs); grain for essaying; probirkorn, 
gold- oder silberkorn zum probiren. 
® Schildknoop (bij zeelieden); wall-knot, 
crown-knot; wandknopf, schauermannsknopf. 
—(Mamelon,Tétine),Knop (onder aan 
den laadstok voor vuurpijlen) ; nipple (of a 
rocket-mould); warze (am untersate eines 
raketenstockes). — B. á clavette, knop 
met spie of luns; cottar-button, cottar-pin; 
keilcben. — B. des bretelles, borst 

een harnas); lit or stud (to-knoop (van 
hold the shoulder-straps); brustknopf, grosser 
kurassknopf. — B. a coquille, holle 
blikken knoop; shell-button; hohlér blechknopf. 
— B. coulant, schuifknoop; 
sliding-loop; scbieber, schiebknopf, verscbiebbare 
schlaufe. — B. couvert, overtrok ken 
knoop ; covered button; iiberzogener 
knopf, florentiner knopf. — B. de cuiller 
a canon, kruitlepelklos; knob of the 
powder ladle; piilverluffelklotz. — B. de 
eulasce, druif, druifbol, slaart (van een 

BOW. 131 

konon); button, cascable button, cascable 
knot; traube. ~ B. découpe, volle of 
massieve knoop; massive tin-buttons, solid 
pierced button; massiver blechknopf. — B. 
d'écouvillon, wisscherklos; sponge-knob; 
wischerklotze. — B. de manivelle, 
Tourillon, Soie, drukker, greep van de 
kruk (der groote as van stoommachines); 
crank-pin, pin; griff, drucker. — B. de 
manivelle de 1'excentrique, excentrick 
knop (der excentriekstang eener stoom 

eccentric gab-pin, eccentric rod pin;-machine); 
warze der excentrikstange. ® B. de mire, 
Guidon, vizierkorrel, mikknop; muzzlesight, 
dispart-sight, dispart; korn. ® B. 
moulé, gegoten knoop ; cast button; ge. 
gossener knopf. ~ B. en poreelaine, 
porseleinen knoop ; porcelain button; porzellanknopf. 
— B. a queue, knoop met 
een oog; shank-button, long button; knopf 
mit chr. ® B. taraudé, schroefknop 
(der staartschroef van 't geweer); screwhead; 
schwanzschraubenkopf, zapfen, kopt, 
gewindetheil. 

Boutonnerie, I. fr. Knooperifabriek, 
knoopen makerij ; button-manufactory; knopffabrik. 
— Knoopmakerswaar; button-ware; 
knopfmacherwaare. 

Boutriot, m. fr., v. boutereau. 

Bouture, f. fr., v. blanching... 
ccmposition. ~ Wijnsteenloog (tot witkoking 
van 't zilver); tartar-lye; weinsteinlauge. 


Bouvard, m. fr., v. bouard. 

Bouvement, m. fr. Kraalscbaaf, lijst 
ojief- schaaf ; plough, moulding-plane;-schaaf, 
kehlhobel, karnieshobel, nutbhobel. — Kor 
cornice, ogee; karnfes. -nis; 

Bouvet, Feuilleret, m. fr. Ploegschaaf, 
veerploeg ; plough, grooving-plane, 
moving /illister, ogee-plane, head plane; spundhobel, 
falzhobel, flitscbhobel, keblhobel, leistenbobel. 
® B. femelle, B. a rainure, 
groevingploeg, moerploeg, groovingplane; 
nuthhobel. n•• B. male, B. à 
languette, vaarploeg, vastploeg, mes 

tongue-plane, rabbet-plane, dove--singploeg; 
tail-plane; federhobel, grathhobel, spundhobel. 
— B. brisé, B. de deun pièces, 
B. a ecartement, schrijnwerkers


ploeg; screw-plough; nuthhobel mit stellung. 

— B. a approfondir, diepploeg ; deepening-
plough; hobel fur vuthen von belie


biger tiefe. 
Bouveter, v. a. fr. Met messing en 
groef bewerken, (planken) ploegen ; to plane 

with the plough, to join bij groove and tongue; 

speenden. 

Bow, eng., v. arson. _ ~ Strop der 
zuigerstang (eener stoommachine); bugel an 
der treibstange; bride. — v. archet, archelet. 
~ B. of a key, v. anneau 
d' u.ne clé, s. anneau i 0). ••• (Dupe, 
Doup, Half-leaf,. Bead—lam) Halfsnoer 
(der scheerlijsten van een weefgetouw); 
halblitze, stelze, perlkopf; demi-mailles, cu



132 BOW -- BRACE, 


lotte, mailles à culotte. B. of a 
sword—hilt, beugel van liet degengevest; 
bugel, am degengefdss; branche de 
1'épée. s B. of a saddle, zadelboog; 
sattelbog, sattelbogen; pontet. — B. (of a 
ship), boeg; bug; avant. n•• Lean b., 
scherpe, dunne boeg ; schar fer,,schmaler bug; 
avant maigre. ® Bluff b„ volle boeg; 
voller bug; avant renflé, joufflu. Flaring 
b., springende, overhangende boeg; 

vorn f berhdngender bug, springender bug; 

avant fort élancé. 
Bow (to), V. a. eng., v. to bend. ~ 

V. arcoinner (in welk art. abusievelijk 
to bon voor to bow staat). 
Bow-anchor, eng., v. ancre de 
bossoir, ancre de veille, ancre 
d'affourche, s. ancre. 

Bow-chases, Bow-pieces, pl. eng. 
Boegstukken, jagerstukken ; bugstucke, jagdstucke, 
jager; canons de chasse, canons de 
proue, canons coursiers. 

Bow—compasses, pl. eng., v. bo


genzirkel. 

Bower, eng. Hij of zij, die met den 
boog de haren, bet wol, enz. ter vilting 
voorbereidt; father; fdcherinn; arconneur ; 
arconneuse. ~ V. bow—anchor. 

.Bowing, eng. Bereiding (der baren, 
der wol, enz.) met den boog; das factien, 
schlagen; arconnage. 

Bowl, eng. Bak, etensbak (aan boord); 
back; gamelles. — Kop (eener aarden of 
Goudsche pijp); kopf; fourneau. — Schaal, 

platachtig bekken (der chemisten); schale; 
coupe. — Rol, loopradje; rolle, laufrddchen; 
galet. — (Roller) Lokkentrommel, lok 

machinale spinnerijen); lo--kenmachiue (der 
ckentromnel; cylindre rouleur, cylindre can 


q elé, rouleau à ploques. — Wooden b., 
(Sebilla), v. auffangtrog ; ausschöpfschale. 
Bow-line, Bowling, eng., v. bouline. 


Bow-line-bridle, eng. Boelijnspruit, 
leuver; bulienspriet, bulienspreut; patte de 
bouline. 

Bow—line—knot,eng.A nkersteek,paal


steek ; bulienstich; noeud de bouline. 

Bow-pieces,pl.eng.,v.bow-chases. 

Bow-saw, Sweep-saw,Turning


saw, eng. Boogzaag, draaizaag; schwei fsdge; 

scie en archet; scie à tourner, à chantour


ner, à évider, feuillet. 

Bowse (to), eng., v. auftaijen. 

Bowsprit, eng., v. beaupre. 

Bowteli, Torus, eng. Voetring (aan 

den voet eener zuil); pldttchen; tore. 

Bow-window, eng., v. bay-win


dow. 

BOX, eng. Bus, kast, kamer (eener machine, 
etc.); blechse, kasten, helse; bofte, caisse, 
coire, .chambre. — (Pulley—box, Case) 
Raam boven 't weefgetouw (waaraan katrolletjes 
bevestigd zijn, door welke de draden 
loopen), tablet ; tafelbrett, tabulett, tablett, 

rollenlach, glasbrett; cassia. — Naaf; nabe; 

moyeu. ~ Ertsbak (waarin het erts van 
de aanhangende aarde gezuiverd wordt) ; 
trog zu erz; patouillet. ~ Vakje of bakje 
der letterkas; fach; cassetin. — (Drill— 
barrel), v. bohrrolle. ® Moerschroef; 
mutter; écrou. ~ (Flask, Castingbox, 
Moulding-box) Vorrnraam (bi 
't gieten in 't zand); formkasten, giesskasten, 
gusskasten; chassis de moulage, classis a 
mouler. ~ B. for the borax, v. borasseau. 
~ B. for the coppercuttings, 
v. heuse. — B. for carrying 
the ore, v. bache 3). 

Box-case, Main plate, Case, eng. 
Kas van een slot, slotplaat; schlossblech; palátre, 
palastre, platine. 

Box—lock, Rim—lock, eng. Kasslot; 
kastenschloss; serrere a palatre. 

Box—maker, Packing-casemaker, 
eng. Kistenmaker, koffermaker; 
kistenmacher; kofermacher; layetier, bahutier, 
cofretier. 

Box-sextant, eng. Zak-sextant; taschensextant; 
sextant a tabatière. 
Box-trap, eng., v. botte de bou 

s. botte 1 i ). -les,
Box-tree-wood, Box-wood, eng. 
Buksboomhout, palmhout; buchsholz; buis. 
Box-wood, eng. , v. box-treewood. 
Boy, eng., v. baize. 
Boyaux, m. pi. fr , v. approaches. 
Brabank, f. hd. Kielplaats, kielkade; 

careening-wharf; carnage. 

Brace (Hand-brace , Crankbrace), 
eng. , v. Bohrerschneide; 
kurbel 2). ® ( Strut, Bearer) Draagband, 
bindstuk, stut, kruisband ; schoor-of 
stutbalk ; tragband, bandstuck, strebebalken, 
strebeband, schare, klarrmmerholz; aisselier ou 
esselier, jambette, contre-fiche, souillai -d, décharge. 
— Kardoes, draagklamp; klamp, 
band ; klammer, schlauter; band, verband; 
gousset, ancre; moise, attache, ventrière. 

— v. accolade. ~ v. armatur 2 e 
art. ~ Bras (touw aan elk van de uit 
ra, om deze te doen draaien);-einden der 
brasse; bras. — B. of'the square sail, 
bras van de breefok of 't noodzeil; kajer 
der breefock; bras de la voile de fortune.~ V. bracon. —Braces, Googings, 
pl. Vingerlingen ; fingerlinge; femelles. 

v. s. bras. ~ B. of a drum, trommelkoorden 
; trommelleine; Cordes du tambour. 
Brace (to), V. a. eng. Brassen, de 
brassen doorhalen, aanbrassen; brasser; brasser, 
brasseyer (les vergues). — To brace 
a-back, to brace about, tegenbrassen, 
bakzeilbrassen ; die luvbrassen back brassen;
brasser (à) contre, brasser It coiffer,a tuier, 
brasser les voiles sur le mat. ~ To brace 
full, afbrassen, volbrassen; die leebrassen 
anhalen, vollbrassen; brasser a porter, à 

servir, faire porter, faire servir. ® To 
brace at the other side, umbrassen; 


BRACE 

umbrassen; brasser à l'autre bord. — To 
brace sharp, to trim all sharp, 
scherp bi den wind brassen, op den rand 
brassen ; scharf beim winde brassen, auf den 
rand brassen; brasser au plus près (du vent), 
ralinguer en tenant Ie vent. • To brace 
down, To rack tight or down 
the load of a waggon, den wagen last 
vastbinden ; die ladung au f eirem wagen 
anrddeln; embreler la charge dun chariot. 

Brace and bit, Stock and bit, 
Stock, Carpenter's brace, Round 
punch, eng. Cirkelboor, kraanboor, drauf, 
draufbohrer, drehbohrer, traubohrer, trauchbohrer, 
windelbohrer, mittelpunktsbohrer; 

coupe•cercle, vilebrequin. — V. bohrwinde. 


Brace -bit, eng., v. bit of a brace. 

Brace-button, eng., v. bouton de. 
coupé, s. bouton. 
Bracelet, m. fr. & eng. Armband, armring, 
bracelet ; armband, armring, armspange. 

— B., fr., v. armleder. 
Brace-pendent, eng. Brasschinkel 
brassenschenkel; pendeur de bras. 

Brace-pin, eng., v. handoir 2).

Bracer, eng. Draagband, strop (ijzer of 
anker om 't eind van een ingekorten balk 
te dragen); tragband, hdngeisen; cbevêtre. 
Brachia, pi. eng. Armen (eener balans); 

arme, hebel; bras (dune balance). 

Bracing, eng., v. brasséiage.

Brack, n. hd. Wrakgoed ; refuse; rebut. 

Bracket, eng., V. bocksti tze. s 
Balk als onderlegger, dwarsbalk (bij stoom en 
andere machines); lager, unterlage, ruheblock 
des wellbaums, kugelabschnitt, zapfenlager; 
palier. — Kraagsteen, karbeelsteen, 
knor-of balksteen, klossteen of klos, korfsteen 
of korf, knoop, braket ; hragstein, trager, 
unterlage, klammer; console, tasseau ; culde-
Lampe. — Achterste staartstuk van den 
grooten hamer der ijzersmederijen ; schwanzzapfen; 
culart. — (Crotchet) Haak (dergieters, etc.); haken; crochet. ~ Haakjes, 
tusschenstellingsteeken, parenthesis; einklammerung, 
klammer; parentbèse. e B. and 
pins for carrying the lever of safety-
valve, baken en pinnen die den hef 

veiligheidskleppen steunen ; klam-boom der 

stilte um den hebel des sicher--rnern and 
heitsventils; crochet aver boulon pour supports 
de levier de soupape de síireté. —
Brackets, pl. Knietjes, galjoensknietjes, 
knietjes tusschen de regelingen van 't galjoen, 
mannetjes, farmen; galjonskniee, stutzen 
der galjonsregelingen; tourbatons de 
l'éperon, tourbes des herpes. -(Cheeks) 
Zijwangen, zijstukken (van een affuit of rolpaard) 
; seitenbacken, backen; flasques. e 
( Trunnion-brackets, Cleats) As


klampen, klampen onder de as (van een 
rolpaard); stutzen, zap fenkldtze fur die schild 

taquets. -sapfen; 
Bracket-band,Side•band,Cheekband, 
eng. Wangband (van een affuit) ; 

BRAIE. 133 

seitenband (an einer la Pettenwand); lien de 
flasque. 

Bracket-block, eng. Stuk hout, dikke 
plank voor atïuitwangen; lalfettenpfoste,laffettenbohle; 
cadre. 

Bracket-bolt, ene. Kopbout (van een 
atïuit); kopfbolzen; cheville a tête ronde. 

Bracket-box, Trail-box, eng. Affuitkist 
; la ffettenkasten; cotiret d'afi t. 

Bracket-perch, eng. Raam voor een 
vestings- of kustaffuit; protzhebel, falsche 
laf'ettenschwanz; chassis de transport pour 
afut de place ou de cote. 

Bracket—trail, eng. Affuitstaa rt ; laf 

crosse daffut. -fettenschwanz; 

Bracket—trail—carriage, eng. Affuit 
met twee wangen ; wandla/fette; afï t 
à flasques, à deur flasques. 

Brackperle, f. hd. Onvolkomen parel; 
lens; loupe. 
Bracon, m. fr. Sluisdeurdrager, schuin 
diagonal brace, diagonal-sche sluisdeurstut; 
piece; strebeband. 
Bractéate, f. fr., Bracteate, eng.

V. blechmunze. 
Bractéole, f. fr. Afval of snippers van 
bladgoud; goldchips; goldabschnitzel (von 
goldblatchen). 
Brad, Plank—nail, eng. Vloerspijker, 
p tankspijker ; fussbodennagel, brettspieker 
spundennagel, dielennagel, verschlagnagel; clou 
h parquet, à planches. 

Brad—awl, eng. Schoenmakers bros, 
platte els (der zadelmakers), bros, dril (der 
geweermakers); vorstechort, bindahle, (ache 
able; broche, alène plate, poincon. 

Brague, f. fr. & eng. Voeg (bij timmerlieden); 
fuge. 
Brague, f. fr. Broeking, broek (kort 

touw dat aan ieder einde een blok heeft); 
span; brohk, brook, brubk. ® B. du 
gouvernail, borgstrop van het roer; 
rudder--breeching; ruderlichter. .— Broek 
(van 't kanon, om het terugspringen te beletten); 
breeching; bruhk, brook, brohk. v. 

brohk. 
Brai, m. fr. Harpuis, teer, pek, kool teerpek 
; rosin, common black pitch, residue 

of coal-tar; sch iffspech, gemeines scb warzes 
pech, kohlenteerpech. — B. naturel, 
aardpek; mineral pitch ( of Bastennes ); 

erdpech. 
Braid, eng. Lok, vlecht (bij wevers); 
flechtschnur; tresse. 

Braiding-machine, eng. Koord-, 
veterweefstoel ; schnurmaschine, bordenwirkerstuhl; 
métier à cordonnet, machine It 

lacets. 
Braie, f. fr. Rustbout, bout op de rust 
van een molen; joist; unterlegholz, erleicbterungsholz 
(einer windmiible). ^.. Presenningbroek, 
kraag ; coat; presenningbrohk, 
segeltuchskragen . — B. du gouvernail, 
kraag van 't roer; rudder-coat; brohk im 
bennegat. — v. aushängebogen. — 

V. fausso-braie. 

134 BRAILS --- 

Brails, pl. eng. Geitouwen, gordings, 
rabanden ; geitaue, gordinge, raabanden; 
cargues. 

Braise, f. fr. Gloed, kolengloed; glowing 
fire; gliihleuer. — Doove houtskolen, bak 

; quenched char-coal; ldscbkohle —-kerskolen 
Vive b., gloeiende asch ; live embers; 
glühende asche. 

Brake (break , hatchel) , engr. 
Braak, vlas -, hennepbraak; breche, brake, 
racke. (achs-, hanfbreche, handbreche; macque, 
brisoire, brisoir, broie, tillotte, machoire, 
chevalet. — (Convoy), remschoen, remblok 
(om de beweging van raderen te stuiten), 
remtoestel (aan locomotieven); bremse, 
bremsschwengel; plaque de frottement, (rein; 

V. railway-break. — (Handle or 
gigger of a pump). v. bascule de 
pompe, S. bascule. — Noodstal ; nothstall; 
travail. — Bakkerstrog; backtrog; 
hucbe, pét,rin. 
Brake (to) or to break, v. a. eng. 
Braken (vlas of hennep); brechen, brecheln; 
broyer, macquer, briser, teiller. 

Brake, f. hd., v. brake, eng. 1). 

Brake-man, Brake's man, eng. 
Wachter van den remtoestel (op spoorwegen); 
bremser, bremsenwarter; garde-freins. 

Braking, Breaking, Scutching, 
eng. Het braken, vlas -, henuepbraken ; das 
brechen,brecheln; broyage, macquage, teillage. 

Braking—machine, eng. Braak -, 
vlasbraakmachine; brech-, flachsbrechmaschine; 
broie mecanique, machine à broyer, à teiller. 

Bramah, m. fr. Schuifklep (der stoommachines): 
sliding-valve; gleitklappe. 
Kraan met 4 openingen; fourway-cock; hahn 
mit t ofnungen. 

Bramah—schloss, n. hd. Bramahslot 
; bramah-lock; serrure á pompe. 

Bramah's press, eng., Bramah' 
ache presse, f. hd. Pers van Bramah, 
hydraulische pers of waterpers; presse de 
Bramah, presse hydraulique ou hydrostatique. 

Brambrasse, f. hd. Brambras; topgallant-
brace; bras du perroquet. 
Bramfall, m. hd. Bramval ; top-sailhalliard; 
drisse du perroquet.. 
Bramraa, I. hd. Bramra ; main-topyard; 
vergde du perroquet. 
Bramsahlingen, f. pl. hd. Bramza 
topsail-trees; barres de perroquet,-lings ; 
croisettes. 

Bramschote, f. hd. Bramzeilschoot; 
sheet of the top-sail; ecoute du perroquet. 
Bramsegel, n. hd. Bram, bramzeil 

(boven 't marszeil); topsail; perroquet. 

Brarnsegelskiihlte, f. hd. Bram. 
zeilskoelte ; top gallant gale, loom gale, topgallant-
weather; temps a perroquet, vent 
frais, beau frais, bon frais. 

Branasegeltuch, n. hd. Bramzeilsdoek 
; single canvass; toile écrue. 
Bramstenge, f. hd. Bramsteng; topgallant-
mast; mat de perroquet. 
Bramstengenpardune, f. hd. Bram-

BRANCHE. 

stengepardoen ; back-stay of' the top-gallantmast; 
galbauban du perroquet. 
Bramstengenstag, M. hd. Bramsten 
top-gallant-stay; étai du perroquet.-gestag; 
Bramstengenwant, f. hd. Bram 
-stengewant;

top-gallant-shrouds; haubans 
du perroquet. 
Bran, eng. Zemelen ; kleie; son. 

B. de scie , m. fr. Zaagsel ; sawdust; 
sdgemehl. ~ B. de son, grofste zemelen; 
coarsest bran; grdbste kleie. 
Brancard, m. fr. Draagboom van een 
rijtuig; side ,side-piece, waggon-side; handle 
of a cart; tragbaum, schwungbaum; handhebe. 

Branchage, m. fr. Struikbout (voor 
mutsaards of legertakkenbossen); brush-wood; 
strauch holz. 

Branch, (Leg), eng. Been van een 
passer, passerbeen ; zirkelbein; branche d'un 
compas. ® Arm, blad, lepel van eene tang; 
zangenbe-in; branche de pince, de tenailles, 
de forceps, etc. r B. of a gothic 
vault, rib van een gothisch gewelf; rippe; 
nervure, cote. — v. branche. 

Branche, f. fr., v. branch i), 2). 
® B. de bouline, v. bow-linebridle. 
— B. de la chalne, schacht 
(indeeling) van den weversketting; shaft; 
schacht. ® B. d'un chandelier, 
schacht; shaft; schacht. — B. coudée, 
hals, gebogen arm (der bajonet); neck; hals, 
arm. — B. de Crosse, achterste beugelarm; 
back -end ; hinteres oder langes 
btigellacb. — B. de devant, voorste 
beugelarm ; fore-end; vorderes oder kurzes 
biigellaub. ~ B. (ou Attache) de la 
douille d'une lance, veer der lanspunt 
(die in (.1e schacht wordt ingelaten); prong; 
Ieder. ~ B. d'une épee, v. bow of 
a sword-hilt. — B. d'une épingle, 
speldeschacht; pin shaft; stecknadelschacht. 

B. d'un fer à cheval, tak van 
een hoefijzer; branch, quarter, side of a 
horse-shoe; arm, schen tel eitres hufeisens. 
® B. (ou Feuille) des forces, blad 
of arm der droogscheerdersschaar; blade; 
Blatt. ® B. mttle, v. Blatt 7). — B. 
(ou Feuille) femelle, tiger ; lowerblade 
of a pair of shears; lieger. s B. 
latérale, B en S (d'une monture 
de sabre), zij -beugel, S-stang; bar of the 
basket; seitenbiigel, S-stang. ~ B. d'un 
mors de bride, stang; cheek, branch; 
seitentheil. ~ B. d'un ouvrage a 
comes et á couronne, vleugel, arm 

van een gekroond hoornwerk ; branch, wing; 

arm, fldgel, fláibelseite, fli gellinie. ~ B. 
(grande) da grand ressort (de la 
platine d'un fusil), langstuk van de 

slagveer ; play-side, spring; schnellstuck, 

langes arm, langes ende. — Petite b., 
kortstuk der slagveer; stud-side, return; 
kurzes ende, kurzer theil. ® B. de la 

sous-garde (d'un fusil), arm van den 

trekkerbeugel ; arm, end of the trigger-guard; 
arm des bugellaubs.—B. de la romaine, 


BRANCH-BOARD 

V. balken an der schnellwage, s. 
balken. o B. d'une tranchée, v. 
approaches. — B. de tuyau d'alimentation, 
vereenigingsstuk van de voedingspomp 
; branch-pipe , branched pipe ; 
zweigrehre. — B. d'une vis de poin.. 
Lage, arm eener stelschroef; arm of an 
adjusting screw; arm einer stellscbraube. 
Branch-board, eng. Scheringdrager 
(plank met gaten aan den weefstoel); hals 
planche de collet. -brett, collebrett; 

Brancher V. a. fr: B. la bosse, den 
glasbol met de blaaspijp omdraaien ; to turn 
round the glass about to be blown; the glasblase 
herumdrehen, mit dein bolze im kreise 
zwingen. 

Bran—chest, eng. Zemelkist; kleiekasten; 
berniquet. 

Branch—line, eng. Zijtak (van een 
spoorweg); nebenlinie, zweiglinie, seitenlinie; 
embranchement. 

Branch—pipe, eng. Vertakkingspijp 
(der stoompijp); zweigrghre; tuyau d'embranchement, 
v. branche de tuyau 
d' alimentation, s. branche. 

Brand, m. hd. Rookende kool, ongare 

kool (der houtskoolmeilers) ; smoking or 

smoky coal; fumeron. — v. batch. — Bom 

granaatbuis; gezwindpijpje; fusee; fusée.-buis, 

Brand, Plate, eng. Loopplaat (lange 

vierkante scheen, waaruit de geweerloop 

gesmeed wordt); rohrschiene, bischsenbrand; 

maquette, lame. 

Brandbock, Feuerhund, Feuerboek, 
m. hd. Hengst, groot haard-of 
vuurijzer; andiron, dog, fire-dog, creeper, 
range, cobiron; cbenet, landier, batier. 

Brandeimer, m. hd. Brandemmer; 

,re-bucket; seau is ten. 

Brandeisen, n. hd. Kleine hengst of 

vuurijzer, vuurbok; low fire-dog; chevrette. 

Branden, v. n. hd. Branden, tegen 

eene falaise of steilen oever breken ; to 

break; briser, falaiser. 

Brander, m. hd. Brander, vuurschip, 

brandschip ; fire-ship; brálot. e B. einer 

bombe etc., v. Brand hd. 3) . 

Branderz, n. hd. Ontvlambaar erts; 
bituminous marl-slate, bituminous marlite; 

minérai inflammable. 

Brandfass, n. hd., v. baril á feu. 

Brandfest, adj. hd. Onverbrandbaar, 

vuurvast ; fire-proof; incombustible. 

Brandleeken, m. hd. Brandvlek (op 

bet porselein); stain from baking; coup de feu. 

Brandgeschmack, m. hd. Brandige 

smaak, empyreuma; empyreuma; empyreume. 

Brandhaken, m. hd. Brandhaak, af


houdspier (op schepen) ; fire-boon; boute 


dehors. 

Brandhemd, n. hd. Zwavelkleed, 

brandkleed, zak met vuurstoffen (aan boord); 

curtain; chemise è feu, chemise soufrée. 

Brandicht, adj. hd. Brandig (riekend 

of smakend), empyreumatisch ; empyreuma


tic; empyreumatique. 

BRANDY. 135 

Brandir, v. a. fr. Pinnen, oppinnen 
(twee stukken hout) ; to fasten, to nail; 
annageln, befestigen. 

Brandkasse, f. hd., v. brandeer. 
sicherungsanstalt. 

Brandkitt, m. hd. Onbrandbare mortel 
; cement to prevent the communication 
of fire; mortier incombustible. 

Brandkugel, f.hd.v.bombe creux. 

Brandleiter, f. hd. Brandladder; Ere

-

ladder; ëchelle d'incendie. 

Brandloch,n.hd.Gat, buisgat (van bom 
houwitsers); fusee-hole; oeil.-men, grenaten, 
Brandmal (innerliches), n. M. 
Inwendige verbranding; inustion; inustion. 
Brandmauer, f. hd. Brandmuur; party


wall, mean wall; mur mnitoyen. 

Brandpfeil, m. hd. Brandpil, vuurpijl 
; fire-arrow; flèche ardente, dard a feu. 
Brandprob e, f., (Probirgeschirr), 

n. hd. Bakproef (bij pottebakkers); sample 
of the baking, essaying-vessel; monstra, gyroscope 
— Proefkorrel, v. bouton 6). 
Brandrakete, f. hd. Brandraket, Congrevische 
vuurpijl ; Congreve's rocket; fusée 
incendiaire, fusée á la Congrève. 

Brandrichter, M. hd., v. brandbock. 
Brandröhre, f. hd. (einer bombe), 

V. brand, hd. 3). — Goot, trog (waardoor 
weleer op branders bet kruit naar de brandstoffen 
werd gevoerd); train-channel; dalla 
d'un brulot. 
Brandrost, m. hd. Rooster (der gieters); 
grate; grille. 

Brandruthe, t., Roststab, m. hd. 
Roosterspijl, roosterstaaf; bar of a fire-grate; 
barre on verge d'un gril. 

Brandschilfer, m. hd. Vette leisteen, 
aardpekaelitige schilfersteen ; coal-slate, bituininous 
shale; ardoise grasse, schiste bitumineux. 


Brandschiff, n. hd. , v. brander 1). 
Brandsilber, Kapellensilber, n. 
hd., v. argent de coupelle, s. argent. 

Brandsohle, f. hd. Binnenzool, tweede 
schoenzool ; inner sole; trépoint, trépolnte, 
semelle de dedans. 

Brandspitze, f. hd. Brandspuit; fireengine; 
pompe à feu. 

Brandthür, f. hd Branddeur; fireproo 
(door; porto de fer pour le cas d'incendie. 
Brandtuch,n. hd. Gezwaveld lijnwaad; 

sulfured cloth; toile soufrëe. 

Brandung, f. hd. Branding, tegenzee; 
breakers, surf; brisants, ressac. 

Brandversicherungsanstalt , f. 

Brandkasse, f. hd. Brandassurantie-kan


toor, brandkas ; fire-insurance-office; Baisse 

des incendies, fonds d'assurance pour les 

incendies. 

Brandwache, f. hd. Wachtschip , 

guard-ship; vaisseau de garde. 

Brandy, eng. Brandewijn, branntwein; 

eau-de-vie. — First running of b., 

First short, voorloop ; vorlauf; avant



 

136 BRANDZEUG -


coulant, première eau_de-vie. Second 
running of b., Faints, tweede brandewijn 
; nachlau f; repasse, seconde eau-devie, 
seconde. 

Brandzeug, n. hd. Gezwinde lont, 
gezwind pijpje (van vuurwerken); quickmatch; 
étoupilie. 

Branle, m. fr. Slingerwijdte, ruimte 
bij eene slingering doorloopen ; swinging; 
schwingungsraum. -Hangmat (aan boord); 
hammock; bhngematte. 

Branloire, f. fr. v. balgenstange. 

Branning, eng. Het bereiden der stofien 
in een zemelbad voor 't verven; scheckenbleiche, 
buntbleiche; passage, sonage. 

Branny, adj. eng, Zemelachtig ; kleiicht; 
de son. 
Brantea, eng. Zemelwater; kleien-abnul; 
eau de son. 
Brantub, eng. Schuurton (der spelden makers); 
scheuerPass, roll fas; Trottoir. 

a. Bras, m. fr. Arm, tak, zijstuk, etc.; 
arm, branch, side-piece, etc.; arm, zweig, 
seitensttick, etc. ® B. d'anere, v. arm 
of an anchor. — B. de balance, 
arm der balans; arc of the balance; arm 
der wage, V. brachia. B. d'avaloire, 
broekriemen (van een paardetuig); 
breech-part and loin-strap; kitzriemen. ~ 
B. de bas, Reeulement d'ava_ 
loire, keerriem, schoorrietn (van de broek 
des paardetuigs); breech part, body-part; anhaltriemen, 
umlaut, uurgang, schweissblatt. 
B. de chèvre, p1., bokkebeenen, 
de lange sparren schalken van een bok 
(werktuig om zware lasten op te heffen, 
masten in te zetten ot uit te lichten, etc.); 
spars or legs of sheers; bigues. e B. (en 
cuivre) d'excentrique, excentriekstang 
(der stoommachine); excentric rod; excentrikstange. 
-B. du haut d'avaloire, 
rugriem (van de broek des paarde 
loin-strap; rockriemen. -B. d'un-tuigs); 
levier, pl., hefboomsarmen ; arms or ends 
of a lever; hebelarme. - B. court du 
levier, korte heiboomsarm ; shorter end 
of the lever; zunge des hebels. - B. de 
limonière, gaffelboom; shaft; gabelbaum. 


B. de la manivelle, krukarm, 
arm ter verbinding van de krukas en drijfstang 
(der stoommachines); web; arm, bug, 
kurbelarm, krummzapfenarm, * kurbelbug.-
B, d'un moulin à vent, windbord 
van eene molenroede ; wind-arm, whip; 
windruthe. ~ B. de la puissance, 
arm der kracht (in de werktuigkunde); power-
arm; kraftarm. ~ B. de rappel, 
Rayon regulateur, manivelle du 
parallélogramme, trekstang of straalroede 
(die de beweging van 't parallellogram 
der stoommachines regelt), bridle-rod, radius-
bar, radius-rod; lenkstange, leitstange, 
gegenlenker. - B. d'une roue, Rais, 
speek, radspaak; spoke; radspeiche. - B. 
d'une scie, pl., armen, zet van Bene 
zaag; saw-frame; sdgegestel. 
BRASS. 

b. Bras, in. fr. Bras, v. Brace 6). 
~ B. de la civadière, biindzeilbras; 
sprit-sait-brace; trisse der blinde. ~ B. la 
de contre civadière, schuifblindebras; 
sprit-sail-brace; trisse der schiebblinde. -
B. du grand hunier, groote marsebras; 
main top-brace; grosse marsbrasse.-
B. du petit perroquet, voorbrambras; 
fore-top-gallant-brace; vorbrambrasse. ~ B. 
de la misaine, fokkebras ; fore-brace; 
fockbrasse. — B. du petit perroquet, 
voorbrambras ; fore-top-gallant-brace; vorbrambrasse. 
- B. du petit perroquet 
volant, boven-voorbrambras; foreroyal 
brace; obervorbrambrasse. ~ B. du 
perroquet de fougue, kruisbras; 
mizzen-top brace; kreuzbrasse. - B. du 
grand perroquet, groote brambras, 
main top-gallant-brace; grosse brambrasse.-
B. du grand perroquet volant, 
groote bovenbrambras; main royal brace.-
B. de la perruche, bovenkruiszeilsbras, 
grietjes-bras; mizzen-top-gallant-brace; kreuzbrambrasse. 
- B. de pie ou de come, 
piekeval; haliard of the bonnet; dresse du pie. 
~ B. de revers, v. b. du dessous du 
vent. — B. du vent, v b. du des.sus 
du vent. — B. du dessous du 
vent, B. de revers, lgbras; lee-brace; 
leebrasse.-B. du dessus du vent, B. 
du vent, loeibras; weather-brace; luvbrasse. 
® B. de la vergue sèche, 
bagiinrabras; cross-jack-brace; bagienbrasse. 
Braser, v. a. fr. wellen (door middel 

van een soldeersel aaneensmeden); to braze, 

to hard-solder, hartldthen. 

Brasier, eng., v. brazier. 

Brasiletholz, n. hd. hntillisch brazi


liehout, jamaïca-hout (minste soort van 

braz. hout); brazilette; brésillet. - v. bré


sillot. 

Brasilienholz, n. hd. Braziliehout, 

fernambuk ; brazil wood; brésil, bois de 

bresil. 

Brasque, (Poussier),in fr., Brasque, 
(Slack) eng. Pleister van klei en 
gestampte kolen (ter bekleeding van de 
smeltkroezen); gestube, o fengestube, kohlengestube.. 


Brasquer, v. a. fr. Met klei-en kolenstofpleister 
bekleeden (de smeltkroezen); 

to line with brasque, with charcoal-dust; mit 

gestiibe odor kohlenstaub ausfuttern. 

a. Brass, eng. Geel koper, latoen (meng 
koper en zink); gelbkupfer; laiton,-sel van 
cuivre jaune. ^ Cast b., gegoten messing; 
gussenessing; laiton de fonte. -Hard 
b., brons; bronze, hartguss; bronze.. B. 
in plates, messing in platen ; tafelmessing; 
laiton en table. _ Red b., (Tombae, 
Pinch-beek) , Pinsbek, rood messing, 
tombak (goudnabootsend mengsel van koper, 
tin en ijzer); rother messing, tombak, rothguss; 
tombac, pinchbecque, bronze. - Yellow 
b., B., messing, geel koper; messing; 
cuivre jaune. 


BRASS 

b. Brass, eng. Pot, kom, (waarin eene 
spil draait), tappenbed; pfanne, tap fenlager; 
crapaudine, collet, grain. 
Brassage, m. fr. (de la (oute). Het 
omroeren (der vloeiende metaalmengsels); 
stirring up, puddling; das umrubren. ~ 
Het bierbrouwen; brewing; das bierbrauen, 
brauen. — (Démêlage) Het oplossen der 
in 't mout vervatte dextrine en suiker van 
't mout, de omzetting van het daarin nog 
aanwezige zetmeel en dextrine in suiker 
en het gedeeltelijk stremmen der eiwitstof; 
mashing; das einmaiscben, eintaigen. 

Brassard, m. fr., v. armprotector. 

Brasse, f. hd. Bras, v. bras, b., ook 
brace 6). 

Brass-block (little), eng. Koperen 
klinkblokje der horlogemakers); messingkldtzchen; 
plot. 

Brass—clippings, pl. eng. Snippers 
of schroot van geel koper; schrotmnessing, 
krdtzmessing; mitraille de cuivre jaune. 

Brasséier, v. a. fr., v. brasser. 

Brasséiage, m. fr. Het brassen (der 
zeilen); bracing; das brassen. 
Brassen, v. a. hd., v. to brace 1). 
Brassenschenkel, m. hd. Brasscben


kel ; brace-pendent, pendeur de bras 

a. Brasser, V. a. Brouwen (bier); to 
brew; brauen. ~ De dextrine en suiker 
van 't mout oplossen, enz. (v. brassage 3); 
to mash the grains of malt; das malz einmaischen, 
eintaigen..® B. (la fonte), 
omroeren (het gesmolten metaal); to work, 
to puddle; umriihren. 
b. Brasser,v.a. fr.: B. (les vergues), 
V. to brace i). ~ B. à coifl'er, (a)
contre, à culer, ,etc. v. to brace s).—
B. a porter, a servir, v.to brace s). 
— B. au plus près, v. to brace 5). 
B. au vent, v. to brace 6).
B. a l'autre cSté, v. to brace 4). 
— B. carré on en Croix, vierkant 
brassen ; to square; vierkant brassen, ins 
kreuz brassen. — B. à l'autre bord, 
V. to brace 4). ~ B. sur le mat, 
V. to brace 2). 
Brasserie, f. fr Brouwerij; brewery, 
brew-house; brauerei, braubaus. 
Brasseur, m. fr. Brouwer, bierbrouwer; 
brewer; brauer. 
Brass-forge, eng. Geel-kopersmederj; 
messinghiitte; usine à laiton. 
Brass-founder, eng., v. bossetier 
2) . 

Brass-foundery, eng. Gieterf; messinggiesserei; 
fonderie de cuivre jaune. 
Brassin, m. fr. Brouwsel ; brewing; 
gebräue — Brouwketel ; brouwkuip ; brew


ingkeltle; brewer's tub; braukessel ; hrau


kupe, braukufe. 

Brassoir, m. fr. Roerstok, roerstang; 
rod. iron stick; braukriicke. 

Brass—plate—vat, eng. Bluscbvat voor 
't gloeiend koper; platzfass; cuve à éteindre 
le cuivre rouge. 

BRAUNKALK. 137 

Brass-solder, eng. Geelkopersoldeerset 
; messing-schlagloth; soudure de laiton. 
Brassure, Brasure, f. fr. Soldeernaad, 
welnaad; soldering; ldthstelle, ldtbung. 
Brass-wire, eng. Koper-, latoen -, mes 
kupfer-, messingdraht; til d'archal,-singdraad; 
de laiton. 

Brassy, Brazen, adj. eng. Geelkoperen, 
bronzen ; von erz; d'airain. 
Braten odor Rosten (der erze), 

n. hd. Het roosten (der ertsen); roastirti, 
calcining; grillage, torréfaction, rótissage. 
Bratfrischschmieden,n. hd. AfdrUving, 
loutering, bet frisschen (der metalen) 
door roosting; refining by roasting; affinage 
à rótissage. 

Bratspill, n., Ankerwinde, f. hd. 
Braadspit, rolspil (verplaatsbaar windas op 
koopvaardijschepen); windlass; virerau, virevaut, 
vindas. 

Brauen, v. a. hd., v. brasser a. 1). 
Brauer, m. hd., v. brasseur. 
Brauerei, f. hd., brasserie. 
Braugerathschaften, r. pl. Brou


wersgereedscbap; brewing-utensils; ustensiles 
de brasseur. 
Brauhaus, n. , Brauhof, m. hd. 

B ro u w h u i s ; V. brasserie. 
Braukessel, m. hd. v. brassin 9) . 
Braukri cke, f. hd., v. brassoir. 
Braukufe, Brauküpe, f. hd., v. 

brassin 2). 
Braun, adj. hd. Bruin; brown; bran. 
Braunbleierz, n. hd Phosphorzuur 

lood ; phosphate of lead; plomb phosphaté, 

phosphate de plomb. 
Brauneisenrahm, m., v. wad. 
Brauneisenstein, m. hd. Bruinijzer


erts of -steen, rood ijzererts; red iron-ore; 
fer oxydé rouge, hématite rouge. — Silberhaltiger 
b., zilverhoudend bruinijzererts, 
aardachtig bruin ijzerertsozyde; argentiferous 
earthy brown oxyd of iron-ore; mine 
de fer oxydé brune ou terreuse. 

Braunerz, n. hd. Bruinerts, met loodglans 
(galena) vermengd zwavelzuur zinkerts; 
sulphurated zink mixed with galena; 

mine de zinc sulfuré mêlé do galène. 
Braunfarben, n. hd. Het bruinverven 
; brown dye; teinture en brun. 
Braungeib, adj. hd. Bruingeel ; sorrel; 
saure, feuille-morte. 

Braunglas, n. hd. Moscovisch glas; 
stilpnosiderite, Muscovy-glass; mica follacé, 
verre de Moscovie. 

Braungrun, adj.hd.Bruingroen; brownish 
green; vert tirant sur Ie brun. 
Braunite, r. fr. & eng. Dichte zwart 
watervrij anderhalf mangaan -ijzersteen,ox 
yde ; hartmangan. 

Braunkalk, Braunspath, m. hd. 
Bruinkalk , bruin ijzerspaath , Frankforter 
glas ; brown spar, siderocalcite; spatb 
Brunissant, sidérocalcite. ~ Stangliger 
b., schaftvormige koolzure kalk; 
scape-formed carbonated calx; chaax earbo


12' 


138 BRAUNKOHLE -- BREAK-WATER. 


natée ferrifère capiforme. — Strahliger 
b., Strang ijzerspaath, Frankforter glas; 
spherosiderate; chaux Brune, spbérosiderate. 

Braunkohle, f. hd. Bruinkool, aard 
fossiel hout, ligniet; brown-coal;-aciltig 
houille Brune ou terreuse, lignite. 
Braunkohlenól, n. hd. Bruinkoololie; 
gyro-carbonic oil; huile pyrocarbonique. 

Braunmachen des eisens, Bronziren, 
Bruniren, n. hd. Het bronzen 
Evan 't ijzer; browning, bronzing; bronzage.

Braunmanganeserz, n. hd. Ronde 
schorl, titaniet; red schorl, titanite; schorl 
rouge, titanite. 

Braunroth, adj. hd. Bruinrood, kas 
reddish brown, brown-red, stam-tanjebruin; 
rouge-brun, brun rouge, mordoré. ^••-mel; 

V. englischroth. 
Braunspath, m. hd., v. bitter. 
sp ath, braunkalk. 
Braunstein, m. hd. Bruinsteen, manganesium, 
mangaan ; brown-stone, manganese; 
manganèse. — Piemontesischer 
b., schorlsteen, Piemonteesche bruinsteen; 
epidole; épidote. 

Braunsteinblende oder Glanz-. 
blende, t. hd. Z wavelinangaan, geoaydeerd 
metallisch nianganesium ; sulphuret of manganese; 
manganèse ozydé metalloïde, sulfure 
de manganèse. 

Braunsteinhaltig, adj. hd. Bruinsteen 
bevattend ; containing manganese; manganésien. 


Brause, f. W. Sprei, doorboord plaatje 

aan den mond der gieterpgp; rose of the wa


teringpot; porume d'arrosoir. ~ Opbrui


sing ; effervescence; effervescence.., 

Brauseerde, f. hd. Opbruisende klei; 

effervescing clay; argile ei%rvescente, argile 

rougeátre bitumineuse. 

Brausestein, m. hd. Schuim-of bruin


steen, zeolith; zeolite; zéolitbe. 

Bray (to), eng v. broyer s). 

Brayer, eng. Looper, wrujfkolf; ldu (er, 

reiber; broyon, molette. 

Braze (to), v. a. eng., v. braser.-

In brons werken ; in erz arbeiten: travailler 

en airaln. 

Brazen, adj . eng. V. brassy. 

Brazier, (Copper-founder), eng. 

Geelgieter, bronsgieter ; gelbgiesser, roth


giesser; fondeur en cuivre jaune. (Iron


monger) IJzerkooper ; eisenhdndler; fer


ronnier, Perron.~ (Coppersmith) Koper


slager; kesseler; chaudronnier. — (Brass


worker) Geelkoperslager; mnessingschldger, 

kaltschmied; dinandier. ~ Werkman in 

messing of geel koper; mnessingarbeiter; 

ouvrier de cuivre en jaune. •e• (t-irdler) 

Gordeirnaker; gurtler; ceinturier. 

Brazier's ware, Copper-ware, 

eng. Koperslagerswaren; kapfergeschirr; 

chaudronnerie. 

Brazil, Brazil-wood, eng. V. bra. 
silienholz. 
Brazillette, eng. v. brasiletholz. 

Breach, (Crack, Cleft), eng. Breuk, 
kloof, spleet, berst; bruch, spali; lente, 
crevasse, lézarde, escarre. ^ Bres ; bresche 
sturmlucke, wallbruch; brèche. 

Breach (to), to batter in breach, 

V. a. Bres schieten ; bresche legen; battre 
en brèche. 
Breadth, eng. Breedte; breite; largeur. 
~ V. lé. ~ Of unequal b., ongelijk 
breed (geweven); ungleich breit; douilleux. 

Break,eng.,v.brake 1).•—.brake s). 
~v.Railway-break.-(Paragraph) 
nieuwe regel (na geëindigden volzin, in 't 
schrijven of zetten), absatz, nette linie; alinéa. 

— Afbrekingsteeken (....); unterbrechungszeichen; 
marque d'interruption. — Aan 
(--); gedankenstrich; tiret. •^-dachtsstreep 
Giettap (der gegoten drukletter); gusszapfen, 
anguss; jet. --- B. (or Brisure) of the 
curtain, brisure of breking van decourtine; 

brechung des mittelwalls, innere brisure; 

brisure de courtine. — (Breaking card, 
Breaker) Grofkaarde (der machinale spinner 
ijen); vorkratze, grobkarde, reisskrempel; 
briseur, carde en gros. — v. eassemanage. 
~ v. bruch i o). 

Break (to), To break up, v. a. 
Breken, opbreken, openbreken; brechen; 
casser, romnpre, forcer, enforcer. — To b. 
bulk, beginnen te lossen, de lading opbreken 
; an(angen zu löschen; commencer á 
décharger un vaisseau, entamer la cargaison. 
• To b. flax and . hemp, v. 
to brake. — To b. ground, het 
anker lichten (en vertrekken); den anker 
lichten; lever l'ancre. 

Breakage, eng. Brekage, schade door 

breken; bruch; cassure. 

Breaker, eng., v. break 8). •. 
(Breaking-hammer) Breekiamer; 
bruchhamrner; marteau cassant. — (Key) 
Blinde klip; blinde klippe; brisant. 
Breakers, pl. v. brandung. 

Breaking,Beating (of flax, etc.), 

eng., V. ausklopfen. 

Breaking-machine, or Cutting 

machine, eng. Snijmachine (der machi


nale vlasspinnerij); schneidmaschine, ab


schneidmachine; machine à cooper le lin 

(avant le filage). 

Breaking-stoppers, pl. eng., v. 

bosses cassantes, s. bosse. 

Breaking-t001, eng. Afsteken (der 

pottendraaiers); abstosseisen; chapotin, écha


potin. 

Break—iron,Top—plate - iron,eng. 

Dekplaat (stalen plaat van den dubbelen 

beitel der bankschaaf); dec/cel, klappe, deck


platte; Per de dessus. 

Break-off, False breech , eng 

Staartschroef 'met de schijf (van een geweer-
. 

loop ; schwanzschraubenkappe, schwanz


schraube snit der scheibe; bascule. (2. 

Break-off-, nail, eng., v. breechnail 

Break-water, eng. Ankerwaker, waak


boei (kleinere boei aan een grootere beves



 

BREAM

tigd, als do kabel der laatste niet lang ge 
-noeg is);

ankerwdchter, ankerwacher, wachboje; 
seconde boude. - (Revêtement) 
Golfbreker (vóór eene haven, reele, enz.); 
wellenbrecher, ddnzrnung, damrn; revêtement, 
brise -lames. 

Bream (to) a plank, eng , v. eiree 
bohle bronnen, s. bohle. 
Breast (Middle, Swell, Bulge) 
of the nave, eng., v. bouge 1). 

Breast -and heel hoop, Middlenave-
hoop, eng. Donsring, band om 
den dom van een rad ; haufenring, innerer 
nabenring, speichenring; cordon de roue. 

Breast-beam, Front-roller, eng. 
Borstboom (van een weefstoel); brustbaum, 
vorderbaum; ensouple do devant. -Borsthout, 
borstboom (van een lintgetouw); brustbaum, 
brustbalken, brustholz; puitrinière.•n• 
Onbewegelijke borstboon (aan 't lakengetouw) 
; brustbaum; encouloir, encouloire, 
poitrinière. 

Breast-board, eng. Borstblad, borstplaat 
(bij verschillende handwerken); brustbrett, 
brustblatt; poitrail, ventre. 

Breast-casket, eng. Raband (om het 
zeil aan te slaan); raaband; raban d'envergure, 
de tétiere. 

Breast-chain, eng. Borstketting (aan 
een affuit); brustkette; chaine de retraite. 

Breast-collar, Breast-part, eng. 
Borstriem , borststuk (van 't paa.rdetuig) ; 
brustblatt, brustriemnen; poitrail, corps du 
poitrail. 

Breast-cushion, eng. Borstkussen 
(der passementwerkers, etc.) ; brustkissen; 
bretelle. 

Breast-drill, eng., v. bohrrolle. 
Breast-fast, eng. Kabelsjortouw, meer 
vastlegging van een-touw, vangl(jn) ter 
schip, enz.); landfestung; arnarre. 

Breast -harness, Poitrail-harness, 
eng. Borststuk met riemen, sielengeschwirr; 
harnais b. poitrails, á bricoles. 

Breast-hook, eng. Retireerhaak (van 
een affuit); brusthaken; crochet de retraite. 

(Fore-hook) Band onder de (scheeps-) 
kluizen; klasband, bugband, brustband; guirlande 
des écubiers. 

Breast-hoop, eng. Domring (van de 
radnaaf); hauEenring; cordon de roue. 
Breast-line, eng. Schipbrug, ponton


brug; pontonbrïccke; pont de pontons. 
Breast-part, eng., v. breast-collar. 
Breast-plate, eng. Borststuk van een 

kuras, borstharnas ; brustharnisch, bruststuck; 
corps de cuirasse, plastron. - Borstplaat 
(van den huzarenzadel) ; vorderzeug; 
poitrail. — V. bohrbrette. 

Breast-plate-body , eng. Halve 
springteugel; halbsprungriemen; fausse martingale. 


Breast-plate-neck-strap,eng. Zij stuk, 
groote riem (des huzarenzadels); seitenrttick, 
grosser riemen; cóié de droite, montan 
t de droite. 

--- BRECHEN. 139 

Breast-plow, eng. Zoden ploeg, afsteekploeg; 
torfstecher, for fstechel, abstechpflug; 
espèce de charrue employée a peter 
la tourbe, degazonnoire. 

Breast-rail, eng. Regeling, leier (van 
de scheepsverschansing); regelring; lisse. 

Breast-strap, eng. Riem der gareelspanen 
; kummtgurtriemen; courroie servant 
à lier les deur parties intéreures des attèles. 

Breast-transom,eng. Frontkalf, voor 
affuit); stirnriegel; entretoise de-kalf (van 't 
volée, de devant. 

Breast-transom-bolt, eng. Bout 
van 't voorkalf ; stirnriegelbolzen; boulon 
d'assernblage it l'.entretoise de devant. 

Breast-wall, Retaining wall, 

eng. Schoormuur, steunmuur; schiitzmauer, 

sttitzmauer; mum de soutenement. 

Breast-wheel , Breast-waterwheel, 
eng. Molenrad waarbij het water 
op het iniddeldeel der borden of schoepen 
valt, middeislagrad; kropfrad, mrnittelschldgiges 
rad; roue de cótd, roue à volets. 

Breast-work, (Parapet),eng. Borstwering; 
brustwehr, schulterwehr; parapet. 

-B. of casks filled with earth, 
borstwering van aardtonnen ; brustwehr van 
fdssern; tonnelade. - B. of gabions, 
schauskorfwerk , borstwering van schanskorven 
; brustwehr von schanzkörben; gabioti 
nade. gabionnage, parapet en gabionnade. 
~ (Bulk-heads , Wainscot). De 
schotten reet hun snijwerk (weleer aan 
boord); schoft, schotting; cloison, cloisonnage, 
fronteau. After-breast-work 
of the fore castle, henneschot van den 
bak ; henneschott, hinteres schott der back; 
arrière-fronteau du gaillard d'avant. ~ 
Fore-breast-work of the forecastle, 
Voorschot van den bak ; vorderes 
schoft der back; avant-fronteau du gaillard 
d'avant. - B. of the poop, schot van 
de hut; schott der hotte; fronteau de la 
duuette. — B. of the quarter-deck, 
schot van 't halfdek of de schans ; schott 
der schanze, der steuerptlicht; fronteau de 
gaillard d'arrière. 
Brechbetel, in., Stemmeisen , n., 
Stechbeutel, m. hd. Breekbeitel; ripping-
chisel, former, goats- foot; pied de chèvre, 
fermoir à nez rond. 

Breche, f. hd., v. brake 1). o 
Scherm , vuurscherm (der smeden , etc.) ; 
screen; écran. 

Brèche, t. fr., v. breach -2) . 
Brechdeissel, m. hd. Groote dissel; 
ripping adz; grande erminette. 
Brecheisen, n. hd. Breekijzer, koe 
ijzeren handboom ; crow, iron-claw,-voet, 
hand-spike, iron-lever, crow-bar, goat's foot; 

pied de chèvre, pince, levier de Eer, verdillon. 
Brechen, v. a. hd., v. to break 1). 
-, v. to brake ~ Breken, straal 

bewerken; to refract; réfracter. o-breking 
(Den bruch reit seidenfaden 
durchziehen), de uit liet verfbad ko



140 BREMMEN 

mende lakens vouwen en ze met zijde merken 
; to fold; fauder. — v. n. Breken ; to 
break; se dépecer. — Ueber sick b., 
boven zijn hoofd werken (bij mijnwerkers); 
to work upwards; travailler au dessus de sol. 

Brechen (einer vegetabilischen 
fiL ssigkeit), n. hd. Vlokkigheid (bij chemisten); 
flocculence; tiocculence. 

Brechend, Lichtbrechend, adj. 
hd. Straalbrekend ; refracting; réfringent. 
~ v. distractif. 

Brecher, Wellenbrecher, m. hd., 

v. break-water 2). 
Breehkaammer, m. hd. Breekhamer, 
moker; pick-hammer, granite-hammer; grelet, 
tètu. 

Breehkamm, Reifkamm, m. hd. 
Breekkam. voor 't kaarden ; habec, scribblingcard; 
plaqueresse, plaquereuse. 

Brechmaschine, f. hd., v. breaking-
machine. 
Brechmeissel, m. hd., v. brechbetel. 
Breehmiihle, f. hd. Stampmolen, 
beukmolen ; stamping-mill; moulin à pilons. 
Brechpunkt, m. hd. Straalbrekings 

punt; point of refraction; point de réfraetïon. 
Brechstange, f. hd., v. brecheisen. 
Brechstrahlen, m. pl. hd. Breekbare 

of voor breking vatbare stralen ; refrangible 
rays; rayons réfrangibles. 
Brechung, f. hd. Breking, afwijking 
(der stralen); refraction, aberration; réfraction, 
intexion. 
Brechungsebene, f. hd. Straalbre. 
kingsvlak; plan of re flexion; plan de réfraction. 
Brechungswinkel, m. hd. Straal 
angle of refraction; angle de-brekingshoek ; 
réfraction. 
Breehzange, f. hd. Breektang; pincer; 
tenailles à crocs recourbés. 

Brechzeug, n. hd. Breektuig, breekgereedschap; 
toals to break open; ferrements. 
Bree, f. fr. Hamerbeslag; garnishment 
of a hammer; eisenbeschlag eines hammers. 
Breech, eng., v. bodenstuck. —, 

V. breech-end. — B., B.-pin, 
Plug, Tail-pin, eng. Staartschroef (van 
een geweer) ; schwanzschraube; culasse. — 
Chambered b. , Chamberplug, 
Patent-breeching, eng. kamerstaartschroef 
; kammerschwanzschraube; culasse à 
de, culasse chambrée. ~ False b., v. 
break-off. ~ Female b., Female 
screw of the breech, staartschroef 
V. bofte taraudée, s. bofte.-moer, 
~ B. of a knee-timber, buitenbocht 
van een kromhout; ausserer winkel, hacke 
eines krummholzes; angle extérieur dun 
bols courbé. 
Breech—end, Chamber (of mus 
-ket—barrels),

eng. Staartstuk (van een 
geweerloop), kruitkamer; pulverkammer, pul 
tonnerre (du canon). -versack; 
Breecher, m. eng. v. barrel-breecher. 


BREEZE. 

Breeching, eng. Broeking, garen strop, 

V. brague, td art. 1). — B. (of a 
wheel-harness), broek met staartriem; 
hinterzeug mit umlaub; avaloire avec croupière. 
Breeching—chain, eng. Keerkettinkje 
(bij de lamoenbespanning); aufhaltkettchen; 
chaine de reculement. 

Breeching-irons, Breechingloops 
, Breeching-rings , pl. eng. 
Ringen aan den Engelschen lamoendissel; 

dsen (zum einschnallen des umlaufs des jjabelpferds); 
anneaux à la partie posterieure des 
bras de limonière anglaise (servant à retenir 
la voiture dans les descentes). 

Breeching—loop, eng B roekin gring 
(van 't affuit); henkeltraube, bse (zure durchziehen 
des taues der brohk); anneau de brague. 

Breeching—turn—backs, eng. Keer 
umlaufstrippen; bouts du bras-riemeinden ; 
du bas. 
Breech—mouldings (of the gun), 
eng. Versterking der kulas of broeking; ver 
-stdrkung oder zierrathen des stosses' der 
kanone; cut de-lampe. 

Breech—nail, eng. Kruisschroef, kulasschroef 
; kreuzschraube; vis de culasse. 
(False breech-screw, Breakoff—
nail) Schroef of pin van 't staartstuk; 

kreuzschraube (bei (linten mit der bascule); 

vis de dessus. 

Breech-nail-boss, eng. v. boute 

-rolle %) . 

Breech-nail-hole, or Breechscrew 
- hole, eng. Kruisschroefgat (in de 
trekkerplaat van sommige geweren); kreuzschraubenloch; 
trou taraudé à la pièce de 

détente. 
Breech -part and loin-strap (of 
breeching), eng. v. bras d'avaloire. 

Breech-part of the breeching, 
eng., v. bras du bas. 

Breech -pin, eng., v. Breech ij. 

Breech-screw, eng., v. breechnail. 
Breech-screw-hole,eng.,v.breech


nail-hole. 

Breech sight (of a gun), eng. 

Vizier, mikknop; visir; cran de mire, visière. 
Breech-worker, eng. Staartschroefinzetter; 
rohrenschrauber; enculasseur. 

Breech-wrench, Tap-wrench, 
Wrench, eng. Wringijzer, schroefsleutel 
tot losschroeven, zet, zetijzer; winde-eisen, 
wendeisen, drehschlïcssel; lou rne-à-gauche. 

a. Breeze, Light airs, pl. eng. 
Koelte, bries; kuhlte, brise; frais, vent frais, 
brise. — Light b., Cat's paw, 
luchtje, koeltje, labberbramzeiiskoelte; leichte 
brise; très-petit frais, petit frail° ~ Fine 
b., bramzeilskoelte, labberkoelte; bram_ 
segelskuhlte; jou, beau frais. — Freshb., 
frissche koelte, marszeilskoelte ; top-sail-wind; 
marssegelwind. ~ Strong b., stijve koelte 
of bries, gereefde marszeilskoelte; steife brise; 
grand frais. 

BREEZE ---- BIRENNEN. 141 

b. Breeze, eng. Steenkoolsintels en 
gruis ; kleine ausgebrannte steinkohle and 
gross; cendre de houille et gazette. 
Breefoek, m. hd. Breefok, waarloos 
zeil, noodzeil; jack-sail; voile de fortune. 
Breegang, m. hd. Breegang ; strake 
between the channel-wale and gunnel; bordage 
de nabord. 

Bref, m . f r., V. brève tij. 

Brei, m. hd. Boekbinderspap ; paste; 
bouillie. — Krgtgrond der vergulders (mengsel 
van Spaansch-krijt, suiker en gom); 
paste; é pa rgn e. 

Breiartig, adj. hd. Brijachtig, pappig 

(bij papiermakers); papescent; pulpeux. 

Breit (lief, Hoch), adj. hd. Breed, 
diep, hoog ; large, deep, high; de profondeur, 
d'épaisseur, de hauteur. (von buc istaben), 
vet, dik ; fat-faced; gras. — V. 
breadth 2) . 

Breitbeil, n. hd., v. addice. 

Breite, f. hd. Breedte, wijdte; breadth, 

width; largeur. — v. le. — Breedte, 

machtigheid (eener mijnader); breadth (of a 

lode); largeur, puissance, diamètre d'un filon. 

— Muurvak; breadth; pan. — Plat (des 
sabels) ; flat; plat. ~ Breedte, grootste 
wijdte van een schip ; main breadth of a 
ship; largeur principale d'un vaisseau. 
Astronomische, geographische breedte ; latitude; 
latitude. 
Breiteisen, n. hd. Puntige vierkante 
beeldhouwers beitel ; carver's chisel; hongnette, 
fer à retondre. 

Breiten, v. a. lid. Bijzetten (een zeil); 
to brace a sail in when the wind veers aft; 

border, brasser. 

Breitenblick, m. hd. Hoogte en machtigheid 
eener ertsbedding; height and breadth 
of a bed; hauteur et puissance d'un gite. 

Breitenkreis, m. hd. Breedtecirkel, 
parallel ; cercle of latitude; cercle de latitude. 

Breitenweithaue, f. hd. Mijnwerkers-
houweel, pikhouweel; pick-axe; hoyau, 
pioche. 

Breitetisch, m. hd. Uitspreitafel (der 

spinnerijen); spreading-table; table à étaler. 

Breitgold, n. hd., v. blattgold. 

Breithammer, m. hd. Plethamer; 
flatting-ha7nrner; aplatissoir, v. aplatissoire. 
— Platteerhamer, forneerhamer; 
inlay-hammer; marteau á plaquer. 

Breitholz, Halbholz, n. hd., v. 

bols miplat on méplat, s. bois. 

Breitmaul, n. hd. Breed gebekte 

schuiftang; slide-vice; tenaille à large bouche. 

Breitsehlager, m. hd. Platklopper 

(van de oogeinden der naalden); flattener; 

palmeur. 

Breitstahl, Glattbetel, m. hd., 

V. biseau 3) . 
Brêlage, iii. fr. Bevestiging (van de 
deelen eener schipbrug) door kabellijnen; 
lashing and racking; befestigung durch 
schetirleine. 

Brêler, v. a. fr. Vastsjorren, samen


binden (de schipbrugdeelen); to lash and 
rack; rödeln, rdteln. — B. un cordage, 
een touw (met een span- of pakstok) aan 

to woold, to rack a rope; einen strang-halen ; 
anziehen. — V. to brace down. 

Brelle, f. fr. Kort en smal houtvlot 
(omtrent het vierde van een gewoon vlot); 
quarter-raft; viertellldsse, nothfloss, gebinde. 

Breloque, f. fr., v. berloeke. 
Bremerblau, n. hd., v. bleu de 
Brême. 

Brommer, m. hd. Mijnwandholte (wandindieping 
in de mijnschacht, ter opneming 
van twee man, om 't naar-boven-werken 
van 't gedolven erts te bespoedigen); shamble; 
puits peu profond pour y placer deur hommes. 
Bremmerschacht, m. hd. Mijn 

shaft with-schacht met wandindiepingen ; 

shambles; puits de mine à etages. 

Brems, t. hd., v. bremse i). 

Bremsdynamometer, m. hd., v. 

appareil dynamique, s. appareil. 

Bremse (Brems), f. hd., v. brake 2). 

V. barnacles. — (Bremsenvorrichtung) 
. Remtoestel (aan locomotieven); 
break, brake; (rein, enrayage. — Bremse 
(selbstwirkende),v.railway-break. 
Bremsen, V. a. hd. Remmen; to put 
on the drag-chain, to break, to trig a wheel; 

enrayer, ensaboter, faire agir le frein. v. 
aufsteeken. 
Bremsenwarter, Bremser, m. hd., 

v. brake-man. 
Bremsklotz, n. hd. Remblok, rem. 
schoen (voor wagenraderen) ; drag, block 
for brake; calle, frein, sabot. v. brake 2). 

Brennarbeit, f. hd., v. assaying 
by the copple. 
Brennbar, Entzundlich, adj. hd. 
Verbrandbaar ; combustible; combustible, inliaminable. 


Brennbarkeit, Entzi ndlichkeit, 
f. hd. Verbrandbaarheid; combustibleness; 
combustibilité. 

Brennblase, f. hd., v. alambic. 

Brenneisen, n. hd. , v. brandeisen. 
— Brandmes (der hoefsmeden) 
faring-iron; couteau de feu. 

Brennen, (Backen), n. hd. Het bak


ken (inzonderheid van aardewerk, klinkers, 

etc.); baking, burning; cuite, recuite. — 

Het staalmaker, verstaling; converting into 

steel; aciération. — Het zengen, roosten of 

gladmaken (der weefsels); singeing; grillage. 

~ Gloeiing, verkalking; calcination; calei


nation. ~ Het stoken, branden (van jene


ver, etc.); distillation; distillation. 

Brennen, V. a. hd. Bakken (aardewerk, 
dakpannen, enz.); to burn, to bake; cuire, 
recuire. — Verstalen ; to convert into steel; 
aciérer. — Zengen, afbranden (de stoffen); 
to singe; griller. — Verkalken ; to calcinate; 
calciner. — Stoken (sterke dranken); 
to distill, to still; distiller. — Uitgloeien, 

v. to bake. — Branden, uitgloeien (staal), 
to anneal; V. adoucir 3). — Branden (ko



 ] 42 BRENNER 

len); to make charcoal, to char; faire du 
cliarbon. — Branden, gaar maken (eene 
plank), v. sine bohle bronnen, s. 
bohle. ~ V. auslohen. 

Brenner, (Ziegelbrenner), in. hd. 
Steenbakker; pannenbakker; stoker (van een 
steen-of pannenbakkersoven); brick-maker; 
tile.maker; burner; briquetier; tuilier; 
cuiseur. — Brander stoker (van jenever, 
enz.); distiller, extracter; distillateur, brtleur. 
~ Stoker, ovenstoker; poker, raker; tiseur, 
attiseur. — Brander, gasbek ; burner, gasburner; 
bec, bec de gaz. 

Brennerei, f., Brennhaus, n. hd. 
Branderij, stokerij ; distillery, stillatory; dis 
-tillerie. 

Brennglas, n., Brennlinse, f. hd. 
Brandglas ; burning glass, burning lense; 
verre ardent, lentille. 

Brennhaus, n. hd., V. brennerei. 
— Smelterij, gieterij ; casting-house; 
fonderie. 

Brennhelm, m. hd., V. blasenhut. 
Brennholz, n. hd. Brandhout; firewood, 
fuel; bols de chaufiage, bois à brûler. 
B rennkapsel, f., Brennkasten, 

m. hd., v. kapsel. 
Brennkolben, m. hd., v. abziehblase, 
alambic. 
Brennlinie, f. hd. Brandlijn ; caustic 
curve; courbe caustique. 
Brennlinse, f. hd., v. brennglas. 
Brennluft, f. hd. Ontbrandbare, ont


vlambare lucht; inflammable, accendible air; 
air inflammable. 

Brennmaterial, n., Feuerung, 
Feurung, f. hd. Brandstof; firing, fuel, 
fire-wood; combustible, chauffage. 

Brennmesser, n. hd., V. brenneisen 
2) . 
-
Brennmittel, n. pl. hd., v. brennmaterial. 
Brennofen, m. hd. Stook-, vuuroven; 
oven, kiln, furnace, burning- or baking-oven; 

four, poêle. ^ (Rostofen, Röstschuppen), 
roostoven (voor 't erts) ; 
roasting-furnace; fourneau de grillage. 

Brennpunkt, m . hd. Brandpunt; focus, 
focal point; foyer. 
Brennpfanue, f. hd. Smeltkroes; 
crucible, melting-pot; creuset. 

Brennsilber, n. hd. Metaalmengsel 
voor 't verzilveren van koper, brandzilver; 
amalgama for copper-silvering; mélange mdtallique 
pour argenter sur cuivre. 

Brennspiegel, m. hd. Brandspiegel; 
burning glass; miroir ardent. 

Brennstahl, m. hd. Cementstaal, brandstaal, 
blaarstaal; steel of cementation; acier 
de cémentation. 

Brennstofl', m. hd., V. brennma


terial. — Brandstof , ontbrandingsstof,, 
brandbaar beginsel, phlogiston (volgens het 
chemisch stelsel van Stahl) ; phlogislon; 
phlogiston, phlogistique. 

Brennstoffhaltig, adj. hd. Brand


f • 

BRETTERMUHLE. 

stofboudend, phlogistisch; phlogistic; phlogistique. 


Brennstofleer, adj . hd. Van ontbrandbare 
stof beroofd ; dephlogisticated; déphlo gistiqué. 


Brennung, f. hd. Verbranding (in do 
chemie); ustion; ustion. 
Brennweite, f. hd. Brandpuntsafstand; 
focal distance; distance du foyer. 

Brennzeug, n. hd. Gereedschap tot 
overhaling; distilling tools; vaisseaux pour 
distiller. 

Brennte, f. hd. Tobbetje, kuipje, vlootje; 
Title tub; baquet. 

Brennzhärze, n. p1. hd. Brandharsen ; 
pyretines, pyrogenated resins; pyrétine, résines 
pyrogénées. 

Brennzlich, adj . hd. Brandig, brandig 
riekend of smakend ; empyreumatic; empyreumatique. 


Brequin,m. fr.,v.bohrerschneide. 
Breschbatterie, f. hd., v. batterie 

de brèche, S. batterie d. 
Bresche, f. hd., v. breach A) , 3) . 
Brésil, m fr., v. brasilienholz. 
Bresiller, v. a. fr. In kleine stukjes 

breken, kleinsnijden, verbrokkelen, verbrijzelen 
; to break into small pieces, to cut small; 
klein brechen, klein hauen. — Met brazi. 
liehout verven ; to dye with brazil-wood; 
snit brasilienholz fkrben. 

Brésillet, m. fr., v. brasiletholz. 
•o B. bátard, V. bresillot. 

Brésillot, Brésillet batard, m. fr. 
Braziliëthout, onecht braziliehout ; false 
brazil-wood; undcbtes brasilienholz. 

Bresses, f. pl. fr. IJzermanden (voor 
gebroken ijzer); baskets; eisenkorbe. 

Breta^uder, v. a. fr. Ongelijk scheren 
(het laken); to cut or clip unevenly; ungleich 
scheren 

Bretelie, f. fr. Borstkussen (der passementwerkers); 
breast cushion; brustkissen. 

Trekhaam (der schuittrekkers); men's 
harness (for towing boats); baiskuppel, halskoppel 
(am zugseile). Draagriem, draagband 
(van 't geweer); shoulderbelt; wehrgehenk. 


Brett, n. (Diole, f.), hd. Plank, deel; 
board, plank; ais, planche. Plank (om 
iets op te zetten); boekenplank; shelf, row; 
tablette, rayon. — Trede, voetplankje (der 
gewone drukpers); foot-step; plancher, planchette. 
— V. plot. ~ v. tuile, 2). dm 
Dünnes b., v. batten, 1). 

Bretté, adj., Per b., fr. getande 
schaafbeitel ; toothed plane-iron; zahneisen. 
Outil b., getand werktuig; serrated 

tool; zahnhammer, zahnmeissel, etc. 

Bretteler ou Bretter, v. a. fr. Tanden, 
intanden, van tanden voorzien; to make 
teeth, to scratch; zahnen. 

Bretterdach, n. hd. Planken dak; 
roof of planks; toit de planches. 
Brettermühle, t. hd Zaagmolen;

.

saw mill; moulin à stier. 


BRRETTERVERBINDUNG -- BRIDE. 143 

Bretterverbindung, f. hd. Plan-Brevetage, m. fr , v. alealizing., 
kenverbinding ; commissure; assemblage de Breveté, in. fr. Geoctrooieerde, ocpia 
nches. trooihouder; patentee; patentinhaber, privile-

Bretterverkleidung, f., Bretter-girter. 
werk n. einer wind muhle , hd. Brevier, Long primer, eng. Gar-
Planken bekleeding van een windmolen ; mond (drukletter) ; corpus oder gasmond, 
enclosure of boards of a windmill; boussage. jungfer, kleine teu felschri ft, jungferantiqua; 

Bretterversehlag, m. hd. Beschot, petit texte, petit romain. 
schot; partition-board; dol son. Brézian (fin), m. fr. Soort van Duitsch 
Bretterwerk, n. hd., v. bretter-staal; kind of German steel; art Deutscher 
verkleidung. stahl. 
Brettklotz, n. hd. Z ware vloerbalk, Brick, eng. Baksteen, klinker; backstein, 
steekbalkdrager; strong joist; doubleau. gebrannter stein, ziegelstein; brique. 

Brettmeister , m. hd. Schoen- of Brick (to), eng., v. briqueter. 
kleermakers-meesterknecht (die bij eene Brick, Brie, Brigg, m. fr. Brik 
weduwe de plaats des meesters bekleedt); (groot vaartuig met twee vierkant getuigde 
cutter. out; maitre-garcon. masten); brig; brigg. 

Brettnagel, m. hd. Vloer-, plankspij-Brieke, f. hd. Kleine plank; small board; 
ker; board-nail, plank-nail; clou à planche, petit ais, petite planche. 
clou a parquet. Bricking, eng., v. briquetage. 

Brettsage, Sehrots ge, Dielen-Brick-kiln, eng. Steenbakkerij ; ziesage, 
f. hd. Plankenzaag, kraanzaag; whip-gelbrennerei, ziegelofen; briqueterie, four á 
saw, long-saw, pit saw; scie à refendre, scie brique. 
de scieur de long. Brick-laying, eng. Het metselen en 

Brettsäger, Brettschneider, m. bestraten met baksteenen of klinkers ; das 
hd. Plankenzager; sawer, sawyer; scieur de mauern and pflastern mit ziegeln; art de 
long maconner avec des briques, de poser les 

Brettspieker,m.hd., v. brettnagel. briques. 

Brettures, f. pl. fr. Tanden (van een Brick-maker, Burner, eng. Steengetand 
werktuig); teeth; zähne. -Tand-bakker ; ziegelbrenner, brenner; briquetier. 
strepen, tandkerven ; notches; zabnstriche, Brick-masonry, eng. Metselwerk van 
zahnstreifen. baksteen ; backsteinmauerung; maconnerie 

Breuvet, m. fr. Lijmwater, gomwater de briques. 
(bi lakenbereiders); size, lime-water; leim-Brick-nogging, eng. Het oprichten 
wasser. van een muur met eene rij staanders of 

Brève, f. fr. Product eener enkele posten, wier tusschenruimten met baksteen 
counting, aflevering; delivery of money; bemetseld zijn ; ziegelmauerung einer fachmunzablieferung. 
® (Bref) Schetsteeke-wand (zwischen sl aindern and riegeln der 

ning der aansnoering (bij 't weven van ge-wand); pose des briques entre les panneaux 
figureerde stoffen (vgl. anschnurung, d'un mur. 
armure 2)); draught and cording, draught Brick-work, eng. Metselwerk van 
and tie-up; zettel, part. baksteen ; mauerwerk von backsteinen; ma-

Brevet, m. fr. Brevet, patent; patent; connerie en briques. 
patent. ~ B. d'importation, invoe-Bricole de canonnier, Bricole 
ringspatent, -octrooi ; patent for importation; de manoeuvres, f. fr. Trekzeel, trekeinfuhrpatent. 
-B. d'in.vention, uit riem (ter voorttrekking van de kanonnen); 

octrooi voor eene uitvinding;-vindingspatent, men's harness (for dragging guns); halskoppatent 
for invention; patent fur eine erfin-pel mit zugseil, avancirstrick, zughulfe mit 
dung. _ B. de perfectionnement, zugtau. 
octrooi. voor verbetering (eener uitvinding); Bricoteau, Abricoteau, m. fr. 
patent for improvement; patent fur eine ver Weverslatten, treden van 't weefgetouw; 

Kuipbad, verfbad, verfkuip,-besserung. •• cooper, couper; trittbrett, weberlatte, konterkleurvocht 
; liquor, mixture of dyeing in-marscb, tummler, obertritt. 
gredients; kupenl,ad. ~ Faire le b., Bride, f. fr. Toom, teugel, hoofdstel ; 
Asseoir, garnir, monter la cuve, bridle; zaum. ® Buiging, kromming der 
de kuip bijzetten (van al 't noodige voor-buizen of pijpen ; flanch of pipes; biegung 
zien) ; to prepare the liquor; das kiipenbad der riihren. ® Keelband, oorbaud (aan mutmachen. 
® Manier le b., het kuipbad sen, enz.); bridle; zaum. ~ Klemhaak (der 
(met de hand) onderzoeken ; to examine the timmerlieden) ; hook; klammerhaken. •.• 
liquor; das küpenbad untersuchen. •• Ring (van 't slot); ring; ring. Strop der 
Ouvrir 1e b., de kleur van bet verfbad drijfstang (van stoommachines); bow, strop; 
onderzoeken, door een gedeelte daarvan uit bugel. - B. du bassinet de Ia piade 
kuip te nemen ; to take out from the tine, oog van de pan (des geweers); hamliquor, 
to try the liquor; etwas von dem mer-bridle; pfannenarm. Verbindingsranbade 
herausfassen, die farbe des bades pri -den ( van een zandvorm ) ; cotter-plates; 
fen. ® v. breuvet. verbindungs-vorsprunge. ~ B. ou Chapi



144 BRIDER 

teau (d'une machine à forer) , 
ijzeren opzetstuk , dat den geweerloop 
bij 't boren in de juiste richting houdt; 
bridge; oberpfanne, aufsat.z. - B. d'étrier 
(d'un essieu en fer), koppelplaat, asband; 
coupling-plate; achszwin ge, fugezwinge, 
ziehbandsteg. - B. ou Collier d'excentrique, 
beugel of strop van 't ex


centriek (der stooinmacbine); eccentric brassbelt, 
eccentric hoop, eccentric ring; halsring 
des excentriks, excentrikbugel, excentrikreifen. 
~ B. de noix (d'une platine 
de fusil), stoelel, neutdeksel; bridle; studel, 
nussdeckel, stuhl. ~ B. du parallelogramme, 
leiroede, koppelstang (der 
stoommachine); conducting rod, radius-bar, 
parallel-motions-trap; leitstange. ® B. de 
porteur, de sous-verge, de cavalerie, 
stangteugel ; bridle of artillery-harness, 
cavalry-bridle; stangenzaum. 

Brider, V. a. fr. Kruisen, knijpen, 
eenen knijper opzetten ; to seize, to make 
a seizing; kreuzen, eine kreuzung machen. 

— B. les canons, de stukken sjorren 
(aan boord); to lash, to seize the canons; 
die stücke sorren. ~ B. (Fourrer une 
ancre), een anker bekleeden ; to serve an 
anchor; einen anker zukleiden oder schaadden. 
- B. Panere Bontre le bord, 
een anker aan 't boord vastsjorren ; to stow 
the anchor on the bow; to seize the anchor 
with the shank-painter; den anker mit der 
riistleine befestigen. 
Bridge, eng. Brug; brïccke; pont. -
Arched b., boogbrug ; bogenbrucke; 
pont á arches. ~ Bascule bridge, 
wipbrug; schwengelbrfccke; pont levis à bascule. 
~ Fixed or permanent b., 
vaste brug ; feste oder stehende brucke; pont 
permanent, pont dormant. ~ Movable 
b., beweeglijke brug, pont, schuif-, gierbrug 
; bewegliche brucke; pont mobile, bac 
ordinaire, bac b traille, pont volant, pont 
de radeaux. - Skew b., scheeve brug; 
schiefe brïccke; pont oblique ou biais. 
Temporary b., noodbrug ; f uchtige 
brucke, nothbrucke, spannwerk; pont provisoire, 
pont de circonstances. - Tubular 
b., buisbrug; rdhrenbri cke; pont formé 
par un tube prismatique. — B. for the 
assault of field-works, stormbrug, 
Congrevische rolbrug; sturmbrficke, Congrevesche 
rollbrucke; pont pour donner )'assaut 
aux ouvrages de campagne. - Bridge 
of boats, Boat-bridge, schipbrug; 
schi ffbrucke; pont de bateaux. - B. of 
boards, steigervloer, steigerbrug; lauf 
geriest; pont d'écbafaudage. - B. of a 
boring-maohine, v. bride ou chapiteau, 
S. bride. — B. of communication, 
gemeenschapsbrug, communicatiebrug 
(over schansgrachten); grabenbelie/
ce; pont pour traverser les fossés des 
ouvrages de fortification. ~ B. of piles, 

V. pile-bridge. ~ B. on rafts, v. 
raft-bridge. ^ B. on trestles, v. 
BRIDON. 

trestle-bridge. ~ B. or Trepan 
of the vat, metalen roede over de koperdraden 
der papiervormen ; nuhdraht, steg; 
pontuseau, rossignol. - B. or Dam, 
vlakke steen, onder welken het afoopgat 
van den smeltoven wordt opengestoken ; stichwand, 
schlackendamm, wallstein; dame. 

Bridge-board, eng. Trapwang (waarop 
de treden en de leuning eener trap rusten); 
treppenwange, wanges limon. 

Bridge-building, eng. Bruggenbouw; 
bricckenbau; construction des pouts. 
Bridge-equipment,eng.,v.bridgetrain. 


Bridge-gutter, eng. Houten dakgoot; 
hólzerne dachrinne; canon de gouttière en bols. 
Bridge-head, eng. Bruggenhoofd; 

brilckenkop f, bruckenschanze; tête de pont. 

Bridge-piler, eng. Brugpilaar, grondpilaar, 
jukpaal ; br2 ckenp fahl, jochp fahl, 
grundp fahi; pilotis, pilot. 

Bridge-stone, eng. Deksteen van de 
goot vóór de huisdeur; pflasterstein in der 
Bosse, gossenstein, gassenstein; contre-jumelle. 

Bridge-train , Bridge-equipment, 
Pontoon train, eng. Pontontrein, 
brugtrein, benoodigdheden voor eene 
brug; bracken-equipage, brïcckenzug, pontontrain, 
pontonbruckenzug, schiffbruckenzug; 

équipage de pont. 

Bridle, eng. V. bride 1) . ® v. 
bride 3). — V. bride i i). — Schoorbalkje, 
klein Sint-Andrieskruis; kleiner 
streckbalken; guetton. -Krammetje in een 

slot, dat de schoot of tong vasthoudt ; studel, 
riegel; picolet, cramponnet. ~ B. of artillery-
harness, v. bride de por 

s. bride i 4) .-teur, 
Bridle-bit,eng., v. bit of a bridle, 
s. bit. 
Bridle-hand, eng. Teugelband, linkerhand 
des ruiters; zegelhand, faust; main 
de la bride. 

Bridle-head-stall, eng. Hoofdstel 
des teugels; hauptgestell des zaumes; tétière. 

Bridle-pin, eng. Stoedelschroef, 
schroef van 't neutdeksel (van 't geweerslot); 
studelschraube; vis de la bride de noix. 

Bridle-pinhole, eng., v. bridlescrew 
hole. 
Bridle-rein, eng. Teugel ; zegel; rénes, 
paire de rênes bouclées. 
Bridle-rods (of Watt's parallellogram), 
eng., v. bras de rappel, 

S. bras. 
Bridle-screw-hole, eng. Gat der 
stoedelsch roef ; studelschraubenloch; trou de 
la vis de gáchette. 

Bridle-stud, eng. Stoedelstift ; studelstift; 
pivot de la bride. 
Bridon (Filet),m., fr.v. bridoon. 

B. d'abreuvoir, watertrens; wateringsnaffle, 
watering-bridle, common-snaffle; wassertrense. 
~ B. de manège, B. ordinaire, 
schooltrens; riding-school-snaffle; 
arbeitstrense, scbultrense. 


BRIDOON -- 

Bridoon, (Snaffle) ,eng. Trens; trense; 
bridon, filet. •® Onderlegtrens (bij de rij-en 
handpaarden der artillerie); unterlegetrense; 
filet de porteur et, de sous-verge. v . bridon. 

Bridure, f. fr., v. amarrage bridé. 
~B. de rose, rozekruising; rose-lashing; 
rosenkreuzung. 

Briefbeschwerer,Briefhalter,m. 
hd. Papierdrukker (metalen of marmeren 
voorwerp, waarmede men brieven of andere 
papieren bezwaart, om 't verstrooien te beletten) 
; letter-presser, note presser, paperweight; 
plomb t papier. 

Briefcouvert, n. hd. Brievencouvert 
of -omslag; envelope; letter-cover; enveloppe 
de lettres. 

Briefeouvertmasehine, f. hd. Machine 
voor brievencouverts of -omslagen; envelope-
machine; machine is faire des enveloppes. 

Briefhalter, m. hd., v. briefbesehwerer. 


Briefmaler,m. hd., v.kartenmaler. 

Briefnadeln, f. pl. hd. Speldenbrief, 

de op papier gestoken spelden; paper-pins, 
sheet pins; épingles boutées. 
Briefpapier, n. hd. Postpapier ; letterpaper; 
papier a lettres. 
Briefstempel, m. hd. Postmerk (op 

brieven); post-stamp; timbre de is poste. 

Briese, Brise, f. hd., v. breeze a. 

Brifier, m. fr., v. bleieinfassung. 

Brig, m. fr., v. brick, fr. 

Brigadier, m. fr. Brigadier (graad 

bij de ruiterij, gelijkstaande met dien van 

korporaal bij 't voetvolk). Voorste man, 

voorman, eerste matroos in eene boot., bri


gadier; fore-man; vormann. 

Brigantin, m. fr. Brigantijn (klein 
onoverdekt tweemast-vaartuig) berkantijnbrik 
; brigantine; brigantine. 


Brigantine, f. fr. Prikzeil ; groote 
bezaan ; brig's mainboom-sail; briggsegel. 
Brigantine, f. hd. & eng., v. bri


gantin. 

Brigg, m. fr., v. brick, fr. 

Brillant, m. fr. & hd. Briljant, dia 

welks bovenvlak eene tafel met facet--mant 

ten heeft. brilliant. 

Brillanter, fr., Brillantiren, hd., 

V. a. Diamanten tot briljanten slijpen ; to cut 
diamonds into brilliants or into angles; to 
brilliant. 
Brille, f. hd. Lunette, bril, klein ravelijn 
; lunette, lunet; lunette. 
Brilleneinfassung, f., Brillen 


hd. Bril-ge1iuse, Brillengestell, n. lekas, 
invatting van een tril ; spectacle-frame, 
frame of a pair of spectacles; eba'sse ou 
monture de lunettes. 


Brillenfutteral, n. hd. Brillenhuisje, 
brilledoos ; spectacle-case; étui on holte à 
lunettes. 
Brillengehäuse, -gestell, n. hd., 


V. brilleneinfassung. 
Brillengewolbe, n. hd. Brilgewelf ; 
lunette-vault; voute a lunettes. 


BRION. 145 

Brillenglas, m. hd. Brilleglas; spectacle-
glass; verre de (ou à) lunettes. 
Brillenstahl, m. hd. Brillenstaal; 
spectacle-steel; acier a lunettes. 
Brillenzirkel, m. hd. Diktepasser; 
double-bowed callipers , caliber-compasses; 

compas à lunettes. 
Brilliant, eng., v. brillant. ~ To 
brilliant, v. brillanter. 

Brillofen, ni. hd. Smeltoven met twee 
alloopgaten boven elkander; spectacle-furnace; 
fourneau a lunettes, fourneau 1e deux 
yeux et a deux traces. 

Brillonet, m. hd. y eng. Half-briljant; 
demi-brillant. 
Brim, eng. Aanslag (eener klok); Isranz; 
panse. 
Brim (to), v. a. Randen, v. border, 
fr. ® Den rand omklopp^n (bij kopersla 

einbecken; rabattre Ie bord.-gers); 

Brim-plate, eng., V. bordblech. 

Brimbale, Bringueballe, Bas


cule on Levier de pompe, in. Pompzwengel; 
(bij zeelieden) kruk, giek of gek 
van de pomp; brake or handle of a pump, 
gigger; pumpenschwengel, pumpenstake. 

Brim-stone, eng. Zwavel ; schwe fel; 
soufre. 
Brimstone-cane, Roll-brimstone,
eng.Z wavelpij p, pijpzwavel; schwe fel 
soufre en canons, canons de soufre.-stange; 

Brin, m. fr. Draad garen, enz.; thread; 

Paden. ~ Gehekeld vlas, gehekelde hennep; 

hackled flax, hemp; hecbeiflachs, hecbelhemp. 

— Premier, second b., hennep of 
vlas van de eerste qualiteit, kol ; van de 
tweede qualiteit, snuit; hemp or flax of 
first, second quality; bant oiler oaths von 
erster, zweiter qualitdt. ® v. bois du 
brin, s. bois. ® v. mat de brin, s. 
mat. — Brins de boil, m. pl. Rijs, 
rijshout, wiephout (lange en dunne takken 
voor de mutsaards; brush wood; strauchbolz. 
Brin d'estoc, m. fr. Springstok, pols; 

leaping-pole; springstock, springstange. 

Brine, eng. Pekel, gezouten water; 

salzsoole, salzwasser; saumure, eau salée. 

Brine—pump, eng. Zoutwaterpomp 

(van den stoomketel); pomp van Maudsley; 

salzwasserpumpe; Maudsleypumpe; pompe 

Maudsley, pompe d'exhaustion (employée 

pour dviter l'obstruction de la chaudiére. 

Bring down (to), To smelt, v. a. 

Smelten (bij metaalgieters); schmelzen; fon


dre, liquéfier, opérer la fusion. 

Bringueballe, f. fr., v. brimbale. 

Bring up (to), V. a. the melting 

pots, eng. De smeltkroezen tot de kers 

gloeihitte brengen ; die schmelztiegel-roode 
kirschroth gliehend machen; donner aux 
creusets la chaleur dite chaude au rougecerise. 


Brink, eng., v. biquet 2). 

Brion, Ringeot, m. fr. Voorsteven


knie; fore-foot, hea(; anlauf, unterlauf zum 

vorsteven, kinnback. 


146 BR,IQUAILLONS 

Briquaillons, m. pl. fr. Baksteen 


stukken, stukken van metselsteenen voor 

gietvormen ; rubbish of bricks; backstein


stiícke, backsteinscbutt. 

Brique, f. fr., v. brick i). — B. 
blanche ou refractaire, vuurvaste, 
vuurbestendige steen ; fine-brick. kiln•brick; 
feuerfester stein, cha(r)motte oder schamot testein, 
porzellanziegel, ofenziegel. ~ B. 
bouillie, geheel verglaasde en saamge-, 
smolten steen; burr; geschmolzener, zusammengeflossener 
ziegel. B. (posée) de 
champ, baksteen op zijn kant of smalle 
zijde ; brick laid on edge; auf die bohe kante 
gestelter ziegel. • • B. creuse, holle bak 

hollow or tubular brick; hohlziegel.-steen ; 

— B. crue, B. séchée á fair, 
leemsteen, niet gebakken metselsteen ; airdried-
brick, unburnt brick; luftziegel, lebmstein, 
lehmpatzen, igyptischer ziegel. 
B. cuite, baksteen, gebakken metselsteen; 
burnt brick; backstein. — B. hollan-daise, 
klinker; dutch brick, flemish brick, 
clinker; klinker. — B. de parement, 
in den dag komende steen ; facing brick; 
blendziegel. ® B. réfraetaire, v. b. 
blanche. ®B. séchee á fair, v. b. 
crue. ~ v. mouler _?); haie. ® Briques 
vertes, v. bleichsteine. 
Briquet, m. fr. Kram-(in een slot); 
cramp, tie; nusshand. ® v. backen am 
schraubstock, s. backen. ® Vuurstaal, 
vuurslag; steel; feuerstahl, Stahl. •^ 
Vuurtuig, elk werktuig om vuur te maken, 
toriderdoos, enz.; tinder-box; feuerzeug. -

B. chémique, oxygéné, phosphorique, 
chemisch geoxygeneerd, phosphorvuurtuig; 
chemical, oxymuriatic matches, 
phosphorus-box; chemisches, oxygenirtes, 
phosphor-feuerzeug. 
Briquetage, m. fr. Metselwerk van 
bakst.eenen; brick-work; backsteinmauer. — 
Als baksteenwerk geverfde muur ; bricking; 
nachgemachte backsteinarbeit. 

Briqueté, adj. fr. Baksteenkleurig; 
tile-colored; tiegelfarbig. 

Briqueter, v. a. fr. Baksteen werk met 
verf nabootsen; to brick; auf backsteinart 
bemalen. 

Briqueterie, f. fr., v. brick-kiln. 

Briquetier,m. fr., v. brick-maker. 

Briquette de houille, de tan, f. 

fr. Baksteenvormige stukken brandstof van 
kolengruis en klei, van run en turfmolm; 

brick made with coal-dust, patent-fuel; tan 
cake, brick made with refuse of tan; geformter 
steinkoblkuchen; lohkuchen, lohballen. 

Brisant, m. fr., v. breaker 3). — 
Brisants, m. pi. fr., v. brandung. 

Brisauder, V. a. fr. De eerste kaarding 
(aan 't laken) geven; to give the first 
carding; den ersten krdmpel geben. 

Brise, f. fr. & hd., v. breeze. — B. 
carabinée ou forcée, zeng, zeer harde 
wind; strong or hard gale; schwerer wind. 

—


 BROACH. 

Brise—glace, m. fr. IJsbreker, ijsbok, 
ijsbeer; ice-breaker, ice-guard; eisbrecher. 
Brise-lames, m fr., v. breakwater 
2). 

Brise-mariage, Coupe- mariage, 
Purge mariage, m. fr. Inrichting ter 
vertelping van de slecht getweernde zijde; 

contrivance for mending the silk badly twist


ed; vorrichtung die berm zwirnen schlecht 
eingelaufene seide abzureissen. 

Briser, v. a. fr. (du lin, du chanvre), 
V. to brake. ® B. (la laine), 
kaarden; to card, to comb; kriimpeln. 

V. branden. — Se b., springen, ontploffen 
(van bommen, enz.); to burst, to 
shiver; zerplatzen, zeespringen. 
Brises, f. p1. fr. Splinters; splinters; 
splitter, bruche. 
Briseur, m., Carde en gros, f. fr. 
Grofkaarde, v. break 0). 
Briseuse, Drousse, Droussette, 

f. fr. Scbrobbelmachine, vetmachine (eerste 
kaardmachine der machinale wolspinnerijen, 
waardoor de wol in breede, dunne watten 
wordt uitgespreid); scribbler, scribblsng- or 
sibbling-engine; schrubbelmaschine, reisskrempel. 
Bristle, eng. Stijf, stug baar; strafjes 
haar; poll rolde. 

Bristol-paper, Ivory-paper, eng., 
Bristol papier, Elfenbein -papp0, 
Isabey-papier, n. hd. Bristolpapier 
(soort van gelijmd fijn karton voor 
schetsen, teekeningen, etc.); carton ivoire. 

Bristol—stone, eng. Bristolsche steen, 
onechte diamant van Bristol; undchter diamant 
von Bristol; happelourde de Bristol. 

Brisur, hd., Beisure, fr f. Breuk, 
berst, knak ; crack, flaw. ® (Lioube) 
Klucht, kluft (driehoekige inlating in een 
mast, enz.); triangular notch; kluft; V. M t 
a beisure. — (Face de beisure) 
Gebroken face of front (vestingfront met inspringenden 
boek); broken face; gebrochene 
face. ® B. de la courtine, brisure of 
gebroken face der courtine ; break or brisure 
in the curtain; brechung des mittelwalls, 
inhere brisur. 

Britannia, m. fr., Britannia-metal, 
eng., Britannia-m.etall, n. hd. 
Brittannia-rnet.aal, Engelsch-metaal (zilver 

spiesglans, zink-kleurig alliëersel van tin, 
en koper, of alleen van 10 deelen tin en 
1 deel spiesglans). 

Britch, eng., v. bodenstUck 1). 
Brittle, adj. eng. Bros en hard als 
glas ; glashart, spróde; dor et cassant. 
Brittleness, eng. Brosheid, breek 
sprddigkeit, zerbrechlichkeit; fra--baarheid; 
gilité. 

Broach, eng.,v broche, alésoir o.). 
Dames-borstnaald, broche ; vorsteck- oder 
busennadel; broche. ~ Kelderboor, fret 
weinstecher; persoir. 

Broach (to), v. a. eng., v. aufreiben 
1), aufráumen 1), aléser 1). 


 

BROAD AXE— BROMIDE . 


Broad axe, eng., v. addice.Broekenmessing, n. hd. Messing in 
Broad pendant, Cornet, eng. zware platen ; strong plates of brass; laiton 

 

breede drijvende wimpel, standaard (alsonderscheidingsteeken van 't schip des be

 


 

velvoerders) ; stander, topstander, grosser 

 

wimpel; guidon, cornette.

 

Broadside, eng. Zijde (van 't schip);

 

seite; cóté, flanc. — Volle laag ; volle lage;

 

bordée. — (Broad-sheet), v. bogenform 
3).

 


Broad-ways, Sheet of twelves,

 

eng. Langwerpig duodecimo- (12°) formaat 
querduuodez; in-douze oblong.

 

 

Brocade, eng , Brocart, m. fr.

 

Brocade, zijdestof met opgewerkte bloemen

 

in zilver of goud; brokat.

 

Broche, f. fr; Schoenmakersbros; shoe


maker's pegging-awl, broach, awl, brad awl.

 

— Stift, sleutelstift (in een slot); pin, stem, 


gudgeon; dorp, stift. ~ Spil (van een 

 

spinnewiel); spindle; spindel. ~ v. bob

 


bin 1). — Tap (van een radspaak); tongue 


tenon; felgenzapfen, zapfen. — (Fausset,

 

Fosset, Dusil, Dusi) Zwikje (in een 

 

vat); peg, quill, faucet, spigot; zapfen. —

 

Breinaald; knitting;-needle; stricknadel. ^•
Dril (der geweermakers); brad-awl; senkkol

 


ben, dorp. ® B. earrée, vierkante bros

 

of dril ; square mortice-chisel; vierkantiger

 

lochmeissel. — B. pointue, puntboor;
pointed mortice•ciiisel; vorzeichenmeissel.,

 


spitzmeissel. — B. ronde, ronde tap; 

 

round mortice-chisel; runddorn, feildorn. —

 

B. d' un blanc, ijzeren punt van eene 


schietschijf; tack; zweck, scheibennagel.,

en plaques épaisses. 
. Brockenperle, f. hd. Niet zuiver 
ronde parel ; ragged pearl; perle baroque. 

Brockenstahi, Rosenstahl, m. 
hd. Rozestaal ; rose-steel, superfine-steel; 
acier is la rose, acier de carme. 

Brodeur, m., hd. Metaal-uitwaseming; 
metallic exhalation; exhalaison métallique. 

Brodeur, m. Ame (du métier à 
bas) f. fr. Naaldboom (ijzeren stang, waar aan 
de naalden van een kousen -weefgetouw 
bevestigd zijn); needle-bar, needle-stick; 
nadelstab. 

Brodform, f. hd., v. baking-tin. 

Brodknete-maschine, f. hd. Mechanische 
broodbakkerij ; machine to knead 
bread; boulangerie mécanique. 

Brodschneidmaschine, f. hd. Machine 
voor 't broodsnijder; machine for cutting 
bread; machine pour couper Ie pain 
en tranches. 

Brodwinner, Treiber, m.hd. Broodwinner, 
(doorgaans) broodwinder (een bijzeil); 
driver; paille en cul, tape-cul. v. bon— 
nette maillée. 

Brodwinnerfall, m. hd. Piekeval, 
val der bonnetten of broodwinders; driverhalfballs; 
drisse du pia, drisse de la paille 
en cul. 

Brodzucker, m. hd. Broodsuiker (zeer 
zuivere, witte suiker) ; clay-sugar; sucre 
terré, sucre tété. 

Brohk, m. hd. Broek, broeking, v. 

scheibenzapfen. — IJzeren veer (aan de brague. — B. (von segeltuch), 
draaibank); pike; dorp. — Spil (van een v. braie 2) . — B. zum aufholen der

 

vuurpijlvorm); spindle; darn, warzendorn. —sehif 'e, broeking tot ophaling der schepen;

 

(GOUjon) IJzeren pin (van een tentmast;large span used in dock-yards to haul a

 

spike; dorre. ® (Flu.te, Navette) soort ship up; brague à tirer un vaisseau à terre. 
van schietspoel der tapijtwevers); flute; fliete.— B. in der ausfüttering der

 
Broehé, adj. fr. Doorwerkt, gebro-stuckpforten, mamiering in de valpoorcbeerd 
; figured, embossed; durchwirkt. ten ; canvass hose in the false ports; manche 

Métier du b,, weefstoel voor gebro

 


cheerde stoffen; embossing loom; durchwirk

 


webstuhl. — Ingenaaid (van boeken); stitch

 


ed; broscbirt.
Brocher, v. a. Doorwerken, brocbee

 


ren (gouden, zilveren of zijden draden door

 

de stoffen heen- er) weer steken); to work 

 

a stuff with gold, silk, etc., to figure; durch

 


wirken, broschiren. — Breien (mutsen, kou

 


sen, etc.); to knit; stricken. ® Innaaien

 

een boek); to stitch; broschiren. — Opzet

 


ten (den speldeknop), v. ankopfen. 

 

Brochette, f. fr. Klokgietersmaatstok;

 

caliber, reglet; glockenmass. — Knoopma

 


kerspriem ; small pin; speller, spreissel.

 

Brocheur, m. fr. Innaaier van boeken;

 

stitcher; biieherhafter.

 

Brochoir, ni. fr. Hoefhamer, beslag 

 


bamer, smidsklinkbamer; smith's shoeing

 


hammer; niethammer.

dans les faux-sabords. ®B. der besahn, 
besaangeitouw, nokdempgording ; throat broil 
of the mixen; grande cargue d'artimon. •i 

B. im hennegat, v. braie 3) . ^• 
B. der kanone, v. brague 3) . 
Broie, f. fr., v. brake 1). 
Brokat, m. lid., v. brocade. 
Brokatpapier, Metallpapier, n. 
hd. Metaalpapier, papier met gouden grond; 

brocaded paper; papier is fond d'or. 
Broken off, eng ., v. abgebrochen. 
Brom, n. hd.. Brome, eng. & fr. m. 

Bromium, broom, een metalloïde of half. 
metaal van zeer onaangenamen reuk. 
Bromate, m. fr. & eng. Broomzuur 

zout; bromsaures salt. 
Brome, V. brom. 
Bromgold,n . hd. Bromiumgoud, broom


goud; bromide of gold; bromure d'or. 
Bromide, eng. Bromiumverbinding; 

Broeken, n., Klamme, f. hd. Steun, bromverbindung, brommetall; bromure. 
drager van den pottebakkerskoker (v. ga-B. of carbon, broomkoolstof; bromhoh

 


zette); prop of the saggar; accot, appui.lenstofi'; bromure de carbone. ~ B. of 


145. BROMIUM -- BROUETTER. 
gold, v. bromgold. e B. of mag 
nesium,broommagnesium ;brommagnesium; 
bromure de magnesium. — B. of man-ganese, 
broommangaan ; manganbromur; 
bromure de manganèse. — B. of platina, 
broomplatina; bromplatin; bromure de platine. 
— B. of potassium, broompotassium 
; bromkalium; bromure de potassium. 

Bromium, n. hd., v. brom. 
Bromkalium, n. hd., v. bromide 
of potassium. 
Bromkohlenstoff, m. hd., v. bromide 
of carbon. 

Bromkohlenwasserstof, m. hd. 
Waterhoudend broomkoolstof ; hydrobromide 
of carbon; hydrobromure de carbone. 

Brommagnesium, n. hd., v. bro


mide of magnesium. 
Brommetall, n. hd., v. bromide. 
Bromplatin, n. hd., v. bromide 

of platina. 
Bromsäure, f. hd., v. acide bromique. 
Bromure, f. fr., v. bromide. 

B. de carbone, etc. v. bromide of 
carbon, etc. 
Bromverbindung, f. hd., v. bromide. 
Bronchoir, m. fr. Vouwtafel voor 't 
laken, enz.; folding-table; falttafel, falttisch. 
Brontometer,eng., Brontomètre, 

m. fr. Dondermeter (werktuig om den graad 
der dampkrings-electriciteit bij een onweder 
waar te nemen); donnermesser. 
Bronzage, m. fr. Het bronzen ; bronzing; 
das bronziren (v. bronzer 1)). 
Het bruineeren, bronzen ; browning, bronzing; 
das brtiniren, braunmachen, braunbeizen 
(v. bronzer 2). 

Bronze, K Brons (metaalmengsel van 
koper met tin en andere metalen), klokspijs, 
gietspecie, kanonmetaal, metaal. ~ B. à 
canon, m. fr. Kanonmetaal; gun-metal; 
kanonenmetall, stuckgut. ~ B. a cloches, 
klokspijs, klokspecie ; bell-metal; glockenbronze, 
glockengut, glockenspeise. — B. 
doré, verguld brons; gilt bronze; vergoldetes 
bronze. ® B. moulu ou à bronzer, 
bronspoeder; bronze-powder; bronzirpulver, 
bronzirbronze. — B. verni, gevernist 
brons; varnished bronze; gefirniste bronzewaaren. 
— Fondeur en b., sur b., 

V. bossetier 2). 
Bronze, eng. Bronzen stand- of borst 
(hetzij een oorspronkelijk antiek of eene-beeld 
kopie daarvan) ;bronzene figur;figure de bronze. 
Bronze (to),v. a. eng., v. bronzer 1). 
Bronze-powder,eng., v. bronze 5). 
Bronzer, v. a. fr. Bronzen (het voor 

brons geven aan voorwerpen, die-komen van 
geen brons zijn); to bronze, to brace over; 
bronziren, bruniren. — Bruineeren, bronzen 
(het ijzer); to brown; bruniren, braunmacben, 
braunbeizen, Braun anlaufen lassen. 
~ Zwart verven (stoffen); to dye black; 
Schwarz flrben. 

Bronzeschmuek, m. hd. onechte, 
als brons vergulde kleinoodiën ; bronzejewelry; 
bijouterie dorée. 

Bronzevergoldung, f. hd. Brons

-

vergulding ;wash-gilding,water-gilding; dorure 

sur bronze. 

Bronzewaaren,f.pl.hd.,v.bronze d).

Bronzing, eng., v. bronzage. 

Bronzirbronze, f. hd.,v.bronze 5). 

Bronziren, V. a. hd., v. bronzer i). 

Bronzirpulver, n. hd.,v. bronze 5) . 

Bronzirvergoldung, f.hd.,v.bronzevergo 
ldung. 

Bronzit,m. hd., Bronzite,f. fr. & eng. 
Bronziet (verscheidenheid van smaragdiet. 

Brook, eng., v. brohk. 

Broquette, f. fr. Klein spijkertje niet 
ronden kop, tapijtnageltje; tack, small nail; 
zweck, tapetennagel, kammzweck, wasser 
-schwimmer. 

Bros, in. fr. Vreemd lichaam, vreemde 
stof in het kaartpapier ; flaw; fremder kbrper 
in dein kartepapier. 

Brosehiren,v. a. hd.,v.brocherl),3). 

Brossage, n. fr. Het borstelen ; brushing; 
das borsten. — B. a la vapeur, 
borsteling met stoom ; brushing with steam; 
das barsten mit wasserdampfe. — B. a 
mouille, á sec, natte, droge borsteling; 
wet, dry brushing; das nasse, trockene borsten. 

Brosse, f. fr. Borstel, schuier; brush; 
biirste. — Kwast, verf-, schilder-, lijm -, 
witkwast; brush; quast, pinsel. ® B. a 
l'apprêt, B. de toedeur, droogscheer 

borstel. rouwborstel; napping-brush;-ders 
rautibiirste, tuchschererburste. ® B. a 
goudron, a goudronner, teerkwast; 
tar-brush; theerquast. — B. d'imprimerie, 
loopborstel (voor de drukvormen); 
letter-brush;waschburste, bucbdruckerburste. 

— B. a tirer (des épreuves), afklopborstel 
; brush for striking (proofs); abziehbiirste, 
abklopfbtirste. ® `direr une 
épreuve avee la brosse, eene proef 
met den borstel afkloppen; to strike off a 
proof by the brush; einen probebogen ahklohfen, 
abziehen. 
Brosser, v. a. fr. Borstelen ; to brush; 
biirsten.—B. a la vapeur, á mouillé, 
a see, v. brossage, 2), 3). 

Brossier, Vergetier, m. fr. Borstelmaker; 
brush-maker; bürstenbinder. 

Brossure, f. fr. Met den borstel opgedragen 
verf of kleur; color put on with 
the brush; mit der biirste aufgetragene farbe. 

Brou, m. fr. Bolster, sloester (inzonderheid 
van okkernoten); walnut-husk or 
-peel; grime nussschale. 

Brouette, f. fr. Kruiwagen ; wheelbarrow; 
schiebwagen, schubkarren, laufkarren. 
® B. á deux roues, stootwagen, 
handwagen ; hand-cart; ( zweirddriger) 
handkarren, stosskarren. 

Brouetter, v. a. fr. Kruien, met den 
kruiwagen vervoeren ; to wheel, to cart; im 
schubkarren abfahren. 


BROUHI 

Bro uhi, Broui, m. fr., v. blaseröhrchen. 
Brouillard : Papier b., m fr., v. 
blotting-paper. 

Broutage, m. fr. Het inbijten, opspringen 
(van den schaafbeitel, draaibeitel, 
etc.); vibrating, niril; das einreissen ; scbnarren, 
zittorn. 

Brouter, v. a. fr. Trillen, opspringen, 
inbijten ; to niril, to vibrate, to shake; schaarren, 
zittern; einreissen (v. broutage). 

Broutille, f. fr., V. abholz. 
Brow-band, Front-band, eng. 
Voorhoofdriem van de trens; stirnriemen; 

frontal. 

Brown (to) , eng., v. bronzer 2) . 

Brown clay-iron-ore, Brown 
clay-iron-stone, eng. Klei ijzersteerf, 
okerachtige klei; brauner thorreisenstein, 
thoniger brauneisenstein; argile ocreuse. 

Brown-coal, eng., V. braunkohle. 

Browning, eng., V. bronzage 2). 

Brown iron-ore,Prismati.c iron


ore, Hydrate of iron, eng Bruin 


. 

tjzersteen, prismatisch ijzererts, ijzeroxyde-
Bydrant; brauneisenstein„eisen-hydro;vyd, g?rismatisches 
ei:senerz; for oxydé hydrate, by-
Irate de for, peroxyd hydrate de Ier. 

Brown paper, eng.,v.main bruise, 

S. main. 
Brown red, Trip, eng. Bruinrood, 
Engeisch-rood, Berlijnsch-rood; braunroth, 
Englisches roth, Berlinerroth; rouge dAn


gleterre. 

Brown ware, eng. Bruin steengoed 

of Keninch-aardewerk; braunes steinzeug 

oder steingut; grès bron. 

Broyage, m. fr. Het stampen, kneu 

vergruizen, fijnwrijven, etc.; breaking,-zen, 
crushing, grinding. rubbing down, etc.; das 
starnpfen, brechen, abreiben, etc. 

Broyor (Ie chanvre, Ie In), v. a. 

fr., v. to brake 1). ® B. (les eou


b urn), fijnwrijven; to grind, to rub down, 

to bray; abreiben, reiben. ~ B. les corn— 

positions (de la poudre a canon), 

de bestanddeelen dooreenwrijven; to bruise 

down; den Satz hlar reiben. ~ B. l'encre, 

den inkt (op de inkttafel) uitwrijven; to work 

the ink, to rub out the ink; die farbe aus


streichen. Machine , b., kneusma


cbine; wrijfmnachirne; crushing machine; 

quetscliwerk; reik maschine, rsibrrnascbine. 

Broyeur, m. fr r jver, veriwrtjver; 

color-grinder; farbenreil^er. 

Broyon, m. fr., v. brayer. 

Brucelle(s), Bruxelle(s), I. (p1.) fr. 

Veertangetje (der horlogemakers, vergulders, 

etc.); spring-nippers; federzange. 

Bruch, m. ltd. Breuk, v. breach 1) . 

•^ (Falte ice. papier) , vouw; fold; 
plc. ~ (eines inetalls) Breuk ; fracture, 
flaw; cassure, rupture. (eiher 
Mauer) Spleet, scheur, kloof, barst.; crevice; 
crevasse, fete, escarre. (Eifstui.'Z) 
Instorting (in mijnen) ; downfall, th7,icst; 
BRUCKENBOGEN. 1.49 

eboulement, écroulement._(Steinbruch) 
Steengroef; quarry; carrière. — (am geschutzrohre) 
Tappenstuk, breuk ; ren 

renfort. ® V. bavure 2). -force; 
Steenpuin (der mijnen); rock-rubbish; debris 
de roche. •m (der mi ndung) Verwijding, 
bederf (van den mond eens kanons, 
etc.); break; egueulement. ~ Hoek van 
eerre nok, van een gebroken dak; angle 
formed at the junction of the curb and roof; 
brisis du toit. ~ v. br che.

i

Bruchdach, n. hd. Gebroken dak; 
broken roof, curved roof, garret; toit brisé, 
mansarde. 

Bri che, Splitter, m. pl. hd. Splinters 
(van bout) ; splinters; esquilles, brises. 

— B. bekommen, breken, op de vouwen 
of plooien doorgaan of kerven; to cut; 
se cooper. 
Bruchglas, n., Glasbroeken, m. 
Pl. hd. Glasgruis; cullet; calcin, tessons. 
Bruehgold, n. hd. Gedegen goud; 

native gold; or natil. 

Bruchhammer^ m., v. breaker 2). 

Bruchig, adj. lid. Roodgeaderd (hout); 

red-veined; vergeté. — Schilferig, bros 
(van metalen); flawy; pailleux, cassaut. 
Uit fragmenten of stukken samengesteld; 
fragmentary; fragmenteux, fragmentaire. ~ 

B. (oder spröde) machen, v. ausschweissen. 
Bruchige stelle, etc. hd., v. sur 
-chauffure. 
Bruchkupfer, n. hd., Koperslakken ; 
shrufi- copper; mitraille rouge. 
Bruchmessing, m. hd. Oud koper 
of messing ter versmelting; skirui', brassshruff; 
laiton it refondre, initraille jaune. 

Bruchsbein, in. hd. Breuksteen, v. 

ashlar. 

Brucine, I. Brucine (de organische 

zoutbasis van den valschen arngustura-bast, 

een hevig vergift). 

Brucke, I. hd. Brug; bridge; pont. 
Galg (aan de oude drukpers); till, shelf; 
patio; tablette, sabot. ~ Galg in uurwerken 
(die de raderen draagt); cock, potance; 
pont. Bewegliche —, Fluchtige 
—, Stehende oder leste —, 
Sehiefe b., v. S. bridge s), 7), i), 6). 

B. m git eineon. sprengwerke, 
springwerk-of schoorwerk-brug; trussframe-
bridge; port sur contre-fiches, sur 
longerons av°ec contre-fiches, pont de jarnbes 
de force. 
BrLckeubahn, f. kid. Brugvloer; floor; 
plancber, tablier. 

Bruï ekenbalken,BrUckenbaum, 
m., Brückenruthe, I. hd. Draagbalk van 
eerre brug; horizontal beam of a bridge; travon. 
. ruckenbau, m. hd. Bruggenbouw; 
construction of bridges; construction rle pons. 
Brückenbaurn, m. hd., v. br l


ckenbalk.en. 
Brückenbogen, m. hd. Bruggenboog; 
arch, rlullet, vault; arche. 
13” 


150 BRÎJCKENBOOT 

Brückenboot, n. hd. Brugponton; 
pontoon; ponton. 
Brückenbrettchen, n. ä., • v. 
brücke ij. 
Brüekengeländer, n. hd. Brugleu 
fling; rails of bridge; balustrade, gardefou. 
Brüekenholz, f1. hd. Dwarsbalk der 
brug; cross-piece; traverse, poutrelle. 
Brückenjoch, n. hd. Bruggejuk; pier 
(of a wooden bridge); palde. 
Brückenkahn, m. hd., v. brü-

S

ckenboot. 

Brückenkopf ,
,, m., Brückensehanze, 
t. lid. Bruggenboofd; head of 
a bridge, sconce of a bridge; tête de pont. 

Brückenlehne, r. hcL,v. brücken


gelander. 
Brüekenmühleisen, n. lid. Brug


ankerkruis; bridge-ryn(l; anille a pont. 
Brückenpfahl, Brückenpfeiler, 

m. lid. Brugpaal, brugptjler, steunpilaar; 
bridge-pile, pier; pilotis, pilot, pilier, pile. 
Brückenruthe, t. hd., v. brückenbalken. 
Brückenwage, 1. ha. Weegbrug; 
weigh-bridge, scale beam, weighing-machine; 

pont is bascule, balance è bascule. 

Brückung, f. hd. Houten stalvioer; 
wooden floor of a stable; plancher dune 
dtable. 

Brühe, Eisenbeize, t, Absud, 

m. hd., v. beizbrühe 1). - Die b. 
geben v-ausfetten. B. (der 
tabac-ksfabrikanten) , saus ; sauce; 
sauce. S 
Brühen, V. a. hd. Broeien (de wasch) 
te broeien zetten ; to scald; couler, lessiver. 
Brüherz, n. hd. Geel-kopererts; yellow 
copper-ore; mine de cuivre bepatique. 

Brühfass, n., Brühkessel, m. hd., 
Broeivat, broeiketel ; scalding-tub, scaldingboiler; 
ëchaudoir. 

Brühhaus, n. hd. Broei-of wasch 
(der laken wevers, etc.) ; scalding-house;-buis

écbaudoir. 
Brühkessel, m. hd, v. brühfass. 
Bruir, V. a. fr. Doorstoomen, van stoom 

laten doortrekken ; to steam through, to 

penetrate by steam; durchdänipfen, von dampf 

durchdringen lassen. 

Bruiser, eng., V. basin 5). 
Brûlement, m. fr., V. abbrennung 
Brûler, v. a. Ir. Verbranden (bet ijzer); 

to burn; verbrennen. 

Bûlot, m. fr. Poljststeen (der spiegelmakers); 
burnisher; glaspolirstein. v. 
fumeron. ~Brander. brandschip, vuurschip; 
fire-ship, fire-boat; brander. B. 
a, vapeur, stoombrander ; steam-fire -ship; 
dam pf bra n der. 

Bruni, tn.fr. Het gepolijste, gebruineerde 
(in tegenstelling met het ruwe) ; polished part; 
das brunirte, gebräunte, geglPnzte. adj.: 
De l'or bruni, v. brunirgold. 

Brunir, V. a. fr. Bruineeren, polsten, 
glanzen ; to burnish, to polish; bruniren, 

- 

IBRIJNNENKETTE. 

glanzen, glätten; (bel kupferstecber) gerben, 
mit dem gerbeslabl glätten. - B. le bois 
des armes a, feu, de geweerladen kienren 
; to stain, to color musket-stocks; die 
schafte beizen. 

Brunireisen, n. lid. Bruineerstaal; 
burnisher; brunissoir. 
Bruniren, V. a. hd., V. brunir. 

V. bronzer 1). 
Brunirform , t. hd. Bruineervorm 
(waarop men de metalen knoopen poljst); 
burnisher; mandrin a boutons. 

Brunirgold, n. hd. Goud ter polijsting; 
gold for polishing; de lor bruni. 
Brunirstahi, m.hd.,v. brunireisen. 

Brunirstein, m. hd. B ruineersteen, 
spaansche bloedsteen ; burnishing-stone, ferretes 
d'Espagne; pierre sanguine a brunir. 

Brunirzange, r.(Vergoldmesser) 

hd., V. avivoir. 

Brunissage, m. fr. Het bruineeren, 
polijsten ; bruineering, bruineerwerk ; burnishing., 
polishing; das poliren, bruniren, 

glbtten. 

Brunisseur, m. fr. Bruineerder; burnisher; 
brunirer. Geweerloopvijler; burnisher; 
robrfeiier. 

Brunissoir, ni. fr. Poljststaal ; poljst 
; polijsttand ; poiijstviji ; bruineertiout;-steen

steel-polisher, burnishing-stone; polishingtooth; 
polishing-file, burnisher; polirstahi, 

gerbstahi ; brunirstein ; giattzabn, polirfeile; 

glalter, glbtttioiz. 

Brunnaseher, m. hd. Kalkwaterput 
(der perkamentmakers); lime-pit; mouilloir. 
Brunnen, v. a. In kaikwater weeken 

(het perkament); to soak in lime-water; 

mouiller. 

Brunnen, in., Pumpe, r. lid. Pomp, 
weipomp, fontein, bron, put; pump, spring, 
fountain, well; pompe, fontaine, source, puits. 

-Artesiseher b. , Steigbrunnon, 
Bohrbrunnen, v. artesian 
well (en gelief daar niet Artetischer, maar 
Artesischer te lezen). Heisser b. der 
luftpumpe, Heisswasserbehalter, 

V. behe de la pompe, s. bche 
-Intermittirender b., intermittee 
of uitblijvende bron ; circulating foun-rendetain, 
intermitting or reciprocating spring; 

fontaine ou source intermittente. 

Brunnenbohrer, Ltffelbohrer, 
m., Scharrschaufel, t. hd. Putboor; 
auger; drague. 

Brunnenbrüstung, Brunnen


einfassung, t. hd. Putrand ; curb; tour. 
Brunneneimer, m. hd. Putemmer; 
well bucket, pitcher; seau a puiser. 
Brunnenfeger, -putzer, -.raumer, 
in. hd. Putruirner; well-cleanser; 

cureur de puits, puisatier. 

Brunnengraber, m. hd. Putgraver; 

well-digger, well -sinker; puisatier. 
Brunnenkette, f. lid. Putketting; 

chain on a pulley by which the bucket is 

drawn up; cbaîne de puits. 


BIRUNNENKIRANZ 

Brunnenkranz, m. hd., V. brun. 
nenbrüstung. 

Brunnenmeister, rn. it. iron-of 
fonteinmeester ; inspector of the wells; Iontainier, 
fontenier. -

Brunnenrad, n. lid. Putrad ; wellwheel; 
roue de puits. 

Brunnenrand, m. hd. Putrand, gemetselde 
steenlaag rondom eenen put; brim 
of a well; wargelle. 

Brunnenröhre, r. hd. Fonteinpijp; 
conduiA-pipe; tuyau de fontaine. 
Brunnensalz, n. hd. J3ronzout ; springsalt; 
sel de fontaine. 
Brunnenschwengel, in. hd. v. bas 
d'un puits. -culeBrunnensonde, f. hd. Peilstok van 
de pomp; pumpgauge; sonde de pompe. 

Brunnenstein, m. hd. Bronsteen; 
concrete carbon of lime; chaux carbonatée 
concrétionnée. 

Brunnenwerk, n. hd. Ponipwerk; 

pump-work; pompeuie. 
Brush (to), eng., v. brosser. 
Brush, eng., v. brosse. -Borstel


kwast (der graveu rs) ; bïerstpinsei; epoussette. 

-Stijfselborstel (der hantonwerkers, etc.); 
!cleisterbïcrsle; gouptilon. - Steelborstel (der 
lakenbereiders); stielburste; dcouvette. 
(Sprinkle, Mop) Waterkwast (der 
smeden) ; löschwedel; goupillon, mouillette. 
B. for vermilion, vermiljoen herstel 
(waarmede men het vermiljoen over 't uitgesneden 
lettermeukrnodel \vrft) ; Jung fernnadel; 
demoiselle. Color put on 
with the b., v. brossure. To 
strike off a proof by the b., v. 
brosse 7 ). 
Brush-bit, eng.,v.bürstenbohrer. 
Brush-bolter, eng., v. bluterie ij. 
Brush—boy, eng. Strjkeu (wèrhman, 

die in de katoeîiduuIilerijen het bijtmiddel 
opdraagt); stre2chjunge; tireur. 

Brush—bristles, p1. eng. Varkenshaar 
voor borstels ; bccrstenborsten ; soies pour 
brosses. 

Brushing, eng., v. brossage. 

B. of cocoons, v. bürsten, n. ).
Brushing-machine, Brushingmill, 
eng. Borstelinachine (voor 'tiatenborstelen); 
biirstmaschine; unàchir.e a brosser. 

Brush—weels, p1. eng. Borsteiraderen, 
soort van wrijvingsraderen (die elkander 
omwenteien door middel van op hunnen omtrek 
bevestigde vaukenshorstels ; gebruikt in 
lichte machinerie); brstenrdder; roues a 
soies de porc. 

Brush-wood, eng., v. abholz. 
Brussels-carpet, eng., v. s. carpet. 
Brust, f. hd. Voorwand (des smeltovens); 

front-wall; poitrine, p(a roi ei dessus du foyer. 
Brustbalken, m. hd., V. breast


beam -2). 
Brus tband,m.h(i.,v.breast-hook). 
Brustbaum (Vorderbaum, Un


terbaum), m. ha., v. breast-beam 1). 

BUCH. 151 

(Brustbalken, Brustholz) , 
breast-beam Z) B. am tuchweberstuhi), 
V. breast-beam 3). 

Brustbild, n. hd. Borstbeeld ; bust; 
buste. 

Brustbildstempel, m. hd. Borstbeeldstempel, 
oude rstempel (der munten); 
effigy-die; coin d'effigie. 

Brustblatt, Brustbrett, n. hd., 

V. breast-board, bohrbrett. 
Brustbohrer, m hd., v. bohrer). 
Brustbohrspindel,m. hd., vbohr 
rolle. 
Brustbrett, n. lul., V. bohrbrett, 
breast-board. 

Brustgetafel, n. hd. Lambrizeering 
ter hoogte van de borst ; wainscot at breastheight 
lambris a hauteur d'appui. 

Brustharnich, ni. hd., v. breast


plate 1). 
Brustgurt, ni. hd., v-brustblatt. 
Brusthclz, n. hd., v. breast-beam 

3); breast—board. Loefhouder (van 
een schip); cut-water; gorgère. v. bit. 
Brustkette, I. hd.,v breast-chain. 

Brustkissen, n. hd., v. breastcushion. 


Brustleder, n hd. Leeren sloof (der 

ambachtslieden) ; leather apron; devantler 

de culu 

Brustlehne, t. hd. Trapleuning, v. 
barre d'appui, s. barre. v ba 

lustrade , appui de croisée. 
Brustleier , I. hd. ., v. bohrerschneide. 


Brustmauer, I. hd. Borstmuur, borstvering 
(aan kaaien, terrassen, bruggen); 

parapet; parapet. 
Brustplatte, r. hd., v. bohrbrett, 
bohrplatte 1). 
Brustrlegel, rn h'd., v. barre d'ap 

s. barre.-pui,
Brustriemen, m. hd. Borstriem (van 
't peaudetu ig) ; poitrel, petrel, pettrel; poi trail. 
Bruststück, n. hd., v. breastplate 
1). :a V brustbild 
Brüstung, f. hd. , v. barre d'appui, 
5. barre; balustrade. Borst. 

V. arasement. Opneming, vlak, vorm, 
besnijding (gedaanle van bet achter-en voorschip); 
d1ininishig of a vessel at the stem 
and stern; facoris. 
Brustwehr, f. hd. Borstwering, v. 
breastwork 1), 2) 3).

2

Brutia, eng. Harspek ; harzpech; poi 

rdsine use. 

Bruxelles, I. p1. fr., v. brucelles. 

Bubble, eng., V. blase 1) Lucht


blaas (gebrek in 't metaaldraad, enz.); luftblase; 
goode. 

Buch, n. hd. Boek ; book; lyre ; v. 
book bound, book in boards, 
book in cloth. Boek papier (24 of 

25 vellen of bladen); quire; main. -Goudof 
zilverboekje (van 2 5 bladen) ; quarter, 
quire; quarteron, livret. 


152 BUCHBINDER 

Buchbinder,m. hd.,v. bookbinder. 
Buchbindeibrett, n. hd., v. board 
4) ; beschneidebrett. 

Buchbinderei, f. hd. Boekbinderij 
(werkplaats); bookbinder's work-shop; atelier 
de relieur. ~ Boekbinderij (bedrijf); bookbinding; 
métier de relieur. 

Buchbindergold, n. hd. Boekbindersgoud 
; gold-leaf, gold for chauging; or 
d'applique. 

Buchbinderlobel, m. hd., v. beschneidehobel. 


Buchbinderkleister. m. hd. Boek bindersstijfsel, 
-pap; bookbinder's paste; colic 
d'amidon. 

Buchbinderpresse, f. hd. Boekbinderspers; 
bookbinder's press; presse de relieur. 
Buchbindersilber, n. hd. Boèklbin 


dersziiver; silver-leaf; arg nt en feuiiles. 

Buchbinderstempel, m. pi. lid. 
Boek bindersstempels; pictorial bookbinder's 
stamps; poincons, coins et empreintes de 
relieurs. 

Buchdrucker, m. hd. Boekdrukker; 
printer, typographer, letterpress-printer, 
pressman; imprimeur, typographe. 

Buchdruckerballen, ni. hd., v. 
ball 2). 
Buchdruckerbi rste, f. hd., v. 
brosse 5) . 
Buchdruckerei, f. hd. Boekdruk 
drukkerij ; printing-office, printing--kerij , 
house, chapel; imprimerie. 

Buchdruckerfarbe, f. hd. Boekdrukkersinkt, 
drukinkt; printer's ink, printing-
ink; noir, noir d'imprimerie, enere 

Buchdruckerkreuz, n. hd. Feriet, 
kruk, kruis (werktuig der boekdrukkers en 
papiermakers om de vochtige vellen op de 
drooglatten te hangen en daarvan af te 
nemen); peel; étendoir, ferlet. 

B uehdruckerkunst, f. hd. Boek 

drukkunst ; art of printing, ty--drukkunst, 
pography; art d'irnprimer, impricnerie, typogra 
ph ie. 

Buchdruckerleiste, f. hd. Vignet, 
druksieraad ; flourish, printer's flower, tailpiece, 
border; cul-de-Lampe, Lampe, neuron, 
vignette. 

Buehdruckerpresse, f. hd. Boek


drukkerspers, drukpers; printing-press, let


ter-press, press; presse d'imprimerie, presse. 

Buchdruekerschriften, f. pl. hel. 

Brukietters, types, letters; caractères, types. 

Buchdruekerschwarze, f. kid., v. 

buehdru.ckerfarbe. 

Buchdruckerstock , m. hd. , v. 

buchdruckerleiste. 

Buchdruckerwerkstatte, f. hd., 

V. buchdrucherei. 
Buche, f., Buchenholz, n. hd. Beuk, 
beukentlout; beech, beech-wood; laatre, fouteau, 
foyar^l ; 'l ois de liêtre. ® Buis, v. 
busje, ' art. 

Bu.ehe, f. fr. Hefboom (der glasfa 
iron rod, lever; topfheber. ~ B.-brieken); 

BUCHSENMACHER. 

à degrossir, f. fr. Trekbank voor grof 
draw-bench for common wire; zich--draad ; 
bank zum grobdraht. 
Bueherbrett, n. hd. Boekenplank; 
book-shelf; tabiette. 
Buchergestell, n. hd. Boekenkast; 

book -stand; tabiettes pour les livres. 

Bi cherhefter,m. hd.,v. brocheer. 

Bueherschrank, in hd. Boekenkast ; 
book-case; armoire aux livres. 

Buchette, v. buehilles 2) . 

Bucl .form, f. hd., v. bogenform. 

Buchgold, n. hd., v. buchbin.dergold. 


Buehilles, f. pl. fr. Boorspaanders (als 
afval bij 't bewerken der kanonnen); cannonborings; 
abllilie helm kanonenbobren. 
Dood hout, houtafval ; dead wood, fallenwood; 
holzabfall, leseholz, raffhoiz. 

Buchleinen, Bushlinnen, n. hd. 
Boeklinnen ; book-linen; livrets, toile it li 
-vrets, livrettes. 
Buehbl, n. hd. Beukolie, heuknotenolie; 
beech-oil; huile de faine. 
Buchs, Buehsholz, n. hd., v. boxtree-
wood. 

Buchse, f. hd., v. bofte 1), 2). 
(Stopfbüchse) , V. bofte , 16). ~ B. der 
bohrstange, v. bofte 8). ~ B. eines 
hakins, v. boisseau t). ~ B. zeeoden 
kupferstreifen, v. heuse. ~ B. zum 
schli sselloch, sleutelbus ; key-box; 
bolle de cté. ~ Gezogene b., Buks, 
getrokken geweer ; rifled gun, rifle; carabine.~ 
B. fur die pinnen des gang— 
spills, pot van den spilstander ; iron 
socket or saucer of the capstern; écuelie 
de cahestan. ® Bleierne b. der 
speigatten, boden pijp der spiegaten; 
lead-scuppers. — B. in den klunen, 
bus,. pijp in de kluisgaten ; pipe in the hawseholes; 
bofte des écubiers. 

Bushsen., v. a. hd. De naafbus in een 

rad drijven ; to box a wheel; crasser la holte 

dans le nnoyeu dune roue. 

Buchsenbohrer, m. hd. Geweerboor; 

gun-borer; alésoir; v. alésoir. 

Buchsenbrand,m. hd.,v.brand,eng. 

Buchsenfutteral, n. hd. Karabijn 


foedraal; rile-case; étui de carahine. 

Büchsengabel, f. hd. Bukshaak; 

gun -fork, forquine. 

Bi chsenkrainnne, f. kid., v. bi chs


k.rammme. 

Buchsenkugel, f. hd. Bukskogel; 

rifle-bullet; balie de carabine. 

Büchsenlauf, m. hd. Buksloop; rife


barrel; canon de carabine. 

Büchsenliederung, f. lid. Ilennep


pakking vain ede pakkingbus (der stoom


machine); packing of the stuffing-box; gar


niture de in bofte a étoupe, étoupage de 

la bofte. 

Bi chsonrnaeher, gin. hd. Buksmaker, 
geweermaker, wapensinid ; gun-maker 
gun-smith, armorer; arinurier. 


BUCHSENROHR. 

Bi chsenrohr, n. hd., v. buchsenlauf. 
Bi chsensehaft, m. Geweerlade; gunstock; 
bots de fusil, fut. 

Bui chsenschfter, m. hd. Geweer lademaker`; 
gun-stock-maker, stocker; équipeur-
monteur, monteur en Blanc. 

Buchsenschmied, n. hd., v. buchsenmacher. 


Buchsholz, n. hd., v. buchs. 

Bu chskramme, f. hd. Naafbuskram 
(ter bevestiging der bus in de naaf); calking-
staple; crampon de fete. 
Buchsmaser, f. hd. Buksboomwortel 
(voor schrijnwerkers); box-root; ravine de buis. 

Buchsstein, m. hd., v. belemnit. 

Buchstabe, Druckbuchstabe, m. 
hd. Drukletter; character, type, letter; caractère, 
type, lettre. - B. mit grossem 
au ge, letter net groot oog; type with 
large face; gros oeil. •• Carrirter b., 
vierkante letter; square letter; lettre en 
marqueterie. Compacter b., compact 
letter ; solid letter; lettre solide. -
Dunner, magerer b., dunne, magere 
letter; thin letter; lettre maigre, afiamée. 
~ Durchsichtiger b., open letter; 
open letter; lettré blanche, a jour. 
Fetter, latter b., vette, goed gevulde 
letter; fat-faced letter; lettre grasse, bien 
nourrie. -Gegossener b., gegoten 
letter; print; moulée. ® Gothischer 
b., Gothische letter; black letter; lettre 
gothique. ® Grosser b., Ver. salie, 
kapitale letter, hoofdletter, beginletter; capital 
letter, initial, capital; initiale, lettre 
majuscule, capitale. ® Musirter b., gefigureerde 
letter ; ornament, flourished letter; 

caractère ombré. -Schlechter b. , 
Slechte letter, letter voor de hel ; battered 
letter; mauvaise lettre. ® Schmalaugiger 
b., dunoogige letter ; lean-faced letter; 
lettre ia oeil mince. ~ Umgefallener 
b., schuinsebe, liggende letter; inclined 
letter; lettre couchée. -Verseho.. 
boner b., verschovene, verplaatste letter; 
deranged letter; ,lettre derangée. ® Verweehselter 
b., v. ablegfehler. ~ 

B. umkehren, v. bloquer. — v. 
décrocher. 
Buchstabenform, f. hd. Druklettervorm 
; type-mould; moule de type, poincon. 
Buchstabenmodel, m. hd. Lettervorm, 
letterrnodel (groote in koper uitgesneden 
letter ter marking van balen, enz.); 
letter-model, type-model; marron. 

Buchstabenraum, Zwischenraum, 
m. hd., v. approach. 
Buchstabenschloss,Malschloss, 

n. lad., Letterslot, combinatie -slot (zonder 
sleutel); geheim slot; puzzle-lock; serrure 
secrète, secret. 

Buchstabenvertheilung, f. hd. 
Verdeeling der letters (van een afgedrukten 
drukvorm) in bare eigen vakjes, distributie; 
distribution; distribution. 

B L FFER,FEDERN. 153 

Buck (to), eng. ^itloogen;bduchen, 
backen, sechteln; lessiver, couler. 

Buck-ashes, pl. eng., v. ausgelaugte 
asche. 

Buckel, Schnalle, f., hd. Gesp ; 
buckle; boucle. - V. bossette. -Gietvorm 
; mould; moule. -(Schweifung), 
Eivormig, langwerpig randsieraad (bij goud 

chasing of the edge; godron, go--smeden); 
dille. ~ v. emboutir 1). 

Biteken, V. a. hd., V. bauchen. 

Bucker, eng., v. batte de for, s. 
batte. 

Bucket, eng. Kuip, tobbe, trog; zuber, 
kufe, butte, wanne; cave. - v. bergku.
bel. -Pompzuiger; kolben, stempel, 
piston; piston. - Puts, slagputs; brandemmer, 
brandbalie (aan boord) ; putse, 
schlagpiitse, wassereimer; seau, seilleau. (
Water-bucket) Koelemmer ; ki hleimer; 
seau d'afut. — Buckets, pl., 
Bucketing, v. augets, s. auget. 

Bucking, eng., v. bauehen. 
Buckle, eng., V. buckel. ® B. of 
a girth, v. bauchgurtschnalle. 

Buckling piece, eng. Hooiti riem (aan 
den staartriem); hauptriemen ; longe (de la 
croupière). e B. or Buckling-side, 
buikriem met gesp ; schnallenstdssel; boucleteau, 
1.oucletoir. 

Buck-process, in., v. bäuchen. 

Buckram, eng., v. bougran. 

Buckshot, Slugs, eng. Grove hagel, 

kogeltjes van 61) in 't (oude) pond; posten, 

kleine bleikugeln; chevrotines. 

Buckskin, eng. y hd. m. Bukskin, zeer 

sterk gekeperde wollen stof; cuir de lame. 

Buckthorn, eng. Kruisdoornhout; 

lsreuzdornholz, wegdornholz; bourg-épine, 

Werprun, noirprun. 

Buddle, Launder, eng. v. abflau


fass. — V. ablauterfass. 

Buddle (to), v. a. eng., V. abflauen. 

Buddling-dish, Buddling-ta


bie, eng ., V. ablauterfass. 

Budo-light, eng. Geoxygeneerd licht, 

lamp, welker vlam allerhelderst wordt ge


maakt door een stroom van zuurstofgas; 

oxygenflamnie; (lamme oxygénée. 

Budge-barrel , eng V. baril è 

bourse. 
.,

Buee, f. fr. Ovendamp; steam in an 

oven; damp[ im backofen. 

Buff, eng. Polijstschijf (met buffelleder 

bekleed); polirscheibe; polissoir, polissoire. 

Buff (to), eng. Polijsten (met buffelleer); 

poliren; polir, brunir. 

Buffer, eng. & hd m. Stootkussen (aan 

een waggon) ; buffer; tampon, butoir. ~ 

(Bushes) Dragers der stootkussens; buffer


rings, bufferlager; poires des buttoirs. 

Bufferbeam, eng. Bovendwarslijst, 

dwarsroede (aan een waggon); vorderriegel, 

kopfriegel; traverse frontale. 

Bufferfedern, f. pl. hd., v. buffersprings. 



 

154 BTTFFERHEAD ---BUHNE. 

Bufferhead, eng. Stootkussenhoofd; 
bufferkop!; tete de buttoir. 

Bufferkopf, m. hd., v. bufferhead, 

Buffersprings, pl. eng. Stootkussenveeren; 
buferfedern; ressorts des tampons, 
ressorts de choc. 
Bufferstander, m. pl. hd., v. buffing-
apparatus. 

Buffing apparatus, eng. Buffertoestel, 
toestel ter verdooving van den schok 
van spoorwagens, die elkaar aan-of oploupen, 
bestaande uit sterke veeren, een daaraan 
verbonden roede en het stootkussen); 

bufferapparat, stossapparat, bufferstander; 

tampons stationnaires. 

Buffie, m. fr., v. buff-stick. 

Buff-stick, Emery-stick, Bur


nishing-stick, eng. Poetsbout, polijststok 
• (met buffelleer bekleed); lederfei^e, putzholz; 
buflle, polissoir, cabron. 

Bug, m. hd. Sprong, bocht, onregelmatige 
kromming (aan een gewelf); protuberance; 
jarret dune voute. •® Steun-, 
schoormuur (in mijnen); counter-fort; contre-
fort. -Boeg, scheepsboeg; bow; avant 
du vaisseau , proue. Scharfer, 
Schmaler b., scherpe, magere boeg; 
lean bow; avant maigre. — Springender, 
Ueberhangender b., springende, 
uitschietende steven ; flaring•bow; avant 
fort, avant élancé. •v Voller b., vette, 
ronde, bolle boeg, bluff bow; avant ienflé 
ou soutftu. ® Mit dem b. gegen 
einander laufen, elkander op steven 
loopen, ir, den boeg zeilen, elkander boeg 
tegen boeg aan boord loopen ; to run foul 
of each other with the bow; s'aborder de 
franc dtable. 

Buganker, m. hd. Boeganker, tuianker 
; bow-anchor, bower; seconde ancre. 
B ugband , m. hd. , v. breasthook 
2) . 

Bugel,, m. hd. Beugel, ijzeren band of 
hoepel, v. band, hd. 1e art. 5). - B. 
des ankerstocks, banden van den ankerstok 
; hoops of the anchor-stock; cercles 
du jas. ® B. am degengefäss, v. 
bow 6). ® B. an den fischungen 
des gangspils, band in de vissing van 
't spil ; iron hook in the partners of the 
capstern; cercie d'étambrai du cabestan.

 am gewehre, beugel ; handle, trigger-
guard; sousgarde, sougarde. - B. des 
kiL vers, kluiverring; jib iron, traveller 
of the jib; raeatnbeau du grand foc. ® B. 
der leesegelspieren, b(jzeilssplerbeugeis; 
studding-sail boom irons; cercles de 
boute-hors der bonnettes. ~ B. eiber 
den Luken, merkels of scheerhouten in 
de luiken, beugels over de luiken; hatchbars; 
barres d'écoutilles. •e B. um die 
masten and raden, mast - en rabanden; 
mast- and yard-hoops; cercles de mats et de 
vergues. B. des nachthauses and 
des compasses, beugel van 't nachthuis 
en kompas; girobol of the lamp and compass; 

balanceer de la lampe et du compas. 

B. eines schlussels, v. anneau 1 o). 
— an der triebstange, v. bow ij. 
~ V. steigbugel. 
Bi gelbrett, n. hd. Pers-of strijkplank 
(der kleermakers) ; smoothing-block, sleeveboard; 
passe carreau, buisse. 

Bugeleisen, n. hd. Strijkijzer; kleermakers-
persijzer; box-iron, smoothing-iron; 
flat iron, goose; ter à repasser ; carreau. 

Bi gelholz, n., hd., v. bi gelbrett. 
Bi gellaub, n. hd., v. branche de 
la sous-garde. 

Bugelriemen, m. hd. Stijgbeugelriem; 
stirrup-leather, stirrup-strap; étrivière, 
porte-étrier. 

Bi gelringe, m. pl. hd. Stigbeugeloogen 
; buckles of the stirrup-strap; porte étrivières. 


Bugelsage, f. hd. Boogzaag, v. bowsaw. 


Bugelstahl, m. hd., v. bugeleisen. 

Bugholz, n. hd. v. alonge 6). 

Bugle, Glass-bead, eng. Zwarte 
glaskoraal, glasparel; schwarze glaskoralle. 
glasperle; grain do verre noir, perle de 
"jen se. 

Bugsiren, v. a. hd. Boegseeren, op 
sleeptouw hebben ; to tow; remorquer, Bonner 
la remorque. 

Bugsiranker , m. hd. Werpanker; 
ancre à remorquer. 
Bugsirboot,n. hd. Sleeper, sleepvaartuig 
; towing-boat; remorqueur, bateau remorqueur. 


Bugsirdampfboot, n. hd. Stoom sleepboot; 
steam-tow-boat; remorqueur à 
vapeur. 

Bugsirer, m. hd. Boegseerder, trekker 
van schepen ; tower, hobbler; remorqueur. 

Bugsirtau, n. hd. Boegseerteuw, sleeptouw 
; tow- or towing-rope, warp; cable de 
remorque. 

Bugspriet, Bogspriet, n. hd. Boegspriet 
; bowsprit; beaupré. 

Bugsprietbalken, in. pl. hd. Vioolstukken 
van den boegspriet; fiddle of the 
bowsprit; taquets du beaupré. 

Bugsprietstag, n. hd. Stag van den 
boegspriet; bowstay; étai du beaupré. 
. Bugsprietswuhling, f. hd. Woeling 
van den boegspriet; gammoning; liures ou 
saisines du beaupré. 

Bugsti ck, n. hd., v. bugholz. — 
Bugstucke, pl., v. bow-chases. •• 

B. mit den kuisgatten, v. apStres. 
Bugt (der balken), I. hd., V. bouge 
4). — B. (eines aufgeschossenen 
talies), bocht; fake; pij, v bight. 

Buhl-saw, Piercing-saw, Inlaying 
saw, eng. Schulpzaag, cirkelzaag; 
laubsage; scie It revider, à contourner, scie 
d'horloger. 

Buhl-work, eng., v. bool-work. 
Bühne, f. hd. Kade, kaai ; wharf; 
quai. ® Steiger, stellage (voor toeschou



BUHNËN — 

wers); scaffold, stage, gallery, échafaud, tribune. 
® Rustplaats (in Bene mijnschacht); 
quarter-pace; repos. 

Bu.hnen, v . a. hd. Bevloeren, beplanken; 
to floor, to plank, to board; plancbéier. •^ 
Beschoeien (eene mijnschacht); to tub, to 
line; euveler. 

Buhot, m. fr. Kleine zijden-of garen spoel 
; little spool; kleine spule. 

Buhrstone, eng., v. burrstein. 

Build (to) , v. a. eng. Bouwen, v. 
bátir. ® Ineenzetten, opmaken ; zusammenselzen; 
monter. 

Builder, Engineer, Machinist, 
eng. Maker van machines; maschinenbauer; 
machiniste. 

Building, eng. Gebouw, v. batiment 
1). •® Bouwkunst; baukunst, architectur; 
art de batir, architecture. ® B. of 
a blast-furnace, mantel eens hoog 

mantel, ravhmauer; manteau, dou--ovens; 
ble muraillement, massif. 

Building-ground, eng. Bouwgrond, 
bouwplaats; baustelle, baustdtte; emplacement 
du bdtiment. 

Built-beam, eng. Versterkte balk; 
verstärkter balken; poutre d'assembla ge. 
Built-indented-beam, eng. Balkverband 
met baaklasscben en bouten ; ver 
poutre d'assernblage en cre--zahnter trdger; 
mailières. 
Buis, m. fr., v. box-tree-wood. 

Likbout; flicking-stick, sleeking-tool, pol


isher; glOttholz, gliittschiene, gldttheft. -

Donner le b., opflikken, schoonmaken 

(b. v. een hoed); to give the finishing; to 
iron (an old hat) ; die vollendung, ]etste 
glättung gelen. -Doré a deux, a 
trois b., twee-, driemaal (in 't vuur) ver 
double, treble gilt; zweifach, dreifach-guld; 
vergoldet. 

Buisse, f. fr., v. bugelbrett. 

Buisserie, f. fr. Duighout, kuipers


wagenschot; staf wood; bottcherholz, dau


benbolz, V. bois douvain, s. bois. 

Buissure, f. (r. Vuiligheid (op 't gekookte 
metaal, bij vergulders); dirt from the 
fire; schmutz vom feuer. 

Buj en, v. a. hd., v'. auf buj en; bor


der 3), 5), 6). 

Bulb, eng Glazen bol (aan de thermometerbuis); 
glaskugel; globe, réservoir. 

Bulge, eng., V. bouge 1), 2). 

Bulge, I. lid. Leeren vergaarbak of reservoir; 
reservoir made of leather; reservoir 
en euir. -V. bilge. -(Cradle), V. ber. 
Bulgenkunst, f. hd. Paternosterwerk, 

V. chapelet. 
Bulging of a gun, eng., v. ba 
-vure 1) . 
Bulien, f. hd., v. bouline. 
Bulienspriet, n. hd., v. bowline


bridle. 
Bulienstich, m. hd., v. bowlineknot. 
Bulk (of a vessel), eng. Draagver-

BUNCH. 155 

mogen, belaadbare ruimte, capaciteit; tragvermUgen; 
capacité. 

Bulk-head, eng. Schot, beschot, beschotwerk 
(in schepen) ; geweling, schott, 
schotting; cloison. cloisonnage, ponteau. ~ 

B. of gratings, tralieschot ; traljeschott, 
schoft von rdsterwerk; cloison 11 jour. 
Bulle, f. fr., v. blase 1) . ® v. 
bull-paper. 
Bullen, Awn, eng. Scheef (splinter 
van den bij 't braken gebroken vlas-of bennepstok); 
schabe, anne, schave, schdve; ehevenotte, 
delis; v. acheln. 

Bullen, m. hd. Kiellichter; hulk, pontoon 
(for careening ships); ponton. 
Bullenstall, m. hd. Pisbak ; manger; 
gatte, jatte. 
Bullentau, n. hd. Bulletouw (ter tij 

bevestiging van den fokkehals op den-delijke 
kraanbalk, etc.; -loof-hook-rope; guy of a 
boom ; breda, berda. 

Bullet, eng. Geweerkogel, v. ball 12), 
balie 3) . 

Bullet-compasses, Cone-compasses, 
Club-compasses, pt. eng. 
Passer met een bol of kegel (in de plaats 
van de eene punt, om hem in een gat te 
zetten); sir/tel mit Isugel oder kegel; cornpas 
à boute. 

Bullet-drawer, eng. Kogeltrekker; 
kugelzieher; tire balie. 
Bullet-mould, eng. Kogelvorm ; kugelform, 
kugelnmodel; mooie à balles. 

Bullion, eng. Goud-of zilverstaven; 
gold oer silber in barren; métal précieux 
en barres. — (Purl) V. bouillon 1). 

Bull-paper, eng. Gemeen schrijfpapier, 
concept-papier; concept-papier; papier-bulle, 
bulle. 

Bull's eye, eng. Houten kous, wantkloot 
; kausche oder kausse von holz; cosse 
de bots. - Patent-glas, patent-reflector (in 
de dekken en poorten der schepen); patentirter 
reflector; réflecleur. ~ (Central 
shot) Schot in 't wit (der schietschijf); 
centrumschuss; coup qui atteint Ie blanc. 

-V. boudine. ® Opening in eene wolk, 
roodachtig rond wolkje bij dik weer (op 
zee); ochsenauge, wettergalle; oei] de boeuf. 
Bull's eye-glass, eng. Glasschijf met 
een knop of knobbel in 't midden ; mond 
verre de la forme dun Bisque.-glas, gallglas; 
Bullwark, Bullwork, eng. Bolwerk; 
bollwerk; bastion, rempart. ~ Ver 
een schip); schanzkleidung;-schansing (van 
accastillage. 
Bultsaek, m. hd. Bultzak; sailor's bed; 
strapontin, estrapontin. 

Bumboat, eng. Kadraai ; boot, welches 
dem schi ffsvolk lebensmittel verkauft; chaloupe 
ou barque qui Porte des denrées etc. 
au vaisseau. 

Bumkin, eng., v. boutelof. 

Bunch, (Tuft, Cluster), eng. Bundel, 
bos, kwast; bilschel; touffe, poignée, 
trocbet, bouquet. — v. bosse 2). — B. 


156 BUNCH-TUFT 

of keys, sleutelbos; schlusselbund; trousseau 
de clés. — B. of master-keys 
and piek-locks, bos loopers en slotopstekers; 
sperrzeug; trousseau de passe-partout 
et de crochets. 

Bunch-tuft, eng. Franje met kwastjes; 
bicschelqudstchen; soucis de hannetons. 
Bund, ni. hd. Band; band, tie; lien. 

V. band, eng. 2). - V. attache 2). 
~ B. von seidenen strähnen, v. 
bouin. — (Drath in ringen), V. 
bottes. 
Bundaxt, f. hd., v. axe, eng. 1). 
Bundband, n. hd., V. brace 2). 
Bundeisen, n. hd. lJzerrroeden in 

bossen ; rod-iron in bundles; fer carillon. 
Bundel, n. hd. Bundel, bos, pak; 
bundle; botte, paquet, faisceau. 

Bi ndelpresse , Garnpresse , 
Paekpresse, f. hd. Pakpers voor 't garen; 
bundle-press, bundling-press; presse a empaqueter. 


Bundfeder, f. hd., v. schaftfeder. 
Bundfeilen, f. pl. hd. Vijlen in bossen; 

files by bundles; limes en fagots. 
Bundhacke, f. hd., v. bundaxt. 
Bundle, eng., V. blindel. — B. of 

hemp or flax, hoeveelheid hennep of 

vlas, die de spinner zich om 't lijf slaat 

loppe, riste; peignon, ceinture. ® B. (or 
Bale) of paper, 2 riem papier; pack 
papier; ballot de papier. v. baffle 2). 
Bundle (or Bale) of yarn, pak garen 

(van 2 0 groote of 200 kleine strengen) ; 

bundel oder pack gare; paquet de ill. 
Bundle-press, Bundling-press, 
eng., v. bi ndelpresse. 

Bundstahl, m. hd. Bundelstaal, stalen 
roeden in bossen ; steel in faggots, long steel 
in bundles; acier en fagots, en barres. 

Bundsteg, m. hd., v. bois de fond, 

S. bois. 
Bune, f. fr., V. brandmauer. 
Bung, eng., v. bondon. ~ Stapel 
kokers (waarin 't fijne pottengoed wordt gebakken); 
kapselstoss; pile de cassettes. 
Bung-borer, Bung-bore, eng., v. 
bondonnière. 

Binge, Pinge, f. hd. Verlaten mijnschacht; 
old shaft left oft'; ancien puits de 
mine abandonné. 

Bungel, m. hd. Neerhangende bocht 
(van een zeil); goose-wing; fanon. 

Bunk, Coal-bunker, eng. Kolenhok 
(in een stoomschip) ; kohlenkammer, 
kohlenraum; soute it charbons. 

Bunkenstahl, m. hd. Z weedsch-staal; 
swedish steel (in tubs); acier de Suède. 

Bunt, adj. hd. Bont (bij wevers); flowered, motley, medley; bariold, bigarré. 
-
Verschillend gekleurd (bij chemisten); variegated; 
diversicolore, polychrome, bigarré. 

-Gemarmerd (van papier); marbled; marbré. 
— Bunt gefrbt, bont geverfd (van 
stoffen); fancy-coloured; à petit teint. 
Bunt, eng., v. boudine. ® Bunt 

BUR. 

of a sail, buik, v. Bauch 2). Diepte 
(van een zeil) ; sprung; chute de l'avant. 
Buntbleiche, Scheckenbleiche, 

f. hd., v. branning. 
Buntbleierz, n. hd. Phosphorzuur 
lood ; phosphate of lead, green and brown 
lead-ore; phosphate de plomb. 

Bunter druck, m. hd. Kleurendruk 
(der boekdrukkers); decorative printing, colored 
impression; impression coloree. 

Buntfarber, Sch®nfarber, m. hd. 
Stoffenverver in echte of vaste kleuren; 
dyer in fine colors, stainer; teinturier du 
grand teint. 

Buntfarbig, adj. hd. Bont, gemarmerd 
(van stoffen); camleted; colorié, marhre. 
Bunt-gasket, eng. Beslagband, beslagseizing; 
bauchseising; raban de ferlage. 
Bunting, Buntine, eng. Vlaggen


doek; flaggentuch; étamine. 

Bunting-iron, eng., V. blaserohr. 

Buntkupfererz, n. lid. Bon tkopererts, 

zwavelkoper en ijzer; variegated copperore, 
purple-copper, liver-colored copper-ore, 
phillipsite; cuivre panaché, sulfure de cuivre 
ferrifère. 

Buntline-cloth, eng. Zeildoek voor 
stootlappen of versterkingen ; segeltuch zur 
verdoppelung; renfort de voile. 

Bunt-lines, pl. eng. Buikgordingen; 
baucligordingen; cargue fonds. 

Buntpapier, Ti rkisch papier, 
Granitpapier, n. hd. Gemarmerd papier, 
Turkoch papier; marbled. paper, stained pa


per; domino, papier jaspé, papier marbré. 
Buntthon, m. hd. Bont leem ; motley 
clay; argile bigarrée. 

Bunzen, Bunzel, Bunze, f. hd. 
Priem, doorslag, stempel ; punch, puncheon; 
poincon, emboutissoir, poincon It emboutir; 
ciselet. 

Bunzenhammer, m. hd. Drijf hamer, 
bosseleerhamer; embossing-hammer; marteau 
à emboutir. 

Bunzzeug, n. hd. Drgfgereedschap, 
bosseleerwerktuigen ; tools for embossing; 
poincons et autres outils it emboutir. 

Buoy, eng., v. bouée, etc. 

Buoyancy, Buoyant power, eng. 
Draagvermogen van drijvende lichamen; 
tragvermvgen schwimmender kdrper; force 
des supports flottants. 

Buoy-rope, eng. Boeireep, ankerboei 

ankerboyereep; orin (de l'ancre).-reep; 

Buoy-rope-knot, eng. Boeireepsknoop, 
ankersteek ; boyereepsknop f; noeud 
d'orin. 

Buoy-up (to),v. a. eng., v. alléger 3). 

Buquet, m. fr. Roerstok voor de indigo-
kuip; instrument for stirring the indigo-
liquor; indigo-quirt. 

Bur, eng. Klinkplaatje der horlogemakers 
; nietmutterblech, schraubenmutterblech; 
contre-rivure. - (Tassel) Schaarklosje 
(klosje op het liggende of vaste blad der 
lakenschaar, waaraan de riem zit, die het 


BURNIL 

andere blad moet besturen); wan/ce; tasseau 
a manicle. 

Burail, Burais, m. fr. Gemengde 
stof van zijde, wol, haar en garen; mixed 
fabric of silk, wool, hair and thread; ge 


mischter zeug von seide, wolle, haar and 
zwirn. 
Burat, m. fr. & hd. Borat, brat, grove 
wollen stof, pijlaken; drugget. 

Biirde, f. hd., v. bundel. 

Burden, Burthen or Tonnage, 
eng. Last, scheepslading, tonnelast, grootte, 
capaciteit (van een schip); lastigkeit; port. 
Burdestahl, m. hd., v. acier a 

deux, trois marques, s. arier. 

biure, f. fr. Grove wollen, donkere stof; 

very coarse cloth of a darkish color; grober 

sch warzer zeug. — Bure d'airage, 

d'oxtraetion, luchtschacht (der mijnen), 

galerij, onderaardsche weg van schacht tot 

schacht gegraven ; drift, drift-way; strecke. 

~ B. des hauts fourneaux, Gueu


lard, schacht of mond der hoogovens; shaft, 

hole; schacht. 

Burette, f. fr. Kannetje (der graveurs); 
cruet; ktinncben. ® In graden verdeelde 
glazen buis, ter meting van vloeistoffen; 
burette, dropping-glass; burette. — Bodem 

een munitie-wagen ; bottom-board;-plank van 

bodenbrett. 

Burette, eng., Burette, hd. f., V. 

burette, fr. i). 

Burgandine,Burgaudine,f. Bur


gau, Burgo, m. fr. Schoonste soort van 

paarlemoer; finest mother of pearl; pertmutter 

von der dicksclialigen perlschnecke. 

Burgeage, m. fr. Opwelling, opborre


ling van 't gesmolten glas; ebullition of glass 

in fusion; aufwallung des gesebmolzenen 

glases. 

Burger, v. a. fr. 't Gesmolten glas 

doen opwellen, opborrelen ; to bring melted 

glass to ebullition; geschmolzenes glas zum 

aufwallen bringen. 

Burghaken, m. hd. Burghaak, tand 

zwaluwstaart; adent, adent-vormige inlating; 

a queue d'aronde; dental cut; dove-tail ; V. 

adent. 

Burin, n. fr. Graveerijzer, graveerstift, 
etsnaald; burin, graver, engraver, sculper, 
scorper., poitrel; grabstictlel, stichel, griffel. 

— (Echoppe, Langue de chat), 
graveerstift met platten en afgeronden voorkant, 
radeernaald ; round and flat graver; 
radirnadel. ® B. carré, vierkante graveerstift; 
square graver; grabstichel mit 
quadratischem querschnitt. — B. doublement 
eourbe, dubbel gekromde stift; 
bent graver; abgekropfter, gebogener grabstichel. 
~ B. losalge, ruitvormige graveerstift 
; losenge graver ; rautenfdrmiger 
grabstichel. — B., rechte beitel (om de 
metalen koud te snijden) ; chipping-chisel; 
gerader meissel. _ (Lame), Mes (eener 
uitboormachine); cutter; rnesser, schneide. 
Beitel, scbaa[beitel (eener schaafmachine); 

B [ URNISHED. 157 

planing-fool, cutter; meissel, schabmeissel, 
reisshaker. ~ (Outil) Snijdstaal (voor 
schroeven en moeren); cutting-tool, cutter; 
schneidstahl, zaten. — Kuristdraaiersbeitel; 
turning-graver, graver; drebstichel, grabstichel. 
— B. droit, polijststaal, schaafbei tel 
(der draaiers); flat tool; schlichtstahl. •• 

B. á ventre convexe, spitsbeitel; 
spit-sticker; spitzstichei. ~ B. á boil, 
carrelet, steekstaal, schrijnwerkersbeitel 
met gebogen snede ; parting-tool; geissfuss, 
stichstahl. — (Gros épissoir) Splitshoorn, 
knevel (ter samenvoeging van twee 
zware touwen); toggel, tuggle; knebel _• 
Ramhout, v. blin 1). Groote marlpriem 
; great marling -spike; grosser marlpfriem. 
Buriner, v. a. hd. Graveeren, griffelen, 
uitsteken, met den beitel bewerken ; to chip, 
to chisel; reit dein grabstichel bearbeiten, 
meisseln, schroten. — Machine a b., 

V. mortaiser. 
Burl (to), eng. Noppen (bet laken); 
belesen, noppen ; noper, énouer, épincer, 
époutir — V. enversir. 
Burler (Picker), m. eng. Nopper; 
popper; éptucbeur,èpoutieur,énoueur,pareur. 

Burling, Picking, eng. Het noppen; 
das noppen, belesen, durchrauen, ausrup fen, 
ausraufen; nopage, épincelage. — Second 
b., tweede nopping, bet vetnoppen; das 
fettnoppen; nopage en gras. •• Third b., 

derde flopping; dritter noppen; nopage en 
apprét, pointillage. ~ B. after the 
washing, nopping na 't wasscben ; das 
noppen aus der wdsche; nopage en maigre, 
en eau. 

Burling—iron, eng. Hopijzer, noptangetje; 
noppzanglein, pf!uckeisen; épincette. 

Burling-machine, eng. Nopmachine; 
noppmaschine; épinceteuse mécanique, époutisseuse. 


Burn (to), v. a. Branden ; brennen; 
cuire ; v. to bake 1), bronnen 1). ~ 

To burn the colors into the glass, 

de kleuren in 't glas branden ; die farben 
in das glas einbrennen; cuire le verre. 

Burner, ril. eng., v. brenner t ). —
(Gas-burner). v. brenner 3), bee 
5), 6). 

Burneta, eng. Soort van laken ; art 

tuck; espèce de drap. 
Burning, eng., v. baking.
Burning-glass, eng., v.brennglas. 
Burning-mirror, Burning-re


fleetor, Burning-speculum , eng., 

v. brennspiegel. 
Burning-oven,eng., v. brennofen. 
Burnish (to), v. a. eng., v. brunir i ). 
— (To spin in the lathe) Drijfwerk 
of bosseleerwerk op de draaibank maken ; 
gedrickte arbeit auf der drehbank darstellen; 

emboutir au tour. 

Burnished guilding, eng. Vergulding 
met bladgoud ; vergoldung mit blattgold; 
dorure aver de lor en feuilles. 

14 


158 BURNISHER -- -BUTÉE. 

Burnisher, m. eng., v. brunisseur. 
Burnisher, erg., v. brunissoir, brunireisen. 
® v. brílot i ).~ v.bereiteisen. 
— v brunirform. — Wolfstand, 
po!ijsttand (der boekbinders, etc.) ; 
gldttzahn, glaltkolben, polireisen; dent-deloup, 
dent-de-chien, lissoir, fer à polir. 
Gegroefde uitdrijihamer of stempel, uitdrijfstaat 
(der goudsmeden, graveurs); haarpunzen,
gldtter, glattwerkzeug; matoir rayé, outil 
ray, plaine. ~ Polijststaal (der draadtrek 

polirstahl; polissoir.-kers); 
Burnishing, eng., v. brunissage. 

o (Spinning in the lathe) Het 
drijven op de draaibank ; das dri eken auf 
der drehbank; action d'emboutir au tour. 
Burnishing-stick, eng., v. buff'stick. 
~ Likbout, gladhout (der wevers), 
gldttholz; lissoir. 

Burnishing -stone, eng. , v. brunirstein. 


Burnishing-tool, eng., v. avivoir. 

Burnt, eng. Verbrand (van metaal); 

verbrannt; brulé. 

Burr, (Seam), eng., v. balèvre 1). 

v barbilles. -Driekante schr(jnwerkersbeitel 
; dreieckiger meissel; ciseau 
triangulaire ~ Stuk ijzer, dat met den 
stempel of doorslag wordt uitgedreven 
putzen; pièce de fer qui est défoncée à 
1'aide du poincon. -Klinkplaatje, v bur. 

Burras-pipe, eng., v. aufbewahrungsráhre. 


Burr-Butter, Burr-nipper, eng. 
Afknijptang (voor den baard der gegoten 
kogels), kogelknijptang; kugelzange, kugelkneipzange, 
abstosszange; ébarboir. 

Burr-pump, eng., v. bilge-pump. 

Burr saddle, eng. Soort van Engelsch 
zadel ; froschsattel; une des selles dites à 
l'anglaise. 

Burrstein, m. hd. , Burrstone, 
Buhrstone, eng. Fransche molensteen 
(uit de groeven bij la Ferté-sous-Jouarre); 
meute francaise. 

Bi rschbucb.se, f. hd. Getrokken 
jachtgeweer; hunting-rifle; arquebuse á giboyer. 


Bi rste, f. hd., v. brosse, etc. 

Bursten, V. a. hd , v. brosser, etc. 
~ (mit der kratzburste) Met den 
kratsborstel schoonmaken ; to scrape, to 
scratch with a brush; saïetter. 

Bi rsten, n. hd., v. brossage. 
Das b. der kokons, het afborstelen, 
zuiveren der cocons; clearing, brushing of 
cocoons; purge. 

Burstenbeutel, m. hd., v. bluterie 
2). 
Bürstenbinder, m. hd., v. brossier. 
Burstenbohrer, m. hd. Borstelboor; 
brush-bit; perceur pour brosses. 
Burstenborsten,f. pl. hd., v. brushbristles. 
Burstenerz, n. hd. Capillair gedegen 

zilver; capillary or reticular native silver; 

argent vierge capillaire. 

Burstenformen, f. pl. hd. Borstel. 
bout, borstelblokken ; moulds or boards for 
brushes; buis de brosses. 

Burstenholz, n. hd., v. bursten


formen. 

Burstenmasehine, f. hd.,v. brush


ing-machine. 

Bi rstenráader, n. pl. hd., v. brush


weels. 

Bursterz, n. hd., v. bi rstenerz. 

Bursting (of a boiler), eng. Het 

springen (van een stoomketel; das platzen; 

explosion (d'ur,e cbaudière à vapour). 

Bursting-charge , Burstingpowder-
charge, eng. Springlading (voor 
bolle kogels); sprengladung; charge de poudre 
des projectiles creux. 

Burstmaschine, f. hd., v. bur


stenmaschine. 

Biirstpinsel, m. hd., v. brush . 

Burthen, eng., v. burden. 

Burton-tackle, eng. Gijn, zijgijn; 

seitenlakel, seitentalje; caliorne. 

Buse, ni. fr. Sluisdeurdrempel; clapsill, 
mitre-sill, lock-sill; drempel, sehleusendrempel, 
sternmgeschwell. - ( Busque) 
Kromming (van den geweerkolf) ; crook; 
kriirnmung. 

Bilschel, m. hd., v. bunch i). — 
Wollenes b., wollen kwast; woollen tuft; 
floc. - Seidenes b., zijden kwast; silk 
tuft; freluche. - Elektrisches b., 
electrische straalbundel (aan de einden en 
boeken der geëlectriseerde lichamen); electric 
aigrette; aigrette électrique. 

Bi schelquastchen, n. hd., v. 
bunch-tuft. 

Buse, f. fr., v. balgdeute. — v. 
balgrohr. ~ Buse (Buze, Buce) 
d' airage, f. fr., v. bure d' airage, 

s. bure. ® v. auge de moulin, s. 
auge, fr. 
Buse, fr., Buse, hd. f. Buis, baringbuis; 
buss, herring -buss. 
Busenuhr, f. hd. Klein dames-horloge; 
ladies'watch; petite moutre de dames. 
Bush, eng. Pan, pot (voor een beweeglijken 
tap); pfanne; botte, bague. -Bos, 
bus (voor eerie blokschijf); biichse; holte. •n• 
Bus, holle cilinder voor de stoomschuifstang; 
hiilse; douille. - B. for a roteh, 

V. eccentric rod. 
Bushes, pl. eng., v. buffer 2). 
Busque, f. fr., v. buse t). 
Buss, eng., V. buse, k`r art. 
But, m. fr. Schietschijf, v. cible. 
But en blanc, m. fr. Snijpunt, aan 
point at which a shot would strike-slag; 
when laid bij the line-of-metal and fired 
with the full service-charge; visirpunkt. 

B. primitif on naturel, kernschot; 
horizontal shot; kernschuss. 

Bute, f. fr., v. houtoir 1). 

Butée,Boutée, t. fr., v,abutment. 


BUTER -- 

Buter, v. butter, v. a. fr. 
Butoir, m. fr., V. boutoir 1). — 

v. buttoir 1). 
Butluf, m. hd., v. boute -lof. 
Butt, eng , V. but. — v. Butt-end. 
V. but-hinge. 
Butt and-butt, eng., v.butt j oint. 
Butte, f. (r. Halfgoed (der papierfabrieken); 
half-stuff; balbzeug. — B. ou 
]Papier butte, gemeen papier ; bastard 
paper; geringes papier. 

Butte, f. hd., v. bucket 1). 

Butte, f. fr. Opgeworpen hoogte bij de 
schietschijf, schijfberg, kogelvanger; proof. 
butt, proof-bank, artillery-butt, practice butt; 

scheibenherg. kugelfang. 

Butte-avant, Pousse-avant, fr. 
Grondbeitel, werktuig om den bodem der 
groeven te effenen ; dog-leg-chisel; grundeisen, 
faltireisen, feltireisen. 

Buttée, f. fr., v. abutment. 

Butt-end, eng. Stameind; stammende; 
gros bout dun corps d'arbre, souche, pied. 
~ v anschlag 3) ~ B. and handle, 
achterschacht (greep en kolf); hinterschaft; 
bas du Bois. — B. of a plank, v. 
ab out 1). 

Bi ttengesell,n. hd , v. bi ttgesell. 
Bi ttenpresse, f. hd. Kuippers (der 
papierfabrieken); vat press; presse de cuve. 

Bi ttenstuhl, Tritt, Schöpferstuhi, 
m., Ruderstelle, Sehöpfstelle, 
f. hd. Stoel, bank van den kuipgezel 
of schepper (der papierfabrieken) 
trestle before the stuff-vat; nageoire, tréteau 
de plongeur. 

Buttenwâsche, f. hd. Kuipwassching 
(der ertsen); tossing; lavage à la cuve. 

Butter, v, a. fr., v. arc—bouter. 

Butter, eng. & hd. f. Boter (in de 
oude scheikunde); beurre. — B. of arsenie, 
of bismuth, etc., eng. Arsenikbutter 
, Wismuthbutter , etc. 
Arsenikboter, bismuthboter, etc. ; beurre 
d'arsénic, de bismuth, etc. 

Butterfass, n. hd. Boterkarn; churn; 
baratte. 

Butterfly—valve, eng. Vlinderklep 
(der stoommachines) ; schmetterlingsventil; 
robinet à papillon. 

Butteris, Buttress, eng. v. boutoir. 


Buttermilcherz, n. hd. Z ilvererts in 
de gedaante van karnemelk; butter-milk-ore; 
mine d'argent en forme de lait de beurre. 

Büttgesell. m. hd. Schepper, kuipgezel 
(der papierfabrieken) ; dipper, vat-man; 
puiseur, plongeur. 

BYHEARTH. 159 

Butt-hinge, eng., v. angelband, 
aufsetzbander. 

Butt-howel, eng. Kromme kuipersdissel 
; mollenhaue, krummer tercel; asseau 
des tonneliers. 

Butt-joint, eng. Stompe stuik of voeg; 
stumpf zusammengestossene fuge; joint plat, 
joint gras. 

Buttkammer, F. hd. Kuipvertrek (der 
papierfabrieken); vat-room; chambre de cuves. 
B uttleder,n. hd. Zoolleder; sole-leather; 
cuir anglais pour semelles. 

Buttoir, n. fr. .anaardploeg; ridgeplough; 
häufelpflug. v. boutoir. 
Duim, neus, drijver, meenemer (uitstek op 
den kant van een beweeglijk stuk, bestemd 
om een ander stuk mee te voeren); catch, 
pig, driver, tapet; mitnehmer, knagge, nase, 
fuhrer. — Buttoirs, pl., v. eccentric 
catch. — Balkhouders (zware ijzeren 
staven, die den te zagen balk in de behoor 

richting houden ; heavy iron staffs,-lijke 
which keep down the piece of timber to be 
cut in boards; blockbalter. — Poires des 
b., v. bufferringe, s. buffer 2 . — 
Tête de b., v. bufferhead. 

Button, eng , v. bouton. 

Button and loop, eng. Kort scheepstouw 
met een schildknoop aan 't eene en 
een oog aan 't andere einde; kurzes tau mit 
einem schildknopf an dem eihen and einem 
auge an dem andern ende; bout de corde 
ayant un simple cul-de port a l'une, et un 
oeillet à l'autre extrémité. 

Button—shank, eng. Oog van een 
knoop; knopfbhse; queue de bouton. 

Button—stick, eng. Knoopenschaar 
(der soldaten); knopfgabel; patience, patienceplanchette. 


Button—tool, eng. Knoopensnijder, 
centerboor voor 't uitsnijden der houten knoopvormen 
; centrumbohrer . zum ausschneiden 
der hdlzernen knopfformen; outil employé 
pour tailler les moutes des boutons. 

Butt-plate, eng. Dekplaat, dekstrook 
(die twee eindelings saamgevoegde ijzeren 
platen verbindt); deckplatte; bande de fer. 

Buttress, eng., v. arc-boutant. — 

v. houtoir. — To prop with a b.,
V. arc-bouter. 
Buvard, ou Papier b., m. fr. Vloeipapier, 
v. blotting-paper.

Butzen, m. hd., v. blase 1).
Buze, t. hd., v. bure d'airage, s.
bure. 

Byhearth, eng. Bijhaard, slakkenbaard 
(der smeltovens); schlackenherd; foyer ac


cessoire. 


C. 
Cab, eng., v. Cabriolet. 
Cabane, f. fr. Hut, scheepskooi, slaapkooi 
; cabin, berth, birth; koje. 

Cabaret, m. fr Blaadje. thee-, koffie-, 
schenk -,presenteerblad; tray,tea-,coffee-board; 
prdsentirteller, thee-, kaffeebrett. 

Cabestan, (Treuil vertical), m. 
fr. Gangspil, spil, kaapstander, aardewind; 
capstan, capstern; gangspill, spill, erdwinde. 

— Petit e., klein spil ; gear-or jeercapstern; 
kleines gangspiil. ~ C. double, 
dubbel of groot gangspil; main or double 
capstern; doppeltes oder grosses gangspill. 
— C. horizontal, braadspit, windas; 
windlass; bratspil l.—C.volant, (Vindas), 
draagbaar gangspil ; crab, spanish windlass; 
(on shore :) field-capstan, crab-capstan; loser 
spill, krüppelspill, erdspill. C., wurg 
voor fascinen ; fascine-choker; wurge,-touw 
wurger, wtirgetau, reitel. 
Cabillot, Chevillot, m., Chevilles, 
f. pl. fr., V. belaying-pins. 
Cabin, eng., Cabine, f. fr. Hut (aan 
boord); kleine ká jute. 

Cabin—boy, eng. Kajuitwachter, 
scheepsjongen, booplooper, zwabber ; kajutenwdchter, 
schi ffsjunge; mousse (de la 
chambre). 

Cabin—compass, eng. Hangkompas, 
kajuitkompas; hangkompass, kajutekompass; 
compas pendant, compas de chambre. 

Cabinet, m. :,-Werk-, schrijf-, studeervertrek, 
klein bijvertrek. — C., fr. & 
eng. Kabinet, groote ladenkast; schubladenschrank. 
— C. d' aisances, v. abtritt ij. 

Cabinet-maker, Ebonist, m. eng. 
Schrijnwerker; kunstschreiner, kunsttischler; 
ébéniste. 

Cabinet-makin g,Cabinet-work, 
eng. Schrjnwerk; kunsttischlerei; ébdnisterie. 

— V. eingelegte arbeit. 
Cable, m. fr., Cable, eng. Zwaar 
touw, kabeltouw, kabel ; schwertau, ankertau, 
kabeltau. ~ Le c. appelle, fr. de 
kabel strekt zich ; the c. grows exceedingly; 
das ankertau stept steif. — Le e. a une 
eoque, er is een kink, een slag in het 
touw, de kabel is onklaar; the c. has a 
kink; das ankertau hat eire kink. ~ v. 
encáblure. C. d'affourche, tui 

small bower-cable; teiankertau. — C.-touw ; 
de chèvre, boksreep ; fall, gyn-fall; hebezeugtau. 
— C. de fer, v. cable


chatne. — C. en fit de fer, kabel 
van ijzerdraad ; iron-wire-rope; eisendrahtseil. 
— C. ordinaire, stoptouw, gewoon 

touw; best bower-cable; tbglicbs-ankertau. 

C. du pont volant, Biertros, kabel 
der gierbrug; mooring; giertau der liiegenden 
brilcke. — C. de remorque, 
boegseertouw, sleeptouw ; tow-rope; bugsirtau, 
schlepptau. — C. de retenue, toptouw, 
koptouw ; launching-fast; torntau. 

C. de toile, werptros; stream-cable; 
wurfankertau, kabeltross. ® C. de traille, 
overhaaltou w, pontkabel ; sheer-line; 
spanntau, schertau. 
Cáblé, adj. fr. Koord- of touwvormig 
rondloopend (van groeven of ribben op pilasters, 
enz.); cabled; seilfbrmig gewunden. 

Cableau, m. fr., v. amarre 2). 
Sloep-of barkas-dreggetouw ; mooring-rope 
of a boat; dregtau eines boots, einer scha 

-luppe. 

Cable-buoy, eng. Kabelboei; leere 
tonne zum aufbojen des ankertaus; boude 
du cable. 

Cable-eha1ne, ni. fr. Ankerketting, 
kettingkabel ; chain-cable; ankerkette, kettentau. 


Cabled, eng., v. cable. 
Cable-laid cordage, eng. Kabelsge 
; kabelweise geschlagenes-wijs geslagen touw 
tauwerk; cordage commis en aussières. 

Cábler, v. a. fr. Touw slaan, een ankertouw 
of kabel slaan ; to lay a cable; ein 
ankertap oder ein kabel schlagen. 

Cable's length, eng. Kabellengte 
(doorgaans 120 vadem); kabelldnge; cable, 
enchblu re. 

Cable—stage, Cable—tier, eng. Kabelgat; 
kabelgatt; fosse aux cables. 

Cable—tire, eng. Bocht van een touw 
(bij 't opschieten); auge; rond, tour (dun 
cordage lové. — v. Cable-stage. 

Cáblot, m. fr., V. cábleau. 

Caboehe, f. fr. Platte-kopspijker; hobnail, 
stub, dog-nail; kuppnagel. — Suikerbrood 
waarvan men de punt heeft afgeslagen, 
dewijl 't niet blank genoeg was; loaf 
of sugar, the point of which is knocked oft', 

zuckerhut mit abgeschlagner spitze. — Caboehes, 
p1. Kopbeenderen (voor gelatine); 

head-bones (of animals, for making gelatine); 

kopfknochen. 
Cabochon, m. fr. Huidspijker, dubbelspijker; 
little hob-nail; kleiner kuppnagel. 

Cabotage, m. fr. & eng. Kustvaart, 
kusthandel ; h lstenfahrt, kastenhandel. — 
Kustkennis; kustenkenntniss. 

Caboter, V. n. fr. Kustvaart, kusthandel 
drijven; to coast; khstenfahrt, kiistenhandel 
treiben. 

Caboteur, Cabotier, m. fr. Kustvaarder 
(zeeman die de kusten bevaart); 
coaster; kustenfahrer. 


CABOTTEI 

Cabotier, m. fr. Kustvaarder (schip); 
coaster, coasting-vessel; kiistentabrer. - v. 
cabotier. 

Cabriolet, * . Cabriolet, soort van 
licht rijtuig met twee wielen en één paard. 

Cabstan, eng. Haspel, draaihaspel (ter 
opwinding); drek-oder windhaspel, schrotwinde, 
kurbel; moulinet. 

Cabre, m. fr. Bok, kraan ; crab, machine 
for lifting; hebebock. - (Toupin), 
Tol (der touwslagers); laying-top; hoofd, lehre. 

-Bok (waarop soms de achterboom van 't 
weefgetouw wordt gelegd); derrick; bock. 

Cabron, m. fr., v. buff-stick. 

Cachatin, m. fr. Smyrnaasch gomlak; 
Smyrna-,qum-lac; Smyrnischer gummilack. 

Cache-boue, Couvre-moyeu, m. 
fr. Sljkplaat (die de naaf beschermt); lip, 
bolster-lip, cuttoo-end, cuttoo-plate ; kothdeckel, 
kotbloffel. 

Cache-entrée, m. fr. Slotplaatje of 
schuifje vóór 't sleutelgat; drop (of a keyhole); 
schild, schltisselblech, schliisselloch. 
deckel. 

Cache-lumière, Couvre-lumière, 
Cache-platine, m. fr. Zundgatdeksel, 
slotdeksel; vent-cover; zundlochkappe. 

Cache-méche, m. fr. Lontvat, lontverberger; 
slow-match-case; luntenverberger. 

Cachemir, Cachemire, m. fr. Kasjemiren 
omslagdoek of shawl ; cashmere, 
cachemere; kaschmir, kasimirshawl. 

Cache-nez, m. fr. Neusriem, neus 
een hoofdstel); nose-band, nose--stuk (van 
piece; nasenriemen. 
Cache-platine, in. fr., v. cachelumière, 


Cachère, f. fr. Hellend vlak naast den 
glashlazersoven ; declivity near the oven; 
abhangige fldche neben dem oren. 

Cacheron, m. fr. Soort van grof bindgaren, 
zeilgaren ; coarse thread; grober bindladen, 
hasenzwirn. 

Cachioura, m. fr. Soort van Hindostansch 
katoen ; Indian linen; indische leinwand. 


Cachou, m. fr. Ka`joe, katsjoe, Japansche 
aarde ; catechu, cachou, cutch, kut, 
Japan-earth, terra japonica; catechu, japanische 
erde. 

Caddis, eng. Soort van fijn gekeperde 
wollen stof of sergie, cadis ; kadis; cadis. 
Cadenas, m. fr., v. anhangschloss. 

C. a combinaison, combinatiehangslot; 
combination•lock; oombinationssch 
loss. ~ C. cilindrique, v. bol 
-zenschloss. C. à quatre ressorts, 
hangslot met vier veeren ; padlock 
with four springs; splinterschloss. •o C. 
a, rouleaux, ringslot; ring-lock; ringschloss. 


Cade-oil, Pisseleeum, eng. Pekolie, 

ransige olie uit het bout eens jeneverbooms; 

caddl; huile de Cade, pisseléon. 

Cadis, m. fr., v. caddis. 
Cadmia, eng., Cadmie, (Tudie, 

C.r SIUM. 161 
Spode) f. fr. Cadmia, steen waaruit koper 
wordt gewonnen, galmei, ovengalmei, 
zinkerts, kalamijnsteen; galmei, qelberz, luftsaures 
zinkerz, ofenbruch. -Arsenical 
C., eng., C. arsénieale, fr. Giftsteen; 
gi f tstein. 

Cadmium, n. * . Cadmium, een blinkend 
wit metaal, naar zink gelijkend. 

Cadmiumoxyd, n. hd. Cadmiumoxyde; 
oxyd of cadmium; oxyde de cadmium, 
oxyde cadmique. 

Cadmiumnalz, n hd. Cadmium -zout, 
zwavelzuur cadmium; sulfate of cadmium; 
sel cadmique. 

Cadöl, n. hd., V. cade-oil. 
Cadole, f. fr. Klink, deurklink ; latch; 
klinke, thtirklinke. 

Cadran, m. fr. Wijzerplaat; dial, dialplate, 
face; zifferblatt. - (Cadran solaire) 
Zonnewijzer; sun-dial; sonnenuhr. 

Schroefstok der juweliers, quadrant; 
screw-vice; schraubstock. - (Diviseur) 
Deelschijf; dividing plate; theilscheibe. 
Soort van Fransch papier (breed 424, hoog 
a5 strepen); cadran; cadran. - (Cadranure) 
Cirkels-of straalsgewijze splijting 
(van 't hout); shake; kernriss. -Vormraam, 
schepraam (des papiermakers); frame; 
formrahrnen. s Quadrant (hoogtemeter) ; 
quadrant; quadrant. - v. azimutal. 

Cadranure, f. fr., v. cadran 6).

Cadrat, m. fr. Quadraat (der letterzetters, 
ter breedte van ten minste 3 of 1 
cijfers); quadrat, justifier, stick.-space; quadrat, 
breites spatium. 

Cadratin, m. fr. Vierkant (der letterzetters, 
ter breedte van 2 cijfers); Mquadrat; 
geviertes, quadrdtchen. o Demi-
C., pasje (ter breedte van 1 cijfer); N-quadrat; 
hal bgeviertes. 

Cadrature, Quadrature, f. fr., v. 
anrichtung. 

Cadre, m. fr. Lijst, raam, omgevende 
rand, invatting; frame; rahmen, gestell, 
fassung, einfassung. - Kuipraam (der stof 

dipping-frame; kupen rahmen . ~-fenververs); 
Korrelraam (der kruitfabrieken) ; shaking 
frame; rahmen mit sieben zuig kt rnen. -
Vormraam, v. cadran 7). ® C. rouleaux, 
rol • of cilindertoestel (bij 't kuipverven) 
; rolliiig-frame, gallopers; walzen 

Raam of berrie-apparat. - (Chassis) 
(der locomotief) ; frame; rahmen, thimpfwagengestell, 
gestell. - (á, sécher les 
étoupilles),gezwind -lontraam;fray-board, 
frame for drying; quick-match-reel; trockenbrett; 
ztindschuiirhaspel. ® (pour flas


ques), v. bracket-block. ® (pour 
le coifrage des puits de mines) 
Mijnschachtjuk; shaft-frame; schachtgeviere, 
joch, rahmen. - Cadre-porte-lunette, 
draagstanders (van 't langeveld eens 
kanons bij 't boren); puppet-head; docke, 
bob idocke. 

C.eeslum, n. * . Coesium, een naar 

potassium gelijkend metaal. 

.1,CJ.' 


 1C } CAFAI,J) --- CA.LAM BOU C. 


Cafard, Caffard, m. fr. Soort van 
half-damast (met zijde en floretzijde gemengd); 
sort of damast-silk; art damastseidenzeug. 

Caféate, m. fr. Koffiezuur zout; caffeate; 
kaffeesaures salz. 
Caféine, f. fr. Stikstofhoudend onzijdig 
bestanddeel der koffie ; caffeine; kaffein. 

Caffard, m. fr., v. cafard. 

Cai%, f fr. Bont Bengaaisch lijnwaad ; 

variegated Bengal-linen; bunte Bengalleinwand. 
Cage, f. fr. (Chapelle, Carcasse, 
Bate, Bois de métier) Raam, stel 

een kousen weversstoel, etc.); frame;-ling (van 
stuhlgestell, holzgestell. ~ Kast (der wandklokken, 
der zakuurwerken) ; clock-frame; 
watch-frame; wanduhrkasten; taschenuhrgehhuse 
oder-futter. Toonkas (van een 
goudsmid, enz.); show-cage, framing; sehaugehause. 
~ C. de eloeher, klokkestoel; 

V. beffroi 2). ~ C. d'escalier, mantel 
van eene trap; stair-case; treppenhaus. 
— C. de moulin à vent, windmolenkap 
; cage of a wind-mill; windmuhlaufsatz, 
windmiihlgeh fuse. ~ Cages fermes, 
vaste cilinderstanders (in stoomma 
cast iron-frames; stander der walzen.-chines); 

Cage, eng. Hulsel, omkleedsel; gehäuse; 
enveloppe. — C. of a wind-mill, v. 
cage, fr., 6). C. of the bell, v. 
beffroi ij. 

Cagnardelles, pl., Cagniardelle, 

f. fr. Blaasbalg met Archimedische schroef 
(der ijzersmelterijen); screw-bellows, screwblast-
machine; schraubenblasebalg, spiralgebldse. 
Caiehe, Quaiehe, f., Ketch, m. 
fr. Kits (vaartuig met een galjoen en twee 
masten, meest bij de Engelschen in gebruik); 
ketch; kets. 

Caillebotis, m. fr. Rooster (om aan 
],00rd licht en lucht tusschen de poorten 
te geven); grating, gratings; rösterwerk. 

Caillebotte, f. fr. Opening, gat; opening, 
hole; dfinung, loch. Stuk halfhout, 
kalf; piece of thinner timber for mending; 
stuck balbholz zur ausbesserung. 

Caillou, m. fr. Kei-, kiezel-, vuur


steen; pebble; kiesel. C. ferrugineux, 
ijzerkiezel, ijzerhoudend kwarts; iron-flint, 
ferruginous quartz; eisenkiesel. 

Caillouasse, r. fr. Soort van molensteen 
ter bestrating; millstone rock used 
for paving; muhlsteinquarz zum pflastern. 

Cailloutage, m. fr. Bestrating met 
keien; overdekking (van een weg) met grove 
kiezel; paving with pebbles; coating with 
broken stones; das pdastern mit kiesel 
i berschuttung mit steinschlag. 

Cailloutis, m. fr. Klein gestampte 
keien (tot onderhoud der wegen); broken 
stones, broken rock; steinscblag, schotter. 

Caisse, f. fr. Kist, bak, bus, doos, enz.; 
chest, box; kasten, bi chse, hU lze. ® Uurwerkkast, 
V. cage 2). — Vormtafel (der 
gieters); moulding-table; formlade. — C. à 

air, luchtkast; air-trough; luftkasten. — 

C. d'artifice, springkist; powder-chest; 
feuerkiste, springkiste. C. de eémentation., 
(Creuset) cementeerkist (ter 
verstaling); cementing chest or trough or 
pot; cementirkasten, stahikiste. ••• C. de 
dépót, bak of trog voor 't heelgoed of de 
heelstof (in papierfabrieken) ; stuff-chest, 
mellowing-box; ganzzeugkasten, rechen. 
C. a eau, waterkist (van den tender) ; 
watertank; wasserbehdlter. —C. à fumée, 
rookkast. (van de locomotief) ; smoke-box; 
rauchkammer. v C. (Chape, Corps) 
d'une poulie, huis, lichaam van een 
blok ; shell, pulley-frame; klobengehkuse, gehkuse, 
haus, kasten. ® C. à soupape 
d'alimentation, voeding-klepkast (eener 
stoommachine) ; feeding-valve-chest; speiseventilkasten. 
Caissetin, m. fr. Gereedschapkist (des 
vergulders, graveurs, enz.); tool-box, toolchest; 
werkzeugkasten. 

Caisson, m. fr. Zinkkist (die men in 
't water neerlaat oin daarop te bouwen); 
caisson, caissoon; versenkkasten, senkkasten. 

— Proviandkist (aan boord); box or chest 
for provisions; proviantkiste. — Legerwagen, 
caisson; waggon; wagen. 
Caj a put-tree,eng.,Caj eputbaum, 

in. hd., Cajeputier, m. fr. Kajeputboom, 
oostindische boom, welks bladeren eene kostbare 
etherische olie, de kajaputolie, opleveren. 
— Wahrer Cajeputbaum, 
hd. Withoutboom, echte kajeputboom ; melaleucus; 
mélaleuque, bois blanc. 

CajL te, f. hd. Kajuit ; cabin; chambre. 

Cake, eng. Kleikoek, gedroogde kleischijf 
(die de dekaarde der suikerbrooden bij het 
drogen oplevert); (trocken gewordene) thonscheibe; 
esquive. ® (Carcass) Zijgkoek 
(metaalschijf die het uitzijgen der metalen 
oplevert); rosette, frischkienstock; rondelle, 
rosette, gateau de ressuage. ® (Loaf) 
Kleikoek (der potterijen); thonklumpen, kuchen, 
telg; gateau, pain de terre. — Koek 
(als overblijfsel na destillatie); kuchen; chapeau. 


Caking-coal, Smith-coal, Smithy—
coal, Forge—coal, eng. Smidsko


len, smeedkolen, vette, aan elkander bakkende 
kolen ; schmiedekohle, backkohle; houille 
grasre, charbon collant, charbon de maréchal 
ou de forge. 

Cakile maritima, eng. Levantsche 
asch (voor kristal-en zeepfabr.) ; levantinische 
asche; cendre de Syrie ou du Levant. 

Calais, m. fr. Snoerplaat, ijzerblik der 

tapijtwerkers tot vastlegging der snoeren of 

lussen ; sheet-iron plate; eisenblech. 

Calaite, eng., v. ti rkis. 

Calamanco, Lasting, eng. Kalmink, 
kalamink ; kalmank, kalamanko, wollener 
atlas, lasting; calmande, callemandre. 

Calambacholz,n.hd., v. adlerholz. 
Colamboue, Calambour, * Groen achtig, 
zeer geurig aloëhout. 


 

CALAMINE --

Calamine, eng. y fr. f. Kalamijn, kalmijnsteen, 
galmei (een zinkerts uit koolzuur 
zinkoxyde bestaande); zinkkalk, zinkocher, 
galmei. — C. lamelleuse, fr., Lamellar 
or sparry c., zinkspaath, bladerige 
kalarnijn ; zinkspath. - Siliciou.s C., 
Electric C., eng., C. silicifère, éleetrique, 
fr. Kiezelhoudend kalamijn, zinkglas 
; kieselgalmei, zinkglaserz. 

Calandrage, m. fr. Het kalanderen, 
mangelen; calendering; das kalanderen, cy lindriren, 
mangen. 

Calandre, f. (r. Kalander, mangel; calender, 
mangle; mange, mangel, blockkalander, 
blockmange. ® C. a cylindres, 
Cylindre, cilinder-mangel (uit 2 of meer 
boven elkander aannet)racbte cillnders bestaande); 
calender with cylinders; walzka• 
lander, walzen mange, cylindermange. 
Glansplaat (der papierfabrieken) ; sleekingstone; 
gidttplatte. — C. a cátir, glanskalander, 
glanspers; glasing—calender; glanspresse. 


Calandrer, Cylindrer, v. a. fr. 

Kalanderen, mangelen; to calender; kalan


dern, mangen, cylindriren. 

Càlángue, (Ja18, f. fr. Veilige kleine 
baai, sluiphaven ; creek; schlupfhafen. 

Calante, fr., v. vis calante. 

Calapatis, m. fr. Zeker Oostindisch 

katoendoek ; cotton cloth of the East-Indies; 

Ostindischer baumwollenzeug. 
Calbas, in. fr., v. calebas. 
Caleaire, adj. fr. Kalkachtig, kalk


houdend; calcareous; kalkerdig. 

Caleaire, m. fr. Kalksteen, koolzure 
kalk ; limestone; kalkstein. — C. bleu, C. 
marneux à gryphées, gryphietkalk, 
lias (leiachtig kalkgesteente als grondslag 
der Jura-bergen); lias; gryphitenkalk, liaskalk. 
— C. conchylien, schelpkalk ; 
shell-merl, shell-limestone; muschelkalk. — 

C. d'eau douse, zoetwater-kalksteen 
fresh-water-limestone ; dichter susswasserkalk. 
-- C. fétide, stinkkalk, stinksteen, 
stinkende koolzure kalk; bituminous limestone, 
stink-stone; bitumindser kalkstein, 
stinkkalk. ® C. intermediaire, C. 
de transition, overgangskalk; transitionlimestone; 
ubergangskalk. — C. juras— 
sique, Jura-kalk; Jura-limestone; Jurakalk. 
— C. marneux, etc., v. C. bleu. 
— C. portlandien, Portiandsche kalk 
Portland-rock,Portland-limestone; Port--steen; 
landstein, Portiander-kalkstein. — C. primitif, 
C. saccharoïde, oorspronkelUjke 
kalksteen, korrelige kalksteen, Carrarisch 
marmer; granular limestone, primitive 
limestone, saline marble; urkalkstein, salinischer 
kalkstein, kiirniger kalk. — C. purbeekien, 
Purbeeker-kalk ; Purbeck-limestone; 
Purbeck -kalk. — C. saceharoide, 


V. C. primitif. — C. siliceux, kie 
silicious limestone; kieselkalk. —-zelkalk; 
C. de transition, v. c. intermédiaire. 
CAFE. 163 

Calcar, eng., v. annealing-arch. 

Caleareous,adj.eng., v. calcaire, adj. 

Calcédoine, f. fr., Calcedony, 
Caleedonius, eng. Chalcedoon, Chalcedooie-
steen, nevelsteen, melksteen. kwarts 
chalcedon.' -agaat; 

Calciform, adj. eng. Kalkvormig; kalk 

en forme de chaux. -fbrmig; 

Cabin, Gresil, Tesson, m. fr. 
Glasgruis, breukgias (dat bij de glas-cornpositie 
gevoegd wordt); cullet; bruchglas, 
glashrocken. 

Caleinable, adj. fr. y eng. Verkalk


baar; verkalkbar. 

Calcination, f. fr. y eng. Verkal


king, gloeiing, blootstelling aan de gloeihitte, 

calcineering; calcinirung, verkalkung. 

Calcine, f. fr. Geelachtig poeder van 

tin- en loodoxyde; yellowish powder consist


ing of oxyd of tin and oxyd of lead; gel b


liche masse von zinnoxyd and bleioxyd. 

Calcine (to), eng., Caleiner, fr., 

Calciniren, hd. v. a. Verkalken, calcinee


ren, aan de gloeihitte blootstellen (hetzij om 

lichamen van zekere daardoor vluchtig wor


dende bestanddeelen te berooven, hetzij om 
ben door opneming van zelfstandigheden 
chemisch te veranderen). 
Calciner,eng.Calcineeroven ; roostoven; 

calciniro fen; rdsto fen, brennofen, rdstschuppen; 
four de calcination ; fourneau de gril]
age. 

Calcining, eng. , V. calcination. 

Calcining-furnace, eng., v. cal


ciner, eng. 

Caleiniren, hd., v. Calcine (to). 

Caleinir-ofen, m. hd., v. calciner. 

Calcium, n. x . Kalkmetaal, calcium, 

de metallische basis der kalkaarde. 

Calcul, m. fr., Calculus, eng. Het 

rekenen, rekening, rekenwijze; das rechnen, 

rechnung. 
Calculation, eng., v. solivage. 

Caldron, eng. Ketel, kookpan ; kesset, 
kochtopf; chaudron. — Close e., vernisblaas, 
-pot ; blase, firnisstopf; poire. 

Caldron - full, eng. Ketelvol; v. ehau


drée, chaudronnee. 

Cale, f. fr. Onderlegsel, spaantje, keg, 
wigvormig voorwerp ter vast- of geljkzetting 
van iets; keg, wedge; keil, span, unterlage. 
— Wig, keg (tot vastzetting van 
wielen, tonnen, enz.); chock, wedge, scotch; 
unterlage, unterlegekeil, steltkeil, zwischenkeil. 
® Metalen plaat ter aanvulling tusschen 
twee stukken, of tot vermindering van 
't afslijten ; liner; totter. ~ Persplank voor 
het oplegwerk (der schrijnwerkers); caul; 
zulage. — (Siphon, Tuyau de mon— 
tée) Leibuis in 't zand (waardoor, bij 't 
klokgieten, 't gesmolten metaal onder in den 
vorm vloeit); duct to the case; steigerobr, 
steigröhre. — Ruim (van een schip); hold; 
raum, schiffsraum. — C. aa l'eau, water


ruim, wijnruim ; waterhold; wasserraum. — 

C. de construction, helling, scheeps

 

164 CALEBAS

helling; slip; helling, stapel. ~ C. de 
quai, Eseale, aanlegplaats; ramp; auffahrt, 
anfahrt, rampe. ~ Noodhaven, v. 
calangue. 

Calebas, Carguebas, Halsbas, 

m. fr. Neerhaler (touw); down-hauler, downhaul; 
niederholer. •• C. du raeage, 
rak ketros; parrel-truss; rackaufholer, -niederholer. 
Calebasse, f., Creuset, m. Ketel 
(van den koepeloven); kettle (from which 
the remelted iron does /law to the moulds); 

kessel des pfannen- oder kesselofens. 

Calebasserie, f. fr. Omsmeitingswijze 
in een vereenvoudigden koepeloven ; a Belgian 
method of remelting iron; umschmelzbetrieb 
mitteist eines plannes-oder kesselofens. 
- Kalebasflesschenfabriek ; fabrication 
of bottles with a gourd; ktirbisfascnenfabrik. 

Calefacient, adj. eng. Verwarmend, 
verhittend; heizend; chauffant. 
Caléfacteur, m. fr. Kook-, verwar 
cha (fern, cooking-apparatus;-mingstoestel ; 
whrm plan ne. 
Calefaction, f. fr. & eng. Verwarming, 
verhitting; erhitzung, wdrmung. 

Calefaetive, Calefactory, adj. eng. 
Verwarmend, verhittend; warmend, heizend; 
qui chauffe. 

Calefy (to), v. a. & n. eng. Heet maken 
; heet worden; heiss machen; heiss werden; 
échauffer; s'échauffer. 

Calenear, Caleneas, m. fr. Sits (bedrukt 
Indisch lijnwaad); chints, chintz; zitz. 

Calender, eng., v. ealendre, etc. 

Calender (to), v. a. eng., V. Calandrer. 


Calendering, eng., v. ealandrage. 

Calender-rollers, pl. eng. Drukrol 

drukcilinders (der uitspreidings- of wat--len, 
tenmachine bij de machinale katoenspinnerij); 
druckwalzen; laminoir. 

Caler, v. a. fr: Vastzetten, vastleggen, 
stoppen (een vat, een wiel, enz.); to put 
upon wedges; to chock or scotch (a wheel); 

unterlegen, auf spdne setzen ; durch eine 
unterlage hemmen, bremsen (ein rad); V. 
aufsteeken. Neerlaten, strijken (een 
zeil, ra, steng); to strike; streichen. 

Cáleur, m. fr. Dagdief, (inzonderheid 
op drukkerijen); idle workman; fauler arbeiter. 

Calfait, m. fr., V. calfat 3), ij , B). 

Calfat, m. fr. Kalfatering, het kalfaten; 
caulking, calking; kalfaterung. en. (Calfateur) 
Kalfateraar , kalfater; calker, 
caulker; kalfaterer. (Calfait), Kalfaatijzer, 
breeu wijzer ; calking-iron; kalfateisen. 

C. á clous, C. à fret, spijkerijzer 
(kleinste kalfaatijzer); spike-iron; spikereisen. 
-C. double, rahatijzer; double calkingiron; 
doppeltes kalfateisen. 
Calfatage, m. fr., v. Calfat 1). 
Calfater, v. a. fr. Kalfateren, kalfa


ten, breeuwen ; to calk, to caulk; kalfatern, 
kalfaten, dichten. 
Calfateur, m. fr., v. Calfat 2). 

-- CALIN. 

Calf-binding, eng. Kalfsleeren band, 
Fransche-band (van een boek); franzband; 
reliure en veau. 

Caliaturholz, Sandelholz, n. hd., 

V. bois de santal, s. bois. 
Caliber, eng. Kaliber, diameter, doorsnede 
of middeiljn (inzonderheid van eene 
geschutbuis, van een kogel); kaliber, durchmesser, 
bohrungs-durchmesser, geschutzweite; 
kugelrnass; calibre, diamètre. (Gauge, 
Gage, Guage, Templet) Kalibermeter, 
kaliberpasser, kaliberstok; lehre, dicke 

-cirkel,

caliberstab; calibre, compas d'épaisseur, 
verge de calibre. - Klokgietersmaatstok,. 

V. brochette I ). — (Mould) Schaftmodel 
(der geweermakers); kaliber, schaft 
calibre. •• (Nail--modell, schablone; 
mould) Spijkermal ; schaftmodell, nagel form, 
nageleisen; clou tière, clou vière, clouière. 

Afstand tusschen de beide platen van 
een horloge ; kaliber, raum zwischen den 
beiden baden einer taschenuhr; calibre. -

V. calibrer. 
Caliber-compasses, pl. eng., v. 
Caliber t.), Callipers. 
Calibre, m. fr. Kaliber, v. -caliber, 
etc. - C. coulant, schuifmaatstok, 
-passer; slide-gauge; schublehre, schieblehre. 
~ C. d'ordonnanee, geweermal; regulation-
bore, musket- bore, carbine-bore; com


miskaliber. — C. a pignons, horloge 
pinion-gauge; triebmass.-makers-diktepasser; 

C a, vis, schroefkaliber (voor 't meten 
der dikte van metaalblik); metal-gauge with 
screw; blechlehre mit schraube. 

Calibrer, V. a. fr. Het kaliber-meten 
of -bepalen, kalibreeren ; to measure the caliber, 
to take the size; to take the diameter 
of the bore, to try the truth of the bore; 
to gauge (shot or shells); kalibriren, messen; 
lekren (die projectile, die kanonen). - C. 
les forces, de lakenschaar kalibreeren, 
haar de vereischte wijdte geven ; to give the 
caliber to the shears; die tuchscheere kali


briren. ~ C. des boulets, kogels mal


len; to gauge bullets or balls; kugeln lekren 
oder kalibriven. 

Calico, eng., Calicot, m. fr. Katoen doek, 
bedrukt katoen (in Engeland: onbedrukt 
or wit katoen); druck-percale, kaliko 
Bengal-c., eng. Bengaalsch katoendoek; 
Bengalischer kaliko; tapsel. ® Printed 
C., bedrukt katoen, sits; druckkatun, ne 

katten, zits, indischer zeug; indien--druckter 

ne, toile peinte, tapissendis. 
Calico-printer, eng. Katoendrukker; 
kattundrucker; imprimeur d'indiennes, de 

toiles peintes, ibdienneur. 

Calico-printing, eng. Katoendruk; 
katoendrukkerij ; kattundruck; kattundruckerei; 
impression d'indiennes; manufacture 
d'indiennes. 

Calin, m. fr. Chineesch metaalmengsel 
van tin en lood (voor theebussen); metallac 
composition used in China; chinesische 

metallcomposition. 


CALIORNL 

Caliorne, f. fr. Gijn, takel ; tackle; 
takel. — C. d'artimon, bezaantakel; 
mizzen-tackle, mizzen-runner-tackle; achter 

- seitentakel, besanseitentakel. C. du 
mat, zijgijn, masttakel ; mast-tackle; runner-
tackle, winding-tackle of the mast; seitentakel. 
— C. du grand mat, groot 
zijgijn ; main runner-tackle, main tackle; grosses 
seitentakel. ••• C. de misaine, Candelette, 
voorzijtakel ; fore-runner-tackle, 
fore-tackle; vorseitentakel, rocktakel. 

Calissoir, m. fr., V. Catissoir. 

Caliver, eng., v. blunderbuss. 

Calk or Caulk (to), v. a. eng., v. 

calfater. 

Calkin, Caulk, Caulking, eng. 
Hoefijzerpunt (om bet paard scherp te zetten); 
stollen, eisgri ff; crampon. — To 
shoe (a horse) with Balkins, scherp 
zetten ; mit stollen versehen; cramponner. 

Calking-iron, eng., v. calfat 3). 
Calking-mallet, eng. Kalfaathamer; 
kal fathammer, dichthammer; maillet de calfat. 
Calking-staple, eng., v. buchs


kramme. 

Call, eng., v. boatswain's call. 

Call (to) at a port, v. n. eng. Eene 

haven, noodhaven aandoen ; einen ha fen an


thun, in einen nothhafen einlaufen; relacher, 

faire escale dans un port, escaler. 

Calle, f. fr., v. cale. v. b-rems


klotz. 

Callemande, Callemandre, Cal


mande, f fr., V. calamanco. 

Callipers, pl. eng. Dikte-of kaliber


passer; dickcirkel, Brei fcirkel, Lastercirkel, 

taster; compas d'épais^eur. ® Double


bowed e., v. brillencirkel. ••• Dou


bie c., 8-vormige d+kt.epasser; doppeller 

dickcirkel; buit de chifre. ® Inside c., 

kromme, sferische passer (om den binnen 

te meten); hohlcirkel, krummcir--diameter 

hel; compas sphérique, compas courbe. s• 

Inside-and outside -callipers, bin


nen- en buitenpasser, holte-en diktepasser; 

hohl- and dickcirkel, tanzmeister; maitre 

de danse, maitre à danser. 

Calm, eng., Calme, m. fr. Stilte, 
windstilte; stille, windstille. — Flat, dead 
or stark calm, eng., , Calme plat, 
tout plat, fr. Doodstilte ;,jodte stille. o 
To fall calm, eng , Etre pris du 
calme, fr. Door stilte overvallen worden; 
in windstille ver fallen. 

Calmi, m. fr. Gedrukt of geverfd doek 

uit Mongolië; printed or dyed linen made 

in Mongol; gedruckte oiler gefarbte lein


wand aus Mongol. 

Calmouck, m. fr. Kalmuk (langba rig 

doek); kind of woollen cloth; art wollenzeug. 

Calomel, n. - . Kalomel, zoet kwik, 

zoutzuur eerste kwikoxyde.

Calonnière, f. fr. Slijpbuis (der juweliers); 
tube used in grinding gems; rohre 
zum schleifen der steine. 

Calorie, eng. Warmtestof, warmte ; 

•

CALPIN. 165 

warmesto ff, warme; calorique. ~ C. engine, 
luchtdrukkings-machine (door kapitein 
Ericsson uitgevonden);luftdruckmaschine; 
machine locomotive dunt le moteur est la 
pression de l'atmospbére. 

Caloricität, hd., Caloricite, fr. f. 
Warmtekracht (vermogen der levende lichamen 
om warmte te ontwikkelen); caloric 
power. 

Calorie, f. x . Warmte-eenheid, boeveelheid 
warmte, die er noodig is om de 
temperatuur van een pond water eenen graad 
te doen rijzen. 

Calorifère, m. fr. Warmteleider,warmtevoortbrenger, 
verwarmingstoestel ; apparatus 
for heating; heizapparat. — C. à^ 
air, v. air—stove (waar abusievelijk colorifère 
in plaats van calorifère staat). ~ 

C. d'eau, verwarmingstoestel door rondloopend 
heet water ; calorieere of water; 
beisswasserheizung. 
Calorific, eng., Calori$que, fr. adj. 
Warmtevoortbrengend, verwarmend; war... 
meerzeugend, erwdrmend. 

Calori fication, f. fr. & enq. Verwarming, 
voortbrenging van natuurlijke warmte; 

erwarmung. 
Calorimeter, eng., Calorimètre, 

m. fr. V hd. Warmtemeter (werktuig om 
de soortelijke warmte der lichamen te onderzoeken). 


Calorique, m. fr , v. caloric. — 

C. latent, gebonden warmte; latent heat; 
latente warme. — C. spéeifique, spe cifleke 
of soortelijke warmte ; specific heat; 
specifische warme. 
Calottage, in. fr. Zak, waterzak ; 
cap, bag; sack, wassersack. 

a.Calotte, f. * Lichaam, dat ontstaat 
door de wenteling van een cirkelboog of een 
ellipsboog om zich zelven, kalot. 

b.Calotte, f. fr. dr eng. Kap, kapje 
(sferisch of sferoïdisch gewelfdeel, dat men 
In 't midden der groote gewelven en plafonds 
aanbrengt); kappe, kdppchen. 
c. Calotte, f. fr. Plaatje (aan bet degengevest); 
back-piece; kappe. — Kap der 
pistoolholsters; pistol-cap; pistolenkappe. 
Wangblad (van den kop der stelschroef); 
nob; backenblatt. — Kap (van een Hollandscben 
windmolen); cap, head; baube. 
Knoopplaatje, v. blank 2). — Onrust 
een horloge, kalot); watch-lid;-deksel (van 

deckel liber der unrube. — (Cerveau) 

Kap of bovendeel eener klok ; crown, pallet; 

baube, platte, obertheil der glocke. — Ca


lottes, pl., v. cerres. 

Calotype, eng., Calotypie, fr. & hd. 

Photographic op papier (de kunst om licht 

papier voort te brengen), calo--beelden op 

typie, talbotypie. 

Calotype-paper, eng., Calotyppapier, 
n. hd. Papier voor lichtbeelden, 
talbotpapier, calotteppapier; papier calotype, 
papier de Talbot. 

Calpin, m. fr. Kogellap (besmeerd om



166 CALQUAISE 

kleedsel van de kogels, die men in de getrokken 
loopen drijft) ; rifle-patch, greased 
patch, patch; kugelfutter, kugelpflaster, pflaster, 
kugel. 

Calquaise, f. fr., v. annealingarch. 
Caiqueron, m. fr. Werkband (des zij 
working-band, heald-shaft of-deweefstoels); 
a silk-loom; wirkband. 
Calquier, m. fr. Indische taf-of atlassoort; 
India-taffeta; indischer taffet. 
Calquoir, m. fr. Glasraam (voor het 
doorteekenen, bij graveurs); glass-frame; glas 
Calqueer-of doorteekenstift ;-rahmen. ® 

tracing-point; metalistift, stift. 

Cam, eng., v. came. 

Camaïeu, m. fr. ` eng. Eenkleurige 
gravure of teekening, grauw in grauw; kupferstich 
in tuschmanier, grau in gran. 

Camard,adj. fr.:Ciseaux camards, 
kop-of knopschaar (der speldenmakers); flat 
shears, pin-maker's scissors; knopfscbere. 

Cambayse, f fr. Katoendoek van Madras 
; cotton cloth from Madras; baumwoli zeug 
aus Madras 

Camber or Cambering, eng., v. 
are du vaisseau ou de la quille. 

Camber-beam, eng. Kromhout onder 
de zoldering van een boden dak ; krummholz 
unter der verschalung eines bleidaches; bols 

courbe qui porie Ie plafond dun tolt de plomb. 

Camblet, eng„ V. camelot. 

Cambouis, m. fr. Verdikt wagensmeer; 
gome, coom; zapfenschmiere mit metallspdnen 
vermengt,, alte klebrige schmiere. 

Cambrasine, Cambraisine, f. fr. 
Fijn Egyptisph linnen (naar kamerdoek gelgkend); 
egyptian linen; egyptische leinwand. 

Cambrer, v. a. fr. Boogvormig krom 

boogsgewijs uitwerken ; to bend, to-men ; 
curve, to curve out; kriimmen, schweifen ; 
bogenformig ausartgeiten e Se C., krom 

to warp; sigh werfen, sigh krummen.-trekken ; 

Cambric, eng. & fr. Kamerdoek, batist 
; kammertuch, battist; v. -hollandé, 
percale, toilette. 

Cambrure, f. fr. Kromming, welving, 
boogsgewijze buiging; bend, curve, flow, fexion; 
beuge, krummung. 

Came, Camme, f. fr. Duim, tand, 
heier, oplichter, kam, heftand, heflat, spil baak 
; cam, wiper, wipper, lifter, tappet, 
cog, arm, knob; daumen, bebedaumen, hebearm, 
hebezapfen, hebling, welidaumen, ddumling, 
kamra, frosch, tatze, hebetatze. ~ C. 
de détente (Taquet), lichter verbonden 
met de klop des cilinders (der stoom 

tappet ; knagge, steuerknagge,-machine) ; 
daumen. 
Came, eng. Glaslood ; glaserblei, umblei; 
plomb de vitrier. 

Camée, f. fr., V. cama,ieu. 

Camel, eng Kameel, scheepskameel 

kameel; chameau. 
Camelot, m. fr. Kamelot; camlet, camlot, 
camblet; kamelot, kammlot. —C. oude, 

CAMPHOGEN. 

gewaterd kamelot; watered camlot; gewas


serter kammlot. — v. Camelote. 

Camelote, Camelotte, f. fr. Slechte 
waar, prullegoed ; worthless merchandise, 
trast, stuff, rubbish; plunder. — Goedkoope, 
gemeene band (van een boek); bad, and 
cheap binding; scblechter, wohlfeiler einband. 
~ Prulwerk, onbeduidend hoekske; trifle; 
pafel, feuerzeug. — C., Imprimerie 
de c., smoutdrukkerij ; printing-office for 
trifles; druckerei wo nicbts als pafel gedruckt 
wird, feuerzeug-druckerei. ~ Imprimeur 
de C., drukker van kindergoed, 
van schoolboeken ; printer of schoolbooks; 
schulbucl,hdndler. 

Cameloter, v. a. fr. Als kamelot weven 
; to weave a stuff like camlet; kamelot 
veeben. -artig 

Camelotier, m. fr. Soort van zeer gemeen 
papier ; kind of coarse paper; art grobes 
papier. 

Camelotine, f. fr. Als kamelot gewaterde 
stof ; camletine; kammiotin. 

Camera lucida, f. .. Heldere kamer 
(optisch werktuig, om het nateekenen 
van afgelegen voorwerpen gemakkelijk te 
maken). •° C. obseura, .» . donkere kamer 
(spiegelkastje waarin de daarvoor lig 

zon beschenen voorwerpen-gende en door de 
zich in 't klein afbeelden). 

Camion, m. fr. Boomwagen, langewa 
gen, rolwagen; two-wheeled cart for carrying 
heavy weights; baumwagen, baumkarre. 
Goederenwagen (der spoortreinen); truck; guterwagen. 
s Zeer kleine speld; minikin 
pin; winzige nadel. 

Camlet, eng., v. camelot. 

Camleted, adj. eng., v. buntfarbig. 

Camletine, eng., v. camelotine. 

Camlot, eng., v. camelot. 

Camme., f. fr., v. came. 

Camou$et, m. * . Dampmijn, kwets mijn 
; stifler, suffocating mine; dampfmine, 
quetschmine, quetscher. 
Camp, m. fr. K eng. Legerplaats, kamp; 
encampment; lager. 

Campane, f., Guindre, m. fr. 
Tweernhaspel; whisk, doubling iron; zwirnrädchen, 
garnwinde, duplireisen. ~ C. de 
comble, v. belt 2). 

Campe, f. fr. Gekeperd droget van 

Poitou ; worsted fabric from Poitou; ge


kreurter dragget aus Poitou. 

Campeaehy_wood, eng., Campeche, 
m. fr., Campeschenholz, n. 
hd., v. bois de Campêche, s. bois. 

Camperche, f. fr. Raamboom aan 't 
getouw des tapijtwevers; cross-bar; aufhalter 
der rahmlitzendocken. 

Campeschenholz, n. hd., v. bois 
de Campêche, s. bois. 
Campétiane, f. fr. Cochenille-stof; 
cochineal-dust; cochenillestaub. 
Camphogen, eng., Camphogène, 

m. fr. Kamferstof, camphogenium; kamphersto 
f : 

CAMPHOR -- 

Camphor, eng., Camphre, m. fr. 
Kamfer (vluchtig bars van den wortel des 
kamferbooms); kampher. 

Camphorate, m. eng. & fr. Kamferzuur 
zout ; camphorated salt; kamphersaures 
salz. 

Camphre, m. fr., v. camphor. 

C. suecine, barnsteenkamfer; ambercamphor; 
bernsteinkampher. 
Campote, f. fr. Katoenen stof van de 
Pliilippinsche eilanden ; cotton cloth from 
the Philippine-Islands; baumwollentuch von 
den Pbilippinen. 

Cam-ring, eng. Duimring; dauwring; 
wellkranz; bague à carves. 

Cam-shaft, Tumbling-shaft, 
Wallower, eng. Duimspil ; daumenwelle; 
arbre a carves. 

Can, eng. Kan (cilinder-of kegelvormig 
vat, ter opneming van de boornwolreepen 
op de uitrekbank der machinale katoenspin 

kunne, laterne, flasche; pot, bofte,-nergen); 
lanterne. 

Can, Champ, m. fr. Kant, scherpe 
kant, smalste zijde van een balk ; narrow 
side of a beam; schmale seite eins balken. 

a. Canal, in. fr. Kanaal (zeeëngte, 
zeearrn); channel; kanal. ~ (Chenal) 
Vaarwater, geul; narrow channel (between 
two banks etc.); kill, kille, priel. 
b. Canal, in. fr. & eng. Kanaal, vaart 
(soort van kunstrivier of -waterloop voor de 
binnenvaart, ter ontlasting, enz.); kanal. 
C. Canal (d'un pavé), m. fr. Goot, 
straatgroot; side channel, side-gutter, watergutter; 
germ ne, gosse, strassengerinne. 
(Encastrement) Laadstokloop (aan de 
geweerlade); bore for the rod; ladestocknuth. 
—(Logement,Eneastrement) Gleuf, 
groef in de geweerlade (ter opneming van 
den loop); groove, letting-in, bedding, bed; 
laufrinne, iaufnuth, nutte, rohrkasten. o 
(Lumiére) Buis (van holle projectielen); 
bore (of a fuze); bobrung (eines zanders). 
C. de communication ou de 
lumiere, zundgat, zundbuis; communication 
(from the nipple-seat to the chamber); 
bohrung, zundre bre, zundkanal (des stollens 
eines percussionsgewehres). ~ C. de coulage, 
bellende goot (door welke 't gesmolten 
metaal in den vorm vloeit); drain; 
gussrinne. ® C. de la cheminée, 
zundgat (van de zundstift of piston); nipplebore, 
touchhole of the nipple; bohrung, ka 

— C. de-nal, zundrohre (des pistons). 
lumière, v. C. de communication. 
— C. de moulin, v. auge de moulin, 
s. auge. ~ C. du condenseur, 
afvoerpijp; eduction-pipe; abzugsrbhre. 
C. souterrain, onderaardsch kanaal (der 
mijnwerkers); tunnel; rusche, wasserlauf. 
V. canaux. 
Canalicules, f. pl. fr. Pijpjes, buisjes 
(van blik); small pipes; kleine rbbren. 
Canard, m. fr., v. Queue de canard, 
s. Queue. 


CAN-HOOKS. 167 

Canardière, f. fr. Eendenroer, ganzenroer; 
duck-gun; endentlinte. 

Canaux d'airage, m. pl. fr. Lucht-, 
trekgaten ; airing-holes; luftibcher. ~ C. 
d'evaporation, verdampingskanalen; 
evaporating channels; abdiimpfungskandle. — 

C. de refroidissement, koelgaten; 
cooling-holes; kuhilucher. 
Can—buoy, eng. Tonneboei ; klapbode; 
boude en baril. 

Cancagnas, Cancanias, m. fr. 
Geribde indische zijdestof; ribbed indian 
silk; gerippte indische seide. 

Cancel,eng.,v.andruck; encarter. 
Cancel (to), v. n. Een verbeterblad 
drukken; ein blatt umdrucken; faire us onglet. 

Candéfaetion, f. fr. Het aaneenzweeten, 
samen wellen (bij witte gloeihitte); 
welding; das weissschweissen. 

Candent, adj. eng. Witgloeiend; weissgluhend, 
feuerweiss; blanc de feu, incandescent, 
chaufié à blanc. 

Candle-coal, Cannel-coal, eng. 

Steenkool van Kilkenny ; dichte, vaste steenkool 
; kdnnelkohle; houille compacte, houille 
de Kilkenny. V. ampélite. 

Candroy, eng. Toestel, die de vouwen 
uit bet te bedrukken katoen verdrijft (te 
Manchester in gebruik) ; vorrichtung, wo 
durch der kattun die fallen verliert, whhrend 
er auf eine Walze aufgewunden wird um 
gedruckt zu werden; appareil servant à 
défaire les plis aux indiennes a imprimer 
en s'enroulant sur les cylindres. 

Candelette, f. fr., v. Caliorne de 

misaine. 

Cane, Crutch, eng , v. béquille. 

Canefas, m. fr., v. Canevas 5).

Canelier, m. fr., v. cannelier. 

Canette, f. fr., v. cannette. 

Cane-trash, eng., v. bagasse. 

Canevas, m. fr. Kanefas; canvas; 

kanvas. — NNetvorrnig geweven katoen voor 

naaldtapijtwerk, stramien ; canvas; baumwoll


stramin, kanevas. — (Stramine) Zijden 

stramien ; catgut; seidenstramin, seidene 

stickgaze. — C. en soie, zijden builgaas; 

gauze of yellow silk for bolting bran; art 

gaze von gelber reide zum Sieben der kleie. 

~ (Toile a Voiles) Hollandsch zeil 

canvass for sails; holldndisches segel--doek ; 

tuch. ~ C. (d'un cintre), hoofdge


deelten eener gewelfstelling; truss; gerust 

-rippe, gerustband. — (Réseau) Net (eener 

opmeting); skeleton of a survey, series of 
connected triangles; netz. — C. trigonométrique, 
trigonometrisch net; trigonometrical 
survey, triangulation; trigonome


trisches netz. 

Can- frame, Can-ro ving-frame, 

eng., v. bane a lanternes, s. bane t 3). 

Cangette, f. fr. Dunne sergie van Caon; 

Caen serge; sersche von Caen. 

Can-hooks, p1. eng. Schinkelhaken 
(om vaten op te bijschen); schinkelhaaken, 
bierhaaken; dlingues à pattes, à croc. 


168 CANISTER-SHOT 

Canister-shot , eng. , v. botte a 
balles, s. botte. 
Caniveau, m. fr. Gootvormig uitgeholde 
steen ; gutter-stone; rinnstein. 

Cannage, m. fr. Uitmeting met de el 
(canne); measuring silk, etc.; ' messen, ausmessen 
(seide, etc.) 

Canne, t. fr. IJzeren roerstang, pook; 
poker; eiserne ruhrstange. ~ (Felle) Blaaspijp, 
v. blaserohr. ~ Kettingroede (van 
't weefgetouw); chain-rod; kettenruthe, kettenstab. 
- C. a pompe, pompbuis, V. 
barillet 3). ® C. 'aressort, glastang 
(om 't geblazen voorwerp van de glaspijp 
af te nemen); pincers for stretching glass; 
glastange. _ C. à sucre, suikerriet; 
sugar cane; zuekerrohr. e C. a vent, 
win+lroer, V. air-gun. 

Cannel-coal, eng., v. candle-coal. 

Cannelé, m. fr. Geribde zijdestof (als 
taf of gros-de-Tours geweven); grooved silk 
stuff; geril,pter seidenzeug. 

Canneler, v. a. fr. Groeven, ribben, 
met groefjes of gootvormige uithollingen 
voorzien; to groove, to flute, to chamfer, 
to channel; riffein, ausriefen, auskehien. -
Machine á C., groefmachine; flutingmachine; 
riffelwaschine, cannelirmaschine. 

Cannelier, Canelier, Cantre, m. 
fr. Scheerlat, scheerbank, kanter, spoelregister 
; velvet-weaver's oblong frame, creel, bank; 
scheerlatte, scheerbank, schweifgestell, kanter, 
spuien register. 

Canneliren, V. a. hd., v. canne 

-ier. 

Cannelirung, t. hd., v. cannelure. 

Cannelle, f, fr. Groefzaag (der spelden 
ina kers); saw for chamfering; riefensige, 
iurchensdge. 
Cannelle, m. fr. Kaneelkleur; cinnamon-
dye; zirnmtfarbe. 

Cannelure, f. fr. Gootsgewijze groef 
(op zuilen, pilasters, enz.) ; /lute, fluting, 
groove, hollow ; cannelirung, auskehiung, 
bohikehle, hohileiste. -Groefje (aan weerszijden 
van 't naaldenoog); little cavity; kerbe. 

Gleuf (van den vuurpijistok); fluted part, 
bed, groove; lekel. ~ C-s., (Gouttièrev), 
groeven (op de lemmers van sabels, 
bajonetten); fullers, fullering. fullered sides; 
hohtkehien, rinnen, blutrinnen. 

Cannetière. r. fr. Spoelmachine, schiet 

weft winding-machine; spul--spoelmachine; 
maschine, schussspulmaschine. 

Cannetille, t. fr., v. bouillon. 

Cannette, i. fr. Rieten weversklos, 
Inschietspoel ; pirn; einschussspule eintragsspule. 
— C. à défiler, vaste spoel; immovable 
pirn; sctileifspule. ~ C. a dérouler, 
loopspoel ; movable pirn; laufspule. 

(Fusée) Peervormige klos of spil garen 
; cop; spindel, kbtzer. - C. € ehaine, 
klos kettinggaren; warp-cop; ketterrgarnkotzer, 
zettelkotzer. 

Canniveau, m. fr., v. caniveau. 
Cannillon, m. fr. Pin der klep (van 

CANON. 

eene machine); plug of a valve; zapfen an 

einer klappe. 
Cannon, eng , v. canon a. 
Cannon-borings, pl. eng., v. bu


chilles. 
Cannon-cartridge, eng. Kardoes, 
kanonkardoes ; karduse, kanonen-kartusche; 

gargousse, gargousse it canon. 

Cannon-foundery, eng., v. Canonnerie. 
Cannoneer, eng., v. canonnier. 
Cannon-lock, eng Kanon slot, slot voor 

zeegeschut;kanonenschloss; platine pour canon. 
Cannon-powder, eng. Kanonkruit; 
geschutzpulver, kanonpulver; poudre ia canon. 

a. Canon, m. fr. Kanon ; gun; kanone. 
C. d'alarrne, alarm -kanon ; alarmgun; 
alarmkanone; ldrmkanone. ~ C. de 
batterie, batterijstuk; battery piece; bat-teriestuck. 
- C. à bombes, C. a la 
Paixhans, bombekanon, Paixhans ( -ka 
Paixhans-gun, -S- or 10-inch gun;-non); 
bombenkanone, kustengeschutz. - C. de 
campagne, veldstuk, kort kanon ; field*. 

piece; feldstuck. — C. *de chasse, C. 
coursier, C. de proue, jagerstuk, 
boegstukjager; bow-chase, bow-piece; bug


stiick, ja;dstiick. ~ C.-harpon, bar


poeneerkanon (voor de walvischvangst); har 
harpunir kar,one, harpunenkanone.-poon-gun; 

-C.-obusier, houwitser, granaatstuk; 
howitzer; haubitz-kanone, kanoneabaubitze. 
- C. à la Perkins, Perkins stoom kanon 
; Perkins's steamgun; das Perkins' sche 
dampfgeschutz. ~ C. de place, 
V. C. de siége, ® C. de proue, v. 
C. de chasse. ® C. de quatre, six, 
douze , dix-huit , vingt-quatre 
(livres de balies), vier-, zes , twaalf, 
achttien-, vierentwintig-ponder; four-, six-, 
twelve-, eightteen- , twenty-four-pounder; 
vier-, sechs-, zwolf-, achtzehn-,vierundzwanzigpfunder. 
® C. rayé, getrokken kanon; 
rifled cannon, rifled gun; gezogene kanone. 
— C. de retraite, jagerstuk achteruit; 
stern chase; hinterstiick. ® C. de siége, 
C. de place, v. belagerungsgeschi 
tz. — C. a vapeur, stoomkanon ; 

steam-gun; dampfgeschiïtz. 

b. Canon (de fusil, de pistolet), 
m. fr. Geweerloop, pistoolloop, loop; musketbarrel, 
pistol-barrel, barrel; flir)tenlauf, -rohr, 
doppellauf. — C. cannelé, C. carabiné, 
v. C. rayé. ® C. damassé, 
gedamasceerde loop; damasked, damaskeened 
barrel; damascirter lauf. - C. a deur 
Coups, Double C., dubbele loop; double 
barrel; doppeilauf. - C. filé, draad 

wire barrel; drahtlauf. ~ C. lisse,-loop ; 

C. ordinaire, gladde, gewone loop; smooth 
or plain barrel, smooth bored barrel; giatter 

robr, glatter lauf. - C. rayé, rainé 
ou carabiné, getrokken loop; rifle-barrel, 
rijled barrel; gezogener lauf, gezogenes rohr. 

-C. tordu, gedraaide loop; twisted 
barrel; gedrehter lauf, gedrehtes rohr. 

 

CANON -

C. Canon, m., Deux points de 
gros romain, ni. p. p. Soort van groote 
drukietter, kanon, kleine kano!1 ; CÜflOfl, two 
lines qreat primer; ean000(tlrift. canon. 
Gros c., uisai ; french canon; nussa I, 
grobe carioiisctirift om Double c. 9 (l (1t) 
bele kanon ; eight lines pico; real, reaIchri1t. 
-(ou Estampe, Percoir) Doorag, 
ternpel; pne/i, bolder; ()CleiCfl, Ot2hSCh(IIJe. 
C. (ou Manehon), cilinder (tile, na 
overiangs doorgesneden te zijn, in een t rijkoven 
tot eeoc tafet of [)1(k wordt nilgeij)
r(iu1) ; mu/f; waize, cyt!nl („r. C. d'un 
bas, ho edee1 of tÇ(fl eceer knus ; leq 
part of a stocking; oberttiett der strürnfe. 
-C. d'une bride, rnondsttik, v. bit 
of a bridle, s. bit. C. dune clé, 
teUtVl[)tj), V. barrel . C. pour 
dévider, weserssj.oe l tot oh;I)(ten 
bobbin; w'et)erpuIe. r C. d'enelume, 
pijp V)fl 't aariteeld der naaIicnma kers); 
barrel of liie anvil; stiicket. C. de 
gouttière, afvoerpijp, v. ausgussröhre 
ij. C. d'une montre, toue 
buîs of as, waarover de ourwijzer is gesctioven 
; socket; zetgerrokre, zeigerhEtIe. C. 
d'uuo pompe, porrpt)ois, v. barillet 
3). e C. d'une serrure, sIeLtetpijp 

van 't slot; key-pipe of a lo(-k; rohr elnes 

sch)osses, sehtQsselrolr. - (ou Tuyère) 
de soufflet, v balgrohr. C. de 
soufre, Soufre en c,, pijp zwavel, 

zwavelpkip; roll of brimstone or of sulphur; 

slange sctiwefel, schwefelstange. C. (ou 
Möche) d'un vilebrequin, boorzer, 
v bit of a borer, s. bit. 

Canonnerie, r. fr. Stukgieterj, ka 

nOngieteiij ; gun -foundery; kanonengiesserel, 

stückgiesserei. 

Canonnier, m fr. Ka non n ie r; cannoneer, 

gunner; kanonrner. Porgeur de ca


nons), v. barrel-forger. C. con


ducteur, rijdend artillerist ; driver-gunner, 

gunner and (iriser; fah render artillerist. 

Canonnière, f. fr. 1-lals (an een hoker); 
neck; hals. 
Canot, n. fr. Jot-, yawl; julie. 
Sloep; shallop; chaloupe. v. barge. 


C. de ronde, wachiboot; guard-boat; 
ronde -boot. 
Canot-tambour, m fr. Raderkasiboot 

(omgekeerde boot, die soms de raderkast lot 

hap dient en desnoods tot reddingsboot kan 

dienen ); paddle-box-boat; rad t asten boot. 

Canque, t. fr. Chineesch hemdenka. 

toen ; chinese skirting.; cbinesicher hemden 

-Ieinwan(l. -

Cant (to), V. a. eng. Kenteren, doen om


kantelen (eenen balk, enz.); lantern; tour


oer, renverser. - v. n. (to be turned 

aside, to capsize) Omslaan, kapseizen; 

kenfern; hIre rcnversé, chavirer. sombrer. 

Cant or Canted timber, eng. Af. 
gekant hout, aigekante balk; gezimmerter 
balken, obgestumpfles holz; bois écorné, poutre 
chanfreinde. 

CAP. 169 

Cant-chisel, Cant-firmer-chisel, 
eng. Kautbeilel; Icuntbeitel; ciseau is 
on tanchanl en hiseau. v, brechhetel. 

Cant-hook, eng. Kenlerliak ; kuntring, 
kanfcnrinq: renard, patIo d';uspect. 
Cantibai, to, fr., v. bois de cantebai, 
s. bois. 
Canting-wheel, eng. Katurad, kroonrad 
; zahnrud /sutnoir'jd, stirnrad; hérisson. 

Candle, Hind-peak, enq. Steeg, 
i•;taat, achterloog ('an een zadel); pauscite, 
hinierpaucîie; rousseq a in. 

Cantle (t:;:)), v. a. cup. Schuin hehouweri 
en uIt(uunen, overdwars behakken ; 

ab-ccttrafjen, c-ctu-dg odes' iZber hirn beliauen; 

dduilla (Ier. 
Cando-plate, eng., v. bando du 
roguon, s. bande. 
Canwnn;er, ((1. fr. Sgoorwegw achter; 
raiIuay-u,atch-nian, warder; (jahu « a ter. 

Cantonn;ère, (Cornière), r. fr. 
IJzeren hoekbeslag ; angular iron-band, echband. 
ecksclitih. rom IJzeren klarop aan de 
Pers ka r ; cramp on iiie chest of a press; 
klatimer am preskarren. 

Cantre, m. fr., v. cannelier. 

Cant-timbers, p1. eng. D raa spanten 
(van een schip); huk.spanten; couples 
dé en vés. 

Canvas, Canvass, eng , v. canevan 
I), 5). Coarse c-, (Sackcloth, 
Sacking) , igrof doek, Iij n waad 
tot a rd za t t en ; suekleinumnd; a russO toile, 
toile grossière. Painted or Varnished 
c., geverfd, geotied, geverri(st doek; 
gefdsb(e oder gefirni-cste lemnwand; bile peinte 
00 vernie, prëlnrt. - Single c., t,ratnzeildoek 
; brom,cepeltuch, bramfuek; bile md is 
simpe. - Tarred c. (Tarpaulin, 
Tarpawling), getceid doek ; gelheerle 
leinwand; bile 500(1 FOI( (de, préu( rt. ~1Vaterproof 
C., waterdiclt zeilduek ; wasserdihtes 
se,qeltuch; toile im Per:ndIlle. 

Cinule, f. fr. Spuilp)jpje; small pipe 

of a syringe; sI)rtzerrÖlIrclJe. 

Caoutchouc, m. fr. & eng. , Gomme 

élastique, 1. /;-. Caoulchouc, elastieke 

fOUl, goru-elastek ; India-rubber, elastic puin, 

gum-lastic; kauls(' lio t, fcderharz, pfetl'er 

barz. C. vulcanisé, gevulcaniseerde 

caoutcbouc ; vulcanized India-rubber; vulka 

-nisirtes kautschuk. 

Cap, m. eng. Kap, overdekking (van een 

instri tient, cciie machine. etc.); haute, kappe; 

bonnet. 'Vir;dmulenkap, v. calotte c). 

-1Iulsterkap, V. calotte i) (Dôme) 
Kap (aan slbommachines); kappe; chape. -
Helm, kolfmuts (hij chernisten); haube; lOme. 
-Waterzak, v, calottage. -Deksel 
(van en horloge); dectel; recouvrement. -
Onrustdeksel, v. calotte 6). - Veerslift, 
V. barret. -Kap, kroon, kornis, V. aufsatz. 
- (Crown) Kap, (der glasfanr.); 
krone, kappe, chemise. -Koepel, helni 
(des glasovens); kuppel; Couroone. - Pompklepje 
; deckel; clapet. - Kzip of hoed 
15 


170 CAP 

eener klok; glockenhut, glockenkappe; onde. 

Cilinderkap (der papierfabr.); verschlag, 
haube; chapeau, chapiteau. — Zundgatkap; 
zundlochkappe; coiffe. o C. (of the 
mast—head or bowsprit), ezelshoofd ; 
eselshaupt, eselshoo fd; chouquet. ~ (Capping) 
Kap of zadel over eene rij palen, 
bindbalk ; kronholz, kronschwelle, jochp fette, 
jochschwelle, holm; chapeau, longrine. 

Cap, m. fr. Kaap ; cape; kap. ® Boeg; 
bow; bug. e• C. de mouton, juffer, 
doodshoofd, puttingjuffer (zeker blok met 
gaten); dead-eye; juffer, jungfer, jungfernblock, 
doodshoofd.. — C. de remorque, 
sleeptouw (eener sloep); guess-warp, guess. 
rope, guesh-rope; schlepptau, scblepper, schleper, 
baumtau. 

Capaciousness, eng., Capacitát, 
hd., Capacité, fr. f. Draagvermogen, belaadbare 
ruimte, tonnelast (van een schip); 
bulk, tonnage; tragvermogen. Capaeit 
t fur die warme, hd., Capacité 
pour la chaleur, fr., Capacity for 
heat, eng. vatbaarheid voor de warmte, bij 

neiging eens lichaams om meer of-zondere 
minder warmtestof in zich op te nemen. 

Capade, f. fr. & eng. Viltstuk (een 
der vier vakken of viltstukken van een 
hoed); bat; fact. 

Cape, (Poignée) f. fr. Ladedeksel 
(van 't weefgetouw); lay-cap, pull-to; ladendeckel. 
— Bijligger; main-sail; schoversegel, 
schdnfahrtssegel.•^Etre a la c., V. capeer. 
~ Se mettre à la e., bijleggen; 
to lay-to, to try; beilegen. 

Cape, eng., v. Cap fr. i). — Capefly-
away, boterland (dikke wolken die 
men soms voor land aanziet); butterland, 
treibland; terre de beurre. 

Capéer, Capéier, Caposer, Etre 
a la cape, v. n. fr. Bgliggen, voor storm 
bijliggen; to lie-to, to try; beiliegen. C. 
a, la misaine, voor de fok bijliggen; 
to lie-to or to try under a fore-sail; vor der 
lock beiliegen ; einen beilieger von der fock 
machen. C. à sec, C. à mats et 
a Bordes, voor top en takel bijliggen; 
to try under bare poles, to try a-hull; vor 
top and takel beiliegen oder treiben. 

Capelage, m. fr. Gezamenlijk tuig (van 
een ra, mast); shrouds and other rigging; 
flecbting. 

Capeler, v. a. fr.: C. un hauban, 
een spanwant overleggen, omleggen; to put 
the shrouds over the mast-heads by their 
collar; die spannwant anlegen. 

Capeyer, v. n. fr., v. capéer. 

Capillaire, adj. fr.: Action c., 
haarbuiswerking, aantrekkingskracht der 
haarbuisjes; capillary action; haarri hrchenkraft. 
~ Tube c., haarbuisje; capillary 
tube; haarrohrchen. 

Capillaritat, hd., Capillarité, fr. 

1

f., Capillarity, eng. Haarbuiskracht, aan 
haarbuisjes; aantrekking op-trekking der 
haarbuizenafstand, capillariteit. 

CAP-SQUARE-KEY. 

Capillary, adj . eng., V. capillaire. 

Capital, (Head of a still) eng. 
Helm der distilleerkolf; destillirhelm, helm; 
chapiteau. ® Kapiteel (eener zuil); kapittel; 
chapiteau. ~ Kapitaal, hoofdlijn (van een 
vestingwerk); hauptlinie,kapitallinie; capitale, 
ligne capitale. — Hoofdletter, kapitale letter 
; grosser buchstabe, kapital; capitale, 
lettre majuscule. _•- Great c., Large 
e., groot kapitaal (drukletter); gross kapital; 
grande capitale. — Small e., klein kapitaal 
; klein kapital, kapithlchen; petite capitale, 
minuscule. 

Capitale, f. fr., v. capital. 

Capiton, m. fr., V. abseide. 

Capon, m. fr. Katlooper (takel); cattackle; 
ankerkatt, katt, kattgien. 
Caponier, Caponiere, eng., v. caponnière. 


Caponner, v. a. fr.: C. l'ancre, 
het anker katten of onder den kraanbalk 
halen ; to cat the anther; den anker katten. 

Caponnière, f. fr. Caponnière, kaponare 
(verdedigingswerk, doorgaans in droge 
grachten aangelegd); caponiere, caponier; 
caponnière. 

Caposer, v. n. fr., v. capéer. 

Capot, m. fr. Kap, dak; hood; kappe, 
dach. ~ (Capote) Gek van den schoorsteen 
der kombuis; hood; geck. ® C. 
d'échelle, kajuitskap ; hood; kajtttskappe, 
hundehaus. 

Capote, f. fr., v. Capot 2). 

Capped, eng.: To be e., een deksel 
hebben (van horloges); mit deckel versehen 
sein; être it recouvrement. 

Cap—piece, eng. Dekstuk, bovendrempel 
(van een venster of eene deur); thursturz, 
fenstersturz, kop fstuck; linteau. 

Capping, Capping-piece, -eng., v. 
cap 18). 

Cap-pot, eng. Bedekte smeltkroes ; bedeckter 
schmelzhafen; pot ou creuset couvert 
dun chapeau. 

Capre, Corsaire, m. fr. Kaper, kaperschip, 
kaapvaarder; privateer; kaper. 

Caprine, f. fr.' eng. Caprine-vet (bijzondere 
stof in de geitenboter); kaprinfett. 
Caproate, m. fr. & eng. Caproïnezuur 

zout; kaproinsaures salz. 
Cap—scuttle, eng. Springluikje; springluke, 
lose luke; écoutillon a panneau. 

Capsicin, n. hd., Capsicine, f. fr., 
Capsicum, eng. Loogzout uit de lange 
peper. 

Cap-square, eng. Tappendekplaat, 
flap tot affuit of rolpaard; schilddeckel, 
pfannendeckel, zap fendedkel, oberpfanne der 
la Pette, flappe des roperts; sus-bande, platebande. 


Cap-square-eye-bolt, eng. Platte 
oogkopbout (van 't affuit); splintbolzen, p fannenbolzen; 
cheville à tête plate et percée. 

Cap—square—key, eng. Kopboutspie 
(van de tappendekplaat) ; splint; clavette de 
sus-bande. 


 

CAP—SQUARE—LIP -


Cap-square-lip-head-bolt, eng. 
Tapbout, platte haakbout, hekbout; dockenbolzen; 
cheville a mentonnet. 

Capstan, Capstern, eng., v. eabestan. 


Capsule, (Têt),v.abrauchschale. 

-Slaghoedje, zundkapje, zundhoedje, dopje 
(voor percussie-geweren); copper-cap, percussion-
cap, cap-priming; zundhutchen, zundkdppchen, 
zündkapsel. 
Capter, eng. Prijsmaker (schip dat een 
prijs opbrengt); aufbringer; preneur. 

Capuchon, m. fr., v. capot, 2), 3). 

Capuchine, eng., v. capucine. 

Capucine, f. fr. Band, ovale ring die 

de geweerlade en den loop omgeeft; band; 
schaftring. - C. d'en haut, Embouchoir, 
bovenband ; upper-band; oberring, 
oberbund, trichterring, tricbterrohrehen. -

C. du centre, (Grenadière, boucle 
du milieu) middelband ; centre-band; mittelbund, 
mittelring, warzenring. - C. promière, 
Demi-c., onderband ; lower-band; 
unterring, unterbund, kapuzinerring, spitzmutterchen. 
- Capucines de pont, 
slapers, dekknieën ; standards, standardknees; 
verkehrte kniee. 
Carabé, m. fr. Gele amber, v. suecm. 


Carabine, f. fr. Buks, karabijn ; rifle, 
carbine; bUehse, stutzen. - C. à deug 
canons, buks met dubbelen loop ; double 
Title, double barrelled rifle; doppelstutzen. 

C. de cavalerie, C. brisée, kavalerie-
karabijn ; rifle-carbin; gezogener ka 
-C. d'infanterie, jagerbuks;-rabiner. 
infantry-rifle; jagerbiichse. ~C. inerveillouse, 
buks met haarfijne groeven (van 
100 tot 1.30); rifle with hair-rifling; biichse 
gait haarzügen. 
Carabiner, v. a. fr.: C. un canon 

de fusil, eengin loop trekken (hem in


wendig van groeven voorzien) ; to rifle a 

barrel; ein rohr, eihen lauf zieken. 

Carae, eng. Kraak (zeker portugeesch 

vaartuig); karake; caraque. 

Caracoli, m. -Mengsel van goud, 

zilver en koper, halfgoud der Amerikaan 

wilden.-sche 

Caractère (d'imprimerie), m. fr. 
Drukletter ; printing-type, type, letter, character; 
type, typus, schrift, letter, schrift 


•.• C. italique, cursief-letter;-gattung. 
italic letter or character, italics; cursivschrift. 
-C. allemand, Duitscbe letter ; german 
text; fracturschrift. - C-S cunéiformes, 
wigvormig letterschrift, kegge schrift 
; wedge-writing, wedge-characters; 
kellschrift. - C-S d'écriture ou 
calligraphiques, schrijfletters; scripttype; 
schreibschrift. 
Caragache, f., Caragach, m. fr. 
Smirnaasch katoen ; Smyrna-cotton; baumwolle 
aus Smyrna. 


Caraque, f. fr., v. carat. 
Carature, f. fr. Goudmengsel voor es-

CARD. 171. 

sayner- of toetsnaalden; alligation; karatirung, 
prohirnadelmischung. 

Caravel, eng., Caravelle, t. fr. Karvee) 
(vaartuig); karavelle. 

Carbazotique, m. fr. Mengsel van 
stikstof-en koolstofzuur gas; gas composed 
of carbonic and nitric acid gas; stick- and 
koblenstoigas. 

Carbine, eng., v. carabine. 

Carbo, eng. Kool ; kohle; charbone. 

Carbon, eng., Carbone, m. fr. Koolstof 
; kohlensto ff. 

Carbonat, n. hd., Carbonate, m. 
fr. & eng. Koolzuur zout. ~C. de chaux, 
de cuivre, etc., fr., Carbonate of 
lime, of copper, etc., eng., koolzure kalk, 
koolzuur koper, etc.; kohlensaurer kalk, 
kohlensaures kup fer, etc. - Carbonate 
of lead, eng. Koolzuur lood; heterochrom; 
chrome de plomb. 

Carbone, m. fr., v. carbon. 
Carbonic acid, eng., v. acide carbonique, 
s. acide. 

Carbonisation, f. fr., Carbonization, 
eng. Verkoling; verkohlung, das 
verkohlen. 

Carbuncle, eng. Karbonkel (een blinrend 
roode robijn); karbunkel, karfunkel; 
escarboucle. 

Carbure, m. fr., Carburet, eng. 
Koolstofverbinding; kohlenstoffmischung. 

C. d'alumine, de cuivre, etc., fr., 
Carburet of alumin, of copper, 
etc. Koolstofaluin, koolstofkoper, etc.; alaunhaltiger, 
kup ferhaltiger kohlensto ff; - C. 
de for, fr., C. of iron (or Kish) eng., 
koolstofijzer ; eisenschwdrze, gekohltes eisen. 
Carcaise, Carquaise, Carquèse, 

f. fr., v. annealing-arch. 
Careas, tn. fr. Wolf, loep, frischstuk; 
metal-cake; wolf, frischkienstock. 

Carcase, eng., v. carcass. 

Carcase-saw, eng., Handzaag ; art 
fuchsschweifshge; scie a main. 

Carcass, eng., Carcasse, f. fr. Ge


raamte van een schip, karkas, romp ; gerippe. 

IJzeren karkas of geraamte voor brand


kogels ; karkasse, rippenkugel, brandkugel. 

Carcasse, f. fr. Geraamte, het enkele 

timmerwerk van een gebouw ; skeleton, shell; 

gerippe, holzgestell, werksatz. - v. cage 1) . 

Ribben eener ingelegde vloer; ribs of 

an inlaid floor; gerippe zu einem eingelegten 

boden. - v. báti f2). 

Carcass-heading, eng. Vuurpijlkap, 

v. chapiteau 9) . 
Carcass-rocket, Carcass-headed 
rocket, eng. Brandraket ; brandra 
fusie incendiaire. -kete; 
Card, eng. Kaarde ; kratze, karddtsch 
krempelkamm; carde ; étoqueresse, plaqueresse 
ou ploqueresse. -Breaking C., 
grofkaarde, v. break s), breehkamm. 

— Fine C., fijnkaarde ; feine kardatsche; 
plaquettes fines. - Finest sort of C., 
fijnste wolkaarde ; kniestreiche; repassette. 

 17 2 CART) — 

— Finishing c., Finisher, fijnkaarde, 
V. auskarde. — Large c., groote 
kaarde, grove wolkaarde; grosse karddlsche; 
scardasse. — V. cardinal. •^ Schroot vorm 
; schrotform; fond, passoire. •^ 
(Rhumb—card , Compass-card) , 
Kompasschijf, windroos; kompassscheibe, 
windrose; rose du vent ou du corn pas. e•• 
Cards, pl. Kaarten of bordpapieren der 
Jacquard-machine (die door hun eigenaardige 
inrichting van gaten eene enkele, juist bepaalde 
splitsing van den ketting te weeg 
brengen); karten, pappen, musterpappen; 
cartons. •r Kaarten, speelkaarten ; karten, 
spielkarten; cartes, cartes á jouer. o• C. of 
the meanest quality, gemeenste soort 
van speelkaarsen ; letzte sorle von karten; 
triaille. — C. with figures, kaarten 
met figuren of prentjes, figuurkaarten; 
karten mit figuren; tétes. 

Card (to), v. a. eng. Kaarden, opkaarden, 
rouwen, etc., v. aplaigner, aufkratzen, 
aufrauhen. 

Cardage, m. fr. Het kaarden ; carding; 
das kardatsehen, kratzen, krampeln, streieben. 

Cardasse, f. fr. Kaarde of kam voor 
floret- of vlokzijde; waste-card, camb used 
in preparing silk waste for making sapiton; 

floekseide-kardhtsche, karnpel zur tlockseide. 
~ (Strasse, Estrasse) Vlokzijde, floretzijde; 
/loss-silk; Ilockseide, wirrseide, galletseide. 


Card--board ,eng.,v.Bristol.paper. 
Card-cleaner, eng. Kasrden schoonmaker 
; disielputzer, dislelreiniger; curette. 

Card-•clothing, eng. Kanrden beslag, 
beslag der kaardwachines; kralzenbeschlag; 
garniture des machines à carder. 

Card—coinb,eng., v _carding-comb. 
Carde, f. fr. Kaarde, v. card t ). 

C. a étoupes, kaardrnacliine voor werk 
(van vlas, enz.); tow-breaker; wergkratzmaschine. 
_•C. en fin, C. a loquettes, 
Finisseuse, Finissoire, lok kenmachine 
(die de bearbeide wol, door middel 
van een bijzonderen toestel, de lokkenwwals, 
In ronde, worstvormïge lokken verandert); 
carding-engine, carding-machine; loekenmaschine, 
lockenkrdrnpel. — C. en gros, 
grofkaarde, V. break 9). — Carde fileuse, 
boudineuse, a loquettes 
continues, v. continue. ~C. a nappen, 
brousse, schrotbbelkaarde, schrobbelmachine, 
eerste wolkaardmachine (die de 
gevette wol in een breede, dunne, losse wat, 
vel of vlies uitspreidt); scribbler; schrubbelmraschine. 
Carded, eng. Half-kamgaren ; halbkamingarn; 
Cardé- peigné. 
Card—end, Sliver, eng. Band of lint

-

(in welke gedaante tiet gekaarde katoen uit 

de lokkeninachine kont), lok; band; ruhan. 
Cardé-peigné, m. fr , v. carded. 
Carder, v a . fr. Kaarden, v. to card. 
Cardère des foutons, f. Kaarddis

-

tel, v. chardon i ). 

CA ET. 

Carderie, r. fr. Kaarderij (plaats waar 
men kaardt); carding-room; krnrnpelzimnmer. 
Cardette, f. fr., v. déchet de car


de tte. 
Cardeur de laine, ni. fr. Wolkaar

-

der, wolkammer; wool-comber; wollkänimer. 
Card—factory, eng. Speelkaartenfabriek 
; karlenfabrik; carterie. 

Card—frame, eng. Raam tot opspan. 
nin ; en vasthechting van het kaardleder; 
aufspann- and anhe(trahmen; panteur. 

Cardinal, m. fr. Kleine ijzeren laken 
iron card for cleaning the cloth;-kaarde ; 

streiche. 

Cardinaliser, v. a. fr. Rood verven; 

to dye red; roth fdrben. 

Carding,eng. Het kaarden,v.eardage. 
Carding-bench, eng., v. bane à 
carder, s. bane. 
Carding—comb,eng. Kaardkam, breekkam 
voor 't kaarden ; krg-mpel; ploqueresse. 

Carding—engine, Carding-machine, 
eng. Kaardmachine; kralz-, krampel-, 
streichmaschine; machine a carder. 

V. Carde en fin, a loquettes, etc., 
S. carde. 
Carding-roller,Urchin,eng.Kaardcilinder; 
egel, ida /er; hérisson. 
Cardings, Rolls, pl. eng. Lokken, 
worstvormige reepen (vgl. carde 3) ); locken; 
loquettes, plaques, boudins. 

Carding—table, eng. Kaard tafel; kar 
table a carder. -ddlschenli,sch; 
Carding-wool, Clothing-wool, 

Short—wool, eng. Kaardewol, wol voor 
lakens; hralzwolle, streichwolle, luchwolle; 
lame courte, lame de carde, tourre de carde, 
laine ;t carder. 

Card-maker, eng., v. cartier. 
Cardon a lamer, ni. fr., v. chardon 
I). 

Card-setting-machine, eng. Machine 
voor 't kaardenrnaken ; karden-oder 
kratzensetzmaschine; machine it fabriquer 
des ca riles. 

Careen (to), v. a. eng. Kielen (een 
schip), de buitenhuid nazien, herstellen; kielhalen, 
(dem schiffe) eine kielholung geben; 

caréner. 
Careening, eng. Liet kielen, de bui


ten be pia nking; das kielholen; carénage. 
Careening-wharf,eng.,v.brabank. 
Carenage, m. fr., v. careening. 

V. brabank. 
Carene, f. fr. Romp. bol, bet levend of 
onder-hater-zijnde gedeelte, ingedompeld gedeelte 
(van een schip) ; bottom of a ship; 
boden des schilfes. — Kiel (eener galei); 
heel: kiel. 

Caréner, v. a. fr., v. to careen. 

Caret, m. fr. Kabelgaren, stootgaren ; 
rope-yarn; kabelgarn...• Garenspinnershaspel, 
garenwinder; gain-windle, hasp; yarnrolle, 
garnhaspel. _ Grove hennep voor 
kabels; coarse hemp-thread for cables; hanf 
fur taut. 


CARET -- 

Caret, eng. Uitlatingsteeken (bij zetters); 
auslassungszeichen; signe d'omission. 
Carette, f. fr. Kamlichter (weefstoel raam); 
balances that raise the stays; kamm


hebelbrett. 
Cargaison, f. fr. Lading, v. Cargo. 

— Lading, het laden ; ladingstijd; charging, 
loading; das laden, die ladung; ladungszeit. 
Cargo,Loading, eng. Lading, scheepslading; 
ladung; charge, chargement. 
Cargue, f. fr. Gording, raband, geitouw; 
brail (bunt-, clue-and-leech-lines); geitau. -

C. d'artimon, C. de la voile d'artim.
On, bezaangeitouw ; brail of the mizzen; 
geitau der besan. - C. à vue, banepoot 
aan de fok; slab-line; kerkedörtchen 
schlappleine, durcbgucktau, marlreep, marltau. 
— C. au vent, C. sous le vent, 
loefgeitouw; lijgeitouw, -gording; weatherbrail; 
lee-brail; luvgeitau; leegeltau. 
Carguebas, I. fr. Neerhaler, v. Calebas. 
— C. des huniers, des bonnettes 
des huniers, etc., neerhaler van 
de marszeilen, van de marseleizeilen, etc.; 

down-hauler of the top-sails, of the topstudding-
sails, etc.; niederholer der marssegel, 
der marsleesegel, etc. s C. de la 
telrite, pl. neerrijders van de zonnetent ; 
down-haulers of the awning; niederholer des 
sonnendecks. 

Cargue-bouline, f. fr. Dampgording; 
leech-line; nockgording. 
Cargue-dedans, f. fr. Inhaler (van 
de groote fok); inhauler; einholer. 
Cargue-fond, f. fr. Buikgording; buntline; 
baucbgording. 


Cargue-haut, f. fr. Ophaler van 't 
rak; uphauler of the parrel; rackaufholer. 
Cargue-point, f. fr. Geitouw (het 


eigenlijke); clew-garnet, clew-line; geitau. 

Carguer, v. a. fr. Geien en gorden, 
geien, zeilen bergen, zeil minderen ; to trail 
up, to clew up; aufgeien. 

Cariarou, m. e Slingerplant der Antilles, 
die eene karmozijnroode verfstof oplevert. 


Cariatide, v. Caryatide. 
Caribari, m., Navette volante, 

f. fr. Snelspoel; fly-shuttle, flying shuttle; 
schnelischutze. 
Carle, f. fr. Houtbederf, rotting ; rot, 
(with sailors) druxey; fdulniss, fuchs. 

C. sèche, droge rotting, vuur; dry-rot; 
trockene fdulniss, trockenmoder, feuer. 
Carillon, m. fr y eng. Klokkenspel; 
electric chimes; elektrischer glockenspiel. 
C., Per de c., ijzeren staafjes van 18 
a 20 strepen in 't vierkant; rod-iron, rods, 
square iron •bars, stilt-iron; knoppereisen, 
krauseisen, zaineisen. 

Carinthin, n. hd., Carinthine, f. 
fr. ' eng. Carinthine, eene verscheidenheid 
van hoornblende, uit Carintbië. 

Carisel, Cariset, Carsaie, Creusot, 
m. fr. Karsaai ; canvass used in weaving 
tapestry and carpets; gewebe fur teppiehe. 

CARPET—KNIFE. 173 

Carlet, m. fr., V. carrelet. 

Carline-oil, eng. Everwortelolie; eberwurzdl; 
huile de carline. 

Carlingue, f. fr. Ligger, fundatiebalk ; 
sleeper, dormant, bearer; trager, unterlage, 
schwelle. ~ C. des bittes, Betingsspoor; 
step of the bit-pins; betingsspur. 

C. de cabestan, spoor van het spil ; 
step of the tapstern; spilispur, gangspul spur, 
spillbett. - C. de fond, zaadhout, 
kolsem, koizwijn ; keelson, nelson; kolschwin, 
kolschwein, kolsem, saatholz. - C. de 
Mat, spoor, mastspoor; mast-step; mastspur. 
Carme, m.: Acier de c., soort van 
Duitsch staal in dunne staven, rozestaal 
(acier à la rose); steel in thin bars; 
stahl in dunnen stangen. 

Carmeline, fr., Carmelinwolle, 
hd. f. Vigogne-wol van de 2de schering; 
second shearing of the vicuna. 

Carmin, m. fr., Carmine, eng. Karmijn 
(eene kostbare hoogroode verfstof uit 
cochenille bereid); karnvin. 
Carrie, f. fr. Hoek, scherpe kant ; corner; 
spitze kante. 
Carneau, m. fr. Vuurkanaal, vuurgang 
(der stoommachines); flue; feuerkanal. -

C. à air, v. air-pipe. 
Carnèle, f. fr., v. border, eng. ti). 
Carnelian, eng., Carneol, m. hd., 
v. cornaline. 
Caronade, f. fr. Kort scheepskanon 
van groot kaliber, caronade ; carronade; karonade. 
Carpenter, eng. Timmerman ; zimnermann; 
charpentier. 
Carpenter's chalk-line, Carpenter's 
line, eng. Timmermansslaglijn; 
zimmermannsschnur, -schlagleine oder-schlaglien; 
ligne, fouet, cordeau. 
Carpentry, eng. Timmermanskunst, 
timmermanshandwerk, bet timmeren; zimmerkunst 
, zimmerhandwerk , zimmerwerk; 

charpenterie, charpente. -Timmermans 

werkplaats; zimmerwerkstätte; char--winkel, 


penterie, atelier de charpentiers.® House-

C., het huistimmeren ; bautischlerei, tisch


lerei die sich mit unbeweglichen gegenstdn


den beschaftigt; menuiserie en bhtiments ou 

en bátisse, menuiserie dormante. 

Carpet, eng. Tafelkleed ; voetenkleed, 
karpet; teppich, tischteppich; fussteppich; 
tapfis, tapis de table; tapis de pied. ~ 
Brussels-c., Brusselsch karpet; Brusseler 
teppich, ausgezogener sammtteppich; ina


quette, moquette bouclée. - Scotch c., 
Triple or Three-ply c., Schotsch karpet, 
driedubbel karpet; schottischer, drei,facher 
teppich; tapis d'ÉCosse. - Turkey-
C., Turksch karpet, Savonnerie-karpet ; 

turkischer, Savonnerie-teppich; tapis facon 

de Turquie, tapis de la savonnerie. ® WTilton-
c., Wiltonsch karpet; plïcschteppicïa, 
geschnittener sammtteppich; tapis de Tournay. 
Carpet-knife, eng. Draaisnijder (ta



174 CARQUERONS 

pijtwerkersgereedschap); fadenschneider; tranche-
fil. 
Carquerons, m. pl. fr., v. contremarches. 
Carquèse, f. fr. , v. annealingarch. 


Carrara, fr. V hd., Carrare, fr. m. 
Carrarisch marmer, marmer van Carrara (in 
Modena), .-Carrara, eng. Engelsche por 

marmer nabootst;-seleinsoort, the 't Carrarisch 

eine dem Currara-marmor nachahmende englische 
sorte von porzellan; espèce de porcelaine 
imitant le marbre de Carrare. 

Carré, m. fr. Touwslagersslede; sledge; 
schlitten ollne hoofd. --Vierkant lijstje 
(aan zuilen, etc.), V. lintel. ~ (Coin) 
Muntstempel; coiner's die, stamp for the 
reverse-side; munzstdmpel, prageisen. 
Les carrés, de boven-en onderstempel; 
the upper and lower square; der ober-and 
unter-, der wappers and brustbildstdmpel. 
~ Hoek (van een slot) ; corner; ecke. 
Vierkant, rechthoek met 4 gelijke zijden, 
quadraat ; square; quadrat. — Vierkant getal, 
tweede macht van een getal; square; 
quadrat, zweite potenz. — Vierkant van 
den tuimelaar (van 't geweerslot); squares 
of the tumble; vierung, viereck, nussgevierte. 

— Mediaanpapier ; medium; medianformat. 
~ Grand c., C. double, groot mediaan 
; crown-paper; grosses median. — C. 
fluant, slecht drukpapier; running printing-
paper; schlechtes druckpapier. — C. 
du bouton, C. de culasse, Fauxbouton, 
tap, vierkant van de druif (des 
kanons); square for the chuck, chuck-square, 
cascable-square; zapfen an der traube, falsche 
traube, vierkante, bohrzapfen. ~ C., ou 
Machine carrée, werktuig tot het graveeren 
in de hoeken; machine for the engraving 
of edges; quarré-maschine. 
Carré, adj. fr. Vierkant, vierhoekig; 
square; viereckig, quadratisch, geviert. 

Carreau, in. fr. Vloertegel, vierkante 
vloersteen; paving-tile , brick for paving 
floors; flag, flagging-stone; pflasterziegel, flurziegel, 
fliese. ® Steenen plaat voor stookovens; 
dutch tile; earthen pan for a stove; 
kachel, ofenkachel. — ( Panneresse) 
Streksche steen (die met zijn langste zijde 
in den dag komt); stretcher; lhufer, lhuferstein. 
— Groote vijl,' raspvijl, vierkante 
armvijl ; rubber, arm-file; grobfeile, armfeile, 
putzfeile. — C. (de Nitre) Glasruit; 
pane of glass, light; fensterscheibe. — Munt 

gestempeld moet worden); blank-plaat (die 

for coining; schrutling, munzschiene. 

Kleermakerspersijzer; tailor's goose; bugel


eisen. — v. bilti du plaeage, s. báti. 

Buitenbeplanking, gangen (van een schip); 

strakes; gdnge. — C. electrique on 

étincelant, V. blitztafel. — Berg


hout, v. bergholz 2). — Carreaux, 

Etoffe a c., geruite stof; check, cheq


uered, diamonds, square ; wurfel, stein, 
carreau. 

CARRIER. 

Carrefour, m. fr., v. case, fr. 1). 

Carrelage, m. fr. Vloer van vierkante 
tegels; flag, pavement of paving-tiles; fliesenpflaster, 
plattenbelag. — Het bevloeren 
met tegels; flagging; das platten, pflastern 
mit fliesen. 

Carrelé, m. fr. Soort van zijden stof; 
kind of silk fabric; art seidenzeug. 

Carreler, v. a. fr. Met vierkante tegels 
bevloeren ; to flag, to pave a foor with tiles 
or marble-slabs; mit fliesen pflastern, platten, 
auspldtten, mit platten belegen. 

Carrelet, m. fr. Paknaald; collar-needle, 
flat needle ; schneidnadel, packnadel. 
Schrijnwerkersbeitel, V. burin à bois, 

S. burin. — Kleine vierkante vijl, zoet 
gladvijl ; square file; kleine viereckige-vijl, 
feile. — C. plat, platte vierkante vijl 
cotter-tile; dickdache feile. — Filter, v. 
filter i) . 

Carrelette, f. fr. Polijstvijl, zoet-, gladvijl 
; polishing-file, potance-file, four-squarefile; 
polirfeile. 

Carreleur, m. fr. Vloerlegger ; Jloortiler; 
plattenleger, pflasterer. 

Carrer, v. a. fr., v. écarrir. 

Carret, m. fr., v. caret 1). 

Carriage, eng. Voertuig op wielen, 

wagen, rijtuig; wagen, fuhrwerk; chariot, 
voiture. — C. for guns, v. affut. — 

C. with bracket-trail, v. brackettrail-
carriage. — (Waggon for 
baggage) Goederen wagen (op spoorwegen); 
waggon; wagon. — C. of a boringmachine, 
v. bohrschlitten. — C. 
of a mule-spinning-frame, Kar 
eener mule-machine ; wagen, spindelwagen; 
chariot. — C. of a printer's press, 
kar eener drukpers; karren, presskarren, 
laufbrett; train, coffre, berceau, v. aufhalter 
4); dérouler z). — C. of a 
stair, trapwangen; treppenwangen, treppenzargen; 
limons. — C., kussensteun (in 
werktuigen); bed voor cilindertappen; lagerstïutze; 
unterlage fur wellenstutzen; support 
de coussinet; coussinet. 

Carriage-bridge, Roller-bridge, 
eng. Brug voor rijtuigen; wagenbrïucke, rollbrucke; 
pont de voitures, pont roulant. 

Carriage—grease, eng. Wagensmeer; 
wagenschmiere; graisse pour voitures, vieux 
oing. V. cambouis. 

Carriage—truck, eng. Goederentrein; 

transportzug; train de transport. 

Carrick-bend, Grenny's bend, 

eng. Platte knoop, zeemansknoop ; ouwwij


venknoop; plattstich, heling; noeud marin, 

noeud plat; noeud de vache. 

Carrick—bitts, pl. eng. Braadspit


betings; bratspillbetings; bittes latdrales du 

vindas. 

Carrier, eng. Verdeelingsro! (der schrob 

bij 't wolspinnen); vertheilungs--belmachine 
walze; distributeur. — Verdeelingsrol (der 
papierfabrieken );regulator,vertheilungswalze; 

régulateur, distributeur. — Tusschenrad (aan 


CARRIER 

werktuigen); intermittirendes rad, zwischenrad; 
roue intermédiaire. 

Carrier, m. fr. Werkman in eene 
steengroef, steenbreker ; quarry-man; steinbrecher. 
~ Eigenaar, ontginner eener steen


roef; owner or proprietor of a quarry; 
steinbruch-, steingrubenbesitzer. 

Carrière, f. fr. Steengroef, bouwsteen mijn 
; quarry; steingrube, steinbruch. — C. 
d'alun, Mine d' alun, v. alaungrube. 
~ C. d'ardoise, v. ardoisiére. 


Carronade, eng., v. caronade. 

Carrosse, Chariot(des cordiers), 

m. fr. Touwslagersslede; sledge; schlitten, 
topschlitten. 

Carsaie, f. fr., v. Carisel. 

Cart, eng. Kar ; karre, karren; charrette. 

Cartahu, in. fr. Uithaler, wipher, looper; 
whip; wippe, scheibe and tau. s Jo1letouw; 
yole-rope; jiilltau. 

Carta rigata, f. hd. Patroonpapier; 
design-paper, point-paper, rule-paper; carte, 
papier a patrons, papier quadrillé, papier rayé. 

Carte, f. fr. (Carton-ivoire), v. 
Bristol-paper. ®• Patroonpapier, v. 
carta rigata. — C. á deug, en 
trois, dubbel, driedubbel bordpapier; two-, 
three-leafed board; zwel -, dreiblattrige pappe. 

C., kaart (land-, zee-, hemelkaart; 
map, chart; karte. — C. astronomique 
ou eéleste, sterrenkaart, hemelkaart ; astronomical 
or celestial chart, map of the 
stars; himtnelskarte, stirnkarte, astronomische 
karte. •o C. de géographie, 

C. géographique ou terrestre, 
landkaart; geographical map, land-map; landkarte. 
— C. marine, nautique, hydrographique, 
zeekaart, hydrographische 
kaart, paskaart ; chart, sea-chart, hydrographical, 
map; seekarte, hydrographische 
karte, passkarte. ~ C. plate, platte paskaart 
; plane-chart ; platte, gleichgrddige 
karte. — C. réduite, ronde, wassende 
paskaart, kaart naar Mercator's projectie; 
Mercator's chart; Mercator's karte, reducirte 
karte, karte mit wachsenden graden der 
breite. — C. sélénographique, maankaart; 
selenographical map; mondkarte. •m 

C. topographique, plaatskaart, topographische 
kaart ; topographical map; topographische 
karte. Cartes, C. a jotter, 

V. cards 10). 
Cartel, m. fr. Uurwerkkastje (als wandsieraad); 
dial-ornament of a portable timepiece; 
uhrkasten, uhrgehause. v. Cartel-
ship. 

Cartelle, f. fr., v. auslegeholz. 
Zwalp (dikke plank), waarop de molensteenen 
rusten ; mill-stone-plank; mühlsteinbohle. 
Cartel-ship, eng., V. batiment 

parlementaire. 

Carterie, f. fr., v. card-factory. 

Carteron (Quarteron) , m. fr. 

Steekkam (des spelden makers) ; prickingcomb; 
stechkamm. — (Cartero) Ketting-

CARTOUCH. 175 

draadhouder; stick to keep the threads of 
the warp separate; kettenfadenhalter. 
Carthamate, m. fr. & eng. Carthamicumzuur 
zout; karthaminsaures salz. 

Carthame,(Safran bátard), m. fr. 
Saffioers,distelgeel; sa fflower,carthamus; saflor. 

Carthamin, n. hd., Carthamine, 

f. fr. & eng. Saaflloersrood (eene uit het saffloers 
verkregen roode verfstof). 

Carthamus, eng., v. earthame. 

Cartier, ni. fr. Speelkaartenfabrikant; 
card-maker; spielkartenmacher. — v. kartenmaler. 
Cartilage, m. fr. & eng. Kraakbeen 
(ter lijmbereiding); knorrbein. 

Carton, m. fr. Bordpapier, karton; 
board; pappe. ~ Gros c., grof bordpapier 
(voor vuurwerk); paste-board; winderblatt. 
_ C. (pour appret de drap, 
de papier), C. glacé, persbord, gietbord; 
pressing-board, glazed board; glanzpappe, 
pressspan. — C. blane, v. Bristol-
paper. — C. Bristol, v. Bristol-
paper. — C. a broder, borduurkarton, 
papierstramien ; punched cardpaper; 
papierstramien. ~ C. cuir, leerkarton 
; leather-board; lederpappe. — C. 
de collage, opeengelijmd bordpapier; 
paste-board; geleimie pappe; ~ C. élastique, 
elastiek bordpapier (voor geweer 

elastic paste-board; elastische-proppen); 
pappe. — C. glacé, v. Carton 3). 

C. incombustible, onverbrandbaar papier 
(tot dakbekleeding); carton-pierre (for 
roofing); dachpappe, steinpappe. v C.ivoire, 
v. Bristol-paper. ••• C. de 
montagne, bergpapier, fossiel papier; 
mountain paper ; bergpappe. — C. de 
moulage, de pate, gevormd bordpapier, 
kardoespapier ; mill-board; pappdeckel. 
C.-paille, strookarton ; board made from 
straw; strohpappe. C.—pierre, steen 
(voor sieraden in relief); carton--karton 
pierre; steinpappe. — Cartons, C.— 
Jacquard, v. cards, s. card 10). 

Cartonnage, m. Kartonwerk ; paste


work; papparbeit. 

Cartonner, v. a. fr. In karton binden, 
kartonneeren; to board (a book); in 
pappe einbinden, kartoniren. ~ Een of meer 
verbeterbladen bij een boek doen; to put in 
a corrected leaf; ein ungedrucktes biatt emlegen. 
— De pers-of pletborden inleggen 
(om laken, papier, te persen, te glanzen); 

to put the boards or pressing-boards in; 

pressspane, glanzpappen einlegen, einpapieren, 
einsphnen. 
Cartonnerie, f. fr. Fabriek van kar 
manufacture of paste-board-tonnen doozen ; 
boxes; pappschachtelnfabrik. 

Cartoueh, eng., Cartouche, m. fr. 
Loofwerk, sierlijke lijst of zoom van bijsieraden 
aan beeld-of schilderwerk ; zierrahmen, 
schönleiste, ziertitel. — Huls (kartonnen 
koker) voor vuurwerken ; case or papercylinder 
for fire-works; helse. 


176 CARTOUCHE --- CASE-HARDENING. 


Cartouche, f. fr. Kardoes, lading van 
ecu vuurwapen, patroon ; cartridge, smallarm-
cartridge; patrone. — C. a balie, 
scherpe patroon of kardoes; ball-cartridge, 
service-ammunition; scharfe patrone. — C. 
à. balles (de fer), kartetspatroon ; round 
of fixed case-shot; kartdtschpatrone. — C. 
a boulet, patroon met kogel, scherpe 
patroon ; round shot fixed; kugelschuss. 

C. à canon, blikken doos; gun-case; 
kanonenkartatsche. ® C. a exercice, 
C. á poudre, C. sans balie, losse, 
blinde patroon, patroon zonder kogel; blanccartridge, 
practice-ammunition; exereir-patrone, 
blinde patrone, platzpatrone. 
Cartridge, eng., v. Cartouche, fr. 

Cartridge-cylinder, eng. Kardoeskoker 
(aan boord); kartusch- orler karduskoker; 
gargoussier, garde-feu. 

Cartridge-former, eng. Kardoesmal, 
kardoesrol, rol; patronenholz, patronenwinder, 
kardusstock, cylinder; mandrin. 

Cartridge-mould, Cartridgepattern, 
eng. Blikken patroon voor de 
kardoeszakken ; kartusch-schablone, blechernes 
musterbrett; patron ou fer blanc des sachets. 

Cartridge-needle, eng. Kardoesnaald 
; kardusnadel; aiguille à gargousse. 

Cartridge—paper, eng. Patroonpapier 
; patronenpapier, nadelpapier zu hïclsen; 
papier a cartouches d'infanterie. 

Cartridge—wire, eng. Zunddraad (van 
een galvanischen toestel, die in de lading 
uitloopt); zunddraht; til d'amorce. 

Cartwright, m. eng. Wagenmaker; 
wagner, stellmacher; charron. 
Cartwright's timber, eng. Wagen 
wagnerholz, stellmacherholz;-makershout; 
bois de charronnage. 

Carve (to), V. a. eng. Uitsnijden, beitelen, 
etc., v. aushöhlen, v. a. 2 ), ausgraben, 
v. a. 1) . 

Carvel-work , eng. Karveelswerk 
(scheepsplanken wier kanten over elkander 
heen schieten); karvielwerk; construction à 
carvelle, à joints carrés. 

Carver, eng. Houtsnijder, houtgraveur; 
holzschnitzer; sculpteur en bois. 
Carving, eng. Het houtsnijden, de hout 
das holzschnitzen, die schnitzkunst;-snijkunst; 
sculpture en bols. 

Carving-chisel,eng.,v.balleisen 2). 

Carving—tools, pl. eng. Werktuigen 

des houtsnijders, snijgereedschap; schnitz


werkzeuge des holzschnitzers; outils du 

scuipteur en bols. 

Caryatide,f. Lastdraagster, steun


beeld (een meestal gekleed vrouwebeeld als 

schoorzuil voor een entablement; vgl. at


lante) . 

Cascable, eng. Versterking van de 

vulas (eens kanons); bodenversthrkung; cul


de-lampe (non compris le bouton). ® C. 

or Caseable—mould, bodemstuk van 

een kanonvorm ; bodenstuck eiher stuck form, 

traubenform; culasse, moule de culasse. 

Cascable-button, eng., v. bouton 
de culasse, s. bouton. ~ Neck of 
the e., druifhals ; traubenhals; collet du 
bouton. 

Cascable-frame, eng.Vormtafel (voor 
de culasversterking); formtisch; chantiers. 

Cascable-knot, eng., v. bouton 
de culasse, s. bouton. 

Caseable-square, eng , v. carré 
du bouton. s. carré. 

Case, f. fr. (Carrefour). Kruisgewelf, 
kelder (eener mijn); enlargement; keller, 
versammlungsgewolbe, kreuzgewolbe. n•• Letterkas, 
v. casse 1). ® Smeltkroes, v. 
crucible 1). — Vak (van eerre kas, lade, 
etc.); case, compartment; faeh, abtheilung. 

(Cellule de 1'auge) Cel (eener galvanische 
batterij); cell; zelle. 
Case, eng. Letterkas, v. casse 1) . — 

V. bardot 2). ® Tablet van 't weefgetouw, 
v. box 2). ® Slotkas, v. boxcase. 
— Vak, V. case, fr. 4). _ (Cope, 
Coat, Top, Dome) Mantel (der gietramen), 
hoed, kap; hut, mantel, hobel, formkappe, 
formmantel; chape, man teau. ~ Veerkoker, 
veerkist (van den Jacquard-weefstoel); 
federhaus; etui des élastiques. - C. for 
the warp—beam, kas van den scheerboom 
(aan den haute-lisse-weefstoel); gehduse 
fur die schermuhle; lanterne. ® C. or 
Paper-cylinder for fire-works, v. 
Cartouch 2). — C. of mathematical 
instruments, passerdoos, doos 
met mathematische instrumenten ; reisszeug; 
etui de mathématiques. 
Case (to), v. a. eng. De goudbladboekjes 
in hun foedraal steken (bij goudslagers); 
die quetschformen in ihr futteral 
stecken; enfourrer les cauchers. 

Case—bay, eng. Balkenvloer, waarbij 
de dwarsbalken der bovenbevloering met 
beide einden op hoofdbalken dragen ; balkenlage, 
wenn die querbalken der obersten 
dielung mit beiden enden auf hauptbalken 
au/liegen; plancher dont les solives sontmises 
sur des poutres à chaque bout. 
Ruimte of vak tusschen twee balken ; bal 

travee, claire-voie. -kenlucke; 

Case-full, eng. Kasvol, volledige let


terkas; schriftkasten voll lettern; cassetée. 

Case-harden (to), eng. Het ijzer 

in vuurbestendige kisten uitwendig versta 

blaar-of brandstaal be--len, het cement-, 

reiden ; harten, hart giessen, das eisen durch 

einsetzen in stahl verwandeln; tremper a la 

volde, tremper en paquet, en coquille. 

Case-hardened casting, Chilled 

work, eng. Gietstaal, gewoon staal dat 

buiten toegang der lucht gesmolten en dan 

in eenen vorm gegoten is; hartguss; fonte 

durcie ou blanchie I. la surface. 

Case—hardened roller, Chilled 
roller, eng. Verstaalde gegoten cilinder ; 
schalenharte, glasharte oder stahlharte walze; 

cylindre en fonte durci a la surface. 
Case—hardening, eng. Verstaling in 


CASEATE — 

gesloten kisten ; einsatzhdrtung, ober/ïdchenhdrlitng, 
formhartung; trempe en coquille, 
en parquet.

Caseate, eng., Caséate, ni. fr. Kaas• 
zuur zout ; kdsesaures sal z. 
Caseine, eng., Caseine, f. fr. Kaasstof; 
kdsestoff. 

Case-lock, eng., v. box-lock. 
Casemate, f. fr. y eng. Kazernat (bom 
gewelf); kasematte.-vri onderaardsch 

Casemate (to), eng., Casemater, 
fr., v. a. Kazematteeren, met kazematten 
voorzien; de gedaante eener kazemat geven; 

kasemattiren. 
Casement, eng. (of a door or 

Window). Deur-of venstervleugel; thuroder 
fensterfiigel; vantail de porte ou de 
fenêtre. ~ ]Double e., voorraam, dubbelraarn 
; vorfenster, gegenfenster; contrecbássis. 
® French C., vleugelvenster; 

jl'C&gel fenster; croisée. 

Caserne, f. fr. Kazerne, gemeenschap 
barrack(s);kaserne.-pel(jke krijgsmanswoning; 
Casernet, in. fr. Bestekbriefje, logta


feltje; log-board, traverse-table; logtafel, log


brett, wachttafel. 
Case—rocket, eng. Kartetsvuurpijl; 
kartdlschrakele; fusée a mitraiile. 
Case-shot, eng., v. boite a balles, 

S. balie. 
Case-shot-bottom, eng., v. bottom 
for pound-shot, s. bottom. 
Case-stand, eng., v. cassier. 
Cashmere, eng., v. cacheznir. 
Cashoe, eng., v. cachou. 
Casier,rn. fr. Loketkast, schrijftafelkastje 

met vakken ; set of pigeon-holes; fachkasten. 
Casimir, m. fr. Kazirnier (lichtgekeperde 
wollen stof, soort van halflaken); cas


simere; kasirnir. 

Casing, eng., v. beschienung. •.. 
( Cleading, Jacket) Houten mantel 
(van den stooinketel der locomotieven); mantel; 
chemise, enveloppe. Bocen-deurdorpel 
; slurzverkleiding der 1/tar; sourcil. 
Boven-en onderlaag van beter ijzer voor 
de staafbundels, waarvan reen de spoorstaven 
smeedt ; obere and untere (bessere) eisen


lope des hackeleisens; couverture. ~ C. of 

the chimney, schoorsteen-of rookvan mantel, 
lucbtrnantel (eener stoorntboot); leeft


mantel, schornsteinmantel, rauchfangmnaantel; 

chemise de la eherninée. ~ C. With 
crossettes, ornflijsting reet loofwerk ; simswerk 
mil verkrop fungen; chambranle it eros 

-setles. 
Casing-tube, eng., v. auge 3). 
Cask, eng. Ton, vat; tonne, lass; ton


neau, t)aril. 
Cask-buoy, eng., v. bougie en ba 


ril, s. bouée. 
Cassage, I. fr, bocardage. 
Cassant a chaud, add. fr. Rood


breukig (van ijzer); reil-short, hot-short; 
rottibriíchig. — C. a froid, koudbreukig 
; cold ,shorl; kalthrdckiá. 


CASSONNADE. 177 

Cassava, Cassavi, eng., Cassave, 

t. fr. Zetmeel van den rnaniokwortel, cassave, 
tapioca ; kassawa, manzokmehl, tapioha. 
Casse, f. fr. Letterkas (der zetters bestaande 
uit twee hoofdafdeelingen [casseaux], 
die men noemt: fr. Naut -de-casse et bas de 
casse, eng. upper-case and lower-case, hd. 
kapitalkasten and kleinletternkasten); lettercase; 
schriftkasten. — Smeltkroes (der gouden 
zilversmeden, munters, etc.); test, coppel, 
cupel; test, treibescherben, scheidekapelle. 

•v Ontvangbekken (van den smeltoven); 
coppel; abflussgrube. — Hoornen kam (der 
lintwevers); sort of comb; art kamm. •. 
Geslagen -ijzerwerk; vessels made of hammered 
iron; geschirr von gehdmmertem eisen. 
~ Scheplepel, schepper (der glasblazers, 
zeepzieders, etc.) ; skimmer; schaurnlotl'el, 
schaurnpfanne. v. breakage. mm C. 
taehéotype, snelzetterskas ; case newly 
invented lor quick composition; scbnelsetzkasten. 
Casseau, m. fr. Halve letterkas (vgl. 
casse t) ); half-case; halber sclriftkasten. 

Casse—fil, in. fr. Garensterktemeter 
(der stoffen faorikanten);dynamometer foryarn; 
garnkraftn esser; garndynamometer. 

Casse—fer, m. fr. Aan iieeldgat ; hole in 
the anvil; ambossloch. 
Casse-mariage, m. fr., v. brisemariage. 


Cassenole, f. fr. Fransche galnoten 
(mindere soort van galnoten); french gallnuts; 
franzbsische galläpfel, Puiscti-s,alltipfel. 

Casse-pierre, m. fr. Steenbreker, t,ikharner; 
stone-breaker; steinrnetz-werkzeug, 
a veispitz. 

Casser (ou Opaler) v. a. fr.: C. 
le sucre, suikerkristallen van den vorm 
losmaken; to haul the sugar; den zucker 
hol en. 

Casserie, f. fr. Fahriek van geslagenijzergoed 
; manufactory of vessels of hammered 
iron; fabrik von geschirr aus getiammertern 
eisen. 

Casse-ruban, m. fr., v. aufhalter 
ij. 

Cassetée, f. fr., v. case-full. 

Cassetin, ni. fr. Vakje der letterkas; 

box; lach. 

Cassette, f. fr., V. gazette. 

Cassier, m. fr. Bok voor de letter. 

kasten; case-stand; schriftkastentriger. 

Cassimere, eng., v. casimir. 

Cassin, m. fr. Tablet van 't weefge


touw, v. box s). ~ Soort van emmer der 
zij{leververs; pail for silk-dyeing; einier der 
seirlenfrber. 

Cassolle, f. fr. Komfoor, kolenpan (ter 

verwarming van de lijrsi der papiermakers); 

coal-pan; koihlptan. e. 

Casson, in. fr., v. bruchglas. 

Cassounade, f. fr. Gedekte suiker, 
meelsuiker (slectits eenreaal geraffineerd); 
clayed-sugar, Lisbon-sugar; gedeckter zucker, 
farinzucker. 


178 CASSOT --


G`assot, m. (r. Sorteerkist (der papier 

sorting-chest,cutting-table; sortirkastén.-fabr.); 

Cassure, f. fr., v. bruch 3) . e C. 
grenue, korrelige breuk ; granulated fracture; 
griesiger, kiirniger bruch. 

Cast, (Mould, Form) eng. Vorm, 
gietvorm ; form, giessform, giessmodel; moule, 
creux. (Jet) Gietbuis, gietpijp, giettrechter 
; einguss, eingussrdhre, eingusstrichter; 
jet de moule. — Gegoten voorwerp; 
gussarbeit; could. — (Casting) Het gieten, 
gieting (van metaal); Buss, giesserei, 
das giessen; fonte, coulée, coulage, art de 
jeter en moule. 

a. Cast (to), v. a. eng. Gieten ( in 
eenen vorm); giessen; fondre, cooler, jeter 
en moule. ® To e. into bars or 
ingots, staven gieten ; zaine giessen; lingoter. 
~ To c. from the bottom, 
To e. with the vent, met den bevel 
gieten ; mit dem steigrdhre giessen; cooler 
a cafe, couler à siphon. ~ To c. solid, 
massief of vol gieten ; aus dem vollen Biessen, 
massiv giessen; couler plein. Toe. 
hollow,To C. upon a core, hol gieten, 
over eene kernstang gieten ; hohl Biessen, ober 
den kern giessen; cooler creux, cooler a 
noyau. — To e. a mantle on, een 
mantel overheen gieten ; itber formen, ubermodeln; 
surmouler. 
b. Cast (to), To warp, v. n. Krom 
werken, krimpen (van hout); sich-trekken, 
war fen, sich verwerfen, sich ziehen, sich 
verzieken; gauchir, se diverser, se déjeter, 
se tourmester. 

Castagnette, f. fr. Stof uit garen, zijde 

en wol, castanet ; castenet; kastanet. 

Castenet, eng., v. castagnette. 

. Caster (Double wheel, Dead 

pulley), eng. Rol, rolrad ; rolle, walzrad; 

roulette. ~ Strooibus; streubuchse; usten


sile a saupoudrer. 

Castina, eng., Castine, f. fr. Kalksteen, 
vloeispaath (als smeltmiddel in de 
hoogovens gebruikt); kalkstein. 


a. Casting, eng. Het gieten, v. cast 
4). C. into bars ; C. from the 
bottom; C. solid ; C. hollow, etc., 
V. +t0 cast a. s C. in iron moulds, 
het gieten in ijzeren vormen ; schalenguss; 
coulage en coquilles. C. of shot and 
shells, het gieten van projectielen (kogels, 
bommen, etc.); munitionsguss; coulage des 
projectiles. 
b. Casting, eng. Het kromtrekken, etc., 
V. to cast b, 
Casting-box, Casting-mould, 

Flask, eng. Gietkast (voor 't gieten in 

zand); gusskasten, formkasten, giessladen, 

form/ïasche; chassis de moulage. 

Casting-house,Foundry,eng. Gieterij; 
giesserei,giesshaus,schmelzhutte;fonderie. 

Casting-ladle, Casting— spoon, 
eng. Gietlepel ; giesskelle, giessld ffel, giessbuckel; 
puisoir, cuiller en fer, poche h couler, 
cuiller k fondre. 

 CATARACT'. 

Castings, Iron castings, Castiron-
ware, Foundry-goods, eng. 
Gietwaren, gegoten (ijzeren) voorwerpen; 
gusswaaren; fers coulés, ouvrages en fonte, 
fontes moulées. 

Cast-iron, Peg-iron, Cast-metal, 
eng. Ruwijzer, gietijzer (zooals 't uit 
de ertsen wordt gewonnen); roheisen, gusseisen; 
fer cru, fer fondu, fer de fopte, fonte, 
fer could. — Grey c., grauw ruwijzer; 
graues roheisen; fopte grise. ® White 
C., wit ruwijzer; weisses roheisen, weiss-` 
eisen, hartfloss; fopte blanche, foute dure, 
floss dur. ~ C., Screw-chase, ijzeren 
vormraam (der drukkers) met schroeven; 
rahmen mit schrauben; chassis it vis. 

Cast-iron-ware, eng., v. Castings. 

Cast-metal, eng., v. Cast-iron. 

Cast on, (In one piece with), 
eng. Aangegoten, bij 't gieten (aan een ander 
stuk) verbonden ; angegossen; could avec. 

Castor and Pollux (or Tyndaridae), 
eng , Castor et Pollux, Feu 
Saint-Elme, m. fr. Vreevuur, Sint-
Elmusvuur, dwaallichten (soms na storm op* 
den top der masten te zien), Castor en 
Pollux; friedefeuer. 

Castorarbeit, f. hd. Fluweelpapier,' 
behangselpapier waarop met scheerwol allerlei 
teekeningen zijn aangebracht; flockpaper, 
velvet-paper; papier soufflé, papier 
velouté, papier tontisse. 

Castorina, Castorine, eng.. Cas 

-torine,

f. fr. Bijzonder bestanddeel van 
bet castoreum of bevergeel, castorine 
kastorin. 

Castor—oil (corruption of Castus-
Oil), eng. Ricinus-olie; ricinusdl; huile 
de ricin. 

Castrametation, eng., Castramé


tation, f. fr. Kunst ons een leger op te 

slaan, het traceeren van kampen ; die kunst 

een lager abzustecken. 

Cast—steel, eng. Gietstaal ; gussstahl; 

acier fondu. — Harsh e., onwelbaar giet


staal ; unschweissbarer gussstahl; acier fondu 

non soudable. — Mild c., Welding 

e., welbaar gietstaal ; schweissbarer guss


stahl; acier fondu soudable. 

Casuel, m. fr., v. accidenzarbeit. 

Cat, eng. Loodkoliek, schilderskoliek ; 
katze, hutzenkatze; chat, mal de plomb, 
colique saturnine. ® (Cat—ship), Kat, 
katschip ; kat, katschiff; chat..— (Cat— 
tackle) Katlooper, v. capon. 

Cat (to), eng., v. eaponner. 

Catadioptries, pl. eng., Catadi


optrique, f. fr. Leer van de vereenigde 

werking der teruggekaatste en der gebroken 

lichtstralen, catadioptriek ; katadioptrik. 

Catalane, Forge a la catalane, 

f. fr. Catalonische smelterij (waarbij door 
onmiddellijke loutering het ijzer uit de ertsen 
wordt verkregen); fire to obtain iron by immediate 
refining; katalanische sch melzhutte. 
Cataract, eng., Cataracte, m. fr. 


CAT-BLOCK. - 

Regelaar en slagenteller (eener enkelvoudig 
werkende stoommachine.), hydraulische slinger 
; regulator and hubzdhler, katarakt. 

Cat-block, eng. Katblok ; katblock; 
poulie de capon. 

Catch, eng. Houvast, etc., v. band 
9). ~ Pal (van een rad), duim; sperrkegel, 
eingriff; cliquet. ~ v. buttoir 3). — 
Sluitbaak, klemhaak ; schliesshaken, krampe; 
mentonnet, valet, crochet d'arrêt, crampon, 
fermoir. — (Nib) Houvast, vasthouder, 
steunhaak, neus (van den hef boom); stutzhaken, 
nasehalter; arrêtoir. ® (Jigger) 
Handschrifthouder (der letterzetters); tenahel, 
schrifthalter; visorium. — C. of a lock, 

V. auberon. 
Catch (to), To hold fast, v. a. 
eng. Grijpen, ingrijpen, vatten, houden, vasthouden, 
pakken (van werktuigen); angrei fen, 
eingreifen, packen; mordre, saisir. — (To 
lock) Ingrijpen, invallen (van den pal in 
't schakelrad); eingreifen; encliqueter. 

Catching, eng. Het grijpen, vatten, 
etc., v. to catch. — Intanding, het ineeugrijpen 
der raderen ; eingri f f, das eingreifen 
der rdder in einander; engrenure. 

(Indenting) Het inelkanderwerken 
met tanden, met tandlasschen ; das verzdhnen, 
ineinanderficgen mit zahnen; endentement. 

Catch—line, eng. Sluitregel, v. ausfülllinie. 


Catch-spring, Spring, eng. Veer, 
slotveer, springveer ; feder, schnapp feller; 
ressort. 


Catch-water-drain, eng. Afvoer 
geul ter drooglegging ; fanggraben;-kanaal, 
tranchée. 
Catch-word, eng. Klopper, v. auszeichnung. 
— To verify the c., 


V. auszeichnen 2). 
Catechu, fr. m., hd. n., v. cachou. 
Catenary, Catenarian curve, 
eng. Kettinglijn ; kettenlinie; chainette. 

Cat-fall, eng. Katlooper; katldufer; 

garant du capon. 

Cat—gold, eng. Kattengoud ; katzengold; 

or de chat, mica jaune. 

Cat—gut, Gut—string, eng. Darm


snaar; darmsaite; corde en boyaux. 

Marli, merli (gaasachtig, eenigszins stijf 

weefsel van garen of zijde) ; marly; marli. 

Cat—harpings, pl. eng. Zwichtingen; 
schwigtingen (der wanttaue and pmZttingstaue); 
trélingage (des haubans sous la hune). 

Cat-head, eng. Kraanbalk; krahnbal


ken; bossoir. — To see an object in 

the direction of the c., een voor 

zien ; etwas krahn--werp kraanbalksgewijs 

balksweise sehen; découvrir un objet dans 

la direction du bossoir. 

Cathète, f. fr., Cathetus, eng. Ieder 

der beide rechthoekszijden van een recht


hoekigen driehoek, cathetus ; kathete. 

Cathode, f. me Oppervlak langs hetwelk 
een electrische stroom uit een lichaam 
vloeit, negatieve pool (vgl. anode). 


CAUSTIC LEY. 17 9 

Catholic fire, eng. Zacht vuur (bij 
cbemisten); gelindes Feuer; petit feu. 
Catholicon, m. fr. Soort van groot, 
zwaar bordpapier; sort of great paste-board; 
art grosser pappe. 

Cat—hook, eng. Penterhaak, kathaak; 
ankerhaken, kathaken; croc de capon, de 
candelette. 

Cati, m. fr. Persglans (van 't laken); 
press-gloss; pressglanz. 

Catin, m. fr., v. basin 2). 

Catir, v. a. fr. Den persglans (aan 't 
laken) geven, glanzen, persen; to gloss, to 
press; die glanzpresse geben, pressen. — 
Inpersen, het verguldsel in de filetten of 
uitstekende deelera van een voorwerp aan 

to press in; einpressen, mit der-brengen ; 
presse einfiigen. 
Catissage, m. fr. Het glanzen der stoffen 
door persing; pressing,glossing;das pressen. 

Catissoir, m. fr. Verguldersvoegmesje 
(vgl. catir 2)); gilder's knife for filling up 
the fillets; einftigemesser. 

Catissoire, f. fr. Glanspan, vuurpan 
(der lakenglanzers); coal-pan; glanzpfanne, 
gluthpfanne. 

Caton, m. fr. IJzerstaaf, voor de trekplaat 
bestemd; iron bar (3 feet long); eisen 
-stange. 
Catoptrics, pl. eng.. Catoptrique, 

f. fr. Spiegelleer, leer van de weerkaatsende 
lichtstralen ; katoptrik, lehre von der spie 
lichtes.-gelung des 
Cat-rake, eng., v. ratchet-drill. 
Cat's eye, eng. Kattenoog (eene on


dersoort van kwarts); katzenauge, schiller 

quarz hyalin chatoyant. -quarz; 
Cat—ship, eng., v. cat 2). 
Cat—silver, eng. Kattenzilver; katzen


silber; argent de chat, mica blanc. 
Cat's paw, eng., v. breeze, a. 2). 

— Haaksteek ; hollander; gueule de raie. 
Cat—tackle, eng., v. capon. 
Cattonerz, n. hd. Geel geoxydeerd 
zink; yellow oxydated zinc; zinc oxydé jaune. 

Cau.cher, m. fr. Perkament-of velijn 


vorm, verzameling van velijnbladen met de 

te kloppen goudblaadjes ; vellum-mould ; 

quetscbe, quetschform, pergamentform ; vgl. 

chaudret. 

Cauking, eng. Verbinding met een 
zwaluwstaart ; verbmndung mit dem schwalbenschwanz; 
assemblage a queue d'aronde. 

Caul, eng. Persplaat, v. Bale t). 

Caulicoles, fr., Caulicoli, eng. & 

hd. pl. f. Kleine slingertakken en bloem


stengels in loofwerk aan de kapiteelen. 

Caulk, Caulking, eng., v. calk, 

calking. 

Caustic, adj. eng., v. caustique. 

Caustic, Caustic eurve,eng. Brand


lijn; brennlinie; curve caustique. 
Caustieité, f. fr., Causticity, eng., 

V. Aetzkraft. 
Caustic ley, eng., v. Aetzlauge.
C. of soda, v. aetznatronlauge. 

180 CAUSTIC POTASH 

Caustic potash, Dry potash, 
eng.. V. Aetzkali. 
Caustique, adj. fr. Bijtend, invretend; 
Cauiic corrosive; atzeni, brennen(], kaushscfi. 

Cavalet, eng. & fr. a'. Deksel of schuif 
voor de Irekgaleri van eenen glasoven ; zuglöclierbedecicung. 


Cavalier, m. f7'., Cavalier-battery, 
eng Kath;ilterj. V. baterie élevée, 
s batterie a. Cavalier de 
tranchée, fr. Loopgra ven hat ; trench-cavalier; 
l;iufrabenka1ze. 

Cavaliers, m. p1. fr. Kaardelanden 
van ongelijke Ien1e; cardleelit of unequal 
length; kriinpeIiline von ungleichr lance. 

Cavalry-bridle, eng., v. bride de 
porteur, S-bride. 
Cave, f. fr. Giheim vak (In een menbeistuk); 
secret compartment; getieirnf;ich. 

— Kelder ; cellar; keller.' C. ei air, 
a, eau, wind-, walermachine (hij de hoogoven 
s); air-compartment, water-chest; wind-, 
wassermach i n e. 
Caveçou, m. fr. Neusband, prong, neusnijper; 
caVesson, cavezon; kappzaum. 
Cavée, f. fr. holte, indieping (hij vergul(
Iers) ; deepening, hollow; ve1iefung. 

Caver, V 0. fr. Groeven, ribben (het (,las); 
to groove; kuoncliren, furchen. Oi) Ie(ler 
drukkin (hij vergulders) ;loprint on leaiher;auf 
Ieder drucken. Uitdiepen, v. auftiefen. 

Cavesson, eng. , v. cavecon. 

Cavet, ni. fr. , Cavetto, eng. Aanloop, 
v. anlauf I). 

Cavezon, eng , v. caveçon. 

Cavoir, tn. fr. Gruisijzerije (der glazenmakers); 
edge-tool; beschneidcmesser. 

Caxadon, m. fr. Krukas aan den grooten 
staaritmamer der ijzersmellerijen ; trunnion 
of the tilt-hammer; kurbelzapfen am 
elsenhaninier. 

Cayoloka, m. fr. Zwart sandeihout; 
black sandal-wood; sch wanes san(lelhoIz. 

Cayorne, f fr-, v. caliorne. 

Cazolle, r. f,-. GouddraatItreI kersklos; 
spool for gold-threads; goidspinnerspule. 
Cazernet, m. fr. , v. casernet. 

Czette, f. fi--, v gazette. 

Cedar-oil, n. eng. , v. cedernöl. 

Cedar-wood, eng. Cederhout ; cedernholz; 
célce, buis de cè(Ire. 

Cedat, m. fr. Natuurlijk staal, smeltstaal, 
run-staal, Duitsch staal ; natural steel, 
furnace-steel, rough steel, gerincin steel; naturslnhl, 
rohslahl, schmelzstahl. 

Cedernharz, n-hd. Cederbars; gum 
of the cedar-tree; cédrie. 

Cedernholz,n hd. , v- cedar-wood. 

Cedernöl, n. lid. Cederolie ; cedar-oil; 
liutle de cèdre. 
Cédrie, f. fr., v- cedernharz. 
Ceiling, eng. Zoldertng, zolderheklee


ding decke, fuseboden ; plalond, plafutinage. 

(Foot-waling) Wegers, wegeringen 
(binnenbeptankthg van een schip); weger, 
wegeringen; vaigres. 

- CEMENTATE. 

Ceiling-joists, p1 eng. Ondersiedwarslalken 
(der zo)dering); untern querbal/cen; 
traverses infdrieurcs. 

Ceinte, f. fr. Bcrghout. v. préceinte. 

Ceintre, tn. fr., v. cintre . (Cointure) 
Sloeps-legnaan, W rijfl.ou w ; tegUal5 
der barkasce; bourlet de In chaloupe. 

Ceintrer, v. a Sjorre (een schip), 
eenen strop omleggen; to frap a ship; em 
schuif umgilrlen. 

Ceintre, (Peignon( t. fr. Dot, hoeveelheid 
vms of hennep, die de spinner zich 
om 't lijf slaat ; bandle of /(ix or hemp 
loppe flachs oder hoof. Ringvortiige 
lijst of gordel (aan de zuit'chacht); c incture; 
saurn. Ovenkrans (waarop 't geweif rust); 
collar (0/' the furnace); herdLra gen. 
Booid- of rarullijst (van een loot of pun ton); 
wale; bordeinfassung, puriholz, t(oriIleiste. 

Florglouwen, V. borgwanttaue. 
Ceinturier, ni. fr. Gordelmaker ; gui-dier. 
brazier; günter. 
Ceinturon, ni. fr. Sabel-, degenkoppel 
; sword-belt; legen koppel. 

Celaturo, eng. Kunst om op metalen 
te graveefen, melaalgraveerkunst; metallstick; 
art de graver sur rnëlaux. 

Celestine, eng. & fr. f. Zwavelzure 
strontiaan ; clilestin; siroril.iare sulfalée. 
Cell, eng. Cel (der galvanische kolom); 

zeile; celtule. 
Cellar, eng , V. cave 2), 
Cellar-vault, eng. Kelder-of kapge


weif; kappenjewölbe; vuûte de cave. 
Cellar-wall, eng. Keldermuur; keller


mauer; uur de cave. 
Collule, f. fr., v. cell. 
Cément, m. fr.„ Cement, eng. Ce


ment,cemenlpoeder, cemenl.eerinwder ; eemen


tirpulver. - C. des n ffineurs, cemen


teerpoederder metaalafdntjvers; royal cement; 

affin ircement. 

Cement, eng. Naam van verschillende 
mengsels tot verbinding of Iuchtdichlsluiting; 
kleefdeeg, kleefstof, klei, stopverf, Him, tras, 
pleisterkalk, etc. ; kilt, treibkitt, ofen- oder 
kohlengestiebe, kal/i'kitt, etc. ; lot, ci inent, 
mastic, brasque, etc. - C, Calcareous 
C., cement, trassoort van mo r e l bereid uit 
kalk, water, zand, enz , gebezigd voor, houwwerk 
; cement; ciment. - Portland-c., 
Porttandsch cement; Portland cement; ciment 
de Portland. - Roman c., Water—
c., watermortel, romeinsch cement 
wassermürtel, romancement; ci ment romaîn, 
cinierit hydraulique. 

Cement (to), To cementate, v.a. 
eng. Cementstaal maken, cementeeren ; cesnentiren, 
cementstahi verfertigen ; cëmenter 
(par la trempe en paquet). Door hardwordende 
kleefstof verbinden ; met cement 

of tros metselen of hestrijken, in cement 
leggen ; verkitten, zusainmenkitlen; mit kalk 
oder cement ausstreichen cider mauern; luter, 
mastiquer; cimenter. 

Cementate(to),eng.v. to cement 1). 


CEMENTATION 

Cementation, eng., Cémentation, 

f. fr., Cementing, eng. Het veranderen 
In cementsi.aal, bet gloeien van een lichaam 
in gesloten vaten tusschen cementeerpoeder, 
bet cem m
enteeren; ceentirung, das cementiren. 
Cementdraht, m. hd. Cement -koperdraad; 
cement-copper-wire; 01 de cuivre 

cémentaloire. 

Cémenter, v. a. fr., v. to cement I). 
Cementfeuer, n. lid. Cementeervuur; 
cementing-fire; feu de cémentatlon. 
Cementgold, n. hd. Gezuiverd goud; 
refined gold; or puriIié. 

Cementing—chest or trough, eng. 
Cemen teerk ist, staa I k ist; cementirkasten,stahlkasten; 
caisse de cémentation, paquet de 

cementation. 
Cementing—furnace, eng Cenienteerfornuis,
staatoven; cementirofen,slanlofen; 

fourneau à cérnenter, fourneau de cérnenta


t,ion . 
Cementiren,v.a.h.d.,v. totement l). 
Cementirkasten, m. hd., v. cemen


ting-chest. 

Cementkupfer, n. hd. Cementkoper; 
precipitated copper; cuivre cérnentatoire, 
cuivre précipile de l'eau vitriulique. 

Cementirofen, m. hd., v. cemen


ting-furnace. 
Cementirpulver, n. hd., v. cément. 
Cementirung, f. hd., v. cementa


tion. 

Cementwasser, n. hd Cementwater, 
kiezelloog, koperhoudend water; cementwater; 
eau cérnentatoire, vitriolique. 

Cendrage, nl. fr. Het asschee (der 
leemen vormen), het wasschen met runasch; 

asking over, washing with tan-ash; 
Cendre, f. fr. Asch ; ashes; asche. •n• 

C. de bois pourri, Silezrsche potasch, 
asch v an half vergaan hout ; ashes of touchwood, 
Silesian potash; sin terasche, zunrlerasche. 
--- C. de coupelle, Claire, v. 
Claire. — C. d'étain, tinascli ; tinputty; 
zins-asche. •o C. d'or, goudasch; 
gold-ashes; golda&che. ~ C. d'os, v. beinasche. 
~ C. de p omb, v. blei 
-asche, 1), 2) . C. saline, C. de 
verre, vuurt)estendig loogzout; saline 
ashes; feuerbestiindigrs laugen^alz ~ C. 
verte, Vert de montagne, v. berggri 
n. — ® Cendres bleues , v. 
blauasche, bergblau, bleu de 
Brême- — C. charrées, Charrée, 

C. l€ssivées, v. ausgelaugte asche. 
~ C. de cuivre, Paille de cuivre, 
V. battiture de cuivre. ~ C. d'en 
grais, C noires, aardachtige, poederach 
tige bruinkool ; earthy, pulrervlent browncoal; 
erdige, staubartige braunkohie. •^ 
C. gravellées, wijnsteenasch, weedaseb 
(potasch uit wijnmoer, druivenpittenmerg, 
wijngaardranken) ; clavellaled ashes, potash 
obtained from lees of wine, crude pearl-ashes, 
salt of wood-ashes; drusenasche, weinhefen-
CENTRE. 181 

ascue. ~ C. lavées, v. C. charrées. 
~ C. lessirées, V. C. charrées. — C. 
noires, v. C. d'engrais. — C. pas


seés, te sterk gerooste aluinhoudende leistee+
n ; alum-slate overhurnt in torrefying; 
utrerrdsletes alannschlef-rerz. •• C. de 
Syrie on du Levant, Levantsehe asch, 

V. cakile maritima.'a Choix de c., 
V. aschenkern. 
Cendré, adj. fr. Met asch vermengd; 
mixed with ashes; gehschert. 
Cendrée(s) , f (pl.) fr , V. bleiasche 
2), 3). r Kapelasch; test ashes; kapellen asche. 
— (Argent de cendrée) zil


verasch; silver-ashes; dunst-Silber, sch rot


sitter. ~ C. de cuivre, v. cendres 
de cuivre. 


Cendrer, V. a. fr.: C. le moule, 
den vorm asschen (vgl. eendrage); to 
ash over the mould; die form aschen oder 
äschern. 

Cendreux, Pailleux, adj. fr. Aschvlekkig 
(ijzer), moeielijk te polijsten ; marked 
with black spots or sullage, full of ashes; 

aschentleckig, dsclricht, unganz. 
Cendrier, m. (r., v. aschenfali. 
Cendrures, f. pl., fr., V. Aescher I). 
Center, eng., v. centre. 
Centering, Centry of a vault, 

eng , v. bogengeriist. 

Centi—, aan 't latijn ontleend voorvoegsel 
van de Fransche namen der honderdste deelen 
van de metrieke maten en gewichten, b. v. 
Centiare, honderdste deel der vierkante 
roede, vierkante el, quadraatmeler; centiare, 
square metre; centiar(e). quadratmester. ~ 
Centigrade, adj. Honde rrlileeli ; ; centigrade; 
Iiunderltheilig, huudert;;radig. 
Centigramme, rn. Honderdste van een 
wichtje of gramme; centigramme; centigramm. 
— Centilitre, m. Honderdste kan 
of liter, vingerhoed; centilitre; centiliter. ~ 
Centimètre, ni . Honderdste ei of meter, 
duim; centimetre; centimeter. ®C. carré, 
vierkante duim ; square centimetre; quadratcentimeter. 
— C. cube, kubieke duim; 
cubi centimetre; kubikcerrtimeter. — Centistére, 
m. Honderdste wisse; centistere; 
eentister(e). 

Centrage, m. fr. Het bepalen van de as 
(on) welke de geweerloop bij het buren moet 
draaien), eentreeren ; setting-off; centring; 
das centreren, aufsuchen der achse (eines 
rohrs). 

Centre, m, fr eng. Middelpunt, een tru 
m; sniltelpunkt. — C. de conversion, 
fr., Centre of Conversion, eng. Draai punt 
; drehpunkt. C. d'équilibre, fr. 

C. of equilibrium, eng Evenwichtspunt; 
tgleichgewichtspunkt. — C. de gravitation 
ou d'attraction, fr., C. of 
gravitation or attraction, eng. Middelpunt 
der aantrekking, aantrekkingspunt; 

anziehungspunkt, mittelpunt des drucks. 

C des forces, parallèles, fr., C. of 
parallel forces, eng. Aangrijpingspunt

16 


182 CENTRE 

der evenwijdige krachten ; mitlelpunkt eines 
systems paralleler krdf'e. ~ C. de gravite, 
fr., C. of gravity, eng. Z waartepun 
t; schwerjrunkt, rriitlelpunkt der schwere. 
® C. de mouvement, Point d'appui, 
fr , C. of motion, Fulcrum, 
eng. Middelpunt an de beweging (eener balans), 
draaipunt; rnillelpunkt der bewegung, 
drehpunkt. C. d'oscillation, de 
vibration, fr., C. of oscillation, of 
Vibration, ent. Slingerpunt, middelpunt 
der sfingeiiI!g; schwingungspunkt, schwungspunkt.•
r C. de percussion, fr., C. of 
percussion, eng. Middelpunt des stoots, 
stout punt ; mittelpunkt des stosses, percussionscentrunc, 
stosspunkt. C. de rotation 
ou gyration, fr. C. of rotation, 
eng. Middelpunt der omdraaiing; 

mittelpunkt der drehung. 

Centre, eng. v. centre, fr. ' eng. 

4a aî;; radnabe; moyeu. ® (Centry) , v. 
bogenrundung. M iddei boog (eener 
klok); millelbogen; pont. ® Punt (der draai 

spitze, korn; pointe, point. — Dead-bank); 
centres, vaste doode punten (der draaibank); 
feste, todte spitzer; pointes mortes 
ou fixes. 

Centre (to), v. a. eng , v. centrer. 

Centre-band, eng., v. capucine 3). 

Centre bit, eng. Centerboor; centrum 

mèche a mouche, a tétine, €r trois -bohrer; 
pointes, rnèche anglaise. +® Slotenmakersspitsboor; 
schlosserspitzbohren; pointe aa cinq 
pans. 

Centre—boss, eng. Versterking van 't 
midden ; zerstdrkung in der muitte; renfleinent 
central. 

Centre—charcoal, eng. Binnenste 
kolen (vary den meiler des kolenbranders); 
quandelkohle; coeurs. 

Centre-finder, Centre-punch, 
eng., v. centreur. 

Centre—lathe, eng. Draaibank met 
punten (met nauwkeurig afgedraaide kegels 
van gehard staal); spitzendrehbank, drehbank 
mil spitzen; tour aa pointes. 

Centre pin of the compass, eng. 
Spil van 't kompas (waarop de naald draait); 
pinne des connpasses; pivot de la boussole. 

Centre-punch , eng., v. centretir. 

Centrer, V. a. fr. Centreeren, bet mld


delpunt der as bepalen (vgl. centrage); 

to centre, to set off, to find the centre; 

centriren. 

Centre—transom, eng. Kalf (van 't 
afiu it); mittelrieget; bodenmittelschwinge; entretoise; 
épe rt. 

Centreur, m. fr. Middelpuntzoeker 
(werktuig) ; centre-finder, centje-punch; een 
-trirer, centrummacher, mittelsucher, korner, 

V. amorcoir 3). 
Centre—wheel, eng. Minuutrad; minutenrad, 
grosses bodenrad; roue des minutes, 
grande roue moyenne, roue de longue 
tige.

Centrifugal, eng. K hd. Centri-

CERCLE. 

fuge, fr. adj. .Middelpuntvliedend, middel 

-punt.schuwend. 

Centrifugal drill, eng. Engelsche 
metaalboor (riet schroefdraad er, voerwiel); 
schwungbohrer; foret an;la,s. 

Centrifugal force, eng., v. abstrebekraft. 


Centrifugalgeblase, Windrad 

n. hd. Blaas-gebláse, Fli gelgeblase, toestel 
met windrad (voor smid svuren), ven 
blaasbalg; wind-wheel bellows; venti--tilatorlateur. 
Centrifugalkraft, f. hd., v. abstrebekraft. 
Centrifu galregulator, hd., Cen. 
trifugal regulator, eng Centrifugale 
regelaar (aan stoommachines) ; reFgulateur 
centrifuge. 

Centrifugaltrockenmaschine, f. 

lul. Centrifugale dfioogmacbirie; hydro-extractor; 
hydro-extracteur, essoreuse. 
Centripetal, eng. & hd., Centripète, 
fr. adj. Middelpuntzoekend. 
Centripetal force, eng , v. ann^.herungskraft. 
Centripetalkraft,f.,hd.,v.annherungskraft. 


Centriren, V. a. hd., v. centrer. 

Centrobarique, adj. fr., v. méthode 
centrobari que. 
Centrum, n. . , v. centre. 
Centrumbohrer, m. hd. Cen terhoor, 

V. bungbohrer. ® v. centre-bit; 
button-tool. 
Cépeau, m. fr. Muntblok (bij de vroegere 
muntwijze); block; prágestock, munzblock. 


Cer, Corer, n. hd. Cerium, cererium 
(enkelvoudig chocolaadhruin metaal); cerium, 
tenon, ceriurn. 

Ceramic, Céramique, f. fr., v. 
art céramique. 
Cérarnite, f. fr & eng Pottehakkersaarde, 
pottenklei; hdfnererde, topfererde. 

Cération,f. fr., Ceration, eng. Smeltbaarmaking 
(der rietalen), verandering in 
eene wasachtige stof door oplossing of smelting 
; schmnelzbarinach-ung. 

Céraunite, f. fr., v. néphrite. 
Cerce, Cerche, f. fr. Houten rand 
om zeven en teemsen ; sieve-hoop; siebrand. 

Cerceau, nr. fr. Hoep, hoepel (van een 
vat, etc ); hoop; reif. ~ v. cercles. 
Ring van cement rondom de aardewerkkokers 
in den oven (vgl. gazette); wad; 
ring von der kapselmasse. ® Gouddraad 
voor knoopen ; gold-thread for buttons; koopt 

-goldfaden. 
Cerche, f. fr., V. cerce. 

a. Cerele,m. fr. Cirkel, cirkelvlak; circle; 
kreis; krei lhiche. — Onrustring, v. balance-
ring. ~ Bodemlooze pot; vessel 
without bottom; bodemloses gescbirr. ~ 
Band, knipband (ieder cirkelvormig voorwerp, 
dat aan boord wordt omgelegd); band, hoop. 
~ C. de mat, de vergue, mastband, 

 

CERCLES -


raband ; mast-hoop, yard-hoop; mastband 
oder -biigel, raabtigel.— C. du jas, ankerstokbarid 
; hoop of the anchor-stock; ankerstocksbii;;
ei. — C. de pression, pakkingring, 
drukkingring (die de pakking des stoom 

samendrukt); pdckingrinu of the pis--ziuigers 
ton; ring der kolbenliederung. — C . primitif, 
teelcirkel , raakcirkel van twee ineengrq pende 
`',.tandraderen ; pitch-circle, pitch-line; 
theilkreIs, theilriss. ~ C. d'une roue à 
palettes, schoepradring ; paddle-ring, 
paddle-wheel-ring; schaufelradring. — C. 
de roulage, spanhoepel (der trom); fleshhoop; 
spannreife. 

b. C. de déclinaison, declinatieof 
afwijkings-cirkel; circle of declination; 
declinationskreis, abweichungskreis. — C. 
diurne, dagcirkel; diurnal circle; tagkreis. 
— C. de hauteur, hoogte cirkel; 
circle of altitude; hbhenh; reis, 
höhencirkel. — C. horaire, uurcirkel; 
horary circle, hour-circle; stundencirkel, 

stundenkreis. — C. osculateur, raak 

kromme lijn in één punt-cirkel (die eene 
raakt); circle of curvature; kriimmungskrei , 
osculirender kreis, hussender kreis C. 
polaire, poolcirkel ; polar circle; polarkreis. 
— C. de reflexion, reflectircirkel 
(tot meting van de afstanden der sterren 
of van andere voorwerpen); reflecting 
circle; reflexionskreis. — C. répétiteur, 
repetitie-cirkel (waarmede men hoeken met 
groote nauwkeurigheid meet); repeating circle; 
repetitionskreis. — C. vertical, 

Vertical, verticaal-cirkel; azimuth-circle, 

vertical circle; vertikalkreis, scheitelkreis. 

Cereles, Cerceaux, m. pl. fr. Hoep 


bout; hoops; reifholz. 

Ceremonie (faire la), fr., v. air


ing I) 

Cerer, n. hd., v. eer. 

Cérérite,Cérite,Cérium oxydé, 

m. fr. Ceriet (een Zweedsch mineraal); cerite; 
cererit,cerit, cerinstein, untheilhares cerererz. 

Cer e, adj. eng., v. eeroxyd. 

Cerin, n. hd. & eng., Cerine, f. fr. 

Cerine nader bestanddeel van tiet bijenwas. 

Cérique, adj. fr , v. ceroxyd. 

Cerise rouge, f. fr. Kersroode gloei


hitte (tweede graad van gloeiing); red-hot; 

roth;iuhend. 

Cerisier, m. fr. Kerseboomenhout; 

cherry-tree, kirschbaumholz, kirschbaum. 

Cérite, m. fr., v Cererite. 

Cerium, *, v. eer. 

Corner, v. a. fr : C. l'esquive, de 

dekaarde van de suikervormen losmaken en 

wegnemen; to separate the coke of clay from 

the mould and to take it off; den thou mit 

einem messer von der form abtrennen. 

Ceroplasties, pl. eng.. Céroplas


tique, f. fr. Wasboetseerkunst; wachs


bildnerei. 

Ceroxyd, r.. hd. Cerium-oxyde ; eerie 
oxyd; oxyde cérique. 
Cerres, in , Calottes, t. pl. fr. Eikel 

CHAIN 183 

doppen, eikelbast ; valonia; eckerdoppen, 
eichelkappen. 
Céruléosulfate, Sulfindigotate, 

m. fr. & eng. Indigo-zwavelzuur zout; indigschwefelsaures 
salz. 
Ceruse, r. fr. Loodwit, v. blanc de 
eéruse. — C. en lamelles, bladerig, 
schilferig loodwit (het fijnste loodwit); white 
flake; schieferweiss. 

Cérusier, m. fr. Loodwitmaker; whitelead-
maker; blei weissfabrikant. 
Cerveau, m. fr. Bovenst gedeelte eener 
klok ; crown, pallet; hauhe, platte. 

Coss—pool, Sess —pool, eng. Zinkput 
(in eene mijnschacht, tut afvloeiing van het 
water); senkgrube; puisard. 

Cétate, m . fr , Cetate, eng. Cetinezuur 
zout; celinsaures salz 

Cetin, n. hd. Cétine, f. fr., Cetine, 
eng. Cetine, vetstof, die de basis van 't wal 
uitmaakt.-schot 

Cha, m. fr. Chineesche, zeer lichte zijdestof; 
chinese taffet; ctiinesiches taffet. 

Chabee, m. fr., v. chébec. 

Chabler, v. a. fr. Een hisctitouw (aan 

een blok) vastmaken ; to fix a rope; ein tau 
befestigen. 
Chabnam, m. fr. Indisch fijn neteldoek 
; Indian muslin; indischer musselin. 

Chabotte, r. fr. Gegoten blok, waarin 
men de groote aanbeelden bevestigt; anvil's 
bed; schabatte, schaNatte, chabotte, ambossfutter. 


Chabraque, r. fr. Schabrak, sierlijk 
paa rdedek ; shabrack, shabraque; scha bracke. 

Chacar, Chacart, .n. fr. Oostindisch 
geruit katoen; plaid cotton stuff from Surata; 
carrirter baumwollenzeug von Surata. 

Chace, Chase, eng Lrrngeveld, mond 

mortieren); mundstuck, langel feld;-stuk (van 

volée. 

Chaferconnéea, f p1. fr. Indisch ge


verfd lijnwaad ; colored linen from India; 

indische gefhrbte leinwand. 

Chafery, eng. Fineer-or louteringsoven; 
tv.rmesse..cchmiedesse; chaufferie — v. allemanderie. 


Chaff, Chopped straw,eng. Haksel, 
gekapt stroo ; hdckerling, hdcksel; paille 

hachée 

Chat-cutter, Straw—chopper, 

eng. Haksel snijder, stroo^niprler (landruanswerktuig); 
hucksellade, hdckerlingsbank, fut 
hachoir, hache prille, coupe-paille.-terlade; 

Chatfhalter, eng Toorn van een da


mespaard; zaum fur ein darren reitpferd; 

bride pour un cheval monté parr une dame. 

Chagreen, eng., Chagrin m. fr., 

Chagrin, n. hd. Segrijn, soort van ruw, 

als tnet. korrels bezet Ieder. 

Chaideur, m. fr. Ertsstamper (werkman(; 
he who stamps the ore; erzstosser. 

Chain, eng. Ketting; kette; chorine. •• 

(Landchain, Measuring-chain) 

Meeiket.ting; messkette; chaise d'arpenteur. 

Ketting of schering (van een weefsel); 


184 CHAIN -- 

kette, anschwei J', zettel, au fzuq, ketten farden; 

chaine. —Endless ch., Bandohain 
eer niet band-chair, zooals in voce staat) 
ketting zonder einde, ketenstrop ; endlose 
kette; chaine sans tïn, chaine de galle, chalne 
Vaucanson. — Electrical Ch., electrische 
keten ; elektrische kette, ladeketle; 
chaine diectrique. — Ch. of buckets, 
paternosterwerk ; kolbenrad, eimerkette, 
schaufelkunst, palernosterwerk; roue á piston, 
noria, chapelet. — Chains, pt. Puttings, 
puttingtzers; puttings; chaines des haubans.— 
v. chalne. 

Chain (to), V. a. eng., v. ehalner. 

Chalnage, m. fr. Het landmeten reet 
den ketting; chaining, chain-surveying; das 
messen snit der kette. 

Chain-bridge, eng., v. suspension-
bridge. 
Chain- cable, eng. Ankerketting, v. 
c ble—chaine. 

Chalne, f. fr. Ketting, v. chain 1). 
Schering, v. chain a. — Ch. de l'anere, 
ankerketting, V. cable-ehaine.•• 
Ch. d'arpenteur, meetketting, v. 
chain ij.. — Oh. d' arrê t, de timon, 
ketting s'oor aan den dissel; pole-chain; deichselkette, 
widerhaltkette, schirrkette, steuerket 
te. — Ch. electrique, v. electrical 
chain, s chain. • Ch.d'embrelage, 
prot.sketting; keep- or limberchain; 
protzkette. — Ch. d'enrayage, 
Ch. a enrayer, rernkelting ; skid- or 
locking-chain, wheel-chain, wheel-skid chain, 
drag-chain; hemmkette. — a. Ch. sans 
fin, ketting zonder einde, v. endless 
chain, s. chain. — b. Ch. sans fin, 
kaartenketting (van den Jacquard-weefstoel); 
chain of paste boards; kartenkette, vietnelenkiges 
tand ohne ende. — Ch. de galle, 

V. endless chain, s. chain. Ch. 
de Gunter, Engelsche lan(lrnetersketting, 
Guntersche meetketting; Gunter's chain; 
Gunter's messkette. — Chalnes des 
haubans, V. chains, s. chain. 
Ch. de licou, haisterketting; collar 
chain; halsterkette. •• Chalne de montre, 
horlogeketting (die zich t)eurlelings 
om de trommel en om de snek windt); chain; 
kette, uhrkette. — Ch. de reculement, 
V. breeching-chain. i Ch. de retraite, 
v. breast-chain. ® Ch. à 
la Vaucanson, v. endless chain, 
s. chain. Ch. des vergues, borgketting 
van de onderra ; top-chains, yardchains; 
raakette, borg von kitten an den 
raaen, raaf^rng. 
Chainée, f. fr. Kettinglengte, kettingmaat 
(bij 't landmeten); length of the landchain; 
ketteniitnge, kettenmass. 

Chalner, v. a. fr. Met den ketting 
meten ; to chain, to measure land with the 
chain; mit der kette messen. 

Chafnette, r. fr. Rin;;sgewgze ineen 
warp wound into-gevtochten weeíkett.ing ; 
rings; die zo gereihten ringen verschtungene 

CHAISE. 

kette. — Kettinglijn, v. catenary. — 
Franjekettinkje; silk tissue on fringes; fransenkettchen 
. — Ch. (d',un mors de 
bride), schuimketting; ! slobbering-chain,. 
slavering-chain; schaumkette. 

Chain-guard, eng./ Drukker, pal (des 
horlogekettint;s); kettesch ctze; garde-chaine. 

V. abzugsschnalle. 
Chain—jack, eng. Kettingwind (dom 
kettenwinc e; cric In noix.-mekracht); 
Chain—knot, eng. Kettingsteek (der 
bonnet); kettenstich;/ noeud de chaine. 
Chain—lock, /eng. Kettingslot; keltenschloss; 
ptatine à hazr,e. 
Chain—man eng. Kettingdrager (bij 
't landmeten); kettentra.er; porte chaine. 
Chainon, i. fr. Schakel, schalm (van 
eenen ketting); link; kettenring, kettenglied, 
kettengelenk, sghaket, schalen. — Ovale 
ring der trektang (eener trekbank); link of 
the tongs; ovaler ring der zange. 

Cbain,<ptimp, eng. Kettingpomp ; kettenpumpe, 
piischelkunst, rosenkranzinichle, 
ketlenkuucnst; chrpelet incliné, noria, v. 
chain of buckets, s. chain. 

Chain—rod, eng. Kettingroede, v. 
eanne 3). 
Chain-shot, eng. , v. boulet a 
l'ange, S. boulet. 
Chain—stitch, eng. Kettingsteek; kettenstich; 
point de cha(net te. 
Chain-timber, eng. Zware balken ; 
starkes gebdlk; tortes sotives. 

Chain—wales, Channels, pi. eng. 
Rusten (zware, met ijzeren hand beslagen 
planken aan het buitenboord ter hoogte van 
het 1)ovendek);rus/en; porte-haubans, étocards. 

Chain work, eng. Haakwerk, ketting 
keltenarbeit; tricot au crochet.-werk ; 
Chair, eng. Kussen, v. bearing, t). 
~ Naafbus, v bofte de roue, s. botte. 

Glasniakerst,ank, v bane 3). ~ 
(Props and supports of a roof, 
A pair of principals). Dakstoel ; 
dachstuhl; ferme, comble, faitage. 

Chair—bit, eng. Spitsche cilindrische 
bot boor ; rylindrischer hohibohrer mit einer 
zuspitzung, espèce de nièche qui s'adapte 
dans le vilebrequin. 

Chair—rattans, pl. eng. Bindrotting, 

V. bind—rittings. 
Chaise, f. fr. Stoel (voor 't scheprad 
der stoomboot); paddle bracket, paddle-wheelbracket; 
stuhl, lagentrkger. — Ch. de 
grue, kraanstelling ; crane frame; krahngestell. 
— Ch. de moulin a vent, 
de clocher, stoel, sterk getimmerte waar op 
een windmolen, een klokketorentje rust; 
timber-work, frame; windrniitilen -, glockengestell. 
® Ch. de roue, drager of stoet. 
van de spil van een waterrad ; wheel-frame; 
radgestell... Ch. du support, drager 
van 't support of den t^eitelsteun (der kunst 

ra a i hank); frame of the rest, sort of socket-d 
in which the rest is movable; hiilse, ausge 
falzte platte,.ruhegesteil. 


CH ALAN -- 

Chalan, m. fr. Lichter, v. allége. 
Chaland a' lest, rn. fr. Ballastschuit, 

V. ballast-lighter. 
Chalcedon, rn. hd., Chalcédoine, 
m. fr.. Chalcedony,eng., v caleedony. 
~ Blauer eb., hd., Blue eh., eng. 
Blauwe chalcedoon ; saphirine 
Chaleite, m fr. & eng. Koperkobalt, 
zwavelzuur koper; kupferkobalt. 

Chaleographe, m fr., Chalcographer, 
eng. Plaatsnijder, t ra^eur op 
koper, koperen-plaatsnijder; kupferslecher. 

Chalcographie, r. fr., Chalcography, 
eng. Plaatsrijkunst, graieerkunst 
In koper ; kup ferstecherkunst. 

Chalcolite, eng., Chalcolithe, m. 
fr. Chalcolieth, uranium spaath, gcoxydeerd 
uranium ; chalkolilh, kupferuranit, kui) feruranglimrmmer, 
griines uranerz, griiner glim 

-mer, torberit. 

Chále, m. fr. Sjaal, shawl (groote omslagdoek 
der dames); shawl; shawl. ~ Ch. 
de cachemire, v. cachemir. 

Chaleur, f. fr. Warmte; heat; warme. 

Warmte, warmtestof, v. calorie. — 
Ch. apparente ou seisible, vrije, 
niet gebonden warmte; free, unco .nb,ned, 
sensible heat; freie, untbundene, sensible 

bitze. ••. Ch. blanche (du fer, de 
l'aeier), witte gloeihitte ; white flameheat; 
weisse t;ltihhitze. — Ch. latente, 
gebonden warmte, v ealorique latent. 
Ch. rayonnante, stralende warmte, 

V. calorique rayonnant. Ch. 
rouge, roode gloeihitte ; red heat, redness; 
rottrglbhhitze. •e• Ch. sensible, v. eh. 
apparente. — Ch. spéciiique, soortelijke 
warmte,V.calorique spéci$que. 
Chalk, eng. Krijt; breide; craie, chaux 
carbonatée crayeuse. — Potlood, v. blacklead. 
®•• Red eh., bloedsteen, rood 
krijt, v. blood-stone. 

Chalk (to) , v. a. eng. Met krijt afschrijven, 
afschrappen; mit kreide abmerken; 
marquer ou tracer avec de la craie. 

Chalk-lime, eng. Loolerskalk, v. 
Aescher. 
Chalk-line, eng. Slagl(in, v. carpenter's 
chalk-line. 
Chalkograph, Chalkographie, 
Chalkolith, hd., v. chalco—. 
Chalkopyrite, f. fr., v. cuivre 
pyriteux. 
Chalkosine, f. fr,, v. euivre sul 
-furé. 

Chaloupe, f. fr. Jol. boot ; shallop, 

yawl; schaluppe, schlup. •• Barkas, groote 

boot; long boat, launch; barkasse, grosses 

boot. Ch. canonnière, kanonneer 


sloep, oorlogsschoener, kanonneerboot; gun


boat; hanonenboot. 

Chalumeau (a bouche) m. fr. 
Blaaspijp, v. blow-pipe. ~ Ch. a 
soufet ou á, gazométre, blaaspijp 
met blaasba Ig of met gasmeter ; blow-pipe, 
blower with bsllowr.s or with a gas-holder; 


C IIAMBRE. 185 

ldthrohrgeblase. ~ Ch. à gaz, a, gaz 
fulminant, á gaz hydrogène et 
oxygène, {;asblaaspijp, knaigasblaaspijp; 
gasblow-pipe, oxyhydrogen-blow-pipe; knallgas-, 
kna I I - Iuftt ebihse. •• Ch. aérhydrique, 
luchtwaterstof blaaspijp; hydrogen-
gas blow-pipe; wasserstoffgas-lethrohr, 
lull wasser . toff-lethrohr. 

Chaly, ni *. Chaly, zekere als mousselien 
geweven stof met zijden ketting en 
wollen inslag. 

Chalybeate, eng Temperwater; hartwasser; 
eau de trempe. 

Chamarrer, v. a. fr. Met galons of 
passement omzetten ; lacing; mit fransen etc. 
belegen. 

Chamber, (Room, Apartment) 
eng. Kamer, vertrek (van een buis) 
zimmer, stube, kamroer; chambre, apartemeat. 
— ( Grease-chamber) Vetbus, 
smeerbus (voor de assen der rade 

kommer, schmierkammer; dé:;agement,-ren); 
évasernent. Pompbuis, V. barillet 3). 
~ Ch. (for sulphur-refining), 
zwavelkamer (waarin de zwavelbloemen zich 
afzetten); hammer, worin die schwe felblu .reen 
Beim deslillrren sich absetzen; chambre oh 
se condense la vapeur du soufre. s Ch. 
(d'u.ne bouche a feu) kamer (van 
zeker geschut, ruimte voor de tailing); kamsner; 
chainbre. ••• Ch. of lead, loodkamer 
(voor de bereiding van vitrioololie); 
bleikammer, bleikaslen; chambre de piomb. 

Ch. of a look, sluiskamer, schutsluist
.ekken of -kom ; schieusenkammer; sas 
ou chambre d'écluse. Ch. of a mine, 
m ijnkamer; minenkamnier; fourneaau ou 
chambre dune mine. r Cb. of a musket-
barrel, staartstuk van een geweer 

kommer einer schwanzschraube;-loop ; 
chambre de la culasse, chambre principale, 
nez -— V. chambre. 

Chambered breech,Chambered 
plug, Patent-breeching, eng. Kamer-
staartschroef (van een geweer); kammerschwanzschraube; 
culasse à dé, culasse 
chambrée. 

Chamber-gauge, eng. Peilstok ter 
opmeting van de grootte der geschutkamers; 
kammer-schablone; planche de profil. 

Chamber-lie (lye), eng. Urine of 
pis (bij stoffeuververs); erin, harp; urine. 
Chamber-plug, eng., v. Chacabered 
breech. 

Chambrage, m. fr. Betimmering van 
den voet des boegspriets; frame of the bowspril's 
foot; holzeinfassungdes bugsprietsfuss. 

Chambranle, m. fr. Lijstwerk om 
deuren, vensters, schoorsteenmantels, etc.; 
dressing, wooden architrave ; bekleidung, 
verkieidung, thOr-, fensterverkleidung, thfir-, 
fenstereinfassung. ••o Ch. de eheminée, 
(steenen of marmeren) schoorsteenmantel; 
chimney-piece; kamineinfassung. 

Chambre, f. fr. Kamer, v. chain. 

ber 1). ® Blaas, luchtbel, v. blase 1).

ie. 


186 CHAMBRE . 

~ Kajuit, hut, kerk ; cabin; kajiite. •. 
Grande eh., Ch. de conseil, boven kajuit, 
kajuit (des kapiteins); great cabin, 
coach, quarter-deck-cabin, round-house; ober


kajute. ~ Ch. d'amont, d'aval, 
boven-, beneden-sluiskamer; head-buy or 
-crown, upper-chamber; tailsbay, aft-bay, bay; 

oberhaupt ; unterhaupt. - Ch. d'une 
bouche a feu, geschutkamer, v. chamber 
5). — Ch. claire, lucide, obscure, 
V. camera, etc. ~ Ch. de 
la culasse, staartstuk, v. chamber 9). 

Ch. de cuve, kuipvertrek, v bu.ttkammer. 
— Ch. de dessiccation, 
de torrefaction, droogkarper, stoof; 
drying-stove; trockenkamrner. ^ Ch. d' 
écluse, sluiskarner, v. chamber 7y. e• 
Ch. d'une mine, mijnkamer, v. charn 

-ber 8). — Ch. de plomb,

loodkarper, 

V. chamber a). — Ch. a pluie, regenkarner 
(in welke de koperdampen door 
eenen kunstrt'gen gezuiverd worden); rainchamber; 
regenkammer. -Ch. d'un 
port, binnenhaven, havendok, v. basin 8). 
Ohambre principale, V. chainber 
9) - Ch. de la roue, raderkast; 
wheel-race; radstu ire. Ch. de (ou a) 
vapeur, stoomk amer (tus•chen den l ovenwand 
des stoomketels en 't bovenvlak van 
't water); steam-romp, space for steam; da +a pf 

da npfkarnmer. — Ch. aux voiles,-raum, 
zeilkainer, zeilkool (aan boord); sail room; 
segelkarnrner. 

Chambré, Chambreux, adj. fr. 
Met hollen of blazen (gegoten), mislukt in 
't gieten ; having cracks, flaws or honeycombs; 
Iiickig, hdhlig, irr; guns missrathen. 

Chambrière, f. fr. Stut, steunel; 
support; stutze. — Ch. de $leuse, 
spinrokken band;reei-band; rockenband, zwirnband. 
-Ch. de forge, hoefijzertang, 
kolentaal;; horseshoe-tongs; hufeisenzange, 
kohlenzange. 

Chameau, m. fr., v. camel. 
Chamfer, Chamfered edge, eng. 
Schuine kant, schuin afgestooten hoek; 

schrdyfache, schrdgkante, abgestossene kante; 

chanfrein. 

Chamfer (to), v. a. eng. Af kan ten, 
schuin bijwerken ; abechdrfen, abschrdgen, 
schr cg bestossen, ablaufen lassen; chanfreiner, 
délar^ter. ~ Uitgleuven, v. abkehlen. 

(To countersink) , een kegelvormig 
gaatje boren of uitvij!en (bij horlogernakers); 
kegelfdrmig ausbohren otter o,usfeilen; chan


freir.er, ch anfreindre. 

Chamfer-clamp, eng. Klemhaak (om 
dingen vast te zetten, die naes schuins wil 
bevijien); reilkloben; rnordache a chanfrein. 

Chamfered edge, eng.,v. chamfer. 

Chamfering-auger, Rose-bit, 
Countersink, eng. Zinkboor, spitskoor; 
senkhohrer, frisirbohrer; fraisoir, frame. 

Chamfering-drill,Chamfzringtool, 
eng. Zinkboor met twee in ééne spits 
uitloopende snijvlakken; floe/sr and zwei


---- CHAMPIGNON. 

schneidiger senker; fraise h deur biseaux 
qui aboutissent en une mèche. 
Chamfering-hammer, eng. Vormhamer 
der slotenmakers; kehlhainmer; suage. 

Chamois, m. fr. Ge^nzenleder, kamuisof 
karnoesleder, zeemleder. zeem ; shammy, 
shamoy; shmisch -leder. -Passer au eh., 
bet geamalgameerde goudzand in een zemleeren 
zak persen (om er het kwik uit te 
drijven); to press the amalgamated gold sweepings 
in a skin of leather; das angequickte 
goideek rltz in einero quick beu tel pressen. 

— Passer en eh., v. chamoiser. 
Chamoisage, rri. fr. Het zeemleerbereiden, 
zeerntou w en ; chamoising, preparing 
sheep , goat- or kid skins in oil, shammy- or 
shammy-dressing; das stmiscbgerben, -machen 
die simischeerberei. 

Chamoiser, v. a. fr. Tot zeemleer 
bereiden, kamuil-of kamoesleer looien, seemtouwen 
; to ehamoise, to dress or prepare 
skins by the application of cod-oil; sUi r isch 
gei hen. 

Chamoiserie, f. fr. Zeemtouwerij, 
zeemlooierij; oil- or chamois-leather-manufaclory; 
shrnischgerberei. •.. Allerlei voor 

zeemleer; oil-or chamois lea--werpen van 
thers, objects made of chamois-leathers; allerlei 
stmischieder, gegensthnde aus samischleder. 


Chamoiseur, m . fr. Zeemleerbereider, 
zeemtou wer; chamo?ser, oil- or chamoisleather-
manufacturer; stini.chgert)er. 

Chamoisit, m. hd.. Chamoisite, f. 
fr. & eng. In saamnehalde korrels geoxydeerd 
ijzererts (waarvan men zeer goed ijzer 
maakt), chamoisiet. 

Chamottestein, m. hd , v. porzellanziegel. 


Champ, m. fr. Smalle kant, v. can, fr. 
••• De eh., (steenes, balken) op hun 
smalsten kant; edge-ways, on edge, on the 
narrow side; auf der hohen kante (seizen), 
auf lie schinale seize (gesetzt). - Ch. 
d'une pièce de bois), platte, vlakke 
zijde; flat side; tache seite. •n• Ch. de 
lumière, zund;at, zun^lveld; vent -field; 
zundfeld. ~ Ch. de tir, gezichtsveld 
(Ier batterijstukken:); scope of lire; gesichtsfeid. 
Roue de - eh., kroonrad (dat 
waterpas ligt roet te lood staande tanden); 
contract wheel, crown-wheel; wagerecht stehendes 
kronrad. 

Champagne, f fr IJzeren ring met 
een net, waarin ede stoffen in de pastelkuip 
hangen; iron hoop; drift, trilt. 

Champer (to), v. a. eng Afkanten, 
schuins t,ij snerken ; abkanten; couper en 
chanfrein. 

Champi, m. fr., Champy, eng. 
Vensterraaiutrapier; fenslerrahmen-papier. 

Champignon, (Paroir) m. fr. 
Gladm aker, werktuig on de holle vlakten 
der zandvormen glad of schoon te maken; 

sleeker. cleaner; dh+nmblatt, glhttplatte. ••• 

Ronde gladmaker of poetser der kogelvor



 

CHAMP-LEVER -


men ; round sleeker for shot-moulds; glh.tt


platte, gihttschale, putzschale. — Ch. 

des maisons, Merule, huiszwam, 
houtzwam; dry-rot, xylophagus lacrynans; 
bausschwarnm, holzsctiwwarnm. — Rail à, 
eh., T-vormige spoorstaaf, T-rail ; Trail; 
T-sch i ene. 

Champ —lever, v. a. fr. Eene metaalplaat 
groeven om 't emailleersel te doen 
vasthouden ; to take oft' the surface of a 
metal-piece about to be enamelled; dem fold 
eioer platte die gehorige erhUl.ung geben. 

Champy, V. champi. 

Chance, t. fr. Kalebasvormige pot, 
waarin de spelden uitgekookt worden; cucurbitshaped 
pot; kolbenartiger topt. 

Chandelier, m. fr. Kaarsenmaker; 
candle-maker; chandler; lichterzieher, lichtergiesser. 
— Stantlers, hekwerk (ter beschutting 
eener machine); stanchion (for 
guard of an engine house); geihnder. ^•• 
IJzeren kruk, zwaanshals (eener draaipers); 
ironcrulch; schwanenhalseinerdrehpresse.••^ 
Blindeering, blinde (van mutsaards); chandetier, 
fascine-chandelier; boekgestell — Stander 
%oor de aarden pijpen In den oven ; 
pillar; stdnder. ~ Staander, scheper, kan 

(aan boord); iron stanchion;-delaar, arm 

scepter, zepler. ~ Ch. de bastin


guage, verschansinasijzer: crotch for the 

nettuig; dnkennelzsttitze. ~ Ch. decha


loupe, sloepsbarring, ophouders van het 

tuig der lichte vaartuigen ; crotches; misken, 

scepter. — Ch—s d'echelle, valreep


schepters; man-rape stanchions; fallreepscep


ter. — Ch. de ['anal, lantarenijzer, -stan


der; lantern-braces; laterneisen. Ch. 

de pierrier, d'espingole, draaibas


mik, staander, zwaanshals eener draaibas; 

iron crotch of a swivel gun; sehwanenhals. 

Chandelle, t. fr. Kaars; candle; licht, 

kerze. ~ Ch. moulee, gegoten kaars; 

mould-cand.'e, rnoulded candle. mould; gegos


senes licht. — Ch. plongée, Ch. a 

la baguette, getrokken kaars; dipped 

candle, dip; gezogenes licht. — Ch., lood 

stut (onder eenen balk); post;-rechte slander, 
stander, pfoslen Persboom (der drukpers); 
press-beans; pressbalken. Ch. romaine 
ou a la romaine, roineinsche kaars 
(vuurwerk in den vorm eener dikke kaars, 
die zeer schitterende sterren uitwerpt); rosnan 
candle; rornische kerze. 

Chane, r. fr. Soldeerkruis (der goud 
tinning-cross, soldering-tool;-smeden, enz.); 
verzinnkreuz. 


Chanée, f. fr. Goot, die het water op 

bet rad brengt (in papierfahr.); channel, 

kenrel; rinne. _ Ch. etrière, tweede 

goot; second trough; zweites t;erinne, unter


gerinne. — Rond uitgeholde „;roef in den 

wevershoorn ; kennel on the yarn-beam; rund 

auszehlilte none int weherhaum. 

Chanelette, f. fr. Gootje (van de eene 

papierkuip naar de andere); small kennel; 

rinnlein. 

CHANNEL. 187 

Chanfrein, m. fr., v. chamfer t). 

Chanfreindre, v. a. fr., v. to 
chamfer 3) . 

Chanfreiner, v. a. fr., v. to chamfer 
t), 3). 

Change (to), V. n. eng. Verschieten; 
kaai worden, v. abschiessen I). 2). ~ 
To eh. a birth, het anker verleggen, 
weder lichten ; den anker verselzen; relever 
l'ancre 

Change of the tide, eng. Kentering 
van het tij ; widerzett, riickkehr der ebbe 
and jluth; changement on retour de la marde. 

To be on the change, veranderlijk 
staan (van den barometer); verdnderlieh zeigen; 
èíre au variable. 

Changeant, m. fr. Weerschijntat; 
shot coloured taffeta; schillernder ta iet. 

Changement, m. fr. Kentering, v. 
change i ). ~ Ch. de voie, wisselplaat-, 
v. ausweichplatz. 

Changer, V. n. fr.: Ch. de couleur, 
verschieten, v. abschiessen I). 

— Ch. (Trélueher, Muder) Gijpen, 
doorkaaien, overgaan (van latijn-, logger- of 
emmerzeilen); to gybe; giepen. gieben. 
Changer, V. a fr.: Ch. l'artimon, 
de bezaan doorhalen; to shift or 
change the mizzen; die besan durchkaten. 

Ch. la barre (du gouvernail), 
bet roer omleggen ; to shift the helmra; das 
ruder itberle_en, das steuer u n schineissen. 
~ Ch. le bon vent en ma _tvais 
vent, bijleggen, v. cape 4). ~ Ch, 
les voiles, tie zeilen omleggen, overhalen; 
to shift the sails; die segel umlet;en, Etherboten, 
urnschmacken. — Se changer, 
veranderen, omloopen, schaveelen (van den 
wind); to shift; umtaufen, umschiessen, scha 

deksiroop-vielen. — Ch. le syrop, de 
(der suikerbrooden) na elke kleilaag a[zonderlijk 
opzarneien; to gather in different 
vessels the treacle of every clay; den decksyrup 
nach jedem klei heson Iers aufsammeln. 

. C hanging or rec tifyying the turned 
letters, eng. Het uitnerven der gekeerde 
letters (om die door de vereischte 
te vervangen); das kompletiren, das herausneh,
rnen der /Ziegenkóp fe; déblocage. 

Changing-place,eng. v. ausweich


platz. 

Changiren, . v. n. hd. Verschieten, v. 

abschiessen t). 

Chanlatte, f., Coyau, m. fr. v. 

aufschiebling. 

Channel, eng. Groet, keep, slant (ter 

opneming van een pin of tap); keep, kerbe; 

goujure, rainure. ~ Loop, kanaal (voor 't 

gesmolten metaal); abzucht, gusse; conduit, 

canal, rigole, voie. — Goot, v. chance I). 

— (Thread, Furrow) Schroefhang; 
schraubengang. gewindrgang; pas de vis. s 
Mijnluchtscttacht., V. bure d'airage, s. 
burs. — Stroomrichting, vaarwater ; stro)nstrich, 
stroinrinne, tha'weg, fahrwasser; ligne 
navigable dune rivière. nnp• Rivierbedding; 

188 CHANNELLING -- CHAPEAU. 

beft des Plusses; it de la rivière. Kanaal, 
zeearm, zeeën le; kanal, meerenge: chenal, 
détroit. — Kunstmatige waterloop ; gerinne; 
toursier, rigole, auge. v. auge de moulin, 
s. auge. ®• Ch. of a block, sctiuf. 
gat van een blok ; scheibengalt; morlaise. •v 
Channels, pi., rusten, v. chain-wales. 
.•• Zuilgroeven ; kannelirung; rainures. 

Channelling, eng. Gootsgewijze groeifes 
(op zuilen, pilasters); kannelirungen; 
cannelure, Qtles. 

Chantepleure, I. fr. Kraan ter af 

regeling van den toevoer van-sluiting of ter 
water, gas, enz. dat door pijpen vloeit.; stopcock; 
haha, sperrhabn. 

Chanterelle, I. fr. Snorrolletje (der 
gouddraadtrekkers); peg; schnarrolle, spindelchen. 
.. Zingglas, blaasgaas; musical 
bottle; blaseflasche. -Zwei, v. anglebevil. 


Chantier, m. fr. Tirnmerwerf, v. 
bauhoff. ~ Ch-s de chaloupe, 
d'embareation, pl sioepsklampen, V. 
boat-cleats. — Ch. à commettre, 
(Plantage) Draaipaal (der touwslagers); 
laying pole; drehpfahl. •• Ch. de construction, 
scheepstinnmerwerf; shipwright's 
yard, wart; schitfswerft, holm. 
Chantiers, pl., v. cascable-frame. 

Chantignole, f. fr Klarnp, waarop 
de dakstoeIbalken diagen; bracket, lump 
of wood; klotz, unt.erlegeklotz. 

Chantlate, eng., v. chanlatte. 

Chantonné, adj. fr. Bevlekt (papier), 
met water- of ijzervlekken ; defective, imperfect; 
defekt, mangeihaft, beschhdigt. 

Chantournement, m. fr. Omtrek 
van bet naar een mal uitgewerkt, uitgehold 
voorwerp; sinuosity; schweifung. 

Chantourner, v. a fr. Naar een gegeven 
model of mal uitwerken, afronden, 
uithollen ; to cut a profile with a sweep; 
t,ach eiroer lekre, einem model ausschweifen, 
ausschneiden, abrunden. 

Chanvre, m fr. Hennep; hemp; hanf. 
••• Ch. femelle on ^ fleurs, vrouw el(
jke of bloemdragende hennep, gelling (in 
de kruidkunde te recht mannelijke hennep 
geheelen); female hemp; timmel, femel, sUnderhanf, 
iauher hanf, hanfhahn, hanfhahr. -
Ch. male on a fruits, mannelijke of 
zaaddragende hennep, zaailing, zaadling (eig. 
vrouwelijke hennep); male hemp; bkstling, 
beisding, grainer hanf, spkter hanf, kopfhanf, 
saathanf, sarnenhanf, samentrdger, helling, 
banfhenne, hanfbiene, mksch. - Ch. de 

premier, de second bran, hennep 

van de 1, 2 ,' quatiteit; hemp of first, second 
quality; hunt von ersrer, zweiter quaalitát. 
~ Ch. imperméable, waterdichte hen


nep ; tow carded and impregnated with tar; 

gekratzter and theergetrknkter werg. -

Garniture de eh., henneppakking (der 

stoomcilinders); hemp-packing; werggarnitur. 

Chanvrier, m. fr. Hennepbereider; 

hemp-dresser; hanfbereiter. 

Chap (Chop, Mouth), eng. Bek, 
klauw, knijper (van een werkluig); maul; 
machoire, mors -iChink,Cleft,Crack, 
Crevice, Flaw) Kleine teerst, kloof, 
spleet (in 't verglasel van aardewerk, porselein) 
; haarriss, riss; gercure, tressaillure, 

fendilla;;e. 
Chap (to), To chink, To -split, 

V. n. eng. Kleine spleten of bersten krijgen 
risse oder spriinge bekommen; se fendiller. 

Chape, eng. Putitbeslag, v. bout de 
fourreau de sabre, s. bout. —v. 
chape, fr. -5). ~ v buchdruckerei. 

Chape, f. fr. Mantel, kap, v. case, 

eng. 6). - Helm, v. blasenhut. ® Kap, 

V. cap, eng. t ), 5). -Bovendeel van den 
schotelvoren, bordenvorm, etc. (des tinne 
case, cope; hopel. -Poortje, huisje-gieters); 
(der balans) ; chape; schere. -Vorm 


kap (der pottenbakkers); coat; formkappe. 
~ (botte de ressort de traction) 

Trekveerbuis (der locomotief); draw-springhead; 
zugfederhaupt. -Huls (van een blok), 

V. caisse dune poulie, s. caisse. 
~ Kap van watermortel, etc , V. bed t o). 

Ch. ou Chapelle de boussole, 

dop van eene kornpasnaald; cover or tor) of 

a compass needle; •dopp oder tulp niner kom 


passnadel. ® Oh. de contre-san


glon, lus van den zadelriem; flank-strop


loop; strippenose. - Ch. de croupière, 
staartriemlus; crupper loop; sch «wanzriemt se, 
schwanzriemhugel. - Ch. en dos d' 

tine (d'une casemate) Ezelsrug; cap


ping; eselsiticken. 

Chapeau, m. fr. Hoed ; hat; hut. -
Ch. de castor, de feutre, de paille, 
de soie, kastoren, vilten, strooien, zijden 
hoed; beaver-, felt-, straw-, silk-hat; kastor-, 
filz-, stroh-, seidenhut. ~ Deksel, dekstuk, 
kap, hoed, muts (van verschillende deelen 

der machines); cover, gland, top; deckel, 

ba u be, kappe — Ch. d'une botte à 
étoupes, Couronne de la pre3seétoupe, 
Presse-étoupe, deksel eener 
pakking-bus; gland of a stuffing-box; stol)i


bi chsendeckel. - Ch. d'un cabestan, 

kop van een gangspil; head, drum-head of 
a capstan; kopf des gangspilis. - Oh. de 
la chasse, bovenljst van de lade of aanslagkam 
(des weefstoels); frame-head of the 
batten; oherschweif. ^ Oh. d'une eheminée, 
schoorsteenkap : cowl; sclrornsteinkir 
ppe, -hut., la terne. ~ Oh. d'un che


valet de pont, kopbalk, jukdrager; 

head, head-beam, ridge-piece, top-beam; haute, 
kappe, holm, bockholm, kopfl)aiken. - Ch. 
d'une file de pieux, palenkap, zadel, 

V. cap, eng. t 8). — (Ohapiteau) Cilinderkap 
(der papierfahr.), v. cap i . — 
Oh. d'une galerie de mine, v. 
cap-sill. - (Chapiteau.) Dwarshout 
boven 't kalf cener pers; cap; krone. 
Ch. (de tanuée), dikke k i tlna:; op de 
bovenste laag huiden; covering of ground 
oak-bark; hut. - Oh., koek (die na som

CHAPEL 

mige overhalingen in de distilleerkolf overblpft) 
; cake; kuchen. s Ch. (de la 
biëre entonnée), spongist, dik schuim 
dat uit het spongat komt; head; hut, haube, 
spundhefe. — Ch. (du vin), schuim dat 
bij 't gisten van den rooden wijn bovenkomt; 

soft and spongy crust, scum on red wine; 

but. — Ch. de maitre, de patron, 
kaplaken; fiat money, primage; kapplaken. 

Ch. de Aalier, overdekking van de 
tappen pan ; cap-piece, plumber-block-cover, 
gland; pfannendeckel, lagerdeckel, deckel. 

— Chapeaux, pl. Kaardendeksels (rij 
vlakke, smalle, niet kaarden bekleede stuk 
hout, die de trommel der kaardmachine-ken 
als een boogdak omgeven); flat, top, topcard 
, clearer-board , clearer, kratzdeckel, 
deckel. 

Chapel, eng., v. ehapelle, 1), i o). 

Chapelé, m. fr. v. chapelet 4 ). 

Chapelet, m. fr. Groote Fransche pa


piersourt; great French sort of paper; grosse 

Fran züsische papiersorte. Kransijzer, 

kruisijzer (aan de ziel van een kanon bij 

't gieten); cross-iron; kranzeisen, k ren zeisen, 

griinzeisen, grenseisen. — (Ch. incliné) 

Paternosterwerk (zeker kettingscheprad), V. 

Chain—pump. ~ (Chapelé) Naam 

dien men in de steenkoolmijnen der Loire 

aan de middelmatig groote stukken geeft; 

vgl. gaillgtte. 

Chapelier, nn. fr. Hoedenmaker; hatter; 

butmarher. 

Chapelle, f fr. Distilleervat met boogen 
helm en lage kolf; V. alambie. ••• 
Raain . stelling, v. cage 1). — Vuurbrug 
van een haard, v. autel. ® Gezamenlijke 
kas of pot van de gezellen eener drukkerij ; 
chapel; kasre. — (Soupape à boulet) 
Kogelklep, klep met kogels (aan stoomma chines); 
bullet-valve; kugelvenliI. Kap, 
bovendeel eens hoogovens; crocon; kappe, 
theil des hochorens am schlund Chapelle 
de boussole, v. chape i o). — 
Ch, des soupapes, kleppenbus ; clackbox; 
ventilbiich^e. Enfourner en 
eh., het pottengoed bloot (zonder overdek 

zeilen; to put the ware on-king) in den oven 
the furnace without any coffins; das geschirrohne 
kapsel in den ofen thun ~Faire 
Oh., een uil vangen (het tjij den v inl zeilend 
schip door onvoorzichtigheid in-denvvind 
laten loopen, zoodat het door den 
wind gaat en men de raas moet ombrassen); 
to build a chapel, to chapel a ship; eine 

eule Pangen. 
Chapellerie, f. fr. Kunst des hoeden makers, 
hoedenmakerij ; hal-manufacture; 
butmacherkunst. 
Chaper, v. a. fr.: Ch. la soie, de 
zijde in warm water laten veeeken (om er 
gisting in voort te brengen); to macerate 
the silk; die seide mace ri ren. 
Chaperon, m. fr. Sleutelt^:rard ; keybit, 
key-web; schittsselbart, -hacken. — Kapje 
(in een horloge); little cap; käppchen. — 

CHARBON. 189 

(Chapitea1t) Zundgatkap, -deksel, kapel; 
cap; ztinddeckel, zttndlochkappe. ~ Pistool 

-bolsterkap, v. calotte 2). — (Mains 
de passe) Overvellen, bladen, die de 
drukkersgezel boven 't getal te drukken vel 

ontvangt) ; overprint, supernumerary-len 
sheets, waste; zuscbuss, zuscbussbogen, liber , 
druck. ~ Ch. (ou Chapiteau) de 
muraille, muurkap; coping of a wall; 
mauerkappe. — Ch. de potence, d^arshout 
aan een kruk of stut; top of a gibbet; 
querholz an einer krücke. — Ch. dune 
presse, kroon of bovendeel eener plaat 

crown; oberes zimswerk, krone-drukpers; . 

Chapiteau, m. fr. Kapiteel, v. capital 
2). — Lijst-of kroonwerk, kap, 
kroonlijst (op meubelstukken, bouwsieraden, 
etc ); cap, crest, top; aufsatz, kranz, kappe, 

V. aufsatz. — Zundgatkap, v. chaperon 
3) — (Couvre—vis) Regendrop, 
schroefdeksel (op de stelschroef van een 
kanon); vice-cover; schraubenkappe. ~ Cilinderkap 
(der papierfabr.), v. Cap, eng. 18). 
— Helm (der distilleerkolf), v. capital 1). 
Ch. aveugle, helm zonder snavel; 
blind alambc, capitol with no rostrum; blinder 
kolben (ohne rostrum). ••. Bee du 
eh., heimsnavel ; rostrum, tube; glasrobre 
des helms, rostrum, schnabel. r.. Ch. de 
muraille, muurkap, v. chaperon b). 

— Ch. d'une fusée incendiaire,. 
vuurpijikap; carcass-heading; brandhaube.-
Ch. de la boussole, dot) der kompas 
-naald, v. chape 1 0). — Ch. ci'une machine 
a foyer, ijzeren opzetstuk, etc., 

V. bride s). — Ch. dune presse, 
V. chaperon 8). 
Chapler, v. a. fr. Haren, met den hamer 
scherpen (eene zeis); to beat out (a 
scythe) with a small hammer; dengetn, dan gein, 
tangelo. 

Chaploir, m. fr. Haarhamer; hammer 
for sharpening the edge of a sickle or scythe; 

baarhamnier. 

Chapon, m. fr. Steun onder den blaas


halg (der izersmelter(jen); prop under the 

blast-pipe; ss.utze des blaset .algs. 

Chapoter, v. a. fr. Uitdunnen, afscha


ven, v. abhobeln. 

Chapotin, in . fr. Radeernaald, v. ab


stosseinen. 

Chappe, f. fr., v. chape 

Char, rn. fr Kar, licht rijtuig op twee 

wielen (zonder veeren) ; light cart; leichter 

karren. 

Char (to) v. a. eng. Verkolen, (hout) 

tot kolen branden ; verkohlen; carboniser. 

Charbon, m. fr. Kool (zwar t oerschot 

van de on'olkomen verbranding (carbonisatie) 

der beo+erkluigde zeltslandit;herlcn); coal, 

charcoal; koble ~ Ch. pour aduucir, 

slijpkool (kooi van zacht hout die ruin hij 

bet slijpen aanwendt); charcoal for grinding; 

schle.fkohle, kuhie. — Ch. animal, dier 

kooi, beenzwart, animal charcoal; thie--lcke 

rische oder animaliscbe koble, tbierkohie. 


 

190 CHARBONNAILLE -


• Ch. de bois, houtskool ; charcoal (of 
wood); holzkohle. - Ch. de bois mi 
mineralische houtskool, vezelige-néral, 
anthraciet; stone-coal; faseriger anthracit, 
mineralische holzkohle. Ch. de braise, 
uitgedoofde kool, doove kool; quenched charcoal; 
loschkohle, abgedlirnpfte kohle. 

— Ch. collant, Ch. de terre collant, 
aaneenbakkende kooi, v. cakingcoal. 
— Ch. de cylindre, in cilinders 
versteende kool ; cylinder-burnt charcoal, cylinder•
charcoal; in cylindern verkohlte koble. 
Ch. de forge, de maréchal, 
smidskolen, smeedkolen ; smith•coal, smithycoal, 
forge-coal; schmiedekohle. -Ch. 
fossilé, fossiele kool ; fossil coal; fossile 
kohle. Ch. gai ou. vif, grove steen 

open-burning coal; sin terkoh le. n••-kool ; 
Ch. de houille, v. coke. — Ch. de 
maréchal, v. ch. de forge. — Ch. 
mineral, v. ch. de terre. Ch. 
d'.os, Noir d'os, beenderkool, beenzwart; 
bone-black; knochenkoble, beinschwarz, 
knochenschwarz. •• Ch. de Paris, Parijsche 
houtskool, in vormen bereide kool; 

prepared charcoal called .charbon de Paris"; 

Pariser kolde, geforrnte" holzkohle. - Ch. 
pile, kolenstof, fijngestampte houtskool ; 
ground charcoal, pounded charcoal; kohlenstaub, 
gekleinte kohle. - Ch. roux, 
rosse kool (op lage temperatuur bereide 
houtskool, die nog waterstof bevat) ; charcoal 
still retaining hydrogen; rothkohle. 
Ch. de saule, Crayon de charbon, 
wilgenhoutskool, teekenkool ; blue black; 
reisskohle. ® Ch. sulfurique de garanee, 
k ra pkool ; madder macerated in 
concentrated sulphuric acid; krappkohle. -
Ch. de terre, Lignite, bruinkool; 
brown-coal; braunkohie. - Ch. de terre, 
Hotulle, steenkolen, minerale kool, aardkool; 
black-coal, pit-coal, coal; steinkuhle, 
schwarzkoule. Ch. de terre collant, 

V. ch. collant. •® Ch. de terre 
épuré, v. coke. ••• Ch. de tourbe, 
Tourbe carbonisée, turfkool ; turfcharcoal, 
charcoal of turf; torfkohle. - Ch. 
végetal, plantenkool ; vegetable coal or 
charcoal; vegetabilische kolen, pílanzenkohlen. 
— Ch. vif, v. ch. gai. 
Charbonnaille, f. fr. 14ou tskool poe 
-stof ; charcoal-dust, charcoal-powder;-der, 

kohlengestube, geniss. 

Charbonnier, m. fr. Kolenbrander; 

charcoal-burner, burner; kohlenbrenner, 

Uhler. 

Charbonnière, f fr. Kolenmeiler 
(half besluten ruimte, waarin bet hout ver 
wordt); place where charcoal is made;-koold 

kohfenbrennerei, kohlenmeiler. 

Charcoal, eng. Kool, houtskool, v. 

charbon i) , 1) . Animal ch., 

Bone-black, dierli;ke kool, v. char


bon 3). — Cylinder-burnt ch., 

Cylinder-eh., in cilinders verkoolde 

kool, v. charbon 8). — Inner (or 

CHARGE. 

Centre) ch. of the heap, v. centrecharcoal. 
® Pit-ch , Pit-burnt 
Ch., in kuren verkoold hout; grubenkohle; 
charbon obtenu par la carbonisation dans rtes 
losses. — Pounded ch., Ground ch., 
kolenstof, V. charbon pile, s. charbon. 
— Quenched ch., doove kool,' 

V. charbon c) . — Ch. for grinding, 
slipkool, V. charbon i).-Prepared 
ch., Parjeche houtskool, V. charbon de 
Paris, s. charbon. — Ch. of turf, 
turfkool, V. charbon de tourbe, s. 
charbon. — Vegetable ch., planten 

v. charbon végetal,s. charbon.-kool, 
Charcoal-casting, eng. Het gieten 
met houtskoolvuur; Buss mit holzkohlenfeuerung; 
foute au bois. 

Charcoal-dust, Charcoal-powder, 
eng., V. charbonnaille. — Charcoal-
dust, Ashes, pl. eng ,v.brasque. 

Chardon, chardon a carder, à 
foulon, a bonnetier, m. fr. Kan rdedistel, 
vollerskaarde, rouwkaarde; teasel, 
teazle , fuller's thistle ; karde, rauhkarde, 
l,ardendistel, kratzdistel , weberdistel, weberkarde. 
- Ch. métallique, metalen 
kaarde ; metallic teasel; metallkarde. 
Chardons, pl , v. artichauts. 

Chardonner, v. a. fr. Rouwen, uit 
het haar werken (het laken), met kaarden, 
opwerken ; to raise the nap of woollen cloth, 
to nap, to dress; aus den haaren kratten, 

rau hen. 
Chardonnet, m. fr. Poort-of deurpost, 
die de duirnen voor de hengsels draagt; 

end-piece of a gate or door towards the wall; 

endstdck eines thors genen die mauer zu. 
Sluissteen, waarin de sponning voor de 
deuren is; hollow quoin; wendenisehe. 

a. Charge, f. fr. & eng. Lading (hoeveelheid 
kruit voor een schot); ladung, schuss. 
Faible, Petite oh., fr , zwakke, kleine 
lading; small, reduced ch ; kleine schwache, 
geschwhchte ladung - Ch. à chambre 
pleine, karnervolle lading; ch. for greatest 
range,greatest ch.; kammervolle ladung.-Ch. 
d'éeole, schoullariing, losse lading; practice-
ch., exercising-ch,.; schulladung,. ®Ch. 
dIepreuve, proeflading; proof-shot; probelaelung, 
probeschuss - Ch. en grappe 
ou la Suédoise, lading met een drulventros, 
Zweedsche lading; grape-shot, swedish 
ch.; traubenhaeel, schwedische ladung. 

Ch. de guerre, volle, groole lading, 
veldlading; full ch., full service -ch; grosse 

ladung, feldlaiiung. — Ch. maximum, 
grootste lading; greatest ch.; maximum tier 
ladung. - Ch. a mitraille, lading met 
schroot; case -shot; kartdtschenschuss.® Ch. 
de poudre, Ch. de projectiles 
creux, sprin lading; bursting ch , ch. of 
bursting-powder, burster; springladung, ausstoss. 
- Ch. renforcee. versterkte Iading; 
increased ch.; vergthrkte ladung. 
Ch. pour le tir en brèche, lading 
tot bresschieten ; full ch. for baltering (in 


CHARGE 

breach) , ch. for breaching; ladung zuur 
brescheschlessen. 

b. Charge, f. fr. Lading, last, belasting; 
load, buiden, burthen; last, ladung. — Ch. 
d'un vaisseau, scheepslading, lading, 
vracht ; loading, cargo, goods, freight; ladung, 
fracht, gut, giller. Ch. en cueillette, 
stukgoederen (als lading) ; piece goods; 
stiickt;iiter Ch. en grenier, 
stortgoederen ; goods laden in bulk; sturzgiiter. 
.- Ch. d'eau, waterhoogte (die 
de drukking op wanden en bodem bepaalt); 
height of uaaler; druckhohe. Ch, ou. 
Application, v auftrag `z). 
C. Charge, fr. & enq. Lading, laag, 
beschikking (hoeveelheid erts, tool en vloei 
ander vloeibaarmakend mengsel,-spaath, of 
die men teelijk in Tien schachtoven doet); 
beschickung, einsatz, gicht. — Ch, du 
fourneau, ovenmond, trechtervormige openii^
g boven aan den hoogoven ; funnel; einfalltrictiter. 
Ch. de charbon, fr., 
Ch. of charcoal, eng. kolenlaag, holenschichl.; 
kohlengicht . Ch . de minerai, 
fr., Ch. of ore or roasted mine, 
eng. Ertsïaag; erzgicht. Premières 
ch—s, fr.. stille lagen (eerste lagen die 
neen in de ovenschacht doet, eer men 't 
blaaswerk in gang brengt) ; first charges; 
stille gichten. 

Charge, Full charge, Greatest 
charge, Small charge, etc. eng., v. 
charge, fr. a etc.•®• Charge, Charge 
of charcoal, Charge of ore, etc., 

eng., v. charge, fr. c etc. 

Charge (to), V. a. eng Laden ; laden; 
charger. — To ch. a Leyden-jar, an 
electric battery, eene Leigil -che tiesch, 
eerie electrische batterij laden ; eine Leidener 
flusche, enne e ektrische bacterie laden; charger 
one bouteille de Lede, une batterie 
électrique. To ch. (the gold or 
silver leaves) , ol.)tliagen, v. auftragen. 
To ch. (feed or serve) 
the furnace, de oNenschacht laden , beschikken 
; die gicht aufgeben oder au fsetzen, 
den ofen beschicken; charger le fourneau, 
vgl. aufgeben, charge c. a). — To 
charge (or load) a mine, eene mijn 
laden ; eine mine laden; charger one mine. 

Chargement, m. fr. (d'une voi— 
ture) Lading; het laden ; loading or lading; 
die ladung; das laden. •® (Cargaison) 
Lading, vracht (van een schip); 
cargo, loading, lading; ladung-— Ch. du 
foyer, v aufgeben. Ch. des projectiles 
creux, bet laden der holle projectielen 
(bomoen, etc.); filling shells; das 
laden rIer hot:ikugeln, bombenfuilen. 

Charger, v. a. fr. Laden, beladen, opladen 
; to charge; laden. —Ch. une bande 
de fer, een ijzeren band of staaf versterken 
; to strengthen an iron bar; eine eisen 

versterken. — Ch. la batterie-stange 
électrique, une bouteille de Leyde, 
v. to charge 2). ® Ch. un canon, 

-- CHARIER. 191 

een kanon laden ; to load a gun; ein geschii,
z laden. — Ch. un canon sur 
son afl'ít, een kanon monteeren, het op 
zijn affuit leggen ; to mount a gun; ein kanonen 
r oh r ein legen. ~ Ch. les capsules, 
de zunrikapjes of slaghoedjes laden; to fill 
or prune copper-caps; die zundhulchen mit 
sate laden. — Ch. la carde à loquettes 
ou la drousse, de tokkenniachine 
beleggen; to put the wol on the feedingcloth, 
to prepare; verlegen. ~ Ch. la 
cove, de verfkuip bijzetten ; to prepare 
the vat; die loipe zurichten, anstellen, ansetzen. 
~ Ch. l'enere, den inkt te dik 
opdr,ige q ; to overcharge the ink; die 
sch nn arze zo dick auftragen. — Ch. unefeuille, een blad overladen (hij zetters); 
to cram a sheet; ein biatt uberfullen, 
iiherladen. — Ch. les feuilles d'or, 
d'argent, v. auftragen. — Ch. le 
fourneau, de ovenschacht laden, v. to 
charge ). Ch. les fusées, les cartouches 
d'artifice, de buizen, vuurpijlen, 
raketten slaan ; to drive fuzes, rackets, 
etc.; die ziinder, rakelen sclilagen oder 
trefben. ® Ch. un fusil, een geweer 
laden; to load a fire -lock; em n gewehr laden. 

Ch. (un fusil) par la culasse, 
van achteren laden ; to load at the breech; 
von tinten laden. • Ch. une mine, v. 
to charge 5) . ® Ch. le moulin, de 
tweernmachine (der zijdespinner(j) van de 
noodige spoelen voorzien ; to load the throwing 
wheel; die spinnmuhle bespulen.•••Ch. 
(ou Engrener) la pompe, de pomp 
vullen, sv, aler in de pomp gieten ; to fetch 
the pump; die pumpe ansaugen lassen, (bei 

seeleuten) Taff in die pumpe giessen. •^ 
Ch. un projectile creux, een bot 
werptuig (bom, enz.) vullen of laden; to 
fill or prepare a shell; eine hohlkugel tuilen 
oder laden. ~ Cl. la quenouille,
V. anlegen 2). e Ch. un vaisseau, 
een schip laden, bevrachten ; to load a ship; 
ein schuif laden. ~ Ch. (un vaisseau) 
a cueillette, au tonneau, au quintal, 
met stukgoederen laden; to load with 
piece-goods; mit stuckgutern laden. ~ Ch. 
(un vaisseau) en grenier, met stort goederen 
laden ; to load in bulk, mil sturzgitern 
laden. , Ch. une voiture, een 
wagen opladen ; to load a waggon; einen 

wagen laden. 

Charger, v. n. fr.: Ch. en cote 
ou a la cote , op lager wal bezet 
raken, bezet zijn ; to be embayed upon a 
lee-shore; an legerwall besetzt sein, auf 

legerwall sein. 
Charger, eng. Lader, v. aufgiesser. 
Chargeuse, *. Meisje, dat de wol 
achtereenvolgens uit de lokken-lokken, diemachine 
komen, aanneemt en terstond aan 
de voorspinmachine voorlegt. 
Charging, eng., v. auftrag 2); tocharge. 
Charier, Charrier, m. fr. Loogdoek , 


192 CHARIOT 

ascbloogdoek ; bucking-cloth; laugentuch, 

aschentuch, aschertucb. 

Chariot, m. fr. `vagen, rijtuig op 

4 wielen; waggon, carriage; wagen, fubr


werk. — Slede, wagen (schuivend stuk, 

dat een of ander machine -deel draagt en 

beweegt); sliding-carriage; scblitten, wagen 

•• Tou wslagerssiede, v. earrosse.— Voor 

een friscbovenbaard; front -plate-plaat van 
of the hearth of a refining forge; scblackenzacien. 
— (Support á, chariot) 
Slede of schuif van 't support (der kunst• 
draal iank); slide; support-schlitlen, schieber. 

— Ch. d'alesoir, hoorschijf (der cilinder 
boormachine); boring block, boring-head; 
bohrtopf, bobrscbeiie. Ch. de bagage 
ou d'equipages, bagagewagen ; 
baggage-waggon; bagagewagen, rust wagen, 
puekwagen. Ch. d'un bane de forede), 
schuif .(eerier ijzerbourbar,k); sliding-
plug, sledge carriage; schieber. 
Ch. a bascule, verplaatsbare weeg 
portable weighing-machine; traghare-brug ; 
Oder transportable brucken%%age. •e Ch. 
à canon, Ch. porte—corps, Porte 
corps, kanon wagen; platform-carriage, platforin-
waggon; sattelwageo. ••• Ch. de 
ehetnin de fer, spoorwegwagen ; railway-
carriage or waggon; eisen bahn wagen. 

Ch. circulaire, Ch. tournant, 
Ch. pivotanL, draaiend, wentelend suppoi 
t (der kunstdraaibank); revolving sliderest; 
kugelsupport. — Ch. d'une continue 
ou throstle, spoelbank (%an de 
drussel-machine of bet métier continu; copping 
plate, copping-rail; blecb iank, spulen , 

• Ch. a cdivebtes, wagen tot-bank. 
wegnerning der ovenplaten (in de spiegel 
iron fork on two wheels for Taking-fabr.); 
away the brick-cover of the melting furnace; 

wagen zuip wegnebrnen der ufenplatte. 
Ch. d'equipages, v. ch. de bagage. 
Ch. de forage, slede eener 

bourrnachine, v. bohrschlitten. — Ch. 
à ferrasse, rolwagen der spiegelgieters); 
sheet-iron on two wheels; roliwagen. — 
Ch. lesteur, ballastkist, ballastwagen, 
nekwagen (op het dek der kleine stoom 

ballast-chest; ballastschlitten, deck--schepeu); 
wagen. — Ch. de la machine à ra— 
boter, tafel of support der schaafmachine; 
planing-machine-table; hobelrnascbir,enplat te. 
hobelmasclinenscblitten. ••• Ch. d'un 
mull—jenny, kar der mule-jenny of muildier-
spinmachine (die over spoorstaven loopt 
en de spullen draagt); carriage of the mule


jenny; wagen, spindeiwagen der mule-jenriymaschine. 
— Ch. du parallélogramine, 
wagen van 't parallellogram 
(eener stoommachine voor zeeschepen); shifting 
pedestal; schiebelager, verschiebbares 
Oder bewegliches lager.— Ch. pivotant, 

v. eh. circulaire. — Oh. portecorps, 
v. ch. a canon. — Ch. dune 
scierie, wagen, -blokwagen (eerier zaag 
drag; klotzwagen, blockwagen.—-macbine); 

CHARRETTE. 

Ch. à tenailles, tangwagen (waarmede, 
de gietkroes uit den glasoven wordt gehaald); 
handspike; heb-oder setzslange. ®.. Ch. 
de tour, v. chariot (uppport à 
chariot) i). s Ch. tournant, v. ch. 
circulaire. — Ch. de transport,. 
rol wagen, sleeper (der ijzergieterijen); found


er's truck, stove truck, truck cart, truck; 

hehewagen, schieppe, schlitten, roliwagen. 
Ch. á vapeur, Waggon trafneur, 
sloornwagen, locomotief; steam-waggon; 
dam pf wagen. 

Charioter, Chariotter, v. a. fr. 
Op de schroef-snijmachine den te schroeven 
cilinder aanvoeren ; to turn on the screw


cutting-engine the outside of the cylinder, 
which is to be cut or screwed; a tad repen. 

Chariottes, f. pl. fr. Cilinders voor 't 
sehroefseij+len ; cylinders for screw-making; 
cylinder zum schrauhenabdrehen. 

. Charme, m. fr. Jokhout, boogbout, 
hout van den haltebeuk of jokboom ; hornbeam; 
hainhuchenholz, weisst,uchenholz. 

Charnier (Gewerbe, Gewinde), 

n. hd. Charnière, f. fr. Scharnier; hinge,. 
joint. 

Charnierband, -feile, etc., v. 

scharnier—. 

Charnière, f. fr. Steekbeitel (der steen 

gnome; hohlmeissel. — V. char--graveurs); 
nier. — Ch. a. pli, beweeglijke geleding 
of gewricht (van een bit of mondstuk); joint; 
gewinde, gelenk. 

Charnon, m. fr. Scharnierlid ; eye; 
scharniergewinde. — Kort ijzeren buisje 
voor scharnieren; small bil of tube for hinges; 
kurzes stuck von rohrchen zo scharnieren. 

Charpente, f. fr. Timmerhout, werk 

stuff; zimmerholz, boizer — Tim--bout; 
merwerk, getimmerl e ; timberwork, framing; 
timmerwerk, holzwerk. ~ Timmerkunst, 

V. eh.arpenterie. — Stelling, geraamte, 
raam (de gezamenlijke stukken van bout of 
ijzer, die de deelen eener machine verbinden 
en in hun stand houden); framing enginehouse; 
geritst, gestell, gerippe, v. bati 3). 
— Ch. en fer, en fonte, ijzeren, giet 
geraamte of stelling; iron framing,-illzeren 
framing of cast iron; gerippe von eisen, 
von gusseisen. — Ch. de mine, mijn 

beschieting; timbering-schachtbetimmering, of 
a mine; grubenzimmerung. 

Charpenterie, f fr. V. carpentry. 

Charpentier, m. fr. Timmerman; 
carpenter; zimmermann. — Ch. de vaisseau, 
de navire, scheepstimmerman ;. 
ship-'wright, ship-carpenter, -builder; schiffszlrnmermann. 


Charpie anglaise, f. fr. Engelsche 
pleister; patent-lint; englische charpie, paten 
tcha rpie. 

Charrée, t. fr., v. ausgelaugte 
asche. 

Charrette, I. fr. Kar; cart; karre, 
karren. ~ Ch. a bras, handkar ; handcart; 
tranchée-karre. 


(JHARRTER - 

Charrier, in. fr., v. charier. 

Oharron, m. Ir. Wagenmaker ; cartwriqht, 
wheel-wriüli1, wheeler; wagner, steilmacher, 
raclemacher. 

Charrue, r. fr. Vormspade ; spade to 
run the pig-mould in the sand; formspaten. 

-Ploeg ; plough; pflog. - Oh. a bisoc, 
do hbele ploeg ; double furrow-plough; 
doppelpilug, doppelfurcheii pilug. Ch. 
brabançonue, araire a sabot, Brabantsche 
ploeg ; belgian-plough; steizenpilug, 
brabantiseher ptlug. Ch. a butter, 
Ch.—buttoir, aanaardploeg, v. buttoir 
1). Ch. 'a effondrer, riooiploeg; 
trench plough, trenching-plough; riolpilug, 

grabenpilug. - Oh. fouilleuse, v. Oh.

(a) sous-sol. Ch. a peler, zodenploeg; 
paring-plough; schH pflug, rasenpilug. 
-Ch. a roues, wielpioeg ; wheel-plough; 
raderpilug. Oh. (a) sous—sol, Oh. 
fouilleuse, grondroe nier, ondergrondsploeg 
; subsoil-plough; untergrundspllug. -
Oh. tourne—oreille ou dos a dos, 
wisselploeg ; one way-plough, turn-wrestplough; 
wechselpflug. - Oh. a vapeur, 
stoomploeg ; steam-plough; dampfpflug. 
Chas, in. fr. Oog (der naald); eye; öhr, 
nadeljhr. -Metselaarspaslood ; plummetline; 
bleiwage, setzwage, schrotwage. -
Weverspap, slichtpap ; dressing, weaver's 
starch; schlichte, weberlcleister. 

Chase (Form), eng. IJzeren vormraam 
(der drukkers); formrahmen, form, 
druckform; chassis (d'imprinierîe). -Plaatsnijdersraam; 
leupferstecherrahmcn;chhssis.r 
Langeveld (van een kanon); langes feld; 'olde. 

Chase (to), v. a. eng. Uitdiepen, v. 
auftiefen.— D rij ven , v. ausgraben I). 


-Schroeven (en moeren) snijden; schrau 
ben schneiden; tarauder. 
Chase-bar, eng. Stang van het drukkersvormraam; 
ralimeisen; règle de Ier. 
Chase-gun, eng. Jagerstuk, v. canon 
de chasse, s. canon a. 
Chase-port, eng. Jaagpoort, voorste 
poort (van een oorlogschip) ; jagclpforte; 
sabord de chasse. 


Chaser, eng. Drijver, drjfwerkmaker; 
ciselirer; ciseleu r. 
Chasing, eng. Het schroeisnijden ; das 
sch'raubensc/ineiden; screw- cutting, screwing; 


taraudage - V. to chase. - Oh. of 
the edge, v. buckel. 
Chasing—chisel, eng. DrUtheiteltje; 
treibpunzen; poinçon a ciseler, a emboutir. 

V. bouge 3). 
Chasing-hammer, eng. Drjfhamer; 
treibharamer, tiefhammer; flertoir, marteas 
a emboutir. 

Chasing-punch, eng. v. bonterolle 
ij. 
Chasing—stake, eng. Drijfstok (dienmen in de schroef klemt om er op te drj


ven); treibstöckchen; tasseau. 
Chasing—tool, eng., Holbeitel, v. 
ausschweifmeissel. - Drjfbeitel (der 

C!1ASSE-POMMEAU. 193 

naaldenmakers); treibmeissel; pousse-broche. 

-Scliroelstaal ; schraubstahl; peigne. 
Chsse, t. fr. [Jitholling in de schietspoel, 
v. boîte 4). - Hecht (van een 
scheermes, lancet, etc.); handle; gruff. -

Oh. de balance, v. chape . -

Oh. de boucle, plaatje van een gesp; 
joint of a buckle; gewerb an einer schnalle. 

-Oh. de lunettes, v. brilleneinfassung. 
Chasse, 1. fr. Speelruimte, bewegingsvrijheid 
; swing-purchase; spielraum, freles 
spiel, trein, leichte bewegting (elner ma


sebine), fl ucht. Schutmuur des giasbla


zers (die hem tegen de werking van 't vuur 
beveiiigt) ; screen-wall; schirmwand. 
Goudsmidsdrijlbamer ; goldsmith's hammer; 
treibhammer. Doorslag, dril; punch, 
puncheon, drift; durchschiag, lochha mmer, 

setzmeIssel, nietpiaPe. -Zethamer, -beitel, 

V. bourre—noix. - Oh. en biseau, 
schuine zetbamer ; chamfered set-hammer; 
scbrhger setzbammer. Oh. carrée, 
vierkante, rechte zetharoer ; square set -hammee; 
vîereckigei, gerader setahammer. -

Oh. h parer, viakhamer ; flatter; flach


hammer. - Oh. ronde, demi—ronde, 
ronde, haifronde zethamer, -beitel; fuller 
or top-fuller, half-round set-hammer; runder 

setzhammer ,, haibrunder setzstempel. 

(Battant), lade, aanslagkam (van den 

weefstoei, v. battant I). 

Chasse—avant, m. fr. Meesterknecht, 

opzichter, ouderbaas, javaan ; over-seer, fore


man; obermann, aufseher. 

Chasse—boite, m. fr. Hamer ter in 
drijving van de naafbus, drijfhamer ; drie


ing-Ooit; bitebseneintreiber, treibhammer. 

Chasse—bondieu, m. fr. Drijfhout, 

wigsiager (der houtschulpers); wedge-driver; 

keiltreiber. 

Chasse-clous, m. fr. Drevel, drjf 

in te drijven); nail--ijzer (om spijkers diep

driver; durchschiag, dupeisen. 

Chasse—fleurée, m. fr. Schuimplank 

(der kuipververs); skimming-board; schaum


brett. 

Chasse-fusee, m. fr. Buizenzetter 

(voorde bolle projectielen); setter, fuse-setter; 

brandtriebel, brandsetzer. S 

Chasse-navette, (Tacot, Tac


quoir, Taquet, Rat) M. fr. Schiet


spoeldrjver; driver, pecker, picker, picking


stick; trei her, schneiler, rechen. 

Chasse-pierres, Garde, in. fr. 

Steenopruimer (van voren aan de locomotief); 

safe-guard, rail-guard, life-guard; bahnrhu 

mer, schienenrhumer. 

Chasse-poignée , m. fr. Drjfhout 

(om 't gevest van een degen aan te drijven); 

hilt-driver; hammer. 

Chasse-pointes, rn fr. Stiftdrijver, 

klinkhamertje; riveting-hammer; niethammer. 

Chasse-pommeau, m. fr. Aanzetter, 
aandrjver van den degenknop; pommel-settingtool; 
koppeleisen. 

17 


194 CRASSER 

Chasser, V. D. fr. Indrijven, inslaan; 
to drive; treiben, eititreihen. — Uitdrijven, 

V. antreiben. — De eerste klopping 
geven (aan 't goudblad); to give the first 
beating; das erste schlagen geben. Ch. 
(ou Perdre) le doublon, het dubbel 
gezette wegnemen (bij letterzetters); to drive 
out or to keep out the double; den doppel 
s v. n.: Ch. avec le-satz ausbringen. 
soleil, uitschieten, met den wind meegaan 
(van den wind sprekende); to keep pace 
with the sun; mil der sonne lierumgehen, 
ausschiessen. •® Ch. sur ses ancres, 
driftig raken (van 't schip sprekende), achter 
zijne ankers drijven; to drag the anchor, 
to bring the anchor home; vor anker treiben. 

Chasse-rivet, m. fr. Schelijzer, klinkhamer; 
riveting-set; nietstempel. 

Chassis, .m. fr. Raam, invatting, lijst; 
frame; rahmen, fassung, eirifassung, gestell. 
.•• Drukkersvormraam, V. chase 1). 
Plaatsnijdersraam, v. chase 2). ® Raam 
of berrie (der locomotief), v. cadre 6). 
Strijkkast,v.baehasson. —li a s s e-1 i s s eweefstoel 
; loom for the low-warp; basselisse- 
stuhl. ~ Uitgesneden papier; cut-out 
paper; ausgeschnittenes papier. ~ Ch. 
en bols, kruishout (voor't filter der chemisten); 
frame; teriakel, kreuzholz. ® Ch. 
du chapiteau du moulin a cylindre, 
zeef (raam, bespannen met paarden 

schijf, waschscbif-baar of messtngdraad), 

(van den hollander der papierfabr.); sieve; 

scheibe, waschscheibe. — Ch. de ehe


minee, schoorsteenstuk (om des zomers 

den schoorsteen te sluiten); chimney-board; 

kaminbrett. ® Ch. a coin, drukraam 

met wiggen ; quoin chase, chase for board


sides; keilrahme(n). •e Ch. à, cou


lisse, schuifraam, draairaam; sash; auf


ziehfenster. — Ch. (ou Cage) des cy


lindres dégrossisseurs, cilinderstel


ling (der pletterj); housing-frames; walzen 

geruste, gestell. — Ch. dor-geriiste, 
-mant,

vast vensterraam; fixed part of a 
window-frame, case of a window; fensterfutter, 
fensterzarge. — Ch. d'essieu, 
raam der spiltap; separate frame of the axletree; 
achselrahmen. — Ch. d'une galerie 
de mine, raam van eene mijngalerij; 
gallery-frame; thtirgertist, rahmen. — 
Ch., Ch. de moulage, gietkast, v. 
casting-box. ® Ch. pour le 
moule, vormkast, vormslede (ter opneming 
van den mantel bij 't branden); mouldingbox, 
cradle; schlitten der formstube, formkasten. 
— Ch. pour les papiers 
paints, strijkkast voor 't bedrukken van 
't behangselpapier; sieve of color; sieb. 
Ch. de plate-forme, raam eener geschutbedding; 
traversing-platform; bettungsrahmen, 
rahmengestell. — Ch. portelames, 
Ch. porte-scie, Porte-scie, 
zaagraam (eener zaagmachine); frame; sbgegatter, 
gatter. — Ch, dune presse 
de menuisier, vierkant raam eener 

CHAUDE. 

schrijnwerkerspers; square frame of a joiner's 
press; viereckiger rahmen einer tischlerpresse. 
— Ch. de scie, zaagspan, 
zet; saw-frame, frame; sii engestelle, gestell. 
~ Ch. d'une table, omlijsting eener' 
tafel ; frame -work of a table; tischrahmen. 
~ Ch. de transport pour les 
aiftits de place, v. bracket-perch. 
® Ch. triangalaire (d'une machine 
marine a balancier), diagonaalstukken, 
driehoekig raam (ter zijde van 
de machine); jib-frame, jib-stay; gestellwand, 
obergestelle. — Ch. a, verre ou á 
carreaux, glasraam; window-frame, sash; 
fensterrahmen. 

Chassoir, m. fr. Drijfhout (der kuipers); 
driver, drift; triebel, treiter, fausttreiber. 

Chat, (Pied de chat) m. fr. Visiteerjzer, 
gallenzoeker; searcher; stiickvisitirer, 
visitireisen. — Kat (waardoor het 
touw der gierbrug over de galg loopt); 
shifting-piece; katte. ® Kat, katschip, v. 
cat 2). ~ Waterpas; plummet-level; bleiwage, 
setzwage, schrotwage. — Loodkoliek, 

V. cat i) . — v. cat-gold, cat-silver. 
Chátaignier, m. fr. Kastanjehout; 
chestnut-tree-wood; kastanienholz. 
Cháteau d'arrière, m. fr. Achterkasteel 
; quarter-deck; schanze, liintercastell. 

Chateau d'avant ou de proue, 

m. fr. Voorkasteel; fore-castle; back, vordercastell. 
Chateau d'eau, m. fr. Waterstation 
(op spoorwegen); watering-station; water


station. 

Chátelet, m. fr. Lintwerkersraam; 
ribbon-weaver's frame; kastell, Ii intergestell 

des bandstuhis. 

Chatiron, m. fr. Precipitaat van Cassius,_ 

zoutzuur tin (der pottendraaiers); shading; 

scbattirung. 

Chatoiement, Orient, m. fr. Weer


schijn, kleurspeling; chatoyment, iridescence; 

das irisiren, das spielen der farben. 

Chaton, m. fr. Ringkas, kas; bezel, 
bezit, collet; ringkasten. 
Chatouiller le remède, fr. Het 

remedie (veroorloofd mindergehaite) zoo na 
mogelijk komen ; to keep within the limits 
of the alligation; rich ziemlich genau an 
die ringerung halten. 

Chatoyment,eng.,v.chatoiement. 
Chátrer, v. a. fr.: Ch. une roue, 

de radvelgen wat afnemen (om de banden 
meer aan te klemmen); to cut a joint; auf 

das gest<imme treiben. 

Chats, pl. eng. Ertsstukken van middel matig 
gehalte ; gang- oder erzsttbcke von mittlerem 
erzgehalt; minières qui ne sopt pas 
bien riches. 

Chaude, f. fr. Gloeiing, hittegraad dien 

men aan 't ijzer geeft; heat, heating; hitze. 

— Ch. blanche, Ch. au rouge 
blanc, witte gloeiing; white heat, white 
jtame-heat; das weissglihen. — Ch. rouge, 

Ch. rougie, Ch. au rouge-cerise, 


CHAUDERET --- CHAUDREE. 195 


ronde gloeiing; red heat, blood-red heat, 
cherry-red heat; das rothgluhen. Ch. 
suante ou soudante, Ch. grasre, 
Blanc soudant, welhitte, zweethitte, 
natte gloeihitte; welding-heat, sparkling-heat; 
schweisshitze, schweisswhrwe. 

Chauderet, rn. fr., v. chaudret. 

a. Chaudière, f. fr. Ketel, groote ketel; 
large-kettle, copper-boiler; grosser kessel. 
Gietpan (der metaalgieters); shank; giessptanne. 
• Z g pglas, V. bouilleur ij. • 
(Marmite) Gloeipot, calcineerpot (van 
gietijzer of vuurbestendige klei, tot verkoling 
der beenderen); pot for calcining bones; catcinirtopf. 
— Ch. a bascule, tuimelpan 
(der suikerrattinadeurs); see-saw pan; kopppfanne, 
schaukel- oder schwungpfanne. 
Ch. à brasser, Ch. de brasserie, 
brouwketel; brewer's copper, copper; braukessel, 
braupfanne. _ Ch. á compensation 
(de Pecqueur), Pecqueur's 
stoornpannentoestel (tot uitdamping van 't 
geklaarde mangelwortelsap); Pecqueur's pan; 
dampikochapparat, Pecqueur'sche pfanneneinrichtung. 
— Ch. a cuire, kookpan, 
kookketel (voor 't geklaarde suikerrietsap); 
boiler, copper; siedepfanne, siedekessel. • 
Ch. a defécation ou á clarification 
(du vesou), klaarpan ; clarifier, clearingpan; 
klarpfanne. — Ch. a l'etain, tinketel, 
eerste tinpan (houdende een mengsel 
van blok-en korreltin onder Bene laag talk); 
tin-kettle, tin pot; zinnkessel, einbrennpfanne, 
erste zinnpfanne. — Ch. évaporatoire, 
verdampingsketel, uitdampingspan (der suikerzieders); 
evaporating-boiler; andampfpfanne, 
siedepfanne. — Ch. €L fondre 
le plomb, loodketel (voor't bereiden van 
't oorlogsvuurwerk), laboreerketel; lead-pot; 
grapen. — Ch. a (ou de) fusion, 
smeltketel (voor't vuurwerkmengsel); mixingpot, 
ironpot; grapen. — Ch. à fusion, 
gietketel (tot smelting var, 't lood voor kogels); 
copper for melting lead; giesskessel. 
Ch. a la graisse (première), eerste 
talkpan (der tinnegieters); first grease-pot; 
erste taigpfanne. ® Ch. a la graisse 
(seconde), tweede talkpan ; second greasepot; 
zweite talgpfanae. — Ch. a laver, 
tweede tinpan (tar laatste indompeling van 
de bladen); wash-pot, dipping-pot; zweite 
zinnpfanne, durchfiitbrzinnpfanne. — Ch. 
a, lisser, glanspan, frischpan (niet gesmolten 
talk); list-pot, listing-pot; abwerfpfan ne, 
abtropfpfanne. — Ch. de raffinage, 
zuiveringsketel (der salpeterziederijen); refining-
boiler, boiler ; I u te ru n gskessel. o••• 
Ch. pour le raffinage (du soufre), 
zuiveringsketel, smeltketel (voor de zwavel); 
melting-put, black-pot; liiuterungskessel. — 
Ch. de ressuage, zijgketel, frischpan; 

iron kettle to part silver from copper, refiningpot; 
[rischpfanne, seigerpfanne. • Ch de 
salinage on de soccage, kristalliseerpan, 
korrelpan (der zoutziederijen); crystallizing-
pan; soggepfanne. — Ch. de tein


turier, verversketel, verfketel ; dyeing 
copper; fhrbekessel. ~ Ch. a Vide, vacuum-
pan (waarin de siroop in 't luchtledige 
wordt gekookt); vacuum-pan; vacuum pfanne. 

b. Chaudière, Ch. a vapour, f. 
Générateur, m. fr. Stoomketel, ketel; 
steam-boiler, boiler; dampfkessel, kessel. ~ 
Ch. alimentaire, voedingketel ; feedboiler; 
speisekessel. ~ Ch. á basso 
pression, stoomketel niet lage drukking; 
low-pressure-boiler; niederdruckkessel. 
Ch. a carneaux ou a galeries, Ch. 
marine a carneaux, trekketel, ketel 
niet vuurgangen (met verscheidene buisvormige 
afdeelingen, inzonderheid voor zeesche


en met stoom); flue-boiler, marine flueboiler; 
zugkessel, schiffszugkessel. ® Ch. 
á carneaux superposés, Ch. a 
deux etages, stoomketel niet vuren boven 
elkander ; double-story boiler; kessel 
mit uber(ge)setzten feuern. ~ Ch. cylindrique, 
cilinderketel; cylindrical boiler; 
cvlinderkessel, walzenkessel. ~ Ch. cylindrique 
á bouilleurs, cilinderketel 
met kookbuizen ; cylindrical boiler with 
boiler-tubes; kessel mit siederdbren uder 
siedern, siederkessel. — Ch. cylindrique 
a foyer interieur, cilinder 

riet inwendigen gaard, Cornwallis'-ketel 
ketel ; Cornish boiler; walzenkessel ruit innerer 
feuerung, Cornwallkessel. Ch. 
a flamme directe, Ch de locomotiVe, 
Ch. tubulaire, locomotiefketel, 
vlarnpijpketel (kuipvormige ketel met 
een groot getal koperen buizen of vlarnpijpen, 
die geheel met water omringd zijn); 

locomotive-boiler, tubular-boiler; loeomotiv


kessel,dampfwageukessel, vielruhrigerdampf


kessel. — Ch. francaise, Ch. tubu


laire, Fransche stoomketel (waarbij het 
water de buizen vult en de vlam haar 
omspeelt) ; French boiler; Franzosischer 
kessel,kessel mit siedeiUhren. ®. Ch. a 
haute pression, ketel niet hooge drukking; 
high-pressure-boiler; liochdruckkessel. 

Ch. de locomotive, V. eh. a 
flamme directe. •®• Ch. marine, 

scheepsstoomketel ; marine boiler; schiffsdampfkessel. 
— Ch. marine a car


neaux, v. oh. á carneaux. — Ch. 
á moyenne pression, ketel met mid


delbare drukking; middle-pressure-boiler; 

mitteldruckkessel. ® Ch. a retour do 
fi.amme, ketel met terugkeerende vlam ; 
return-flame boiler; dampfkessel mit wiederkelirender 
llarnme. Ch. a (ou en) 

tombeau (ou a tombereau), Ch. 

de Watt, kofferketel (ketel met lage 
drukking in den vorm van een koffer), Watt's 
locomotief ketel; waggon boiler, waggon-shaped 
boiler, waggon head-boiler, caravan-shaped 
boiler. • Ch. tubulaire, v. oh. fran


caise, eh. á flamme directe. — 

Ch. de Watt , v. chaudière a 

tombeau. . 

Chaudrée, f. fr. Ketel vol zijde (ter 


196 CHAL DRET -


zwartverving); caldron full of silk; kessel vol! 
seide. 
Chaudret, m. fr. Goudvliesvorm (ver 

omtrent 1000 goudvliesbladen,-zameling van 
waarin men de goud-of zilverbladen klopt, 
die eene eerste en tweede klopping in de 
veljjnvormen ondergaan hebben); mould of 
gut, mould; hautform; 10th- oder lothform 
(erste hautform); dun nschlagform (zweite 
hautform). vgl. caucher. 

Chaudron, m . fr. Ketel; kettle, caldron, 
copper; kessel. ~ (Fourrure) Stel ineengezette 
ketels; set, nest of kettles; gesatz, 
einsatz von kesseln. Ch. à l'alun, 

V. alaunkessel. •• Ch. à broyer, 
koperen indigo-ketel ; copper indigo-kettle; 
reibkessel. ~ Ch. de pompe, pompketel, 
pompdaal (koperen of boden plaatje 
met gaatjes op. de zuigpijp der pomp, ter 
afwering van vuil) ; pump-kettle; pumpenkessel. 
Chaudronnée, f. fr. Ketelvol; kettlefull; 
kessel-voll. 

Chaudronnerie, f. fr. Koperslagerij, 
ketelmakerij, koperslagerswerk; copper-smith's 
work, making of boilers; kupferschmiedarbeit, 
kesselarbeit. Koperslagerij, koperslagerswerkplaats; 
coppersmith's workshop, 
workshop for making boilers; kupferschmiede, 
kesselschmiede. 

Chaudronnier, m. fr. Koperslager, 
kopersmid, ketelmaker; copper-smith, brazier, 
kettle-maker, boiler-maker; kupferschmied, 
kesselscbmied, kesselschidger, kesselmacher. 

-Ch au sifnet, . (rondreizend) ketel 
tinker; kesselflicker.-lapper; 
Chaui'age, m. fr. Brandstof, brand; 
fuel, fire-wood; feuerung. -Verwarming, 
verhitting, stoking ; heating, warming, firing, 
stoking; heizung, beheizung. ® Appareil 
de eh., verwarmingstoestel ; apparatus for 
heating; heissapparat. Ch. au gaz, 
verwarming door gas; heating by gas; gasheizung. 
~ Ch. a la vapeur, verwarming 
met stoom ; heating by steam, steamheating; 
danipfheizung. 

Chauffe, f. fr. Stookgat; stoke-hole, 
furnace-mouth; schurloch, heizoiinung. 
(du four à réverbère) , vuurhaard 

, 

stookruimte; fire-place; feuerungsraum, feuerraum. 
- (Laboratoire) Lichaam des 
smeltovens, arbeidsruimte; body of the furnace; 
arbeitsraum. -Hittegraad, dien men 
't ijzer geeft, v. chaude. 

Chauffer, v. a. fr. Warmen, verwarmen 
(eene kamer, een ketel, etc.); to heat, 
to fire; beizen, erwurmen. ® Ch. blane, 
Ch. couleur de cerise, (het ijzer) 
witgloeiend, kersroodgloeiend maken ; to give 
a white flame-/teat, a cherry-red heat; weissgluhend, 
kirschrothgluhend machen. - Ch. 
un bordage, v. eine bohle brennen, 
s. bohle. — Ch. à feu nu, 
an bain de sable, etc., bij open vuur„ 
in 't zandbad verwarmen ; to heat in the 
open fire, in the sand-bath; im offnen feuer, 

CHAUX. 

im sandbad erwhrmen. _ Ch . une futaille, 
een vat uitbranden ; to burn-out 
a cask; ein fans ausfeuern. ~ Ch. un 
vaisseau, een schip branden, blakeren; 
to bream a ship; ein schiif brennen. 

Chaufferie, f. fr. Smidse (waarin 't 
ijzer tot staven wordt gesmeed) ; forge; 
schmiedesse. -Gloeioven ; fineer-of lou 

reheating furnace, refining-fur--teringsoven ; 
nace; gluhofen ; lauterungsofen, frischofen. 
Chauffeur, m. fr. Stoker .(van den 
smeltoven, den vuurhaard eener stoomma 
-chine, etc.);

fire-man, fire-boy, stoker; heizer, 
scb ure r. _ v. bellows-blower. 

Chauffure, f. fr. Brosheid van te gaar 
gemaakt ijzer of koper; brittleness of overburnt 
iron or copper; miirbe beschaffenheit 
des uberhitzten eisens oder kupfers. 
Verbrand ijzer ; burnt, overburnt iron; uberhitztes, 
verbranntes eisen. 

Chaufour, Four à chaux, m. fr. 
Kalkoven ; lime-kiln; kalkofen. 
Chaufournier, m. fr. Kalkbrander; 
lime-burner; kalkbrenner. 
Chauler, v . a. fr. Met kalkwater laten 
doortrekken; to steep in lime-water; in kalk 
trein ken. -wasser 
Chaume, ni. fr. Dakstroo, stroo; thatch, 
straw; dachstrob, strop. 
Chausse, f. fr. Filtreerzak, trechter 
-vormige filter of doorzijger;

filtering-bag, 
-cap; liltrirsack, seihesack, filtrirhut. ^• 
Ch. d'aisances, v. abtrittsrohre. 

Chaussée, f. fr. Damweg, hooge weg; 
causeway; fahrdanim, dammweg, strassen 

weg, straatweg ; high--damm. ® Groote 
road, main-road, high-way; kunst-, haupt-, 
hecr-,landstrasse, chaussee, chaussirte strasse. 

-Middeldeel der straten, wegen, spoorwegen, 
dat voor de rijtuigen bestemd is; 
road, roadway, bridge road; fahrbahn, fahrweg, 
brtickenbahn. -Spil van den minuut 
pin that keeps the minute-handle;-wijzer.; 
stift des minutenzeigers. 

Chaussetier, Chaussetier-bonnetier, 
(aujourd'hui) Bonnetier, m. 
fr. Kousen-en mutsenmaker ; hosier, stocking-
weaver; strumpfwirker. 

Chausse-trape, f. fr. Voetangel (veel puntig 
ijzer waarvan ééne punt altijd omboog 
steekt); caltrop, crow's foot; fussangel. 

Chaussine, f. fr. Auvergner steenkool 
(zeer geschikt tot kalkbranden), kalkkool; 
coal from Auvergne; Auvergner steinkohle. 

Chaussure d'un pieu, f. fr. Paal 

-

schoen, ijzerbeslag van een heipaal ; wroughtiron 
shoe; eiserner schuh, pfahlschuh. 

Chaux, f. fr. Kalk ; lime; kalk. ••• 
Kalksteen ; lime-stone; kalkstein. ® Oh. 
anhydre, v. eh. vive. — Ch. anhyctro-
sulfatee, Ch. sulfatine,Ch. 
sulfatée anhydre, watervrije zwavelzure 
kalk, pleister ; anhydrous gypsum; 
schwefelsaurer kalk, anhydrit, muriacit, v. 
anhydrit. — Ch. anhydro-sulfatée 
saccharoïde, korrelige anhydriet; 


(JHAUX 

granular anhydrous gypsum; kc rniger anhydrit. 
- Ch. arséniatée, (natuurlijke) 
arsenikzure kalk; pharm,acolite; pharmako1ith. 
v. arséniate de chaux. — Ch. 
boratée, boraxzure kalk ; borate of lime; 
boraxsaurer kalk. Ch. boratée siliceuse, 
V. datolithe. — Ch. cal. 
cinée, v. ch. vive. — Ch. carbonatée, 
kalksteen; lime-stone; kalkstein. 

V. calcaire & carbonate de chaux. 
•• Ch. carbonatée compacte, dichte 
kalksteen ; common lime-stone; dichter kalkstein. 
— Ch carbonatée compacte 
globuleuse, V. oolite. — Ch. carbonatée 
crayeuse, Craie, krijt; chalk; 
kreide. V. craie. — Ch. carbonatée 
cristalli see, Spath calcaire, kalk 
kristal ; calcareous spar,-spaath, IJslandseh 
carbonate of lime; kalkspatb, doppelspath, 
islhndischer krystall. Ch. carbonatée 
ferrifère, spaathijzersteen, koolzuur 
ijzer; spachic iron, carbonate of iron; spatheisenstein, 
eisenkarbonat. - Ch. carbonatée 
fétide, Calcaire fétide, 
stinksteen ; stink-stone; stinkstein, stinkkalk, 
biturninoser kalk. - Ch. carbonatée 
fibreuse, vezelige kalk ; satinspar; 
faserkalk, eisenbluthe, faseriger kalk 

-Ch. carbonatée lamellaire-sinter. 
ou saccharoïde, korrelige kalk; granular 
lime-stone; kurniger kalk. Ch. 
carbonatée magnesifêre, ruitspaath, 
bitterspaath ; rhomb-spar; reutenspatb, bitterspath. 
o Ch. carbonatée nacrée, 
schilferspaath; schiefer spar; schieferspath. 
Ch. carbonatée saccharoïde, 
v ch. carbonatée lamellaire. 
Ch. earbonifére, koolstofhoudende kalk 

carboniferous lime-stone; kobienkalk--steen ; 
stein. — Ch. caustique, v. ch. vive. 

Ch. eornifére, korenkalksteen; corniferous 
lime-stone; hdrnerkalkstein. Ch. 
de coquilles ou d'écailles, schelpkalk; 
shell-lime; muschelkalk. - Ch. 
éteiinte, geleschte, gebluschte kalk; sla(c)ked 
lime; geldschter kalk. - Ch. etouffée, 
droog gebluschte kalk ; wetted line, 
sla(c)ked by covering it with sand and wetting 
the sand afterwards; trocken gelbschter 
kalk. - Ch. fluatée, vioeispaath, fluorkalkmetaal; 
fluor; fluss, tlussspath. • Ch. 
fondue, V. ch. en pate. — Ch. 
fusée, verweerde kalk (die door de lucht, 
zonder water, gelescht en tot poeder ver 

lime sla(c)ked in the air; abge--vallen is) ; 
storbener, verwitterter, abgestandener kalk, 
staubkalk. - Ch. grasre, vette kalk; 
fat lime, white lime; fetter kalk, fettkalk, 
weisskalk.— Ch. hydratée, Hydrate 
de ch., kalkhydraat, zuivere gebluscbte 
kalk; hydrate of lime; kalkhydrat. - Ch. 
hydraulique, waterkalk; hydraulic lime, 
water-lime; hydrauliscber kalk, wasserkalk. 

Ch. hydrosulfatée, v. ch. sulfatée 
hydratée. • Ch. maigre, 
magere kalk ; meager lime, brown lime; 

( I I EBEG. 197 

magerer kalk, traukalk. - a. Ch. métallique, 
mela9allialk, kalk, metaaloxyde; 
metallic oxyd, cake, metallic calx; metalloxyd, 
kalk, metallkalk. ~ b. Ch. métallique, 
Bleu de poreelaine, orsen 
ikzuur kobaltoxydule, porseleinblauw; 
China-blue; kobaltoxyduloxyd; arseniksaures 
kobaltoxydul. - Ch. morte, doode of 
doodgebrande kalk; dead lime; todtgebrannter 
kalk. ~ Ch. nitratée, salpeterzure 
kalk ; nitrate of lime; salpetersaurer kalk, 
kalksalpeter. - Ch. en pate, Ch. 
fondue, kalkbrei, kalkdeeg; lime-paste; 
kalkbrei. ® Ch. phosphatée, phosphorzu 
re kalk; phosphate of lime; phosphorsaurer 
kalk. ® Ch. en poussière, 
Poudre de eh., kalkpoeder, kalkmeel; 
lime-powder; kalkmehl. - Ch. silieatée 
laminaire, V. wollastonite. — Ch. 
sulfatée, Sulfate de chaux, zwavelzure 
kalk; sulphate of lime, gypsum; 
schwefelsaurer kalk. - Ch. sulfatée 
anhydre, V. eh. anhydro-sulfatée. 

Ch. sulfatée hydratée, Gypse, 
waterhoudende zwavelzure kalk, gips; hydraled 
sulfate of line; wasserhaltiger schwefelsaurer 
kalk. ~ Ch. sulfatée calearifére, 
innig roet koolzure kalk gemengd 
gips ; calciferous gypsum; innig mit 
kohlensaurem kalk gemischter gyps. - Ch. 
sulfatée compacte, Albátre, dicht 
gips, albast; compact gypsum, alabaster; 
dichter gyps, alabaster. - Ch. sulfatée 
ibreuse, vezelig gips; fibrous gypsum; 
faseriger gyps, fasergyps, federgyps, federweiss. 
— Ch. sulfatée niviforme, 
schuimgips, sneeuwachtig gips; scaly foliated 
gypsum; schaumiger gyps, schneegyps, 
schaumgyps. - Ch. sulfatée saceharolde, 
bladerig korrelgips ; foliated granular 
gypsum; schuppigkorniger gyps. -
Ch. sulfatée terreuse, Guhr gypseux, 
aardachtig gips, meelgips; earthy 
gypsum; erdiger gyps, gypserde, himmels


mebl, gypsgubr, mehlgyps. - Ch. sul


fatine, v. eh. anhydro-sulfatée. 

Ch. tungstatee, Tungstate de 

eh., wolframiumzure kalk, scheeliet; tang


state of lime; wolframsaurer kalk, scheelit. 

— Ch. vive, Ch. saust .que, Chcaleinée, 
Ch. anhydre, levende, ongebluschte 
gebrande kalk, bijtende kalk; 
quick lime, caustic lime; lebendiger oder 
ungelöschter gebrannter kalk, iitzkalk, ytzender 
oder kaustischer kalk. 
Chavirement, in. fr. Het omslaan 
(van een schip), bet stranden ; oversetting, 
upsetting; das umschlagen. 

Chavirer, v. n. fr. Omslaan, omver 
; to overset, to upset; umschlagen. -vallen 
Chavoyer, Chaya, Chayaver, 

m. fr. r hd., Chay-root, eng. Chayaver 
wortel eener plant (oldenlandia umbellata), 
die in Indië de roode verfstof bij uitnemendheid 
Is. 
Chebee, Chabee, rn. fr. Cbebec 

R 

i 


198 CHECK ---- CHEMIN. 


(een met latijnzeilen getuigd licht vaartuig 
in de Middellandsclie zee); xebec, xebecque, 
shebeck; schebecke. 

Check, eng. Geruite stof; karrirter, 
wier feliger oder gewur felter sto/f, . quadrillirter 
zeug; étoffe a carreaux, étoffe quadrillée. 
~ (Stop, Slowness), Retar. 
deerwerk (het werk waardoor men den gang 
van 't uurwerk vertraagt; retardirwerk; 
retard. — Stalen strook waarop het randschrift 
der munten gegraveerd is; rdndeleisen 
; coussinet. — v. carreaux, s. 
carreau. 

Check (to), v. a. eng.: To eh. the 
bowline, de boelijn vieren, loslaten ; die 
buliene ab/ieren; filer, mollir la bouline. 

Checker (to), To veneer, v. a. 
eng. Met hout inleggen, forneeren ; mit holz 
einlegen; marqueter. 

Checker-work, Inlaying, Inlaid 
work, eng. Inlegwerk, v. eingelegte 
arbeit. 

Check-rail, Counter-rail, eng. 
Dwang-rail, spoorstaaf ter plaatse waar 
twee lijnen rails elkander kruisen; leitschiene, 
zwangsschiene; contre-rail. 

Check, eng. Wang, zgstuk; backen; 
joue ; V. S. backen. — Aanslag der zaag, 

V. anschlag 4). — Ladeklos (van 't 
weefgetouw); backen, ladenklotz. — Checks 
pl. (Side-beams, Chops), klauwen 
van de bankschroef, v. backen 2). 
Bladen (der schaar) ; bldtter; tranchants, 
lames, rndchoires. — Wangen, opstaande 
stukken (der pers, der draaibank); presswdnde, 
seitenwdnde, wangen, backen; jumelles, 
montants, joues. — Zijvlakken (des 
hamers); backen, seiten (lachen; mansuelles. 
— Ch. of a balance, v. chapes). 
Ch. of the mast, v. bibs. — 
Ch. (or Branches) of the bridle-. 
bit, zijdeeten van 't mondstuk ; seitentheile 
(bdume, balken, stangen, arme, scheren) der 
kandare; branches de la bride. -- Ch of 
a head—stall, wangriemen, wangstukken 
van 't hoofdstel ; wangriemen, backenriemen 
des hauptgestells; rnontants de la têtiere. 

Ch. of the shop's head, slootknieën 
van 't galjoen; bacicenkniee, schloikniee, 
schliesskniee des galjons; joutereaux 
ou jottereaux de l'éperon. — Ch. (or 
Posts) of a windbeam, windboomen ; 
windebaume; amarres. 

Cheek-band, eng., v. bracketband. 
— (Side-strop) Trekriem (om 
eene affuitwang); ziehband, seitenband; lien 
de flasque. 

Cheek—billets, pl. eng. Gebitleder 
(van 't hoofdstel); trdger des gebisses, strippen 
der backenstucke; potte-mors. 

Cheek—piece, eng. Aanslag (van een 

geweer), v. anschlag 3). 

Cheeks, pl. eng , v. s. cheek. 

Chef, m. fr.: Ch. d'atelier, Be


stuurder eener werkplaats, werkmeester, 
voorman, meesterknecht; fore-man; werk


meister, werkfuhrer. — Ch. de drap, 
staaleind, monstereind van een stuk laken, 
zelfkant; fag-end; erstes, innerstes ende 
eines snicks toch, tuchende, sahileiste. 
Ch. de station, hoofd van een station, 
stations-chef; station-master; bahnhofsverwalter, 
bahnhofsdirector. 

Chef—ouvrier, m. fr. Meesterknecht; 
master-workman, fore-n san; werkmeester. 
Chemical, adj. eng. Chemisch, schei 

scheikunde behoorende ; che--kundig, tot de 
misch; chimique. — Ch. affinity, Ch. 
attraction, v. elective affii.nity. — 
Ch. analysis, chemische of scheikunstige 
analysis, de ontbinding van samengestelde 
lichamen in hunne grondbestanddeelen 
; chemische analyse; analyse chimique. 
~ Ch. combination, chemische verbinding; 
chemische verbindung; combinaison 
chimique. V. chemicals. 

Chemicals, chemical products, 
p1. eng. Chemische producten , of preparaten ; 
chemische prdparate; produits chimiques. 

Chemie, f. lid. Scheikunde; chemistry; 
chimie. V. chimie. 

Chemin, m. fr. Weg, straat; way, road; 
weg, strasse. — a. Ch. de carrière, 
schacht (afdalingsput) eener steengroeve; 
shaft of a quarry; schacht einer steingrube. 

— b. Galerij (gang) eener steengroeve; level 
or gallery of a quarry; stollen einer steingrube. 
~ Ch couvert, bedekte weg 
(aan den buitenzoom der vestinggracht) ; 
covered way, covert-way; bedeckter oder gedeckter 
weg. ~ Ch. detourné, omweg, 
bijweg; by-road, by-path, by-way; abweg, 
uurweg. — Oh. d'exploitation, mijnweg 
(tot wegvoering der delfstoffen); road 
belonging to a mine, to a quarry, tram-way, 
track-way. ^ Ch. de fer, spoorweg, 
ijzerbaan ; railway, railroad ; eisenbahn, 
schienenweg. ~ Oh. de fer atmosphérique, 
v. atmospharisehe 
eisenbahn. ~ Ch. de fer desservi 
par des chevaux, paardenspoorweg; 
team-railway; pierde-eisenbahn, pferdebabn. 
Ch. de fer provisoire, tijdelijke 
spoorweg (tot vervoer van bouwstoffen, 
grond, etc.); temporary railway; hilfsbahn. 

— Ch. de fer a deux voies, a 
une seule vole, spoorweg met dubbel, 
met enkel spoor; railroad with two sets, 
with a single set of tracks, double way, 
single way; zwei-oder doppelspurige, einspurige 
eisenbahn ; doppelbahn, bahn tuit 
zwei gleisen, mit eineus gleise. — Ch. 
ferré, steenweg, weg met vasten steengrond 
; grintweg, kiezelweg; metalled road; 
gravelled road; bruchstein-, steinstrasse, 
gescb lagener weg; kiesstrasse, schotterstrasse. 
— Ch de hallage, Balise, Lé, 
Marchepied, Tirage, jaagpad, trekpad 
; tow -path, towing -path; leinpfad, leinstrasse, 
ziehweg. — Ch. à ornières, 
V. route á ornières, chemin de 
fer. ~ Ch. particulier ou rural, 

CHEMIN EE . 

bijzondere (aan een of meer personen toebehoorende) 
weg, veldweg; private-road; 
privatweg, feidweg.•• Ch. (Trait, voie) 
de la scie, zaagsnede, richting der zaag 

kerf, purchase; sehnitt. — Ch. de-snede; 
service, dienstbaan, dienstpad, voetpad 
(van een spoorweg); attendant path; fusspfad 
— Ch. de traverse, dwarsweg, 
kruisweg (van een spoorweg); cross-path; 
kreuzweg. s Ch. vicinal, gemeente 

buurtweg, gemeenschapsweg tusschen-weg, 
twee of meer dorpen, buurten, etc.; parishroad; 
vicinai weg. 

Cheminee, f. fr. Schoorsteen, stookplaats 
(in een vertrek); chimney, chimneypiece; 
kamin. — Schoorsteen, schoorsteenpijp, 
rookvang, rookkanaal; chimney, funnel, funnelpipe, 
smoke-pipe; schornstein, schornsteinruhre, 
rauchrohr. — Schoorsteenmantel, v. 
chambranle de cheminée. ~ Ch. 
adossée, schoorsteen tegen eenen muur of 
een anderen schoorsteen aan gebouwd; chimney 
built back to back; an die wand oder einen 
anderen schornstein angebaute kamin. •• 

Ch. afneurée, schoorsteen welks stookplaats 
en rookbuis in de muurdikte zijn 
aangebracht ; chimney whose fire-place and 
funnel are in the thickness of the wall; 

kamin dessen beerd and rauchfang in der 
rnauer angebracht rind. ~ Ch angulaire 
on en encognure, hoekschoor 

corner-chimney; eckkamin. — Ch.-steen ; 
a coulisse, schoorsteen(pijp), die men 
naar welgevallen langer of korter kan maken, 
evenals een verrekijker, schuifschoor 

telescope -funnel; schieberschornsteïn,-steen ; 
fernrohrschornstein, teleskopschornstein. 
Ch. (Piston) d'un fusil ' percussion, 
schoorsteentje, zundstift, percussie 

een percussie-geweer; nipple, (by-pin van 
workman called:) pillar; zandstift, piston. 
~ Ch. superieure, Grande-masse 
(du haut fourneau), bovenste kegei 
of pyramide der schacht ; superior pyramid 
or cone of the shaft; obere pyramide 
oder oberer kegel des kernschachtes. — 
Ch. isolée, alleenstaande schoorsteen; 
insulated chimney; freistehender kamin. 
Ch. en saillie, vooruitspringende schoor 

projecting chimney; vorspringender-steen ; 
kamla. ••• Ch. intérieure (ou Cuve, 
d'un haut-fourneau, schacht, kernschacht, 
gestel des hoogovens; shaft, Ereroom; 
schacht, kernschacht. 

Chemisch, adj. hd., v. chemical, etc. 

Chemise, f. fr. Bekleeding, uitwendige 
overdekking van eene machine of een 
gedeelte daarvan, van een vorm, etc., wantel, 
kap, hemd; jacket, cap, case, casing, 
crown; holle, kappe, umhullung, mantel, 
krone. ~ Ch. du balancier monetaire, 
massieve gietijzeren beugel der muntschroef; 
body of cast-iron or gun-metal in 
which the female screw is fixed; massiver 

bugel der schraubenmutter. — Ch d'un 
canon àa fusil, vlakke ijzerscheenen, 

CHERCHE-FICHE. 199 

waarmede de loop schroefsgewijs omwonden 
en zoo geweld wordt, waardoor er een geslingerde 
loop ontstaat; frame; futterrohr, 
bulse, (utter. — Ch. de la ehaudière, 

V. casing ).). _ Ch. de la cheminée 
(d'un bateau a vapeur), v. 
casing of the chimney, s. casing. 
— Ch. du cylindre, cilindermantel 
(waarin men den stoom laat rondloepen ow 
de afkoeling te voorkomen); cylinder jacket, 
steam jacket, steam-case, steam-casing, casing 
for cylinder; cylinderwantel, darnpfmantel, 
luftrnantel, dampfhulle. ~ Ch. (ou Contre-
mur) du fourneau, tegenmuur, 
ovenmantel; counter; futtermauer. ~ Ch. 
(ou Muraillement) d'un haut-fourneau, 
steenen kap of mantel van eenen 
hoogoven ; second lining or casing, stone-cap 
of a refining-furnace; raubsehaeht, vorwand, 
futterrnauer, vorsetzwand. — Ch. imperméable 
a fair, luchtdichte bekleeding; 
air-tight cleading; luftdichte bekleidung. — 
Ch. du tiroir, stoomschuifkast; slidevalve 
-case, valve-casing; sehieberkasten. 
Chemiser, v. a. fr.: Ch une cor


ne, een kromhals ompleisteren (ter beveiliging 
tegen de eerste werking van 't vuur); 
to protect a retort against the fire; den 
kolben durch einen tiberzug gegen das feuer 
schutzen. 

Chemistry, eng , v. chemie. 
Chenal, in. fr., v. canal, a. t). ~ 

V. canal de coulage, s. canal. 
V. cheneau. 
Chenavard, in. fr. Stof uit verschil 
dierlijke als plantaardige en delf-lende zoo stoffelijke 
zelfstandigheden samengesteld; 

stuff of different mineral, vegetable and ani


mal substances; zeug von verschiedenen mi 
-neralischen, vegetabilischen and animalïschen 
substanzen. 
Chêne, Bois de chéne, m. fr. 
Eikenhout; oak; eichenholz. 
Chéneau, m. fr. Liggende dakgoot; 

gutter; dachrinne, regenrinne. 
Chenet, m. fr. Hengst, v. brandboek. 
Chenette, f. fr. Gootje rondom de pers; 

little gutter round the press; kleine rinne 
um die presse. 
Chenevis, in. fr. Hennepzaad; hemp


seed; henfsamen. 
Chenevotte, f. fr. scheef, V. bullen. 
Chenille, f. *. Rupsvormig koord of 

snoer als boordsel, chenille. v. claire. 
Ch®non, in. fr. Kettingvormig glas 
chain-shaped glass-panes; ketten--ruitwerk ; 
fërmige glasscheiben. 

Chensoir, in. fr. Wisselplaats (in 
België de wijdere plaats in de mijnschacht, 
waar de kolenbakken of -manden verwisseld 
worden); place in a shaft where the 
baskets are changed; wechselort der furdergefhsse. 


Cherche-fiche,Cherche-pointe, 
In. fr. Horlogemakers-of slotenmakerspriem, 
stiftzoeker; searcher; reibahle. 


200 CHERCHE—FUITE 

Cherche-fuite, m. Werktuig ter opsporing 
van gaspijplekkage; instrument for 
discovering the places which are not airtight; 
werkzeug zum auffinden der undichten 
stellen. 

Chercheur, Trouveur, nn. fr. zoeker, 
kleine kijker met geringe vergrooting 
en zeer groot gezichtsveld, die op de buis 
van een grooteren kijker wordt vastgeschroefd 
; finder; sucher. 

Cherquemolle, f. fr. Zekere Indische 
zijdestof; indian silk stuff; indischer seidener 
zeug. 

Cherry, eng. ` Bal-of kogelvormige 
zinkboor, verzinkijzer, dop; kugelsenker, kugelknopf; 
fraise de la forme de balie. 

Cherry-tree, eng. Kerseboom, kerseboomen 
bout ; kirschbaum, kirschbaumholz; 
cerisier, bols de cerisier. 

Chess of a bridge, eng Zware dek 
decklade, deckbrett, diele,-plank eener brag; 
bohle; madrier de pont. 
Chess-tree, eng. Halsklamp; hals 

dogue ou taquet d'amure. -klamp; 
Chest, eng., v. devers. 
Chest-saw, eng. Handzaag zonder rug; 

art fuchsschwanzsage ohne riccken; scie a 
main sans dossière. 

Chetteur, m. fr. Schoorsteen boven 
eene luchtschacht (in België); chimney above 
an air-shaft; scbornstein auf einem luftschacht 
oder blinden schacht. 

Cheval, m. fr. Paard (als beweegkracht 
gebezigd dier); horse; pferd. v. chevalvapour. 
~ Petit eh., het kleine 
paard (kleine stoommachine, waarmede op 
zeeschepen de stoomketel wordt gevuld als 
de groote machine niet werkt), stoompomp, 
hulppomp ; donkey, feed-engine; hilfs oder 
speisemascbine, hills- oder dampfpumpe, 
kleines pferd. ~ Ch. d'eau, (in België) 
hoeveelheid water, die een paard op éénen 
dag uit een mijnput kan ophalen ; quantity 

of water which one horse may draw out of 
a mine in one day; quantitdt wasser, welche 
ein pferd in einem tage aus einer grube 
zieken kann. — Ch. de force ou de 
vapour, V. cheval-vapeur. ••• Ch. 
de Frise, Friesche of Spaansche ruiter 
(groot stuk bout met ijzeren punten bezet, 
ter afwering van de ruiterij) ; stand of 
chevaux-de-frise; spanischer oder friesischer 
reiter. ~ Ch. de vapour, v. cheval-
napeur. 

Chevalement, m. fr. Stut, schoor; 
stay, prop, shore; gerust am unterbau. 

Chevaler, v. a. fr. Op den bok of 
ezel bewerken (in lakenfabr.); to work on 
the horse; auf dem bock bearbeiten. 

Chevalet, m. fr. Schraagbok, ezel, 
bank, etc.; trestle, tressel, trussel, horse; 
bock, gerust, gestell, stütze. - Ch d'armes, 
geweerrak; post, cross, stand (against 
which the soldiers pile their arms); gewehrmieke, 
gewehrrecke. Ch. de blanchisseur, 
bleekerskleerenbok ; clothes


-- CHE-VER. 

horse; bangeboek, kleiderbock. •• Ch.pour 

le broyage ou macquage du lin, 

du chanvre, braak, vlasbraak, v. brake. 

~ Ch. de commettage, mik, ophou


der (bij het touwslaan) ; trestle and stake


head; mick, stutze. - Ch. de coute


lier, messenmakersslijpbord; grinding


board, horse; schleifbrett. ® Ch. du 

doreur, verguldersezel; easel; staffel. -

Ch. pour l' espadage ou teillage 

du lin, zwengeibank; swingle-bench; 

schwingbrett, schwingstock. ~ Ch. pour 

fascines, bok tot het maken der fascines 

of legertakkebossen ; fascine-trestle, fascine


horse, -cross; faschinenbock, bindebock, kreuz


bock. ~ Oh. à fusées, Af'ut ou Tre


pied a fusées, vuurpijlmik, schraag; 

rocket-stand or frame for firing; raketen


gestell, raketenbock, stativ, wurfgestell. ~ 

Ch. d'horloger, borlogemakersboorbank; 

faring-bench; bohrbank. - Ch. d'une 

lucarne, kruishout van een dakvenster; 

cross-beam of a dormer-window; kreuzstock. 

— Oh. de menuisier, schrijnwerkerssnijbank; 
joiner's bench; schnitzbank, schneidebank. 
~ Ch. d'un métier a bas, 
been- en weergaande hefboom, onde, v. 
jack z). •• Ch. d'un pont militaire, 
bruggebok, bok; trestle; brtickenbock, 
bock. — Ch. d'une presse d'imprimerie, 
galg of stut (voor 't opgeslagen 
frisket) der drukpers; gallows of a printingpress, 
stay of the frisket; galgen, lehne zum 
pressdeckel. - Ch. de relieur, dunsteen, 
dunblok der boekbinders; scrapingboard; 
schabebrett. - Ch. d'un rouet 
à, filer, raam van een spinnewiel (dat het 
wiel en het rokken draagt); stock; gestell. 
-Ch. a rouleau, rolschraag, rolbank 
(der touwslagers); roller; rollbank. - Ch. 
des scieurs de long, houtzagersschraag, 
schraag; saw-pit-frame; gerust, unterlagen 
(zuur brettschneiden). - Ch. de tanneur, 
looiersschaafboom ; wooden horse 
or beam; schabebaum, streichbaum. - Ch. 
des tonneliers, kuiperssnijbank; cooper's 
bench; schnitzbank, schneidebank. ~ 
Ch. de la tremie, tremelschraag, tremelsteun 
; trimmer; rumpfbaum. 
Cheval-vapeur, in. fr. Paardekracht 
(eene kracht die een gewicht van 75 kilo's 
in eene seconde een meter boog kan lichten 
of een weg van een meter kan doen doorloopen), 
kracht van 75 elponden of kilogrammeters; 
horse-power; pferdekraft. 

Chevauchement, m. fr. Het kromstaan 
der drukletters; riding; das krummstebn. 

Chevaucher, v. n. Golven, uitspringen, 
buiten de lijn staan (van de drukletters 
sprekende); to ride; krummstehen. - Op 
elkander rusten of dragen (zooals de leien 
of pannen van een dak); to lap over, to 
project; iibereinandergreifen, iiberstehn. 

Chevaux, m pi. fr., v. cheval. 
Chever, v. a. fr., v. aushohlen, 

V. a. I). 

CHEVET 

Chevet, m., Abside, f. fr. Verheven 
gedeelte van een kerkkoor achter 't hoog 

apsis; haube des chors. — ( Sup--altaar; 
port) d'un pont de radeaux, 
draagbalk van eene vlotbrug ; bean which 
supports the baulks in raft-bridges; unterlagsbalken, 
schwelle. 

Cheveteau, Chevêtrier, ni. fr. 
Bindbalk ; binding joist; kampfwelle. 

Chevêtre, (Linsoir, Lintoir) m. 

(r. Draagband, v. bracer. — Bindbalk, 
V. beam 4). 
Cheveux, m. pl. fr., v. rayures à 
cheveux, s. rayure. ~ Ch. de 
Pélé, Pele's haar (fraai vezelig vulkanisch 
glas, dat naar haren gelijkt); Pele's hair; 
Pele's haar. 

Chevillage, m. fr. Het houten, inslaan 
der houten (in een schip); bolting; verbolzung. 

Cheville (en bois), f. Houten pin 
of pen, nagel, plug; peg, tre(e)nail, wooden 
pin, dowel; ddbel, ddbel, hulzerner nagel. — 
Ch. (en Ier), (Boulon), bout, v. bolt 
3). — (Cabillot), v. belaying-pins. 

— Tap, pen van een stuk hout (ter inlating 
in een gat); tap; zapfen. — Ch. 
d'assemblage, spiebout; shackle-bolt; 
splintbolzen. — Ch. a assembler, ver 
joining-peg; fiigenagel.-gaarpin, opsluitpin ; 
••• Ch. á barbe, a grilles, Ch. barbée, 
barbelée, barbue ou grillée, 
takbout, hakkel bout ; rag-bolt; tackbolzen, 
bartnagel. — Ch. pour bosses, stopperbout; 
stopper-bolt; stopperholzen. — Ch. 
á (ou de) bottes de for, ijzeren stift 
(voor de laarzenhakken); sort of square nail 
without head; absa tzstift, formstift. ~ Ch. 
a boucle, à oreilles, ringbout; ringbolt; 
ringbolzen. — Ch. a boucle et 
a 0roc, baak-en-oogbout, bokshoorn ; bolt 
with a ring and a hook; bockshorn, hocksobr, 
bockshornholzen. ~ Ch. a boucle 
et a goupille, schotbout; eye-bolt with 
a fore-lock; schottbolzen. ~ Ch. a bouton, 
á tête ronde ou a champignon, 
rondkopbout, v. round-headed 
bolt, s. bolt. Ch. carrée, vierkante 
bout; square bolt; viereckiger bolzen. 

— Ch. a charger les mines, zundnaald 
; loading-needle, needle; zundnadel ~ 
Ch. de charniere, v. scharnier 
sur virole,-stift. — Ch. clavetée 
klinkbout; clinch-bolt; klinkbolzen. — Ch. 
a trot, haakhout; hook-bolt; hakenbolzen. 
••• Ch. a cosse, koushout, ringbout met 
eene kous; ringbolt with a thimble; kauschenbolzen. 
~ Ch. a dresser la soie, de 
devant, stok voor de zijdestrengen, garenstok 
; stick for silk skeins; garnstock. — 
Ch. de derrière, kettingband (van den 
weefstoel); warp -tic; kettenband. — Ch. 
d'étau, de presse, v bolzen am 
schraubstock, s. bolzen. — Ch. 
des étriers des haubans, bout der 
katplaat van het putttngwerk; bolt of the 
lower links of the chain; klappbolzen. 

CI-JEVILLERR. 

Ch. a goujon, gladde bout; common 
bolt; glatter bolzen. — Ch. a goupille, 
spiebout ; forelock-bolt; splintbolzen. — Ch. 
a grille, Ch. grillée, v. ch. 'a barbe. 
— Ch. de hauban ou a tête, 
puttingbout; link of the chain; piittingsbolzen. 
® Ch. de lien, de moire, handnagel ; 
pin, plug, wooden nail; bandnagei. — Ch. 
mattresse, hoofdbo'it; king-bolt; hauptbolzen. 
— Ch. á mentonnet, neusbout, 

v. cap-square-up--head-bolt. — 
Ch. á oeillet, oogbout; eye-bolt; augbolzen. 
— Ch. a oreilles, v. ch. a 
boucle. — Ch. d'ourdissoir, verticale 
as of pen eener gatenrol ; pin; nagel. 
— Ch. ouvrière (de chassis d'affut), 
protsbout, protsnagel ; draaibout; 
pintail, pintle; traversing bolt, pivot-bolt; 

protzbolzen, spannnagel; schalholzbolzen. — 
Ch. a pointe aiguë, scherpe of puntige 
bout ; pointed bolt; scbarfbolzen. — 
Ch. a pointe perdue, blinde hout; 
blind bolt; blinder bolzen. — Ch. de 
pompe, pompbout; pump-bolt; pumpenbolzen. 
— Ch. de presse, d'étau, v. 

bolzen aai schraubstock, s. bol


zen. — Ch. de repère, merkpin, herkenningspin 
(ter juiste samenvoeging van 
deelen); pin to join together two parts; pflock 
zum richtigen zusammenftigen. ® Ch. 
rancho, Ranche, door-en-door geslagen 
pen of bout, weerpen, punt; peg of a pegladder., 
sprosse der leiterstange. — Ch. a 
la romaine, verzekeringsbout ; shiftingpin; 
beweglicber hinterer scheren bolzen, 
splintholzen. — Ch. a repousser, stempelbout 
; starting-bolt; stempelbolzen. 
Ch. a tête, kopbout; bolt with a round 

head; kopfbolzen. v. eh. de hauban. 

Ch. a tête de dauphin, scbeg


bout; cutwater-bolt; scbechbolzen. — Ch. 

a tête de diamant, v.square-head


ed bolt, b., s. bolt. ® Ch. a tête 

perdue, gezonken kophout; bolt with 

sunk head; bolzen mit versenkteni kopie. — 

Ch á tête plate et percée, v. 

cap-square-eye-bolt. — Ch.a 

tête ronde, v. bracket-bolt. —Ch. 

pour tordre la soie (a l'aide du 

chevilleau), wringpaal (voor 't ontschalen 
der zijde); wringing-pole; ringpfahl. 
Ch. á tourniquet, draaier, hefboom, 
pakstok ; packing-stick, woolding-stick, woolder; 
reitel, rodel, knebel, packstock. ® Ch. 
d'un treuil, spil, spaak van een windas; 
pin of a windlass; spille eines spillenbaspels. 
~ Ch. de verre, as aan de beweegbare 
rol van den kettingboom (des 
weefstoels); axe at the movable pulley of 
the warp-beam; acbse an der beweglichen 
rolle des kettenbaums. — Ch. vissée, 
schroefbout; screw-plug; schraubenbolzen. 

Chevilleau, m. fr. Wringhout, wringstok 
(voor de zijdestrengen); stick to wring 

the silk-skeins with; ringbolz. 
Cheviller, v. a. fr. Met pinnen op



202 CHEVILLETTE -- CI.IMIE. 


sluiten, verbinden, oppinnen, vastpluggen; 

to peg or pin, to fasten with pegs, to tre(e)nail; 
dubein, dobeln, zusaminendiibeln. ^. 
Met houten verbinden, opbouten, bouten, v. 
to bolt. — Uitwringen (de zijde, om ze 
te ontschalen); to wring; ausringen. 

Chevillette, f. fr. Kleine pin of bout, 
nageltje ; iron pin, spike, stem, rivet; eiserner 
stift, dorp, niet, dornstift (d'une 
voiture d'artillerie), Voorsteker ; 
french key, preponderating key; vorstecker. 
~ (de crochet, Cheville ouvrière), 
Sleutelbout; key for limber-hook, limberhook•
ley; vorstecker des protzbakens, schliisselbolzen. 


Chevilleur, m. fr. Pinnensnijder; 
mooter; nagelschneider. 
Chevilloir, m. fr. Wringpaal (voor 
de zijdestrengen); wringing pole; ringpfahl. 
Chevillots, in. pi. fr., v. belayingpins. 
Chevillure, f. fr. Het oppinnen, vastpluggen 
; pegging; verdübelung. 

Chèvre, f. fr. Zaagbok ; sawing jack; 
sagebock. v. bock 3), 7). — Bok, kraan, 
kribkemik; crab, gin, derrick; bock, hebebock, 
hebezeug, richtbaum. •• Ch. postiche, 
noodbok; temporary gin or triangle, 
sheers; nothhebezeug. — Le bieoq de 
la eh., derde bokkebeen ; third leg of the 
crab; dritter fuss. 

Chevron, m. fr. Spar, rib; rafter; 
sparren. — (d'un eomble) Dakspar, 
kapraaf; common or small rafter, 'spar; 
dachstuhisparren, dachsparren, sparren. 
Oh. cintré, gebogen spar (ter inlating 
in den nokbalk); arched rafter; gerundeter 
oder gekrurnmter sparren. — Ch. de 
croupe, hoekspar; hip; schiftsparren. — 
Ch. de long pan, lange spar; long 
rafter; langer sparren. e Ch—s de rem 

-plage,

vulsparren ; joists; ftillsparren. — 
Chevrons, pl. Sparren (stambout waarvan 
het dunste einde 5 a 6 (oude) din. 
dik is); spars; sparren. ~ Zaaghout van 
2 tot 7 (oude) din. in 't vierkant; quarters; 
stollen, stollenholz, saulenholz. 

Chevronnage, ir,. Het leggen der 
daksparren, sparrewe rk ; laying on of the 
rafters; das anlegen der sparren. 

Chevrotines, f. pl. fr., v. buck


shot. 

Chiasse, f. fr. Glasgal, glasschuim; 

sandiver, sandever, glass-gall; glasgalle, glas 

-schlacke. 

Chiastolith, in. lid., Chiastolite, 

eng., Chiastolithe, m. fr. Holspaath 

(eene steensoort), chiastolith. 

Chicaner le vent, fr. Knijpen, scherp 
bij den wind houden, prangen, net killende 
zeilen varen ; to hug the wind close; gegen 
den wind schravelen. 

Chien, ni. fr Haan (van 't geweer); 
cock, hammer; haten, hammer. — IJzeren 
remschoen ; trigger; radschuli. — Hond 
(kleine vervoerwagen van het erts in de ga


lerijen); miner's truck; hond, fërderhund, 
grubenhund. ••• Hefboom van de zde soort 
(bij smeden); lever of the second order; hebel 
der zweiten art.... Vlak stuk ijzer (aan 't 
weefgetouw); flat piece of iron; (laches stuck 
eisen. 

Ci f, in. fr. (in België) Ketting waarmede 
de kolenbakken of -manden uit de 
mijnschachten worden opgehaald; iron chain 
for drawing the baskets out of the shaft; 
kette, weiche fiir die schachtfërderung zure 
herausziehen der fërdergefasse dient. 
Mettre la main au eh., het werk 
staken, schoften ; to strike, to leave the work; 
feiern, die arbeit vertassen. 

Chiffon, in. fr. Lap (der draadtrekkers); 
rag to lay hold of the wire; drahtlumpen. 

— Chiffons, pl. Lompen (der papierfabr.); 
rags; lunipen, hadern, stratzen. 
Chignolle, f. fr., v. anschweifgarnwinde. 
Chill, eng. IJzeren vorm bi 't cementstaalbereiden, 
schaal ; kapsel, schale; coquille. 
Chill (to), eng. Doen schrikken, plotseling 
afkoelen (de- gietwaren); abschrecken; 
durcir on blanchir par un refroidissement subit. 

Chillas, in. fr. Bengaalsch doek ; linen 
from Bengal; bengalische leinwand. 

Chilled rolls, p1. eng. Polijstrollen, 
gladcilinders; polirwalzen; cylindres à polir. 
Chilled work, eng., v. case-hard


ene4 casting. 

Chimb, eng. Gergel of girgel, kroos of 
kreun (duigenkeep); gargel, krose; kimme, 
keime; jable, rainure. 

Chimb—hoop, eng. Sluittioepel, laatste 
hoepel (van een vat); schlussreif; sommier, 
dernier cerceau. 

Chimes (electric) , eng., v. carillon 
1). 
Chimicage, m. fr. Het indoopen (der 
zwavelstokjes) in 't ontvlambare mengsel; 

dipping (the matches) into the inflammable 
compound; das eintauchen (der schwefelhëlzchen) 
in die ztándmasse, das betupfen. 

Chim.ie, f. fr. Scheikunde, chemie ; chennistry; 
chemie. — Mengsel van groene zeep 
en perkainentlijm (in potterijen); mixture of 
black soap and parchment's glue; mischung 
von schwarzer seife and pergamentsleim. 
Ch. analytique, analytische scheikunde; 
analytical chemistry; analytische chemie. ~ 
Ch. animale, dierlijke scheikunde; ani 

thierchemie. ~ Ch anor--mal chemistry; 

ganique on inorganique, onbewerk


tuigde scheikunde; inorganic chemistry; un


organische chemie. — Ch. appliquée, 

toegepaste scheikunde; applied chemistry; 

angewandte chemie. — Ch. appliqué® 

a l'agrieulture, op den landbouw toe


gepaste scheikunde; agricultural chemistry; 

agriculturcheinie. — Ch. manu.factu


rière ou technologique, technische 

scheikunde ; technical or technological che


mistry; technische chemie. ~ Ch. mi


nerale, minerale scheikunde ; mineral che



CHIMIQ,UE — 

mistry; mineralcbemie. Ch. organique, 
bewerktuigde scheikunde; organic 
chemistry; organische chemie. - Ch. synthétique, 
synthetische of samenstellende 
scheikunde; synthetic or synthetical chemistry; 
synthetische chemie. - Ch. théorique 
ou philosophique, theoretische of zuivere 
chemie; philosophical or theoretical 
chemistry; theoretische oder reine chemie. 

Ch. végetale, plantenscheikunde 
vegetable chemistry; pflanzenchernie. 

Chimique, adj. fr., v. chemical,etc. 

Chimney, eng. Schoorsteen, v. cheminée, 
etc. 

Chimney-back, eng. Brandmuur (in 
smidsen); brand-feuermauer; contre-coeur. 
Achterwand der stookplaats ; hinterwand des 
kamins; contre-coeur. • Ch. of cast 
iron, staande baardplaat; kaminplatte an 
der hinleru'and; contre -coeur de fer. 

Chimney-board, eng., v. chassis 
de cheminée. 
Chimney-covings, eng. Zijwanden 
van den haard ; seitenwdnde; jumelles. 

Chimney-filter, Drain, eng. Fitterbuis 
(der chemisten); fllterrohr; é out, 
filtre en cheminée. 

Chimney-flue, eng. Schoorsteenpijp, 
rookvang; haminrohr, rauchfang; tuyau. 

Chimney-funnel, Chimneyhood, 
eng. Rookmantel; rauchmantel; hotte 
de cheminée, man teau. 

Chimney-mantle, eng. Schoorsteen mantel 
; kaminsims, sturz; linteau. 
Chimney-piece, eng , v. chambranle 
2) . 

Chimney-shaft, eng. Schoorsteenpap 

boven bet dak ; schornsteinkasten; souche de 

cheminde. 

Chimney-tie, eng. Schoorsteenanker, 

ijzeren stang ; schornsteinband; fanton, Fenton. 

Chimney-tongs, pl. eng., v. ba


dines. 

Chimney-top, eng. Schoorsteentop; 

rauchfangsspitze; couronnement de la che


minée 

China, China-ware, Porcelain, 

eng. Porselein ; porzellan; porcelaine. 

China-blue, eng. Porseleinblauw; 
porzellanbla.u, kobaltoxydul-oxyd; bleu de 
porcelaine, chaux métallique. 

China-clay, eng. Porseleinklel, kao


lien ; porzellanthon; argile It porcetaine. 

Chinage, m. fr. Het chineeren (v. 
ebiner); clouding; das chiniren. - Ch. 
A la corde, het chineeren door gedeeltelijke 
omwikkeling van den ketting; cloud. 
ing produced by partially wrapping up the 
warp in paper; das chiniren diirch theilweises 
umwickeln der kette. - Ch. par 
impression, bet chineeren door gedeeltelijk 
bedrukken van den ketting; clouding 
produced by partially printing the warp; das 

chiniren durch theilweises bedrucken der 

Kette. 

China-grass, Chu-.ma, eng. Cht-

CHIPPING—MILL. 2,03 

neesch gras (waarvan men het zoogenaamde 
batist van Canton maakt); chinesisches gras; 
plante de Chine dont on fait la batiste de 
Canton. 

China-ink, India-ink, eng. Oost -
Indische inkt; chinesische tusche; enere de 
(ia) Chine. 

China-porcelain, China-ware, 
eng., v. China. 

Chiné, m , Chinure, f. Chineering, 
de door 't chineeren ontstane teekening; 
clouding; chinirung, flammirung, das chine. 

Chiner, v. a. fr Aan de kettingdraden 
verschillende kleuren geven en ze zoodanig 
schikken, dat men in de stof Bene teekening 
bespeurt, met vlammen weven of bewerken; 
to cloud; chiniren, (lammen, flammiren. 

Chinese capstan, eng. Chineesch 
windas (met twee cilinders); gegenwinde, 
lichtwinde, differential-haspel; treuii de la 
Chine. 

Chinese reed, Jute, eng. Oost-Indlsche 
hennep; jute-han f, ostindischerhanf; 
cbanvre des Indes. 

Chinese shirting, eng., v. canque. 
Chinesisches gras, n. hd., v. China-
grass. 
Chinesische tusche, f. hd., v. China-
ink. 
Chiniren, n., & Chiniren, v. a. hd., 

V. chinage & chiner. 
Chink (to), V. n. eng., v. to ebap. 
V. a. Door den klank beproeven (munt stukken); 
durch aufwerfen auf den klang 
prufen; sonner. 

Chints, Chintz, eng., v. calencar. 

Chinure, f. fr., V. chiné. 

Chio, m. fr. Voorplaat van den drgf


baard ; front-plate of the hearth of a refining


forge; schlarckenzacken. -Sluitsteen of 

-plaat van den spiegeloven ; shutting plate; 

schliessstein, krummkuchen. -Uitloop, af


tapgat (van een reverbereeroven); tap-hole, 

discharge-aperture, mouth; a bst ich loch, stech


offnung. - Ch. ou Trou de laiterol, 
slakkengat (opening in de voorplaat van een 
drijfhaard, waardoor de slakken gedurende 
den arbeid een uitweg vinden); tap- or fosshole; 
schlackenloch, schlackenauge, lachtkobl. 

Chip, eng., V. chippings. 

Chip (to), v a. Met den beitel be


werken, v. buriner. 
Chip off (to), V. a. eng. Uit den ruwe 
schaven, V. abschruppen. - Glad slij


pen, v. abebnen. -Afschrabben, V. abkratzen. 
~ V. n. Afbladeren, v. blat


tern (sick). 

Chipping, eng. Het uitbeitelen (als 
voorwerk van 't bevijlen); das meisseln, grabmeisseln; 
ciselage. 

Chipping-chisel, eng. Rechte beitel, 

V. burin 6) . 
Chipping-mill, eng. Scbaaimachine 
om 't verftlout klein te maken; farbeholz,hobelmaschine; 
machine is. raboter les bols 
de teinture. 


204 CHIPPING-PIECE 

Chipping-piece, etc., v. anpassungsfiaehe. 
Chippings, Chips, pi. eng. Spaan 
snippers, afval, v. abfall, bohr--ders, 
spane. 

Chique, f. fr. Onvolkomen of slecht 

cocon of zij wormtonnetje; defective cocoon; 

mangelhaftes seidengehàuse, sterbiingscocon. 

Chiqueter, v. a. fr. Met kaarden (de 
wolvezels) loskrabben en parallel maken; to 
tear (the wool; reissen, zerfetzen, verzausen. 

Chisel, eng. Beitel; meissel (betel, beitel); 
ciseau. — Ch. bevelled to an edge 
on both sides , dubbel binnenstaal; 
stemmeisen; ciseau á deux biseaux. 
Ch. for cold metal, koud-of kouwbeitel; 
kaltmeissel, bankmeissel, hartmeissel; 
ciseau a froid, tranche a froid. — Ch. 
for cutting iron when heated, v. 
abschrote. ® Ch. fastened in a 
block, blokbeitel ; nagelschrot, blockmeissel; 
tranchet. ~ Flat eh., platte beitel ; 
ftachmeissel; ciseau plat, ciseau de monteur. 
® Flat ch.—sculper, breede en vlakke 
steekbeitel ; breiter [lachstichel; échoppe plate 
et large. ••• Great eh., v. balleisen 
t). — Hollow eh., holle graveerbeitel 
(voor verheven werk); hohler grabstichel; 
onglet. _ Oh. for hollowing, 
steekbeitel ; hohler schaftmeissel; ciseau a 
ébaucher. — Round oh., ronde beitel; 

rundsticlzel, runder grabstichel, rundperle; 

rondelle. ~ Small eh., beiteltje, drijfbeiteltje; 
kleiner meissel; ciselet. ~ Ch. 
of aturner, draaibeitel, platbeitel (die 
na de guts wordt gebruikt); meissel, drehmeissel, 
schlichtmeissel, platt-meissel; plane, 
viseau à planer. v. viseau. 

Chisel off (to), v. a. eng. Afbeitelen, 

V. abstemmen. — Met den grofbeitel 
afstooten ; mit dery grobmeissel abstossen; 
découvrir. 
Chite, f. fr. Sits, v. calencar. 

Chlor, n. hd. Chloor (vroeger: zeezoutzuur, 
oververzuurd zoutzuur), chloorgas; 
chlorine, chloric gas; chlore, chlorine, gaz 
chlore. 

Chloralkalien, n. pl. hd. Chlooralkaliën, 
chloriden van potasch ; chlorides of 
potash; chlorures alcalines. 

Chloralumium, n. hd. Chlooraluminium; 
chloride of aluminum; chlorure d'aluminium. 


Chlorammonium, n. hd. Chloorammonium, 
zoutzure ammoniak, salamrnoniak; 

chloride of ammonium, hydrochlorate of ammonia, 
salmiac; chlorure d'ammonium, hydrochlorate 
d'ammoniaque. 

Chlorantimonium, n. hd., v. 
chlorspiessglanz. 
Chlorarsenik, m. hd. Chloorarsenicum; 
chloride of arsenic; chlorure d'arsenic. 

Chlorat, n. hd., Chlorate, m. fr. r eng. Chloorzuur zout, chloorzure verbinding. 
~ Chlorate de potasse, fr., 
Chlorate of potash, eng. Chloorzure 

-- CHLORI1), 

potasch ; chlorsaures kali, iberoxydirtes salzsaures 
kali. 
Chlorather, ni. hd. Chloorether; hydrochloride 
of carbon; hydrocarbure de chlore. 

Chlorbarytium, n.hd. Chloorbaryum, 

zoutzure baryt of zwaaraarde; chloruret of 
baryum, hydrochlorate 0/' baryta, rnuriaíe of 
baryta; chlorure de baryum, hydrochlorate 
de baryte, muriate de baryte. 

Chlorblei, n. hd. Chloorlood; chloruret 
of lead; chlorure de plomb, plomp chlorurd. 

Chlorbrom, n. hd. Chloorbromium ; 
chloride of brorne; chlorure de brolme. 

Chlorealcium, n. hd. Chloorcalcium, 
chloorkalkmetaal, zoutzure kalk ; chloride 
of calciunn, hydrochlorate or muriate of lime; 

chlorure de calcium, hydrochlorate on muriate 
de chaux. 

Chlorchrom, n. hd. Chloorchromium; 
protochloride of chromium; protochlorure de 
chróme. 

Chlore, m., Chlorine, f. fr. Chloor, 

V. chlor. 
Chloré, adj. fr., v. ehlorhaltig. 
Chioreisen, n. hd. Chloorijzer ; chloride 
of iron; protochlorure de fer. 
Chloreux, adj. fr. Chlorig, v. chlo


rig, acide chloreux. 
Chlorgas, n. hd. Chloorgas, v. chlor. 
Chlorgold, n. hd. Chloorgoud ; pro


tochloride of gold; protochlorure d'or. 
Chlorhaltig, adj. hd Chloorhoudend, 
chloorbevattend; containing chlorine; chloré. 
Chloric, adj. eng.: Ch. acid, chloor 
chlorsaure; acide chlorique.-zuur; 

Chlorid, n. hd., Chloride, m. fr. 
& eng. Chloride, niet-zure verbinding van 
het chloor met een ander element. (Indien 
er twee verbindingen van het chloor met 
hetzelfde element bestaan, heet die welke 
de grootste hoeveelheid chloor bevat in 't 
Fransch chloride, en de andere chlorure). — 
Ch. of aluminum, v. chloralumium. 
— Ch. of ammonium, v. 
chlorammonium. — Chloride of 
arsenic, eng. v. chlorarsenic. 
Ch. of barium, of bismuth, of 
calcium, of cobalt, eng., v. chiorbarytium, 
chlorwismuth, chlorcalcium, 
chlorkobalt. — Ch. (ou 
Perchlorure) d'étain ammoniacal, 
fr. Pinkzout (een dubbelzout uit tinchloride 
of overcbloortin, en chloorammonium); 
pink-salt; pinksalz, zlnnchlorid-chlorammonium. 
— Ch. de fer, fr., Overchloorijzer, 
ijzerchloride; perchloride of iron; 
eisenchlorid.— Ch. ofiron, eng. Chloor


ijzer; eisenchlorier, salzsaures eisenoxydul; 

protochlorure de fer, protomuriate on protohydrochlorate 
de fer. Ch. of iodine, 
of lead, of lime, of magnesia, 
of manganese, eng., v. chloriod, 
chlorblei, chlorkalk (bleekpoeder), 
chlormagnesia, chlormangan.••• 
Ch. of nitrogen, v. azoture de 
chlore. ~ Ch. de potassium, fr., 


CHLORIDES 

V. sylvin. - Ch. of silver, v. chlorsilber. 
— Ch. of strontium, eng. 
Chloorstrontium, zoutzure strontiaan ; chlorstrontium, 
salzsaurer strontfan; chlorure de 
strontium, hydrochlorate de strontiane. •^ 
Ch. of sulphur, eng. Chloorzwavel ; 
chlorschwe fel; chiorure de soufre. — Ch. 
of zink, eng. Chloorzink, zoutzuur zink 
zinl£chlorid, salzsaures zinkoxyd,-ox.yde ; 
zinkbutter; chiorure de zinc, bydrochlorate 
urx muriate de zinc, beurre de zinc. 

Chlorides, pl. eng. Chloorverbindingen 
; chlorverbindungen, chlormetalle; chlorures. 


Chiorig, adj. hd. Chlorig; chlorous; 

cbloreux. 
Chlorine, eng. Chloor, v. chlor. 
Chloriod, n. hd. Chlooriodium ; chlo


ride of iodine; chlorure d'iode. 
Chlorique, adj. fr : Acide ch., v. 

s. chloric. 
Chlorit, m. hd., Chlorite, m. fr. ' 
eng. Chlorigzuur zout (ontstaan uit de ver 
zuur met eene basis),-binding van het chlorig 
chloriet. _ (on Talc chlorite, fr.) 
Chloriet,prismatisch kalkglimmer, rhidipolith. 

Chlorite—limestone, eng. Chiorietkalk 
; chloritkalk; glauconie grossière. 
Chlorite-shist, Chlorite-slate, 
eng., v. chioritschiefer. 

Chloritschiefer, m. hd. Lei-chloriet, 
bladerig chloriet; chlorite-shist, chlorite-slate; 
chlorite schisteux, chlorite lamelleux, schiste 
chlorite. 

Chlorkali, n. hd. Chloorpotasch; chloride 
of potassa; chlorure de potasse. 

Chlorkalium, n. hd. Chloorpotassium, 
chloorpotaschmetaal ; chloride of potassium; 
chlorure de potasse. 

Chlorkalk, (Bleichzucker) m. hd. 
Chloorkalk ; chloride of lime; chlorure de 
chaux. 

Chlorkobalt, m. hd. Chloorkobalt; 
chloride of cobalt; chlorure de cobalt. 
Chlorkohlenstoff, m. hd. Overchloorkoolstof 
; perchlorid of carbon; perchiorure 

de carbone. 

Chlorkupfer, n. hd. Chloorkoper; 
protochloride of copper; protochlorure de 
cuivre. 

Chlorkupferoxyd, n. hd. Chloorkoperoxyde; 
oxychlorid of copper; oxychlorure 
de cuivre. 

Chlorlithium, n. hd. Chloorlithium; 
chloride of lithium; chlorure de lithium. 

Chlormagnesia, f. hd. Chloormagnesia 
; chloride of magnesia; souschlorite de 
magnésie. 

Chlormagnesium, n. hd. Chloormagnesium 
; chloride of magnesium; chlorure 
de magnesium. 

Chlormangan, n . hd. Chloormangaan; 
chloride of manganese; protochlorure de 
mangandse. 

Chlormetalle, n. pl. hd. Chloormetalen; 
chlorides; eblorures. 

CHLORQUECKSILBER. 205 

Chlornatrium, n. hd. Chloorsodium, 
keukenzout; chloride of sodium; chlorure 
de sodium. 

Chlornatron, n. hd. Chloorsoda ; chloride 
of soda; chlorure de sonde. 
Chlorniekel, m. hd. Chloornikkel; 
chloride of nickel; chlorure de nickel. 

Chloro-carbonic acid or Carbonous 
acid, Phosgene-gas, eng. Verbinding 
van kooloxyde-gas met chloorgas, 
pbosgenium; chlorkohlenoxydgas, phosgengas; 
acide cbloroxycarbonique, oxychlorure de 
carbone, gaz phosgène. 

Chlorocyanate, m. fr. & eng. Chlorocyaanzuur 
zout, chloorblauwstofzuur zout; 

chlorocyansaures salt. 

Cloroform, n. hd. & eng., Chloroforme, 
m. fr. Chloroform (vaak als gevoelbenemend 
middel gebezigd). 

Chlorometer, m . hd. & eng., Chlo


romètre, m. fr. Chloormete, (werktuig 

tot waarneming van het zuiver chloorgehalte 

in een mengsel). 

Chlorométrie, f. fr. & hd., Chlo


rometry, eng. Chloormeting, chloorbe


paling. 

Chlorometrical, eng., Chloromé


trique, fr., Chlorometrisch, hd. adj. 

Chlorometrisch, wat de chloormeting betreft. 

Chloropal, m. hd. & eng., Chloro


pale, m. fr. Chlooropaal, groene ijzeraarde 

(een kiezelzuur ijzerhydraat). 

Chlorophoeit, m. h.d., Chloro


pheeite, f. fr. & eng., Chlorophacit, 

m. hd., Chlorophasite, f. fr. Chloropha 
iet of Chlorophasiet, olijfkleurig kiezel zuur 
ijzer. 
Chlorophan,m.hd., Chlorophane, 

m. fr. ' eng. Chloropbaan, pyro-smaragd, 
groen vloeispaath, siberisch vloeispaath. 
Chlorophasite, f. fr., v. chlorophoeit. 
Chlorophosphate, m. fr. Chloor phosphorzuur 
zout ; chloric phosphate; chlorphospbat. 


Chlorosmium, n. hd. Cbloorosmium; 

protochloride of osmium; protochlorure d'os


mium. 

Chlorous, adj . eng., v. chlorig. 

Chloroxalsäure, I. hd. Chloorzuring 

chloroxalic acid; acide chloroxalique.-zuur ; 

Chloroxydgas, n. hd. Chlooroxyde; 

oxyd of chlorine; oxyde de chore. 

Chloroxydsäure, f. hd. Chiorig zuur; 

chlorous acid; acide chloreux. 

Chloroxydsaures salt, n. hd. 

Chloorzuur zout; chlorate; chlorate. 

Chlorpalladium, n. hd. Chloorpal 

protochloride of palladium; proto--ladium ; 

chlorure de palladium. 

Chlorphospat, n. hd., v. chloro


phosphate. 

Chlorplatin, f. hd. Chloorplatina; 
protochloride of platinum; protochlorure de 
platine. 

Chlorquecksilber, n. hd. Chloor


18 


206 CHLORSAURE 

kwik; protochloride of mercury; protocblorure 
de mercure. 

Chlors'aure, f. hd. Chloorzuur; chloric 

acid; acide chlorique. — Oxydirte ch., 

verzuurd chloorzuur; oxychloric acid; acide 

perchlorique. — Ueberoxydirte ch., 

oververzuurd zoutzuur, chloorzuur; hyper


oxygenized muriatic acid, chloric acid; acide 

muriatique hyperoxygdud, acide cblorique. 

Chlorsaures kali, n. hd., v. chlo


rate de potasse. 

Chlorschwefel mit viel chlor, 

m. hd. Tweede chloorzwavel; chloride of 
sulphur; deutochlorure de soufre. 
Chlorselen mit viel chlor, n. hd. 
Tweede chloorselenium ; chlorid of selen; 
deutochiorure de sdlénium. 

Chlorsilber , n. hd. Chloorzilver; 
chloride of silver; chlorure d'argent. 

Chlorspiessglanz, n. hd. Celoorspiesglans, 
chloorantimonium ; protochloride 
of antimony; protochlorure d'antimoine. 

Chlorstickstoff, m. hd. Chloorstikstof; 
chloride of nitrogen; azoture de chlore. 

V. azoture de chlore. 
Chlorstickstoffsaures salz, n. hd. 
Chloorstikstofzuur zout ; hydrochlorate; bydrochlorate. 


Chlorstickstofi'sure, f. hd. Chloorstikstofzuur; 
hydrochloric acid; acide hydrocblorique. 


Chlorstrontium, n. hd. Chloorstrontium 
; chloride of strontium; chlorure de 
strontium. 

Chlortitan, n. hd. Chloortitanium; 
chloride de titane; chlorure de titane. 

Chlorure, n. fr., Chlorur, n. hd., 
Chloruret, eng. Chloorverbinding, chloruur 
(verbinding van het chloor met Bene 
enkelvoudige stof). ~ Ch. d'alluminium 
ou d' aluminum, v. chloraluminum. 
— Ch. d'ammonium, 

V. chiorammonium, — Ch. d' antimoine, 
V. chlorspiessglanz. — 
Ch. d'argent, v. chlorsilber. — 
Ch. d'arsenic, v. chlorarsenik. — 
Ch. de baryum, v. chlorbarytium. 
— Ch. de bismuth, v. ehlorwismuth. 
— Cb. de calcium, v. chiorcalcium. 
— Ch. de chaux , v. 
chlorkalk. — Ch. de cobalt, v. 
chlorkobalt. — Ch. d'étain, v. 
chlorzinn. • Ch. d'hydrogène, 
chloorwaterstofgas ; hydrochloric acid; chlorwasserstoiigas. 
— Ch. de lithium, v. 
chlorlithium. — Ch. de magnesium, 
v. chlormagnesium. • Ch. 
de manganèse, v. chlormangan. 
Ch. de mercure, v. chlorquecksilber. 
— Ch. d'oxyde de sodium, 

V. Ch. de soude. — Ch. de plomb, 
V. chlorblei. — Ch. de potasse, v. 
chlorkali. — Ch. de potassium, 
V. chlorkalium. — Ch. de sodium, 
V. chlornatrium. • Ch. de soude, 
T. chlornatron. — Ch. stanneux, 
-- CHOKER. 

V. chlorzinn. — Oh. de strontium, 
V. chlorstrontium. — Ch. de zinc, 
V. chlorzink. 
Chloruré, adj fr. Met chloor verzadigd 
; chloruretted; mit chlor geshttigt. 
Chloruret, eng., v. chlorure i). 
Chloruretted, adj . eng.,v. chloruré. 
Chlorverbindung, f. hd., v. chlo


rure 1). 

Chlorwasser, n. hd. Chloorwater, 
Javelle-water; chloruretted water, lye of 
Javelle; eau chlorurde, eau de Javelle. 

Chhlorwismuth, m hd.Chloorbismuth; 
chloride of bismuth; chlorure de bismuth. 
Chlorzink, n. hd. Chloorzink; chloride 
of zinc; chlorure de zinc. 
Chlorzinn, n. hd. Chloortin ; perchloride 
of tinn; deutochlorure d'étain. 
Choaked, adj. eng. Gesmeerd, onzuiver 
afgedrukt; klecksig; pateux. 
Choc, m. fr. Schok, stoot (in werk 

impact, impulse, impulsion, colli--tuigkunde); 
sion; stoss, impuls. — Ch. direct, 
rechtstreekscbe stoot ; direct impact; gerader 
stoss. — Oh. d'un fluide défini, 
indéfini, stoot in eene besloten, onbesloten 
vloeistof; impact of a bounded, unlimited 
stream; stoss im begrenztem, unbegrenztem 
gerinne. — Oh. d'une veine de fluide, 
stoot van een afzonderlijken waterstraal 
; impact of an isolated stream; stoss 
eines isolirten wasserstrahls. — Ch. obli 
que, scbuinsche stoot; oblique impact; 
schiefer stoss. 

Choc ou Choque, m., Avaloire, 

f. fr. Stampijzer (der hoedenmakers); stamper;
treibeisen. 

Chock, eng. Lastgewicht (in werktuig 
lastgewicht; poids. — Wig, onder--kunde); 
legsel, v. Bale ), 2). Ch. (of the

—

bowsprit), slothout ; schlossholz, schlotholz; 
clé.^ — Ch. (on: the fore-foot 
of a ship supporting the gripe), 
bilstuk; klick am oorsteven; taquet de gorgère, 
safran de 1'étrave. — Ch . (of the 
partners of the mast), opsluitstuk, 
kalf, klamaai (naast een luik of vissingstuk), 
vissingstuk; unterschlag, kalbe; clé, 
entremise. 

Choeur, m. hd. Koor (eener kerk) ; 
choir; chor. 
Chogramme, m. fr. Geheim slot, 
kunstslot; geheimschloss; secret lock. 
Choisir la laine, fr. De wol sorteeren 
; to sort the wool; die wolle sortiren. 

Choke (to), V. a. eng. Wurgen (de 
vuurpijlen, patronen) ; wurgen, zureiten; 
étrangler. 

Choke, eng. Wurging, hals (eener vuurpil, 
etc.); hals, wurgung; étranglement. 

Choke—damp, eng. Schadelijke mijnlucht, 
stikgas ; die bbsen wetter, die schwaden; 
mouffettes, mofettes, vapeur dpaisse, 
gaz étoutïant. 

Choker, Choking-line, eng. Wurgtouw 
(voor de raketten, ;etc.); reitschnur, 


CHOKING -. 

wurgeschnur, wurgeleine; corde pour étran


gler (la cartouche dune fusée). 

Choking, eng. Verstopping (in buizen, 

etc.); verstopfung; engorgement. 

Choking-frame or -press, eng. 
Wurgbank, wurgtoestel (voor de vuurwerken); 
wurgebank, zureitbank, wïcrgenmaschine; 
étrangloir. 

Choking-line, eng., V. choker. 
Choking-press, eng., v. chokingframe. 
Cholestérate, m. fr. Cholesterate, 

eng. Galvetzuur zout; gallenfettsaures salz. 
Chooner, m. fr., v. goëlette.
Chop, eng., v. chap 1). 
Chopine,chopinette, f. fr. Pompem


mer(tje), hart; lowerpump-box; pumpeneimer. 

Chopinette, f. fr. Windketel (eener 
brandspuit); air-chamber; windkessel, windraum, 
windkasten, windkammer. 

Chopper, eng. Hakmes, v. bankmesser. 
Chopping-blade, eng. Sn(jmes ; 
schneidemesser; cutting-blade. 
Chopping—board, eng. Snijplank, 
hakbord; schnitzbrelt; tranchoir, tailloir. 
Chopping—knife , eng. Hakmes; 
hachoir; hachoir. 

Choquage, m. fr. Het schrikken, afschrikken, 
bijvieren (van een scheepstouw); 
surging, fleeting; das aufschricken, verfabren. 

Choque, m. fr., v. choe ( art.). 
(Mandrie) Kop, bus (die 't uiteinde der 
voorwerpen opneemt, welke men op de 
draaibank wil bewerken) ; chuck, turningchuck, 
mandrel; futter, patrone. 

Choquer, v. a. fr. Schrikken, bijvieren 
(een touw); to fleet, to surge; aufschricken. 

— Ch. le cable, een enkhuizer op het 
touw leggen ; to fleet the cable; das ankertau 
auf dem bratspill verfahren. Oh. 
la tournevire, de kabelaring doen schrik 
to surge the messenger at the tapstern;-ken; 
die kabelaring aufschricken. 
Chouguet, Chouquet, m. fr. v. 
beater 8). — Ezelshoofd; cap of the 
mast-head or bowsprit; eselshaupt, eselshoofd. 

Chrom, Chromium, n. hd. Chromium, 
chroom (een bros, zeer hard, bijna 
loodgras metaal); chromium; chrome. 

Chromate, m. fr. & eng. Chromiumzuur 
zout; chromsaures salz. — Ch. de 
baryte, (Barite chromatée, Jaune 
de baryte, Jaune de Steinbuhl), 
fr., Ch. of baryta or barytes, eng. 
Chromiumzure of chroomzure baryt; chromsaurer 
baryt, chromsaure baryterde, barytgelb, 
gelber ultramarin, gelbin. — Ch. biplombique, 
fr., V. vauquelinit. — 
Ch. de fer, (Per chromaté), fr., 
Ch. of iron, eng. Chromiumzuur ijzer; 
eisenchrom, chromeisen, chromeisenerz. 

Ch. de plomb, (Plumb chromaté), 
fr., Ch. of lead, eng. Chroomzuur lood, 
chromiumgeel; neutrales chromsaures bleioxyd, 
chromsaures blei, chromgelb. ~ Ch. 

CliROMIQUE. 207 

de plomb basique, Sous eh. de 
plomb, onder-chroomzuur loodoxyde, basisch 
chroomzuur loodoxyde, chromiumrood; 
subchromate of lead; basisches chromsaures 
bleioxyd, halbchromsaures bleioxyd, chromroth. 
— Ch. (neutra) de potasse, 
fr., Ch. of potassa, eng., (onzijdige) 
chroomzure potasch, gele chroomzure potasch 
; (neutrales) chromsaures kali, einfach 
chromsaures kali, gelbes chromsaures kali. 

Ch. de protoxyde de mercure, 
Ch. mercureux, Protoch. de mercure, 
fr. Ch. of the protoxyde of 
mercury, Protoch. of mercury, 
eng., chroomzuur kwikoxydule, chromiumcinnaber; 
chromsaures quecksilberoxydul, 
chromzinnober, chromroth. — Ch, de 
zinc, (Jaune de zinc), fr., Ch. of 
zink, eng. Chroomzuur zinkoxyde, zink.. 
geel ; chromsaures zinkoxyd, zinkgelb. 

Chromaté, adj. fr. Chroomzuur bevattend, 
v. fer chromaté, plomb 
chromaté. 

Chromatogène, fr., Chromatogene, 
eng. adj. Kleurstof voortbrengend; 
farbe erzeugend. 

Chromaturgy, eng. Leer der kleur 
harer toepassing in de kunsten;-stoffen en 
farbenchemie; chromurgie. 
Chromblei, n. hd. Chroomzuur lood 
en koper, v. vauquelinit. 

Chromehlorid, n. hd. Over-chromi. 
umchloor; perchloride of chromium; perchlorure 
de chrome. 

Chromchlorur, n. hd. Eerste chloor 
protochloryde of chromium; pro--cbromium; 
tochlorure de chrome. 
Chrome, m. fr. Chromium, v. chrom. 

V. chromgelb. — Ch. oxydé, 
V. oxyde de chrome. 
Chromé, Chromifère, adj. fr. Chromium 
bevattend ;-containing chromium; 
chromhaltig. 

Chrome—colors, pl. eng. (eigenlijk 
Chromium-verven). Zachte of weeke poederverven 
; sanftes oder weiches farbenpulver; 
couleurs pulvérulentes, couleurs en poudre. 

Chrome—green, eng.Chromium-groen; 
chromgrun; vert de chrome. 
Chromeisen, Chromeisenerz, 

n. ; Chromeisenstein, m. hd., v. chromate 
de fer. 
Chrome-orange, eng. Chromiumoranje 
(onder-chroomzuur lood); chrom pomeranzengelb; 
orangé de chrome. 

Chromgelb, n. hd. Chromiumgeel; 
chrome, imperial yellow; jaune de ehróme. 

V. chromate de plomb. 
Chromgri n, n. hd., v. chromegreen. 


Chromhaltig, adj. hd., v. chromé. 

Chromic, adj. eng., V. chromique.

Chromifère, adj. fr., v. chromé. 

Chromique, adj. fr. Chromisch ; chro


mic; chromiscb. v. acide chromique,
oxyde chromique. 


208 CHROMIUM 

Chromium, n. hd. y eng., v. chrom. 

Chromiumocher, m. hd. Chromiumoker; 
terreous chromium; chrome terreux, 
terre silicoferreuse. 

Chromium—oxyd, n. hd. Chromiumzuur 
; chromic acid; acide chromique, hyperoxyde 
de chrome. 

Chromium-oxydul , n. hd. Eerste 
chroomoxyde; chromic oxyd; protoxyde de 
chrome, oxyde chromique. 

Chromroth, n. hd., v. chromate 
de plomb basique, chromate de 
protoxyde de mercure. 

Chromsaure, f. hd., v. acide chromique. 
Chromsaurer baryt, Chromsaures 
bleioxyd, etc., v. s. chromate. 

Chromsulfur, n. Eerste zwavel -chromium 
; protosulphide of chromium; protosulfure 
de chrome. 

Chromüberoxyd, n. hd. Tweede 
ehroomoxyde ; deutoxyde of chromium; deutoxyde 
de chrome. 

Chromurgie, f. fr., v. chroma 

-turg3. 

Chronometer, lid. & eng., Chronomètre, 
fr. nl Chronometer, tijdmeter, 
inzonderheid een zee-uurwerk. 

Chronoscop, n. hd.,Chronoscope, 

m. fr. & eng , v. Chronometer. 
Chrysite, f. fr., Chrysitis, eng. 
Goudglit ; goldgldtte. 
Chrysobat, n. hd., Chrysobate, 

f. fr. & eng. Kunstmatige takschieting van 't 
goud, goud-vegetatie tusschen twee aaneen gesoldeerde 
kristallen. 
Chrysobéril, m. fr., Chrysoberill, 
(Chrysopal), m. hd., Chrysoberyl, 
eng. Goudberilsteen. 

Chrysocal, Chrysocale, Chrysocalyne, 
fr., Chrysokal, Chrysokalk, 
hd. in. Mengsel van 90 deelen koper 
en 10 deelen zink, prinsmetaal, pinsbek, 
Mannheimer -goud; prince's metal; 
pinchbeck. 

Chrysolite, eng., Chrysolith, hd., 
Chrysolithe, fr. Goudsteen, phosphorzure 
kalk. 

Chrysopal, m. hd., V. chrysobéril.
Chrysopée, f. fr. Goudscheiding; 
parting; goldscheidung.

Chrysopras, M. hd., Chrysoprase, 
f. fr., Chrysoprasus, eng. 
Lichtgroene agaat, chrysopras. 

Chrysotype paper, eng., Chrysotype 
de Herschel, m. fr., Chrysotyppapier, 
n. lid. Chrysotieppapier. 

Chuck, (Mandrel), eng., v. ehoque 
2). 

Chuma, eng., v. China-grass. 

Chuquelas, m. fr. Oostindische ge


streepte stof van zijde en katoen; stripped 
silk and cotton stuff from the East-Indies; 

ostindischer gestreifter seidener and baumwollener 
zeug. 
Chute, f. jr. Val (van een lichaam, 

-- CIMOLIT. 

van water, etc.); fall, descent; fall. — Verval 
(eener sluis), verschil van waterspiegel; 
lift of lock; fall, schleusenfall, höhe 
des abfalles. ~ Diepte (van een zeil); bunt; 
sprung. 

Chyazate, m. fr. & eng., Chyaziksauersalz, 
n. hd. Blauwstof-waterstofzuur 
zout, blauwzuur zout. 

Cible, Cibe, f. fr. Schijf, schietschijf; 
target (for infantry ball-practice and for 
artillery shot practice); scheibe. 

Cicero, m. fr., Ciceroschrift, f. 
hd. Mediaan, cicero (druklettersoort tusschen 
dessendiaan en augustijn); pica. ~ C. approché, 
fr. Kleincicero of mediaan ; small 
pica; klein ciceroschrift. ~ Deux points 
de e. ou Palestine, dubbele mediaan; 
two lines pica; doppel-cicero. 

Cicutine, f. fr. ' eng. Bijzonder alcaloïde 
van de scheerling ; schierlingsalkali. 

Ciel, m. fr. Bovendeel van de stookkast 
der stoommachine ; crown, roof, fire-placetop; 
heizhimmel, feuerungsdecke, feuerbuchsendecke, 
decke. — Dak van eene mingalerij 
; roof; 6rste, decke. 

Cierge, in. fr. Waskaars ; wax-taper, 
taper; wachskerze, kerze, wachslicht. 
Cigar, (Segar), eng., Cigare, fr., 
Cigarre, hd. f. Sigaar. 

Cignole, f. fr. Hefboom des blaasbaigs; 
crank of the bellows; spindel am blasebalg. 
Cigogne, V. cou de cigogne. — 

Handspaak; handle-winch; handspindel. 
Cilice, m. fr. Ketting reet spitsen 

pointed chain; stachelkette. 
Cimaise, f. fr., v. Cymaise. 
Ciment, m. fr. Kleefdeeg, v. cement, 

eng. I). ® Cement, v. cement eng. 
2). ®C. a prise lente, langzaam bindend 
cement; slowly taking cement; lang 

bindender cement. — C. a prise-sam 
prompte ou rapids, spoedig bindend 
cement ; quickly taking cement ; scbnell 
bindender cement. — C. anglais, marmerlijm 
van Keene (aluingips) ; Keene's 
marble-cement; der K.eene'sche marmorcement. 
® C. diamant, diamantlijm (uit 
vischliitn en wijngeest) ; diamond-cement; 
diamantkitt, demanteement. ~ C. defer, 
ijzerlijm ' (uit ijzer, zwavel en salammoniak 
bereid); iron-glue, cast-iron• cement; eisen 

-kitt. — C. hydraulique, C. romain, 

V. cement, eng. ) . ® C. de Portland, 
v. cement, eng. 3) . — C. de 
la Porte de France, zeker cement 
dat bet Portlandscbe nabijkomt; equivalent 
to Portland-cement; art Portlandkitt. ~ C. 
de Pouilly, cement van Pouilly (watermortel 
uit den kalksteen van Pouilly, in 
Cote d'Or); Pouilly-cement; Pouilly-cement. 

Cimenter, v. a. fr., v. to cement 2). 

Cimeter, (Seymitar), eng., Cimeterre, 
fr. m. Korte Turksche sabel, 
krom slagzwaard ; sarazenensdbel, krummer 
sdbel. 

Cimolit, m. hd., Cimolit(h)e, eng. 


CIMOSSE --


r fr. f., Cimolée, f. fr., v. abschleifsel. 
— Een mineraal van 't eiland Kimolo 
of Argentiera (een der Cycladen), waarvan 
men zich in plaats van zeep bedient om 
te wasschen, etc. 

Cimosse, f. fr. Zelfkant van Genueesche 
taf; selvage of Genoa-taffeta; sahlband 
von Genuesischem taffet. 

Cinabre, m. fr. Cinnaber, natuurlijk 
zwavelkwik; cinnabar; zinnober, rotbes 
schwefelquecksilber. — C. artificiel, 
kunst-cinnaber, tweede zwavelkwik (waarvan 
men het helderroode poeder bereidt, 
dat men als vermiljoen kent); artificial cinnabar, 
red persulp'iuret of mercury; kunst 

rothes oder krystallinischer-licher zinnober, 
quecksilbersultiid. ® C. de Saturne, v. 
bleizinnober (niet blemzinnaber, gelijk 
er abusievelijk staat). 

Cincenelle, f. fr., v. cinquenelle. 

Cincture, eng., v. c einture 2) . 

Cinders, pl. eng. Sintels of Bindels, 
steenkoolslakken ; sinter, ldsche, kohlengesilebe; 
escarbilles, fraisil, fazin. — ( Slag, 
Dross, Scoria) Metaalslakken, metaal 

glasslakken ; sclilacke, geschur, erz--schuim ; 
schaum; glasgalle; laitier, crasse, scone. 

Cinéfier, v, a. fr. Tot asch verbranden 
; to reduce to ashes, to incinerate; in 
asche verwandeln, eindschern. 

Cineration, eng., Cinération, fr. 

f. Verbranding tot arch; eindscherung. 
Cinglage, m. fr. Eerste smeding van 

den wolf (v. eingler 1); shingling; das 

zangen, zangeln. ~ Vaart, afgelegde koers 

van een schip in een etmaal ; day's work; 

etmal. 

Cinglard, m. fr. Groote hamer der 

ijzersmelterijen, plethamer; shingling-ham


mer; streckhammer. 

Cingler, v. a. fr.: C. la loupe, 

den wolf of loep (gloeiende klomp, die bi 

het frisschen of louteren van 't ruwijzer 

ontstaat) onder hamerslagen ineendrijven en 

van slakken en schuim zuiveren; to shingle 

the loop; den deul ziingeu, zängeln oder aus


schroten. ~ C. le bois, v. abschni 


ren. — Stevenen, sturen, koers leggen, 

koers houden ; to sail; segeln. 

Cingleresse, f fr. Groote tang voor 

den wolf (v. eingler i )); large tongs; 

rumpfzange. 

Cingleur, m., Machine a eingler, 

f. fr. Pletwerk (ter vervanging van de hamens); 
squeezer; presswerk, quetschwerk. 
Cinquenelle, f. fr. Ankertouw (der 
pontons); sheer-line; schertau. 
Cinnabar, eng., v. einabre. 
Cinnamon-stone , Essonite , 

Prismatic garnet, eng. Kaneelsteen 
(van Ceylon), essoniet, prismatische granaat; 

kaneelstein, hessonit, essonit, prismatischer 
granat; essonite, pierre de cannelle. 

Cintrage des bandages, m. fr. 
Kromming der radscheenen ; curvature of 
tyres; krummung der radreifen. 

CIRCULATOIRE. 209 

Lintre, m. Boogronding, boogvormige 
kromming, boog; arch, bow, curve; rundung, 
bogen. •e Plein c., v. are plein 
eintre. — C. en ogive, v. are gothique, 
S. arc. — C. surbaissé, 

C. surhaussé, v. are surbaissé, 
are surhaussé, s. arc. ~ C. de 
charpente, v. bogengeri st. 
Poser les e-s, de formeelen of gestel. 
len plaatsen; to set the centres; die Iehrbogen 
sufstellen. — C. d'affût, breuk aan 
de zijwang van 't affuit; bend, rounding, 
curve in a gun-carriage; bruch, teug eiher 
laffelte. — C. de Crosse, staartbreuk; 
bend or rounding of the trail; unterer oder 
zweiter bruch. — C. de mire, boven 
bend or curve on the upper-part;-breuk ; 
ot,erer oder erster bruch 

Cintrer, v. a. fr. Boogsgewijs maken, 
van eenen boog voorzien, welven; to arch, 
to deflect; wolben. — Buigen, cilindervormig 
zetten (b. v. metalen platen); to bend; 
biegen, cylindrisch liegen. 

Cipolin, :Cipollin, m. fr. & hd., 
Cipolino—marble, eng Italiaansch marmer 
met groote groene of blauwachtig grijze 
aderen, cipollijn. 

Cirage, in. fr. Boenwas, polijstwas; 
polishing- or rubbing-wax; polirwachs, bolhnwacbs. 
— Lak voor 't leeren goed der sol• 
daten ; pouch- composition, pouch-varnish; lack 
zum lackiren des lederzeuges. — Uitsparing 
(bij stoffenververs), v. réserve. — Gele 
camaïeu (v. camaïeu); yellow camaieu; 
gelbes camaieugemalde, gelb in gelb. 

Circassienne, f. « . Fijn gekeperde 
wollen stof, naar kasjemier gelijkende. 
Cireination , eng. , V. mouvement 
circulatoire, s. circula


toire 1). 

Circle, eng., v. eerele 1), 11), enz. 

Circle-iron, Hollow punch, eng., 

V. aushacker. 
Circonférence, f. fr. Omtrek, omvang 
; circumference, periphery; girt (of a 

tree); umfang, umkreis, peripherie. 

Circular, eng., Circulaire, hd. adj. 

Cirkelvormig; kreisförmig, abgerundet. 

Circular saw, eng. Cirkelzaag; kreis


sage, cirkularsage; scie circulaire, scie aa 

lame circulaire, scie ronde. 

Circular shears, pl. eng. Cirkel schaar, 
ronde schaar; kreisscheere, cirkel 
runde scheere; cisaille circulaire ou-scheere, 
cylindrique. 

Circulation, f. fr. Verkeer, vrije heen en 
weer-beweging (b. v. op een spoorweg); 
traffic; verkehr 

Circulations apparat, m. hd., Circulatory, 
eng. Circuleervat ter overba ling; 
appareil de distillation circulatoire. 

Circulatoire, adj. fr.: Mouvement 

C., kringvormige beweging, kringloop; ro


tary movement, circination; kreisbewegung. 

Vitesse c., ronddraaiingssnelheid; 
speed of rotation;umdrebungsgeschwindigkeit. 
18 


210 CIRCUMFERENCE 

Circumference, eng., v. circonférenee. 
Cireumferentor, eng. Instrument ter 
meting van een inwendigen boek ; winkel 
instrument pour mesurer un-beschreiber; 
angle interieur. 
Cire, f. fr. Was ; wax; wachs. — C. 
des abeilles, bijenwas ; bees'wax; bie 

— C.blanchie, C.blanche,-nenwachs. 
gebleekt was, wit was ; bleached wax, white 
wax; gebleichtes wachs, weisses wachs. — 
C. à border, randwas ; wax to keep the 
aqua fortis on the copper plate; randwachs. 
~ C. à cacheter, C. d'Espagne, 
brievenlak, zegellak; (hard) cealing-wax, 
seal-wax; siegellack. ~ C. àa dorer, ver 
gilder's wax, gold-wax; gliih--gulderswas ; 
waehs. — C. fossile, mineraal was, aardwas; 
ozocerite; mineralisches wachs, erdwachs, 
ozokerit. — C. du Japon, 
Chineesch of Japanscb was; chinese wax; 
chinesisches oder japanisches wacbs. ~ C. 
jaune, geel was; yellow wax; gelbes wachs. 
~ C. a luter, kleefwas, luteerwas; 

yellow wax to which is added $ of turpenline; 
wacbskitt, klebwachs. •n• C. de 
myrica, myrica-was (van de bessen der 
mnyrica cerifera); myrtle-wax; myricawachs, 
myrtenwachs. ~ C. à seeller, zegelwas; 
soft sealing-wax, soft wax; siegelwachs. 

C. vegetale, plantenwal; vegetable wax, 
berry-wax; pflanzenwacbs, — C. vierge, 
maagden was; virgin-wax; jungfernwachs. 
Cirer, v. a. fr. Wassen, boenen; to 
wax; wichsen, bohnen. 
Cirier, in. fr. Waslichtmaker; waxchandler; 
wachslichtzieher, wachszieher. 

Cirkel, etc. hd., v. zirkel, etc. 

Cirsakas, m. *. Indische stof uit veel 

katoen en weinig zijde, cirsakas. 
Cisaille(s), f. (pl.) Metaalschaar, blik 
ijzerschaar, grofschaar ; plate-shears,-schaar, 
shears, cutter; metalischere, blechschere. ~ 

C. a bane, a bras, bankschaar, stok 
(waarvan 't benedenblad op een voet-schaar 
is bevestigd); bench-shears,stock-shears; stockschere. 
— C. circulaire ou cylindrique, 
cirkelvormige metaalschaar, munt 

snijtang; circular shears, rotatory-schaar, 
shears; cirkelschere, circularschere, kreisschere, 
runde scbere. — C. a main, 
handschaar (voor dun blik); hand-shears, 
snips; handschere. ~ Grande c. mue 
par l'eau, waterschaar, door 't water 
werkende schaar ; shears moved by water, 
shearing-machine; wasserschere. — v. ébarboir, 
portlire—clipper. •• Metaaisnippers, 
muntafval ; sizel, clippings or shearings 
of metals; metallabschnitzel, mtinzkrhtze. 

Cisaillement, m. fr. Scheiding van 
een lichaam, waarbij de kracht parallel op 
het scheidingsvlak werkt; shearing; das abdrticken, 
abscheren. 

Cisailler, v. a. fr. Met de metaal-of 
blikschaar snijden ; to cut with shears; mit 
der metallschere schneiden. 

-- CISELAGE. 

Cisailles, f. pi. fr., v. cisaille. 
Cisailleur, m. fr. Metaal-, bliksnijder; 
clipper of iron plate; blechschneider. 
Ciseau, m. fr. Beitel, v. chisel. — 

C. a deux biseaux, dubbel binnenstaal, 
v. chisel 2) . ~ C. en biseau 
(des charrons), kantbeitel ; v. cantchisel. 
~ C. a4 bride (de l'équipeur—
monteur), krombeitel; paringtool; 
krummmeissel. — C. de calfat, 
kalfaatijzer, v. calfat 3). — C. des 
eharpentiers, timmermans-steekbeitel ; 
millwright's chisel; zimmermanns-steekbeitel. 
~ C. a chaud, Tranche, v. ab 
a corniche, kornis-schrote. — C. staal, 
beitel om kranslijsten te draaien; 
chisel for turning cornices; karniesstahl. 

C. de cóté, binnenstaal, v. ausdrehstahl. 
— C. a cuiller, lepelbeitel; 
spoon-chisel, entering-chisel; aufgeworfenes 
flacheisen. ~ C. à douille, zeer sterke 
steekbeitel, waarvan het hecht in eene bus 
zit, busbeitel ; socket-chisel; rohrstechbeitel. 
C. a ébaueher, steekbeitel, v. ehisel 
i o). — C. à écolter, bolle beitel; 
cant-chisel; bohlmeissel, kantbeitel. — C. 
a fendre, kloofbeitel, kloofwig, stokbeitel; 
cleaving-chisel, cleaver; spalteisen. — 
C. fort, sterke steekbeitel ; firmer chisel, 
former chisel; starker stechbeitel. — C. a 
froid, Tranche à froid, kouwbeitel, 
v. chisel 3). ~ C. hardi, breekbeitel; 
iron crow; brechmeissel. — C. incliné 
a biseau, fermoorbeitel, v. balleisen 
2). — C. a langue de carpe, v. 
anschlageisen. — C. de lumière, 

holle steekbeitel ; mortise-chisel; lochbeutel, 
lochmeissel. ~ C. à mastiquer, dichthamer 
(om het cement in de voegen te 
drijven); ca(u)lking-tool for cement; dichthammer, 
kitthammer. — C. mince, 
dunne steekbeitel ; paring-chisel; dunner 
stechbeitel. — C. d'orfèvre, steekbei 

graver; stechmeissel. — C. à planer,-tel; 
Plane, draaibeitel, v. chisel 13). ~ C. 
plat, platte beitel, v. chisel 6). ~ C. 
pointu, spitsbeitel ; triangular punch; 
spitzmeissel. — C. à rompre (les bordages), 
breekbeitel, breekijzer; crooked 
chisel, ripping chisel; schiefbetel, brechbetel, 
brechelsen. v. breehbetel. — C. rond, 
Gouge plate, ronde beitel, platte guts; 
round-tool; runder meissel, runder schrot-stahl. 
— C. de tourneur, v. ab


drehstahl. 

Ciseaux, m. p1. Schaar; scissors, shears; 

schere. _ C. du jardinier, tuiniersschaar; 
pruning-shears; gartnerschere. 

C. des pointures (de la presse 
d'imprimerie), punctuurschaa r; pointplate; 
puncturschere. ~ C. à tondre, 
droogscheerdersschaar; wool-shears; tuchschere. 


Ciselage, m. fr. Het drijven, bebeitelen 
; chipping; das ciseliren. — Het nasteken 
van de bij 't gieten onvolkomen geble



CISELER -- 

ven deden ; chasing, engraving; das nachgraviren, 
ciseliren. 
Ciseler, v. a. fr. Sierlijk drijven, snij 

uitsteken, beitelen; to chase, to carve,-den, 
to cut with a graver; zierlich stechen, ausgraben, 
treiben, ciseliren, llacheln. — v. 
buriner. — Nasteken , to chase, to engrave 
(to mend those parts, which have been 
left imperfect in casting); ciseliren, naehgraviren. 
— C. du velours, fluweel 
met bloemwerk of andere figuren versieren; 
to flower velvet; das bebliimen des sammts. 

— C. une étoffe, eene stof met heete 
ijzers glad strijken; to smooth; mit heissen 
eisen platten. 
Ciselet, m. fr. Beiteltje ; small chisel; 
kleiner meissel, meisselchen. — Graveer 

graver, graving-tool, tracer; grabmeis--stift; 
sel, grabstichel. — Stempel, doorslag, V. 
bunzen. 

Ciseleur, m. fr. Drjfwerkmaker, dr(jver, 
graveur; chaser; ciselirer, ciseleur. 
Kasmaker voor staande klokken; case-maker 
forpendulum-clocks; pendeluhrgehdusmacher. 

— C.-répareur, nawerker der gietgebreken 
; engraver who mends those parts 
which have been left imperfect in casting; 
ciseleur. 
Ciseliren, hd., v. eiseler, ciselure. 
Ciselirer, m. hd., v. ciseleur. 
Ciselure, f. fr. Het drijven of cise


leeren ; drijfwerk, gedreven of uitgesneden 
werk; chasing; chased or embossed work; 
das ciseliren; die ciselirte arbeit. 


Cisoir(s), m. (pl.) fr., V. cisaille. 

Cisoire, f. fr. Stempelbeitel, muntersgraveerijzer; 
graver, little chisel; meissel 
zum stempelgraben. — Spijker-of nagel 

nail-shears; nagelschere.-schaar; 

Cistern, eng. Watervergaarbak ; cisterne; 
reservoir. i Bakje onder aan de 
barometerbuis; cisterne; cuvette. — Giet 

spiegelmakers); giesshafen, giess--pan (der 
wanne; cuvette. — (Feeding-), v. báche 
alimentaire, s. báehe. ~ v. eiterne 
3) . 

Cisterne, f. hd., v. cistern 1), 2), 
eiterne. 
Cisternenbarometer, m. hd. Bakbarometer, 
v. baromètre 3). 

Citadel, eng., Citadelle, f. fr. & hd. 
Citadel, stadsvesting, burcht, kasteel, sterkte 
om eene stad te beschermen of in bedwang 
te houden 

Citerne, f. fr. Watervergaarbak, v. 
cistern 1). — Heetwaterbak, ijzeren vergaarbak 
(der stoommachines), v. b^ehe 
de la pompe, s. báche. — Pompbak 
(aan boord); cistern, pump-cistern; pumpenback. 
— C. flottante, waterschuit (die 
den schepen op de reede zoetwater aanvoert); 
waterboat; wasserboot. 

Citrat, hd., Citrate, eng. & fr. m. 

Citroenzuur zout. — C. de chaux, de 
Ier, de potasse, fr., C. of lime, 
of iron, of potassa, eng. citroenzure 

CLAIRCAGE. 211 

kalk, citroenzuur ijzer, citroenzure potasch; 

citronensaurer kalk, citronensaures eisenoxyd, 
citronenweinstein. 

Citric aeid,eng. Citroenzuur, v. acide 
citrique. 
Citrin, m. hd., Citrine, f. fr. ' eng. 
Boheemsche topaas, citroengeel bergkristal. 

Citrique, adj. fr., v. acide citrique. 

Citronenholz, n. hd., v. bois de 
citron. 
Citronenol, n. hd. Citroenolie ; oil of 
citron; huile de citrons. 

Citronenolzucker, m. hd. Limoenoliesuiker 
; oil-sugar of lemon; oldosucre de 
citrons. 

Citronensandelholz, n. hd. Geel 

sandelhout; yellow sandal; sandal citrin. 

Citron(en)saure, f. hd., v. acide 

citrique. — Brenzliche e., brandig ei


troenzuur; pyrocitric acid; acide pyrocitrique. 

Citronensaurer kalk, hd., etc., V. 

citrate de chaux, etc. 

Citronenweinstein, m. hd. Citroen


zure potasch ; citrate of potassa; sol citro


nien á base d'alcali végétal, citronnite, ci


trate de potasse. 

Citronien, adj., Citronnite, m. fr., 

V. citronenweinstein. 
Civadière, f. fr. Blindzeil ; sprit-sail; 
blindes segel, grosse blinde. 
Cive, f. fr. Ronde glasschijf (vroeger 

tot ruiten gebezigd); round glass pane; runde 

glasscheibe. 

Civet, eng., Civette, f. fr. Civet, 

witachtige sterk-en welriekende stof van 

de civetkat; zibeth. 

Civière, f. fr. Berrie of burríe, draag


baar; hand-barrow; tragbahre, trage. 

Papiermakers-zijgraan; strainer; seih- oder 

seigkasten. 

Civilingenieur, m. hd. Civiel of 

burgerlijk ingenieur (v. ingenieur) ; ei


vil engineer; ingenieur civil. 

Cizel, ni. fr. Muntschaar; shears; miinz


scbere. 

Clack, eng. Klep, ventiel ; klappe, ventil; 

soupape, clapet. 

Clack-box, eng., v. bofte à sou


pape, chapelle des soupapes. 

Clack—door, eng. Klepdeur; ventil


thur; ports de soupape. 

Clack—gear, eng. Kleppentoestel (der 

stoommachines); ventil-apparat; appareil de 

soupapes. 

Clack—valve, eng. Valklep (klep in 

eene waterpomp, in een blaasbalg, bestaande 

uit eene leeren plaat met een scharnier); 

klappe, klappenventil; windklappe; soupape à 

clapet; soupape de soufflet. 

Claie, f. fr. Horde ; hordle; horde. — 

Zandzeef (der gieters, etc.); screen; sieb, 

durchwurf, fege. — v . board for chips. 

Claircage, m. fr. Afklaring, zuivering 
(der man gel wortelsuiker); liquoring, clarifcation; 
das decken mit decksel oder zuckerlösung 
; das clairciren. 


212 CLAIRCE --- 

Clairce, Clairée, f. fr. Klaarsel, af


-

geklaarde en ontkleurde suikeroplossing; 
cleare; klársel. 

Claire, Cendre de coupelle, f. 
fr. Kapelasch, gezuiverde asch van gestooten 
beenderen, etc.; bone-ashes, bone-earth, 
burnt bones or phosphate or lime (employed 
in cupellation); klare, kapellenasche, klärstaub. 
— Afd.eeling in de chenille (v. chenille); 
break in the pile or the chenille 
after each shoot; abtheilung in der chenille. 

Clairée, f. fr., v. clairce. 

Claire-etoffe, f. fr. Gering metaal 
(van alliages); trifling metal ; scbiechtes 
metals. 

Clairer, v. a. fr. Wasschen (bij gieters); 
to wash; wascben. 

Claire-soudure, f. fr. Slecht, met 
lood vermengd tin ; composition of tin and 
lead; schlechtes mil blei versetztes zinn. 

Clairet, m. fr. Te bleeke steen (bij 
juweliers); stone that is too pale; schwachfarbiger, 
matter edelstein. 

Clair-etage, in. fr., v. claire-voie. 

Claire-voie, f. (Clair etage, Cléristère) 
fr. IRamenreeks van de groote 
beuk (schip eener kerk), boven die der zijbeuken 
; clear-story, clere-story; fenstergeschoss 
des hauptschifies, lichtgaden. ••• 
(Travée), v. case-bay 2). ®A claire 
voie, ijl geweven; open; lose gewebt. 

Clairière, f. fr. Gaal (ijle of dunne 
plaats in een weefsel); thin place;dunne Stelle. 

Clair-obscur, m. fr. Licht-en-schaduw, 
licht-en-bruin, ineensmelting van licht 
en schaduw; Clare-obscure, chiaro-oscuro; helldunkel, 
clair-obsctir. 

-Cla ron, m., Eclaircie, f. fr., v. 
blink. 
Clameau, m. fr. Kram, klembaak (ter 
vastlegging van twee stukken hout, etc.); 

cramp-iron, cramp, timber-dog, sawyer's dog, 
hold-fast; klammer, krammen, Naspe, klam 
-merhaken. 

Clamesi, m. fr. Staal uit Limousin 
(Frankrijk); steel from Limoges; Stahl aus 
dem Limousin. 

Clammy, Tough, adj. eng. Kleverig, 
taai ; zdh, zdhe; visqueux, coriace, racorni. 

Clamp, eng. Klemhaak (waartusschen 
voorwerpen in de schroef gevat worden); 
kluppe, kloben, feilkloben, twinge; mordache, 
tenaille, pince. v. chamfer-clamp , 
sloping-clamp, spring-clamp. • 
(Hinge, Hasp) Hengsel, deur- venster 

; haspe, hdspe; penture. — IJzeren-hengsel 

kram of houvast ; eiserne klammer, ring, 

band; clampe. ~ Opgespijkerde dwarslat 

(aan 't einde eener plank om het kromtrek 

te beletten); aufgenagelte, eingeschobene-ken 

hirnleiste barre derrière, lan;uette emlloitée. 

— Hoekband, hoekplaat; winkelband, /sappe 
(des rapperts); équerre, plate-bande, ferrure. 
~ Haak (der loodgieters); haken; gaburon. 
Square c., haaksch verband, v. assemblage 
carré, s. assemblage. 


CLASP. 

C-s of the deckbeams, v. balkwager. 
— C-s of the kelson, wangen 
van 't zaadgout of kolzwijn; backen am 
kolschwinn; jumelles de la carlingue. 

Clamp (to), v. a. eng. Ineenvoegen, 
samenpassen , opsluiten (van timmerwerk) ; 

zusammenrichten, zusammenpassen, verzapfen; 
emboiter, remboeter. — (a board, 
a door, etc.) Eene dwarslijst, dwarsloopende 
lat aanbrengen; (een breit, eine thur, 
etc.) mit einer eingeschobenen hirnleiste ver 
emboiter (une Porte a ventaux, etc.).-sehen; 
Clamp, m. fr. Wang, schaal, oor (van 

een mast), v. backen 4). 

Clampe, f. fr. v. clamp 3) . 

Clap (to) a piece to .... eng., v. 
anstttcken. 

Clapaud, m. fr. Cilinder-waschmachine, 
stampkalander (der bleekers); cylinder-washing-
mill; walzenwaschmaschine. 

Clapet, m., Soupape a clapet on 
a eharnière, f. fr. Klep, ventielklep, 
scharnierklep (aan den blaasbalg), windklep ; 

clack-valve, lea/-valve, flap-valve, hangingvalve; 
klappe, klappenventil, ventilklappe, 
scharnierventil ; windklappe. ® C. d'aspiration, 
zuigklep, v. C. de pied. ••• 

C. de la báehe, v. c. de tote. -• 
C. de la cheminée, schoorsteenklep, 
demper (der stoommachines); damper; darnpfer. 
•® C. de condenseer, v. c. de 
pied. _ C. a couronne, klok-of 
kroonklep; bell-shaped valve; kronenventil, 
glocken ven til. ~ C. de fond, v. c. de 
pied. ~ C. inférieur, v. c. de pied. 

— C. de pied ou du pied, C. de 
fond, C. inférieur on de conden-. 
seur, C. d'aspiration, voetklep, bodemklep, 
zuigklep; foot-valve, bottom-valve; 
fussventil, l,odenventil, grundventil, saugventil. 
® C. de plissement, vouw 
folding-valve; faltungsklappe (abwdrts-klep; 
druckende klappe ober dem leitkanale der 

walzwalke). •— C. de pompe á air, 

luchtpompklep (der stoommachines) ; airpump-
valve; luftpumpenventil. ~ C. de 
tête, C. de la bache, _ topklep (van 
de luchtpomp) ; head-valve, upper-valve, delivery-
valve; oliere klappe, oberes ventil, 
auslass-, abiluss-veetil. 

Clapper, eng. Klepel (der klok); kldppel; 
battant. Pompklep ; pumnpenklappe; 
clapet de pompe. ~ (mill-), v. battant z). 

Clap-sill, eng. Sluisdeurdrempel, v. 

Buse i). 

Claquet, m. frr., v. battant 2). 

Clare-obscure, eng., V. clair


obscur. 

Clarification, f. fr-& eng. Klaring, 

V. abhellung. 
Clarifier, fr., To clarify, eng. V. a. 
Klaren, v. abhellen. 
Clarifier, Claring-pan, eng. Klaarpan, 
v. chaudière a defécation, s. 
chaudière a. 

Clasp, (Catch) eng. Sluithaak, kram, 


CLASP—KNIFE 

slot (van een boek, etc.); klaue, schliesshaken, 
clausur, krampe, häkchen, korn; fermoir, 
griffe. — (Staple, Link) Slotkramplaat, 

V. auberonnière.— (Locket,Catch, 
Hasp) Spang, haak, v. agrafe. — (of 
a spinning frame) Perser (een kleine 
tweearinige stalen hefboom der machinale 
spinnerij); presse; pince, serre. 
Clasp—knife, eng. Knipmes, vouwmes, 
zakmes ; einlegmesser, einschlagmesser, taschen- 
oder sackmesser; messer mit einer 
schnellfeder, schlup finesser; couteau à bas cule, 
couteau pliant, jambette. — v. eustache. 
~ v. couteau à grimace, 

S. couteau. ® Crooked c., krom 
knipmes; krummgebogenes zuschlagmesser; 
couteau a crosse. 
Clasp-nail , Shingle-nail , eng. 
Tengelspijker; schindelnagel; clou a bardeaux. 
Clausthalite, f. fr., v. séléniure 

de plomb. 

Claveau, m. fr. Wulfsteen (wig of 
pyramiedvormig bebouwen steen), sluitsteen, 
sleutelstuk; archstone; wijlbstein. 

Clavet, m. fr., v. calfat double. 

Clavetage, w. fr. Het vastzetten , 
verbinden met wiggen ; keying; das keilen, 
festkeilen, die keilverbindung. 

Claveter, v. a. fr. Met wiggen vastzetten 
; to key; keilen, festkeilen. 

Clavette, f. fr. Spie, spijl, voorsteekpin, 
pin ; key, fore-lock ; vorstecker, vorstecknagel, 
schliesser, splint. n® (Esse) 
Luns of spie (der wagenas); l-inch-pin; linpin. 
Wig; key; keil. •®• IJzeren bout 
tot opsluiting; cotter, iron key, peg, gib; 
eiserner keil, schliesse, splint, clavette. ~ 
Scharnierpin ; pin of a joint; pflock oder 
bolzen im seharniere. — C. et contreclavette, 
spie en tegenspie ; gib and cotter; 
keil and lbsekeil. — C. double, dubbele 
spie, veerpin; spring-key; federvorstecker. 

— C. de dressage ou de calage, 
stelRwig; tightening-key; gegenkeil, steltkeil. 
C. fondue, gespleten spie ; slit- or 
split-colter; gespaltener keil, gespaltene clavette. 
— C. á mentonnet, neusspie, 
neusboutje; gib; hakenkell. ® C. de 
serrage, sluitwig; cottrel, cotter, key; 
schliesskeil, setzkeil.— C. de susbande, 
v. cap-square-key. 
Claviatur, f. ltd. Toetsenbord (van 
den electr. telegr.); finger-board; touches. 
Clavier, in. fr. Sleutelring, -drager; 
key-ring, key-chain; schltisselring, -kette. — 

v. böttcherschraube. ~ C. alphabétique 
, alphal.etisch toetsenbord (v. 
compositeur-distributeur) ; alphabetical 
key-board or claviary; alphabetisches 
griffbrett, alphabetische claviatur. 
Clavier-ruche-trémis, in. fr. Letterzettersmach.
ine, onlangs uitgevonden zetmachine 
; newly invented composing machine; 
neuerfundene setzmachine. 

Clavis, eng. Scheidingsvocht (der chemisten.); 
menstruum; dissolvant, menstrue. 

CEAYONS. 213 

Claw, Dog, Jack, Horse, eng. 
Klauw, klemhaak, houvast, bankhaak (der 
schrijnwerkers, etc.); zwinge, klemmhaken, 
knecht, steltknecht; valet, valet-de-pied, ser 

— Iron C., breekijzer, koevoet,-vante. 
v. brecheisen. — Klauw (van een hamer); 
zange, spalt; pied-de-hiche. 
Claw off (to), v. n. eng., v. alarguer. 
Claw-hammer, eng. Klauwhamer; 
zahnhammer, Kentischer hammer; marteau 
á dents, h pied-de-biche. 

Claw—wrench, eng. Dekhamer, leidekkerstang, 
spijkertang; ndgelzieher; tireclous. 


Clay, eng. Klei, pottenklei, potaarde; 
thon, top fererde; argile. v. belièvre. o 
Dekklei (der suikerbrooden); thon, klay; fond, 
couverture. ® Apyrous c., vuurvaste 
klei, v. argile 6). — Baked c., v. terra 
cotta. •= Calcareous c., kalkhou-
, 
dende klei ; kalkhaltiger thon; argile calcarifère. 
— Common e. or loam, gemeene, 
onzuivere, met ijzeroker gemengde 
potaarde ; gemeiner thon, ziegelthon; terre 
limoneuse, tare franche. — Cornish e., 
(Growan), kiezelachtige porseleinaarde; 
granen; kaolin caillouteux, pegmatite altérée. 

— Effervescing c., opbruisedde klei; 
brausender thon, brauseerde; argile efiervescente.— 
Egyptiane., Egyptische aarde; 
egyptische erde; argile égyptienne. — Fine 
e., fijne potaarde ; 'fame töpfererde; glaisine. 
— Fusible e., smeltbare klei; schmelzbarer 
thon; terre it fondre. ® Ochrey c., 
okerige klei ; eisenthon, ockriger thon; argile 
ochreuse. — Plastic c., vormklei, vorm 
plastische erde; argile plastique.-aarde; 
Spherical or Nut—shaped c., bal of 
nootvormige klei; kugel- oiler nussfbrmige 
thonerde; argile sphéroïdule ou en noix. — 
Tenacious c., taaie, vaste klei ; fesle, 
sprdde thonerde; argile compacte. 

Clay—ditch, eng. Kleiput (der potte rijen); 
sumpf; fosse a pate. 

Clay—ground, eng. Kleigrond, kleibodem 
; thonboden, lehmboden, lettenboden; 
glaise, couche d'argile. 

Clay—iron—ore, eng. Klei-ijzererts; 
thoniger sphdrosiderit; fer carbonaté des 
houillères, fer carbonaté litboïde. 

Clay—land, eng., v. clay—ground. 
Clay—marl, eng. Kleimergel; thonmergel; 
marne argileuse. 

Clay—mill, eng. Kleimolen ; thonmichle, 
thonreinigungsmaschine; moulin a préparer 
l'argile. 

Clayonnage, in. fr. Kribwerk, v. 

basket-work, bekrippen. 
Clayonner, V. a. fr., v. bekrip


pen. ~ C. un gabion, eenen schans


korf vlechten ; to wale or to form the web 

of a gabion; einen schanzkorb flechten. 

Clayons, n. pl. fr. Hout voor vlecht


werk, vlechtteen ; rods for basket-work; 
flechtstrnge. 


214 CLAY-PIT 

Clay—pit, eng. Kleiput; thongrube; 
glaisière, argilière, marnière. 

Clay-plug, Tap-hole-plug, eng. 
Kleiprop, kleien stop (tot sluiting van 't 
afloopgat des smeltovens); lehmpfropf; tampon 
d'argile. 

Clay-slate, eng. Kleischiefer, schiefer klei 
; thonschie fer; schiste argileux.

Clay-soil, eng., v. clayground. 

Clay-whiten (to), v. a. eng., v. 
to bottom 2) . 

Clé, Clef, f. fr. Sleutel (van een slot); 
key; schli snel. — Sleutel (ter verbinding, 
opsluiting), wig, tap; key, pin, peg; zapfen, 
keil, dtibel. — Sleutel (om te spannen of 
te ontspannen, aan te klemmen of los te 
laten); key; schliissel. ~ C. anglaise 
on à l'anglaise, C. universelle, 
Engelsche schroefsleutel ; universal screwwrench 
, monkey-wrench, morskey spanner, 
coach-wrench, spanner; Englischerschraubenschiiissel, 
universalschli ssel. ••• C. d'un 
arc, C. de voí te, sleutel, slotstuk, 
sluitsteen, middelsteen (die den boog van 't 
gewelf sluit); key-stone, centre-voussoir, summit, 
apex; schlussstein, scbluss (v. bogenschluss). 
— C. d'arrêt, werktuig 
om de gemeenschap tusschen machinedeelen 
oA te heffen ; instrument for putting 
out of gear; kuppelungshebel, ausruckung 

(v. ausri cken) . — C. de beaupré, 
slothout van den boegspriet; chock of the 
bowsprit; schlosshoiz des bugspriets. 
C. d'une bonnette maillée , slot 
van een bonnet; latch, Task, lasket of a 
bonnet; schloss, schltissel des bonnets. 
C. de ehaine d'embrelage, knevel 
of sleutel van een protsketting; T or key 
of a keep-chain; knebel einer protzkette. — 
C. de shame d'enrayage, sluithaak 
van den remketting; lock-hook, lock-chainhook 
of a locking-chain; schneller, schliesshaken 
(einer hemmkette). — C. de eheminée, 
Tourne-eheminée, sch roefsleutel, 
pistonsleutel(van'tpercussie-geweer); 
nipple-wrench , tri-armed nipple-wrench ; 

schraubenschli snel. i C. d'un Brie, 
sleutel van een dommekracht of aardwind; 
key of a screw jack; windenschitissel, ziindstiftschlussel 
(zum ausschrauben des zundstifts). 
— C. a douille, T-sleutel, bussleutel 
; socket-key, box-key; T-sch lttssel. 

C. à éerou, moerschroefsleutel; screwwrench, 
screw-key; schraubenschltissel zu 
den muttern. — C. des etains, v. 
bauer ij. — C. à fourche, vorksleutel, 
vorkvormige schroefsleutel ; forkwrench; 
gabelschlíissel, gubelschraubenscbliissel. 
~ C. a l'ivrogne, veilig 
safety-key; sicherheitsschltissel.-heidssleutel; 

— C. ouverte, open schroefsleutel ; open 
or opened key, offener schraubenschliissel. 
C. du mat, v. c. du ton du mat. 
— C. pandante, Poincon, kapbeen, 
hangstijl (van een dakstoel) ; queen-post; 
hhngeshule, stuhlshule. ~ C. de pompe, 
- CLEAR. 

pompbout ; peg of a ship's pump; pumpen 
bolzen. — C. de poupée a vis on à 
clavette, spiltap (der draaibank); puppetor 
collar-key; spindelzapfen. ~ C. d'un 
poutre, balksleutel, balkband, anker; 
bond, key, couple; balkenschlussel, balken band, 
anker. — C. d'un pressoir, 
persschroef; screw of a press; pressenschraube. 
— C. de robinet, tapsleutel 
eener kraan ; cock plug, plug; hahnkorper, 
-schltissel, lilie, zapfen. ~ C. de ser— 
rage, sluitsleutel, aanzetsleutel; key for 
tightening, for drawing tight; schliissel zum 
anzieben. — C. du ton du mat, C. 
du mát de hune, slothout, slotijzer 
der stengen; id; schlossholz der stengen. 
~ C. d'un tour (pour faire des 
vis), register (eener schroefdraaibank); 
register; register. — C. du trousquet, 
opsluitpin van 't kruishout; wedge of the 
marking-gauge; keil des streichmasses. 

C. d'un tuyau de poêle, klep eener 
kachelpijp; valve of a stove-tube; ofenklappe, 
klappe. — C. universelle, . V. C. anglaise. 
— C. a vis, schroefsleutel, kop 
screw-key, screw-spanner, key;-schroefsleutel; 
schraubenschltissel. — C. de voute, v. 

C. d'un are. 
Clés, (Clefs), Entremises, f. pl. 
fr. Stopstukken, opvullingstukken, opsluitklossen, 
kalven, karveelhouten, klamaaien, 
vissingstukken, etc. (in den scheepsbouw); 
chocks; klötze, kalben. 

Cleading, eng., v. casing 2) . ;— v. 
chemise du cylindre, s. chemise. 

Clean, (Clear, Well defined), adj. 
eng. Met scherpe, zuivere omtrekken, duidelijk 
; scharf abgeschieden, deutlich; franc. — 
(Neat, Nice) Zuiver, net (van druk); 
sauber, fehlerfrei; peu chargé, net. 

Clean (to), v. a. eng. Reinigen, zuiveren, 
schoonmaken ; reinigen, sdubern, putzen; 
purifier, nettoyer, monder. — Den 
roest of het oxyde wegnemen ; to scour; 
décaper. v. ausraumen. — Afbaarden, 

V. beschroten. — Uit den ruwe slijpen 
(den diamant, etc ); aus dem grobsten schleifen; 
égriser. — Opschaven, met de fijne 
schaaf bewerken ; schlichten; replanir. 
To e. (a harbour, river, etc.), uitbaggeren 
; ausbaggern, ausrdumen; débourber. 
Cleaner, eng., v. champignon i). 

— V. défiagrateur. 
Cleaning-door, eng. (of steamboilers). 
Deur ter schoonmaking; schmutzthor; 
porte de vidanges, porte de sels pour 
chaudières. 

Cleanse (to), v. a. eng. Schoonmaken 
(de kaardedistels); potzen; écurer. — Met 
sterkwater reinigen, v. abbeizen. — Uitspoelen, 
v. abschwemmen. 

Clear, (Thin, Loose) -adj. eng. Dun, 
los, ijl; dunn, locker; rare. — Duidelijk, 

V. clean, adj. 1). — (Bij timmerlieden, 
etc.) op beboorlijken afstand ; gehorig weit; 
à la distance convenable. — (or In the 

CLEAR 

clear) In den dag; im lichten; dans oeuvre. 

-(Limpid) Helder, doorschijnend (vernis); 
hell, rein; nif. 

Clear (to), To free, V. a. eng. Vrij 
maken (bij goudsmeden); Frei machen; dégager. 

— To e. the attle, v. aufgew€iltigen. 


Cleare, eng. Klaarsel, v. clairce. 

Clearer, eng. Uitspreider (snel draai 

schnellwalze,-ende rot der schrobbelmacbine); 
wendewalze, fxwalze; débourreur, nettoyeur, 
Clearing, eng. Ruimte tusschen elk 


paar radertanden; zahnlucke; creux. 

Clearing-iron, eng. Ruimer; austreibeisen; 
déboucboir. ~ Doorsteker (ijzer 
ter wegruiming van de slakken in de aflooppijp 
des smeltovens); formstecher; stoucar. 

Clearing-screw, eng. Ruimschroef 
(van 't zundpgpje der percussle-geweren); 

zundkanalschraube, reinigungsschraube des 
ziindstollens; petite vis qui ferme en debors 
la lumière horizontale. 

Clear-story, eng., v. clair-etage. 
Cleat, eng. Klamp, staanman, wouterman, 
klessing (aan boord); klampe; taquet. 

— C. under the cross-piece of the 
bits, steekspeen ; betingsklampe; taquet de 
bitte. ~ C. (or Scantling) for a 
watereask, waterklamp; wasserklampe; 
taquet de futailles. - Hollow C., sjorklamp, 
kruisboutkiamp; sorrklampe, hohle 
klampe; galoche de bots. v. belaying 
cleat, comb-cleat, etc., trunnioncleat. 
Cleavage, eng. Scbilferbreuk (van dia


manten, etc.); riss, sealt; clivage. -Spleet, 

kloof (in mijnen); spali, riss; fence. 

Cleave (to), v. a. eng. Klooven (eenen 

diamant, etc ); spalten; sliver. 

Cleavelandite, m. fr. & eng. Soort 

van veldspaath, kiezelspaatli, albiet; natron 

-feldspath, kieselspath, albit. 

Cleaver, eng., v. bankmesser. — 

Kloofbeitel, kloofwig; spallkeil, schneide


meissel; fendoir. - m. Staafkloover; zainer, 

stabeisenschmied; fendeur. 

Cleaving, eng., v. cleavage. 

Clef, f. fr., v. clé. 

Cleft, eng, Spleet, barst, kloof; sprung, 

riss; lente, éclat, gercure, crevasse. 

Clenche, f. fr., v. clinche. 

Clench-nail , eng. Schroefspijker; 

schraubennagel; clou à vis. 

Clepsydra, eng., Clepsydre, fr. f. 

Wateruurwerk; wasseruhr. -Zeker che


misch vat, kolf; kolben. 

Cléristère, m. fr., V. claire-voie. 

Clew, eng. Kluwen, garenkluwen ; garn


klingel; peloton de fi1. - Scboothoorn (van 

een zeil); schothorn; point d'écoute. 

Clew-garnet, Clew-line, eng., v. 

cargue-point. 

Clew-garnet-block, Clew-lineblock, 
Strap-bound-block, eng. 
Geitouwbiok ; geitaublock; poulie de carguepoint. 


CLINKERR-BUILT. 215 

Clichage, m. fr. Het afkloppen, afstampen 
van gietvormen, bet maken van 
gietafdrukken, bet clicheeren ; dabbing; das 
abklatscben, elicbiren. 

Cliché, ni. fr. Gietafdruk, de door afkloppen 
of afstampen verkregen matrijs of 
plaat ; block, type-metal cast from a matrice, 
stereotype-plate ; gussabdruck, abklatsch, 
cliché. 

Clicher, v. a. fr. Afkloppen, afstam 

gietafdrukken maken, clicheeren ; to-pen, 
dab, to stereotype; abklatscben, clichiren. 

Clichiren,hd.,v.clichage, elicher. 

Clichirmaschine, f. lid. Clicbeer


machine; dabbing-machine; machine à clicber. 

Click, (Stop, Stay, Catch), eng. 
Pal (in uurwerken, sloten, etc.), duim, vleugel 
; sperrstift, sperre, sperrkegel, sperrklinke, 
rammler; cliquet, étouteau, arrêt, 
déclic. -Klapspaan, babbelaar, onrust (aan 
den molentremel); mfichlklappe; claquet, cliquet. 
~ C. with ratchet-crownwheel, 
vleugel met kroonvormig scha 

sperrklinke mit kronensperrrad; cou--kelrad ; 
ronne à rochet. 

Click and spring-work, eng. Samenstel 
van een schakelrad en een pal met 
zijne veer; gesperre; encliquetage. 

Click-lock, eng. Slot met pal ; kegelschloss; 
p.latine a cliquet. 
Click-steel, Click-wire, eng. Staal 
voor horlogepallen; v. acier 2). 

Clicker, eng. Vormopmaker; opmaker 
(van den drukvorm); formatbildner, setzer 
der umbricht; metteur en pages. 

Clin, Clin c.'oeil, Bordage á 
Olin, a clin d'oeil, m. fr. Klink, klink 
zoomwerk; clincher-work; klinkerwerk.-werk, 
Clinch (to), v. a. eng. Klinken (eenen 
bout, spijker); verklinken, vernieten; river. 
Clinch, (Cable-clinch), eng. Ankerknoop; 
ankerknoten; noeud d'ancre. •• 

C. of a cable, ankersteek, steek van 
een zwaar touw op een anker; ankerstich; 
étalingure du cable. - C. of a bolt or 
nail, Omgeklonken eind van een bout of 
spijker; nagelriet, bolzenniet; rivet. 
Clinche, Clenche, Poignee, Coquille 
de loquet, f. fr. Klinklichter; 
thumb-latch, thumb-lift of a latch, handle; 

klinke, drucker, daumendriicker. 

Clincher-built, Clinker-built, 

adj. eng. Met zoomwerk opgeboeid ; klinker


weise gebaut; bordé a clin. 

Clincher-work, eng., v. elin. 
Clinfoc, Foe volant, m. fr. Buitenkluiver; 
flying jib; aussenklüver. 
Clink (to), To crack, v. n. eng. 
Bersten, opspl(jten ; reissen; crevasser. 

. Clink, eng. Kromme tand (van een rad); 
krummer zahn; rochet. ~ Tandrad (van 
een molen); zahnrad; roue It rochet. 

Clinker, eng. Klinker, verglaasde baksteen 
; klinker; brique hollandaise. 
Clinker-built, eng., V. clincherbuilt. 



216 CLINK—STONE 

Clink-stone, Phonolithe, eng. 
Klanksteen, (eene gemengde rotssteensoort); 
klingstein, phonolith; leucostine compacte, 
phonolithe. 

Clinometer, eng., Clinomètre, fr. 

m. Hellingmeter (werktuig ter bepaling van 
de ligging der beddingen en ertsaderen in de 
bergen); neigungsmesser. 
Clinquant, Oripeau, m. fr. Kiatergoud, 
Lyonsch goud ; dutch gold, dutch metal, 
tinsel, clinquant; rauschgold, knittergold. 

Clip, (Iron- clip, Band), eng. IJzeren 
trekband (ter versterking van 't hout 
rijtuigen, etc.); ziehband; lien. —-werk in 

C. (or Post) of the eentering, hangstijl, 
karbeel of scheen van 't wulformeel ; 
pfoste, hhngesdule; moise pendante. ® C. 
(or Welt) of a horse-shoe, lip van 
een hoefijzer; schnebbe, stoss, vorschuh ; 
pincon. ® C. for futehels, plaat der 
disseltang; deichselarmhappe; coiffe d'arinons. 
Clip (to), V. a. eng. Besnoeien, besnijden, 
v. beschneiden 1), ij, beschroten. 
— Afknippen, v. absehroten. — 
To C. the planchets, de muntplaatjes 
snijden; die zaine schroten; tailler les flans. 

Clipper, m. * . Klipper, klapperschip, 
een op snelzeilen gebouwd schip. 
Clipper of iron plate, eng., v. 
cisailleur. 

Clipping, eng. Afschilfering (van 't 
platteelgoed); abbldtterung; écaillage. — C. 
of the warp—ends, het afsnijden van 
de einden der kettingdraden (bij wevers); 

das absch,neiden der kettenfàden, das putzen; 

remondage. 

Clippings, pl. eng. Afval, v. abfall, 

cisailles, cortailles. 

Clipping-table, eng. Tafel met sleu


ven voor de muntplaatjes; schrottisch; ra 

-botier. 

Clip—plate (of a carriage), eng. 

Asband, asplaat; achsband, achsblech; bra


ban d'équignon. 

Cliquet, m. fr. Pal, v. click i). ~ 
Klapspaan. V. click 2). — C. (ou Pied 
de biche) de la roue à rochet, 
trekklink, schuifklauw van het krabbelrad 
(der zaagmachine); catch; schalthaken, schiebklaue. 
— C. pour pereer, Persoir 
àa rochet, boortoestel met tandrad ; ratchet-
drill, ratchet-brace, racket-brace, cat-rake. 

Cliquette, f. fr., v. Click 2) . 

Clissor, m. fr. Springveer (aan den 

weefstoel); spring; schlagfeder, schneller. 

Clivage, m. fr., v. cleavage. 

Cloak-strap, eng. Pakriem (des rui


ters); mantelriemen, mantelpackriemen; cour 

-roie de man teau. 

Cloche, f. fr. Klok; bell; glocke. 
Persvorm (der draadtrekkers); press, coredie; 
pressform, glocke. — Klokpapier; paper 
having a bell for watermark; glockenpapier. 
~ Glazen stolp (voor pendules, 
bloemvazen, etc.); glass-shade; glassturze, 
glasglocke. — Glazen klok (ter opvanging 

CLOISON. 

der ontwikkelde gassen, hij chemisten); bellshaped 
glass-jar; glasgiocke. — Ontvanger, 

v. bell—glass. — Hydraulische blaasmachine; 
hydraulic blowing machine; hydraulisches 
geblilse. — C. a robinet, glazen 
klok met kraan (voor de ontwikkelde gassen); 
glass-jar with a stop-cock; glasglocke mit 
einem hahnstticke. — C. graduée, in 
graden afgedeelde glazen klok (om de gassen 
te meten); graduated-glass-jar; graduirte 
oder calibrirte glocke. ~ C. a (ou de) 
plongeur, duikerklok ; diving-bell; taucherglocke. 
— C. flottante (du regulateur 
du vent), drijvende klok ; floating 
bell; schwimmende glocke. 
Cloche pied, m. fr. Driedraadsche 
kettingzijde ; sort of organzine; art organsin. 
Cloeher, m. fr. Klokkentoren ; steeple; 
glockenthurm. 
Clocher-arcade, m. fr., v. bellgable. 


Clock, eng. Klok, torenklok; uhr, thurmuhr; 
horloge. — Klok, huis-, hangklok; 
pendeluhr, wanduhr; pendule. ® Weightmoven 
e., klok met gewicht, gewicht 

horloge á poids. ®C. (of a stock--uhr; 
ing), klink (van eene kous) ; zwickel; 
coin. ® Electrical e., electrische klok; 
elektrische uhr; horloge électrique. 

Clock—arbor, eng. Onrustspil ; unruhdrehstift; 
artsrek bilanciers. 

Clock-case—maker, eng. Maker van 
kasten voor wandklokken; uhrkastenm.acher; 
penduliste. 

Clock—maker,eng.Kiokmaker, slingeruurwerkmaker; 
pendeluhrracher; pendulier. 

Clock-maker's file, Watch-file, 
eng. Horlogemakersvijl ; uhrm,acherfeile; lime 
d'horloger. 

Clock-setter,m.eng.Regelaar der klok


ken ; uhrenrichter; régulateur d' horloges. 

Clock—work, Striking—work, 

eng. Slagwerk; schlagwerk; sonnerie. — 

Allerlei uurwerk ; uhrwerk; horlogerie. 

Clod, eng. Kluit potaarde; kloss, erd


klu7npen; páton, mottée. 

Cloison, f. fr. Beschot, schot, houten 
scheidswand ; partition-board, partition; 
bretterverschlag, verschlag, bretterwand. — 

v. breast—work 4)--8). — (Cloisonnage) 
Paneelwerk (ter vulling van de ledige 
ruimten tusseben 't metselwerk), vak 
vakwand, scheerwand; frame-work,-vulling, 
stud-work, timber-framing, quarter-partition; 

lachwerk, fachwerkswand, fachwand, riegelwerk, 
rlegelwand, bindwand. — C—s de 
la cale dans la longueur, langschotten 
in 't ruim (aan boord); length-wise built 
bulk-heads of the hold; langschotten im raum. 

— C-s a travers la cale, dwars 
ruim ; cross bulk-heads of-schotten in 't 
the hold; quer- oder dwarsschotten im raum. 

C. aver décharge, scheerwand 
met hangwerk ; trussed partition, truss-partition 
; gesprengter bindwand oder bindwerkswand. 
— C. a demeure, vast be

 

CLOISONNAGE 


schot ; fixed wainscot, not removable breastwork; 
fester bretterwand. C. d'eau, 
waterruimte, waterkamer (van een stoomketel); 
water-space; wasserraum, wasser 

C. étanche,-kammer, wasserwand. 
waterdicht schot of dwarsschot (aan boord); 
water-tight bulk-head; wasserdiebtes schoft 
oder querschott. ® C. á jour, tralieschot, 
opengewerkt beschot; balk-head of gratings; 
traljeschoti, schoft von rosterwerk, gitterverschlag. 
~ C. (Palátre) d'une ser 
-rure,

kas van een slot; lock-box; kasten. 

-C. volante, los beschot, loos schot; 
removable partition; beweglicher, loser verschlag. 
Cloisonnage, m. fr., v. e oison 2), 3). 
C'ose, eng. Slotaanhalingsteeken; schlussgdnzefuss; 
guillemels de fin. 

Closely, adv. eng. Dicht, luchtdicht, 
hermetisch ; dicht, hermetisch; hermétiquement. 


Closer, ni. eng. Opmaker, afwerker; 
zurichter; ouvrier qui met la dernière main. 

Closing edge, eng. Sluitrand ; einschlag 
des deckelrandes in den schluss der 
dose; bate de fermeture. 

Cloth, (Stuff, Fabric, Material) 
eng. Stof, doek, weefsel ; zeug, gewebter 
sto/J, stof/'; étoffe, toile, tissu. (Woolen 
cloth) Laken ; tuch; drap. ~ Bleached 
C., gebleekt lijnwaad of doek; gebleichte 
leinwand; toile blanchie. Coarse 
C., grof doek ; grobe leinwand; toile 
grossière. v. tuf. a Cotton c., katoendoek, 
katoen ; baumwollenzeug; toile de 
cocon. Double c., dubbel weefsel ; 
doppelgewebe; double fissure. ® Double 
milled e., lederdoek ; lederleinwand; cuir 
de laine. ~ Dutch c., Hollandsch lijn waad 
; holldndische leinwand; gorgonel le. -
Petted c., viltlaken, gevilt laken ; fllztuch; 
drap feutré. - Friezed c., ratijn, 
nopjesgoed ; ratine; ratio. - Linen c., 
linnen ; leinwand, leinen, linnen; toile, toile 
de lin. ® Mixed c., gemengd laken; 
melirtes tuch; drop mélangé. ~ Plain c., 
effen katoen ; gleich fUrnige baumwolle; cocon 
uni. ~ Thick gummed c., ruischlinnen; 
rauschleinwand; criarde. ® Tweeled 
or twilled c., gekeperde stof; geköperter 
gekieperter oder croisirter stoff; 


étoffe croisce, étoffe satinée. — woolen 
c., v. cloth 2). ~ C. of a sail, kleed, 
baan van een zeil ; kleiel eines segels; 
cueille, lé d'une voile. ~ C. of the 
first shearing, v. barteltuch. — 

C. for tables, Carpet, Rug, tafelkleed; 
teppich; tapfis. ~ In cloth (to bind), 
in linnen band; in leinwand; en percaline 
anglaise. 
Cloth-beam, eng. Onderboom (des 
weefgetouws, om welken zich het weefsel 
rolt); unterbaum, zeugbaum, tuchbaurn; déchargeoir, 
ensouple. 

Cloth-cleanser, m. eng. Stoffen wassober; 
tuchwascher; reviqueur. 

CLOTJ. 217 

Cloth-dyer, m. eng. Lakenverver; 
tuck fürber; teinturier en drap. 

Clothes-horse, eng., v. chevalet 3). 

Clothier , Draper, Woollendraper, 
m. eng. Lakenfabrikant; lakenkooper 
; tuchmacher; tuchhd•naller, gewand 

drapier; marshand de drap. --schneider; 
(in Amerika) Lakenbereider en -voller; tuchbereiter 
and walker; apprêteur es foulonnier. 

Clothier's frame, eng. Tafel, horde, 
waarop de wol gevlaakt wordt, vlaak; 
fachtisch; table pour arconner. 

Clothing, eng. Lakenachtige (gevolde) 
stof, laken ; tuchartiger zeug, tuck; étoffe 
drapée ou lalnée, draperie. 

Clothing-wool, eng., v. cardingwool. 


Cloth-manufacture, eng. Lakenvervaardiging; 
fabrikation des tuches; ma


nufacture des drags. 
Cloth-press, eng. Lakenpers; luchpresse; 
guinda. 

Cloth-prover, Thread-counter, 
eng. Dradenteller (linsvormig vergrootglas 
der wevers om de draden op eene gegeven 
breedte te tellen); weberglas, linzenglas, fadenzdhler; 
compte -fil, loupe (du tisserand). 

Cloth-shearer, eng. Droogscheerder; 

tuchscheerer; toedeur de drap. 

Cloth-shears, p1. eng. Droogscheer


dersschaar; stumpfscheere; déserte(s). 

Cloth-stamp, eng. V. bouille. 

Cloth-trade, eng. Lakenhandel ; tuchhandel; 
draperie. 
Cloth-weaver, eng. Lakenwever; 
tuch,weber; tisserand en drap. 
Cloture, f. fr. Af-, om-, insluiting; 
enclosure, fence; einfriedigung. 

Clou, m. fr. Spijker, nagel ; nail; nagel, 
(bei seeleutern:) spieker. — C. a ailede 
mouche, v. c. à tête piquée. ®C. 
d'applicage, v. beschlagnagel. — 

C. á ardoise, leidekkersspijker; slater's 
nail, slate-peg; schiefernagel. - C. a assemblage, 
bandnagel, sloopnagel, v. 
bandnagel 1). ~ C. de bande, 

C. de eercle, volgspijker; fire-nail, streaknail; 
radnagel. ® C. a bandes, v. 
bandnagel 2). ~ C. It bardeaux, 
V. clasp-nail. — C. à bes de cane, 
V. C. á crochet. ~ C. becquet, 
kleine schoenspijker; wire-tack for shoes; 
kleiner schutnagel. - C. à caboches, 

V. caboche 1). ® C. de carvelle, 
60 ponds-spijker, karveelnagel (0,08 el lang); 
deck-nail; karvielnagel. - C. de demi 
-carvelle, 30ponds


spijker (0,08 el lang); 
single deck-nail; zwei toll langer nagel mit 
viereckigem kopf. - C. de doublecarvelle, 
Sduims-spijker, vijfduimer (0,12 
el lang) ; double deck-nail; flint zoll langer 
nagel mit viereckigem kopf. ® C. de 
cerele, v. c. de bande. C. a (ou 
de) cheval, v. c. à ferrer. — C. de 
chien (d'un fusil), v. vis de noix.® 

C. de cordonnier, v. c. a souliers. 
119 

218 CLOU --- COAGULABLE. 


~C. à couvreurs, v. c. à ardoise. 
~ C. à crochet, à bee-de-canne, 
a pigeons, schietnagel, haakspijker 
(0,04 el lang) ; tenter-hook; bakennagel. 
.• C. decoupé, machinale spijker; cutnail, 
machine-made nail; geschnittener nagel, 
maschinennagel. ~ C. d'enelouage, 

C. à enelouer, vernagelpin ; spike for 
spiking ordnance; zundlochnagel. C. 
d'enclouage à ressort, vernagelpin 
met veer; spring-spike; zundlochnagel mit 
Feder. ~ C. à ensaboter, v. C. à sabot. 
® C. d'épingle, Pointe de 
Paris, speldenagel, draadnagel; wire tack; 
drahtnagel, drahtstift, mundstiftchen, Pariser 
stift. — C. etété, spijker zonder kop; 
nail without head; nagel chne kopf. ^• 
C. de fer à cheval, C. à ferrer, 
C. à cheval, C. de maréchal, boefnagel 
; horse-nail, horse-shoe-nail, hobnail; 
bufna;el, kleppernagel. o• C. de ferrure 
de gouvernail, v. c. de rose. ••• 
C. fin allongé (des colleurs), behan gersspijkertje; 
tack; schlossnagel. •• C. 
fondu, gegoten spijker ; cast nail; gegossener 
nagel. ® C. forgé, gesmede spijker; 
wrought nail, hand-made nail; geschmiedeter 
nagel. ~ C. a glace, ijsspijker; frostnail; 
eisnagel. •o C. a latte, latnagel, 
latspijker (0,0 el lang); lath-nail; lattennagel, 
lattnagel, lattenspieker. •• C. de lisse, 
klampspijker (0,08 el lang) ; cleat- or clampnail; 
klampennagel. •• C. de maillot, 
spijker met breeder kop (0,08 el, lang); 
broad-headed nail; breitkdpóger nagel. ••• 
C. de mailletage, wormnagel, huidspijker, 
paalspijker; sheathing-nail; wurmnagel, 
bautnagel. — C. de maréehal, v. 
C. de for à cheval. ® C. à mauge, 
à maugére, pl atkop, mamieringspijker 
(0,0 Z 4 ei lang); scupper-nail, lead-nail; bleinage]. 
plaathoofd. — C. a parquet, vloerspijker; 
brad; bodemnagel , bodenspieker. — 
C. a pigeons, C. à planches, schot spijker;
plank-nail;brettnagel,dielennagel,verseblagnagel, 
spundennagel. ~ C. a plumb, 
loodspijker (0,0-21 el lang); lead-nail; bleinagel. 
— C. au poids, spijker, die bij 't 
gewicht verkocht wordt; weight-nail, spike; 
nagel aufs gewicht, stift. — C. à pompe, 
pompspijker (0,02 el lang); pump-nail; puinpennagel. 
® C. de prelart, prezenningspijker; 
tarpawling nail; presenrringsspieker. 
~ C. a ressort, v. e. d'enclouage 
à ressort. — C. rivé, omgeklonken 
spijker; clinched nail; vernieteter nagel. •^ 
C. à river, bandnagel, klinknagel ; rivet, 
rivetting-nail; nietnagel. — C. de rose 
oil de ferrure de gouvernail, roerspijker, 
boorspijker; rudder-nail, rother-nail; 
rudernagel. — C. a, roseaux, rietspijker; 
tack; rohrnagel. — C. a sabot, 
C. a ensaboter, spijker voor kogelkiossen, 
spiegelspijker; tack for fixing the tinstrapping 
of wooden bottoms; spiegelnagel. 
nn• C. do sellier, zadelmakersspijker; 
saddler's tack, saddle-nail; sattelnagel, sattelzweck. 
— C. de serrure, C. à 
serruriers, slotspijker; ' dog-nail, jobentnail, 
locksmith's nail; schlossnagel. •• C. 
à, sOUfets, blaasbalgspijker; tack; blasebalgnagel. 
— C. à soulier, C. de 
eordonnier, schoenspijker; shoe-nail; 
schuhnagel, schuhzwecke. — C. à tête 
de champignon, timmerspijker; limbernail; 
zimmernagel. — C. à tête de 
diamant, diamantkop, diamantspijker; 
diamond-nail; demantkopf. — C. a tête 
piqués, duiker met platronden kop; claspheaded 
nail;hakennagel.—C. a tête plate, 
platkop, platkopspijker; clout-nail, clout; 
plattnagel. — C. à tête ronde, rondkopspijker; 
round-headed nail; rundkopfiger 
nagel. r C. de tillae, schotsp.jker 
(0,054 ei lang); deck-nail; verdecknagel. ~ 

C. de double tillac, laschijzer ; twoinch-
nail; grosser schiffsnagel. — C. 1 
vis, schroefspijker, klinknagel; screw-nail, 
clincher-nail; schraubennagel, bolzschraube. 
~ C. à volige, latspijker (der leidekkers); 
nail for the boarding of roofs; brettnagel. 
Cloud (to), V. U. eng. Afgeven, afsmetten, 
doorslaan (van versch gedrukte 
bladen sprekende); abschmutzen, durchschlagen; 
maculer. 

Cloudiness, eng. Dofheid, troebelheid 
(van edelsteenen); trfsbe; surdité. 
Cloudy, Plawy, adj. eng. Wolkig, 
troebel ; trïb, wolkig; sourd. 

Clouer, V. a. fr. Spijkeren, nagelen, 
vastspijkeren; to nail, to spike; nageln, annagein, 
ausammennageln, vernageln. 

C. les lattes des prélarts, de prezenninglatten 
opspijkeren ; to nail the battens 
of the tarpawling; die presenningsleisten 
schalmen, schalken. ~ C. les lisses, de 
senten (op de inhouten) spijkeren; to sheer 
and nail the ribbons; die senten webscheren. 
. Clouère, Clouière, Cloutière, 
Clouvière, I. fr. Spijkermal, nagelijzer, 
spijker-of nagelvorm ; caliber, nail-form, 
nail-mould, heading-tool; nageleisen, nagelform, 
stutzen. 

Clough—arch, v. conduit 3). 

Clouter, v. a. fr. Bespijkeren, met kop 

bezetten (eene snuifdoos, horloge--nageltjes 
kas, etc.); to stud; mit stiftcben ausschlagen 
ader beschlagen. 

Clouterie, f. fr. Spijkermakerij; spijkerhandel; 
nail-manufactory; nail-trade; nagelschiniede; 
nagelhandel. 

Cloutière, f. fr., v. clouère. 

Clouture, Clouure, f. fr. Aaneen spijkering; 
nailing, nagelung. 
Clouvière, f. fr., v. elouére. 
Cludiforme, adj. fr. Spijkervormig; 

nail-shaped; nagelförmig. 

Clutching of the anchor-arms, 
eng., V. collet de l' anere, s. collet. 
Coagulable, adj. fr. & eng., v. con


gealable. 


COAGULATION -- COAST. 219 


Coagulation, f. fr. & eng. Stolling, 
stremming ; das verdicken, gerinnen. 
Coagulum, n. *. Het geronnene, ge 
stremsel, leb, elk stremmend middel.-stremde; 

Coaille, f. fr. Wol van den staart, 
staartwol (gemeene wol); wool from near 
the tail; schwanzwolle, stammwolle. 

Coak, fr., v. coke; coaks. 
Coaking, eng. Schaakwerk (samenstel 
een mast); schakwerk; caillebotis.-ling van 

Coaks of a sheave, pl. eng. Metalen 
schijf-of blokbussen ; metallenen bfchsen 
in den scheiben; dés des rouets. - C. of 
the mast, inkepingen, tandvormige kepen 
(tot samenhouding der stukken van een samengestelden 
mast); zdhne; adents. 

Coal, (Fossil coal, Black coal, 
Pit-coal), eng. Steenkolen, fossiele kool; 
stei.nkohle, fossile kohle; charbon fossile, 
charbon de terre, bouille. v. charbon 
de terre. — (Charcoal) Kool, boutskool, 
V. charbon 1), i). — C. from 
Auvergne, v. chaussine. — Bituminous 
c., Pitch-c., pekkool ; pech 

jayet, houille piciforrne. ~ Black-kohle; 
C., v. coal 1). Close-burning 
C., magere, geen vlam gevende kolen; gluhkohle; 
charbon maigre, charbon bráIant sans 
flamme. - Cubical c., kubieke steenkool 
; kubische steinkohle; bouille en cubes. 
~ Free-burning c., hoogopvlammende 
steenkool ; hochflammkohle; houille à longue 
flamme. ~ Foliated c., v. blätterkohle. 
— Inflammable c., vlamkool; 
/lammkohle; houille flambante. — Live 
C., Open-burning c., Rough c., 
Cherry-c., Clod c., grove steenkool, 
stukkenkool ; sinterkohle, probe kohle, stuckkohle, 
kirschenkohle; houille grossière, en 
motten, charbon vif ou gal. -Refuse 
C., afval, uitschot van kool ; kohlenabwurf; 
rebut de charbon. ~ Slack C. or Culm, 
Small c., Dross, steenkoolgruis; staubkohle, 
steinkohlengrus; menu, menaille. ~ 
Small e. , v. charbonnaille. v. 
slack c. 

Coal (to), v. a. & n. eng. Verkolen ; 
verkohlen; charbonner. 

Coal-ashes, pl. eng. Kolenasch; kohlasche; 
cendres de houille. ~ Vitrified 
C., verglaasde kolenasch; verglaste kohlasche; 
crayer. 

Coal-banker, eng. Kolenhok, -kamer; 
kohlenbehdltniss; soute à cbarbon, aux 
cbarbons. 

Coal-basket, eng. Kolenmand ; kohlenkorb; 
rasse. 
Coal-box, eng., v. botte a fen, 

s. botte. 
Coal-cinders, pl. eng. Steenkoolslakken, 
sinters; sinter, asche; escarbilles. 
Coal-closet, eng., v. coal-banker. 
Coal-dust, Coal-dross, eng. Kolen


stof; steenkoolasch, uitgebrande smidskolen; 
kohlenstaub, -geniss; poussier de charbon; 
fraisil. v. brasque, aspiure. 

Coalery, eng., V. coal-mine. 

Coal-field, Coal-measure, eng. 
Steenkoolgebergte; kohlengebirge; montagne 
à houille. 

Coal-formation, eng. Steenkoolformatie, 
steenkoolbedding; steinkohlenlager; 
terrain houiller. 

Coal-gas, eng. Steenkoolgas; kohlengas; 
gaz de houille. 
Coal-grit, Clay-shale, eng. Kool zandsteen 
; kohlensandstein; grès houiller. 

Coal-measure, eng., V. coal-field. 

Coal-mine,Coal-work,Coalery,

Colliery, eng. Steenkoolmijn ; stei.nkohlengrube, 
steinkohlenwerk; houillère, mine de 
houille. 

Coal-oil, Spirit of tar, eng. Kool teerolie 
; theerol, kohlentheerdl, steinkohlentheerbl; 
butte de goudron, essence de goudron 

de houille. 

Coal-pan, eng. Kolenpan, kolenkom 
; kohlpfanne, feuerbecken, gl.zh--foor, vuu rpan 
pfanne; rechaud, brasier; cassolle (du pape


tier); catissoire (du fabricant de drap). 

Coal-pit, eng. Steenkoolgroeve; stein. 
kohlengrube; houiiler. — (in America), v. 
charbonnière. 

Coal-poker, Coal-rake, eng. Stookijzer, 
kolenpook ; kohlenkrucke, schurhaken; 
fourgon, tire-braise, tisonnier, harcque. 

Coal-sack, eng. Steenkoolzak (in de 
ijzersmelterijen); kohlensack; ventre. 
Coal-scuttle, (Coal-shoot), eng. 
Kolenemmer, -bak (der smidsen); kohlenge ftiss; 
seau á charbon. •• Kolengat, -luik (op 
stoombooten); kohlenloch; écoutille h charbon. 

Coal-seams, pi. eng. Steenkoolader, 
-bedding ; steinkohlenoder, -schicht; couche 
de bouille. 

Coal-shoot, eng.,v.coal-scuttle 1).

Coal-skip, eng., v. benne. 

Coal-slate, Splint-coal, eng Schil ferkool 
(donkerbruine leisteen in koolbeddingen); 
kohlenschie fer, schie ferkohle, splitterkohle; 
houille schisteuse. 

Coal-tar, eng. Koolteer; kohlentheer; 
goudron de houille, goudron minéral, goudron 
déhouillé. — , Residue of c., kool teerpek; 
kohlenteerpech; brai. 

Coal-whipper,eng. Kolendrager; sack


kohlentráger; saquatier,déchargeurde houllle. 
Coal-work, eng , v. coal-mine. 
Coaly, adj. eng. Steenkoolbevattend; 

steinkohlenhaltig; houiileux. 

Coamings, pl. eng. Scheerlatten der 
scheepsluiken (lijst rondom de luikopeningen, 
om het water af te houden en de luiken goed 
te doen sluiten); scheerstocken der luken; 
feuillure dans lencadrement des écoutilles. 

Coarmateur, m. fr. Medereeder; partowner; 
mitrheder. 

Coarse-grained, adj. eng. Ruw van 
nerf, grof van draad of vezel; grobfaserig; 
à gros poli. 

Coast, eng. Kust, zeeoever; kieste, ufer; 
cote, rivage de Ia roer. — Bold c., Iron



220 COAST 

bound e., steile kust ; steile kilste, hohes 
land; cote accore ou à plc. — Clear c., 
schoone kust (zonder klippen of rotsen en 
goed van diepte); gesunde kuste; cote saine. 

Foul c., gevaarlijke, vuile kust; faule 
kuste; cote malsaine ou dangereuse. ^. 
Shallow c., lage, vlakke kust; /lathe 
ks(e; cote basse. 

Coast (to), v. n. eng. Langs de kust 
houden ; an der kuste hinfahren; raser ou 
ranger la cote. V. caboter. 

Coast-battery, eng., v. batterie 
de cote, s. batterie d. 

Coast-defence. eng. Kustversterking, 
-verdediging; kustenbefestigung; fortification 
maritime. 

Coaster, m. eng., v. Caboteur. 
Coaster, Coasting-vessel, eng., v. 
cabotier 1). 
Coasting—pilot, m. eng. Kustloods; 
kwstenlootse; pilote-cótier, cotier. 

Coasting—pilotage , Loadmanage, 
eng. Het loodsen aan de kust, binnen-, 
buitenloodsen; das lootsen an der kuste; 
pilotage, lamanage. 

Coasting-trade, eng., v. eabotage 
1). 
Coasting-vessel, eng., v. cabotier 
t-) 

Coat, eng. Laag pleister, gips, was, 
teer, verf, etc.; uberzug, anstrich; enduit, 
couche. ~ (of loam), Kleilaag, laag 
vormklei; lehniauftrag, lage oiler schicht 
formlehm; couche. — Snoer aan 't achterste 
gedeelte van 't weversscheerraam, 
kettingsnoer; kettenschnur; lissette. — v. 
arcades. ~ Vormkap, v, chape s). 

— 

Prezenningbroek, kraag; brohk von segeltuch; 
braie. — Scheepssmeersel ; schiffssalbe; 
tourai, courée. 

Coating, eng. Lekleeding; bekleidung; 
enveloppe. — V. coat 1), 2). — Tries, 
baai ; fries, taus; (rise. ~ Lady-c., 
fijn, niet gekeperd fries; lady-coating; (rise 
fine, non croisee. 

Coat-staff, eng., v. baton de croisure, 
s. baton. 

Cobalt, m. fr. & eng. Kobalt (metallische 
bergstof, en het daaruit verkregen 
metaal); kobalt. ~ C. arséniaté, fr. 
Arsenikzure kobalt; arseniate of cobalt; arseniksaurer 
kobalt, kobaltbliíthe, rother erdkobalt. 
~ C. arsénical, spijskobalt. 
arsenikhoudend kobalterts, smaltine, grey 
or tin-white cobalt, binarsenite of cobalt; 

speisskobalt, zweifacher arsenikkobalt. 

C. arsenical gris noirátre, ijzerko balterts, 
grijs spijskobalt; grey cobalt containing 
much iron; grauer speiskobalt, eisen kobalterz. 
~ C. gris, Cobaltine, kobaltglans; 
cobalt-glance, bright white cobalt; 
kobaltglanz, glanzkobalt. — C. oxydé 
noir, Peroxyde de c ., zwart kobaltoxyde 
; black cobalt-ochre, earthy cobalt; 
kobaltschwbrze, schwarzer erdkobalt, russ• 
kobalt, schlackenkobalt. , — C. de safre, 
COCEIENJLLE. 

V. blaufarbenkobalt. ~ C. sulfaté, 
Sulfate de c., zwavelzuur kobalt, kobaltvitriool 
; sulphate of cobalt, cobalt-vitriol, 
red vitriol; kobalt -vitriol, schwefelsaures kobaltoxydul. 
~ C. sulfuré, v. sulphure 
de cobalt. -- v. kobalt. 
Cobalt-black, eng., v. cobalt-ore. 

Cobalt-bloom, Radiated red 
cobalt ore, eng. Kobaltbloemen, verweerend 
of uitbloeiend kobalterts ; kobaltbluthe, 
strahliger rother erdkobalt; mine de cobalt 
en ef'llorescence, arsdniate puivérulent. 

Cobalt-blue, eng., v. bleu de cobalt. 


Cobalt-crust, Earthy red cobalt—
ore, eng. Rood kobaltoxyde, arsenikzure 
aardkobalt; erdiger rother erdkobalt, 
kobaltbeschlag; efflorescence de cobalt, arséniate 
de cobalt terreur, oxyde de cobalt 
rouge. 

Cobaltine, f. fr., v. cobalt-ore 1). 
Cobaltine, f. fr., V. cobalt gris. 
Cobaltisage, m. fr. De kleur van. 

kobalt (aan iets) geven ; to give the colour 
of cobalt; kobaltisiren. 

Cobalt-ore, Black cobalt, Cobalt—
black, eng. Kobalterts, zwart aardkobalt 
; kobalterz, schwarzer erdkobalt, ko-. 
baltschwdrze; mineral de cobalt, cobaltide,. 
cobalt oxydé noir. — v. cobalt-bloom. 

Cob-coal, Cobbling, eng. Middelmatig 
groote steenkolen ; mittlere steinkohle; 
houille de moyenne grosseur. 

Cobiron, eng., v. brandboek. 
Coboldine, f. fr., v. sulfure de 
.cobalt. 
Cobourgeois, Co-propriétaire, 

m. fr., v. coarmateur. 
Cob—wall, eng. Muur van in de 
lucht gedroogde baksteenen ; wand von lu ftziegeln, 
von lehm and stro/s; muraille de 
briques non cuites. 

Coealon, m fr. ' eng. Groote cocon 
(zijwormtonnetje) van zwak weefsel; seiden


cocon von schwachem gewebe. 
Coccineiline, eng . De bijzondere kleurstof 
der cochenille, V. cochenille. 
Coecolite, eng., Coccolithe, Pyroxène 
granuliforme, Pyroxène 

• coccolithe, m., Pierre a noyaux, 
f. K.orreisteen, korrelige augiet (een Zweedsch 
mineraal); kokkolith, kórniger augit. 
Coche, f. Keep, kerf (in den kop der 
staartschroef van eenen geweerloop); notch, 
groove; einfeilung, auskeblung, kerbe, hohlkern. 
— (Fente), Groef, keep (in eenen 
schroefkop); slit, notch, nick; einstrich. — 
Slagbout, v. bat 3). ~ C-s d'un afFut 
marin, kepen van een scheepsaffuit; steps; 
steltpallen, treppenartige einschnitte. 

Cochenillage, m. fr. Cochenille-verf, 
-kleur, cochenille-bad ; cochineal-dye; coehenillefarbe. 


Cochenille, f. fr. Y hd. Cochenille 
(de schoone scharlakenverf der Amerikaansche 
schildluis) ; cochineal, coccinelline. — 


 

COCHENILLEFARBE ---

C. de Pologne, Kermès du Nord, 
fr. Poolsche cochenille, Noordsche kermes; 
coccus polonicus; johannisblut, deutsche oder 
polnische cochenille. 
Cochenillefärbe, f. hd., v. coehenillage. 


Coehenillekiipe, Cochenillenbad, 
n. hd. Cochenille-kuip, cochenille-bad 
(der stoffenververs); balneum of cochineal; 
bain de cochenille, cochenillage. 

Cochenillenstoff, m. hd., Cochenilline, 
f. fr., Cochenealine, eng. 
De kleurstof der cochenille of Amerikaan scbe 
schildluis. 

Cocheniller, v. a. fr. Met cochenille 
verven, in een cochenillebad verven ; to dye 
cochineal; in cochenille fhrhen. 

Cochenillestaub, m. hd., v. campétiane. 
Cochenilline, f. fr., v. cochenil


lenstoff. 
Cochineal, eng., v. cochenille. 
Cochineal-dust, eng., v. campé


tiane. 
Cochineal-dye, eng., v. cochenillage. 
Cochinealine, eng., v. cochenil-. 

lenstoff. 
Cochlea, eng Schroef; schraube; vis. 
Cochoir, m. fr. Keepmes, kerfbeitel 


(der kuipers); notcher, adze; bindmesser. 
(Toupin) Touwslagerswuit, wuit; 


laying top; hoofd, leb re. 
Cochoire, f. fr., v. cochoir 1). 
Cochon, n. fr. Slakkenmassa (in de 


smeltfornuizen); sow, dross; sau. ~ Faire 
uni C., het zilver met de asch vermengen; 
to mix the silver with the ashes; eine 
sau jagen, das silber in die sau jagen. 


Cock, eng. Kraan (van een vat, etc.); 
hahn; roeinet, chantepleure. — Haan (van 
't geweerslot); hahn, hammer; chien.— Tong, 
naald (eener balans); zunge, zunglein; aiguille. 

— Galg (in uurwerken), v. brttcke 3). 
— Metalen bus; metallfutter; dé. — Onrustdeksel, 
baan (in een horloge); pendelhalter, 
durchbrochene scheibe (einer taschenuhr); 
coq. ~ Cocks and valves, kraanen 
klepwerk (der stoommachines); klappen 
robineterie. ® (Cock—-und hahnenwerk; 
boat) Kleine boot ; schaluppe, schlup; 
chaloupe, canoe. 

Cock (to), v. a. eng. Spannen ; spannen, 
aufziehen; bander, armer. 
Cock-bead, Cocked-bead, eng., 
v astragal. 

Cocking, eng. Vereeniging met pen 
en gat (bij timmerlieden); verzapfung; assemblage 
rh tenon et mortaise. 

Cock-metal, eng. Mengsel van geel 
lood; Brauer tomback;-koperslakkcn, tin en 
potin gris. 

Cock—nail, Cock—pin, Cockscrew, 
eng. Haanschroef (van 't geweerslot); 
hahnschraube, steinschraube, lippen. 

vis de chien. -schraube; 

COEUR. 221 

Cock-saw, eng., v. boefil. 
Cock-screw, eng., v. cock-nail. 
Cock-spring, eng. Haanveer; win


kelfeder; ressort à chien. 

Cock—spur—burner, eng. Hanespoorbrander 
(gasbek); ha hnenspornmundstuck; jet. 
Cock-stake, eng., v. boule de 

chien. 

Cockswain, in eng. Kwartiermeester 
(van de sloep, de barkas); schaluppmeister; 
maitre de chaloupe. 

Cocon, m. fr. Zijwormtonnetje, zijde 

cocon ; cocoon, cod; seidenei, seiden--pop, 
wurmgehduse, gallette, kokon. C. vert, 
niet aan de ovenwarmte blootgestelde cocon; 

cocoon not submitted to the heat of an oven; 

grainer, frischer kokon. 

Cocon(n)ière, Verrerie, Magnanerie, 
Magnanière, f. fr. Gebouw 
voor de aankweeking van zijwormen, voor 
de zijdeteelt; silk-worm-nursery; seidenpuppenhaus, 
seidenrauperei, magnaneríe. 

Cocoon, eng., v. cocon. 
Coction, f. fr. & eng. Koning ; das 

kochen. 

Cod, eng., v. cocon. 
Codéate, m. fr., Codeate, eng. Codeïnezuur 
zout; codeinsaures salt. 

Codein, n. hd. & eng., Codéine, f. 
fr. De zoutvatbare basis in den opium, 
codeïne. 

Cod-oil, eng. Levertraan ; leberthran; 
buile de morue. 

Coefficient, m. * . Coëfficient, de 
gegevene of standvastige factor (vermenigvuldiger) 
eener onbekende of veranderlijke 
grootheid. ••• C. de dilatation liné• 
aire, fr., C. of linear expansion, 
eng., C. der linear-ausdehnung, 
hd. Coëfiicient der rechtlijnige uitzetting. 

— C. de dépense, fr., C. of effluxion, 
eng., C. des ausflusses, hd. 
Coefficient van uitvloeiing (eener buis, fontein, 
etc.). 
Coehorn-mortar, eng., Coehornmi 
rser, Coehörner, m. hd. Coehoorn mortier, 
handmortier; mortier a la Coehorn 
ou a main. 

Coercibilité, f fr., Coercibility, 
eng. Geschiktheid om binnen zekere ruimte 
besloten tie worden, coërcibiliteit. 

Coète, f fr. Stelling of gevuld kussen, 
waarop de spiegelplaten gelegd worden, als 
ze uit den oven komen; linen cushion stuffcd 
with straw, which serves to put the 
plate-glass on end; leinenes mit Stroh ausgepolstertes 
kussen zum vertikal aufrichten 
der glasplatte. 

Coeur (du bois), m. fi. Hart, kern 
van 't hout, kernhout; heart, heart-wood; 
kern, kernholz. C. (du tour), mee 

draaibank); heart-shaped driver-nemer (der 
or carrier; herzfurmiger fuhrer. ~ C., 
Roue en c., Noix excentrique 
en forme de coeur, Excentrique 
en coeur, Courbe de Vaueanson, 

i ^' 


 

222 COFFER-DAM -


hartvormig excentriek (rad, welks omtrek 
die van een bolvormigen driehoek is); heart, 
heart-wheel; herzscheibe, herzrad, neoidenrad. 
— C. de laine, goede lange wol; 
good long wool; gute lange wolle. — C. 
de lin, middelste (beste) deelen van het 
in drie of vier deelen gesneden vlas; middleparts 
of the fibres of fine-cut flax; 
Coeurs, pl., v. centre-charcoal. 

Coffer-dam, eng. , v. abdammung 
2).

Coffin, m. fr. •Koker voor den strekel 
of het slijphout des maaiers; small wooden 
vessel in which mowers keep their whetstone; 
schlockerfass, wetzfass, wetzsteinkumpf, 
wetzkitze. 

Coffin, eng. Houten raam der kar (van 
de oude boekdrukpers); kranz, karrenkasten; 
coiire. — Liggende of Duitsche pottenbakkersoven 
; sargofen, deutscher ofen, 
sarg; four couché, cercueil, four allemand. 
••o To put in e., v. encaster. 

Coiner, v. n. fr.: Se c., kromtrekken 
(van hout, duigen); to turn up; sich 
wenen. — Aan den rand omkrullen (bij 
wevers); to curl; sich am rand einrollen, 
krhuseln, zusammenlaufen. 

Cofi'rage, m. fr. Het beschieten (der 
mijngangen); planking or lining with sheeting, 
timbering, securing with wood-work; 

verkleidung (der minengänge), ausschalung.
Coffre, m. fr. Koffer; box, trunk; koffer. 
® (Berceau) Kar, v. carriage 7). 

-Houten of koperen filtreerkist (voor 't 
suikersap); basket; kasten. C. à munition, 
munitie-kist ; ammunition-box; 
munitionskasten, protzkasten. •• C. d'outils, 
gereedschapskist ; tool-box, tool-chest; 
werkzeugkasten ; tim bergbau :) gezähkasten, 
gezeugkasten. — C. à napeur, stoom 
stoomketel ; steam-chest; dampf--kap op den 
haube, dampfkoffer. 

Coffrer, V. a fr. Beschieten, met bout 
bekleeden (eene mijnschacht); to plank, to 
line with sheeting, to secure with wood-work; 

verzimmern, ausschalen, verschalen, verkleiden. 
Coffret, m. fr. Koffertje, kistje ; little 
trunk or box; köfferchen. — C. d'afl'ût, 

v. brocket-box. — C. d'avanttrain, 
munitiekist der voorwagens; limber-
ammunition-box, ammunition-box of fieldlimber; 
protzkasten des feldprotzen. ••• C. 
a, mèche, lontkistje (van een affuit); 
slow-match-box; luntenkdstcben. 
Cog, eng., v. came 1), alluchon, 

catch 2 ), cog-wheel. 

Cognee, f. fr. Bijl, groote bijl, v. axe. 
~ C. à équarrir, timmermansbijl; carpenter's 
axe; zimmerbeiI. 

Cogner, V. a. fr. Inslaan, indrijven 

(eenen spijker, bout, etc.); to drive in; emn


schlagen, eintreiben. ® Met wiggen beves


tigen ; to wedge; zusammenkeilen. 

Cogneux, n. fr. Kloet (om 't vorm 
te kloppen); rammer; scbllgel.-zand vast 

COIN. 

Cognoir, m. fr. Kooihoutje (ter opsluiting 
van den lettervorm, nu grootendeels 
vervangen door gietijzeren wiggen, v. coins 
méchaniques, s. coin, fr.) ; shootingstick; 
treibholz, triebel, schliessnagel, keil. 

Cogging, eng. Inlating, v. assemblage 
á entailles, cocking. 

Cog—wheel, eng. Kamrad ; ka;mmrad; 
roue dentée, hérisson. — Schakelrad, stuitrad 
; sperrrad, stirnrad; roue d'arrêt, roue 
à rochet, roue d'encliquetage. 

Cog-work, eng. Krabbelrad (dat het 
houtblo k voor de zaag voert), slede-of 
schuifrad ; schieberad, schlittenrad; rochet. 

Cohaesion, f. hd., Cohérence, f. fr., 
Coherency, eng., Cohésion, f. fr., 
Cohesion, Cohesiveness, eng. Samen bang, 
kracht van samenhang (der moleculen). 
Cohobate (to), eng., v. cohober. 
Cohobation, f. fr. & eng. Herhaalde 
distilleering of overhaling, wederopgieting; 

wiederholte destillation, das wiederaufgiessen. 
Cohober, fr., To cohobate, eng., 
Cohobiren, hd. v. a. Herhaaldelijk overa 
len door op het overblijfsel weder het over


gebaalde vocht te gieten. 

Coïau., Coler, fr., v. coyau, coyer. 

Coiffe, f. fr.: C. d' armons, v. clip 
for futchels. _ C. de collier, gareelkap, 
haamkussen ; housing of collar; 
kummtdeckel, kummtkappe, kiissendeckel. 
~ C. de fusées, zundkap; cap of fuzes; 
zi nderkappe, kappe. — C. de la sassoire, 
v. bande de renfort. ~ 
Coiffe de sellette d'avant-train, 

V. bolster-plate of limber. 
Coiffer, v. a. fr. De zelfkanten aanzetten 
(bij lakenfabr.); to set with selvage; 
mit sahlleisten versehen. — De steekbanden 
maken, v. bestechen. — C. les 
fusées, de buizen (der bommen) verkappen 
; to cap fuzes; die winder bekappen, 
beplatten. — C. les pilotis, den palen 
een zadel of kap opleggen ; to cap the piles; 
die pfahle beholmen. — C. les voiles, 
tegenbrassen, v. to brace 2). 

Coignage, m. fr. Hoekmuurwerk (van 
een smeltoven); corner-wall; eckgemauer. 
Coil, eng. Opgeschoten (in bochten gelegde) 
tros of touw; scheibe, seilrolle; glène. 

— Coils of wire, v. bottes. 
Coil (to) the rope, eng. Het touw 

opschieten ; das tau au fschies.sen; lover, glener 

le cordage, faire une glène. 

Coiler, eng. Draaikan (der machinale 

spinnerijen); drehkanne; pot tournant. 

Coin, m. fr. Muntstempel, v. carré 
3). ® Wig, keg; coin, quoin; keil. ~ 
Klink (van een kous); clock; zwickel. 

C. d'arrêt, de recul, stophout (voor 't 
affuit; quoin for stopping the recoil; hemm


keil. — C. d'arrimage, stuwklamp, 
stuwhout; quoin for the stowage in the 
hold; staukeil. — C—s de burin ou de 
chantier, stootke ggen ; launching-wedges; 
stosskeile. — C. do dessus et de 


COIN 

dessous, d'écusson et d'efgie, 
boven-en beneden•(munt)stempel; upper 
and lower coin, escutcheon and e[Cgy-die; 

ober-and unter-(mtinz)stempel, wappenund 
brusthildstempel. — C. en for 
(Aiguille des mineurs), ijzeren wig 
(der mijnwerkers); gad, miner's wedge; eiserner 
keil, fimmel. ~ C—s des mats, 
mastkeggen, mastklampen ; quoins or wedges 
of the masts; mastenkeile. o• C—s méchaniques, 
mechanische keggen of wiggen 
(van gehard metaal, ter vervanging van het 
kooihout bij 't opsluiten der lettervormen); 
mechanical quoins; mechanische keile. • C. 
de mire, steihout, stelwig (voor 't richten 
van geschut); quoin for elevating; richtkeil. 

C. de mire á vis, sch roefstel wig ; 
quoin with winch-handle and screw for elevating; 
schraubenrichtkeil, keilmaschine. — C. 
(de relieur), hoekstempel (der boekbinders); 
corner-stamp; eckstämpel. 

Coin, eng. Munt, gemunt geld; gemunztes 
geld; monnale. — Muntstempel, v. carré 
3); Coin 7). — Wig, keg; keil; coin. 

Coin (to), V. a. eng. Munten, geld 
slaan ; manzen prdgen; battre ou frapper 
des monnaies. 

Coinage, eng. Het munten, geldslaan ; 
muntkunst; das nztinzen, ausmUnzen, prdgen; 
die mcnzkunst; monnayage. — Muntkosten; 
mïinzkosten; frais de monnayage. 

Coiner's stand, eng. Kuil (diepte in 
den vloer voor den werkman, die de munt 
onder den stempel legt); grube,-plaatjes 

prdgeloch, pragegrube; écale. 
Coining, eng., v. coinage 1). 
Coining—press, eng. Muntpers; munz


presse, prdgestock, prdgewerk, stosswerk; 

presse monétaire, balancier rnonétaire. 
Coin-plate, eng., v. blank 1) . 
Coinser, v. a. fr. Wiggen inslaan ; to 

quoin; keilen, keile eintreiben. ••• C. les 
rails, de spoorstaven vastkeggen ; to wedge 
the rails; die schenen verkeilen. 

Coiste, m., Grenouille, Crapaudine, 
f. fr. Pot, kom (voor eene spil), pan 
(voor een tap); sole, socket; zapfenmutter, 
pfanne zu einern zapten. 

Coistresse, f. fr. (te Luik en Mons 
of Bergen, in België) Strijkende vervoer 

mijnwerkers); board, stall; jede-galerij (der 
fdrderstrecke auf dem stretchen des flotzes 
(mijt ausnahme der grundstrecken), streichende 
abbaustrecke. — C. de gralles, 
vervoergallerij, die loodrecht op de richting 
der demi-gralles staat; board or stall perpendicular 
to the direction oft/ic demi- ralles; 
abbaustrecke, welche senkrecht auf die richtung 
der demi-gralles stept. ~ C. de 
montées, vervoergang, die uit Bene montée 
is aangebracht; board or stall driven from 
a montée; die aus einer montée angesetzte 
forderstrecke. ® C. de vallée, de uit 
eene valide aangebrachte vervoerweg; board 
or stall driven from a vallée; die aus eiher 
vallée ausgesetzte fvrderstrecke. 

COLESTINSPATH. 223 

CO'ltes, Couettes, f. pl. fr., v. anguilles. 


Coke, Coak, m. * . Ontzwavelde, 
verkoolde, van koolzuur gezuiverde steenkolen, 
coke(s). •• C. obtenu par la fabrication 
du gaz,gascoke(s); gas-coke; gas-coke. 

Coke (to), To coke-burn, v. a. 
or To carbonize pit-coal, steenkool 
in coke(s) veranderen; steinkohlen verkoken; 
carboniser la bouille. 

Coke-blast-furnace, Coke-ironfurnace, 
eng. Met coke(s) gestookte hoog oven 
; coaks- oder kokehochofen; haut-four


neau a coke. 

Coke—casting, eng. Het gieten met 
coke(s)vuur; guss mit koakfeuerung; fan ta 
au coke. 

Coke-furnace, Coke-oven, Pitkiln, 
eng. Verkolingsoven voor de steen 
verkohlungsofen; fourneau de carbo--kolen ; 
nisation pour la houille. 
Coking—mound, eng. Stapel steen 
verkoling; steinkohlenmeiler; meule-kolen ter 
de houille. 

Col-de-cygne, m. fr., v. cou-de


cygne. 

Colander, eng. Zeef, teems, kleins-of 
zijgdoek, doorslag; seihe, scheibe, durchslag, 
seihetuch, seihekasten; couloir, couloire. 

Colature, f. fr. K eng. Het doorzijgen, 
filtreeren; das durchseihen, coliren. — Doorgezegen 
vloeistof ; durchgeseihte f fcssigkeit. 

Colcot(h)ar, m. * . Doodekop, (in 
den handel) Engelsch of Pruisisch rood, rood 

ijzer-oxyde, caput mortuum. 

Cold-blast, Hot-blast iron, eng. 

IJzer onder koude, warme luchttrekking ge


smolten ; kalt, heiss erblasenes eisen; fer 

fondu à air froid, à air chaud. 
Cold gilding, Gilding by the 
rag, eng. Koude vergulding, vergulding 

met den duim ; kalle vergoldung, vergoldung 
durch anreiben; dorure a froid, au pouce. 

Cold- or Cool-hammering, eng. 

Het koudhameren ; das kalthdmmern; écrou


issement. 

Cold-pressing, Hot-pressing, 
eng. Koude, warme persing (bij katoendrukkers); 
das kaltglatten, heissgldtten; presse a 

chaud, a froid. 
Cold-short, Hot-short iron, eng. 

Koudbreukig, roodbreukig ijzer; haltbricchiges, 
rothbriichiges eisen; fer cassant à froid ; fer 

cassant h chaud, fer rouverain, fer métis. 

Cold-water-cistern, Well and 
reservoir,eng., v. báche a eau froide. 

Cold-water-pump, eng. Koudwaterpomp 
(der stoommachines); kaltwasserpumpe; 
pompe d'eau froide. 

Cölestin, m. hd., v. celestine... 
Dichter c., kalkhoudende zwavelzure 
strontiaan ; compact celestine; strontiane sul 

-fatée calcarit'ère. 

Colestinspath, ni. hd. Bladerige zwaveizure 
strontiaan, celestinespaath ; lamellar 
celestine; cdlestinc spathique, lamellaire. 


224 COLIFICHET -- COLLIER. 


Coli$ehet, m. fr. Kleine pottenbakkers 
drievoet (om daarop in de groote kokers de 
kleine potten te bakken); small trevet; klei 

er dreifuss. — Justeerviji, muntvijl ; mint--n 
file; abrichtfeile, munzreile. 
Colimacon, m. fr. Spiraalrol (der 

zelfwerkende mule-jenny); scroll; scl,necke. 

Coliren, n. hd., v. colature. 

Colisse, f. fr., v. coulisse 3). 

Collage, m. fr. Het slichten (pappen) 

van den kettingdraad; dressing; das schlichten. 
~ Het opplakken (van 't behangsel papier); 
sizing, seizing, pasting; das aufkleben, 
leimen (der tapeten). ~ C. (de la 
biëre), het klaren (met vischl(jm); fining; 
das schonen, klaren, abkltren. C . (du 
papier ou de la pate raffinée), het 
lijmen ; sizing, seizing; das leimen. — C. 
à la euve, C. en pate, het lijmen 
(van de papierstof) in de kuip, bet lijmen 
van 't heelgoed in den hollander; sizing 
in the vat; das leimen in der butte, in 
der masse. 

Collar, eng. Doorgaande rib of balk; 
durchgehender balken; soiive passante. 
Halsband (aan sloten); halsband; crapaudine, 
virole, collier. — Borst, aanzet (van potten 

schutter, ansatz; embolture, épaule--goed); 
ment. — Keg, spie ; keil; clavette. 
Klemhaak, spanijzer (der schrijnwerkers, etc.); 

zwinge, leirnknecht, schraubknecht, schraubenzwinge, 
zange; sergent, tirant. — Halsstuk 
(van den boom eener draaibank); lager; collet. 
— Halsrust of -kussen (van een cilinder); 
halslager; collét. — Pan, kussen (waarop 
de spil der draaiassen draagt); pfanne, 
lager; empoise, encastrement. — Haam, gareel, 
trekkussen (van 't paardentuig); kummet; 
kummt; collier. — C., Rod-collar, v. 
collet de la tige du piston. •• C. 
of a plumber-block, v. brass b. 
~ C. of the puppet-head, onderpan 
of -kussen eener geschutboorbank (waarin 
het geschut bij 't boren draait); lager, unterpfanne; 
collier, demi-lunette. — C. (or 
Washer for screw-bolts), V. bol 

stag-zenblech. ~ C. of a stay, . 
kraag ; stagkragen; collier d'un étai. ~ C. 
and strap of a tampion, riem van 
den mondstop voor kanonnen ; maulkorb; 
courroie à boucle pour tampon de volée. 

Collar-beam, Wind-beam, eng. 
Keelbalk (die onder den hanehalk twee sparren 
verbindt); kehlbalken; entrait faux ou 
retrousse. 

Collar-board, eng. Plank der platinen 
(tot eenen haak gebogen ijzerdraden 
aan de Jacquard-machine); collebrett, hals 

plancbe de collets. -brett, platinenbrelt; 
Collar-button,Cottar-button or 
—pin, eng., v. bouton a clavette. 
Collar-key or -puppet, eng., v. 
clé de poupée à vis, s. clé. 
Collar-needle, eng. Paknaald, v. 
carrelet 1) . 
Collar-plate, Cone-plate, eng. 

Hulpkop (der machinale draaibank), bril, 
lunet; htilfsdocke, lunette; poupée à lunette. 

Collate (to), v. a. eng., v. eollationner. 


Collateral, m. fr. Zijbeuk (eener kerk); 
aisle; seitensehiff. 

Collationiren, hd., Collationner, 
fr. v. a. De bladen van een ongebonden 
boek door de hand laten loopen, om te zien 
of het compleet is, collationeeren ; to collate. 

Colle, t. fr.: C. d'amidon, de farifle, 
stijfselpap; paste, slipping; stdrkekleister, 
kleister, pappe. — C. ou C. forte, 
lijm, schrijnwerkerslijm ; glue, joiner's glue; 
leim, tischlerleim, hornleim. — C. a bouche, 
mondlijm; lip-glue; mundleim. —C. 
albuminoïde, v. c. végétale. — C. 
au baquet, pergamentlgm; parchmentglue, 
parchment-size; pergamentleim. ~ C. 
brillante de Givet, C. facon de 
Givet, C. blonde, C. facon anglaise, 
Givet-lqm (een zeer goede schrijn 

Givet-glue; Givet'scher leim.-werkerslim); 

— C. des ehapeliers, hoedenrnakerslUw, 
(geringste lgmsoort); halter's glue (of inferior 
quality); hutmacherleim. — C. de 
Cologne, Keulsche lijm ; Cologne glue; 
kölnlscher leim.. — C. de duché, her• 
togsfijm (een flauw gekleurde sterke lijm); 
a slightly coloured very strong french glue; 

herzogsleim. ~ C. facon anglaise, 

C. facon de Givet, v. c. brillante 
de Givet. — C de farine, v. colle 
l). — C. de Flandre, C. d'Hol-lande, 
Vlaamsche lijm : Flanders-glue; 
flandrischer leim — C. forte, v. colle 
2). — C. gluten, v. c. végétale. ^•. 
C. d'Hollande, v. C. de Flandre. 
~ C. liquide, vloeibare lijm (met salpeterzuur 
aangelengde lijmoplossing); liquid 
gluc; fltissiger leim. '• C—s matiéres, 
dierlijke stoffen waarvan men lijm bereidt 
lijmgoed; animal substances from which glue 
is extracted; leimgut. leimleder. ~ C. d'os, 
Gélatine des os, Ostéocolle, i)eenderl 
jm ; glue of bones, gelatine o/ bones; 
knochenleim. — C. de pate, zeer dunne 
stijfsel ; very thin paste; ganz thinner mehlkleister. 
~ C. de poisson, Iehthyocolle, 
vischlijm ; isinglass, fish-glue, ichthyocolla. 
— C. végétale ou albuminoïde, 
C. gluten, plantenkleefstof (tot 
een begin van bederf overgegaan); gluten 
(decomposed by beginning putrefaction); 
eiweissleim, kleberleim (durch angehende 
fäulniss veränderter kleber). 

Collebrett, n. hd., v. collar—board. 

Collector, eng. Verzamelschijf (glad ge 

metalen schijt om zeer kleine hoe--polijsie 

veelheden electriciteit merkbaar te maken); 

sammelscheibe; plateau collecteur. — Elec


trical c., v. blitzstoffsammler. 

Collecteur, m. fr , v. collector. 

Colle-korde, f. hd., v. collet (d'un 

metier á boutons). 

Coller, v. a. fr. (avec la colle 


 

()OLLE-SCHNUR ---


d'amidon) Met stijfsel plakken, vastplak 

to paste, to paste on, to-ken, satuenkleven ; 
paste up; kleben, kleistern, aufkleistern, pappen. 
— (avee la colle forte) Lijmen, 
vast-, aaneenlijmen ; to glue; leimen. — C. 
la chalne, den kettingdraad slichten (pappen); 
to spread • over the chain with weaver's 
starch; den zettel schlichten, anscblichten. 
~ C. le papier, het papier lijmen ; to 
size or seize the paper; das papier leimen. 

Colle-schnur, f. hd.,v. collet (d'un 
métier a boutons). 

Collet, in. fr. Pan, tappenbed, kussen 
(waarin de tap eener machine draait); pillow, 
step, bearing, collar; pfanne, zapfenlager, 
halslager. v. brass b. ®•• (ou Collerette) 
Rand (ter verbinding van eene buis, etc. met 
Bene andere); flange, /lanche; flantsche, rand. 
~ (ou Collerette) Ring van den grooten 
zuiger (der stoommachine); duplicate pistonring; 
einfassung des grossen pistons. ~ Hals 

collar 6) Halskussen, v. collar-stuk, v. 
7) — Cirkelvormig sieraad aan de kandelaarschacht; 
collet; zirkelformiger zierrath am 
leuchterschaft. — Hals, uiteinde (van eene 
molenas, van een pletwerk, etc.) ; end, extreme 
end; ende, dusserstes ende. — Hals 
(van een deurhengsel); neck; hals. — C. (ouPort) de Panere, ankerbals, anker 

trend of an anchor, clutching of the-kruis; 
anchor-arms; ankerhals. C. du bouton 
(de la culasse), bals van de druif; 
neck of the tastable, button-neck; hals der 
traube, traubenhals. •• C. de canon, 
halsband van 't kanon ; neck of a piece of 
ordnance; bals eines geschiitzrohres. — C. 
du eylindre, cilinderrand ; cylinder jaw; 
cylinderrand. C. de l'éperon, hals 
aan de spoor (des ruiters); neck of the spur; 
hals am sporne. — C. d'étai, v. collar 
of a stay. — C—s (de la Jacquarde), 
platinensnoeren, koorden ; cords; platinenschnure, 
korden. ~ C. (d'un métier 

a boutons), hals-of hoofdsnoer; mainbrench 
(perpendicular cord or string attached 
to the tail-cord); colle-schnur, colic korde, 
halsschnur, hauptbrancbe. ~ C. de la 
mortaise du te, stootvlakte van 't voor 

stoommachine); butt of the cross--juk (der 
tail; auflage des Inches im kreuz; stossflache 
des bleuelstangenkreuzes. — C. d'une 
selle, Liberte du garrot, kamer (vrije 
ruimte) van een zadel ; gullet of the saddle, 
hollow of the pommel; vordere kammer des 

' sattels. ® C. de la tige du piston, 
deksel der pakkingbos (door welks openiug 
de zuigerstang gaat); collar, rod-collar, gland; 
stopfbiíchsendeckel. 

Collet, eng., v. collet, fr. 6). — C. 
of a screw nut, halsband eener moer 
; halsband einer schraubenmutter;-schroef 

dpaulement. 

Colleur, m. fr. Behanger, kamerbehanger; 
paper-hanger; tapezierer. — Slichter, 
papper of lijmer der kettingdraden ; dresser; 
schlichter. 

COLONNE. 225 

Collier, m. fr. Ring, band, rand, kraag, 
loep (omvatting van een rolvormig voor 

hoop, collar; reilen, rand, kragen. ~-werp); 
Halsband, v. collar 2). ne Haam, v. eollar 
9). ~ Parel of olijfvormige astragaal, 
paternoster-sieraad (v. astragal); bead; 
perlstab. ~ Onderkussen, onderpan, v. collar 
of the puppet-head, s. collar. 

C-s (Anneaux, Bagues) de la 
garniture d'une carde continue, 
smalle banden van het kaardenbeslag eener 
kaardmachine; narrow bands of card-clothing 
of a carding-machine; scbmale binder des 
kratzenbescblags elner vorspinnkriímpel. — 

C. (ou Corps) de l'éperon, halsstuk 
der spoor (boog die den hiel omvat); rim of 
the spur; halsstiick des spornes. •• C. 
d' étai, v. collar of a stay, s. collar. 
— C. d'excentrique, v. bague 
d'excentrique. 

Collière, Crinière, f. Manenbaar ; 

mane-hair; m9.huenhaar. 
Colliery, eng., v. coal-mine. 


Collision, f. it . Botsing (van spoortreinen), 
spoorwegongeluk; railway-accident; 
eisen bahnur,fall. 

Collodion, m. *. Collodium, collodion, 

stof die men door oplossing eener bijzondere 
soort van schietkatoen verkrijgt en inzonderheid 
in de photographie bezigt. 

Colloir, m., Machine à parer, f., 
Métier a encoller, m. fr. Slichtmachine 
(der wevers); dressing-machine; schlichtmaschine. 
.. 

Collyrite, f. *. Kiezelhoudend aluin 

hydraat, eene soort van kaolin of por-aarde-
seleinklei. 
Co-logarithm, eng. Verschil tusschen 
de eenheid en een logarithmus; erganzung 

eines logarithmus zur einheit; complément 

d'un logarithme. 
Colombage, m. fr. Rij standers of opstaande 
palen ; scantling-work; standerwerk. 

Colombate, m. fr., v. columbate. 
Colombe, f. fr., v. bankhobel. — 

(Boudin) Klomp vormklei; lump of plastic 
clay; klumpen plastischer thon. — Stander; 
upright post; stander. 

Colomnbelle, f. fr. Witte ruimte, filet 
of streep tusschen twee kolommen ; white 

line; spaltenlinie. 

Colombier, m. fr. Te veel wit tusschen 
de woorden ; pigeon-hole, gap; weisse lOcke. 
im drunk. ® .. Soort van Fransch papier, 
colombier-papier. — Verticale stut, recht op 
en neer staande schoor, kimschoor (onder 
de kiel van een schip dat moet afloopen); 

puppet or poppet, spur and driver of a cradle; 

schlittensthnder. (acid. 

Colombique, adj. fr., v. columbie 
Colombite, f. fr., v. columbite. 
Colonnade, f. .. Z u l len rij, zullen


gang (als sieraad van groote gebouwen, pleinen, 
etc.); een op zuilen rustend gebouw. 
Colonne, f. fr. Zuil, kolom, ronde pilaar 
of pijler; column-pillar; säule. — Ko



226 COLOPHANE 

lom, van boven naar beneden loopende afdeeling 
eener bladzijde; column; spatte. •• 
Par c—a, kolomsgewijze (gedrukt); in columns; 
kolumnenweise. — C. boiteuse, 
kolom van ongelijke lengte met de andere; 
interstice of unequal length; spatte von ungleicher 
lange. ~ C. cannelée, gegroefde, 
geribde zult ; Hated column; cannelirte saute. 

— C. distillatoire, stoom-distilleerkolom 
(van Derosne's toestel tot overhaling 
des wins); distillatory-column; dampfdestillirshule. 
— C. d'eau, d'air, waterzuil; 
luchtkolom; column of water, of air; wassersdule, 
luftsdule. — C. en faisceau, 
gekoppelde zuil (van den gothischen stijl); 
clustered column, compound pillar or pier; 

gekuppelte oder gekoppelte saute. — C. 
moutante d'une pompe, staande 
pompbuis ; barrel or body of a pump; pumpenpfosten. 
n•- C. oseillante, slingerende 
kolom (in de werktuigkunde); oscillating column; 
oscillerende saute. ••• C, de vaporisage, 
stoomcilinder (holle cilinder met 
gaten, waardoor men den stoom laat gaan 
om de kleuren op het doek vast te leggen); 
column, steam-apparatus; dampfcylinder. 

Colophane ou Colophone, f. fr., 
Colophony, Fiddler's rosin, eng. 
Vioolhars, spiegelhars, colophonium ; geigenharz, 
kolophonium. 

Color, eng. Kleur; farbe; couleur. ~ 
Kleur, kleurvocht, verf; verfbad, verfkulp; 
farbe; tunke; couleur, matière tolorante; 
bain, teinture (v. main, réehaud). — 
Kleur, goudkleur (zelfstandigheid waarmede 
de goudsmeden den glans aan bet goud geven); 
farbe, gold farbe; couleur, couleur à 
bijoux. ~Accidental C., toevallige kleur 
(niet in het licht zelf gelegen); zufállige 
farbe; couleur acetdentelie. — Adjective 
C., bijvoegeljke kleur (die de tusschenkomst 
van een bijtmiddel behoeft om zich op het 
doek te hechter); adjective farbe; couleur 
adjective. — Chemical or Topical c., 
oplegkleuren, opgelegde kleuren (min duur 

kleuren op geringe katoenen stoffen);-zame 
tafelfarbe; couleur d'application. ~ Fast 
or permanent e., vaste,duurzame kleur; 
dauernde farbe, schdnfarbe; couleur stable on 
solide, grand teint, bon teint. ~ Ferrugineous 
C., roestkleur, (jzerroestkleur; 
eisenrostfarbe; couleur de rouiile. —Fickle 
C., weerschijnkleur, duivenhalskleur; schiller 
farbe; gorge-de-pigeon. — Fugitive c., 
onechte, valsche, niet duurzame kleur; unechte, 
falsche, unbestdndige farbe, klein farbe; 

couleur fugitive on non stable, petit teint 

Glazing c., v. Transparent c., 
Middle e. (mezzo—tinto), middelkleur; 
mittelfarbe; couleur moyenne, demi-teinte. — 
Permanent c., v. Past e. — Predominant 
e., hoofdkleur; hauptfarbe; 
couleur dominante. — Priming C., grondkleur 
(de eerste op het doek gebrachte kleur); 
grundfarbe, grundirfarbe; couleur d'apprêt. 

Primitive c—s, oorspronkelijke, en


-- COLORIN. 

kelvoudige, eerste kleuren, grondkleuren, regenboogkleuren, 
hoofdkleuren ; einfache, ursprïcngliche 
farben; couleurs primitives, originaires 
ou simples. — Secondary c-s. 
bijkleuren, (uit de grondkleuren) samengestelde 
kleuren ; zusammengesetzte farben, ne 

couleurs secondaires,-benfarben, mittelfarben; 
composdes ou héterogènes. — Substantive 
C., zelfstandige kleur (die zich krachtens 
hare eigen verwantschap, zonder bijtmiddel, 
op de stof hecht); substantive farbe; 
couleur substantive. — Tempering c.s, 

v. anlauffarben. ~ Topical c., v. 
chemical c.—Transparent or Glasing 
C., doorschijnende verf; durchscheinende 
oder lasirende farbe, lasurfarbe; couleur 
transparente. — Vegetable c., 
plantenkleur, sapkleur; pflanzenfarbe, vege 

couleur végétale. — Vi--tabilische farbe; 
trifiable e. (or pigment), brandverf, 
smeltglas, glazuur, email (glasachtig vernis 
dat door smelting op porselein, aardewerk, 
glas, etc. wordt aangebracht); schmelzfarbe, 
emailfarbe; couleur vitrifiable. -- v. Couleur. 
— To ground in or To re— 
enter the C., de kleur (met de druk 
opdrukken ; die farbe eindrucken; ren-plaat) 
couleur. ~ To let go the c,-trer la 

v. abfarben 2). — To tear (or teer) 
the c., de kleur met eenen borstel opdragen 
; die farbe mit eiher barste auftragen; 
garnie ou tirer Ia couleur. — To give 
the last C. (or dye), V. abfärben 1). 
Colors, pl. (in 't krijgswezen) Vlag, 
vaan; flagge, fahne; drapeau, enseigne, pavillon. 
— The national C—s, de nationale 
kleuren, 's lands vlag; die nationalflagge; 
(zur see) die kampanjeflagge; les cou


leurs nationales. ~ The piek, the Case 
for the C—s, de vaandelstok; -koker; der 
fahnenstock; das fahnenfutter; la bampe; 
l'étui du drapeau. 

Color (to), v. a. Kleuren, verven ; farben; 
colorer. - To C. the golden ware, 
het goud kleuren; das gold fdrben; mettre 
en couleur les bijoux. 

Coloration, f. fr. eng. Kleuring, 
verving; farbung. — C. (ou Colorisation) 
electro-chimique, fr , eleetro-
chemical C. (or Colorisation), 
galvanische metaalkleuring; galvanische metallfárbung. 


Color-doctor, Doctor, eng. Striuker, 
afstrijkmes, dokter (werktuig tot rei 
cilinders of platen bij 't katoen-niging der 
abstreichmesser,rakel, doctor; raele,-drukken); 

docteur (en acier fondu). 
Colorer, V. a., v. to color. 
Colorigrade, Colorimètre, m. fr., 

Colorimeter, eng. Werktuig ter bepaling 
van den graad der kleuring bij de lichamen, 
kleurbepaler, kleurmeter; farbenstufemesser, 
farbenmesser, kalorimeter. 

Colorin, n. hd., Colonne, f. fr. 
Eene gele naar kraprood gelijkende verfstof, 
colonne; yellow-dye like alizarine. 


COLORING — COMBUSTIBLE. 227 


Coloring, eng. Kleuring, wijze van do 
kleuren of verven op te dragen (bij schilders); 
art die farben zu geben; colons, art 
d'appliquer les couleurs.••Kleuring, v.ausmalung. 
— Kleuring van 't goud; das 
farben des Boldes; mice en couleur. 

Coloring-liquor, eng. Kleurvocht, 
verfbad, 'verfkuip ; fárbebruhe; teinture, baan. 
Coloring—matter, eng. Kleurstof; 

fdrbestoff, pigment; matière colorante. 
Coloring—wbod, eng. Verfhout; fdr


beholz; bols colorant. 

Colons, m. fr., V. coloring i). 

Colorisation, f. fr. & eng., v. CO


loration f2). 
Color—man, m. eng. Kleur-of verfbereider 
(voorde verfkuipen); kolorist; coloriste. 
Color—printing, eng. Kleurendruk; 
farbendruck; impression de couleur. 

Colors, pi. eng., vlag, v. s. color. 

Color-tub, eng. Kleurraam (ter opneming 
van 't verfbad bi bet katoendrukken 
met de plaat); kasten, chassis; baquet, chassis. 

Columbaria, Scaffolding-holes, 
pl. eng. Steigergaten (in een muur, voor de 
kortelingen, V. boulin) riesllvcher; trous 
de boulin. 

Columbate, eng. Tantaliumzuur zout; 
tantalsaures salz; colombate, tantalate. 
Columbie acid, eng. Tantaliumzuur; 
tantalsdure; acide colombique ou tantalique. 

Columbite, eng. Tantaliet) (vroeger) 

columbiet (zwarte metallische delfstof, uit 

tantalium zuur, mangaan-en ijzer-oxyde be


staande); tantalit, kolumbit; tantale oxydè, 

tantalite, colombite. 

Columbium, n. * . Columbium, (nu) 

tantalium, een in 't begin dezer eeuw ont


dekt enkelvoudig metaal. 

Column, eng. Zuil, kolom, v. CO


lonne 1), 2), 3), etc., kolumne, etc. 

Colzabl, RUbol, n. hd. Raapolie ; 

rape-oil; huile de navette, de colza. 

Comb, eng. Kam (der machinale grof 

öffner, kamra, hacker; peigne. —-kaarde); 
Kam, wolkam; kamm, wollkamm; peigne. 
— Schroefstaal, v. chasing-tool 3). — 

C. of the cock, greep, stift, kop van 
den baan (steenslot); griff, hahnstift, hahnstengel, 
horn; crête. — Haak, greep (percussie-
slot); haken, hebel, daumenstuck, grif, 
kamm; crête. — v. comb—cleat. 
Comb (to), v. a. eng. Kammen (de 

wol); kammen; peigner. — Fijnkaarden; 

schrobeln; repasser. 

Comb-cleat, Comb, eng. Kamlat 
onder eene ra; kamm; ráteau de vergue. 

Combinaison, f. fr. Verband, metselverband 
; bond (in masonry); verband, 
mauerverband. — C. chimique, chemiscbe 
verbinding (van twee of meer stoften); 
chemical combination; chemische verbindung. 

V. combination-lock. 
Combination, eng , v. combinaison 
z). 
Combination-lock, eng., Combi


nationsschloss, n. hd. Combinatie-slot 
(met beweegljke deelen, die eerst in een 
bepaald verband moeten gebracht worden, 
om het slot te kunnen openen of te sluiten); 

serrure de combinaison. 
Combing-machine, eng. Wolkam machine; 
wollkammmaschine; peigneuse. 
Combing, eng. Het kammen; das kammen; 
peignage. 
Combing-wool, eng. Kamwol; kammwolle; 
lame longue, lame de peigne. 

Combining—proportion, eng. Verbindings-
verhouding (in de chemie); verbindungs- 
verb dltniss; proportion de combinaison. 

Comble, m. fr. Dakgebint, dakwerk, 
dakstoel, kap, kapwerk, dak ; roofing, roof, 
ridge or top of a house; dachstuhl, dachverbindung, 
sparrenwerk. — C. brise, 
coupé ou a la Mansarde, gebroken 
dak, Mansarde dak; curb-roof, kirb-roof, 
Mansard-roof; gebrochenes dach, Mansarden dach. 
~ C. a (ou de) croupe, Schild 

dak; hipped roof, hip-roof;-dak, Hollandsch 
walmdach, hollandisches lach. — C. a 
deux égouts ou a deux pentes, 
zadeldak ; span-roof, pent-roof, common roof; 
satteldach, zweiseitiges oder zweihdngiges 
dacb. ^ C. a deux égouts qui n'a 
qu'un seul poinoon, qui a deux 
poincons, zadeldak met enkel, met dubbel 
staanden dakstoel ; king-post-roof, queenpost-
roof; satteldach mit einfach, mit doppelt 
stebendem stuhl. e C. en équerre, 
rechthoekig dak, zadeldak baaksch in de 
nok; square-roof; satteldach mit rechten 
winkel, neudeutscbes' lach, ••• C. à la 

Mansarde, v. C. brisé. •• C. en 

pavillon, tentdak; pavilion roof, hipped 
roof the inclined planes of which terminate 
in a point; zeltdach. ~ C. à deux 

pentes, v. C. a deux égouts. 

C. plat, vlak dak ; flat roof; flaches dacb, 
flache bedachung o C. à potence, 
Toit en appentis ou a un seul 

egout, afdak, lessenaarsdak; shed-roof, 

lean-to; einbhngiges dach, pultdach, halbdach, 

taschendach. ~ C. en terrasse, C. 

tronqué, terrasdak, altaandak; truncated 

roof; terrassendach. 

Combler, v. a.: C. la tranchée, 

de loopgraaf dempen ; to fill-in the trenches; 

die laufgrdben zuscbiitten. 

Comb—pit, eng. Kampot (oven waarin 
de tanden der wolkammen worden verhit); 

kammtopf, kammpott; pot a peignes, pot. 

Comb—screw, eng. Kamschroef (waar


aan de wolkammen bevestigd worden); kamm


schraube; vis a peignes. 

Comb—stock, eng. Kamstok (voor 't 

kaarden); kammstock; porte-peignes. 
Comb-screwing-tool, eng., v. 
chasing-tool 3). 

Combustible, adj. fr. & eng. Verbrandbaar 
; verbrennlich. 
Combustible, m. fr. & eng. Brandstof; 
brennstoff, brennmaterial. 


 

228 COMBUSTION ---. 

Combustion, f. fr. & eng. Verbranding 
; verbrennung. — C. spontanée, 
fr., Spontaneous combustion, eng. 
zelfverbranding; selbstverbrennung. 

Comma,eng.Komnla; komma;virgule (,). 

— Turned c., Inverted c., Sign of 
quotation, v. anführungszeichen. 
Command, To command , eng. v. 
commandement., commander. 
Commande, f. fr. Drijfwerk (machinedeel 
dat een ander drijft) ; driving-gear; 
driving-wheel; treibender dnaschinentheil, getriebe, 
triebwerk. s C. de billot, de 
guindage, de pontage, span-, sjor-, 
snoertouwen (der poftons); rack-stick-lashing; 
rack-lashing or rack-rope; baulk-lashing; 

reitelholzleine ; reitelleine ; schnurleine. 
Commandement(d'un ouvrage), 

m. fr. Betrekkelijke hoogte, bestrijking (van 
een vestingwerk), hoogte van de kruin der 
borstwering boven den grond, commandement 
van een werk; command; das uberhohen, 
die beherrschung, relative hühe. 
Commander, V. a. fr. Bestrijken, 
beheerschen, kunnen beschieten, in bedwang 
houden ; to command, to have a command; 
beherrschen, domineren, tiberhbben. ••s C. 
la route (au timonnier), C. a la 
barre, den koers aangeven, de roergangen 
bevelen ; to shape the course; den cours 
stellen oder angeben. 

Commander, Rammer, Ramblock, 
eng. Heiblok ; rammblock, stamp fklotz; 
mouton, hie, batte. 

Commeneement,m. ou Naissance, 

f. d'une voute, fr. Voet of geboorte van 
een gewelf (de hoogte waarop de eerste 
welfsteen gelegd wordt en de rechtstanden 
eindigen); spring of a vault; anfang eines 
gewblbes. 
Commencer à décharger, fr. v. 

to break bulk, s. break. 

Commensurabilite, f. fr., Cor.


mensurability, Commensurable


ness, eng. Meetbaarheid, onderlinge meet


baarheid ; abmessbarkeit. 

Commerce interlope, m. fr. Sluik,

-

smokkelhandel, sluikerij; smuggling; schleicbhandel, 
scbrnuggelhandel. 


Commettage, m. fr. Het touwslaan 

(ineendraaien van garen tot touw); laying 

0( strands or ropes, closing of cables; das 

zusammendreben oder schlagen der duchte, 

kardeele, taue. 

Commettre, v. a. fr.: C. un cordage, 
un cable, een touw, een kabel 
slaan ; to lay a rope, a cable; een tau, een 
kabel schlagen. ~ C. un cordage au 
tiers ferme, een touw tot op ruim een 
derde inslaan (door samendraaiing verkorten); 
to give a full twisting to a rope; een tau 
zur vollen harte drehen. ~ C. en aussière 
ou en ralingue, en grelin, 
wantslag, kabelslag slaan ; to make cablelaid, 
hawser-laid cordage; kabelweise, trussweise 
schlagen. — C. (un cordage) 


COMPAS. 

en queue de rat, met een hondenend 
slaan, (een touw) slurpen (naar een der einden 
steeds dunner maken); to lay pointed 
ropes; schmiedweise schlagen, (das tau) mit 
einem kattsteert schlagen. 

Comminution, f. fr. & eng. Het vergruizen, 
kleinstampen; das zerbrdckeln. 

Commissflinte, f. hd. Soldatengeweer; 
musket, ordnance-musket; fusil de 
munition. 

Commissure, eng., v. bretterverbindung. 
Commode, f. fe. & hd. Latafel; drawer. 
Pikschouw (voor de kalfaters en timmer 
pitching- boat; pechkahn. -lui); 

Commotion électrique, f. fr. Electrische 
schok, slag; electric shock; elektrische 
erscbutterun;, elektrischer schlag.

Communicateur, m. fr., Com


municator, eng. Verbiudings- of tusscbenmachine 
(gedeelte eener machine dat de beweging 
overbrengt); verbindungs- oder zwischenmaschine. 
® Mededeeler (van den electr. 
telegraaf); kommunikator. 

Communication, f. fr. & eng. Mededeeling, 
voortplanting ; mittheilung, fortpeanzung. 
— a. C. de mouvement, fr., 

C. of motion, eng., mededeeling, voortplanting 
der beweging; mittheilung, fort-planzung 
der bewegung. ®• b. C. de nnouvement, 
fr., verbindings- en bewegingsdeelen 
(eener machine); connecting gear, gear, 
gearing; verbindung- and bewegungstheile, 
geschirr. — C. du feu, vuurleiding (naar 
de mijn); train, priming; feuerleitung, leitfeuer. 
— C. from the nipple-seat 
etc. eng., v. bohrung des stollens. 
Commutateur, m. fr., Commu


tator, eng. Stroomverwisselaar, stroom 
een magneto-electrischen toe--keerder (van 
stel, van Delezenne's ring, etc.); stromum 
-kehrer. 

Compagnon, m. fr. Gezel, knecht, 
werkgast; companion, journey-man, labourer, 
fellow; gesell, knecht, gespann. 

Companion, eng., v. compagnon. 

Compartiment, m. fr. Vak, afdeeling 
(van een meubelstu k); compartment, partition; 
fach, abtheilung. ® Vak, veld (van een 
zoldering, wand, vloer, etc.) ; panel (of a 
ceiling, of a wall), compartment (of a floor); 

Feld (einer decke, einer wand); abthellung 

(des estricbs). C. (d'un waggon, 

d'une diligence), coupé, afdeelin voor 

8 a 10 personen; compartment; abtbeilung, 

coupé, eisenbahncoupe. ~ C. secret., v. 

cave I). 

Compartment, eng., v. compar 

-timent. 

a. Compas, m. fr. Passer; pair of 
compasses, compasses or compass; zirkel. ^• 
C. d'artisan, werkmanspasser, zeer stevige 
ijzeren p.; iron compasses; eiserner zirkel 
der handwerker. o C. à boule, v. 
bullet-compasses. ® C. a trois,
a quatre branches, drie-, vierbeenige 

(JOMPAS - 

passer; triangular, square compasses; d rei-, 

vierschenkliger, drei-, vierbeiniger zirkel. 

-C. a calibre, V. C. d'épaiseur, 
caliber ij. C. a charnière, C. 
ordinaire, scha ru ie rpa sser, gewone p.; 
joint-compasses; scharnierzirkel. -C. it 
cheveu, haa rpasser; hair-compasses; haarzirkel. 
C. de construction, v. 
aufrisszirkel. - C. it coulisse on 
de reduction, herlei passer, reductiepasser 
; reduction-compasses; reduction szirkel. 
- C. courbe, C. d'épaisseur, C. 
sphérique, kromme passer, diktepasser; 
callipers, caliber-compasses; krum mal rkel, 
dickzirkel, greifzirkel, tastzirkel, taster. tasterzirkel. 
- C. courbe, v. compas 
de mature. C. it diviser, verdeelpasser 
; divider(s); tlieilzirkel. - C. droit, 
rechte passer; straight compasses; gerader 
zirkel. - C. élastîque, C. it ressort, 
veerpasser ; spring-dieuler(s) , hair-divider(s); 
federzirkel. C. a ellipse. C. elliptique, 
V. c. it ovale. C. aux 
engrenages . Outil d'engrenage, 
horlogemakers -tandpasser ; depthening-tool; 
eingriffzirkel. - C. d'épaisseur, V. 
C. courbe, callipers. C. d'équer. 
re, winkeltiaakpasser (der katoendrukkers); 
iron rule with two hollow pipes of copper, 
one of which is movable; winkelzirkel. 


C. d'excentricité, buispasser; eccentric 
compasses; roh rzirkel , excen tricitatszirkel. 
- C. du fondeur de cloches, 
klokgietersmaat ; bell-founder's gauge; gbekengiessermass. 
C. it jauge, liolpasset 
; inside callipers; hobibzIrkel. - C. it 
lunettes, v. brillenzirkel. C. 
de maître it danser, ou C. maître 
it danse, v. callipers :ij C. de 
mature, C. courbé, mastpasser, kromme 
p.; calliper-compasses; mastenpasser. 
C. ordinaire, v. C. it charnière. 
C. a ovale, C. it ellipse, ovaalpasser; 
oval or elliptic compasses, trammel; oval


zirkel. - C. à pointes derechange, 

a pointes changeantes, passer met 

losse, verwisselbare beenen of punten ; corn


passes with shifting points , draught-compass


s; steckzirkel, reisszirkeb. C. it poin-. 
tes sèches, passer met vaste beenen; 

compasses whose points cannot be shifted; 

zirkel mit festen spitzen C. it poin


tes tournantos, passer met draaiende 

punten; turn-up compasses; zirkel mit dreb


spitzen. C. it pompe, bijzondere soort 

van passer voor het trekken van zeer kleine 

cirkels; particular sort of compasses for 
describing very small circles; eigen Ui limb iche 
art zirkel zuni besetireiben sehr kleiner 
kreise. mm C. de proportion, proportiepasser 
; proportional compasses , sector; proportional-
zirkel. mm C. it quart de eercie, 
boogpasser ; ring-compasses; bogen zi 
keL C. de réduetion, v. c. it 
coulisse. C. it repousser, kromme 
passer der graveurs ; ccilipers used by en-

COMPASS-SAW. 29 

provers; gravirtaster. - C. it ressort, 

v. c. élastique. C. sphérique, 
V. C. courbe. C. it tête, v. bullet-
compasses. mm C. it tracer, lijnpasser 
(voor tbedrukken der ilalsdoeken); 
iron or copper rule with two pins; liniirzir 


hel. ' C. de trisection, derdedeebspasser 
; trivection-compasses; dreitheilungszirkel. 
mm C. it verges, a. v. beamcompasses 
2) b. Snijpasser ; cuttingcompasses; 
schneidzirkel. C. it vis, 
schroefpasser ; spring divider; schraubenzir 
kel. C. it volute, spiraalpasser; 
volute-compasses; spîralzirkel. 

b. Compas, in. fr. Kompas, zeekompas, 
v. boussole. C. azimuthal, azi 
mut-kompas ; azirnuth-corrpass; azimuthalkompass. 
C. de chambre, C. pendant, 
C. renversé, hangkompas (aan 
de zoldering (Ier kajuit); hanging-compass, 

cabin-compass; huingkompass, kaj itskompass. 
__ C. de route, zeilkompas, gewoon 

kompas; common compass, binacle-compass; 
steuerkompass, stricbkompass. C. de 
variation, peilkompas, variatie-kompas; 

variation-compass,' peilkompass, variationskompass. 
-V. boussole, kompass. 
Compass, eng. Kompas, v. compas 
b., boussole. 
Compass, or Compasses, p1. eng. 
Passer, v. compas a. 

Compass-board, Hole-board, 
Holy board, eng. Harnasplank (horizontale 
plank met op rijen gehoorde gaten aan 

de Jacquard-machine); harnischbrett, löcherbrett; 
planche darcades. 

Compass-box, eng. Kompasdoos; 

kornpassdose, -buchse, -niörser; holte do corn


pas, inortier du compas. 
Compass-brick, eng. Holle dakpan; 

kehlziegel; none, nollet. 
Compass-card, eng., v. card 9). 
Compassement, rn fr. Aipassing; 

compassing; abmessung, das abzirkeln. -

C. des fourneaux de mine, des 
feux, regeling van de mijnkarners of mijnovens, 
bet koppelen der bonten, der vuren; 

proportioning the trains of mines; abpassung 
des feuers. 
Compasser, v- a. fr., v. abzirkeln. 

-C. la carte, Pointer, het bestek 
(op de kaart) uitzetten ; to prick the chart; 
die harte passen oder pricken, das hesteck 
aussetzen. C. les fourneaux de 
mine, les mches, les feux, de 
bonten, de vuren koppelen ; to proportion 
the trains; das feuer abpassen. 

Compasses, p1. eng. Passer, v. cornpas 
a. 
Compassing, eng. , v. compassemont 
1). 
Compass-needle, eng. Kompasnaald. 

V. aiguille airnantée. 
Compass-plane, eng. Ronde schaaf; 
schiffhobel; rabot rond on cintré 
Compass-saw, Lock-saw, Fret2 



230 COMPASS-TIMBER 

saw, Key-hole-saw, eng. Schrobzaag, 
stootzaag, spitszaag, dievenzaag, passe-partout; 
lochsdge, stichsäge, spitzsdge; scie a 
main, à couteau, à voleur, passe-partout. 

Compass-timber, eng., v. arched 
timber. 

Compensateur, m. fr., Compensator, 
eng. Vereffenaar; abgleicher. 
C., Pendule c. ou a compensation, 
compensatie-slinger (bij welken de verlenging 
der stang bij verhoogde temperatuur 
wordt gecompenseerd); grit-pendulum; compensationspendel. 


. Compensation, f. fr.: Horloge a 
C., compensatie uurwerk, uurwerk met een 
compensatie-slinger; clock with grit pendulum; 
compensationsubr. 

Compensationspendel, n. hd., v. 
compensateur ij. 

Compensationsuhr, f. hd., v. compensation. 


Compensator, eng., v. compensateur 
1). 

Complement, m. fr. & eng.: C. 
d'un angle ou d'un arc, fr., C. of 
an angle or an arc, eng., aanvulling 
`an een hoek of boog tot 90 graden, complement; 
ergdnzung oder complement eines 
winkels oder eines bogens zu 90 grad. 

C. arithmétique (d'un nombre), 
fr., Arithmetical c. of a number, 
eng. Arithmetisch complement van een getal 
(datgene wat er overblijft als men een 
getal aftrekt van de eenheid gevolgd door 
zoo veel nullen als er cijfers in 't gegeven 
getal zijn); dekadische ergdnzung. — C. 
arithmétique d'un logarithme, fr., 
Arithmetical c. of a logarithm, 
eng. Arithmetisch complement van een logaritbmus 
(het getal dat men verkrijgt door 
dezen log. van 1 0 af te trekken); dekadische 
ergdnzung des logarithmus (zu 10) . — C. 
de la courtine, fr., C. of the curtain, 
eng. Complement van de courtine 
(de courtine na aftrek van hare flank tot 
den hoek der keel); iiberschuss der courtine. 
C. de la ligree de defense, fr., 
C. of the line of defense, eng. Cumplement 
van de defensie-lijn; uberschuss der 
de fensions-linie. 
Complet, fr., Complete, eng. adj. 
Compleet, volledig (werk of boek); komplet. 
Complete (to), eng., Completer, 

fr. v. a. Compleet of volledig maken ; kom 
-pletiren. 
Compluvium, eng., v. comble à 
potence. 

Component forces, Components, 
pi. eng. Samenstellende of gedéeltelijke 
krachten (in de werktuigkunde); seitenkra 
fle; composantes. v. constituent. 

Composantes, Forces compo-santes, 
f. p1. fr., v. components. 

Composé, m. fr. (chemische) Verbinding; 
compound (formed by combination); 
(chemische) verbindung. 

COMPOSITOR. 

Compose (to), eng., Composer, 
fr. v. a. Zetten (de drukletters); setzen (die 
schrift) . ~ To e. in columns, eng., 
Composer par colonnes, fr. Kolomsgewijze 
zetten ; spaltenweise, in gespaltenen 
kolumnen seizen. 

Composer l'argile, fr. De klei met 
cement mengen ; to mix unburnt- fire-clay 
with dust of fire-bricks, glass-pots or seggars; 
den toon mit ciiment mengen. 

Composing,eng ,v. composition a. 

Composing-stick, eng., v. com


posteur 1) . 
Conipositeur, fr., Compositor, 
eng. m. Zetter, letterzetter; setzer, schrift 

C. en conscience, v. ac--setzer. — 
cidenzsetzer. 
C.-distributeur, m. fr. Zet-en dis 
machine for composing and-tribueer-machine ; 
subsequently distributing type; maschine zum 
setzen and zum nacbherigen ablegen der 
lettern. 

a. Composition, f. fr. Het letterzetten, 
zetten ; composing; das setzen. 
b. Composition, f. fr. & eng.: Compositie, 
mengsel van koper en zink; komposition 
von kap fer and zink. ® C. d'amorce, 
fr., v. C. fulminante. ~ 
C. d'artifiees, fr. Sas der vuurwerken; 
C. for military fire-works and for combustibles 
of various kinds; satz, feuerwerkssatz. 
— C. pour les boulets incendiaires, 
fr. Sas voor brandkogels; C. for priming-
carcasses;zehrungssatz,zeh rung der brand


geschosse. ® C. pour l'écarlate, C. 

d'étain, fr. Tincompositie ; dyer's spirit; 
zinncomposition. — C. des forces ou 

des mouvements, fr., C. of forces 
or motions, eng. Samenstelling der krachten 
of der bewegingen ; zusammensetzung 
der kro fte oder der bewegungen. — C. 
fulminante, C. d'amorce, fr. Knal 
(voor de zundboedjes of percussie-mengsel 

priming-or detonating c.; percus--dopjes); 
sionssatz, zundsatz. — C. a fusées, fr. 
Sas voor bom-en granaatbuizen, voor gezwindpijpjes; 
fuze-c.; ziindersatz. ® C. 

incendiaire, Matiére incendiaire, 

fr. Brandsas; carcass-c; brandsatz, brandzeug. 
— C. d'indigo, fr., Indigo—c., 
eng. Chemisch blauw, indigo-tinctuur; indigkomposition, 
indigtinktur. — C. pour 
lances a feu, fr. Sas voor zunders; 
port-f re-c.; ziindlicbtersatz. — C. lente, 
fr. Langzaam brandend mengsel; slow or 
slow-burning c.; fauler satz. — C. de la 
poudre á canon, fr. Sas voor het buskruit; 
C. or ingredients for powder; satz. 

® C. de Valenciennes, Roche a 

feu, fr. Bommenbrandsas; port-fire c. for 
shells; bombenbrandsatz. ~ C. du verre, 
Fritte, fr. Glasmengsel, fritte; c., batch; 
glassatz, schmelze. — C. wive, fr. Snel 
brandend euengsel;cominonfuze-c.; raschersatz. 

Compositor, eng, v. compositeur, 
accidenzsetzer, paquetier. 


COMPOSITOR -- 

Compositor's board, eng., v. composoir. 
Composoir, in. fr. Zetplank (der letterzetters); 
compositor's board; setzbrett. 

Composteur, m. fr. Zethaak ; composing-
stick, stick; winkelhaken. ® Winkelhaak 
(der beeldgieters); square; winkelmass. 
~ Staaf, stok (des zijdeweefstoels); stick, 
staff; stiibcben. 

Compound, eng., v. eomposé. 

Compound motion, eng. Samengestelde 
beweging; zusarnmengesetzte bewegung; 
mouvement composé. 

Compress, adj. hd. Dicht ineen, compres; 
close, dense; serré, press. C. 
setzen, compres of dicht ineen zetten ; to 
compose closely; approcher. 

Compressing-machine, eng. Ko 

kugelpresse, bleikugelpresse, press--gelpers; 
maschine; machine a pression (pour comprimer 
les balles de plomb). 

Compression, f. . Ineendrukking, 
samenpersing. 

Compressionspumpe, f. hd. Perspomp, 
compressie -pomp ; force pump; pompe 
à compression, pone l;e foulante. 

Comprimer, v. a. fr. Samendrukken, 
ineenpersen ; to press; pressen. 

Comprimeur, Doigt comprimeur, 
m. fr. Perser (een kleine tweearmige 
stalen hefboom van de spilbank of 
spoelmachine); presser, spring-finger; presser, 
pressfinger. ~ C. ailé, v. aile corn— 
primeur. 

Compte, m. (Portée) fr. Gang (getal 
draden (doorgaans 40, zeldzamer 48) 
waarnaar de rietkammen van den weefstoel 
benoemd worden); porter; gang. — Haspel, 
tal (100 draden, der spinmachine); reel; nahl, 
haspel, zaspel. ® Toile en e. de vingt, 
linnen van 2000 draden in de schering; 
linen with 2000 threads in the warp; leinwand 
van 2000 faden im zettel.— C., Fransche 
papiersoort, V. carré 9), 10). 

Compte—fil, m., Loupe, f. fr., v. 
cloth—prover. — Dradenteller (linsvormig 
glas om de draden van een weefsel 
te tellen); thread-counter; fadenz<ihler, linzenglas. 


Compte-pas, Pédomètre, m. fr. 
Schredenteller, pasteller; pedometer, perambulator, 
hodometer; schrittmesser, wegemesser. 


Compter, Calculer, v. a. fr. Uit 

berekenen (de kopij of het band--tellen of 
scbrift, bij boekdrukkers); to calculate; berechnen, 
ausrechnen, auszi hlcn. 

Compteur, m. fr. Teller (werktuig 
dat de omwentelingen of heen-en weergangen 
eener machine telt, b. v. van een garenhaspel, 
van de lijnspinbank, van de mulejeuny, 
etc.) ; counter, indicator; ztihler, 
zthlapparat, (an uhren) pendelschwingungszahler, 
vorfall. — C. au gaz, gasmeter 
(werktuig ter meting van de hoeveelheid 
gas, die uit den zuiveringstoestel naar den 

CONCRETION 

gasketel gaat); gas-meter, station-meter; gasmesser, 
messapparat. 
Compteuse, f. fr. Telster (der papier 
counter; zdhlerinn.-fabr.); 
Comrade-battery, eng., v. batterie 
par camarades, s. batterie d. 

Concasser, v. a. fr. Kneuzen, breken, 
grof stukstooten, stampen ; to pound; zerstampfen. 


Concasseur, m. fr. Kneuzer, stam per; 
stamper, rammer; sti sser, stampfer. — 

C. ou C.—éeraseur, kneusmachine, kneusmolen 
(voor haver, boongin, lijnzaad, enz.); 
bruising-mill, crusher; quetschmtihle, schrotmiihle. 
® C. de tourteaux, lijnkoeken breker; 
, oil-cake-breaker or -bruiser; ölkuchenbrecher. 
Concave, adj. fr. & eng. Holrond, 
hol, ingebogen, uitgehold, concaaf; rundhohl, 
ausgehóhlt, cingebogen, konkay. — Concavo—
concave, fr. & eng. Dubbelhol, 
aan beide zijden hol, concaaf-concaaf; doppelt 
hohl. 

Concentrate (to), v. a. eng., v. concentrer. 


Concentration, Rectification, f. 
fr. « eng. Verdichting (eener vloeistof door 
verdamping of overhaling); verdichtung, entwhsserung. 


Coneentrationsstein (in bli cken), 
m. hd. Blauw metaal ; fire metal, 
blue metal; métal bleu, matte concentrée, 

métal fin. 
Concentrer, v. a. fr. Verdichten, 
dichter, sterker maken (vgl. concentra


tion); to concentrate, to distill, to dephleqmate; 
concentriren, entwässern. 
Concentric, Concentrical, eng., 

Concentrique, fr., Concentrisch, 
hd., adj. Eénmiddelpuntig, hetzelfde middelpunt 
hebbende, concentrisch (van cirkels). 

Concentriren, v. a. hd., v. con


centrer. 

Concentrisch, adj. hd., v. concen


tric. 

Conceptpapier, n. hd. Concept-papier, 
gewoon of gemeen schrijfpapier; ordinary 
paper, fool's-cap-paper, whity brown; papier 

ordinaire, papier écolier, papier bulle. 

Concession, f. fr. eng. Vergunning, 

verleening, bewilliging, concessie (ter oprich.


ting eener fabriek, tot aanleggen van een 

spoorweg, enz ); verleihung, erlaubniss, ver 

-giinstigung. 

Conchoïd, eng., Concholde, fr. f. 
Schulptrek, schelplijn, conchoïde; muschellinie, 
konchoid, konchoïde. 

Concourant, adj. fr., v. concur


rent powers. 
Concrete, eng., v. beton. 
Concretion, f. fr. & eng. Verdichting, 

verdikking, stremming; verdichtung, verdi.ckung. 
— Vereeniging van verscheidene deelen 
tot eerre massa, tot een vast lichaam, 
concretie ; verkörperung, masse. ~ C. Of 

green carbonated copper, eng. Ko



232 CONCRUTIONNÉ 

perspaath ; kutp ferspath; cuivre carbonaté, 
vert concrétionné. ~ French c., fr V. 
beton. C. stalactique, fr. Dropsteen-
concretie, dropsteen, stalactiet; stalactite; 
tropfstein, sinter. 

Concrétionné (vert), fr., v. concretion 
3). 

Concurrent powers, pl. eng. Samenwerkende 
krachten (in de werktuigkunde); 
zusarnmenwirkende, zusammenlaufende 
lord/'te; forces concourantes. 

Condamner (une porto, une 
fenêtre), v. a. fr. Toespijkeren, dicht 
to condemn, to wall up; verna--metselen ; 
gein, blenden. 
Condemn (to), v. a. eng,., v. Con 
damner. 
Condensate (to), eng., v. to con


dense. 

Condensateur,m. fr.,v.condenser. 

Condensation, f. « . Verdichting, 
verdikking (van den waterdamp of stoom, 
etc.); verdichting, samenpersing (der lucht). 

Condensationseinguss , m. hd. 
Verdichtings- of af delingsstraal; condensing 
jet; jet de condensar tun. 

Condensationsmaschine, f. hd. 
Verdichtingswerktuig, koelvat, v. condenser 
1), 2). 

Condensator, eng. Y hd., v. condenser. 


Condense (to), eng., Condenser, 
fr. V. a. Verdichten, verdikken, samenpersen, 
eondenseeren; verdichten, verdicken, zusammenpressen, 
condensiren. 

Condenser, eng., Condenseur, 
Condensateur, fr. m. Verdichter, luchtverdichter, 
samenperser, condensator; verdichter, 
luftdichter, verdichtungspresse, condensator. 
•® Koelvat, ontvanger (waarin de 
damp, de stoom afgekoeld en vloeibaar gemaakt 
wordt); kuhlgefass, condensirungsmaschine; 
condensator. Condens(at)eur 
électrique, fr., Electric condenser, 
eng. Verdichter der electriciteit, ver 

v. collector, blitzstoff--zamelschijf, 
sammler. ~ C. tubulaire, fr. stoomverdichter 
door buizen (stoombootmachine, 
bij welke de stoom verdicht wordt door in 
aanraking te komen met koude metalen pijpen); 
condenser by contact, external condenser; 
rokren-condensator, contact-condensator. 
~ Premier condenseur , 
Barillet, m fr.Eerste gasverdichter(waarin 
bet steenkoolgas uit de retorten komt en 
het grootste gedeelte van bet water, de teer, 
de onderkoolzure ammoniak zich verdicht) ; 
hydraulic condenser, hydraulic main; vorlage. 
~ Second condenseur, tweede gasverdichter 
(waarin bet gas uit den teervergaarbak 
komt, en de dampen, waarmede bet 
gas nog vermengd is, door afkoeling verdicht 
worden); condenser; condensator. • C. des 
forces, fr. Krachtverzamelaar (in de werk 
condenser of force, power-c.;-tuigkunde); 
kraftsammler, kraftdichter. 

c (Th I_)1 1T. 

Condenser-gauge, eng. Manometer 
(spankrachtmeter) van den stoomverdichter; 
manometer des dampfverdichters; manomètre 
du condenseur. 

Condensing-engine, eng., v. condensationsmaschine. 
Condensing-jet, eng., V. condensationseinguss. 


Condition, f. fr. ' eng. Zijdedrogerij, 
droogplaats der zijdestoffen (in verschillende 
fabrieksteden); konditionirung. 

Conducteur, fr., Conductor, eng. 

m. Begeleider, conducteur (zorger voor het 
gemak en de veiligheid van personen en 
goederen, op stoombooten, diligences); begleiter, 
fuhrer, conducteur. ~ C. de 
eonvoi, m. fr. Conducteur van een spoortrein 
; railway-guard; bahnzugwdchter, conducteur. 
C. de la chaleur, fr., C. 
of heat, eng. Warmtegeleider (lichaam 
dat de warmte meer of minder gemakkelijk 
voortplant); wdrmelciter. ® C. d'éleetricité, 
fr., C. of electricity, eng. 
Geleider der electriciteit, conductor ; elek.trischer 
leiter, elektricitdtsleiter, conductor. 
C. de la foudre, fr., C. of lightning, 
eng., V. blitzableiter. •®• C. 
galvanique, ' fr., C. of galvanic ap.paratus, 
eng. Galvanische geleider, geleid draad 
; leitungsdraht; galvanischer leiter. 
Conducteur-moteur, m. fr. Meenemer 
(der kunstdraaibank); driver; ftihrer, 
knagge, dübel. 

Cornductibilité, f. fr., Conductibility, 
eng. Geleidbaarheid, geleidend 
vermogen der lichamen ; leitungs f'c higlkeit. 

Conducting-arc, eng. ontlader, outlaadtang 
; Y. are conducteur. 

Conducting-power, eng., v. conductibilité. 


Conducting-wire, eng. Geleiddraad 
(van een electrischen telegraaf); leitungsdraht; 
6l conducteur. ~ v. conducteur 
galvanique. 

Conductor, eng., v. conducteur

Condu.ire le chien (du fusil) a'-. 
l'abattu, fr. Den baan in rust zetten; 
to ease springs, to let down the cock on the 
nipple; den hahn in rube setzen. 4• Conduire 
le nez, den gang van 't smelten 
naar 't blaaswerk beoordeelen; to judge of 
the melting operation by the blast; den gang 
des feuers nach dem gebláse beurtheilen. 

Conduit, m. fr. & eng. Buis, pijp, goot, 
leigoot ; rdhre, leitungsröhre. +m Conduit, 
fr. Loop, riool, kanaal, v. channel t). ~ 
Sas (eerier sluis); paddle-hole, Clough -arch; 
freiarcbe, arcbe, gerinne. - C. de vapeur, 
stoompijp; steam-pipe; dampfrohr. -

C. du cylindre au condenseur, fr. 
Afvoerpijp aan den cilinder der stoommachine 
; eduction-pipe; ableitungsrc hre am 
cylinder. - C. d'admission de la 
vapeur,fr.Stoominia ter; steam-inlet; dampfeinlasser. 
- C. d'échappement, fr. 
Stoornuitlater ; steam-outlet; dampfauslasser. 

CONDUIT ._ 

Conduit, eng., v. conduit 1), conduite 
d'eau, de tuyaux. 

Conduite, f. fr. Wijzerstang (in een 
groot uurwerk); pinion of report; zeigerstange. 
— C. d'eau, waterleiding; conduit, 
waterworks; wasserleitung. ~ C. de 
tuyaux, buizenleiding; conduit of pipes; 
rdhrenleUtung, rolrleitung. 

Conduit—pipe, eng. Geleidbuis; lei,tungsruhre; 
conduit. ® v. brunnenr
®hre. — Goot, dakgoot, hanggoot ; rinne, 
dachrinne, dachkndel; gouttière, descente. 

— Afvoerpijp, V. ablaufröhre. 
Cone, m. fr., Cone, eng. Kegel ; kegel. 
— Kegel (der draaibank); kegel. 
Kegelvoren (voor 't gesmolten metaal); rnetallkegei. 
— Kegel (der wevers), v. bouton 
4). — Zundkegel (van den schoor 

aan een percussie -geweer); zandkegel.-steen 
Conische zinkboor; konischer senker. — 

C. de diversion ou de divergence, 
fr., C. of spread, verspreidingskegel 
(der kartetskogels, als zij uit het geschut 
komen); streuungskegel. — C. droit ou 
vertical, fr., Right or Upright c., 
eng. Rechte kegel ; gerader oder senkrechter 
kegel. — C. de friction, fr. Wrgvingskegel 
(aan machines); friction-socket, friction-
clutch,; fractionskegel. — C. de lumiére, 
fr., C. of light, of rays, 
licht-, straalkegel ; strahlenkegel. — C.d'un 
moulin á blé, fr., C. of a cornmill, 
eng. Trechter van een (Amerikaan schen) 
korenmolen ; trichter. ~ C. oblique 
ou scalene, fr., Oblique or 
Scalene C., eng. Scheeve of schuine kegel 
; schiefer leegel. — C. of slag, 
Tuyere of slag, Tube, eng. Slakken kegel 
(die zich aan 't pijpgat des smeltovens 

vormt); formnase einee gebliise form; nez de 

Ia tuyère. ®C. tronquée, fr., Trun


cated e., eng. Afgeknotte kegel; abge


stumpfler kegel. — C. vertical, v. C. 

droit. 

Cone-bit, eng., v. bit 2) . 

Cone-compasses, pi . eng., v. bul 

-let-compasses. 

Cone—countersink, eng. Conische 

zink-of freeshoor; conischer senker; fraise 

en forme de cone. 

Cone—former, eng. Vormkegel (der 
vuurwerk rna kers) ; formkegel, cpitzkappenholz; 
r randrin. 

Cone-plate, eng., v. collar-plate. 

Conic pendulum, eng., v. gover


nor of Watt. 

Conic section, eng. Kegelsnede ; ke


gelschnitt; section conique. 

Conférer, v. a. fr, De correction op 

een proefblad met de revisie vergelijken ; to 

collate; kollationiren, revidiren. 

Confit, ui. fr. Z weldei zuurfat', zemel bad 
der looiers (ook wei van duiven-en 
hoendernoest bereid); infusion of wheat•bran; 
beize aus weizenklcie. •m Hondenrr,esthad 
(voor 't juftleer) ; dicsolutinnt of dog,c•-e:;cre-

CONICATE. 233 

meats; hundekothsbad, beize mit hundsmist, 
kaschka. 

Conformateur, m. fr. & hd., Conformator, 
eng. Hoedenmakerswerktuig 
om zeer nauwkeurig de maat van iemands 
hoofd te nemen. 

Congé, m. fr. Aanloop (c. d'en bas), 
afloop (c. d'en haul), cirkelvormige verdunning, 
die de zuilgordels aan de schacht ver 

apophysis, apothesis, apophyge, escape,-bindt ; 
conge (at the bottom or at the top of the 

shaft; anlauf, ablauf. ® Aanloop, v. anlauf 
i) ; ablauf 2). ~ Ertsmand ; orebasket; 
erzkorb. — Lijstschaaf, bolschaaf, 
of iefschaaf ; cornice-plane, ogee-plane, plough, 
doucine; karniesshobel. — Aansluitingsvlak, 

V. anpassungsfiaehe. ® Gevuld gedeelte 
van een winkelhaak; filled-up part 
of a square; gefiillter theil eines winkelmasses. 
Congeal (to), v. n., v , congéler. 

Congealable, eng., Congélable, 
fr. Strembaar; gerinnbar. 

Congélateur, m. fr. IJsmaker (werktuig 
om ijs te maken, ook glacière des fasnilles 
geheeten); freezing-apparatus, freezer; 
eiserzeugungsappa rat. 

Congelation, f. fr., Congelation, 
eng. Bevriezing, stremming, stolling; das 
gefrieren, gerinnen. ~ Vastwording, verstgving 
(van gesmolten. metaal); das erstarren. 

Congeler, v. n. fr. Doen bevriezen, 

doen stremmen of stollen ; to congeal; ge


frieren, gerinnen machen. ~ se c., he


vriezen, stremmen, stollen ; to congeal; ge


frieren, gerinnen, gestehen, sich verdicken, 

anschiessen. 

Conglomérat, m. fr., Conglome


rat, n. hd., Conglomerate, eng., v, 

agglomerat. 

Congréage, m . fr.Het trensen ; trensing; 

worming; worming-rope; das trensen; trensing. 

Congréer, Emmieller, v. a. fr. 

Trensen (touw); to worn; trensen. 

Congrevdruck, rn. hd. Congrevische 

druk ; Congreve-impression; impression à Is 

Congrève. 

Congreve, f., v. Congrèves. 

Congreve-rockets, eng., pl., v.. 

congrèves 2). 

Congrèves, fr., Congreves, eng. 

p1., V. allumettes allemandes. ^ 

C., ou Pusées a la Congrève, fr., 

Congreve-rockets, eng. C ongrevische 

vuurpijlen; Congrevisclie rakete, kriel/. rakete. 

Congreve's machine, Granulating—
machine, eng. Congreve's kruit korrelmachine 
; körnermaschine 2nit gezahnten 
walzen, 'lie walzenkörnermasch.ine; appareii 
de grena(;e de Congrève. 

Congrevische r ,kote, pl. lid , v. 
Congreves 2) . 
Conical, eng. tc(l,j. egelv)rs ig; kegelfdrini.
q; conique. 
Conicate, in. fr. &. eng Scheerling-
UUrrr zout ; SCi1 ez°Irflf1aC d t^,c saiz. 

G^Qr

AC, 


234 CONICT_É ----

Conicite des roues, f. fr. Kegel 

raderen ; bevel of wheels;-vormigheid der 
konischer form der rader. 
Conique, adj. fr., v. conical. 
Conique a ressorts, f. fr., v. tam


pon pour les waggons. 
Conjugate or Minor axis, eng. 
De kleine as (der ellips); de tweede of denk 

hyperbool); die kleine achse-beeldige as (der 
(der ellipse); die imagindre achse (der hyperbel); 
Ie petit axe (de l'ellipse); le second 
axe, l'axe non transverse on imaginaire (de 
l'hyperbole). 

Connecting link, eng. Sponning of 
groef (der stoomschuif); coulisse; coulisse, 
coulisseau. 

Connecting rod, eng., v. bielle 
de la manivelle. ~ Main c., groote 
drijfstang (die het einde der zuigerstang met 
de kruk van 't groote wiel verbindt) ; haupttriebstange; 
grande bielle, grande verge de 
connexion. 

Conoid, eng., Conoïde, m. fr. Geknotte 
kegel, conoïde; konoid. 
Conqu@te, f. fr. (in België) Vergun 

bewilliging, concessie ter ontginning-ning, 
eener mijn ; concession of a mine; verleihung, 
belellnung. 

Conscience, (Palette, Plastron) 

f. fr. Boorplaat, v. bohrbrett. — Coynpositeur 
en c., v. accidenzsetzer. 
Conserves, f. pl. fr. Conservatie-bril; 
preservers; conservationsbrille. 
Console, f. fr. & eng. Kraagsteen, v. 
bracket 2), ancone. C. (ou Courbe) 
du bossoir, drukker onder den kraan 

supporter of the cat-head; drücker-balk ; 
unter dem krabnbalken. 

Console-musket, eng. Console-geweer, 
percussie -geweer naar Console's model 
; percussionsgewehr noch Console'scher art; 
fusel a la Console, fusil-console. 

Console's pattern-lock, eng. Console's 
percussie-slot; Console'sches percussionsschloss; 
platine a la Console, platineconsole. 


Console's primer, eng. Console's 
zundkapje ; zonder, zyndwisrstchen zou der 
Console'schen ziindung; amorce à la Console. 

Conspirant, fr., Conspiring, eng. 
adj.: Forces conspirantes, fr., Conspiring 
forces, eng. Samenwerkende 
krachten ; zusammenwirkende, vereintwirkende 
krd fte. 

Constant, adj. fr. cy eng. Standvastig, 
bestendig, onveranderlijk; besthndig, unveri 
nderlich. 

Constant, eng., Constante, fr. I. 
Standvastige, onveranderlijke grootheid; bestdndige 
grosse. 

Constituent, Component part, 
eng. Bestanddeel; bestandtheil; principe composant. 


Construct (to), eng., Construire, 
fr., Construiren, hd. Bouwen, v. bá-tir, 
construire. 

 CONTACT. 

Constructer, eng., Constructeur, 
fr. m. Bouwer, bouwmeester, oprichter; 
erbauer. ®• C. de machines, fr., Constructer 
or Manufacturer of machines, 
eng. Maker, vervaardiger van machines; 
maschinenbauer. ~ C. de moulins, 
fr. Molenmaker; mill-wright; muhl


arzt, muhlenbauer. ••• C. de vaisseaux, 

fr. Scheepsbouwmeester; ship-Wright, shipbuilder; 
schifsbaureister. 
Constructing, eng., v. construction. 


Construction, f. fr. & eng. Het bouwen, 
bouw, oprichting; erbauung, beu, errichtung, 
au/uhrung. ® C., fr. Het bouwwerk, 
gebouw; structure, building; bauwerk, 
gebaude. - C. navale, fr. Scheepsbouw; 
ship-building; schiiibau. ~ C. des ou


vrages de campagne, fr.,C. (or Exeeuting) 
of fieldworks, eng. Schansbouw; 
schanzbau. - C. des ponts, fr, 
Bruggenbouw; bridge-building; brtickenbau. 
~ C. d'un pont, fr., C. of a bridge, 

eng. Het slaan eener brug (met pontons); 
das au fbrucken, brïcckenschlagen. ~ C. des 

routes, fr., C. (or Formation) of 
roads, eng. Het aanleggen van wegen; 
wegbau. ® C. of a timber- or framework, 
eng. Houiverbinding, samenvoeging 
der verbandstukken; zusammensetzung des 
baustuckes, verbindung der verbandstïicke; 

assemblage des buis. 

Constructive works (of a railroad), 
pl. eng. Kunstwerken ; kunstbauten; 
ouvrages d'art. 

Construire, V. a. fr., v. to con


struct. — C. une batterie, eene 
batterij aanleggen ; to form or establish, to 
execute, build or construct a battery; eire 

batterie anlegen, errichten, erbauen. ~ C. 

(ou Pratiquer) une galerie de mine, 

eenen mijngang drijven; to drive a gallery 
of mine; einen minengang abtreiben odor 
treit,en. •® C. un ouvrage de campagne, 
eene schans opwerpen; to throw 
up, to construct a field-work; eine schanze, 
ein feldwerk anlegen, aufwerfen, erbauen. 

— C. une plate-forme de batterie, 
eene batterijbedding leggen ; to lay a 
platform; eine batteriebettung legen. 

C. (ou Jeter) un pont, eene brug bouwen, 
slaan; to form, lay or construct a 
bridge; eine briicke schlagen, aufbriicken. 

~ C. (un pont) par bateaux sue


cessifs, pontonsgewijs overbruggen; to 
form by booming out; pon ton Weise aufbru


cken. — C. par portières, vlotsgewijs 

overbruggen ; to form by rafts; gliederweise

aufbrucben. 
Construiren, v. a. hd., v. to construct. 
Contact, m. fr. & eng. Aanraking (van 

twee lichamen); beruhrung. mm Contacts, 

m. pl. fr., Contact, eng. Twee stukken 
week ijzer, waarmede men de uiteinden van 
magnetische staven paarsgewijs verbindt, om 


 

OOINTATLLES

ze te langer hare kracht te doen behouden; 

langwurfel, beriihrungswirfel, vereinigungswurfel. 


Contailles, Scies contailles, f. 
pl. fr. Zeer slechte vlokzijde, zijde-afval ; 
floretta, floss-silk, refuse; wirrseide, ganz 
schlechte flockseide, Kloeke. 

Content, eng. Inhoud, (inzonderheid) 
lichamelijke inhoud; inhalt, kurperlicher inhalt; 
contenu, volume. 

Contenu, m. fr., v. content. 

Contignation, i. fr. & eng. Balk-en 
ribverbinding; houtwerk van vloeren en zolderingen 
; balkenverbindung; zimmerwerk an 
fussboden and decken. 

Contiguous, adj. eng. Aaneenhangend, 
samenhangend, doorloopend ; aneinanderhdngend, 
durch.gehend; continu. _ C. (or adjoining, 
adjacent) angle, aanliggende 
hoek, v. angle adjacent.

Continu, adj. fr., Continual, Continuous, 
eng. Samenhangend, achtereen 
, onafgebroken, zonder einde; ununter--volgend 
brochen, aneinandencängend, stetig, ohne ende. 

Continue, Carde continue, Carde 
a coquettes continues, Cardefileure, C. à boudin, C. boudineuse, 
C. américaine, Filo-finisseuse, 
Saxonne, f. fr. Kaardmachine 
(der machinale katoenspinnerij), voorspin kaarde 
; carding-machine (by which endless 
slubbings are directly formed frons the card); 

vorspinnkrampel. ~ Continue, f., Métier 
continu, ni., drosselmachine (waardoor 
het uitrekken, draaien en opwinden 
der draden gelijktijdig en onafgebroken ver 

wordt), watermachine, waterspinma--richt 
chine ; throstle-frame, throstle, water-spinning-
frame; drosselrr.aschi ne, drosselstuhl, 

waterspinnmaschine, watermaschine. — C. 

a, retordre, tweernmach;ne, watertweern


machine ; twining throstle; waterzwirnma. 

schine. 

Contour, m. fr. & eng., Contour, 

f. lid. Omtrek, omvang, inzonderheid van 
ronde of rondachtige voorwerpen; outline, 
tracing; umriss. v. contourner. 
Contournement de la traverse 

(du chemin couvert), m. fr. Omgang 

der traverse (van den bedekten weg); defile 

of the traverse; umgang der traverse. 

Contourner, v. a. fr. De behoorlijke 
ronding, den vereischten omvang geven ; to 
give the proper contour; den umriss, die 
rundung geben, runden. •• C. les dents 
dune scie, de tanden eener zaag zetten 
of stellen ; to set the teeth of a saw; die 
zahne schrlinken oder aussetzen. 

Contourneuse, f. fr. Vormmachine; 
shaping-machine; formmaschine, runclirmaschine. 
Contractile, adj. eng. & fr. Voor sa 

vatbaar; zusammenschrump fbar.-mentrekking 

Contraction, f. fr. y eng. Samen 

eenkrimping ; zusamm.enziehung,-trekking, in 

das schwinden. 

---- C®NTRE-EMPOISE. 235 

Contraction—rule, eng. Maat van 
samentrekking; schwindmassstab urn das 
schwinden des gussmodells auszugleichen; règle 
pour mesurer la quantité de retraite des 
modèles. 

Contract-wheel, Crown-wheel, 
Face-wheel, eng., v. roue de champ, 

s. champ. 
Contrat de construction, m. fr., 
V. beilbrief 
Contrate-wheel, Contra-wheel, 
eng. Schakelrad, sluitrad; steigrad; roue de 
rencontre. 

Contre-approches, f. pl. fr. Tegen 
counter-approaches; gegenlauf--loopgraven ; 
graben. 
Contre-arbre, in. fr. Tegenas, tegenspil 
; counter-shaft; gegen wel le. 

Contre—baguette, f. fr. Tegenwinder 
(der mule-jenny); counter-faller, front. 
faller; gegenwinder, vorderaufwinddraht. 

Contre-balanceer, in. fr., v. bras 
de rappel. 

Contre—bas : Etre en c., lager gelegen 
zijn ; to be lower; niedriger gelegen sein.
Contre-batterie, f. fr. Tegenbatterij; 
counter-battery; gegenbatterie. 

Contre-boutant, m. fr., v. con


tre-fort 1). 
Contre. calquer, v. a. fr. Eenen te 

maken ; to take a counter-proof-genafdruk 
of a counter-drawing; einen gegenabdruck 
machen. 

Contre-charge, f. fr., v. balanceweight. 


Contre—chassis, m. fr. Bovenvak 
(der gietkist voor 't gieten in zand); topflask, 
top-box; oberkasten, oberflasche, oberform, 
formdecke. e Voor-, tegenvenster ; 

double-casement; vorfenster, gegenfenster. 
Contre-chevron, m. fr. Tegenspar; 
counter•rafter; gegensparren. 

Contre—civadière, f. fr. Schuifblinde; 
sprit sail, top-sail; schiebblinde, schiebblindes 
segel. 

Contre—elavette, f. fr. Tegenwig, 
-keg; gib; gegenkeil. ~ Tegenwig; fox. 
wedge, nose-key; bakenkeil, gegenkeil. 

Contre-coeur, m. fr., v. chimney-
back 1). ® C. de fer, v. chimney-
back ij. 

Contre-couteau, m., Femelle, t. 

fr. Liggend, onbeweeglijk blad der cvlindrische 
droogscheerdersschaar, ligger; lyer; 
lieger, contremesser. 

Contre—eerou, m. fr. Stelschroef (der 

draaibank); counter-nu% stellmutter, gegenmutter, 
contreniutter. ® Stelschroef; setscrew; 
stellmutter, gegenmutter,doppelmutter. 

Contre—émail, m. fr. Tegen -email 
(op de keerzijde aangebrachte brandverf); 

enamel on the back part; gegen-email. 

Contre--émailler, v. a. fr. Tegen 
to enamel the back part; noch-emailleerren ; 
auf der kehrselte schmelz auftragen. 
Contre—empoise, f. fr. Stuk giet



36 CONTRE-_i'iI_" RE UTV E 

ijzer aan den hals der pletrollen ; steps; snick 
gusseisen an den streckwalzen. 

Contre-épreuve, f fr. Tegenafdruk, 
tegen-overdruk; counter-proof; gegenabdruck, 
gegenabzug. — v. contre-partie 1) . 

Contre-escarpe, f. fr., v. contrescarpe. 


Contre-estampe , f., Contremoule, 
m. fr. Tegenvorm ; coicnter-mould; 
gegenform. 

Contre-etambot extérieur ou 
Faux étambot, m. fr. Looze achter 

back of the stern-post; loser achter--steven ; 
steven, bietensteven. •n• Contre-étam. 
bot interieur, m. fr. Binnenachtersteven 
; inner-post; hinnenachtersteven. 

Contre-étrave, f. fr. Binnenvoorsteven; 
apron; binnenvorsteven. 

Contre-facon, Contre-faction, 

f. fr. Nadruk ; counter-feit, counter-feiling, 
pirating, infringement; nachdruck. 
Contrefacteur, m. fr. Nadrukker; 
counter-feiter; nachdrucker. 
Contre-faire, v. a. fr. Nadrukken ; 
to counter-feit; nachdrucken. 
Contre-fiche, f. fr., V. brace 2). 

— Schoor, steunschoor; stay, strut, prop, 
shore; strebe. — Schuinsche sluisdeurstut, 
V. bracon. _ (Jambe de force) 
Kapschoor, dakstoelstut; strut-beam; sttitzstrebe, 
strebe. 
Contre-foc, m. fr., v. elinfoc. 
Contra-force, f. fr. Tegenkracht; 
counter-force; gegenkraft. 

Contre-forger, v. a. fr. Aan weerskanten 
gelijk smeden ; to hammer evenly 
on both sides; auf beiden seiten gerade hammern. 


Contre-fort (ou Eperon), m. fr. 
Steun -,scheormuur,steenen beer;counter- fort; 
strebemauer, widerlage, bug. — Steunboog, v. 
arc-boutant. ® Borst van een spoorstaafkussen 
; shoulder of a chair; ansatz oder 
schulter eines schienenstuhls. 

Contre-hachures, f. pl fr. Tegen 
(bij plaatsnijders); counter-hatch--areeeringen 
ing; gegenschrafiruna. 

Contre-haut: Etre en e., fr. Hooger 
gelegen zijn ; to be higher; hvher gelegen 
sein. 

Contre-jauger, v. a. fr.: C. les 
assemblages, de tappen en gaten tegen 
elkaar afmeten ; to countergage; die zapfen 
and zapfenlocher gegen einander abmessen. 

Contre-jumelle, f. fr. Plaveisteen 
in de goot ; paving-stone in the gutter, gutter-
stone; pflasterstein in der Bosse. 

Contre-lame, f. fr., v. aufzug


stangelchen. 

Coutre-lunette (d'un avant


train d'affít), f. fr. Onderklapmuts; 

lower pintle-plate; untere protzscheibe. 

Contre-mailler, v. a. fr. Tegenma-
Zen, de mazen verdubbelen; to double^nesh; 
gegentnaschen maclhen. 

Contra-maitre, in , v. boatswain. 

CO] TRE—_PO1DS. 

~ Werkmeester, werkbestuurder (in fabrieken); 
foreman; . werkfiihrer, werkmeister. 
~ C. mecanicien, onder-machinist ; 
under-engineer; hilfsmaschinist. 

Contre-marche, f. fr. Stootbord (der 
traptrede); riser; futterbrett, setzstufe, setzbrett. 
— Contre-marches, f., Carquerons, 
Bacus, m. pl. Dwarstreden 
(van den weefstoel); marches; quertritte. 

Contre-marée, f. fr. Neer-, tegenstroom, 
v. marée. 

Contre-marque, f. fr. Tegenmerk 
(tij goudsmeden); counter-mark; gegenmarke. 
Contremesser, n. hd., v. contrecouteau. 


Contre-mine, Mine défensive, 

f. fr. Tegenmijn, verdedigingsmijn ; countermine, 
defensive-mine; gegenmine, contremine, 
vertheidigungsmine. 
Contre-moule, ni. fr., v. contreestampe. 
~ Model om verdiepte figuren 
te steken ; model for deepening figures; modell 
um vertiefte figuren auszugraben. 

Contre-mur, m. fr. Tegenmuur (des 
smeltovens); counter-inure, counter-wall; ofenfutter. 


Contresn.utter, f. hd , V. contreécrou. 


Contre-panneton, m . fr. Tegenbaard 
(des sleutels); counter-bit of the key; gegenbart 
des schltissels. 

Contre-paroi, Pausse paroi, f. 
fr. Hoogovenmantel, v. chemise d'un 
haut-fourneau. 

Contre-partie,Contre-épreuve, 

f. fr. Bordpapieren cilinder (eenex gaufreermachine), 
tegenrol ; counter-roller, countercylinder; 
gegenwalze. ••R v. counterpart-
sawing. 
Contre-pente, Rampe (d'une 
surface), f fr., V. ascent. 

Contre-perser; V. a. fr. Tegenboren; 
to counter-pierce; gegen- oder entgegenbohren. 
Contre-pied, m. fr. Hamersteel; handle 

of the hammer; hammerheft, hamrnerstiel. 

Contre-placage, m. fr. Binnenbekleeding 
met fineerhout, tegenfourneering; 
veneering on both sides; gegenfournirung. 

Contre-planche, f. fr. Tegenvorm, 
tweede plank (in de katoendrukkerijen) ; 
counter-plate, counter-block; gegenform. 

Contre-plaque, f. fr. Schoepbeslag 
(van een stoombootrad); board-plate, paddleplate; 
schaufelplatte. 

Contre-plaquer, v. a. fr. Aan heide 

zijden met fineerhout beleggen, tegenfinee


ren ; to veneer on both sides; auf beiden 

seiten fourniren, gegenfourniren. 

Contre-platine, f., Porte-vis, m. 

fr. Zijplaat, schroefplaat (van 't geweer); 

side-plate; schraubenplatte. 

Contre-poids, in. fr. Tegenwicht; 
counter-weight, balance-weight; gegengewicht. 
® C. d'excentrique, tegenwicht van 
't excentriek (der stoommachine); eccentric 
balance-weight; gegengcwichl, des excentriks; 


COME—POl J a 

excentrik-gegengewïcht. C. de la sou. 
pape de sureté, tegenbelasting der vei 
safely-valve-weight; sicherheits--ligheidsklep ; 
ventilbelastung. ® C. du tiroir, tegen 

stoomschuif; slide-valve-balance--wicht der 

weight; schiebergegengewicht. — C. d'une 

horloge, klokgewicht; fly of a clock; uhr


gewicht. 

Contre—puil, m. `r. Tegenstreek, tegenvleug, 
verkeerde streek (van 't haar, de 
wol, enz.); what is against the hair or nap, 

against the grain; gegenstrich. 
Contre—poincon, m. fr. Tegenstem 
tegenstift, doorslag, tegenboor; counter--pel, 
punch; gegenbunzen oden -punzen, durchschlag, 
gegenbohrer. 

Contre-poinconner, v. a. fr. Den 
tegenstempel in den tot patrijs bestemden 
stempel drijven ; to drive the counter-punch 
into the die; die gegenpatrize in den zur 

patrize bestimmten stempel hineinschlagen.

Contre—pointe, Pointe, f. fr. Cilindrische 
of prismatische losse spil van 
den rijstok of lossen kop (der kunstdraai


bank); pin of the movable puppet, back-centre; 
reitnagel des reitstocks. 

Contre-pointier, m. fr. Beddesprei maker; 
counter-pane-maker; deekenstepper, 
bettdeckenmacher. 

Contre—porte, f. fr. Tegendeur, dubbeldeur, 
tochtdeur : folding-door; gegenthur, 
vorthur. 

Contre—potence, f. fr. Spilstaaf (in 
een uurwerk); counter-potante; gegenklUbchen 
(des steigradklobens). 

Contre—pouce, m. fr. Soort van hef 
(bij weefgetouwen, etc.); hand-spike;-boom 
helistange. 

Contre—poupee, Poupée mobile,
Poupée á pointe, f. fr. Rijstok, losse 
kop (der kunstdraaibank, die men op elk 
willekeurig punt met eene schroef kan bevestigen); 
sliding puppet; reststock, faIi rende 
docke, spitzdocke. 

Contre—pression, f. fr. Tegendruk 

back-pressure; gegendruck.-king ; 

Contre—profiler, v. a fr. floliijsten 

maken (waarin de lijsten van ander houtwerk 
juist sluiten); to cut out hanses; in 
einander passende gesimse ausscbneiden. 

Contre—punzen, m, hd., v. contrepoincon. 


Contre-quille, f. fr. Binnenkiel; upper 
false -keel; geitenkiel, oberkiel. v. 
carlingue de fond. 

Contre-rail, ni. fr., v. check-rail. 

Contre-rivure, f. fr., v. bur 1). 

Contre-sabord, Mantelet, in. fr. 
Poortluik (aan boord); port-lid, dead-light; 
pfortltike, stuekpfortenklappe. 
Contre-sangle, f., Contre—san


glon, rn. fr. Riempje van den huikriem ; 
girth-strap, girth-leather; strappe am sattel, 
gegengurt ; bauchstruppe. 

Contre-scarpe, f. fr. Glooiing van 
den wal der buitengracht naar de vesting 

CONVERSION. 237 

heen ; bedekte weg en glacis, contrescarp; 
counterscarp; äussere grabenbbschung. 

Contre—sempler, v. a. fr. Een pa.troon 
van eenen tempel op een anderen 
overdragen ; to counter-simple; gegensempeln. 

Contre—sommier, m. fr. Tegenhoofd, 
steun van 't kalf (der oude drukpers); brace; 
stiitze eines pressbalkens. 

Contre—taille, f. fr. Tegen -arceeringen 
(hij houtgraveurs), V. contre hachures. 

Contre—tenir, v. a. fr. Tegendrukken 
(terwijl van de andere zijde met den hamer 
wordt geslagen); to hold the hammer against 
that part where a nail is driven in; auf 

der kehrseite gegenbalten. 

Contre—tirer, v. a. fr. De tegenproef 
(eerier plaat) afdrukken ; to counter-draw, 
to trace; eihen gegeuabdruck machen. 

Contrevallation, f. fr. Tegenverschansing, 
contravallatie (om de uitvallen 
van 't garnizoen te beletten); counter-working; 
contrevallation. 

Contre—vent, in. fr. kruisbalk, windstut 
(aan groote kappen, in den vorm van 
een Sint-Andrieskruis); cross-beam; windstu.
tze, kre, i,and. ~ Buitenblinui, buiten 

tochtvenster; outside-shutter; laden,-venster, 

fensterladen. Tegenmuur (des smeltovens, 
tegenover 't blaaswerk); part of the furnace 
opposite the blast-hole; gegenwand dem gebldse 
gegenuber. 

Contre-venter, v. a. fr., v. befestigen 
5) .

Contre—verges, f. pl. fr. Tegen -kamstaafje 
(aan den weefstoel); counter-stays; 
gegenkammsthbe. 

Contre--voOtie, f. fr. Tegengewelf (hoven 
het groote); upper-counter,second counter; 
kleine giiiing, knickwulf.

Contrivance, Mechanism, Arrangement, 
eng. Inrichting. samenstel, 
verband der deelen ; vorrichtung, einrichtung, 
bestellong; disposition, appareil, mécanisme.
Contróler, v. a. fr. Merken, stempelen 
(goud-en zilverwerk); to mark; stempeln. 
~ C. la terre de pipe, de pipaarde 
onderzoeken ; to try pipe-clay; die 

pfeifenerde probiren.

Convergent, fr., Converging,eng.,
Convergirend, hd. adj. Elkander naderend, 
naar elkander neigend, in één punt 
samenloopend (van lijnen, stralen), convergeerend. 


Converging series, eng., Convergirende 
reihe, hd., Serie convergente, 
fr. f. Convergeerende reeks, reeks 
welker achtereenvolgende termen steeds kleiner 
worden. 

Converseau, in. fr. Naam der vier 
planken boven op de kap om de molenstee 
four planks above the drum; vier bret--nen ; 
ter ober der muhlsteineinfassung.
Conversion, f., Quart de con


version, m. fr. Brugzwenking; manoeuvre 

of swinging a pontoon-bridge alongside the 
bank; brückenschwenkung. 


238 CONVEX 

Convex, Convexed, eng., Con 
vexe, fr. adj. Rolrond, gewelfd, buikig, 
rondverheven, convex ; runderhaben, bauchig, 
gewblbt, konvex. - Convexo-concave, 

(r. & eng. Bol aan de eene en hol aan de 
andere zijde, convex-concaaf ; konvex-konkay. 
•.•Con vexo-convex, eng., Convexoconvexe, 
fr. Aan beide zijden bol, dubbel 
convex ; doppelt konvex. 
Conveyor, Creeper, eng. Schroef 
zonder einde (ter voortdrijving van het graan 
in een Amerikaanschen korenmolen); conveyer, 
schnecke; vis sans fin. 

Convoi, m. fr. Spoortrein, v. bahnzug. 


Convoy, eng., v. bremse 3). 

Cool (to), v. n. eng. Afkoelen, v. ab


ki hlen. 
Cooler, eng. Koelbak (der brouwers), 

V. bae 7). ® Koelpan (der suikerrafi'inaderijen); 
kiuhler; rafraichissoir. 
Cool-hammer (to), To coldhammer, 
To harden, v. a. eng. Koud 
smeder, hameren ; halt schrnieden, hammern; 
écrouir, battre a froid. 

Cool-hammering, eng., v. coldhammering. 


Cooling, eng. Afkoeling; das kuhlen; 
refroidissement. ~ Sudden c., v. abschreeken. 


Cooling half-tub, eng. Balie, koelbalie 
(een halve ton aan boord) ; bakje, 
kiihibalje; baille, bai!le de combat. 

Cooling-holes, pi. eng. Koelgaten 
(des smeltovens); kiihllijcher; canaux de refroidissement. 


Cooling-oven, eng. Koeloven (der 

pottenbakkers); verl-uhofen; four à biscuit. 
Coom, eng., v. gome. 
Cooper, m. eng. Kuiper, v. binder. 

— Weverslatten, V. bricoteau. 
Coordinaten, hd., Co-ordinates, 
eng., Coordonnées, fr. f. pl. Coordinaten, 
veranderlijke grootheden dienende om de 
plaats van een punt te bepalen. 

Cop, (Pirn), eng., v. eannette, bobine 
2). 

Cop (to), eng , v. aufwiekein. 

Copal, m. *. Copalhars (uit den stam 
van de watheria indica; copalgom (meest 
van den rhus copallinum), beide tegen woordig 
enkel tot vernis gebruikt. - C. fossile, 
fr., Fossil e., eng., Fossiler c., 
hd. Mineraal hars, fossiele copal (in de 
blauwe klei van Hlghgate-bill bij Londen). 

Cope, eng. Mantel, kap, v. case, eng. 
6), chape i). 
Cope, f. fr. (te Luik) Gezamenlijk werk 

dat Benen mijnput, eerre mijnschacht be--volk 
werkt, ploeg ; gang, (in Cornwall:) para of 
workman working a shaft; belegung eines 
schachtes. ~ Copes, f. pi. fr. (in België) 
Mijnkloven, mijnspleten; clefts;, kliifte. 

Copeau, m fr. Spaan, spaander; chip, 
shaving; span. - C-x de charpentier, 
timmermansspaanders ; carpenter's chips; zim-

COPPER—CAKE. 

merspane. ® C-x de foret, boorspanen 
; bore-chips, borings, chips; bohrsphne. 

— C-x de rabot, scbaafspanen ; shavings; 
hobelspkne. - C-x du tour, draai 
turnings, chips; drehsphne.-spanen ; 
Copes, v. s. cope. 
Copie, f. fr., Copy, eng. Kopie, na


volging eener gravure, naëtsing; nachstich. 
a Kopij, handschrift der letterzetters; manuscript, 
handschrift. - Copie de la 
chapelle, fr., v. aushangebogen. 

Copier, fr., Copiren, hd., Copy 
(to), eng. v. a. Kopiëeren, nateekenen, nagraveeren, 
(met eene kopiëermachine) afdrukken. 


Coping, Coping-stone, Cordon, 
eng. Muurband, muurkrans (steenen kap of 
rand op een muur, een bolwerk, etc.); cordornstein,
mauerkappe;cordon (du rempart, etc.). . 

Copins, m. pl. ', olknoopen, niet behoorlijk 
(door den wolf) losgemaakte woldraden 
; small knots of wool, not sufficiently 
loosened by deviling; die (lurch das wolfen) 
nicht hinldnglich aufgelockerte kliimpchen 
volle. 

Coppel, Cupel, Cuppel, Test, 
eng. Kapel, cupel, schaal-of komvormige 
smeltkroes (tot afdrijving der metalen, etc.); 
kapelte, test, treibscherben; coupelle, te*t. 

Copper, eng. Koper; kupfer; cuivre, 
cuivre rouge. v. cuivre, kupfer. 
(Caldron, Kettle) Ketel, koperen (soms 
ijzeren) ketel ; kessel; chaudron. - v. blanching-
copper. 

Copper (to), v. a. eng. Verkoperen 
kupfern, verkupfern; cuivrer. 

Copperas,eng.Koperrood(vroegere naam 
der vitriolen); hup ferrose ; couperose. 
Green e., groen vitriool, ijzervitriool, (nu) 
zwavelzuur ijzer; kupferwasser, eisenvitriol, 
schwefelsaures eisen; eau verte, vitriol de 
Mars, couperose verte, sulfate de fer. 
Blue C., blauw vitriool, kopervitriool, (nu) 
zwavelzuur koper; blaue kupferrose, schwefelsaures 
kupfer; cuivre de Chypre, couperose 
bleue. ® White e., wit vitriool, 
zinkvitriool, (nu) zwavelzuur zink; zinkvitriol, 
schwefelsaures zink; couperose blanche, 
vitriol blanc. 

Copper-ashes, pl. eng., v. battiture 
de cuivre. 

Copper-bit , Copper-bolt , eng. 
Soldeerkolf, soldeerijzer ; lótheisen, lnlhkolben; 
fer h sonder. 

Copper-bottom, Copper-sheathing, 
eng. Koperhuid, koperen dubbeling 
(van een schip); kupferh.aut, kupferboden, 
kupferbeschlag; doublage de cuivre. 

Copper-bouche, eng. Koperen zundga 
tstop ; kupPerstollen, zundlochstollen; grain 
de lumière. 

Copper-cake, eng. Koperschijf, rozet 
(dunne, ronde schijf koper, die bij 't schijf 

gezuiverd ko--trekken of rozetteeren van 't 
per ontstaat); kup fèrscheibe; gateau de cuivre 
fondu, rosette. 


COPPER CAP - COQUE. 

Copper cap, Copper-cap-primer, 
Priming cap, Primer, eng., v. 
capsule 2 ). 

Copper coin, eng. Kopergeld ; kup[er

-

geld; billon. 

Copper-covering, eng. Koperen hedaking; 
het dekken met koper; kup[erbedackung; 
das eindecken mit kupfer; couverture 
en cuivre. 

Copper-founder,eng. , v.brazier i). 

Copper-glance, eng. Z wavelkoper; 
kup/erqlanz, -glas, schwefelkupfer; cuivre sulfur, 
cuivre vitreux. 
Copper indigo-kettle, eng., v. 
chaudron a broyer. 

Copper-mill, Copper-work, eng. 
Kopersmidse ; !cupferliammer; forge pour ie 
cuivre. 

Copper-nickle, eng. Kopernikkel; 
kup/ernic/cel; nickel arsenical. 

Copper-ore,Copper-pyrites,eng. 
Kopererts, koperk les ; kuplerkies, qel(erz; 
cuivre pyriteux, pyrite cuivreuse ..-Azure 
C., koperlazu U r ; h'upferlasur; cuivre ca rhonaté 
bleu, azur de bleu. Green c., 
koperspaath, maiachiet; imalachit, kup/'er. 
spath; malachite, cuivre carbonaté verf. 
Grey, Black, Fallow c., vaal hopererts, 
grauw koper ; falilerz; cuivre gris. 
Red c., roodkopererts, geoxydeerd rood 

hoper ; rot/ikupfererz, kupfergewacks, /cup(er


oxydul; cuivre oxydé rouge, cuivre rouge 

Variegated c., bontkopererts ; bunt


kup/ererz; cuivre panaché. 

Copper-planisher, m. eng. Koper


pletter ; kupferpla(tenscliläger; chaudronnier


planeu r. 

Copper-plate, eng. Koperplaat (der 

graveurs); kupferplatle; plaque, planche on 

feuille de cuivre. v. Copper—sheet. 

Copper-plate-printing of calico, 

eng. Het katoendrukken met do plaat ; druck 

mitteist gravirter kupferplatten; impression 

par la planche plate. 

Copper-plateprinting.machine, 
eng. Plaatd rukrnachine;plattendruckmaschine; 
machine a planche plate. 

Copper-pyrites, eng. , v. copperore. 
Copper-refining furnace, eng. 
Gaarhaard, kopergaarhaard, rozetteeroven; 
kupfergarheerd; foyer d'a ffinage. 
Copper-salt, eng. Koperzout; kupfer

-

kochsalz; sel de cuivre, sel de Vënus. 
Copper-scales, p1. eng., v. battiture 
de cuivre. 

Copper-schist, eng. Koperleisteen, 
koperschiefer ; kup/'erschiefer; schiste cuivreux. 


Copper-sheathing, eng., v. cop


perbottom. 

Copper-sheet , Sheet-copper, 

Copper—plate, eng. Koperblik, hoper 

aan bladen, geplet koper ; kuprerbiech; cuivre 

en plaques, cuivre laminé; plaques ou feuil 

de cuivre.-les

Copper-smith, eng., V. brazier 3). 
Copper-smith's work, eng. , v. 
chaudronnerie. 
Copper-soot, eng. Koperroet ; ku


pferruss; sule de cuivre. 

Copper-still, eng., v. alambic. 

Copper-vent (to), To bouche, 

V. a. Een koperen zundgattap inzetten (in 
eenen ha nonloop); ein gescliuitzroltr versclirauben; 
poser on mettre un grain de lumidre. 
Copper-ware, eng , v. brazier's 
ware. 
Copper-wire, eng. Koperdraadku


; 

pferdrath; 111 de cuivre. 
Copper-work, eng., v. coppermill. 
Copping-plate. Copping-rail, 
eng. , V. chariot d'une continue. 

Copray, m. fr. (in België) Houweel 
om verticale sneden in de mijnader te maken; 
pick; schneidhammer, kerbhaue, gez)the. 

Co-propriétaire, m. fr., v. coarmateur. 
Copula-furnace, Copula, eng. 
Koepeloven, schachioven ; schafto/en, kuppol


0/en, kuppelo/en; fourneau a coupole on It 

la Welihinson, fourneau It manche, cubilot. 

Copy, eng., v. copie 1), 2). -Exem 
plaar (van een boek, etc); exemplar; exemplaire. 
- To impress or to beat 
off the copies, de exemplaren (met den 

borstel) trekken; die exeinpiare abklatscken, 
abklop[en; tirer on empreindre les exemplaires 
(avec la brosse). v. abklatschen. 

Copying-machine, Copying


press, eng. Kopieermachine ; copirmaschine; 

machine It copier. -Steendrukpers; stein


druc/cerpresse; presse iithographique. 

Copy-right, eng. Kopijrecht ; eigen


tleurnsrec/tt, verlagsrec/tt; drojt de propriété 

(iittdraire); droit d'auteur. 

Coq, (Coqueret) m. fr. Onrustdek


sel, haan (in een horloge); cock, balance-ring; 

unruhscheibe. - C. dune serrure, v. 

auberon. - C. a vent, weerhaan 

(haan als windwijzer); weather-cock; wet


terha hii. 

Coque, f. fr. Bos garen van 20 enkele 
(of 10 dubbele, 5 drievoudige) strengen; 

bundle of yarn with 20 hanks; bUndel garn 
von 2o str5hnen. - C. d'une chaudière 
a, vapeur, stoomketel op zich zeiven 
(afgezien van zijn monteering of toebehooren); 
body of a boiler; dampfkesseikirper. 

C. (d'un cordage) Klink (in een 
touw); kink, keats; kink(e). ' C. de 
kermès, schariakenbezie ; kerines berry, 
scarlet-berry; scbarlachbeere. m C. du 
Levant. Levautsche besseii, vischkorreis; 
cocculus indicus; kockeiskorner, tlschkörner, 
fischmondsamen. C. d'oeuf, poreus 
glazuur (gebrek in 't porseleinglazuur, als 
er veel kleine puntjes in zichtbaar zijn); 
porous glaze; poiöse giasur. C. d'un 
vaisseau, scheepsromp; hull of a ship; 
schiffsrumpf, schiffskorper. C. (on Pain) 


240 C0QUE VE, 

de vouéde, weedekoek of -bal (tot verfstof); 
ball of woad; ballen von (gegohrenem) 
walde. 

Coquemar, m. fr. Ketel, pan (der 

goudsmeden); kettle, pan; kessel, pfanne. 

Coqueret, ni. fr., v. coq. 

Coqueter, V. a. fr., v. godiller. 

Coquille, f. fr. Schaal, v. chill. •s• 
Beugel van 't gevest, V. basket. ~ Mantel, 
lokkenkist, v. bac 3). — Verkeerde 
letter (bij zetters); wrong letter, error; verwechselter 
buchstabe, ablegfehler. ® Dunne 
zilverplaat (voor 't platteeren of plaqueeren 
op ijzer); thin plate of silver; hulse. — 
Schelpvormige klinklichter; latch-shell; muschel 
an der klinke. — C. à boulet, 
vorm voor 't kogelgieten ; mould for cannonballs; 
stuckkogelform. — C. (d'un bouton), 
(bolle) bovenplaat (van eenen knoop); 
shell, upper-plate; oberboden. oberplatte. — 

C. (des fusils a percussion) Vuurscherm 
; back-fence (which surrounds and 
projects under the nipple-seat); feuerschirm. 
® C. en platre, gipsvorm ; plastermould; 
gypsform. 
Coquiller, adj. fr.: Calcaire c., 
schelpkalk ; shelly lime-stone; muschelkalk. 
Coquillon, m. fr. Roerhaak (voor de 
kapel der munters); little rake; rührhaken. 

Schilfertje fijn zilver (dat zich aan den 
roerhaak zet, ais men hem uit de kapel 
neemt); morsel of /me silver, bead; muschelfdrmiger 
silberkbrncben. 

Corail, m. fr., Coral, eng. Koraal ; 
koralle. 
Corbeau, m. fr., Corbel, Corbil, 
eng. Kraagsteen, V. corbel-piece. 

Corbeille, f. fr. Korfvormig sieraad, 
bloemenkorf, fruitmand (in de bouwkunde); 
corbel; blumenkorb, obstkorb. — v. Sébile 
1). 

Corbel, eng., v. corbeau. ® v. 
corbeille, corbel-piece. 

Corbel-piece, eng. Zadelhout (op de 
brugpijlers); schirre, sattelholz; sous-longueron, 
sous-poutre, corbeau. 

Corbel-steps, p1. eng. Geveltrappen; 
treppenartig abgestufte seiten des giebels; 

cótés du pigeon d'un comble qui sopt montes 
en forme dun escalier. 

Corbel-table, eng. Balkon, rustende 
op eene rij kraagsteenen ; balkon welcher auf 
einer reihe von kragsteinen ruht; balton 
supporté par une serie de consoles. 

Cord, eng. Touw, koord, lijn, reep; 
tau, reil, schuur, reep; corde, cordage, ligne, 

Meetsnoer, meetljn ; messschnur; cordeau. 
® Liskoord; korde; ganse. — Rib, V. 
band, eng. 2). — Draad (eener stof); faden; 
corde. — (Corduroy) Geribd fluweel 
; kord; velours a cotes, cordelet. 
C-s, platinasnoeren, v. collets (de la 
Jacquarde). ~ C-s, lusdraden (van 
den Jacquard); litzenfaden; fourches. 

Cord (to), V. a. eng. Aansnoeren ; anschnisren; 
empouler. — De ribben (aan een 

(ORDE. 

boek) maken, ribben ; (lie b nde macti.en; 
nerven. 

Cordage, m. fr. Touw, kabel; rope, 
(when very small:) cord, (when very thick:) 
cable; sell, leine, (zur see:) tan.— Touw 

(gezamenlijke touwen van een schip);-werk 
cordage; tauwerk, seilwerk. •®• C. blanc, 
wit (niet geteerd) touwwerk; white (or untarred) 
cordage; ungetheertes tauwerk. 

C. commis en aussiere, wantslag; 
cable-laid cordage; kabel weise geschla ;ener 
tauwerk. ® C. commis une fois, 
topsgewijs geslagen touw ; hawselaid cordage; 
trossweise gescblagenes tauwerk. — C. 

commis au tiers ferme, tot op meer 

dan een derde ingeslagen touw ; full twisted 
rope; zur vollen harte gedrehtes tau. — 

C. commis au tiers mol, tot op minder 
dan een derde ingeslagen touw ; rope 
twisted less than one third; lzihnig gedrehtes 
tau. — C. à congréer, trensing ; worming-
rope, worming; trensing. ® C. a enrayer, 
Enrayure, remtouw ; rope-drag; 
hemmtau, radsperre. •®• C. it fourrer, 
slapping (oud touwwerk tot bekleeding van 
kabels); keckling, rounding, worming; schladding, 
schlatting. _ C. goudronné, C. 

asoir, geteerd touwwerk ; tarred cordage; 
getheertes tauwerk. — C. en quatre, 
vierstrengs-touwwerk ; four-stranded rope, 
shroudlaid rope; vierscbditiges tau. ® C. 
en queue de rat, touw met een bondenend, 
geslurpt touw; pointed rope; tau 
mit einem katsteert, schmiedweise geschlagenes 
oder gespitzt.es tau. — C. de ra 

-telier,

wegwijzer aan 't fokkewant; rackrope; 
wegweiser an der fockwant. — C. 
refait, omgeslagen touwwerk; twice-laid 

or re-made cordage, twice-laid stuff; umge


schlagenes tau. — C. de trait, strengtouw 
; trace rope, rope of the trace; tau des 
geschirrtaus. - C. trop tordu, krap geslagen 
touw; rope too hard twisted; krapp 
geschiagenes tau. 

Cordage, eng., v. s. cordage, fr. 
Corde, f. fr. Touw, v. cord 1). — 

Draad, v. cord 4). — Koorde (lijn, die 
eenen boog onderspant); chord; sebne, chorde. 
® C. d'un are, spanning van een wulf


boog ; span or chord of an arch; Spann un g 

eines gewdlbbogens. — C. en boyaux, 

V. catgut 1) . — C. de la cloche, 
klokketouw; bell-rope; glockenstrang, glockensell. 
— C. Bommise, etc., v. cordage 
commis, etc , s. cordage 4), 

), hij, ). ••• C. d'ecorce, de liber 

on de livret, schorstouw, basttouw, v. 

bastseil. ® C. (Cordage) á étrangler, 
etc., v. choker, choking-line. 

C. a feu, Meche à canon, lout ; 
slow-match; lente. — C. de file métalliques, 
C. en fil de for, touw of 
koord van metaaldraad; wire-rope, wirecable, 
metal-rope; drahtseil, eisendrabtseil. 

C. sans fin, koord zonder einde ; 
endles rope or cord or band; sehnur oder 


COItD1 - CORE. 

sell ohne ende. - C. de libor ou iivret, 
v. C. d'écorco. - C-s du 
papier a patron, koorden van 't patroonpapier 
(voor 't v'even der geligureerde 
Moffen); cords; korden. C-s de rame 
(du métier a la tire), raamkoorden; 
tail-cords; rahmkorden, sctiwanzkorden C-
s de rotin, v. bindrittings. C-
s de semple (du métier a sempie), 
sempeILoorden ; simple-cords; zampelcbnüre, 
ziehschnüre. C. pour serrer, 
sober; lace; schnur. - C. d'une 
sonnette, trek(ou w eener beisteliing; 
rope of a ringing-pileengine; zugleine des 
rammgerüstes. - C du tacot, snoer 
van de sneispoel ; pecking-cord, fly-cord; 
schnur des treiters. - C-s d'un tam-

C. bour, v. braces of a drum. a 
tirer (un bateau), treklijn, jaaglijn; 
tow-line, Irackingrope; treiL leine. - C. 
du verre, streep, draad (aan de uppervialile 
van het glas); cord, streifen, faden. 
Cordé, Ondé, adj. fr. Strepig, met 
strepen (van het glas); having cords; streilig. 
Cordeau, m. fr. Meetsnoer, richtsnoer, 

V. cord :t) -Meetband, v. baridmass. 
-V. absteckleine. -Zelfkant van 
gemeene wollen stoffen ; rib for selvoqe; 
rippige sahileiste. 
Cordelat, m. fr. Grove wollen stof 
(uit Languedoc en Spanje); coarse woollen 
stuff; grober wollerer zeug. 

Cordelet, m. fr., v. cord 6). 

Cordelière, t. fr.Aareergeschakelde 
vignetten als lijstwerk om eene bladzijde; 
flower-line; riischenzeile. - v. loquet ). 

Cordeline, f. Jr. Zelfkant; selvage, 
list; selbende oder (entstellt) sahlband, kanle, 
leiste. -Randdraad, v. border thread. 

-(Languette) Draad, streep rondom 
een cilindrisch oppervlak ; 1/read round a 
cylindricalsurface, streifen um einen cylinder. 
-Raudkoli, ijzer, waarmede de rand aan den 
mond der flesschenhalzen vvordt gen aakt; 
die raid zelve; rod forputling on the ring 
of bottles; ring on the bottle-neck; randkothen 
; rand an der flasclenmütdurg. 

Corder. V. a. fr. Vademen, met den 
vadem meten ; to fathom; fad men, abfadmen. 

-Touw slaan ; to lay roves; tat schlagen. 
-(Cordonner)Cordeerei, met zeer dunne 
spiraaldraden omwinden (het goud-of zilverdraad); 
to cover (the surface of gold or silber-
Wire) will very thin screw-threads; cordiren. 

Corderie, f. fr. liet touwslaan ; ropemaking; 
das tau-, reepschlagen. -Touwslagerij 
; lijnbaan ; ropery; rope-walk, ropegard; 
tauschlilgerel, seilerwerkstiitte, seilerbabn, 
drehbahn. 

Cordier, m. fr.Touwslager, lijnsiager; 
ltjndraaier, bander ; roper, rope-maker; sd-
Ier, reeper, reepschliiger. 

Cordierit, hd., Cordiérite, fr. rn 
Cordieriet, toliet, tichroïet teen violetblauw 
mlneraal met purperkleurigen of zwarten 
gloed ; d'ichroit, iolite, pelian. 

Cording, eng. Aansnoering, v. armure. 
- Sinai zoomlint van zijde , goud-of 
zilversiof tot raudboordsel; saum mit emgenii//
er schnur; Iiséré, passe-poil. - Rib 
van een toet, V. band, eng. 2). 

Cordiren, v. a. hd., V. corder 3). 

Cordon, m. fr. Slag, geslagen slag, 
streng; strcine; kardeel. -Zelfkant, v. 
cordeline i).~ Gewerkte rand om een 
munistuk, randversiering; edge or milling, 
impression on the edge of a coin; randverzierung, 
rand, kräuselung. -Muurland, 
meurkrans, v. coping. - C de deux 
fils de caret, seizing, knuttel ; lcnitlle; 
knütlel, knittel. - C. de roue, domring, 
v. breast-and heel-hoop. -

C. en saillie, smalle vooruitstekende lijst 
om een gebouw; string, string-course; band, 
bandchen. 
Cord-lattice, eng. Snoertralie (van 
den haute-lisse weefstoel); schnurgitter; grille. 
Cord-loom, eng. Lintwerkers getouw 

voor tussen ; kordestuhl; ratière. 

Cordonnage, Machinage, m. fr. 
Het rauden, karleiranderi (der muntstukken); 
engraving on the edge; dus einstechen in 
den raid. 

Cordonner, V. a. fr. Ronden (de muntstukken); 
to mill (the coinpiates); r)ndeln 
(die münzplatten). - Cordeeren, v. corder 
3). 

Cordonnet, m. fr. Gedraaid goudsnoer 
(van 2, 3 of 4 ineengewerkle draden van 

gespannen goud): lace of spun-gold, twist, 

braid, edging; gedrebte goldschnur, schnür 
nestel. - V. braiding-machine. -
Snoer of vlecht van gezuiverde en afgezengde 
kamwol; twist of combed wool which has 
been scoured and singed; gereinigter tind gesentter 
kammwolltwist. 

Cordonnier, m. fr. Schoenmaker; 

shoemaker; schubmacher, schuster. 
Cordonstein, rn id., V. coping. 
Cordouan, fr., Cordovan, Cor


dovan-leather, Cordwain, eng., 
Corduan, hd. m. Corduaan, fijn, glanzig, 
uit geitenvetlen vervaardigd ieder met gladde 
gekorrelde oppervlakte en gekleurde nerizijde 
naar de Spaansche stad Cordova benoemd). 
Spaansch Ieder. 

Cordouanier, fr., Corduanmacher,
hd. ,Cordwainer,eng. rn Spaanschledertereider, 
corduaarbereider. 

Cordovan, eng , V. cordouan. 
Cord-pattern, eng. Snoerpa troon; 

litzenmuster; remise. 
Corduroy, eng., v. cord 6). 
Cordwain, eng , v. cordouan. 
Corciwainer, eng., v. cordouanier. 
Core, eng. Vorinkern, kern; formkern, 

kern; noyau, marron. ~To cast upon 
a c, v. S. to cast a. -Kernstang 
(waarop vroeger het geschut werd gegoten); 
kern, kernstange; noyau. - (Wedge, 
Prop) Steun, wig, ; keil, sltitze; tampon, 
soutien, accot, noyau dans le moulage de la 

21 


 

242 CORE-BAR

porcelaine. e False c., Drawback, 

boze kern (stukken pottenklei in de holten 

der gietsels); keilsticck, kern; pièce rappor


tée, pièce de rapport.... v. noyau pouf. 

Core-bar,Core-spindle, eng . Kern


stang, kernspil ; kernspindel , kernstange; 

arbre en fer de noyau des projectiles creux. 

Core-barrel, eng., v. drehling t). 

Core-box, eng., v. botte €a noyau. 

Cored work, eng. liet op eene kern 

gegotene, holle gietwerk; kernguss; ouvrages 

en fonte è noyau. 

Core-frame, eng. Vorm-of kerndraait
.atik ; form- oder kerndrehbank; tour 
de moulage ou à noyaux. 

Core-print, Print, eng. Bed of ligplaats 
der kern bij 't gieten in zand, kernleger 
; lager, kernlager; logement du noyau 
(et de ses rallongements) dans le sable. 

Core-sand, eng. Kernzand, het voor 
de gietkern gebruikte zand; kernsand; sable 
à noyaux. 

Core-spindle, eng., v. core-bar. 
Core-stove, eng. Droogvertrek ; trockenstube; 
étuve. 

Corindon, m. fr. Corundum (in den 
ruimsten zin de oostersche saffier, robijn, 
topaas, amethist en smaragd, en de smergel); 
corundum; korund. - C. adamantin, 

V. adamantine spar. ~ C. granulaire, 
V. éméri. ~ C. hyalin, v. 
saphir. 
Cork, eng. Kurkhout, kurk; korkholz; 
liége. 
Cork-buoy, eng. Kurken boei ; korkboie; 
boude de liége. 
Cork-Butter, eng. Kurksn(jder; korkschneider; 
bouchonnier. 0 

Cormier (ou Sorbier domestidue, 
ou Cochêne), m. fr.: Bois de c., 
sorbenhout, haverelzenhout; sorb; spierlingsoder 
speierliogsholz. - C. sauvage (ou 
Sorbier sauvage), lgsterbess enhout , 
haveresschen hout; quickbeam-wood; vogel 

-beerhnlz. 

Cornaline, f. fr. Kornalijn, korneool, 
gesteente van 't geslacht der chalcedonen; 
cornelian-stone, came/ion, carnelian; karneol. 

Cornard, m. fr. Dubbelhaak (ijzeren 
tang ter opening van den glasblazersoven) 
double hook; doppelbaken. 

Corrie, f. fr. Hoorn ; horn; horn. •• 

C. d'amorce ou à feu, Poire a 
poudre, kruithoorn, pulverhoorn; prirninghorn, 
powder-horn; pulverhorn, ludelbirne, 
krauthorn. ~ C. d'artimon, bezaans 
mazen gaff; besahngaffel C. de-gaffel;
béiier (Volute), ramshoorn (sieraad aan 
het kapiteel (der Ionische en samengestelde 
orde); volute; schnecke. ~ C. de bélier, 
ramshoorn (soort van tenaille of tangwerk); 
ram's horn; widderhorn (von Belidor). .. 

C-s (d' un chariot à ridelles) , rongstokken; 
stud-staves; rungen, wagenrungen. 

— C-s (de la cremaillère d'un 
Bric), klauw, gaffel, horens (van de tand- 
CORNICE. 

staaf der dommekracht); crutch, forked end, 
double claw, horns; gabel. ~ C. de eerf 
ealeinée, gebrand hertshoorn; burnt hartshorn; 
gebranntes hirschhorn. ~ C. (Cru 

-dité) du cuir,

witte streep op de doorsnede 
van gelooid leder (een looigebrek); 
white line in the midst of leather; Weisser 
streif, ungarer stelle. - C. a, épisser, 
splitshoorn; splicing•/id; splisshorn. C-s 
du fléau d'une balance, heiboomseinden 
der balans; extremities of a balancebeam; 
enden des wagbalkens. • .0-s d'une 
seie, zet van Bene zaag; checks; homer, 
blatthalter, arme. r C. de vergue, 
gaffel ; jaws; mick der gaffel, gaffel. 

Corn (to), To granulate, v. a. eng. 
Korrelen, tot korrels maken (tbuskruit, een 
metaal); granuleren; grainer, grener, granuler. 

Cornelian, eng., v. cornaline. 

Cornel- wood , eng. Kornoel jehout , 
wielboom bout; gelbes hartriegelholz, kornelkirschenholz; 
cornouiller. 

Corner, eng Hoek, v. carne, arête. 

•• Hoekspar, V. aretier. 
Corner-drill,eng.,v. angle-brace. 
Corner-foot, eng. Hoekstijl; eckstol


len; pied cornier. 
Corner-iron, eng. IJzeren hoekbeslag, 

V. cantonnière 1). 
Corner-plate, eng. Hoekplaat (eerier 
ammunitiekist); eckblech; équerre dangle 
en tóle. 

Corner-post , Principal post, 
eng. Hoekpost, hoekstjl; eckstdnder, eckstiel, 
eckpfosten; poteau cornier, maitre-poteau, 
cornier. 

Corner-rafter , eng. Hoekspar, v. 
arétier. 
Corner-stamp, eng. Hoekstempel, v. 
coin (de relieur). 
Coiner-wall, eng. Hoekmuurwerk, v. 
eoignage. 
Corner-wood, eng. Hoekstal ; echsparren; 
poteau cornier. 
Cornet, m. fr. Proefplaatje (der goud 

munters) ; essaying-plate; probir--srneden, 
plattchen. - Dun postpapier; thin postpaper; 
dun ties kostpapier. -Spiraalsgewijs 
opgerolde loodplaat (in de potten der loudwitmakerij 
op Hollandsche wijze); leaden 
plate rolled spirally up; spiralfdrmig zusammengerollte 
bleiplatte. ~ Spiraal goudplaatje 
(bij 't cupelleeren); spiral plate of gold; in 
elne spirale gewundeiier goldstreifen . — C. 
d'amorce, V. ,carne d'amorce.•^ 

C. d'épisse, Epissoir , marlpriern; 
marling-spike; maripfriem. - C. de mkt, 
mastkoker; mast-trunk; mastkoker. 
Cornet, eng , V. cornette i). 
Cornetier, m. fr. Hoornbereider; horn


presser, horsier; hornrichter, hornbereiter. 

Cdrn.ette, t. fr. Breede drijvende wimpel, 
standaard ; broad pendant, cornet; stander, 
topstander. -Riem ; strap; riemen. 

Cornice, eng , Corniche, fr. f. Kornis, 
kroonlijst, lijstkrans, lijstwerk; karnies, 


CORNICE—PLANE 

kranzgesims, krant. — C. of pedestal, 
eng., C. de piedestal, fr., krans, lijstkrans 
van 't voetstuk ; krans des postamants* 
des sdulenstuhls. — C. of a door or 
window, eng., C. d'une porte ou 
d'une fenétre, fr. Deur- of vensterkor 

kroonlijst van deur of venster; thur--nis, 
oder fenstergesims. — C. de la lisse 
d'hourdi, fr. Lijst van den hekbalk; 
moulding of the wing-transom; kranzgesims 
des heckbalkens. ~ C. rampante, 
Moulure oblique, fr. Opgaande, schuine 
gevellijst ; raking-moulding; ansteigendes 
giebelgesimse. 

Cornice—plane, Ogee—plane, eng. 
Kraalschaaf, ojiefscbaaf, duiveljager; karnies 
hobel; rabot a doucine, doucine. 

Corniche, f. fr., v. s. cornice. 

Cornier, Pied cornier, Poteau 
cornier, m. fr. Hoekstijl, boekpost, v. 
corner-foot, corner-post. 

Cornière, f. fr. Hoekbeslag, v. angleiron. 
~ Looden of pannen goot tusschen 
twee dakhellingen ; gutter of lead or tiles 
between two roofs; keblgerinne. o Windveer 
, v. alonge- de cornière. •^• 
(Estaim) Spant van 't rantsoenhout, achterst 
spant ; stern-frame, fashion-piece; spie 

spant, randsomholz. ^•-gelspann, binterstes 
Ketting, schering; warp; zettel. 
Corning, eng.: C. (or Graining)
of the millcake, het korrelen van 't

-

kruit, van den kruitkoek ; kdrnung des pul 

grenage de la galette. -verkuchens; 

Corning—house , eng. Werkplaats 
waar 't buskruit gekorreld wordt, korrelmolen, 
zeefvertrek ; granulirmithle, kbrnhaus; 
grenoir, moulin à granuler.

Corning—sieve, eng. Korrelzeef, kruit 
zeef (om 't kruit te korrelen); kt rnsieb; 
crible à grener. 

Cornish—stone, eng. Soort van graniet 
uit Cornwallis (bij bet porseleinmaken 
gebezigd); art granit in Cornwallis; espèce 
de granit de Cornouailles. 

Corn—mill, eng. Korenmolen ; getraidemn'cihle, 
mahlmiihle; moulin à blé. — C. 
on the American system, Amerikaansche 
korenmolen ; Amerikanische mahlmuhle; 
moulin à mouture américaine, Bite 
Anglaise. — C. of one, two, three 
etc. couples of mill-stones, molen 
van een, twee, drie, etc. stellen steenen ; 

muhle mit einem, zwei, drei, etc. mahlgangen; 

moulin a simple, double, triple, etc. harnals. 
Cornouiller , m. fr , v. cornelwood. 


Corn-tong, eng., Corn—tongs, pi. 
Korentang, veertangetje, v. bercelle, 
brucelle 

Cornue, f. fr. Distilleerkolf, krombals, 
retort, V. abziehkolben. 
Corona, (Larmier,Drip) engDrop


. 

steen eener kornis, druiplijst; kranzleiste, 
krant; larmier. — V. couronne 8). 
Coronelle, f. fr. Draadvleugel (een 

--- CORPS. 243 

gaffelvormig gebogen vleugel van ijzerdraad 
aan de zijde-tweernmacbine); wire-wing; 
drahtflugel. —^ Metalen leest der kammen makers; 
comb-maker's model or form; leisten 
der kammmacher. 

Corposant, Corpusance, eng. Vree


vuur, v. Castor and Pollux. 
Corps, m. fr. Lichaam ; body; körper. 

— Hoofdgedeelte eener machine, v. body 
(in mechanics). •• (Harnais) Harnas, 
harnaslissen (der Jacquard-machine, 
waardoor de kettingdraden gaan, die tot de 
vorming van 't patroon moeten bijdragen); 
harness; harnisch. Kamafdeeling (bij 't 
weven); division of leaves (made to facilitate 
the drawing of the warp); theil, chor 
(eigentlich corps). — (en parlant dune 

couleur) Lijf: Donner plus de corps 

aa une couleur, eene kleur meer lijf 

geven, lijviger maken ; to give a colour more 

body; aloe tarbe satter machen. •® C. 

aeiérant, verstalend lichaam ; substance, 

which produces the conversion of iron into 

steel; die verwandlung in stahl bewirkender 

körper. — C. aériforme ou gazeux, 

lucht-of gasvormig lichaam; aeriform or 

gaseous body; elastisch flussiger korper. — 

C. de l'arbre, lichaam der as, spil of 
rol (zonder de tappen); shaft (not including 
the gudgeons) ; welle (abgesehn von den 
welizapfen). — C. aspirant (d'une 
pompe) , zuigpijp; aspiring-tube, lower 
tube; saugrohr. — C. de baguette, 
schaft van den laadstok ; shaft of the ramrod; 
stange, stab, kiel des ladestocks. 
C. de bataille,middelhoede (eener vloot); 
center; bauptcorps. ~ C. de carrosse, 
de voiture, kast, bak van een rijtuig; 
body of a carriage; kutschenkasten, wagenkasten, 
kasten. — C. de charrue, hoofdstel 
van den ploeg; body of the plough; 
plugkiirper, pflugkasten. — C. de la 
chaudiére à vapeur, v. coque 2). 
C. d'une cloche, lichaam eener 
klok ; barrel, body of a bell; glockenkorper 
— C. du collier, haamkussen,v. bodyside 
of the collar. — C. d'un cric, 
buis, blok van eene dommekracht; stock or 
block of a rack and pinion jack; stock einer 
wagenwinde. — C. de cuirasse, Plastron, 
borstharnas; breast-plate, front-cuirass; 
brustharnisch. ~ C. de dégorgement, 
opstijgingspijp (der pomp); uppertube; 
steigröhre. _ C. élémentaire, 
C. simple, enkelvoudig lichaam, chemisch 
element; elementary or simple body; ein facher 
stoff, grundstoff, chemisches element. 
— C. de l' éperon, v. collier de 
1'éperon. — C. d'étofi'e, weefsel 
(eener stof); woof, texture, body; gewebe. 
C. d'essieu, V. achsenfutter. — 
C. flexible, buigzaam, lenig lichaam; 
flexible body; biegsamer karper. — C. 
flottant, drijvend lichaam; floating body; 
schwimmender karper. ~ C. fluide, 
vloeibaar (hetzij druipbaar of gasvormig) li

244 CORPVSANCE -. CORROYER. 


chaam ; fluid body; ti issiger körper. ~ C. 
de garde, v. demi-pont. ~ C. de 
garde d' épée, v. bow of a swordhilt. 
~ C. gazeux, v. c. aériforme. 
~ C. gras acide, vetzuur; fatty acid; 
Pette sdure, fettsäurehydrat. — C. gras 
neutre, onzijdig vet; neutral fat; neutral 
fett. — C. du goad, v. bolt 2). ^. 

C. de lettre, corps, kegel, corpus der 
drukletter; body of a letter, shank; schriftkegel, 
kegel. —C. liquide, druipbaar-vloeibaar 
lichaam, vocht; liquid body; tropibar fitissiger 
kdrper. — a. C. mort, meer-, tui-, 
belegpaal, V. bollard. — b. C. mort, 
havenanker, v. ancre a demeure. ~ 
C. de p®ne, grendelscbacht ; bolt-shaft; 
schaft am riegel. — C. de place, Enceinte, 
hoofdwal; body of the place, enceinte, 
main enclosure; enceinte. ® C. de 
platine, slotplaat (van 't geweer); plate; 
schlossblatt, scblossblech. — C. du poi— 
trail, v. breast-collar. — C. de 
pompe, V. barillet 3). C. (d'une 
poulie), hol, huis, lichaam (van een blok); 
shell; gehduse, h-atis, kasten. — C. de la 
presse, hoofdspui eener drukpers; main 
frame, body of a printer's press; bauptgestell 
der presse. ® C. du rais, middelstuk 
der radspeek ; body of the spoke; mittelstiick 
der speiche. — C. regulier, regel 
lichaam ; regular body or solid, Pla--matig 
tonic body; regelmhssiger körper. C. 
d'égale resistance, lichaam van gelijken 
tegenstand ; body of the strongest form; 
körper von gleichem widerstande. — C. de 
moindre résistance, lichaam van den 
kleinsten tegenstand; body of least resistance; 
körper des kleinsten widerstandes. — 

C. derévolution, omwentelingslichaam; 
solid of resolution; drehungskdrper. — C. 
rigide, stijf, onbuigzaam lichaam; rigid 
body; starrer, steifer kurper. — C. rotatif, 
omdraaiend , om zijne as wentelend 
lichaam ; rotary or rotatory body; umdrehender, 
rotirender korper. e C. savant, 
Arme savante, technisch wapen, technische 
tak van den krijgsdienst; scientific 
corps, scientific arm; technische wafie. 
C-s secs, Cérames sans vernis, 
Pate des grès, onverglaasd aardewerk; 
dry bodies; unglasirtes geschirr. ® C. 
simple, v. C. élémentaire. C.
—

solide, vast lichaam ; solid body, solid; 
fester körper. — C. de support, C.– 
support d'un pont, bruggedrager, 
bruggesteun ; support, supporting body for 
the super-structure of a bridge; unterlage 
des briïckenweges, bruckenu.nterlage. ~ C. 
(de vaisseau), romp ; hull; rumpi. ~ 

C. de voiles, voornaamste zeilen ; principal 
sails; hauptsegel. 
Corpusanee, eng., v. corposant. 
Correct (to), v. a. eng., v. corriger. 
Correcteur, m. fr. & hd., Correc


tor (Reader), eng. Verbeteraar (der 
drukproeven), corrector. 

Correction, f. fr. & eng., Correctur, 
f. hd. Het nazien, verbeteren, corrigeeren 
(der drukproeven). 

Corrector, m. hd., v. correcteur. 

Correctur, I. hd., v. correction. 

Correcturbogen, M. hd., v. berichtigungsbogen. 


Correcturzange, f. hd. Corrigeertang 
(der zetters); pincers; pince de correction. 


Corridor, m. *. Corridor, smalle gedekte 
gang of galerij vóór ééne of tusschen 
twee rijen kamers. — C. of a place, 
eng., V. covert–way. 

Corriger, fr., Corrigiren, hd. Verbeteren, 
van fouten zuiveren (de drukproeven); 
to correct. 

Corroi, m. fr. Het leertouwen, lederbereiden 
; currying, dressing; das zurichten 
des teders, lederbereitung, lohgare. — Rol, 
waarop de stoffen ter apprêteering of opmaking 
worden uitgespreid, appreteerrol; cylinder; 
zeugwalze. — Laag pottenklei als 
bekleeding van waterkommen, vijvers, etc.; 
layer of puddled clay; lettendamm. 

Corroi(e)rie, f. fr. Leertou veerij, kunst 
des leertouwers; art of currying; das zurichten 
des Ieders, lederbereitungskunst. 

Corrompre, v. a. fr.: C. le for, 
het ijzer uitzweeten ; to soften the iron by 
fire or the hammer; das eisen durch feuer 
oder hamnier erweichen. — C. une peau, 
un cuir, eene (looigare) huid krispelen 
(om de nerf beter te doen uitkomen) ; to 
grain a leather; eine haul krispein, eineet 
fell die narbe geben. 

Corrond, m. fr. Einde eener halfge


trokken metaalstaaf; extremity or end of 

a half-drawn bar; ende eiher halbgestreck


ten sta n ge. 

Corrosif, fr., Corrosive, eng. adj. 

Bijtend, wegbitend ; dtzend. — C. su


blimé (ou Sublimé c.), n. fr., Cor 

eng., Corrosiv--rosive sublimate, 

sublimat, n. hd. Bijtend sublimaat (tweede 

chloorkwik). 

Corrosif, in. fr., Corrosive, eng. 
Bijtnniddel ; beizmittel, corrosivmittel. 

Corrosion, f. fr. & eng. Wegbijting, 

invreting; das einfressen. — Het etsen (bij 

graveurs); das dtzen. 

Corrosive, eng., v. corrosif. 

Corrosivmittel, n. hd., v. corro


sif, M. 

Corrosivsublimat , n. hd., v. s. 

corrosif, mij. 

Corroyage, m. fr. Het leertouwen, 

bereiding van 't looigare leder; currying, 

dressing; das zurichten. r (Raffinage) 

Het verfijnen, zuiveren (van bet staal); re


fning, shearing; das raffiniren, ghrben. •n• 

(Soudure) Het zweeten , samenwellen 

(van twee stukken ijzer, staal); welding; 

das scbweissen, zusammenschweissen. 

Corroyer, v a. fr. Leer touwen, leder 
bereiden ; to curry, to dress leather; leder 


OORRROYEIIIE 

zurichten. ~ C. 1'acier, staal (door hameren 
en wellen) verfijnen, zuiveren ; to 
refine steel; den stahI ghrhen, rafbiniren, gar 
coachen. — C. l'argile, la glaise, 
de klei, de potaarde kneden, doorwerken ; 
to prepare the clay for puddling; letten zerarbeiten, 
zurichten, kneten — C. (le 
bois), uit den ruwe schaven ; to try-up, 
to plane; ausarbeiten and giatten. ~ C. 
1'étain, het tin zuiveren, verfijnen ; to 
refine tin; das zinn gattern. C. (Forger, 
Battre) le for, het ijzer door 
hameren uitdrijven ; to hammer, to beat out 
or extend the iron under the hammer; das 
eisen ausschmieden. — C. (Ressuer) le 
for, het ijzer uitzweeten (door het gloeiend 
te hameren); to cleanse the fire by u^elding; 
das eisen ausschweissen. C. (Souder) 
le for, l'acier, het ijzer, staal samenwellen; 
to weld iron, steel; das eisen, stahl 
schweissen, zusammenschweissen. — C. le 
sable, het (giet)zand toehereiden, rollen; 
to roll the sand; den sand zubereiten. 

Corroyerie, t. fr., v. corroi(e)rie. 

Corrugated plate, eng. Geribd, gerimpeld 
blik (tot dakbedekking); geripptes, 
gerunzelles, gewelltes eisenblech; tole ridée. 

Corsé, adj. fr.: Drap c., Dik, stevig, 
grof laken ; thick, coarse cloth; dicker, starkes, 
grobes tuch. 

Cortailles , f. pl. fr. Messin gafval ; 

clippings of brass; kr tzmessing. 
Corundh.m, n. hd., v. corindon. 
Coruscation, r. fr. Het blikken of 

blikkeren (van 't zilver, als het uit den 

vloeibaren in den vasten toestand overgaat); 

brightening; silberblick, bliek ; V. bliek. 

Corvette, t. *. Korvet (lands oor


logsvaartuig, dat in rang volgt op een fre


gat). C. a, vapour, fr. Stoomkorvet; 

steam-corvet(te); da inpfcorvette. 

Cosecant, eng., Cosécante, fr., 

Cosecante, hd. f. Cosecans, bijsnijlijn, 

snijlijn van den complements- of aanvullings


hoek. 

Cosine, eng., Cosinus, fr. & hd. m. 

Cosinus, bijhoekpuntsiijn, sinus of hoekpunts


lijn van den complementshoek. 

Cosinus verse, fr., Cosinus ver


sus, lid. m. Cosinus versus, de sinus ver 

complementshoek; co-versed sine.-sus van den 

Cosse, f. fr. Kous (metalen ring, die de 

In het touw gesplitste lus openhoudt); ihirn


ble; kauscbe, kausse. C. de bois, 

bouten kous , bull's-eye, wooden thimble; 

hdlzerne kausche. 

Cos tière, f. fr., v. cótière. 

Cotangent, eng., Cotangente, fr. 

& kd. f. Cotangens, tangens van den com


plementsboek. 

Cote, f. (r. Maataanwijzing van een teekening 
of patroon); figured dimension; massbezeichnung. 


CSte, f. fr. Rib (der bajonet); rib; rippe, 
mittelrippe. •• Kust, wal, v. coast 1).••e 
C, accure, C. à pie, steile kust, v. 

COTON. 245 

coast t). ~ C. basso, lage kust, v. 
coast 5). — C. malsaine, gevaarlijke, 
vuile kust, v. coast 4). ® C. salve, 
schoolre kust, v. coast 3). ~ C. an 
vent, opper, opperwal, hooger; weathershore; 
opperwall, opper. ~ C. sous le 
vent, lagerwal; lee-shore; legerwall, lagerwall. 
— C. nord, sud, kust van noorde 

zuidelijke strekking; coast that bears-lijke, 
north, south; kuste, die sich nordw, arts, 
sii lwhrts erstreckt. C. de vache, 
Fenton, gespleten staaï(jzer; slitted or 
split rod-iron; gespaltenes slangeneisen. — 
C-s (d'un vaisseau), ribben, inhouten ; 
ribs, frame-timbers; rippen, inhölzer. 
C—S de voute, gewelfsribben (bogen of 
booggedeelten, die op zuilen of schalken 
rusten); ribs; rippen. 

Cóté, m. fr. Zijde, kant; side; seite. — 

C. (d'un angle), been ; side; scherikel. 
• . C. (d'une figure), zijde ; side; seite. 
~ C. (Flane), zijde, boord (van een 
schip) ; side; seite. ~ C. de la chair, 
vleeschzijde (van de huid, van 't leder); 
flesh side; fleischseite, aasseite. ~ C. de 
droite, C. de gauche, v. breastplate 
neck-strap, near-side neckstrap. 
~ C. droit ou court, C. 
gauche on long, korte zijde, lange zijde 
(der mule-jenny, der tweernmachine); short 
side, long side; kurze seite, lange sette.:•• 
C. gauche, C. a la main (d'une 
voiture), bij -de-handsche zijde; near-side; 
sattelseite. ~ C. droit, C. de sousverge 
, van-de-handsche zijde ; o/f-side; 
bandseite. ~ C. de la moeke, Coupe 
transversale (d'un arbre) , dwarse 
doorsnede ; cross-grain, pin-way, end-grain, 
endway; birnseite. — C. Sous 10 vent, 
C. du vent, lijzijde; loefzijde (van een 
schip); lee or lee side; weather-side; lee oder 
leeseite; luv, luvseite, windseite. 
Cotepallis, m. *. Lichte stof van 
zijde en geitenbaar, cotpallis. 

Coter, V. a. fr. De afmetingen (eenex 
teekening) niet cijfers aanduiden ; to write 
or draw the dimensions (into a design); die 
masse oder coten einschreihen, einzeichnen. 

Coterets, V. cotterets. 

Cótier, Pilote-eótier, rn. fr. Loods, 

zeeloods, buitenloods; coasting-pilot; lootse, 

ktistenlootse. 

CStiëre, f. fr. Tong, scheidsmuur (in 

een schoorsteen); with, vartition-wall; zunge, 

scheidemauer, wange. ~ C—s, de beide 

helften van den gietvoren (der boden pijpen); 

the two parts of the mould; die zwel theile 

der form. — Kantsteenen (in eenen hoog 

side-stones; seitensteine. — Banden-oven); 

of reepen (op dikke eiken planken tot 

zwalpen, etc.); cramps; bander. 

CÓtisses, f. pl. fr. Kepen of kerven 
voor de kettingdraden ; incisions for the 
threads of the warp; einscbnitte fiir die 
kettenfhden. 

Coton, ui, fr. Boomwol, katoen; cot


9 


246 COTONIS COTTON-WOOL.

--- 

ton, cotton wool; baumwolle. C. azotique, 
V. coton-poudre. •• C. de 
bazar, Jeruzalemsch garen; Jerusalemcotton-
yarn; Jerusalemmer . garn. ~ C. 
brut, ruw, onbewerkt katoen; raw cotton; 
robe baumwolle. — C. carde, peigné, 
gekaard katoen ; carded cotton; kammbaumwo11e. 
~ C. en toque, v. baumwollensaamen. 
— C. eordonnet, 
twist, glansgaren; patent-bobbin; twist. 

C. de couleur, gekleurde katoen ; colored 
cotton; farbige baumwolle. — C. 
épluehe, uitgeplozen katoen ; picked cotton; 
gezupfte baumwolle. ~ C. $1é, katoengaren; 
cotton-yarn, spun cotton; ge spunnene 
baumwolle. — C. de ganse, 
koord ; cord; korde. — C. jumel ou d' 
Egypte, Egyptische katoen; Egyptian 
cotton; Egyptische baumwolle. ~ C. en 
laine, v. C. en rame. ® C. de roer, 
katoen van Salonica; Salonica-cotton; seebaumwolle. 
— C. mort, dood katoen 
(van onrijpe vlokken, waarop de kleuren 
zich niet hechten); dead cotton; todte baumwolle. 
~ C. d'once, katoen van Damaskus 
; cotton of the ounce, cotton of Damascus; 
baumwolle aus Damascus. ~ C. 
piqué, piqué (schijnbaar gestikt katoen) ; 
quilting; gesteppte baumwolle. — C. plat, 
stopkatoen ; darning; platte baumwolle. ~ 
C. philosophique, pbilosophische wol, 
zinkbloemen ; philosophical wool or cotton; 
philosophische wolle. — C. en rame ou 
en laine, katoenwol, wolkatoen, wol met 
katoen vermengd; cotton-wool; wolle mit 
baumwolle vermischt. — C. courte—soie, 
longue—soie, kortharige, langharige ka 
short-staple, long-staple cotton; kurz--toen ; 

stapelige, langstapelige baumwolle. 

Cotoniss m. fr. Soort van Oost-Indisch' 

taf ; sort of taffeta from the East-Indies; 

art ostindischer taffet. — Lakenstempel, v. 

bouille. 

Cotonnade, f. fr. Allerlei katoenen 

stof; cotton stuff, cotton cloth, cotton check; 

kotonnade, baumwollenes zeug. 

Cotonner, v. n. fr. • Wollig worden 
(van stoffen); to nap, to rise with a nap, 
to become cottony; wolle aufwerfen. 

Cotonnerie , I. fr. Katoenfabriek; 
cotton-manufactory, cotton-mill; baumwoll


fabrik. 
Cotonneux, adj. (r. Wollig, donzig, 
ruig; cottonous, cottony; wollicht, flockicht. 
Cotonnier, in. fr. Katoenstruik, ka 
cotton-tree; banmwollpflanze.-toenboom; 

Cotonnine, f. fr. Grof doek van katoen 
en hennep; canvass or sail-cloth , made 
of cotton and hemp; aus hanf and baumwolle 
zusammengesetztes segeltuch. 

Coton-poudre, Coton azotique, 
Fulmi-cocon, m., Poudre coton, 
Pyroxyle, f. pl. Schietkatoen ; explosive 
cotton, gun-cotton, pyroxylin; schiessbaumwolle, 
pyroxylin. 

CStoyer, v. n. fr., v. to coast. 

Cotre, m. fr., v. cutter. 
Cottar, eng., v. cotter. 
Cotte, f. fr. (te Luik) Vlies, dat zich 


op de aluinloog vormt; skin, which forms 
itself on the surface of the lie of alum; 

Naut, welche sick auf der oberfldche der 
alaunlauge bildet. 
Cotter, Cottrel, eng., V. clavette 

t), 3), 's).
Cot(t)erets, m. pl. fr., v. balken 7). 
Cotter-file, eng., v. carrelet plat. 
Cotter-pin,eng.,v.bolz mit eiasem 

splints. 
Cotter-plates, Flanges, pl. eng., 

V. Bride s). 
Cottière, f. fr. IJzerstaaf, zwaarder 
dan de gewone; strong bar; starke stange. 
Cotton (Cotton—wool), eng. Boomwol, 
v. coton 1). — Weefsel van boomwol, 
katoen, katoenen stof; gewebe von baumwolle; 
tissu de coton. — v. coton. 

Cotton—bagging, eng. Pakdoek van 
vlas-en hennepwerk (voor de Amerikaan 
katoenbalen); packleinwand; toile d'em--sche 
ballage. 
Cotton—ball, eng. Kluwen katoen; 
baumwollenklingel; pelote de 61 de cocon. 

Cotton-beaver, eng. Katoenbever 
(ruige katoenen stof); baumwollenbiber;espèce 
de futaine à poll. 

Cotton-card, eng. Katoenkaarde; 
baurnwollenkardatsche; quenouiile. 
Cotton-eheek,Cotton-cloth, eng., 

V. rotormade. 
Cotton—fabric, eng. Katoenen weef 
baumwollenzeug; tissu de coton.-sel,katoenstof; 
Cotton-facture, eng., v. cottonmanufacture. 
Cotton-gin, Gin, eng. Machine, die 
de zaadkorrels uit de boomwol verwijdert, 
uitpellings- machine; egrenirmaschine;machine 
à égrener le coton. 

Cotton—jenny , eng. Katoenspinmachine, 
katoen -jenny; baumwollenspinnmaschine; 
métier à filer le coton. 

Cotton-machine, eng., v. cottonjenny. 
Cotton-manufacture, eng. Katoen 
baumwollspinnerei; filature de coton.-spinnerij; 
Cotton-manufactory, Cotton


mill, eng. v. cotonnerie. 
Cottonous, eng., v. cotonneux. 
Cotton-spinning, eng., v. cotton


manufacture. 
Cotton-staple, eng., v. baum


wollenseide. 
Cotton-stuff, eng., v. eotonnade. 
Cotton-warp-cloth , eng., Laken 

met katoenen ketting ; tuch wit bauynwollener 
kette; dras à chaine de coton. 
Cotton—waste, eng. Katoenafval; 
baumwolle-ab fall; déchets de coton. 
Cottonweaver, eng. Katoenwever; 
baumwollenweber; tisserand en coton. 
Cotton—wool, eng. Katoenwol , v. 
coton en rame. 


COTTONY — COUFFADE. 247 


Cottony, eng., v. eotonueux. 

Cotton-yarn, eng. Katoengaren, v. 
coton-$lé. 

Cottrel, eng., V. cotter. 

Cou, m. fr. Hals (aan de Jacquard-machine, 
etc.); neck; hals. ®• C. (Pri), m. (te 
Luik) Onderst en onzuiverst gedeelte der 
gekristalliseerde aluin massa ; inferior part 
of the solid cake of alum; unterer tl eil der 
krystallisirten alaunmasse. — Cou—decigogne, 
hefboom met eenen elleboog; elbowed 
lever; hebel mit zwei winkeln. ^• 

C. d'une cornue, hals eener retort; 
neck of a retort; hals einer retorte. •• C. 
de cygne, zwanenhals (meermalen gebogen 
buis, aan machines); swan-neck, gooseneck; 
schwanonhals. — C. de cygne 
(d'un carrosse) , zwaansbals (gebogen 
ijzer, waaronder de voorwielen bij 't wenden 
kunnen draaien); crane-neck, swan-neck; 
schwanenhals. 
Couch, eng. Laag, v. auftrag, coat 

1), 2) Vierkante laag of hoop gerst (ter 

kieming gezet, bij brouwers); beet; couche 

(de grains gonflés). 

Couch (to), eng.: To e. the sheets, 

de (geschepte) bladen papier op de vilten 

leggen ; die frischen papierbogen kautschen 

oder gautschen; coucher les feuilles de pate 

sur les feutres. 

Couchage, m. fr. Het neerleggen, 

neerstrijken (van 't haar), het toebereiden 

van 't laken met de kaardedistel ; brushing 

down; das niederlegen, niederbürsten. 

Het leggen van de geschepte papierbladen 

op de vilten ; couching; das gautschen oder 

kautschen. 

Couchant, Ouest, m. fr. Het wes


ten, west; west; west, westen, abend, abend


gegend. 

Couchart, m. fr., v. coucheur. 
Couche, f. fr. Laag, v. anstrich, 
auftrag, coat 1), 2). -Laag, schicht, 

v. bed 9). ~ Ovenval, v. batch. 
Holle benedendeel van eenen vorm ; hollow 
under-part of a mould; nobler untertheil 
einer form. ® Liggerhout, ligbalk, grond 
onderlaag; base; lagerholz, unterlage,-balk, 
schwelle. ~ C. de buis, jaarring in het 
hout; annual ring; jahrring, Jahr. ~ C. 
(ou Lit) d'un carrelage, onderlaag, 
onderbedding van eenen tegelvloer(mortellaag 
waarop de tegels komen); bed of flags; unterbettung 
des fliesenpflasters — C. à 
détrempe, lijmgrond der vergulders) ; 
glue-primping; leimgrund. ~ C. du fusil, 

C. en joue, aanslag van 't geweer, v. 
ansehiag 3). ~ C. de grains gonflés, 
v. couch ij. — C. ligneuse, 
V. C. de Bois. 
Coucher, v. a. fr. Opdragen (bij ver 
. auftragen 1). a••-gulders, binders), v 
Neerleggen, neerstrijken (de haren van 't 
laken ; vgl. couchage í) ); to brush down; 
niederbttrsten, niederlegen. — Se C., afvallen 
(sprekende van de drukletters die 

aan den kant der bladzijde hare plaats verlaten); 
to be broken; abfallen. — C.1'assiette, 
den goudgrond opdragen; to lay 
on or to apply the gilding-size; den goldgrund 
auftragen. — C. la chèvre, de 
heistelling uiteennemen, strijken; to strike 
the gin; das hebezeug zerlegen. _ C. les 
feuilles de pate, v. to couch. 

C. en fosses (les peaux gonflés), 
in de runkuilen of loofkuiten leggen (de 
gezwelde huiden); to spread (the hides) in 
the tan-pits; versetzen, in die lobgruben oder 
versetzgruben einlegen. 
Coucher, eng., v. coucheur. 

Coucheur, m. fr. Legger (werkman, 
the het geschepte vel papier op de vilten 
legt); coucher; kautscher, gautscher. 

Couchis, m. pl. Schaalplanken, v. 
bolster 7). Bodem van zware planken 
op grondpalen ; plank-bottom; boblenbelag. 

Couchoir, m. fr. O pd ra ger, v. auf


tragbretchen. 
Couching, eng., v. couchage 2) . 
Coude, f. fr. Elleboog, knie, hoek, 

kromming ; elbow, knee, angle; knie, winkel, 
krümmung. — C. de baïonnette, v. 
branche coudee. — C. (d'un essieu) 
kruk (van eene as); winch; kurbel. 

— C. à napeur, stoompijp met eenen 
elleboog, kniepijp; elbow-pipe; dampfrdbre 
mit einem winkel. 
Coudé, adj. fr. Knie-of elleboogvormig, 
knievormig gebogen, met een elleboog 
of knie ; forming a knee or angle, bent at 
(right) angles; kniefbrmig gekrdpft. 

Couder, V. a. fr. -Knie-of hoekvormig 
buigen, krommen; to form. a knee or angle, 
to bend at (right) angles; krdpfen, krip


pen. 

Coudre, v. a. fr. Naaien, aaneennaaien; 
to sew; nahen, zusammennhhen. — C. un. 
bordage, eene (scheeps-)plank vastbrouwen, 
vastmaken ; to nail a plank (on the 
ribs); eine planke festspikern. ~ C. un 
livre, een boek innaaien ; to sew a book; 
eira ouch heften. — C. (les planches 
d'un éintre, etc.) avec des chevilles 
deBois, avec des boulons defer 
a téte et écrous, met houten pluggen 
of pinnen, met schroefbouten etc. bevestigen; 

to fasten with wooden pegs or pins, with 
screw-bolts; mit verkeilten hblzernen, nage 
i n oder holzschrauben an einander befestigen. 


Coudrement, m. fr. Drijfkleur (een 
zeer slap runaftreksel, waarin de huiden 
gaan, die uit het zuurlaf komen); weak 
ooze of fresh bark; farbe. 

Coudrer, V. a. fr. De huiden in de 
drijfkleur brengen ; to put the hides into a 
weak ooze of fresh bark; fhrben, in die 
farbe bringen. 

Couette, f. fr. Pan, pot; sole, socket; 
frosch, pfanne, zapfenmutter. — Cs, v. 
auguilles du berceau. 

Couffade, f. fr. (te Luik) Kist of mand 


248 COUILLARD 

tot vervoer der steenkolen uit de mijnschacht 
(in Luik van planken, met enne lading van 
circa 3000 kilo's ; te Hertogenrade of Roldue 
van wilgenteen, bèlast met 750 tot 
800 kilo's); basket, (in Scotland:) braize, 
(in Derbyshire:) skep, skip; couffade, kutïate. 

Couiliard, m. fr., v. balkengo tze. 
Coulage, m. fr. Lekkage (van 't vaatwerk); 
leakage; leakage Het uitloogen, 

V. bauehen. Het gieten (van metalen, 
spiegels, porselein, etc.); casting, running; 
das giessen. ~ C. en coquilles, 
Liet gieten in ijzeren vormen ; casting in iron 
moulds, chill-casting; schalenguss. •n• C. 
massif, massieve gieting (zonder kern of 
holte); casting without core; das giessen obne
kernstange. e• C. a noyau, Fonte en 

creux, het gieten over eene kern, bol 
casting on a core, casting hollow;-gieting; 
kernguss, guss liber einen kern, bohlguss. 
Coulant, m. fr. Schuifring ; slider, 
coupler; schieber. ~ V. noeud coulant. 
Coulé, m. fr. Elk gegoten stuk, giet


werk; cast; gussarbeit. 
Coulé avec, fr., v. cast on. 

Coulée, r. fr. Het gieten ; casting, cast; 

das giessen. ~ Uitloop, v. abflussröhre.

• Giettap; head on a casting, connecting 
piece, waster; gusszapfen. ••• C. de la 
fonte, v. abstich. 
Couler (Fondre, Jeter en moule) 

V. a. fr. Gieten ; to cast, to run, to found; 
giessen. ~ C. a Bale ou en siphon, 
met de telbuis of den bevel gieten, v. to 
cast, a. 3). ®• C. ànoyau, C. creux, 
bol gieten, V. to cast, a. B). •• C. 
plein, vol gieten, massief gieten, v. to 
cast 4) ~ C. (ou Sceller) en plomb, 
met lood vastgieter, vullen ; to run-in the 
cramps with melted lead ; die klammen 
mit blei vergiessen. •• Faire e. la 
fonte, Ferrer le haut fourneau, 
bet ruwijzer aftappen, den hoogoven afsteken 
; to tap the furnace, to run off the iron; 
den ofen absteclien, das rokeisen ablassen. 

C. la lessive, uitloogen, de afgetapte 
loog herhaaldelijk weer kokend opgieten; 
to buck; bduchen. 
Couler (Fuir), v. n. fr. Lekken, lek 
zijn; to leak; lecken. auslaufen, rinnen. 

C. à fond, C. bas, zinken (van een 
schip), te gronde gaan ; to go a-ground, to 
founder; zu grunde gepen. 
Coulette, f. fr. Spoeldraad (des lintwevers); 
spool wire; spuldrabt.
Couleur, f. fr. Kleur, v. color 1). 

— Verf, V. Color 2). ~ Goudkleur, V. 
color 3). — C. accidentelle, toevallige 
kleur, v. color 4). — Adjective 
C., hijvoegelijke kleur, v. color %). 

C. de fair, luchtkleur, hemelsblauw; 
air color, sky-blue; lufifarbe. ® C-s ano


miques ou lueidoniques, met Venetiaanschen-
terpentijn gewreven en verder met 
wijngeest aangelengde verven (ter vervanging 
van de olieverven), sneldrogende ver-

COULEUR.. 

ven; quickly drying, brilliant colors resisting 
to water; schuell trocknende, dem wasser 
widerstehende glhnzende farben. — C.. 
d'application, oplegkieur, v. color 6). 

— C. d'apprét, grondkleur, v. priming 
color, s. color. — C. d'aurore, 
v. aurorafarbe. — C. a bijoux, 
Couleur, v. color 3) . — C. 
de bronze, C. bronzée, bronskleur; 
bronze; bronzefarbe. — C. brunie, v. 
C. rabattue. — C. de chair, vieeschkleur; 
flesh-color; fleischfarbe. — C. des 
chaudes, gloeikleuren; heat-colors; gliihfarben. 
• C. complementaires, aanvullingskleuren 
; complementary colors; complementhrfarben. 
, — C—s composées, 
secondaires ou hetérogènes , bijkleuren, 
v. secondary colors, s. color. 
— C-s de conversion, conversie-
kleuren (oplegkleuren, die door opdrukking 
van dubbel -chromiumzure potasch ver 
wijzigingen hebben gekregen); col--schillende 
ors of conversion; conversionsfarben. — 

C. en détrempe, v. détrempe. ^. 
C. détrempée avec le lait de 
chain., kalkwaterverf; line-water-color; 
ka!kwasserfarbe.—a. C.d'eau,waterkleur; 
color of water; wasserfarbe. — b. C. d'eau, 
blinkend bruine kleur, die gepolijst ijzer en 
staal door ontlatinb en daaropvolgende polijsting 
met bloedsteen krijgen; brilliant brown 
color which polished iron and steel take by 
tempering and afterwards with the bloodstone-
polishing; glhnzende braune farbe, 
welche polirtes eisen and Stahl durch anlassen 
and nachheriges poliren mit dein 
blutsteine erhalten. — C. fauve, v. C. 
de racine. — C-s de grand feu 
(pour porcelaine), verven voor beschilderen 
van porselein (die de bongo tem 
bi 't bakken van 't porselein ver-peratuur, 

moeten kunnen verdragen); colors for-eischt, 
painting on china; scbarfeuerfarben. • C. 
fugitive, onechte kleur, v. fugitive 
color, s. color. — C. fusible, brandverf, 
v. vitrifiable color, s. color. 

— C. grattée, clause, bleeke kleur; 
pale, sickly color; schwache farbe. — C. 
hétérogènes , bijkleuren, V. secondary 
colors, s. color. — C. locale, 
locale (ware, natuurlijke) kleur; true, natural 
color; localfarbe. — C—s lucidoniques, 
V. c-s anomiques. — C-s 
matrices, oorspronkelijke kleuren, v. 
primitive colors, s. color. — C. 
minérale, minerale kleur; mineral color; 
mineralfarbe, erdfarbe. — C. moyenne, 
Demi—teinte, -middelkleur; middle color, 
mezzo-tinto; mittelfarbe. • C. opaque, 
C. non transparente, dekverf; opake 
color, body -color; deck fa rbe. — C. d'or, 
goudkleur; gold-color; goldfarbe C. d'or 
moulu, schelpgoudkleur; color of shellgold; 
farbe des musehelgoldes. — C. d'or 
rouge, mode vergulding; red coloring of 
gilt-work; rothe vergoldung, rothe farbe.der 

COULEUVRINE -- COUNTER-CHECK. 249 


vergoldung. - C. d'or vert, groene 
vergulding; green color of gilt-work; grüne 
vergoldung. ~ C. d'orange a sel 
d'etain, oranje-tinkleur; spirit-orange; 
orange-zinnfarbe. - C-s originaires, 
primitives ou simples, oorspronkelijke 
kleuren, v. primitive colors, s. 
color. - C. en pate, verf in deeg 

natten staat; color in a pasty-achtigen, 
state; farbe in breiartigem, passen zustande. 

— C. de pierre, steenkleur; stone-color; 
steinfarbe. — C-s primitives, v. primitive 
colors, s color. — C. rabattue 
ou brunie, gebruinde kleur 
(die men den stoffen geeft); brownish color; 
gebrdunte farbe. C. de nacine, C. 
fauve, vaalgele kleur; fallow color; fablgelbe 
farbe. d• C-s du recuit, v. anlauffarben. 
r C. de rouille, roestkleur, 
v. ferruginous color, s. color. 
^• C-s originaires on simples, v. 
primitive colors. ~ C. solide ou 
stable, vaste kleur, v. fast color, s. 
color. — C. substantive, zelfstandige 
kleur, v. substantive color, s. 
color. •• C. transparente, doorscliijnende 
verf, v. transparent color, s. 
color. — C-s vapeur, stoomkleuren; 
steam-colors; dampffarben. - C. végétale, 
plantenkleur, lapkleur, v. vegetable 
color, s. color. • C. vitriflable, 
brandverf, V. vitrifiable col


or, s. color. 

Couleuvrine, Coulevrine, f. fr. 
Veldslang (lang en vérdragend kanon, nu 
buiten gebruik); culverin; feldschlange, colubrine. 


Coulie, f., Coulis, m. fr., v ausleerung. 


Couliëre, t. fr. Tot platte staven of 
stangen geslagen ijzer; sort of flat iron; 
zu stangen gepluttetes eisen. 

Coulis, ni. fr. Dunne gipsmortel, ver 

pleister (ter vulling van de voegen-dund 
der steenen); grout; dunner mortel. -Gesmolten 
metaal tot verbinding van metselwerk, 
etc., soldeerlood ; melted metal for 
running in; gescb(nolzenes metall zuip ver 

-giessen. - v. coulie. 

Coulisse, f. fr. Groeve, sponning, sleuf 
(waarin zich eene deur, een venster, enz. 
beweegt); channel; falz, nutte, coulisse. ^•• 
Schuifdeur, schuifvenster, schuif; ook beweeglijk 
gedeelte van een schuifraam; sliding 
shutter, sliding window; (sliding) sash 
of a sash-window; schietladen, schubfenster, 
schieber; fensterschieber. ~o (Colisse, 
Oeillet) Lus, oog (van een weefstoel); 
eye; schleife, auge, bliuschen, litzenhouschen. 

(Jumelle) wang, v. bed z). 
(Coulisseau) Stoornscliuifsponning, V. 
connecting link. _- (Coulisseau) 
Groeve, keep, sponning (die tot leiding dient 
voor de rechtlijnige beweging van een machinedeel); 
slot, slot-hole; coulisse, 111h rung. 
-Scharniergroeve (bij goudsmeden) ; groove; 

falz, rinncben. -C. de galee, tong 
eener galei (der zetters); galley-slice, head 
of the galley; schiffszunge. - C. de Stephenson 
, Stepbenson's stuurraam (een 
mechanismus om naar willekeur de richting 
van den gang eener stoommachine te ver 

beweging te staken, enz.);-anderen, bare 
Stephenson's link-motion; Stephenson'sche 
taschen oder coulissen -steuerung, Stephenson'scher 
steuerrahinen oder coulisse. 

Coulisse, f. hd., v. coulisse, fr. I), 

6), ., 

Coulisseau, m. fr. Groeve, sponning, 

etc., V. Coulisse 1), 6), 6). ® Slede 

(der stoommachines); slide, slide-block, cross


head-block, guide; gleitblock, gleitklotz, schlit


ten. ~ Coulisseaux, pl. Richtstaven 

(bij de locomotieven); motion-bars, cross


head-guides; fobrungen, kopfftihrungen. 

Coulisseur, m. fr. Ploegschaaf, ploeg; 

fillister; falzhobel. 

Couloir, m. fr. Strook-of reepleider, 

V. bandleitung. — (Couloire) zeef, 
V. colander. -Slurp (ijzerblik met gaten 
onder aan de zuigp(jp der pomp); strainer; 
zeiberblecb. -Achtertrap, geheune trap; 
back-stairs, privy stairs, private stair-case; 

lauitreppe, gebeimtreppe. — Walengang 

(smalle gang of doorloop tusscben de hut


ten der schepen); passage; walegang, gang 

cu den scbiifskammern. - (Coursive) 

Loopgang (ruimte tusscben de voorste vaste 

doft en den stuurstoel); waist; kubl. 

Couloire, f. fr zijgdoek, v. colan


der. ~ Trekplaat (der speldenmakers); 

draw-plate; zieheisen. 

Coulombe, r. fr. Schuttingpaal (dikke 
paal in eene heining); stay; stander. 
Coulomb's balance, eng., Coulomb'sche 
drebwage, f. hd., v. ba 
-lance de torsion. 
Coulotte, f. fr. Plaatlichter (der loodgieters); 
form-stick; neigeholz. 

Coulure, f. fr. Gesmolten metaal, dat 
uit den vorm loopt; metal escaping from the 
'mould; auslaufendes metall. 

Counter, eng. Teller, v. compteur 1). 

-Telster, V. compteuse. -Tegenmuur 
(des smeltovens), v. contre-mur. 
~ Wuif, verwulf (aan boord); gilling; 
voute. -(Lower c.) Onderste wulf; 
hintergilling, grosse gilling; grande voute, 
voute d'arcasse. -Seconde., Upper-c., 
wulf boven den westergang; kleine gilling, 
knickwul f; contre-voute. 
Counter-approaches, pl. eng. Tegenloopgraven, 
v. contre-approches. 
Counter-balance, eng., v. contre


poids. 
Counter -battery, eng. Tegenbatteriá , 

V. contre-batterie. 
Counter-bit, eng. Tegenbaard (des 
sleutels), v. Bontre-panneton. 
Counter-block, eng., v. contreplanche. 
Counter-check, eng. Tegenover



250 COUNTER,-CYLINDER 

staande kracht (in de werktuigkunde); gegenkraft; 
force oppose. 
Counter-cylinder, eng. v. eontrepartie 
1) 

Counter-die, Upper-die , eng. 
Tegenstempel, patrijs ; gegenstempel, patrize; 
poincon, étampe supérieure. 

Counter-draw (to), v. a. eng. Eenen 
weerdruk of tegenafdruk maken; eihen gegenabdruck 
machen, die gegenprobe abziehen: 

décalquer ; V. contre—tirer. 
Counter-feit, Counter-biting, 
eng. Nadruk, v. Bontre-fawn. 
Counter-feit (to), v. a. eng. Nadrukken, 
v. contre-faire. 
Counter-feit, adj eng.: C. coin, 
valsche munt, v. beischlag. 
Counter—feiter, eng. Nadrukker, v. 
contra-facteur. 

Counter—fort, eng. Steunmuur, gewelfpijler, 
v. Bontre-fort, are-boutant. 
Countergage (to), eng., v. contre


j auger. 
Counter-hatching, eng. v. contre-
hachures. 
Counter—lams, pl. eng., v. aufzugstngelchen. 
Counter-mark, eng , v. eontremarque. 
Counter-mine, eng., v, contremine. 
Countermined system, eng., v. 
araignée 3). 
Counter-mure, eng., v. contremur. 
Counter-mould, eng., v. eontreesta•
mpe. 

Counter-nut,eng.,v.'contre-écrou. 

Counterpart-sawing, eng. Het uitzagen 
van inlegwerk met twee verschillend 
gekleurde fineerbladen ; das ausschneiden der 
eingelegten arbeit mit zwei furnuren; tra


vail en contre-partie. 
Counter-pierce, v. a. eng., v. contre-
perser. 
Counter—poise, eng. Tegenwicht, v. 
contre-poids. 
Counter-poise (to), v.a. eng.: To e. 
a beam, v. biller. 
Counter-plate, eng., v. contreplanche. 
Counter-potante, eng , v. eontrepotence. 
Counter-proof, eng., v. eontreépreuve; 
contre-calquer. 
Counter-punch, eng. Tegenstempel, 

V. contre-poincon; contre-poinconner. 
Counter-rafter, eng., v. contrechevron. 
Counter-rail, eng., V. check-rail. 
Counter-roller, eng., v. eontre


partie 1). . 
Counter-scarp, eng., v. contrescarpe. 
Counter-scarp-gallery, eng. Ma-

COUP. 

gistrale galerij ; contrescarpen-gallerie; galerie 
magistrale ou de contrescarpe. 
Counter-simple (to), v. a. eng., v. 
contre-sempler. 

Counter—sink , eng. Zinkboor, v. 
ausraumer ij; fraise pointue; 
cone-countersink, etc. — •v. ausbohrung 
des hammers. 

Counter-sink (to), v. a. eng , v. to 
chamfer 3), ausbohren 4), ausreiben 
2 ). 

Countersunk-headed bolt, eng., 

V. square-headed bolt, s. bolt. 
Counter-timbers, pi. eng Wulfknieën; 
gillingshdlzer, gillingskniee; tourbes 
de voute. 

Counter-transom, eng., v. barre 
d'écusson. 

Counter-vault, Inversed vault, 
eng. Omgekeerd gewelf ; verkehrtes gewdlbe; 
vo*t.e renversée. 

Country-man's knot, Jamming, 
eng. Timmersteek ; schott; noeud de hois. 

Coup, m. fr. Slag, stoot, snede, houw, 
schot, etc. ; blow, thrust, cut, wipe, shot, 
etc; schlag, stoss, schuttt, bieb, schuss, etc. 

— C. d'air, luchtstoot, luchtschok (in 
eenen stoomketel); shock of the air in a 
boiler; luftstoss. — C. d'arrière, ach 
zuiger eens-teruitslag of -gang (van den 
stoomcilinders); back-stroke; hub ruckwdrts. 

C. d'avance, vooruitslag Of -gang 
(des zuigers in den stoomcilinder) ; fore-stroke; 
hun vorwhrts.~C. de canon,kanonschot; 
gun-shot, cannon-shot; kanonenschuss. ~ C. 
(de canon) en are, boogschot; bowshot; 
bogenschuss. — C. (de canon) 
qui atteint le blanc, v. bull's eye 3) . 
— C. (de canon) de but en blanc, 
lijnrecht op het doel gericht schot, visierschot; 
point-blank shot; visirschuss, kernschuss. 
~ C. (de canon) de détresse, 
noodschot ; shot of distress; nothschuss, nothsignal. 
— C. (de canon) à fleur 
d'eau, Schot tusschen wind en water; 
shot between ?.vind and water; schuss zwi


schen wind and wasser. — C. (de Canon) 
à hél er un vaisseau, praaiscbot. ; gun 
fired to hail a ship; preischuss. — C. (de 
canon) dans l'oeuvre morte, schot 
in 't bovenschip of het dood gedeelte; shot 
in the upper or dead works; schuss ins todte 
werk. ~C. (de canon) dans l'oeuvre 
vine, schot in 't onderschip (bet 
onder water zijnde gedeelte) , grondschot, 
schot in 't levendige werk; shot in the 
quick work or under water; grundschuss. 

— C. de eiseau, beitelsteek ; cut with 
a chisel; meisselstich. •_ C. (de canon) 
à poudre (sans boulet), schot zonder 
kogel, blind schot; gun fired with powder; 
blinder schuss. C. (de Canon) de 
retraite, nachtschot; evening-gun; abendschuss. 
— C. de diane, dagschot, reveillescbot 
; morning-gun; morgenschuss. •• 

C. de feu, oververhitting van den ketel

COUPAGE -- 

wand; burning the metal of a boiler; uberhitzung 
der kesselwand. ••• C. (de canon) 
a ricochet, ricochet-schot, afstuitschot 
; ricochet-shot, rebounding shot; ricochet-
schuss, schleuderschuss, preIIschuss._ 

C. (de canon) tiré au dessous de 
1'horizon, Tir plongeant, laag bestr(
jkend, plongeerschot, boorschot ; plunging 
fire; senkschuss, plongirschuss . — C. (de 
canon) tire a projectile, C. à. 
balie, scherp schot; round-shot, case-shot; 
scharfer schuss. — C. de fusil, geweerschot; 
shot, musket-shot; flintenschuss. 
C. de lime, vijlstreek; file-stroke; feil 
maatre, schrap of streep,-strich. _ C. de 
waarnaar de werkman te werken heeft; 
master stroke; stichelriss, meisselriss (als 
vorzeichnung). — C. de mer, stortzee, 
slagzee, stampzee rut of the sea, shock of 

the wave, heavy sea-breaking; sturzsee, see


stiirzung, klopfsee, starnpfsee. ~ C. de 
marteau, hamerslag, slag met eenes hamer; 
stroke with a hammer; hammerschlag. 

— C. de mer du fond, grondzee; 
ground-sea; grundsee. — C. de mou 
-ton, slag van 't

heiblok ; stroke of the ram; 
scblag des rammklotzes. — C. de par_ 
tance, afscheidsschot, schot van vertrek; 
gun fired for sailing; a bsch ied ssch u ss, schuss 
zum absegeln. — a. C. perdu, verloren 

schot, misschot; shot that misses the mark; 
fehlschuss. — b. C. perdu, blinde (verkeerde) 
slag (bij 't goudslaan) ; ineffective 
blow; blinder schlag. — C. de pied, bet 
omslaan (ontbinding door bederf, van de 
pastel- of weedekuip); decomposition by putrefaction 
(in the pastel-vat); das umschlagen 
oder durchgehen (der küpe) . — C. de 
pilon, sloot des stampers; stroke of the 
,stamper; stoss der stampfe. e C. (ou 
course) du piston, zuigerslag; piston's 
travel, length of the stroke, stroke, throw; 

hub, kolbeiihub,hubldnge, butzhölre. spiel oder 
weg des treibkolberis. ^ a. C. de poing, 
zwikboor, drilboor (der kuipers); bung-bore, 
piercer; fassbobrer, spundbohrer. — b. C. 
de poing, zakpistooi ; pocket-tol; sackpistol. 
~ C. de rame, C. d'aviron, 
slag met den riem, fiksche baal ; stroke of 
an oar; ruderschiag, schlag mit einero riem. 

•n• C. d'une scie, zaagsnede ; saw-cut; 
s&geschnitt. — C. de talon: Donner 
un C. de talon, hielen, aan den grond 
stooten ; to strike or touch the ground; auf 
den grund stossen. 
Coupage, m. fr. Doorsnijding (van 't 
koperdraad, b .j spe!denmakers, van de klei, 
bij pottendraaiers, enz.); cutting; das scheelden, 
zuschneiden. 

Coupe, f. fr. Snede, doorsnede; section; 
schnitt, durchochnitt.r (Égalisation)Het 
gelijkmaken, ajusteeren (der gegoten letters); 
adjusting; das fertigmacben. — C. d'un 
bois, het vellen, hakken van een bostb ; 
felling, cutting down a wood; das fallen, 
seblagen, die fbllunó eines waldes. ~ C. 

COUPER. 251 

(du drap), schering (van 't laken) ; cut, 
shearing; schnitt. — C. des pierres, 
het. steenhouwen; hewing of stones; das bebauen 
der steine. — C. en long, C. 
longitudinale, overlang^che doorsnede, 
profiel ; longitudinal section; ldngendurchsch 
n i t t. ~ C. en travers, C. transversale, 
dwarssnede; cross section; querschnitt. 
~ C. transversale, v. Coté 
de la moelle (d'un ai bre).

Coupé, m. fr. Korte, half open wagen 
zonder lok, halfkoets; chariot; zweisitzige 
kutscbe. — C. d'une voiture publiquo, 
voorste afdeeling in diligences, enz., 
cabriolet; coupé of a stage coach; cabriolet. 

—C.d'un waggon, coup é, elke afdeeling 
of afgesloten ruimte in een waggon; coupé; 
coupé, eisenbabncoupé. 
Coupe-cerele, m. fr. Cirkelboor, 
kraanboor; round-punch; draufbobrer, windelbohrer, 
mittelpunktsbohrer. — Snijdend 
been aan een passer; screwing-in leg; einschraubschenkel 
am cirkel. 

Coupe-chiffons, m. fr. Lompensnijder 
(der pa pie rfa hr. ); rag-cutting-machine; 
lumpen- oder badernschneider. 

Coupel, eng , v. coupelle. 

Coupellation, f. fr. Afdrijving, loutering 
of zuivering der metalen door de kapel 
(coupelle), cu pella tie ; refining by cupellation; 
das abtreiben, trefben, die treibarheit. — 

C. en grand, het afdrijven op den drijf 
cupellation by the refining-hearth;-haard; 
das ahtreiben auf dem treil , berde. ~ C. 
en petit, het afdrijven op de kapel; cupel-
assay, assaying by the cupel; das ahtreiben 
auf der kapelle (dem treibscherben), 
die probe durch abtreitien oder auf trocknem 
vege, das kupelliren. 

Coupelle, f. fr. Kupel, cupel, schaalof 
koen ormige smeltkroes ter cupellatie of 
afdrijving van de metalen ; toppel, cupel, 
coupel, cuppel, test; kapelle, test, treibscherben. 
v. abäthmen. 

Coupeller, v. a. fr. A fdrijven, door de 
kapel louteren, cupelleeren; to cupel or 
tapel; abtreiben, cupeiliren. 

Coupe-manage, m. fr., v. brisemaria 
ge.

Coupe-navets , m. fr. Knollen--of 
rapensnijder (werktuig); turnip-cutter; ritben 
schneider. 

Coupe , net, m. fr. Draadtang (voor 
het doorsnijden van metaaldraad); cuttingpliers, 
cut tiny- nippers; dra btzange. 

Coupe-paille, m. fr. Haksel-of stroosnijder, 
v. hache-paille. 

Coupe-queue, m. fr. Staartmes (der 
zeemloum ers, veeartsen) ; knife for cutting 
off the tails etc. of skins; niesser zum ver 

-gleichen. 

Coulter, V. a. fr. Snijden; to cut; 
schudden. — (Stier), zagen, snijden; to 
saw; sbgen, scbneiden. — v. abschroten; 
beschoeiden. — C. (le boil) en 
travers ou transversalement, over



 

252 COUPER

dwars doorzagen; to cross•cut; liber himn 
sagen. ~ C. l'argile, de pottenklei snijden 
; to cut the clay; den thon schneiden. 

C. le bois, het bout, de boomen vellen 
; to cut down or to fell timber or trees; 
das holz, die bdume stemmen, f1llen. ••• C. 
(ou Débiter) le bois a la scie, het 
bout in de vereischte afmetingen zagen ; to 
cut stuff; das holz zuschneiden. C. le 
eáble, le mat, het ankertouw, den mast 
kappen ; to cut the cable, the mast; das ankertau, 
den mast kappen, abkappen. C. 
(ou Tailler) les flans, v. ausstiekein 
2) . ~ C. les jets des balles, 
de gietnaden van de boden kogels afknijpen 
; to nipp balls, to clip -off the runners 
from balls; die bleikugeln atikneifen oder 
abkneipen. ~ C. le tin (en deux, en 
trois), het vlas doorsnijden (voor de machivale 
spinnerij); to cut flax; den flachs 
schneiden. ~ C. (ou Desceller) la 
.magonnerie, het muurwerk doorbreken 
(om eene deur of vensteropening te maken); 
to cut or break through a wall; das mauer


werk durchhrechen. ... C. le platre, 
gipssieraden maken ; to make ornaments or 
mouldings of plaster; gypsverzierungen machen. 
- C. la vapeur, den stoom afsluiten, 
afsnijden ; to cut off the steam; den 
darnpf absperren, abschilessen, abschneiden. 

C. du velours, v. ciseler du 
velours. — Se couper, elkander snijden 
(van lijnen, vlakken); to cut or intersect 
each other; eipander schneiden. •e Spleten, 
bersten, breuken krijgen; to cut; rich breeben, 
broche bekommen. 

Couper, eng., v. bricoteau. 

Coupe-racines, m. fr. Wortelmes, 
wortelsnijmachine, wortetsnijder;root-breaker, 
root-bruiser; wurzelschneidmaschine. 

Couperet, in. fr. Scherpe straatmakershamer; 
iron hammer for breaking pavingstones; 
schrothammer der ptlasterer. -Vijl 
om de emailleerdraden af te snijden ; enameller's 
file; schneidefeile. Hakmes, v. 
bankmesser. 

Couperose, f. fr. Koperrood (vroegere 
naam der vitriolen); copperas; kupferrose. -

C. blanche, zinkvitriool, zwaveluur zink; 
while copperas, white vitriol, sulphate of zinc; 

zinkvitriol, schwefelsaures zinkoxyd. - C. 
bleue, kopervitri000l, blauwe vitriool; blue 
copperas, blue vitriol; kupfervitriol. C. 
naturelle, v. vitriol. C. verte, 
ijzervitriool; (green) copperas; eisencitriol. 

Coupeur, m fr. Muntvijler; filer, scraper 
of the blanks; mttnzschneider. +d•• 
been ; folder, folding stick, folding bone; fatzbein. 
-Snijbank (der draaitank); cuttingbench; 
heschneidebank....C. dedragées, 
scheider van de hagelkorrels in de hagel 

cutter of the small shot; sch rater.-gièterijen ; 
r C. de hanses, doorsnijder der naaldeschachten, 
draadsnijder; needle-shaft-cutter; 
drahtschneider, nadelschaftschneider. 

Coupeuse, f. fr. Papiersnijmachine 

-- COUPLING-CHAIN. 

(voor bet papier zonder einde); paper-cuttingmachine; 
papierschneidmaschine 
Couplage, m. fr. Koppeling ; coupling; 
verkupplung, ,v coupling. 

Couple, Element, in. (d'une batterie 
ou pile galvanique), fr. Koppel, 
platenpaar (zink en koper, zink en platina, 
zink en kool), element (der galvanische batterij 
of kolom); element; element - C. de 
forces, krachtenpaar; couple of forces; 
krhftepaar. C. (d'un vaisseau), 
spant; frame; spann, spant. ••• C-s de 
balancement, evenwichtsspanten, bal3neeerspanten; 
balance frames; balaucirspanten. 
~ C. de coltis, oorspant. ; foremost franse; 
ohrspann, vorderstes spant.~ C-s de l'arrière, 
achterspanten ; after-frames, afterbody; 
achter-oder hinterspanten, -spannen. 
mm C-s de l'avant, voorspanten; foreframes, 
fore body; verderspanten, -spannen. 

-C-s de levée, oprichtingsspanten; 
chief or princzpat frames; richtspanten, scherspanten, 
-spannen. • C-s de remplissage, 
tusschenspanten, spanten van aan 
filling timbers; fullungsspannen,-vulling; 
fi !lspanten C. dévoyé, draaispant; 
cant-timber; bukspant, spann. C. de 
haubans, spatawant ; pair of shrouds; 

spann wanttaue. 
Couple, eng. Band (bij timmerlieden), 
klamp; band; moise. - Rib, v. chevron t). 

Couple (to), V. a. eng. Koppelen, twee 
aan twee verbinden ; je zwei verbinden, kuppeln; 
accoupter. 

Coupler, eng , V. coulant I). 

Couplet, m. fr. Geweer met gebroken 
loop ; gun with broken barrel; flinte mit gebrochenem 
lauf. mm Deur-of vensterhengsel 
met twee gelijke bladen, krukhengsel ; dovetailed 
hinge, joint; doppel band, gewindband, 
scharnierband. ....0 s de la manivelle, 
rondselriemen (der gewone drukpers); leather 
girls of the spit; kurbclt,dnder. ®C-s de 
presse, scharnieren, die het timpaan aan 
de perskar verbir.den ; joints; deckelbdnden. 

e• C-s (d'une scie à débiter), wan


gen, span (eener raamzaag); box; backen. 
Coupling, eng. Koppeling, het in-gemeenschap 
brengen van twee machine-deelen; 

verkupplung, kuppelung; emn- and ausrïcck


zeug; etubrayake ou embréage, accouplement, 

cou plage. 
Coupling-box, eng. Koppelbus (om 
twee cilinders of assen tot één te maken); 

helse oder muff der wellenkuppelung, muffe, 
kuppefuungsbuchse; manchon d'accouplement, 
embrayage à mam hon. • Clutches or 
glands (ofa e.), klauwen, meeneg Iers (de 
uitstekende tanden van de eene koppelplaat, 
die in cie groeven van het andere stuk moeten 
grijpen); klauen, mitnehmer; saillies ou 
endentures de l'un des plateaus servant à 
remplir les creux de l'autre. 

Couplir g-chain, eng. Koppelketting, 
aanspanketting (der locomotief); kuppelkette; 

chaine d'attelage. 


COUPLING—PLATE 

Coupling-plate, eng., v. bride 
d'étrier. 

Coupoir, m. fr. Snijwerktuig, schaar, 
blikschaar, muntschaar; cutter; schere, blech-, 
munz-, benehmschere, beschneider. (Découpoir, 
Machine à decouper, a 
percer, apoinconner),uitsnijmachine, 
gatenrnachine, doorslag; punching-machine, 
cutting press; durchstoss, durchschnitt, durchbruch, 
locllmaschine. (Decoupoir) 
Doorslag, v. blank-cutting-machine, 
beschneider. v Snijbank, v. beschneidebank. 


Coupole, f. fr. Koepelgewelf, koepel, 
helmdak ; cupola; kuppel. 
Coupon, in. fr. L(jnwaad uit boombast; 
linen made out of bark; leinwand aus rinde. 

Coupure, f. fr. Snede, insnede, inkerving, 
inknipping; cut, incision, slit, slash; 
schnit, einscbnitt. . Afsnijding, verschansing 
(achter eene bres), coupure; retrenchsnent, 
cut; abschnitt, retranchement. w• C. 
d'un pont, doorgang van eene brug ; cut 
or opening of a bridge; durchlass, bracken. 
durchlass. 

Courai, m. fr., v. couree. 

Courant, m. fr. Strooming, stroom 
current, stream; strom, stremung. C. 
de comble, dakstoellengte; length of a 

roof; dacblange, dachstubllitnge.~C. eleetrique 
ou galvanique, C. dune 
pile, electrische of galvanische stroom ; 
electric or galvanic current ; elektrischer 
oder galvanischer strom. i C. (ou Veine)
de fluide, waterstraal ; stream of the 
fluid; wasserstrahl. 

Courantin, m. fr. Looper (vuurpijl, 
die langs een gespannen touw voortschiet); 

line-rocket; schnurfeuer. 
Courbable, adj. fr., V. bendable. 
Courbaton, m. fr. Knietje, boots


boutje, druiper ; little ship-knee; kleines 
schiffsknie. ~ C. de herpe, v. courbe 
de herpe, s. courbe b. 

a. Courbe, f. fr. Kromme iijn ; curve, 
curve line; curve, krumme linie. C. a 
double courbure, lijn van dubbele 
kromming ; curve of double curvature; linie 
von doppelter krummung. ®• C. caustique, 
brandlijn ; caustic curve, caustic; 
brennlinie, caustische curve. ® C. (d'unchemin de fer) , bocht, kromming; 
curvature; krummung. ®• C. (d'un eintre 
de charpente), boogstuk, booghout; 
curved back-piece, curved part, rib, block; 

bogenstock, kranzstuck, sparren. •• C. 
d'esealier, traplijn, kromme lijn van den 
kwartierboom of van het schalmgat; crooked, 
curved or kneed piece of timber; an einer 
wendeltreppe schrdg aufgebendes holz. ~ 

C. d'une pendule d'équation, elliptisch 
stuk aan Bene vergelijkingspendule; 
elliptical piece of a pendulum-clock of equation; 
eilipsenfurmiges stuck an einer ver 

-C. plane, platte-gleichungspendeluhr. 
of vlakke kromme lijn ; plane curve; ebene 
-- COLTRBURE. 253 

curve, linie von einfacber krümmung. -

C. de Vaucanson, v. coeur 3) . 
b. Courbe (d'un vaisseau), f. fr. 
Knie, kromhout, krommer ; knee, ship-knee; 
knie, schiffsknie. ® C. d'areasse, knie 
aan hekbalk of worp; transom-knee; heckknie, 
knie am heckbalken and an der spie 
~ C. (de bateau), krombout-gelwrange. 
(van een riviervaartuig); rising timber; kniestuck, 
krummholz. - C-s de bau, v. 
c-s de pont. ~ C-s (ou Taquets) 
des bittes, steekspenen ; spurs of the 
bits, ,standards of the cable bits; betingskniee, 
stechkniee der beting. - C. (ou. Console) 
du bossoir, drukker onder den kraan 

supporter of the cat-head; Brucker-balk ; 
unter dem krahnbalken. m+n C. de capucie, 
woel ingknie ; standard-knee of the 
head; verkehrtes knie des galjons, verkehrtes 
scheggknie.~ C-s a fausse équerre, 
binnen-winkelknieën; knees within a square; 
kniee binnen dem winkel, bauern. - C. 
de l'étambot, sluitknie, achterslempboutknie 
; knee of the sternpost; hinteroder 
acbterstevenknie, reitknie. ® C-S 
étendues, buitenwinkelknieën; knees without 
a square; kniee ausser dem winkel. 

-C. de herpe, tarm, mannetje, knie tusschen 
de regeling van 't galjoen ; bracket; 
galjonsknie, stütze der galjonsregelingen 
C-s horizontales, liggende, waterpasse 
knieën ; lodging-knees; horizontale oder schlafende 
kniee, winkelkniee. - C-s de liaison, 
v. écharpes. ® C. oblique, 

schuine knie; oblique knee; schrages knee. 

C. pour le pied du baton, makelaar; 
knee for the flag-staff's foot; makler. 

~ C-s de pont ou de bau, balk


knieen, dekbalkknieën, knieën naast de balken; 
hanging knees of the decks; deekkniee, 
balkenkniee. - C-s des porte-haubans, 
drukkers in de rusten ; knees on 
the chain-wales or channels; drucker in den 
rüsten. ~ C-s sous les porte-haubans, 
drukkers onder de 'rusten ; supporters 
under the channels; driicker unter den 
rüsten. - C. reetangulaire, rechthoekige 
knie, winkelknie; square-knee; winkelknie, 
rechtwinkliges knie. r C. de sup


port, v. c. du boissoir. ^ C-s ver


ticales, op- en neerstaande knieën ; hanging 
knees; auf- and niederstebenden kniee, h angende 
kniee, steckkniee. - C. vertiea


les sur les poets, v. capucines de 

pont. ~ C-s de voute, wuifstutten, 
gillingsknieën ; counter-timbers; gillingsbelzer, 
gillingskniee. 

Courbestan, m. fr.,v. basket-pole. 

Courbet, m. fr., v. bill-hook. 

Courbotte, f. fr. Hefboom of zwengel 
aan den blaasbalg (in Bene grofsmederij); 
lever on bellows; schwengel. 

Courbure, f. fr. Kromming, bocht, boog; 
curve, curvature, rounding, arch; krtimmung, 

kromme, bogen. - C-s, stangen om het 
plaatijzer in 't vuur te houden ; iron rods 

22 


254 COURCIVE 

to hold the sheet-iron in the fire; stangen 

zum batten der eisenbleche im Feuer. 

Coureive, f. fr., v. coursive. 

Courcon, m. (r. Klemband om een 

kanonvorm; iron cramp of a gun-mould; 
eisenklammer einer kanonenform. 

Courée, f., Couret, Courai, Couroi, 
m. fr. Pap, scheepssmeer (mengsel 
van talk, zwavelbars en harpuis), dat men 
heet op de buitenhuid der zeeschepen placht 
te smeren); stuff or coat; salbe, pappe. 

Couret, m. fr., v. courée. 

Coureuse, f. fr. Rijtuig met zeer hooge 
wielen, smallen bak en zeer breed spoor ; 
jaunting cart; renngig. 

Courir, V. n. fr. Loopen, zeilen ; to 
run, to sail; laufen, fahrt machen. C. 
a, petites bordées, korte slagen of gangen 
maken ; to ply to windward by small or 
short boards; kurze gdnge coachen. s C. 
au devant de la lame, lenzen ; to 
scud; Jensen. ® C. à sec, Aller a 
mats et à Bordes, voor top en takel 
zeilen ; to scud under bare poles; vor topp 
and takel treiben. ® C. sur son ancre, 
op zijn anker drijven ; to fall over the anchor; 
auf den anker getrieben werden. — 

C. vent arrière on en poupe, voor 
den wind zeilen ; to run before the wind; 
vor dem winde segeln. — V. a. C. la mer, 
op de vrije nering varen, kruisen, de zee 
schuimen ; to scour the sea; schavalken, herumschwalken. 
Couroi, m. fr., v. courée. 

Couronne, f. fr. IJzeren band rondom 
den kop van eenen paal (om het opsplijten 
bij 't inheien te beletten); head of a stake; 
pfahlkranz. ® Kroon van een dubbelen 
rozetdiamant; crown of a double rose-diamond; 
krone eines doppetten rosettendiamants. 

Kap van den glasoven ; cap of the glassoven; 
kuppel des glasofens. — Kroonpapier 
(zekere fransche papiersoort met eene kroon 
tot watermerk): crown-paper, crown; kronenpapier. 
~ Patroon tot guillocheeren op 
eene rolvlakte; rosette for tracing rose enginepatterns 
on a cylindrical surface; patrone zur 
guillochirung auf einer cylindrischen llache. 
~ (ou Ouvrage a couronne, Ouvrage 
couronné) kroonwerk, gekroond werk 
(zeker vestingwerk); crown-work; kronwerk, 
kronen werk. ^ (ou Couronnement) 
(d'un chemin de (er, d'une chaussée). Toplijn, 
bovenste lijn (die hunne dwarse doorsnede 
bepaalt); top or summit; krone. ~ 

C. d'une corniche, kranslijst eener 
kornis, druiplijst; corona; kranzleiste, rinnleiste 
— C. de tige de piston, C. 
de la presse-étoupe, v. chapeau 4). 
~ C. a rochet, v. click 3). — C. 
(on Anneau) d'une roue, de gezamenl(
jke radvelgen, velgenkrans; rim; radfelgenkranz, 
radkranz, felgenkranz, kranz. ~ 
C. du piston, pakkingdrukring; junkring, 
piston-cover; kolbenkrone, kolbendeckel, 
liederungsring, dichtungsring. — C. du 
— COURSE. 

piston de la pompe à air, zuigerring 
der luchtpomp; air-pump-piston's ring; luftpumpenkolbenring, 
luftpumpenkolbenkrone. 

Couronnement,m. fr. Kranslijst,ieder 
sieraad, ieder voorwerp op een gebouw of 
op een gedeelte daarvan, kroon, krans; kap; 
crown; cap; krone, bekronung ; kappe. — 

C. d'un chemin de fer, v. couronne 
7). — C. (du chemin couvert), 
bekroning of logement (van den bedekten 
weg); crowning; bekrenung, krenung, 
courorinement. — C. (d'une digue), 
kruin (van eenen dijk); summit, top; kappe, 
kamra, deicbkappe. — C. d'un entonnoir 
de mine, kroning van eenen mijn 
crowning of the funnel of a mine;-trechter ; 
krenung eines minentrichters. — C. (ou 
Are superieur) de la poupe, bakkebord 
; upper rounding of the stern, ta fferel, 
taffrail; heekboog, hack(e)bord. 

Courroi, m. fr. Rol, waarop de geverfde 
stoffen worden uitgespreid, rolblok ; 
roller; walze. 

Courroie, f. fr. Riem ; strap, belt, thong; 
riemen. ®• C–s d'arrêt, borst-of keer 

paardentuig); collar-braces;-riemen (van het 
brust- oder aufhaltriemen, v. brustriemen. 
— C. d'attelle, gareelspaanriem; 
haines-strap; kummtfederriemen. — C-s 
de charge, de paquetage, pakriemen 
; baggage-straps, luggage-straps; packriemen. 
— C. sans fin, riem zonder einde; 
endless strap or belt; riemen ohne ende, 
treibriemen, laufriemen. -C. de manteau, 
mantelriem, mantelpakriem; cloakstrap; 
mantelriemen, mantelpackriemen. 
C–s depalonnier, zwengelriemen; swingle-
braces; ortscheitriemen. e C-s de 
paquetage, v. c-s de charge. 

Courroyer, v. a. fr., v. aufspannen 
1). 

Cours, fr. & hd. m., Course, eng. 
Koers, weg, loop (van een schip). ~ Prendre 
son c. vers..., koers zetten naar...; 
to stand on the course to; den cours wohin 
richten. ® C. d'assises, laag, onafgebroken 
rij steenen over de lengte van eenen 
muur; course, bed; schicht, lage; v. assise. 

C. de la navette, V. course de 
la navette,• s. course, fr. — C. de 
pannes, overlangs aangebrachte sparren ; 
longitudinal rafters; sparren der lange nach. 
Course, f. fr. & eng. Loop, gang, weg, 
heen-en weer beweging van een machinedeel 
; gang, laaf, weg. — C. de l'excentrique, 
fr. Weg, dien het excentriek doorloopt; 
throw of the eccentric; hub, weg des 
excentriks, excentricumshub. — C. d'un 
mull–jenny, v. aiguillée. — C. de 
la navette, fr. Heen-en weergang van 
de schietspoel (bij wevers); course of the 
shuttle; bewegung bin and her, lauf des 
schif ehens. — C. du piston, fr. Op-en 
neergang des zuigers, zuigerslag; stroke, 
throw of the piston; hub, kolbenhub, hubhinge, 
hubhehe, spiel des stempels. — C. 


COURSE 

du tiroir, gang, loop der stoomschuif ; 

travel or stroke of the valve, stroke of the 
slide, slide-valve travel; schieberweg, schieberhub. 


Course, eng., v. Course, f. fr. & eng. 

C. of bricks, v. assise 1). ~ 
Stretching c.,Heading c.,Springing 
c., v. assise li ), 5), 6). o C. (or 
brick-course) laid on edge, rollaag; 
rollschicht; briques posées de champ. — C. 
of the cuts of a file, rij der parallelle 
kerven in eene vijl ; reihe der parallellen feil. 
iaiebe; serie des tailles parallèles d'une lime. 
— First c., eerste of grondkerven ; grundhieb, 
unterhieb; taille de dessous, premiere 
taille. — Second c., kruiskerven, tweede 
kervenrij ; kreuzhieb, oberhieb; taille de dessus, 
seconde série des tailles. — C. of a 
ship, koers, weg, koerslinie van een schip; 
kurs oder cours des schi fes; route ou rumb 
du vaisseau. ~ C. corrected, verbeterde 
koers; verbesserter kurs; route corrigee. 
— C. found by dead reckoning, 
gegiste koers ; gegisster kurs; route estimée. 
Compound e., koppelkoers, gekoppelde 
koers; koppeihurs; route composée ou 
compliquée. ~ Direct c., rechte, recht 

koers; generalkurs; route directe.-streekscbe 
~ Loxodromic c., dwarskoers, schuine 
koers; dwarskuis; route loxodromique. 
Steered c., gestuurde of schijnbare koers; 
gesteuerter oder scheinbarer kurs; route ap 
parente. — True c., C. made good, 
ware, rechtwijzende koers ; wahrer, rechtweisender 
kurs; route entièrement corrigée. 
~ C. of tin, aan koper arme tinader ; 
an kupfer armer zinngang; veine d'étain 
qui est pauvre en cuivre. — C—s of archstones, 
rustende lagen der geweifsteenen; 
ruhende lagen der gewólbsteine; retombées 
d'une voute. ® C—s of a ship, onderzeilen 
; groote stagzeilen ; untersegel; grosse 
stagsegel; basses voiles; grandes voiles d'état. 

Coursier (ou Canon de chasse), 

m. fr. Jager; bow-chase; jagdstuck. ~ Molenwater, 
V. auge de moulin, s. auge 
f. fr. — v. coursière. 
Coursière, f., Coursier,m. fr. Speelruimte 
van een molenrad ; race of a millwheel; 
spielraum slues muhlrads. 

Coursive, f., Couloir, m. fr. Kuil, 
loopgang (aan boord); waist; kuhl. 

Courson, m. fr. Zeer zachte ijzersoort 
van Berry ; kind of soft iron from Berry; 
art weiches eisen aus Berry. 

Court-carreau, m., Jambe d'ordon, 
fr. Steun des grooten hamers (in de 
( zersmelterijen); post supporting the hammer; 
supporting frame of the trunnions; hammersttitze. 


Courtaille, f. fr., v. brass-clippings. 
Courte—pointier, m. fr. Spreimaker; 
counterpane-maker; steppdecbenmacber. 
Courtige, f. fr. Te-kort op de voor 
lengte (van een stuk laken); de--geschreven 

COUTEAU. 255 

feet in the length, shortness; defekt in der 
lange. 

Courtine, f. fr., Gueulard, m., v. 
burs 3). — Courtine, gordijn, middel 

bolwerken (waardoor de-wal tusschen twee 
flanken of zijden vereenigd worden); curtain; 
mittel- oder zwischenwall, courtine. 

Cous, m. fr. Wetsteen si ijpsteen; grindingstone; 
wetzstein, schleifstein. 
Cousoir, m. fr. Boek bindersnaaibank ; 
sewing-press; heftlade, beftbrett. 

Coussin, m. fr. Kussen ; cushion; kissen. 
~ (de la selle) Zadelkussen; Pilch, 
saddle Pilch, quilted seat; sattelktissen. 
(de voiture) Zitkussen ; cushion; sitzkissen.— 
Stalen strook, waarop het omschrift 
van den muntrand is gegraveerd; steel-border; 
stahistreifen, woraufdie umscbrift des schnittes 
eingegraben is. — V. backen des 
bleizugs. — Kussen, z. bolster 3). — 

C. d'ancre, ankervoering; lining of the 
bow; ankerfütterung, ankerscheuer. ® C. 
des bittes, kussen van de beting, beting schaal 
; firlining of the bitts; kussen der beting. 
~ C. du beaupré, spoor van den 
boegspriet, oven , pillow of the bowsprit; kussen 
des hugspriets. — C. hermétique, 
luchtkussen ; air-cushion; luftkiissen. 
Coussinet, m. fr. Schroefstempel, v. 
backen l ). ~ Kussen (der goudslagers); 

cushion (on which the leaves are divided in 
four); blattküssen. — Kussen der rails, v. 
bearing 1). e Stalen strook, etc., v. 
eoussin 4). ~ Kussen, pan, bed (voor 
tappen, spillen, etc.), cushion, bearing, chair, 
bush, pillow, plumber-block, pillow-block; la


ger, zapfenlager, pfanne. — C. (d'une 
machine électrique), Wrijfkussen 
(eener electriseermachine); rubber, cushion; 
reibkussen, reibzeug. ~ C. de charge, 
pakkussen (voor een lastdier); pad; packküs 

— C. a sleter, v.backen ).-sen, kussen. 
Couteau, m. fr. Mes ; knife; messen. 
•• Draaistaal (des kunstdraaiers); slide-restcutter, 
slide-rest-tool; drebstahl, dreheisen. 

— Bladgoudmes (der goudslagers); gold-leaveknife; 
reissmesser. — (Tracelet) Schrapof 
merkijzer, rits; stift tot het trekken der 
deelstrepen op mathematische instrumenten; 
cutting point; reisser. — C. de balance, 
mes (stalen prisma) der balans; balanceblade, 
knife-edge; wageklinge. — C. a 
bascule, v. c. à ressort. — C. (ou 
Ciseau) en bee d'ane, beitel ter weg 
verloren hoofd aan gegoten-neming van 't 
stukken ; cutter; zahn; vgl. anguss i). — 

C. de buis ou d'ivoire, vouwbeen; 
folding-stick; falzbein. nn- C. de cha


leur, zweetmes; sweating-iron; schweiss


messer. ~ C. à couleurs, Spatule, 

tempermes der schilders ; pallet-knife; tem 

krom knip--perirmesser. — C. à Crosse, 
mes, v. crooked clasp-knife,s.clasp


knife. — C. à doler, dunnmes, snijmes, 

v. beschneidemesser, abscharfmesser. 
~ C. a écharner, Dray

256 COUTELAS 

oire, leerlooiersstootmes, v. ausfleischeisen. 
~ C. à eff.eurer, slichtmaan, 

V. abstossmesser. C. à fendre, 
kloofmes, V. ausräumer. ~ C. de feu, 
brandijzer (der hoefsmeden); firing iron ; 
brenneisen, brennmesser. C. a gaine, 
mes in eene scheede ; case-knife, sheathknife; 
messer in einer schelde. — C. à 
grimace, mes met verborgen veer; claspknife 
that cannot be opened without moving 
one side of its shaft; springmesser mit ver 
~ C. a hacher, kerf--borgener feder. 
mes, groefbeitel (om kruisstrepen of arceeringen 
te maken) . hatching-knife; kreuzmeissel 
; V. chopping-knife. — C.
d'ivoire,v.c. de buis. •a C. mále, hovenst 
beweegbaar blad der cilindrische droog 

upper-part of the shears,-scheerdersschaar ; 
helicoid cutter of a cilindrical shearing-machine; 
scheermesser. ® C. à parer, boek 

abscharfines--binderssnijmes, dunmes, v. 
ser, beschneidemesser. C. d'un 
pendule, mes, stalen prisma waaraan de 
slinger hangt ; suspension of the pendulum; 
scbneide. — C. a pied, halvemaan der 
zadelmakers; saddler's cutting knife; halb


mondmesser der sattler, werkmesser. o C. 
pliant, knipmes, vouwmes; clasp-knife; 
taschenmesser; V. clasp-knife. — C.
à rabaisser, Pointe, formeermes (om 
de kartons of borden naar de grootte van 
het boek haaks af te snijden); knife for cutting 
mill-boards for book-covers; schnitzer. 

— C. à racier, éénsnijdend haalmes der 
looiers; single edged tanner's knife; das niederlhnder 
oder brabanter messer. C. à,
refendre, kloofmes, v. ausräumer.~ 
C. à ressort, veermes, mes met eene veer; 
spring-knife; messer mit einer feder. ••o C. 
à rogner, afsnijploeg, v. beschneidehobel. 
— C. rond, rond mes, schaafmes 
; shaving-knife, fleshing-knife, scrapingknife; 
schabeeisen, streicheisen, rundmesser, 
kratzeisen. ® C. en scie, schrobzaag, 
stootzaag ; piercing-saw, fret-saw, key-holesaw, 
tenon-saw; lochsage, stosssdge. ~ C. 
de sucre, suikermes, lang bouten mes 
om de suikerkristallen in de vormen om te 
roeren ; long wooden knife for hauling sugar; 
tanges hdlzernes messer zum holen des 
tuckers C. à deug tranchants, 
tweesnijdend mes; two -edged knife; zwei 
~ C. a' tracer, rits-schneidiges messer. 
grooving-tool; nuthstecher. ~ C. a-ijzer; 
velours, fluweelmes; velvet knife, fustianknife; 
sammetmesser. 

Coutelas, m. fr. Snijmes der papier 

edge-tool; beschneidemesser. ~-makers , 
Korte breede sabel, kortelas; cutlass, cutlas; 
stutzsibel, hieber, hirschfknger. 

Coutelier, m. fr. Messenmaker, mes 

cutler; messerschmied.-sensmid; 

Coutellerie, f. fr. Messenmaker(, messensmederij 
; messenwerk ; cutlery; cutlery's 
ware ; » messerschmiede; messerschmiedarbeit. 


COUVERTE. 

Coutier, m. fr. Tijkwever; tickenweaver; zwillichweber. 
-

Coutil, m. fr. Tijk, beddetijk ; tick, ticking; 
zwillich, bettdrell. Trielje voor broeken, 
enz. ; tweeled linen trousering; beinkleiderdrell, 
hosendrell. 

Coutre, (Merlin) m. fr. Kloofijzer 
(der kuipers, etc ); riving -knife; spaltklinge, 
kiobeisen. — Kouter, ploegijzer; coulter; 
sech, pflugmesser, voreisen. 

Couture, f. fr. Naad; seam; naht. r. 

C. a joindre, lascbnaad (der zadelmakers); 
quilting seam; steppe aht. ® C.plate, 
platte naad; flat seam; platte naht. — Couture 
plate piquée au milieu, papenaad;
monk-seam;papenaht,durchgenahte nakt. 
~ C. ronde,ronde naad ; round seam; runde 
nakt. — C. d'un objet en fopte, en 
pltre, gietnaad, baard, v. bavure. 
C. d'une pipe de terre cuite, 
vormnaad, v. blister 3). — C. à clin, 
randverbinding, ingelaten rand (om een dek 
luchtdicht te doen sluiten ; faucet joint;-sel 
randverbindung, eingelassener rand. --= C. 
(d'un livre), het innaaien (van een boek); 
sewing, stitching; das heften. 

Couve, f. fr. (te Luik) Houten kist 
(4,6 el lang en breed, en 0,66 el diep), 
waarin de gebrande kiezelzure aluin uitgeloogd 
wordt ; large wooden vessel (or pit) 
in which the calcined alum-schist is lixiviated; 
hoizerner auslaugekasten. m" C. al 
rappaire, (te Luik) vergaarbak, waarin 
men de verzadigde aluinloog, die uit de 

waves komt, laat loopen; settling-cistern into 
which the strong liquor of alum is drawn 
off; reservoir, in welches man die gesdttigte 
alaunlauge laufen lhsst. 

Couvelage, m., fr., v. euvelage. 

Couverele, m. fr. Deksel ; lid, cover; 
deckel. — C. de botte 'a balie, houten 
deksel of stop der kartetsen ; top-tampion, 
top for case-shot; kartdtschbodenspiegel. 
deckspiegel, boden. -- C. de botte 
à tiroir, deksel der stoomschuifkast; valvecasing 
cover; schieberkastendeckel. — C. (ou 
Plateau) du piston, v. couronne 
du piston. — C. (superieur) du 
eylindre à vapour, deksel des stoom 

steam-cylinder-cover or lid, top of-cilinders ; 
the steam-cylinder; dampfcylinderdeckel. — 

C. de la pompe à air, luchtpompdeksel; 
air-pump-cover; luftpumpendeckel. 
Couverseau, m., fr., v. conver


seau. 

Couverte, f. fr. Gevilte oppervlakte 
(van 't laken, die 't weefsel bedekt); surface 
of cloth, which is felted bij fulling; decke. 

Raam op den papiervorm ; deckle; deckel. 

Dekplaat (van een slot), v. couverture 
el). ~ (Glasure, Vernis) verglasel, 
glazuur ; glaze, glazing, gloss; glasur. 

~ C. d'un vaisseau désarmé, op


legkap voor een onttakeld schip ; roof of 
an unrigged ship; bedachung eines abgeta


kelten schiffes. 


 COUVERTURE 

Couverture, f. fr.: C. de gros 
acier, overdekking met gemeener staal 
(van het niet snijdende deel eens instru


meats); casing or covering of rough steel; 

decke von schlechterem stable. — C. de 
meilleur fer, v. casing 4). C. 
d'un lanai, kleed eener scheepslantaren 
(waarmede zij bij dag overdekt wordt); lantern-
girdles and cover; kleid einer scbiffslaterne. 
~ C. de lit de matelot, kombaars 
(grove wollen matrozendeken); coverlet; 
kombaars, kombehrs. C. en bois d'un 
puits, houten deklaag van eenen put (ongeveer 
1 el beneden den beganen grond, 
waarin de pompbuis gesteld wordt) ; wooden 
covering of a well; decklage eines brunnenkessels, 
brunnendecke, deckholz. m• C. (ou 
Pond) dune serrure à palastre, 
dekplaat van een slot ; cover-plate; schlossdeckel, 
deckplatte •®• C. du sucre, v. 
clay 2) . ~ Première c. (du secre), 
eerste dekklei, groene klei ; first-clay; erster 
toon, gruner klay. ®• Seconde c. (du 
Sucre), v. bornklay. ~ C. (intérieure) 
d'un toit, (binnenste) dakbekleeding 
(die de leien, liet lood, enz. draagt); 
boarding of a roof; bretterscbalung eines 
daches. — C. (extérieure) d'un toit, 
bedaking, dakbedekking; covering, roofing; 
bedachting. dacbdeckung, deckmaterial. ~ 

C. en ardoise, leien dak ; slate-roof, 
slating; scbieferdach, schieferbedachung. 
C. en bardeaux, bedaking van dak 
dekspanen; shingling; schindelbe--plankjes of 
dacbung. i C. en cuivre, koperbedaking; 
copper-covering; kupferbedachung. 

C. en feutre, viltdak ; felt-covering; filzdach. 
® C. en paille ou en chaume, 
en roleau, stroodak ; rieten dak; thatch; 
strohbedacbung; rob rdactl.—C.enplonib, 
]Doden bedaking; lead-covering; blei bedachung. 
•m C. en tuiles, en tuiles flamandes, 
pannendak; bedekking met holle pannen 
; tile-roof; pantaling; ziegeldach ; pfannendach. 
— C. en zinc, zinken dak ; zinkcovering; 
zinkdach, zinkbedachung. — C. 
incombustible, vuurvrij, onvlerbrandbaar 
dak ; fire-proof roofing; feuersichere 
bedachung, feuersicheres lach. ~ C. de 
selle ou de cheval, paardendek, dek 
(onder den zadel, bij de ruiterij); saddle--kleed 
cloth; unterlegedecke. C. en laine 
(pliée en heit), wollen paardendek; 
blanket, saddle-blanket; woiloch , woilach 
wollene unterlegedecke. 
Couvier, m. fr. ( te Luik). Werkman, 
die den kiezelzuren aluin naar de couve 
kruit, en vervolgens weer wegvoert; workman, 
who brings the alum-schist to the pit 
in which it is lixiviated; arbeiter, welcher 
die alaunerze zu den auslaugekasten and 
wieder weg ti hrt. 
Couvre-batterie, f. fr. Pankap (van 
een vuursteengeweer); hammercap; pfannenbaube, 
lederner pfann (en)deckel.
Couvre-engrenage, m. fr. Rader-

COV1RSED SINE. 257 

kast (van werktuigen); wheel guard; radkasten. 
Couvre—face, f. fr. Voormalig ver 

bijna gelijk aan de contre--dedigingswerk,
garde, couvre-face ; cover-face; facenschirm, 
gegenwebre. 

Couvre-feu, m. fr. Pandeksel, pan ; 
hen of a gun-loch; pfannendeckel. 
Couvre-lumière, m. fr , v. cache


lumière. 
Couvre-moyeu, m. . fr., v. cache-. 
boue. 

Couvre-platine m. fr. Slotlap (van 
een oud geweerslot); lock-cover; regendeckel. 
Couvreur, m. fr. Dekker, dakdekker; 
one who covers roofs (slater, tiler, thatcher); 

dacbdekker. ® C. en ardoise, leidekker 
; slater ; sebieferdecker. — C. en 
chaume,riet-, stroodekker; thatcher; strot -, 
robrdecker. o C. en tuile, pannendekker 
; tiler ; ziegeldecker. 

Couvrir, Revêtir, v. a. fr. Dekken, 
bekleeden, overtrekken ; to face; belegen, 
bekleiden; v. bekleiden. — C. le 
feu, het vuur dekken (bi pottenbakkers; 
to cover the fire; das Feuer bedeeken. — C. 
(Ie pavé) de gravier, zanden, met 
kiezelzand bedekken ; to gravel; uuekiesen. 


— C. (ou Terrer) le sucre, (ou sim 
-plement) C., v. to bottom ti). 
C. (ou Coiler) le tympan, eet timpaan 
overtrekken ; to cover the tympan; den 
deckel uberziehen. 
Cove, Creek, eng., v. creek. — 

C. of the stern-gallery, Kap (van 
den westergang); plantsier ober die hinter 
gallerie; voute de la galerie. 
Covelline, f. fr. Koper-indigo, zwavel 


koper; indigo-copper, blue copper, sulphide 

of copper; kupferindig. 

Cover (Top) of the waggonboiler, 
eng. Helmdak van (Watt's) locomotiefketel 
(kofferketel ), dom des ko fferkessels; 
dóme de la chaudière à tombereau. — 

C. for the pan of the flint-lock, 
v. auflage. ij. — C. of the mould, 
V. bols du moule, s. bois. ~ v. 
couvercle 1), 3), 4), B). ~ v. chapeau 
3). — C. ofthe tympan, voering 
van liet timpaan ; deckelfdtterung; clavette. 

Cover (to) the fire, the tympan, 

V. s. couvrir. 
Covered-way, eng. , v. chemin 
couvert. 

Cover-face, eng., v. couvre-face. 

Covering, eng. Bedekking, bekleeding, 
bedaking, v. COUVerture 1), 5), 11) ; etc. 
~ Het overtrekken (van den hoed met eene 
fijne haarstof); das plattiren; opération d'enduire 
le chapeau d'un peil fin. 

Coverlet, Coverlid, eng., v. couture 
i). 
Cover—plate, eng. Dekplaat, v. couverture 
Jij. 
Coversed sine, eng., v. cosinus 
verse. 
V 


258 COVERT-WAY -- CRAMPONNET. 


Covert-way, eng., v. chemin couvert. 


Covings of a chimney, eng., v. 
chimney-covings. 

Cowl, eng. Kap, v. chapeau, 3), 7). 

Coxen, Coxon, eng., v. cockswain. 

Coyau, m. fr. Waterbord, v. ehan— 

latte. — Hoekspar ; angle-tie-piece; winkelsparren. 


Crab, eng. Bok, v. ehèvre ij. •• 
(or Spanish windlass) Draagbaar gangspil, 
kaapstander; loses gangspill, kruppelspille; 
cabestan volant. •o v. bicoq de 
la chèvre. 

Crab-bar, eng . Draaiboom ; windboom; 
drehbaum; windebaum; lévier; barre (du 
cabestan, etc.). 

Crab—capstan, Field—capstan, 
eng. Verticaal gangspil ; aardwinde ; erdwinde, 
vertikal-winde; cahestan vertical. 

Crache, f. fr. IJzerdroppels vóór den 
smeltoven gestort; drops of iron spilt before 
the furnace; tropfen eisenmetall vor dem 
schnnelzofen. 

Cracher, v. a. fr.: C. ses étoupes, 
het werk uit de naden werken of loslaten 
(van een schip sprekende); to expel the 
oakum out of the seams; das werg auskauen. 
— v. n.: Le motile a craché, 
de vorm is overgeloopen (bij gieters); the 
form has run over; die form 1st iibergelaufen, 
iibergetlossen. 

Crack, eng. Spleet, berst, kloof, etc., 

V. breach, chap 2), cleft, crique 
gereure. Breuk, knak, v. brisure. 
.. Having cracks (or flaws, or 
honey-combs), v. chambré. 
Transversal e., dwarsspleet, dwarsscheur, 
etc.; querriss, querspalt; crevasse ou 
fente transversale, travers, crique. 
Crack (to), V. n. eng. Bersten, v. to 
clink, to craze. ~ Zijn zout verlie

-

zen (bij glasblazers van 't glas gezegd), kleine 

scheuren of bersten krijgen ; sein salt eer


lieren, ritzig werden, ritzen, bekommen; je


ter son sel. 
Cracked porcelain, eng., v. craquelée. 
Cracking, eng., v. crack i) Plotselinge 
afkoeling, V. abschrecken. 

Cradle ( Scraper, Scratching 
knife), eng. Radeerijzer of -mes (der graveurs); 
grundungseisen, radirmesser, schabekrucke; 
grattoir, rateleur. ® Wieg, v. ber. 

— C. (or Bed) for trestles, v. chevalet 
pour fascines. 
Craft, eng. Handwerk, bedrijf; handwerk, 
profession; métier. 
Crahe, f. fr. (te Luik) Onzuivere aluin 
(uit de zuiveringsbakken), die andermaal 
gekookt wordt , impure alum, which is again 
thrown into the boiling-pan; schmutziger 
alaun, welcher wieder in die siedepfanne 
geworfen wird. 

Craie, f. fr. Krijt; chalk; kreide. •^ 

C. de Besancon, Besaneonsch krijt, 
talksteen ; talc; talk, federweiss. — C. de 
Briancon, C. d'Espagne, Brianconsch 
krijt, Spaansch krijt; spanlsh chalk, 
soap-stone, talc; spanische, venetianische, 
Brianconer kreide, schneiderkreide; federweiss 
(zum satiniren &der tapeten). — C. 
noire, zwart krijt; black chalk; craie noire. 

Crain, m. fr. Het ophouden eener rotslaag 
over een kort eind weegs; momentaneous 
suppression of a stratum; das aufheren 
eines flotzes fur eine kurze strecke. o 

C. (ou Cran) dune couche de 
houille, versmalling eener steenkoolbed 
contraction of a coal-layer; verschma--ding; 
lerung eines steinkohlenfletzes (lurch die 
annaherung des hangenden and des liegendeu.. 

Craitonite, I. fr., v. crichtonite. 

Cram (to) a sheet, eng., v. charger 
une feuille, s. charger, v. a. 

Cramailler, m. fr. Soort van kamrad 
in een slaand uurwerk ; rack; repetirrechen. 

Cramoisi, m. & adj. fr. Karmozijn, 
karmozijnrood ; crimson; karmosin. 

Cramp, eng. Kram, v. clameau, 
attelle. ® (Collar, Jack, Holdfast) 
Klemhaak,spanijzer, etc.), v . band g), 
collar 5). — Klamp der perskar, v. cantonnières. 
— (or Cramp-iron), v. 
clameau, klammer 1). o C-s (or 
Cramp—irons), ijzerwerk in 't metselwerk. 
; metallzeug; gros fers. 

Cramp (to), v. a. eng., v. cramponner 
i). 

Crampe, I. ou Crampon, m. fr. 
Kram, dook ; cramp, cramp-iron, staple; 
krampe, klammer. 

Crampiller, v. a. fr.: Se c., war

-

ren, in de war raken (van zijde, garen, etc.); 
to entangle; sick verwirren, krangeln. 
Cramp-iron, eng., v. cramp 4), 
crampe. ® C-s, v. cramp 5) . 
Crampon, va . fr. Houvast, kram, klem 
ijzeren zwaluwstaart, v.-haak, laschijzer, 
band, hd. 9), klammer 1), crampe. 

— C—S, raam van 12 cirkelsgewijs geplaatste 
koperen haken tot spanning van de 
rondselriemen der drukpers ; copper cramps; 
schienenklammern. — Punt, nagel van een 
hoefijzer, v. Balkin. ~ Goudsmidshaak 
van ijzerdraad (om twee te soldeeren stukken 
bijeen te houden); wire-hook; drahthaken 
. ® C. de boste, v. buchskramme. 
® C. de tangette, kram voor 
een grendel of knip; staple for a bolt; haken 
eines querriegels. ® C. de tête, 
naafbuskram, v bi chskramme. 
Cramponner, v. a. fr. Vastkrarnmen, 
met krawmen, laschijzers, etc. vastzetten; 
to cramp; klanimern. ® C. un 
cheval, een paard scherp zetten (de hoef 

kalkoenen voorzien, scherp ma--ijzers van 
ken ; to turn-up or to rough horse-shoes, 
to rough-shoe a horse; ein pferd schart beschlagen, 
mit stollern versepen. 

Cramponnet, m. fr. Krammetje (in 
't voorste gedeelte van 't slot ; little cramp



CRAN 

iron, tack; klämmerchen, klobehen, vorder 

vgl. bridle 5). — Klemhaak, v.-studel; 
bride 4), band 9), clameau. ~ C. 
de derrière, achterkram (in het slot) ; 
hind-tack; hinterstudel. 

Cran, m. fr., v. erain ij. •.. Kerf, 
keep, irsnede (in hout, ijzer, etc. om te 
haken, op te houden, te merken); notch, 
nick; kerbe, einschnitt. — Scheur, breuk 
(in 't ijzer); flaw; defekt, riss. — C. d'un 
caraetère, signatuur of kerfje eener druk 

nick, signature of a type; signatur-letter; 
am buchstaben. — C. de mire, vizier 
(aan de geschutbuis; sight, breech-sight; visir. 

— C. de la noix (du chien de fusil), 
rust van den tuimelaar; bent in the 
tumbler, notch of the nut; rast, rube am 
schiosse. ••• C. de siftreté, veiligheidsrust 
(aan sommige percussie-geweren); safety-
bent; sicherheitsrast. _ Mettre le 
chien au C. de sûrete, den haan in 
rust zetten ; to bring down the cock to the 
safety-bent; den haten in rub netzen- ... C. 
du bande ou du départ, achterrust, 
tweede rust, spanrust (des tuimelaars); hindnotch 
(of the tumbler); whole bent, top-bent, 
full cock; spannrast, hinterrast, zweite rube. 
— C. du repos, voorste of eerste rust, 
middelrust; fore-notch, hall-cock, half-bent; 
ruhrast, erste rube, vorderrulie, vorderrast, 
mitteiruhe. 
Cranage, m. fr. Het kerven, inkepen 
of tanden van een horloge-rad ; notching of 
a watch-wheel; das einschneiden eines uhrrads. 


Crane, eng. Kraan (om zware lasten te 

tillen, schepen te laden en te lossen); krahn, 
tuimm,elbaum; grue, grue á poincon. •• (Jib,
Gib, Gibbet) Kraanbalk , uithouder, 
schalk ; krahnbalken, schnabel; volée, bec, 
échelier, rancher. — Bok, v. chèvre 2). 

o (or Siphon), bevel; heber; siphon. 
Chinese c., Chineesch windas; dil'erential 
welle; treuit diferentiel; v. chinese 
capstan. ~ Travelling c., verplaats 

beweegbare kraan ; beweglicher krahn;-bare of 
grue mobile. — Upright post of the 
C., kraanstander, kraanboom; krahnbaum, 
krahnstander; flèche de gue, arbre, poincon. 

Crane-beam, eng., v. crane 2j.

Crane-frame, * eng., v. chaise de 

grue. 
Crane-ladle, eng. Zware gietpan, die 
met eene kraan bewogen wordt; pfanne, die 
mittelst des krahns bewegt wird; cbaudière 
mobile a l'aide dune grue. 
Craner, v. a. fr. inkerven (de tanden 
van een horlogerad); to notch; einkerben, 
einschneiden. 

Crane—spring, eng. Veer aan de draai 
; feder aan storchschnabel; plume fictice.-kraan 
Crank, eng. Kruk, zwengel, handboom, 

handvat (ter beweging van velerlei werktuigen) 
; kurbel, schwenkbaum; manivelle. 
Kruk met een elleboog ; krummzapfen, dreh


ling; axe coudé, manivelle. ~ Houvast, v. 

CRAPAUDINE. 259 

band, hd. 9). — Tuimelaar (der huis 
ellenbogen, knie; mouvement. ~ Goud-schel); 
-kruk; kurbel; moustache. —-draadtrekkers 

C. of the bellows, blaasbalghefboom, 
V. cignole. — C. of the saw-frame, 
schuifstang, V. bascule 3). ~ Double 
C., samengestelde of dubbele kruk ; dop 
gekröpfte welle. -pelter krummzapfen; 
Single c., enkelvoudige kruk ; einfacher 
krummzapfen; manivelle simple. 

Crank-brace, eng., v. bohrerschneide, 
kurbel 2). 
Crank—case, eng. Houten krukkoker; 
kurbelfutter; nille. 

Cranked axle, eng. As met een elleboog 
aan 't einde ; kurbelachse; axe coudé. 
Cranked shaft, eng., v. crank


shaft. 
Crank-pin, eng., v. bouton de 
manivelle. 
Crank-shaft, eng., v. arbre de 
manivelle. 

Crankle, Crinkle, eng. Kruisbandtang, 
zigzag (werktuig, bestaande uit vele 
stukken bout of ijzer, zoodanig onderling 
verbonden, dat zij in den vorm eener x 
op en over elkander schuiven, waardoor 
men 't naar welgevallen kan verlengen of 
verkorten); kreuzbandzange, zickzack; zigzag. 

Crankle (to), To crinkle, To 
Zigzag, v. a. eng. Zigzagsgewijs vormen 
of snijden ; im zickzack bilden, schneiden; 
former, couper en zigzag. 

Cranny, eng. Halsvorm (der glasfabr.); 
hals form; moule de goulot. 

Cranoir, m. fr. Kerfvijl, tandvijl (voor 
het maken der kerven of tanden in de horloge-
raderen); notching-file; feile zum einschneiden 
des uhrrads. 

Crapaud, m. fr. Zwanenhals, drager 
van de roerpen ; goose-neck; schwanenbals. 
~ Mortierstoel (mortieraffuit zonder raderen); 
carriage of a mortar; morserblock. 

Crapaudin, m. fr. Pan (of holle ijze


ren plaat, waarin de friseerijzers der stof


fen draaien); pan; pfanne. 

Crapaudine, (ou C. femelle), f. 

fr. Pan, pot, kom, spoor (waarin de spil 
eener verticale as draait ; step, foot-step, 
pan, socket, sole, bearing, step-bearing, stepbrass; 
pfanne, frosch, spurlager, fusslager, 
lager, spurplatte, spurscheibe, spur, ur,teres 
zapfenlager einer stehenden welle; v. couette, 
bohle 3). — Tappenbed (eener klok); 
collar or gland; zapfenlager. — Spilpotje 
(voor de spoelspil aan de drossel- of waterspinmachine); 
step; spindelnapfchen, ndpfchen. 

— Gatenblik, draadrooster (blikken of looden 
plaat, rooster van ijzerdraad, tegen de 
beneden opening eener buis, goot, etc.) ; 
leaden grating; rost (liber einer rotere, etc.) 
Kussen, pan, v. collar 8), 7). 
C-s (pour l' é erou de la vis a 
pointage) Spoor, sleuf (voor de pointeerschroef 
aan 't affuit); cheeks (for the tumblergudgeons 
of the elevating screw to work in, 


260 CRAPE -- CREASE. 


boxes; richtwellpfannen, wellzapfenpfannen, 
pfannen, lager fur die arme der richtscbraubenmutter. 
.. C. de 1'héliee 
(d'un bateau à vapeur), drukplaat 
der schroef, borst; stepbrass, breast, stepbearing; 
druckscheibe. ~ C—s (d'un 
marteau de forge) , bussen, tapbussen 
(die de tappen van den grooten hamer der 
ijzersmelterijen opnemen) ; trunnion-holes ; 
bUchsen, plannen, lager. ~ C. (du moul,e 
d'une cloche), ijzeren roede (die horizontaal 
door de steenen kern van den klok 

gaat) ; horizontal iron rod; grenz--kevorm 
eisen . — C. (ou Grenouille) (d'une 
presse d'imprimerie) , pot, kom, 
(holte op den degel, waarop de spil der 
schroef werkt); pan; pfanne, frosch. — C. 
femelle, v. crapaudine l ). •o C. 
mále (Pivot d'un arbre vertical) 
spilstift, spoortap, onderste tap ; pivot; spurzapfen, 
stift. 

Crape, eng. Krip, floers; lsrepp, flor; 
crêpe. 

Crape (to) , V. a. eng. Krippen (op de 
wijze van krip kroezen of kronkelen; kreppen, 
krausen; creper. 

Craping -machine, eng. Knipma chine 
; krepp-maschine; machine à crêper. 

Crapone, f. fr. Voorvijl, basterdvijl (der 

horlogemakers); square flat file; vorfeile, 

bastardfeile. 

Craquelée, Tressaillée, Trui


tée, f. fr. Porselein vol bersten of scheu


ren in 't glazuur; cracked porcelain, spotted 

glazing; gerissenes porzellan, abgeblktterte 

glasur. 

Craquette, f. fr. Knoopsgatscbroef (der 

kleermakers); notch; knopdocbschraube. 

Crasses, f. pl. fr. Metaalslakken, v. 

cinders. ~ C. d'étain, tinasch (vlies, 

dat op het tin komt als men 't in de lucht 

smelt); tin-ashes; zinngekrktz, zinnasche. •^ 

Tinafval, tinvijlsel; chippings of tin; zinn


krhtze. ® C. d'huile, deegachtig olie 

oliedrab ; pasty sediment of oil;-bezinksel, 

teigartiger bodensatz des (frisco, geschlage


nen) uls. C. de liquation ou de 

ressuage, onzuiverheden, die 't uitzijgen 

oplevert, afdrijvingsslakken ; dross of liqua


tion; seiger- oder saigerdörner ^ C. (ou 

Ecume) de plomb, eerste loodschuim 

(bij 't cupelleeren), eerste glit ; first slag or 

scum, first litharge; erster abstricb oder 

abzug ; vgl. abstrich. mm C. de res


suage, v. C. de liquation. ® C. 

de soufre, zwavelslakken ; dross or sub


sidence of sulphur; schwefelschlaeken. •o• 

C. de zinc, zinkslakken ; zinc-slags; kellschiacken. 
Crate, eng. Groote grofgevlocbten pak


mand ter verzending (voor glas-en porselein); 

grosser korb; grand papier. 

Crater or Funnel (of a mine), 
eng. Mintrechter; minentrichter; entonnoir 
de mine. 

Cravate, f. fr. Ophouder, borg, top


lijn, V. attrape 1 ). — Vanglijn ; painter, 
ereventer-tow-rope of a boat; fangleine. 
Prendre une anere en c ., eenanker in 
de barkas strijken ; to boat the anchor; den 
anker in die barkasse streicben. 

Crayer, m. fr. Verglaasde kolenasch; 
vitrified coal-ashes; verglaste koblenasche. 

Crayon, m. fr. Teekenstift, verfstift, 
pijpje teekenkrijt; drawing-pencil, crayon; 
zeichenstift, stift. — (de mine de plomb) 
Potlood (tot schrijven); black-lead-pencil, leadpencil, 
pencil; bleistift, bleifeder, reissblei. 
~ C. d'ardoise, griiiel, grift, griftje; 
slate-pencil; schieferstift, griffel ; V. C. gris. 

C. de charbon, v. blue black. 
~C. des charpentiers, v.erayon 2). 
C. de graphite, v. crayon 2) . •• 
C. gris ou C. d'ardoise, leisteen geschikt 
voor griffels ; clay-slate proper for 
making slate-pencils; griffelschiefer. — C. 
lithographique, lithographisch krijt; 
lithographical chalk; litbographische kreide. 
® a. C. noir, V. crayon 2). — b. C. 
noir, Ampélite graphique, zwart 
krijt; black chalk; schwarze kreide, zeichenschiefer. 
— C. de (ou en) pastel, pastelstift; 
pastil, crayon-pencil, crayon; pastelstift. 
^ C. rouge ou sanguine, roode 
krijtsteen, roodaarde; (stift van) rood krijt; 
reddle, red-chalk ; red-lead-pencil; rbthel, 
rothstein ; rothstift. 
Craze (to) , V. n. eng. Kleine bersten 
of spleten krijgen (van aardewerk, porselein, 
enz., vgl. eraquelée) ; rissig werden, 
Bich zerklïuften; se fendiller, se trézaler on 

trézailler, se gender. 

Créa, Créas, Crès, Toile de 
Doulens, f. fr. zeer sterke en zware 
linnenstof, lederlinnen; dowlas, dowle, creas; 

lederleinwand. 
Creak (to) , V. n. eng. Een krijscbend, 

scherp knarsend geluid geven, knarsen (van 
machines etc ); knirschen, knarren, kreischen; 
crier, craquer, giapir. 

Creaking of tin, eng. Geknapper, geknetter 
van net tin (bij 't buigen); das zinnkrei.
schen; cri de l'étain. 

Cream or Cremor, eng. (bij schei. 
kundigen) Room, bovenste eener vloeistof 
rahm, oberste flussigkeit ; crème. (or 
Cream—paper) Roomkleurig (geelachtig 
wit) papier; gelblich weisses papier; papier 
couleur de crème. — C. of tartar, room 
van wijnsteen, wijnsteenkristallen, overwijn. 
steen zu re potasch ; tremor tartan, tremortart, 
weinsteinrahm; crème de tartre. 

Cream—color, eng. Roomkleurig aar 
gewoon plateel ; gelblich weisses-dewerk, 

steingut, ordinbre fayence; faïence commune. 
Cream-paper, eng., v. cream 2). 
Créas, m. fr., v. créa. 
Crease, f. fr. Lakenplooi (soms door 

't slecht spannen bij 't scheren); falte, umschlag; 
ancrure. — Valscbe vouw, v. aal; 
éelaneher. — Streep of groef in iets 
gemaakt door bet vouwen ; groef in eene 


CREASE ---- CREST. 261 


plaat gemaakt; rinne, furche; sieke; creux; 
rebord. — C. of the swage-tool, stempel 
der stempelmachine ; stempel des schlagwerks; 
étarnpe de la machine a gouttine. 

Crease (to), v. a. eng. Half-ronde, 
smalle groeven. (in blikwerk) maken; sicken; 
soyer. 

Creasing—tool, eng. Tas of aanbeeld 
voor 't maken der half-ronde groeven ; sickenstock; 
tas a soyer. 

Creasote,,eng., v. créosote. 

Crèche, Eperon, m. fr. Gemetselde 
scherpe uithoek of punt van eenen brugpijler, 
voorbek, ijsbreker; grain; krippe. 

Creek, Cove, Bight, eng. Kreek, 
bocht, kleine natuurlijke haven, sluiphaven; 
bucht; crique, anse. 

Creel, eng. Scheerbank, v. eannelier. 
— Spoel (en) raam ; spulrahmen; rátelier, 
porie-bobines. 
Creel-frame, eng. Spoelregister; spulenregister; 
registre. 

Creeper, eng., v. conveyor. — 
Hengst, v. brandbock. — Dreg, of vierarmig 
ankertje ; dreghaken; trot à trois ou 
qnatres branches. 

Crees, f. pl. fr., v. eréa. 

Cremaillère, f. fr. Stelijzer, stelhout 
(getande of gekerfde strook ijzer of hout om 
zekere voorwerpen hooger of lager te stel 

rack; zahnstange. — v. eramail--len); 
ler. ® C. d'un erie, tandstaaf eener 
dommekracht ; toothed rack; zahneisen, bebestock 
einer winde. ® C. de moulin, 
molen stelbout; toothed rack; staffelholz, stellholz. 
— C., ou Ouvrage à C., zaag 

(zeker fortificatie -werk); indentations;-werk 
sagezhhne. 
Crème, f. fr. Room, v. cream 1) . 

Loodasch, loodschuim ; lead-ashes; blei


krdtze, bleischaurn, bleiasche. — C. de 

tartre, v. cream of tartar. 

Crémé, adj. fr.: Pils cremes, roomkleurig 
garen; cream-coloured yarn; rahmfarbiges 
leinengarn. 

Crémillée, f. fr. Wachter (in een 
slot); ward; gewirre, eingerichte. 
Cremone, f. fr. (verbeterde) Venster 

spanjolet (tot sluiting der ramen,-stang of 
enz.); french window-bolt, sort of espagnolette; 
art espagnolettestange. 

Crénage, m. fr. Het besnijden van 
't uitstekend gedeelte aan 't oog der druk 
kerning ; das abschhrfen , unter--letters; 

schneiden. 
Créné, m. fr., v. cran 4). 
Créneau, m. fr., v battlement. 

Schietgat (voor geweren) ; loop-hole; 

schiessscharte, gewehrscharte, schiessloch. 

Crénelage, m. fr. Randwerk, kabel


rand (der munten); fluting; ranft. 

Créneler, v. a. fr. Randen (munten); 

to serrate, to .mill; rdndern, rkndeln. 

Inkerven, inkepen, tanden ; to indent, to 

notch; zahneln. — Met kanteelen voorzien, 

met schietgaten voorzien ; to loop-hole, to 

pierce with loop-holes; mit schiesslöchern 
verseben, schiesslocher in mauern durchbre


chen, creneliren. 

Crénelure, f. fr. Getand, gekerfd of 
ingekeept werk : teeth ; gekerbte, ausgekerbte 
arbeit. 

Crener, v. a. fr. Besnijden, v. ab seharfen 
l). — De signatuur of het 
kerfje (in de letters) snijden ; to kern; die 
signatur einschneiden. 

Crénerie, f. fr. Het kerven der druk 
; notching of the types; das kerben-letters 
der druckbuchstaben. — v. erénage'.

Créniat, Creniot, m. fr. Soort van 
gemetselden trog (in de plaatglasfabr.); tub, 
trough; kiibel, trog. 

Créosote, f. fr., Creosote, eng. Creosoot 
(een olieachtig mengsel van koolstof, 
waterstof en zuurstof, door overhaling uit 
houtteer verkregen); kreosot. 

Crépage, m. fr. Het krullen of kroe


zen van het floers of krip ; dressing of crape


warp, glossing of crape; das krausmachen, 

krappen des liars. 

Crêpe, m., v. crape. 

Crêper, v. a. fr., v. to crape. 

Crépi, m. fr. Beraping met metsel-of 

pleisterkalk ; rough-plastering, rough-cast, 
roughing; rough-rendering; sprutzbewurf, 
rappputz, raubputz. ~ Premiere., eerste 
beraping; first coat; (on lath:) laying; (on 
brick:) rendering; erstes bewurf. _ Second 
c., tweede of eigenlijke beraping; 
second coat, floating; eigentlicher bewurf. 
~ C. de plátre, gipsberaping ; coat of 
plaster of Paris; gypsbewurf. — C. et 
enduit, bet volrapen en aanstrijken; plastering, 
plasterer's work; die putzarbeiten. — 

C. et enduit en deur couches, 
de uit twee lagen bestaande beraping; twocoat-
work; (on lath:) laying and setting; (on 
brick:) rendering and setting; aus zwei lagen 
bestebender bewurf, glatter wandputz. 
Crepine, f. fr. Kwastwerk, soort van 

franje, crepine; sort of fringe; art franse. 

® Plaatje met gaten, zooals boven aan de 

gieterpijp, v. brause. 

Crépir, v. a. fr. Berapen, volwerpen 

(eenen muur, etc.); to rough-cast, to rough


plaster; berappen. ® C. et enduire 

(ufl mur, etc.), volrapen en aanstrijken; 

to float, render and set; mit einem sprutz


bewurfe and einem gefitzten bewurfe he


werfen oiler berappen. — C. (le euir), 

krispelen (het leder); to grain; krispeln. 

Crépissure, f. fr., v. crépi 1). 

Crépitation,Décrépitation, f. fr., 

Crepitation,Deerepitation, eng. Het 

knetteren, knapperen (van zout en sommig 

hout in 't vuur); das knistern, prasseln. 

Crépon, m. fr. Naar floers gelijkende 
kroeze (doorgaans wollen, maar ook wel 
zijden) stof, grof krip, crepon ; thick crape; 
krepon. 

Cres, m. fr., v. créa. 
Crest, eng., v. erête 2), etc. 



 

262 CREST—TILES -


Crest—tiles, pl. eng. Vorstpannen, nok 
firstenziegel; falitieres, tuiles faitières.-pannen; 
Cretaceous acid, eng , v. acide 
carbonique. 
Crête, f. fr. Oneffenheid (op den gesmeden 
ijzerklomp (loep of wolf, in de ijzer 
inequality (on the surface of-smelterijen); 
the bloom); ungleichheit. Sieraad aan 

een muur, een traliehek, een-gebracht op 
gehemelte, etc., kroon, krans, kap ; crest; 
auszierung auf einem gegenstande, krone, 
kranz. — C. d'un calque, kruin van 
een helm, helmkam ; crest; helmschmuck, 
kamm. ~ C. d'un Chien de fusil, 
stift van den kam, etc. ; V. comb i), B). 
~ C. (ou Couronnement, Sommet) 
d'une digue, kruin van eenen dijk 
summit, top, superior surface; dechkappe, 
kamm, krone.. C. (du parapet, du 
glacis, etc.), kruin (van de borstwering, 
van het glacis, etc.); crest; kamm, krone, 
bekrdnung, crête, grate. •e C. intérieure 
(du parapet), Magistrale binnenkruin 
(der borstwering); magistraal, vuur 

interior crest; innere crêtenlinie, feuer--lijn; 
linie, flucht. ~ C.. exterieure (du 
parapet), buitenkruin (der borstwering); 
exterior crest; aussere cretenlinie, aussere 
kante der brustwehr. — C. d'un toit, 
gezamenlijke nokpannen van een dak, vorst; 

all the crest-tiles which cover the ridge of 
a roof; alle die firstziegel, welke die verfirstung 
eines laches bilden. 

Cretonne, f. fr. Wit Normandisch lijn 

fine linen from Normandy; feine nor--waad; 

mandische Leinwand. 

Creusage, m. fr., v. aushöhlung. 

Creuser, v. a. fr.: C. un port, eene 

haven uitbaggeren, uitdiepen; to clean a 

harbor; einem hafen ausbaggern. — C. 

(perpendiculairement) un puits 

de mine, v. abseigern 2) — C. la 

terre, etc., uitgraven, V. ausgraben, 

V. a. ••• C. (le trou du pétard), (het 
gat voor de springbus) boren ; to bore or 
form (the blast-hole); bohren (beim steinsprengen). 
C. avec le fermoir, v. 
ausstemmen. 
Creuset, m fr. Zuigerjuk, v. crosshead. 
— Smeltkroes, gietkroes, kroes; 

crucible, melting-pot, pot, crevet , skillet; 

schmelztiegel, tiegel. — C. brasqué, met 
klei en kolenstofpleister bekleede kroes; fireclay 
crucible lined with char-coal; mit gestübe 
oder kohlenstaub ausgefutterter thontiegel, 
vgl. brasque,brasquer.—C. d'essai, 
proefkroes; assay-crucible. — C. de Hesse, 
Hessische smeltkroes ; Hessian crucible; bes 

— C. de-sischer tiegel, Almeroder tiegel 
plombagine, C. en graphite, C. 
d'Ips, kroes van potlooderts of graphiet, 
Ipser smeltkroes; black lead crucible, plumbago-
crucible; graphit- oder reissbleitiegel ; 
schwarzer, Passauer oder Ipser tiegel. — 
C. de eémentation, v. caisse de c., 
s. caisse 6). ~ C. (ou Foyer) d'un 
CREW. 

feu d'af roerei, haard van den zijgoven, 
zijgbaard; hearth of a refining-furnace;. berd, 
tiimpel eines treibherdes. C. pour la 
fusion de l'aeier, smeltkroes voor 't 
staal ; skillet; tiegel far das stahlschmelzen. 
~ C. d'un fourneau à calebasse, 

v. calebasse. — C. (ou Pot) pour 
la fusion du verre, Padelin, smeltkroes 
des glasovens; glass-melting-pot, glasspot; 
hafen, schmelzbafen, glasbafen. 
Creusot, m. fr., v. carisel. 

Creusure, f. fr. Holte met vlakken 
bodem ; cavity with flat bottom; bohlung 
mit flachem boden. 

Creux, adj. fr. Hol ; hollow; botel. 

Creux, m. fr. Holte ; hollow, groove; 
hdhlung, ausbohlung. — (ou Moule) Gietvorm, 
vorm ; mould for casting; giessform, 
form. ~ Bon e., gietvorm, die meermalen 
gebruikt kan worden, blijvende vorm ; 

mould, which, may be employed several times; 

guter, fester, bleibender giessform. — C. 
perdu, verloren gietvorm (die maar eens 
kan dienst doen); mould, which may be 
employed but once; verlorner giessform. — 

C. de la cafe, holte van 't ruim (eens 
schips); depth of the hold; hotel oder tiefe 
des raums. — C. d'une dent de roue, 
lengte van een radertand; depth of a cog; 
zahnlhnge, zahnhóhe, zahntiefe. — C. pour 
1'écoulement des eaux, zinkput; 
cess-pool, sess-pool; senkgrube. ~ C. (ou 
cannelure) dans l'enclume, aanbeeldbolte 
of -groeve; groove, hollow of 
the anvil; ausbdhlung an dem amboss. — 
C. (ou Ame) d'une fusee, v. áme 
2). — C. dune lame de sabre, gleuf 
in de sabelkling ; hollow of a sword-blade; 
rinne in der sabelklinge. — C. d'une 
roue dentée, ruimte tusscben twee radertanden 
; clearing, space between two teeth; 
zabnlucke, kammsasse. — C. (ou Pontal) 
d'un vaisseau, holte, bol van een schip; 
depth of a ship; tiefe eines schifes. — C. 
(ou Sein) d'une voile, buik, holte van 
een zeil (als de wind er in blaast); belly, bunt 
of a sail; bauch eines legels. — Graver 
en c., ingediepte figuren graveergin; to 
deepen; vertiefte figuren ausgraben. 
Crevasse, I. fr. Berst, scheur, spleet, 
etc., v. chap 2), cleft, crack, breach, 

crique 2) . 

Crevelle, I. fr., v caravel. 

Crever, V. n. fr. Springen (van Benen 

stoomketel sprekende), barsten ; to burst; 

springen, platzen. 

Crevet, eng., v. creuset. 
Crève—vessie, m. fr. Berstende blaas 
(tot proef van de luchtdrukking); glass-cyunder 
covered at one end with a bladder; 

glascylinder dessen eines ende mit einer 
blase bedeckt ist. 

Crevice, eng., v. crevasse. 

Crew, eng. Scheepsbemanning, scheepsvolk, 
gezamenlijke bemanning van een. schip; 
schiffsmanschaft, gasten; équipage. 


CRI -- 

Cri, m. fr.: C. de l'étain, v. creaking 
of tin. ~ Donner du e. a 
la soie, de zijde zoo zwavelen, dat zij 
kraakt of ruischt bij 't behandelen of dra 

to sulphur silk; die seide schwefeln.-gen ; 

Criarde, f. fr. Ruischlinnen, gegomde 
stof, die op 't aanwrijven ruischt of knettert; 
thick gummed cloth; rauschleinwand. 

Criblage, m. fr. Het ziften (der ertsen); 
sieving; das siebsetzen, die siebsetzarbeit. 

Crible, in. fr. Zeef (inzonderheid de 
perkamentzeef); sieve; sieb. — C. (pourla mise d'échantillon du plomb 
de chasse), sorteerzeef (voor den jachtbagel); 
separating-sieve; sortirsieb. •o• C. à 
grener, korrelzeef (voor 't buskruit); corning-
sieve; kornsieb. ~ C. à manivelle 
on a bascule, zeef voor het wasscben 
der ertsen, tuimeizeef; swing-sieve; rddersieb; 
kiep-oder kdppwhsche, erzwdschesieb. 

C. (on Tamis) a pied, C. de 
passage, zand-of aardzeef, v. claie 2). 
C. rotatif, zaadzifter, zaadschoonder, 
trommel ; drum; trommel. 
Cribler, v. a. fr. Ziften ; to sieve; 
sieben, in oder durch das sieb setzen. 
Criblure, f. fr. Uitziftsel; siftings; abgang 
Beim sieben. 
Crie, m. fr. Soort van dommekracht, 
winde, wagen wip; jack, lifting jack, rack and 
pinion-jack; wagenwinde, winde. .s C. 
simple, enkele winde, handwinde; common 
jack or hand-jack, hand-screw; (with 
some workmen also :) dumcraft; einfache 
winde, handwinde, (zur see :) daumkraft, 
dumkraft. ~ C. composé, samengestelde 
winde (verbonden met een raderwerk); 

tooth- and pinion-jack; rack and pinion-jack; 

zusammengesetzte wagenwinde. C. a,

erémaillère, winde met getande staaf; 

rack jack; wagenwinde mit zahnstange. .e• 

C. à crochet ou a main, haakwinde, 

handwinde ; hand-jack, which is furnished 

at the lower end with a claw; fusswinde, 

winde mit einem baken am fusse. C. 

a deux pattes, klauwwinde; hand-jack, 

the rack of which is furnished with a double


claw at its upper and lower end; klauen


winde. — C. a vis, schroefwinde; screw


jack; schraubenwinde. 

Crichtonite, f. fr. ' eng. C rich ton iet, 
titaniumzuur ijzer; krichtonit, titansaures 
eisen. 

Crin, m. fr. Paardenbaar; horse-hair; 
rosshaar, pferdehaar. . C. erépi ou 
frisé, gevlochten en door opkoking gekronkeld 
haar; curled hair; gekrkuseltes rossoder 
pferdebaar. 

Cringle, eng. Leuver, boelijnspruit; 

lägel; erseau, patte de bouline. ~v. bague 1).
Crinkle, eng., v. erankle. 
Crinkle (to), V. a., v. to crankle. 

Crinière, f. fr. Man en h aa r ; mane-hair; 
mdhnenhaar. 

Crinolin, m., Crinoline, f. fr. 
eng. Paardenharen stof. 

CRI STALLISOIR. 263 

Crique, f. fr. Kreek, v. creek. ••• 
Berst, spleet, hardbarst, gal, fout (in ijzer, 
staal); crack; sprung, riss, hartborste, hdrteriss, 
bruch. ~ Stop (voor den geweerloop); 
stopple; spund. 

Criquer, v. n. fr. Splijten, bersten, 

scheurtjes krijgen (zooals het staal soms 
bij het temperen doet); to crack, to clink; 
reissen. 

Criquetis, m. fr. Het krassen (der 
graveerstift); rattling; das kirren. 

Crisp (to), V. a. eng. De draden des 
(wevers -)kettings van elkander afzonderen 
en de gebrokene weder opvatten ; louter 
machen; friser tine chaine. 

Crispure, Crissure, f. fr oneffen 
kronkel (in ijzerdraad); rugosity; run--heid, 
zel, falte. 

Cristal, m. fr. K ristal (regelmatig gevormd, 
doorschijnend en hard lichaam uit 
bet rijk der steenen; ook de regelmatige 
vorm, dien zekere zelfstandigheden van zelve 
aannemen bij 't overgaan uit den vloeienden 
ot gasvormigen tot den vasten staat) ; crystal; 
krystall. ~ Kristal, kristalglas (waterkelder, 
kleurloos glas); crystal-glass, flint-glass; krystaliglas. 
~ C. de cuivre, kristal van 
kopergroen ; crystal of verdigris; griínspankrystall. 
~ C. factice on artificiel, 
kristalglas; crystal-glass, factitious crystal; 
krystaiglas. ~ C. d'Islande, lislandsch 
kristal of spaat.h ; Iceland-spar or crystal; 
islhndisches spatte oder krystall. — C. de 

roche, Quartz hyalin limpide, 

berg-, rotskristal, bergglas ; rock- or mountain-
crystal; bergkrystal. ••• Cristaux 
de soude, Sel de soude, sodakristallen, 
sodazout; soda-salt; sodasalz, krystallisirtes 
kohlensaures natron. ••n Cristaux 

de tartre, wijnsteenkristallen ; crystals 
of tartar; weinsteinkrystallen. ® Cristaux 
de Venus, C. de verdigris, 

gekristalliseerd kopergroen, kristallen van 

Venus; crystallised verdigris; krystallisirter 

grenspan ; V. C. de cuivre. 

Cristallerie, f. Vervaardiging van 
kristal ; crystal-making; kristalfabrikation. 
Kristalfabriek ; crystal-works; kristali


fabrik. 

Cristallier, m. fr. Graveur in kristal 
en edelsteenen ; glass-cutter, engraver on 
crystal; krystailschneider, -schleifer, -sterher. 

Cristallin, ad j. fr. Kristallijn ; cristalline; 
krystalihell, krystallinisch. 

Cristallisation, f. fr. Kristalvorming 
of -wording, kristalschieting, kristallisatie 
crystallisation; krystallisation, krystallbildung. 
~ Affinage par c., Pattinson's 
manier om het zilver van 't lood te scheiden, 
afdrijving van 't zilver door kristalli 

Pattinson's method for separating silver-satie; 
from lead; das Pattinsoniren. 
Cristalliser, v. a. & v. n. fr. Kristalliseeren 
; to cristallize; krystallisiren. 
Cristallisoir, m. fr. Kristalliseervat, 
-pan ; crystallizing vessel or pan, crystalli



264 CRISTAUX 

zer; krystallisationsgefl.ss, anschiessfass oder 
-kessel, krystallisirpfanne. 

Cristaux, pl., V. cristal. 

Cristelle,f. fr. Koord,dat langs de schacht 
of den steerstok (van 't weefgetouw) gespannen 
is en waaraan men de lissen vastknoopt; 
Maitland-cord, backing; die kings dem statie 
ausgespanote schnur. 

Crizzeling, eng. Ruwheid, oneffenheid 
van bet glas; rauhigkeit; aspérité. 

Croard, m. fr. Slakkenhaak (ijzeren 
stang ter zuivering van het metaalbad): sort 
of hook for drawing off the slag; schlackenhaken. 


Croc, m. fr. Haak ; hook, crooc; haken. 
-- C. de batelier (ou Gaffe), schip 

bootshaak; boat-hook, setting-pole,-pershaak, 
pole-hook, gaff, hitcher; bootshaken, staken. 
~ C. de candelette, de capon, 
penterbaak, kathaak (zware ijzeren haak 
ann het katblok om den ring van 't anker 
te vatten); fish-hook, cat-hook; penterhaken, 
fischhaken, katthaken. — C. àa cosse, 
haak met eene kous; hook with thimble; 
baken mit einer kausche. — C. des 
dents (d'une garniture de cardes), stomphoekig 
haakje of tandbaakje (van een kaar 

hook, which is formed by the-denbeslag); 
teeth of the card-clothing; (stumpfwinkelige) 
biegung der zahne (des kratzenbeschiags).

C. d'enrayure, remhaak; wheelhook; 
radhaken. o C. a main, handhaak; 
hand-hook; handbaken. C. a ourdir, 
v. c. à poulie. ~ C. à quatre 
à trois branches, dreg; creeper; dreg, 
dreghaken, fischhaken. — C. de palan, 
taliehaak, takelbaak; tackle-hooky taljehaken. 
— C. de pompe, pomphaak; pumphook; 
pumpbaken, grundbaken. — C. à 
poulie, C. à ourdir, scheerhaak, scheer 
warping-block; scherbaken, scherbiock.-blok ; 

— C. a retirer les charbons, kolenbrandershaak 
tot het uithalen der kolen ; 
raker; spreissbaken. — C. en S, S-vormige 
haak (voor laden en lossen); iron hook 
of the figure of an S; S-baken. 
Croche(s), f. (pi.) fr. Smidstang (om 
't gloeiend ijzer bij 't smeden vast te houden), 
schrootbeitel ; black-smith's tongs; winkel 

-zange, schnabelzange. 
Crochet, m. fr. Haakje; haak ; little 
hook, crochet, hook, crook; ht.kchen, baken. 


V. bracket 5). ~ Weegbaak, unster, v. 
balance a cros, s. balance 3). ^ 
Looper, baaksleutel, slothaak; pick-lock, 
skeleton-key; dietrich, sperrhaken. — C—S, 
haakjes (bij zetters); v. brackets ; accolade. 
® Draaihaak (der kunstdraaiers; 
heel-tool, hook-tool; drehhaken. ~ Schroot 
gouge-formed heel- or-haak (derzelfden); 
hook-tool; schrothaken, hdkelstahl. — Uitdieper, 
v. aushöhleisen. — Bankhaak, 

V. bankeisen. — C. a anneau, kenterhaak, 
v. cant-hook. — C. d'attaehe, 
scheerhaak (der droogscheerders); hook 
for fastening the cloth to the shearing-table; 
CROCOÏSE. 

scheerhaken. — C. d'attelage, trekhaak, 
trektouwhaak ; trace-hook; zughaken, 
zugtauhaken. — C. d'aube, schoepbout, 

v. boulon 4) . — C. du bout du ti— 
mon, C. du timon, disselhaak ; polehook; 
zughaken, deicbsetbaken. ® C. de 
bout de trait, v. c. d'attelage. 
C. de la chalne d'enrayure, haak 
waaraan men den remketting hangt; triggerhook; 
hemmkettenhaken. ® C. (de) eheville 
ouvrière, protshaak (van 't affuit); 
limber- or limbering-hook; protzhaken. 
C. pour feux d'affinerie, C. a 
manier la loupe, v. bloom-hook. 
— C. d'une gourmette, kinkettinghaak; 
curb-hook; kinnkettenhaken, einlegehaken. 
— C. du gui, zwaanshals van 
de giek ; gooseneck of the main boom; schwanenhals 
an einem giekbaum. — C—s de 
la jacquarde, platinen der jacquardmachine 
(tot eenen haak gebogene ijzerdraden, 
staande op eene onbeweeglijke plank); 
lifting-wires; platinen, hebehaken. baken. 
® C. pour jointoyer, voegijzer (der 
metselaars) ; jointer; fugeisen. .® C. a 
larmes, haakstang (der glasfabr ); prover; 
hakeneisen, hakenstange. — C. de la 
platine, degelhaak (der gewone drukpers); 
platten-hook; tiegelhaken. C—s portearmements, 
beugels der geweerlade; sidearm-
hooks , side-arm-irons; ladezeughaken. 
• C. de prolonge, sleeptouwhaak 
(van 't affuit); prolonge-hook; langtau- oder 
schlepptauhaken. — C. de serrurier, 
v. crochet 3). •••• C. de retour, C. 
de tranchée, Retour, buiging der 
loopgraaf; return; naken, crochet, riickschlag, 
wiederkehr.—C. de retraite, v. breasthook. 
— C. de téte d' alTût, v. 
breast-hook. — C. de trait, v. 
crochet d'attelage. ® C. du timon, 
V. crochet du bout de timon. 
— C. c e volée, haak van 't 

zwenghout; swingle-tree-hook; ortscheithaken. 
Crochet, eng., v. crochet, fr. 1), 
6), '1), bracket 5), crocket, etc. 

Crocheux, m. fr., v. bendingiron. 
Crochuer, v. a. fr. Ombuigen; to bend, 
to crook; umbiegen, krümmen. 
Croeket, eng. Haakje (sieraad aan den 
Gothischen boog); crochet; haketen. 

Crockery, Crockery-ware, eng. 
Aardewerk, pottengoed; plateelwerk; faïence, 
steengoed ; töpferzeug, irdenes geschirr; steingut, 
fayence; poterie, ouvrage de poterie 
faïence. ~ Blue-printed c., fijn, Engelsch 
aardewerk ; feine fayence; faïence 
fine ou anglaise. 

Crockery—man, eng. Plateelbakker, 
faïence-fabrikant; steingutmacher; faïencier. 

Crockery—ware — manufactory, 

eng. Faïence- of steengoedfabriek; faïenceoder 
steingutfabrik; faïencerie. 
Croeoïse, f. fr. Chroomzuur bevattend 

lood, v. plomb chromaté. 


CROCONATE 

Croconate, m. fr. & eng. Saifraanzuur 
zout ; krokonsaures salz. 
Croconie acid, eng. Saffraangeel zuur; 
croconsc ure; acide croconique. 
Croconsaure, f. hd., v. croconie 
acid. 

Crocus, nn. eng. & ltd. Polijstrood, Engelsch•
rood, juweliersrood (een of ander 
metaal gecalcineerd tot een mode of donkergele 
kleur); rouge ei polir, rouge d'Angleterre. 
— C. d'antimoine, fr. Spiesglanssaffraan 
; saffron of antimony; spiesglanzsafran, 
nietalisafran. 

Croise, m. Keper; twill, tweel; keper, 
koper, croisé. — C. du grain (du maroquin), 
kunstmatige nerf, kruisgewijze 
streping (van 't marokijn leder); artificial grain; 
künstliche narbe, kreuzweise reifung, piatirung, 
v. platiren. 

Croisée, f. (ou Meneau, m.), fr. 
Vensterkruis; cross-work 0/a window, munnions, 
mullions; fensterkreuz. Vensteropening, 
venster, licht, kozijn ; window; fenster. 
— Vensterraam, glasraam, schuifraam; 
sash-frame, sash; fensterrabmen, fensterrdbm. 
® Kruisbout, kruis, baspel (van verschil 

werktuigen); cros,; haspelkreuz, kreuz--lende 
haspel. s C. (Crosse ou Diamant) 
de 1'ancre, ankerkruis, spatting, spreiding 
van een anker (wijdte tusscben de 
punten van elke band); crown, cross; ankerkreuz. 
o•• C. d'église, kruisbeuk, 
kruisvleugel (in kerken, ook wel in industrie-
paleizen); transept; querschiff, querbau. 
® C. d'ogive, diagonale rib van een 
spitsbooggewelf; diagonal rib of an ogive 
vault; die das spitzbogengewolbe durcbkreuzende 
rippe. — C. (ou Manivelle) du 
trousseau, kruishaspel (handvatten) der 
vormspil (bij 't kanongieten); spindle-sticks, 
sticks; kreuzhaspei. 

Croisement, m. fr. Het tweernen of 
twijnen (der zijdedraden); crossing; das zwirnen. 
~ C. (des voies d'un chemin 
de for), kruising, doorkruising (der spoorstaven); 
crossing; kreuzung, durchkreuzung. 

Croiser, v. a. fr. Licht tweernen of 
twijnen ; to twist slightly; leicht zwirnen. 
® Keperen (eene stof); to tweel or twill; 
kepern, köpern, kiepern. De kruisstrepen 
aanbrengen (op eene plaat), tegenar 

to counter-cut, to make the coun--eeeren ; 
ter-hatchings, to cross the strokes; die kreuzschraffirungen 
machen. •m C. le papier, 
de vellen papier (om ze te tellen) doen ombuigen 
en vaneenwijken; to cross the paper; 
das papier schranken. — C. les traits 
en limant, over kruis vijlen ; to cross the 
strokes in filing; iiher kreuz feilen. v. n. 
Kruisen (op zekere hoogte been en weer varen); 
to cruise; kreuzen. Met vier treden werken 
(bij wevers); to work with four treadles; 
mit vier tritten arbeiten. 

Croiseur, m. fr. Samenwinder (eener 
tweernmachine); part of a silk-mill for e ffecting 
the twist; zusammenwinder. 

-- CRON . 265 

Croisière, f. fr. Kruispunt (van 2 
spoorwegen); crossing point, crossing; kreuzpunkt, 
kreuzungsstelle, durchkreuzung. •• 
Spantouw (der pontonbruggen) ; spring-line; 

spanntau. 

Croisille, f. fr. Boog (op een touwslagersrad), 
kroon van 't spinrad, radwervel; 
crown; krone, hakenkopf. 

Croisillon, m. fr. Dwarsstaaf van een 
vensterkruis; cross-bar of a window-frame; 
querholz eimes fensterkreuzes, mittelschenkel. 
Vensterroede (ter opneming van de 
glasruiten); small cross-bars (between the 
panes of glass); fenstersprossen, quersprossen. 
® Arm van een rad, v. arm, eng. 6). 
~ Balkonstang; bar of a balcony; balkon 

-stange. 

Croissant (ou Dessus), m. fr. Bovendeel 
van den stalen vorm des grofsmids 
(vgl. boss 4) ), dat op bet werk wordt 
neergeslagen totdat het den begeerden vorm 
heeft ; top-swage or -swadge; gesenkhammer, 
obergesenk, obertheil. •r Halvemaanvormige 
beitel (der kunstdraaiers), maanstaal ; moonsteel; 
mondstahl. e Omgebogen ijzeren stang 
in den schoorsteen, waaraan men de tang, 
aschschop, pook, enz. hangt ; shovel-bearer, 
shovel-holder; ausgebogene vorbangstange, 
feuerschaufeltrdger, feuerzangenträger. .^ 
Luiwagen (van den helmstok des roers); sweep 
(of the tiller); leuwagen, leitwagen. 

Croisure, f. fr. Kepering, keperweefsel, 
keper; crossing, biassed or regular tweel; 
kreuzwebung. ~ v. )baton de eroisure, 

s. baton 3). 
Croix, f, fr. Kruis, kruisje (;-) (als 
verwijzings- of renvooiteeken, bij zetters); 
cross; kreuz, — Kruis, halve slag (in de 

scheepstouwen, in den kabel); cross; kreuz, 
balber schlag. ~ (ou Avers) Kruis, beeld 

munt; face, cross, obverse; kreuz--zijde eener 
seite, bildseite, vorderseite. •®. Kruis (eener 
kerk, door de vier beuken gevormd); cross; 
kreuz. ®• C. greeque, Grieksch kruis 
(met even lange armen : —i--); greep cross; 
griechisches kreuz. ® C. latine, Latijnsch 
kruis (waarvan de benedenarm langer dan 
de andere is: t); latin cross; lateinisches 
kreuz. C. de Saint-André, sint-
Andrieskruis (in de bouwkunde), schuinsch 
kruis (X) ; St. Andrew's cross, diagonal 
stay, cross-stay; Andreaskreuz, kreuzband, 
kreuzverband. — C. de Saint—Antoine, 
sint-Anthoniekruis (in den vorm eener T); 
St. Anthony's cross; St. Antonskreuz. .. 
IJzeren plaat van een voet lengte, waar 

spiegelglas in den oven schuift;-mede men bet 
iron plate; eisenplatte. o C. a essuyer; 
wisscher (met lappen omwikkeld houten 
kruis ter schoonmaking van de giettafel 
voor spiegelglas) ; wood-cross covered with 
rags; mit lappen umwundenes holzkreuz. 

— C. de portee, kruiselingscbe gang (bij 
't weven); crossing of the portee; gangkreuz. 
Cron, Crone, m. fr., Crone, eng. 
Kraan (om zware lasten te heffen ; krahn, 

23 


266 CROOK 

Crook, eng. Haak, v. eroc 1). — C. 
(Bent, Fall) of a musket-stock, 
bocht der geweerkolf; krummung des fiintenkolbens; 
pente dun fusil, courbure de 
la crosse. 

Cropping,eng. Schering, v. shearing. 
Cross, eng. Kruis, v. croix l)---8). 

— Beugel (van het degengevest) ; bugel, 
kreisz; ponté. — (or Surveyor's rule) 
Landmeters winkelhaak, kruismaat; kreuzmass; 
équerre d'arpenteur. ~ C. (of compositors), 
kruisformaatwit, v. bois de 
tête, S. bois. •e C. of the anchor, 
ankerkruis, V. croisée 5). 
Cross (to), v a. eng. Kruisgewijs over 
de vingers slaan (de zijden draden, bij wevers); 
auf den fingern kreuzen; enverger. 

— To c. the shuttle, de spoel doorschieten 
(bij wevers); das .schiffchen durchschiessen; 
passer la navette. ~ To C. 
the strokes, V. croiser 3) . 
Cross-arm of a fly-press, eng., 

V. bar 11). 
Cross-axle, eng., v. axe, fr. 1 1). 
Crossbar (Cross-beam, Cross-
Framing, Collar, Rail), eng. Dwarsstaaf, 
dwarsbalk, dwarshout, dwarsstuk, 
dwarsregel, etc.; querstang, querbalken, querholz, 
querstttck, querriegel, querleiste, zwergstiick, 
durchzug, holm; traverse, quille. 
Kruis, pareerstift (aan een degengevest); 
parirstange , stichblattzapfen ; quillon. •n• 
Raamboom, V. camperche. — C-s or 
Cross—poles, dwarsstokken (van den weef


stoel); querstbcke; traversiers. o C. of 
the connecting-rod, kruis-of dwars 

drijfstang (der stoommachine);-stang van de 
kreuzstange an der triebstange; traverse de 
la grande bielle. — C. of a window— 
frame, V. croisillon 1). 

Crossbar-half-balls, pl. eng. , v. 

bolzkugeln. 

Crossbar-shot, eng., v. bar-shot. 

Cross-beam, eng. Dwarsbalk, v. 

crossbar i ). — Bodembout, v. boden 

— Kruisbalk, v. bande croisée,-holz. 
S. bande 3). — C—s, kruisbalken aan 
het dakwerk van een vierhoekig paviljoen; 
kreuzbalken im dachwerk eines viereckigen 
pavilions; herses de la croupe. 
Cross-bond, eng. Kruisverband, v. 
appareil a croisettes. 

Cross-bow, eng. Dwarsbeugel (van 
een degengevest); querbugel eines degengefásses; 
traverse. 

Cross-chap hand-vice, eng. Widbekkige 
handschroef; breitmauliger feilkloben 
oder handkloben; étau à grandes machoires. 

Cross—cut, eng. Kruissnede; kreuzhieb; 
taillade croisée. 

Cross—cut—saw, eng. Dwarszaag, zaag 
met twee handvatten, groote zaag voor boomstammen 
; quersdge, schrotsdge; passe-partout. 


Cross-cut wood (to), v. a. eng. 
Hout overdwars doorzagen; das holz ieber 

— CROSS—IRON. 

das hirn sagen; couper on scier le bois en 
travers on transversalement. 
Cross-cutting chisel, eng., v. bee 
d'áne, s. bee. 

Cross-cutting teeth, eng. Schuin 
gezette zaagtanden ; geschrdnkten zdhne; 
dents 'contournées. 

Cross-file, Crossing-file,Double 
half-round, eng. Vijl voor spitsovale 
openingen, spits-ovale vijl; vogelzunge; 
feuille de sauge. 

Cross—foot, eng. Kruisstander; kreuz


fuss; pied carré ou croisé. 
Cross-framing, eng., v. crossbar. 
Cross-gamed hinge, Cross-gar


net, eng. T-vormig deur-of vensterbeng


sel; T band, kreuzband; penture en forme 

de T, pommelle. 

Cross-grain, eng., v. cSté de la 
moelle, s. cóté. 

Cross-grained stuff or wood, 
Cross-way of the grain, eng., v. 
bois de bout, s. bois. 

Cross—hammer, eng. Kruisslag (bij 
't smeden); kreuzschlag; traverse. 
Cross—handle, eng. Kopstuk (van eene 
aardboor); kop fstuck; manivelle. 
Cross-head, eng. Zuigerjuk (der stoom 

kreuzkopf, kreuset, querhaupt der-machine); 
kolbenstange; té du piston, tête de bielle, 
tête croisee de la tige. — Kruisstang, juk; 
kreuzstange; té, joug, traverse. — C. of 
the air—pump , luchtpompzuigerjuk; 
kreuzstange der luftpumpe; té de pompe 
à air. 

Cross-head-block, eng., v. cou


lisseau 2). 
Cross-head-guides, eng., v. cou


lisseau 3). 

Crosse d'affût, f. fr., v. brackettrail. 
® C. dune ancre, v. croisee 
4). — C. (du bane de forage), 
hefboom (van de boorhank); lever; druckhebel. 
— C. de fusil, geweerkolf, kolf; 
butt; kolben, kolbe. — C. (ou Poignée) 
de pistolet, greep van 't pistool ; butt 
of the pistol; kolben des pistolenschaftes. 

Crossillon, m. fr. Omgebogen einde 
(van zekere kunstvoorwerpen : van goud 
kolf, van den bisschopsstaf, enz.);-werk, van de 
crooked part; krummer theil. 

Crossing, eng. Kruising, overgang (inrichting 
der spoorstaven om van de eene 
baan op de andere te komen); kreuzweg, 
kreuzung, kreuzgeleise, ubergang; croisement 
on changement de voie, passage, voie diagonale. 
— Verbinding, ineenvatting (van timmer-
en schrgnwerk); einscheerung, schlitz; 
enfou rchemen t. e C. of a paving, 
Side-walk, Foot-path, verhoogd voetpad; 
burgersteig, trottoir; trottoir. — C. 
of the portée, v. croix de portée. 
® Defect in c., v. morvolant. 

Cross—iron, eng. Kruis-of kransijzer 
(aan de ziel van een kanon bij 't gieten); 
kreuzeisen; chapelet. 


 

CROSS—JACK -


Cross-jack, Cross-jack-sail, eng. 
Breefok (aan de bagijnra), noodzeil, waarloos 
zeil ; breefock; voile de fortune, voile 
de la vergue sèche. 

Cross-jack-brace, eng.,v.brace 7). 
Cross-jack-yard, eng., v. bagienraa. 
Cross-lines or Counter-hatching, 
eng., v. contre-hachures. 
Cross-path, eng. Kruispad (van eenen 
spoorweg); kreuzweg; chemie de traverse. 
Cross-piece, eng., v. cross-bar I). 

-Kloosterhout, zandstrook (bij fondementen 
op paalwerk); querschwelle (zu einem 
fundamentroste), zange; traversine. - C. 
of the bits, v. betingbalken. — 
C. for the small arms, geweerrak, 
rak (aan boord der oorlogsehepen); gewehrrecken, 
recken oder rechen; rátelier d'armes. 
Cross-pole on the velvet-loom, 
eng. Dwarsbout, boom aan den Iluweeldrerkersstoel; 
querholz oben am sammtweberstuhl; 
estase, estave. - C-s or Cross-bars, 
pl Dwarsstaven (aan weefstoelen); querstOcke; 
traversiers. 

Cross-quarter, eng. Koppelbalk ; riegelwerk 
in gestalt eines Andreas-kreuzes; 

entretotse croisée. 

Cross-reefs, pl. eng. De beide kruisreven 
van het blindzeil ; die kreuzreefe der 
blinden; les deux ris de la civadière qui 
se croisent. 

Cross-road or Cross-way, eng. 
Kruisweg, viersprong; kreuzweg, vierling; 
carrefour. — V. Cross-path. 

Cross-seizing, eng., v. amarrage 
bridé. 

Cross-shearing - machine , eng. 

Overdwarse scheermachine (voor 't laken); 

transversal-scheermaschine; tondeuse trans


versale. 

Cross-shed, eng. Kruis-of bovenvak 
(aan 't gaasgetouw) ; kreuz fach, obenfach; 
pas den haut. 


Cross-stay, eng. Sint-Andrieskruis, v. 
Croix de St. André, s. croix. 
Cross-tail, eng. Voorjuk; vorderkreuzstange; 
té renversé, grand té. 


Cross-tail-but, eng. Pooten van 't 
juk ; nebentriebstange der kreuzstange; bielle 
latérale du grand te. 

Cross-tie, eng. Kruisband, -balk, v. 
contrevent 1 ) , bande croisée, s. 
bande 3). — To fix by cross-ties, 


V. befestigen 5) . 
Cross-timber, eng., v. achsenriegel. 
Cross-trees, pl. eng. Dwarszalings ; 
dwarssahlingen, quersahlingen; barres tra 
-versières de tune et de perroquet. 
Cross-vault, eng. Kruisgewelf; kreuzgewt 
lbe; voute d'arétes. 
Cross-way, eng., v. cross-road, 
cross -path. — C. of the grain (of 
wood), v. bols de bout, cóté de la 
moelle. 

CROWN. 267 

Cross-weaving, eng. Het overkruisweven 
; die weberei mit gekreurter kette, 
kreuzwebung; tissage a chaine croisée, envergure, 
envergeure. 

Cross-work of a window, eng., 

V. croisée 1). 
Crot, m. fr. Het roosten (van 't ijzer); 
roasting; das misten. 
Crotch (Knob, Hook), eng. Ring, 
knop eener schuiflade; schubladenring, schub 
f, eimerhaken; main. -Staander,-ladenknop 

V. chandelier 6). — C. of a swivelgun, 
v. chandelier de pierrier. 
C. for the netting, v. chandelier 
de bastinguage. — C-es of a boat, 
V. chandelier de chaloupe. — C -es 
(for small arms), wapenhaken, pistool-, 
sabelbaken (aan boord der oorlogschepen) 
; recien, pistolen-recken , shbelrecken; 
crochets d'armes. 
Crotchet, eng. Haak, etc., v. crochet. 
Crotonate, m. fr. & eng. Crotonzuur 
zout ; krotonsaures salz. 

Crotte, f. fr. Slijk, modder (der straten 
en wegen); dirt; koth. -Aile de e., 
Slijkleder (aan rijtuigen); wing; kothtlugel. 

Crouler un batiment (pour le 
lancer), fr. Een schip wiegen (om het 
te water te brengen); to shake or to rock 
a ship (when launching her); ein scbiff wiegen. 

Croupe, f. fr.: Comble à (ou de) 
c., V. comble 3) . 

Croupière, f. fr. Staartriem; crupper; 
schwanzriemen, scliweifriemen. ! C. de 
poupe, v. amarre de poupe. 

Croûte, f. fr. Schijf vormklei; crust, 
flat piece of clay- or porcelain paste; schwarte. 

Crouwin, m. fr. (en Belgique le même 
que grisou, brisou, feu terrou) Mijngas, 
(koolwaterstofgas, vaak met een weinig stikstof 
en koolzuur vermengd, dat de gangen 
der kolenmijnen vult en menigmaal tot geweldige 
ontploffingen aanleiding geeft); firedamp; 
schiagendes wetter. ~ Táter le c., 
onderzoeken of er mijngas aanwezig is; to 
ascertain if there is fire-damp; untersuchen 
ob schlagende wetter vorhanden sind. 

Crow, Chimb, eng., v. chimb. 

Crow or Crow-bar, eng., v. brech


eisen. 

Crow-foot, eng., v. araignée. 

Crow-foot-lines, pl. eng. Strengen 

van den spinnekop, parten, pooten; scheer 
eines hahnpoots, poten, pfoten, zuglei--leinen 
nen; marticles. 
Crowding of warp-threads, eng., 

v. arbalè'tes. 
Crown (or Cap), eng. Kranslijst, etc., 
V. couronnement 1). •• Bovenst klok 
-i. eerveau. -Bovendeel der-gedeelte, 
stookkast, v. eiel 1). -Kroonpapier, V. 
couronne 4) . ~ C. (or Crown-knot), 
schildknoop ; kreuzknopf, schildknop f, wasserknopf; 
Cu! de porc it tète de mort. ~ 

C. of an anchor, ankerbals, v. Collet 
(ou fort) de l'ancre, s. collet. 

268 CROWN-GLASS -- CUEILLETTE. 


~ C. of a blast-furnace, muur of 
kap rondom den hoogoventop; gichtmauer,

• 

gichtmantel; mar de bataiile. — C. of a 
cornice, v. couronnement. 

Crown—glass, eng. Kroonglas, crownglass 
(soort van zeer wit, uitmuntend glas, 
dat inzonderheid voor achromatische ver 

wordt aangewend) ; kronglas,-grootglazen 
mondglas; verre à boudines, crown-glass. 
Crowning of the covered way, 
eng., v. couronnement 3) . 
Crown-iron or Cross-iron, eng., 

V. chapelet 2). 
Crown-knot, eng., v. crown l. 
Crown-paper,eng.,v. couronne i). 
Crown-post, Hing-post,Jogglepiece, 
eng. Makelaar; dachstuhlsdtule, hein


gesdule; poincon, aiguille pendante. 
Crown-saw, eng., v. annular saw. 
Crown-wheel, eng., v. roue de 

champ, s. champ. 

Crown—work, eng. Kroonwerk ; kro 

ouvrage à couronne. -nenwerk, kronwerk; 

Croze or Noteher, eng. Gergelijzer, 
kreusmes, kroestzer (der kuipers); kimmdobel, 
keimhobel, gartelkamm; jabloire. 

Cru, ad). fr. (van leder, etc.:) Onbereid; 
(van zijde:) ruw, niet ontschaald ; 
(van pottegoed, baksteenen :) niet gebakken ; 

not prepared, not curried; unscoured, unboiled; 
unburnt; u bereitet ; unen tsebal t, ungekocht; 
ungebrannt. 

Cru, m. fr.: Donner le c. (á la 
poterie), behoorlijk laten drogen ; to dry 
sufficiently; gehdrig trocknen lassen. ^• 
Enfourner le e ., de gedroogde stukken 
in den oven zetten ; to put the dry ware 
into the oven; die getrocknete Waare in 
den Ofen bringen. — Fondre á e. la 

matière (pour glaees), de glassmel


ting onmiddellijk (zonder voorafgaand frit


teeren) in de smeltkroezen verrichten ; to 

melt the composition in the glass-pots, without 
having previously fritted and dried it; den 
glassatz ohne vorheriges (ritten and trocknen 
in den glashafen schmelzen. 

Crueible,eng. Smeltkroes, v. creuset. 

Cruciform groove, Oil-groove, 

eng. Kruisgroeve (aan de bovenste pan van 

een tappenbed (aan machines); kreuzrinne; 

patte d'araignée (rainure pratiquée dana la 

surface concave d'un coussinet superieur et 

passant par la lumière d'ou descend i'huile). 

Crudite, f. du cuir, fr., v. corne 9). 

Cruet, eng., V. burette, fr. 1) . 

Crumple, eng., v. aal. 

Crumple (to) or To rumple, eng. 

Door wrijving of behandeling ontglanzen (het 

laken); lurch reiben abgldnzen; foupir. 

Crupper, eng., v. croup ère. 

Crupper—dock, eng. Wrong, strop 

van den staartriem ; schwanzriemnenschlinge, 
schwei finetze, lb f'el; culeron. 

Crupper—loop, eng. Lus, oog van den 

staartriem (aan den zadel gehecht); schwanz


r2em-dse,schwei friembugel; chape de croupiére. 

Crupper - turn back, Turnback—
strap, eng. Rugriem (van 't paard); 
hauptriemen, riickriemen, strippe; longe de 
croupiére. 

Crush (to), V. a. eng. Stampen, v. 
bocarder. 

Crusher (wooden),eng. Houten piethamer; 
holzerne quetsche; maillet de Bois. 
Crushing, eng. Het stampen (van 't 
erts, etc.), v. bocardage. 

Crushing-machine,eng.Sta mpwerk, 

v. bocard i). 
Crust, eng., v. eroíte. •• To 
take off the c., v. déblanchir. 
Crutch (Cane), eng. Roerkruk, V. 
béquille. ~ C. of the rack and 
pinion-jack, Double claw, Forked 
end, v. corner de la crémaillère 
d'un crie, s. corne. ~ Iron c., v. 
chandelier 3). 

Cryolite, eng., Cryolithe, f. fr. iJssteen, 
eene uit vloeispaathzuur, kleiaarde 
en soda bestaande delfstof, cryoliet; kryolith. 

Crystal, etc., v. eristal, etc. 

Cubatur, hd., Cubature, eng. V fr. 
Berekening van den ruimte -inhoud der lichamen, 
inhoudsmeting, cubatuur, cubatie. 

Cube, fr. & eng., Cubus, hd. m. 
Cubus, kubiek, teerling, een door 6 gelijke 
vierkante vlakken begrensd lichaam. hexaëder. 

Cube, in. fr., Cube, Cube number, 
Cubic number, eng. Kubiekgetal, 
derde macht van een getal, teerlinggetal 
; kubikzahl, dritte potenz eiher zahl. 

Cube-root, eng. Kubiekwortel, derde machtswortel 
(uit een getal); kubikwurzel, 
dritte wurzel; racine cubique. 

Cube-spar, Cubic spar, eng., v. 
anhydritspath. 

Cubilot, Fourneau a manche, 
a la Wilkinson, m. fr. Koepeloven 
(bijzondere soort van .schachtoven); cupola, 
cupola-furnace, cupola smelting-furnace; kupelofen. 


Cueurbite, f. fr. & eng., v. abzieh


kolben. 

Cucurbite—stand, eng. Voet der dis 

scheidebock; support de la cu--tilleerkolf; 

curbite. 

Cudbear, eng. Gezuiverde (and-orseille 
(een violetkleurig poeder van een verfmos); 
persio, rother indigo; orseille de terne épurée, 
orseille violette. 

Cueillage, m. fr. Het opnemen der ge


smolten glasstof met den kop der blaaspijp, 

om er eenera bol of eenen cilinder uit te 

blazen; taking out; aushub, das ausfassen. 

Cueille d'une voile, f. fr., v. cloth 

of a sail, s. cloth. 

Cueillée ou Cueillie, f. fr. Bundel 

of bos bereid koperdraad (voor spelden); hand 

of wire; strahne zugerichteten drahts. 

Cueillette, I. fr., v. charge en 
cueillette, s. charge, fr b. ~ C. 
de 1'or, het goudwasschen (uit het rivierzand); 
gathering of gold, goldwashing. 


 CUE ILLEUR 

Cueilleur, m. fr. Opnemer, uitschepper, 
hij die in de glashlazerijen met de 
blaaspijp uit den glasvloed schept ; he that 
takes out; ausheber, ausfasser 

Cueillie, f. fr., v. eueillée. 

Cueillir, v. a. fr. Scheppen, den glasvloed 
met de blaaspijp uitnemen ; to take 
out; ausheben, ausfassen. ® C. la dressée, 
fr., v. abzwicken. 

Cuffat, m. fr. Houten bak (der kolen 

miner's cage; kübel.-mijnen); 

Cuiller, f. fr. Lepel ; spoon; legel. 
(Puisoir) Gietlepel (voor de boden kogels); 
casting-ladle, lead-ladle; giessbuckel, 
giesskelle. ® (Lanterne) Laadlepel, laslepel 
; copper ladle (for filling-in composttion); 
ladeschaufel. — (Poche a couler 
le for) Gietlepel; ladle, hand-ladle; 
giesskelle, eimer. — C. à brai, piklepel ; 
pitch-ladle, paying-ladle; pechlöffel. — C. 
de moule, vormlepel (der munters); mouldspoon; 
stechlöffel. ® C. á (ou de) pornp0, 
v.bohrspindel and drilistange. 
~ C. de tarière, vv. bit of an auger. 

— (Porte-boulet), kogellepel (ijzeren 
ring, waarop de gloeiende kogel in de ziel 
van 't kanon wordt gebracht) ; shot-bearer, 
hot-shot-bearer; kugel lblfel , kugelkelle, kugelgluhring, 
ring. 
Cuillere, f. fr., V. cuiller. 

Cuinage, eng., v. blockgiessen. 

Cuine, f. fr. Steenen retort (weleer 

ter bereiding van 't salpeterzuur gebruikt); 

stone or earthen retort; steinerne oder irdne 

retorts. 

Cuir, m. fr. Leder, leer; leather; leder. 
® C. aluné ou blanc, C. mégissé, 
aluingaar leer, v. alaunleder. ® C. 
bronzé, rookleer, soort van corduaan, dat 
aan de vleesclizijde zwart geverfd, en welks 
haarzijde niet gepeeld is ; oil-leather; rauchschwarzes 
leder, rauchleder. — C. chalnoise, 
zeemgaar leer, zeemleer; chamoisleather, 
oil-leather; iileder, fett- oder Qlgares 
leder, siimischgares oder sumisches leder, 
waschleder. ~ C. creux, los en poreus 
leer, dat niet voldoende gelooid is; spongy, 
porous leather; lockeres, poröses leder. 

C. cru, v. C. vert. — C. en croute, 
gelooid en gedroogd, maar niet getouwd leer; 
leather tanned and dried, bul not curried; 

gegerbtes nod getrocknetes, ober nicht zugerichtetes 
Ieder. — C. a la danoise, 

C. au sippage, deensch leer (dat in 2 
of 3 maanden gelooid is) ; lambskin- and 
goat-leather (for gloves); dur.isches leder. — 
C. faible, dun, licht leer (van kalveren, 
geiten, etc.); feeble leather; scbwaches, dOnnes 
leder. — C. a, filature, leer voor 
kaarden, etc.; leather for cards, etc.; streichenleder. 
— C. fort, C. nerveux, 
Gros cuir, zwaar leer (van ossen, koeien, 
stieren), zoolleer ; crop-hide, crop-butt, butt 
or back; scbwerleder, pfundleder. ~ C. 
fossils, C. de montagne, bergleer 
soort van asbest in dikke platen) ; moun-- 
CUIRASSÉ. 2 6 9 

taín-leather; bergleder. ~ C. gras, vet, 

geolied leer; oiled leather; geschmiertes le


der, verdeckleder (fur kutschen, etc.). 

C. grené ou grainé, gegreineerd, gekorreld 
of gekrispeld leer; corned leather; 
genarbtes oder gekrispeltes leder. — C. 
pour harnachement, C. de karnais, 
tuigleer ; harness-leather; geschirrleder. 
— C. de Hongrie, C. hon— 
groyé, Hongaarsch leder (door aluin gelooid 
en met talk doortrokken); hungarian 
leather; ungarisches leder, sohlleder. — C. 
a, la jusée, C. jusé, het in runbaden 
of runaftreksels geloofde leer; leather tanned 
in oozes; das in Iohbrühen gegerbte 
leder. _ C. de laine, v. buckskin. 
— C. mégissé, v. C. aluné on blanc. 
— C. megissé pour gauts, aluin gaar 
handschoenenleer; tawed glove-leather; 
weissgares handschuhleder, das franztisische, 
Brusseler, Erlanger leder. — C. de montagne, 
v. C. fossile. ® C. mou pour 
tiges de bottes, v. c. à oeuvre. i 
C. nerveux, v. C. fort. — C. à 
oeuvre, werkleer, zacht leer voor laar 
tanned calf skins, tanned hides-zenschachten ; 
of young oxen and cows, or of horses, 
upper-leather; fahileder, schmalleder. — C. 
passé en alun, v. C. aluné ou blanc. 

— C. plaqué, gepantoffeld leer; hammered 
leather; gehummertes oder unter eiser 
walzen gepresstes-leder. ® C. pour-nen 
pianos, leer voor piano's—klavieren, etc.; 
pianoforte-hammer leather; instrumentenleder, 
klavierhammerleder. ® C. de poule, 
bandsclioenenleer; gloving-leather, glove-leather; 
handscliuhleder. ® C. a rasoir, v. 
abziehriemen. — C. rosette, waschleer 
(de fijnste zoowel als de grofste qualiteit 
van zeemleer); wash-leather; waschleder. 
® C. de Russie ou de roussi, 
jucht- of juftleer, Russisch leer; Russiaor 
russian leather, yu fts; juchtenleder, juften, 
juclit. — C. à semelles, zoolleer; 
sole-leather; sohl -oder pfundleder. ~ C. 

au sippage, v. c. a la danoise. 

C. en ruif, ingevet leer, met talk of 
ongel ingesmeerd leer ; tallowed leather; mit 
talg eingeschmiertes leder. ® C. tanné, 
gelooid leer; tanned leather; loligares oder 
rotbgares leather. ~ C. verni, Verni, 
verlakt leer; varnished, enamelled, japanned 
leather, patent leather; lackirtes leder. ~ 
C. verni de capot, verlakt leer voor 
rijtuigkappen ; enamelled hide for the heads 
of carriages; lackirtes verdeckleder. ~ C. 
vert ou cru, onl)ereide, groene huid ; 
raw hide; grune haut. 
Cuirass, eng., Cuirasse, f. fr. Harnas, 
pan(t)ser, kuras; kurass. ~ C. 
dos ou a dossiere, dubbel harnas (dat 
niet alleen de borst, maar ook den rug 
beschermt, het eigenlijk gezegde kuras) 

pair of cuirasses , cuirass ; doppelkurass, 
kurass. 

Cuirassé, adj. fr. (van een schip spre



270 CUIlE 

kende) Gepan(t)serd ; armor-plated, armorcased; 
gepanzert. 

Cuire, V. a. fr. Branden (kalk, gips), 
bakken (pottengoed, baksteenen); to burn 
(lime, gypsum), to bake or burn (pottery, 
bricks); biennen (kalk, gyps, topfergeschirr, 
ziegelsteine). ~ Inbranden, uitgloeien, v. 
ausgli hen 3). — C. la biere, het 
wort koken ; to boil the wort; die wurze 
kochen. — Trop e. la chaux, de kalk 
dood branden ; to over-burn lime; den kalk 
todtbrennen. ~ C. en degourdi la 
poreelaine, de eerste bakking aan 't 
porselein geven; to give the biscuit-baking 
toporcelain; das porzellan vergliihen, schriien. 
~ C. le sirop, het kleursel koken ; to 
boil the cleare; das klärsel kochen. — C. 
(ou Déereuser) la soie, de zijde ontschalen 
of koken ; to scour or boil the silk; 
die seide entschdlen oder kochen. ~ C. 
(ou mieux Evaporer) le jus de sucre, 
het suikersap inkoken ; to evaporate or boil 
the juice; den raft einkochen. C. le 
verre, v. to burn f2). 

Cuiret, m. fr. Geploote, gepeelde of onthaarde 
huid ; skin from which the hair has 
been taken off; blusse, blossling. 

Cuiseur, m. fr. Stoker van een steen of 
pannebakkersoven); burner of bricks, of 
tiles; ziegelsteinbrenner. 

Cuisine, f. fr. Kombuis (scheepskeu 

galley, cook-room; kombuse.-ken); 

Cuissard, m. ou Culotte, f. fr. 
Verbindingshals, hals (korte, verticale buis, 
die den stoomketel met de kookbuis verbindt); 
upright tube of a boiler-tube; siederhals, 
trichter eiher siederohre, verbindungshals. 


Cuissette ou Musette, f. fr. Halve 
gang (helft van 't getal kettingdraden, die 
op eenen gang van den rietkam gerekend 
worden); half portee; balber gang. 

Cuisson, f. fr. Het bakken, branden 
(vgl. cuire 1) ); baking, burning; das brennen. 
— C. de la bière, het wortkoken; 
boiling the wort; das wurzekochen, bierkochen. 
— C. en couverte (de la por 

Gaarbakking (tweede of eigen-eelaine) 

porselein, die in ko--lijke bakking van het 
kers geschiedt); hardening on; das garbrennen, 
stark- oder glattbrennen. •^• 4 C. en 
degourdi (de la porcelaine dure), 
eerste bakking, V. biscuit-baking. 

C. (ou Décreusage) de la soie, ontschaling 
der zijde; boiling or scouring silk; 
das kochen oder entschdlen der seide. ^• 
C. du vernis, het inbranden van 't glazuur; 
glaze-baking; das einbrennen der glasur, 
glasurbrand. 
Cuite (ou Fournée), f. fr. Baksel (van 
baksteen, aardewerk, etc.); batch; brand ; 
(vgl. batch) . — v. cuisson 1) . ~ C. 
(ou mieux Evaporation) du jus de 
sucre, het inkoken van 't suikersap ; evaporation 
of the juice; das einkochen des 
saftes. ~ C. (proprement dite) de la soie, 

CUIVRE. 

het (eigenlijke) koken der zijde (volgende 
op de ontschaling); boiling (properly speaking) 
of the silk; das (eigentliche) kochen 
der seide. — C. du sirop, Dernière 
évaporisation, bet koken van 't klaar 

(dat de kristallisatie der suiker vooraf--sel 
gaat) ; boiling of the cleare; das kochen des 
klbrsels. 

Cuivrage, m. fr. Het verkoperen ; coppering; 
das verkupfern. 

Cuivre, m. fr. (Cuivre rouge, par 
opposition au cuivre jaune): Koper; copper; 
kupfer. r (Laiton), v. c. jaune. 

— C. ammoniaeal, ammoniakkoper, 
phosphorzuur koperoxyde ; ammonia—copper; 
phospborsaures kupferoxyd. ~ C. ampoulé, 
v. blasenkupfer. ~ C. antimonial, 
spiesglanskoper ; antimonial copper; 
sulphuret of copper and antimony; kupferantimonglanz. 
r C. arséniate ou 
arsénical, v. arséniate de cuivre. 
— C. batte, geslagen koper ; wrought 
copper, brass-foil; gehdmmertes kupfer. 
C. blanc (ou Argent hache), wit 
koper (een mengsel van arsenik en koper), 
wit tombak ; white copper, white tombac; 
weisskupfer, weisses tomback. ® C. blane 
des Chinois, v. argent allemand. 
C. brut ou C. noir, ruw-of zwartkoper; 
coarse copper, black copper; rohkupfer, 
schwarzkupfer. e C. carbonaté, 
koolzuur koper; carbonate of copper; kohlensaures 
kupferoxyd. — C. carbonaté 
ou Vert concrétionné, koperspaath; 
concretion of green carbonated copper; kupferspath. 
— C. carbonaté bleu, v. 
azur de cuivre. — C. carbonaté 
vert, Malachite, groen kopererts, malachiet 
; green copper-ore, green carbonated 
copper, malachite; malachit, kupferspath. o 
C. carbonaté vert soyeux, vezelige 
malachiet ; fibrous malachite; faseriger malacht, 
fasermalachit. ® C. cassant, koud 
overgaar koper; dry copper; uber--breukig of 
gares oder kaltbrucbiges kupfer. ' — C. 
cémentatoire ou de eémentation, 
cementkoper (het koper, dat uit eene ko


peroplossing door middel van ijzer is neer 

precipitated copper; cementkupfer.-geslagen); 
e C. de Chypre, C. couperose 
bleue, v. couperose bleue. — C. 
de Corinthe, Corinthisch koper; corinthian 
brass; korintbisches erz. _ C. dioptase, 
kiezelzuur koper met balfdoorschijnende 
kristallen, kopersmaragd; emerald copper; 
kupfersmaragd, dioptas. — C. en 
dragées ou en grains, v. bean—shot. 

— C. estampé, geslagen blikwaren van 
messing of tombak; brass-work struck from 
dies; gestampfte oder gepresste blechwaren 
aus messing oder tourback.—C. en grains, 
v. e. en dragées. ~ C. gris, vaalerts, 
grauw of zwart kopererts; grey or 
black copper-ore; kupferfablerz, fahlerz. 
C. jaune, Cuivre, Laiton, geel koper, 
koper, messing; yellow brass, brass; mes

CUIVR +'—POTIN 

sing. ~ C. laminé, C. on plaques, 
geplet koper, koperblik, koper in bladen ; 
copper-sheet, sheet-copper; kupferblech. ~ 

C. micaeé, koperglimmer, micahoudend 
koper ; micaceous copper; kupferglimmer. 
C. natif, gedegen, natuurlijk koper ; native 
copper; gediegenes, natiirliches kupfer. 
— C. asoir, v. c. brut. — C. oxydénoir, zwart koperoxyde; black oxyd of 
copper; schwarzes kupferoxyd. _ 0. oxydérouge, C. oxydulé, C. rouge, roodkopererts, 
rood koperoxyde, rood koper; red 
copper-ore, red copper, oxydulated copper; 
rothkupfererz, nattirlicbes kupferoxydul, kupferroth. 
- C. oxydulé, Protoxyde 
de cuivre, eerste koperoxyde, koperoxydule 
; protoxyd of copper; kupferoxydul ; V. 
C, oxydé rouge. — C. oxyduléferrifere ou terreux, C. tuilé, koperpekerts, 
aardachtig rood koperoxyde ; tileore, 
earthy red oxyd of copper, zigueline; 

ziegelerz, kupferpecherz, kupferbraun. 

C. panaché, C. pyriteux hépatique, 
bon tkopererz, leverkleurig kopererts 
; purple copper, variegated copper-ore, 
phillipsite; buntkupfererz. ® C. phosphaté, 
phosphorzuur koperoxyde; phosphate 
of copper; phosphorsaures kupferoxyd, 
libethenit. — C. en plaques, v. C.

laminé. — C. précipite, v. c. oe

-

mentatoire. — C. pyriteux, Pyrite 
euivreuse,koperkies; copper-pyrites, 
yellow copper-ore; kupferkies, gelferz, geibkupfererz. 
_ C. pyriteux hépatique, 

V. C. panaehé. ~ C. rosette, C. 
de ou en rosette, rozetkoper, schijfkoper, 
gaarkoper ; rose-copper, refined copper; 
garkupfer, scheibenkupfer. C. rouge, 

V. cuivre 1) ; C. oxydé rouge ; tom.bae. 
~ C. sélénié, selenium -koper ; 
seleniuret of copper; selenkupfer. — C. 
sulfaté ou vitriolé, zwavelzuur koper
kopervitriool ; sulphate of copper;-oxyde, 
schwefelsaures kupferoxyd, kupfervitriol. e 

C. sulfuré, C. vitreux, kopergla(n)s,
zwavelkoper; copperglance, sulphuret or sulphide 
of copper; kupferglanz, kupferglas, 
schwefelkupfer. _ C. sueré, Sel saccharin 
de c., kopersuikerzout ; saccharine 
copper-salt; kupferzuckersalz. - C. 
terreux, v. c. oxydulé ferrifère. 

— C. tuilé, v. C. oxydulé fernifére. 
— C. veloute, koperfiuweelerts ; 
velvet copper-ore, lettsomite; kupfersammterz. 
C. vide, Tube (ou Cylindre) en 
cuivre rouge (pour capsules) Ongevuld 
slaghoedje ; unprimed cap, shell; liaise. 

— C. vitreux, v. c. sulfuré. — C. 
vitriolé, v. C. sulfaté. 
Cuivre-po.tin, in. fr. Onzuiver geelkoper; impure yellow brass; unreiner messing.
Cuivrer, v. a. fr. Verkoperen ; to copper; 
verkupfern. 
Cuivreux, adj. fr. Koperachtig ; cupreous; 
kupferisch. 
Cuivret, ni. fr. Draairol (der kunst


-- CULÉE. 

draaibank), koperen schijfje met gaten ter 

opneming van de spitsen der verschillende 
voorwerpen, die men wil draaien ; ferrule, 
ferril, verril; drebrolle. -Draaischijfje ; 
drill-box; drehscheibchen. ® C. á vis, 
(stalen) schroefrol; screw-ferrule. 

Cut du ressort, m. fr. Bocht der 
veer (van een geweerslot); turn of a lockspring; 
bug eiher feller. ® C. d'un vaisseau, 
spiegel, boog, gat van een schip; 
hind-part of a ship; gatt eines schiffes.' 

Culart, m. fr., v. bracket i). 

Culasse, f. fr.: C. (d'une bouche 
á feu), v. bodensti ck. •o C. ou 
Moule de c., v. cascable-mould. 
~ C. (de fusil), v. breech 3). — 

C. á bascule ou C. brisée, staart 
schijf of bascule ; hutt-pin,-schroef met de 
hutt of the barrel; bakensch wan zschraube. 

— C. á chambre, C. cham.brée, 
C. à dé, v. chambered breech. 
Culave, f. fr., v. ausgli htopf. 
Cul-de-four, m. fr. Koepelgewelf ; 
spherical vault, dome; kuppelgewdlbe. 
Cul-de-lampe, m. fr. (ou Queue,f.) 

Afhangend sieraad van eene zoldering (in den 
vorm van het onderstuk eerier kerklamp); pendant, 
pendent; hhngezierath, herabbangende 
deckenzierath.- Kraagsteen,v.bracket 3). 

-Vignet of sieraad, doorgaans aan 't einde 
van een hoofdstuk of een boek; tail piece, 
cul-de-lampe; schlusszierath, finalstock, buchdruckerstock. 
- C. des bouteilles, 
krul der galerij (aan boord); lower finishings 
of the quarter-galleries; schwanz der seitengallerie. 
~ C. de la eulasse,v.breechmoulding. 


Cul-de-pore (simple),m. fr. Knoop 
aan 't einde van een touw, sjouwermansknoop 
; wall-knot, single walt-knot; einfacher 
oder englischer wandknopf, einfacher schauermannsknopf. 
Simple C. a tête de 
mort, scheldknoop, v. crown 5). - C. 
double, staande wantsknoop ; double wallknot; 
doppelter oder deutscher wandknopf, 
doppelter schauermannsknopf. - C. a 
tête d'alouette, valreepsknoop, stopperknoop 
; double crown-knot, double wallknot 
with a double crown, tack-knot; tur


kischer knopf, doppelter schildknopf, bals. 
knopf. 

Cul-de-poule, m. fr. Hak, hiel (afgerond 
gedeelte der kolfplaat van een geweer); 
heel of the butt; ferse. 

Culée, f. fr. (d'un pont sur la rive), 

V. abutment. _- C. d'un pont, 
hoofd, bruggenhoofd; land-abutment of a 
bridge, butment or abutment on shore; landbrucke. 
~ C. mobile d'un pont volant, 
stoothoofd eener gierbrug ; floating 
wharf; landbrucke einer fliegenden brucke. 
-a. C. d'un vaisseau, deinzing van 
een schip ; going astern, having stern-way; 

deinsing, deising, riicklauf. - b. C. d'un 

vaisseau, hieling, het aan-den-grond-stooten, 
het hielen ; striking or touching the 


272., CULER 

ground with the quill; das stossen auf den 
grund. 
Culer, v. n. fr. Deinzen ; to go astern, to 

have stern-way;deinsen,deisen,aufs gattdeisen. 

Culeron, m. fr., v. crupper-dock. 

Cullender, eng., v. colander. 

Cullet, eng., v. bruchglas. 

Culling-iron, eng. Pluismes, pluis


ijzer (der lakenfabr.); steigeisen, kletteeisen; 

Culm, eng., v. Slack-coal, s. coal. 

Culminate (to), v. n. eng., v. cut


miner. 

Culmination, f. . Doorgang eener 

ster door den meridiaan, culminatie. 

Culminer, fr. , Culminiren, hd. 

V. n. Door den meridiaan gaan (van eene 
ster); to culminate. 
Culot, m. fr. Proefkorrel, v. assaygrain. 
Dikst gedeelte eener bom tegenover 
den kruidloop; bottom of a thickbottomed 
shell, thickness of a shell at bottom; 

stoss, stossboden einer am boden verstärkten 
bombe. Onderplaat (van een metalen 
knoop); bottom, bottom-plate, back; unterboden, 
unterplatte. Onderstuk of voet eener 
kerklamp, v. bottom of a churchlamp. 
Bankje, waarop de spiegelmaker 
den kwikbak plaatst; sort of foot-stool for 
the sebilla; gesteli zur quecksilbergelte. 
Bezinksel, overschot (bij smelting, overha 

bottom, residuum, residue; bo--ling, etc.); 
densatz, rockstand. 

Culotte, f. fr. Verbindingshals, V. euissard. 
Broekpijp, pijp met twee armen 
(om het water b. V. in ééne pijp te ver 
forked pipe; gabelröhre, doppel -eenigen); 
Verticale of zacht omgebogen-robre. ® 

buis, die twee ontvangers der stoommachine 
in gemeenschap brengt, culot; upright or 
slightly curved tube; senkrechte oder leicht 
gebogene ruhre. C. du courant de 
(lamme, einde van 't vuurkanaal'(dat naar 
den schoorsteen der stoommachine voert); 
up-take; ende des feuerzugs. C—s dune 
locomotive, kromme pijpen in de rookkast, 
die den gebruikten stoom naar de afvoerbuis 
leider; curved pipes in the smokebox, 
which conduct the waste steam to the 
discharge-pipe; gekrummte rohren in dem 
rauchkasten, welche den gebraucbten dampf 
in das blaserohr fuhren. C. du métier 
à gaze, halve schacht der gaasschacht 
; doop; halter schaft des gazeschafts. 
® C. de l'ancien métier a gaze, 
parelkop; bead-lam, doup; perlkopf. 

Culverin, eng., v. coulevrine. 

Culvert or Trench, eng. Overwelfde 
waterafleiding onder een weg of overbrugd 
kanaal, afvoerkanaal; abzugsgraben, abzugschleuse, 
uberwölbter wasserabzug, durchlass; 
drain, égout, écluse de feite. 

Culvertail, eng. Zwaluwstaart (hout 

schwalbenschwanz; queue d'aronde.-lasch); 

Cunette, f. fr. & eng. Kleine gracht 
in 't midden eeneg vestinggracht; abzugsgraben, 
kesselgraben. 

CURB-PLATE. 

Cunt-splice, eng., v. cut-splice. 

Cup, (or Bowl), eng., v. bowl 3). 

® Knoopplaat.je, v. blank 2). ® Soort 

van schaaltje tot het vatten der edelstee 

schdlchen zuur (assen der edelsteine;-nen ; 
saliere. ® Vuurpijlkap ; gewdlbe, napf oder 
kapelle einer rakete; écuelle de fusde. 

Cupel, eng., v. coupelle. 

Cupelash, eng. Kapelasch,v. claire I). 

Cupel-assay, eng., v. eoupella


tion 3). 

Cupel-furnace, eng. Drijfhaard, v. 

almond—furnace. 

Cupel-pan, eng. Schaal of schotel voor 

de kapel of den smeltkroes; testschïsssel; 

moule de la coupeile. 

Cupellation, eng. , v. coupellation. 
Cuperose, f. hd. Koperrood, v. couperose. 


Cupola, eng. Koepeldak, v. coupole. 
® Koepelgewelf; kuppelgewölbe, helmgewvlbe, 
kesselgewölbe; voute spherique, voute 
en dome, dóme. ~ C., or Cupola-furnace, 
v. cubilot. 

Cupolofen, Binlassofen, Kupferofen, 
in hd. Smeltoven voor 't koper; 
furnace for inelling copper ; fourneau is 

manche. 
Cupreous, adj. eng., v. cuivreux. 
Cuprides, m. pl. fr. n eng. Koper


bevattende lichamen ; kupferhaltige korper. 
Cuprofulminate, m. fr. Koperknal 


zuur zout; fulminate of copper; kupferknall


saures salz. 

-Curage, m. fr.: C. des cuvettes, 
het schoonmaken der gietkroezen ; clearing 
of the cisterns; das reinigen der giesshiifen. 
® C. du lin, dauwroting, het naroten 
van 't vlas in den dauw (of op het veld); 
the operation of spreading flax over meadows 

or grassing; das bleichen, die nachrotte im 
than. ® C. d'un port, het uitbaggeren, 
etc., v. ereuser i) , to clean 6). 

Curb or Curb-chain of the 
bridle-bit, eng. Kinketting; kinnkette; 

gourmette. 

Curb-beam (of a wooden bridge) eng. 

Randbalk (die liet materiaal van den weg 
tegenhoudt); saurnschwelle, fussbaum, bruckenschwelle 
einer p fahlbrïscke; garde-pavé. 

Curb-chain, eng., v. curb. 

Curb-hook, eng. Haak van den kinketting 
; kinnkettenhaken; crochet de la gourmette. 
Near—side e., inleghaak (die 
den kinketling op de linkerzijde met de 
stang verbindt); einlegehaken; crochet. 
Off-side curb—hook, lange -lid (waar 

rechts met de stang-door de kinketting 
wordt verbonden); langglied; esse (S) de 
gourmette. 

Curbing, eng. Remming, versperring 
(in machines); sperrung; frette, bride. 

Curb—plate, eng., v. krant 'i) . 
Plaat, die den hoofdbalk opneemt ; sparren; 
courbe. 


CURB-RAFTER -- CUT. 273 

Curb-rafter (of a curb-roof), eng. 
Hoofd-of keelbalk; haupt-oder kehlbalken; 
chevron courbé (d'un' comble brisé). 

Curb-roof, Kirb-roof, Mansard, 
eng. Gebroken dak, v. comble brisé, 
coupé ou à la Mansarde. 

Curb-stone,Border,Kerb,Kirb, 
eng. Randsteen (aan den kant van een plaveisel, 
om het werk samen te houden); bordstein, 
randstein; pierre marginale. 

Curbs, pl., Hoop, Rim, eng., v. 
border, eng. 6). 

Curb -wheel, eng., v. cog-wheel2) . 

Cureuma, * . Kurkuma, geelwortel, 
Indische saffraan, welker wortel eene gele 
verfstof oplevert. 

Curcumin, n hd., Curcumine, f. 
fr. & eng. Geel kleurend beginsel der kurkuma, 
kurkumageel, curcumine. 

Cureau, m. fr. Houten kloppertje der 
droogscheerders; stick; klbpfelcben. 

Cure–feu, m. fr. Stookijzer (der smeden) 
; poker, stithy-pick; schlackenzieher, 
schlackenschaufel 

Cure-m81e, m. fr. Baggermachine, v. 

baggermaschine. C. a vapeur, 

Bateau Coehaux, stoombaggermachine; 

steam-dredging-machine; dampfbaggermaschi


ne, dampfbagger. 

Cure-pied, m. fr. Hoefruimer (der 
hoefsmeden); horse-picker; hufrkumer. 

Curer, v. a. fr.: C. le lin, het vlas 
in den dauw (op het veld) laten roten ; to 
spread the flax over meadows, to grass the 
flax; den flacks bleichen, ins than nacbrotten 
lassen. — C. (ufl port, une rivière), 
v. baggers, creuser. 

Curet, m. fr. Stuk buffel-of ander 
leer, waarop men bij 't vergulden den bloedsteen 
met tinasch wrijft; skin; leder. 

Curette, f. fr. Kaardenschoonmaker, v. 
card–cleaner. ~ Krabber, schraper, 
ruimer (der bolle werptuigen, der mortieren); 
shell-scraper, scraper; kratzeisen, sebabeisen, 
schraper. ~ C. pour pompes, 
pompschraper , pompveger ; pump-scraper; 
pumpenschraper. 

Curing—house,Draining–house, 
eng. Druiphuis, (plaats waar Enen de gevulde 
suikervormen nederzet, om er de melasse 
te laten uitdruipen); tropfhaus; purgerie. 

Curl (to), V. n. Omkrullen, aan den 
rand zich oprollen (van geweven stoffen); 

zusammenlaufen, sick am ronde einrollen, 
krduseln; crépir. 

Curled wood, Curling stuff, 
Speckled wood, eng., v. bols madré. 
Currier's paring-knife, eng., v. 

houtoir. 

Curseur, m. fr. Looper, verschuifbaar 
voorwerp aan een liniaal, passer, schroef, 
etc. ; cursor; läufer. 

Cursive, f. fr. & eng. Cursief-letter, 
schuinliggende drukletter; kurrentschrift, 
cursivschri f t. 

Cursivschrift, f. hd., V. cursive. 

Cursivseide, f. hd. Getwijnde zijde; 
twisted silk; soie torse. 

Cursor, eng., v. eurseur. 

Curtail-step, eng., v. bloekstufe. 

Curtain, eng., v. courtine 2) . 

Curtain–rod, eng. Gordijnroede; gar


dinenstange, tapetenstange; tringle. 

Curvature, eng. Kromming (de bijzondere 
wijze, waarop eene lijn gebogen is); 
krummung; . courbure. 

Curve ( Curved line ), eng. , v. 
courbe a. 1), 2) , 3) ; courbure. ~ 
(Templet), werktuig om kromme lijnen 
te beschrijven of te trekken ; curvenlineal; 
polichinelie, pistolet. — C. in a gun– 
carriage, v. bend 3) . — C. on board 
of a ship, v. arched timber. 

Curve (to), v. a. Buigen, v. biegen. 

Curved-back-piece , Curvedpart, 
eng. , v. courbe a. 5) . 
Curved line, v. curve I). 
Curvenlineal, n., v. curve 2). 
Curviligne, adj. fr. Kromlijnig; cur


vilinear; krummlinig. 

Curvilinear, eng., v. curviligne. 

rn C. saw, eng., v. annular saw. 

Cushion, eng. Kussen, v. coussin 1), 

3). — Wrijfkussen (aan de electriseermaching). 
kissen: frottoir. — C. for bone– 
lace weaving, v. boisseau ij. •• 

C. for gilding, v. agiau. 
Cusirseide, Cusir, Nãhseide, 
f. Naaizijde; sewing silk; soie it coudre. 
Custos, m. hd. Bladwachter, v. blatthiter. 
Cut, eng. Snede, v. coupure í ). — 
Afsnijding, V. coupure 2). — (Lea) 
Strengetje (van 12O draden); gebinde; échevette. 
—C. of a bridge, v. coupure 3) . 
~ C. of a cloth, stuk geweven stof 
(van een zeker getal ellen); stuck; pièce 
dune étvffe. — C. of a file, snede, kerving 
eener vijl ; hieb der felle; taille d'une 
lime. ~ C. of a letter, snede (grootte 
en gedaante) eener (in staal gegraveerde) 
letter; schnitt einer schrift; gravure d'une 
lettre. — C. of timber (for deals), 
zaagsnede over de gansche lengte van 't 
bout ; schnitt; sciage. — C. of yarn, 
Lea, v. Cut 3). — C. within a 

bastion, V. retranchement. 

Cut (to), V. a. eng. Snijden ; schneiden; 
couper. — Overlangs doorzagen ; schneiden, 
der lange nach durchshgen ; refendre. 
Doorstooten, openen (den glasoven); durchstossen; 
nettoyer. — Fijn snijden (de lom pen); 
(lompen) zerreissen; efiiloclier. — Af. 
snijden (boeken); beschoeiden; rogner. ~ 
Ten ruwste gelijk snijden (het papier, eer 
't bij riemen wordt ingepakt); grob beschneiden, 
abtreiben; ébarber o Spleten of bersten 
krijgen, V. se couper, s. couper (dernier 
art.). — To e. bricks after a 
mould, metselsteenen naar eenen mal af


hakken ; die mauerziegel nach einer gegebenen 
schablone verhauen; rasser, couper les 


274 CUT-AND-THRUST --CUTTING COMPASSES. 

briques à la règle. ® To c. the cable, 
the mast, v. couper 8). — To c. 
the clay, v. couper 5) . •• To c. 
files, vijlen kerven, insnijden ; feilen hanen; 
tailler des limes. To e. flax, het 
vlas (op de snijmachine) doorsnijden (eer 
't gehekeld wordt) ; den flacks schneiden; 
couper le lin. - To C. the ribbons 
or planchets, v. ausstiiekeln 2). — 
To c. to standard-weight, v ausstu.
ckeln 1) . ~ To out stuff or 
timber, v. couper 7). — To c. the 
teeth (of toothed wheels), de tanden 
(in tandraderen) insnijden ; die zdhne 
einschneiden; fendre les dents. - To c. 
timber, v. to cut stuff. — To c. 
or flower velvet, v. ciseler du velours. 
— To c. (or clip) unevenly, 

V. bretauder. — To c. with the 
chisel, v. ausstemmen. — To e. 
with a graver, v. eiseler I). 
Cut-and-thrust sword, eng. Pallas, 
sabel met rechte kling, kurassiersdegen; 
pallasch, kurassierdegen; sabre á lame droite. 

Out down (to), enq. To fell timber 
or trees, v. couper le Bois. 

Cut in (to), v. a. eng.: To e. in 
glass, in glas snijden; einschleifen; tailler 
sur le verre. 

Cutlass or Cutlas, eng. v. coutelas 
2). 
Cutler, eng. Messenmaker, v. coutelier. 
Cutler's chest, eng. Messenmakerskast; 
resserschmidskasten; orfiller. 

Cutler's ware, Cutlery, eng. Mes 
messenma -senwerk, messenmakerswaren ; 
messerschmidsarbeit; mes-kerswerkplaats; 
coutellerie. -serschmiede; 


Cutlooker, eng. Opziener over de geweven 
stukken stof ; stuckbeschaseer, schanmeister; 
inspecteur des étoffes tissues. 

Cut-nails, pl. eng. Gesneden of macllinale 
spijkers ; geschnittene nagel, maschinenngel; 
clous coupés. 

Cut off (to) v. a. the branches 
and the top-end of timber, eng. 
Het stambout besnoeien en toppen ; das 
stainmholz ausdsten and zóp fen; découper 
les branches et le bout. -To cut off 
the grain (of hides), de nerf-of haar 

wegschaven ; abnarben; effleurer. -zijde 
To cut off the steam, den stoom afsluiten 
(zoodat hij niet meer dan door zijne 
uitzettingskracht werkt) ; expandiren, den 
dampf absperren, abschneiden, abschliessen; 

détendre la vapeur. 

C ut-off-valve, Expansion-valve, 
eng. Expansie-klep; expansions-eentil, expansions-
schieber; soupape de détente. 

Cut out (to) hannes, v. contre


profiler. 

Cut-splice,Cunt-splice,eng.Bocht


splitsing, dubbele splitsing (van touweinden); 

bugt-splissung, doppelte splissung; épissure 

en portière de vache. 

Cutter, eng. Mes eener uitboormachine, 

V. burin 7). -Beitel, schaafbeitel, v. 
burin 8). - ( Cutting-tool) Snijstaal 
(voor schroeven en moeren,v.burin 9). 
(Cutting file, Iron-c.) Snijvijl 
(der horloge-en slotenmakers); frase, schneidrad, 
kolben, enkeleisen; fraise. -Blikschaar, 
muntschaar, v. coupoir 1). -Schroef 

abdrehnagel. — (Hack--sniplaat, v. 
iron) Snijbeitel, splijtwig; schrote, schrot 

tranche, tranchet. o IJzeren bout-setzer; 
tot opsluiting, v. clavette 4). — C-s 
(Cutting-plates, Slitting-rollers, 
Slitters), ijzerkloofmachine, splijtschijf,snijrol; 
scheidewerk, eisenspaltmaschiue, schneidzeug, 
schneidscheibe, schneidwalze; machine 
à fendre le fer, fenderie, cylindre fendeur, 
taillant, trousses. - (Smiting chisel) 
Smidssntjbeitel; setzeisen; hacheron, coupoir. 
— C-s (of a boring machine), 
messen (der cilinder-boormachine) ; 
messer, schneiden ; lames, burins. - C. 
of a eenterbit, snijstaal der centerboor 
; schaufel an dens englischen centrum 

cuiller de la mèche anglaise. ~ C.-bohrer; 
(of a compressing-machine) for 
lead-balls, snijtuig voor looden-kogels (dat 
het overtollig metaal van de kogels na de 
persing wegneemt); schneidezeug der blei 

espèce de decoupoir a tranchant-kugelpresse; 
circulaire. ~ C. of a planing-machine, 
V. burin 8) . ~ C. (or Punch) 
for rifle-patches, doorslag voor kogel 

aushaueisen zu den lcugelpflastern;-lappen ; 
em Porte-pièce. -C. of a screw-stock, 
of a screw-cutting machine, v. 
cutter 3). — C. for turning off 

the dead-head of castings, v. couteau 
en bee d'áne. 
Cutter, .. Kotter (klein handels-of 
oorlogsvaartuig met éénen mast). 
Cutter-bar, eng. Boorspil, boorstang, 

V. arbre 2) . 
Cutter-block, Cutter-head, eng., 
V. bohrkolben. 
Cutter-hole , Mortise, eng. , v. 
auge, hd. 4) . 
Cutters, Slitting-rollérs, v. cutter 
9) . -Messen, v. cutter 11) . 
Cutting, eng. Arme mijngang ; armes 
gangstock; minière pauvre, métal pauvre. 

-(Paring) Het afsnijden ; das beschneiden; 
rognure. - (Parings) Afval, V. 
abfall. ®n Uitgraving (van den grond, 
voor spoorwegen , kanalen) ; ausgrabung; 
trancbée, déblai. -Doorsnijding, v. coupage. 
- C. of the rags, verdeeling 
of fijnmaking der lompen ; zerstucklung oder 
zerstossung der hadern; défilage. - C. in 
profile, v. ausschnitt; vgl. to cut. 
Cutting board, eng. Groote werktafel 
(bij verschillende bedrijven, werk-, snij 
werktisch, zuschneidebank,-brett, -tisch;-bank; 
écofrai, écofret, écofroi. 
Cutting compasses, pl. eng. Snij 
schneidzirkel; compas a couper.-passer; 


 

CUTTING CYLINDER --

Cutting cylinder, eng. Snijcilinder, 
scherpe cilinder om ijzeren staven overlangs 
door te snijden ; schneidesdge, walzensdge; 
espatard. 

Cutting edge, eng. Snede (van een 
werktuig); schneide; tranchant, taillant. 

Cutting engine, Shaping machine, 
eng. Snij-, boormachine (om gaten 
of groeven van gegeven gedaante te maken); 
frdsmaschine; machine a fraiser, a shéper. 

(Wheel-cutting engine, Teethcutting 
engine, Rotchet-engine, 
tandsnijmachine, machine voor 't lnsnijden 
der radertanden ; rdderschneidezeug, rader 

;ne, schneidzeug; machine a-schneidemasch, 
fendre les roues. 

Cutting file, eng., v. cutter 4). 

Cutting frame, eng. Stiftbouder (van 
het werktuig tot het trekken der deelstrepen 
op mathematische instrumenten); re-iss. 
werk, reisserwerk, ziehpunzen; tracoir, tra 

-celet. 
Cutting gauge, eng. Snijkruishout; 
schneidmodel; trusquin on trousquin à lame. 
Cutting knife, eng. Snijmes, werk


mes (van verschillende handwerkslieden) 

werkmesser, schrotmesser (der schuhmacher), 
gerbermesser (der gerber), ii albmondmnesser (der 
sattler), etc.; tranchet, coupe-queue, couteau 
a pied. ®1%oekbindersploeg, v. beschneidehobel. 


Cutting—line, eng. Snijlijn, afsnijlijn 

(op het blad papier gedrukt als aanwijzing 

voor de binders); abschneidlinie, schnittlinie, 

abschneidwinkel; marque à couper. 

Cutting-machine, eng. Snijmachine, 

V. breaking-machine. Lompensnijder; 
lunnpenwolf; machine a rompre les 
chiffons, machine à effilocher. 
Cutting nippers,Cutting plyers, 
Nippers, pl. eng., v. beisszange. 
Cutting off the grain, eng., v. abnarben. 
Cutting-out patterns (for mus 
-ket—stocks)


, eng. Schachtmodel, mal 

(der geweermakers); schablone, schablonen


brett, schaftmodell; calibre, gabaril. 

Cutting plate, eng. Snijschijf (der 

goudsmeden); schneidrad,schneidscheibe; meu-

Ie. ® Sn(jplaat f. (der draadtrekkers); zu


schneideplatte; plate large. 

Cutting plyers, pl. eng., v. cutting 
nippers. 
Cutting point, Tracer, eng. Rits, 


V. abreisser. 
Cutting-press, eng., v. beschneidepresse. 
— (Punching machine) 
Gatenmachine (om gaten ter samenklinking 
in metaalplaten te maken), durchstoss, durchbruch, 
durchschnitt, lochmaschine; machine 
à couper, à découper, a perser, à poinconner, 
coupoir, découpoir. 


Cutting—room, eng. Lompensnijder 
(machine); schneidekasten, lumpenschneider, 
haderschneider, hadermesser; dérompoir. 

Cuttings, pi. eng. Afval, V. abfall. 

CUVE. 275 

C. of bar-ends, Scrap-iron, 
ijzerafval ; eisenabfdlle; riblons, débris de Ier. 
Cutting-table, eng., v. besehneidetisch. 
— (Sorting-chest) Sorteerkist; 
v. cassot. 

Cutting tool (of a screw-cutting 
engine), eng. Snijstaal, v.cutter .3). 

— Speldenmakersscbaar, V. abstossmesser 
2). — Gruisijzertje (der glazenmakers); 
abschneidewerkzeug; grisoir. Snijmachine, 
V. abschneidmaschine. 
Cuttle-bone , eng. inktviscbschaal, 
sepia-been ; black fischbein, sepia; os de sèche 
ou seiche. 
Cuttoo-end, Cuttoo-plate,Dirtboard, 
Dirt-clout, Round-robin, 
eng. Slijkplaat, v. cache-boue. 

Cut-water or Bite, eng., v, bit, hd. 

Cut-work, eng., v. Binnengewirk. 

Cuve, f. fr. Kuip; coop; bottich ; V. 

bucket. Vitloogkist, v. couve. ~ 
Schepkuip, v. c. a ouvrer. ~ C. al-lemande, 
Duitsche verfkuip (waarin de 
potasch der indigo-kuip vervangen wordt 
door de soda en bijtende kalk); soda-vat; 
deutsche loipe. ~ C. à la cendre gra. 

velée, v. e. d'Inde. C. à chaud, 

warme (verf-)kuip, gistingskuip; warm vat; 
warme küpe, gdhrungski pe. ®C. coulee 
ou décomposée, omgeslagen pastelkuip; 

putrefaction of the pastel-vat; das durch


gehen der waidkupe; vgl. coup de pied, 

S. coup. — C. à la couperose, vitrioolkuip, 
v. blue vat, — C. décomposée, 
v. C. coulée. — C. douce, 
C. qui souffre, zachte kuip ( waarin niet 
genoeg kalk is); vat, in which is not lime 
enough; leise kupe. — C. de fabrication, 
V. C. á ouvrer. ~ C. forte 
ou raide, scherpe kuip (met kalk in overmaat); 
vat in which lime is in excess; scharfe 
kiipe. ~ C. a froid, koude (verf-)kuip; 
cold vat; kalte loipe. — C. de guede, 

V. C. au pastel. — C. guilloire, 
Guilloire, f. Gistkuip, gijlkuip (der bierbrouwers) 
; gyle-tun, working square, working 
tun, fermenting tun; gdhrungsbottich, 
gahrbottich. — C. (ou Cheminée) intérieure 
du haut fourneau, v. 

cheminée (dernier art.). — C. hydrargyro-
pneumatique, kwikbak, 
pneumatische kwiktoestel ; mercurial trough 
or apparatus; pneumatische quecksilberwanne. 

— C. hydro—pneumatique, kuip of 
toestel om gas onder water op te vangen ; 
water-trough, water-apparatus; pneumatische 
wasserwanne. — C. d'Inde, C. à 

1'Inde, C. d'indigo, C. à la po


tasse, indigo-kuip, potascbkuip, Indische 

kuip; indigo vat, potash-vat; indigki pe, pot


aschkiipe. — C. d'indigo, v. e. d'Inde. 

C.—matière, roerkuip (der brouwers); 

wash-tun; maischbottich, meischkufe. ~ C. 

mouilloire, weekkuip, beslagkuip (der 

brouwers); steeping trough, steeping cistern; 

quellbotticb, quellstock, weicbkufe. ~ C. 


276 CUVELAGE 

du moulin à eylindre, hollánder (der 
papierfabr.), v. bac 6). ® C. en oeuvre, 
tot gisting gereede (verf-)kuip ; vat ready 
for fermentation; kupe der zum gdhren nur 
die hinlangliche warme fehlt. ® C. ' 
l'orpiment, opermentku îp ; orpiment-vat; 
opermentküpe. ® C. a ouvrer, C. de 
fabrication, schepkuip, werkkuip ; vat 
from which the sheets of paper are formed; 

schöpfbiitte, butte. — C. au (ou de) 
pastel, C. de guède, de vouède, 
pastelkuip, weedekuip ; pastel-vat; waidkupe, 
waidindigkupe. ® C. pneumatique, 
luchtkuip (chemische toestel ter verzameling 
der gassen); pneumatic trough or apparatus; 
pneumatische wanne. ~ C. ala potasse, 

V. C. d'inde, s C. roide, v. C. forte. 
— C. pour raffermir la barbotine, 
verdampingsoven voor het pottebakkersdeeg, 
V. abdampfungsofen. C. 
rebutée, f., Rebut, m. Scherp geworden 
kuip (die onzijdig of zelfs alkalisch is 
geworden door overmaat van kalk); thrownback 
vat; das schart-odor schwerzwerden 
der loipe. _ C. reverdoire, Rever— 
doir, m. Ovale werkkuip der brouwers; 
underback; unterstock, wtirzbrunnen. ® C. 
a rineer, spoel-, waschvat (voor de ertsen); 
dolly tub, tossing tub, rinsing buddle; 
schldmfass, ruhrfass; v. abläuterfass, 
abflaufass. — C. de sediment, bezinkseltobbe; 
tub for the sediment; sehiirbUtte. 
® C. sourde, (verf-)kuip, die 
begint te gisten, in werking komende verfkuip; 
vat that begins to ferment; loipe welche 
zu brausen anfangt. ® C. de teinture, 
verfkuip, kuip ; vat; loipe. ~ C. a Purine, 
urine-kuip, piskuip ; urine-vat; urinkupe.® 
C. usée, verbruikte (verf-)kuip; vat that 
has no more chalk; blauktipe, die keinen 
kalk meter hat. _ C. (ou Tonneau) devaporisage, verdampingsvat (om kleuren 
op stoffen door stoom vast te leggen); abdampfungsgefàss; 
evaporating vessel. — C. 
de vouède, v. C. au pastel. 
Cuvelage, m. fr. Mijnschachtbekleeding, 
mijnputbeschoeiing; timbering of a 
shaft; schachtzimmerung, holzverdbmmung. 

Cu.veler, v. a. Beschoeien (de mijn 

to timber ashaft; einen schacht-putwanden); 
verzimmern, cuveliren. 
Cuveliren, v. a. hd., v. euveler. 
Cuvellement, m. fr., v. cuvelage, 
Cuve-matière, v. s. cuve. 
Cuvet, m. fr., v. cannelure 1) . 
Cuvette, f. fr. Ovale schepschaal (der 

glasfabr.); oval bowl; schopfschaale, schaale. 
~Barometerbakje, v.basin'), cistern 2). 

— Onrustplaat of -deksel (in somm;ge horloges); 
cap; innerer deckel. — Gietpan, v. 
eistern 3). — Kist van ijzerblik (voor de 
meniebereiding); sheet-iron box; eisenblechkasten. 
— C. du condenseur, heetwaterbak, 
V. báche de la pompe. 
Cuvier a lessive, m. fr. Loogkuip, 
loogvat; bucking-tub; cask or tube for lixi-

CYLINDER—BORED. 

viating; bauchtuber, bkuchtuber, laugenkasten, 
laugenfass. 

Cyan, n. hd., V. Cyanogen. 

Cyanate, m. fr. y eng Blauwzuur 
zout, cyaanzuur zout ; cyansaures salz. 
Cyanic acid, eng. V. acide cyanique. 
Cyaneisen, n. hd. Blauwzuurijzer, cy


aanijzer; cyanide of iron; protocyanure de Ier. 

Cyangas, n. hd., v. cyanogen. 

Cyanhydrique, adj. fr., v. acide c. 

Cyanide, m. fr., v. cyanure. 

Cyanige säure, I. hd. Blauwstoffig 
zuur ; cyaneous acid; acide cyaneux. 

Cyanique, adj. fr., v. acide C. 

Cyanit, hd., Cyanite, fr. r eng. m. 
Blauwzurig zout. — v. blauschtirl. 

Cyankalium, n. hd. Blauwzuurpotascbmetaal, 
cyaanpotassium ; cyanide of potassium; 
cyanure de potassium. 

Cyankupfer, n. hd. Blauwstofkoper; 
deutocyanide of copper; deutocyanure de 
cuivre. 

Cyanmetall, n. hd., v. cyanure. 

Cyanogen, n. hd. Jy eng., Cyanogène, 
m. fr. Blauwstofzuur, blauwzuur; 
cyaan, cyanogenium. 

Cyanometer, hd. & eng., Cyanomètre, 
fr. m. Cyanometer (werktuig ter 
bepaling van den graad der blauwe kleur 
des hemels). 

Cyansáure, I. hd., v. acide cyanique. 
Cyans ures salz, n. hd.,v.cyanate. 
Cyanure, Cyanide, m. Blauwstof


verbinding ; cyanide or cyanuret, prussiate; 
cyanverbindung, blausaure verbinding, cyanmetall. 


Cycloid, eng., Cycloïde, fr., Cycloide, 
hd., f Radlijn, roltrek, cycloïde. 
Cyclométrie, fr. , Cyclometrie, 

hd. f., Cyclometry, eng. Cirkelmeting, 
gezamenlijke formules, die tusschen den cirkelboog 
en zijne sinussen, cosinussen, tan


genten etc. bestaan. 

Cylinder, eng. & hd. m., Cylindre, 
fr. m. Cilinder, rol, rolrond lichaam (met 
eenen cirkel tot basis). — Spil, as, rol, cilinder, 
etc., v. arbor 1). ~ Cilinder der 
Jacquard-machine, v. e. carré. 

Cylinderartig, Cylinderförmig, 
adj. hd. Cilindrisch, rolvormig; cylindric, 
cylindrical; cylindrique, cylindroïde, 

Cylinderbekleidung, f. hd. , v. 
cylinder-cover. 
Cylinderbewegung, f. hd. Cylinderbeweging; 
cylindric motion; cylindrage. 

Cylinder-bit (ofaborer),eng. Half 
ronde boorspits (boorlepel, boorschulp); halbrunde 
bohrspitze; mèche demi-ronde. 

Cylinder - blowing - engine (or 
-machine), eng., v. cylindre soufflant. 
Cylinderbohrer, m. hd. Boormachine; 
boring-machine; machine a percer, à alèser. 
Cylinder-bored, eng. Cilindrisch ge



CYLINDER—BURNING 

boord (van eenen geweerloop); kugelgleich 
gebohret; a calibre d'égale largeur, cylindrique 
a 1'intérieur. 

Cylinder-burning , Cylindercharring 
or C.-charking, eng. Houtverkoling 
in cilinders, houtskoolbereiding door 
distillatie in groote cilindrische ijzeren retorten; 
cylinder-verkohlung; carbonisation par 
la distillation ou dans des cylindres. 

Cylinder-burnt charcoal, Cylinder-
charcoal, eng. In cilinders verkoold 
hout, cilinder- houtskool ; in cylindern 
verkohlte kohle; charbon de cylindre. 

Cylinder—cartridge, eng. Patroonhuls 
; patronenhulse; cartouche vide. 
Cylinder - cartridge - gauge, 
Small-arm cartridge-gauge, eng., 

V. cylindre vérificateur. 
Cylinder-charcoal, v. cylinderburnt 
charcoal. 
Cylinder-charring or -charking, 
eng., v. cylinder-burning. 
Cylinder-cover or C. jacket, eng. 
Cylindermantel, cylinderomkleeding ; cylinderverkleidung, 
cylinderhemd; couvercle, chemise. 


Cylinderdeckel, m. eng. Deksel van 
eenen cilinder; cylinder-cover; couvert d'un 
cylindre ; V. cylinder-cover. 

Cylinderdrehbank, f. hdCilindri


. 

sche draaibank ; slide-lathe; tour cylindrique, 

tour parallèle, tour a chariot. 

Cylinder-escapement, eng. Cilinder-
echappement; cylinder-hemmung; échappement 
à cylindre. 

Cylinder-face, eng. Cilinderrug ; cy


linderrucken; bande du cilindre. 

Cyli.nderfbrmig, adj., v. cylinder


artig. 

Cylindergeblase, n. hd., v. cylin


dre souf ant. 

Cylinder-gauge, eng. Kaliber-cilinder 
; kaliberrohr, passirkugellehre; cylindre 
de réception pour projectiles. 

Cylinderhahn, m. hd. Cilinderkraan; 

cylinder-cock; robinet de cylindre. 

Cylinderhemd, n. hd., V. cylin


der-cover. 

Cylinderhemmung, f. hd., v. ey. 

linder-escapement. (cover. 

Cylinder-jacket,eng., v eylinder-

Cylinderlampe, f. hd. Argandsche 

lamp (met dubbelen luchtstroom); Argand 

lamp; quinquet. 

Cylindermange, f. hd., v. calan


dre a, cylindres. (cover. 

Cylindermantel, m., v. eylinder-

Cylindermaschine, f. hd. Cilinder


machine ; cylinder electrical machine; machine 
It cylindre. — Revolvirende c., v. 
cylindre a rotation. 

Cylindermesser, D. hd. Cilindermeter 
; cylindrimeter; cylindrimètre. 

Cylinder-mill, (Cylinder incorporating-
mill), eng. Cilinder-kruitmolen 
; rollwerk-pulvermuhle, pulverwalzmïihle; 

CYLINDRE. 277 

moulin à moules pour la fabrication de la 
poudre. — Rol- of cilinderwerk voor het 
kleinmaken der bestanddeelen ; rollwerlc zum 
kleinen der bestandtheile; moulin à meutes 
servant à la pulvérisation des matières. 

Cylinder-mode, Engine-mode, 
eng. De wijze van verandering der lompen 
in papierpap, de cilinder-roerbakken; das 
holldndische geschirr, der Hollander; moulin 
a cylindre. (vgl. cylindre affineur & 
cylindre effilocheur). 

Cylindern, V. a. hd., v. calandrer. 
Cylinder-press, eng., Cylinderpresse, 
f.hd. Cilinderpers; presse á cylindre. 
Cylinder printingmachine, eng.

— 

Cilinder-drukmachine (voor 't katoen); wal 
machine à rouleau. -zendruckmaschine; 
Cylinderseheibe, f. hd. Pompzuiger, 
zuiger ; sucker, piston; piston de pompe. 

Cylindersengerei, f. hd. Het afzen gen 
(der stoffen) door cylinders; singeing by 
cylinders; grillage au cylindre. 

Cylinder side-rod,v. bielle pendante, 
bluelstange. 
Cylinder-stands, pi. eng. Cilindersteunsels; 
stanzen; supports des cylindres. 

Cylinder—tape, eng. Cylinderlint (ter 
bevestiging der bladen papier op de snelpers); 
walzengurte; corde du rouleau. 

Cylinderuhr, f. hd. Cilinderhorloge; 
lever-watch, horizontal watch ; montre it 
cylindre. 

Cylinderverkleidung, f. hd. , v. 
cylinder-cover. 
Cylinderverkohlung, f. hd. , v. 
cylinder-burning. 
Cylindrage, m. fr., V. eylinderbewegung. 
Cylindre, m. fr., v. cylinder. •^ 

C. affineur, C. rafineur, C. broyeur, 
C. à broyer, Pile raffineuse, 
heelgoed-hollander, hollander of roerbak tot 
vervaardiging van het heelgoed of de heelstof 
; beating-engine, beater, finisher; feinzeug-
oder ganzzeugholldnder, ganzholldnder 
(der papierfabriken). — C. aflieurant 
(d'un moulin a cylindre), heelgoed-cilinder 
(die met korte boute vleugels bezet is, om 
bet gedeeltelijk droog geworden heelgoed 
voor de schepkuip geschikt te maken); stuffroller; walze zum zerruhren. — C—s all. 
mentaires 
(du batteur eplucheur d'une 
sarde en gros), voedingsrollen of -wielen 
(der wattenmachine eener grofkaarde); feeders, 
feeding rollers ; spelsewalzen, riffelwalzen. 
~ C-s alimentaires etc., v. 
c-s nourrisseurs. — C. d'appel, 
kleine kaardtrommel (der kaardmachine), afnemer; 
take-of roller, calender; zugwalze. 
C-s d'un bane d'étirage, uitrekwalsen 
of -rollen (der machinale spinnerij) 
; delivering rollers; zugwalzen, ab 

. — C. à base circu--zug(s)walzenlaire, v. cylinder t) . — C. a base 
elliptique, v. eylindroïd. — C. 
à broyer, C. broyeur, v. cylin


24 


 

278CYLINDRE. 

. dre affineur. C. pour calandrer, 
v. calandre à cylindres. 

C. cannelé, C. rouleur, Rouleau 
a ploques (d'une carde à loquettes), 
lokkentrommel, geribde lokkenrol (der lok 
roller-bowl; lockentrommel.e-kenrnachine); 

C. eannelé (des cylindres étireurs), geribde 
rol (der uitrekcilinders); fluted roller; 
riffelwalze. C—s eannelés td'une carde 
en gros), v. c—s nourrisseurs. — C—s 
canneles (de l'appareil de grenage), kor 
-relcilinders, messingen tandrollen (van Congreve's 
kruitkorrelmachine); toothed rollers; 
kurnwalzen. — C. carré, Rouleau (de 
Ia Jacquarde), cilinder, vierzijdig prisma; 
cylinder; cylinder. — C—s a cingler, 
C-s cingleurs ou dégrossisseurs, 
C-s ébaucheurs on préparateurs, 
eerste piet-of rolwerk (der roer- of puddelovens), 
dat aan de ijzermassa den vorm 
van staafijzer geeft; roughing rolls, puddler's 
rolls, roughing cylinders; prdparirwalzen, 
puddelwalzen, luppenwalzwerk, zdngwalzen. 

C. circulaire, v. cylindre t ). 
C. compositeur, zetrol, zetcilinder (van 
Sbrensen's zetrnachine); cylinder for composing 
type; setzwalze, setzcylinder. — C. 
eoucijé ou oblique, liggende of schuin 
cilinder (in stoomwerktuigen); lying or-sche 
oblique cylinder; liegender oder schrdger 
cylinder. 0 C. en cuivre rouge (pour 
capsules de guerre ou de chasse), v. euivre 
vide. — C. de décharge, v. 
déchargeur 1) . _ C. déchargeoir, 

V. abtafelbaum. C. dégrossisseur, 
v. C. effilocheur. — C-s dégrossisseurs, 
v. c-s a cingler. o 
C. distributeur, distribueerrol (van 
Sorensen's zetmachine); cylinder for distributing 
type; ablegwalze, ablegcylinder. r 
C. (en fonte) durci à la surface, v. 
case-hardened roller. ® C-s ébaucheurs, 
v. c-s á cingler. — C. effilocheur 
on effiloqueur, C. dégrossisseur, 
C. à laver, Pile déf.leuse, 
halfgoed-hollander, roerbak of roertrog tot ver 
halfgoed of de halfstof -vaardiging van bet; 
washing engine, washer, worker; halbzeugholldnder, 
halbboll nder (der papierfabriken). 

C. elliptique, V. cylindroïd. — C. 
émotteur,Appareil émotteur,zaadschoonder; 
smut -mill, corn-cleaning machine; 
komn- oder getraide-reinigungsmaschïne. — 
C. émoussant, verdunnings-, verweekingsrol 
(der papierfabr.); diluting roller; 
erweichwalze. — C. enleveur, invoer-, 
toevoerrol (der kaardmachine); taker-in, licker-
in; einfuhrungs, zufuhrwalze. — C—S 
d'entrée (d'une drousse) , voedingsrollen, 
invoer-, aanvoerrollen (eener drosselmachine); 
feeding-rollers; einzieh-, einlass-, 
entréewalzer, speisewalzen. — C—s d'entrée, 
C—s fournisseurs (du métier 
a eau chaude), intrekwalsen, invoerrollen 
(der f jnspinmachine met heet water); retaining-
rollers; einzieh-, einfuhrungswalzen. 
C. enveloppe (du cylindre dune 
machine à vapeur), v. chemise du cylindre. 
— C. d'épreuve pour les 
étoupilles, slagpijpjesproef, proefcilinder 
voor de zundgatpijpjes; cylinder for proving 
tubes; schlagrobrprobe. ~ C—s étireurs, 
C-s finisseurs, rekcilinders, trekrollen 
(die den bepaalden vorm geven aan het staafijzer, 
dat reeds door 't eerste pletwerk is 
gegaan); finishing rollers, merchant-rollers; 
rollers. — C.s étireurs (de I'étaleur 
pour lin), trek- of rekcilinders, afleveringsrollen 
(der aanleg-of eerste trekmachine 
voor vlasbanden); delivering rollers; streckwalzen, 
ausziehwalzen, ablieferungswalzen. 
— C-s étireurs, Laminoir (d' u n 
machine à filer), uitrekwalsen, trekrollen 
( der voorspinmachine ) ; drawing rollers; 
streckwalzen. — C—s étireurs (du métier 
a eau chaude) , uitrekwalsen, afleveringsrollen 
(van de finspinrnachine met 
heet water); drawing-rollers; streek walzen, 
ablieferungswaizen. ® C—s fendeurs, 
snijcilinders, ijzerspiijtwerk; slitting rollers; 
schneidwalzen, eisenspaltwerk. — C—s finisseurs, 
v. c-s étireurs 1). — C—s 
forgeurs, cilinders om het ijzer tot ronde 
en vierkante staven te maken, staafijzerrollen 
; rolls for reducing and drawing iron into 
bars; walzen zur darstellung des stabeisens, 
stabeisenwalzen. _ C-s fournisseurs 
(de l'étaleur pour lin), invoer-, intrekcilinders 
of -rollen (van de aanlegmachine der 
machinale vlasspinnerij); feeding-rollers; einfdbrungswalzen, 
einziehwalzen. ~ C—s 
fournisseurs (du métier á eau chaude), 

V. c-s d'entrée. — C-s á laminer, 
Laminoir, pletcilinders, pletrol 
shingling-mill, shingling and-len, rolpletwerk ; 
plate-rolling mill, cylinders for rolling metal; 

plPttwerk, walzwerk. ® C. á laver, v. 

c. effilocheur. ® C. (ou Rouleau) 
du moulin a eilindre, met schenen 
voorziene cilinder of rol des lompensnijders of 
hollanders; cylinder of the rag-engine; holldnderwalze, 
sclaienenwalze, walzes — C. 
a, nappe (du batteur étaleur), v. aufroller. 
— C. a nappe (d'une carde 
en gros), trommel, wattentromrnel, oproller 
(eener grofkaarde); wooden cylinder, round 
which the cotton, detached by the comb from 
the doffer, rolls itself in the form of a 
fleece; aufroller, flies-, vliestromnmel. — C—S 

nourrisseurs, C-s alimentaires 

(d'une carde en gros pour coton) , voedingsrollen, 
geribde cilinders (eener grofkaarde 
voor katoen); feeders, feeding rollers, 
feed-rollers; rifielwalzen, speisewalzen. 

C. oblique, v. c. couché. — C. 
oscillant, schommelende, slingerende cilinder 
(der stoommachines) ; oscillating or 
vibrating cylinder; oscillirender c cinder. — 

C. en papier, papierrol, -cilinder (voor 
kalanders en ga ufreermachines); paperroller; 
papierwalze. e C. de pierre, steenera 

rol, rolsteen ; stone cylinder, stone roller; 


CYLINDIRE 

steirerne walze. — C-s à polir (pour 
fer-bianc), polijstrollen (voor ijzerblik); chilled 
rolls, case-hardened rolls; polirwalzen. 

— C. de pompe, v. barillet 3) . 
• C. de pompe a air, luchtpompcilinder 
; air-pump cylinder, hot•well top; 
luftpumpencylinder. C—s preparateurs, 
V. c—s à cingler. — C. prosseur, 
drukcilinder, persrol (der potterijen); 
squeezing box; presscylinder. C—s de 
pression (d'une continue ), drukwalzen, 
drukrollen (eener voorspinkaarde); top-rollers; 
driickwalzen. — C. de pression (des 
cylindres dtireursj, drukwals, met leder bekleede 
drukcilinder (der trekmachine voor de 
vlasbanden); presser, pressing roller; druckwaize, 
lederwalze. — C. de pression 
(de la machine à rouleau), drukcilinder (der 
rolmachine); hollow cast-iron cylinder covercd 
with flanel; mit tuck uberzogene bolle 
eiserne walze oder trommel. C. principal 
(d'une machine a colonne d'eau), 
drijfcilinder, werkcilinder, (bij welken de beweegkracht 
des waters op den zuiger werkt); 
working cylinder, principal cylinder; stiefel oder 
treibcylinder. am C. raffineur, v. 
C. affineur. — C. de reception 
(pour cartouches a fusil), v. C. vérificateur 
ij. — C. de reception 
(pour projectiles), v. caliber, eng. 2)., 
cylinder-gauge. • C. renversé, 
omgekeerde cilinder (der stoommachines) ; 
inverted eylinder; verkebrter cylinder. 
C-s retireurs (d'une carde en fin pour 
coton), trekwalsen, trekrollen (der fijnkaarde 
voor katoen) ; delivering bowls, -balls; 
zug-, abzug(s)walzen. ® C. àrotation, 
wenteleilinder; revolving cylinder-engine; revolvirende 
cylindermascbine. — C. rou— 
leur, v. C. cannele. — C. sécheur, 
Tambour sécheur, droogcilinder, 
droogtrommel (door stoom verwarm-
EtP 


D on De, m. fr. D-vorrnige ring, ophouder 
der strengen (aan de broek van 't 
paard); D or D-ring; kammring (am ringstossel. 


D—schieber, m. hd. D-wormige stoom 
schuif; D-valve; tiroir en (forme-schuif, Dde) 
D. — Kurzer D-schieber, Dop 
-pelschieber, Doppelsitzventil,

korte 
D -sch uif ; short D-valve; tiroir en Dcourt. 
— Langer D-schieber, lange 
D-scbuif, Watt's stoomschuif ; long D-valve; 
tiroir de Watt, tiroir sans garniture. 

D-valve, Long, Short D-valve, 
eng., V. D-schieber, etc. 
D—ventil, n. hd. D-vormige klep, D klep; 
D-valve; soupape en D. 

DACH. 279 

de holle cilinder voor bet drogen der weefsels); 
drying cylinder; trockencylinder. ~ 

C. Soufliant, blaascilinder, cilinder -blaaswerk 
(pers-en zuigpomp, om de lucht in 
plaats van water uit te drijven); blowing 
cylinder, cylinder blowing-machine; cylindergebldse, 
kastengebldse. — C. (d'une machine) 
à napeur, stoomcilinder ; steamcylinder; 
dampfcylinder. — C. vérificateur 
(pour canons de fusil), v. barrelplug. 
~ C. vérificateur (pour cartouches 
a fusil), patroonmal, kaliber-cilinder 
voor geweerpatronen ; small-arm cartridgegauge, 
cylinder cartridge-gauge; patronenlehre. 
Cylindrer, Lustrer, Satiner, v. a. 
fr., v. calandrer. — (Laminer) Pietten 
tusschen cilinders; to roll; walzen. 

Cylindric, Cylindrical, eng., Cylindrique, 
Cylindriforme, fr. adj., 

V. cylinderartig. 
Cylindrical vault, eng. Tongewelf, 
ton wuif ; tonnengewölbe, ku fengewólbe; voute 
en berceau ou en cintre. 

Cylindrical-wheel, Star-wheel, 
Spur-gear, Spur-geer, eng. Kamrad 
(waarbij de tanden loodrecht op de as en 
in de richting der stralen zijn aangebracht); 
stirnrad, cylindrisches rad; bérisson. 

Cylindrique, adj. fr., v. cylindric. 
Cylindrimeter, v. eylindermesser. 
(drer. 
Cylindriren, v. a. hd., v. calan-
Cylindroïd, m. hd. y eng., Cylindroïde, 
m. fr. Rolvormig lichaam, dat 
niet een cirkel, maar een andere kromme 

lijn tot basis-omtrek heeft. 

Cyinaise , D oucine , Gueule , 
Gorge, f. fr. Keellijst, keelstoot; cyma 
(recta and reversa), flute, moulding, ogee; 

keblleiste, rinnleiste, sturzrinne 
Cymolite, f. fr., v. cimolit. 
Cymophane, f. fr., v. chrysobéril. 

Daal, Pumpendaal, v. dalle de 
pompe. 

Dab, Top, Socket, eng. Dopje der 
kompasnaald, v. chape de boussole. 

Dab (to), eng. Afstampen, v. clicher. 

Dabbing-machine, eng., v. eliehirmaschine. 


Dach, n. hd. (Bedachung, Dachwerk) 
Dak, bedaking, dakwerk; roof, roofing; 
tolt, comble. — (Kesseldom) Helm, 
kap (des stoomketels); dome, steam-dome; 
dóme. — Flaches, Gedri cktes d., 
vlak dak, V. comble plat. — Französisches, 
Gebrochenes d., mansarde 
-dak, V. comble brisé. — Hangiges, 
Einhngiges d., lessenaarsdak, 


280 DACHARBEIT 

V. comble a potence. — Holländisches 
d., schilddak, v. comble à 
troupe. — Kegelförmiges d., kegelvormig, 
rond dak; conic roof; toit rond. 
— Neudeutsches, Rechtwinkeliches 
d., Winkeldaeh, rechthoekig 
dak, v. comble en équerre. — Spitziges 
d., puntig dak ; pointed roof; toit 
pointu ou en pointe. — Vielseitiges d., 
veelzijdig dak ; many-sided roof; toit en patte 
d'oie. — Zweihngiges d., zadeldak, 
V. comble a deug égouts.
Dacharbeit, f. hd. Trapwerk (bij mijnontginning); 
step-work; ouvrage a gradins 
en montant, exploitation par gradins ren 

-versés. 

Dachbalken, m. hd., v. dachstuhlbalken. 


Dachdecker, m. hd., v. couvreur. 

Dachel, n. hd. Druppeling van gesmolten 
ijzer (uit den affineeroven); drop of melted 
iron; feu fondu qui tombe par gouttes du 
fourneau d'affinage. 

Dachen, v. a. hd.: Eine mauer d., 
eene kap of schuinsch dak op eenen muur 
maken ; to top, to cope a wall; chaperonner 
un mur. 

Dachfarbe, f. hd. Metaalroet, ver 

koperrook, die zich op het dak der-dichte 
gieterij afzet; metallic soot; suie métallique 
ou cuivreuse. 

Dachfenster, n., Dachluke, f. hd. 
Dakvenster; garret-window, dormer-window, 
boner, luthern; lucarne, tabatière. 

Dachfette, Dachstuhlfette, f. hd. 
Dwarsrib, drager der sparren ; purlin, rib; 
panne, plate-forme, filière de comble. 

Dachfirst, Dachforst, Dachgipfel 
m., Dachförste, Dachspitze, t. 
hd. Nok, vorst van een dak ; top, ridge or 
edge of a roof; faite, comble, sommet du tolt. 

Dachgeschoss, n. hd., Mansarde, 

f. Vliering, dakvertrek; garret-floor, mansard; 
étage en galetas, mansarde. 
Dachgesims, n. hd. Daklijst, kornis 
der kranslijst; cornice of a roof; corniche 
de couronnement. 

Dachgesperre, n. hd. Dakgetimmerte; 
timber-work of a roof, rafters; charpente 
dun tolt. 

Dachgipfel, m. hd., v. dachfirst. 
Dachhaken, m. hd. Leidekkershaak ; 
roof-hook; crochet de couvreur. 
Dachhammer, m. hd. Leldekkershamer; 
slater's hammer; grelet, marteau de 
couvreur. 
Dachkändel, m. hd. Hanggoot, v. 
conduit—pipe 3) . 

Dachkehle, f. hd. Inspringende hoek 
tusschen twee daken, liggende dakgoot; gutter, 
channel of a roof; nouet, gèze, coulet. 

Daehkupfer, n. hd. Dakkoper; copperplate 
for roofs; cuivre it couvrir les maisons. 

Dachlange, f. hd., V. courant 2). 

Daehlatte, f. hd. Daklat, pannenlat; 

roof-lath; latte it tulle. 

DACHZIEGELREIHE. 

Dachloch, n. hd. Ovaal of rond dak


licht; bull's eye, dead man's eye; oeil-de-boeuf. 
Dachluke, f. hd., v. dachfenster. 
Dachnase, f. hd. Dakvenster met een 

geveldakje ; top-dormer-window; lucarne de


moiselle, lucarne flamande. 
Dachoffnung, f. hd., v. dachioch. 
Dachpfanne, t. hd., v. hohltiegel. 
Dachreiter, m. hd., v. bell-gable. 
Dachrinne, f. hd. Liggende dakgoot; 

gutter; gouttière, cheneau, poulet, égout. 

Dachröhre, f. hd. Hangende dakgoot; 
pipe, conduit pipe; canon de gouttière, deseen 
te. • 

Dachschiefer, m. hd. Dak-of deklei; 

roof-slate; ardoise tegulaire. 
Dachschindel, f., v. aissante. 
Dachschwelle, oder Dachstuhl


schwelle, f. hd. Dorpel des dakstoels ; 

lower-beam of a roof; semel le, racinal. 
Dachspan, m. hd., v. aissante. 
Dachsparren, m. hd. Dakspar, kap


raaf, rib; rafter, spar; chevron. 
Dachsparrenwerk, n. yid., v. dachstuhl. 
Dachspinsel, m. hd. Penseel van das 
vernissen); badger's hair pencil;-senhaar (tot 
blaireau. 
Dachspitze, f. hd. Dakspits, nok, v. 

dachfirst. 
Dachspliesse, f. hd., v. aissante. 
Daehstein, m. hd. Dakpan, -lei; tile; 

slate; tulle; ardoise. 
Dachstroh, n. hd. Dakstroo, dekriet, 
walm; thatch; chaume, glui. 
Daehstuhl, m. hd. Dakstoel, dak-, 
kapgebint, v. chair 4). 

Dachstuhlbalken, m. hd. Kapbalk; 
girder, beam to the roof; racinal de comble. 
Dachstuhlfette, f. hd., V. dach


fette. 
Dachstuhllänge, I. hd., v. dachlan 
ge. 

Dachstuhlsäule , DachstuhlstL 
tze, f. hd. Dakstoelstut; principal rafter; 
jambe de force. — Daehstuhls ule 
(mm oberen theile eines gebrochenen daches), 
dakspan t, dakspruit ; rafter of a broken roof; 
arbalétrier. 

Dachstuhlschwelle, f.hd., v.dachschwelle. 
Dachstuhlsparren,m. hd., v.dachsparren. 
Dachstuhlzierath (glockenförmiger), 
m. hd., v. belt. 
Daehtraufe, f. hd. Dakgoot ; eaves, 
dripping-eaves; égout, gouttière. 
Dachtraufenziegel, m. hd. Dakgootpan 
; gutter-tile; tulle gouttidre. 
Daehung, f. hd Bedaking, dak ; roofing; 
toiture. 
Dachwerk, n. hd. Dakwerk, dakbetimmering 
; timber of a roof; tolt, toiture. 
Dachziegel, m. hd. Dakpan ; tile; 
tulle. 
Dachziegelreihe, f. hd. Rij dakpan



DADO 

nen; ridge of tiles; rangée de Luiles. 
Daehziegelreihe, die liber die 
giebel hinausragt, v.barge-course. 

Dado, eng. Teerling, vierkant middel 
voet der zuilen, vazen, etc.;-stuk van den 
wur fel; de. 

Dague, f. fr. Zwengelbout, zwengelnies, 
slaghout ; sword tewing-beetle; schwinge, 
schwingmesser. — D. a ratisser, schaaf-, 
schrapmes (der boekbinders); scraping-knife, 
scraper; schabessen. 

Daguer, v. a. fr. Zwengelen, zwingelen 
(het vlas, den hennep); to swingle, to 
swing; schwingen. 

Daguerréotypage, in. fr. Het daguerreotypeeren 
, het lichtbeelden-maken ; 
daguerreotyping; das daguerreotypiren. 

Daguerreotyp, n. hd., Daguerréotype, 
m. fr., Daguerreotype, eng. 
De door Daguerre uitgevonden handelwijs 
om lichtbeelden blijvend te maken; het licht 

zelf, daguerreotype.-beeld 

Daguerreotype (to ), v. a. eng., 
Daguerréotyper, fr., Daguerreotypiren, 
V. n. hd. Lichtbeelden vervaardigen, 
daguerreotypeeren. 

Daguerreotypie, fr., Daguerreo_ 
typie, hd. f. , Daguerreotyping, 
Daguerreotypy, eng. De kunst van 
lichtbeelden op chemisch toebereide metaal 

te maken.-platen 
Daguerreotyping, eng., v. daguerreotypage, 
daguerreotypie. 
Daguerreotypiren, v. a. hd. , v. 
daguerréotyper. 

Dais, m. fr., v. baldachin. 

Daleau, m. fr., v. ausfiussloch. 

Dallage, m. fr. Het bevloeren met 

tegels of platen ; covering with flag-stones; 
das belegen mit platten. 

Dalle, f. fr. Vloersteen, vloertegel, vierkante 
steenen of marmeren plaat, zerk; flagstone, 
slab; platte, stein-, marmorplatte, 
these. ~ Wetsteers voor de zeis ; scytherubber; 
sensenstein. Gootsteen ; gutterstone; 
rinnstein. — D. de pompe, pompdaal 
; pump-dale; daal, pumpendaal. 

Daller, v. a. fr. Met steenplaten of 
tegels bevloeren ; to cover with flag-stones; 
mit steinplatten belegen, platten. 

Dalot, m fr., v. ablaufrinne ), ij. 

Dam, eng. Dam, waterkeering; fangdamns; 
digue de barrage. — (or Bridge), v. 
bridge (last art.) o Schutbord (in de 
gieterijen), plank, die tegen 't spatten beveiligt 
; schutzbrett; parapluie, paratonnerre. 

Dam up (to), V. a. eng. Afdammen, 

V. abschiitzen. 
Damage, m. fr. Het aanstampen, vaststampen 
(der aarde, etc.) met den straat 
ramniing; das rammen, stampfen.-stamper; 
Damas, in. fr. Damasceering, de door 
zuren aangebrachte sierlijke teekeningen op 
damaststaal ; damask surface; damast, damascirung. 
— (Binge damassé, da 

-massé),

damast, linnen damast ; damask, 

DAMAST. 281 

linen damask; leinendamast, damastgebild. 

D. de soie, damast, zijden damast; 
damask or damast, silk damask; damask, 

seidendamask. 

Damaseene(to), v. to damaskeen. 

Damascener klinge, f. hd., v. da 

-mascus-blade. 
Damascening, eng., v. damasquinerie. 
Damasciren, v. a. hd., V. to damaskeen. 
Damascirung, f. hd., v. damas 1),
damasquinerie, damasquinure. 

Damascus-blade, eng. Damascener 
kling ; damascener klinge, dasnascirte klinge; 
lame de Damas, lame damasquinée.

Damascus-or Damask-steel,eng., 

v. acier damassé. 
Damask, eng., v. damas. 
Damask (to), eng , v. to damaskeen 
2). 
Damaskeen (to), To damaskene, 

V. a. eng. Staalreepen van verschillende hardheid 
aaneensmeden en daardoor gevlamd of 
gebloemd maken ; vlammig etsen, damas 
; damasciren; damasquiner, damasser.-ceeren 
~ Damastvormig weven , zekere stoffen 

(inz. tafellinnen) als damast met bloemen of 
andere figuren weven ; damasciren, auf damastart 
weben; damasser. 

Damask—loom, eng. Damastweefstoel; 
damastwebstuhl; Banc-brocheur. 
Damask-manufactory, eng. , v. 
damasseri e. 
Damask-steel, eng., v. acier da


massé. 
Damask-weaver, eng., v. damassour. 


Damas-laine, m. fr. Wollen damast; 

woollen damask, worsted damask; wollen 


damast. 

Damasquette, f. fr. Damasket, stof 
met zilveren, gouden of zijden bloemen ; 
turkish gold-woven fabric; türkischer gold


stoff. 
Damasquiner, v. a. fr., v. to damaskeen 
1) . 

Damasquinerie, f. fr. Damasceer kunst, 
het damasceeren ; art of damaskeening 
or damascening; kunst des damascirens, 
das damasciren, damascirung. 

Damasquinure, f. fr. Gedamasseerd 
werk, damasceering; damaskeening or da


mascening; damascirung. 
Damassé, m. fr., v. damas 2).
Damasser, v. a. fr., v. to damas


keen 1). 

Damasserie, f. fr. Damastfabriek, damastweverij 
; manufactory of linen damasts; 
damastfabrik, damastweberei. 

Damasseur, m. fr. Damastwever; da


mask-weaver; damastweber,-wirker, -macher. 
Damassure, f. fr. Aangebrachte figuren 
op de als damast bewerkte stof, damas 


suur ; damask pattern; damnastmuster. 
Damast, ni. hd. & eng. V. damas. 


 

282 DAMASTARBEIT

Damastarbeit, f. hd., v. bildweberei. 


D amastfabrik, f. hd.,v. damasserie. 

Damastgebild, n. hd., v. damas ij. 

Damastmuster, n, hd., v. damas


sure. 
Damastpapier,n. hd.,Damast-paper, 
eng. Damastpapier; papier-linge, étol'e. 

Damast-warp,Damast-weft,eng. 
Kettinggaren voor 't wollen damast; kettenoder 
schlussgarn zum weben des wollenda mastes; 
chaine on trame employée a tisser 
des camelots damassés. 

Damastweber, -wirker, m. hd., 

V. damasseur. 
Damastwebstuhi, m. hd., v. damask-
loom. 
Damboard, eng. Geruite stof (als een 
dambord); steingewebe, stein- oder gesteinarbeit; 
étofie a carreaux. 

Dame, f. fr. Torentje, pyramide op den 
steenen beer ; turret of a batardeau; kleiner 
thurm eines biren. — Dam, wal-, damsteen, 
V. bridge (dernier art.). — (Damoiselle, 
Damoizelle) Straatstamper, 
handhei, handheiblok ; beetle, paving-beetle 
or -hammer; handramme, stampfe(r), besetzschldgel, 
jungfer, heye, Kaye, ptlasterramme. 

— Kegel, paap (kleine aarddam, dien men 
bij uitgravingen overlaat) ; witness; zeuge. 
D-s, roeiklampen; row-locks; rojeklampen. 
— D—s, uithouder van de barkas, 
(twee) ijzeren keerbouten ; cat-head of the 
long-boat; krahnbalken der barkasse. 

Dame—jeanne, f. fr. Groote mat- of 
mandflesch, omvlochten flesch; large bottle 
or glass balloon, demijan; grosse steinerne 
oder gldserne flasche 

Darner, V. a. fr. Aan-, vaststampen 
(met de handhei); to ram, to beat down; 
rammen, stampfen, eis-, feststampfen. 

D. le sable (dans leg chassis de moulage), 
het zand ineenstampen (in de gietvormen); 
to ram down the sand; eindhmmen, 
verdammen. 
Dam.mar, m., * . Dammara, m. 
fr., Dammarharz, n. hd. Dammarhars 
(harsachtig voortbrengsel der boomen dammara 
en xylopia). 

Dammarine, f. fr. Dammarvernis; 
dammar-varnish; dammarfirniss. 
Dämmblatt, n. hd. , v. champignon 
1). 

Dimmen, Eindmommen, v. a. hd. 
Dammen, indammen, indijken; to dam; 
diguer. 

Dammgrube, f. hd. Vormkuil (voor 
groote klokken); pit; fossé. 

Damming up,eng.,v. abd mmung. 

Dammsteine, m. pl. hd., v. ballasting. 
Dammstrasse, f., Dammweg, m. 
hd. Damweg, v. chaussée 1). 

Damp, eng. Damp, uitdamping, uitwaseming 
; dunst, damp f, ausdunstung; vapeur, 
exhalaison, evaporation. 

-- DAMPFCYLINDER. 

Damp (to) cloth, eng., v. decatir. 

Damper, Damper-plate, eng. Demper, 
register, schoorsteenschuif of ijzeren 
plaat, die bij stoomwerktuigen de trekking 
van den luchtstroom in den vuurhaard regeit 
; damp fer, schieber, essenklappe, register; 
clapet de la cheminée, registre, registre a 
coulisses. 

Dampf, m. hd. Damp, stoom ; vapour 
steam; vapeur. 

Dampfaichmasspfeife, f. hd. Manometer-'
of stoommeterfluit; steam-gauge whistle; 
manomètre à sifilet. 

Dampfapparat, m. hd. Stoomtoestel 
(om kleuren op doek vast te leggen); steamapparatus; 
appareil du fixage a vapeur. 

Dampfaulfibsung, f. hd. Dampoplossing, 
stoomvervluchtiging; vapour-solution, 
volatilization; solution vaporeuse, volatilisation. 


Dampfauslasser, m., Dampfauslassröhre, 
f., -auslassungsrohr, n. 
hd. Afblaaspijp (afvoerpijp voor den stoom); 
blast-pipe, steam-pipe, waste steam-pipe, eduction-
pipe, steam-outlet; to you de décharge, 
de dégagement, d'échappement pour la vapeur. 

Dampfauslassung, f. hd. Stoomuitlating, 
uitdrijving van den stoom; wastesteam, 
exit of steam; dégagement de vapeur. 

Dampfauslassungsrohr, n., v. 

dampfauslasser. 
Dampfbad, n. hd. Damp-, stoombad; 

steam-bath; bain de vapeur. 

Dampfbarometer, Dehnungsmesser, 
m. hd. Luchtverdichtingsmete-r, 
stoomspankrachtmeter ; elaterometer; élatéromètre. 


Damfbehälter, m., Dampfkammer, 
f., Dampfraum, m. hd , v. chambre 
de (ou a) vapeur. 

Dampf bleiche, f. hd. Het bleekes 
door stoom ; steam-bleaching; blanchissage à 
la vapeur. 

Dampfboot, n., Dampfer, m., 
Dampfschiff', n. hd. Stoomboot, stoom 
steam-boat, steamer, steam-vessel; ba--schip; 
teau à vapeur, vapeur, pyroscaphe. 
Dampfbrander, m. hd. Stoombrander; 
steam fire-ship; brdlot a vapeur. 
Dampfbrennerei, f. hd. Stoombranderij; 
steam-distillery; distillerie a vapeur. 
Dampfbuchse, f., Dampfkasten, 
m., Distributionsbuchse, Schubla

-

denbuchse, f. kd. Stoomkast, stoomschuifkast; 
steam-chest, slide-box; distributing-box, 
nozzle ; bofte à vapeur, bofte de distribution, 
coffre a vapeur, bofte des tiroirs. 

Dampfbugsirfahrzeug, n. hd. 
Stoomsleepboot, stoomsleeper; steam-tug, 
steam-tow-boat; remorqueur à vapeur. 

Dampfeorvette, f. hd. Stoomkorvet; 
steam-sloop of war; corvette à vapeur. 
Dampfcylinder (and jacket), 

m. hd. Stoomcilinder (en mantel) ; steamcylinder 
(and jacket); cylindre à vapeur (et 
son enveloppe). 

 1) AM1 FCYLIN])EIWECKEL -- I)AMPFMASCHINE , 283 


Dampfeylinderdeekel, m. hd., v. 
couverele (superieur) du cylindre 
a vapour. 

Dampfdicht, adj. hd. Stoomdicht ; 
steam-tight; étanche de vapeur, contenant 
la vapeur, imperméable a la vapeur. 

Dampfdichtigkeitsmesser, m. hd. 
Stoomdichtheidmeter, manometer des condensors 
; condensor-gauge; manomètre du condenseur. 


Dampfdruek, m. hd. Stoomdrukking, 
stoomspanning ; steam-pressure; tension de 
la vapeur. 1 

Dampfeinlasser, m. hd. Stoomlei buis 
; steam-inlet; conduit d'admission de la 
vapeur. 

Dampfeinlassventil, n. hd. Klep 
der stoomleibuis; steam-inlet-valve; soupape 
d'admission. 

Dampfan, v. n. hd. Dampen, stoomen, 
rooken ; to steam, to emit steam, to fume; 
jeter des vapeurs, de la fumée, fumer. 

Dampfan, Neutralisiren, v. a. hd. 
Neerslaan, onzijdig maken, opslorpen (b. v. 
een zuur); to absorb, to neutralize; neutraliser, 
rendre neutre, absorber un acids. 

Dampfer, m, hd., V. dampfboot. 

Dampfer, m. hd., v. damper. 

Dampferzeuger, m. hd. Stoomketel, 

generator; steamboiler, generator; généra


teur (de vapeur), chaudière (à vapeur). 

Dampffarbe, f. hd. Stoomkleur, door 

stoom (op doek) vastgelegde kleur; steam


color; couleur à vapeur. 

Dampffarbendruck, m. lid. Stoom 

printing with steam-colors;-kleurendruk ; 

genre vapeur. 

Dampffeuer, n. hd. Vuur van onder 
en boven (bij chemisten) , stoofvuur ; fire 
under and above, suppression fire; feu de 
suppression. 

Dampffahrzeug, n. hd. Stoomvaartuig; 
steam-vessel; vaisseau à vapeur, pyroscaphe. 


Dampfl'regatte, f. hd. Stoomfregat; 
steam-fregate; frégate à vapeur. 
Dampfgetriebe, n. hd., v. dampfmaschine. 
Dampfgewehr, n. hd. Stoomgeweer ; 
steam-gun; fusil à vapeur. 
Dampfgewichtswage, f. hd., v. 

balance à vapour, s. balance. 

Dampfgitter, n. hd., v. caillebots. 

Dampfgobel, -göpel, m. hd. Stoom


werktuig in de mijnen ; machine-winch; 

machine á vapeur dans les mines. 

Dampfhahn, m. hd. Stoomkraan; 

steam -cock; robinet à vapeur, 

Dampfhammer, Vertikaiham


mer, m. hd. Stoomhamer; steam-hammer; 

marteau It vapeur, marteau-pilon, mouton à 

vapeur. 

Dampfheizung, f. hd. Verwarming

door stoom ; heating by steam; chauffage à 

la vapeur. 

Dampf-indicator, in. hd. Stoom


spanningsmeter; steam-indicator; indicateur 
de vapeur. 
Dampfkammer, f. hd., v. chambre 
de (ou à) vapour. 
Dampfkanone, f. hd. Stoomkanon ; 
steam-cannon; canon á la vapeur. 
Dampfkasten, m. hd , v. dampfbuchse. 


Dampfkessel, m. hd. Stoomketel; 
steam-boiler; chaudière (à vapeur). — D. 
von hohem druck, stoomketel van 
hooge drukkiug; boiler of high pressure; 
chaudière à haute pression. n•• D. von 
niederm druck, stoomketel van lage 
drukking; boiler of low pressure; chaudière 
á barse pression. ••• D. mit innerem 
haarde, ketel met inwendigen haard ; boiler 
with internal flues; cbaudière á foyer int.érieur. 
~ D. (eines dampfboots) aus 
méhrern heerden bestehend, v. 
chaudière á carneaux, s. chaudière 
b. 

Dampfkesselblech, n. hd. Plaat 
voor stoomketels; boiler-plate; tole a-ijzer 
chaudières. 
Dampfkesselfabrikation, f. hd., 

V. boiler-making. 
Dampfklappe, f hd. Stoomklep; steamvalve; 
soupape d'une machine á vapeur. 
Dampfkolbenliederung, f. hd. 

Henneppakking des stoomzuigers; packing 

of the piston; garniture du piston, étoupage 

du piston. 

Dampfkolbenstange, f. hd. Stoom


zuigerstang; piston-rod; tige du piston. 

Dampfkraft,f. hd. Stoomkracht, stoom 

steam-power; force de vapeur.-vermogen ; 

Dampfkrumpe, f. hd., v. damping 
bij steam. 
Dampfkugel, f. hd., v. aelopile. 
Dampfkutsehe, f. hd. Stoomkoets; 

steam-coach; voiture à vapeur. 

Dampfloch, n. hd. Stoomgat; steam 
hole, steam port, mouth of the boiler for the 
steam; soupirail, lumière ou ventouse pour 
la vapeur, conduit ou ouverture de la vapeur, 
prise de vapeur. 

Dampfmanometer, m. hd. Stoom 


manometer, stoomspanningsmeter ; steam


gauge; manomètre pour la vapeur. 

Dampfmaschine, f. hd Stoomwerk


tuig, stoommachine; steam-engine; machine 

á vapeur. — Abwechselnde odor 

alternirende d., stoommachine met 

afwisselende beweging; reciprocating-engine; 

machine a mouvement alternatif. — Ab


zug-d., v. (unten) ausdehnungs-d. 
~ Atmosphärisehe d., atmosferische 
stoommachine; atmospheric engine; machine 

atmosphéridue. - Ausdehnungs-d., 
expensie-stoommachine (welker zuiger bewo-gen 
wordt door de uitzetting van den opgesloten 
stoom) ; expansion-engine, expansive 
engine; machine à détente, à expansion. ~ 

D. mit doppeleylinder, stoommachine 
met dubbelen cylinder; double-cyli.n



284 DAMPFMASCHINE --DAMPFIREGULATOR. 

der steam-engine; machine a vapeur à double 
cylindre. ~ Doppelt wirkende d., 
stoommachine van dubbele werking; double 
acting engine; machine à double effet. — 
Einfaeh wirkende d., machine van 
enkele werking; single-stroke engine, simple 
acting engine; machine à simple effet. 
Eingemauerte d., ingemetselde, op den 
vasten grond werkende stoommachine; landengine; 
machine fonctionnant a terre. o• 
Feststehende d. , vaststaande, vaste 
stoommachine : stationary engine; machine 
lixe. ~ Gleichwirkende d., machine 
met rechtstreeksche werking; direct acting 
engine; machine à action directe. — D. 
mit hochdruck, Hochdrucker, 
machine met hooge drukking; high pressure 
engine; machine à haute pression. i Horizontale 
d., horizontale stoommachine; 
horizontal engine; machine horizontale. — 
Loslass-d., v. dampfmaschine . 5).
—D. fur die marine, marine-stoommachine; 
mdrine-steam-engine; machine pour 
bateaux à vapeur. ~ Maudslay-.d., 
machine met gelede verbindingsroeden of 
krukroeden, Maudslay's stoommachine; engine 
with articulated connecting rods, Maudslay; 

machine a bielles articulées. ~ Mittel-. 
druck-d., Mitteidrueker, machine 
met middelbare drukking; mean pressure 
engine; machine de moyenne pression. 
Niederdruck-d., Niederdrucker, 
machine met lage drukking ; low pressure 
engine; machine à basse pression. — Ortder d., v. engine-room. e Oscillirende 
d., schommelende stoommachine, 
machine met schommelende of slingerende 
cilinders; oscillatung engine; machine oscillante. 
— Oseillirende d. mit dop

-pelkolben,

schommelende machine met 
dubbelen zuiger; oscillating double-piston 
engine; machine oscillatoire a double piston. 

— Pauwel's-d., Pauwel's stoommachine; 
Pauwel's engine; machine a bielle en retour. 
D. mit pendel, stoommachine met 
slinger ; pendulous steam-engine; machine a 
vapeur a pendule. — Perkins—d., Perkins' 
stoommachine; Perkins' steam-engine; 
machine á la Perkins. — D. von .. 
pferdekraft, machine van ... paardekrachten 
; ... horse-power engine; machine 
de la force de ... chevaux. ~ Raderige 
d., rader-stoommachine ; wheeled engine; 
machine a roues. ~ Rotirende 
d., machine met ronddraaiende beweging; 
rotatory steam-engine; machine a vapeur à 
rotation. ~ Schiefliegende d., schuinsliggende 
stoommachine ; inclined engine; machine 
inclinée. — Sehweber-d. , v. 
beam-engine. — Schwingende d., 

V. oscillirende d. — Schwingende 
d. mit doppelkolben, v. oseillirende 
d. mit doppelkolben. ~ 
Senkrechte d., verticale of loodrechte 
stoommachine; vertical engine; machine verticale. 
® Tragbare d., draagbare stoommachine; 
portable engine; machine portative. 
~ D. mit einer treibwelle ohne 
condensator, stoommachine met ééne 
drijf-of krukstang en zonder condensor ; 

engine with one connecting rod and without 
condenser; machine a bielle en cadre. — 
Umkreisende d., v. rotirende d. 
Verfall-d., v. ausdehnungs-d. 
Wagrechte d., v. horizontale 

d. — D. deren Welle von eiasem 
darunter be$ndlichen dampfey-
Under bewegt wird, stoommachine, 
wjelker drijfstang door eenera daaronder aan 
stoomcilinder in beweging gebracht-wezigen 
wordt; engine, whose shaft is driven by a 
vertical steam-cylinder placed beneath; machine 
à tige bielle. 

Dampfmaschinen-aufseher, m. 
hd. Opzichter der stoommachines; machineminder; 
surveillant des machines a vapeur. 

Dampfmaschinenfabrik, f. hd. 
Fabriek van stoommachines; machine-factory, 
engine-manufactory; atelier de construction 
pour les machines a vapeur. 

Dampfmaschinenkessel, M. hd. 
Stoomketel; engine-boiler; chaudière à vapeur. 

Dampfmaschinentender, m. hd. 
Tender of voorraadswagen der stoommachine; 
engine-tender; tender de la machine 
à napeur. 

Dampfinesser, m. hd. Luchtverdichtings- 
of spankrachtmeter (ter bepaling der 
volstrekte dichtheid van dampen en gassen); 
stoomspanningsmeter ; manometer, dasymeter, 
manoscope, elaterometer; steam-guage ; 
dasymètre, manomètre, manoscope, élatéromètre. 


Dampfmuhle, f. hd. Stoommolen; 
steam-mill; moulin a vapeur. 

Dampfóffnung, f. hd., v. dampfloch. 


Dampfpacketboot, n. hd. Stoom 

steam packet; paquebot à vapeur.-pakketboot ; 

Dampfpfanne, f. hd., v. augelot. 

Dampfpfeife, f. hd. Stoomfluit, alarmfluit; 
steam-whistle, whistle; sifet pour 
locomotive, sifet. 
Dampfpflug, m. hd., v. charrue a' 
vapeur. 
Dampfpiston, n. hd. Stoomzuiger; 
steam-piston; piston a vapeur. 
Dampfpresse, f. hd. Stoompers; steampress; 
presse a la vapeur. 
Dampfpumpe,f.hd.Stoompomp; steampump; 
pompe a la vapeur. — Stoompomp, 

V. petit cheval, s. cheval. 
Dampfquall, Puff, m. hd. Stoomontsnapping; 
escape of steam, puff; echap pement 
de la vapeur. 
Dampfrakete, f-. hd. Stoomvuurpijl; 
steam-racket; fusee a vapeur. 
Dampfraum, m. hd. Stoomruimte (in 
den stoomketel ; space for the steam; espace 
pour la vapeur. 

Dampfregulator, m. hd. Stoomregelaar, 
regulateur; steam-regulator, steam



DAMPFROHR -- 

governor, governor of Watt, conic pendulum; 

régulateur de la vapeur, pendule conique. 
Dampfrohr, n., Dampfröhre, f. 

hd. Stoompijp, stoombuis; steam•pipe; tuyau 

á vapeur. — v. dampfauslassrohre. 
Dampfschiff,n. hd. Stoomschip; steamvessel, 
steamer; navire ou bátiment à vapeur. 
Dampfschifffahrt, f. hd. Stoomvaart; 

steam-navigation; navigation a la vapeur. 
Danipfschleppschiff, n. hd. , v. 
dam p f bugsirfahrzeug. 
Dampfspannung, f. hd. Stoomspan 
stoomdrukking; tension, pression or-ning, 
expansion of steam; tension, expansion de 
la vapeur. 
Dampfstiekmachine, f. hd. Stoom 
steam knitting-machine; machine-breimachine; 
a vapeur pour tricoter 

D ämpfungskraft, Eins augungskraft, 
f. Opslorpend vermogen ; power of 
absorption; pouvoir absorbant, absorptivité. 

Dampfungsmaehine, f. hd. Ver 
evap --dampings-machine (der zoutzleder(jen); 
orating-machine; exhalatoire. 
Dampfventil, n. hd. Stoomklep; steamvalve; 
soupape dune machine a vapeur. — 

v. upper blow-valve,s.blow-valve. 
Dampfverbindun , f. hd. Stoom 
steam-communication; commu--gemeenschap ; 
nication de la vapeur. 
Dampfvertheilung, f. hd. Stoom 
steam-distribution; distribution-verdeeling ; 
de la vapeur. 
Dampfvisir, n. hd. Stoomdichtheidsmete-
r, manometer , steam-gauge; manomètre, 
dasymètre. 

Dampfwagen, m. hd. Stoomwagen, 
waggon ; steam-carriage, steam-waggon; voiture 
à vapeur. ~ Stoomwagen, locomotief; 
locomotive, locomotive engine; locomotive, 
machine locomotive. 

Dampfwagenlinie, f. hd. Spoorwagenlijn; 
steam-carriage line; ligne de parcours. 
Dampfwebestuhl, m. hd. Stoomweefstoel 
; power-loom; métier á vapeur. 
Dampfweg, m. hd. Stoomweg, stoom 

steam passage, steam-port; pas--doorgang; 
sage de la vapeur, aire du passage de la 
vapeur. 

Dampfwerk, n. hd. Stoomwerk, met 

stoom gemaakt werk ; steam-work; ouvrage 

fait à la vapeur. 

Dampfzuckermuhle, f. hd. Stoom


suikermolen ; steam sugar-mill; moulin a 

vapeur pour le sucre de canne. a- V. 

dampfmaschine. 

Dampfzulass, m. hd. Inlating van 
den stoom ; letting in the steam; admission 
de la vapeur. 


Dampfzulasskrahn, m. hd. , v. 

dampfregulator. 

Damping by steam, eng. Het ont


glanzen, krimpen (van 't laken) door stoom; 

damp fkrumpe; décatissage a la vapeur. 

Damping—machine, eng. Machine 
voor 't ontglanzen en krimpen van 't laken) 

DARRBALKEN. 285 

decatiseer-machine ; decatirmaschine; décatissoir. 


Dam—plate, eng. Slakkenplaat (van 
den hoogoven); schlackenblech; plaque de dame. 
Danaide, f. * . Danaïde, horizontaal 
peervormig waterrad, Burdin's turbine. 

Danaïdenrad, n. hd,., v. danaïde. 

Dandy—loom, * . Soort van handweefstoel 
voor effen stoffen, dandy-loom. 

Dandy—roller, eng. Cilinder of rol 
tot nabootsing van geribd papier ; walze zum 
nachahmen von geripptem papier; rouleau 
a vergeure. 

Dandy—roving, eng. Tweede voor 

stelsel der Engelsche-spinmachine (in het 
kamwolspinnerijen); zweite vorspinnmachine; 
second métier a filer en gros. 

Dangeln, v. a. hd., v. chapler. 
Daniell's battery, eng., v. batte 
a, courant constant, s. bat--rie 
terie b). 
Danish or Swedish balance, eng., 

v. balance romaine à contrepoids, 
s. balance, fr. 
Danzé, m. fr. Vierkant ijzeren blik des 
spiegelmakers * (waarop hij bij 't scheppen 
den steel des glaslepels laat rusten); square 
iron stock; viereckiges eisernes werkzeug. 

Daphnin, n. hd., Daphnine, f. fr. 

I. eng. Daphnine, eene in de ververij gebezigde 
kristalliseerbare bittere stof, vervat in 
den bast van 't plantengeslacht daphne. 
Daraise, f. fr., V. auge de moulin. 

Darce, Darcine, f. fr., v. darse, 
darsine. 

Dard (Traineau), m. fr. Schoen 
(eener sabelscheede) ; shoe; schleppeisen, 
schleppschuh. — Slangetong (aan een tra 

spike; schlangenzunge. ~ Dard-liehek); 
aa feu, brandpijl, brandlans, vuurpijl ; lirearrow; 
feuerpfeil. 

Darias, eng. Gewoon linnen uit Champagne 
; common linen from Champagne; ordinäre 
leinwand aus der Champagne. 

Daridas, m. .. Bastzijde, vezelstof, 

daridas (lichte Indische stof uit de vezels 

eener plant). 

Dark chamber, eng., v. camera 

obscura. 

Dark lantern, eng. Slons, dievenlantaren 
(aan boord); kukuk, schlunt, schlunsje; 
fanal sourd. 

Darnamas, in. * . Fijnst smyrnaasch 

katoen. 

Darning, eng , v. coton plat. 

Darning-needle, eng. Stopnaald; 

stopfnadel; aiguille à ravauder. 

Darrarbeit, Seigerung, f. hd. Uitzijging 
(van 't in het koper vervatte zilverdoor samensmelting met lood); eliquation; 
ressuage, liquation. 

Darrbalken, m. hd. Draagstaven der 
zijgkoeken; iron supports of the cakes; barres 
de fer qui soutiennent les pièces de liquation. 
~ Draagbalk (draagstaaf) van eenen 
mouteest; beam (iron bar), on which the 


286 DARRBLECH 

grate of a drying kiln rests; poutre (barre) 
dune touraille. 

Darrblech , n . hd. Droogplaat (der brou


wers); drying•plate; plaque de fer a sécher. 

Roostwand (in gieterijen); torre faction


wall; paroi de torréfaction. 

Darrbrett, n. hd. Droogplank (van de 
moutstoof) ; drying-board; planche de la 
touraille. 

DarrbL hne, f. hd. Droogstoof, droog oven 
; kiln; sécboir. 
Darre, f: hd. Het eesten van 't mout, 

V. abdarrprocess. ~ Droogstoof, v. 
darrbi hne. — Droogstoof (der suikerraffia.); 
kiln; étuve. 
Darren, v. a. hd. Eesten, drogen (het 
mout); to dry, to kilndry; sécher au four. 
~ Uitzijgen, v. ausseigern. 

Darrgekrtz, n hd. Koperslakken ; 
washing-slag; scones de coivre. 
Darrhaus, n. hd. Drooghuis; kilnhouse; 
touraille. 
Darrhorde, Darrhi rde, f. hd. 
Drooghorde (der brouwers); drying hurdle; 
claie a sécher le malt. 

Darrkammer,Darrstube,f. Droogkamer, 
eeltvertrek ; drying room, drying' 
stove; chambre on ion sèche, chambre de 
la touraille. ~ Roostvertrek (in gieterijen); 
room for torre fyinq; chambre de torréfaction. 

Darrkupfer, n. hd. Ertskoek (overschot 
van 't afgezegen koper); copper left 
behind after liquation; pièce de cuivre ressué. 

Darrofen, Seigerofen, Frisch..

ofen, S teiiiofen, m hd. Zijgoven, zweetoven 
; reverberating furnace of liquation; 
fourneau de liquation on de ressuage. ^• 

V. témascale. 
Darse, Darsine, f. fr. Dok, haven dok 
(in de Middellandsche zee); basin, wet 
dock; dock, hafendock, becken. 

Darrstube, f. hd., v. darrkammer. 

Darrzeug, n. hd., v. darrgekratz.

Daschrad, Waschrad, n. hd. 
Waschstock, m. hd. Waschrad (soort 

van trommel om het laken te reinigen); 
dash-wheel, wash-stock; roue ou machine 

a laver. 

Dashwheel, gng., v. daschrad. 

Dasymeter, m. hd. & eng., Dasymétre, 
m. fr. Dichtheidsmeter (voor lucht, 
gassen). 

Datiscin, n. hd , Datiscine, f. fr. 
& eng. Datiscine (bijzondere stof uit ate ver 
afgezonderd).-wersdistel 
Datolith , hd., Datolithe, eng. & fr. 
Datoliet (delfstof uit kalkaarde, boraxzuur 

en kiezelaarde bestaande. 
Datum (p1. data), eng., v. benchmark. 
Datumuhr, n. hd. Klok, die den daturn 
aanwijst; clock that indicates the date; 
montre de quantième. 

Daub (to),v.a.eng. Bestrijken, besmeren; 
uberziehen, ïcberstreichen, uberschmieren; enduire. 


DE. 

Daube, f. hd. Duig; stave, staff; douve, 

douelle, douvelle. 
Daub(en)holz, n. hd.,v. bindholz. 
Daubenlehre, f. hd. Duigenmal ; size, 

pattern of staves; panneau. 
Dauen, v. a. hd. Z warten (bij looiers); 

to dye in black; noireir. 
Daumen, m. hd., v. came 1). 
Daumendri cker, m. hd . Klinklich 


ter ; thumb-lift of a latch, tlumb-latch; clincbe, 
clenche, poignee, coquille. 

Daumeneisen, n., Daumenring, 
Daumling, m. hd. Duimeling, duimring 
(soort van vingerhoed voor sommige werk 

thumb-iron; garde-pouce.-lieden); 
D^umenstuck, n. hd., v. comb 
of the cock 2). 
Daumenwelle, f. hd., v. arbre a 

cames. 
Daumkraft, f. hd., v. Brie 1). 
Daumling, M. hd., v. came 1). v. 

daumeneisen. 
Daumring, m. hd., V. cam-ring. 
Dauphin, m. • . Zekere fransche pa


piersoort. — D—s, slooiknieën ; supports 

of the stem; stutzeri des gallons. 
Dauphine, f. « . Zekere zijden stof. 
David, in. fr.' hd., v. davier 4), ti). 
Davier, m. fr. Kuipershoeptang, v. 

davier 2). •• Perskarklamp, v . cantonnière 
2) . — Ring aan de trekplaat; 
ring on the wire-plate; ring am ziebeisen. 

— (Davié, David) Doove jut, kraan balk 
van de barkas; davit; taube jutte, 
david. — D—s, Davids (ijzeren, van boven 
gebogen stangen, om de booten aan boord 
op te hangen); davits; davids. 
Davit, Davits, eng., v. davier 

Dany's lampe,f.hd.,Davy's lamp, 
Davy, Davyne, eng. Lamp van Davy, 
veiligheidslamp der mijnwerkers; lampe de 
sureté de Davy. 

Day—clock, eng. Klok of pendule, die 
24 uren loopt ; uhr, die 2 4 stonden geht; 
horloge, pendule qui marche 21 heures. 

Day's work, eng. Bestek (de plaats 
van bet schip op de kaart); etmaal (de gedurende 
eenen dag afgezeilde weg); besteck; 
etmal; point, pointage du vaisseau; cinglage. 

Day-work, eng. Dagwerk, dagtaak; 
dagloon; tagewerk, togarbeit, taglohnarbeit; 
travail fait a la journé ; journée. 

Dé, m. fr., v. D. — Metalen bus, V. 
cock s). n•• Stempel, muntstempel; die; 
stempel, mtinzstempel. Kaliber-cylinder, 

V. barrel—plug. — Dé de la cu— 
lasse, staartstuk van eenen geweerloop, 
V. chamber of a musket—barrel. 
_ Dé à embouter, stempel, stift, v. 
anke. Dé pour le frappage des 
épingles, stempel voor 't aanleggen der 
speldenknoppen; stamp for heading pins; stempel 
zum anköpfen der stecknadeln. — Dés 
de fonte, metalen bussen (in de pokhouten, 
schijven); brass cocks; metallene buchsen. 
— Des de van Helmont (Marne 

DEAD 

sphéroïdale eloisonnée), kalksteen -, 
mergelnieren (waarmede men den watermortel 
of bet romeinsche cement bereidt); spheroidal 
concretions of marl, cement-stone; 

nieren von kalkmergelstein, kalkstein-, mergelnieren. 
— De d'un piedestal, v. 
dado. ~ Dé (ou Support) en pierre, 
steenen legger of slaper (onder de rails of 
spoorstaven); stone sleeper, block; stein lager, 
tragstein, stubistein, wurfel, block. 

Dead, adj. Werkeloos, dood (van de 
stof, van eene kracht); todt; inerte. ~ Mat, 
dof (van goud); matt; mat. .•. Vast (van 
machinedeelen); fix, Eest; fixe. 

Dead—angle, eng. Doode hoek (van 

een vestingwerk); todter winkel; angle mort. 

Dead-beat, eng., v. anschiager 2). 

Dead-bed, eng. Doodhed, haardplaat, 

vuurplaat (aan den ingang van den vuurhaard 
des stoomketels); herdboden; sole ou 
table du foyer. 

Dead-block, eng., v. dead-eye. 

Dead-centres (of a eentrelathe), 
pi. eng. Doode of vaste punten 
eener draaibank met punten (vgl. eentrelathe); 
todte oder leste spitzen; pointes 
mortes ou fixes. 

Dead—Cotton, eng. Doode katoen (die 
onrijpe vlokken bevat) ; todte baumwolle; 
cocon mort. 

Dead—doors, pl. eng. Schutdeuren (vóór 
de zijgalerij aan boord, om het indringen 
van 't water te beletten) ; schutzthuren; 
portes cacbées. 

Deaden (to), v. a. eng. Verdooven, 

v. amortir. — Mat of dof maken (het 
goud); matten, matt machen; amatir, matir. 
Dead-eye, Dead-block,eng. Doods 
juffer, puttingjuffer (bijna cirkelvor--hoofd, 

mig scheepsblok met gaten); doodshoofd, tods


hoofd, jungfernblock; cap de mouton, moque. 

Dead-eye of a crow-foot, eng. 

Spinnekopbout, scheerhout ; spinnhop fbloek, 

spinnkop fhol.z, sprietblock, sprietholz, kranz


holz; moque d'araignée. 

Dead—file, eng. Doffe vijl, snijvijl (die 

tij 't gebruik geen geraas maakt); stille felle; 

lime sourde. 

Dead-flat, eng. Midscheepsch spant; 
nullspann; pièce de construction des maitrescouples. 


Dead—ground, eng. On bestreken punten 
of plaatsen (van een vestingwerk); unbestrichene 
punkte oder stellen; parties mortes, 
espaces marts (parties sans défense). 

Dead—head, Sullage-piec e,Feeding—
head, eng. Verloren hoofd (van een 
gegoten stuk) ; verlorner kop f; masselotte. 

Dead-head board, eng. Mal voor 't 
verloren hoofd; formbrett zum verlornen kop fe; 
echantillon pour la masselotte. 

Dead—look, eng. Slot met een enkele 
schoot, blind slot ; blindes schloss, riegelschloss; 
serrure cachée,serrure it on seui pène. 

Dead man's eye, eng., v. dachloch. 


DÉBARKER. 

Dead-neap, Neap-tide, eng. Dood 
water, dood tij ; todtes wasser, nipptide; eau 
morte. 

Dead-plate, eng., v. dead-bed. 

Dead-point, eng. Dood punt (een der 
beide punten, als kruk en drijfstang in eene 
rechte lijn zijn); todter punkt; point mort. 

Dead--reckoning, eng. Gissing, gegist 
bestek ; gissing oder gissung; estime. 

Dead-rising, Dead-rising line, 
eng. Lijn, die in de lengte van 't schip de 
toppen van al de buikstukken raakt; linie, 
welche die kip fe sdmmtlicher bauchstucke 
beruhrt; ligne qui traverse les têtes de toutes 
les varangues. 

Deacts, pl eng. Doove gangsteen (zon 
mijnstof); taubes gestein; gangue stérile,-der 
roche sterile. 

Dead—water, Track, Wake, eng. 
Zog, opborreling van 't voer, dood water ; 
kielwasser, todtes wasser, schifsspur; bouage, 
remous. 

Dead—wood, eng. Slempbouten, kielklossen 
; kielklotze, slempkldtze, todtes holz, 
todtltolz; massif. 

Dead-works, Upper-works, pi. 
eng. Dood gedeelte, boven water zijnde gedeelte 
van een schip; oberschiff, oberwerk, 
todtes werk; oeuvre morte. 

Deal,(Deal-wood, Firwood) , eng. 
Dennenhout, grenenhout; tannenholz; bols 
de sapin, sapin. _ Deel, plank, inz. grenen 
deel ; diele, brett, tannenbrett; ais, planche, 
ais de sapin (ordinaire). — Thin d., 

V. batten. — D—s, delen, gezaagd bout, 
bestekbout,v. bois d'échantillon,bois 
de sciage. 
Déalbation, f. fr. , Dealbation, 
eng. Het witmaken, witbranden, witkoken ; 
das weissmachen, weissbrennen, weisskochen. 

Deal-end, eng. Korte deel (beneden 6 
voet); kurzes brett; planche courte. 

Deal—wood, eng., v. deal 1). 

Déauration, f. fr. De goudkleur ge


ven, vergulden ; giving the color of gold, 
gilding; die goldfarbe geben. 
Débáele, f. fr. IJsgang, het opbreken 
van 't ijs; breaking up of the ice; eisgang. 

Débander, V. a. fr. Ontspannen, neerlaten 
(den geweerhaan); to uncock; to let 
down (the cock on the ripple); abspannen, 
ablassen. 

Débarcadère, Debarcadour, m. 
fr. Plaats van vertrek (en aankomst) op de 
spoorwegen, station ; station, railway-station; 
balinhof, station (eigentlich abgangsstation). 
~ Losplaats, ontscheep-( of inscheep-) 
plaats), steiger, hoofd ; discharging wharf, 
pier; luscbplatz. (vgl. embarcadère.) 

Débarquement, m. fr. Het lossen 
(der goederen); discharging, unloading; das 
lusthen. 

Débarquer, v. a. fr. Lossen ; to dis 
ausschiffen, lusthen. -charge; 
Débarrer, v. a. fr. Ontgrendelen, v. 
aufriegeln. 


 

288 DEBASE

Debase (to), V. a. eng. Vervalscben, 

V. to adulterate. 
Debasement, eng. Verslechting; ver 
détérioration.•• Vervalsching;-schlechterung; 
verfalschung; dénaturation. 
Débillarder, v. a. fr. Schuins bebouwen 
; v. to cantle. 
Débiter, v. a. fr.: D. (le bols en 
grume) Op zijne lengte en dikte zagen 
(het stambout); to cut up, to blóck out, to 
block down, to convert (timber into slabs); 

zurichten (das stammbolz zu schirrholz). 

D. (le bols a la sale), v. eouper G).
D. sur le champ, in de dikte doorzagen 
; to divide by the saw in a direction 
parallel to the large surface, to split (the 
board); der dicke nach zertheilen. — D. 
sur le plat, overlangs of overdwars doorzagen 
; to cut (the board) lengthways or 
broadways; der lange oder der breite nach 
zertheilen. ~ D. (la pierre) à la seie, 
(steen) tot platen, tegels, zerken zagen ; to cut 
(stone) with a saw; in platten schneiden, 
zerscbneiden, zersdgen. 
Debiteurs, m. pl. fr. Atleveringsrollen 
(van de eerste trekmachine der machinale 
vlasspinnerij); front-bosses; ablieferungswalzen. 


Déblai, m. fr. Uitgraving, v. ausgraben 
2). — D—s, weggegraven aarde; 
earth dug from an excavation; abtrag, ahgetragene 
erde. 

Déblanehir, v. a. fr. De korst weg 

zich op het vlak der gesmolten-nemen (die 
metalen vormt); de tinkorst (van de loodplaten) 
wegnemen ; to take off the crust; 
die kruste abnehmen. 

Déblayer, v. a. fr. Weggraven, opruimen 
(eersen grond); to excavate, to dig; 
abtragen. — Opnieuw openen, v. aufgewaltigen. 


Débloquage,m. fr., v.changing,etc.
Débloquer, v. a. fr. De tijdelijk ingevoegde 
en omgekeerd gezette letters weg 

om er de ware voor in de plaats te-nemen, 
stellen, de gekeerden wegnemen ; to rectify 
the turned letters; die fliegenköpfe berichtigen. 


Déboiradour, m. fr. Werktuig om 
kastanjes te openen ; instrument used for 
opening chesnuts; werkzeug kastanien zu 
bffnen. 

Déboisement, m. fr. Het rooien en 
kappen van 't houtgewas; clearing from 
wood; das abholzen. 

Debotter, v. a. fr. Samengevoegde of 
ineengestoken deelen uiteennemen; to disjoint, 
to warp; aus den fiigen bringen. 

Débonneter, v. a. fr., v. décoiffer. 

Débord, m. fr. Buitenste muntrand; 
edge; busserster münzrand. 

Deborder, v. a. fr. Afranden, v. abranden. 
~ Aan de randen gelijk snijden, 
afranden (de loodplaten) ; to edge; rogner. 

— De buitenhuid (van een schip) geheel 
of gedeeltelijk afaemen ; to remove the plank--
DE BOUT AU VENT. 

ing, to take off the side-planks; die schiffsverkleidung 
abnehmen. s Afzetten, afstooten 
(eene boot van den wal, van een schip); 
to put off'; absetzen, abstossen. ~ D. les 
écoutes, de schooten opsteken, vieren ; 
to give up the sheets; die schoten aufstechen 
oder aufgehen, die schoten fieren oder ráumen. 
— V. n. (ou s'Eloigner) Afsteken 
(van een schip); to sheer off; abstechen. 

Débordoir, m. fr., v. beschneidemesser 
3). — Slijpschaal, v. basin B). 

Débosser, V. a. fr. De stoppers (van 
een touw) afnemen ; to take away the stoppers; 
die stopper oder stopfer abnehmen, 
wieder losmachen. 

Debouché m., (ou Ouverture), f. 
Ruimte, waterruimte (tusschen de pijlers 
eener steenen brug); waterway; capacitdt, 
fluthraum. 

Déboucher, v. H. fr.: D. dune 
tranchée, uit eene loopgraaf doorbreken; 
to break through out of a trench; aus einem 
laufgraben ( hei der sappenarbeit) durchbrechen. 


Débouehoir, m. fr., v. austreibeisen 
f2). 

Débouilli, m. fr. Kookproef, verfproef 
(het koken van geverfde stoffen in bereid 
water, om de deugdelijkheid der opgebrachte 
kleuren te toetsen); trying the dye; farbenprobe, 
kochprobe. — Het verzwakken der 
kleuren vóór het uitverven of herverven ; 

discharging the colours previously to relying; 

die farben von dem ausfdrben abkochen lassen. 

Débouillir, v. n. fr.: Faire d., opkoken, 
in de kleurproef doen, (geverfde stoffen 
of stalen daarvan) in bereid water laten 
koken ; to boil in order to try the goodness 
of the dye; in die farbenprobe thun, in der 
farbenprobe auskochen lassen. 

Débouillissage, m. fr., v. débouilli. 
— (bij bleekers) Het naloogen, 
het spoelen der wasch in eene slappe loog 
met toevoeging van witte zeep, het laatste 
bogen ; scalding; das nachbeuchen mit zusatz 
von seife, die digestion mit seifenwasser, 
letzte beucbe, letztes beuchen. — Ontscbaling, 
v. déereusage. 

Débourbage, m fr. Het zuiveren, wasschen 
der metaalertsen van de aanhangende 
aarddeelen; trunking,washing; das schlhmmen. 

Debourder, V. a. fr., v. baggern, 
ereuser t). 

Débourrage, m. fr., v. débourrement. 
— Het schoonmaken,reinigen (van 
de trommel en de deksels eener kaardmachine); 
cleaning, stripping; das putzen. 

Débourrement, Débourrage, m. 
fr. Het pelen of ontharen (der huiden); scraping, 
taking off the hair, unhairing; das abpalen, 
enthaaren. 

Débourreur,m. fr. Poetsmachine,eerste 
klopmachine (der machinale katoenspinnerij); 
stripping machine, stripper; putzmaschine. 

De bout au vent (aller), fr., v. 

S. aller. 

})1BRAISAGE - 

Débraisage, Débraisement, m. 
fr. Het wegnemen van ascii en kolen, het 
uithalen van den gloed uit den oven ; taking 
off coals and ashes; reingung von kohien 
und asche. 

Débraiser, V. a. fr. I)en gloed uit 
den oven halen ; to take oft coals and ashes; 
von hollen and neelie reinigen. Den 
aschgloed, de kolenophooping verminderen; 
to diminish the embers; die kohlenanhkufung 
vermindern. 

Débrayage, m. [r., v. désem-. 
brayage. 

Débrayer, v. a. fr., v. désem-. 
brayer. om De vensterstang vastzetten; 
to fix the windowbar; iie fensterstange 
an ziehen. 

Debris, m. p1. fr. Stukken, brokken, 
seliterven, afval, etc. ; fragments, Ciipifl9s, 
chips, parings, sherds, etc.; stticke, broeken, 
scherbon, abfall, etc. - D. de briques, 
liaksteenstukken ; broken brick; ziegelhruch. 

D. de fer, v. cuttings of barends. 
- D. de pierres, steenpuin; 
broken stone, chippings of stone, rubbish; 

steinbrocken, sebntt. D. duressuage, 
ertsafval bij 't afzijgen ; fragments or malts 
of an ore; seion erofen!)ruch.om D. de tuiles, 
dakpanscherven ; tile-sherds; holilziegelscher. 
ben, D. d'un vaisscau, wrak van 
een schip; wreck of a ship; wrack elnes 

schiffes. 

Débroehage, m. fr. [let wegnemen 

van den omslag van een ingenaaid boek; 

tearing off the cover of a sewed book, un


stitching; das wegreissen des beftumschlags. 

Débroutir, Débrutir (la glace), 

V. a. fr. Uit den ruwe slijperi ; to clear off 
1/se rough, to give the first polishing; die 
erste odor rauhe politur geben. 
Déca—, aan 't Grìeksch ontleend voorvoegsel 
van (le Franselie namen der tienvouden 
van de eenheden (Ier metrieke maten 
en gewichien, b. V. Décagramme, 
m., gewicht van 10 grammes of wîchtjes, 
bet lood. kilo of pond ; decagramme;


TSèSV

dekagramm. mm ]Decalitre, in Tien liters, 
kannen of koppen,vat of mud; deca


vu 
litre; dekaliter. Decametre, m. 
Tien meters of ellen, eene roede; decametre; 
dekameter. D. carré on Are, vierkante 
decanieter, vierkante roede, 100 vier


kante ellen ; square decametre, are; qua


dratdekameter, are. D. cube, kubieke 
decameter; cubic decametre; kubikdekameter. 


-Décastère, m. Tien wissen ; decastere; 
dekaster. 
Décaler, v. a. fr. De onderlegsels (tot 
vast- of gelijkzetting) wegnemen ; to unwedge, 
to unship; alitraben Ontremmen (een 
rad); to unscotch; enthemmen, ausbemmen. 

Décalotter, v. a. Den top of kop wegnemen 
(bij smeden, etc.) ; to take off the 
top; abkappen. 

Décaiquer, v. a. fr., v to counter-
draw. 

DÉCHAPPER. 289 

Decant (to), To pour off, v. a. 
eng. Langzaam afgieten, klaren (eene vloeistof) 
decantiren, vorsichtig abgiessen; ddcanter. 

Décantage, m. fr. Het wasscben, zui 
veren (der vormklei); washing; das waschen, 
blhutern. V. décantation. 

Decantation, f. fr., Decantation, 
eng. Het langzaam afgieten of klaren eener 
bezonken vloeistof; das vorsiclitig abgiessen, 
ablduterung, abkldrung, decantirung. 

Decanter, v. a. fr., v. to decant. 

Decanting, eng. , V. décantation. 

Decantiren, hd., V. to decant. 

Decantirtes wasser,n. hd. Af, overgegoten 
water; seater transvased; eau battue. 

Decantirung,f.hd. .v.decantation. 

Décapage (Dérochage), m. fr. Het 

wegnemen van 't oxyde met sterkwater; 
pickling, dipping; das ahbeizen, abbrennen, 
gelbbrennen. Het gloeien (der ijzerbla 
den); scaling, das gRillen. Het schuren, 
blankpoetsen (der metalen); scouring; das 
scheuern, blankputzen, schaben. 

Décaper, v. a. fr. Het oxyde weguemen, 
v. abbeizen, to clean 2). -
Gloeien (de ijzerbladen, waarvan men blik 
wil maken); to scale; gliihen -Poetsen, 
blank maken, schuren (metalen) ; to scour; 
schenern. putzen, blank machen, schaben. 

Décarbonisation, t. fr. Ontkoling, 

berooving van koolstof (van bet ijzer); de


carb onising, softening; das entkolilen, cut


kohlung, decarbonisirung, das welch machen. 

Décarboniser, fr., Decarbonisi 

ren, hd., Decarbonize (to). eng., v. a. 

Ontkolen. van koolstof berooven (bet ijzer). 

Decarbonisirung, f, hd., v. decar


bonisation. 

Decarburate (to), erg., Décar.


burer, fr. V. a. Ontkolen, van koolstof 

ontdoen, de koolstof afzonderen ; enlkohlen, 

vom kohlenstoff befreien oder trennen. 

Décatir, fr. , Decatiren, hd., v. a. 

Krimpen (het laken); to shrink; krumpen, 

krimpen. -Ontglanzen, aan het laken den 

persglans ontnemen, decatiseeren ; to take 

the gloss off (from cloth), to spunge (the cloth). 

Decatirer, in. hd. , v. décatisseur. 

Decatirmaschine, t. hd. Ootglans 

machine, deeatiseermach inc ; dasnpingsnachi. 

ne; ddcatissoir. 

Décatissage, m. fr. Het krimpen (van 

't laken); shrinking; das krumpen, krimpen. 

-Ontglanzing, wegneming van den persglans; 
taking the gloss off; das decatiren 
-D. a la vapeur, krimping (van 't 
laken) door stoom) ; damping by steam, 
steaming; dampfkrumpe. 
Décatisseur, m. fr. Lakenontglanzer; 
spunger, he who steams cloth; decatirer. 
Décatissoir, m. fr., v. decatirmaschine. 
Decay, Defect, eng. Beschadiging, 
schade ; schadhaftigiceit; dégradation. 
Dèchapper, v. a. fr. Het model uit 
den gietvorm nemen ; to take the model out 
25 


290 DECHARGE 

of the mould; das modell aus der giessform 
nehmen. 
Décharge, f. fr. Draaghand, bindstuk, 

V. brace 2). — Stempel op goud• en zilverwerk, 
ten blijke dat de rechten daarvan 
voldaan zijn ; duty-stamp; zolistdmpel. 
Verlaat, V. absehlag 3). ® Verschoon blad, 
v. abziehbogen. — D. (de maconnerie) 
Ontlastingsboog, V. are en décharge. 
® D. du roucou, gisting 
van Glen orlean of roekoe; fermentation of 
the red matter of arnotto; gPhrung, welcher 
man den orlean unterwirft. D. (dun 
vaisseau), het lossen, ontladen ; discharge, 
unloading; das löschen, ausladen. 
Déchargement, m. fr. Lossing, ontlading; 
unloading; löschung, ausladung. 
Déchargeoir, m. fr. Onderboom, v. 
cloth-beam, abtafelbaum. — Af 

V. abzugsröhre.-voerpijp, 
Décharger, v. a. fr.: D. (un apprenti), 
ontslaan (eenen leerknaap, nadat 
hij zijnen leertijd heeft volbracht); to discharge; 
lossprechen. — D. une batte 

-rie électrique, une bouteille de 
Leyde, eene electrische batterij, eene 
Leidsche flesch ontladen; to discharge an 
electric battery, a Leydenjar; eine elektrische 
batterie, eine Leydner flasche entladen. 

D. le composteur sur la galée, 
V. ausheben i). ~ a. D. un fusil, de 
lading van een geweer aftrekken ; to draw 
the charge of a musket; eira gewehr ausladen. 
— b. D. un fusil, v. tirer un 
fusil. — D. le haut-fourneau, v. 
mettre hors. — D. une pièce d'artillerie, 
een stuk geschut afbranden, los sen 
; to unload a gun; eira geschütz ab feuern. 
— D. une pootre, eenen balk 
verlichten, ontlasten; to lighten a beam; 
einero balken lult machen. — D. (ou 
Relever la forme) de la presse, 
v. ausheben 4). ® D. la toile, v. 
abtafeln. ® D. un vaisseau, een 
schip lossen, ontladen ; to discharge or unlade 
a ship; eira schiff luschen. — D. les 
voiles, v. abbrassen, to brace full. 
Déchargeur (Tambour de décharge, 
Délivreur) m. fr. Afnemer, 
kleine kaardtrommel (eener grofkaarde der 
machinale katoenspinnerij); doffing cylinder, 
doffer, fillet; abnehmer, fillet, fillettrommel, 
kammwalze. — Afnemer (eener drosselmachine) 
; doffer, doffing cylinder; abnehmer. 

— Ontlader (der electriciteit), v. excitateur. 
Déchasser, v. a. fr. Uitdrijven, uit 
spijker, eene pin); to drive off;-slaan (eegen 
heraustreiben, herausschlagen. 
Dechaussé, adj. fr. Bloot gelegd, ondermijnd, 
beschadigd (door water) (van fondementen) 
; ruinous, undermined or bared 
(by water); unterwaschen, schadhaft. 

Déchaussement, m. fr. Het weg 
fondementen; paal-spoelen des gronds (van 
ondermijning; under--werk) bet blootraken, 

D_ E,CI-. 

mining or baring (of a foundation), blowing 
up (of piling); unterwaschung, das unterwaschen. 


Decher, m. lid. Tiental vellen (bij leertouwers); 
lot of ten; dizaine. 

Déchet, in. fr.: D. (du bols de 
eharpente), verlies, vermindering (dat 
men bij 't behakken en bezagen van het 
timmerhout lijdt); verschnitt, abschnitt, abfall; 
waste, batement. — D. de cardette, 
werk, afval van gekaarde vlokzijde; noi 
of carded waste-silk; stumpen, seidenwerg. 

— D. de coton, katoenafval (hij 't machinale 
katoenspinnen); waste, cotton-waste; 
abgange tier baumwollspinnereien. ®• D. 
des feuilles d'or, beschadigde goud 
snippers van bindgoud (die men-blaadjes, 
voor het schelpgoud gebruikt); parings of 
leaf-gold; krätze, schawinen. ® D. des 
nlétaux (dans Ia refonte, l'affinage, etc.), 
metaalverlies, -afval (bij 't omsmelten, louteren, 
etc.); loss or waste; abbrand, abfall, 
abgang, verlost. ~ D. de porcelaine, 
mislukte porseleinen voorwerpen, porselein. 
scherven ; imperfect vessels or pieces of porcelain; 
mangelhaftes porzellangeschirr, por 

-zellanscherhen. ~ D. ou Usure, verslijting 
door 't gebruik ; wear and tear; abnutzung. 

Décheviller, v. a fr. Ontpinnen, lospluggen 
; to unpeg, to unpin; die zapfen, 
dubel, nhgel herausziehen, heraustreiben. 

Déchiquetage,ni. fr.: D. du caout


chouc, het zuiveren der elastieke gom 
(door ze, onder aanhoudenden watertoevloed, 
tusschen twee cilinders te doen doorgaan); 
purification of caoutchouc; das reinigen des 
kautschuks. 

Déchiqueter, v. a. fr.: D. le caout


chouc, den caoutchouc of de gom-elastiek 
zuiveren (vgl. dechiquetage); to purify 
caoutchouc; das caoutchouc reinigen. — D. 
(une étofe), inkerven, uittanden ; to 
jag(g), to notch, to indent; auszacken. 

Déchiqueture, f. fr. Kerf, uittanding 
(aan stoffen), v. auszackung 2). 

Dechirure, I. fr. Scheur, opscheuring; 
rent, tearing; riss, zerreissung. ~ D. (des 
métaux), opsplijting, opbersting (der metalen, 
als zij aan een te hevige hitte worden 
blootgesteld) ; cracking, clinking; das 
reissen. 

Déchouer, v. a. fr., v. déséchouer. 

Déci-, aan 't Latin ontleend voorvoegsel 
van de Fransche namen der tiende deelen 
van de eenheden der metrieke maten en 
gewichten, b. v.: Déciare, m. i, vierkante 
roede, 10 vierkante meters of ellen; 
deciare; declare. ~ Déeigramme, m. 
v1 gramme of wichtje, de korrel, 1 
kilo of pond ; decigramme; decigramm. ~ 
Decilitre, liter of kan of kop, het 
maatje ; decilitre; deciliter. — Decimètre, 
lily meter of el, de palm; decimetre; decimeter. 
s D. carré, vierkante decimeter 
of palm ; square decimeter; quadratdecimeter. 
— D. cube, kubieke decimeter of 


DECIMAL 

palm ; cubic decimetre; kubikdecimeter. •n• 
Decistère, 11_ wisse ; decistere; decister. 

Decimal, Decimal fraction, eng. 
Tiendeelige of decimale breuk ; dezimalbruch; 
fraction décimale. - Circulating or 
recurring d., wederkeerende of repeteerende 
breuk, repetent- of herhalingsbreuk ; 
periodischer dezirnalbruch ; fraction decimale 
périodique. ® Pure circulating 
d., zuiver repeteerende breuk ; rein-periodischer 
dezimalbruch; fraction périodique pure 
(O4 0,18). ~ Mixt circulating d.,

,

gemengd, repeteerende breuk ; gernischt-periodischer 
dezirnalbruch; fraction périodique 
mixte (0,10, 0,0^)-

Decimalsystem, n. hd., Decimal 
system, eng. Tientallig stelsel; système 
décimnal. 

Decimo-octavo, In eighteens, 
eng. Octo-decimo, boekformaat van 18 bladen 
of 36 bladzijden op een vel, bij ver 

uitgedrukt door 18ío ; achtzehntel--korting 
fornmat; in-dix-buit. 

Déeintrement, m. fr. Het wegnemen 
van het formeel of de boogstelling onder een 
gewelf; striking oï taking down a centry; 
abriistung eines bogengerustes, das abrusten. 

Décintrer, v. a. fr.: (Deseeller 
les cintres) Het formeel of de geweifstelling 
afbreken, wegnemen ; to strike or 
take down the centry or centre; den Iehrbogen 
abriisten (ausriisten). 

Dechsel, m., v. deichsel. 

Deck, n. hd. & eng. Dek, verdek, scheepsverdek; 
pont, tillac, couverte; v. s. pont. ••n 
Erstes, unterstes d., hd., Lower 
gun-deck, eng. Tusschendek bij fregatten, 
linieschepen en tweedeks korvetten; 
(vroeger) onderdek, geschutdek, batterij, dek 
van de zwaarste batterij (bij linieschepen); 
batterij (bij fregatten) ; premier pont. 
Zweites d., hd., Upper-d. (of a twodecker), 
Middle-d. (of a three-decker), 
eng. Kuildek (bij linieschepen, fregatten 
en tweedekskorvetten), kuil; (vroeger) bovendek 
(bij linieschepen); tusschendek (bij 
driedekkers) ; second pont. - Drittes d., 
hd., Upper-deck, eng. Opperdek; (vroeger 
bak en halfdek, bovendek (bij brikken 
en kleine vaartuigen). ® Glattes d., hd,., 
Plush d., eng. Gladdek ; pont entier. -

Gebrochenes d., hd., D. with a 

waist, eng. Gebroken dek; pont coupé. 

•I Loses d., lid., Loose-d., Preventer-
d., loos dek, banjert; pont volant, 
pont-levis. •m D. von tanen, hd. 
Vinkennet, touwdek over den kuil ; netting 
(to cover the ship against boarding); pont de 
cordage. ® Temporary d. or Orlop, 
eng. Koebrugdek, koebrug; kuhbrucice; fauxpont. 
Deekbalken, m. lid., v. bau, balken 
ij. 
Deck-breast-hooks, pl. eng. Dekbanden, 
dekboogbanden; deckbugbanden; guir


landes de pont. 

DECKEN. 291 

Deckbugbanden, n. pl., hd., v. 
deck-breast-hooks. 

Decke, f. hd. Zoldering, plafond; ceiling; 
plafond. -Pandeksel, v. auflage 2). ~ 
Stuk bezaanleder, etc., v. pannaire. 
Gevilte oppervlakte, etc., v. couverte 1). 
~ D. eines buchs, omslag van een boek; 
cover; couverture. ® Getfelte d., planken 
plafond; boarded ceiling; plafond de 
plancbes, de mnenuiserie. -Gewólbte 
d., gewelfde zoldering; vaulted ceiling; pla-, 
fond vouté. ® D. von gusseisen des 
mantels, gietijzeren deksel des vormmantels 
; cast-iron ceiling of the mantle; mathtres. 
- D. über eine Mauer, muurkap, 
v. chaperon de muraille. — 

D. eines stollens, v. eiel 2). 
Deckel, rn. hd. Deksel, kap, hoed, etc., 
V. chapeau 3) — (Pressdeckel) Timpaan 
(vierkant raam eener gewone drukpers, 
waartegen het te bedrukken vel wordt 
gelegd); tympan, tympanum; ty^mnpan, so!lette. 
• Raam van den papiervorm ; deckle; 
couverte. - Boekomslag, v. decke B). 
Horlogedeksel, V. cap, eng. 7). 
Pompklepje, v. cap, eng. 13). - (Kratzdeekel) 
Kaardendeksels, v. chapeaux, 

S. chapeau (dernier art.). -Doorboorde 
plaat tot matiging van 't vuur (bij gieters), 
dekplaat; cover; plaque de recouvrement_ 
~ Dekplaat der draaibank, v. breakiron. 
-Doorboord plaatje op de gootsteenpijp 
; cover of the sink-pipe-mouth; plie. 
— D. am sculenstuhl, lijstkrans van 
't voetstuk, v. cornice of pedestal. ~ 
D. über der unruhe, onrustdeksel, v. 
calotte a). 
Deckelb'nder, n. pi. hd. Timpaanscharnieren 
, v. couplets de presse. 

Deekelfeder,f.hd.,v.batteriefeder. 

Deckelfütterung, f. hd., v. cover 
of the tympan. 
Deekelhaken, in. hd. Trekker (van 
't geweerslot); trigger; détente. 

Deckelsehraube,f.hd . Stoedelschroef, 

schroef van het neutdeksel ; lid-screw; vis 

de la bride de noix. 

Deckelstuh1, m. hd. Prisketgalg, v. 

chevalet dune presse d'impri


merie. 

Deckeluhr, f. hd. Dekselhorloge ; cap


ped watch; montre a recouvrement. 

Deeken, V. a. hd. Dekken, v. COU.


vrir 1). — D. (emn dach), dekken 

(een dak); to roof; couvrir. — Mit schie 


fern, schindeln,hohlziegeln, zink, 

etc. d., met lei, dekspanen, pannen, zink, 

etc. dekken ; to roof, to shingle, to cover with 

pantiles, with zink, etc. ; couvrir d'ardoise, 

de bardeaux, de tulles, de zinc, etc. ; vgl. 

couverture t 1) —i 9).— Den zucker 

(auf den boden) d., de suikerbrooden dek


ken, v. to bottom 2). 

Deeken, n. hd.: Das d. (des zuckers), 
het dekken (der suikerbrooden met kleiaarde); 
bottoming, claying; terrage. 


292 DECKENAR 

Deekenarm, in. hd. Van de zoldering 
neerdalende gaspijp ; hanging or descending 
gas-pipe; pendant. ~ D. zum schieben, 

schuifhangpijp; slide; pendant it coulisse. 
Deekenbalken, m. lid. Z olderbalk,

V. balken 1). 
Deekenheehter, m. hd. Stroomatvlechter; 
mat-maker; nattier. 
Deckenmacher, m. hd. Dekensmaker; 
maker of covers; couverturier. ~ Piafond-
maker, stukadoor van kamerzolderingen; 

ceiling-plasterer; plafonneur. ~ V. Deekenfiechter. 


Dec k-feed-pump, Hand-pump, 
Hand-feed-pump. eng. Pomp voor 't 
voeden van den stoomketel, het wasscben 
van het dek, etc. ; hand-pumpe; pompe à 
bras, pompe a quatre fins. 

Deckfiaehe des schiebers, f. Overlap, 
overslag der stoomschuif; overlap, lap 
of the slide; recouvrement du tiroir sur les 

lumières. 
Deekformen, f. p1. hd. Dekvorinen (der 
katoendrukkers); ground-bloéks; moutes a fond. 
Deekgang, ;E;. hd., v. chemie convert. 
Deekhammer, m. hd. Leidekkershamer 
; slatehammer, nail-drawer; marteau de 
couvreur. 
Deekkalk, m. hd. Dekkalk, gebluscbte 
kalk; slacked lime, killed linze; plátre cult 
ou caché. 
Deckkniee, n. pl. hd., v. tourbes 
de pont our de ban, s. courbe b. 
Deeklehm, m. hd. Kleefdeeg (voor de 
gietvormen), kleismeersel; luting loam, mouldclay; 
po tée. 
Deekplanken, f. pl. hd. Dekplanken ; 
deck-planks; bordages des punts. 
Deek-plate for chimney, eng. 
Schoorsteendekptaat (der stoommachine) ; 

klaps

pe; plaque du pont pour cheminée. 

Deekplatte, f. hd. Dekplaat (van een 
slot), v. couverture Ii). ~ Dekplaat 
(der draaibank), v. break—iron.. Vierkante 
steepen plaat, v. dalle, carreau 1). 

Kransltjst, druiplijst, V. corona 1), 
couronne 8). ® Deksteen van eenen 
put ; top, cover of a well; wargelle. 
Deekrohr, n. hd. Dekriet; thatch; 
roseaux à cou v rir. 
Deeksehwabber, in. lul. Groot stagzeil 
; main stag-sail; grande voile d'étai. 
Deekstein, m. Ovendeur, v. block ri).
D—e, p1. Muurkapsteenen , caping- or 
coping-bricks; tuileaux. 

Deekstiiek (Pi llstuek, FliekstUck), 
n. hd. Dek-, vulstuk (van hout 
of steen), larch ; piece let in or filled in;
flipot. ~ D-e einer masehine, kussenhiokken 
(eener machine ; plumbing-blocks 
of the framing or of the supporters; plates


bandes des coussinets ou des supports.

Deekstutze, f. hd. Dekstijl, stijl, stutof schoor onder eenen dekbalk ; cross-pillar; 
épontille. 

DECOIFFER. 

Deeksyrup, m. hd. Deksiroop (de siroop, 
die uit de gedekte suikerbrooden druipt); 
treacle; sirop couvert, sirop fin. 

Deck—transoms, pl. eng. Dekworpen, 
dekbanden ; deckworpen, declkwrangen; 
barres de l'arcasse, barres du pont. 

Deckwachs, n. hd. Dekwas (voor de 
koperplaten der graveurs); copper-plate wax; 
cire de remplissage. 

Deckwerk, n. lid. Blindeering , v. 
blende, 2d art. 6). 
Deekworpen, m. p1., Deekwran_ 
gen, f, pl. hd., v. deck—transoms. 
Deelanche,f. Klinkheffer, -lichter (stuk 
metaal aan de excentriekstang der stoomma 
waardoor zij ontkoppeld wordt); dis--chine, 
engaging-gear; excentrikstangen-ausriicker. 

Déclanehement, m. fr. Loskoppeling 
van verbonden machine-deelen, ontkoppeling 
der excentriekstang; throwing out of 
gear, disconnecting; ausriickung, das ausriicken, 
entkuppelung, v. ausrueken. 

Déclancher, v. a Los-, ontkoppelen, 
de gemeenschap van machine-deelgin, van 
de excentriekstang opheffen ; to throw out 
of gear, to disengage, to disconnect; a u sriicken, 
entkuppein. 

Deelic, m. fr. Veer of haak, die bij 
't oplichten eene machine of een machinedeel 
in beweging laat komen, uitlichter ; 

apparatus for disengaging, monkey; aushe


bungsvorrichtung. ^ v. click 1). ~ Hei 

hei ; rammer; rarnmblock. ~ Toestel-blok, 
op stoombooten, om zonder gevaar zware 
voorwerpen te laten vallen ; apparatus for 
dropping heavy things without danger; das fall. 

Deelin, m. fr. (Cliquet) Slagveer, 
groote veer (van 't geweerslot); sear-spring, 
hair-trigger, wire-trigger; stecher, baar


hriicker, scbneller, schlagstiïck. 

Deelinaison,f. fr., v. abweichung.

Déelination, f. hd. & eng , v. ab-weiehung.


Déeliquer, V. a. fr. Het heiblok laten 
vallen; to let fall the rammer; den rammblock 
log lassen. 

Déeliqu.eter, v. a. fr. Den pal vrij 

to uncog; den sperrkegel paus den-maken ; 
zihhnen seines sperrrads) losmachen. ~ Laten 
v, ller, ; to let fall, to drop; fallen lassen. 

Déclivité, f. fr., Declivity, eng., 

V. abhang.
Decoconner, v. a. fr. De cocons of 
zijwormtonnetjes losmaken; to unravel the 
cocoons; das seidenwurmgehhluse losmachen, 

abldsen. 
Décoeté, m. fr., Decoction, eng. Afkooksel; 
absud. 
Decoction, eng., v. décocté. mm D. 
of nuts, nootafkooksel (der ververs); nuss


absud; racinage.
Décognoir, m. fr. Sluithout, sluitijzer 
(bij 't vroegere koolhout der zetters in ge


bruik) ; shooting-stick; treibholz, triebel 
schliessnagel.
Déeoifer, v. a. fr.: D. une fusée, 


IJÉCOINCER 

Bene buis, eenera vuurpijl ontkappen; to uncap 
a fuze; einen brand oder zonder abkappen. 

Décoineer, Décoinser, v. a. fr. 
Ontkeggen, de wiggen wegnemen ; to take 
out the wedges; die keile herausnehmen. 

Décollement, m. fr. Het uitsteken 
van een tap of pin aan den kop `an een 

stuk hout; the forming of a tenon upon the 
head of a piece of timber; das behauen 
eines zapfens. 

Decolor (to), V. a. eng. Ontkleuren; 
entfárben; décolorer. 

Décolorer, V. a. fr., v. to decolor. 

Decoloration (or Clarification 
of sugar) , eng., v. elaircage. 

Decolorimeter, n. hd. y eng., Déeolorimètre, 
m. fr. Ontkleuringsmeter, 
werktuig om Of de ontkleurende kracht van 
zekere zelfstandigheden, Of den graad van 
ontkleuring, die de stoffen ondergaan hebben, 
te bepalen. 

Decoloring- or Enlevage-style 
in calico-printing, eng. De katoen druk 
met wegnemings-, bijt-of knaagmid 

(mordants: wijnsteenzuur, klaverzuur,-delen 

citroenzuur, tinzout, etc.), de etsdruk, het 

etsen in den katoendruk ; der druck snit en


levage; emploi des enlevages. 

Décombrer, (en Belgique Diseom 

-brer), v. a„ v. auf ewaltigen. 

Décombres, m. pl. Puin, afbraak; 
rubbish; schutt, abraum, trurnmer. ~ Timmermansafval, 
v. copeaux de charpentier. 


Decomposable, adj. fr. & eng. Ontbindbaar, 
oplosbaar (in de scheikunde); zee


legbar. 
Decomposé, adj. fr., v. cuve décomposée.
Decompose (to), eng., Décom


poser, fr. v. a. Uiteennemen, uit elkander 
leggen (b. V. eene machine); aus einander 
nehmen oder legen. ^ Ontbinden, ontleden, 
ontmengen (in de scheikunde) ; zerlegen, 

zersetzen. 


Decomposition, f. fr., Decomposition, 
eng. Het uitelkandernemen (b.v. 
van Gene machine ; das auseinandernehmen. 
~ Ontbinding, ontleding, ontmenging ; zerlegung, 
zersetzung. — D. on Résolution 
des forces, fr., Decomposition or 
Resolution of forces, eng. Ontbinding 
der krachten (door middel van het parallellograna 
der krachten); zerlegung der kril fte. 

Déconjuguer, V. a. fr., v. desembrayer. 
Décorder, v. a. fr. Losdraaien, uit 
to untwist, to untwine, to un--eendraaien ; 
wind; au;drehen,abdocken.~v . abdoeken. 

Décortication, f. fr., Decortica


tion, eng. Het schillen, ontschorsen; ab


schdlu-ng, abrindung. 

Décottage, a. fr. Schokkende, schud 
beweging (die de vormer den zand-dende 
geeft, om het model te doen loslaten);-vorm 

raping-in the sand; das rtitteln. 

JJÉCREUSER. 293 

Déeotter, v. a. fr. Schokken, schud 
zandvorm); to rap-in the sand;-den (den 
rtitteln. 

Decoupage, m. fr. Het uit-, doorslaan, 
het gaten-slaan ; punching; das ausscblagen, 
durchslagen. 

Découper, v. a. fr. Gaten slaan, v. 
ausschlagen. — Aan den rand uitsnijden, 
v. ausrándeln.. — D. la frisquette,
v. das rahmchen ausschn.eiden, 
s. ausschneiden. D. du papier, 
du carton, papier, karton snij 

to cut up paper, board. -den ; 

Découpeuse, f. » . Soort van scheermachine 
ter wegneming op de keerzijde van 
de overtollige figuurdeelen van gebrocheerde 
stoffen. 

Découpoir, m. Doorslag, v. aushacker. 
— Doorslag (voor muntplaatjes), 

V. blank-cutting machine. — Snijschijf, 
v. cutter 9), cutting-plate. 
(Machine a découper), v. cuttingpress 
2). ~ D. a argile, kleisnijder, snij 
voor de pottenklei ; clay-cutting--machine 
machine ; tl^onschneidniaschine, thonschnelder. 
~ D. a, choc, schroefhefboom, v. 
balancier 5). D. a tranchant 
circulaire, V. cutter of a compressing 
machine for lead-balls. 

Déeoupure, f. fr. Het uitgesnedene, 
uitgeslagene ; pinkings; das ausgeschnittene, 
ausgehackte. nn• Uitgedreven stuk ijzer, v. 
burr. 

Déeouvrir, v. a. fr. (een stuk werks) 
Polijsten, glans geven ; to polish; den glanz 
geben, poliren. ~ Schoon en glanzig maken 
(bij graveurs) ; to clean and polish; 
reinigen and poliren.- ^•• Uit den ruwe werken 
(een stuk hout), v. to chisel off, 
to adze. r Afranden (bij goudsmeden); 
to mill; abrdndein. ® D. les clous, de 
spijkers eene poos in eene wijnsteenoplossing 
laten liggen ; to size the nails; die 
rangel eire zeitlang in einer Nveinsteinauflusung 
liegen lassen. ® D. la terre, land 
in 't gezicht krijgen, v. atterrer. 

Décrampiller, v. a. fr. Sorteeren (de 
geverfde zijde uiteennemen en uitzoeken); 

to sort; sortiren. 

Décrasser, v. a. fr. Reinigen, zuiveren, 
schoonmaken ; to clean, to wash; reinigen, 
shubern, putzen. 

Décrépitation, f. fr., Decrepitation, 
eng.. V. erépitation. 

Déereusage, Décrusage, Decrusement, 
Décrüment, Debouil~ 
lissage, Degommage, in. fr. net ontschalen, 
ontgommen (van alle weefseldraden, 
die zich tegen de werking der kleurstof ver 

scouring, boiling, rinsing; das ent-zetten);


schalen, auskochen (der seide), das ablaugen, 

abseifen (des garns). 

Décreuser, Deeruser, Décruer, 

Dégommer, v. a. Ontschalen, ontgom


men ; to scour, to boil, to rinse; entschdlen, 

koeben, abschweifen, absieden. 

C} s. 


294 DÉCROCHER 

Décroeher, v. a. fr. : D. la roue 
(dune machine), het rad loshaken, ontremmen 
; to unhook the wheel; den sperrhaken 
an eînem rad aufheben, ausbeben. D. 
la lettre, de letters uit den gietvorm 
nemen ; to take the letters from the mould; 
die buehstaben aus der form herausnehmen. 

Décrochoir, m. fr., v. aushaker. 

Décrotter, v. a. Ir.: D. les (vieilles) 
pierres etc., de steenen etc. van de metselkalli 
ontdoen ; to clean the stones etc. from 
mortar; die steine etc. vom mortel reinigen. 

Déerouir, Recuire, v. a. fr. Uitgloeien 
(het metaal), v. adoucir 3), to 
anneal ) 

Décroûter (ou Dégrossir), v. a. 
Uit den ruwe schaven, etc.; to take off the 
rough and prominent parts in planing; aus 

dem grobe hobein, etc. v. abarbeiten. 

D le diamant, den diamant van 
zijne huid ontdoen ; to take off the covering 
of the diamond; die rinde des diamants ahstossen. 


Décruage, m. fr., v. déereusage. 

Décruer, v. a. fr., v. décreuser. 

Décrûment, m. fr., v. décreusage. 

Décrusage, m. fr. , v. décreusage. 

Décrusement,m.fr.,v.décreusage. 

Décruser, v. a. fr., v. décreuser. 

Décupeller, V. a. fr., V. décanter. 

Décupellation, 1. fr., v. decantation. 


Dédossement, m. fr. Het meskant 
bezagen of hehouwen ; planking timber; das 
kantig behauen. 

Dédosser, V. a. fr., v. kantig, 
glatt behauen, s. behauen. 

Dédoublage, m. fr. Het splitsen, spltjten 
in tweeen (van luiden, steenen, etc.); 
splitting; das spalten. Het afnemen der 
dubbeling (van een schip); taking off the 
copper-sheathing; das abnelimen der doppelung. 


Dédoubler, v, a. In tweeën spuiten 
of splitsen (huiden, steenen, etc.); to split; 
spaRen. De dubbelhuid afnemen ; to take 
off the copper-sheathing; die doppelung ahnelimen. 


Deepen (to), V. a. eng. Uitdiepen, v. 
ausdrechseln. Verdiepte figuren gra 

; vertiefte figuren ausgraben; graver-veerenen creux. Donkerder verven ; dunkler 
farbes; rendre plus foncé. -Opsteken, v. 
aufstechen 1). - To d or to hollow 
(the bottom of a kettle), den bodem 
van eenen ketel (met den ronden hamer) uitkloppen 
; den boden des kessels austiefen; 
enlever, renforcer Un chaudron. 

Deepening, eng. Holte, v. cavée 

-Uitdieping, v. aushohiung. 
Deepening-tool,eng., v. aushohleisen. 
Deer-shot or Buck-shot,v.buckshot. 
Défaire, v. a. fr. : D. de vieux 
cordages, oud touwwerk pluizen ; to un-

DEFILEMENT. 

twist or to draw asunder old ropes; alte taue 

auspfluicken oder ausplflsen. D. l'engrenage, 
V. désengrener. - D. les 
vis, losschroevcn, v. abschrauben. 

Défécation, f. fr., Defecation, eng. 
Klaring, zuivering eener vloeistof door ne 

derploffing ; reinigung, klarung, das absetzen 
oder niederschiagen. 

Defect, Defekt, adj. hd. Defect, onvolledig 
(van een boek); imperfect; ddfectueux, 
lmparfait. m. Onvolledigheid; imperfection;
imperfection . Gebrekkige plaats, 

V. borste. D in der lange, v. 
courtige. 
Defectbogen,m. hd., v. ausschuss


bogen. Bevlekt vel papier (met waterof 
ijzervlekken); defective sheet; feuille chantonnde. 


Defective sheet, eng., v. defectbogen 
, Defectkasten, m. hd., v. bardot ).

Défectueux, adj. fr., v. defect 1). 

Défense, f. fr. : Colliers de d., 
Cordes de d., wrtjfworsten, poddingzakken 
(ter bescherming van 'tscheepsboord); 

fenders of old cable or junk, puddings; kranze, 

taukranze, wielen, wehlings, wtirste, wursten. 
Defences, p1. eng., Defenses, 

f. p1 fr. (Ouvrages défensifs) Verdedigingswerketi 
( eener vesting) ; vertheidigungswerke. 
-Wrijfhouten , berghouten 
(van een schip); fenders, skids; reibhölzer, 
schlitten, fester schlitten. ~D. mobiles, 
losse wiijfhouten ; loose skids or fenders; 

lose reibliölzer. 
Defensive-mine, eng., v. contremine. 


Defensionslinie, f. hd. Defensie-lijn, 

strijklujn ; complement of the curtain; ligne 
de défense. 

Déférent, m. fr.Muntteeken (teeken 
van de plaats der munting); mint-mark; 
münzzeichen. 

Défet, m. fr., V. ausschussbogen 
Défeutreur, m. fr. Aanlegmachine (der 
machinale wolspinnerij) , kamrolmachine; 

machine composed of several drawing rollers 
and porcupines; entfilzer, kammwalzenmaschine. 


Defier, v. a. fr. : D. l'ancre du 

bord, bet anker van 't boord vrijzetten, 

vrijhouden ; to bear off the anchor; den an


ker vom bug abbalten. 
Defilade (to), V. a. eng,v. defiler ij. 
Defilading, eng., v. défilement. 
Défilage, m. fr. Bewerking der lom


pen tot halfgoed of halfstof ; reducing rags 
to half-stuff or first stuff; darstellung des 

halbzeuges. 

Défilé, m. fr. (Demi—pate) Half


goed, halfstof; half-stuff, first stuff; halb


zeug. D. de traverse (do chemin 

couvert), doorgang der traverse; defile of 

the traverse, crotchet-passage; umgang der 

traverse. 
Defilement. m. fr.Defilement (in



DEFILER DEGENHAKEN. 295 


richting ter beveiliging tegen het overlangsch 
bestrjken) ; defilement, defilacl?ng; de fi lement, 
sicheistellung der verschanzungen (gegen das 

Uberlidhen (leS terrains). 

Defiler, v. a. fr. Verscheuren en oprjten 
(de wollen lompen, om er kunstwol 
van te nialen); to tear and scratch; zer


reissen und zerkratzen D. un ouvrage, 
een (verdedigings)werk defileeren (het beveiligen 
tegen 't bestrijken in de lengte); 
to defilade a work; cme schanze defiliren. 

Defihiren, v. a. hd.., v. defiler ).

Defiagrability, eng. Verbrandbaarheld ; verbrenubarkeit; combustihilité. 
-

Defiagrate (to), v. ii. eng. Vlammend 
verbranden ; verfiammen; brûler avec 
Ilamme. 

Défiagrateur,m.r., v. defiagrator.
Deflagration, eng., Deflagration, 

f. fr. Viammende verbranding, snelle verbranding 
niet levendige vlam; scknelle verbrennung, 
v. abbrennung. 
Defiagrator, eng. Galvanische toestel 

met verbazend sterke licht-en warmte-ontwikkeling 
; deflagrator, reinbrenner; déflagrateur. 


Deflect (to),v.aeng.,v. cintrer l),2).
Deflection, eng. Afwijking, veranderiri g 
van richting (der lichtstralen, der magneet


naald, der kogels); abweichung; declination 
(der neagnetnadel); deflexion ; dëclinaison (de 
l'ainiant). v. abweichung. - (in de 
werktuigkunde) Buiging, v. biegung. 

Deflectometer, m. hd. y eng., Déflectomètre, 
in. fr. Afwijkings- of buigingsmeter, 
detlectometer. 
Déflegmation, f. fr. 0 ntwatering, 
zuivering van water-of sijmdeelen (hij che 
defiegmatie ; deflexion, dephlegma--misten),
tion; entwasserung, destillirung, das ent 
-wbsseren durch abdestilliren,

das dephieginiren. 
Défiegmer, v. a. fr. Ontwateren, van 
water- of sltjmdeelen zuiveren (bij chemisten); 
to dephiegmate; durch abdestilliren ent 
-wbssern, dephlegmiren. 
Déflocher, v a. fr.: D (les chif


fons de lame), (de wollen lompen) vaneenscheuren 
en kaarden ; to tear and scratch; 
zerreissen und zerkratzen. 

Déf'oncer, v. a. fr. Den bodem uitne


men, inslaan (van een vat); to unbottorn; 
den boden ausschlagen. [lit de lijkenwaaien (van het zeil); to be blown out 0 
the bolt-ropes; aus den lelken weheri. 

Défouetter,v.a.fr.,vausschnüren. 

Défournement, m. fr. Het uit-denoven 
-nemen ; taking out of the oven; das 
ausheben aus dem ofen. 

Défourner, v. a. fr. Uit den oven halen 
of nemen (het porselein, enz.); to take 
out of the furnace; ausfassen, aus deni ofen 

herausnehmen oder nehrnen. 

Défourrer, v. a. fr. De kleeding (van 

een zwaar touw) afnemen, ontkieeden, af


kleeden ; to take 0/f the service from the 

rope; abkleiden. -Uit den perkamentvorm 
nemen (bij goudslagers); to take from the 
skin; aus der quetschform herausnehmen. 

Défroncer, v. a. De vouwen, kreuken, 
plooien (uit het laken) doen verdwijnen 
to unplait; die falten herausmachen. 

Défuner, v. a. fr. Aftakelen (eenen 
mast), v. abtakeln. 

Dégagement, (Evasement), m. 
fr. Vetbus, v. chamber 2). - D. de 
vapour, v. dampfauslassung. 

Dégager, v. a. fr. Vrijmaken, v. to 
clear 1). -Vrijmaken, doen verdampen 
of ontwijken (hij chemisten); to disengage, 
to evolve; verdünsten, entweichen lassen. -
De slakken afslaan (in glasfabr.); to beat 
off the slags; die schlaeken abschlagen. -

D. (on Parer) un cordage, un Cable, 
een touw klaren ; to get clear a cordage; 
das tauwerk klar machen, klar halten. -
D. l'engrenage, ontkoppelen, v. déclancher. 
- D. les garnitures, 
eenen drukvorm losmaken ; v. aufibsen ). 
-D. les traits, de trekken losmaken 
(hij graveurs); to set off the shape; ablösen, 
losmachen. 
Dégarnir, v. a. fr. : D. la cuve, 
de verfkuip door toevoeging van zemelen of 
krap temperen ; to lessen the vat by bran 
or madder; die kupe durch zugesetzte kleie 
oder farberrothe massigen. - D. un vaisseau, 
v. abtakein. 

Dégauchie, r. fr. Volkomen effen geschaafd 
plankenvlak ; straight planed surface; 
voilkonimen ebene tiache der abgehobelten 
bretter. 

Dégauchir, f. fr. (Een vlak) effen 
maken, behouwen, bezagen, afschaven, afvijlen 
; to level, to smooth, Jo plane, to 
straighten; zurichten, behauen, beschneiden, 
behobeln, zustigen, befeilen. -Recht zetten, 
recht buigen, richten (een verhogen 
machinedeel, etc.); to take out the winding; 
zurichten, hehauen, beschneiden, behobeln, 
zushgen, befeilen. - v. behauen ). 

Dégazer, V. a. fr. Het gas of de gas


sen uitdrjven (bij chemisten); to take off 

the gas; entgassen. 

Dégazonnoir, m. fr., v. breastplow. 


Degen, m. hd. Degen, sabel, zwaard; 
sword; dpée. -Heen-en weer-schuivende 
draadvoerder-stang (van den zijdeweefstoel; 
bar that keeps the threads asunder; va-et-vient. 

Degenband,m. hd Degenkwast; swordknot; 
dragonne, noeud d'épée. 
Degengefäss,n.hd.Degengevest;swo?.d. 
hilt; monture d'épëe. 
Dogengehãnge, n. lid. Degenkoppel; 
sword-belt; ceinturoM. 
Degengriff, m. hd. Degengreep ; swordhandle; 
poi gnée d'épde. 
Degengurt, in. hd. Degengordel; swordgirdle; 
ceinturon. 
Degenhaken, m. hd. Degenhaak; 
sword-hook; agrafe d'épée. 


296 DEGENKLINGE 

Degenklinge, f.hd. Degenkling; swordblade; 
lame d'épée. 
Degenknopf, m. hd. Degenknop; pommel; 
pomrneau d'épée. 
Degenkoppel, in. hd., v. degen-. 
gehange. 
Degenkorb, m. hd. Slagbeugel ; basket


hilt; garde. (band. 
Degenquaste, f. hd., V. degen-
Degenseheide, f. hd. Degenscheede; 

scabbard; fourreau d'épée. (band. 
Degenschleife, f. hd., v. degen— 
Degenschmied, m. hd. Z waardve


ger ; sword-cutter; fourbisseur. 
Degenspitze, f hd. Degenpunt ; point 
of a sword; pointe dune épée. 
Degenstock, m. hd. Degenstok, de


genrotting; sword-stick; canne it épée. 
Dégommage, m. fr., v. déereusage. 
Dégommer, v. a. fr., v. décreuser. 
Dégonder, v. a. fr. Uit de hengsels 

of duimen hangen, uithangen ; to unhinge; 
aushhngen. 
Dégor, m. fr., v. conduit-pipe, 
ablaufröhre. 

Dégorgeage, Dégorgement, ni. 
fr., v. abschwemmen. ® v. déereusage. 
— D. on Lavage, bet wassehen, 
uitspoelen (van 't laken, na het vollen) ; 
washing, rinsing; das auswaschen. 

Dégorgeoir, m. fr. Spoeltrog, v. ausspuistoek. 
— Ruimnaald, f., v. aufráumer. 
® Ruimijzer (der gieters); poker; 
raumeisen. — (Aiguille) Ruimnaald des 
zandvormers, v. aiguille 7). ® (Chasse) 
Zethamer, v. Chasse s). ® Schrootbeitel; 
great chisel; zurichtzeug, zurichtmeissel. 

D. á maillot, zundgatruimer; vent-punch, 
punch for vents; zundlochstempel. — D. 
a vrilles, ruirnnaald met boor, hoorpriem; 
screw-wire for clearing the vent; bohrrdumnadel, 
zundlochaufrdumer. 
Dégorger, v. a. fr. Uitspoelen, uit 
(lakens, stoffen) ; to wash, to-wasschen 
rinse; aussptilen, auswaschen, abschwemmen. 

— D. les embrasures, de schietgaten 
openen ; to cut-out, to pierce or to open the 
embrasures; die schiessscharten ausstechen 
oder einschneiden. 
Dégoupiller, v. a. fr. De stiften uit 
een horloge); to take out the-nemen (van 
pins; die stifte herausziehen. 

Dégourdi, m. fr. Eenmaal gebakken 
porselein ; biscuit-baked porcelain; verglutes 
porzellan. 

]Degourdir, v. a. fr., v. biscuitbaking. 
Dégradation, f. fr. Verval (van een 
gebouw); decay, dilapidation; verfall. 

DégraC er, v. a. fr. Beschadigen, schenden 
(een gebouw); to damage, to spoil; beschadigen, 
verderben. ® Sod., vervallen; 

to fall into decay, to go to ruin, to become 
dilapidated; verfallen. 
Dégraissage, Dégraissement, m. 
fr. (de l'argile trop plastique) Ontvetting 

DÉGROSS G E. 

(der te zware of vette vormklei); mixing 
(too plastic clay) with sand or cinders; en tfettung, 
das henchmen der fettigkeit. — D. 
ou Lavage (dia drag avant le foulage), 
Het wasschen, uitwasschen (van 't laken 
vólór het vollen ; nu doorgaans nagelaten); 
scouring; das waschen oder auswaschen. 
v D. (des laines), Dessuintage, het 
wasschen of ontzweeten (der wol); scouring; 
das entfetten, entschweissen. — D. (des 
peaux chamoisées) Ontvetting (van het zeemgare 
leder); scouring; das degraissiren, ent 

® D. (clans la teir,ture en rouge-fetten. 
tore) Ontvetting (verdrijving der niet ver 

olie uit de in 't witte-of olie-bad-bonden 
behandelde katoen door indompeling in lauw 
sodawater) ; removing the superfluous oil, 
scouring; das degraissiren, entfetten, eintauchen. 


Dégraisser, V. a. fr. Ontvetten, wasschen, 
uitwasschen, ontzweeten ; to scour, to 
remove the superfluous fat or oil; entfetten, 
waschen, auswaschen, entschweissen, etc. 
vgl. dégraissage. i D. (les aiguilles 
à coudre), met zemelen of zaagsel (de gepolijste 
naainaalden) schoonmaken, schuren; 

to wipe (the needles) in bran or saw-dust; 

mittelst kleie oder shgespdnen reinigen. — 

D. l'huile (pour Ie noir d'imprirnerie), 
de olie (voor den drukinkt) zuiveren ; to 
cleanse, to purify the oil; das iil abkreisch, en. 
.® D. une lime, eenti vijl (van 't vijl 
reinigen ; to clean a file; eine feile-sel) 

reinigen, ausputzen. 

Dégraisseur,m. fr., v. degraissoir. 

Dégraissis, m. pl. fr. Uitgedreven vet


of oliedeelen (b. v. van de wol, bet zeem 
scourings; ausgepresster staff-leder, enz.) ; 
(beim zeugreinigen). 

Dégraissoir,m. fr. Waschbank, waschbak, 
waschmolen (werktuig ter ontvetting 
en ontzweeting van de wol); wringing-machine; 
wascbbank. 

Dégras, m. fr. liet witte-bad, oliebad, 
mengsel van traan en salpeterzuur, dat tot 
bereiding van 't zeemgare leder heeft gediend); 
mixture of fish -oil and nitric acid; 
gerberfett, weissbrtihe. 

Dégré, m. fr. Graad ( van een barometer, 
thermometer etc., van een cirkel 
Bene algebraïsche vergelijking);-omtrek, van 

degree; grad. — D. de chaleur, warmtegraad; 
degree of heat, temperature; wdrmegrad, 
temperatur. ® Ii. de congélation, 
vriespunt ; freezing-point; frostgrad, 
gefrierpunkt. om D. d'ébullition, kookpunt; 
boiling-point; kochpunkt. 

Dégréement, rn. fr. Aftakeling, ont


takeling; unrigging; abtakelung. 

Dégréer, V. a. fr., v. abtakeln. 

Dégrossage, m.: fr. Het trekken der 

metaalstaaf door de steeds nauwer wordende 
gaten der trekplaat, het draadtrekken ; wiredrawing 
work, drawing small or fine; das 

strecken, abfiibrarbeit, abfuhrung. — Fi


lière de d., v. abführeisen. 


])ÉG-ROSSER — 

Degrosser, v. a. fr., V. dégrossir. 

Dégrossi, Dégrossissage. m fr. 
Het uit .den-ruwe-werken ; rough-working; 
das aus dem grobsten arbeiten. ~ Voorbereidende 
slijping of polijstir,g (van 't spie 

roughing, first grinding; das rauh-gelgias); 
schleifen. - Dégrossi, pletmolen, pietwerk 
; steel-roller; streckwert. ~ Pletcilinder, 
pletrol (in de munt); flattener, flattening 
cylinder; plattwalze. 

Dégrossir, v. a. fr. Uit den ruwe 
werken, de ruwste dealen wegnemen ; to 
rough-work; aus dem gröbsten arbeiten. •^ 
Draad trekken, v. abführen. ® in den 
perkamentvorm slaan (het goudblad); to put 
into the skin; in die quetscbform schlagen. 
^ De grofste fouten (in eerre drukproef) 
verbeteren, v. ausmerzen. ~ D. (les 
brins pour aiguilles) Afspitsen, aanpunten 

(de naaldscbachten of dubbele naaldiengten); 
to point; zuspitzen. ~ D. (une aire en 
plátre) Slijpen, effen slijpen (eenen pleister 


to grind; schleifen. D. (Ie bois-vloer); 
de charpente dans le forêt) Ruw beslaan, 


V. bewaldre+shten. ••s D. (le bois, le 
metal) Uit den ruwe schaven, v. décro .-ter. 
D. (dans la dorure de la porcelaine), 
bet goud met eenen agaat overal 
behoorlijk aandrukken ; to press the gold to 
the porcelain mith an agate; das gold ruit 
einern achate uberall gehorig andrucken. -
D. (les épingles), op de eerste of minst 
fijne stalen slijpschijf aanpunten (de spelden schachten); 
to begin the point (or the pins) 
in the coarsest of the two grinding mills; 
vorarbeiten (beim spitzen der stecknadeln). 

-D. (des glaces), afslijpen vOOr het po 
(spiegelglas); to rough or ru%f, to give-lijsten 
the first grinding; vgl. dégrossi s). 

D. (les lingots), dun uitsmeden (de staven, 
die men door de trekplaat wil laten gaan); 
to beat out by hammering; di nn ausschmieden. 
~ D. igouvrage, het hout met 
den voorlooper schaven, uit den ruwe scha 
to jack or to jack-down stuff, to rough--ven ; 
plane timber; das holz scbrubben. 

Dégrossissage , Dégrossissemen.
t, m. fr. Bet uit-den-ruwe-werken, 
de eerste fatsoeneering, v. dégrossi. -
Het eerste aanpunten (der naalden-en spel 

roughing; das vorarbeiten, das-denschacbten); 
erste zuspitzen ; vgl. degrossir s), t 0). 

D. des glaces, v. dégrossi 2). 
Dégrossisseurs, Cylindres dégrossisseurs, 
m. pl. fr., v. cylindres 
a cingler, cylindre effilocheur. 

Dehors (dune place), m. pl. fr. Buitenwerken, 
voorliggende werken (eenar vesting); 
outworks; aussenwerke. 

Deille, Dheil, rn. fr (in België) Wand 
van Benen mijngang ; thill, (in the north of 
Engeland:) sill, (in Scotland) pavement; das 
liegende eines dotzes. 

Degummiren, v. a. hd., v. deereuser. 
Dehnbar, adj . hd. Rekbaar, uitrekbaar, 

)ÉL AIEMEN T. 297 

voor uitzetting geschikt; ductile, extensible; 
ductile, expansible, dilatable, expansible. 

Dehnbarkeit, f. hd. Rekbaarheid, vatbaarheid 
voor uitzetting; ductility, extensibility; 
ductilité, extensibilité, expansibilité. 

Dehnbarkeitsmesser, m. hd. lickbaarheidsmeter; 
tasimeter; tasimètre, ductilimètre. 


Dehnen, v. a. hd., v. ausdehnen. 
Dehnungsmesser, m. hd., v.dampf 

baromesser. 
Deieh, m. hd. Dijk; dike; digue. 
Deichschleuse, f. hd. Dijksluis; dike


sluice, Watergate in a dike; digue d'écluse. 
Deichsel, Dechsel, Deissel, f., 

V. addice. ® Dissel (van een wagen of 
rijtuig), disselboom, lamoen of lemoen ; thill, 
pole, neap, shaft, beam; timon. 
Deichselarme,m.pl.hd.,v.armons 1) 
(alwaar het lid. deichselarme, arme, scherarme 
vergeten is). 


Deichselarmkappe, f. hd., v. clip 
for futchels. 
Deichselblech, n. hd. Disselplaat; 
pole-plate; coiffe. 
Deichselgabel, f. hd. Disselgatfel ; 
shafts; limoos. 


Deichselhaken, nl hd. Disselhaak, 
lemoenhaak ; pole-hook; ragot, crochet de bout 
de timon. 

Deichselkappe, f. hd., v. clip for 
futchels. 

Deichselkette, f. lid. Disselketting; 
pole-chain, thill-chain; chaine de timon, reculernent. 


Deichseln, V. a. hd. Disselen, bedisselen 
; to work with the adze; doler, tra 
-vailler aver 1'berminette, faconner avec la 

doloire. 

Deichselnagel, m. hd. Disselpin, dis 
atteloire, boulon d'assemblage, boulo -selbout ; 
de timonz. 

Deichselring, nl. hd. Disselring ; polechain 
ring, Chill-ring; anneau de la chaine 
de tinion. 

Deichselstutze, f. lid. Disselstut ; 

pole-prop; servante. 
Deissel, rei hd., v. deichsel 1) . 
Deissein, v. a. hd., v. deichseln. 
Dej eté, adj. fr., v. déverse. 
Déjeter (se), V. r. fr. Kromtrekken, 

V. to cast, b. mm (Voiler) Krointrekken 
(van bet staal bij bet temperen); to 
warp, to distort; sick werfen, ziehen, verzieben. 


Dejouer, V. n. fr. Uitwaaien (van een 
wimpel, vlag); to fly out, to flutter, to turn 
in the wind; ausweben. 

Dejour, m. Speelruimte, etc., v. backslitting. 
Dekagram , Dekaliter , etc. , v. 

deca-, etc. 

Dekantiren, etc.,v .decantiren,etc. 
Dekatiren, v. a. hd., v. décatir. 
Délaiement, m. fr. Verdunning, aan 


lenging (b. v. der verven, der vormklei) ; 


298 DÉLARDElMENT 

diluting,te7npering; verdtinnung, das anriilh ren, 
anmachen. 

Délardement, m. fr. Het afkanten, 
afronden (van een balk, steen, etc., inz. 
van den onderkant der traptreden), afsnuiting; 
chamfering; abschragung. ~ D. des 
flasques d'un affût, uitsnijding, uit 

vermindering van de zij-snede, afsnuiting, 

affuit; diminishing or slope-wangen eenerof the trail, lightening-out of the brackets, 
chamfering of the brackets. 

Delarder, v. a. fr. Afkanten, afronden, 
afsnuiten, den scherpen kant, inz. den 
onderkant der traptreden schuins afwerken; 

to chamfer, to lighten down, to pare away, 
to cut the sharp edges, to diminish, to thin; 

abschrkgen, die scharfen kanten abstossen, 
abschlagen, abrunden, abkanten, schwkchen, 
verjongen. 

Délateur, m. fr. Verklikker, aanbrenger 
(mecanismus waaraan men ziet, dat er 
pogingen zijn gedaan om een slot met een 
looper te openen); detector; angeber, entdecker. 


Délaver, V. a. fr. Verwasschen, bleek 
of Ie bleek van kleur maken; to weaken a 
color; verwaschen, zu sehr schwlichen. 

Délayage, m-fr., v. delaiement. 

Délayer, v. a. fr. Verdunnen, aanmengen 
(verven, vormklei, etc.); to dilute, to 
temper; verdunnen, anruhren, anmachen. 

V. délaver. 
Délestage, m. fr. Het uitschieten van 
den ballast; unballasting; das ausschiessen 
des ballastes. 
Délester, v. a. fr. Den ballast uitschieten; 
to unballast; den ballast ausschiessen. 
Delfter porzellan,Delftfayence, 
in. lid., Delf(t) -ware, Delf(t), eng. 
Delftscti aardewerk of steengoed, Delftsch 

fayance; faïence de Delft, poterie de Delft, 
faience hollandaise. 
Delft-ware-blue, eng.. v. china


blue. 
Délier les pages, fr.,v. aufiósen 3) . 
Délinéation, f. fr. Planteekening,grond


teekening, ontwerp (van een gebouw) door 
lijnen ; drawing, draught, plan; riss. 

Déliot, m. fr. Lederen vingerhoed, duiineling 
(der kantwerksters); leather thimble; 
lederlagerhui.. 

Deliquate(to), v. a.& n. Vloeibaar maken, 
smelten ; vloeibaar worden ; in fluss 
bringen; zer/liessen; liquéfier; se liquéfer. 

Deliquation, eng., v. deliquescence. 


Deliquesce (to), v.n. eng. Vervloeien, 
door de vochtigheid der lucht vloeibaar worden 
; in fluss gerathen; tomber en déliques


cence. 
Deliquescence, eng., Deliquescence, 
f. fr. Vervloeibaarheid, eigenschap 

(b. V. der zouten) van zich in den waterdamp 
der lucht op te lossen ; zerfliessbarkeit. 
Deliqueseent,eng.,Déliquescent, 

DÉLUSTR E R. 

fr. adj. Vervloeibaar, vervloeiend; zerfCi,essbar, 
zerfliessend. 
Deliquiate, eng., v. n , v. to deliquesce. 
Deliquiation, eng., v. deliquescence. 


Deliquium, n. -. Het vocht, door de 
vervloeiing eener vaste zelfstandigheid ontstaan. 


Délissage ou Triage, m. fr. Het 
sorteeren, uitzoeken (der lompen); sorting; 
das sortiren. 

Delisser, Trier, v. a. fr. Sorteeren 
of uitzoeken (de lompen); to sort; sortiren, 
auslesen. 

Délisseur on Trieur, ni., Délisseuse 
ou Trieuse, f. Lompensorteerder, 
-sorteerster ; person, who sorts rags; lumpensortirer, 
-sortirerinn. ~ Délisseuse mécanique 
ou Dérompoir, lompensnijder 
(werktuig); rag-cutting machine; lumpen-, 
hadernschneider. 

Delit, m. fr. Plaatsing van eenen steen 
op een andere zijde dan die, waarop hij in 
de. steengroef lag, verkeerdfleger; laying a 
stone on a bed, which is not its natural one; 

das versetzen eines steins auf eire andere 
als seine naturliche lagerseite, falsches lager. 

Deliter, v. a. fr. Van de massa der 
steengroeve afscheiden (eenen steen); to separate 
from the mass of the rock in the 
quarry; von der felsmasse des steinbruchs 
trennen. ® Naar de schichtvoege klieven 
(eenen steen); to separate in the direction 
of the cleaving grain; nach der schichtungsfldche 
spalten. ® (Poser en délit) 
(Eersen steen bij 't metselen) anders plaatsen 
dan zijn leger in de groeve was; to lay (a 
stone) in a manner that it is not on its 
naturel bed; (einen stein) anders legen als 
er im bruche gelegen hat. ~ Se d., van 
zelf in de richting der schichten splijten ; 

to split in the direction of its natural bed; 

sïch in der richtung seiner natiirlichen lagerseite 
spalten. 
Deliver (to), v. n. eng , v. depouille 
f2). 

Delivering-balls, Delivering.. 

bowls,pl.eng.,v. cylindres retireurs. 

Delivering-rollers, pl. eng., v. cylindres 
é tireurs 2) , l) . 

Delivery, Draw or Draught (of 

the pattern), eng. Geringe vernauwing naar 
onderen van bet gietmodel (opdat het zich 
gemakkelijk uit het vormzand zon laten 
lichten); ablauf, verjungung eines models; 

dépouille. 

Delivery—valve , Head—valve, 
Top—valve, eng. Topklep (van de luchtpomp 
der stoommachine); obere klappe, oberes 
ventil; clapet de tole. 

Délivreur, m. fr., v. dechargeur 1). 

Délot, m. fr., v. cosse i). 

Délustrer, v. a. fr. Ontglanzen (b. v. 
het laken), den glans benemen ; to take off 
the lustre; den glanz benehmen. 


DIÉTJT5TAGE — DEMI—CIJIT. 299 


Délutage, m. fr. Het wegnemen van 
't lucbtdichtmakend kleefdeeg ; unluting; 
ablu tirung. 

Déluter. V. a. fr., V. ablutiren. 

Démc1er, si. a. fr.Met eene ijzeren 
slaaf (het gesmolten glas) omroeren ; to stir; 
umrtihren. 

Démaigrir, v. a. fr. Verdunnen, uitdunnen 
(eenen balk, steen), v.abschlagen. 

Démailler, v. a. fr. Ontmazon, de 
mazen, het weefsel of breisel uiteencioen, 
uittrekken ; to unmesh; aulkisen. 

Démanillage, m. fr. Het ontschakelen 
; unshackling; das losschekeln. 

Démaniller, v. a. fr. Ontsehakelen, 
de schakels (of de aan eene zijde opene, 
maar door eene pin sluitbare kettir.gleden) 
losmaken ; to unshackle; losschekeln, aus 
den schekein auslosen, die schekel losnemen. 

Demant, Diamant, m. hd. Diamant; 
diamond, odarnas, adamant; diamant, v. diamant, 
etc. 

Demanteement, Demantkitt, m. 

ltd., v. ciment 6). 

Demantsaamen, m. lid. Zeer kleine 

diamanten, diamantenzaad ; diamond-sparks; 

semence. 

Demantspath, m. hd., v. adaman


tine spar. 

Démantèlenient, m. fr. Ontmante


ling, slechting der vestingwerken ; disman


tung; das schlelfen der festungwerke. 

Démanteler, v. a. fr. Ontmantelen, 
de vestingwerken slechten ; to dismantle, to 
rase or demolish the works of a fortification; 

entmanteln, die festungswerke sctileifen, ah


tragen, rasiren, demoliren. 

Dêmtage, Démtement, m. Het 

ontmasten, ontmasting ; dissnastinq; entmas


tung das entmasten. 

Démâter, v. a. fr. Ontmasten, de mas


ten uitnemen ; de masten doen verliezen 

to dismast; entmasten, der masten berauben. 

Démarger, v. a. fr. De randen schoon


maken ; to clean the edges; die rbnder rei


algen. - D. le four, den glasoven lucht 

geven, zijne gesloten openingen ontsluiten; 

to give air to the glass-oven; dem glasofen 

luft geben. 

Dématerialiser, v. a. fr. De ruwe 

bestanddeelen afzonderen (bij chemisten); to 

discharge the rough ingredients, to distill 

roughly; die rohen bestandtheile absendern. 

Démêlage, (Brassage), m. fr., v. 

Brassage. - Het uiteennemen en sor


teeren (der wol); sorting; das auseinander 

nehmen, aufmachen (der wolle). 

Dêm1er, v. a. fr., v. brasser, a. 2). 

-Ulteennemen en sorteeren (de wol) ; to 
sort; auseinander nehmen, aufmachen. 
Dôm1oir, m. fr. (pour colon) Voorbereidingsmachine 
(die de katoendraden losmaakt, 
parallel legt en tot het eigenlijke 
kammen voorbereidt); machine for preparing 
and beginning the combing of cotton; vor


bereitungsmaschine. (pour lame longue) 

(Heilmann's) uitrekmachine (die de banden, 
door de aanlegmachine geleverd , in een 
twintigmaal langeren band verandert); machine 
for transforming the fleece of wool 
into a sliver; strecke. mm Haspel ; reel; 
haspel. 

Démergeroii Saigner une veine, 
fr. (in België) Eene mijnader waterlozing 
geven ; to drain a seam; einem llötz wasserliisung 
verschaffen. 

Demeurer sur le for, fr. Voor anker 
blijven liggen ; to remain riding at anchor; 
vor anker liegen bleiben. 

Demi-.automate, m. fr. Half-zelfwerkende 
mule-jenny of zeiffactor; handmule 
with shaper-rail; ha lbsel bstspinner. 

Demi-bande, f. fr. : Donner une 
domi-bande, demi-carène (a un 
vaisseau), krengen (een schip); to make a 
parliament-heel or a boot-topping; cme halbe 
kielholung geben. 

Domi—bastion, r. fr. & eng. Half 

bastion of -bolwerk ; ha/be bastion, halbes 

bollwerk. 

Demi-bois on Mibois, m. fr. , v. 
assemblage a demi-bois, 
Demi-boulets ramés, m. p1. fr., 

v. bolzkugeln. 
Demi-brique ou Demi-tuile, f. fr. 
Klezoor (tot sluitsteen); half-header; quartierstein. 


Demi.-cadratin, in fr., v. s. Cadratin. 


Demi-caponière, 1. fr. Halve kaponare 
(vgl. Caponniëre); demi-caponier, 
half-caponier, single or simple caponier; halbe 

caponnière, grabengallerie. 

Demi-capucine, f. fr. , v. capu


cme ). 
Demi-carène, v. demi-bande. 
Demi—cercie, m. fr. Halve cirkel 

semi-cercle; balbkreis. -IJzeren beugel 
(van een huzarenzadelboom); plate; eisenbügel. 
-Half-cirkelvormige kalibermeter; 
semi-circular gauge; halbkreislehre. v. 
pantometer. 

Demi—chssis, m. fr. Halve vorm


kast; half moulding-box (bottom or top-part); 

formkastenhblfte. D. inférieur, on


derste kasthelft ; losc'er-box, drag, drag-box, 

bottom-part of a pair of half-boxes; untere 

kastenbhlfte. - D. supérieur, bovenste 

kasthelft ; top-box, top-part of a pair of 

half-boxes; obere kasten hhlfte. 

Demi—chemise, 1. fr. Glasblazers


kiel (soort van hemd met ééne mouw); smoke


frock; halbkittel, glasmacherkittel. 

Demi—clé, î. fr. Halve steek, halve 

slag, timmersteek ; half-hitch; halbstich, bal


her schltisselknoten, zustich, beistich, maul


stich. 

Demi—creux, m. fr.; v. escape. 

Demi—cuirasse, r. fr. Borstharnas, 

harnas zonder rug; frontcuirass, breast


plate; brustharnisch, halbkurass. 

Demi—cuit, adj. fr. Half ontschaald 


300 DEMI—DIAM_ETRE --- DEMOLISH. 


of ontgomd (van de zijde); hal/ -scoured, halfboiled; 
halb gekocht. 

Demi-diamètre, Rayon, ni. fr. 
Halve diameter of middellijn, straal, radius; 
radius; halbmesser, radius. 

Demi-douce, f. Demi-dour, m. 
fr. Halfzoetvijl; second cut; halbschlichtfeile. 

Demi-icho, f. fr. Halve heidiepte 
(helft der diepte, tot welke een grondpaal 
moet ingeheid worden); half the depth, to 
which a pile is to be driven into the earth; 

bathe rammtiefe. 

Demi-galerie, f. fr. Halve mijngang; 
low gallery; halber minengang, halbe gallerie. 
Demi-gorge, f. fr. & eng. Halve keel 
(van een bastion); halbe kehle, halbe kehllinie. 

Demi-grainer f. fr. Basterd scharlaken 
(bij stoffenververs); bastard scarlet; halbfranzscharlach. 


Demi.--haut-fourneau, m. fr. Halve 
hoogoven (voor 't smelten der lood-en koperertsen) 
; half-furnace, half-high-furnace; 
halbhochofen. 

Demi -Hollande, f. fr. Half Hol 
linnen (uit Picardie); linen from-land^ch 
Picardy; leinwand aus der Picardië. 
Demi-john, Demi-jan, eng., v. 
dame j eanne. 

Demi-laine, f. fr. Plat staaf(jzer, vlak 
ijzer; flat iron, flat bar-iron; flacbeisen 
flachstabeisen. 

Demi-lune, f., Ravelin, m. fr. Ra velijn 
; demi-lune, ravelin; halbmond, halber 
mond, ravelin. 

Demi-lunette, f., Collier, in. fr., 

V. collar of the puppet-head.
Demi-mailles,Mailles á culotte, 
I. pl. fr., V. bow 5) 
. 

Demi-masse, Massette, I. fr. Kleine 
bank of handhamer (der slotenmakers, etc.); 
small bench-hammer; kleiner bank- oiler handhammer. 


Demi-merlon, m. fr. Hoekmerlon, 
hoekkast (op bet uiteinde eener borstwering); 
half-merlon; flügelschartenzeile. 

Demi-métal, Métal rassant, m. 

fr. Halfmetaal; semi-metal; halbmetall. 

Demi-montée, f. fr. (te Luik) Dia


gonale mijngang of galerij ; board-gate; dia


gonale strecke. 

Demi-opale, f. fr. Half opaal (soort 

van harsig kwarts); semi-opal; halbopal. 

Demi or, m. fr. Goud van twee kleu


ren (bladzilver, aan de eene zijde met goud 

bekleed); party gold; zwíschgold. 

Demi-parallel, eng. , Demi-pa


rallèle, Demi-place d'armes, f. fr. 

Halve parallel , halve wapenplaats (loop


graaf tusschen de 2de en 3de parallel, bijna 

evenwijdig met het front van aanval); halbe 

parallels, halber wa f/'enplatz. 

Demi-páte, I. fr., v. défilé i). 
Demi-place d' armes, v. demi 
-parallèle. 
Demi-pont, m. fr. Halfdek ; quarterdeck; 
halbdeck, balbverdeck, halbquarter. 

Demi-portée, I. fr. Halve gang (hij 
't weven); half-gang, pin; halber gang. 

Demi-.prégaton, mn. fr. Trekplaat, 
waardoor 't getrokken gouddraad nogmaals 
gebaald wordt ; wie-plate for the second 
drawing; zieheisen zuni nochrnaligen zieken 
des golddrahts. 

Derni-quadratin, m. fr. , v. s. 
cadratin. 
Demi-reflux, m. fr. Halve eb, midden 
der ebbe; half ebb; halbe ebbe. 

Demi-relief, nl. fr. Half verheven 
beeld-werk, half relief; half relief, mezzo 
relievo; halb erhahene arbeit, halbrelief. 

Demi-reliure, f. fr., v. board 6).
Demi-revêternent, in. fr. Halve 
steenen bekleedieg (van eene vestinggracht); 
demi-revetment, half revetment; halbe fut 
-termauer, halbes revêtement. 

Demi-rond, m. fr. Haif-cirkelvormig 
leerlooiersmes, stootmes, schaafijzer; half round 
scraper; halbrundes schateisen oder 
schahmesser. ~ (Tore) Halfronde lijst 
aan den zuilvoet, voetring; torus, tore; 
rundstab, pfuhl. 

Demi-ronde, f. fr. Halfronde vijl 
half-round /11e; halbrunde feite. 
Demi-sonnerie, I. fr. Slagwerk of 
repetitie -uurwerk, dat alleen de kwartier 
doet hooren ; repeater of the quarters;-uren 
halbe repetiruhr, halbes repetirwerk. 
Demi-teinte, f. fr. , v. couleur 
moyenne. 
Demi-tour,m. fr., v. bee-de-cane. 
Halve slag (in een touw); half turn; 

balher schlag. 

Demi-tuile, v. demi-brique. 

Demi-varlope, f. fr. Voorlooperschaaf, 

voorlooper; jack-plane; kleiner rauhbank oder 

rauhhotbel, halber schlichthobel. 

Démivte, I. fr. Srnyrnaasch katoen ; 
Smyrna cotton-stuff ; baumwollenzeug aus 
Smyrna. 

Demoiselle, I. fr. Straatstamper, v. 

dame 3) . ~ Juffer-of damesspeld (kleine, 

fijne speld); minikin pin; jungfernnadel. 

Vermiljoenborstel, v. brush for ver 

-milion (en

gelief daar het hd. jungfernnadel 
te veranderen in zinnoberburste). o 
IJzerstang, om de kolen uit de vormen te 
houden ; iron rod for preventing the introduction 
of coals in the moulds; jungfer. 
(ou Lucarne demoiselle), v. dachnase. 
® D-s (Lisses des portehaubans) 
rustl(jsten, lijsten tegen de rust; 
laths of the chain-wales; latten der rusten. 

Démolir, v. a. fr. Afbreken (een ge 

to demolish, to pull down; abbrechen,-bouw); 

abreissen, niederreissen, demolaren. -Slech


ten, v. démanteler. ® D. (ou Des


eeller) un vaisseau, een schip sloo


pen ; to break up a ship; ern schut abbre


chen, schleifen. 

Demoliren, v. a. hd., v. démolir. 

Demolish (to), v. a. eng., v. dé


molir. 


DEMOLISHING 

Demolishing, Demolition, eng., 

V. démolition. 
Démolition, f. fr., Demolition, 
eng. Het afbreken, slechten, sloepen, nederhalen, 
omverwerpen ; das abbrechen, abreissen, 
abtragen, schleifen, niederreissen. s• 

D. du vieux crépi (d'un mur), fr. 
Het afslaan der oude bepleistering; beating 
off or taking away the old plastering; das 
abschlagen des alten putzes. 

Démontage, m. fr. Het uitelkandernemen 
(van de deelen, waaruit een werktuig, 
een vuurwapen, enz. is samengesteld) ; 
dismounting; das auseinandernehmen. 

Démonter, v. a. fr. Uit elkaar nemen, 
afbreken ; to undo, to take to pieces, to 
dismount; aus einander netmen, macben 
odes legen, demontiren. — Uit de kas nemen, 
v ausheben 3). ~ D. l'artillerie 
ennemie, het vijandelijk geschut 
tot zwijgen, buiten werking brengen, demonteeren 
; to dismount or disable the enemy's 
guns; das feindliche geschutz zersturen 
oiler demontiren. ® D. un canon, een 
kanon demonteeren of van zijn affuit nemen ; 

to dismount a piece of ordnance from its 

carriage; een geschtitzrohr auslegen. 
Demontiren,v. a hei., v. demonter. 
Démoulage, m. fr. Het uit-den -vorm 

nemen ; bet wegnemen van den vorm ; taking 
out of the mould; the removing of the mould; 

das herausnebmen aus der form ; das weg 

-nebmen der form. 

Démouler, v. a. fr. Uit den vorm ne


men; den vorm wegnemen; to take out of 

the mould; to lift the mould; aus der form 

herausnehmen ; die form wegscbaffen. 

Demy, eng. Papiersoort tusschen kleinroyaal 
en propatria ; sorte Bruck- oder packpapier; 
coquille. 

Dénaturer, v. a. fr., v. to adulterate. 
Dendrachat, hd., Dendrachate, 

m. fr. Y eng., Dendragate, m. fr. Dendragaat, 
boomagaat , mokasteen (variëteit 
van den gemeengin chalcedoon, met boomvormige 
indrukken). 
Dendrit, m. hd., Dendrite, m. fr. 

& eng. Dendriet, boomsteen, mossteen (met 

indrukken van boom- of heestergewas). 

Dendrometer, m. hd. Y eng., Den


dromètre, m. fr. Boommeter, werktuig 

om de hoogte van eenen boom, den diameter 

van zijnen stam en zijne houtmassa te meten. 

Dengelhammer,m. hd.,v.chaploir. 

Dengelzeug, n.hd. Maaiersgereedschap; 

scything-tools; outils du faucheur. 

Denier de botte, m. fr. Proefmunt 
(om daarbij de geslagen specie te vergelijken); 
proof-coin; probemünze. — D. de 
fin ou de loi, wettelijke fijnte, gehalte, 
graad van zuiverheid, dien het zilver moet 
hebben ; standard of the fineness of silver; 
karat, satz. _• D. de monnayage, 
gemunt, gestempeld geld, klinkende munt; 
coin; gemunztes geld. 

. )ENTELLE. 301 

Densimètre, m. fr. Dichtheidsmeter; 
instrument for measuring the density of 
liquids; dichtigkeitsmesser. 

Densité, m. fr., Density, eng. Dicht 
een lichaam), densiteit ; dichtigkeit.-heid (van 

Dent, f. fr. Tand (aan werktuigen), v. 
alluchon, catch 2), came. — D-s 
de Panere, ankerarmen ; arms of an 
anchor; ankerarme. D. de l'arbre, 
tand, duim der spil ; cog of the arbor; wellenfuss. 
— D-s d'une carde, kaardetanden 
(tweemaal gebogen haakjes aan 't 
kaardenbeslag); teeth; ztbne. ~ D. (ou 
Brèche d'un couteau, dune lame) schaarde 
(in een mes, een lemmer) ; notch, gap; 
scharte. ® D. d'engrenage, invattende, 
ingrijpende tand; cog, catching tooth; eingriffzahn. 
~ D. d'impulsiom, drijftand; 
driving tooth, driver; triebzahn. ® D—s 
(d'une lime), tanden (eener vijl); teeth; zahne. 

D—s (d'un peigne oa ros) Tanden, neten 
(van eenen weverskam); dents, splits, 
reeds; stdbe, zahne, riete. — D. (ou Bateau) 
du père, v. angriff ij. •s 
D-s d'une roue, radertanden ; teeth of 
a wheel; radzdhne. — D—s d'une scie, 
zaagtanden ; saw-teeth; sagenzahne. 

Dent, Indentation or Hollow, 
eng. Ligplaats, logement (ruimte voor 't 
werptuig in de ziel van een stuk geschut); 
kugellager; logement du boulet. 

Dent—de—chien, f. fr. Wolfstand, v. 
dent de loup 1). ~ D.-de-chien 

ou D.-de-cochon, f., Carbonate de 

chaux en cristaux hexaèdres, m. 
Koolzure kalk in zesvlakkige kristallen, bondstandenspaath 
(wegens de gedaante dus geheeten); 
dog-tooth-spar; hundszahnspath. 

D.—de—loup, in. fr. Wolfstand, bruineertand, 
polijsttand; polishing-tooth, burnisher, 
dog's tooth, spike; polirzahn, gldttzahn. 
Pal, v, click. — Groote wigvormige 
nagel, voorsieekpin ; dog-nail; vorstecker. 


D.—de—rat. f. fr. Muizetanden, getande 
rand van een lint; flounce; rattenzabn. 
Denté,adj. fr. Getand, ingekerfd; toothed; 
gezahnelt. 

Denteler, v. a. fr. Uittanden, tanden. 
getand maken, inkervingen maken ; to indent, 
to notch, to jag; zahneln, zacken, auszacken, 
ausfeilen. 

Dentelle, f. fr. Kant ; lace; spitze, 
kante. — Kantwerk, kantvormig sieraad; 
lace-work, lace-ornament; spitzenartige ver 

-zierung. — D. de Brabant, de Bruxelles, 
de Flandres, de Malines, 
Brabantsche,Brusselsche, Vlaamsche, Mechelsche 
kant ; Brabant, Brussels, Flemish, Mechlin 
lace; Brabanter, Bri sseler, Flandrische, 
Mecheler spitze. — D. à l'aiguille, 
Point, genaaide kant; point-lace, tape-lace; 
genkhte spitze. — D. a chenille, fluweelkant 
; velvet-lace; sammtspitze. — D. 
àa fond clair, kant met opengewerkten 
grond; lace with a clear ground; spitze 

26 


302 DENTELS -- 

mit ringelgrund. — D. à fond mosaïque, 
kant met mozaiek grond; lace 
with mosaïc ground; spitze mit mosaïkgrund. 
~ D. a fond réseau, kant met netvormigen 
grond; lace with a net-shaped ground; 
spitze mit netzartigen grund. — D. de 
Hollande, Holland lace; puntas. — D. 
sans fond, -fijne witte garenkant; fine, 
white thread-lace; reine weisse zwirnspitze. 
~ D. au fuseau, geklopte, gekloste 
kant ; bone-lace, pillow-lace; geklöppelte spi. 
tze. ~ D. à la mécanique, machinale 
kant; machine-made lace; maschinenspitze. 
~ D. noire, zwarte blonde ; 
black silk-lace; schwarze blonde. ® D. en 
poreelaine, porseleinkant; imitation of 
lace; porzellanspitzen. — D. d'un bril-. 
lant, facetten (rondom de tafel) van eenen 
diamant; facets (which surround the table) 
of a diamond; facetten (um die tafel) eines 
diamanten. 

Dentels, Dentils, Dentilli, eng., 

V. denticules. 
Dentelure, f. fr., v. auszackung. 
Denticules, f. pl. fr. Tandsneden, kalfstanden 
(aan eene kornis); dentels, dentils, 
dentilli; zahnschnitte, zahnverzierungen. 

Denture, f. fr. Tandwerk (van een 
rad); teeth, cogs; zahnwerk. •• D., Pas 
de l'engrenage, afstand tusschen ieder 
opeenvolgend tandenpaar, tandenafstand; 
pitch; zahntheilung, schrift. — D. dune 
sarde, v. garniture de cardes. 

Deodorize (to), v. a. Reukeloos maken, 
ontsmetten; geruchlos machen; enlever 
l'odeur, geruchlos machen. 

Deoxydate (to), v. a. eng., v. desoxyder. 
Deoxydizing agents, pl. eng., v. 
désoxydants. 

Départ, in. fr. Onderste traptrede, v. 
bloekstufe. ® Scheiding (van de gemengde 
metalen, inz. van het goud en zilver 
van hunne bijmengselen) ; parting, departure; 
scheidung. ~ D. par la voie 
humide, scheiding langs den natten weg; 
wet parting; scheidung auf nassem wege. 
~ D. par la voie sèche, scheiding 
langs den drogen weg; dry parting; schei dung 
auf trocknem wege. 

Departure, eng., v. départ 2). 

Dépasser, V. a. fr.: D. les fils, de 
lussen uit de oogen trekken (bij 't weven); 
to draw out or to full out the healds; die 
litzen aus den augen herausziehen, die schleifen 
wieder abmachen. — D. un vaisseau, 
een schip voorbijzeilen, voorbijloopen 
; to outsail a ship; ein schil todt laufen 
oder todt segeln. ^ D. une manoeuvre, 
un cordage, een touw, een end 
uitscheren ; to unreeve a rope; ein tau, ein 
end ausscheeren.-— D. le cable sur 
le vireveau, v. choquer le cable. 
~ D. le lit du vent, door den wind 
geraken ; to go through the point of the wind; 
durch den wind wenden. o D. la tour-

DEPOLARISE. 

nevire, de kabelaring vernaaien ; to put 
the voyal otherwise; die kabelaring anders 
umlegen. 

Dépatisser, v. a. fr. De in pastei 
gevallen letters terechtbrengen ; to sort and 
distribute the pie; die zwiebeltsche aufrdumen. 

Dépêehe télégraphique, f. fr. 
Telegrafisch bericht ; telegraphic dispatch; 
telegraphische depesche. 

Dépecoir, m. fr. Kaarsenmakers-on


gelmes ; chopping-knife; stossmesser. 

Dépendeur,m. fr.,v.déchargeur t). 

Dépendre, v. a. fr. (in België) Wa


terpassen, niveleeren ; to level; nivelliren. 
Dépense, f. fr. Waterhoeveelheid, die 
in eene seconde door eene opening gaat; 

quantity of water flowing out in a second, 
discharge; ausflussmenge wdhrend einer seconde. 
— D. d'entretien, kosten van 
onderhoud ; expense of maintainance; unterhaltungskosten. 


Déperdition, f. (r., Deperdition, 
eng., v. abgang 1). 

Dépérissement, m., Usure, f. fr. 
Afslijting, slijtage (van een touw, een zeil, 
etc.); wear and tear; abnutzung, schlitage. 

Déphlegmation, Déphlegmer, 
fr., v. défl.—. 

Dépiéter, V. a. fr. Overal gelijk rouwen 
(het laken); to nap evenly; uberall 
gleich rauhen. 

Dépilage, m., Dépilation, f. fr. 
Ontharing; unhairing; enthaarung. 
Dépilatoire, m. fr., Depilatory, 
eng Ontharingsmiddel; enthaarungsmittel. 
Dépiler, v a. fr. Ontharen, pelen (huiden); 
to unhair; enthaaren, abpálen. 
Dépiquer, V. a. fr. Het gestikte uit 
to unstitch; gesteppte arbeit wieder-halen ; 
auflësen. 
Déplacement, m. fr. Verplaatsing; 
displacement; versetzung. 

Déplacer, Déranger, v. a. fr. Verkeerd 
opmaken (den drukvorm); to impose 
in a wrong way; die kolummen verkehrt 
ausschiessen. 

Déplanter, V. a. fr.: D. Panere, 

het anker lichten, zijn anker thuis halen; 

to weigh the anchor; den anker lichten, den 

grund brechen. 

Déplaquer, V. a. fr. Een (gebrekkig 
gelegd) forneerblad weder afnemen ; to take 
off or away the veneering; ein fournirblatt 
wieder abnehmen. 

Déploiement, m. fr. Ontwikkeling; 
deployment; entwickelung. 

Déployer, V. a. fr.: D. le pavillon 
(ou Faire pavillon) de vlag ontrollen, 
laten uitwaaien ; to display the flag, 
to show the colors; die flagge weken lassen. 
~ D. les voiles (ou Mettre les 
voiles au vent), de zeilen bijzetten, 
uithalen ; to set the sails; die segel aussetzen. 

Deployment, eng., v. déploiement. 
Depolarise (to), eng., Dépolari



DÉPOLI -- 

ser, fr., Depolarisiren, hd. v. a. Van 
de polariteit berooven (v. polaritat).
Dépoli, m. fr. Het matte, het mat-zijn; 
want of polish, non-transparency, opacity; 

das matt, das mattsein. 

Depolir, v. a. fr. Den glans benemen, 
mat slijpen; to make opake by grinding; 
mat schleifen. 

Dépolissage, Dépolissement, m. 
fr. Het matslijpen, matmaken ; taking off 
the polish, making opake by grinding; das 
mattschleifen. 

Dépose, f. fr. Uitneming, wegneming 
(van een vastgegoten of ingemetseld voor 

lood eener bedaking, etc.);-werp, van bet 
taking off, pulling down; das abnemen, ahtragen, 
abbrechen. 

Déposer, v. a. fr. (Een vast voorwerp) 
uit-, afnemen, (een bouwwerk, eenen muur) 
afbreken, neerwerpen, (pannen, leien) afnemen 
; to take off, to pull down, to strip; 
abtragen, abbrechen, abnehmen, behutsam 
abreissen. - Het af-of uitgenomene bijeen -, 
opeenleggen (b. v. de pannen van een dak), 
te hoop zetten ; to stock; aufstellen, in haufen 
setzen. - Door bezinken, neerslaan, afzet 

to deposit; absetzen. ••• Déposer,-ten ; 

v. n. (dit des liqueurs) & Se déposer 
(dit des parties grossières ou heterogènes 
des liqueurs) Bezinken, een nederslag of 
bezinksel vormen, nederslaan ; to subside, 
to fall (down) to the bottom, to be deposited, 
to settle; sich setzen, niederfallen, sich abscheiden, 
zu boden fallen. 
Deposit (to), v. a. eng. v. déposer 3). 
Deposit, eng., v. dépSt; pompholyx. 
Dépót, m. fr. Bezinksel, afzetsel, ne 

droesem, drab, grondsop ; sediment,-derslag, 
deposit, dregs, lees; bodensatz, niederschlag, 
oefen. -Ketelsteen, pansteen (die zich in 
de stoomketels vormt); scale, furs, sediment, 
deposit; kesselstein, pfannenstein _• D. 
salin, zoutbezinksel (in eenen stoomketel); 
saline deposit; salzansammlung, salzscbichte. 

D. de terres, aardophooping ter zijde 
van eenen spoorweg, als overschot der weg 
zeer hooge heeten in 't Fransch-gravingen (de 
cavaliers, de middelmatig hooge banquettes); 
spoil-bank, spoil; aufsturzung, seitenablagerung. 


Depoter, v. a. fr., v. to decant. 

Dépouille, f. fr., v. delivery. ~ 
Offrir de la d., goed loslaten, zich gemakkelijk 
uit den zandvorm laten lichten; 
to deliver; gut loslassen, sich leicht wieder 
ausheben lassen. - Tailler en d., naar 
onderen minder sterk insnijden (bij graveurs); 
to lessen the strokes downward; nach u n ten 
weniger stark zuschneiden oder ausgraben. 

Depouiller, v. a. fr. Uit bet vormzand 
lichten ; lifting out of the sand; aus 
dem formsand nehmen. 


Dépouilleur, m. fr., v. clearer. 
Dépresser, v. a. fr. Uit de pers nemen 
(inz. boeken); to take out of the press; 


DÉRIVÉE. 303 

aus der presse thun. - Van den persglans 
berooven (het laken); to take off the gloss; 
den glanz nehmen. 

Depth, eng. Diepte (eens schotels), v. 
bouge d'un plat. — Corps (der drukletter), 
v. corps de lettre. — D. of 
the hold, v. creux de la cale. — 

D. of a ship,v.creux d'un vaisseau, 
Depthening-tool, eng., v. cornpas 
aug engrenages. 
Depuration, eng., Dépuration, f. 
fr., v. abhellung. 
Déraillement, m. fr. Het uit-de-rails(
of spoorschenen) raken ; getting or running 
off the rails; entgleisung, das entgleisen, der 
schienenablauf. 

Dérailler, v. a. fr. (ou Sortir des 
rails). Uit het spoor loopen, uit de rails 
of spoorstaven raken, derailleeren; to get 
or run off the rails, to be thrown off the 
rails; entgleisen. 

Déralinguer, v. a. fr. Ontlijken, de 
lijken afnemen (van een zeil); to -take off 
the bolt-ropes; die leike abnehmen. -Uit 
de lijken waaien, v. défoncer 2). 

Déramer, v. a. fr. Van het raam nemen 
(het laken); to take off the tenters; 
vom rahmen abnebmen. ! De cocons of 
zijdetonnetjes van de takken der moerbezie 

losmaken ; to take off the cocoons-boomen 
from the mulberry-trees; die seidenwurmgeheuse 
von den maulbeerbäumen losmachen. 

Dérangement (d'un filon, dune couche), 
m. fr. Verschuiving (eener steenkoolader 
of -laag, veroorzaakt door de plotselinge 
afwijking in haren loop); heave (horizontal 
dislocation) , rise-dyke, riser, upcast-dyke 
(going upwards), hitch, slip (not considerable 
dislocation); verschiebung, verwerfung, 
das ubersetsen. 

Déranger, v. a. fr., v. déplacer.
Déraper, v. n. fr. Doordreggen,sprin 
-gen

(van het anker); to come home; durchgehen, 
durchreissen, durchtreiben, triftig 
sein. ~ v. a.: D. Panere, bet anker 
lichten ; to weigh the anchor; den anker 
lichten. 

Dérayer, v, a. fr., v. désenrayer.
Derberz, n. hd. Massief, rijk erts; 
massy ore; mine massive ou en masse. 

Déréglement, m. fr. Ongeregelde gang 
(eener machine) ; irregularity; unrichtiger 
gang. 

Derivative, eng., v. dérivée. 

Derive, f. fr. Drift, wraak, het dwars 
afd rij ven ; leeway, traverse, traverse-sailing; 
abtrift, wraking, wrack, das abtreiben. -
Aller en d., drijven, met den stroom 
voortgaan ; to drive; treiben. - Avoir 
belle d., een goede drift, veel ruimte onder 
de ]g hebben ; to have sea-room; die hope 
see Naben, tief in see sein. — V. dérives. 

Dérivée, Fonction dérivée, f. fr. 
Differentiaal quotient, de afgeleide (functie); 
derivative; abgeleitte (function), differentialquotient.` 



304 DERIVER --- 

Dériver, V. a. fr.: D. une roue, 
een (uurwerk-)rad van zijne spil nemen 
to take (a wheel) from the spindle ; (ein 
rad) aus den getriebstdben trefben. ~ De 
omklinking wegnemen, V. abnieten. 

V. H. Afdrijven, wraken ; to malse leeway, to 
drive to leeward; abtreiben, wraken, wrack 
machen, abfallen. — D. sur un vaisseau, 
V. aborder 2). 
Dérives on Drives, f. pl. Zwaarden 
(om 't afdrijven te voorkomen); leeboards; 
schwerter. 

Dérivoir, m. fr. Drijfpriempje (der hor 
small punch (to take out a-logemakers); 

wheel); pfriemchen. 
Dérochage, m. fr., V. décapage. 
Dérocher, V. a. fr., V. abbeizen. 

D. le borax, den borax (na 't soldeeren) 
met verdund zwavelzuur wegbijten ; 
to remove the borax by diluted sulphuric 
acid; den verglasten borax an der lothung 
wegdtzen. 

Dérompoir, m. fr. , v. cuttingroom, 
delisseuse méeanique, s. 
délisseur. 

Dérompre, v. a. (r.: D. les chiffons, 
de lompen snijden ; to cut the rags; 
die lumpen schoeiden. 

Dérouiller, v. a. fr. Van roest ont


doen, ontroesten ; to take away or fetch up 

the rust, to polish; entrosten, den rost ah


nehmen. 

Déroulement, m. fr. Het afrollen 
van den weversboom ; unrolling, taking from 
the loom; das abbdumen. 


Dérouler, v. a. fr., v. abbäumen. 

— De kar (der drukpers) doen terugvaren ; 
to return the carriage; mit dem karren zuruckfahren. 
— Afrollen, v. abradeln. 
Derrick, eng., Bok, v. cabre 3). 

Derrière de glace, m. fr. Zeer dun 

blad hout, spaan (achter een kleinen spie


gel); scale-board; hinterlage, v. back,eng.3). 

Des, m. fr., v. dé s), 9). 

Désaccoupler, v. a. fr. De paren 

scheiden; to discouple, to uncouple; entkuppeln. 

Désaeidifier, v. a. fr. Ontzuren ; to 

destroy the acidity; entsäuren. 
Désaeiérer, v. a. fr. Ontstalen ; to 
unsteel; entstählen. 
Desaffleurer, V. a. f r. (in de werk 

 Niet in 't zelfde • vlak brengen,-tuigkunde)
niet waterpas maken, het eene deel boven 
't andere doen uitsteken ; to project above; 
hinausragen ober. 

Desargenter, v. a. fr. Ontzilveren ; to 
take or scrape the silver off; entsilbern. 
Désarmer, V. a. fr.: D. un fusil, 

V. débander. 
Désarrondir, v. a. fr. Den ronden 
vorm wegnemen ; to unround; entrunden. 
Désassembler, v. a. fr. Uiteennemen, 
het samengevoegde, ineengeslotene uit elkander 
doen ; to take asunder, to take down, 
to take to pieces; zerlegen. 

Désaubage, m. fr. Het ontschoepen, 

DÉSEMBRAYER. 

het uitnemen van de schepborden of schoepen 
(der stoombootraderen); removing the 
floats of paddle-wheels; das losnebmen der 
radschaufeln. 

Désauber, v. a. fr. De schepborden 
uitnemen, ontschoepen; to remove the floats 
of the paddle-wheels; die radschaufeln weg 

-nehnmen. 

Deseeller, v. a. fr. Effenen, v. abebnen. 
— D. un vaisseau, v. démolir 
un vaisseau. _ D. la magonnerie, 
v. souper la maconnerie. 

— D. les tintres, v. décintrer. 
Deseendre, v. a. fr.: D. (une pièce 
d'artillerie) de son aff it, v. démonter 
un canon. — D. un tonneau à 
l'aide d'une trévire, een vat schrooien, 
met een schrooitouw neerlaten ; to lower a 
cask by parbuckle; ein fass schroten, abschroten. 


Descent, eng., V. descente t), 5), 

6), 7), 8). 

Descente, f. fr. Het omlaagbrengen 

naar-beneden-laten (b. v. van afbraak ) ; 
bringing down, letting down ; herunterschaffen, 
herunterlassen. ~ (Tuyau de 
descente) Hanggoot, v. abfallsröhre, 
conduit-pipe.. — Galerij op de 
helling der ertsader aangelegd; het werk 
daartoe ; gallery driven to the hale of the 
seam; driving such a gallery ; abhau ; das 
ab oder niederhauen. — • Helling, glooiing; 
descent; fall, neigung. — Afdaling (in eene 
mijn); descent (into a mine); einfahrt, anfahrt 
(in ein bergwerk). ® D. de fossé, af


daling in de (vesting-)gracht; descent into 
the ditch; descente, hinabsteigung, grabendescente, 
grabenniedergang. — D. des 
charges (dun haut-fourneau), het zakken 
of dalen der beschikking of gemengde ertsmassa 
(in eenen hoogoven); descent of the 
charge or burden; gichtengang, das wieder 

— D. irrégulière-sinken der gichten. 
des charges, het onregelmatig zakken 
der ovenlading; irregular descent or sinking 
of the furnace-charge; das kippen oder riicken 
der gichten. 
Désechouer, v. n. fr. Weder vlot 
geraken ; to float again; wieder flott werden. 

v. a. Weder vlot maken, v. abarbeiten 
3) . 
Désembarquement, m. fr. Ontsche


ping, lossing; disembarking, disembarcalion; 

ausschiffung, wiederausschiffung. 

Désembarquer, v. a. Ontschepen, 

weder lossen ; to disembark, to unlade; aus


schiffen, wieder ausschiffen. 

Désembattage des bandages, m. 

fr. Het losraken van 't wielbeslag ; coming 

oil' of the wheel-tyres; das loskommen des 

radreifens. 

Désembrayage, m. fr., v. déclan


chement; ausruckzeug, s. aus


rucken. 

Désembrayer, v. a. fr., v. declancher. 



DÉSEMPARÉ 

Desemparé,adj. fr. Ontredderd (schip); 
disabled; zu gronde gerichtet. 

Désenchasser, v. a. fr. Uit de kas of 
invatting nemen (een edelgesteente); to uncase; 
aus den kasten herausnehmen. 

Désenelancher, v. a. fr., v. déclancher. 


Désenclouage,m. fr. Ontnageling (van 
een stuk geschut); unspiking; das entnageln. 
Désenclouer, v. a, fr. Ontnagelen; 

to unspike; entnageln. 
Désengrener, v. a. fr., v. auslösen, 
déclancher. 
Désenrayer, v. a. fr., v. aushemmen. 
Désenverguer, v. a. fr., v. déverguer. 
Déserte(s), f. (pl.) fr., v. clothshears. 


Déshydrogénation, Déshydrogénisation, 
f. fr. Bevrijding, berooving 
van waterstof; extraction of hydrogen; ausziehung 
des wasserstofs. 

Desiccation, Drying, eng. Het drogen, 
af-, op-, uitdrogen ; das trocknen, ab-, 
austrocknen; dessiccation. 

Design, eng Teekening ; zeichnung; 
dessin. — (Pattern, Drawing, Pigure) 
Patroon (bij 't weven der gefaconneerde 
stoffen), figuur, dessin; muster; dessin. 
— V. dizaine 3). — v. raciner. 

Design (to), eng. v. absetzen 3). 

Designing, eng. Het vervaardigen der 
patronen (bij 't weven der gefaconneerde 
stoffen); das patroniren, absetzen, musterausnehmen, 
musterabsetzen; mise en carte. 

Design-paper, eng., v. carta rigata. 
Désinfeeter, v. a. fr. Ontsmetten, v. 
to deodorize. 

Désoeuvrer, V. a. fr. De bladen papier 
van elkander losmaken ; to separate the 
sheets; die papierbogen absondern. 

Désourdir, v. a. fr., v. aufweben. 

Désoxydants, m. p1. fr. Ontzurende, 
van zuurstof beroovende zelfstandigheden (in 
de stoffenververij); deoxydizing agents; ent 

-auernde agentien. 

Desoxydation, Désoxygéna


tion, f. fr. Geheele of gedeeltelijke weg 

zuurstof uit een lichaam, ont--neming der 
zu ring ; deoxydation, disoxydation, disoxygenation; 
desoxydirung, entsäuerung. 

Désoxyder, Désoxygéner, v. a. 
fr. Van zuurstof berooven, ontzuren. (Eigen 

behoorde men désoxyder alleen van de-lijk 
oxyden, en desoxygéner van ieder ander 
zuurstofhoudend lichaam te bezigen.) ; to 
deoxydate, to deoxygenate, to disoxydate, to 
disoxygenate; desoxydiren, den sauerstoff ent 

-ziehen, entsäueren. 

Desoxydiren.v.a.hd ,v. désoxyder. 

Desoxydirung, f. hd., V. désoxy


dation. 

Déspumer, v• a. fr., v. absch'au


men. 

DESSOLTFRAGE. 305 

Desséchement, m. fr. Drooglegging, 
droogmaking (inz. van moerassen); draining; 
trockenlegung, entwasserung. 

Dessecher, v. a. fr. Drogen, op-, uitdrogen 
; to dry; trocknen, ab-, austrocknen. 

D. le bois, bet hout drogen ; to season 
wood; das bolz anstrocknen. ~ D. le 
chanvre, den hennep drogen ; to dry the 
hemp; den banf darren, dorren. — D. le 
cuivre, v. austrocknen. — D. le 
grain germé, bet gekiemde graan of bet 
mout drogen, eesten ; to dry the malt; das 
malz darren, im durrofen trocknen. — D. 
un marais, un champ, een moeras 
droogmaken, eenen akker droogleggen (draineeren); 
to drain a marsh, a field; eine 
morast, ein fell entwässeren, trocken legen. 
Desserrement, m. fr. (te Luik) De 
2 a 3 vingers dikke laag zwarte, weeke en 
vette aarde onder de beddingen van aluin 


schiefer; thin layer of a soft, unctuous, 
black earth; die dunne schicht von eiher 
weichen, fetten, dunkelschwarzen erde. 

Desserrer, v. a. Los, losser maken 

(b. v. machine-deelen) ; to slacken; Risen, 
losnebmen. — D. une forme, v. auf1bsen 
4). — D. les vis, v. abschrauben. 
Dessiecation, f. fr., v. desiccation; 
vgl. dessécher. 
Dessin, m. fr. Teekening, v. design I). 

D. (dune étoffe), patroon, v. design 2). 
— D. courant (dune étoffe faconnée), 
doorloopend, doorgaand patroon ; pattern, on 
which those parts, which have the same form, 
are always repeated in the same position, 
continuous design; fortlaufendes muster. ^ 
D. linéaire, teekening door lijnen, lineaire 
teekening (niet gekleurd noch gewasschen); 
lineal drawing or design, line-drawing; 
linearzeicbnung. ~ D. des plans, planteekening, 
plattegrond; plan-drawing; planzeichnung. 
— D. a regard, D. a re— 
tour, patroon, welks bijzondere gedeelten 
wel denzelfden vorm hebben, maar omgekeerd 
tegenover elkander staan, patroon met 
tegenoverstaande figuren ; pattern, whose 
single parts are opposed in their position; 
gesturztes muster, spitzmuster. 

Dessiner, v. a. fr., y. aufreissen 2). 

Dessinirungsmaschine, f. hd., v. 

ausschlagmaschine. 

Dessinmaschine, Hebemaschi


ne, Mustermaschine, f. hd. Patroon 


machine (met slechts één trede of hefboom, 

voor 't weven van gefaconneerde stoffen); 

figuring-machinery; métier it touchettes, ma


chine pour damasser. 

Dessouder, v. a. fr., v. auflöthen 

(waar dessoudre in plaats van dessouder staat). 

Dessoufrage, m. fr. Ontzwaveling; 

de.sulphuration; entschweflung. ~T). (mieux 

Carbonisation) de la houille, ver


koling der steenkolen, het veranderen der 

steenkolen in coke(s); coking, carbonisation 

of coal; vereokung. 

26' 


306 PESSOU FRRER 

Dessoufrer, v. a. fr. Ontzwavelen ; to 
desulphurate; entschwefeln. D. (rnieux 
Carboniser) la houille, steenkool verkolen 
; to carbonize pit-coal, to coke; die 
steinkohlen vercoken. 

Dessous, m. fr. Grondpapier (onder 't 
behangselpapier); lining-paper; iiberzug von 
maculatur. — D. d'une pierre préeieuse, 
ondergedeelte van eenen (gezetten) 
edelsteen (het door de kas bedekt gedeelte); 
lower part of a brilliant; cülasse, unterkdrper. 
— D. d'une estampe on étampe, 
ondergedeelte van den stalen grofsmidsvorm ; 
(sommige vormen hebben geen bovenstuk); 
bottom-swage,die; untergesenk.•_ D. dune 
voute , binnenwelving; intrados, so ffet; 
innere wölbung oder bogenriindung. 

Dessuintage, in. fr., v. dégraissage 
3). 
Dessuinter (les laines), v. a. fr. Ontvetten, 
ontzweeten ; to scour; entfetten, ent 
-scbweissen. 

Dessus, m. fr.: D. de la chalne, 
bovenvak van den (weef-)ketting; upper-warp; 
pohie. — D. de la dunette, kampanje, 
verdek boven de hut; upon the poop; kam 

-panje. — D. d'une estampe, bovendeel 
van den stalen grofsmidsvorm ; topswage; 
obergesenk. — D. d'une pierre 
précieuse, het bovengedeelte, het boven 
de kas uitkomend gedeelte van eenen edelsteen, 
kroon; upper part of a precious stone; 
oberkhrper, krone. D. dune porte, 
omlijst sieraad boven eene deur, deurstuk; 

moulding, ornament, picture above a door; 

supra-port, dessus-de-porte. 

Destillation, f. hd. Overhaling, dis 

distillatie; distillation; distillation.-tilleering, 

Destillirbar, adj. hd. Tot overhaling 
geschikt, destilleerbaar; distillable; distillable. 
Destillirblase, f. hd., v. alambie. 
Destilliren, V. a. hd. Overhalen, dis 

to distill, to still; distiller. •^-tilleeren ; 
Mehrmals d., meermalen overhalen, v. 
cohober. 

Destillirer, m. hd. Overhaler, brander, 
stoker (van gebrande wateren); distiller; 
distillateur. 

Destillirgefäss, n. hd. Distilleertoestel 
; still, distilling apparatus; distillatoire. 
Destillirhelm, m. hd. Helm der dis 
still-head, capital; chapiteau.-tilleerkolf; 
Destillirkolben, m. hd. Distilleer


kolf ; retort, cucurbite; retorte, eueurbite. 

Destillirkrug, m. hd., v. euine. 

Destillirkunst, f. hd. Kunst van 't 
overbalen, branderskunst ; distillery; distillerie. 
Destillirofen, m. hd. Distilleerfornuis; 
furnace for distilling; fourneau a distillation. 

Destillirstube, f. hd. Distilleervertrek, 
stokerij, branderij ; laboratory, still; 
distillerie, laboratoire. 

Destillirung, f. hd. Overhaling, dis 
distillatie ; distillation; distilla--tilleering, 
tion . , . defiegmation. 

/ J 

DETERIOREIR. 

Destroy (to) the acidity, eng., v. 
desacidifier. 
Désuintage, Desuinter, v. dessuint--. 
Desulphurate (to), V. a. eng. V. 
désoufrer n ).

Détacher par bardeaux, fr., v. 
abspa(h)nen. ~ D. la fieelle (des 
pages), afbinden, bet bindtouw (van de gezette 
bladzijden, vóór het inslaan) afnemen; 
to untie, to loosen; abbinden. — D. le 

roe, les pierres (dans une carrière), 
de steenen (in eene groeve) met wiggen of 
beitels losmaken, afslaan ; to quarry, to se


parate rocks; das gestein abtreiben. D. 
la voile, v. déverguer. 

Detail estimatif, m. fr. Kostenberekening, 
overslag (volgens het bestek van 
een bouwwerk of aanbesteding) ; builders' 
estimate; bauanschlag, voranschlag, kosten 

-anschlag. 

Détalinguer, v. a. fr.: D. le cable, 
het touw afsteken ; to unbend the cable; das 
ankertau losmachen. 

Détaper, V. a. fr. Blinkend maken ; 
to make shining; glanzend machen. 
Déteindre (se), v. n. fr., v. abf 
ärben. 
Détendoir, m. fr. Haspelkruis; reelcross, 
reel-arms; haspelkreuz. 
Detector, eng., v. anzeiger von 
eisenbahnunf allen. 
Détendre, v. a. fr.: D. un ressort, 

eene veer laten aïspringen, ontspannen, in 
rust zetten ; to relax a spring; eine feder 
springen lassen, abdriicken. ~ D. Ie ressort 
d'un fusil, een geweer afdrukken, 
afschieten, den trekker overhalen ; to pull 
the trigger, to fire off; ein gewehr abdrücken, 
losdrucken. — D. la vapeur, den stoom 
ontspannen, afsluiten (zoodat hij alleen door 
zijne uitzettingskracht kan werken); to expand, 
to cut off the steam; expandiren, den 
dampf absperren, v. couper la vapeur. 

Detent, eng. Lichter, drukker (in een 
slaguurwerk); vorfall, einfall; détente, détentillon. 
v. abzugssehnalle. — Trekker, 
drukker (aan 't geweerslot) ; abzug, 
driucker; spiel, kegel, springkegel (eines buchsenschlosses); 
détente, languette de la platine. 

Détente, f. fr. Lichter, v. detent 1). 

Trekker, v. detent t). — Double 
d., dubbele drukker, haartrekker; wiretrigger, 
hair-trigger; steelier. — Kruk of 
hefboom ter stoomafsluiting; expansion-gear; 
expansionshebel. ~ D. (ou Expansion) 
do la vapeur, stoomontspanning, -uit 

expansion; expansion. vgl. déten--zetting; 
dre la vapeur. 
Detentillon, m. fr, Trekkertje, trekker, 
V. detent 1). 

Deteriorate (to), v. détériorer. 

Détérioration, f. fr., Deteriora


tion, eng. Verslechting, afslijting; verschlechterung, 
abnutzung. 

Détériorer, fr.,T o deteriorate,en.g. 


DLTIRER -- IJEUTO—FULMINATE. 307 


V. n. Bederven, afslijten, slijten; verderben, 
rich abnutzen. 
Détirer, v. a. fr. Rekken, uitrekken 
(het laken, gedurende het vollen); to pull 
out, to draw out, to smooth; ausrecken, 
ausrichten, strecken. ~ Glad strijken (bi 
vergulders), v. to stretch 2). 

Détiser le feu, fr. Het (smids-)vuur 
uiteendoen (opdat het ophoude te branden); 
to rake out the fire; das feuer aus eipander 
schuren, verwerfen. 

Détisser, V. a. Ontweven, bet weefsel 
losmaken, uiteendoen ; to undo a stuff; los 
~ D. les chiffons-weben, losmachen. 
de laine, v. défiler 1) . 
Detonate (to), eng. Détoner, fr. 

V. a. Ontploffen, losbarsten ; explodiren, 
verpu ffen. 
Detonating cap , Percussioncap, 
eng. Slaghoedje voor percussie -geschut; 
zundhutchen zur percussionsztndung der 
geschutze; capsule d'artillerie, capsule fulminante. 


Detonating composition Pri


ming, Priming-composition, eng. 

Knalmengsel, ( voor percussie-wapens) ; V. 

composition fulminante. 

Detonating friction-tube, eng. 

Ontploffend gezwindpijpje (van Burnier); Eric 

tionsrohre; amorce# it friction, étoupille ful


minante (de Burnier). 

Detonating lock, Percussion.. 
loek, eng. Percussie-slot (voor geschut); 
schloss der percussionsgeschutze , hammerschloss, 
percussionsvorrichtung; platine à percussion, 
percuteur des bouches a feu. 

Detonating powder, Fulmina


ting powder, Priming-powder, 

Detonating priming, Fulminate, 

eng. Slagkruit, knalpoeder, donderkruit (ter 

ontbranding van het buskruit) ; knalpulver; 

poudre fulminante, fulminate. 

Detonating quill-tube, eng. Knal 

uit eerre penneschacht; federposer--pijpje 

schlagrdhre; étoupille à percussion en tuyau 

de plume. 

Detonating tube, Percussion


tube, eng. Percussie-slagpijpje; percus


sionsschlagröhre; étoupille fulminante ou a 

percussion, tube fulminant ou à percussion. 

Détordre, V. a. fr. Uiteendraaien, los


draaien (touw, garen); to untwist; aufdrehen, 

V. abzwirnen. 
Détortiller, v. a. fr. v. détendre. 
Détour, m. fr., v. chemin detourné. 


Détournage, m. fr. Het afwinden van 

een weinig garen vóór bet invaren der kar 

(bij bet katoenspinnen met de mule-jenny); 

backing off; das abschlagen. 

Détournement, m. fr., v. abdam


mu.ng. 

Détourner, v. a. fr.: D. les aiguilles, 
de punten der naalden naar denzelfden 
kant leggen (om ze te polijsten); to return 
the points; die nadelspitze umkeliren. 

Détransposer, v. a. fr.: D. des 
pages, verkeerd in den (druk-)vorm geplaatste 
bladzijden op hare plaats brengen; 
to untranspose; verschossene seiten wieder 
in ordnung bringers, berichtigen. 

Détrempe, Couleur en détrempe, 
f. fr. Waterverf; water-color; wasser 

Lijmwaterverf; size-color, glue--farbe. ~ 
water-color; leimwasserfarbe, leimfarbe. (vgl. 
dorure en détrempe). 

Détremper, v. a. fr. Ontharden, zacht 
maken (staal);,to soften, to anneal; entharten. 

Détret, Etau à main, m. fr. Hand


schroef; hand-vice; feilkloben, handschraub


stock. 

Détrichage, m. fr.: D. des chif


fons, v. défilage. ~ D. de la laine, 

het sorteergin of uitzoeken der wol (vóór 

het kammen); sorting; das sortiren. 

Détricher, v. a. fr. Uitzoeken, sor


teeren (de wol); to sort; sortiren. 

Détritoir, m. fr. Kneusmolen voor de 
olijven; mill for pressing olives, stamper; 
olivenpressmtihle. 

Détroit,rr. fr. Straat, zeeengte; strait(s), 

narrow channel; strasse, meerenge. 

Deul, m. hd., I,uppe, f., V. ball i). 

Deutiodure de mercure, m. fr., 

V. protiodure de mercure. 
Deutlich, adj. hd.,v.abgeschieden. 
Deuto-arséniate,m. fr. & eng. Tweede 
arsenikzuur-zout; arseniksaures oxyd-salz. 
_ D. de cuivre, de fer, etc., fr. , 

D. of copper, iron, etc., eng. Tweede 
arsenikzuur koper, ijzer, etc.; arseniksaures 
kup feroxyd, eisenoxyd, etc. 
Deuto-arsénite, m. fr., Deuto-. 
arsenite, eng. Tweede arsenigzuur zout; 
arsenigsaures, oxyd-salz. D. de cuivre, 
fr., D. of copper, eng. Tweede arsenigzuur 
koper, groen van Scheele ; arsenigsaures 
kup feroxyd, das Scheel'sche oder schwedische 
grin. 

Deutoehloride, m. Tweede chloride, 

V. chloride. — D. d'argent, v. argent 
c orné, s. argent 9). 
Deutochlorure, Bichlorure, m. 
fr., Deuto ehloruret, eng. Tweede 
chloorverbinding; zweite chlorverbindung. — 

D. d'argent, de cuivre, d'étain, 
etc.. fr., D. of silver, of copper, of 
tin, etc., eng., tweede chloorzilver, -koper, 
-tin,etc.; zweites chlorsilber, kup fer, zien, etc. 
Deuto-chromate,m. fr. & eng. Tweede 
chroomzuur zout; chromsaures oxyd-salz. 

Deuto-cyanide,m. fr.& eng., Deutocyanure, 
n1. fr. Tweede blaauwstofverbinding; 
zweite blausdure verbindung, cyanid. 

D. d'or, d'argent, etc., fr., D. 
of gold, silver, etc., eng. Tweede cyaangoud, 
-zilver, etc. ; gold-cyanid, silbercyanid, 
etc. 
Deuto—fulminate, m. fr. & eng. 
Tweede kcalzuur zout; knallsaures oxydsalz. 
— D. d'argent, tweede knalzuur 
zilver; knallsaures silberoxyd, knallsilber. 


308 DEUTO—IODURE 

Deuto-iodure, v. deutiodure. 
Deuto-muriate, m. fr. eng., v. 
deuto-chiorure. 
Deuto—nitrate, m. fr. & eng. Tweede 
salpeterzuur zout ; salpetersaures oxyd-salz. 

D. de chrome, de cuivre, etc., 
fr., D. of chromium, copper, etc., 
eng. Tweede salpeterzuur chromium, koper, 
en z. ; salpetersaures chromoxyd, kup feroxyd, 
etc. 
Deuto–sulfate, m. fr., Deuto–sulphate, 
eng. (Tweede) zwavelzuur zout; 
schwefelsaures oxyd-salz. •• D. de cuivre, 
d'argent, etc., fr., D. of copper, 
of silver, eng., etc., zwavelzuur 
koperoxyde (kopervitriool), zwavelzuur zilveroxyde 
(zilvervitriool); schwefelsaures kup 
feroxyd, silberoxyd, etc. 

Deuto-sulfure, m. fr. , Deutosulphuret, 
eng. Tweede zwavelverbinding; 
zweite schwefelverbindung, das sul/id. — D. 
de cuivre, fr., D. of copper, eng., 
tweede zwavelkoper, koperindigo; kupfersul/
id, kupferindig. — D. d'étain (Or 
musif, Or mosaique, Orde Judée), 
fr., D. of tin (Mosaic gold), tweede 
zwaveltin, musief goud; zinnsulf d, musivgold. 

Deutoxyd, eng. & hd., m., Deut. 
oxyde, m. fr., v. Tweede oxyde, peroxyde 
; kberoxyd, hyperoxyd, oxyd. — D. 
of mercury, of uranium, of zinc, 
eng., D. de mercure, d'urane, de 
zinc, fr., tweede kwikoxyde, tweede uranium-
oxyde, tweede zinkoxyde; quecksilberuberoxyd, 
urane oxydul-oxyd (pechblende), 
zinkuberoxyd. 

Deux points de gros canon, m. 
pl., Double canon, fr. Dubbele canon 
(druklettersoort); double canon; doppelcanon. 

Deux points de gros romain, 

m. pl. Kleine canon (druklettersoort); two 
lines great primer; canon. 
Devant, m. fr. Voorhamer; sledgehammer; 
vorseblaghammer, vorhammer, possekel. 
D. d'un Bois de fusil, vooreind 
eener geweerlade ; fore-end of the stock; 
vorderschaft. ~ D. d'un corps de 
platine, vooreinde van een geweerslot ; 
round of the lock plate, (in fint-locks : ) 
hammer-end. — D. d'un vaisseau, voorschip 
; fore-ship; vordere theil eines schifes. 

Développante, f. fr. Evolvente, afwikkelende 
lijn (kromme lijn, ontstaan uit de 
ontwikkeling eener andere, die men evolute 
noemt, v. développée); involute;evolvente. 

Développée, f. fr. Evolute, afgewikkelde 
lijn; evolute; evolute. 

Development, eng., Développement 
de l'image, m. fr. Het te-voorschijn-
roepen van het (photographisch) beeld; 
das hervorrufen des bildes. 

Déverdir, v. n. fr. De groene kleur 
verliezen (van stoffen, die uit de pastelkuip 
in aanraking met de lucht komen); to lose 
the green color, to become of a vinous yellow; 
vergrunen, die grune farbe verlieren. 

DÉVIROLER. 

Deverguer, Désenverguer, Détaeher 
une voile, fr. Een zeil afslaan; 
to unbend a sail; ein segel abschiagen. 

Déverse, Déjeté, Cofii.né, adj. fr. 
Scheef, krom getrokken (van hout); warped, 
skew-whiff; windscbief. 

Déversement latéral (des rails), 
fr. Het zijwaartsch uitwijken (der spoorstaven); 
lateral yielding; das seitliche ausweichen. 


Déverser, v. n. fr., v. déjeter. 

Deversoir, m. fr. Stortebed, v. absehlag 
3). — D. (de fond) Molenverlaat, 
v. abzugsschleuse i) — D. 
(de superficie), opening, geul of buis (in een 
dam, dijk) waardoor het overtollig water 
afloopt, waterafloop, overloop ; waste-weir 
(or —wier); (in steam-engines, etc.:) overflow-
shoot; leerlauf, fluthgerinne, nothwehr; 
abaussmundung. — D., ou Trou–de– 
loup, wolf, vierkante indieping ter opneming 
van 't overtollig gesmolten metaal bij 
't gieten ; wolf; wolf, vertiefung fur den wolf. 

Dévetir, v a. fr. (timmerwerk) Uiteennemen 
; to disunite (timber); (holzstucke) 
aus eipander legen. — Wegnemen, weg 

gietvorm); to open (the mould);-breken (den 
(die gussform) ausbrechen, losbrechen, los 
-nebmen. 
Déviation, f. fr., Deviation, eng. 
Afwijking, v. deflection. 
Device, eng., v. anschlag 1), détail 
estimatif. 

Dévidage, m. fr., v. bobinage. 

Dévider, v. a. fr., v. abhaspeln; 
abradeln. ~ v. aufspulen. 
Dévidoir, m. fr Haspel, v. aspe. — 
Garenrol (der spinners); yarn-roll; garnrolle. 

(ou Cadre) Gezwinde lonthaspel (tot 
bet drogen der gezwinde lonten) ; quickmatch 
reel; ziindschnurbaspel. 

Devil, eng. Houtschroefsnijder; klappe, 
schraubenschneideklappe; filière á bols. •• 
(Deviling machine,Willow, Opening 
machine), wolf (machine ter los 

zuivering van 't katoen, van de-making en 

wol); wolf, reisswol f, teufel, öffner; lou p, 

diable, machine à ouvrir. 

Devil (to), V. a. eng. (de wol of katoen) 
Met den wolf losmaken en zuiveren; 
wollen oder maschiniren; louveter. 

Devil–carriage,eng. Trikebal, handprotswagen 
(voertuig voor zwaar geschut); 
handprotzwagen, schleppwagen, schaarwenzelwagen; 
triqueballe. — Schroef-trikebal ; 
schrauben-triqueballe; triqueballe à vis. 

Deviling, eng. Het bewerken (van wol, 
katoen) met den wolf (v. devil 2) ); das 
wol fen, maschiniren; louvetage. 

Deviling-machin.e,eng ,v.devil 2) . 

Dévirolage, Devirolement, m. 
fr. Het uitstooten der gemunte plaatjes uit 
den stempelring; detaching the coined planchets 
from the ring; das in die hdhe stossen 
aus dem priigringe and blosslegen.

Déviroler, v. a. fr. De gestempelde 


DEVIS 

muntplaatjes uit den ring stooten ; to detach 
the coined planchets from the ring; aus dem 
pragringe in die hope stossen and blosslegen. 

Dévis, D. estimatif, m. fr. , v. 
anschlag , bauanschlag, detail 
estimatif. 

Dévisser, v. a. fr., v. abschrauben. 

Dévitrification, f. fr., Devitri$
eation, eng. Ontkalking van het glas, 
ontglazing, verandering van glas in Reaumur's 
porselein ; entglasung. 

Dévitrifier, fr., To devitrify, eng. 

V. a. Ontglazen, (het glas) ontkalken ; entglasen, 
das glas des balks entladen. 
Dévoiement, m. fr. Sleeping, scheeve 
stand (eener schoorsteenpijp, hanggoot, etc.); 
bending (and turning); schleifung, schieffiihrung. 


Devoyé, adj. fr.: Couple d., v. s. 
couple. 

Dévoyer, v. a. fr. Sleepen, scheef 
richten (eene schoorsteenpijp, hanggoot, afvoerbuis, 
etc. ; to bend (and turn), to place 
oblique or sideways; schleifen, schief fuhren. 

Dew, eng. Vitrioolwater; vitriolwasser; 

eau de vitriol. 

Dew—retting, eng. Dauwroting, lucht 

vlas of hennep) op het-roting, roting (van 

grasveld ; thaurdste, lu ftrdste , landrdste ; 

rouissage a la rosée, rorage, sérénage. 

Dextrin, n. hd. & eng., Dextrine, 

f. fr. Dextrine, gomachtige stof vervat in 
't omkleedsel van ieder bolletje zetmeel, zet meelgom 
; british gu?n, artificial gum, tornfled 
starch, starch-gum; sthrkegummi. ^. 
D. sirupeuse, fr., dextrine -oplossing ; mucilaginous 
dextrin; dextrinldsung. 
Diabas, Diorit, m. hd., Diabase, 
Diorite, m. fr. eng. Groensteen, een 

uit hoornblende en dicht veldspaath bestaande 

rotssteen, diabasis, dioriet. 

Diable, m. fr. Mallejan, v. block


wagen. — Sterke ijzeren hefboom (in 

de spiegelgieterijen) ; iron lever; eiserner 

Nebel. — Knijper, duivel (voor 't omleggen 

van 't radbeslag); tire-dog, tire-hook; reif


haken, ziehhaken, radehaken. — Hefboom, 

etc., v. bauernfuss. ~ wolf, v. devil 

2). ® Gallenzoeker, v. chat Z). 

Diablon, m. fr., v. diablotin l ),2). 

Boven-kruisstengestagzeil ; upper-miz


zentopmast stay-sail; ober-kreuzstengestag


segel. 

Diablotin, m. (r. Rustkuip, v. ab


seiheki pe, bassinet 3). Kuipjon


gen, v. aufschuttjunge. •^ Diablo


tin, ou Voile d'étai de fougue, 

kruisstengestagzeil; mizzen-topmast stay-sail; 

kre uzstan gestagsegel. 

Diagometer, in. hd. & eng., Dia


gomètre, ni. fr. Diagometer, soort van 

electroscoop, om 't geleidend vermogen der 

lichamen voor de electriciteit te vinden. 

Diagonal, adj. .. Uit een der hoek 
rechtlijnige figuur naar een-punten eener 
ander hoekpunt getrokken (lijn), diagonaal. 

DIAMANTSCHLEIFEN. 309 

Diagonal brace, eng. Overhoeksche 
dwarsrib; kreuzstrebe, kreuzband; moise en 
écharpe. 

Diagonallinie, f. hd. Diagonale lijn, 
diagonaal ; diagonal line; ligne diagonale. 
Dial, eng. Wijzerplaat, v. cadran 1). 

•(Sun-dial)Zonnewijzer, v . cadran 2). 
Diallage, f. fr. & eng., Diallagon, 
m. hd. Straalsteen, schilferachtige steensoort 
van het talkgeslacht, (weleer) smaragdiet, 
groen veldspaath. 
Diallogite, f. fr. Mangaanspaath ; car


bonate of manganese; manganspath. 
Dial-work, eng., v. anrichtung. 
Dial-plate, eng. Zonnewijzerblad; zif 

ferblatt der sonnenuhr; cadran. 

Diamant on Trois, m. fr. Diamant 
(kleinste lettersoort) ; diamond; diamantschrift. 
~ Diamant, in. fr. & hd., Diamond, 
eng. Diamant, de kostbare steen, 
die voor alle andere edelsteenen de type is 
van glans en rijkdom. — Diamant, fr. 
Diamant (der draadtrekkers) diamantpunt; 
diamond-point; diamantspitze. — D. art:.
ficiel, D. de vériele, Pierre de 
strass, onechte, valsche, nagemaakte diamant; 
imitation diamond; unechter diamant. 
~ D. brut,ingenu, ruwe diamant; rough 
diarond; .roper diamant. ~ D. taille, gesneden, 
geslepen diamant; cut diamond; geschnittener 
diamant. — D. travaillé ou 
mis en oeuvre,bewerkte,gezette diamant; 
wrought diamond; gefasster diamant. ® D. 
taille à facettes, met facetten of ruiten 
geslepen diamant, briljant; facetted diamond; 
raute-brillant. ~ D. taille en 
table, tafeldiamant, tafelsteen ; tabulated 
diamond; tafelstein. ® D. a rabot, a 
queue, glazenmakersdiamant; glazier's 
diamond; hobeldiamant, diamant mit dem 
bleiktiecht. — D.—rose, Rose, rozet, 
roos, van boven pyramiedvormig geslepen 
diamant; rose-diamond; rosette, rose, raute. 

D. de seconde, de troisième 
eau, diamant van het tweede, derde water; 
diamond of the second, of the third water; 

diamant von zweitem, drittem wasser. 

D. d'une ancre, ankerkruis; crown, 
cross of an anchor; ankerkreuz. 
Diamantbort, m. hd., v. diamantpulver. 
Diamantcement, m. hd., v. elment 
6). 
Diamantgrube, f. hd. Diamantmijn; 
diamond-mine; mine de Biamants. 
Diamantkitt, m. hd., v. ciment 6). 
Diamantmörser, m. hd. Mortier voor 

diamanten; box for grinding diamonds; égrisoir. 
Diamantsaamen,m.hd., v.demantsaamen. 


Diamantpulver, U. hd. Diamantpoeder 
; diamond-powder, diamond-dust; dgrisée, 
poudre de diamant. 

Diamantsehleifen, n. hd. Het dia 
diamond-cutting; taille du dia-mantslijpen ; 
-mant, égrisage. 



 

310 DIAMANTSCHLEIFER --

Diamantschleifer, m. hd. Diamant 
diamond-cutter; tailleur de diàmants.-slijper; 
Diamantschleifmuhle, f. hd. Slijpmolen


molen voor diamanten ; diamond-cutting-mill; 
moulin pour égriser les diamants. 
Diamantschrift, f. hd., v. dia 
1) .-mant 
Diamantspath, m. hd., v. adamantine 
spar. 
Diamantspitze, f. hd. Glazenma 
diamond-point, diamond pencil;-kersdiamant; 
pointe. 
Diamantwerk, n. hd., v. diamant 
-grube. 

Diameter, m. hd. cy eng., Diamètre, 
m. fr. Doorsnede, middellijn, diameter. 
Diamond, eng., v. Diamant 2) etc. 
—Diamond, v. diamant l) . — D -s, 

V. carreaux, s. carreau. 
Diamond-cement, eng., v. eiment 
6) . 
Diamond-cutter,eng.,v. diamant 
-schleifer. 
Diamond-cutting, eng., v. dia 
-mantschleifen. 
Diamond-draught. eng. (bij 't weven 
van gefaconneerde stoffen) De bijzondere 
wijze, waarop men de kettingdraden 
door de lissen der schacht voert, het heen en 
terug-doorgaan, het vooruit-en achter 

pointe --waarts passeeren, het pointeeren of 
maken ; das vor- and zuruck-passiren, oder 
das hin- and her-einpassiren, das einziehen 
auf spitze, die pointirte passage, das pointiren 
oder pointe-machen; passage en pointe, 
remettage a retour. 

Diamond-dust, eng., v. diamant 

-pulver. 
Diamond-head bolt, v. bolt 9).
Diamond-knot, eng. Valreepsknoop, 

sjouwermansknoop aan de valreep; fallreepsknop 
f, schauermannsknopf; noeud de tireveille. 


Diamond-pencil, v. diamant 

-spitze. 
Diamond-point, v. diamant 3).
Diamond-pointed grave (or —

tool), v. burin losange. 
Diamond-powder, eng., v. dia


mant-pulver. 
Diamond-tool, v. burin carré. 
Diamond-work , Reticulated 

work, eng. Netvormig metselverband, netverband 
(der Ouden, waarbij de voegen in 
het buitenvlak van den muur veel overeenkomst 
met een netwerk hadden); netzverband, 
netzwerk; ouvrage réticulé. 

Diane, f., Quart de la dianet m. 
fr. Dagwacht (aan boord, van 's morgens 4 
tot 8 uren); morning-watch; morgenwache, 
backbordswache, zweite wache. 

Diapason, m. fr. & eng. Klokgietersmaatstok 
; glockenmass. 
Diaper, eng. Gebloemd, gewerkt lijnwaad 
; tischdrell mit geblumten dessins; diapré. 
Diapering, eng. Gebloemd weefsel, ge-

DICKMUHLE. 

werkte stof; gewirkte arbeit, wirkerei; diapré, 
diaprure, V. bildweberei. 
Diaper work, eng. Gebloemd vloer 
geblicmtes getafel; diapré.-werk ; 
Diaphane, fr., Diaphanous, eng. 
adj. Doorschijnend ; durchscheinend. 

Diaphanéité, r. fr., Diaphaneity, 
eng. Doorschijnendheid; das durchscheinend 
sein. 

Diaphragm, eng., Diaphragme, 

m. fr. Middelschot, tusschenschot, schot, 
dunne scheidswand, klep, schuif (waardoor 
de gemeenschap tusschen de beide hoofddeelen 
van verschillende werktuigen, zooals 
blaasbalgen, reciplënten, locomotieven, enz. 
wordt afgesloten) ; scheidewand; querblech; 
schieberverschluss (der dampfmaschine, etc.) 
Diapré, m., Diaprure, f. fr., v. 
diaper, diapering. 

Diastas, m. hd., Diastase, f. . Diastase, 
een bestanddeel, dat zich bij de kieming 
der granen ontwikkelt en den overgang 
van 't zetmeel in gom en suiker bewerkt. 

Dicht, adj. hd. Dicht, vast , compact; 
dense, compact; dense, compacte. -Dicht, 
luchtdicht, waterdicht, ondoordringbaar; tight, 
close, hermetic; fermé a Fair on à l'entrée de 
Fair, de l'eau, imperméable, hermitique ; 
(en parlant d'un vaisseau: ) étanche. 
Dicht and hecht, hecht en dicht, dicht 
en lens (van een schip); tight and thonged; 
etanché et franc d'eau. 

Dichteisen, n. hd., v. calfat 3). 

Dichten, V. a. hd. Dichten, dicht maken 
(bij kuipers, enz.); to make ctose; boucher 
les fentes, serrer les douves d'un tonneau. 


Dichtermachung, f. hd. Het verdichten, 
dichter-maken, condensatie; condensation; 
condensation. 

Dichthammer, m. hd. Kalfaathamer; 
calker's hammer; maillet de radoub on de 
calfat, marteau de calfateur. 

Dichtheit, Dichtigkeit, f. hd. 
Dichtheid, vastheid ; density, compactness, 
closeness, solidity, thickness; densité, solidité, 
fermeté, épaisseur. 

Dichtigkeit, f. hd. Dichtheid, specifieke 
of soortelijke zwaarte; density, specific 
weight; densité, poids spécitque. - v. 
dichtheit. — D. des dampfes, dichtheid 
van den stoom ; density of the steam; 
densité de la vapeur. 

Dichtigkeitsmesser, m. hd. , v. 
dasymeter , dampfmesser. — v. 
areometer. — v. sclérometer. 

Dichtwerg, n. hd. Werk (tot kalfaten); 
oakum; étoupe (de vieux cordage). 

Dicke, f. hd. Dikte, stevigheid (eener 
stof); thickness; épaisseur, grosseur, solidité; 
doite (des écheveaux). - v. boss 3). 

Diekfarbig, adj. hd. Lijvig (van verf), 
dik opgedragen ; thick-colored; empáté. 

Diekmuhle , Hammerwalke, 
Walkmihle,Filzmihle,f. hd. Volmolen 
, walkmolen ; fulling-mill; moulin it foulon. 


DIC K STEIN -- DINANDIER. 311 


Dickstein, m. hd. Ruwe diamant (bij 
juweliers); rough diamond,brait; diamant brut. 
Dikke, alleen van boven geslepen dia 
bruit; diamant tipais taille seulement-mant; 
par-dessus. 
Dicktau, in. hd. Kabeltouw, zwaar 
touw ; cable-rope; cable. 
Dicktuch, n. M. Molton (dikke, zachte 

wollen stof); swan-skin, swans-boy; molleton. 
Dickzirkel, m., v. callipers I)- ii). 
Die (or Dado), eng. Teerling, v. dado. 

Matr( s, V. bed 8) ; counter-die. — 
Muntstempel, V. carré 3), 4). ~ Onder 

smidsvorm, V. dessous 3).-gedeelte van den 
•• (or Mark) Stempel- of merkijzer; stempeleisen; 
marque de reconnaissance. ~ D-s 
(or Punches), stempels en rollen tot ver 

stempel and rollen zum vergolden;-gulden ; 
petits Pers. — Ornamental d., bloem 
stempel (der boekbinders); blumen--vormige 
formiger stempel; Ileuron. - D-S, afhouder, 


V. abhalter. — D-s, trekbank, v. adjustirwerk. 
Diebel, Döbel , Dubel , m. hd. 
IJzeren of houten pin of bout ter verbinding 
; dowel; you jon ou gougeon. 

Diebsschlussel, m. hd. Looper, v. 

crochet 3). 
Diele, f. hd. Deel, v. breit, deal 2). 
Dielen, v. a. hd. Bevloeren, v. to 

board 2). 
Dielenbalken,m. hd. , v. boardingjoists. 


Dielenkopf, m hd. Balkhoofd (in de 
kroonlijst der Dorische orde); mutule, bracket, 
corbel; mutule. 

Dielennagel, m. hd. , v. clou a 

planches. 
Dielensäge, f. hd , v. brettsäge. 
Dielung, f. hd. Plankenvloer; flooring; 

plancher. 
Dielwand, rr). hd., V. cloison i). 
Die-sinker, Seal-engraver, eng. 

Stempelsnijder; stempelschneider, formstecher; 
graveur de poincons. 

Die-sinking, Seal-engraving, 
eng. Het stempelsnijden ; stempeisnijkunst; 
das stempelschneiden; stempelschneidekunst; 

action et art de graver des poincons. 

Die-stock, Screw-stock, eng. 
Schroevensnijder, uit twee stukken bestaand 
snijijzer (der slotenmakers); kluppe, schneidekluppe, 
schraubenkluppe; filière brisée ou 
à coussinets. 

Dietrich,m.hdd. Looper, v. crochet 3). 

Differential, n. hd., Differential, 
eng. , Différentielle (ou Quantité 
différentielle), f. fr. Differentiaal, bet 
oneindig kleine deel, de oneindig kleine aan 

eindige veranderlijke grootheid.-groeiing eener 
Differential calculus, eng., v. differentialrechnung. 


Differential equation, eng , Dif 
ferential-gleichung, f. hd. Differen. 
tiale vergelijking (van den eersten, tweeden, 
derden enz. rang); équation différentielle. 

Differentialhaspel, m. hd., v. chinese 
capstan. 

Differentialrechnung, f. hd., Differential 
calculus, eng. Differentiaal 
rekening; calcul différentiel. 

Differential-thermometer, n. hd. 
& eng. Ditferentiale thermometer (werktuig 
om hoogst geringe temperatuursveranderingen 
te meten); thermomètre différentiel. 

Differentialwelle, f. hd., v. chinese 
capstan. 
Diffraction of light, eng., v. in. 
flection of light. 

Digérer, fr., Digeriren, hd. v. n. 
Digereeren (iets bij eene warmte beneden 
't kookpunt verdunnen of verdeelen, om er 
de oplosbare stoffen uit af te scheiden); to 
digest. 

Digerirofen, m. hd., v. digester. 
Digest (to), eng., v. digérer. 
Digester, Papin's digester, eng., 

Digesteur (ou Marmite de Papin) 

m. fr., Digestor, m. hd. Papiniaansche 
pot ; V. autoclave. 
Digestivsalz, m. hd. Cbloorpotassium, 

V. chlorkalium. 
Digestorium, n. hd. Fornuis voor 't 
zandbad; furnace for the sand-bath; fourneau 
à bain de sable. 

Digression, f. .. Grootste afwijking 
of hoek, onder welken de beneden -planeten 
(Mercurius en Venus) ten opzichte van de 
zon gezien worden, digressie, elongatie. 

Digue, f. fr. Dijk ; dike; deich. ~ D. 
de barrage, v. dam 1), abd mmung 
2). 

Dilatation, f. fr. & eng. Uitzetting 
(der lichamen); ausdehnung. - D. linéaire, 
uitzetting in de lengte, rechtlijnige 
uitzetting; linear expansion; ldngenausdehnung, 
lineare ausdebnung. -D. cubique 
ou en volume, kubieke of lichamelijke 
uitzetting; cubic dilatation; korperliche ausdehnung. 


Dilater, V. a. fr., v. ausdehnen. 

Diligence, f. fr. Spoorwagen tot personenvervoer, 
passagierswagen ; railway-carriage 
for passengers; eisenbahnwagen fur 
personentransport, personenwagen. 

Dille, (Schlossblech) Slotplaat, v, 
couverture 6). - Kandelaarhoedje, v. 
acolyte. r Lamppijp, -tuit; shank, nozzle; 
lamperon. -Schaft of huis (der bajonet); 
socket; douille. ® Dille, schaft, v. boss 1). 

Diluer, v. a. fr. Met water verdunnen 
(bij chernisten, enz.) ; to dilute; wdssern, 
strecken. ~ Dunner, fijner maken (de papierpap); 
to dilute; raffiner. 

Dilute (to), eng., v. diluer. 
Diluting, eng., v. délaiement. 
Diluting roller, eng., v. eylindre 

émoussant. 
Diluvium, eng., v. alluvion. 
Diminishing of the trail, eng., V. 

délardement t) .
Dinandier, m. fr., v. brazier 4). 


312 DINGED WORK -- DISCHARGING-WHARF. 


Dinged work, Imbossed work, 

eng. Gedreven werk; getriebene arbeit; ouvrage 

embouti. 

Dintenstein, m. hd., v. atramentaire. 


Dioptas, m. , Dioptaskupfer, n. 
hd., Dioptase, f. fr. & eng , v. cuivre 
dioptase. 

Diopterlinial, n. hd., v. alhidade. 

Dioptries, pl. eng., Dioptrik, f. hd., 
Dioptrique, f. fr. Leer van de licht-of 
straalbreking, inz. door glazen, doorzicht 

-ktinde. 

Diorama, * . Diorama, rond en doorschijnend 
kunsttafereel, dat de veranderingen, 
die het toe- of afnemend daglicht op de 
voorwerpen, landstreken, enz. te weeg brengt, 
kunstig nabootst. 

Diorit, m. hd., Diorite, f. fr. & eng. 
Dioriet. groensteen, uit hoornblende en dicht 
veldspaath samengesteld_ 

Diostotimeter, m. hd. & eng , Diostotimètre, 
m. fr. Werktuig om de ver 

uitzetting der lucht-houding tusschen de 
en den gang des thermometers te bepalen, 
diostotimeter. 

Dip, eng. Helling ; neigung, fall, sinkung; 
inclinaison, pente. — D. (Hade or Hading) 
of a metallic vein, helling 
eener metaalader; die neigung, das fallen 
eines ganges; inclinaison d'un felon. — D. 
or Depression of the horizon, eng. 
Kimduiking ; depressionswinkel, disking der 
kimrn; ddpression de 1'horizon. - D. of 
the needle, v. abweichung. ~ Diphryge, 
m. fr., Diphryges, eng. Koperslakken 
; kup ferschlacken. 

Dippel, m. hd., v. bolz 1). 
Dipper, eng., v. buttgesell. 
Dipping, eng. Het scheppen (van de 

papierpap uit de werk-of schepkuip met 
den papiervorm); das schelp fen; operation de 
plonger la forme dans la cuve It ouvrer. — 
(or Pickling), v. décapage. — (or 
burning in at a slow fire), bij een 
zacht vuur (de kleuren) langzaam laten 
inbranden (bij emailleerders); bei gelindern 
feuer langsara einbrennen; mitonner. 

Dipping—frame, eng. Kuipraam (bij 
't verven met indigo); kupenrahmen; cadre 
de la cove. 

Dipping-needle, eng., v. aiguille 
d'inclinaison, s. aiguille 12) (waar 
verkeerdelijk declinatie-naald in plaats van 
inclinatie-naald staat). 

Diptère, adj. fr., Dipteral, Dipteros, 
eng. Met twee vleugels (van gebouwen); 
doppelfliigelig. 

Dipteron, eng. Dubbelvleugelige tempel, 
gebouw met twee zuilenrijen omgeven 
(in de Grieksche bouwkunst) ; doppeltfl'ageliger 
tempel; temple diptère. 

Directaetingmaehine, eng. Direct 
of rechtstreeks werkende machine; direct 
oder unmittelbar wirkende maschine; ma


chine is connection directe. 

Direct battery, eng., v, batterie 

directe, s. batterie d. 

Directeur, fr., Director, eng. & hd. 

Bestuurder. 

Directeur du mouvement, m. fr. 

Bestuurder van de beweging (der locomo


tief), machinist; locomotive-superintendent, 

manager; director im wagen-oder locomo


tiven-departement. 

Directing—line (of an embrasure), eng. 
Vuurlijn, richtingslijn (van een schietgat); 
richtlinie, richtungslinie,mittellinie; directrice. 

Direction, f. « . Richting. — D., 
Direction-word, eng., v. auszeiehnung. 


Direction-line, eng., v directingline. 
— Richtingslijn (van een spoorweg); 
richtungslinie, tracé; tracé. 

Direction-word,eng.,v. auszeichnun 
g. 

Directrice, f. fr., Directrix, (or 
Dirigent), eng. Directrix (oder Leitlinie) 
Rechte lijn, langs welke de beweging 
van eene andere rechte lijn of van 
een vlak plaats heeft. —v. directingline. 

Dirk, m. hd.: D. einer gaffel, dirk 
eener gaffel; peak-halliards of a gaff; martinet 
d'un pic. — D. der besahngaf 
fel, dirk van de bezaansgaffel; peals-halliards 
of the mizzen-gaff; martinet d'artimon. 

Dirt from the fire, eng., v. buis sure. 
Dirt-board, Dirt-clout, eng., v. 
euttoo-end. 

Disbrodure, f. fr. Water, waarin de 
geverfde zijde gewasscben is ; water in which 
the silk has been washed after having been 
dyed; fdrbewasser. 

Disc, eng., v. disk. 
Discharge (to) the rough ingre. 
dients, eng., v. dématérialiser. 

Discharge of air or water, eng. 
Uitstrooming van lucht of water; de (uitgestroomde) 
waterhoeveelheid ; v. ausfiuss; 
dépense. — D. of fire arms, het 
losbranden van een vuurwapen ; das ab feuern 
einer feuerwaffe; décharge dune arme à feu, 
coup d'arme a feu. — D. of a ship, v. 
decharge 7). — D-s (in calicoprinting), 
v. aetzbeizen. 

Discharge-aperture, eng., v. abstichloch. 


Discharge-pipe, Discharger,eng. 

Afvoerpijp, v. ausfi hrungsrohre. 
Discharger, eng. Ontlader, on tlaadtang,. 

v. are conducteur, s. arc. — Afvoerpijp, 
v. ausführungsröhre. 
Discharge style (of calico-printing), 
eng. Het bedrukken niet bijtmiddelen ; der 
druck mit atzbeizen; l'emploi des rongeants.. 
Discharging the colors (previously 
to redying), eng., v. débouilli 2). 
Discharging arch, eng., v. ablas


tebogen. 
Discharging-wharf, eng., v. débarcadère 
2). 


DISCOMBRER 

Discombrer, V. décombrer. 
Discouple (to), v. a. eng., v. desaccoupler. 


Disembogue (to), V. a. Uit een kanaal 
of uit eerie zeeengte varen ; aus einero 
kanal oder aus einer meerenge aussegeln; 
débouquer. 

Disengage (to), v. a. Vrijmaken, v. 
dégager 2) . ^ To d. the gear, eng., 

V. déclancher. 
Disengaging-gear, eng. , v, ausru.
ckzeug, s. ausrucken. 
Dish, eng. Schaal, weegschaal ; schale, 
wagschale; plat, plateau. ~ (or Dishing) 
of wheels, helling der speeken op de 
naaf van 'í rad; sticrzung der reder; éeuanteur 
des roues. 

Dish (to) a wheel, eng. De speeken 
doen bellen op de naaf; ein rad sterzen; 
écuanter une roue. 

Dishing, eng., v. to dish. 2). 

Disjoint (to), v. a. eng., v. debotter. 

Disk, eng. Schijf; scheibe; disque. 

Lens, v. ball 1). - D. separating 
the cutters, eng. Middelschijf der ijzer. 
snijrollen ; mittelscheibe; fausse rondelle. 

Dismantle (to) a pontoonbridge,
eng. Eene pontonbrugafbreken; eine 
pontonbrucke abbrechen, ab fiuhren, abbrimcken; 

replier un pont de pontons. ' To d. a 
fortification, V. démanteler. 

Dismast (to), v. a. eng., V. démáter. 

Dismasting, eng., v. dématage. 

Disoxydate (to), To disoxygenate, 
V. a. eng., V. désoxyder. 
Disoxydation,Disoxygenation, 
eng., v. désoxydation. 

Dispache, f. fr. & hd., Dispatch, 
eng. Averij -berekening, berekening der zeeschade. 


Dispacheur, m. fr. y hd., Dispatcher, 
eng. Strandrechter, begrooter 
der averij. 

Dispart of a gun, eng. Metaalonderscheid 
(het verschil tusschen den diameter 
van een stuk geschut aan de kulas 
en aan den kop of ringband); unterschied 
des metalles,metallunterschied; différence entre 
l'épaisseur du métal de la pièce à la culasse 
et au bourrelet. — D., Dispart-sight, 
Muzzle-sight, eng., v. bouton de 
mire. 

Dispart (to), or To do away 
with the dispart of a gun, een stuk 
geschut vereffenen (de vizierlijn en de as 
der ziel parallel maken); ein geschutz ver 

égaliser une pièce de canon. -gleichen; 

Dispaste ou Dispate, m. fr., Dispaston, 
eng. Dubbel blok, blok met twee 
rollen ; doppelte rolle, flaschenzug mit 2 
rollen. 

Dispatch, eng., v. dispache. 
Dispatcher, eng., v. dispacheur. 
Dispate, eng., v. dispaste. 
Dispersion, f. fr. & eng. Verstrooiing; 

zerstreuung. ~ D. des rayons de 

I}ISTILLATOIRE. 313 

lumière, fr.,Dispersion of the rays 
of light, verstrooiing der lichtstralen ; 
zerstreuung der lichtstralen. -D. (ou 
Ecartement) des balles (dune cartouche 
(1 balles) fr., het spreiden van de kogels 
(eener kartets); spread or divergence 
of the balls; die streuung der kugeln. vgl. 
Cone • ), alwaar voor diversion moet gelezen 
worden dispersion. 

Disposition, f. fr. Schikking, plaat 

V. van de deden eener machine);-sing (b. 
arrangement, contrivance; einrichtung, anordnung, 
bestelluns. vgl. contrivance. 
Disque, m. fr. Schijf'; disk or disc; 
scheibe. ~ Lens, v. ball 1). — D. (ou 
Plomb) du trépan, zwaaischijf eener 
(staande) drilboor ; drill plate (disk) of an 
upright drill; schwungscheibe einer rennspindel. 


Dissociation, f. mc . De van zelve ontstaande 
gedeeltelijke ontbinding der lichamen 
onder der, invloed der warmte, dissociatie. 

Dissolution, f. fr., & eng., v. auflásung. 
~ D. mercurielle, kwikwater 
der vergulders (oplossing van kwik 
in verdund salpeterzuur) ; quickening, quicksilver-
water; quickwasser. 

Dissolvant, m. fr., Dissolvent, 
Dissolver, eng., V. auiösemittel. 
Dissolve (to), v. a. eng., v. auflösen 
3). 
Dissolvent, Dissolver, eng. , v. 

aufiosemittel. 
Dissoudre, v. a. fr., v. auflosen 3). 
Distaff,Rock,eng. Spinrokken; rocken; 

quenouille. — To prepare the d., v. 
anlegen, v. a. 2) . 

Distance, f. fr. & eng., Distanz, 

f. lid. Afstand, distantie. ® D. explosive, 
slagwijdte; percussive distance; sehlagweite.-
Distance au pole, au zénith, 
fr. Poolsafstand; zenitsafstand; polar distance; 
zenith-distance; pol-oder polardistanz ; zenithdistanz. 
~ D. du foyer, v. brenn


weite. 

Distelputzer, Distelreiniger, m. 

hd., V. card-cleaner. 

Distemper (to), v. a. eng. Een don


keren grond geven, mat maken (in 't ver 

mattiren, matiren; matter, Bonner-gulden); 

Ie mat, mettre au mat. 

Disthen, m. hel., Disthène, m. fr., v. 

cyanite, blauschiirl. 

Distill (to), V. a. eng., v. destilliren. 
— To d. roughly, v. dématérialiser. 


Distillable, adj. fr. P eng., v. des


tillirbar. 

Distillateur, m. fr., v. destillirer. 

Distillation, f. fr. & eng., v. destillation, 
destillirung.

Distillatoire, adj. Wat tot de des


tillatie, tot de branderij behoort ; distillatory; 
zur destillation, zur brennerei gehorig. 
A ppareil d., distilleertoestel; distilling 
apparatus, still; destillirapparat; (zum 

27 


314 DISTILLER --- DOCHT. 


branntweinbrennen :) brennapparat, brennge


räth. ~ Colonne d., v. s. colonne. 

Distiller, v. a. fr., v. destilliren. 

Distillerie, f. fr., Distillery, eng., 

V. brennerei, destillirstube; destillirkunst. 
Distort (to), To warp, v. a. eng., 

V. to cast b., déjeter. 
Distribuer les lettres, . fr., To 
distribute the lettres, eng., v. ablegen. 
• V. embanquer. v. envider. 
— D. la vapeur, fr., To dis 

-tribute the vapour,

eng. Den stoom 
verdeelen (in de stoomschuifkast); den dampf 
vertheilen.. 

Distributeur, (ou Guide de la 
bobineuse), m. fr. Draadleider, draadvoerder 
(der spoelmachine); guide; fadenleiter. 
® D. (ou Briseur) d'une 
drousse, v. carrier, eng. 1). ® D. (ou 
Régulateur), v. carrier, eng. 2). D. 
de la vapeur on Tiroir régulateur, 
stoomregelaar, stoomschuif, regulateur; 
steam-distributor, distributing regulator, 
valve-motion; innere steuerung. 

Distributing, eng., v. distribution. 


Distributing - box , or Nozzle, 
Steam-chest, eng., v. botte des tiroirs 
ou à vapeur; dampfbuchse. 

Distributing-regulator, eng., v. 
distributeur 4). 
Distributing-rule, eng., v. ablegespan. 


Distributing-shaft, eng. Verdeelin 
s-cilinder (der locomotief); distr-tbutionswelle; 
arbre de distribution. 

Distributing—table, eng. Inkttafel 
(eener drukpers); farbetisch; table à vernis. 
Distributing-trough,eng., v. auge a roetpre les drapeaux. 

Distribution, f. fr. & eng. Verdeeling; 
vertheilung. ® D. des caractères, 
fr., D. of the letters, eng., het 
distribueeren der letters ; das ablegen, auseinandernehmen 
einer form; vgl. ablegen. 

D. de la vapour, pr., D. of 
steam, eng. Stoomverdeeling (die gedeelten 
eener stoommachine, welke den stoom 
verdeelen); damp fvertheilung. 
Distributionsbi chse, f. hd. , v. 
botte des tiroirs, dampfbuchse. 

Distributionsventil oder Gleitklappe, 
n. hd. Stoomverdeeler, stoomschuif; 
slide-valve; tiroir de distribution, tiroir, v. 
distributeur 4). 

Distributionswelle, t. hd., v. distributing-
shaft. 

Ditch, eng. Af-of uitwateringssloot, v. 
abzugsgraben. ~ D. of a fortress, 
gracht eerier vesting; festungsgraben, graben; 
fossil d'une forteresse. — Dry d., droge 
gracht; trockener graben; fossé sec. — Wet 
d., natte gracht; passer graben; fossé inondé, 
fossé plein d'eau. — Main d., hoofdgracht, 
vestinggracht; hauptgraben; fosed du corps 

de place. ••• Second or advanced 
d., v. avant-fossé. 

Diverge (to), eng., Diverger, fr., 
Divergiren, hd. v n. Uiteenloopen (van 
lijnen, stralen, enz.), zich van elkander ver 
vgl. dispersion. -wijderen. 
Divide(to), v. a. eng. Verdeelen, deelen; 
vertheilen, theilen; diviser. — v. divisor 2). 
Dividend, m. hd. & eng., Dividende, 

m. fr. Deeltal, het getal of de grootheid 
die gedeeld moet worden. 
Divider(s), eng. (pl.), V. compas 
a diviser. 
Divider-frame,eng.,v.bátissage 2). 
Dividing-engine, eng. Deelmachine 

(werktuig om eerre rechte lijn of een cirkel 
nauwkeurig" in gelijke deelen te ver 
theilinaschine; machine à diviser. -deelen); 

Dividing—plate, Division—plate, 
eng. Deelschijf (der horlogemakers); theilscheibe; 
plate-forme. 

Diving—bell, eng. Duikerklok; taucherglocke; 
cloche á plongeur. 
Diving—ship, f. eng. Duikerschip; 

taucherschi/f; bateau plongeur, urinator. 
Divis, n. hd., v. bindestrich. 
Divisor, v. a. fr., v. to divide. •• 

Afbreken (een woord, bij letterzetters); to 
divide; abtheilen. 

Diviseur, m. fr. Deeler, het getal of 
de grootheid, waarmede gedeeld wordt; divisor; 
theiler, divisor. 

Divisibilité, f. fr., Divisibility, 
eng Deelbaarheid (der lichamen) ;theilbarkeit. 
Divisible, adj. fr. & eng. Deelbaar, 
scheidbaar; scheidbar, entbindbar. 

Division, f. .. Deeling, divisie. — 
D., fr. & eng. (hyphen) Deelteeken, V. 
bindestrich. ® D. centigrade (du 
thermomètre), fr., honderddeelige verdeeling 
(des thermometers); centigrade scale; centesimal 
eintheilung. 

Division-plate, eng., v. dividing


plate. 
Divisor, m. hd. & eng., v. diviseur. 
Divisorium, n. hd. & eng. Houten 

nijpertje aan 't visorium of den kopijhouder 

des letterzetters, divisorium; mordant. 
Dix, m. fr., v. philosophie. 
Dixaine, f. fr., V. dizaine. 
Dix-huit,m. fr.,v. petit-parangon. 
Dizaine, f. fr. Tien pakjes of 120 

boekjes (valsch bladgoud); one hundred and 
twenty books (livrets of leaf-brass); pack 

(unecht'er blattgold). — D. (de peaux, de 
cuirs), v. decher. — D. du papier à 
patron, dizaine van 't patroonpapier voor 
't weven der gewerkte stoffen ; design; dizaine, 
(verderbt :) schenie. 

Dobber, m. hd., v. bouée 1). 
Döbel, m. hd., v. diebel. 
Döbeleisen, n. hd. Plugijzer; peg-iron; 

fer a chevilles. 
Döbeln, v. a. hd., v. cheviller. 
Docht, m. hd. Pit, lemmet; wick; 

mèche, luinignon. 


DOCHTGARN --DOIGTIER. 315 

Dochtgarn, n. hd. Lamp-, kaarska-move, to go regularly; schwingen, spielen, 

 

toen ; wick-yarn; fit à mèche.auswerfen. 

 

Doeimacy or Docimastie art,Doe-skin, eng., Doeskin, m hd. 
eng., Docimasie ou Doeimastique, Lichte, dunne soort van bukskin, doeskin

 

f. fr. Probeerkunst, toetsing of beproevingloskin, drap fin pour pantalons. 


der ertsen ; probirkunst.Doffer, Doffing cylinder, eng., v. 
Dock, eng., v.bassin 8); basin 7), R). déchargeur 1). 

 

Doek (to), v. a. eng., v. doeken 2).Dofjes, n. pl. hd. Dofjes, spijkers zon-
Docke (Werftdoeke), f hd. Droog der kop, spijkereinden, die men omklinkt (in 
dok, v. bassin de construction. ••• den scheepsbouw); broken spikes for clinching; 

D. (Hafendoeke), nat dok, v. basin 8). pointes de clous. 


— Schwimmende d., drijvend dok;Dog,eng. Klauw, klembaak, v. claw 1). 
floating or wet dock; forme flottante. •v D. — Hond, v. chien 3). — Hengst, v. 
(der drehbank) (Doekenspindel,Dreh-brandbock.-•D. of the breeching, 
baum, Drehstift, m., Drehbank-wrong, strop; V. crupper-doek. 


spindel, Ringspindel, Spindel,Dogboot, Doggenboot, n., Dog-
Patrone, Hohldocke, f., Futter n.) ger, m. Dogger, doggerboot, boeker, visch

 


kop, kopspil (een uit bout, messing of ge-boeker, kabeljauwvisscher ; dogger; dogre,

 

goten ijzer gemaakte stut, die op de wan-dogrebot.

 

gen of op bet prisma der draaibank staat);Dog-hair, eng. Zomerhaar, bonden mandrel, 
chuck, arbor, turning arbor, puppet; baar (lang, stijf, blinkend baar, dat buiten 
lunette, arbre, mandrin. — Fahrende de pels van sommige dieren uitsteekt en 

d. (Reitstoek, Spitzdoeke), losse zich niet laat vilten, zoodat bet met een 


kop (der draaibank), rijstok ; sliding puppet,tangetje wordt uitgetrokken); hundshaare, 

 

head-stock with centre; contre-poupee, poupéeziegenhaare, falsches haar; jarre, poll de 

 

mobile, poupée a hu;ilte. ~ D., leuning,cbien, poll mort. (avuut.

 

V. baluster 2), 3). ~ D. (Strang,Dog-leg-chisel, eng. , v. butte


Strahn,Schneller,Nummer,Zahl),Dog-nail (Jobbent-nail), eng. Slotstreng, 
garenstreng (bij vlas-en hennep-spijker, v. clou de serrure, s. clou. 
spinners); hank, number; écbeveau. — D. ~ (Transom) Voorsteekpin, v. dent(
Stráhne, Knupen, Strang, Ge- de-loup 3) . 

 

bund), streng zijde, zijdestreng; hank,Dog-nose hand-vice, eng. Smal skein 
of silk; écbeveau, botte, flotte, mat-' gebekte bandscbroef; schmalmauliger feil

 


teau, main de soie, écbeveau de soie.kloben; étau à main à mors mince. 

 

Doeken, v. a. hd. Opkluwen, tot een Dogre,dogrebot,m. fr.,v. dogboot.

 

kluwen winden (garen, zijde); to wind up; Dog-tooth-spar, eng. Hondstanden

 


pelotonner, mettre en echeveaux. — In het spaalh, v. dent de chien 2).

 

dok leggen (een schip); to dock; mettre dansDogue, m. fr., v. chess-tree. — 

 

le bassin.D. ou Trou de l'amure, halsgat, hals-
Doekenbanke, f. pl. hd., Doek- klamp (in ruimeren zin); hole of the chess

 


banks, p1. eng. Dokbanken; banes duntree; balsgat, balsklampe. 

 

bassin de construction.Dog-vane, eng. Verklikker, Spaan -
Dockenbolzen, m., v. cap-square sche waker, topstander van zeer dunne cir

 


lip-head-bolt.

 

Dockengelander, n. hd., v. ba

 


lustrade.

 

Dockenspindel, f. hd. Kopspil, v. 

 

docke 4) .

 

Doekenstoek, m. hd. Stijl, stut (der

 

draaibank); jamb, wooden base of a mandrel;

 

jambage, poupée.

 

Doeteur, m. fr., Doctor, eng., v.

 

color-doctor.
Dodécaèdre, m fr., Dodecahe

 


dron, eng., Dodekaeder, n. hd. Twaalf

 


vlak, een door 12 regelmatige vijfhoeken

 

ingesloten lichaam, dodecaëder.

 

Dodecagon, eng., Dodecagone,

 

m. fr. Regelmatige twaalfboek; regelmdssiges 


zwol feck.

 

Dodecahedron, eng., v. dodéeaè

 


dre.

kelvormige blaadjes kurk en veeren, om bij 
windstilte te gebruiken ; verklicker; penon, 
pennon. 

Dog watch, eng. (eigenlijk : Honden wacht, 
dat in 't Nederlandscb zeewezen de 
wacht aan boord van middernacht tot 's morgens 
4 uren beteekent; maar in 't Engelscb 
zeewezen komt Dog-watch overeen met bet 
Nederlandscb :) Platvoetwacht, platvoet, de 
wacht van 4 tot 8 uren des namiddags; 
plattfuss; quart de 4 a 8 heures du soir. 

Dog—wood, eng. Rood kornoeljehout; 
hartriegelholz; sanguin, cornouiller sanguin. 
Dohle, f. hd., v. abzugsgraben. 

Doigt. m. fr. Wijzer (van een uurwerk); 
finger, hand, pointer; zeiger. ~ Invallende 
tand van 't kwartierrad (van een repetitie horloge); 
rock-detent; einfallspitze des viertelstundenrechens. 
— D. comprimeur 

Dodekaeder, n. hd.,v.dodéeaèdre. (du bane a broches), v. comprimeur i).

 

Dodinage, m. fr., v. bran-chest.Doigtier, m. fr. Vingerling, duimeling,

 

Dodiner, v. n. fr. Geregeld been enweerzijds open vingergoed ; finger-stall, thumb

 


weer bewegen, slingeren, schommelen ; tostall; fingerling, ddumling. 


316 DOITE — 

Doite, f. fr. Dikte, sterkte (der strengen, 
bij wevers); thickness; stdrke, dicke. 

Doitée, f. fr. Proefgaren, draadmodel 
(voor 't spinnen) ; needle-full; probegarn, 
fadenmuster. 

Doktor, m. hd. Dokter, afstrijkmes, v. 
color-doctor. 
Doleb, m. hd. Dolk, ponjaard ; dagger, 
poniard; poignard. 
Dolchklinge, L hd. Dolklemmer, pon 
; dagger-blade; lame de poignard.-jaardkling 
Dolchmesser, n. hd. Dolkmes; poniard-
knife; couteau-poignard. 
Dolchstock, m. hd. Dolkrotting; dartstick, 
dart-cane; canne à poignard. 
Doleau, m. fr. Schaafbeitel, v. abschlageisen. 


Doler, v. a. fr. Afschaven, V. abhobelu, 
abnehmen, to adze. — De 
gietnaad wegnemen (lij loodgieters); v. be 
schneiden 3) . — D. (ou Drayer) 
les peaux, de (te looien) huiden op den 
schaafboom afstooten, afschaven ; to whiten 
or pare the skins; falzen, die hiute mit 
dem falzeisen bestossen. 

Dolerit, in. hd., Dolerite, f. fr., 

Dolerite, eng. Vlotgroensteen, doleriet. 

Dolly-tube, eng., V. abflaufass, 

ablauterfass. 

Doloire, f. fr., Baars, kuipersdissel, v. 

addice. — (ou Epaule de mouton) 

Timmermansbijl niet een breed blad; broad 

axe; breitbeil, dunnbeil. 

Dolomie, f. fr., Dolomit, m. hd., 

Dolomite. f. fr. & eng. Kalksteensoort, 

uit koolzuur, kalkaarde en talkaarde be


staande, dolomiet. 

Dolphin, eng. Leguaan, v. bourre


let 4). — D-s (of brass-guns, mortars, 

bullets), ooren, V. anse 6). 

Dom, m. hd.. Dóme, m. fr., Dome, 

eng. Koepel-of helmdak, v. coupole. — 

Helm des stoomketels, v. dach 2). 

Dom (des kofferkessels). V. cover i ). o 

Donne (Cul de four, Voute sphé


rique), fr., Dome, eng. Koepelgewelf, 

V. cupola 2). — Helm, kolfmuts (bij chemisten), 
v. cap, eng. 5). 
Domestic, eng. Sterk hemden-of voering-
katoen ; starker (utter- oder hemden 
toile de coLon forte. -kattun; 
Dominant, adj. fr.: Couleur d—e, 
hoofdkleur; predominant color; hauptfarbe. 
Dominer, fr., Dominiren, hd., v. 

a. Bestrijken, betieerschen, v. commander 
1). 

Domino, m. fr., v. buntpapier. 

Donbretter, n. pl. hd. Planken van 

eene schuine mijnschacht; planks of a hading 

shaft, hade planks; planches d'un puits de 

mine oblique. 

Donfach, n. hd. Vak of ruimte tusschen 
twee dwarshouten in eene schuine 
mijnschacht; distance between two traverses 
in a hading shaft; travée entre deux des 
traverses d'un puits de mine oblique. 

DONNER. 

Dongris, m. fr. Soort van Indisch ka 
indian cotton stuff; Indischer baum--toen ; 
wollener zeug. 

Donhölzer, n. pl. lid. Dwarsbalken 
eener schuine mijnschacht ; cross-beams or 
traverses in a hading shaft; traverses d'un 
puits de mine oblique. — Dragers, draag 

blaasbalgen (in de ijzergieterijen);-balken der 
bearers of the bellows; solives sur lesquelles 
sopt établis les souflets. 

Donjon, m. fr. Slottoren, vestingtoren, 
verdedigings- of toevluchtstoren; keep orprincipal 
tower of a castle; vertheidigungsthurm, 
zufluchtsthurm. — Donjon, fr. r hd. 
Paviljoentje op het dak van een huis; pa


vilion or pinnacle, that rises above the roof 
of a building. 

Donkey or Feed-engine, eng. Het 
kleine paard (eene kleine stoommachine op 
stoomschepen, die gebruikt wordt om den 
ketel te voeden, als de groote machine niet 

werkt); das kleine pferd; le petit cheval. 
Donlage, f. hd. Helling, glooiing; slope, 
descent;pente,inclinaison. ® Helling, schuinte 
van eenen mijngang; hade; biais d'un filon. — 

D. eines kohlenflötzes, helling van 
eene steenkoolbedding; hade of a coal-bed; 
pondage. 
Donlegerschacht, m. hd. Schuin 
mijnschacht ; hading shaft, hade; puits-sche 
de mine incliné ou oblique. 
Donlegig, adj. hd. Schuinsch, hellend, 
glooiend (van mijnen); hading; incliné, penché, 
oblique. 
Donleglinie, f. hd. Glooiingslijn (eener 
mijnschacht); hale-line; ligne d'inclinaison. 

Donner la bande, fr. Krengen, doen 

overhellen (een schip); to careen; auf die 

seite legen. ® D. à la bande, krengen, 

door den wlnd overzij geworpen worden, 

eene slagzijde hebben ; to heel; krengen, 

kringen. — D. le buis (à un vieux 
chapeau), v. buis 3). ~ D. la chaude 
(au fer), gloeiend maken ; to glow; gluhen. 
® D. du cone (p. ex. à un tuyau), kegelvormig 
of conisch maken; to taper; kegelformig 
oder conisch macben. — D. un 
coup de talon, D. des culées, hielen, 

v. coup (dernier art.), eulée 5). ~ D. 
dedans, D. ou Entrer dans un 
port, eene haven binnenloopen ; to sail 
into a harbour; in einen hafern einlaufen. 

D. une demi-bande, demi-caréne, 
v. demi-bande. o D. l'eau 
a, la euve, de (verf-) kuip vullen ; to fill 
the vat; die kupe füllen, das letzte wasser 
geben. D. l'évent, luchten,v.éventer. 
~ D. les facons (au sucre), v. to 

bottom 2) . ~ D. du fer a un rabot, 
den schaafbeitel vooruitdrijven ; to give iron 
to the plane, to drive on the plane-iron; das 

hobeleisen vortreiben, dem Kobel eisen geben. 
~ D. le feu à (ou Chauffer) un 
vaisseau, un bordage, v. chauf 
fer (dernier art.), bohle 5). ~ D. fond, 
ankeren, ten anker gaan; to cast anchor; an



LONNERBÏC CHSE 

kern, zum anker gepen. •• D. de la 
main a une étoffe, v. to dress a 
stuff. — D. le mat, mat maken, v. to 
deaden 2) . ~ D. dans un port, v. 
doener dedans. — D. la remorque 
a un vaisseau, een schip sleepen, boeg 

sleeptouw hebben ; to tow a ship;-seeren, op 
ein scbif bugsiren. — D. (ou Commander) 
la route au timonier, v. commander 
i). — D. du suif à un 
vaisseau, V. S. suif. ~ D. de la 
voie (aux dents d'une scie), v. contourner 
2). 

Donnerbiichse, f. hd., v. blunderbuss. 
Donnermesser, m. hd., v. bron 
-tometer. 
Donnerstein, m. h,d., v. belemnit. 

Polijststeen (der messenmakers), dondersteen 
; thunder-stone, ceraunix; fin, corvinus 
lapis. 

Doodshoofd, Doodmanns auge, 

n. hd., v. deád-eye. 
Door, eng. Deur (huisdeur, kamerdeur, 
etc.); thur; porte. — (or Damper, Damper-
plate, Vane), register, v. damper. 
— Stookgat (van den pottenbakkersoven); 
schurloch; boucbe de foyer. 

Door—case, eng. Deurkozijn; thursarge; 
cadre, cbássis d'une porte. 

Door—fastening, Sash, Turning 
bolt, eng. Draaigrendel, spanjolet; dreh. 
riegel, spaniolette; espagnolette. 

Door—frame, eng. Deurlijst, deurraam; 
thureinfassung, thï rverzierung; huisserie, 
cbambranle. — D. with parels, deurraam 
met paneelen ; thurrahmen mit fullungen; 
chassis a panneaux. 

Door-hasp, Hinge, eng. Deurduim, 

V. bandhaken. 
Door—hook, eng. Deurhaak ; stutzhaken; 
crochet de porte à repos. 
Door-leap, eng., v. aufsatz 4). 
Door-post, Jamb, eng. Deurpost, 

deurstijl ; thurp fosten; poteau de porte, poteau 
d'huisserie, jambage. 

Door—spring, Looking—spring, 
eng. Deurveer, sluitveer aan deuren; schliessfeder 
an thïsren, thur feller; ressort de fermeture 
aux portes. 

Dop, m. hd. Dopje der kompasnaald, v. 
chape de boussole, dab. 

Doppe, f. hd. Twee aaneen te soldeeren 
stukken metaal ; two pieces of metal 
about to be soldered; coquille. ® Ronde 
klamp of wouterman (op schepen); round 
and hollow cleat; taquet rond. 

Doppelaxt, f. hd., v. besaiguë. 
Doppelbahn, f. hd. Dubbele spoorweg; 
double rail-road; double cbemin. 
Doppelbalg, gin., Doppelgebláse, 
Sehmiedegebl se, n.hhd. Dubbele blaas 

smidsblaasbalg ; double bellows, smith's-balg, 
bellows, forge-bellows; soufilet rabier, souflïet 
de maréchal, soufilet à deux vents 

Doppelband, n. hd. Deurhengsel met 

DOPPELMAUER. 317 

twee armen of scharnierbladen; double band; 
double-lien, fiche, penture à deux ailes. 

Doppelbleeh, n. hd. Dubbel of zwaar 
ijzerblik, plaatijzer ; double plates; tole double 
ou forte. 

Doppelboden, m. hd., v. doublefond. 


Doppelbuchstab(e), m. hd. Dubbele 
letter, koppelletter, stukletter, twee of 
meer letters op één letterstaafje ; ligature; 
ligature. 

Doppelcanon, m. hd. Dubbele canon 
(drukletter); double canon, eight lines pica; 
double-canon, deux points de gros canon. 

Doppelcocon, m. hd. Dubbele cocon, 
dubbel zijwormtonnetje (dat 2 wormen bevat 
en eene grove zijde geeft); dupion, double 
cocoon; doupion. 

Doppeleylinder, m. hd. Dubbele cilinder; 
twin-cylinder; double cylindre. 
Doppeldiele, f. hd. Eiken plank; oakplank; 
planche en chêne. 

Doppeldrehbank, f. hd. Dubbele 
draaibank ; duplex lathe; tour a deux burins. 
Doppeleisen, n., Doppelhobel, 

m. hd. Dubbele schaafbeitel; double-iron, 
double plane-iron; double-fer, rabot á double 
fer. — v. carillon 2). 
Doppelfeile, f. hd. Dubbele vijl; double 
file; lime double. 
Doppelfenster, n. hd., v. contrechássis. 
Doppelflinte, f. Geweer met dubbelen 

loop; double-barrelled gun; fusil h deux coups. 
Doppelflugelig,adj.hd., v. diptère. 
Doppelgebläse, v doppelbalg. 
Doppelgeleis, n. hd. Dubbel spoor 

(op spoorwegen); double track; double voie. 
Doppelgeleisig, adj. hd. Met dubbel 
spoor; double-railed; à double voie. 
Doppelgewebe, n.-hd. Dubbel weefsel 
; double cloth; double tissure. 
Doppelgold, n. hd. Zwaar bladgoud; 
strong gold-leaves; or double, or a gros. 
Doppelhahn, m hd. Dubbele kraan; 
double cock; robinet double. 
Doppelhaken, m. hd., v. blunderbuss. 


Doppelhaue, f. hd. Dubbel houweel 
(der mijnwerkers); mandril; pic-hoyau, boyau 
à deux tranchants. 

Doppelhobel, hd., v. doppeleisen. 
Doppelhorn, n. hd. Tweehoornig aan 
bickern; bigorne, enclume-beeld, speerllaak ; 
noire, ronde. 

Doppelkarthaune, f. hd. Dubbele 
kartouw, 9Ii ponder ; ninety-six pounder; pièce 
de quatre-vingt-seize. 

Doppeikronenpapier, n. hd. Olifantspapier; 
elephant's paper; double couron 
n e. 

Doppellauf, m. hd. Dubbele (geweer-) 
loop; double barrel; double canon. 

Doppelmauer des hochofens, f. 
hd. Dubbele muur des hoogovens; double 
wall of the blast-furnace; pilier de coeur. 

G2. 


318 DOPPELMESSER 

Doppelmesser, n. hd. Mes met twee 
lemmers, cirkelmes; knife with two blades; 
couteau à la berge 

Doppelnadeltelegraph, m. hd. Te


legraaf met twee naalden ; electric telegraph 

with two needles; télégraphe a deux aiguilles. 

Doppelpflug, m. hd., v. charrue 
à bi-soc. 

Doppelrauhbank, f hd. Reeschaaf 
of voorlooper met dubbelen schaafbeitel; 
double trying plane; varlope it double fer. 

Doppelreif, m. hd. Dubbele hoepel; 

double hoop; cercle double. 

Doppelröhre, f. hd., v. culotte 2). 

Doppelsalz, n. hd. Dubbelzout ; double 
salt; sel double. 

Doppelsammet, m. hd. Dubbelfluweel 
; double-backed velvet; velours á deux 
envers. 

Doppelsatz, m., Hochzeit, f. hd. 
Eén of meer dubbel gezette voorden of regels; 
double; doublon. v. chasser 4). 

Doppelschicht, f. hd. Rij dakpannen 
op de waterborden ; double row; doublis. 
Dubbele laag of bedding; double stratum; 

double couche. 
Doppelschieber, m. hd. , v. Dschieber 
f2). 
Doppelschlitz, m. hd. Dubbelkloof, 
krolsteen (bouwsieraad); diglyph; diglyphe. 

Doppelschloss, n. hd., v. benarde. 

Doppelsehmiege,f.hd. Dubbele zwei; 

T-bevil; sauterelle double. 

Doppelschraube, f., Schraubenring, 
m. hd. Ringschroef, ringnagel met 
dubbele punten ; double-screw, screw-ring; 
lasseret, piton. 

Doppelsehuss, m. hd. Dubbele inslagdraad 
(bij 't weven); double shoot; duite 
double, moutacte. 
Doppelsitzventil, m. hd., v. Dschieber 
2). 

Doppeispath, m. hd. Kalkspaath; 
calcareous spar; spath ealeaire. ~ 1slndischer 
d., IJslandscb kristal, dubbel 
straalbrekend spaath ; Iceland crystal, double


refracting spar; crystal d'Islande. 

Doppelspinnrad, m. hd. Dubbel spinnewiel 
; two-handed spinning wheel; rouet a filer double. 

Doppelstoekiger dampfkessel, 

m. hd. Stoomketel van twee verdiepingen; 
double-storied boiler; chaudière a deux étages. 
Doppeltconvex, adj. hd., v. convexo-
convex. 
Doppelthohl, adj. hd., v. concavoconcave. 
Doppelthi r, f. hd. Dubbele deur; 
double door; double porte. 
Doppeltourschloss, n. hd. Tweemaal 
overgaand slot, nachtslot; double lock; 
serrure a double tour. 

Doppeltreppe, f. hd. Dubbele trap; 
double stairs; double escalier. 
Doppeltweinsteinsauer, adj. hd. 
Dubbel wijnsteenzuur ; bitartrate; bitartrate. 

DORMANT. 

Doppeltwirkend, adj. hd. Dubbel 
werkend; double-acting; à double action, a 
double effet. 

Doppelung,f. hd. Dubbeling van dunne 
planken, spijkerhuid; sheathing; doublage ou 
doublure de planches. — Stootlappen op 
de zeilen ; linings; doublage ou renfort des 
voiles. ® Dubbeling (bij 't metaalpletten); 
doubling; doublure. — D—en im eisen, 

V. doublure 3) . (ber ij. 
Doppelventil, n. hd., v. D-schie-
Doppelvitriol, m. hd. Dubbele of 
Straatsburgsche vitriool; double vitriol; vi


triol de Strasbourg. 

Doppelzeug, m. hd. Dubbele stof; 

double stuff; étoffe renforcée. 

Doppelt zusammengesetzt, v. 

double-compound. 

Doppelzwirn, m. hd. Dubbel garen; 

double thread; fil double, fil bis, fil de 

Flandre. 

Doppelzwirnen, n. hd. Het zijdetweernen 
; organzining, silk-throwing; organsinage. 


Dopper, m. hd. Stempel (der goud


smeden); puuch; estampe, marteau à cuvette, 

marteau à deux bouts. 

Borage, m. (Dorure, f.) fr. Het 
vergulden ; gilding; vergoldung. ~ Het opdragen 
van het bladgoud, het vergulden ; 
applying the gold; das antragen des blattgoldes, 
das auflegen der goidbldtter, das 
vergolden. — D. (des chapeaux), het 
overtrekken (der hoeden met fijn haar); 
plating, covering; das platteren, uberziehen. 

Doré á deux, à trois buis, fr., 

V. buis fl. 
Doré, m. fr.: D. (du rouge en 
assiette), de groenachtig weerschijnende 
goudgele kleur (der saffloersroode verfkuip); 

the kgreenish golden yellow (of the paste of 
carthamin); die goldgelbe, grunlich schim 
-mernde farbe. 

Borer, v. a. fr. Vergulden ; to gild; 
vergolden. — D. (dans la dorure en détrempe), 
het bladgoud opdragen, vergulden; 

to apply the gold, to lay on the gold-leaf; 

das blattgold antragen, die goldbldtter auflegen, 
vergolden. — D. a petits fers, 
a petits filets, met verschillende stempels 
vergulden (bij boekbinders); to gild with 
different dies; mit verschiedenen sthmpeln 
vergolden. — D. à plein or, vol ver 
to gild richly; voll vergolden. —-gulden ; 

D. sur tranche, op snede vergulden 
to gild (a book) on the edges; auf den schnitt 
vergolden, einen goldschnitt geben. 
Boric order, eng., Dorische saulenordnung, 
f. hd Dorische bouworde, 
Dorische stijl; ordre dorique. 

Dormant, adj. fr. Slapend, vast, onbeweeglijk 
(van touwwerk :) staand ; fixed, 
dormant, (of ropes:) standing, dead; Eest, 
unbeweglich, schlafend, rubend, (von tauwerk 
:) stehend, lest. (vgl. chassis d., 
manoeuvres d-es, pène d., etc.). 


DORMANT --- DOSAGE. 319 


Dormant, m. fr. Het vaste, onbeweegljke 
gedeelte (van een venster, deur, slot, 
etc.); the fixed, immoveable part; der feste, 
unbewegliche theil. — Staander, vast eind 
van eer, loopend touwwerk ; standing part; 
fester oder stehender part, stander. 

Dormant, adj. eng , v. dormant, 

adj. fr. (mant. 

Dormant bolt, eng., v. pêne dor-

Dormant window,Dormar,Dor


mer, Dormer-window, eng. Dakvenster, 
kapvenster (venster, dat loodrecht op 
een hellend dak staat); kappfenster, holldndisches 
Fenster, fledermaus-dachfenster; lu 


carne, lucarne flamande, lucarne demoiselle. 
Dorn, m. hd. (Dornstift) Sleutel 

broche 2). — Dril (der geweer--stift, v. 
makers), v. broche 8). e Doorslag, stempel 
(der schoenmakers, smeden, etc.); treblet, 
triblet, mandrel, drift, prick-punch; étampe, 
mandrin, broche. ~ IJzeren draaibankveer, 

V. broche 13). — Angel (dat gedeelte 
van een mes-of degenlemmer, dat in het hecht 
gaat); tang; sole. — Tong (van eenen gesp), 
V. ardillon. — Spil (van eenen vuurpijl vorm), 
v. broche ,i i). — Pin van eenen 
tentmast, v. broche 15). — D. der 
thi rangel, scharnierpin, v. bolt 2). — 
Runder, viereckiger d. (der schmiede) 
Ronde, vierkante doorslag; round, square 
puncheon; mandril rond, carré. 
Dornen, Ausdornen, v. a. hd., v. 

auftreiben (waar men ausdorren in aus


dornen gelieve te veranderen). 

Dornenarbeit, f. hd. Reductie-werk, 

het herstellen of wedervoortbrengen der zui


vere metalen uit hunne verbindingen met 

de zuurstof; liquation; travail de réduction. 

Dornoek, Dorniek, eng. Scbotsch 

tafellinnen, soort van gewerkt linnen, blok 

schottische leinwand, tischdrell mit-jesgoed ; 
steinrnustern; toile d'Ecosse, espèce de diapré 
servant en tinge de table. 

Dornschloss, n. hd. Slot voor eenen 
pijpsleutel ; pipe-keyed lock, thorn-lock; ser 
a clé forée. (schiesspinsel.-rure 
Doroir, m. fr. Verguldpenseel, v. an-
Dörre, f., Dorrhaus, n. hd. Droog


plaats voor den hennep, hennepeest. 
DOrne, etc., v. darre, etc 
Dorure, f. fr. Vergulding; gilding; vergoldung. 
— D. au brunissoir, ver 
gilding by the-gulding met den polijsttand; 
burnisher; vergoldung mit dem polirzahn. 

— D. des chapeaux, v. dorage 2). 
D. en détrempe, lijm-, watervergulding 
(op hout); gilding on water-size, gilding 
in distemper, burnished gilding; leim-, wasservergoldung, 
glanzvergoldung. s D. au 
fou, vergulding in het vuur; gilding by 
amalgamation or by an amalgam, hot gilding, 
gilding by heat, water-gilding; feuervergoldung, 
quecksilbervergoldung. — D. au feu 
sur bronze, vuurvergulding op brons; 
gilding by an amalgam on red brass, watergilding, 
wash-gilding; bronzevergoldung,feuer


vergoldung auf bronze. — D. a froid 
ou au pouce, vergulding in den kouden 
toestand, koude vergulding, vergulding met 
den duim of door aan wrijving; cold gilding, 
gilding by the rag, gold -gilding by friction; 

kalte vergoldung, vergoldung durcb anreiben. 
~ D. galvanique, galvanische vergulding; 
electro-gilding; galvanische vergoldung. 
—D. a 1'huile, olievergulding; oil-gilding, 
gilding in oil; olvergoldung. — D. au 
moule, en or moulu, vergulding met 
kwikgoud, niet goudpoeder ; gilding with 
gold powder, ormolu; vergoldung mit quickgold. 
— D. (des métaux) avee de l'or 
en feuilles, burnished gilding, gilding by 
mere heat, leaf-gilding; vergoldung mit blattgold. 
— D. au pouce, v. d. a froid. 

D. par le procédé électro-chimique, 
electro,-chemische vergulding; electro-
chemical gilding; elektro-chemische ver 
— D. au sauté, vergulding,-goldung. 
waarbij men de voorwerpen in een vloeibaar 
amalgama met slechts weinig goud herhaal 
dompelt, draait en keert; gilding ob--delijk 
jets by stirring them in a weak liquid amalgam; 
vergoldung bei welcher man die einzelnen 
zu vergoldenen stucke in einem goldarmen 
flussigen amalgam hüpfen and sick 
wenden 111551. — D, terne, matte, doffe 
vergulding; dead gilding; mattvergoldung.-

D. au trempe sur cuivre, laiton 
et tombac, natte vergulding op koper, 
messing en tombak ; wet gilding on copper, 
yellow and red brass; nasse vergoldung auf 
kupfer, messing and tombak. — D. à (ou 
par) voie humide, vergulding op den 
natten weg (waarbij bet goud opgelost wordt 
aangewend), natte vergulding; wet gilding, 
water-gilding; nasse vergoldung. 
Dos, m. fr. Rugzijde, keerzijde (van stoffen 
, etc.); back; rückseite; v. back, eng. 1). 

D. de la batterie, rug van het 
pandeksel (van een vuursteengeweer); back; 
rocken. ~ D. d'un boil courbant, 
rug of bolronde zijde van een kromhout; 
back of a compass-timber; rucken eines krummholzes. 
— D. (ou Rein) du chien de 
fusil, rug van den haan ; back of the cock; 
rocken des bahnes. ~ D. (autrefois Dossière) 
dune cuirasse a dos, roggestuk 
van een volledig kuras, achterharnas; 
back-cuirass; hlnterkiirass, riickenstiick. 
D. (ou CSte) d'une lame de baïon.nette, 
v. cote 1). — D. (d'une lame 
de sabre), rug (eener sabelkling) ; back; 
riicken. ~ D. (Dossière, Dosseret) 
d'une scie a, main, rug eener handzaag, 
zaaglade (tot stevigheid aan den rug 
der zaag); back of a handsaw; riicken einer 
bandsdge. 
Dos d'áne, m. (Chape en dos 

d'áne), v. chape (dernier art.). 
Boog over 't henne- of koldergat (om de 
opening voor de roerpen te bedekken); scuttle 
over the whip-staff; kolderluke. 

Dosage de la poudre a canon, 


320 DOSE 

m. fr. Verhouding der bestanddeelen, mengingsvérhouding 
van het buskruit ; proportion 
of the ingredients for gunpowder; 
mengungsverhhltniss des pulversatzes. 
Afweging dier bestanddeelen ; weighing the 
ingredients; abwdgung des pulversatzes. 

Dose, f. fr. & eng., v. charge c., 1). 
••• D. de charbon, de minérai, 
fr., D. of charcoal, of ore, eng., v. 
charge c., 3), 4). 

Dose, f. hd., v. botte 1). 

Dose, f., Gährbottich, m. hd. Gijikuip, 
gestkuip (der bierbrouwers); gyle-tun, 
working-square; guilloire. 

Doser, V. a. fr. De hoeveelheid of het 
gewicht der bestanddeelen van een mengsel 
bepalen ; to ascertain the quantity of the 
ingredients in a given compound; quantitativ 
bestimmen. 

Doskin, in. fr., v. doe—skin. 

Dosse, Flache, f. fr. Schaal, schaaldeel 
(eerste en laatste plank van een bezaagden 
balk) ; slab; schwarte, schwartenbrett, 
schalbrett, schilistiick. ~ D—s d'un 
eintre de charpente, schaalplanken 
van een formeel, v. bolsters,s.bolster'i). 

— D-s d'un puits de mine, schoeiof 
schoorplanken, zware planken of schaaldelen, 
ook rijshout, ter beschieting of betimmering 
eener mijnschacht; planks or slabs, 
also brushwood, for timbering a shaft; bretter 
oder schwarten, auch reisig, zur auszimmerung 
von schhchten. 
Dosseret, m. fr. Kleine vooruitspringende 
steunmuur of steunpilaster ; projection; 
vorlage. — Boog, invatting der dunne snij 

two thin iron plates on the back of-vijlen ; 
cutting files; zwei dunne eiserne platten 
auf dem rocken der schneidefeilen. — D. 
d'une scie, v. dos d'une scie à 
main, s. dos. 

Dossier, m. fr. Boog goor snijvijlen, v. 
dosseret 2). ~ Opgevulde achterwand 
(van een rijtuig); back-quilt; ruck-, hintermatratze. 
— Ruggebord (eener sloep); backboard; 
lehnbrett hinten im boot.. 

Dossiëre, f. fr. Ruggestuk van het 
kuras, v. dos 5). ~ Draagriem, dissel 

back-band of a shaft-harness;-boomriem ; 
tragriemen, ruck(en)riemen des gabelgeschirres. 
••• D. d'une scie à main, v.dos 8). 

Dossiren, V. a. hd. Doen glooien, hel 
maken, schuins doen af--lend of schuinsch 
loopen, glooiing geven ; to slope; taluter. — 

V. doucir, douci. 
Dossirung, f. hd. Dosseering, helling, 
glooiing, talus ; sloping; mise en talus. 
Dotting, Dotted lines, Etching, 
eng. Trilstrepen met punten doormengel; zitterstiche, 
das hökerichte, punktirung; grignotis, 
pointillé. 

Doublage, m. fr. Het (bij vergissing) 
dubbel-zetten van letters, woorden of regels; 
doubling; das fletschen, dupliren. ~ Dub• 
beling of doubleering van twee (of meer) 
draden ; doubling; das dupliren, doubliren. 

DOUBLE CYLINDER. 

~ Dubbeling, koperverdubbeling; sheathing, 
copper-sheathing; das kupfern, der kupferbeschlag. 
— D. (des navires) en cuivre 
ou de cuivre, koperhuid, bekleeding, ver 

koper; ook: het koperen (van-dubbeling van 
schepen) ; copper-sheathing, copper-bottom; 
also: sheathing with copper; kupferbesehiag, 
kupferboden, kupferhaut, doppelung, ver 

-doppelung, verhdutung, wurmhaut von kupfer 
; auch : das kupfern. — D. en Bois, 
spijkerhuid, dubbeling van dunne vuren delen 
; sheathing of fir-board; spikerhaut, dop 

wurm-pelung, verdoppelung, verhautung, 
dunnen fbhrenen planken. D.-haut von 
du gouvernail, dubbeling of planken 

roer (voor zoover het in-bekleeding van 't 
't water is gedompeld); back or doubling of 
the rudder; ftitterung oder bretterbekleidung 
des steuerruders. — D. du verre, het 
dubbelen van glas, het overtrekken van wit 
kristal met gekleurd ; covering white crystal 
with a coating of colored crystal; das uberfangen, 
plattiren. — D—s ou Renforts 
des voiles, v. doppelung ij. 

Double, m. fr. Soort van zijdelint, v. 
fin double. —(ou D. de manoeuvre), 
bocht, v. bight. 

Double, eng., v. doppelsatz. — 
To drive out or to keep out the 
d., v. chasser 4). 

Double (to), V. a. Twijnen, tweernen, 

V. doubler 5) . — Glas overtrekken, v. 
doubler 6). — v. n. Dubbeleeren, v. 
doubler t) . 
Doublé, Plaque,m. fr. Platteerwerk, 
geplatteerd (dat is met dun goud-of zilverblad 
overdekt) metaal, pleet; plated, plated ware; 
plattirung, plattirtes blech,plattirte waare.D.
ou Pd' argent,zilverpleet;silver-plated; 
silberplattirung. — D. ou P. d'or, goud 

gold-plated; goldplattirung. ®D. ou-pleet; 

P. deplatine,platina-pleet; platina-plated; 
platin-plattirung. (wirkend. 
Double—acting, eng., v. doppelt-
Doubleau, m. fr. Steekbalkdrager, v. 

brettklotz. — D—x, steekbalkdragers; 
common joists, bridging joists; stichbalkentrager. 


Double-backed velvet, eng., v. 
doppelsammet. 

Double-band,eng.,v .doppelband. 

Double-blunted, eng., v. abgestumpft 
3) . 
Double canon, m. fr. & eng., v. doppelcanon. 


Double-compound, Super-compound, 
adj. eng. Dubbel samengesteld ; 
doppelt zusammengesetzt; surcomposé. 

Double courbure, f. fr. Lijn van 
dubbele kromming (welker punten niet alle 
in 'tzelfde vlak liggen) ; double curvature; 
doppelte krummung. 

Double cylinder—engine, eng. 
Stoommachine met dubbelen cilinder; maschine 
7nit doppeltem cylinder; machine a 
double cylindre. 


 

DOUBLE DETENTE ----

Double détente, f. fr., v. détente 3) . 

Doubled yarn, thread, twine, 
eng. Getwijnd garen, garen ; gezwirntes garn, 
zwirn; fil retors, fil. • Doubled yarn 
twofold (or two threads), threefold 
(or three threads), tweedraadsch, 
driedraadscll garen ; zweidrdhtiges (zwei fádiges), 
dreidrhhtiges (dreifádiges) gezwirntes 
garn; fil retors de deux ou de trois fits simples. 

Double-faced hammer, eng. Hamer 
met dubbele baan ; hammer mit doppelter 
bahn; marteau à double table, a double panne. 

Double fer d'un rabot, m. fr., v. 
doppeleisen. 

Double fond, m. fr. Dubbele bodem 
(van eengin stoomcilinder); double bottom; 
doppelboden. 

Double—gild (to), v. a. eng. Zwaar 
of sterk vergulden ; stark vergolden; surdorer. 

Double-, Treble-gilt, v. buis 4). 

Double half-round, eng., v. crossfile. 
Double-iron,Double plane-iron, 
eng., v. doppeleisen. 

Double-lien,m. fr.,v. doppelband. 

Double-mesh (to), v. a: eng., v. 
e ontre-mailler. 

Double mule-twist, eng. Licht getwijnd 
katoengaren ; geschleiftes (leicht gezwirntes) 
mulegarn; fil de coton légèrement 
retors. 

Double pas d'une vis, m. fr. Dubbele 
schroefgang, V. S. pas simple. 
Double plates, eng. , v. doppel 
-blech. 
Doubler (ou Friser, Papilloter), 


V. n. Dubbeleeren, de drukletters als dubbeld 
vertoonen, smeren, smetten, randvlekken maken 
; to slur, to mackle; dupliren, schmitzen. 
~ Doubler, V. a. Platteeren, een onedel 
metaal met eene dunne bliklaag van een 
edel metaal beleggen ; to plate; plattiren, 
uberziehen, belegen. - D. les écarts, 
de lasschen (van twee stukken hout door 
een derde) verscherven, versterken ; to shift 
the scarfs; die scherben verschiessen. — D. 
(un navire), dubbelen, verdubbelen, een 
schip van eene koper-of spijkerhuid voorzien, 
koperen ; to sheathe; doppeln, verdoppeln, 
mit kupfer oder fbhrenen planken beschlagen, 
kupfern. — D. (la soie), 
dubbelen, d.oubleeren ; to double; douplíren, 
doubliren (vgl. doubling-frame). ~ 


D. le verre, het (doorgaans witte) kristal 
met eene laag van gekleurd kristal overdekken 
; to double, to cover (white) crystal 
with a coating of colored crystal; uberfangen, 
plattiren. 
Doubler or Blanket, eng. Drukdoek 
(een katoenen doek of stuk vilt tusschen 
het te bedrukken katoen en de drukplaat 
of de drukrol); drucktuch; doublier. 


Double-screw, eng., v. doppel 
-schraube. 
Doublet, m. fr. & eng. Doublet, valsch 
edelgesteente van kristal, tusschen welks 

DOUBLURE. 

beide helften een gekleurd blaadje, foelie, 
etc. gelegd is; dublette. — Doublet (ou 
Doubloir, Doublois). m. fr. Tweern plank 
(ter dubbeling der draden bij 't zijde weven); 
twining-board; zwirnbrett. —Doublet, 
eng. Enkel kaartpapier; einfaches 
kartenpapier; étresse. 

Double trying plane, eng., v. dop 
pelrauhbank. 

Doubleur, m., Doubleuse, f., Machine 
á réunir, Machine à napper, 
f. fr. , v. bandvereinigungsmaschine. 
— Doubleur ou Duplicateur, 
m., v. blitzstoffsammler. 

Doubleuse, f. fr. , v. doubleur 1) . 

Double-worsted, eng. Gedoubleerd 
en getweernd kamgaren ; doublirtes and gezwirntes 
kammgarn;fil retors de laine peignée. 

Doublier, m. fr., v. doubler, eng. 

Doubling, eng. Doubleering, v. doublage 
t). — Herhaalde distillatie of overbaling; 
wiederholte destillirung; nouvelle dis 

doppelung 3).-tillation. — Dubbeling, v. 

D. (or Firlining) of the bits, v. 
coussin des bittes. — D. of the 
letters, V. doublage 1). D. of 
the rudder, v. doublage du gouvernail. 
~ D. (or Edging, Shirt) 
of a sail, zoom van een zeil ; saum eines 
segels; gaine. — D. of strakes, dubbel 
verwijding van een schip); tasche;-huid (ter 

soufflage. 

Doubling—and twisting-machi


ne, eng. Tweernmolen, twijnmachine; zwirn


mishle, zwirnmaschine; tordoir, machine it 

retordre. 

Doubling-frame, eng. Doubleerma


chine (die de afzonderlijke zijden draden op 

de spoelen bij 2 of 3 te gelijk op nieuwe 

spoelen wikkelt); duplirmaschine; machine 

à doubler. 

Doubling—iron , Whisk , eng. 

Tweernbaspel, v. campane. 

Doubliren, hd. , v. doubler I), 

4), s), doublage i), 2), 3), 4), dop 

-pelung. 

Doublirmasehine, f. hd., v. band


vereinigungsmaschine. 

Doublirtes & gezwirntes kamm


garn, n. hd., v. double worsted. 

Doubles, m.fr.,v. doppelschicht 1). 

Doubloir, Doublois, m. fr., v. 

doublet p2). 

Doublon, m. fr., v. doppelsatz. 

Doublons, m. pl. fr. Dubbelgevouwen 

ijzerblik; sheet-iron folded in two; urwellsttirze. 


Doublure, f. fr. Voering; lining; futter, 
ausfiitterung. — Gebrek in soldeerwerk; 
defect in soldering; feblerbafte löthung. ~ 
Gebrek in, 't gegoten of gesmede ijzer (waarbij 
de oppervlakte schilfers loslaat); incomplete 
melting or forging of the metal, flaws; un


vollsthndiges schmelzen oder scbmieden der 
metalle, schiefer, doppelungen im eisen. — 
Dubbeling, V. doppelung 3). — D—s, 


322 DOUCE-TAILLE -- 

zijmuren van Benen schachtoven ; sides of 
a furnace; seitenmauern eines schachtofens. 
Douce-taille (d'une lime), f. fr., v. 

S. taille. 
Douceurs, f. p1. fr. Helderste, zachtste 
gedeelten eener plaat; smoothness; belle, 
weiche stellen. 

Douci, m. fr. Slijping, tweede slaping 
(der spiegels; (vgl. dégrossi) ; grinding, 
second grinding; das klarschleifen, douciren 
oder dossiren, die spiegelblanke. 

Douei, adj. fr. Mat, matgeslepen (van 
glas sprekende), dof, maar zonder merkbare 
strepen ; smoothed by grinding, having a 
very smooth but unpolished surface; matt, 
mattgescbliffen.

Douein, m. fr. Brak water, zoet water 
met zeewater gemengd ; brackish water; 
brack wasser. 
Doucine, f. fr. Keellijst, v. eymaise. 

-K raalschaaf, v. cornice-plane.
Doucir, V. a. fr.: D. des glaces, 
spiegelglas slijpen, het de tweede sljping 
geven ; to grind, to give the second grinding 
to plate-glass; spiegelgldser klarschleifen, 

douciren, dossiren. -Snijpen (een stuk metaal); 
to grind, to smooth; schleifen, vgl.
adoucir I). 

Douelle, f. fr., v. intrados et extrados. 
— Duig, v. douve, douvelle. 

Dough, eng. Deeg; teig; pate. ~ To 
knead the d., bet deeg kneden ; den 
teig anmachen, tineten; pétrir la pate. ~
The d. sets the spunge, het deeg 
rijst ; der teig gekt auf; la pate se lève. 

Douille, f. fr. Dille, v. boss 1). -
Holle cilinder; hollow cylinder; bohler cylinder. 
- D. (de la baionnette), schaft, 

huisje (der bajonet) ; socket; dille, dille, 
hi lse. - D. (de la baguette), koker (van 
den laadstok); socket; schub, dille. - D-S 
(avec boulons pour supports de levier de 
soupape de sureté), t. pl., v. bracket 7). 

-D. ou Oeil (d'une cognde ou d'une 
hache), oog (eener bijl), de opening voor den 
steel; eye; haube, Tbr. -D. (d'un etui), 
vak (van eenen koker); compartment, partilion; 
Each. -D. (d'un souftlet), pijp (van 
eenen blaasbalg) ; tube, pipe; rohre. ~ D. 
de la tige de piston, holle cilinder, 
waarin de zuigerstang loopt (om de recht 
beweging voort te brengen); bush of-l(nige 
a sliding rod; hülse der ftihrung einer kol 

— D. de servante, Happe-benstange. 
àa virole de servante, disselstutplaat; 
prop-clasp, prop-strap, eye-plate ; deichselstiitzkappe. 
-D. taraudée, bus of dille 
met eenen schroefdraad van binnen ; boxscrew; 
schraubenbuchse. 
Douilleux, adj. fr. Ongelijk breed (geweven); 
of unequal breadth; ungleich breit. 


Doulebsais, m. fr. Soort van Oost-
Indisch neteldoek ; Indian muslin-fabric; indischer 
musselin. 


Doup, eng., v. bow 5). 
Doupion, m. fr., v. doppeleocon. 


DOVETAIL-WIRE. 

Douvain, Merrain, m. fr. Duighout, 
vathout, wagenschot; staves; daubenholz, 
stabbolz. 

Douve, f. fr. Duig; stave; daube, fassdaube. 
Douvelle, Douelle, t. fr. Kleine duig; 
little stave; kleine daube. 
Doux, (f. douce), adj. fr., v. cuve 
douce, lime douce, douce taille, 

s. taille. - Doux, m. Hamerbaarheid, 
rekbaarheid, taaiheid (van metalen); ductility, 
softness; geschmeidigkeit. e La euve 
vient a, d., de (verf-)kuip komt aan 
(als zich op het verfbad een blauw schuim 
vormt, dat men bloem heet); the vat begins 
to turn blue; die kupe gekt suss, bekommt 
blaue blumen. 
Douze ou Saint-Augustin, m. fr. 
Augustijn (druklettersoort tusschen tekst en 
mediaan); english; mittel. 

Dove-tail, eng. Zwaluwstaart; schwalbenschwanz 
(der zimmerleute and metallarbeiter), 
zinke (der tischler), burghaken (der 
schiffszimm,erleute); queue d'aronde, queue 
d'hironde, tenon a queue. - The common, 
exposed or ordinary d., de 
gewone of open zwaluwstaart; die ordindre 
oder offene zinke, der gewdhnliche schwalbenschwanz; 
queue d'aronde percée. - The 
lapped d. or the lap-dovetail, de 
gedekte zwaluwstaart ; die gedeckte zinke, 
der gedeckte schwalbenschwanz; queue recouverte, 
queue à recouvrement. — The 
mitred d. or mitre-d., de verzonken 

zwaluwstaart; die zinke auf die gehrung, 
der verdeckte schwalbenschwanz; queue perdue. 

Dove-tail (to), To indent, v. a. 
eng. Met eenen zwaluwstaart verbinden, in 
elkander werken met tanden, met borsten 
ineen werken ; mit einem schwalbenschwanz 
verbinden, zinken, zusammenzinken, zahnen, 
verzahnen; assembler a. queue d'aronde, endenter. 


Dove-tailing, eng., v. assemblage 
à queue d'aronde, s. assemblage 
12) ; adent. 

Dovetail-file, eng. Mesvijl, snijvijl; 
schwalbenschwanzfeile, steigradschieber feile ; 

espéce de lime en couteau, lime coutelle 
ou à couteau. 

Dovetail-hinge, eng. Zwaluwstaart• 
vormig (deur-of venster-)hengsel; schwalbenschwanzhdnge, 
schaufelband; peeture a 
queue d'aronde. 

Dovetail-plane, eng. Kantschaaf; 
grathhobel; rabot qui ' sert à corroyer les 
plans obliques de la queue d'aronde. 

Dovetail-saw, eng. Kleine handzaag 
voor zwaluwstaarten; zinkensdge (eine kleine 
fuchsschwanzsdge); petite scie is main pour 
tailler des queues d'aronde. 

Dovetail-tenon, eng. Z wal uwstaartpin 
; zap fen mit schwalbenschwanz; tenon a 
queue d'hlronde. 

Dovetail-wire, eng. Soort van ijzerdraad, 
welks dwarssnede wigvormig is; schwal



DOWEL --, PRAGUE. 

benschwanzdraht; sorte de Ill lont la coupe 

transversale est cunéiforme. 

Dowel, eng. ; v. diebel. 

Doweling, Dowelling, eng., v. 
assemblage avec clés ou goujons, 

S. assemblage t 6) . 
Dowlas, Dowle, Dowle-las, eng., 
V. Brea. 
Down, Downy or Soft hair, eng. 
Dons, donzig, zacht haar; flaum; poil follet. 
To get covered with d., v. 
abwerfen 5) . 
Down-haul, Down-hauler, eng., 

V. bekaier i ), calebas, carguebas. 
~ The d. or Runner, halende part 
of looper der draaireep; stander des drehreeps; 
carguebas on garant de I'itaque. 
Downing-lever, eng., v. druekhebel. 


Downright, Plumb, Perpendicular, 
adj. eng. Loodrecht, te lood, perpendieulair; 
bleirecht, sen/credit, lot/tree/it; 
à plotnb, perpendiculaire. 

Drab, Tweel-cloth, eng. Gekeperd 

laken van Berry, drap; drapp, drap, kbper


tuch; drap de Berry, broche. 

Drache, Drachenanker, m. hd. 

Dreg(ge), ankerdreg; drag, grapnel; grappin. 

Draehenbiut, n. hd. Drakenbloed, rood 

patich (eene harsachtige, als poeder helder 

verfstof); dragon's blood; sang (de)-roode 

dragon, patience rouge. 

Drachenkopf, m. hd. Drakenkop (in 
de bouwkunst); dragon's head; tête de dragon. 
Drachm (Dram), eng., Drachme, 

f. (Gros) fr., Drachme, f. (Quent), 
hd. Drachme, 4 lood Troysch gewicht of 
3 wichtje. 
Dracie, eng., v. draeinsaure. 

Dracin, Draconin, n. hd., Dra 

Draconine, f. fr. & eng. Dra-eine, 

een alkaloïde uit het dra-cine, draconine, 

-kenbloed. 

Dracinsäure, f. hd. Draconine-zuur; 

dracic acid; acide dracique. 

Drag, eng. Dreg, v. drache. s Baggerbeugel, 
dreg-, baggernet, kor; schlammraurner, 
erd-, sandrdumer, bagger, baggerhaken; 
drague. - (or Bent-shovel) 
Kromme of gebogen schop (der mijnwerkers, 
landbouwers); bodenscharre, minenkratze, erdscharre, 
scharre; drague, ratissoir. -Zaag 

dune-slede,v.bloekwagen2),ehariot 

scierie. ® (or Wheel-drag) Rem.. 

schoen,remketting, v. brake 2), brems


klotz. - Het achterblijven der spoel (ge


durende eene gebeele omdraaiing der spil, 

bij de waterspinmachines); das zuruckbleiben 

der spule; retard de la bobine, différence 

de la vitesse entre le fuseau et la bobine. 

~ Broek van 't kanon, v. brague 3) 

(2 5 art.). e Vormraam, v. drag-box. 

Drag (to), V. a. eng. Dreggen (een 

anker of iets anders langs den bodem slee 


pen); dreggen; draguer. v. draguer, dra 

-guer 1' ancre, draguer le fond. ~ 

Sleepen (op spoorwegen); schleppen; remorquer, 
trainer. 

Drag-bar, eng. Koppelstang (tusschen 
de locomotief en den tender); kuppelstange; 
barre d'attelage. 

Drag-bolt, eng. Koppelbout (ter ver 
locomotief en tender); kuppel--binding van 
bolzen; boulon d'attelage. 
Drag-box, eng. Vormraam (bij 't gieten 
in het zand), v. box 8). 

Drag-chain, Jack-chain, Lockchain, 
eng. Remketting, v. chalne d'enrayage. 
~ To put on the d., den 
remketting aanleggen; einhemmen, hemmen, 
einhdngen; enrayer. 

Dragée, f., (Plomb de chasse), 
fr. Schiethagel, hagel ; shot; flintenschrot, 
bleischrot, schrot, schiesshagel, hagel. -
Pop van een mislukten zijworm ; cocoon or 
chrysalis of a bad silk -wurm; puppe eines 
fehlerhaften seidenwurms. -D. de fer, 
gekorreld ijzer; granulated iron; granulirtes 
eisen. 

Drageoir, m., Drageoire, f. fr. 

Keep, sponning, groef, gleuf (aan de binnen 

een cirkelvormig stuk, zooals die-zijde van 

voor 't horlogeglas); groove and fillet; zarge, 

falz, fadenfdrmige erhabenheit. 

Drag-link, eng. Verbinding tusschen 

de beide armen eener dubbele kruk ; warze; 

menotte. 

Dragon„ m. fr. Trekbank, v. bane 

a tiroir adjustirwerk. ~ (ou Dra

;

-gonneau)

Vlek in eenen diamant ; stain 
in a diamond; fleck in einero diamant. 
Dragon-beam,eng. Dwarsbalk,scboorbalk 
; stutzbalken, querbalken; contre-fiche. 

V. brace f2). 
Dragonne d'une épée, f. fr. De


genkwast, dragon ; sword-knot; degenquast, 

degenquaste. 

Dragonneau, m. " fr., v. dragon 2) . 

Drag-rope, eng. Dregtouw (van de 

vier- of driearmige dreg); dregtau, fischtau; 

drague. 

Drag-sail, Drag-sheet, Drift


sail, Driving anchor, eng., v. ancre 

flottante, s. ancre i 4) . 

Drag-spring, eng. Verbindingsveer 

(tusschen de locomotief en den tender); zug


feder; ressort d'attelage. 

Drag-staff, Staff, Prop, eng. Remstok, 
stutgaffel (ter terughouding van een 
rijtuig bij 't bergopwaarts rijden); hemmstutze, 
hund, knecht, stutzgabel, schleppstock; ser


vante. 
Drague, f. fr. Baggerbeugel, v.drag 2). 

-Kromme schop, V. drag 3). - (ou 
Machine 'a draguer), v. baggermaschine, 
ballast-lighter 2). ~ 
Putboor, grondboor, lepelboor ; auger; brunnenbotrer, 
lotielbobrer, scbarrschaufel. 
Draf, v. drèche 3). - D. (du canon), 
broek, v. brague 3). - D. (du chapelet 
d'une machine a draguer), blikken bak of 
emmer (van 't kettingscheprad der bagger

24 DRAGUER 

machine); sheet-iron bucket; eisenblecberner 
kasten oder korb, eimer. •e• D. (du croc a 1 
ou 3 branches), dregtouw, v. drag-rope. 

Draguer (on port, one rivière), v. a. 
fr. Baggeren, uitbaggeren ; to clean; baggem. 
-Dreggen (de dreg over den bodem 
heen en weer sleepen); to drag, to sweep 
the bottom. - D. l'anere, naar het anker 
visschen, met schuiten of sloepen naar 
een blindliggend anker drijven of visschen; 

to drag or sweep the bottom for an anchor 
lost; den anker fisehen, nach dein anker 
fischen. ~ D. le fond, doordreggen, over 
den grond heen dreggen, driftig zijn, doorgaan 
; to drag, to bring home the anchor. 

Dragueur, Bateau dragueur, m. 
fr. Baggerpraam, v. ballast-lighter, 
baggermaschine. ®• D. simple, enkele 
baggermachine (waarbij de machine midden 
in de praam in eerre opening staat); 
single dredg-ing-machine; einfache baggermasehine. 
-D. double, dubbele baggermachine 
(bij welke twee machines buiten 
de praam zijn geplaatst); double dredgingmachine; 
doppelte baggermaschine. 

Drag-washer, eng. Haakschijf, asschijf 
met eenen haak (aan affuiten); avancirhaken, 
hakenscheibe; Hotte ou rondelle it crochet. 

Drahmt, m. hd., v. dromen. 

Draht (Eisendraht), m. hd. IJzerdraad 
; iron-wire, thread-iron; til de fer. ~ 

D. (Kupferdraht), koperdraad ; wire; 
fil d'archal. — D. (Messingdraht), 
messingdraad; brass-wire; fil de laiton. 
D. (Golddraht), gouddraad; gold-wire; 
fil dor. — D. (Silberdraht), zilverdraad 
; silver-wire; 61 d'argen t ; -- etc ,,vgl. 
fil. - D. (Pechdraht), pikdraad; 
pitched thread, thread; ligneul, fil-gros. 
Drahtarbeit, f. hd. Fijn tralievormig 
draadwerk, doorluchtig werk van goud-en 
zilverdraad, filigraan ; filigrane, filigree; filigrane. 


Drahtarbeiter, Filigranarbeiter, 
m. hd. Filigraanwerker; filigrane-worker; 
ouvrier en filigrane. 

Drahtbank, f. hd. Trekbank, v. bane 
à tirer, bane de tréfilerie, filière, 
argue. 

Drahtbauer, n. hd. Draadkooi, tralie 


kooi ; cage made of wire; cage de fil. 

Drahtbogen, m., Drahtfeder, f. 

hd., v. archet. 

Drahtbohrer,m.hd.,v.amorcoir 2). 

Drahtbtirste, Kratzbu.rste, f. hd. 

Draadborstel, krasborstel, borstel van me


taaldraad ; wire-brush, scratch-brush, scratch


er; brosse de fil d'arcbal, gratte-boësse. 

Drahteisen, n. hd. Voor de trekplaat 
bestemde ijzerstaaf, draadijzer; wire-iron; forgis. 
~ (Zieheisen) Trekplaat; wiredrawing 
Iron, draw-plate, drawing plate; filidre. 

Drahtfadenarbeit, f. hd., v. drahtarbeit. 
Drahtfeder, f. hd. Spiraalveer van een 
slot, v. boudin 6).-Drilboog,v.archet. 

DRAHTPLATTER. 

Drahtfenster, n. hd. Tralievenster; 

wire-grate; treillis. 

Drahtflugel, m. hd., v. coronelle. 

Drahtform, f. fr. Papiervorm van 

,gevlochten koperdraad; wire-form; envergeure, 
enverjure. 
Drahtförmig, adj. hd. Draadvormig; 
wire-shaped; filiforme, en filets. 

Drahtgaze, Metallgaze,f.,Drahtgewebe, 
n. hd. Metaalgaas, metaaldoek; 
wire-gauze, gauze-wire, gauze-cloth; tissu 
métallique, gaze ou toile métallique. 

Drahtgeflecht, Drahttwerk, n. 
hd. Draadvlechtsel, draadwerk; wire-work; 
ouvrage ou treillis en ill d'archal. 

Drahtgewebe, n. hd. , v. draht. 
gaze. 

Drahtgitter, n. hd. Traliewerk van 
metaaldraad ; wire-lattice; grillage de fil 
d'archal. 

Drahthákehen, n. p]. hd. IJzerdraadhaakjes 
(aan den vleugel van een spinrad); 
wire-hooks; épingles. 
Drahthaken, m. hd. Haak, spang van 
gouddraad; wire-hook; agrafe. 
Drahthammer, m. hd., v. draht-. 
muhle. 

Drahthaube, f. hd. Kap van ijzerdraad 
(op de schoorsteenes van locomotieven); 
wire-cap; appareil pour arrêter les llammèches. 


Drahthemd, n. hd. Maliënkolder; mail; 
cotte de mailles. 
Drahtkette, f. hd. Draadketting, ketting 
van ineengevlochten metaaldraad ; wirechain; 
cbalne de fit d'archal. 
Drahtklinke, f. hd., v. drahtlehre. 
Drahtkugeln, f. p]. hd., v. balles 
ramees, s. balie ; bar-shot. 

Drahtlauf (Gewehrlauf von 
draht), m. hd. Van ijzerdraad gewelde loop, 
draadloop; wire-barrel; canon filé. - (Siebmaeherrahmen) 
Zeefmakersraam; sieve


maker's loom; métier de criblier. 

Drahtlehre, f. hd. Maat, kaliber van 
't metaaldraad ; wire-gauge; jauge, calibre 
des fils métalliques. 

Drahtlumpen, m. hd. Lap ter aan


vatting van bet metaaldraad; rag to lay 
hold of the wire; chiffe, chiffon, drapeau 
pour saisir le fll métallique. 

Drahtmaeher, m. hd., v. draht


zieher. 

Drahtmass, m. hd., v. drahtlehre. 

Drahtmtthle, f., Drahtzug, m., 

Drahtzieherei, f., Drahthammer, 

m. hd. Draadmolen, draadtrekkerij ; wiredrawing 
mill, wire-mill; moulin a tirer du 
fil de ter, moulin it fil d'archal, tréfilerie, 
affinerie, argue. 

Drahtnagei, m. hd., v. clou d'épingle. 
Drahtnetz, n. hd., v. drahtgaze. 
Drahtplatten, n. hd. liet draadplet


ten ; laminating, flattening; laminage. 
Drahtplatter, m. hd. Draadpletter; 


DRAHTRAD 

wire-beater; lamineur ou batteur de fit 
d'arclial. 

Drahtrad, n. hd. Rad ter ineendraaiing; 
twist-wheel; pignon de torsion, roue de retors. 
Drahtriehter, m hd. Rechtzetter (van 
naalden, metaaldraad); dresser; dresseur. 

Drahtrollen, f. p1. hd., v. bottes. 

Drahtsaite, f. hd. Draadsnaar, snaar 
van metaaldraad ; wire-string, music-wire; 
corde rnétallique. 

Drahtscheere, f. hd. Draadschaar, 
schaar voor metaaldraad; wire-shears; cisailles, 
forces. 

Drahtschneider, Schaftschneider, 
m. hd. Draadsnijder, snijder der naalden 
of speldenschacllten; wire-cutter, shankcutter, 
pin- or needle-shaft cutter; rogneur, 
coupeur, coupeur, coupeur de kanses. 

Drahtseil, n. hd. Touw of koord van 
metaaldraad,; wire-rope; corde de fil de fer. 
Drahtsilber, n hd. Zilverdraad, ge


trokken zilver; silver-wire; argent trait. 
Drahtspindel, f. hd. Kopdraad, draad 
voor speldekoppen ; head-wire; fit it tète. 

Drahtspinnen, n. hd. Het (metaal-) 
draadspinnen ; wire-drawing; filage du fit 
d'archal. 

Drathspule, f. hd. Draadspoel ; wirebobbin; 
cazette, 
Drathstabe, m. p1. hd. Draadstaven; 
wires; batons de f1 d'archal. 
Drahtstift, m. hd., v. clou d'épingle. 


Drahttuch, n. hd. Metallisch doek, 
weefsel van metaaldraad; metallic cloth, 
wire-cloth; toile métallique. 

Drahtwerk, n. hd., v. drahtgeflecht. 
Drahtwinde, f. hd., v. Abführtisch, 
argue. 

Drahtzange, f. hd., v. béquette. 

Drahtzieheisen, n. hd. Trekplaat; 

wire-drawing plate; filière. 

Drahtziehen, n. hd. Het draadtrekken 
; wire-drawing; dégrossage, afiinage, tréflierie. 


Drahtzieher,m.lid.Draadtrekker; wiredrawer; 
tréfileur, affineur, tireur, agréyeur. 

Drahtzieherei, f. hd., v. drahtml 
hle. ®(de kunst van) Draadtrekken; 
wire-drawing; tréfilerie, affinerie. 

Drahtzug, m. hd., v. drahtmi hle. 

Draille, f. fr. Leier, inz. stagzeilsleier; 
stagsail's stay; leiter. ~ (ou Cartahu 
du palan d'étai), uithaler van de topreep, 
van de bijzeilsspier, banger van den 
spil takel ; girt-line of the stay-tackles or of 
the jib-boom; ausholer des topreeps, des ladenbaums 
(das jolltau). a• D. (oii Etai)
du foe, fokkestag ; jib-stay; kliivérstag, 
kiuverleiter. 

Drain, es . v. ableitungsgraben. 

— Mijnkloof, door welke het water afvloeit; 
schwindgrube; égougeoire. Filterbuis, 
V. chimney-filter. ® v. drains. 
Drain (to), eng. , Drainer, fr., 
DRAT. 325 

Drainiren, lul. Ontwateren, droogleggen 
(den grond, de landerijen), inz. door onder 
buizen, draineeren.-aardscbe 

Drainage, m. fr. (ou Desséchement), 
Drainage or Draining, eng. 
Waterafleiding, drooglegging van den grond, 
hetzij door afwateringsslooten of greppels, 
hetzij door onderaardsche buizen ; wasserableitung, 
entwdsserung, trockenlegung. 

Drainer,enq., Draineur, fr., Drainirer, 
hd. m. Hij, die de drooglegging of 
ontwatering uitvoert, drooglegger. 

Drainer, v. a. fr. , v. to drain. 

Draining, eng., v. drainage. 

Draining-house, eng., v. curinghouse. 


Draining-pot, eng. Afdruippot, pot 
ter uitdruiping van de gedekte suikerbrooden 
(vgl. to bottom 2) ); topf, pot; pot 

a égoutter. 
Draining—tile, eng. Holle tegel of 
gebakken buis ter ontwatering, ter droog 
wasserableitungsziegel, abzugsrohre;-leg,ging ; 

tuile, tuyau is drainer. 
Drainiren, v. a. hd., V. to drain. 
Drainirer, m. hd., v. drainer, eng. 

Drain—metal, eng. Overschot van metaal 
(dat na 't gieten achterblijft in de hel 
goot); gerinnstincke, rinnenst actie; résidu-lende 
de métal (restant dans la rigole après Ja 
foute). 

Drains, p1. * . Droogbuizen, reeks van 
ovale of ronde onderaardsche buizen van 
gebakken aarde ter afwatering of droogleg 

grond, van de landerijen.-ging van den 

Draisienne, Draisine, f., Véloeipède, 
in. fr. Loopwielen,snellooper (soort 
van rijtuig, in beweging gebracht door de 

voeten van hem, die zich er op zet), draisine; 
dandy-horse, velocipede; laufmaschine, 
draisine. 

Drallen, f. pl. Schroefsgewijze groeven 
(in eenen geweerloop), canneleering: rifles, 
rifling; rayures. 

Dramm—timber,Drammen-timber, 
eng. Delen en latten uit Drammen 
(eene haven van doorwegen); bretter and 
latten von Drammen; plancbes et lattes qui 
viennent de Drammen. 

Drap, m. fr. Laken (van wol); cloth, 
wool(l)en cloth; wollenes tuch oiler laken. 

D. d'argent, d'or, zilverlaken, 
goudlaken (gebrocheerde zijdestoffen, welker 
grond met bloemen etc. is versierd); silverbrocade, 
gold-brocade; silberstoti, goidstoff. 
— D. de Berry, v. drab. — D. 
brut, D. en toile, laken zooals het van 
't weefgetouw komt, ongevold laken ; cloth 
not yet fulled; lode, loden. _ D. a 
chalne de coton, half-wollen laken 
(met katoenen ketting) ; cotton-warp cloth; 
balbwollenes tuch. ® D corsé, dik, 
stevig laken ; stout cloth; derbes, schweres 
tuch. ® D. de (ou pour) dames, 
dameslaken ; haflaken ; ladies' cloth; damentuch. 
~ D. à double broche, D. 
28 


 

326 DRAPADE

refoulé, dubbel gevold of gewalkt laken; 
double-milled cloth; doppelt gewalktes tuch. 
~ D. feutré, D.-feutre, gevilt laken, 
viltlaken ; felted cloth; filztueb. o• D. 
mélangé, gemêleerd of gemengd laken; 
mixed cloth; melirtes tuck. — D s militaires, 
D-s de troupe, lakens voor 
militairen ; army-cloths, military-cloths; militartiicher. 
— D-s pour officiers, 
lakens voor otilciersuniformen. D. d'or, 

v. drap d'argent. ~ D. de la première 
tonte, v. barteltuch. — D. 
refoulé, v. drap a double broche. 
~ D. en toile, v. dfap brut. 
D. tondu en barman, v. b rteltuch. 
••• D-s de troupe, v. draps 
militairen. 
Drapade, f. fr. Soort van serge ; kind 
of serge; art serge. 

Drapant, m., Pressette, f. fr. Legbord, 
legberd (plank, waarop de uit de vilten 
genomen vellen papier worden gelegd); pressing-
board; gautschbrett, quetschbrett. 

Drapé, adj. fr. Gevold ; milled; gewalkt. 
v. draperie. 

Drapeau, m. fr. Vaandel ; colors; fahne. 
® Verguldlap (der boekbinders); gildingrag; 
vergoldlappen. — v. drahtlumpen. 

D—x, lompen (voor de papierfabr.), 
rags, tatters; lumpen. 

Drapeler on Effilocher (les chiffons), 
v. a fr. In halfgoed of halfstof veranderen 
(de lompen); to reduce (rags) to 
half-stuff or first stuff; zu halbzeug verkleineren. 


Draper, v. a. fr. Met rouwiaken, rouw 

behangen (b. V. eerre koets); to put in-doek 
black; mit trauertuch ausschlagen, betuchen. 
~ Walken, vollen, als laken toebereiden ; 
to mill; walken, nach tuchart zurichten. 
Twee stukken op elkaar samenvoegen (bij 
slotenmakers); to join two pieces on one 
another; zwei stucke, auf einander fugen. 

Draperie, f. (Etoffes lainees ou 
drapées) fr. Lakenachtige (gevolde) stoffen; 
clothing; tuchartige (gewalkte) zeuge. o 
Het lakenmaker; lakenfabriek; lakenhandel; 

drapery, cloth manufacture; cloth-manufac


tory;

tory; cloth-trade; das tuchmachen ; tuchfabrik 
; tuchhandel. 

Drapery, eng., v. draperie ij. 

Drap -feutre, ni. fr., v. drap feutré. 

Drapier, m. fr. Lakenwever, lakenfa brikant, 
etc , v clothier. 

Drapier, adj. fr. Laken betreffende, 
laken-; what relates to (woollen) cloth, 
cloth-; auf tuch beztiglich, tuch-: Fabricant 
d., v. clothier 1); v. industrie 
drapière. 

Drapiere, f. fr. Lakenspeld, dikke, 
korte speld ; thick and short pin; tuchnadel. 

Drap—velours, m. fr. Wollenfluweel, 
lakenfluweel; woollen vetvet; tuchsammet. 

Draufbohrer, m. lid., v. coupecercle. 


Draught, eng. Luchttrekking, v. ap


--- DRAW—BENCH. 

pel 3). — (Arris) Meskar;t, v. vivearête, 
s. arête i). — (or Drawing, 
Entering) Het doorhalen van de kettingdraden 
door de schachten ; das einziehen, 
einreihen, passiren, einpassircn der kette in 
die schafte (mit hul fe der einziehnadel); 

passage, remettage, rentrage. — (or Horsing) 
Bespanning (van een rijtuig); bespan 

zug; attelage, tirage. —-nung, gespann, 
Single, Double, Treble d., enkele, 
paarsgewijze of Duitsche, drievoudige of Rus 

bespanning; einfache, paarsgeweise-sische 
oden deutsche (doppelgespanu), drei factie, russische 
oder gabelbespannung; attelage par 
un, par deux, par trois chevaux de front, 
attelage par (ou en) file, par file de deux 
ou à deux files, a trois files. — D. of 
objects, v. drawing 1). _ D. of 
the pattern, v. delivery. — a. D. 
of a ship, diepgang van een schip; tiefgang, 
wassertracht eines schiffes; tirant-d'eau 
dun batiment. — b. Diepgangsmerken, schaal 
van den diepgang; ahm, ahming; -marques 
du tirant-d'eau. — D. and cording, 

D. and tie, D. and tie up, v. 
brève 2) ~ D. (diamond-), V. dia 
draught. -mondDraught-
edge,eng ,v. vive-arête, 

s. arête 2). 
Draught-furnace, eng. Trekoven, 
V. air-furnace. 
Draught—hole, eng. Trekgat; zugloch; 
regard. 
Draw of the pattern, eng., v. delivery. 
— D. or Gaining of the 
carriage, verschil in snelheid tusschen 
de voedingsrollen en de kar (bij 't spinnen 
met de mule-jenny), het achterblijven der 
voedingsrollen ; wagenzug, das ausbleiben der 
speisewalzen; difference de vitesse entre les 
cylindres alimentaire5 et le chariot, retard 
des cylindres alimentaires. 

Draw (to), v. a. eng., v. aufreissen. 

— To d. the slags, v. ausschuren. 
— To d. the wire through the 
draw—plate, eng. Het (metaal-)draad door 
de trekplaat halen : den draht durch das zieheisen 
laufen lassen; passer le fi1 par la filière. 
~ To d. wire smaller and 
smaller, v. abführen. — To d. 
gold-wire the fourth time , v. 
avancer. 
Draw together (to), v. a eng. Sa


mentrekken, ineen halen (bij boekbinders); 

zusamrnenziehen; pincer. 

Draw out (to), v. a. eng., v. aus


recken. — Rekken, uitrekken, v. dé


tirer. — To draw out the healds, 

V. dépasser 1). 
Draw-back, eng., v. false core, 
S. core. 
Draw-bar head, Draw-spring 

head, eng., v. chape ou botte de 

ressort de traction, s. chape, fr. 7). 

Draw—bench, eng. Trekbank; ziehbank, 
schleppzangenbank; bane a tirer. 


DRAW-BORING — DR,ECHSELEISEN. 327 


D. for common wire, v. buche à 
dégrossir. 
Draw-boring, eng. Het witboren of 
polijsten (van den geweerloop, die de zwartof 
ruwboring beeft ondergaan); das schmirgeln 
(der buchsenrohre); poliment de 1'intérieur 
(du canon, avec de l'émeri). 

Draw-box, eng., v. bof te à tirer, 

S. botte. 
Draw-boy, eng. Helper des wevers 
aan het sernpel-weefgetouw, lussentrekker; 

ziehjunge beim kegelstuhl oder beim zampelstuhl; 
tireur, tireur des Lacs. 
Draw-bridge, eng. Ophaalbrug; zugbrucke, 
aufziehbrdcke; pont -Levis. 
Drawer, eng. Halve letterkas, v. cas 
-seau. 

Drawing, Draught, Sketch, 
Plan, eng. Teekening, schets, ontwerp; 
zeichnung, skizze, riss; dessin, plan, délinéation. 
- D. of the flax, uitrekking 
van het vlas, verdubbeling of doubleering 
der vlasbanden ; das ausziehen, dupliren 
und, strecken des flachses; étirage du Lin. ••• 
First d. (the extending in slivers) eerste 
uitrekking (vervaardiging van de vlasbanden); 

das erste ausziehen (das verwandeln des 
flachses in bander); premier étirage (1'opération 
de former des rubans) . — The second 
and third d., tweede en derde 
uitrekking (waarbij 2 of 3 vlasbanden samengelegd 
en uitgerekt worden ; das zweite 
and dritte ausziehen , das dupliren and 
strecken; deuxieme et troisième étirage. -

D. of the thread, uitrekking van den 
draad ; das ausziehen, strecken des fadens; 
étirage, laminage. 
Drawing (of the thread through the 
shaft), eng., v. draught 3).
Drawing-awl, eng., v. alène à 
brédir. 
Drawing-frame, eng. [Jitrekmachine, 
uitrekbank (waarop de gedoubleerde katoenreepen 
in de lengte uitgerekt worden) ; 

strecke, streckmaschïne, zugmaschine, laminirstuhl; 
banc d'étirage, laminoir. 
Drawing-head, eng. Uitrekker of 
uitrekmachine met koppen (waarop de wol 

herhaaldelijk gedoubleerd en uitge--banden 

rekt worden); strecke, streckkop f; machine 

à étirer la laine. 

Drawing-holes, pl. eng. Trekgaten 

(van de trekplaat); ziehldcher; trous de la 

filière à tirer. 

Drawing-knife, eng. Haalmes, snij 

handvatten (bij wagenmakers,-mes met twee 

kuipers, boom-, mastenmakers, etc.) ; zug


messer, ziehmesser, rei finesser, schnittmesser, 

geradeisen, schnitzer; plane, débordoir. 

Drawing-machine, eng. Vlasband


machine, aan legmachine of eerste trekma 


chine ; flachsbandmaschine, zieh- oder streck


maschine, strecke, durchzuq; machine is étirer. 

Drawing-mill, Wire-drawing 
mill, wire-mill, eng. , v. drahtmühle. 


Drawing-out (of iron), eng. Het 
uithameren en vormen (van 't ijzer) ; das 
ausstrecken and former mit dem hammer; 
étirage. 

Drawing-plate, eng. , v. drawplate. 


Drawing-point , Dry needle, 
Dry point, Round or flat graver, 
eng. Stalen werktuig om rechte lijnen op 
metalen platen te trekken, graveerstift met 
platten of afgeronden voorkant, radeernaald, 
etsnaald ; radirnadel, punktnadel, reissnadel, 
reissstift; pointe a tracer. 

Drawing-rod, eng. Trekstang (der 
stoommachine); zugstange; tirant. 

Drawing-roller, Fluted roller, 
eng. Trekcilinder, geribde cilinder (der machinale 
spinnerij); streckwalze , ziehwalze, 
ri ffelwalze; cylindre étireur, laminoir, cylindre 
cannelé. 

Drawing-rollers, pl. eng., v. eylindres 
étireurs (dune machine a filer), 
et eylindres étireurs (du métier a 
eau chaude), aplatisserie. 

Draw-iron, eng. Trekijzer; zieheisen; 
ter a tirer. 

Draw-loom, eng. Trekstoel, trekweefstoel 
(voor 't weven van gefaconneerde stoffen, 
waarbij de snoeren door eenen jongen 
getrokken worden); zugstuhl, zugwebestuhl 
(kegelstuuhl and zampelstuhl); métier à Is 

tire. — French d., Jacquard, Jacquard-
loom , Jacquard weefstoel, Jacquard-
machine ; Jacquardstuhl , Jacquardmasclii.
ne; métier Jacquard, métier à la 
Jacquard. 

Drawn tube, eng. Getrokken buis; 
gezogene rdhre; tuyau étiré ou tiré (a 
1'aide dune liilière). 

Draw-plate, Drawing-plate,eng. 
Trekplaat, v. drahteisen, filière 5). 

D. lined with wood, Blind d., 
blinde trekplaat ; blindes zieheisen; faux ras. 
-Firstd. (for gold-thread), v.ras 2). -

D. for the fourth drawing, v. pré 
-gaton. — Hole of the d.,
gat der 
trekplant, nauwe kant van de trekplaatgaten 
; loch, natie oder mundung des zieheisens, 
enge seite des zieheisens; oei] de filière du 
pertuis. 

Draw-well, eng. Welput ; ziehbrunnen; 
puits. 
Drayer, Doler (les peaux), V. a. fr., 

V. aasen. 
Dréche, f., Malt see ou touraillé, 
fr. Geëest mout ; kiln•dried malt; darrmalz. 
(ou Drège) Grof gemalen, of wel, 
geplet en gebroken mout ; bruised malt; 
maizschrot. - (ou Drague) Borstel, draf 
(water in de beslagkuip na 't aftappen van 
het wort overblijft) ; returns; malztreber, 
trdber. 

Drechselbank, Drehbank, f. hd. 
Draaibank ; lathe, turning-lathe; tour, bane 
de tourneur. 

Drechseleisen oder Dreheisen 


328 DRECHSELN 

(hohles) n., Stahl , m. eng. Guts, bolle 
beitel, steekbeitel, draaiersbeitel ; steel chisel, 
gouge, steel gouge; gouge, bizeau, tournoir, 
clé de vielle. 

Drechseln,Drehen, v.a. hd. Draaien, 
op de draaibank bewerken; to form on a 
lathe, to turn; tourner, faire au tour. •^ 
Aus freier hand d., uit de losse band 
draaien ; to turn on the chuck-lathe; tourner 
sur Ie tour en lair. 

Drechsler, Dreher, m. hd. Draaier; 
turner; tourneur. 

Drechslerarbeit, f. hd. Draaiers werk, 
op de draaibank bewerkte voorwerpen 
; turner's work, turnery; ouvrage fait 
au tour. 

Drechslerbank, f. hd., v. drechselbank. 


Drechslerbude,Drechslerwerkstatt, 
f. hd. Draaíerswinkel, draaierswerkplaats; 
turner's shop; atelier de tourneur. 

Drechslerei, f.hd.,v. dreherkunst. 

Drechslerwerkzeug, n. h.d. Draai 

turner's tools; afutage de-ersgereedscbap ; 
tourneur. 
Dredger, eng., v. ballast-lighter. 
Dredging, eng. Het uitbaggeren, bag


geren ; das ausbaggern, baggern; opération 
de curer, débourber, recreuser un port, une 
rivière, etc. 

Dredging—boat, eng. Baggerschuit, 
modderpraam; bagger, baggerboot, moderprahm; 
ponton á curer, a recreuser. 

Dredging—box, eng. Meelkruitbus, v. 
botte a pulvérin. 
Dredging-engine or machine, 
eng., v. baggermasehine. 

Dreganker, m. hd., v. drache. 

Drège, f. fr., v. drèehe v). — (ou 

Dreige), repel, repelkam; ripple, flaxcomb, 
hackle, great pill-comb; riffel, ritfelkamm. 


Dréger (ou Dreiger), v. a. fr. Repelen, 
braken (bet zaad van de vlasstengels 
scheiden); to pill, to ripple the flax; riffeln, 
rippeln, reffeln, rallen. 

Dreggen, v. a. hd., v. to drag t). 

Dreghaken, m. hd., v. creeper 3). 

Dregs, Settlings, Lees, Feces, 
pl., Sediment, eng., v. bodensatz 
l), 3). — Dregs of bad tar, droesem 
van . slecht teer ; dros im schlechten theer; 
rache de mauvais goudron. 

Dregtau, n. hd., V. drag-rope. 

Drehbahn, f. hd., V. corderie 2) . 

Drehbank, f. hd., v. drechselbank. 

~ D. zum drehen von eisendraht, 

draaibank voor bet draaien van ijzerdraad; 

wire-drawing bench; machine is étirer Ie fil 

de fer. D. mit dem tritt, draaibank 

roet voettrede; foot-la-the; tour au pied. — 

D. mit der wippe, draaibank met wip 
pole-lathe; tour à perche. — D. mit-stok ; 
beweglichem gestell, draaibank met 
beweeglijke stelling; break-lathe; tour à 
bane mobile. 

DREHGESTELL. 

Drehbankgestell, n. lid. Stelling der 
draaibank ; frame; établi, Kati. 

Drehbankspindel, Spindel , f., 
Drehstift, in . hd. Spil (as) der draaibank; 
arbor, mandrel, turning arbor; arbre. v. 
docke 4). 

Drehbasso, f. hd. Draaibas (geschut); 
swivel-gun; pierrier. 

Drehbaum, m. hd. Draaihaspel, v. 
cabstan. Draaiboom (draaiend stuk 
hout op eene spil); beam turning on a pivot; 
surbout. — Kop (der draaibank) , v. docke 

4). — Draaier (om het stengewant aan te 
balen); crab-bar; trésillon, minahouet. — 
Haspel, draaiboom, kruisrad, kruisboom (op 
voetpaden, om alleen voetgangers door te 
laten); turn-stile, turn-pike; tourniquet, mouloet. 


Drehbogen, m. hd. Drilboog, v. archet, 
archelet. 
Drehbohrer, m. hd., v bohrwinde, 
brace and bit. 

Drehbolzen, m. hd. Schroefdraaier 
(ijzeren bout of pin om de schroef eener 
pers om te draaien); screw-bar; tarancbe. 

Drehbrett,n. (Lehre, Schablone) 
hd. Modelbord, patroon (voor gieters); templet; 
calibre, échantillon. — (Formbrett, 
Friesenform, Schablone, Lehre) 
Vormbord, mal (der pottendraaiers); templet, 
sweep; écbantillon, estèque, calibre. 

Drehbrucke, f. hd. Draaibrug; turnbridge 
, swing-bridge , swivel-bridge ; pont 
tournant. 

Dreheylinder-maschine, f. ltd. 
Stoommachine met draaienden cilinder; revolving 
cylinder-engine; machine is cylindre 
tournant. 

Drehdoeke, f. lid. Draaiende stijl of 
kop (der boormachine); puppet; manche à 
tarière. — Draaikop (der horlogemakers); 
puppet, mandrel; mandrin. 

Dreheisen, n., Drehstahl, m. lid. 

Draaistaal, draaibeitel ; turning -tool, turner's 

chisel; outil a tourner. V. drechseleisen. 

Drehen, V. a. hd., v. drechseln. 
~ V. n.: Auf eiasem zapfen d., op 
eene spil draaien ; to turn on (or upon) a 
pivot; pivoter. — Die duchten eines 
taues d., de strengen van een touw ineendraaien; 
to twist the strands of a rope; 
tordre les torons dun cordage. — Das 

d. der einzelnen f eiden, het spinnen; 
spinning; filage, première ouvraison, premier 
apprêt. 
Dreher, m. hd., v_ drechsler. ^• 
Pottendraaier; thrower; tourneur. _• (Kurbel) 
Kruk; handle, winch, crank; manivelle. 

IJzeren haak . aan de palen eener lijn


baan ; laying hook; manivelle. 

Dreherkunst , Dreherarbeit, 
Drechslerei, f. hd. Draaierskunst ; draaiwerk 
; turnery; turner's work; art du tourfleur; 
objets faits au tour. V . drechslerarbeit. 


Drehgestell zum porzellanma



DREHHAKEN -


len, n. hd. Draaischijf voor 't beschilderen 
van porselein ; t, urning-board for porcelainpainfing; 
tournette. 

Drehhaken, Haken, Schrothaken, 
m. hd. Rechthoekig gebogen draai 
(voor ijzer), haakstaal ; heel-tool, hook--baak 
tool, tool; crochet, mouchetle. 

Drehhaspel, m., v. cabstan. 

Drehkanne, f. hd., v. coiler. 

Drehklappe, f. hd., v. drosselkiappe. 


Drehkrahn, m. hd. Draaiende kraan 
(om lasten te lichten); crane; chèvre (tournante). 


Drehkreuz, n. hd., v. drehbaum 5). 

Drehlade, f. lid. Tinnegieters-draaihan 
k ; pewterer's turnbench, turning-wheel; 
tour du potier d'étain. 

Drehiing,Krummzapfen,Handgrif, 
m. lid. Kruk van een rad of wiel; 
shaft or handle of a wheel, crank, winch; 

manivelle. Spilrad, mole-spilrad (waarin 
de tanden van een kam-of kroonrad vatten); 
wallower, core-barrel, trundle; lanterne, 
tournoir. .® Drijfrad (in mechanica); springwheel; 
roue motrice. 

Drehmaschine, f. h,d., v. cylinderd.
rehban.k. Tweern-of twijnmachine ; 
twisti'rg-nnachine; machine à retordre. •^ 
Cylinder-draaibank ; slide-lathe, sliding lathe; 
tour cylindrique, tour parallèle, tour a chariot. 

Drehmeissel, m. , v. viseau a 
planer. 
Drehnagel, m. hd. Kleine zwikboor; 
turning-auger; lasseret tournant. 

Drehpf ahle, m. pl. hd. Draaipalen 

(der lijnbaan); laying-poles; chantier ii com


niettre, plantage. 

Drehpfriem, m. hd. Draaistift (der 
metaalwerkers); turning-punch: fer a rouler. 

Drehpistole, f. hd., v. revolver. 

Drehpunkt, m. lid. Draaipunt ; centre 

of conversion, pivot; centre de conversion, 

pivot. 

Drehrad, n. hd. Draairad ; revolving 
axle; axe tournant a voionté. — Rad (der 
draaibank); flywheel; roue. — Touwslagers 
rad ; cord-wheel, twisting-wheel; retorsoir. 


Drehreep, n. hd. Schinkel, draaireep ; 

tie or tye; itague ou itaque. 

Drehriegel, em. hd., v. spaniolett. 

Drehrolle (Rolle, Seheibe), f. 

hd. Draairol (van den haute-lisse-stoel); roll; 

molette. •m Draairol (der kunstdraaibank), 

V. cuivret (dat cuivrot moet zijn) na 
cuivreux. 
Drehscheibchen, n. hd. Draaischijfje 
(der horlogemakers); drill-box; cuivrot. 


D. des drehbogens, draaischijf van 
den drilboog (der draaiers); ferrulet of the 
drill-bow; cuivrot do foret. 
Drehscheibe (Scheibe, T®pferscheibe), 
f. hd. Draaischijf des pottendraaiers; 
potter's wheel,throwi)rnzg-lathe thrower's 
engine, throwing-wheel, throw, ,rigger; 


to ur de potier. Spil (der draadtrekkers); 

DREIDRAHT. 329 

spindle; fuse. ~ Schijf des diamantslijpers; 
diamond-cutter's wheel; rouleau. ~ Draai 

spoorwegen) ; railway-turntable,-schijf (der 
turn-rail, turn-plate; plaque tournante, plateau 
tournant, plate-forme tournante. 

Drehscheibenwachter , nl. hd. 
Draaischijfwachter ; turntable-keeper; garde 
de plaque tournante. 

Drehschli ssel, m., Windeeisen, 
Wendeisen, n. hd. Wringijzer (hefboom 
met een oog aan 't einde), schroefsleutel, 
zetijzer, zet ; tap-wrench, wrench; tourne it 
gauche.

I)rehsptine, in. pl. hd. Draaispaan ders; 
chips; copeaux. 

Drehstahl, m. hd., V. dreheisen. 

Drehstein, m. hd. Sl(jpsteen ; grindstone; 
meule. 

Drehstichel, m. hd., v. burin 1 o). 
Drehstift, m. hd. Spil, draaispil, v. 
arbor 1). Draaibankspil, v. drehbankspindel. 
— (Pederhaus, Federkegel) 
Trommelspil ; onrustspil ; v. 
arbre du barillet; clock-arbor. 
Linker d., v. arbre a vis, b. •^• 

D. mit mutter, scb roefspi i met moer; 
screw-arbor with nut; arbre it écrou. 
Drehstoek, Triebel, m., Schiene, 

f. ltd. Draaistok (van het tinnegietersrad); 
turning-staff; tournoir, tournoire. ' 
Drehstuhi, m. hd. Draaistoel, draai 
bank (der horlogemnkers); turn-bench; tour 
d'horloger, tour it l'archet. 

Drehung, f., Zusammendrehen, 

n. hd. lneendraaiing, bet tweernen of twijnen 
; twisting; tordage. ~ VorL berge— 
hende d. des baumwoll-vorgespinnstes 
in der rohrenmaschine, 
voorbijgaande (niet blijvende) draaiing, die 
de buismachine aan de katoenreepen geeft, 
om ze in gedraaid voorspinsel te veranderen 
; false twist; tors passager donne au 
coton dans le bane it tubes. 
Drehventil,n.hd. Draaiklep (der stoom 
rotary-valve; soupape lournante.-machines); 
Drehwage , Coulomb's dreh


wage, f. hd., v balance de torsion, 

S. balance, fr. 0) . 
Drehwerk , Walzwerk , n . ltd 

Pletcilinders (voor 't munten) ; laminating 

rollers, mill; larniroir, moulinet. 

Drehzange, f. hd. Draaitang (der gia


zenmakers); tweesers; pincette. 

Drehzapfen, m , Drillingsscheibe, 
lid. Draaispil, draairol; trendleor trundle, 
pivot; rouleau, pivot. 

Dreibahnig, adj. hd. Van drie banen 

of breedtccn ; with three breadths; it trois lés. 

Dreibeinig, adj. hd. Driebeenig . three


legged; it trois pied. 
Iareidecker, m. hd. Driedekker; man 
of three decks, three-decker; vaisseau it trois 

pon ts. 

Dreidraht, Drilch, Sackzwi.j.lieh, 
m. hd. Trielje (soort van grof zak linnen); 
tecken, treillis; treillis. 

[[%R 

A..I 


330 DREIDR IHTIG 

Dreidràhtig, adj. hd. Driedraadsch ; 
three-threads, three-cord, three-fold; 
Dreieck, m. hd. Driehoek; triangle; 
trian gle. 
Dreieekig, adj. hd. Dreiboekig ; tri 
trigone, tri--gonal, triangular, three-angled; 
angulaire. 

Dreieekiger hut, m. hd. Driekante 
hoed, steek ; cocked hat; chapeau à trois 
cornes. 

Dreifach, adj. hd. Drievoudig; treble, 
triple; triple 

Dreifarbig, adj. hd. Dreikleurig : of 
three colors, three-colored; tricolore, de trois 
couleurs. 

Dreifarbigkeit, f. hd. Driekleurig 

trichroism; trichroïsme.-heid ; 

Dreifuss,m. hd. Drievoet; trevet, tripod; 
trépied. 

Dreige, f. fr , v. drége. 

Dreiger, v. a. fr., V. dréger. 

Dreigliederig, adj. hd. Drieledig ; 

triple-membered; de trois membres. 
Dreikantig, adj. hd. Driekant; threecornered; 
de trois cornes ou carnes. 
Dreiklóber, m. lid. Kloofijzer (der 
kuipers); cleaver; (endoir. vgl. Coutre 1). 

Dreiling, m. hd. Drievoudige draad, 
driedraad; three-cord; triple 61. .•• Stortkar 
vol erts; tumbrel of ore; tombereau 
de minérai. 

Dreilingsdiele, f , Laurband, n., 
Rahmling, m. hd. Drielingsdeel (voor 
licht schotwerk, etc.); triple board; tierspoteau: 
Dreimaster, M. hd. Driemaster; ship 
with three masts, threemaster; vaisseau à 

trois mats, trois-mats. 
Dreimastig, adj. hd. Met drie masten, 
driemast-; having three masts; à trois mats. 
Dreipfunder, m. hd. Drieponder ; 
three-pounder; pièce de trois. 
Dreiruderer, m. hd. Boot met 3 roeibanken 
of rijen riemen ; trireme; trirème. 
Dreiruderig, adj. hd. Met drie roeibanken 
; with three rangs of oars; á trois 
rangs de names. 
Dreisalz, Drippelsalz, n. hd. Drievoudig 
zout; triple salt; trisel, sel triple. 
Dreischlitz, m. hd. Driekloof, driespleet 
(in de Dorische zuilenorde); triglyph; 
triglypbe. 
Dreischneidig, adj. hd. Driesnijdend; 
three-edged; à trois tranchants. 
Dreiseitig, adj. hd. Driezijdig ; trilateral; 
trilateral. 
Dreispitzig, adj. hd. Driepuntig; threepointed; 
à trois pointes. 
Dreistachel, f. hd. (drietandige) Hooi


vork ; hay-fork, pitch-fork; trident, fourche. 

Dreistockig, adj. hd. Van drie ver 

of three stories, three-storied;-diepingen ; 
de trois étages. 
Dreistrahnig, Dreistngig, adj. 
hd. Driestrengsch ; three-cord, treble twisted; 
a trois cordons. 

DRESS. 

Dreitheilig, adj. hd. Driedeelig; tri 
tripartite, partagé en trois. -partite; 
Dreitheiligkeit, Dreitheilung, 

f. hd. Driedeeligheid, deeling of splitsing in 
drieën ; trisection, trichotomy; trisection, tri 
-cbotomie. 
Dreitheilungszirkel, m. hd. , v. 
.compas de trisection, s. compas a. 
Dreiwinkel, m. hd. Driehoek (bij 
schrijnwerkers); triangle; triangle. 
Dreizack, m. hd. Drietand; trident; 
trident. 
Dreizackig, adj. hd. Met drie tanden, 
drietandsch; three- forked; á trois fourchons, 
tridenté, trifurqué. 

Drempel, m. hd. Dorpel, drempel (van 
eene geschutpoort); portsill, portsell; seuillet. 
r Ober-drempel, pl., bovendrempels; 
upper-portsills; seuillets d'en Naut. — Seiten—
d., stijlen, posten (der stukpoorten); 
side-portsils; montants. ~ Unter—d., onderdorpels 
; lower portsils; seuillets d'en bas. 

D. (Schleusen-d.), v. bust I). 
Dreschbank, Dresche, Dreschmaehine,
Dreschmuhle,f. hd. Dorschmachine, 
dorschmolen ; thrashing machine, 
thrashing mill; machine ou moulin b. battre 
le ble. 

Dreschdiele, f. hd. Dorschvloer, deel; 

thrashing-floor; aire. 
Dresche, f. hd., v. dreschbank. 
Dreschflegel, m. hd. Dorscb.vlegel, 

vlegel ; flail; fléau, flaget. 

Dreschmaschine,Dreschmi hle, 
f_ hd., V. dreschbank. 
Dreschtenne,f. hd., v.dreschdiele. 
Dreschwalze, f. hd. Dorschrol; thrash


ing cylinder, roller; rouleau, traineau. 

Dresden china, Dresden ware, 
eng. Saksisch of Meissner porselein ; Meissner 
porzellan; porcelaine dure de Saxe. 

Dress (to), V. a. eng. Opmaken, bereiden, 
v. apprêter, appareiller, abrichten, 
etc ® Oprichten, rechtop zetten; 
recht maken; aufrichten, aufrechthal


ten, errichten, ausrichten, abrichten; dresser. 

— To d. a casting, een gietsel opmaken, 
van zand reinigen ; einen guss, ein 
gussstiuck putzen; démouler, nettoyer une 
pièce fondue. — To d. a chase or 
form, eenen (druk-)vorm opmaken ; eine 
form anlegen, Pullen; composer une forme. 
— To d. the cloth, bet (gevolde) laken 
met de kaarde opwerken, rouwen ; das 
toch staffiren, rauhen; aplaigner, garnir, 
lainer le drap. — To d. the ingots, 
de (munt-)staven uitrekken ; die miunzbarren 
ausschlichten; étendre les lingots. To 

d. an iron pin, iron bar, etc., eenen 
nagel, bout, etc recht zetten ; einen nagel, 
bolzen, etc. richten, gerade 2nachen; dresser, 
redresser un clou, un boulon, etc. — To 
d. a mill—stone, eenen molensteen bil 
scherpen ; einen mfshlstein berif'eln,-len of 
riefen, schdrfen, schvrfen; piquer, battre, 
rhabiller, rafraichir une meule. — To d. 


DRESSAGE 

a ship, een schip met vlaggen en wimpels 
versieren ; ein schijf mit Plaggen and wimpeln 
schmucken; décorer un vaisseau. ~ To 
dress a stone, eenen steen haaks behouwen 
; einen stein behauen; dresser use 
pierre, esmilier un moèllon. •• To d. a 
stuff, eene stof gommen (om ze van beter 
qualiteit te doen schijnen) ; einen zeug zurichten; 
donner de la main a une étoffe. — 
To d. the warp, den ketting (van een 
weefsel) slichten, pappen ; die kette schlichten; 
parer, encoller la chaine. ~ To d. 
the wrong side (of cloth) , de averecht 
zijde scheren; abrechlen; dresser 1'envers.-sche 

Dressage, Dressement, m. fr. Het 
richten, rechtzetten (van geweerloopen, etc.); 
setting, straightening, dressing; das richten, 
zurichten, abrichten. 

Dressant, Droit, m. fr. (in België). 
Loodrechte, staande mijnader; course, perpendicular 
vein or seam; seigeres flbtz, rechter 
oder stekender flugel. 

Dresse, f. fr. _y hd., v. bobbin 4). 

D. a hult, het werken met 8 (kant-) 
klossen ; working with R bobbins; das arbeiten 
mit 8 klëppeln. — Faire une d. 
a, deur, de klossen om den anderen laten 
werken; to use the bobbins alternately; die 
kluppel um den andern legen oder spielen 
lassen. 
Dressée, f. fr. Bundel rechtgezette mes 

voor spelden ; bundle of brass--singdraden 
wire-pins; gerichteter draht. 

Dressement, m. fr., v. dressage. 

Dresser, eng., v. dresseur 1). 

Dresser, v. a. fr. Oprichten, v. to 

dress 2). s Opmaken, v. to dress t). 
_• D. faire, den bodem effenen en vaststampen 
; to level and ram the floor; den 
boden ebenen and festrammen. ®a. D. Ie 
bols, une pièce de bois, het hout, 
een stuk hout aflijnen, v. absehnuren. 

— b. opmaken, opwerken, afwerken; to trim-, 
to try up, to work a piece of timber; eis holz 
zurichten, abrichten, behobeln, ausarbeiten. 
~ D. un canon, un fusil, eenen geweerloop 
recht zetten ; to set and straighten 
a barrel; eis rohr richten, abrichten, ver 
— D. la ehèvre, den bok,-glelchen. 
de bokkebeenen stellen, oprichten ; to set 
up or raise the gin; das hebezeug aufrichten. 
— D. (ou Redresser) un clou, 
un boulon, etc., v. to dress 5) . — 
D. Penvers, V. to dress Z 1). — D. 
une feuilie de métal, de tole, een 
metaalblik uitstrekken en geheel effen maken 
; to stretch and make perfectly even a 
metallic plate; eis blech ausspannan, gleichziehen. 
® D. le feutre, het vilt (voor 
hoeden) den vereischten vorm geven ; to 
put the felt on the block; den 61z formes, 
setzen, ausstossen. _ D. le fil (pour épingles), 
den draad rechten, recht zetten ; to 
straighten; den draht richten, streichen. 

D. les glaces, spiegelglas slijpen ; to 
grind plate-glass; spiegelglas schleifen. — 
DRESSING. 331 

D. les lettres couchées ou tombees, 
de omgevallen letters opzetten ; to 
set up the fallen letters; die gefallenen buchstahen 
aufsetzen. — D. ' la ligne, D. 
d'alignement, naar de rooilijn bouwen, 
in de richtingsl(jn brengen ; to arrange, to 
enrange; einfluchten, nach der flucht emrichten. 
— D. (ou Redresser) une 
lilne, etc.. eene vijl etc. scherpen ; to set 
a file, etc ; eine felle etc. abrichten. 
D. de lime, de naaldenschachten) bevijlen 
; to file; befeilen. — D. une machine, 
eerie machine opstellen, in elkander 
zetten, monteeren ; to adjust, to make 
true, to face, to line-up an engine; eine ma• 
schine adjustiren and aufstellen, montiren. 
D. de marteau, (de opnieuw gegloeide 
naalden) met den hamer weer recht 
zetten ; to straighten anew on the anvil; 
mit dein hammer wieder gleich schlagen. 
® D. de niveau, waterpas stellen ; to 
level; abwagen, abwiegen, each der setzwage 
verlegen. — D. le pavé, de bestrating 
gelijk stampen; to beat smooth the pavement; 
das pilaster eben rammen, besetzen. 
D . une pierre, v. to dress a 
stone. ~ D. la pierre au ciseau, 
den (blok-)steen met den beitel opwerken . 
to chisel, to charre the ashlar; den stein 
charrieren. D. des planches, des 
poteaux, etc. à la eognée, au rabot, 
delen, palen etc. bebouwen, uit den ruwe 
schaven ; to work planks, posts etc. with 
the axe, with the plane, to plane planks, etc.; 
bretter, pfdhle etc. behauen oder besdumen, 
aushobeln oder abhobeln. — D.les planches 
sur la tranche, D. les carnes 
des planches, de planken op haren kant 
gelijk schaven (zoodat ze goed aaneensluiten); 
to smooth or shoot the joints or rabbets 
of the planks; die bretter ftigen. — 
D. les planches à rainures et 
languettes, planken ploegen en groeven, 
de planken met messing (veer) en groef 
voorzien ; to groove and tong, to doublegroove 
and slip the planks; die bretter 
spinden and federn. — D. les poignées, 
v. aufstossen. — D. la 
soie, v. ausri tteln. — D. à la 
vapeur, met stoom behandelen, opmaken; 
to steam; mit dampf behandeln, betreiben. 
Dresseur, m. fr. Rechtzetter (der kaard pinnen, 
der naaldenschachten, etc.); dresser; 
drahtrichter. ~ Rechtzetter en schoonma 

klaar gesmede geweerloopen);-ker (van de 
barrel-setter, fire borer; rohrrichter, rohrvergleicher. 
— Richtijzer; hollow tube for 
dressing the cards; richteisen. 

Dressing,eng. Weversslichtpap; schlichte; 
parement, parou, chas, encollage. ~ D. 
(Raising, Rowing, Teasling) of 
cloth, het rouwen, opwerken van het 
laken ; das rauhen, anschroten des tuches; 
lainage, garnissage du drap. vgl. aplaigner. 
— D. of crape-warp, v. crépage 
— D. of the dyed wool, toe



332 DRESSING--BENCH 

bereiding der (verschillend) geverfde en gemengde 
wol ; zurichtung der qe fdrbten wolle; 
remtbourrage. •® D. iron or Sheeting, 
bet platineeren of overtrekken van 't ijzer 
met een arnalgama van platina en kwik; 
das platten; platinage. — D. of linen, 
kunstmatige opmaking van 't linnen ; hiiánstliche 
zubereitung der leinwand; parou. ^• 

D. of ores, de mechanische voorbereiding 
(stampen en wasschen) der ertsen ; die mechanische 
aufbereitung der erze; préparation 
mecanique des minérais. ® D—s, bet tot 
sieraad aangebrachte lijst-en beeldhouw 
een gebouw; die gesinse and-werk. van 
ornamente; appareils. 
Dressing-bench, eng. Snijbank, V. 
beschneidebank. — Rouwbank, v. 

bac, fr. 1). 

Dressing-hammer (large), or Stret


ehing hammer, eng., v. abricht


hammer. 

Dressing-machine, enq. Slichtmachine, 
v. colloir. D. • of a cornmill, 
v. bluterie. 
Dressing—room, eng. Slichtkanier ; 
schlicht/cammer; salie is parer. 
Dressing—stake,enq. Spanstok; spannstock; 
tas it dresser. 
Dressoir, m. fr. (naam van verschil 
werktuigen om recht te zetten of te-lende 
richten, te effenen, op te maken, etc.) Richt 

richtijzer; straightening- board, straight--hout, 
ening-iron; richtholz, richteisen. — Garenstok 
; stick, on which the died silk-slaeins 

are hung up. Spiegelmakers -richtijzer, v. 
ausstre;.chlineal. 

Dreumels, n. pi. hd., v. dromen. 

Drift, eng. Goudsmids-drijfbeitel, V. auftiefm.
eissel. ~Ku ipersdrijfhout, V. chassoi.
r. ~ Doorslag, stempel, v. dote 3). 
~ Aanzetter, vulstok, v. baguette a 
charger. ~ Galerij , v. drift-way. 
Vertuining, v. drift-rail. — D. (or 
Push) of an arch, of a vault, zij waartsche 
of horizontale drukking van een 
boog of gewelf op de muren; horizontaler 
druck, seitenscitub eines boslens, eines gewdlbes; 
poussée dun arc, dune voute. 

Drift (to), eng.: To d. the holes, 
gaten slaan in een hoefijzer, etc,); losher 
dornen, ausdornen, au ftreiben. 

Drift—ice, Drifting ice, Driving 
ice, eng. Drijfijs, ijsschollen ; treibeis, eisschollen; 
glace flottante, glasons fiott.ants. 

Drift—rail, eng. Vertuining, gebroken 
gang der vertuining (van een schip); zerbrochener 
gang; rabattue (la partie de la 
muraille qui forme l'enceinte des gaillards 
et de la dunette). D-s, pl. (or Toptimber—
lines) Vertuiningssenten, senten 
van den bak, het halfdek en de kampanje; 
topsenten; lisses tee rabattue. 

Ier: ft—sa*gil, eng., v: drag—sail. 
Drift-way, eng. Mijngang, galerij (onderaardsche, 
van schacht tot schacht gegra


ven gang); strecke; galerie. 

DRIL-TIARROA T. 

Drift-wood, eng. Drijfhout; treibholz; 

bols échappe, bois fott:é. 

Drilch, Drillich, m. hd., v. drei


draht. ®• Trielje voor tafelgoed ; table


ticken; hablecourts. 

Drill, (Borer) eng. Boor, fret, v. 

bohrer 1). ~ Handboor, draaiboor, v. 

bohrwinde ® (Wimble) Drilboor 

(der horlogemakers, etc.); drillbohrer, ver 

drille, foret a noyon. mm Dril -senkbohrer; 

verwijding van gaten), sponboor;-boor (ter 

drillbohrer, druckboh-rer ; louche, bondon


nière. — D. with ferrule, busboor, 

boor met drilboog ; rollenbohrer; foret is 

l'archet. — Single chamfered d., 

Single cutting d., v. bohrer ij. ••• 

Double chamfered b. , Double 

cutting b., v.. bohrer 0). 

Drill (to), v. a. Boren, v. bohren, 

anbohren, ausbohren. 

Drillage des aiguilles á coudre, 

m. fr. Het boren van 't naaldenoog; dril 
das boteren des nadelotirs. -ling the eyes; 
Drilibogen, m. hd. Drieboog, v. drillbow. 
Drillbohrer (Versenkbohrer) , 

m. lid. Drilboor, v. drill 3). ~ Drilboor, 
V. drill i). i Drilboor, V. bogendrille. 
Drill—bow, eng. Drieboog; drillbogen, 
drehbogen, bohrbogen, f edelbogen ; archet, 

archelet. 

Drill-box, (Drill-stock, Breastdrill) 
eng ., V. bohrrolle. Draairol; 

v. cuivret (achter cuivreux) en lees 
cuivrot. Zaairnachine, v. drillingmachine. 
Drill-chuck, eng , v. drilidoeke. 

Drilldocke, f. hd. Boorkop (der draai 

drill-chuck; mandrin it forct.-bank); 

Drille, f. Boor, v. drill t ), 2), 3). 
~ D. á archet, drilboor, v. bogendrille, 
archet. ~ D. a arson, handboor, 
v. bohrerschneide. ® D. a 
levier, Persoir à rochet, boortoe 

tandrad, v. ratchet drill.-stel met 

D. a trepan, drilboor, steenboor, aardboor; 
upright-drill, pump-drill; 1ril thou rer, 
rennspindel. ® D. à vis, v. drill with 
ferrule. 
Drillegge, f. hd., v. drill-harrow. 

Drilled eyes, pl. eng. Naalden met 
geboorde oogen ; ndhnadeln mit gebohrten 
din-en; aiguilles a oeil percé an foret. 

Drillen, v. a. hd., v. bohren -2). 
Met Bene drilzaag afsnijden ; to cut off with 
a back-saw; toupet` avec une scie ii dossière. 
~ Ems. schi.f d., een schip niet 
het windas voorttrekken ; to tow or to track 
a ship by a rope with a single-block; baler 
un batiment. 

Drill-engine, eng., v. bohrma


schine. 

Drilles, f. pl. fr. Lompen, v. chi ífons. 

Drill—harrow, eng. Booregge (kleine 

egge ter uitroeiing van onkruid); boteregge; 
espèce de horse. 


DRILLIER 

Drillier, Chiffonnier, m. fr. Lom pensorteerder; 
rags-assorter; lumpensortirer. 
Drilling, eng. Het boren, de boorkunst; 
das bolaren; pereage, art de percer des trous. 

Het zaaien met de zaaimachine; das 
sden mit dens sdemaschine, mit dem drillp 
fluge. 

Drilling, m. hd., v. drehling. —
(Getriebe) Drijfrad, rondsel (in een uur 
-werk);

motion, springs; pignon. v. dril— 
lage, etc. 

Drilling-engine, eng., v. bohrmaschine. 
~ Radial d., radiale boormachine 
; radial-bohrmaschine; machine radiale. 


Drilling—lathe, Drill—tool, eng. 
Boorvoerder, boorleider (de bus- of rolboor 
met horizontale boorspits); V. bohrplatte 
2). 

Drilling-machine, eng. Zundgatboormachine 
(voor geschut) ; verschraubmaschine,
zïundloch-bohrmaschine; machine it poser 
les grains de lumière. 

Drillingsscheibe, f. hd., v. drehzapfen. 


Drill-pflug,m.hd.,v. drill-plough.

Drill-plough, eng. Zaaimachine ; sde


maschine, drillpflug, sdepflug; machine it 

semer, semoir, sembrador. 

Drill—punch, eng., v. ciselet 2).

Drillsäge, f. lid. Drilzaag; back-saw; 
scie it dossière. 
Drill-socket, eng., v. botte 8).
Drill-stock, eng., v. drill-box. 
Drill-tool, eng., v. drilling-lathe.

D-ring, eng., v. D. 
Drip, eng. Druiplijst, v. corona 1). 
Drippelsalz, n. hd., v. dreisalz. 
Dripping eaves, eng., v. dach


traufe. 

Dripping-vat, eng. Ontvanger (van 
't indigo-mengsel, dat in indigo-fabrieken uit 
den kookketel vloeit), sammelkasten; table. 

Drips, pl. eng. Laatste deksiroop, naloop; 
nalog, nachlau f, trop fel; sirop d'éaout. 

Dripstone, Label, Weathermoulding, 
Weather-table, eng., v. 
couronne 8), corona 1).

Drisse, f. fr. Val, kardeel (scheepstouw 
om een zeil, vlag, wimpel, ra, etc. te bij schen 
of te strijken); halliard; fall. o D. 

la grande bonnette, grootleizeilsval ; 
main studdingsail-halliard; grossleese ;etsfa ll. 
~ D. de la bonnette du grandhunier, grootmarsleizeilsval ; main topmnast-
studdingsail halliard ; grossmarsleesegelsfal1. 
—D. de la bonnette du petithunier, voormarsleizeilsval ; fore topmaststuddingsail 
halliard; vormarsleesegelsfall. — 

D. de la bonnette de misaine, fok 
; fore studding-sail halliard ;-keleizeilsval 
fockleesegelsfall. — D. de la bonnette 
du grand perroquet, grootbramleizeilsval; 
main topgallant studdingsail halliard; 

grossbramleesegelsfall. ~ D. de la bonnette 
du petit perroquet, voorbram-

DRISSE. $33 

leizeilsval; fore topgallant-studdingsail hal 

vorbramleeseegelsfall. — D. de la-liard; 
contre—civadière, schuifblindeval, uitbaler 
der schuifblinden; spritsail-, topsailhalliard; 
aushaler der schiebblinden, schiebblindefail. 
— D. du diablotin, kruis 

mizzen topmast-staysail-stengestagzeilsval; 
halliard; kreusstengestagsegelsfall.— D. de 
la flamme, wimpellijn, toplijn ; pendanthalliard; 
wimpelfall. ®• D-s de foe, 
kluivervallen ; jib-halliards; kluverfalle. 

D. du faux foe, val van den middelkluiver; 
fore topmast-middle-staysail halliard; 
fall des vorstengestagfliegers oder des vormarsfliegers. 
— D. du grand foe, kluiverval, 
buitenkluiverval ; jib-halliard; k1uverfall. 
~ D. du petit foe, D. de la 
trinquette, fokkestagzeilsval; fore-staysail 
halliard; fockstagsegelsfall. — D. du 
second foe, voorstengestagzeilsval ; fore 
topmast-staysail halliard; vorstengestagsegelsfall. 
_ D. du grand hunier, grootmarszeilsval; 
main-top halliard ; grosses 
marsfall. ~ D. du petit hunier, voor 
fore-topsail halliard; vormars--marszeilsval; 
fall. ® D. de misaine, fok kekardeel ; 
fore-tye; fockreep. — D. de la pailleen—
cul, broodwindersval ; driver-halliard; 
brotwinnerfall, treiberfall. — D. du pavillon, 
vlaggelijn, vlaggeval; ensign -halliard; 
flaggenfall. ~ D. du grand perroquet, 
groote-bramval ; main topgallanthalliard; 
grosses bramfa ll. —D. du grand 
perroquet volant, groote bovenbramsval 
; main-royal halliard; grosses oberbramfall. 
® D. du petit perroquet, voor bramsval 
; fore-topgallant halliard; vorbramfall. 
— D. du petit perroquet 
volant, bovenvoorbramsval ; fore-royal hal 

obervorbramfail. —B. du perro--liard; 
quet de fougue, kruiszeilsval ; mizzentopsail 
halliard; kreuzsegelsfall. d D. de 
la perruche, kruiszeilsval ; mizzen-topgallant 
halliard; kreuzbramfail. — D. de 
la perruche volante, bovenkruiszeilsval 
; mizzen -royal halliard; oberkreuzbramfall. 
~ D. dupie, piekeva1, val der bonnet, 
lijzeilsval ; throat-halliard, peak-halliard; gaffelfall, 
piekfall. ~ D. de la trinquette, 

v. d. du petit foe. — D-s des voiles 
d'étai, sta gzeiIsvallen ; staysail-halliards; 
stagsegelfálle. ® D. de la grande voile 
d'étai, hondefok, grootstagzeilsval ; mainstaysail 
halliard; hundefock, grossstagsegelsfall. 
— D. de la grande voile d'étai 
de hune, grootstengestagzeilsval; main topmast-
staysail halliard; grossstengestagsegelsfall. 
® D. de la petite ou seconde 
voile d'étai (du grand bunier), D. de la 
voile d'entre-deux, groote-marsv líegerval; 
middle-staysail halliard; grossmarsfliegerfall. 
— D. de la voile d'étai de 
fougue, v. d. du diablotin. ~ D. de 
la voile d'étai du grand perroquet, 
grootbramstengestagzeilsval ; main 
topgallant-staysail halliard ; grossbramsten

334 1)RITTE HAND 

gestagsegelsfall. —D. de la voile d'étai 
du grand perroquet volant, groote 
bramvliegerval, val van den vlieger boven 
het groote bramstengestagzeil; main spindlestaysail 
halliard; fall des grossen bramiiegers 
oder des fliegers uher dem grossen 
bramstengestagsegel. ••n D. de la voile 
d'étai de la perruche, kruisbram 

mizzen topgallant-staysail-stengestagzeilsval; 
halliard; kreuzbramstengestagsegelsfall. 

D. de la voile d'étai de la perruche 
volante, kruisbramvliegerval ; 
mizzen spindle-staysail halliard; k reu zbramfliegerfall. 
Dritte hand, f. hd. Derde-band (takel 
of talie, die aan boord geen vaste plaats 
beeft); yoke, see-yoke, lui tackle; palan qui 
na point de place fixee. 

Dritthalbschloss, n. hd. Slot, dat 
twee en een half maal overgaat; lock of 
two turns and a half; serrure à deux tours 
et demi. 

Drive off (to), v. a. eng., v. dechasser. 
Drive out (to), V. a. eng., v. antreiben. 
Driver, eng. Meenemer (der draaibank), 

v. conducteur-moteur. -Kuipersdrijfhout, 
V. chassoir. ~ Timmermans 
uitdrijving van pinnen of bouten);-stempel (ter 
stempelboizen; boulon. - ( Stamp) Holle 
stempel, doorslag (der smeden, etc.); hohistempel; 
elampe ou estampe, repoussoir. ~ Stoot 

vorm-of gietspil uit den kanonvorm-rol(om de 
te drijven); stosswalze; mouton. -Schietspoeldrijver, 
v. ch.asse-navette. 
Leider, leier (der draaibank); fuhrer; guide. 
~ Broodwinder, V. brodwinner. ~ 

D. and stop (catch), kraag, nok, 
neut ; knappe, ease, fuhrer; buttoir. -Druk 
een repititie-horloge) ; drucker,-ker (van 
schlagnagel, einfallshaken, verschiebung; poussoir. 
— Dríjftand, v. dent d'impulsion, 

s. dent. ® v. driver-wheel(s). 
Driver-gunner, eng., v. canonnier-
conducteur. 
Driver-halfballs, eng. pl , v. brodwinnerfall. 
Driver-wheel, (Driver) eng. Dr;jf


rad, drijfwiel (getand rad, dat de beweging 

aan andere raderen mededeelt); treiber, treib


rad; roue conductrice, roue de commande, 

grande roue d'engrenage. - Driver


wheels or Driving wheels, pl. Drijf


of beweegraderen (de groote wielen eener 

locomotief, die op de krukas bevestigd zijn); 

treibrdder; roues matrices. 

Drives, f. p1. fr., V. dérives. 
Drivinganehor, eng., v. anere 14). 
Driving-apparatus, eng., v. eontre


marches ij. 
Driving-axle,Driving-shaft,eng. 
Drijfas; treibachse; essieu moteur. 
Driving-bar of the bar-loom, 
eng., v. bar 4). 
Driving-bolt,eng., v.chasse-botte. 

DROME. 

Driving-chisel, eng. Drijfbeitel, v. 
durchschlag 6). 

Driving-gear,eng.,v.commande 1) 

Driving-hammer, eng. Drijfhamer, 
drijfijzer; durchschlaghammer; repoussoir. 

Driving ice, eng., v. drift-ice. 

Driving-out, eng. Uitdrijving (van 't 

letterzetsel) ; weiter satz, uberschreitung; 
composition large, enjambage. 
Driving-shaft, eng., v. driving 
axle. 
Driving tooth, eng., v. dent d'impulsion. 
Driving wheel(s), eng., v. driverwheel, 
driver wheels. 
Drogueries, fr., Droguerien, hd. 

f. pl. Drogerijen ; drugs. 
Drogues de teinture, f. pl. Verf 
verfdrogerijen; dye-drugs, dyeing--waren , 
drucls,drysaltery; fkrbwaaren , farbenmaterial. 
Droguet, fr , Droguett (oder 
Druckteppieh) hd. m. Droget (wollen 
stof met inslag van garen of katoen); drugget. 

Drohmbaum, m. hd., v. drome ij. 
Droit, m. fr. Kruis, beeldzijde eener 
must, V. croix 3) -Staande mijnader, 

V. dressant. - D. d'ancrage, ankergeld, 
havengeld ; duty of anchorage; ankerzoll, 
ankergeld, bafengeld. - D. de 
balise, bakengeld, tonnengeld; tonnage, 
duty paid for beacons or buoys in a har 
bakengeld, tonnengeld. - D. de-bour; 

comptage, de terrage, (in België) 

scbacbtgeld, opbrengst van den ondernemer 

der mijnontginning aan den eigenaar der 

mijn; shaft-rent; schachtsteuer, schacbtbund, 

zecb lehen. - D. de eonquéte, (in 

België) aanspraak op eene concessie (tot 
mijnontginning); claim to a concession; anspruch 
auf die verleihung oder belehnung. 

— D. d'impression, kopijrecht; copyright; 
verlagsrecbt. — D-s de port, 
havengelden, havenrechten ; harbour-dues; 
hafengelder, bafengebuhren, hafenrechte. 

D. de quai, kaaigeld; wharfage; kaigeld, 
dammgeld - D. de quillage, 
kielrecht, recht dat de koopvaardijschepen 
in Fransche havens bij bun eerste binnen 

betalen ; keelage; kielrecht. - D.-loopen 

de sauvetage, de salvage, berg


loon, berggeld (voor 't bergen van gestrande 

goederen); salvage, salvage-money; bergegeld, 

bergelobn, bewahrlohn. - D. de ton


nage, tonnengeld (opbrengst van een vaar 
naar zijn tonnen-of lastenbedrag) -tuig ; 
tonnage, tonnage-duty; tonnengeld, lastgeld. 
Droite, f. fr. Richtingslijn, vizierlijn 
(van eene topographische opmeting); line of 
direction, bearing protracted in a survey, etc.; 

visirlinie. 
Drome, f. fr. Soort van vlot, dienende 
om de vaart van een van stapel loopend 
schip te verminderen ; ook ieder ander vlot; 
raft, float; tornholz, doch auch jedes anderes 
floss. -Boeireep, v. buoy-rope. 

-Barring, waarloos rondbout; spare-masts; 

DROMEN DPdJCK_. 

in de rechange. — D. du marteau, 

f. fr. Voornaamste steunbalk des hamers 
(in eene ijzersmederij); main-beam of a forge, 
chief support of the hammer; drammbaum, 
drahmbaum, drohmbaum, trambaum. 
Dromen, n. pi. hd. Wollen stof, lappen, 
waarvan men de pikkwasten, sloepsdweilen, 
etc. maakt, dreum, drom of drum, 
grove dreum ; frame of cloth for tar-brushes, 
pitch-mops, etc.; fond de frame doet on fait 
des pennes. 

Drooping or Sinking of the 
metal, Drooping of the lip, Running 
or Spewing of the muzzle, 
eng. Elliptische verwijding van den kanon mond 
(door snel en gestadig vuren), lip; 

das ausschiessen, die ausweitung der miindung 
eines geschutzrohres, lippe an der 
mundung; égueulenient des bouches a feu. 

Drop of a ditch, eng. Dieper gracht 


gedeelte (vóór de caponnières en de schietga


ten eener gekazematteerde batterij); diamant, 

diamantgraben; petit fossé dort on fait pré 

les caponnières, les mars crénelés et-céder 
les casemates. — D. of a key-hole, 

V. cache-entrée. 
Drop, in. * . Hangmachine, valstelling 
(der spoorwegen). 
Drop–box, eng. Beweegbare lade (van 
't weefgetouw); steiglade; bofte mobile. 
Dropping–board (Ass) ,eng. Druip 
abtropfbrett; trapan.-plank (der papierfabr.); 

•^ (Drainer, Ass) Druipbak, druiptrog 
(der papierfabr.); abtropftrog,3 esel, lehne; 
égouttoir. — Druiptafel (der glasfabr.) 
abtropftafel; égouttoir. 
Dropping–grating, eng. Druiprooster 
(voor 't geteerde touwwerk); abtropfrost, 
abtrop frysterwerk; égouttoir; treillis. 

Dros, m. hd., v. dregs 2). 
Droschke, f. hd. Soort van vierwielige 
cabriolet; cab; droschki, voiture de place. 
Drosometer, eng., Drosomètre, 

m. fr. Dauwmeter; thaumesser. 
Dross, (Scum, Scale of metals), 
eng. Metaalslakken, v. cinders 2). — 
(Slag,Cinders,Recrement,Scoria, 
SOW) Slakkenmassa als overblijfsel in den 
ijzersmeltoven ; schlacke, geschur, sau; laitier, 
pore, cochon, lácbe.—(Slag,Iron dross) 
IJzerslak ; eisenschlacke; renard. — (Sweepings 
of gold) Goudvijlsel, goudafval; 
krdtze, goldkrdtze, gehrdtz; lavure, cendres. 

— (Cinders) Glasgal, ertsschuim, slakken 
(der gieterijen) ; schlacken, glasgalle, 
erzschaum; litier. ~ Steenkoolgruis, v. 
slack-coal, s. coal 13). — D. of 
lead, loodasch, v. bleiasche i). ~ D. 
of liquation, afdrijvingsslakken, v. crasses 
5) . — v. ausschlacken. 
Drossage, m. fr., v. droussage. 
Dross–conduit, eng. Afvoerder der metaalslakken 
; schlackenableiter; gentilbomme. 

Drosse, f. fr. Rakketros of rakketouw 
met takel en hangers; truss-parrel with 
tackle and pendants; loses taurack. — D. 

du gouvernail, stuurreep ; wheel-rope, 
tiller-rope; steuerreep. _ Donner une 
fausse d. au gouvernail, eenen borg 
op de stuurreep, op het roer zetten ; to 
make a ereventer tilling-rope; ein joch auf's 
steuer setzen. — D. de racage, rakketalie 
van de groote en de fokkera; truss 
of the main- and fore-sail; beifuss, racktalje 
der grossen and der fockraa. 

Drosse, f hd. Tros, takelage van den 
fokkenast; tackling of the fore–mast; funin 
de misaine. 

Drossel , Drosselmaschine, f., 
Drosselstuhl, in. , Watermaschine, 

f. hd. Drosseimachine, v. continue 2). 
Drosselklappe, f., Drosselventil, 

n., Sperrhahn, m. hd. Stoomregister, 

stoomregelaar,toelatingsklep,draaiklep (waar


door de toevoer van stoom naar den cilin


der wordt geregeld); throttle-valve; valve ou 

soupape d'admission, registre de vapeur, sou


pape á gorge, robinet modérateur, pavilion. 

Drosselmaschine, v. drossel. 

Drosselspinnerei, f. hd. Het spinnen 

met de water- of drosselmachine (vgl. con


tinue 2); frame-spinning; óiage par continu. 

Drosselstuhl, v. drossel. 
Drosselventil, v. drosselklappe. 
Drosser, v- a. fr., V. drousser. 
Drossy, adj. eng.: To become d., 

V. aufschlacken. 
Drouine, f. fr. Ketellappersknapzak ; 
tinkers-budget; kesseliickerranzen, -sack. 
Drouineur, m. fr. Ketellapper ; tinker, 
pan-mender; kesselflicker. 
Droussage,Drossage, Scriblage, 

m. fr. Het schrobbelen, het uitspreiden der 
wol in breede, dunne watten (vgl. briseuse); 
scribbling, scibbling; das schrubbeln, 
schrobbeln, schlumpen. 
Drousse, Droussette, f. fr. Schrob


belmachine, v. briseuse. 

Drousser, v. a. fr. Schrobbelen (de 

wol door middel van de eerste kaardmachine 

als breede, dunne watten uitspreiden ; to 

scribble; schrubbeln, schlumpen. 

Droussette, f. fr. Grove wolkaarde, 

groote wolkam; scribbler; reisskrempel, gros


ser wollkarnm. 

Droussettwolf, m. hd. Drosselwolf 

(een onderdeel der drosselmachine ; develing


machine; loup-droussette. 

Drousseur, m. fr. Kamwolkaarder, 
bestuurder der schrobbelmachine; scribbler; 
grobkämmer, schlumper. 

a. Druck, m. hd. Drukking; pression, 
pressure; pression. — Samendrukking ; compression; 
compression. — Uitzetting; expansion; 
expansion, effort. — Gewicht, 
zwaarte (van eenen last); weight; poids. — 
Drukking, trekking van een gewicht; gravitation 
; gravitation. — wederdrukking ; 
down pressure; enfoncement. — Atmo– 
spharischer d., v. atmosph^rendruck. 
— D. des dampfes, stoom drukking, 
stoomspanning ; steam-pression; 

336 DRUCK 

tension de la vapeur. ! D. einer feder, 
drukking, spanning eener veer; tension of 
a spring; effort, tension dun ressort. 

D. eines gewclbes, v drift 6). 
b. Druek (auf papier, auf zeuge), m. 
hd. Druk, bedrukking; impression, print, 
printing; impression. Neuer d., herdruk 
; reprint, reprinting; réimpression. 
Schwacher d., flauwe, zwakke druk; 
slight impression; faiblage. 
Druckanstalt, Druckerei, f. hd. 
Drukkerij , boekdrukker41 ; printing-house, 
printing-office; imprimerie, typographie. •® 
Lithographisehe d., steendrukkerij; 
lithographical establishment; imprimerie Iilb 
ographique. 

Druekbar, adj. hd. Samendrukbaar ; 
compressible; compressible. 

Druckberichtiger, Korrektor,
Druckschauer, m hd. Verbeteraar 
of naziener der drukproeven , corrector; 

corrector, reader in a printing house; cor


recteur. 

Druekberichtigung, f . Verbetering 
der drukproeven, correctie; correction; correctien 
(des épreuves). 

Druckbesorger, m. hd., v. rédacteur. 
Druckbogen, m. hd. Blad of vel druks; 
sheet of letter-press; feuille d'impression. 
Druekbohrer, m. hd. , v. drill 
with ferrule. 
Druekbuehstabe, m. hd. Drukletter; 
type; caractère. 
Druckeilinder, m. hd. Drukcilinder, 

V. eylindre presseur. 
Druckdrehbank, I. hd. Drijfdraaibank, 
draaibank voor drijfwerk; burnishinglathe, 
pressing-lathe, chasing-lathe; tour presseur, 
tour a emboutir. 

Druckeisen, Modeleisen, n. hd. 
Gaufreerjzer, werktuig om stoffen te wateren 
; goffering-iron; [er à gaufrer, gaufroir. 

Drucken, v. a. Drukken (een boek, 
etc., een weefsel); to print; imprimer. ^• 

D. auf der drehbank, v. burnishing 
ij. ® D. auf leder, v. c aver 2) . 
~ Unrein d., v. bavocher. 
Drucken , zusammendrucken, 

V. a. hd. Drukken, persen, samendrukken; 
to press, to compress; presser, comprimer. 
Drucker, m. hd., v. buchdrucker. 
Drukker, boekdrukkersgezel; pressman; 
pressier. 
Drucker, m. hd. Klink, deurklink ; 
klinklichter, v. cadole, elinche, coquille. 
~ D. (Grill) Krukpin, greep 
of handvat van de kruk, v. bouton de 
manivelle. ® (Stempel, Mönch) 
Stempel ; punch; poincon - Trekker (van 
't geweer, pistool), v. abzug i ), detent i). 
s Drukker, drukknopje (van een repetitie 

knob, detent, driver; poussoir,-horloge) ; 
bouton ~ D. unter dem krahnbalken, 
v. courbe (ou Console) du 
bossoir. ® D. in den rusten, v. 

DRUCKMESSER.. 

courbes des porte-haubans. — 

D. unter den rusten, v. courbes 
sur les porte-haubans. 
Druckerbaum, m. hd. Boom, befboom 
(der gewone drukpers); printer's beam; 
arbre. 

Druckerei,(Buchdruckerkunst) 

f. hd. Drukkunst, boekdrukkunst; letter-press 
printing, printing, typography; typograpbie, 
imprimerie. — v. druckanstalt. 
Druckerfarbe, f. hd. Drukinkt, v. 
buchdruckerfarbe. 
Druckerpresse, f. hd. Drukpers; 
printing-press; presse d'imprimerie. 
Druckerschwärze, f. hd., v. buchdruckerfarbe. 


Druekfeder, Spannfeder, f. hd. 
Druk-, spanveer (in een uurwerk); splitspring; 
pas d'ane. 

Druckfehler, m. hd. Drukfout, (eigenlijk) 
zetfout; typographical error, erratum; 
faute d'impression, erreur. 

Druekfirniss, m . hd. Drukkersvernis; 
printer's varnish; vernis d'imprimerie, huile 
cuite. 

Druckform, f. hd. Drukvorm, vorm; 
chase, form; chassis d'imprimerie, forme. 
Drukplaat, drukvorm (tot het bedrukken 
der stoffen ); printing- block, indention; ren trée. 

Druckgefss, n. hd., v. chopine. 

Druckgewicht, n. hd. Stuk lood 
tot aanklopping van de speldekoppen; headinghammer; 
pesee. 

Druekhebel, m. hd. Drukhefboom, 
tweearmige hefboom, hefboom van de eerste 
soort (waarbij het steunpunt tusschen de 
macht en den last ligt); lever of the first 
class, downing-lever, lever acting downwards 
by pressure; levier d'abattage, levier héterodrome. 


Druckkattun, m. hd. Bedrukt katoen, 
calico; printed cotton, calico; indienne, calico(
t), toile imprimée. 

Druckkraft (Schwerkraft), f. hd. 
Zwaartekracht, zwaarte; gravity, power of 
gravity, ponderosity; force de gravité, gravité, 
pesanteur. ® Spanning, drukkracht ; 
tension, pression, pressure; pression, tension. 

— D. des dampfes, v. druck des 
dampfes. ® D. (des gases), uitzettin 
gskrack t (van 't gas); force of expansion; 
force d'expansion. 
Druekkugel, f. hd. Drukkogel, overladen 
mijn ; globe of compression, surcharged 
or overcharged mine; globe de compression, 
mine surchargée, fourneau surcharge. 

Drueklosigkeit, f. hd. Afwezigheid 
van drukking; non-pressure; absence de 
pression. 

Druckmaschine, f. hd. Drukmachine 
(der boekdrukkers); printing-machine; machine 
a imprimer. i Samendrukkings- of 
verdichtingsmachine; compressing-machine, 
condensing-engine; machine de compression, 
de condensation. 

Druckmesser, m. hd. Drukkingsme



DRL CKM ODEL -- 

ter (der lucht, der gassen); pressure• gauge; 

manometre. 
Druckmodel, n. lad., v. block 2). 
Drucknagel, m. hd. Trekker van eenen 

kruisboog; trigger of a cross-bou'; détente 
d'une arbalète. 

Druckpapier, n. hd. Drukpapier; 
printing-paper; papier à imprimer, papier 
d'impression. ®Schlechtes d., v. carre 
fluant. 

Druckplatte, f. hd. Drukplaat; plate; 
planche. V. block 2). 

Druckpresse, f. hd. Pers, die door 
neerdrukking werkt ; forcing press; presse 
foulante. 

Druckpumpe, f. hd. Perspomp; forcing 
pump; pompe foulante. e Druckund 
saugpumpe, pers-en zuig-(of 
trek-)pomp; lift- and force-pump; pompe 
foulante et aspirante, pompe de Ctésèbes, 
pompe mixte, pompe des prêtres. 

Druckrahmen fur kleine arbeiten, 
Rahmen ohne mittelsteg, 

m. hd. Drukraam zonder kruis (tot het 
drukken van plakkaat-en ander smoutwerk; 
job-chase; ramette. 
Druckr®hre, f. hd. Persbuis, buis ter 
samenpersing van den stoom; compressiontube; 
tuyau de refoulement. 

Druckschraube, f. hd. Drukschroef, 
stelschroef; adjusting screw, thumb-screw; 
vis de (ou a.) rappel, vis de pression. 

Druckschwarze, f. hd., v. buchdruckerfarbe. 


Druckstempel, m. hd. Zuiger eener 
perspomp ; piston, forcer, embolus of a forcing-
pump; piston dune pompe foulante. 

Drucktafel, f., Druektisch, in. 
hd. Druktafel (voor de katoenen stoffen); 
printing-table; table à imprimer les indiennes. 


Drucktelegraph (elektrischer), 

m. hd. Electrische druk-of schrijftelegraaf; 
electric printing telegraph; télegraphe électrique 
imprimeur on écrivant. 
Druckteppich, m. hd., v. droguet. 

Drucktuch, n. hd., v. doubler, eng. 

Druckung, f. hd. Drukking; pression; 
pression. ® Ingedrukt, eenigszins vlak gewelf; 
depressed vault; surbaissement. 
Druckwaaren, f. pl. hd. Gedrukte 
katoenen; printed cottons; étofies imprimées. 

Druckwage, f. hd., v. areometer. 

Druckwalze (Lederwalze), f. hd. 
Met leder bekleede druckcilinder, v. eylindre 
de pression (des cylindres étireurs). 
o D-n, pl. Drukrollen, v. calender—
rollers. 

Druekwerk, n. hd. Perspomp, v. 
druckpumpe. — Waterpers, v. waterpressure 
engine. •• Muntpers, v. anwurf. 


Druekwerkzeug, n. hd. Steunhout, 
schoorbalk (bij 't inbrengen der spiegelplaten 
in den koeloven ; pressing-tool, glazier's 
stake; grillot. 

DRUSENFORMIG. 337 

Druekzange, f hd. Haaktang (om het 
zilver uit de kapel te halen); pincers; crochet. 
Drudging—box, eng. Meelkruitbus, v. 

botte a pulvérin. 

Drufbohrer, Druvbohrer, m., 
Druve, f. hd. Avegaar, zwikboor, drilboor 
; wimble; tariere. 

Drug, eng. Kanen, v. bodentalg. 

Drugget, eng. Droget, v. droguet. 

Coarse d., soort van tiretein (met 
garen kettting en wollen inslag) ; grober 
droguett; télon. — Burat, brat, v. burat. 

— Soort van blinkend droget, glansdroget; 
glanzdrogett; pluie. e (Plush, Shag) 
Pluis, langharig trijp; pliesch; peluche, pluche. 
Drum, eng. Trom, trommel (der tamboers); 
trommel; caisse de tambour, tambour 
•• Big—d., Bass—d., Turkish 
d., turksche trom; turkische trommel; grosse 
caisse. ® Side-d., Brass-d., Small 
d., kleine koperen trom, militaire trom; 
kleine trommel, militartrommel; petite caisse 
de tambour. o Tenor—d., rofieltrommel; 
wirbeltrommel; caisse roulante. D. 
(Windlass) Draaihaspel, v. cabstan. 
Trommel (in riemraderwerk), riemtrommel; 

trommel, seilkorb, scheibe, riementrommel ; 

tambour. ® Slottrommel, veerbus, v. barillet 
2). — (Wire—drum) Rol voor 
't getrokken metaaldraad, v. bobine 3). 
® Trommel (der pottenbakkers, voor de 
ovenkokers); trommel; tambour. ~ Trommel 
(der smidsen); trommel; tambour, caisse 
de trompe. ~ Trommel of groote cilinder 
der schrobbelmachine ; trommel, grosser Oder 
haupttrommel, tambour; tambour, gros tambour. 
® Kist of bak van dery molens 
teen ; muhlsteinein fassung; coffre. ••• Four 
planks above the d., v. converseau. 
_ Trommel (van den stoomtoestel 
voor 't vastleggen der kleuren op doek); 
trommel; cuve, tonneau. ••• (Bell, Corbel, 
Basket, Tambour) Korf, vaas 
(van een Corinthisch of samengesteld kapiteel); 
glocke; vase, corbeille. 

Drum—head, eng. Kop van de gangspil 
; kop f, kloppel des gangspills; tête du 
cabestan. ® (Parchment) Trommelvel; 
trommelfell; peau de caisse (de tambour). 

Drum—saw, eng. Cilinderzaag, kroon 

rundschnezdmaschine mit kronsage;-zaag; 
scie cylindrique. — Plankenzaag, V. brettsage. 


Druse, f. * . Samenzetsel van kristal 

rotsspleten, gekristalliseerd erts,-takken in 
verweerd erts. o Druse, hd.: Kugelfármige 
d., adelaarsteen, v. adlerstein. 
— D. im innern eines ganges, 
gat in 't binnenst van eenen mijngang; 

hole, druse; .trou, cavité. 

Drusenasche, f. hd. Weedasch (het 
vaste loogzout uit de weede) ; woad-ashes, 
weed-ashes, cashubashes; védasse, vaidasse. 

Drusenfórmig, adj. hd. Naar eene 
kristallische omkorsting gelijkend; resembling 
a superficial crystallisation; drusiforme. 

29 


338 DRUSENKOBALT 

Drusenkobalt, m. hd. Kobalt in kristallen 
; drusy cobalt; cobalt en cristaux. 

Drusenraume, m . pl. hd. Openingen, 
holten roet ertskristallen; openings; druses, 
pothes à cristaux. 

Drusiforme, adj. fr. , v. drusen.förmig. 


Drusig, adj. M. Groepsgewijs gekristalliseerd 
(van ertsen); cristailized in groops; 
drusique, cristallisé en groupes. 

Drusique, adj. fr., V. - drusig. 

Drusy cobalt, eng., v. drusenkobalt. 


Druvbohrer,m.hd , v.drufbohrer. 

Druve, f. hd., v. drufbohrer. 

Drux(e)y, Rot, eng. Vuur (in 't hout); 

fdulniss, Feuer, Fuchs; carïe. 

Dry (to), v. a. eng. Drogen ; trocknen; 
sécher. ® In de lucht drogen (bij Meekers); 
an der Tuft trocknen; essorer. To d. 
sufficiently, v. donner le cru, s. 
cru, m. 1). 

Dry arch, Retaining arch, eng. 
Ontlastingsboog (voor 't water, bij fondementen); 
erdbogen; voute en decharge (des 
fondations). 

Dry bodies, p1. eng. Onverglaasd fijn 
aardewerk of steengoed, wedgewood; feines 
unglasirtes steingut, feines steinzeug; grèscérames 
fin. 

Dry casting, eng., V. dry-sand 
moulding. 
Dryer, eng. Opdroogmiddel (voor olieverf); 
trockenmittel; siccatif. 

Dry grinding, eng. Het droogslgpen 

(zooals dat der naaldepunten); das trocken


schleifen; émoulage à sec. 

Dry—house, eng. Drooghuis: trocken


haus; sécherie. 

Drying, eng. Het drogen (van hout, 

papier, etc.); das trocknen; darren; séchage ; 

dessiccation ; torréfaction. — First d. or 

Open—air d., D. by solar heat or 

in the open air, het luchtdroog-laten


worden, bet drogen in de zon. in de open 

lucht (van aardewerk, buskruit, enz.); das 

trocknen an der lu ft; séchage a lair libre. 

~ D. by steam, het drogen (b. v. van 

het kruit) door stoom : das trocknen mittelst 

wasserdamp fe; sécbage a lair chaud, á lair 

chauffé par la cbaleur. 

Drying-cylinder, eng., v. eylin


dre sécheur. 

Drying-house, Tenter, Drying


room, eng. Drooghuis, droogvertrek, droog


plaats (ins. voor weefsels); trockenhaus, tro


ckenplatz, hinge, hdnghaus; sèchoir, sécherie 

étendoir, étendage. 

Drying-hurdle, eng., v.darrhorde. 

Drying-kiln, eng., v. abw rme


ofen. 

Drying-line props, Line-pegs, 
pl. eng. Droogstokken, drooglatten (der papierfabr.); 
leitsthbe, seilstäbe, trockenstangen; 
guimées, tendoirea, étendoir. 

Drying-off, eng., v. abrauchen. 

-- DUCKFENSTER. 

Drying-oil, Dry-oil, Boiled oil, 
Oil—varnish, eng. Standolie, lijnolievernis, 
met loodglit gekookte olie; dlfrniss, 
leindlfrniss; vernis gras, buile 1itbargirde. 

Drying—place,eng. Droogplaats,droogschuur, 
droogzolder (der bleeksrs, etc.) 
trockenplatz, trockenboden, treuge; essui.•^ 
Droogvertrek, v. core-stove. -Droogplaats, 
v. drying-house. 

Drying—poles, pl. eng. Droogstokken; 
trockenstangen; tendoires. 
Drying-room, eng., v. aufhangeboden, 
drying-house. 
Drying -ropes, eng., v. aufh^ngesehnu.
re. 
Drying-stove, eng,, v. darrkammer 
i), tij . 

Dryite, f. fr., Dryites, eng. Versteend 
eikenbout, eikenbladsteen ; versteinertes 
eichenholz, eichenbladstein. 

Dry needle,eng., v.drawing-point. 
Dry-ofi (to), v. a . eng., v. abrau


chen. 
Dry-oil, eng., v. drying-oil. 
Dry point,eng., v. drawing-point. 
Dry-potash, eng., v. Aetzkali. 
Dry-rot, eng., v. champignon 3). 
Drysaltery, eng., v. drogues de 

teinture. 
Dry—sand, eng. Droog zand (mengsel 
van zand in leem, in de stoof gedroogd en 

voor 't zandvormen gebezigd), vormzand; 
trockener sand, formmasse; sable d'étuve, 
sable recuit, sable sec on gras. 

Dry—sand mould, eng. 'Vorm van 
droog zand; massenform; moule en sable sec. 
Dry—sand moulding, Dry casting, 
eng. Het vormen in droog zand; 
lnassemfdrmerei, massenguss; moulage en sa


ble sec. 
Dub (to), eng., v. deiehseln. 
Dubbling, Slurring, eng. Het sme


ren, smetten (van den letterdruk); das schmitzen, 
schmut.zen; papillotage, vgl . doubler, 
fr. 1) . 

Disbel, m. hd. Verbindingspin of -bout, 

V. diebel. — Meenemer, v. conducteur-
moteur. 
Dubhammer, m.hd.,v. abschlichthammer. 
Dublette, f. hd., v. doublet 1). 
Due d' Albe, m. fr., v. bollard. 
Ducht, f. hd. Streng (van een touw); 

strand; toron, touron. ® (Duft) Doft, 
bank in eene sloep; thwart; bant, traversier. 

Duck,(Swandown) eng. Ruig fustein 
of bombazijn ; ran/er barchent; futaine à 
poil. — Hollandsch zeildoek, v. canevas 5). 
~ Russia—d., Russian sheeting, 
licht zeildoek, Russisch zeildoek ; russisches 
segeltuch, schiertuch; toile de 'Russie, toile 
à voiles légère. 

Duekdalbe, f. hd., V. bollard. 
Duekdalbenstich, m. hd. Paalsteek; 
bowline -knot; noeud d'agui It élingue. 
Duckfenster, Halbgeschossfen



 

DUCK—NOSE BIT —. 

ster, n. hd. Vlaamsch venster, halfvenster 
(bijna of volkomen vierkant); flemish window, 
mezzanine window; fenètre mezzanine, demicroisee. 


Duck-nose bit, eng. Half elliptische 
of gutsvormige snede der lepelboor ; halbelliptische 
schneide des ló ffelbohrers; mècihe 
de cuiller qui est creusée en gouge. 

Duekstein,m.hd. Tufsteen,tuf; tuft', tuf. 

Duet, eng. Pijp (in sloten); passage; 
passage. ~ D. to the case, pijp (bij 
't klokgieten), die opwaarts naar den vorm 

gaat ; steigröhre; tuyau de la mon--mantel 
tée. — Alimentary d., voedingsbuis 
(der stoommachine); speiserdhre; tuyau alimentaire. 


Ductile, adj. eng. ' fr. Rekbaar, buig 
lenig, smedig, smeltbaar; streckbar,-zaam, 
dehnbar, geschmeidig. 

Ductilimeter, eng. & lid., Ductilimètre, 
fr. m. Rekbaarheidsmeter, een 
hamer om den graad van rekbaarheid der 
metalen te bepalen. 

Ductilité, f. fr., Ductility, Duetileness, 
eng. Rekbaarheid, buigzaamheid, 
smedigheid ; strechburkeit, geschmeidigkeit, 
dehnbarkeit. (doctor. 
Ductor, Doctor, eng., v. color-
Duerne, f. hd. Dubbel blad (druks); 
double sheet; cahier de deux feuilles dune 

même signature. . 

Duffel, in. hd. , Duffel, Duffle 
(Coating duffel), eng. Duffel, zeer ruig 
fries ; Prise à duvet. 

Dufrénite, f. fr., Dufrenite, eng. 
Groen phosphorzuur ijzer, groenijzersteen; 

gruneisenstein. 

Duft, f. hd. Doft, v. ducht ij. 

(Duftstofi) Geurig beginsel der planten


stoffen, planten-of kruidengeur; arome; 

arome. 

Duftstoff, m. hd., v. duft 2). 

Duit, m. fr. Dwarsdam in eene rivier; 

cross-dike in a river; querdamm in einem 

fluss, sperrbühne. 

Duite, f. (Jet de trame) Inslagdraad 
(bij 't weven); shoot, thread of the 
woof or weft, pick, weft-yarn; eintragsfaden, 
einschlagfaden, shussfaden. — D. double, 

v. doppelschuss. 0 Inslag van 15-20 
zijden draden; weft of 15 —2 0 silk threads; 
einschuss von 15--20 seidenfaden. 
Diskers, m. pl. hd. Duikers, nagels 

zonder kop; sprigs; clous sans tête, clous 

a tête coupée, clous étêtés. 

puking der kimm, f. hd., v. dip ). 

Dulcification, f. fr. & eng. Verzoe


ting; aanzoeting; versussung.

•Dull (or dim) color, eng. Doffe 
kleur; matte farbe; couleur terne. 
Dull (to), V. a. eng., v. to blunt. 
Dullbaum, m. hd. Roeiklamp ; thowl


string (under a boat's gunnel); porte-tolet 
ou -toulet, toletière. 
Dulle, f. hd. Dol, roeidol, roeipin, riempin 
; thowl or thole; tolgit, toulet. 


DUNNEISEN. 

Dumb piece, eng. Klankeloos muntplaatje 
; unganze, klanglose munzplatte; flan 
cendreux. 

Dumm sein, hd.: Dieser kobalt 
ist dismm, dit kobalt geeft het glas een. 
zwarte of bruine kleur; this cobalt gives a 
black or brown color to the glass; ce cobalt 
donne une couleur noire ou brune au verre. 

Dumpeln, v. n. hd. Stampen, heien, 
stampen en hielen, in de zee vallen, in zijn 
kop, in zijn neus liggen ; to heave and set; 
tanguer. 

Dumplachter, n. hd. Mijnwerkersvadem 
(van 4 oude ellen); miner's fathom; 
toise des mineurs. 

Dun, adj. eng., v. dunkelbraun. 

Dunette, f. fr. Kampanje ; coach, roundhouse; 
hiitte, cajiite auf deck. — D. sur 
d., Tugue, hutten op de kampanje, op 
het halfdek, bovenhut; zonnetent, regenzeil; 
poop-royal, topgallant poop; obenhtitten ; sonnen 
zelt, regendecke. 

Dung (to), v. a. eng. Een mestbad geven 
(bij stoffenververs); kiuhkothen; appliquer 
un bain de flente. 

Dung, eng. , v. dungungsmittel. 
Dung-bath, eng. Mestbad (der stof 
kothbad, mistbad; Bain de fierste,-fenververs); 
baan bis. 
Dung–fork, eng. Mestvork ; dunggabel; 
fourche a fumier. 

Dunggabel, f. hd., v. dung-fork. 

Dunging, eng., v. bousage. 

Di ngungsmittel, n. hd. Mest, mest


stof; dung, manure; engrais. 
Dung–water,eng , v. eaux wannes. 
Dunkel, adj. hd. Donker (van kleur); 

deep, dark; foncé. — (in de natuurkunde) 
Donker, ondoorsch(jnend, het licht niet doorlatend 
; opacous; opaque. 

Dunkelblau, -braun, -gelb, 
-grau, -grin, -roth, -schwarz, 
donkerblauw, -bruin, -geel, -grijs, -groen, 
-rood, -zwart; dark-blue (or mazarine); dun, 
tawny, dark-grey, dark-green, murrey, deep 
black. 

Dunkelfarbig, adj. hd. Donkerkleurig 
(bij juweliers); rich; velouté. 
Dunkelgelb, etc., v. s. dunkelblau. 
Dunn, adj. hd. Dun, fijn, ijl ; thin, 
subtle, fine, tenuous; subtil, ténu, fin, raré


fid. — (in de natuurkunde) Verdund, ijl., 
van geringe dichtheid, poreus ; scarce, rare, 
porous; éclairci, disséminé, rare, poreux. — 
Dunne stellen (im papier), dunne plaatsen 
; thin spots; bouteilles, musettes. 
Zu dunne machen, v. étouffer 
la colle. 

Dunnbeil, n. hd., v. doloire 2). 

Dunne, f. hd.: D. einer flUssigkeit, 
dunheid eener vloeistof; fluidity, 
fluidness; fluidité, clarte. ® D. eines 
ernes, poreusheid van een erts; porosity 
of an ore; porosité dun minérai. 

Di nneisen, n. hd. IJzerblik, blik ; 


340 DUNNEN -- 

white-iron, plate, tinned iron-plate; ter-blanc, 

tole. 

Dunnen, v. a. hd., abschlagen 1). 

Di nnquetsche, Dunnquetschform, 
Di nnsehlagform, f. hd. Derde 
perkament-of velijnvorm (der goudslagers); 
third vellum-mould; troisième caucher. 

Di nn.scheibe, f. hd. Kalkdraagbak 
(der opperluf); hod, trug; oiseau. 

Di nnstein, m. hd. Dunne diamant, 
aan welken van boven eene tafel en vier 
zijvlakken geslepen zijn ; light diamond; 
diamant en table, pierre faible. 

Dunnung, f. , Hals, Grifl', hd. 
Greep (van een geweer); small of the stock, 
hand, handle; poignée. 

Dunst, m. hd., v. ausdu* nstung 2). 

Dunstbläschen, n. hd. Dampblaasje; 
steam-vesicle; vésicule des vapeurs. 

Dunstkreis, m. hd., v. atmosphere. 

Dunstkugel, f. hd., V. aeolipyle. 
(Er staat abusievelijk aelopile.) 
Dunstloch, n. hd. Damp- , lucht-, 
trekgat, v. air-hole. 
Dunstmesser, Psychromesser, 

m. hd., Psy chrometer,eng., Psychromètre, 
fr. m. Werktuig om den graad 
van vochtigheid der lucht te bepalen, lucht 
-vochtmeter. 
Dunstsilber, Schrotsilber, n. hd. 
Zilverkorrels (die blijven hangen aan de 
koperen platen, welke men in het tot afdrgving 
van het goud gebruikte sterkwater 
heeft gelegd), korrelzilver; silver ashes, 
grains of silver; argent de cendre, de cendrée. 

Duodecimalmass, n. hd., Duode— 

cimal measure,eng. T waalfdeelige maat; 

mesure duodécimale. 

Duodecimal system or Duodenary 
arithmetic, eng. & hd. n. Twaalf 
stelsel ; système duodécimal. -tallig 
Duodecimo (or in twelves), eng., 
Duodez (oder Zwölftelform, Zwölf 
telgrosse) hd. (Boek) in twaalfde formaat 
(waarbij het vel 2 4 bladzijden heeft), in


duodecimo, in-t 2°; in-douze. 

Duodezband, m. hd. Boek in twaalfde 

formaat, in duodecimo, in 120; duodecimo; 

livre in-douze. 

Duodezbogens (erstes drittel 

eines), hd. Insteekblad (naam van bet derde 

gedeelte van een in 12° gedrukt blad, welk 

gedeelte afgesneden en tusschen bet overig 

gedeelte gestoken wordt); off-cut; petit car


ton, carton d'en Naut — Zwei drittel 

eines d., twee derde gedeelten van een 

in 1 20 gedrukt blad; octavo-part of a duo


decimo sheet; grand carton, carton d'en bas. 

Dupe, eng., V. bow 5). 

Dupeisen, n. hd., V. chasse-clous. 

Dupion, eng., v. doppelcocon. 

Duplex lathe, eng., v. doppel


drehbank. 
Duplicate,adj. eng. (Voorwerp) ter ver 
voorraad of reserve, (aan boord)-wisseling, in 
waarloos; zum auswechseln; de rechange. 


DURCHGANG. 

Duplireisen, n. hd., v. campane t) . 
Duplirmaschine, f. hd., v. doubling-
frame. 
Dur, adj. fr. Hard (van 't water gezegd, 
bij bleekers); hart; hard. 

Durant, Tammy, eng. Estemijn, 
stamijn, tamijn, zeefdoek, haardoek (gladde 
wollen stof, soms Everlasting, everlast 
[altijddurend] geheeten) ; etamin, stamin, 
tamis, damfis; étamine. 

Durchackern, v. a. hd. Ter dege. 
omploegen ; to plough through; bien labourer. 

Durcharbeiten, Durchkneten, 

V. a. hd. Goed dooreenwerken, naar behooren 
kneden (de pottenklei); to work up, to 
work (clay) well; malaxer, voguer. v. 
aufdrehen -2). 
Durchbeuteln, v. a. y n. hd., v. 
beuteln i), 2). 
Durchbohren, Durchstechen, v. 

a. hd. Doorboren, doorsteken ; to bore or 
pierce through, to bore through and through, 
to transpierce; percer de part en part, perforer, 
transpercer. 
Durchbrechen, v. a. hd. Doorbreken 
(eenen muur); to break through; percer. 

Durchbrechmeissel, m. hd. Doorslag 
(der tinnegieters, etc.), v. aushacker. 

Durchbrochen, adj. hd. Opengewerkt; 

open-worked; a jour. 

Durchbruch, m hd. Uitgebroken opening 
(in een muur); breach, breaking through; 
brêche, ouverture ® ( Durchstoss, 
Durchschnitt,Lochmaschine) Gatenmachine, 
v. cutting-press 2). 

Durchdampfen, V. a. hd. Van waterdamp 
of stoom laten doortrekken, v. 
bruir. 

Durchdringend, adj. hd. Doordringend, 
scherp, spits, snijdend; piercing, keen, 
sharp; aigu, afpilé, acéré, tranchant, aiguisé. 

Durchdringlichkeit, f. hd. Doordringbaarheid, 
doorgankelijkheid (b v. van 
't glas voor de lichtstralen) ; perviousness, 
permeability; perméabilité. 

Durchfahrt, f. hd. Doorgang, doortocht; 
passage, thorough-fare; passage. 
(zur see) Doorvaart ; channel; détroit, débouquement. 
— Tunnel, overwelfde onder 

doorgang onder eenen weg, eene-aardsche 
rivier, etc.; tunnel; tunnel. — Doorsnijding 
(van eenen spoorweg); trajection; section. 

Durchfeilen, v. a. hd. Doorvijlen ; to 
file through; percer avec la lime. 
Durchflechten, v. a hd. Doorvlechten 
; to interlace, to intwine; entrelacer. 

Durchflochtene arbeit, f. hd. Door


vlochten, dooreengestrengeld werk, kruisel 


werk ; interlaced work; entrelacs. 

Durehflossen, v. a. hd. Doorvlotten 

(hout), to float through; faire Plotter par.... 

Durchfluss (elektrischer), ni. hd. 

Electrische doorstrooming; electrical circuit; 

circuit électrique. 

Durchgang,m.hd.Doorgang,v.durchfahrt 
l),2),3). —D. unter demwalle, 


DURCHGANGLICHKEIT --DURCHSCHEINEND. 341 


onderaardsche gang onder den vestingwal, 
poterne; postern; poterne. 

Du.rchgänglichkeit, f. hd. , v. 
durchdringlichkeit. 

Durchgangsfernrohr, n. hd. Meridiaanktjker; 
transit-instrument; lunette 
méridienne. 

Durchgangsthermometer, m. hd. 
Doorgangsthermometer; passage-thermometer; 
thermomètre de passage. 

Durchgarben, v. a. hd. Goed gaar 
maken, naar eiscb looien of bereiden (de 
huiden); to tan thoroughly; bien passer (les 
peaux). 

Durchgehen, v. a. hd. Doorlezen, 
corrigeeren (een proefblad); to read over, to 
correct; relire (une épreuve), corriger. 

V. n Doordringen (van water); to penetrate; 
pénétrer. 
Durchgiessen, v. a. hd. Doorgieten, 
laten doorloopen, doorzijgen, fiitreeren ; to 
pour through, to filter, to percolate; verser, 
couler ou passer par, filtrer. 

Durchgiessung, f. hd. Filtreering, 
het doorpieten ; filtration, percolation; til tration, 
versement. 

Durchgucktau, Kerkedortjen, 

n. hd. Hanepoot van de fok ; slab-line; cargue 
a vue. 
Durchguss, Durchschlag, m. hd. 
Doorslag, vergiettest, gatenplateel; colander, 
strainer; égouttoir, couloir, passoire, passette. 
— Gootsteen; sink, butter, gutterstone; 
évier, dolle, 

Durchhaeken, v. a. hd. Doorhakken, 
doortouwen ; to hew through, to cut through; 
trancher, fendre, couper, tailler, perser. 

Durehhammern, v. a. hd. Terdege 
en overal hameren ; to hammer well, to 
work thoroughly with the hammer; bien 
marteler, warteler d'un bout it l'autre. 

Durchharten, v. a. lid. Goed harden 

(staal), to harden thoroughly; bien tremper. 

Durehhau, m. Doorhakking, met de 

bijt gebaande doorgang of opening (in een 

bosch) ; vista, glade; percée. 

Durchhauen, v. durchhacken. 

Durchhecheln, v. a. hd. Naar eisch 
hekelen (vlas); to hatchel thoroughly; bien 
serancer, affiner. 

Durchkaien, v. a. hd.: Die besahn 

d., de bezaan om-of overleggen, doorhalen, 

overhalen; to shift the mizzen; changer 

l'artimon. 

Durchklaren, v. a. hd., v. abhel


len, durchgiessen. 

Durchkneten, v. durcharbeiten. 

Durchkreuzen, n. hd.: Das d. 

der von dom polirbrette auf der 

spiegelf.ache zuru.ckgelassenen 

spuren, het kruisen der op het spiegel 

achtergebleven polijststrepen , crossing-vlak 
the marks of the rubber on the plate-glass; 

recoupage 
Durchlass, m. hd Waschbak of -trog 
(tot zuivering der ertsen); washing-trough; 

passoire. — (Streekwerk) Pletmachine 
(der munt); flatting-?pill; laminoir. ~ Trekbank, 
v. adjustirwerk. — Verlaat, v. 
abzugsschleuse. — Doorgang (van eerre 
brug, v. coupure 3) . 

Durehiassen, v. a. hd. Smelten, doen 
smelten ; to fuse; faire fondre. — Pletten 
(bij munters); to flatten; laminer. 

Durchlauf, m., Linie, f. hd. Spoorwagenlijn, 
baan dien de spoortrein heeft te 
volgen ; line, traverse; parcours, course. 

Durchlaufzug, m. hd. Doorloopende 
trein, spoortrein die de geheele baan aflegt; 
through-train; train parcourant toute la ligne. 

Durehläutern, v. a. hd. Klaren, doorzijgen, 
v. abhellen, durchgiessen. — 
Zuiveren, louteren (metalen); to refine; finer, 
affiner, raffiner. 

Durchlesen im manuscript, 
Vorherlesen, v. a. hd. Het lezen, vooraflezen 
der voor de pers bestemde kopij ; 
reading of the copy; prélecture. 

Durchloehen, v. a. hd. Gaten (in 
iets) maken of slaan; to punch; percer, trouer. 

Durchmauern, v. a. Geheel bemetselen 
; to wall all over; maconner d'un bout 
à l'autre. 

Durchmeissel, m. hd. Holle steekbeitel 
; chisel to make holes with, mortisechisel; 
ciseau de lumière. 

Durchmessen, v. a. hd,. Van 't be


gin tot het einde meten; to measure from 

one end to the other; mesurer d'un bout h 

1'autre. 

Durehmesser,- m. hd. Diameter, v. 

diameter. o D. im lichten, diame


t.er in den dag, inwendige diameter; dia


meter inside; diamètre intérieur. — (aus


serer) uitwendige diameter; diameter out


side; diamètre extérieur. — D. einer 

säule, einer medaille, v. module. 

Durchmischen, Durchmengen, 

V. a. hd. Doormengen, goed dooreenmengen ; 
to mingle or blend thoroughly, to mix up, 
to mix; entremèler. 
Durchuagein, v. a. hd. Door en door 
spijkeren ; to nail through; clouer d'outre 
en outre. 

Durchraspeln, v. a. hd. Doorraspen, 

met de rasp of houtvijl klieven ; to break 

by rasping; cooper avec la rape. 

Durchrauhen, v. a. hd., v. aus


rauhen. 

Durchröschen, v. a. hd. Waterloopen 
door den mijnberg aanleggen ; to construct 
conduits across the rock ; pratiq oer 
des conduits d'eau à travers Ia montagne. 

Durchsagen, v. a. hd. Doorzagen; to 

saw through; couper avec la scie. — Der 

lange nach d. oiler schreiden, 

overlangs doorzagen; to cut or saw length


ways; debiter sur Ie plat. 

Durchschaben, v. a. hd. Door en 

door krabben of schrabben ; to scrape through; 

percer en raclant. 

Durchscheinend, adj. lul. Doorschij


`^9 


342 DURCHSCHIESSEN 

nend; diaphanous, diaphanic, pellacid, translucent; 
diaphane. vgl. durchsichtig. 

Durchschiessen, v. a. hd. Dooi schiete
® (de spoel), v. to cross 2). ••• Een 
beschot of houten scheidswand (in eene 
kamer) zetten ; to make a partition-wall; 
cloisonner (une chambre). — Doorschieten, 
spatiëeren, de woorden en regels door spaties 
en interlinies op vereischten afstand van 
elkander zetten ; to space, to lead; espacer, 
interligner. 

Durchschiesslinie, f. , Durchschuss, 
m., Zwischenlinie, f. hd. 
Interlinie, ruimte tusschen twee gezette regels, 
tusschenregel; space; interligne. 

Durchschimmernd, adj. fr. Doorschinend, 
het licht doorlatend ; pellucid, 
diaphanous, transparent; translucide. 

Durchschlag, m. hd. Doorslag, v. 
durchguss, colander. — Filtreerpan 
(der suikerraffinadeurs); filtering-pan; couleresse. 
~ (Durchwurf) Zand-, kalk 

claie 2). — Doorslag, stempel, v.-zeef, v. 
aushacker. ~ Drevel, v. dupeisen. 

— Drijfbeitel ; skew-chisel, driving-chisel; 
repoussoir, bec d'áne. v. bee d'áne. ~ 
(fdr holz) Holle steekbeitel; mortise-chisel; 
ciseau de lumière. ~ (des feuerwerkers) 
Vuurwerkerspriem, opruimer; awl; piquechasse. 
~ (des kanoniers), Ruimnaald, v. 
aufraumer i ), dêgorgeoir 8). — 
(des schlossers, bleigiessers) Doorslag, stempel, 
snijbeitel ; -handrel, punch, driving-bolt, 
splitting iron; pereoir, mandrin, repoussoir, 
tranche, tranchet. — • Doorslag (der munters), 
v. blank—cutting machine. ~ 
Spitziger d., spitse doorslag, v. amor 
-coir

3), eentreur. — Opening, breuk, 
gat, bres (in een vestingmuur, eenen mijngang); 
opening, breach; ouverture, brèche, 
jour. 

Durchschlagbank,f. hd.,v.durchschlagtisch. 
Durchschlagen, v. n. Vloeien, v. 
to blot. — Doorslaan, v. to cloud. 
Durchschläger, Durchschlaghammer,
m.hd.,v. driving-hammer. 

Durchschlagig werden, hd. Eene 
verbinding tusschen twee mijngangen maken 
; to open upon another gallery; faire une 
percée, percer dans une autre mine. 

Durchschlagtisch, m., Durchsehiagbank, 
f. hd. Blikslagers-doorslagbank 
of -tafel ; punching-table; table ou bane 
à percer, à poinconner. 

Durchsehloss, n. hd., v. dornschloss. 


Durchschmelzen, v. a. hd. Volkomen 
smelten ; to melt or to fuse thoroughly; 
parfondre, tien fondre. 

Durchschneiden, v. a. hd. Doorsnijden 
; to cut, to intersect; couper. 
Der lange nach d., overlangs doorsnijden 
; to cut lengthwise; refendre, couper 
en long. — Quer d., overdwars doorsaijden 
; to cut across; traverser, couper trans


-- 

D URCHSEIHEN. 

versalement ou en travers. ~ v. ausstuckeln. 


Durchschnitt, in. hd. Doorsnede (in 
de meetkunde); intersection; intersection. • 
Doorsnede, snede; section; section, coupe. 

Doorslag (der munters), v. blankcutting 
machine. — D. (Durchsehnittriss) 
eines gebdudes, eines schiffes, 
doorsnede van een gebouw, een schip 
(afbeelding van de inwendige deelen daarvan, 
van boven naar onderen te lood doorgesneden): 
section, profile of a building, of 
a ship; coupe, profil d'un édifice, d'un vaisseau. 
~ D. durch die kreuzfii gel, 
doorsnede door de kruisbeuken of kruisvleugels 
(van kerken, industrie-paleizen); transept; 
profil, transept. ~ D. (einer anhohe), 
v. durchstich 1) . — D. 
(das zusammentrelen zweier schienenwege), 
doorsnede (van twee elkander kruisende 
spoorwegen); trajection; section. 

Durchschnittriss, v. durchschnitt 
TA). 

Durchschnittsansicht, f. hd. Gezicht 
in doorsnede, profil (voorstelling van 
een gebouw, een fort, enz., zooals het zich 
zou voordoen, als het in zijnen opstand door 
een perpendiculair vlak doorsneden ware); 
profile; profil. 

Durchschnittslinie (durch das centrum), 
f. hd. Middellijn, diameter; diametral 
line, diameter; ligne diamétrale, diamètre. 
~ D. (durch eine linie), snijlijn; intersecting 
line; ligne de section. 

Durchschnittsmesskunst, f. hd. 
Leer van de snijding der vaste lichamen, 
doorsnedemeetkunst; stereotomy; stéréotomie. 

Durchschnittspunkt, in. hd. Snij 
point of intersecfion ; intersection,-punt ; 
point d'intersection. 

Durchschnittsverh ,ltniss, n. hd. 
Verhouding der diameters; diametral proportion; 
proportion diamétrale. 

Durchschnittswerk, n. hd., v. 
blank-cutting machine. 

Durchschnittszahl, f. hd. Gemiddeld 
getal, middelgetal ; mean, mean number; 
moyenne, chiffre moyen. 

Durchschuss (Eintrag , Einschlag, 
Schuss, Einschuss, Wefel), 
m. hd. Inslag (eener stof), spoel ; 
woof, weft; trame. ® Doorschieting, v. 
assure. — D. von seidenfaden im 
goldstoff, v. accompagnage. ~ D. 
der setter, V. durchschiesslinie. 

Durchschussblatt, n. hd. Wit tasschenblad 
(van een boek) ; interleaf; feuillet 
blanc, feuillet intercalé. 

Durchselhweissen, v. a. hd. Goed 
wellen, ter dege uitzweeten (het ijzer, staal); 
to weld through; Bien corroyer. vgl. Cor 

2), 7), 8).-royer 
Durchsehen, v. a. lad., v. revidiren. 
Durchseihen, v. a. hd. Doorzijgen, 

kleinzen. of klenzen, filtreergin; to filter; tiltrer, 
couler, passer, apurer. 


DURCISEIHER -- PURR. 343 

Durchseiher, ni., Filtrirmaschine, 
hd. Doorzijger, filter, filtreermachine, 
filtreerton ; filter; couloire, filtre, carrelet. 

Durchseihung, f hd. Doorziging, 
kle(i)nzing, filtreering ; filtration; filtration. 

Durchsenken, v. a. hd. Horizontaal 
graven (eene mijnschacht); to sink (a shaft); 
creuser (un puits) borizontalement. 

Durchsetzen, v. a. hd. Ziften (het 
erts); to cribble, to sift; sasser, cribler. -
Smelten (het gerooste erts); to smelt; fondre. 

Durchsicht, Revision,f. hd. Tweede 
drukproefezing; tweede drukproef of 
proefblad, revisie; revisal; revise; révision. 

— (Dritter probebogen, Super. 
revision) Derde (doorgaans laatste) proef. 
blad, tweede revisie, persrevisie; press-revise; 
tierce. 
Durehsichtig, adj. hd. Doorzichtig; 
transparent ; transparent. vgl. durchscheinend. 


Durchsichtigkeit, f. hd. Doorzichtigheid; 
transparency, transparentness; transparence. 


Durchsichtigkeitsmesser, m. hd. 
Doorzichtigheids- , doorschijnendheidsmeter 
(der lucht); diaphanometer; diapbanométre. 

Durehsichtsbild, n. hd. Doorschijn 

doorschijnend schilderwerk (waarach--beeld, 
ter men licht plaatst); transparent; transparent. 


Durchsichtslehre, f. hd. Doorzichtleer, 
doorzichtkunde; dioptrics, dioptics; 
dioptrique. 

Durehsiekern, Durchsintern, v. 

n. hd. Doorzijpelen, doorzweeten ; to trickle 
through, to leak through; suinter, infiltrer, 
s'infiltrer, se filtrer, ddgoutter. 
Durchsieben, Sieben, v. a. hd. 
Ziften, doorziften ; to sift; tamiser, cribler. 

Durchsieben, n. hd. Het ziften ; sifting, 
(with chymists:) cribration; tamisage, 
tassement, criblage, (cbez les chimistes : ) 
cribration, criblation, cribellation. ~ Das 

d. des indigo, zifting van den indigo; 
garbling; grabelage. 
Durchsiekern , Durchsintern, 

V. n. hd., v. durchsickern. 
Durchspalten, v. a. hd. Door en door 
splijten of klooven, in tweeën klieven ; to 
split in two; fendre de part en part. 

Durchstechen, v. a. hd., v. durch


bohron. - (einen deich) Doorsteken ; to 

dig through, to cut; cooper,. percer. - V. 

das auge aufbrennen, s. auge, hd. 8). 

Durchstich, Durchschnitt (einer 

anhiihe), m. hd. Weguitgraving; cutting, 

cut; déblai. v. ausgraben 2). - (in 

mijn-en krijgswezen) Doorsteking, doorgra


ving; cut, aperture; percement. 

Durchstoss, n1. lad. , v. durehbruch 
_,) . 
Durchstossen (den glassofen),v.a. hd., 

V. to cut 3) . 
Eurchsi ssen, v. a. %d., v. to edulcorate. 


Durchtrichtern, v. a. hd. Door Benen 
trechter gieten ; to pour through a funnel; 
faire passer par un entonnoir. 

Durchwalken, v. a. hd. Doorwalken, 
goed vollen ; to full (or mill) thoroughly; 
bien fouler. 

Durchweben , Durchwirken, 
Einweben, Einwirken , v. a. hd. 
Doorweven, doorwerken; to interweave; 
entrelacer en tissant. - Doorwerken, brocheeren, 
V. brocher 1). 

Durchwerfen der spule, hd., v. 

to cross the shuttle, s. to cross 2) . 

Durchwirken, v. durchweben. 

Durchwirkt, adj. hd., v. broche. 

Durchwirkwebstuhl, m. hd., v. 

broche 2). 
Durehwittern, v. n. hd. Verweeren, 
bloemen aanzetten ; to effloresce; (s')effieurir. 

Durchwurf (fur sand), m. hd., v. 
claie 2). ~ D., S cheidegitter, S eheidesieb, 
n. (fur erz) Ertszeef; screen, sieve; 
égrappoir. 

Durchzeichnen, v. a. hd. Doorteekenen, 
calqueeren; to trace; calquer, contre-tirer. 
Durehziehen, v. a. hd. Eenen dwars 
leggen ; to lay a crossbar; poser une-balk 
traverse. 

Durchziehhaken, m. hd. Doorhaalhaakje 
(om met zijde te overspinnen); ribbon-
Taker's tool for overspinning with silk; 

guipoir. 
Durchziehklinge, f. hd. Kousen weversnaald; 
hosier's needle; passe-sole. 
Durchzug, m. hd. Doorgaande balk, 

V. collar 1), cross-bar I). ~ Hoofd-, 
bindbalk, V. architrab. ~ Draagbalk, 
bovendrempel ; summer; summier. - Trekmachine, 
v. bandinaschine. -Indom 
vergulde werk in een afkook--peling van 't 
sel van wijnsteen, zwavel, zout, etc.; inmmersion; 
action de tremper 1'ouvrage doré 
dans un bain de tartre, de soufre, de sel, 
etc. - Doorloopende spoortrein, V. durehlaufzug. 


Durci à la surface, fr. Hard gegoten, 
glashard ; case-hardened, chilled; hart 
gegossen ; schalenhart, glashart. 

Durcir, Survolcaniser (le caoutchouc), 
v. vulcaniser. 

Durée, f. fr.: D. d'une oscillation, 
duur eener (halve) schommeling, 
slingering of oscillatie (des slingers); time 
of oscillation; schwingungszeit, schwingungs. 
dauer. ® D. de la trajectoire, duur 
der vlucht van een projectiel of werptuig; 
time of flight of a projectile; flugzeit des 
projectils, dauerzeit des fluges. 

Durelin, m. fr. Roodbladige eik, roode 

eik ; red-oak, robur; rotheiche. 
Dureté, f. fr. Hardheid; hardness; harte. 
Durillon, m. fr. Oneffenheid (in den 

karabijnloop); unevenness; unebenheit. 

Dur, adj.hd. Mager (van ertsen); meager, 
barren; rnaigre. ® Durre erze, n. pl. 
Magere ertsen, zilverertsen zonder lood ; 


344 DURRFEDER 

silver-ores that contain no lead; minerals 
(d'argent) maigres. 
Di rrfeder, f hd. Stuitveer (van een 

repetitie-horloge); sourdine; sourdine. 
Di rrofen, m. hd., v. darrofen. 
Di rrsteinerz, n., Di rrsteine, m. 

Pl. hd. Rijk, maar zeer tnoeielijk te smelten 
ijzererts; rich but stubborn ore; mice de fer 
fort riche mais rebelle. 

Duse (Formoffnung an dem 
Schachtofen, Form, Windform) 

f. hd. Blaasgat, pijpgat, opening voor de 
blaasbalgpijp (in sehacbtovens); twyer, tewel; 
trou de la tuyère. ~ (Rohr, Balgrohr) 
Pijp, blaasbalgpijp (der schachtovens); nosepipe, 
pipe; canon, tuyère. 

Dusse, f. hd. Ongeteerd werk, witwerk 
(voor de scheepsnaden); untarred oakum; 
étoupe blanche. 

Dust, eng. Stuif-of stofmeel (bij 't gieten 
gebezigd); giessstaub; folie farine. 

D. of roasted ore, stof van geroost 
erts ; staub von gerdstetem erz; greillade. 
Dust (to), v. a. eng. Bestuiven, bepoederen 
(bij ververs); stauben; poudrer. 
Duster, eng. Zeefmachine, trommel ter 
verdrijving van het stof uit de papierlompen; 
lumpenreinigungsmaschine, siebmaschine; 
machine ou tambour it nettoyer les chiffons. 
~ Stofpenseel (der goudsmeden, juweliers); 
staubpinsel; époussetoir. 

Dusting, (Powdering), eng. Het 
bestuiven (bij ververs); das bestduben; poussiérage, 
saupoudrage. — Het bestrooien der 
gietvormen met fijn kolenstof; das bestreuen 
der giessmodelle mit feinein kohlstaub; sau


poudration des modelles avec du charbon pilé. 

Dust-shot, eng. , v. bleiasche z). 

Dutch case, Mining-case, eng. 
Hollandsch raam (ter schraging van mijn 
gangen); holldndischer rahmen;-schachten en chassis 
hollandais, chassis à la hollandaise. 

Dutch gold, Dutch metal, eng. 
Klatergoud (legeering van koper en zink 
in dunne bladen), V. clinquant. 

Dutch rush, Horse-tail, eng. Paardestaart, 
schaafgras; schachtelhalm; queue 
de cheval, prele. 

Dutch tile, eng. Verglaasde en met 
figuren beschilderde tegel; kachel; carreau. 

V. carreau 2) . 
Duty, eng. Arbeidsvermogen, mechanische 
arbeid (eener stoommachine); mechanische 
leistang; effet utile. 

Duty-stamp, eng., v. decharge 2) . 

Duven, v. a. hel : Den helm d., 
het roer omleggen ; to put the rudder; pousser 
la barre. 

Dwaal, m. hd., v. dweil. 
Dwarreln, v. n. hd. Veranderlijk zijn 
(van den wind); to shift; varier. 
Dwars, adv. hd. Dwars; athwart; à 
travers. 

Dwarsbalk, m. hd. Dwarsbalk, dwarshout; 
cross-beam, cross-piece; traversin. V. 
cross-bar. 

DYEING—CARTHAMUS. 

Dwars durch die see segeln, hd. 
Dwars over eene zee heen gaan, eene golf 
overzeilen ; to sail against the setting of the 
sea; traverser la lame. 

Dwarssahlingen, f. pl.hd., v. crosstrees. 
Dwarssee liegen, hd. Dwarszees lig 

to stand athwart the waves; être a-gen ; 
travers les lames, présenter Ie travers h 
la lame. 

Dweil, m. hd. Zwabber (scheepsdweil); 
swab; faubert. 

Dyadik, f. hd. Tweetallige rekenkunst, 
tweetallig stelsel (dat alleen de cijfers 0 en 
1 gebruikt) ; binary arithmetic; arithmétique 
binaire. 

Dye, (Color, Coloring liquor), 
eng. Verfbad, kleurvocht, v. color 2). — 
Verving, verfwijze; fdrbung; teint. 
Brown d., het bruinverven ; das braunfdrben; 
teinture en brun. — Fast d., 
blijvende of echte kleuren (op stoffen); farbung 
die hilt; bon teint, grand teint. — 
Fugitive d., onechte, valeche, niet blijvende 
kleuren ; fárbung die sich verliert; 
faux teint. i Yellow d. like alizarine, 
v. colorin. 

Dye (to), V. a. hd. Verven (stoffen); 
farben; teindre. ~ To d. afresh, To 

d. again, v. auffarben. — To d. 
black, v. bronzer 3) . ® To d. 
blue, To blue, blauw werven ; blau 
farben; empasteler. — To double--dye, 
tweemaal verven ; zweimal farben; teindre 
deug. fois. — To d. in grain, in de wol 
verven ; in der wolle farben; teindre en laine. 
s To dye red, v. cardinaliser. 
To d. red-violet, violetrood verven; 
violettroth farben; zinzoliner. ® To d. 
saffran—color, met saffraan verven ; in 
saffron farben; safraner, ensafraner..i To 
d. with Brasil-wood, v. brésiller. 
— To d. with woad, To woad, 
met weede verven ; mit waid fárben; guèder. 
To give the last d., de laatste 
verf geven, v. ausfarben. 
Dye-drugs, pl. eng., v. drogues de 
teinture. 
Dye-house, Dye-i ill, Dyeworks, 
pl. eng. Ververij ; fárberei; teinturerie. 


Dyeing, eng. Het verven, de verfkunst ; 
das farben, die farbekunst; teinture, art de 
la teinture. 


Dyeing-black, eng. , v. dyer's 
black. — Black dying, het zwartverven 
; das schwarzfarben; teinture en noir. 

Dyeing—copper, eng. Verfketel; fdrbekessel; 
chaudière de teinturier. 
Dyeing-drugs, pl. eng., v. drogues 
de teinture. 

Dyeing-tub, Vat, eng. Verfkuip 
kupe; cuve de teinture, cuve á teindre. ~ 
To put in the dyeing—tub, in de 
kuip leggen; in diè liupe legen; rnettre an bale. 

Dyeing-carthamus, eng. Verfdistel; 


DYEING—SECRETS 

farbedistel; carthame teinturier, safran ba 
-tard, chardon tinctorial. 
Dyeing—secrets, pi. eng. Verversgeheimen 
; fárbekunste; secrets des teinturiers. 

Dyer, eng. Verver, stoffenverver, kuip verver; 
fàrber; teinturier. s D. in fine 
colors, Stainer, v. buntf roer. 

D. of wearing apparel, verver in 
onechte, niet blijvende kleuren, kleinverver; 
kleinfdrber, schlechtfárber, umfárber; teinturier 
du petit teint. — D. in woad, weedeverver; 
waidfárber; teinturier en pastel. 
Dyer's bath, eng. Verfbad, v. bad 2). 
Dyer's black, eng. Ververszwart ; 
farberschwdrze; noir de teinture, bon noir. 
Dyer's broom , Dyer's green 
wood or green-weed, eng. Ververs 
brew, ververskruid (tot geelverven); fàrbeginster, 
wau; génestrole, genet des teintu riers. 

Dyer's spirit, eng. Tincompositie 
zinncomposition; composition d'étain. 
Dyer's tub, eng., v. borne. 

Eager, adj. eng. Bros, niet smeedbaar; 
spröde; aigre. 

Eagle—stone, eng., v. adlerstein. 

Ear, eng. Oor, handvat; ohr; oreille. 

— (Tappet, Tipper) Duim, tand, kam, 
V. came 1). — E-s, ooren (aan den zij 
. aureillons. — E. (or-deweefstoel), VCannon) of a bell, oor eener klok; 
glockenzapfen, hen/cel, krone; oreille. orillon, 
talon de cloche — E. (Eye, Hole) of 
the axe, oor, oog der bijl ; auge, chr der 
axt; toyère. ~ E. (Eye) of the hammer, 
steelgat des hamers; stielloch, ham• 
merloch; oeil du marteau. 

Ear—bed (Abrid) , eng. Dwarsligger, 
dwarsbout (in een rijtuig); sperrholz; traverse. 
Earing, eng. Nokbindsel; nockbindsel; 

raban de la pointure. 
Earth, eng. Aarde, bodem, grond; erde, 
boden; terne, terrain. 

Earth (to), v. a. eng. Met vollersaarde 
bestreken (eene stof); mit walkerrie, thonerde 
uberstreichen; terrer. 

Earth-barrel, eng., V. basket 3) . 

Earth-borer , Ground-auger, 
Miner's bohrer, Terrier, eng. Aard-, 
grondboor (des mijnwerkers); erdbohrer, erdsucher; 
trépan, sonde à tarière, tarière. 

Earth-coal, eng. , v. earthybrown-
coal, s. earthy. 
Earth-colored, adj. eng. Aardkleurig; 
trub; terreux. — v. beguss. 
Earthen—ware, Pottery, eng. Aardewerk, 
inz. het fijne pottengoed, fayance ; 

thongeschirr, fayence, englisches steingut; 

faïence fine ou anglaise, faïence de terre a pipe. 

EAST—NORTH-EAST. 345 

Dyer's woad, eng. Weede, pastel; 

wail; pastel, guède, herbe Saint-Philippe. 
Dye—stuff', eng. Verfstof; fárbesto f f; 

matière tinctoriale, couleur. 
Dye-wood, eng. Verfbout ; fárberholz; 
bois de teinture, bols tinctorial. 
Dynamical unit, eng., v. unit of 
force or weight. 

Dynamics, pl. eng., Dynamik, hd., 
Dynamique, f. fr. Krachtenleer, leer 
van de bewegende krachten, van de beweging 
der lichamen. 

Dynamometer, eng. & hd., Dynamometre, 
fr. m. Krachtmeter, werktuig 
om de betrekkelijke krachten van menschen 
en dieren, ook de kracht der tegenstand bieding 
of wrijving van werktuigen te meten, 
dynamometer. — D. for yarn, eng., 

V. casse-fil. 
Dynamometrical brake, Friction-
brake, eng., v. appareil dynamique, 
S. appareil. 

E. 
Earth-flax, eng., v. asbeste 3). 

Earth-rammer, eng , v. dame 3) . 

Earth-work, eng. Aardwerk (allerlei 
arbeid, waarbij aarde of grond opgebracht, 
weggegraven, enz. wordt); erdarbeiten, erdschuttung; 
travaux de terrassement, terrasse 
ment. 

Earthy, a. eng. Aardachtig; erdig; 
terreux. — E. brown—coal, Earthcoal, 
aardkool, aardachtige bruinkool, aard harsig 
bout ; erdkohle, erdige braunkohle; 
bitu?ninóse holzerde; bols bitumineux terreux, 
lignite terreux. — E. cobalt, v. 
cobalt 6). ~ E. fluor, vloeispaathaarde, 
aardachtig vloeispaath; flusserde, erdiger 
fluss, natofkit; chaux fluatde terreuse. 

— E. malachite, aardachtig koper 
malachiet, . kopergroen ; erdiger-spaath of 
malachit; cuivre carbonate vert terreux. •^ 

E. phosphate of iron, aardachtig 
phosphorzuur ijzer ; erdiges eisenblau, blaueisenerde; 
fer phosphaté terreux. — E. 
slag, aardachtige (metaal -)slakken; erdschlacken; 
scone terreuse. — E. swinestone, 
aschkleurige mergel ; mergelerde; 
marne cendré. 
Ease (to), V. a. eng., v. abfinnen 2) . 

Easel, eng. Verguldersezel, v. chevalet 
7) . 

East, eng. Oosten, oost ; osten, ost; est. 
s• E. by north, oost ten noorden ; ost 
zum norden; est-quart-nord-est. — E. by 
south, oost ten zuiden ; ost zum suden; 
est-quart-sud-est. 

East—North—East, eng. Oostnoordoost; 
ost-nordost; est-nord-est. 


346 EAST-SOUTH-EAST 

East•- South-East, eng. Oostzuidoost; 
ost-sudost; est-sud-est. 

Eau, f., Eaux, pl. Water; water; 
wasser. — (Ia premiere, la seconde eau, 
etc.), water, water, drench; wasser, tränke. 
vgl. lainage 3), 4). — Waterbereiding, 
water-appretuur (in lakenfabr.); water-dressing, 
glossing, lustre; wasserappretur, glanz. 
i E. acide, zuur water, inz. horiumzuur-
water (bij chemisten); bar-water; borsaures 
wasser. - E. acidule, v. eau 
gazeuse carbonique. ® E. d'alimentation, 
voedingswater (voor den 
stoomketel); feed-water; speisewasser. ~ E. 
amère, bitterwater; bitter water, bitter 
purging water; bitter salt-water; bitterwasser. 
— E. arrétée, v. back-water. 

E. de baryte, baryt-water; barytawater; 
barytwasser. — E. battue, v. 
decantirtes wasser. — a. E. blanche, 
v. bleiessig. _ b. Witte-zeepoplossing 
in water (bij 't lakenvollen); solution 
of white soap in wasser; baumblseifen wasser. 
— E. cémentatoire, v. cementwasser. 
— E. de chaux, kalkwater; 
lime-water; kalkwasser. — E. de Bolle, 
lijmwater; glue-water, size; leimwasser. — 
E. de condensation, condensatie-of 
verlichtingswater (het koude water, dat in 
den condensor eerier stoommachine wordt 
gespoten, om de lucht daarin af te koelen); 
waste-water, injection-water; condensationswasser, 
einspritzwasser. — E. de constitution, 
chemisch gebonden kristalwa. 
ter; water constituting the crystals; chemisch 
gebundenes krystallwasser. — E. Courante, 
stroomend, viletend water ; running 
water; fliessendes wasser. — E. de 
eristallisation, kristallisatiewater, kristalwater; 
water of crystallisation; krystalllisationswasser, 
krystallwasser. ® E. crue 
ou dure, hard water (niet tot spijskoken 
en wasschen, snaar wel tot drinken dienstig); 
hard water; hartes wasser. ~ E. de 
Cuite, zeepziedersloog; boiling or evaporating 
liquor; siedelauge — E. distillée, 
E. pure, gedistilleerd of overgehaald 
water, zuiver water; distilled water, pure 
water; destillirtes water. — a. E. dor 
-mante,

stilstaand water; stagnant water; 
stehendgs oder sta;nirendes wasser. — b. 

E. dormante, stilstaand water, boog en 
laag water (op het tijdstip van den hoogsten 
vloed of de laagste ebbe); standing water, 
high and low water; stillstehendes wasser. 
— E. douce, zoetwater; fresh water; 
susses wasser, susswasser, friscbes wasser. 
— E. dure, v. eau crue. ~ Eau 
enflée, haussée ou arrêtée, v. backwater. 
® E. faible, v. eaux faibles. 
® E. ferrugineuse, E. martiale, 
E. de forge, ijzer-, staalhoudend water, 
staalwater; chalybeate water; eisenhaltiges 
wasser, stablwasser. — E. dans les 
fleurs du vaisseau, v. bilge-water. 
E. de forge, v. eau ferrugi-- 
EAU. 

heuse. ~ a. E.-forte, sterkwater; 
aqua-fortis; scbeidewasser. — b. E.—forte, 

V. Aetzwasser. o E. gazeuse, gashoudend 
water; water containing gas; gashaltiges 
wasser... E. gazeuse carbonique 
ou E. acidule, koolzuur water; 
water containing carbonic acid; kohlensaures 
wasser. ~ E. gazeuse sodaque, sodawater 
; soda-water; sodawasser. ~ E. 
graduée, gradeerwater (water met ver 
zouten gemengd) ; salt-spring re--schillende 
fined; gradirte soole. — E. grasse, v. 
eau sure des amidonniers. s E. 
hépatique, v. eau sulfurée. — E. 
d'injection, v. eau de condensation. 
— E. d'interposition, interpositie-
water (water, dat zich tusschen de 
moleculen der kristallen ophoudt, en niet 
chemisch er mede verbonden is) ; water 
simply intermixed to the crystals; das den 
krystallen mechanisch beigemengte wasser. 
~ E. jaillissante, springend water, 
watersprong; water-spout; springwasser. — 

E. de Javelle (onder-chlorigzure potasch 
in oplossing), v. bleaching-liquor. •n 
E. de Labarraque, loog of bleekwater 
van Labarraque (onder-cbloorigzure soda in 
oplossing); bleaching-liquor of Labarraque; die 
Labarraque'sche lauge, das Labarraque'sche 
bleichwasser. —E .magnésienne, v. eau 
amère. — E. maigre, ondiep water; low 
water; seichtes wasser. _ E. martiale, v. 
eau ferrugineuse. ® Eau-mer, 
Eau de mer, zeewater, zoutwater; seawater, 
salt-water; seewasser, meerwasser. 
. 

— E. mercurielle, v. dissolution 
mereurielle. ~ E. minerale, mineraal 
water; mineral water; mineraiwasser. 
~ E. moutante, wassend, opkomend 
water ; young flood, tide; vorflut. — E. 
morte, dood water, dood tij (zwakste 
vloed na het eerste en laatste kwartier der 
maan); neap-tide, slack-water, dead-water; 
todtes wasser, nipptid. — E. motrice, 
v. aufschlagewasser. ® E. navigable, 
Chenal (d'un fleuve), Passe 
(d'un cbenal), vaarwater; navigable water, 
fair-way of a river or channel; fabrwasser. 
— E. oxygénee, zuurstofwater, geoxydeerd 
water ; oxygenised or oyygenated water; 
sauerstoffwasser. ~ E. plate et cour 
-toise,

stille, bedaarde zee ; calm or tranquil 
sea; ruhiges wasser, rubige, stille see. 

— E. de Portugal, Portugeesch water 
(der chemisten); angel-water; Portugalwasser. 
— E. pure, v. eau distillée. 
~ E. de Rabel, water van Rabel (bestaande 
uit alkohol en zwavelzuur) ; liquor 
of Rabel; Rabel'sches wasser. ® E. de 
raze, gewone terpentijnolie; common turpentine-
oil; gemeines terpentinol. ® E. 
régale, koningswater (zoo geheeten omdat 
het den koning der metalen, het goud, oplost), 
v. acide hydrochloronitrique 
of aqua regis. — E. salée, v. brine. 
E. saumátre, E. somache, v. 

EAU VETE EBATTEMENT. 347 


doucin. — E. seconde, slap sterkwater; 
kraakwater der schilders ; diluted aquafortis; 
painter's lye; stdrkwasser; malerlauge. 

— E. seléniteuse, seleniumboudend water; 
selenium -water; selenitwasser. ^ E. 
de strontiane, stronttaan -water; strontja-
water; strontianwasser. — E. sulfurée 
ou hepatique, zwavelwater, zwavelleverwater; 
sulphurous or hepatic water; sch wefelwasser, 
schwefelleberwasser. — E. sulfureuse, 
V. eau sulfuree. ~ E. sul 
(Huhnemann's) ver-fureuse acidulée, zuurd 
zwavelig zuur, zwavelwaterstofzuur 
met een ander zuur gemengd; liquor vini 
probatorius; weinprobe. E. sure, zuurbad 
(der bleekers en stoffenververs); sours; 
sauerbad. ~ E. sure des amidonniers, 
zuurwater der stijfselfabr.); starchmaeer's 
sour water; sauerwasser. — E. 
sure (première), E. grasse, vet 

zuurwater ; starch-maker's first or fat sour 
water; fettes sauerwasser. •• E. sure 
(pour le décapage de tole), zuurwater (voor 
't reinigen van 't ijzerblik); crude bran-vinegar; 
sauerwasser. — E: de trempe, v. ehalybeate. 
~ E. de vie, v. brandy i). 

— E. de vie faible, slappe brandewijn 
(van 16., 17°, 18 ° Cartier, of 37,9 °, 
46,5 0 Gay-Lussac) ; spirit of 34,2°, 27,1', 
20,4° under proof; branntwein van 37°, 
41,6°, 45,5 ° Tralies. E. de vie forte, 
sterke brandewijn (van 21°,22° Cartier of 
van 56,50, 59,2° Gay-Lussac; spirit of 
3,4° under proof, 1,6 ° over proof ; branntwein 
von 55,7°, 5R,7° Tralies. — E. de 
vie ordinaire, gewone brandewijn (van 
1 9°, 20 ° Cartier, of van 50,1 °, 53,4.° Gay-
Lussac); spirit of 13, 9°, 8,0° under proof; 
branntwein van t9,2 °, 52,5 ° Tralies.-E. 
de vie preuve de Hollande, on 
simplement Preuve de Hollande, Hol landsche 
proef (alkohol van 18 ° Baumé, 
19° Cartier); spirit of 2 3,5 ° under proof; 
branntwein von ungefahr 43 ° Tralies. •^ 

E. de vie preuve d'huile, ou sim plement 
Preuve d'huile, olieproef (alkohol 
van 23° Baumé); spirit of 3,9 ° over 
proof; branntwein von ungefdbr 59 ° Tralies. 
~ E. de vie première, Avantcoulant, 
v. brandy ij. ••• E. de 
vie dernière, Après-coulant, v. 
brandy 3) . 
Eau wive, f.. Mascaret, m. Springvloed, 
springti ; spring-tide; springlutb, 
springzeit. 

Eaux, f. p1. (Lessive) Loog (in salpeter-
en zeepziederijen); wash-liquor; lauge. 

— E. faibles, Petites eaux, E. de 
lessivage, slappe loog (van 1 tot 2° op 
den areometer); weak wash, weak brine; 
schwache lauge. — E. fortes, sterke loog 
(van ten minste 4o op den areometer); strong 
wash; starke lauge. ~ E. de lavage, 
naloog ; wash or liquor obtained by repeated 
lixiviation of the same earth; waschwasser, 
nachlauge. •• E. de lessivage, v. eaux 
faibles. ~ E. petites, f. pl., Raccourcis, 
m. pi. Oplossing der in 't vul 
suikerraffinaderij) gespilde suiker;-vertrek (der 

solution of the sugar, that has been spilt 
in the filling-room; sammelsyrup. ® E. de 
rebouillage, loog van de vierde wassching; 
re-evaporating liquor; wiederlauge, 
nachsud. ~ E. de pilote-cotier, loodswater, 
loodsmansvaarwater; pilot-water; lootsenwasser; 
lootsrnannsfahrwasser. _ E. 
vannes, mestwater, gier, mestgier; dungwater; 
jauche, gauche, mistjauche, adel, 
gulle. ® E. vierges, rauw zoutwater 
(der zoutwerken); brine, raw brine; robsoole, 

robe salzsoole. 

Eave-lath, eng ., v. aufschiebling. 

Eaves, pi. eng , v. dachtraufe. 

( ° )'Ebarbage, m. fr. Het afbaarden, besnoeien, 
opknappen (van 't geslagen of gegoten 
ijzer); chipping or trimming (of castings), 
clipping or cutting (of sheet-iron), fettling; 

das beschneiden, beschroten, potzen. 

'Ebarber, v. a. fr. Afbaarden, v. be


schroten 1). — Afvijlen, V. beschro


ten 2). ® Afschaven, afvijlen, v. ab-.. 

nehmen, abraspeln. ~ E. (un livre, 

du papier), (een boek, papier) aan de kan


ten een weinig gelijk snijden, afknippen 

to pare; ganz wenig beschneiden. — E. 

les peaux, (Couper la jarre), de 

lange, stijve, onviltbare baren uit de vellen 

verwijderen (bij hoedenmakers); to clip, lop, 

snip off the too long hairs of skins; die idn


gere borstenbaare der felle wegschneiden. 

E. les plumes, de pennen afhalen, 
ontbaarden, bare veeren aftrekken ; to 
strip the quills ; die federn schleissen. 
E. les traits (dans la gravure en 
taille douce), de oneffenheden, den baard 
wegnemen (van de gravuursneden); to scrape 
oft' the burr; den Bart oder grat wegnemen, 
abgraten. 
'Ebarboir, fin. fr. Snijmes, werkmes, 

schaaf °, schraapmes (van verschillende werk


lieden) ; cutting-kni fe, parer, scraper; abstecb


eisen, abstecbmeissei, schroteisen, schrot 

-meissel, schrotmesser. ~ Afknijptang, V. 

Barr-cutter. 

'Ebarbure, f. fr. Baard, oneffenheid, 

ruige rand, v. bavure 2), barbe i), 4). 

'Ebardoir, Grattoir carré, m. fr. 
Vierkant schraapijzer, kratsstaai ; square 
scraping-iron, square scraper; vierkantiges 
kratzeisen. 

'Ebaroui, adj. fr. Uitgedroogd door de 
zon (van scheepsplanken), bekaaid, ondicht, 
lek geworden ; dried up, no longer tight, 
leaky from dryness; aufgetrocknet, undicht 
oder leek geworden. 

'Ebattement, m. fr. Speelruimte (van 

(*) Wij zien ons genoodzaakt, de É aan 't hoofd der te verklaren woorden aldus ('E) 
aan te duiden. 


348 EBAUCHAGE 

eene deur, een rijtuig, etc.); play, windage; 
spielraum. 
'Ebauchage, m. fr. Het uit • den-ruwewerken 
(van hout, etc.), v. abarbeiten. 

-Het afslijpen (der naaide-en speldepunten); 
roughing; das abschleifen. -Eerste plet. 
ting; roughing, first rolling; erstes strecken. 
-Het uit-den-ruwe-vijlen (der klingen of 
lemmers); rough -filing; das grobfeilen. 
Het kneden, doorkneden (der potaarde), v. 
aufdrehen. ® Het halen (van hennep 
of vlas) door den -grofsten hekel, het voorof 
grofhekelen ; giving the first dressing; 
das grobbechein. - Het ontwerpen, schetsen, 
aanleggen (bij graveurs); sketching; das 
entwerfen. 
'Ebauche, f. fr. Aanleg, eerste vorm 
dien men eenen steen, een stuk marmer, etc. 
geeft); rough beginning; anlage. -Eerste 
ontwerp, schets, ruwe omtrekken (van een 
bouw-, beeldhouwwerk, etc.); sketch, rough 
draught; erster entwurf, skizze. 

'Ebaucher, v. a. fr. Vluchtig ontwerpen, 
schetsen, aanleggen ; to sketch , to 
rough-draw; aniegen, fluchtig entwerfen, 
skizziren. -Uit den ruwe werken (door 
schaven, vijlen, slijpen, hakken, etc.), het 
voorbereidende werk doen ; to cut, to plane 
grossly or coarsely, to file, to hew roughly; 

aus dem grcbsten zuschneiden oder abhobeln, 
schruppen, aus dem groben feilen, behauen, 
schleifen, etc. ~ E. le ehanvre, Regayer 
à l'ébauehoir, voorhekelen den 
hennep door den grofsten hekel halen ; to 
hatchel or heckle roughly; vorbecheln. - E. 
la pate, de, pottenklei vormen ; to model 
the clay; den thon modelliren. 

'Ebauchoir, m. fr. Steekbeitel, fermoorbeitel, 
fermoor (der timmerlieden, graveurs, 
etc.); great chisel, dressing-chisel, paring-
chisel; schrot-, zuricht-, ball(en)meissel. 

V. balleisen 2). e Holle draaiersbeitel; 
round chisel; rundstahl. ® Goudsmidssnijbeitel; 
chisel, scalper; schrotbunzen. 
Bosseerhout (der pottendraaiers) , v. bossirholz. 
- (Regayoir) Grove hekel ; long 
ru ffer, coarsest hatchel or heckle, coarse 
hemp-comb; grobhechel, auf- oder abzughecbel, 
grober hanfkarnm. 
Ebb (or Ebb-tide), eng., Ebbe, 

f. hd., Ebbe on Ebe, oud-fr. (nu Re.. 
flux) Ebbe, eb, vallend water, vallend tij; 
duur van de ebbe. - E. and flood, 
E. and tide, eng., Ebbe and Huth, 
hd., ebbe en vloed, laag en hoog water; 
jusant et flux, basse et haute marde, re flux 
et flux. 

Ebbanehor, eng., Ebbanker, m. 
hd. Ebanker ; ancre de jusant. 
Ebbe, f., v. ebb. 
Ebbe-and Fluthmesser, m. hd. 

Zeemeter, werktuig tot meting van ebbe 
en vloed; thalassometer; thalassomètre. 

Ebb-tide, eng., V. ebb. 

Eben and concav, adj. hd. Plat 

hol, planconcaaf (van lenzen); plano-concave; 

EBEINSOHLIG. 

plan-concave. _• E. and convex, plat. 

bolvormig, planconvex; plano-convexe; plan


con vexe 

Ebendrahtig, adj. hd. Elfendraadsch, 

geiijkdraadsch ; even-threaded; de fil uni. 

Ebene, f. hd. Vlakte, vlak ; level, plane; 

plan. ~ Geneigte oder hangende e., 

hellend vlak ; inclined plane; plan incliné. 

Selbstwirkende e., zelfwerkend 

vlak (van spoorwegen) ; self-acting plane; 

plan automoteur. 

' Ebène, (Bois d'ébène) f. fr. Ebbenhout 
; ebony, ebon; ebenholz, schwarzes 
ebenholz. - E. d'Allemagne, Duitsch 
ebbenhout, taxishout; german ebony, yew; 
deutsches ebenholz, taxusholz, eibenholz. -

E. bleue, (Bois de 1Vissolia), blauw ebbenhout, 
Cayenne-hout; blue ebony; blaues 
ebenholz, luftholz, amarantholz, Cayenneholz. 
- E. fausse (bois de Cytisus Laburnum 
et d'Aspalanthus), vaisch ebbenhout; 
wood of the bean-tree, foil-tree; falsches 
ebenholz. - E. fossile, v. jais, lignit. 
s E. grise, grijs ebbenhout; gray ebony; 
graues ebenholz. - E. jaune (bois de 
Bignonia, Leucoxylon), geel ebbenhout, trom 
yellow ebony; gelbes ebenholz. --pethout ; 

E. rouge (bois d'Anthyllis cretica et 
d'Acacia flexicaulis), rood ebbenhout ; red 
ebony; roth ebenholz, eisenviolettholz.® E. 
verte, E. des Antilles (bols de diospyros 
Lotus et de Tecon leucoxylon), groen 
ebbenhout; green ebony; grünes ebenholz, 
V. aspalath(us). 
Ebenen, Ebnen, v. a. hd. Effenen, 
effen, gelijk of vlak maken ; waterpassen ; 

to smooth, to even, to plane, to planish, to 
level; unir, aplatir, égaler, egaliser, planer, 
niveler. 

'Ebéner, V. a. fr. De kleur van ebbenhout 
geven, zwart bijten ; to soak ebonylike, 
to stain wood the color of ebony, to 
ebonize; Schwarz beizen. 

Ebengewicht , Gleichgewicht, 

n. hd. Evenwicht; equilibrium, equipoise; 
équipondérance, libration. 
Ebenholz, n. hd., v. ébène t)-9). 
Ebenist, hd., 'Ebéniste, fr. m. Eb


benhoutwerker, maker van in- en opgelegd 
werk, schrijnwerker ; ebonist, cabinet-maker. 
'Ebénisterie, f. fr. Schrijnwerkersberoep, 
-kunst, allerlei in- en opgelegd werk; 

cabinet-working, cabinet-making , cabinetwork; 
kunstschreinerei, kunsttischlerei,kunstschreinerarbeit. 


Ebenmass, n. hd. Evenmaat, gel jkmatigheid, 
evenredigheid, behoorlijke schikking 
der deelen ; symmetry, eurythmy, harmony, 
proportion; symétrie, harmonie, eurythmie, 
proportion. 

Ebenmässig, adj. hd. Evenmatig, gelijkmatig, 
evenredig, overeenstemmend; symmetrical, 
proportional, adequate; symétrique, 
proportionné. 

Ebensohlig, adj. hd. Horizontaal ; horizontal; 
horizontal. 


 

EBERESCHENHOJ^Z s--r 

Ebereschenholz , Vogelbeer 
-holz, Eibischholz, Maasbeerholz, 

n. hd. Haveresschenhout, kwalsterhout, sorbenhout 
; quickbeam, quicktree; sorbier ou 
cormier sauvage. 
Ebereschensäure , Vogelbeers 
ure, Spiersaure, f. hd. , v. acide 
malique. 

Ebereschensaures salz, n. hd., v. 
malate. 

'Ebertauder, v. a. fr. De eerste schering 
(aan 't laken) geven ; to shear for the 
first time, to give the first shearing; die 
erste schur geben, abstutzen. 

Eberwurzöl, n., v. canine -oil. 

' Ebiseler, V. a. fr. De kanten schuins 
afwerken, naar de kanten dunner maken ; 
to give a basil, to sharpen; die kanten zuschhrfen 
, abschärfen , abschrdgen. v. to 
chamfer. ® Soevereinen, een kegel-of 
trechtervormig gat maken ; to bore *a funnelshaped 
hole; trichterformig anbohren. 

'Ebiselure, f. fr. Schuins afgestooten 

kant; basil, sharp-edge; zugeschärfte kante, 

schneideriartige kante. ~ Kegel-of trech


tervormig uitgehoord gat; funnel-shaped bore; 

trichterformig angebohrtes loch. 

Ebnen, hd., v. ebenen. 

Ebon, Ebony,eng , v.ébène 1)--9). 

Ebonist, eng., v. ébéniste. 

Ebonize (to), v. a. eng., v. ébéner. 

Ebony, eng., V. ébène. 

'Ebouillanter, v. a. fr. De zijde 


wormtonnetjes in heet water dompelen (om 
de poppen te dooden); to scald the cocoons; die 
seidenwurmgehäuse in das kochende wasser 
tauchen. 

'Eboulement, m. fr. Instorting, in


zakking (van gebouwen, gronden); falling 

in, slip, ruin; einfail, einsturz-, das einsin


ken. 'E. des charges (dans le haut


fourneau), het zakken der beschikking of 

gemengde ertslagen (in den hoogoven); ir


regular descent or sinking; das rutschen, 

kippen der gichten. —'E . d'une masse 

de terne ou de rocher, aardstorting, 

bergstorting; slipping of the ground or of a 

rock; abrutschung von erde oder (elzen, erd


rutsch, bergsturz. ~ 'E. de la rive, in


storting van den oever ; breaking-in of the 

bank; abbruch des ufers. 

'Ebouler, v. n. fr. Instorten, invallen, 

inzakken ; to fall in, to run; einsttirzen. 

'Eboulis, m. fr. Door instorting ont


stane puinhoop, aard-, steen-, zandhoop; 

rubbish, ruins; Schutt, gerolle. 

'Ebouquer, v. a. fr., v. epinceler. 
'Ebouqueuse,f. fr.,v. épinceleuse. 
'E bourrage (des peaux), 'Epilage, 

m. fr. Het ontharen (der huiden), v. débourrement. 
'Ebourrer, 'Epiler, v. a. fr. Ontharen 
(de huiden). v. abharen. 
'Ebousiner, v. a. fr. Afschalen, de 
steenkorst of steenbast wegnemen (eer men 
aan 't behouwen gaat); to hew off the weather


EC.ACHER. 349 

beaten parts of a quarry-ston ; bruchsteine 
abschalen. 

'Eboutir, V. a. fr. Afstuiken, stuiken 
(een stuk hout); to hew off the point; die 
spitze weghauen, behauen. 

'Ebraisoir, m. fr. Groote vuurschop, 
gloedschop (der gieters, smeden); great fireshovel; 
grosse gluthschaufel, kohlenschaufel. 
~ ('Ebrasoir) Windvang (aan eenen 
kalkoven); vent-hole, regulator; windfang. 

'Ebrasement, m., Embrasure, f. 
fr. Schuinsche binnenwaartsche verwijding 
(der deur-of vensteropening); splay, chamfretting, 
splayed piers-face, side-wall of the 
bay, Planning, rabbet-wall; aussehrdgung, 
schmiege, schrdge laibungsfldche, laibung, 
anschlagmauer, spallettwand. 

'Ebraser, Embraser, v. a. fr. 
Binnenwaarts wijder maken (eene deur-of 
vensteropening; to splay; ausschrdgen, nach 
innen erweitern. 

'Ebrasoir, m. fr., v. ébraisoir 2). 
'Ebreché, adj . fr. Schaardig, met schaarden 
; notchy, full of notches; schartig. 

'Ebrouage, m. fr. Uitspoeling, broeiing 
der wolstrengen in 't zemelbad ; putting 
'worsted or woollen yarn into a bran-bath; 

das halten der wollenstriihne in ein kleienbad. 

'Ebroudage, m . fr. Het trekken (van 
't ijzerdraad) door de derde trekplaat; drawing 
through the third plate; das ziehen durch 
die dritte ziebbank. vgl. écótage 1). 

'Ebroudeur, m . fr. IJzerdraadtrekker; 

(thin) wire-drawer, ripper; drahtzieher, klein 

-drahtzieher. 

'Ebroudin, 'Ebroudi, ni. fr. Het 

door telkens nauwere gaten der trekplaat 

getrokken draad, driemaal getrokken draad; 

wire drawn through the third bench, thricedrawn 
wire; durch die dritte ziehbank gezogener 
draht. 

'Ebroudir, v. a. fr. Fijn ijzerdraad 

trekken ; to draw wire through the plate


holes; durch die lbcher des zieheisens gehen 

lassen. 

'Ebrouer, v. a. fr. In 't zemelbad uit 

(weefsels of spinsels); to wash in-spoelen 

the bran-bath; in das kleienbad ausspiilen, 

auswaschen. 

'Ebuard, m. fr. Kloofwig ; cleavingwedge 
of hard wood, frown; spaltkeil. 

'Ebullition, f. fr. 'Ebullition, eng. 
Het koken, opwellen, opborrelen (eener vloeistof) 
; das kochen, sleden, sufwallen. _• 
Point d'é., kookpunt (eens thermometers) 
; kookhitte (eens stoomketels); boilingpoint; 
boiling-heat; siedepunkt; siedehitze. 

'Ecaeher, v. a. fr. Pletten (het metaaldr 
aad, tusschen cilinders); to flatten, to 
laminate; platten, platt machen. MOUlin 
à e., draadpletmolen ; flattening- or 
planishing-mill, flatter; plattmuhle. — 'E. 
ou Dresser sur la moule, op eenen 
slijpsteen blank slijpen, scherpen; to smooth by 
a grinding-mill, to polish, to scour;, blankschleifen, 
weissschleifen.—'E . le papier,

30 


350 ECAFER 

het papier droog persen ; to dry paper by 
pressing, to press the wetness from the paper; 
das papier trocken pressen, die feuchtigkeit 
aus den papierbogen pressen. 

'Ecafer, v. a. fr. Splijten, spouwen (de 
wilgenteenen, tot vlechtwerk) ; to cleave; 
spalten. 

'Ecagne, 'Ecague, f. fr. Gedeelte 
eener streng zijde; part of a skein; geblinde. 


'Ecaillage, m. fr. Afschilfering, het 
afbladeren (van aardewerk, porselein) ; clipping, 
scaling; abbldtterung, schuppigkeit, 
das abschuppen. 

'Eeaille, f. fr. Schub; scale; schuppe. 

— Schaal (van eene schildpad), schildpad schaal, 
schildpad; shell, tortoise-shield, carapace; 
schale, schildkriitenschale, schildpatt. 
~ Probeerschaal, verglaasde potscherf (ter 
beproeving van 't zeepziedsel); scale, for assaying; 
probirschale, probirnapf. ••• (Eclat) 
Spaan, splinter, afval (van hout, steen) ; 
chip, chippings, shard, rubbish; span, abfall, 
steinsplitter. ® 'E. bargame, uitgeschulpt 
Bergamasker tapijt; scalloped tapestry 
of Bergamo; Bergamasker schuppentapete. 
® 'E. de mar, wrijfsteen voor 
verven ; grinding-stone for colors; farbenreibstein. 
-- V. écailles. 
'Eeaillé,adj. fr. Schubvormig, geschulpt; 
scalloped; schuppen form ig, geschuppt. 

'Ecailler, v. a. fr. Ontschalen, de schaal 

of korst wegnemen (van hout, steen, ijzer); 

to scale, to flake; schuppen, abschuppen, 

abkrusten, abschalen, ausschalen. ® 'E. le 

plomb, het lood afschaven, afkrabben 

(vóOr het soldeersel er op komt); to chip 

off the lead, to scrape off the oxyd; das blei 

abschaben, abhauten, abkratzen. 'E. la 

poêle, la ehaudiere, de pan, den ke


tel ontkorsten, den pansteen, ketelsteen los 

(bij zoutzieders); to knock out, to-kloppen 

scrape off the pan-scales; die pfanre ah


klopten. ~ s''Ecailler (dit du bois), af


splinteren; to fly up in shivers, to split up; 

sich ausschiefern. ~ s''E. on s"Ecaler 

(dit dun tinduit, du stuc), afbladeren,afschilfe


ren, afbrokkelen ; to peel off, to scale; sick 

abblkttern, abbrockeln, abschuppen. 

'Ecailles, f. pl. fr. Metaalschilfers, v. 
bleche (schuppenformige). ~ Geschulpt 
lijstwerk, schulpsieraden ; scolloped moulding; 
schuppenverzierung. r• 'E. d'acier, de 
cuivre, de for, de pierre, staal-, koper 
,ijzerschilfers of hamerslag, steenschilfers; 

forge scales or crusts or shales of steel, copper, 
iron; stone-scales; hammerschlag, gluhspan, 
sinter; steinsplitter. ® ' E. ou Depot 
de sel (à 1'intérieur de la poêle ou chaudière), 
pansteen, ketelsteen , pan-scales, saltpan 
calcareous fur, stony-lining, copper- fur; 

pfannenstein, kesselstein, schabe. 'E. on 
]Pointes des eouleurs, moesjes op het 
gemarmerd papier ; patches or the marbled 
paper; muschen. o E. des masses ressuées, 
schilfers van de afgedreven of uit-

ÉCARRISSAGE. 

gezegen zilverstukken ; scales or the liquated 
carcasses; pickschiefer. 
'Eeailleux, adj. fr. Schilferig, afschil 
schubbig, geschubd; exfoliating, scaly,-ferend, 
scalelike, squamous; schuppicht, schuppig. 

'Ecaillon, m. fr. Voornaamste of eerste 
werkman in de leigroeven,voorman; frstslatesquarry-
man; vorarbeiter im schieferr, ruch. 

'Ecaillure, f. fr. Loodvlies, oxydevlies 
op het lood ; oxyd-skin, chip; bleihliutchen. 

'Ecale, f. fr. Schaal, dop, bast, schil; 

scale, shell, peel; schale, b iilse. ••• Munterskuil 
(uitholling in den grond voor den 
werkman, die de muntplaatjes onder den 
stempel legt); hollow seat of the coiner, coiner's 
stand; pr, dgegru be, pragloch. ~ (Es— 
cab) Ververschingsplaats, aanlegplaats (in 
de Middell. Zee); interimistic harbour; nothhafen. 
— Faire é., onderweg eene haven, 
enne kust aandoen ; to call at a harbour or 
a coast; einen hafen, eine kliste anthun. 

'Scaler (s'), v. écailler s). 

'Ecang, m. , Dague, Espade, f. 

Sabre, in. fr. Zwingelstok, -hout ; swingledag, 
sword, tewing-beetle, wand; sch win ge, 

schwingstock, -messer, brechstock, schwert. 

• 'Eeanguer, V. a. fr. Zwingelen (vlas 
of hennep); to swingle; schwingen. 
'Ecarlate, f. fr. Scharlaken, scharlakenrood, 
-kleur, -verf; scarlet; scharlach. 

— 'E. de graine, de Venise, de 
France, met kermes of purperkorrels geverfd 
scharlaken, Venetiaansch, Fransch 

scharlaken ; French scarlet, Venice-scarlet; 

dunkelscharlach, kermcsscharlach, kdrnerscharlach. 
® E. demi—graino, halfscharlaken 
; scarlet half died in grain; halbscharlach. 
— 'E. des Gobelins, de 
Hollande, cochenille -, karmijn-scharlaken, 
Hollandsch scharlaken ; dutch scarlet; cochenille 
-scharlach, karminscharlach , hochscharlach. 


'Ecarrir, 'Equarrir, (Carrer) v. 

a. fr. Vierkant of haaks beslaan, hoeks bebewerken, 
vierkanten, rechthoekig behouwen, 
beschaven, besnijden, etc.; to square; 
abvieren, vierkantig, viereckig oden balken 
les-artig behauen, zuschneiden. ~ 'E. 

cartons, afsnijden, v. to cut 5). 

'E. un trou, een gat, met den slagbeitel 
grooter maken ; to widen a hole with the 
puncher-chisel, to broach; ein loch mit dem 
locheisen aufreiben, ausreiben, aufrhumen. 

V. aufraumen i ), aufraumen i) . 
'Ecarrissage, 'Equarrissage, m. 
fr. Het vierkant-zijn, vierkantigheid; squareness; 
das abgeviertsein, das gevierte, die 
viereckige gestalt. ®d"E., En carré, 
in 't vierkant; in the square, square; ins 
gevierte, ins quadrat. ® Poutre on 

Pierre qui a 15 sur 20 centimè


tres d'é., balk of steen van 15 bij 50 
(van 1 5 en 50 duim op zijne beide kleinste 
afmetingen, of dikte en breedte); beam or 

stone or 15 by 50 centimeters; balken odor 
stein von 13 and 50 centimeter ins gevierte. 


 

É CARRISSEMENT --


~ Bois d'é., hout van minstens 4 duim 
dik, timmerhout ; timber; zimmerholz. v. 
bois d'équarrissage, s. bois. — 
'E., loon voor 't haaks beslaan of behouwen ; 
cutter's fee, cutter's wages; hauerlohn. 

'Ecarrissement , 'Equarrissement, 
m. fr. Het vierkant beslaan, bebouwen 
; squaring; abvierung, das abvieren, 
das beschiagen nach der vierurig. 

'Eearrïssoir, 'Equarrissoir, m. fr. 
Slagbeitel (om gaten grooter te maken); (ourbasiled 
chisel, puncher-chisel; locheisen, raumeisen. 
V. alésoir 2). — Ruimer, ruim naald 
(der horlogemakers); broach, puncher, 
rimer; aufraumer, ausschroter, ausweiteisen. 
~ 'E. à pivots. horlogemakers stiftboor; 
pivot-broach; zapfen-reibahle. 

'Ecart, ni. fr. Stuik, scherf (samen 

bouten tegen elkander);-voeging van twee 
scarf; laschung, blattung, bladung, scherbe; 
vgl. doubler les écarts. ~ 'E. simple, 
carré ou en about, stuik, stompe 
of vierkante verscherving ; butt-scarf; stuvscherbe, 
stumpier stoss. — 'E. double, 
long ou flamand, langlasch, kiellasch, 
schuin-platte lasch ; long scarf; langscherbe, 
verkeiltes Blatt; jupiterschnitt.••'E. double 
de demi à demi, ou moitié par 

oitié, platte lasch half en half in elkaar 

gewerkt; flat scarf; plattscherbe, schrage 

blattung ••® 'E, a trot ou á dent, 

tandlasch, haak ; hook-scarf, hook and butt; 

hakenscherbe, hakenblatt. 

'Ecartement, m. fr. Verspreiding, 

verstrooiing ; dispersion; zerstreuung. 

-E. des balles, v. dispersion des 

balles. ® 'E. des essieux, afstand 

van de assen (der waggons); position of the 

wheels; radstand, entfernung der achsen. 

'E. entre les rails, spoorstavenafstarid, 

spoorwijdte; rails' distance; entfernung der 

eisenbahnschiene 

'Eearter, v. a. fr. Spreiden (van een 
geweer), to spread; zerstreuen. — 'E. ou 
Espacer les lettres, les mots, les 
lignes,spatiëeren, spatie of ruimte tusschen 
de letters, woorden of regels brengen; to widen, 
to space, to interline; durchschiessen, durch 
spatien trennen, sperren. 

'Ecartoir, 'Ecatoir, m. fr. Sluit-of 

klemhaak (der zwaardvegers); scarfing-chisel; 

schliessmeissel, fugemeissel. 

'Ecatir, v. a. fr., v. catir 1). 

'Ecatissage, m. fr., v. catissage. 

'Ecatisseur, m. fr. Lakenperser, glan


zer ; cold-dresser; kaltpresser. 

'Ecatoir, m. fr., V. écartoir. 

Eccentric, Eccentrical, adj. eng. 

Uitmiddelpuntig, excentriek; excentrisch; ex


centrique. 

Eccentric, • eng. Uitmiddelpuntig rad; 

excentrieke of uitmiddelpuntige schijf, kol 

stoommachines op de-derschif (die in de 

as van 't vliegwiel, of op de as van de loco


motief ligt en de stoomzuigerstang met de 

bakschuif heen en weder voert) ; excentrik, 

ECHANCRER. 351 

excentrische scheibe; excentrique, roue excentrique, 
Bisque excentrique. 

Eccentric balance-weight, eng., 

v. contrepoids d'excentrique. 
Eccentric brass belt or hoop or 
ring, eng., V. bague d'excentrique. 
Eccentric catch, eng. Naam der 
twee sectors of duimen, waarvan de eene, 
d r ij v e r gebeeten, bevestigd is aan de excentriekstang, 
en de andere, stopper, pal 
genaamd, op de zijde van 't excentriek is 
aangebracht; die zwei sectoren bei der hebelsteuerung, 
welke abwechselnd sich (assen 
and freilassen; buttoir de l'arbre et le 
second buttoir. 

Eceentrick chuck, eng. Stelplaat 
voor het excentriek -draaien (op de draaibank); 
,'utter zum excentrischdrehen; mandrin 
excentrique, mandrin a excentrer. 

Eccentric gab,Bushforanotch, 
eng. Half-cirkelvormige holte aan 't ondereinde 
der excentriekstang, omgevende het 
excentriek, klink ; gabel, kreisfbrmiger ausschnitt 
an der gabel; enclanche, encoche. 

Eccentric gab-pin, Eccentric 
rod—pin, eng. Drukknop der extent, ekstang 
; warze der excentrikstange; bouton 
de manivelle d'excentrique. 

Eccentric hoop, Ece. ring., eng., 

v. eccentric brass belt. 
Eccentric rod, eng. Excentriekstang; 
excentrikstange; tirant ou barre de l'excentrique. 


Eccentric rod-gear, eng. Drijfwerk 

van 't excentriek, voortplanting der bewe


ging van het excentriek ; triebwerk des ex


centriks; renvoi de mouvement de l'excen


trique. 

Eccentric shaft, eng. Balans-as, 

stoomschuif-as, v. arbre du tiroir. 

Eccentric wheel, eng. Excentriek 

of uitmiddelpuntig rad; excentrisches rad; 

(roue) excentrique. 

Eccentricity, eng. Uitmiddelpuntig


held, excentriciteit; excentricitht; excentricité. 

'Eehafaud, m. fr. Steiger, bouw-, 

metselsteiger ; stelling, stellage ; scaffold, 

stage; schaffot ; gerust, gestell. ®'E. vo


lant, vliegende steiger, hangstelling; flying 

scaffold; schwebendes oiler fliegendes gerust, 

hangegeriíst. 

'Echafaudage, m. fr. Het oprichten, 

opslaan, zetten van een steiger, stellage of 

stelling; scaffolding, putting-up a scaffold, a 

stage; das aufschlagen eines schaffotes, eines 

geriistes, einer bühne. — Steiger, etc., v. 

echafaud 1) . 

'Echalier, ni. fr. Heining van staken 

of palen, paalheg; staccade, wooden paling, 

fence; pfahlzaun, stangenzaun, stacade,stacket, 

lattenspalier. 

'Echancrer, V. a. fr. Boogvormig of 
halvemaansgewijs uitsnijden ; to cut sloping, 
to slope out, to sweep, to turn out curves; 

bogenartig ausschneiden, ausschweifen, rei 
aushölzen. -feln. ~ V. 


352 ECHANCRURE --• ECHARPE. 


'Echanerure, f. fr. Boogs- of halvemaansgewijze 
uitsnede, uitholling; sweep, 
semi-circular incision, score, notch; ausschweifung,
halbmondfermiger ausschnitt,rundkerbe. 
~ Vensterverwijding, v. ausschnitt 2). 

— Welving, V. cambrure. 
'Echandole, f. fr., V. aissante. 
'Echange, f. fr., v. austauschen 2). 
.Echanger, v. a. fr., v. austauschen 
1). 

'Echantignole, f. fr. Kiamp, kardoes; 
forring, bracket; frosch, knagge. — Draagklamp, 
draaglijst, V. boeksti tze. 
Asstut (van eenen wagen); bracket, axle-tree 
bracket, housing-bracket; frosch. — Kim (bij 
kuipers), v. chimb. — 'E-.s de ehèvre, 
beenen, stutten, wangen van een hok 
of kraan ; shoulders, cheek pieces, brackets of 
the gin; fresche des hebezeuges. 

'Eehantillon, m, fr. Staal, monster, 
proef; specimen, sample; muster, probe. — 
'E. ou 'Epreuve de caraetères (d'imprimerie), 
drukletterproef ; specimen of printing-
types; schriftprobe. — 'E. (des charpentiers, 
menuisiers, etc.), mal; pattern; 
letse, streichmodel. — (Calibre, Panneau) 
Vormbord, v. drehbrett 2). — 
(Gabarit) Modelbord, v. drehbrett 1). 
—'E. de chemise, mal voor den mantel 
of het hemd bij 't vormen in leem; 
thickness-board; hemdbrett. — 'E. droit, 

V. dead—head board. — 'E. de 
noyau, mal voor de gietkern ; core-board; 
modelling-board for the core; kernbrett, 
schablone zur bildung des kernes. 
'Echantillonnage, Tamisage, m., 
Mise d'échantillon (du plombde chasse) 

f. fr. Sorteering van 't jachtlood (door middel 
eener zeef); sorting; das sortiren. 
'Eehanvrer, v. a. fr. Zwingelen (vlas, 
hennep); to hatchel; schwingen. 
'Eehanvroir, m. fr. Zwingelplank, 
-hout; zwingelrnachine; hatchel; hanf-, flachsschwinge. 


'Echapoter, Chapoter, v. a. fr. Be


schadigde deelen van 't plateelgoed of de 

kokers afbreken ; to break off; abstossen. 

'Echapotin, Chapotin, m. fr. Af


steker, v. breaking-tool. 

'Eehappade, f. fr. Missnede (valsche 

haal door 't uitglijden der graveerstift); slip, 

wrong cut; fehlschnitt. — v. enfourner 

et enfournement à l'échappade. 

'Echappée, f. ('Echappement,m.) 

fr. (voldoende) Tusschenruimte (in bouw 

space, interstice; zwischenraum. —-werk); 
Doorgang achter de paarden (in eenen stal); 
passage behind the horses; gang hinter den 
pferden. ~ 'E. d'un esealier, genoegzame 
ruimte onder eene wenteltrap; highness 
of a stairs-winding; höhe einer treppenmundung. 
~ B. d'une fenétre, 
d'une porte, wijdte in den dag, dag 
van een venster of deur; width, day of a 
window, bay of a door; lichtenweite des 
fensters, der thUr. — 'E. d'une vis, 

schroefdraadsafstand ; highness of the worm 
of a screw, furrow; hohe eines schraubenganges. 
— 'E. d'une voute, spanwijdte 
van een gewelf ; span of a vault; spannweite 
eines gewdlbes. o 'E. de vue, 
lang en smal uitzicht in de verte (tusschen 
bergen, gebouwen, enz.) ; looking between 
buildings, hills, etc.; durchsicht. —'E. (d'un 
vaisseau), intrekking, wegveging (van 't achterschip); 
straightening, contraction; verengerung. 
— Vaisseau a belle échappée, 
fraai ingetrokken of weggesneden, goed 
weggeveegd schip ; ship with a fine straightening; 
scbon verengtes schiff. 

'Echappement, m fr., v. éehappée 
1). — Echappement (van een uur 
slinger en anker (bij de slingeruur-werk), 

vliegwiel en spiraalveer (bij de zak-werken),horloges); 
escapement, scapement; abfall, gang, 
stosswerk, hemmung, englischer haken. 
'E. a anere, anker-echappement; anchorescapement; 
ankerhemmung. —'E. a cylindre, 
cilinder-echappement ; cylinder-escapement, 
horizontal esc.; cylinderhemmung. 
~ 'E. à l'épine ou à repos, v. anschi 
ger 2). ~ 'E. à recul, terug 

echappement; recoil-escapement;-springend 
zuruckspringende hemmung.—' E.á verge, 
spil-of kroon-echappement; fusee- or crownescapement; 
spindelhemmung. ® ,E. (d'une 
machine a vapeur), afblaaspijp, v. dampfauslasser. 
— 'E. de la vapeur, v. 
dampfquall. —'E. ou Rampant (du 

four it réverbère), rookkanaal (van den reverbereeroven); 
flue (lower part of the furnace 
near the flux); fuchs (tm flamofen). 

'Echarnage , 'Echarnement , 

'Ecollage, m. fr. Het ontvleeschen, af


schaven (der huiden, met het schaaf-of 

stootmes); fleshing; ausfleischung, abaasung. 

'Echarner,'Ecoller,v.a. fr.,v.aasen. 

'Echarnoir, m. fr., v. abfleisch


messer. 

'Echarnure du cuir, f. fr. Afschaafsel 
der huiden ; hide-scrapings, hide-parings; 
schabaas, leimleder, leimluder. 

'Echarpe, f. fr. Effen lijstje, regel (om 

de wrongen van 't Ionisch kapiteel); scarf; 

binde, polstergurt. — Uitsteker, uithouder 

(zware uitstekende balk met eene katrol aan 

den gevel, ter ophijsching van lasten); out


rigger; ausleger, ausschussbaum ~ Half 

Sint-Andrieskruis; half-saltier, half scotch 

cross; halbes Andreaskreuz. — Keertouw, 

lengtouw ; guiding-cable, man-rope; schwung 

Spantouw; bracing-rope;-seil, lenkseil. — 
spanntau. — (Chape) Mantel, hoed, kap 

(die de kern van den tinnegietersvorm over


dekt); cope, case; babel. — (Perrure 

angulaire) IJzeren hoekband, hoekbe


slag (bij timmerlieden, metselaars, etc.) ; 

diagonal lath, corner-band, corner-bracket, 

angular iron band; band, winkelband, eck


band, diagonalleiste, bug. —'E—s, pl. Punt, 

bek van de sneb of scheepssnavel ; beak of 

the prow or rostrum; schiffschnabelspitze. 


ÉCHARPER -


~ 'E—s, het touwwerk der katrollen of 
schijven ; sheaves-cordage; seilwerk, schei 

Asband van de katrol of het-benwerk. — 
blok, V. axe-tie of the pulley. 
'E—s, regelingen van 't galjoen ; rails of the 
ship's head; gallionsregelingen. ~'E., waterspiegel 
(bij 't nivelleeren of waterpassen), 
volkomen effen waterpas; water-table, sur 

wasserspiegel, zurichttafel. ••-face-table; 
Band, beslagband, ijzeren strop (bij wagen 

tie, strop, hoop; band. _ 'E. de-makers); 
brancard, lamoenband ; strap of the 
limber-shaft; schwungbaumband. — 'E. de 
limonière, beslag van den gaffeldissel; 
strap of the limber-rail; gabelriegelband. — 
En écharpe, adv. Schuins, dwars, overdwars; 
slanting; schief, schrag. — 'E. de 
poulie (Chape) blok zonder schijven, 
huis van een (scbeeps-)blok ; V. caisse 
d' une poulie. 

'Echarper, v. a. fr. Kaarden ; to 
card; krdmpeln, kardatschen. — ' E. ou 
Chabler (un fardeau, une pièce de bols), 
een touw of strop (om eenen last of een 
stuk hout) slaan, ter ophijsching; to fasten, 
to cord, to bind in; einbinden. 

'Eehars, adj. fr. Te gering van allooi 
below the standard; geringhaltig. — Schraal 
en onbestendig (van den wind); feeble and 
fickle; schwach and unbestandig. 

'Echarseté, f. fr. Te sterk gelegeerd 
metaal (bij gieters, munters); metal too much 
alloyed; uberlegirtes metall, geringhaltigkeit. 

'E. de loi, muntstandaard ; standard; 
schlagsatz. 
'Echasse, f. fr. Steenhouwers-en metselaarsmaatstok 
(ter bebouwing der wulf 

ruler; wiilbrichtscheit. ~ 'E—S-steenen); 
d'échafaud, Baliveaux, steigerpalen, 
juffers; (upper) scaffolding-poles, imp poles, 
scaffolding-imps; rtiststangen, rustbhume,ruststhmme, 
lantennen. 

'Echaudage, (Lait de chaux), 

m. fr. Kalkmelk, kalkwater, witkalk ; limewater; 
kalkmilch, kalkhydrat. ~ Het weeken 
der bestanddeelen voor lijm in kalk 
lime-wash, digesting in lime-water;-melk ; 
das einweichen des leimgutes in kalkmilch. 
Ontvetting der wol, v. dégraissage 3). 
'Echaude, f. fr.,v. chaude suante. 
'Echauder, v. a. fr. In heet water 

broeien, v. abbri hen. ®'E.les laines, 
de wol ontvetten, v. degraisser 1), dessuinter. 


'Eehaudillon, m. fr. Gloeiend stuk 
ijzer, dat aan weerszijden geweld moet worden, 
aanlas, splits; piece of iron, about to 

be soldered; zu ldtbendes snick eisen. 

'Echaudis, m. pl. Driekante ringbouten, 
sjoroogen (aan boord); trilateral ringbolts,
lashing-eyes; dreieckige ringbolzen, eisen 

-schnallen, sorraugen. 
'Echaudoir, m. fr., v. bruhfass, 
bri hhaus. 
'Eehaufe, f. fr. Stapel van 2 o dozijn 
huiden; heap of 20 dozens of skins; schwitz-

SCHELLE. 353 

haufen. ~ Zweetkuil, zweetkist (om de 
huiden te smarten of te ontharen); heapingstew, 
drying-stove; schwitze, bahstube, braut, 
brute. 

'Eehaufé, adj. fr. Vervuurd, aangestoken 
(van hout) ; smutted, fusty; stockig, 
brandig, angestockt. — Verbroeid, verstikt 
(van touw, hout, etc.); overheated, smothered; 
iiberhitzt, erstickt. 

'Echaufement, m. fr. Verhitting, 
oververhitting; heating, overheating; das 
beizen, uberbeizen. 

'Echauffer, v. a. fr. :'E. les peaux, 
de huiden in den zweetkuil opstapelen; to 
heap and dry the oiled skirts; die haute in 
der brute fhrben. 

'Echée, f. fr., v. écheveau i). 

'Echel, Saffre, m. fr., v. Aeschel. 

'Echelier, Rancher, m. fr. Eenboomige 
ladder, klampladder; peg-ladder; stangenleiter, 
einbhumige leiter. — 'E. de 
charrette, regelhout, dwarshout der kar; 
peg-beam, intertie; riegelholz. ~ ,E. dune 
grue, kraanladder; mijnladder; peg-ladder 
of a crane; krahnleiter. 

'Eehelle, f. fr. Ladder, leer ; ladder; 
Leiter. —'E. brisée, vouwladder ; foldingladder; 
klappleiter. — 'E. double, dubbele 
ladder, boomladder ; double ladder, trestles; 
bockleiter, baumleiter. — T. de 
corde, touwladder, strikladder; foot-rope, 
rope-ladder; strickleiter. E.à ineendie, 
brandladder ; fire-ladder; brand-, feuerleiter. 
~ 'E. de meunier, trapladder; stepladder; 
treppenleiter, stufenleiter, leiter; 
treppe. —'E. de vaisseau, trap, ladder; 
ship's ladder; shiffstreppe. — '.E. d'artimon, 
de poupe, 'E. hors le bord, 
valreep; ladder-rope, man-rope; fallreef (am 
hintertheile des schiffes). — 'E. de commandement, 
groote trap buiten boord, 
statietrap, valreepstrap ; accommodation-ladder; 
fallreepstreppe. ~ 'E. de dunette, 
trap of opgang van de kampanje, kampanje trap; 
coach-ladder, companion-ladder;kam panjetreppe.— 
'E—s d'entrepont, tusschendekstrappen 
; ladders between the decks; 
treppen zwischen den verdecken. ® 'E. 
de l'équipage, trap van 't voorluik, 
van 't logies, van 't volk ; ladder of the 
fore-hatchway, of the crew; treppe der vorluke, 
tnannschaftstreppe. — 'E. d'escalade, 
stormladder; scaling-ladder; sturmleiter. 
® 'E. des mineurs, mijnladder; 
mine-ladder, ladder; fabrt. -- — 'E. (ligre 
graduée), schaal (verkleinde maatstaf; in 
gelijke deelera verdeelde lijn); scale, scale of 
degrees, gradation; massstab, scala, scale, 

gradleiter, graduirung. ® 'E. de barométre, 
de thermomètre, etc , ba 

schaal, etc. ; baro--romeler-, thermometermeter-, 
thermometer-scale; barometer-, thermometer-
scale. ~ 'E. campanaire, v. 
diapason. — 'E. de proportion, 
verhoudingsschaal, proportieschaal ; p,-oportion-
scale; verlialtungsmasss.tab. ~ 'E. de 

30. 

354 ECHELON -- ECKE. 


réduetion, 'E. á rapporter, reductieof 
herleidingssehaal ; scale of reduction, reduced 
scale, plotting-scale; verjiingter massstab. 
• 'E. perspective, perspectief 

scenographical scale; perspectivischer-schaal ; 
massstab. ^ 'E. de front, pleinschaal, 
gelijkmatig afgedeelde perspectiefschaal (horizontale, 
in gelijke deelen verdeelde lijn); 
plain-scale; breitenmassstab. r ,E.fuyante, 
wijkende, afnemende perspectiefschaal (in 
ongelijke deeleu verdeelde verticale lijn) ; 
reducing-scale, diminishing-scale; tiefenmassstab, 
sich verjiingender massstab, verschwindungsmassstab. 
~ 'E. anglaise, logarithmiclue, 
proportionnelle on de 
Gunter, Engelsche schaal, logarithmische 
liniaal, Gunther's schaal; Gunter's 
scale; englische scala, logarithmisches lineal, 
Gunther'sche scala. 'E. d'eau, 'E. 
fluviale, 'E. de pont, waterpeilschaal, 

peilschaal, peil, brugschaal, vloedschaal ; 
watermark post, water-gauge; wasserstock, 
pegel, peil. ® 'E. du Levant, zeehaven, 
koopvaardijhaven, stapelplaats in de Levant; 
Levant seaport or mercantile place; handels 
-platz, stapelplatz, seestadt in der Levante. 

'Echelon, m. fr. Laddersport, sport; 
ladderstep; leitersprosse. 'E—s on Taquets 
d'échelle,trapklampen (aan boord); 
steps, gangway-steps; treppklampen. 

'Echenal, 'Echeneau, 'Echenet, 

m. fr. Houten goot tusschen twee gebouwen 
; wooden gutter; hilzerne dachrinne. 
V. echeno. 
'Echeno,ou'Echenal,'Echeneau, 
m. fr. Hellende goot (door welke het gesmolten 
metaal in den klok-of kanonvorm 
vloeit); casting gutter, gutter, metal-drain; 
gussgerinne, einguss, rinne. 
'Schets, m. pl. fr. Garenstrengen ; 
hanks; untergebinde, strange. 

'Echeveau, m., (`Echec, f.) Streng 
(garen, katoen, wol, zijde, touw, etc.); hank, 
skein, number; strähn, strang, schneller, 
docke, nummer, zahi. vgl. docke 7). o• 
'E. de bitord, streng schiemansgaren of 
huizing ; skein of marline, housing or houseline; 
bund marlien, bund busing. — ' E. 
de fil de coton, streng katoengaren; 
hank of cotton-yarn; strdhn baumwollengarn 
( 765 meter). ® 'E. de lamme 
courte, streng korte wol; skein of wool; 
strähn wollengarn (= 1493,6 meter). ~ 
'E. de fil de lame longue, streng 
lange wol ; long-wool skein; strähn langgarn 
(= 785 meter). —'E. de fit de lin, 
streng garen. vlasgaren ; skein of flax yarn; 
strähn leinengarn (3 300 meter). — 'E. 
de fil de soie moulinée, streng getwijnde 
zijde ; skein of twisted silk; strhhn 
muhlenseide ( 12 000 meter). 

'Echevette, f. fr. Kleine streng (van 
katoengaren : écheveau of 10 0 meters; 
van lange wol I2 a 15 meters, van vlasgaren 
: 1 echeveau of 275 meters); lea 
or ley, rap, cut of cotton yarn; sliver of 

long-wool; lea of yarn; gebinde baumwollengarn; 
knhuel oder strhhnchen langgaru 
gepinde leinengarn. 

'Echifi're, ni. fr Trapmuur ; stringewall, 
carriage-wall; treppenmauer, wangen 
-mauer einer tréppe. 
'Echignole, f. fr. Klos (der passementwerkers); 
spindle; spindel. 
'Echine, f. (Astragale lesbien, 
Quart de rond mou) fr., Echinus, 

m. hd. & eng. Ei (aan de Ionische zuilen), 
eivormig sieraad vervat in een kastanje 
dop; ovolo, quirked quarter-round,-vormigen 
egg-and anchor-ornament; polster, lesbischer 
rundstab, weicher viertelstab. 

'Echiqueté, adj. fr. Geruit als een 
schaak-of dambord; checkered, alternate; 
scbachbrettformig. 

'Echome, f., Scalme, m. fr. (oud) 
Roeidol, V. tolet. 


'Echoppage, m. fr. Het wegnemen 
der randen aan de letters eener gestereotypeerde 
kolom of bladzijde; edging of stereotypes; 
wegnahme der ronder an den buchstaben 
einer stereotypischen kolonne oder 
blattseite. 

'Echoppe, f. fr. Steekbeitel (waarmede 
de essayeurs de proefkorrel uitsteken); hewingchisel; 
aushauer, aushiebmeissel, stecheisen, 
aushaueisen. no•'E. à arreter, buigbeiteltje, 
v. bending-tool. ~'E. a champlever, 
graveerstift (voor de te emailleeren 
plaat); sharp graving-tool, graver; grabeisen. 

'E. á epailler, radeernaald, v. ab


stosseisen. — 'E. á effacer, v. burin 
t), drawing-point. ~ E. plate, 

vlakke steekbeitel ; flat sculper; flacbstichel; 

V. flat chisel-sculper, s. chisel 7). 
—'E. ronde, v. boltstichel; round 
chisel, s. chisel 11). 
'Echapper, v. a. fr., v. ausmeis


seln. — De proefkorrel uitsteken ; to cut 
out the assay-grain; das probekorn ausstechen. 


Eckbalken, m. hd. Hoekbalk, hoek 
-stander, etc., V. corner—post. 
Eekband, n. hd. Hoekbeslag, v. cantonnière, 
écharpe 7). 
Eckblech, n. hd. Hoekplaat, v. corner-
plate. 
Bekbogen einer bri cke, m. hd. 
Bruggenhoofd; corner-arch of a bridge; arche 
de bout. v. abutment. 
Eckbrett, n hd. Hoekplank; cornerboard; 
planche angulaire, coin. 

Eckbuch, n. hd. K.as(t)boek, elk der 
beide buitenste boeken van een riem papier; 
outside-quire, cassie-paper; main cordée, 

main de papier de refus. 

Ecke, f., Winkel, m. hd. Hoek; corner, 
quoin, nock; coin. — (in mathematischen 
zin) Hoek ; angle; angle. v. angle. 

~ E. einer mauer, boek, kant van 
eenen muur ; coin, corner of a wall; coin, 
angle dune muraille. ~ E. (Kante) 
eines steines, . tisches, etc. , kant, 


ECKENBOHRER -- ECLATER. 355 


hoek van eenen steen, eene tafel, etc.; corner 
of a stone, a table, etc.; carne, crète dune 
pierre, d' une table. ® Afgestooten boek; 
corner broken off; écornure. ® Gezapfte 
e., (Verzapfung) met pin en gat opgesloten 
boek ; mortising; assemblage t 
mortaise. E. (in eineet pause), 
hoek ; corner; encoignure. •^ Hin.tere 
e—n ( eines schranks) , hoekstijlen ; 
corner-feet; pieds corniers. •_ Stumpf 
zusammengeschlitzte e., stomp sa mengespleten 
hoek ; cross joint; assemblage 

en enfourchement. 

Eekenbohrer, Winkelbohrer, 

m. hd. Hoekboor ; angle-brace, corner-drill; 
foret cornier, foret is angles, potence a 
pignons 
Eckenholz, Kantholz, in. hd. Vierkant 
bebouwen hout; squared timber; bois 
d'équarrissage. 

Eckerdoppen, f. pl. hd., V. cerres. 

Eekfeile, f. hd. Hoekvijl, kantvijl ; 

angular file; lime angulaire. 

Eekfenster, n . hd. Hoekvenster; cor


ner-window; fenetre angulaire ou du coin. 

Eckfflachen, f. pl. hd. Hoekvlakken 

(bij goudsmeden); angular surfaces; coins. 

Eekforst, m. hd. Hoeknok, hoekvorst; 

hip; faite cornier, troupe de comble. 

Eekgemauer, m. hd., v. coignage. 

Eekhölzer, n. pl., v. eckenholz. 

Eekig, adj . hd., v. angulaire. 

Eckkachel, f. hd. Hoektegel (in den 

oven); corner-tile;-.carreau de coin. 
Ecklache, f. hd. Hoekstuk (in bouw


werk); corner-piece; pièce cornière. 

Eckleiste, f. hd., v. angle-block. 

Eckpfeiler, m. hd. Hoekpilaster; cor


ner-pillar; pilastre cornier. — E. (einer 

brucke), groote hoekpijler, hoeksteen (aan 

een bruggenhoofd); abutment-pier, butt-pier; 

buttée, butte. — E. (an einer einfahrt), 

hoekpaal (aan eene invaart); stud; borne. 

Eekpfosten, M. hd.,v.eorner—post. 

Ecksaule, f. hd. Hoekzuil, hoekkolom, 

hoekpilaar; column at the corner of an edi


fice, corner-column; colonne cornière. ^• 

Kantige, hoekige zuil; angular column; co


lonne angulaire. ~ Kantzuil, prisma, pa


rallelopipedum ; prism, parallelopiped; prisme, 

parallelipipède. 

Ecksäulicht, adj. hd. Prismatisch; 
prismatic, prismatical; prismatique. 

Eckschaft, m. hd. Hoekmuurvak (tus


schen het laatste venster en den boek van 

't gebouw); corner-jamb; jambe d'encoignure. 

Eckschrank, m., Ecksehrank


chen, n. hd. Hoekkast, -kastje, hoekbuffet; 

corner-cupboard; coin. 

Eckschuh, rei. hd., v. eekband. 

Ecksparren, m. hd., V. aretier, 

corner-wood. 

Eekstatel, f. hd., V. eckstufe. 

Eckstánder, am. hd., v. corner


post. 
Eekstein, m. hd. Hoeksteen ; corner


stone, corner-piece, head-stone, quoin, coin; 

pierre d'encoignure. — v. cie 5). 

Eckstempel, m. hd., v. coin de 
relieur. ® Hoekstempel (aan de vergulderspers); 
corner-stamp; galoche. 

Eekstollen, in. hd., v. corner-foot. 

EekstUcke, n. pl. hd. Hoekstukken; 
hips; pièces cornières. 

Eekstufe, f. hd. Hoektrede ; cornerstep; 
marche dangle. 

Eekstutze, f. hd. Hoekstut, -steekschoor 
; corner-buttres, -spur, -prop, -stay; 
contre-fort, pilier boutant, éperon, étancon. 

Eektisch, m. hd. Hoektafeltje; cornercupboard; 
coin. 
Eekziegel, m. hd. Hoektegel ; header; 
tuile cornière. 
Eckzierrath (der thur oiler fenster


-

einfassung), m. hd. Hoeksieraad (van het 

deur-of vensterkozijn) ; crossette, corner


ornament; crossette, oreillon. 

'Eclair de l'argent, m. fr. Het 

blikken van den proefkorrel, v. bliek, 

coruscation. 

'Eelairage, m. fr. Verlichting; lighting; 
beleuchtung. ~ 'E. au gaz, au 
gaz portatif, gasverlichting; verlichting 
met draagbaar gas; gas-lighting; lighting 
by portative gas; gasbeleuchtung; beleuchtung 
mit tragbarem gase. 

'Eelaircie, f. fr., v. blink. 

'Eelaircir, v. a. fr. Polijsten, blank, 

blinkend maken, glanzen (de naalden-en 

spel-denschachten, het metaal, leder, etc.); 

to polish, to burnish, to furbish, to gloss, 
to glaze; blank coachen, bldnken, glanz geben. 
'Eclaireisseur, m. fr. Glanzer, po 
poetser, droogschuurder; polisher, fur--lijster, 
bisher; blankmacher, drahtscheurer. 

'Eelairer, v. n. fr. Blikken, blikkeren 

(vgl. eclair); to lighten; blicken, tin bliek 

steben. 

'Eclaireur, m. fr. Verkenner, voor


zeiler; reconnoitring-vessel; recognoscirschiff, 

leitscbiff. 

'Eelancher, 'Ecrancher, v. a. fr. 
De valsche plooien of vouwen (uit het laken) 
verdrijven, uitstrijken; to undo the 
plaits; to take the creases out (of cloth); die 
falschen fatten ausstreichen. 

'Eclat,m. fr Splinter, etc.,v.écaille 4), 
copeau(x). 'E. métallique, metaalglans; 
metallic lustre; metallglanz.

'Eclatante, f. fr. Witte compositie 

(der glasfat€ rikanten) van diamantachtigen 

glans; white composition flashing like dia 

weisse composition deren glanz dem-monds; 

diamant lihnelt. 

'Eclater, v. n. fr. Afsplinteren, afschil 

splijten ; to break into splinters or-feren, 

shivers, to splinter, to shiver, to scale off; 

zersplittern, zerspringen, zerschiefern. ^• 
Barsten, opbarsten, in stukken springen, 
springen ; to burst, to fly into pieces, to 
fly, to explode; zerspringen, zerplatzen, bersten, 
explodiren. ~ (Luire) Fonkelen, 


/

356 ECLI 

flikkeren (van 't glas) ; to flash; blitzen, 
funkeln. ® V. a. Het emailleersel wegnemen 
(bij goudsmeden); to chip, to chip off; 
den schmelz losmachen. 

'Ecli, m. fr. Splinter, houtspaantje ; 
shiver, splinter of wood; splitter, spahn. 

'Eclipse-flour en doux, m. fr. 
(Machine pour filer des mèches de coton). 
Eclipsmachine (der machinale katoenspin 

eclipse-speeder, eclipse roving-frame,-nerij); 
strap-speeder, belt-speeder; eklipsmascbine. 

'Eclipse-speeder, 'Eclipse ro


ving-frame, eng., v. éelipse-fileur 

en doux. 

'Eclissage, m. fr., v. éelissement. 

'Eelisse, f. fr. Gekloofde teen (tot 

vlechtwerk); spaanbout (voor doozen, koren 

plankje; cleft osier; wood-maten, etc.); dun 

for making slips; thin board; gespaltete 

weidenruthen ; span, spanholz ; brettchen. 

Stootscheen, stootlasch (ter verbinding 
van de einden van twee rails of spoorstaven; 
shin, splint, rail-fish, fish-plate; stosssebiene, 
lasche, stosslasche. ~ 'E. a cornières, 
hoekstootlasch (der rails); angular /ish,bracketjoint; 
winkellasche. ® E. plate, platte 
spoorscheenlasch ; straight /ish or fish-plate; 
genade lasche. 

'Eclissé, adj. fr. Door lasscben of stoot 

verbonden (van spoorstaven); fished;-schenen 

verlascbt, verbunden. 

'Eelissement, 'Eelissage, m. fr. 
Het lasschen (van de rail-einden) ; fishing; 
verlaschung. 

'Eclore, v. n. fr. Ophouden met malen 
(van molens); to cease grinding; aufboren 
zu mallen. 

'Eeluse, f. fr. Sluis ; sluice, lock, watergate, 
flood-gate; scbleuse, Biel. — Sluitstuk, 
stop (van de goot der gietvormen); gate, 
shoulder, nick; spund, vorsetzer. ® (Pelle) 
Gieterssebop; shovel; abschlagsebaufel. — 
'E. carrée, vierkante sluis, kastsluis (welker 
deur uit slechts éénen vleugel bestaat); 
square sluice; schleuse mit einflugeliger 
t.hi r, kastenschleuse. ~'E. de Chasse, 
spuisluis, schuursluis (ter schoonmaking van 
een haven, dok, etc.) ; inlet-sluice; jagdschleuse, 
einflussschleuse. — 'E. de décharge, 
uitwateringssluis, situatie-sluis; 
discharging-sluice; entleerungsschleuse. o 
'E. double, dubbele sluis, koppelsluis 
(die het water op twee hoogten houdt) ; 
coupled sluice; gekuppelte schleuse. ®'E. 
a (ou en) eperón, sluis met puntdeuren, 
cheeks-sluice; schleuse mit stemmthoren,drempeischleuse. 
— 'E. de fuite, afloopsluis, 
afwateringssluis; outlet-sluice; abzugsschieuse. 
v. abzugssehleuse, fluchtschleuse 
ij. — 'E. provisionnelle, 
inundatie-sluis, reserve-sluis, stouwsluis; reserve-
lock; reserve-bassin, vorratbsschleuse. 

— 'E. a sas, sassluis, schutsluis, kamersluis, 
kolksluis; chamber-sluice; tide-sluice; 
kammerschleuse ; fluthschleuse. ® 'E. á 
tambour, kolksluis, duikersluis; circular 

-- ECORE. 

sluice; kesselschleuse, trommeischleuse. — 

'E. à wanne, á porte—coulisses, 

sluis met schotdeuren, met schuif-of spring


deuren; sash-sluice; schiitzenscbleuse. 

'E. à vis, schroefsluis ; sluice with screws; 

schraubenschleuse. 

'Eclusee, f. fr. Sluisvol (hoeveelheid 

water, die eene sluis bij 't schutten door


laat); lock-full, sluice-full; schleuse voll, was


serbedarf Beim durchschleusen. — Stouw


water, opgestouwd water; banking, dammed 

water; aufstauung, stauwasser. ® Sluisvlot, 

half houtvlot. dat door eene sluis kan schut


ten; float or raft so narrow, that it may 

be passed through a lock; schleusenfloss. 

'Eeluser, v. a. fr. Van sluizen voorzien 
(een kanaal, etc.) ; to provide with 
locks or sluices; mit schleusen versepen. — 
Door eene sluis afsluiten ; to shut up by a 
sluice; mittelst einer schleuse verschliessen. 
~ Schutten, door eene sluis varen ; to 
pass (a boat, a ship) through a lock; durchschleusen. 


'Eclusier, m. fr. Sluiswachter ; sluicekeeper, 
lock-keeper; schleusen meister. 

'Ecofrai, 'Ecofret, 'Ecofroi, m. 

fr. Groote werktafel (van verschillende am


bachtslieden), werkbank, snijtafel, snijbank; 

shop-board, cutting-out board; werktiscb, 

zuschneidetisch, -Brett, -bank. 

'Eeoincon, m. fr. Hoeksteen aan deur 

sconcheon, corner-stone-en venstermuurwerk; 

of a jamb; kropfstein, eckstein. ® Hoek


kast; corner cup-board; ejkschrank. 

'Ecoirae, f. fr., v. ecouane. 
'Ecollage, m. fr., v. echarnage.
'Ecoller, v. a. fr., v. écharner. 
'Eeolleter, v. a. fr. Op den speer


haak uitslaan, van den bals af uitdrijven 
(bij goud-en kopersmeden); to slope, to 
slant, to round off ; rundschlagen, aushdmmern; 
schweifen. 

'Eeollette, f. fr. Vernauwing of nau


wer gedeelte (b. V. van eene vaas), hals; 

neck; hals, verengung (eines gefbsses). 

'Scope, Escope, Escoupe, f. fr. 
Bleekersgieter, waterschepper; skeet; giesser, 
wasserschaufel. o Hoosvat, hoos ; boat's 
scoop, scoop; iisfass, schbpfkelle. 

'Ecoperche, f. fr. Schalk (spar ter 
opheffing van lasten of ter oprichting van 
masten, etc.); uithouder (v. écharpe 2) ); 
kraanbalksverlenging; sheer; outrigger, cathead; 
spiere; ausleger; schnabel, krahnbalkenverlangerung. 
— Korteling, steigerdwarsbout; 
pullock, putlog, boulin; schussriegel, 
baum- oder netzriegel, gertiststange. 

'Ecoree, f. fr. Schors, iooiersschors, 
run ; bark, tan; borke, rinde, bast, lope. 

'Ecorchure, f. fr. Opstrooping (in 't 

weefsel); splitting; steile die sich gestrupft, 
geschleisst hat. 
'Ecorcier, m. fr. Runscbuur, schorspakhuis; 
tan-house; lohbaus. 
'Ecore, f. fr. Steile kust; bold coast; 
jähe kuste. 


SCORNER -- 

'Eeorner, v. a. fr. De hoeken, kanten 
wegnemen, de kanten afstooten; to break 
the corners, to plane of' the edges; abkanten, 
die ecken abstossen. v. délarder, to 
chamfer. 

'Ecornure, f. fr. , v. eeke s). 
'Ecossaise, f. fr. Kolenpook (der metaaismelters); 
poker; kohlenräumer. 

'Ecotage, ni. fr. Het halen (van 't 
metaaldraad) door de tweede trekplaat; 
drawing through the second plate; das ziehen 
durch die zweite ziehbank. ® (Pil de 
1'écotage) Het tweemaal door de trekplaat 
getrokken draad, grofdraad; coarse 
wire, thick wire, twice•drawn wire; grobdrabt. 
(vgl. ébroudage). ® Het strippen 
of ontribben (van de tabaksbladen); stripping; 
das entrippen, ausrippen. 

'Ecotards,m.pl. fr., v. chain-wales. 

'Ecoter, V. a. fr. Door de tweede trekplaat 
halen (bet ijzerdraad); to draw through 
the second plate; durch die zweite ziebbank 
geben lassen (vgl. ébroudir). •• Strippen, 
ontribben (tabaksbladen); to strip; ent 

-rippen, ausrippen. 

'Eeouailles, f. pl. fr. Wol van onder 
de schenkels en den staart der schapen ; 
breeching; coarse wool; innere schenkelwolle, 
gerberwolle, raufwolle. 

'Ecouane, 'Ecouenne, 'Ecoins, 

f. fr. Raspvijl; rasp-file; raspel. ® 'E. 
plate, justeervijl , V. beschrotfeile. 
'E. à bois ('Ecouanette) fijne boutrasp; 
fine rasp, grater-file; feinraspel. ~ 
Kromme raspv(l ; bent rasp, crooked file; 
kriickraspel. 
'Ecouaner, v. a. fr., v. beschroten. 
'Ecouet, Couet,m. fr., v. amure 1). 
'Ecoulement, m. ('Emission) fr., 

V. ausfl.uss l ), 3), ausstromung i ).2). 
~'E.' gueule-bée, volle uitstroomïng, 
efflux of filled tube; voller a u sfluss. ~ 'E. 
des eaux (d une mine) , Exhaure, m. 
Drooglegging,ontwatering (eener mijn); draining; 
wasserlosung, wasserlöse. — Galerie 
d'é. ou d'exhaure, (en Belgique) 
Xhorre, (horizontale) mijnschacht tot waterlozing 
of drooglegging ; adit, sough, thurl, 
day-level; wasserlosungsstollen. 
'Eeouler, v. n. fr. Afvloeien, uitvloeien, 
afloopen, afwateren, uitloopen ; to flow out, 
to run off; abíliessen, ablaufen, ausfliessen. 

V. a. ('Edosser, 'Egoutter) Het 
water uitstrijken (uit de natte huiden); to 
drain; das wasser ausstreichen. — Faire 
é. le Plot, het vlothout tot aan de haven 
laten afdrijven ; to float till the harbour; das 
fldssholz bis zum haten treiben. — Faire 
é. le laitier, de metaalslakken afsteken, 
doen afvloeien; to run off the cinder, to 
tap the cinder; die schlacke abstechen. 
'Ecouloir, (Dégorgement), m. fr. 
Uit-, afloop, mond (eener buis of pijp); mouth, 
flowing-out hole, discharging-hole; auslauf, 
ausmundung. — Gootsteen ; gutter-stone, 
outlet-stone; auslaufstein. 

ECOTJVILLONNER. 357 

'Eeoupe, f. ('Ecoe.pée, Faubert), 
fr. Zwabber (scheepsdweil); swab; schwabher, 
schiffsbesen. o Lange ijzeren schop ; 
scoop, long shovel; scbuppe, eiserne schaufel. 

o (Per a marquer, a aligner) 
Steekspade (des mijnwerkers); scraper, spade; 
abstecheisen, erdscharre. 
'Ecoussage, m. fr. Zwarte vlek, vuil 
(op aardewerk); stain; schwarzer fleck, das 
unreine. 

'Ecoute, f. fr. Schoot (touw aan den 
benedenhoek van ieder zeil) ; sheet; schote. 

— 'E. d' artimon, de bonnette, de 
foe, de hunier, de misaine, de 
perroquet, etc., bezaans-, leizeils-, kluivers-. 
marszeils-, fokke-, bramzeils-schoot, 
etc. ; sheet of the mizzen, of the studdingsail, 
of the fore-sail, of the topsail, of the 
jib, of the top-gallant sail, etc. ; besahn-, 
leesegel -, kluver-, marssegel-, fock-, bram 

revers,-segel-schote, etc. — 'E. de 
du vent, lijschoot, loefschoot; lee-sheet, 
weather-sheet; leeschote, lufschote. — 'E. 
volante, vliegende schoot ; flying sheet; 
fliegende schote. — Fausse e., borgschoot, 
boze schoot ; preventer-sheet; reitau, bullen tau 
am fockbals. ® Baisser les é—s, de 
halzen dicht toezetten, V. amurer tout 
bas. — Border (ou Haler sur) les 
é-s, v. border, fr. 9) . _ Aller á e. 
largue, v. aller i 0). ® Aller entre 
deux écoutes, v. aller o) . 

'Ecoute-s'il-Aleut, m. fr. Sluismolen 
; mill that goes by the help of a sluice; 
wasserarme muble. 

'Ecoutille, f. fr. Luik, trapluik, afgang 
(aan boord); hatch-way, hatch-scuttle; 
luke, treppenluke. — 'E. de l'arrière 
ou de la poupe, achterluik ; after-hatch


way; achterluke, hinterluke. ® 'E. aux 
cables, 'E. de la fosse aux e bles, 
kabelgatsluik ; fore-hatchway; vorluke, kabelgattluke. 
— Grande e., het groote 
luik ; the main hatchway; die grosse luke. 
~ 'E. d'hulot, v. dos d' ne 2) . ^. 
'E. a jour, a treillis, a clairevoie, 
open luik, tralie luik ; grate-hatchway; 
gitterluke. 

'Ecoutillon, m. fr. Luikje, stormluikje 
; little hatchway; kleine luke, sturmluke. 
—'E-s d'abordage, v. boarding-
scuttles. — 'E. d'ossee, luik 
van 't hoosgat (eener sloep); scuttle of a 
boat's wellroom; redderbrett, luke des ösgatts. 
—'E. ', panneau, los luik, lichtluik met 
losse kap; cap-scuttle, scuttle; springluke, 
lose luke. 

'Ecouvette, f. fr. Steelborstel (der 
lakenfabr.); brush with handle, brush; stiel 
-burste. — (Goupillon) Sprengkwast (der 
smeden); sprinkle, mop; löschwedel, -wiscb. 

'Eeouvillon, m. fr. Ovenwisch, -dweil ; 
scovel, maul-kin; ofenwisch, locbkebrer. — 
Kanon wisscher, wisscher, wisscberbol; drag, 
sponge; kanonenwischer, wischer. 

'Eeouvillonner, v. a. fr. Met de 


358 &RAN -- J CUMOIRE. 


wisch schoonmaken ; to sweep or wipe with 
the maul-kin; mit eiriem wische reinigen. 
'Eerah, m. fr. Vuurscherm (der glas 

smeders, etc.); screen, fire-Ian; feuer.-blazers, 
schirm, ofenschirm. ~ 'E. paraneige, 
sneeuwscherm, sneeuwwand (op spoorwegen); 
snow-shelter; schneewand, schutzwand gegen 
schneetreiben. 

'Eerancher, V. a. fr., v. éclancher. 

'Ecraser, v. a. fr. Te hard slaan (bij 
wevers); to overbeat; zu viel schlagen. 

'Eerémage, m. fr. Het afschuimen 
(van den glasvloed) ; skimming, scumming, 
removing the scum; das. abschdumen. 

'Ecrénage, 'Ecréner, fr., v. crénage, 
eréner. 

'Ecrêter, V. a. fr., v. abkammen. 

'Ecrevisse, Louperesse, f. fr., V. 
cingleresse. 

'Eerier, V. a. fr. Met baksteen afschuren 
(het ijzerdraad); to clean with sandstone; 
mit sandstein reinigen. 

'Eerin, Baguier, m. fr. Juweelkistje; 

jewel-box, casket, scrine; schrnuckkdstchen. 
'Ecrisee, f. fr., v. diamantpulver. 
'Eeriteaux, M. pl. fr. Strepen, ooren 

(die het lakenscheren heeft achtergelaten); 
stripes or furrows; schmitzen. 

'Eeriture perlée, f. fr. Parel (kleine 
drukletter tusschen nonpareil en robijn of 
diamant); pearl; perlschrift, per!. 

'Ecrive, f. fr. Schroefboom der glanspers; 
press-bar, pressing-bar; pressstange.

'Ecrotage, in-fr. Het opnemen der 
eerste aardlaag van een zoutwerk; takingoff 
the first earth in a salt-pit; das albheben 
des hangendes fiber steinsalz. ® De weggenomen 
aarde zelve ; the earth taken off; 
die abgehobene erde. 

'Ecroter, v. a. fr. De bovenste aard 

een zoutwerk afnemen ; to take-laag van 

o/f the first earth in a salt-pit; das fiber 

steinsalz hangende wegnemen. 

'Ecrou, nl. fr. Moerschroef, moer; female 

screw, inside-screw, nut, screw-nut; schrau


benmutter, mutter, inwendige schraube. 

Machine à dresser ou tailler les 

é-S, snijmachine voor moerschroeven ; nut


shaping machine; mutterfrasmaschine. —'E. 

ailé ou áa oreilles, vleugelmoer; winged 

nut, . finger-nut; flugelmutter. — 'E. a six 

pans, zeskante moer; six-pinned nut, hexag


onal nut; sechsseitige mutter. — 'E. it 

pivot ou it tourillon, tapmoer (van 

zekere richtschroeven); tumbler; richtwelle. 

'Eeroui, adj. fr. Gehard door koud


hameren, gehamerd, hard als Bene stalen 

veer ; cold-beaten, cold-hammered; as hard as a 

steel spring; federhart, kaltgeschmiedet, spred. 

'Ecrouir, v. a. fr. Harden (hetzij door 
koudhameren, of door het metaal tusschen 
cilinders of door de trekplaat heen te voeren, 
of onder de muntpers te brengen); to hammer-
harden, to cool-hammer, to cold-hammer; 

kalt hhmmern oder scbmieden, hartschlagen, 
federhart coachen. 

'Ecrouissage, 'Eerouissement, 

m. fr., v. cold- or cool-hammering. 
'Ecru, adj. fr. Ongewasscben, niet gebroeid 
; ruw, niet ontschaald of ontgomd ; 
not washed nor whitened; raw, unscoured or 
unboiled; ungenetzt, ungewasscben, ungebleicht; 
rob, unentschhlt, ungekocht. vgl. 
cru. 

'Ecuanter, V. a. fr., v. to dish a 
wheel. 

'Ecuanteur, m. fr., v. dish 2). 

'Ecubier, m. fr. Kluis, kluisgat (naam 
der eenigszins schuins geboorde gaten rechts 
en links van den boeg onder 't galjoen); 
hawse-hole, hawse; kluse, klusgatt. ® 'E. 
de retraite, achterkluis; cat-hole; hinterkiiise. 


'Ecuelle, f. fr. Schaal, kom, nap; dish, 
porringer, cup; schale, napf. — (Remon


tadoire), houten schepschaal, v. ausschopfschale. 
— 'E. de fusée, v. 
cup 3). — 'E. de pivot, spilpan, pan, 
kom ; saucer, socket, foot-step, cap, sole, scat; 
pfanne. —'E. it queue, steelnap, schaal 
met eenen steel ; porringer witha handle; 
schwanznapf. ~'E. it scarifier, (Scorificatoire, 
Têt m.), groote smeltkroes 
ter uitdrijving der metaalslakken; essayporringer, 
muffle , refining-pan , scarifying 
mule, refining pan, scorifying vessel; schlackenscherbe,
treibscherbe, probirscherbe, test. 

'Eeuler, v. a. fr. Tot schijven of koe


ken gieten (het was) ; to cast in disks; in 

scheiben giessen. 

'Eculon, m. fr. Tweetuitige schep-of 

gietkom (der waswerkers); wax-chandler's 

scoop; scbepfkelle, scböpfkessel. 

'Eeumage, m. fr. Het afschuimen, 

schuimen (van 't lood); scumming, skimming; 

das abschaumen, abstreichen. — (Plomb 

d'écumage, 'Ecume de plomb, 

Scones de plomb), v. abstrich 1), 

abstrichblei. 

'Ecume, f. fr. Schuim ; scum, skim, 

foam, froth; schaum. ~ 'E. crasse de 

plomb, eerste loodschuim ; first litharge, 

first scum; erster abzug oder abstrich. ~ 

'E. de fer, ijzerschuim ; red-iron froth; 

eisenschaum. ~ 'E. de foute, schuim 

van 't gesmolten metaal; refined-iron froth 

or dross; garscbaum. ^ 'E . de laiton, 

messingschuim ; scum of yellow brass; mes 

. noire-singabzug oder -abstrich. ® 'E

de plomb, (Litharge noire) , tweede 

loodschuim, zwart loodglit; black litharge;


zweiter abstrich, schwarze gaatte. — a. E. 

de plomb, v. éeumage -2). ~ b. Lood 


asch, v. bleirauch ij. 

'Ecumer, v. a. fr., v. absehaumen. 

'Ecumeresse, f. fr. Groote schuimle


pel (der rnetaalgieters, suiker-en ^saipeter


zieders); great skimmer; grosse scbaumkelle. 

'Ecumette, f. fr. Schuimzeef (der or


gelpijpmakers); skimming-sieve; abschaumsieb. 

'Eeumoire, t. fr. Schuimpan (der zout


zieders);scum-pan; fegeschober, scblampfann



ECURAGE -- EDGE. 

cben. — (Crosse du Naut-fourneau) 
Rakelijzer (des hoogovens); kiln-rake; krucke. 

'Ecurage, m. fr. Het schuren (b. v. 
van 't blik); scouring; das scheuern. 

'Ecureau, m. fr., v. card-cleaner. 

'Eeurer, v. a. fr. Schoonmaken (de 

kaardedistels); to scour, to cleanse; putzen. 
Met zand, met biksteen schuren (de 
blikplaten, etc.); to scour; abscbeuern, ab 
-reiben. 
'Ecurette, f. fr. Scheerwolschraper; 

instrument for taking away the remainder 
of the shearing; werkzeug zum wegnebmen 
der übriggebliebenen scherwolle. 

'Ecusson, in. fr. Schildje; little scutcheon, 
small shield; schildchen. — (Pia— 
tine) Sleutelgatplaatje; scutcheon; schiusselschild, 
schliisseliochdecker. ~ Keerzijde, 
rugzijde, wapenzijde (eener mun.t); reverse, 
tail; rückseite, schildseite, revers. ~(Pièce 
de détente, Pièce d'écusson) Trekkerplaat 
(van een geweer) ; trigger-plate; 
zij n gel blatt, ziingelblech, abzugsblech. •^ 
Spiegel (achterwerk van een schip); buttock, 
stern, stern-frame; spiegel, schild. 

'Ecuyer, m. fr. Trapleuning; handrail; 
laufstange einer treppe, anbalter. 
Eddy, eng. Neer, terugstroom, rafeling 
of kabbeling; neer, rabeling, gegenstrdmung; 
remous. 
Eddy-wind, eng. Stuitwind, valwind; 
fallwind; revolin. 

Edel, adj. hd. Eijk, edel (van ertsen); 
rich, precious, noble; riche, precieux, noble. 
Edelerde, f. hd. Diamant-aarde; diamond-
earth; terre de diamant, terre noble. 
Edelerz, n. hd. Rijk zilvererts; rich 
silver ore; mineral d'argent riche. 

Edelgestein, n. hd. Edelsteenen, edeI


gesteente ; jewels; pierreries fines. 

Edelit, m. hd., Edelite, eng. 'Ede


lite, f. fr. Edeliet, een mineraal bestaande 

uit kiezelaarde, aluinaarde en kalk. 

Edelstein, m. hd. Edelsteen, edelge


steente ; precious stone; pierre précieuse. ^• 

Echter e., echte edelsteen ; gem; pierre 

fine. ~ Kunstlicher, Ealscher e., 

Glasstein, onechte, valsche, nagemaakte 

edelsteen ; imitation-stone or -gem, facti


tious gem; bappelourde, pierre précieuse 

fausse ou artificielle, faux brillant, strass, 

fluor. Matter, Schwachfarbiger 

e., V. clairet. ~ Unreifer e., on


volmaakte, onrijpe (door de natuur onvol


tooid gelaten) edelsteen ; imperfect stone; 

loupe.® Eihen e, aus seineen kasten 

herausziehen, v. désenïchasser. 

Edelsteinfasser, Juwelier, m. hd. 

Juweel-of edelsteenzetter, juwelier; jewel


ler; metteur en oeuvre, joaillier, bijoutier


joaillier. 

Edelsteinhaltig, adj. hd. Edelstee


nen bevattend ; containing gems; gemmifère. 

Edelsteinschleifer, Edelstein


schneider, m. hd. Slijper, snijder van edel 

diamantslijper; lapidary; lapidaire.-steenen, 

Edeltanne, f. hd. Zilverspar, zilverden 
; silver-fir; sapin h feuilles d'if. 

Edge, eng. Rand, kant, scherpe kant, 
snede ; rand, kante, schneide; bord, arête, 
vive-arête, saillant. ® Snede (van boeken); 
schnitt; tranche. •v Stut, V. accore. — 
Behangselrand ; borde, bordure, kante; bordure. 
® E. (or Ridge) of a bayonetblade, 
snede, kant, scherp eener ba 

schneide, kante einer bajonnet--jonetkling; 
klinge; arête de la lame d'une baïonnette. 

— E. (or Rim) of a bell, rand, aanslag 
eener klok ; schlag, kranz; bord, ganse, 
patte. — E. (of a board, of a brick), kant, 
booge of smalle kant (van eene plank, van 
eenen baksteen); hohe kante; tranche. 
To lay or set on e. (or edge-way), 
op den smallen kant zetten ; auf die hohe 
kante legen oiler stellen; poser ou placer de 
champ ou de camp. (vgl. de champ, s. 
champ i). — To set an e. on, To 
whet, de snede (aan een snijwerktuig) 
geven, scherpen; schcirfen; Bonner le Ill 
(à un outil). ® To take off the e., 
bot of stomp maken ; stumpf machen, abschdrfen; 
émousser, rabattre. (v. abnehmen.) 
— To cut the e—s off, met afgeronde 
kanten maken, met een kraal of duiveijager 
voorzien ; enthanten; quarderonner. — To 
shoot the e—s of boards, de planken 
op haren kant gelijk schaven, v. dresser 
les planches sur la tranche, 
s. dresser, fr. ® E. of a coin, munt 
-rand, v. biquet, débord. ® E. in 
a curve, bocht, knik in een kromhout; 
knick, winkel eines krummholzes; angle d'une 
courbe. — E. of any cutting-tool, 

V. cutting-edge. — E. of the funnel 
of p, mine, bovenste omtrek, rand 
van eenen mijntrechter; rand des minentrichters; 
bord superieur on lèvres de l'entonnoir. 
— E. hammered or beaten 
down, v. avis(s)ure. — E. (or Rim) 
of the key-bit, rand aan den sleutelbaard 
; rand am schliisselbart; museau du 
panneton d'une clé. ® E. of the mould, 
rand van den gietvorm ; rand der giess form; 
éponge. ~ E. of a piece of money, 
V. cordon. E. of uncut paper, 
rand van onafgesneden papier; rund am 
unbeschnittenen papier; rive. ~ Chamfered 
e., v. chamfer. — Chipped 
e., v. havure '2). — Deepened e., 
verdiepte rand (bij goud-en kopersmeden); 
vertiefter rand; marlt. ® Droved edge, 
V. vive arête, s. arête. ~ Fine or 
Sharp e., scherpe snede ; schar fe schneide; 
fit fin, trenchant. ~ Milled e., v. grenetis 
1) . ® Straight e., v. ab 
-streichlineal. 

Edge (to), V. a. eng. Afkanten, schuin 
bijwerken, kantig maken,v.to chamfer 1), 
aviver 2). — Randen, v. border, v. a. 
fr. 1). n•-Afranden, v. déborder 2). — 
Een wassen rand (om de koperplaat) leggen, 
v. abrändern. ® To e. a plate 


360 • EDGED 

inside, eenen schotel van binnen met eenen 

rand voorzien ; eine schussel innen mit einero 

rande versenen; enformer le marli. 

Edged, adj. eng. Met eene snede of 

scherpen kant ; schneidig, schar f; tranchant, 

à (un, deug) tranchant(s). 

Edgeless, adj. eng. Zonder snede, bot, 
stomp; stumpf, ohne schneide; sans tranchant, 
émousse. 

Edge-rail, eng. Kantscheen (op spoorwegen); 
kantenschiene; bande saillante, rail 
á rebord. 

Edge-stone, Dutch-stone, eng. 
Staande of verticale molensteen ; vertikaler 
muhlstein; meule á broyer verticale. 

Edge—tool, eng., v. beschneidemesser 
2). B). 
Edge—tools, eng. Snijgereedschap, snij 
schneidewaaren; instruments-werktuigen ; 
tranchants ou coupants; taillanderie. 

Edge-way, eng. Smalle kant (van hout, 
steen); hone kante; can, champ. v. can. 
Edge-ways, Edgewise, adv., v. 

de champ, s. champ 2). 
Edge-work, Milling-machine, 
eng. Werktuig tot het randen der munt 
randwerk; rdndelwerk, krauselwerk;-stukken, 
machine a cordonner, machine á tranche. 

Edging, (Gimp, Loop, Twisted 
edging), eng. Liskoord; gimp f, gim (, gimp; 
ganse, fiance. ~ Gedraaid goudsnoer, v. 
cordonnet i). ~ E. of a sail, v. 
doubling 7). ® E. of stereotypes, 

V. échoppage. ® Putrand, v. einfassung 
3). 
Edging-tool, eng. Radeernaald , v. 
abstosseisen. ® Randschaaf, v. beschneidemesser 
3). 

'Edifice, m. fr. & eng. Gebouw, v. 
bátiment I). 
'Editeur, m. fr. Uitgever (van boeken); 
publisher; herausgeber, verleger. 

'Edition, f. fr. & eng. Uitgave, oplage, 
druk ; ausgabe, auflage. — ' E. portative, 
fr. Zakuitgave; hand-edition; handausgabe. 

'E. stéréotype, uitgave gedrukt met 
vaste of onbeweeglijke letters, stereotiepe 
uitgave ; stereotype edition; stereotyp-ausgabe. 


'Edosser, v. a. fr., v. écouler 2) . 
Educt, n. hd. & eng. Overblijfsel (bij 
chemisten); résidu, éduit. 
Eduction-pipe, eng., v. abzugsröhre. 
Eduction-valve, eng., v. auslassventil. 


'Eduit, m. fr., v. educt. 

Edulcorate (to), v. a. eng. Verzoeten, 
v. absu.ssen. 

Edulcorating-basin, eng. Bekken 
of ketel ter afzoeting (bij chemisten); absusskessel; 
bassine á édulcorer. 

Edulcoration, eng., 'Edulcoration, 
f. fr. Het verzoeten, ontzuren, ontzouten 
(bij chemisten); versïessung, entsduerung, 
entsalzung. 

0~ EFFILOCHER. 

'Efaufiler, Effiler, v. a. fr. Ultrafelen, 
v. ausfaseln. 

'Efaufilures, Effilures, f. pi. fr. 
Uitgerafelde draden, het uitgerafelde ; thread 
pulled out; ausgezogene faden, das ausgefaserte, 
fasern. 

Effacage du dessin, m. fr. Het 
wegslijper van 't geteekende (bij lithografen); 

grinding-off or scraping-off the design; das 

wegscbaffen oder austhun der zeichnung. 

Effautage, m. fr. Wrak duighout, 
beschadigde duigen ; worn-out staves; alte, 
unbrauchbare dauben. 

Effect, m. hd. ' eng. Werking, uit 
gevolg, gewrocht, effect; effet. -werking, 

E. of any-machine, eng., Effect 
(Leistung) eiher maschine, hd. 
Werking, kracht, het uitoefenend vermogen 
eener machine ; effet d'une machine. 
Impeding or lost e. , eng. Verloren 
kracht of werking ; nebenleistung, nebene ffect, 
verlorne kraft; effet perdu, travail dû aux 
résistances passives. ® Useful e. (Effective 
power, duty), nuttige kracht, 
nuttig aangewende kracht; nutzleistung, 
nutzeffect; effet utile, travail utile, travail 
effectivement accompli. — Whole e.. 
geheele, totale, gezamenlijke kracht of werking; 
totalleistung, totaleflect; effet total, 
effet absolu, travail total du moteur. 
Effectivkraft, f. hd. , Effective 

power, eng., v. useful effect, s. ef


fect 4). 

Effervescence, f. fr. & eng. Opbruising, 
v. aufwallung. 
Effet, m., E. d'une machine, E. 
absolu ou total, E. perdu, E. utile, 

V. effect, etc. ® E. dynamique, v. 
travail dynamique. — A simple 
e., (machine) van enkele werking ; single 
acting; einfachwirkend 
Effeuiller (s') (dit de ta couleur), fr., 

V. ecailler a). 
Effigie, f. fr. Beeldzijde (eener munt), 
beeldenaar ; obverse ; bildseite, avers ; v. 
croix 3) . 

Ef 1.le, m. fr. Garenfranje, franjeachtig 
uitgerafelde halsdoek als rouwgoed; fringe, 
fringed neck-cloth; franse, fransentuch. v. 
befranste waaren. 

Effiler, v. a. fr., v. ausfaseln. 

Efleuse, f. fr. Lompensnijder,' lom 

rag-cut--penwolf (machine der papierfabr.); 
ting machine; lu mpenschneidmaschine. 
Wolf (der lakenfabr.), v. deviling-machine, 
s. devil 2). 

Effiloch'e, Effiloque, f. fr. Uitgerafelde 
zijde ; silk ravelled out; seideflocken, 
seidenfasern. 

Effilocher, Effiloquer, Drapeler 
les chiffons, v. a fr. Rafelen, het weefsel 
der lompen vaneenscheuren en tot een 
deeg of pap (het zoogenaamde halfgoed) maken 
; to tear and scratch, to reduce rags 
to half-stuff or first stuff; lumpen zo halbzeug 
verkleinern. 


 

361

EFFILOCHEUB -ÉGOIHNE. 

Effilocheur, Effiloqueur, m. fr. 
Hollander, v. ausfasermasohine. 

Effiloeheuse, Effiloqueuse, r. fr. 
Lompenscheurster, -plukster ; rag-tearing 
woman; lumpenzupferinn. 

Effiloque, Effiloquer, Effilo-. 
queur, Effiloqueuse, v. effiloche, 
effilocher, effilocheur, effilocheu-
Se. - Effiloques, f. p1. Ongetwijnde zijde; 
unthrown silk, floss-silk, ferret, ferret-silk; 

ungezwirnte seide, flockseide. 
Effilures, 1. p1., fr., v. éfaufilures. 
Efflanqué, adj. fr. Te dun afgevijld 

(bij Iorlogernakers); filed too thin; zo dünn 

gefeilt. 
Effleurage, m. fr., v. abnarben. 
Effleurer. V. a. fr., v. to cut off 

the grain, s. to cut ij. E. le 
plancher, over den vloer schuiven (van 
eene deur); to graze upon the floor; aufstreichen, 
aufschltirfen. 

Effleurir, v. n., ou s'Effleurir, fr. 
Verweeren, v. abwittern 1). 

Effleuroir, m. fr. Afwisscher (lamsvel, 
waarmede de perkarnentmaker het opgebrachte 
wit van de vellen afwrjft); lambskin 
with its wool on; wischfell, abreisslell, 
abwicher. 

Effleurures, f. p1. fr. Zeemleerafval; 
waste-remnants of hides; felzspäne, fallspane, 
falzspäne. (Wittern. 

Effloresce (to), v. n. eng., v. durch-

Efflorescence, t. fr. & eng., Efflorescency, 
eng., Efflorescenz, t. ha. 
Verweering, uitbloeiing, het aanzetten van 
zoogenaamde bloemen, het tevoorschijntreden 
van zoutkristallen. E. de cobalt, 
fr., E. of cobalt, eng., v. cobaltcrust. 


Efflorescent, adj. fr. y eng. Uitbloelend, 
verweerend, bloemen aanzettend 

auswitternd, beschiagend. 
Effluence, f. fr.& eng., v. ausströmung 
1), ausfiuss 3). 
Effluve, t. Ir., Effluvion, eng., v. 

ausdünstung 1), ausfiuss 3). 
Efflux, eng., v. ausfiuss 1), 3). 
Effondrer, v.a.fr.,v. aufkratzen 3). 
Efforces, t. p1. fr., v. forces ).
Effort, m. f. Krachtuiting, werking 

eener kracht ; strain; kraftäusserung. -
Spanning, V. anstrebung. - (ou Poussée) 
Zijwaartsche drukking, V. drift o). 

'Efourceau,m. fr., v. blockkarren 

'Egaler, 'Egalir, v. a. fr. Gelijk 
maken (b. v. de tanden van een uurwerk); 
to even, to adjust, to equal; abgleichen. -
Lime a e., tandviji (der horlogemakers); 
equalling file; ausstreichfeile. 

'Egaler, 'Egaliser, v. a. fr. Gelijk 
maken, elfenen (b. v. den grond); to make 
equal, to even, to equalize; gleich machen, 
abgleicben, ebenen, planiren. - ' Egali 
ser la poudre grenée, het gekorrelde 
kruit (naar de grootte) sorteeren ; to separate 
or classify the grains; das gekörnte 

pulver sortiren. - 'E une pièce do 
canon, v. to dispart. 

'Egalisoir, m. fr. Buskruitzeef, sorteerzeef, 
derde korreizeef ; separating-sieve; 
sortirsieb, scheidesieb, dritte korusieb. 

'Egalisures, 1. p1. Gekorreld en gezift 
buskruit ; granulated and sieved powder; 
gekorntes und gesiebtes pulver. 

'Egalité, f. fr. Het teeken van gelijkheid 
(bij letterzetters) ; sign of equality; 
gleichbeitszeicben (=). 

'Egardé, adj. fr. Door de schouwmeesters 
hezichtigd en geplombeerd of gemerkt; 
visited and stamped; von den bescbauern 
besichtigt und hezeichnet. vgl. maîtreégard. 


'Egayer, Aig(u)ayer, v. a. fr. In 
stroomend water uitspoelen (de wasch); to 
cleanse and beat in running water; aus


schwernmen, ausschweoken. 'E. un 
édifice, een gebouw luchtiger, vroolijker 
van voorkomen maken ; to quicken a building; 
ein gebiude heiterer, freier machen. 

-'E. un tableau, eene schilderij ophalen, 
opfrisschen, ophelderen ; to brisk up, 
to enliven a picture; ein gemhlde aufhellen. 
-La cire s'égaye, de wasreepen 
hangen of kleven aan elkander; the waxribbons 
stick together; die wachsbänder hangen 
sich an elnander. 
'Egayoir, in. fr., v. lime égayer. 
Ege, Egge, f. hd. Zelfkant, v. abschrote 
). -Egge, eg; harrow; herse. 

-Unbezahnte 0., ongetande egge; 
untoothzecl harrow; tramne, traIneau. 
Egeran, eng. & lid. m., 'Egéran,m., 
'Egérane, 1. fr. Eene ondersoort van pyramiclaal 
granaat van roodachtig bruine kleur. 

Egg, eng. , v. el. 
Egg-and anchor-ornament,eng., 


V. échine. 
Egge, V. ego. 
Eggebalken, tn. lid. Eggebalk ; harrow-
beam; poutre de herse. 
Eggeblbck, m. hd. Eggeblok ; harrow-
block; billot de herse. 
Eggehaken, m. hd. Eggehaak ; liarrow-
hook; croc pour soulever la herse. 
Eggeschiene, f. lid. Eggebeslag; liarrow-
band; bande de herse. 
Eggoschlitten, m. lid. Eggeslede; 
harrow-sledge; tramneau it porter la herse. 
Eggezähne, m. p1., Eggozinken, 

f. p1. lid. Eggetanden ; teeth or spikes in 
the harrow; dents de la herse. 
'Eglise, f. fr. Kerk ; church; kirche. 

-'E. simple, enkele kerk, kerk met 
één beuk of schip ; church with only one 
nave; einschiffige kirche. 'E. a bascôtés, 
kerk met zijbeuken ; church with 
side-aisles; mebrsdhiffige kirche.
'Egohine, 'Egoïne, 'Egogine, I. 

fr. Schrobzaag, stootzaag, handzaag ; rondzaag, 
gatzaag ; hand-saw, whip-saw, web; 
lock-saw, fret-saw, pannel -saw, compass-saw; 

stossslige, handsdge ; Jochslge, spitzsitge, 
31 


362 GORGEOIR 

stiebsage. -Soort van kromme raspzaag; 
crooked rasp; krumtoer raspel. 

'Egorgeoir, m. fr. Smeergording, losse 
gording ; preventer leech line; schiniergording. 
'Egougeoire, f., 11igougeoir, m. 

fr., V. drain 

'Egout, in. fr., Riool, vuilniszijp, goot; 
sin/c, sewer, cloake, shove, drain; kloake, 
abzucht, dohie. Liggende dakgoot, v. 
daehrinne, dachtraufe, chéneau. 

-'E. a coyaux, dakgoot met waterhorden; 
chantlated eaves; dachfuss rolt sichtba 
tripphaken oder aufschieblingen, sdhwei--renzerdachfuss. - 'E (des fondeurs), goot of 
pijp, (lie 't gesmolten metaal in den vorm 
voert ; runner; gussrinne, gusspfeife. - 'E. 
(Décharge, Saignée) (dun étang), v. 
ablass. E. (des glaciers), druiptafel, 

V. abtropftafel. Siroophoudend water, 
uit de suikervormen, leksiroop ; syrupy 
water; sirupwasser, dunner sirop. 
'Egoutter, V. a. fr. Op den vorm uitstrijken 
(de hoeden); to dry and clean; auf 
der form ausstreichen. Laten afdruipen 
(bet spiegelgias) ; to let drop ; abtropfen 
lassen. - Het water uitstrjken, v. COUier 
2). 'E. les terres basses, droogleggen, 
V. to drain 1). 

'Egouttoir, m. fr. , v. droppingboard 
l)--3); dropping-grating. 

'Egrainer, v. a. fr, v. égrener. 

'Egrapper. V. a. fr. Van zand en 
steenen zuiveren (het erts); to sift, to bolt; 
durchwerfen , rktern, die kufen aushalten. 

'Egrappoir, m. fr.,v.durchwurf 2). 
'Egrateronner, v. a. fr. Van klitten 
of knoopen zuiveren (de wol); to pick, to 
cull, to unbur (the wool); (die wolle) kletten, 
duich auszupfen von kletten reinigen. 
'Egratigner, v. a. fr., v. aplaigner. 
'Egratignoir, in. ft., v. aufrauh-. 
eisen. (bohrer. 
'Egravoir, m. fr., v. aufräum


'Egrenage, Moulinago, m. fr. Het 
zuiveren (der hoomwol) van zaadkorrels, zand, 
etc. (door den willow of door de kloprnachine); 
clearing, ginning ; das ausko men, 
entkornen. 

'Egrène, 1. fr. lizerbeslag tot samenhouding, 
kram, houvast, cramp, cramp-iron, 
tie; klainmer. 

'Egrénements, rn p1. fr. Barsten, 
scheuren binnen in den geschutloop; jays, 
gaps; scharten. 

'Egrener, v. a. fr. Zuiveren, ontkorrelen 
(de boornwol ; vgl. égrenage) ; to 
clean, to gin; auskörneii, entkörnen, egresiren. 
Opbersten, afkorrelen (van te sterk 
gehard staal) ; to crak, to fly; aufreissen, 
ausspringen, ausuröckein. 

Egreniren, V. a. hd., v. égrener I). 
Egrenirmaschine, f. hd., v. Ogrenoir 
; roller-gin, & saw-gin, s. gin. 

'Egrenoir, Grenoir, m. fr. Korrelstilt 
(der graveurs en drjvers); grained or 
granulated puncheon; grainpunzen. 

- EICHENBRETT. 

'Egrisage, ni. Ir. Het diamantsfljpen 

cutting of diamonds; das diamantschleifen. 
'Egrisée, f. fr. , v. diamantpulver. 
'Egriser, v. a. fr. Slijpen (diamanten), 

uit den ruwe sfljpen ; to grind (diamonds); 
schleifen; (diamanten) aus dem griibsten 
schleifen. 'E. (le verre), mat slijpen 
to grind on an iron wheel with sand and 

water; matt schleifen, mit sand matten. 
'Egrisoir, m.fr. ,v. diamantmörser. 
'Egrugeoir, m. fr. Repelkam , v. 

drOge 2). (Molette) Looper, wrijfhout, 
houten niortier (der vuurwerkmakers); 
rubber, mealer; laufer, reibholz, holzmorser. 
'Egruger, v. a. fr. (le un, Ie chanvre), 

V. drOger. 'E. (le grain), breken, kneuzen 
(het graan) ; to bruise, to rough-grind; 
schröten. 'E (la poudre, le sel), stampen, 
kleinstooten (het kruit, zout) ; to pound, 
to triturate; zerstossen, slanipfen. 
'Egueuiement, m.fr. , v. drooping. 
'Eguillette, v. aiguillette 2). 
'Eguillots, m. pi., Ferrure du 

gouvernail, t., v. aiguillots. 
'Egyptian pebble, eng., v. banderjaspis. 
Egyptian type, eng., 'Egyptien 

-ne,

r. fr. Egyptische letter (dezelfde waarmede 
de hoofdwoorden aan 't begin van elk 
artikel in dit boek zijn gedrukt); blockschrift. 
Ei, n. hd. Eivormig sieraad (bij goudsmeden); 
egg, egg-shaped ornament; ove. 
— Ei (in de bouwkunde), v. échine. — 
Geripptes, mit blattern eingefasstes, 
mit blumen umgebenes 
ei, geribd, ombladerd, ofnbloeEnd ei ; ribbed, 
foliated, flowered egg; ove avec nervure, 
avec feuillage, ove tleuronné. 

Eibenbaumholz, Eibenholz, n. 
Taxishout; yew; if. -Qgl. ébène d'Allemagne, 
s. ébène 2). 

Eibischholz, n-hd., v. ebereechen


holz. 
Eiche, f, hd. Eik, eikeboorn ; oak; chine. 
Eiche, Aiche, f. hd. lJkmaat, stand


aard, llgger, slaper; measure, standard, gauge; 

italon, ichantillon, jauge. -Molenpeil, 
vereischte waterhoogte in eene rnolenvliet; 
water-gauge; hauteur d'eau requise dans Ie 
canal dun ruoulin. 

Eichel, f. hd. Eikel ; acorn; gland. -
Eikel (hij 't haute-lisse-weven); tassel; gland. 
Eichelform, r. hd. Aker-, elkelvorm 
(der passementwerkers) ; tassel-form; poi re, 
Eichelkappen, t. p1. hd., v. cerres. 
Eichen, adj. hd. Eiken, van eikenhout; 
oaken, made of oak; de chine, de bols de chine. 
Eichenbalken, m. hd. Eiken balk; 

oak-timber; poutre de chine. 
Eichenblattstein, m. hd.,vdryite. 
Eichenbiock, in. hd. Eiken blok ; oak 

block; billot de chine. 
Eichenbohie, lid. Eiken plaat (zware 

plank); oak plank; madriei de chine. 
Eichenbrett, n. lid. Eiken plank; oak 

board; planche de chine, v. madrier. 


EICHENHOLZ 

Eichenholz, n. hd. Eikenhout ; oak 
timber, oak wood, oak; bols de chene. 

Eichenrinde, f. hd. Eikenbast, -schors; 
oak-bark; écorce de chêne. s Gelbe 
amerikanisehe e. , schors van den 
ververseik of quercitroen ; quercitron-bark; 
quercitron. 

Eichmass, n. hd., v. eiche (2e art.). 
Eichpfahl, m. hd. Peilschaal (aan 
eenen paal); water-mark; pal hydromètre. 

Eichstab, m hd. IJkstok , ijkstaf; 
gauging-rod, standard; baton de jauge, jauge. 
Eigenlohner, m. hd , v. einspn


niger. 

Eigenschaft, f. hd. Eigenschap, hoedanigheid, 
aard ; property, quality, attribute, 
peculiarity; propriété, qualité, attribut, caractère, 
propre. 

Eigenthumsrecht,n. hd. Kopijrecht; 
copy-right; droit de t propriété litteraire. 

Eight or Fine-eight, and Fineeighteen, 
eng. Twee soorten van (Engelsche) 
hekelkammen voor 't vlas; die achter 
and die achtzehnter; deux sortes de peignes 
servant au serancage du un. 

Eighteens (in), or Decimo octavo, 
eng In achttiende (boek -)formaat, 
in 18' ; achtzehntel forrrmat; in-dix-huit. 

Eimer, m. hd. Emmer, putemmer; pail, 
bucket; seau, godet. v. bucket 4) . 
Eimerkunst,f.hd. ,v.chain- pump, 
chain of buckets, s. chain. 
Einaschern, v. a. hd., v. cinéfier. 

— Met looierskalk plooten (de huiden); to 
chalk-lime; plamer a. la chaux. 

Eináscherung,f.hd.,v. eineration. 

Einátzen, v. a. hd. Etsen ; to etch; 

graver a l'eau-forte. 

Einband, m. hd. Band (van een boek); 

binding; reliure. 

Einbau, rn hd., v. abdmmung 2). 

Inwendig bouwwerk ; interior building; 
interieur dune bbtisse. 
Einbecken, v. a. hd., v. to brim 2). 
Einbeizen, V. a. hd. Inbijten, v. bei— 

zen. — Laten doortrekken, uitweeken ; to 
macerate; macérer. 

Einbiegung, f. hd., v. inflection. 

Einbindeblech, n. hd., V. achsenblech. 


Einbinden, v. a. hd. Inbinden (een 
boek); to bind; relier. — Eenen steen inzetten, 
v. enclaver. ® In pappe e., 

v. cartonner. _ Ein reef e., een rif 
innemen of insteken ; to take in a reef; 
prendre un ris. ~ Die jungfern e., 
de juffers aan 't want binden ; to bind the 
dead-eyes to the shrouds; amarrer les caps 
de mouton. 
Einbindenadel, f. hd., v. aale. 
Einblasen, v. a. hd. Inblazen ; to blow 
in; souper dans. 

Einblatten, v. a. hd. Door inlating 
of inkeping verbinden ; to scope; assembler 
par tintailles. 

Einblattung, Verzapfung, f. hd. 

EINDRILLEN. 363 

Door spieën saamgebouden balkverbinding ; 
mortised timber; enclave. 

Einblenden, Einblinden, v. a. hd. 
In eene nis plaatsen; to place into a niche, 
to furnish with a recess; nicker, mettre 
dans une niche. 

Einblc eken,v.a. hd., v. embloquer 

Einbohren, v. a. hd. Inboren ; to bore 
a hole; percer, forer, trouer. ~ Door den 
grond boren; to sound; faire pénétrer la sonde. 

Einbohrig, adj. hd. Van enkele boring 
(bij pompenmakers); having but one bore; 
a simple forure. 

Einbrechen, v. a. hd., v. démolir. 
~ De schooten (der zeilen) stijf aan 
to flat in; traverser.-halen ; 

Einbrennen, v. a. hd. Inbranden, 
uitgloeien, v. ausgliihen 3). — E. 
(blech) In het tinbad doopen (de metaalbladen); 
to dip; mettre dans le bain. E. 
(farben in porzellan, glas), v. to burn 2). 

— E. (ein lass), uitzwavelen ; to match; 
mécher. ~ E. (glasur), inbranden ; to bake; 
cuire. ® E. (bei gelindem feuer langsam), 
v. dipping 3). ~ E. (ein zeichen), met 
een gloeiend ijzer merken ; to brand; mal quer 
dun fer chaud. 
Einbretten, n. hd., v. blindage 2). 

Einbringen, v. a. hd. Doen inloopen, 
het zetwerk dichter ineen brengen ; to get 
in, to keep in; gagner, aller serre, aller au 
regagnage. — Het inbrengen der aardboor 
(bij mijnwerkers); sounding; introduction de 
la sonde. ~ Frische wetter e., ver 

lucht inlaten, de lucht ververscben (in-scbe 
de mijnschacht); to renew the air; introduire 
de Fair frais, renouveler lair. 
Es ist noch viel fold einzubringen, 
er blijft nog genoeg veld of ruimte 
ter ontginning over (zonder op naburig terrein 
te komen); there is still sufficient space; 
it y a encore assez d'espace it exploiter. 
Die ortung e., de uitgraving tot aan 
't verlangde punt voortzetten; to advance to 
the desired place; pousser le travail souterrain 
jusqu'au lieu désiré. — Die teufe 
e., tot de begeerde diepte komen (met graven); 
to get to the required depth; atteindre 
la profondeur convenable. 

Eindmommen (die form), v. a. hd. 
De aarde rondom den gietvorm vaststampen ; 

to ram earth around the mould in the pit, 
to mould in; enterrer le moule. 

Eindämmung, f. hd. Bedijking, het 
opwerpen van eenen dam of dijk; embankment; 
endiguement, diguement. 

Eindeeken (ein dach), v. a. hd. 
Een dak dichtlegger, dekken ; to cover a 
roof; garnir on comble 

Eindocken, n. hd. Het brengen (van 
een schip) in het dok ; docking; mise dans 
le bassin. - V. a., v. doeken 2). 

Eindrehen, v. a. hd. Indraaien,draaiend 
inbrengen ; to twist into; faire entrer en 
tourillant. 

Eindrillen, v. a. hd. Indrillen, met de 


364 EINDRUCk -- 

drilboor een gat maken ; to drill or bore into; 
forer, percer, faire un trou avec la drille. 

Eindruck, m. lid. Stempel, merk (bij 
graveurs); impress, stamp, mark; empreinte. 
~ (Abdruck) Afdruk, stempel (bij munters); 
stamping; impression. 

Eindrucken (die farbe), v. a. hd. De 
grondkleuren opdrukken (bij den katoendruk), 
uitverven ; to ground in, to reenter the 
color; • rentrer ]a couleur. 

Eindunsten, v. a. hd. Met damp of 
stoom laten doortrekken, stoomen ; to imbibe 
wiih vapour, to steam; remplir de vapeur, 
imbiber de vapeur. 

Einerleibewegung, f. hd. Heen-en 
weer-, op- en neer-, vooruit-en achteruitgaande 
beweging; see-saw motion, motion 
to and fro, backward and forward motion, 
see-saw gear, traversing gear; mouvement de 
va-et-vient. 

Einerleiheit, f. hd. Eenzelvigheid, 
volslagen overeenkomst, identiteit ; identity; 
identité. 

Einfach, (Schlicht) adj. hd. Glad, effen, 
ongekeperd (van stoffen); plain; plain, uni. 

— Enkelvoudig, niet samengesteld (bij chemisten); 
simple; simple. 
Einfache farben,f.pl. hd.,v. primitive 
colors, s. color. 
Einfache grosse, f. hd. Enkelvoudige 
grootheid; monome; mondme. 
Einfachwirkend,adj.hd.,v. effet 3). 
Einfahren (in den schacht), v. 


n. hd. In de mijnschacht afdalen ; to descend, 
to go under ground; descendre dans un puits. 
~ E. (in den hafen), de haven binnenloopen 
; to enter the port; entrer dans 
le port. 
Einfahrer, m. hd. Mijninspecteur, op


zichter van den bergbouw ; overseer or in


spector of mines; inspecteur des mines. 

Einfahrt in eiher schacht, f. hd. 
Afdaling in eene mijnschacht; descent into 
a mine; descente nu entrée dans un puits 
de mine.. E. eines hafens, invaart 
eener haven; mouth of a harbor; entrée 
dun port. — E. oiler Thorweg, hoofd 

poort, koetspoort; gate-way, gate;-ingang; 
porte-cochère. 
Einfall, m. hd. Lichter (in een slag


uurwerk), v. detent 1). ••s Inval der klink 

(in den klinkbaak); catch; chute du loquet. 

Inval (der lichtstralen) ; incidence; in


cidence. 

Einfallen, v. n hd. Invallen, inzak


ken, instorten ; to sag; s'affaisser. 

Einfallen, n. hd. Invalling, intrekking, 
het inbouwen der spanten of inhouten (van 
een schip); tumbling-home, housing-in; rentrée. 
Einfallenlassen, v. enclaneher. 
Einfallshaken,m.hd.,v.dri cker 5). 
Einfallslinie, f hd. Invalslijn ; line 

of incidence; ligne d'incidence. 
Einfallsloth, n. hd., v. axe d'incidence, 
s axe, fr. 
Einfallspitze, f hd., v. doigt ij. 

EINFASSUNG. 

Einfallspunkt, m. hd. Invalspunt ; 
point of incidence; point d'incidence. 

Einfallssti tze,f. hd. Sinus van den invalsboek 
; sine of incidence; sinus d'incidence. 
Einfallswinkel, m. hd. Invalshoek; 

angle of incidence; angle d'incidence. 
Einfailtrichter, m. lid., v. charge 
du fourneau, s. charge c, ij. 

Einfalzen, V. a. hd. Inlaten, inkepen, 
insponnen, opsluiten; to enchase, to set into 
a groove; encastrer, noyer. ~ Lasschen, 
verscberven, inborsten ; to rabbet, to scarf; 
enter, emboiter, assembler à rainure. 
Toevouwen, invouwen (papier); to fold in; 
plier, attacher en pliant ; V. enearter 3). 

Bodemen, de bodems der vaten in de 
gergels sluiten ; to bottom, to head; enjabler. 
Einfalzung, f. hd. Lassching, ver 
rabbeting; emboitement, enche--scherving; 
vauchure. 

Einfangesehaufel, f. hd. Houten 
schop (voor 't gestampte erts); wooden shovel; 
pelle it porter le minerai bocardé. 

Einfarbig, adj. hd. Eenkleurig, van 
éene kleur ; of one color; dune seule couleur. 

Einfassen, v. a. hd. Invatten, omvatten, 
omranden, omsluiten, etc.; to encompass, 
to border; border, garnir, encláre, enceindre. 
~ In vaten pakken, v. embariller. 

E. (einen hut), v. border 1). — E. 
(ein kleid), met boordsels, lint omzetten, 
garneeren ; to trirrcm; garnir. — E. (edel 
zetten ; to set, to enchase; sertir,-steine), 
enchasser, enchátonner, mettre en oeuvre, 
monter. — Mit kleineren steinen e. 
(einen edelstein), met kleinere steenen omzetten 
; to set with stones; entourer une 

pierre. — In form eines rings e., 
ringsgewijze zetten ; to enchase in the shape 
of a ring, to thread; tailler en bague. 

E. (perlen), aanrijgen; to string; enfiler. 
~ E. mit perlen, met parels omzetten 
; to set with pearls; entourer de perles. — 
Die sahlleisten, den scum e., den 

zelfkant of zoom (van 't laken, bij 't indompelen 
in 't verfbad) bedekken of oprollen 
(opdat bij de kleur van 't bad niet aanneme); 
to cover, to roll up the list; liter. 

Einfassung, I. hd. Rand, lijst, raam, 
invatting; border, edge, frame, enclosure; 
bord, bordure, chassis, enceinte, encloture. 

— V. beschiag a)-6), 8), s) ; band 3), 
5), 6), '1). ® Steenlaag rondom eenen pot; 
edging, bordering, kirb, curb; margelle, tour, 
bord. ® Lijstwerk om deuren, schoorsteen 

-mantels, etc., v. chambranle l), ehássis 
1). ne• Wapening van den magneet, v. 
armo(u)r 2). — Het zetten, inkassen, 
invatten (van edelsteenen, parelen); setting, 

mounting; sertissure, enchdssure, monture, 
enchdtonnement -Kas, ringkas; girdle; 

cbaton. — V. sertissure épatée. — 

(Zarge) Binnenwand der horlogekas, v. 
báti 1). ~ E. des grossen pistons, 
ring van den grooten stoomzuiger, v. col


let 3) . — E. des presstiegels, in



EINFASSUNGSGALERIE 


vatting, omlijsting van den persdegel ; enchasing, 
setting in, framing; enchássure. — 

E. des schriftsatzes, ornsluiting van 
het zetsel, v. bordering. ~ E. von 
zäckehen, Kranz, omoog aan kant; 
purled border, purl; picot de la dentelle, 
couronne. 
Einfassungsgalerie, f. hd. Enveloppe-
galerij, galerij van een voor-of buiten 
envelope; enveloppe, galerie d'enve--werk; 
loppe. 

Einfeilen, V. a. hd. Invijlen, met de 
vijl kerven ; to make a notch with a file; 
faire une coche avec la lime. 

Einfetten, v. a. hd. Invetten, vetten, 
met olie of reuzel insmeren (b. v. eene te 
scheren stof); to oil, to grease; ensimer, 
huiler, grasser. — Het invetten, etc.; greasing, 
oiling; ensemage, graissage. 

Einfeuchten, v. a. hd. Vochten, bevochtigen 
; to soak, to wet, to moisten; 
tremper. — E. (papier zum bedrucken) 
Vochten ; to wet; mouiller. 

Einfeuern, v. n. hd. Het fornuis, den 
oven, het ovenvuur aanleggen; to heat the 
furnace; chauffer le lourneau. 

Einfitzen, v. a. hd. Het oog (in de 
naalden) slaan of (somtijds) boren; to perforate; 
percer ou trouer (les aiguilles). 

Einfiuchten, v a. hd., v. dresser 
a la ligree, s. dresser. 
Einfussschleuse, f. hd., V. eeluse 
de chasse. 
Einfressen, v. a. hd. Inbijten, invreten, 
wegknagen ; to corrode; mordre, ranger. 

V. corrosion. (enceinte. 
Einfriedigung, f. hd., v. cloture, 
Einfügemesser,n. hd., v. catissoir. 
Einfugen, V. a. hd. Met Bane voeg 
verbinden, vergaren ; to fay, to joint; assembler. 
v. assembler 1). 

Einfugen, v. a. hd. Ineenvoegen, opsluiten, 
inlaten, inkepen, v. auflugen, 
anfügen, einfalzen 1). — Bodemen, 

V. einfalzen á). ~ E. (in eire zapfenloch), 
met pin en gat opsluiten ; to 
mortise; emmortaiser. ® E. (mit der 
presse), inpersen, v. catir 21. 
Einfugung, f. lid., v. emboltage. 
Einfuhrungswalze, f., v. cylindre 
enleveur. 
Eingang in eire bergwerk, m. 
hd., v. adit. 

Eingeben, v. a. hd.: Die f aden e., 
de kettingdraden van 't zijdeweefsel door de 
scheerlijsten steken ; to give in; remettre. 

Eingebogen, adj. hd., v. concave. 

Eingehen, Einlaufen, Einweben, 
v. n. hd. Inloopen, krimpen (van den 
ketting eens weefsels sprekende); to shrink; 
s'emboire. — In der walke e., in den 
volmolen krimpen ; to shrink in fulling; vider. 

Eingelegte oder ausgelegte arbeit, 
f. (Tafelwerk,Fachwerk,Furnirte 
arbeit, Furnirung)hd. Ingelegd, 
opgelegd werk, inlegwerk, oplegwerk, forneer-

EINHA.NGIGES BACH. 365 

werk, kabinetwerk ; inlaid work, inlaying, 
checkerwork, cabinet-work, veneering; marqueterie, 
ouvrage de marqueterie, placage. — 
(FUgestL cke)Inlegwerk (bij goudsmeden); 
inlaid work; pièces d'applique. — Eingelegte 
stueke, stukken van inlegwerk, 
verschillend gekleurde stukken hout tot zekere 
figuren samengevoegd, forneerstukkeri ; 
veneers, inlaid pieces; pièces de rapport. 

Eingerichte, n. hd., v. besatzung, 
crémillee. 
Eingiessen (mit blei), v. a. hd. Met 
lood vol -. vastgieten, V. ausgiessen. 
Eingiessioch, n. hd., v. charge 
du fourneau, s. charge. 

Eingittern, V. a. hd. Betraliën, met 
traliewerk afsluiten ; to grate; griller, treil 
-Iiser. 


Eingraben (mit dem grabstichel), 
V. ausgraben, V. a. 1). 
Das e. in mist oder erde, het bedelven 
met mist of aarde (bij chemisten); 
inhumation; inhumation. 

Eingreifen, v. n. hd. (von baken, 
zbhnen) Grijpen, ingrijpen, vatten, houden, 
ineenvatten, pakken , to catch, to seize, to 
hold fast, to lock; prendre, mordre, saisir, 
encliqueter. V. to catch l ), 2). ® (von 
balken) Inspringen, inschieten (b. v. in den 
muur des buurmans); to encroach; enjamber, 
avancer. — E. (von rddern) in einander, 
to catch, to gear into each other, to take 
into gear with one another, to take into or 
engage in the teeth; engrener, s'engrener, 
mordre, saisir. — Wieder e. lassen, 
(het raderwerk) weer doen ineenvatten, weer 
in gang zetten ; to engage again, to throw 
into gear again; rengrener. 

Eingriff, m. hd. Ingrijpend deel, klink, 
duim, tand ; catch; loquet, cliquet, engrenure. 
_- Schootplaat, v. bolt-lock. ~ 
Intanding, v. catching 2). 

Eingriffzahn, m. hd., V. came i). 

Eingriffzirkel, m. hd., v. compas 

aux engrenages, s. compas a. 
Einguss, m. hd. Gietpijp, V. cast 2). 

Eingu.sse, Ingi sse, m. pl. ltd. Staaf 
munters); ingot-moulds; rayaux.-vormen (der 
Eingusshebel, m. lad. Hefboom van 
de klep der voedingsbuis (van stoommachi


nes); injection-lever; levier de l'injection. 
Eingussrinne, f., v. echeno. 
Eingussröhre, f. hd., v. cast 2) . 
Einhägen, v. a. hd. Omtuinen, om


heinen ; to fence in, to inclose; clor(r)e, en


tourer dune hale. 

Einhaken, v. a. hd., v. enclancher. 
Einhalten, v. a. lid., V. anhalten. 
Einhaltklappe, f hd. Afsluitingsklep 
(der stoommachine) ; stop valve; soupape 

d'arrêt. 

Einhangen, V. a. hd , v. enrayer. 
Einhangezirkel, m. hd., v. compas 
aux engrenages, s. compas a. 
Einhangiges dach, n lid., v. corn


bie a potence, s. comble. 
31 R 



366 EINHEBEN 

Einheben, v. a. hd. Opleggen, in de 
pers leggen (den druk-of lettervorm) ; to 
impose, to put into the press, to make ready; 
imposer, mettre en train. ~ n. Het opleggen ; 
irnpositson; imposition. 

Einheften, v. a. hd. Innaaien (een 
blad tusschen andere bladen); to sew in, to 
stitch to; coudre dans. 

Einheit, f. hd. Eenheid ; unit, oneness; 
unité. — E. der dynamischen oder 
mechanischen leistung, v. unit 
of force or of weight. — E. der 
warme, eenheid der warmte (bij stoom 

unit of heat; unité de chaleur.-machines); 

Einheizen, v. n. hd. Vuur aanleggen, 
verwarmen ; to heat, to make fire; allumer 
Ie feu, chauffer. 

Einheizer, Unterschi rer, Stocher, 
m. hd. Stoker; stoker, fire-man; 
chauffeur, toucheur. 
Einheizung, f. hd. Verwarming, het 
stoken ; heating; chauffage. 

Einhemmen, v. a. hd., v. enrayer. 
Einholen, Einziehen, v. a. hd.: 
Die kanonen e., de stukken binnenboord 
halen ; to haul the guns home; haler 
les canons en dedans. Die segel e., 
de zeilen inhalen; to take in the sails; mettre 
les voiles sedans. ® Ein tau, laufendes 
tau e., een touw, een loopex inhalen, 
aan een touw, een looper halen; to 
haul home a rope, a runner; haler un cordage, 
une manoeuvre courante du grand-foc. 
Einholtaij e einer kanone, f. hd. 

Inhaaltalie, achtertalie van een stuk ; traintackle, 
relieving-tackle of a gun; palan de 
retraite dun canon. 

Einkalken, v. a. hd., v. chauler, 
enchaussener. 

Einkalkung, f. hd. Inkalking, kal king; 
steeping in lime-water; chaulage, enchaussenage. 


Einkapseln, v. a. hd. In de kokers 
zetten (het fijne pottengoed, het porselein); 
to put in coffins; encasseter, encaster. 

Einkeepen, v. a. hd. Inkepen, inlaten 
; to score, to jag, to notch; entailler. 
Einkehle, Einkehlung, f. hd. Looden 
of pannen goot tusschen twee dakhel 

dakgoot van holle pannen of omge--lingen, 

bogen lood-of zinkstrooken, inkeling; channel, 

hollow, flute, gutter; noulet, noue, cornibre. 

Einkehlen, v. a. ein dash, hd. 

Inkelen, eene pannen, looden of zinken goot 

aan de samenkomst van twee dakhellingen 

leggen ; to put a gutter of tiles, lead or 

zinc between two roofs; faire une cornière 

a la jointure de deur pentes de comble. 

Einkehlstein, m. ha. Gootpan, goot


ei ; gutter-tile, gutter-slate; noue. 
Einkehlung, f. hd. , v. einkehle. 
Einkeilen, v. a. hd. Eene wig of wig


gen indrijven, met wiggen vastklemmen, bevestigen 
; to wedge in; serrer aver des coins, 
cogner. ~ Die form e., v. arréter 2). 
Einkerben, v. a. hd., v. einkeepen, 

EINLASSEN . 

encocher t ). — Der lange nach e., 
overlangs inkepen ; to house; ruiner. ® Ophakken, 
inkerven (b. v. eenen muur, eer 
hij wordt volgegooid, ten einde de pleister 

beraping te beter moge vasthouden);-kalk of 
to cut in; hacker. ~ (Einreifen, Riffeln) 
Groeven, inkerven (den rugrand eener 
sabelkling); to groove, to riff; frayer. 

Einkerbung, f. hd. Inkeping, inkerving 
; housing, bearing; ruinure. 

Einkitten, Kitten, In kitt setzen, 
v. a. hd. Met mastik in- of vastzetten 
(bij goudsmeden, etc.); to cement; mastiquer, 
mettre au cement. 

Einklammern, v. a. hd., v. cramponner. 
[et 6) . 

Einklammerung, f. hd., v. brack-

Einkleben, v. a. hd. Inlijmen, met 

lijm, mastik, enz. inzetten; to paste in, to 
stick; coller dans. 
Einklemmen, v. a. hd. Inklemmen; 
to jam, to squeeze in; serrer, pincer. 

Einklinken, v. a. hd. Met eene klink 
sluiten, bevestigen ; to shut with a latch; 
fermer au loquet. 

Einklopfen, v. a hd. Inkloppen, indrijven, 
etc., v. chasser I), cogner. 

Einknebeln, v. a. hd. Met den splitshoorn 
of knevel vastleggen, vastknevelen 
(een touw); to put a rope in the sockets; 
amarrer un cordage par un burin. 

Einkommen, v. n. hd. Elkander ontmoeten, 
in elkander loopen (van twee mijn 
to meet; se rencontrer, se réunir.-gangen); 
Einkrimpen, v. n. hd. Afslechten, 
kalmer of stiller worden, bedaren, bekal


men (van den wind); to schlacken; mollir. 

Einkurzen, v. a. hd. Inkorten ; to 
reduce, to shorten; aecourcir, raccourcir. e 
Ein tau e., een werp of werptros, een 
boegseertouw inkorten, een schip verhalen 
to warp a ship; touer un vaisseau. 

Einkurzung, f. hd. Inkorting; reduction, 
shortening; accourcissement. - Het 
inkorten van den werptros, van 't boeg 

warping; touage. -seertouw ; 

Einkurzungsleine, f. hd. Werptros, 
sleeptouw; boegseertouw ; warp; touee, aussière 
a touer. 

Einladen, v. a. hd. Laden, inladen 
(goederen); to load, to lade; charger. 
Het laden ; lading, loading; charge, embarquement. 


Einlass, m. hd. Inspuiting (van koud 
water ter verdichting van den stoom); injection; 
injection. ® V. einlassthur. 

Einlassband, n. hd. Voedingsband 
(bij de machinale katoenspinnerij); feeding, 
sliver; ruban nourricier. 

Einlassen, v. a. hd. Inlaten (water, 

stoom, lucht); to let in; laisser entrer. ~ 

(Versenken, Einsenken) Inlaten, in


drijven (b. V. eenen spijker); to sink, to 

counter-sink; fraiser, noyer, foncer. ® (Ein


stemmen) Inlaten, invoegen, inkepen, in


schieten ; to trim in; enclaver. v. embotter. 


EINLASSKLAPPE 

Einlassklappe, f. hd. Klep (der voe dingsbuis); 
injection-slide; tiroir d'injection. 

Einlassofen, Kupelofen , Kupferofen, 
m . hd. Oven ter kopersmelting; 
furnace for melting copper; fourneau á 
manche, fourneau courbe, coupole. 

Einlassröhre, f. hd. Inspuitpijp (der 
stoommachine); inlet-pipe; tuyau d'entrée. 
Einlassthür, f. hd. Kleine poort of 
deur in eene grootere; inlet, wicket; guichet, 
poterne. 

Einlassung, Verzapfung, f. hd. Inlating, 
in keping,inschieting; sinking,trimrning; 
foncement, enciavenlent. v . emboitage. 

Einlasstuch, Vorlegtuch, Speisetuch, 
n. hd. Voedingsdoek (waarop de 
te spinnen wol ligt uitgespreid); feedingcloth; 
tablier. 

Einlassventil, n. hd. Zuigklep (aan 
eenen blaastoestel); exhausting, exhaustionvalve, 
suction-valve; soupape d'aspiration. 
.• Expansie -klep, v. absperrklappe. 

Einlasswalzen, f. pl., V. eylindres 
d'entrée, s. eyliudre. 

Einlaufen, Einschrumpfen, v. n. 

hd. Inloopen, krimpen, inkrimpen, smaller, 

korter worden ; to shrink; s'étrécir, se ré


trécir, se retirer, se gripper, rentrer. 

In einee hafen e., in eene haven bin


nenloopen ; to sail into a harbour; entrer 

dans un port. 

Einlaugen, v. a. hd. In de loog zet 

to steep in lye; lessiver, mettre-ten, uitloogen; 

à la lessive. 

Einlaugung, f. hd. Uitlooging, het loo


gen ; steeping in lye; lessivage. v. buehen. 

Einlegebrettchen, n. hd., v. aus


legeholz. 

Einlegedeckel, m. hd. Bom van het 

timpaan (der gewone hoekdrukkerspers) ; 

inner tympan; petit tympan.

Einlegen, v. a. hd. (mit holz), v. to 

checker. — (mit gold, Silber) IJzer


of staalwerk (met goud of zilver) inleggen, 

vlammig etsen, damasceeren, v. to dam— 

askeen 1). — (mit steinen, elfen


bei) Inleggen (met steen, ivoor); to in


crust; incruster. — In elkaar ploegen, V. 

affourcher. ®• In de looikuip leggen; 

to tan; mettre en tan. — In de puncturen 

leggen, V. pointer 1). ^ Met twee 

forneerbladen inleggen, v. counterpart— 

sawing. 

Einlegholz, Furnierbrett, n. hd. 

In-, opleghout, forneerhout; veneer; bols de 

marqueterie. 

Einlegmesser, n. hd., v. clasp


knife. 

Einlegstabehen, n. hd. Snoer-of 

lusstok, v. baumruthe (alwaar filter in 

plaats van fitter staat). — Forneerhout aan 

strooken, v. auslegeholz. 

Einleibung, f.hd., v. assimilation. 

Einlesebrettehen , Einlesege


stell, n., Einlesemachine, f. hd. Lees


bord (een met gaten voorzien plankje aan 

EINPASSEN. 367 

het scheerraam der wevers); sley, stays; 
dcbelette, escalette 

Einlesen, Leviren, v. a. hd. De patroonteekening 
eener gefigureerde ofgebloemde 
stof aflezen ; to read; to sley; lever, lire 
un dessin. — De sempeldraden opnemen, 

V. aufziehen 7). — Innemen, plooien 
(bij 't naaien); to gather; froncer. 
Einlesesehni re, f. pl. hd. Koorden 
(der Jacquard-machine); cords; Cordes, lissage. 
Einlochen, v. a. hd. Een gat of inlating 
voor eene pin maken ; to hole, to 
mortise; faire une mortaise, trouer. 

Einláthen, v. a. hd. Insoldeeren, vastzetten 
; to solder in, to fix; souder, mettre 
en soudure. 

Einlothung, v. a. hd. Het insoldeeren 
; soldering in; soudure. 

Einludein, V. a. hd., v. amorcer 4). 

Einmachen, v. a. hd. Beslaan (kalk); 
to mix (line) with water; broyer, détremfier, 
gacher (la chaux). 
Einmahlen, V. a. hd. Malen (graan); 
to grind; moudre. 
Einmaischen, V. a. lid., v. brasser 
a, z). ~ n., v. brassage 2). 

Einmaster, m. hd. Eenmaster, vaartuig 
met éénen mast ; vessel with a single 
mast; bátiment a un mat. 

Einmauern, v. a hd. Inmetselen, 
binnen eenen muur besluiten ; to immure, 
to wall in; mnurer. — Inmetselen, in eenen 
muur vastmetselen; to immure, to fix in a 
wall; sceller, enchásser. 

Einmeischen, v. einmaischen. 

Einmeisseln, v. a. hd. Inbeitelen, 
met den beitel. uitwerken ; to work in with 
the chisel; creaser aver le ciseau. 

Einmunzen, v. a. hd. Tot geld slaan, 

V. ausmi azen. — Hermunten; to coin 
again, to recoin; refrapper, rengréner. 
Einnassen, v. n. hd., v. einfeuch


ten 1), 2). 

Einnehmer, tn., Staude, f., Stander, 
m. hd. Innemer, kleine post of stander 
(van eenen papiermolen); guide; grippe. 

V. grippe. (ten 1), ^-2).
Einnetzen, v. a. hd., v. einfeuch-
Einnieten, .v. a. hd. Inklinken, met 
eenen klinknagel bevestigen ; to rivet, to 
fix in with a rivet, to clinch; river dans 
oil a, faire tenir par un rivet. ® Met een 
spietje of pennetje vastzetten (bij horlogemakers); 
to pin; goupiller. (oil; huiler. 

Einolen, v. a. hd. Inoliën, oliën; to 
Einpalinen, v. a. hd. Inpalmen, aan 
boord halen (een touw); to haul in; baler 

a bord. 

Einpapieren, v. a. hd. In papier pak 

to paper; envelopper de papier. ~-ken ; 

(Einspanen) Tusschen kartonbladen of 

pletborden leggen (het laken bij 't persen); 

to paper; cartonner, V. cartonner 3). 

Einpassen, v. a. hd. In iets pasma


ken ; to fit into; aj uster. — v. n. Passen 

(in 't gat of de inlating); to fit (in a mortise); 


368 EINPASSIREN 

s'adapter (dans une mortaise). ~ Met pin 

en gat opsluiten ; to mortise; emmortaiser, 

assembler à mortaise. 

Einpassiren, n. hd., v. diamonddraught. 
Einpassung, f. hd. Pasmaking; adjusting; 
a j ustement. 
Einpfählen, f. hd. Ompalen, met paal 
omgeven ; to impale; entourer de pieux.-werk 

Einpfahlung, f. hd. Ompaling, afsluiting 
met palen of staken ; impaling; palissade. 


Einpflastern, v. a hd. Omvloeren, 
met eerre bestrating omgeven ; to inclose 
with a pavement; entourer dun pavé. 
In een plaveisel leggen . (b. v. eene zerk); 
to put into a pavement; placer ou mettre 
dans on pavé. 

Einpfiocken,v. a. hd., v. cheviller. 

Einpfützen, v. a. hd. Met den putemmer 
scheppen (bij mijnwerkers) ; to scoop 
in; puiser avec le godet. 

Einpichen, V. a. hd. Bepekken ; to 
pitch; poisser. 

Einplacken, v. a. hd. De haarbekleeding 
aanbrengen, koehaar op de buitenhuid 
(van een schip) plakken (alvorens men de 
dubbeling of koperhuid opbrengt); to apply 
the sheathing-hair; ploquer. 

Einpragen, V. a. hd. In-, opdrukken ; 
to impress, to imprint; empreindre, irnprimer. 

Einpragung, f. hd. In-, opdrukking, 
af-, indruksel ; impressing, imprinting; empreinte, 
impression. 

Einpressen, v. a. hd. Inpersen; to 
press in, to cram in; presser. — In-, opdrukken 
(figuren); to imprint; empreindre. 

Einpressung, f. hd. Inpersing, samenpersing; 
pressing, cramming; mise en 
presse. 

Einquartierung, f. hd. , v. emmarchement. 


Einquellen, v. a. hd. Doorwateren, 
(het vaatwerk) in water te weeken zetten 
(eer men 't gebruikt); to soak, to steep; 
combuger. 

Einrahmen, V. a. hd. In eene lijst 
zetten, omlijsten ; to frame, to put in a 
frame; encadrer. — In ramen spannen, v. 
aramer. 

Einrahmung, 1. hd. Het inlijsten, 
in-ramen-spannen; framing, tentering; encadrement, 
aramage. 

Einrammeln, Einrammen, v. a. 
hd. Inheien ; to ram in, to pile; hier, piloter, 
enfoncer des pilotis avec le mouton. 

Einrauchern, v. a. hd. Berooken ; 
to fumigate; fumiger. ~ Het berooken, berook 
ing; fumigatson; fumigation. 

Einreefen, v. a. hd. Reven (de zeilen), 
eer, rif insteken ; to reef; riser. — Het reven, 
het innemen van een rif; ree/ng; risade. 

Einreibebrett, n. hd., v. beschneidebrett. 


Einreifen,v. a. hd., v. einkerben 4). 

Einreihen, V. a. hd. Aanrijgen (pa-

EINSATZGEWICHTE. 

relen, koralen); to string; enfiler. — Rijgen, 
ineenrijgen (een rok, voering); to baste; bátir. 

— n , v. draught 3) 
Einreissen, v. a. hd. Neerhalen, omverbalen, 
afbreken, V. démolir. v Niet 
goed vatten of insnijden , v. brouter, 
broutage. — Het neerhalen, afbreken; 
demolition; ditnolition. ® v. déchirure. 

Einrichten, V. a. hd. In orde of gereedheid 
brengen, schikken ; to arrange; 
disposer. •® Eine fabrik e., eene fabriek 
opzetten; oprichten ; to establish, to 
open a manufacture; monter une manufacture. 
— Die seiten gut e., zoodanig 
zetten, dat de tekst met de bladzijde behoorlijk 
uitkomt of eindigt ; to manage the 
space; tornber en page. ® Den winkelhaken 
e., deu haak (zetbaak) op 
maat zetten ; to justify the composing-stick; 
justifier le composteur. 

Einrichtung, f. hd. Inrichting, schikking, 
samenstel, toestel, etc., v. eontriv— 
ance, disposition, appareil, mécanisme. 
~ E. des winkelhaken, 
het regelen of op-de-maat -zetten van den 
zethaak ; justification of the composing-stick; 
justification du composteur. 

Einrollen (sich), hd., v. to curl. 
Einrosten, v. n. hd. Inroesten; to 
rust in, to grow, rusty; s'enrouiller. -

Einrucken, (Einziehen), v. a. hd. 
Inspringen, (eenen regel) op eenigen afstand 
van den kant doen beginnen (bij letterzetters); 
to indent; rentrer ou renfoncer (une 
ligne), reculer. — Koppelen, in verband 
brengen (twee machine-deelen); to couple; 
embrayer, enclancber, coupler, accoupler v. 
enclancher. vgl. ausrucken. 

E inruckkerbe, f. hd., v. enclanche. 

Een ri ckzeug : Ein- and ausruckzeug, 
n. hd , v. coupling, enclanchement. 


Einri heen, V. a. hd. Beslaan, v. einmachen. 
® Kalk mit sand e., 
zand door de kalk werken ; to puddle; corroyer 
du mortier. —Das e. des zeugs, 

V. afeurage. 
Einsacken, v. a. hd., V. empocher. 
Einsagen, v. a. lad. Inzagen, de zaag in 
iets zetten ; to saw into, to give a cut with 
the saw; entamer on entailler avec la scie. 

Einsatz, m. hd. Schroef ter vastklem ming 
van een te bewerken voorwerp, bankschroef, 
klemschroef, klemhaak; vice; étau, 
valet. — Beschikking (des schachtovens), 

v. charge c. 1). — Het kepenzagen (in 
den rug van een boek); sawing; grecure. — 
E. der haute in die lohe, het leggen 
der huiden in den ruilkuil ; putting the 
hides into the ran-pit; tannage des cuirs. 
— Getal huiden, die op eens in den runkuil 
gaan ; lot of hides tanned at once; habillage. 
~ E. von kessein, Gesabz, 
stel ineengezette ketels, v. ehaudron 2). 
Einsatzgewichte, r). pl. hd. Stel 
holle koperen gewichten, die in elkander 


 

ETNSATZHARTUNG ---


sluiten ; set of brass weights, brass weights 
in nests, cup-weights; pile de cuivre. 
Einsatzh^rtung, f. hd., v. casehardening. 


Einsatzröhre, f. hd., v. abtrittsrohre. 
— Verlengbuis of -pijp (aan Bene 
distilleerkolf; beak of an alembic; alonge. 

Einsatzsehachteln, f. pl. hd. Stel in eensluitende 
doozen ; nest-boxes; pile de boites. 

Einsaugbar, a. hd. Opslorpbaar; ab 


sorbable; absorbable. 
Einsaugemittel, n. hd. Opslorpend 
middel ; absorbent; absorbant. 
Einsaugen, v. a. hd. Opslorpen, inzuigen 
; to absorb; absorber. 
Einsaugung, f. hd. Opslorping, inzuiging; 
absorption; absorption. 
Einsaugungskraft, f. yid., v. absorptivite. 


Einschachteln, v. a. hd. In doozen, 
in kokers besluiten ; to imbox, to encase; 
emboiter. 

Einsehanzen, v. a. Jcd. Verschansen; 
to intrench, to ensconce; retrancher. 
Einschanzung, f. hd. Verschansing; 
intrenchment; retranchement. 

Einscheeren, v. a. hd. In-, doorscheren 
(een touw, een looper, etc. in zijn blok); 
to reeve; passer (une manoeuvre dans ses 
poulies). n. Ineenvatting, v.erossing 2). 
Einsehichtig, a. hd. Van een enkele 
laag of bedding ; having one layer or stratum; 
dune seule couche, à simple couche ou lit. 
Einschieben, v. a. M. Inschuiven; 

to shove in, to put in; passer, engager. 

Einschieber, m. (Glasstopsel), 
hd. Glazensluitplaat onder de met gas etc. 
gevulde klokken ; obturator, lid, closing apparatus; 
obturateur. — Ophaalders, v. ar


cades. 

Einschiebleiste, Eingeschobene 
hirnleiste, f. lid. Veer, zolderveer 
(zeer smalle en dunne lat tusschen de spon 

planken) ; list, listel, feather,-ningen der 
clamp, annulet; listel d'areAte. 
Einschiffen, v. a. lid. Inschepen : to 
ship, to embark; embarquer. 
Einschiffung, ' f. hd. Inscheping; embarhment, 
shipping; embarquement. 
Einsehlag, m. hd. Volledig stel matrijzen 
voor drukletters, v. absehlag 2). 

— Sponning, groef (aan vensterramen of 
deuren); rebate, rabbet; feuillure. — Inslag, 
V. durchschuss I ); estrain. -Opslag 
(in een kleed); tuck; rempli. — E. 
des deckelrandes, v. closing edge. 
— Den e. geben, zwavelen (het vaatwerk); 
to smoke with brimstone; mécher, 
soufrer. 

Einschlagen, v. a. hd. Inslaan, inschieten, 
de inslagdraden door de kettingdraden 
weven ; to pass thread in, to woof; 
tramer, passer la trame. — Inslaan, een 
op- of omslag (in een kleed) leggen ; to tuck 
in; remplier. — Inzuigen, v. emboire 3). 


— Eene uitgraving aanvangen (bij mijnwer-
EINSCHNEIDEN. 369 

kers); to begin a digging; commencer It faire 
one fouille. ~ Den bodem e., den bo 
dem (uit een vat slaan), v. défoncer. — 
Pfähle e., palen inslaan, inheien ; to ram, 
to pile; piloter. 

Eins chlagfaden,Eintragsfaden, 
Schussfaden, v. duite. 

Einsehlagig behauen, hd. Ten 
ruwste billen of scherpen (de molensteenen); 
to scapple, to nott roughly; piquer à coups 
perdus. (knife. 

Einschlagmesser, n. hd., v. clasp-

Einschiagseide , Tramseide , 
Trama, f. hd. Inslagzijde ; tram, trame, 
shoot-silk; trame. 

Einschlagspne, m. pl. hd. Gezwavelde 
spaanders (bij kuipers, ter zuivering 
van 't vaatwerk); sulphured wicks, splinters 
dipped in sulphur; copeaux soufres, mèches 
soufrées. 

Einschlagung, f. hd. Aanvang der 
opdelving (bij mijnwerkers); first digging; 
commencement de la fouille. 

Einschlagzeichen, n. hd. Inslagtee ken 
(bij de haute-lisse-wevers); weft-mark; 
marque. 

Einschleifen, v. a. hd. Inslijpen, in snijden 
(in glas); to grind in, to cut in; 
tailler sur le verre. (cibilité. 
Einschliessbarkeit, f. hd., v. coer-
Einschliessungszeichen, n. h.d., 

v. bracket 6). 
Einschlitzen, v. a. hd. Insnijden, opkerven 
; to slit; taillader. 
Einschlucken, v. a. hd., v. einsaugen. 
Einsehli pfen, v. n. hd., v. emboire 
3) . (fetten. 
Einschmalzen, v. a. hd., v. ein-
Einschmalztrog, Schmalztrog, 

m. lad. Smeerbak, vetbak (der lakenscheerders); 
oiling-trough, grease-trough; graissoir, 
bac. 
Einschmelzen, V. a. hd., v. aus


schmelzen 1), 2). 

Einschmelzkasten,m.hd.,v.bac 2). 

Einschmieren, v. a. hd. Insmeren 

(bij leertouwers, etc); to grease; mettre en. 

suif. ® Glad en glibberig maken (bij che


misten); to lubricate; lubrifier. 

Einschnappfeder, f. hd. Sluitveer; 

catch-spring, locking-spring; ressort qui sert 

a fermer. 

Einschneide, f. hd , v. crochet 5). 

Einschneiden, v. a. hd. Insnijden ; to 
cut in, to slice in; couper, tailler. — Inkepen, 
inkerven, V. einkeepen, einkerben, 
encocher 1) . — Kepen zagen (in den rug 
van een boek); to saw, to let the bands into 
the back; grecquer. — Te lichte of slechte 
munt insnijden (als verwerpingsmerk, bij 
munters); to cut light or base coin; cisailler 
les pièces défectueuses. — Die sehiessscharten 
e., v. degorger t). — Das 

e. der querschwellen, het insnijden 
der dwarsleggers (van spoorwegen); cutting 

370 EINSCHNEIDESAGE 

into; ajustement des traverses. a Das e. 
des uhrrads, v. eranage. 

Einschneidesage, f. hd. Boekbin ders-
handzaagje (om kerven in den rug van 
een boek te zagen) ; bookbinder's handsaw; 
grecque. 

Einsehneidig, ad j . hd. Met één snede 
of snijkant (van snijwerktuigen); single cutting, 
single chamfered, one-edged; à un seul 
tranchant. 

Einschnitt, m. hd. Insnede, insnijding, 
inkerving, intandíng, keep, groef; cut, incision, 
carving, notch, indent, slit, slash, chamfretting; 
coupure, entaille, entaillure, taillade, 
rainure. ® (bj timmerlieden) Kerf, 
keep, inkeping, insnede, gleuf; score, notch, 
incision; coche, encassure. v. anschnitt. 

— Tand, duim, v came 1). s (Anordnung 
der treppenstufen) inkeping 
in de trapspit voor 't inlaten der treden ; 
mortising for steps; emmarchement. ~ E. 
in den balken, v. bearing ij. 
E-e für die kettenfáden, v. cotisses 
(niet cótisses, zooals er in voce staat). 
E. für den langwagen im achs futter, 
insnijding in de asbedding voor 
't vooreinde van den langwagen ; fly-way for 
the tongue of the perch, tongue-way; entaille 
du corps d'essieu . pour-la tête de la flèche. 
— E. am schiossriegel, keep in den 
slotgrendel ; notch at the bolt; encoche. — 
E. am schitisselbart, v. bouterolle 
3). — E-e machen, v. dechiqueter 
2) . 
Einselanitzen, v. a. hd. Insnijden ; 
to carve into; inciser, graver. 

Einsehni ren, v. a. hd. Cordeeren, 
een boek met touwtjes binden om de rugribben 
te maken ; to tie in; fouetter. 

Einschrauben, v. a. hd. Inschroeven, 
vastschroeven ; to screw in, to fasten with 
a screw; serrer à vis. 

Einschraubschenkel, m. hd., v. 

coupe-cercle. 

Einsehrumpfen, v. a. hd. Krimpen, 
inkrimpen, rimpelen , verschrompelen ; to 
shrink (up), to shrivel, to wrinkle; se gripper, 
se rétrdcir, se ratatiner, se recroqueviller. 

Einschuss, m. hd. Inslag (eener stof), 

V. durchschuss n ). — E. von 15 
—20 seidenf Widen, v. duite 3) . — 
E. des wassers, val van 't water (op 
het molenrad); shooting down, fall, lapse; 
chute des eaux. 
Eins chussspule, Eintragsspule, 
Schussspule, f. hd. Schietspoel ; cop, 
pirn; époulle, époullin, espolin, espoulle, 
cannette ; vgl. cop, cannette. 

Einsehwarzen, V. a. hd. Inkt geven, 

inkt opbrengen; to ink; encrer, donner l'encre. 

Einschwefeln, v. a. hd. Zwavelen; 
to sulphurate, to match, to sulphur; soufrer, 
ensoufrer, mécher. ~ (Schwefeleinsehlag, 
das schwefeln), het zwave len 
(bij bleekers) ; sulfuring; ensoufrage. 

Einschweiden , Einschwoden, 

EINSPANNIGER. 

V. a. hd., v. anschweiden, enchaussener. 
Einsegeln, v. a. hd. Inzeilen ; to sail 
in; entrer à la voile. 
Einseifbi tte, f. hd. Inzeeptobbe of 
-kuip; soaping-but; tinette. 
Einseifen, v. a. hd. In zeepen ; to soap; 
savonner. 
Einsenken, v. a. hd., v. einlassen 2). 
.. V. einlassen 3). — Laten zinken, 
aflaten (in den grond); to sink into, to sink 
down; descendre, enfoncer. 

. Einsetzeisen, n. hd. Spijkersmidswerktuig 
tot uitdrijving en rondzetting der 
spijkerkoppen, kopvorm ; nail•mould, nailrod; 
emboutissoir. — Goudsmidsklemschroef ; 
hold-fast; étau. r v. emboutissoir 2). 

Einsetzen, v. a. hd. Oprichten, v. 
aufrichten 1). — Zetten (bij juweliers), 

V. einfassen it). — Insoldeeren, v. einlóthen. 
— Den boden eines fosses 
e., v. ausboden. ~ Spaties aan brengen, 
spatiëeren (bij letterzetters) ; to 
space; espacer, mettre les espaces. ® Die 
kardtschngelchen e., de kaard tanden 
inzetten ; to set the card-nails in; 
rebouter. — Zhne e., v. bezahnen. 
~ Das boot e. s de sloep aan boord 
halen ; to hoist the boat and to take it on 
board; mettre la chaloupe dedans. _ Das 
gangspill e., het (de) gangspil ten gebruike 
inzetten ; to hang the capstern; arborer 
le cabestan. ~ Die masten e., 
de masten inzetten, een schip bemasten ; to 
set the masts, to mast; arborer les mats, mater. 
Einsetzhaken, m. hd. Ovenhaak, roer 
rake; moire.-haak (der glasfabr.); 
Einsetzlofel, m. hd. Scheplepel, ijzeren 
schop om de glasfritte in de smeltkroezen 
te scheppen ; ladle; puisoir, Pelle, cuiller, 
estraquelle. 

Einsetzrose, f. hd. Roos (als bouwsieraad 
in de gewelfvakken); roset; rosace, roson. 
Einsetzschaufel, I. hd., v. einsetzlóffel. 


Einsetzung (eines fassbodens), f. hd. 
Het inzetten (van den vatbodem); heading; 
foncage. — E. (eines blattes), invoeging, 
inlassching (van een blad in een boek); 
insertion; insertion. — V. einsetzen. 

Einsinken, n. hd. Het inzakken, inzinken, 
instorten ; • falling in, crumbling; 

dboulement. [ren 2). 

Einsp^nen, v. a. hd., v. einpapie-

Einspannen, v. a. hd. Toestellen, op


zetten, in orde brengen ; to mount; monter. 

Im rahmen e., in 't raam spannen; 
to put in the frame; mettre sur le chassis, 
sur le métier. 

Einspänniger, Eigenlöhner, m. 
hd. Hij, die eerre mijn met ondersteuning 
van de regeering voor zich zelven bewerkt, 
onder voorwaarde dat hij haar al bet product 
tegen een vasten prijs zal leveren ; 
he that works a mine for himself; propridtaire 
soldé. 


EINSPINNEN -

Einspinnen, v. a. hd. Inspinnen, bij 
't spinnen doorheenwerken ; to insert by spinning; 
mêler en ifiant. 

Einspitzen, v. a. lid. Pieeren of billen 
(de molensteenen); to pick; piquer. 

Einsprengen, V. a. lui. De snede van 
een boek marmeren, besprikkelen ; to marble 
a book's edge; marbrer, moucheter la tranctie. 

Einspringen, v. a. lid. Inloopen, smaller 
worden (bij 't weven); to shrink in width; 
ren trer. 

Einspritzhahn, m. lid. Inspuitkraan 
(der stoommachine) ; injection-cock; robinet 
d'injection. 

Einspritzung, f. hd. Inspuiting; injection; 
injection. 
Einspritzwasser, II. hd., v. eau de 
condensation, s. eau. 

Einspünden, v. a. hd. Met eene bom 
of spmi diclitmaken (een vat); to bung; bondonner. 
- V. embariller. 

Einstaben, v. a. lid. Door beet water 
balen (bij loolers) ; to dress with hot water; 
passer a leau cbaude. 

Einstechbogen, M. lid., v. abzieh 

-bogen. 

Einstechen, v. a. lid. Puncteeren,btj 
den keerdruk de bladen weder juist in de 
punctuurgaatjes van den sdboondruk leggen 
; to prick, to register; pointer, piquer, 
percer. Seewärts e. oder anlegen, 
met den boeg zeewaarts aanleggen ; to stand 
off, to stand to sea; avoir le cap au large 
ou a la mer. Einstechen, n. Das 

0. in briefe, v. boutago. Das e. 
in den rand, v. cordonnage. 
Einstecher, m. lid. Puncteerder (vgL 

einstechen 1) ); registrar; pointeur. 

Looze stut, V. alonge postiche. 

Einsteckschloss, ii. hd. Insteekslot; 

mortise-lock; serrure a morta tse. 

linste1Ien (das) der kette in 

ein blatt, hd. Het kiezen van den riet 

kam of bet blad naar de breedte des het


tings ; caaining , setting, slaying, sleyinq, 

examining; leva ge. sen 3). 

Einstemmen, v. a. hd., v. einlas-

Einstockig, adj. lid. Van éne vef 

; one story high; a Un étage,-dieping boog 

dun seul étage. 

Einstopfer, m. hd. Breeuwmes, stop


mes (des kuipers); stopper; étancboir. 

Einstossen, v. a. hd. Instooten, in


drijven ; to drive in, to push in; faire entrer, 

cbasser, ficbei, enfoncer. -Den bodem in


slaan, V. défoncer. 

Einstreichen, v. a. hd. Invijlen (eenen 

sleutelbaard); to file in; fendre. Ma


schine zum e. des kopfes, machine 

ter insntjding van de irigrjptanden ; ratched 

engine, teeth-cutting engine; machine a fendre, 

a tailler les dents d'engrenage. 

Einstreichfeile, f. hd. Vijl voor 't 
insnijden der gleuven in de schroefkoppen, 
scbroefkopvijl, insnijvijl ; feather-edged file, 
slitting file, screw-head file; losange. 

EINTREIBEN. 371 

Einstrich, m. hd. Keep, gleuf, inkeping 
(in een slot); slit; cocbe, entaille. 
D w arshalk (in eenen mijn put); cross-beam; 
traverse. - E. am schlüsselbart, v. 
bouterolle 3). 

Einstrichbohlen, f. p1. hd. Zware 
planken (platen), die in de sponningen der 
stijlen gaan (bij 't beschieten der mijnscbacbt); 

boarding-planks; inadriers qui entrent dans 
les rainures des niontants. 

Einstrichfeile, f. hd., v. bill—hook. 

Einsturz, m. hd. (von mauerwerk) 
Instorting ; fatl, falling (in); croulement. (
von erde) Inzakking ; slip; €5loulement, chute. 

Einsümpfen, v. a. hd. iNatten, bevocbtigen 
(de pottenklei) ; to water; détremper. 


Eintaigen, v. a. hd., V. brasser

 . 

-n , v. brassage 2). 
Eintauchen (Eintunken) , v. a. 

hd. Indompeleri, indoopen (de te verven stoffen); 
to steep; treinper. -Scheppen (met 
den papiervorm in tie kuip); to dip; plonger 
dans la cuve. vgl. dipping. 

Eintauchen, r. , Eintauchung, f. 

hd. Indompeling; steeping; treinpage; vgl. 
eintauchen, v. a. 1). -Indompeling 
(in potterjen); immersion; immersion. -

E. in eine zinnaufiösung, bet doortrekken 
eener stof met eene tinoplossing 
alvorens zij in 't verfbad komt ; dipping in 
a solution of tin; stannage. - Zweites 
e. der blaugefärbten wolle, tweede 
indompeling der hlauwgeverfde wol ; second 
dipping of blue-dyed woollen; rejet. 
Eintauchtrog, m. hd. ., v. anfeuchtgrube 


Eintheilung, t. hd. Indeeling, scbik


king; arrangement; disposition. v. contriv


ance, disposition. 

Eintheilzirkel, m. lid., v. compas 

a diviser. 

Einthüren, v. a. hd. De molenwieken 
beteugelen; to shingle the wings; couvrir 
d'echandoles, encbâsser les panneaux de bardeaux 
dans les ailes dun moulin it vent. 

Eintonnen, v. a. hd. . V. embariller. 

Eintrag, m. hd. , v. durchschuss; 

assure. (gent). 

Eintragen, v. a. hd., v. einschia-. 

Eintrager, ni. hd. Inslagmaher ; he 

who passes threads in; trameur. 

Eintragsfaden, in. hd., v. duite. 

Eintragspule, f. hd., v. einschuss


spule. 

Eintränkarbeit, t. hd. Het dompelen 
der harde metalen of stugge ertsen in 
gesmolten lood, om ze gemakkelijker in vloed 
te brengen ; imbibition; imbibition. 

Eintränken, v. a. hd. In gesmolten 
lood dompelen ; to put in fused lead; imtuber, 
vgl. eintränkarbeit. - Met eene 
vloeistof laten doortrekken ; to imbibe, to 
impregnate; imbiber, imprégner. 

Eintreiben, v. a. hd. Indrijven, inslaan 
; to drive in; cbasser, pousser, cogner, 


372 EINTRITT --- EISEN. 


enfoncer. — De drijfkleur geven ; to give a 
weak ooze; donner le coudrement ; vgl COUdrement. 


Eintritt (voru.bergehender), m. 
Het tijdelijk invallen (van eenen drukkersgezel 
voor een ander); temporary substitution; 
toquage. 

Eintroeknen, v. n. hd. in-, opdrogen 
; to dry in or up; sécher, se dessécher. 
Eintroeknung, f. hd. Het in-, op


drogen ; drying in or up; desséchement. 
Eintr®pfelung, f. hd. Indruppeling; 
instilling, instillation; instillation. 
Eintunken, v. a. hd., v. eintauchen, 
v. a. 

Eintunken, n. in den sehwefel, 
hd. Het zwavelen, in zwavel doopera ; dipping 
in brimstone, sulphuring; soufrage. 

Eintunkschui sselehen, n. hd. Netbakje 
(der spinsters); water-can; mouilloir. 
Einverleiben, v. a. hd. Innig vereenigen 
(bij chemisten); to concrete; concréfier. 
Einwalken, v. n. hd. Inloopea, inkrimpen 
(bij 't walken of vollen); v. einlaufen 
1). ® V. a. Den thran zur 
weissgare in das leder e., de hui 

(bij 't walken) met traan of vet verza--dendigen ; to oil the skins; mettre le cuir en 
huile. — Das toch e., het laken door 
't vollen dichter maken ; to full close; fouler 
le drap en fort. 

Einwaschen, V. a. hd. De eerste wassching 
(van 't erts) verrichten ; first washing; 
laver pour la première fois. 

Einweben, v. n. hd., V. eingehen 1). 
•• V. a., v. durchweben 1). 

Einweehseln, V. a. hd.: Balken 
e., nieuwe balken (in plaats van de oude) 
inleggen ; to put in new beams; mettre des 
poutres neuves. 

Einweichen, v. a. hd. Laten weeken 
(bij boekbinders); to water; mouiller. ~ 
Weeken, uitweeken, den samenhang der 
zachtere deelen door eene vloeistof verstoren, 
uitloogen (bij chemisten); to macerate, 
to lixiviate; macérer, lessiver. — In de 
weekkuip leggen (bij leertouwers); to put 
into the tub; encuver, faire boire. — Dreimal 
e., (de huiden) driemaal versch water 
geven; to wash thrice; donner trois eaux. 

Einweichen, n., Einweichung, 

f. (das Paulen, Maceriren),hd. Rotting 
of maceratie (der lompen), (bet weeken der 
lompen in water, totdat er op een zekeren 
graad een rottende gisting plaats grijpt); 
rotting, fermenting, fermentation; pourrissage. 
•• E. des leimgutes in kalkmilch, 
V. échaudage 2). (draht. 
Einwindedraht, V. aufwindEinwinden,
v.a. hd., v. aufziehen Z). 
Einwirken, V. a. hd. Doorweven, V. 
durchweben. 

Einwitterung, f. hd. Onderaardsche 
metaaldampen (in de mijnen); subterraneous 
metallic vapours; vapeurs souterraines métalliques. 


Einzahnen, V. a. hd. intanden, tanden 
lnvijlen,van tanden voorzien (raderwerk); 
to tooth, to indent; endenter. 

Einzapfen, v. a. hd. Met pin en gat 
opsluiten of verbinden ; to mortise, to set 
into a mortise; assembler à mortaise. 
Vastpinnen, V. aashalten. 

Einzeibleeh, n. hd. Enkel blik ; single 
tin-plates, common plates; fer en feuilles 
simples. 

Einziehen, v. a. hd. Intrekken, aan 

to pull in; serrer en tirant. — E.-halen ; 
(einem balken), inleggen (eenen balk) ; to 
put in; traverser. — Die kette in die 
schafte einziehen, de kettingdraden 
door de schachten voeren ; to draw the thread 
through the shafts; passer, rentrer la chaine 
par les lisses, monter les lisses vgl. 
draught 3). — Eine mauer e., eenen 
muur intrekken (zijne dikte naar boven toe 
verminderen); to diminish, to taper a wall; 
donner du fruit a un mur. — Eine nette 
schwelle e. , een nieuw drempelstuk 
inleggen ; to put in a new sabliere; écbanger 
une sablière. — Wasser e., water inzuigen 
(van leder); to spunge; ponger, se 
ponger. ® Eine zeile oder linie e., 

V. einru.cken I) . 
Einziehen, n., Einziehung, f. hd. 
Uithameren (een hol stuk, zoodat zijn dia 
vermindert); raising-in; retreinte.-meter 
Das e. der luft, luchtinzuiging (van 
den blaasbalg); aspiration (of the bellows); 
jet d'air. 

Einziehhaken, m.,Einziehnadel, 

f. , Reihehaken oder Reihenadel, 
hd. Haakje of baaknaald om de kettingdraden 
door de lussen te halen ; heddle-hook; 
passette. 
Einziehmesser, n. hd., V. blatt


messer. (haken. 
Einziehnadel, f. hd., v. einzieh-
Einziehung, f. hd., v. einziehen, 

n. ® (Grathsparren verlängerung) 
Hoek- of graatbalksverlenging; lengthening 
of the hip; reculement. ^ Hol lijstje tusschen 
de voetringen eener zuil, trochilus; 
trochil, trochilus; nacelle, scotie, trochile. 
Einziehwalzen, f. pl hd., V. cylindres 
d' entrée, s. eylindre. 

Einzwängen, V. a. hd. Met den klem baak 
of het spanijzer samendrukken (bij 
timmerlieden, schrijnwerkers); to wedge in; 
tenir ou serrer avec le sergent. 

Eisachat, m. hd. Ongekleurd agaat; 
uncolored agate; agate non tolorde. 
Eisalabaster, m. hd. IJskleurig albast; 
ice-alabaster; albátre (de) couleur de glace. 

Eisalaun, m. hd. Ongekleurd Roccaaluin 
; uncolored rock- (Roche-) alum; alun 
de Roche non coloré. 

Eisbalken, m. hd., V. eisbock. 
Eisbock, m. hd., V. brine-glace. 
Eisbrecher, m. hd., v. brise-glace. 
Eisen, n. hd. IJzer; iron; fer. — (Blei) 

Lood (aan den weefstoel); lead; plomb. — 


EISEN -- EISENBAHNBBEMSE. 373 


(Hobeleisen, Klinge am hobel), 
schaafbeitel; plane-iron; fer de rabot, de 
varlope, fer, mèche. (Schmiedeisen, 
Stabeisen, Weiches eisen), ijzer, 
smeed-, staafijzer, frischijzer, week ijzer 
iron, soft iron, rod-iron, wrought iron; fer 
forgé, fer en barrel, fer doux. — 2 8 —3 6 "' 
breites and 8—t 5" dickes e., soort 
van fabrieksijzer; sort of manufactured iron; 
court-bandage. •® Altes e., oud ijzer ; 
broken iron; vieux fer, ferraille. ®• Ar 

-seniksaures e., Würfelerz,

arsenikzuur 
ijzer; arseniate of iron; fer arséniaté, 
arsdniate de fer. ~ Blausaures e., 
blauwzuur ijzer; prussiate of iron; prussiate 
de fer. ~ Bolliges e., bros ijzer; 
brittle iron; fer cassant, rouverin. BrL ehiges 
e., breukig ijzer; breaking iron; 
roerbrecht. ~ Chromsaures e., chroom zuur 
ijzer; chromate of iron; chromate de 
fer. — Faseriges e., vezelig ijzer; stringy 
or fibrous iron; fer fibreux. !n Flaehes 
e., vlak (meer dik dan breed) ijzer; flat 
iron; fer méplat. o• Galvanisirtes e., 
gegalvaniseerd (met zink overdekt) ijzer; 
galvanized iron; fer galvanisé. — Ge 

-diegenes e.,

gedegen, zuiver ijzer, ijzer 
in zuiver metallischen staat ; native iron; 
fer natif. — Gegossenes e., Gusseisen, 
gegoten ijzer, gietijzer; cast iron; 
forte. ~ Dreimal gegossenes e., 
driemaal gegoten ijzer; iron cast three 
times; maquette. — Geschmeidiges e., 
zacht hamerbaar ijzer; sofl iron, malleable 
iron; fer doux. ® Geschmiedetes e., 
gesmeed ijzer, smeedijzer ; wrought iron; 
fer forgé. — Geschweisstes e., geweld 
ijzer; welded iron; fer soudé a chaude 
suante. — Zweimal geschweisstes 
e., tweemaal geweld ijzer; iron welded 
twice; pièce encrenée. ® Granulirtes 
e., gekorreld ijzer; granulated iron; dragée 
de fer. _ Halbgefrischtes e., half 
gefrischt of gezuiverd ijzer; half refined 
iron; stuck. — Hartes e., hard ijzer; 
hard iron; fer aciereux. ~ Hartzerronnenes 
e., tot staal gemaakt ijzer; mazage-
iron; mazeau. — Kaltbri chiges 
e., koudbreukigijzer (zeer smedig in gloei 

zeer bros in kouden toestand, een-enden, 
gebrek, dat uit een weinig phosphor voort 

cold-short iron; fer cassant à froid,-komt); 
kaibrecht. — Keilfôrmiges shirk e., 
wigvormig stuk ijzer; wedge-shaped piece of 
iron; calle. — Kieselsaures e., kiezelzuur 
ijzer ; silicious iron-ore; fer silicate. 

— Kohlensaures e., koolzuur ijzer; 
carbonate of iron; carbonate de fer. ® Zu 
lothendes stuck e., stuk ijzer, dat 
aan weerszijden geweld moet worden ; piece 
of iron about to be soldered; echaudillon. 
— Phosphorsaures e., Eisenblau, 
v. blaueisenstein. — Oxalsaures 
e., zuringzuur ijzer; humboldet; humboldate. 
— Ramass-eisen, uit ijzerafval 
en oud ijzer weer samengeweld ijzer; scrap 
iron, fagotted iron (made by welding); fer 
de masse, de riblons, de riquette, fer de 
mitraille, fer de ramasse. — Rohes e., 
Roheisen, ruwijzer, gietijzer (met 3 tot 
5 pct. koolstof); crude iron, pig-iron; fer 
cru ou brut. — Rothbri chiges e., 
roodbreukig ijzer (zeer smedig in kouden, 
uiterst bros in gloeienden toestand, een gebrek, 
dat uit een weinig zwavel voortkomt; 
vgl. kaltbruchiges 0.); hot short iron, 
red-shear or red-sear iron; rouverin on rouverain, 
fer rouverin, fer métis, fer cassant 
a chaud. -o Schlackenreiches e., 
ijzer, dat veel slakken (ijzerschuim, glazige 
stoffen) oplevert; iron with much dross; fer 
gras. ~ Sprödes e., Frischeisen, 
bros ijzer, frischijzer (waaruit door bet frisschen 
het koolstofgehalte en ieder vreemd 
inmengsel verwijderd is) ; brittle iron, re


fined iron; magagne, fer aigre, fer afpiné 

Stahlartiges e., staalachtig ijzer; acerous 
iron, steely iron; fer acerain. ~ (Zusammengesetzte) 
stange von e. and

-

stahl, staaf uit afwisselende strooken ijzer 
en staal ; stuff; étoffe. — Zu stangen 
gepláttetes e., v. couliere. ®• Ver 

-branntes e.,

v. chauf ure ij. — 
Verzinktes e., verzinkt, gegalvaniseerd 
ijzer; iron covered with zinc; fer zinqué. 
~Weiches e., Schmiedeisen, Stabeisen, 
zacht ijzer, smeedijzer, staafijzer ; 
soft iron, wrought iron; fer doux, fer. 
Weiches e. aus Berry, v. courson. 
— Zubereitetes stuck e. für 
eisenblech, geplet stuk ijzer om er bladen 
blik van te maken ; prepared piece for 
sheet iron; semelle. — v. fer; iron. 
Eisenabfalle, ni. pl. hd. IJzerafval, 
ijzeruitschot ter hersmelting; cuttings, scrapiron; 
riblons, débris de fer. 

Eisenader, f. hd. IJzerader, mijnader 

van ijzererts ; vein of iron-ore; veine de 

mine de fer. 

Eisenalaun, nl. hd. IJzeraluin ; iron


alum; alun de fer. 

Eisenarbeit, f. hd. IJzerwerk ; iron 

work; ouvrage de fer. 

Eisenarsenik, m. hd. IJzerarsenik; 

arseniate of iron; arséniate de fer. 

Eisenarten, f. pl. hd. IJzersoorten; 

species of iron; ferrides. 

Eisenartig, adj. hd. IJzerachtig; iron


like, ferruginous; ferrugineux. ® IJzerhou


dend , -bevattend; ferric, ferruginous; ferrique. 

Eisenaufi®sung, f. hd. IJzeroplos


sing ; iron solution; solution de fer. 

Eisenbahn, f., Schienenweg, hd. 
Spoorweg, ijzerbaan ; railway, railroad; cbemin 
de fer, voie de fer, route a ornières, 
railway.•••Atmosphârische e., Luftdruckeisenbahn, 
atmosferische spoorweg 
(bij welken de luchtdrukking als beweegkracht 
wordt aangewend); atmospherical 
railway; chemin de fer atmosphérique. 

Eisenbahnbremse, f. hd., v. railway-
break. 
32 


374 EISENBAHNBUFFER --EISENCHYAZIKSAURE. 

Eisenbahnbuffer, m.hd., v. buffer, 
buffing apparatus. -- Koniseher 

e. mit stahlfedern, kegelvormig stoot 
stalen veeren ; conical railway--kussen met 
buffer with draw-springs; tampon conique 
a ressorts (pour wagons), tampon aver 
plongeur cylindrique en fer. 

Eisenbahnhof, m., Station, f. hd. 
Spoorwegstation, station, plaats waar de 
spoortreinen passagiers en goederen opnemen 
en afzetten ; station, platform; station, 
embarcadère, débarcadère. vgl. terminus. 

Eisenbahnlinie, f. hd. Spoorweglijn ; 
railway-line; ligne de chemin de ter, ligne 
de parcours. 

Eisenbahnmaschine, f. hd. Locomotief 
; rail-way engine, locomotive; locomotive. 
Eisenbahnnetz, n. hd. Spoorwegnet; 
system of railways; réseau de chemins de fer. 
Eisenbahiiquerschwelle, f. hd. 
Dwarsligger, slaper der spoorwegen ; railway-
sleeper; traverse ou traversine, sleeper. 

Eisenbahnschiene, f. hd. Spoorstaaf, 
spoorscheen ; iron rail, rail; rail, ornière en 
fer. v. rail. 

Eisenbahnschwelle, f. hd., v. bille 
t), eisenbahnquerschwelle. 
Eisenbahnsignal, n. hd. Spoorwegsein 
; railway-signal; signal de chemin de fer. 
Eisenbahnstation, f. hd., v. eisen 
-bahnhof. 
Eisenbahnstreeke, f. hd. Spoorweggedeelte 
; piece or portion of a line; troncon. 
Eisenbahnsystem, n. hd., v. eisen 

-bahnnetz. (gate. 

Eisenbahnthor,n. hd., v. railway-

Eisenbahnunfall, m. hd. Spoorweg 

railway•accident; accident de che--ongeluk; 
min de fer. 

Eisenbahnverbindung,f.hd. Spoor


wegverbinding, -gemeenschap; communication 

by railway; communication par chemin de fer. 

Eisenbahnwagen, m. hd. Spoorwa


gen, waggon ; railway-wagon; voiture de 

chemin de fer, vagon, wag(g)on. 

Eisenbahnwagenfeder,f.tid. Spoor


wagenveer ; railway-carriage spring; ressort 

voluté. 

Eisenbahnwagenräder, n. pl. hd. 

Spoor wagen wielen; railway-wheels; roues pour 

voitures de chemin de fer. (ter. 

Eisenbahnwarter, v. bahnwar-

Eisenbahnzug, v. bahnzug. 

Eisenbahnzugwaehter. v. bahn


zugwachter. 

Eisenband, n. hd., v. embrasure 1). 

Eisenbumchen, n. hd., v. arbre 

de Mars, s. arbre b. 

Eisenbeize, f. hd., v. beizbri he I). 

~ IJzerbijtmiddel; iron-mordant; mordant 

de fer. 

Eisenbergwerk, n. hd. IJzermijn; 
iron-mine; mine de ter. 
Eisenbeschlag, n. hd., v. beschlag 
2). — E. eines hammers, v. brée. 

V. eisenblumen. 
Eisenblau, n.hd.,v.blaueisenstein. 

Eisenblausaure, f. hd. IJzerblauwzuur; 
Ferro -cyanic acid, ferro-prussic acid; 
aside ferrocyanique. 

Eisenblausaueres salz, n. hd. IJzerblauwzuur 
zout; ferro-cyanate, ferro-prussiate; 
ferrocnyazate. 

Eisenblech, (Schwarzbleeh), n. 
hd. Dunneijzerplaat, geslagen bladijzer ; sheet 
iron, sheet, plate; tile. - (Blech), vertind 
bladijzer, ijzerblik, blik; latten-iron, 
white iron-plate; tole pour le fer bland. 

Snoerplaat, v. calais. r Zwei oder 
drei zoll breites e., ijzerblik van 2 
of 3 (oude) duim breed; sheet-iron about 
two or three inches wide; tole is palatre. 
~ E. nach der ersten verarbeitung, 
V. languette. ® Duinnes e., 

V. tole a réchaud, enseigne. — 
Di nngeschlagenes e., dun geslagen 
ijzerblik ; thinned sheet-iron; palatre 
Gerunzeltes e.,v.corrugated plate. 
® Mittleres e., middelsoort ijzerblik, 
v. étrille. — Gebund e., bundel blik 
bundle of iron-sheets; trousse. -strooken ; 
Sehwarzes e., zwart blik; black sheetiron; 
ter noir. 

Eisenblechwerk, n. hd. Pletmolen 
voor 't ijzerblik ; sheet-iron works; flattingmill; 
tólerie, platinerie, moulin á battre, á 
écacher. 

Eisenblende, f. hd. IJzerblende; oxidulateduranium; 
urane oxydule, blende de poix. 

Eisenblumen, f. pl., Eisenbluthe, 
f., Eisenbesehlag, n. hd. IJzerbloemen, 
wit ijzererts, anderhalf-chloorijzer; iron /lowers, 
martial flowers, carbonated fibrous lime, 
coralliform arragonite, sesquichlorid of iron, 
flos ferri or Martis; fleur de fer, mine de 
fleur blanche ; sesquichlorure de fer, cbaux 
carbonatée pbreuse, coralloïde. 

Eisenbohrer, m. hd. IJzerboor; drill 
for boring iron; persoir, mandrin. (aimant. 

Eisenbrand, m. hd. Magneet ; magnet; 

Eisenbranderz, n. Harsig ijzererts; 

oxidated argillo-bituminiferous iron; mine 
de fer bitumineuse. 
Eisenbruch, m. hd. IJzermijn ; ironmine; 
mine de fer. 

Eisencement (Eisenkitt aus eisen, 
schwefel, salmiak), m. ,hd. IJzercement; 
iron cement, iron-glue, cast-iron cement; ei


ment de fer. 

Eisenehlorid, n. hd. Anderhalf-chloor


ijzer; sesquichloride of iron; sesquichlorure 

de fer. 

Eisenchlori r, n. , Eisenehlorverbindung, 
f., Salzsaures eisenoxydul, 
n. hd. Eerste chloorijzer, zoutzuur 
protoxyde van ijzer; chloride of iron, 
protomuriate, protohydrochlorate of iron; 

protochlorure de ier, protomuriate, proto


hydrochlorate de fer. 

Eisenchrom,n.hd., v. chromeisen. 

Eisenchyaziksáure, f. hd., v. ei


senblausure. 


EISENCYANIDKALIUM --

Eisencyanidkalium, n. hd. Ander 
half-ijzerblauwstofzure potasch; sesqui-ferrocyanate 
of potash; sesqui-ferrocyanate de potasse. 


Eiseneyanttr, Bleisaures eisenoxydul, 
n. hd. Blauwzuur eerste ijzer 

eerste blauwstotzuur ijzer ; cyanide-oxyde, 
of iron, hydrocyanate of iron; protocyanure 
de fer, protohydrocyanate de fer. 

Eisencyanurammonium, n. hd. 
IJzerblauwstofzure ammoniak; ferro-cyanate 
of ammonia; ferro-cyanate d'ammoniaque. 

Eisencyanurkalium, n. hd. IJzer. 
blauwstofzure potasch ; ferro-cyanate of potassa; 
ferro-cyanate de potasse. 

Eisencyani rkupfer, n. hd. IJzerblauwstofzuur 
koper; ferro-cyanate of copper; 
ferro-cyanate de cuivre. 

Eiseneyanverbindung, f. hd., v. 
eisencyani r. 
Eiseneylinder, m. hd. IJzeren ei 
iron cylinder; cylindre de fer. -linder; 

Eisendraht, m. hd., v. draht. — 
Abgebroehener e., (in de trekplaat) 
afgebroken ijzerdraad; broken-off wire; renard. 

— Sehr dunner e., zeer dun ijzerdraad 
(van Libourne, om weverskaarden te maken); 
very thin wire; passe-perle. -Feinste 
sorte von e., fijnste soort van ijzerdraad 
; finest sort of wire; manicorde. -
Verbranntes e., (bier en daar) verbrand 
ijzerdraad ; burned iron-mire; manture. 
— Dem e. auf dem S eine haibrunde 
gestalt geben, v. esser. 
Eisendrahtmi hle,f. hd., v. drahtmuhle. 
Eisendrahtseil, n. hd., v. cable 
en fil de fer, s. cable. 
Eisendrahtzieher, m. hd.,v. drahtzieher. 
` Voor andere samenstellingen 
met Eisendraht zie die van draht. 
Eisendruse, f. hd. GekristalIiseerd 
ijzererts ; crystallized iron-ore; mine de fer 
en cristaux. 


Eisenerde, f. hd. IJzerhoudende aarde; 
martial earth, ferruginous earth, iron mould; 


terre ferrugineuse, terre martiale. - Blaue 

e., blauwe ijzeraarde, phospborzuur ijzer; 

blue iron-earths; fer pbospbaté, fer oxydé 

terreux bleu, phosphate ferroso-ferrique. -

GrUne e., groene ijzeraarde; green iron


earth; fer oxydé terreux vert. 

Eisenerz, n. lid. IJzererts; iron-ore; 

mine de fer. ~ Astiges e., takkig ijzer


erts; ramified iron-ore; mine de ter ramifie. 

— Drusig gewachsenes e., v. ei 
-sendruse. ~ Erdiges, Sandiges, 
Sehlammiges e., aard-, zand-, slijkachtig 
ijzererts; earthy,sandy,muddy, swampy 
ore; roussier. -Spieglichtes e., spiegel-
of glansijzererts; specular iron-stone; 
mine de fer spéculaire. -Thoniges e., 
klei-ijzererts; clay iron-ore; fer carbonaté 
litboïde, fer (carbonaté) des houillères. 

Eisenextraet, m . hd. IJzerextract (der 
chemisten); extract of Mars; extrait de Mars. 

 

EISENGRANATEN. 375 

Eisenfarbe, f. hd. IJzerkleur ; iron 
color; couleur de fer. 
Eisenfarbig, adj. hd. IJzerkleurig; 
iron-colored; couleur de fer. 
Eisenfeilicht,n., Eisenfeilspne, 

m. p1. hd. IJzervijlsel ; iron filings, swarf; 
limaille de fer. 
Eisenfest, adj. hd. IJzerbard ; as hard 
as iron; dur comme fer. 
Eisenfirniss, Eisenlaek, m. hd. 
IJzervernis ; iron-varnish; vernis a fer. 
Eisenf.eck, m. hd. IJzervlek, roestvlek; 
iron-stain, iron-mould; tache de rouille, 
rouille. 

Eisenflátz, n . hd. Laag ijzererts, laags 
liggend ijzererts; stratification of-gewijs 
iron; stratification ferrière. 

Eisenfrischschlacke, f. hd. Frischslakken, 
ijzerslakken, die bet frisscben of verfijnen 
van 't ijzer oplevert ; refining-cinders; 

scone de forge. 

Eisengang, m. hd. IJzerader, ertsader; 
course of iron, iron-vein, iron-lode; filon de fer. 

Eisengans, f. hd. Geus, gieteling; ironpig, 
sow of melted iron, kentledge; gueuse 
(de fer). 

Eisengehalt, m. hd. IJzergehalte; 

ferruginous parts; teneur du fer. 

Eisengemisch, n. hd. IJzermengsel, 

ijzer-amalgama; amalgam of iron; amal


game de fer. 

Eisenger^th, n. hd. IJzeren gereed 

iron utensils; ustensiles de fer.-schap; 

Eisengiesser, m. hd. 1Jzergieter; iron


founder; fondeur de (sur, en) fer. 

Eisengiesserei, f. hd. IJzergieterij; 

iron- foundery; fonderie en fer. 
Eisengilbe, f. hd. Oker; ochre; ocre. 
Eisengitter, n. hd. IJzeren rooster; 

iron grate; grille de fer. e (an fenstern) 

IJzeren traliewerk, tralieraam; stanchions; 

treillis de fer. 

Eisenglanz, Eisenmann, m. hd. 

IJzerglans, glansijzersteen, oligistisch ijzer; 

iron-glance, specular iron-stone, mica ferrea; 

fer oligiste, mine de fer spéculaire, eisen 


man, eisenram. -Brauner e., bruin 

ijzererts; brown iron-ore; fer oxydé brun. 

Körniger e. (Eisenschweif), 

korrelig ijzerglans; granular iron-glance; 

mine de fer micacé, mica ferrugineux. 

Muscheliger, Spathiger e., ijzerhou


dend mica of glimmer; common iron-glance; 

mica de fer, mica ferrugineux . — Rother 

e., rood ijzererts; red iron-ore; fer oxydé 

rouge. -Schuppiger e., mica of glim 

-

-

merachtig ijzererts, ijzerglimmer; shining ore, 
micaceous iron-glance,iron-mica,iron-glimmer; 

mine de fer micacé. 
Eisenglas, n. hd. Zeer bros ijzererts; 
very brittle iron-ore; mine de fer rassant. 
Eisenglimmer, m. hd., v. schuppiger 
eisenglanz, s. eisenglanz. 

-Schwarzer e., zwart ijzerglimmer, 
zwartsteen ; black iron-mica; pdrigueux. 
Eisengranaten, 1. pl. hd. IJzerbou



376 EISENGRAU 

dende granaten; ferriferous garnets; mine 
de fer blanche on grenats; grenats contenant 
du fer. 

Eisengrau, adj. hd. IJzergrijs; irongrey; 
gris de fer. 

Eisengraupe, f. Korrelig ijzererts; 
granular iron-ore; grain de (er, mine de fer 
granuliforme. 

Eisengrube, f. hd. IJzergroeve, ijzermijn 
; iron-mine, iron-pit; mine de fer. 
Eisenguss, m. hd. Gegoten ijzer, giet 

cast-iron, iron castings; fonte, fonte-ijzer; 
moulée o Hammerbarer, Schmiedbarer 
e., hamerbaar, srneedbaar gietijzer; 
malleable, annealed cast-iron; fonte malldable. 

Eisengusswaaren, f. pl. hd. Gegoten 
ijzerwaren; iron foundry, iron castings; 
ouvrages de fer on fonte. — Feine e., fijne 
gietwaren ; fancy hard-ware; bijouterie de fer. 

Eisenhaltig, Eisenschi ssig, adj. 
hd. IJzerhoudend, ijzerbevattend ; ferruginous, 
ferriferous, ironish; ferrugineux, ferrifère. 
— E—e arde, ijzerhoudende aarde; 
martial earth; terre ferrugineuse, terre martiale. 
— E—es wasser, ijzerhoudend water, 
ii zerwa Ie r, staalwater; ferruginous water; 
eau ferrugineuse, eau martiale. 

Eisenhammer, m. (Eisenwerk, 
Eisenhutte) hd. IJzerhut, groote ijzer 

large hammer-works, iron-works,-smelterij ; 
iron-mill; grosse forge, usine á traiter le 
fer, chaufferie. — Groote hamer der ij zersmelterij 
en ; great iron-hammer; marteau de 
grosse forge. 

Eisenhammerschlag, m. hd. IJzer 
hamerslag ; scale; battiture de fer.-hamerslag, 
Eisenh,ndler, m. hd. IJzerkooper, 
ijzerhandelaar; iron-monger; ferronnier,ferron. 
Eisenhart, adj. hd. , v. eisenfest. 
Eisenholz, n. hd. IJzerhout; iron-wood, 

sideroxylon; bols de far, sidéroxylon. 
Eisenhutte, f. hd., v. eisenhammer 
i). 

Eisenhi ttenkunde , Metallurgie, 
Metalikunde, HUttenkunde, 
Erzscheidekunst, f. hd. Kunst der 
ijzerbearbeiding, ertsscheikunde, wetenschap 
der ijzersmelterijen; metallurgy (of iron). 
docimacy, docimastic art; métallurgie (du 
fer), métallographie, métallochimie, sidérurgie, 
triage du minerai. 

Eisenjaspis,m.hd. IJzerhoudend jaspis; 
ferruginous jasper; jaspe ferrugineux. 

Eisenkalk, m. lid. IJzerkalk, gecalcineerd 
ijzer; calcined iron; chaux de fer, 
Ier calciné. • Braunrother vollkommner 
e., v. eisensafran. — 
Schwarzer unvollkommner e., v. 
eisenmohr. 

Eisenkasten , Kernschacht, 
Tumpel, m., Gestell, n. hd., v. cheminee 
interieure. 

Eisenkies, in. hd. IJzerkies, overzwavelgzer, 
natuurlijke verbinding van zwavel 
met ijzer; iron-pyrites; pyrite ferrugineuse, 
marcassite. 

EISENUII. 

Eisenkiesel, m. hd. IJzerhoudend 
kwarts, ijzerkiezelsteen; iron-flint, ferruginous 
quartz; caillou ferrugineux, quartz 
hyalin rubigineux ou ferrifère, eisenkiesel. 

Eisenkitt, (Rostkitt) m. hd., v. 
eisen cement. — (Puzzolanerde) 
Vulkanische tufsteen, pozzolana ; pozzualana, 
puzzolan, puzzolana; pouzzolane, pozzolane. 

Eisenklammer einer kanonenform, 
I. hd., V. courcon. 
Eisenklump, m. hd., v. eisengans. 

— E. der rich im ofen bildet, het 
in den schachtoven ontkoolde en tot eenen 
klomp vereenigde ijzer, wolf, vos; coagulated 
lump of iron formed in the furnace; 
bornian, loupe. 

Eisenknecht, m. hd. Aanbeeldplaat 
(waarop de koperschijf bij 't hameren rust); 
anvil plate; plaque d'enclume. 

Eisenkochsalz, n. hd. IJzerzout; 

iron-salt; sel de fer, sel martial ou de Mars. 
Eisenkörbe, m. pl. hd., v. bresses. 
Eisenkram, m., Eisenmagazin, 

n. lid. IJzerwinkel ; ijzerwaren ; iron-trade; 
iron-mongery, iron-ware; ferronnerie, ser 
-rurerie. 
Eisenkrankes schiff, n. hd. Oud 
schip, welks ijzerwerk verroest is en speling 
heeft.; iron-sick ship; vieux vaisseau dont 
les ferrures sont usées par la rouille et jouent. 

Eisenkruste im hochofen, f. hd., 

V. bête. 
Eisenkrystail, m. hd. IJzerkristal 
(door oplossing van 't ijzer in zuren verkregen 
; crystal of Mars; cristal de fer. 
Eisenlack, m. hd., v. eisenfrniss. 
Eisenlage (bessere) des packet


eisens, f. hd., v. casing 4). 
Eisenlahn, ni. lid. Geplet ijzerdraad; 
flattened iron-wire; fil de fer aplati. 

Eisenletten, Eisenthon, m. hd. 
IJzerklei, okerachtige roode klei; iron-clay, 
ochrey red clay; fer argileux, argile martiale 
ou ocreuse. 

Eisenloth, n. hd. IJzersoldeersel; iron


solder; soudure de fer. 
Eisenluppe, f. hd., v. ball 4). 
Eisenmagazin, v. eisenkram. 
Eisenmann, v. eisenglanz. 
J isenmineral, n. hd., v. eisenerz. 

— Korniges e. aus Elba, v. poulette. 
Eisenmohr, m. hd. IJzermoor, zwart 
cethiops martialis; éthiops martial.-izeroxyde; 
Eisenmulm, m. hd. Verweerd of uit 
klei -ijzererts, aardachtig magnetisch-bloeiend 
ijzer; efflorescing clayey iron-ore; mine de for 
argileuse et limoneuse tombée en efflorescence, 
fer magnétique terreux. 

Eisenniederschlag, m. hd. IJzer 
precipitate of iron;-precipitaat of -nederslag; 

précipité de fer. 
Eisenniere, f. hd., v. adlerstein. 
Eisenoker, m. hd. IJzeroker; iron


ochre; ocre de fer. 
Eisenöls n. hd. In zoutzuur opgelost 


EISENOXYI) -- 

ijzer, ijzerolie ; solution of iron in muriatic 
acid; solution de Mars, huile de Mars. 
Eisenoxyd, n. hd. IJzeroxyde, overijzeroxyde, 
peroxyde van ijzer; magneet 

oxide of iron, peroxide of iron,-ijzersteen ; 
magnetic iron-stone; oxyde de fer, oxyde 
ferrique, peroxyde de fer, fer nnagndtique, 
aimant. — Arseniksaures e., tweede 
arsenikzuur ijzer ; deuto-arseniate of iron; 
deutoarseniate de fer. Citronsaures 
e., citroenzuur ijzer; citrate of iron; citrate 
de fer. — Eisenblausaures e., ijzer 

; ferro•cyanate of-blauwstofzuur ijzeroxyde 
peroxide of iron; ferrocyanate de peroxyde 
de fer. — Gallpfelsaures e., tweede 
of over-galnotenzuur ijzer; deuto-gallate of 
iron; pergallate de fer. •• Gerbsaures 
e., tweede looizuur ijzer; deuto-tannate of 
iron; pertannate de fer. — Holzessigsaures 
e., brandig Houtzuur ijzer; pyrolignite 
of iron; pyrolignite de fer. ••• Humussaures 
e., over-olmzuur ijzer; perulmate 
of iron; perulmate de fer. — Kie 

-selsaures e.,

over-kiezelzuur ijzer; silicate 
of peroxide of iron; persilicate de fer. 
Kohlensaures e., koolzuur ijzeroxyde; 
carbonate of iron; carbonate de fer. 
Phosphorsaures e., over-phosphorzuur 
ijzer ; phosphate of peroxide of iron; perphosphate 
de fer. e Rothes e., rood 
ijzeroxyde, over-ijzeroxyde; red oxide of iron, 
peroxide of iron; peroxyde de fer. — Salpetersaures 
e., over-salpeterzuur ijzer; 
nitrate of peroxide of iron; pernitrate de fer. 


Schwefelsaures e., over-zwavelzuur 
ijzer; sulphate of peroxide of iron; persulfate 
de fer. • Weinsteinsaures e., 
overwijnsteenzuur ijzer; pertartrate of iron; 
pertartrate de fer. 

Eisenoxydhydrat, n. hd. IJzer 
hydraat; hydratic oxide of iron; fer-oxydeoxydd 
hydrate. 

Eisenoxydkatli (blausaures), n. 
hd. Anderhalf-ij zerblauwstofzuur ijzer; sesquiferrocyanate 
of iron; sesqui-ferrocyanate de 
fer. — Weinsteinsaures, doppelt 
weinsteinsaures e., overwijnsteenzuur 
ijzer en potasch; pertartrate of iron and 
potash; pertartrate de fer et de potasse, tartrate 
de fer ferrico-potassique. 

Eisenoxydsalze, n. pl. hd. Overijzeroxyde-
zouten, ijzerzouten ; sesqui-oxide 
salts; sels de sesqui-oxyde; sels de peroxyde 
de fer, sels ferriques. 

Eisenoxydul, n. hd. IJzeroxydule, 
eerste ijzeroxyde, protoxyde van ijzer; protoxide 
of iron; protoxyde de fer. — Arseniksaures 
e., arsenikzuur ijzeroxydule, 
eerste arsenikzuur ijzer; proto-arseniate of 
iron; protoarséniate de fer. ® Blausaures, 
Bleisaures e., v. eisencyani r. 

— Essigsaures e., azijnzuur ijzeroxydule, 
eerste azijnzuur ijzer; proto-acetate of 
iron; protoacétate de fer. — Galläpfelsaures 
e., eerste galnotenzuur ijzer; protogallate 
of iron; protogallate de fer.— Gerb-
EISENRAHM. 377 

saures e., looistofzuur ijzeroxydule, eerste 
looizuur ijzer; proto-tannate of iron; prototannate 
de fer. — Humussaures e., 
eerste olmzuur ijzer; proto-ulmate of iron; 
proto-ulmate de fer. — Kieselsaures 
e., Spatheisenstein, m., v. eisen 

-spath. — Kohlensaures e.,

(eerste) 
koolzuur ijzer; carbonate of iron; protocarbonate 
de fer. — Phosphorsaures e., 
eerste pbospborzuur ijzer; proto-phosphate 
of iron; protopbospbate de fer. — Salz— 
saures e., v. eisenehlori r.—Sauerkleesaures 
e., eerste zuringzuur ijzer; 
prot-oxalate of iron; protoxalate de fer. ~ 
Sehwefelsaures e., eerste zwavelzuur 
ijzer , proto-sulphate of iron; protosulfate 
de fer, vitriol vert, couperose verte. ~ 
Thonsaures e., eerste aluinzuur ijzer; 
proto-aluminate of iron; protoaluminate de 
fer. — Verkalktes schwefelsaures 
e., geoxydeerd of verkalkt zwavelzuur ijzer; 
oxidated sulphate of iron; sulfate de fer 
oxydé. — Weinsteinsaures e., eerste 

wijnsteenzuur ijzer; proto-tartrate of iron; 
prototartrate de fer. 
Eisenoxydulkali (blausaures), 

n. hd. IJzerblauwstofzure potasch ; ferrocyanate 
of potassa; hydrocyanure de fer et 
de potasse, cyanure ferroso-potassique, ferrocyanate 
de potasse. 
Eisenoxydul-kupferoxyd (blausaures), 
n. hd. Blauwzuur ijzeroxydulekoperoxyde, 
ijzerblauwstofzuur koper; ferrocyanate 
of copper; ferrocyanate de cuivre. 

Eisenoxyduloxyd, n., Magneteisenstein, 
m. hd. Achtvlakkig gekristalliseerde 
magneetijzersteen (het voornaamste 
ijzererts van Scandinavië); magnetic ironstone; 
fer oxydulé, aimant. — Zwart ijzer 

black-oxyde, ijzeroxyde, ijzeroxydul-oxyde; 
oxide of iron; oxyde ferroso-ferrique, oxyde 
noir de fer. — Blausaures e., blauwzuur 
ijzeroxydul-oxyde, Berlijnsch -blauw ; 
ferrocyanate of peroxide of iron; b yd rocyanate 
de protoxyde et de sesquioxyde de fer, 
cyanure ferroso-ferrique, Ferro-cyanate de 
peroxyde de fer, bleu de Prusse. 

Eisenoxydulsalze, n. pl. hd. Eerste 
ijzeroxyde-zouten, ijzeroxydule•zouten ; ironsalts; 
seis ferreux, sels de protoxyde de fer. 

Eisenpeeherz, n. hd. IJzerpekerts, 
salpeterzuur ijzerhydraat vermengd met zwaveligzuur 
ijzer; arseniate of hydrated iron 
mixed with iron-sulphate; arsëniate de fer 
bydraté uni au sulfate ferreux. 

Eisenplatte, I. hd. IJzeren plaat; 
iron plate; plaque de fer. — Dunne ijzerplaat 
(der schrijnwerkers); plated sole; semelle 
en fer. ® v. paupoire. 

Eisenprobe, I. hd. IJzerproef, toetsing 
van een ijzererts; iron-test; touche. 

Eisenquartz, n. hd. IJzerkwarts, ijzerhoudend 
kwarts; ferriferous quartz; quartz 
ferrifère. 

Eisenrahm, m. hd. IJzerroom (ijzer 
sterk afkleurende overdekking van-houdend, 

32' 


-- 

378 EISENREIF 

andere mineralen), blinkend rood ijzeroxyde; 
iron-froth, hematite; fer oxydé rouge luisant, 
minerai de fer micacé rougeátre. 

Eisenreif, m. hd. IJzeren hoepel (voor 
fust); iron hoop; cerceau de fer. 
Eisenresin, n. hd. Zuringzuur ijzer; 
oxalate of iron; oxalate de fer, humboldite. 

Eisenrost, Rost, m. hd. IJzerroest, 
roest; rust on iron, rust; rouille de fer, 
rouille. ~ (bij chemisten) Anderhalf-ijzeroxyde-
hydraat ; sesqui-oxide of hydrated iron; 
sesquioxyde de fer hydratd. ••• Fli ssiger 
e., vloeibaar of opgelost ijzerroest; iron-liquor; 
fleur de fer. 

Eisenrostfarbe, f. hd. Roestkleur; 

ferruginous color; couleur de rouille. 
Eisenruthe, f. hd., V. solière. 
Eisensafran, m. hd. IJzersafraan , 

bruin ijzeroxyde; martial crocus; safran de 
Mars, oxyde de fer brun. 

Eisensalmiakblumen,f.pl.hd. Zoutbloemen, 
ijzer-salammoniakbloemen (mengsel 
van salamnaoniak en zoutzuur ijzer); mixture 
of sal-ammoniac and muriate of iron; 

fleurs de set, sel ammoniac martial. 

Eisensalz, n. hd. IJzerzout, zwavelzuur 
ijzer ; iron-salt, sulphate of iron; set ferrique, 
set de sesquioxyde on de peroxyde de fer. 


Eisensammeterz, n. hd. Geoxydeerd 
bruin mangaan, anderhalf-oxyde van mangaanhydraat; 
scaly brown-iron, brown ironfroth; 
manganêse oxydé brun, sesquioxyde 
de manganèse hydraté. 


Eisensand, m. hd. IJzerzand, zandig 
ijzererts; ferruginous sand; iron-sand; mine 
de fer sablonneux. - Magnetiseher 
e., magnetisch ijzerzand; magnetic iron-sand; 
sable de fer magnétique. 


Eisensau, f. hd. Half gezuiverd ijzer, 
dat zich aan den bodem des smeltovens zet; 


half refined iron at the furnace's bottom; 

fer it demi afhné au fond du fourneau, fer 

non scorifié. (de fer. 
Eisenschaum, m. hd., v. carbone 
Eisenscheel, m. hd. Tungsteenzuur 

ijzer, arsenik-ijzererts; tungstenate of iron, 
arsenical iron-ore, wolfram; tungsténate de 
fer, wolfram, scheelin ferrugineux. 

Eisenscheibe, f. hd. Mijnwerkerskompas; 
miner's compass; boussole de mineur, 
boussole mindralogique. 

Eisenschicht, f. hd., v. batch. 
Eisenschiene, f. hd.,v. eisenbahnschiene. 


Eisenschimmel, m. IJzerschimmel ; 
ferruginous mouldiness; moisissure ferrugineuse. 


Eisenschiacke, Schlacke, f., Geschi 
rr, n. hd. IJzerslakken, slakken, ijzer 

(glazige stoffen, die op het vloeibaar-schuim 
ijzerbad drijven); slag, cinders, dross, recrement, 
scoria, iron-dross; scone, laitier, renard. 

Eisenschiag, Hammerschiag, m. 
Hammerschlacke, f., Eisensinter, 

m. hd. Hamerslag; scale of iron, slack, spark, 
(tack of lire, battitura; paillettes de fer, 
EISENSTUFE. 

machefer, écailles, bluettes de fer, étincelles, 
battitures. 

Eisenschlich, m. hd. Slijkig ijzererts; 
muddy iron-ore; mine de fer limoneuse, 
schlich de fer, terre martiale. 

Eisenschmied, m. hd. IJzersmid , 
smid ; iron-smith; taillandier, forgeron. 
Eisenschmiede, f. hd. IJzersmederij, 

smidse ; smithy; forge it Ier. (dis. 
Eisenschnallen,f. pl. hd., v. échau-
Eisenschneider, Stempelschnei


der, m. hd. Stempelsnijder; engraver of 
stamps; graveur de poincons. 
Eisenschórl, m. hd. IJzerschorl ; ferruginous 
schort; schort ferrugineux. 
Eisenschrot, n. hd. IJzerschroot; small 

shot of iron; grenailles de fer. 
Eisenschi ssig, v. eisenhaltig. 
Eisenschwarze, f. hd. Koolzuur ijzer, 

V. carbure de fer. - (der fd.rber) 
Opgelost ijzerroest (der stoffenververs); ironliquor; 
couleur gris de fer, teinte chalybée, 
liqueur ferrineuse. -Azijnzuur ijzerbad 
(der stoffenververs), v. beizbrühe. — 
IJzerschuim, v. garschaum, écume 
de fonte. 
Eisenschweif, m. hd., v. eisenglanz 
3) . 
Eisenschwerstein, m. hd. Tungsteen, 
zwaarsteen, ijzerzwaarsteen, wolfra 
tungsten; tungstène.-mium; 
Eisensilicat, n. hd. Kiezelzuur ijzer; 

silicate of iron; silicate de fer. 
Eisensinter, v. eisenschlag. 
Eisenspaltwerk, n. hd., v. cylin


dres fendeurs. 
Eisenspath, m. , Kieselsaures 
eisenoxydul, n., Spatheisenstein, 

m. hd. IJzerspaath, wit ijzererts, staalerts, 
eerste kiezelzuur ijzer; sparry iron-ochre, 
proto-silicate of iron; fer spathique, fer 
carbonaté, mine de fer blanche, mine d'acier, 
protosillcate de fer, spath de fer. 
Eisenspiegel, m. hd. Glansijzererts, 
glansijzersteen, v. eisenglanz I). 
Eisenspitzen (alto), f. pl. hd., v. 
rappointis. 

Eisenstab, m., Eisenstange, I. hd. 
IJzeren staaf of stang; iron bar; barre de 
fer. • v. mansard. — v. ferret 1). 

Eisenstange, I. hd., v. bandelette; 
brassoir; croard ; eisenstab; enlevure 
; estogard ; faseets ; gouvernail 
1) ; souchon. 

Eisenstaub, m. hd. IJzerstof; iron 
dust; poudre de fer. 

Eisenstein, m. hd. IJzersteen. sideriet; 
iron-stone, siderites; mine de fer, minérai 
de for riche. - Geoxydeerd ijzer, bloedsteen, 
v. hematit. — v. blau-, braun-, 
rassen-, rotheisenstein. 

Eisensti ck, n. hd., v. ingot 3). 

Eisenstufe, I. hd. Klomp of stuk ijzererts 
(als monster); lump of iron-ore; échantillon 
de mine de fer, morseau ou fragment 
de minerai. 


EISENSULFUR --

Eisensulfiir, n. hd. Zwavelijzer; sul 
sulfure de fer. -phuret of iron; 
Eisensumpf, m. hd. IJzermoeras, ijzer 

martial bog; marais-houdende drasgrond ; 
d'eau ferrugineuse, limon martial. 

Eisensumpferz, n. hd. Moeraserts, 
moerasijzersteen, graszoden -ijzersteen (met 
ijzeroxyde-hydraat tot hoofdbestanddeel) ; 
swamp-ore, bog iron-ore; fer limoneux, fer 
hydrate limoneux, mine de fer de gazon ; fer 
oxydé brun limoneux ou terreux. 

Eisenteul, m. hd., v. ball ij. 

Eisentheilehen, n. hd. IJzerdeeltje; 
iron-particle; particule de fer. 

Eisenthon, v. eisenletten. 

Eisentitan, m. hd. IJzertitaan, zwarte 
granaat, zwart bergglas, rooktopaas ; iserine; 
nigrine. 

Eisenubersu.lfid, n. hd. Dubbel zwavelijzer; 
bisulphuret of iron; bisulfure de fer. 

Eisenvitriol, m. hd., v. atramen


taire, couperose verte. 

Eisenvitriolblumen, f. hd. Groen 


of ijzer-vitrioolbloemen; flowers of green vi


triol; vitriol de Mars, fleurs de vitriol. 

Eisenvitriolzapfen,m. pl. hd. Groen 

zwavelzuur ijzer) in stalactieten-vitriool (of 

of dropsteen ; green copperas in stalactites; 

Vitriol martial en stalactites. 

Eisenwaaren, f. p1. hd. IJzerwaren; 

iron-ware, iron-mongery, hard-ware; quin


caillerie, taillanderie, grosserie. — Ge


schmiedete e. , gesmede ijzerwaren ; 

forged iron-ware; ferreterie. 

Eisenwasser, n. hd. IJzerwater, ijzer


houdend water; ferruginous water, chalyb


eate water; eau ferrugineuse, eau martiale. 

Eisenweinstein, m. hd. IJzerwijn


steen, wijnsteenzuur ijzer; tartrate of iron; 

tartrate martial, tartrate de fer et de potasse. 

Eisenwerk, n. hd., v. eisenham


mer. a IJzerwerk, ijzeren gereedschap 

iron tools; fers, ferrements, outils de-pen ; 

fer. — Altes e., oud ijzer; broken iron; 

ferraille. 

Eisern, adj. hd. IJzeren ; iron, irony, 

made of iron; de fer. 

Eisessig, m. hd. Radicale azijn, zuivere, 

verdichte azijn ; radical vinegar, spirit of 

verdigris; esprit de Venus. 

Eisgang, m. hd., v. débáele. 

Eisgriff, m. hd., v. calkin. 

Eisol, n. hd. Gekristalliseerd zwavel 

sulphuric acid in crystals; acide sul-zuur; 

-furique crystallise. 

Eispfahl, m. hd., v. brine—glace. 

Eispflug, m. hd. IJsploeg (ploegvor


mig werktuig om het ijs door te breken); 

ice plough; charrue is glace. 

Eispunkt, m. hd., v degre 3) . 

Eisseholle, f. hd. Kunstmatige ijs


schots (in bouwwerk); rock-work;congelation. 
Eisspath, m. hd. IJsspaath ; ice-spar; 

spath glacé, eisspath. 
Eisstein, m. hd., v. eryolite. 
EiWeiss, n. hd., v. eiweissstoff. — 

ELARGISSEUR. 379 

Alaunhaltiges e., aluinhoudend eiwit; 
alum-curd; blanc d'oeuf aluminé. — K — 
siges e., kaasachtig eiwit, alkahest; caseous 
albumen, alkahest; albumino-caseux, alcahest. 

Eiweissstof, m , Eiweiss, n. hd. 
Eiwitstof, albumen (de stof, die 't voornaamst 
gedeelte van 't eiwit uitmaakt en 
ook in zekere gewassen gevonden wordt); 
albumen; albumine, albumen. ~ Chemische 
verbindung mit e., v. albuminate. 


'Ej amber, v. a. fr., v. ausrippen. 

'Ejard, m. fr., v. érable. 

'Ej arrer, v. a. fr.: 'E. les peaux 

de lapin, de borstelharen (grove, stroeve 
haren) uit de konijnenvellen trekken (eer 
men de fijnere tot vilting afzondert); to pull 
or pluck the bristles of rabbit-fur; aus 
kaninchenfellen die borstenhaare ausraufen, 
ausrupfen, auszwicken. 

Eking-piece, eng., v. alonge 1). 

Eklips-maschine,f.hd.,v. éclipse


fileur en dour. (idate. 

Elaie, adj. eng., v. élaïdique, éla


'Elaidate, m. fr. Elaïdinezuur zout; 

elaic salt; elaïdinsaures salz. 

Elaïdin, n. hd. , 'Elaïdine, f. fr., 

Elaidine, eng. Elaldine, het nader be


standdeel, geboren uit de werking van het 

ondersalpeterzuur op de niet-opdrogende oliën. 

Elaïdinsaure, f. hd., v. élaïdique. 

'Elaïdique, adj. fr.: Acide é., elaï


dine-zuur (uit de verzeeping der elaïdine 

ontstaan); elaic acid; elaïdinsdure. 

Elaïn, n. hd., Elain, eng., 'ElMne, 

'Elaïme, Oleine, f. fr. Oliestof, het 

vloeibaar bestanddeel van oliën en vetstoffen. 

Elaïnsure, f. hd., Elaïodie acid, 

eng., Elaïodique, m. fr. Elaine-zuur, 

oliezuur. 

Elaiometer, m. hd. & eng., 'Elaï


om.être, m. fr. Oliemeter, werktuig om 

de dichtheid der oliën te bepalen, de ver 

olijfolie te ontdekken. -valsching der 

Elaiosaecharum, eng. & hd. n. Olie 

olievet (eene doorschijnende, kleur-suiker, 

vloeistof, uit de verzeeping der-en geurlooze 

vetten geboren); glycérine. 

'Elaiser, v. a. fr., v. alaiser. 

'Elaneé, adj. fr. Scherp, vooroverhan


gend, vooruitschietend, springend (van 't voor


schip); flaring; vorn iiberhángend oder sprin


gend, ausschiessend. 

'Elancement de l'étrave,m.,Sail


lie, f. fr. Het springen, valling van den voor


steven ; rake of the stem; das ausschiessen, der 

vorschuss, das iiberscbiessen des vorstevens. 

'Elargir, V. a. fr. Uitzetten, v. aus


dehnen. ® 'E. un trou, een gat ver 

aufr urnen i ), aufreiben 1).-wijden, v. 

'E. le bout femelle d'un tuyau, 

den mond eener buis verwijden ; to enlarge 

the mouth of a tube; die mundung einer 

rdhre erweitern. (muzzle. 

'Elargissement, m. fr., v. bell


'Elargisseur, (Aplatisseur), m. 


 

380 ELASMIE

fr. Uitstrekker en vlakmaker van 't metaaiblik 
; workman that flattens and smoothens 
the iron; gleichmacher, gleicher. s 
Wattenmachine, v. aufbreitmaschine. 

'Elasmie, f. fr. Walvischbaard, balein 

(naam der hoornachtige platen, die den wal 

tanden dienen); whale-bone; fischbein.-visch tot 

Elastic, Elastical, adj . eng. Veerkrachtig, 
elastisch, elastiek ; federkrd ftig, 
federhart, elastisch; élastique. ~ E. curve, 
elastische lijn (gevormd door eene veerkrachtige 
strook, die horizontaal aan eene barer 
einden bevestigd is en aan 't andere einde 
een gewicht-draagt); elastische linie; courbe 
élastique. ~ E. fluids, veerkrachtige 
vloeistoffen; elastische flisssigkeiten; fluides 
aériformes ou gazeux. — E. gum, India(
n) rubber, v. caoutchouc. 

Elasticit^t, f. hd., v. élasticité. 

Elasticitätsachse, f. hd. As der veerkracht 
of elasticiteit; axis of elasticity; axe 
d'élasticité. 

'Elasticité, f. (Force élastique, 
Ressort) fr., Elasticity, (Elastic 
force, Resiliency) eng. Elasticiteit, 
veerkracht, spankracht, springkracht ; elasticitdt, 
federkraft, prallkra ft, schwungkraft, 
schnellkra ft. ® 'E. de compression, 
fr., Elasticity of compression, eng. 
Drukkingsveerkracht, veerkracht bij drukking 
druckelasticitdt, riuckwirkende elasticitdt. 
— 'E. de flexion, fr., E. of 
$eiure, eng. Veerkracht bij buiging; bie 

-gungselasticitat, relative elasticität. 'E. 
de torsion, fr., E. of torsion, eng. 
Veerkracht bij wringing; torsionselasticitht. 

'E. de traction, fr., E. of extension, 
eng. Veerkracht bij trekking of 
uitrekking; dehnungselasticitht, absolute elasticität. 


'Elastique, adj. fr., v. elastic 1). 
•• m. Spiraalveer van metaaldraad; spiralmetallic 
spring; drahtspiralfeder, springfeder. 

Elastisch, adj. hd., v. elastic. 

Elaterit, n. hd., 'Elatérite, f. fr., 
Elaterite, eng. Veerkrachtig jodenlijm 
of aardpek. 

Elaterometer, m. hd. & eng., 'Elateromètre, 
m. fr. Luchtverdicbtingsmeter, 
spankrachtmeter (ter bepaling der vol 

elasticiteit van gassen en dampen),-strekte 

V. dampfbarometer. 
'Elatite, f. fr. versteend dennenbout; 
petrified Trwood; versteinertes tannenholz. 
Elayl, n. hd. Dubbele koolwaterstof; 
bicarburet of hydrogen; hydrogène bicarboné, 
gaz oléifiant ou oléogène. 

Elbowed, adj. eng., v. coudé. 

Elbow-joint, eng. T-verbinding, elleboog- 
of knieverbinding (bij stoommachines, 
etc.); knieverbindung; T, jointure en T. 

Elbow-pipe, eng. , v. Boude à 

vapour. 

Elbow-tongs, pl.eng., v. attrape 2). 
Elder, eng. Vlierhout ; hollunderholz, 
fliederholz; sureau. 

--- ELECTRICITATSERREGER. 

Elective affinity, eng . Keurverwantschap, 
v.affinit t 2). — Single, Double 
e., enkele, dubbele keurverwantschap ; 
einfache, doppelte wahlverwandtschaft; simple, 
double affinitë élective. 

'Electragogue, adj. fr. De electriciteit 
geleidend; conducting electricity; electricithtleitend. 


Electric, eng. Niet-geleidend lichaam, 
niet-geleider ( van de electriciteit); nicht 
non-conducteur. -geleiter; 
Electric, Electrical, adj . eng. Electrisch, 
electriek, de electriciteit betreffend, 
haar ontwikkelend of haar ontvangend ; electrisch; 
électrique. — Electrical atmosphere, 
electrische atmosfeer (die de 
oppervlakte van geëlectriseerde lichamen 
omgeeft); electrische atmosphare; atmospbère 
électrique. -Electrical attraction 
and repulsion, aantrekking en afstooting 
van electrische lichamen; electrische 
anziehung and abstossung; attraction et répulsion 
électrique. _ Electric battery, 

v. batterie électrique b. ~ Electric 
condenser, v. condenser 2),' collector, 
blitzstoffsammler. — E. 
conductor , geleider der electriciteit ; 
electrischer leiter; conducteur électrique. -
Electrie current, electrische stroom ; 
electrischer strom, electricithtsstrom; courant 
électrique. - E. fluid, electrische vloeistof; 
electrisches fluidum; fluide électrique. 
Electric jar, v. Leyden jar. — 

E. machine, electriseer-machine ; electrisir-
maschine; appareil électrique. ® E. 
shock, electrieke schok of slag ; electrischer 
schlag; commotion, secousse ou explosion 
électrique. -E. spark, electrieke 
vonk; electrischer funken; étincelle électrique. 
~ E. telegraph, electrische telegraaf; 
electrischer telegraph; télégraphe électrique. 
~E. printing telegraph, v. drucktelegraph. 
Electricably, adv. eng. Door middel 
der electriciteit, op electrischen weg; auf 
electrischem wege; dune manière électrique, 
au moyen de l'électricité. 

Electrical, v. electric. 

Electricitát, f. hd., v. électricité 
s). Anziehende, positive e. 
Plus, v. électricité 4). — Fu.hlbare, 
merkbare e., v. électricité 7). 

Gleichartige , gleichnamige 
oder gleiche e., Ungleichnamige, 
ungleichartige oder entgegengesetzte 
e., v. electricité 8). — Luftelectricitht, 
v. électricité 2). — 
Magnetische e., v. électricité 9). 
~ Negative oder zuru.ckstossende 
e., Minus, v. électricité 3) . ® Sta 

-tische e., v. électricité 6). — Thie'rische, 
dynamische oder galvanische 
e., v. électricité ii) . 

Electricitätleitend, adj. hd. , V. 
électragogue. 
Electricittserreger, m. hd. Elec



ELECTRICITATSERREGUNG 

tromotor, opwekker der electriciteit; electromotor; 
électromoteur. 

Electricitätserregung, Electricittsfortleitung, 
f. hd. Opwekking, 
voortleiding der electriciteit; electromotion; 
dlectromotion. 

Electricit tsleiter, m. hd., v. conducteur 
i). 
Electricitatsmesser, in. hd. , v. 
electrometer. 
Electricitatsstrom, m. hd.,v. electric 
current. 
Electricit tstrager, m. hd., V. 
electrophor. 
Electricit tsverdoppeler, M. hd., 

V. collector, blitzstoffsammler. 
Electricitatszeiger, m. hd.,v. electroscop. 
'Electricité, fr., Electricit t, lid. 

f. , Electricity, eng. Electriciteit, de 
uiterst fijne, onweegbare, met den bliksem 
eenzelvige vloeistof, die de poriën van alle 
lichamen doordringt en van het eene lichaam 
tot bet andere kan overgaan. — 'Eleetricité 
atmosphérique, f. fr. Dampkrings- 
of luclit-electriciteit; atmospherical 
electricity; luft-electricitdt. — 'E. ne 
-gative ou résineuse,

negatieve electr., 
negatieve vloeistof, bars-electr.; negative or 
resinous electricity; negative, minus- oder 
barz-electricitat. r 'E. positive ou vitrée, 
positieve electr., positieve vloeistof, 
aantrekkende electr., glas-electr. ; positive 
or vitreous electricity; positive, plus- oder 
glas-electricitdt. • 'E. dynamique, 
galvanique ou voltaïque, 'E. par 
courants continus, Galvanisme, 
dynamische, Galvanische of Voltascbe electr., 
de electr. in beweging; dynamical or voltaic 
electricity, galvanism; dynamische oder galvanische 
electricitt, beruhrungs-electricitt, 
galvanismus. — 'E. statique, statische 
electr., de electr. in rust ; statical electricity; 
statische electricitht. • 'E. sen 

-sible,

merkbare, voelbare electr. ; sensible 
electricity; ftihlbare, merkbare electricitat. 

'E. de même nom, de nom 
différent, gelijknamige , ongelijknamige 
electr. ; similar, opposite state of electricity; 
gleichnamige oder gleichartige, ungleichnamige, 
ungleicbartige oder entgegengesetzte 
electricitat. — 'E. magnétique, magnetische 
electr., electro-magnetismus; electromagnetism; 
magnetische electricithit. 

Electricity, eng ., v. électricite I). 

Atmospherical e., v. électricité 
2)..^ E. by induction, v. induction. 
— Dynamical or Voltaic e., 

V. électricité rij. — Magnetic e., 
V. électricité 9). ••• Negative or 
resinous e., v. électricité 3) . 
Positive or vitreous e., v. éleetricité 
4). _ Resinous e., v.. électricité 
3). — Sensible e., v. électricité 
7). — Similar, Opposite 
state of e., v. électricité 8) . ~ 
ELECl'RO—CHEMISTRY. 381 

Statical e., v. électricité 6). — 
Vitreous e., v. électricité ij. — 
Voltaie e., v. électricité 5) . 

Eleetrifiable, adj. eng. Electriseerbaar; 
electrisirbar; électrisable. 

Electrification, Electrization, 
eng. Electriseering (de werking, waardoor 
men de electrische kracht in een lichaam 
opwekt of daaraan mededeelt); electrisirung; 
electrisation. 

Electrified, adj. eng. Electrisch, geelectriseerd, 
electriek gemaakt ; electrisch, 
electrisirt, electrisch gemachi; électrique, électrisé. 
— Negatively or resinously 
e., negatief-electrisch ; negativ-electrisch; 
électro-négatif. — Positively or vitreously 
e. , positief-electrisch ; positivelectrisch; 
électro-positif. 

Electrify (to), v. a. eng. Electri


seeren ; electrisiren; électriser. 
'Electrique, adj. fr., v. electric. 
'Electrisable, adj. fr., v. electri


fiable. 
'Electrisation, f. fr., v. eleetri_ 
fication. 
Electriseh, adj. hd., v. electric. 
~ E. gemacht, v. electrified l). 

Nicht e., niet electrisch ; not electric; 
anélectrique, non -électrique. — Auf electrischem 
wege, v. electricably. 

'Electriser, v. a. fr., V. electrify. 
Electrisirbar, adj. hd., v. élec


trifiable. 
Electrisiren, v. a. hd., v. electrify. 
Electrisirmaschine, f. hd., v. elec


trio machine. 

Electrisirscheibe, f. hd. Ronde glazen 
schijf der electriseermachine ; cover; 
plateau électrique. 

Electrisirstuhl, Electrisirschemel, 
m., Scheidegestell, ScheidegerL 
st, n. hd. Isoleerbankje (bankje 
met glazen pooten, om het te electriseeren 
voorwerp te isoleeren) ; insulating stand, 
insulator ; tabouret électrique, tabouret 
isolateur. 

Electrisirung, f. hd., v. electrification. 
Electrization, eng., v. electrification. 
Electrize (to), v. a. eng., v. electrify. 
'Electro-aimant, m. fr., v. electro-
magnet. 
Electro—chemical, adj. eng. Electrochemisch 
; electrochemisch; électro-chimique. 

Electro—chemical gilding, eng. 
Electro-chemische of -- -galvanische vergulding; 
electro-chemische oder --galvanische 
vergoldung; dorure par Ie procédé électrochimique 
ou galvanique. 

Electrochemisch, adj. hd., v. eleetro- 
chemical. 

Electro-chemistry, eng. Electrochemie 
(wetenschap, die handelt over de 
werking van de electriciteit of het galva



382 ÉLECTROCHIMIE 

nismus in het te-weeg-brengen van chemische 
veranderingen); electrochemie; électrochimie. 
vgl. galvanism. 

'Electrochimie, f. fr., v. electrochemistry. 
'Electro-chimique, adj. fr., v. 
electro-chemical. 

'Electrode, m. fr,, Electrode, eng. 
& hd. m. Electrode of reophoor, stroomleider 
(een der beide metaaldraden, die men 
aan de polen der Galvanische kolom bevestigt, 
om deze met elkaar in gemeenschap 
te brengen, zoodat de einden dier draden 

zelve de polen worden). 

Electro-dynamic, ---dynamical, 
eng., 'Electro-dynamique, fr., 
Electro-dynamisch, hd. adj. Electrodynamisch, 
wat tot de electriciteit in be


weging behoort. 

Electro-dynamics, pl . eng., Eleetro-
dynamik, hd., 'Electro-dynamique, 
fr. f. Electro-dynamica, de wetenschap, 
die de verschijnselen der galvanische 
electriciteit of der electr. in beweging 
leert kennen. vgl. electro—statics. 

' Electro-dynamique, fr., Electro-
dynamisch, hd,. adj., v. electrodynamic. 


Electro-galvanic, eng., 'Electrogalvanique, 
fr., Electro-galvanisch, 
hd. adj. Electro-galvanisch, wat 
tot het electro-galvanismus of de electrochemie 
behoort; vgl. electro-ehemis• 
try. — Electro—galvanic deposit, 
eng. electro-galvanische nederslag; electro-
galvanischer niederschlag; dépot éleetrogalvanique. 
— E.-gilding, eng., v. eleetro-
chemical gilding. 

Electro-galvanically, adv. eng. 

Electro-galvanisch, op electro-galvanischen 
weg; auf electro-galvanischem vege; par 
voie électro-galvanique. 

Electro-galvanism, eng., 'Electro-
galvanisme, fr., Electro-galvanismus, 
hd. m. Electro-galvanismus,

V. electro—chemistry.
Electrogen, n. hd. Electrische vloeistof, 
v. electric fluid. 
'Electrolysable, fr., Electrolyzable, 
eng. ad). Electrolyseerbaar, geschikt 
tot ontleding door den electrischen stroom; 
was sich electrolysiren lässt. 

'Electrolysation, f. fr., Electrolyzation, 
eng. Electrolyseering, bet electro-
chemisch ontleden ; electrolysirung.

'Electrolyse, fr., Electrolyse, hd. 

f., Electrolysis, eng. Electrolyse (woord 
van Faraday), ontledende werking van den 
galvanischen stroom. 
'Electrolyser, fr., Eleetrolysiren, 
hd., To electrolyze, eng. v. a. 
Electrolyseeren, samengestelde stoffen door 
de werking der electriciteit in bare elementen 
ontbinden. 

Electrolysiren, hd., v. electrolyser. 


-- ELECTROMICROMETER. 

Eleetrolysirung, v.électrolysation. 
Eleetrolyt, m. hd., 'Electrolyte, 

m. fr., Electrolyte, eng. Electroliet, 
lichaam, dat, evenals het water, door den galvanischen 
stroom wordt ontleed en welks bestanddeelen 
volkomen gescheiden worden. 
Electrolytic, eng., 'Electrolytique, 
fr., Electrolytisch, hd. adj. 
Electrolytisch, wat de electrolyse of electrochemische 
ontleding betreft. 

Electrolyzable , Electrolyzation, 
To electrolyze, v. électrolysable, 
électrolysation, electrolyser. 


Electro-magnet, m. hd. y eng. 
Electro-magneet, week-ijzeren staaf, tijdelijk 
magnetisch gemaakt door een electrischen 
stroom te doen vloeien door het met zijde 
omwonden koperdraad, dat er veelmalen 
omheen is geslagen ; electro-aimant, aimant 
électrique. — Dreischenkliger e., 
driebeenige electro-magneet; trifurcate electro-
magnet ; dlectro-aimant trifurqué. •^ 
Kreizfármiger, Spulenformiger 
e., cirkelvormige e.; circular e.; électroaimant 
circulaire. o Zweischenkliger 
e., Hufeisen, tweebeenige e., hoefijzer; 
bifurcate e., horse-shoe e.; electro-aimant 
bifurqué ou en fer á cheval. 

Electro -magnetic, eng.,'Eleetromagnétique, 
fr., Electro-magnetisch, 
hd. adj. Electro-magnetisch, wat 
tot dien vorm van magnetismus behoort, 
welke door de electriciteit voortgebracht of 
opgewekt wordt. 

Electro-magnetism, Galvanomagnetism, 
eng., ' Eleetro-magnétisme, 
Galvano-magnétisme, fr., 
Electro-magnetismus, Galvanomagnetismus, 
hd. m. Electro-magnetismus, 
galvano-magnetismus, de wetenschap, 
die over electriciteit en magnetismus als 
bewerkers der mededeeling van magnetische 
eigenschappen handelt. 

'Electro-métallurgie, fr., Electro-
metallurgie, hd. f., Electrometallurgy, 
eng. Electro-metallurgie, 
de kunst om kopieën van koperen, zilveren, 
gouden etc. voorwerpen te maken door de 
werking der Voltasche electriciteit ; ook: 
de electro-chemische neerploffing der in oplossing 
zijnde metalen op eene vooraf bereide 
oppervlakte. 

Electrometer, eng. & hd., 'Electromètre, 
'Electroscope, fr. m. Electrometer, 
electriciteitsmeter, electroscoop, werktuig 
om de tegenwoordigheid van electriciteit 
en hare soort, of wel de maat van 
bare intensiteit aan te geven. 

Electrometric or Electrometrical, 
eng., 'Eleetrometrique, fr., 
Electrometrisch, hd. adj Electrometrisch, 
tot den electrometer behoorend. 

Electromicrometer, eng. ' hd., 
'Eleetromicromètre, fr. m. Electro



ÉLECTROMOTETJR --- ELEVATING SCREW. 383 


micrometer, werktuig om de kleinste hoeveelheden 
electriciteit te bepalen. 

'Electromoteur, fr., Electromotor, 
eng. y hd. m. Electromotor, werktuig 
of toestel om de electrieke vloeistof 
in beweging te brengen, electriciteits-opwekker. 


Electro-motion, eng., 'Electromotion, 
fr. f. Electriciteit-opwekking, 
electriciteit-opwekkende of electromotorische 
kracht; electricitdts-erregung. 

Electra—motive, eng. adj. Wat electriciteits-
beweging opwekt of voortbrengt, 
electromotorisch ; electromotorisch; ce qui 
excite ou produit i'électro-motion. 

Electromotor,v. électromoteur. 

Electromotorisch, v. electromotive. 


'Eleetro-négatif, rr., Electronegativ, 
hd., Electro-negative, eng. 
adj. Electro-negatief, negatief electrisch. 

Elec tro-negative, Electro—neg


ative body, eng. Electro-negatief lichaam 

(dat door de positieve pool der kolom 

van Volta wordt aangetrokken); electrisch


negativer korper; corps électro-négatif. 

Electrophor , Electrophorus, 

eng., Electrophor, hd., 'Electro


phore, fr. m. Electrophoor, electriciteits


drager, hoogst eenvoudige electriseermachine, 

die hare eenmaal verkregen electriciteit 

maanden lang kan bewaren en inz, dient 

om gasvormige mengsels door middel van 

de electrische vonk te doen ontploffen. 

Electro—plated, eng. Galvanisch ver 

metaalwaren ; galvanisch versilberte-zilverde 

melallwaaren; plaque galvanique. 

Electro-plating, eng. Galvanische 

verzilvering ; galvanische versilberung; ar


genture galvanique. 

'Electro-polaire, fr., Electro


polar, eng., Electro-polarisch, hd. 

adj. Met electrische polen, de eene positief, 

de andere negatief (van conductors of ge


leiders sprekende). 

'Electro-positif, fr., Electro


positiv, hd., Electro-positive, eng. 

Electro-positief, positief electrisch. 

Electro—positive, Electro—pos


itive body, eng. Electro-positief lichaam 

(dat door de negatieve pool der Voltasche 

batterij wordt aangetrokken). 

Electroscop,n. hd.,Eleetroscope, 

eng., 'Electroscope, fr. m., v. elec


trometer. 

Electro-statics, pl. eng., Electro


statik, hd., 'Electro-statique, fr. f. 

Electro-statica, de wetenschap, die de elec


triciteit in staat van rust of evenwicht be


handelt. vgl. electro—dynamics. 

Electro-telegraph, eng., v. elec


tric telegraph. 

Electrotyp, n. hd., 'Electrotype, 

m. fr., Electrotype, eng., v. galvanoplastic. 
Electrum, n. hd. & eng. Electrum, 

een zilverhoudend gouderts, zilvergoud; 

alliage natif dor et d'argent. 

'Element, m. fr., Element, n. yid., 
Element, eng., v. corps élémentaire. 
~'E. metallique, fr. metaal 

metallisch element, metaal; me--element, 
tallic element; metallisches element, metall. 

— 'E. non metallique, niet-metallisch 
element ; non metallic element; nicht 
'E.-metallisches element, nichtmetall. 
metalloïde , half-metaal , metalloïde; 
half-metallic element, metalloid; halbmetall, 
metalloïd. ®'E. galvanique, v. couplo, 
fr. 1). — 'E-s d'un mélange, 
samenstellende deelen, bestanddeelen van een 
mengsel ; constitutive or component parts of 
a mixture; gemengestoffe. 

Elementachat, m. hd. Vierkleurige 
jaspis-agaat; four-fold jasperated agate; agate 
jaspée de quatre couleurs. 

Elementarerde, f. hd. Oorspronkelij 
ke, eerste of oudste bodem ; primitive soil; 
terrain primaire ou primitif. 

Elementarfeuer, n. hd. Eerst, oor 

elementair vuur (der oude natuur-spronkelijk, 

elementary fire; feu elementaire.-kundigen); 

Elementarstein, m. hd. Elementaire 

steen, vierkleurlge agaat of opaal; opal; 

opale, astérie, télésie astérie, pierre éle


mentaire. 

Elementary body or substance, 

eng., v.s.body, V. corps elémentaire. 

Elementsgang, m. hd. Oorspronkelij 
ke ertsader; primitive or elementary lode; 
felon ou gangue élémentaire. 

'Elémi, m., Résine on Gomme 
elémi, Résine d'amyris, f. Elemihars 
of -gom (ook tot vernis gebezigd); 
elemi, gurn-elemi; elemiharz, elemi, amyrisharz, 
cibaumbarz. 

Elemin, n. hd., 'Elemine, f. fr., 
eng. Elemine, het beginsel der elemi-gom. 
'Elephant, (Papier éléphant), 

m. fr., Elephant, eng. Olifantspapier; 
elephantpapier; v. doppelkronenpapier. 
Elephant, eng., v. elfenbeen. 
Elephantpapier, n. hd., v. éléphant, 
fr. 

Elephantenzähne, m. pl. hd., Elephant's 
tusks, pl. eng. Olifan tstanden ; 
dé fenses d'éléphant. — Rohe e., hd. Ruwe, 
onbewerkte olifantstanden, onbewerkt ivoor; 
unmanufactured elephant's tusks ; marf 1, 
morfil. — Verarbeitete e., v. elfenbein. 


Elevate (to), v. a. eng. Verheffen, 
hooger maken of stellen ; erheben, hljher oder 
in die hvhe stellen; élever, hausser, mettre 
plus Naut. ~ To e. a piece of ordnance, 
V. élévation 11). 

'Elévateur, Monte-charge, m. fr. 
Kraan, b(schwerktuig (aan spoorwegen, etc.); 
crane, holster, elevator; aufzug, elevator. — 

V. elevator 2) . 
Elevating screw, eng. Stelschroef, 

384 ELEVATING-SIGHT 

richtschroef, pointeerschroef (voor geschut); 
richtschraube; vis de pointage. 
Elevating-sight, eng. v. foldingsight. 
'Elévation, f. fr., Elevation, eng. 
Hoogte (in de bouwkunst); höhe, erhebung. 

— Hoogterichting (van een kanon); erhóhung, 
hohenrichtung, elevation. o (Projection 
verticale, fr., Vertical projection, 
Orthography, eng.) Opstand (van een 
voorwerp in teekening); aufriss, standriss, 
verticalprojection. — 'E. du devant, 
fr. Gezicht van voren ; front-view, forepart 
prospect; vorderansicht. ® 'E. du 
derrière, gezicht van achteren ; backside 
prospect or plan; hinteransicht. ~'E. 
longitudinale, gezicht van ter zijde ; 
side-view, longitudinal elevation; seitenansicht. 
•• 'E. principale, gezicht van 
voren, hoofdgezicht; face-ptan; hauptansicht. 
'E. d'un batiment, a. hoogtemaat 
van een gebouw ; measure of altitude of a 
building; höhenmass eines gebiiudes. b. Oprichting 
(van een bouwwerk); exaltation, 
erection; aufrichtung, errichtung. ~ E. of 
the style, eng. Hoek, dien de stijl des 
zonnewijzers met het wijzerblad maakt ; 
winkel des zeigers mit der zeigerlinie; angle 
que fait le style avec le sous-stylaire. 
To give the e. (or To elevate) 
in laying ordnance, eng., Donner 
1'é. convenable á une pièce de 
canon, de hoogterichting aan 't geschut 
geven, de as van een stuk verhoogen of 
verlagen. 

Elevationswinkel, Erhöhungs.. 
winkel, m. hd. Hoogtehoek, projectie hoek 
; angle of elevation, of projection; angle 
d'élévation, de projection. 

Elevator, eng., v. elévateur. 
Ketting zonder einde (van den Amerikaan schen 
korenmolen) ; becherwerk, elevator; 
elévateur (qui reprend du rdcipient la farine 
et la monte a la chambre du rateau refroidisseur, 
par one chaine is godets). 

'Elever, v. a. fr., v. elevate 1). 

— (ou Hausser) Hooger maken, optrekken, 
hooger opvoeren ; to raise higher, to 
increase; erhöhen, aufhdhen,iiberhohen, bdher 
auftreit€ en. ~ (ou 'Eriger, Dresser, 
Exhausser), oprichten, overeind zetten, 
opslaan ; to set upright, to erect, to raise, 
to rear up; aufrichten, errichten, aufstellen. 
V. aufrichten, to dress 2) ~ 'E. 
(ou Hausser) l'axe d'une pièce 
(lui doneer l'dlévation convenable), v. élévation 
(dernier art.). —'E. (ou Hausser) 
les eaux, net water stuwen, opstuwen 
; to pen, to stem, to dam up the 
water; das wasser stauen. ~ 'E. les 
couples et elouer les lisses, de 
spanten oprichten en de senten scheren of 
aanspijkeren, een schip scheren; to erect 
the frames and sheer the ribbands; ein 
schiff scheren. — 'E. un nombre au 
carré, au cube, à la quatrième 
ELFENBEINZAHNE. 

puissance, etc., een getal tot de tweede, 
derde, vierde enz. macht verheffen ; to involve 
a number to the second, third, fourth 
etc. power; eine zahi auf die zweite potenz 
(zum quadrat), auf die dritte potenz (zum 
cubus), auf die vierte potenz erheben, po 

['E. au carré (un nombre),-tenziren. 
quadreeren, quadrateeren ; to square; quadriren. 
— 'E. au cube, cubeeren ; to 
cube; cubiren.] s 'E. (ou Construire) 
un ouvrage, V. construire ft). 
'E. une perpendiculaire, eene lood 

oprichten ; to raise or to erect a per--lijn 
pendicular line; eine senkrechte, winkelrechte 
errichten. — 'E. (ou Nourrir) 

des vers á soie, zijdewormen opkweeken 
; to breed silk-worms; seidenwurmer 
zieken. — s"E., v. alarguer. ® s"E. 
dans le vent, Aller au plus près, 
Pincer le vent, bij den wind opsteken 

of opwerken, den wind afknijpen, in den wind 
winnen ; to haul the wind, to ply to windward; 
bei dem winde aufstechen, in den wind 
aufstechen, den wind abkneifen. 

Elfeek, m. hd. Elfhoek ; (h)endecagon; 
(h)endécagone. 
Elfeckig, adj. hd. Elfhoekig; elevenangled; 
(h)endécagone. 

Elfenbein, n. hd. Elpenbeen, ivoor; 
ivory; ivoire. ~ Fossiles, Gegrabenes 
e. , fossiel, opgedolven , Moscovisch 

ivoor; Muscovy-ivory; ivoire de Moscovie. 

— Geraspeltes e., geraspt ivoor, ivoorraspsel 
; ivory raspings; rapures d'ivoire. — 
Geschabtes e., ivoorschaafsel ; ivory 
shavings; raclures d'ivoire. — Schwarzgebranntes 
e., ivoorzwart ; ivory-black; 
noir d'ivoire. — (Weiss)gebranntes 
e., gebrand hertshoorn ; burnt hartshorn; 
corne de cerf calcinée. ^ In e. ver 
-wandeln,

in ivoor veranderen ; to eburni 
fy; éburnifier. 

Elfenbeinahnlich , Elfenbein.. 

artig, adj. hd. Ivoorachtig ; ivory-like; 

éburné. 

Elfenbeinarbeiter, m. hd. Werkman 

in ivoor ; ivory-worker; ivoirier. 

Elfenbeinball, m. hd. Ivoren bal; 

ivory ball; balie d'ivoire. 

Elfenbeinblatter, n. pl. hd. Ivoor 

(voor schilders); ivory leaves, sheet--bladen 

ivory; feuilles d'ivoire. 

Elfenbeindrechsler, m. hd. Ivoor 

ivory-turner; ivoirier, tourneur en-draaier ; 

ivoire. 

Elfenbeinen, adj. hd. Elpenbeenen, 

ivoren ; ivory; d'ivoire. 

Elfenbeinpappe, f. hd., v. bristol


paper.

Elfenbeinraspel, Feinraspel, f. 

hd. Ivoorresp. fijnrasp; fine-cut rasp; grêle. 

Elfenbeinschwarz, n. hd. Ivoor


zwart, fluweelzwart; velvet-black; ivory-black; 

noir de velours, noir d'ivoire. 

Elfenbeinzähne, m. pl. hd. Ivoor

-
tanden; ivory teeth; dents d'ivoire. 


ELIMINATION 

Elimination, eng. & hd , 'Elimination, 
fr. f. Elirninatie, verdrijving van 
eene in twee of meer (algebraïsche) ver 

voorkomende grootheid.-gelijkingen 

'Elingue, Hélingue, f. fr. Leng, 
strop (dubbel geslagen touw om aan boord 
zware voorwerpen te hijschen); slings; ldnge, 
lenge ~ Touwstrik, lus, schuifknoop; 

sail-loop, corde-noose, rope-snare; sling, ginsling, 
strap; seilschlinge, kranz. ® ' E—s 
à pattes ou à croc, v. can-hooks. 

— 'E. d'embareation, schinkel met 
kousen ; pendant with thimbles; schinkel mit 
kauschen. 
'Elinguet, Linguet, m. fr Pal (van 
den kaapstander) ; paul or pawl; palle, 
sperrkegel. 

Eliquate (to), To liquate, v. a. 
eng., v ausseigern. 
Eliquation, Liquation, eng. Uit 
das saigern; liquation, ressuage.-zijging; 

Eliquations—hearth, eng. Zijgoven, 
zweetoven ; saigerheerd; fourneau de liquation 
ou de ressuage. 

'Elixation, f. fr , Elixation, eng. 
Het langzaam koken en aftrekken (bij chemisten); 
das langsame kochen and abziehen. 

Elixivation, v. lixivation. 
Elkismometer, m. hd. P eng., Elkismometre, 
m. fr. Trekkingmeter, werk 
om de grootte der trekkracht te meten.-tuig 

Elkismométrie, fr., Elkismometrie, 
hd. f., Elkismometry, eng. 
Trekkrachtmeting. 

Ellagsaure, f. hd. Galnotenzuur; 
ellagic acid; aside ellagique 

Ellipse, f. fr. & hd., Ellipsis or 
Ellipse, eng. Ellips, langwerpig rond, 
plat vlak. besloten door eene kromme lijn 
van den tweeden graad (eerre der kegelsneden). 
® E., fr. Langwerpig ronde schijf 
(der horlogemakers, kunstdraaiers); elliptic 
disk; lhngliche scheibe. 

Ellipsenformiges stuck n. an 

einer vergleichungspendeluhr, 

hd., v. courbe d'une pendule d'é


quation, s. courbe a. 

Ellipsenzirkel, m. hd., V. ellip


sograph. 

Ellipsograph (Ellipsenzirkel), 

hd., Ellipsographe (Compas ellip


tique ou à ellipse), fr. m. Ellipsograaf, 

werktuig om ellipsen te trekken ; trammel, 

elliptical compasses. 

Ellipsographie, f. fr. & hd., Ellipsograph, 
eng. De kunst om ellipsen 
te beschrijven.

ven. 

Ellipsoid, eng., Ellipsoide, hd. & 

fr. f. Ellipsoïde, lichaam gevormd door de 

omwenteling eener ellips om eene van hare 

beide assen. 

Elliptic, Elliptical, eng., Ellip


tique, fr., Elliptisch, hd. adj. Ellip


tisch, tot de ellips behoorend, van de ge


daante der ellips, langwerpig rond, ovaal. 

Ellipticitát, hd., Ellipticité, fr. 

ÉMAIL. 385 

f., Ellipticity, eng. Ellipticiteit, elliptische 
vorm of hoedanigheid eener figuur; 
vierkantswortel uit het verschil der quadraten 
van de halve assen eener ellips of 
eener ellipsoïde; breuk, die de verhouding 
van de beide assen eener ellips uitdrukt; 
afplatting der aarde, der spheroïde. 

Elliptique, fr., Elliptisch, hd., v. 
elliptic. 

Elliptograph, eng., Elliptographe, 
f. hd. & fr., V. ellipsograph. 

Elliptoïd, eng., Elliptoïde, f. hd. 

fr. Elliptoïde, de oneindige of onbepaalde 

ellips (der hoogere meetkunde). 
Elm, eng. Olmenhout, iepenhout; ulmenholz, 
rusternholz, yppernholz; (bois d')orme 

ou ormeau. 

Elme's fire, Elmos-fire, (Jack 
with the lantern), eng., Corposant, 
Corpusance, Elmsfeuer (St.), hd., 

V. Castor and Pollux. 
'Elocher, V. a. fr. Losmaken (den 
glassmeltkroes van zijne bank); to detach, 
to loosen; von der unterlage losmachen. 

'Eloigner (s') d'un vaisseau, (r., 

V. déborder 6) . 
'Elongation, f. fr., Elongation, 
eng. Elongatie, afstandshoek onder welken 
eene planeet van de zon schijnt te staan; 
ausweichuung. 

'Elonger, v. a. fr. Langsheen liggen, 
langs (een schip, eene kust, etc.) heen 
zeilen, denzelfden koers houden ; to lay (a 
ship) along the side of another, and sail 
along with her; sich parallel an ( ein schil) 
legen and mit ibm fortsegeln. +•s :E. une 
manoeuvre, urn cordage, een touw 
in lange bochten opschieten of klaar leg


gen ; to lay a rope ready on deck; ein tau 
aufs deck holen oder kaar legen. — (bij 
touwsiagers) Een touw of end op de rek 
zetten ; to stretch or extend a rope; ein tau 
recken, strecken. 

'Elongis, in. fr. Langzaling ; trestletree; 
langsahliug. ~ 'E. de tambour, 
langzaling der raderas (eener stoomboot); 
paddle-bearer; langsahlung der radwelle. 

Else, f. hd. Zeilmakers-els; awl; poincon 
de vollier. 

Elsebeerholz, n. hd., v. alisier 2). 

Elutriate (to), V. a. eng Eene vaste 
zelfstandigheid tot poeder maken, in water 
mengen en na bezinking het vocht afgiete 
n , slibben, wasschen ; schldmnien; soutirer, 

V. to decant. 
Elutriation, eng., v. decantation. 
® Scheiding, v. départ 2), 3), 4). 
'Email, m. fr., Email, u. (Schmelz, 
Schmelzglas, Metallglas, Amau


se), hd. Email, smalt, smeltglas, glasachtig 
vernis of glazuur (dat door smelting op 
porselein, aardewerk, glas en metalen wordt 
aangebracht) ; enamel. ®• 'E. blanc, fr. 
Wit email of glazuur; white glazing; weisser 

schmelz, weisser glasur. 'E. bleu, v. 
bleu d'émail. — 'E. grossier, 'E. 
33 


386 EMAILFARBE -- EMBARRER. 

de la fayence commune, aardewerk


glazuur-; coarse enamel, tin-glazing, white 

lead-glazing; weisse glasur, zinnglasur. 

'E. opaque, ondoorzichtig email ; opaque 
enamel; undurchsichtiges email. ~ ' E. de 
peinture, schilders-email ; painter's enamel; 
maleremail. ~'E. de poreelaine, 
porseleinglazuur; enamel of China-ware; 
porzellanglasur. — 'E. transparent, 
doorzichtig email ; transparent enamel, dialplate 
enamel; durchsichtiges email. 

Em.ailfarbe, Schmelzfarbe, f. hd. 
Smeltverf, verglaasbare verfstof, emailverf; 
vitrifiable pigment, enamel color; couleur 
vitrifiable, couleur d'émail. 

'Emailler, V. a. fr. Emailleeren, met 
brandverf of email, met minerale kleuren 
overdekken, verglazen ; to enamel, to lay 
enamel on, to inlay; emailliren, uberschmelzen, 
glasiren. 

'Emailleur, (Arréteur) m. fr. 
Emailleerder, brandverfschilder, smaltwerker; 
enameler; schmelzarbeiter, emaillirer. 
~ Maker van geëmailleerde of porseleinen 
wijzerplaten ; dialplate-maker; zifferblattmacher 
— (Félatier ou Verrier qui 
travaille a la lampe, etc.) Fijnglasblazer 
; glass-blower; feinglasblaser. 

Emailliren, V. a. hd , v. émailler. 

Emaillirer, m. hd., v. émailleur 1). 

Emaillirofen, Glasirofen, Muf 

-felofen,

m. hd. Verglaasoven, muffeloven; 
vitrification -furnace, muffle -furnace, glazingfurnace; 
fourneau de vitrification. 
Emaillirte arbeit, Schmelzarbeit, 
f.• Schmelzwerk, n. hd. Smeltwerk, 
brandschilderwerk; enamelled work; 
emaillure, ouvrage emailié. 

'Emaillure, f. fr. Het ernailleeren, de 
emailleerkunst; enamelling; das einailliren. 

V. emaillirte arbeit. ~ 'E. a'la 
lampe, het glasblazen voor de lamp; 
enamelling at the lamp; das glasblasen vor 
der lampe. 
'Emanation, f. fr., Emanation, 

eng., v. ausdi nstung 1). 

'Emaux, Ouvrages d'émail, m. 

pl. fr. Emailwaren; enamels; emailwaaren, 

schmelzarbeiten. 

Emailwaare(n),f. (pl.)hd., v. email


lirte arbeit ; émaux. 

Emballage, m. fr., Emballage, 
Verpackung, f. hd. Inpakking, het tot 
inpakking dienende (papier, bordpapier, touw, 
hooi, kisten, etc.), pakpapier, pakdoek, etc.; 

package, packing-up. 

Embale (to), eng., Emballer, fr., 

Emballiren, hd. Inpakken, pakken. 

Embanking, Embankment, eng. 

Aangebrachte aarde, grondverhooging, aard 

ausfüllung. — Embank--dam, v. 

ment, v. eindammung. — Lining 

of the e—s, omranding, rand der grond 

randeinfassung, randbekleiding-ophoopingen ; 
der erdaufwurfe; couronnement des remblais. 
The e. settles, de aarddam of op


gebrachte grond zet zich, neemt zijne zeet; 
der damm setzt sich; le remblai se tasse. 

Embanquer, v. a. fr. De spoelen der 
kettingzijde op den kanter of het rolregister 
verdeelen, om aan 't weven te beginnen ; 
to distribute the spools of the organzine on 
the hind-beam; die langlichten spuien der 
organseide zur kette auf dem scherbaum 
vertheilen. 

Embarbe, f. fr. Dwarssnoer ter bevestiging 
der lussen bij 't zijdeweven ; healdcord, 
cross-string; querschnur. 

Embarcadère, m. fr. Plaats, waar 
de spoortreinen passagiers en goederen opnemen, 
stationsgebouw ; railway-station, station; 
bahnbof, station (eigentlich eingangsstation). 
— Plaats, die tot haven dient voor 
eene binnenwaarts gelegen handelstad ; Iandingsplaats, 
hoofd, kaai; seaport of an inland 
commercial town; landing-place, kay, shipping-
mold, pier; ladeplatz ; landungsplatz, 
anlande, schifcslande. (vgl. débareadère). 

Embarcation, f. fr. Klein vaartuig, 
overdekte zeil-en roeiboot, boot, sloep, 
jol ; bark, barge, lighter, craft; kleineres 
fahrzeug mit segeln and rudern, barke, 
lichter, schaluppe. 

Embardée, f., Lans, m. fr. Het over 
en weder gieren, giering, gierslag, gier; 
yawing; das gieren, der gierschiag, die gier. 

Embarder, v. n. fr. Gieren, over en 
weder gieren, gierslagen doen ; to yaw; 
gieren, gierschlhge thun ~ E. bas —bord, 
stribord, over bakboord, stuurboord gieren 
; to yaw larboard-ward, starboard-ward; 
eíne backbords-, steuerbords gier thun. 

Embargo, * . Embargo, verbod der 

regeering aan de koopvaardijschepen in eene 

haven of op eene reede,.om die zonder ver 

te verlaten, beslag, beslaglegging.-lof 

Embargo (to) or To embargue, 

V. a. eng. Embargo (op een schip) leggen ; 
embargo (auf ein schijf) legen, (ein schijf) 
mit beschlag belegen; mettre un embargo 
(sur un vaisseau). 
Embariller, v. a. fr. In vaten of tornen 
pakken, in fust of vaatwerk. kuipen ; 
to barrel up, to tun; eentonnen, einfassen, 
einspiinden. 

Embark (to), eng., Embarquer, 

fr. v. a. Aan boord brengen, laden, insche


pen (goederen of personen); an bord bringen, 

verladen, einschi f fen 

Embarrer, V. a. fr. Bij 't midden opvatten 
(den gietkroes, hij spiegelgieters) ; 
to seize at about the, middle; urn 'die mitte 
fassen, einklemmen. ® Met de tang aan 

to seize with the tongs; mit der-vatten ; 
zange nehmen. — E. (une pièce) par les 
leviers, de handspaken of koevoeten (onder 
een stuk geschut) steken ; to place the 
levers; die hebel oder bandspeichen unterstecken. 
— E. le cabestan, het spil 
optuigen (er de windboomen in steken); 

to put the crab-bars into the capstan; die 

spaken ins gangspill stecken. ® s'E., over 


EMBASE -- 

den latier- of stalboom treden (van paarden); 
to step over the bar; iiberden standbaum treten. 

Embase, f. fr. Elk stuk metaal, waarop 
een ander stuk draagt of steunt ; borsttaats, 
steun, v. ansatz 1). - (Assiettte) 
Borst, plaats waar een rad aan zijne spil 
is bevestigd ; shoulder, seat; ansatz, sitz des 
rader auf der achse oder spindel. ~ Het 
dikkere, aan het hecht aansluitende gedeelte 
van een lemmer; risen or swollen 
part of a blade; aufgescb wollene steile einer 
klinge. ~ E. (de cheminee dun fusil a 
percussion), borst; shoulder of the nipple; 
runder ansatz, teller. - E. d'enelume, 
verhooging tusscben bet vlak en den speerbaak 
aan (sommige) aanbeelden ; step between 
the wide and pointed side of the anvil; ah


satz zwischen dem breiten and spitzigen tbeil 
des ambosses. ~ E. du tourillon, ver 
tapstuk (der kanonnen),-sterking van het 
tappenborst; trunnion shoulder-plate; schild 
-zapfenscbeibe, angussscbeibe , stossscheibe, 
schildzapfen. - v. embasement. 

Embasement, m. fr Soort van doorloopende 
basis van een gebouw; table-stones, 
basement; sockel. E. sur le sol, grond 

earth-tables; vorspringende sockel. --plint; 

E. du fondement, grondmuur; grasstables, 
ground-tables; banquette, grundmauer, 
latsche. 
Embassure, f. fr. Opgaande wand 
van den spiegelgietersoven ; walling of the 
glass-furnace; whnde des spiegelofens. 

Embatage, in. fr., v. embattage. 

Embátonnage (ou Rudenture) 
des cannelures, m fr. Het vullen der 
zuilgroeven met stafwerk ; rudenture; stabeausfullung, 
verstdbung. - E. tordu ou 
Rudenture eáblee, vulling der zuilgroeven 
met gedraaide of kabelvormige staafjes; 
cabling; gewundene aussthbung, verstabung 
in seilform. 

Embátonner, v. a. fr.: E. les cannelures 
d'une colonne, de zuilgroeven 
met (effene of kabelvormige) staafjes 
voorzien ; to cable the flutes; die hoblrinnen 
einer saute versthben. - E. (les laines 
filees), op stokken hangen (de gesponnen 
wol, om ze in 't zemelbad te dompelen); to 
hang upon sticks; auf stöcke hbngen, aufstáben. 


Embattage des roues, m. fr. Het 
beslaan der wielen met ijzeren banden ; bet 
wielbeslag; shoeing, binding, furnishing the 
wheels with tires; wheel band, tire; das beschienen, 
einbinden- der rader; beschlag, 
radreif, radschiene. 

Embattled wall, eng., v. battled 
wall. 
Embattlement, eng., v. battlement, 
embrasure ij. 

Embattoir, m. fr. Beslagkuil, kuil 

voor 't beslaan der '' ielen ; shoeing-hole; 

besch laggru be 

Embattre, v. a. fr. Met ijzeren banden 
beslaan (een wiel); to shoe or to bind 


EMBOSS. 387 

(a wheel), to put the tire on; ein rad beschienen 
oder beschlagen. 
Embauchoir, m. fr., v. embouchoir. 


Embelle, f. fr. Kuil, overloop (van 
een schip); upper-deck, main-deck, waist; 
oberloff, overtop, oberlauf, iiberlauf, oberes 
verdeck. 

Embénater, v. a. fr. In de zoutkorven 
doen (de zoutbrooden); to put into the 
salt-baskets; in die salzkorbe thun, einkörben. 

Embers (live), pl. eng., v. VIVO 
braise, s. braise. - Sleeping or 
Smouldering e. , smeulende asco ; 
glimmernde asche; cendre qui couve. 
To diminish the e., v. debraiser t). 

Embichetage, Embistage, m. fr. 
Afstandsmaat voor het geelkoperen boven 

een horloge; measure to make-plaatje van 
the name-plate of a watch of a proper proportion; 
mass zur obenen bodenscbeibe. 

Embloquer, v. a. fr. Tusschen twee 
platen vlak maken (bet beetgemaakte hoorn); 
to press (horn) between blocks; (horn) einblocken, 
grade pressen. 

Embodinure, f. fr., v. emboudinure. 


Emboire, v. a. fr. Met olie of was 
besmeren (eenen gipsvorm); to grease with 
oil or wax; mit of oder wachs einschmieren 
~ s'E., krimpen, v. eingehen. 
~ s'E., inzuigen, intrekken (van verven 
of kleuren) en daardoor dof worden en ver 

to imbibe, to soak in, to trickle-vloeien ; 
away; einschlagen, einscbltipfen. 

Emboltage, Emboltement, Assemblage 
a emboltement, Assemblage 
a écart, à hoche, à 
eoche, etc., m. fr. Inlating met breede 
tappen, opsluiting met pin en gat, met lip 
of larch ; jointing by means of a mortise, 
or by a scarf and tongue; einlassung, einfuaung 
mit breiten zapfen, verscheerung, 
anscherhung. 

Embolter, Assembler a hoche, 
á€ coche, ft écart, v. a. fr. Opsluiten 
(hout), v. auffügen. — E. les jantes, 
de speeken (van een wiel) in de velgen 
werken, de velgen opsluiten; to put up the 
Tellies; die felgen auffilgen. ~ In doozen 
doen, V. einschachteln. 

Embolture, f. fr. (Goujon perdu) 
Verloren pin of tap (ter verbinding van 
twee balken); dowel, peg; kamm, verlorner 
zapfen, dobel. ~ E. des portes, paneelraam, 
opsluitstukken der deurpaneelen 
(der beide dwarsstukken van boven en onderen, 
waarin de andere planken opgesloten 
zijn); panel-frame, cross-pieces, cross-beatings, 
wooden clamp; stege, rahmstticke, hirnleisten, 
ober-and unterschenkel. 

Embolus, eng, y hd. m., v. druekstempel. 


Emboss (to), v. a. eng. — gedreven 
werk maken, v. bosseler. -Vlak metaal 
hol uitdrijven, v. auftiefen, lanter. 


388 EMBOSSED 

~ Figuren op de stoffen drukken, V. 
gaufrer. 
Embossed, adj. eng., v. broehe. 

E. cloth, geperst, gegaufreerd of ge 
linnen of katoen (voor hoekbinders,-waterd 
etc.); gepresster kattun, gaufrirte leinwand; 
toile gaufree. ~ E. wood, verheven 
werk op hout; erhabene arbeit auf holt; 

bosselage en bols. 
Embosser, v. a. fr. Eenen spring opsteken 
of op het touw zetten, dwars halen; 

to put a spring on the rope; einen spring 
auf dem tau setzen. ~ s'E., Mouiller 
en faisant embossure, zich met eenen 
spring voor anker leggen ; to moor with a 

spring on the cable; sich quer vor anker 
legen, mit einem spring auf dem tau ankern. 
Embossing, eng. Gedreven werk, v. 
bosselage. •• Het wateren, gaufreeren, 

V. gaufrage. 
Embossing-hammer, eng., v.bunzenhammer. 
Embossing-loom, eng., v. métier 
du broché, s. broché. 
Embossing-stick, eng., v. bos 
-sirlholz. 
Embossment, Relievo, eng. Verheven 
werk, relief-werk ; erhabene arbeit; 
ouvrage de relief. 
Embossure, f. fr. Spring, kabeltouw 
om zich dwars te balen ; spring; spring, 
springtau. — Faire e., v. embosser 1) 

Emboucher, v. a. fr. Op de (laar 
slaan ; to put upon the last; auf-zen)leest 
den leisten schlagen. 

Embouchoir, m. fr. Laarzenleest, 
laarzenbeen ; boot-tree, last; stiefelholz, leis 
ten. — (Porte-baguette superieur), 

V. capucine ij. 
Embouchure, f. Mondstuk ; mouthpiece; 
mundst.uck. — Mond van 't gat (aan 
de trekplaat) ; mouth, opening, aperture, 
muzzle; mundung des lochs. Mond, tromp 
(van 't kanon) ; mouth, muzzle; mundung, 
mundstuck. ® Mondstuk (van bet paardengebit); 
bit; mundstück. — Mond, uitwatering 
(eener rivier); mouth; mundung. 

Emboudinure, f. fr. Ankervoering 
(bekleeding van den ankerring),v.boudin ). 

EmbOufeter, v. a fr. In elkander 
ploegen (planken), met messing en groef 
verbinden ; to groove; mit fugen and falzen 

zusammenfugen.
Embourrage des cardes cylin-' 
driques, Remplissage de la gar


ni.ture, m. fr. Het vuilen of voeren der 
kaardroltanden niet vlokwol en olie ; stuffing 
of the teeth of cylindrical cards with sheerings 
anca oil; das futtern, flocken, fUllen 

der kratzenrollen, ausfullung. 

Embourrer, v. a. fr. Vullen (de 
kaardroltanden); V. embourrage. — De 
gebreken (van 't aardewerk) met een meng 

aarde en kalk aanstrijken ; to mend;-sel van 
die fehler ausstreicben. 
Emboutir, v. a. fr. Met lood beklee-

EMBRASURE. 

den (eerre kornis of ander houten bouwsieraad); 
to encrust with lead, to lead; (holzwerk) 
mit blei verkielden. — Uitdrijven, 
uitkloppen, V. auftiefen. ••• Met den 
drijfhamer uitkloppen ; to chase with the 
mallet or driving-hammer; mit dein auftiefhammer 
treiben, die buckein aufkebren. v. 
aufkehren. ~ E. au tour (Re— 
treindre), op de draaibank drijven ; to 
chase, to spine in the lathe; auf der drehbank 
driicken. vgl. burnishing 2). — 

V. U. Drijven (van 't lood in de kapel gezegd); 
to be in circulation; treiben. 
Emboutissage, m. fr. Het uitdrqven, 
drijven; chasing; das treiben. vgl. 
emboutir. 

J mboutissoir, m. fr., v. austreib


eisen; einsetzeisen 1). — Haakvor


mig werktuig voor gehamerd of geslagen 

werk ; horse; geissfuss, einsetzeisen. 

Embranchement, m. fr. Zijtak (van 
eenen spoorweg), v. branch—line. 
Verbinding van de karbeelen met bet nokbint; 
framing; verbindung der balbsparren 
mit dem walmsparren. — Steekbalk (kleine 
te lood staande balk onder een karbeel); 
brace of the arrise-beam; stick ba lken. 
Aaneensoldeering ; soldering ; das zusammenlöthen. 
~ E. de tuyau à vapeur. 
stoompijptak ; breeches steam pipe; nebendampfrohr. 


Embraneher, v a. fr. Sparren en 
balken in elkander baken of inkepen ; to 
join rafters together; anschiften, schiften. 

Embrasement, m. fr , v. ébrasement. 


Embraser, v. a. fr., v. ébraser. 

Embrasse, f. fr Gordijnhouder; curtain-
clasp; vorhangsbalter, vorhangsspange. 
Embrasseur, m. fr. Band om de ka 
(bij 't boren) ; trunnion-brace;-nontappen 
schildzapfenband. 
Embrassoires, f. pl. fr. Goudsmidstangetje 
; pincers; zdnglein. 

Embrassure, f. fr. IJzeren band (om 
eenen balk, schoorsteen, etc.); iron ring, 
ferrule; eisenklammer, essenhand, balken 

vierpass. — (Quadrilobe) Gothisch-band,
bouwsieraad, uit vier halve cirkels bestaande; 
quarter, (formerly:) cater, kater; vierpass. 

Embrasure, f. fr. Schuinsche deurof 
vensterverwijding, v ébrasement. — 
Schietgat (in een muur of batterij), embra 
sure ; port-hole, loop-hoole, loop, embrasure, 
embattlement; schiessscharte, scharte, scbussli 
cke. — E. aux canons, stukpoort; 
gun-looi), embrasure for guns; stuckpforte, 
geschtitzscharte e E. directe, rechte 
embrasure ; direct or perpendicular embrasure; 
* gerade schiessscharte. — E. d'obusier, 
E. en contrepente, houwitserembrasure; 
counter-sloping embrasure, howitzer 
embrasure; halb ausgeschnittene, vore 
erbdhte scharte. ricoschettscharte; haubitzscharte. 
— E. oblique, E. biaise, 
schuine embrasure; oblique embrasure;schrbge 


EMBRAYAGE --


schiessscbarte. ~ E. ordinaire, gewone 
eml)rasure; common embrasure; vdllig ausgeschnittene 
schiessscharte. ~ E. de 
fourneau, ovenopening, ovenmond; furnace-
mouth, furnace-hole; ofenloch. E. 
(ou Ouverture) de la chauffe, stookgat; 
stoke-hole; schiirloch, heizioch. E. 
de tuyére (dun haut-forneau), V. encorbellement 
2). — E. du travail 

(dun naut-fourneau), v encorbellement 
3). 

Embrayage, m. fr. Losse koppeling 
van machinedeelen, v. coupling. — E. 
a friction, a cones de friction, 
wrijfkoppeling (door middel van kegelvormige 
koppelbussen); friction-clutch; frictionsocket; 
losbare frictionskuppelung. 

Embrayer,v. a. fr., v. einri eken 2). 

Embrelage, m. fr. Het bevestigen 
van 't affuit aan den voorwagen ; up-limbering; 
das aufprotzen. ~ Het vastbinden 
(van eenen last); fastening with strings; 
anrodelung, aufrodelung. 


Embreler, v. a. fr Het affuit aan 
den voorwagen bevestigen ; to limber up; 
aufprotzen. — Vastbinden, v. to brace 
down, s. to brace. 

Embrèvement , ( Assemblage 
par embrèvement) m. fr. Inkeping, 
insponning, inlat.ing met borsten, met lip 
en keep ; slit-and tongue-joint, franking; anscheerung, 
anschlitzung, verbindung durcll 
schlitzzapfen and gabel, kerbenfugung. — 
(ou Embreuvement) Schetsteekening, 

V. breve 2). 
Embreuvement, v. embrèvement 
2) . 
Embréver, v. a. fr. Inkepen, insponnen, 
inlaten; to let in with slit and tongue; 
anscheeren, anschlitzen. E. des chantignoles 
sur 1'arbaletrier, klampen 
op het dakspant inlaten ; to frank wooden 
blocks on the principal rafter; unterlegklötze 
auf die dachstuhlsäule fiigen. 

Embroidering—machine,eng. Borduur-
of stikmachine (voor gefigureerd naald 
stickmaschine; machine à broder.-werk); 

Embroidery, eng. Borduurwerk, stikwerk 
van goud- zilver-of zijdedraad, met 
de naald tot allerlei figuren gewerkt op laken, 
lijnwaad, mousselien, etc. ; stickerei; 
broderie. — Artificial e. with glasspowder, 
kunstborduurwerk met glaspoeder; 
brillantirtes stickwerk; brillanté, dentelles 
factices. 

Embroncher, v. a. fr., v. embran-
Cher. — Met pannen of leien dekken ; to 
cover with tiles or slates; mit ziegeln oder 
schiefern decken. 

Embruncher, v. a. fr., v. embroncher. 
'Emecher, v. a. fr. In lokken ver 
haar); to form (hair) into ring--deelen (het 
lets; in lorken theilen. 
Emerald, eng. Smaragd (groene edel 
smaragd; émeraude.-steen); 

EMMARCHEMENT. 389 

Emerald-copper, eng., v. cuivre 
dioptase. 
Emerald—green, eng. Smaragdgroen; 
smarogdgrun; vert d'émeraude, smaragdin. 
Emerald—nickel, eng. Nikkelsmaragd 
; nickelsmaragd; émeraude de nickel. 
'Emeraude, f. fr., v. emerald. • 
`E. de nickel, v. emerald nickel. 

'Emeri, 'Emeril, Corindon granulaire, 
m. fr. Smergel, amaril; emery, 
smiris poliens; smirgel, schmirgel, schmergel, 
kórn iger corund. 

'Emérillon, m. fr. Draaibaak, nahanger 
(fluitvormig werktuig der touwslagers, 
niet eenen haak aan 't einde); leaper, loper; 
nachhänger, folger. — Wartelbaak, wartel 
(waarmede de zeelieden naar haaien visschen); 
shark-hook; hayhuk, hayhaken. 

Emery, eng., v. émeri. 

Emery-cloth, eng. Met smergelpoeder 
overdekte stof (voor 't metaalslijpen), 
smergeldoek ; schmirgelzeug, schmirgelleinwand; 
toile-émeri. 

Emery—dust, Pully of emery, 
eng. Smergelasch, amarilasch, geslibde smergel 
; schmirgelasche, geschldmmter schmirgel; 
potée d'érneri. 

Emery—paper, eng. Smergel- of amarilpapier, 
polijstpapier; schmirgelpapier; papier 
á l'éineri, papier d'émeri, papier émérisé. 

Emery-powder, eng Amarilpoeder; 
schmirgelpulver; poud.re d'émeri. 

Emery—stick, eng. Smergelhout of 
-stok, amarilvijl (met smergelpapier of -poeder 
overdekt, om te polijsten), schmirgelfeile, 
schmirgelholz; polissoir ou rodoir It l'émeri. 

Emery-wheel, eng.Smergelslijpschijf; 
schmirgelsctieibe; meule on bois. 
'Einissaire, m. fr., v. ableitungs


kanal. 
'Emission, f. fr., v. ausfuss l). 
'E., Soupape d'é., v. auslassventil. 


Emit (to), v. a. eng. Ontwikkelen, 
vrijmaken (bij chemisten); entwickeln; dégager. 
V. degager 2). 

Emmagasinage, m. fr. Het opslaan 

in 't pakhuis of magazijn; warehousing, 
laying-up; aufspeicherung. 
Emmagasiner, v. a. fr. Opslaan, op


leggen, op zolder of in 't pakhuis brengen; 

to warehouse, to lay-up; aufspeichern, auf


schiitten, lagern. 

Emmanehement, m. fr. Het aan 


zetten van het hecht of den steel ; hafting, 
helving; bestielung, behelmung. 
Emmancher, v. a. fr., v. bestielen. 
— v. n. Het kanaal binnen-of in


zeilen ; to enter into the English channel; 

in den Kanal einfahren. 
Emmanteler, v. a. fr. Be-, omman


telen, ommuren (eene plaats); to surround 

with walls; mit eiher ringmauer versehen, 
ummauern. 
Emmarchement, m. fr. Inkeping 
in de trapspil of trapwang voor 't inlaten 
33 


390 EMMANCHEUR 

der treden ; mortising for steps, step-groove; 
stufennuth, einquartierung, anordnung der 
treppenstufen. 

Emmancheur, m. fr. Hecht- of steelmaker; 
halter; heft-, stielmacher. 

Emmariner, Amariner, 'Equiper, 
V. a. fr. Bemannen, uitrusten (een 
schip); to man, to equip, to /11 out; beman 

-nen, ausrüsten oder ausrheden. 
Emmersegel, n. lid. Emmerzeil, loggerzeil 
; sprit-sail; bQurcet, voile á bourcet. 
Emmieller, v. a. fr., v. congréer. 
Emmortaiser, v. a. fr. Inlaten, met 


pin en gat opsluiten ; to mortise, to set into 
a mortise; einzapfen, einfügen, in fugen 
setzen, einlochen. 

Emmouflement, m. fr. Het zetten 
(van het te bakken fijne aardewerk of por 
moffels of kokers, in den moffel-selein) in 
putting in the muffle-furnace; in den-oven ; 
muffelofen setzen. 

'Emonder, v. a. fr. De vlokwol voor 
de gietvormen behoorlijk slaan ; to beat well 
the flock for moulding; die Hoeken za formen 
wuhl schiagen. 

'Emorfiler, v. a. fr. Den draad (van 
een mes) wegnemen, afslijpen; to take off 
the wire-edge; den faden oder grath abwetzen, 
wegschaffen. ~ De scherpe kanten 
wegslijpen; to beard off; die scharfen kanten 
wegschleifen. 

'Emotteur, m. fr. , v. eylindre 
émotteur. (chen. 

'Emoueheté, adj. fr., v. abgebro


'Emoudre, v a. fr. Slijpen, weiten 
(op eenen slijpsteen); to sharpen, to grind, 
to whet, to set; schleifen, wetzen. — Blank 
slijpen. (eenen geweerloop); to grind; schleifen. 

'Emoulage, m. fr. Het slijpen ; grinding, 
sharpening; das schleifen, wetzen. — 
Het blankslijpen ; smooth-grinding, whitegrinding, 
lighting; das blankschleifen. — `E. 
à see, het droogsl(jpen; dry-grinding; das 
trockenschleifen. 

'Elnoulerie, f. fr. Het slijpen, blankslipen 
op eene bewogen vijl; grinding on a 
moving file; das blankschleifen auf einer 
bewegten felle. 

'Emouleur, m. fr. Slijper, scharen 

grinder, shear- or knife-grinder;-slijper ; 
schleifer, scheerenschleifer. ^ `E. de canons 
(de fusil), geweerloopslijper; barrelgrinder; 
rohrschleifer. 

'Emoulu, adj. fr. Geslepen, scherp ; 
ground, well-ground, sharp-set; geschliffen, 
Scharf. 

'Emousser, v. a. fr. Stomp, bot maken; 
to blunt, to dull; stumpf machen, blind 
machen. ••• De punt afnemen, v. abspitzen.. 
® 'E. les arêtes (d'une pierre, 
etc.), v. écorner. — s''E., bot worden, 
to grow dull or blunt; stumpf, blind werden. 

'Emoussoir, m. fr. Cilinder tot gladmaking 
van het papier; fining-mill, finingroller, 
rake; schaumer. 

Empan, m. fr. Span; span; spanne. 

EMPATTEMENT. 

Empanner, v. a. fr., v. beidrehen. 
Empanon, Chevron de coupe, 

m. fr. Karbeel (balk, die den stijl-en bindbalk 
stut en deze met pin en gat aan elkander 
verbindt); sleeper, hip-strut, jack-rafter; 
balbsparren, schiftsparren, schifter. — E—S 
de la fièehe (d'une voiture), armen of 
achterstukken van den langwagen ; hindguides 
or wings o( the perch; arme, scheerarme 
des langbaums, langbaumscheerarme. 
E,n.paqueter, V. a. fr. Inpakken, sa 
omwikkelen ; to pack, to bundle;-menpakken. 
verpacken, in bunde packers. 
Empasteler, Guéder, v. a. fr., v. 
to dye blue, to dye with woad, 

S. to dye.
Empastement, v. empatement.
Empatage, m. fr. Het voorzielen, het 
koken der slappe zeepziedersloog met olie 

of vet ; boiling the weak caustic lye with 
oil or fat; das vorsieden. 

Empatement, m., Empature, f., 

V. empattement.
Empátement, Empastement, m. 
fr. Fondement in beton ; concrete-foundation; 
betongrtlndung, gründung auf grobmnrtel. — 
Het vet of lijvig opdragen der verven, impasteering; 
impastation, impaste, imbedding; 
dicker farbenauftrag, impastirung. o Splits; 
splitsing, het splitsen (van touweinden) ; 
splicing; das splissen. 

Empáté, adj. fr.: Scie empatée, 

zaag, wier tanden met zaagsel bezet zijn; 
sticky saw; sage deren zdhne noch shgemehl 
bebalten. 

Empater, v. empatter. 

Empáter, v. a. fr. Vet en lijvig opdragen 
(de verven), irnpasteeren ; to impaste, 
impastiren; dick auftragen. ~ Splitsen, de 
einden van twee touwen door splitsing vastvlechten 
; to splice, to twist the strands of 
two ropes together; splissen, zwei taue dureh 
zusammendreben ihrer duchten verbinden. 

o Plakken, lijmen, stijfselen ; to paste; 
kleben, kleistern, pappen, aufkieben, bekleistern. 
— E. la lime, de vijltanden met 
vijlsel vullen (van een metaal sprekende); 
to choke up the teeth of the file; die feite 
verschm ?eren, verschleimen. 
Empattement, m.(Empatture, f.) 

fr. Verscherving, scherf ; scarving; verscherbung, 
vgl. écart. — (Empatture, f.) 
Driehoekige keepverbinding ; triangular notch 
((or joining the rafter with the purlin); klaue, 
aulklauung. — (Fondation en Saillie, 

Assise saillante) Uitspringende muurvoet 
of grondmuur; patten, sole, footing of 
a wall; anlage, latsche, vortretende grundschicht, 
das mauerrecht. — Afstand, breedte 
tusschen de raderen (in de werktuigkunde); 

straddling, width of the buse; weite zwischen 

den radern, krahn basis. — E. d'un talus, 
horizontale lengte van eene glooiing of helling, 
basislengte der glooiing; projection, 
sally of a talus; anlage, auslauf, ausladung 

einer bdschung. 


EMPATTURE -- EMPREINTE. 391 


Empatture, v. empattement 1). 
~ in de werktuigkunde) Voet, grondslag; 
footing; fuss. 

Empellement,m.,Bonde, f. fr. Valklep, 
schuifklep (van een vijver, etc.), verlaat; 
hatch, sluice-stay or -board; stellfalle, 
ablass, mooch. 

Empénage, m. fr. Inrichting van een 
slot met drie schooten ; ward o f three bolts; 
das versehensein mit drei schlossriegeln. 

Empenneler, v. a. fr.: E. l'ancre, 
een (zwaar) anker katten, een katanker op 
een zwaar anker zetten ; to back the anchor; 
den anker verkatten. 

Empennelle, t fr. Katanker; kedge, 
backing anchor; kat(z)anker, belanker, katze. 

Empenoir, m. fr. Krombeitel (der slotenmakers, 
schrijnwerkers); crooked chisel; 
krummmeissel 

Empf anglichkeit, f. hd. Vatbaar 


beid (bij chemisten); capacity; capacité. v. 

capacitat fur die warme, s. ca


paciousness. 

Empierrement, m. fr. Steenlaag, v. 

ballasting. — E. d'un chemin 

eaillouté, het begrinten van een grint


weg; graveling of a gravel-road; bescbotte


rung einer schotterstrasse. E. des tra


verses (d'un chemin de fer), steen-, kie


zei of zandiaag voor de dwarsliggers; bal


lasting of the sleepers; steinschutting ftir 

die beschi tterung eioer eisenbabn. v. en


sablement. 

Empilage, m. fr. Opstapeling; pili.ngup, 
stalking-up; das aufstapeln. 

Empiler, v. a. fr. Stapelen, opstape


len, te hoop zetten ; to pile up, to stack up; 

aufstapeln (bretter, latten) ; aufscbránken 

(backsteine, ziel;eisteine). 

Empirance,r. fr.,v. abwurdigung. 

Emplacement, m. fr.: E. d'un 

bátiment, . v. building-ground. — 

E. d'unpont, bouwplaatsvoor eene brug; 
site of a bridge; brückenstelle. 

Emplaigner, v. a. fr., v. aplaigner. 

Emplitrer, v. a. fr. Den goudgrond 
opdragen ; to spread the gold-varnish, to 
wash over with egg or varnish; den goldgrur,
d auftragen, den goldfirniss aufstreichen. 

Empli, m. fr., v. anschiesskessel. 
o• Vulkamer, vulvertrek (waar de ledige 
suikervormen gevuld worden); fill-room; fi llkammer. 
~ Al de op eenmaal gevulde suikervormen, 
vulling; set of filled moulds; 
fi llung, fiiilungsatz. 

Emplir, V. a. fr.: E. les formes, 
de (suiker-) vormen vullen; to fill the moulds; 

die forrnen filllen. 

Emploi à la fopte, m. fr. Versmelting; 
melting, smelting; verschmelzung. 

Employé en conscience, m. fr., 

V. accidenzsetzer. 
Empluse, f. fr., V. füllblatt. 
Empocèse, Empoèse, f. fr., v. empoise. 
Empocher, v. a. fr.: E. la soie, 

de (te koken) zijde in zakken doen ; to sack; 
die (zu kochende) seide einsacken. 

Empointage, m. fr. Het punten, aan


punten (der spelden); pointing; das spitzen 
(auf dem spitzringe), das aufspitzen. 
Empointer, v. a. fr. Punten, aan 

maken ; to point; spitzen, an-,-punten, spits 
zuspitzen. — Rijgen, aaneenrijgen ; to stitch 
together; heften, zusammenheften. 

Empointeur, m. fr. Aanpunten (der 
spelden, naalden); pointer; spitzen, zuspitzen. 

Empointure, Pointure, f., Point 

du haut, m. fr. Nokleuver (van een 
vierhoekig zeil); upper-cringle; nockohr, 
nocklhgel, oberleuver, oberwinkel. 

Empois, m. fr. Stijfselpap, stijfsel; 

starch-paste; kleister, starke, steife. 

Empoise, f., Encastrement, m. 

fr. Kussen, pan (halve holle cilinder, waarin 
de toppen der molenraderen, de spillen der 
assen draaien); rest, socket, collar, support 
of roller, pillow-block, plumber-block; za


pfenlager, walzenlager, offene pfanne. 

Emporbuhne, f. hd. Hooger gedeelte 

van een vloer, verhevenheid, optred (voor 

een praalbed, troon, etc.); platform, estrade; 

estrade. 

Empore, Emporkirche, Galle


rie, f. hd. Kerkgalerij ; gallery of a church, 
aisle; galerie, ambon, jubé, tribune. 

Emporl utern, Emportreiben, 

V. a. hd. Naarboven drijven, opdrijven, omhoogheffen, 
sublimeeren (bij chemisten); to 
sublimate; sublimer. 
Emporté : Eetre e. par les courants, 
fr. Door den stroom meegevoerd 
worden, afdrijven ; to be carried away by 
currents; abströmen. 

Emporte—pièce, m. fr. Gaatstempel, 

doorslag, het werktuig ter uitsnijding, v. 

aushacker, beschneider. 

Emportreiben, v. emporl utern. 

Emportreibung, Erhebung, t. 

hd. Opdrijving, omhoogdrijving, opwaarts


voering (de chemische bewerking, waarbij 

de vluchtige deelen eener zelfstandigheid 

door de werking der warmte worden opge


voerd en zich aan de haar omsluitende 

wanden hechten); subliming, sublimation; 

sublimation. 

Empoules, f. pi. fr., v. ampoules. 

Empoutage, m. fr., v. anschni 


rung (waar abusievelijk empontage staat). 

Empouter, v. a. fr. Aansnoeren ; to 

cord; anscbni ren. vgl. anschni rung. 

Empoutrerie, f. fr. Balkgestel (voor 

eene verdieping, een klokkenstel, een watermolen, 
etc.); timberwork, beams for a story, 
etc., naked floor; balkenlage, gebdlk. 

Empreindre, v. a. fr. In-, op-, af


drukken (een zegel, cachet, etc.); to impress; 
ab-, aufdrücken. 
Empreinte, f. fr. Af-, indruksel, af-, 
indruk, stempel; impress, mark, stamp; ein


druck. — E. des monnaies, munt


stempel; mint-stamp; munzgeprdge. 


392 EMPRTTNT 

Emprunt de terre, m. fr. Zijwaartsche 
weggraving van grond (ten behoeve 

b. V. van eenen spoorweg); side-cutting; 
seitenentnabme von erde. 
Empty (to), v. a. eng. Ledigen ; leeren, 
auusleeren; vider. To e. the stick 
into the galley, eng., V. ausheben 
2). (en lees daar stick in plaats van stitch). 

Empty books, p1. eng., V. fuhl


blatt. (touche 6) . 
Empty cartridge, eng., v. car-
Empyreum, eng., Empyreuma, 

n. hd. & eng., Empyreume, m. fr. 
Brandige oliereuk of -smaak, empyreuma. 
Empyreumatie, Empyreuma-.
tieal, eng., Empyreumatique, fr., 
Empyreumatisch, hd. adj. Empyreumatisch, 
brandig riekend of smakend. 

Enamel, eng., v. émail 1), v. encaustic 
(or enamel).—E. of Chinaware, 
v. émail de porcelaine. — 
Coarse e , v. émail grossier, antigorium. 
~ Dead-white e., ondoorschijnend 
wit email; undurchsichtiges 

weisses email; émail blanc opaque. 
Opaque e., Dial-plate e., v. émail 
opaque. •• Transparent e.,* v. 
émail transparent. 

Enamel (to), v. a. eng., v. émailier. 
— To e. the back part, v. 
contre-émailler. 

Enamelled card, eng. Porseleinkaartje, 
geèmallleerd kaartje; porzellankarte; 
carte de porcelaine. ... E. work, v. 
emaillirte-arbeit. 
Enameller, eng., v. emailleur I). 
Enameller's file or knife, eng 

V. couperet 2). (lampe. 
., 
Enameller's lamp, eng., v. bias-
Enamelling, eng., v. émaillure 1). 
— E. at the lamp, v. emaiilure 
a la lampe. 
Enamelling-cake, eng.. Email of

-

brandverfkoekje (der goudsmeden); schmelzbrod, 
pain d'émail. (lampe. 
Enamelling-lamp, eng., v. bias


Enamelling-table, eng. Emailleurstafel 
; blastisch; table d'émailleur. 

Enarbuer, v. a. fr. Met eene spil 
voorzien (een uurwerkrad); to furnish with 
an arbor or axle; mit eiher spindel versehen. 

Encáblure, f., Maitre —cable, m. 
fr. Daagsch touw, plechtankertouw, plechttouw; 
sheet-cable, master-cable; pfliehtankertau. 
— Kabellengte (P20 vadem) . 

Encadrer, v. a. fr., v. einschieben. 

Eneaissement, m. fr. Fondeering op 
met steenen gevulde kisten, op gezonken 
steenkisten ; foundation on sunken stonecoffins; 
senkkastengriindung. ~ Beddingskist, 
ballastkist (voor den aanleg van spoorwegen); 
ballast-bed; bettungskoffer. — Uit 

grond voor eenen weg en-graving van den 
vulling dier ruimte met steenpuin, kiezel, 
grint, enz. als grondslag; gravel packing; 
kiesausfillling, packlage. 

--- ENCASTREMENT. 

Eneapé, adj. fr. Tusschen twee kapen 
liggend ; situated between two capes; zwischen 
zwei vorgebirgen liegend. 

Encapeler, v. a. fr. Vaststeken, beleggen 
(een touw); to fasten, to make fast; 
festmachen, befestigen. 

Eneaquer, v. a. fr. In tonnen pakken; 
to cask, to put in casks, to tun, to barrel; 
in tonnen einschlagen, packen. 

Encartage, m. fr., v. boutage. 
Encarter, V. a. fr., v. bouter. ••• 

E. ou Encartonner, als verbeterblad 
invoegen ; to insert as a cancel; als auswurfbogen 
einreiben. — De borden aan 
het boek en aan den looien rug bevestigen ; 
to fold; einfalzen, an den riicken fiigen.— 
De pers-of glansborden tusschen de lakens 
leggen; to put the gloss-boards between the 
cloths; die pressspäne einlegen. 
Encartonner, v. enearter 2), 3). 

Encassetage, Encastage, m. fr. 
Het zetten (van 't fijne aardewerk en porselein) 
in kokers of moffels ; putting into mouldcases 
or seggars; das einsetzen , in kapsein. 
vgl. emmoufl.ement. 

Encasseter, Encaster, v. a. fr. 
In kokers of muffels zetten, v. einkapseln. 

Encassure, f. fr. inkeping (aan den 
schemel tot inlating van de as); incision; 
einschnitt. 

Encastage, V. encassetage. 
Encaster, V. encasseter. 
Eneastillage,rn. fr.,v. buliwark 2). 
Eneastrement, m. fr. Het inlaten, 

inkepen, insponnen, opsluiten, lasscben, ver 
scherven ; inlating, inkeping, etc.; joining 
by rabbets or scarfs, rabbeting, scarfing; 

einfiigung, einfalzung, einblatting, zusammenblattung. 
o Tappan, tappenborst, v. 
empoise. ~ E. de l'aff .t, (Logement 
des tourillons) Bed, pan der 
kanontappen ; trunnion-hole, trunnion-box; 
schildzapfenlager. — E. (Canal ou Voie) 
de la baguette, laadstokloop, v. canal, 
c. 2). ~ E. du bassinet, uitlating 
voor de pan ; hollow of the lock-plate 
(jointed up to the pan in old flint-locks); 

pfannenausschnitt, pfannenlager. ~ E. du 
canon de fusil, groef in de geweerlade, 

V. canal, c. 3). — E. de la culasse 
(dun fusil), staartschroefholte ; bed or recess 
for the breech; schwanzschraubenlager. ^• 
~ E. (ou Logement) de l' écusson 
(du fusil), uitlating voor de trekkerplaat; 
trigger-plate-hole; zungelblechlager, abzugsblechlager. 
— E. (ou Encastrure) 
d'essieu, uitlating voor de as (van 't 
affuit); letttng-in or letting-up, of the axletree 
bed, housing of the cheeks; achseneinschnitt. 
® E. (ou Logement) de pla— 
tine, uitlating in de geweerlade tot opneming 
van bet slot; lock-hole, lock-bed; ausschnitt 
im gewehrschaft fur aufnabme des 
schiosses. ^ E. de la queue de culasse, 
uitlating voor den staart van de 
staartschroef; bed forthe breech-tail; sehwanz

ENCASTRER 

lager. ~ E—S de route, marschtappen ; 
travelling-holes, travelling trunnion-holes; 

marschlager (der laffette). — E—s de tir, 
bataille-tappen ; firing or fighting trunnionholes; 
schiesslager, chargiriager (der laffette). 

Encastrer, (Enchásser), v. a. (r. 
Invoegen, inlaten, inkepen, opsluiten, ver scherven; 
to lit, to joint by means of a 
rabbet or scarf; zusammenblatten, anfalzen, 
einfalzen. vgl. einfalzen 1), 2), embrever 
t). — E. (ou Enj aler 1' ancre), 
het anker stokken, den ankerstok aanbrengen 
; to stock the anchor; den anker stocken, 
die ankerruthe in den ankerstock einfu.gen. 

— E. par entaille, V. enchasser 2). 
Encastrure, f. fr. Ankerstokband, v. 
cerele du jas, s. cercle a. — E. 
d'essieu, v. encastrement d'essieu. 

Encaustic, eng., Eneaustique, fr., 
Enkaustisch, hd. adj. Ingebrand (met 
betrekking tot het emailleeren en zekere 
schilderwijze der Ouden gebezigd). e• Encaustic 
mixture (for polishing 
wood), eng. Boenwas, v. encaustic (or 
enamel) . o• E. painting, v. encaustique 
1). 

Encaustic (or Enamel), eng., Encaustique 
(ou Páte à vernir), f. fr. 
Mengsel van was en terpentijnolie, boen-of 
wrgfwas; mischung aus terpentinól and 

wachs, polirbeize, bohnwachs. 

Encaustique, (Peinture encaustique), 
f. fr. Ingebrand schilder 

wasverven ; encaustic painting,-werk met 
painting with wax colors annealed or burnt 
in; eingebrannte wachsmalerei, encaustik. 

E. (Mordant), Zeer taai vernis uit 
lijnolie (voor 't vervaardigen van 't fluweelpapier 
; strong oil-varnish; sehr naher leinóitrniss. 
— v. encaustic (or enamel). 
Enceinte, f., Enclds, m. , Clo


ture, f. fr. Af-, om-, insluiting (muur, 

rasterwerk, heining, etc. die eene ruimte 

omgeeft) ; enclosure, fence; einfriedigung, 

befriedigung, umfassung, schranke. v. corps 

de place. 

Encensoir, m. fr. Wierookvat ; censer; 
weihrauchfass. 
Encephalite, eng.,Encéphalithe, 

m. fr. .Hersensteen ; hirnstein. 
Enchanteler, v. a. fr. Op de hout 
leggen ; opstapelen ; to put (wood)-werf 
into the wood -yard, to pile up, to stack up; 

im holzhofe legen, aufstapeln, aufschichten. 

Enchase (to), v. a. eng., v. en


chásser. 

Enchasing, eng., v. enehássure. 

Enehásser, v. a. fr. Zetten (edelge


steenten, parels, etc.), in eerie kas zetten, 

inkassen, invatten ; to enchase; einfassen, 

tassen. — Inlaten, v. eneastrer 1). 

E. par entaille une Pierre dans 
une autre ou un crampon dans 
deux pierres, eenen steen in een anderen 
of eene kram in twee steepen inlaten 
; to enchase an ashlar in an other or a 
n 

ENCHEVETRURE. 393 

cramp in two stones; einen stein in einen 
andern oder eine klammer in zwei steine 
einlassen. 

Enehá,ssure, t. fr. Het zetten (van 
edelgesteenten, etc.); kas, invatting ; enchasing, 
setting; einfassung, fassung. v. einfassung 
6). 

Enchatonnement, in. fr., v. enchassure, 
einfassung 6) . 

Enchaussenage, m. fr. Het kalken 
(der huiden); het zweeden of weeden (der witlooiershuiden) 
; steeping in lime-water, dressing 
with lime; das einkalken; das anschwbden, 
einschwoden. vgl. anschweiden. 

Enchaussener, Enehaussumer, 

V. a. fr. De huiden met kalkmelk of kalkbrij 
behandelen (om ze ter peling of ontharing 
geschikt te maken), kalken, zweeden of 
weeden ; to steep, to cleanse or to dress in 
lime-water; einkalken, einschwoden, anschwbden. 
Enchaussenoir, Enchaussu moir, 
m. fr. Looierskalkkuip, zweedput; 
lime-vat, lime-pit; kalkfass, schwddegrube. 

Enchausser, v. a. fr. Van speeken 

voorzien (een wiel), speeken inzetten ; to 

spoke; verspeicben. 

Enehaussumer,v.enchaussener. 

Enchaussumoir, v. enchausse


noir. 

Enchaux, m. fr. Kalkmelk, kalkbrij 
lime-water , cleaning-water; kalkwasser, 
schwodwasser. 

Enchemiser, v. a. fr. In eenen omslag 

doen (bij boekbinders); to put in a cover; 

in einen umschlag legen. 

Enchenot, m. fr. Houten goot; wood


en gutter; hölzerne rinne. 

Enchevalement, m. fr. Het onder


vangen (van een huis, een muur) door stut 

schoorbalken, etc.; propping; absatte--ten, 

lung, absteifung. 

Enchevaler, v. a. fr. Ondervangen; 

to prop; absatteln, absteifen. 

Enchevauchure, f. fr. Het over


elkander-heen-schieten (als b. V. dakpan


nen); het in-elkander-laten met eene spong; 

zoom- of klinkwerk ; clinching, lapping over, 

shooting over; rabetting; klinkerweise legung. 

das iiberdecken, uberschiessen ; einfalzung. 

Enchevétré, adj. fr.: Solive e-e, 

met den sleutel-of steekbalk verbonden 

balk ; trimmed joist; ausgewechselter bal


ken, trummbalken. 

Enchevêtrer, v. a. fr. Met den steek


balk of sleutel verbinden (de ribben of lichte 

balken); to trim, to join by a binding joist; 

mit dem stichbalken oder scbliissei verbin


den, abtrummen, auswechseln. — Den hal


ster omdoen ; to halter (a horse); balftern, 

behalftern. ~ s'E., zich met den voet 

in 't halstertouw verwarren ; to entangle one's 

self in a noose; sich in die halfter verwickeln. 

Enehevêtrure, f fr. Balkverbinding 
rondom de opening eener schoorsteenpijp ; 

trimming for a chimney -shaft, trimmed work; 


394 ENCLANCHE 

auswechselung der balken fur eine esse, 

essenwechsel, vertrumpfung. •• Solive 

d'e., steekbalk, sleutelbalk; trimming joist, 

trimmer; wechselbalken, wechsel, schlussel


balken, schlussel, trumpt, trum. 

Enelanehe, f. fr. Klink ; engaging


scarf; ein rtickkerbe. v. eccentric gab 

vgl. déelanche. 

Enelanehetnent, in. fr. Koppeling, 

ineenvatting van machine-deelen, het ingr4j


pen der excentriekstang; clasping; einrtickung.

vgl. déelanchement. 

Enelancher, v. a. fr. Koppelen, doen 

invallen, inhaken, machine-deelen in gemeen 

verbinding brengen ; to throw in-schap of 
gear, to clasp, to fall into gear; ein riicken, 
einfallen lassen, einhaken. 

Enclave, f. fr. Door spieën saamgehouden 
balkverbinding, v. einblattung,
einlassung. -Inschietend gedeelte, gedeelte 
van een gebouw, dat in een ander 
schiet ; part of a building that juts into 
the other; enclave, hineingreifung. ~ Indieping 
in den sluismuur (om de geopende 
deur op te nemen), deurkas, kas; hollow 

quoin; wendehöhle. 

Enelavér, v. a. fr. Inschieten, iniaten, 
invoegen, inkepen, met spieën, boutenof lunzen opsluiten ; to trim in, to wedge 
in, to enclose, to fasten with bolts, pegs or 
pins; einlochen, einsetzen, einschieben, verbolzen. 
- Eenen steen in eerre daarvoor 
gelaten opening inzetten ; to shove in; embinden. 
E. les crampons, de kram 
houvasten (in de steenen) inlaten;-men of 
to fix the cramps; die klammern einsetzen. 

Encliquetage, m. fr. Samenstel van 
een sluit-of schakelrad en een pal met 
zijne veer ; click- and springwork, ratchet 
with catch; gesperre. v. eccentric 
catch. 

Eneliqueter, v. a. & n. Ingripen, invallen, 
V. to catch 2). 
Enelor(r)e, v. a. fr., v. ankápfen.
Enelos, m. fr. Om-, insluiting, v. en


ceinte. ••. De binnen de omsluiting begrepen 
ruimte, de omsloten plaats; inclosure; 
befriedigung, einfriedigung. - Half 
omsloten plaats des speldenmakers aan den 
kopstempel; place of the pinmaker at the headstamp; 
platz des stecknadiers am stampstock.

Enclosure, eng , v. anfuge.

EnclSture, f. fr., v. bordering. 

Enelouage, m. fr. Vernageling (van 
't geschut); spiking; das vernageln. 
Enclouer, v. a. fr. Vernagelen ; to 
spike, to cloy; vernageln. 

Enclume, f. fr. Aanbeeld; anvil; amboss. 
E. a deug comes, V. beakiron. 
E. du eouvreur, leidekkersaanbeeld; 
slater's anvil; schieferdeckeramboss. 

— E. á entailler les limes, aanbeeld 
voor 't vijlensnijden of vijlenkerven ; 
anvil for cutting files; hauamboss. - E. 
à faconner les barras, v. abrichtstab. 
~ E. a potence, v. biokern. 
- ENCOLLER. 

— Petite e., v. bigorneau i ). 
Aréte ou Bord de l'e., rand van 't 
aanbeeld; anvil-edge; ambossrand. - E. 
sillonnée , gegroefd aanbeeld ; grooved 
anvil; senkstock. - Bec ni. ou Corne f. 
de l'e., v. ambosshorn. o Billot 
on Tronchet m. de l'e., v. ambossstock. 
Chabotte f. de 1'e., v. 
ambossfutter. — Jambe f. de 1'e., 
zijde van 't aanbeeld; anvil-side; ambossschenkel. 
~ Table f., Pau m. ou Plaque 
f. de l'e., v. aire 3) . 
Enclumeau, Enclumot, m. fr. 
Bankaanbeeld; beak-iron, beck-iron, small 
anvil; bankamboss, schlagstbckchen. 

Enclumette, f. fr. Handaanbeeld, aan beeldje; 
small anvil; handamboss, ambösschen. 
~ E. des faucheurs, maaiersaanbeeldje; 
little mower's anvil; dengelamboss, 
dengelstock. 

Encoche, f. fr. Keep, kerf, insnijding; 
oog; notch, scotch, scarf; kerbe, einschnitt. 
~ Klompenmakerswerkbank ; wooden-shoemaker's 
working-bench; werkbank des holzschuhmachers. 
- E. de la tige de 
l'excentrique, v. eccentric gab. 

Eneocher, v. a. fr. Inkerven, inkepen, 
inkervingen maken; to notch, to scarf, to 
scotch; einkerben, einschneiden. E. le 
patin du rail, den voet der spoorstaaf 
inklinken ; to clinch the rail-foot; den fuss 
der schiene einklinken, oiler einkerben. 

Encochure, f. fr., v. encogure. 
Encogner, v. a. fr., v. eneoquer. 
Encognure ou Encoignure, f. fr. 

Hoek, inspringende hoek door de samenkomst 
van twee muren, twee schotten ; 

corner-nock (where a fore-part juts out from 
the row); ichsel, einspringender winkel, wie 
. ~ (Ante ou Jambe d'e.) Hoek--derkehrmuurvak,v.ecksehaft.~ Hoekkast, boek 
, v. eckschrank, ecktisch. •^-tafel

E. d'une courbe, elleboog, knie van 
een kromhout ; throat, elbow of a knee; 
hals eines kniees. 
Eneollage,m. fr. Slichtpap, v. dressing 
1). -Lijmgrond (der vergulders); 
gold-priming, gold-size; leimgrund. ••• Het 
lijmen, gommen, planeeren (bij vergulders); 
gumming, glazing; das leimen, leimtranken, 
gummiren, planiren. ~ E. (du papier), 
het lijmen, planeeren, door-lijmwater-halen 
(van het papier); sizing; das leimen, die 
planirung. 

Eneoller, v. a. fr.: E. le bois, den 
eersten lijmgrond leggen ; to wash the wood; 
den ersten leimgrund legen. E. (ou 
Parer) la chalne, den ketting slichten, 

V. to dress the warp. -E. le 
papier, het papier lijmen ; to size paper; 
das papier planiren oder leimen. ~ E. 
(deux pièces de Ier rouge), v. anschweissen. 
— E. l'anere, het kruis, 
de armen aan de schacht wellen of smeden; 
to shut the arms of the shank; die arme 
oder das kreuz an die ankerruthe schweis

ENCOLLURE 

sen. ~ Machine on Métier à e., 

V. colloir. 
Encol(1)ure, f. fr. Verscheiden aan 
stukken ; several pieces soldered-eengewelde 
or welded together; verschiedene zusammengelothete 
stucke. ~ Plaats der samenwel 

welding; anscbweissungsstelle. - E.-ling; 
de Panere, kruis van het anker, v. 
collet g). 

Encombrement, m. fr. Belernmering, 
verlies van ruimte (in het schip), ver 
slechte stuwing; encumbrance; be--warde, 
hinderung, belemmerung. 

Encombrer, v. a. De toegangen (van 
een schip) door de lading belemmeren, onbehoorlijk 
stuwen ; to encumber; belemmern, 
versperren. -Versperren, belemmeren (met 
puin, afbraak); to encumber; verschotten. 

Encoquer, v. a. fr. Eenen beugel, 
strop of iets dergelijks omleggen (om eene 
ra), (eene ra) door bet oog van een lijzeil spierbeugel 
of van een strop steken ; to 
strap, to fit with rings or straps (a sailyard); 
beringen oder bestroppen (die raa). 

EncogCire, f. fr. Het schuiven (van 

de nok eener ra) door eenen beugel of strop; 

strapping, ringing; beringung, bestroppung. 

~ Nok van de ra, ra-top; arm of the yard; 

noch aa. 

Encorbellement, m. fr. Uitstek, 

vooruitstek van een gebouw; part of a 

building corbeled out; vorkragung. ••• E. 

des soufets ou de la tuyère d'un 

haut-fourneau, blaasbalgwulf, vorm 

mantelboog des hoogovens die naar-gewelf, 

de blaaspijp voert; twyer-arch, tuyère-arch, 

twere-arch; formgewoltbe, blasegewbibe, wind


gewolbe. — E. de la tympe, mantel


boog (des hoogovens), die naar den voor 

leidt ; v. arbeitsgewölbe.-haard 
Encordage des étof es croisees, 

m. fr., v. anschni rung. 
Encornail, m. fr. Hommergat, gat 
voor de draaireep, gat in 't ezelshoofd waar 
de steng door loopt, schijfgat, schijfgat in 
den top ; tye-hole or sheave-hole of a top


mast-head; hummergatt. 
Encouloir, m., Encouloire, Poi.triniére, 
f. (r., v. breast-beam 3) . 
Eneourdat, m. fr. Grof linnen, pak 
coarse linen, pack-cloth, sack-cloth;-doek; 
grobe leinwand. 
Encouture, Bordage encouturé, 
m., Planches encouturées, f. p1. 
Klinkwerk, v. Olin. 

Encrage, m. fr. Het opdragen van 

den (druk-)inkt, het inktnemen met de druk 

inking; das auftragen der druekfarbe-rollen ; 

oder buchdruckerschwgrze. 

Enerassement, m. fr. Vlek, vuil; 

het bevlekken (bij wapensmeden); soil, soil


age; schmutz ; das schmutzen. 

Encrasser, v. a. fr. Bevlekken, bezoedelen 
; to soil; schmutzen. 
Enere, f. fr. Inkt; ink; dinte, tinte. 

E. autographique, autographische 
ENOUVER. 395 

inkt (tot overdrukken) , transporteerinkt 
autographic ink; autographische tinte. ~ 

E. de (la) Chine, Oost-Indische inkt; 
China-ink, Indian ink; tusche, chinesische 
tusche. ~ E. de conservation, conserveerende 
of beveiligende inkt (der steendrukkers); 
preserving ink; conservirendefarbe. 
~ E. d'impression, steendrukkersinkt; 
printing-ink for lithography; steindruckfarbe. 
— E. d'imprimerie, E. noire, boekdrukkersinkt, 
drukinkt; printing-ink; druckerfarbe, 
druckerschwdrze. ••• E. indélébile, 
onuitdelgbare inkt (tot het merken 
van 't linnengoed); indelible ink, markingink; 
unausliischlicbe tinte, zeichentinte. 
E.lithographique,lithographische inkt, 
steendrukinkt; lithographic ink; lithographische 
tinte. ~ E. noire, E. ordinaire, 
schrijfinkt, gewone inkt; black writing-ink; 
schreibtinte, schwarze tinte. ~ E. sympathique, 
sympathetische inkt, wonderof 
tooverinkt; sympathetic ink; sympathetische 
tinte. 
Enerenée, f., Per encrené, m. fr. 

IJzer uit den smeltoven, dat tweemaal is 
uitgesmeed; twice welded iron; zweimal 
geschweisstes eisen. 

Encréner, v. a. fr., V. créneler. 

Enerer, v. a. fr. Inkt met de druk 

nemen ; (de vormen) met de rollen-rollen 
inkt geven, opdragen, rollen; to black or to 
bishop the rollers; to ink (the types), to 
distribute the ink; die walzen schwdrzen; 
die farbe oder schwarze auftragen, auf die 
form legen. 

Encrier, m. fr. Inktkoker; ink-stand, 
ink-horn; tintenfass. 
Encrimson (to), v. a. eng. Karmozijnrood 
verven ; karmesinroth fàrben; teindre 

en cramoisi. (greifen 2). 

Encroach (to), V. a. eng., v. ein-
Encroiser, v. a. fr.: E. les fils 

sur l'encroix, de draden op het kruis 

leggen (bij wevers); to lay the threads-raam 
on the cross-frame; die fdden aufs kreuz, 
auf den kreuzrabmen legen. 

Encroix, m., Enverjure ou Envergeure, 
f. (Chevilles pour en


eroiser, f. pl.) Kruisraam, scheerpinnen 
(der wevers); lease, cross-frame; kreuzrahmen, 
schrank, kreuz, fadenkreuz, gelese. -
Gekruiste draden; crossed threads; gekreuste 
fäden. 

Encro Etter, v. a. fr., v. incruster. 

Encrust (to), v. a. eng., v. emboutir 
i). 
Enculasser, v. a. fr. De staartschroef 

aanschroeven; to breech; die schwanzsehraube 
aufsetzen. 

Enculasseur, m. fr. Staartschroefaanbrenger; 
breech-worker; rohrenschrauber. 

Encuvage, m. fr. Getal huiden, die 
te gelijk in de kuip gaan; set of soaked 
hides; satz von gebeizten fellen. 

Encuver, v. a. fr.: E. le malt, v. 
brasser, a. 2). — E. les peaux, de 


396 ENCYPROTYPE 

huiden in de bijtkuip leggen ; to soak the 
hides; die haute in die beizkufe legen. 

Encyprotype, fr.,Encyprotypic, 
eng. adj. In koper gegraveerd ; auf hup/'er 
eingegraben. 

End, (Sliver), eng. Lok, v. card— 
end. — E. of a joist, balkhoofd, v. 
balkenkopf. — E. of a sail, punt, 
hoek van een zeil ; punt oder piinte eines 
zegels; bout d'une voile. •• E. of the 
triggerspiate, v. bouterolle 5). e 
Ends, pl. (of a piece of woollen stuff), 
rekeinden (aan weerszijden van een wollen 
weefsel); sahlleisten, sahlbdnder; entrebandes, 
entrenattes. 

End (to), v. a. y n. eng., v. enden. 

Ende, n. hd. Zelfkant, v. abschrote 
2). Oberes e., boveneinde (van een 
stuk laken); upper-end; chef, cap. V. chef 
de drap. — Unteres e., benedeneinde, 
ondereinde (van een stuk laken); lower-end; 
queue. ~ E. der breite nach, zelfkant, 
V. abschrote 2). ~ Schragese., (Kopf eines stuck hoizes), stoot 

kopstuk, V. about 1)..•• E. einer-stuk, 
seite, voet eener bladzijde, v. bottom 4).

Endéeagone. m. fr , v. elfeek. 

Endecke, f.hd. Eindboek (aan 't kristal); 
terminal and lateral solid angle; angle solide 
terminal et lateral. 

Enden, v. a. & n. hd. Eindigen, afmaken, 
voltooien ; to end, to finish, to achieve; 
finir, terminer, actiever. — Sich spitzig 
e., in eene punt uitloopen ; to taper;
aboutir en pointe, se terminer en pointe.

Endente, f., Endentement, m. fr. 

Intanding, tandsgewijze verbinding van twee 
stukken hout; indenting, dovetailing; ver 
verband durch zbhne.-zabnung; 

Endenté, adj. fr. Van tanden voorzien, 
getand, v. denté. — Ingetand, met 
tanden, tandsneden, kalfstanden versierd; 
indented, toothed; eingezabnt. vgl. denti


cules. ••• Met tanden of baken in elkander 
gevoegd ; dovetailed; durch zbhne oder 
zinken verl)unden, verzabnt. 

Endentement, m. fr., v. endente. 
.• V. endenture 1) . 
Endenter, v. a. fr. Met tanden. tand 

haken voorzien, met tanden, met-lasschen, 
borsten in elkaar werken ; to indent, to 
tooth, to dovetail; einzahnen, bezahnen, 
zahneln, ineinanderfugen mit zhhnen. 

Endenture, f. fr. Het inzetten van, 
bezetten met, voorzien van tanden, van intandingen 
; cogging, toothing, catching; das 
verzahnen, besetzen mit zdhnen. — Tandwerk, 
gezamenlijke tanden van een werktuig 
of machine ; tooth-work, jagging; zalmwerk, 
die zdbne. — Tandsneden (als sieraad 
aangebracht), kalfslanden; indentation; 
zabnschnitte; vgl. denticules. — E-s 
d'un manchon d'accouplement, 

V. coupling-box 2). 
End—grain, eng. Dwarse houtsnede, 
V. cóté de la moëlle. 
ENDUIT. 

End-hoop, eng., v. achsenring. 

Endkante, f. hd., v. endecke. 

Endlager, n. hd. Eind-of verbindingskussen 
(der spoorstaven); joint-chair; coussinet 
de jonction. vgl. bearing 1). 

Endless chain, Endless cord, 
Endless strap, eng. Ketting, touw, riem 
zonder einde; kette, seit, riemen ohne ende; 
cbaine, corde, courroie sans fin. 

Endless saw, eng. Zaag zonder einde; 
sage ohne ende; scie á lame sans fin, scie 
sans fin, scie rotative. 

Endless screw, eng. Schroef zonder 
einde; schraube ohne ende; vis sans fin. 

Endommagé, adj. fr. Ontramponeerd, 
zwaar beschadigd (van een schip); disabled; 
ramponirt, krank, stark beschadigt. 

Endos, m. fr. Gewelfde rug (van een 
boek); comb or back; gewoibter rucken. 

Endossage, Endossement, m., 
Endossure, f. fr. Het maken van den 
rug (eens boeks); backing, turning the back; 
das rocken. 

Endosser, v. a. fr. Den rug (van een 
boek) maken, den rug rondzetten; to back 
(a book) ; rikken (ein bud), den rocken 
machen. 

Endossure, f. fr., V. endossage. 
~ (ou Créte) Vorst; crest; dachkamm; 

V. crête d'un tolt. 
End-piece of a door or gate, 
eng., V. chardonnet 1). — E-s (of 
a dutch case), Kap-en onderbalk, hoven- 
en onderdrempel (van een Hollandsch 
raam); kappen, kappe and schwelle (sohle 
oder sohlstuck); chapeau et semelle. vgl. 
Dutch case. 

End-play, Loss of time (of a 
screw), eng. Tijdverlies (van eene schroef, 
op die plaatsen waar zij niet juist de moer 
raakt); tod ter oder leerer gang der schraube; 
temps perdu. 

Endroit, m. (d'une étoffe) Rechte 
zijde (van doek of stof); right side, good 
side; rechte seite, schonseite. 

Ends, pl. eng., v. s. end. 

End—serew,eng. Eind-of achterschroef, 
-klauw (eener schaafbank) ; hinterzange; 
presse de derrière. 

End-splinterbar clasp, eng., v. 
masterbar-hook. 

Enduire, V. a. Bestrijken, overdekken, 
besmeren, V. to daub. ~ E. de chaux, 
de plátre, bepleisteren ; to plaster, to 
skin; abputzen, bettinchen. — E. de 
goudroe, de poiX, beteren, bepekken; 
to tar, to pitch over; betheeren, bepicken. 

— E. (au bassin), in cement leggen, 
met cement bestrijken (den bodem en de 
wanden van een dok of havenkom); to 
cement, to lute; auskitten, verkitten. 
Enduisson, f. fr. Bepleistering, bestrijking; 
plastering, white-washing; das 
putzen, tiinchen. 

Enduit, m. fr. Laag pleister, etc., v. 

coat 1). — Glazuur (der pottenfabr.); 


 

ENDWAYS

glaze, glazing; glasur. - (ou Graisse) 
Smeer, vet, (voor de raderspilico, etc.); 
grease, unguent; scb micro, schmiermittel, 
zapfenîett. - • Pleister, bepteistering (bij 

metselaars) ; plaisler, plaster, plastering; putz, 

abputz, verputz, bemörtelung. E. de 
première couche (ou Gobetage), 

V. crépi 1 ), 2). E. de seconde 
couche, v. crépi 3). E. de troisième 
couche, Enduit propre oudernier, Chemise, bestrijking niet kalkmelk, 
witsellaag ; het witten ; finishingcoat, 
setting-skin; tiiiichsctiictit, vertunebung. 

-E. hourdé,(Ravalement, Hourdage) 
V. crépi 1). E. bretté ou
,

brettelé, Brettèlement , opgebakte 
beraping, ingekeirde volwerping; regratingskin; 
gest)ippter putz, besenputz. E. 
en p1tre , gipsbepleistering ; fine-stuff 
stucco; gipstilnebe, stuckputz. E. en 
deux couches, v. crépi 6). E. 
en trois couches, de uit drie lagen 
bestaande berapin g ; three-coat-work, threeskin-
work; dreiscbicbtiger, vollstthsdiger putz. 

E. noir, zwarte bedekking (der gietvormen) 
; blackening, black-wash; scb warze 
scbliclite. - E. pour les limes, bardingscompositie, 
mengsel of brij, waarin 
men de 'jjlen dompelt vOOr men ze ter barding 
in 't vuur brengt; hardening-composition; 
harte. 
Endways, Crossway of the 
grain, eng., v. bois de bout, côté 
de la moelle. 

Endwise, adv., Y. champ 2). 

'Enéyer, v. a. fr. De knoesten of 

knobbels (uit het hout) verwijderen ; to 
take off the knots; entknorren. 
Enfatteau, in. fr. Vorstpan, nokpan; 

ridge-tile, hip-tile, corner tile, crest-tile; 11 rst


ziegel, gratziegel, preisse, mOoch, dachkenner, 
priepe. 

Enfaltement, m. fr.Nokdekking, bet 
dekken der nok of vorst; ridge-covering; 
verfirstung. E. (ou Couvre-joint) 

oklood, nokblik, 100(1 of blik lot nokdebking, 
ridge-lead, ridge-plate; tirstbtech, firstsattel, 
cavalier. 
Enfaîter, v. a. fr. De nok of vorst 
(van een dak) dekken ; to covcr the ridge, 
to ridge a house, to malie the ridge of a 

roof; verfirsten. 
Enfariner, v. a. fr. Met meel bestrooien 
; to powder with meal; mit mehi 
bestreuen. 
Enfer (on Cassetin du diable), 

m. fr.Helbakje, defectenvakje (hoekvakje 
der letterkas voor beschadigde, onbruikbare 
letters); case for defective letters; defectkasten. 
-Smeltvuur, hellevuur (bij che 
; hell-fire, fusing-fire; holle, schmelz--misten)
feuer. 
Enferrer, v. a. fr. IJzeren wiggen in 
de voegen der leiblokken slaan; to set the 
iron wedges between the blocks; die elsernen 
kelle in die lagen setzen. - Eene dunbla


- 

ENFONCEMENT. 397 

derige, geaderde leibedding weggraven ; to 
cut a foliated bed; cme blhttrige bank ahtreiben. 


Enferrure, t. fr. Het inzetten der wiggen 
in de leiblokvoegen ; setting of wedges; 
das einsetzen der keile. Faire une 
e., v. enferrer 2). 

Enficeler, v. a. fr. Omsnoeren, ombinden 
(bij boedenmakers); to put the packthread; 
anforinen, das formband umlegen. 
__ Ombinden en te drogen hangen (de tabaksbladen); 
to string (the tobacco); anfadeln. 

Enfilade, f fr. & eng. Het overlangsbeschieten 
van een werk, van een schip, 

enfilade; ldngsbestreichung, enfilirung. E. 

de chambres, reeks of rij vertrekken 
of kamers ; rang, suite, row of rooms; zirn


merreihe, ziuirnertlucht. 
Enfilade (to), va. eng, v. enfiler t). 
Enfilading-battery, eng., v. bat


terie d'enfilade, s. batterie d). 

Enfilading-fire, Enfilade-fire, 
eng.Enfileerscholen, strijkvuur; bestreichfeuer; 
tic d'ersfilade. 

Enfilement, m fr. , v. enfilade 1). 
Het opwinden van het zware ankertouw 

op de spil; heaving of the cable; das aal


winden des ankertaues. 
Enfiler, v. a. fr. Overlangs bestrijken, 

beschieten, en fi leeren (een verdedigingswerk) ; 
kogels voor-en achterin (het schip) scbieten 
; to enfilade (a work, a ship); ciii werk, 
ein schuif nach seiner lange bestreleberi, enfihiren. 
E. les tôtes d'épingle, de 

speldekoppen op de schachten steken ; to 
string the pins, to head; the nadelkopfe 

aufspiessen. 

Enfiliren, v. a. hd., v. enfiler 1). 
Enfihirung, t hd. , v. enfilade 1). 
Enfissures, 1. p1 fr. Dwarstouwen; 

cross-lines; dwarsleinen. 
Enfléchures, r. p1. Weetljnen, wevelingen 
(touwtjes tusschen de boofdtouwen 
gespannen, om naar de mars en bramzaling 

te klimnien); rat/ins, ratlines; wewelirien, 
wewelings, webeleinen. - Mettre 'lies 

e. aux haubans, weven, de wevelin 
(de wevelingen aan 't want-gen scherenslaan); to fasten or fix the ratlines; wenen. 

Enfier, v. a. fr tTitkloppen, v. auftiefen. 
(v. durchschuss i) 
Enflure, f. fr. Inslag van een weefsel. 
Enfolier, v. a. fr. Den smeltkroes 
kloppen om de metaaiplaatjes los te maken; 

to detach the metallic leaves from the cru


cible; die metallplattchen lEn tiegel losmachen. 

Enfonçage, m. fr. Het inzetten der 
bodems, het toekuipen van vaatwerk ; bottoming, 
heading; das bodmen, das zuschia 

gepackter lasser.-genEnfoncement(ou Affaissement), 

m. fr. Het iiizakken, instorten (van een huis, 
eenen muur) ; sin/sing, subsiding, settling; 
die senkung. Diepte (der fondementen 
van een gebouw, van eenen put); deepness, 
profoundness; abteufung, austiefung, aus3 



398 ENFONCER -- ENG-INE-BEAM. 


schachtung. - E. (d'une facade), het-inspringen 
(van eenen gevel); retreating part 
(of a front); die riicklage (eines giebels). 

Enfoneer, v. a. fr. Uitdiepen, v. ausdrechslen 
2). ® Uitdiepen, v. auftiefen. 
~ Inslaan, indrijven (b. v. eenen 
spijker, eenen paal, etc.); to drive in, to 
beat in; to ram in; eintreiben, einschlagen; 
einrammen. ® Den bodem zetten (in een 
vat of ton); to head (a cask); bodmen, ver 

ligre,-bodmen, ausböden. - E. une 
inspringen, v. einrucken t). 

Enfoncoir, m. fr. Zeemtouwers -klots 
(waarmee de vellen gestampt of gewalkt 
worden); pestle, tramping-pestle; tauchstange, 
pompkeule. 

Enfoncure, f. fr., v. boden 2). ~ 
Diepte, holte (b. V. van eenen ketel, pot); 
cavity; tiefe. - E. (faite avec l'éprouvette 
dans le cuivre qui entre en fusion), het 
toetsen der gaarheid van 't smeltend koper; 

dipping the iron rod into the melting copper 
for trial; garbruch. 

Enformer, v. a. fr. Over den vorm 

slaan (eenen hoed); to put on the form or 

the block; liber die form schlagen oder span


nen, aufformen. ® Vormen, den vorm geven 

(bij koperslagers); to shape; die form geben. 

~ E. le marli, v. to edge 5). 

Enfourchement, m. fr. Vork of 
gaffellid (aan machines); fork-link; Babel, 
gabeiglied. -Verbinding van timmer-en 
schrijnwerk, v. crossing 2). ~ Inkeping, 
inspanning, etc., v. embrèvement. ~ 
Ontmoetingshoek van twee gewelfbogen ; the 
first layers of a groin-arch (when the voussoirs 
are forked); die ersten welbscbichten 
eines gratbogens an einem kreuzgewelbe 
mit kropfsteinen. [cher 2). 
Enfourcher, v. a. fr., v. affour-
Enfournage ou Enfournement, 

m. fr. Het in-den-oven-zetten of -schieten ; 
setting in, putting in the oven; das einsetzen, 
einschieben, einschiessen. 
Enfournement en échappade 

on ehapelle, m. fr. Oven met scheids


muren (bij pottenbakkers) ; partition-oven; 

ofen mit scheidewknden. - v . enfournage. 

Enfourner, v. a. fr, In den oven zet 

(potten, smeltkroezen, etc.); to put in-ten 

the oven; einsetzen. ~ E. les cassettes, 

de kokers in den oven zetten ; to put the 

seggars in the furnace; die kapseln einsetzen. 

. E. les pots en echappade, het 

aardewerk zonder kokers in den oven zet


ten ; to set or put the pots in without seg


gars; das geschirr ohne kapsein einsetzen. 

Enfourrer les cauchers, fr., v. 

to case. 

Enfrayer, v. a. fr. Met nieuwe kaarden 
gaan werken ; to begin with new cards; 
mit neuen karddtschen den anfang machen. 
Enfray'ure, f. fr. Eerste kaardwol; 
first wool from new cards; kardatschenfutter. 
Enfumage ou Fumage, m. fr. Het 
smeulend vuur, het matig stoken (van eenen 

kalk-of baksteenoven); smoky fire, lighting 
and keeping up a stifled or choked fire; 

das schmauchfeuer, das m5ssige anfeuern. 
Enfutailler, v. a. fr.• In fust of vaten 
pakken; to barrel up; in frisser packen. 

Engage ,ad j. fr : Colonne engagée, 
muraalzuil, zuil die gerekend wordt ten 
deele in den muur verborgen te zijn ; imbedded 
column; dreiviertelsdule, halb^tiule. 

Engage (to), v. a. eng. Koppelen, V. 
einrucken 2), enclancher. — To 
engage again, v. eingreifen i). — 
In 't verband metselen, V. enlier. 

Engager, v. a. fr. In verband brengen, 
V. enlier. ~ Vasthaken, vastloopen 
(van slotwerk); to entangle; sich festhangen. 

Engaging and disengaging 
coupling or machinery,eng.Inrichting 
om machine-deelen in en buiten verband 
met elkaar te brengen, koppeling en ontkoppeling 
; einriick- and ausruck-vorrichtung; 
moditcateur, embrayage et désembrayage. 
vgl. coupling, ausrucken, deelanchement, 
enclanchement. 

Engallage, m. fr. liet gallen, het indompelen 
of verven in een galnoten bad; 
galling, gall-steep; das galliren, die gerbstoffbeize, 
galldpfelbeize. 

Engaller, V. a. fr. Gallen, stoffen - in 
een aftreksel van galnoten dompelen ; to 
gall, to steep a stuff in galls; galliren, mit 
galldpfeln zubereiten oder idrben. 

Enganter ou Aganter un vaisseau, 
fr. Een schip inhalen, oploopen ; to 
come up with a ship, to join her; ein schiff 
einholen, es besegein, bejagen. 

Engarant, m. fr. Gangspiltouw; cap


stern-rope; windetau, ladetau. 

Engin, in . fr. Kunstwerktuig, machine; 

engine, instrument, tool; kunst, kunstzeug, 

maschine. -Werktuig om zware lasten 

op te heffen, bok, kraan, windas, domme 

engine, gin, crane, windlass,-kracht, etc. ; 

etc.; hebebock, hebezeug, winde, krahn, 

tummelbaum, etc. - Rechthout (eene met 

punten bezette plank om het ijzerdraad recht 

te zetten) ; straightening-board; richtholz, 

richtmaschine. ~ E. d'extraction, E. 

a molettes, kaapstander der mijnen (om 

de mineralen omhoog te brengen); winding


or drawing-engine, whim, whimsey; gdpel, 

ferdermaschine. v. baritel. ~ E. a, 

pompes, E. d'épuisementou d'ex


haure, pompmachine, pompwerk (inz. om 

het water uit de manen te verwijderen); 

water-engine, pumping-engine, mine-engine, 
hydraulic engine; wasserkunst, pumpenwerk, 
kunstsatz, satz, wasserhaltungsmaschine. -

E. à tourner un moulin, kruias, molenwindas; 
turning-engine; ruekwelle. 
Engine, eng., v. eregin ; machine 
r dampfmaschine (met beider samen stellingen). 


Engine-beam,eng. Balansboom (eenar 
stoommachine) , v. balaneier d'une ma. 
chine à vapeur, s. balancier. 


 

ENGINE—BUILDER -


Engine-builder, Mechanician, 
Mechanist, Mechanic, eng. Maker 
of fabrikant van machines, kunstwerktuigmaker 
; maschinenmacher , maschinenbauer, 
triebwerkmacher, mechaniker, gericstkunstler; 

mécanicien, constructeur de machines. 
Engine-driver,v.engine-man 1). 
Engineer, eng., V. ingenieur. 
Engineering, eng. De kunst des in


genieurs, het maken van kunstwerktuigen 
of machines en openbare 'werken ; bet ingenieurswezen 
; ingenieurkunst; ingenieur 
génie. — Leer of theorie der ma--wesen; 

chines; maschinenlehre; theorie des machines. 
Engine-frame, eng., v. báti 3). 
Engine—house, eng. Gebouw voorde 

stoommachine; gebdude fur die dampfmaschine; 
bdtiment pour la machine á vapeur. 
Engine—lathe, eng. Machinale draai 
maschinendrehbank; tour à la mé--bank ; 

canique. (der. 
Engine-maker, v. engine-builEngine-
man, (Engine-driver), 

eng. Machinist, bestuurder der machine, inz. 
der stoommachine ; maschinist, maschinenfishrer; 
machiniste, conducteur de machine. 

( Machinist) Machinist-ingenieur, 
machinist ; maschinist; ingénieur-machiniste. 

Engine-plane, eng. Plattegrond der 
machine ; grundriss der maschine; planmanoeuvre. 


Engine—room, eng. Machinekamer; 
on der dampfmaschine , maschinenraum ; 


chambre ou emplacement de la machine. 
Engine-tender, eng., v. dampf


maschinentender. 
Engine -turn (to), v. guillocher. 
Englisch blau,n hd ,v.china-blue. 
Englische erde, f. hd. Engelsche 


tripel ; rotten stone; terre pourrie. 
Englischer haken, m. hd., v. échappement 
ij. 
1 
Englischer verband, m. hd., v. 
english bond. 
Englisch gelb, n. hd. Patent-geel; 
patent-yellow; jaune bréveté. 
Englisch rotti, n. hd. Engelsch 
rood ; trip; brun rouge, rouge d'Angleterre. 
English, eng. Augustijn (drukletter 


tekst en mediaan); mittel,-soort tusschen 
mittelantiqua; saint-augustin. •• Old e., 
gothisch ; gothische schrift; gothique. o• 
Two—lines e., dubbele augustijn ; roman, 
doppelmittel; petit canon. 

English bit, eng., v. port-mouth


ed bit. 
English blue, eng., v. china-blue. 
English bond, Block-bond, eng. 

Blokverband, Engelsch verband (in metsel 
blockverband. englischer verband; ap--werk); 
pareil ou assemblage dit anglais. 
Engobage, m. fr. Het kleuren van 
't aardewerk met zeker metaalmengsel (verf 
pottenfabrikanten); coloring the-aarde der 
potter's ware by a coat of colored clay; das 

angiessen, der beguss mit farberbe. 

ENGIENAGE. 399 

Engobe, m. fr., v. beguss. 

Engober, v. a. fr. Het pottengoed 
met verfaarde overdekken ; to coat potter's 
ware with coloured clay; die waare begiessen, 
angiessen, fdrben. 

Engommage on Terrage de la 
porcelaine, etc., m. fr. Het bestrooien 
van de ovenkokers met zand, etc.; covering 
the seggars with sand, etc.; sandbestreuung 
oder bekleidung der kapseln. 

Engommer, (Gommer), v. a. fr. 
Verglazen, (het aardewerk) met een sterk 
loodhoudend glazuur overdekken ; to glaze; 
glasur geben. •• Gommen, met gom bestrijken 
(het laken); to gum; mit gummi bestreichen. 


Engorge, a. fr.: Drap e., niet behoorlijk 
ontvet laken ; cloth not well cleansed 
from grease; vom fett nicht wohl gereinigtes 
tuck. 

Engorgement, m. fr. Verstopping 
(in een buis, kanaal, etc.); obstruction, stopping 
up, stoppage, choking-up; verstopfung. 

Engrain,m. fr. Schuiver, schuin plankje 
of wig aan de binnenzijde van den draaienden 
molensteen ; wedge of the mill-stone; 
muhisteinkeil. — v. engrainage. 

Engrain (to), v. a. Met echte of 

blijvende kleuren verven; schon fdrben; teindre 

grand teint. 

Engrainage, m. fr. Het korrelen (ruw 

maken) der molensteenen; granulating, rough


ening; das karnen der mühlsteine. 

Engrainement, v. engrènement. 

Engrainer, v. engrener. 

Engraissage, Engraissement, m. 

fr. Hechte opsluiting van timmerwerk met 
pin en gat; driving forcibly the tenons into 
their mortises, close fitting or adjustment; 

zusammenpassung durch festes, gewaltsames 

einfugen der zapten in ihre lacher, strenges 

eenpassen. 

Engraisser, v. a. fr., V. graisser. 

••• s'E., taai, slijmerig worden (van bet 

zeepziedsel gezegd); to grow fat; zdh werden. 

Engrave (to), eng., v. graver, v. a. 

Engravement, m. fr. Het vastraken, 

vastzitten van een vaartuig in bet zand ; run


ning aground; das sitzenbleiben auf dem sande. 

Engraver, -eng., v. graveur. 

Engraving, eng., v. gravure. 

Engrélure, f. fr. Zeer smalle kartel


rand aan eene kant; purl, ingrailing; kleine 

spitze am kantensaum. 

Engrenage, m. fr. Het invatten, ingrijpen 
der radertanden in elkander; tandraderwerk, 
drijfwerk ; gearing of tooth-wheels 
and cog-wheels; toothed wheel-work, wheelgear, 
gear; das eingreifen der rader in einander; 
zabnrdderwerk, triebwerk. ••• E. 
a cremaillere, drijfwerk door tandstaaf 
of beugel en rad; work of rack and pinion; 
stangentriebwerk, triebwerk aus zahnstange 
and rad. — E. conique, E. à roues 
coniques on à roues dangles, conisch 
of kegelvormig raderwerk; wheel-work 


100 ENGRENEMENT 

with bevel or conical gearing; konisches räderwerk. 
— E. eylindrique ou plan, 

E. a roues droites, raderwerk met cylindrisch 
drijfwerk of kamrad ; wheel-work 
with cylindrical, right or spur-gearing; triebwerk 
mit cylindrischer verzahnung, geraden 
triebwerk, stirnrdderwerk. E. intérieur, 
drijfwerk met inwendige aangrijping 
der tanden ; internal pinion with insidegearing; 
inneres vorgelege, triebwerk mit 
innerer verzahnung, mit bohirad. o E. 
a vis sans fin, tandrad met eene schroef 
zonder einde; worm and wheel, screw and 
wheel; scbneckenradgetriebe, schneckenrad 
mit schraube. Machine á e., deel 
horlogemakers); dividing-engine;-schijf (der 
theilmaschine.— Grande roue d'e.,drgfrad; 
driving-wheel; treibrad. 

Engrènement, ei. fr. Het storten 

van graan in den tremel of molentrechter ; 
putting corn into the hopper; das aufsehiitten 
des getreides in den rumpf. 

Engrener (ou Engrainer), v. a. fr. 
Van graan voorzien (den tremel), v. aufschutten. 
~ Met schaafgras of paarde 

polij4 ±an (een le vergulden stuk); to-stau,rt 
rub secondly with shave-grass; mit schachtelhaim 
zum zweitenmal reiben, das zweite 
mal abschachteln. — Van tanden voorzien 
(een rad); to tooth; verzahnen. E. ou 
s'E., in elkander vatten, aangrijpen (van 
tandraderen); to gear, to catch, to lock; eingreifen, 
ineinandergreifen, anfassen. •®• E. 
la pompe, de pomp helpen, water in de 
pomp doen ; to fetch the pump; die pumpe 
anheben, ansaugen, anstechen, laf in die 
pumpe giessen. 

Engreneur, (Auget) m. fr. Tremelschoen 
; spout of a mill-hopper; schuh eines 
rumpfzeuges. 

Engrenure, f. fr. Het ineengrijpen der 
raderen ; catching, locking of toothed wheels 
or cog-wheels; das ineinandergreifen gezahnter 
rader. 

Engschneiden, Schmalschneiden, 
n. hd. Het verdunnen, versmallen en 
pasmaken van een stuk hout op een ander; 
thinning, lessening; etricage. 

Enhayer, v. a. fr. In rijen opstapelen 
(de baksteenen); to pile up in rows; in 
reiben aufschichten. 

Enjaler ou Enjauler, v. a fr.: E. 
Panere, het anker stokken ; to stock the 
anchor; den anker stocken. 

Enj ambage, m. fr., V. driving-out. 

En j amber, v. n. fr., v. eingreifen ij. 

Enj auler, v. a. fr., v. enj aler. 

Enjoliver, v. a. fr. Versieren, op


tooien ; to embellish, to adorn; verzieren. 
Enkaustik, f. hd., v. eneaustique. 
Enkaustisch, n. hd., v. encaustic. 

Enke (ant pf'lug), f. Ploegpin ;ploughpeg; 
varlet. 

Enkeleisen, n. hd., v. cutter 4). 

Enlacement, m. fr. lneenvlechting; 
entangling; vertiechtung. 

ENLISSERONNER. 

Enlacer, (Enlasser) v. a. Eene pin 
in haar gat opsluiten ; to bolt a tenon into 
its mortise, to mortice and treenail; emlachen 
and vernageln, auslochen and einzapfen. 
— Inlaten, invoegen, v. encastrer. 

— Ineenvlechten of -strengelen ; to entwine, 
to implicate; in einander hechten, verflechten. 
Enlacure, f. fr. Sluitgat; mortise to 
be bolted; zapfenloch zum vernageln. 
Enlargement, eng. Kelder eener mijn, 

V. case, fr. 1). n•-Buik (eener zuil), v. 
anschwellung. ••• E. of the bore 
of a gun at the muzzle, verwijding 

van den mond eener geschutbuis; vergrdsserung 
der mundung eines geschiitzrohres; 

évasement de la bouche d'un canon. ~ E. 
of the vent of a gun, verwijding of 
uitbranding van 't zundgat (door gestadig 
vuren); vergrösserung des zïundloches, das 
ausbrennen des zicndloches; évasement de 
la lumière. 

Enlasser, Enlassure, v. enlac—. 
Enlayer, Layer, v. a. fr., v. abplatzen. 
Enlevage (Procédé d') m. fr., v. 
Aetzdruck. 
Enlevage-style, v. style of calico-
printing 3) . 
Enlèvement (d'un pont), €n. fr. 

Het afbreken, wegnemen (eener brug); tak 
das abbrechen, die-ing down, striking; 
abtragung. 

Enlever, v. a. fr.: E. le bois d'une 

coupe, het hakhout wegvoeren, den hak 

opruimen ; to remove or cart the felling, 
the copse-wood; das schlagbolz wegftihren, 
wegschaffen, den schlag abräumen. — E. 
(un chaudron aver le marteau 

rond), uitkloppen, uitdiepen ; to beat out; 
austiefen, auftiefen. ~ E. une pièce 

de cuivre, v. ausbeulen. 
Enlevure, f. fr. Afgekapt stuk van 

eene ijzerstaaf (om daaruit iets te smeden); 

piece struck off from an iron bar; von einer 

eisenstange abgescblagenes snick. — Verbeven 
snijwerk ; embossed sculpture; erha


benes schnitzwerk. 

Enlier, v. a. fr. In 't verband opmet


selen ; to engage the ashlers or bricks together; 

in verband vermauern. 
Enligner, v. a. Lijnrecht richten, stel 
zetten, leggen, metselen, werken ; to-len, 

square or lay out by a line; to enrange, to 
arrange; schnurgleich richten, stellen, setzen, 
legen, mauern, arbeiten. v. dresser 
a la ligne, s. dresser. — Met de slag


lijn afteekenen, aflijnen, mallen, v. ab


schniiren. ~ E. des pages, de registers 
maken, de bladzijden juist tegen over 
elkander plaatsen ; to range; die register 
zurichten. 

Enliouber, v. a. fr. Kluchten, met 
eene klucht werken ; to scarf up or upon 
a stump; einkluften, in eine kluft propfen. 

Enlisseronner, v. a. fr. De kettin


gen op den scheerstok spannen ; to put the 


 

ENNÉACONTAÈDIRE --, 

warps on the staff; die ketten auf den 
tummler ausspannen. 

Ennéacontaèdre, m. fr., Enneacontahedron, 
eng. Het negentigvlak; 
das neunzig flack. 

Enneagon, eng., Ennéagone, m. 
fr. Negenboek, negenzijdige figuur; neuneck. 

Ennillage, Ennillement, m. fr. 
Verbinding van de molenspil met den looper 
of draaienden molensteen ; juncture of 
the crank with the runner; verbindung der 
drehacbse mit dem l uier. 

'Enouer, 'Epincer, 'Epinceler, 
'Eplucher, 'Epoutier, Noper, v. 

a. fr. Noppen (het lakenweefsel met bet 
hopijzer van ingeweven knoopen en andere 
oneffenheden zuiveren); to pick, to pinch, 
to burl, to cull (cloth); noppen, belesen, 
durchrauhen. 
'Enoueur, m., 'Enoueuse, f. fr. 
Nopper, popster , picker, hurler; nopper, 
nopperinn. 

Enrange (to), v. a. eng., v. dresser 
à la ligree, s. dresser t 5) . 

Enrayage, Enraiement, m. fr. 
Het remmen (der wagenraderen); stopping; 
hemmung, sperrung. — Remtoestel, remschoen, 
remblok, remplaat ; brake or break, 
convoy, skid; bremsenvorrichtung, bremse, 
bremsschwengel. 

Enrayer, v a. fr. Remmen, den remketting, 
remschoen, etc. aanleggen ; to put 
on the drag-chain or the break, to stop, to 
break, to trig a wheel; hemmen, einhemmen, 
sperren, einlangen. 

Enrayeur, Enrimeur, in. fr. Bestuurder 
van 't heiblok, zanger ; conductor 
of the pile-driver or rammer; schwanzmeister 
der kunstramme, einndnger, ratnmmeister. 


Enrayoir, m. fr. Rem- of spanketting; 
drag-chain , jack-chain, lockchain; hemmkette. 

Rongstok (waartegen de wagenladder 

steunt); rail•tie; runge, stemmleiste. — 

Fourehette d'arbalète) Gaffeldissel ; 

forked thill, shafts; gabeldeichsel. 

Enrayure, f. fr. Remtoestel, wiel 

wheel-drag, skid, trigger; hemm--remming; 
vorrichtung, radsperre. — Chatne d'e., 
remketting, v. chalne 7). — Chien ou 
Sabot d'e., remschoen, v. chien 2). 


• Cordage d'e., remtouw, v. cordage 
9). — (Rayure, Bati), dakgetimmerte, 
gezamenlijke binten en sparren 
in hun verband ; whole framing of the carcass 
of a roof; werksatz des gesphrres, 
zulage zum dash. ® ( Rainure) Groeve, 
sponning (bij timmerlieden, schrijnwerkers); 
furrow, groove; furche, nuth. 
Enrhuner, v. a. fr., v. ankopfen. 
Enrichir, v. a. fr., v. anreichern. 
Enrimeur, m. fr., v. enrayeur. 
Enrochement, m. fr., Enrock-. 


ment, eng. Steengrond op een beweeglij ken 
waterbodem aangebracht, beveiliging 
van een fondement in 't water door inge-


ENSELLEMENT. 401 

zonken steepen ; umsteinung des grundes, 
steingrund, packwerk 

Enrouiller, ] ,ouiller, v. a. fr. 
Roestig maken, oxydeeren (in bouw-en 
scheikunde); to make rusty, to rust; rostig 
machen, oxydiren. ~ s'E., Se rouiller, 
roesten, verroesten ; to get rusty, to rust; 
rostig werden, rosten, verrosten, sich oxydiren. 

Enroulement, m. fr. Rolvormig of 
spiraalsgewijs sieraad; scroll; schnbrkel, spiralzierrath, 
rollwerk, rankenverzierung. 

Enrouler, V. a., v. aufbäumen. 

Enrue, f. fr. Groefje voor 't oog der 
naald ; ridge, channel for the needle-eye; Ohmfurche. 
— Faire i'e., de naalden groeven 
; to ridge; die furchen machen, die 
ndbnadeln aushöhlen. 

Ensablement, m. fr. Zand-of kie 

andere wegen); bal-zellaag (op spoor- en 

ver-lasting, metalling (of gravel), graveling; 

beschot-kiesung, sandschtittung, sand.decke, 

— E. des traverses, zand-of-terung. 
kiezellaag voor de dwarsliggers der spoorwegen 
; boxing of the sleepers; das verfallen 
der schwellen mit kies, verkiesung der 
schwellen. vgl. ballasting, empierrement. 


Ensabler, v. a. fr. Op bet zand zet 
doen loopen of sturen (een vaartuig);-ten, 
to run a-ground; auf dem sand netzen. — 

E. (Sabler) la voie, den weg zanden, 
v. to ballast 2). 
Ensabotement, m. fr. Het opklos


sen (van kogels); bottoming, fixing balls on 
slot-bottoms; das aufspiegeln. 

Ensaboter, v. a. fr. Opklossen (eenes, 

kogel), aan Gene klos bevestigen, van eene 
klos voorzien ; to bottom, to fix on shotbottoms; 
auf spiegel aufsetzen, aufspiege;n. 

-Den remschoen aanleggen ; to put on 
the trigger, to trig; den hemmschuh anlegen. 
vgl. enrayer. 
Ensafraner, v. n. fr. Met saffraan 
verven; to dye sa ffran-color; mi t saffran fdrben. 

Enseigne, f. fr. Dun blik (voor uit 
thin sheet-iron; diinnes eisen-hangborden); 
Vaatdei, vaan; vlag; ensign, fine;-blech. — 

Flagg; feldzeichen, fabne ; Plagge. •®• E. de 

poupe, de beaupré, nationale vlag, 
vlag achterop, nekvlag, geus; the nationat 
colors; nationalfagge, binterllagge,campagneflagge. 


Enseignement, m. fr. Schriftelijke 

vergunning tot eene mijnontginning of uit


delving; grant; schurfschein. 

Enselle, f. fr., V. ensouple. 

Ensellé, a. fr.: Cheval. e., paard 

met eenen zadelrug; saddle-backed horse; 

satteltiefes pferd. — Vaisseau e., schip 

met veel zeealt, schip met eene voor en 

achter opspringende zeecht; round-sheered 

ship; schil das viel spring hat. 

Ensellement ou Relèvement du 

pont, rya. fr. Het springen (oploopen) van 

het dek, van de langsscbeepscbe zeecht van 

bet dek ; sheer of the deck; spring des decks. 

34 


402 ENSEMAGE -- E TBINDEN . 

Ensemage,Ensemer,v einfetten. 

Enseuillement, m. fr. Vensterborstwering 
meer dan drie voet hoog; breastwall, 
that is higher than three feet; fensterbrustung. 
welche liber drei fuss hoch ist. 

Ensign, eng., v. enseigne 1) . 

Ensimage,Ensimer, v. einfetten. 

Ensoufrage, Ensoufrement, m. 
fr. Zwaveling, het blootstellen aan de werking 
van zwaveldampen; sulphuration, sul 

das einschwefeln, der schwefel--phuring; 
einschlag. (einschwefeln. 

Ensoufrer, v. a. fr. Zwavelen, v. 

Ensoufroir, m. fr. Zwavelkamer, zwa


velstoof, zwavelkast; sulphur-chamber, sul 
schwefelkam--phuring-stove, sulphur-basket; 
mer, schwefelkorb. 

Ensouple, Ensuple, Ensuble, 
Enselle, f., Ensupleau, m. fr. Weversboom, 
boom ; weaver's beam or roller; we berbaum, 
baum. — E. de derrière, 
achterboon, kettingboom, scheringboom (om 
welken de geheele ketting is gerold); warpbeam, 
hind-beam; scheerbaum, kettenbaum, 
hinterbaum. ~ E. de devant, borst 

; breast -beam, front-roller; brustbaum,-boom 
vorderbaum, zeug-oder tuchbaum. _ E. 
an dessous du métier, onderboom; 
cloth-beam in flax-weaving; unterbaum, leinwandbaum, 
tuchbaum. vgl. breast—beam. 

Entablature,eng.,v. entablement. 

Entablé, a. fr. in een hollijstje gevat 
(van loof-of bloemsieraad etc. sprekende); 
set into a scotia; in eine hohlkehie eingesetzt. 

Entablement, m. fr.,Entablature, 
eng. Entablement, of architraaf, kornis en 
fries samengenomen ; gebulk (einer säule), 
hauptgesims. ®• Rollaag, bovenste muurlaag, 
die het dakgetimmerte draagt; gesims, kranz 
oder sims (unter dew Bache) — To form 
the entablature, eng. het snijlijstwerk 
maken (bij schrijnwerkers); das simswerk bilden; 
pousser à la main. ~ E. du bassinet, 
fr. rand der pan (van 't oude geweerslot), 
waarop het pandeksel sluit; hammerjoint 
of the pan; rand der pfanne, auf den 
der deckel passt. 

Entabler, v. a. fr. Twee stukken te 
kalver dikte in elkander zetten; (bij mes 
to shaft together; in eipander-senmakers); 
seizen. 

Entacage, m. fr. Raam van roedjes 
aan den weversboom ter beveiliging van 't 
fluweel ; velvet-protectors ; sammtschoner, 
rutben zur schonung des sammts. 

Entaillage, m. fr. Het insnijden, inkerven, 
inkepen ; jagging, notching; das emnscbneiden, 
die i berschneidung, iiberscheltung, 
das einblatten, die einkerbung. 

E. des traverses, het inkepen der 
dwarsliggers (op spoorwegen) ; jagging out 
the sleepers; das einschneiden, einkerben 
der scbwellen. 
Entaille, f. fr. Insnede, v. einschnitt, 
anschnitt. ® E. à (ou en) 

crémaillère, tands- of zwaluwstaarts-

Bewijze houtverbinding, V. endente. ~ 

E. carrée, vierkante inlating of insnij 
voege met rechte lippen; square jag;-ding, 
gerade iiberblattung. — E. (a queue) 
d'aronde, zwaluwstaart-inlating; dovetail-
hole;sch walben schwanzeinschnitt,scb wal 

-benschwanzblatt. ~ E. (des mines, des 
carrières), insnijding, groeve, gleuf, greppel 
(tot afwatering); gang-trench, furrow, channel, 
holing; schram, schrot, ritz, rinne, eingerinne. 
— E., zaagzettersblok (blok met 
eene -inkeping om de zaag bij 't vijlen der 
tanden vast te houden); saw-wrester's block; 
schrdnkblock. — E. pour le tiroir, inlating 
(in de geweerlade) voor den trekker; 
bolt-hole; schieberloch. ® E-s de l'af lt, 
inlatingen, insnijdingen voor de kalven van 
de zijwangen der affuiten en rolpaarden; 
housings, jogglings; achseneinschnitte. 

E-s (Coches, Gradins, 'Echelons) 

des flasques d'un affil t marin, trapsgewijze 
kepen, steltrappen in de wangen van 
een scheepsaffuit of rolpaard; steps of the cheeks 
of a carriage; stellpallen, treppeneinschnitte. 

® E—s des huniers, Trous du 

chat, soldatengaten (twee openingen in 
de marsen, om er den top en het want 
van eenen benedenmast door te laten); Lubbers-
holes; soldatengate. 

Entailler, V. a. fr. Insnijden, inkepen, 
inlaten, uitlaten, etc., v. einkeepen, encocher, 
ausfalzen 1). — E. aver 

la scie, inzagen, v. einságen. — E. 
les couches, de waterafloopen (in de 
mijngangen, de steengroeven) houwen ; to 
hew, make or curve the trenches; schrdmen. 

scbrambauen. 

Entailloir, m. fr. Keep-, kerfbeitel, 
steekbeitel ; jagger, ripping-chisel; einschnittmeissel, 
stecbbeitel. 

Entaillure, f fr. Houtverbinding door 
in-. en uitlating, in-elkander-keping; joining 
by means of jags or notches; verscheerung, 
verkhmmung. 

Entamer, v. a. fr.: E. aver la 

scie, v. einsàgen. ® E., Régaler, 
Layer un arbre, v. abplatzen. 

Entamure,\ f. fr. Sjapmerk ; lash; 
lasche. — Ontginning, v. anbruch. 
E-s de carrière, eerste steenen uit 
eene geopende steengroef; first stones of a 

new opened quarry; anbruch. 
Entangle (to), v. n. eng. Warren, 

in de war raken, v. se crampiller, 

bourrer 4) . ~ v. engager 2. 
Entaquage, v. entacage. 

Entaquer, v. a. fr. Drie stukken stof 
zonder eenige tusscbenruimte samen verbinden 
; to join closely three pieces of velvet, 
etc.; drei stucke tuck dicht zusammenbinden. 

Entasis, eng., v. anschwellung. 
Entasser, Empiler, Engerber, 

V. a. fr. Ophoopen, opstapelen ; to heap up, 
to pile up; aufliaufen, aufschichten,aufstapeln. 
Entbinden, v. a. hd. Vrijmaken, doen 
verdampen, v. degager 2). 


ENTBINDTJNG 

Entbindung, f. hd. Vrijmaking; disengagement, 
releasing, absolving; dégagement. 

Entblbssen, v. a. hd. Blootleggen 
(eene mijnader); to uncover (a lode); découvrir 
(un filon). 

Entbrennbaren, v. a. hd. Van alle 
ontbrandbaar beginsel of ontbrandingsstof 
berooven ; to dephlogisticate; dépblogístiquer. 

Entbrennbarung, f. hd. Afscheiding 
van het brandbare beginsel (phlogiston) uit 
een lichaam; dephlogistication; dephlogistication. 


Ente (Ante) de " moulin, t. Windbord 
eener molenroede; wind-arm, whip; 
windruthe. 

Entenflinte, f. hd. Eendenroer, ganzenroer; 
duck-gun; canardière. 
Enter, V. a. fr. Lassehen, verscherven, 

V. einfalzen `-). ~ Den draad op een 
zeker getal naalden verdubbelen (bij kou 
to double the thread; auf eiher-senwevers); 
gewissen anzahl nadein den laden verdoppeln. 
Enter (to), V. n. eng. Binnengaan, 
binnenloopen ; eintreten, einlaufen; entrer. 

V. entrer 3) . 
Enteranker, m.hd. Enteranker; grap 
ancre d'abordage. -pling-anchor; 
Enterbeil, n. hd. Enlerbii, strijdbijl; 
pole-axe, battle-axe; bathe darmes, cognée 
d'abordage. 

Enter-draught by parts (to), v, a. 
eng. Bij afdeelingeri'door de scheerlijsten halen 
(de kettingdraden); satzweise, hduschenweise 
passiren; faire le remettage interrompu. 

Enter-draught, Entering, eng., 

V. draught 3). 
Enterdreg, Enterhaken, m. hd. 

Enterdreg, enterbaak.grappling-iron, grapnel, 

grappling, grapple; grappin d'abordage, (au


trefois) corbeau. - Enterdrege, En


terhaken, pl. (an die nocken der raaen 

eines branders), enterdreggen, enterhaken 

(aan de nokken van de raas eens branders), 

ra-dreggen. ijzeren punten op de onderraas; 

sheer-hooks; grappins de bout de vergue, 

grape?ns de brulot. [3). 

Entering (tbe warp), eng.,v. draught 

Entering-chisel, eng., v. spoon


chisel. 

Entering-file, Taper ecftter-file, 

eng. Soort van spitse vlakke vijl, welker vier 

vlakken alle een weinig bol zijn; art spitz


flacher feile mit unnierklich ausgebauchter 

fidchen; espèce de lime plate pointue, dont 

les surfaces sopt insensiblement courbées. 

Entering-gouge, eng., v. spoon


gouge. 

Entering-ladders eng., v. accom


modation ladder. 

Entering-tap, eng., V. tap Q). 

Enterlooper,m. hd. Smokkelaar, sluik 


bandelaar (scbip);smuggler;vaisseau interlope. 

Enterluken, f. pi. hd., v. boarding


scuttles. 
Entern, V. a. hd. Enteren, aan boord 
klampen ; to board, to grapple; aborder, 

ENTK.NORREN. 403 

aramber, grappiner. ® n. Het enteren, entering, 
aanklamping; boarding, grappling; 
abordage, accrochement. 

Enternetz, n. hd. Enternet ; boardingnetting; 
filet d'abordage. 
Enterpike, f. hd. Enterpiek ; boarding-
pike; pique d'abordage. 

Enterrage, m. fr. Aard-of zanddam 
rondom den gietvorm; darn of earth around 
the mould, open sand- or earth-mould; erd


oder sanddamm urn die giessform, giesserde, 

giesssand. 

Enterré, adj. fr. Te diep, te laag 
liggend (gebouw of buis); laid in the ground; 
zu tief liegend. •• Vastzittend, aan den 
grond zittend (vaartuig) ; a-ground; festsitzend, 
festgefahren. 

Enterrer, v. a. fr. Op het zand zetten 
, v. ensabler 1). ® E. le moule, v. 
eindaminen (die form).

Entêter, V. a. fr., v. anköpfen. 

Entêteur, m. fr. Opzetter, aanstamper 
der speldekoppen ; header; ankbpfer, 

stamper.

Entêtoir, m. fr. lip (ijzeren hefboom 
om de koppen op de schachten der spelden 
vast te stampen ); heading-board, headingtool; 
wippe. 

Entfärben, v. a. hd. Ontkleuren ; to 

discolor; décolorer, extraire les couleurs. 

Entfernungskraft, f. hd. Middel 

kracht; centrifugal force; force-puntvliedende 

centrifuge. 

Entfetten, v. a. hd. , v. abfetten. 

Eutfettung, f. hd., v. dégraissage.

Entfettungsmaschine, f hd. Ont


vettingsmacbine; ungreasing-machine; ma


chine a dégraisser.

Ent$lzen., v. a. hd. Ontvilten, de wol


banden door de kamrollen laten gaan om 
ze te verfijnen en uit te rekken ; to unrav


el; défeutrer. 
Entfilzer, m. hd., v. défeutreur. 

Entgassen, v. a. hd., v. degazer. 

En tgegenbohren, Gegenbohren, 
v. a. hd., v. contre-percer.

Entgegenlangen, v. a. hd. Het boren 
van eenen mijngang van de beide einden 
af beginnen ; to begin a gallery at both 
ends; percer deur galeries l'une vers l'autre 
en sens contraire sur une même ligne.

Enthaaren, V. a. hd., v. dépiler.

Enthaarungsmittel, n. hd., v. de


pilatoire.

Entharten, v.a.hd., v. adoucir 3),4).

Enthauen, v. a. hd.: Erz e., het 

erts van zijnen buurman weggraven; to 

encroach upon a neighbour; empidter sur son 

voisin, extraire ou emporter le mineral de

son voisin. 

Entibois, in. fr., v. estibois. 

Entkanten (mit dem viertel


stab), hd., v. quarderonner.

Entkantet (zweifach), rad., v. ab 

-gestumpft 3).

Entknorren, v. a. hd., v. énéyer. 


 

404 ENTKOHLEN

Entkohlen, v. a. .hd., v. décarbo


niser. (nisation. 
Entkohlung, f. hd., v. décarbo-
Entkörnen, v. a. hd., v. égrener. 
Entkörnung, f. hd., v. égrenage. 
Entkuppeln, v. a. hd., V. desac


coupler. 

Entladen, v. a. hd., v. décharger 
2) . Das glas des kaiks e. , v. 
dévitrifier. 

Entlader, m. hd., v. arc conducteur, 
S. are. 
Entladung, f. hd Ontlading (b. v. 
eener Leidscbe flesch) ; discharge; décharge. 

— Ontploffing; explosion; explosion. 
Entlassen, v. a. hd. Ontlaten (het 
staal); to soften, to anneal (steel); détremper 
un peu (1'acier), lui óter un peu de sa 
trempe. 

Entlastungsbogen, m. rad., v. ablastebogen. 
Entleerungsschleuse, f. hd. , v. 

écluse de decharge, s. écluse. 
Entmasten, v. a. hd., v. démáter. 
Entmastung, f. hd., v. démátage.
Entnageln, v.a.hd.,v. désenclouer. 
Entoilage, m. fr. Het aanzetten van 

kant (of ander fijn weefsel) aan linnen 
putting of lace on linen; das anndhen von 
spitzen an leinwand. — Fijn doek of gaas, 
waarop men kant naait, kantgrond; laceground, 
bobbin-net; spitzengrund. E. du 
drap, het pakken van het laken in linnen 
; packing the cloth in linen; das ein


packen des tucbes in leinwand. 

Entoiler, v. a. fr. Kant aan linnen 
zetten ; to put lace on linen; spitzen an 
leinwand nahen. 

Entoiser, v. a. fr., v. aufklaftern. 
Entonner, v. a. fr. In tonnen of va 
doen, gieten of storten ; to barrel, to-ten 
tun; In frisser fullen, eentonnen. 

Entonnerie, f. fr. Vulplaats der vaten 
in de brouwerij ; filling-cave; fiillkeller, einfullort. 


Entonnoir, m. fr. Trechter; funnel; 
trichter. — Trechtervormige ovenmond, v. 
charge du fourneau, s. charge c. 
~ Blikken trechter van de kaardmachine 
(der machinale katoenspinnerq) ; trumpet; 
trichter. o E. (pour charger un mortier), 
laadtrechter; loading-funnel; ladetrichter. 

E. (pour charger les cartouches ou les gargousses), 
patroontrechter, kardoestrechter; 
funnel for filling cartridges; patronentriehter, 
kartuschtrichter. ® E. de mine, 
mijntrechter; crater or funnel of a rrtine; 
minentrichter, trichter. .® E. sépara— 
teu.r, E. à séparation, schei-trechter 
(der chemisten); separatory-funnel; scheide. 
trichter. 
Entoptical, eng., Entoptique, fr., 
Entoptisch, hd. adj. Tot inkijken dienstig, 
door inkijken ontstaan (van verscbipnselen 
b. v., die door 't zien in eenen spiegel, 
in een prisma, ontstaan). ~ Entopti


-- ENTRE -CORBEAUX. 

cal colors, eng., Couleurs entoptiques, 
fr., Entoptische farben, 
hd. Entoptische kleuren, de gewone kleurverschijnselen 
(in onderscheiding van de dioptrische). 


Entourage, m. fr. Sieraden rondom 
eene bladzijde etc. ; bordering, framing; einfassung. 
vgl. bordering. 

Entourer, v. a. fr.: E. (une page 
etc.) d'ornements, eene sierlijst (om eene 
bladzijde etc.) maken ; to border, to frame, 
to enclose, to enchase; einfassen, (assen. 

E. uue pierre, een edelgesteente met 
kleine steenen omzetten; to set with stones; 
einen edelsteen mit andern kleinen einfassen. 
® E. de ficelle le rouleau d'aiguilles 
(qu'on veut poter), den naalden 
bindgaren omwikkelen ; to bind-bundel met 
the roll of needles; verstr-ieken. 
Entrait, Tirant,Maltre-eretrait, 

m. fr. Bindbalk, hoofdbalk van eenen dakstoel; 
tie-beam; zugt€alken,binderbalken eines 
bdngewerks. _ Petit, Second e., E. 
superieur, kleine, tweede, bovenste bindof 
trekbalk, keelbalk; collar-beam, windbeam; 
kehlbalken. — Faux e., hanebalk; 
topbeam; bahnebalken. ®E. retroussé, 
steekbalk ; hammer-beam; stichbalken. e 
E. do croupe, halve bindbalk of spanrichel; 
half tie-beam; halber spannriegel. 
® E. de remplage, aanvullings-bindbalk 
; filling tie-beam; fulr-spannriegel. 
Entrance, eng., v. entrée 1), 2). 

Entrebandes, Entrebattes, f. pl. 

fr. Rekeinden aan de beide einden in de 
breedte van een weefsel ; the borders breadthwise; 
zettelenden,quer-sahlleisten,anschweife. 

Entrebas, m. fr. Ongelijke afstand 
der kettingdraden ; unequal distance between 
the threads of the warp; gasse. 

Entrecolonnement, Entre-co


lonnes, m. fr. Zuilenafstand, ruimte tusschen 
twee zuilen; intercolumniation; stulenweite. 
® Entrecolonnement aréostyle, 
zuilenorde, waarbij de zuilen 8 a 
I0 modulen (4 a 5 zuildiameters) van elkander 
staan, armostylon ; arwostyle interco lumniation; 
lockere stulenweite, lockersaulige 
stellung. ® E. diastyle, zuilenorde, 
waarbij de 'suilen 6 modulen van elkander 
staan, diastylon ; diastyle intercolumniation;' 
moeite shulenweite, weitsaulige stellung. ~ 

E. eustyle, zuilenorde, waarbij de zuilen 
4 . modulus (24 zuildiameter) van elkander 
staan, eustylon ; eustyle intercolumniation; 
schone siulenweite, schönsaulige stellung. 
~ E. pyonostyle, zuilenorde met 3 
modulen afstands tusschen de zuilen, pycnostylon 
; pycnostyle intercolumniation; enge 
oder dichte shulenweite, dicht-oder eng 
zuilen-siulige stellung. — E. systyle, 
waarbij de zuilen op 4 modulen af--orde, 
stands van elkander staan, systylon ; systyle 
intercolumniation; nahe shulenweite, nahshulige 
stellung. 

Entre-corbeaux, Entre-modil



ENTRE-COUPE 

Ions, m. fr. Ruimte of afstand tusschen 
twee kraagsteenen of krollen ; intermodilion; 
sparrenkopfweite. 

Entre-coupe, f. fr. Stompe boek bij 
den ingang eener kruisstraat (opdat de rij 

daar te beter kunnen omdraaien) -tuigen ; 
blunted corner; abgestumpfte ecke. - E. 
de voute, . ruimte tusschen twee hoven 
elkander gebouwde koepelgewelven ; vacuum 
between two dome-shaped vaults; raurn zwischen 
zwei ubereinanderstehenden kuppelgewölben. 


Entre-croisé, a. fr. Elkander krui 
bouwsieraden, etc.) ; intersected;-send (van 
iuberschnitten. 

Entre-croisement des fels de la 
ehaine, m. fr. Kruising der kettingdraden 
; lease; fadenkreuz. . (blousse. 

Entredent de laine, r. fr. , v. 

Entre-deux, m. fr. Boek bindersplank ; 
board; buchbinderbrett. -Plaatsen in 't 
laken waar 't niet kort genoeg geschoren 
is ; places where the cloth is not shorn 
enough; kldcke, rattenschwiinze. - Tus


schenruimte (van twee muren, pilaren, etc.); 
intermediate space; zwischenraum. ® (ou 
Mur de réfend), scheidsmuur ; partition-
wall; zwischenmauer, scheidewand. (
ou Lapets) De breedere volle deelen 
eener stof tusschen twee smalle opengewerkte 
strooker ; the broader plain parts 
of a stuff, between two narrow open-worked 
stripes; stichstreifen, einsatzstreifen, hohl


nahtstreifen. 
Entrée, f. fr. Ingang, toegang; entrance; 
eingang. -E. de la clé, de la ser 
-rure,

sleutelgat ; key-hole; schliisselloch. 
~ E. (ou Orifice) dune capsuled'amorce, opening van een slaghoedje 
mouth of a percussion-cap; effnung eines 
zundhtitchens- - E. (ou Oeil) de galerie, 
intree tot den mijngang; entrance 
to the gallery; galerie-eingang, minenauge.

Entree-cilinder, m. pl., Entreewalzen, 
f. pl. hd., v. cylindres d'entrée, 
s. cylindre. 

Entrelacer, v. a. fr., v. durch-
Eechten. 

Entrelaes, m. pl. fr. Doorvlochten 
werk, kruiselwerk, dooreengestrengelde bloemen, 
bladeren, etc. (als bouwsieraden) ; 
twining, trellised moulding, knots; verschlingung, 
kettenzug, netzwerk. 

Entremise ou Clé, f. fr. Stopstuk, 
opvullingsstuk, tusschenstuk, opsluitklos, kalf, 
karveelhout; chock; kalben, kalve, unterlagskeil. 
- E. ou Clé des étambrais 
d'un mat, klamaai der vissing van eenen 
mast, vissingstuk ; chock of the partners of 
a ,east; unterschlag der fischung eines masts. 
Entre-modillons, m. pi. fr., v. 

entre-corbeaux. 

Entre-nerfs, m. pl. fr. Ruimten tusschen 
de ribben van den band eens boeks; 
spaces between the bands of a book; rucken


felder. 

ENTRE-TOISE. 405 

Entre-pont, m. fr. Tusschendek (van 
een schip); between-decks, zwischendeck. 

Entrepreneur de bátisse, m. fr. 
Ondernemer, aannemer van bouwwerk; undertaker, 
adventurer; bauunternehmer. 

Entrer, v. a. fr.: E. dans un port, 

V. donner dedans, s. donner 'i). — 
Les coups de mer entrent par les 
écubiers, de slagzeeën dringen door de 
kluizen heen ; the ship rides hawse-full; es 
fangt an zu kuisen. ® E. en service„ 
in dienst treden, eene betrekking krijgen ; 
to enter into one's service ; in dienst, in 
condition treten. 
Entresillon, m. fr., v. étrésillon. 

Entre-sol, m. fr. Half-of tusscben


verdieping, ingestoken verdieping (inz. tus


schen 't benedenhuis en de eerste verdie


ping); mezzanine story, intersol; zwischen


geschoss, balbgescboss. 

Entre-tailles, f pl. fr. Fijnere tusschenstrepen 
(bij graveurs) ; thin interlines 
or strokes; feinere zwischenschnitte, zwischenstriche. 


Entretien, m. fr., v. dépense 2). 
Entret,.sser, v. a. fr. Inweven, dooreenweven 
; to work in, to interweave; einweben, 
einwirken, durchweben, durchwirken. 

Entre-toile, f. fr. Binnenwerk, weefsel 
van kant tusschen twee strooken doek ; 
cut-work; binnengewirk, zwischenstreifen. 

Entre-toise, f. fr. Ieder stuk hout 
(of ijzer), dat andere stukken kruist om ze 
te steunen of te verbinden, dwarsbout, 
dwarsstaaf, dwarsregel, kalf, hint, bindhout, 
klos, karveelbout ; cross-beam, crossbar, 
cross-quarter, tie-piece; querholz, riegel, 
riegelholz, sticbbalken, schliissel. 

E. (ou Lasse) d'appui, borstregel; 
head-tie, head-rail; brustriegel, lehrariegel. 
E. (ou Lisse) de barrière, bindregel 
; tie, intertie, rail; bindriegel. - E. 
de chèvre, klampschijf van een bok; 
cross-bar, transom or a gin; hebezeugriegel. 
-E. de cloison (entre deux poteaux 
d'un pan), dwars- of tusschenregel 
van een schot, heining, etc.; intertie; wandriegel, 
bundriegel. e E. croisée, E. 
en sautoir, kruisschijf, raamverbindstuk, 
kruis, kruisklamp (regels in den vorm van 
een Andrieskruis); cross-quarter, saltire 
cross-bar; kreuzband. - E. de carrosse, 
kalf of dwarshout, dat de pijlers eener 
koets verbindt en steunt; cross-bar of a 
coach; kutschriegel, baumriegel. - E. de 
limoniére, limoenband, kalf des gafieldissels 
; sha ft-bar of the shafts for a carriage; 
gabelriegel. - E. d'afl'1u t, kalf 
ter verbinding van de afuitwangen ; carriage-
bar, transom; laffettenriegel. - E. 
de couche, de repos, liggend kalf, 
middelkalf (in 't midden van 't affuit); center-
transom for the march; marsehruhriegel, 
einfallriegel, feldmittelriegel. - E. de 
lunette (des affUts), staartkalf ; trailtransom; 
schwanzriegel. - E. de mire 

406 ENTICE -VOIE 

ou de pointage, staand kalf, broek-of 
stelkaif; levelling-bolt; steliriegel, richtriege], 
stossriegel. •• E. de support, mid. 
delkalf; center-transom, tie-bolt; ruhriegel, 
achsenriegel, mittelriegel. a E. de volée, 
E. de devant (des abuts), frontkalf, 
voorkalf; breast-transom; stirnriegel. 
— E. (d'une machine à vapeur), staande 
stut, stander; stay; stehbolzen. v E. en 
euivre rouge, koperen stander; copper 
stay, .copper bolt; kupferner stehbolzen. o 
E. de plaque de garde, verbindingsstang 
van de wrijfplaat der as; axle-guard 
stay; achsenhalterverbindungsstange. — E—s 
d'une eeluse a portes ou à vannes, 
dwarsregels, dwarsstukken van het 
sluisdeurraam ; rails, cross pieces of the fram• 
ing of a lock-gate; riegel einer schbtzenzarge, 
eines schleussentbors. — E. (ou 
Traverse) superieure, bovendwarsstuk 
; top-cross-piece; rahmstück, oberrahmen. 
— E. (ou Traverse) inférieure, 
bodemdwarsstuk ; bottom-cross-piece; schwellriegel. 


Entre—voie, f. fr. Afstand tusschen 

de beide rails of spoorschenen, railsafstand; 
intermediate space of two rails; raum zwischen 
zwei geleisen, zwischenraum. 

Entre—voos, m. fr. Ruimte tusschen 
twee zolderribben, twee vloerliggers; interjoist, 
inter-tignium; balkenfach, balkenweite, 
zwischenraum zwischen zwei balken. •^ 
(ou Couchis), vloer, zoldering tusschen 
de liggers of de ribben, looze vloer, looze 
zoldering ; sound-floor, false ceiling; emschub, 
fehlboden, einschneidedecke, faulbo


den. Plank voor een loozen vloer of 
looze zoldering (doorgaans slechts 2 duim 
[centimeters] dik) ; board for making a 

sound-floor or false ceiling; einschubschwarte, 
schalbrett. 
Entrevotiter, v. a. fr. De tusschenruimten 
der zolderliggers met pleister vul 
to plaisier the sound-floor; die balken-len ; 
-fache vergiessen, den schwebdstrich einbringen, 
den fehlboden verfdillen. 

Entrier, m. fr. IJzeren band om de 
einden der dwarsliggers en drempelstukken ; 
ferrel of the ends of ground-sills; birnband, 
birnring. 

Entrosten, v. a. hd., v. dérouiller. 
Entrunden, v. a. hd., v. désarrondir. 
Entsalzen, v. a. hd. Ontzouten ; to 
deprive of salt-parts; dessaler. 
Entsalzung, f. hd. Ontzouting, v. 

edulcoration. 

Entsäuern, v. a. hd., V. désoxyder. 

Entsauerung, f. hd., v. désoxydation, 
édulcoration. 

Entsehalen, v. a . hd., v. décreuser. 

Entsehälung, f.hd., v.décreusage. 

Entscháumen, v. a. hd., v. ab


schaumen t) . 
Entsch umung, f. hd., v. éeumage 
1). 

ENTZUNDEAR. 

Entschlichten, v. a. hd. De weversof 
slachtpap (van het weefsel) wegnemen, 
ontslichten ; to undress; décoller. 

Entschwefeln, v. a. hd., v. dessoufrer. 
(frage. 

Entschweflung, f. hd., v. dessou-

Entschweissen, v. a. hd., v. dessuinter. 
Entsilbern, v. a. hd., v. désargenter. 
(érer. 

Entstahlen, V. a. hd., v. désaci. 

Enttheerungsröhre, f. hd. Eerste 
gasverdichter ; tar-clearing tube; barillet. v. 
premier condenseur, s. condenser. 

Enture, f. fr. Dubbele draad (bij 't 
kousenweven); double thread; verdoppeltes 
garn. ~ Faire une e., gebroken draden 
(bij 't weven) weder aanhechten ; to 
join; gebrochenes garn wieder kniipfen. ~ 
Inzetstuk (ter herstelling van eene geweerlade); 
splice for splicing a stock, piece let 
into a musket-stock; schaftstiick. e E—s, 
dwarshouten of sporten (zooals aan de ladders 
in de steengroeven); pegs; sprosse. 

Entwassern, V. a. hd. Ontwateren, v. 
défiegmer. — Droogleggen, v. to drain. 
Entwässerung, f. hd. Ontwatering, 

v. délegmation. — Drooglegging, v. 
drainage. 
Entwasserungsmaschine, f. hd. 
Toestel ter drooglegging of waterontlasting 
van de landerijen; drainer; appareil pour 
saigner les prairies. 

Entweichen, v. n. hd. Ontwijken, 
vrijworden, verdampen (bij chemisten); to 
disengage, to evolve; se dégager. ® E. 
lassen, v. dégager 2). — E. des 
dampfes, n. hd., v. dampfquall. 

Entweichungsröhre, f. hd., v. 
abzugsrohre. 
Entweichungsventil , 0. ' hd., v. 
auslassventil; delivery-valve. 

Entwerfen, V. a. hd., v. anlegen 1). 

Entwiekeln, V. a. hd. Ontwikkelen, 
vrijmaken (bij cbemisten), v. to emit, 
dégager 2). — Ontwikkelen (eene schets, 
eenen plattegrond, etc. ); to develop; développer. 


Entwiekelung, f. hd. Ontwikkeling 
(in de wiskunde); evolution; développement. 

Ontwikkeling (eener bouwschets, etc.); 
development; développement. s Ontwikkeling 
(bij chemisten); deployment; déploiement. 

Entwickelungsröhre, f. hd. Veiligheidspijp 
of -buis (bij chemisten); safetytube; 
tube de sureté. 

Entwirren, v. a. hd., v. auswirren. 

Entwurf, m. hd., v. délinéation. 

Entziehend, a. hd. Onttrekkend ; ab


stractive; abstractif. 
Entziehung, f. hd. Onttrekking (bij 
chemisten); abstraction; abstraction. 
Entzinnen, v. a. hd. Het vertinsel 
wegnemen; to untin; óter l'étamure. 
Entzi ndbar, Entziindlich, a. hd. 
Ontvlambaar, brandbaar ; inflammable, phlo



ENTZUNDBARKEIT --- EPAISSETR. 407 


gistic, combustible, accendible; inflammable, 
phiogistique, ardent. 
Entzi ndbarkeit, Entzi ndlich-keit, 
f. lid. Ontbrandbaarheid, ontvlam 

verwantschap met de zuurstof;-baarheid, 
accendibility,adustion; infiammabilité, afpinité 
pour I'oxygène. 

Entzu.ndung, f. hd., v. accension. 

Entzweiungskraft, f. hd. Terugstootend 
vermogen, afstootingskracbt; repulsive 
power; force de répulsion, vertu, force 
ou faculté répulsive.

Envelop (to lines or surfaces), eng. 
Omhullende kromme lijn of vlak, ombullingslijn, 
omliullingsvlak; grenzcurve, umhïcllungs-
curve, umh?2llungs-fdche; enveloppe. 

Envelope, eng., v. enveloppe 6), 
I o); einfassungsgalerie. 
Envelope-gallery , Envelope , 
eng., v. eiufassungsgalerie. 

Envelope-machine, eng. Machine 
voor 't maken van brievenomslagen of -couverts; 
briefcouvert-maschine; machine a faire 
les enveloppes 

Enveloppe, f. fr., v. envelop. •• 

E. (ou Chemise), mantel, kap, hemd, 
V. chemise 1). — E. (ou Chemise) 
d'une chaudière, v. casing 9;. ~ 
E. du foyer, buitenste vuurkist, mantel 
van den vuurbaard (der locomotief); firebox 
shell; feuerbiichsenmantel. — E, d'un 
haut—fourneau, mantel van eenen boogoven; 
outer-casing, furnace-mantle; rauhgemauer, 
bochofenmantel. v. chemise (ou 
muraillement) d'un haut-fourneau, 
s. chemise. ® E. de lettre, 
brievenomslag, couvert; envelope, paper-envelope; 
briefcouvert, couvert, briefumscblag. 
— E. d'une meule, steenen bak of 
omvatting van eenen molensteen ; stone-case; 
butte, lauf. — E. du moule, vormkap, 
vormmantel, vormomhulsel; shell of a mould; 
formkappe, formmantel, kapsel, schale. 
E. de la pierre (des fusils à silex), 
vuursteenlood, vuursteenhouder (der vuur 
lead, fint lead or -keeper;-steengeweren); 
steinfutter. — E. ou Contregardecontinue, voorwerk, buitenwerk (eener 
vesting); continued counter-guard; envelope 
or advanced enclosure. 

Enverger, v. a. fr. Met teenen of wil 
binnen) omvlecbten ; to line-genroedjes (van 
with wicker-work of willow-rods; mit wei 

~ E. (ou Eneroi--denruthen ausfiechten. 
ser) les fils de soie sur les doigts, 
de zijdedraden kruisgewijs om de vingers 
slaan (bij wevers); to make the lease in 
warping, to cross; die fdden auf den fingern 
kreuzen, scbrdnken, ins kreuz legen, das 
kreuz einlesen. 

Envergeure, Enverjure, f., Encroix, 
m. fr. Het overkruis-weven; crossweaving, 
lease; kreuzwebung, fadenkreuz, 
gelese, rispe, schrank. — Envergeure, 
Enverjure, f. fr. Papiervorm van mes 

wire-mould; drahtform.-singdraad; 

Enverguer, v. a. fr. Aanslaan (een 
zeil); to bend (a sail) to its yard; (ein segel) 
anschlagen, an die raa binden. ~ E. la 
voile tout plat, het zeil zoo dicht mogelijk 
aanslaan ; to bend a sail close to its 
yard; das segel todt anschlagen. 

Envergure, f. fr. Het aanslaan (van 
zeilen); bending; das anschlagen. — E. 
dune voile, lengte van het ralijk, breedte 
van een zeil, breedte of wijdte van het 
tuig; breadth of a sail from one cringle to 
the other; segelbreite von einem nock zum 
andern. ~ E. des tranchees, d'un 
front d'attaque, overvleugeling van de 
loopgraven, van een aanvalsfront; outflanking 
of a front of attack; iïberdbgelung der lauf


graben. 
Enverrer, v. a. fr. Verglazen ; to vit 
verglasen. -rify; 

Envers, m. fr. Averechtscbe zijde (eener 
stof); wrong side, back; rückseite, abrechte, 
linke oder unrechte seite. 


Enverser, v. a. fr. Op de averecbt


sche zijde noppen ; to trim a stuff; auf der 

unrecbten seite noppen. 

Enversir, v. a. fr. De pluizen en 

knoopen (op de verkeerde zijde) met oude 

kaardebollen wegnemen, uitnoppen ; to card 

with worn fuller's thistles; mit abgenutzten 

disteln noppen. 

Envider, V. a. fr. De spoel regelma


tig omwikkelen ; to distribute regularly the 

windings of the yarn on the bobbin or spool; 

die spule regelmtssig bewickeln, die windungen 
des garns auf der spule regelmbssig 
vertbeilen. 

Envoiler ('s), v. r. fr. Bij 't barden 
of temperen krom trekken (van 't staal); 
to bend, to warp in tempering; Beim harten 
krumm werden, sich ziehen, sich krommen. 

Envoudage, m. fr. Het opwinden (van 
den draad op de klossen of haspels); wind


ing up; aufwicklung. 

Envoudoir (d'un mull-jenny en fin), 

m. fr., v. aufwinddraht. 
Envoüter, v. a. fr. Overwelven; to 
over-vault, to over-arch; iiberwilben, einwölben. 


Eolipile, m. fr. & eng., v. 2elopile 

(maar lees daarvoor .olipile). 

Epact,eng.,'Epacte,f. fr.,Epakten, 

f. pl. hd. Epacta, inlascbdagen, overschietende 
dagen van de laatste nieuwe maan 
des jaars tot op den eersten Januari van 
It volgende jaar, maansouderdom bij 't begin 
van 't jaar, of onderscheid tusschen een gewoon 
zonnejaar en een maanjaar. 
'Epailler, v. a. fr. Het vuil of het 
ruwe (van gegoten of gesmeed goud) met 
de etsnaald afnemen ; to clean; das unreine, 
raube abstossen, wegmachen. 

'Epaisseur, f. fr. Dikte ; thickness; 
dicke, starke. — E. (ou Corps) de 
lettre, v. corps de lettre, s. corps. 

— E. de metal, dikte van metaal; 
thickness of metal; fleiscbstlirke. 


408 EPAISSIR 

'Epaissir, v. a. fr. Verdikken, ver 
to thicken; verdicken, eindicken. -dichten ; 
'Epaississage, m. fr. Verdikkingsmiddel 
(van het bijtmiddel der stoffenver 
inspissation;-vers), lijviger makend middel; 

verdickungsmittel, eindicke. 

'Epale, f. fr., v. espale. 

'Epanchoir, m. fr. Wateruitloop; 
issue, flowing; ablauf, abfiuss, abzucht. V. 
abzucht, abzugsrohre. ® 'E. de 
digue, stortgat, uit-of afwateringsopening 
in eenen dijk ; outlet; nothscbott. -'E. a 
siphon, bevelaflaat (ter regeling van de 
waterhoogte); regulating-siphon of a canal; 
ablassducker, regulirungssiphon. 

'Epaneur, 'Epanneleur, m. fr. 
Behouwer uit den ruwe; stone-seeker; schlagmacher. 


'Epanneler, v. a. fr. Uit den ruwe 
bebouwen (bloksteen of marmer); to seek 
the corners (of an ashlar); den schlag maeben, 
die kanten bebauen. 

'Epargne, f. fr. Uitsparing der ver 

krijtgrond (mengsel van Spaansch--gulders, 
k rijt, suiker en gom, waarmede men gedurende 
het matmaken de gedeelten, die gepolijst 
moeten worden, overdekt); paste; aussparung, 
brei. Graver ou Tailler en 
é., op de wijze der houtsneden uitsteken 
of graveeren ; to reserve; auf bolzschnittart 
stecben. 

'Epargner, v. a. fr. Uitsparen (bij 
vergulders); to spare; aussparen. vgl. epargne 
1) . 

'1i parre, f. (r., v. angle-iron.

'Epars, m. pl., v. espars. 

'Epars ou 'Epart, m. fr. Wringijzer, 
wringstok (der stoffenververs); wringing-pole; 
fringeisen, wringeisen. ® Vlaggestok ; flagstaff, 
ensign-staff; flaggenstoek. 

'Epart, v. épars 1); 2). a• Dwarshout, 
dwarsregel, V. entre-toise 1), 
cross-bar i). a 'E. de ridelle, 'E. 
montant, staande sport der wagenladder; 
rundle of the cart-rack; sprosse der wagen 

dwarsbout of-leiter. - 'E. du timon, 
-regel der disselboomen ; thill-rail; riegel 
der deicbselarme. ~'E. d'une eloison, 

V. entre-toile de eloison. — 'E. 
de ehèvre, v. entre-toise de chèvre. 
— 'E. ou Espart, sparto -gras, 
mandenmakers-biezen; basket-maker's rush, 
stipa pennota; spartogras, korbmacherbinse. 
'Epaté, a. fr.: ancre épatée, blind, 
bandeloos anker, anker met gebroken hand; 
out-palmed anchor; entschaufelter anker. 
Haubans épatés , gespat , uitgespat 
want; withdrawn shrouds; weit vom maste 
gerockte orante. - Sertissure épatée, 
zetting (van Benen edelsteen) in eene kas, 
die van boven meer omvang heeft dan van 
onderen; setting in a bezel wider above than 
below; einfassung deren umfang oben breiter 
1st als unten. 

'Epatement, m. fr. Spatting, uitspatting 
(hoek, dien het want of de hoofdtouwen 

EPAVES. 

met hunnen mast maken); inclination of the 
shrouds; wnntenneigung. 

'Epaufrure, f. fr. Afgesprongen stuk, 
schilfer van den kant eens steens, die bebouwen 
wordt; hew-shard of an ashlar; 
arbeitsspan, abhieb. 

'Epaule, f. fr. Draagband, bindstuk, v. 
brace 2) ~ 'E. d'un bastion, schouder, 
schouderhoek van een bastion ; shoulder; 
schulter. ® 'E. de mouton, beslagbijl, 
V. doloire 2). 

'Epaulee,f. fr.: 'Elever un mur par 
é-s, eenen muur (op een schuinschen grond) 
trapsgewijs, met uitstekken opbouwen ; to 
erect a wall by steeps and quoins; sine tnauer 
stufenweise mit verzahnungen aulfiihren. 
Bátir par é-s, met horten en stooten 
(niet onafgebroken) bouwen; to build slovenly; 
nachlassig, luchtlos bauen . ^• Rouler 
par e-s (une pierre), met schouder 

steen) kantelen ; to roll by-stooten (eenen 
shoulder-pushes; mit schulterstossen kanten. 

a. 'Epaulement, m. fr. Steunmuur 
(tegen eenen aarddam, etc.), shoulderingwall; 
stiïtzmauer, schultermauer. 'E. 
d'un eerou, v. collet, eng. 2) 
'E. d'une équerre, aanslag van eenen 
winkelbaak; ledge of a square; anschlag 
eines winkelmasses. ®'E. d'un essieu, 
borst van eene as; shoulder of an axletree; 
stoss der achse. ~ 'E. d'une mortaise, 
borst van een pennegat (het hout, 
dat men aan den rand van 't gat laat blijven); 
mortise-cheek; acbsel, brustung. -'E. 
de la poterie, v. collar 3). - 'E. 
des rais, (d'une roue), borst der radspaken 
; shoulder of the spokes; gestemme (gestamme) 
der speicben. ~'E. d'untenon, 
borst (dikker gedeelte of kant) van eene pin; 
peg-shoulder; ächselung, acbsel, ausladung. 
b. 'Epaulement (ou Parahanc), 
m. fr., Epaulement, eng. Zijbedekking, 
flank-borstwering; flanking-traverse; schulterwebr, 
seilenwebr, seitendeckung, Dugelwehr. 
— 'E. d'une batterie, flankborstwering 
eener batterij; flanking-parapet 
of a battery; flanken -brustnnehr eiher batterie, 
batterieflugel. - 'E. en retour, 
in- of teruggetrokken batterijvleugel; retired 
epaulement of a battery; zurückgezogener 
batteriefliigel. 
' Epaulières (ou Bretelles) dune 
euirasse, f. pl. fr. Scbouderstukken van een 
kuras; shoulder-pieces of an armor; ach 

-seldecken, achselbnder, kiirassschuppen. 

'Epaure, f. fr. Dwarsbalk; cross-beam, 
transversal beam; kreuzbalken. - Doftweger, 
rib voor de zitbank der roeiers; rafter 
of the rowers' seat; duftweger. 

'Epautier, v. a. Zuiveren (het laken); 
to clean; reinigen, saubern. 

'Epaves marines on maritimes, 
'Epaves de mer, f. pl. fr. Strandvonden, 
strandgoed door de zee aangespoeld, driften ; 
stranded goods, flotson, flotzam; strandgieter, 
strandgut. 


!;IPÉE - 

'Epée, f. Ir. Oegen, zwaard; sword; 
degen, schwert. Zwaard (der t)oeI)in-
Iers); [erula; scliwert. 'E—s (00 Lames) 
de la chasse (dun m1ier de 
tisserand), armen of zijdeelen van de lade 
(eens weefstoels), swords; arme, schwingen. 

'Epergne, enq. Tafeistel (groot sieraadstuk 
voor 't midden der tafel); tafelaufsatz; 
surtout. 
'Eperon, ru. fr. Steenen beer, schooimuur, 
v. contre—fort 1). -Ijsbreker, 

V. brise—glace. Scherpe uithoek van 
eenen brugpler, v. crèche (en lees daar 
groin voor grain). mm Hoekstut, v. eckstütze. 
-Tand (der papierroakers); tooth; 
zalm, hebearm. Cap ou Nez dun 
vaisseau) Scbeepssnavel, snuit, snel), scheg; 
head, beak, nose of a ship; schiffsschnabel, 
schiffsnase, cap. Spoor (des ruiters); spur; 
sporn, oporen. 'E. de cavalerie, 'E. 
a la hussarde, aangeschroefde spoor , 
cavalry-spur, screw-spur; an scttrau bsporn 
'E, mobile, aangegespte spoor; jackedboot 
spur, rough rider's spur; anschnallsporo. 
Ephemeriden, hd., 'Ephéméri 
des, fr. f., Ephemerides, eng. p1. 
Ephemeriden, astronorniscbe jaathoeken of 
tafels. 

'Bpi (ou Barrage en épi), in. fr. 
Waterkeering, rivierdarn van metselwerk en 

rijsbout ; wharf of masonry and fascinarje; 

buscbbett, uferfeste. -Samenloop der sparren 
rondom de spits van een kegelvormig 
of pyramidaal dak ; joining of the rafters of 
a spire into liie broach-post; einfilgung der 
sparren in die belmstange. Bundel, ear 
vorroig diamantentoolsel ; cluster; gebinde. 


-'E. de falte, uitstekend boveneinde 
der gevelspits ; hip-knob; helmstangenspitze. 
-'E. de pignon, bundel van ijzeren 
gebladerte en spiralen rOI)dom eene lans 
iron gable-ear; giebelähre. E-s, lansvormige 
punten van ijzeren hekwerk; gratebars 
points; gitterstabspitzen. 'E. ou 
Appareil en é. , aarvormig verband, 
viscligraatverband (bij metselaars); herringbone-
work, opus spicatuin; fiscbgrkten verhand, 
hhringsgrätenlau. En é., schuins 
liggend ; oblique, slanting, taper; schräg liegend. 
- Argent en é., aarvormig grauwkopererts, 
korrelerts; granular ore; ährengraupen, 
ahrenformiges graukupfererts. 
'Epicycle, rn fr. , Epicycle, eng., 
Epicykel, m. hr! B(jcirkel, welks middelpunt 
zich op den omtrek van een grooten 
cirkel beweegt, epicyclus. 


Epicycloid, eng., 'Epicycloïde, 

I. fr, Epicycloïde, f. hd. Kromme lijn, 
beschreven door een punt in den omtrek 
eens cirkels, die op den omtrek eens anderen 
cirkels omwentelt, epicycloïde. 
Epicycloidal wheel, eng. Rad, dat 

op de binnen-of de buitenzijde van een 
vaststaand rad omwentelt ; epicyclolden -rad; 
roue épicycloïdale. 

'Epicyclolde, f. fr. , v. epicycloid. 

ÉPINGLE. 

Ëpicycloïden-rad, n. Pd., v. epicycloidal 
wheel. 

'Epidot, in. lid., 'Epidote, in. fr., 
Epidote, eng. Schorlsteen, sctiorl, Pienonteesclie 
brumnoteen, pistaciet. 'Epidote 
vert nu ferrugineux, fr., groene 
pistaciet, ttmalliet ; tliallite; grtiner pistazit, 
the 1 I it 

'Epier, n)., Flèche t., Comble 
pyramidal ou conique, rn fi Helmdak 
; spire, broach; heiindach, helm. 

'Epigeonner,v. a fr. , v. pigeonner. 

'Epigrapho, f. fr., v. inscription. 

'Epilage (de la peau), rn fr., v. dé


bourrement, dépilage. 

'Epiler, V. a. fr. Ontberen, pelen, v. 
dépiler. - 'E. l'étain, de giettappen 
of het overtollig metaal aan de vormuaden 
van 't gegoten tinnen voorwerp afsinelten ; 

to melt off the .cupei'/iieous metal, to melt 
the runner; die giesszapfen abschmelzen. 

'Epinage (on 'Ecoulage) des lessives, 
in. fr. Het aftappen der onderste 
oog (hij zeepzieders); withdrawing the lye 

by the pipe; das abzieben der unterlauge. 

'Epinçage, 'Epincelage, 'Epin


cetage (do drap), in. fr. Het noppen (van 

het loEien); burling; das noppen, belesen. 

V. burling. 
'Epinceler, 'Epincer,'Epinceter, 
V. C. fr. Noppen ; to burl; noppen, belesen. 
V. énouer. 
'Epinceleur,'Epinceteur, 'Epin. 
ceur, in., -euse, 1. fr, v. ènoueur. 
'Epinceteuse mécanique,'Epou


tisseuse, f. f;. Nopmachine ; burling-ma


chine; noppmaschine. 

'Epincette, f. fr.Noptangetje; hurling


iron, pick-pincers; noppeiseii , noppzCnglein, 

pfl uickeisen. 

'Epinçoir, rn fr. Straatmakersbamer; 
paviers dressing-hammer; pflasterhammer, 
zurichtha mmer. 

'Epine, f. fr.P/jp onder aan den voorziedketel 
der zeepzieders ter aftapping van 

de onderste long; pipe for withdrawing 

the lye; rotir zum abziehen der unterlauge. 

'Epine blanche, v. aubépine. 

E noire, Duitsebe acacia; german acacia; 

deutscbe akazia. 

'Epines, f. Pl. fr. Koperdoorn (punten, 

tanden of doornen, waarmede het schijf-of 

rozetkoper van anderen bezet is) ; ore-roasting 

thorns; kupferdorn, rostkorner. 

'Epinette, f. fr.Caiiadasche mastboom 

(die den Canada-balsem oplevert); canadian 

pine-tree; canadiscbe lichte. 

'Epjne-vinette, r. fr., v. berbe


rjsholz. 

'Epingle, r. fr. Speld ; pin; stecknadel. 

-(on Per) Fluweelnaald (van 't fluweelgetouw) 
; velvet-needle; sammtnadel, nadel, 
ruthe. - Nijphoutje, houten vorkje (der 
bleekers); american peg; klammer, wascbzapfen. 
- 'E. friser ou deux 
branches, 'E double, baarspeld, haar35 



410 =ÉPINGLER --- 

naald; hair pin; haarnadel. ® 'E. de 
deuil, rouwspeld ; mourning pin, black pin 

for the use of mourning; trauernadel. 
'E. boutée, briefspeld ; paper pin, sheetpin; 
briefnadel. V. épingles. 

'Epingler, v. a. fr. (la lumière d'un 
fusil a' silex, ou le canal de la cbeminée 
d'un fusil à percussion) Het zundgat rui 

schoonmaken); to-men (met de ruimnaald 
clear the touch-hole; das ziándloeh ausräumen 
oder aufräumen. 

'Epingles, f. pl. fr. (de l'épinglier d'un 
rouet d filer) Haakjes van ijzerdraad (aan 
't klauwier of den vleugel van een spinnewiel); 
wire-hooks; drahtbiikcben. — 'E. 
du rouleau piqué (d'un métier á velours), 
korte, scherpe ijzerdraadpunten op 
den borstboom (van een fluweelgetouw); 

short and sharp points of wire on the breastbeam; 
kurze, scharfe drahtspitzen des stiftenbaums. 


'Epinglette, f. fr. .Ruimnaald (voor 
't zundgat der geweren); primer; raumnadel, 
rauwe. — Ruimnaald (der wevers); pricker; 
putznadel. — (ou Degorgeoir) Ruimnaald 
(voor 't zundgat der kanonnen); loadingneedle, 
priming-wire; r .umnadel, schiessnadel, 
bohrnadel. — 'E. a vrille, v. 
dégorgeoir a vrille. 

'Epinglier. m, fr., v. ailette. 

Speldenmaker; speldenverkooper; pin-maker; 

dealer in pins; nadier. 

'Episser, V. a. fr. Splitsen (touw); to 
splice; splissen, spleissen. ~'E. le cable, 
:het ankertouw aansplitzen ; to splice the 
cable; das ankertau ansplissen. 

'Epissoir, in. fr. Splitshoorn, splitsijzer, 
rnaripriern ; splicing-/id; splisshorn, lid, 
marlpfriem, spleissdorn. ® Grand é. de 
buis (a garniture de fer, pour épisser le 
cable), teers, groote bouten marlpriem (om 
den kabel te splitsen); large /id, toggle; 
teers, teersje, teertsje. 

'Epissure, f. fr. Splitsing, aan -eikan


der-splitsing;splice,splicing; splissung, spleissung. 
m 'E. courte ou earrée, korte 
splitsing ; short splice; kurze splissung, runde 
spleissung. —'E. d'étrope ou de ganse, 
oog-ot lusspiitsrng ; eye-splice; augsplissung. 

— 'E. en portière de vache, bochtsplitsing, 
V. cut—splice. — 'E. longae, 
lange splitsing; long splice; bugtsplissung,
sps niseheoder flásnische spleissung. 
'Epistyle, m. fr., Epistyle or Epi


styltzmn, eng., v. architrab. 

'Epite, f. fr. Houten wig of keg; wooden 
wedge; hölzerner keil. — Spijkerpin, nagel


prop, spijkerprop (kleine houten wig ter 

vulling van de gaten van versleten nagels 
of pinnen) ; spill; spiekerpinne. — Deutel, 
plug, ark (kleine wig, die men in den opgespleten 
kop der houten nagels drijft om 


ze vaster te doen klemmen); treenail-wedge; 

deutel, dolel, nagelkeil. 
'Epitoir, in. fr. Deutelgzer, plugijzer 
(waarmede men de houten nagels opsplijt 


ÉPONTILLER. 

ter opneming van de deutels of wiggen); 
iron wedge; döteleisen, keilmeissel. 

'Epluehage, m. fr. Het uitpluizen, 
zuiveren, reinigen (der wol) ; picking; das 
zupfen, zausen, pducken, plusen. 

'Eplucher, v. a. fr. Uitpluizen, rei 

schoonmaken (de wol); to pick, to-nigen, 
pluck; zupfen, zausen, ptlucken, plusen, ausputzen, 
klauben. ® 'E. les peaux, de 
vellen zuiveren (bij hoedenmakers, etc.); to 
pick the hides; die felle verlesen, helesen. 

— 'E. (la terre, le plomb batte, l'émail, 
etc.), zuiveren, schoonmaken; to clear, to 
clean; shubern, reinigen. 
'Eplucheur, . m., 'Eplucheuse, f. 
fr. Uitpluizer, schoonmaker; uitpluisster, 
schoonmaakster ; picker; person, welche sdubert, 
plust, ausputzt, veriest, etc. —'Eplucheur, 
m, Poetsmachine, v. batteuréplucheur, 
s. batteur. 

'Epointé, a. fr. Stomp ('van punt), zon 

blunt; stumpf.-der punt ; 

'Epointer, v, a. fr. Afpunten, afstompen, 
de punt afbreken (van spijkers, etc.); 
to cut off (the point); abkippen, koppen. ~ 
Oplvassen, V. ausfasern l). — 'E. un 
arbre, eenen boom toppen, onttoppen ; to 
top a tree; einee bauw koppen, köpfen. 

'Eilonge, f. fr. Spons; sponge, spunge; 

schwamrn. — 'E. métallique, metaal 

ertsspons (het sponzig genaakte ijzer--spons, 
erts); metallic sponge; erzschwamm, metallsch 
n 'amm. ®'E. de piatine, (Mousse 
de platine, Platine en éponge), 
platina -spons;spongy platina; platinschwarnm. 
® 'E—s du fer a cheval, kalkoenen 
van 't hoefijzer; sponges of the horse-shoe; 
stollen des bufeisens. ~'E. (ou Chassis) 
de la table (des plornbiers). rand van de 
giettafel, van den gietvoren (der loodgieters); 
border of the mould-frame; zarge oder rand 
des gusstisches, der giessform, v. edge 
of the mould, s. edge. 

'Eponte ou Salbande (d'un fiion), 

f. fr. Aderwand (naam der boven-en onder 
regelmatige ertsader van de an--laag, die de 
dere bergstof scheidt); wall (of a lode); salband, 
saalband. 

'Epontlllage, m. fr. Plaatsing der 
stijlen onder de dekbalken, het schoren der 
dekken ; stanchioning of the decks; das ab 

-stutzen der decke. 

'Epontille, f. fr. Stijl, stut, schoor 

onder eersen dekbalk ; pillar, stanchion; deck


sti tze, deckschore. — 'E. a eharniere, 

opslaande dekstijl; turning stanchion; deck


stütze mit gewinde. s 'E. a manche, 

a, coehe, à taquet, stijl met sporten, 

met papegaaibekken, met klampen ; samp


son's post; deckstutze mit lippen, mit trep


penartige einschnitten, mit klampen. 

'Epontiller, v. a. fr. De dekstijlen 
plaatsen, een dek onderschoren ; to place 
the stanchions; die decke abstiïtzen oder 
unterschoren. — 'E. le drag, de vlokwol 
(die bij 't weven in 't laken is gekomen) 


ÉPOQUE --- 

uittrekken ; to draw out the waste wool; 
die flockwolle auszieben. 

'Epoque de 1'abattage, f. fr. Tijd 
van den houtbak, van 't houtvellen; season 
for felling timber; fhllzeit, wadelzeit, holzwadel. 


'Epoulardage, m. fr. Het sorteeren 
der tabaksbladen, het uitschieten der beschimmelde 
bladen; sorting of tobacco; das 
sortiren des tabaks. 

'Epoularder, V. a. fr. De tabaksbladen 
sorteeren, uitschieten ; to sort the tobacco-
leaves; den tabak sortiren. 

'Epoulin, Espoulin, m. fr. Spoel, 
weversspoel, schietspoel; pirn; einscbussspule. 
v. canette i ), abschweifrolle. 

'Epoulle, f. fr. Garen op de spoel, gespoeld 
garen ; spool; garn auf der spule, 
gespultes garn. v. epoulin. 

'Epousseter, v. a. fr. De laatste band 
aan de bereiding van 't buskruit leggen, het 
van stof zuiveren, bet ziften ; to dust or 
winnow powder, to pass it through sieves; 
das neue pulver ausstäuben oder durchziehen. 

'Epoussetoir, m. fr. Stofpenseel, penseeltje 
der Juweliers om de diamanten etc. 
schoon te maken ; duster; staubpinsel. 

'Epoussette, f. fr. Borstel (der graveurs, 
etc.); brush; biirstpinsel. 

'Epouti, m. fr. Onzuiverhuid, knoopje 
in 't laken ; filth in cloth; knbtchen im tuch. 
'Epoutier, 'Epoutir, v. a. fr., v. 
énouer, épinceler. 

'Epoutissage, m. fr , v. épincage. 

'Epoutisseur,m. fr., v. épinceleur. 

'Epoutisseuse, f. fr., v. épince-. 
teuse mécanique. 

a. 'Epreuve, f. (ou Essai, m.) Proef, 
proefneming. beproeving; proof, trial; assay; 
probe, probirung, versuch. ~ 'E. des 
bouches à feu, geschutproef'; proof of 
ordnance; geschiitzprobe. - 'E. des canons 
de fusil, loopproef, geweerloop proef 
; proof of gun- or musket-barrels; laufprobe. 
'E. encombrante, gewichtproef 
; trial or testing by weights resting on 
the object; gewichtprobe. - 'E. des essieux, 
asproef, beproeving van ijzeren assen; 
proof for iron axles; achsprobe. -'E. 
(des essieux) à l'esearpolette, valproef 
(waarbij men de as op twee ijzeren blokken 
laat vallen); fall-proof; wurfprobe. '
E. (des essieux) au mouton, slagproef 
(waarbij men een heiblok op de as laat 
vallen); shock proof; scblagprobe. - 'E. 
(ou Essai) de la poudre, kruitproef; 
proof of gun-powder; pulverprobe. - 'E. 
roulante, vervoer-of transportproef ; trial 
by carrying loads; transportprobe. - 'E. 
du sucre, suikerproef; sugar-touch; zuckerprobe. 
- 'E. (du sucre) au filet, vingerproef; 
touch, rule of thumb; fingerprobe. 
— 'E. (du sucre) au petit souffle, 
blaasproef; judging of the proper boiling of 
sugar by blowing; pustprobe. v. Soufflé; 
~ 'E. du tir (des armes b feu), proef 
EPROUVETTE. 411 

(der vuurwapens) door afvuring, bet aan


schieten ; proof by firing; das anscbiessen 
der feuerwaffen. 

b. 'Epreuve de caractères (d'imprimerie), 
v. échantillon 2). ~ 'E. 

(Feuille) d'impression, proefblad, v. 
abzug 3), berichtigungsbogen. ~ 

Première é., Eremière,f., eerste proef, 
proef; first proof; erste correctur, correc


turbogen. -Seconde é., Seconde, f., 

tweede proef, revisie ; clean proof, revise; 
revision , revisionsbogen , revisirbogen. 
Dernière e., Tierce, f., laatste proef, 
persrevisie; press-proof, press-revise; superrevision. 
— 'E. d'auteur, (Montre), 
schoonblad, V. Gush ngebogen. ~'E. 
ehargée, onzuivere, gesmeerde proef; foul 
proof; schmutziger abdruck. ••• 'E. pen 
ehargée, zuivere, nette proef; clean proof; 
reiner abzug. 

e. 'Epreuve photographique, f. 
fr. Photographische proef of aftrek, photographisch 
beeld ; photographic drawing,photographic 
picture; photographiseber abzug, 
photographisches bild, photogramm. ~ 'E. 

daguerrienne, Daguerréotype, het 

op eene verzilverd koperen plaat voortgebrachte 
lichtbeeld, daguerreotype ; daguerreotype 
picture, daguerreotype; daguerreotyp. 

-'E. negative, negatief of indirect 
lichtbeeld (een, voor zoover de tint betreft, 
omgekeerd beeld), negatief; negative picture, 
negative; negatives bild, negativ. positive, 
positief of direct beeld, positief; 
positive picture, positive; positives bild, po 
-sitiv. ®'E. stéréoseopique, stereoscopisch 
beeld; stereostop picture; stereoskop


bild —'E. sur papier, Talbotypie, 
lichtbeeld op papier ; calotype; papierbild. 
vgl. calotype. ® ,E. sur verre, licht


beeld op glas ; glass photograph; glasbild. 

'Eprouvette, f. fr. Beproevingstoestel; 
probe; probirvorrichtung. - 'E. (jauge de 
commis des aides), peilstok, peilketting (der 
kommiezen); standard; aicbstab, aichkette. 

-Proeflepel (om bet tin te beproeven) ; 
assay-spoon, prover; probirlöffel. - Spankrachtmeter 
der bocht, v. elaterometer, 
dampf barometer, dampf messen. 

•• Krachtmeter, V. dynamometer, 
casse-fil. ® Probeerscbaal, v. ecaille 3). 
® Proefstang (bij de bereiding van 't cementstaal); 
trial-rod; probestab, probestange. 
e Proefglas, proefglaasje (der chemisten); 
test-glass, glass-jar, test-tube; probeglas. 
Proefhaspel (voor de zijde); standard-reel 
(of 9 -; yard of circumference); probehaspel. 

— 'E. á poudre, kruitproever (werk 
om de hoedanigheid en de kracht van-tuig 
het buskruit te onderzoeken); eprouvette, 
powder-trier, powder-prover; pulverprobir_ 

ma.cbine. - 'E. à, crémaillère, ver


ticale kruitproever, kruitproever met getande 
staaf; vertical eprouvette; stangenpulverprobe. 
— 'E. a main (de Régnier), 
kruitbalans, kruitproever in den vorm eener 


4l: EPSOMIT 

veerbalans; powder-trier in form of a spring. 
balance; pulverprobe in form einer federwaage, 
pulverwaage. 'E. a pendule,
`E. de Hutton, slingerkruitproever, Hutton's 
kruitproever met slinger; pendulumeprouvette, 
Hutton's vibrating eprouvette; 

pendelpulverprobe, Hutton'sche pulverprobe. 
'E. a roue dentée (en forme de 
pistolet), kruitproever met tandrad, pistool 
kruitproever; pistol-eprouvette; rad-vormige 

Mortier eprouvette,-pulverprobe.
proefmortier, buskruitproefmortier; mortareprouvette; 
puiverprobirmörser. 

Epsomit, m. lid., Epsomite, m. fr., 
Epsoms—salt, eng. Zout van Epsom, bitterzout, 
zwavelzure magnesia. 

'Epuisement, m., 'E. des eaux, 
Exhaure, fr. Ontwatering, drooglegging 
(eener mijn); discharging of water, draining 
of mines; wasserlosung, wasserbaltung, wasserwdltigung. 
_ Puits d'é., mijnschacht 
ter ontwatering; rod-shaft, engine-shaft; 
wasserbaltungsschacht. 

'Epuiser, v. a. fr. Ontwateren, droog 
to drain; entwiissern. E. les-leggen; 
caractères, den lettervoorraad verbrui 

vastzetten (bij let--ken, de gansche letter 
terzetters); to set the fount; die schriften 
versetzen. 

'Epurateur pour coton (de G. A. 
Risler), m. fr., Epurator for cotton, 
eng. Katoenzuiveraar, epurator (nieuwe machine, 
die de voorkaardmachine kan vervangen); 
masclaine, welche statt der vorkratze 
angewandt wird. ~ 'E. de pate, 'E. a papier, (Machine a boutons), 
machine ter zifting van de papierstof (om 
ze van alle uit de lompen afkomstige knobbels 
en. oneffenheden te zuiveren), zuiveraar 
der papierpap; pulp-strainer; zeugsichter, 
knotenmaschine, knotenfiinger. 

'Epuration, f. fr. Zuivering, loutering 
(bij cbemisten, etc ) ; refining, purification; 
raiiinirung. 'E. (ou Liquefaction) 
du savors, zuivering of vloei 

zeep; fitting of soap; rei --baarmaking der 
nigung oder schmelzung der seife. 

'Epure, f. fr. In volle grootte (of althans 
in 't groot) geteekende schets (van een gebouw 
of een gedeelte daarvan, om er de 
maat naar te nemen); design in full size; 
detailzeichnung. 

'Epurer, v. a. fr. Zuiveren, louteren 
(siroop, brandewijn, etc.); to clear, to refine; 
lbutern, recti ficeren. i In natuurlijke grootte 
schetsen (een gewelf, eenen gevel, eene zuil, 
etc.); to trace in full size; aufreissen, aufscbniiren. 


Equal (to), V. a. eng. Gelijk maken, 

V. egaler ou égalir 1). 
Equality (sign of), eng., v. égalite. 
Equalize (to), v. a. eng. Gelijk maken, 
v. egaler ou égaliser i ). ~ Uit 

V. ausspannen t).-spannen, 
Equalling file, eng. Horlogemakers-
EQUATION. 

tandvijl, v. lime a egaler, s. egaler 

ou égalir. 

'Equarrir, V. a. fr., v. écarrir. 

'Equarrissage, in. fr., v. ecarrissage. 


'Equarrissement, m. fr., v. écarrissement. 


'Equarrissoir,m. fr.,v.écarrissoir. 

'Equateur céleste, ni. fr .AEquator 
of evenaar des hemels; celestial or equinoctial 
equator; himmelsaquator. — 'E. ter— 
restre, Ligne equinoxiale, f., xquator 
der aarde, evennachtslijn, evenaar, linie; 
equator, equinoctial line, equinoctial, line; 

erdaquator, linie. 

a. 'Equation, f. fr., Equation, eng. 
Vergelijking (in de wiskunde) , a equatie ; 
gleichung. ® 'IE. algebrique, fr. alge 
-
braïsche, stelkunstige vergelijling; algebraic 
equation. a 'E. de condition, fr., E. 
of condition, eng., voorwaardelijke vergelijking 
(die de wet uitdrukt, waaraan de 

grootheden eener andere vergelijking onder 
zijn); bedingungsgleichung. ® `E.-worpen 
d'une courbe ou d'une surface, fr., 

E. of a curve or of a surface, eng., 
vergelijking van een kromme lijn of van 
een vlak (welker aard wordt aangewezen 
door de uitdrukking van de betrekking tusscben 
de coordinaten van eenig punt, of 
van de betrekking hunner differentialen); 
gleichung einer curve oden einer Heitbr. ~ 

'E. déterminées, fr., bepaalde vergelijkingen 
(waarnij het getal der onbekenden 

even groot is als dat der vergelijkingen); 
determinate equations; bestimmte gleichungen. 
~ 'E. exponentielle, fr., exponentiale 
vergelijking (bij welke de exponent 
of aanwijzer der macht onbekend is) ; exponential 
equation; exponential-gleichung. 
'E—s indéterminées, fr., on bepaalde 
vergelijkingen (in welke het getal der onbekenden 
grooter is dan dat der vergel%jkingen); 
indeterminate equations; unbestimmte 
oder diophantische gleichungen. ~'E.10garithmique, 
fr., logarithmische vergelijking 
(waarin de bekende grootleden den 
logaritbmus der onbekende grootheid voor 

logarithmic equation; logarithmische-stellen); 
gleicbung. 'E. du premier degré, 
'E. lineaire, fr., E. of the first 
degree, (Simple e.), vergelijking van 
den eersten graad, eenvoudige of lineaire 
vergelijking; gleichung vom ersten grade, 
lineare gleicliung. — 'E. du second 
degré, fr., E. of the second degree, 
(Quadratic e.), vergelijking van 
den tweeden graad, quadraat-vergelijking; 

gleichung vom zweitem grade, quadratische 
gleichung. — 'E, du second degré 
a deux termes, fr., zuivere quadrantvergelijking; 
simple quadratic e.; reine quadratisebe 
gleichung. — 'E. eomplète 
du second degré, fr., samengestelde 
oef volkomen quadraat-vergelijking; compound 
or affected quadratic equation; unreine qua



 

—

EQUATION 

dratische gleichung. —'E. du troisième 
degré, fr., E. of the third degree 
(Cubic e.), eng., kubiek-vergelijking, ver 

derden graad ; kubische-gelijbing van den 
gleichung, gleichung vom dritten grad. 

E. du quatrième degre, 'E. biquadratique, 
fr., E. of the fourth 
degree (Biquadratic e.), vergelijking 
van den vierden graad, biquadraat-vergelij king 
; gleichung des vierten grades, biquadratische 
gleichung. ® Mettre des quan'
tités en équation, grootheden in ver 
brengen, eene vergelijking opstel-gelijking 
to form an equation; in eine gleichung-len ; 
bringen, eire gleichung forrniren oder bilden. 
— Résoudre une e., eene vergelijking 
oplossen ; to reduce, to resolve, to 
solve an equation; eine gleichung auflusen. 

, 

b. 'Equation, f. fr., Equation, eng. 
Vereffening (in de sterrenkunde), verschil 
tusschen Glen middelbaren en den waren 
stand eener ster; gleichung, ausgleichung, 
gleiche. — 'E. du centre, fr.. E. of 
the centre, eng. Vereffening van 't middelpunt; 
inittelpunktsgleichung. r 'E. du 
temps , de l' horloge, fr. , E. of 
time, eng. Tijdsvereffening ; zeitgleichung. 
Equator, ener , v. équateur. 

a. 'Equerre, f. fr. Winkelhaak, haak; 
square, rule; win keitiaken, winkelmass, winkelmesser. 
'E. d'arpenteur, v. 
cross 3), ~ 'E. (ou Règle) brisée, 
kluft ; rule with a turning joint; kluft. 
, E. á chapeau, gerande winkelhaak 
riot-square; winkelmass mit falz. ~ 'E. 
a épaulement ou a branche épais— 
se, zwei met een balkje, blokhaak, teekenhaak; 
back-square; winkelmass mit anschlag, 
ans^hiagwinkel. • i 'E. en Ier, ijzeren 
winkelhaak; iron square; eisernes winkel mass, 
eiserver winkelhaken, winkeleisen. •• 

'E. en T, 'E. double, Te, dubbele 
of T-vormige winkelhaak ; T-square, T-ruler; 
I'-winkel, anschlsrglineail. ~'E. à onglet, 

E. onglet, 'E. a mitre, winkelhaak 
voor een halven rechten boek of eer,en boek 
van 4 5°, winkelhaak met eene borst; mitresquare; 
gehrmass. —'E.pliante, Fausse 
é., Sau rerelle, Beauveau, Beveau, 
Biveau, v. angle-Bevil. — 'E.-tarif, 
houtmaat, houtnieter; scantling-gauge; 
holzmass. ~ 'E. triple, driehoekige, drie 
winkelhaak, zwaarterneter ; treble-voudige 
square; dreifaches winkelmass. ~ A. l'é., 
haaks(ch), winkelhaaks(ch), rechthoekig; by 
the square; winkelrecht. ~ A fausse 
é., buitenhaaks(cb); out of square; winkelschief. 


b. 'Equerre, f. f,. T- of L-vormige 
ijzeren hangt, waarmede groote stukken timmerwerk, 
de hoeken van vergaarbakken, 
enz. bevestigd worden, hoekhand, hoekbeslag 
; compposinrl-stick, iron corner-cramp, 
single garnet; winkelband, eiserne eckschiene, 
schienecke. 'E. d'angle, v. cornerplate. 
— 'E. a charniére, scharni er-
IÉQ.TIP AGE. 413 

hengsel (aan een venster, etc.); HL-hinge; 
scharnierband, schienhaken. — Comble 
en e., v. s. comble. 

'Equerrer, v. a. fr. Den vereischten 
vorm geven (aan een stuk hout); to square; 
die gehürige form gelen. — Met den winkelhaak 
onderzoeken, aan den winkelhaak 
toetsen ; to examine the squaring; nachwinkeln, 
auf den winkel prufen. 

'Equiangle, fr., Equiangular,eug. 
adj. Gelijkhoekig; gleichwinkelig. 
'Equiers, m. fr. IJzeren zaagring; saw


ring; sagering. 
'Equignon, m. fr., v. achseneisen. 
'Equilatéral, 'Equilatère, fr. , 

Equilateral, eng . adj. Gelijkzijdig; gleichseitig. 
— Triangle équilatère, gelijkzijdige 
driehoek ; equilateral triangle; 
gleichseitiges dreieck. o Are équilatère, 
Are en tiers—point, spitsboog 
in den gelgkzijdigen driehoek ; equilateral 
arch; spitzbogen im gleichseitigen dreieck. 

'Equilboquet, m fr. R.it.shout, hou 

rits tier timmerlieden (ter onderzoeking-ten 
van de sponningen, groeven, enz.); mortisegauge; 
streichmass. 

'Equilibre, m. fr. Evenwicht ; equilibrium, 
equipoise; gleichgewicht, balance. 

— Etre en é., in evenwicht zijn; to be 
in equilibrio or in balance; irn gleichgewichte 
sein. — 'E. indifférent, onverschillig 
of indifferent evenwicht; indifferent 
or neutral equilibrium; indifferentes gleichgewicht. 
— 'E. instable, onstandvastig 
of instabiel evenwicht; instable equilibrium; 
unsicheres oder labiles gleichgewicht. — 
'E. stable, standvastig of stabiel evenwicht 
; stable equilibrium; sicberes oder sta biles 
gleichgewicht. 
Equilibrium, eng., v. equilibre.

Equilibrium-valve, eng. Evenwichtsklep 
(eener stoommachine); gleichge2wichtsventil; 
soupape d'équilibre, soupape 
équilibree, soupape €r lavaterne. 

Equinoctial, eng,, v. équateur. 
Equinoctial,adj .eng. ,v.equinoX 2). 

Equinox, eng., 'Equinoxe, m. fr. 
Nachtevening, dag-en nachtevening; tagund 
nachtgleiche, w quinoctium. 'Equinoxe 
ou Point équinoxial, ni. /'r., 
Equinoctialpoint, eng., nac llteveningspunt; 
]aunet der nachtglelche, (equinoctial 
ppunkt. — Ligne equinoxiale, v. 
equateur. 

Equip (to), v. a. eng , v. équiper. 

'Equipage, m fr. Bemanning, scheepsvolk, 
volk, bootsvolk, equipage; crew, roansing, 
equipage; schiffsvolk, schilisrnannschaft, 
gasten, beroannurr ;. ~ „E. (Harnais ni., 
Remise on Remisse, f. , Jeu, n)., 
Trousse, f.), J'r. Weverstoestel; oiou^'iiting, 
harness, tackle ; weberaeschirr, geschirr 
\verkzeug, rernise ~'E.depont, (Trainde pont øu de pontons), v. bridgetrain. 
® 'E-s (ou Train) d'art il


lerie, artillerie-trein of -toerustleg, t t



414 _ QTIPEMENT 

rusting te velde ; train of artillery, parktrain; 
artillerie-train, artillerie-park. 

'Equipement, m. fr. Uitrusting (van 
een schip); equipment; equipirung. 

'Equiper, v. a. fr. Uitrusten en bemannen 
(een schip); to fit out, to equip 
and man; ausrbeden, zur seereise vdllig 
ausrusten and bemannen, equiperen. 

'Equipet, m. fr. Spijkerbak, plank 
(aan boord); small open locker for the rails; 
spikerback, gerktbkasten. 

'Equipette, f. fr. Klein tafeltje; little 
tablet; kleines tischchen. 

'Equipeur-monteur, m. fr. Monteerder, 
in-elkander-zetter (van geweren) ; 
maker-off, stripper and finisher; schditer 
and reparirer. 

Equipiren, V. a. hd., v. équiper. 
Equipirung,f. hd., v. équipement. 
Equipment, eng., v. equipement. 
Equipoise, eng., v. équilibre. 
'Equiponderance, f. fr., Equi


ponderance,eng. Gelijke zwaarte of druk 

gleichheit der schwere, des drucks.-kingskraeht; 

'Equivalent mécanique (de la 
ehaleur), m. fr. Mechanisch equivalent (der 
warmte) ; mechanical equivalent; mechanisches 
a equivalent. 

'Equoïne, f. fr., v. égohine. 
'Erable, m. fr. Ahornllout, masthout; 
maple; aliornholz. 

'Eraillé, adj. fr. Stukgeschaveeld (van 
scheepstouwen , etc.) ; galled ; schamfielt, 
schamvielt. 

'Erailler, v. a. fr. Oprijten, uiteenhalen, 
schiften (van weefsels sprekende); to 
fray, to fret, to unweave; aufweben, aufziehen. 
- s''E., zich stukschaveelen, stuk slijten 
of -wrijven; to gall; schamvielen. 

Erbauer, m. hd. Bouwmeester, aan 
een gebouw ; architect, builder;-nemer van 
undertaker; architecte ; entrepreneur. 
Erbauung, f. hd. , V. construetion 
I). 

Erb'bau, m. hd. Bewerking eener eigene 
mijn ; working one's own mine; exploitation 
dune mine en propre. 

Erbbereitung, f. hd. Opmeting van 
een te ontginnen terrein ; measuring a mine 
about to be worked; arpentage dun terrain 
A exploiter. 

Erbfeld, n. hd. Mijngedeelte, dat omniet 
bewerkt wordt ten protiij te van den grond 

lot worked for the benefit of the-eigenaar ; 
land-owner; portion exploitée gratis au profit 
du' propriétaire foncier. 

Erbfl.uss, m. hd. Rivier, die den berg 
en de daarin aanwezige ertsaderen doorsnijdt 
; stream traversing the lodes; rivière 
qui coupe la montagne et les filons qui 
s'y trouvent (et forme on petit filon a la 
rive opposée). 

Erbgerechtigkeit, f. hd. Recht, dat 

de aanlegger eener ontwateringsschacht van 

de naburige bergwerken trekt; percentage 

of drainage; droit de conduit. 

ERDDZ Iii;LIMESSE k. 

Erbh iuer, m. hd. Volleerd rnijnwerker; 
thorough-miner; mineur absous, consommé 
ou passé, mineur sorti d'apprentissage, 
qui entend son métier it fond. 

Erbschacht, f. hd. Diepste mijnput; 
deepest pit in a mine; puits le plus profond 
dune mine. 

Erbsenerz, n. hd. Bolvormig, korrelig 
ijzererts; globular ore; minerai granuliforme, 
mine de fer globuleuse, fer oxydé 
rubigineux globuliforme. 

Erbsenkette, f. hd. Gouden ketting 
van erwtvormige schalmpjes; pea-shaped, 
globular golden chain; chaine dor composée 
de grains en forme de pais. 

Erbsenstein, m. hd. Erwtsteen, pisoliet 
(een rondkorrelige kalksteen); pea-stone, 
pea-limestone, oolith; pisolitbe. 

Erbstollen, m. hd. Hoofdgang eener 
mijn , ontwateringsscbacht; chief gallery ; 
galerie principale, galerie d'écoulement. 

Erbstufe, f. hd. Herkenningsmerk (ter 
aanduiding van de grenzen eener mijn) ; 
mark, sign-cutting; entaille de reconnaissance. 

Erbteufe, f. hd. Diepte van eenen afwaterings-
mijngang (vereischte diepte om 
recht te geven op van bet erts, welks 
uitdelving daardoor verlicht wordt); depth 
of a draining gallery; profondeur dune gal


lerie d'écoulement. 

Erbtiefste, n. hd. Diepste punt, waarop 
in eene mijn gemerkt wordt; deepest spot 
in a mine; point de travail le plus profond 

dune mine. 
Erdachse, f. hd. As der aarde ; axis 
of the earth; axe du globe terrestre. 

Erdarbeiten, f. pl. hd. Aardwerk, 
het uitgraven van aarde en het opwerpen 
van aardhoogten of terrassen ; ground-work; 
travaux de terrassement, terrassement. 

Erdart, f. hd. Aardsoort ; earth, mould; 
espèce de terre. 
Erdartig, a. hd. Aardachtig; earthy, 
resembling earth, terreous; terreur. 

Erdaufwurf,m.hd.,v, ausfi llungz). 

Erdback, m. hd. Beslagbak (voor de 
aarde der suikerallinadeurs); swimming-tub; 
bac k formes, bac a delayer la terre grasse. 

Erdbank, f. hd. Banket, aardophooping 
(om over de borstwering van een bastion 
te schieten) ; banquet, banquette, em


benching; banquette. 
Erdbau, m. hd. Bouwwerk onder den 
grond ; building under-ground; souterrain. 
Erdbebenmesser, m. hd. Aardbevingsmeter 
(om de richting van de schok 
aardbeving te bepalen); sistometer;-ken eener

sistomètre. 
Erdbogen, m. hd., v. dry-arch. 
Erdbohrer, m. hd.,v. . earth-borer. 
Erdbrand, m. hd. Aardbrand, onder


aardsch vuur; subterraneous fire; feu souterrain. 


Erddurchmesser, m. hd. Diameter 
of middellijn der aarde; diameter of the 
earth; diamètre de la terre. 


ERPE 

Erde, f. hd. Aarde ; earth; terre. 
Abgeschwemmte e., f. hd., (Ge 
, gewasschen, ge-wasehener kaolin) 

kaolien of porseleinaarde; decanted-slibde 
earth, washed kaolin; kaolin lavé, terre décantée. 
— Egyptische e., Egyptische 
aarde (der stofienververs) ; egyptian clay; 
argile égyptienne. ® Eisenhaltige e., 

V. eisenerde. ® Englisehe e., f. hd., 
V. englische erde. — Essigsaure 
e., azijnzure aarde, kopergroen ; verdiler; 
verlet, acétate neutre. — Gebrannte 
e., gebrande aarde of leem, terra cotta, 
antiek beeldwerk uit die stof, inz. leemen 
vaatwerk ; terra-cotta; terre cuite. ~ Geschiedene 
erde (vom zinra, etc.), de 
lichtere, bij 't wasschen of stampen van bet 
erts afgescheiden aarddeelen ; causalty; terre 
séparée (de l'etain, etc ). ~ Japanisehe 
e., v. cachou. ~ Plastische e., 
vormklei ; plastic clay; argile plastique. — 
Rothe e. (oder thou) zum fárben 
des mahagoniholzes, v. abraum. 
Schmelzbare e. (Glaserde), verglaasbare 
aarde ; vitrifiable earth; terre 

vitrescible. 

Erderh®gung, f. - hd., v. ausfi llung, 
embankment. 

Erdferne, I. hd. Aardverte (punt, waar 

Bene planeet bet verst van de aarde ver 

apogee; apogée.-wijderd is), apogxum ; 

Erdfernrohr, n. hd. Aardsche verrekijker, 
kijker; terrestrial telescope; telescope 
terrestre. 

Erdflachs, m. hd., v. amiant. 

Erdflotz, n. , Erdschicht, Erd


lage, f. hd. Aardlaag ; stratum or layer 

of earth; couche, bane ou lit de terre. 

Erdgang, m. hd. Tak of arm van 
Benen mijngang; branch-gallery, streak, vein, 
gallery; rameau de mine, galerie qui conduit 
sur les travaux. 

Erdgelb, n. hd. Okergeel ; oker-de


lace, yellow ochre; jaune d'ochre. 

Erdgesehoss, n. hd. Benedenverdie


ping; ground-floor; rez de chaussée, bas étage. 

Erdglas, n. hd. Moscoviseh glas; gyp


seo-acs spath; spaah gypseux,verre de Moscovie. 

Erdgleicher, ni. hd., V. équateur. 

Erdgrube, f. hd. Kuil (biij gieters) ; 

pit; fosse. 

ErdgrLn, n. hd. Berggroen ; terre-verte, 
green earth; vert de montagne. 
Erdgurtel, m. hd. Aardgordel, lucht -, 
aardstreek, zone ; zone; zone. 

Erdharz, n. hd., v. ampélite ; asphalt. 
— In e. verwandeln, in 
aardbars of mineraal teer doen veranderen; 
to bituminize; bituminiser. 

Erdhaue, f. hd. Mijnwerkersbouweel; 
pick-axe; bee-de-cane, hoyau ou pioche de 
mineur. 

Erdieht, Erdig, adj. hd. Aardachtig, 

earthy, terreous ; terreux. — Erdige 

theile, m. pl. Aardachtige, grove deden 

(eens lichaams); earthy parts; terrestréités. 

ERDSCHWEFEL. 115 

Erdkloss, Erdklumpen, M. lad. 
Aardkluit, kluit potaarde ; clod; motte de 
terre, mottée, páton. 

Erdkobalt, m. hd., v. cobalt-ore. 

Brauner, Gelber e., bruin en geel 
kobalterts; brown and yellow cobalt-ore; 
oxyde de cobalt brun. — Erdiger, rother 
e., v. cobalt-Crust.— Schwarzer 
e., v. cobalt oxydé noir, s. 
cobalt. ~ Strahliger rother e., 

V. cobalt-bloom. — Veredelter 
schwarzer e., zwart glasachtig kobalt erts 
; black vitreous cobalt-ore; cobalt terreux 
noir vitreux mamelonné. — Verharteter 
schwarzer e., zwart geoxydeerd 
glasachtig kobalterts; black oxydated 
vitreous cobalt-ore; cobalt oxydé noir vitreux 
mamelonné. 
Erdkohle, f. hd., v. braunkohie. 

Erdkorb, m. hd. Ertsmand (der mijnwerkers); 
ore-basket; corbeille, hotte. 

Erdkugel, Globus, m. hd. Aardbol, 

globe; globe; sphère terrestre. 

Erdlage, f. hd., V. bed g). 

Erdmagnetismus, m. hd. Aardmag 


netismus ; terrestrial magnetism ; magnétisme 
terrestre. 
Erdmesser, m. hd. Aardmeter; geometrician; 
géomètre. 
Erdmesskunst, f. hd. Aardmeetkunst; 
geometry; géometrie. 

Erdn he, f. hd. Aardnabijheid (punt 
eens hemellichaams, waarin het de aarde 
het meest nabijkomt), perigxum; perigee; 
périgée. 

Erdol, n. hd. Aardolie, steenolie, petroleum 
; rock-oil, naphtha, petroleum, gwclmum, 
earth-oil. fossil tar; huile de pétrole 

ou de terre, pétrole, naphthe. 

Erdpech, n. hd. Aardpek, mineraal 
teer; mineral pitch (of Bastennes), Barbadoes-
tar; goudron minéral, bral naturel. ^•• 

V. asphalt. 
Erdpechig, adj. hd. Aardpekachtig; 
bituminous; bitumineux. 

Erdraumer, m. hd., V. drag ij. 

Erdrutsch,m.hd.,v.éboulement 3). 

Erdsalz (Steinsalz), n. hd. Steen -, 

berg-, klip-, rotszout, mineraal zout; rocksalt, 
mineral salt; sel fossile, sel gemme, 
sei minéral, sel de roche. ~ (Salpeter) 
salpeter ; saltpeter, nitre; salpétre, nitre. 

Erdsehanze, f. hd. Aarden schans; 

earth-work; fort de terre. 

Erdscharre, f. hd., v. éCoupe 3) . 

Erdschaufel, f. hd., v. battledoor. 

Erdschicht, f. hd., v. bed 9) . 

Erdsehlacke, f. hd. , v. earthy 
slag, S. earthy. 

Erdsehlagel, m. hd., v. battoir de 

pipe, s. battoir. 

Erdscliolle, f. hd., v. clod. 

Erdsehi ttung, 1'. hd., v. erd.ar


beiten. 
Erdschwefel, m. hd. Gedegen of natuurlijke 
zwavel ; native sulphur; soufre natil 


41 ) ER1)STEIN 

Erdstein, in. hd., v. adlerstein. 
Erdsucher, m. hd. Aard -, berg-, grondboor; 
bore; sonde à fouiller. 
Erdtalk, m. hd. Aardachtige talksteen; 
earthy talk; talc terreur. 
Erdtorf, m. hd. Aardachtige turf; earthy 
turf; tourbe terreuse. 
Erdwachs, n. hd. Aardwas, fossiel 
of delfstoffelijk was; ozokerite; ozocérite, 

cire de terre. 

Erdwagen, ni. hd., v. camion 2). 

Erdwall, m. hd. Aarden wal of muur; 

rampart, terrace; rempart de terre, remblai, 

terrasse. 

Erdwand, f. hd. Aardbekleeding, -over


dekking (in den mijnbouw) ; earthy cover; 

couverture terreuse. 

Erdwinde, t. hd., v. crab-capstan. 

Erect (to) the frames and sheer 
the ribbands, eng., v. élever 6). 
To e. (or to fit) a machine, eene 
machine in elkander zetten; eine maschine 
aufstellen oder mnontiren; monter une machine. 
To e. a perpendicular, 

V. élever une perpendiculaire, s. 
élever. 
Erecter, m. eng. Oprichter, inef^nzetter 
(van machines); monteur; monteur. 
Erecting of machines, eng. Het 
oprichten, in-elkander-zetten van machines; 
das mnontiren der maschinen; montage. 

'Eremacausis, m.. . Het langzame 
of trapsgewijze oxydeeren. 

'Erestier, m. fr., v. arêtier. 

Erganzung, f. hd. , v. complément 
1) . ® V. supplément. 
Erganzungsbogen, m. hd., v. ausschussbogen. 


Erganzungsbruch, in . lid. Aanvul lingsbreuk 
; complemental fraction; fraction 
coLnplémentaire. 

Erganzungsfarben, f. pl. hd. Aan vullende 
kleuren (bij stoffenververs), v. Couleurs 
complémentaires, s. couleur. 

Erganzungsseide, f. hd. Vulzijde 
(tot herstelling der in 't weven gebroken 
draden); silk thread (for tyeinq up broken 
ones); jointe. 

Ergebniss, n. lid. Product (in de mathesis); 
product; produit. 

Ergiebig, adj. hd. Mild, rijk, overvloedig, 
veel opleverend (van ertsaderen); 
.rich. productive, abundant ; fécond, riche, 
abondant. 

Ergot de l'arrét, m. fr. Tuimelaarhaak 
(van een slot met staanden schoot); 
hook on the tumbler; zuhaltungshaken. 

Erhabene arbeit, f. hd., v. arbeit 
6). — Ganz erhabene arbeit, v. 
arbeit 9) . ~ Halb erhabene, Flache 
arbeit 1), 8). 

Erhabenheit (fadenf mrmige), t. 
hd., v. drageoir. 

Erheben, v. a. hd. Verheffen, v. to 
elevate. ~ Eine stoff e., eene stof 
omhoogdrijven, subli €meren (bij chemisten); 

ïLJRRLEJ)1C-. ;N. 

to sublimate; sublimer. ~ Eine zahl e., 

V. clever 7). — Durch gold and 
seide e., met goud en zijde opwerken 
(tapijtwerk); to relieve, to set o/f by gold 
and silk; rehausser dor et de sole. 
Erhebniss, n. hd. Ovenslakken (die 

men andermaal bij het tinsmelten aanwendt); 

old slaris; scones et débris de fourneau. 

Erhebung, f. hd. Verheffing, oprichting; 
elevation, raising; élevation. ® Omboogdrijving, 
sublimeering (bij chemisten) ; 
sublimation; sublimation. v. emportreibung. 


Erhebungswinkel, m. hd , v. elevationswi.
nkel. 

Erhellen, v. a. hd. Klaren (bij suikerraffinadeurs) 
; to clarify ; clarifier. v. 
abhellen. 

Erhellkessel, m. lid., v. clarifier 
or slaring-pan. 

Erhitzen, V. a. hd.: Von neuem 
e., nogmaals gloeiend maken, uitgloeien 
(metalen); to heat again; recuire. 

Erhitzung, f. hd. Verwarming, v. calefaction. 
— Stufenweise e. des 
spiegelglasofens, v. attrempage. 

Erhöhen, Erhohung,v. erheben, 
erhebung. ~ Erhöhung (oder Ansatz) 
der pfanne, v. ansatz 2) . — 

E. (des walles), verhooging, hoogeroptrekking 
(van den wal) ; surtout; rehaussement. 
Erh®hungsstuck, Futterstick, 

n. lid. Opgeweld stuk ijzer; welding-piece; 
fat€ sse-pièce. 
Erhöhungswinkel, ni. hd., v. elevationswinkel. 
'Eriger, V. a. [r. Oprichten ; to erect, 
to set up; errichten. v. élever 3). 'E. 
un ouvrage de campagne, een veldwerk, 
eene veldschans aanleggen, opwerpen, 

to throw up or to construct a /ield-work; 

ein feldwerk anlegen, aufwerfen. 

'Eriometer, in. lid., 'Eriomètre, in. 
fr. Wolmeter (optisch werktuig om de lijnheld 
der wol te meten) ; instrument for 
measuring the fineness of wool. 

'Erisson, Risson, in. hd. Vierarmige 
dreg; grapnel, grappling ; dreganker m it 
vier haken. 

Erker, in. hd. Uitstekend of uitspringend 
gedeelte (van een of ander bouwwerk), 
uitstek; gutty; saillie, pièce saillante. 

Erkerfenster, n. lid. Uitspringend 
venster; jut-window; fenétre en saillie. 
Erkerstube, f. , Erkerzimmer, 

n. hd. Uitspringende kamer; jut-room, protruding 
room; charnbre saillante nu en saillie, 
hors d'oeuvre en saillie. 
Erlangen, v. a. hd. Ve der€ gen, ver 
voortzetten (eenen mijngang); to push-der 
forward; pousser, prolonger. 
Erlangung, f. lid. Verlenging, voort 
mingang); prolongation;-zetting (van eenen 
prolongation. 
Erledigen, v. a. lil. Wasschen, zul



ERLEGE 

veren (het erts); to clean, to wash, to sep. 
crate the ore; épurer, laver (le minerai), 
en séparer les terres et pierres inutiles. 

Erlegen, v. a. hd.: Die eisen e., 
liet gereedschap opknappen en slijpen (bij 
mijnwerkers); to mend the tools; raccommoder, 
aiguiser, émoudre les outils. 

Erleichterungsholz(einer windmi 
hle), n. hd., v. braie 1). 

Erlenholz, n. hd., v, aurae 1).

Erminette, f fr., v. addice. ^•• 

E. droite, vlakke of rechte dissel ; flat 
adze; flachdeichsel. 
Erntemaschine, f. hd Oogstmachine; 
harvester,reaping-machine; machine It récolter. 
Eröffnen, v. a. hd.: Die laufgraben 
é., de loopgraven openen (beginnen 
met ze te graven); to break ground; ouvrir 
les tranchées. 

Erflffnung der laufgraben, f. hd. 
Opening der loopgraven ; breaking; ouverture 
des tra.nchees. 
Erproben, v. a. hd. Beproeven, onder 
toetsen ; to try, to make the test;-zoeken, 

essayer, éprouver, sonder. _ Durch den 
klang e. (glas), door den klank of door 
wanklopping onderzoeken (glas); to examine 
by the sound; sonder. 

Erproben, n., Probe, t. hd. Beproeving, 
onderzoek (van machines, etc.); trial, 
test; essai. 
Erprober, m. lul. Keurder (der geweerloopen); 
tester; semeur. 
Errata, pi. * . Lijst van drukfouten 
(in een boek). V. druekfehler. 
Erre (dun vaisseau), f. fr. Snelheid, 
vaart (van een schip); Way; lauf. 
Erregen, v. a. hd.: Eira bergwerk 
e., eene mijn ontdekken ; to discover a mine; 
découvrir une mine. 

Erreur de l' estime, f_ fr., Error 
of the dead-reckoning, eng. Misgis sing 
(verschil tusschen het gegist bestek en 
de ware plaats van bet schip) ; missgissung. 

Errichten, v. a. hd., v. ériger. ~
Eira lass e., een vat opmaken (de duigen 
in elkander zetten); to mount a cask; mon


ter un tonneau. 

Error, eng., v. coquille 3). — E. 

etc., v. erreur de l'estime. 

Ersatzrad, Wechselrad , Rad 
zulte austauschen, n. hd. Wisselrad, 
rad in voorraad ; change-wheel ; roue de 

rechange. 

Ersufen, v. a. hd . Verzuipen (de kalk), 
er bi 't blusschen te veel water bij doers . 
to drown; noyer. 

Erscharren, v. a. hd. Al gravende 

opdelven ; to explore by digging; explorer 

en fouillant. 

Erschlagen, v. a. hd.: Eira gru


bengeb u.de e , den toegang tot eenen 

mijnput of mijngang maken ; to make an 

edit; faire un percement dans one mine. 

Erschroten , Ers churfen , Er


sinken, v. a. hd. Al gravende ontdekken 

ERZ. 417 

(eene mijn, eene ertsader); to discover by 
digging; découvrir en creusant. 

Erschi tterungskreis, m , —sphere, 
f. hd. Schuddingskring (waar men de 
samengeperste en opgespleten aardsoorten 
ontmoet), schuddingssfeer; sphere of compressed 
and split earth; sphere of commotion; 
cercle de friabilité ; cercle de commotion. 

Ersinken, v. a. hd., v. erschroten. 

Ersoffen, adj. hd. Onder-of volgeloopen 
(van mijnschachten) ; submerged; submerge. 


Erstarren, Abkuhlen, v. n . hd. 
Verstijven, afkoelen, vast worden ; to congeal, 
to set, to become set, to coagulate; se 
tiger, se solidifier, se coaguler. 

Erstarren, n., Erstarrung, Abkuhlung, 
f. hd., v. congelation. ~ 
Langsames e., langzame afkoeling of 
vastwording; slow congelation, cooling; congélation 
lente. — Plötzliehes e., plotselinge 
verstijving ; rapid congelation, sudden 
cooling; solidification subite. 

Ersteigen, V. a. hd. Met, stormladders 
aanvallen, bespringen (eenen wal); to scale; 
esealader. 

Ersteigung eines walles, t. hd 
Beklimming, bestorming met stormladders ;. 
escalade, scalade; escalade. 

Ersturmen, v . a hd. Stormenderhand 
innemen ; to take by storm, to storm; prendre 
de vive force, prendre d'assaut. 

Ertrag, in. hd. Opbrengst, product ; 
produce; rendage. 
'Erugineux, fr., Eruginous, eng. 
adj., v. aerugin(e)ous. 

Erwarmen im offnen fewer, im 
landbad, v. a. lid. Ir, 't open vuur, in 
't zandbad verwarmen ; to heat in the open 
fire, in the sand-bath; chauffer it feu nu, 
an hairs de sable. 

Erweichen durch feuer oder 

hammer, Geschmeidig coachen, 

V. a. hd., V. corrompre t). 
Erweichwalze, f. hd., v. cylindre 
émoussant, s. cylindre. 
Erweitern, v. a. hd. Verwijden, v. 

aufräumen 1) — Ruimen, v. aus


reiben, aufreiben. 

Erweiterungskamm, m. hd. We


verskam om het weefsel wijder te maken; 

extender; tampion. 

Erwittern, v.n. lad., v. abwittern t). 
Erythraische sure, f. hd., Erythric 
acid, eng. Purperzuur ; acide try


thrique. 

Erythrin, r,. hd., 'Erytrine, f. fr., 

Erythrine, eng. Kleurloos beginsel zon 

stikstof, door Heeren in de orseille-der 

[rocella tinctoria] ontdekt. 

'Erythrodane, m. (ou Alizarine f.) 

fr., Erythrodanum, eng & hd. n. Krap 


rood, roode kleurstof der meekrap. 

Erz, n. hd. Erts; ore; mine, minerai. 

•••• Geel koper, messing ; yellow brass; cuivre 

jaune, laiton. V. airain. — Brons, v. 


418 ERZADER 

bronze I) . — Korinthisches e., 
Corinthisch erts of koper; corinthian brass, 
ces corinthiacum; cuivre de Corinthe. ••• 
LeichtfUssiges e. , licht smeltbaar 
erts; fusible ore ; minerai fusible. — 
Schwerfl.ussiges , Heissgradiges 
e., moeielijk te smelten erts; stubborn or 
ref ractoryore; minerai rebelle. — Taubes, 
armes e., arm erts (dat de kosten der 
uitsmelting niet goedmaakt); base ore; minerai 
ignoble. — Von e., V. brassy. 

Das e. steht im anbruch, het 
erts komt aan den dag ; the ore appears; 
le minerai se montre. ~ In e. arbeiten, 
v. to braze z). ~ Das e. aufsäubern, 
het erts opruimen ; to clear 
away the ore; déblayer. ® E. aufsuchen, 
eene ertsader opruimen ; to search 
a lode; chercber un filon. — Das e. 
bricht ganghaft, het erts ligt in eene 
doorloopende ader; the ore is met in a continuous 
lode; le minerai se trouwe dans un 
filon continu on suivi. ~ Das e. bricht 
vermischt, de ertsader is vermengd; the 
lode is mixed; le felon est mélangé. — Geschmolzenes 
e. von den schiacken 
reinigen, gesmolten erts van de slakken 
ontdoen ; to free melted ore from the slags; 
ouvrager une mine. 

Erzader, f. hd. Ertsader; metallic vein, 
metalliferous vein, branch; veine métallique. 

Erzarbeiter, m. hd. Erts-of metaalbewerker; 
metallist, worker in metal; personae 
qui travaille les métaux, qui travaille 
en airain. 

Erzart, f. hd. Ertssoort ; species of ore; 
espèce de mine, de minerai. 
Erzartig, a. hd. Metaalachtig ; metallic, 
brassy; métallique, minéral. 
Erzasche, f. hd. Erts-of wetaalasch; 
spodiurn, tutia; spode, tutie. 

Erzauf bereitung, Erzbeschiekung, 
f. hd. Het toebereiden van het erts 
voor de smelting ; dressing of ore for fusing 
or smelting; preparation du mineral par la 
fonte, bocardage. 

Erzauge, Erzuglein, n. hd. Erts 
gesteente), gekorreld erts; eye of-oog (in 't 
ore; oeil de mine. 

Erzausschlager, m. hd. Ertsuitbreker 
(die het erts van het doove gesteente 
afzondert); breaker; briseur. 

Erzbeschickung, v. erzaufbereitung. 
Erzbutte, f. hd. Kuip voor het erts 
tossing-tub; cuve it lavage.-wasschen; 

Erzdruse, f. hd. Groep van ertskristallen 
; ore in a group, crystallized ore; 
groupe métallique, mineral crystallisé. 

Erzfarbe, f. hd. Bronskleur; brasscolor; 
couleur de bronze. — Die e. geben, 
bronzen ; to bronze; bronzer. 

Erzfäustel, m. hd. Ertshamer; mi


ner's hammer; marteau pour briser le mi


nerai it la main. 

Erzführend, adj. hd., v. erzhaftig. 

ERZMITTEL. 

Erzgang, m. hd. Erts-of metaalader; 
metallic vein, lode; filon métallique. 
Erzgicht, f. hd., v. charge de minerai, 
s. charge c. 
Erzgiesser, Rothgiesser, Geibgiesser, 
m. hd., v. bossetier 2). 
Erzgiesserei, f. hd. Geelgieter(j ; brassfoundery; 
fonderie en bronze. 
Erzgr,

ber, m. hd. Ertsgraver, mijnwerker; 
miner; mineur. 

Erzgraupel, n-hd. Grof erts, dat in 
de ertszeef achterblijft ; remainder of rough 
ore; minerai grossier qui reste dans le crible. 

Erzgrube, f. hd. Ertsgroeve. mijn; 
mine, pit; mine. 

Erzhaftig, Erzhaltig, Erzfi hrend, 
adj. hd. Ertsbevattend, metaalhoudend, 
metallisch ; containing ore, metallic; 
contenant du mineral, métallique. 

Erzhalde, f. , Erzhaufe, m. hd. 
Ertshoop, ertsstapel; heap of ores; balde 
de mineral. 

Erzhaltig, v. erzhaftig. 
Erzharz, n. hd. Mineraal pek ; mineral 
pitch; milthe, poix minérale. 

Erzhole, f. hd. Ertskar (ter vervoering 
van het erts naar den smeltoven); ore-cart; 
tombereau ou chariot pour le mineral. 

Erzholführer, m. hd. Ertsvervoerder; 
ore-carter; charretier de mineral. 
Erzhutte, f. hd. Ertssmelter(j, ijzer 
smelting-house; atelier de fonte, fonderie.-hut; 

Erzkasten, m. hd. Ertskist (voor 't 
verbrijzeld en gewasschen erts); ore-chest; 
coffre pour la mine lavée et brisée. 

Erzklauber, m. hd. Ertsuitzoeker, 

ertslezer; ore-picker; éplucheur de mineral. 

Erzklápfel, m. hd. IJzeren ertsklop


per, ertsbreker; bucker; batte de Ier. 

Erzklumpen (im ofen), m. hd. Erts 

smeltoven) ; lump of ore;-klomp (in den 
masse. — Kleiner e. (im ofen), kleine 
ertsklomp (in den smeltoven) ; small lunip 
of ore; masselet. r v. massoquette. 

— V. putzen, m. l ). (congé. 
Erzkorb, m. hd. Ertsmand : ore-basket; 
Erzki bel, m. hd., v. báche 3). 
Erzkunde, f. hd. Ertsenkunde, metallurgie; 
knowledge of ores, metallurgy; 
métallurgie, minéralogie. 

Erzkundiger, m. hd. Ertskenner, kenner 
van de scheikunst der ertsen, metallurg(
ist); metallurgist; métallurgiste, minéralogiste, 
mindralogue. 

Erzkutter, Erzscheider, m. hd. 

Ertsschifter, ertssorteerder ; sorter; trieur. 

Erzlagerstatte, I. hd. Ertsbedding; 

metallic bed; dépot métallifère. 

Erzmacher, m. hd. Kleine ertsader, 

die zich bij de hoofdader aansluit en deze 

verr41kt ; small lode; faiseur de mineral. 

Erzmasse, I. hd. Losse ertsklompen, 

ertsnieren ; lots of ore; rognons. 

Erzmittel, n. hd. Ophooping van geïsoleerd 
of afzonderlijk liggend erts; isolated 
heap or group of ore; amas de mineral isolé. 


ERZMUTTER --- ESCALTER. 419 

Erzmutter, f. hd. Ertsmoeder (iedere 
aard-en steensoort, in welke metaalerts het 
aanzijn krijgt); matrix; matrice de métaux. 

Erzofen, m. hd. Ertsoven, smeltoven; 
foundery, smelting-furnace; fourneau de fonte, 
fonderie. 

Erzpocher, m. hd. Ertsstamper; orecrusher; 
bocardeur. 
. Erzprobe, f. hd. Ertsproef, toetsing 
van het erts; test of ore, assay; essai de 
mineral.— Die e. machen, het erts toetsen 
, to assay the ores of various lodes; lotir. 

Erzpunkt, Erzsohlägel, m. hd. 
Goede ertsbedding (met betrekking tot hare 
ligging en richting); good layer; bon gite. 

Erzrost, m. hd. Metaalroest ; metallic 
rust; rouiile métallique. 

Erzrösten, n. lul. Het ertsrooster ; 
roasting the ore; grillage, rótissage'du minerai. 
Erzröster, m. hd. Werkman, die het 
erts roost; mine-burner; grilleur de rninerai. 


Erzsatz, m. hd. Ertslaag, hoeveelheid 
erts, die op eenmaal in den oven gestort 
wordt ; dose of ore, dose de minera:, couche, 
fournée. 

Erzschaum, m. W. Ertsschuim, metaalslakken 
; scoria of metals, scum, dross, 
cinders; écumes métailiques, laitier. 

Erzseheidekunst, f. hd., v. eisen


. 

Erzseheidemaschine, f. hd. Machine 
om het ijzererts van de aarddeelen af 
te zonderen, ertsafscheider; ore-separator; 
patouille. 

Erzseheiden, n. hd. Het sorteeres, 

schiften van het erts ; sorting; triage. 
Erzscheider, v. erzkutter. 
Erzseheidewelle, f. hd. Spil van 

den ertsafscheider; arbor of the ore-separating 
mill; arbre de patoulliet. 

Erzschicht, f. hd. Hoeveelheid erts, 
die een mijnwerker in zijne dagtaak uitdelft 
; shift; quantité de minerai exploitée 
par un mineur pendant sa tache journalière. 

Hoeveelheid erts, die in éénen dag gesmolten 
wordt ; ore smelted in one day; 
charge, quantité de minerai qu'on fond en 
vingt-quatre heures. 

Erzschlgel, v. erzpunkt. 
Erzschlieh, m. hd. Klein geslagen en 

geslibd erts; slich, schlick, slick; schlich. 
Erzsehurfer, m. hd., v. orpailleur. 
Erzstufe, f. hd. Ertsmonster of -staal; 

piece of ore, metallic stone; échantillon choisi 
de minerai, pierre métallique. 

Erzteufe, Erztiefe, f. hd. Diepte op 
welke het erts doorgaans het rijkst is; depth 
where the ore is the richest; point de profondeur 
ou le minerai est ordinairement le 
plus riche. — Die e. i berfahren, de 
bovengezegde diepte overschrijden (zoodat 
men geen rijke opbrengst meer kan ver 

to go beyond that depth; outre--wachten); 
passer la profondeur.
Erztrichter, m. hd. Ertstrechter; orefunnel; 
trémie d'égrappoir. 

Erztrog, m. hd , v. báche 3). 

Erztropfen, m. pl. hd. Ertsdruppels, 
glasachtig zilvererts in de gedaante van 
roode druppels; ore in form of drops; mine 
d'argen t vitreuse en forme de gouttes rouges. 

Erzwage, f. hd. Ertsbalans; balance 
for weighing the ores; balance pour les 
minera is. 

Erzwand, f. hd. Ertswand ; wall of 
ore; paroi de minerai. 

Erzw sehe, f. lid. Het ertswasschen; 
washing of ore; lavage des minerals. 
Wascbplaats voor bet erts ; washing-place; 
lavoir. 

Erzwsehesieb, ni. hd., v. crible 
a manivelle ou a bascule, s. crible. 

Escabeau, m. fr. Voettrede, v. antritt 
I). — E. ou Escabelle, f. fr. 

Schabel, houten voetbank ; footstool, footstep; 

fussgestell, fussbank. 

Escabelon, Escablon, m. fr. Voetstuk 
(voor een borstbeeid, etc.); footstall, 
pedestal; fussgestell, postament. 

Eseache, f. fr. Ovaal gebit (van een 
paard); scatch; ovales gebiss. 
Escadre, f. fr. Eskader, smaldeel 
squadron of ships; geschwader. 
Escadron, m. fr. Eskadron, ruiter


bende ; squadron, troop of horse; schwadron, 

eskadron. 

Escaigne, f. fr., v. eeagne. 
Escaillage, m., V. écaillage. — 
:., 'Ecaillage ou Noireux, m. fr. 

Naam, dien de steenkooldelvers in 't noor


den van Frankrijk aan den ontvlambaren 
schiefer of schilfersteen geven; bituminous 
shale; brandschiefer. 

Escailles, f. pl. fr., v. battitura. 
Escalade, r. fr., V. ersteigung. 
Escalader, v. a. fr., v. ersteigen. 

Escaladon, m. fr. Zijdehaspel ; silkreel; 
seidehaspel. — Spoeiwieltje (der wevers); 
bobbin wheel; spulrhdchen, spulmuble. 

Escale, f. fr. Aanlegplaats, serverschingsplaats 
(in de Middellandsche zee); 
harbour of refreshment; erfrisehungsbafen, 
notbhafen. v. échellé du Levant, s. 
schelle. — Aanlegplaats, v cals de 

quai, S. cale. ~ Faire e., v. escaler. 

Escaler, Faire escale (dans un 
port), Reláeher, v. n. fr. Ververschingsplaatsen 
aandoen, op reis in eene haven 
binnenvallen ; to call or to touch at a port; 
in einen haten einlaufen, eiren haren anthun. 

Escalette, f. fr., v. einlesebrettchen. 


Escalier, in. fr. Trap; stairs; treppe, 
stiege. — E. eeintré, half-ringvormige 
trap ; centered stairs; balbringfurmige treppe. 

— E. a cheval, op trapwangen rustende 
trap; stairs set up upon the carriages, 
saddled stairs; aufgesattelte treppe. — E. 
de commandement, v. accommodation-
ladder. ~ E. commun (ott 
droit ou tout dune venue), rechtopgaande 
of gewone trap; common straight stairs; ge



420 ESC ALTER 

rade, einldufige treppe. ••• E. dérobé 
ou a dégagement, v. couloir ij. ••• 

E. á deux noyaux, trap met twee 
spillen; stairs with two posts; wangentreppe 
oder architraystiege mit zwei sdulen. 
E. à deux rampes alternatives, 
gebroken bordestrap met twee armen ; two/
lighted stairs; gebrochene podestireppe mit 
zwei lhufen. — E. à deux rampes 
parallèles, twee-armige trap met parallelle 
armen ; stairs with two, parallel flights; 
zweiarmige treppe mit parallelen iiiufen. 
E. a deux rampes opposées, tweearmige 
trap met tegenoverstaande armen ; 
stairs with two opposed branches or flights; 

zweiarmige treppe mit, gegenuberstehenden 
mmufen.— E. échifré, E. enechiffre, 
ondermuurde of op nauurwerk rustende trap; 

stairs laying up walls, stairs upon walls; 

die untermauerte, auf mauern ruhende treppe. 

V. échiffre. ® E. emboité, wangtrap, 
in wangen ingelaten trap; carriaged stairs; 
wangentreppe, einquartirte treppe. E. 
en for a cheval, ringvormige wentel trap 
zonder spil; winding-stairs without 
newel; ringfdrmige wendeltreppe ohne spindel. 
— E. a giroas rampants, zeer 
vlakke trap, trap met lage en breede optreden; 
flat stairs; die sehr Bache treppe. 
— E. hors—d'oeuvre, van buiten aan 
omsloten trap; stairs in a-gebrachte en 
stair-turret, well-stairs; die treppe in berausgebautem 
treppenllaus. — E. en limacQ 
ou en limacon, wenteltrap ; cockle-stairs, 
cochlear or helical stairs; wendeltreppe (mit 
ringformiger spindelmauer). e E. à li 

-mons,

trap met wangen, wangtrap; stairs 
with carriages; wangentreppe, architravstiege. 
— E. de Neptune, twee of 
meer gekoppelde sluizen (die een regelma 

waterval vormen); two or more locks-tigen 
together; escalier de Neptune. — E. a 
noyau, spiltrap; newelled stairs; spindel 

— E. a noyau rampant,-treppe. 
wenteltrap met gedraaide spil ; windingstairs 
with twisted newel; wendeltreppe 
mit gewundener spindel. ® E. ànoyau 
plein, spiltrap, wenteltrap met volle spil; 
newelled stairs, spindle stairs; spindeltreppe, 
sptllentreppe. — E. a noyau reereusé, 
wenteltrap met groefsgewgs gedraaide spil; 
winding-stairs with channeled twisted newel; 

wendeltreppe mit ausgekehiter gewundener 
spindel. — E. a noyau vide ou a 
noyau suspendu, wenteltrap met bolle 
spil ; open-newelled winding-stairs; wendeltreppe 
mit hohler spille. — E. a quatre 
noyaux, vierarmige trap met boekpijlers; 
stairs with four pillars; vierarmige treppe 
mit eckpfeilern, vierspillige treppe. — E. 
dans oeuvre, ingebouwde trap; innerstairs; 
eingebaute treppe. — E. a quartiers 
tournants, rechte trap met wenteltreden, 
half-wentelende trap; stairs with 
winding-quarters; treppe mit gewendelten 
quartieren; halbgewendelte treppe, gerade 

n ii. Tivr ni 

treppe mit wendelstufen. — E. á rampe, 
rechtopgaande, eenarmige trap;straightstairs; 
gerade, einarmige treppe. — E. a rampes 
(ou volées) droites, reclltarmige 
trap; stairs with straight fliers; geradarmige 
treppe. ~ E. a repos, E. rompu 
en palier, trap met bordessen of rustplaatsen 
; stairs with landing-places; podesttreppe, 
flotzentreppe, gebroctiene treppe. ••. 

E. suspendu, vrijdragende trap; geometrical 
stairs, fliers; freitragende treppe. 
E. suspendu, dit : vis a jour, 
vrijdragende wenteltrap; geometrical windingstairs; 
freitragende werideltreppe. E. a 
vis, V. e. en limace. ® E. vis a 
noyau, wenteltrap met spil ; newelled 
winding stairs; wende)1 reppe mit spindel. 

E. á vis Saint—Gilles, trap zonder 
treden op een rijzend gewelf; stairs upon 
a rising vault; stufenlose treppe auf steigendem 
gewdlbe, romanische treppe ~ E. 
a volces droites, v. e. a rampes 
droites. 
Escape, f. fr. & eng., v. congé 1). 
Escape of steam, eng., v. dampfquall. 
[échappement 2). 

Escapement, Scapement, eng., v. 

Escapement-wheel, eng., v. balance, 
eng. 4). 
Escape-valve, Priming-valve, 

Return—valve, eng. Stortklepje, waterklep 
(waardoor het overtollige water van 
de voedingspomp der stoommachine zich ont


last); sicherheitsventil des cylinders, soupape 
de trop plein. 

Escapoulage, m. fr. Ruw werk (bij 

't metaalsmelten); rough-work; raubarbeit. 

Escarbilles, f. pi., Fraisil, m. fr. 
Steenkoolslakken, sintels; cinders, coal-cinders; 
gestübbe, ldsche, sinter. 

Escarboucle, f. fr., v. carbuncle. 

Escarner, v. a. fr. Leer vergulden 

to gild leather; leder vergolden. 
Escarondelle,f. fr.,v.aehsennagel. 
Escarp, eng., Esearpe, f. fr. & hd. 

Escarp, escarpement, escarp muur, binnen 


waartsche benedenglooiing van de walgracht. 
~ Esearpe, f. fr. Schuine muur, dosseering 
aan den voet van een gebouw; 
scarp, steep; bdschmauer. 

Escarp (to), eng , v. boschen. 

Escarper, v. a. fr.: E. (mieux Couper 
a pie) (un rocher, une montagne) 

Zoo steil mogelijk bebouwen, afhakken; to 

slope steepy, to cut steep down; mbgliehst 
steil bdschen. 
Eschblau, n., Eschel, m. hd. Saf


floers; zaffer; safre. 

Eschenholz, n. hd., v. ash i). 

Eschinus, m. hd , v. échine. 

Eselauneur,Tratneur, Rouleur, 

(en Belgique:) Hiereheur, m hd. Kruier, 

sleeper (in de mijnen); trammer, hurrier, 

barrow man, putter and hewing-putter, foaland 
heads-man; fördermann, schlepper, wagenstdsser. 



 

ESCOINÇON -

Escoinçon, m. fr., v. ecoingon. 
Escope, f. fr., v. éeope. 
Escoperche, r. fr., v. éeoperche. 
Escopette, f. fr. , V. blunderbuss. 
Escot, in. fr. Schootboorn (van een 

driehoeldg zeil);clew; schothorn,unterwinkel. 
Escoupe, f. fr., v. écope. 
Escréper, V. a. fr. Te Jucliten hangen 

(de geverfde zijde); to air; itiften, auslüften. 
Esculine, f. fr. , V. Aeseulin. 
Escutcheon, eng. Plaatje of schuifje 

vóór 't sleutelgat, v. cache—entrée. -

Duimplaat (van eenen geweerloop) 
Esel, m. hd., V. dropping-board. 
Eselsbrücke, 1., Eselsführer, m_ 

lid., v. drill-bow. 
Eseishaupt, Eseishoofd, n. hd., 

V. chouguet 2). -Das e. ansetzen, 
het ezelshoofd aanbrengen ; to cap 
mettre le chouquet. 
Eselskopf, rn. lid. Ezelshoofd, kop 
van 't heiblok ; upper-part of liie ram; partie 
supórieure du mouton. 

Eselsohr, Ohr, m. hd. Ezelsoor, vouw 
in een blad (hij boekbinders); dog's ear; 
oreille. 

Eselsrücken, m. lid. Ezelsrug (in de 
houwkunde); shelving on both sides ; dos 
d'âne. - V. chape (dernier art.). 

Esgaliver, v. a. fr. Dikwijls en zacht 
wringen of draaien (de geverfde zijde); to 
wring often and slightly; oft und leicht 
auswinden. 

Eshammer, m. luL. S-vormige hamer 
der hoefsmeden ; S-hammer; marteau en 
forme dS. 

Esmilier, v. a. fr.: E. le moëllon, 
blok-of breuksteen met den hamer haaks 
behouwen ; to pare the quarry-stones; bruchsteine 
abschalen. vgl. ébousiner, écalor 
1). 

Espace, f. fr. Spatie (der letterzetters); 
fi

space, justier-quadrat; spatium, ausschlies 
sung. - E. fine ou mince, E. de 
Limoges, haarspatie (naam der strookjes 
kaartenblad, waarmede men verschillende 
lettersoorten in déne rechte lijn stelt of in 
édnen regel samenvoegt, of ook wel de te 
kort zijnde pagina's op maat maakt); hairspace; 
haarspatium, kartenspan.—E. forte, 
(Quadrat ou Cadrat), quadraat; stickspace; 
doppelspatium. - E. moyenne, 
middelsoortspatie ; middle-sized space; mittleres 
spatium. vgl. cadrat, cadratin 
demi cadratin, ausschliessung. -
Espace, m. fr. : E. parcouru, E. 
décrit, doorloopen, beschreven ruimte (in 
de werktuigkunde), weg, haan ; space; weg, 
balm. -E. mort, (ou Partiemorte), 

V. dead—ground. - E. nuisible 
(dune pompe , dun soufflet) , schadelijke 
ruimte ; dead-space, noxious space; schädlidier 
raum. - E. dans la poulaine, 
luizeplecht, verschansing op het scheeps-. 
voorkasteel (nu verouderd); space in the 
head; lausepflicht. 

ESPONCE. 421 

Espacement, m. fr., v. entreco-. 
lonnement. -Spatleering, het spatiëe 

; leading, interlining;-ren (hij letterzetters)
das durchschiessen. - E. (des lettres dun 
mat), het spatiëeren (der letters van een 
woord, om ze meer in 't oog te doen vallen); 
spacing-out; das sperren. 

Espacer. V. a. fr., v. écarter ). 

Espadage, Espadonnage, m. fr. 
Het zwingelen of zwengelen (van het vlas 
en den hennep); swinging, swingling, swindling, 
scutching; das schwingen, schwingeln. 

Espade, f. fr., v. écang. 
Espader, v. a. fr. Zwingelen (het vlas, 
den hennep); V. éeanguer. 
Espadeur, m. fr. Zwingelaar (van het 
vlas, den hennep); swingier; schwinger. 

Espagnol, m. fr., Espagnol, n. hd. 
Fransche papiersoort van 403 strepen (millimeters) 
breedte en 319 strepen hoogte 

spaniol. 

Espagnolette, f. fr., v. spaniolett. 

Espale, 'Epale, f. fr. Stuurplecht 

(ruimte tusschen den achtersteven eener 
galei en de eerste roeibank) ; ship's spali; 
schiffsschulter. 

Espalet, m. fr. Rust (van eenen geweerhaan); 
shoulder; ansatz, (helm steinschloss 
auch : ) verstkrkong, aufschiag 

Espalmer, v. a. fr. Paaien, smeren 
(een schip), (vroeger) stoggen, varkenen; to 
pay a vessel's bottom with tallow, etc. 

schmieren. 

Espars ou 'Epars, m. p1. fr. Spar


ren, spieren (aan boord); spars; spieren, 

sparren. 

Espart, m. fr., v. épart 1), 'i). 

Espatage,m fr. (in de mijnen van Noord. 
Frankrijk : Bidonnage) Het uitgloeien 
en nogmaals pletten der bidons of platte 
ijzerstaven ; annealing and second laminating 
the slabs by the plate-rolling-mill; das ausglühen 
und schlichtwalzen der stiirze. 

Espatard, m. fr., v. cutting


cy-linder. 

Espenholz, n. hd., v. asp. 

Espérance, t. fr. Groote ton, waarin 
de olijfolie uit de pers druipt; great oilbarrel; 
grosse tiltonne. 

Espingole, f. fr., v. blunderbuss. 

Esplanade, 1. * . Esplanade, dossee 

rende of schuinsche borstwering aan den 

zoogenaamden hedekten weg. 

Espoleur, m. fr. Spoeler (die het ga


ren op de spoelen doet); spooler; spuler. 

Espolin. Espoulin, m. fr., v. 

poulin. 

Esponce, r. fr. In België: 1° Loodrechte 
grensscheiding tusschen twee mijnwerken 
; 2o Steenkoolptjler, dien men veiligheidshalve 
tusschen twee mijnen laat staan;

10 perpendicular bound or limit of a mine; 
20 pillar of walls, barrier, rieb, chain, wall; 

10 senkrechte grenze eines grubenfeldes ; 

sicherheitspfeiler zwischen zwei gruben


feldern. 

36 


 

422 ESPONTILLF -•

Espontille, f. fr., V. épontille. 

Esponton, in. fr. Halve piek, enterpiek, 
sponton (nu verouderd) ; half pike; 
enterpieke, bratspiess, bratspit, sponton. 

Esprit, m. fr. Geest, wijngeest, spiritus; 
spirit, spirit of wine; geist, weingeist, 
spiritus, sprit. ••• Esprits, m. p1. Alkoholische, 
geestrijke of sterke, dranken ; spirits, 
ardent spirits; geistige getranke, spirituosa. 

E. ardent , overgehaalde alkohol ; 
rectified alcohol; rectificirter alkohol. E. 
de bois, v. esprit pyroxylique. — 
E. de nitre, salpeterzuur, geest van salpeter; 
spirit of nitre; salpetersau re, salpe- . 
tergeist. V. acide azotique. - E. de 
prunes, geest van pruimen (voor de ver 
plum-spirits; pflaumenspiritus. - E.-vers); 
pyro-acétique, azijngeest; pyro-acetic 
spirit; aceton, essiggeist. - E. pyroxylique, 
E. de bois, (á l'etat pun:) 
bihydrate de méth.yléne on Hydrate 
d' oxyde de méthyle, Alcool 
méthylique, houtgeest, (in zuiveren 
staat:) methyl-alkohol, methyl-oxydehydraat 
; wood-spirit, pyroligneous spirit, 
pyrosylic spirit, (in its pure state:) methylic 
alcohol, hydrate of oxyd of methyl; holz


geist, (im reinen zustande): methyloxydhydrat, 
methylalkohol. -E. rectifié on Alcool 
reetif.é, alkohol van 36° Cartier 
of 90,2° Gay-Lussac; spirit of 57,3° overproof; 
weingeist von 89,6° Tralies. - E. 
de sep. ammoniac, Ammoniaque 
liquide, v. ammoniak-flu ssigkeit. 
— E. de sel marin, v. acide hydrochlorique. 
— E. de tartre, 
geest van wijnsteen ; spirit of tartar; weinstein-
spiritus. ® E. trois-cinq, Troiseinq, 
geest 5, alkohol van 29,5° Cartier 
of 78° Gay-Lussac (waarvan 3 volumen, 
gemengd met 2 vol. water, 5 vol. brandewi;
n van I9° Cartier of 50,1° Gay-Lussac 
geven); spirit of 37,1° over-proof; weingeist 
von 77,4° Tralies. ® E. troishuit, 
Trois-huit, geest -, alkohol van 
31,5° Cartier of 9,5° Gay-Lussac (waar 

vol., verdund met 5 vol. water, 8-van 3 
vol. brandewijn uitmaken); spirit of 61,8° 
over-proof; weingeist von 92° 'Tralies. -

E. trois-sept, Trois-sept, geest ; , 
alkohol van 35 ° Cartier of 88,5° Gay-Lussac 
(waarvan 3 vol., gevoegd bij 4 vol. water, 
7 vol. brandewijn opleveren); spirit of 
over-proof; weingeist von 81,95° Tralles. 
_• E. trois-six, Trois-six, geest 
s, alkohol van 33° Cartier of 85,lo Gay-
Lussac (waarvan 3 vol., gemengd met 3 
vol. water, 6 vol. brandewijn geven); spirit 
of 48,5° over proof; weingeist von 84,4° 
Tralies. - E. de vert-de-gris, geest 
van kopergroen, kristalliseerbaar azijnzuur; 
spirit of verdigris; griinspanspiritus. -E 
de vin, v. esprit 1). — $1 de vitriol, 
geest van vitriool (oude naam van 
het met water verdunde zwavelzuur); spirit 
of vitriol; vitriol-spiritus, phlegma. 

ESSAYEUR. 

Esquain, Esquin, m. fr. Wagen 
[oude] duim dikte);-schot (plank van

71

wainscot; wagenschott, wagenschuss. 
Esquif, m. fr. Roeiboot, schouw, schuitje; 
skiff; kahn, schiffchen. 
Esquisse, f. fr. Schets, ontwerp; sketch; 
skizze. 
Esquisser, v. a. fr. Schetsen, ontwerpen; 
to sketch; skizziren, entwerfen. 

Esquive, f. fr., V. cake 1). 

Essai, m. fr. Proef, proefneming; assay, 
essay, trial, experiment; probe, versucb. -
E. de l'argent, de l'or, etc. par la 
touche, beproeving van het zilver, het 
goud, enz. door den toets (met den toetssteen, 
met toetsnaalden), strijkproef, toetsing; 
touch; stricbprobe, strich, das streicben. -
E. au chalumeau, beproeving met de 
blaaspijp , blaaspijpproef;; blow-pipe-proof ; 
ldthrohrprobe. - E. de coupelle, beproeving 
door de kapel, kapelproef. assaying 
by the cupel; kapellenprobe. v. coupellation. 
i E. au creuset, beproeving 
in den smeltkroes, smeltkroesproef; trial 
by the crucible; tiegelprobe. - E. des 
minerais, beproeving der ertsen, ertsproef; 
assay, assaying, trying, trial; erzprobe, 
probe, das probiren. ~ E. de l'oeuvre, 
werkproef (der metaalsmelterijen); specimen 
of themetal; werkprobe. ® E. de pereée, 
steekproef (beproeving van 't gesmolten 
metaal door operasteking van het vloeiof 
steekgat des smeltovens); specimen or trial 
of run metal; stichprobe. ~ E. en petit, 

proef in 't klein, op kleine schaal; trial 
upon a small scale; probe im kleinen. -

E. au savor, zeepproef (bij stoffenververs); 
trial of the colors- in soapy water; 
seifenprobe. ® E. par la voie humide, 
beproeving langs den natten weg, 
natte proef; assay by the wet or moist way, 
humid assay; das probiren auf nassem vege, 
nasse probe. - E. par la voie sèche, 
beproeving langs den drogen weg, droge 
proef ; assay by the dry way, dry assay; 
das probiren auf trockenem wege, trockene 
probe. - E. speetrométrique, spectrometrische 
of spectrale proef (proefneming 
met het zonnespectrum, met den spectrophoor); 
spectrometric assay; spectralprobe. 

Essanger, v. a. fr. (vaak verbasterd 
tot échanger) In de week zetten, uitspoelen, 
kloppen (de wasch, het vuile linnengoed, 
alvorens dit in de loogkuip komt); to wet 
foul linen; einweichen. 

Essay (to), v. a.. eng., v. essayer, 
to assay. 
Essayer, v. a. fr. Beproeven, de proef 
nemen, probeeren, toetsen, 't gehalte onder 
keuren ; to assay or essay, to try;-zoeken, 
probiren, priifen, untersuchen. 

Essayerie, f. fr. Probeerplaats (in de 
munt); essaying- or assaying-place ; probirstdtte. 


Essayeur, m. fr. (des métaux). Beschikker, 
schichtmeester (persoon, die in de 


ESSAY—FURNACE — 

smelterijen het bestuur heeft over de zoo


genaamde beschikking, d. i. het mengsel van 

vloeimiddelen en ertsen, dat men boven in 

den smeltoven stort); ore-dresser; anrichter. 

e E. (des monnaies), essayeur, toetser of 

keurder der edele metalen voor munten ; 

assayer, warder; waradein, münzwardein. 

Essay-furnace, eng. , v. assay


furnace. 

Essaying etc., v. assaying etc. [1). 

Essaying-plate, eng., v. cornet, fr. 

Essaying-vessel, eng., v. brand


probe 1) (en lees daar montre in plaats 
van monstre) . 

Essay-porringer,eng.,v.écuelle 6). 

Esse, f. hd. Gloeioven ; fiery furnace; 
fournaise ardente. ~ Schoorsteen, rookvang; 
chimney; cheminée. -Smidse, v. ehaufferie. 


Esse, f. fr. S-vormig ijzer, esse (der 
smeden, slotenmakers, etc.) ; S-shaped iron 
piece; esshaken. -Kromme hefboom, koevoet; 
crooked crow-bar; krumme brechstange, 
kuhfuss. -Maat voor 't metaaldraad, v. 
drahtlehre. — E. d'une balance, 
haakje, waaraan de weegschaal aan 't einde 
van den balansarm hangt; hook of a balance; 
baken am ende des wagebalkens. ~ 

E. d'essieu, luns of spie aan de wagenas, 
v. achsennagel, clavette t ), 2). 
— E. d'essieu à eoiffe, luns met 
blikken kap (ter afwering van slijk); linchpin 
with a linchpin-cap; lunse mit kothdeckel. 
_ E. de flèehe, voorsteekpin 
van den langwagen; perch pin; langbaumvorstecker. 
— E. de gourmette, v. 
curb-hook 3). 
Esseau, m. fr. (verbastering van ais


seau), v. aissante. -Baars, v. addice. 

Esselier (verbastering van aisselier), v. 
brace 2). -Esselier, m. ou Aisselière, 
f. Bodémstuk (van een vat); heading; 
bodenstuck. 

Esselle (verbastering van aisselle), 

f. fr. Benedenste booghelft (bij metselaars); 
haunch, haund; gewblbschenkel, untere bogenhalfte. 
a. Essence, f. fr. & eng. Fijnst of geestigst 
bestanddeel, vluchtige aromatische olie 
(door overhaling verkregen uit kruiden, etc.); 
wesentliches dl, essenz. — E. de goudron 
d'houille, fr. Koolteerolie ; mineral 
tar-oil; steinkohlentheerol. - E. ordinaire, 
gewone terpentijn ; common turpentine; 
gewbbnlicher terpentin. - E. 
d'orient, Oostersch reukwater, parelolie 
(bereid uit de schubbetjes der blei [cyprinus 
alburnus] en waarmede men de valsche 
paarlen vervaardigt) ; essence of pearls; perlenessenz. 
— E. de térébenthine, 
terpentijngeest; spirit of turpentine; terpen 
-tingeist. 

b. Essence, f. fr. (synonyme d'espèce). 
Soort ; species, kind; gattung, art. - Boisd'e. de ehéne, eikenbosch ; oak-grove; 
eichengebölz, eichenwald. 
ESSIGSAI^MIAK. 423 

Essenfeger, Essenkehrer, m. hd. 

Schoorsteenveger; chimney-sweeper;ramoneur. 
Essenklappe, f. hd., v. damper. 
Essenklinge, f. hd., v. attisoir. 
Essenspiess, m . hd. IJzeren stang ter 

losmaking van de metaalslakken ; bar for 
taking off the slags; barre it détacher les 
crasses de métal. [vétrure 1). 

Essenwechsel, m. hd., v. enche-
Essenz, f. hd., v. essence. 
Èssette, f. fr., v. addice. 
Esshaken, m. hd., v. esse 1). 
Essieu, m. fr. As, wagenas, raderas 

axle; achse, radachse, welle. - E. d'arriére, 
achteras; trailing axle; hinterachse. 

E. d'avant, vooras; leading axle; 
vorderachse. ~ E. d'avant-train, as 
van den voorwagen of het voorgestel (van 
't affuit); limber-axle, limber-axle-tree; protzachse. 
-E. breveté ou à l'huile, 
patentas, olieas; patent- or oil-axle; patentachse, 
olacbse. o E. à cambouis, gewone 
as, smeeras; plain axle; scbmierachse, 
gewbllnlicbe achse. ~ E. de la charrue, 
ploeghoofd ; axle-tree of a plough; 
pflugbaupt. — E. coudé, E. a Ynanivelles, 
krukas, v. cranked axle. 
E. de derrière, achteras; hind-axletree; 
hinterachse. — E. de devant, 
vooras ; fore-axle-tree; vorderachse. E. 
mobile, beweeglijke as; sliding axle; bewegliches 
achse, lenkacbse. .. E. moteur, 
drijfas, v. driving axle. -E. 
Porte-roue (de rechange) , raddrager ; 
spare wheel-arm ; tragschenkel, radtrager, 
vorrathsradscbenkel. -B. de poulie, de 
rouet, nagel of pin van een blok, van 
eene blokschijf ; pin; klobenniet, rollenbolzen, 
scheibenstift, nagel. E. de rechange, 
as in voorraad, noodas ; spare axletree; 
vorrathsacbse. ~E. roulant, draaiende 
as ; turning axle; rotirende achse. -vgl.
achse, axle, en hunne samenstellingen. 
Essig, m. hd. Azijn ; vinegar; vinaigre. 
Essigartig, adj. hd. Azijnachtig; acetic; 
acétique. (ether; ether acdtique.
Essig^ther, m. hd. Azijneter; acetic 
Essigbaum, m. hd. Sumak-of smak

-
struik ; sumach-tree; sumac. 

Essigbrauer, m. hd. Azijnmaker; 
vinegar-man; fabricant de vinaigre, vinaigrier. 
Essigbrauerei, f. hd. Azijnmakerij ; 

vinegar-manufactory; fabrique de vinaigre, 
vinaigrerie; fabrication du vinaigre. 
Essigghrung, f. hd. Zure gisting; 
acetous fermentation; fermentation acide. 
Essiggas, n. hd. Azijnzuur gas;. acetous 
acid of gas; gaz acide acéteux. 
Essiggeist, m. hd., v. esprit py


roacétique. — Brenzlicher e ., bran dige 
azijngeest ; empyreumatic acetic spirit; 
éther acétique empyreumatique. 

Essigmesser, m. hd. Azijnmeter ; oxometer; 
oxomètre. 
Essigsalmiak, m. hd., v. acétate 
d'ammoniaque. 


 

424 ESSIGSALZ --

Essigsalz, Essigsaures sa.z, n. hd. 
Azijnzuur zout, azijnzout, azijnzure potasch; 
acetate, acetite of potash; acétate, acétite 
de potasse, sel acétite de Cadet de Vaux, 
terre foliée végétale. 

Essigsauer, adj. hd. Azijnzuur; acetic; 
acétique. 
Essigs^uerlieh, adj. hd. Azijnzurig; 
acetous; acéteux. 

Essigsaure, f. hd. Azijnzuur; acetic 
acid, acid of vinegar; acide acétique ; acide 
acéteux. e Reine e., zuiver azijnzuur, 
radicale azijn; radical vinegar; acide acétique 
pur, vinaigre radical. •• Verd unnte, 
VersUsste e., verdund, verzoet azijnzuur; 
dulcified acid of vinegar; acide acétique 
étendu d'eau, dulcifié. — Wasserleere 
e., watervrij azijnzuur; anhydrous acid of 
vinegar; acide acétique anhydre. — Essigsaures 
blei, kali, kupfer, etc., 
essigsaurer baryt, kalk, etc., v. s. 

acétate. 

Essigsieder, m. hd., v.essigbrauer. 
Essigsoda, azijnzure soda; acetate of 
soda; acétate de soude. 
Essigweinstein, m . hd. Azijnzure wijn 
acetate of tartre; acétate de tartre.-steen ; 

Essigzucker, m. hd. Azijnsuiker (een 
mengsel van suiker en azijn); oxysaccharum; 
oxysaccharon, sirop de vinaigre. 

Essonit, m. hd., Essonite, f. fr. & 
eng. Soort van granaat, de kaneelsteen van 
Ceylon. 

Esson(n)iers n1. fr. Dubbele schildrand; 
double scutcheon-border; doppelter 
schilderrand. 

Essorer, v. a. fr., v. to dry ij. 

Essoreuse, f. fr. Centrifugale (of middelpuntvliedende) 
droogmachine (der bleekers) 
; hydro-extractor; centrifugaltrockenmaschine. 
® Vochtwegnemer (voor koren, 
etc.); hydro-extractor; feuchte•entzieher. 

Essui, m. fr. Droogplaats, etc. ; V. 
drying-place. 
Essuyeur, Docteur, m. fr. , v. 
color-doctor. 

Est, Est-quart-nord-est, Estquart-
sud-est, Est-nord-est, Estsud-
est, fr.,v. east, east by north, etc. 

Establish (to), v. a. eng., v. établir. 

Establishment, eng.: Compositor 
upon thee., v. accidenzsetzer. 
® To be upon the e., tegen vast 
weekloon zetten ; in gewissem gelde stehen, 
in der accidenzdruckerei arbeiten; etre en 
conscience. v. etablissement i) , 3). 

Estaeade, f. fr. Paalheg, paalheining, 
etc., v. éehalier. ® Dukdalven, bijeengeplaatste 
zware palen ter vastmering van 
schepen in havens; pales in a harbour; 
dücdalben. vgl. bollard. ® Palissadeering, 
staketselwerk (ter afsluiting of ver 

rivierversperring;-dediging eener haven, etc.), 

stoccade, stockade, barricade of piles; fluss


oder bafenverpfkhlung, wasserbarricade. v 

E. flottante, drijvende versperring, ha-
ESTA1V Q UTES. 

ven-of rivierboom, sluitboom ; boom; halenoiler 
flussbaum, schlengel. — E. (ou Fosse) 
a houille, aflaadplaats voor steenkolen 
(aan spoorwegen) ; coal-pit; kohlenabladeplatz, 
kohlensturzgerust. — E. en charpente, 
paalwerk, paalrooster voor een 
viaduct of boogbrug; piling , pile-work; 
pfahlrost. 

Estaches, 1. pl. fr. Palen, stijlen (inz. 
onder bruggen); stales; pfosten. 

Estaim, Estain, m. fr., v. cornière. 

Estame,f.fr. Gebreid wollegoed;worsted; 
gestrickte wolle. — Kamwol, v. étaim. 
Estaminois, m. fr., v. étamoir. 
Estampage, m. fr. Het stempelen, 

stempeling in stalen vormen; stamping; 
stanzung, stampfung, stempelung, das prdgen 
in stanzen. — E. des aiguilles 
coudre, het drijven der gleuven voor het 
oog in de naalden ; channelling the needles; 
herstellung der kerben mit einem fallwerke. 

Estampe, I. fr. Stempel, etc., V. étampe. 
— E. ou Gravure, f., plaat

, 

afdruk eener gegraveerde metalen of houten 
plaat; print, engraving, plate; stich, bild. 

-

— E. ou Gravure sur acier, staal
snede, staalplaat; steel-engraving; stahlstich. 
~ E. ou Gravure en bois, houtsnede 
; wood-cut, wood-engraving; bolzschnitt, 
holzstich. ® E. ou Gravure en tailledouce, 
koperplaat ; copper-plate; kupferstich, 
kupferplatte. ® E. gravée au 
burin, met de graveerstift vervaardigde 
plaat ; plate engraved with the burin; gestochenes 
Blatt. ® E. gravée a l'eauforte, 
geëtste plaat ; etching; radirte platte, 
radirtes Blatt. — E. gravée en manière 
noire, plaat in zwarte kunst ; 
mezzotinto plate; Blatt in geschabter manier, 
in schwarzer kunst. — E. gravée a 
points, gepunteerde plaat ; engraving on 
dotted manner; punktirtes Blatt. 

Estamper, v. a. fr. in stalen vormen 
smeden ; to swage; in gesenke schmieden. 

— Stempelen (een boek), v. abstempeln. 
v V. étamper. 
Estampeur, m. fr. Houten stempel 
tot het stampen der suikervormen ; pestle, 
stamper; stempel, stampfe. — E. des 
aiguilles à coudre, kerver der naal den 
; needle-stamper; arbeiter, welcher mit 
einem fallwerke die kerben herstellt. 

Estampillage, m. fr. Stempeling, v. 
estampage. *— Het beschilderen (van 
porselein) door opdrukking van eenen stemel 
; painting by means of a puncheon; stempelmalerei. 


Estampille (ou 'Etampe) de la 

machine à gouttine, f. fr., v. crease 

of the swage-tool. 

Estangues, f. pl. fr. Groote tang (der 

munters, etc.); large tongs; grosse zange, 

schrdtlingszange. 

Estanques, I. pl. fr. Draagbalk van 
den grootes plethamer; transom of the tilthammer; 
lager des hammers. 


ESTASE -- 

Estase, Estave, f. fr., v. crosspole 
1). 
Estèque, f. fr. Pottendraaiers–vormbord, 
v. drehbrett 2) . 

Estibois, Entibois, 'Etibois, 
'Etibot, 'Etibeau, m. fr. Vijfblok, vijl hout 
(der speldenmakers); nail-forming-board, 
filing-block; spitzstockel, feilholz. 

Estille, I. fr. Weefstoel (voor hautelisse-
tapijten, te Amiens); loom; weberstuhl. 
Estimate, eng., v. anschlag, bau


anschlag, detail estimatif. 
Estime, f. fr., v. dead-reckoning. 
Estisseuses, f. fr. pl. Terughouders, 

kleine ijzeren stangen, die bij 't zijdeweven 
de klossen en spoelen op de spijlen vasthouden 
; rods of the warp-beam; stänglein, 
scherkasten. 

Estiver (à grillou ou a traou), v. a. 
Samendrukken, ineenpersen (de goederen in 
't scheepsruim); to press; traven oder trawen, 
zusammenschrauben oder rammen. 


Estoc, m. fr. Houten kling der plateelbakkers 
(waarmede zij bij bet draaien 
de aarde der vaten overal even dik maken); 
potter's plane; hOlzerne klinge. Boomstronk, 
stam; stem, trunk; baumstamm. 


Estogard, m. fr. Kleine ijzeren stang 
tot schoonmaking van de blaasbalgpijp; little 
fire-iron to cleanse the blast-pipe; kleine 
eisenstange zum putzen der blasebalgrohre. 


Estomac de 1'enclume, m. fr. 
Borst, versterking van de voorzijde des aan 
strengthening of the fore-anvil; ver-beelds ; 
-stdrkung des vorderambosses. 


Estompe, f. fr. Doezelaar (samengerold 
en afgestompt stuk papier, of wel 
zeem, katoen, etc., om door wrijving over 
de dik opgebrachte verven daarmede licht 
en schaduw voort te brengen); stump, rubber; 
wischer, papierpinsel. ~ Gedoezelde teekening; 
dabbed drawing; gewischte zeichnung. 

Estomper, v. a. fr. Doezelen (vgl. 
estompe); to tint by dabbing with rub


bers; wischen. 

Estoquer, v. a. fr. Stuiken (den geweerloop, 
eenen klinknagel, etc.); to jump, 
to shorten; stauchen. 

Estoquiau, Estou, m. fr., v. éto


quiau, étou. 
Estoupin, m. fr., V. étoupin. 
Estragale, f. fr., v. astragale. 
Estragnon (Estrangon?) Dun ko


peren of blikken vat, waarin de vluchtige 
oiiën verzonden worden ; copper or tin vessel 
in which volatile oils are sent; kupfe-rnes 
oder blechernes gefdss fur flüssige öle. 

Estrain, m. fr. Inslag van garen of 
zijde ; thread or silk weft; einschlag von 
zwirn oder seide. 

Estran ou Estrand, m. fr. Laag 
zandig strand; flat sandy strand; flacher 
sandiger strand. (zeug. 

Estrapade, f. fr., v. aufziehwerk-
Estraquelle, f. fr., v. einsetzlöffel. 
Estrasse, f. fr., v. cardasse 2). 

ETABLISSEMENT 425

. 

Estrich, n. hd. Morteloverdekking, etc., 

V. bed 10). — Pleistervloer; plaister-floor; 
aire de repous. — Dik roet; thick soot; 
suie epaisse. 
Estrique ou Estrigue, f. fr. Strijkoven 
(waarin het geblazen en doorgesneden 
glas aan een langzame afkoeling wordt onderworpen), 
spiegelgiasoven; leer, lier, annealing-
furnace; spiegelglasofen. 

Estriqueux, m. fr. Schenkeltje (werktuig 
om den baard of de ongelijkheden der 
aarden tabakspijpen weg te nemen, als zij 
uit de vormen komen) ; pipe-maker's paringknife; 
schabeisen. 

Estrivières, f. pl. fr. Sempel- of trekkoorden 
van het zijdegetouw ; simple-cords; 
ziehschniire. 

Estrope, f. fr. Strop, touwen strop 
(om scheepsblokken, etc.); strap, strop, selvage, 
selvedge; stropp. 

'Etable, f. fr. Draag-, kruisband, etc., 

V. brace 2). Stal ; stable; stall. ^• 
'E. ou'Etablure (d 'un navire), v. étrave.
'Etabli, m. fr. Werktafel, v. arbeitstiseh. 
— Schaafbank (der timmer 
planing-bench, joiner's bench, bench;-lieden); 

hobelbank. — (ou bati, bane) stelling, 

opstal eener draaibank ; frame of a turn


bench; gestell der drebbank. ~ Spijker


smidsaanbeeld, v. biokern 2). 

'Etablir, V. a. fr.: 'E. un camp, 

een kamp of legerplaats opslaan ; to pitch 

a camp; ein lager schlagen oder aufschla


gen. ~ 'E. les chevalets pour fas


eines, den bok, de kruisschraag (tot het 

maken van fascines), of de fascinen -bank 

oprichten ; to place or fix the trestles for 

fascine-making; die faschinenbank aufschla


gen. vgl. chevalet pour fascines, s. 

chevalet. — 'E. un fondement, 

eenen grondslag aanleggen; to establish a 

basement; einen grund anlegen. ~ 'E. 1ia 

mur, eenen muur grondvesten ; to found 

a wall; elne mauer gruisden. — 'E. une 

pièce de bois, een stuk hout af


schrappen (om de zaagsnede aan te wij


zen); to marc the saw-cut; ein stuck bolz 

anzeichnen. — 'E. une Pierre, eenen 

steen teekenen (ter aanwijzing van zijne 

plaats); to settle an ashlar; einen stein an


zeichnen. ~'E. une pile de projec


tiles, eenen kogelstapel opzetten ; to build 

a pile of shot; einen kugelhaufen aufsetzen. 

~ 'E. un pont, v. construire un 

pont. — E. une voile, een zeil aan 


slaan, bijzetten, bijschen; to bend a sail (to 

its yard); ein segel anschlagen, beisetzen. 

'Etablissement, m. fr. (pour l'aflinage 
des metaux) Inrichting (tot metaalloutering); 
work, establishment; werk. — (en 
parlant de mines) Aanleg eener mijn, mijn of 
bergwerk; mine, work; grubenanlage, 
bergwerk. — 'E, d'un camp, het opslaan 
van een kamp of legerplaats ; pitching 
a camp; das aufschlagen eines lagers — 

v. établir. 
36' 

426 ETAGE 

Etage, m. fr. Verdieping (tusschen 
twee zolderingen of vloeren); story, floor, 
stage; stookwerk, geschoss. — 'E. en 
galetas, V. dachgeschoss. — 'E. 
principal, Bel étage, eerste verdieping 
; principal story, first floor; hauptgeschoss. 
— 'E. ou Horizon, horizontale 
basis, zool (van eenen mijngang); level, sole; 
sohle, bausohie. —'E—s de casemates, 
kazematten met verscheidene verdiepingen; 
tiers of casemates; etagen- oder stockwerkskasematte. 
— 'E. de feux, de battone, 
batterij-verdieping ; tier of guns, of 
fire; batterie-stookwerk, feuer-stookwerk. 

'Etague, f. fr., v. itaque. 

'Etai, m. fr. Stag (staand touw, dienende 
om eenen mast te steunen en te beletten 
achterover te slaan ; stay; stag. — 
Faux é., loos stag, borgstag, knikstag; 
preventer-stay; borgstag, knickstag. o 
Grand é., groot stag; main stay; grosses 
stag. — 'E. d'artimon, bezaansstag; 
mizzen-stay; besanstag. ® 'E. des boutehors 
des bonnettes basses, keertouw 
der leizeilsspieren ; guy of a lower 
studding sail-boom; kehrtau der leesegelspieren. 
—'E. d'une draille, leierstag; 
jack-stay, traverse-horse; stander, schnaustag 
eines leiters. ®'E. (ou draille) du foe, 
kluiversteg, kluiverleier; jib-stay; kliiverstag, 
kiuverleiter. — 'E. du grand mat de 
hune, grootstengestag ; main-topmast-stay; 
grossstengestag. _ 'E. du grand perroquet, 
grootbramstengestag; main-topgallant-
stay; grossbramstengestag. ® 'E. 
du grand perroquet volant, groot 

main-royal-stay; gross--bovenbramstengestag; 
oberbramstengestag, grosses royal-stay. e 
'E. de misaine, fokkestag; fore-stay; 
fockstag, vorstag. ~ 'E. du perroquet 
de fougue, kruisstengestag; mizzen-topmast-
stay; kreuzstengestag. — 'E. de la 
eerruche, kruisbramstengestag ; mizzentopgatlant-
stay; kreuzbramstengestag. — /E. 
de la perruche volante, bovenkruis 
mizzen-royal-stay; ober-bramstengestag; 
-kreuzbramstengestag, kreuz-royalstag. 
'E. du petit mat de hune, voor 

; fore-topmast-stay; vorstengestalt.-stengestag 

'E. du petit perroquet, voor 

fore-topgallant-stay; vor--bramstengestag; 
bramstengestag. 'E. du petit perroquet 
volant, voorbovenbramstengestag; 
fore-royal-stay; voroberbramstengestag, 
vorroyalstag. —'E. de tangage ou de 
martingale, stampstag; martingale-stay; 
stampfstag. e v. etaie. 

'Etaie, f. (ou 'Etai, m.) fr. Zware 
stut, schoor, steunbaik ; prop, shore, stay, 
supporter; stutze, stützbalken, anfall, stempel, 
steife. - 'E. de buse, (sluisdeur-) 

thresholds-post; drempelhaupt.-drempelschoor; 

— 'E. en sautoir, kruisgewijze stut of 
schoor, kruisstut ; cross-stay, diagonal stay; 
kreuzspreize, abkreuzung, Andreaskreuz. v. 
Croix de Saint-André, s. croix. 
ETAIN. 

Etaiement (dune voute, d'une poutre, 
ets.), m fr. Onderstutting, onderschraging, 
het stutten, schoren (van een gewelf, balk, 
etc.); propping, staying; absteifung. ® To 
en gueule, schuinsche onderstutting; 
propping aslope; schrdge absteifung. 

'Etaim, m., Estame, f., 'Etain, 
m., 'Etaine, f. fr. Kamwol, lange wol; 
long or combing wool; kammwolle, zettel. 

— (ou 'Etain), v. cornière 4). 
'Etain, m. fr. Tin ; tin; zinn. ® Vaisselle 
d'étain) tinnegoed; pewter; zinngeschirr. 
® 'E. d'alluvion, alluviaal tin, 
riviertin (tin in afgeronde stukken); streamtin, 
stream-tin-ore, alluvial tin-ore, diluvial 
tin-ore; seifenzinn. — 'E. à balles, à 
rouleaux, dun opgerold tin, roltin ; rolltin; 
stollzinn, ballenzinn. — ' E. bas, v. 
claire soudure. ® 'E. battu, 'E. 
en feuilles, Feuilles d'étain, bladtin, 
foelie, job; tin-foil; stanniol, blattzinn, 
zinnfolie. — a. 'E. blanc, tinglas, tinglazuur; 
tin-glass; zinnglasur. — b 'E. 
blanc, (Tungstate de chaux), wol 

kalk, scheeliet ; tungstate of-framiumzure 
lime; tungsteinsaurer kalk, scheelit. ~'E. 
en blocs, v. e. en saumons. ~'E. 
de bois, houttin (vezelig tinoxyde); woodtin; 
holzzinn: —'E. en briques, Saksisch 
tin; saxon-tin; sachsisches zinn, tafelzinn. — 
'E. en chapeaux, 'E. de Malac,hoedjestin, 
Malacca-tin ; cap-tin, tin in caps, new 
tin, Malacca-tin; hutzinn, Malakka-zinn.—'E. 
commun, gemeen tin ; common tin; gemeines 
zinn, pfundzinn. probezinn. —'E.— 
diamant, diamant-tin ; diamond pewter; 
demantzinn. — 'E. en feuilles, v. e. 
battu. — 'E. fin ou sonnant, fijn, 
klinkend tin ; fine, ringing or sonorous tin; 
klangzinn, feinzinn. ® 'E. de glace, 
bismuth; V. bismuth. ®'E. en grains, 

V. e. en larmes. ® 'E. en grilles, 
en treillis, tralietin ; trellised tin; schauzinn. 
_ 'E. en larmes, en grains, 
korreltin ; grain-tin; knrnerzinn, kornzinn. 
— 'E. de Malac, v. e. en chapeaux. 
~ 'E. métallique, wit tin ; 
white tin; weisses zinn. ®'E. de mine, 
V. bergzinn. — 'E. oxydé, (Cassiterite, 
f.) geoxydeerd tin, tinoxyde ; 
oxide of tin, tin-oxide; zinnoxyd, kassiterit. 
'E. oxydé crystallisé, gekristalliseerd 
tinoxyde (soort van erts, dat uit tin, 
ijzer en een niet-metallische aarde bestaat); 
cristallized tin-oxide; zinngrauppn. — 'E. 
plané, geplet tin; laminated tin; gewalztes 
zinn, walzzinn. —'E. préparé pour 
la fonte, Pierre d'é., tinsteen ; tinstone; 
zinnstein. 'E. pur, v. bergzinn. 
® 'E. a rouleaux, v e. à 
balles. o 'E. rouverain, hard tin ; 
hard tin; fleckiges zinn. ® 'E. en saumons, 
en blocs, bloktin ; block-tin; 
blockzinn. — 'E. en saumons fin, 
fijnst bloktin ; refined block-tin; feinstes 
blockzinn. ® 'E. sonnant, v. e. fin. 


ÉTAIN 

~ E. sulphuré, (Stannine, f.), zwaveltin, 
tinkies; sulphuret of tin, tin-pyrites; 
schwefelzinn, zinnkies. V. tin-pyrites. 
~ 'E. en treillis, v. e. en grilles. 
~ 'E. en verges, staaftin ; bar-tin; 
stangenzinn. 

'Etain, m. ou 'Etaine, f. fr., v. 
étaim. 

'Etal, m., Stalle, f. fr. Schot (door 
schotten afgescheiden stalafdeeling voor een 
paard); box, horse's stall; stand, stallstand. 

'Etalage, Tonlieu, m. fr. Uitstal 

winkel); shop-front-sash,-venster (van eenenstallage; schaufenster, kaufladenfenster, aussatzfenster. 
— Benedentrechterkap, v. bosh. 

'Etaleur, m. fr. Wattenmachine, v. 
aufbreitmaschine. — 'E. ou Table 
a, étaler, aanlegmachine, v. anlegemaschine. 


'Etaleuse francaise, f. fr. Uitsprei 
voor bladerdeelen van ver-dings-machine 

planten ; spreading-engine; aus--schillende 
breitungsmaschine fur bláttertheile verschiedener 
pflanzen. 

'Etalingue,'Etalingure, f. fr. Steek, 
steek van een zwaar touw op het anker, 
van de boeireep op de boei, etc.; clinch of 
a cable; ankerstick, kabelstich. E. du 
cable de toue ou de bonnette, 
visscberssteek, leizeilssteek, werpankersteek, 
valsteek, spiersteek; fisherman's bend; spieren 

-stich, leesegeistich, falistich, wurfankerstich. 

'Etalon, (Type), m. fr. IJkmaat, 
proefmaat, proefgewicht, ligger, standaard; 
standard; inuttermass, probegewicht, mus 

-termass, mustergewicht, normalgewicht, normalmass, 
aichmass, richtmass. 'E a 
coulisse et a nonius, Pied étalonné, 
Verificateur du calibre, 
kaliber-maatstok (inz. om het kaiiber der 
stukken geschut juist te meten) ; sliding 
calliper-scale; kaliber-massstab. — 'E. ou 
'Etelon, schets etc., v. ételon I). 

'Etalonner, v. a. fr. IJken; to gauge; 
aichen, eichen. — De maten uitzetten (door 
merkstrepen de gelijke afstanden, hoogte en 
lengte aangeven); to lay-on the measures; 
die masse austragen, austheilen. 

'Etalonneur, m. fr. IJkmeester ; gauger, 
adjuster; aichmeister, aicher. 

'Etamage, m., 'Etamure, f. fr. (des 
métaux). Vertinning; vertinsel ; tinning; das 
verzinnen, anzinnen; verzinnung. — ' E. 
galvanique on Zincage (du fer), galvaniseering, 
(het overdekken van 't ijzer met 
zink, door het in een bad van dit gesmolten 
metaal te dompelen, ten einde het tegen 
oxydeering te beschutten); galvanising, zink 

das galvanisiren, die verzinkung. -ing; 
'E. ou Mise au taro. (des glaces de 
miroir), bet foeiiën (van spiegelglas), het beleggen 
met foelie, job of tinblad; foliating, 
silvering, quicksilvering; belegung, das belegen. 
— 'E. au zinc, Zincage, het 
verzinken, verzinking; zinking; das verzin 

-ken, verzinkung. 

ETANCHE. 427 

Etambot, 'Etambord, m. fr. Ach tersteven 
; stern-post; achtersteven, hintersteven. 
~'E. perpendiculaire, stampsteven, 
loodrechte achtersteven ; down-right 
stern-post; stampfsteven. 

'Etambrai, m., 'Etambraie, f. fr. 
Vissing, mastgat ; partner; fissung, fischung; 
fisser, fisch. 

'Etamer, v. a fr. Vertinnen ; to tin; 
verzinnen. ~ 'E. (une glace, un miroir), 
verfoeliën, met foelie, job of tinblad beleggen 
(een spiegelglas); to foliate, to silver; 
mit folie belegen, foliiren. 

'Etameur, m. fr. Vertinner ; he that 
tins or coats with tin; verzinner. 

Etamin, m. hd., 'Etamine, f. fr. 
Ettemijn, estemijn, stamijn ; tammy, durant. 
'Etamine, f. fr. Vlaggendoek, v. 
bunting. • Zeefdoek, buildoek, v. beu 
-telgaze. — 'E. de

erin, haardoek; 
hair-cloth; haartuch. 

'Etaminier, fr. , Etaminweber, 
hd. m. Stamijn-of zeefdoekwever; tammyweaver. 


'Stamoir, Estaminois, m. fr. Soldeerplaat, 
smeltplank (met ijzer overtrokken 
plank, waarop de glazenmakers lood en 
hars smelten) ; soldering-board; löthbrett, 
lothbrett, probirbrett. 

'Etampe, f. fr., v. estampe 2) etc. 

— Doorslag, v. dory. 3). — 'E. de 
eloutier, dop (ter vorming des spijker kops 
bij 't klinken) ; heading-tool, nail-mandrel; 
nageldocke, nageleisen. ~ 'E. de la 
machine à gouttine, v. crease of 
the swage-tool. ®'E. d'un moulin 
a Thuile, stamper van eenen oliemolen 
; stampf of an oil-mill; stampte einer 
oistampfmuhle. ® 'E—s, stempels, stalen 
vorm der grofsmeden, v. boss 3). — 'E. 
superieure, bovenvorm ; upper-die; oberstempel. 
'Stamper, V. a. fr., v. estamper 1). 
..• 'E. Cun trou), verwijden, ruimer maken; 
to drift, to open out; aufrkumen, auftreiben, 
ausdornen, dornen. — 'E. (ou Pereer) 
un for á cheval, gaten in een hoef 

slaan; to stamp a horse-shoe, to stamp-ijzer 

the holes in a shoe; ein hufeisen lochen. 
'Etampeur, m. fr., v. estampeur. 
'Etampeux, m. fr. Stopper (werktuig 

ter uitholling van den kop der tabakspijp); 
stopper, pipe-bowl-model; stopfer, pfeifenkopfmodel. 


'Etampure, f. fr. (dun fer a cheval). 
Nagelgat (in een hoefijzer); nail-hole; nagellocb. 


'Etamure, f. fr., v. étamage. 

'Etanche, adj. fr. (d'eau) Waterdicht, 
dicht; water-tight; wasserdicht. — 'E. de 
vapour, stoomdicht ; steam-tight; dampfdich 
t. — Mettre un bátardeau à 
é., eenen keerdam waterdicht maken ; to 
dam up a wear; ein weter anschutzen. 
Mettre un vaisseau à é., een schip 
op het droge zetten (om het te herstellen); 


428 ÉTANCHÉITÉ 

to ground a vessel; ein schiff ans trockene 

bringen, aufholen. 

'Etanehéité, f fr. Dichtheid (der 

voege van twee buizen of pijpen); tightness; 

dichtheit. 

'Etancher, v. a. fr. Stoppen (een lek), 

V. boucher 2) ; vgl. aveugler. 
'Etancon, m. fr. Zware stut, schoor, 
V. étaie 1). ~ Dekstut, dekbalkschoor, 
V. épontille. — Lansvormige ijzeren 
hekspijl; stancheon; lanzenförmiger gitterstab. 
vgl. épi 6). — Hoeksteekschoor, v. eek 
-stL tze. —

Stempel (houten dwarsstut in 
eene mijnschacht); punch, stempel, puncheonprop; 
stempel. — (Montant) Staande 

stut (in eene oorlogsmijn); stancheon, prop; 
trempel, stempel. — 'E. de la mailla 
d'un eáble de fér, spijl van den 
schalm eens kettingkabels (die het oog van 

den schalm in twee gelijke deelen scheidt); 
stud, stay of the link of a chain-cable; steg, 
stütze des gliedes eines kettentaues. 

'Etanconner, v. a. fr. Stutten, schoren, 
ondervangen, v. abfangen, ab-. 
steifen. — 'E. on Boiser (une mine), 

eene mijn betimmeren, schoren ; to timber; 
in zimmerung setzen, mit stempeln versehen. 

'Etanconneur, (en Belgique:) Boiseur, 
Stanseur, m. fr. Mijnbetimmeraar, 
schoorsteller ; timberman, binder; zimmening, 
zimmerhauer, stempelsetzer. 

'Etanfiehe, f. fr. Machtigheid (dikte) 
van verscheidene samenhangende steenlagen 
of banken in eene steengroef; thickness of 

the banks in a quarry; mäcbtigkeit der bänke 
eines steinbruchs. 

'Etang, m. fr. Vijver; pond, tank, pool; 
teich, weiher. o (Marais salant) Zoutput 
(groot, met klei bekleed bekken aan 't 
strand, waaruit men het zeewater laat ver 

om daardoor het zout te winnen);-dampen 
salt-marsh; salzsumpf, lagune. ~'E. d'en-
Clume, smidskoelbak, v. auge fr. 2).

'Etangue ou 'Etanque, f. fr., v. 
estangue. 

'Etape, f. fr. Stapel, stapelplaats; staple; 
stapel, niederlage, emporium. — Spijkersmidsaanbeeld, 
v. biokern 2). 

'Stat de l' argent exploité, m. 
fr. Staat (opgave) van 't gedolven zilver; 
account of dug silver; silberzettel. ~ 'E. 
d'exploitation (d'un chemin de fer), de 
voor 't verkeer vereischte toestand (van eenen 
spoorweg); working-condition; betriebsfahiger 
zustand. •® 'E. passif' (des métaux), v. 
passivité. — 'E. sphéroïdal (des 
liquides), bol-of drupvormige toestand (der 
vochten); spheroidal or spheroidical state; 
kugelhhnlicher, tropfenartiger zustand. 

'Etau, m. fr. Schroefstok ; vice; schraubstock. 
— Goudsmidsklemschroef; hold-fast; 
einsetzeisen. ® 'E. à agrafe ou d'établi, 
bankschroef; bench-vice, table-vice; 
bankschraube, bankschraubstock,tischkloben. 
— 'E. à attache, v. é. à griffe. — 
'E. a chaud, vuurschroef; large and 

--- ÉTEINDRE. 

heavy vice, in which glowing iron is forged; 

feuerschraubstock. ~ 'E. d'établi, v. 
é. à agrafe. — 'E. a genou, schroefstok 
met noot ; vice with a • ball- and socketjoint; 
schraubstock mit kugelgewinde. — 
'E. à goupilles, stiftschroefje (der hor 

pin-vice; stiftenkldbchen. ~-logemakers); 
'E. à grilles, à pattes, a attache, 
bankschroef met klemhaak; bench-vice with 
screw-clamp; schraubstock mit schraubzwinge. 

— 'E. à griffe mobile a volonté, 
beweeglijke schroefstok; movable vice; beweglicher 
schraubstock. — 'E. a main, 
Pince à vis, Tenaille a vis, handschroef, 
vijlschroef, schroeftang; hand-vice; 
handkloben, handstock, feilkloben. ~ 'E. 
L main à máchoires étroites, v. 
dog-nose hand- vice. —'E. a main 
a máchoires larger, v. cross-chap 
hand-vice. —'E. à mouvement paralléle, 
'E. parallèle, parallel-schroefstok; 
parallel vice; parallel-schraubstock. — 
'E. à pattes, v. e. à grilles. — 'E. 
a pied, staande schroefstok ; standing vice; 
fusskloben, standkloben, schraubstock mit 
auf den boden herabgehendem fuss. — 'E. 
à queue, steelschroef; tail-vice; stielkioben. 
~ 'E. a queue à balancier, 
steelschroefje der onrust (in een uurwerk) ; 
balance-vice; unruhstielklöbchen, spindelklebchen, 
stielkldbchen, kronradklobchen. •-'E. 
à river, v. biegkloben. — 'E. li— 
meur, schroefstok vóór de vijfmachine ; 
vice of a shaping- or tiling-machine; schraubstock 
vor der feilmaschine. 

'Etayer, V. a. fr. Onderstutten, van 
stutten of schoren voorzien, onderschragen, 
schoren ; to stay, to prop, to support, to 
bear up; absteifen, abfangen, abspreizen. v. 
étrésillonner, étanconner. 

Etch (to), V. a. eng. Etsen, v. einatzen. 


Etching, eng. Het etsen, v. Aetzen, 
n., estampe 7). — Met punten doormengde 
trilstrepen, v. dotting. 

Etching-ground, eng., v. A etzgrund. 
Etching-needle, eng. Etsnaald ; radirnadel, 
atznadel; pointe a graver, pointe. 

'Eteindre, v. a. fr-: 'E. la chaux, 
de kalk blusschen, lesschen ; to slack or 
slake lime; den kalk loschen, ablöschen. — 
'E. (ou 'Etouffer) les cocons, de 
cocons dooden (de poppen in de ziwormtonnetjes 
dooden, hetzij door middel van 
stoom of van heet water, hetzij door ze 
korten tijd in eenen bakoven te verhitten); 

to kill or smother the chrysalids in the co


coons; die cocons tddten. —'E. les épingles 
blanchies, de uitgekookte spelden 
(in schoon water) afwasschen ; to wash the 
whitened pins; die weissgesottenen stecknadein 
abwaschen. ® 'E. le feu d'une 
batterie, eene batterij tot zwijgen brengen 
; to silence (the lire) of a battery; das 
feuer einer batterie zum schweigen bringen. 


ÉTÈLE 

'Etèle ou 'Etelle, f. fr. Spaander, 
houtspaan, spaan ; chip, chipping; zimmerspan, 
span. 

'Etelon, m., 'Epure, f. fr. Vlak 
(muur, vloer), waarop men in 't groot de 
schets van een getimmerte maakt ; plane, 
on which the rough sketch of some framing 
is made; flache, worauf man die robe skizze 
eines bauwerks macht. ~ Die schets zelve; 

sketch or design of some framing in full size; 

die aufschnurung, aufzeichnung auf eiher 
mauer, auf dem schnurboden. Opsluitpin 
(pin of nagel ter verbinding van twee ineengewerkte 
stukken hout) ; mortice-bolt, 
plug; zapfennagel, leistnagel. 

'Etendage, m. (' Etenderie, f., 
'Etendoir, Séchoir, m. ), fr. Gezamenlike 
drooglijnen, drooglatten (der boekdruk 

papiermakers, bleekers, etc.); drijing--kers, 
ropes, lines or laths for hanging and drying 
on; ausbdngeleinen, aufbdngeschntire, trockenlatten, 
trockenseile, das trockengestell. 
~ 'E. ('Etenderie, f., 'Etendoir, 
Séchoir, m.), droogplaats, droogzolder, 
droogschuur, etc., v. aufhängeboden, 
drying—house, drying—place. — 
'E. (ou 'Etirage), m. fr. Het rekken 
(der gewasschen weefsels) ; racking; das 
recken. ~ 'E. (ou Platissage) Het uitspreiden 
van den overlangs doorgesneden 
geblazen glascilinder (in eenen strijkoven) 
tot eene glasplaat of tafel ; spreading; das 
strecken. 

'Etendelle, f. fr., v. étreinte ij, 3) . 

'Etenderie, f. fr., v. étendage 1), 

2). — (Fourneau d'étendage, m.) 

Strijkoven (voor de doorgesneden glascilin


ders, vgl. étendage 4)); spreading-oven, 

flattening-furnace; streckofen. 

'Etendoir, m. fr., v. étendage I), 

2). — Boekdrukkerskruk, ferlet, v. auf


hangekreuz. 

'Etendre, ('Elargir) v. a. fr. Uit zetten, 
uitstrekken, v. ausdehnen. — 
'E. (les barres sous le marteau) uitrekken 
(de muntstaven); to dress; ausschlichten. e 
'E. une couche de gravier (sur 
le pavé) eene laag kiezelzand opbrengen, 
zanden ; to gravel; bekiesen. ® 'E. (une 
dissolution d'eau, etc.), verdunnen, v. diluer. 
— 'E. (on 'Etirer) (les draps 
lavés), rekken (de gewasschen lakens); to 
rack, to stretch; recken, ausspannen. 
'E. Penere d'imprimerie (sur l'encrier), 
den drukinkt fijnwrijven, v. ausstreichen 
i), ou broyer Penere. — 
^E. (les feuilles impriniees pour les sécher), 
ophangen, v. auf hangen t) . — 'E. (le 
un sur un pré), uitspreiden (het vlas over 
een grasveld, om bet de dauwroting te doen 
ondergaan); to spread (over meadows), to 
grass; spreiten, auslegen. — 'E. (Ie liege) 
sur le séchoir, (de wastb) ophangen (bij 
bleekers); to hang upon the lines; aufhangen, 
auf die leinen bringen. — 'E. (le 
verre a vitro soufflé en manchons) uitsprei-

ETIRiVGE . 429 

den (bet tot cilinders geblazen en doorgesneden 
tafelglas); to spread, to /latten; strecken. 

'Etendue, (Dimension) f. fr Uitgebreidheid, 
afmeting (van een vast lichaam); 
dimension, content(s); ausdebnung, ausmass. 

V. content. 
'Etente, f. fr. Gelijkmatige opbrenging 
van 't glazuur (bij pottenbakkers); uniform 
glacing; gleichfbrmige verbreitung der glasur. 

'Etter, v. a. fr. Aftoppen, afkoppen; 
to head, to lop off, to top; kopfen ; V. abkippen, 
ab kopfen. 

'Ether,m. fr., v. Aether. ~'E. sul 
-furique,

zwavelether; sulphuric ether; 
schwefelather, other, dthyloxyd. ••• 'E. 
méthylique, methylether, houtether; 
pyroligneous ether; metbyloxyd, methylbtber, 
metbylenhydrat, bolzather. —'E . marin 
ou muriatique, zoutether ; muriatic 
ether; salziither, salznaphtha. (scope. 

'Ethérioscope, m. fr., v. Aethrio


'Ethiops, m. fr. & eng. Moor (oude 
naam van verschillende metaalbereidingen, 
die eene zwarte kleur aannemen); mohr. 
~ 'E. antimonial, fr., Ethiops of 
antimonium, eng. spiesglanswoor (ver 

-van zwavel, kwik en zwavelantimo--binding 
nium); spiesglanzmoor. — 'E. martial, 
fr. ijzermoor (zwart ijzeroxyde) ; martial 
ethiops, (ethiops martialis; eisenmobr. 
'E. minéral, fr. mineraal moor ; mineral 
ethiops; mineralmobr. 
'Ethrioscope, m. fr., v. aethrioscope. 
'Etiage, m., Eaux d'été, f. pl. fr. 

Laagste waterstand (van een vlietend water, 
dat zich in zee ontlast); low-water-mark: 
niedrigster wasserstand, tiefwasserstand. 

'Etibeau, 'Etibois, 'Etibos, m. 

fr., v. estibois. 

'Stier, m. fr. Kanaal, waardoor bet 

zeewater in de zoutputten loopt, toevoerka 

brakish-water-conductor; zuleitungs--naal ; 

graben, auswerk. 
'Etineelle, f. fr. Vonk; spark; funken. 
'Etirage, m. fr.: 'E. de doublons 

de tole, bet uitkloppen, gelijkslaan van 
net dubbele ijzerblik ; beating-out the sheetiron 
folded in two; das gleichen der sturze. 

— 'E. des draps lavés, v. etendage 
3) . o 'E. du fer sur l' enelume, 
uitstrekking, uitbreiding van 't 
ijzer onder den hamer, V. drawing—out 
(of iron). — 'E. du fi1 (au rouet ou 
a la mécanique), v. drawing of the 
thread, s. drawing. ~ 'E. du lin, 
uitrekking van het vlas, v. drawing 2), 
3) , !) . _ 'E. des maquettes de 
fer au laminoir, bet pletten der gesmede 
ijzerklompen tusschen cilinders; rolling 
the blooms ; das walzen der schirbel. 
'E. des maquettes de for au 
marteau, het uithameren der gesmede 
ijzerklompen ; tilling the blooms; das recken 
oder schmieden der scbirbel. ~ 'E. ou 
Banc d'étirage pour coton, v. 


430 ETIRE 

drawing-frame. — E. pour laine 
longue, v. drawing-head. •• 'E. ou 
Machine a étirer pour lin, v. drawing-
machine. 'E. supplémentaire, 
tweede of natrekking; second draw, 
finishing stretch; zweiter zug, nachzug. 

'Etire, f. fr. Koperen strijkmes (des marokijnbereiders); 
copper paring-knife; streich 
klinge, kupfernes messer zum streichen. 

'Etirer, v. a. fr. Uitrekken, uittrekken; 
to stretch, to draw out; recken, ausrecken, 
strecken, ausziehen. - 'E. 1'aeier en 
barres, het staal tot staven uitsmeden ; 
to draw out steel; den stahl pldtten oder 
schienen. — 'E. les barres sous des 
eylindres, de staven tusschen cilinders 
pletten ; to roll out the bars; die stdbe auswaizen. 
e 'E. les barres sous le 
marteau, de staven onder den hamer uit 

uitrekken ; to work out the bars-drijven, 
under the hammer; die stdbe unter dem 
hammer strecken, recken. —'E. les drags 
lavés, V. étendre B). ••• 'E. le fer 
aux eylindres, au laminoir, het 
ijzer tusschen pletcilinders uitrekken ; to 
draw out iron, to roll iron; das eisen auswalzen, 
streekwalzen. - 'E. le for sur 
l'enelume, het ijzer onder den hamer 
uitdrijven; to draw out, to work out, to 
stretch iron under the hammer; das eisen 
unter dem hammer strecken oder schmieden. 

— 'E. les maquettes de for au 
laminoir, de gesmede ijzerklompen tusschen 
cilinders pletten ; to roll, to draw out 
the blooms into bars between rollers; die 
schirbel oder koiben walzen, auswalzen, 
unter walzen ausrecken. - E. les maquettes 
de for au marteau, de gesmede 
ijzerklompen uithameren ; to dolly, 
tilt, forge, shingle the blooms; die schirbel 
oder kolben recken, strecken. ~ 'E. les 
peaux sur le chevalet, (Crammer 
les peaux), de huiden op den schaaf 
uitstrekken ; to stretch the hides on-boom 
the horse; die haute auf dem schabebaum 
ausstreichen. - 'E. (Laminar) les 
rubans de coton, de katoenbanden 
uitrekken (op de uitrekbank); to draw the 
slivers; die baumwollenbander strecken. 

'Etiroir, m. fr. Leerlooiersschaafboom, 

V. chevalet de tanneur. 
Etmahl, n. hd., v. einglage 2), 
day's work. 
'Etocage, m. fr. Het wolkaarden (met 
een lange kaarde); wool-carding; das kratzen, 
krdmpeln der wolle. 

'Etoffe, f. fr. Stof, weefsel van wol 
katoen, etc.; stuff, cloth; zeug, stoff. - Damastpapier, 
V. damastpapier. e a. 
'E. d'acier, samengeweld staal en ijzer; 
steel and iron welded together ; durch 
schweissen gebildetes gemenge von eisen and 
stahl. — b. 'E. d'acier, (Damas corroyé, 
(door hameren en wellen) gezuiverd 
damascener staal; refined damask-steel; gegdrbter 
damast, kiinstlicher damast. -'E. 

ÉTOFFES. 

d'alun et de sel, oplossing van aluin 
en zout; solution of alum and salt; alaunbriihe. 
- 'E. à chapeaux, stoffen of 
materialen voor vilten hoeden ; materials for 
making felt-hats; materialien zu flizhuten. 
'E. de Chine, (Pequin), peking 
(soort van gebrocheerde zijdestof); pekin; 
Pekin, pequin. - 'E. chinée, vlammig 
geweven (gechineerde) stof; clouded (or chiné) 
cloth or stuff; geflammtes, flammirtes, schinirtes 
zeug. vgl. chiner. 'E. de 
erin, Tissu de erin, haardoek, weef 
paardenhaar; hair-cloth, woven hair;-sel van 
haartuch, pferdehaargewebe. ~ 'E. de 
erin pour casquettes, pettenstof van 
paardenhaar; hair-cloth for boys' caps; kap

-
penzeug von rosshaar. 'E. de erin 
pour meubles, meubelstof van paarden


haar; horse-hair-seating, woven hair for 
furniture; stuhlzeug, mebelzeug von rosshaar, 
haartuch, rosshaarstoff. -- 'E. de 
(ou en) erin pour tamis, haardoek 
voor zeefbodems; hair-cloth for sieves, woven 
hair for horse-hair-sieves; haartuch fur 
siebboden. - 'E. glaeée, glansstof, geglaceerde 
stof, weerschijnstof; shot- or glacé fabric; 
schillerndes, changirendes zeug, changeant. 
— ' E. de lame, (Lainage m.), 
wollen stof; woollen stuff; wollener zeug, 

wollenzeug. - 'E. voloutée, fluweelachtige 
stof, fluweel; velvet; sammetartiger 
stoff, velvet. --- v. étoffes. 

'Etoffes, f. pl. fr. Gezamenlijke gereed 

boekdrukken ; printing--schappen tot het 
utensils; buchdruckerutensilien. -Uitgaven 
voor het onderhoud van het drukkers -mate


riëei, in procenten uitgedrukt ; printing-expenses, 
expressed in percent of the general 
expenses; druckereiprocente, die geschditsunkosten 
in procenten ausgedruckt. - 'E. 
a bandes, 'E. rayées, gestreepte stoffen 
; striped stuffs; gestreifte zeuge. ~'E. 
bigarrées au jaspe, v. e. j aspées. 
- 'E. broehées, gebrocheerde (met 
goud-, zilver-of zijdedraad doorwerkte) stoffen 
; broché goods, broché shot-fabrics; broschirte 
stoffe. v. e. lancees. — 'E. á 
earreaux, 'E. quadrillées, geruite 
stoffen, v. check. — 'E. eroisées, gekeperde 
stoffen; tweeled or twilled cloth 
(with biassed or regular tweel); keper-oder 
keperzeuge, gekdperte, gekieperte stoffe, fibers 
kreuz gearbeitete zeuge. ~'E. eroisées 
a double face, gekeperde stoffen met 
twee rechterzijden ; tweeled or twilled cloth 

with two faces or right sides; zweiseitige, 
zweirechtige oder beidrechtige keperzeugg, 
zwillich. — 'E. drapées ou lainées, 

V. draperie l ). — 'E. faconnées, 
gefaconneerde, gebloemde, gefigureerde, naar 
patronen geweven stoffen ; fancy-cloth; faconnirte, 
dessinirte, gemodelte, gemusterte 
stoffe, bildgewebe. - 'E. faconnées á 
la marche, treewerk, door tree- of voetwerk 
vervaardigde gebloemde stoffen, gefigureerde 
stoffen, die met de trede van den 

 / 

ETOFFURE -- ETOIJPILLE. 431 

weefstoel bewerkt worden ; fancy-cloth woven 
by treading on the treedles; musterweberei 
durch tritte, fussarbeit, getretene arbeit, 
kamm-trittweberei. ® 'E. faconnées 
a la tire, op den trekstoel bewerkte gefigureerde 
stoffen, trekwerk ; fancy-cloth 
woven on the draw-loom or by the figuringmachinery, 
stuff made by cords; zugarbeit, 
musterweberei lurch den zug, gezogene arbelt. 
— 'E. pour gilets, vestenstof; 
waist-coating; westenzeug. ~'E. a jour, 
'E. faeonnées a jour, opengewerkte 
stoffen ; open-worked stuffs, open or clear 
stuff; lurchbrochene stoffe.®'E. jaspees, 
'E.• bigarrées au jaspe, gejaspeerde, 
fijngevlamde stoffen ; naspes; jaspirte stoffe, 
feinflammig melirte stoffe. ~'E. lainées, 

V. draperie. — 'E. lancées, 'E. 
brochées a frame lancêe, gebroclleerde 
stoffen met doorgeschoten inslag; 
broche goods shot across the warp; lancirte 
oder uberscbossene stoffe. ® 'E. matelassées, 
'E. formees de deur tissus, 
v. doppelgewebe. ®'E. plaines, 
v. unies. ~ 'E. quadrillées, 
v. é. à carreaux. 'E. rases, gladde 
wollen stoffen ; worsted goods or stuffs, worsted; 
glatte wollenzeuge, ka[nmwollzeuge. — 
'E. rayées, v. e. a bandes. o 'E. 
satinées avee un croisé a liage 
interrompu, gesatineerde stoffen met afgebroken 
keper, atlasachtige stoffen ; tweeled 
or twilled cloth with broken or satin tweel. 
— 'E. unies ou plaines, ou á pas 
simple, gladde of effen stoffen ; plain cloth; 
glatte oder schlichte stoffe. — v. étofe. 
'Etofi'ure, f. fr. Sterk soldeersel (van 
tin); strong soldering; startre ldthung. 
'Etoile, f. fr. Ster, star; star; stern. 
Sterretje (bij letterzetters), v. asterisk. 

— Kamrad , etc., V. cylindrical wheel. 
Vijfbeitel, vijlmakersbeitel ; file-cutter's 
chisel; feilenmeissel. ~ Stervormige splijting 
van 't hout, V. cadran 5). — (Fort 'a 
éboile, Fortin) sterreschans, getenailleerd 
fort ; star-fort, star-redoubt; sternschanze. 
— Ster, luchtster (klein vuurwerk, 
dat in de lucht den glans der sterren nabootst); 
star; stern, sternputz. — 'E. du 
natin, morgenster, Venus; morning-star, 
lucifer, phosphorus; morgenstern. ® 'E. 
nébuleuse, nevelster; nebulous star; nebelstern. 
~ 'E. polaire, poolster, noord 

pole-star; polarstern. ~'E. du soir-ster; 
('E. du berger), avondster, Venus ; evening-
star, hesperus, vesper; abendstern. — 
'E. tombante, filante on volante, 
vallende, verschietende ster; falling or shooting 
star, star-shoot; sternschnuppe. — a 
l'étoile ('Eperon ou Longuet), 
Fransch sterpapier (breed 514, hoog 384 
strepen, zwaarte van den riem 7 kilo); 

french star-paper; franzbsisehes sternpapier. 
'Etoilé, adj. fr. Gebarsten (munt) ; 
starred, with a flaw; gesprungen, gerissen. 
'Etole, f. fr., v. boiler-plate. 

Etonnement, m. fr., v. abschrecken. 
'Etoqueresse, f. fr. Lange wolkaarde; 
long card; lange kratze, langer krhmpelkamm. 

'Etoquiau,'Etoquetau,'Etoteau, 
'Etouteau, 'Etou, rn. fr. Pal, duim, v. 
anhaltstift, click 1). 

'Etoufi'er, V. a. fr.: 'E. les cocons, 

V. éteindre 2) . — 'E. (la colle), te dun 
maken (bij boekbinders); to make too thin; 
zo dunne machen. 
'Etoupage, m. fr. Het aan-of opvul 
(hij hoedenmakers); adding more fur-len 
upon such, parts as require strengthening; 

das ausbussen. val. ausbussen. — Vul 
voor een hoedenviltstuk; piece of batt,-stuk 

which is added upon such parts as require 
strengthening; bussfach. ••• 'E. du piston, 
henneppakking des stoomzuigers, v. 
dampfkolbenliederung. 

'Etoupe, f. fr., v. abwerg. — S. 
pour une bofte a garniture, werk 
voor eene pakkingbus; packing-tow, hards; 
werg, stopfung, verpackung. ® 'E. ou 
Calfatage, werk der kalfaters ; oakum; 
kalfatwerg, werg. — 'E . goudronnée 
ou noire, bruinwerk, kalfaatwerk ; tarred 
oakum; getheertes verg. ~'E. blanche 
ou non goudronnée, ongeteerd werk, 
witwerk; untarred oakum; dusse, zentilje. 

— 'E. de chanvre, hennepwerk ; hempcodille, 
hemp-hard; hanfwerg, kodille, tors, 
banfbeede. 
'Etouper, v. a. fr. Opvullen etc., v. 
ausbussen. — Aandrukken etc., v. aufdupfen. 
•® Met was dichten (de bersten 
van 't aardewerk); to stop with wax; mit 
wachs verstopfen. De uitstekende einden 
der katoendraden afsnijden (bij wevers); 
to pick the cotton; die hervorragenden enden 
an den baumwollenf^.den abscbneiden. 
Met werk stoppen (de munitiewagens); to 
stuff with tow; mit werg ausstopfen. — 
'E. les fentes (du placage) de colle 
mêlée avee de la seiure, de reten 
(van 't oplegwerk of forneerhout) met zaag 

to stop cabinet-work;-selstopdeeg volstrijken; 
die klinsen mit sägespankitt ausstreichen. 
'Etoupille, (Mêche d'amorce) 

f. fr. Gezwinde lont; quick match; ludelfaden, 
stoppine. ~'E. (Fusee d'amorce) 
Gezwindpijpje, pijpje ; tube; schlagrdhre, 
schlagrohrchen, ziindruhrchen, geschwindpfeife, 
geschwindruhrchen (die beiden letzten 
wurter sind veraltet). ~'E. á béquille, 
'E. fulminante (Amorce a béquille, 
Tube percutant coudé), 
knalpijpje; detonating tube; rectangular tube 
or quill; knieschlagröhre. n•o 'E. en fer 
Blanc, blikken gezwindpijpje; tin-tube, 
metal tube; blecherne schlagruhre , blechschlagrohre. 
— 'E. (ou Amorce) à 
friction, wrijvingspijpje ; friction-tube, 
detonating friction-tube; frictionsröhre, frietionsschlagrohre. 
~ 'E. à papier, papieren 
pijpje ; paper-tube; papierschlagrubre. 

432 ETOUPIN 

É. a percussion, percussie-pijpje; 
percussion-tube; percussionsschlagrohre. 
,E. ordinaire, 'E. en roseau, rieten 
gezwindpijpje ; reed-tube; schilfschlagrobre. 
—'E. ordinaire en plume, a godet, 
penneschachtpijpje ; quill-tube; federposenschiagrohre. 
® 'E. sulphurique de 
Callerstr®m , Callerstrom's gezwindpijpje; 
Callerstrom's tube; Cal lerstromische 
schlagröbre. — 'E. a tube avec la 
mêche de communication, gezwindpijpje 
met gezwinde lont ; quick snatch-tube; 
schlagrohre mit ludelfaden. 

'Etoupin, Estoupin, m. fr. Prop op 
de lading; wad (for sea-service); vorladung. 

'Etouteau, m. fr. Stift, neut (op de 
schaft of het huisje der bajonet); lockingring-
pin; bajonetkorn, angel, sperrungstift. 
® Pal, v. étoquiau. -Palletje (aan 
het rad, dat het slagwerk drijft); pin; sperrstift. 
® Roue d'e., v. ballast-wheel. 

'Etranglement, ni. ('Etreinte, f., 
Resserrement, Rétrécissement,m., 
a St. Etienne Couffée, f.) dune couche, 
fr. Versmalling, samentrekking, het 
engerworden eener ertslaag ; roll, contraction, 
balk, nip of a seam; verdruckung, verschmalerung 
eines flatzes. - 'E. (des fusées, des 
cartouches), het wurgen (samensnoering van 
den hals der vuurpijlen, der kardoezen) 
choking, operation of choking; würgung, das 
wurgen. — Hals, v. choke. 

'Strangler, (Boucher, Engorger, 
E ncombrer, en Belgique aussiStancher, v. a. fr. Verstoppen (eene 
mijnader, zoodat zij 't water niet meer loost); 
to stop up, to obstruct, to choke; verstopfen. 

-'E. les fusées, inbinden , v. to 
choke. v 'E. Ie drap, valsche vouwen 
of plooien in 't laken (bij 't vollen) maken, 
to stifle the cloth; walste odor falsche (alten 
in das tuch coachen. 

'Etrangloir, Tour ou Bane à 
étrangler, m. fr Wurgbank, etc., v. 
choking-frame. 

'E trangue, f. fr., v. bes chlagzange. 

'Etranguillon ou Goulot de l'en-tonnoir 
(dune trompe), m. fr. Trechter hals 
(der blaasbuis, vgl. trompe 4) ); neck 
of the funnel; trichterhals, ausmündung des 

trichters. 

'Etrave, 'Etable, f. fr. Voorsteven, 
steven ; stem; vorsteven, steven. — 'E. 
élancee, vallende, springende voorsteven; 
raked stem; weitausschiessender vorsteven. 
vgl. élancement. 

Etre à Panere, Etre sur le for, 
fr. Voor anker zijn, ten anker liggen; to 
ride at anchor; vor anker liegen. ® Etre 
sur les an-cres de flot et de jusant, 
voor eb-en vloedanker liggen, vertuid 
zijn ; to moor against ebb and flood; 
vor ebbe-and Iluthanker liegen, verteuet 

sein. — Etre a la cape, v. caper 
t). — Être on avant de son point, 

V. se faire de l' arrière, s. arrière 
'TRIER. 

3). — Etre au mouillage avec les 

mats de hune et les vergues 

amenées, met gestreken stengen en raas 

voor anker liggen ; to ride with top-masts 

and yards struck; mit gestrichenen stengen 

and raaer vor anker liegen. -Etre 

masque par le vent, v. faire cha


pelle, s. chapelle. ® Etre en pleine 

mer, v. avoir belle dérive, s. dérive. 

'Etrécir (s'), v. r. fr. Inloopen (in 't 

weven), v. eingehen, einspringen. 

'Etrécissement, m.,'Etréeissure, 

f. fr. Het inloopen, smallerworden (bij 't 
weven); shrinking in width; das einspringen, 
eingehen, einlaufen, einweben.
'Etreignoir, m. fr. Kleinhaak, spanijzer 
(der timmerlieden , schrijnwerkers) ; 
jack, cramp, flooring-cramp; dielenzwinge. 

'Etreinte, f. fr., v. étranglement 
1). ® 'E. (ou 'Etendelle, f. d'un 
bloc d'ardoise, splijting van een leiblok 
; splitting of a slate-block; spaltung, 
theilung eines schieferblocks. ® 'E. ou 
'Etendelle, f., haar, geribde paardenharen 
zak of omslag (ter omwikkeling van 
de builen, waarin Yet oliezaad gedaan wordt 
om uitgeperst te worden); bag or basket 
made of hair; pressbeutel, presssack aus 
pferdehaar. 

'Etrésillon, m. fr. Stut, steunbalk, 
schoor, V. étaie i). -Dwarsschoor (tusschen 
twee naar elkander bellende muren 
geklemd); shore; spreize. -Aard-of grondschoor 
(tusschen twee schaaldeelen vastgeklemd, 
om bij 't graven van een fondement 
de instorting van grond te voorkomen); prop, 
stay; bodenspreize. ®• 'E. perdu ou 
mort, verloren stut of schoor (uit voorzorg 
aangebracht, als een andere mocht bezwijken); 
dead shore; reservespreize. 

'Etrésillonner, v. a. fr. Onderstutten, 
onderschragen, ondervangen, schoren 
(muurwerk, gronden, etc.) ; to shore; ausspreizen. 
® 'E. les puits de mine, 
etc., v. étanconner 2) 

'Etresse, f. fr., v. doublet 3). 

'Etricage, m. fr., v. engschneiden. 

'Etrier, m. fr. Stijgbeugel; stirrup, stirrup-
iron; steigbtigel. -Trekband, beugel, 
strop, ijzeren band (met dubbelen elleboog) 
ter verbinding van eenes balk met den makelaar 
tie-band of a king-post, draw-iron; 
hängeeisen. ~ Hangketting, draagstang (tot 
het dragen van den vloer onder de kettingen 
eener hangbrug); drag-bar, drag-chain; han 

-gestange, hdngekette. ~'E. des chatnes 
des haubans, katplank van het puttingwerk 
(aan boord); preventer-plate, shroudplate; 
eiserne klappe an den puttingen. o 
'E. d'essieu (en bols), asbeugel, asklamp; 
axle •tree-hóop, axle-tree-bed-hoop; 
achsband. ~ 'E. d'essieu à bouts 
taraudés, trekbeugel, schroeftrekbeugel; 
yoke-hoop; achsband mit zwinge, ziehband, 
schraubenziehband. - 'E. de flèehe, 
beugel van den langwagen; perch-band; lang



:ÉTRILLE — 

baumpfanne. É. (ou Etrope des 
marchepieds, springpaard, strop van bet 
paard (scheepslijn, waarvan de twee enden 
aan de ra vastzitten, en bet dubbel tot kous 
verstrekt aan een strop, waarin bet paard 
hangt); stirrup, springstropp; — 'E. de 
sellette, (Frette de sellette et 
d'essieu), V. bolster-hoop of limber. 
• 'E.—s, ijzeren baken (der 'draaibank); 
iron-hooks; eiserre baken. 

'Etrille, f. fr. Middelsoort ijzerblik 
middle sheet-iron; mittldres eisenblech. 
'Etrindelle, f. fr., v. étreinte, 
étranglement i). 
'Etrivière, f. fr. Stijgbeugelriem ; stirrup-
leather; steigriemen, steigbugelriemen. 
'Etrope, f. (Estrope, f., Anneau 
de cordage, m.) fr. Strop, v. estrope. 

— 'E. (Erse on Herse) du gouvernail, 
borgstrop van 't roer; rudderstrap; 
ruderstroppe. .• 'E des marchepieds, 
v. étrier des marche 
-pieds.

o•• 'E. dune poulie, strop 
om een blok; strap of a block; stropp eines 
blocks. — 'E. d'orin, boeistrop; slings 
of the buoy; bojenstropp. 'E. a rider 
les haubans, wantstrop; shroud-selvage; 
wantstropp. 

'Stroper, Estroper, v. a. fr. Stroppen, 
eenen strop omleggen ; to strap; stroppen. 
'Etudes d'un chemie de fer, 

f. pl., Travaux préparatoires, m. pl. 
fr. Voorbereidende, voorloopige werkzaambeden 
aan eenen spoorweg; preliminary 
works of a railway; vorarbeiten zu einer 
eisenbabn. 
'Etui, m. fr. (pour la cuisson de porce


laine), v. gazette. ~ 'E. de drapeau, 

vaandelkoker; standard-case, case; fabnen


futteral. — 'E. des élastiques, 'E. 

de la jacquarde, v. case 6). ~'E. 

de mathématiques, v. case g). 

„E. porte-lances, zunderbus; port-fire


case; lichterbi cbse, zundlichterbtichse. 

'Etuve, f. fr. Stoof, droogstoof, droog


kast, droogkamer, etc. ; stove, core-stove, 

drying-stove, drying-chest, drying-room; tro


ckenofen, trockenstube, darrkammer, trocken


boden. ~ 'E. a bordage, plankenstoof, 

houtstoof, stoof (aan boord); stove; kochflott. 

~ 'E. de eorderie, teerstoof (der touw


slagers); stove; stove. — 'E. a vapeur, 

stoomstoof; steam-drying-stand; dampftrocken


apparat. 

'Etuvé, adj. fr. Gedroogd (van suiker 

gezegd); dried; getrocknet.-brooden 

'Etuver, v. a. fr. Stoven, in de droog


stoof zetten of leggen ; to stove, to dry in 

the stove; in der trockenstube setzen oder 

legen, trocknen ; stoven (ein tau). 

Euchlorin, n. hd., Euchlorine, f. 

fr. & eng., v. acide hypoehloreux. 

Euelade, f. fr., Euclase, eng. & 

fr. f., Euklad, m. hd. Prismatische, zeer 

brosse, wri+jfbare smaragd uit Peru en Brazilië. 

Eudiometer, m. hd. Y eng., Eudi-

ÉVECTION. 433 

omètre, m. fr. Luchtzuiverbeidsmeter, 
luchtgehaltemeter, zuurstofmeter (werktuig 
ter bepaling van de hoeveelheid zuurstof in 
een gegeven volumen lucht). 

Eugraph, m. hd. & eng., Eugraphe, 
m. fr. Donkere kamer [camera obscura], 
waarin men de voorwerpen in bun 
natuurlijken stand ziet. 

Eurhythmie, f. fr. & hd.,Eurhythmy, 
eng. Schoone overeenstemming van 
al de deelen eens gebeels (inz. in de bouwen 
beeldhouwkunst). 

Eustache, f. fr. Knipmes zonder veer, 
gemeen mes met houten hecht; clasp-knife 
without a spring; hippe, grosses handmesser. 

Eustyle, adj. fr. & eng. Schoonzuilig; 
schönsulig, v. entrecolonnement 
eustyle. 

'Evaporable, fr., Evaporable, 
eng. Verdampbaar ; verdunstbar. 
Evaporating-apparatus, eng., v. 
abdampfungs-apparat. 
Evaporating-cup, -kettle, -vessel, 
eng., v. abdmpfungsgefäss, etc.. 

'Evaporation, f. fr , Evaporation, 
eng. Verdamping, uitdampinn, afdamping; 
verdampTung, verdunstung, das verdamp fen, 
abdampfen, evaporiren. — 'E. (ou Cuite) 
du salpètre, het koken of afdanipen des 
salpeters; boiling or evaporating of saltpetre; 
salpetersud, sud des salpeters. — 'E. (ou 
Cuite) du jus de sucre, v. euite 3). 

'Evaporatoire, adj. fr.: Canal é., 
dampkanaal (bij 't metaalsmelten); vapourchannel; 
abzucht. — Appareil e., (on 
simplement) 'Evaporatoire, m. , v. 
abdampfungs-apparat. 

Evaporator, eng., v. abdampfungsgefass, 
etc. 

'Evaporer, Faire évaporer, s''E


vaporer, fr., v. abdämpfen, ab


dampfen. ~ 'E. le jus de suere, 

V. cuire 8) .
Èvaporiren, v. a. y n. hd., v. évaporer. 
_ v. êvaporation. 
'Evasement, m. fr. Schuinscbe binnenwaartscbe 
verwijding, v. ébrasement. 

— 'E. (des boites de roue), v. chamber 
2). — 'E. de la bouche d'un canon, 
v. enlargement 3). — 'E. (ou 
Bout femelle) (d'un tuyau de conduite), 
mondstuk, hals (eener leibuis of aanvoerpijp) 
; socket, socket-end; sebnauze, bals, 
muffe. — 'E. du foyer, verwijding van 
den vuurbaard (der stoommachine, etc.); 
width of the furnace; ofenweite. — ' E. 
du jet, de la sonnette, v. bellmouth 
2), 1) . - 'E. de la lumiére, 
V. enlargement 4) . 
'Evaser (s'), v. r. Uitbranden, wijder 

worden ; to enlarge; ausbrennen. vgl, en


largement 4). 

'Evection, fr., Evection, eng. V 

hd. f. Evectie, grootste der schijnbare on


regelmatigheden in den loop der maan, ver 

invloed der zon.-oorzaakt door den storenden 

37 


434 EVEILLTJRES -- EVOLVENT. 


'Eveillures, f. pi. fr. Scherpe oneffenheden 
op der, molensteen (door 't billen 
te weeg gebracht); rills, interstices; bauschlag, 
rillen. 

Even, adj. eng Gelijk, effen van draad 
(van laken sprekende); gleich; suivable. 
Even (to), v. a. eng. Gelijk maken 

(b. v. uurwerktanden), v . egaler, égalir. 
— Gelijk maken (b. v. den grond), v. 
egaler, égaliser ; araser. Effenen, 
waterpas maken, v. afeurer. 
Evening—star, eng., v. étoile t 1). 

'Event, m. fr. 1-let luchten ; airing; 
liiftung, V. éventer. o• 'E. (ou 'Eventouse) 
(de fourneaux, de poeles, etc.), 
luchtgat, trekgat, tochtkanaal, luchtbuis, V. 
air—hole, air—drain, abzucht. ^• 
'E. (dune cloche, d'un moule), luchtpijp, 
windpijp (van eene klok, eenen vorm); airpipe, 
vent-hole; luftrbbre, windpfeife. ^• 
Luchtschacht (eener mijn); funnel, air-hole, 
ventilator; luftzug, luftscbacht, luftlocb. — 
'E. (dune balie de fusel, d'un boulet), speelruimte 
(van eenen kogel in den loop des 
geweers, des kanons); windage, spielraum. 
.•o 'E. (ou Travers) (des canons, des 
lames de sabres),scbeur, dwarsscheur, dwars


fout, fout (in kanonnen, sabelklingen); , 

ing, vent, crack, cross-crack or dent (in 
barrels), crack cross-wise, transverse crack (in 

sword blades); riss, querriss. — 'E. du 
platre, het loslaten, ontbinden van de bepleistering 
(als gevolg van de vochtigheid 
des dampkrings, van den regen, etc.); decomposition 
of plaster; das abstenen des gypses. 

'Eventail, m. fr. Scherm, vuurscherm 
(als beschutting tegen de hitte, bij emailleurs. 
goudsmeden, etc.); screen; feuerschirm. 

— Waaier; fan; filcher. ~ 'E., ou Fenêtre 
en é ., waaiervormig venster, waaiervenster; 
fun-shaped window; fdctlerfenster. 
'Eventaire, 'Eventère, m. fr. Vlakke 
ben of mand, teenen bord; hurdle; 
flachkorb. 

'Evente, f. fr. Kaarsenkistje of kaar 
vakken ; tallow-chandler's box;-senbak met 
lichterkasten mit fkchern. 

'Eventé, adj. fr.: Plátre e., losgelaten, 
verweerd pleister of gips; dead plaster; 
abgestandener gips. 

'Eventer, v. a. fr.: %E, les chapeaux, 
(Donner l'évent aux chapeaux), 
de hoeden luchten, in de open 
lucht zetten ; to expose the hats to the air; 
die hitte der freien luit aussetzen, liften. 
~ 'E. (les laines mordancées), luchten (de 
gebeten wollen stoffen); to expose to the 
air; liiften. ^ 'E. les peaux, (Donner 
un éveant aux peaux foulées it i'huile), de 
(met olie doorwalkte) huiden in de lucht 
te drogen hangen (bij zeemtouwers); to dry 
the hides at the open air; die haute an der 
lult aufhdngen, anrauschen. 

'Eventoir, m. fr. Vuurwaaler (om de 
kolen in gloed te brengen); fire-fan; feuerwedel. 


'Eventouse, f. fr., V. évent 2). 
'Eventure, f. fr. Teerst, scheur (in 
eenen geweerloop), cleft; riss, sprung. 

'Ever, fr., Ever, hd. m. Ever, weinig 
diepgaand, platboomd vaartuigje ; sculler, 
wherry-boat. 

Everlasting, eng., v. durant. 

'Evidage, in. fr. Het uitwerken, opmaken 
(van 't gevormde pottengoed); hollowing, 
fettling; das aush(ihlen, nachputzen. 

'Evide, adj. fr. Opengewerkt; pinked 
through, carved; dutchbrochen. 
'Evidement, m. fr. Uitholling, uit 

uitdraaiing, holmaking ; carving,-snijding, 
hollowing; aushohlung, bohle bearbeitung, 
durchbrechung. — Het groeven, gleufsgewijs 
uithollen, v. ausgrunden 1). 
Ondergraving van eenen wand (in eene 
steengroeve); undercutting of a bank; unterbi 
hlung einer wand. ® 'E. de la 
tote du Chien percutant, v. ausbohrung 
des hammers. 

'Evider, v. a. fr. De stijfsel (b. v. uit 
een te sterk gesteven kraagje) uitwrijven; 
to unstarch; absteifen, entstdrken. ••• Gleufsgew(
js uithollen, v. ausgrinden i). 
(Creaser) uithollen, uitboren, inwendig 
wijder maken ; to cut sloping, to cut hollow, 
to hollow; aushóhlen, ausbohren, innerlich 
ausweiten . vgl. échanerer. — (Tailler 
a jour) Open werk maken; to pink 
through, to carve; durchbrechen, durcbbrochen 
arbeiten. ~ 'E. une aiguille, 
eene naald groeven, het kerfje in eene naald 
maken.; to groove a needle; die ndhnadeln 
kerben, die kerben einbringen. 

'Evidoir, m. fr. Holboor; auger, wimble 
terrier; bohlbohrer. 
'Evier, m. fr. Gootsteen ; sink; gossstein, 
wasserstein. 
'Evitée, f. fr. Ruimte, die een schip 
noodig heeft om door te zwaaien, zwaai ; 

sufficient place for a ship's swinging round 
her anchor; zum schwenken eines schiffes 
erförderliche weite (eines flusses, kanals, 
hafens). 

'Eviter, V. n. fr. Zwaaien, afgieren; 
to swing, to tend; schwenken, schweien. 

'Evite—mariage, Système a la 
Chambon, m. fr. Machine ter voorkoming 
van oneffenheden, grovere plaatsen of 
vlokken (in de getweernde zijde) ; avoidflakes; 
maschine zu verhutung grober stellen, 
Dockenvermeider. 

'Evitement, m. fr. Uitwijkplaats (op 
spoorwegen); turn-out; ausweichplatz. ^ 
'E—S., pl. Rails of spoorstaven ter uitwijking, 
wijksporen; siding, shunting; ausweichscbienen. 


Evolute,f. hd.& eng.,v. développée. 
Evolution of gas, eng. Gasontwik

-

keling; gasentwicklung; dégagement de gaz. 
Evolve (to), v. a. eng. Vrijmaken, v. 
degager 2) — V. evolviren. 
Evolvent, eng., Evolvente, hd. t., 

V. développante. 

EVOLVIREN -- EXHAUSTION. 435 


Evolviren, v. a. hd. Ontwikkelen (in 

de wiskunde); to evolve; développer. 
Ewer, m. hd., v. ever. 
Exaltation, eng. Opdrijving, omhoog 

(bij cbemisten): .su--drijving, sublimeering 
blimat-ion, sublimirung; sublimation. 
Examen, eng. Tong der balans, v. 
aiguille 8) . 
Examine (to), eng., Examiner, 
(Visiter) fr. v. a. Onderzoeken (bet giet 

besehen. r Examiner la plaque-werk); 
par le son, de muntplaat door den klank 
onderzoeken ; to sound or chink the plate; 
die platte auf den klang priifen. 

Examining the warp, eng. , v. 
einstellen. 
Exanthalose,m., Soude sulfatée, 

f. fr. Zwavelzure soda, glauberzout; sulphate 
of soda; glaubersalz. 
Excavate (to), v.a. eng., v. extraire 
3), ausgraben 3). 
Excavation du bátiment, f. fr. 
Uitgraving voor de fondeering van een gebouw; 
foundation-ditch; grundgrube. ~ E. 
d'une mine, het uitgraven eener mijn; 
hollowing of a mine; minengrabung. — E—s 
souterraines des mines, (en Belgique: 
Ouvre de veine, Ouvrage), onderaardsche 
mijnwerken; underground-workings; 
grubenbaue, grubenrhume, grubengebdude. 

Excedant, m. fr. Overschot (bij chemisten); 
excess; überschuss. 
Excentrer, v. a. fr. Uit het centrum 
of middelpunt brengen, excentriek of uit 
maken.-middelpuntig 
Excentric, Excentrical, eng., v. 

eccentric, adj. 
Exeentrie, eng., v. eccentric. 
Exeentrie balance-weight, Ex


centric brass bolt, Excentrie 
catch, etc., etc., V. eccentric --. 

Excentricität, hd., Excentrieité, 
fr., f., Excentricity, eng., v. eccentricity. 


Excentrik, m. hd., v. eccentric, eng. 
Excentrikring, m. hd., v. bague i). 
Excentrikstange, f. hd., v. eccen


tric rod. 

Excentrikwärter, m. hd. Wachter 
van 't excentriek ; eccentric-waiter; gardeexcentrique. 
(adj. 
Excentrique, adj. fr., v. eccentric, 
Excentrique,f. fr ,v. eccentric,eng. 
Excentrisch, adj hd., v. eccentric, 
adj. ~ Excentrische scheibe, v. 

eccentric, eng. 
Excess, eng., v. excédant. 
Excitateur, Déchargeur, Are 

conducteur, m. fr. Ontlader, ontlaad 
; discharger,-tang (der electriseermacbine) 

discharging-rod, exciter; auslader, entlader. 
Exciter, eng., v. excitateur. 
Exciter, v. a. fr.: E. la plaque 

(daguerrienne), de plaat (voor de daguerreotype) 
gevoelig maken ; to excite the plate; 
die platte empflndlicb machen. 

Excite (to), v. a. eng., v. exciter. 

Eelamation, f. fr. Uitroepingsteeken 
(bij letterzetters); note of exclamation; ausrufungszeichen. 


Excrescence, eng., v. auswuehs. 

Excursion, f. fr. Slingering (des slingers), 
V. oscillation. 

Exécuter, V. a. fr.: E. les cheminements, 
de loopgraven voortzetten ; to 
push on the zigzags of approach; die lauf. 
grdben oder zickzacks vortreiben. — E. 
(ou Pousser) la sape, Marcher en 
sape, Saper, den onderaardscben gang 
(om eene vesting aan te vallen) doorzetten. 

Exécution des ouvrages de campagne, 
f. fr., v. construction 4). •• 

E. de la sape, het sappeeren, bet graven 
van onderaardsche gangen; sapping; 
das sa ppi ren. 
Exemplar, n. hd., Exemplaire, 

m. fr, (dun livre, d'une gravure, dune 
medaille, etc). Exemplaar ; copy. 
Exereer (s') au tir de canon, 
s'E. a tirer au blane ou a la cible, 
Faire l'école, fr. Naar de schijf schieten, 
schietoefeningen houden ; to fire at a 
target, to practise; each der scheibe sehiessen, 
schiessiibungen halten. 

Exercice à la cible ou à feu, 

E. du tir à la cible, m. fr. Schietoefeningen, 
exercitie in 't vuur; ball-practice, 
ball -firing, target—practice; sebiessubungen, 
das excerciren im scbarffeuer. — E. au 
tir, Tir d'éeole, m. fr. Het schijfschieten 
; practice; das ziel-oder scheibenschiessen 
, die schiessibung. 
Exercirpatrone, f. hd., v. car


touche 6). 

Exergue, m. fr. & eng., v. absehnitt. 

Exfoliate (to), eng., s'Exfolier, 

fr. Afschilferen, schilferachtig loslaten of 
splijten, in schilfers afvallen, afbladeren ; 
sich bldttern, abbldttern, abschiefern. v. bl ttern 
(sich). 

Exhalaison, f. fr., Exhalation, 

eng , v. ausdi nstung 2), -damp.

Exhaure, m. fr., v. écoulement 

3), 4), épuisement i). 

Exhaussé, adj. fr. Verhoogd, booger 

opgetrokken ; raised higher; uberbbbt, mehr 

erbdbt. ~ Are e., verhoogde boog (boo


ger dan de cirkelboogi; stilted arch, sur 

gestelzter, gebursteter, uber--mounted arch; 

hdhter bogen. 

Exhaussement, m. fr. Verbooging, 

hooger optrekking (van eenen muur); rais


ing higher; erbdhung, aufbohung. 

Exhausting-valve , Exhaus


tion-valve, eng., v. einlassventil. 

Exhausting—syringe, eng., v. aus


leerungspumpe. 

Exh austion,Méthode d'exh auc


tion, f. fr., Exhaustion, eng., Ex


haustions--methode, f. hd. h andel


wijze om de gelijkheid van twee grootheden 
te bewijzen door te doen zien, dat haar 


436 EXHIBITER 

verschil kleiner is dan eenige andere grootheid, 
boe klein ook gedacht. — Exhaustion, 
f. fr. Ontwatering, drooglegging, v. 
écoulement 3), 4 ), épuisement 1). 
Exhibiter, m. eng., v. exposant 1). 
Exhibition, eng., v. exposition. 
Exillon, ni. fr. Beweeglijk deel van 

eenen molen, beweegbare molenkap ; movable 
part of a mill; beweglicher theil einer 
miihte. 

Exit of steam, eng., v. dampfauslassung. 
Expand (to), v. a. d," n. eng. In uit 
volumen doen toenemen ; zich-gestrektheid of 
uitbreiden ; ausdehnen; sich ausdehnen; eten 

V. aus--dre, élargir; s'étendre, s'elargir. 
dehnen. 
Expanding-borer, eng. Boor met 
verschillende boorijzers, waarmede men op 
de draaibank gaten van verschillende dia 

boort; bohrer, der durch auszuwech--meters 
selnde schneiden zum bohren von llchern 
verschiedener durchmesser dient; foret a 
mèche variable servant a percer des trous 
de diférents diamètres. 

Expanding center—bit, eng. Centerboor 
tot het boren van gaten, die ver 
grootte hebben, verwijdende cen--schillende 
terboor; universal centrumbohrer; mèche uni 
a trois pointes.-verselle 

Expanding—roller, eng. Spanrol (ter 
spanning van den over twee trommels loopenden 
riem) ; riemenspanner, spannrolle; 
rouleau de tension. 

Expanding—tap, eng. Schroefmoertap, 
zoodanig ingericht, dat zijn diameter 
kan vergroot worden ; expansions-schraubenbohrer; 
taraud a expansion. 

Expansibilité, f., v. ausdehnbarkeit. 
Expansion, f. * . Uitzetting ; v. dilatation. 
e• E. of the steam, eng., 

V. détente 5) . 
Expansion-engine, eng. Uitzet 
(stoommachine, wier zuiger-tings-machine 
zich beweegt door de uitzetting van den stoom, 
terwijl de uitweg van dezen is afgesloten); 
expansions-maschine; machine a détente. 

Expansion—gear, eng. Kruk of hefboom 
ter stoomafsluiting; absperrungs-mechanismus, 
expansionslhebel; mechanisme de 
distribution et de détente; v. détente 4). 

Expansion joint, eng. Expansie 

verbinding van twee stoombuizen door-voeg, 
eene pakkingbus; expansions -rr hrenverbindung, 
verbindung zeseier dampfrdhre naittels 
einer stopfbuchse; joint glissant, compensateur, 
fourreau. 

Expansionsmasehine, f. hd , v. 
expansion-engine. 
Expansionshebel, m. hd., v. eXpansion-
gear. 
Expansions-röhrenverbindung 

f. hd , v. expansion-joint. 
Expansions-schraubenbohrer, 
m. hd., v. expanding-tap. 
EXPLOITA'T'ION. 

Expansionsventil, n., V. absperrklappe, 
cut-off-valve. 
Expansion—valve, eng. Expansie 
absperrklappe, cut-off--klep, v. 
valve. 

Expansif, fr., Expansiv, hd. , Expansive, 
eng. Uitzettend, met uitzettend 
of uitbreidend vermogen bedeeld. — Expansive 
engine, Expansively acting 
engine, eng , V. expansionengine. 
- Expansive force, uitzettingsvermogen, 
spankracht, veerkracht; 
spannkra ft, expansivkraft; force élastique. 

Expansive—piston, eng. Uitzettingszuiger; 
expansiv-piston; piston-expansif. 

— Expansive vapour, eng. Uitzettende 
damp of stoom ; expansivdampf; vapeur 
expansive. 
Expansivdampf, m. hd., v. expansif 
5). [sif 3). 

Expansivkraft, f. hd., v. expan-

Expansivpiston, m. hd., v. expansif 
4). 

Expérience, f. fr. Proefneming, proef 
(in natuur-en scheikunde) ; experiment; 
versuch, experiment. 

Experiment, m. hd. & eng., v. OXperience. 
Experimentaiphysik, f. hd. Proef 
natuurkunde ; experimental-ondervinde?gkephysics; physique expérimentale. 

Expérimentateur, Expérimenteur, 
fr., Experimentator, hd., Experimenter, 
eng. m. Proefnemer, bij die 
physische proeven neemt. 

Expiration des soufets, f. fr., 
Expiration of the bellows, eng. 
Uittreding der lucht uit de blaasbalgen ; 

austritt der lu ft aus den blasebdlgen. 

E. de brevet, fr., E. of patent, 
bet vervallen, eindigen van het octrooi ; das 
ablaufen des patents. 
Expletives, pl. eng., v. fragments. 

Explode (to), eng., Explodiren, 
hd. v. n. Losbarsten, ontploffen ; faire explosion, 
detoner. V. éelater 2). 

Exploding-charge, Bouncing 
powder, Bursting charge (of bounceheaded 
rockets) , Marroon, eng. Slagraketlading, 
knalkruid der slagraketten, ka 

schlag, kanonensch.lag; marron, pé--nonslag ; 
tard ou péterolle (dont on garnit les grosses 
fusdes de signaux). 

Explodiren, v n. hd., v. to explode. 
Explodirende baumwolle, f. hd., 

V. coton-poudre. ~ E. kraft, f. hd. 
Losbarstingskracht, ontploffingskracht; explosive 
force; force explosive. 
Exploitant, m. fr. Mijnbouwondernemer, 
mijnontginner; adventurer, lessee, owner; 
bergwerksunternehmer, grubenbetreiber, gewerker. 


Exploitation, f. fr. Ontginning, tennuttemaking, 
bebouwing (van landerijen); 
bebouwing, behakking (van bosschen); delving, 
uit-, opdelving (van ertsen); working, 


EXPLOITER -- EXTRADOS. 437 


turning to profit, cultivating; carrying; winning 
of ores, mining, work, adventure of 
mines; ausbeutung, ausnutzung, abhau, das 
abtreiben; erzbergbau, erzgewinnung. ~ E. 
a eiel ouvert, delving aan de open 
lucht; steengroefbewerking; open working, 
open cast; tagebau; steinbruchsbetrieb. — 

E. de houille, steenkooldelving; coaldigging; 
kohlengrubenbetrieb. — E. de 
tourbe, turfstekerij, het turfsteken; turfdigging; 
torfstecherei, torfstich. — E. en 
masses on en amas, het verdiepingsgewijs 
bewerken van groote ertsmassa's; 
working of large masses in stages; stockverksbau. 
— E. d'un chemin de Ier, 
openstelling vang eenen spoorweg voor 't verkeer, 
spoorwegbeheer, exploitatie van eenen 
spoorweg ; working of a railway; eisen 
-babnbetrieb. 
Exploiter, v. a. fr.: E. une mine, 
une veine, eene mijn, eene ertsader bearbeiden 
; to work a mine, a vein; eine lagerstdtte 
ausbeuten, eine grube bauen. — 

E. un chemin de Ier, eenen spoorweg 
voor 't verkeer openstellen, Benen spoorweg 
beheeren, exploiteeren; to work a railway; 
eine eisenbahn befahren, im betrieb setzen. 
Explore (to), eng., Explorer, fr. 

V. a., v erscharren. 
Explosion, f. * . Losbarsting, ontploffing. 
— E. dune chaudière, fr., 

E. of a boiler, eng. v. bursting of 
a boiler. — E. (ou Commotion) 
électrique, fr. v. commotion électrique. 
(poudre. 
Explosive cotton, eng., v. eoton-
Exponent, eng. & hd., Exposant, 

m. fr. Exponent, machtsaanwijzer (in de 
algebra). 
Exponentialgleichung, f. hd., 
Exponential equation, eng., v. 
equation exponentielle, s. équation 
a. 

Exponential grosse, f. hd., Exponential 
quantity, eng. Exponer,tiale 
grootheid (zulk eene grootheid, welker exponent 
een veranderlijke grootheid is); quantité 
exponentielle. 

Exposant, m. Tentoonsteller, inzonderheid 
van een of ander kunstvoortbrengsel 
op eene tentoonstelling; exhibiter; aussteller. 
— Exponent, v. exponent. 
Expositor, m. eng., v. exposant i). 
Exposition (de 1'industrie), f. fr. 
Tentoonstelling; exhibition; ausstellung. ~ 

E. universelle, wereldtentoonstelling; 
exhibition of all nations; universalausstellung. 
— E. d'un batiment, ligging, 
strekking van een gebouw naar zekeren 
kant, stelling of plaatsing tegen lucht en 
zon ; situation of a building east, west, 
north or south; lage eines gebhudes nach 
wind and Bonne. ~ E. de la plaque 
dans la chambre noire, het plaat 
(toebereide pbotographische) plaat-sen der 
in de donkere kamer; exposure of the plate 

in the camera; das aussetzen der platte in 
der camera obscura. 

Expression, f. fr. ' eng. Uitpersing; 
auspressung. — Uitdrukking (in mathematischen 
zin) ; ausdruck. 

Expresszug, Extrazug, Stafettenzug, 
m. eng. Bijzondere (spoorwagen -) 
trein, extra-trein, expres-trein ; express-train; 
train exprès, train estafette. 

Exprimer, V. a. fr. Uitdrukken, uit 

to squeeze; ausdriicken, ausquet--persen ; 
schen, auspressen, pressen. — Machine 
à e., v. auspressmaschine. 

Extend (to), v. a. eng., v. ausdehnen. 
(kamm. 

Extender, eng., v. erweiterungs-

Extensibilité, f. fr , Extensibleness, 
eng., v. ausdehnbarkeit. 
Extension, f. fr. Uitstrekking, uitha 
(bij smeden); stretching; das strecken.-mering 

Extinction, f. fr. Het blusschen of 
lesscben (der kalk); slacking; das loschen, 
einlöschung. — E. spontanée, verweering 
(der kalk) aan de lucht, zelfblussching; 
spontaneous slacking on the air; das abster


. ben, selbstloschung an der luft. 

Extirpateur, m fr. Extirpator, 

eng. y hd. m. Hakploeg (werktuig tot zui


vering en losmaking van den bouwgrond. 

Extract, m. hd. & eng. Extract, af


treksel, geest ; extrait. — E. of Mars, 

ijzer-extract ; eisenextract; extrait de Mars. 

~ E. of the spruce-fir, (Essence 

of spruce, Spruce-essence, Ame


rican beer-essence) eng. Extract van 

den Canadascben mastboom, dennen -extract 

(ter bereiding van het dennebier); sprossen


essenz, sprossenextract; extrait de sapin 

du Canada. 

Extract (to), v. a. eng.: To e. a 
root, eenen wortel trekken (den wortel 
van een gegeven getal of grootheid vinden); 
eine wurzel ausziehen; extraine une racine. 

Extractif, adj. fr., v. s. extractive. 

Extraction, f. fr. & eng.: E. d'une 

racine, fr., E. of a root, het trekken 

van eenen wortel (uit een gegeven getal of 

grootheid), worteltrekking; ausziehung, ex


trahirung einer wurzel. — E. (de mi


nerai), fr. uitdelving, opvoering (van erts); 

winning, drawing up, hawling; fdrderung.

~ E. du jus, fr. Uitpersing van het 

(suiker-)sap ; extraction 0/' the sirup, sweet


ing; gewinnung, extrahirung des saftes. 

Extractive, Extractive matter, 

eng., Extractivstoff, m. hd Extractief


stof (de door water en wijngeest oplosbare 

en uit te trekken plantvormingsdeelen); pri-n


cipe extractif, mature extractive. •. Co


loring extractive,eng.Farbiger ex


tractivstof, hd. Gekleurde extractiefstof; 

colorant extracti f. 

Extrados, m. fr. & eng. Buitenzijde, 
bolronde zijde of rug (van een gewelf, van 
eenen boog); aassen fïache eines gewOlbes, bo


genri'ccken, gewölbrticken. 

37` 


438 EXTRADOSSE 

Extradossé, adj. fr. Uitwendig of op 
den rug glad bewerkt (van een gewelf of 
boog, welks buitenzijde of rug niet ruw is); 
outward planed; auf dein rucken glatt bearbeitet. 


Extrafein, adj. lid. Superfijn, extrafijn, 
van de eerste qualiteit of hoedanigheid 
; -super/ine; supertin, de première qualité. 

Extrahiren, v. a. hd., V. extraire i). 

Extrahirung, f. hd., v. extraction 
1), 3). 

Extraire, V. a. fr. Uittrekken (eenen 
wortel), v. to extract. •• E. les couleurs, 
ontkleuren, v. entfärben. 

E. les terres, de aarde uit-, weggraven 
; to dig or to excavate the earth; die 
ende ausgraben. 
Extrait, m. fr., v. extract. 

Extrapontin, m. fr., v. strapontin. 

Extrasse, f. fr., v. cardasse 2). 

Extrastunden, f. pi. hd. Overuren, 
nauren (uren, die men boven de gewone 
met werken doorbrengt) ; after-hours, overhours; 
beures en sus. 

Extrazug, m. hd., v. expresszug. 

Extrémité, f., Retour, fr. Terugkeer 
(bij wevers); return, extremity; wiederkebr. 
— E-s de la cale (Aile), ach 

gedeelte van 't scheepsruim; run; kot,-terst 
piek. 

Extremity, eng.. v. extremite 1). 

Eye, eng. (een in vorm naar het oog 

gelijkend voorwerp, ook een klein gat, eene 
opening), Oog; -auge, óhr, bhse; oeil, oeillet, 
oeíliard, trou. -Ringetje, oog, v. bélière. 
Oog, maas, v. auge hd. 1). Deadman's 
eye, V. dachloch. — Large 
eye or strop of a block, oog van eenen 
blokstrop; langhals; grand oeillet d'une etrope 

F. 
Fabric (Cloth, Stuff, Material), 
eng. Stof, geweven stof, weefsel ; zeug, stoff; 
étoffe, tissu. ~ Plain f., gladde, effen 
stof ; glatter, schlichter stoff; étoffe unie ou 
plaine, étoffe is pas simple. v. étoffe, 
étoffes. — V. fabrique ij. 

Fabricant, m. fr. Fabrikant, fabrikeur, 
manufacturer; fabrikant, manufakturist. 
~ F. de drap d'or, v. goldweaver. 


Fabricate (to), To manufacture, 
V. a. eng. Maken, vervaardigen, bearbeiden, 
fa briceeren ; verfertigen, bearbeiten, 
fabriziren, fabriciren; fabriquer (des étoffes). 

Fabricateur, m. fr., Fabricator, 
eng. m. Maker, vervaardiger ; fabriekgast, 
werkman in eene fabriek ; fabrikarbeiter. 
(Het Fransche woord wordt meestal in oneigenlijken 
en ongunstiger zin gebezigd). 

FABRIKAT. 

de poulie. s E. of an axe or a hatchet, 
v. douille E). E. of a borer 
(which receives the handle). ring der 
boor; ring des bohrers; oeil d'une tarière 
(pour la poignée). E. of a deadblock, 
gat van een doodshoofd of puttingjuffer; 
doodrnannsauge; trou d'une moque. 

E. of a heddle, oog eener lus 
(waardoor de kettingdraad heen gaat); h.duschen 
der litze; oeillet de la lisse. ® E. 
of a hammer, steelgat eens hamers; 
stielloch, hammerloch; oeil du marteau. -
E. of a hook, oog van eenen haak ; 
hafte, dhr eines hakens; porte de l'agrafe. 
E. of the (tonic) volute, v. auge, 
hd. 6) . - E. of a letter, oog van eene 
eene drukletter (letterstaafje) ; auge eines 
druckbuchstabs; oeil, face d'une lettre. -
E. of a needle, oog eener naald; nadelóhr; 
oeil, trou ou chas d'une aiguille. - E. 
of a pix, v. auge, hd. 5) . ® E. of 
the rule, lip van de zetlijn (der letterzetters); 
strich der linie; oeil du réglet. E-
s of a ship, poorten in de nabijheid 
van de kluizen ; pfortluken in der ndhe der 
klasgatten; sa bards qui soot a u près des écubiers. 
- E. of a stay, kraag van een 
stag; stagauge; collet d'étai. 
Eye-bolt, eng. Oogbout (aan boord); 
augbolzen; cheville à oeillet. 
Eye-bolt and key, eng, Spiebout, 

V. bolt 9). 
Eye-gasket, eng. Oogseizing; augseising; 
garcette a oeillet. 
Eyelet, Eyelet-hole, eng. Rifgat, 
zuigergat; reefgatt; oeil de plc, oeillet des 
voiles. 

Eye-splice, eng. Oog-of lusspl.itsing, 

V. épissure 3) . 
Fabrication, f. fr. & eng. Vervaardiging, 
bewerking, bereiding, bet maken, 
bet fabriceeren, fabricatie ; verfertigung, 
bereitung, das fabriziren, fabrikation. 

Fabricator, eng., v. fabricateur. 
Fabriciren, hd., v. to fabricate. 
Fabrik, f. hd. Fabriek ; manu factory, 

factory, mill, works; fabrique, manufacture. 
Fabrikant, m. hd., v. fabricant. 
Fabrikarbeit, f. hd. Fabriekwerk 

manufacture; ouvrage de fabrique. 

Fabrikarbeiter, m. hd. Fabriekgast, 
werkman in eene fabriek; workman in a 
manufactory, manufactory-man; ouvrier de 

fabrique. 

Fabrikat, n. hd. Fabrieksartikel, fabriekwerk, 
het in eene fabriek vervaardigde 
voorwerp ; manufacture, sale-work; objet fabriqué, 
objet manufacturé, article de fabrique. 


FABRIKAUFSEHER 

Fabrikaufseher, m. hd. Opzichter 
eener fabriek ; overseer in a manu factory; 
inspecteur de fabrique. 

Fabrikation,f. hd., V. fabrication. 

Fabrikgarn, n. hd. Machinaal garen; 
mill-spun yarn; Ill mécanique. 

Fabrikgebäude, n. hd. Fabrieksgebouw 
; manufacture; fabrique. 

Fabrikgold, n. hd., v. doppelgold. 

Fabrikstadt, f. hd. Fabriekstad; manufacturing 
town; viile manufacturière. 

Fabrikzeichen, n. hd. Fabrieksmerk; 
manufacture-marlt, mark; marque de fabrique, 
marque, titre, timbre. 

Fabriziren, v a.hd.,v. to fabricate. 

Fabrique, f. fr., V. fabrik. •o Beheer 
van bouwwerken, bouwkas; fabric; 
baubehorde, baubureau, baukasse. — Bevallig 
bouwwerkje in eenen tuin ; building, 

frame; baulichkeit, gebdude. ~ F. de 
gaz, gasfabriek ; gas-works; gasfabrik. ~ 

F. de monnaies, munt, muntgebouw; 
mint; munzstdtte, munze. ® F. d'un 
vaisseau, beloop, bouwtrant, maaksel van 
een schip; sheer of a ship; stroking, strook, 
strich, verlauf eines schiffes. 

Fabriquer, v. a. fr., v. to fabricate. 
— F. (des monnaies), munten, munt 
slaan ; to coin or mint money; prägen, 

schlagen, moezen. ~ F. le mortier, 
de metselspecie beslaan ; to mix or temper 
the mortar; den martel bereiten. 

Facade, (ou Face), f. fr. Gevel, buitenzijde 
van een gebouw, inz. voorgevel, 
front; front-face; front, aussenseite, facade. 
~ F. antérieure, F. de devant, 
voorgevel ; fore-front; vorderfacade. — F. 
de cóté, F. latérale, zijgevel ; sideface, 
Jank-front; seitenfront, seitenfacade.® 

F. feinte, blinde gevel; dead-face, blinca 
front-wall, dead face; blinde facade, blendfacade. 
r F. du frontispice, gevel 
der hoofd-of voorzijde ; frontispiece-face; 
giebelfacade. ® F. postérieure, F. dederrière, achtergevel; back front; binterfacade. 
~ F. principale, hoofdzijde, 
hoofdgevel; principal front, main-face; hauptfacade. 


Face, (Surface, Superficie), f. 
fr. Vlak, oppervlak, begrenzend vlak van 
eenig ligchaam; face, side-face, surface of 
a body or solid; flache, seitenláche. 
(Partie extérieure d'un bátiment), 

v. facade. — [La maison fait face 
sur la rivière, het huis maakt front 
tegen, is gericht naar de rivier; the house 
faces the river; das raus macht front gegen 
den fluss. — Vu en face, van voren 
gezien (bij bouwschetsen, etc) ; seen before 
itself; von vors gesehen.] — (Facette, 
Délardement, Arête émoussée) 
Schuin bijgewerkte, afgesnoten kant; bevel, 
chain fer; face,al€ gratung.~(Plate-bande, 
Bande) Platte lijst, vierkante, meer hooge 
dan uitspringende lijst, band ; band, flat 
moulding, broad fillet; band, bort, borte, 

FACE. 439 

bend, streifen, binde. — F. de la batterie 
(d'une platine a silex), staalbaan, 
slagvlakte van het pandeksel (van een vuursteenslot); 
face, steel-face of the hammer; 
stab ihahn, schlagfldche des pfannendeckels. 

o F. carrelée de la erête du 
Chien., kerfzjde, inkervingen aan de greep 
van den haan (van 't percussieslot); chequering 
of the comb, engraving on the cock (of 
percussion-locks, to catch the thumb); kerben, 
fischhaut am haken des balins (eines 
percussionsschiosses). — F. de la dent 
d'une roue, kopvlakte van eenen radertand 
; face of a tooth of a wheel; stirnflbcbe 
oder kopfseite eines radzahnes. 
F. de devant ou F. de travail d'un 
fourneau de plomb a réverbère 
àa l'anglaise, voorzijde, werkzijde van 
een Engelschen reverbereeroven voor 't lood; 
working-side of an english lead-furnace; ar 
eines englischen-beitsseite oder vorderseite 
bleiflammofens. — F. de derrière d'un 
fourneau de plomb á réverbère 
a, l'anglaise, achterste (lange) zijde van 
een Engelschen reverbereeroven voor lood ; 

labourers' side of an english lead-furnace; 

bintere seite des engliscben bleiflaminofens. 

— F. extérieure du corps de piatine 
(d'un fusil), buitenzijde, buitenvlak 
der slotplaat (van een geweer); outside or 
outer side of the plate; äussere seite oder 
fldcbe des schlossbleches. — F. interieure 
(du corps de platine), binnenzijde, 
binnenvlak; inside or inner-side; innere seite 
oder fl .the. _• F. de la lame de 
baïonnette, voorzijde, vlakke zijde van de 
bajonetkling; flat of the blade of bayonet; flbche 
oder vorderseite der bajonnetklinge. — F -S 
latérales du coin, zijvlakken der wig; 
lateral faces or sides of the wedge; seiteuffiichen, 
seiten des keils. ~ F. (Table, 
Panne) du marteau, baan, vlak des 
hamers; face of the hammer; hammerbahn, 
hammerO„iche. o F. d'une monnaie 
(Droit,Effigie, Croix, Tête,Avers, 
Obvers), beeldzijde eener munt, v Bildseite, 
Avers, Croix 3), etc.• F. (ou 
Parement) d'un mur, buitenvlak, bui 
muur; face of a wall;-tenzijde van eenenaussenseite, aussenflache eines mauerwerkes. 

— F. d'un ouvrage, face, front; 
gezichtslinie van een verdedigingswerk, eene 
schans, etc. ; face of a work; face, gesichtslinie 
airier scbanze. — F. percutante 
(ou Fond) de l'évidement de la 
tête du chien percutant, slagvlakte 
van de uitlating in den haan van 't per


cussieslot; striking surface of the mouth; 

scblagfldcbe der hahnaushdblung des percussionsschlossen. 
— F. d'une pierre, 

d'une piece de boil, etc., (Parement, 
Superficie antérieure, Coté 
de devant), voorzijde, voorvlak, buiten 

dag komend vlak van eenen-zijde, in den 
steen, een stuk bout, etc.; face, surface, 

super/Icier, facing; vordere fldche, aussen



440 FACE -- FACHERGASBRENNER. 


seite. — F.travaillante d'une meule, 
maal vlak van eeneg molensteen ; grinding 
surface of a mill•stone; mahlfldcbe eines 
mubisteins. ~ F. de travail, etc., v. 
face de devant etc. 

Face, (Level), eng. Vlak, effen vlak; 
ebene /ldche; surface unie ou plane, plaine. 

— Voorzijde, voorvlak, buitenzijde, v. face, 
fr. 2). ! F. (or Pane) of the anvil, 
aanbeeldbaan, v. aire 3). — F. of the 
body of letters, oog van 't lettercorpus; 
auge, fldche, spitze des buchstabens 
am schriftkegel; oeil du corps de lettre. 
F. of the cutting (of a railway), 
doorsnijdingsvlak (van eenen spoorweg); boschungs,'
ldche des durchstichs; parement du 
déblai. — F. of a gun—piece, vlak 
van den mond eens kanons, tromp, mond; 
mi ndungsflache einer kanone; tranche de 
Ia bouche d'un canon. — F. of the 
hammer, Hammerface, hamerbaan; 
V. Face (Table, Panne) du marteau, 
S. face, fr. •• F, of the hammer 
(of a flint-lock), v. Face de la 
batterie, S. face fr. — F. of a 
plane, zool, onderzijde der schaaf; sohle 
des hobels; semelle du ra bot. — F. of 
quiltings, grond, hoven-of rechterzijde 
van 't piqué; grund des piqués; partie supérieure 
des étoffes à deux cbaines. F. 
of a stone, v. face (Parement, etc.) 
d'une pierre, etc., s. face fr. — F. 
(Right-side) of a stuff, v. endroit. 
— F. of a tooth of a wheel, v. 
face de la dent d'une roue, s. 
face, fr. •v F. of a wall, v. face 
(parement) d'un mur, S. face fr. 
— F. of a work of fortification, 
V. face d'un ouvrage, s. face fr. 
Face (to), v. a. eng. Dekken, bekleeden, 
v. couvrir 1). ~ To f. the 
mould with charcoal-dust or 
blackening, den vorm met houtskool poeder 
bestrooien ; die form mit kohlenstaub 
bestreuen; saupoudrer le moule. — To f. 
or surface a piece (on the turninglathe), 
een stuk vlakdraaien, een boven 

afdraaien (op de draaibank); ein stuck-vlak 
flachdrehen, plandrehen; faconner une sur 

— To f. (or to-face plane (au tour). 
overlay) a tool with steel, een 
stuk gereedschap verstalen, met staal beleggen 
; ein werkzeuq mit stahl belegen; 
acérer un outil. — To f. a wall with 
bricks, eenen muur met in den dag komende 
steenen opmetselen ; eine frontmaner 
mit blindziegeln verselzen, mit ziegeln verblenden; 
parer une facade aver des briques. 
Face—guard, eng. Masker (van chemisten, 
etc. ter beschutting van 't gezicht); 
maske; masque. 

Face—hammer,eng.Baanbamer (waarmede 
de baan van den . smeedhamer wordt 
hersteld); bahnschlagel; marteau servant a 
reparer la panne du marteau de forge. 

Face-plan, eng. Gezicht van voren, 

V. élévation principale, s. élévation. 
Face—plate, eng. Stelplaat (der kunst 
waarop het vlak te draaien voor--draaibank, 
werp wordt bevestigd); planscheibe; plateau. 
Facet, eng., v. facette. — To cut 
with facets, v. facetter. 
Faeette, f. fr. Klein vlak, smalle bui 
little face, facet; kleine flache,-tenzijde ; 
schmale aussenseite. — Ruit, ruitvlak, hoekig 
of ruitsgewijs geslepen, gesneden of gebouwen 
zijde; facet; facette, rautenflache, 
scbleifseite. 

Facettenbrillen, m. p1. hd. Met facetten 
of ruiten geslepen brillen ; spectacles 
cut with facets; lunettes facettées. 

Facettenglas, n. hd. Glas met facetten 
of ruiten ; multiplying glass; verre 
a facettes. 

Facettenspiegel, m. hd. Ruitsgewijs 
of met facetten geslepen spiegel ; lookingglass 
cut with facets; miroir a facettes. 

Faeetter, v. a. fr. Ruiten, veelzijdig, 
veelkantig of ruitsgewijs slijpen of snijden, 
facetteeren ; to cut with facets; rautenweise, 
vielseitig, vielförmig scbneiden oder schleifen, 
facettiren. 

Facettiren, v. a. hd., v. facetter. 
Face-wheel, eng., v. contratewheel. 


Fach, n. hd. Vak, v. compartiment 
1). — Loket, vak (eener schrijftafel); 
pigeon-hole; layette. r (zum herausziehen) 
Lade, laadje; drawer; layette, 

tiroir. — Vakje (der letterkas); box; cas 

Feld, Pi llung) Paneel, veld,-setin. — ( 
vak (bij schrijnwerk); panel, tympan; panneau, 
tympan. — Vak, ruimte tusschen 
twee balken, of tusschen een balk en den 
evenwijdig loopenden muur; bay, panel; 

travée, panpeau. — Breuk, opening (in 
eenen dijk); gap; rupture, brècbe, ouverture. 
Weverskruisraam, V. eneroix. 
Viltstuk, V. capade. — Geheimes f., 
geheime of verborgen lade, geheim vak (in 
een meubelstuk); secret drawer or compartment; 
cache, cachette, secret. — Hinter 
einem fache verborgener querholz, 
achter een paneel verborgen dwars 

blocked-up traverse; traverse flottée.-bout ; 
Fachbaum, m. hd., v. palplanche 
(d'un moulin). 
Fachbogen, m. hd. Hoedenmakersslagboog; 
bow; arcon. 

Fache, f. Het voorbereiden der haren, 
der wol met den boog; breaking fur and 
wool with the bow, bowing; arconnage, travail 
de l'arconneur. — Met den boog behandelde 
stof, gevlaakte wol ; bowed fur and 
wool; étoffe arconnée, étofe de la capade. 

Faehen, V. a. hd. Met den slagboog 
bewerken, tot losse lagen of bladen slaan 
(bet baar, de wol) ; to bow; arconner, 
faire voguer. 

Fächergasbrenner, m. hd., v. bee 

a eventail, s. bee. 


F .CHERST BE 

F cherstäbe, m. pl. hd. Waaierhout 
(inz. de twee hoofd-of zijstaafjes); fansticks; 
bois d'eventail. 

Fachgerte, f. hd. Teenen roeden of 
wilgen stokken van kribwerk; sticks wattled 
into the stakes of a loam-wall; osier á 
clayonnage. 

Faehholz, n. hd. Stokken ter opvul 

vakken der leemwanden ; wood--ling van de 
en staves for filling up the spaces of claywalls 
frame-work; bois de clayonnage. 

Faehkasten, m. hd., v. easier. 
Fachsieb, n. hd. Hoedenmakerszeef, 
-horde ; hatter's sieve; claie. 

Pachtisch, ni. hd. Tafel voor de slagboogbewerking 
(bij hoedenmakers), voor bet 
vlaken (bij lakenbereiders) ; hatter's and 
clothier's frame; table pour areonner. v. 
clothier's frame. 

Pachwerk, n. hd. Vakwerk, paneel 

; frame-work, panel-work; bay of joists,-werk 
.span between two beams; assemblage de 
charpente, pan de bois qui compose les 
travers, les entrevous, les ouvrages de menuiserie 
a pan, panneau. •r• Inlegwerk, v. 
eingelegte arbeit. 

Fachwerkgewölbe, n. hd. Paneel 

vakgewelf; panel-vault; voute faite-gewelf,

par dérobement ou avec panneaux. 

Facia, eng., v. fascia. 

Facing, eng. Voorvlak, buitenzijde, v. 
face, fr. 2). ••• (Surfacing) Het vlakdraaien 
(op de draaibank); das flachdrehen, 
plandrehen; faconnage dune surface plane 
(au tour). •• v. to face. 

Facing-bricks, pl. eng., v. blendziegel. 


Facing—sand, eng. Fijn vormzand; 
fein zubereiteter formsand (beien giessen 
des messings); sable fin de moulage. 

Facing-sod, eng. Dekzode, plakzode 

(met bet gras naar boven gelegd); deckrasen, 

decksotte, placksotte, plagge; gazon plaque.

Fackel, r. lid. Fakkel, toorts, flambouw; 
torch, flambeau; flambeau, torcbe. 
Fackelkohle, f. hd., v. candlecoal. 


Fackelstuhl, m. hd. Hooge knaap 
(stander) voor 't fakkellicht; high-stand; 
torctière. 

Facken, n. pl. hd. Luchten, ruimten 
(tusschen de inhouten van een schip); timbers 
and room; mailles. 

Facon, f. fr. Vorm, gedaante, maaksel, 
fatsoen; shape, form, fashion; form, facon. 
a F. de sucre, suikerbroodvorm ; pan, 
pot for sugar-loaves ; zuckerbrotform. 
Donner les f-s an suere, v. to 
bottom 2) . — Donner la dernière 

f. (a qc.) Parachever, de laatste hand 
(aan iets) leggen, afmaken; to trimm, to 
finish; die letzte facon geben. 
Faconnage, m fr. Maaksel, wijze van 
bewerking, opmaking; making, manufacturing, 
workmanship, working up; ausarbeitung. 
— F. de la barbotine, het op-

FADENBRUCH. 441 

maken, bereiden van 't aardewerkerskieefdeeg; 
slip-making; schlickerarbeit. 

Faconne, adj. fr. Gebloemd, gefigureerd, 
gefaconneerd (van stoffen); fancy -figured; 
gemustert, faconnirt, dessinirt, figurirt. 

Faconner, v. a. fr. vormen, opmaken, 
het fatsoen geven, fatsoeneeren ; to 
fashion, to figure, to form, to polish, to 
model; formen, faconniren, pestallen, bilden, 
modeln, poliren. — F. (Mouler) des 
briques, baksteenen vormen, strijken ; to 
frame or to mould bricks; ziegel formen 
oder streichen. ~ F. une surface 
plane au tour, v. to face g) . 

Faconnerie, f. fr. Het weven met 
figuren, met bloemen; fashioning; das blumen. 
vgl. blumen. 

Faconniren, v. a. hd., v. faconner. 

Facteur, m. fr., v. factor 2). 

Factice, Artificiel, adj. fr. Nage


maakt, nagebootst, kunstmatig, onecht, 
valsch ; artificial, factitious, made by art, 
not natural, counterfeit, false; nachgemacht, 
künstlich erzeugt, falsch. 

Factitious, eng. adj., V. factice. 

F. gein, onecht, valsch, nagemaakt 
edelgesteente; kunstlicher edelstein, glasstein; 
pierre précieuse artificielle. 
Factor, m. hd. & eng. Bestuurder 
eener boekdrukkerij onder de bevelen des 
patroons ; foreman, overseer; prate. ~ ledere 
der grootheden uit welke een product gevormd 
is, vermenigvuldiger, factor; facteur; 
produisant. 

Factordienst, m., Factorstelle, 

f. ltd. Post of betrekking van bestuurder 
eener drukkerij ; situation, occupation of an 
overseer; proterie. 
Factory, eng., V. fabrik. 

Faetot l.m, eng. Gegraveerde plaat met 

een ledig vak of opening, om daarin een 

ander gegraveerd stuk, een cijfer, enz. te 

plaatsen ; houten of gegoten lettersieraad 

ter inzetting eener beginletter; durchbro


chene platte oden buchstabzierrath mit eiher 

einsetzlucke; passe-partout. 

Facture, f. fr. Bewerkingswijze, v. 
faconnage. 

Faculte d'osciller, f. fr. Slingervermogen, 
slingerkracht; power of oseillaíi.
ng; scbwingkraft. 

Faden, m. hd. Draad ; thread; Ill. --

F. (eines zeugs), draad (eener stof); cord; 
corde. — F. oder Grath (am scheer-. 
messer), draad (van een geslepen scheermes); 
rough edge,wire-edge; morfil.— Den f. 

an einem messer abwetzen, weg. 
schaffen, v. émorfiler. ® A usgezogene 
f áden, pl., v. éfaufllures. 
Gekreurte f den, v. eneroix. — 
Gesponnene laden, v. filure. — 
Ungleiehe fäden, ongelijk geweven 

draden ; uneven threads; vergeage. 

Fadenbrueh, m. hd. Draadbreuk 
(plaats in 't weefsel waar kettingdraden ontbreken); 
track; fits courants, traces courantes. 


 

442 FADENBUNDEL --

Fadenbi adel, (Halber gang) m. 
hd., v. cuissette. 

Fadeneisen, n. hd. Draadijzer (een 
gedeelte van den kousenweefstoel); part of 
the stocking- frame; partie du métier a bas. 

Padenelectrometer, m. hd. Draadelectrometer 
; thread-electrometer; électromètre 
a fit. vgl. electrometer. 

Fadenförmige striche um etwas 
herum machen, (In form eines 
rings) einfassen, hd., v. einfassen 7). 

Fadenfi hrer, Fadenleiter, m. 
hd., v. barbin. 
Fadengerade, Fadenrecht, 'adj. 
hd. Recbtdraadsch ; strait; de droit til. 

Fadenglas, Filegranglas, Pelinetglas, 
Spitzenglas, Reticulirtes 
glas, n. hd. Filigraanglas. , netvormig 
matgeslepen glas ; filigree-glass, reticulated 
glass; verre filigrané. 

• Fadengold, n. hd. Gouddraad ; gold 
thread; or file ou trait, fil dor, filet dor, 
or en filets on en fils. 
Fadenhalter, m. hd., v. arquet. 

Fadenheber, m. pl. hd. Draadlichters, 
lusopbefers (van 't harnas der Jacquardmachine); 
lace,cord, string; til ou ticelle des lisses. 

Fadenholz, n. hd. Vaambout, vadem 

cord-wood, stock-wood; bols de corde.-hout ; 
Fädenig, Fadig, adj. hd. Dradig ; 
van draad of garen ; threaden; de fil ; a iil. 
Zwei—, drei—f., twee-, driedraads; 

two-, three-thread; a deux, a trois fils. 

Fadenkreuz, n. hd., v. eneroix, 

entreTcroisement. 

Fadenleiter, in hd., v. barbin. 

Fadenmikroskop, n. hd. Draadmi


croscoop ; thread-microscope; microscope a fil. 

Fadenmuster, Probegarn, n., v. 

doitée. 

Fadenrecht, v. fadengerade. 

Fadenscheid, m. hd. Fijnst goud-of 

zilverdraad ; finest, third or lightest sort of 
gold- and silver-thread; la plus fine sorte 
de ril dor ou d'argent. 


Fadenscheinig werden, hd., v. 
abschiessen 2). 
Fadensehlag, m. hd. Schikking der 
kettingdraden voor de verschillende stoffen; 


disposition of the warp-threads; pué. 
Fadenschneider, m. hd., v. carpet-
knife. 


Fadensilber, n. hd. Zilverdraad ; silver 
thread; argent file ou trait, pil d'argent, 
argent en fils, en filets. 


Fadenstein, m. hd. Dropsteenvormig 
kalkspaath; stalactiform calcareous spar; 
spatb calcaire stalactiforme. 


Padentheiler, m. hd. Draadverdeeler 

(werktuig der voormalige techniek); thread


divider; partichoir. (prover. 

Fadenzähler, m. hd., v. eloth-

Fdig, v. fadenig. Van . . . . 

draden, v vingtain, etc. 

Fadmen, v. a. hd. Vademen, vamen; 

to fathom; toiser. 

FAHLROTH. 

Fag-end, eng. Staaleind (van een stuk 
stof); erstes, innerstes ende (eines tuchstucks, 
tuchende; queue de drap, de toile, lisière 
large* (au bout du drap) . vgl. entrebandes. 

Faggot, eng., v. fagot. 

Fagot, m. fr. & eng. Takkenbos, rijs. 
bos, mutserd, mutsaard; reisbond, reissigbitndel, 
welle. — F. (ou Trousse) d'acier, 
fr., F. (or Pile) of steel, eng. 

Bundel stalen strookers of staafjes (om gegloeid 
en onder den hamer verfijnd, of tot 
sabelklingen gesmeed te worden) ; zange, 
stahipacket. -• F. de for (ou R,amas-sis, 
Trousse de for, Paquet de 
mitraille), fr., F. of old iron, eng. 
Bundel oud ijzer, ijzerafval; alteisenpack, 
ab falleisen, paquet, packet von ab fallen. --

F. de sape, fr. Takkenbos voor sappen, 
sappenfascine, lappenbundel; sap -fagot; sappenbundel, 
sappenfaschine. 
Fagot or Faggot, False master, 
eng. Bedriegelijk ingeschoven persoon, matroos 
of zeesoldaat, die wel als 'zoodanig op de 
monstertol staat, maar niet tegenwoordig is; 
krepeling; passe-volant. 

Fagot or Faggot (to), v. a. eng. 
Verfijnen, zuiveren (staal, tin), v. eorroyer 
2), !). 

Fagotaille, f. fr. Rijswerk, bekleeding 
van eersen dam of waterkant met rijshout 
of takkenbossen; brushwood-revetment; busch


bett, reisigbett, grundbett. 
Fagotines, f. pl. fr. Pakjes of bundeltjes 
onafgewerkte zijde; bundles of unfinished 
silk; bundel unvollendeter seide. 

Fagotted or Faggotted iron 
(made by weiding), Scrap-iron, eng. 
Het door gloeien en wellen weder herstelde 
ijzerafval of oud ijzer; ramasseisen; 
fer de masse, de ramasse, de riblons, de 
riquette, de mitraille. 

Fahl, Falb, adj. hd. Vaal, vaalrood, 
rosachtig; fallow, fawn-colored; fauve. 

Fahlbleierz, n. hd. Z it vervaalerts 
(spiesglanszwavelig zwavelzilver met zwavelkoper); 
grey silvery copper-ore; sorte de 
mine de cuivre argentifère. 

Fahlbleiglanz, m. hd. Dicht zwavellood, 
vaal loodglans, glazuurerts, galena ; 

galena, native sulphuret of lead; plomb 

sulfuré compacte, galène. 

Fahlerz, n. hd. Kopervaalerts, vaalerts 

(verbinding van zwavelkoper met zwavel 

niet zwavelarsenik, of met-antimonium of

beide te gelijk); grey, black or fallow cop


per-ore; cuivre gris, argent gris. 

Fahlgelb, adj. hd. Vaalgeel, bleek 

grauwachtig geel; yellowish; jaunátre, jaune 

pale et grisátre. 

Fahlglanz, m. hd. Spiesglans, antimo


nium ; antimonium; antimoine. 

Fahlgrau, adj. hd. Vaalgrijs; fallow


grey; gris tanné. 

Fahlleder, n. hd., v. cuir a la 

j usee, S. cuir. 

Fahlroth, adj. hd., v. fahl. 


 

FAHLSTEIN ---FAIBLAGE. 443 


Fahlstein, m. hd. Grauwe leisteengat (autoclaviscbe of zich zelve sluitende 

 

van Goslar; grey slate; ardoise grise deopening of toegang van den stoomketel, die

 


Goslar.nende om dezen inwendig schoon te maken 
Fahlunit, m hd., Fahlunite, eng. of te herstellen); man-hole, man-way; trou 

& fr. m. (Automalite). Fab i un iet, b y

 
draat van kiezelzure aluinaarde (bi Fablun 

 

in Zweden aangetroffen).

 

Fahne, f. hd. Gang; ply, stretch, draw;

 

aiguiliée, avalee, V. aiguillée. - Hoe

 


veelheid afgenomen kaarden (bij lakenwe

 


vers); lot of taken -off cards; levee de Chardon.

 

~ (Abzug, Abklatsch in fahnen)

 

Drukproef of aftrek, die op de eene zijde

 

van een blad zonder pagineering gedrukt is;

 

slip; placard, épreuve en placard.

d'bomme, trou a homme. 
Fahrnagel, m. hd. Disselpin ; thillpin; 
clou de Limon. 
Fahrschacht, f. hd. Mijnschacht tot 
in- en uitgang; footway-shaft; bure. 
F',hrseil, n. hd. Pontreep, giertros; 
ferry rope, rein; traille. 

Fahrsessel, Rollsessel, m. hd. Rolstoel 
; wheel chair, rolling-chair; chaise roulan 
te, roulette. 

Fahrsteiger, m. hd. Mijnopzichter, 

Fahnenfutteral, n. hd., v. étui gezworen mijnwerker; inspector of the mines, 

 

de drapeau. sworn miner; miueur juré.

 

Fahnensehmied, m. hd. Hoefsmid Fahrstuhl, m. hd Leidekkersstoeltje;

 

van een escadron of ruiterbende; farrier ofstool of a slater; siëge du couvreur. 

 

a. sqaadron; marechal ferrant dun escadron.Fahrt, f. hd. Mijnladder, v. échelle 
Fahnenstange, f., Fahnenstock, des mineurs. -Afdaling (in eene mijn), 


m. lid. Vaandelschacht, vaandelstok ; color-v. descente 5). -, Waterleiding,v. con


staff; fut d'étendard.duite d'eau. _ F. des schiffes, 
Fahrbahn liber niederungen, f. snelheid, v. erre. 

 

hd., v. bahnbri cke.

 

Fahrbar, ad j. hd. (von gutern) Ver


voerbaar; transportable; transportable.

 

(von wegen) Begaanbaar, berijdbaar, bereis 

 


baar; practicable; pratipable. - (von fibs

 


sen) Bevaarbaar; navigable; navigable.

 

Fahrbogen, in. hd. Verslag des ge

 


zworenen betreffende de door hem bezochte

 

mijnschachten ; official account respecting the

 

mines; feuille de descente.

 

Fahrbrueke, f. hd. Gierbrug; flying

 

bridge; traille.

 

Fahrbueh, n. hd. Mijnboek, mijnwer

 


kers-dagboek ; journal of the mines; journal 

 

des mineurs, livre de descente.

 

 Fahrbu.chse, f. hd, Koker of bus voor 

 

de muntmodellen ; box for the models; holte

 

à dénéraux

Fahrte, f. hd , v. fahrt 1). 

Fährthaken, m. hd. Ladderbaak (ter 
samenhechting van de mijnladders); ladderhook; 
crochet pour attacker les échelles 
ensemble. 

Fahrthaspe, f. hd. Ladderkram (ter 
bevestiging der mijnladder in de beschoeiing); 
ladder-hasp; crampon pour fixer les échelles 
dans la charpente. 

Fahrtklammer, f. hd. Handvat (ter 
af-en opstijging, waaraan de mijnwerkers 
zich vasthouden); handle; anse de descente. 

Fahrtmass, n., Fahrtmesser, m. 
hd. Log (werktuig om de vaart of snelheld 
van een schip te meten); log; blot, sillomètre. 

Fahrtmesskunst, f. hd. De logkunst, 
kunst om de vaart van een schip te meten, 
sillometrie; art of measuring a ship's way; 

Fahrdamm, m. hd. Ber41dbare dijk sillométrie. 

 

of dam ; dike that may be passed in a vehicle; 

 

digue praticable en voiture.

 

 Fahre, f. hd. Veerpont, veerschouw ; 


ferry, ferry-boat; bac.

 

 Fahren, v. n. hd. Geschoren, doorge

 


scboren zijn (van scheepstouwwerk); to go

 

through, to run through; passer. - Ins

 

bergwerk f., In die grube f., in 

 

eerie mijn afdalen, een manwerk bezoeken ; 

 

to descend in a mine; descendre dans une 

 

mine, faire une descente. vgl. descente 5).
Fahrende docke, f. hd., v. contre

 


poupee.

 

 Fahrewer, F hrkahn, m. hd. Veer

 


boot, veerschuit; ferry-boat; bateau de pas

 


sage.

 

Fahrgeleise, n. lid. Spoor, wagen

 


spoor ; track; vole, ornière.

Fahrtschenkel, m.,Fdhrtstange, 

f. hd. Boom , staander eener mijnladder; 
cheek of a miner's ladder; jambe, branche 
on montant d'échelle de mineur. 
Fährtsprosse, f. hd. Mijniaddersport; 
round of a miner's ladder; échelon dune 

écheile de mineur. 

Fährtstange, V. fhrtschenkel. 

Fahrwasser, n. hd. Vaarwater (in eene 

rivier, haven, etc.); fair-way; chenal, passe. 

Fahrwetter, n. hd. Goed weder om 
te varen, goede wind; fair weather for navigation; 
armogan. 

Fahrzeug, n. hd. Vaartuig, schip, 
boot, etc., v bátiment 2), vaisseau, 
embarcation. 

Faiblage, m. fr: Zwakke, flauwe druk 

of aftrek (bij boek-, steen-en piaatdruk-

Fahrkappe, f. hd. Mijnwerkersmuts; kers); slight impression; scbwacber druck. 
miner's cap; bonnet, capuchon de mineur.— (Remède, Tolérance) Veroorloofd

 
Fahrleder, n. hd. Minwerkersschoots-te-min aan gewicht en gehalte bi de munt

 


vel, sloof ; miner's apron; tablier de mineur.speciën, remedie ; allowance, remedy; remè-
Fahrloch, Mannioeh, D. hd. Man-dium, toleranz. -Geringer, zwakker ge



444 FAIBLE 

deelte dan 't overige (bij manufacturen); 
unequal make; geringere manufakturarbeit. 

— Licht, slecht (timmer-of schrijn -)werk; 
light work; leichte, schlechte arbeit. 
Faible, m. fr. y eng. Zwakkere helft 
(van 't midden tot de punt) der sabelkling ; 

schwdche (der shbelklinge). 
Faïence, f. fr. Fijn, verglaasd plateel of 
aardewerk, halfgoed, steengoed, fayance; 

glazed earthen ware, stone-ware; fayence, 

steingut. V. crockery 1). ~ F. commune 
anglaise, v. cream-color. ~ 

F. commune italienne, v. maj olica. 
— F. fine, fijn plateelgoed, halfporselein 
; half-china-ware; halbporzellan. v. 
crockery 2). i F. fine anglaise, 

F. de terre de pipe, Cailloutage, 
fijn Engelsch steengoed, Engeisch -porselein 
of halfporselein ; english china-ware, flintware, 
.wedgwood. — F. fine a feuilles 
d'un beau -vert, v. green-glaze. 
— F. hollandaise, v. Delfter porzellan. 
Faiencerie, f. fr., V. crockeryware 
manufactory. 
Faille, f., Crain, Filon stérile, 

m. fr. Doove, magere, weinig of niets opleverende 
mijntak of -ader; dyke, bar, channel, 
fault, slide; tauber gang, sprung, riicken, 
bics, verwerfungskluft, gewand (hei Aachen).
Faints, p1. eng. Het later overkomende 
en daarom slappere gedeelte van het gedistilleerde 
vocht ; nachlau f; seconde, esprit faible. 

Faire (se) de l'arrière, fr., v. 
arrière 3). — Se f. de l'avant, v. 
avant B). - F. assiette, (Monterla cuve, Asseoir la cuv e), v. asseoir. 
— F. un bord on une bordée, 
eersen gang of slag doen (bij 't laveeren); 
to make a tack; einen gang machen 
oder thun. vgl. bord ou bordée. 

— F. une braie, het timpaan (der 
drukpers) opknappen of herstellen ; to repair 
the tympan; den deckel ausbessern. — F. 
brèche, bres schieten ; to form a breach, 
to breach; bresche schiessen. — F. la cerémonie, 
v. airing 1). — F. le 
ehapelet, uitwijken, loslaten (sprekende 
van de speeken eens wagenrads); to get unspoked; 
sich ausspeichen. — F. chapelle, 
v. chapelle. — F. les cmtros, 
de formeelen maken ; to make the 
centerings; die lehrbogen anfertigen, zu- and 
ausri sten. vgl. bogengeriist. — F. 
cone, kegelvormig draaien ; to taper; kegelfdrmig 
oder konisch machen, zuspitzen, 
konisch drehen. — F. des coquilles, 
de letters (bij het distribueeren) in ver 
vakjes leggen ; to distribute the let--keerde 
ters into wrong boxes; die buchstaben in 
falsche ftcher legen. ~ F. un cordage 
en queue de rat, een touw met een 
hondepunt of slurp slaan ; to point a rope; 

ein tau schmiedweise schlagen, spitz machen, 
spitzen, zu einem hundepunt schlagen. ~ 

F. écouler la fonte, v. s. couler. — 
FAISCEAU. 

F. la défécation du lucre, de sui 
ker (suikeroplossing) klaren ; to clear, to 
clarify the sugar; den zucker klaren oder 
luu tern. —F. descendre (un tonneau) 
le long des poutrelles de manoeuvres, 
schrooien, v. descendre 2). — 
F. des éearts, verscherven ; to scarf; 
verscherben. ~ F. une épreuve, eene 
proef, een proefblad aftrekken ; to pull off 
a proof; einen druck abziehen. — F. force 
de rames, uit alle macht roeien ; to give 
her way (to pull with full oars); mit voller 
kraft rudern, mit vollen riemen rojen. — 
F. le jet, over boord werpen (goederen, 
de lading); to make jetsam, to throw over 
board; auswerfen, ober bord werfen. ~ F. 
une liure au bout d'une corde, 
eene naaiing of woeling aan een touwend 
maken, een touwend benaaien, bewoelen; 
to whip the end of a rope, to secure the 
end of a rope from fagging by a seizing or 
twine; ein tauende takeln. i F. au 
marteau, v. warteler. — F. monter 
(un tonneau, un canon, etc.) le long 
des poutrelles de manoeuvres, 
schrooien, opschrooien, met het schrooitouw 
naar boven halen. ~ F. pavilion, 
de vlag hijschen, vertoonen; to show the 
flag, to display the colors; die flagge zeigen. 
~ F. la pereée du haut-fourneau, 

V. faire couler la fonte, s couler. 
— F. prise avee la pierre, zich 
met den steen vast verbinden (van cement 
of mortel sprekende); to hold or to harden 
with the stone; sich mit dem stein binden. 
— F. registre, register maken (bij boek 
to make register; register machen,-drukkers); 
V. enligner des pages, s. enligner. 
~ F. revenir (lacier, Ie fer battu), 
Recuire, v. adoucir 3), aalassen 
1). — F. revenir l' or dans la dorure, 
v. s. revenir. e F. la revision, 
v. revidiren. — F. rougir le 
fer, het ijzer gloeiend maken ; to give heat 
to the iron; das eisen gluhen, gluhend machen. 
— F. route, koers sturen ; to keep 
course; kurs steuern. — F. sauter un 
pont, eene brug doen springen, in de 
lucht doen vliegen ; to blow up a bridge; 
eine brücke sprengen. - F. taire une 
batterie, v. éteindre 4). ~ F. vent 
arrière, v. arrière, adv. l ). — Avoir 
fait vent arrière, vlak voor den wind 
zeilen, bet vlak voor 't lapje hebben ; to 
sail right before the wind, to sail the wind 
right aft; plait vor dein winde segeln, den 
wind flach vor dem laken haben. — F. 
voile, onder zeil gaan ; to set sail; unter 
Segel gehen. 
Faisanderie, f. fr. Fazantentuin en 
-huis; pheasant-walk; fasanerie. 

Faiseeau, m. fr. Bundel (bij vele bedrijven); 
bundle; bundel. — F. d'armes, 
rot geweren, gevieren-pyramide; pile of 
arms; gewehrpyramide. — Former les 
f—x, de geweren in rotten zetten, de ge



FAISEUR 

weerrotten (ormeeren ; to pile arms; die gewehre 
zusammensetzen ~ Rompre les 
f-X, de rotten uit elkander nerven ; to 
slope or unpile arms; die gewebre aus den 
pyramiden nehmen. F. de lignes, 
líjnenbundel, straalbundel leen aantal lijnen, 
die elkaar in één punt ontmoeten) ; pencil 
of lines; strahlenhuschel. •• F. de menu 
bois, takkenbos, v. fagot 1). ®F. de 
perches, Colonne en f., zuilbundel, 
gekoppelde of samengestelde zuil (zulk eene 
zuil, die, schijnbaar of wezenlijk, uit ver 

zuilen bestaat); cluster--scbeidene vereenigde 
ed column, compound pillar. v. colonne 
en faisceau. 

Faiseur de minerai, m. fr., v. 
erzmacher. ~ F. de moules ou de 
formes, Xylographe, vormsnijder (in 
hout), houtsnijder; form-cutter, wood-cutter, 
xylograph; formenschneider, holzschneider..o 

F. de peignes, Peignier, rietkam maker, 
maker van weversrietkainmen ; reedmaker; 
blattbinder. 
Fattage, m. fr. Nokbalk ; ridge-piece; 
firstpfette, firstbalken, wolf Nokdekking, 

V. enfattement 1) . ~ F. en plomb, 
en tole, Plomb de f., T Sle de f., 
nok)cod, nokblik, v. enfaltement 2). 
Falte, f. fr. Nok, vorst (van een gebouw); 
ridge, top; first, firsten. forst, forste. 

Tinne, torenspits, v. pinnacle. 
(Ligne de partage des eaux) Waterscbeiding, 
scheidingslijn van de wateren 
der beide hellingen eener bergketen ; spot, 
where two or more rivers branch o/f; wa s


serscheide. ~ Bovendeel, dak van eene mijn 

back; firste. -galerij ; 

Faltière, Tuile faltiere, f., Cou


vre—joint, m. fr. Vorstpan, nokpan ; V. 

enfalteau. — F. de plomb, (Bour


sault ou Bourseau, ,n.), boden nok


plaat; ridge lead; bleierne firstplatte, first


wulst von Hei. 

Fair, m. fr. Last, vracht ; burden, load, 

weight; last. — Paard (onder de scheeps


balken), schaarstok ; carting, canine; scheer


stock (des decks). — (Fax) Splijting, af


deeling van een leiblok ; exfoliation of a 
slate-block; spaltung eines schieferblocks. 

F. dune voile, ralijk ; yard-boll-rope; 
raaleik. 
Paktor, m. hd., v. factor. 
Faktordienst, -stelle, v. fact—. 
Falaise, f. fr. Steile, klippige oever of 

kust ; steep shore, cliff; felsiges ufer, fel senriffe. 


Falaiser, v. n. fr. Tegen een steilen 

oever breken, branden (van de zee spre


kende); to break against a cliff; branden, 

sich brechen gegen eine felsenrife. 

Falb, adj. hd., V. fahl. 

Faleonet, eng. Falkonet , valkenet 

(klein stuk geschut); falkonett; fauconneau. 

Falère, f. fr., Falere, eng. Lage muur 
rondom eene waterkom; gemauerte einfas 
sung eines wasserbeckens. 

FALLFENSTER. 445 

Falkonett, n. hd., v. falconet. 

Fall, m hd. Val ; fall; chute. — v. 
wasserfall. e Fall, hd. Helling, glooi ing; 
descent; descente. — Herstelling der 
mijnschachtbetimmering; restoration of the 
timber; renouvellement on changement de 
bois. ~ F. des achterstevens, het 
vallen, overhangen, achterovervallen van den 
achtersteven ; rack or rake of the sternpost; 
quête de 1'étambot. ~ Doove mijnader, v. 
faille. 

Fall, n. hd. Val, kardeel, v. drisse. 

— V. déclic 4) . 
Fall, eng., v. fall, in. hd. ~ (Deversoir, 
Waste-weir in dikes), v. 
déversoir 3). — Verval (eener rivier); gefail; 
pente, chute. ~ Verschil van twee 
waterhoogten ; gefátl ; difiérence de deux 
niveaux. ~ F. of a musket-stock, 

V. crook t). — F. of a tackle, tooper, 
halende part van eene talie; idufer 
einer to/je; garant dun palan. 
Fall (to), v. n. & a. eng.: To f. 
into gear, koppelen, v. enclancher. 

To fall off round, geheel omwenden 
(een schip); umduven, rund umwenden; 
arriver tout, virer de bord. _ To fall 

(or fell) down timber, v. couper 
le bois. 

Falibar, adj. hd. Tot neerploffing (precipitatie) 
geschikt (bij chemisten); fit for 
precipitation; propre à être précipite. 

Falibaum, m. hd. Valboom, valhek ; 
portcullis; herre, orgue. 

Faliblock, m. , Fallklotz, n. hd. 
Heiblok ; rammer; mouton. — Marzeilsvalblok 
; topsail's halliard block; poulie des 
drisses des buniers. 

Fallbrett, n. hd. Zwengel, wip, v. 
bascule 1). ® Valluik, valblind; flap, 
shutter; abattant. 

Fallbrul.cke, f. hd. Valbrug ; draw


bridge; pont -levis, bascule. 

Fallehen, n. Puin (in den bergbouw) ; 

rubbish; debris, décomt,res. 

Falle, f. hd. Valdeur, valluik, klep 
trap; trappe. ~ Klink, deurklink ; latch; 
loquet. — Valdeurtje, schuif-of schutklep; 
hatch, flood-gate; pale, vanne. ~ Valslot, 

V. bec de cane b. 
Felle, m. pl hd. Spleten, kloven, scheu


ren ; rents; fentes, crevasses. 

Falleisen, n. hd. Klink (ijzer, dat in 

een slot de plaats van sleutelbaard bekleedt); 

latch-bolt; pène du loquet. 

Fallen, v. a. hd. Nederslaan, precipi


teeren (bij chemisten); to precipitate; pré 


cipiter. ~ Dieper maken (eene mijnschacht); 

to deepen; approfondir. ~ Holz f., bout 

vellen ; to fell wood; abattre du beis. 

Fallen, v. n. hd. Loepen, deze of gene 
richting nemen (van ertsaders); ta go; aller. 
Fallen, n. hd. Het glooien, hellen (in 
mijnen); descent; inclinaison. 

Faller-wire,eng., v. aufwinddraht. 
Fallfenster, n. hd., v. coulisse z). 
38 


446 FALLGATTER -- FALSE FIRE. 


Fallgatter, n. hd. Vaihek, valpoort; 
herse, sarrasine, cataract; herse, sarrasine. 

Fallgrube,f.hd.Valkuil; pitfall; trappe. 

Fallhammer, m. hd. Valhamer; falling 
hammer; marteau retombant. 

Fallholz, n. hd. Afgewaaid hout; windfallen 
wood; bols chablis. 

Falling hammer,v. falihammer. 

Falling in, eng., v. einsinken. 

Falling latch, eng., v. faliklinke. 

Falling off, eng. Het afvallen (het 
omzwenken van een schip, hetzij door tegenwind 
of door roer of zeilen); das gieren, 
der gierschlag; arrivee, abattde. 

Falling short, Grazing or Ranging, 
eng. Afwijking der projectielen of 
krijgswerptuigen'; langenabweichung des geschosses; 
déviation en portée. 

Falling star, eng., v. étoile tombante. 


Falling stone, eng. Luchtsteen, uit 
de lucht gevallen steen, meteoorsteen ; meteorstein; 
météorolithe, pierre météorique. 

Fallkessel, m. hd. Neerslagketel, precipiteerketel 
(der metaalsmelterijen) ; boiler 
for precipitating the melted ores, precipitatting-
kettle; chaudière à précipiter les minerais 
dissous. (treppe. 

Fallklappe, f. hd. Valklep ; trap-board; 
Fallklinke, f. hd. Veerklink ; falling 
latch; loqueteau à ressort. 
Fallkloben, m. hd. Klopper; knocker; 

heurtoir. 

Fallklotz, v. fallblock 1). 

Fallladen, m. hd. Valluik (van eene 
traplantaren); shutter of a skylight; abattant. 

Failmasehine, f. hd. Werktuig van 
Atwood, dienende om de wetten van den 
val der lichamen te bewijzen ; apparatus 
serving to demonstrate the acceleration of 
falling bodies, machine of Atwood; machine 
d' Atwood. 

Fallope, f. fr. Haspel der twijnmacbine; 
reel; zwirnhaspel, drilling an der 
zwirnmaschine. 

Fallpfahl, (Versatzbalken), m. 
hd. Valboom (aan vestingwerk) ; orgue, 
sliding-timber; orgue. - Fallpfhle, 
(Sturmpfhle), pl. Valboomen, stormpalen; 
portcullis; orgues. 

Fallreep, n. hd. Valreep; ladder-rope, 
man-rope; tire-veille. 

Fallreepen, n. pl. hd. Regelin gs-leiers ; 
passing-ropes; tire-veilles des chandeliers de 
bastingage. 

Fallreepscepter, m. pl. hd. , v. 

chandeliers d' échelle. 

Fallreepstreppe, f. hd., v. accom


modation-ladder. 

Fallschirm, m. hd. Valsch.erm ; pa


rachute; parachute. 

Fallschloss,n. hd. (deutsehefalle, 

deutscher riegel). Valslot, kofferslot 

(dat van zelf toevalt door de zwaarte van 

bet deksel); trunk-lock; serrure à houssette, 

bousset, houssette. vgl. bee de cane. 

Falisilber, n. hd. Neergeslagen, geprecipiteerd 
zilver ; precipitated silver; argent 
précipité. 

Fallspane, m. pl. hd., V. efeurures. 

Fallstich, m. hd., V. étalingue 2). 

Fallstriek, m. hd. Valstrik ; snare, 
gin; trappe. 

Falltau, n. hd. Valreeptouw, touwen 
valreep ; passing-rope; tire-veille. 

Fallthor, n. hd. Valpoort, v. fallgatter. 
-Rinket, slak, valschuif aan 
eene sluisdeur; paddle; trappe. 

Fallthi r, f. hd. Valdeur, valluik; trapdoor; 
trappe, abattant. -Klap, valklap 
van een scheepsbuik; hatch; panneau d'écoutille. 


Falltiseh, m. hd. Kla ptafel ; table with 
a flap, folding-table; table pliante. 
Falltreppe, f. hd. Trap met een luik, 
luiktrap; trap-stairs; escalier a trappe. 

Fallung, f. hd. (Niederschlag) 
Nederslag, nederplofsel, het ten bodem gevallen 
of bezonken lichaam, het precipitaat 
(bij chemisten); settlement, precipitate; précipité. 
— F. (des holzes), v. abattage 
1), coupe 3) 

Fállungsmittel, n. hd. Neerslaand 
of neerploffend middel, praecipitans (bij chemisten); 
precipitant; précipitant, réactif. 

Fallwasser, n. hd. Precipitatie-water, 
water ter nederploffing; oplossing van koper 
in salpeterzuur; precipitation-water; solution 
of copper in nitric acid; eau de précipitation 
; solution de cuivre dans l'acide nitrique. 

Fallwerk,n.hd. (Geprage,Schlag, 
Hammersehlag) Stempelslagwerk (in 
de munt); stamp, stamping; frappe. 

Fallwind, m. hd., v. eddy-wind. 

Fâllzeit, f. hd., v. époque de l'abattage. 


Falot (ou Lanterne de passage 
a niveau), m. fr. Stoklantaren (aan een 
vlakken overweg van eenen spoorweg); cresset; 
stocklaterne. 

Falque, Fargue, f. fr. Zetboord, zetgang, 
ophoeisel ( ter verhooging van bet 
scheepsboord); wash-board; setzbord, setzgang, 
settelbord, setbord. 

Falschmunzer, m. hd. Valsche munter; 
coiner of base money, forger ; fauxmonnayeur. 


Falsehmunzerei, f. hd. Het munten 
van valsch geld ; false coining, forging; faux 
monnayage. 

Falschnagel, m. hd. Valsche of ver 

klinknagel of klinkbout; false rivet;-loreri 

faux rivet. (hd., v. affolement. 

Fâlschung der magnetnadel, f. 

False, adj. eng., v. faux, adj. 

False breech, eng., v. break-off. 

False-coining,v.falschmunzerei. 

False color, eng. Valsche, onechte 

kleur (bij stófienververs) ; unhchte farbe ; 

faux-teint. 

False core, eng., v. s. core. 

False fire, eng., v. bliekfeuer. 


FALSE KELSONS -- 

False lalsons, eng., v. clamps of 
the kelson, S. clamp. 
False key, eng. Valsche, nagemaakte 
sIeutel ; nachschlussel; fausse-clé. (got. 

False muster, eng., v. fagot or fag-

False rivet, eng., v. falschnagel. 

False twist, eng. Voorbijgaande draai


ing, die het katoendraad in de buismacbine 
ondergaat (bij 't vervaardigen van 't ongedraaid 
voorspinsel): vorubergehende drehung 
des baumwollvorgespinstes in der róhrenmaschine; 
tors passager donné au coton dans 
Ie bant à tubes. 

Falte, Falsche falte (im tuch), f. 
hd., v. aal, bourrelet, crease 1). ~ 
Falte oder Runzel (im eisendrabt), 

V. crispure. ~ F. der lange nach 
an einem papierbogen, vouw overlangs 
in een vel papier; fold; maroquin. — 
Schleehte f. (im papier), slechte, verkeerde 
vouw; bad folding; fronce. — Falsche 
f-n machen, v. étrangler 3) . — 
Die f-n herausmachen, v. défroneer. 
— Die falschen f-n herausstreichen, 
v. éelancher. 
Falten (Fálteln), v. a. hd. Vouwen; 
to fold; plisser. 

Faltenkammer, f. hd. Vouwkamer, 
vertrek in eene suikerraffinaderij waar de 
suikerbrooden in papier gewikkeld worden; 

room where the sugar-leaves are wrapt up 
in paper; cbambre à plier. 

Faltenschiag, Faltenwurf, m. hd. 
Voorstelling van de in plooien afhangende 
kleeding der gebeitelde of geschilderde figuren, 
draperie ; drapery; draperie. 

Faltireisen, n. hd., v butte-avant. 

Faltklinge, f., Faltmesser, n. hd. 

Vouwmes voor de geweven stoffen; folding


knife; plioir. 
Faltstock, m. hd. Vouwstok (tot samenvouwing 
der weefsels) ; folding-stick, 
folder; plioir. 
Faltstuhl, m. hd. Vouwstoel ; foldingchair; 
pliant, siége pliant. 

Falttafel, f. , Falttisch, m. hd. 
Vouwtafel (voor de weefsels),v.bronehoir. 
Falz, m. hd. Vouw; fold; pli. — Papierstrook 
etc., v. onglet 3). — Spon 
groef, v. coulisse 1), G), 7), dra--ning, 
geoir. — Aanslag, v. anschlag 2). — 
Omgeslagen rand, v. agrafe 2). — Neergeklonken 
verbindingsstrook, v. avis(s)ure. 

Gergel, kroos (keep in duigen ter opneming 
van de bodemstukken); cross groove; 
jable. ~ Den f. in die dauben 
machen, de duigen gergelen ; to cross; 
jabler les douves, enjabler. — Den f. 
etc. umschlagen, v. avir. 

Falzamboss, m. hd. Kopersmidsaanbeeld 
; coppersmith's anvil; enclume is emboutir. 
(folding-stick, folding-bone; plioir. 
Falzbein, n. hd. Vou wbeen ; folder, 
Falzbock, m. hd. Looiersschaafboom; 
wooden leg; chevalet. v. chevalet de 

tanneur. 

FANCY—COLORED. 447 

Falzbrett, n. hd. Vouwplank (der boek 

folding-board; als a pliage.-binders); 

Falzbruch, m. hd. Rugvouw in de 
bladen papier; fold in the paper; main brune. 
~ Den f. ausstreichen oder glatten, 
de rugvouw uitstrijken; to take off 
the fold; rompre la main jaune. 

Falzeisen, n. hd. Stootmes of schaafijzer 
(der looiers), V. abfleischmesser. 

— (Höhleisen) Groef-of griffelijzer, 
steekbeiteltje; groover; gravoir. 
Falzen, v. a. hd. (papier). Vouwen ; 
to fold; plier. — (holz), V. ausfalzen 
2). — (haute), v. doler 3). 

Falzhaken, m. hd. Looiersbaak ; tanner's 
hook; crochet. — Draaiersbaak ; turner's 
hook; crochet. 

Falzhammer, m. hd. Soldeerhamer 
(der kopersmeden); soldering-hammer; marteau 
à souder. 

Falzhobel, m. hd. Lijstenschaaf, groef 
fillister; feuilleret. v.-schaaf, klizeerschaaf; 
bouvet 1). 
Falzmaschine, f. hd. Vouwmachine; 
folding-machine; machine à plier. 
Falzrad, n. hd. Rad met groeven of 
sponningen ; grooved wheel; roue a rainures. 

Falzschiene, Kranzsehiene, f.hd. 
Platte spoorstaaf met rand ; tram-rail; ornière 
plate it rebord, rail a orniere. 

Falzspäne,m. p1 hd., v. eflieurures. 
Falztisch, m. hd. Vouwtafel ; foldingtable; 
Pembroke-table; table à feuille brisée. 
Falzung, f. hd. Vouwing; folding; pliage. 
Falzzange, f. hd. (fur blech) Buig


tang, vouwtang; pliers; béquette. ~ (fur 
leder) Nijptang; pinchers; tenaille. 
Falzziegel, m. hd. Vorstpan, nokpan; 
ridqe-tile; tulle en onglet. v. enfalteau. 

Fan, eng. Lucbttrekker, v. ventilateur. 
— Windvang der klopmachine (een 
ventilator ter zuivering van de boomwol); 
ventilator der schlagmaschine; ventilateur du 
batteur. ~ (or Fanners), zaadscboonder; 
kornschwinge, wor frnaschine; van, émotteur. 

V. eylindre émotteur, s. eylindre. 
Fanal (Feu), m. fr. Vuurbaak, v. 
beacon. — F. de hune, marslantaren, 
lantaren in de mars, marslicbter; toplantern; 
marslaterne. ^ F. de poupe, 
achter-of beklantaren ; poop-lantern; achter 

grosse laterne. — F.-laterne, becklaterne, 
de la Sainte-Barbe, F. de soute 
(à poudre) , kruidlantaren, lantaren van, 
voor of bij de kruidkamer; powder-room 
lantern; krautlaterne, laterne der pulver 

slons, slonsje,-kammer. ~ F. sourd, 
dievenlantaren, doffe lantaren (aan boord); 
dark lantern; kukuk, seblunt, scblunsje. 

Fancy—articles, pl. eng. Voorwerpen 
van modesmaak, allerlei kleine kunstproducten; 
vermischte lcunstgegenstdnde; objets 
de fantaisie. 

Fancy-cloth, eng., v. étoffes faconnées. 


Fancy-colored, eng., v. bunt i). 


448 FANCY—DOOR 

Fancy-door, eng. Huisdeur met dubbele 
vleugels ; verdoppelte zweiflugelige hausthur; 
porte a deux vantaux. 

Fancy hard-ware, eng., v. eisen 

2) . -gusswaaren 

Fancy-tweel, eng., v. batavia. 

Fancy-weaving, eng., v. bildweberei. 


Fancy—yarn, eng. Fantasie-garen, wollen 
garen vermengd met katoen of zijde ; 
phantasiegarn; fil de laine mêlé avec du 
coton on de la soie. 

Fane, Vane, eng. Windwijzer, windvaantje 
; windfahne, wetterfahne; Hugel; girouette, 
flouette, v anémoscope. 

Faneuse, Machine a faner, r. fr. 
Hooischudder (machine van nieuwere vinding, 
die het gemaaide gras zeer regelmatig 
en snel uitspreidt) ; hay-maker; heuwender. 
Fang (of a file), eng., v. angel 1). 
(bij slotenmakers) klauw; klaue; griffe. 

— V. fangschu.rze. 
Fangbaum, m. hd. Steigerpaal, v. 
rustbaum 1). ~ Sluisboom, zware balk 
ter opening van de sluisdeuren ; sluice-beam; 
grosse poutre pour ]'ouverture des écluses. 

Fangbuhne, f. hd. Kribwerk, dam 
van gevlochten rgswerk ; wear; clayonnage 
pour retenir les terrains emportés par ]'eau, 
batardeau. [mung). 

Fangdamm, m. hd., v. abdàm-

Fangen, V. a. hd., v. étayer. 

Fangleine, f. hd., V. amarre 2). 

FangschLrze, f. hd. Korte ketting 
aan de mijnschachtpalen, waardoor bij 't bre


ken het vallen wordt belet ; catch; arrêt. 

Fangtau, n hd. End touw (om iets, 
dat aan boord in den weg hangt, daarmede 
op te binden) ; short piece of rope, ratline; 
bout de corde. 

Fangtuch, n. hd. Tonder, tondel ; 
tinder; mèche. 

Fan—light, eng. (beweegbaar) Lichtraam 
boven eene deur, in tenen geveltop, 
etc. (in den vorm van een geopenden waaier); 
thurfenster, bogenfenster; oeil de boeuf. 

. Fan—light shutter, eng Persienne, 
zonneblind van schuins in een raam gezette 
latten of plankjes, buiten de vensterramen; 

persienne, schalterladen, coulissenklappladen; 

persienne. 

Fanners, pi, eng., v. fan 3). 

Fan-sticks, pl.eng ,v. fàeherstàbe. 

Fanton, m. fr., V. fenton. 

Fan-window, Fan-shaped win


dow, eng., V. fenétre en éventail. 

Faraison, f. fr. Eerste vorm, die het 

glas door 't blazen krijgt; the first form 

given to glass in blowing; erste gestalt des 

glases lurch das blasen. 

Farbe, f. hd. Verf, kleur; color, paint; 

couleur. — (des buchdruckers) Inkt, druk


inkt; ink; entre. — (Lohbruhe) Drijf 

coudrement. ~ (Fàrbe,-kleur, v. 

Tunke,Fàrbebri he) Kleurvocht, verf


bad (der stoffen ververs); dye, color, coloring 

FARBENFASS. 

liquor; teinture, matière tinctoriale, bain, 
réchaud. — v. couleur & color. 

Farbeblase, f. hd. Blaas (of pot) voor 
boekdrukkersvernis ; boiling-pot; matras a 
vernis. 

Fàrbebri he, f. hd., V. farbe ij. 

Fàrbedistel, f. hd. Verwersdistel, cartbamus, 
wilde of basterd-saffraan (welker 
bloemkronen het saffloers of distelgeel opleveren); 
dyeing carthamus; chardon tinctoriai, 
carthame teinturier. 

Farbeerde, f. hd., v. bol I). 

Fàrbefiotte, f. hd. Verfbad (der stof 

dyer's bath; Bain de teinture.-fenververs); 
Fàrbeginster, m.. hd. Verwersbrem. 
verfkruid (soort van brem tot geelverven); 

dyer's broom, dyer's weld, green-weed, woodwax; 
genet des teinturiers, genet aux teintures, 
genestrole, corndole, corondole. 

Fàrbeholz, n. hd. Verfhout; dye-wood, 
coloring-wood; bots colorant, boisde teinture, 
bots tinctorial. (v. chipping-mill. 

Fàrbeholz-hobelmaschine,f. hd., 

Fàrbeholz-raspelmaschine,Fàrbeholzmaschine, 
Frbeholzmuhle, 
Raspelmaschine, f. hd. Raspmachine 
voor 't verfhout; rasping-mill; machine 
à raper. 

Fàrbekessel, m. hd. Verfketel; dyeingcopper; 
chaudiere de teinturier on à teindre. 

Fdrbekorner, n. pl. hd. Ververskruisdoorn, 
Avignonsche -bessen, gele bessen 
(tot geelverven) ; french berries, .dvignonberries, 
Persian berries, yellow berries; graines 
d'Avlonon, graines jaunes, grenette. 

Farbekufe, f. hd Verfkuip, verfbad; 
dyeing-vat; cuve (a teindre), bain. 
Fàrbekunst, f. hd. Verfkunst, kunst 
des stoffenververs; dyeing; art de la teinture. 

Fàrbeki raste, f-pl. hd. Verversgebeimen;
dyeing-secrets; secrets des teinturiers. 
Färben, V. a. hd. Verven (stoffen); to 

dye, to stain; teindre. v. to dye. 

Farbenangeber, m hd. Kleuraangever 
(der Jacquard-machine); indicator, cord 
marked for indicating the color which is to 
be shot; pantin. 

Farbenauftrag, m. hd. Het opdra


gen van den drukinkt ; touch; touche. 

Farbenbild, n. hd. Kleurenbeeld, zon 

colored spectrum.; image coloree,-nespectrum ; 

spectre colord, spectre solaire. 

Farbenbreehung, f. hd. Kleur-of 

straalbreking; refraction of colors; réfraction 

des couleurs ou des rayons. 

Farbenbrett, n. hd. Inkttafel (der 

drukkers); ink-board; encrier. Verfbord 

(der speelkaartenkleurders); pallet; platine 

Farbenchemie, f. hd , v. chro


maturgy. 

Farbendruek, m. hd. Kleurendruk; 

color-printing; impression de couleur. 
Farbenerde, f. hd., v. ocher. 
Farbenerzeugend, adj. hd., v. chro


matogène. 
Farbenfass, n. hd. Verfkuip, v. fiir



FARBENFELL — FARINE. 449 


befass. - Inktbak (der snelpers) ; inktrough; 
encrier. 
Farbenfell, n. hd. Geverfde huid ; 
dyed hide; peau de couleur. 

Farbengebung, f. hd., V. farbenauftrag. 
~ Dicke, fette f., v. empátement 
2) . 

Farbenglanz, m. hd. Kleurenglans; 
brightness of colors,oriency; éclat des couleurs. 
Farbenkobalt, m. hd., v. cobalt 
gris, S. cobalt. 
Farbenkorper, m. hd. Kleurend li


chaam ; coloring body; corps colorant. 
Farbenkufe, f. hd., v. f ärbekufe. 
Farbenlaufer, m. hd., v. brayer. 
Parbenlehre, f. hd. Kleurenleer; sci


ence of colors; chromatique. 
Farbenmaterial, n. hd., v. drogues 

de teinture. (grade. 
Farbenmesser, m. hd., v. colori-
Farbenmesser, n. hd. Verfmes, tem


permes; painter's horn; couteau de palette, 
amassette. 

Farbenmischung, f. hd. K.leurmenging; 
mixing of colors; mélange des couleurs. 
Farbenmi hle, f. hd. Verfmolen; color


mill; moulin a broyer les couleurs. 
Farbenniere, f. hd., v. Ier azuré. 
Farbenofen, in. hd. Verversoven; 
dyer's furnace; fourneau de teinturier. 
Farbenprobe, f. hd., v. débouilli. 
In die f. thun, In der f. auskochen 
lassen, v. débouillir. 
Farbenpuder , n. hd. Verfpoeier; 

pulverized color; couleur en poudre. 
Farbenreiber, m. hd., v. broyeur. 
Farbenreibstein, m. hd., v. écaille 

de men, S. écaille. 
Parbenschachtel, f. hd. Verfdoos; 
color•box; bofte á couleurs. 

Farbenschaufel, f., Farbenspatel, 
m. hd. Tempermes (der schilders), v. 
farbenmesser n. n•• Spatel (der druk 

slice, spatule, spattle; palette, spatule.-kers); 
,Farbenspectrum, n. hd., v. farbenbild. 
Farbenstein, ni. hd. Wrijfsteen voor 
verven ; grinding-stone; marbre. -Wrijf 
(voor den kleurendruk );ink-block, stage;-steen 

molette, marbre. 
Farbenstoff, m. hd., v. f rbestoff. 
Farbenstufe, f. hd. Trapsgewíjze toe


of afneming, onmerkbare overgang of ineen smelting 
der kleuren, schaduwing, nuance; 
gradation, softening of colors, shade; nuance, 
adoucissement des couleurs. 

Farbentafel, f. hd. Verfblokje, verfkoekje 
; cake of paint; gateau de couleur, 
baton de couleur. 

Farbenwaize, f. hd. Inktrol (der drukker 
); ink-roller; rouleau. 
Parbenwechsel, m. hd. Kleurwisse-
Iling; variation of colors; changeant. 
Farber, in. hd. Verver, weefsel-of 
stoffenverver; dyer; teinturier. 
Frberbaum, m. hd. Fustethout, 

fustet, Hongaarsch geelbout (een stru ik van 

't geslacht der sumaks); fustet; fustet, fustel. 
Farberde, f. hd. , v. beguss. 
Färberei, f. hd. Ververij (werkplaats 

der stoffenververs); dye-house, dye mill, dyeworks; 
teinturerie. 
Färberflechte, f. hd. Verfmos, or


seille (plant, die tot een schoone roode verfstof, 
ook ter bereiding van 't lakmoes wordt 
aangewend) ; canary-weed, archil, orchilla; 
orseille. 

Fãrberfl.otte, f. hd., V. farbeflotte. 
Farbergelb, adj. hd. Fustetgeel; fustet; 

fustet ou fustel vgl. farberfieehte. 
Färberginster, v. färbeginster. 
Farberholz, v. frbeholz. 
Farberkrautsäure, f. hd., v. acide 

anchusique, s. acide. 
F€rberlaek, m. hd. Verversiak ; lacdye, 
lake-dye, lake; laque des teinturiers. 
Farbermaterial, n. hd., v. drogues 
de teinture. 
Färberrothe, f. hd. Krap, meekrap; 
madder; garance. e Wilde f., ververs 

kleine krap; woodroof; aspérule-ruwkruid, 4 
des teinturiers, petite garance. - F. von 
geringer sorte, mul; mull; mulle. 

Farber scharte, f. hd. Ververswouw 
(om geel te verven) ; saw-wort; sarrette, 
serrette. 

Färbensehwarze, f. hd. Ververszwart; 
dyer's black, dyeing black; noir de 
teinturier, bon noir. 

Fdrbestoff, m. hd. Kleurstof; dyestuff, 
coloring matter, pigment; matière co 
lorante ou tinctoriale, couleur. 

Farbewasser, n. hd., v.disbrodure. 
Färbezeug, n. hd., v. drogues de

teinture. 
Farbholz, etc., V. frbeholz, etc. 
Farbkessel, v. f arbekessel. 
Farblaufer, m. hd., v. brayer. 
Farblos, adj. hd. Kleurloos, ongekleurd, 

zonder kleurschifting; achromatic; achromatique. 


Farblosigkeit, f. , Achromatismus, 
m. hd. Opslorping of vernietiging 
der lichtkleuren in de optische werktuigen, 
achromatismus; achromatism; acbromatisme. 
Farbsäure, f. hd. Zuur laf, zwelder, 
zwelgpap (der looiers) ; sour waters; eaux 

sures. 

Färbung, f. hd. Het verven (der stoffen); 
dyeing, dye; teinture. F. die 
hilt, v. dye ij. ~ F. die . nicht 
hilt Oder sich verliert, v. dye 5). 

Farbw-aaren, f. pl. hd., v. drogues 

de teinture. 
Fardier, m. fr., v. bloekkarren. 
Fargue, V. faique. 
Farm, Farinzucker , m. hd., v. 

cassonnade. 
Farine, f. fr. Meel ; meal; mehl. .. 

F. bise ou grosse, grof meel; thirds; 
grobmebl, schwarzmebl. •• F. bien blutée, 
fijn meel, goed gehuild meel, bloem
38 


450 FARINZUCKER 

(van meel); flour; gut gebeuteltes mebl, 
feinmehl. — F. de la farine, fijne 
bloem ; superfine flour; feinstes weissmehl, 
gabelmehl. ~ F. fossile, fossiel meel, 
bergmeel ; fossil meal; bergmehl, kieselguhr, 
infusorienerde. 

Parinzucker, m. hd., v. farin. 
Farrier of a squadron, eng , v. 
fahnenschmied. 
Farrier's tools,pl.enq.,v. beschlagzeug. 


Faseets, pl. eng. IJzeren roedjes, waarop 

men de fiesschen naar den koeloven draagt; 

kleine eisenstangen; petites verges de fer. 

Faschine, f. hd., v. fascine, fr. 1). 

Faschinenband, n. hd., v. fascine


band. 

Faschinenbank, f. hd., v. fascine


bench. 

Faschinenbekleidung, f. hd., v. 

fascine-revetment. 

Faschinenbiendung, f. hd. Blindeering 
van fascines; chandeliers, mantlet; chandeliers, 
mantelet. 

Faschinenbock, m. hd., v. che


valet 9). (vage. 

Faschinenbuhne, f. hd., v. fasci-

Faschinenbund, M. hd., v. fascine 

band. 

Faschinenhaken, m. hd. Fascinen 


t aak, soort van houweel ter nederhaling van 

een fascinen-werk ; mattock for pulling down 

a fascine-wort; hoyau a fascines. 

Faschinenpf ähle, m. pl. hd. , v. 

fascine-pickets. 

Faschinenwerk, n. hd., v. fasci


nage, fascine-revetment. 

Fasehinirung, f. hd., v. fascinage,

fascine-revetment. 

Fascia, Facia, eng. Band, vierkante, 
meer hooge dan uitspringende lijst van 't 
architraaf ; binde, streifen, bi ndchen; plate


bande. 

Faseieulé, adj. fr. Bundelsgewis, bun


delvormig; clustered; gebundelt. — CO-


lonne f-e , , v. faisceau de perches. 

Faseinage, m. fr. Rijswerk, fascinen 


werk; fundeering op rijsbundels, op takken 

fascine -work; faschinirung,faschinen--bossen; 

werk, faschinenbuhne, buschwerk. — Be


slagwerk, het maken van leger-takkenbossen; 

making of fascines; verfertigung der faschinen. 

Fascination, f. fr. , v. fascine


revetment. 

Fascine, f., Faisceau, m. fr. Tak 

legertakkenbos, fascine; fascine,-kenbos,

fagot; faschine, reissbiindel, bindwase, bortze. 

— F. d'ancrage, F. a ancre, ankerfascine; 
anchoring-fascine; ankerfaschine. — 
F. de blindage, blindeerings-fascine 
covering-fascine, blind-fascine; deckfaschine. 
F. de couronnement, kroningsfascine 
(dienende tot dekking eener linie 
schanskorven) ; trench -fascine; kronungsfaschine. 
— F. fondrière, F. a fossés, 
zink-fascine , water-fascine; water-fascine; 
'ASERMALACH.IT. 

wasserfaschine, senkfaschine. — F. goudronnée, 
geteerde, gepekte fascine ; pitched 
or tarred fascine; pechfaschine. ' F. 
du premier rang, grond-fascine; fascine 
of the lowest course; grundfaschine. — F. 
a, revêtir, bekleedings-fascine, batterij 

reveting-fascine, battery-fascine; be--fascine ; 
kleidungsfaschine, batteriefaschine, batteriewurst, 
wurst. ~ F. à tracer, traceerfascine; 
tracing-fascine; tracirfaschine. 

Fascine, eng., v. fascine, fr. — 
To choke the f., de worst of de fascine 
aansnoeren, wurgen ; den strauch mit der 
wurge wurgen; serrer le saucisson a l'aide 
des leviers et du cabestan. — To lay 
(or add) stuff to those parts of the 

f. which require it, de fascine pakken, 
het rijshout in de fascinenbank leggen; 
strauch auflegen; garnir le sagcisson. 
To trim the f., de fascine afwerken, 
opknappen (de ruwe einden en overtollige 
deelen wegnemen); die faschine beputzen; 
parer le saucisson. 
Fascine-band, Withe, Binder, 
Gad, eng. Wiepband, worstband, band 
(ter samenbinding van de fascines); faschinenband, 
wiede; hart à lier les fascines. 

Fascine—bench, Bed or Cradle 
of trestles, eng. Fascinen -bank ; faschinen-
bank; chantier de chevalets pour fascines. 

Fascine-chandelier, eng.,v.chandelier 
4). 
Fascine-choker, eng., v. cabe


stan 6). 
Fascine-cross, eng., v. chevalet s). 
Fascine-horse,eng., v. chevalet 9). 
Fascine—pickets, pl. eng. Piketpalen 

voor fascines (aan ieder einde eener fascinenbank 
in den grond gedreven, om de lengte 
der fascines, te regelen); lehrp fa hle, faschinenp 
fc hle, pikets; piquets pour les fascines. 

Fascine—revetment, Fascinework, 
eng. Bekleeding of overdekking (van 
een werk) met fascines of legertakkenbossen 
; faschinenbekleidung, faschinirung; revétement 
en fascines ou en fascinage. 

Fascine-trestle,eng.,v. chevalet 9). 
Fascine-work, eng., v. fascinerevetment, 
fascinage. 
Fasen, m. pl. hd. , -v. éfaufilure, 
effiloche. 

Faseramethyst, Faserquarz, m. 
hd. Vezelamethist; amorphous hyaline quartz; 
quartz hyalin amorphe. 

Fasergyps, m. hct., v. chaux sul 

s. chaux.-fatée fibreuse, 
Faserkalk, m. hd. Vezelkalk ; fibrous 
lime-stone, satin-spar; chaux fibreuse. —V. 
$brolite. 

Faserkiesel, m. hd. Vezelkwarts; radialed 
quartz; quartz hyalin amorphe. 

Faserkohie, f. hd. Vezelige kool, minerale 
houtskool ; fibrous coal; bouille IIbreuse, 
anthracite fibreux, charbon de bols 
minéral. 

Faserm.alaehit, m. hd. Vezelig ma



FASERQTARZ 

laehiet of koperspaath; fibrous malachite; 

malachite fibreuse. 
Faserquarz, m. hd., v. faserkiesel. 
Faserschwefel, m. hd. Vezelzwavel ; 

fibrous sulphur; soufre fibreux. 
Faserstoff, m. hd. Vezelstof ; fibrin, 
fibrinc; fibrine. 
Faserzinnober, m. hd. Vezel -cinna


ber; fibrous cinnabar; cinabre fibreux. 
Faseyer, V. n fr., V. barbeyer. 
Fash or Seam, eng., v. bavure 1). 
Fashion, eng., V. facon i) . 
Fashion (to), v. a. eng., v. facon


ner, bilden. 
Fashioning, eng., v. fagonnerie. 
Fashion-piece,eng., v. cornière U. 
Fasier, Fasiller, fr. v. barbeyer. 
Pass, n. hd. Vat, ton ; cask; baril, ton


neau. 
Fassbauch, m. hd., v. bouge 2). 
Fassbinder, m. hd., v. binder. 
Fassboden, m. hd , v. boden ij. 
Fassbohrer, m. hd., v. coup de 

poing a, s. coup. 

Fassbri cke, f. hd. Tonbrug (brug, 
die op ledige vaten rust); cask-bridge; pont 
de tonneaux. 

Fassdaube, f. hd., v. daube. 
Fassdaubenholz, n. hd., v. bindholz. 
Passen, v. a. hd. Zetten (eenen edel 

to set; sertir, monter, mettre en-steen); 
oeuvre. ~, Einen stollen f. , eenen 
mijngang beschoeien ; to tub a gallery; revêtir 
ou euveler une galerie. vgl. euveler. 

Passer, m. hd. Zetter (van edelgesteenten); 
setter; monteur, sertísseur. 

Fassfaul, adj. hd. Naar bet vat smakend 
of riekend; tasting or smelting the 
cask; qui sent le fut. 

Fassfutter, n. hd. Overvat, dubbelfust 
; outer cask, double cash; chape, chemise, 
double futaille. 

Fasshahn, in. hd. Kraan van een vat; 
cock, spigot; robinet. — Hölzerner f., 

houten traan ; tap; cannelle. 
Fassholz, n. hd., v. bindholz. 
Fassmesskunst, f..hd. Meetkunst der 

vaten, bepaling der inhoudsgrootte van vaat 
gauging; jaugeage.-werk ; 
Fasspech, n. hd. Kuiperspek ; cooper's 
pitch; poix a tonneaux. 
Fassreif, m hd. Hoepel voor vaat 
hoop; cercle, cerceau.-werk ; 

Fassschraube, f. hd. Werktuig (der 
mijnwerkers) ter uittrekking van een stuk 
der aardboor, dat in 't. boorgat is blijven 

steken ; bore-extractor; appareil pour retirer 
un morceau de la sonde engage dans la 
foru re. 

Fassspund, m. hd., v. bondon. 
Fassstahl, m. hd. Vatenstaal, staal in 
vaten ; steel in barrels; acier en bari.is. 

Fassung, f (das Passen), hd. Het zetten 
(van edelgesteenten, parels); setting in 
a bezit; sertissure, serte. — (die einfas-

FALTCILLON. 451 

sung) Kas, invatting (van eenen diamant, 
etc.); setting, girdle, mounting; encbassure, enchatonnement, 
mouture, garniture, sertissure. 

Fasswaaren, f. hd. Waren, die in 
vaten en tonnen verzonden worden, vatwaren 
; goods or merchandises carried in 
casks and barrels; marebandises de tonnelage. 

Fasswerk, n. hd. Vaatwerk, fust ; 
barrels, casks; futaille, tonnelage. 
Fast, or At full speed, eng. Snel; 
schnell; à grande vitesse. 

Fasten (to), V. a. eng. Vastmaken, 
vastzetten, stevig maken, v. befestigen, 
seeller. — To f. upon by forging, 

V. aufschweissen. 
Fastening-bar, eng. (for doors and 
windows) Deur-. vensterstang, ijzeren sluit 
thurstange, fensterstange; barre de-boom ; 
linteau. 

Fat, Grease, eng. Vet ; felt; graisse. 

Fat—faced, adj. eng , v. breit 2). 

Fathom, eng. Vadem (lengtemaat van 

6 oude voeten); falen, fahm, klafler (lange 
von 5 oiler 6 fuss); brasse (mesure dune 
longueur de 5 pieds ou de 1,62 mètre. ••• To 
put up in f-s, v. aufklaftern. 

Fathom (to), v. a. eng. Vademen, 

vamen, V. corder 1) . 

Fathom-wood, eng. Vaamhout, v. 

bois de corde, s. Bois. — (Stow


age billets) Stuwbout, v. bois d'ar


rimage, s. bois. 

Fatz, ni. hd. Groote bonnet, groot 
leizeil ; great bonnet; grande bonnette. 
Faubert, Fauber, m. fr. Zwabber; 
swab; schwabber, schwapper, vgl. écoupe. 

— F. a manche, dweil ; hand-swab; 
dweil, kajtitsdweil, kapitaintje. — F. d 
rafraiehir les canons, koel z wa bber 
voor 't geschut; cooling swab for hot guns; 
kiiblschwabber fur heisse kanonen. 
Fauberter, v. a. fr. Zwabberen, op


zwabberen, met den zwabber schoonmaken ; 

to swab; schwabbern, dweilen, ah-, auf


dweilen. 

Faucet, eng Groef of buisvormige holte 

in een voorwerp gemaakt, ten einde een 

ander voorwerp van gelijken vorm op te 

nemen ; nuth (z. b. bei kuppelungen), schnauze 

(beiróhren); rainure, douille. ~ v. fausset. 

Faucet -joint or Spigot and Faucet—
joint, eng. Verbinding met tap en 
gat ; verzapfung, verbindung mit zap fen; 
joint a tenon et mort.aise, joint à douille 
(lorsque l'une des pièces entre dans la douille 
de l'autre, comme pour les entretoises). 

Faucet—pipe, eng. Insteek pijp, verbindingsbuis; 
ansatzröhre (die mit einer andern 
durch eine schnauze verbunden ist); tuyau 

d'emboiture. 

Faucher, v. a. fr. Den inslagdraad 

niet vast genoeg aanslaan. te los weven ; 

to warp too loosely; zu locker anzetteln. 

Faucheuse, f. fr Maaiwerktuig, maatmachine; 
mower; muhmaschine. 
Faucillon, m. fr., v. bill-hook. 


45 2 FAUCON NEA.0 

Fauconneau, m. fr. Kraanbalk, dwarsbalk 
met eene katrol aan beide einden; jib, 
gib, gibbet, horizontal beam; krahnbalken, 
rollenholm. — V. falconet. 

Faudage, m. fr. Merk van zijden dra. 
den ter plaatse waar de uit de verfkuip 
komende stoffen gevouwen zijn ; folding; 
zeichen von seidenfäden am bruche der 
wollenzeuge. 

Fauder, V. a. fr., v. brechen t). 

Faudet, m. fr. Onderstel, houten rooster 
onder de tafel der droogscheerders; pedestal; 
fussgesteil. — Kist, waarin de afgeschoren 
stof valt ; friezing-frame; kasten, 
tuchscbragen. 

Paul, adj. hd. Bros, zonder vastheid 
van samenhang (van ertsaders sprekende) ; 
decaying, rotten; pourri , friable, cassant, 
fragile. — Vuil, troebel (van 't zeewater 
sprekende); foul; sale, troublé. ~ F. machen 
(das eisen), v. ausschweissen 1). 
~ Fauler gang, v. fàule. — Faules 
gebirge, v. faulgebirge. 

Faulbaumholz, n. hd., v. aune 2). 

Faulboden, Fehlboden, m. hd., v. 
entre-vows 2) . ~ Den f. verfi llen, 
v. entrevoûter. 

Faulbutte, f. hd. Rotbak, steenen vat 
of trog (waarin men soms de tot papier 
bestemde lompen tot een zekeren graad van 
rottende gisting laat komen); fermentingtrough; 
pourrissoir. 

Fauld, eng., V. arbeitsgewálbe. 

Pule, f. , Fauler gang, m. hd. 
Brosse, weinig samenhangende gangsteen; 
ertsader zonder vastheid van samenhang, 
decayed or rotten lode; gangue pourrie, felon 
sans consistance. 

Faulen, n. hd., v. einweichen, n. 

Faulgebirge, Faules gebirge, n. 
hd. Week berggesteente, vettige gangsteen; 
unctuous, fat rock; pierre mollasse, roche 
glissante ou onctueuse. 

Fauliger geruch, m. hd. Rottige 
reuk (dien bet kleideeg voor pottengoed bij 
't in-gisting-komen -van zich . geeft) ; putrid 
smell; odeur putride. 

F ulniss, f. hd. Verrotting; rot; pourriture. 
— (Fuchs), v. druxey. 
Nasse f., vochtige rotting; wet rot; pourriture 
humide. ~ Troekene f., Trockenf 
aulniss, Troc kenmoder,d rose 
rotting; dry rot; pourriture sèche; carie 
sèche. 

Fault, eng., v. faille. 

Faulungskupe, Gährungskufe, 
Gahrbi tte, f. hd. Gistkuip (vat, waarin 
de weefselververs den indigo en andere 
stoffen tot gisting brengen); steeper, 
steeping-vat , steeping-copper; pourrissure , 
trempoire. 

Faulx, f. fr., v. faux, f. 
Fausse, adj. f., v. faux., adj. 
Fausse—a1re, f. fr. Pleisterlaag onder 


den vloer; dead floor; blendboden. 
Fausse—alette, f. fr. Looze zijpilaar, 

--- FAUSSER. 

blinde bijpilaster ; back-pier; zuriicktretender 
kampferpfeiler, falsche ante. 

Fausse—arcade, f. fr. Looze gewelfboog; 
blind, shallow arch; bogenblende, blendbogen. 


Fausse—braie, f. fr. Onderwal, faussebraie; 
false-bray, fausse-bray; niederwall, 
unterwall, fausse-braye. 

Fausse—cargue, f. fr. Noodgording; 
spilling-line; nothgording. 

Fausse-ehauffe, f. fr. Ovenbodem 
beneden-gedeelte van den pottenbakkersoven); 
bottom of the furnace; ofentiefe. 

Fausse-clé, f. fr., v. false key.
Fausse—couleur, f. fr. Valsche kleur


stof (waarop het raam drijft bij 't kleuren. 
van 't behangselpapier of bij 't, bedrukken 
van lijnwaad met houten platen); false color; 

falsche farbe. 
Fausse—coupe, f. fr. Scheeve lasch


snede (die met de zwei wordt afgeschrapt); 
bevel-cutting, sloping joint; schmiege, schmiegschnitt, 
schiftschnitt. 

Fausse-culasse,f. fr., v. break-off. 
Fausse—drisse, f. fr. Borgval, borg


kardeel; preventer-halliard; borgfall. 
Fausse-drosse, f. fr., v. drosse 3). 
Fausse-équerre, f. fr., v. angle


bevil. 

Fausse-étrave, f. fr. Ondergedeelte 
van de scheg ; blind stem; blinder vorsteven. 
Fausse—fenêtre, f. fr. Blind of loos 
venster; dead or black window; blindes fenster. 
Fausse—galerie, f. fr. Looze of val 

(geschilderde) galerij (aan 't hek van-sche 
een koopvaardijschip); painted badge, painted 
or false gallery; falsche, lose gallerie. 

Fausse—hotte, f. fr. Looze schoor 
dead chimney-head ; blinder-steenmantel; 
essenkopf. 

Fausse—malachite, f. fr. Valsche 
malachiet, lichtgroene jaspis uit Siberië ; 
pseudomalachite; phosphorkupfererz, lunnit. 

Fausse—marge, f. fr. Valsche, ver 
snede (bij boekbinders); bad cut;-keerde 
falscher schnitt. 
Fausse-martingale, f. fr. , v. 

breast-plate-body. 
Fausse-page, f. fr., v. blank-leaf. 
Fausse—paroi,f. fr.Ovenmantel (tweede 

muur, die de wanden des smeltovens omgeeft); 
outer-casing, shell of a furnace; rauhscbacht, 
raubgemduer, mantel des ofens. 

Fausse—pièce, f. fr. verhoogingsstuk 
(2de raam, dat men bij 't gieten in vormzand 
met baken op het ie hecht); false castingframe; 
futterstuck, erhëhungsstuck. — Opgeweld 
stuk ijzer, v. erháhungsstu.ck. 

Fausse—plaque, f. fr. Wijzerplaat, 

V. dial—plate. 
Fausse—porte, f. fr. Looze, blinde 
deur; dead or black door; blinde thu.r. — 

V. ausfallthor. 
Fausse-quille, f. fr. Looze kiel 
false keel; falscher oiler loser kiel. 
Fausser en pliant, v. a. fr. Ver



FAUSSE-RONDELLE 

buigen, door buigen misvormen ; to wry; 
verbiegen. 
Fausse—rondelle, f fr. Middelscbijf 
van de snijcilinders of het ijzersplijtwerk ; 

groove-disk, disk separating the cutters, intermediate 
disk of slitting-rollers; Iehrscheibe, 
mittelscheibe eines schneidewerks. 

Fausse—tire, f. fr. Plaat of scheidswand 
met gaten (in eenen pottenbakkers oven); 
perforated wall; durchldcherte wand. 

Fausset, m. fr. Zwikje (van een vat); 
faucet; zwickerchen. 

Fausse—topaze, t. fr. Onechte of nagemaakte 
topaas, kunsttopaas;arti jicial topaze; 
topasfluss. 

Faussure, f fr. Bocht, ronding (eener 
vaas, eener klok, ter plaatse waar zij breeder 
gaat worden); swell; schweifung. 

Faustamboss, m. hd. Handaanbeeld; 
hand-anvil; enclumeau. 
Faustbuchse, f. hd. Zakpistool; pistol, 
pocket-pistol; pistolet de poche. 
Faustdegen, m. hd. Dolk, ponjaard; 
dagger; poignard, dague. 
Fausteisen, n. hd. Stempel (der blikslagers); 
stam]); Ier á estampe, estaanpe. 

Faustel, Fausthammer , m. hd. 
Handhamer, kleine moker; small hammer; 
marteau a main, masse, martelet. •n• v. 
mouiller 5). 

Fausten, v. a. hd. Met de vuist gelijk 

of glad strijken (bij hoedenmakers); to stretch 

witli, the fist; estamper. 

Fausthammer, v. faustel. 

Fausthobel, n. hd Handschaaf, kleine 
schaaf; small plane, smoothing plane; petit 
rabat. 

Faustleier, f hd., v. bohrwinde. 

Faustling, m. h,d. Steen, dien men 
met de hand grijpen en tillen kan (bij bergwerkers); 
stone that may be grasped and 
lifted by hand; pierre à main. 

Faustpinsel, n). hd. Handborstel (der 

metselaars); hand-brush; brosse it main. 

Faustsage, f. hd. (Fuchsschweif, 

Fuchsschwanz , Schlussblatt , 

Schrobsage), v. égohine. 

Fausttreiber, ni. hd , v. chassoir. 

Faute de composition, f. fr. Zet


fout; error of the compositor; setzerfehler, 

satzfehler. — F. d'impression, druk 


fout ; typographical error, misprint, erratum, 
error; druckfehler, missdruck. 

Fauten eines talies, f. p1. hd. Hol


ten tusschen de strengen van een touw, 

touwsoorten ; cunt-lines; creux entre les 

torons dune corde. 

Fautre, m. fr. Vilt, viltblad (waarop 

de legger het met den vorm geschepte pa


pier nederiegt); felt; filz. 

Faux (Paulx), f. fr. Zeis; scythe; 

sense. — Lompenmes; rag-knife; lumpen


messer. 

Faux, adj. fr. (Fausse, f,) Loos, 

blind, vaiscb, nagemaakt, onecht; false, dead, 

mock; íalseb, blind, unecht, nachgemacht, 

FAUX-GOURMAS. 453 

nachgeahmt. — (ou de rechange, de 
fortune) (vóór namen van scheepstouwen, 
scheepsbouten, enz.) Borg-, waarloos. 
alles wat ingeval van nood dient om iets 
dat onklaar is te vervangen ; preventer; borg-. 

Faux-acacia, Robinier, m. fr. 
Valsche acacia (hout van den boom robinia 
pseudacacia, dat een schoone politoer aan 

zeer geschikt is tot schrijnwerk,-neemt en 
draaiwerk, enz ); false acacia, pseudo-acacia, 
locust-tree; unechte akazie, gemeiner scbotendorn. 


Faux-bouton, m. fr , v. carré du 
bouton, s. carré. 
Faux-bras, m. pi. fr., v. borgbrassen. 


Faux—cadre, m. fr. Verloren juk, 
noodjuk, hulpraam (om bij belegeringen eenen 
mijnput in slechten grond aan te leggen); 
temporary frame, false frame ; verlorenes 
joch, nothrahmen, hulfskranz. 

Faux—cercle, in. fr. Onderhand (om 

de wielen der spoorwagens) ; underhoop; 

anterreif. 

Faux-chassis, Guichet, m. fr. 

Klein raam of venster in een gi uoter; little 

valve, wicket; schbsscben, zwischenrahmen. 

Faux—ehevetre, m. fr. Dunne lig 

zwakkere steek-of draagbalk; thin trim--ger, 

mer; schwacher (dunnerer) wechsel oder 

schliissel. 

Faux—coin, m. fr. Kleine plaat voor 

't bedrukken der zakdoeken ; plate with fine 

pins for printing; falscher stempel. ••• 

Valsche munt. V. beischlag. 

Faux-comble, m. fr. Kleiner dak 

boven den nokboek van een gebroken dak, 

schuins opstijgend bovendeel van een dak 

à In mansarde; false roof; obertheil einer 

mansarde. 

Faux—cóté (d'un navire), m fr.Zwakke, 

ranke zijde (van een schip), slagzijde; lap-side; 

schlagseite 

Faux—entrait, Tirant, m. fr. Ha


nebalk ; cock loft; hahnebalken, bainbalken, 

katzenbalken. 

Faux-étai, m. fr. Borgstag, loos stag ; 
preventer-stay; borgstag. — Second f., 
slingerstag ; second preventer-stay; schlinger


stag. 
Faux-étambot, V. contre-etambot. 


Faux—étui, m. fr. Tweede koker over 

een anderen. overfoedraal ; second case or 

etui; ubergehuuse, iiberfutteral, i herkapsel. 

Faux-feu, m. fr., v. bliekfeuer. 

Faux—foe, m. fr. Middelkluiver; middle 

jib; mittelkitiver, vorstengestagflieger. 

Faux-fond, m. fr. Looze bodem; false 

bottom; loser boden ; (von posamentierarbeit:) 

falscher grund. 

Faux—frais, m. pl. fr. Kleine bijko


mende kosten, bijuitgaven; little expenses, 

additional charges; kleine unkosten, neben


ausgaben. 

Faux—gourmas, m. pl. fr. (d'un ma



454 FAUX-HAUBAN 

rais salant). Onderaardsche buizen (van eenen 
zoutput); underground pipes (of a seasaltwork); 
unterirdische röhren (eines seesalzwerks). 


Faux-hauban, m. fr. Borgwant, span 
borgwant; ereventer-shroud, swifter; borgwant, 
borgwanttau. 

Faux jour, m. fr. Lichtraam in een 
beschot; second light; indirectes fenster. — 
Vallicht ; sky-light; licht von obers, gewblbfenster. 


Faux-manteau de cheminée, m. 
fr. De op consoles of kraagsteenen rustende 
schoorsteenmantel, valsche schoorsteenmantel 
; corbeled mantle or chimney-hood; der 
von consolen getragene kaminmantel. 

Faux-mantelet, m. fr. Vensterblind, 
blind voor een venster; blind for a window; 
fensterblende. — Blind, luik vóór de ka 

; dead light, sham-port ; blinde-juitramen 
luke, blinde, blende. — F. d'un sa— 
bord, v. faux-sabord. ~ F. à 
verres, blind luik met invallend licht; 
dead light-port; blinde luke, luke mit einfallendem 
lichte. 

Faux—meneau, ni. fr. Loos of valsch 
vensterkruis (dat niet met het kozijn ver 
maar met het raam opengaat);-bonden is, 

dead mullion; aufgehender kreuzstock. 

Faux-noeud, m. fr. Looze, valsche 
knoop of steek, oude-wijvenknoop; false knot; 
falscher kroten, falscher stich. 

Faux—or (de chat), m. fr. Kattengoud, 
goudgele mica; cat-gold, yellow glimmer; 
katzengold, goldglimmer. 

Faux—ourlet, m. fr. Looze zoom of 
omslag ; false seam; blinder Baum. 

Faux-palans de retenue, m. fr. 
Looze keerjijnen of ophouders; preventer-vangs 
of the mizzen-gaff; stossgeerden, pubsche 
geerden. 

Faux-panneau, m. fr. Loos paneel; 
false panel; blinde fi flung. 

Faux—pilot, Faux—pieu, m. fr. 
Opzetstuk (van eenen heipaal), hoerekind; 
pile-block; afterramme, aufsatz. 

Faux-plafond, m. fr. Looze zolde 
ring of plafond ; inserted ceiling; blinde decke, 
falsche zimmerdecke, eingeschobene decke , 
zwischenbalkenlage. 

Faux—plancher, m. fr. Looze vloer; 
false floor; falscher boden. 

Faux—ph, m., Anguille, f. fr. Valsche, 
verkeerde vouw (in 't laken); crease; 
schnippe. vgl. aal. 

Faux-poincon, m. fr., v. crownpost. 
Faux—pont, m. fr. Koebrugdek, koebrug 
(van waarloos rondhout gemaakt); tem 

kubbrucke. -porary deck or orlop; 

Faux—racage, m. fr. Borgrak ; pre


venter-parrel or -truss; borgrack. 
Faux-.-radier, m. fr. Looze sluisbed 

(paalwerk waarop de-ding, drempelbedding 
sluisdeurdrempel rust); threshold's bed; drempellager. 


-- FEATHER-SHAG. 

Faux-rais, m. fr. Noodspaak, hulp 
herstelling van een gebroken spaak-speek (ter 

aan de legervoertuigen); fish; nothspeiche. 
Faux-ras, m. fr., v, draw-plate 2). 
Faux-rivet, v. falschnagel. 
Faux-rond, m. fr. Valsch rond, bui


ten 't middelpunt (bij kunstdraaiers); out of 
centre; unrund. 

Faux—rouleau, m. fr. Vorm voor 't 
spiraalvormig beslagsieraad ; mould for the 
scroll; schnörkelmodell. 

Faux-nabord, m. fr. Valpoort, blinde 
geschutpoort; half-port; ausfütterung der 
stiickpforten. (rondelle. 

Faux-tailland, m. fr., v. fausse


Faux-tampon, m. fr. Bus van 't 
stootkussen (aan eenen spoorwagen); bufferbox; 
bufferbtichse, buferbulse. 

Faux-teint, m. fr. Onechte, valsche 
kleur (van geverfde stoffen); false color ; 
undchte farbe. 

Faux—timon, m. fr. Nood-of hulp 
(voor een legervoertuig); preventer--dissel 
pole, temporary pole; nothdeichsel. 
Faux-tirant, m fr. Looze hanebalk; 

false cock-loft; falscher hahnebalken. 
Faux-titre, v. avant-titre. 
Faux—tranchant, m. f:. Rugsnede, 

scherp van den rug (eener sabelkling); back


chamfer; ruckenschneide. 
Faveur, f fr., v. bandabzeichen. 
Fax, m. fr., v. fair 3). 
Fay, m. fr. Bos hoepels (te Bordeaux); 

bundle of hoops; bund reife. 

Fay (to), V. a. eng. Met eene voeg 
verbinden of vergaren ; einfiigen; assembler 
en about. — (To make even, to 
make flush with), v. afneurer 1). 

Fayalit, m. hd., Fay elite, f. fr. & 
eng. Fayaliet, ijzerchrysolith, ijzerhoudende 
goudsteen. 

Fayard, m. fr., v. hêtre. 
Fayence, v. faïence. 
Fayence-fabrik, f. hd., v. crock


ery-ware-manufactory. 
Fear—nought, eng. Fries, kalmuk; 
fries; frise. 

Feather, eng. Veder, veer, pluim; 
feder; plume. — Schoor, stut ; strebeband, 
band; contre-fiche. — Zolderveer, v. einschiebleiste. 


Feather-edge, eng., V. bahn 3) . 

Feather-edged board, eng. Plank 
met dunnen, toegescherpten kant; keilfdrmig 
gesdgtes breit; planche sciée en lame 
de couteau, en biseau. 

Feather—edged brick, eng. Wigvormige 
steen, sluitsteen (van een gewelf 
of boog); keilstein; pierre en coin, clé. 

Feather-edged file, eng., v. einstreichfeile. 


Feathered shot-copper, eng. Opgereten 
koperschroot; zerrissener kupferschrot; 
cuivre en grains déchiré. 

Feathering, eng., v. foliation. 
Feather—shag, eng. Pluistuweel, fulp, 


 

FEATHER-TONGUE -


felp, trijp; felper, felpel, velpel, felp, felz, 
felbel, pelzsammet; panne, long poll, petite 
peluche. 

Feather–tongue, eng. Messing, veer 
(dunne rand eener plank, waarmede zij in 
de groef eener andere sluit); dunne feder 
eines brettes; languette. 

Feathery, adj. eng. , v. federicht. 
Feces, pl. eng., Fèces, f. pl. fr., v. 
bodensatz I). 
Fechtdegen, m. hd. Schermdegen; 
fencing -foil, foil, rapier; fleuret. 
Fechthandschuh, m. hd. Scherm


handschoen ; fencing-glove, gauntlet; gant 
Fecula, eng., v. fecule. (fourré. 
Fecula–vat, eng., v. bassinet 3). 
Fécule, f. fr. Zetmeel ; fecula; satz


mehl, bodenmehl. ~ (Amidon) Stijfsel, 
stijfselmeel ; starch, amylum; stiirke, stirkemehl. 


Feder, f. hd. Veder, veer, pluim; feather; 
plume. — (Schreibfeder) Pen, schrijfpen; 
pen; plume. ~ Veer, springveer, slotveer; 
spring, catch-spring; ressort. — (Spiralfeder) 
Spiraalveer; spiral spring; ressort 
à boudin. — (Eingelegte feder) 
Veer, zolderveer, v. einschiebleiste. — 
(zur Nuth) Messing, veer, V. feathertongue. 
-(Keil) Houten kloofring; 
wedge; coin a fendre. — F. ohne ende, 
pen zonder eind, pen met een inktbakje, 
waaruit zij zich zelve vult ; fountain-pen; 
plume sans fin, plume aspirante. ~ Geheime, 
Verborgene f., geheime veer; 
secret spring; secret. — F. am storchsnabel, 
v. crane-spring. •• Eine f. 
springen lassen, abdrucken, v. 
détendre 1). ~ Lose f., ontspannen 
veer; relaxed spring; ressort detendu. 
Die f. spannen, de veer spannen ; to 


bend the spring; bander le ressort. 
Federalaun, m. hd., v. alun de 
plume, alaunfederweiss. 

Federangel, m. hd. Veerduim (van 
een venster of deur); spring-hinge; gond is 
ressort. 

Federanschuss, m. hd. Kristallisatie 
in den vorm van veertjes, gevederde of gepluimde 
kristallen ; ore which occurs in 
plumous concretions; cristallisation en forme 
de petiles plumes. 

Federartigkeit, f. hd. Veerkrachtigbeid, 
veerkracht, elasticiteit ; elasticity; élasticitd. 


Federbesen, m. fr. Vederbezempje; 
feather-broom, duster; plumasseau. 

Federbieger, Federbügel, m 
Federeisen, n. hd. Veerbuiger, veerbuigtang, 
veerijzer (der geweermakers); springchape; 
ploie-ressort. 

Federblatt, n. hd. Veerplaat (van een 
slot); spring-plate, leaf or blade of a loclkspring; 
feuille, coin de ressort. [1), 2). 

Federblech, n. hd., V. eisenbiech 
Federbrett, n hd. Veerplank (aan orgels); 
spring-board; als is ressort. 

FEDERPOSEN.... 455 

Federbuehse, f. hd. Pennenkoker; 

pen-case, penner; etui is plumes. 
Federbi gel, v. federbieger. 
Federdose, f. hd. Veerdoos, doos met 

veer ; spring-box; bofte is ressort. 

Federeisen, n. hd. Aanbeeldje der 
horlogemakers; watchmaker's anvil, little 
bickern, small rising anvil; bigorneau. 
Veerbuiger, v. federbieger. 

Federerz, n. hd. Pluim-of vedererts, 
spiesglanszilver, haarvormig zwavel -antimonium 
; plumose silver-ore, salamander's hair; 
antimoine sulfuré capillaire, argent antimonié. 

— Geschwefeltes f., v. argent an-. 
timonié sulphure. 
Federfallschloss, n. hd. Koffervalslot 
met eene veer; spring-trunk-lock; housset 
ou boussette à ressort. 

Federfeilkloben, ni. hd. Veerhandschroef; 
pin-vice; mordache is ressort. 
Federgehäuse, Federhaus, n. hd., 

V. barillet I); 2). 
Federgyps, m. hd. Pluimgips, vezelige 
zwavelzure kalk ; fibrous gypsum; gypse 
fibreux, cbaux sulfatée liibreuse. 

Federhaken, V. federschraube. 

— V. detent 2) . 
Federhakenzange, f. hd. Veertang; 
spring-vice; pineettes is ressort. 
Federhalter, m. hd., v. Barret. ~ 

F. zur stahlfeder, pennenhouder voor 
de stalen pen ; pen-holder; Porte-plume. 
Federhart, adj. hd. Veerkrachtig, elastisch 
; elastic, springy; élastique. •• F. 
machen, V. écrouir. 

Federharz, n. hd., v. caoutchouc. 

— Gegrabenes f., veerkrachtig joden lijm 
of aardpek ; fossil elastic gum; caoutchouc 
fossile, élatérite. 
Federhaus, n. hd. Trommel, v. barillet 
1); 2). — Veerkoker,v. case, eng.7). 
Federhausdrehstift, -m., v. arbre 

du barillet, s. arbre. 
Federhausrad, n. hd. Trommelrad (in 

een uurwerk); wheel-barrel; roue de tambour. 
Federhausstift, m. hd., v. barret. 
Federheber, m. hd. Veertang; spring


tongs; tenaille is ressort. 
Federhobel, m. hd., v. bouvet 3). 
Federicht, adj. hd. Veder-of pluim


acbtig; feathery; plumeux. 
Federkasten,m. hd., v. federstoek. 
Federkegel, m. hd., v. arbre du 

barillet, s. arbre. 
Federkiappe, f. hd. Veerklep (der 
locomotief); steam-trigger; détente. 
Federklinke, f hd. Veerklink; spring


latch; loquet is ressort. 
Federkraft, f. hd., V. élasticité t). 
Federkrftig, adj. hd., v. elastic. 
Federmesser, n. hd. Pennemes; pen


knife; canif. 
Federntrager, m. hd. Veerhouder (van 
den smidsblaasbalg) ; spring-pieces; porteressort. 
Federposenschlagröhre, f. hd., v. 


456 FEDERSALZ 

étoupille ordinaire en plume, s. 
étoupille. 

Federsalz, n. hd. Pluimzout, vezelig 
steenzout, natuurlijke aiuin ; natural alum; 
sel gemme fibreux, soude muriatée fibreuse. 

Federsehleissen, n. hd. Afgehaalde 
penneveeren; pickings of feathers; éplucbure 
de plumes. ~ Het afhalen der pennenvee ren 
; stripping of feathers; action d'ebarber 
les plumes. 

Federschloss, n. hd. Veerslot ; springlock, 
thumb-lock; serrure à ressort. 

Federschraube, f , Federhaken, 
SehlUssel, m. hd Veerschroef, veerspanner, 
sleutel ; spring-cramp; étau it ressort, 
monte-ressort. 

Federspanner, m. hd. Veerspanner, 

V. blenometer. ~ (Federwinder), 
sleutel etc. , v. aufziehwerkzeug. 
Federspannschli ssel, m. hd. 
Schroefsleutel, kopschroefsleutel (sleutel, die 
eene schroef in plaats van den baard heeft); 
screw-key, screw-driver, screw-wrench; ele á 
VIS; clé a écrou. 

Federspath, in. hd Vezelig spaath; 
fibrous spar,striated stuck-spatb; spa tb Ii breu x. 
Federsperrrad, n. hd. Slederad (in 
zaagmolens) ; spring-ratchet-wheel; rochet, 

roue a rochet. 

Federspiessglass (rothes), n. hd. 
Rood naaldvormig spiesglans, veder-antimonium 
; red acicular antimony; antimoine hydrosulfuré 
rouge aciculaire. 

Federspule, f. hd. Penneschacht; quill; 

tuyau de plume. 

Federstahi, m. hd., v. acier 7). 

Federstift, m. hd., v. arbre du 
barillet, s. arbre. 

Federstoek, Federkasten, m. lid. 
Veerstok (in twee rijen bevestigde kleine 
pennen aan 't kousenweefgetouw) ; lattice; 
grille. 

Federsti ck, n. hd. Wig (der mijn 

wedge; coin.-werkers); 

Federthi rangel, I. hd Veerduim 
eener deur ; spring centre and top pivothinge; 
gond á pivot, á ressort. 

Federvitriol, m. hd. Vezelig zwavelzuur 
zout, vezelig vitriool; fibrous vitriol; 
vitriol ou sulfate fibreuux. 

Federwage, (Gradwage), f. hd. 
Veerunster; spring-steel-yards; peson à tierspoint. 
— Veerbalans (aan de veiligheidsklep 
der stoommachines): spring-balance; balance 
á ressort. 

Federweiss, n. hd. Pluimaluin, v. 
alun de plume, alaunfederweiss. 
~ Steenaluin, V. asbeste flexible. — 
Loodwit ; white-lead; céruse. 

Federwinder, m. hd., v. aufziehwerkzeug. 


Federwismuth, m. hd. Naaldvormig 
zwavelbismuth ; acicular sulphured bismuth; 
bismuth sulfuré aciculaire ou en barbe de 
plume. 

Federzange, f. hd. Veertangetje der 

FEGEN. 

emailleerders of smeltwerkers; small tweezers; 
alicate, alégate. — Korentang (der munters, 
emailleerders), V. bereelle. •_ Veertangetje 
(der vergulders, horlogemakers, etc.), 

V. brucelles. — Kurktang, veertang (voor 
bet uithalen van ingezonken kurken), butler's 
pliers; pincette a ressort 
Federzanglein, m. hd. Veertangetje 
(der Iakennopsters); cloth-nippers; garcette. 
Federzirkel, m. hd. Veerpasser, v. 
compas elastique. 

Feed (to), v. a. eng., v. alimenter. 

Feed-boiler,eng ,v. chaudiére b. 2). 

Feed—chest, eng. Kleppenkastje; klap 

bofte à soupape-penkdstchen, speisekasten; 
alimentaire. 

Feed-engine, eng., v. donkey. 

Feeder, ( Feeding apparatus), 
eng. Voedingsstoestel, watertoevoer (voor den 
stoomketel); speise-apparat. wasserzuleitung, 
fiillapparatt; appareil d'alimentation. ® Tremel, 
mólentrechter; trichter, rumnpf; trémie. 
~ F—s or Feeding rollers, Feedrollers, 
pl., voedingsrollen, v. eylindres 
alimentaires & cylindres nourrisseurs, 
s. cylindre. 

Feeding apparatus, eng., v. feeder 
l) . — F. (or garner) of a cornmill, 
tremeltoestel van eenen korenmolen; 
rump f zeug (zum einstreuen des mahlgutes); 
engreneur. 

Feeding eloth,eng ,v.einlasstuch. 

Feeding head, eng. Verloren hoofd, 
gietkap; giesskop f; masselotte. 

Feeding rollers, v. feeder a). 

Feed—pipe,eng. Voedingspijp (van eenen 
stoomketel); speiserohr, speiserdhre; tuyau 
d'alimentation, tuyau nourrisseur ou alimentaire. 


Feed—pump, Hot—water—pump, 
eng. Voedingspomp, warm waterpomp (eens 
stoomketels); speisepumpe,warmwasserpumpe; 
pompe d'aiimentation, pompe alimentaire. 

Feed—rollers, eng., V. feeder 3) . 

Feed—water, eng. Voedingswater (voor 
den stoomketel); speisewasser; eau d'alimentation, 
eau alirnentaire. (pierres. 

Feeler, eng. Steenopruimer, v. chasse-

Fege, f. hd. Korenharp; staande zeef 
(voor het erts); riddle, slope-riddle; crible 
à pied. — Erz in die f. bringen, 
het erts wasschen en stampen ; to wash and 
crush the ore; laver et bocarder le mineral. 

Fegehammer, m. hd. Hamer tot zuivering 
der ketels (van 't aanhechtend zout); 
saltboiler's hammer, pick for scaling boilers; 

marteau à nettoyer les chaudières, a pjquer 
les sell des chaudières. 

Fegemaschine, Fegemuhle, f. 
hd. Zeefmachine, zeefmolen ; sweeping-mill, 
blowing-fan, scutcher; moulin It cribler. 

Fegen, v. a. hd. Ziften ; to winnow; 
cribler. — Polijsten, glad maken, poetsen 
(inz. metalen gereedschappen, blanke wapens); 
to furbish; fourbir. — Uitbaggeren ; to 
dredge; draguer. 


FEGEROLLE 

Fegerolle, f. hd., v. fege i) . 

Fegesalpeter, m. hd. Salpeter van 
vochtige muren en steenen; saltpeter on 
walls; nitre ou salpêtre de houssage. 

Fegeschober, m. hd., v. éeumoire 1) . 

Fehlboden, m. hd., v. entre-nous gij. 

Den f. verfüllen, v. entrevouter. 

Fehlbogen, ni. hd., V. ausschussbogen. 


Fehldruek, m. hd. Slecht gedrukt, 
mislukt blad ; foul impression; feuille mal 
venue, mal imprimée. 

Fehldrueken, v. a. hd. Verkeerd 
drukken (een vel papier); to misprint; imprimer 
a contre -sens. 

Fehlerfrei, adj . hd. Zuiver (van druk); 
clean, neat, nice; net, peu chargé. 

Fehlgreifen, v. n. hd. Verkeerd grijpen 
(bi zetters: eene verkeerde letter grijpen); 
to mistake; faire one bévue. 

Fehlguss, m. hd., V. boceages. 

Fehlsehnitt, m. hd. Missnede, v. 
echappade. — Missnede (bij leertouwers); 
gash; taillade. — Einen f. maehen, 
verkeerd insn(jden ; to cut wrong, 
to make a false cut; couper à faux. 

Fehlschuss, n. hd. Mislukte sc^ietspoelworp, 
kettingdraden, die bij 't weven 
niet opgelicht of neergehaald zijn en door 
welke de spoel niet heengegaan is; threads 
of the warp that have not been raised or 
lowered by the treadle; lienne. 

Feig, adj. hd., V. faul. 

Feigenstein, m. hd. Vijgstcen (soort 
van sponssteen); caricoid; caricoïde. 

Feilarbeit, f. hd. Vijlwerk, het vijlen ; 
filing; limure. 

Feilbank, f. hd., v. apprêtoir. 

Feilbogen, nl. hd. Galgvijl (der slo


tenrnakers); locksmith's bow, steel saw; lime 

a potence. 

Feildorn, m. hd., V. broche ronde. 

Feile, f. hd. Vijl ; file; lime. ~ Dickflache 
f., v. carrelet plat. — Drei


eckige f., driekante vijl, zaagvijl, vijl om 

zagen en vijlen te scherpen ; triangular file, 

three-square file; tiers-point, lime triangu


laire. •.e• Diinnflaehe f., dunne platte 

vijl ; watch-maker'.s pillar-file; lime plate 

amincie, lime it pilier. — Einhiebige 

f., vijl met enkele snede; single-cut file, 

float; lime à taille simple. ••• F. zum 

einschneiden des uhrrads, v. cra


noir. — Flaehe f., platte, vlakke vijl, 

V. ansatzfeile. ~ Flach haibrunde 
f., platte halfronde vijl ; ,'lat half-round (file); 
(lime) plate demi-ronde. — Halbrunde 
f., halfronde vijl; (full) half-round file; 
demi-ronde. ~ F. fur die platinenstifte, 
v. feile 4). e. Runde f., 
ronde vijl, kattestaart; round file; lime 
ronde, queue de rat, lime de rat. — Schei 
-benf®rmige f

., schijfvormige vijl, draaiende 
vijl; turning-file; lime tournante. 
Spitzfeile, In einer spitze auslaufende 
f., spitsvijl, in eene punt uit-

FEILTUCH. 457 

loopende vijl; taper-file; lime pointue, linie 
finissant en pointe. — Spitzflache felle, 
spitsvlakke vijl; taper flat file; lime plate 
pointue. — Spitzflache f. mit un.merklich 
ausgebauchten fiachen, 

V. entering-file. — Stille f., v. 
dead-file. — Viereckige, grosse 
f., v. armfeile. — Viereckige, 
kleine f., v. carrelet i). ~ Zweihiebige 
f., tweesnijdende vijl, vijl met 
dubbele snede; double-cut file; lime Ii deux 
tranchants, linie it contre-taille. 
Feilen, v. a. hd. Vijlen, afvijlen ; to 
file, to file off; timer. 

Feilenihnlich, Feilenartig, Feïlenfbrmig, 
adj. hd. Vijlachtig, vijlvorvormig; 
resembling a file; limiforme. 

Feilengrifi', m. hd. Handvat der vijl; 
file-handle; manche de lime. 
Feilenhalter, m. hd. Vijlbouder; fileholder, 
fastener; mordacle. 
Feilenhammer, m. hd. Vilbamer; 
file-hummer; marteau à limes. 
Feilenhartung, f. hd. Het harden 

der v ij len; file-hardening; trempe des lines. 
Feilenhauen,n.hd.,v. file-cutting. 
Feilenhauer, m. hd. Vijikapper, vijl 

file-cutter; tailleur de linies.-kerver; 

Feilenhaumasehine, f. hd. Machine 
voor 't vijlkappen ; file-cutting-machine; machine 
à tailler les limes. 

Feilenhieb, Feilenstrich, m. hd. 
Vijlstreek ; file-stroke; coup de lime. 

Feilenmeissel, m. hd. Kerfbeitel voor 
vijlen, vijlbeitel; file-cutter's chisel; étoile. 
Feilenstahl, m. hd. Vijlstaal, staal voor 

vijlen ; file-steel; acier à limes. 
Feilenstiel, m. hd., v. feilengriff. 
Feilenstrich, v. feilenhieb. 
Feilhiebe, Reihe der parallelen, 

I. hd , V. course, eng. 1 ). (estibois. 
Feilholz (am schraubstock), n. hd., v. 
Feilicht, v. abfeilicht. 
Feilkioben, m. hd., v. detret, étau 
a main. — Klemhaak, v. clamp 1). 
~ Breitmauliger f., v. cross-chap 
hand-vice. — Sehmalmiuliger f., 

V. dog-nose hand-vice. 
Feilkluppe (hölzerne), f. hd., v. 
sloping-clamp. 
Feilmaschine, f. hd. Vijlmachine; 
filing-engine, filing-machine; machine in limer. 
Feilnadel, f. hd., v. nadelfeile. 
Feilspäne, m. pl. hd., v. abfeilicht. 
Feilspansieb, m. hd. Vijlselzeef (der 

goudsmeden); file-dust-sire; plateau. 
Feilstaub, ni hd., v. abfeilicht. 
Feilstaubbad, n. hd. Vijlselvuur, vijl 

(bij chemisten); fire of filings; feu-selbad 

de limaille de ier. 
Feilstock, m. hd., v. feilkloben. 
Feilstrieh, m. hd. Vijlstreep, vijlkerf; 

file-stroke; trait de lime. 
Feiltuch, n. hd. Grof doek (bij goud 
barras,-smeden), pakdoek, dweilengoed ; 
dutch barras; bourras, toile In torcbons. 

39 


458 FEIN -- FELDBEFESTIGTJNGSKUNST. 


Fein, adj. hd. Fijn, gezuiverd (goud, 
zilver, tin, etc.); refined, fine; fin, aftlne. 

Feinbrennen, n. hd., v. affinage. 

Feinbrenner, m. hd. AfdrUver, lou teraar; 
refiner; affiineur, raffineur. 

Feindouciren oiler Spiegelglassehleifen, 
n. hd. Het fijnslijpen en polijsten 
van spiegelglas; smoothing, smoothing 
and polishing,° savonnage dew places. 

Feineisen, Gareisen, Reineisen, 

n. hd. Fijn ijzer; refined iron; fer fin. 
Feineisenfeuer, n., Feineisenofen, 
Feuerofen, Rafnirofen , 
weissofen, m. hd. Fijnijzervuur, rafineeroven 
; refinery- furnace, running-out fire, 
run-out furnace; fourneau d'afirnerie, finerie. 

Feinerz, n. hd. IJzerhoudende koolzure 
kalk ; ferriferous carbonate of lime; chaux 
carbonatée ferrifère. 

Feinfaserig, adj. hd. Fijnvezelig(hout), 
fijn van nerf; fine grain; à ni fin. 

Feinflammig melirte stoffe, m. 
p1. hd., V. étoffes jaspees, s. étoffes. 

Feinflyer, m., Feinspindeibank, 
Feinspulmaschine, f. hd.. v. bane 
á broches en fin, s. bane. 

Feingehalt, Gehalt, lViünzfuss, 

m., Korn, n. Wettelijk gehalte der munt


specien, muntvoet, allooi; standard of coin


age, alloy; titre, valeur des monnaies, 

aloi, toi. -(leur 2). 

Feinglasbiaser. m. hd., v. email-

Feinhaarig. adj. hd. Fijnbarig (van 

laken); fine grain; it poll fin. 

Feinhechel, m. hd., v. ausmach


hechel. 

Feinheitsgrad, m., Nummer, f. hd. 

Graad der fijnheid (van spinsel); grist; titre. 

Feinhobeln, v. a. hd. Glad'schaven; 

to smooth; replanir, recaler. (rain. 

Feinhorneisen, n. hd., v. fer acé-

Feinkbrnig, adj. hd. Fijnkorrelig; 

fine grained; à grain fin. 
Feinkratze, Feinkrempel, f. hd., 

V. auskarde. 
Feinkupfer, n. hd. Fijn, gezuiverd 
koper; refined copper; cuivre fin. v. CUivre 
rosette, s. cuivre. 

Feinmachen (der metalle), n. hd., 

V. affinage. (des papierzeugs) zuivering, 
verfijning (der papierstof); refining; 
affinage, raffinage. (dre 2). 
Feinmachrolle, f. hd., v. cylin-
Feinmaschig, adj. hd. Met nauwe, 
fijne mazen ; having fine meshes; à mailles 
dtroites. 

Feinpresse, f. hd. Glanspers, pletpers 

(der papiermakers); second press; pressette. 

Feinpressen, Festpressen, Fein


schlagen, n. hd. Het ineenpersen, bet 

kloppen en stevig maken (van 't bordpa


pier, bij boekbinders); pressing, beating and 

strengthening; affinage. 

Feinraspel, f. hd., v. beschrotfeile. 
Feinscheeren, v. a. hd,, v. affiner i). 
Feinschlagen, v. feinpressen. 

Feinschleifer, Schleifer, Schee 

n. hd , v. émouleur.-rensehleifer, 
Feinsehliehthieb, m. hd Uiterst 
fijne snede; dead-smooth cut; superfine taille. 
Feinschli chtfeile , Schlichtschliehtfeile, 
f. hd. Fijne zoetvijl ; deadsmooth 
file, superfine file; lime superfine. 

Feinspindelbank, v. feinfiyer. 
Feinspinnen, n. hd. Het fijnspinnen ; 
fine-spinning; 61age en fin. 
Feinspinnmaschine, f. hd. Fijn 
(voor katoen), mule- (of muil-spinmachine 

spinmachine, mule-jenny . mule-jenny;-dier-) 
métier a tiler en fin. ® (Feinstuhl, 
Spinnjenny) Fijnspinmachine (voor wol); 

fine spinning-machine, spinning-frame, spinning-
jenny; machine à filer, métier en fin, 
jeannette, jenny. 

Feinspitzen, v. a. hd., v. anspitzen. 
Feinstuhl, m. hd., v. feinspinnmaschine 
z). 

Feint, adj. fr , v. faux 1). — Fagade 
f-e, v. facade 4). Penêtre 
f-e, v. S. fenétre. — Porte f-e, loose, 
blinde deur; blank or dead door; blinde thur. 

Feinte, (Bouquet, Moine,Feuille 
venue par bouquets), f. fr. Monnik 
(plaats van een bedrukt blad, die wit 
is gebleven, omdat de inktrol ze niet of 
nauwelijks geraakt heeft), blad met mon


niken ; monk, friar; mbnch ; mdnchsbogen. 
Feinzeug, Ganzzeug, n. hd. Heel


goed, heelstof (de gezuiverde papierstof, die 
tot het scheppen der papiervellen geschikt 
is); paper-pulp, pulp, stuff; pate raffinée, 
pulpe, pate. 

Feinzeug-hollander, Ganzzeughollander, 
Ganz-hollander, m. hd. 
Hollander voor 't heelgoed, tweede roerbak 
of roertrog, waarin het balfgoed tot heelgoed 
wordt verwerkt; v. beater 6). 

Feinzinn, n. lid., v. bergzinn. 
Feinzinnpfanne, Zweite zinnpfanne, 
f. hd., V. chaudiere à laver. 

Feistes hartwerk, n. hd. Ruwsteen, 
kopersteen (koper in verbinding met zwavel 
en zwavelmetalen, het product der smelting 
van 't gerooste erts); mats of copper; 
matte de cuivre. 

Pélatier ou Fératier, m. fr. Glas 

(werkman, die de blaaspijp in den-blazer 
glasvloed dompelt en de aanhangende stof 
tot een bol, cilinder of schijf blaast); gtass


blower's man; glasblaser, glasmacher. 
Felbel, m. hd., v. feather—shag. 
Feld, n. hd. Vak, veld, paneel, v. 

fach 5), compartiment 2) . — Veld 
van een getrokken loop, V. filet de rayure. 
• F. zwischen zwei balken, 

V. fach 6). — F. in der mauer, 
muurvak ; pane, panel; panneau. — Langes 
f., V. chase 3). 
Peldbaekofen,m.hd.,v.field-oven. 

Peldbefestigungskunst, I. hd. 
Kunst der veldverschansing; field-fortifcations; 
fortifications de campagne. 


FELDBETT 

Feldbett, n. hd. Veldbed, brits; fieldbed; 
lit de camp, lit brisé. 

Feldbinde, f. hd. Sjerp ; scarf, sash; 
echarpe. 

Feldbri eke, f. hd. Veldbrug (over 
een water); bridge over a ditch or a rivulet; 
pont de campagne. 

Felderdecke, f. hd. Vakzoldering, 
plafond -paneelwerk ; sorts; soffite. 

Feld$asche, f. hd. Veldflesch ; soldier's 
flask, canteen; cantine, bidon de Ier 
blanc. 

Feldgestänge, n. hd. De zuigerstangen 
eener watermachine (voor den mijnbouw); 
flats, flat rods; tirants, pistons. 

Feldkessel, m. hd. Veidketel (der so1daten); 
camp-kettle; cbaudron de campagne. 

Feldkunst, I. hd. Watermacbine (voor 
de mijnschachten) ; machine for removing 
waters from the pits; machine bydraulique. 

Feldmesser, m. hd., v. abmesser. 

Feldmesskunst, f. hd. Landmeetkunst; 
art of surveying, geodesia, geometry; 
arpentage, géodesip. 

Feldmittelriegel, m. hd., v. entre toise 
de couche ou de repos, s. 
entre-toise 1 o). 

Feldmi hle, f. hd. Veldmolen, kampmolen 
; camp-mill; moulin de campagne. 

Feldofen, Satz, Ziegelmeiler, 
Meiler, in. hd. Steenbakkerij in 't open 
veld ; clamp, brick-kiln in the open air, 
forest-tile-kiln; briqueterie, tuilerie en pleine 

campagne. 

Feldort, m. hd. De uit eene schacht 
voortgezette mijngang; prolonged drift, level, 
random, gallery-head-way; galerie d'allongenment, 
vole ou chantier (suivant la direction 
du gite). ••• Eïn f. treiben, eenen mijngang 
voortzetten, verder uitgraven ; to prolong 
a drift; pousser ou prolonger une galerie. 

. Feldprotze, f. hd., v. field-gunlimber. 


Feidruthe, f. hd. Landmeters-roede; 

surveyor's rod; toise on perche de l'ar


pen teu r. 

Feldschanze, f hd. Veldverscbansing. 

veldschans, schans; redoubt, field-work; fort 

ou ouvrage de campagne. (urine. 

Feldsehlange, f. hd., v. couleu-

Feldschmiede, f. hd. Veldsmederíj, 

veldsmidse ; field-forge; forge de campagne. 

Feldspar, Felspar, Feldspath, 

Felspath, eng., Feldspath, hd. & fr. 

m. Veldspaatb, een bladerig, uit kiezelaarde, 
aluinaarde en potasch bestaand mineraal. •• 
Compact f., v. feldspath 3). 
Feldspath, m. hd. & fr., V. feldspar. 
— Opalischer f., hd., v. adulaire. 
~ Dichter f. (Feldstein) hd. 
Berg- of rotskiezel ; petrosilex, compact felspar; 
pétrosilex. 

Feldspathporzellan, Steinporzellan, 
Echtes porzellan, n. hd. 
Echt, hard porselein, steenporselein ; hard 
porcelain; porcelaine dure, vraie. 

FELLING-AXE. 459 

Feldstangen, f. pl. hd., v. feldgesthnge. 


Feldstein, m. hd. Veldsteen ; fieldstone; 
pierre des champs. — V. -feldspath 
3) 

Feldstuhl, m. hd. Veldstoel, vouwstoel 
; camp-stool, folding-chair; pliant, slége 
pliant, écbaudé. ~ Vouwstoel met rugleunina; 
folding-chair with a back; perroquet. 

Feldtheilung, f. hd. Veld- of landverdeeling, 
land-, aardmeting; surveying (of 
land); opération géodésique. . 

Feldtheilungskunst, I. hd. Kunst 
der veld- of landverdeeling, landmeetkunst; 
geodesy; géodesie. 

Feldtisch, m. hd. Veld-, tuintafel; 
camp-table; table a pieds pliants, table de 
campagne. 

Feldverschanzung, f. hd., v. feldschanze. 
Feldverschanzungskunst, I. M., 

v. feldbefestigungskunst. 
Feidwage, Ackerwage, f. hd. Diep 
voren ; level for measuring the-temeter der 
depth of the furrows; instrument pour mesurer 
la profondeur des sillons. 

Feidwerk, n. hd., v. feldschanze. 

Feldziegelofen, m. hd., v. feldofen. 

Fêle, f. fr., v. felle. 

Felge, f. hd. Velg, radervelg; jaunt, 

felloe, felly; !ante. 

Felgenbohrer,m. lid. Velgboor; jaunt. 

auger, felloe-auger; tariere à jantière. 

Felgenhauer, m. hd. Velgenmaker; 
felloe-maker, wheel-wright; ouvrier qui fait 
des jantes. 

Felgenmaschine, f. hd. Velgdrevel, 
werktuig ter vereeniging van de radervelgen 
; machine for assembling the jaunts; 
jantière. 

Feil, n. hd. Vel, huid; fell, hide, skin, 

coat; peau, cuir. — (Schurwolle,Flies) 

Vacht (de samenhande wol van een schaap ; 

ook bet , vel met de wol); freeze, lap; tolson, 

nappe de lame, lame de toison; lainage. 

Fell, eng., v. fell, hd. 1). 
Fell (to), v. a. eng. (trees) Vellen (boomen); 
fallen; cooper. 

Fellabfálle, m. p1., Fellabschnitzel, 
n. pl., Fellspäne, m. p1. hd. Afval 
van vellen of buiden, huidsdippers; skinparings; 
effieurures. 

Fellbereiter, m hd. Leertouwer, leerbereider 
; skinner, skin-dresser; peaussier. 
Felle, Fêle, f. fr. Blaaspijp, v. bla


serohr. 

Felleisen, n. Valies ; wallet; valise. •n• 

(Brief elleisen) Brievenmaal ; mail-bag, 

letter-bag; malle. 

Felleisenmacher, m. hd. Valiesmaker; 
wallet-maker; malletier. 
Felleisenschloss, n. hd. Valiesslot; 
bag-lock; cadenas de valise. 
Felling, eng. Het houtvellen, de houtbak, 
V. abattage 1), coupe 3). 
Felling—axe, eng. Houthakkersbijl ; 


460 FELLOE 

holzaxt, holzhaueraxt, baumaxt; cognée de 

btïcheron. 
Felloe, eng., v. felge. 
Pelloplastique , Phelloplasti


que, f. fr. Kurksnijknnst (het figurensnijden 
uit kurk); cork-sculpture, phelloplastics; korkmodellirkunst, 
phelloplastik. 

Fellow, eng., v. compagnon. ••^ 
Werkman, die de laatste bewerking aan 
bet papier verricht ; saalgeselle; gorse-Potre, 
saleran. 

Fellwerk, n. hd. Bereide huiden of 

vellen, lederwerk; skins; peausserie. 
Felly, eng., v. felge. 
Felouque, f. fr. Feloek (licht, lang 

en smal vaartuig, inz. in de Middell. zee); 
felucca; felucke. 
Felsachat, m. hd. Rotsagaat ; rockagate; 
agate de rother. 
Felsalaun, Felsenalaun, m. tad., 

V. alun de Roche, s. alun. 
Felsen, m. hd. Ganggebergte, berg met 
mijnaders ; doove (geen metaalerts bevat 
gangsteen ; rock; dead gangue; mon--tende) 
tagne à filon, roche ; gangue stérile. 
Felsenader, f. hd. Gangsteenader; 
rocky vein; veine de roche.. 
Felsenalaun, v. felsalaun. 
Felsenarten, f. p1. hd. Gangsteen 


soorten ; rocks; rothes. 
Felsenriffe, f. hd., V. falaise. 
Felsenschacht, m. hd. Mijnschacht 

in 't berggesteente; shaft sunk in a rock; 
puits creusé dans la roche. 

Felsenwerk, n. hd. Stukgestooten berggoed, 
waarvan men het erts heeft afgezonderd 
; pulverized stones; pierre concassée 
dont on a tiré Ie minerai. 

Felsgrammit, m. hd. Rotsige lettersteen 
of grammiet; rocky grammite; grammite 
rocheuse. vgl. grammit. 

Felshalde, f. hd. Hoop gangsteenafval; 
heap of rocks, gobbing of the gangue; balde. 
Felsit, in. hd. Glasachtig veldspaath; 

vitreous feldspath; feldspath vitreux. 
Feiskies, Felskiesel, m. hd. On


zuiver dicht veldspaath; petrosilex; petrosilex, 
Felspar, eng. , v. feldspar. 
Felsstufe, f. hd. In den bergsteen uit 

trede; rock-step; marche taillée-gehouwen 
dans la roche. 
Felt, eng. Vilt ; f lz; feutre. ..e Vilt


blad, v. fautre. (feutrer. 
Felt (to) , V. a. eng. Vilten ; /elzen; 
Felted cloth, eng. Viltlaken ; /ilztuch; 

drap feutré. 
Felt—grain, eng., v. bois d' émail. 
Felting, eng. Het vilten, viltmaken 

das f lzmachen; feutrage. •- Klooven volgens 
den draad (het hout); noch dem wuchs spalten; 
fendre (Ie bols) d'après son Ill. 

Felt—mark, eng., V. battu 2). 

Feld—post, eng. Stapel papiervellen 
met hunne vilten (in de papierfabrieken); 
be/ulzter pauscht oder bauscht; porse-feutre, 
porse-flotre. 

-- FENDER-BOLT. 

Feltrireisen,n.hd.,v. butte-avant. 
Felucca, eng., Felucke, f. hd., v. 
felouque. 
Fêlure, f. fr. Berst, spleet, kloof; rent, 

crack; sprung, spalt, riss. 
Pelz, m. hd., v. feather-shag. 
Female, adj. eng. Vrouwelijk; weiblich; 

femelle. n.. F. leg (of a pair of compasses), 
stilstaand been (eens passers); weiblicher 
schenkel; branche femelle. ~ F. screw, 
Nut, moerschroef, schroefmoer; mutter, 
schraubenmutter; ecrou. 

Femelle, adj. fr, V. female 1). •^• 
Branche f. (d'un compas) , v. female z). 
~ Lame f. (Feuille ou Branche 

f. (des forces), liggend blad, ligger (van de 
droogscheerdersscbaar); V. contre—couteau. 
Femelle, f. fr., V. contre-couteau. 

— F. d'un pivot, bovenplaat eener 
spil (waarop eerre zware poort of deur 
draait); upper-frog; oberpfanne. — F—S, 
f. pl. ou Femelots, m. pl. Vingerlingen 
(zware poorthengsels, die de pinnen der 
roerhaken opnemen en zóó het roer dragen); 
rudder-braces, braces, gudgeons or googings; 

angelringe, ddumlinge, fingerlinge. 

Femelots, m. pl. fr. Veeren der vingerlingen 
; braces-springs; federn der angelringe. 
— Vingerlingen, v. femelle 3). 

Pence, eng. Af-, in-, omsluiting, V. 
cloture, enceinte. ~ Paalheining, v. 
éehalier. — Traliewerk, balustrade (eener 
stoommachine); Bitter, geldnder; lieu lage, 
balustrade. Voet der geweerslotplaat, v. 
bouterolle 6) . — F. of the plane, 
spie der schaaf, v. anschlag 5). ~ 
Spiked f., ijzeren punten etc., v. artichaut. 


Fence in (to), v. a. eng., v. emhagen. 
Fenchelol, n. hd. Venkelolie ; oil of 
fennel; huile de fenouil. 

Fenchelölzucker, m. hd. Venkelollesuiker; 
oleo-saccharum of fennel; oldosucre 
ou éleosaccharum de fenouil. 

Fencing-foil, eng., v. fechtdegen. 

Pendant, Siége, m. fr., Fente 
aquifère (du terrain), f. fr. (in België) 
Watervoerende, met water gevulde mijnkloof; 

feeder, case, aquiferous or water-filled cleft; 

wasserfuhrende kluft oderspalte, wasserkluft. 
Fender, eng. Vuurhaardhekje; vuur 

feuergitter; feuerschirm,scfzutzplatte;-scherm; 
garde-feu. ~ Steenopruimer (der locomotief), 
v. chasse-pierres. ~ F-s, pl. 
Wrijfhouten, V. défense 3). — Loose 
f-s or skids, losse wrijfhouten, v. défense 
4). ~ F-s of junk or old 
cable, wrijfworsten, poddingzakken , V. 
défe>nse t) . 

Fender—beam, eng. Hellende met ijzer 
beslagen dwarsbalk eens ijsbrekers 
schräger holm eines eisbrechers ; chapeau 
incliné d'un brise-glace. 

Fender-bolt, eng., v.braeket-bolt. 


n 461

FENDERIE -- FENETRE. 

Fenderie, f. fr. Het klooven van 't 
ijzer (tot staven, stangen, schenen, etc.); 
slitting of iron; das spalten des eisens, 
darstellung des schneideisens. — Werk 

voor 't ijzerklooven, ijzerklooverij ; slit--plaats 
ting-mill; eisenspaltwerk, spaltwerk, schneidwerk. 
~ (Cylindres de la f., Fendeurs), 
v , cylindres fendeurs, s. 
eylindre. 

Fendeur, m. fr Ijzerkloover, staaf 

cleaver, slitter of iron;-kloover, staafijzersmid; 
zainer, stabeisenschmied. — lnsnijder der 
tanden van uurwerkraderen ; wheel-cutter; 
raderschneider. — F—s, v. fenderie 3). 

Fendiller, V. a. fr.: F. la couverte 
ou le vernis (d'une porcelaine) 
Krassen in 't vergiasel maken ; to scratch 
the glazing; die glasur aufritzen, einritzen. 
^ Se f., Se trézaler (dit du bols), 
spleten krijgen, opsplijten ; to crack, to split; 
rissig werden, risse bekommen. ~ Se f. 
on Se trezaler (dit du vernis de la poterie), 
V. to craze. 

Fendre, v. a. fr. Splijten, klooven ; to 
cleave, to slit, to split; spalten, schlitzen. 

Invijlen (eenen sleutelbaard), v. einstreichen 
1). — F. le boil, le for, 
het hout, het ijzer klooven ; to rive or cleave 
wood, to slit or split iron; das holt, das 
eisen spatten. ~ F. les dents (d'une 
roue), de tanden insnijden (in een rad); to 
cut the teeth; die zahne einschneiden. — 
Opération de f. les roues, het insnijden 
der radertanden ; wheel-cutting; teethcutting; 
das raderschneiden. ~ Se f. (Se 
erévasser) , spljten, bersten. spleten of 
bersten krijgen ; to crack, to chap, to split, 
to chink, to rift; aufreissen, sich spatten, 
risse bekommen. 

Fenestré, ad j fr., v. fenêtre. 

Fenêtrage, Vitrage, m. fr. Ven sterwerk, 
de gezamenlijke vensters van een 
gebouw ; all the windows of a house; befensterung, 
fensterwerk. 

a. Fenêtre, f. fr. (Baie, Bée ou 
Eehanerure d'une fenêtre) Venster, 
vensteropening, lichtopening, licht, dag 
window, light, day; fenster, fensteroffnung, 
lichtbffnung. — Raam, glasraam, venster; 
sash; feaster, rabmen, fensterrahmen, glasrahmen. 
— F. en abat-jour, v. abatjour. 
— F-s accouplées, gekoppelde 
vensters; coupled windows; gekuppeltes fenster, 
fensterkoppel. — F. angulaire, V. 
eekfenster. — F. en are angulaire, 
V. f. en mitre. •• F. attieurgue, 
Atticurgue, m. Attisch of 
Atheensch venster (van boven smaller dan 
van onderen); window attic or athenian; das 
attiscbe fenster. — F. a baleon, Portecroisée, 
f. 13a l kon ven ster ; balcony-window; 
balkonfenster, sullerfenster. — F. biaise, 
sebuinsch venster (met schuins binnenwaarts gaande 
verw ( ding); oblique window; fenster 
mit schrhg eingehender laibung. — F. 
bombée, venster met vlakken of gedrukten 
boog; scheme-arched window; segmentwindow; 
stichbogenfenster. —F. Cintrée, 

F. voutée, boogvenster; arched window; 
bogenfenster. — F. eintrée ou voütée 
a demi—cerele, en plein cintre, 
rondboogvenster, venster met halfcirkelvormigen 
boog; round-headed window, semicircular 
window — F. circulaire, rondvenster, 
cirkelvormig venster; circular window; 
rundfenster. — F. a demoiselle 
ou damoiselle, kapvenster met vlak dak; 
flat-roofed dormer-window; junsfernfenster. 
— F. droite, F. à linteau, venster 
met rechten (rechthoekigen) bovendrempel 
square-headed window; scheitrechtes Fenster. 
~ F. ébrasée, buitenwaarts verwijdende 
vensteropening; outward splaied window; 
nach aussen sich erweiterndes fenster. 
F. en embrasure, vensteropening, die 
van buiten breeder dan van binnen is ; inward 
chamfered window; fenster mit ausgeschr^.
gten laibungen. — F. d'encoignure, 
F. en eneoignure, venster 
aan een genroken hoek, boekvenster; cornerwindow; 
fenster an einer eingebrochenen 
ecke. — F. d'étalage, v. étalage 1). 
— F. en éventail, waaiervenster ; fanshaped 
window, fan-window; fhcherfenster. 
— F. faitiére, Lucarne faitiêre, 
Vue faitière, f., v. dachnase. 
F. feinte, borgne, aveugle, blind 
of loos venster; dead window, blank window, 
snoek window; blindes fenster. — F. en 
fronton, v. f. en mitre. ••• F. ge 

minee, venster met twee lichten ; gemell


window; window with two days; zwillings


fenster, zweilichtenfenster. — F. gisante, 

liggend venster (veel breeder dan hoog); 

lying window; liegendes fenster, querfenster. 

~ F. gothique, Gothisch venster ; gothic 

window; gothisches fenster. v. f. en ogive. 

~ F. en lézarde, hoog en zeer smal 

venster; gap-window; schlitzfenster, schlitz


scharte, schiessritze. ~ F. a linteau, 

v. f. droite. — F. a lunette, halfcirkelvormig 
venster ; semi-circular window; 
kafifenster, balbkreisformiges fenster. ~ F. 
a meneaux, venster met middelposten, 
met een kruis; window with mullions; fenster 
mit zwischenposten, mit kreuz. ~ F. 
mezzanine, Vlaamsch venster (minder 
boog dan breed, om eene ingestoken verdieping 
te verlichten); Flemish window, mezzanine-
window; tldmisches fenster,halbgeschossfenster. 
~ F. en mitre, en pignon,
en fronton, en are angulaire, gevelvormig 
venster, venster met spitsen gevel 
of top, Saksisch venster; gable-headed 
window, gabled window; fsnster wit spitzverdacbung, 
fen^ter mit giebel. — F. mise 
dans un pignon, gevel topvenster: gablewindow; 
giebelfenster. - F. en ogive 
ou ogivale, F. gothique, spitsboogvenster; 
pointed arch-headed window, gothic 
window, lancet-window; spltzbogenfenster. 
F. en pignon, V. f. en mitre. 
39. 

462 FENETRE 

— F. rampante, scheef venster (welks 
onder-en bovendrempel niet horizontaal zin, 
maar parallel aan eene traphelling liggen); 
rising window; schiefes fenster. •• F. rayonnante, 
Roue de St. Catharine, 
Roue de fortune, radvenster, Catharina-
venster, rad van fortuin (venster in de 
Gothiscbe bouworde met naar wielspaken 
gelijkende middelposten); wheel-window, Catherine-
wheel, Marigold-window , wheel or 
providence; radfenster, Catharinenrad, giticksrad. 
q• F. en rosace, en rose, rozetvenster, 
roosvenster; rose-window; rosenfenster, 
fensterrose. — F. rustique, 
rustiek venster, venster met ruw bebouwen 
blokwerk versierd , window adorned with 
rustic work; rustikfenster, bossenwerkfenster. 
— F. en saillie, en tribune, 
vooruitspringend venster (soort van balkon 
met vensters omgeven) ; jut-window; (op 
kraagsteenen rustende en veelhoekig:) oriel; 
(op kraagsteenen en rond :) compass-window; 
(op den muur dragende en veelhoekig :) baywindow; 
(op den muur dragende en rond:) 
bow-window; erker, erkenfenster, arcbnerfenster, 
cbörlein, arker, alcor, ausstich, ausgebhude, 
utsteeke. — F. trigeminée, 
venster met drie dubbellichten ; three-twinwindow; 
fenster mit drei doppellichtern. •• 
F. voutée, v. f. cintrée. 
b. Fenêtre, Penêtre-croisée, 
Croisée, f. fr. Volledig raamwerk van 
een venster; frame-work or framing cornplete 
of a window; fenstergerabme, vollstandiges 
rahmwerk eines fensters. — F.croisée 
à battants, a vantaux, 
vleugelvenster; valved window; ilu elfenster. 
— F.—croisée à coulisse, à 
guillotine, schuifvenster; sash-window, 
slide-window, cased sash; scbiebfenster, aufziehfenster. 
— F. a pentures, op hengsels 
draaiend vensterraam ; window turning 
on hinges; gewindefenster. — [Cadre à 
coulisse, m. Schuifraam ; sash-frame, eng 
schiebrahmen, falzrabmen.-lish casement ; 

— Chassis coulant, Chassis a coulisse, 
à guillotine, schuifvleugel; sliding 
sash; schiehflugel. fahrender ©ugel.] 
Fenétré, Fenestré, adj. fr. Geven 
vensters voorzien ; windowed;-sterd, van 

befenstert. 
Fenétrée, f. fr., v. fenêtrage.
Fenster, n. hd. Venster, v. fenêtre. 
Pensterangel, m. hd. Vensterduim; 

casement-hinge; gond de fenêtre. 
Fensterausschnitt, m. hd., v. fen


sternisehe. (cony; balcon. 
Pensteraustritt, m. hd. Balkon ; bal-
Pensterband, n. hd. Vensterhengsel; 

hold-fast of a window; penture de fenêtre, 
couplet. vgl. couplet. 
Pensterbank, f. hd. Vensterborstwering; 
window-sill; appui en parapet de fe 

fensterbri stung. — Insprin--nêtre. v. 
gend gedeelte van de -sensterborstwering, 
vensterbank (in de kamer); estrade; estrade. 

FENSTERGIEBEL. 

Fensterbekleidung, f. hd., v. fensterfutter. 


Fensterbeschlag, n. hd. Vensterbeslag, 
ijzerwerk van een venster; iron-work 
of a window; garniture de fenêtre, ferrure 
de fenétres. — Fensterbeschläge, pi. 
Knieren, krammen der vensters; windowfastenings, 
hinge-hooks; fiches. 

Fensterbeschlagkolben, Ringnagel, 
m., Ringschraube, f. hd. Ringschroef, 
ringnagel ; ring-screw; lasseret ou 
laceret, laceret tournant, piton. 

Fensterblei, n. hd. Vensterlood, ruitenlood 
(reepen lood, waarin vroeger de 
glasruiten gezet werden); glazier's lead, lead 
for windows; plomb à vitres, plomb de vitrier, 
de fenêtre. 

Fensterblende, f. hd., v. fauXmantelet. 


Pensterbogen, m. hd. Vensterboog; 
arch of a window, window-back; remende, 
décharge ou are de décharge d'une fenêtre, 
arrière-voussure d'une fenêtre. 

Fensterbrett, n. hd. Vensterplank 
(smalle plank, die den metselaar voor 't 
maken van den muur op den bovendrempel 
dient); window-board; ais de fermeture. 
Plank op de vensterborstwering; board on 
the parapel; appui de fenêtre. 

Fensterbrustung,Fensterlehne, 

f. hd. Vensterborstwering (waar 't kozijn op 
draagt); elbow-place, leaning of a window, 
breast-height, parapet; accoudoir de fenêtre, 
appui ou parapet de fenêtre. 
Penstereinfassung, f. hd., v. fensterfutter. 


Penstereisen, n. hd. IJzeren dwarsroede 
aan glasramen ; window-bar; tringle, 
verge de fer, barlotière. 

Fensterfach, Pensterfeld, n. hd. 
Glazen raamvak ; panel or square of a window; 
panneau de verre, de vitre, de fenêtre. 

Fensterfl gel, m. hd. Venstervleugel, 
vleugelraam; valve of a window, windowvalve, 
wring-frame; battant de fenêtre, 
van tail. 

Fensterfutter, n., Futterrahmen, 
m., Fensterzarge, f. venster 

kozijn (samenstel van zijposten, bo--kazijn, 
ven- en onderdrempel, in welker sponning 
het raam sluit); sash-frame, dead sash, platband 
of a window, french casement; dormant, 
chassis dormant, chassis mort, platebande 
de croisée, cadre de croisée. 

Fenstergerähme, Fenstergeruste, 
Fenstergestell, n. hd., v. fenêtre 
b. i). 

Fenstergewände, n. hd. Zijden, zijwanden 
der vensteropening, muur of wand 
tusschen twee vensters, penant, vensterpenant 
; pier, wall between two windows; parois,
cótes ou tableaux d'une fenêtre,trunmeau. 

Fenstergiebel, m. hd. Venstergevel 
(driehoekig of halfcirkelvormig sieraad boven 
een venster; frontal, rronton, pediment; 
fronton de fenêtre. 


 

FENSTERGITTER --

Fenstergitter, n. hd. Tralieraam, 
traliewerk om een venster; lattice, trellis, 
grate; grille, treillis. 

Fensterglas, n. hd. Vensterglas, rui 
window-glass, broad glass; verre-tenglas; 
a vitres. 

Fensterglilnmer, m. hal. Moskovisch 
glas (zeer dikke m ika-platen, die aan boord der 
schepen in 't verdek en elders bij wijze van 
glasruiten worden aangebracht); muscovyglass; 
verre de Moscovie. 

Fensterhaken, m. hd. Vensterhaak; 
casement-stay; hook at the munnions; cro


chet de fenêtre. 

Fensterhaspe, f. hd. Vensterduim; 
hinge of a window, casement-hinge; gond 
de fenêtre. 

Fensterjalousie, f. hd. Jalousie (zon 
beweeglijke houtstrooken); Ve--neblind van 
netian blind, jalousie. 


Fensterkarniess, n. hd. Vensterkorn 
is of -kroonlijst ; window-cornice; corn iche 
de croisée. 


Fensterkissen, Fensterpolster, 

H. hd. Vensterkussen ; window-cushion; accoudoir. 
Fensterkitt, in. hd. Glazenmakersstopverf; 
putty; lut de vitrier, mastic. 

Fensterkoppel,f.hd.,v. fenêtre a. 4). 

Fensterkrampe, f hd. Vensterkram; 

casement-staple; crochet de fenêtre. 

Fensterkreuz, n. hd., v. croisée 

1), croisillon. 

Pensterladen, Laden, m. hd., v. 

contrevent 2). 

Fensterlehne, f. hd., v. fenster


brustung. 

Fensterloch, n.hd., v. feaster, a. t). 

Fensternagel, m. hd., v. clou 

d'épingle. 

Fensternische, f., Fensteraus-


schnitt, m., Innere fenstervertie


fung, f. hd. Vensternis, inwendige ven 

bay of a window; niche pra--sterindieping; 

tiquée dans le parement interieur d'un mur 

pour la croisée, échancrure ou baie dune 

fenêtre. (loch. 

Fensteröffnung, f. hd., v. fenster-

Fensterpfeiler, m. hd. Vensterpijler, 

penant, V. fenstergewäude. 

Fensterpfosten, Fensterstock, 

m , Fenstersaule, f. hd. Vensterpost, 

stijl of post van een kozijn ; window-post; 

jambage, pied droit d'une fenêtre. 

Fen.sterrahmen, m. hd. Vensterraam; 

window- frame; chassis. (champi. 
Fensterrahmenpapier, n. hd., v. 
Fensterrahmenschloss , n. hd. 

Draairoede van een vensterraam, venster


spanjolet; sash-fastener; espagnolette d'un 

chassis. vgl. spaniolett. 

Fensterraute, f. hd. Vensterruit; 

glass-pane; carreau de vitre. 

Pensterreiber, Fensterriegel, m. 
hd. Vensterknip, raamknip; snacket, flat 
sash-bolt, window-fastener; targette, birloir. 

FENTE. 463 

Fensterrolle, f. hd. Rolgordijn als 
zonnescherm voor een vensterraam, store; 
sash-pulley; store. 

Fensterrose, f. hd. , v. fenêtre 
en rosace. (pfosten. 

Fenstersaule, f. hd., v. fenster-

Pensterscharre, Thi rscharre, 

f. hd. Voetschrapper vóór venster of deur; 
scraper; éparselle. 
Fensterscheibe. Scheibe, Glas 
-scheibe,

f. hd. Vensterglas. glasschijf, 
glasruit ; window-glass, pane of glass, pane, 
square; carreau de verre ou de vitre, vitre. 
Pensterschirm, m. hd. (van binnen 
om 't inkijken te beletten) Chassinet ; (van 
buiten tegen de zon) mQrquise, vensterscherm 
; sash-screen; marquee, shade; chassis; 
marquise. 

Pensterschmiege, f. hd. Schuinsche 

verwijding der gemetselde vensteropening, 

vensterindieping; embrasure; embrasure. 

Fensterseite, f. hd. Gevel; facade, 

front-face; facade. 

Fensterspiegel, m. hd. Penantspie


gel; pier-glass; trumeau. — Spionnetje, bui 

small looking-glass at the out--tenspiegeltje ; 
side of a window; petit miroir placé en 
debors de la fenêtre pour voir les passants. 

Fenstersprosse, f. hd., v. croisil


lon 1), 2). 

Fensterstange, f. hd., v. fenstereisen. 
— Die f. anziehen, v. débrayer 
2). 

Fenstersturz, m. hd. Muur-of wandgedeelte 
boven een venster; head-piece over 
a window, cap-piece, lintel; linteau de bale. 

Fensterthur, f. hd. Glazen deur; 

glass-door; porte vitrée, porte de glace. 

Pensterverdachung, f. hd. Ven


sterkap; window-roofing; toitured'une fenêtre. 

Fenstervertiefung, f. hd., v. fen


sternische ; fensterschmiege. 

Pensterwerk, n. hd., v. fenêtrage. 

Fensterzarge, v. fensterfutter. 

Fensterzwickel, m. hd. Driehoekig 
stuk glas in de tusschenruimten der ronde 
ruiten ; triangular piece of glass between 
round panes; coin (dans un panneau de vitres). 

Fente, f. fr. Spleet, kloof, berst, breuk; 
crack, cleft, breach; spalt. riss, bruch. 

F. aquifère (du terrain), v. fendant. 
F., (Fissure) Kloof, mijnkloof, gangspleet; 
fault, gap, clift; kluft, gangspalte. 

— F. (Bois de fente), kloofhout, V. 
bois de fente, s. bois. ~ F. du 
bois, spleet in 't bout ; chink in wood; 
spalt, riss im holze. — F. le long du 
canon de fusil, spleet overlangs in den 
geweerloop (als gebrek van fabrikatie); rein, 
vein of a musket-barrel; langriss im gewebrlaufe. 
~ F-s traverses des canons 
et des lames de sabre, dwarsspleten 
in de geweerloopen of de sabeltlingen ; 
cross-cracks or dents in barrels, in swordblades; 
querrisse in gewebridufen, in sdbelklingen. 
— F. de la douille d'une 


464 FEN TON 

baïonnette, insnede der bajonetschacht; 

motion 0/' the socket of a bayonet (for the 
passage of the tenon); haftschlitz, hafteinschnitt 
der tulle eines bajonnets. ~ F. 
(dans Ie bols dun fusil) pour le passage 
de la détente, insnede voor den 
trekker van een geweer; trigger-slit; einschnitt 
fur den abzug. ~ F. pour le 
passage du battant, insnede voor den 
ondersten riembeugel ; opening for the swivel 
(in the trigger•guard of a fire-lock); einschnitt 
fur den unteren riembügel. F. 
(ou Coche) de la tête dune vis, 
keep, groef, insnede in den schroefkop; slit, 
notch, nick in a screw-head; einstrich, eínscbnitt 
am schraubenkopfe. 

Fenton, Panton, m. fr. Schoorsteen 

stang; -v. chimney-tie. ~ Ge--anker, spleten 
ijzer; slit-iron, slitted iron; schnitteisen, 
geschnittenes eisen, schneideisen. 
Stuk ijzer of hout om het lijstwerk van 
pleister vast te houden ; dowel, peg; dubel, 
döbel, gesimsklammer. — Hout voor pinnen; 
peg-wood, plug-wood; paockholz, nagelklotz. 
~ (le V) steekstaal, v. burin 
a bois, s. burin. — Hennepbraak; 
hemp-brake; hanfbreche. — Stuk ijzer voor 
sleutels ; piece of iron for making keys; 
stuck schlusseleisen. 

Per, m: fr. IJzer; iron; eisen. vgl. 
eisen. — Hoefijzer, v. fer a (ou de) 
cheval. — Schaafbeitel, v. fer de rabot. 
— (Ancre) Anker; anchor; anker. 

V. ancre. — [Donner du f. a un 
rabot, den schaalbeitel bit geven, aan 
to give iron to the plane, to drive-zetten ; 
on the plane-iron; dem hobel eisen geben, 
das bobeleisen forttreiben. — Demeurer 
sur le f., voor anker blijven liggen; to 
remain riding at anchor; vor anker liegen 
bleiben. — Etre sur le f., voor anker 
liggen; to ride at anchor; èíre sur le fer. 

Mettre le vaisseau sur le f., 
ten anker komen, het anker laten vallen; 
to come to an anchor ; sich vor anker legen.] 
— F-s, (F-s d'ouvrage) ijzerwerk, 
ijzeren voorwerpen; iron-work; eisen zeug, 
eisenwerk. ~ F--S, boeien, ketens, 
kluisters, ijzers; fetters, chains; fesseln, 
ketten. — F—S (des prisonniers dans un 
navire de guerre), V. Bas de soie. 
~ F-s [Petits], v. dies (or Punches), 
S. die. ~ F. acérain ou aciéreux, 
staalachtig ijzer; steely iron, finegrained 
iron; feinkorneisen , slahlartiges 
eisen. — F. des adents du vireveau, 
plaat der braadspitkepen; paul-or pawlplates 
of the windlass; kiesen oiler ktisen 
des bratspills. — F. afnné, F. aigre, 
gezuiverd, gefrischt, geaffineerd ijzer, bros 
ijzer; fined iron, fine iron, brittle iron; gefrischtes 
eisen, gefeintes eisen, feineisen, 
feinmetall, frischeisen, sprodes eisen. ~ F. 
d'aigle, V. f. oxydé géodique. ~ 

P. d' ai guillette, v. afféron. — P. 
a aligner , V. écoupe fl. — F. 
FER. 

dangle, v. f. en barres j. ~ F. 
argileux, v. eisenletten. o F. argileux 
compacte, F. oxydé argillifère, 
dichte ijzerklei, kleihoudend 
ijzeroxyde;' common clay-iron-stone; dichter 
thoneisenstein — F. arséniaté, v. 
pharmacosidérite. — F. arsénical, 
v. arsenical or arsenious pyrite, 
s. arsenical. ••• F. azure, 
Vivianite, natuurlijk Berlfjnsch -blauw 
pbosphorzuur ijzer ; V. blaueisenerz, 
blaueisenstein, vivianit. — F. en 
bandes, V. bandeisen. — a. F. en 
barres, F.-carillon, staalijzer; iron 
in bars or rods; zaineisen. — b. F. en 
barres, en bottes, en verges, F. 
marchand, staafijzer van t 8 bij 20 
strepen, handelsijzer; bar-iron, merchantiron; 
stangeneisen, handelseisen. — c. F. 
en barres de 11 à 5 millimètres 
d'épaisseur, F. plat, F. en bandes, 
F. en rubans, Feuillard, m., 
V. bandeisen. — d. F. en barres 
de 5 á 40 millimètres d'épaisseur, 
F. méplat, F. miplat, staafijzer van 
5 tot 40 strepen dikte, plat staafijzer; fiat 
iron, flat bar-iron; flacheisen, finches eisen, 
schieneneisen, vierkantiges eisen. — e. F. 
en barres de profil carré, F. de 
carre, F. carré, vierkant staafijzer; 
square bar-iron; quadrateisen. ~ f. F. en 
barres de profil circulaire, F. en 
barres rondes, rond staafijzer, roeden ijzer; 
round bar-iron, round iron, rod iron; 
rundeisen. — g. F. en barres faconné, 
gefigureerd staafijzer; figured or fashioned 
bar-iron; formeisen, faconeisen, faconnirtes 
eisen. — h. F. en barres fagonné 
en Croix, F. en -j-, kruisijzer; f-iron; 
kreuzeisen. — i. F. en barres faconné 
en H, F. en T double, H-ijzer, dubbel-
T-ijzer; H-iron, double T-iron; Heisen, 
doppel 
doppeldoppel T-eisen. — j. F. en barres faconné 
en L, F. dangle, L- izer, 
vvinkelbaaksch staafijzer, rechthoekig gebogen 
staafijzer; L-chaped bar-iron, angleiron; 
winkeleisen, L-eisen. •• h. F. 
en barres faconné en T, T-ijzer ; 
T-iron; T-eisen. — 1. F. en barres 
pour les rails, spoorstaafijzer, ijzer voor 
rails of spoorschenen ; rail-iron; bahnschieneneisen. 
— m. F. en barres très 
longues et tros minces, v. til de 
fer. — n. F. en barres pour des 
clous a cheval, hoefnagelijzer, ijzerroeden 
voor hoefnagels; horse-nail-rods, horsenail-
iron; hufnageleisen. ~ F. batte, F. 
forgé, F. de forge, geslagen ijzer, gesmeed 
ijzer, smeedijzer; forged iron, tilted 
iron; geschiagenes oiler geschailedetes eisen, 
schmiedeisen. ~ F. en bec d'áne, 
Bédane, V. burin à bois, s. burin 
3). — F.-blanc, F. en feuilles ou 
en lames blanc, blik, vertind ijzerblik; 

white-iron, tinned sheet-iron; tinned ironplate; 
blech, weissblech, verzinntes eisen



 

FER.465 

blech. — F. boraté, bromiumzuur ijzer; 
borate of iron; bornaures eisen. — F. en 
bottes, v. f. en barres b. •• F. à 
boulons, V. bolzeneisen. F. du 
bouvet à languette, F. du bouvet 
male, schaafbeitel van den vaarploeg; 
tongue-plane-iron; federhobeleisen, spundbobeleisen. 
— F. du bouvet à rainure, 

F. du bouvet mále, schaafbeitel van 
den moerploeg ; plough-bit, iron of a grooving-
plane; nuthhobeleisen. F. bretté 
on dentelé (du rabot a dents), getande 
schaafbeitel; toothed plane-iron; zabnhobeleisen, 
zahneisen. ® F. brilé, verbrand, 
te sterk gegloeid ijzer; burnt iron; ver 
eisen. — F. cal--branntes, uberbitztes 
caréo—silieeux, Liévrite, m. kalk 
ijzererts; iron-ore containing-en kiezelhoudend 
lime and silex, calcareo-siliceous iron-ore.. 

kalk-and kieselhaltiges eisenerz. ~ F. à 
calfat, Ciseau de calfat F. à callater, 
Calfait, m., v. calfat 3). — F. 
de calfat double ou cannelé, dubbel 
of gegroefd kalfaatijzer; snaking-iron; 
rabatteisen. v. calfat B). — F. carbonaté, 
v. f. spathique. — F. carbonaté 
lithoïde, F. carbonaté des 
houillères, v. clay-iron-ore ; thoniges 
eisenerz, s. eisenerz. ~ F. 
carbosulph.ureux, zwavelkoolstofijzer; 
carbo-sulphurated iron; kohlcnschwefeleisen. 
~ F. earburé, koolstofhoudend ijzer, v. 
graphite. — F. carillon, v. f. en 
barres a. • a. F. carré, F. de 
carre, v. f. en barres e. — b. F. 
carré, vierkante doorslag ; square iron, 
square punch, grater; reibahle, vierkantiger 
durcbschlag. — F. cassant, bros ijzer; 
short iron; bruchiges eisen. ~ F. cas— 
sant à chaud, F. métis, F. rouverin, 
F. de couleur, roodhreukig 
ijzer (smeedijzer met ! 1 r of meer zwavel gehalte, 
dat in de ronde gloeihitte onder 
den hamer berst) ; hot or red-short iron; 
rothbrucbiges eisen. •• F. cassant à,
froid, F. tendre, koudbreukig ijzer; 
cold-short iron; kaltbri cbiges eisen. — F. 
de charrue, v. coutre 2). — F. a 
(ou de) cheval, Per, hoefijzer; horseshoe, 
shoe; bufeisen. — F. (de cheval) 
a une branche privée d'étampures, 
F. à la turque, boefijzer met een 
arm of zijstuk zonder nagelgaten (voor paarden 
die zich strijken); cutting-shoe, one-sided 
nailed shoe, feather-edged shoe (for horses 
that cut) ; streichschuh, streifschuh (fur 
pferde welche sich streifen). — F. ((I 
cheval) couvert, breed hoefijzer (voor 
paarden met gebrekkige boeven); shoe with 
a wide cover; breites hufeisen. — F. (a 
coeval) de derrière, achterijzer; hindshoe; 
hintereisen. ~ F. (de cheval) àlunettes, halvemaanijzer, hoefijzer zonder 
kalkoenen; half-shoe or tip; balbes hufeisen. 
— F. (de cbeval) à patin, kogelijzer, 
hoefijzer met een halven kogel 

daaronder (voor ontheupte paarden); patten shoe; 
kugeleisen. — F. (de cheval) à 
planche, F. ture, Turksch hoefijzer; 
turkish shoe; turkischer beschlag. ~ F. 
(de cheval) a planches réunies ou à 
éponges réunies, ringijzer, hoefijzer 
met bijeengebrachte kalkoenen ; bar-shoe; 
ringschub, rundeisen. ••. F. (a cbeval) 
voOté, gewelfd hoe fijzer; vaulted or hollow 
shoe; gewblbtes hufeisen. — F. a 
cheval (du tailland de fenderie), v. 
fausse-rondelle. ~ F. à chevilles, 
v. döbeleisen. ~ F. chromaté, 
chroomzuur ijzer; chromic iron, chromate Qf 
iron; cliromeisenstein, cbromeisen. F. & 
contourner (les dents de la scie), 
Tourne à gauche, m., werktuig tot 
het zetten der zaagtanden, zet, zetijzer; 
saw-set, saw-wrest; schrankeisen. — F. de 
cornière, 'Eparre, V. angle-iron. 
~ F. coulé, Ouvrage en fonte, 
Fonte moulee, gietijzer, gegoten ijzerwaren 
; castings, iron-casting, cast-iron-ware, 
foundry-good; gusseiser, eiserne gusswaaren. 
vgl. castings. — F. de couleur, 
roodbreukig smeedijzer, v. f. cassant a 
chaud. ^ F. creux, hol ijzer ; hol 

bobleisen. ~ F. crochu,-lowed iron; 
Gouge, holle beitel, guts; gouge; bohlmeissel. 
— F. cru, ruwijzer of gietijzer 
(der hoogovens); raw iron, crude iron, pigiron; 
roheisen, ganzeisen. — F. cru 
blanc, Fonte blanche, wit ruwijzer; 
spiegelijzer (met een gemiddeld specifiek gewicht 
van 72, smeltpunt een weinig boven 
I 000 van Wedgewoods pyrometer); white 
pig-iron; weisses roheisen, flosseisen, bartfoss. 
— F. cru. gris, grauw ruwijzer 
(met een specifiek gewicht van omtrent 7, 
smeltpunt op ongeveer t 20° van Wedgewoods 
pyrometer) ; grey pig-iron; graces 
roheisen. — F. eylindré, F. laminé, 
tusscben cilinders geplet ijzer, getrokken 
ijzer, staafijzer; drawn-out iron, rolled iron; 
walzeisen, gezogenes, gewalztes eisen, stabeisen, 
staafeisen, stafeisen. — F. à déchiqueter, 
tand -, kerfijzer; toothing-iron; 
zackeisen. ~ F. à demi afiné, etc., 

V. eisensau. — a. F. dentelé, (Fermoir 
a dents), getande fermoorbeitel, 
tandfermoor ; denticulated or notched chisel, 
toothed chisel; zahnmeissel, zabneisen. 
b. F. dentelé, tandijzer, tandhaak, beugel 
(der boorbank); notched hock, nail; zahneisen, 
kesselbaken. ~ c. F. dentelé, 
(Barre do fer crêpée), gekerfd of 
getand staafijzer; notched bar-iron, toothed 
iron; zabneisen, krauseisen, krausgescbmiedetes 
stabeisen. d. F. dentelé, v. f. 
bretté. — F. de dessus, v. breakiron. 
— F. à détirer, trek-, steekijzer 
(der vergulders); paring-iron; steek -, 
streich-, zieheisen. -- F. double de 
rabot, v. doppeleisen 1). ~F. doux, 
V. f. ductile. — F. ductile, F. 
malléable, F. doux, smeedbaar, ha

 

466 }1ER. 

merbaar ijzer, week ijzer; ductile, malleable 
iron, soft iron; hammerbares, schmiedbares, 
geschmeidiges eisen, schmiedeeisen. ••o F. 
dur, F. a texture grenue, fijnkorrelig 
smeedijzer; ine-grained iron, crystalline 
iron; feinkbrniges sctimiedeeisen. ••n F. 
ébauehé, langwerpig vierkante en ronde 
ijzerstaven der puddel- roer-of vlamovens, 
in puddelovens gefrischt ijzer; puddled bars, 
mill-bars, No 1-iron; rolischienen. ~ F. 
ébroudi, v. ébroudin. e• F. écailleux, 
V. f. oligiste écailleux. 

F. a écharner, V. abfl.eischmesser. 
~ F. épigène, v. pyrite hépatique. 
_•• F. étamé, vertind ijzer; tinned 
iron; verzinntes eisen. — F. étamé avee 
du zinc, v. f. galvanisé. ~ F. faconné 
on profilé, gefigureerd ijzer ; 
figured iron; faconeisen, mustereisen. ~ F. a fendre, klooljzer; splitting iron; spalt. 
eisen. ~ F. fendu, F. de fenderie, 
V. fenton 2) . ~ F. feuillard, v. 
bindeisen. — F. en feuilles, dun 
bladijzer of ijzerblik, blik; sheat-iron; schwaches 
eisenblech, blatteisen ••• F. en feuilles 
blanc, v. f.-blanc. ~ F. en 
feuilles noir, v. f. en lames noir. 
~ F. en feuilles simples, v. eínzelblech. 
a. F. fibreux, F. 
oxydé Brun fibreux, F. hydraté 
fibreux,I-fématite brune,HIydrate 
de for coneretionne, vezelige bruinijzersteen, 
vezelig ijzerhydraat, bruine bloed 
fibrous brown iron-ore, brown hema--steen ; 
tite; faseriger brauneisenstein. brauner glaskop!. 
••• b. F. fibreux, F. a texture 
fibreuse, F. nerveux, vezelig ijzer, 
smeedijzer met vezelig weefsel ; fibrous iron; 
sehniges scbmiedeisen, zugeimen. — F. à 
filer, Forgis, ijzer voor draad, v. drahteisen. 
~ F-s à fileter on á filets, 

V. back-tools. — F. fin, Métal 
fin, fijn ijzer; fine iron; feineisen. — F. 
fondu, Fonte, v. cast-iron or pigiron 
(niet peg-iron). F. fondu a. 
air froid, a air chaud, v. coldblast, 
hot-blast iron. F. fondu 
en coquille ou en moules, en fonte, 
V. case-hardened casting. — F. 
fondu á découvert, in de open lucht, 
in bet zand gegoten ijzer; open cast-iron, 
sand-casting iron; offen gegossenes eisen, 
beerdguss. — F. de forge, F. forgé, 
V. f. battu. -~ F. forgé par le martinet, 
gehamerd ijzer; wrought iron, hamnrnered 
iron; haminereisen, gehdmmertes eisen. 
mm F. forge et timbré, v. gfldeleisen. 
~ F. de forgis, Pil de fer, 
ijzerdraad ; iron-wire, iron-thread; eisendraht. 
— F. fort, goed, deugdelijk ijzer, ijzer, 
dat noch koud- noch roodbreukig is ; wrought 
iron, neither cold-short nor hot-short iron; 
ganzes eisen, welches weder roth noch 
kalthruchig ist, guteisen. — F. fort 
dur á texture grenue, v. f. dur. 
~ F. fort mou, grofkorrelig smeedijzer; 

coarse-grained iron; grobkorniges schmiedeisen. 
— F. en fusion, vloeibaar ijzer; 
mass of iron in fusion; tlusseisen. mum F. 
galvanisé, F. zinqué, F. étamé 
avec du zinc, gegalvaniseerd, verzinkt 
ijzer, met zink overdekt ijzer; galvanized 
iron; verzinktes, galvanisirtes eisen. F. 
a gaufrer, V. druckeisen. •m F. à 
grainer, à greneler, ijzer om (het 
leder) te nerven, te korrelen ; granulating 
iron; kerneisen. ~ F. en grains, Mi 

-nerai de for en grains,

ijzer of ijzererts 
in korrels, erwtvormig ijzererts ; peairon-
ore; bohnerz, bobnenerz. V. bohnenerZ. 
+••• F—s gros, grof of zwaar ijzer 

; block-work, great iron--werk, egsnnidswaren 
work (used for fastening stones and trees 
together) ; baueisen, grosseisen. F. 
gras, V. schlackenreiches eisen, 

s. eisen. — F. hépatique, v. pyrite 
hépatique. F. des houil-leres, 
v. clay-iron-ore, thoniges 
eisenerz, s. eisenerz. ~ F. hydraté 
fibreux, v. f. fibreux, a. +•• 
F. des laes, meererts; lake ore; seeerz. 
— F. en lames, en feuilles, ijzer 
in strooken, in bladen of platen, blad -, plaatijzer, 
ijzerblik ; iron-plate, sheet-iron; eisen 
-blech, blatteisen. ~ F. en lames blanc, 

V. f. blanc. — F. en lames cylin— 
dre, tusschen cilinders geplet ijzerblik ; 
rolled iron-plate, plate-iron; gewalztes eisen 
-blech, walzblecb. — F. en lames etamé, 
v. for-blanc. — F. en lames 
forgé, gehamerd ijzerblik ; hammered ironplate, 
tilled sheet-iron; gebdmmertes eisen 

-blech, hammerblech. m• F. en lames 
noir, Tóle, V. eisenblech 1). ~ F. 
laminé, v. f. cylindré. — F. de 
lavage, waschijzer (door't uitwasschen van 
'terts verkregen); buddled iron; wascheisen. 

F. à ligoer, á aligner, V. écoupe 
3). — F. limoneux, moeraserts, moeras 
<jzersteen, zodenijzersteen, limoniet (een licht-i smeltbaar 
ijzererts, dat gemeenlijk phosphor


houdend ijzer oplevert); morass-ore, bog-ironore, 
limonite; mooreisenerz, sumpf- oder 
morasterz, raseneisenstein, limonit. ~ F. 
maillé, traliewerk van ijzerdraad ; irongrate; 
eisengitter. — F. malléable, v. 

f. ductile.. F. magnétique, F. 
oxydulé-magnétique, magneetijzer 
magnetisch ijzeroxydule (een der beste-steen, 
ijzerertsen); magnetic iron-ore, magnetic ironstone; 
magneteisen, magneteisenerz, magneteisenstein. 
^ F. de manteau, Soupente, 
ijzeren band, die den schoorsteen 

draagt, mantelijzer; mantle-iron; man--mantel 
teleisen, raucbfaangeisen, raucbfangti'ager. 

F. de marais, v. f. limoneux. 
F.-march and, v. f. en barres b..•• 
F. a maréchal, hoefsmidslizer ; horseshoe-
iron; hufschmiedeisen F. á marquer, 
V. écoupe 3) . -- F. de masse, 
V. fagoted iron. ~ F-s de menus 
ouvrages, Ferrure, klein ijzerwerk, 

 

FER.467 

beslagwerk; little iron-work; kleineisen, beschiage. 
~ F. méplat, v. f. en barres 
d. — F. météorique, meteoorijzer 
(met nikkel vermengd in meteoorsteenen aan 

native niekeli ferous or meteoric-getroffen); 
iron; meteorisches eisen. F. (ou 'Epingle) 
d'un métier a velours, v. épingle 
:)) ~ F. métis, v. f. cassant 
á chaud. — F. de meule or 
de moulin, Gros fer, Poilier ou 
Poalier, molenijzer, molenspil (waarop de 
looker of bovenste molensteen draait); millspindle; 
miihleisen, miihispindel. •o F. à, 
mine, v. fleuret i) . ~ F. de mitraille, 
V. fagotted iron. ••t F. 
mou, week, zacht ijzer ; soft iron; wei ches 
eisen. .•• F. moulé, v. fopte 
moulée. — F. à moulures, Grain 
d'orge, groefstaal (der draaiers); point• 
tool; bolilkehlenstabl. ••• F. natif, gedegen 
of zuiver ijzer (in de natuur zeer 

zelden, misschien alleen in de mteoorstee


nen, aangetroffen); native iron; gediegenes 

eisen, gediegeneisen. — F. natifamor


phe, tellurisch of aardsch gedegen ijzer 

(dat men in de aarde wil aangetroffen heb


b en); terrestrial native iron; telluri ches ge


diegeneisen. ~ F. natif météorique, 

meteorisch gedegen ijzer (vaak in meteoor 


steenen); meteoric native iron, meteoric iron; 

meteorisches gediegeneisen, meteoreisen. v. 

f_ météor? que. ~ F. nerveus, v. 

f. fibreu x b. e•• F, noir, v. f. en 
lames noir. — F. oligis te, v. eisen 
1). ® F. oligiste concré--glanz 
tionné, Hématite rouge, F. oligiste 
rouge fibreux, vezelige roodij. 
zersteen, overijzeroxyde hematiet- of bloedsteen 
; fibrous red iron-ore, red hematite; 
faseriger rotheisenstein, roteer glaskopf, b2ematit 
oder blutstein. F. oiigiste 
écailleux, micaeé ou pailleté, F. 
pailleté, F. oligiste variété micacée, 
v. schuppiger eisenglanz, 

S. eisenglanz 6). ~ F. oligiste métalloïde, 
F. oligiste (proprement dit), 
F. spéculaire, Oligiste spéculaire, 
ijzerglans (in den engeren zin), glansíjzersteen 
of -erts; specular iron-ore (strictly 
taken), common and micaceous specular ironore,
iron-glance; eisenglanz (im engeren sinne), 
eigentlicher eisenglanz, glanzeisenerz, glanzeisenstein. 
— F. oligiste rouge, F. 
oxydé rouge, roodijzersteen, roodijzererts, 
v. eisenglanz 5). — F. oligiste 
rouge compacte, dichte roodijzersteen; 
compact red iron-ore; dichter rotheisenstein. 
~ F. oligiste rouge $breux, v. f. 
oligiste concrétionné. — F. oligiste 
rouge terreux, okerige roodijzersteen, 
roodijzeroker; earthy red iron-ore; 
ockeriger rotheisenstein. F. oligiste 
spéculaire, v. f. oligiste métalloide. 
F. ondoyant, vlamijzer, golvend 
ijzer om lijstwerk uit te kerven ; notching-
iron; flammeisen. — F. oolithique, 

oölitbisch ijzer, linzenerts; oolitic iron-stone; 
linsenerz. ~ F. oxalaté, Oxalate de 
fer, zuringzuur ijzer; oxalate of iron; sauerkleesaures 
eisen. ~ F. oxydé, geoxydeerd 
ijzer, ijzer-oxyde; oxidated iron, ironoxide; 
oxydirtes eisen, eisenoxyd. ••• F. 
oxydé argillifère, v. f. argileux 
compacte. F. oxydé brun, v. 
hydrate de fer, brauneisenstein. 
~ F. oxydé brun flbreux, v. f. 
fibreux. — F. oxydé jaune, geelijzersteen 
; yellow clay-iron-stone; gelbeisenstein, 
geibeisenerz. — F. oxycté géodique, 
Hydroxyde de f. géodique, 
ijzerniernieren, niersteenerz, niervormige ijzersteen, 
niervormig kleiijzererts; reniform 
clay iron ore, reniform iron-stone; eisenniere, 
schalieer thoneisenstein, niersteinerz. ~ F. 
oxydé massif argilifère, bruin kleiijzererts; 
brown clay-iron ore, crown clayiron-
stone; brauner thoneisenstein, thoniger 
brauneisenstein. — F. oxydé noir vitreux, 
dicht bruin)jzererts, stelpoosideriet; 
compact brown iron ore; amorpber brauneisenstein, 
stilpnosiderit. F. oxydé 
rouge, V. f, oligiste rouge. ~ F. 
oxydé rouge luisant, v. eisen 

v. f. magné--rahm. — F. oxydulé, 
tique, eisenoxyduloxyd. ••• F. 
oxydulé titaré granuliforme, titanium-
zand; oxidized ferriferous granulated 
titanium; titansand •m• F. pailleté, v. 
f. oligiste écailleux. e•• F. à patarasser, 
Malebet, Malebeste ou 
Malaberte, Patarasse, Pataras, 
klarnaaiijzer, hamerheitel (om werk in de 
scheepsnaden te drijven); horsing-iron; klameieisen. 
— F. phosphaté, pbospborzuur 
ijzer; phosphate of iron; phosphorsaures eisen. 
V. blaueisenstein. — F. phosphaté 
vert, groenijzererts; green iron-ore, kraurite; 
grtineisenerz. ~ F. phosphaté 
laminaire, v. vivianite. - F. phosphate 
terreux, aardachtig phusphorzuur 
ijzer; earthly phosphate of iron; erdiges 
eisen blau, blaueisenerde. — F. pisiforme, 
V. bohnenerts. F. à planer, F. 
à, replanir, F. à recaler, reeschaafbeitel 
; smoothing plane-iron; putzbobeleisen, 
schlichtbobeleisen. s F. plat, v. band— 
eisen. ~ F. á platir, pletijzer; fattening-
iron; platteisen. ~ F. pourpré, 
Gcethite, Pyrrosidérite, robijnglimmer, 
goethiet, pyrosideriet (een mineraal 
samengesteld uit overijzeroxyde en water); 
gcethite, pyrosiderite; rubin-glimmer, pyrrbosiderit, 
gothit. — F. en plaques, Tole 
forte, v. boiler-plate. — a. F. à 
polir, polfjst(jzer, bruineerstaal; polisher, 
burnisher; pol i reisen. •.• b. F. à p0lir, 
Ciseau de tourneur, Couteau 
sourd, Biseau, gladbeitel (der kunstdraaiers) 
; paring-chisel ; glattbetel, breit 

-stahl. — F. profilé, v. f. faconné. 
~ F. pyriteux, v. sulfure de fer 
jaune. ~ F. des prairies, schelp



468 FER 

vormig moeraserts, weidenerts ; conchoidal 
bog-iron-ore , meadow-ore ; wiesenerz. ••. 

F. quarré, V. f. en barres e. 
F. de rabot, de varlope, schaafbeitel, 
schaafstaal ; plane-iron; hoteleisen. 
~ Double f. de rabot, v. doppeleisen. 
— F. de dessus du rabot a 
double f., dekplaat, bovenijzer etc., v. 
break-iron. — F. rafiné, v. feineisen, 
f. affiné. — F. de ramasse, 
de ramassis, v. fagotted iron. — 
F. a raturer, (grand) F. a echarner, 
leerlooiers.scl.aafines,schaafijzer, -stootmes 
; sharp-iron, sharping-knife; scliabeisen, 
schabmesser, streichmesser. — F. plat, v. 
f. en barres c. — F. a recaler, 
V. f. a planer. ~ F. a replanir, v. 
f. a planer. F. résinite, Pitticite, 
f., ijzerpikerts, zwavelzuur en arsenikzuur 
ijzer; pitchy iron-ore, pitlicite; eisen 
. vgl. eisenpecherz. — F. de-pecherz 
riblons, v. fagotted iron. — F. du 
rifl.ard, schaafbeitel van de roffelschaaf of 
voorlooper; round-nose plane-iron; schrob 

roche, v. hy--hobeleisen. — F. en 
drate de for, brauneisenstein n. 

F. rond, v. f. en barres f. ~ F. 
de roulage, ijzerdraad in rollen, opgerold 
draad ; wire in rolls; rolldraht. — a. F. 
a rouler, draaipriem ; v. drehpfriem. 

b. F. à rouler, rolijzer (der passementwerkers); 
roller; rolleisen. ~ F. rouverin, 
v. f. cassant a chaud. — F. 
en rubans, v. bandeisen. ®F. silicaté, 
V. kieselsaures eisen, s. eisen. 

— F. silico-calcaire, een mineraal 
van Elba (oudtijds Ilva), bestaande uit kie 
ijzer en kiezelzure kalk, ilvaïet ; a-zelzuur 
silicate of iron and lime, ilvaite; kieselsaures 
eisen mit kieselsaurer kalk, ilvaït. vgl. 

f. calcaréo-siliceux. — F. spaté, 
v. bandeisen. — F. á souder, Soudoir, 
v. copper-bit (en wil daar souder 
in plaats van sonder lesen). ~ F. spathique, 
F. carbonaté, Mine de for 
blanche, Mine d'acier, Sidérose, 
spaathgzersteen, i+jzerspaath, koolzuur ijzer; 

sparry iron-ore, spat/dc iron-stone, spat hose 
iron, iron-spar; spatbeisenstein, eisenspath, 
Hinz, pdinz, pflönz, stahlstein, knoppriissel,' 
siderit. — F. spéculaire, v. f. ohgiste 
métalloïde. ~ F. sulphaté, 
zwavelzuur ijzer; sulfate of iron; schwefelsaures 
eisen ~ F. sulfaté proprement 
dit, F. vitriolé, Sulphate 
de protoxyde de fer, Protosulphate 
de for, P. sulfaté vert, zwavelzuur 
ijzer in eigenlijken zin, zwavelzuur 
ijzeroxydule, groen vitriool, ijzervitriool, groen 
vitriool, verdicht zwavelzuur; proto-sulphate 
of iron, sulphate of iron properly speaking; 

schwefelsaures eisenoxydule, eisenvitriol,grii


ner vitriol. — F. sulfuré, Pyrite, v. ei


senkies. — F. sulfuré blanc, v. sul 

-fure de for blanc. — F. sulfuré 

capillaire, fibreux ou entrelacé, 

FERME. 

baarvormige zwavelkiezel, haarpyriet ; capillary 
pyrites, hair-pyrites; iiaarfdrmiger kies, 
haarkies. ~ F. sulfuré cristal.lisé, 
j aune, V. sulfure de for j aune. ~ 

F. sulfuré épigène, hépatique, 
prismatique, radié, etc., v. pyrite i). 
— F. sulfure magnétique, v. sulfure 
de for magnétique. ••• F. 
tenace, F. fort tenace, taai, vezelig 
ijzer ; soft, fibrous iron; z hes, sebniges 
eisen. _- F. tendre, v. f. cassant à 
froid. — F. à tirer, trekijzer, drawiron; 
ziebeisen. ~ F. titaané, titaniumijzer 
; titanian iron; titaneisen. ~ F. a 
texture fibreuse, v. f. fibreux b. 

— F a texture grenue, v. f. dur. 
— F. des tourbieres, veenijzererts, V. 
bog-iron-ore. — F. ture, v. f. (de 
cheval) á planche. ~ F. a la turque, 
V. f. (de cheval) a une branche. 
F. de varlope, v. f. de rabot. ^•• 
F. en verges, v f. en barres b. ^• 
F. vitriolé, v. f. sulphate proprement 
dit. — F. on Z, Z-vormig 
ijzer: Z-iron; Z eisen. o F. zingué ou 
zinqué, v. f. galvanisé. 
Féramine, f. fr. Steentjes (ijzerboudende 
zwavelkiezel) in de pottenklei ; little 
stones (pyrites) found in the clay; krebs oder 
steinchen im thon. 

Férandine, v. ferrandin. 
Ferarie, f fr. Romeinsche laagoven; 

roman low-furnace; rdmischer tiefofen. 
Fératier, n). fr., v. félatier. 
Perblantier, m. fr. , v. blech


schiager. 

Perch, m. M. Schadelijke mijndampen, 
giftdamp (voor de ademhaling ongeschikte 
gassoorten); noxious damps; mofette, inoufette. 

Féret, m. fr., v. ferret 1). — F. 
d'Espagne, Spaansche bloedsteen, vezelige 
roodijzersteen, bruineersteen ; ferretes 
d'Espagne, burnishing-stone; spa niscber blutstein, 
rother glaskopf, faseriger rotheisenstein. 

Fergusonit, m. hd., Fergusonite, 

f. fr. & eng. Fergusoniet, een gekristalliseerd 
samenstel van tantalium-zuur en yttria 
of ytteraarde (in Groenland ontdekt en ter 
eere van Robert Ferguson dus benoemd). 
Ferler, v. a. fr.: F. les voiles, de 
zeilen beslaan, vastmaken ; to furl, to stow 
or to hand the sails; die segel festmacben. 

Ferlet, m. fr., V. aufhangekreuz. 

Ferme, f. fr. Dakgebint (houtverbinding, 
die een hoofdgedeelte van het kapwerk 
uitmaakt); couple, truss, poop of a roof; 
dachgebinde. dachbund, bundgesphne. 

F. en arbalète, hangwerk (bekapping, 
waarbij de belasting van den bindbalk door 
de kapconstructie wordt gedragen en dus 
geene ondersteuning van den zoldervloer aan 
de onderzijde noodig is); truss, truss frame; 
bangewerk, bock, hangebock. • F—s de 
eintre, ribben der gewelfstelling, formeelribben 
; ribs or frame of a center; gerust 
eines wdlbgerustes. — F.-rippen, scbeibe 


FERME—BOTJRSE 

a deux clés pendantes, - Armature 
à, deux poincons, dubbel bangwerk, 
hangwerk met twee hangstijlen, dubbele 
bok ; queen-post-truss; hbngebock oder 
dachbinder mit zwei hbngesaulen, doppelter 
bock, zweishuliger hangebock. F. a 
une clé pendante, Armature à 
un seul poincon, hangwerk met éénen 
bangstil, eenvoudige bok ; king-post-truss; 
btingewerk oder hangebock mit einer hdngesaule, 
einfacher bock. •Demi-ferme, 
half dakgebint; half-truss; halbbinder. — 

F. de remplage, tusschenbint , common 
couple or truss, empty or intermediate truss; 
lehrgespbrr, lehrgebind, freigebind, zwischengespdrr. 
— F. seconde, superieure, 
tweede of bovenste hangstijl (bij een dubbel 
bangwerk); crown-post-truss; oberste hangesaule 
bei doppeltem hdngewerk. — Chevron 
de ferme, bindspar; binding raf 
ter; bindersparren. — F—s d'un laminoir, 
staanders eener pletmachine ; housing- 
frames, standards of a laminating-work; 
stander, geruststander eines walzwerkes, 
walzenstander. 
Ferme-bourse, m. fr., v. beutelschloss. 


Ferment, m. fr., Ferment, m. hd., 
Ferment, eng. Giststof, gist of gest, gistmiddel 
; hd.: gdhrstoff, gdhrungsmittet; fr. : 
zymoma, fermentative. 

Fermentation, Fermenting,rotting, 
v. einweichen, n. 1). ~ Fermentation, 
f. fr. ' eng Gisting; gdhrung. 

— F. acide ou acéteuse, fr., Ace-. 
tons f., eng. Zure gisting, azijngisting ; 
saure gdhrung, essiggdhrung. — F. pu.tride, 
fr., Putrifactive or Putrid 
f., eng. Rottende gisting; faulende gährung. 
— F. saccharine ou suerée, fr., Sacebarine 
f., eng. Suikergisting; zuckergdhrung. 
— F. vineuse ou spiritueuse 
on aleoolique, (Sr., Vinous f., eng. 
Wijngisting, geestige of alkoholische gisting; 
weingdhrung, weinige oder geistige gdhrung. 
Fermenting, eng., v. fermentation 
1) . 
Fermenting-trough, eng.,v. faulbutte. 
Ferme—porte, m. fr. Deurveer; doorspring; 
tbiirfeder. V. door—spring. 

Fermer, v. a. fr. Sluiten, toesluiten, 

op slot doen ; to lock, to close; scbliessen, 

zuschliessen, verschiiessen. — F. par une 

digue, afdammen ; to construct a dam across 

a stream or river, to dam or pen up the 

course of a stream; verdommen. — F. un 

port, eene haven versperren, het embargo 

opleggen ; to shut up a port, a harbour; 

einen baten sperren ~ F. la portière, 

de doorlating of doorvaart (eener pontonbrug) 

sluiten ; to close the raft; den durcblass 

einfahren, schliessen. ~ F. a vis, Vis 

-ser,

toeschroeven, de schroef of schroeven 
aandraaien; to screw to, to screw up; zuschrauben, 
die schraube(n) anziehen. — F. 

FERNSATJLIG. 469 

une voute, een gewelf sluiten (de laatste 
rij wulfsteenen of wel den sleutel, bet slotstuk 
of den sluitsteen aanbrengen); to shut 
up a vault; ein gewulbe schliessen. 

Fermette, f. fr. Kleine dakstoel (voor 
dakvensters, etc.) ; little truss of a dormerwindow; 
kieiner dachst.ubl, dachstuhlchen. 

Fermeture, f. fr. Sluiting, al wat tot 
sluiting dient (slotwerk, grendels, boomen, 

etc.); shutting, closure, locking-furniture, fastenings; 
verschluss, verschlussvorrichtung, 
schliessbeschlage — F . de eheminée, 
schoorsteensluiting, doorboorde steen, waar 

mond der schoorsteenpijp-mede men den 
kroont en sluit; chimney-head, tymbre-crest; 
essenkopf. ~ F. d'une croisée, d'une 
porie, overdekking van een venster, eene 
deur; head of a window or of a door; uberdeckung 
oder schluss eines fensters, einer 
thur. ~ F. de menuiserie dune 
porie, etc. , bekleeding of beschieting en 
vleugels eener deur, etc. ; lining and wainscotting 
of a door, etc ; verkleidung and fliigel 
einer thur, etc. — F. des portes, 
bet sluiten der poorten (eener vesting); het 
tijdstip waarop men ze sluit; closing of the 
gates; thorscb 1 uss, thorsperre. ~ F—s (Permures) 
de bordage, vullingen, vul 

bordage entre-lingsplanken, etc., v. 
les préceintes. — Bate de f., v. 
bate 1). 

Fermoir (Moraillon, Auberon, 

Mentonnet, Nappe de pène), m. 

fr. Slotkram, sluithaak (door welken de 

schoot van 't slot gaat); bolt-nab, catch ; 

schliessblech, schliesshaken. •^• Fermoir, 

(Ciseau a deux biseaux) m fr. Fer


moorbeitel, fermoor; dubbel binnenstaal, v. 

chisel 2). — F. a dents, getande fer


moor, v. balleisen 2), ébauchoir. — 

F. a, nez, kromme holbeitel; bent hollowchisel, 
crooked chisel; krummer bohlmeissel. 
F. à nez rond, F. néron, Nezrond, 
Néron, holbeitel met schuine 
snede ; beitel met verdunning van 't lemmer 
; skew chisel, carving-chisel; chisel with 
attenuated blade; schragschneidiger hohimeissel 
; stemmeisen mit verdunnung der klinge. 
F. (ou Ciseau) à planche, breekbeitel, 
v. breehbetel. — F. des scuipteurs 
(á deux biseaux), beeldbouwersbeitel 
(met dubbele bies of fout); sculpter's 
chisel; flacheisen. — F. courbé des 
sculpteurs, v. spoon-chisel. 
Fernambouc (Bois de Fernam


bouc), m., Fernambue-wood, Per


nambueco-wood, eng., Fernam


bukholz, n. hd., v..bois de Brésil. 

Fernmesser, m. hd., v. apomeco


meter. 

Fernmesskunst, f. hd. Vertemeet


kunst; apomecometry; apomécométrie. 

Fernrohr, n. hd. Verrekijker, telescoop 
z telescope; télescope. — Krijgsverrekijker, 
walkijker; polemoscope; polémoscope. 

Fernsäulig, adj. hd. Met ver uiteen


40 


4 70 TERN SCHEINLEHRE -- FERROCYANIPE. 

staande zuilen ; arceostyle; aréostyle. v. en 

trecolonnement aréostyle.

Fernseheinlehre, f. hd. Wetenschap 
of leer van 't perspectief, vèrzicht-, doorzichtkunde; 
science ofperspective; perspective. 

Fernschreibkunst, f. fr. Verte schrijfkunst, 
telegraphic; telegraphic art, telegraphy; 
télégra phie. 

Fernschreibmaschine, f. hd. Telegraaf 
; telegraph; télégraphe. 

Fernspiegel, m. hd., v. fernrohr. 

Feroleholz, Atlasholz, n. hd., Ferole-
wood, eng. Satijnhout, atlashout (een 
fraai rood, geelgestreept hout van den satijn of 
atlasboorn in Guiana); bois satin, bois de 
féroé, de férole ou de férolîe. 

Ferraille, f. fr. Oud ijzer; old iron; 
altes eisen. — IJzerafval, v. eisenabfálle, 
fagot fr. & eng. 3) . 

Ferrandin, m. hd.. Ferrandine ou 
Féran dine, f. fr., Ferrandine, eng. 
Ferrandine, eetje half-zijden stof met inslag 
van wol of katoen. 

Ferrandine-weaver, eng., Ferrandinier. 
, fr., Ferrandinweber, hd. 

m. Fabrikant van ferrandine, ferrandijnwever. 
Ferrasse, f. fr. Ovenkist, kist van 
geslagen ijzer, waarin de glazen voorwerpen 
in den koeloven gezet worden ; chest 
for the glass-pots in the annealing-oven; kiste 
fur die glasstidfen im kuhlofen. — (Chariot), 
v. chariot à ferrasse, s. chariot. 
— Deur of opening van den spiegelgieters-
koeloven ; door or mouth of the annealing-
oven; kizhlofenthtir, kuhlofenoffnung. 

Ferre, f. fr Flesschentang, tang of kolf 
om den hals en de opening van eetje flesch 
te maken; bottle-pincers; flaschenzange. 

Ferrel, eng. Ringbeslag (der stoomma 

ringbeschlag; virole, bague. v. fer--chine); 
rure 4) . ~ (iron-work, iron-clip) 
beslag, v. beschlag 2), ferrure 2). 
^ F. of the ends of groundsills, 

V. entrier. 
Ferrement(s),m. (pl.) fr. Allerlei ijzerwerk 
; iron-work; eisenzeug, eisenwerk. — 
IJzeren gereedschap (inz. om open te breken), 
breekijzers; tools or instruments of 
iron (for breaking open); eisenwerkzeuge; 
brechzeug. — F. de gouttière, ijzer 

dakgoot; braces, brackets, hooks-werk eener 
of a gutter; eisen, haken einer dachrinne, 
rinneisen. ~ F-s (Ferremente, f.) 
d'un vaisseau, metaalwerk, ijzerwerk, 
koperwerk van een schip; iron-work, copper-
work of a ship; eisenwerk, kupferwerk 
eines schiffes. 

Ferrer, V. a. fr. Met ijzer beslaan (hout 

to bind with iron-work, to clout;-werk, enz.); 
mit eisen beschlagen. — F. le bout d'un 
pieu, Saboter un pieu, eenes paal 
schoenen (hem aan 't einde met ijzer beslaan); 
to shoe a pile, to nail a shoe on a 
pile; einen pfahl schuhen, beschuhen. o• 

F. un cheval, een paard beslaan ; to 
shoe a horse; ein pferd beschlagen. — F. 
un cheval à glace, cramponner 
un cheval, v. cramponner ij. ~ 

F. des étoffes, stoffen pmombeeren ; to 
lead stufs; zeuge oiler stoffe p;ombiren. ~ 
F. la filasse, het gehekeld vlas tegen 
't wrijfijzer wrijven (opdat het zich te beter 
zou laten spinnen); to rub the hackled flax 
against the grater; den gehechelten flachs 
gegen das reibeisen reiben. — F. une 
roue, een wiel of rad beslaan ; to put the 
tire on a wheel; ein rad beschlagen. o F. 
la route, den weg met kiezelzand of 
puingruis overdekken ; to stone the road; 
die strasse schlagen, bekiesen, beschottern. 
— F. (les voiles), v. ferler. 
Ferret, m. fr. & eng. IJzeren stang 
om een weinig van de glasstof (fritte) als 
proef uit de kroezen te nemen ; eisenstab, 
glasmaterie damit auszuheben, glassgri f . 
Ferret, fr. Harde plaats, ijzerader (in 't 
gesteente der groeven); iron-vein, vein of ironore; 
eisengalle — F., floretzijde, v. filoselle. 
— F. d'aiguillette, nestelof 
veterbeslag; tag of a lace; nestelbeschlag. 
~ F. d'Espagne, v. féret ij. 

Ferreté, adj. fr., v. fretté. 

Ferretes d'Espagne, eng., v. fé


ret 2). 
Ferreterie, f. fr.,v. eisenwaaren 2). 
Ferretier, m. fr. Hoefhamer ; shoeing


hammer; schmiedehammer zu den hufeisen. 
vgl. brochoir. 

Ferret te, eng , v. frit. 

Ferreur, m. fr. Beslagmaker, beslag 

lock-smith, who binds doors, etc.-omlegger; 
with iron-work; anschldger. — Veter-of 
nestelbeslagmaker; tagger; nestelbeschlagmacher, 
stiftenscbmied. — Plombeerder; he 
that stamps the goods with lead; plombirer. 
Ferrides, m. pl. fr., v. eisenarten. 
Ferrifère, fr., Ferriferous, eng. 
adj., v. eisenhaltig. 

Ferril, eng., v. ferrule, eng. ij. 

Ferrochyasate, m. fr., v. ferrocyanate. 
(rocyanique. 

Ferrochyasique, adj. fr., v. fer-

Ferrocyanate , Ferrocyanide, 
Ferroprussiate, m. fr. IJzer-blauwstofzu 
u r zout ; ferro-cyanate, ferro-cyanide, 
ferro-prussiate; eisenblausaures salz. — F. 
de potassium, Cyano-ferrure de 
po tassium j aune, Lessive du sang, 
Prussiate jaune de potasse, ijzerblauwstofpotassium, 
gele Pruisischzure potasch 
; ferrocyanide of potassium, yellow prussiate 
of potash; ferrocyankalium, kalium 

kali, eisenblausaures-eisencyanur, blausaures 
kali, gelbes blutlaugensalz. 
Ferrocyaneisen, n. hd , v. ferrocyanide 
de fer. . (sure. 

Ferro -cyanic acid, v. eisenblau-

Ferroeyanide, m. fr. & eng., v. fer


rocyanate. — F. de fer, ijzer-blauwstofijzer, 
Berlijnsch-blauw; blue prussiate; 
Berliner Blau, ferrocyaneisen. 


FERROCYANIQUE 

Ferrocyanique, adj. fr.: Acide f., 

V. eisenblausaure. 
Ferrocyankalium, n. hd., v. fer-. 
rocyanate ij. 

Perron, m. fr., v. eisenhndler. 

Ferronnerie, f. fr., v. eisenkram; 

ferrure 1). (ier. 

Ferronnier, m. fr., v. eisenhänd


Ferro-prussiate, m. fr. & eng., v. 

ferro-cyanate. 
Ferro–silicate, m. fr. & eng. IJzerkiezelzuur 
zout; eisenkieselsaures salz. 
Ferrugineux, fr., Ferruginous, 
eng. adj., v. eisenhaltig. ~ v. eisen 

-erde 1), eisengehalt, eisenhaltiges 
wasser , eisenj aspic, eisenkies, 
eisensehimmel, eisenschorl. 

Ferrule, f. fr., v. ferrure 4). 

Ferrule, eng. Beslagring, v. ferrure 
k). — Pijpring (aan stoompijpen); rdhrenring; 
virole de tuyau. Ring (van een 
horloge); ring; virole. ~ (Ferril, Verril), 
Draairol der kunstdraaibank), koperen 
schijfje met gaten ter opneming van de 
spitsen der verschillende voorwerpen, die 
men wil draaien); drehrolle; cuivrot. •o• 
Bajonetring, v bague 5). — Asring, V. 
frette 2). — Grooved f., gegroefde, 
gekerfde stempelring (der munters); gel erbter 
prdgring; virole cannelée. ~ Opening f., 
driedeelige, gebroken stempelring; dreitheiliger, 
gebrochener prc Bring; virole brisée. 

— Smooth f., gladde stPmpelring; platter 
prdgring; virole lisse. — Whole f., gebeele, 
volle stempelring; ganzer, voller 
prdgring; virole pleine. 
Ferrulet of the drill-bow, eng., 

V. drehseheibehen. 
Ferrure, f fr Klein ijzerwerk , v. fers 
de menus ouvrages, s. fer. — I3zer 
iron furniture; mount--beslag, beslagwerk ; 
ing, iron-work, iron clip, ferrel. ~ F. 
angulaire, hoekbeslag, v. echarpe 7), 
eantonniére t) . — F. annulaire,
Ferrule, Virole, beslagring, metalen 

ring of band (t,. v. om 't einde van een 
messenbecht, 'van eenen rotting, etc.); ferrule, 
ferrel, vervel; rolle, ring, sperrring, 
ringbeschlag, zwinge. o F. de charpente, 
v. armatur (2d art ). •®• F.
de cheval. hoefheslag van paarden ; 
shoeing of horses; hufbeschlag. — F. ébauehée 
ou brute, ruw bewerkt, enkel gesmeed 
beslag; rough iron-work from the 

forge; robes, unbearbeitetes oder blos geschmiedetes 
eisenbeschlag. ••• F. de fenétre 
ou de croisée, vensterbeslag; 
iron-furniture of a casement; fensterbeschlage. 
— F. du gouvernail, roerbeslag, 
roerhaken en vingerlingen, v. áiguillots. 
— F. de moule, beslag. ijzeren 
band van den gietvorm ; hooping of a casting 
mould; beschlag des gusskastens.

F. de porte, deurbeslag ; mounting of a 
door; thiirbeschlage . — F. dune poulie, 
beslag, ijzeren strop van een (scheeps-)-- 
FESTSTEHEND. 471 

blok ; iron strap of a block; eiserner beschlag 
eines blocks. 
Ferry-boat, eng., v. f ahre, fáhr


ewer. 
Ferry-rope, eng., V. f^hrseil. 
Perse, f. lid , V. cul de poule. 
Fertigmachen, n. hd., v. coupe 2). 
Fertigmaeher, m. lid. Afwerker, 

werkman, die de gegoten letters ajusteert 
of afmaakt; finisher; ouvrier qui ajuste. — 
Eerste werkman (in de spiegeiglasfabrieken) 
first workman; maitre paraisonnier. 

Fertigstuhl, m. hd. Fijnspilbank (der 
machinale spinnerij naar 't Engeisch systeem); 
finishing-box, finishing-head; espèce de bobinoir 
ou de banc à broches, vgl . bane à 
broches. s. bane 6)-9). 

Ferula, eng., v. épée 2). 

Fesseln, Ketten, f. pl. hd. Boeien, 
ketens, kluisters, ijzers; fetters, chains; Iers, 
chaines 

Fesses, f pl. fr., v. billen. 

Pest, adj. hd., v. dead 3). — Vast, 
sterk, stevig, dicht ; fast, strong, firm, solid, 
tight; dur, solide, fort, ferme, compacte, serré. 

Festbinden, v. a hd. Vastbinden ; to 
bind fast, to fasten; serrer en liant. 

Feste, f. hd. Vaste, harde steenmassa 
van aanzienlijke grootte; massive hard rock; 
massif de roche dure. — Die f. ver 

gang, de vaste steen-klemmt den massa 
verspert de ertsader, snijdt de mijn ader 
af; the rock cuts the lode; la roche 
dure tranche ou coupe le felon. 

Festhangen (rich), v. a. hd., v. 

engager 2) . 
Pestigen, Pesten, v, a hd., v. to 

condense. 

Festigkeit, f. hd. Vastheid, stevigbeid, 
dichtheid ; fastness, firmness, solidity, 
stability, compactedness ; fermeté, soliditd, 
stahilité, compacité. 

Festmaehen, v. a. hd. Vastmaken, 
bevestigen ; to fasten; affermir. ® Eine 
kanone f., een stuk geschut vastsjorren, 
vastzetten ; to house a canon; serrer on 
canon. — Ein schiff f., een schip meren, 
vastmeren, v. amarrer I). o Die 
segel f., de zeilen beslaan, v. ferler. 

— Ein tau f. oder belegen, een touw 
of end beleggen, v. amarrer ij. 
Feston, m. fr. & hd. Loofwerk, slingersnoer 
van loof, bloemen, vruchten (in 
beeldhouwwerk); festoon. 

Festonné, fr., Festonnirt, hd. adj. 
Met golfs-, cirkels-of segmentsgewijze uitgewerkten 
rand (bij wevers); scolloped, scatloped, 
van-dyfce. 

Festoon, eng., v. feston. — F. in 
form of a heart, hartvormig bloem-en 
biadsieraad in de talaan (vgl. talon 2), 

Festpressen, v. a. hid., v. feinpressen. 
Festsetzen, v. a. hd. Vastzetten, bevestigen 
; to fix; affermir, poser ferme. 
Feststehende maschine, f. hd. 


472 FESTUNG 

Vaste, vaststaande machine; stationary engine; 
machine fixe. 

Festung, f. hd. Vesting, fort, sterkte; 
fortress, fort, stronghold; place forte, forteresse, 
fort. 

Festungsbau,m.hd. Vestingbouw; ver 
fortification; fortification(s).-sterkingskunst; 

Festungsbaukunst, f. hd. Vestingbouwkunst, 
versterkingskunst; science of 
fortification; fortification, art de fortifier. 

Festungskobalt, M. hd. Arsenikhoudend 
kobalt; arseniated kobalt; cobalt arsénié. 
Festungsmauer, I. hd., v. battled 

or embattled wall. 
Festungspfahl, m. hd. Stormpaal, 
schanspaal, palissade; palissade; palissade. 
Festungswall, m. hd Vestingwal, wal, 
bolwerk; rampart; rempart, boulevard_ 

Festungswerk, n. hd. Vestingwerk; 
work of fortification; ouvrage de fortification. 
Festwalken, n. hd. Het dicht-ineenwalken 
of -vollen ; close fulling; foulage 

en fort. 
Fetch (to) a pump, a siphon, 

eng., v. amoreer i). 
Fett, n. hd. Vet, v. fat. 
Fett, adj. hd. Vet ; fat; gras. — Fette 

buchstaben, vette, goed gevulde (druk-) letters; 
fat letters; caractères bien nourris, 
caractè:*e plein. 

Fettartiger korper, m. hd. Vetachtig 
lichaam, vetstof, v. adipide. (Er 
staat in voce abusievelijk adipède). 

Fettbu.chse, Schmierbi chse (der 
dampfmascbinen), f. hd., v. achsenschmierbüchse, 
botte à graisse. 

Fette, Pfette, f. hd., v. dachfette. 
Petten, v. a. hd., v. einfetten. 
Fetters, pl. eng., v. fessein. 
Fettgares leder, n. hd. Met vet of 

olie gedrenkt leer, vetgàar, zeemgaar leer; 
leather dressed witla oil; peau passée en 
huile, peau mégie. 

Fettgestreeke, n. hd. Het reinigen 
of ontvetten der goudvliesvormen ; cleaning of 
the vellum-moulds; dégraissage des caucbers. 

Fettiger sehweiss, in. hd. Wolvet, 
vettig zweet in de schapenvacht; yolk, grease; 
suinte, o sipe. 

Fettle (to),v.a.eng.,v.beschroten t). 
Pettier, eng. Stalen kam (der spinma 
stdhlerner kamar; rátelet, peigne en-cbine); 

acier. 
Fettling, eng., v. ébarbage. 
Fettnoppen, n. hd., v. burling 2). 
Fettsauer, adj. hd. Vetzuur; sebacic; 

sëbacique, sebacé. 
Fettsaure, f. hd. Vetzuur, talkzuur: 
sebacic acid; acide sébacique ou sébique. 
Fettsaures kali, f. quecksilber, 

n. hd. Vetzure potasch, vetzuur kwik; sebate 
of potash, of mercury; séba te de pota sse, 
de mercure. — F. salt, vetzuur zout; 
sebate; sébate, sébacite. 
Fettstein, m. hd. Speksteen, zeepsteen; 
steatite, soap-stone; stéatite. 

FEU. 

Fettthon, m. hd. Vollersaarde; fuller's 

earth; argile à Toulon. vgl. argile i). 
Fettwachs, n. hd., V. adipocire. 
Fettwolle, f. hd. Wol met haar zweet 

of vet, ongewasscben wol ; wool in the yolk; 
laine en suint. ~ Levantinisehe f., 
Levantscbe wol in haar vet; levantine wool 
in grease; tresquilles. 

Feu, m. fr. Vuur, vlam ; fire, flame; 
feuer, flamme. — (Fanal), vuurbaak, V. 
beacon. ^ F. d'affinerie, frischvuur, 
afiineerbaard, friscbbaard; fining-forge, finery, 
forge-hearth; friscbfeuer, friscbbeerd, 
zerrenfeuer, zerrenheerd. — F. de 1'amoree, 
(Faux-feu) het afbranden van 
't pankruid (bij de voormalige vuursteengeweren), 
het weigeren van 't schot; flashing 
in the pan, missing-fire; das abbrennen, abblitzen, 
versagen des schusses. — F. ardent, 
levendig, heet vuur; brisk fire; lebhaltes 
feuer. e F. (ou Tir) des armes 
a, feu, geweer-of geschutvuur; fire, firing; 
gewebr-oden geschutzfeuer. ~ F. d'artifice, 
kunstvuur, vuurwerk ; fire-work; 
kunstfeuer, feuerwerk. — F. d'artifice 
de guerre, krijgsvuurwerk, ernstvuur; 
all kinds of fire-works used in the war; ernst 

— F. d'artifice de réjouis--feuer. 
sance, lustvuurwerk, vuurwerk; fire work 
for diversion; lustfeuer. — F. d'artillerie, 
(Tir des bouches a feu), 
geschutvuur, artillerie-vuur ; artillery-praclice, 
fire of artillery; geschtitzfeuer. — F. 
de bàbord, vuur over bakboord, bak 

larboard-fire; feuer an back--boordsvuur; 
bord, backbordsfeuer. ~ F. de bataillon, 
bataljonsvuur; volley of the bataillon; 
bataillonsfeuer, bataillonssalve. — F. par 
bataillons, het bataljonsgewijs vuurgever 
van een groot infanteriekorps; firing by 
bataillon (when in brigade); das bataillonsweise 
abgegebene feuer eines grossen infanteriekorpers. 
— F. de batterie, batterijvuur 
; battery-practice; batteriefeuer. ~ F. 
de Bengale, Bengaalscb vuur (vaak ter 
zee tot nachtseinen gebezigd); Bengal-lights, 
blue lights; bengalisches feuer. — F. brison, 
Brisou, V. f. grisou. — F. 
catalan, Catalonisch vuur, Catalonische 
frisch- of louterovens voor 't ijzer (zeer lage 
smeltovens, waarin de zeer smeltbare en rijke 
ertsen door een enkele bewerking in buig 

ijzer veranderd worden); Catalan- forge;-zaam 
catalonischer rennheerd, catalonisches frischfeuer. 
— a. F. de chaude, gloeihitte ; 
glowing heat, red heat; gltihhitze. — b. F. 
de chaude, gloed, v. braise i) e F. 
eollatéral, het vuur van aanliggende 
werken, collateraal vuur; collateral fire; collateralfeuer. 
F. courbe (Tir ver 

-tical),

werpvuur, mortiervuur, verticaal 
vuur ; mortar-shell-practice , vertical fire; 
wurffeuer, vertikalfeuer. ~ F. couvert, 
gedekt vuur, verhitting door gloeiende asch 
of beet zand; covered fire, ash-fire; bedecktes, 
gedhmpftes feuer. — F. croisé, kruis



FEU -- 

vuur; cross-fire; kreuzfeuer. — F. a la 
debandade, v. f. de tirailleurs. ^• 

F. direct, rechtstreeks vuur; direct or 
perpendicular fire; directes Feuer. ~ F. 
divergent, divergeerend, afwijkend vuur; 
diverging fire; divergirendes Feuer. — F. 
d'éct arpe, F. oblique, schuiinsch 
vuur, zijdeliogsch vuur; oblique fire, slant 
fire; schrägfeuer. — F. elementaire, 
v. feuerstoff. ~ F. d'enf ilade, v. 
enfilading-fire. — F. de face, 
F. de front, F. frontal, frontvuur, 
rechtstreeksch vuur; direct fire; frontalfeuer. 
F. fichant, F. plongeant, bestrijkend, 
plongeerend, van boven naar onderen 
gericht vuur; plunging fire; bohrendes feuer, 
gesenktes feuer, senkfeuer, senkschuss, piongirschuss. 
— F. de file, F. de deux 
rangs, rotten vu u r ; file-firing, independent 
firing; rottenfeuer. — F. fl.anquart, F. 
de flane, flankeerend vuur, flankvuur (dat 
eene stelling zijwaarts bestrijkt); flanking 
fire; flankenfeuer, flankirendes feuer, bestreichungsfeuer. 
— F. follet, dwaal lichtje; 
ignis fatuus, will o' the wisp, jack 
o' lanthorn; irrlicht, feuermiinnchen v. 
elmsfeuer, corposant. — F. d'une 
forge, v. f. d' a inerie. — F. de 
forge (à la main) , smidsvuurbaard ; fireplace, 
hearth; feuergrube, heerd. — F. de 
grillage, v. garfeuer. ~ F. grisou 
ou grison, Grisou, Grison, F. brisou, 
F. ter'rou, ontvlambaar gas der kolenmijngangen 
; v. crouwin. — F. indirect, 
indirect, niet-rechtstreeksch vuur; 
indirect fire; Indirectes feuer. •s F. d'infanterie, 
F. de mousqueterie, fusillade, 
kleingeweervuur; the fire of small 
arms or of musketry, musketry-fire; klein 
-gev ehrfeuer. — F. de ligne, linievuur, 
het vuren in linie ; the fire of the line; firing 
in line; linienfeuer. — F. nu, open vuur 
(bij metaalbewerkers, chemisten); open fire; 
offenes feuer. — F. oblique, v. f. d'écharpe. 
— F. d' oxydation, oxydatie-
vlam (der blaaspijp) ; oxidation-flame, 
oxidizing flame, outer flame; oxydatie -feuer. 
~ F. de parapet, walvuur, hekvuur, 
vuur van de borstwering; parapet-fire; wallfeuer, 
beckfeuer. — F. de peloton, pelotonsvuur; 
firing by subdivisions, (formerly:) 
platoon-firing; peioton-feuer. ~ F. plongeant, 
V. f. fichant. — F-x à 
poudre, het blind -vuren (oefeningen in 
'b schieten niet patronen zonder kogels); 
blank-cartridge-firing; blindes feuer. — F. 
de rangs, gelede ren v u u r ; firing by faces 
in square; gliederweise salve, carré -feuer. 
~ F. de deux rangs, v. f. de file. 
~ F. rasant, raseerend, laag bestrijkend 
vuur; grazing fire; rasirendes feuer, rasirender 
schuss. — F. de reduction, 
reductie-vlam (der blaaspij p); reduction-flame, 
reducing flame, inner flame ; reductions-
Ilamme. — F. de reverbêre, strijkvuur, 
reverbereervuur (der chemisten, etc.) 


FEUC HTKAMMER. 473 

reverberatory-fire; streichfeuer. — F. de 
revers, vuur in den rug, achterwaarts 
vuur, zijdelingsche schoten ; reverse- fire; 
ruckenfeuer, revers-feuer. ~ F. Saint-
Elme, v. corposant, elmsfeuer. — 

F. de salve ou par salve, salvo -vuur, 
salvo (het gelijktijdig schieten van eene 
groote troepenafdeeling); volley, firing in 
salvos; lagenfeuer. — F. technique 
[grand] , sterk vuur (bij pottenbakkers); 
sharp-fire; scharfes feuer. ~ F. technique 
[petit], Trempe, zwak, flauw 
vuur (bij pottenbakkers); small, slow fire; 
lavierfeuer, gelindes feuer. ~ F. ter— 
rou, v. f. grisou. ~ F. de tirailleurs, 
F. en tirailleurs, F. à la 
débandade, a la billebaude, tirailleursvuur, 
ongeregeld vuur; skirmishing-fire, 
fire of skirmishers; tirailleurfeuer, schiitzenfeuer, 
heckfeuer — F. de tole, vuur, 
waarbij het frischijzer (staafijzer) tot platen 
of bladen wordt geslagen, ijzerblikvuur; platefire, 
sheet-iron-fire; blechfeuer, trockenfeuer. 

— F. de tribord, vuur over stuurboord, 
stuurboordsvuur; starboard-fire; feuer an 
steuerbord , steuerbordsfeuer. s F. vertical, 
verticaal vuur (van tot groote hoogte 
geworpen projectielen); vertical fire (of shells 
thrown at great elevation); vertikalfeuer, 
wurffeuer mit hober elevation. _ F. violent, 
hevig vuur (der smidsen); violent 
fire; gluth. — V. feuX. 
Feueht, adj. hd. Vochtig; bevochtigd ; 

moist.humid, damp; humide, mouillé, humecté. 

Feuchtbrett,n.hd.,v.aisà tremper. 

Feuchte, f., das Peuchten, M. 

Het vochten (van het drukpapier); wetting; 

trempe, trempage. 

Feuehteentzieher, ni. hd., V. es


soreuse ij. 

Feuchtemesser, in. hd., v. feuch


tigkeitsmesser. 

Feuchten, n., V. feuchte. 

Peuchten, v. a. hd. Vochten (papier); 

to wet, to wet down; tremper. vgl. anfeuchten. 


Feuehtigkeit, etc., v. ressui. 
Die f. aus den papierbogen pressen, 
v. éeacher 4).. 

Feuchtigkeiteinsaugend, adj. hd., 

V. hygroscopic. 
Feuchtigkeitsmesser, m. hd. Voch


tigheidsnieter, luchtvochtmeter; hygrometer, 

hygroscope; hvgromètre, hygroscope. 

Feuchtigkeitsmesskunst, f. hd. 

Kunst om den graad van vochtigheid der 

lucht met den hygrometer te bepalen, lucht 

hygrometry; hygrornétrie.-vochtmeting; 

Feuchtigkeitszeiger, rn. lid. , v. 

feuchtigkeitsmesser. 

Feuchtigkeitvertreibend , adj. hd. 

Vochtwerend, vochtverdrijvend; hydrofuge; 

hydrofuge. 

Feuchtkammer,F., Feuchtplatz, 

m. hd. Vochtvertrek (der drukkers); wettingroom; 
tremperie. 
40" 



474 FEUCHTM UL:DE 

Feuchtmulde, f., Feuchtzuber, 

m. hd., v. bassine 2). 
Feuchtplatz, v. feuchtkammer. 
Feuchtstein, ni. hd. Vochtsteen, natsteen 
(der drukkers); press; serre-feuilles. 

Feuchtzuber, v. feuchtmulde. 

Feuer, n. hd Vuur; fire; feu. — Vuur


stof, warmtestof, warmte; caloric; matière 
ignée, calorique. — Vuurbaak; vuurtoren, 

V. feuerbake; feuerwarte. — Vuur 
(in 't hout), v. drux(e)y. Bedecktes, 
Gedampftes f., v. feu couvert. 
~ Gelindes f., v. catholic fire; 
feu technique [petit. — Lebhaftes 
f., v. feu ardent. ~ Offenes f., 
V. feu nu. — Scharfes f., v. feu 
technique [grand] . Durch f. 
erzeugt, uit vuur, door de werking des 
vuurs ontstaan ; igneous; igné. Das f. 
mit wasser besprengen , etc. , v. 
aviver 3) . — Bei langsamem f. 
koehen, v. digérer. — In f. setzen, 
in brand, in gloed zetten (bij chemisten); 
to ignite; mettre en ignition. — v. feu. 
Feueranzeiger , . Feuerzeiger,, 
Feuerweiser, m. hd. Brandaanwijzer, 
pyroielegraaf (werktuig, waardoor men kan 
weten waar brand is uitgebroken); pyrotelegraph; 
pyrotélégraphe. 

Feuerartig, adj. hd. Van den aard des 
vuurs, naar vuur gelijkend, vuurachtig ; 
igneous; igné. 

Feuerbake, f. hd. Vuurbaak ; beacon; 
lanai v. feuerwarte. 

Feuerballen, m. hd. Vuurbal ; fireball; 
ballon a feu. V. feuerkugel, feuerknäuel. 


Feuerband, m. hd Door vuur omgelegde 
band of hoepel (bij kuipers); hoop driven 
in by fire; cerceau chassé à l'aide du feu. 

Feuerbecken, n., Kohlpfanne, f. 
hd. Kolenpan, vuurpot, groot komfoor; V. 
coal-pan. 

Feuerbeckenrichteisen, n. hd. 
Rliksiagers-aanbeeld ter uitklopping en rond 
ijzerblik; chasing-anvil; en--zetting van 't 
clume a emboutir, à arrondir les toles. 

Feuerbehalter, m., Feuerkam


mer, f., Feuerkasten, m., Feuer


btichse, f. hd. Vuurplaats (der stoomma 

bofte à feu. -chines), v 

Feuerbestndig, Feuerfest, adj. 

hd. Vuurvast, vuurbestendig, tegen 't vuur 

bestand; apyrous, fix, fireproof; apyre, qui 

résiste au feu, lixe. 

Feuerbestandigkeit, I. hd. Vuur


bestendigheid, het bestand-zijn tegen 't vuur; 

fixidity; 6xité. 

Feuerbeständigmachen, n. hd. 

Het vuurvastmaken ; fixing; lixement. 

Feuerbock, m. hd., v. brandbock. 

Feuerbri cke, f. hd., v. autel. 

Feuerbuchse, f. hd., v. botte à 

feu.. V. carabine. 
Feuerbu.chsenmantel, m. hd., v. 
enveloppe 'i). 

FE LT ERHAHN, 

Feuerbuhne, f. hd. Stapel brandbout 
(op ertsstukken in de mijn gezet) om den 
gangsteen te doen springen of te doen loslaten 
; pile of burning wood; bucber de mine. 

Feuerballen, ni. hd. Kleine vuurbal 
in een vuurwerk ; small fire-ball in a firework; 
globule de feu d'artifce. 
Feuerdreieck, n. hd. Vuurdriehoek 

(driehoek gevormd door drie sterrenbeelden 
des dierenriems, de Leeuw, Schutter en 
Ram); fiery triplicity; triplicité ignée. 

Feuerecke, f. hd., v. faden oder 
grath, s. faden. 

Feuereimer, m. hd. Brandemmer; firebucket; 
seau à feu. 

Feuereisen, n. hd. Vuur( zer, pook; 
fire-iron, poker; fourgon, attisoir. •• v. 
augeneisen ; attisoir. 

Feueresse, f. hd. Smidse voor staafijzer,
v.chauferie.•^Rookvang,v. esse 2). 

Feueressenarbeit, f. hd. Mijnarbeid 
boven 't hoofd ; working upwards; travail 
au dessus de soi. 

Feuerf acher, m. hd., v. éventoir. 

Feuerfest, v. feuerbestandig. 
F-er kórper, vuurbestendig lichaam; 
apyrous body; corps apyre. 

Feuer fiche, f. hd., v. fire-surface. 
Feuerfiussstein, m. hd. Lava, lavasteen 
; lava; lave. 
Feuerfuhrend, adj. hd. Vuurdragend, 
vuurgeleidend ; igniferous; ignitère. 
Feuerfunken, m. hd. Vonk ; spark, 
sparkle; étincelle, bluette de feu. 
Feuergabel, f. hd. Vuurvork, vuurgaffel 
; fire -fork; fourgon. 

Feuergatter, n. hd., V. fender. 

Feuergebend, adj. hd. Vuurgevend, 
ontvlammend, ontbrandend; ignescent; ignescent. 


Feuergerthe, n. hd. Vuurgereedschap; 
tools for the fire; attirail pour le feu. 
Feuergewehr, n. hd. Geweer met 
steenslot, vuursteengeweer; fire-lock; fusil. 
Feuergewölbe, n. hd. Vuurgewelf 
(der tichelbakkers); fire-vault; voute du four 

a tuiles. 

Feuergitter, n. hd., v. fender. 

Feuergradmesser, Glutmesser, 

Hitzemesser, m. hd Vuurmeter (werk• 

tuig om hooge hittegraden of liever de uit 

vaste lichamen door de hitte te-zetting der 

meten of te bepalen), pyrometer; pyrometer; 

pyromètre. v. feuermesser. 

Feuergradmessung, f hd. Vutir


metingskunst, kunst van 't gebruik des py


rometers; pyrometry; pyrométrie. v. feuer


messkunst. 

Feuergrube, f. hd., v. feu de forge 

a la main, s. feu. 

Feuerhahn oder Feuerkrahn ; 

Feuerstöpsel, m. hd. Vuurkraan ; vuur 

(kraan of stop om water uit de hoofd--stop 
pijpen te laten, ten einde het vuur uit te blusschen); 
fire cock; fire-plug; robinet it feu; 

bouchon a feu. 


FETJERH AKEN --- FEUERROST. 475 


Feuerhaken, m. hd. Brandhaak; fire. 
hook; croc a feu. 

Feuerhemd, n . lid. (verouderd) Brandkleed, 
zwavelkleed, zak met brandstoffen (om 
een vijandelijk schip in brand te steken ; 
ook vroeger bij belegeringen gebezegd); curtains; 
chemise à feu. 

Feuerherd, m. hd.. v. tre. 
Feuerhund, m. hd., V. brandbock. 
Feuerofen,m.hd.,v.feineisenfeuer. 
Feuerkammer, f. hd., v. botte á 

feu. 
Feuerkanal, m., Feuerriihre, f.

hd., V. carneau. 
Feuerkasten, m. hd., v. bofte a feu. 
Feuerkatze, f. hd. Steenstuk, mortier; 

fowler, chamber; pierrier. 

Feuerkis te, Springkiste, f. hd. 
(verouderd) Springton (tegen 't enteren dienende); 
fire-trunk, powder-chest; coffre ;k 
feu, caisse d'artifice. 

Peuerkleider, n. pl. hd. Vetleer, 
smeerhuid, onbereid leer (vaak aan boord 
gebruikt); raw hides; cuirs verts. 

Feuerkluft, Gluthzange, f. hd., 

V. badines. 
Feuerkrauel, m. hd. Vuurbal, kleine 
brandkogel, handbrandkogel, licbtkogel (ter 
verlichting van den bodem der vestinggracht); 

fire -clew; pelote a feu. 
Feuerkneeht, m. hd. Stoker (der 
glasfabr.); stoker; tiseur. 
Feuerkörper, m. hd. Vuurlichaam ; 

igneous body; corps igne, corps ardent. 
Feuerkrahn, v. feuerhahn. 
Feuerkri cke, f. hd. Vuurbaak, oven


roerstok; iron rake; ruble. 
Feuerkugel, f. hd. Gloeiende kogel, 
bom ; fire-ball, bomb; boulet rouge. 
Feuerkunst, f. hd. Vuurwerkkunst, 
vuurwerkerlj ; pyrotechnics, pyrotechny; pyrotechnie. 
•n• Vuurleidingskunst, kunst der 
vuurverdeeling (bij chemisten) ; pyronomy; 
pyronomie. 
Feuerlanze, Peuerpfeil, m. f. hd., 

V. dard à feu. 
Feuerlauterung, f. hd. Zuivering 
door 't vuur ; purification by fire; puriócation 
a feu. 

Feuerlehre, f. hd. Vuurleer, leer van 
het vuur ; pyrology; pyrologie. 
Feuerleitend, adj. hd., v. feuerfi 
hrend. 
Feuerleiter, m. hd. Brandladder; fireladder; 
échelle a feu, aa incendie. 

Feuerleute, m. pl. hd. Stokers (bij 
stoommachines); furnace-men, fire -merg; chauffeurs. 


Feuerloch, m., Feuerungsort, m. 
hd. Stookgat, vuurplaats (van eenen oven); 
fire-place; chauffière. 

Feuerluft, Knalliuft, f. hd., v. 
air inflammable, s. air. 

Feuerluke, f. hd. Vuurluik (van een 
brander of vuurscbip); fire-scuttle; écoutille. 
Feuermalerei, Schmelzmalerei, 

f. hd. :Het schilderen op glas of porselein; 
painting in enamel, painting in glass or por 
peinture en émail. (follet.-celain.; 
Feuerm^nnchen, n. hd., v. feu 
Feuermaterial [kunstliches) , n. 
hd. Kunstbrandstof (voor de smidsen); artificial 
fuel-cake; péra. 
Feuermauer, t. hd. Rookvang, schoor 

v. eheminée 2). — Brandmuur,-steen, 
v. brandmauer. 
Feuermesser,m. hd. Vuurmeter (werktuig 
om den graad des veers, de intensiteit 
der uitstralende warmte te bepalen); pyroscope; 
pyroscope. Vuurmeter, v. feuergradmesser. 


Feuermesskunst, Feuermes-sung, 
t. hd. Vuurmeetkunst, pyroscopie ; 
pyroscopy; pyroscopie. vgl feuermesser 1). 
._ pyrotnetrie, v. feuergradmessung. 

Feuermöxser, m. hd. Mortier, bom ketel 
; mortar, mortar-piece; mortier. 

Feuernapf, m hd. Vuurwerk, dat eene 
springfontein voorstelt; fire sheet; nappe de 
feu. 

Feuerofen, m. hd. Vuuroven, oven, 
fornuis ; oven, furnace; four, fournaise. — 

V. feineisenofen. 
Feueropal, m. hd. Vuuropaal ; fireopal; 
opale de feu. 
Feuerpfanne, f. hd. Vu u rpan ; firepan, 
chafingg-dish; réchaud, brasier. ® V. 
coal-pan. 

Feuerpfeil, v. dard a feu. 

Feuerplatte, f, hd . Doodbed, v. deadbed. 
~ Staande haardplaat, v. back of 
a chimney, s. back. 

Feuerprobe, f. hd. Vuurproef, beproeving 
of toetsing van een voorwerp in 't 
vuur; trial by fire; épreuve dune chose 
au feu. 

Feuerpumpe, f. hd. Brandspuitpomp, 
brandspuit; fire-engine, fire-squirt, syringe; 
pompe a feu, à incendie. 

Feuerpunkt, m. hd Vuurplaats, baard 
(in den bergbouw); hearth; point du feu, 
foyer, endroit des feux. 

Feuerpuster, m. hd. Kamérblaasbalg; 
snapper-bellows; souffiet de chambre. 

Feuerpyramide, f. hd. Vuurpyramide 
(lustvuurwerk); fire-pyramid; pyramide 
de reu. 

Feuerrad, n. hd. Vuurrad (lustvuurwerk); 
fire-wheel; roue de feu, girandole en 
rouage. 

Peuerraum, m. hd., v. chaufi'e 2). 
Feuerregen, m. hd Vuurregen (lustvuurwerk) 
; fire-rain; pluie de feu. 

Feuerrettungsapparat,m . hd. Reddingstoestel 
bij brand ; fire-escape; sauvetage 
pour les incendies. 

Feuerrohr, n. hd. Vuurroer, musket; 
arquebus; arme à feu, arquebuse. 
Feuerröhre, f. hd., v. carneau. 

Feuerrost, m. hd. Vuurrooster, haardrooster 
(der locomotief); fire-grate; gril du 
foyer. 


476 FEUERROSTSTAB 

Peuerroststab, m. hd. Vuurrooster


staaf; fire-bar; barre du gril de foyer. 
Feuersammler, m hd., v. collector. 
Peuerschaufel, f. hd. Vuurschop; 

fire-shovel; pelle a feu. 
Feuerschaufelträger, m. hd., v. 
croissant 3) . 

Feuersehiff, n. hd. Brander, v. brander. 
~ Wachtschip; signal-ship, fire-watch; 
vaisseau de garde. 

Feuerschirm, in. hd. Smids-, glasblazersvuurscherm, 
v. écran 1). — Emailleurs-, 
goudsmidsvuurscherm, V. eventail 
11). ~ Vuurbaardbekje, v. fender 1). ~ 
Vuurscherm (der percussiegeweren). V. CO• 
quille 9). 

Feuersehloss, n. hd. Vuurslot, steenslot 
(vane een geweer); flint-lock; platine à 
pierre. 

Feuerschwaden,m.hd ,v.crouwin. 
Feuerschwamm, m. hd., v. amadou. 
Feuerschwärmer, m. hd. Zwermer, 
briljantzwermer; squib; serpenteau. 

Feuerschwert, n. hd. Vuurzwaard 
(vuurwerk in den vorm van een bouten 
zwaard, met verschillende dingen gevuld); 

wooden sword filled with little rockets, etc.; 

ballon á feu. 

Feuersetzen, n. hd. Het oprichten 
van een houtstapel om den gangsteen te 
doen springen; piling up wood in a pit; 
établissem'ent dun bucher. vgl. feuerbühne. 


Feuerspanner, ni. hd. Musket-, karabijn-, 
pistoolsleutel (waarmede weleer de 
musketten, enz. gespannen werden); key by 
which the rouet was cocked; elé d'arquebuse, 
de carahine, de pistolet. 

Feuerspiegel, m. hd., V. brenn. 
spiegel. 

Feuerspritze, f. hd. Brandspuit; fireengine, 
extinguishing-engine, fire-squirt, syringe; 
pompe b. incendie, pompe" á feu. 

Feuerstahl, m. hd. Vuurstaal; firesteel; 
fiisil, briquet. 

Feuerstein, m. hd. Vuursteen ; flint, 
flint-stone; pierre a fusil, caillou a feu, 
pyrite. 

Feuerstockwerk, n. hd.,v. etage 6). 

Feuerstofi', m. hd. Vuurstof, grondstof 
van 't vuur, 'elementair vuur; elementary 
fire; feu élementaire. — Vuurstof, warmtestof, 
v. feuer 2). 

Peuerstöpsel, m. hd., v. s. feuerhahn. 
Peuerstrahl, m. hd. Vuurstraal; flash 
of fire, fire-spout; rayon de feu. 

Feuerstuhl, m. hd. Voet der vuurpan 
(in de ertsstamperijen); foot of the 
chafing dish; pied du rdchaud: 

Feuerthur, Feuerungsthttr, 1. 
hd. Deur van den vuurhaard (der stoommachines); 
fire-door, fire-box-door; porte du 
foyer. 

Feuerthurm, Leuchtthurm, m., 

FEUILLE. 

Feuerwarte, f. hd. Vuurtoren ; lighthouse, 
pharos; phare, tour a feu. 
Feuertonne, f. hd. (eines branders), 

V. baril a feu. 
Feuertopf, m. hd. Vuurpot; fire pot;
pot à feu, couvet. 
Feuerung, f. hd. Brandstof, v. chauffage 
1). (loch. 

Feuerungsort (im ofen), v. feuer-
Feuerungsthi r, v. feuerthii-r. 
Feuervergoldung, f. hd. Vergulding 

in 't vuur; gilding by heat; dorage au feu. 

Feuerversilberung, f. hd. Verzilvering 
in 't vuur; hot-silvering, silver-plating; 
argenture au feu. 

Feuerwarte, v. feuerthurm. 
Feuerwedel, m. hd., v. éventoir. 
Feuerweiser, V. feueranzeiger. 
Feuerweiss, adj. hd., v. candent. 
Feuerwerk, n. hd., v. feu d'ar-


tifice. 

Feuerwerker, m. hd. Vuurwerkmaker, 
vuurwerker; firework-maker, pyrotechnist; 
a rti (icier. 

Feuerwerkerkunst, f. hd.,v.feuer


kunst I). 

Feuerwerkerwerkstatte, f. hd. 
Vuurwerkerswerkplaats; vuurwerkerszaal, 
laboratorium (der ernstvuurwerkmakers) ; 
laboratory; salle d'artifices. 

Feuerwerkskunstler, v. crois


sant 3). 

Feuerzange, f. hd., v. badines. — 

Klemhaak, v. clamp 1). 

Feuerzangentrager, v. feuer


schaufelträger.
Feuerzeiger, V. feueranzeiger. 
Feuerzeit, f. hd. Tijdduur eener smel


ting (van ertsen); duration of a smelting; 

durée d'une fonte. 

Feuerzeug, n. hd. Prulwerk, v. Camelote 
3). — Vuurslag; tinder-box with 
steel and flint; briquet. — Chemisches 
f., chemisch vuurtuig, v. briquet chimique 
(niet chémique, gelijk er in voce 
staat). tneau. 

Feuerzug, m. hd. Vuurkanaal, v. car-
Feurung, v. feuerung. 
Feuillage, m., Feuilles, f. pl. fr. 

Gebladerte, loofwerk (als bouwsieraad etc. 
aangebracht); foliage; blattwerk, laubwerk. 
Feuillard, m. fr., v. bois feuillard. 
— F. de for, v. bandeisen. 
Feuille, f. fr. (Feuillet) Blad; leaf; 
blatt. — Blad (papier, metaal); sheet; Blatt. 
(Taira) Laag bladtin, kwikamalgama 
als verfoeliesel ; foil; lage. — Bladvormig 
sieraad (aan een Gotbischen boog); foil, leaf; 
blatt, blattverzierung — a. F. d'argent, 
echte foelie, zilverfoelie; silver-foil; echte 
folie, silberfolie. — b. F. d'argent, echt 
bladzilver, geslagen zilver; silver-leaf, leafsilver, 
beaten silver(s); echtes blattsilber, geschlagenes 
silber. •• F. blanche, v. 
feuillet blanc. — F. blanche ou 
marbree, schutblad (aan ieder eind van 


FEUILLE 

een boek); blank sheet; vorsetzpapier. 

F. bretonne, zetweger (in den scheepsbouw); 
spirketing; setzweger. F. de 
cardes, (Plaque), kaardenblad (met 
haaknaalden bezette strook leder of doek der 
kaardmachine); sheet-card, card-sheet; kratzen 
blaft. — F. de caoutchouc, blad 
caoutchouc of gom-elastiek ; sheet of caoutchouc; 
kautschukblatt. s F. de contrevent, 
vleugel van een vensterblind ; 
leaf or valve of a window-shutter; fliigel 
eines fensterladens, ladenflügel. ~ a. F. de 
cuivre, koperfoelie, bladkoper; copper-foil; 
kupferfolie, blattkupfer. — b (Plaque de 
cuivre) bladkoper, koperblik; copper-sheet, 
sheet-copper; kupferblech. F. d'en 
bas, onderbiad, onderplank (smalle plank 
onder eene kastdeur, etc.); under-board; unterbeistoss. 
— F. de descente, v. fahrbogen. 
— F. de doublage, blad metaaiblik 
tot scheepsdubbeling; ship sheating; 
schiffsblech. — F—s ecotées, gestripte, 
ontribde (tabaks-)bladen ; stripped leaves; 
ausgerippte blhtter. — F. d'épreuve, 
proefblad (der drukkers); proof-sheet; berichtigungsbogen, 
korrektur. .F.d'étain, 
tinfoelie, bladtin, tinblad ; tin-foil, leaf-tin; 
stanniol, zinnfolie. ~ F. femelle (des 
forces), ligger (vast blad der droogscheerdersschaar); 
lower blade; lieger. — F. de 
fer, blad ijzer, dunne ijzeren plaat, ijzerblik 
; iron-plate, sheet of iron, iron-sheet; 
eisenblechtafel. ~ F. de for blane, 
blad vertind ijzerblik, vertind blik; tinplate, 
sheet of iron coated with tin; weissblecthtafel. 
— F. des forces, blad der 
droogscbeerdersschaar ; blade of the clothshears; 
tuchscheerblatt. s F. d'imposition, 
v. abziehbogen. —P d'impression, 
v. druckbogen. — F. 
intercalée, v. durchschussblatt. 

F. de maculature, v. aushangebogen. 
— F. cou Branche) male, 
v. blatt 7). — F. mal venue, F. 
mal imprimée, v. fehldruek. 
F. de métal, dunne rnetaalplaat, blik; 
sheet, thin plate of metal, foil; sch waches 
blech, blattmetall, folie. — a. F. d'or, 
goudfoelie ; gold-foil; goldfolie. — b. F. 
d'or, bladgoud, geslagen goud ; leaf gold, 
beaten gold; hlattgold. — F. de papier, 
(Feuillet) blad of vel papier; sheet of 
paper; papierbogen. o F. de paravent, 
blad van een windschut, van een 
Spaanschen wand ; leaf of a screen; blatt 
einer spanischen wand. — F. do pia— 
cage, (Feuillet, Plaque) forneerblad, 
oplegblad van schrijnwerk ; veneer; furrier, 
furnur. ® F. de plancher, vierkant 
inlegblad van eenen vloer ; square on floors; 
viereck auf fussboden. ® F. première, 
prima -blad (dat blad van de kopij of het 
manuscript, waarop bet eerste woord van 
't volgende blad staat aangeteekend); primasheet; 
prima -blatt. — F. de rebut, v. 
ausschussbogen. ~ F. de regis-
FEUTRE. 477 

tre, registerblad (dat vel druks, waaraan 
men onderzoekt of de kanten en hoofden 
der beide zijden op elkander komen); registersheet; 
registerbogen, zurichtbogen. — F—s 
relevées de caoutchouc, afgelichte, 
afgescheu rde caoutchouc-bladen ; sheets of 
caoutchouc stripped off; abgehobene kautschukblatter. 
— F. remplie d'images, 
prent, blad papier vol prenten of figuren ; 
sheet of prints or figures; bilderbogen. — 

F. (ou Coin) de ressort, v. federblatt. 
— F. de sauge, v. crossfile. 
— F. (ou Lame) de scie, zaag 
saw-blade, saw-web; sdgeblatt. -blad; 
F—s sciées de caoutchouc, gezaagde 
of afgesneden caoutchouc -bladen ; sheets of 
caoutchouc tutted; geschnittene kautschukbldtter. 
— F. de tole, geslagen plaatijzer, 
ijzerblik ; plate of sheet-iron, black ironsheet; 
scb wa rz blech tafel — F. venue 
par bouquets, v. feinte. — F. vo 

-lante, (Pamphlet)

vlugschrift ; fugitive 
piece, pamphlet; flugschrift, flugblatt, 
pamphlet. 

Peuilleret, Rabot feuilleret, 
Guillaume, m. fr. Boorschaaf, klizeerschaaf, 
lijstenschaaf; fllistel; falzbobel. — 

F. a plates-bandes, Guillaume a 
plates-bandes, Rabot-plate-bande, 
rabatschaaf, lijstenschaaf (voor de lijsten 
van paneelwerk) ; rebate-plane, rabbet- or 
rabbit-plane, side-fillister; plattbank, platten 
-bobel. 
Feuillet, m. fr. Blad ; blad papier, v. 
feuiile l) ; feuille de papier. 
Lijstje (van schrijn-of tirnmerwerk); listel, 
reglet, little ledge; leistchen, spitzleistcben. 

— F. blane, wit blad (waarop niets 
staat, gedrukt); white; vacat. — F. intercalé, 
V. durchschussblatt. •• 
F. de placage, V. feuille de piacage. 
~ F. a tourner, Scie a 
tourney, draaizaag; turning-saw; drehsage, 
stellsaae. 
Peuilletis, m. fr. Dunbladerige leisteen 
; thin leaved schist; diinnbldttriger 
schiefer. — (Feuillette) tweevlakkige 
randhoek; die het bovenste gedeeltevan eenen 
edelsteen van het onderste scheidt ; girdle; 
rundiste, einfarsung. 

Feuiilette, f. fr., v. feuilletis 2). 

Feuillure, f. fr. Aanslag , randlijst, 
halve sponning (aan deuren, vensters, etc.); 
rebatte, rabbet, ledge; anschlag, einschlag, 
falz, bather spund. — Het in-elkander-laten 
met eerie spong, de verbinding door inlating 
of inkeping, verscherving; starving; aufblattung, 
verblattung. v. enchevauchure, 
assemblage à mi-bois. 

Feutrage, m. fr. Het vilten, walken, 

V. foulage. 
Feutre, m. fr. Vilt; felt; filz. -
Dresser le f. , v. s. dresser. 
(FlStre, Floutre) viltblad, v. fautre. 

— F. a gardes, kaardleder (stuk goed 
gelooid leder, dat met regelmatig staande 

478 FEUTRER — FIDDLE. 


haakjes of tanden van fijn ijzerdraad is bezet) 
; patent card-cloth; kiinstliehes k.ratzenleder. 


Feutrer, v. a., V. to felt. 

Feutrier, m. fr. Viltmaker ; fetter, 
feltmaker; filzer, filzmacber. 

Feutrière, f. fr. Zjplap (waarin de hoedenmakers 
hun vilt bereiden) ; hardening 
skin; f Iztuch, trockentuch. v. filzkegel, 
filzlappen. 

Feux, m. pl. fr. Smelthaard (der metaal 
werkers); smelting-hearth; scbmelzherd. 
Fibre, f fr. & eng. Vezel ; faser. ••^ 

F. ligneuse, fr., ligneous f., eng., 
houtvezel ; holzfaser. - F. de noix de 
COCO, fr , kokosnootvezel, kokosbast; coir/
ilature, cocoa-nut-f.; kokosbast, kokosnussfaser. 
— Couche des f-s neutres, 
laag der neutrale of onzijdige vezels, neutrale 
as ; neutral surface of a deflected 
beam; neutrale achse, schicht der neutralen 
fasern. 

Pibreux, adj. fr. Vezelig ; fibrous; 
faserig. 
Fibrin, eng., Fibrine, f. fr. Vezel 
dierlijke vezelstof; faserstoff. - Fi--stof, 
brine végetale, plantenvezelstof; vege 
pflanzenfibrine. -table fibrin; 

Fibroferrit, m. hd., Fibro-fer


rite, m. fr. & eng. Fibroferriet, het basisch 

zwavelzuur ijzeroxyde. 

Fibrolite, f. fr. & eng. Vezelkiezel 

faserkiesel. V. faserkiesel. 

Fibrous, adj. eng., v. fibreux. ^• 

F. coal, v. faserkohle. — F. gypsum, 
v. chaux sulfatée fibreuse, 
S. chaux. ••• F. iron, v. for fibreux. 
a, b. F. lime-stone, v. faserkalk. 
~ F. malachite, v. fasermalachit. 
Ficelier, m. fr., v. bindfadenrolle. 

Ficelle, t fr. Bindgaren, v. bindfa


den. — F. de cartouches, F. à 

étrangler les cartouches, wurgtouw 

voor de raketten, V. choker. ••• F. de 

forme, hoedeband, hoedelint; hat-string; 

formband. Avaler la f., den hoede 


band neerdrijven (hem met bet drijfijzer of 

den stamper van boven den bol naar bene


den drukken); to force-down the hat-string; 

das formband herabtreiben. 

Fiche, f. fr. Viseb, ingezonken vensterof 
deurhengsel, scharnier, knier, kram (van 
een deur of venster); hinge hook, butt-hinge, 
hook, plug, window-fastening; baken, tischband 
-Aile de f., blad, arm van een 
knier; arm of a hinge-hook; fiscbbandatigel, 
fischbandlappen. Voegijzer, voegspijker 
(der metselaars) ; filling-trowel; fugkelle, 
ausfugkelle, streicheisen. F. a barbe, 
takbout ; rag-bolt, barb-bolt, sprig, sprig-bolt; 
tackbolzen, backbolzen F. de brisure, 
bochtknier, bocbtscharnier met dubbele 
leden ; broken or doubled joint frame; 
gebrochenes band. ~ F. à chapelet, 
visch met dubbele, drievoudige Ie


den, paternosterknier; chaplet-hinge; paternosterband. 
-F. coudee, bochtscharnier; 
bent joint-frame or hinge; gekropftes oder 
gekripptes band. - F. a double noeud 
et a bouton, scharnier met pin of stift; 

pin-hinge, peg-hinge, joint-frame with pin or 

peg; scharnierband mit vorstecker. •v F. 

à, gond ou à verse, duimhengsel; koets


knier; hinge with hook and loep; aufsatz


band, kegelband. - F. (ou Piquet) à 
marquer, bakenstok, afsteekpaal; markpile; 
markirpfabl, picket. - F. à pointer 
(un mortier ou obusier), richtbaken; 
pI>inting-rod; rechtstab. - F. à vase, V. 
fiche 1). 

Fiehée d'un pieu, f. fr. Diepte, tot 
welke een paal in den grond wordt geheid, 
heidiepte ; depth, to which a pile is driven 
into the earth; rammtiefe. — Avoir deux 
mètres de fichée, twee el diep ingeheid 
zijn ; to be driven to two metresinto 
the earth; zwei meter Lief eingerammt sein. 

Eicher, v. a. fr. ( des chevilles, 
un clou, un pieu , etc.). Indrijven , inslaan; 
inheien ; to drive in; to ram; einschlagen, 
eintreiben; eenrammen. ~ F. 
les joints, F. le mortier, F. les 

briques, de voegen aanstrijken, voegen ; 
to fill up the commissures; ausfugen, die 
fugen ausstreichen, den mortel in die fugen 
einstreicben,verbhndeln. ~ F. (ou Couler) 
les joints des pierres de taille, 

de steenvoegen, de voegen der hardsteeuen 

vullen ; to cement in the commissures of 

ashlars; die steinfugen dichten. 

Ficheron, m. fr. Kopbout (voor affui


ten); headed bolt; kopfbolzen. ^ v. fichon. 

Fiehoir, m. fr. Houvast; knijpertje (ge


spleten houtje om platen, linnen, enz. op 

koorden vast te steken) ; wooden clamp ; 

bolzklammer. 

Fiehon, m. fr. IJzeren voorsteekpin ; 

iron pin; vorstecknagel. (refort. 

Fichtenbalken, m. hd., v. bar-

Fichtenharz, n. hd. Dennenhars ; 

fir-resin; résine de Tyr. o Flussiges 

f., terpentijn; turpentine; térébentbine. ••• 

Geschmolzenes and gereinigtes 

f , Bourgondisch pek ; pitch yellow; poix 

jaune, poix de Bourgogne. ~ Troeke


nes f., onzuivere, vaste terpentijn, pijn 


boomhars; white resin; galipot, barras 

Fichtenharzöl, n. hd. Dennenbars


olie: fir-resin nil; rase. 

Fichtenholz, n . hd. Sparrenhout, hout 

van den fijnen denneboom ; white deal, fir


wond, spruce-wood; bois de sapin. 

Fichtenpfahl, Fichtenpfosten, 

m. hd , v. barrefort. 
Fichtensaure, f. hd. Dennezuur; 
pinic acid; acide pinique. 
Fictile art, enq.,v. art céramique. 
Fid, eng., v. elé du ton du mat, 

s. cle. 
Fiddle or Bees of the bowsprit, 
eng., V. backen des bugspriets. 


FIDDLE-DRILL -- FIL. 479 

Fiddle—drill, eng. Drilboogdraaibank ; 
bogendrehbank; tour à I'archet. 

Fiduciallinie, f. hd. Lijn, die door 
bet middelpunt en rustpunt van den slinger 
gaat, richtlijn ; guide-line, rule; ligne fiducielie, 
ligne de fol. 

Fiedelbogen, m. hd., v. arehet, 

archelet. (drille. 
Fiedelbohrer, xn. hd., v. bogen-
Fledelharz, n. hd., v. colophane. 
Fiedermesser, Fi geeisen, n., 

Krósel, m. hd. Glazenmakers-gruisijzertje 
; grossing-iron; grésoir, cavoir. 
Fiel de boeuf, m. fr. O sengal (voor 
de ververs); oX-gall; octlsengalle. 

Fiel de verre, m., Axonge de 
verre, I. fr. Glasgal (voor zoover zij uit 
zwavelzuur alkali bestaat, giasschuim; glassgall, 
gall of glass, sandiver; glassgalle, glas 

vgl. anatron.-schaum. 

Field of view, eng. Gezichtsveld (van 
een telescoop of microscoop); gesichtsfeld; 
champ de vision. 

Field—artillery, Field—guns, pl., 
Field—pieces, pi. eng. Veld-artillerie, 
veldgeschut; feldgeschï tz; artillerie ou pièces 
de campagne. 

Field-bed, eng., v. feldbett. 
Field-bridge, eng , v. feldbrttcke. 
Field-capstan, eng., v. crab-cap


stan. 

Fieldfoot-and Horse-artillerybattery, 
eng. Bespannen batterij, linie batterij 
; bespannte batterie, linienbatterie; 

batterie de division. 
Field-forge.eng.,v. feldschmiede. 
Field-fortification, eng., v. feld


befestigungskunst, feldverschanzungskunst. 


Field-gun-limber, Field-limber, 
eng. Voorstel van een veldafuit; feldprotze; 
avant-train de campagne. 

Field—guns, v. field—artillery. 

Field—oven, eng. Veldoven, veldbakkerij 
; feldbackofen; four portatif, four de 
campagne. 

Field—piece, eng. Veldstuk ; feldgeschctz; 
pièce de campagne. v. field—artillery. 
Field—rocket, eng. Veidraket, vuur 
rakiete zum feldgebrauch;-pijl tot veldgebruik; 

fusée de campagne. 
Field-stone, eng., v. Feldstein. 
Field-work, eng., v. feldschanze. 
Fieren, v. a. hd , V. filer b. 1). 
Fiertonneur, ni. fr. (voormalig) Munt 


opzicbter (die de gemunte stukken keurde); 
mint-inspector; munzinspektor. 

Figer (se), se Solidifier, v. r. fr. 
Verstijven, vastworden door afkoeling, stremmen 
, stollen ; to congeal, to set, to become 
set; erstarren durch abkublung, gerinnen, 
gesteben. 

Fighting- (or Firing-) trunnionholes 
of the gun-carriage, eng., v. 
encastrement du tir. 

Figiren, V. a. hd. Vastleggen, vastmaken 
, den vloeibaren toestand doen ophouden 
(bij chemisten); to fix; fixer. 

Figur, hd., Figure, f. fr. & eng. Figuur, 
voorstelling op het papier van bet 
voorwerp eener meetkunstige stelling, dia 

(fr diagramme, eng diagram). ••-gram 
Figuur, afbeelding eener door lijnen of vlakken 
begrensde ruimte. — Figure eirconserite, 
fr. omgeschreven (om den cirkel 
beschreven) figuur; circumscribed figure; 
umschriebene 8gur. ~ F. inscrite, fr., 
ingeschreven (in den cirkel beschreven) figuur; 
inscribed figure; eingeschriebene iigur. 

F. qu adrilatére, Quadrilatère, 
m. fr , vierzijdige figuur, vierhoek ; tetragon, 
quadrangle, quadrilateral; viereck, vierseit. 
® F. du vaisseau, beeld of figuur, 
krul van 't scheepsgaljoen (vertoonende doorgaans 
.00k den naam van 't schip); figurehead, 
figure; gallionsbild, gallionsfigur. 
Figural, Figurate, adj.. eng. , v. 

figurirte zahl. 

Figure, fr & eng., v. S. figur. 

Figure-head, Figure, eng., V. $


gur 6). 

Figure-punch, eng. Stempel, die een 

cijfer draagt ; zahlen-pucnze; poincon qui re


prdsente quelque nombre. 

Figure-stone, eng., v. bildstein. 

Figure (to), v. a. eng. Brocheeren, v. 

brocher 1). — Figuren op de stoffen 

drukken, v. gaufrer. — Fatsoeneeren,v. 

faconner 1). 

Figured, adj. eng. Gebrocheerd, v. 
broche 1). ~ F. (or fashioned) 
bar—iron, gefigureerd staafijzer, v. for 
en barres f. — F. iron, gefigureerd 
ijzer, v. fer faconné ou profilé. — 

F. wire, v. fit faconné. 
Figurenbildner, m. hd. Vervaardiger 
van kleine potaard-figuren ; scuipturer 

of little figures; terrinier. 
Figuring-lathe, eng., v. figu.rirbank. 
Figuring-machinery,eng., v. dessinmaschine. 


Figurirbank, f. hd. Figureerbank, 
draaibank voor schrijnwerkers in- of oplegfiguren 
; figuring lalhe; tour de placage ou 
de marqueterie. 

Figurirte zahl, f. hd. Gefigureerd of 
figuurl ijk getal; figurate or figural number; 
nombre figuré. 
Figurirte zeuge, n. pl lid., v. étoffes 
faeonnées, s étofi'es. 
Pil, m. fr. Draad, vezel; thread, fibre; 
faden, faser. — Garen; yarn; garn, faden. 

Draad (van metaal); wire; draht. ~ F. 
d'aeier, staaldraad; steel-wire; stab Idraht. 
~ F. d'amorce, zunddraad, v. car


tridge-wire. — F. d'arcades, v. 

f. 'a lisses. — F. d'archal, messingdraad; 
brass-wire; messingdraht. (volgens 
anderen : (jzerdraad; wire, eisendraht, drabt). 
— F. d'archal soye, vlak of vlakrond 

 

480 FIL. 

draad ; creased wire; seeken, siekendraht.-
F, d' argent, zilverdraad ; siUver-wire; 
silberdraht. F. d'argent doré, verguld 
zilverdraad, echt gouddraad; gilded silver-
wire; vergoldeter silberdraht oder 1cbter 
golddraht. — F. (ou Tour) de l'asple, 
draad van de lengte eens haspelomtreks; 
thread, turn, bout; Paden von der lange 
eines baspelumfangs. — F. d'arrêt, v. 
acier ij. — F. bis, v. f. double. 

— F. blanc à cordage, wit, on geteerd 
garen ; white twine, white rope-twine; 
weisses, ungetheertes garn. — F. de brie, 
best Fransch^bennepgaren; chosen french 
hemp-yarn; ausgesuchtes franzusisches banfgarn. 
— F. du bois, draad, nerf van 't 
bout, overlangs loopende houtvezels; grain, 
streak, fibre of wood; holzfaser, Paden, langslaser 
in holz. F. à broder, borduurgaren 
; thread for embroidery; stickgarn. — 
F. de eáble, wantgaren (zwaarste garen, 
dat men spint); shroud-yarn; wantgarn. ~ 
F. de . caret, kabelgaren, schiemansgaren; 
rope-yarn; kabelgarn. F. de caret 
fin, fijn kabelgaren ; fine rope-yarn; feines 
kabelgarn, liengarn. F. [vieux] de 
caret, stootgaren ; old rope-yarn; stossgarn 
. — F. [vieux] dé caret à congréer, 
trensgaren; rope-yarn for worming; 
trensgarn . — Deux f-s. de caret tordus 
sur le genou, v. cordon 5), 
bauerplatting. ~ v. amarrer ij. — 
F. de chalne, de chalnette, kettinggaren 
; thread of the warp, warp-thread; 
kettenfaden, zettelfaden, scheerfaden. ~ F. 
de la chalne fermant les carreaux, 
v. steinfaden. ~P. conducteur, 
geleiddraad,v . conducting-wire,
conducteur galvanique. — F. decordage, Toron, v. ducht. ~ F. 
de eordonniers, schoenmakersgaren ; 
yarn in bobbins for shoes; schuhgarn. 
F. de coton, katoengaren ; cotton -twist, 
spun cotton; haumwollenes garn. v. coton 
file. ~ F. de coton légèrement 
retors, licht getweernd mule -garen (met 
de mule-jenny gesponnen);doubledmule twist; 
geschleiftes mule-garn. — F. à, goudre, 
naaigaren ; thread, sowing thread, twine; 
nabgarn. — F. du courant, v. f. de 
l'eau. — F-s courants, v. fadenbruch. 
— F. de euivre, koperdraad; 
copper-wire; kupferdraht. — F. a den— 
telles, kantgaren ; thread for making lace; 
kldppelgarn, klöpfelzwirn. — F. de derrière, 
achterdraad (bij wevers) ; hind 
thread; hinterfaden. ~ F. de devant, 
voordraad (bij wevers); front-thread; vorderfaden. 
— F. double, triple, tweedraadsch, 
driedraadscb garen; doubled yarn, 
two-fold-or two threads, three-fold or three 
threads, three-cord; zweidrdbtiges oder zwel 
-fddiges garn, dreifddiger oder dreidrbhtiger 
zwirn. — F. doux, Mèche douce, 
fijn voorspinsel, fijn voorgaren; fine roving; 
feines vorgespinnst, feines vorgarn. — F. 

droit, F. fire, rechte, vaste 
d raad (bij 't gaasweven); straight or firm 
thread of the warp; stuckfaden. ! F. de 
duite, v. duite. — F. de l' eau, F. 
du courant, stroomdraad ; axis of streaming; 
stroinlauf, stromstrich, thalweg. — F. 
ebroudi, v. ébroudin. — F. d''Eeosse, 
Schotsch garen ; scottish yarn, cotton; 
schottisches garn . — F. de l'éeotage, 

V. écotage 2) — F. d'emballage, 
pakgaren; pack-thread; packdraht. — F. 
d'estame, wolgaren ; worsted; wollgarn. 
F. d'estame, d'étaim, de la 
chalne, ketting-of scheergaren; yarn or 
thread for the warp; scheergarn, kettengarn, 
zettelgarn. _ F. d'etain, tindraad ; tinwire; 
zinndraht. ~ F. d'étoupes, garen 
van werk of afval Ivan hennep of vlas); 
tow-yarn; werggarn — F. faconné ou 
gaufré, gefigureerd metaaldraad (welks 
doorsnede niet den cirkelvorm heeft); special 
wire, figured wire; facondraht, dessindraht. 
— F. de fer, V. eisendraht. — F. 
de fer a souder, v. f. á Bouder. 
~ F. fixe, v. f droit. — F. a gargousse, 
kardoesgaren ; cartridge-twine; 
kardusgarn. —F. gaufré, v. f. faconné. 
-F. goudronné, bruin garen, geteerd 
garen; tarred yarn; getheertes Barn. P. 
de hauban, F. mogen, trosgaren ; 
hawser-yarn; trossgarn, grelinggarn ® F. 
de jute, V. jute. — F. de laiton, 
messingdraad; brass-wire; messingdralit, tombakdrabt. 
v F. de liage, v. bindfaden. 
••• F. à lier, metaaldraad om 
te binden, binddraad ; binding-wire; bindedraht. 
® F. à lisses, lussendraad (van 
't harnas der Jacquard-machine) ; heddlethread, 
heald-thread; litzenzwirn. . F. 
long de 18 echées, garenlengte van 
18 000 ellen (in Engeland van 15 120 
yards) ; spindle of yarn, spyndle, spynle; 
lange garn von 18 schnellern oder zahlen. 
F. de lusin, v f. a, ralingue. 
~ F. à machines, v. f. mécanique. 
~ F. dans le marbre, fijne ader in 
't marmer; vein in the marble; ader im marmor. 
~ F. mécanique, machinaal garen 
; mill spun-yarn; mechanisches garn. — 
F. a mèche, v. dochtgarn. — F. 
de merlin, v. f. à ralingue. — F. 
de métal, metaaldraad; wire, thread; 
draht. — F. du métal liquide, metaalvloed, 
ijzervloed; fusion of the metal; 
Huss des metalls. v. abstieh. — F. du 
métier a filer en fin, mule-twist, garen 
van de mule-jenny; mule-twist; mulezwist. 
— F. a* motile, schachtdraad voor 
spelden, pin-wire; nadeldraht, schaftdraht. 
F. d'or, gouddraad; gold-wire; golddraht. 
— F. d'or battu, Lame d'or, 
geplet gouddraad ; flatted gold-wire; goldlahn. 
~ F. d'or file sur soie, v, filé d'or. 
— F. d'un outil, snede, Scherp van 
een stuk gereedschap; edge of a tool; schneide, 
schdrfe eines werkzeugs. —P. de paquet, 

 

FIL

V. bindfaden, f. d'emballage. •^ 
F. à pignons, V. acier a pignons. 
F. de plaid, garen van den sterksten 
hennep; yarn of the strongest hemp; garn 
des stärksten ha'nfes. — a. F. plat, geplet 
staaldraad ; pendulum-wire; gepidtteter stahldraht. 
® b. F. plat, plat garen ; soft 
yarn; plattgarn. ~ F. a plomb, F. 
du plomb, v. bleiloth. F. , 
plomb pour des mortiers, richtlood 
voor mortieren ; plummet for laying mortars; 
richtloth zum richten der mörser. ~ F. 
de plumb, looddraad; lead-wire; bleid rah t. 
F. sans poids, zeer fijn garen voor 
batist; superfine yarn for cambrick; feiner 
batistfaden. ~ F. de poil de chèvre, 
V. f. de Turquie. ~ F. a queue 
d' aronde, v. dovetail-wire. ••• F. 
a, ralingue, lijkgaren, middelgaren, v. 
bolt—rope—yarn. ® F. recuit (d'archal 
ou de fer), ontlaten, getemperd draad; 
annealed wire; geglilhter, ausgewyrmter 
draht. — F. de religieuses, F. a la 
religieuse, kloostergaren ; nun's thread; 
klosterzwirn, klostergarn. F. retors, 
getwijnd of getweernd garen ; doubled yarn, 
twine, thread; gezwirntes garn, zwirn. 
F. retors de deug on de trois fils, 
V. f. double, triple. ® F. retors 
de lairre, de peigne, getweernd of gedubbeld 
kamgaren ; double worsted; doublirtes 
oder gezwirntes kammgarn. ~ F. a, 
souder, F. de fer pour la soudure, 
soldeerdraad, binddraad voor 't sol 
soldering-wire; lot bed raht, binddraht-deeren; 
zum löthen. — F. soufré, v, mache 
de soufre. — F. a tête, draad voor 
speldekoppen, kopdraad; wire for making 
the heads of pins; knopfdraht. ~ F. tors,

V. f. retors. ~ F. de tour (dans Ie 
tissage des gazes), beweeglijke of draaiende 
kettingdraad (bij 't gaasweven), pooldraad ; 
pole-thread, movable or turning thread of 
the warp; polfaden, dreherfaden. — F. 
trait, getrokken draad, draad, die door 25 
gaten. is gegaan ; drawn wire, wire drawn 
through 25 holes; gezogener drabt, draht 
der durch 25 lbchern gezogen fist. — F. 
(ou Jet) de la trame, inslagdraad, 
dromgaren ; V. duite. — F. à tricoter, 
breigaren ; knitting-yarn, hosiery-yarn, 
stocking-yarn; stickgarn, strumpfgarn, sagetten- 
oder sayetgarn. — F. triple, v. s. 

f. double. — F. de Turquie, F. 
de poil de ehèvre (d'Angora), Turcoin, 
Testif on Testi, kemelsgaren; 
mohair-yarn; kameelgarn, Angora-garn.—F. 
a, voile, zeilgaren ; sail-twine; segelgarn. 
~ F. a voile goudronné, takelgaren, 
geteerd zeilgaren ; tarred sail-twine; 
takelgarn, getheertes segelgarn. 
Filage, m. fr. Het spinnen; spinning; 
das spinnen. ~ Spinsel ; spinning; gespinst. 
~ F. en doux (du tin), bet voorspin sen 
; roving; das vorspinnen. ~ F. en fin, 
het ljnspinnen , fi jnspinsel ; lIne-spinning; 

-- FILA.TURE 481 

das feinspinnen. — F. en gros, Beli.age, 
het grof voorspinnen ; grof, sterk 
voorspinsel ; das grote vorspinnen, luntespinnen; 
grobes vorgespioanst, lunte. v. boudin. 
— F. par continu, het spinnen 
zonder einde; frame-spinning; das spinnen 
ohne ende . — F. de laine mêlée à du 
fil de coton ou de soie, v. fancyyarn. 
~ F. a la main (au fuseau, 
au rouet), het handspinnen, spinnen uit 
de hand; bandspinsel ; spinning from the 
hand; hand-spun yarn; das spinnen aus 
der hand ; handgespinnst, handgarn, spindelgarn, 
radgespinnst. — F. au mouillé 
à l'eau chaude, F. a décomposition, 
het natspinnen, het fijnspinnen met 
heet water ; hot wet spinning; das nassspinnen, 
feinspinnen mit heissem wasser. 

F. au mouille à l'eau froide, het 
(half-)natspinrien met koud water; cold wet 
spinning; das (halb-)nassspinrien mit kaltem 
wasser. ~ F. an sec, het droogspinnen ; 
dryspinning; das trockenspinnen. ~ a. F. de 
soie, het draaien der zijdedraden, het spinnen 
(eerste verwerking der ruwe zijde); 
spinning of silk; das drehen der seidenfilden, 
das spinnen — b. F. de soie (verkeerde 
benaming gegeven aan :) het haspelen der 
zijde ; reeling; das baspein. — F. du 
verre, het glasspinnen; glass-spinning; das 
glasspinnen. 
Filagramme, f. fr. Koperen draadletters 
of -figuren, op den papiervorm aan 

waarvan de afdruk in 't papier-gebracht en 
zichtbaar is; marking-letters or figures ?n 
the paper-mould; zeichenlettern oder -figuren 
des papierformes. ~ Watermerk, afdruk 
der bovengenoemde draadletters of 
-figuren in 't papier; water-mark; wasserzeichen. 
-- v. filigran 2). 

Filanda, Seidenspinnerei, f. hd. 
Zijdespinnerij ; silk-spinning-mill; filature de 
soie. 

Filandres, f. pl. fr. Aangroeisels (allerlei 
zeegewassen, die zich aan de scheepskiel 
zetten), aanwas, baarden ; weeds sticking 
under a ship; schiffsbart. —F. du verre, 
Filets, Ondes, strepen, draden in 't 
spiegelglas ; wreaths, veins, streaks, wavings 
in the glass; striemen, streifen, fdden, winden, 
wellen, schlieren im glas. 

Filandreux, Filardeux, adj. fr. 
Vezelig, geaderd, gestreept (van hout, steen, 
etc.); veiny, veined, streaked (of wood), flawy 
(of stone); aderig, faserig, fladerig. 

Filasse (du lin, du chanvre), f. fr. 

Schil, bast (vlas-of hennepvezels); harl or 

lint; bast, herder. — Gehekeld vlas, v. brie. 

Filateur, m. fr. Eigenaar, bestuurder 
eener spinnerij; owner of a spinn-mill, chief. 
spinner; spinnerei-besitzer, spionrneister. 

Filature, f. fr. Het spinnen, de spinkunst; 
spinning, art of spinning; das spinnen, 
die spinnkunst. — Spinnerij ; baanderij; 
spin-house; spin-yard, spinning-mill; spinnerei; 
spinnmiible. — F. de coton, ka


44 


482 FILE DE PALISSADES 

toenspinnerij ; cotton-manufactory, cottonspinning; 
baumwollspinnerei. F. de 
laine, F. de laine de peigne lon 
gue, wolspinnerij, karngarenspinnerij; worsted 
spinning, long-wool-spinning; wol ispinnerei, 
kammwollspinnerei. s F. méeanique, 
V. filage méehanique. — F. 
de soie, Soierie, Fabrique de soie, 
zijdespinnerij, zijdefabriek ; silk-mill, silkmanufactory; 
seidenspinnerei, seidenfabrik, 
filanda. •® vgl. filage. 

File de palissades, f. fr. Rij palissaden 
of schans-, stormpalen, palissadeering; 
row of palisades, palisading; palissadenreibe, 
palissadirung. ~ F. tou Cours) de palplanches, 
rij dam- of grondplanken, met 
messing en groef ineensluitend; row or bordering 
of grooved piles, pale-planking, sheetpiling, 
course or tier of planks, grooved 
and tongued piling, border-piling; spundwand, 
spundpfahlreibe, biirstenwerk. ~ F. de 
pieux, Rang de pilots, palenrij ; row 
or rank of piles; pfahlreibe. 

File, eng. Vijl ; feile; lime. ~ Bas


tard-toothed f., basterdvijl, v. bas


tardfeile. s Blunt f., vijl, die van 

boven smaller toeloopt ; felle, die sich ver 

lime qui va en diminuant. ® Dead--fungt; 

smooth f., fijne zoetvijl, v. fein


schlichtfeile. o Double-cut f., 

tweesnijdende vijl, v. zweihiebige feile, 

s. feile. — Equalling f., v. ausstreichfeile. 
~ Feather-edged f., 
insnij vijl , V. einstreichfeile.•••Finetoothed 
f., rijn getande vijl, middelvijl ; 
mittelfeile; lime moyenne. Flat f., 
platte vijl, handvijl, V. ansatzfeile. 

Flat half-round f., platte halfronde 

vijl; (lach halbrunde feite; (lime) plate demi


ronde. Half-round f., halfronde vijl; 

halbrunde feile; demi-ronde. ••• Hollow


edge joint-file, holle scharniervijl ; holde 

scharnierfeile; lime à charnière creuse. 


Hollow-edge pinion-file, holle drijf


vijl (der horlogemakers) ; grundtriebfeile; 

lime it pignon creux. -Nail-formed 

f., speldenmakersvijlblok, V. estibois. 

Parallel f., parallelvijl, vijl van gelijke 

breedte en dikte ; feile von gleicher breite 

and dicke; lime paralièle. -a. Rough 

f.,Straw-f., (Straw-packed rough 

f.), Duitsche vijl, stroovijl ; strohfeile; lime 

en paille, lime d'Allemagne. - b. Rough 

f., v. armfeile. ~ Round edge 

joint-file, Joint-file, borlogemakers


scharniervijl ; scharnierplatzfeile; scharnier 

Round f., ronde vijl, v . runde-feile. -
feile, s. feile. -Round f. for 
grooving, goudsmidsnaaldvil; nadelfeile 
des goldarbei.ters; lime ronde it coulisse. -

Round joint-f., ronde scharniervijl; 
runde scharnierfeile; lime à charnière ronde. 
~ Single-cut f., Float, v. einhiebige 
felle, s. feile. — Slitting f., 

V. feather-edged f. — Smooth f., 
Smoothing f., zoetvijl ; abziehfeile, glatt-
FILER. 

feile, schlichtfeile; lime douce. -Strawpacked 
f., Straw-rough-packed 
f., V. rough f. a. ~ Superfine f., 
fijne zoetvijl, V. feinschlichtfeile. 
Taper-flat f., Taper-hand-file, v. 
spitzfiache feile, s. feile. — Tarnishing 
f., mate ijl ; matt feile; lime it 
matir. -Thinning f., horlogemakers dunvijl; 
flankirfeile; lime it efanquer. r 
Three-square f., Triangular f., 
driekante vijl, v. dreieckige feile, s. 
feile. 

File (to), V. a. eng. Vijlen, afvijlen; 
feilen, abfeilen; limer. - To f, in, v. 
einstreichen 1) ~ To f. off, v. 
feilen, abfeilen, polir t ). — To f. 
over, afvijlen, opvijlen, overheenvijlen; 
ïcberfeilen;^.passer la lime sur. - To f. 
through, v. durchfeilen. -To f. 
with the rifer, met de rondvijl of 
raspvijl bewerken; mit der rundfeile oder 
raspelfeile bearbeiten; rifler. 

File-cutter, eng., v. feilenhauer. 

File-cutter's anvil, eng., v. en


clume a entailler les limes, s. en


clume. (lenmeissel. 

File-cutter's chisel, eng., v. fei


File-cutting, eng. Het vijfenkerven, 

-kappen ; das feilenhauen; taille de linies. 

File-cutting-machine, v. feilen 

-haumaschine. 

File-dust, (Filings, pl.), eng 

., v. 

abfeilicht. (sieb. 
File-dust-sieve, eng., v. feilspanFile-
firing, eng., v. feu de file, 

S. feu. (mer. 
File-hammer, eng ., v. feilenhamFile-
handle, eng., v. feilengriff. 
File-hardening, eng., v. feilen 
-h^rtung. 

File-holder, eng., v. feilenhalter. 

File-steel, eng , V. feilstahl. 

File-stroke, eng. Vijlstreek, streek 

met de vijl ; feilenhieb, feilenstrich; coup de 

lime. ® Vijlstreep, vijlkerf, met de vijl ge


maakte inkerving; feilstrich; trait de linie. 

Filé (ou Tordage), m. fr. Samen draaiing, 
v. drehung 1), twisting 1). 
•• F. d'argent, d'or, gesponnen zil ver, 
zilverdraad; gesponnen goud, gouddraad; 

spun silver, silver-thread; spun gold, goldthread; 
silbergespinnst, silberfaden; goidgespinnst, 
goldfaden. (fl.anqué. 

Filed too thin, adj. eng., v. ef-
Filer, eng., v. coupeur I). 

a. Filer, v. a. fr. Draad (metaaldraad) 
trekken; to wire-draw; draht ziehen. 
Spinnen ; to spin; spinnen. ~ F. en 
doux (le lin), voorspinnen (bet vlas); to 
rove; vorspinnen. -F. en doux (ia 
lame), voorspinnen (de wol); to slub; vorspinnen, 
die lunte spinnen. - F. en $n, 
fijnspinnen (het spinnen in engeren zin); 
to fine-spin, to spin; feinspinflen, spinnen. 
~ F. en gros le coton, de boomwol 
voorspinnen ; to rove the cotton; die baum

FILER -- FILETNADEL. 483 

wolle vorspinnen. ~ F. en gros la laine, 
de gekaarde wol voorspinnen , to slub the 
carded wool; die gekratzte wolle vorspinnen. 

— F. la soie, de zijde spinnen ; to spin 
the silk; die seide spinnen. vgl. filage 
de soie. 
b. Filer, v. a fr. Vieren, bijvieren, aan wenken 
; to let go, to pay out; nachlassen, 
abvieren, abstricken, fieren. — F. la 
bowline, de boelijn vieren, lossmíjten ; to 
let go, to run up the bowline; die boleine 
(bullen) losschmeissen, fliegen lassen. 
F. un eáble, een touw vieren, bijvieren; 
to pay out or to veer out a cable; ein tau 
nachiassen. — F. du cable, touw steken, 
bijsteken (op bet anker); to pay out 
more cable, to veer away more cable; (dem 
anker) mebr tau ausstecben, bott geben, 
nachóeren, tau aus den klilsen gepen lassen. 
— F. le cable par (ou sur) le bout, 
een touw slippen, doen slippen (als het tot 
aan 't einde wordt gevierd en door bet kluisgat 
wegglijdt); to veer abay the cable to the 
end; das ankertau auf tamp ausstecken, das 
ankertau schlippen lassen. ® F. (ou Mol 
-lir) un cordage en

garant ou en 
douceur, een touw stadig aan (zonder 
schokken) vieren, een touw een weinig steken, 
afschrikken, een touw ververschen, 
een versch plaatsje geven; to slack a rope 
slightly; ein tau fieren, obne stoss nachlassen. 
~ F. a réa, lossmijten; to let 
quite go; losscbmeissen, fliegen lassen. — 

F. une écoute en bande, F. toute 
l'écoute, eenen schoot laten vliegen, in 
eens losgooien ; to let fly a sheet; die schote 
fliegen lassen. — F. les écoutes des 
voiles d'avant, de schooten der voor 
aanwenden ; to ease off-stagzeiien afvieren, 
the sheets of the forestay-sails; die schoten 

der vorstagsegel abfieren, winken. — Le 

vaisseau file (ou Nous felons) six 

noeuds par heure, bet schip loopt (wij 

loopen) zes knoopen of mijlen in 't uur, bet 

schip legt zes zeemijlen in 't uur af; the 

ship runs six knots in an hour; das schiff 

lauft oder segelt sechs knöpfe in einer stunde, 

legt sects seemeilen in einer stunde zuruck. 

Filerie, f. fr. Spinnerij ; spinbaan,, lijn


baan, garenfabriek ; spinning; spin-yard, spin


house, thread-manufactory; spinnerei; zwirn


babn, garnmanufactur, zwirnfabrik. 

Filet, m. fr. Lijstje, rand, zoom (als 

sieraad in bouwwerk, schrijnwerk, etc.); 

fillet, seam; rand, saum, leistchen. ~ Lijn 

tot scheiding der kolommen, afdeelingen, 

etc. in een boek); line,rule; linie, stabchen. 

Lijnvormig sieraad aan borlogewerk, 
slotwerk, etc.; fillet; kranz, vorsprung. ~ 
Trens, v. bridoon, bridon. ~ F-s 
(Fers à filets), boekbinders lijnstempels, fileten, 
v. back—tools. ~ (Lisse) Lijst, 
regeling (aan boord); tail; kante, regeling. 

— Net, netwerk ; netting, net-work; netz. 
~ F-s d'abordage, vinkennetten, v. 
boarding-nettings. — F. anglais, 
F. orné ou d'ornement, figuurlijn 
(der boekbinders); ornamental rule; verzie 
— F. arrondi, afgeronde-rungsstab. 
schroefdraad ; rounded thread, abgerundetes 
gewinde. ~ F—s de bastingage, bangmatlijnen, 
gevlochten verschansing; hammocklines; 
hangemattleinen. — F. des cannelures, 
rib tusscben de groeven (op zuilen, 
pilasters, etc.); ridge, fillet between the 
flutes; steg der can lirung. — a. F. carré, 
(Listel, Reglet, Bandelette, Cadette) 
vierkante lijst of strook, sieraadbandje 
(aan zuilen en andere gedeelten van 
gebouwen); list, label, fillet, small band; 
plattchen, riemcben, leistchen, bdndchen, 
saum, steg. ~ b. F. carré, (F. droit), 
vlakke schroefdraad ; square thread; > flachgangiges 
gewinde. — F. à, composer, 
zetlijn (der letterzetters); setting-rule; setzstab. 
— F. de couverture, lijst van 
metselkalk (aan daken); fillets of mortar; 
kalkleiste. — F. eylindrique, (Nervure) 
rolvormig staafje of bandje (als 
bouwsieraad, etc.); round fillet, bead, reel; 
rundstabcben, reifcben. — F. de mur, 
muurlat (bij timmerlieden); wall-plate; n)auerlatte. 
~ F-s de merlin, beslaglijnen, 
enden marllijn (om de zeilen te beslaan); 
furling-lines, marlines; beschlagleinen. 
F. orné, F. d'ornement, v. f. anglais. 
~ F. de porteur et de sousverge, 
v. bridoon 2) . — F. de rayure, 
veld van een getrokken loop (rib 
of rug tusschen de groeven); land; Feld, 
balken... F. de trélingage, (Faux 
trélingage) blokkennet, net onder de 
zwichtiug; preventer-cat-harpings; schwicbtleinen, 
schwichtlienen. ~ F. tremblé, 
golflijntje (der letterzetters); waved rule; 
wellenstab. — F. triangulaire, scherpe 
of driehoekige scbroefdraad; triangular thread; 
scharfgangiges oder dreieckiges gewinde. 
F—s du verre, v. filandres 2) . ~ 
F. (ou Pas) de vis, schroefdraad ; thread 
or worm of a screw; schraubengewinde. 
Fileteisen, n., Filetzieher, m. hd. 
Lijn-of draadtrekker (werktuig om lijnen 
of draden op metalen te trekken); fillettool; 
tire- filets. 

Fileten, n. p1. hd., v. back-tools. 

Fileter, v. a. fr. Figuurlijnen op den 

rug van een boek maken ; to fillet; filetti


ren. — F. une vis, eene schroef snij 

to cut a screw; eine schraube schnei--den, 

den. ~ F. (de's vis) a la volée, uit 

de vrije band schroeven snijden ; to cut 

screws by hand or at random; aus freíer 

band schrauben schreiden. — F. en 

repassant, eene schroef nasnijden, den 

schroefdraad zuiver opwerken ; to chase the 

screw-thread; die scbraube nachscbneiden. 

Filethobel, m. hd. Filetschroef, soort 

van schrijnwerkersploegscbaaf ; fillet-plane; 

tire-filets. 

Filetnadel, f. hd. Maaspin, maasnaald; 
netting-needle, mash -pin; aiguille à filet. 


484 FILETTIREN — FILOCIJE. 


Filettiren, v. a. hd., v. fileter 1). 
Filetzieher, v. fileteisen. 
Fileur ou Tireur des cocons, 

m. fr. Afhaspelaar der cocons of zijworm tonnetjes; 
winder, silk-thrower; seidenhaspler. 
_ F. de soie, Tireur, zijde 
silk-spinner, silk-thrower; seiden--spinner; 
spinner. 
Fileuse, Tireuse, f. fr. Haspelaarster 
(der zijde); spinner, windster; hasplerinn. 

a. Filière, f. fr. (P. de comble, 
Panne) Bindbalk, draagbalk (van eenen 
dakstoel); purlin; plette, Pette, dachfette. 
dachstuhlfette. -Dwarstouw (dat men van 
't eene boord tot het andere spant; croprope, 
thwart-rope; quertau, dwarstau. 
F. à bobine, schiftrekbank, cilindertrekbank; 
drum-bench; leierbank, scbeibenziebbank, 
rollenbank. - F. á fil de 
métal, trekbank voor metaaldraad; drawbench 
for wire-drawing; drabtzug, drahtziebbank. 
- F. á tirer, Plaque 11liére, 
trekplaat ; draw-plate, drawing-plate; 
zieheisen, drahteisen. - F. á tuyaux, 
Lunette, trekring voor buizen of pijpen 
(van grooten diameter); gauge, gauge-plate; 
ziehring. 
b.Filière (F. a vis) Schroefsnij-ijzer, 
schroefplaat ; screw-plate; scbraubenschneideisen, 
schraubenblech. ~ F. brisée, F. 
a coussinets, schroevensnijder, v. diestock. 
i F. (a) charnière, schar 

; hinge-stocks, joint-gauge;-nierschroefstok 
scharnierkluppe, scheerkiuppe. - F. meeanique 
, schroeftafel ; screwing-table; 
leierkluppe. _ F. simple, schroefsnijdijzer, 
snij -ijzer; screw-tap; schraubenschneideeisen, 
schneideeisen, gewindeelsen. 

Filiforme, adj. fr., v. drahtfórmig. 

Filigran, m. hd., Filigrane, m. fr., 
Filigrane or Filigree, eng. Sieraad 
van fijn tralievormig goud-en ziiverdraadwerk, 
doorluchtig werk van goud-en zilverdraad, 
keurig bewerkt in den vorm van 
fijne draden of van graankorrels, filigraan. 

-Naam dien men verkeerdelijk (op voor 
meeste woordenboeken) ook geeft-gang der' 
aan de draadletters of figuren in den papier 
aan den afdruk daarvan in 't pa--vorm, en 
pier, v. filagramme 1), z). (work. 
Filigranarbeit, f. hd ,v. filigraned-
Filigranarbeiter, m. hd. Filigraan 


werker; filigrane-worker; ouvrier en filigrane. 
Filigrane (to), v. filigraner. 
Filigraned work,Filigree-work, 

eng. Filigraan werk ; filigranarbeit; ouvrage 
en filigrane. 

Filigraner, fr., Filigrane (to), 
eng., Filigranisiren, hd. v. a. Filigraneeren, 
als filigraan bewerken. 

Filigranglas, n. hd., v. fadenglas. 

Filigranporzellan, n. hd. Filigraan porselein 
; filigree porcelain; porcelaine en 
filigrane, pièce reticulée. 

Filigree, eng., v. filigran. 
Filigree-glas, eng., v. fi.ligranglas. 

Filigree-porcelain, eng., v. fili


gran-porzellan. (work. 
Filigree-work, eng., v. filigraned 
Filip, m. fr. Serge van Orleans (of van 

Pithiviers) ; Orleans-serge; serge d'Orléans. 
Filing, eng., V. feilarbeit. 
Filing-block, Filing-board,eng., 

v estibois. 
Filing-engine,Filing-machine, 

eng., V. feilmaschine. 
Filings, )l. eng., v. abfeilicht. 
Filirte seide, f. hd., v. soie mou


linée. (schen. 
Fill (to) up, v. a. eng., v. auffri-
Fillet, eng. Lijstje, rand, zoom, v. 

filet i). -Vierkante lijst of strook, sieraadbandje, 
v. filet carré a. ~ Rolvormig 
staafje of bandje, V. filet cylindrique. 
- (Doffing cylinder, Doffer), 
afnemer, v. dechargeur. ~ Lgnstempel, 
v. back-tools. — F. between 
the flutes, rib tusschen de groeven, v. 
filet des cannelures. ~ F. on 
silver vessels, Lijnvormig sieraad, etc., 

v. filet 3). -Krans aan zilveren vaat 
suage 3). - F-s, (Ribbons,-werk, v. 
Slips, Planchets) pl. eng. Metaalstrooken, 
bladen goud, zilver of koper, waaruit de 
muntplaatjes gedreven worden ; zaine; lames. 

Fillet-card, eng., v. bandkratze.. 
Fillet-plane, eng., v. filethobel. 
Fillet-tool, eng., v. fileteisen. 
Fillettrommel, f. hd., v. déchar


geur 1). 

Filling, eng. Aanvulling, v. ausfüllung. 
— F., or Filling-in, Fillingin 
stone, eng. Vulsteen (bij metselaars); 

fuiilsteine; remplage de muraille. - F. (or 
Feeding) of the furnace, v. aufgeben. 
— v. fillings. 

Filling-cave, eng., v. entonnerie. 

Filling-futtoek, eng. Stutsteker (en 
niet Stuksteker), v. alonge de remplissage, 
s. alonge. 

Filling-in, v. iïlling 2) . 
Filling-piece, eng. Kalf, klamp, kiessing 
(stop- of aanvullingsstuk, driekante vul 
schepen); tingel; grain d'orge. -lingslijst inFlling-place, eng. Vulplaats (aan 

den achtermuur des smeltovens, gevormd 
door eenen steen); einficllort; pierre de 
rustine, pied de rustine (face du fond du 
fourneau). (empli. 

Filling--room, Fill-room, eng., v. 
Fillings, pl. eng. Kamhout; kamra; 
frise de l'éperon. 
Filling-tie-beam, eng., v. entrait 
de remplage, s. entrait. 
Filling-timbers, eng., v. couples

-

de remplissage, s. couple, fr. 
Fillister, eng., v. feuilleret, falz


hobel. 
Fill-room, v. filling-room. 
Filoche, f. fr. Molensteenlichter (touw 

ter opheffing van den molensteen); millstone-
rope; muhlseil. 


FILO—FINISSEUSE — 

Filo-finisseuse, f. fr., v. continue. 

Filoir, m. fr. Spinnewiel ; spinningwheel; 
spinnrad. 

Filon, m. fr. Ertsader, mijnader, ertsgang; 
lode, vein, course; gang, erzgang. ••• 

F. stérile, v. faille. 
Filoselle, f., Fleuret, m. fr. Floretzijde 
; ferret, flirt-silk, flirt, flurt, floretsilk, 
filoselle; floretseide, flockseide, abseide, 
wirrseide. — Floretlint; ferret-ribband; floretseiden 
band. 

Filotiêre, f. fr. Smalle, sierlijk uitgewerkte 
glasrand om de ruiten heen ; narrow 
border of glass around the window panes; 

scbmale fensterscheibeneinfassung. 

Filter, eng., Filter, (Seiher), m. 
hd. Elk voorwerp (papier, doek, spons, kool, 
steen, etc.) geschikt ter doorzijging, filter, 
doorzijger; filtre, couloir, carrelet. 

Filter (to), To strain, v. a. eng.. 
Doorzijgen , klenzen , filtreeren ; abseihen, 
durchseilien, durchgiessen, filtriren; filtrer, 
couler, passer par ... ~ To f. the amalgam, 
V. abquieken. 

Filtering, eng., v. filtration. 

Filtering-bag , Filtering-cap, 
Hippocrates' sleeve, eng. Filtreerzak, 
trechtervormige filter van laken of andere 
stof, mouw van Hippocrates; filtrirsack; 
sac a filtrer, chausse ou manche d'Hippocrate. 


Filtering-basin, eng. Filtreerbekken 

(der chemisten); /iltrirbecken; bassin is filtrer. 

Filtering-machine, eng. Filtreer


machine; filtrirmnaschine; machine à filtrer. 

— v. durchseiher. 
Filtering-paper, eng., v. filtrirpapier.
Filtering-stone , Drip-stone ,

Strainer, eng. Filtreersteen, leksteen, zijg 


steen; filtrirstein; pierre a filtrer, grès filtrant. 

Filterrohr, n. hd.,v. chimney-filter. 

Filtration, f. fr. & eng. Het doorzij


gen, filtreeren ; das durchseihen, filtrirung. 

Filtre, m. fr., v. filter. ~ F. a 
eharbon, filter voor houtskool ; char-coalfilter; 
kohlenfilter. ~ F. en cheminée, 

V. chimney-filter. — F. de Taylor, 
V. bag-filter. — F. en toile, doorzijgdoek; 
cloth-filter; seihetuch, colirtuch, 
colatorium. 
Filtrer, v. a. fr., v. to filter. 
Filtrir-apparat von Taylor, v. 
bag-filter. 
Filtrirbeeken, n. hd., V. filtering


basin. 

Filtriren, v. a. hd., v. to filter. 

Filtrirhut, m. hd., v. chausse 1). 

Filtrirkanne, f. hd. Filtreerkan ; de


canter, co/fee-biggin; pot a filtrer. 
Filtrir-maschine, f. hd., v. filtering-
machine, durchseiher.

Filtrirpapier, n. hd. Filtreerpapier, 
ongeljmd jozefpapïer; /iltering-paper, sinking 
paper; papier h filtre, papier emporétique, 
papier fluant. 

FIN DE JUSANT. 485 

Filtrirsack, m. hd., v. filtering


bag, chausse. (stone. 
Filtrirstein, M. hd., v. filtering-
Filtrirtrichter, M. hd.,v. filtering


bag, chausse. 
Filtrirtuch, n. hd., v. beuteltuch, 

beutelgaze. 
Filtrirung, f. hd., V. filtration. 
Filure, f. fr. Spinsel, gesponnen dra


den ; spinning; gespinnst, gesponnene faden. 

Filz, m. hd. Vilt; felt; feutre. — Viltblad, 
v. fautre. ~ Doek tusschen het 
timpaan en de bom, v. blanchet. 
Slijkerts ; muddy-ore, slime-ore; mineral en 
vase, mineral boueux. 

Filzarbeit, f. hd., v. felting. 

Filzbllchen,n.hd., v. bouchon 2). 
Filzblech, Filzeisen, n. hd. , v. 

basin 6). 
Filzdeekel, m. hd., v. blanchet. 
Filzen, v. a. hd. Vilten; to felt; feutrer. 
Filzer, m. hd. Viltbereider, viltmaker; 

felter, feltmaker; feutrier. ~ Legger, v. 
coucheur. 

Filzgeige, f., Filzholz, n. hd. Gladhout, 
polijsthout (een met vilt of laken 
overtrokken stuk bout voor 't gladmaken of 
polijsten der kammen); comb-maker's polishing 
blade; alumelle, polissoir. 

Filzherd, Schlamherd, m. hd., v. 

abläuterfass. 
Filzholz, v. filzgeige. 
Filzig, adj. hd. Viltig, als vilt (van 

wol sprekende); felled together; court, toufu 

at mêlé. 
Filzholz, v. filzgeige. 
Filzkegel, Filzkern, m. lid. Vilt


kern (een sterk en zacht papier, dat de 
hoedenmaker bij 't vilten tusschen de vakken 
of viltstukken legt) ; parting paper; 
lambeau, feutrière., 

Filzlappen, m. hd. Viltlap, wrij#lap 
(tot zuivering van den rand der drukplaat); 
piece of felt; mariette. ~ Timpaandoek, 

v. blanchet. 
Filzmacher, m. hd , v. $izer I). 
Filzmühle, f. hd., v. dickmuhle. 
Filzplatte, Filztafel, f. hd. Vilttafel 
(der hoedenmakers); felting-board; table 
á feutrer. 
Filzruthe, Sperrruthe, f., Tem 
-pel, Spannstock, m., Spannholz, 

n. hd. Spanstok, spanhout (een heugelvormige 
liniaal aan 't weefgetouw); stretcher; 
temple, templu. ~ Snoer-of lusstok, v. 
baumruthe. 
Filztueh, n. hd. Viltlaken, gevilt laken 
; fitted. cloth; drag feutré. V. feutrière. 


Filzunterlage, f. hd., v. blanchet. 
Fimmel, m. hd., v. coin en fer, 

s. coin. 
Fin double, m. fr. Soort van fijn 
taunt ; superfine silk-ribbon ; seidenband, 
taftband. 

Fin de jusant, m. fr. Achterebbe;

44 



486 FINAGE 

the end of the ebb; hinterebbe, achterebbe, 
letzte ebbe. 

Finage, Blanchissage, m. fr. Verfijning, 
zuivering, loutering (van 't gegoten 
ijzer); fining, refining; das feinen, weissen. 

Finalleiste, f., Finalstock, m. hd., 

V. cul de lampe 3) . 
Fine (to) (or To refine), v. a. eng. 
Verfijnen, louteren, afdrijven, etc., V. affiner, 
abtreiben, ablautern. 

Fine—arch, eng. Vooroven (der glas of 
smeltovens) ; frittofen, vorofen fier die 
fritte; arcbe á fritte ou a fritter. 

Fine-bore (to) a barrel, eng., v. 
auskolben. 

Fine—borer, eng. Fijnboor, gladboor 
(ter voltooiing der geweerloopen);rohrschlichter, 
rohrschmirgler; adoucisseur, polisseur. 

Fine—cut line, eng. Kort (In 3 of 4 
deelen) gesneden vlas (in de machinale spinnerijen); 
Kurz geschnittener oaths; lin coupé 
en 3 ou 4 parties pour la filature. 

Fine-cut rasp, eng., v. beschrotfeile. 
Fine-grained iron, eng., v. fer 
dur, s. fer. 

Fine-grained wood, eng. Hout met 
fijne vezels; feinfaseriges holz; Bois à fil fin. 
Fine-iron, Fine-metal, eng. , v. 

feineisen. 

Fine—metal (of copper), eng., v. Coneentrationsstein 
( waar verkeerdeljk 
fire-metal staat) . ~ v. feineisen. 

Fineness, eng. Fijnheid (van goud en 
zilver als munt); lgthigkeit; finesse. 

Finer, Refiner, eng. Louteraar, afdrijver, 
frisscher (der metalen) ; frischer; 
fineur, affineur. 

Finerie, f. fr., Finery, eng., v. affinerie 
1), feineisenfeuer. Finery, 
eng., v. allemanderie. — v. 
affinerie 2 ). 

Finery—process, eng. Bereiding van 
het fijnijzer; feineisenbereitung; preparation 
du fin-mdtal. 

Finesse, f. fr., v. fineness. 
Fine-taille ou Douce-taille, f. fr., 

V. s. taille. 
Finette, f. fr., v. futaine. 
Fineur, m. fr., v. finer. 
Finir (Ragréer), v. a. fr. Nog eens 
en voor 't laatst overwerken, afwerken, de 
laatste hand aan iets leggen ; to work over, 
t,) finish; Uberarbeiten, vollenden. ••• F. 
de limer, gladvijlen ; to strip, to file 
smooth; schlichtfeilen. (de. 
Fingerhut, m. hd. Vingerhoed; thimble; 

Fingerling, m. hd., v. doigtier. 

Fingerlinge, m. pl. hd., V. femelles 
ou femelots, s. femelle. 
Finger-nut, eng., v. ecrou. 
Finger-stall, eng., v. doigtier. 
Fingerstein, m.hd., Finger-stone, 

eng., v. belemnit. 
Fingerstock, m. hd. Handschoenrekker, 
v. baguettes tij. 

--- FINISSEUR 

FingerstUck, n. hd. Vingerstuk (van 
eenen handschoen); forset; fourchette. 
Finger-stretcher, eng., v. finger


stock. 
Fining, eng., v. finage. 
Fining-mill, Fining-roller, eng., 

V. émoussoir. (engine. 
Finirmaschine,f. hd., v. finishing-
Finish (to), v. a. eng Afwerken, v. 
ausarbeiten, finir i). Uitverven, 

V. ausfrben. 
Finish, eng. : To give the f., v. 
ausrauhen. 
Finisher, eng. Heelgoed-hollander, v. 
cylindre affineur, s. cylindre 2) . 

F. (or Finishing-card), fijne kaarde 
etc., v. auskarde. — Vereffenaar (aan 
uurwerken); abgleicher; compensateur, finisseur. 
V. compensateur. ~ Afslijper, 
polijster (der speldepunten); polirer, spitzen 
finisseur. -gldtter; 

Finishing, eng. Het uitverven, afver


ven (der stoffen); ausfárbung; achèvement. 

vgl. ausfärben. •o Opmaking (van weef 

apprêt 1). ~ To give-sels, etc.), v. 

the f., v. s. buis 3). — F. the point


ing of the pins, v. finissage. 

Finishing-bit. eng. , v. álésoir 
(waar schichtbohrer in schlichtbohrer moet 
veranderd worden). 

Finishing—box,Finishing-head, 
eng. Soort van spil-of klosbank voor 't grove 
voorspinsel in de machinale katoenspinnerij 
(naar 't Engelsche stelsel); fertigstuhi; espèce 
de bobinoir. 

Finishing—card, eng.. Fijnkaarde, v. 
auskarde. 

Finishing-engine, eng. Machine tot 
het afronden en gladmaken der tanden van 
kleine raderen, walsmachine; arrondir-maschine, 
finirmaschine, whlzmaschine, zahnwalzmnaschine; 
machine á arrondir. 

Finishing fly—frame, Rovingframe, 
eng. Fijnspinmachine, v. bane 
a broches en fin, s. bane. 

Finishing•head, v. finishing-box. 
Finishing-roller, Merchantrollers, 
Rollers. pl. eng. Rekcilinders, 

V. cylindres étireurs on finisseurs. 
F.-roller, Finisher, heelgoed -hollander, 
v. cylindre affineur, s. cylindre 
f2). 

Finishing-tap, eng., v tap 4). 

Finissage, des épingles, m. fr. 
Tweede of laatste aanpunting der spelde schachten 
(op de fijnere stalen slijpschijf); 

finishing the pointing of the pins; das spi


tzen glatten, das glatten der nadelspitzen auf 
dem feinsten spitzring. 

Finisseur, m. fr. Fijne kaarde, v. auskarde. 
— Compensator of vereffenaar (aan 
uurwerken), v. finisher 3). ~ Afslijper 
der speldepunten, v. finisher &). ~ F—s, 
rekcilinder voor het staafijzer, v. cylindres 
étireurs ou finisseurs, s. cy


lindre. 


FINISSEUSE — FIRE-BOOM. 487 


Finisseuse, Finissoire, f. fr. Lok 

V. carde 3).-kenmachine, 
Finkennetten, Finkennetze, n. 
Pl., V. boarding-nettings. 
Finkennetzstieper, m., Pinken 

f. hd., V. batayole.-netzstu.tze, 
Finne, f. hd. Spijker ; nail; clou. •• 
Draaierssteekbeitel, V. biseau, drechseleisen. 
~ F. des hammers, baan 
des hamers; pane of the hammer; panne du 
marteau. (mer. 

Finnhammer, m. hd., V. bahnham


Finster,adj.hd.:den ofen f. führen, 
het ovenvuur doen verflauwen (bij metaalgieters); 
to slacken the fire; modérer le feu. 

Fiole philosophique , f. fr., v. 
Bologna-phial. 

Fioles du niveau, r. pl. fr. Verticale 
buizen van de waterbalans ; vertical 
tubes of the watertube-level; richtrôhren der 
kanalwage. 

Fiorit, m. hd. Kiezeltuf, floriet; pearlsinter 
; quartz concrétionné, tuf sillceux 
thermal. 

Fir, eng. Naam van verschillende hout 
-soorten behoorende tot het dennengesiacht: 
dennenhout, vurenhout, pijnhoomhout. etc.; 

fóhrenholz, tannenholz, hiefernholz, etc.; 

pin, sapin. 
Fir-beam, Fir-post, eng., v. barrefort. 
Fir-plank, eng. Vuren of grenen plank; 
fóhrenbrett; sapine. 

a. Fire, (Flame) eng. Vuur, vlam; 
feuer, flamme; feu, flamme. •• Fire, 
(Lustre) gloed;glaos (van een edelgesteente, 
eene parel); auge, glanz; oeil. ~ Blazing 
f., vlammend vuur; flamrnfeuer; feu qui 
flambe. ~ Brisk f., levendig vuur; leb 
feu ardent, feu vif. — Glow--haftes feuer; 
ing f. , gloed, kolengloed; glïh fewer; 
braise, feu de cbaude. — Open f., open 
vuur; offenes feuer; feu nu. ~ Reverberatory 
f., strijkvuur, reverbereervuur 
(der chemisten); streichfeu.er; feu de réverbère. 
••• Roasting f. (for copper), V. 
garfeuer. ~ Sharp f., sterk vuur (bij 
pottenbakkers); scharfes feuer; grand feu 
technique. ~ Slow f., Small f., zwak, 
flauw vuur (bij pottenbakkers); lavierfeuer, 
gelindes feuer; trempe, petit feu technique. 
~ Smoky f., v. enfumage. — Violent 
f., hevig vuur (der smidsen); gluth; 
feu violent. 

b. Fire, Firing, vuur, het lossen of 
afbranden van vuurwapens; feuer; feu. 
F. of small arms or of musketry, 
Musketry-fire, kleingeweervuur ; ge 
feu de mous--wehrfeuer, kleingewehrfeuer; 
queterie, fusillade, feu d'infanterie. — F. 
by faces in square, gelederenvuur 
(ter verdediging der carrés); gliederweise 
salve, carré• fewer; feu de rangs. n•• F. by 
bataillon, bataijonsvuur ; bataillons-Feuer; 
feu de bataillon, feu par bataillon. — F. 
by sub -divisions or by divisions, 

pelotonsvuur; pelotonfeuer; feu de peloton. 

— F. of the line or in line, linievuur, 
het vuren in linie; linienfeuer; feu 
de ligne. — File-f., Independent f., 
rottenvuur; rottenfeuer; feu de deux rangs. 
F. by ranks, gelederenvuur; gl-iederfeuer; 
feu par rang, feu de rangs. — 
v. feu. — — Fire of artillery, ge 
schutvuur; geschulzfeuer; tir de bouches à 
feu. — The firing point-blank, het 
kernschot ; der lernschuss; tir horizontal de 
plein fouet, tir horizontal, tir parallèle. — 
The firing or practice at any 
degree of elevation above pointblank, 
het boogschot; der bogenschuss; 
tir élevé. tir à feu courbe, tir courbe. 
The vertical f., bet verticale vuur; 
das vertikalfeuer, wurfjfl'euer; feu vertical. 
The firing round-shot, the practice 
with round shot, bet kogelschot ; 
der Icugelschuss; tir h cartouche a boulet. — 
The firing hot shot, het schot met 
gloeiende kogels; der gluhkugel-schuss; Ie tir 
à boulets rouges. ® Thp firing in 
salvos of a whole battery, salvovuur, 
salvo; lagenfeuer; feu de salve, feu 
en salve ou par salve. — v. feu. 
Fire (To), V. n. eng. Vuren, vuur 
geven, schieten ; feuern, feuer geben, .schiessen; 
faire feu, tirer. ~ To f. at a target, 
To practise, naar de schijf schieten, 
schijfschieten; nach der scheibe schiessen, 
scheibe schiessen, ziel schiessen: s'exercer 
à tirer au blanc ou à la cible, faire l'école. 

— To f. with blank cartridge, 
blind schieten ; blind schiessen; tirer en blanc 
ou à poudre. — To f. en barbette, 
van eene speelbatterij schieten ; uber bank 
schiessen; tirer á barbette - To f. 
with full service-charge, met volle 
lading schieten ; mit voller ladung schiessen; 
tirer a charge pleine. — To fire with 
reduced charge, met zwakke lading 
schieten ; mit schwacher ladung schiessen; 
tirer a charge fait€ le. — To f. with 
loose powder, met los kruit schieten ; 
mit losem pulver schiessen; tirer a poudre 
non renfermee dans un sachet. _• To f. 
hot shot, met gloeiende kogels schieten; 
mit gliehenden kugeln schiessen; tirer á boulets 
rouges. ~ To f. in salvos, salvovuur 
geven; lagenweise feuern; tirer par salves. 
Fire-arm, eng. Vuurwapen, vuurroer, 
schietgeweer; feuergewehr, schiessgewehr, 
feuerrohr, feuerwa/fe; arme a feu, armes à 
feu portatives. 

Fire-arrow, Fire-pole, eng. vuurpijl 
; feuerpfeil; dard a feu. 
Fire-ball, eng., v. bombe creux 

— Small f., v. feuerknáuel. 
Fire-bar, eng., v. feuerroststab. 
Fire-barrel, eng., v. baril a feu. 
Fire-boat, Fire-ship, eng. Brander; 
brander; brulot. 

Fire-boom, Fire-hook,eng. Brand


haak, afhoudspier (om de nadering eens 


488 FIRE-BOX -- FIRSTENB.A.U. 


branders te beletten); brandhaken; bout-dehors 
pour écarter l'approche d'un brulot. 
Fire-box, eng., v. botte à feu, s. 

botte. [pe l). 
Fire-box-shell, eng , v. envelopFire-
boy, eng., v. chauffeur. 
Fire-brick, Kiln-brick, eng., v. 

brique 2) (alwaar abusievelijk fine-brick 

staat). (v. autel. 
Firebridge, Flame-bridge, eng., 
Fire-
bucket, eng„ V. feuereimer.

-

Fire-clay, eng., v. argile réfrae


taire. 
Fire-clew, eng., v. feuerknuel. 
Fire-cock, eng., v. feuerhahn. 
Fire-damp, eng., v. crouwin. 
Fire-door, eng., v. feuerthi r. 
Fire-engine, eng., v. feuerspritze. 
Fire-escape, eng., v. feuerret


tungsapparat. 
Fire-fan, eng., V. éeran, éventoir. 
Fire-grate, eng., v. feuerrost. 
Fire-guard, eng. , v. fender 1) , 

feuerschirm. 

Fire—hook, eng. Brandbaak, v. fire— 
boom. — Ovenroerijzer, vuurhaak; ruhrkriucke, 
lbschhaken, ruhreisen; ráble. 

Fire-iron, eng. Pook, v. feuereisen 
i). — Breekstang, V. abstechstachel. 

~ Smidsstookijzer; schurstab, schi rstachel, 
sch-urhaken, kohlenrechen, stecheisen; tisonnier, 
rouable, rouble, reelable, raspe. 
Litte f. etc., V. estogard.

Fire-ladder, eng., v. éehelle 5).
Fire-lock, eng., V. feuergewehr. 
Fire—lutes, pl. eng. Vuurvast kleefdeeg 
of cement (voor chemische toestellen); 

kitt, beschlage; luts infusibles. 
Fire-man, eng., v. chauffeur. 
Fire-opal, eng., v. feueropal. 
Fire-pan, eng. Vuurpan, v. Coal— 

pan. — Vuurpan, vuurpot (des bliksla 

lóthtop f, gluthtop f; marmite a feu. •n•-gers); 
Kleine goudsmidsvuurpan ; leuchterschälchen; 
bassinet. 

Fire-place, eng. , v. botte à feu, 

S. botte ; chauffe 2); feuerloch. 
Fire-plug, eng., v. feuerhahn. 
Fire-pole, eng., v. fire-arrow. 
Fire—pot, eng. Vuurpot, springpot, 
zwermdoos (gebezigd bij 't verdedigen eener 
bres, etc.); feuertopf; pot à feu. 
Fire-pyramid, eng., v. feuerpyramide. 


Fire—room, eng. Schacht van eenen 
boogoven ; schacht, kernschacht, eisenkasten, 
ticmpel, gestell; cuve, cheminee. 

Fire-sereen, eng., v. feuerschirm. 
Fire-scuttle, eng. , v. feuerluke. 
Fire-sheet, eng., v. feuernapf. 
Fire-ship, eng., v. fire-boat. 
Fire-shovel, eng.,v.feuerschaufel. 
Fire-squirt, eng., v. feuerspritze. 
Fire-steel, eng., v. feuerstahl. 
Fire-stone, Sandstone-grit, Re


fractory sandstone, Millstone


grit, eng. Vuurvaste zandsteen (waaruit 
de wanden van den vuurhaard eens boogovens 
bestaan) ; gestelisteine; chemise de 
l'ouvrage d'un baut-fourneau. 

Fire-surface, Heating surface, 
eng. Verwarmingsviakte (gedeelte van de 
oppervlakte eens stoomketels, waarop de in 
den vuurhaard ontwikkelde warmte recht 

-streeks

werkt); heizfdche, feuerfldche, erwdrmungsldche; 
surface de chauffe. 
Fire-tile-block, eng Groote vuur


. 

vaste baksteen (ter bekleeding van eenen 
boogoven); art grosser feuer(este mauerziegel; 
bloc réfractaire. 

Fire-trunk, eng., v. feuerkisten. 

Fire—tubes , pi. eng. Vuurkanalen, 
vuurgangen (der stoommachines); zege, fzcchse, 
feuerkandle; carneaux. 

Fire-watch, eng., V. feuerschiff t). 

Fire-wheel, eng., v. feuerrad. 

Fire-wood, eng., v. chauffage i). 
Fire-work, eng., v. feu d' artifice, 
s. feu 7). ~ F. for diversion, 
Artificial f., v. feu g). — Military 
f., v. feu 8). (werker. 

Fire-work-maker, eng., v. feuer-

Firing, eng., V. fire, firing, s. fire b. 
~ F. of military mines, het aan steken 
van mijnen ; minenentzicndung; inflammation 
des mines de guerre. 

Firing-iron. eng.,v. brenneisen 2). 

Firlining, eng., v. bolster 3) . 

Firmamentstein,m. hd. Opaal, melk. 
blauwe, glasachtige, bijna doorschijnende 
edelsteen van 't kiezelgeslacht, firmamentsteen 
; opal; opale. 

Firmer-chisel, eng., v. bee d'ane 
b., s. bee. 

Firniss, m. hd. Vernis ; varnish, gloss; 
vernis. — Fetter f., vet vergis, olievernis 
(in vette oliën opgeloste harsen); oilvarnish; 
vernis gras. — F. snit fuch 

-tigem 01,

vernis met vluchtige olie ; volatile 
oil-varnish; vernis aux huiles volatiles, 
résines dissoutes dans des huiles volatiles. 

Firnissballen, m. hd. Vernisbal (der 
graveurs); ball for varnishing the copperplate; 
tapette. . 

Firnissen, v. a. hd. Vernissen ; to 

varnish; vernir, vernissen. 

Firnissfarbe, f. há. Vernisverf (verf 

met vernis gewreven); varnish-color; couleur 

broyée avec du vernis. 

Firnisspapier, n. hd. Geglaceerd pa


pier; glazed paper; papier glacé ou verni, 

First, v. firste. (papier lisse. 

Firstbalken, m. hd. Nokbalk; ridge


piece; poutre de faite, faite. 

Firstbleeh,n.hd.,v.enfattement 2). 

Firste, f. hd. Nok, v. fatte i). ^•• 

Mijndak ; roof of a mine-work; fate, sommet, 

toit dessus. 

Firstenbau, m. hd. Mijnbouw met opgaande 
trappen of indiepingen ; working in 
reverse or ascending steps; ouvrage à gradins 
en montant. 


FIRSTENERZ 

Firstenerz, n. hd. Erts, dat dicht bij 
het mijndak, bij de oppervlakte des gronds 
wordt aangetroffen; ore found in the roof; 
minerai den haut, de dessous la surface. 

Firstennagel, m. hd. Nokpanspijker; 
pin for fastening ridge-tiles; clou de la tulle 
faltiere. 

Firstenplatte (bleierne), f. hd., 

V. fattiere 'ij.
Firstenstein, m. hd. Noklei ; slate 
for covering the ridge of a roof; ardoise 
faitiere. 

Firstenstempel, m. hd. Stut onder 
't mijndak ; prop, stay; étrésillon. 

Firstenstoss, m. hd. Opgaande trap 
in eene mijnschacht; ascending or reverse 
step; gradin renversé. .. In fïrstenstbssen 
and strassen, verdiepingsge'
9vijs; by reverse steps; par etages. 

Firstenweise, adv. hd. Opwaarts, naar 
't mijndak of de oppervlakte been ; towards 
the surface, upwards; en haut, vers la surface. 

Firstenziegel, m. hd. Nokpan, vorst


pan ; crest-tile, ridge-tile; faitiere , tulle 

faitière. 

Firstenwulst von blei, m. lid., v. 

faitière VA). 

Firsting, eng., v. bitterlauge.

Fisch, m. hd., v. étambrai. 

Fischabdruck, m. hd. Afdruk van 

eenen visch in leisteen, viscbsteen ; ichthyolithe; 
icbtbyolithe. 
Fisehauge, n. hd. Hard, schelpvormig 
veldspaatb ; hard feldspath; adulaire. 
Fischaugenstein, m. hd. Visschenoogsteen 
; apophyllite; apophyllite.
Fischband, n. hd., v. fiche I), fiche 
à vases. — Gekrippter fischband, 

V. fiche coudée. 
Fischbauchig, adj. hd. Golfsgewijze, 
als een vischbuik ; fish-bellied; ondulé, à 
ventre de poisson. 

Fischbauchschiene, hd. Vischbuikscheen, 
als een vischbuik golvende spoorstaaf; 
/ish-belly-rail, fish-bellied rail; rail 

ondulé. 

Fisehbein, n. hd. Balein ; whale-bone; 

balein e. Weisses f., v. cuttle—bone. 

Ungerissenes f., walvischbaarden; 

whale' fns; fanons de baleine. 

Fischbeinform, f. hd. Goudsmids


kroes van inktvischschaal; mould made of 

cuttle-bone; creuset. dos de sècbe. 

Fischbeinhygrometer, m. hd. Ba


leinen hygrometer; whale-bone-hygrometer; 

hygromètre a baleines. 

Fischbeinreissen, Fischbeinsie


den, n. hd. Het baleinscheuren, het be


werken of splijten van het balein (de ge


zuiverde walvischbaarden) tot vierkante of 

platte staafjes ; splitting of whale -fins; action 

de fendre les fanons de baleine. 

Fischbeinreisser, -sieder, m. hd. 

Baleinscheurder, baleinsplijter; splitter of 

whale-fins; fendeur de fanons de baleine. 

Fischdreg, M. hd., v. creeper. 

FISTULE. 489 

Fisehe, f. hd., v. fiche 1). .• Vissing, 
mastgat, V. étambrai. 

Fiseheisen, n. hd. Kleine ijzeren deur 
(des gietovens); small iron door; petite porte 
de fer. 

Fischen, V. a. h.d.: Den anker f., 
Nach dem anker f., v. draguer 3) . 
~ F. (vom steuer), den grond (met het 
roer) raken ; to make foul water; toucher. 

Fischhaut, f. hd. Vischhuid, segrijn; 
fish-skin, shagreen ; peau de poisson, peau 
de Chien de mer, peau d'ange. — F. am 
haken des hahns, v. face carrelee 
de la crête du Chien. 

Fischleim., m. hd. Vischlijm ; fishglue, 
isinglass, ichthyocolla; colle de poisson, 
ichthyocolle. 

Fischrogenstein, m. hd. Vischkuitsteen, 
bolvormige koolzure kalk ; globular 
carbonate of lime; chaux carbonatée globuliforme. 


Fischstein, m. hd. Vischsteen (afdruk 
van eenen visch in leisteen) ; ichthyolite; 
ichthyolite. 

Fischtau, n. hd., v. drag-rope. 

Fischthran, Thran, m. hd Traan; 
fish-oil, train-oil, whale-oil, blubber, oil of 
blubber; huile de baleine. 

Fisehung, f. hd., v. étambrai. 

Fisehwerk, n. hd. Uitgezocht en gezift 
erts ; picked and sieved ore; minerai 
trié et passé au crible. 

Fisetholz, n. hd. Geelbout, fustethout, 

fustet, Hongaarsch geelnout; fustic; Bois de 
fustet, fustet ou fustel. 

Fish, eng. Noodspaak, v. faux—rais. 

Versterking, schaal, wang (van eenen 
mast, etc.); blatt, lapp (des bugspriets); schale, 
wange (eines mastes); fourrure, jumelle.

 Penterhaak, v. eroe . 3). 

(Fish-plate) Spoorscheen, v. éelis


se 2), 4). 

Fish (to), v. a. eng. Bekleeden, beslaan 
(een stuk bout met een ander); uberblatten 
(zur verstdrkung eines holzstucks); 

armer one pièce de bois par une ou deux 
fourrures. •d•• To f. a mast, v. be


wangen. (chig. 
Fish-bellied, eng„ v. flschbauFish--
bellied rail, Fish-belly


rail, eng., v. fischbauchschiene. 
Fished, eng., v. e-clissé. 
Fisherman's bend, eng., v. eta


lingue ij. (3. 
Fish—hook, eng. Penterhaak, v. eroe 
Fishing, eng., v. eelissement. 
Fish-oil, eng., v. fischthran. 
Fish-plate, eng., v. éclisse 2), i). 
Fish-skin, eng., v. fischhaut 1). 
Fisse, f. hd. Streng garen (aan boord); 

cord of twine, haul of garn; ecbeveau. •• 

F. oder Fisser, vissing, v. étambrai. 
Fissure, f. fr. Spleetje, kleine barst; 
rent; rise, spalt, sprung, spalte. nnr Mijn kloof, 
v. fente 3). 

Fistule, f. fr. Verkeerde, mislukte slag 


490 FIT 

met den hamer, etc.; bad stroke of the hammer, 
etc.; falscher schlag des hammers, etc. 
Pit (to), v. a. eng. Aanpassen, aan 
bijbrengen om te passen ; anpas--leggen of 
sen; présenter. — Opsluiten, ineenvoegen, 

V. embotter. •• Formeeren (de borden 
of kartons naar de grootte van bet boek 
haaks afsnijden); formiren; rabaisser (le 
carton). — To f. into, inpassen, v. 
einpassen 1). s To f. a machine, 
V. to erect 2). — To f., v. n. passen, 
V. einpassen t) . 
-
Fitter, eng. Snoer-of lusstok, v. baumruthe 
(waar abusievelijk filter staat. — 
Pasmaker; herrichter; ajusteur. — Justeerder 
(in de munt), v. ajusteur. — Klaarmaker, 
inordebrenger (b. v. van den toestel 
ter gasverlichting); zubereiter, anordner; apprêteur, 
monteur. 

Fitze, f., Fitzfaden, Fitzband, 

m. hd. End, waarbij men eene streng (garen, 
zijde, etc.) begint op te winden ; thread-end 
of a skein; sentene d'écheveau. 
Pitzfeile, f. hd Naaldvijl ; file for perforating 
needles; lime d'aiguille ou à aiguille, 
lime a évider les aiguilles. 

Fitzhaken, m hd. Zeefmakershaak; 
sieve-maker's hook; crochet du faiseur de 
cribles. 
. Fitzstock,, m. hd. Spanbout, spanstok 
(van 't weefgestoelte); temple, templet, stretcher; 
temple, templu. — Zeefmakersstok; 
sieve-maker's stick; tringle. 

Fitzzange, f. hd. Naaldenmakers-tangetje 
; needler's pincers; pincettes d'aiguillier. 
Fig, adj. hd. vast, v. dead 3). — 

Vast, ingemetseld; stationary; fixe. 
Fix, adj. eng. Vuurvast, v. feuerbestandig. 
Fix (to), v. a. eng. Vastleggen, v. 
assurer l) . ~Opdragen, v. asseoir 2) . 

Vastleggen, den vloeibaren, vluchtigen 
of gasvormigen toestand doen ophouder, ; 
/ixiren, /igiren; fixer. — Vastmaken (bij 
goudsmeden); befestigen; arreter. — To f. 
a rope, v. chabler. ~ To f. the 
outline, den omtrek bepalen (bij graveurs); 
die contour (eststellen; arrêter le contour, le 
trait. ® To f. shot—bottoms, kogels 
opklossen, V. to bottom 3). 

Fixage, Appareil de fixage, de 
vaporissage, m. fr., v. dampfapparat. 


Fixation (des couleurs a l'aide de la 
vapeur), f. fr. Het vastleggen (der kleuren 
door middel van stoom) ; steaming; das 
damhfen. — F. de l'éeriture, fr., 
Fixation of the writing, eng., v. 
fixirung der schrift. 

Pixe, adj. fr. Vast, v. fix, adj. hd. 2). 

vuurvast, v. feuerbestandig. 

Fixed, adj. eng. Slapend, vast, V. 

dormant, adj. fr. — F. salt, v. fixes 

salt. 

Fixement, m. fr. Het vuurvastmaken, 
v. feuerbest€indigmachen. 

FLACHEISEN. 

Fixer, v. a. fr. Vastleggen, v. to $X 3). 

Fixes salz, n. hd. Vast zout; fixed 
salt; sel fixe. 

Fixidity, eng. Vuurvastheid, v. feuerbestandigkeit. 


Fixing, eng. Het vuurvastmaken, v. 
feuerbest ndigmachen. — F. (of 
melted iron), vastwording, verstijving (van 
gesmolten ijzer); erstarrung; congélation. 

Fixiren, V. a. hd., v. to fix 3) . — 
Vastleggen, v. assurer 1). 

Fixirung der schrift, f. hd. Het 
vastleggen van 't schrift (bij den electrischen 
telegraaf); fixation of the writing; fixation 
de I'dcriture. 

Fixite, f. fr. Vuurbestendigheid, v. 
feuerb estindigkeit. 
Fixture , eng. Schoorstuk , karbeel 
strebeholz; retenue. 

Fixwalze,f. hd.Uitspreider,v.elearer. 

Fizzing heat, eng., v. welding 
heat. 
Flaecidité, f. fr., Flaccidity, eng. 
Slapheid ; schlaffheit. 

Flach, adj. & adv. hd. Vlak, etsen 
flat, plain, level; plain, plat. — F. in 
den wind segeln, v. aller de bout 
au vent. — F. vor den wind segeln, 
v. arrière, adv. 1). ~ F. zwischen 
deck, vlak, niet hoog tusschendeks; 
not high between decks; dont l'entrepont 
it tres peu de hauteur. — Flache 
see, kalme, vlakke, effen, geslechte, slechte 
zee ; smooth sea; mer calme. 

Flachbohrer, m. hd. Voorboor, v. 
amorcoir 1). 
Flachdächsel, Plachdeichsel, 

m. lid. Vlakke dissel, V. erminette 2). 
Flachdraht, m. hd. Geplet staaldraad; 
pendulum-wire, flat wire; fil plat. 
Flaehdrehen, v. a. hd., v. to face 3). 
Flache, f. (ou Dévers m.) ( dune 

poutre) fr. Wankant, scheeve of kromme 
kant (van eenes balk), dull-edge, rough edge; 
bad bevel; baumkante, wahnkante, waldkante, 
schalkante. — Couper ou scier 
les f—s, v. abschwarten. 

F1aehe (am flintenschloss) f. hd. Slotplaat, 
V. corps de platine, s. corps. 
— Metselaars-bikhamer ; pick; bachette. — 
Ebene f., Vlak, effen vlak, v. face, 
eng. 1). — Abhangige oder Geneigte 
f., hellend vlak ; inclined plain; plan incliné. 
— F. (eins sabels), plat (van eene 
sabel); flat; plat. 

Flache-dosse , Dosse-flache , 
Planche flacheuse, f. fr. Schaal, 
schaaldeel (eerste en laatste plank van een 
bezaagden balk); slab, flitch, flaw, flaw-piece, 
outside-board, outside-plank; sch warte, bei 

-schale, schale, schille, klappe, dosse, ort 
diele, zaundiele, balkenschlotte, scbdlig, aussenbrett, 
endbrett, ortbrett, schwartbrett, 
scbillstuck. 

Flacheisen, n . hd. Goudsmidsaan beeld; 
goldsmith's anvil; enclume d'orfêvre. ~ 


ELACHELN 

Beeldhou wersbeitel , V. fermoir des 
sculpteurs, S. fermoir. ^ Plat staafijzer, 
v. demi-laine. (Flachmeis-
Sel), platte beitel, v. chisel 6). ••• Lepelbeitel. 
v. eiseau a cuiller, s. ei 

-seau. 
Fldeheln, V. a. hd. Sierlijk drijven, 
beitelen, etc., v. ciseler 1). 
Flaehen, V. a. hd. Effenen, slechten, 

V. aplanir 1), egaler (ou égaliser) 1). 
Flächeninhalt, Flachenraum, 
m. hd. Vlakte-inhoud, V. aire 1). 
Flâehenmass, n. hd. Vlaktemaat, 
vierkante maat; square measure; mesure de 
surface plane. 

Flehenmeile, f. hd. Vierkante mijl; 
square mile; lieue carrée. 
Flaehenmesskunst, Fl chenmessung, 
f. hd. Vlaktemeetkunst, vlakte 
planimetry; planimétrie, géométrie-meting; 

des surfaces. 
Fläehenraum, v. fl ,eheninhalt. 
Flachenruthe, f. hd. Vierkante roede; 

square rod, perche carree. 
Flaehensehuh, m. hd, Vierkante 
voet ; square foot; pied carré. 
Fläehenwinkel, m. lul. Vlakke boek; 
plain angle; angle plan. 

Flehenzahl, f. hd. Getal, dat ontstaat 
uit de vermenigvuldiging van een getal 
met zich zelven (vierkant getal) of met 
een ander getal; square number; plain number; 
nombre carré; nombre plan. ••° Dop 

-pelte f.,

kubiek getal; cubic number; cube, 
nombre cube ou cubique. 
Flächenzoll, m. hd. Vierkante duim; 
square inch; pouce carré. 

Flacheux, Dévers, adj. fr. Wankantig 
(hout); dull-edged, flawy; baumkantig, 
schaikantig, wabnkantig, waldkantig. 

Flachgange, m. pl. hd. Vlakgangen, 

V. bordage 3) . 
Fiachgeschliffen, adj. hd. Vlakgeslepen 
(lij juweliers); tabulated; taillé en table. 
Flachhohleisen, n. hd. Beeldhouwersbeitel 
; sculptor's gouge; goujon, rondelle. 
Flachkettig, adj. hd. Met vlakken of 
horizontalen ketting (van zekere weefsels); 
having a flat or plain warp; de basse-lisse. 
vgl. basse-lisse. 

Flachmeissel, m. hd., v. chisel 6). 
Flachrelief, n. hd., v, flache ar 

s. arbeit.-beit, 
Plachs, m. hd. Vlas ; jïax, line; lin. 
~ F. von zweiter gattung, v. re.. 
paron. — Roher f., ruw, ongehekeld 
vlas; raw flax, undressed flax; lin cru.• 
Zubereiteter f., gehekeld vlas; dressed 
flax; lin préparé. — Geschnittener f. 
(Kurzflachs), gesneden vlas, kort vlas; 
cut flax, cut line; lin coupé. ~ F. im 
stroh (Strohflachs, Flachsstroh), 
vlas in 't stroo, in 't hout, (vlas in zijn ruwen 
staat, alleen gedroogd, maar niet gebraakt); 
flax-straw; lin en paille, en bols, en 
chaume, paille de lin. 

FLACHZANGE. 491 

Flachsbandmaschine, f. hd., v. 

bandmaschine. 
Flachsblauel, n. hd., v. beater 2). 
Flachsbreche, f. hd., v. brake 1). 
Flachsbrechen, n. hd., v. aus


klopfen. 

Flachsbrecher, m. hd. Vlasbeuker, 
vlasbreker; flax-braker; macqueur, broyeur. 
Flachsbrechmaschine, f. hd , v. 

breaking-machine. 
Flachscheibe, f. hd. Vlakke borlogemakers-
schijf (rond plaatje om te onder 
kas van 't horloge niet scheef-zoeken of de 
is); flat plate; compas. 

Flachschienen, f. pi. hd. Vlakke 
rails of spoorstaven ; flat rails, plate rails; 
rails plats. 

Flachsdarre, f. hd. Droogplaats voor 
het vlas; flax-drying-house; séchoir pour 
he lin. 

Flachsfabrik, f. hd. Vlasfabriek; flaxmill; 
manufacture de lin. 

Flaehshechel, m. hd. Vlashekel ; 
flax-comb, hatchel; séran, sérancoir. vgl. 
affinoir. 

Flachshecheln, n., Flachshechlerei, 
f. hd. Het vlashekelen ; flax-dressing; 
peignage du lin, sérancage. 

Flachsleinwand, f. hd. Lijnwaad 
van vlas, vlaslinnen, linnen; flaxen linen; 
toile de lin. 

Flaehspiegel, m. hd. Vlakke spiegel; 
plain mirror; miroir plan. [2). 

Flaehsraufe,f.hd. Vlasrepel, v. drège 
Flaehsraufen, n. hd. Het vlasrepelen 
; rippling of flax; action de dréger he lin. 
Flachsröste, f. lid. Root- of rotplaats 
voor bet vlas, reute ; retting-tank, rettingpit, 
rotting pond, rotting-pool, railing-pool, 

soaking-place, place where flax is steeped or 
soaked; routoir, rouissoir, rouitoir, rutoir. 

Flaehsrösten, n. hd. Het vlasroten ; 
netting, rotting, raiting, soaking or steeping 
of flax; rouissage, rooit. 

Flachsschbe, f. hd., v. bullen, 

eng., aeheln. (vroir. 
Flachsschwinge, f. hd., v. échan-
Flachsspinnmaschine, f. hd. Spin


machine voor 't vlas; flax-spinning machine; 
machine á filer le lin. 
Flachsstein, m. hd., v. amiant. 

Flachsstroh, n. hd., V. flachs ira 
Stroh, s. fl.achs. 

Flachsstab, m. hd. Vlakke of platte 
(ijzeren) staaf; flat bar; barre plaie. 
Flachstahl, m. hd. Vlakke draaibeitel; 
flat chisel; tournoir. 

Flachstange, f. hd. Aanbeeld tot het 
rondzetten of hol uitdrijven (der knoopen); 
button-stamper's anvil; enclume à eniboutir 
(les boutons). (plate. 

Flachstichel, m. hd., V. échoppe 

Plachwerk, n. hd. Met vlakke pannen 
gedekt dak ; fat-tile-rooting; couverture it 
claire-voie. 

Flachzange, f. hd., v. béquette. 


492 FLACHZIEGEL 

Flachziegel, m. hd. Vlakke dakpan ; 
flat tile; tuile plate. 

Flack, n. hd. Vlak, onderste buitenbodem 
van een schip; flat bottom, outward 
ship's floor; plat -fond. 

Flack of fire, eng , v. battitura. 

Flaeke, f. hd. Vlaak (teenen horde, 
waarop de wol ter schoonmaking geslagen 
wordt); hurdle; claie d'osier. 

Placken, v. a. hd. • Vlaken ; to beat 
(wool) with sticks; battre (la laine) pour 
la nettoyer. 

Flackmaschine, f. hd., v. batteur 
1) (waar bij vergissing flockmaschine staat). 

Flacon-laveur, Flacon de lavage, 
m. fr. 'Waschflesch (der chemisten); 
washing-bottle; waschbflasche. •r F. tubule, 
flesch met 2 of 3 halzen ; two- or threenecked 
bottle; flasche mit 2 oder 3 hhlsen. 

Flader, m., V. bois madré. 
Fladerig, adj. hd. Opgespleten (van 
mijnranden), open ; flawy; fendillé, ouvert. 

— Geaderd, v. filandreux. 
'Fladdermine,f.hd., v. flattermine. 
Flag, eng. Vlag, v. colors, s. color, 
& pavilion 8) etc. F. (or Flagging 
stone), vloertegel, v. carreau I). 
~ Vloer van vierkante tegels, v. earrelage. 
— F-s in pavement dia 

v. fliese ij. (tain.-mond, 
Flag-captain, eng., v. fiagg-kapi-
Flage, f., Stosswind, m. hd. Vlaag, 
bui, zeng, v. bb. 
Flagggast, m, hd. Vlaggegast, zeeman 
die 't opzicht over de vlaggen heeft; sailor 
who has the care of the flags; capitaine des 
pavilions. 

Plagge, f. hd., v. flag. 

Plaggen, v. n. hd. Vlaggen ; to be 

dressed (with flags); etre pavoise. 
Flaggenfall, m. hd. Vlaggeval, V. 
drisse du pavilion, s. drisse. 
Flaggenführer, Flaggenofzier, 

m. hd. Vlagofficier; flag-officer; officier général 
de la marine. 
Flaggensehiff, m. hd. Vlaggeschip; 
flag-ship; vaisseau commandant. 
Flaggenstoek, m. hd. Vlaggestok; 
flag-staff, ensign-staff; baton de pavilion, 
épars, hampe. 

Flaggentuch, n. hd., v. bunting, 

Flagg—kapitain, m. hd. Vlaggekapitein 
; flag-captain; capitaine du vaisseau commandant, 
capitaine de pavilion. 

Flaggmann, m. hd., v. fiaggenf 
i firer. 

Flaggschiff, n. hd., V. flaggenschiff. 
(stock. 

Flaggstab, m. hd., v. flaggen-

Flaghook, eng. Haak of lus ter bevestiging 
van de vlag aan den stok ; bse der 

lanze; boucle porte-flamme. 
Flag-of cer,eng.,v.$aggenfi firer. 
Flag-ship, eng., V. flaggensehifi'. 
Flag-staff, eng., v. flaggenstoek. 
Flag-stone, eng., V. bodenstein 2). 

- FLAMMEN. 

Flake, eng. Vlok (bij chemisten); flocken; 
flocon. ~ Hangstelling (aan boord); stelling; 
dcbafaud. ~ In schilferige lagen voorkomende 
massa ; in schichten lagernde massa; 
matiére lamellee. — White f., v. céruse 
en lamelles. — F.—white, v. blane 
d'Espagne. ® F-s, metaalschilfers, v. 
bleche (schuppenfurmige). 

Flake (to), v. a. eng., v. ecailler i). 
Fiamande, f. fr. Bijzonder schrijn 
peculiar tool of the joiner;-werkerswerktuig; 
eigenes werkzeug des schreiners: 

Flambeau, m. fr.Flambouw,v. fackel. 
~ Derde kook- of raffineerpan voor de suiker; 
third copper; dritte siedepfanne. 

Flamber, v a. fr. Afzengen, v. ab 

i F. la calebasse, den ke--sengen. 
tel des koepelovens droogstoken; to heat 
the calebasse-furnace; den kesselofen abwdrmen. 
••• F. le haut-fourneau, F. 
le creuset d'un haut-fourneau, 
de ovenslakken na volbrachte aftapping van 
't metaal afkoelen ; to blast the cinders after 
tapping, to flame the blast-furnace ; die 
schlacken nach vollendetem abstich ausblasen. 
—, F. (ou Noircir) les monies, 
de gietvormen berooken ; to smoke the moulds; 
die gussformen anrauchen, anblaken. — F. 
un mouse á canon, Mettre un 
moule en recuit, eenen geschutvorm uitbranden, 
opdrogen; to dry the interior of 
a mould; eine geschutzform ausbrennen. ~ 

F. (ou Soufer) tine pièce, v. ausfiammen. 
Flambeur, adj. fr.: Tuyau f., Af 
singeing tube; flamm--zengbuis, zengpijp; 
robr, flammrubre. 
Flamboyant, adj. fr.,v. flammicht. 
Flamboyant style, eng. Oud-Fran


sche bouwstijl (die zich door vlamvormige 
of golvende lijnen onderscheidde); alt- franzbsischer 
baustyl, spdtgothischer styl, f ammenstyl; 
siyle flamboyant, style gothique fleuri, 
style ogival tertiaire. 

Flame, eng., v. flamme t), feu 1). 
Flame (to) the blast-furnace, 

eng., v. flamber 3) . 
Flame-bridge, eng., v. autel. 
Flameur, m. fr., v. fumeron. 
Flämmehen, n. hd. Gering spoor van 

erts in eene ader; small trace of ore in a 
vein; petite trace de mineral dans un filon. 
Flamme, f. fr. & hd. Vlam; flame. 

— Ueber die f. halten, hd., v. absengen. 
Flamme, f. fr. Wimpel; pendant; wimpel. 
— F. de lance, lansvaantje; lanceflag 
orpennon; lanzenflagge, lanzenfkhnchen. 

Flammeisen, n. hd., v. fer ondoyant. 


Flammen, v. a. hd. Afzengen, v. absengen. 
n•- Met vlammen weven, v. 
chiner, vgl. chinage. ~ Wateren (aan 
eene stof een golvend en weerscbijnend voor 

geven); to water; faconner en ondes,-komen 
tabiser, moirer, semer de Hammes.— Eine 


FLAMMENGEZEUG 

leiste f.• eene lijst golfsgewijs uitwerken ; 

to make a moulding undulate, to notch a 
moulding; ondoyer une moulure, créneler, 
denteler ou entailler une tringle. 

Flammengezeug, n . hd. Gereedschap 
ter golfsgewijze bewerking; notching-tools; 
outils a faconner en ondes. 

Flammonofen, v. flammofen. 

Flammenruthe, f. hd. Mal voor golfsgewijs 
lijstwerk ; notching-model; modèle à 
ondoyer les moulures. 

Flammenslaule, f. hd. Pyramide ; pyramid; 
pyramide. 

Flammenstock, m hd. Handvatsel 
of steel van een werktuig ter golfsgewijze 
bewerking; handle of a notching-tool; manche 
d'outil a faconner en ondes. 

Flammenstyl, m. hd., v. flamboyant 
style. 

Plammeron, m fr., v. fumeron. 

Flammfeuer, n. hd. Vlammend vuur; 
blazing fire; feu qui flambe. 

Flammicht, adj. hd. Gewaterd, gevlamd, 
golvend ; watered, undulated; ondé, 
ondoyant, flamboyant. 

Flammkohle, f. hd. Vlamkool (halfverbrande 
kool, die nog vlamt); inflammable 
coal, open-burning coal, rough coal; flambart, 
bouille flambante. 

Flammofen, m. hd. Vlamoven, vlam baard, 
puddel-of roeroven, strijkoven, re


verbereeroven; reverbaratory, reverbaratory


furnace, puddling-furnace; fourneau a réver


bère, fourneau à puddler. 

Plammrohr, n.. Flammrohre, f. 

hd., v. tuyau flambeur, s. fiambeur. 

Plan, m. fr. Muntplaatje, v. blank 

1). ••• F. cendreux, v. dumb piece. 

a. Plane, m. fr. Meertouw, v. amarre 
l), breast—fast. — (CBté) Zijde, 
boord (van een schip); side; seite. F. 
dune dent (de roue), ingrijpende (ra 
)tandzijde; flank of a tooth; zahnflanke.-der


b. Plane (d'un ouvrage), m. fr. Flank-, 
strijklijn (van een verdedigingswerk); flank 
of a work; flugelwebr, streichlinie, flanke 
eines werks. ~ F. bas, lage flank; 
lower flank; niedere flanke. ~ F. de 
bastion, bolwerksflank ; flank of a bastion; 
flanke einer bastion, bollwerksflanke. ~ F. 
concave, v. f. creux. — F. de 
courtine, v. f. oblique. ~ F. couvert, 
F. retiré, gedekte, teruggetrokken 
flank ; retired flank; gedeckte, zuri ckgezogene 
flanke. — F. ereux ou eon— 
cave, holle flank; concave flank; bohle 
flanke. — F. double, dubbele flank; 
double flank; doppelte flanke. — F. droit, 
rechte, rechtlijnige flank; right-lined flank; 
gerade flanke. — F. haut, booge flank; 
upper-flank; bobe flanke. ~ F. oblique, 
F. de courtine, schuinsche flank, courtine-
flank ; auxiliary flank; courtinenflanke. 
F. retiré, v. f. couvert. 
Flanch, Flange, Flanteh, eng
. 

Uitstekende rand aan 't ijzerwerk der spoor-

FLASCRE. 493 

wagenwielen (om het derailleeren te voor 
rand, kragen, spurkranz, kranz;-komen); 
rebord de la roue, saillie, boudin, bourrelet. 

V. flange. 
Flandrisch blau, n. hd. Berggroen, 
V. berggriin. 
Flanell, m. hd., Planelle, f. fr., 
Flannel, eng. Flanel (bekende lichte geweven 
wollen stof). 

Flange, eng. Uitstekende rand, verbindingsrand 
aar, gegoten ijzeren pijpen ; flansch, 
flantsche; bourrelet. — Wielbeslagrand, v. 
flanch. ~ Verbindingsrand van eene 
gietkist voor zandvormen; ösenblatt einer 
formflasche; taquet d'un chassis, plaque à 
oreilles percées. 

Flange—chuck, eng. Kop of bus met 
punten (vgl. choque 2) ; stachelfutter; 
mandrin à pointes. 

Flank of a tooth, eng., v. flanc 

a. 3). — F. of a work (of fortification), 
etc., v. liane b. 1)--f 1). 

Flank (to), V. a. eng., v. flanquer. 

Flank-angle, eng. , v. flankenwinkel. 


Flanke eines works, f. hd., v. 

flane b. 1)--11). 

Flankenfeuer, n. hd. Flankvuur, v. 
feu flanquant. 
Flankenwerk, n. hd. Flankwerk, 
flankeerend werk; flanker; ouvrage flanquant. 

Flankenwinkel, m. hd. Flankhoek 
(begrepen tusscben eene flank en pene courtine); 
flank-angle; angle de flanc. 

Flanker, eng., v. flankenwerk. 

Planking-fire, eng. Flankeerend vuur, 

V. feu flanquant. 
Flanking-parapet of a battery, 

eng. Flankborstwering wener batterij, v. 

épaulement b. 2). 

Flanking-traverse, eng. Zijbedek


king, v. épaulement b. 1). 

Plankiren, v. a. hd., v. fl.anquer. 

Plankirendes fewer, n. hd. Flank


vuur, v. feu flanquant. 

Flankirfeile, f. hd., v. thinning 

file, s. file. 

Flannel, eng., v. flanell.—Treble


milled f., wollen molton ; wollenmolton; 

molleton de lame. 

Planning, eng., v. ébrasement 1). 

Flanquer, v. a. fr. Bestrijken, flan


keeren ; to flank; bestreichen, flankiren, 

seitwdrts vertheidigen. 

Flansch, m.. Flantsehe, f. hd., v. 
flange 1), flanch. 
Flap, eng. Valluik, v: fallbrett. •^ 

F. (or Leaf) of the drawbridge, 
klap (beweegbaar gedeelte van den vloer) 
der ophaal brug ; flïcgel, klappe, flugelthttr, 
klappthi r; trappe. ~ F. of the mealtub, 
v. battant 2) . (square. 
Plappe des roperts, f. hd., v. cap-
Flaring, adj. eng., v. élance. 
Plasche, f. hd. Flesch; bottle; bouteille. 

—(Formfiasche, Giess$asche), Giet


42 


494 FLASCHENBÏJCHSE 

kist, v. casting-box,box 8).—Blaastoestel 
(voor eenen hoogoven), v. blast—apparatus.— 
Kannen-of flesschenmachine, v. 
bane à lanternes, s. bane i 3) . Katrol,
blok ; pulley, sheave; poulie. ••• Klokkenhuis, 
blok zonder schijf; pulley-case; cage d'une 
moufle. — Grosse steinerne oder 
gl serne f., v. dame-jeanne. ~ F. 
mit 2 oder 3 hälsen, v. flacon tubulé. 
••• Leydner f., Leidsche tiesch, 

V. bouteille do Leyde. 
Flasehenbuehse, 1. hd. Windroer; 
wind-gun (with conic flask); arquebuse à vent. 
Flaschenburste, f. hd. Fiesscbenof 
kannen wasscher ; bottle-brush; goupillon. 
Flasehenfutter, n. hd. Fiesscbenkeldertje, 
reiskelder; bottle-case; cantine, cave. 
Flaschenkessel, m. hd. Wijdbuikige 
ketel ; boiler, chafer; coquemar.. 
Flaschenmaschine, f. hd , v. bane 
à lapternes, s. bane 13). 
Flaschenring, m. hd. Ring of rand 
(boven aan den hals) der flesch ; ring of 
the bottle; collet. 

Flasehenschanze, f. hd. Electrische 
batterij ; electrical battery; batterie électrique. 
Flaschenschraube, f. hd. Schroef


stop; bottle-screw; vis de flacon 
Flaschensprenger, m. hd., v. flaschenzerbrecher. 
Flasehenstein, m. hd. Fleschsteen, 
fleschvormige steen ; lagenite; lagénite. 

Flaschenzange, f. hd., v. ferre. 

Flasehenzerbreeher, m. hd. Open 
kristallen ontvanger (waaraan men Bene 
omvlochten tiesch bevestigt, die door de 
zwaarte der lucht breekt, wanneer men de 
lucht onder den ontvanger wegpompt); flaskbreaker; 
casse -bouteille. 

Flaschenzug, m. hd., V. block 
and fall, s. block. F. ohne 
rolle, doodshoofd (bijna cirkelvormig blok 
zonder schijf (maar in zijnen omtrek van 
eene sleuf voorzien, waardoor de stagstroppen 
loopen). stagkous ; block without roll; 
moque. — F. mit 2 rollen, v. dispaste. 
— F. mit 4 scheiben oder 
rollen, blokkatrol met 4 schijven; polyspast 
with four pullies; tétraspaste. — F. 
mit 5 rollen, takel met 5 schijven (3 
van boven en 2 van onderen); tackle with 
five pulleys, pentaspast; pentaspaste, pentapaste 
ou pentaparte. 

Flasehner, m. hd. Blikslager; tinman; 
ferblantier. 
Flaserig, adj. hd. Hard, vast (van 
mijngesteente); hard, solid; dur, ferme. 

Flash (to), v. n. eng. Fonkelen, 111kkeren 
(van de gesmolten glasstof); funkein, 
blitzen; dclater, luire. 

Flash of fire, eng., v. feuerstrahl. 

Flashing in the pan, eng., v. feu 
de l'amorce, s. feu 4). ~ F. (in 
plumbery) Voeglood (strook lood, zink, etc., 
aangebracht ter plaatse waar een dak in 
aanraking komt met Benen muur of waar eene 

- FLAT. 

schoorsteenpijp uit het dak komt, en dgl.); 
kehie, wandkehle; bande de plomb, etc. servant 
It couvrir le joint que fait un toit 
avec la muraille, etc. 

Flashing-furnace, eng. Vlamoven 
(der glasfabr.), V. auslaufofen. 

Flash—pipe, eng. Stoklantarentje (ter 
ontsteking van de gaslantarens); zundlaterne; 
perche, lanterne. 

Flask, eng. Groen zand (der metaalgieters); 
Bruner sand; sable vert. ••• Gietkast, 
v. casting-box, box 8). ~ 
Bottom-f. (Lower f., Drag-f., 
Drag), onderst gedeelte van de gietkast 
of het vormraam, onderkast ; unterkasten; 
chassis inferieur, chassis de dessous. 
Middle f., middelkast (van eene in drie 
stukken verdeelde gietkast) ; mittelkasten; 
chassis ou caisse du milieu. — Top—f., ovenvak 
der gietkast, V. Bontre-chassis 1). 

Flask-board, Moulding—board, 
eng. Bodemplank (waarop de gietkist bij 't 
zandvormen geplaatst wordt); formbrett, modellbrett; 
planche de fond. 

Flask-breaker, eng., v. fl.asehenzerbrecher. 


Flasques, (Joues) f. p1. fr. Wangen, 
oorera, klampen, bomnaers (b. v. van 
eenen mast); cheeks, bibbs, whelps; ausfutterung, 
wangen, backen, klampen. — F. 
d'a.t, zijwangen van een affuit of rolpaard; 
brackets, cheeks of a gun-carriage; 
lafettenwande, wangen des rapperts. ~ F. 
(ou Taquets) du cabestan, spiikiampen 
; whelps of the cap-stern; spiliklainpen. 

— F. de la earlingue (F. de l' emplanture 
d'un mat, Jottereaux), 
mastspoorwangen ; cheeks of a mast-step; 
mastspurwangen. ~ F. (ou Taquets) 
d'élinguet, palklampen (aan 't spil) ; 
pawl-cleats;paliklampen. —F.(ou Taquets) 
du vindas, stijlen van het braadspit; 
whelps of the windlass; ausfutterung des 
bratspills, bratspillsklampen. — F. du 
ehien percutant, zijstukken van den 
haan (van 't geweerslot); sides of the cockhead; 
seitenwande des habits. 
Flat, adj. eng. Vlak, plat; (lach; plane. 

Flat, eng. Kaarde ; kratze; carde. v. 
card. — Kaardendeksel ; kratzdeckel; 
chapeau. v. chapeaux, s. chapeau. 
~ Platbodemd vaartuig, pont, praam; /laches 
fahrzeug, fdhre, prahm; bátiment It 
fond plat, bac, prame. — F—s, zuiger 

feldgestange. — F-s,-stangen, v. 
vrangen ; buikstukken (in den scheepsbouw); 
bauchstucke; varangues. v. floor-timbers. 

F. (or Back) of a bayonet, rugzijde 
der bajonetkling; ruckseite der bayonetklinge; 
dos dune lame de bayonnette. 
F. of a house, plat van een huis ; altan, 
hausplatte. dachplatte; plate-forme, terrasse. 
F. of steel—pens, strookje staal, 
waaruit de stalen pen gemaakt wordt; das 
aus stahlblech geschnittene pldttchen, woraus 
eine stahlschreibfeder hergestellt wird; mor

FLAT 

ceau de tole d'acier découpé et destiné a 
être travaillé en plume a écrire. 
Plat (to), v. a. eng., v. $stir. — 

To flat in, v. einbrechen ij. 
Flat arch, eng., v. fenstersturz. 
Flat bar, eng., v. flachstab. 
Flat bar–iron, eng. Plat staafijzer, 

V. demi-laine. 
Flat chisel, eng., v. flachstahl. 
Flat file, eng., V. ansatzfeile. 
Flat half-round (file), v. Hach 
halbrunde feile, s. feile. 

Flatir, v. a. fr. Pletten, plat slaan (voormalige 
bewerking der muntplaatjes, eer zij 
onder de muntschroef kwamen); to flatten, 
to flat; aussclilagen (die schrötlinge). 

Flat iron, eng., v. demi-laine. 
Flat jointpointing,v.s.pointing. 
Flatoir, m. fr. Plethamer (voor de 

muntplaatjes); flattening-hammer; scbriitlingshammer. 
— Planeerhamer (der graveurs); 
planishing-hammer; planirbammer. 

Flat plate, eng., v. flachscheibe. 
Flat rails, eng., v. flaehsehienen. 
Flat rammer, (Pegging ram


nier), eng. Stamper (ter ineendrijving van 
bet vormzand in de gietkist); stamp fer, former, 
dammholz; batte du mouleer. 

Flat rods, eng., v. feldgestnge. 
Flat seam (of collar-makers),eng. Laschnaad 
; laschnaht; couture à joindre. 
Flat side (of a piece of wood), eng., 

V. champ 3) . 
Flatten (to), v. a eng. Uitslaan, pletten, 
v. abbreiten. — To f. (the blanks 
for coining), v. flatir. — To f. (the 
cylindrical glass), v. étendre 1 o). ~ To 

f. (the wire), v. écacher i ), aplatir 2). 
— Workman that flattens and 
smoothes the iron, v. élargisseur. 
Flattener,m.eng. Platklopper,v.breitschlager. 
— Pletcilinder, v.dégrossi 4). 
Flattening, eng. Het draadpletten, v. 
drahtplätten. [grossi 4) . 
Flattening-cylinder, eng., v. déFlattening–
furnace, eng Glasblazers-
strijhoven (waarin de geblazen glascilinder 
tot eene tafel of plaat wordt uitgespreid); 
streckofen; fourneau ou four d'étendage. 
[toir 1). 
Flattening-hammer, eng., v. flaFlattening—
iron, eng. Pletijzer; platteisen; 
fer à flatir. 
Flattening-mill, eng., v. moulin 
a écacher, sc. écacher. 

Flattening-stone, eng. Strijkplaat, 
strekplaat (van den strijkoven, waarop de 
cilinders bewerkt worden, vgl. flatteningfurnace) 
; streckplatte; plaque (d'argile 
ou de métal) du four d'étendage. 

Flatter, eng. Pletrol, v. aplatissoire. 
~ F. of gold-wire, gouddraadpletter 
; goldlahnschldger; lamineur d'or. 

Flattermine, f. hd. Floddermijn, fladdermijn 
; fluttermine, fougade; fougasse, fougade. 


FLAX-STRAW. 495 

Flatting, eng. Doffe olieverf, olievernis 
zonder glans; vlanstrich ohne lackiren and 
poliren; vernis d'buile sans poli. — (Rolling) 
Het pletten, draadpletten ; das walzen, 
das platten des drahtes; laminage des 
fils métalliques. [hammer 1). 

Flatting-hammer, eng., v. breit 

-mill, eng., v. moulin à-Flatting 
eeacher, s. eeacher. — Pletmachine 
(der munt), v. durchlass 2). — Pletterij 
; plättmuhle, plattwerk; laminoir. 

Flat tile, eng., v. flachziegel. 
Flat-tile-roofing, eng., v. flach 

-werk. 
Flat wire, eng., v. flaehdraht.. 
Flau, adj. hd. Flauw, zwak ; weak, 

feeble; faible. 
Flauen, v a. hd., v. abflauen. 
Flauer werden, hd. Bedaren, bekal


men, krimpen, afslecbten (van den wind); 

to slacken, to become calm; mollir. 
Flaufass, n. hd., v. abflaufass. 
Flaum, m. hd. Dons, donzig haar; 

down, downy or soft hair; poll follet. 
Flaunt, eng., v. flitterkram. 
Flaus, m. hd., v. coating 3). 
Flauschtrog, Flautrog, m. M. Bak 

of trog, waarin het metaalerts van de aan 

aarde etc. wordt gezuiverd, wasch--hangende 
bak ; washing-trough , pool , trench , vat, 
rinsing-vat; patouillet. 

Flaw, (Crack, Fracture), eng. 
Berst, knak, scheur, spleet, kloof, breuk, 
defecte plaats; borste, hartborste, riss, hdrteriss, 
defect, bruchige stelle; gercure, crevasse, 
crique, brisure, paille. — Blaas, v. 
blase 1), blister. — Weefgebrek, v. 
bore, eng. 4). — Vlek, donkere plek in 
eenen edelsteen ; flecken; glace, paille. 
Schaaldeel, V. flache—dosse. •• Elke 
vreemde stof in het kaartenpapier ; fremder 
kdrper in dem kartenpapier; bros ~(Honeycomb) 
Gal, gebrek of holte in eenen gegoten 
vuurmond ; galle, grebe; chambre, fouille, 
soufflure. — Gebrek in gegoten of gesmeed 
ijzer etc., V. doublure 3). ~ Hooked 
f., hoekige berst, v. araignée t). 
Starred with a f., v. étoilé. 

Flaw-piece, eng., v. flache-dosse. 

Flawy, adj eng. Wankantig, V. flacheux. 
— Gevlekt, met donkere plekken; 
onzuiver, wolkig; fleckig; unrein, wolkig, 
trub; glaceux; sourd. o Schilferig, bros, 

V. bruchig 2). — Opgespleten, V. fladerig. 
— Geaderd, v. filandreux. 
Flax, eng. Vlas; flacks; lin. v. $achs 
1) — 6). (cher. 

Flax-braker, eng., v. flaehsbreFlax-
comb, eng., v. flachshechel. 
Flax-dressing, eng., v. flaehshe


cheln. (wand. 

Flaxen 1`inen, eng., v. flaehsleinFlax-
mill, eng., v. flaelhsfabrik. 
Flax-retting,eng.,v. flachsrösten. 
Flag-straw, eng. , v. flachs im 

Stroh. 


496 FLEAM—TEETH 

Pleam-teeth, Peg-teeth, pi. eng. 
Zaagtanden in den vorm van een gelijk 
beenigen driehoek, welks basis of kortste 
zijde in 't zaagblad ligt; sdgezdhne in der 
form eines gleichschenkligen dreiecks, dessen 
kfrzere basis im sdgenblatte liegt; dents de 
scie de la forme d'un triangle isoscèle dont 
la base tombe dans la lame. 

Fleau, m. fr. Vlegel, v. Hegel t).~
(Joint, Article) Verbindingslid (van 
twee stangen in machines); link; gelenk. 

Persboom (der voorm. muntpers); press


bar; pressstange. — Blaasbalg-stang; rod 
or bar of a pair of bellows; stange eines 
blasebalgs. — F. de balance, evenaar, 
hefboom der balans ; beam, lever of a balance; 
wagebalken. ~ F. d'un pont

-levis,

bezwaard gedeelte van de wip eener 
ophaalbrug; balance-frame, counter-poise of 
a draw-bridge; wipprabmen, gegengewicht 
eiher wippbrttcke. — F. de Porte, ijzeren 
sluitboom eener poort ; cross-beam; thorbalken, 
schliessbalken. 

Flèehe, f. fr. Pijlschans, flèche; feche; 
pfeilschanze, flesche. — F. (ou Aiguille) 
Spits (van eenen toren); spire; spitze, thurmspitze, 
— Helmdak, v. épier. ~ F.
d'un affût a f., staart van een blok 

; block-trail; schwanz eiher blocklaf--aguit 
fette, blockschwanz. — F. d'un are 
(Hauteur sous clé montée d'art), 
pijl, straal van eenen boog (straal des cirkels 
verminderd met de apothema, hetzelfde 
wat in de driehoeksmeting de sinus versus 
is); height of an arch, pitch; pfeil, pfeilbbbe, 
bogenstick. — F. de caisson à munition 
(modèle anglais), langewagen van 
een munitie-of legerwagen ; perch of an 
ammunition-waggon; langbaum am protzmunitionswagen. 
~ F. de carrosse, 
langwagen van eene koets ; perch of a 
coach; langbaum, lenkbaum, langwiede einer 
kutsche. — F. (ou Arbre) d'unecharrue, ploegboom, ploegbalk ; beam of 
the plough; pflugbaum. — F. en cul, 
vlieger, driehoek boven de bezaan, topzeil, 
gaffeltopzeil; gaff-top-sail; gaffeltopsegel. —

F. d'éperon, vooreind, boveneind van 
de scheg, krul van de scheg ; upper-end of 
the ship's beak or nose; oberende des schiffsschnabels 
oder der scbiffsnase. — F. de 
grue, (Arbre on Poincon de grue), 
kraanboom, kraanstander, koning of staander 
van eene kraan ; crane-post, jib; krahnbalken, 
krahnstander. — F. de mat, 
top van den mast, van de bramsteng, bovenbramsteng, 
boventop; top of t1 e mast, 
top-gallant-royal-mast; topp des mastes, der 
bramstenge, oberbramstenge. — F. de 
pont-levis, (Bascule) wip eener ophaalbrug 
; draw-beam, swipe-beam of a drawbridge; 
zugruthe, wippe, schwengel, beliebalken 
an zugbriicken. 
Fléchir, v. a. fr., V. biegen 1) . 
Pleehtbinsen, f. p1. hd. Vlechtbiezen 
; plaiting-rushes; pailles de jone. 

--- FLEECE. 

Plechte, f. hd. Metselaarsbreekhamer, 
bikhamer ; breaking-iron; décintroir. 

Plechten, v. a. hd. Vlechten, trenzen; 
to plait, to twist, to weave; tresser, natter, 
cordonner. 

Plechtenrinde, I. hd. Schors voor 
krib-of vlechtwerk; wattle-bark; écorce à 
clayonnage. 

Fleehtenroth, D. hd. Verfmos, orseille; 
orchil,orchella;orseille. vgl.eudbear. 
P1eehtens ure, f. hd. Korstmoszuur; 
lichenic acid; aeide licht pique. 
Plechtensaures salz, n. hd. Moszuur 
zout, lichenate; licbénate. 

Plechtenstärkemehl, n. hd. Moszetmeel 
(bestanddeel van het IJslandsch 
mos), lichenine; lichénine. 

Plechting, f. hd., v. capelage. 
Plechtschnur, f. hd., v. braid. 
Plechtstab, m. hd. Weefroede, roede 

voor 't kettingscheren ; warping-rod; tringle 

a ourdir. 
Plechtwerk, n.hd.,v.basket-work. 
Fleck in einem diamant, m. hd., 

v.dragon 2), flaw 3). —Hellerf., licht 
vlekje, wolkje (in sommige diamanten); clear 
spot; glaire. — Schwarzer f. (an ti pfergeschirr), 
V. ecoussage. 

Flecken, m. hd. Vlek in eenen edel-' 
steen, v. flaw 3). — Braune f. auf 
dem eisen, bruine vlekken op het ijzer 
(die aantoonen, dat het smedig, buigzaam 
is); brown spots on the iron; noir-ployant. 

Fleeken, V. a. hd.: Den draht f., 
den draad (voor de spelden) vlak slaan, v. 
aplatir 2), éeacher i ). — Schuhe 

f., schoenen achterlappen ; to put on heelpieces; 
mettre des hausses, mettre de nou 
-veaux bouts á des souliers. 
Pleekig, adj. hd. Gevlekt, gespikkeld 

(v. porselein, gietijzer); spotted; truite. — 
Onzuiver, met donkere vlekken of stippen 
(van edelgesteenten); spotty, full of specks; 
gendarmeux, jardineux. — F—es zins, 

v. étain rouverain. 
Fleekwasser, n. hd. Vlekkenwater, 
bleekwater, Javelle-water; lie of Javelle, 
scouring drops: eau de Javelle, eau à degraisser. 
vgl. bleaching-liquor, eau 

de Javelle. 

Pleekzierrath, f. hd. Als sieraad 
aangebrachte moesjes, vlekken of spikkels 
op weefsels; speckled ornament; moucheture. 

Pledermaus-daehfenster, n. hd., 

V. dormant window. 
Pledermausflugel, m. hd., v. bee 
a eventail, s. bee 6). 
Plederwisch, m. hd., v. federbesen; 
duster '2). 
Fleece, eng., V. fell, hd. 12) ( en gelief 
daar samenhande te veranderen in samenhangende). 
— Naam der losse en dunne 
watten van wol of katoen, zooals zij van 
de grof-of voorkaarde, de wattenmachine 
of tweede klopmachine, komen, vlies, vel; 

vlies, pelt, fell; nappe. 


FLEECE-WASHING -- FLIBOT. 

497 

Fleece—washing, eng. Het wasschen 
der wol op het levende schaap vóór het 
scheren ; pelzwäsche, ricckenwdsche; lavage 
a dos. 

Fleet, eng. Vloot, koopvaardijvloot, oor 

; Plotte, handels f otle, kriegsf otte;-logsvloot 
flotte, flotte marchande, armee navale, Potte 
(armee). V. flotte 1) - 5). 

Flegel, m. lsd. Dorschvlegel, vlegel ; 
flail; fléau. — (Schiergel des fiegels) 
slag of kluppel des vlegels; clapper of the 
flail; batte, battant du fléau. 

Flegelkappe, f. hd. Riem, vlegelriem 
(die steel en slag met elkander verbindt); 
strap of a flail; lanière ou courroie dun fleau. 

Flegelruthe, f. hd. Steel des vlegels ; 
lail-sta ff; verge du fléau. 
Flegeiwischer, m. hd., V. éeou


villon 2) . (eisen. 
Fleischeisen, n. hd., v. ausfleisch-
Fleisehen, n. hd., v. écharnage. 
Fleischgummi, n., Fleischleim, 

m. hd. Vleeschltjm (een gom- of slijmachtig 
vleeschvormend bestanddeel van den }Ethiopischen 
harsboom [penwa sarcocolla], door 
de Arabieren tegen vleeschwonden aangewend); 
sarcocol; sarcocolle, volle-chair. 
Fleischmesser, n. hd., v. fleischeisen. 
Fleischseite, f. hd., v. eSté de 

la chair, s. cSté 5). [3). 
Fleischstärke, f. hd , v. épaisseur 
Flemish bond, eng., v. appareil

dit flamand, s. appareil. 
Flemish window, eng , v. fenêtre 

mezzanine, s. fenêtre a. (mer. 
Flertoir, m. fr., v. chasing-ham-
Flesche, f. hd., v. flèche 1). 
Fleshside, eng., v. fleischseite. 
Flethenloeke, f. hd., v. boudin 1). 
Fletschbar, adj hd. Hamerbaar; mal


leable; malleable. 

Fletschen, v. a. hd. Uitslaan (bet metaalblik), 
v. abbreiten. — Fletschen, 
a., V. doublage 1). 

Fletseher, m. pl. hd. Metaalschilfers 
(die bij 't hameren loslaten); scales, slakes, 
flakes; copeaux. 

Fletz, eng., v. floss, hd. 2) . (berg. 
Fletz-formation, eng., v. f lötz-
Fleur, f fr. Eerste of beste soort van 

speelkaarten ; playing cards of the first sorting; 
spielkarten erster sorte. ~F. d'alun, 

V. alaunbiumen. — F-s ammoniales 
martiales, v. eisensalmiakblumen. 
~ F. argentines d' antimoine, 
spiesglansbloemen; argentine 
flowers of antimony; spiesglanzblumen. antimonialblumen. 
vgl. antimoine oxydé. 
— F. de benjoin, v. benzoeblumen. 
~ F. de cobalt, (Oxyde de 
cobalt rouge fibreux, Mine de 
cobalt en efflorescence ) Kobaltbloem, 
verweerend kobalterts, rood kobalt; 
cobalt-bloom, red cobalt, radiated red cobaltore; 
kobaltbliïthe, strahliger rotber erdko


balt. — F. du cuir ou du la peau, 
(Grain) lverfzijde, haarzijde van de huid of 
bet leder; grain-side, hair-side; narbenseite, 
haarseite. — F. de euve, v. fleurée. 

— F. d'eau, (Trop-plein) overloop, 
uitloop (eene insnijding in dijken, dammen 
ter ontlasting van het te overvloedige water); 
waste weir; ablauf, austuth, fiuder, 
i berfal l web r. — F. de farine, v. Farine 
bien blutée. ~ F. de fer, (Mine 
de for blanche), v. eisenblumen. 
~ F. de garance, krapbloemen (overschot 
van de tot poeder gebrachte, herhaal 
krachtig uitgeperste-delijk gewasschen en 
meek,rap); flowers of madder;. kreppblumen. 

— F. de lis, v. grande-f.-de-lis 
& Petite-f.-de-lis. —P. de plátre, 
bloem van gips, fijn stukadoorgips; flower 
of gypsum; feiner stuccaturgips. — F. de 
Saturne, v. bleiblume. — F. de 
soufre, (Soufre en fleurs) zwavelbloemen, 
gesublimeerde zwavel ; flowers of 
sulphur, sublimed sulphur; scbwefelblumen, 
scbwefelbluthe. — F-s du vaisseau, v. 
floor-heads. ~ F. de vinaigre, 
het dikke witte schuim des wijnazijns; flowers 
of vinegar; der dicke weisse schaum 
des weinessigs — F-s de vitriol, de 
Mars, v. eisenvitriolblumen. .•• 
F-s de zinc, (Protoxyde de zinc) 
Zinkbloemen, zinkoxyde; flowers of zinc, 
oxide of zinc; zinkblumen, weisses nichts, 
philosophenwolle, zinkoxyd. 
Fleurée, Fleur de cuve, f. fr. 

Kuipkloem (blauw schuim, dat zich op het 

verfhad vormt); flower; blume der kupe, der 

blauküpe. 

Fleuret, m. fr. Floretzijde, v. $lo


selle. ~ (Ruban de f.) Floretlint; 

ferret-ribbon, ribbon of flor-silk; florettband. 

Schermdegen, v. feehtdegen.
(Pistolet, For a mine) Mijnboor, bergboor; 
miner's borer, (in Derbyshire:) noger, 
jumper; bergbobrer. vgl. bohrstösser. 

— F. a pointe carrée, à tê te carrée, 
Bonnet de prêtre, kroonboor, 
kruisboor; cross-mouthed borer; krohnenbohrer, 
kreuzbobrer. 
Fleuron, m. [I-Bloem vormig 
vignet ; printer's flower, tail-piece, 
vignette, vinnet; buchdruckersstock, stockchen, 
vignette. ~ Bloemvormige boekbindersstempel 
; ornamental die; blumfdrmi;er 
stempel. 

Fleute, f , Fleutschif, n. hd. Fluitschip 
(een op alle zeeën varend transport


schip); dutch flight-ship; flute. 
Flexibilité, f. fr., Flexibility, 

eng., v. biegsamkeit. 

Flexible, adj. fr. & eng., v. biegsam. 

Flexion, f. fr., Flexure, eng., v. 

biegung. 

Fliboot, n. hd., v. flibot. 

Flibot, m., Flibuste, Flûte, f. fr. 

Vlieboot., fluit, houtfluit, groenlandsvaarders


fluit ; fly-boat, pink, flute; fliboot; flieboot. 

42R 


 

498 FLIBTJSTIER

Flibustier, Corsaire, Aventurier 
marin, Boucanier marin, m. 
fr. Vrijbuiter, kaper, zeeroover, boekanier, 
flibustier; freebooter, buckaneer; freibeuter, 
flibustier, bukanier. — Gezagvoerder eener 
vlieboot; fly-boatswain; Biebootfuhrer. 

Plie, f. fr. Schaafkrul ; shaving; hobel


span, zimmerspan. 
Flieboot, n. hd., v. flibot. 
Fliederholz, n. hd., v. elder. 
Fliege, f. hd. Mikknop, v. absehen 1). 

~ F. (am geschiitze) , vizierkorrel, v. 
bouton 3). — F. (am anker), band, blad 
(van een anker, v. patte 4). 

Fliegengift, n. hd., v. arsenik. 

Fliegenköpfe, m. pl. hd.: F. berichtigen, 
v. debloquer. Das 
herausnehmen der f., v. changing 
or rectifying etc. F. setzen, letters 
blokkeeren, v. bloquer. 

Pliegenstein, m. hd., v. arsénic 
noir. 
Flieger, m. hd. Vlieger, middelstag 
middle-stay-sail; voile d'étai volant,-zeil ; 

contre-voile d'étai de bune. 
Pliehkraft, f. hd.,v.abstrebekraft. 
Pliese, f. hd., v. carreau, dalle 1) . 

F-n in diagonaler richtung 
gelegt, schuins of diagonaal gelegde vloer 
; flags in pavement diamond; carreaux-tegels 
ranges obliquement. 1 
Fliesenbrett, n. hd. Vloersteenvorm; 
mould for floor-bricks; moule à carreaux. 
Fliesenstein, m. hd., v. carreau, 

dalle t) . 
Fliessbett, n. hd., v. auge, fr. 8).
Pliessen, v. n. hd., v. to blot. 
Fliessende-hitte, f. hd., v. chaude 

suante. 
Fliessgl tte, f. hd. Frischglit, Frisch 
loodglit ; wet litharge; litharge fraïche. 
Pliessgold, Waschgold, n. hd. 
Waschgoud ; wash-gold; or de lavage. 
Pliessharz, n. hd. Terpentijn ; turpentine; 
térébenthine. 

Fliessloch, n. hd. Deur van den haard 
des zijgovens ; door of the refining-furnace; 
dame. (paper. 

Pliesspapier, n. hd., v. blotting-
Fliessung, f. hd., v. ausfluss i).
Pliestrommel, f. hd., v. eylindre 

a nappe (dune carde en gros). 
Fliete, Fleste, f. hd. Tapijtwerkers 
(lute; broche, flute, navette.-scliietspoel ; 

Flietenkasten, m. hd. Schietspoelkas(der tapíjtwerkers) ; case for flutes; casse 
aux espoulins. 

Plight of steps, eng. Trapgedeelte, 
dat van de eene traprust tot de andere 
voert ; treppenstufen zwischen zwei ruhepldtzen, 
oder zwischen der diele and dens 
podest; suite des marches qui se trouvent 
entre deux paliers. 

Plimmer, m., Plimmererz, n., 
Glimmer, m. hd. Glimmer, mica, schub 
goud-en zilverloovertjes ; glittering-vormige 

-- FLINT-GLASS. 

ore, mica; mica, paillettes, parcelles d'or 
ou d'argent. 
Flimmerud machen, Plinkern, 

v. a. hd. Doen glanzen, blinkend maken 
(bij goudsmeden); to lustre; flinquer. 
Flin, m. fr., v. donnerstein 2). 
Plinkererz, Plittererz, n. hd. Mi


nerale bloemen, erts in schitterende loovertjes 
; ore appearing on rocks in flexible glittering 
lamina, glittering ore; fleurs de 
minéraux, minérai en parcelles brillantes. 

Plinkern, V. a. hd., v. flimmernd 

machen. 
Plinkmesser,n. hd., v. bleiknecht. 
Flinquer, v. a. fr., v. flimmernd 

machen. 

Flint, eng. Vuursteen ; feuerstein, fintenstein; 
pierre a fusil ou à feu, quarz 
agate pyromaque, silex, pyrite, caillou Is feu. 

Flinte, f. hd. Geweer, snaphaan ; gun, 
musket, f re-lock; fusil. 

Flintenbesehlag, n. hd. Geweerbeslag; 
mounting of a gun; garniture du fusil. 
Flintenbohrmaschine, f. hd., v. 

bane a forer, s. bane. 

Flintenbohrmi hle, f. hd. Boormolen 
voor geweerloopen ; musket-boring-mill; 
moulin pour aléser les fusils. 

Flintendoleh,m.hd.,v baïonnette. 
Flintenhammer, m. hd. Geweerhamer; 
gun-hammer; marteau is fusil. 

Plintenkolben, m. hd. Geweerkolf; 
butt-end of a gun; crosse de fusil. •• 
Kri mmung des f-s, v. bust t).

Flintenkrätzer, m. hd. Geweerkrasser, 
aftrekker; gun-worn , packing-worm, 
wad-hook; tire-bourre, tire-dtoupe, baguette 
a déboucher. 

Flintenkugel, m. hd. Geweerkogel ; 
musket-ball, bullet; balle de fusil. 

Flintenlauf, m. hd. Geweerloop ; gunbarrel; 
canon de fusil. — Doppelter f., 
dubbele loop; double gun-barrel; double canon. 

Flintenmesser, n. hd., v. blemometer. 
Flintenriemen, m. hd. Geweerriem; 
gun-sling; courroie ou bande de fusil. 
Flintensehaft, ni. hd. Geweerschacht,, 
lade ; gun-stock; Ed t. 
Flintensehaftholz, Schaftholz, 

n. hd., v. bois de fusil, s. bois. 
Flintenschloss, Gewehrschloss, 
n. hd. Geweerslot; gun-lock, fire-lock, lock; 
platine (de fusil). 
Flintenspiess, m. hd., v. batonnette. 
Flintenstein, m. hd., v. fint, batteriestein. 
Flintenzwilling, m. hd. Geweer met 
dubbelen loop ; double-barreled gun; fusil is 
deux coups. 

Flint—fire—lock, Flint—lock, eng. 
Vuursteenslot, steenslot (van een geweer); 
französisches schloss; platine is pierre. 

Flint—glass, eng. y hd. m., Flintglas, 
n. hd. Flintglas (vervaardigd uit kie



 

FLINT-KEEPER -


zeizure zouten van potasch en lood, rijker 
aan lood dan bet kristalgias). 
Flint-keeper, Flint-lead, eng., v. 

enveloppe g). 
Flint-loek,eng., V. flint-fire-lock. 
Flint-musket, eng. Steenslotgeweer; 

steinschlossgewehr; arme à silex, fusil a silex. 

Flint—paper, eng. Schuurpapier (papier 
overdekt met vuursteenpoeier en tot schuren 
gebruikt); feuersteinpapier; papier silex. 

Flint-stone, eng., v. flint. 
Flint-ware, eng., v. faïence fine 
anglaise. 

Flinty slate, Common flinty 
slate, Schistose jasper, eng. Kiezel leisteen 
(een leisteen vol kiezelsteentjes), 
phthaniet; kzeselschiefer, gemeiner kieselschiefer, 
phthanit; jaspe schisteux, phthanite. 

Flint, Flintz, m. hd., v. fer spa


tique. 
Flirr, m. hd., V. fer spatique. 
Flirt (of silk), eng., V. abseide. 
Flischling, m. hd. Metaalslak; me


tallic scoria; scone metallique. 
Flitch, eng., v. flaehe-dosse. 
Flitsehhobel, m. hd., v. falzhobel. 
Flitter, m. pl. hd. Loovertjes, blinkende 

metaalschilfertjes; spangles; paillettes. 

Flitteramboss, m. hd. Aanbeeldje van 
den loovertjesmaker ; spangle-maker's anvil; 
enclumeau du batteur de paillettes. 

Flitterchen, n. pl. hd., v. barbilles. 
Flittererz, n. hd., v. flinkererz. 
Flittergold, n. hd., v. elinquant.
Flitterkram, m. hd. Snuisterijen, tooi 

luttel waarde, allerlei kleine voor --sels van 
werpen inz. tot vrouwenopschik ; flaunt, 
gew-gaw; clinquant, colifichets, fanfreluche. 

Flittersand, m. hd. blinkend zand; 
sparkling sand; sable brillant. 

Flitterstempel, m. hd. Stempel voor 
't slaan van loovertjes; stamp for beating 
spangles; poincon a paillettes. 

Flitzbogen, m. hd. Pilboog, boog; 

bow; arc. (trait. 
Flitzpfeil, m. hd. Pijl ; arrow; flèche, 
Float, Floatstone, eng. Drijver,


ver, 
vlotter (voorwerp, dat de hoogte van den 
waterstand in den stoomketel te kennen 
geeft); schwimmer, wasserstandsmesser; flotteur. 
— (Raft) vlot, houtvlot; floss, 
flott, holzfloss; radeau. n•• Vijl met enkele 
snede, v. einhiebige feile, s. feile. 
Schoep, v. aube 1). ... Metselaars 


aplanissoire. — F. of-strukbord, v. 
earth, hoeveelheid aarde van 18 voet in 
't vierkant bij 1 voet diep ; kvrpermass fur 
erdmassen von S 8 quadrat fuss grundfldche 
and einen fuss tie f; volume dun parallelopipède 
de terrain dont la base a 18 pieds 
carrés et dont la bauteur est un pied de long. 


Float (to), v. a. eng. Gelijk maken, 

V. abgleichen 1). ~ (To lie loose, 
To flush) Vlot, los liggen (bij wevers); 
(lott liegen; flotter. ~ Volrapen en aanstrijken, 
v. erépir 2). 
FLOCK. 499 

Float-board, eng. Schoep, v. aube 
1). ••• F. of the hammer, v. paichére. 


Floated lath and plaster, Plastering, 
Rendering, eng., V. erépi 6) . 

Float—gauge, eng. Stand des drijvers, 
drijf-niveau ; schimm-niveau, stand des schimmers; 
niveau au flotteur. vgl. float 1). 

Floating, (Flushing) eng. Het vlotof 
openliggen der kettingdraden van gei 

stoffen, waardoor het patroon ge--gureerde 
vormd wordt; das flottliegen der eintragfdden; 
lizéré. ~ F. or F. and set, tweede 
en derde beparing, v. erepi 3), 4). ~ 
Vlotkanaaltirug, v. fluderbri cke. 

F. of wood, het houtvlotten ; das fitissen 
des holzes; flottage du Lois. 
Floating battery, eng. Drijvende 
batterij ; schwimmende batterie ; batterie 
flottante. 

Floating break-water, eng. Drjvende 
golfbreker; schwimmender wellenbrecher; 
brise-lames flottant. 

Floating bridge, eng. Vlotbrug; 
schwimmende brucke, flossbriàcke; pont flottant, 
pont de radeaux. [I). 

Floating-channel, eng., v. fluder 

Floating harbour, eng. Drijvende 
haven of reede (gevormd doordrijvende golfbrekers); 
schwimmender hafen; port flottant, 
rade flottante. 

Floating-light, eng. Drijflicbt (hol 
voorwerp van dun blik met eenen reflector, 
tot redding van menschen, die 's nachts 
overboord vallen); leuchtschiff; petit vaisseau 
flottant. 

Floating pier, eng. Lid van eene 

pontonbrug (de ponton met de ruimte tusschen 
haar en het naastvolgende drijvende 
lichaam); bruckenglied; pontée. 

Floating rope, eng. Ongeteerd touw, 
dat op het water drijft, Levantsch touw, 

vijgetouw, biezentouw ; tauwerk, das unge


theert ist and auf dein wasser sich schwim


mend erhdlt; bastin, sparton, (dans le Levant 
:) sarti, sartis. 

Floating screed, eng. Mortelstrook, 

als maat voor de dikte der beraping; lehre 

des bewurfs; bande de mortier formant le 

modèle de 1'épaisseur du crépi. 

Floating stage, eng. Kielvlot, werk


vlot, scheepstimmermansviot; flotte oder floss 

der schiffszimmerleute; ras ou rat de carène. 

Floating wharf, eng., v. eulée 3). 
Float-stone, eng., v. float l). 
Floaty, adj. eng., v. à fiot, s. floc. 
Flocculence, eng. cy fr. f. Vlokkig


heid, vlokkige toestand (bij chemisten) 

flociciger zustand, das brechen. 

Flock, eng. Vlok (bij spinners); (lockers; 
flocon. ~ Scheerwolvlok, scheerwol (kleine 
hoeveelheid wol, die bij 't lakenscheeren 
wordt afgesneden); scheerflocken, scheerwolle; 

bourre tontice, tontisse, tonture. ~ F. of 
wool, wol vlak ; wollflocke; flocon de laine. 
~ F-s of wool (Waste-wool), V. 


500 FLOCKCHEN -


bourre lance, fioekwolle. — To 
beat well the f. for moulding, v. 
émonder. 

Flöekehen, Pasern, Kni tehen, 

n. pl. hd. Ongelijkheden, knoopjes (in 't 
haute-lisse-weefsel) ; unevenness formed by 
little knots; gale. 
Plocke, f. hd. Vlok (wol); lock; flocon. 

— Vlokkige steen, naar vlokken gelijkende 
steen van een vette bergsoort; flaty stone; 
pierre volante. — (Wirrseide), v. contailles 
(en verander daar sties in soies). 
Floeken, m. hd. Vlok (bij cliemisten); 
flake; flocon. ~ Bundeltje zijde of garen 
(bij spinners); tuft, flock; flacon, houppe. 
~ Die f. zu formen wohl schlagen, 
V. émonder. ~ Das tuch 
von f. reinigen (noppen), v. to 
burl, énouer. 

Flo eken, n. hd.: Das f. der kratzenrolle, 
v. embourrage etc. 

Floekendreseher, m. lid. Bewerker 
van de vlokwol of den wolafval; wastewool-
clothier; drapier de bourre-laine. 

Flockenerz, n. hd., v. arséniate 
de plomb. 

Floekengestube oder -gestiebe, 
—gestube, m. hd. Schitterende koper ertsvonken 
bij 't smelten ; nul; cendrée. 

Floekenmasehine, f. hd., v. earding-
engine, carde 3) 

Floekenroth, n. hd. Helderroode 
verfstof van roode scheerwol, bereid van 
scharlakenrood geverfde scheerwol; nacarat 
of red flock; nacarat de bourre rouge. 

Flockensalpeter, n. hd. Vloksgewijs 
uitbloeiend salpeter ; efflorescent saltpetre; 
salpêtre cristallisé en forme de flocon s. 

Flock-paper, eng., Floekpapier, 

n. (Velutirte tapete, Wolltapete, 
Sammttapete, Bestubte tapete), 
hd. Fluweelpapier, gevelouteerd papier (van 
scheerwol); papier velouté ou soufflé, papier 
tontisse. 
Flockpapiertapete, f. hd. Behangsel 
van fluweelpapier; flock-paper-hanging, 
hangings coated; tontisse. 

Floekseide, f. hd. Floretzijde, V. ab 

2), morvolant.-seide, cardasse 
(bundel davon) Vlokzijde; flock-silk, bundle 
of coarse silk thread; capiton, fleuret, bourre 
de sole, filoselle, sole en flocons. — (zur 
tapezierarbeit) Gesponnen vlokzijde (voor 
behangwerk); spun floss-silk; fantaisie. 

Flock- and Wirrseide von der 
schlechtsten sorte, f. hd. Gemeenste 
vlokzijde; flock-silk of the meanest quality; 
soles rondelettes. 

Ploekseidekardatsche , f. hd., 
Krimpel zur floekseide, m. hd., v. 
cardasse 1). 

Flock-silk, eng.,v.flockseide i),%). 
Flock—surface, eng. Fluweelachtige, 
donzige oppervlakte; sammetart; velouté. 
Flock-teppieh, m. hd., v. flockpapiertapete. 


 FLOORING. 

Floektuch, n. hd. Grof, gemeen, ruig 
laken ; coarse cloth; drap grossier. 

Flockwolle, Schlagwolle,Kratzwolle, 
f. hd. Vlokwol; kammeting; wastewool, 
patted wool, sliver, flocks of wool, 
flock-wool; peignon, laines peignons, boudin, 
cordons, bourre lanice, bourre de lame. v. 
blousse, abat-chauvée. 

Floekwool, eng., v. floekwolle. 
Plocon, m. fr., v. flock. — v. 
f locken 1). 

Flood, (Plowing water)eng. Vloed, 
opkomend tij, wassend water: fluth; marde 
montante; flux, (en langage de marin): flot. 

v. marée. ~ Beginning of the f., 
(Fore-tide) opkomend tij ; erste fluth, 
vor fluth; montant de la marde, avant-flot. 
~ Half—f., halve vloed; halbe fluth; 
demi-flux, demi-flot. ~ End of the f., 
Full tide, einde van den vloed, achtervloed 
; hoog water, hoog tij ; letzte fluth, 
hinter fluth, achterfluth; hohe fluth, peilhohes 
wasser, fluthzeit; tin de la marde, haute mer, 
plein de l'eau, étale de Ia haute mer. 
Flood-anchor, eng., v. ancre de 
flot, s. ancre. 

Flood-gate,(Tide-gate)eng. Vloed 

sluis); fluththor, schleusenschutze;-deur (eener 
porte d'écluse qui regarde la mer. ••• 
Schuif-of schutklep, v. felle 3). 

Flood-mark, High-water-mark, 
eng. Hoogwaterpeil; zeichen des hochwasserstandes; 
marque du niveau de la haute mer. 

Flood—tide, Tide, eng. Vloed, tijdduur 
van 't vloeien of rijzen des waters, tij; 
fluth, fluthzeit, gezeit; flux, flot. 

Floor, eng. Vloer; fussboden, diele, tenne; 
afire, parquet, pavé. o Bevloering, houten 
of planken vloer; dielung, bedielung; plancher. 
— Balkenvloer, v. ease—bay. 
Verdieping; geschoss, stockwerk; étage. ~ 

F. of a boat, vloer, beplanking van den 
inwendigen bodem eener boot; lanen; plancher. 
— F. of a glass-melting furnace, 
v. bank fur die glashafen, 
s. bank, hd. 
Floor (to), v. a. Bevloeren, eenen 
vloer leggen, v. abdielen 2), to pave. 

Floor—ceilings, Ceiling—planes 
(next to the kelsom), wegeringen van bet 
vlak ; wegeringen des flachs; valgres du fond. 

Floor—cloth, eng. Gewast vloerdoek; 
wachstuch fur fussboden; toile cirée pour 
plancber. 

Floor-heads, Rung-heads,pi.eng. 
Kim (van een schip); kimm oiler kimmung; 
fleur(s). — Planks of the f., kimgangen 
; kimmgange, kimmplanken; bordages des 
fleurs. — Ceiling and thick stuff 

of the f., kimwegers; kimmweger, kimmweiger; 
valgres. 

Floor—head—ceiling, eng. Kimwegers, 
stuikwegers; kimmweger; stauchweger, 
stauchwegeringen; vaigres d' 

Flooring, eng. Vloer, bevloering, v. 
floor 1, 2). 


FLOORING -- FLOTTE. 501 


Flooring-cramp, eng. , v. étrei


gnoir. 
Flooring-joists, v. floor-joits. 
Plooring—machine,eng. Machine, die 

de vloerplanken zaagt, schaaft en ploegt, 
vloermachine ; maschine zurn zuschneiden and 
vorrichten der fussbodendielen; machine á 
bouveter. 

Floor-joists, Floor-joists, Binding—
joists, pl. eng. Bovendwarsbalken 
(voor de zoldering); obere querbalken; traverses 
supérieures. 

Floor-ribband, Rising line (of 
a ship), eng. Kimsent, sn(jsent; sente des 
scharfs, sente der scheidungen, ,qursente; 

lisse de facons. 
Floor-stone. eng., v. carreau 1) . 
Floor—timbers, pi. eng. Vloerbalken 

(die op de muren of de l:oofdbalken dragen); 
balken auf welche die dielung liegt, 
flurbalken; solives. — F.—timber (of 
a ship) Vrang, buikstuk ; bauchstïsck, lieger, 
flurholz (auf kleinen fahrzeugen:) korf, kesp; 

varangue. F. between theerotehes 
and the middle floor-timbers, 
half-scherpe vrang; krummes bauchstuck; 
varangue demi-acculee. ••• F. of 
the dead-flat or amidship, v. 
bauchsti ck ij. Flat f., v Bauchstuck 
i). — Rising f., v. bauchstUck 
3) . 

Flor, m., Pole, f. hd. Harig, donzig ge


deelte (van fluweel etc.), baar; nap, pile; pile.
Floran, m. fr., v. beating-trough. 
Florence, Florentine, f. fr. Flo


rent(jnsch taf; Florentijnsch atlas; florence, 

Florence-taffeta, sarcenet; florentiner tatfet. 
Florentin, m. fr., V. récipient 3).
Florentine, v. florence. 
Florentiner arbeit, f. hd. Floren


ttjnsch mozaïek-werk ; florentine-work or 

-mosaic; mosaïque de Florence. [3). 
Florentiner flasehe, v.récipient 
Florentiner taff'et, v. florence. 
Floret-silk, eng., v. filoselle 1). 

Floretta, eng., v. filoselle i) .
Florettseide, f. hd , v. filoselle 1) .

Floreur, m. fr. Patroonscbilder (voor 
behangsels, etc.) ; trimmer; stafiirmaler, 
staffirer. 

Florkette, f. hd., V. nap-warp. 

Flormesser, n. (Sammtmesser, 
Sammthaken, Dreget) hd. Fluweel scheerdersmes, 
fluweelmes; velvet-knife, travet; 
taillerole, rabot à velours. 

Florstuhl, ni. hd. Weefstoel voor 
floers of krip ; gauze-loom; métier pour faire 
du crêpe. 
Florweber, m. hd. Floers-, gaaswever; 
gauze-weaver; ouvrier qui fait du 
crêpe, gazier. 
Flos ferri, Flos Martis, (lat.), 
Martial flowers, eng., v. eisenblumen. 
Floss, n. hd. Vlot, v. float 2). — 
(oder Flbtz) Horizontale laag (in den mijn


bouw); layer, stratum, fletz; couche borizontale. 
— Floss, n: hd., Floss, m. fr., 

v. S. fonte. 
Floss, (Flosshole), eng. Slakken. 
gat, v. ehio 4). (platte. 
Floss, m. fr. Gietplaat ; cast-plate; guss-
Flossbett, n. hd. Steiger in 't water 

om er eene heistelling op te zetten, vlotbed 
; scaffolding in water to receive a yammer; 
echafaudage dans l'eau pour recevoir 
une sonnette. 

Flossbri cke, f. hd., v. floating


bridge. 
Flösse, f. hd., v. auge a laver. 
Flosseisen, n. hd., v. for cru blanc. 
Flossen, v. a. hd. Gieten ; to smelt; 

fondre. [ing 4). 
Flossen des holzes, n., v. float-
Flossenbett, n. hd. Zandvorm voor 

gietelingen of geuzen ; pig-mould; moule 
de gueuse. 
Flossgarbe, f. hd. Loep, klomp giet 
omtrent 4 metrieke centenaar;-ijzer van 

v. bloom. 
Floss-hole or Tap, eng., v. chio 
4), abstichloch. 
Flossholz, Flötzholz, n. hd. Vlothout 
; float-wood, floated timber; bols flotté, 
bols de flottage. 

Flossloch, n. hd. Sluis voor houtvlotten 
; lock for rafts; écluse pour radeaux. 
Flossseide, f. hd., Floss-silk, eng., 

v. filoselle, bourre de soie. 
Flossofen, m. hd., v. blast-furnace 
2) . (soufre. 
Flos sulphuris, v. fleurs de 
Flosswehr, n. hd. Keerdam voor drijf


hout ; dam for stopping floating wood; ba


tardeau. 

Flosswiede, f. hd. (waarlooze) Bindtengel 
(voor houtvlotten) ; (preventer-)ra ftwith; 
darivotte ou darivette (de rechange), 
rouette, p!eyon. 

Flot, m. fr., v. flood 1). ~ A flot, 
vlot, drijvend (van schepen); afloat, jloaty; 
flott, schwimmend. 

Flott, mij. hd., v. f lottant. 
Fleste, f. hd., v. f liete. 
Flotilla, eng., Flotille, t. hd., v. 


flottille. 
Flotre, m. fr., v. fautre. 
Flott, adj. hd.: F. liegen, v. to 

float 2). 
Flottage, m. fr., v. floating 3). 

Flottaison, f. fr. Waterspiegel, waterlijn 
; waterline; wasserlinie, auswhsserung. 

Axe de f., drijfas (van een vaartuig); 
axis of floating; schwimmachse. — Ligne 
de f., lastlgn, eerste, bovenste waterlijn 

load-water-line, ladewasserlinie, erste, hdchste 
wasserlinie, auswhsserungslinie. 
Flottant, adj. fr. Vlot, drijvend ; floating, 
floaty; schwimmend, flut. 

a. Flotte, f. fr. & hd. Vloot ; fleet. 
F. armee, fr., oorlogsvloot, vloot van 
oorlogschepen ; fleet of men of war; kriegs

 

502 FLOTTE

Hotte, orlogsflotte. — F. euirassée, gepantserde 
vloot ; armor-plated or armorcased 
fleet; panzerflotte. — F. en ligne 
de combat, vloot in slaglinie, in slagorde; 
fleet formed abreast; flotte in schlachtlinie. 
~ F. marchande, koopvaardij 

trade-fleet, fleet of merchant-men;-vloot; 
handelsflotte, kauffabrteiflotte. 

b. Plotte, f. fr. Wrijfschijf, wrijfplaat; 
washer; reibscheibe. — F. à crochet, 
Rondelle a crochet, v. drag-washer. 
— F., Plotte bouée, vlotter, 
drijver ; floating body, buoy; flösse, schwimmer, 
flotte. — Mettre des f Lottes, 
vlotters aanleggen; opvangen met kurken, 
boeien etc. (een anker, een vischnet) ; to 
buoy up; aufbojen. v. alléger 3) . — F. 
de fil (de sole moulinée), (in Frankrijk:) 
. streng (gemoulineerde zijde) of 3000 
draden van even zooveel ellen (meters) lengte 
; - skein; gebinde. 

Plotte, f. hd., v. f rbeflotte. 
Flotté, adj, fr. Op elkander gelegen 

(b. v. paneelen); superposed; liber eipander 
liegend. 
Plotter, v. n. fr., v. to float 2). 
~ F. un mur, v. to float 3). 
Flotteur, m. fr. Drijver, vlotter, v. 
float i). 
Plottille, f. fr. Kleine vloot, flotille; 
little fleet, flotilla; gescb wader, flotille. 
Flottstahl, m. hd. Licht smeltbaar 
gietstaal ; fusible casl-steel; acier de fonte 
tres fusible. 

FlötZ, n. hd. Horizontale bedding of laag, 

V. floss, hd , 1 art. 2). — Schwebendes 
f., uitgezette, verbreede ertsbedding; 
dilated ore; mine dilatde. — Die f—e 
abnehmen, met het kompas de richting 
der ertslaag meten of waarnemen ; to measure 
by the compass the direction of the ore; 
prendre ou observer avec la boussole la 
direction de la mine. — Die f—e durchbrechen, 
tot aan een rijke ertslaag doorgraven 
; to reach good ore; fouiller jusqu'à 
une mine riche. — Die f—e ersehUrfen, 
entblössen, ausrichten, erts 

blootleggen ; to uncover layers; dé.-lagen 
couvrir des mines. — Das f. gekt zu 
tage hinaus, de ertslaag komt aan den 
dag; the ore comes out; la mine aboutit. — 
Der f. ortet rich zu gang, de erts 

houdt zich aan (richt zich geheel-bedding 
naar) den mijngang; the layer sticks to the 
lode; la couche s'attache au filon. — Das f. 
schiebt den gang aus der stunde, 
de ertslaag dringt de ader uit bare richting; 

the layer deranges the direction of the lode; 

la couche pousse le felon hors de son heure. 

Flótzbau, m. hd. Bearbeiding van een 
minerale ertslaag ; working of a layer, seam 
or stratum; exploitation des mines borizontales. 


Flötzberg, m., Flötzgeberge, n. 

hd. Laagsgewijze gevormd gebergte vlotge


bergte, bergen van het derde vormingstijd


-- FLOUR—SIEVE. 

perk ; mountains formed in horizontal strata 
or layers, tertiary rocks, fletz-formation; 

montagne stratifee, montagne à couches. 

Flotzdolomit, Flötzkalk, m. hd. 
Laagsgewijze of secundaire dolomiet of kool zure 
kalk ; secondary dolomite; chaux carbonatée 
stratiforme ou secondaire. 

Flotzen, m. hd., v. foot-pace. 
Flötzerz, n. hd. Erts in lagen of beddingen 
; ore in beds; mine en lits. 

Flotzgebirgarten, f. pl. hd. Secundaire 
of beddingsgewijze liggende berggesteenten 
; secondary rocks; rothes stratiformes 
ou secondaires 

Flötzgranit, m. hd. Secundair graniet; 

secondary granite; granit secondaire. 
Flotzgri nstein, m. hd., v. dolerit. 
Flötzholz, n. hd., v. flossholz. 
Flötzkalk, V. flötzdolomit. 
Flötzkluft, f. hd. Horizontale kloof 

in eene bergbedding; rent in a stratum; 
lente horizontale qui partage la roche en 
bandes ou assises. 

Plötzlage, Flötzschicht, f. hd. Horizontale 
bedding, laag of stratum; horizontal 
layer or stratum; couche horizontale, lit 
horizontal. 

Flötzmaul, n. hd. Versteend of ver 
mineralized tin; étain minéralisé-ertst tin; 
dans la pierre. 

Flötzporphyr, m. hd. Secundair porfier; 
secondary porphyry; porphyre secondaire. 
Flótzrifi'el, m. hd. Mijnader zonder erts; 

sterile lode; felon stérile. vgl. faille. 

Flötzsandstein, m. hd. Zandsteen in 
beddingen ; new red sandstone; grès stratiforme. 


Flotzschicht, v. flötzlage. 

Flotzsehwarte, f. hd. Bovenlaag van 
Bene koperhoudende leisteengroef; upperstratum 
of a copper-slate-quarry; bousin 
des ardoises cuivreuses. 

Flótztrapp, m. hd. Secundair trapgesteente 
; secondary trap; trap stratiforme ou 
secondaire. 

Flötztreppe, f. hd. Trap met rustportalen 
of rustplaatsen ; stairs with broadsteps 
or landing-places; escalier a repos, á 

paliers. 

Flotzweise, adj., adv. hd. Laags-of 
schichtsgewijs, bij lagen of beddingen; in 
layers, beds or strata; par tits ou couches, 
stratifié. 

Plouet, Flouette, t. fr. (verouderd), 

V. girouette. 
Plou—f lou, m. fr. Eigenaardig geruisch 
van zijdestof, als zij bewogen of behandeld 
wordt; rustling of silk; das rauschen der seide. 
Flounce,eng., v. dent-(D.-) de rat. 
Flour, Superfine flour, eng., v. 
farine 3), 4). (kasten. 
Flour-box, eng. Buil, v. beutelFlour—
mill. eng. Korenmolen ; mahl


miihle; moulin à blé. 
Flour—sieve, eng. Buil der korenmolens; 
miuhl(en)beutel; sas, bluteau. 


FLOURRISH -- FLUGELKASTEN. 503 

Flourish, eng. Vignet, v. cul-de


lampe 3), vgl. border, eng. 3) . 
Flourish (to), v. a. eng. v. ab


stempeln. 
Flourished letter, eng. Groote in 

hout of koper gesneden figuurletter; mu


sirter buchstabe; lettre grise on ornée. 
Floutre, m. fr., v. fautre. 
Flow, eng., v. bend ), cambrure. 
Plow out (to), v.n. eng., v. ecouler. 
Flower, eng. Kuipbioem, v. fleurée. 

— Figuurrand; figuursieraad (voor beginletters); 
rdschen; einfassungsstuckchen; cordelière; 
ornement pour les lettres initiales. 
vgl. border 3), cordelière, cul-delampe 
3). ••• F. (of the hammerspring), 
borst (der pandekselveer); laub, Blatt; patte. 
— F-s of alum, v. alaunblumen. 
~ F.-s of antimony, spiesglansbloemen 
; spiesglanzblumen; fleurs d'antimoine. 
~ F-s of benzoin, V. benzoëblumen. 
— F. of gypsum, v. fleur 
de plátre. ~ F-s of iron, v. eisen 
-blumen. ~ F. of lead,

v. fleur de 
Saturne, bleiblume. —P. of madder, 
v. fleur de garance. ••• F-s 
of sulphur, sublimed sulphur, v. 
fleurs de soufre. - F. of vinegar, 
V. fleur de vinaigre. ••• F-s 
of green vitriol, v. eisenvitriolblumen. 
a" F-s of zink, v. fleurs 
de zinc. (pel. 
Flower-die, eng., V. blumenstemFlower-
line, eng. Bloemlijntje (der 
boekbinders); rdschenzeile; cordelière. 
Flowing, eng., v. épanchoir. 
Plowing-furnace, eng., v. blau


ofen. [loir t) .
Plowing-out hole, eng., v. éeou-
Flowing water, eng., v. flood 1).
Pluant, adj. fr. Ongelijmd, slecht ge 

(papier); unsized, badly sized; unge--lijmd 
leimt, schlecht geleimt.

Fluate, eng. Vloeispaathzuur zout; 
flussspathsaures salz, fluormetall; set fluaté, 
Iluate, hydrotuate. — F. d'ammoniaque, 
vloeispaathzure ammoniak; fluate of 
ammonia; flusssaurer ammoniak. F. de 
chaux, m. fr,, V. fluorure 2). -- v.
flussspathsaurer kalk etc. 

Fluaté, adj. fr. Vloeispaathzuur; fluorated; 
flussspathsauer. ••• Chaux f.-e, 

V. fluorure f2). 
Flucht, f. hd. Speelruimte, speling, v. 
chasse n ). ~ Nach der f. emrichten, 
v. dresser à la ligne, s. 
dresser 15). ~ Sechs fenster in 
einer f., zes vensters of lichten op ééne 
rij; six days in one line; six jours de suite. 

Fliichtig, adj. hd. Vluchtig, vlug (bij 
chemisten); volatile; volatil. — F. sein, 
werden, vluchtig zijn, worden; to be, to 
become volatile, to volatilize; être volatile, 
se volatiliser. 

Fltichtigkeit, f. Ad. Vluchtigheid ; 
volatility; volatilité. 

Fluehtigmaehung, f. hd. Het vluchtigmaken, 
vervluchtigen ; volatilization; volatilisation. 


Fluder, n. hd. Kanaal, vlotgracht (om 
bet vlothout op de rivier te brengen); kennel, 
floating-channel; canal de flottage. — 
Overloop, v. fleur d'eau. 

Fluderbrucke, t. hd. Brug over een 
vlotkanaal; floating-bridge; pont jeté sur un 
canal. 

Flue, eng. Vuurkanaal, v. carneau. 

— Rookkanaal (des gietovens); fuchs; rampant. 
— Verwarmingsbuis (die de warmte 
uit bet ééne vertrek in 't andere voert); 
erwdrmungsróhre, wurmeleiter; calorifère, 
tuyau calorifère. '— F. of a sulphurkiln, 
buis of pijp van eenen zwaveloven; 
schwefelrohre; tuyau is soufre. 
Flue-boiler,Marine-fluer, boiler, 
eng., V. chaudière a carneaux 
ou à galeries, s. chaudière, b. 4). 

Flue—hole, eng. Stookgat (des glas


ovens); schiurloch; tisard. 

Fluellit, m. hd., Fluellite, r. fr. & 
eng. Zuiver aluin -vloeispaath (in Cornwallis 
voorkomende). 

Fluent, eng., Fluente, I. fr. Inte


grale grootheid, v. integral. 

Flue-surface, eng., v. fire-surface. 

Flugbett, n. hd. Verborgen bodem van 

eenen molenvloer, waar zich bet rondstui


vend meel verzamelt ; hidden bottom of a 

mill, where the clear flower settles; parois. 

Flügel, m. hd. Vleugel, klauwier (van 

een spinnewiel); heck, fly, flyer; ailette, 

épinglier, tréchoir. — Keerdam, v. ab


dammung 2). — Vleugel, v. aile 1). 

Molenwiek, V. aile 5). ~ Steun, sup


port (mechanische inrichting aan de kunst


draaibank, waarin de draaibeitel stevig vast


geschroefd is en door langzame omdraaiing 

eener scbroefspil langs het werk wordt 

heengevoerd); rest; support. vgl. auflage 

1). ~ Vleugel (van deuren of vensters), 

V. casement 1). — Windvang (in een 
uurwerk); little wing of the balance-wheel; 
ailette. — Seinwijzer (naam der twee beweeglijke 
stukken of armen van eenen telegraalpaal); 
indicator; indicateur. — S—fürmiger 
f. auf der spindel, S-vormige 
of gaffelvormige vleugel van de spil der 
drossel- of watermacbine (door welken de 
garendraad naar de spoel wordt geleid) ; fly, 
flyer; ailette. — F. eines fensterladens, 
v. feuille de contrevent. 

Fli gelbauer, m. hd. Fabrikant van 
piano's; maker of grand piano-fortes; fabri


cant de piano's. 

Flu.gelfenster, m. hd., v. fené


tre, b. l) . 

Flttgelgebl se, f. hd., v. centri


fugalgebläse. 

Fliigelheek, n. hd. Raam of bek van 

eenen (scbeeps-)vleugel of waker; vane-stock, 

vane-board; fflt de pirouette. 
Flttgelkasten, m. hd. Kast of beklee



 

504 FLUGELKLAPPE * -


ding eener piano; body of a grand piano


forte; caisse d'un piano-forte. 
Flugelklappe, f. hd., v. flap z). 
Fli gelmauer, f. hd. Vleugelmuur (van 

een gebouw); wing; alle de mur. 
Flugelmutter, f. hd., v. écrou 3) .
Flugelort, m. hd. Zijwaarts gegraven 

mijngalier(j ; level; aile. 

Fliigelpflug, m. hd. Vleugelploeg 
(in de Rijnprovinciën); rhenish plough; charme 
rhénane. 

Flugelrad,n. hd., v. flying pinion. 
Flugelschartenzeile, f. hd. , v.
demi-merlon. (heck. 
Fliigelscheere, f. hd., v. fli gel-
Flügelsehraube, f. hd. Vleugel 

handschroef; winged screw, finger--schroef, 
screw; vis ailee. 

Flitgelspill, n., Fli gelstuhl, m. 
hd. Spil van den vleugel of waker; vanespindle; 
fer de girouette. 

Fli gelthor, n. hd. Vleugelpoort; fold


ing-gate; porte-cochère is deux battants. 
Flugelthiire, f. hd., v. flap tij. 
Fl * geltuch, n. hd. Molenzeil ; sail of 

a mill; toile d'un moulin. 
Flugelwand, f. hd., v. f lugel


mauer. (ment, b. 2). 
Fliigelwehr, f. hd., v. épaule-
Fli gelwelle, f. hd. As der molenwie


ken ; axle-tree of a windmill's sweeps; arbre 
d'un moulin à vent. 

Flugmasehine, 1. hd. Vliegmachine 
(waarmede men zich in de lucht verheft); 
flying-machine; appareil it voler. 

Flugruss, m. hd. Fijn roet, dat zich 
onder de gedaante van vlokjes afzet in de 
schoorsteenpijpen, de lampenglazen, etc.), 
verbinding der waterstof met de koolstof; 
hydruret of carbon; hydrure de carbone. 

Flugsand, m. hd. Vlugzand, drijfzand, 
driftzand; quicksand; sable mouvant. 
Flugschiff, n. hd., v. embarcation, 
cutter. 
Fluhe, f. hd. Klomp ijzer; block of iron; 
masse de fer. — Rotswand, steile rotshel 
slope of a rock; parol, pente d'un rother.-ling; 

Fluid, eng., Fluide, fr. adj. Vloeibaar 
; flussig. ! The metal is fluid, 
eng., bet metaal is in vloed, in vloeienden 
toestand ; das meiall steht im flusse; le métal 
est en bain. To render a metal 
fluid, een metaal vloeibaar maken ; ein 
meiall ins bad setzen; mettre on mdtal 
en bain. 

Fluid, eng., Fluide, fr. m., Fluidum, 
n. hd. Vloeistof, V. flüssigkeit. 

Aeriform fluids, eng., Fluïdes 
aériformes ou gazeux, v. elastic 
fluids, s. elastic. — Fluide éleetrique, 
fr., Elektrisches fluidum, 

n. hd., v. electric fluid, s. electric. 
Vitreous fluid, eng , v. glasfluidum. 
— Imponderable f-s, v. imponderabilien. 
— Refined fluid, Volatile 
liquid, eng. Rookende geest (der 
FLUORKALK. 

chemisten); rauchender geist; liqueur fumante. 

Fluïdité ou Liquidité, f. fr., Fluidity 
or Liquidity, eng. Vloeibaarheid ; 
flï ssigkeit. 

Fluke, Palm, Kevel, Net of an 
anchor, eng., v. patte 4). 

Flunk, m.,Flunke,f. hd,,v. patte i). 

Fluoborate, m. fr. & eng. Fluor- of 
vloeispaath-boriumzuur-zout ; fluorborsaures 
salz, flussboraxsaures salz. 

Fluoborie, eng., Fluoborique, fr. 
adj., v. fluorborsaure. (nick. 

Fluoboride, V. fluorborammo-

Fluocolombate, Fluotantalate, 

m. fr. & eng. Fluor-of vloeispaath-tantaliumzuur 
zout ; fluortantalsaures salt. 
Fluocolombie, eng., Fluoeolombique, 
fr. adj., V. fluortantals ure. 
Fluolite, m. fr. & eng., Fluolith, 

m. hd. Fluoliet, een parelsteenachtig mineraal. 
Fluomolybdate, m. fr. & eng., v. 
molybdansauer. 
Fluor, m. * . Vloeispaath, fluor-kalkmetaal, 
de tot dusverre niet afgezonderde 
basis van het vloeispaath-zuur. ~ F. mi 

-néral,

m. fr. Glasvloed ; paste of glass; 
glasfluss, glaspaste. — Earthy f., eng. 
Vloeispaath-aarde, aardachtig vloeispaath ;. 
flusserde, erdiger fluss, ratofkit; chaux fluaiée 
terreuse. 
Fluoralumium, n. hd. Vloeispaathaluinmetaal 
; fluoride of alumiumrt; fluorure 
d'alumium. 

Fluorated, adj. eng., v. fluaté. 

F. eether , vloeispaathgeest of -ether ; 
flussspathgeist; éther fluorique. 
Fluorbor, m. hd. Vloeispaathborium; 
fluoride of bor; fluorure de bor. 
Fluorborammoniak, m. hd. Fluorborium-
ammoniak ; fluoboride of ammonia; 
fluoboride d'ammoniaque. 

Fluorborsauer, ad). hd.: Fluor-. 
borsaures salz, v. fluoborate. 
Fluorborsaure, f. hd. Vloeispaathboriumzuur; 
fluoboric acid; acide fluoborique. 

Fluorcalcium, n. hd. Vloeispaathkaikmetaal 
; fluoride of calcium; fluorure, 
de calcium. 

Fluorcerium, n. hd. Vloeispaath-cerium 
; floride of cerium; fluorure de cérium. 
Fluoreisen, n. hd. Vloeispaathijzer ;, 

fluoride of iron; protofluorure de fer. 
Fluorie acid, eng., Acide fiuorique, 
fr. m., v. acide hydrofluo


rique. ~ Fluoric baryta, v. flussschwerspath. 


Fluorid, n., hd., Fluoride, f. fr. & 
eng. Negatief-electriscbe vloeispaathverbindin 
g. v. fluorure. 

Fluorin(e), eng., Fluorine, f. fr., 

V. fluor 1), fluorure 3). 
Fluorite, f. fr., v. fluorure 3). 
Fluorkalium, n. hd. Vloeispaathpotascbmetaal 
; fluoride of potassium; fluorure 
de potassium. 

Fluorkalk, m. hd. Vloeispaatbkalk ; 


FLTJORKIESELSAUER — FLTJSSBORAXSAUER. 505 


fluor-spar, sparry fluor, fluor; chaux fluatee 
cristailisée ou laminaire, spath fluor. 

Fluorkieselsauer, adj. hd.: Fluorkieselsaures 
salz, n. Vloeispaathkiezelzuur 
zout; fluosilicate; fluosilicate. 

Fluorkieselsaure, f. hd. Vloeispaath 


kiezelzuur; fluosilicic acid; acide Iluosilicique. 
Fluormetall, n. hd., v. fluate. 
Fluormolybdansauer, adj . hd. : 

Fluormolybdansaures salz, vloei spaath-
molybdeenumzuur zout; fluomolybdate; 
fluomolybdate. 

Fluormolybdans^ure, f. hd. Vloeispaath-
molybdoenumzuur; fluomolybdic acid; 
acide fluomolybdique. 

Fluormolybdate, m. fr. & eng., v. 

S. fluormolybdansauer. 
Fluormolybdie, eng. , Pluomolybdique, 
fr. adj., v. s. fluormolybdansaure. 


Fluors ure, Spathsaure, f. hd. 
Vloeispaatbzuur, v. acide hydrofluorique. 
(fluorkieselsauer. 

Fluosilicate, m. fr. & eng., v. s. 

Fluorsilicium, n. hd. Vloeispaathkiezelmetaal; 
fluoride of silicium; fluorure 
de silicium; gaz fluosilicié ou fluosilicique, 
fluorure silicique gazeux. 

Fluor-spar, eng.; v. fluorkalk. 

Fluortantalsauer, adj. hd.: Fluortantalsaures 
salz, v. fluocolombate. 


Fluortantalsaure, f. hd. Vloeispaath tantaliumzuur; 
fluocolombic acid, fluotantalic 
acid; acide fluocolombique, acide fluo


tantalique. 
Fluorure, m. fr. Vloeispaathverbinding, 
verbinding van het vloeispaath met 

een enkelvoudig lichaam ; fluoride; flussspathverbindung. 
F. d'ammoniaque, 
vloeispaatbammoniak ; fluoride of ammonia; 
flussammoniak. ••. F. de calcium on 
de chaux, Chaux fluatée, Fluate 
de chaux, Fluorine, Fluorite, 
Spath fluor, vloeispaatb, enkelvoudige 
vloeispaatbzure kalk; fluor, octahedral fluor, 
fluoride of calcium; Huss, fluorcalcium, eïn


facher flusssaurer kalk. 

Fluosilicate, m. fr. & eng., v. s. 
fiuorkieselsauer. — F. de potasse, 
fr., Fluosilicate of potassa,eng. vloeispaathkiezelzure 
potasch ; flusssaueres kie 

-selerdekali. 

Fluosilieie,eng., Fluosilicié,Fluosilicique, 
adj. fr., v. fluorkieselsaure, 
fluorsilicium. 

Fluotantalate,v. fluocolombate. 
Fluotantalie, eng., Fluotantalique, 
fr. adj., V. s. fluortantalsäure. 

Flur, r. hd. Bodem (van een vaartuig); 
floor; fond. v. floor 4). — Mortellaag 
van den vloer (eener schuur); floor; aire. 
•• (Flurgang) Ruimte aan den ingang 
van een gebouw, portaal, vestibule; corridor, 
entrance-hall; corridor, vestibule. v. Corridor. 


Plurbalken, m. pl. hd., V. floortimbers. 


Flurfenster, n . hd. Venster in 't portaal 
; window in the vestibule; fenêtre de 
vestibule. (ridor. 
Flurgang, m. hd., v. flur 3), eorFlurholz,
n.hd.,v. floor-timbers 2). 
Flursente, f. hd., v. floor-ribband. 
Flurstein, m. hd., v. carreau I). 
Mit fen belegen, v. carreler. 
Flurt, eng., V. abseide, filoselle. 
Flurweger,m.hd.,v. floor-ceilings. 
Flurwrange, f. lad., V. floor- tim


bers 2). 

Plush, adj. eng. In hetzelfde vlak gelegen, 
gelijk ; in derselben ebene liegend, 
abgeglichen, gleich; dans Ie méme plan, affleuré, 
plain. — F. bolt (of a door lock), 
schuifknip (van een deurslot); kantenriegel; 
verrou à coulisse. — F. deck (of a ship), 
gladdek (van een schip); glattes deck; pont 
entier. ~ F. joint, verbinding met de 
stuiken of einden tegen elkander ; anstoss, 
stumpfer stoss; assemblage bout it bout, assemblage 
a affl.eurer, franc-bord. F. pannel 
(of a door), vol deurpaneel (gelijk met 
den rand); ficllung der eingefassten thiir; 
panneau plein. F. rivet, ingezonken 
klinknagel ; versenkte niete; rivet a tete 
fraisée. e•• To make f. a surface 
with another, twee vlakken in één 
brengen ; abgleichen, zwei ebenen in eine 
bringen; aflieurer. 

Flush (to), v. a. eng., v. to float 
2), F. (to) up, v. a. eng.: To f. 
up the joints, de voegen aanstrijken ; 
die fugen mit der kelle ausstreichen; remplir 
les joints. 

Flushing in fancy-weaving, 
eng., v. floating 1) 

Fluss, m. , Zerfiessung, f. hd. Vervloeiing, 
vervloeibaarheid, v. deliquescence. 
— In f. gerathen, v. to 
deliquesce. ^ In f, bringen, v. to 
deliquate. mm F. oiler Zuschlag, 
Flussmittel, Flusspulver, vloei-of 
smeltmiddel ; flux, flux-powder, flux-stone; 
fondant, flux, poudre de fusion, poudre fondante, 
flux rapide. ~ Schwarzer f., 
Schnellfluss, zwart vloeirmiddel ; black 
flux, quick flux; flux noir. Thonerdiger 
f., aluinhoudend smeltmiddel; aluminous 
flux; arbue. ® Weisser f., wit 
vloeimiddel; nitrum /ixum; flux blanc. 
Das metall steht im f—e, v. fluid, 
adj. 2). [rure 2). 

Flussammoniak, m. hd., v. fluo-

Flussarbeit, f. hd. Het uitspoelen der 
huiden (bij looiers); washing of the skins; 
nettoyage des peaux. 

Flussäther, m. hd. Vloeispaathetber; 
fluoric ether; ether fluorique. 

Flussbett, n. Rivierbedding; channel, 
bed of a river; lit dune rivière, dun fleuve. 
Flussboraxsauer, adj. hd., v. flu


orborsauer. 

43 


 5 0 6 FLUSSBOIRAXSAURE .— FLUTHIVIUHLE. 


Flussboraxsäure, f. hd., v. flu


orbors ure. 

Flussdeieh, m. hd. Rivierdijk ; river


dike; digue de rivière. 

Flusseisen, n. hd., v. for en fusion. 

Flusserde,f.hd Vergiaasbare aarde; vit 

terre vitrifiable ou vitrescible.-rifiable earth; 

Flussfahrzeug, n. hd. Riviervaartuig, 

rivierschip ; river-ship, boat; bateau. 

Flussgold, n . ,d. Riviergoud, gedegen 

goudlooverijes in sommige rivieren; grains 

of native gold found in rivers; or de rivière, 

or en paillettes. 

FlUssi.g, adj. hd. Vloeibaar, v. fluid, 

adj. •® F. werden, vloeibaar worden, 

in smelting geraken ; to deliquiate, to liquefy, 

to melt; se liquétler, entrer en fusion, se 

fondre. 

FlU.ssigkeit, f. hd. Vloeibaarbeid, v. 

fluidité. ~ Vloeistof, v. fluid. ^•• 

Durch feuer bewirkte f., door vuur 

bewerkte vloeibaarbeid ; igneous liquidity; 

fluidité ignée. ® Luftfbrmige f., v. 

aeriform fluid, s. fluid.. Oberste 

f., bovenste vloeistof, room (der chemisten); 

cream, crernor; crème. ® W ässerige f., 

waterige vloeistof; phlegm; liqueur aqueuse. 

Flikssigkeitsmesser, m. lid. Vloei 

liquid-meter; compteur á liquide.-stofineler; 

F1iussigkeztswarme, f. hd. Gecom 


bineerde of onmerkbare warmte ; combined 

caloric; calorique combiné ou insensible. 

Flussigmaehung, f. hd. Het vloei 

liquefaction; liquéfaction.-baarmaken ; 

Flusskieselsauer, adj. hd.: F-es 
salt, v. s. fluorkieselsauer. 
Flusskieselsäure, f. hd., v. fluorkieselsaure. 


Flussmesser, n. hd. Zeemtouwersschaafrnes; 
tawer's shaving-knife; couteau 
de rivière. 

Flussmittel, n. hd., v. fluss 4). 

Flussofen, m. hd., V. blast-furnace 
2). 
Flusspulver, n. hd., v. fluss 4). 
Flussrinne, f. hd. Vaarwater, geul 

van eene rivier; channel of a river; chenal 

dune rivière. 

Flusssauer, adj. hd., v. fluaté. 

Flusssauerer ammoniak, m., v. 
fluate d' ammoniaque, s. fluate. 

.. Flusssauere boraxsaure, f. hd., 

V. fluorborsáure. Flusssaueres 
kieselerdekali, n. hd., v. fluosilicate 
de potasse. Plusssaueres salz, 
V. fluate. 
Flusssure, f. hd., v. acide hy.drofluorique. 
Flussschifl'fahrt, f. hd. Rivierscheepvaart, 
binnenvaart; river-navigation; navigation 
tiuviale. 

Flussschwerspath, m. hd. Vloeispaathzure 
baryt- of zwaaraarde ; fluoric 
baryta; spath pesant fluorique. 

Flussspath, m. hd., v. fluor, fluorkalk. 


Flussspathdunst, to. hd. Vloeispaathzuur 
gas; fluoric acid gas; gaz acide 
fluorique. (ated Zether. 
Flussspathgeist, m. hd., v. f.uor-
Flussspathsauer, adj. hd., v. fluaté. 
Flussspathsaure, f. hd., v. acide 

hydrofluorique. 
Flussspathsaurer kalk, m.,Flussspathsaures 
blei, f.cerer,f.natron, 

f. salz, vloeispaathzure kalk, vloeispaathzuur 
lood, cerium, sodium, zout; fluate of lime, 
of lead, of cerium, of soda, fluate; fluate 
de chaux, de plomb, de cérium, de sodium, 
sel fluorique. 
Flusswage, f. hd. Waterpas met een 
dubbelen winkelbaak in den vorm eener 
T ; level with a —f -square; niveau à 
double équerre en forme de 
Flusszinn, n. hd. Riviertin, korreltin; 
streain-tin, granular tin; étain de rivière. 
Flut, f. hd. (& composita), v. fluth (& 

composita). 
Plutberg, Flutbett, v. Huth--. 
Flute, hd., Flute, fr. f., v. flibot. 
Flute, eng. Tapijtwerkersschietspoel, v. 

fliete. ~ Keellijst, v. eymaise. 
(or Fluting) Groefs- of gleufsgewijze uitbolling, 
v. cannelure i). Passage

—

of the f., loop of gang der tapijtwerkers 


schietspoel ; gang der fliete; passe-cordon. 
Flute (to), V. a. eng., v. abkehlen. 
Fluted column, eng. Gegroefde zuil; 

kannelirte sdule; colonne cannelee. 
Fluted part, eng., v. cannelure 3).
Fluted roller, eng., v. cylindre 

cannelé. 
Fluted scraper, eng. Gegroefde kras


ser ; hohlschaber; grattoir cannelé. 
Flflter, v. a. fr., v. ausgrunden. 
Fluth, f. hd. Het van een ertsstamp 

afvallend water; water falling from a-werk 
stamping-mill; écoulement dans les brocards. 
~ Vloed, v. flood 1), flood-tide. — 
Erste f., v. flood 2). — Halbe f., 

V. flood 3). — Hohe f., v. flood ij. 
— Letzte f., v. flood i). 
Fluthanker, m. hd., v. ancre de 
flot, s. ancre. 
Fluthberg, m. hd. Hoop erts van luttel 
waarde ; heap of poor ore; monceau de 
mineral de pen de valeur. 

Fluthbett, n. hd. Rivierbedding, v. 
flussbett. — F. eiher muhle, molenwater, 
V. auge de moulin. 

Fluthgang, m. hd., v. fiussbett. 
Fluthgerinne, n., Fluthgraben, 

m. hd. Vliet, kanaal (waardoor het water 
naar eenen molen, uit een mijnwerk wordt 
geleid); feat, trench; canal, chenal. 
Fluthhafen, m. hd. Vloedhaven; tideharbor, 
dry harbor; havre de barre, port de 
marde. 

Fluthmesser, n. hd. Zeemeter, vloedmeter 
(werktuig tot meting van eb en vloed); 
thalassometer, tide-gage; thalassomètre. 

Fluthmuhle, f. hd. Vloedmolen (dien 


FLUTINER 

bet wassende water in beweging brengt); 
tide-mill; moulin mis en jeu par la maree. 
Fluthner, m. hd. Goudzoeker (in 't 

rivierzand); gold-searcher; pailloteur. 
Fluthrad, n. hd. Waterrad, bydraulisch 
rad; hydraulic wheel; roue hydraulique. 

Fluthschifl', n. hd. Geraseerd schip, 
rasee (schip, waarvan men de bovenbatterij 
weggenomen of dat men tot een lagere klasse 
gebracht heeft); razee; vaisseau rasé. 

Fluthschleuse, f. hd., v. écluse 
de chasse. 

Fluththor, n. hd., v. flood-gate. 

Pluthwasser, n. hd. Drijfwater (dat 
op bet molenrad valt); mill-race, water of 
the mill-race, eau motrice. 
Fluthwerk, n. hd. Ertswasscberij 
stream-work; lavoir. ~ Machine tot erts 

; dressing work, stream-work; pa--wasscben 
touillet. — (Erzabfall) Ertsafval (bij 
't wasschen); wash-ore; minerai de lavage. 

Pluthzeichen, n. hd. Hoogwaterpeil; 
high-water-mark; marque de haute maree. 

Pluthzeit, f. hd., v. flood—tide. 

Fluting, eng. Groefsgewijze uitholling, 

V. cannelure 1). (Ier. 
Fluting-machine, eng., v. canne-
Flutter (to) in the wind, v. a. 
eng., v. déj ouer. 
Flux, eng. Vloei-, smeltmiddel, v. flues 
l). — Kalksteen (als vloeimiddel), v. cas 
-tina. 

Flux, m. fr. Vloed, wassend water, v. 
flood 1), flood-tide. — F. et reflux, 
Marée, vloed en ebbe, tij, watergetij 
; tide; Huth and ebbe. — F. ou 
Fondant, smettmiddel, v. flues t). — 

F. Blanc, v. flues 7) . ~ F. cru, 
rauw vloeimiddel ; roher fluss; crude flux. 
— F. noir, v. fluss 5) . — F. rapide, 
v. fluss ei). 

Fluxion, f. s ., v. differential. 

Fluxional or Fluxionary analysis, 
Fluxionary calculus, eng., 
Fluxions-rechnung, f. hd., v. differentialrechnung. 


Flux-powder, eng., v. flues 4). 

Fly, eng. Vleugel (van 't spinnewiel), v. 
fli gel 1). ~ (Flyer) S-vormige vleugel 
etc., v. fli gel 9) — (Fly-press) 
Schroefpers; snelpers; v. fly—press i ), 2). 

Uitspreider, v. flxwalze, clearer. 

Vliegrad (eener machine) ; schwungrad; 
volant. ~ F. (Top, Upper-board 
of doublebellows), bovenblad (van een 
dubbelen blaasbalg); oberboden; panneau, planche 
ou flasque de dessus. — F. of a clock, 

V. contre-poids t). — F. of a flag, 
lengte der vlag (van den stok tot aan bet 
einde van bet doek); lange der Plagge; battant 
du pavilion. v. battant s). — F. 
(or Cross-arm) of a flying-press, 
V. bar 11). —F. of a pinion, tand (van 
een tandrad); zahn; alle dun pignon. 
Fly (to), v. n. eng. Opbersten (van 
staal), v. égrener 2) . 

--- FOC. 507 

Fly-boat, eng., v. flibot. [2). 
Fly-boatswain, eng., v. flibustier 
Fly-cord,Pecking-cord,Whip, 

eng. Drijfkoord, zweep (van de snelspoel); 
treiberschnur, peitsche; fouet. 
Flyer, eng. Vleugel, v. fli gel 9). ••• 
Spil-of klosbank, v. bane à broches, 

s. bane 6). v. flyers. 
Flyer-lathe, eng., v. battant à 
claquettes, s. battant 5) . 
Flyers, pl. eng. Treden eener rechte 
trap, evenwijdige traptreden ; stufen einer 
geraden treppe; marches dun escalier á 
limons droits, marches parallèles. 

Fly (to) in shivers, v. n. eng., v. 
écailler 4). 
Fly (to) into pieces, v. n. eng., v. 
éclater 2) . 

Flying bridge, Swing-bridge, 
Flying ferry, eng. Gierbrug; (liegende 
brucke, gierbriicke, /liegende fdhre, fdhrbrucke; 
pont volant, traille. 

Flying buttress, eng. Stijgende of 
klimmende boog (in de Gotbische bouworde); 
steigender bogen; are rampant. 

Flying ferry,eng.,v.lying bridge. 
Flying jib, eng., v. elin-foe. 
Flying jib-boom, eng. Buitenklui


verboom; aussenklisverbaum,butenklicverbaum; 
bout-debars du clin-foe. 
Flying level, Eye-sketch, eng. 

Vluchtige opneming (van een ontworpen 
weg of kanaal); luchtige aufnahme, aufnahme 
nach dem augenmass, à-coup-d'oeilau 
fnahme; croquis levé a vue, leve irrégulier. 

Flying-machine, eng , v. flugmaschine. 
Flying pinion, Flying wheel, 

eng. Windvang, vleugelrad (van een uur 
windfang, flugelrad; volant b ailettes.-werk); 
Flying sheet, eng., v. écoute vo


lante. ' (tie. 
Flying shuttle, eng., v. fly-shut-
Flying wheel, v. flying pinion. 

Fly-leaf, eng., v. ansetzblatt. 

Fly-press, (Screw-press, Fly) 
eng. Scbroefpers (bij 't munten etc.); schraubenpresse, 
pragwerk (der mïcnze); schlagwerk 
(der zïundhiitchen); balancier, balancier à 
vis. — Snelpers (der boekdrukkers); schnellpresse; 
presse (a la) mécanique. — (Puncher) 
Doorslag-of stempelmachine; stempel 

emporte-pièce, bouge. -maschine; 
Fly-shu ttle,Flying-shuttle, eng. 
Snelspoel. v. earibari. 
Fly-shuttle-lathe,eng. Snellade (aan 
't weefgetouw); schnellade; battant volant. 

Fly (to) out, To flutter or To 
turn in the wind, v. n. eng., v. déjouer. 
(pinion. 

Fly-wheel, eng., v. fly 5); flying-

Foe, Focque, m. fr. Kluiver, (bij 
klein vaartuig:) fok; jib; klüver. •no Faux— 
f., Contre—f., Middelkluiver, vlieger ; 
middle-jib; mittelkluver, flieger. o Grand 
f., kluiver, groote kluiver; jib, standing 


508 FOCAL DISTANCE 

jib; klaver, grosser klaver. — Petit f., 
(Trinquette) , voorstagzeii ; fore-staysail; 
fockstagsegel, vorstagsegel. — Second 
f., voorstengestagzeil, stormkluiver; 
fore-topmast-stay-sail ; vorstengestagsegel, 
sturmkluver. — Second f. (dune semaque, 
etc.), kluiver (op smakken, kotters, 
tjalken); fore-top-stay•sail (of small ships); 
kliifock, kluvfock, klover. •- F. volant, 
Petit f., Contre-f., Clin-d'oeil-f., 

V. clinfoc. (moeite. 
Focal distance, eng., v. brenn-
Foeimeter, eng., Foeimètre, m. 
fr., Focusmesser, m. hd. Brandpuntsmeter. 
Foek, f. hd. Fok (onderste razeil van 
den fokkemast); (op kleine schepen :) drie 

zeil, tusschen den fokkemast en den-hoekig 

boegspriet geheschen), latijnzeil ; fore-sail; 

voile de misaine, misaine. 

Foekbrassen, f. pl. hd. Fokkebrassen 
; fore-braces; bras de misaine. 
Fockbulien, f. hd. Fokkeboelijn ; foresail-
bowline; bouline de la misaine. 
Foekdrehreep, n. hd. Fokkedraai


reep, fokkescbinkel; fore-tie; itaque de mi-

Focke, f. hd., V. fock. (same. 

Foekhals, m. hd. Fokkenbals; tack 

of the fore-sail; amure de misaine. 

Fockkardeele, n. pl. hd. Fokkekar


deelen, fokkevallen ; fore-jeers; -drisses de 

misaine. 

Foekleesegel,f. hd. Fokkeleizeil ; fore


studding-sail; bonnette de misaine. 

Fockmars, m. hd. Fokkemars; fore


top; hune de misaine. 

Fockmast, m. hd. Fokkemast; fore


mast; mat de misaine. 

Fockmastsegel, n. hd., v. fock. 

Foekraa, f. hd. Fokkera; fore-yard; 

vergue de misaine. 

Fockschote, f. hd. Fokkescboot; fore


sail-sheet; écoute de misaine. 

Pocksegel, n. hd., v. fork. 

Foekstag, n. hd. Fokkestag; fore-stay; 

étai de misaine. 

Fockstagsegel, n. hd. Stagfok, storm


fok , voorzeil of latijnzeil aan den fokkemast; 

fore-stay-sail; trinquette. 

Fockstenge, Vorstenge, f. hd. 

Fokkesteng, voorsteng; fore-top-mast; petit 

m't de bune. 

Fockwant, f. hd. Fokkewant , fore


shrouds; baubans de misaine. 

Focus, eng., v. brennpunkt. — 

Virtual f., (Point of divergence), 

virtueel, schijnbaar of denkbeeldig brand


punt (achter den hollen spiegel gevormd); 

zerstreuungspunkt; point de divergence, foyer 

virtuel. — F. of ignition, F. of a 

mine, baard eener (oorlogs-)mijn, mijn


haard ; minenheerd; foyer de mine. 

Focusmesser, v. focimeter. 

Fogue, f. fr. Doorschieting, opening in 
den ketting voor de spoel; .opening of the 
warp; öffnung der kette. 

FOLDING-BONE. 

Föhrenholz, n. hd. Vurenbout; pine, 
scotch pine; bois du pin sylvestre ou sauvage. 
Foie de soufre alcalin, m., Tri 
-sulfure de potassium,

f. fr. Zwavellever 
; liver of sulphur, trisulphuret of potassium; 
scbwefelleber. 
Foil, eng. Klatergoud, v. clinquant. 
~ Laag bladtin, v. feuille 3). ~ Zeer 
dun metaalblad, blik, v. feuille de métal, 
d' argent, de cuivre, d' é tain, d' or, 

s. feuille. e Foelie, v. Blatt 3). •n• 
Bladvormig sieraad, v. feuille 4). ••• 
F. of jewellers, foelie der juweliers 
en goudsmeden ; folie der juweliers and 
goldarbeiter; paillon, feuille pour bijoutiers. 
(Fencing-foil), v. fechtdegen. ~ 
Geplet goud-en zilverdraad (tot galons, borduurwerk, 
etc.); gequetschter gold- oder silberdraht; 
lame. — F—s, v. foliation. 

Foisonnement de la chaux, m. 
fr. Opzwelling, uitzetting, rijzing der kalk 
(bij 't blusschen); growing or increasing of 
the lime; das aufschwellen, aufquellen, aus-. 
geben, wacbsen oder gedeihen des kalkes. 
~ F. de terre, zwelling, uitzetting van 
den grond (bij 't graven); swell of the ground; 
das aufquellen, aufgehen, wachsen der erde. 

Foisonner, v. n. fr. In volumen of 
omvang vermeerderen, opzwellen, rijzen (van 
kalk, die men bluscbt, van grond, dien men 
uitgraaft, etc.); to swell, to rise, to increase; 
aufgeben, gedeihen, ausgeben.— La ehaux 
foisonne bien, de (gebluschte) kalk dijt 
goed uit, zwelt goed op; the (slaked) lime 
increases well; der (abgelöschte) kalk geht 
sehr auf, giebt viel aus, gedeiht gut. 

Fold, eng. Vouw, v. falz 1) . ~ Omgeslagen 
metaalrand, V. agrafe 2). ~ 
Papierstrook, v. onglet 3) . — Vouw overlangs 
in een vel papier, v. falte 3). 

Mantelboog (des hoogovens), v. arbeits


gewolbe. ~ F. in a leaf, vouw, oor 

in een blad, v. eselsohr. ® F. on a 

sheet, roover, stukje papier op het blad, dat 

afgetrokken wordt, waardoor de inkt daar 

ter plaatse het blad niet raakt; rduber; 

larron. 

Fold (to), v. a. eng. Vouwen; falten, 
fdlteln; plisser. — Vouwen, v. auffalten. 

— Vouwen en merken, v. brechen i). 
De borden of kartons bevestigen, v. 

enearter 3). e To f. up, vouwen, v. 

ausfalzen. 

Folder, eng. Vouwer (der bedrukte bla


den); falzer; plieur. — F. or Folding


stick, Folding-bone, vouwbeen, v. 

falzbein. 

Folding, eng. Het vouwen (bij boek 

bij stoffenfabr.); das falzen, zusam--binders, 

menlegen, die falzung; pliage. — Merk van 

zijden draden etc., v. faudage. ~ Bad 

f., verkeerde vouw (bij binders, papierfabr., 

etc.); schlechte falte; fronce. — F. Of a 

folding—door, deurvleugel ; thiirflugel; 

vantail, battant ou manteau de porte. 

Folding-bone, eng., v. falzbein. 


FOLDING—CHAIR 

Folding-chair, eng., V. faltstuhl. 

— F. with a back, v. feldstuhl2). 
Folding—door, eng. Dubbele deur, v. 
contre—porte. — Deur of poort met 
twee vleugels, die over elkander kunnen 
slaan ; zwei/lïcgelige thur; zweif hsgeliges thor, 
zwei f f geliger thorweg; porte pleine a deux 
vantaux. 

Folding-gate, eng., v. fli gelthor. 

Folding-knife, eng., v. faltklinge. 

Folding-ladder, eng., v. échelle 
brisée. 

Folding-machine, eng. Vouwmachine 
; legemaschine; plieuse. (bevil. 

Folding-rule, eng. Zwei, iv., angle


Folding-sight, Leaf-sight, Elevating 
back-sight (of a musket-barrel), 
eng. Stand-vizier (van eenen geweerloop); 
hinteres absehen, klappvisir, stockel; visiere 
à charnière. V. absehen 2). 

Folding-stock, eng., v. falzbein. 

Folding-table, eng. Klaptafel, v. 
aufschiagtisch. — Vouwtafel,v. bronchoir. 


Folgezeiger, M. hd., v. auszeichnung. 


Foliant, m. hd. Foliant, boek in-folio, 
in folio-formaat; in-folio, folio-volume, infolio; 
livre on volume in-folio. 

Foliate (to), v. a. eng. Verfoeliën, v. 
étamer 2). 

Foliate, eng. Kromme lijn van. de 3de 
orde met twee oneindige takken, die een 
gemeene asymptote hebben en elkander snijden 
onder 't vormen van eene bladvormige 
figuur; folium de Descartes; folium de Descartes, 
(ou simplement) folium. 

Foliated, adj. eng. Bladerig, bladvormig 
(bij chemisten) ; gebldttert; folié. .• 
Schilferig, bladerig (van mineralen); blatterig; 
lamelieux, lamelie, feuilleté. 

Foliating, eng. Het verfoeliën, v. étamage 
3). — F.-lead, v. belegeblei. 

Foliation, Feathering, Foils, pl. 
eng. Bladerwerk, bladvormige sieraden (aan 
Gothiscbe vensters); bldlterwerk, bldtterver2ierung, 
bldtter; feuilles, ornements en forme 
de feuilles. 

Folie, f. hd. Foelie; echte foelie, v. 
blatt 3); blattsilber. 

Folier, eng., v. elinquant. 

Foliiren, v. n. hd. De bladen van een 
boek nommeren of met volgcijfers teekenen, 
foliëeren ; to mark the leaves of a book 
with cyphers; folioter. 

Folio, m. .. Folio, blad (sprekende 
van registers, manuscripten, etc., die bij 
bladen en niet bij bladzijden genommerd 
zijn); bladcijfer. — Folio, In—folio, 
formaat, waarbij bet vel papier eenmaal 
gevouwen is en dus vier bladzijden heeft, 
folio-formaat ; boek in folio-formaat, in folio, 

V. foliant. — F. recto, voorste of eerste 
zijde van een blad. — F. verso (of enkel 
Verso), tweede keerzijde van een blad. 
Foliot, m. fr. Pal van een slot, v. 

-- FONCTIONNER. 509 

anhaltstift. — Onrust (in een uurwerk), 

V. balance, eng. 3) . 
Folioter, v. a. fr., v. foliiren. 
Folium, n. hd , Folium, m. fr., v. 
foliate. 
Folie farine, f. fr. Stuit-of stofineel, 

gietersstof; dust used in casting; giessstaub. 
Follet, m. fr., v. feu follet. 
Follower, eng., Siuitschoot, bijzondere 

schoot van een Fransch slot, die de eigen 

schoot derwijze toehoudt, dat zij niet-lijke 
terugschuiven kan; zuhaltung; gachette. — 
Bijrad, ondergeschikt tandrad, dat zijne beweging 
van het drijfrad ontvangt; nebenrad; 
roue subordonnée. 

Foncage, m. fr. Het inzetten der vatbodems; 
heading; bodmung, bodmung, ausblidurig. 
— (Foncement) Het loodrecht 
diepen (van eene mijnschacht); sinking; ab 

-teufung, absinkung, niedersinkung. 
Foncaille(s), f. (pl.) fr., v. boden 
-holz. 

Fonceau, m. fr. Tafel, waarop de 
glasfritte vermengd wordt; fritting-table; 
gemengetafel, frittetafel. 

Foncement, m., v. foncage 2). 
Inlating, v. einlassung. —F. de pied, 
nedertreding van de boden platen (aan den 
kousenweefstoel); lowering of the lead-plates; 
das niedertreten der bleiplatten. 

Foneer, v. a. fr. Inlaten, v. Om. 
lassen 2). — De bodems inzetten, v. ausboden, 
bodmen. ~ F. (en Belgique 
Avaler) ut puits de mine, eene mijn schacht 
loodrecht uitgraven ; to sink a mineshaft; 
eine schacht abteufen, absinken, niederbringen. 
— F. sur le papier, op 
het papier donkerder, zwarter worden (van 
inkt sprekende); to darken, to become darker 
on the paper; auf dem papier nachdunkeln, 
dunkler werden. 

Foneet ou Fond de serrure, m. 
fr., v. couverture 6) . 

Foncoir, m. fr. Smidshamer met scherpe 
of snijdende baan ; sharp-faced hammer; 
scharfbabniger schmiedehammer. 

Fonetion, f. fr. Veranderlijke grootbeid, 
die van eene andere afhangt, functie; 
function; function. — F. dérivée, v. 
dérivée. — F. elliptique, elliptische 
functie ; elliptic function; elliptische function. 
~ F. explicite, ontwikkelde functie; 
explicit function; explicite oder entwickelte 
function. — F. homogène, homogene of 
gelijkaardige functie; homogenous function; 
homogene function. v F. implicite, 
niet ontwikkelde functie; implicit function; 
implicite oder unentwickelte function. 

F. d'une seule variable, de deug 
ou de plusieurs variables, functie 
van Bene, twee of meer veranderlijke grootbeden 
; function of one, two or more variables; 
function ,seiner, zweler oder mehrerer 
variabele. — Etre en f., v. fonetionner. 
Fonctionner, Aller, Être en 

43. 

510 FOND -- 

fonetion, V. n. fr. Werken, in gang 
zijn (van eene machine); to work, to go; 
arbeiten, gepen, im gange sein. 

a. Fond, m. fr. Grond, bodem ; bottom, 
ground, sole; grund, boden. — F. de 1'áme 
(d'une pièce), bodem van de ziel (eener geschutbuis); 
bottom of the bore; boden der 
seele. ~ F. de bateau, pontonbodem ; 
pontom-bottom; pontonboden. ~ F. d'une 
capsule de guerre, bodem van een 
slaghoedje of zundkapje ; bottom o f a coppercap; 
boden eines ziindhiitchens. F. de 
coupelle, haard des drijfovens; sole of 
the refining -furnace; heerd des treibofens. 
~ F. de cylindre à vapeur, bodemstuk 
des stoomcilinders; steam-cylinderbottom; 
dampfcylinderboden, bodenstuck. — 
F. double d'un cylindre á vapeur, 
dubbele bodem eens stoomcilinders; 
double bottom of a steam-cylinder; doppel boden 
eines dampfcylinders. _ F. 'a 
dragée, Passoire, schrootvorm ; card; 
scbrotform. ^ F. d'embrasure, bodem 
van een embrasure of schietgat; sole or 
bottom of an embrasure; schartensobie. 
F. de l'évidement (de la tête du 
chien percutant), V. face percutante. 
F. d'un feu d'affinerie alle 
-mande,
bodem of bodemplaat van een 
Duitscben frischoven ; bottom or bottom plate 
of a german firing-forge; friscbboden, boden 
eines frischfeuers. — F. de la forme, 


V. bois de fond, s. bois. — F. de 
fossé, grond der (vesting-)gracht; bottom 
or sole of the ditch; grabensohle. — F. 
de galerie, v. sol de galerie. — F. 
d'une galerie, d'un trou, uiteinde 
eener afgewerkte of verlaten mijnschacht; 
end, face, head, working-point; ort, bob rort, 
stollenort, ortstoss. ~ F. de mortaise, 
bodem van de minting of van bet boorgat; 
mortise-bottom; boden des zapfenlochs. ~ 
F. d'un navire, scheepsbodem, vlak, 
kim, buik, denning van een schip; ship's 
bottom; schiflsboden, bauch des scuffs. — 
F. du puits, het in den mijnput zich 
verzamelende water, poel; sump, tempering 
pit; sumpf. o F. de serrure, v. couverture 
6). — F. de terrage on 
Première couverture, eerste dekklei, 
eerste laag kleiaarde (op de bodemvlakte 
der suikerbrooden); first clay; erster thon, 
grüner klei. — F. des tissus figurés, 
Plain, grond der gefigureerde, gebloemde 
of gewerkte weefsels; ground, back; grund, 
boden, hintergrund. — F. de tonneau, 
vatbodem ; head of a cask, heading; fassboden. 
~ F. plat, Plat—fond du vais— 
seau, vlak, plat scheepsvlak (met weinig 
opneming in de kim); flat bottom, floor; 
uur oder flach des schiffes. — F. d'une 
voile, Creux ou sein d'une voile, 
V. S. creux. 
b. Fond (de l'eau), m. fr. Grond, bodem 
(des waters); ground, bottom (of the water); 
boden, grund (des wassers). v. couler a 
FONDATION. 

fond,s. couler, 2e art. ; Donner fond, 

S. doener ; sonder le fond, s. sonder. 
® F. d'aiguilles, grond van 
spitse schelpjes; ground composed of pointed 
shells; nadelgrund, klein-muscheliger grund. 
— F. d'argile, kleigrond; clay-bottom; 
thonboden. — F. de banche, Banche, 
vlakke en zachte steengrond; flat and smooth 
stone-bottom; ebener and weicher steingrund. 
~ F. de eailloutage, keigrond, kiezelgrond 
; flinty ground, pebble-ground; kie 
— F. de-selgrund, keigrund, kegelgrund. 
coquilles, schulpgrond; ground of shells; 
scbiilpengrund. — F. de coquilles 
pourries, schulpachtige grond (van allerlei 
schelpen); shelly ground; schulpartiger 
grund. ~ F. dur, harde, vaste grond; 
hard ground; barter, fester grund.— Grand 
f., groote diepte, diepe grond ; great depth; 
grosse tiefe, tiefer grund. ® F. de gravier, 
grond van kiezelzand, van kittelsteentjes, 
singelgrond ; gravel-bottom; kleinkiesiger 
grund, singelgrund. — F. de mauvaise 
tenue, Mauvais fond, slechte hou grond 
of ankergrond ; bad anchor-ground, foul 
bottom; schiechter ankergrund. — F. de 
mer, zeebodem, grond der zee ; ground, 
bottom of the sea; grund oder boden des 
meeres. o F. mou, zachte grond (waar 
bet dieplood in zinkt); soft, weak ground; 
weicher grund. ~ F. a mouillage, F. 
de bonne tenue, Bon f., goede hougrond 
of ankergrond; good anchor-ground, 
good anchorage; guter ankergrund. — F. 
mouvant, welgrond (uit drijfzand bestaande); 
shifting ground; wellgrund. — F. 
de pré, groene, begroeide grond, met zeegras 
bewassen grond ; green bottom or ground; 
gruner, mit seegras bewachsener grund. — 

F. d'une rivière, rivierbodem; bottom 
of a river; grund eines flusses. — F. de 
roche, rotsgrond, klipgrond ; rocky ground 
or bottom; felsgrund. — F. de roches 
aiguës, scherpe rots- of steengrond ; sharp 
bottom or ground: scharfer grund, grund 
aus scbarfen klippen and steinen. —. F. 
de sable, zandgrond; sandy ground; sandgrund. 
— F. de vase, F. vaseux, moddergrond, 
modderige grond ; muddy ground, 
slimy ground; schlickgrund, moddergrund, 
scblammiger boden. 
Fondage, m. fr. Het smelten (der metalen); 
smelting, melting; fusion ; das scbmel• 
zen, ausschmelzen. — F. par l'oeil, 
smelting (in den smeltoven) en aftapping 
(van 't gesmolten metaal) door het steek-of 
afioopgat ; smelting with tapping; das schmelzen 
fiber den stich oder durch das auge. 

Fondant, m. fr. Smelt-, vloeimiddel, 

V. fl.uss 4). ~ Hel (in eenen drijfhaard 
de plaats der grootste hitte); hell; hdlle. — 
F. caleaire, v. cantina. 
Fondation, f. fr. Grondlegging, het 
leggen van den grondslag of het fondement 
van een gebouw ; foundation; grundung, 
fundamentirung. ~ F. sur des fascines, 


 

FONDEMENT ---


fundeering op rjsbundels, etc., v. s. faseinage 
1). — F. en saillie, Assise 
saillante, v. empattement 3) . 

Fondement, m. fr. Gegraven diepte 
voer den grondslag van een gebouw, uitgraving 
voor den grondslag ; ditch for the foun-
Elation; grundgrube, baugrube, grundgraben. 

— Grondslag (van een gebouw), fondement; 
foundation-wall, basement, fundament; grund, 
grundgemäuer, grundbau, fundament. 
Fonderie, f. fr. Gieterij, ijzersmelterq ; 
foundery or foundry, melting-house, ironfoundry; 
giesserei, schmelzhutte, giessbaus, 
eisengiesserei. •• Gietkunst ; art of casting; 
giesskunst, schmelzkunst. F. de ea


nons, kanongieterij; cannon-foundry; stUekgiesserei, 
kanonengiesserei. ~ F. de caractères, 
de lettres, lettergieterij; 
type-foundry, letter-foundry; schriftgiesserei. 
Fondeur, m. Gieter, metaalgieter, smel


ter ; founder, smelter; giesser, schmelzer.

 de (ou en) bronze, bronsgieter; 
brass-founder; erzgiesser. F. de caractères, 
de lettres, lettergieter; typefounder, 
letter-founder; sch riftgiesser. P. 
de cloches, klokkengieter; bell-founder; 
glockengiesser. ~ F. de (ou en) cuivre 
jaune, geelgieter; brazier, yellow-metalfounder; 
gelbgiesser. •• F. de (ou en) 
cuivre rouge, roodgieter; copper-found


er, red-caster; rothgiesser. ••• F. de 

garnitures en laiton, fabrikant van 
garnituren of besiagwerk (voor vuurwapens); 
brass-founder; garniturmacher, zeugmacher. 


— F. de la litharge, frisscher, afdrijver, 
louteraar (van metalen); refiner, 
finer; friscber. ~ F. en plomb, Plombier, 
loodgieter; plumber; bleiarbeiter, 

bleigiesser. 

Fondre, v. a. fr. Smelten. v. to bring

down. — F. les couleurs, de kleuren 

verdrijven, doen ineensmelten (zoodat de 

overgang niet merkbaar is); to melt the 
colors; die farben vertreiben, verschmelzen. 
— F. á cru la matière, v. s. cru. 
— F. 1 etain, le fer, etc., F. le 
métal, tin, ijzer, enz., metaal smelten; 
to smelt tin, iron, etc., metal; zien, eisen, 
etc., metall schmelzen. F. en moule, 
Couler les metaux, gieten, metaal
gieten; to cast, to found a metal; metall 
giessen. ~ F. en moule creux et à
renversé, zonder kern naar de decanteerwijze 
gieten ; to cast without a core, 
pouring out the fluid metal after setting it 
near the mould; oboe kern, nach der methode 
des sturzens, nach dem decantirverfassen 
giessen (stiirzen). ® F. de nouveau 
les crasses, de metaalslakken 
andermaal smelten ; to melt the slags anew; 


die schlacken durchstechen. 
Fonger, v. n. fr., v. to blot. 
Pont, Fount, eng. Volledig -stel druk 


letters van hetzelfde corpus of getal punten; 
giesszettel, guss; fonte, police. 
Fontaine, f. fr. Fontein ; pomp ; foun-

FONTE. 511 

tain; pump; brunnen; pumpe. •• F. artésienne, 
F. jaillissante forée, f., 
Puits foré, m. Artesische put, geboorde 
put of bron ; artesian well or spring-well; 
artesiscber brunnen, steigbrunnen, bohrbrunnen. 
— F. de grès, watervat van 
Keulsch aardewerk (tot huiselijk gebruik); 
earthenware cistern; irdener wasserbehdlter. 
•o F. de Héron, Heron's fontein ; fountai-
n of Heron, circulating fountain; Heronsbronnen, 
Heronspumpe. — F. intermittente, 
intermitteerende of tusschenpoozende 
fontein ; intermitting, receprocating 
fountain or spring; intermittirender brunnen. 
r F. jaillissante, montante, 
springfontein; splashing fountain; springwell-
fountain ; platscherbrunnen ; spring


brunnen, steigbrunnen. 

Fontainerie, f. fr. wei-of putboorderswerk, 
-kunst; pump-maker's work; brunnenmacherarbeit. 


Fontainier, Fontenier, Maitre 
fontainier, m. fr. Putboorder, putgraver 
en pompmaker; well-digger and pumpmaker; 
brunnenmacher, brunnenmeister. 

Fonte, f. fr. Pistoolholster; holsterpipe, 
holster; pistolenholfter, -hulfter. •^ 
Wolvermenging; mixtion of wool; wollemischung. 
— Stel drukletters, v. font. 

— (Fonte moulee) Gegoten ijzer, giet 
cast iron; gusseisen, guss. — (ou-ijzer; 
Fusion) Het smelten, gieten (der metalen); 
founding, smelting, melting, fusion; das 
schmelzen, giessen, die schmelzarbeit. 

F. aeiéreuse, ruwstaalijzer; steel-pig; 
robstahleisen. — F. d'affinage, gietijzer, 
ruwijzer, dat gefrischt of verfijnd moet 
worden ; forge-pig; roheisen zum verfrischen, 
frischerei-roheisen. v. cast—iron 1). — 
F. a fair chaud, bij verhitten luchtstroom 
gesmolten ruwijzer; hot-blast pigiron; 
hei beissem winde. erblasenes roheisen. 
~ F. a fair froidbij kouden lucht , 


stroom gesmolten ruwgzer; cold-blast pigiron; 
hei kaltem winde erblasenes roheisen. 

— F. blanche, Floss, wit ruwijzer, 
v. fer cru blanc. ® F. blanche 
cristalline on lamelleuse ou miroitante, 
F. spéculaire, spiegelijzer, 
ruwstaa lij zer; spiegel-iron, specular-iron; 
spiegeleisen , rohstableisen, spangeleisen, 
robstahttloss, spiegelfioss. — F. blanche 
grenue, F. dure, (Floss á fleur, 
Floss dur), bloemig wit ruwijzer, wit 
ruwijzer met een half-korrelachtig weefsel; 
white pig-iron with a semi-granular texture; 

blumiges floss, bartfloss. ~ F. blanchie 
(ou durcie) à la surface, F. a la 
volée, gietstaal, v. case-hardened 
casting. — F. de bocage (bocardage), 
wascbij ier ; pounding-iron; wascheisen. 
V. for de lavage. — F. à canons 
en bronze, kanonmetaal, kanon spis; 
gun-metal; stiickgut, geschutzmetall. 

F. a canons en fer, ruwijzer voor 
geschut; gun-pig; geschiitzroheisen. ~ F. 

 

512 BONTE

au charbon de boil, bij houtskool 
vervaardigd ruwijzer; charcoal-pig-iron; holzkohlenrobeisen, 
bei holzkohlen erzeugtes 
rokeisen. ~ F. au coke, bij cokes vervaardigd 
ruwijzer; coke pig-iron; koksroheisen, 
bei koks erzeugtes roheisen. ••• F. 
de concentration, verdichtingswerk, 
bet smelten onder concentratie of verdichting; 
concentration-smelting; concentrationsarbeit. 
~ F. des couleurs, verdrijving, 
ineensmelting der kleuren ; melting or blending 
of the colors; das vertreiben, die ver 
vgl. fondre 2).-schmelzung der farben. 

— F. en creux ou au noyau, het 
holgieten, het gieten over eene vormkern 
of kernstang; hollow-casting; das bohigiessen. 
vgl. to cast 5), core i). ~ F. crue, 
ruwijzer (het product van de smelting der 
ijzerertsen in hoogovens of in blaasovens), 
V. fer cru. ~ F. durcie à la sur 
v. case-hardened casting.-face, 
— F. dure, v. f. blanche grenue. 
— F. épurée ou mazée, F. affinée 
par le mazéage, het door uitzijgang in 
den haard verfijnde ruwijzer, op Stiermarksche 
manier gelouterd ruwijzer; pig refined 
by the styrian process, refined pig; bartes 
zerreneisen, gefeintes rokeisen, gefeinte blattein. 
— F. de fer en coquilles ou 
en moules en fonte, het gieten in 
gietijzeren vormen ; case-casting, casting in 
iron moulds; schalenguss, kapselguss. 

F. fratche, het friscbsmelten, smelting 
van loodvrije zilverertsen ; smelting of silverores 
which contain no lead; das frisebsebmelzen. 
~ F. graphiteuse, F. surearburée, 
zwart, graphietrijk ruwijzer; castiron 
No 1, kishy-pig, highly graphitic-iron; 
schwarzes graphitreiches roheisen. ~ F. 
grise, grauw ruwijzer ; grey pig-iron; 
graues rokeisen. — F. inoxydable,
(Laiton blanc ou Mercure hermétique) 
niet oxydeerbaar, niet roestend 
gietmetaal, wit messing, hermetisch kwikzilver 
, unoxidizable cast-metal, white brass, 
hermetic mercury; nicht rostendes gussmetall, 
weisses messing, hermetisches quecksilber. 
~ F. lamelieuse, v. fopte 
blanche crystalline. — F. limailleuse, 
donkergrauw, licht bewerkbaar ruwijzer; 
black cast-iron No 1 ; dunkelgraues, 
leicht zo bearbeitendes robeisen. v. f.noire. 
F. maculée, v. f. mêlée. ~ F. 
malleable, hamerbaar, smeedbaar giet 
malleable cast-iron ; bämmerbares,-ijzer ; 
schmiedbares gusseisen. ~ F. mazée, v. 

f. épurée. ~ F. mêlée, F. truitée, 
F. maeulée, gehalveerd ruwijzer, gevlekt 
ruwijzer (samensmelting van grauw 
en wit ruwijzer); mottled pig-iron; halbirtes 
oder geflecktes rokeisen. — F. miroitante, 
v. f. blanche crystalline. 
~ F. moulée, F. de moulage, F. 
grise (pour la seconde fusion), grauw 
ruwijzer voor de gieterijen ; foundry pig, 
grey cast-iron ; giesserei-roheisen, graues 
—. FOOT—STOOL. 

robeisen. ~ F. moulée, v. fonte 3). 
~ F. en moules en fopte, v. f. du 
for en coquilles. ~ F. noire, zwart 
of donkergrauw overgaar ruwijzer (zeer grof 
van korrel, zachi en murw); black or darkgrey 
pig-iron, kishy pig -iron, cast-iron No 1; 

schwarzes oder dunkelgraues,ubergares (todtgares) 
rohelsen. ~ F. à noyau, v. f. 
en creux. — F. spéeulaire, v. f. 
blanche crystalline. — F. surcarburée, 
V. f. graphiteuse. ~ F. 
truitée, v. f. mêlée. ~ F. à la 
volée, v. case-hardened casting. 

Foolscap, Fool's-cap, eng. Kleinfolio-
schrijfpapier; schreibpapier in kleinero 
folioformat, conceptpapier; papier ministre. 

Littris—f., Tellière-papier; Tellièrepapier 
oder conceptpapier; papier-Telllere. 
Poot, eng. Voet (lengtemaat); fuss; pled. 

Square f., vierkante voet; quadratfuss; 
pied carré. — Cubic f., kubieke 
voet, teerlingvoet; kubikfuss; pied cube. 

F. of carpenters , timmermansduim 
zollstock der zimmerleute; verge des-stok ; 
charpentiers. — F. of a glass, voet van 
een glas; fuss dines glases; patte d'un verre. 
~ F. of a mast, onderend, hieling, 
pen van eenes mast; stuhl eines mastes; 
pied d'un mat F. of the rocketmould, 
bodem of voet van den vuurpijlvorm 
; untersat z, fuss des raketenstocks; pied 
du moule pour fusées de guerre. — F. 
of a sail, onderlijk, onderst gedeelte van 
een zeil ; enterer rand eines segels, unterleik; 
bordant on bordure d'une voile, ralingue 
de fond. 

Poot—board (or Treadle), eng. Trede 
(der draaibank, etc.); tritt; pedale. — Plat, 
standplaats van den machinist (op de locomotief); 
boden, gallerie; galerie, tablier. 

Optrede(aan rijtuigen); fusstritt; marche -pied. 
Foot—bridge, eng. Smalle brug voor 
voetgangers ; lau fbrttcke; passerelle, pont de 

service, pontet. 

Foot-hook-staff, eng. , v. que 
-nouillette de trélingage. 

Footing, eng. Boerenkant, v. bau


ernspitze. ~ F. of a wall, v. em


pattement 3). 
Poot-lathe, eng., V. drehbank 3). 
Foot—pace, eng. Trapportaal, rust


plaats op eene trap ; podest, ruheplatz, treppenabsatz, 
fïótzen; palier, repos. 

Foot-rope, eng., v. foot of a sail. 

~ (or Horse) Paard (touw, dat in eene 

bocht onder de raas hangt en waarop de 
matrozen bij hun werk staan); p ferd, paard, 
raapaard; marche-pied. 

Foot-step, eng. Trede, voetplankje, 

v. antritt 1). — Spilpan, v. crapaudine 
1). 
Poot-stick, eng. Zetl(jn, V. aushebespan. 
Foot—stool, eng. Vouwstoeltje, tabouretje 
met X-vormige pooten ; schamel mit 
gekreurten beinen; X, ixe. — Dwarshout 


FOOT—VALVE —. 

als voetbank (aan den weefstoel); fussschemel; 
truand. 
Foot-valve, eng., v. clapet do 
pied, s. clapet 9). 

Foot-waling, eng., v. ceiling ij. 
Forage, m. fr. Boring, bet boren, boorwerk; 
boring; bohrung, bohrarbeit, das bohren. 

.Forcage, m. fr. Overwicht eener munt; 
overweight; uberwichtigkeit, versthrkung des 
schrots. 

a. Force, f. fr. Kracht (in mechanica); 
force, strengh, power; kraft. •• F. accéleratrice, 
versnellende kracht; accelerating 
or accelerative force; beschleunigende kraft. 
• F. of affinity, kracht of vermogen 
der verwantschap ; force of affinity; verwandtscbaftskraft. 
— F. animale, dierl jke 
kracht; animal power; thieriscbe kraft. 
F. attractive, v. anziehung. F.
centrifuge, v. abstrebekraft. •• 
F. centripète, v. annäherungskraft. 
— F. de cheval, v. chevalvapeur. 
— F-s composantes, v. 
component forces. F-s concourantes, 
concurreerende of samenwerkende 
krachten ; concurring forces; concurrirende 
oder zusammenwirkende kräfte. 
F. constante, constante of bestendige
kracht; constant or uniform force; constante 
oder bestndige kraft. F. corrosive, 


V. beizkraft. ® F. du coup, (Energie 
du Coup), kracht, waarmede de projectielen 
( kogels, bommen, etc.) treffen ; 
force or momentum of the blow; pere>>ssionskraft 
der geschosse. — F. élastique, 


V. élasticite. — F. électragogue, 
electriciteit-geleidende kracht; electricity conducting 
force; elektricit t leitende kraft. — 
F. extensive on expansive, v. ausdehnungskraft. 
— F. explosive, 
ontpiofpingskracbt; explosive force; exploderende 
kraft. — F. d'impulsion, dr(jfkracht, 
voortst uwingskracbt ; propelling power; triebkraft. 
— F. d'inertie, volbardingsvermogen 
(vroeger: traagheid); vis inertiae (lat.);
bebarrungsvermo gen. — F. motrice ou 
mouvante, beweegkracht ; motive power; 
moving power or force, motor; bewegkraft, 
treibkraft. — F. mouvante et F. résistante,(
Puissance etrésistance), 
kracht en last; power and weight; kraft and 
last. F–s parallèles, parallelle of 
evenwijdige krachten ; parallel forces; parallele 
krdite. . F. d'un pont de 
pontons, draagvermogen eener pontonbrug; 
power of bearing of a pontoon-bridge, 
buoyancy, buoyant power; tragvermo en einer 
pontonbrucke. •• F. cie projection(dune arme a feu), schotkracbt, werpkracht 
(van een vuurwapen); shooting-force, shooting 
power; trieb, wurfkraebt. — F. répulsive, 
afstootingskracht; power of repulsion, 
repelling power, repulsiveness; abstossungskraft, 
repulsionskraft. — F. résistante, 
(Résistance), tegenstandskracbt; resisting 
force, sustaining power; widerstehende 
FORCE—PUMP. 513 

kraft, widerstand. — F. resultante, 
(Resultante), samengestelde kracht, resultante 
; resultant; resultirende kraft, resultirende 
mittelkraft, resultante. ~ F. 
retardatrice, vertragende kracht ; retarding 
or retardive force; verzogernde kraft. 
~ F. des supports flottants, v. 
buoyancy. — F-s transposees, 
parallel voortgeschoven krachten, verplaatste 
krachten ; transposed powers ; parallel 
fortgeschobene krbfte. — F. de vapour, 
stoomkracht; steam power; dampfkraft. 

F. variable, veranderlijke kracht; variable 
force; verbnderlicbe, variable kraft. — 
F. vive, levendige kracht; vis viva (iat.); 
lebendige kraft. --— F. de compres 
-sion,

drukkracht; force of compression; 
druckkraft. — F. de flexion, buigkracht; 
force of flexure; schub. — F. de torsion, 
wringkracht; force of torsion; torsionskraft. 
~ F. de traction, trekkracht; force of 
traction; zug, zugkraft. vgl. elasticité 
2)-5). 

b. Force de corps, t. fr. (d'un caractère), 
v. corps de lettre, s. corps. 
F. de ferme, v. jambe de force. 
F. de solivure, Poutre de force, 
noodbalk (sterke balk, die de balklaag draagt); 
corbel-tree; kraftbalken, nothbalken, trummholz, 
sattelholz, schirrbalken. 
Force, eng. Kracht, v. force, fr. a. 1). 
Accelerating f., v. force, fr. a. 2). 
Centrifugal f., V. abstrebekraft. 
Centripetal f., v. annaherungs


kraft. - Component f-s, v. component. 
— Concurring f-s, v. force 
1 o). ~ Constant or Uniform f., v. 
force, fr. a. i 1). — Elastic f., v. 
élasticité. — Expansive f., v. ausdehnungskraft. 
_ Explosive f., 

v. force explosive, s. force, fr. a. 
Labouring f., werking eener kracht 
na aftrek van den tegenstand; mechanische 
leistung einer kraft; travail mécanique. — 
Moving f. ,v. force motrice, s. force, 
fr. a. ~ Parallel f-s, v. forces parallèles, 
s. force, fr. a. — Repelling 
f., v. force répulsive, s. force, fr. a. 
~ Resisting f., v. force résistante, 

S. force, fr. a. ~ Resultant f., v. 
force resultante, s. force, fr. a 
Retarding f. , v. force retardatrice, 
s. force, fr. a. — Transposed 
f-s, v. forces transposées, s. force, 
fr. a. — Uniform f., v. force, fr. a. 
I 1). — Variable f., v. force variable, 
S. force, fr. a. ® F, of the 
blow, v. force da coup, s. force, a. 
1 3) . ~ F. of compression, v. force 
de compression, s. force, fr. a. ^ 
F. of flexion, v. force de flexion, 
s. force, fr. a. ~ F. de torsion, v. 
force de torsion, s. force, fr. a. — 
F. of traction, V. force de traction, 
s. force, fr. a. (pump. 
Force-pump, eng. , v. forcing



514 FORCER 

Forcer, V. n. fr.: F. de rames 
(Faire force de rames) Met kracht, 
uit alle kracht roeien ; to oar sharp, to give 
her way; to pall with full oars; schart 
rudern oder rojen, mit vollen riemen rojen. 
~ F. de voiles, kracht van zeil maken, 
alle zeilen bijzetten; to crowd sails; 
prangen, prassen, bei starkem winde viel 
segel fuhren. 

Forcer, eng., V. druckstempel. 

Forces, pl., bank- of blokschaar, v. 
bench-shears. F-s ou Efforces, 
droogscbeerdersschaar, lakenschaar; clothshears; 
tuchscheere. •'• F-s hélieoïdes, 
Tondeuse hélicoïde, cilinder-scheermachine 
(met draaiende beweging, om bet 
laken te scheren); cilinder-shearing-machine; 
eylinderschermaschine. - F-s a tondre 
les moutons, schapenscheerdersscbaar, 
scbapenschaar; sheep-shears; schafschere. 

Forcette, Jambette de force, f. 
fr. Draagband van den liggender kapstijl; 
bracket o/ the sloping post; fussband der 
liegenden stuhlsaule, fussstempel. 

Forcing-press, eng., v. druckpresse. 


Forcing-pump, eng. Perspomp, v. 
druckpump. ® Luchtpomp (ter beproeving 
van de bommen door middel van de 

luchtproef); luftpumpe (zur luftprobe der 
hohlkugeln); pompe, pompe foulante (pour 
l'épreuve h lair des bombes). 

Forcing-valve, eng. (of a blowing 
cylinder). Uitlatingsklep (voor de verdichte 
lucht in een blaasbalgcilinder); auslassventil; 
soupape d'exspiration. 

Förderheissgleicher, m. hd. Werkman, 
die 't metaalblik onder den hamer uit 
of plet ; sheet-planisher; ouvrier qui-slaat 
aplanit le fer-blanc on la tole. 

Fárdermaschine,f.hd., v. engin l). 

Fördern, v. a. hd. Bewerken (eene 
mijn, de ertsen); to work; exploiter. 
Förderschacht,m.,Förderstolle, 

f. hd. Mijnschacht, put, waaruit alleen ertsen 
en steenen met machines naar boven 
gebracht worden : engine-pit, engine-shaft, whim 
fsha f t, wind-hatch; puits d'extraction, 
puits de la machine. 
Förderstrecke, f. hd. Vervoergang 
of -weg, om de ertsen etc. tot aan den ingangsput 
(fahrschaft) te voeren ; passage 
leading to the shaft; passage ou chemin 
pour transporter le minerai jusqu'à la bure. 
vgl. coistresse. 

Förderung der erze, f. hd., v. 
extraction 2) . 

Förderungskasten oder Förderungskiibel, 
m. hd. Bak of soort van 
trog voor 't vervoer uit de mijnen en steen 

dray; bassicot, haquet.-groeven ; 
Förderungsmaschine, f. hd., v. 
engin 4). 
Fore-axle-tree, eng., v. essieu de 
devant. 
Fore-bed, eng. Wrijfhout, zweek, zwik 

FOREMAN. 

(aan 't voorste wagenstel); lenkschdinel, lenkscheit, 
wendeschdmel; sassoire. 
Forebody, Forepart (of a ship), eng. 
Voorschip; vorschii avant, proue. 

Fore-bolster, eng. Voorschemel (van 
een rijtuig); vorderer achsschemel, vordere 
achsschale; sellette de devant. 

Fore-bolster-plate, or Bolsterplate, 
eng. Scbemelplaat (van den voorsten 
asschemel); schemelkappe; coiffe de sellette. 

Fore-bowlines, pl. eng. Boelgns der 
voorzeilen ; bulienen der vorsegel; boulines 
de l'avant. 

Fore-braces, pl. eng., v. fockbrassen. 
(train. 

Fore-carriage, eng. , v. avant


Fore-castle, eng., v. cháteau d'avant 
ou de proue. 

Fore-castle-match, eng. Waker 
(lont, die men op den bak brandende houdt); 
wacher; mèche du gaillard de devant. 

Fore-edge, Front-edge, Hol 

-low-Elated edge,

eng. Holle snede van 
een boek (tegenover den rug); hohler, halbmond 
iger schnitt; golf t t.iè re. 

Fore-end of a musket-stock, 
Shaft, eng. Voorschacht, vooreind, V. 
devant 2). — F. of a musket-barrel, 
voorste gedeelte van eenen geweerloop; 
vorderlauf eines gewehres; devant du canon 
dun fusil. (brion. 

Fore-foot of the keel, eng., V. 

Fore-fork or Front-fork (of a hussar-
saddle-tree), eng. Voorste zadelboom ; 
vorderzwiesel, vorderer sattelbogen; arcade 
de devant, fourche antérieure. 

Fore- guides, Tire-guides,pl. eng., 

V. armons 1) (alwaar de bd. vertaling: 
deichselarme, arme, scherarme, is achterwege 
gebleven). [3). 
Fore-hatchway, eng., v. écoutille 
Fore-hook, eng.,v. breast-hook 2). 
Foreign, eng Dun postpapier; dunnes 
postpapier; pelsare, pelure d'oignon. 
Fore jeers, pl. eng., v. fockkardeele. 


Fore-lease, eng. Bovenvak, voorvak 
(der kettingdraden), v. pas d'en Naut, 

S. pas 3), upper-shed, s. shed .5) . 
Fore-leech, eng. Ralfjk ; vorleik, ober 
(eines stagsegels), stagleik; ralingue de-leik 
tétière on d'envergure. 
Fore-lock, eng., V. clavette 1), 2). 
Fore-lock (to), v. a. eng. Eene spie, 

pin of stift ergens voor steken ; mit eineet 
vorstecknagel versepen, einnieten; goupiller 

(une cheville). 
Foreman,(in anestablisbment)eng.Meesterknecht, 
v. maitre-ouvrier, chasseavant. 
- (in carpentry or masonry) Meesterknecht; 
poorer; maitre-ouvrier. - (of a 

dock-yard) Scheepstimmermansmaat; schiffszimmermansmaat, 
puhahn; second maitre de 
construction. - (in a forge) Smid, baas (in 
tegenstelling met den smidsgezel); schmied, 
meister; forgeron. vgl. frappeur 2). ~ 


FOREMAST 

(in a manufacture-house) Opzichter; au/'seher; 
inspecteur. •^• (of an ore-crushingmill) 
Eerste ertsstamper; pochsteiger; maitre 
bocardeur. •— (in a printing-office), v.faetor 
i). — (in a row-boat), v. brigadier 2). 

(in a shoe-making trade), v. brettmeister. 
(in a tailor's trade) Meester knecht; 
tafelschneider; maitre garcon. 

Foremast, eng., v. fock-mast. 

Foremast-men, pi. eng. Mannen van 
den fokkemast. 

Forenoon-watch, eng. Voormiddagwacht 
(aan boord); vormittagswache; quart 
de buit a midi. 

Forepart, eng., v. fore-body. 

Forer, v. a. fr. Boren ; to bore; bobren. 
~ F. un canon de fusil, eenen geweerloop 
boren ; to bore a barrel; elven gewehrlauf 
noteren (schwarzbohren, rauhbohren). 
~ F. (ou Sonder) Ie terrain, Ie 
Sol, den grond opboren; to bore the earth, 
the ground; den boden anbohren. F. (ou 
Forger) un trou, een gat boren ; to 
bore or to drill a hole; ein loch bohren. — 

F. (ou Faire) les trous de taille, 
de mine, de sondage, boorgaten maken 
(in den mijnbouw); to bore; bohren; 
bohrlöcher schlagen oder stossen, niederbringen. 
Forerie, f. fr. Het boren, v. forage. 

Geschutboorderq ; gun-foundry; stuckbohrerei. 
~ (Machine a forer) Boormacbine 
voor geschut; boring-machine for 
guns; bohrwerk, geschutz-bohrmaschine. — 

F. verticale, horizontale, boorma 
chine met verticale of staande, met horizontale 
of liggende boorstang; vertical, horizontal 
boring-machine; bohrmascbine mit 
vertikaler, mit horizontaler bohrwelle. 

Fore-royal , v. fore-top-gallant-
royal. 
Fore-royal bowline, eng., V. bouline 
du petit perroquet volant. 

Fore-royal brace, eng., v. bras 
du petit perroquet volant, s. 
bras b. 

Fore-royal mast, eng. Voorbovenbramstreng; 
voroberbramnstenge; petit mat 
de perroquet volant. 

Fore-royal stay, eng., v. étai du 
grand perroquet volant, s. étai. 

Fore-runner, eng. Voorlooper van 
het ankertouw of van de loglijn ; vorgdnger 
oder vorlau fer des ankertaues oden der loggleine; 
bout du cable attaché a l'arganeau 
de l'ancre; houache ou houage de la ligne 
de loch. 

Fore-sail, eng. Fokkezeil, fok, v. fock. 

F-s or Head-sails, voorzeilen (zeilen, 
die de fokkemast draagt); vorsegel; voiles 
de l'avant. ~ To make a goosewing 
of the fore-sail, het fokkezeil bijna ge 

einen bungel von der fock-heel opgeien ; 

machen; avoir la pointe de la misaine larguée 
et Ie fond cargud. ~ The f-s are 
becalmed by the after-sails, -de 

FORE—TOP. 515 

voorzeilen liggen blind (de wind wordt hun 
door de achterzeilen afgevangen); die vorsegel 
liegen blind; les voiles de l'arrière 
dérobent le vent a celles de l'avant. 

Fore-sail-bowline, eng., v. foek


bulien. (schote. 
Fore-sail-sheet, eng., v. fockFore-
shoe, eng., v. for (á cheval) 

de devant. (want. 
Fore-shrouds, pl. eng., v. fockFore-
stay, eng., v. foekstag. 
Fore-stay-sail, eng., v. foekstag


segel. 
Fore-stroke, eng., v. coup 4). 
Fore-studding sail, eng , v. fock


leesegel. 

Foret (Percoir) , boor, fret; borer; 
bobrer. — F. anglais, v. centrifugal 
drill. — F. á 1'archet, v. drill 
with ferrule, s. drill. • F. á 1'Archiméde, 
F. en vis d'Archimède, 
boor met schroefsgewijze spil, Archimedische 
busboor ; .drehimedian drill, screwdrill; 
bohrer mit schraubenartig gewundener 
spindel, Archimedischer druckbohrer. 
~ F. à angles, v. f. cornier. 

F. a bois, F. de charpentier, houtboor, 
timmermansboor; auger, wimble, gimlet; 
bolzbobrer, zimmermannsbohrer. ~ F. 
à, canons, gescbutboor, kanonboor; boringbit 
for boring guns; bobrer zum bobren 
der gescbiitzrotre. — Premier -f. (a 
canons), eerste boor, voorboor; first bit; 
erster bobrer, an steek bob ren, vorbobrer, 
massivbohrer. —Deuxièm.e, troisième 
etc. f. (à canons), tweede, derde enz. boor, 
verwijdingsboren ; second, third etc. bit, wi 
zweiter, dritter etc. bobrer,-dening bits; 
bodenbohrer, erweiterungsbohrer. — F. 
cornier ou a angles, v. eckenbohrer. 
~ F. á cuiller, F.-cuillère, 
(Mèche a mouche), lepelboor, 
centerboor, v. center-bit. — F. a f1lière, 
draadboor, V. amorcoir 2). 

F. á goujon, F. a noyon, v. square 
countersink. — F. á levier, v. 
drille à levier, s. drille. ~ F. à 
mèehe variable, stelboor; expanding 
borer; stellbobrer; V. expanding-borer. 
Fort, f. fr. Zetkas (of lade) met vak 

voor formaat-en kooihout, of voor lij.-ken 
nen en titelletters; furniture-case; stegfach, 
setzkastcben fur linien and titelschriften. 

Foret-cornier, m. fr., v. angle


brace. 
Fore-tide, eng., v. flood 2). 
Fore-tie, eng., V. foekdrehreep. 
Fore-top, eng., v. foekmars. 
Fore-top-bowline, eng., v. bou


line du petit hunier. 
Fore-top-brace, eng., Voormars

-

bras; vormarsbrasse; bras du petit bonier. 
Fore-top-gallant-bowline, eng., 

V. bouline du petit perroquet. 
Fore-top-gallant-brace, eng., v. 
bras du petit perroquet, s. bras b. 


516 FORE—TOP -- 

Fore-top-gallant-mast, eng. Voorbramsteng 
; vorbramstenge; petit mat de hune. 

Fore-top-gallant-royal, Foreroyal, 
eng. Voorbovenbramzeil ; voroberbramsegel; 
petit perroquet volant. 

Fore—top—gallant—royal—yard , 
eng. Voorbovenbramra; voroberbramraa; vergue 
du petit perroquet volant. 

Fore—top—gallant—sail, eng. Voorbramzeil 
; vorbramsegel; petit perroquet. 

Fore—top—gallant—stay, eng. Voor bramstengestag; 
vorbramstengestag; etai du 
perroquet. 

Fore-top-gallant-yard, eng. Voorbramra; 
vorbramraa; vergue du petit perroquet. 
(stenge. 

Fore-top-mast, eng., v. foekFore-
top-mast-stay, eng. Voor 
vorstengestag; étai du petit mat-stengestag; 
de hune. 
Fore—top—sail, eng. Voormarszeil ; 
vormarssegel; petit hunier. 

Fore-top-yard, eng. Voormarszeilra, 
voormarsera; vormarsraa; vergue du petit 
punier. 

. Foreur, (Ouvrier perceur) m. fr. 
Boorder ; borer; bobrer. — F. (dans les 
manufactures d'armes), ruwboorder (in geweerfabr.) 
; rough-borer; bohrjunge, bohrmuller. 


Fore-wale, Small-roll (of the 
collar of harness), eng. Voorste rand van 
het gareel-of haamkussen; wulst, vorderer 
rand des hummtkissens; verge du collier. 

Fore-yard, eng., V. foekraa. 

Forfait, m. fr.: Marche à f., Tra 

-vail

a f. (Entreprise), Het aannemen 
van een werk bij aanbesteding ; letting out in 
contract; verdirrgu.ng einer arbeit im ganzen 
oder in entreprise. ~ F. de mines, 
mijnwerk bij aanbesteding; bargain, contract 
in mining; verdingung, gedinge bei minenarbeit. 


Forfaitier, m. fr. (in Henegouwen:) 
Pachter der steenkoolmijnen ; butty, buttycollier, 
charter-master, contractor; grubenpdchter, 
generalgedingetrdger. 

Forge, f. fr. & eng. Smederij, smidse; 
schmiede, esse, schmiedesse. — (Usine), 
Smidse in 't groot, werkplaats, waar de 
metaalertsen tot staven worden gesmeed, 
metaalsmelterij , inz. ijzersmelterij ; forge, 
metall-mill, smithery; bammerwerk, butte, 
frischhiitte, eisenhutte, eisenwerk. v. ironwork, 
~ F. d'affinerie, fr. , v. 
feu d'affinerie. — F. d'ancres, 

V. anchor-forge. ~ F. à 1' anglaise, 
fr. Werkplaats, waar pletcilinders bet werk 
der hamers vervangen ; rolling-mill, laminating-
rollers; walzhutte, walzwerk. — F. 
de campagne, v. feldschmiede. 
F. catalane ou à la catalane, v. 
catalane. ~ F.-cheminée, smidsbaard, 
smidsvuur, smederij ; forge, smith's 
forge, smith's hearth, forge-hearth; schmiedeheerd, 
schmiedefeuer, esse. F. à Cui-
FORGING-IRON. 

vre, kopersmidse, kopersmederij ; coppermill; 
kupferhammer. — F. a fer, ijzer 
iron-forge, iron-mill; eisenhammer.-smederij; 

— F. a, passer, haard ter afdrijving van 
het kwik ; hearth or chimney for driving 
off the mercury; abrauchesse. ~ F. de 
taillandier, egsmederij ; tool-smith's forge; 
zeugschmiede. — F. de tole, blikfabriek; 
sheet-iron-forge; blechhammer. 
Forge (to), v. a. eng. Smeden; schmieden; 
forger. — To f. or weld (one 
piece of iron on another), wellen ; v. ausschweissen. 
— To f. the blooms, 

V. étirer les maquettes de for au 
marteau, s. étirer. 

Forgeage, m. fr., v. forging i). 

Forge-bellows, pl. eng., v. blastapparatus, 
double bellows, s. 
bellows. 

Forge-eheminée, f. fr., v. s. forge. 

Forge-coal, eng., v. caking-coal. 

Forge-establishment , eng. , v. 

iron-work i) . 
Forge-hammer, eng. Groote smeed 
ijzersmelterijen, v. eisenham--hamer der 
mer 2). 

Forge—hearth, eng. Haard ter bereiding 
van 't geraffineerde staal ; stahlraffinirfeuer; 
foyer de raffinerie. 

Forge—iron, eng. Ruwijzer ter frissching; 
roheisen zum verfrischen; fonte pour 
la forge. 

Forge-man, Forger, m. eng. Werk man 
in eerre smederij, smid, grofsmid; hammerschmied; 
forgeron. 

Forge—master, eng. Smidsbaas; hammermeister; 
maitre de forge. 
Forge-pig, eng., V. fonte d' af% 

s. fonte 7). ~ v. fer cru-nage, 
blanc. (schmieden. 

Forger, V. a. fr. Smeden ; to forge; 

Forger, m. eng. Smid, v. forgeur, 
forge—man. — Valsche-munter, v. 
falschmi nier. 

Forgone, f. fr., v. iron-work 1). 

Forgeron, m. fr. Smid, grofsmid; 

blacksmith, ha°nmersmith, forgeman; schmied, 
grobschinied, hammerschmied. 
Forge-scales, pl. eng. Hamerslag, v. 
battitura. 
Forget, Forgeter, Forgeture, 
fr., v. forj—. 

Forge—tongs, pi. eng. Smidstang; 
schmiedezange; tenaille de forge, pince á 
forger. 

Forgeur, m. fr. Smid, grofsmid; forger, 
smith, hammersmith ; schmied, hammerschmied. 
(schmiede. 

Forge-waggon, eng. , v. feld-

Forging, eng. Het smeden ; das schmieden; 
forgeage. — Het munten van valsch 
geld, v. falsehmttnzerei. — F. of 
square iron, het smeden van vierkant 
staalijzer; das schmieden van viereckigem 
eisen; écarrissage. 

Forging—iron, eng. Stuk smeedbaar 


FORGING-MACHINE 

ijzer ; zum schmieden hergerichtetes stuck 
eisen, schmied fertiges eisen; maquette, lopin. 

Forging–machine, eng. Smeed -machine 
(voor 't smeden van kleine stukken 
in stalen vormen); schmiedemaschine; machine 
à forger. 

Forgis, m. fr. Voor de trekplaat bestemde 
ijzerplaat ; wire-iron, thread-iron; 
drahteisen. [v. bauch T). 

Forjet, m., Forjeture, f. fr. Buik, 

Porjeter, V. n. fr., v. to batter. 

Forj eture, v. forjet. 

Fork, eng. Vork, gaffel (naam van velerlei 
meer of min vorkvormige voorwerpen 
of gereedschappen); gabel; fourchette, fourche. 
~ Vork (in een uurwerk het stuk, dat 
de slingerstang bij elke schommeling opneemt 
en bare beweging in hetzelfde verticale 
vlak houdt); gabel; fourchette. 

Forked, adj. eng. Gevorkt, vork-of 
gaffelvormig; gabelfdrmig; fourchu. F. 
thill, eng., v. enrayoir 3) . 

Fork–end, eng. Gaffelvormig eind van 
eenig voorwerp ter opneming van een ander 
; plaats eener buis, waar zij zich in 
twee kleinere buizen verdeelt om water of 
stoom voort te leiden, gaffeleinde ; vork ; 
gabeleinschnitt, schlitz; Babel; enfourchement. 

Forking, eng., v. fourche 4). 
Fork-link, eng. Gaffelvormig stuk, 
dat de schoep van 't scheprad eener stoom 
spaak verbindt; gabelfármiges-boot met de 
glied, welches die schaufel mit dem radarm ver


bindet; étrier, crochet d'aube v. boulon 4). 

Fork–wrench, eng. Vorksleutel, v. 

cle à fourche, s clé. 

Forlachure, Forlancure, f. fr. 

Slecht aangehaald snoer, verkeerd gevatte 

lus (in tapijtwerb); cord badly drawn; tangle, 

flaw, skip; schlecht angezogene schnur 

schlecht gefasste schlinge, webernest. 

Forlock-(Fore-lock-) bolt, eng., 

V. chenille à goupille, s. chenille. 
Form, eng. " hd. f. Vorm, gedaante, 
V. facon I ). •• Vorm, gietvorm, v. Cast 
1). ~ Vorm, vormraam, drukvorm, lettervorm, 
v. chase 1). ~ Gezette vorm, v. 
forme 3). — Velijn-of perkamentvorm, 
V. caucher. — Form, hd. Blaasgat, 
pijpgat, V. diise 1). •• Aus der f. 
herausnehmen, die f. wegschaffen, 
v. démouler. 
Form (to), v. a. eng. Vormen, in 
eenen vorm vervaardigen. v. abformen. 
~ Vormen, bet fatsoen geven, v. faconner 
i ), bilden. ~ Formeeren, v. to 
fit 3). — To f. an equation, eene 
vergelijking opstellen, v. mettre des 
quantités en équation, s. équation 
a. — To give the f., v. enformer 
2) . — To put on the f., 

V. enformer 1). 
Formaire, m. fr. Papiervormmaker; 
maker of thepaperforms; papierformenmacher. 
Formarbeit, f. hd. Het vormmaken ; 
mould-making; confection des moules. 

FORME. 517 

Format, m. fr., Format, n. hd. 
Formaat, grootte (lengte en breedte) van 
een boek, van een blad papier; size. •• 
Formaatwit (tot scheiding, aanvulling der 
bladzijden, etc.); furniture; garniture. ••• 

F. bilden, den vorm opmaken, v. ausschiessen. 
— F. oblong, dwars octavo-
formaat (meer breed dan boog); broadside, 
broad-sheet; querformat. ® F. grand 
in-folio oblong, F. atlantique ou 
in plano, atlasformaat, v. atlasformat. 
~ F. portatif ou de poche, 
zakformaat ; pocket-size; taschenformat. ^. 
F. in-folio, in-quarto, in-octavo, 
etc., v. s. in-. 

Formatbildner, Setzer der umbricht, 
m. hd. Vorinopmaker, V. clicker. 

Formatbuch, n. hd. Formaatboek; 
size-book; livre de formats. 

Form-ball, eng., v. formkugel. 

Formband, n. hd., v. ficelle 3).

 f. umlegen, v. enficeler 1). 
Formbank, f. hd. Gietersvormhank; 
trestle, moulder's bench, form-bench; tréteau, 
bane de mouleur. 

Form-bench, eng., v. formbank. 

Formbolzen, Grundbolzen, m., 
Grundeisen, n. hd. Loodgietersvormbout 
(een ijzer, dat bij 't gieten midden 
door den vorm wordt gestoken, om de holte 
eener buis te vormen); iron bolt for making 
leaden pipes; boulon. (cher. 

Form–breaker, eng., v. formbre– 

Formbrecher, m. hd. Vormbreker 

(werktuig tot het breken der gietvormen); 

form breaker; secoueur. 

Formbrett, n. hd. Pottendraaiersvormbord, 
v. drehbrett 2). ••• Gietersmodelbord, 
v. drehbrett 1) •n• Bodemplank 
voor de gielkist, v. flask-board. 

F. zum verlornen kopfe, v. 
dead-head-board. ~ F. zum modeln 
des papiers, vormraam der pa pierfabr 
; frame, mould; chassis, gaufrier. 
Form–chest, Sand–chest, eng. 

Gietersvormkist, -zandkist ; sandhasten, form


kasten; sablonnier, sablonnière. 

Form–cutter, m. eng. Graveur der 

drukletters, vormsnijder ; schriftschneider, 

for:nschneider; graveur des caractères. 

Form–cutting, eng. Het graveeren 
of snijden der drukletters, vormsnijkunst; 
schriftschneidekunst; gravure de caractères. 

Formdeekel, m. hd. Vormdeksel , 
covercle; couvercle. ~ Raam op den papier


vorm, v. couverte 2). 

Formdràhte, m. p1. hd. Vormdraden 

(overlangs gespannen koperdraden in den 

papiervorm); mould-wires; vergeure ou ver 

jure de la forme v. parfiler. 

Formdrehbank, Kerndrehbank, 

f. hd., v. core–frame. 
Forme, f. fr. Vorm, gedaante, v. form 
1): — Drukvorm, vormraam, v. form 3). 

— Gezette vorm, al de pagina's voor déne 
der beide zijden van bet te bedrukken vel, 
44 


518 FORRMEINRICHTUN G 

in één raam vereenigd ; composed form, 
form; gesetzte form. — F. imprimée, 
afgedrukte vorm ; form worked off; ausgedruckte 
form. ••• F. première, Prime, 
eerste vorm, schoondruk ; first form, prime; 
schbndruck. ~ F. seconde, Retiration, 
tweede vorm, weerdruk; retirat?on; 
widerdruck. — F. a vélin, vel(jnvorm; 
wove-mould; velinform. ^ F. à ver 

-geure,

(ou à verfure), papiervorm met 
koperdraden (vgl. formdrahte); laidmould; 
ausgerippte form. ~ F. de cbapeau,(
Outilde chapeau), hoe(l envuren; 
block, halter's form; hutform, hutstock. ~ 

F. (ou Bassin) de construction, v. 
bassin 8). — F. a sucre, suikerbroodvorm; 
mould for sugar-loaves; zuckerhutform. 
— F. flottante, v. schwimmende 
docke, S. docke. ~ F. à 
doneer le fond a une étoffe, grondvorm 
(eerste vorm, waarmede men de stof 
bedrukt en den grond opbrengt); primi--fen 
tive form; grundform. 
Formeinrichtung, f. hd. Het opmaken 
van den letter- of drukvorm, vorm 
imposition; imposition. -opmaking ; 

Formeisen, n. hd. Vormijzer, ronde 
stempel ; punch, round punch ; mandrin, 
étampe, poincon rond. ~ Gefigureerd staaf 

fer en barres g., s. fer. -ijzer, v. 

Formelle, f. on Caisson m. de 
plafond, fr. ingediept plafond-of zoldervak, 
balken-of ribben veld ; bay, casket, 
laquear, coffer of a ceiling; casette, cassette, 
balkerifeld. (formules etc. 

Formeln (Chemische), f. pl hd., v. 

Formen, v. a. hd. Vormen, eene gedaante 
geven ; to form; former. v. faconner, 
bilden. — Glas blazen ; to blow 
glass; souler du verre, paraisonner. ~ 
Den filz f., v. dresser le feutre, 

s. dresser. — Ans gips f., uit gips 
of pleister vormen ; to mould, to form; fornier, 
faconner, mauler. — Ziegel f., v. 
faconner Z). ~ n. Das f. ohne 
kern, het gieten zonder kern ; moulding 
without core; moulage simple. 
Formeneintaucher, m. hd. Kuipgezel, 
v. bu.ttgesell. 

Formenmachen, n. hd. Het vormenmaken 
; making of moulds; action ou art 
de faire des monies. 

Formenmacher, m. hd. Vormmaker; 
maker of moulds, of forms; faiseur de 
mouses. ~ Papierformenmacher, m. 
hd., v. formaire. (mantel. 

Formenmantel, m. hd., v. form-
Formenmesser, n. hd. Vormmes (der 
gieters); punch; poincon. 
Formenschneden, n. hd., v. for


menmacher. (menmacher. 

Formenschneider, m. hd., v. for-

Formenspur, f. hd., V. balètre. 

Formentrog, m. hd. Vulbak, vultrog 

(boven welken de suikervormen gevuld worden) 
; filling-trough; bae It formes. 

-- FORMING-PAPER. 

Former, m. hd. Vormer; moulder, 
former, founder; moo leur. 
Forrner,eng., v. former,hd., s. former-
chisel. 

Former, V. a. fr. Vormen, v. formen 
1), 4), faconner, bildec. — F. aux 
petits coups, liet werk (al) den kou 

snavel der naalden voe--senweefstoel) in den 
ren ; to thread; die arbeit in denr schnabel 
der nadeln lepten. — F. le carré d'un 
nombre, een getal tot de tweede rnactit 
verheffen; to square a number; eine zahl 
quadriren, eire zahl auf die zweite potenz 
oder das quadrat erhehen. — F. la coupelle, 
den (eigenlijken) drgjlhaard klaarmaken 
(den cirkelvormigen vloer des boards 
uit geloogde asch en mergel bereiden); to 
make the sole; den herd eines treibofens 
schlagers. ® F. 1'endos, aan den rug 
(van een boek) de vereischte ronding ge 

rondzetten ; to turn the back; dein-verr, 
rocken die wdlbung geben. — F. les 
faisceaux, V. faisceau 3). 

Former, in h.d., v. flat-rammer. 
Former-chisel, Fortner, eng., v. 
brechbetel, chisel t). 

Formerde, f., Forinkitt, Zier


lehm, m. hd Vormklei (der gieters); mould, 

moulding clay, luting-loam; potée. 

Formerei, f. hd. Het vormen ; mould


ing; rnoulure. 

Formeret, Are saillant, in ou 
Nervure f, le long d'une ,vou.te, 
fr. Rib van een Gothisch kruisgewelf; /on


g-itudinal arch, wall-rib, wall arch; schildbogen, 
wandrippe. 0 

Forrnerz, n. hd. Zwavelzilver, salpeterig 
zilvererts; rich silver-ore; mine Wargent 
nitreuse, sulfure d'argent. 

Formflasche, f. hd , V. flasche 2). 

Formfutter, Formfutteral, r,. hd., 

V. bois du moule, s. bois. 
Formgewólbe, n. hd., v. encor


bellement 2). (rnouleur. 
Foringiesser, m. hd. Vormer; moulder; 
Formgriffel, in. hd. Boetseerstift ; 

style used by modellors in wax; ébauehoir. 

Formhaken, Formstosser, in hd. 

Ruimer tier blaasbalgpijp; hook used for 

cleansing tewels; dégorgeoir, dégougeoir. 

Formhammer, m. hd. Goudsiagersharr,
er; gold beater's hammer; marteau to 
battre lor en feuilles, chase. — Voorha 

-mer, v. devant 1). (hardening. 

Formhartung, f. hd., V. case-

Formholz, n. hd. Kardoesmal, v car


tridge-form. — (Formklotz) Vorm


hout (des goudsmids); model; mandrie. 
Formiate, in. fr. Mierenzuur zout 
formic salt; ameisensaures salz. 

Formic, eng., Formique, fr. adj., 

V. acide formique, s. acide. 
Formier, m fr., V. formschneider 
3) . 
Forming-paper, eng. Stuk papior in 
den trapezium -vorm voor een geweerpa



 

FORMIREN --, 

troon ; fahnenblatt; trapeze de papier pour 

cartouche a fusil. 

Formiren, V. a. hd , v. to fit ij. 

Formkappe, f. hd. Gietvormkap, v. 
case b), chemise 1), chape 6)_ 

Formkasten, m. hd., v. chassis 
pour le moule, s. chassis. 

Formkitt, m. hd., v. formerde. 

Formkleidung, f. hd., v. ease 6). 

Formklotz, ni. hd., v. formholz 2). 

Formkugel, f. hd. IJzeren vormbal 

(der gieters); form -ball; boule. 

Formkunst, f. hd. Vormkunst, plastische 
kunst; plastic, moulding; plastique, 
moulage. 

Formlade, f. hd., v. caisse 3). 

Formlehm, m. hd. Vormklei, vormaarde; 
moulding clay, moulding loam; terre 
à mouter, potée. 

Formmantel, m. hd. Vormmantel, 
vormbekleeding, vormkap, overvorm ; mantle, 
case, cope; manteau, chape, surtout, surmoule. 
v. enveloppe du moule, case 
6), chemise 1). (tourneuse. 
Formmaschine, f. hd. , v con-
Formmasse, f. hd., v. dry-sand. 
Formmeister, m. hd. Vormmeester 

(in de gieterijen); mould-master; maitre des 
moules. 

Formmessend, adj. hd. Vorm-of 
gedaantemetend; morphimetrical; morphimétrique. 


Formmesskunst, f. hd. Vormmeetkunst; 
morphimetry; morphimétrie. 

Formnaht, Fugenspur, Fugenlinie, 
-Gussnaht, f. hd. Vormnaad, 
gietnaad, v. balèvre 1), assise 2). 

Formnase, f. (Formstein, m., 
FormstUck, n.) hd. Steen, waarin de 
gietvorm . komt te liggen, vormsteen ; formpiece; 
pierre de moule. — F. einer gebläseform, 
slakkenkegel, V. cone of 
slag, s. cone. 

Formofinung, f. hd., v. duse. 

Form-piece, eng., v. formnase 1). 

Form—presse,, f. hd. Goudslagerspers; 

gold-beater's press; presse, pressoir. 

Formrahmen m. hd. Drukkersvorm


raam, V. chase l ). — Drukkersvormraam 

met schroeven, v. cast-iron 4). — Plaat 

chase 2). ~ Papierma--snijdersraam, v. 

kersvorm- of -schepraam, v. cadran 6). — 

Pottendraaiersvormbord, v. formbrett 1). 

Form—sand, eng. Vormzand, gietzand ; 

moulding-sand; sable des fondeurs, sable à 

moules, sablon. — Fein zubereiteter 

f., v. facing-sand. ~ Aus dem f. 

nehmen, v. dépouiller. 

Formscheibe, f. hd. Kleinste venster


ruit; smallest pane ; cadre, panneau. 

Vormscbijf, bovenst rond gedeelte van 't 

wiel aan de draaibank des pottendraaiers; 

upper-part of a potter's wheel; girel, girelle. 

Formschneidekunst, f. hd. Vorm 

art of form-cutting; art du mouleur.-sntjkunst; 

Formschneider, m. hd. Vormsnijder, 

FORT. 519 

V. form—cutter. — Vormmaker (der papier'abr 
); framer; metteur sur bols. — 
Leesten maker, last-maker; formier. 
Formspan, m hd., v. aushebespan. 
Formspaten, m. hd., V. charrue I). 
Formspath, m. hd Vormspaat ; moulding-
spar; spath propre à remplacer le sablon. 

Formspindel, f. hd. Vormspil (groot 
stuk bout, waarop men den kanonvorm 
maakte); spindle; trousseau. 

Formstecher, m. hd. Doorsteker, v. 
clearing—iron 2). — Stempelsnijder, v. 
die-sinker. 

Formsteg, m. hd., v. anlegestege. 
Formstein, v. formnase. 

•Formstempel, m. hd., v. blumenstempel. 
Formstift, m. hd., v. absatznagel. 
Formstoek, m. hd. Vormstok (des 

handschoen makers); glover's forming-stick; 

baton a gants, retournoir. 
Formstosser, m. hd.,v. formhaken. 
Formstuck, v. formnase. 
Formstreifen, m. hd. Vormstreep (in 

't papier, die de vormdraden achterlaten); 
wire mark; vergeure, verjure. 
Formtisch, m. hd. Vormtafel (voor de 
kaarsenvormen); mould-frame; table a moule. 

Formules f. pl. de la notation 
chimique, fr. Chemische formules; chemical 
formulae; chemische formeln. 

Formwaare, f. hd. Gebloemde, gefaconneerde 
stoffen ; fashioned goods; ouvrage 
faconné. 

*Formwalzen, f. pl. hd. Loodgieters 

-vormrollen (tot rondzetting van de platen 
voor buizen of pijpen); wooden cylinders; 
rondies. (form. 

Formylchlorid, n. hd., v. chloro-

Formzacken, m. hd. Haardplaat (ijzeren 
plaat, waarmee de haard bij den vorm 
bekleed wordt); hearth-plate; plaque ou piatine 
d'atre. 

Formzange, f. hd. Glasblazersblaaspijp 
; blowing-iron; felle. 
Formzeug, n. hd. Vormgereedschap; 
moulding-tools, moulds; appareil de moulage. 

Fornouer, v. a. fr. Eenen weversknoop 
of dubbelen knoop leggen ; to make a 
double knot; ein kreuzband macben. 

Fornuise, f. hd. Hollandsch fornuis; 

dutch oven, tin-oven; poêle de fer-blane. 
Forquine, f. fr., V. buchsengabel. 
Forring, eng., v. échantignole 1). 
Forst, m., Forste, f. hd., v. faite I). 
Forstdeckung, f. hd. Vorst-of nok


bedekking ; ridge-cover, ridge-covering; enfaitemen 
t. 
Forstnagel, Forstplatte, etc., v. 
flrstennagel, firstenplatte, etc. 

a. Fort, m. fr., Fort, n. hd. Fort, 
eng. Fort, klein verdedigingswerk, schans. 
— F. bastionné, fr gebastioneerd fort, 
bolwerkschans ; bastioned or bastionary fort; 
bolwerkschanze, schanze mit bastionen. ~ 
F. de campagne, veldschans, veldver

520 FORT 

schansing; field•work; feldschanze. ~ F. 
circulaire, torenfort ; tower-fort, martello-
tower; thurmfort ~ F. demi—bastionné, 
fort met halve bastions; halfbastionary 
fort; schanze mit balbbastionen. 

F. détaehé, zelfstandig fort, gedetacheerd 
fort; detached fort; detacbirtes oder 
selbständiges f. ~ F. à étoile, F. 
étoilé ou tenaillé, sterreschans; starfort; 
sternschanze. 
b. Fort, m. fr. Best gedeelte van 't 
hout, wat zijnen vorm betreft; best part of 
the timber as to form; bester theil des 
holzes, was die form betrifft. ••• Het dikke 
(van een degenkling); the forte; die stärke. 
— F. de l' ancre, v. collet de l' aasere, 
s. collet. 
C. Fort, adj. fr.: F. du cóté, stijf, 
met veel stijfheid of stabiliteit, niet licht 
overhalend (van schepen sprekende); stiff; 
steif, segelsteif. 
Fortarbeiten, v. n. hd. Het werk 
(mijnwerk) voortzetten; to push on the works; 
pousser l'exploitation dune mine. 

Fortbohrer, Tiefbohrer,m.hd. Me


taalboor ter verdieping; squarer; écarrissoir. 

Forte, eng., v. fort, fr. a. 2). 

Forteresse, f. fr. Vesting, sterkte; 
fortress; festung. - F. fédérale, bondsvesting 
; federal fortress; bundesfestung. 

Fortification, f. fr. & eng. Vestingwerk, 
verdedigingswerk, werk, vesting; befestigung, 
festungswerk. Kunst der vestingwerken, 
krijgsbouwkunst, verscbansingskunst 
; befestigungskunst, kriegsbaukunst, festungsbau. 
— F. angulaire, F. à tenailles, 
fr. tenaille- of tangwerkstelsel ; 
redan-system, tenail-system of f.; zangen 

F. artifi--oder tenaillen-befestigung. 
eielle (proprement dite) door kunst gevormde 
verschansingen; artificial f., kunstliche 
befestigung. — F. a bastions, F. bastionnée, 
gebastioneerde versterkingsw41ze; 
bastionary f. , bastion-system of f. ; bollwerksbefestigung, 
bastiondre befestigung. 

F. de campagne , veldverschansing; 
field-f.; feldverschanzung, feldbefestigung. 
v. feldbefestigungskunst. ^ F.
circulaire , kringsgewijze versterking; 
circular f.; kreisbefestigung. ~ F. collatérale, 
bijliggend, onderboorig vestingwerk 
; adjoining or collateral f ; nebenliegende 
befestigung. ^ F—s défensives 
ou de défense, verdedigingswerken; 
works of defence; vertbeidigungsarbeiten. 
F. fiehante, ficheerend, indringend 
vestingwerk; fichant f.; einbohrende befestigung. 
~ F. maritime, v. coastdefence. 
—P. naturelle, natuurlijke 
verschansingen ; natural f.; naturliche befestigung. 
— F-s offensives ou d'attaque, 
aanvalswerken ; works of attack; 
angriffsarbeiten. ~ F. passagère, tijdelijke 
(niet blijvende) verschansing, veldverschansing; 
kunst der veldverschansing; 
temporary f., field-f.; zeitweilige befestigung, 
--- FORTTREIBEN. 

feidverschanzung; schanzbaulehre, feldbefestigungskunst. 
~ F. permanente, blijvend 
vestingwerk; vestingbouwkunde; permanent 
f.; bestdndige befestigung; festungsbaukunst. 
— F. (à feu) perpendiculaire, 
perpendiculaire of loodlgnige 
versterkingswijze; perpendicular f.; befestigung 
mit rechtwinkliger vertheidigung. — 

F. polygonale (moderne), pol ygonaal 
of veelhoekig verdedigingsstelsel; polygonal 
(modern) system of fortification; polygonale 
(neanere) befestigung. — F. rasante, bestrijkend 
vestingwerk ; rasant f.; rasirende 
befestigung. ••• F. à revers, werk met 
rugwaartsch vuur ; f. for reverse-fire; ruckvertheidigungswerk. 
~ F. souterraine, 
onderaardsche werken (tegenmijnen); subterraneaus 
f.; unterirdische befestiguog, minenbefestigung. 
~ F. à tours, torenstelsel 
van verdediging; tower-system of fortification; 
thurmbefestigung. 
Portificiren, v. a. hd., v. fortifier. 

Fortifier, fr., To fortify, eng. v. a. 
Versterken, verschansen, van vestingwerken 
voorzien; befestigen, verschansen. n•n F. 
sur le polygone extérieur, fr. Binnenwaarts, 
van buiten naar binnen bevestigen 
; to fortify inwards; einwkrts, von aussen 
nach innem befestigen. ~ F. sur le po 

-lygone extérieur,

buiten waarls, van 
binnen naar buiten bevestigen; to fortify 
outwards; auswarts, von innen nach aussen 
befestigen. 

Fortin, m. fr. Schans, klein fort; veldschans 
(f. de campagne); little-work; 
field-work; schanze; feldschanze. 

Fortpfl.anzung, f. hd. Voortleiding 
(van warmte, electriciteit) ; transmission; 
conduite, transmission. 

Fortress, eng., v. forteresse. 

Fortschreiten., v. n. hd.: Das f. 
des ganges in abend, 'het voortloopen, 
de richting der ertsader naar 't wes


ten ; direction of the load towards the west; 

marche ou direction constante du filon vers 
l'occident. 

Fortsetzen, v. n. hd.: Der gang 

setzt in das feld fort, de ertsader 

loopt in 't veld voort ; the lode advances in the 
field; le filon pdnètre, avance dans Ie champ. 
Fortstreichen, v n. hd : Das ge


birge streicht in dieser richtung 

fort, de berg strekt zich in deze richting 

uit -, the mountain extends in the direction; 

la montagne va, s'étend dans vette direction. 

Forttragen, v. a. hd.: Das feld £ , 

een nieuwe ertsader gaan bewerken zonder 
verlof ; to work a new lode without permis 
attaquer un nouveau filon sans auto--sion; 
risation. 
Forttreiben, v. a. hd. Nog meer ver 

zuiveren (de metalen); to refine-fijnen of 
better; affiner davantage. Einen ort 
f., bet graven (in de mijn) voortzetten ; to 
extend the digging; pousser, étendre one 
fouille, creuser davantage. 


FORTJRE -- 

Forure, f. fr., v. bohrloch. — F. 
d'une elé, holte of pijpgat van eenen 
sleutel; bore of a key; hbhlung eines schliissels. 
~ à simple f., v. einbohrig. 

Foss, eng., v. giessflasehe. 

Posse, f. fr. Kuil, put; pit; grube. v. 
mine, puits. — (ou Avant-foyer) 
Voorhaard van den tinoven ; pit before the 
furnace for the reception of the melted 
pewter; gerentherd. — Kuil (des munters), 

V. coiner's stand. ~ Loodóietersketel, 
e. bleipfannenkessel. — Vertinnerssmeltkuil; 
pit; schmelzgrube. ~ F. aux 
cables, v. cable-stage. — F. a 
chaux, kalkput, kalkkuil ; lime-pit, limebasin; 
kalkgrube, kalkkothe, kalkkutte, kalk 
— F. a houille, v.-kuhle, kalkloch. 
estacade 5) . F. aux moules, F. 
de fonderie, F. aux fontes, v. 
dammgrube (en lees daar fosse voor 
fossé) . ~ F. de navette, v. botte ij. 
F. à pate, V. clay-ditch. F. 
de seieur de long, plankenzagerskuil 
(waarin zich een der beide zagers plaatst); 
saw pit; sogegrube, schrotgrube_ u.•F. pour 
le tannage, run- of looikuil; tan-pit, 
binder; lohgrube, versetzgrube. — F. a 
visitor, aschkuil (van spoorw.); ash-pit, 
pit of examination; besichtigungsgrube. 
Fossé, in. fr. Gietkuil, damkuil: moat; 
vertiefung. ~ Gracht, vestinggracht; ditch, 
trench; graben. — F. de dehors, gracht 
der buitenwerken; ditch of outworks; aussenwerksgraben. 
— F. d'éeoulement, 

V. abzugsgraben. — F. extérieur, 
.buitengracht; outer-ditch; aussengracht. 
F. a fond triangulaire, gracht met 
driehoekigen bodem ; triangular ditch; spitzgraben. 
— F. interieur, binnengracht; 
inner-ditch; binnengracht. — F. d'irrigation 
on d'arrosement, besproeiingsgracht; 
feeder; bewhsserungsgraben. —P. 
latéral, zijdelingsche aftapping (voor eenen 
spoorweg); trench; graben zur seitenentnahme. 
— F. à manoeuvre d'eau, 
gracht, die men naar welgevallen nat of 
droog kan houden ; ditch with water-manoeuere; 
wassermanovergraben.—F.mitoyen, 
limitrophe, grensgracht, gemeenschappelijke 
gracht; partition-ditch, ditch marking 
a boundary; gren_sgraben, gemeinscbaftlicher 
graben. — F. plein d'eau, natte Tracht; 
wet ditch; nasser graben. _ F. principal 
(du corps de place), hoofdgracht, vestinggracht; 
main-ditch; hauptgraben,festungsgraben. 
— F. sec, droge gracht ; dry 
stitch; trockener graben. — F. de séparation, 
scheidingsgracht; intervening 
ditch; absonderungsgraben. 
Fossil, eng. & hd., Fossile, fr. adj. 
Fossiel, opgedolven (inz. als voorwereldl41k 
overblijfsel), versteend.~ fossil werden, 
hd , To become a fossil, eng., Se 
fossiliser, fr. Fossiel worden, versteenen. 

Pother, eng., v. fudder. 
Fou, adj fr. Los, beweeglijk ; loose; lose. 


FOUILLER.. 521 

Fouailles de charbon, f., Charbon 
fin on menu, m. fr. Zeer fijne 
steenkolen, fijn steenkoolgruis, stuifkool 

druss, dust, mucks, anthracite-culm; staub


kohle, griess, geriss, kohlenklein. 
Foudre, m. fr., v. fudder. 
Fouet, m fr. Zweep (naam der twee 

aan de drijvers der snelspoel bevestigde snoeren), 
v. fly-cord. — Slaglijn, v. carpenter's 
chalk-line. ~ Bindtouw voor 
de rugribben van een boek; whip-cord; 
heftfaden. ~ Staart, zwieping, touweind, dat 
men losdraait om het als eene zweep te 
vlechten ; tail of a rope; steert, stehrt. 

Fouetter, v. a. fr., v. einschnuren. 
Fougade, f. fr., v. fougasse. 
Fougass, eng., v. fougasse. 
Fougasse (ordinaire), f. fr. Fladder


mijn, Ilodderm41n ; fougass; fladdermine, Qat 

— F. a bombes, bommenmijn;-termine. 
shell-fougass; bombenmine —F.endéblai, 
gewone steenmijn ; ordinary stone-fougass; 
offene gewobnliche steinmine. ~ F. à feu 
rasant, raseerende steenmijn; grazing stonefougass; 
rasante steinmine. —F.–pierrier, 
steenmijn (in den grond gedolven caisson 
met bommen); stone-fougass; steinmine, erdmorser. 
a F. rase, bedekte steenmijn ; 
covered stone-fougass: verdeckte steinmine. 
— F. en remblai, opgedamde steen min 
; dammed stone-fougass; aufgedammte 
steinmine. — F. surehargée, overladen 
steenmijn; overcharged stone-fougass; uberladene 
steinmine. 
Fouille, f. fr., (Fouillement, m.) 
Het uitgraven, opdelving; digging, trenching; 
das ausgraben, die ausgrabung. ~ Mijnar 
beid (in 't gebergte); miner's work; minenarbeit. 
— Gal in een kanon, etc. v. flaw 7). 

F. eouverte$ onderaardsche uitgraving, 
het graven onder de aarde ; subterranean 
digging; untericdische ausgrabung. 
— F. de galerie, het graven op den 
gallerijbodern (der ertsrnijn); driving the head 
of a gallery; arbeit vor ort. — F. du 
puits, het loodrecht uitgraven van den 
mijnput of de schacht; sinking the shaft; 
das abteufen, abseirern des schachts. ~ 
F. ou Travail de recherche a la 
surface du terrain, het delven aan 
de oppervlakte (ter opsporing van ertsaders); 
digging at the surface, opening; schurf. 
Fouiller, v. n. fr. Naar ertsaders graven 
(bij de oppervlakte des bodems); to dig 
for lodes; schi rfen. ~ Den grond wegwerken 
(bij onderaardsche delvingen); to get or to 
beat away the ground; gewinnen, hereinbauen. 
— F. dans la terre, Sonder 
le terrain, den grond onderzoeken ; to 
search or to rake in the ground; den boden 

durchsucben. ~ v. a. F. (ou Creuser) 

les fondements, den grond voor het 

fondement (van eer, gebouw) weggraven ; 
to dig the ditches for a foundation; die 
grundgrhben ziehen. — F. (ou Creu.ser) 

un fosse, eene gracht of sloot graven; 
44' 


622 FOUILLEUR 

to dig a ditch; einen graben zieken. — F. 
le terrain, den grond opgraven ; to rake 
up the ground, to dig up the earth; den 
boden anfgraben, .durchwilblen. 

Fouilleur, m. fr. Schansgraver; digger, 
excavator; schanzarbeiter, schanzgrhber, grabenarbeiter. 


Foulage, m. fr. Het herhaald aan 

(oude) drukpers;-drukken van den boom der 
pressure; schattirung. — Het vollen of 
walken; fulling, milling; das walken, die 
walke. — F. en fort, het dicht Ineen 
vollen of walken ; close fulling; das dickwalken, 
festwalken. 

Poule, f. fr. Het vollen of walken (van 
lakens, hoeden, etc.): fulling, milling; das 
walken. — (ou Pas) Vak der kettingdraden, 
v. pas 4). — (ou Pas) Het nederdrukken, 
nedertrappen van een der weefstoeltreden 
(om den ketting te verdeelen); treadle, 
treddle; das treten, der tritt. — Walkvertrek, 
volmolen, V. foulerie. 

Fouler, v. a. fr. Vollen, walken ; to 
full, to mill; walken. F. en fort, 
dicht ineen walken ; to full close; dick oder 
test walken, einwalken. 

Foulerie, f. fr. Plaats waar gevold of 
gewalkt wordt, volmolen (inz. voor lakens); 
full-mill, fulling-mill; walkstatte, walkmuhle. 
vgl. batterie, a. 3). 

Fouleur, Foulon, Foulonnier, 

m. fr. Volder, walker ; fuller; walker, walkmi 
lier. 
FOUloir, m. fr. Wisscher, kanonwis 
aanzetter; wiper, rammer; wischer,-scher, 
setzer, setzkolben. — Volstok, walkstok, 
volhamer; fulling-stock, beater, beater-stock; 
walkholz, walkstock, walkbammer. 

Fouloire, f. fr. Waaktrog, walkbak, 
volkuip; (hoedenmakexs-)voltafel; trough or 
bed of the stocks, fulling-trough; (hatter's) 
fulling-table; walktrog, walkkasten, trump, 
walkloch ; (hutmacher-) walktiscb. 

Foulon, m. fr. Volder, v. fouleur. 

— (Moulin à fouler, Moulin á 
foulon) Volmolen, v. diekmtthle. 

Foulonnier, m. fr., v. fouleur. 

Found (to), V. a. eng. Gieten, v. 

couler 1). 
Foundation, eng. Grondlegging, v. 
fondation 1). — Grondslag, fondement, 

v. fondement 2). 
Foundation-piles, eng., v. bassepalée. 
Foundation-plate, Sole-plate, 
eng. Fondementsplaat; fundamentsplatte, fundament; 
plaque de fondement, de fondation. 
Founder, m. eng. Gieter, v. fondeur. 
Founder (to), eng. Zinken, v. couler 
a fond, s. couler, v. n. 

Founder's lathe,eng., v. drehlade. 

Founder's scoop, eng. Gietlepel, 

scheplepel ; giesskelle, giessschaufel, schcpfkelle; 
puisoir, pelle, écope. 
Founder's truck, Stove—truck, 
Truck—cart, eng. Rolwagen (der stuk


-- FOUR. 

gieterijen), v. chariot de transport, 

s. chariot. (rie. 
Found(e)ry, eng. Gieterg, v. fondeFoundry-
furnace, eng. Gietoven; 
giessofen; fourneau de fonderie ou à fondre. 
Foundry-goods, pl. eng., v. cast


ings. 

Foundry-iron, Foundry-pig, 
eng., v. cast-iron 2), fonte de moulage, 
S. fopte. 

Foundry-pattern, eng. Gietmodel; 

gussmodell; modèle. 
Foundry-pig, v. foundry-iron. 
Fount, eng., v. font. — Lettercorpus, 

V. corps de lettre, s. corps. 
Fountain, etc., eng., v. fontaine 
1), 4), 5), 6). 
Fountain pen, eng., v. feder ohne 
ende, s. feder. 
Foupir, V. a. fr., v. to crumple. 
Four, m. fr. Oven, (maar vaak ook 

gebezigd voor) fornuis; oven, furnace; ofen, 
flammofen. — F. d'affinage de la 
ferraille, zweet-of affineeroven voor 't 
oudijzer of ijzerafval ; fagotted-iron-furnace; 
alteisen -schweissofen. vgl. fourneau d'afflnage 
y fagotted iron. — F. a 
biscuit, eerste bak-of gloeioven voor 't 
porselein ; biscuit-kiln; vorgltihofen. — F. 
a blanchir la fonte, F. à mazer, 
fineeroven voor 't ruwijzer, oven ter omsmelting 
van 't ruwijzer tot gietelingen of 
geuzen ; refinery-furnace; weissofen, feinofen. 

V. feineisenfeuer. ~ F. de boulanger, 
bakoven, bakkersoven ; baking-oven; 
backofen. — F. a brammes (pour rechauffer 
les brammes), zweet-of weloven 
voor de frischstukken of loepen ; bloom-reheating 
furnace, slab-reheating furnace; brammenschweissofen. 
— F. a brique, v. 

brick-kiln. — F. de campagne, 

V. fieldofen. ~ F. de carbonisation, 
verkolingsoven ; oven for carbonizing; 
verkohlungsofen. ~ F. a ehaux,'v. 
chaufour. ~ F. a coke, verkolingsoven 
voor de cokes, cokesoven; coke-oven, 
furnace for making coke; koksofen, kokofen, 
kohksbrennofen. v. coke-furnace. 

F. à couverte, F. a glasure, ver 
voor 't gaarbranden en ver--glaasoven (oven 
glazen van 't porselein); glaze-kiln; glasurofen, 
glattbrennofen. — F. à cuire (des 
briques, des tuiles, des cbaux, etc.), v. 
brennofen. — F. à décaper, gloeioven 
(voor de ijzerbladen, waarvan men 
blik wil maken); scaling-furnace; gl ihofen, 

abgltihofen fur die gebeizten bleche. - F. 
dormant, F. a toile, F. a recuire 

la tole, gioeioven voor 't bereiden van 
blik ; plate-heating-furnace ; blechgliihofen. 

— F. par l'embrassure, vlamoven 
(der glasfabr.), V. auslaufofen. — F. 

d'étendage, F. a étendre, v. fat


tening-furnace. — F. à gaz, gasoven 
; gas-furnace; gasofen. ~ F. de grillage, 
roostoven, roostfornuis (voor de ijzer



FOUR -- 

ertsen); roasting-kiln, kiln for roasting ore; 
röstofen. — F. a mazer, v. four i). 
~ F. à plátre, gipsoven ; gypsum-furnace, 
plaster-kiln; furnace for burning pargetstone, 
gipsofen. — F. portatif, v. 
fieldofen. — F. à puddler, puddel oven, 
roeroven, vlamoven, vlamhaard (ter 
verandering van bet ruwijzer in smeedijzer 
door het frissehen) ; puddling- furnace; puddelofen, 
puddling-ofen, eisenfriscbflammofen. 

a. F. à rechaufer, zweetoven, weloven 
(bijzondere soort van vlamoven); welding-
furnace, balling-furnace, mill-furnace, reheating-
furnace; schweissofen. — b. F. a 
réchauffer, v. auslaufofen. F. 
a recuire la tóle, v. f. dormant. 
F. à registre, registeroven (der chemisten); 
register-stove; registerofen. •• F. 
de ressuage, v. darrofen. — F. à 
réverbère, vlamoven, reverbereeroven ; 
reverberatory-furnace; flammofen, reverberirofen. 
— F. a soude, smeltoven voor 
de soda, soda-oven ; soda-furnace; sodaschmelzofen. 
— F. a tole, v. f. dormant. 
•• F. á tourbe, 'boutskooloven, 
turfverkolingsoven ; char-oven for turf, turfcoal-
kiln, oven for making turf-charcoal; torfverkohlungsofen, 
torfkohlenofen. ••• F. a 
tuiles, pannenbakkersoven ; tile-kiln; dachziegelofen. 
F. de verrerie, glasoven; 
glass-oven, glass-furnace; glasofen. 
Four, m. fr., v. fourcat. 
Fourbisseur, m. fr. Z waardveger; 
sword-cutler, sword armourer; scbwertfeger. 

Fourcat, Four, m., Fourque, 
(Varangue acculee) f. fr. Steker, stekerspant, 
achterste steker (vorkvormige vrang 

in een schip); crotch, crutch, rising floortimber;
piekstuck, piekbolz, twill, eingezo 
genes bauchstuck. 

Fourche, (Arcade de l'arcon 
de la selle de cavalerie légère) f. 
fr. Zadelboog; fork; sattelbogen, zwiesel.— 
Afhangend sieraad etc., v. cul de lampe 
1). ~ (Fourchette) Gaffel-of vorksgew(
ze houtverbinding; slit and tongue; 
schere, gabelverbindung. ~ Vorksgewijze 
verdeeling eener ertsader in twee takken; 
forking; gabelung. — F. antérieure, v. 
fore—fork. — F. à enrayer, remvork; 
drag-fork; hemmgabel, sperrgabel. ~ 

F. a fumier, v. dung-fork. ~ F. 
posterieure, achterste zadelhoog; rearfork, 
hind-fork; hinterzwiesel, hinterer sattelbogen. 
— F. de sape, v. sap—fork. 
~ F—s, lusdraden van den Jacquard-weefstoel; 
cords; litzenfaden. 
Fourchette, f. fr. Vork, v. fork 1). 
~ Vork in een uurwerk, v. fork t). ••• 
Gaffelsgewijze houtverbinding, V. fourche 
3). — Gaffelvormige stut (in eene steengroef); 
stay; bergstutze. — F. d'arbalète, 
gaffeldissel, v. enrayoir 3). +— F. 
(ou Vergette) de la fenderie, bril of 
vork van een izerkloofwerk (totafstrtjking van 
de gesneden staven); spectacles of a slitting-

FOTJRNEAU. 523 

work; brille eines schneldewerks. — F. 
d'une lucarne, inkeling aan de zijden 
van een kapvensterdak ; corner between a 
main.-roof and a dormer-window; einkehle 
an den seiten eines dachfensterdaches. 

Fourchu, adj. fr., v. forked. 

Fourgon, m. fr. Ovenijzer, vorkvormig 
rakelijzer (der gieters, etc.); coal-rake, 
coal-poker; kohlenkrhuel, kohlenkrticke. ~ 
Vuurtang (der metaalsmelters); fire-tongs; 
gluthzange. ~ Overdekte legerwagen voor 
de bagage, pakwagen, bagagewagen ; covered 
baggage-waggon; packwagen, bedeckter ba 

-gagewagen. 

Fournaise, f. fr. Groote smelt- of 

vuuroven, fornuis; great melting-oven, fur


naee, kiln; grosser schmelzofen. — Trek


oven voor snelle smeitvuren ; anemius ; 

windofen zu schnellen schmelzfeuern. 

a. Fourneau, m. fr. Oven, fornuis, 
haard; furnace, stove, hearth, oven; ofen, 
berd, feuer. V. four, feu et foyer. 
F. d'affinage, drgfhaard, fineeroven ; 
refining-furnace; treibberd, abwerfofen. ~ 
F. d'affinage d' argent, F. de coupellation 
du plomb, oven ter afdr(ving 
van 't zilver, ter cupelleering van 't 
lood, drijfhaard ter scheiding van 't zilver 
en lood ; refining- hearth, refining -furnace; 
treibberd, treibofen, abtreibofen, silberbrennherd. 
— F. d'affinage du for, frischhaard 
(open baard ter frissching of zuivering 
van 't brosse ruwijzer der hoogovens); finingfurnace; 
frischherd, frischfeuer. — F. 
d'affinage de la ferraille, v. four .) 
F. a fair chaud, smeltoven met 
verhitten luchtstroom; hot- blast- furnace, blastfurnace 
blown with heated air; mit beissem 
wind betriebener geblkseofen. — F. afair 
froid, smeltoven met kouden luchtstroom; 
cold-blast-furnace, blast-furnace blown 
with cold air; wit kaltem wind betriebener 
gebldseofen. — F. a l'anthraeite, anthraciet- 
of glanskooloven ; furnace supplied 
with anthracite; mit glanzkohlen betriehener 
ofen. — F. d'appel, F. à vent ou á re— 
verbère, oven met luchttrekking, trekhaard 
; wind furnace, air-furnace; windofen, 
zugofen, flammofen. — F. d'appel du 
doreur, haard met sterke luchttrekking 
om het kwik te vervluchtigen en de kwik 
bij 't vergulden te verwijderen, anti--dampen 
kwikoven ; antimercury-furnace; antimerkurofen. 
— F. athanor, v. athanor. 
~ F. a bain de sable, v. digestorium. 
— F. (bas), Bas f., v. f. 
a manche. — F. á boulets rouges, 
baard voor 't gloeien der kogels; shot-furnace; 
kugelgltihofen. — F. à ealciner, 

F. de ealcinage, v. calciner, eng. 
~ F. de carbonisation pour la 

houille, v. four a coke. — F. au 
charbon de boil, houtskoolhoogoven, 

hoogoven, die met houtskool wordt gestookt; 

charcoal-furnace, charcoal-blast-furnace; holz


kohlenbochofen. ~F. d'une ehaudière, 


 

524 FOURNEAU. 

vuurbaard van Benen stoomketel ; furnace 
for a boiler; kesselfeuerung. ~ F• a cémenter, 
F. de cementation, v. 
cementing-furnace. ~ F. au coke, 

V. four a coke. — F. de coupellation, 
V. f. d'affinage. — F. à 
coupelle, v. assay-furnace. — F. 
a courant d'air force, v. f. a souffiet. 
— F. courbe, v. fourneau à 
manche, b. — F. a ereusets, F. 
de fusion à air ou à vent, smelt kroesoven 
(een lucbttrekkingsoven voor proeven 
op den drogen weg) ; crucible-furnace; 
tiegelofen, gebihseofen fair tiegel. • nn F. à 
Cave, schachtoven ; shaft-furnace, furnace; 
schachtofen . ~ F. a décaper, v. four 
a décaper. ~ F. a échauffer, gloeioven 
; heating-furnace; gluhofen. ••• F. 
écossais a minerai, Schotsche ertsoven 
of loodgaard (ter behandeling van 't 
loodglans) ; scotch ore-hearth, blast-hearth; 
schottischer bleiherd, erzofen. ••a• F. écossais 
a scones, Schotsche slakkenoven 
(ter bewerking van de slakken uit den 
Schotschen loodhaard); scotch slag-hearth; 
schottischer schlackenberd. F. d'essai, 
F. d'essayeur, v. assay-furnace. 
~ F. d'étamage, v. blechverzinnungsofen. 
— F. d'étendage, v. 
flattening-furnace. F. de finerie, 
de rafnerie, v. feineisenfeuer. 
— F. évaporatoire, v. ausduunstungsofen. 
® F. de fonderie, 
F. a fondre, v. foundry-furnace. 
^ F. a fonte, v. blauofen. — F. 
de forge, smeltoven; smelting furnace; 
luppenofen. — F. fumivore, rookverterende 
oven ; smoke-consuming furnace; 
rauchverzehrender ofen. o F. a fusion, 
V. blast—furnace i). ~F. de fusion, 
smeltoven ; smelting-furnace; schmelzofen. ~ 
F. de fusion a air on a vent, v. f. 
a creuset. — F. de galère, galeioven 
(tot zuivering der zwavel); furnace for 
the distillation of sulphur; galeerenofen, 
schwefellhuterofen.. — F. de gaz, v. 
four de gaz, ••• F. générateur, 
gasvoortbrengende oven, gasgenerator; generator-
furnace; gasgenerator. — F. de grillage, 
v. calciner eng., four de grillage.••
F. (haut), V. haut-fourneau. 
— F.—lampe, lamp, lampoven (een met 
verscheidene pitten voorziene lamp tot chemische 
proeven); lamp, lamp-furnace; lampenofen 
. — F. de laboratoire, chemisch 
fornuis; chemical furnace; chemischer 
ofen. •— F. de liquation, v. f. a 
ressuage. — F. a loupe, v. f. à 
masses. ® F. a lunettes, F. a 
deur bassins de réception, briloven 
(met twee tapgaten boven elkander en 
twee ontvangbaarden) ; spectacle-furnace; 
brillenofen, spurofen mit zwei heerden. ••^ 
a. F. a manche, v. cubilot, einlassofen. 
•••• b. F. à manche, Basfourneau, 
demi-haut-fourneau, 
lage of halve hoogoven ; low blast-furnace; 
krummofen, halbhochofen, niedrigrer geblase


schachtofen. — F. a masses, F. a 
loupe, lage schachtoven, waarin uit het 
ruwijzer bet frischstuk, de wolf of loep 
(eene witgloeiende weeke ijzermassa), wordt 
gevormd ; bloomery-furnace, block-furnace, 
single block- furnace; stuckofen, wolfsofen. ~ 

F. des paresseux, v. athanor. 
F. de pipe, (holte van den) pijpekop; 
pipe-bowl, bowl ; pfeifenkopf. — F. a 
poitrine fermée, smeltoven of schachtoven 
met gesloten borst of vuurhaard ; furnace 
with closed breast; ofen mit geschlossener 
brust. — F. a poitrine ouverte, 
smeltoven met open borst of haard; furnace 
with open breast; ofen mit offener brust. 
F. portatif, F. volant, draagbare trekoven 
; portable air-furnace; tragbarer ofen. 
F. a puddler, v. four a puddler. 
— F. de raffinage, F. a raffiner 
(le cuivre), affineer-of raffineeroven ; re/Ining 
furnace; spleissherd, spleissofen. — F. 
a rafrafchir le cuivre, frischoven 
voor het koper; copper-finery; kupferfrischofen. 
— F. a réchauffer, v. four a 
réchauffer. — F. à recuire, F. de 
recuisson, ontlaatoven, koeloven (voor het 
glas); annealing-furnace. cooling-arch, pilingfurnace; 
kiihiofen. ~ F. à ressuage ou 
de liquation (pour separer le plomb du 
cuivre), v. darrofen. — a. F. á réverbére, 
vlamoven, reverbereeroven (der metaalsmelters) 
; reverberatory-furnace; flammofen, 
reverherirofen. — b.F. a réverbère, 
steekoven, trek- of tochtoven , air-furnace, 
wind-furnace; windofen, stichofen. — F. (ou 
Foyer) à rigole, goothaard, haard des 
smeltovens, waarin zich de goot of afloop 
voor 't metaal bevindt; gutter-furnace, hearth 
of a forge; spurofen, spurherd. vgl. spureisen. 
— F. a rougir les boulets, 

v. f, à boulets rouges. — F. à 
souffiet, F. a courant d'air forcé, 
schachtoven met gedwongen luchtstroom, 
oven met door blaaswerk versterkte lucht 
blaasoven; blast-furnace; geblase--trekking, 
ofen, schaclitofen mit gepresstem wind. — 

F. de teinturier, v. farbenofen. 
~ F. a vent, tochtoven, trekoven ; airfurnace, 
draught-furnace, wind-furnace; zugofen, 
windofen. ~ F. de verre, glas 
glass-furnace; glasofen, werkofen. ••.-oven ; 

F. de vitrification, v. emaillirofen. 
~ F. volant, v. f. portatif.
F. á la Wilkinson, v. cubilot. 
b. Fourneau, m. fr. (F. de mine) 
Mijnkamer, mijnoven (om een vestingwerk., 
etc. te doen springen); mine-chamber; mi 
x accolés,-nenofen, minenkammer. ^ F—
gekoppelde mijnovens; conjunct mines; gekoppelte 
reinen. — F. à démolition, 
omverwerpings- of sloopingsmijn ; mine of 
demolition; demolirungsmine. — F—x étages, 
étage-mijnen, mijnen van verscheidene 
verdiepingen ; mines of several tiers or stages; 


 

FOURNÉE —

stockwerksminen, etagenminen. F—x 
gémeaux (en T) dubbele mijn ; double 
mine; doppelmine. — F. isole, geïsoleerde, 
afgezonderde, onafhankelijke mijn ; 
single, independent mine; einfache, isolirte 
mine. — F. ordinaire ou simple, 
gewone mijn (naar gewoonte geladen mijn), 
common mine; gewohnliche mine. F. 
sous-Chargé, zwak geladen mijn, kwetsmijn 
; under-charged mine, camou/let; sch wach 
geladene mine, quetschmine. v. eamoufiet. 
~ F. surehargé, overladen mijn ; v. 
druckkugel. ~ F-x tréflés ou 
triples, drievoudige mijn ; triple mine; 

kleeblattmine, treffmine, dreifache mine. 

Fournée, f. fr. Oven -vol, ovenlading, 
baksel ; burden, baking, packing or the furnace, 
charge; ofenladung, beschickung, schuss, 
satz, brand, gicht. ••• F. ou Cuite (de 
briques, de tuiles, de faïence, de poterie, 
etc.), een oven -vol, baksel (v haksteenen, dakpannen, 
etc.); a baking or burning (of bricks, 
tiles, etc.); ein brand (ziegel, dackziegel, 
etc.). ~ F. ou Cuite (de chaux, de 
plátre, etc.), lading, oven -vol (kalk, etc.); 
charge (of lime, etc.); brand, satz (kalk, etc.). 

— F. ou Couche (de minerals dans ie 
haut-fourneau), lading, laag, beschikking 
(hoeveelheid erts, kool en vloeimiddelen, 
die men te gelijk in den schacbtoven doet); 
burden, charge, batch; satz, schicht, gicht, 
beschickung. 

Fournette, f. fr. Kleine reverbereeroven 
(tot smelting van 't glazuur); small 
reverberating furnace; kleiner reverberirofen. 

Fournier, etc., hd., v. furnier, etc. 
Fourniture, f. fr. Buik (eener klok), 

V. bauch 2). ~ F-s (ou Articles)
de bureau, schriijf- of kantoorbehoeften ; 
writing-materials; schreibmaterialien. 
Fourque, f. fr., V. foureat. 
Fourquet, in. fr. Ovale ijzeren bier


brouwersschop (ter omroering van het mout); 
scoop, iron-rake; ruhrharke, maischharke, 
malzkrucke, maischrudel. 
Fourragère, f. fr. Draagbare ruif 
(voor de paarden te veld); forage-ladder; 
tragbare raufe. 

Fourré, adj. fr. Valsch, onecht, opgelegd 
(van goud, van munten); plated; unecht, 
iiberzogen, betrbglich. 

Fourreau, m. fr. Foedraal der goud 

-vfies- en perkamentvormen (des goudslagers); 
cover; futteral, formfutler. ~ (Compensateur, 
Joint glissant) Expansievoeg, 
v. expansion joint. ~ F. d'épée, 
de sabre, degenscheede, sabel scheede 
; scabbard, sheath of a sword; degenscheide, 
sabelscheide. ~ F. de tête 
de 1'éeouvillon, overtrek van den kanon 
wisscher ; sponge-cap; wischerliberzug, 
wischerkappe. 

Fourrer, v. a. fr.: F. un cable, 

un cordage, een touw, ankertouw kleeden, 
bekleeden (om bet tegen 't slijten door 
wrijving te behoeden); to serve a rope, a 

FOYER. 525 

cable; ein tau, ankertau kleiden, bekleiden. 

F. avee de vieux cordages, 
met oud touw bekleeden ; to teckle, to worm, 
to serve; schladden, schwigten, trensen. 
Fourrure, f. fr. Belegstuk, strook bout 
tot effenmaking of tot verbelping van een 
gebrek ; (aan schepen :) stukje halfhout, 
kalf, aan-of opvullingsstuk, voering, ver 

fur, furring, slip of timber; aus--sterking; 
fiïllstiick, ausfiillspan, span, unterlage, taus, 
(utter, (zu schiffe:) spunt. v . to fish. •^ 
Versterking, schaal, wang (van eenen mast, 
boegspriet), v. fish 1). — Smarting, voering, 
kleeding (geteerd stuk doek ter omwikkeling 
van touwen, etc.) ; parcelling; 
schmarting, futterung, bekleidung. (Doublure 
d'huisserie, Plate-bande), 
bekleeding, voering, dekstuk (aangebracht 
op de binnenzijden van deurposten); jamblining; 
tbiirfutter. ••• Stel of stapel ineen 

ketels of potten, v. chaudron-gezette 
2). — Pers (der kousenwevers); press; mus 
Stel gereedschappen ; set of-terpresse. — 
tools; gespann, werkzeuggerdth. 

Four-leafed tweel, eng.,v.s. tweel. 

Four-square scraper, eng., v. s. 
scraper. 

Four-thread, eng. Lording, vierdraadsch 
schiemansgaren ; vierdrdhtiges schiemannsgarn, 
lording; bitord de quatre fels. 

Four-way-cock, Two-way- cock, 
eng. Kraan met dubbele doorboring (waardoor 
de verdunning der lucht in de klok der 
luchtpomp tot een zeer hoogen graad kan 
voortgezet worden); vierweghahn, zweiweghahn; 
robinet à double épuisement, ou á 
quatre voles, à quatre ouvertures, a quatre 

Fowler, eng ., v. feuerkatze. (fins. 
Fowling-piece, eng. Jachtgeweer; 
jagdgewehr; fusil de Chasse. 
Fox, pl., Foxes, eng., v. bauerplatting 
(volgende op baueriseh). 

Foxing, eng. Verzuring van 't bierwort 
(terwijl het in gisting is); sduerung 
der wttrze; acidification du mout. 

Fox-tail-wedging, eng., v. assemblage 
à contre-clavette, s. 
assemblage 4). 

Fox-wedge, Nose-key, eng., v. 
contre-clavette 2). 

Foyer, m. fr. Haard, vuurhaard, vuur plaats, 
stookplaats ; hearth; berd, heizraum, 
feuerraum, v. feuerpunkt. — Vuurbaard 
(der stoommachines), v. botte a 
feu, s. botte 1). — Brandpunt (van 
bolle en bolle spiegels, lenzen, kromme lij 

vlakken); focus, focal point; brennpunkt.-nen, 

F. accessoire, v. by-hearth. 
F. d'aérage, luchtververschende haard 
(in de mijnen); ventilating furnace; wetterofen. 
~ F. d'afl`inage, drijfhaard; refining-
hearth; treibherd. ~ F. d'afnage 
pour le cuivre, v. copper-refining-
furnace. ~ F. d'affinerie, 
v. creuset d' un feu d'affinerie, s. 
creuset 8) (ou ion trouve affinerei au 

526 FRACHT r-- 

lieu de a finerie). — F. de cheminée, 
schoorsteenhaard, V. átre. — F. anterieur 
d'une cheminée, voorbaardplaat 
; outer- hearth of a fire-side; vorhe rdplatte, 
herdvorstein. — F. fumivore, 

V. fourneau fumivore. •• F. de 
fusion (d'un Naut-fourneau), smeltruimte, 
haard (eens hoogovens);. hearth; schmelzrauro, 
berd. — Grand f. d'un hautfourneau, 
onderschacht (ledige ruimte 
onder den buik) eens hoogovens ; lower shaft 
of a blast-furnace, boshes and hearth; unterschacbt 
eines hochofens, rost and gest.ell. 
F. de mine, v. focus of ignition. 
— F. a rigole, v. fourneau 
àa rigole. ~ F. virtuel, virtueel brandpunt, 
v. virtual focus, s. focus. 
Pracht, f. hd., v. freight. 
Fraction, f. fr. & eng. Breuk, gebroken 
getal ; bruch, bruchzahl, gebrochene zahl. 

— F. algébrique, v. f. littérale. 
F. complementaire, fr., Complemental 
f., eng. Aanvullingsbreuk; 
ergdnzungsbruch. — F. continue, fr., 
Continued f., eng. Aanhoudende, voortloopende 
breuk, kettingbreuk ; kettenbruch. 
F. décimale, fr., Decimal fraction, 
eng., v. decimal t). •• F. décimale 
périodique, fr., v. decimal 
2). — F. de f., samengestelde breuk 
(wier teller en noemer beide of één van 
beide breuken zijn); compound fraction; zusammengesetzter 
bruch, doppelbruch. ^ F. 
irrationnelle, fr. , Irrational f., 
Surd f., eng. irrationeele breuk ; irrationaler 
bruch. — F. littérale ou alge 
-brique,

fr., Algebraic f., eng. Letterbreuk,
algebraïscbe breuk; buchstabenbruch. 

— F. mixte, fr., Mixed fraction, 
eng. Gemengd getal ; undchter bruch. s 
F. numérique, fr. Breuk in cijfers, ge 
vulgar fraction; zatllenbruch.-tallenbreuk; 
— F. ordinaire, gewone breuk ; vulgar 
or common fraction; gemeiner bruch. ^ 
F. partielle (ou F. composante), 
fr., Partial f., eng. Partieële breuk (ontstaande 
uit eene opgeloste samengestelde 
breuk); theilbruch, partialbruch. F. 
périodique mixte, fr., v. decimal 
4). F. périodique simple, fr., v. 
decimal 3) . — F. pure, F. proprement 
dite,fr. Eigenlijke, ware breuk; 
proper fraction; acbter bruch. ~ F. rationnelle, 
fr., Rational f., eng. Rationeele 
breuk ; rationaler bruch. ~ F. simple, 
fr., Simple f., eng. Enkelvoudige 
breuk ; einfacher bruch. 
Fracture, eng., v. flaw t). 

Fracturschrift, f. hd. Duitsche let


ter; german text; caractère allemand. 

Fragilité, f. fr., Fragility, eng. 

Brosheid, breekbaarheid ; sprbdigkeit, zer


brechlichkeit. 

Fragment, m. fr. & eng. Afzonderlijk 
stuk van een geheel, stuk, brok; bruchstuck. 
F-s de Pierres, fr. pl. (petits 


FRAISIL. 

moëllons, recoupes broyées) steen 
stukken, steenbrokken, vulsteen; fragments 
of stone, expletives, broken stone, chippings 
of stone; steinbrocken. ~ F—s de tuiles, 

V. tuileaux. 
Frai, m. fr., v. abgreifen. 
Fraieheur, f. fr. Koelt(et)je, labber 
light breeze, cat's paw;-bramzeilskoelte; 
leichte brise, leichter wind. 

a. Frais, m. fr. Koelte ; breeze, light 
airs; kiiblte, brise. ~ Beau f., Bon f., 
frisscbe koelte, marszeilskoeite; fresh breeze, 
loom-gale; frische brise. ® Grand f., 
stijve koelte, gereefde marszeilskoelte; strong 
breeze, hard gale, strong gale, stiff gale; 
steife brise, steile ktibite, marssegelktiblte. 

— JOli f., bramzeilskoelte, lieve koelte; 
fine breeze, loom-gale; bramsegelkiilllte. n^ 
Petit f., labberbramzeilskoelte; light breeze, 
cat's paw; leichte brise. 
b.Frais, m. pi. fr. Kosten, onkosten; 
expenses; kosten, unkosten. ~ F. de bátisse, 
bouwkosten ; building-expenses; bankosten. 
F. d'entretien, kosten van 
onderhoud; maintaininq's-expenses; unterhaltungskosten. 
° Faux f., kleine bijkomende 
kosten ; little additional expenses; 
kleine nebenkosten. 
Fraise, f. fr. Snijvijl, v. cutter i). 

— Zinkboor, v. ausraumer 2), fraisoir. 
Stormpaal ; fraise; sturmpfahl. ~ (ou 
Fraisement) Paalverschansing rondom 
brugpijlers; fence of pales around the pillars 
of a bridge; krippe, verpfahlung um die 
bruckenpfeiler. — F. à bassinet, panboor 
(om de pan van een steenslot uit te 
bollen); pan-borer, pan-grinder; pfannenkolben. 
— F. à deux biseaux, vlakke 
tweesnijdende zinkboor (wier schuine sneden 
zich in Bene punt vereenigen); flat chamfering-
drill or chamfering-tool with two 

edges; flathes zweischneidiger senker. •• 

F. circulaire, V. bit 2). ~ F. conique, 
v. cone-countersink. — F. 
de la forme de balle, v. cherry. 
— F. á€ indret, cirkelzaag, ijzerzaag ; 
circular saw, iron-saw; cirkelsdge, eisenshge. 
— F. de la machine à fendre les 
dents d'une roue, v. cutter i). •• 
F. pointue, spitsboor, soort van zinkboor; 
sort of pointed cutting-file; frisirbobrer. 
— F. a roder, v. abdrehnagel. 
Fraise, eng„ v. fraise, fr. 3) . 

Fraise (to), v. a. eng., v. fraiser 2). 

Fraisement, m. fr., v. fraise 4) 

Praiser, v. a. fr. Den rand ombuigen, 

omkrullen (van schrijnwerk, slotwerk, etc.); 

to bead, to reed, to curl, to crisp; frasen, 

bekrkmpen. — Verdiept uitboren ; to coun


tersink; vertieft ausfrhsen. — Met storm


palen voorzien, fraiseeren; to fraise; mit 

sturmpfkhlen besetzen. — Machine a 

f., v. cutting-engine 1). 

Fraisil, Frasil, Frasin, Frazin, 

m. fr. Steenkoolasch, uitgebrande smidsk.o

 

FR AISOIR --FRAMING. 527 

len; tot stof geworden hamerslag, v. coal-couple, membre. - F. for siege-roek


dust, slack-coal, s. coal. ets , Bombarding-rocket-frame, 
Fraisoir, m. fr. Fijne dril-of zinkboor, Ladder-frame for siege-rockets, 

 

V. chamfering-auger.schraag, mik voor de vuurpijlen ter bombar


Fraisure, f. fr. Omgekrulde rand (aandeering; das raketengestell zum bombardement. 


schrijnwerk, slotwerk); beaded border, curling,~ F. in spinning, raamstelling bij 't 

 

crisping; ausgefräster rand, austrasung.machinale spinnen, voorspin- of fijnspinma

 


Pantiolte, goot der pan (var, een steenslot);ebine; rahmengestell, rahroenficgung, maschi

 


pan-bore ; ziindpfannhiitilung, ziindpfann-ne zum vorspinnen oder spinnen; bátissage 

 

becken, trog, pfannentrog. -Rij stormpa-machine à filer en gros ou en fin i F. 


len • row of fraises; sturmpfahlenreihe.of timber, dakstoel ; dachstuhl; ferme 
Frame, eng. Raam, lijst, invatting, F. of a timber-work, verbinding der 

 

omgevende rand; rahmen, fassunq, einfassung,stukken van een timrnerwerk; zulage; báti, 

 

gestell; cadre, chassis. ~ F. of a book-assemblage des pièces de charpente, enrayure.

 

binder, boekbinders-naaibank, v. cou-F. of a turning-lathe, stelling, 
soir. — F. (or Framing) of the case stoel eerier draaibank; gestell elver drehof 
a roof, dakgetimmerte, v. enrayure bank; établi, Kati, bant du tour. - F. 
5) . • F. for the cases of imper-of a waggon-body, onderstel van een 

 

fections, bok voor de defectkassen (in let-wagen, wagenstel ; wagengestell, kastenrah


tergieterijeri); defectregal; tréteau des défets.men; train de chariot, de voiture, chassis 
^ F. for casting leaden tubes, formant Ie support du cofffre. - F. of a 

 

gietsteiling, gietraam voor boden pijpen ;weaver's loom, stelling, stoel, raam 


gussgestell fur bleierne rbhren; nioulinet.van een weefgetouw; stuhlgestell, stuhl; 

 

F. of cloth (for tar-brushes, etc.), v.báti, cage, cbapelle, carcasse, bois du métier 
dromen. ~ F. (of door or wainscot), (à sisser). - F. of a wind-mill, stoel 


raam, raamwerk, lijstwerk (van deur ofvan eenen windmolen, v. chaise 3).

 

beschot), V. báti l). - F. in dress-.Frame (to), V. a. eng. Eene lijst, siering 
ores, met doek bekleede onbeweeg-list om iets maken, v. entourer. 

 

lijke tafel, waarop de ertsen bereid worden;Frame board, eng. Vormbord, v. 

 

plan(en)herd; table à toile, table du lavoir échantillon i ), 2).

 

ga rn i de toile. — F. for firing Con-Framed floor, eng. Balkenvloer, welgrove-
rockets, v. chevalet á fu-ker hoofdbalken met pen en gat in draag

 


sées. — F. of the furnace (of a steam-balken opgesloten zijn ; balkenlage, deren 

 

engine), kast van den vuurhaard (eenerhauptbalken in trdger eingezapft sind; planstoommachine); 
ofenge.stell; cadre du foyer. cber composé de solives dont les traverses 
-- F. of a gallery of mine, v. gal-sont assemblees aver des poutres par tenons 
lery-frame. — F. of a locomo-et nfortaises. 

 

tive, raam of berrie eener locomotief ; Frame-grate, eng, Rooster, paalroos

 


rahmen, maschinengestell einer lokomotive;ter (als grondslag van een gebouw); grund

 


cbá,sis, cadre d'une locomotive. - F. inlagerholz in den grundmauern, pfahlrost, 

 

minting, ijzeren staafvorm (vorm voorcost; patins de charpente, grillage, grille.

 

de staven, waarvan de muntplaatjes gemaakt Frame-head of the batten, eng., 

 

s order) ; eiserner zuinform, zaineinguss;V. chapeau 6).

 

lingotière. — F. of a pair of spec-Frame-maker, eng. Weefstoelmaker; 
tacles, v. brilleneinfassung. — F.stuhl fabr?.kant; fabricant de métiers.

 


of the paper-maker, vormraam, v. Framer, eng., V. formschneider 2).

 

cadran 6) . — F. among print-Frame-saw or Span-saw, eng. 

 

ers, bok (hellende stelling) voor de let-Spanzaag, kloofzaag; spannsdge, klobsdge; 

 

terkasten ; regal; tréteau, cassier, rang. ~scie fournie d'une montere, scie montée, 

 

F. of the rest, raam voor 't support (derscie h débiter, scie a refendre. 


draaibank) ; ruhegestell; chassis áu support.Frame-spinning, eng., v. filage 6).

 

 F. of a roller, cilinderstelling; wal-Frame-tenter, eng., v. beyleur. 


zengerust; train de cylindre. - F. of aFrame-work, eng. Ieder werk met 

 

ru;sian sail-cloth-pontoon, ge-eens, omsluiting of omvatting, lijstwerk, raam

 


raanite of karkas van een Russischen zeil -werk ; fachwerk, riegelwerk; pans de bois, 

 

doek-ponton ; gerippe eines russischen segel-cloisons. -Vak-of paneelwerk, v. fach

 


tuchpontons; carcasse dun ponton russe à werk 1). ~ Stelling, raam eener machine, 
toile goudronnée. — F. of a saw, of V. beffroi. — F. of a table, v. 
a span-saw, raam eener zaag, eener chassis dune table. 

 

spanzaag ; sdgegestell, gestell; chassis, mon-Framing, eng. Raam, lijst, etc. v. 
ture. ~ F. of a saw-mill, zaagraam, frame. - (Enchasing) Invatting, v. 
raam eener zaagmachine; sdgegatter, gaiter enehássure. -Houtverbinding, ver der 
sdgeinuhle; chassis ou porte-scie d'une band, het in-verhand-brengen der houtdeelen 
scietie. ••• F. (in ship's building), van een bouwwerk ; verbinding der hólzer, 

 

spant (de uit sterke krombouten samenge-bindwerk, das ausbinden; assemblage, réunion, 

 

stelde ribben van een schip); spant, spann; jonction do plusieurs pièces de bois. •- Ver



528 FRAMING—PIECE 

binding der karbeelen met het nokwerk, v. 
embranchemént. ~ Toonkast (van 
eenen goudsmid, etc.); schaugehäuse; montre. 

F. of the composing-case, v. 
bordering. ••• F. of a corn-mill, 
opstand, romp van eenen molen ; muhlgert st; 
beffroi. — F. of a house, houtwerk, 
timmerwerk van een huis; holzwerk, zimmerwerk 
eines hauses; charpente d'une maison. 
~ F. of a page, v. entourage. 
F. of a roof, kap, bekapping van 
een dak, dakstoel ; dachsparrenwerk, dachstuhl; 
assemblage dun combie, ferme. 
Framing—piece, eng. Verbandstuk 

verbandsticck; bols avec assemblage. 

Framing—timber,eng. Hout voor ver 

verbandholz; bols pour asseru--bandstukken ; 

blage. 

Franc, adj. fr., v. clean 1). — Ledig, 
lens; empty; ledig, lens. — La pompe 
est franche, de pomp is lens ; the pump 
is empty; die pumpe 1st lens. 

Franc—bane, m. fr. Laatste steen 


groefbedding of -laag; last bed, end-bed; 

letzte bank. schlussbank. 

Franc-bord, m. fr. Buitenhuid, buitenste 
scheepsbeplanking; outside-planks of 
a ship; dussere schiffsbekleidung. Hout 

stuiken tegen elkander,-vereeniging met de 

V. flush joint. Buitendijks gelegen 
land; fore-land, out-land; vorland, butenland. 
Franchir, v. a. fr.: F. (ou Affranehir) 
la pompe, de pomp lens maken, 
een schip lens pompen; to free a ship; eis 
scuff lenspumpen, lospumpen. ~ v r,.: Le 
ventfranchit, de wind ruimt (wordt gunstiger); 
the wind veers aft; der windt r turret. 
Franc—tillac, m. fr. Eerste of onderste 
dek van een schip; lower deck; unterdeck. 
Prange, f. fr. Franje (afhangend draderig 
boordsel ; fringe; franse, franze, franje. 

— F-s d'une botte a balles, Découpures 
frangées ou Plis d'une 
bofte á balles, het als franje ingetande 
bovengedeelte eener kartets of blikken doos; 
clipts or clippings of the tin-canister for 
case-shot; federn einer kartdtsch btichse. 

F. festonnée, boogfries, korbeelenrij (in 
de bouwkunde); corbel-table, arched moulding; 
bogenfries, trdgerreihe. 
Franger, v. a. fr. Met franje omzetten; 
to fringe; mit fransen umsetzen. 
Franger ou Frangier, m. fr., v. 
fransenmacher. 

Frangulin, n. hd., Franguline, f. 
fr. & eng. Bittere stof uit de schors van 
den sporkenboom, franguline. 

Franefort-black or German 
black, eng., Frankfurtersehwárze, 

f. hd. Duitsch zwart, plaatdrukkersinkt ; 
noir d'Allemagne. 

Franje, f. hd., v. frange i) . 

Franking,eng.,v.embrèvement 1). 

Frank (to) wooden blocks etc., 

eng., v.. embrever ij. 
Franklinit, m. hd., Franklinite, 

FRAPPER. 

f. fr. & eng. IJzerhoudend zinkoxyde, dat 
men aantreft te Franklin (in New-Yersey), 
frankliniet. 
Franse, f. hd. Franje, V. frange. 

Ga ren f ra n j e, v. effilé. — Kleine f., 

kleine franje (aan ledekanten, stoelen, etc.); 

little fringe; mollet. Gewundene f., 

Spiralfranse, gedraaide franje (als sie


raad aan gordijnen, draperieën, etc.); twisted 

fringe; torsade. [nette 3). 

Fransenkettehen, n. hd., v. chal-

Fransenmacher, m. hd. Franjema


ker; fringe-maker; (rangier, franger. 

Fransenmodel, m. hd. Franjevorm 

(der passeroen twerkers); nelting-pin; moule 

it (range. 

Fransennadel, f. hd. Franjenaald; 

Y-needle; aiguille à l'Y. 

Fransenquastchen, n. pl. hd., v. 
bunch-tuft. 
Fransentuch, n. hd., v. effilé. 
Fransig, adj. hd., v. befranst. 
Franzband, m. hd. Fransche band, 

kalfsleeren band (om een boek); calf-binding; 

reliure en veau. 

Franze, f hd , v. frange 1). 

Franzfilet, n. hd. Lijnstempel (der 

boekbinders), tiguurlijn, fileet; fillet; filet, 
petit ter, roulette. 
Franzgold, Pariser gold, n. hd. 
Boekbindersgoud, V. binding—gold. 
Franzholz, n. hd. Noteboomenhout; 
eta/nut; bois de noyer, bols de France. 

Franzleinwand, f. hd. Zwabisch geverfd 
en gestreept linnen ; swabian died and 
striped linen; toile teinte et rayde de Souabe. 

Franzosenholz, Pockholz, Guajac, 
Gajakholz, n. hd. Guajac -hout, 
pokhout; guaiacum, pock-wood, holy wood, 
Indian-wood, lignum vitae; bols de guaïac, 
bols saint, bordillon. 

Franzosenholzol, n. hd. Guajac-olie; 
guaiac-oil; huíle de guaïac. 

Französischer kessel, m. hd., v. 
chaudière b. 10) . 

Franzperle, f. hd. Valsche parel ; false 
pearl; perle fausse, perle de Venise, du 
Temple. v. bugle. 

Franztopas, m. hd. Rooktopaas; smoky 
topaz; topaze enfumée. 
Frappage des tétes d'épingle, 

m. fr. Het aankoppen der spelden ; heading 
of pins; das ankdpfen der nadele. 
Frappe, f. fr. Stempel, indruk des 
stempels op de muntplaatjes; stamp, stamping; 
schlag, geprdge, hammerschlag. — 
Dikke klokrand (waartegen de klepel slaat); 
thickness of the brim of a bell; schlag, kranzdicke. 
— Matrijzenstel, V. absehlag 2). 

Frappe—plaque, m. fr. Goudslagersslagplaat; 
gold-beater's plate; scblagplatte. 
Frapper, v. a. fr.: F. le battant, 

F. la chasse, de lade (van 't weefgetouw) 
aanslaan, den inslagdr.aad met de 
lade aanslaan ; to beat the lathe, to lay the 
batten; die lade schlagen, anschiagen. 

FRAPPEIJR 

F. (ou Battre) des monnaies, munten, 
v. to coin. — F. une , poulie, 
een blok aanslaan, v. annahen. — F. 
(ou Enclore) les têtes d'épingles, 
de spelden aankoppen, V. ankbpfen. 
Frappeur, m fr. Klop-of slagmacbine, 
v. batteur ') (men verandere daar 
flockmaschine in flackmaschine). (COrpagnon—
forgeron) Smid, die bij 't 
voorslaan den slag der anderen bepaalt en 
regelt; striker; zuschlPger. mm Kopaanzetter, 
v. entêteur. Stetnpelsnijder, v. 
die-sinker. 

Frase, f. hd. Snijvijl, v. cutter 4). 
Fraseau, m. (r. Steel van de spoel 
(des kettingscheerders); spool-rod; spul 

-stán gelchen. 
Frasen, V. a. hd., V. fraiser 1). 
Fr,

i ser, m. hd. Zink boor, v. aus


runner z). 

Fraser, v. a, fr., v. fraiser 2). 

Frasil, in. fr., v. fraisil. 

Frasmaschine, f. hcl., V. cutting


engine. 
Fratzbohrer, m. lad. Fretboor, fret; 
gimlet, bit; vrille, foret. 

Fratzengesicht, n. hd. Apengezicbt, 
groteske kol) (inz. aan fonteinen, pompen); 
mask; mascaron. 

Fraueneis, n. hd. Maandsteen, vrouwenijs, 
seleniet (naam van de doorschijnende 
varibteiten der zwavelzure kalk); moon-stone; 
seiénite, pierre spéculaire. 

Frauenglas, Marienglas, n. hd. 
Spiegelsteen, vrouwe-of Maria -glas, Moscovisch 
glas, gipsspaath ; specular-stone, Mus 
verre de Moscovie, spatte gypseux.-covy-glass; 
Frauenhaarstein, Frauenstein, 

m. hd. Vrouwenhaarsteen, adiantiet; adiantite; 
adiantite. 
Fraxinin, n. hd., Fraxinine, f. fr. 

& eng. Fraxinine, een uit de esschenschors 

afgezonderd alkali. 

Fray (to), v. n. eng , v. êrailler. 

Frayeux, m. fr. Steun van 't stookijzer 
der metaalsmelters; support of the fireiron; 
stutze des scbi reisens. v. fire-iron 3). 

Free (to), V. a. eng. Ontkoppelen (machinedeelen), 
V. déclancher, auslbsen. 

— Vrijmaken, v. to clear 1). 
Freebooter, m. eng., v flibustier. 
Freestone, Square-stone, eng. 
Hardsteen, zandsteen, bebouwen bouwsteen; 

quaderstein, sandstein, werkstein, behauener 

stein; pierre de taille. 

Freeze, etc . v. frieze etc. 

Freezing-point, eng., v. degre 3). 

Freezing-tool, eng., v. frisoir. 

Fregate, fr., Fregatte, hd. f. Fregat; 
frigate. ~ F. cuirassée, (r. Gepantserd 
fregat; armor plated, armor-cased, 

iron-cased or iron-plated fregate; panzer


fregatte. ~ F. à vapour, stoomfregat ; 
steam-frigate; dampffregatte. 

Freiarche, f. hd., v. freigerinne. 

Freibeuter, m. hd., v. flibustier it ). 

FRENCH PLATING. 529 

Freigerinne, n., Freilauf, m., 

Abschlagfluder, n. hd. Wateruitloop 
(voor stilstaande molens); wastegate; lancière. 

Freight, eng Vracht, vrachtgeld (voor 
't huren van een schip tot vervoer); fracht, 
frachtgeld, heuergeld; charge, fret, nolis. 

— To freight, v. a. eng. Vervrachten, 
in vracht geven, verhuren (een schip); ver[
rechten; fréter. 
Freigold, n. hd Kennelijk gedegen 
goud ; apparent native gold; or natif bien 
en vue, bien apparent, qu'on ne peut méconnaitre. 


Freilauf, v. freigerinne. 
Freimac;hen, v. a. hd. Ontkoppelen, 

V. déclancher, ausl4sen. — Die 
zeche macht (oder baut) rich frei, 
de opbrengst der mijn dekt de kosten; the 
produce of the mine covers the expenses; le 

produit de la mine couvre les frais. 
Frein., in. fr. Remtoestel, v. bremse 
3), railway-break. ~ F. dynamo. 

métrique, v. appareil dynamique, 

s. appareil. F. de frottement, 
V. friction-band. ••• F. d'un moulin 
à, vert, vang, praam van eenen 
windmolen ; press, break of a wind-mill; 
windmuhlenbremse,windmuhlenpresse, pressring 
einer windmuhle. ~ F. á, trafneau, 
slepende remtoestel (aan spoorwagens) ; 
sledge-brake, slide-brake; schlittenbremse 
F. a vis, schroefremming; screw-brake; 
schraubenbremse. 
Freistein, m. hd. Kleiachtige zand


steen; clay-sandstone; sorte de grès argileux. 
Freitreppe, f. hd. Bordes, hooge stoep; 
perron, flight of steps; perron. 

Preluche, t. fr. Knooplus, knoopkwast; 
lult; seidentlocke. ••• Knoop met een zijden 
kwastje of lus; tufted button; knopt mit 

seidentlocke. 

Freluquet, m. fr. Looden gewichtje, 
dat den ketting en het lint op den lintmolen 
gestadig gespannen houdt; leaden weight; 
bleigewichtchen. (tation. 

Frémissement, m. fr., v. crépi-
French berries,Fersian berries, 

pl. eng. Avignonsche bessen, gele bessen, 
ververskruisdoorn (tot geelverven); gelbbee


ren, persische beeren, Avignonkdrner, zwerg


kreuzdornbeeren, beerengelb; graines d'Avi


gnon, grenettes ou grainettes, graines jaunes. 

French boiler, eng Fransche stoomketel 
(een zeer lange cilinderketel voor 

hooge drukking); franzdsischer kessel; chau


dière francaise. 

French canon, eng. Missaal (een 

der grootste druklettersoorten); real, realschrift; 
double canon. 

French casement, eng., V. s. casement. 
French draw-loom, eng., v. Jacquard-
loom. 

French plating, eng. Verzilvering 

met pleet of geplatteerd zilver; versilberung 

mit plattsilber; plaqué francais, argent haché. 

45 


 A 

530 FRENE 

Frêne, m. fr. Esscienhout; ash; eschen


bolz. 

Fresco, n. * , Fresco-painting, 
eng., Fresco-malerei f., Frescobild, 
Frescogemálde, n., Freske, 

f. hd., Fresque, Peinture à fresque, 
f. fr. Het schilderen op natte kalk, kunst 
om met waterverven op natte pleisterkalk 
te schilderen, fresco-schilderkunst; frescoschilderij 
Fresh-water-jack, eng. Baar, onervaren 
matroos, zoetwater-zeeman ; baar; 
bale- houline. 

Fresh-water-limestone, eng. 
Dichte zoetwaterkalk ; dichter susswasserkalk; 
calcaire d'eau douce. 

Fressen, v. a. hd. Aantasten, inbijten, 
knagen ; to bite in, to corrode; mordre, corroder, 
manger.. Der rost fresst das 
eisen, de roest tast het ijzer aan ; the 
rust bites in the iron; la rouille mange, 
corrode le fer. 

Fressstein, m. hd. 'Helsche steen; 

lapis infernalis (lat.); pierre infernale. 
Fret, m. fr., v. freight. 
Fret, eng. Soort van hoekig dooreen 

sieraad in de classieke bouw--gevlochten 
kunst, gebroken staf; zinnenfries. gebrochener 
stab; ornament a la grecque; frète, frette. 

Fret (to), V. a. eng., v. érailler. 

Fretbohrer, m. hd. Schroefboor (tot 
bet boren van spirale gaten); screw-auger, 
twisted auger; taraud, tarière anglaise, tarière 
en spirale, à mèche spirale. 

Frète, f. fr., V. fret, eng. 

Fréter, V. a. fr., v. to freight.

Fretsaw, eng., v. egohine, com


pass-s aw. 
Frette, f. fr. Metalen ring of band (b. 

V. om de naaf van een rad); metal-hoop; 
metallener ring, metallenes band. ~ F. 
d'un arbre en bois, ijzeren band om 
eerre houten as; ferrule or iron-hoop of an 
axle-pivot; zapfenring, wellenring einer bnlzernen 
welle. — F. de moufle, kopring 
aan den ontvanger van den zinken distilleermoffel; 
nozzle•block, hoop; kopfring an 
der vorlage. ~ F. de pilotis, ijzeren 
band of ring om eenen heipaal ; ferrule, 
vervel, hoop; eisen band, birnring, frette, 
zwinge. — (ou Frète) Gebroken staf, v. 
fret, eng. — F. losangée, ruitvormige 
gebroken staf; diamond fret; rautenfries, 
gebrocbener stab mit rauten. 
Frette, f. hd., v. frette, fr. 'i) 

Fretté, adj. fr. Met ijzer, met ijzeren 
banden of ringen beslagen; bound with ironhoops; 
mit eisen beschlagen, mit eisernen 
ringen gebunden. 

Fretter, v. a. fr.: F. le pilotis, 
den heipaal beslaan, van een ijzeren band 
voorzien ; to bind the pile by a hoop, to 
hoop a pile; einen pfabl bescblagen. 

Fretting-iron, Frit-iron, eng. 
Freske, hd. , Fresque, fr. f. , v. 
fresco. 

FRICTION-ROLLER. 

Ovenroerhaak, rakelijzer (des glasblazers); 

riihrhaken; ràble, pilon. 

Freundliche bergarten, f. pl. hd. 
Bergstoffen, in welke de ertsen zich vormen 
en waarmede zij omgeven zijn, erts of 
metaalmoeders; matrices of the metals; 
matrices des métaux. 

Freundschaftliche pole, m. p1. 
hd. Magnetische aantrekkende polen, bevriende 
polen, ongelijkvormige poen ; mag 

magnétiques-netic attractive poles;' poles 
qui s'attirent 
Friable, adj. fr. Jy eng. Bros (van metalen); 
zerbrechlich. 
Friand, adj fr.: Outil f., werktuig 
dat goed vat ; tool that works well; werk 

das leicht angreift.-zeur 

Friar, eng , V. feinte. 

Friction, eng. Wrijving (tegenstand, 
dien een lichaam ondervindt van bet vlak, 
waarover het zich beweegt); reibung; frietion, 
(mieux) frottement. F. of motion., 
wrijving der beweging; reibung der 
bewegung; frottement de mouvement ou pendant 
Ie mouvement. — v. frottement. 
~ F. of quiescence, wrjving der 
rust; reibung der rube; frottement de repos 
ou an départ. — F. of rolling, rollende 
wrijving; wdlzende reibung; frottement de 
roulement. _ F. of sliding, glijdende 
wrijving; gleitende reibung; frottement de 
glissemen t 

Friction-band , eng. Wrijfband; 

reibungsband; frein de frottement. 
Friction-brake, eng., V. appareil 

dynamique, s. appareil. 

Friction-calender , Glacingealender, 
eng. Glanskalander; glattkalander, 
gldnzkalander; calandre qui donne 

plus de lustre aux étoffes par ie cylindre 
frottant. 

Friction-clutch,Friction-socket, 
eng. Wrijvingskoppeling; frictionskuppelung; 
embrayage avec des cónes de fric


tion. v. embrayage 2). 

Friction-coupling-box,eng. Wrijfkoppelbus; 
frictionskuppelungsmu/f; manchon 
a friction. 

Friction-lever, Skidding-lever, 

Break, eng. Drukhefboom (van de En


gelsche belegeringsaffuiten);druckhebel,heminhebel; 
levier aux flasques des afl ils de siége 
anglais. 

Friction–plate, eng. Wrijfplaat (aan 
rijtuigen of wielen, om de wrijving te vermeerderen); 
reibschiene, frictionsscheibe; bande 
de frottement, plaque de friction. 

Friction-priming , Frictionsystem, 
eng. Wrijvingsontploffing (van 
vuurwapens); frictionszundung; amorce dé


tonant par la friction, système d'étoupille 

à friction. 
Friction–roller, Roller, Sulley, 

eng. Wrgfrad, wrijfrol (rol, die de beweging 

welke zij aan baren omtrek ontvangt, me


dedeelt aan het stuk, dat op hare as is 


FRICTIONSFEUERZEUG -


bevestigd); reibungsrolle, frictionsrolle, frictionsrad, 
leitrolle (rolle bei (uhrungen, welche 
die gleitende reibung in die wälzende urnwandelt); 
galet, roulette. 

Frictionsfeuerzeug, n. hd., v. briquet 
5) (waar men chémnique verandere 
in chimique). 

Frictionskuppelung, f. hd., v. 
friction-clutch. — Frictionskuppelungsmuff, 
m. hd., v. frictioncoupling-
bog. 

Frictionsmesser, m 'hd. Wrijvingsmeter 
(een door Musschenbroek uitgevonden 
werktuig om de wrijfkracht te bepalen); 
tribometer; tribomètre. (clutch.

Friction-socket, v. friction.-
Frictionsrad, n. hd. Wrgfrad, wrijfwiel 
; (riction-wheel; roue de frottement 

Frictionsröhre oder Frictionsschlagröhre, 
f. hd., v. étoupille ii). 
Fric tionsrolle, f. hd., v. frictionroller. 
(tion-plate.
Frictionsscheibe, f. hd., v. fric-
Frictionszaum, m. hd., v. appa


reil dynamique, s. appareil.
Frictionszunndung, f. hd., v. fric


tion-priming. 
Friction-tube, eng., v.étoupille ti).
Friction-wheel, eng., v. frictions


rad. (Pollux.
Friedefeuer, n. hd., v. Castor and 
Friedensfiagge, f. hd. Vredesviag, 

witte vlag; flag of truce; pavilion de pair. 
Frierpunkt, m. hd., v. degré 3) .
Fries, m. hd. Fries, baai; coating-frieze; 
frise, castorine. ~ Ruig, langharig fries; 
dreadnaught, fearnaught; frise a long poll. 

— Fries (platte lijst tusschen de kroonlijst 
en de architraaf); frieze, freeze, frize; frise. 
V. frise. 6). — Hals, kleine fries aan 't 
kapiteel der Dorische en Toscaansche zuil; 
colarin, colarino; (rise, colarin, gorgerin. — 
Sieraadsband aan 't geschut; astragal; moulure. 
[2). 
Friesenform, f. hd., v. drehbrett 
Friesmaeher, m. hd. Frieswever; 

freeze-weaver; tisserand drapant. 

Frieze, Freeze, eng. Fries, baai, v. 
fries 2). — Fries (in de bouwkunst), V. 
fries c)—). (porto.
Frieze-panel, eng., v. dessus de 
Friezing --frame, eng., v. faudet 2).
Friezing-iron, eng. Een der beide 

evenwijdig staande raderen der friseermacbine 
; krduselrad; panneau. 
Friezing-machine, eng. Friseermachine 
; frisirnnaschine; frise. 
Friezing—table, eng. Krastafel, noptafel, 
friseerplank ; kratzbrett, frisirscheibe; 
frisoir. 

Frigorifie, eng., Frigorifique, (r. 
adj. Koudmakend, koude verwekkend; kdlteerzeugend. 
~ F. mixture, koudmakend 
mengsel ; kdltemischung; friezing mixture.

Friller, v. a. fr. Ruischen, borrelen 
(gezegd van de bijgezette verfkuip eer zij 

FRISCH MACHEN. 531 

tot rust is gekomen); to simmer; schauern. 

Fringe, eng. Franje, v. frange. — 
Little f., V. franse 3) — Twisted 
f., v franse 4) . 

Fringe (to), v. a. eng., v. franger. 

Fringed goods, pl. eng., v. befranste 
waaren. . (épart. 
Fringeisen, n. hd., v. épars ou 
Fringe-maker, eng., v. franger. 
Fringy, adj. eng., v. befranst. 
Frisage, ni. fr. Latten traliewerk; 

lattice; lattengitter, lattenwerk. 

Frischarbeit, f. hd. Frischwerk, bet 
frisschen van bet ruwijzer in vlamovens of 
vlamhaarden (zoogenaamde puddelovens), het 
puddelen ; refining, puddling; ressuage. 

Frischbalg, m. hd. De kleine blaasbalg 
in eenen raflineerbaard; bellows in a 
finery; petit souf Iet de forge. 

Frischblei, Glttblei, Weichblei, 
n. hd. Gezuiverd lood, metallisch 
lood ; refined lead; plomb raffiné, frais, récent 
ou métallique, plomb dour. 

Friseheisen, n. hd., v. for afne. 

Frischen, v. a. hd.: Die bleiglatte 
f., het loodglit frisschen, reduceercu of 
herleiden ; to reduce litharge; réduire la 
litharge. — Das eisen (roheisen) f., 
het ijzer (ruwijzer) frisschen, het in eenen 
vlamhaard veranderen in smeedijzer; to nefine 
iron; affiner le ter. — Das kupfer 
f., bet koper frisschen ; to revive copper; 
rafraichir, ressuer le cuivre. — Das 
schwarzkupfer f., het zwart-of ruwkoper 
frisschen, zuiveren ; to revive the 
black copper; rafraichir le cuivre noir ou 
impur. — Einen gewehrlauf f., eenen 
geweerloop opnieuw groeven ; to rifle again 
a barrel; rafraichir un canon de fusil. 
Eine zeehe mit stollortern f., gemeenschap 
openen tusschen eenen mijnput 
en eene luchtschacht; to open communications 
between a pit and a stulm; rafraichir 
une mine, procurer de fair á une mine. 

Frischer, m. hd., v. finer. 

Frischerei-roheisen, n . lid. , v. 
fonte d' affin age, s. fonte. 

Frischesse, f. hd., v. affinerie. 

Frischfeuer, n , Frischherd, m. 
hd., v. feu d'affinerie. 

Frisehgestein, n. hd. Door geenerlei 
getimmerte ondersteunde berggrond ; solid 
rocks; roche qui n'est soutenue par aucune 
charpente. 

Frischgesti be,n.ltd., v. coal-dust. 

Frischglatte, f. hd. Tot lood te herleiden 
loodgiit ; litharge to be reduced to 
lead; litharge it réduire en plomb. 

Frischherd, v. frischfeuer. 

Frischkienstock,m. hd., v. carcas. 
Frischknecht, m. hd. Afdrijversrnaat 
of -helper; refiner's assistant; aide-raffneur. 
Frischleeh, n. hd. Ruwsteen, koper


steen ; rough matt; matte crue. 

Frischluppe, f. hd., v. bloom 2). 

Frischmaehen, n. hd. Het frisschen, 


532 FRISCHM AI^EREI 

louteren, raffineeren (der ertsen, der metalen); 
reviving, refining; revivification, affinage, 
rafraichissement. vgl . frischen. — Het 
luchten (van mijnschachten); airing; rafralchissement. 


Frischmalerei, f. hd., v. fresco. 

Frischofen, m. hd , V. frischfeuer. 

Prischpfanne, f. hd., v. chaudière 
de ressuage, s chaudière a. 
Frischpochen, v. a. hd., v. bocarder. 


Frisehprozess, m. hd., v. frischmachen 
1). — Steyrischer f., Stiermarksche 
frischmanier; styrian refining process; 
affinage de Styrie ou affinage styriowallon. 


Frisehslaeke, f. hd. Slakken van pas 
gesmolten erts; dross of new-melted ore, 
refining-cinders; scones de la forte fraicbe. 
~ Rohe f., Rohschlacke, slakken, 
die arm aan oxyde zijn, rauwe slakken ; 
cinders poor in oxyde; laitier pauvre, scone 
crue. (frafehe. 

Frischschmelzen, n. hd., v. fopte 

Prischsti ck . n. hd. Friscbstuk ; orecake 
(of black cop;.ei and lead); pièce de 
liquation ; matte de cuivre, plomb et argent. 

Frisehung,f.hd., v. frischmachen. 

Prischzacke, f. hd. Gietplaat in den 
baard van eenen smeltoven ; long thin iron 
plate; plaque, platine. 

Frise, f. fr. Fries, v. fries i ). — 
Friseermachine, V. friesing-machine. 
~ F. fine, v. coating i) . — F. pour 
les sabords, poortlaken ; baize, Kersey; 
pfortlaken. — F. ou Plate-bande, 
fries, v. fries 3). — F. animée ou 
historiée , Mannequinage, getigureerde 
fries, fries met menscbenfiguren; frieze 
with human figures, storied frieze; figuren fries. 
— F. a arabesques ou à rin— 
ceaux, fries met arabesken of loofwerk; 
enriched friese; fries mit arabesken oden 
laubwerk . — F. de 1'éperon, kambout 
(met snijwerk voorziene opvulling tusschen 
de slooiknieën tegen de scheg); rail-board, 
filling between the head-cheeks; kamm. 

F. de placard, Gorge de placard, 
fries van een deurkozijn ; frieze of a doorcase; 
fries unter der thurverdachung. 
Frisé, m. fr. Fijn gouddraad ; fine goldthread; 
krausgespinnst, goldgimpe. 

Friser, V. a. fr. Opkrassen, noppen (het 
laken); to nap; frisiren. ~ F. le mat 
(en parlant des voiles), killen, v. barbever. 

— F. les sabords, de poorten met 
poortlaken voeren ; to stuff the gun-ports; 
die stiickpforten frisiren. ~ v. n. Dubbeleeren, 
v. doubler 1). 
Prisirbohrer, m. hd., V. chamfering-
auger. 
Prisireisen, Kruseleisen, n. hd. 
Friseerijzer,krulijzer; curling-iron; fer it friser. 

Frisiren, v. a. hd , v friser. 

Frisirmaschine, Frisirmuhle, f. 

hd., v. friezing-machine. 

FROMAGE. 

Frisirplatte, Prisirscheibe, Frisirtafel, 
f. hd., v. friezing-table. 

Frisket, eng. Frisket, raam, dat bij het 
drukken met de handpers op bet witte blad 
wordt gelegd, opdat hetgeen wit moet blij 

niet bezoedeld wonde; rdhmchen, ge--ven 

sperre; frisquette. 
Prisoir, ni. fr., v. friezing-table. 
Prison, m. fr. Grof fries ; coarse coating; 

flauscb, grober fries. — Vlok-of floretzijde, 

V. bourrette. — Lichte dubbeling van 
den druk ; shading; scbattirung. 
Frisquette, f. fr., v. frisket. 
Frisui e, f. fr. Nopje, knoopje (in 't 

laken); little knot; knëtchen. — Gekruld 
gouddraad; friezed gold-thread; gekräuselter 
goldfaden. 

Prit, eng. , Fritte, f. fr. & hd. Het 
ter smelting voorbereide glasmengsel, (ritte, 
glasfritte (die in vuurbestendige kroezen geschept 
en dan in den werk-of smeltoven 
gesmolten wordt. — To stir the f., 
eng. De fritte omroeren; die (ritte umruhren; 
pilonner le verre. 

Frit (to), V. a. eng., V. fritter. 
Frit-iron, eng v. fretting-iron. 
Frit—pan, eng. 
., 
Smeltpan, smeltkroes 

met glasfritte ; frittehafen, schrdp ftop f; pot 
à cueillir, padelin. 

Frittage, m. fr. Het fijnmaken en ondereenmengen 
van de glasmaterialen, het 
fritten; fritting; das fritten. 

Fritte, v. frit. 
Prittehafen, m. hd., v. frit-pan. 
Pritten, ij. hd., v. frittage. 
Pritten, v a. hd., v fritter. 
Frittenpfeifenerde, f. hd. Gegloeide 


pijpaarde; fritted drab; pate de terre de 
pipe frittée. 

Frittenporzellan, Glasporzel-
Ian, n. hd. Cecalcineerd porselein, zacht 
porselein ; soft porcelain; porcelaine tendre, 
frittée. 

Fritter, V. a. fr. De • tot glasstof bestemde 
en vermengde stoffen aan eene sterke 
calcineering of gloeiing blootstellen, frittee 
ren ; to frit; den glassatz fritten. 

Frittetafel, f. hd., v. fonceau. 
Fritting, eng , v. frittage. 
Fritting-table, eng., v. fonceau. 
Frittofen,k m. hd., v. aschenofen. 
Prize, eng., v. fries 3) . 
Frizzling-cylinder, eng., v. ey


lindres d'entrée (dune drousse). 

Frog, Junction-rail, eng. Verbindingsscheen, 
overgangs-rail (spoorstaaf die 
van de eene spoorbaan op de andere voert); 
verbindungsschiene; rail convergent. 

Frog—oil, eng., v. froschöl. 
Proissure, f. fr. Kreuk (in eene stof) ; 
cranrple, rumple; krnmpel. 
Promage, m. fr. Kaas (een stuk klei 

waarmede de goudsmid den kroes uit-aarde, 
den haardneemt);cheese;kase.—(ou Tourte) 
Cilindriscbe voet van vuurvaste aarde voor 
de smeltkroezen ; crucible-stand; kase. 


FROMMERZ 

Frommerz, n. hd. Zilverhoudend zwavellood 
; sulphured lead that contains silver; 
plumb sulfuré argentifère. 

Fronce, f. fr., v. falte 4) . 

Front, m fr., Front, f. hd., Front, 
eng. Voorzijde gevel van een gebouw. 
Front, voorzijde van eene krijgsbende in 
slagorde. — F. d'attaque, fr., F. of 
attack, eng. Front van aanval, aanvalsfront 
; angri jfs front. — F. bastionne, 
fr. Bolwerksfront, gebastioneerd front; bastionfront; 
boliwerksfront, bastionnirte front. 

F. ou Fond de la galerie ou de la 
taille, fr., achterst gedeelte, einde van 
den mijngang, van de mijnscbachtboring; 
face of the work, forehead, way-head, end, 
adit•end, working-place; stoss, ortstoss, ab


baustoss. — F. polygonal, fr., polygoonsfront 
(front van een veelhoekig vestingwerk); 
polygonal front; polygonsfront, 
polygonal front. — F. tenaillé, getenailleerd 
front (front van een tenaille of 
langweik); tenaille-front; zangenfront, te 

-naillirte front. 
Frontal, m. fr., v. browband. 
Frontal, eng., v. fenstergiebel. 
Frontalfeuer, n. hd., v. feu de 

face, s. feu. 
Front-band, eng., v. brow-band. 
Fronte, f. hd., v. front 1), 2). 
Fronteau, m. fr., v. breast-work 

4)--s), e F. de mire, vizier (aan 't 

geschut); aim; richtvisir, visir. 
Front-edge, eng., v. fore-edge. 
Front-face, eng., v. facade 1). 
Front-fork, eng., v. fore-fork. 
Front-guide, eng. Voorste post of 

stander (vgl . einnehmer); vorderstaude; 
grippe de devant, guide. 
Frontispice, m. fr., Frontispiece, 

eng. Hoofdzijde, voorzijde, gevelzijde (als 
deze de voorzijde is); hauptseite, vorderseite, 
hauptseite. — F. (in printing), eng. Titel vignet; 
titel vignette; vignette du titre. — 

F. of the furnace, v. fronton 3) . 
Frontispiece-face, eng., v. facade 
g). 
Fronton, ni. fr. Geveldak, driehoekig 
of half-cirkelvormig sieraad boven aan gebouwen, 
etc.; pediment; giebel, ziergiebel. 

Hakkebord (bovendeel van den scheepsspiegel, 
dat in verschillenden vorm werd 
uitgehakt); tafferel, ta(frail; hakkebord. ~ 

F. de fenetre, v. fenstergiebel. r 
F. du fourneau, boofdmuur van den 
smeltoven ; main-wall, frontispiece; stirnwand. 
Front-puppet, eng. Voorkop (der 
draaibank); vorderdocke; poupée de devant. 
Front-rallen, eng.,v.breast-beam 
1 ), ensouple 3) . 
Frontseite, f. hd ., v. frontispice 1) . 
Front-sight, eng., v. absehen 1). 
Front-thread, eng., v. fil de de


vant. 
Front-wall, eng., v. brust. 
Front-ward, eng., v. angriff. 

-- FROWN. 533 

Frosch, m. hd. Klamp, kardoes, v. 
échantignole 1). — Asstut, v. éehantignOle 
3). — Pan, kom, pot, v. angelpunkt, 
crapaudine 1), couette. 

Duim, oplichter,. v. came 1). — Gergei, 
kroos, v. chimb. o Plank met stalen 
plaat, etc., v. bohle 3). ® Spilkom 
(der drukpers), v. crapaudine (ou grenouille) 
d'une presse. 

Frösche des hebezeuges, m. pi. 
hd., v. échantignole 5). 

Froschel, m. hd. Wig, drager van 
de ladders der mijnputten ; ladder-wedge; 
support des échelles. 

Fröschelring, m. hd. Ring van de 
mijn werkerswiggen ; wedge-ring; anneau des 
coins de mineur. 

Froschöl, n. Kikkerolie (der suikerraffinadeurs); 
frog-oil; huile de grenouilles. 
Froschsattel, m. hd., v. burr


saddle. 
Frostbohrer, in. hd., v. fretbohrer. 
Frosted, adj. eng. Gedamasceerd ; da


mascirt; damasquine. 
Frostgrad, m. hd., v. degré 3) . 
Frostnail, eng., v. clou à glace. 
Froth, eng., v. éeume 1). 
Frottage, m. fr. Het gladstrjken der 

muren ; flattening of the walls; das glhtten 
der winde. 

Frottement, m. (Friction, f.) fr. 
Wrijving; rubbing, friction; reibung. v. 
friction 1)-6). — F. immédiat, 
onmiddellijke, recbtstreeksche wrijving; immediate 
friction; unmittelbare reibung. — 

F. médiat, middellijke, niet rechtstreeksche 
wrijving; mediate friction; mittelbare 
reibung. r F. (des feuilles de fer avant 
l'étamage), E'eurage, m. Het schuren 
(van 't izerblik vóor het vertinnen); scouring; 
das scheuern. 
Frotter, v. a. fr, Wrijven. afwrijven, 
schuren, afslijpen ; to rub, to scour, to grind, 
to polish; reiben, abreiben, abschleifen, 
schleifen . — F. une sire en pl tre, 
eenen plijstervloer effen slijpen ; to rub a 
lime-floor; einen gipsestrich abschleifen. 

F. (le bois) avee la pierre ponie, 
v. abbimsen. ~ F. le plancher, 
den vloer (met was) boenen ; to rub the 
floor; den fussboden bohnen. 
Frotteur, Frottoir, m. fr. zuiveringstoestel 
(der spinnerijen); cleaning-apparatus; 
wiirgelapparat. 

Frottoir, m. fr , V. frotteur. 
Schuurvat, v. bran-tub. — Boekbinderspolijsttand, 
wolfstand ; burnisher, planisher; 
gliittzahn, gldttkolben. — Wr(jiap 
(der goudslagers); rubber, rubbing•cloth; reiblappen. 
— Zoomijzer (zeilmakers-gereedschap 
om de zeilzoonnen glad of plat te 
wrijven); rubber; rubber. — Wrijfkussen, 

v. cushion -2). 
Frotton, m. j'r. Kaarsenmakers strijk bal 
(van doek); rub-ball; reibeballen. 
Frown, e.^z q., v . ébuard. 

45. 

534 I'RUCHTGEHANGE ----- FULGURIT. 


Fruchtgehange , n., Fruchtschnur, 
t. hd., v. feston. 

Fri hschicht, f. hd Voormiddagtaak 
(der mijnwerkers); morning-shift; tache du 
matin. 

Frustum, Frust, eng. Afgeknot 
lichaam, afgeknotte kegel ; abgestumpfter 
kbrper, abg. kegel; tronc, tronc de cóne. 

Fuchs, m. hd. Vuur (in 't hout), v. 
druxey. — Satlloersblauw ; saffron-blue; 
bleu de safre. — Rookkanaal, v. echappement 
ou rampant. Zaagbok, V. 
bock 3) — Einen f. machen oder 
schiessen, een vergeefsch schot doen (in 
den bergbouw, als het kruit zonder werking 
in 't boorgat uitbrandt) ; to miss; manquer 
an coup, tirer un coup sans effet. Den 

f. sehleppen, lui werken (van mijnwerkers 
sprekende); to work slovenly; travail!er 
en paresseux. ® Fuchse, pl., onsmeltbare 
boogovenslakken ; infusible scoria; renard. 
Fuchsambra, f., V. ambre noir. 
Fuchsjes, n. pl. hd. Seizing, knuttel, 

V. cordon B). 
Fuchsschwanz, m., Fuchsschweifb^
ge, f. hd. Handzaag; hand. 
saw, carcase-saw; scie à main. 

Fudder, eng., v. fuder, 

Fudder-cask, eng., v. fuderfass. 

Fuder, n. hd. Ertsmaat van to kubiekvoeten, 
voeder; [otter, (udder; foudre. 
Fuderfass, n. hd. Voedervat; (udder• 
cask; tonneau dun foudre. 
Fuel, eng. Brandstof, v. brennmaterial, 
chauffage. 

Fuel-cake, eng., v. feuermaterial. 

Fug, m., Anfügung, f. hd Samen 


voeging, vereeniging; joining,jonction, union; 
raccord, raccordement. 

Fuge, f. hd. Groeve, sponning, v. Coulisse 
1). ansehlag 2). — Voeg (bij timmerlieden); 
brogue; brague. _ Inkeping, 
gat (ter opsluiting), v. mortaise 1). .. 
Voeg, naad, stuik, v. joint, jointure. 

Gebrochene f., gebroken voeg; 
broken joint; joint brisé. — Rechtwink 
-lige f.,

rechthoekige voeg; square joint; 
onglet. — Ruhende f., liggende voeg ; 
sleeping joint; joint de lit. — Stehende 
f., staande voeg; standing joint; joint montant. 
— Stumpfwinklige, Spitzwinklige 
f., stomphoekige, scherpboekige 
voeg; obtuse angled, acute angled joint; 
joint perdu 

Fi gebank, Fugbank, f. hd. Bankschaaf, 
reeschaaf; long plane, jointer; colomhe 
(du tonnelier); varlope (du menuisier). 

Fugebock, m. hd. Zaagbok, ezel; 
jack; t réleau, chevalet. 
Fugeeisen, Fugeisen, n. hd., v. 
fledermesser. 

Fi gehobel, Grosser schu.rfhobel, 
Ruhebankhobel, m. hd. Roffel schaaf, 
roffel; rough plane, organ builder's 
plane; galène. 

Fi gemeissel, m. hd., v. ecartoir. 

Fugemesser. n. hd., v. feeder-messer. 


Fi gen, Fugen, v. a. hd. Voegen, opsluiten, 
vergaren; to joir, to ,joint; joindre, 
assembler. — Samenvoegen, ineenvoegen, v. 
auffugen. — In elkander ploegen, v. 
affourcher. — Auf einander f., 

V. draper 3) . — In einander f., 
Zusammen schiften, in elkaar werken, 
verbinden ; to join together; aboucher, 
accoler. — In einander f. (röhre), 
in elkaar passen, doen ineenvatten (buizen, 
pijpen); to bring together; aboucher. 
Mit den enden an einander f., endelings 
aaneenvoegen ; to join the ends together; 
ajointer. ` — In die kerbe f., 
V. embrever. •• Ueber einander 
f., over elkander been laten schieten ; to 
lap; poser à recouvrement. 
Fi genagel, m. hd. Vergaarpin, v. 

cheville Ii). (naad, v. balèvre. 
Fugenlinie,Fugenspur,f. hd. Giet-
Fugenputzer, m. hd. Opruimbeitel ; 

mortise-cleaner; tire-bonder. 
Fugenspur, v. fugenlinie. 
Fugenwerk, n hd. Verbinding, ver 

, v. assemblage. — Geza--band, larch 
menlijke inbouten (van een schip), spanten; 
timbers; membrure. 

Fi gestucke, n. pl. hd., 'T. einge


legte arbeit 2). [2). 
Fugezwinge, f. hd., v. bandhaken 
Fugitif, fr., Fugitive, eng. adj. On


echt, niet blijvend of duurzaam; uni cht, 

unbestdndig. V. fugitive color, s. color. 
Fugkelle, f. hd., v. fiche 3) . 
Fugröhre, f. hd. Verbindïngsbuis, in


steekpijp; socket-pipe; tuyau à emboitement. 
Fig gung, f. hd., v. fuge , assem

-

blage. 
Fi hlbar, adj. hd. Voelbaar, tastbaar; 
palpable, tactile; palpable. tactile. 

Fuhlen, v. a. hd.: Das gestein f., 
bet mijngesteente met den hamer onderzoeken 
; to try the rock with the hammer; 
tater on examiner la rocbe avec ie marteau. 

Fuhrer, m., Katze, f. hd. Leider, 
roostervormig raam aan 't scheerraam (ter 
vervanging van 't leesbord); heck-box, jack; 
giette, plot. •• Meenemer (der draaibank), 

V. conducteur-moteur. 
Fi hrerstange, f. hd., v. degen 2). 
Fuhrung, f. hd., V. coulisse 6). 
Fuir, v. n. fr., v. couler, v. n. 
Fuite, f. fr. Lek (ontsnapping van een 
gas, een vocht); escape, leaking; das lecken, 
entweichen. 
Fulei ment, Fulcrum, eng. Hetboomssteunpunt; 
ophangpunt eens hefbooms; 

V. aufh ngepunkt. 
Fulcrum, Fulere, eng. Spilkom, v. 
crapaudine t ). _ v. fuleiment. 
Fulguration (de l'argent dans la 
coupelle), f. fr., V. bliek 1). 
Fulgurit, m. hd., Fulgurite, f. fr. 
& eng. Dondersteen. 


FULIGINLUX -- 

Fuligineux, fr., Fuliginous, eng. 
adj. Roetachtig, roetig; russig. 

Full (to), V. a. eng. Vollen, walken, 

V. fouler 1) . — To f. close, v.fouler 2 ). 
Fullage, eng. Volloop, walkprijs; walkpreis; 
prix du foulage. 
FUllapparat, in. hd., v. appareil 
d'alimentation, s. appareil. 

Fi llband, n. hd., v. border, eng. 4). 

Fullbaum, m. hd. Eerste mijnschacht


raam; first frame of a shaft; premier cadre 
dun puits de mine. 

FUllbeeken, n. hd. Koelbekken (voor 
de suiker) ; refreshing-basin; bassin pour 
refroidir. 

Fullblatt, n. hd. Vulblad, goudslagersschutblad 
(bladen om de kracht der hamer 
te dooven); empty-books; emplure-slagen 
(niet empluse, zooals er in voce abusieve 
staat).-lijk 
Fullbrett, n. hd., v. báti du piacage, 
S. bati. 
Full-centre, Semicircular arch, 
eng. Tongewelf ; tonrnengewblbe; voute en 

plein cintre. 

Fiilldachstuhl, Hauptsparren, 
Füllsparren, Zwischenposten odor 
Stander, m. hd. Tusschenbint , v. ferme 
de remplage, s. ferme. 


Fulled, eng adj.: Twice f., dubbel 
gevold, dicht ineengewerkt (laken); zweimal 
uberwalkt, lederha ft; a double broche. 


Fulleimer, m. hd. Vulemmer (voor 't 

meten van 't zoutwater in de zoutwerken); 

bucket; seau. 

Fu.ilen, v. a. hd.: Die kupe f., v. 
donner l'eau à la cuve, s. donner. 
Fi llen der kratzenrollen, n. hd., 


V. embourrage etc. 
Fuller, m. eng. Walker, v. foulon


nier. — n. Ronde, halfronde zethamer, v. 

chasse ronde, demi-ronde, s. 

chasse. 

Fullered sides, Fullering, Full


ers, pl. eng., v. cannelure 4). 

Fuller's earth, eng. Volaarde ; sei


fenerde, walkerde; terre savonneuse, terre 

a foulon, terre de foulonnier, terre grasse. 

Fuller's thistle, Fuller's weed, 

eng. Kaardedistel, weversdistel ; kardendis


tel, weberdistel; chardon à carder ou à fouler. 

Fu.111asS, n . hd. Kolenmaat (der gieters); 

coal measure; mesure h charbons. 

Fullgebalk, Zwischengebälk, n. 

hd. Aanvullingsstukken, tusschenribben ter 

opvulling ; timber for filling up, middle


timber; pièces de remplage. 

Fullgelte, f. hd. Brouwersvulemmer, 

vulkan, vulkruik (om de vaten met bier te 

vullen); brewer's pitcher; seau, broc. 

Füllhaar, n. hd., v. bourre 2). 
Fullhals, m. hd. Trechter; funnel; 
entonnoir. 

Fulling, eng. Het vollen, walken, v. 
foulage 2) . _ Close f., v. foulage en 
fort. 

FULLSTOCK. 

Fulling—board, eng. Vol- of walk 
plank (der kousen wevers); walkbrett; rátelier. 

Fulling-master, m. eng. Vollersbaas; 
walkmeister; pareur, ma9tre4oulon. 

Fulling-mill, v. foulerie, battene 
a. 3) . (eng., v. fouloir. 

Fulling-stick, Fulling-stock, 

Fulling-trough, eng., v. fouloire. 

Fi ilkammer, f. hd. Vulkamer, v. 
empli 5). 
Füllkanne, f. hd., v. fullgelte. 
Fullkeil, m. hd. Houten wig of pin 

ter opsluiting of aanvulling; wedge, prop; 
rossignol, plumard. 

Fuhlkelle, f. hd. Troffel ter volwerping 
; filling-trowel; truelle it emplir, a 
charger. 

Fulikeller, m. hd., v. entonnerie. 

Fullkorb, m. hd. Gietersovenmand 

(waarin kolen naar den oven gebracht wor


den); basket; panier h charger. 

FL lllager, n. hd. Stelling voor de biervaten 
(in de brouwerij) ; stand, stilling; 
auge, chancier. 

Full-mill, eng., v. foulerie. 

Fulimund, m. hd. Grondslag, fonde


ment, v. fondement. 

FL llort, m. hd. Vul-of laadplaats (in 

eerie mijnschacht, waar het erts in de em


mers of tonnen wordt gestort); place where 

the pails are filled; place d'assemblage. ^• 

Vuiplaats (in de brouwerij), v. entonne


rie. ® Vulplaats (der suikerziederijen), v. 

empli 5). 

FL llposten, m. hd. Vulpost, vulstijl, 
tusschenstander (in heiningen of afschutsels); 
filling-post, middle-post; tournisse, poteau de 
remplage. 

Fullquaden, m. hd. Stukken bouw 
vulling, vulsteen ; • filler; pierre de-steen tot 
taille de remplissage. 

Full red gold, eng. Hoogrood goud, 
goud met veel koperallooi ; hochrothes gold; 
or rouge. 

Fi llr®hre, I. hd. Pijp van den cilia


derblaasbalg; feed pipe; tuyau ajuste au 

soufflet a cylmdre. 

Fullspan, m. hd. Vulstukje (stukje 

ijzer of staal tot sluiting der bij 't smeden 

ontstane scheuren of bersten); filling-piece; 

lardon. o (Fti.11spannriegel) Aanvul


lingsbindbalk , v. entrait de remplage. 

Fullsparren, v. fi lldachs tuhl. 

Füllstange, I. hd. Roerstang (cilin


der tot dooreenwerking van de gemalen pa


pierstof); stirring-pole; grand moussoir. •. 

Kolenbranders-rakelijzer; rake, strike; ráble. 

IJzeren roerstang der metaalgieters 

stick; canne. Roerstok of kalkkloet der 

zeemtouwers; stirring-pole; bouloir. 

Fti.11stein, m. hd. Vulsteen, v. frag


men t ij, filling 5). 

Fullstift, m. hd. Quadraat, v. cadrat. 

FUlistoek, m. hd. Zadelmakers-vul


stok (tot volstopping der zadels); driver; 

rondeau. 


536 FULL STOP 

Pull stop, eng., V. period. 

PL llstttck, n. hd. Vul-, dekstuk, V. 
deckstuck 1). ~ (Fullstï ckehen) 
Vul-, dekstukje (om kwasten, ingedreven 
spijkers, enz. te bedekken) ; filling-piece; 
flipot, tampon. 

Filltrichter, m. hd., v. füllhals. 

Fullung, f. hd. Paneel, v. fach 5) . 

— Gezamenlijke gevulde suikervormen, v. 
er^apli 3). — Fullungen, pl. Vullingsplanken, 
losse wegers (van een schip); limber-
boards ; parcloses, paracloses. — (in 
einem fussboden) Tegels, v. carreau 1). 
(in einem ofen) Vulling (van zand of 
fijne cokes in de ledige ruimten tusschen 
de wanden der smeltovens) ; stuffing; remplissage. 
•e (an einer their) Paneelen ; panels; 
panneaux. 

Pi llungsatz, m. hd., v. empli 3). 

Fiillungsbrett, n., v. alèze. 

Fi llungsplanken, f. pl., V. oordage 
5) . 
Pulmi-coton, in. fr. Schietkatoen, v. 
coton-goudre. 

Fulminant, adj. fr. & eng. Knallend, 
ontploffend; knallend, detonirend. v. knall— 
gas, knallgold, knallplatin, knallpulver, 
knallsilber, etc. 

Fulminate, m. fr. & eng. Knalzuur 
zout; knallsaures salz. •• F. of copper, 
eng., V. euprofulminate. 

Fulminate (to) , v. n. eng. Knallen, 
donderend ontploffen ; explodiren, verpuffen; 
détoner, fulminer.

Fulminating, adj. eng., v. fulminant. 
~ F. gold, F. mercury, etc.,

V. knallgold, knallqueeksilber, etc.
Fulmination, Detonation, f. fr. 
& eng Ontploffing, losbarsting; das knallen, 
platzen, verpli fen. 

Pulminer, v. n. fr., v. to fulminate. 
Fulminic, eng., Pulminique, fr. 
adj., v. acide fulminique. 

Fumage (de l'argent filé) m. fr. Het 
berooken (van 't gesponnen zilver, waardoor 
aan 't zilver een valscbe grondkleur wordt 
gegeven); lackeying; das rSuchern. •n• F. 
(dun fourneau à chaux), v. enfumage. 
Fumarate, m. fr. & eng. Fumarine


zuur zout ; fumarinsaures salz. 

Fumarin, n. hd , Fumarine, f. fr. 
& eng. Fumarine, een loogzout, dat men in 
de duivenkervel of den aardrook wil aan


getroffen hebben. 
Fumarinsaures salt, n. hd., v. fumarate. 
Fumarins ure, f. lid. Fumarinezuur; 
fumaric acid; acide fumarique. 

Fumarolese, f. pl. hd., Fumaroles, 
f. pi. fr y eng. Fumarolen, uitstroomingen 
van vulkanische dampen of gassen, 
die vaak door kleine spleten of gaten in 
den grond ontsnappen ; ook : die spleten of 
gaten zelve. 

Fumé, m. fr. Rook- of roetafdruk (afdruk 
van een stempel of houtgravure, vooraf 

-- FUNFECK. 

in de vlam eener kaars gehouden); sootimpression; 
russdruck. 
Fumée, f. fr. Rook ; smoke; rauch. — 

F. de cuivre, koperrook ; copper-smoke; 
kupferrauch . — F. de plomb, loodrook, 
V. bleirauch 1). 
Fumer, V. a. fr.: F. (le fourneau), v. 
abwarmen. 
Fumeron, Flameur, Flammeron, 
m. fr., v. brand 1).
Fumifuge, m. fr. Rookverdrijver; smokepreventer; 
rauchverbiiter. 
Fumigate (to), v. a. eng. Berooken; 
berduchern; fumiger. 
Fumiger, fr., v. to fumigate. 
Fuming liquor, eng. Rookende geest; 

rauchender gerst; liqueur fumante. 
Fumivore, fr., Fumivorous, eng. 
adj. Rookverterend ; rauchverzebrend, 
Fumivore, m. fr. Rookplaat (der gasfabr 
); smoke plate; rauchplatte. 

Fumivorite, f. fr. Rookverbranding 
(bij locomotieven); smoke-burning; rauchverbrennung. 


Fummel, f., Keil, m. hd. IJzeren wig 
(der mijnwerkers); gad, wedge; coin en Ier. 
Fummelholz, n. hd. Scboenmakers


likbout, V. buis 2). 
Function, etc. eng., v. fonction, etc. 
Fundament, n. hd. & eng , v. fon


dement 2). 

Fundamentalstein, m. ltd. Fondementssteen, 
grondsteen ; foundation-stone; 
pierre de fondement. 

Fundgrube, f. hd. Eerst ontdekte 
ertsbedding bij eene mijnontginning; first 
mine in which ore has been found; mine de 
ddcouverte, première fouille faite dans une 
exploitation . — Die f. strecken, het 
terrein eener mijn afmeten ; to measure the 
ground of a mine; mesurer le terrain d'une 
mine. • Die f. entblossen, eene nieuwe. 
mijn ontginnen; to work a new mine; exploiter 
une nouvelle mine. ® Die f. 
forttragen, elders naar erts gaan graven; 
to dig in another place; faire une fouille 
dans un autre tindroit. 

Fundgru.bner, m. hd. Ontdekker 
eener mijn ; discoverer of a mine, owner of 
a new mine; découvreur d'une mine. 

Fundig, adj. hd. Ter ontginning geschikt 
(van mijnen sprekende); that may be 
worked; exploitable, bon a exploiter. e 

F. machen, eene ertsader ontdekken ; 
to discover a lode; trouver, découvrir un 
filon, une mine. 
Fundrecht, n. hd. Vondrecht (op eene 
mijn); claim for having found a mine; droit 
de trouvaille. 

Fundschacht. f. hd. Ontdekkingsschacht 
; shaft by which a mine has first 
been found; puits de découverte. 

Funer, v. a. fr. Optuigen, optakelen 
(eenen mast); to rig, to cord; betakeln, auftakeln, 
takeln. (pentagone. 

Fi nfeek, m. hd. V(ifiioek ; pentagon; 


FUNFECKIG - FURNIERER. 537 


Fi nfeckig, adj. hd. Vijfhoekig ; pentagonal; 
pentagone. 

FUnfach, n. hd. Vijfvlakkig lichaam; 
pentahedron; pentaèdre. 

Funfpfunder, m. hd. Vijfponder; fivepounder; 
pièce de cinq livres de balie. 

Funfs^ulig, adj. hd. Vijfzuilig; with 
live columns; à cinq colonnes. v. pentastyle. 


Fi nfsch€iftig, adj. hd. (weefgetouw) 
Met vil treden; having five treadles; it cinq 
marches. 

Fungate, m. fr. & eng. Zwamzuur 
zout; pilzsaures, schwa7nmsaures salz, pingussaures 
salz. 

Fungin, n. hd., Fungine, f. fr. & 
eng. Zwamstof, overschot der zwammen, als 
men ze uitperst en achtereenvolgens met 
water, alkohol, verdunde alkalische en zure 
oplossingen behandelt. 

Funiculaire, fr., Funicular, eng. 
adj , v. machine funiculaire. 

Funin, m. fr. Touwwerk, takelwerk, 
staand en loopend want; rigging, cordage; 
tauwerk, takelwerk. 

Funkeln, v. n. hd., v. to flash. 

Funken, f. pl. hd., v. eisenschlag. 
~ Electrischer funken, v. electric 
spark. 

Funkenleiter, m. hd. Vonkenleider, 
electrische glasleider; spark-conductor; ' hyalotère. 


Funkenmesser, m . hd. Vonkenmeter 

(werktuig om de kracht der electrische von


ken te bepalen) ; spintherometer; spinthé


rometre. 

Funkenmesskunst, f. hd. Vonken 


meetkunst; spintherometry; spintherometrie.

Funkenzieher, m. hd. Ontlaadtang, 

v. excitateur. 
Funnel, eng. Trechter; trickier; entonnoir. 
••• Mantel des schoorsteens, rookvang; 
mantel des rauchfangs; hotte. — Ovenmond, 
v. charge 2). ••• Vormgat, gietgat 
aan eenen vorm ; giessloch; godet, ouverture 
de moule — F. of a mine, v. entonnoir 
6) . F. for filling cartridges, 
v. entonnoir 5). 

Funnel—pipe, eng. Trechtervormige 
afvoerpijp (eener stoommachine) ; trichterfdrmige.
s ausgangsrohr, trichterrbhre; conduit 
en entonnoir. (or Smoke —pipe) Schoorsteen 
(eener stoomboot) ; schornstein; cheminée 
en tole. 

Funnel—shrouds, p1. eng. Schoorsteenwant 
(ijzeren kettingen of staven, die 
den schoorsteen der stoomboot in den ver 

houden); wanttaue der schorn--eischten stand 
steinrdhre; haubans de cheminée. 

Funnel-plate, Flue-sheet-iron, 
eng. 1Jzerblik voor pijpen of buizen; rohrblech, 
rdh,renblech; tole à tuyaux. 

Funnel—shaped, eng. Trechtervormig; 
trichterfbrmig; en entonnoir. 
Fur, Furring, eng., v. fourrure 1). 
•• Furring between two butts, v. 

about 2). — Furs, p1., ketelsteen, v. 
depot 2).

Furbisher, m eng. Glanzer,v.éelaireisseur.—
Z waardveger,v.fourbisseur. 

Furche, f. hd. Groefje (aan weerszijden 
van het oog der naald); furrow; railure, 
rainure. ~ Die f-n machen, v. faire 
l'enrue, s. enrue. 

Furchen, v. a. hd. Groeven, v. caver. 

Furchensäge, f. hd., v. cannelle. 

Furling-lines, pl. eng., v. filets de 
merlin, s. filet. 
Furnace, eng. Groote smeltoven, v. 
fournaise n ) . — Oven, haard, fornuis, 

V. fourneau 1) . — Chemical f., v. 
fourneau de laboratoire. Fiery 
f., v. esse, hd. — Low f., v. fourneau 
a manche b. ~ F. for eiunder-
boilers, oven voor cilinderketels ; 
ofen fur cylinderkessel; fourneau h chaudières 
cylindriques. ~ F. for the first fusion, 
haard voor de eerste smelting; herd 
fur die erste schmelzung; maserie. — F. 
with two hearths, v. fourneau a 
lunettes. — F. for welting copper, 
v. cubilot. ~ F. for reducing 
copper by liquation, v. darrofen. 
F. of the sand-bath, v. digestorium. 
— V. fourneau a., four. 
Furnace (to) , v. n. eng. Vonken werpen 
; funken spelen; jeter des étincelles. 
Furnace-brown, eng. Ketel bruin ; 
kesselbraun; terre Brune a vernir les chaudrons 
de cuivre. [née 1). 

Furnace-charge, eng., v. fourFurnace—
flue, eng. Luchtgat, trekpijp, 

v. évent 2). 
Furnace-hammer, eng. Ovenhamer, 

baardhamer (om het leem van den haard 

eens ovens vast ineen te slaan); herdham


mer, herdeisen; marteau à pétrir le foyer. 

Furnace—lute, eng. Ovenklei, kleef


deeg ter verbinding van de oventegels (des 

pottenbakkers); o fenlehm, ofenkitt; pate a 

fourneau. 

Furnace-mantle, eng., v. enve


loppe 5). 

Furnace-men, p1. eng., v. feuer


leute. 

Furnace-mouth ,eng.,v.chauffe 1). 

Furnace-steel, eng , v. cedat. 

Furnace-vault, eng. Ovengewelf ; 

ofengewolbe; voute du fourneau. 

Furnier, n. hd. Op- of inlegblad, dun 

opleghout, forneerbout (der schrijnwerkers); 

inlay, veneer; plaque, feuille de placage, 

feuillet. 

Fu.rnierbleeh, n. hd. Ieder der beide 

metalen plaatjes, waartusschen het lemmer 

van een toegeslagen knipmes besloten ligt; 

lining-plate; platine.

Furnierbrett,n. hd.,v. einlegholz.
Furniere, n. pl. hd., v. eingelegte 
sti cke. 
Furnierer, m. hd. Maker van op- of 
ingelegd werk, formeerder; inlayer; plaqueur. 


538 FURNIERHA MME R 

Furnierhammer, m. hd., v. breithammer 
2). 
Furnierhobel, m. hd. Forneerschaaf, 
scb rij nwerkersschaaf; cabinet-maker's plane; 

rabot dj'ét,éaiste. 

Furniermasehine, I. hd. Machine 
tot het snijden van forneerbladen (van opof 
inleghout), forneerrnachine; veneer-cutlingmachine; 
machine à piaquer. 

Furniersäge, f. hd. Forneerzaag, zaag 
voor forneerhout ; veneering web, veneer-saw; 
scie à placage, scie de marqueterie. 

Furnierschneidmaschine, f. hd. 
Snij-of zaagwerk voor forneerbiaden ; veneermill, 
veneer-cutting frame; scierie à placage. 

Furnierung, Furnierte arbeit, 

f. hd., v. eingelegte arbeit. 
Furniture, eng. Beslagwerk (al het 
zichtbare metaalwerk aan sloten, deurknop 
vensterluiken, etc.), V. besehlag i),-pen, 
ferrure 1), 2). i Formaathout, formaatwit, 
v. anlegestege. 

Furniture-case, eng., v. forêt.• 

Furring, eng., v. fur. 

Furrow, eng., v. furche. 

Furs, pl. eng., v. fur 3). 

Fusain, m. fr. Papenhout, kardinaalsmuts; 
spindle-tree, prick-wood; spindelbaumholz, 
pfafenk5ppchenholz, zweckholz. 

Fusarolle, f., Godron a oves, m. 
fr. Eierlijst (versierde kraag of band onder 
het kapiteel der Ionische zuil); egged moulding, 
eggs and anchors, eggs and tongues; 
eierstab. 

Fuséain, in fr., V. fuséeur. 

Fuseine, f. .v. Bruinachtige stof uit 
de dierlijke olie van Dippel. 
Fuse (to), v. a. eng. Smelten, v. to 
bring down. [(& comp.) 

Fuse (& composita), eng., v. fuzee 

Fuseau, in. fr. Spil (staande as van 
geringen diameter); spindle ; spindel. •n^ 
Klos (der kantklopsters, v. bobbin 5). 

As of spil van de stalen slijpmohijven 
(des spelden makers); axle of the file-wheel; 
spitzringspindel. — Tand of vleugel van 
een drijfrad (in een uurwerk); leaf of a 
pinion; treibstock, triebstock, triebstab, triebstecher. 
~ Looden, die de voorlussen (aan 
het haute-lisse-getouw) gespannen houden ; 
leads of the front-healds; bleistiicke welche 
die vorderlitzen gespannt halten. ••• Boorspil, 
v. arbre a. i). ® (ou Fusée) 
Peervormige klos of spil (eener mule-jenny), 

V. bobine ij, cannette ij. ~ F. de 
globe, tweehoek, sferische figuur begrepen 
tusschen twee groote cirkelbogen ; spherical 
figure comprised between two arcs of great 
circles; zweieck. — F.X, draaistiften in 
uurwerken ; watch-arbors, clock-arbors; drehstifte. 
— F—x d'une lanterne, spillen, 
tanden van een spilrad. van een mo• 
lenspilrad ; rungs or rounds or staves or 
spindles of a lante' n, or of a trundle or of 
a wellower. — F.—gabarit, v. formspindel. 
FUSEE. 

a. Fusee, f. fr. Spil-vol, klos-vol (garen, 
etc.); spindle-full; spindel volt garn. — 
Kerfstuk aan 't wiel des gouddraadspinners ; 
notch of the spinning wheel; kerbestuck am 
goldspinnrad. e Snek (van een horloge); 
fuzee; schnecke. — Peervormige spil etc., 

V. fuseau 'I). e F. d' essieu, Tourillon, 
tap of spil der as ; axle-journal, 
axle-arm, axle-neck, achsschenkel, achszapfen. 

b. Fusée, f. fr. Vuurpijl, raket ; rocket; 
rakete. — Pijpje, zundpijpje, buisje, rietbalm 
(ter ontsteking van bommen, granaten); 
fuzee, fuse, reed; balm, raketchen, 
zdnder; brand, brander, brandrdbre. — F. 
d'amoree, gezwind pijpje, v. etoupille 
1). — F. a, baguette, stokraket ; rocket 
tied on a stick; stabrakete. — F. de 
Bickford , Bickford's gezwind pijpje 
Bickford's fuze; Bickford'scher ziinder. 

F. de bombardement, belegeringsraket, 
zware werpraket; siege-rocket; rakete 
zum bombardement, schevere wurfrakete. — 
F. pour (ou des) bombes, bombuis; 
fuze for shells (named after the diameter of 
the shell for which, it is intended: 13 inchesfuze, 
1 0 inches-fuze, etc.); bombenzunder. 

— F. broehetée, vuurpijl, in eenen 
spilvorm gemaakt; rocket driven on a spindle; 
eiben den dorp geschlagene oiler gepresste 
rakete. ~ F. de campagne, v. fieldrocket. 
— F. à concussion, concussie 
-buis (die door den schok ontbrandt); 
concussion .fuze; coneussionszunder. — F. 
a la Congrève, F. de guerre, 
Congrève, Congrevische vuurpijl ; Congreve-
rocket; kriegsrakete, Congreve' rakete. 
^• F. d'éclairage on à eclairer, F. 
lumineuse, lichtraket, lichtende vuurpijl; 
rocket light-ball; leucbtrakete, leuchtkugelrakete. 
— F. d'éelairage a parachute, 
valschermraket; rocket furnished 
with a parachute; falischirmrakete. — F. 
pour (ou des) grenades, granaatbuis; 
grenade -fuze; granatziinder. — F. pour 

(ou des) grenades à main, handgranaatbuis 
; hand-grenade 

-fuze; handgranat


ziinder. — F. de guerre, v. f. a la 
Congrève. — F. de guerre á j eter 
les obus, werpraket ; shy-rocket; wurf


rakete. — F. de guerre a ricochets, 
grondraket; ground-rocket; schussrakete. 

F. incendiaire, brandraket ; carcassrocket, 
carcass-headed rocket; brandrakete, 
brandballenrakete. F. de 1 livre, 
pondsraket; pound-rocket, the one-pounderrocket; 
die einpfi ndige signalrakete. — F. 
métallique (en cuivre, en bronze), metalen 
slagpijpje ; metal fuze; metallener zunder. 
— F. ' mitraille, v. caserocket. 
— F. a obus, granaatraket; 
shell-rocket; shell-headed rocket; granatrakete. 

— F. pour (ou des) obus, granaatbuis 
; grenade-fuze (named after the diameter 
of the shell for which it is intended: 8 
inches-fuze, 51- inches fuze, etc.). — F. 
pour obus-Shrapnel, ShrapnelpUp• 


FUSEE 

je; Shrapnel-shell-fuze, spherical case-fuze; 

Schrapnel -ziinder. ~ F. à percussion, 
pereussiebuis ; percussion-fuze; percussionsziinder, 
durchschlagbrdndchen .—F. portefeu, 
vuurpijl voor 't aansteken van mijnen; 
rocket for firing mines; zündrakete. — F. 
des projectiles, pijpje, buisje der projectielen 
; fuze, fuse or fuze of a bombe or 
grenade; zünder, brand, brandriihre, brander 
der boblkugeln. e F. a rotation, 
draaiende raket; rotatory rocket, rifle-rocket; 
rotationsrakete. ---- F. réglée, tgdbuisje, 
zundpijpje, dat berekend is op ontbranding 
na een bepaalden tijd ; time-fuze; zeitzundei, 
tempirharer zünder. — F. de signaux, 
Fusee volante, seinvuurpijl, 
seinraket; signal-rocket; signal -rakete. — 

F. de signaux à pétard, slagraket 
(de met eenen donderknal gepaarde sein 
bounce-headed rocket, marroon--vuurpijl) ; 
headed rocket; scblagrakete. ~ F. vide, 
ledig pijpje (eer 't gevuld wordt); empty 
fuze; ztinderrbbre, ziinderholz, leerer ziinderkorper. 
.o• F. volante, v. f. de 
signaux. _ F. volante à étoiles, 
met sterren voorziene seinraket; star-headed 
rocket; mit sternen versetzte rakete. 

Fusee, eng , v. fusée. 
Fuséeur, Fuséain, Raquetier, 


m. fr. Raket-of vuurpijiwerper, -ontsteker; 
rocketer, rocket-gunner; raketenwerfer, ra 
-keteur, raketirer. 
Fusel, m. hd., v. empyreum. 

Fuselier, m. fr. Klos-of spilmaker; 

spindlemaker; spindelmacber. 

Fuserole, f. fr. Ziet (ijzeren spil) der 

weversspoel; soul; seele. 

Fusibilité, f. fr., Fusibility, eng. 

Smeltbaarheid; schmelzbarkeit. 

Fusible, adj. fr. eng. Smeltbaar ; 

schni.elzbar. ~ F. plug, F. plate, eng. 

Londprop, sineltbaar sluitplaatje (aan stoom 


ketels), schmelzbare platte; rondelle fusible. 

Fusil, m. fr. Wetstaal, priers ; steel 

(for sharpening); wetzstabl, stahl. — Vuur


staal, v. feuerstahl. — Geweer, vuur


roer, snaphaan ; fire lock, musket; flinte, 

gewehr. — F. a aiguille, naaldgeweer; 

needle-gun; zundnadelgewebr. — F. se 

chargeant par la culasse, achter


lader; breech-loading rifle; hinterladungsge


webr, kammerladungsgeRwehr. •^F. à deur 

coups. v. doppelflinte. — F. a per


cussion, F. percutant, F. a piston, 

percussiegeweer; percussion-fire-lock or -mus 

a silex, steenslotgeweer;-ket. ~ F. 

flint-fire-lock, flint-musket; steinschlossge


wehr. — F. a vapeur, v. dampf


gewehr. ~ F. à vent, v. air-gun; 

air-cane. (terie. 

Fusillade, f. fr., v. feu d'infan


Fusing-fire, eng ., V. enfer 2). 

Fusion, f. fr. y eng. Smelting, het 

smelten ; schmelzung, das schmelzen. 
Fuss, m. hd Voet (lengtemaat); foot; 
pied. — (in mechanica) Voet, grondslag, 

FUSSVERBLENDUNG. 539 

voetstuk, basis; foot, footing; base, fondement, 
pied, sabot, empature. — F. der 
buchstaben einer form, onderste 
vlak van eenen lettervorm ; foot of the lettera 
in a form; talon dune forme. i F. 
einesglases, voet van een glas; foot of

-

a glass; patte dun verre. — F. einer 
glocke, v. edge 6). — F. eines 
schienenstuhls, voet of zool van het 
kussen der rails (vgl. bearing I); foot of 
the cushion or chair; sewelle du coussinet. 

Fussangel, m. hd., v. chaussetrape. 


Fussarbeit, f. hd. Voet-, treewerk: 
treadle-work; travail qui se fait avec les 
pieds. v. étoffes faconnées à la 
marche. (sàule, V. forcette. 
Fussband der liegenden stuhi-
Fussbank, f hd., v. escabeau. — 

F. der brustwehr, v. bank, hd. t). 
Fussbatterie, f.hd., v.batterie, d.5). 
Fussblech, n. hd., v. foot-board 2). 
Fussboden, m. hd., v. floor i ), 2). 
o Eingelegter f., v. fussgetäfel. 
Fussbri cke,f. hd., v. foot-bridge. 
Ftisseisen, n. pl. hd., v. bas de soie. 
Fussgesims, n. hd., V. cornice 2). 
Fussgestell, n. lid. Voetbank, v. escabeau. 
— Onderstel ; socle; socket. ~ 

F. (einer sbule), voetstuk, zuilvoet, pedestal 
; pedestal, stylobation; piedestal, stylobate. 
~ F. (eines scheertisches),v. faudet. 
— F. (eines tisches), onderstel ; trestle; 
tréteau. 

Fussget€ fel, n. hd. Inglegde vloer; 
intaid floor, inlaid work of a floor; plancber 
parqueld, parquet, parquetage. 

Fusshammer, (Tritthammer), m. 

hd. Voethamer; oliver; marteau b pied. ~ 

(Tellerhammer, Krughammer) 

Bultenklopper; chasing-hammer; marteau à 

bouge, grappin. 

Fusskloben, m. hd., v. étau a pied. 

Fusspfad, n. hd., v. chemin de 

service. 

Fusspunkt, m. hd., v. nadir. 

Fussschemel, m.hd.,v. footstool 2). 

Fussstab, in. hd. Maatstok, duimstok 

van een voet lengte ; foot-rule; pied, jauge. 

Fussstandbild, n. hd. Standbeeld ten 

voeten uit, standbeeld; pedestrian statue; 

statue pédestre. 

Fussssteig (erhabener),m.hd. Verhoogd 

voetpad (langs de huizen); (heightened) foot


path, foot-way; trottoir. 

Fussstempel, m. hd., v. forcette. 

Fussstbcke, m., Fusslatten, r. pl. 

hd. Dwarshouten voor de voeten der roeiers; 

stretchers; traversins. 

Fussstreicheisen, n . hd. Voetschrap


per; shoe-scraper; decrottoir, grattoir. 

Fusstritt, m. hd. Trede, v. foot


board 1) — Optrede, v. foot-board 0). 

Fussventil, n. hd., v. clapet 8). 

Fussverblendung, f. hd., v. em


basement 1). 


540 FTJSS tiVINDE 

Fusswinde, f. hd., V. cric .5). 
Fust, eng, v fut 3) . 
Fustet, Pustel, Puste, m. fr.. 

Fustet, eng., v. fárberbaum. 
Fustian, eng., v. barchent 1), 2). 
Fustian-weaver, eng. , v. bar


chentweber. (jaune. 
Fustic, eng. Geelbout ; gelbholz; buis 
Fustoc, n1. fr. & eng. Geelhout van 

Cuba ; gelbholz von Cuba. 
Fat, m. fr. Schacht, schaft; shaft, 
shank, stock, body; schaft. ® Afsnijploeg, 

V. beschneidehobel. — V. f arbenbaum. 
v F. en bois (du fourreau en 
métal), spanen scheede (der metalen scheede); 
lining; spanscheide. •• F. d'une earde, 
schacht eener kaarde; stock of a card; schaft 
einer karde. — F. (Vif ou Trone) 
dune colonne, zuilschacht; trunk, shaft, 
body, fust of a column; sáulenschaft, stamrn 
einer sdule. ® F. (ou Bois) de fusil, 
geweerlade, lade; musket-stock; gewehrschaft. 
— F. de girouette, v. flugelheek. 
F. a levier (de la drille h levier); 
shank; bohrstange (vgl. drille à levier). 
F. du nabot, blok van eene schaaf; 
stock of a plane, hobelgehduse, hobelkasten. 
— F. de scie, zaagzet, zet ; saw-frame; 
sdgengesteil, gestell. — F. de vilebrequin, 
booromslag; crank-brace, brace; bohrkurbel, 
kurbel. _ F. a, vis, Trépan 
ou Bascule de la drille a trépan, 
drilboog eener drilboor; spindle or shank of 
a drill; triebstahspindel. 
Futaille, f. fr. Vat, ton ; cask, tun; 
Pass, tonne — Fust. vaatwerk; barrels; 
tasswerk, fustage. — F. en fagot, ongeknipt 
vaatwerk (de nog niet ineengezette 
duigen); casks in staves; frisser in schoven. 

Futaine, f. fr., v. barchent. 
Putainier, m. fr., v. barchentweber. 


Futchels, p1. eng , v. armons (alwaar 
het hd. deichselarme, arme, scherarme 
vergeten is). 

Futee, f. fr. Schrijnwerkers-stopverf 
uit zaagsel en lijm; joiner's putty; holzkitt. 

Futter, n. hd. Band, vierkante meer 
breede dan hooge lijst; moulding; plate-, 
bande. — Achterzijde, rugzijde, achtergrond; 
back, ground; fond. — Kop, v choque 
2). — Belegstuk, v. fourrure 1). 
Metalen plaat etc., v Cale 3). — Vlakke 
ij zerschenen etc. V. chemise 3). — Spil opening 
(in de wijzerplaat, voor de spil der 

-- GABARE . 

snek); pivot-hole; trou du pivot. — (Uhr


futter), uurwerkkast, v. cage 2). s• 

Deurkozijn, v. thiurfutter. 

Putteral, n. hd , v. fourreau i). 
Futterbrett,n.hd.,v. flache-dosse. 
Putterdiele, f. hd. Weger, wegering 

(scheepsbinnenplank); plank in the ceiling of 

a ship; weger, wegering. 
Futterholz, n. hd., v. báti 2). 
Futtermauer, f. hd., v. chemise 

7), 8) ; contre-mur. 

Pattern, v. a. hd. Onderleggen (het 
timpaan der drukpers); to key, to wedge; 
taquonner. — Met goud of zilver overtrekken 
(een koperen muntplaatje) ; to plate; 
fourrer. — n. Het vullen der kaardroltanden, 
v. embourrage etc. 

Futterrohr, n. hd., v. chemise 3). 
Futterschwinge, f. hd., v. fan 3). 
Futterstiick,v. erhöhungsstUck. 
Futterung, Unterlage, f., Keil 

m. (zum erhuhen der typen) hd. Onderlegsel 
(van het timpaan of van te lage druk letters); 
wedge, key; hausse, taquon, tacon. 
— F. des steuerruders, v. doublage 
du gouvernail. 
Futterwanne, f. hd., v. Pan 3). 
Futtock, eng. Oplanger, v. alonge 

3) etc ~ Zwaanshals, V. gabelholz t). 

Futtoek-plate, eng. Beslag der juffers 
van het stengewant; mars putting; lande 
ou latte de hune. 

Futtoek-shroud, eng. Puttingwant, 
puttings, stengputtings; piettingstau, marsputtingstau, 
steile want; gambe ou jambe 
de hune, hauban de revers. 

Futtock-staff', eng., v. quenouil


lette de trélingage. (v. fusée b. 
Fuzee, Fuze, Fuse, Fusee, eng., 
Fuzee-block, eng., v. billot 3). 
Fuzee-composition, eng., v. com


position á fusées. 

Fuzee—engine,eng. Sneksnijder (werktuig 
tot het snijden van den schroefdraad 
der snek van een horloge); schneckenschneidzeug; 
machine à tailler ou a rayer les fusées. 

Fuzee—gauge, eng. Stempel tot onderzoeking 
der zundpijpjes; leerstempel; calibre 
servant à vérifler la concentricité du 
canal des fusées. 

Fuzee-hole, eng., v. brandloch. 
Fuzee-setter, eng.,v.chasse-fusée. 

Fuzee-socket, eng., v. billot 3). 
Fysterlein, n. hd. Arme ertsader; 

poor lode; filon pauvre. 

TIJ 

Gab, Gab-pin, eng., v. eccentric tuigje om do rivieren op te varen, gabaar; 
gab, eccentric gab-pin. barge, skate; plattschiff, platte, schute. •• 
Gabare, f. fr. Breed en plat vaar- G. a lest, v. ballast-lighter. — G. 


6A13AREB — (A(2F1E. 541 


a vase, modderpraarn ; rnU(i1iqh(er; mUd


derprahrn, -ever. 
Gabarer, V. fl. fr., v. godiller. 
Gabari, Gabarit, rn fr. Mal, model; 

gatqe, templet, standard; mass, lehre, seliabione, 
v. éehantillon 3) — 8). 
Gabari-trousseau, m. fr., v. formspindel. 
Gabariage,ni. Ir. Bestek van een schip; 
diagramnm of a skip; besteck elnes sclìiffs. 
Gabarier, iii. Ii-. Liclitersehipper 
iqhter-man; lichterschiffer. 

Gabarier, V. 3. fr : G. un vaisseau, 
een schip naar t model bouwen ; to 
build a skip after the draught; ciii scililT 

nach dern zarter (zerter, sarter) liauen. 
Gabarit, v. gabari. 
Gabbronit, m. hil., Gabbronite, 

1. /r. & enq. Gabhroniet, een jasmisachtig 
mineraal. 
Gabel, f. /md. Vork gaffel, v. fork. 

-Vork-of gaffellid, V. enfourchemont 
i . Vleugel, hiatiwier, V. flügel 
1). Klink, v. eccentric gab. -
Vorksgewijze mijnaderverdeeling, v. four– 
che ). - G. einespumpenschwengels, 
pornpmik : sweep; potence de brimbale. 
-G. der stange einer wagenwinde, 
v. come ). G. zum 
stütze des mastes, v. chandelier tij. 
-G. eines wagens, disselboom ; thill; 
limon. -MáJ Weibliche g. 
(elner dampfmaschine), mannelijke, vrouwe 
like gaffel of vork ; male, female fork; fourchette 
mâle, femelle. 

Gabelanker, ti . hd., v. ancre d'affourche. 
- Landvest, trekker; anchor, 
erafiap-iron; harpon, tirant, ancre. (union. 

Gabelarm, m. hd. Disselboom ; shaft; 
G-abeldeichsel, t, 1i(1. Gaffeldissel, 
enrayoir 3). • (eisen. 
Gabelfeile, 1. hd., v anschlag


,

Gabelförmig, adj. hd., v. forked. 
Gabeiglied, v. enfourchement. 
Gabelholz, n. hd. GalTelbout,, gevorkt 

bout (der wagenmakers) forked wood; hots 
fourchu. - Zwaanshals, krophand (aan 
schepen); futtock, crotch; gibelot. 

Gabelklinge, 1. lid. Vorklemmer; 
fork-blade; lame a fourchette. 
Gabelkreuz, n. 'mt. Ga ffelkruis; forked 
cross; croix fourchte on fourchete. 

Gabelmass, a. lul. Werktui g om den 
diameter eens booms te meten ; instrument 
for measuring the diameter of a tree; instrument 
pour meurer le diamètre dun arbre. 

Gabelmast, m. M. Gaffelmast ; forked 
mast; mât fourchii. 
Gabelmehi, n. hd., V. farine ') (en 
lees daar Fleur de ía /'. in plaats van F. 
e la farine). 

Gabelnadel, Haarnadel, f. hd. 
Haarnaald, haarspeld ; hair-pin, hair-needle; 
epingle it cheveux. 

G'abelpflug, m. lul. Gaffelploeg ; forked 
piQmjh; charrue (I fourche. 

Gabeirad, ii. lid. Gaffelrad ; forked 
wheel; roue munie de petites fourches. 

Gabelrichter, ru. lid. (.";'r affelaanlieeld 
fork-anvil; Plaque de far smir laquelile on 
forge les fourchons. toise 8). 

Gabeiriegel, in. h(1., V. entre-
Gabelriegelband, n. hd., v. écharpe 
de Iimonière. 
Gabelröhre, 1. lid, Galielvormige pijp; 
id/arcated pipe; tuvan t)ifurqu(. 

Gabelschlüssei, Gabelsehraubenschlüssei,
mhd., v.clé fourche. 
Gabeistange, t. 11(1. Gmtfelstang; forked 

pole; lerctsf lourcimue. 

Gabeistiel, m. hd. Galleisteet, vork-
Steel ; hOO (1/C of a fork; mnanche de fourche, 
de fourchette. 

Gabeistück, n. lui. Vorkvormotg stuk 
timmertiou1, V courbaton 1),courbe 
Ir, bracket S). 

Gabelstütze, f. hd. Ga!felstui ; tuitprop_,. 
chamhrierr. 

Gabelung, f. bil., V. fourche ). 

Gabelverbindung, r. /1(1. , V. fourche 
3) 

Gabeiwagen, iii. lid. Disselwagemi; 
?Lagqon wit/t shafts; lou rgon,voil.0 ye á 1inïon. 

Gabeizacken, ni., Gabeizinke, f. 
/?(1. Vorktand, galleltand ; j)ronf of (i 
fourchon. 

Gabie, Hune, f. fr. Mars (zitplaats 

voor den uitkijk); top; mastkorh, mars. 

Gabien, Toupin, Cabre, in. [r. 

1.'Vuit, touwslagerswuit, lol ; 1(JqflqtOp; 

hoofd, lehre, lei[ ' bolz. (nmarsgast. 

Gabier, m. [r Marsgasl, gast ; topman; 

0-abion, m. Ir. enj. Scha,mslorf; 
,cchaozkorh. - G. farci, G. de sape, 
fr. dekschanskorl ; filled i;., sap-p.; gefüliter 
schaim zkorh, smi pien korli. -G. roulant, 
rolkort ; cap-roller; rollkorb, walzkorb -

G. de tranchée, Ioopgraafkorf ; tenchroller; 
taufgrabenkort. 
Gabionnade, f., Gabionnage, in. 
fr., v. breast-work 3). 
Gabion-revetment or Gabionwork, 
cnn., i. breast-work a. 
Gable, enq. Spits toeloopende gevelmuur, 
gevel , piebel; pignon. 
Gabled window, Gable-headed 

window, enq. , V. fenêtre en mitre, 

etc.. s. fenêtre (t. (toiL en croupe. 

Gable–roof, eng. Geveldak ; üiebeldach; 

Gable-window, enq., v. fenêtre 

mise dans Un pignon, s. fenêtre a. 

Gabord, in. fr. Zandstrook z 'jarboard; 

kielgang oder sandstrook. 

Gaburon, m. [r., v. clamp ø. 

Gâche, 1. fr. Sluithaak, sluitplaat. of 

-kram (waar de tong van een franscb slot 
in schiet ; cased holt.lock, nab, catch, boxstaple; 
schliesskappe, scliliesskloben, schliess 

-haken.

-Muurhaak of -ring, houvast (eener 
tianggoot); wall-hook; rohrscbelle. -G. a 
chaux, kalkkloet ; mortar-beater; kalkkrileke, 
rudel. 

 

—

54;, (XCFIEB 

Gcher, v. a. r. , v. einmachen. 
Gehette, 1. fr, v. arrt t ). -


G. ou G.-.détente, stang van een eweersiot; 
sear;tange.
s 

Gad, eng. Wig, v. Coin 0fl Ier. Wiep!
ard, v. fascine-band. - G-s, 
staal in stukken, genieen staal ; gernÜer 
stahl, üahl in stcken; acier commun, pe 
tit acier. 

Gaden, in. lid. Verdieping; story; étage. 
Gaf, Gaff, eng. , v. boat-hook. -

V. gaffel. 
Gaffe, 1. fr., v. boat-hook. 
Gaffel, f. hd. Gaffe!; gaff; vergue a COr ne. 
Gaffel-fall, ii., v. drisse du pie. 
Gaffelsegel, Gaffeltopsegel, n. 
h., v. flèche en cul. 
Gaffer, v. a. fr. Boomen, voorthoomen; 
to push on by the setting-pole; staken. 
Gaff-sail, Gaff-top-sail, eng., v. 
flèche en eul. 

Gag to tie up the key-bit, eng. 
Klemhaak voor den sleutelbaard; schlïsssetkiuppe; 
moidache a asujettir Ie paElneton. 

Gagat, lid., Gagate, Ii-. rn. Gagaat, 

zwai te barnsteen, pekkool ; jet. 
Gage, eng. , V. gauge. (wages; John. 
Gage, Salaire, in. fr. Loon; salary, 
Gaggot—band, eng. Touw van de 

inolenvang ; Iialtseil; hardeau. 

Gagner, v. a. fr. Doen inloopen, v. embringer 
1). - G. le vent ou le des— 
Bus du vent, de bef aiwinnen of afsteken 
; Co gain liie weatlierside; die luv gewinnen, 
abstechen. 

Gahnit, m. hd., Gahnite, 1. [r. & 
eng. Gabntet, autornaliet, zinkhoudend spinet, 
een als octoder gekristalliseerd mineraal. 

Gährbottieh, in. lid. Gijlkuip, v. 
cuve guilloire. 
Gährbütte, Gahrungskttfe,f. hd., 


V. fäulungskupe, faulbütte. 
Gahreisen, n. hd., v. for affiné. 
Gahrkammer, f. hd. Gistvertrek; 
room in which the beer ferments; lieu ou 

1 , 01) [alt guiller la bière. (sette. 
Gahrkupfer, n. hd., v. CUiVTO ro-
Gahrmesser, m. lid. Gistingmeter; 


zyinosimeter; zvmosimètre. 

Gahrmesskunst, t. lid. Gebruik des 

gistingmeters ; zyneosimetry zymosimétrie. 
Gahrstoff, m. lid., v ferment. 
Gahrung, t. hd., v. fermentation. 
Gährungsfáhig, adj. hd. Voor gisting 


geschikt fermentiscible; fermentable. 

Gahrungskraft, r. hd. Gistend vermogen 
; fermentative power; force on vertu 
fermentative. (kupe. 
Gahrungskupe, f. hd., vfáulungs 
G.hrungsluft, f. hd. SUklucht; chok


ing gas; gaz suffocant. (ment. 
Gahrungsmittel, a. /ul., v. fer-
Gaiac, in. fr., v. franzosenholz. 
Gaiacine, 1. fr. Pokbouuiars ; fJUaia


ctsin; guajakliarz. 
Gaillard, m. fr. : G. d'arrière, 


(ALÉE. 

Demi—pont, Haifdek, (vroeger:) schans; 
quarterdeck, poop; haibdeck, achtercasteli. 

-G. d'avant, bak ; fore-castle; back, 
vordercastell. 

Gaillarde, 1. fr., v. borgis. 

Gaillardet, m. fr. Vleugel, standaard; 
little flag; flugel, schitfsfhbnchen. 

Gaillette, f. fr. Galjetkolen, steenkoolstukken 
van S tot 12 centimeters; round 
coal, lumps, cobbles; broeken, grobe wtirfelkohlen. 


Gailletteries, t. p1. fr. Kleine galjetkolen, 
steenkootstukken van 5 tot 8 centim 
eters; nuts, raking; wurfelkoblen, knörperkoblen, 
nusskohlen. 

Gain, eng., v. einschnitt 1 ), ij. 

Game, f. fr. Scheede ; sheath; schelde, 
futteral. - G. d'aérage, luchtbuis (in 
mijnen); air pipe; luftschlaucti. - G. pour 
la charge, ladingsbuis (in mijnen); loading-
tube; laderohre. - G. de flamme, 
broeking of sleuf van eenen wimpel; pendant-
sheath; wirnelscheide. - G de girouette, 
broeking van eenen vleugel 
vane-sheath; Ilugelscheide. - G. de pavillon, 
v lagbroeki n g ; (logy-sheath; flaggenscheide. 
- G. de scabellon, beneden 
waarts smaller t.oeloopend gedeelte van 
een voetstuk ; hermelske dade of a footstall; 
bermenartiger postamentwurfel. -G. 
de terme, onderstuk van eene Hermeszult 
of grenszuil; shaft of a lierine or of 
a terminus; hermenschaft. - G. de voile, 

V. doubling of a sail. 
Gaining of the carriage, eng., v. 
draw of the carriage. 

Gaj akholz,n.hcl.,v.franzosenholz. 

Galactit, m. hd., Galactite, f. hd. 

& eng. Meiksteen, melkjapis, fossiele maan


steen. 

Galactometer, hd. & eng., Galac


tométre, fr. m. Meikmeter (werktuig). 

Galambutter, f. lid., Galam-butter, 
eng. Galamboler (veel naar palmolie 
gelijkende); beurre de galaoi. 

Galandage, m., Galandise, t. fr. 

Scheidsmuur van baksteeneu, die op hunne 

kanten op elkaar gezet zijn -, brick-party-wall; 

ziegelscheidung, sctieidewand von ziegeln. 

Galanteriearbeit, t., Galanterie 

hd Galanteriewaren, v.-waaren, f. pt. 

fancy—articles. 

Galaxie, f. fr., Galaxy, eng. Melk


weg; milchstrasse. - G., fr., V. galactit. 

Galbanum, * . Moederbars. 

Gale, eng. Koette, v. breeze a., brise, 

frais a. 
Gale, f. fr. Wormgaatjes (in t hout); 
worm-holes; wurmlflcher. ~v. flöckchen. 

Galeas, eng., Galeasse, hd., Galéasse 
ou Galéace, r. fr. Galeas, gaijas, 
voorm. groote Venetiaansche galel ; (in 't 
N.) klein tweemastvaartuig met laag boord. 

Galée, f. fr. Galel (der letterzetters); 
galley, gaily or pan; schuif, setzscbiff. - v. 
coulisse de galée. 


GALEERE 

Galeere, f. hd. Galei; galley; galère. 
Galeerenofen, m. hd., v. fourneau 
de galère. 
Galena,eng.,Galène, fr.f. Zwavellood, 
loodglans, glazuurerts ; bleiglanz, top fererz.••• 

G. alquifoux, fr., v. alquifoux.®G. 
antimonifère, spiesglansloodglans, dicht 
loodglans; compact galena; dichter bleiglanz, 
spiessglansbleiglanz. — G. à cuivre, koperloodglans 
; cubane, cupriferous lead-ore: 
kupferbleiglanz. G. martiale, ijzer 
loodglans; ferriferous galena; eisen-houdend 
-lhaltiger bleielanz. 

Galeotte, f. hd., v. galiote. 

Galère, f. fr. Galei ; galley; galeere.
~ V. galeerenofen. ••• Lijst-of rijschaaf,- 
v. fi gehobel. •® G. du faiseur 
d'orgues, tin-, loodschaaf; plumber's 
plane; zinn-, bleihobel. 

Galerie, f. fr. Galerij (in de bouw 
gallery, alure, alura; gallerie, wal-kunde); 

wandelgang, laufgang, gang, balie.-lerei, 
••• Galerij (in den mijnbouw); adit, drift, 
gallery, gate, heading, head-way, level, sough, 
thurl; stollen, streaken, gallerie, gang. ••• 
Galerij (in fortificat ien), traverse; galley; 
gang, gallerie. ~ Gang (aan boord); gallery, 
balcony; gallerie. — G. d'aérage, 
(en Belgique:) Airage, luchtgang, trekgalerij; 
wind-way, air-head ; wetterstrecke. 

— G. d'allongement, v. feldort. 
— G. de Cale, du faux-pont, 
doorgang in 't scheepsruim . walengang, 
walengang op de koebrug ; gang-way of 
the orlop; laufgraben. s G. d'écoulement, 
v. écoulement ei). •r G. 
d'écoute, luistergang (bij oorlogsmijnen); 
listener, listening-gallery; horchgang, laueroder 
horehgallerie. ~ G. d'église, v. 
empore. — G. de la locomotive, 

V. foot-board 2) . — G. montante, 
klimmende mijngang; ascending gallery; stel gender 
minengang. ~ G. de poupe, v. 
balcon 2). ~ G. de roulage, vole, 
chantier, V. förderstrecke, förderschacht. 
Galets ni. fr. Strandkeitjes, kittelsteenen 
; rubble-stone, pebble; rollstein, gerbil, 
geschiehe, strandstein. ® Wrijfrad, v. frietion—
roller. ~ G. du chariot de 
la scierie, looprad van den blokwagen 
der zaagmachine; roller of the drag; laufrad 
des hlotzwagens — G. d'une plateforme, 
rol der draaischijf (van eenen 
spoorweg); roller of a turn.-table; drehscheibrol 
Ie. 

Galetas, m fr., v. dachgeschoss. 

Galette, f fr. Geraamte van eenen 
hoed; hat-body; butgerippe. — G. de 
poudre, (Pate de poudre) buskruitkoek 
(gereed om de bewerking der korreline 
te ondergaan); gun powder-cake, millcake, 
incorporated cake; pulverkuchen. — 
G-s, vlokzijde, floretzijde; waste-silk, silkwaste; 
florettseide. 

Galgen, m. hd. Galg (der drukpers), 

GALLGLASS. 543 

V. brücke 2),chevalet d'une presse 
d'imprimerie. ~ Galg van eenen put; 
post of a swipe; lioteau de la hapcule dun 
pulls. ~ Galg (in uurwerken), v. brücke 
3). — Staander, galg (die liet touw der 
gierbrug draagt); horse; potence. — Galgstijl, 
barringstijl, stut onder 't spoor van den 
bezaansmast ; gallows-bits; potence. 
Galgenamboss, m. hd. Eénhoornig 

aanbeeld; anvil with one arm; potence. 
Galhaubans, m. pl., v. back-stays. 
Galion, m. fr. Galjoen ; galleon; gal


hone, registerschifi 

Galiot, Galliot, eng., Galiote, fr., 
Gaijote, hd. f., Galliotschiff, n. Galjoot, 
vrachtschip van de grootte eens boekers. 
— Galiote à bombes, fr., v. 
bombard. ~ G-s d'écoutilles, 
merkels der luiken ; gutter-ledges; merker 
der luken. 

Galipot, m. * Onzuiver pijnboomhars. 

Galitzenstein, m. hd. Wit vitriool 
zwavelzuur zink ; white vitriol; vitriol blanc, 
sulfate de zinc, galizinc. 

Gall, Gall—nut, eng. Galnoot; gatlapfel 
; noix de galle, galle. — B ue, 
green, white (or french) g—s, zwarte, 
groene, witte ( of Franscbe ) galnoten ; 
schwarze, griZne, weisse galldpfel; galles 
noires, vertes, blanches ou fausses (cassinoles). 

Gall (to), v. a. eng., v engaller. 
Gallapfel, m. hd., v. gall. 
Gallapfelsauer, adj. hd.: G-es 

salt, galnotenzuur zout; gallate; gallate. 
Gallapfels ure, f. hd., v. acids 

gallique. 
Gallate, na. fr , v. gallapfelsauer. 
Galle, f. fr., v. gall. — G. des 

Indes, v. bablak (maar gelief' dat woord 

te veranderen. in bablah). 
Galle, f. hd. Blaas, V. blase 1). 
Galled, adj. eng., v. éraillé. 
Galleiche, f. hd. Galnoteneik, ver


verseik ; gall-oak; chêne aa galles. 
Gallen, v. a. hd., v. engaller. 
Gallerie, f. hd., Gallery, eng., v. 

galerie. 
Gallertartig, adj. hd. Geleiachtig; 
gelatinous, gelatine; gélatineux. 

Gallerte, f. hd. Geleistof, dierlijke lijm; 

gluten, gelatin; gélatlrre, gluten. 
Gallertsäure, f. hd. , v. acide 
pectique. 

Gallery-frame, eng. Raam van eene 
mijngalerij; thhergerust eines 'ininenganges; 
chassis d'une galerie. 

Gallery-ladder, eng. Stormladder, 
touwladder (iian boord);sturmleiter; échelle 
de corde. 

Gallette, f. hd.. v. cocon. 

Gallettseide, f. hd., v. filoselle. 

Galley, eng. Galei, v galeere. 
Kombuis (van een oorlogschip); kombfise; 
cuisine. — Galei, V. galée. (lée. 

Galley-slice, v. coulisse de ga-

Galiglas, n.hd., v. bull's eye-glass. 


541 GA.[i1C :\(.if) 

Gallic acid, enij., vacide gallique. 
Galling, eng., v. eugallage. 
Gallion, n. hd. Gaijoen, v. beak 1). 
Gallione, t. lt(i., v. galion. 
Gallionsregelingen, i pi. M., v. 

écharpe ii) 
Galliot, -schuif, v. galiot. 
Galliren, v. a. hd., V. engaller. 
Gallmazstein, m. hd. Iisiandsche 

agaat (vulkanisch glas); iceland-agate; agate 

d'lslande. 
Gallmei, t. id., v. calamine. 
Gallmeikupfer, n. M. Niet otitzil


verd koper; calaminecopper; cuivre non 

dësa rgenté. 
Gailnuss, 1. h., v. gall. 
Gailnut, enq., v. gall. 
Gall-oak, eng., v. galleiche. 
Gallon, n. .x Standaard der iiihouds. 

maten in Engeland, bevattende nagenoeg 4 
kan (liter) of 10 (eng.) ponden gedistilleerd 
water op 62. Fahrenheit. 

Gallons du Levant, m. p1. /'r., v. 
cerres. G. de Piémont, Piemonteehe 
of 'ritatuurlijle galnoteri; piemontese 
gall„ acom.qa!1 ; unnaturliche knopper. 

Galloon, eng. LintvormIg weefsel van 
gotid- of zilverdraad, galon ; borte, galone; 
galon. 

Galloper—carriage, eng. Gallelaffu it; 
baumlaffette, fjabellaflette; affût a fourchette, 
a lmonière. 

Gallows, eng., V. brücke 
Gallows-bits, Ill. eng., v. galgen . 
Gall—steep, eng., v. engallage. 
Gallussaures salz, n., Gallus

 


saure, 1. /a• ,gallapfelsauer. 
Gaily, eng., v. gaiée i).
Galoche, r. f.r. Hoekstempel, v. eck


stempel 2). Roos, touhoos (luikgat 
tot doorlating van een kabel); hatchwayhole; 
scheibengatt. Sjorklamp; hollow 
cleat; sorrklampe, hohie klainpe. G. 
coupée, kinnebaksblok; snatch-block; kinn 
backsblock, lippblock. lotbliensblock. - G. 
de pantoir—et—drisse , schoenblok, 
schenkel en valbiok ; shoe-block, leg-andfall-
block; schubblock, schenkel und faliblock. 

Gallon, m. fr v. galloon. 
Galone, t. hd., V galloon. 
Galoniren, hd, Galonner, jr. v. a. 

Met alon beleggen of omoomen, galonee 
ren ; to lace 

Galvanic, eng. adj. Galvanisch. het 
galvanismus hetreffend ; goicanisch; galvanique. 
G. apparatus, galvanische 
toestel, gatv. keten ; golvani.ccher apparat; 

appareil galvanique. - G. battery, v. 
batterie, b. :ij. G. or Voltaic 
electricity, v. éiectricité 5). G. 
or Voltaic pile, kolom van Volta; Volla'sche 
saute; pile galvanique on voltaïque. 

-G. trough, v. auge galvanique, 
S. auge fr. 
Galvanisation, t fr. Galvanization, 
eng. Galvaniseering ; galvanisirung. 

UANCE. 

Galvanique, (r. , Galvanisch, 
adj. , v galvanic. 

Galvaniser, fr. , Galvanisiren, 
hd., To galvanize, eng. V. a. Galvani 
seeren, den galvanischen prikkel aanwenden, 
met galvanismus bedeelen. 

Galvanisirung,v. galvanisation. 

Galvanism, eng., Galvanisme, fr, 
Galvanismus, hd. m. Galvanismus, die 
soort van etectriciteit, welke zich ontwikkelt 
door de aanraking van verschillende metalen, 
of door chemische werking tusschen verschillende 
zelfstandigheden. 

Galvanize (to), v. galvaniser. 
Galvanograph, m. , Galvanographe, 
fr. m. Galvanograaf; electrotypist. 

Galvanographie, t. fr. & hd.., Galvanography, 
eng. Galvanographie, toepassing 
van 't galvanismus op het etsen van 
platen. Galvanographie, fr ,, Galvanographisehe 
abbildung, hd. f. 
Galvanogra phische afbeelding ; electrotype. 

Gaivanolog, hd., Galvanologist, 
eng., Galvanologiste, fr. m. Galvano 
bog, schrijver over of kenner van het galvanismus. 


Galvano-magnetic, eng., Galva-. 
nomagnétique, /r., Galvanomag-. 
netisch , hd. adj. Gatvaaomagtietiscti, 
het galvanomagnetismus betreffend. 

Gaivano-magnetism, eng. , Galvanomagnétisme, 
fr., Galvano-. 
magnetismus , hd. m. Galvanoniagnetismus, 
V. electro-magnetism. 

Galvanometer, m. lid. & eng. , Gal-. 
vanomÈtro, fr. m. Galvanometer, werktuig 
0fl de aanwezigheid van zwakke electrochemische 
stroomen te bespeuren. 

Galvanopiastic art, eng., Galvanoplastik, 
hd. , Galvanoplastic, Ir. 

t. (;alvanoplastie , V. electro—metallurgy. 
Galvanoscop,hd. ,Galvanoscope, 

eng. & hd. Galvanoscoop, v. galvano


meter. 
Gambe de hune,t. fr., v. puttockshroud. 


Gambienser gummi, u. hd,. Kitio, 
Senega riibische gooi, Senegal -gom ; gum from 
Senegambia; gomme de Sdudgambîe, kino. 

Gambier, in. fr. Lange ijzeren stang 

(der spiecelgieters); iron hook; eisenstange. 
Gambage, eng. , v. gomme—gutte. 
Gameile, 1. fr. Bak. eettak (aan 

boord); wooden bowl; back. mm (Sébile) 
Ertstrog (voor 't wasschen van 't gestampte 
erts of van 't goudhevattend zand); trough 
for washing the pounded ore or the auriferous 
sand; sichertrog. 

Gammoning of the bowsprit, 
eng. Woeling van den boegspriet; wuling 
des bug.cprietes; liure on saisine de beaupré. 

Gams, in. Pd. Zeer hard gesteente, 
eerste gesteente; very hard rock; first rock; 
roche très dure; roche première. 

Gance, v. ganse 1). 


GANG -- GARANCÉE. 545 


Gang, m. hd. Gang, galerij, corridor, 

v . galerie 1), 2). — Mijnader, v. filon 1). 
— Molenrad met zijnen steen ; run; tournant. 
(Mulle mit 2 gangen, molen met 2 ra 
werking-deren en twee steenen) Gang, 
(eener machine); working; jeu. ••r Gang 
(des hoogovens), v. allure I). — Gang, 
snelheid, loop, v. allure 2). — Schroefgang, 
V. channel ij. Trede (des 
weefstoels); treadle, treddle; marche, pedale, 
pas. — Gang (zeker getal draden van den 
geschoren ketting); portee; portée. ~ Gang, 
gangplanken (rij planken der buitenhuid van 
een schip); strake; virure de bordages. — 
Gang (bij 't laveeren); v. bord on bordee. 

— Gang (van een uurwerk); rate of going, 
rate; marche. — a. Bedeekter g., overdekte 
gang of galerij ; covered walk, portico; 
galerie, portique. — b Bedeekter g. 
(bij fortificatiën), v. chemin couvert. 
~ C. Bedeekter g. (zwischen säulen); 
peristyle, veranda; péristyle. ® hauler 
g., v. ferule..- Tauber g., v. faille. 
~ Unterirdiseher g., onderaardsche 
gang ; passage under ground; souterrain. 
Ganganderung, f. lad Gangverandering 
(der locomotief); repelling, alteration 
of the movement; relevage, changement de 
marche. 

Gangart, f. hd. Gangsteen ; gangue, 
vein-stone; gangue. 
Gangaufnehmer, Gangführer, 
rn , hd., v. blin 2). 

Gangerz, n. hd. Gangerts, adererts; 
gangue- or vein-ore; mineral en gangues on 
61on s. 

Ganggebirge, n. hd. Ganggebergte; 

mountain containing live lodes; monlagne 

dont Ie mineral est par felons. 

Ganghaft, adj. hd. Bij beddingen of 
lagen; onafgebroken, voortioopend; in vein, 
in lodes; uninterrupted; par couches; continu. 

Gangháuer, m. hd. Mijnwerker, die 

op adererts werkt; lodesman; mineur qui 

travaille sur des gangues, sur un filon. 

Ganghebel, m. hd. Hefboom of greep 

der stang, die de locomotief in beweging 

brengt of hare beweging regelt, stuurgreep; 

starting-lever, hand-gear-lever; levier de mise 

en train, incliquetage régulateur. 

Gangkreuz, n. hd., v. croix de 
portée. 
Gangrad, n. hd. Treerad ; tread-wheel, 
double-wheel, crane-wheel; roue double, roue 

de grate. [1) —5). 

Gangspili, n. hd., v. cabestan 
Gangue, f. fr. & eng., v. gangart. 
Gang—way, eng. Kruiplank, schuierdeel, 
loopex ; pritsche, tau fpritsche, tau f brïcke; 
pont, échafaud. — Loopplank, loopgang 
naast den kuit (aan boord); laufplanke, 
wandering; passe-avant, passavant.—Gang


way-steps, pl. eng , v. echelon 2). 

Gangwerk, Gehwerk,n. hd. Gaande 
werk, raderwerk (van een uurwerk); movement, 
wheel-work; rouage, mouvement. 

Gans, f. hd. Hard gesteente (in den 
mijnbouw); hard stone, hard rock; roche 
dure. — Geus, v. eisengans. ~ Klomp 
bereid zout; lump of prepared salt; masse 
de sel prépa ré. — Gereinigte g., v. 
bloom t) . 

Ganse, (Gance), f fr., v. edging 

). ® G. de corde, touwstrop; loop, 
bend, eye of a rope; schleife, scblinge, ose 
eines taues. 

Gantelet, m. fr. Handleer ; handleather; 
handleder. 
Gänseaugen, n . p1. hd , v. anfiihrungszeichen. 
G nsedreekfarbe,f.,Gnsegri n, 
n hd Ganzendrekkieur, groengeel, geelgroen; 

goose-green; merde doie. 

Gänseköthiges erz, n. hd. Geel groen 
zilvererts; goose-dung-ore; mineral 
merde d'oie, mine crasse. 

Gaszeisen, n. hd., v. blockeisen. 

Gauzes schrot, n. hd. Geheele mijn putbekleeding; 
entire lining of the shaft; 
cuvelage plein. 

Ganz-hollander, m hd., v. eylindre 
2), feinzeug-hollander. 

Ganzholz, n. hd., v. bois de brin. 

Ganzkasten, m. hd., v. caisse de 

dépót. 
Ganzzeug, n. hd , v. feinzeug. 
Ganzzeug-hollander, Ganz


zeugkasten, V. ganz-holl., ganzk. 

Gap, eng. Breuk in eenen dijk, v. fach 
7). — Opening, reet, spleet, dag (tusschen 
planken); spatte, bffnung; jour. — (Pigeonhole) 
Wit, onbedrukt gedeelte eener bladzijde, 
staartpagina; weisse tiicke im druck; 
queue. — G-S, barsten etc., c-. égrénem.
ents. 

Gar, adj. lad. Looigaar; dressed; tanné, 
passé en tan, confit. ~ Verfijnd, gelouterd 
(van metalen); re fined, Puri fied,; affiné, purifi . 

Gar ancage, m. fr. Het krappen, verven 
met meekrap ; dyeing with turkey-red, 
with madder, m-addering, madder-dyeing; das 
krappen. 

Garance, f. fr. Meekrap, krap; madder; 

krapp, grapp. — (Racine de garance) 

Krapwortel, krap; madder-root,dyer's madder; 

fhrberrbthe, krappwurzel; riithe. ~ G. 

grappe, G. moulue, krappoeder; 

ground or powdered madder; tra u hen k ra pp, 

mehlkrap, l.rapppulver. ..• G. mulle, 

Billol., mulkrap (slechtste soort, die door 

ouderdom het kleurend beginsel heeft ver 

mull-madder, mull,; mull krap, staub--loren); 

rbt.he, abzug. — G. non robée, or^ge


sohilde meekrap; unbarh.ed madder, ombro


madder; unberaubter krapp. — G. robée, 

geschilde krap; crop, crop-madder, barked 

misadder; beraubter, ahgerinfleter krapp. — 

Petite g., V. farberri the 2) . 

Garance, v. genre garancé. 

Garancée, f., Garanceux, ni. fr. 
Verfstof uit reeds gebruikte krap, garanceux; 
garancine of spent madders; garanceux. 

ti. i^ 


546 GAliAN(ÏI\ 

Garancin, IL h(i,., Garaneine, f. 
ft. & en. Garancine, preparaat, dat de 
kraverfstof in zuiveren staat bevat. 

Ir.
Ir.
Garant, m. [r. Looper, halende part; 
fall, runner; Iäufer, lauftau. - G. du 
capon, v. cat-fall. - G. de l'itaque, 
V. down-haul 2) - G. du 
palan, v. fall of a tackle, s. fall, 
eng. - G. dormant, V. dormant 
). - G. d'un palan caliorne, 
gtjnlooper ; fall of the winding-tackle; glen-
Itiufer, gientau. - v. filer b. 6). 

Gararbeit, 1. lid.. v. affinage. 

Gararbeiter, v. feinbrenner. 

Garbebank, f. hd., V. bench 5). 

Garbebaum, M. lid., v. chevalet 
de tanneur. (messer. 
Garb(e)eisen, ii. hd., v. abfieisch-
Garbehaus, n. iä., v. garberei. 
Garbekammer, f. lid. Werkplaats des 

ooiers, zeemtou wers, Ieertouwers ; loaner's, 
tawer's, currier's work-shop, tannery; atelier 
de tanneur, de mgissier, de corroyeur. 

Garbeliren, v. a. hd., V. bocarder. 
Garbemühle, r. ha. Pelmolen ; husking-
mill; niouliti a écosser. 

Garben, V. a. hd.: Die kupferplatten 
g., v. brunir 1). Das 
ieder g., bet Ieder bereiden ; to dress 
the leather; dresser, préparer le cuir. 
Die haute roth g., de huiden loolen; 
to lan the hides; passer les peaux avec du 
tan, tanner. - Weiss g., zeemtouwen; 
to tow; passer (les peaux) en mégie. 
Den stahl g., het brosse staal verfjnen; 
to refine the steel; atliner lacier aigre. 

Garbenfeuer,n.hd. Vuurschoof (kunstvuurwerk); 
chinese tree; gerbe de feu. 

Gärber, n hd. Looier; zeemtouwer; 
leerbereider; tanner; tower; currier; tanneur; 
megissier; corroycur. 

Gärberbaum, m. hd. Loolersboom, 
sumak-of sinakstruik ; sumac-tree; sumac, 
vinaigrier. 

Garberei, 1. hd. Looiertj ; zeemtouwerij; 
leertouwerj ; tannery; tawery; currying. 
house; tannerie; mégisserie ; corroierie. 

Garbergrube, r. hd. Itunkuip, runkuil 
; tanpil; coudroir. 
Garberkalk, m. hd. Looierskalk; slacklime; 
plamde. 

Garberlohe, t. hd. Run; Ian; tan. 

Gärbermesser. n hd. Zeenitouwers


staa rimes ; cutting-knife; coupe-queue. 
Garbermühle, r. hd. Runmolen ; tanninq-
mill; moulin a tan. 
Garberstrauch, M. hd, v. gar


berbaum. 

Garberwolle, t. hd., v. écouailles. 

Garbesure, I. hd., v. acide tannique. 
Gärbestahl, rn hd., v. brunissoir. 

-V. acier corroyé. (tannin. 
Garbestoff, m. hd. Looistof; tannin; 
Garbestube, f hd. Stool, waarin de 
liuiden gealuind worden ; hot-house where 

GARDE—COTE. 

the hides are steeped in alum-water; étuve 

on Fon passe les cuirs en alun. 
Garbhammer, in. hd. Voorliamer; 
tilt; marteau de devant. 
Garbheerd, 'a. hd., v. fourneau 
d'affinage. 
Garbhobel, in. Kuipers-slichtijzer; 
cooper's smoothing-plane; paroir, rabot it 

planer. 

Garbkammer, v. garbekammor. 

Garblick, in. hd. Blikkering van 't 
zuivere koper ; lightning of pure copper; 
éclat du cuivre pur. 

Garbling, eng., v. durchsieben . 
Garboard, eng , v. gaborth 
Garbrennen, n. hd., v. CUisSOfl 3). 

Garbruch, in, hd., v. enfonçure 3). 
Garbrühe , Saure lohbrühe, 
Rothe beize, f. lid. .i(oode zwelder; 

ooze, liquor in which the hides get their 

last dressing; jus de tannëe, ëtoffe. 

Garcette, r. fr., v. foderzanglein. 

Seizing (platte, puntig uitloopende streng); 
gasket, plait, point, nipper; seising, beschlagseising. 
- G. a oeillet, oogseizing 
; eye-gasket; augseising. - G. de ns, 
rilseising ; reef point; reefseising. 

Garde, m. fr. Wachter, waker; keeper, 
watch-man; witchter. (Garde


ligne, Gardien) Spoorwegwachter, v. 
bahnwarter. - G. de l'ancre, an


kerwacht, v. anchor-watch. - G. 
auxiliaire, h ulpwachter (op spoorwegen); 
line-keeper's assistant; h ullswitrter, reserve


wärter - G. des monnaies, muntmeester 
; warden of the mint; mtinzmeister. 

-G. do plaque tournante, draaischijiwachter, 
V. drehscheibenwachter. 
- G. de waggon, wagenwachter 
; porter; wagen wil rter, sch mierer. 
Garde, f. fr. Steenopruimer, v. chassepierres 
- Wrjiplaat der as, v. achsenbiech. 
Werk in een slot, v. besatzung. 
- Schutblad, v. blank—leaf. 
mi Perkamentstrook (op den rug van een 
boek gelijmd); fly-leaf; pergamentsttickcben. 

-Gevest (van een degen, etc.); shell, 
basket-hilt, guard; stickblatt, korb. G—s, 
papierstrooken (tot bevestiging der wevers 
kam in de lade); paper-stripes; papierstrelten. 
- Glasstukjes (die men bij 't calcineeren 
van 't zand in de kroezen zet); 
pieces of glass; glassttickchen. 
Garde—barrière, m. fr. Slagboomwachter, 
overwegwachter (aan spoorwegen); 

barrier-waiter; barrièrewitrler. 
Garde-chalne, m. fr., v. chainguard. 


Garde-chef, m. fr. Spooropzichter; 
overseer of the line; oberbahnwiirter, hahnaufseber. 
(schnallO. 

Garde-corde, m. fr., v. abzugs 
Garde-corps, m. Ir., v. gardefou 
; lisse d'appui. 
Garde—côte, m. fr.Wachtschlp; 
juardship; auslieger, küstenwachtschiff. 


GARDE-CROTTE - GARNI. 

Garde-crotte, in. fr. Spatleder (aan 
rijtuigen); splashing- or spattering-leather; 
spritzIedr. 

Garde-feu, m. (r Vuurscherni, v. 
fender 1). (Gargoussier, Portegargousse) 
KardoesLoker, v. cartridge. 
cylinder. Deksel van den staart der 
pan (van 't oude geweersiot); hammer-shield 
or fire-guard al the side of the pan; pfannenschirm, 
leuerschirm. 

Garde-fou, m. fr. Leuning, v. brückengelander,
brustwehr,écuyer. 

Garde-freins,rn. fr. , v. brakeman. 

Garde-ligne, V. garde, m. ).

Garde-menagerie, to. fr. Pluim


graa F (aan boord) ; ship's poulterer; pltihmgraf. 

Garde-pavé, m. fr. Rand-, kantsteen 
(eener bestrating); edge-stone; bord-, rand-, 
kanlenstein. Ilandtalk, v. curb-beam. 

Garde-platine, in. fr. Slotdeksel, 
slotleder (van 't geweer); cover; uberzug. 

-G-s, perswangen (van den kousenweefstoel); 
press-cheeks;pressbacken. 
Garde-pouce, in. fr., v. daumen 
(meter.-eisen.
Garde-temps, m. [r., V. chrono 
Garde-voie, rn fr. , V. aiguilleur. 
Gardien, m. fr., v. garde, m. ).
Gare, f. fr. Bocht, wijkptaats; bay, 

creek; buebi, bay. Spoorwegstation, v. 
eisenbahnhoff. G. d'évitement, 

V. ausweichplatz. G. des marchandises, 
goederen -station ; goods-station; 
gbterbabntiof. Chef de g., stationschef 
; station-master, superintendent; stationmeister, 
oberaufeber. 
Gare, t. hd.: G. der haute, derfelle, (lohgare), V. corroi. - G. eines 
kohlenmeilers, gaarheid, voldoende verkoling 
van een mailer of boutmtjt; condition 
of a charcoal-pile that has burnt enough; 

corrol. - G. des kupfers, gaarbeid, 

genoegzame verfijning van bet koper; con


dilion of copper that is refined enough; 

corro!. - G. der soole, vorming fan 

bet zout na voldoende koking; formation of 

salt after having boiled enough; formation 

du sel, cuRe. - Eino g. haute, stapel 

van 24 zeemvellen ; number of 121 shammy


hides; babillage. 

Gareisen, n. hd., v. feineisen. -

Proefstang (bU 't kopersmelten); trial-rod; 

dprou vette. 

Garerde, t. hd. Met roet vermengde 

aarde ; earth mixed with soot; terre mêlée 

de sute. 

G-arerz, n. hd. Geroost erts ; roasted 

ore; mine grilide. 

G-arfass, n. hd. Gaarvat (der zeemtoo 
we rs) ; dressing-tub, dressing-vat; passoire, 
cuve a passel. 

Garfouer, n. lid. Roostbaard (voor 't 
koper); roasting-fire; feu de grillage. 

0-argang, ni. M. Goede gang (van 
den hoogoven); regular process; allure reguliere. 


Gargekratz, a. hd. Fijokoper-slakkera; 

scoria of refined copper; scones de cuivre, 

culots rouges. 

Gargel, m. hd , v. chimb. 
Gargelkamm, m. hd. , v. croze. 
Gargoil, Gargoyle, eng., v. gar


gouille 2 ). 

Gargouille, f. fr. Bek, sputer, atvoerpijp 
(aan goten); spout; ausgussstttck, 
ausgussrobre. - Waterspu wer, leeuwenkop, 
drakenkop (karikatuurkop aan poinpea, 

etc ); qargoil, gargoyle; wasserspeier,schnauze. 
Gargousse, f. Ir., v. cartouche. 
Gargoussier, v. garde-feu ). 

Garherd, to hd., v. fourneau d'af


ftnago, s fourneau a. 
Garhütte, f. hd., v. affinerie 1). 
Garkönig, in. hd. , v. cuivre ro


sette 
Garkratze, t. lid., V. gahrgekratz. 
Garkupfer, n. hd., v. garkönig. 
G-arleder, n. hci. Zeemgaar leer; dress


ed, lawed hide; peau passëe en mégie. 
Garmachen, u. hd., v. affinage, 
feinmachen i) . - v. corroi. 
Garmond, Garmondschrift, t. 
hd. Garmond (drukietter tusseben dessendi 

en galjard); long primer; petit romaira. 

Garn, n. (Zwirn, m.) hd. Garen; 
yarn, thread; til. Dubbele draad, v. 
enture 1). - Dreifadiges g., driedraadscb 
g.; triple thread; III en trois. -
Gesponnenes g., v. coton filé. -
Gespultes g., v. époulle - Jeru 
salemmer g., v. coton de bazac. -
Mechanisches g., v. fl1 mécanique. 

-aan

-Türkisehes g., Turksch g.; turkey 
cotton-yarn; colon garancd. G-ozwirn-. 
ton g., v. fl1 rotors. - v. fl1. von 
kokosbast, von kokosnussfasern, 
garen van koLcosvezels ; coir; Ill 
des fibres des noix de coco. (rière. 
Garnbaum, V. ensouple de der-

Garnenden, n- p1. hd. Eindjes garea 
(die aan den weversboom blijven hangen); 
warp-ends, thrums; trumm. [tus t ). 

-

Garner, eng., v. feedingappara 
Garnet, eng. Granaat ; granat; grenat. 

-G , (Stay-tackle) garnaat, speeltake], 
stagtatie ; garnat, staggarnut; bredindin. 
-j G. or Garnet-hinge . T-vormig 
hengel ; kreuzband, winkelband; tè, 
T-simple, équerre. 
Garnfarberei, f. hd. Het garenver 
Ven ; dyeing of yarn; teinture du tiL 
Garnhaspel, in-hd. Garenbaspel; 
hasp, reel; travouil, aspe. 

Garni, rn fr.: G. du chaufour, 
vulstukken (kalksteenbrokken) voor den kalkoven 
; small pieces of lime-stone for filling 
up the lime kiln; fuuibrocken fur den kalkofen. 
- G. du fourneau, biinenbe 
kleeding van het fornuis; coating of the 
furnace, heschiag, innerer puts des ofens. 

-G. d'un mur, Remplage, v 
filling 

548 GARNIi 

Garnir, v. a. fr. Van 't noodige voorzien, 
toerusten, stoffeeren, opschikken ; to 
garnish, to trim; mit. dein nothige versehen, 
einrichten, zuricbten, garniren. G. les 
ailes d'un moulin, v. austhiiren. 

— G. le Bain, de kuip bijzetten ; to 
revive the dyer's bath; die Hotte auffriscben. 
G. de bordages, beplanken (een 
schip); to line; beplanken. ~ G. (oil Lai— 
nor) les draps, bet laken rouwen ; to 
raise, to dress, to tease cloth; das tucb 
rauben. — G. d'estaches ou de tra 

v. ausstaken. ••• G. de fer--verses, 
rure, v. beschiagen. ij. ® G. la 
forme, V. to dress 4) . ~ G. le 
foulon, eenen volmolen vullen ; to fill the 
fulling-mill; die walke mit zeug fiillen. 
G. un panneau, v. ausstaken. 
G. de roseaux, v. berohren. — 
G. le saucisson, v. fascine, eng. 3). 
G. (ou Gréér) ufl vaisseau, een 
schip optuigen, toetakelen ; to rig a vessel; 
ein schiff auft.akeln ~ G. (ou Gréer) 
une verge, eene ra optuigen ; to rig a 
yard; eine raa zuzeugen. 

Garniren, v. a. hd., v. garnir. — 
Wegeren, bewegeren (een schip); to teil; 
vaigrer. 

Garnirung, i. hd. Stoffeering, bezet 

belegsel, garnituur; trimming, garnish--sel, 
ing; garniture. ® Bewegering (van een 
schip); ceiling; vaigrage. 

Garnish (to), eng., v. garnir t) . 

Garnish-bolt, eng., v. s. bolt. 

Garnisher, eng. Opmaker, stoffeerder; 

zurichter, einrichter; garnisseur. 
Garnishment, eng. Slotwerk, v. be


satzung. — Beslag, etc., v. brée. 

Garnish-plate, eng., v. bande 1 o).
Garnissage, m fr. Het toerusten, 
stoffeeren, versieren ; garnishing, trimming, 
ornamentsng; zuricbtung, einrichtung ~ G. 
ou Lainage des draps, het opwerken, 
uit-de-haren -werken, rouwen van 't laken; 
raising, dressing cloth; das rauben des tucbes. 
Garnisseur, m. fr., v garnisher. 

Garnisseuse, m. fr. Rou wmach in e 
(een met kaarden bezette cilinder, om gevilte 
stoffen uit de haren te werken); gig, 

gig-mill; rauhmaschine. 

Garnitur, f. hd., v, garnirung t), 
garniture. — Eine g. bohrer, een 
stel boren ; a set of borers; une trousse 
de forets. 

Garniture, f. fr. Stoffeering, etc., v. 
garnirung 1) . ~ Beslag, v. armatur 
(2de art.), besehlag 2), 3), 4). s G. 
de cordage, de manoeuvres, touwwerk, 
tuig, want, zeil en treil; rigging; 
tauwerk, takelage. ® G. de la forme, 

V. anlegestege. — G. d' une fusée, 
springwerk van eenen vuurpijl; rocket-heading, 
heading, (in the United States:) decoration; 
versetzung einer rakete. " G. 
d'huisserie, deur-, vensterbekleeding ; 
jamb-lining; verkleidung. v. chambranle 

---- GAS. 

1), fourrure 4) . ~ G. d' un piston, 
d'une botte a étoupe, pakking (lucht dichte 
sluiting) van eenen zuiger, van eene 
pakkingbus (des stoomcilinders); packing, 
stuffing of a piston, of a stuffing-box (hemppacking, 
metallic packing); packung, dichtung, 

stopfung, liederung eines kolbens., einer stopf• 
buehse. vgl. bofte a étoupe. ~ G-s 
dune serrure, v. besatzung. 

Garniturmacher, m. hd., v. fondeur 
7) . 

Garnja;d, f. hd. Verfkuip voor garens; 
dyeing-vat for threads; cuve à teindre 
le ril. 

Garnklingel, in. hd., v. clew. 

Garnpresse, v. biindelpresse. 

Garnrolle, f. hd., v. dévidoir 2) . 
Garnspule, f. hd. Garenspoel; spool, 

spindle; fusée, bobine, sepoule. 

Garnstock, m. hd., v. chenille a 

dresser la soie ; dressoir 'ij. 
Garnstrahne, f. hd., v. echeveau. 
G arnweife, f. lid., v. garnhaspel. 
Garnwickel, m. hd., v. cannette 4). 
Garnwinde, f. hd., v. campane I). 
Garouenne,f. fr. Windboom, v. crab— 

bar. ® Pakstok, v. garrot 1). 
Garofen, m. hd., V. fourneau d'af 
finage. 
Garpfanne, f. hd. Groot afiineerbek


ken; largere/ining-pan; grande poêled'attinage.. 
Garprobe, f. hd., v. essai. 7), 8). 
Garrauch, m. hd. Metallisch roet; 

metallic soot; suffe métailique. 

Garrot, m. fr. Spanstok, pakstok ; rackstick, 
woolding-stick, packing-stick; rodelholz, 
reitelbolz. — Spanhout (der spanzaag) 
tongue; knekel. sperrholz, spanholz. 

Garsalz, n. hd. Goed gezoden zout ; 

well boiled salt, sel bien tuit. 
Garschaum, m. hd., V. écume 4). 
Garscheibe, f. hd. Rozet, schijf rozet 

plate of refined copper; rosette.-cf gaarkoper; 
Garschlacken, f. pl., v. gangekr"
atz. 

Garspáne, m. pl. hd. Koperdeeltjes 
(die aan de proefstang blijven zitten); small 
copper-parcels; parcelles de cuivre. 

Garstiick, n. hd. Stuk gezuiverd zout ; 
piece of purified salt; pièce de sel puriliié. 

a. Gas, n. hd. & eng. Gas; gaz. 
Azotisches g., sl ikstof, stikstofgas 
azotic gas; azote, gaz azote. ® Chlorigsaures 
g., hd., chlorigzuur gas; chlorous 
acid gas; gaz acide cbloreux. ~ Entzund-bares 
g., ontvlambaar gas; mijngas; inflammable 
gas, fire-damp; gaz inflammable; 
grisou. vgl. crouwin. — Erstickendes 
g., v. choke—damp. — Essig 
acres g., azijnzuur gas; acetous acid 
gas; gaz acide acéteux. — Flusssaures 
g., vloeispaathzuur gas; fluoric acid gas; 
gaz acide tluorique. — Hydriodsaures 
g., iodiumwaterstofzuur gas; hydriodic acid 
gas; gaz acide hydriodique. — Hydro-tellursaures 
g., telluriumwatersfotzunr 

GASALiFR - GASRÖFI RENLEGUNG. 549 

a; hyctroteliuric acid gas; gaz acide hy• 
cLrote1urique. - Kohiensaures g., 
koolzuur gas; carbonic acid gas; gaz acide 
cartrnnique. - Laugenartiges g., ammooiakhoudend-
gas; ammoniac gas; gaz ammonlacal. 
Salpetersaures g., satpeterzuur 
gas; nitric gas; gaz nitreux. -
Salzsaures g. , zoutzu ur gas; »turialic 
gas; gaz acide muriatique. - Schwafeligsaures 
g., zwaveligzuui gas; sul

-

phurous acid gas; gaz acide sulfureux. -
Tragbares g., draagbaar gas; portative 
gas; gaz portatif. --V. gaz. 

L Das gas ablassen, liet gas aisLulten, 
de gaskraan dichtdoen ; to turn off the 
gas; Lermer Le robinet thi gaz. -Das 

g. anlassen, de gaskraan opendraateri 
to turn on the gas; ouvrir Le iobinet du 
gaz. - Mit g. beleuchten, met gas 
verLichten ; to liqht with gas; éctairer au 
gat. - G. erzeugen, entwickein, 
fabriciren, gas voortbrengen, maken ; to 
generate gas; produire, fabriquer du gaz. -
In g. verwandein, v. gazéifier. 
Gasalier, enq., V. gas-burner. 
Gasarmieuchter, 'a. M. Gastiefit. 
kroon : gas-chandelier; candelabre a gaz. 
Gasart, f. hd. ;assoort ; species of(Jas: 
espèce de gaz. 
G-asartig, adj. lul. Gasaclitig ; gaseous; 
gazeux, gazëiforme. 
Gasbehalter, m. kti. Gazometer (groote 
ontvangbat voor het gas in de gasstokertj); 

gasometer; gazotuètre. 
Gasbeleuchtung, f. lid. Gasvertictiting; 
gas-lighting; dctairage au gaz. 

G-asbereitung. t. /1(1. Het gasstoken; 

gas-making, gas-burning, ; prdparatton du gaz. 

Gas—blower, Gas—broach, t. eng. 
Gasbek-naald ; nsundstiicicrejnjger ; epingie, 
outit pour, nettoyer tas bees de gaz 

Gas-blow-pipe, eng , v. chalu 

L). -naeauGasbrenner, m. lid., v. bee is).
Gas-broach, eng. , v. gas-blower.
Gas-burner. eng., v. bee 5). 
Gascleaning-apparatus,v. gas


reinigungsapparat. 
Gas-conductor, eng • v. gasleiter. 
Gas-delivering-pipe, eng., v. gas

leitungsröhre. 
Gasdicht, adj. M. (;asdtcbt ; gas-

Sight; imperîuiëable au gaz. 
Gasen, n. td., v. gassing. 
Gasentbindung, Gasentwicke


lung, 1. hd. Gasontwikkelîng; evolution of 
gas; dégage[nent (le gaz. 
Gaseous, ad). cug. , V. gasartig, 

gashaltig. 
Gaserzeugend, v. gasogeneous. 
Gaserzeugung, t. ltd. Gasvoortbren


ging ; gasification; ddgagement du gaz. 
Gas—escape, eng. Gaslek ; gas fiucht; 
faRe de gaz. vgl. fuite. 
Gas—explosion, eng. GasontpLofting 
explosion of gas; explosion du gaz. 

Gasfabrik, t. hd. Gasfabriek; gas 


works; fabrique de aaz, usine a gaz. 
Gasfahig, V. gazéifiable. 
Gas-fitter, m. eng. GastoestetLer, gas


litter, fitter; pasvorrichter; gazier. 
Gasfiamme, t. hd. Gasvtatn ; gas


flame; Ilamme du gaz. 
Gasfiucht, t. hd., v. gas-escape. 
Gasförmig, adj. hd., v. gasartìg. 
Gasformigkeit, r. hd. Gasvormigtieid; 

gaseous form; gazëitd. 
Gasfrischen, hd., v. gaspuddein. 
Gas-furnace, eng., v. four a gaz. 
Gas-governor, eng. Gasregelaar (in


richtiiig om de strooming van 't gas uit den 
gazometer naar de hoofcthuizen te regelen 
en te meten); gas-regulator; rëgulateur du gaz. 

Gash, eng., v. fehlschnitt . 
Gashalter, v. gasbehalter. 
Gashaltig, adj. lid. Gashoudend. gas


lievattend : gaseous; gazeux. 
Gas-holder, eng., v. gasbehaltor. 
Gasification, eng. , v. gasorzeu


gung. 
Gasiforin, adj. eng., v. gaseous. 
Gasify (to), V. a. eng., V. gazéifier. 
Gasket, eng., v. garcetto ), l. 
Gas-lamp, eng., Gaslampe, hd. f. 

Gas(amp ; lampe alirnentëe pas- du gas. 
Gasleiter, m. hd. Gasleider, gasvoerder 
; gas-conductor; gazifère. 

Gasleitungsröhro, t. hd. Gasleibuis; 
gas-delivering-pipe; tuyau de coriduite de gaz. 
Gaslïcht, n. hd., Gas—light, eng. 

Gasticlit; luntitre du gaz. 
Gas-lighting, eng., v. gasbelouch


tung. (tung. 
Gas-making, eng., v. gasberei 
Gasmesser, in. hd.2, v. gasmeter. 
Gasmesskunst, t. hd. Gasmeetkunst; 

qas(;flletry; gazométrie. 

Gasmeter, eng. Gasmeter, meter (gasverbruik-
aangevend kastje); gasinesser; comptour 
au gas. - v. gasbehälter. 

Gasofen, m. hd., v. four a gaz. 

Gasogeneous, adj. eng. Gasverwelkend, 
gasvoortbrengend ; gaserzeugend; ga 
zogene. 

Gasometer, eng. & hd. m., v. gas


behalter ; gasmeter. 
Gasometry,eng.,v. gasmesskunst. 
Gas—pipe, eng. Gasptjp ; gasröitre; 

tuyau de coriduite pour te gaz. 

Gaspuddeln,r. hd , Gaspuddling, 
eng. Ret puddeten of frisscben (Loutering 
van 't ruwijzer) door middel van gas; puddlapt' 
au gaz. 

Gas-regulator, m. hd. , v. gasgovernor. 


Gasreinigungsapparat, D. lid. Gaszuiverings 
-toestel; gas-cleaning-apparatus; dépurateur 
do gaz. (ter. 

Gasreservoir, n. hd., v. gasbehal 
Gasröhre, eng. , v. gas—pipe. 
Gasröhronlegung, f. ha. Het leggen 

van gaspijperi ; pipe-laying; canalisation. 


550 (_^ASSE 

Gasse, f. hd. Rij Ietterkasten (ten gebruike 
van éénen zetter); row; rang. 
Loop etc , v.. channel o.) (waar abusievelijk 
gusse in plaats van gasse staat). 
Ongelijke kettingdraden, v. entrebas. 

Gassenlaterne, f. hd. Straatlantaren; 
street-lantern; Ianterne publique. 
Gassenrinne, f_ hd. Straat goot ; sewer, 
kennel; ruisseau de rue. 

Gassing, eng. Het afzengen (der katoenen 
stoffen) met gas; das gases; grillage a 
l'aide du gaz, gazage. 

Gas—stove, eng., v. gas-furnace. 
Gasstrom, m. hd. Ga sstroom ; stream 
of gas; courant de gas. 
Gastadour, m. fr. Schansgraver, die 

de wegen effent; road-digger; wegeschanzer. 
Gas-tight, adj. eng., v. gasdicht. 
Gasvorrichter, v. gas-fitter. 
Gas-works, pl. eng., v. gasfabrik. 
Gat, n. eng. Gat (aan boord); hole; dogue, 

fosse. vv. halsgat, kabelgat. — Gat, 
spiegel, achterste (van 't schip); stern, hindpart; 
cut, poupe. 

Gate (Gate- channel, Gate-hole) 
eng. Gietgoot, v. écheno. — Poort; stads 

thorweg; hausthor; porte-poort, koetspoort ; 
de ville ; porte-cocbére. — Sluitstuk, v. 
écluse 2). 

Gáteau, m. fr. Kleikoek, v. cake 3). 

— Harskoek ; insulator; isolator, barzkuchen. 
~ G. de couleur, v. farbentafel. 
— G. de ressuage, v. cake 2). 
Gate-hinge (female),eng... bourdonnier 
2) . 
Gate-way, eng., v. gate ij. 

Gather (to), v. a. eng ., v. ein


lesen 3). — Vergaren, v. assembler 3) . 
Gatherer, m. eng., V. ausschiesser. 
Gathering, eng. Schoorsteenmantel, 

rookvang; rauchfang-gewolbe; manteau ou 
hotte de chen€ inée. — To take up or 
to lay down a g., v. assembler ii). 

Gaton, m. Manuelle, f. fr. Touw 
lever; drebknuphel.-slagersdraaistok ; 
Gatter, n. Tralie ; railing; grille. ••• 

Zaa,raam, v, frame of a saw. 
Gatterfuhrung, v. guide i). 
Gattern, V. a. hd., V. corroyer 5) . 
Gatterschenkel, Gatterstab, v. 

guide ij. 
Gatterthor, n. hd. Traliepoort; grated 
gate; porte t.reillissee, porte i claire vole. 
Gatterthu* r, f. hd. Traliedeur; gratedoor; 
porte h jour. 
Gatterwerk, n. hd. Traliewerk ; grate


work, lattice-work; treillage, treillis. 
Gauche, f. hd , V. eaux vannes. 
Gauche, adj. fr. Krom gewassen (van 

bout); knotty; verdrelit, wimmerig. 

Gauchir, v. n. fr. Kromtrekken, v. 
to cast b; to sprink. (Le bois, la 
Porte gauchit, het bout, de deur werkt; 
the wood, the door warps, gives; das holt, 
die tbi r ist windschief, fliigelt aus.) 

Gauchissage, m. fr. Het scheef-of 

Gyp_ táGEGL 

krom trekken (van 'thout, van 't potteugoed); 
warping; das windscbief sein, das krumruwerden. 


Gauchissement, m. fr. Het uit-betlood-
wijken (van eenen muur) ; battering; 
das ausldthen, aus dem loth weichen. 

Gaude, Vaude, f. fr. Wouw ; weld, 
wold, dyer's weed; wau, streicb kraut. 
Gander, Vauder, v. a. fr. Met wouw 
verven ; to dye with weld; mit wan färben. 

Gaudron, etc. fr., v. godron. 

Gaufrage, m. fr. Het opdrukken van 

figuren, het wateren (van stoffen), gaufreeren 
; embossing; das pressen, gaufriren. 
Gaufrer, V. a. fr. Wateren, gaufreeren 
(stoffen); to figure, to gofer, to diaper; 

pressen, gaufriren, models. 
Gaufrier, m. fr., v. formbrett s) . 
Gaufriren, v. a. hd., v. gaufrer. 
Gaufrirmaschine, -walze, f. hd., 

V. gaufrier. 
Gaufroir,m. fr. Gaufreerijzer; goflering roller, 
figuring-machine; gaufrirwa lze, modeleisen. 


Gauge, Gage, G-uage, eng. Model , 
patroon, maat, vorm, kaliber; lehre, leere, 
mass; jauge, calibre. V. caliber 2). 
Kogelmal, geschutmal, v. calibre i ). — 
(Gauge—plate) Trekring, v. filière 

a. 1). — Vereffenaar, justorium (der lettergieters); 
kreuzmass, justoriurn; justi lieu r. 
— (Wire—gauge) Draadmaat, v.draht. 
lehre. — Klokgietersmaatstok, v. dia 
-pason. — (Reglet) Pottendraaiersmeetstok 
; messstab; chandelier de jauge. 
Goudsmidsrichtstaaf, v. baton á., dresser. 

— Nommermaat (der speldenmakers); proefof 
probeerring (der naaldenmakers) ; nurnmermass; 
schiessring; jauge. — (Width) 
Spoorwijdte (afstand der wielen van eest 
rijtuig); spurweite; vole. -.Afstand tusschen 
de spoorstaafranden (van eenen spoorweg); 
breite zwischen den schieren; vole du chemie. 
— Gips- of pleisterzoldering; stuckdecke, 
gypsdecke; plafond de plátre. — v. cutting— 
gauge, cylinder-gauge, markinggauge, 
slide-gauge, etc. 
Gauge (to), v. a. eng. Met den ka 

niet de modelmaat meten ; mit der-liberstok, 
lehre, demi kaliber messen; étalonner, nchantillonner. 
— IJken. v. etalonner 1). ^•• 
To g. a musket-barrel, v. semer i) . 

— To g. iron—wire, aan 't ijzerdraad 
met den draadrichter of de S een halfronden 
vorm geven ; dem eisendraht auf dem 
S eine halbrucnde gestalt geben; esser. 
Gauge-cock, eng. Proefkraan (eens 
stoomketels); probirhahn, wasserstandshahn; 
robinet d'épreuve, d'essai, robinet -jauge, robinet 
de regard. 
Gauge-glass, Glass-gauge, eng. 

Waterstandsbuis (kristallen buis, die vóór 
den machinist der locomotief staat en den 
waterspiegel in den ketel aangeeft); wasserstandsrdhre; 
tube-indicateur, niveau a 

tube de verre. 


GL\T5GE-PLATE 


Gauge-plate, eng., V. gauge ;. 
Gauger, eng. Indeeler van den ijzeren 
ijkslaf ; eiclistabeneinthe iler; jaugeur. 
Gauge-rod, eng. Peitstok van de 
sebeepspomp; jeilliolz, pe1stück, sonde de 
porn pe. 
Gauge-stick, enq. Viotterije ; chiinmercilen; 
Ion-bornme. 
Gauge-stuff, Gauged-stuff, eng. 

Stukadoorskalk ; stuck; plihtre. 
Gauge-tap, eng., v gauge-cock. 
Gauging, eng. Het ijken, ieilen , roeien 

das aichen, messen, ViSi'r8i jaugeage. 
Gauging-rod, eng. Peitsto, roelsiok; 
visirstub, -wass, peilstock; jauge. 
Gaule de pompe, f. Pompgij, pompslang 
; pump-gear; pumpenstange. 

Gaupe, Gunge, f„ Gauploch, n. 
lid. Kapucijuer venster, Hollandsch lakvenster 
; hip-roofed doriner-windou,; tucarne ii 
la capucine. 

Gautschbrett, ii. hd., v. drapant.
Gautschen, v. a. hd. , v. to coach. 
Gautscher, m. ììä., v. coucheur. 
Gauze, eng. , v. gaze. 

Gauze—loom, eng. Gaaweefstoe1 ; webestuhi 
zie gaze; métier a gaze. 
Gauze-maker, Gauze-weaver, 

m. eng. Gaaswever ; gaeweber, florweber; 
gazie r. 
Gauze wire-cloth, eng. Weefsel van 
metaaidraad ; dralitgewebe; tissu nu toile 
mtalllque. 

Gauzy, adj . Gaasach fig ; gaear1ig; 
comma de la gaze. 

Gavacine. Gavassine, t. fv. Treksnoer 
(aan 't zijcteweefgetouw), gavassine; 
guistring; gavassirie, zugscbnur. 

Gavaeinière, Gavassinière, f. fr. 

Lus-, draagsnoer (verlicaal koord, dat door 
de gavassine loopt); gut-cord; Iatzenschnur, 
schiangenleine, tragschnur. 

Gayac, (r., V. galac. 

Gaz, m. Ir. Gas; gas; gas. -G. acide 
muriatique, g. acide hydrochlorique, 
v. salzsaures gaz, s. gas. -

G. amoniacal, v.laugenartiges gas, 
S. gas. ~ G.azote, v. azotisches gas, 
S. gas. -G. chiore, G. muriatique 
oxygené, chloorgas ; clitoric g.; chiorgas. 
-G. déletère, G. méphitique, 
Pousse, Moufette, v. choke-damp. 
-G. deutoxyde d'azote. G. nitreux,
v. salpetersaures g., s. gas.G.
d'houille, steenkoolgas; coal-gas; steinkohiengas. 
-G. hydrogène, G. inflammable, 
waterstofgas, knalgas; hydrogen 
gas, inflansrnable air; wasserstoifgas, 
knaligas. —G.hydrogènearséniqué, 
arsen ik waterstofgas ; arseniuretted hydrogen 
gas; arsenikwasserstoifgas. -G. hydrogène 
protocarboné G,. infiam 
mable des marais, v. entzündbares 
gas. -G. hydrogène sulfuré, 
V. acide suiphurique. -G. hydrosulfurique, 
v. acide suifhy-^ 
1
-1 r T 

(JlitIL 

drique. -G. nitreux, v. salpetersaures 
gas,s gas. ~ G. nitreux dé 
phlogistiqué, G. hilariant, eerste 
stikstofoxyde, vroiijkmakend gas ; nitrous 
oxide, laughing gas; lustgas. -G. olefiant, 
olievormend gas ; olefiant gas; olbilderides 
gas. -G. oxyde de carbone, 
koolox yde-gas ; carbonic oxide; kohienoxydgas. 
-G. oxygéne, zuurslofgas, zuur


stof, levenslucht; oxygen gas; sauerstoffgas. 

G. de résine, harsgas ; rosin-gas; harzgas. 
Gazage, Til. fr., v. gassing. 
Gaze, t. fr. .3' hd. Gaas; gauze. -
G. a blutoir, fr., v. beuteltuch. 
-G. -Ceres, stroogaas ; straw-gauze; 
strohdünntuch. -G. croisée, gekeperd 
gaas; iw€eled gauze; keper-, köpergaze. -
G. i fleurs, gebloemd, gefigureerd gaas; 
figured gauze; gemodelte, gebitimle gaze. -
G. métallique, v. drahtgaze. -
G. de soie, zijden gaas ; tiffany, silken 
gauze; seidengaze. ~ G. tour anglais, 
Engeisch gaas; english gauze; englische gaze. 
-G. unie, effen, glad gaas ; Plain or 
coieunongauze; giatte gaze. 

Gazeartig, adj. hd., v. gauzy. 

Gazéifiable, adj. fr., v. gasfahig. 

Gazéiflcation, f. fr. Overgang tot 
gas, luchtontwikkeling; reducing at the form 
of gas; das Uberführen in gaszustand. 

Gazéifler, v. a. fr. Tot gas maken, 
gas- of luchtvormig maken ; to reduce to 
the gazeous state; in gaszustand uberfüh


ren, vergasen. 

Gazéiforme, adj fr., v. gasartig. 

Gazer, v. a. fr. Met gas afzengen ; to 
singe by gas; durcb die gastlamme glatt 
brennen. vgl. gassing. 

Gazeweber, m., v. gauze—maker. 

Gazette, Cazette, Cassette, f. fr. 
Vaurvaste koker (waarin het fijne aardewerk 
en porselein in den oven wordt gezet); 
saggar, sagger, seggar, segger; kapsel, 
kassette, koker, breunkasten. 

Gazeux, adj. fr., v. gasartig. 

Gazier, m. (r. , V. gauze-maker; 

gas-fitter. 

Gazillon, m. fr. Gering gaas ; small 
gauze; geringe gaze. 
Gazogene, adj. /r., v. gasogeneous. 
Gazométre, m. fr., v gasbehälter. 
Gazon, m. [r Graszode, zode, plagge; 

sod, sward; rasen, rasensode, sotte. -G. 

plaque. V. facing-sod. 

Gazonnage, Gazonnement, m. fr. 

Zoden bekieeditig ; sod-work; besodung, be


rasung. 

0-azonner, v. a. Met zoden bekleeden; 

to sod; berasen, besoden. 

Geader, n. hd. Ertsaders; veins; vel


iies, structure veinde. (veind. 

Gedert, adj. hd. Geaderd ; veined; 

Gear, Gearing, Geering, eng., v. 

engrenage 1). -Bevelled g., v. 

engrenage 3). -Cylindrical or 

Spur-g., v engrenage I). -To 


552 (EAR 

throw out of g., v. déclanchor, 

ausibsen. 
Gear (to), v. n. enq., v. engrener '. 
Gear-.capstern,enq ,v.cabestan ,ij. 
Gearing, v. gear. 
Geäschert, adj. hd, v. cendré. 
Geat, enj., v. écheno. 
Geback, n. hd., v. batch. 
Gebälg, Gebläse, n , lid., v. blast, 

blast-apparatus. 

Gebalk, n. hd. Ba1kgeste, v. empoutrerie. 
— Starkes g., v. chaintimber. 
G. einer saule, v. en


tablement i 
Gebalkwerk, n., v. charpente ij. 
Gebäude, ji. hd., v. btiment i). 

SteLling, opstal. raam (van en weefstoel, 
ciraathank, etc.); franie; bane, bâti, 
ctiarpente, cage. — Toegang tot eenen mijngang 
; 1e mijngang zei ve adit, gallery; lode; 
galene; ifion, mine. — Höfliches g., 
rijke ertsader; rich vein; mine riche. 
Ein g. auflassen, aufgeben, Einem 

g. den rücken kehren, eene mn opgeven, 
laten varen; to give upa lode; abandonner 
on flion, une mine. (aper. 
Gebild, n. lid., V. damassure, di-
Gebinde, n. kil. Streng, v. éche 
Bundel, v. ëpj 3). -. Iloep-vette. 

v. cercies.-hout,
Gebirge, n. hd. Berggesteente, gangsteen 
; gangue, rock; roche, gangue. 
Gebirgsarten, r. pi. hd. Steetisoor

-

ten ; kinds of rocks; espèces de roche. 
G-ebirgskunde, t. lid. Bergkunle; 
geognosy; géognosie.
Gebitt (am pferdezaum), n. lid. Gebit, 
bit; horse-bit; mors, trein. — G. (am 
sebraubstock), v. bit of the vice. 
Gebláse, n. hd., v. blast, blast


apparatus. (cylinder. 
Geblase-cylinder,m. hd., v. blaseGeblaseform,
r. lid.. v. balgedeute.

Gebläsemesser, m. lid. Een op den 
bJaasbalg toegepaste anemometer; blast-meter; 
anémomètre appliqué aux soulTiets (Ie forge.

Geblaseofen, m. hd., v. fourneau 

a soufflet, s. fourneau a. 
Geblattert, adj. hd., v. foliated. 
Gebrech, adj. lid. Licht loslatend (van 

gangsteen), bros; brittle, fraqile; facile (i 
détacher, a rompre, fragmenteux, friable. 
Gebreche, n. M. Brosse gangsteen 
brittle or mouldering stone; roche fragile. 
Gebund, n. hd. Rib, v. band, eng. 2). 

— (Gebünde), V. écagne. — Streng, 
saamgedraaide bundel ; twist; tortis, tortillon. 
Geckstock, in. hd., v. brimbale. 
(.*edeck, n. hd. Dak ; roof; bit. 
Gedeihen, v. foisonner, foison


nement. 
Gediegen, adj. hd. Gedegen ; native; 

natif, vierge. 
Gedinge, n. hd.. V. forfait 2). 
Gedingegezah, n. lui. Mijowerker. 

gereedschap; miner'stooi; outlts dun mineur. 

— 

C+EGEN Al. 1NE. 

Gefahrte, rn ltd. Ertsader parallel aan 
de hoofdader ; lode that lies parallel to the 
master-lode; filon parallèle au thou principal. 

Gefall, n. hd., v. fall, eng. 3), 'i).

Gethss, n. lid. Greep (van een sabel, 
degen, etc.); hilt handle ; poignée. Vat 
(in 't algemeen, elk voorwerp geschikt om 
mv. vloeistoffen te bevatten) ; vase, vessel; 
vase, vaissean. Vat . Ion, fust barrel, 
cask; tonneau, futaille. 

Gefasst, adj. b(i. Gezet (van edelgesteenten, 
etc.); wrouplit; mis en oeuvre. 
G-efl.eder, ti. lid. Veerwerk, veeren 
springs, movement; ressorts. 

Geflammt, adj. M. Gewaterd, gegolfd, 
met gollljnen ; n,atered, waved: ordd, onaoyé, 
flamb(. 

Gefieekt, adj. lid. Gevlek1, bespikkeld, 
gemarinerd ; spotted, speckled, marbled; ta 
cheté, rnarquë, marqueti, tigr, marbre. 

Gefrieren, v. congeler I), . 
Gefrierpunkt, in. lid., v. degré 3). 
Gefrischteisen, ii. lid. Tweemaal ge


srnolten ruwijzer ; piq.iron melted twice; 

refonte le la guense. 
Gefüge, n. M. Laag, v. bed tij. 
Gefurcht, adj. hd. Gegroefd; channelled, 

furrowed,; silboonë, creun. 

Gegenabdruck, m. hd., v. contreépreuve. 
Einen g. machen, v. 
contre-caiquer, contre-tirer. 

Gegenbart des schlttssels, oi. hd.,, 

V. contre-panneton. 
Gegenblendfenster, n. hd. , v. 
contre-chssis . 
Gegenbohren, v. contre-percer. 
Gegenbohrer,v.contre-poinçon. 
G-egenbrassen, v.. n. hd. Tegenbras 

son, v. to brace '2). 
Gegenbunzen, m. lid., v. contrepöinçon. 
Gegendruck, in. hd. Tegenstand, tegendrukking, 
terugwerking; reaction; reaction. 

— (bij graveurs) Tegenafdruk, v. contreépreuve. 
— (hij drukkers) weerdriik 
retiration, counterproof; reti ration. 
Gegenfenster, n. hd., v. contrechassis 
2). 
Gegenform, t. lid. , v. contre


planche. (placage. 
Gegenfurnirung, T. hd., v. contre. 
Gegengewicht, n. hd., v. contre


poids. 
Gegengurt,n.iui.,v.contre-sangle 
Gegenkeil, m. hd., V. contre-cla-.. 

vette. (cheek. 
Gegenkraft, f: lid., V. counter-
Gegenlast, r., v. gegengewicht. 
Gegenlenker, in. hd. , v. bras de 

rappel, s. bras a. 
Gegenlaufgraben,m.hd.,v. contreapproches. 
Gegenmaschen machen, v. con


tre-mailler. 
Gegonmauer,f.hd.,v. contre-mur. 
Gegenmine, f.M., v. contre-mine. 


GEGENMUTTERv 

Gegenmutter, f. hd., v. contreecrou. 
1), 2) . 
Gegenpatrize, f. hd. , v. contre


poincon. (tapt. 
Gegenpfeiler, m. hd., v. arc-bou-
Gegenprobe, f. hd., v. contre


épreuve. (rail. 
Gegenschiene, f. hd , v. check-
Gegenschraffirung, f. hd., v. con


tre-hachures ; contre-taille. 
Gegensempeln, v. contre-sern


pler. (chevron. 
Gegensparren, in. hd., v. contre-
Gegenstempel, m. lui., V. counter


die. (poil. 
Gegenstreich, m. hd., v. contre-
Gegenströmung, f. hd., v. eddy. 
Gegenstutze, f. hd., v. contre-fort 

t). (v. contre-porte. 
Gegenthor, n., Gegenthiir, f. hd., 
Gegenwaize, f. hd., v. contre


partie. (arbre. 
Gegenwelle, f. hd. , v. contre-
Gegenwirkung, f. hd. Terugwer


king ; counter-effect, reaction; réaction. 

Gegenwirkungsrad, Segnersches 
wasserrad, n. hd. Terugwerkfngsrad, 
reactie-rad ; reaction wheel, Barker's 
wheel; roue de réaction. 

Gehalt, in. hd., V. feingehalt. 
Lichamelijke inhoud, v. content. 
Gehämmert, adj. hd. Gehamerd; 
hammered; fait au marteau. 

Gehange, n. hd. Helling, glooiing. v. 
abhang. ~ Hangend slingersnoer van 
bloemen, etc.; V. feston. 

Gehartet, adj. hd. Gehard (staal) ; 

hardened; trempé. 
Gehufe, n. hd.. v. agglomérat.
Gehause, n. hd. Omkleedsel, hulsel, 

.v. cage, eng. t). ~ Kast (der wandklokken, 
der horloges), v. cage fr., 2). 
Huis van een blok, v. Baisse d'une 
poulie. — G. der bohrstange, v. 
botte d'alésoir. — G. des hobels, 
blok der schaaf, v. fut du nabot. 

G. einer winde, huis eener dommekracht 
; case of a jack; cage d'un cric. — 
G. fur die schermuhle, v. case 
for the warp-beam. — G. einer 
windmuhle, v. cage, fr. 6) . 
Geheimfach, n. hd., v. cave i). 
Geheimschloss, n. hd., v. cho


gramme. (tionner. 
Gehen, im gauge sein, v. fonc-
Gehenk, n. hd., v. ceinturon. 
Gehre, Gehrung, f. hd. Geering, 

V. bevel g). [to bevel 2). 
Gehren, v. a. hd. Schuin vergaren, v. 
Gehrhobel, m. hd., v. bevel-plane. 
Gehrmass, n. hd., v. angle-bevil. 
Gehrung, f. hd., v. gehre. 
Gehrungsfuge, f. hd., v. assemblage 
à fausse coupe. 
Gehrungskolben, m. hd. Soldeerkolf; 
soldering-iron; fer à souder, Boudoir. 

GELBUMI. 553 

Gehrziegel, m. hd. Geerende dakpan ; 

rounded tile; tulle gironnée, approche. 
Gehwerk, n. hd., v. gangwerk. 
Geien, v. a. hd., v. carguer. 
Geigenharz, n. hd., v. colophane. 
Geimstein, ni. hd. Gestampt tin; 

crushed tin; étain bocardé. 
Geissbergerstein, m. hd., v. gneiss. 
Geissfuss, m. hd. Schrijnwerkersbei


tel, etc., V. burin à bois (carrelet). 

— Haakvormig werktuig etc., v. emboutissoir 
2). ® Koevoet, v. brecheisen. 
Geisslerarbeit, f.hd. Het beendraaien; 
uit been gedraaide voorwerpen; bone-turnery; 
ouvrages dos faits au tour. 

Geist, m. hd. Geest (bij chemisten), v. 
esprit. — Rauchender g., rookende 
geest, vluchtig vocht; refined fluid, volatile 
liquid; liqueur fumante. — Schwacher 
g., v. faints. — Wesentlicher g., 

V. essence. ~ Wilder g., wilde geest, 
woudgeest, koolzuur ; carbonic acid; acide 
carbonique. 
Geitaue, n. pl. hd., v, brails. 
Gekerbte arbeit, v. crénelure. 
Geköpert, adj. hd. Gekeperd; twilled; 

croisé, a grains d'orge. 
Gekrtz, n. hd. Slakken bij 't metaal 

arco 1). — Afval (bij goud-smelten, v. 
washings; déchet, fragments, ro--smeden), 
gnure. ~ Goudvijlsel, goudafval, v. dross t). 
Gelnder, n. hd. Op pijlers rustende 
leuning, V. baluster 2), balustrade. 


— Trapleuning; rails of a stair-case; rampe 
d'un escalier. — Traliewerk, balustrade 
(eener stoommachine), v, fence 3). 
Hekwerk (ter beschutting eener machine), 
V. chandelier 2) . — G. an einer 
bri cke, v. bruckengelander.
Gelanderdoeke, f., v. baluster 3). 
Gelanderfenster, n. hd. Balkon 

v. fenetre à balcon, s. fe--venster, 
nétre a. 
Gel ndersaule, f., v. baluster 3). 
Gelatine, f. fr., Gelatine, f. hd. & 

eng. Geleistof, gelatine. — Gelatine des 
os, fr., Gelatine of bones, eng. Beenderlijm; 
knochenleim. 

Gelatine—sugar, eng. Lijmsuiker; 
leimzucker; sucre de gélatine. 
Gelb, n. hd. Geel, gele kleurstof; yellow 

coloring matter; matiere jaune colorante. 
Gelbbeeren, v. french berries. 
Gelbbleierz, n. hd. Geel looderts; 

yellow lead-ore; mine jaune de plomb, mo


lybdate de plomb. 
Gelbbrennen, v. abbeizen. 
Gelbeisenerz,n.,Gelbeisenstein, 

m. hd., v. for oxyde jaune. 
Gelberz, n. hd., v. calamine. 
Gelbgar, adj. hd. Zeemgaar (leder); 
tawed; passé en mégie. 
Gelbgiesser, m. hd., v. brazier. 
Gelbholz, n. hd., v. fustic. 
Gelbin, n. hd., v. chromate 2). 
Gelbum, v. golf. 



 5 4 GELD PRAGLN 

Geld pragen oden schlagen, v. 

ausmunzen, to coin. 
Gelée végétale, f. fr., v. pectin. 
Geleise, n. hd. Spoor (de beide rails 

waarop de spoorwagens loopen); track; voie. 

— Mit einem g., met enkel spoor; 
single-railed; k one seule voie. 
Gelenk, Kettengelenk, n. hd., v. 
chalnon. 
Gelenkamboss, m. hd. Rond koper 
-slagersaanbeeld, v. bottle 2). 
Gelenkring, m. hd , v. chalnon. 
Gelenkig, adj. hd. Knievormig gebo


gen, v. coudé. 
Gelese, n. hd. Het overkruis weven, 

V. envergeure 1). 
Geleueht, n. hd. Mijnwerkers lampen; 
miner's lamps; lampen des mineurs. 
Golf, Gelft, n. hd. Zilverhoudende 
zwavelkies; sulphurous silver-pyrites, gelbum; 
pyrite sulfureuse argentifère, geibum, gelfum. 
Gelferz, n. hd., v. copper—ore 1). 
Gelfkupfer, n. hd. Ruw of zwart ko


per, v. cuivre brut ou noir. 
Gelfum, v. golf. 
Gélif, Gélis, Gélivé, adj. fr. Door 

koude gebarsten of gespleten ; frost-cleft; 
eiskiiiftig. 
Gélivure, Gélissure, Gélivité, 

f. fr. Vriesberst (in bout of steen); fissure 
occasioned by frost; eiskluft. 
Gelörseh, n . hd. Laagste mijnput ; lowest 
pit of a mine; fouille au sol dune galerie. 
Gelte, f. hd. Tobbe, kuipje, emmer; 
piggin, bucket, pail; broc; Beau, cuveau, tinette. 
Gem, eng. Edelsteen (in 't algemeen); 
echte edelsteen, V. edelstein 1), 2). — 
Factitious or artificial gem, v. 
edelstein 3) . 

Gème, f. fr., v. gomme molle. 
Gemeinerz, n. hd. Gemeen, middel 
erts; common ore; mineral mediocre.-matig 
Gemell-window, eng., v. fenêtre 
géminée, s. fenétre a. 

Gemenge, n. hd. Mengsel; medley; 
mélange. — Glasmengsel, v. frit. — Metaalmengsel 
; goudmengsel , v. alliage; 
alligation. 

Gemengefasslein, v. sébile a). 
Gemengestoffe, f. pi. hd., v. élé


ments d'un mélange. 
Gemengetafel, f. hd., v. fonceau. 
Gemme, f. fr. & lid., v. gem. 
Gemmifère, adj. fr., v. edelstein


haltig. 

Gems, m. hd. Glimmerschiefer; micaceous 
schist; schiste micacé. — Krabber 
(een haak om het gilt van den baard te 
balen); scraper; grattoir. 

Gemsenleder, n. hd., v. chamois. 
Générateur (a vapour), in. fr., 
Generator, eng., v. dampferzeuger. 
Generator-furnace, eng., v. four


neau générateur, s. fourneau i) . 
Genestrole, f., Genét des tomtuners, 
m. fr., v. dyer's broom. 

--. .xERENTHERI.). 

Génie, r. fr., v. engineering 1). 
Geniss, n. hd., v. charbonnaille. 
Genoa-back-velvet, Jean-back


velvet, eng. Gekeperd fluweel, Genueesch 
fluweel ; gekdperter sainmet, drei- and vierb2tndig 
gek(iperter manchester; velours de 
Gènes, velours croisé (git 3 ou 1 lames). 

Genoii, m. (ou Courbe), fr. Krom


hout, v. courbe b. 1). — Buikstuk, zitter 
; the first futtock; sitzer. ---Noot, v. 
ball and socket, s. ball. 

Genouillère, f. fr. Knieleder; kneecap; 
knieleder. — Gom -elastieke buis tusschen 
tender en locomotief; inrtia-rubberhose 
between tender and locomotive; biegsame 
röhre zwischen tender and locomotive. 

Genre d'impression, m. fr. Drukmanier, 
wijze van bedrukking (der lijnwaden 
en papieren); style in printing; druckmethode. 
— Genre garancé, krapdruk 
; madder-style ; kra ppfarbendruck , 
krappdruck. — Genre vapour, v. 
dampfarbendruck. — v. style. 

Gentilhomme, m. fr., v. drossconduit. 


Geodasie, hd., Géodésie, fr. f., 
Geodesy or Geodesia, eng. De boogere 
landmeetkunst. v . feldmesskunst. 

Geometer, hd. & eng., Géomètre, 
fr. m. Meetkunstenaar; landmeter. v. abmesser. 


Géométrie, fr., Geometrie, hd. 
m., Geometry, eng. Aardmeting; meetkunst, 
geometrie. 

Geprdge, n. hd. Stempelslagwerk, v. 
faliwerk. — Stempel, v frappe. 
Geradeisen, Gerademesser, n. 
hd., v. drawing-knife. 
Geradehangmaschine, f. hd., v 
pitching-tool. 
Geradlinig, adj. hd. Rechtlijnig ; ree-. 
tilineal; rectiligne. 
Gerahme, n. hd. Raamwerk ; framework; 
cadres, chassis. 
Gerämse, n. hd. Kribwerk (aan eenen 
rivieroever) ; embankment; clayonnage. 
Ger^th, n., Gerathschaft, f. hd. 
Gereedschap, werktuigen, instrumenten 

implements, (a set of) tools, utensils, instruments; 
outils, ustensiles, instruments. 
Gerben, V. a. h.d., v. gärben. — 

Rruineeren, v. brunir t). 
Gerberwolle, f. hd., v. écouailles. 
Gerbstahl, ni. hd. Bruineerstaal, po 

steel polisher; brunissoir d'acier.-lijststaal ; 
Gerbstoffbeize, f., v. engallage. 
Geroer (se), v. r. fr. Bersten, scheu


ren kr41gen ; to crack; rissig, borstig werden, 
aufreissen. 
Gerceux, adj. fr. Vol bersten of spleten 
; cracked; volt von rissen oder borsten. 

Gercure, Fissure, f. fr. Berst, spleet, 
scheur, kloof ; fissure, crack, flaw, cleft, 
chap, chink, crevice; riss, spatte, sprung; 
harthorste, hiirteriss (im stahl). 

Gerentherd, m. hd., v. fosse it). 


 

GERGEL

Gergel, m. hd., v. chimb. 
Gergelkamm, al. hd. Gergelijzer, 
kreusmes ; cooper's crow-iron; jabloire. 
Geriefelt, Gerillt, adj. hd. Gegroeid, 

geribd; fluted, ribbed; cannelé, à rainures. 
Geringhaltig, adj . hd., v. échars 1). 
Geringhaltigkeit, v. écharseté. 
Gerinnbar,adj.hd., v. congealable. 
Gerinne, f. hd. Goot, buis, pijp, loop, 
etc., v. conduit 1), channel 2), chanée. 
~ G. einer muhle, v. auge 8). 
Gerinnen, v. n. hd. Stremmen, v. 

éongeler ij, se figer. 
Gerinnen, n. hd., v. coagulation. 
Gerinnstein, m. hd. Gestampte en 

gezuiverde tinsteen ; petrified and crushed tinstone; 
pierre d'étain bocardée et purgée. 
GerinnstUcke, n. pl. hd., V. drainmetal. 
Gerippe, n. lid. Geraamte (van een 
schip. van een gebouw), V. carcass 1), 3). 

-Ribben (van een ingelegden vloer), v_ 
carcass 5) . 

Geriss, n. hd., v. fouailles. 
Gerissen, adj. hd., v. étoilé. 
Gerlon, Genot, m. fr. Lompenkuip; 

rag-tub; tine. 
German black, eng., v. franc


fort-black. (allemand. 
German silver, eng., v. argent 
German-steel, eng., v. cedat. 
German wax-candle, Facti


tious wax—candle, eng. Stearine -kaars; 
stearinlicht, stearinsdurelicht; chandelle stéarique 
ou margarique. 

Gerbile, n. hd., v. éboulis, galet 1). 

Gerstenbeize, f. hd. Witte zwelder 
(der looiers), bijtmiddel met gerst en zemelen 
bereid; preparation with barley; passement 
d'orge, passement blanc. 

Gerstenleder, n. lid. Leder bereid 
met een zuurlaf of zwelgpap van gerst ; 

leather dressed with a preparation of barley; 

cuir a forge. 
Gerust. n. M. Steiger, v. echafaud. 

— Bok, v. boek 2). o G. am unterbau, 
v. chevalement. 
Geru.stki nstler,m. hd., v. enginebuilder. 
Geruststange, f. hd., ^v. boulin; 
écoperche 'ij ; échasse 2). 
Gesatz, Einsatz von kesseln, 

V. chaudron 2). 
Gesehiebe, n., v. éboulis, galet 1). 
Gesehirr, n. hd. Vat, v. gefáss 2). 
Weverstoestel, v. equipage 2). -

Lompenbak , v. beating-trough. ~ 
Paardentuig; harness; barnais. ~ Unglasirtes 
g. , v. biscuit i) ; drybodies. 

Geschirrtrager, m. hd., v. bearer 
of the warping. 
Geschliiige, n. hd. Doorvlochten werk,

V. entrelaes. 
Geschlitz, n. hd. Insnede (bij mijn werkers); 
jag, notch, slit; tintaille. 

-- GESTEIN. 555 

Geschmeide, n. hd. Kleinoodiën, ju 

; jewels; bijoux, joyaux.-weelen 
Gesehmeidekastehen, v. écrin. 
Geschmeidig, adj . hd. Buigzaam, v. 

biegsam. - (van metalen) hamerbaar, 
smedig, niet stug; malleable; malleable, 
maniable, traitable. 

Geschnitze, n., v. abdrehspäne. 
Geschurr, n. hd., v. erzschaum ; 
eisenschlacke. 
Geschatte, n. hd. Gemengde ertsla 
mixed gangues, heap,; couches mèlees.-gen ; 
Gesehutzmetall, n. hd. Geschutme taal 
; gun-metal; bronze à canon. 
Geschutzpforte, f. hd. Stuk-of ge


schutpoort ; gun-port, port-hole; sabord. 
Geschutzweite,f. hd., v. caliber i). 
Geschwader, n. hd., v. escadre, 

fiottille ; escadron. 

Geschwindigkeit (gehorige), f. 
hd. Behoorlijke of vereischte snelheid, hoeveelheid 
vau beweging, krachtmoment ; 
requisite velocity or speed, moment; vitesse 
requise, quantité de mouvement, moment. 

Geschwindigkeitsmesser, n . hd. 
Snelheidsmeter; trochometer; tachymètre.~ 
Stoomregelaar, regulateur, v. governor. 

Gesenk, Stalen smidsvorm, v. boss 4). 

Gesenkamboss, m. hd. Gegroefd 
aanbeeld ; anvil with half cylindrical grooves; 
enclume à enfoncures demi-cylindriques. 

Gesenkhammer, m. hd. Gegroefde 
hamer ; furrowed hammer; marteau cannelé 
en sillons. 

Gesims,n. hd., v. chambranle i 
cornice 3). -Rollaag, v. entablement 
2) . 

Gesimse and ornamente, n. pi. 
hd., v. dressings, S. dressing. 
Gesimshobel, m. hd. Sponningschaaf; 

rabbet-plane; guillaume. 
Gesimsklammer, f., v. fenton 3). 
Gesimsreimer, m. hd., v. beo 

d'áne ou bédane. 
Gespann, (Werkzeuggeräth) , 

n. hd. Stel handwerksgereedschappen ; set 
of tools; fourrure, paquet. 1 
Gesparr, n. hd. Sparrenwerk ; rafters; 
chevrons. 
Gesperrdraht, m. hd., V. acier 2). 
Gesperre, n. hd., v. encliquetage. 

— Binten en sparren, v. balkenriss. 
~ Frisket, V. frisket. 
s Gespinst, n. hd., v. filure. -Mechanisehes 
g., machinaal spinsel; millspun; 
file a la mécanique. 
Gesprenge, n. hd., v. comble à 
potence. 

Gestngbewegung, f. hd. Heen-en 
weergaande beweging; see-saw gear, motion 
to and fro, reciprocating ?notion; mouvement 
de va et viest. 

Gestänge, n. hd. Stangen, stangwerk 

(eener machine); poles; perches, barres. 
Gestehen, v.n. hd., V. anschiessen, 
Gestein, n. hd. Berggesteente ; rock; 


556 GESTELL 

roche. — Edelgesteenten ; precious stones; 
pierres precieuses. 

Gestell, n. hd. Stelling, opstal, raam 
(eener machine); herrie (van 't stoomwerktuig 
der locomotief); frame ; engine-frame; 
báti 3). — Schraagbok, ezel, etc., v. ehevalet 
1). — Kernschacht (des hoogovens), 

V. cheminée intérieure etc. s. eheminée. 
mo€ Onderstel (van een rijtuig); 
frame; train. — Stoel (van een windmolen 
etc.), v. chaise 3). ® Ploegbankje ; stool, 
saddle; sellette. ~ Zaagzet, v. fu.t de 
scie, s. feit. 
Gestemme, n. hd. Borst (der spaken), 

V. epaulement, a. 7). 
Gestiebe, n. hd., v. brasque, 
Gestraubhölzer, n. pl. hd. Stutten; 
props; dials, étancons. 

Gestu.be, n. hd., V. gestiebe. 

Gesturztes muster, n. hd., v. des


sin à regard. 
Getfel, n., Getáfelte arbeit, f. 
hd. , v. boiserie t) . 

Getriebe, Sonne-und Planetenrad, 
n. hd. Excentriek, uitmiddelpuntig rad, 
zon is e- en p 1 a n eten rad; sun-and planet-wheel; 
mouche, roue solaire et planétaire, roue 
excentrique. — Ineenvatting der tanden, v. 
engrenage. — Drijfwerk, raderwerk ; 
drijfrad, rondsel (van eene machine); veeren, 
drijfveeren (van een unrwerk); wheel-work, 
machinery, pinion, spring-wheel, spur-nut; 
springs, motion-springs, motion; rouage, engrenage, 
machinerie ; pignon, roue ; ressorts, 
mouvement. V. drilling, hd. 2). — Stutten, 
schoren, steunbalken (in den mijnbouw); 
props, shores, supports; soutiens, supports, 
étais. — Windmolenrondsel waardoor de 
spil gaat; trundle; tampane, lanterne. 

Getriebenes, n., Getriebene arbeit, 
f. hd. Gedreven werk, v. bosselage. 

Getriebscheibe, f. hd. Rondselplaat 
(van een uurwerk) ; pinion-plate; face de 
pignon. 

Getriebstab, Getriebstock, m. 
hd. Rondselspil; trundle-staff; fuseau. 

Getter, m. eng. Aardwerker, terrasgraver 
; terrassengrdber; terrasseer, bomme 
a la fouille. (fouille. 
Getting, eng. Uitgraving; ausgrabung; 
Getting—up, Blueing, eng. Het 
blauwen (bij den katoendruk),v. bláuen 3). 
Gevieren, v. a. hd., v. abvieren. 

Gevierte, n. hd. Vierkantheid, v. 
écarrissage. ~ Vierkant (der letterzetters), 
v. cadratin. 
Gewaehslaugensalz, n. hd. Plantenloogzout, 
potasch ; potash; potasse. 

Gew ltigen (Wasser), hd. Droogleggen 
(eene mijn); to drain (a nine); vider, 
épuiser (les eaux dune mine). 

Gewàltigung des wassers, hd. 
Drooglegging eener mijn ; draining of a 
mine; curage. ••• G. einer eingefallenen 
grube, herstelling, vernieuwde 
beschoeiing van een ingevallen mijnput; 

GEWOLBEBOCK. 

reparature, lining again a pit; réparation, 

nouveau cuvelage 
Gewand, f. hd., v. faille. 
Gewebe, n. hd. Weefsel ; weft, tissue, 

weaving; tissage, tissu. 

Gewebebaum, m., v. ensouple. 
Gewehr, n. hd. Wapen ; weapon; arme. 
.. Geweer ; gun, musket, fire-lock; fusil. 
Gewehrkugel, f. hd. Geweerkogel; 
bullet; balie. 
Geweerlauf, m. hd., v barrel 2). 
•• G. von draht, v. drahtlauf. 
Gewehrmass, n. hd., v. équerre 

a onglet, S. equerre, a. 8). 
Gewehrschloss,v.flintenschloss. 
Gewehrschmied, m. hd. Geweer


maker ; gun-smith, armourer; arquebusier. 
Geweling, n. hd., v. bulk-head. 
Gewerbausstellung, f. hd. Nijver


heidstentoonstelling; exhibition of (products 

on industry; exposition de l'industrie. 
Gewerbe, n hd., v. scharnier. 
Gewerbramkeit, f. hd. Nijverheid, 

volksvlijt, industrie; industry; industrie. 
Gewerk, m. hd. Mijnwerker ; miner; 
mineur. — Molenvang, v. frein 4). 
Gewerkholz, n. hd. Timmerhout; 
timber; bois de charpente. 
Gew-gaw, eng., v. flitterkram. 

Gewicht, n. hd. Gewicht; weight; 
poids. — Relatives g., betrekkelijk gewicht; 
relative weight; pesanteur relative. 

— Specifisches g., v. dichtigkeit 1). 
Gewichtig, adj. hd. Wichtig; fullweight; 
de poids. 

Gewichtmacher , Wagenma


cher, m. hd., V. balancier 1). 
Gewichtprobe, f., v. épreuve, a. 4) . 
Gewiehtstein, m. hd. Gewicht aan 

eene deur met katrol ; weight of a pulleydoor; 
valet. 
Gewiehtuhr, f. hd. Gewichtuurwerk; 
weight-moved clock; horloge a poids. 
Gewichtzeichen, n. hd. Muntstempel 
; weight-stamp; marque, poincon. 
Gewinde, n. hd. Schroefdraad, v. filet 
de vis. ••• Scharnier, v. scharnier.

 ; duim; hinge; hook; penture; gond. 
Gewindband, n. hd., v. couplet ij. 
Gewindebohrer, m. hd Moerscbroef


boor; screw-tap; taraud. 

Gewindeeisen, n. hd. Molenspil, v. 
fer de meule. — Schroefsnijdijzer, v. 
filière simple, s. filiëre b. 

Gewindefenster, n. hd. Op duimen 
draaiend venster; window turning on hinges; 

fenètre á pentures. 

Gewindegang, m. hd. Schroefdraad, 
scbroefdraadsafstand, v. filet de vis. 
Gewindstift, v. scharnierstift. 

Gewirk, n. hd., v. gewebe. 
Gewirre, n. hd., v. besatzung. 
Gewölbbogen,v.bogenrundung. 
Gew(ilbe, n. hd. Gewelf; vault; voute. 
Gewblbeboek, m. hd., v. bogen


gerust. 


GEWOLBEPI+EILEII 

Gewölbepfeiler, v. are-boutant. 
Gewölbestein, m. hd. Wulfsteen, v. 

arch-stone. 
Gewölbfenster, n.,v.faug jour 2). 
Gewölbschenkel, n., v. esselle. 
Gewölbstütze, f. hd. Wulfstut ; 

butment; boutée. 
Gewölbt, adj. hd., V. convex. 
Gewölbwinkel, m. pl. hd. Gewelfs


hoeken (die op de imposten dragen); haunches 
of a -vault; reins dune voute. 
Gezäh, n. hd. Mijnwerkers -gereedschap; 
miner's tools; outils de mineur. 

Geziege, adj. hd. Smeltbaar, hamerbaar, 
lenig ; ductile, soft, malleable; fusible, 
traitable au fourneau, dour, malléable. 

Gezimmer, n. hd., v. euvelage. 

Gib, eng. Tegenwig, contraspie (van 
stoommach.); gegenkeil; contre-clavette. ••• 
Kraanbalk, v. fauconneau. 

Gibelet, in. fr. Zwikboor; gimlet; 

zwickbobrer, zwicker, zapfenbobrer. 
Gibelot, m. (r., v. gabelholz 2) . 
Giberne, f. fr. Patroontasch ; pouch; 

patrontasche. 
Gieht, f. lid. Mond des scbachtovens; 

mouth, throat, furnace-top; gueulard, dame. 
Gichtengang, ,n., v. descente 7). 
Giehthaus, n. hd. Top eens hoog


ovens; top of a furnace; guide-hors. 
Gichtmantel, in., Gichtmauer, 

f. hd., v. crown 7) . 
Gichtmass, r,. hd., v. bécasse. 
Gid-rolls, pl eng., v. guide 7). 
Liebe, f. hd. Speldemakershaspel ; reel; 
tourniquet. — Weversboom, scheerpaal; 
beam of a loont; ourdissoir. 
Giebel, ni. hd , V. gable. •• Ge 


veldak, v. fronton i). 
Giebeldach, n., V. gable—roof. 
Giebelfeld, n. hd. Gevelveld; tympan, 

pediment; tympan. 

Giebelfenster, n. hd. Geveltopvenster, 
dakvenster; luthern; lucarne ou vue 
faitiere. 

Giebelsaule, v. dachs tuhlsule. 
Giebelseite, f. hd., v.frontispice 1). 
Giebelspitze, f. hd. Gevelspits ; top 

of a gable-end; poincon. 
Giebelzinne, f., v. acrotères. 
Giekbaum, m. hd. Giek ; main-boom 

of a sloop; spankerboom; gui. 
Lien, f. hd. Gijn, talie van de grootste 

soort; windinq-tackle; palan a caliorne. 
Gierenziegel, v. gehrziegel. 
Giessbogen, m. hd. Staafvorm ; ingot


mould; linotière. 
Giessbuckel, f., v. casting-ladle. 
Giessen, etc., V. to cast a., etc. — 

Lichter g., kaarsen gieten ; to mould 

candles; mouler des chandelles. 
Giesser, m. hd., v. abgiesser. 
Giesserde, f., v. enterrage. 
Giesserei, f., v. fonderie I) ; 2). 
Giessfias che, S tangengiessform, 

f hd. Gietvorm voor staven, staafvorm bij 

GIGUE. 557 

't gieten in zand ; ingot-mould, casting-mould, 

flask, foss; Iingotiere. 
Giessform, t. hd., v. cast 1). 
Giesshafen, m. hd., v. cistern 3). 
Giesshaus, n. hd., v. fonderie 1) . 
Giesskelle, f., v. casting-ladle. 
Gie3skopf, m. hd., v. anguss 1). 
Giessloch, n. hd , v. funnel i). 
Giessloffel, in., v. casting-ladle. 
Giessmergel, m. hd. Verglaasbare 

mergel; vitrifiable marl; marne vitrifiable. 
Giessmodel, n. hd., v. cast I). 
Giessmetal, n., v. bronze 1), t) , 3). 
Giessmutter, f. hd. Matrgs ; matrice; 

matrix. (nace. 
Giessofen, m. hd., v. foundry-fur-
Giesspfanne, f. hd., v. ehaudière, 

a. 2). • Gietpan (der koperslagers); casting-
pan; poêle à fondre. 
Giessrinne, f. hd., v. évier. 
Giesssand, m. hd. Gietzand ; sand for 

founders; sable des fondeurs, sablon. • 

Aard -, zanddam, v. enterrage. (scoop. 
Giessschaufel, U. hd., v . founder's 
Giessstaub, m., v. folle-farine. 
Giessstein, m. hd. Poreus graniet voor 

gieters, gietsteen ; porous granite for founders; 
granit en decomposition. 

Giesstafel, f. hd. Giettafel (der spiegelfabr.); 
table on which large mirrors are 
cast; table h couler les glaces. 

Giesstisch, m. hd. Giettafel ; mould


frame; cnoule en table. 
Giessung, f. hd., v. fonte i;). 
Giesswanne, f. hd., v. cistern 3) . 
Giesswerk, n. hd. Gietwerk; cast


work; fonte, ouvrages de forte. 
Giesszapfen, m. hd., v. anguss 1).

Giesszettel, Schriftzettel, in. hd., 

v. bill of fount. 
Giette, f. fr., v. fi hrer I). 
Gift, n. hd. Gif(t), vergif(t); poison; 


poison. • Arsenik; arsenic; arsenic. 
Gifterz, n . hd., v arsenikerz. 
Giftfang, m. hd. Giftvang, zigzagsge


wijze opgetrokken schoorsteen, waarin zich 
het meelachtig arseniksublimaat afzet; ho


rizontal chimney to settle the arsenic; che


mir.ée horizontale pour l'arsenic. 

Gifthutte, f. hd. Arsenikfabriek ; arsenic-
works; urine pour la sublimation de 
1'arsenie. 

Giftkies, m. hd., v. arsenical or 

arsenious pyrite, s. arsenical. 
Giftkobalt, in., v. arsenic natif. 
Giftmehl, n. hd. Wit arsenik, arse


nikoxyde, arsenikbloem, rottenkruit; white 
arsenic; arsenic viergo en farine, arsenic 
blanc, acide arsénieux. 

Giftwasser, n. hd. Sterkwater; aqua 
fortis (lat.); eau forte. 
Gig, Gig-mill, Gig-machine, 
eng.. v. garnisseuse. 

Gig—barrel, eng. Kaardtromnxel; kar


dentrommel; tambour. 

Gigue, f. fr., v. a as chlag 3) . 


 5 5 8 GILEE 

Gilbe, f., Gilft, n. lad. Gele -oker; 
yellow ochre; ocre jaune, ocre de fer. 
Gilbig, adj. hd. (bij mijnwerkers) geel 

yellow; jaune. 
Gilbkraut, n.hd., v. dyer's broom. 
Gild (to), V. a. eng., v. dorer, etc. 
Gilder's furnace, eng. Vergulders


beveiligingsfornuis (tegen de kwikdampen); 

schutzofen; préservateur. 
Gilder's staff,eng., v bilboquet 1). 
Gilder's wax, eng., v. cire 6). 
Gilding, eng., v. dorure, etc. 
Gilding-rag, eng., v. drapeau 2). 
Gilding-size, eng., v. assiette 2). 
Gilf, n. hd. Goud-en zilverhoudend 

zwavelijzer; sulphurated iron containing gold 

and silver; fer sulfuré aurifère et argentifère. 
Gilft, v. gilbe. 
Gill, Porcupine, eng. Hekeltoestel, 

hekel als, kamrol; hechel-apparat; peigne. 

Gillenstein, m. hd. Met kwarts gemengde 
schilfersteen; schist mixed with 
quarz; schiste verdatre mélé de quartz 

Gilling, Grosse g., Kleine g., 

f. hd., V. counter 4), 5), 6). ••m G. 
sines segels, gilling, stootband van een 
zeil ; gore, goring of a sail; langue dune voile. 
Gillingshölzer, Giliingskniee, 

n. pi., v. courbes de voute, s. courbe. 
Gilt—edged, adj. Verguld op snede; 
vergoldet auf dein schnitte; doré sur tranche. 
Gimbal , Gimmal , Gimbal, 
Gimble, (of a sea-compass, of a lamp) 
eng., v. balancier 'I). 

Gim(b)let, eng., v. gibelet. 
Gim(b)letmaker, eng., v. bohr


schmied. (edging, guimp. 
Gimf, Gimp, Gimpf, m hd., v. 
Gimpfmühle, f. hd Spinmolen voor 

liskoord ; loop.ntill; moulin à ganses 
Gin (to), v. a. eng., v. égrener. 
Gin, eng. Bok, kraan, v. chèvre 2). 

••• Gin, v. cotton-gin. Rollergin, 
uitpellingsmachine met rollen ; egrenirmasehine 
mit walzen; machine it égrener, 
qui consiste en deux cylindres. ~ Saw— 
gin, uitpellingsmachine met zaagbladen ; 
egrenirmaschine mit sagebldttern, machine 
à égrener qui est composée de lames de scie. 

Gingang, in. hd., Gingham, eng. 
Gingang, bekende Oost-Indische stof en inz. 
bet Engelsche namaaksel daarvan ; guingan. 

Gingas, m. fr. Gingas; blauw-en witgeruite 
stof voor matrassen, tijk ; ticking, 
ticken, tick; zwillich. 

Gingham, eng., v. gingang. 
Ginning, eng., v. égrenage. 
Gips, m. hd. Gips, (bij chemisten) zwa


velzure kalk ; suiphuret of calcium, sulphate 
of lime; sulphate de chaux. — (in mineralogie) 
Gips, seleniet; gypsum, selenite, 
parget; gypse, sélénite. (bij metselaars) 
Pleister ; plaster; plátre. Gebrand 
g., gebrand gyps, pleister van Parijs ; 

2;laster, plaster of Paris; gypse tuit, 

platre de Paris. 

GISANT. 

Gipsabdruek, Gipsabguss, m. hd. 
Gipsafdruk, gipsafgietsel ; plaster-cast; moule, 
masque de platre, plátre. 

Gipsanwurf, Gipsbe wvurf, m. hd., 

V. crépi de plátre. 
Gipsblume, f. hd. Seleniet, gemeen 
gipsacbtig spaath; selenite, common gypseous 
spath; spath gypseux commun. 

Gipsbrenner, m. hd. Gipsbrander; 
plasterer; platrier. 
Gipsbrennerei, f. hd. Gipsbranderij; 
kiln where gypsum is calcined; plátrière. 
Gipsdruse, f. hd. Gekristalliseerd gips; 
crystallized gypsum; gypse cristallisé. 
Gipsform, f. hd. Pleistervorm ; mould 
of plaster; moule de plátre. 
Gipsguhr, f. hd., v. chaux sul 
-fatée terreuse. 
Gipshaltig, adj. hd. Gipsboudend; containing 
gypsum, gypsiferous; gypsifère. 

Gipskalk, m. hd. Gipskalk, gebrand 
pleister; calcined gypsum, plaster, pargetligne; 
plátre Guit. 

Gipskelle, f. hd. Pleistertroffel ; trowel 
of a plasterer; plátronoir. 

Gipsmarmor, Stuck, ni. hd. Gipsmarmer, 
kunstmarmer; artificial marble, 
stucco; marbre factice. 

Gipsmehl, n. hd. Gipsmeel, pleisterpoeier 
; plaster-powder; platre en poudre. 
Gipsmergel, m. hd. Gipsmergel; gypseous 
marl; marne gypseuse. 
Gipsmíirtel, Stuck, m. hd. Gipsmortel, 
pleisterkalk; stucco, plaster; stuc. 
Gipsofen, m., v. four á plátre. 

Gipsspath, m. hd Gipsspaatb, bladerig 
gips; gypseous stone, plaster-stone; 

pierre gypseuse, pierre à plátre. 

Gipsverzierungen., f. pl. hd. Bouwsieraden 
van pleister ; stucco-ornaments; 
plátres. 

Gipswaare, f.hd. Pleisterwerk; plasterwork; 
ouvrage de plátre. 

Giralle, m. pl. hd., v. drallen. 

Girandole, f. * . Vuurschoof, vuurrad 
(lustvuurwerk). 
Girder, eng. Hoofd-of draagbalk; trager, 
hauptbalken; poutre principale, poitrail. •• 

V. dachstuhlbalken. 
Girdle, eng. Kas, invatting, v. fassung 
2). Tweevlakkige randhoek, v. 
feuilletis ij. 

Girdler, eng , v. brazier 6). 

Girelle, f. fr., v. formscheibe 2). 

Giron, m fr. Breedte, bovenvlak eener 
trapt rede ; tread of a step; auftritt, obere 
flttche der stufe. 

Gironner, v. a. fr. Rond bijwerken, 
afronden (bij goudsmeden); to round; runden, 
ab-, ausründen. 

Girouette, f. fr., v. fane. 
Girt,. Girth, eng. Singel, buikriem 
unterglurt; Bangle. r Omvang, V. cireonférence. 
Girtline, eng. , v. aushohler 3) . 
Gisant, adj., v. bois gisant. 


 

GIT

Git, eng., v. funnel 4) . 
Gltage, m. fr. Samenvoeging der lig 
ribben ; joining of the ground-sills;-gers of 

zusanirnenfiigung der rippb®tzer. 

Gite, m. fr., v. bed g). 

Gitter, n. hd. Traliewerk, roosterwerk; 
trellis, grate, lattice; treillis, grille. •o• G. 
(an einem kamin) , vuurhaardhekje, v. fender 
i). — G. (an einer darnpfmaschine), 

V. fence 3) . 
Gitterfenster, n. hd. Tralievenster; 
lattice-window; Eenêtre treillissée. 

Gitterladen, in . p1. hd., v. blind 3). 

Gitterstab, m., -stange, f. hd. Traliestijl; 
grate-bar; barreau dun treillis. •^•^ 
Lanzenf brmiger g., v. étancon 3) . 

Gitterstabspitzen, f. pi , v. épi 6) . 

Gitterstock, in. hd., v angle-bevil. 

Gitterthor, n hd. Traliepoort ; trellised 
gate; porte treillissée. 
Gitterthür, f. hd. Traliedeur; grated 
door; Porte b. jour. 
Gitterwerk, n. hd. Traliewerk ; latlice-
work, trellis-work; treillage, grillage. 

Give in (to). 'v. a. eng., v. eingeben. 

Givree, f. fr. Laag fijn gestooten wit 

glas; batch of crushed glass; schicht zerstossenen 
glases. 
Glace, f. fr. Glas, glasplaat; spiegel 

tafelglas; plate-glass; spiegelglas, ta--glas, 
leiglas. — G. coulée, gegoten spiegelglas; 
cast plate-glass, cast mirror-glass; gegossene 
spfegelsclleibe. — G. souf lée, 
geblazen glas; blown plate-glass; geblasenes 
spiegelglas. 

Glacé, Changeant, adj. fr, Weerscbgnend 
(van weefsels); changeable, glacé, 
shot, shot-coloured; schillernd, changirend. 

Glacer, v. a. fr. Glanzen, satineeren 
(papier); to glaze; satiniren. ~ Glanzen, 
(laken); to glaze, to give a gloss ; glaslren, 
glasuren. — Matig verhitten (de talk); to 
heat moderately; rnässig erwärnien. 

Glaceur, Laminoir en lisse, m., 

Satineuse, f. fr. Satineerpers (voor 't 
papier); glanscilinders; pressing rollers, glazing 
rollers; satinirwalzwerk. 

Glaceux, adj. fr., V. flawy 'i. 

Glacis, m. fr. Gedeelte van de sc1 ering 
dat den inslag bevat; part of the warp 
that keeps the weft; theil der kette die den 
einschlag hilt. Zachte glooiing of hel 

ramp, soft descent; abdachung, ab-ling;hang. 
® Veldborstwering, glacis; glacis; 
feldabdachung, feldwehr, glacis. 

Glasure, 1'. fr. Verglasel, glazuur, v. 
couverte 44). 

Glair (to), eng., Glairer, fr. v. a.. 
Met eiwit bestrijken ; mit eiweiss uberstreichen. 


Glaisage d'un trou do mine, 

m. fr. biet dichtsnaken van een boorgat. 
met leem of klei; cloying of a bore-hole; 
das verletten Lines bohrloches. 
Glaise, I. fr., V. argile figuline 
(maar lees daar polier in plaats van por-

GLANZSCHATTER. 559 

tier). — G. a dégraisser, v. fuller's 
earth. 

Glaiser, v. a. fr. Met leem bekleeden ; 
to do over with clay; mit letten bekleiden. 
Glance-coal, eng. Glanskool, kool


blende anthraciet; glanzkohle; houille lui 

-sante on éclatante, houille sèche. 
Gland, m. fr., V. eichel 2). 
Gland and collar-bush, Stuff


ing-box, eng., -v. botte a étoupe. 
Gland of stuffing, Stuffingbox—
lid, eng. Werk-of pakkingbusdeksel 
; stopfbiuchsendeckel; Louvre étoupe, presse. 
Glander, m. hd.,v. blockkalander. 
Glanz, m. hd. Glans (op laken, etc.); 
lustre; lustre. ® Oog, glans, v. auge, hd. 7). 
Glanzblattchen, n. hd., v. foil 6). 
Glanzblende , v. braunstein


blende. 
Glanzdrogett, m., v. drugget 4). 
Glnze, f. hd. Glansmiddel ; gloss; 

apprêt. — Glansmachine, binders-glanspers; 
glazing-machine; lissoir. 

Glanzeisenerz, n., Glanzeisenstein, 
in. hd., v. for oligiste metalloïde. 


Glanzen , Glatten, Schleifen, 
Poliren, V. a. hd. Glanzen, polijsten, 
bruineeren, gladslijpen ; to polish, to gloss, 
to grind; polir, roder, doucir, adoucir. 

Glanzer, in. hd. Glanzer; glosser; silkdresser; 
lustreur. 
Glanzerz, n. hd. Glanserts, zilver 

zwavelzilver ; silver-glance; sulfure-glans, 
d'argent. argent suifuré, vitreux. — v. 
alquifoux. 

Glanzgold, n. hd., V. clinquant. 
Gl nzhammer, m. hd. Planeerhamer 
; polishing hammer, planishing hammer; 
marteau a planer, a polir. 
Glanzkalander, in. hd., v. friction-
calender. 

Glanzkobalt, m . hd. Glanskobalt, wit, 
grijs kobalt ; cobalt-glance, shining cobalt-ore; 
galfine de cobalt, cobalt luisant. 

Glanzkohle, f. hd. Glanskool, dicht 
anthraciet; conch.oidal glance-coal, kilkenneycoal; 
houille luisante, anthracite compacte. 

Glanzleinwand, f. hd. Gegomd doek; 

glazed linen; toile gommée. 

Glanzmangan, m. lid. Glansrnangaan 
; bioxide of hydrated manganese; bioxc^
le de manganè^e byrdratë. 

Gl nzmaschine, Glattmaschine, 
f. hd., V. glnze ) . 
Glanzpapier, n. hd. Geglansd papier, 

glacé -papier; glazed paper; papier glacé. 
Glanzpappe, f. hd., v. carton 3). 
Glanzpresse, f. hd., v. calandro 

4). Die g. geben, v. catir i). 
Glanzroth, n. hd. Engeisch rood; 
trip; rouge d'Angleterre; v. colcot(h)ar. 

Glanzriiss, in. hd. Roetkristallen, gekristalliseerd 
roet; shining soot; side cristallisie, 
cristal de suie. 

Glanzschatter, in. hd , v. bougran. 


560 GI1AI\7ZSPATI 1 

Glanzspath, m., v. eisenglanz 1). 
Gl inzstahl, m. hd. Polijststaal ; polishing-
steel; brunissoir, polissoir. 
Glanzzahn, m. hd. Polgsttand ; pol


ishing-tooth; brunissoir, polissoir. 
Glanzzwirn, m,, v. cordonnet I). 
Glaphie, eng., Glaphique, fr., 

Glaphisch, hd. Tot beeldwerk geschikt. 

Glas, n. hd. Glas; glass; verre. ~ 
Geschliffenes g., kristal ; ground glass, 
cut glass, polished glass; cristal. 

Glasabfall, m., Glasabschnitsel, 

n. hd. Glasafval ; glass-cuttings; grésil. 
Glasachat, m. hd., v. galmazstein. 
Glashnlieh, adj. hd., v. hyalin. 
Glasamianth, m. h.d. Gemeen asbest, 
plu i mal u i n ; glassy amiant, common asbestos, 
plume-alum.; asbeste non mur, épidote rayonnant 
vitreux. 

Glasasche, f. hd. Soda ; alkali; soude. 

Glasbereitungskunst, Glasehemie, 
f. hd. Kunst der glasbereiding; hyalurgy; 
hyalurgie. 

Glasbiasen, n. hd., v. blowing 2). 
Glasbiaser, m. hd., v. félatier; 

bossetier 7). 
Glasblasereisen, n. hd., v. felle. 
Glasbohrer, m. hd. Glasboor ; glass


drill; perceur de verre. 
Glasbrett an dem kegelstuhl, 

n. hd., v, box 2). 
Glasbrocken, in. pl. hd., v. bruchglas. 
Glaschemie, f. hd., v. glasbereitungskunst. 
. Glaseylinder, m. hd. (geblazen) Glascilinder 
; glass-cylinder; mancbon. ~ G. 
an lampen, lampenglas; glass-cylinder; 
cylindre de verre. — v. crève—vessie. 

Glasdiamant, m. hd. Valsche (van 
kristal gemaakte) diamant; glass-diamond, 
strass; véricle, strass. 

Glaselectrieität, f. hd., v. électricité 
positive, s. électricité 4). 
Glaser, m. hd. Glazenmaker; glazier; 

vitrier. 

Glaserarbeit, f. hd. Glazenmakerswerk, 
inzetting der ruiten ; glazier's work; 
vitrage. 

Glaserblei, n. hd., v. came, eng. 
Glaserde, f. hd., v. erde i i). 
Glaserdiamant, m. hd,, v. dia


mantspitze. 
Glaserkitt, m. hd. Stopverf; putty; 
mastic, lut de vitrier. 

Glaserschw€irze, f. hd. Aardachtig 
zilverglans of glaserts; earthy silver-glance; 
argent noir terreux. 

Glasfabrik, f. hd Glasfabriek ; glassworks; 
verrerie, 
Glasfaden, m. hd. Glasdraad ; glassthread; 
til de verre. 
Glasfenster, n. hd. Glasraam ; glasswindow; 
vitre, vitrage. 
Glasfl.uidum, n. hd. Glasvloeistof (bij 
de electr.); vitreous fluid; fluide vitreux. 

-- GLASPASTE. 

Glasfl.uss, m. hd ,v.fluor 2). — Vloei


middel voor glas ; flux for glass; flux, fondant. 
Glasfritte, f. hd., v. frit 11). 
Glasgalle, f. hd., v. anatron ; fel 

de verre. — V. erzschaum. 
Glasgeschirr, n. hd. -Glaswerk (voort 
huishouden); glass-vessels; ustensiles de verre. 
Glasgloeke, f. hd. Klok der lucht 

V. bell-glass. — Klok (der chemis--pomp, 
ten), v. cloche 5). — Stolp, v. cloche 4). 
Glasgriff, m. hd , v. ferret 1) . 
Glashafen, m. hd , v. creuset Ii). 
Glashart, adj. hd. Glashard; hard like 

glass, brittle; dur comme le verre. 
Glashi tte, f. hd., v. glasfabrik. 
Glasiren, Glasuren, v. a. hr. Glan


zen, v. glacer 2). — Verglazen, v. en


gommer 1). 
Glasirofen, v. emaillirofen. 
Glaskalk, m. hd., v. anatron. 
Glaskitt, m. hd. Glaslijm ; cement for 

joining glass; colle a verre. 

Glaskopf, m. hd. Isloedsteen, rood- en 
bruinijzersteen ; hematita; pierre hématite, 
fer oxydé hématite. — Brauner g., v. 
fer fibreux a. ~ Rother g., v. fer 
oligiste concrétionné. 

Glaskoralle, f. hd. Glaskoraal: glassbead; 
grain de verre. — Schwarze g., 

V. bugle. 
Glaskugel, f. hd. Glazen bol ; glassglobe; 
boule de verre. — Glazen thermometerbol, 
v. bulb. — Geformte g., 

V. bosse 2 ) 
Glaslava, I. hd. Glassteen, bazaltglas, 
lavaglas, Mullersch' glas; hyalite; hyalithe, 
lave vitreuse obsidienne. 

Glasleiter (elektrischer), m. hd. 
Vonkenleider, electrische glasleider: electrical 
glass-conductor; byalotère. 

Glasmacher, Glasschmelzer, na. 
hd. Glaswerkmaker, glasgieter ; glass-maker, 
glass-founder, glass-melter; verrier, fondeur 
de verre. 

Glasmacherei , Glasmacher


kunst, f., v. glasbereitungskunst. 
Glasmalerei, f. hd., -v. annealing. 
Glasmasse, f. hd : Flussige g., 

gesmolten glasmassa ; glass-metal; masse de 
verre. — Rohe g., v. frit 1). 
Glasmehl, n. hd. Glaspoeier; glasspowder; 
verre pulvérisé. 
Glasmetall, n. hd. Glasvorm ; glassmould; 
moule is verre. 
Glasmuhle, f. hd. Glasmolen ; glassmill; 
moulin á pulvdriser le verre. 
Glasnuth, f. hd. Glasruitsponning; 
groove for a window-glass; rainure de vitre. 

Glasofen, n. hd., v. fourneau de 
verre, s. fourneau a. & four de 
verrerie. 

Glaspapier, n. hd. Glaspapier ; glasspaper; 
papier de verre. ® v. firnisspapier. 


Glaspaste, f. hd. Glaspaste, muntafdruk 
met een dunne glaslaag overdekt; 


GLASPECH -- 

paste; pate de verre. ~ Glasvloed , V. 
fluor 2) . 
Glaspech, n. hd., v. colophane. 
^ Mineraal pek ; stone pitch; poix minérale. 

Glasperle, f. hd. Valsche of glazen 
parel ; glass-pearl, artificial pearl; perle a rtificielle 
on de Venise. 

Glasplatte, Glastafel, f. hd. Glas 
glasschijf, glastafel ; glass-plate; plaque-plaat, 
ou plateau de verre, plat ou table de verre. 

Glasporzellan, n. hd. Doorschijnend 
porselein, glasporselein ; transparent porcelain; 
porcelaine transparence. — v. frittenporzellan. 


Glasrahmen, m. hd. Glasraam ; glassframe; 
chassis de verre. — v. calquoir. 
Glasring, m. hd. Glasring (der we


vers); ring of mail; mailion. 
Glasráhre, f. hd. Glazen buis of pijp; 
glass-tube; tuyau de verre. 
Glass, eng., v. glas 1) . Scheepszandlooper, 
glas, V. ampoulettes. 
Glassand, m. hd. Glaszand; vitreous 

sand; sable propre à faire le verre. 
Glassatz, m. hd., v. frit 1). 
Glass-bead, eng., v. bugle. 
Glass-blower, eng., v. félatier, 

bossetier. 
Glass-cement, eng., v. glaskitt. 
Glasschaum, m. hd., V. anatron. 
Glasscheere, f. hd., v. biora. 
Glasscheibe, f. hd., v glasplatte. 

V. fensterglas. •v Runde g., v. 
cive. 
Glasschirm, in. lid. Glazen scherm ; 
glass-shade; écran de verre. 
Glasschlacke, f. hd , v. chiasse. 
Glasschleifen, n. hd. Het glasslij


pen ; glass-grinding; polissage du verre. vgl. 
dégrossi 2), douci. 
Glasschleifer, m. hd. Glasslijper ; 
glass-grinder; polisseur de glaces. 
Glasschmalz, n. lid., v anatron. 
Zoutkruid, sodaplant; glasswort; salicorne, 
criste-marine. 
Glasschmelz, ni. lad. Kleine glaskoralen 
; small bugle; grains de verre. 

Glasschmelzer, m. hd. Glasgieter; 
glass- founder, glass-melter; fondeur de verre. 
Glasschneider, m. hd. Glassnijder ; 

glass-cutter; tailleur de verre. 
Glasschörl, m. hd., V. glasstein 2). 
Glass-composition,eng., v. frit I). 
Glass-cutter, eng., v. glasschnei


der. ~ Graveur in glas etc., v. enstallier. 
(abfall. 
Glass-cuttings, pl. eng., v. glas 

eng., v. glasey--Glass-cylinder, 
linder. G. for gold-wire, v. 
glaswalze. ~ v. crève-vessie. 


Glass-diamond, v. glasdiamant. 
Glass-drill, eng., V. glasbohrer. 
Glasse, f. hd. Met goud of zilver be


sponnen zijde ; gold- or silver-spun silk; sole 
filée dor ou d'argent. 
Glasseife, f. hd. Glaszeep, mangaan, 


GLASWALZE. 

manganesium ; glas-soap, manganese; savon 
de verre, manganèse. 
Glass-frame, eng., v. glasrahmen. 

V. calquoir. 
Glass-founder,v.glasschmelzer. 
Glass-funnel, v. glastrichter. 
Glass-furnace, eng., v. glasofen. 
Glass-gall, eng., v. glasgalle. 
Glass-gilding , v. glasvergoldung. 
Glass-globe, eng., v. glask'agel. 
Glass-grinder, v. glasschleifer. 
Glass-grinding,v.glasschleifen. 
Glass-house, eng., v. glasfabrik. 
Glassilbererz, n ., v. glanzerz. 

. Glass-maker, eng., v.glasmacher. 
Glass-making, eng , v. glasbe


reitungskunst. 
Glass—metal, eng., v. glasmasse 1). 
Glass-mill, eng., v. glasmuhle. 
Glass-oven, eng., v. glasofen. 
Glass-paper, eng., v. glaspapier. 
Glass-painting, v. annealing. 
Glass-plate, eng., v. glasplatte. 
Glass-pearl, eng., v. glasperle. 
Glasspinnen, n. hd., V. filage du 

verre. 
Glass-pot, eng., v. ereuset 11) . 
Glass-powder, eng., v. glasmehl. 
Glass-shade, eng., v. glasschirm. 
Glass-soap, eng., v. glasseife. 
Glass-spinning, v. glasspinnen. 
Glasstein, am. hd., v. edelstein 3). 

~ Bijlsteen, axiniet; lavaglas, obsidiaan ; 
axinite, vitreous obsidian; axinite ; pierre á 
verre, obsidienne. vgl. glaslava. 

Glass-thread, eng., v. glasfaden. 
Glasstopsel, m. hd., v.einschieber. 
Glass-tube, eng., v. glasr®hre. 
Glass-vessels.pl.,v glattgeschirr. 
Glass-wares, pl. eng., v. glas


waaren, glaswerk 1). -n• Ruit-of glaswerl 
, V. glaswerk 2). Small g. 
(for table-use) , Glass-trinkets , v. 
glaswerk 3) . (tungskunst. 

Glass-work, eng., v. glasberei


Glass-works, pi., v. glasfabrik. 
Glasswort, eng.,v. glasschmalz 2) . 
Glassy, adj. eng., V. hyalin. 
Glastriehter, m. hd. Glazen trech


ter; glass-funnel; entonnoir de verre. 

Glasur, f. hd. Verglasel, v. Cou


verte 4), antigorium; calcine. 
Glasuren, V. a. hd., v. glasiren. 


Glasurerz, n. hd., v. alquifou x. 
Glasurofen, m.,v.four à couverts. 
Glasurwasser, n. hd. Glazuurwater 
(roode oberoplossing tot grond voor 't gla


zuur); glazing; potée, pot. 

Glasvergoldung, f. hd. Glasvergulding; 
glass-gilding; dorure sur verre. 
Glaswaaren, f. pl. hd. Glaswaren; 

glass-wares; verrerie. 

Glaswalze, f. hd. Glascilinder (tot 
gladmaking van 't gouddraad); glass-cylinder; 
serbocal. — V. glaseylinder. 


562 GLASWERK 

GlaswE. k, n. hd. Glaswerk, glaswaren 
; glass-wares; verrerie, cristaux. 
Ruit-of glaswerk ; glass-work; vitrage. ~ 
Kleines g., klein glaswerk; small glasswares, 
trinkets; verroterie. 

Glaszange, f. hd. Glastang, rektang; 
stretching-pincers ; morailles , pincettes à 
étirer le verre. 

Glasziegel, m. hd., v. klinker. 
Glattbank, f. hd. Glanshank of -tafel 
(der kaartenfabr.); polishing-bench; lisse. 

Glättbein, n. hd. Likbeen, pol(jstbeen 
; burnisher; brunissoir, lissette, lissoir. 
Glattbetel, M. hd., v. biseau 3), 

for a polir b. 

Glattblei, n. hd., v. frischblei. 

Glattbrennen, v. cuisson 3). 

Glattbrennofen, Gutofen, m. hd., 

V. four a couverte. 
Glatte, f. hd., v. bleiglátte. 
Glatteisen, m. hd. Haalmes (der wagenmakers, 
etc.); shave, spoke-shave; plane. 

— Bruineerstaal ; smoothing-iron; fer à polir; 
poincon à rabattre (des borlogers). 
Glatten, v. a. hd., v. glanzen. 
Slijpen en polijsten, v. adoucir l). 
Bruineeren, V. brunir. ~ Effenen, v. 
ebenen. — Patineeren (papier); to glaze; 
satiner. ~ Polijsten (staal); to polish; polir. 

Glanzen, kalanderen (tiet laken) ; to 
calender; affiner. — Mit seehundsfell 
g., [net robbevel polijsten ; to polish with 
fish-skin; peal-de-chienner. 

Glatter, m. hd. Bruineerder, polijster; 
furbisher, grinder, polisher; polisseur. 
Satineerder ; presser; satineur. --Planeerof 
glanswerktuig; polijststaal, v. brunissoir. 
— Gegroefde uitdrijfhamer, v. burnisher 
6). (lime douce. 

Glattfeile, f. hd. Zoetvijl ; smooth file; 

Glattfeilen, v. a. hd. Het gladvijlen 
(der soldeernaden, bij goudsmeden); smoothing; 
réparage 

Glattfilz, m. hd. Polijstvilt (gezeept 
vilt om de kaarten te glanzen); rubber, felt; 
savonnoir, savonneur. 

Glattfrisehen, n. kd. Herleiding van 
't glit tot lood ; reduction of litharge into 
lead; réduction de la littiarge en plomb. 

Glattglas, n. hd. Glazen polfjstkolf ; 
sleeking-glass; lissoir de verre. 
Glatthammer, m hd. Planeerhamer, 

V. glanzhammer. 
Glatthobel, Glatthobel, m. hd. 
Gladschaaf, vlakscbaaf, platschaaf; smoothing-
plane, trying-plane; varlope à recaler, 
varlope, rabot plat. 

Glattholz, n. hd. Likhout, polijststok ; 
burnishing stick, stick; lissoir, polissoir. 
Glatthorn, n. hd. Glanshoren (der 
zadelmakers); smoothing-horn; curve h lisser. 
Glattkalander, v. friction-ca


lender. 
Glattklo tz, m. hd., v. bloc ij. 
Glättkolben, m. hd., v. frottoir 2), 

fer à polir a. 

-- GLAZING. 

Glattkugel, f. hd., v. bloc ij. 

Glattmachine, f. lid. Glansmachine; 
sleeking- or - smoothing-machine; machine à 
lisser, a polir. 

Glattmi hle, f. hd. Glansmolen (der 
papierfabr.); smoothing-mill; moulin à lisser. 
~ Glitmolen (der pottenfabr.) ; lithargemill; 
moulin a litharge. 

Glattplatte, f. lid., v. calandre 3). 
Glattpresse, f. hd. Glanspers (voor 
papier); smoothing-press; calandre. 

Glattstahl, m. hd. ruineerstaai, poltjststaal 
; sleeking-steel, burnisher; brunissoir, 
polissoir, lissoir. 

Gláttstein, m. hd. Glanssteen, liksteen 
; sleekstone, smoothing-stone; pierre á 
lisser, lissoir; patte-de-loup. 

Glättisch, m. hd. Glanstafel ; smoothing-
table, sleeking-table; table à lisser. 
Glatttonne, f. hd. Poljstvat (voor 't 

buskruit); glazing-barrel; lissoir. 
Glattwerkzeug, n. hd., v. glitter. 
Glattwolle, f. hd. Bremer wol ; Bre


men-wool; laine de Brême. 
Glattzahn, m. hd. Poljsttand ; burnisher; 
polishing-tooth; dent-de-loup. 
Glaubersalz, n. hd. Glauberzout, 
zwavelzure soda; Glauber-salt; sel de Glauber. 

Glauch, adj. hd. Grijsgroen, zeegroen, 
wit- of blauwachtig groen ; glaucous, greenish, 
.sea-green; glauque, vert de mer. 

Glauchherd, in. hd. Waschbaard 
(voor 't gestampte erts); wash-hearth; lavoir 
uni on à mine. 

Glauconie chloritée,Craie chioritée, 
f. fr. Chlorietboudend krijt ; green 
chalk; cbloritische kreide. om G. gros 

V. chlorite-limestone. -sière, 
Glaucous, eng., Glauque, fr., v. 
glauch. 
Glaze, Glazing, Gloss, eng. Ver 
couverte Ti), cabine, an--glasel, v. 
tigorium. 
Glaze (to), v. a. eng. Verglazen, v. 
engommer. ~ Glasruiten inzetten ; mit 
glasscheiben versehen; vitrer. ~ Satineeren, 

v. glacer l.) r Glanzen, v. glacer 2). 
Glaze-baking, eng., V. cuisson 6). 
Glaze-kiln, v. four a couverte. 
Glazer, eng. Polijstscbijf, v. buff. — 
Houten slijpschijf; schmergelscheibe; meute 
en bols. 

Glazier, eng., . v. glaser. 
Glazier's diamond, v. diamant 
-spitze. 

Glazier's lead, v. fensterblei. 

Glazier's putty, v. glaserkitt. 
Glazier's stake, v. druckwerk


zeug. 
Glazier's vice, v. bleizug. 
Glazier's work, v. glaserarbeit. 
Glazing, eng. Verglasel, v. glaze i). 

~ Het verglazen, overdekking met glazuur; 
das glasuren; vernissage. Het planeeren, 
v. encollage 3). Het polijsten 

met amaril; das schmirgeln; polissage aver 


GLAZING—BARREL ---GLOVE-STRETCHER. 563 

de 1'émëri. ~ Het inzetten der glasruiten 

das verseken mi,t glasscheiben; vitrage. 
Glazing-barrel, v. gltttonne. 
Glazing-calender, v. friction


calender. 
Glazing-furnace , v. emaillirofen. 
Glazing-machine, eng., v. glänze 

2); glattmaschine. 
Glazing-oven,v.four a couverte. 
Gleam of silver, eng., v. bliek, 

coruscation. 
Gleich, adj. hd., V. even. 
Gleichartig, adj. hd. Van eenerlei 

vorming, gesteldheid of menging, gelijkaar 
; homogeneous, homogeneal;-dig, bomogeen 
homogène. 
Gleiche, Gleichung, Ausglei


chung, f. hd., V. equation b. 1). 
Gleichen, v. a., v. abschlichten. 
Gleicher, m. hd. Evenaar, v. equa


teur. ~ v. élargisseur. 
Gleichförmig, adj. hd. Gelijkvormig; 

uniform; uniforme, isomorphe; semblable. 
Gleichgewicht, v. équilibre. 
Gleichgewichtspunkt , m. hd. 

Evenwichtspunt, zwaartepunt, v. centre 
de gravité. 
Gleichgewichtsventil, n. hd., v. 
equilibrium-valve. 
Gleichheit der schwere , des 
drucks, f. hd., v. équipondérance. 

Gleichmacher, m. hd. Vereffenaar, 
justeerder (bij lettergieters), justifier; justificateur. 


Gleiehm.aehung, F. hd. Het gelijk 

effenen (des bodems); levelling; ni--maken, 
vellement, aplanissement. ~ V. assimilation. 


Gleichmass, n. hd. Evenredigheid; 
proportion, symmetrie; proportion, symétrie. 

Gleiehmssig, adj. hd. Gelijkmatig, 
eenparig; symmetrical; symëtrique. V. bewegung 
6) . 

Gleichung, f. hd., v. équation, a., b. 
Gleichungsuhr, f. hd. Verefenings


uurwerk; equation-clock; montre à équation. 
Gleichwinkelig, v. équiangle. 
Gleichziehhammer, m. hd., v. 

abschlichthammer. 
Gleis, n. hd., V. geleise. 
Gleisweite der schienen, f. hd., 

V. écartement i ). 
Gleitbloek, Gleitklotz, m. hd., v. 
coulisseau f2). 
Gleitklappe, f., Gleitventil, n. 
hd., V. bramah t ), distributionsventil. 


Gleitstangen, f. pl. hd. Schuifstangen 
(der stoommach.); slide-bars; glissoires, 
glissières. 

Glied, Gelenk,n.hd., v.chalnon 1). 
Glieder am parallelgestänge, 

n. pl. hd. Stroppen aan de stangen van 
Watt's parallellogram (waardoor een evenwijdige 
beweging wordt tot stand gebracht); 
parallel motion links; menottes du parallélogramme. 


Gliederkette, f. hd. Gouden ketting, 
bij welken steeds een schakeltje of ring 
twee andere vat, ringketting ; ring-chain; 
chaine h la Catalogue. 

Gliederverbindung, f. hd. Gelede 
verbinding, scharnierverbinding; articulated 
juncture; joint artieulé. 

Glimmer, m. hd. Glimmer, katten goud, 
kattenziiver, Moscovisch glas, mica; 

glimmer, glist; mica. 
Glissières, Glissoires, f. pi. fr., 

V. gleitstangen. 
Gust, eng., v. glimmer. (succin. 
Glit, in. hd. Gele amber ; yellow amber; 
Globe of compression, eng., v. 
druckkugel. 

Glocke, f. lid. Klok; bell; cloche. 
Schel ; bell; sonnette. — Uurwerkklokje 
bell; timbre. — Draadtrekkers-persvorm, v. 

éloche 2). — G. der luftpumpe, 

V. bell-glass. — G. einer trom 
-pete, v. bell 4) . -- v. cloche. 
Gloekenbalken, m. hd. Klokkebalk, 

V. beam of a bell. 
Glockenerz, n., bell-metal. 
Glockengalgen, m., v. belfrey 2). 
Gloekengehäuse, n., v. beffroi 2). 
Gloekengiesser, V. bell-founder. 
Glockengut, n., v. bell-metal. 
Gloekenhut, m., Glockenkappe, 
f., V. cap, eng. 16) . 
Glockenklöppel, m. hd. Klokklepel ; 
bell-clapper; battant dune cloche. 
Glockenmantel, m. hd. Mantel des 

klokvorms ; cope of the bell-mould; chape. 

Glockenmass, n. hd. Klokgieters


maatstok ; diapason, gauge, reglet, caliber; 

diapason, campanomètre, échelle campanaire. 

Glockenmetall, n.,v.bell-metall. 
Gloekenpapier, n., v. cloche 3). 
Gloekenrand, m., v. edge 6). 
Glockenspeise, f., v. bell-metall. 
Glockenspiel, n., v. carillon. 
Glockenstuhl, m., v. beffroi 2). 
Gloekenthurm, m., V. clocher. 
Glockenthurmehen, kd., v. bell


gable. 
Glockenventil, n. hd. Klokvormige 
stoomklep; cup-valve; soupape en chapeau. 
Glockenziehwirbel,m. hd., v. bell


crank. 
Gloire de Dieu, f. fr., v. jubé. 
Gloom, Gloom-stove, eng. Droog


stoof (voor buskruit); trockenofen; poêle. 
Gloss, eng. Glazuur, v. glaze. o• 

Persglans, V. eati. 
Gloss (to), V. glanzen. 
Glossing, eng., v. eau 3). ~ G. 

of crape, v. crépage. 
Gláthe, Glötte, f. hd., v. blei 

-glatte. 
Glover's wool, eng., v. avalies. 
Glove-stretch er, Glove-widen


er, ei g., v, baguettes z). 


5h (LOW 

Glow (to), V. a. eng. Uitgloeien (den 
smeltkroes), v. abthmen. ~ Uitgloeien 
(glas,pottengoed,metalen),v.ausgluhen 2). 

Glucine, « f. Zoetaarde, berilaarde 
(een metaaloxyde). 

Glucinium, . Metaal dat de basis 
van de glucine uitmaakt, glucinium, beryllium. 
(rayonnante. 

Gli cksrad, n. hd., v. fenétre 
Glue, eng. Lijm, v. Bolle 2) etc. 
Glue (to), v. a. eng., v. Boller t). 
Glue—coat, eng. Afkooksel van alsem 

en knoflook en water vermengd met goede 
lijm ; leimtrdnken; encollage. 
Glue-boiler, eng. Lijmkoker; leimsieder; 
fatseur de colle. 

Glue—pot, eng. Lijmpot; leimtopf, leimtiegel; 
pot à colle. — Slicbtpapkuipje (der 
wevers); schlichte fass; tinette à la colle. 

Glue-priming, eng. , v. dorure 
en détrempe. 
Glueing—room, eng. Lijmplaats (der 
schrijnwerkers); leimort; sorbonne. 
Glue—vat, eng. L(jmvat (der papier 
leimfass; vase it colle.-fabr.), 

Gli hbalken, m. p1. hd. Gloeistaven 
(ijzeren staven om daarop de messingplaten 
te doen gloeien); chafing-bars; barres á rougir 
les plaques de laiton. 

Gli he, f. hd. Het gloeien, gloeiing; 
nealing; chaude, cbaufe. 

Gli hen, v. n. hd. Gloeien ; to glow, 
to be red-hot; rougir. — v. a.: Doen gloeien, 
gloeiend maken ; to make red-hot, to neal; 
rougir, faire rougir, Bonner la chaude. 

Gli hfarbe, t. Vuurkleur ; fire-color; 

couleur du fier rouge. 
Gli hfeuer, n. hd., v. braise 1). 
Gli hhitze, f., v. feu de chaude a. 

Gloeihitte, chemische verkalking; ignition, 
calcination; ignition. 

Gli hkohle, f. hd. Gloeikool, zonder 
vlam brandende kool; close-burning coal; 
charbon maigre, charbon brálant sans (lamme. 

Gli hofen, m. hd. Gloeioven, v. esse, 
hd. 1). ~ v. four a décaper ; four 
dormant, fourneau a, recuire. 

Gliihpfanne, f. hd., V. coal-pan. 

Gltthschaehtel, f. hd. Gloeidoos (voor 
't bladgoud); nealing-box; bofte à recuire les 
feuliles d'or. 

Gluhspan, m. hd., v. écailles g). 

Gluhtasse, f. hd. Gloeikroes voor 't 
goud ; cupel for making gold red-hot; coupelle 
Is faire rougir 1'or. 

Gli hung, f., v. calcination. 
Gli hwachs, n., v. cire a dorer. 
Gluten, e . Lijmstof, kleefstof, plan


tenlijm. 
Gluth, r. hd., v. feu violent. (ser. 
Gluthmesser, v. feuergradmes-
Gluthsehaufel, f., v. ébraisoir. 
Gluthtopf, m., V. fire-pan 2). 
Gluthzange, f., v. fourgon 2). 
Glutine, f. *. Planten-eiwitstof, plan


ten-albumine. 

---. G()LD). 

Glycerin, n. hd., Glycerine, eng., 

Glycérine,r. fr., v. élaiosaccharum. 
Gly cinerde, f. hd., V. glucine. 
Glycium, m., . V. glucinium. 
Glycyrrhizin, a. hd. , Glycyr


rhizine, f. fr. & eng. Zoethoutsuiker. 
Glyptie, eng., Glyptik, hd., Glyptique, 
fr. f. Steengraveerkunst. 

Gneiss, m. .. Gneiss, zeer harde 
steensoort uit kwarts, veldspaath en mica.
Gnomon, m. x . Astronomische wij 


zer, stijl des zonnewijzers. 

Gnomonics, pl . eng., Gnomonik, 
hd., Gnomonique, fr. f. Zonnewijzerkunde 
; kunst van 't zonnewijzersmaken. 

Go (to), v. n. eng. In gang zijn, v. 
fonctiónner. — To go regularly, 

V. dodiner. 
Goats-foot, eng., v. brechbetel. 
Goatsrue, eng., v. amorpha.
-

Gobbing, eng., v. felshalde. 
Gobelins, m. pi. *. Fransche behang 
ingewerkte figuren, gobelins.-seltapijten met 

Goberge, f. fr. Klemhaak voor pas 
gelijmd forneerhout; veneering-stick; zwingstange, 
pressstuck zum furnieren. 

Gobetage, m. fr., v. crépi 2). 
Gobeter, v. a. fr., v. erépir 1). 
Gobille, f , v. bell-metal-ball. 
Godage, m., Godée, f. fr. Gebrek


kig papierformaat; defective size of paper; 
fehierhafte papierform. 

Gód'eleisen, n. hd. Gesmeed en gemerkt 
ijzer; forged and marked iron; fer 
forgé et timbré. 

Godet, m. Vormgat, v. funnel i). 
Vetbakje, V. botte á graisse. — 

Godets, pi., v. augets, s. auget. 
Godille,f.,Godron, m.,v.buckel a). 
Godiller, v. a. fr. Wrikken ; to wriggle; 

wricken. 
Godron, m. fr., v. buckel it.). — 

G. à oves, v. fusarolle. 
Godronner, v. a. fr. Eivormige randversieringen 
aanbrengen ; to godroon; am 
rande schweifen. — Oe speldekoppen op 
den vorm draaien ; to turn the pin-heads; 
die nadelkopfe auf der form drehen. 

Godronnoir,m. fr., v. ausschweif 

meissel. 
Godroon(to),v.a.eng.v.godronuer. 
Gofer (to), v. a. eng., v. gaufrer. 
Goffering-iron, eng., v. gaufroir. 
Goggles, p1. eng., v. augengl ser, 
Gokelgut, n.• lid., v. couperose 2 ). 
Gold, n. hd. & eng. Goud; or. 

Braungelbes g., hd. Bruingeel goud 
(fijn goud 700, zilver 300); fine gold; or 
feuille morte. — Gri nes g., groen goud 
(fijn 750, zilver 250); green gold; or vert. 

— G. unter 18 karat, goud beneden 
18 karaat, slecht, gemeen goud; gold unter 
18 carats; or bas, — 18 kar tiges g., 
V. kronengold. ~ 20 r kar^tiges 
g., v; probegold. 0 22 kara,tiges 
g., goud van 22^ karaat, keurbou

QOLDABSCHNITZEL GOLDLEGIRTJNG. 565

-

dend goud, goud groote keur; gold of 22 
carats; or au liaut titre. -Rothes g., 
rood good ( fijn. koper); red, gold; or 
rouge. - Wassergrünes g., watergroen 
goud (fijn 600, zilver OO); watergreen 
gold; or vert dean. 

Goldabschnitzel, n.,v. bractéole. 
Goldader, t. hd. Goudader; lode of 
gold; veine dor, flon dor. 
0-oldamalgam, n. hd. y eng. Goudamalgama 
; ornolganw dor. 
Goldarbeit, t. hd. Goudsrnidswerk 

goldsmilh'swor/i; onvrage d'orfévre,orlëvrerie. 
Goldarbeiter, 1., V. goldschmied. 
Goldasehe, 1. lid. Goudasch ; gold


aches; cen(lres dor. 
Goldaufiösung, f. hd. Goudoplossing. 
goudtinctuur; tincture of gold, potable gold; 

teintore dor. 
GoIdauszug, im hd. Goudverfijning; 
refining of gold; affinage de lor. 
Goidbad, n. hd. Goudliad (der cliemisten); 
gold-bath; bain dor. 
Goidbarre, r lid. Goudstaaf; bar or 
ingot of gold; barre on lingot dor. 
Gold-beater, eng. Goudslager ; goldsclildger; 
hat'eur dor 
Gold-beater's hammer, v. chas


se 3). (eher. 
Gold-beater's mould, v. eauGold-
beater's plate, v. frappe


plaque. (druche. 
Gold-beater's skin, v. bau 
Goldbeating, eng., v. battage 3). 
Goldberg, in. lid. Goudberg ; mountain 

with gold-mines; montagne de mines dor. 
Goldbergwerk, n., v. goldinine. 
Goidberyli, m., v. chrysoberil. 
Goidbilittehen, n. lid. Goudblaadje; 

gold-foil, leaf of gold; feuille dor. v. 
bractéole. 
Goldblech, n., Goidpiatte, t. hd. 

Goudpiaat ; plate of gold; plaque dor. 
Goldblick, m. hd., v. buck. 
Goidborte, f. hd., v galon d'or? 
Goldbraun, adj. lid. Goudliruin; yellow 

dun; hal doré. 
Gold-brocade, eng., v. goidstoif. 
Goldbronze, f. hd., V. bronze 'i).
Gold-chips, p1. eng., v. bractéoue. 
Gold-coin, eng. Goudmunt; gold


mnze; monnaie dor. 
Gold-color, eng. Goudkleur ; gold-

Jarbe; couleur dor. 
Gold-cushion ,eng. ,v. goidkissen. 
Golddraht, m. hd., v. f11 d'or. 
Golddrahtmühle, f. hd. Molen of 

machine voor 't gouddraadtrekken ; goidwiredrawing-
mill; moulin a tirer For. 
Golddrahtzieher, m. lid. Gouddraadtrekker 
; gold-wire-drawer; tireu r dor. 
Golddruck, m. hd. Gouddruk; gold


printing; impression en or. 
Gold-dust, eng., v. goldfeilicht. 
Gold-embroiding, eng. Goudbor


duursel ; goldstwkerei; liroderie en or. 

Golden, adj. eng. Gouden, van goud; 
goudkieurig. goudgeel ; golden, goldgelb; dor; 
couleur dor, jaune dor. (mine dor. 

Golderz, n. ltd. Gouderts ; gold-ore; 
Goldf'abrik, f. lid. Goudlabriek ; goldmanufactory; 
fabrique dor. 
Goldfaden, ni. hd. Gouddraad ; gold, 

thread; til dor. (couleur dor. 
Goldfarbe,r lid. Goudkleur ; gold-color; 
Goldfarbig, adj. lid. Goudkieurig; 

gold-colored, golden; cou Jeu r dor. 
Goldfeilicht, n. lid Goudvijlsel; fil


ings of gold, qold-dust.c; limaille dor. 
Goldfiner, eng , v. goldscheider. 
Goldfirniss, m. led Goudvernis, goud


late ; gold-varnish; vernis dor. 
Goidfischer, m. lid., v orpailleur. 
Goldflammen, f. p1. hd. Korrels goud 

in aarde of zand ; grains of gold in liie earth 
or rand; grains dor dans la terre on 'Je sable. 
G-oldgewebe, n. led. Goudweefsel; 

gold.lieoue; tssu dor. 
Goldgimps, t. led., v. frisé 
Goidgialte, f. hd , V. bleiglltte. 
Goldglimmer, m. hd., v. faux-or. 
Goldgries, m. lid Met goud gemengd 

kiezelzand; gravel mixed with gold; gravier 
mêld dor. 
Gold-ground, eng , Gold-grund, 

m. lid. Goudgrond (van weefsels); fond dor. 
-G. (led.), Verguldgrond ; gold-size; assiette 
nu couclie d'or, couleur; V. assiette 2). 
Goidhaltig, adj. hd., v. aurifère 
Goldhaspel, m. lid. Gouddraadliaspel; 

gold-winder; diligent, diligente. 
Goldhornorz, n. lid. Hoorozilver; 
horn -silver; mine d'argent coinde. 

Goidkalk, m. led. Goudoxyde, goudkalk 
; calcined gold, oxide of gold; or catclod 
, oxyde dor. 

Goldkissen, n. lid. Verguidkussen 
(der binders); gold-cushion; coussin, coussinet. 
Goldklunipen, m. hd. Goudkiomp; 

lump of gold; masse dor. 
Goidkorn, n. lid., v. bouton c. 
Goldkritze, t. led. Waseligoud (der 

goudsmeden) ; washing, goldsmith's wash; 
lavure dor. 

Goidkuchen, m hd. Goudkoek (die 
hij de amalgamatie na de verdamping van 
't kwik overblijft); penagold; pigne dor. 

Goldkupfer, n. lid., v. similor. 
Gold-lace, eng. Goudgalon ; goldtresse; 

galon dor. 
Gold-lack, m. hd., v. goldfirniss. 
Gold-lacquering, eng.,v. batture. 
Gold-lahn, ri. led. Geplet gouddraad; 

flattened gold-wire; lame dor. 
Goldlasur, f. hd., V. lazulite. 
Goldlauchstein, m. lid., v. chry


sopras. 
G-oldlautern, n. hd. , v.goldaus3ug. 
Gold-leaf, eng., v. blattgold, 

buchbindergold. 
Goidlegirung, f. hd, Goudlegeering; 
alligation of gold; ailiage dor. 


566 GOLDLEIM 

Goldleim, ni., Goldlothsalz, hd. 
Gou d l q m ; chrysocol, gold-size; ch ry socolle, 
soudure d'or. 

Goldlöthen, n. hd. Goudsoldeering; 

gold soldering; soudure d'or. 
Goidmanufactory, v.goldfabrik. 
Goldmarkassit,m.hd Zinkj.zinc; zinc. 
Goidmelter, eng. Goudsmelter; gold


schmelzer; fondeur dor. 
Goldmetall,n. pl., v.goldlegirung. 
Gold-mine, eng., Goldmine, t. hd. 

{Goudmijn ; mine d'or. 
Goidniederschlag, m. hd. Goudnederslag; 
precipitate of gold; précipitate d'or. 

Goldoxide, n. hd., v. acide aurique. 
— Salzaures g., zoutzuur goudoxyde; 
muriale of gold; hydrochlorate d'or. 

Goldoxyd-ammoniak, m., v. aurate 
2) . 

Goldoxydnatron, n. hd. Chloorwaterstofzuur 
goud en soda; hydrochlorate of 
gold and soda; hydrochlorate d'or et de 
soude, chlorure aurico-sodique.. 

Goldoxydsalz, n. hd , v. aurate. 
Goldoxyds ure, f. hd , v. acide 
aurique. (paper; papier doré. 
Goldpapier, n. hd. Goudpapier; gold-
Goidplatte, f. hd , v. goldblech. 
Goldplal;ten, n. hd. Het goudpletten; 

making gold-spangles; laruinage de lor. 
Goldplätter, m. hd. Goudpletter; 

flatter of gold wire; lamineur d'or. 
Goldplattirung, f.hd ,v. doublé 3). 
Goldprinting, eng., v. golddruek. 
Goldprobe, f. hd. Goudproef; gold


assay, gold test; essai du titre de lor. 
Gold-pur. pie, eng., Goldpurpur, 
hd. rn. Goudpurper; pourpre de Cassius. 
Goldqueeksilber, n. hd. Goudkwik; 

mercury of gold; mercure d'or. 
Gold-refiner,eng.,v. goldscheider. 
Goldroth, n. hd., v. armenian bol. 
Goldsalpeter, m. hd. Salpeterzuur 

zout; nitrate of gold; nitrate dor. 
Goldsalz, n, hd. Zoutzuur goud; muriate 
of gold; muriate d'or. 
Goldsand, ni. hd. Goudzand; goldsand; 
sable d'or. 

Goldschalchen, n. hd. Goudschaaltje 
(der chemisten); cupel; écuelle. ~ Goudschaaltje, 
v. assay-balance. 

Goldschauin,m.hd.,v.blattgold 2). 
Goldseheiden, n. hd. Goud afdrijven ; 
to refine gold by separation; faire le départ. 
Goidseheider, m. hd. Goudafdrij ver; 
gold liner, gold-refiner; afpineur d'or. 

Goldseheidewasser, n. hd. Koningswater, 
salpeterzuur zoutzuur; regal, nitromuriati.
c acid, aqua regis (lat.); eau régale, 
acide nitro-muriatique. 

Goldscheidung, f. hd. Goudscheiding; 
parting; départ de lor. vgl. départ 
2)-1). (beater. 
Goldschlager, m. hd., v. gold-
Goldschlagerform, f. hd , v. chaudret. 
— Grösste g., grootste goudsia


-- GOLD WASCHER. 

gersvorm ; greatest mould of gold-beaters; 
acheveur. 
Goldschlgerhammer, m. hd., v. 

bahnhammer. (druche. 
Goldschlagerhaut, f., v. bau-
Goldschlagloth, u. hd. Goudsol


deer; goldsmith's link; soudure d'orfévre. 

Goldschltch, m. hd. Gestampt gouderts 
; pounded gold-ore; mine d'or bocardée, 
scblich d'or. 

Goldschmelzer, V. goldmelter. 
Goldschmied , m. hd. Goudsmid; 

goldsmith; orfévre. (hammer. 
Goldschmiedshammer, v. bahn-
Goldschmiedsofen, m. hd. Goud


smidsfornuis ; goldsmith's furnace; fourneau 
d'orfévre. 
Goldschnur (gedrehte), f. hd., v. 
cordonnet I). 
Goldschrötling, m. hd. Gouden munt plaatje; 
planchet of gold; flan d'or. 

Goldschwefel, m. hd. Goudzwavel, 
zwavelspiesglansoxyde; combination of antimony, 
sulphur and oxygen; soufre doré d'antimoine, 
oxyde d'antitnoine sulfuré orangd. 

Gold-searcher, eng., v.orpailleur. 
Goldseife, f. hd., v. ablauterfass. 
Goldsilber, n. hd. Verguld zilver; 

silver gilt; vermeil. 
Goldsize, eng. Verguldgrond, v. gold— 

ground 2). ® Goudlijm, v. goldleim. 
Goldsmith, eng., v goldschmied. 
Goldsmith's work, eng. Goudsmids


werk ; gold- and silberarbeiten; orfévrerie, 

bijouterie. 

Gold-solder, eng., v. goldleim. 
Gold-soldering, v. goldlöthen. 
Goidspinner, m. hd. Gouddraadspin


ner; spinner of gold-threads; fi{eur d'or. 
Goidspinnerspule, f. hd., v. ca-. 
selle (dat echter cazolle moet zijn). 
Goldstab, m. hd. Dunne goudstaaf; 

thin gold ingot; gavotte. 
Goldstange, f. hd., v. , bar 2). 
Goldstaub, m. hd., v. goldfeilicht. 
Goldstein, m. hd. Goudsteen ; stone 

containing gold; pierre d'or. (broidery. 
Goldstickerei, f., v. gold-em-
Goldstof, m. Goudstof, goudiaken ; 

gold-brocade; drag d'or, brocard d'or. 
Goldstreichstein, m. hd. Toetssteen; 

touch-stone; pierre de touche. 
Goldsucher, hd., v. orpailleur. 
Goldtalk, m. hd. Gele talk ; yellow 

talc; talc jaune. 
Goldteig, m. hd., v. goldamalgam. 
Gold-test, eng., v. goldprobe. 
Goldtinktur, f., v.goldauflösung. 
Gold-tissue, eng., v. goldgewebe. 
Goldtresse, f. hd., v. gold-lace. 
Gold-varnish, eng., v. goldfirniss. 
Goldvitriol, m. hd. Goudvitriool, zwa


velzuur goud; sulphate of gold; vitriol d'or, 

sulfate d'or. 
Goldwage, f., v. assay-balance. 
Goldwascher, m., v. orpailleur. 


GOLDWASCHEREI 

Goldw^scherei, f. hd., Goldwashing, 
eng. Het goudwasschen, goud wasschere 
; lavage de lor. 

Gold -weaver,eng., v. goldwirker. 
Goldweinstein, m. lid. Wijnsteen zuur 
goud; tartrate of gold; tartrate d'or. 
Gold-wire-drawer, eng., v. gold


drahtzieher. 
Gold-wire-drawing-mill, eng., v. 

golddrahtmi hle. 
Gold-winder, v. goidhaspel. 
Goldwirker, Silberwirker,m. hd. 

Wever van goud - en zilverstof, goud -, zilver 
gold-weaver, silver-weaver; fabricant-maker ; 
de drap d'or, ouvrier de la grande navette. 

Goldzahn, m. hd. Staafje gedegen 
goud ; small bar of native gold; petite barre 
d'or vierge. 

Goldzain, m . hd. Goudbaar, goudstaaf ; 

ingot of gold; lingot d'or. 
Goldzieher, v. golddrahtzieher. 
Gome, Coom, eng. Verdikt wagen 


smeer, V. cambouis. 
Gommage, m. fr. Het gommen ; gumming; 
das gummiren. 
Comme, f. fr. Gom ; gum; gummi. •• 

G. adragante, tragacante, dragantgom 
; gum dragon or tragacanth; traganth 
gummi. — G. arabique, thébaique, 
G. du Senegal, G. de l' acacia 
Vera, Arabische gom, Senegal -gom ; acacinegum, 
arabine-gum, gum-arabic; arabisches 
gummi, Senegal-gummi, gummi-Senegal. — 
G. animee ou animo, f., Animé m. 
Anime-gom of -bars; gum-anime; animebarz, 
flussharz. — G. de benjoin, v. benzoin-
gum. — G. élastique, v. 
caoutchouc. ••• G. élemi, v. élémi. 
— G. molle, Gème, Résine vierge, 
maagdenhars, ruwe terpentijn ; crude turpentine; 
rober terpentin, jungfernharz. 
Gomme—gutte, f. fr. Gittegom ; gamboge-
gum, gum cambogium, gutta-gamba; 

gummi-guttb. 

Gomme-kino, G. tacamaque, f. 
fr. Tacamabacagom, balsemhars; tacamahacagum, 
balsemnic-resin; takamahakagummi, bal 

-sambarz. 
Gomme—laque, Laque, f. fr. Gombars, 
lakhars, lak; gum-lac, lac; gummi -lack. 
Gomme-résine, fr. Gombars ; gum


resin; gummiharz, schleimharz. 
Gommer, v. a. fr., v. engommer 1). 
Gond, m. fr. IJzeren duim (waarop de 

bengsels van een deur of venster draaien); 
hook, hinge; angel, tbiirangel, baspbaken. 

— G. à pivot, à ressort, v. federthi 
rangel. — G. de fenêtre, v. 
fensterhaspe. 
Gonfle, m. fr., v. bubble 2). 
Gonflement,m., v. anschwellung. 
Gonfler (se), V. r. fr , v. foisonner. 
Goniometer, m. hd. ,y eng., Gonio— 

mètre, m fr. Hoekmeter. 
Goniométrie, fr., Goniometrie, 
hd. f., Goniometry, eng. Hoekmeting. 

-- GOUDRONNER, 567 

Googings, Goodgings, Gudg


eons, pl eng., v. femelle 3). 
Goose (tailor's), eng.,v.carreau 7). 
Goose-dung-ore, eng., v. g nse


köthiges erz. (farbe. 
Goose-green,eng., v. g^nsedreekGoose-
neck, eng., v. cou 5). 
Goose-wing, eng.; v. fore-sail3). 
topel, m., Göpelkunst, f. hd. Mijn


kaapstander, V. eregin d'extraction. 

Gopelherd, m. hd. Rond vlak om een 
mijnkaapstander (voor de paarden) ; whimfloor; 
manége, aire de la machine a molette. 

Gorge, f. fr. Gootsgewijze groef op zul 
cannelure t ) . — Keellijst,-len, etc., V. 

V. cymaise. — G. (dun bastion on 
autre ouvrage), keel (van een bolwerk) ; 
gorge; ketel, kehllinie. — G. (du chien de 
fusil), bals (van den geweerbaan); throat, 
neck; hals, keble. — G. de colonne, 
(Col), bals eener zuil ; neck of a column; 
sbulenhals. — G. (de fusée), keel, hals (van 
eenen vuurpijl); deepening (in the case of 
fire-works by choking it); keble der wurgung, 
wurgkehle. — G. de placard, v. 
frise de placard. ~ G. d'une 
poulie, keep van een blok ; groove, gorge, 
score of a pulley; rinne, spur, rille einer 
klobenscbeibe. 
Gorge—de—pigeon, f. fr. Duivenhalskleur, 
weerschijnkleur; fickle color, shot, 
coppered indigo; schillerfarbe. 

Gorge-fouille, f., Gorget, m. fr. 

Kraalscbaaf; moulding-plane; kebihobel. 
Gorgère, f. fr., v. brustholz ij. 
Gorgerin, Colarin, m. fr.,v.fries 4). 
Gorgonelle, F. fr. Zeker Fransch (ook 

Hamburgsch) lijnwaad; dutch cloth; bolldn


dische leinwand. [gilling 2). 
Goring, G oringeloth, eng. , v. 
Guseh, Gösche, f. hd. Geus; jack; 

pavilion de beaupré. (hals. 
Gosier,m.fr. Hals (des blaasbalgs);gullet; 
Gossan, m. fr. Zwaarsteen, ijzerzwaar


steen, tungsteen, wolframium ; tungstein; 
tungstène. 
Gosse, f. hd. Gootsteen, v. evier. — 
Riool, v. égout 1). 
Gossestein, m. hd., v. gosse 1) ; 
contre-j umelle. 

Gothic architecture, eng., Gothische 
architectur, f. hd., v. architecture 
2). 

Gothic drawbridge, eng. Wipbrug; 
wippbrucke, portalbrucke; pont-levis à flèehe. 
Gothic style, eng., Gothischer 
styl, m. hd. Gothische stijl of bouwkunst; 

style gothique, style ogival. 
Gothic window, eng., v. fenêtre 
gothique. 

Goudron déhouillé, m. fr. Koolteer; 
coal-tar; koh len Cheer. — G. minéral, 
v. Barbadoes —tar. — G. végétal, 
houtteer, teer; tar; Cheer, bulztheer. 

Goudronner, v. a. fr. Teren ; to tar; 
theeren. — G. un vaisseau, een schip 


568 GOUGE 

teren ; barpuizen ; to tar, to pay a ship; 
emn schiff theeren, paajeri, harpiisen. 
Gouge. f. (r. & eng. Guts, holle beitel; 
hohlmeissel, hohleisen, hazlbrnondmeissel; gudse 

(der seeleute); V. ausschneidmeissel. 
Fermoorbeitel, v. balleisen. j. 
Loopschaaf; rabot à canon. — G. a beo 
de Corbin, fr., ravenbek, v. bee de 
Corbin b. — G. a ébaucher, draaiers 

turning-gouge, steel chisel, round-steekheitel; 
tool; scbrotmeissel, rbbre, drechseleisen,drebeisen, 
Stahl. ~ G.-cuiller, G. a nez 
rond, V. spoon-gouge. ~ G. ronde, 
earrée, ronde, vierkante holle beitel ; 
round or square gouge; rundes, viereckiges 
bobleiscaa, viereisen. ® G. de 150o 
1800, etc., V. gouge, eng 6) ---9). 

Gouge, eng. Guts, v. gouge, fr. 1) . 

Steekbeitel (der steengraveurs),v. charnière 
! ). — Loopsci aaf, v. gouge, fr. 
& eng. 3). — Fermoorbeitel, v. balleisen. 

Draaierssteekbeitel, v. gouge, fr. 5). 

Fluting g., guts van 1 5o is I Soo; 
hohleisen von 150-180o; gouge de 150--i 
80°. _ Plat g., guts van 25 tot 50°; 
hohleisen. zon 25—{); gouge de 2 5-50 °. 
~ Middle-sweep g., guts van '10 tot 
90 °; hohleisen von 70-90 o; gouge de 70 
--90°. — Scribing g, guts van 100 
tot 1 3 0, ; hohleisen von 10 0-13 0 °; gouge 
de 10 0--13 0 °. Square, Round g., 

V. gouge, fr. 7) . (hiihlen t) . 
Gouge (to), v. a. eng., v. aus-
Gougeon, m fr., v. goujon.
Gouger, v. a. (r., v. aushohlen 1). 
Gouge-sculper, eng, Zeer breede 
ronde steekbeitel ; sehr breiter boltstichel; 
échoppe ronde três large. 

Goujon, m. fr. Bout, pin, etc , v. 
bolt 2). ~ Verbindingsbout of -pin (in 
den scheepsbouw) naaibout, V. diebel. ~ 
Voorsteekpin, V. bolz 3). — Beeldbouwersbeitel, 
v. flachhohleisen. — G. 
de mat, v. broche t 5). — G. perdu, 
verloren tap, v. embottture 1). ~ G. 
de poulie, v. essieu de poulie, de 
rouet, s. essieu. 

Goujonner, v. a. fr., v. anbolzen, 
anphócken, cheviller, to bolt. 

Goujure, Rainure, f. fr. Keep, kerf, 
sleuf, groet, v. coche, channel 1), 
einschnitt 1), 2). 

Goulot, in. fr. Hals eener tlesch ; neck 
of a bottle; hals einer flasche. ~ (Noulet), 
inspringende dakhoek, v. dachkehle, 
einkehle. — G. de l' en tonnoir, v. 
étranguillon. ~ Moule de g., v. 

cranny. 

Goulotte, f , Menton de larmier, 
m., Gouttière du larmier, f. fr. Sleuf 
in de keellijst (tot afloop van 't water); drip, 
chin of a larmoer; wasserablaufrinne, wassernase. 


Goupille, f. fr. Voorsteekpin, v. clavette 
I), á), 4). 
Goupillon, (Mouillet), m fr. Smids-

GRABEN. 

sprengkwast, v. écouvette 2). ~ G. 
des Ynacons , metselaarssprengkwast; 
mason's brush; annetzer, annetzpinsel, netzpiusel, 
quast, sprengpinsel. 

Gourbiller, Gouriller, v. a. fr. Kegelvormig 
uifwerken (een boorgat); to round 
or to widen conically; kegelförmig ausrunden. 

Gourmas, rn. fr. Houten zeewatergoot 
(der zoutputten); wooden brine-pipe; hblzerne 
soolenleittingsrbhre. 

Gourmette, f. fr., v. curb. 

Gournable, f. fr. Eiken nagel (aan 
de buitenhuid); tre(e)nail, tren(n)el, trunnel; 
holznagel, nainagel. 

Gousset, m. fr. Draagband, schoor-of 
stutbalk, v. brace 2). _ Draagklamp, v. 
brace 3). _- G. de gouvernail, 
(Jaumière), Hennegat (tot doorlating 
van den kop van 't roer); helm-port; hennegat. 
— (Timon, Barre) Roerpen, 
helmstok, V. barre du gouvernail. 

Gousseton, m., v. échantignole 1). 

Goutte, f. fr. Watervlek (in 't papier); 
water-spot; wasserfleck. — Proefdruppel, v. 
assaying-drop. ~ G. froide, v. 
blase i ). — G. de suif, rondkoppige 
schroef (der draaibank); screw with round 
head; rundkdpfige schraube. 

Gouttière, f. fr. Dakgoot, v. dachrinne. 
— Goot, geul, etc., v. ablaufrinne 
1). — Hangende dakgoot, v. Conduit-
pipe. — G-s, groeven op sabellemmers, 
etc., v. cannelure 4). ••• G. 
de larmier, v. goulotte. ••• G. 
d'un livre, V. fore-edge. 

Gouvernail, m. fr. Langste (en middelste) 
staaf in eenen bundel smeedijzer; 
longest bar in a bundle; iiberzáhlige (zu 
schmiedeirde) eisenstange. — Roer, stuurroer, 
stuur ; rudder, helm; steuer, steuerruder, 
ruder. 

Gouvernateur, fr., Gouvernator, 
hd. m., v. governor. 

Gouverneau, m., v.. gouverneur. 

Gouverner, v. a. fr. Sturen (een schip); 

to steer; steuern. 

Gouverneur, m. fr. Meesterknecht, 
eerste werkman (in eene papierfabriek) ; 
headworkman; erster arbeiter. 

Gouvion, m fr. Lange, sterke ijzeren 
bout ; long bolt-peg; langer, starker bolzen. 
Governor, eng. Regelaar, regulateur, 
snelheidsmeter (aan molens en machines); 

gouvernator, regulator, geschwindigkeitsmesser; 
gouvernateur, régulateur, rnodérateur. 

— Watt's g. , (conic pendulum of a 
steam-engine), Watt's stoomregelaar of regulateur 
(een parallellogram met scharnieren 
of geledingen en belast met twee giet 
kogels of bollen); Walt's regulator;-ijzeren 
pendule conique, modérateur centrifuge. 
Grabeisen, n. hd. Graveerstift, v. 
ciselet 2); èchoppe a champ-lever. 

Grabelage, m.,v.durchsieben,n. 2) . 

Graben, m. hd. Gracht, v. fossé, 

ditch, tranchée. 


GRABEN — GRAMMATIT. 569 


Graben, v. a. (mit dem spaten), graven, 
uitgraven ; to dig; creuser. ® G. 
(mit dein stichel), graveeren ; to engrave, 
to cut; graver, buriner. (tre—scarpe. 

Grabenbosehung, f. hd., v. con-

Grabenleitung, f. hd. Waterafleiding 
door riolen ; afvoergracht; zinkput; 
draining-well, waste-well; cess-pool; dérivation, 
décharge des eaux par des rigoles, 
canal de dérivation ; puisard. 

Grabenpflug, m. lid. ,v. charrue o). 

Grabxneissel, Grabstiehel, m. hd. 
Graveerstift; graver's chisel, burin, graver, 
graving-tool, poitrel; burin, ciselet, poincon, 

lancette. 

Grad, m. hd. Graad, v. degré i). 

Gradbogen, m. hd. In graden ver 

cirkel boog ; arc divided into degrees;-deelde 
are ou demi-cercle gradué. 
Gradient, eng. Rijzing, helling (van een 
weg of spoorbaan); steigung, senkung; pepte. 

Gradin, m. fr. Trap, optrede; step; 
stufe, absatz. •^• G. gironné, wenteltrap 
; winder; wendelstufe. — G—s des 
affuts, v. tintaille Q). — G. ou 
Stross, trap (in den bergbouw); stope; 
strosse, firstenstoss. 

Gradine, f. f'r.. v. gradireisen. 

Gradiren, v. a. Louteren (hij goud. 
smeden); to refine; afhner. ~ Gradeeren, 
der, graad der zoutheid van 't zoutwater 
verhoogen ; to graduate; faire la graduation.

Gradiren, n., Gradirung,f.hd. Gradeering, 
verhooging van den zoutheidsgraad 
van 't zeewater; graduation; graduation. 

Gradirhaus, n. hd. Verdarnpingsbuis, 

lekwerk, gradeer-of gradueerhuis, gradeerwerk; 
graduation-house, drying-house; bátiment 
de graduation, graduation. 

Gradirpfanne, f. hd. Gradeerpan; 
graduation-pan; poele de graduation. 

Gradirwage, f. hd., V. areometer. 

Gradirwasser, n. hd. Gradeerwater; 

graduated water; eau graduée. 
Gradmesser, m. hd. In graden ver 

schaal ; graduator; échelle graduée.-deelde 
Gradring, ni., V. anneau gradué. 
Grads ge, f. hd. Groefzaag, sponningzaag; 
saw for cutting grooves on rabbets; 
scie a araser. [gradeer I). 
Graduate (to), v. gradiren 2); 
Graduation, f. fr. & eng. Graadindeeling 
van instrumenten; gradtheilung. ~ 
Gradeering, v. gradiren, n. (haus. 
Graduation--house, hd.,v. gradir-
Graduator, eng., v. gradmesser. 

— Azijnvorrner ; essigbilder; tonneau dans 
lequel Ie vinaigre est préparé. 
Graduer, v. a. fr. In graden afdeelen 
; to graduate; abgraden, in grade ah,
heilen, mit graden bezeichnen. 
Gradwage, f. hd., v. federwage 1) . 
Grain, eng. Korrel, weefsel, voorkomen 

op de breuk; nerf (van leder); keper (van 
stoffen) ; horn, arbe; grain, texture. 
Proefkorrel, v. bead 3). ~ G. for es


saying, proefkorrel, V. bou.ton f ). 

G. of powder, korrel van 't kruit; 
korn des pulvers; grain de Ia poudre. 
Grain (to),v. a . eng.: To g. leather, 
leder nerven ; leder narbig machen; greveler 
Ie cuir. ~ To g. paper, papier nerven; 
papier narbig machen; grainer le papier. ~ 
To g. gun-powder, buskruit korrelen; 
schiesspulver kdrnen; grener la poudre. 

Grain, m. fr. Korrel, nerf, etc., v. 
grain, eng. 1). — Steenbeitel ; chisel for 
work in stone; steinmeissel, steeneisen. o• 
Pan, pot (eener staande spil); bush, pillow; 
zapfenlager, pfanne. — G. (ou Grains) 
d'Avignon, v. french berries. 

G. de la botte a étoupes, ring der 
pakkingbus; necking; stopfbiichsenring. — 
G-s (ou Graines) d'ét arlate, v. 
kermès. — G. d'essai, v. assaygrain, 
bouton e). G. de lumière, 
koperen zundgathus, V. copperbouche. 
— a. G. d'orge, draaiersgroefstaal, 
V. fer a inoulures. ~ b. 
Kraalschaaf, l (jstschaaf; moulding-plane, ogeeplane; 
sirashobel, karnieshobel, kehlhobel. 
C. Kalf, klamp, kiessing, V. fillingpiece. 
— d. Gerstekorrelpatroon ; a pattern 
given sometimes to twilled linens; gerstenkorn, 
gerstenkernrnuster. ~ e. (Assemblage 
a grain d'orge), boeklasch, 
driehoekige larch; edge point by grooves 
and dovetail-spikes ; eckverband auf ver 
peau, nerf, nerf-zinkung. — G. de laof 
haarzijde van 't leder of de huid ; grainside. 
hair-side; narbenseite, haarseite. ~ 

G. de la poudre, v. grain eng. 4). 
o G. de vent, V. fiage, bpi. — G. 
de verre noir, v. bugle. 
Grainage du suere, m. `r. Het 

korrelen der suiker; granulation of sugar; 

das korven des zuckers. 

Cramer, v. a. fr., V. greneler. 

Graines, f. pi., V. grain, fr. Is), 6). 

Grainettes, f. pl. fr., v. french 

berries. 

Graining, eng., v. baumalerei. 

Grainoir, m. fr., v. égrenoir. 

Grain-puncheon, eng., Grain


punzen, ni. hd., v. grenoir 2) . 
Grain-side, eng. Nerfzijde, v. grain 
de la peau, s. grain, fr. <> 

Grain-tin,eng.,v.étain en larmes. 

Grainure, f. fr. Korrelige breuk; 

grain; korniger bruch 

Graisse, f fr. Vet, smout; fat, grease; 

fett, schmalz. — G. pour essieux, as


smeer; axle-grease; achsenscbiniere. — G. 

pour voitures, v. carriage-grease. 

Graisser, v. a. fr.: G. (la lame), 

V. einfetten. — G. (un batiment), 
(een vaartuig) smeren; to pay with tallow; 
schmieren. — G. la lime (dit dun metal), 
de vijl vullen, belemmeren; die' feile 
versch:uieren. (trog. 
Graissoir, rn, r., v. einsehmalzGram.
matit, ni. hd., Grammatite,

4.8. 


570 GRAMME 

f fr. & eng. Witte straalachtige hoorn blende, 
sterschorl, grammatiet, tremoliet. 
Gramme, in. fr. & eng., Gramm, 

n. hd. Wichtje, 1 U^1 kilo of pond, een beid 
van 't metrieke gewicht in Frankrijk. 
Grammit, m. hd., Gr ammite, f. 

(r. & eng. Grammiet, lettersteen, roode jaspis 
of agaat met witte lettervormige strepen. 
Grammographe, m. fr., V. beschneidemaschine. 
Granalien, f. pl. hd.,v. grenailles 1). 
Granat, m. hd., v. garnet 1). 
Granate, f. hd. Granaatkogel, granaat; 

grenade; grenade 
Granatil,m.hd.,v.granit 3). (gravier. 
Grand, m. hd. Grof kiezelzand; gravel; 
Grand, adj. fr. Groot; great, large; 

gross. — G-es capitales, hoofdletters, 
kapitalen ; capitals; versalien. ~ G. foc, 

V. foe 3). — G. frais, v. frais, a. 3). 
om G-s haubans, groot want ; mainshrouds; 
grosse wanten. — G-e hune, 
groote mars; main-top; grosser mars. 
G. hunier, groot marszeil ; main-topsail; 
grosses marssegel. — G. largue, 
bakstagswind; quarter-wind, quartering wind; 
backslagwind . ~ G-e masse (du haut 
fourneau) , v. cheminée 9). ~ G. mat, 
groote mast, hoofdmast; main-mast; hauptmast. 
— G. mat de hune, groote steng; 
main-top-mast; grossmarsstenge. — G. mát 
de perroquet, groot bramsteng; maintop-
gullanl-mast; grosse bramstenge. — G. 
mat de perroquet volant ou royal, 
groote voorbovenbramsteng; main-royal-mast; 
grosse oberbramstenge, royal stenge. e G-S 
oeillets d'estropes depoulies, groote 
oogen van blokstroppen ; large strops or longeyed 
strops of blocks; langhälse, blockslropp 
mit langere auge. ~ G. papier, Papier 
grand raisin, mediaan papier; medium 
paper; medianpapier. — G-e touée, 
V. maitre-cable. ~ G-es traverses, 
groote dwarsstangen (aan de berrie 
der locomotief); we?gh-bars; grosse querstangen 
oder stützen. 
Grand-aigle, m. fr Fransch teekenpapier 
(breed 1014 tot 1060, hoog 680 
streep, gewicht van den riem 45-70 kilo) ; 
size almost like double elephant; format fast 
gleich gross-elephant. (dinaire. 

Grand-carré, fr., v. lombard or


Grand-chapelet, m. fr. Fransche 
papiersoort (breed 8815, hoog 611 streep); 
size almost like colombier; format fast gleich 
colombier. 

Grand-cornet, m. fr. Fransche papiersoort 
(breed 493, boog 375 streep); size 
almost like demy; format fast gleich demy. 

Grande-fleur-de-lis, m fr. Fransch 
pa pier (breed 861, hoog 611 str.); size almost 
like atlas; format fast gleich klein -elephant. 

Grandeur, f. fr. Grootte; size; grosse. 

G. d'exécution, G. naturelle 
(dun dessin), volle of natuurlijke grootte; 
full size, natural scale; natürliche grosse. 
í -RANTJLATING. 

Grand-j ésus, Super-royal, Jésus, 
fr. Fransch teeken-, schrijf-en drukpapier 
(breed 71 9 tot 729, hoog 640 tot 651 
str.); size almost like imperial, elephant; format 
fast gleich imperial and gross-royal. 

Grand-licorne a la cloche, m. fr. 
Fransche papiersoort (breed 52, hoog 333 
streep); size almost like square-foolscap; 
format fast gleich klein -median. 

Grand-lombard, m. fr. Fransche 
papiersoort (breed 680, boog 556 streep); 
size between elephant and super-royal; format 
zwischen elephant and super-royal. 

Grand-messel, m. fr. Fransche papiersoort 
(breed 518, hoog 417 streep); size 
almost like copy; format fast gleich copy. 

Grand-monde, m fr. Fransch teekenen 
plaatpapier (breed 1180 tot 1195, hoog 
850 tot 868 streep); size almost like antiquarian; 
grbsstes format. 

Grand-raisin, (Raisin), m. fr. 
Fransch teeken- en schrijfpapier (breed 623 
tot 630, hoog 490 streep); size almost like 
royal; format fast gleich klein -royal. 

Grand-ressort (dans une platine), m. 
fr. Slagveer (van een geweerslot); mainspring; 
schlagfeder, hauptfeder. 

Grand-royal, m. fr. Fransche papiersoort 
(breed 630, hoog 496 streep); 
size almost like super-royal; format fast 
gleich gross-royal. 

Grand-soleil, m. fr. Fransch schrijfpapier 
(breed 1000, hoog 690 streep); size 
almost like double-elephant; format fast gleich 
gross-elephant. 

Grandstein, m. hd., v. graait. 

Grand-titre, m. fr. Hoofdtitel (van 
een boek); principal or capital title; haupttitel. 
Grangel, m. hd. Stuk gesmolten koper; 
piece of melted copper; pièce de cuivre fondu. 

Granit, ni. hd., Granite, m. fr. & 
eng. Graniet, korrelsteen, gemengde steen, 
voornamelijk uit kwarts, veldspaath en glimmer 
bestaande. ® Granite stratifie 
ou veiné, fr., v. gneiss. — G. àpetits 
grains (Granitelle , Grenatite, 
Staurolithe), half-graniet, soort van 
grijs, kleinkorrelig graniet; granitel, stauroli-
te; granatil, granitell. 

Granitel, eng., Granitell, m. hd., 
Granitelle, f. fr., v. granit 3). 
aranitpapier, n. hd., v. buntpapier. 
(bend. 

Granny's bend , eng., v. carrick-

Grant, eng., V. enseignement. 

Granular, adj. eng. Korrelig, gekor


reld; kdrnig, körnerig, graupig; grenu. — 

G. ore, v. argent en épi, _ s. épi. 
Granulate (to), v. a. eng. Korrelen, 
tot korrels maken ., kbrnen, granuliren; grenailler, 
granuler, grener. 

Granulating, eng ., V. engrainage. 
Granulating-iron, eng., v. fer a 
grainer. 
Granulating-machine, eng 

., v. 

Congreve's machine. 


GRANULATING-ROLLER 

Granulating-roller, eng. Korrelrol; 
kdrnwalze; rouleau ou cy!indre à granuler. 
Granulation, f. fr. ' eng. Het kor


relen (van 't buskruitdeeg); das karnen. 
Granulator,eng ,v. corning-sieve. 
Granuler, fr., Granuliren, hd. v. 

a., v. to granulate. (house. 
Granulirmuhle, f. hd., v. corning-
Granzeisen, n. hd., v. chapelet 2). 
Grapen, ni hd. Gietijzeren pot op 3 

pooten ; three-legged iron pot; marmite de 
fonte. Smeltketel, V. chaudière a 
(ou de) fusion, s. chaudière a. 

Grape-shot, Round of grape, 
(in the United States:) Stand of grape, 
eng. Trosvormige kartetsen (besloten in een 
zak van zeildoek), zakkartetsen ; traubenhagel, 
hagelpatronen, traubenkartdtschen, beu 

anges. -telkarldtschen; grappe de raisin. 

Graphit, m. hd., Graphite, ra. (r. 
& eng. Graphiet, potlooderts, potlood, zwart 
teekenkrijt. 

Graphittiegel, in. hd. Graphietkroes; 
crucible, skillet; creusel. 
Graphometer, m. hd. & eng., Gra


phomètre, m. fr. Hoekrneter. 
Grapnel, eng., v. enterdreg I). 
Grapp, eng , v. garanee, etc. 
Grappe, f. fr. Wolvlok ; woollen flock; 

wolitlocke. •• G. de raisin, V. grapeshot. 
— G. de Hollande, Hollandsch 
e of Zeeuwsche krap als poeder; crop 
of Zeland; Seelandischer krapp. 

Grappin, w. fr., v. enterdreg. — 
Schuimiepel (voor 't gesmolten glas); skimmer; 
schaumloffel. — Pluismes, pluisijzer 
(der lakenfabr.); culling-iron; ausputzmesser, 
auszupfinesser, pfuekmesser, noppeisen. — 
Bultenklopper, v. fusshammer 2). ~ 

G. de brulo t, v. enterdreg ij. — 
G. ou Renard, balktraak, kant(el)haak, 
duivelsklauw; cant-hook; kantbaken. 
Grappling, Grappling-iron,eng., 

V. enterdreg. 
Gras, m. fr. Vet ; fat; fett. ~ (Oing) 
Vet, smeer; tallow, stuff; schmiere. — G. 
de cadavre, v. adipocire. 

Graskeimiges malt, n. hd. Mout, 
dat gras-in plaats van wortelkiemen geeft; 

malt sprouting in the stalks instead of the 

roots; malt germé. 
Grasleinen, in. hd., v. batiste 2). 
Grass (to), v a. & v. n. eng. In den 

dauw roten ; laten roten (vlas, hennep) ; 

thaurbsten; rouir it la rosde. 
Grass-cloth, eng., v. batiste 2). 
Grass-tables, pl. eng. , v. emba


sement 3) . 

Grat, m. hd. Messing, dunne rand aan 
inscbuilijsten, enz. ; rabbet; languette. 
Grat(h), v. arête 3). -- v. grath. 

Grate, eng. Rooster; rost; gril, grille. 
.• Vergulders-tralieraampje; vergoldgitter; 
gril. — Fornuisrooster; rost; grille. ~ 
Plaatdrukkersrooster; warmgitter; gril. 

Grate (to), v. a. eng., V. eingittern. 

GRAUGOLDERZ. 571 

Gräte,f.hd. Weefselmerk; mark; marque. 

Grate-hatchway, v. écoutille s).. 

Grater, eng Rasp; reibeisen, reibe; 
rape. — Ovenkrabber, haardschrapper ; 

herdschaufel; rácloir, rabot. 
Grateron, m. fr. Klit, knoop (in de 
wol); burdock; klette. 
Grat(h), m. hd. Baard, v. bavure 2). 
® Draad aan een geslepen mes, v. faden 3). 

Grat(h)hobel, m. hd., v. bouvet 3). 

Grat(h)sage, f. hd. Groefzaag; saw 
for cutting grooves; scie à rainures. 

Grat(h)sparren, m. hd., v. arêtier. 

Grat(h)ziegel, m hd.,v. enfafteau. 

Grating, eng. Het knarsen (van ma


chines); das knarren, kreischen, knirschen; 

kiement. ~ Roosterplaat met gaatjes ; plate 
of lead with holes, rost; pommelle. — Gatenblik, 
v. crapaudine 4). — Roosterwerk 
(elkander kruisende balken als fondement); 
schwellrost, liegender rost; grillage. 

Grating or Gratings, roosterwerk 

(aan boord), v. caillebotis. 

Graton, m, fr. Kleine ovenkrabber (des 
spiegelgieters); little glazier's scraper; ofenkri 
cke. 

Gratte, f. fr. Scbeepsscbrabber; scraper; 
schraper. 

Gratte-bosse , Gratte-boësse, 
Saie, f eng., v. drahtburste. 
Gratte-bosser, Saier, v. a. fr. Met 

den kratsborstel reinigen of polijsten ; to 
scratch; kratzen. 
Gratter, V. a. fr. Afkrabben, afschrappen, 
afschaven; to scrape; kratzen, ab-, 

aufkratzen, abschaben. ^ G. (ou Hacher) 

une planche, eene koperen plaat arceeren 
(voor de gravuren in zwarte kunst); to 

hatch; grunden. 

Grattoir, m. fr. Krabber, schrapijzer; 
scraper, scraping-iron; schaber. — G. tri 
-angulaire, driesnijdende

schrabber; threesquare 
scraper; dreischneidiger schaber. 
G., richtstaal (voor verheven werk op ijzer); 
straightening iron; richteisen. • Schaaf-, 
schraapmes, v. ebarboir. e G. carré, 
vierkant kratsstaal, v. ébardoir. — G. 

cannelé, v. fluted scraper. — G. 

régulateur, regelaar (voor den inkttoevoer, 
aan de snelpers); regulating slice; regulirendes 
schabessen 

Grauasche, f. hd. Gietersasch van 

stroo er) rietstoppels; ashes of straw and 
stubble; cendres de paille et de chaume. 

Grauen, m. hd., v. growan. 

Graue nicht, n. hd. Zinkkalk, oven


galmei, grauw of wit niets; spodium, tuty; 

spode, tutie. 

Grauerz, n. hd. Zilverhoudend grauw 

kopererts ; argentiferous grey copper-ore; 

mine de cuivre grise tenant argent. 
Graugiltigerz, n. hd., v. fahlerz. 
Graugolderz, n. hd. Grauw gouderts; 

grey gold-ore; mine dor grise. — Blátteriges 
g., goud-en loodhoudend gedegen 
tellurium ; native tellurium containing gold 


 57 9, GR4UGRUN 

and leafy tellure natif contenaut de, lor et 

du plomb. 
Graugri n, adj. hd., v. glauch. 
Graupe, f., Graupel, m. hd. Erts 

in korrels; great; minerai enn grains. 
Gráupelerz (nati rliches), n. hd., 

V. argent en épi, s. épi. — Gepochtes 
g., gestampt erts; pounded ore; 
minerai bocarde. 
Graupengang, m. Graupenmn 
hle, f. hd. Pelmolen ; hulling mill, mill 
for peeling barley; moulin à moudre forge. 

Grauspiessglanzerz, n. hd., v. an


timoine sulfuré. 
Graustein, m. hd , v. grauwerk. 
Grauwacke, f. hd. Grauwwak; gray 

wack; quartz mêló de schiste et de mica; 
psammite (scion Brongniard); traiimate (se-
Ion d'Aubuisson). 

Grauwerk, n. hd., v. ashlar. — 
Wit hermelijn (pelterj van den Noordschen 
eekhoorn); minever, meniver, miniver; petit-
Gravel, eng., v. gravier i ). (gris. 
Gravel-bottom, eng., v. fond de 

gravier, s. fond b. 
Gravelle, f. fr., v. argol. 
Graver, v. a. fr. Graveeren ; to engrave, 

to cut; graben,graviren,stechen. v. buriner. 
Graver, eng., v. burin i) — 5), 9), 
grabmeissel; chasing-chisel.

Graveur, in. fr. Graveerder, graveur, 
plaatsnijder (koper-, staalgraveur, etc.); engraver; 
stecher (kupfer-, stahlstecher, etc.), 
bildgraber. ~ G. en Bois, houtsnijder, 
houtgraveur ; wood-engraver, wood-cutter ; 
boizschneider. ~ G. en cachets, de 
poincons, stempelsnijder. signet:snijder ; 
stamp-cutter; stempelscbneider, petscbaftstecher. 
— G. des caractères, v. formcutter. 
— G. en taille douse, G. 
au burin, v. chalcographe.

Gravier, in. fr. Kiezelzand, keizand, 
grof zand ; gravel, grevel, grit-sand; kies, grus, 
gries; greis. - G. au fond de la mer, 
grondzand, singelgrond; ground-gravel; singels. 
Gravimeter, m. hd. & eng., GraviYn
®tre, m. fr. Zwaartemeter (werktuig). 
Graving-tool, eng., v. burin 1), 
ciselet 2), échoppe a champ-lever. 
Gravirbeutel, m. hd. Graveurswerk


tuig ; engraving-tool; outil de graveur. 
Graviren, v. a. hd., v. graver, fr. 
Gravirnadel, f. hd., v. Aetznadel. 
Gravirtaster, m. hd., v. compas 

a repousser, s. compas 1). 
Gravitate (to), v. n., V. anstreben. 
Gravitation, f. -a . Zwaartekracht. 
Gravité, f. fr.,Gravity, eng. Zwaarte, 

zwaartekracht; schevere, schwerkraft. 
Gravoir, in. fr., v. faizeisen 21. 
Gravois, ire. fr. Kalkpuin ; rubble, 

rubbish of old plaster; kalkschutt, rnuil, mul m. 
Gravure, f fr. Plaatsnijkunst, graveerkunst 
, het plaatsnijden, graveeren ; graveer


wijze ; engraving-art; engraving; bildgraberkunst, 
stecberei. Gegraveerde koper-of 

GREEMENT. 

staalplaat; afdruk daarvan ; engraved plate; 
print, stamp; gestochene kupfer- oder stahlplatte; 
stich, schnitt. - G. en acier, 
en taille dure, het graveeren op staal; 
staalgravure , staalplaat; steel-engraving; 
steel-print; stahlstecherei; stahlstich. - G. 
a l'aquatinta, koperplaat, die de gewasscben 
teekening nabootst; aquatinta; 

kupferstich in tuscbmanier. - a. G. en 

bols , xylographie , houtsnijkunst; 
wood-cutting, xylography; hoizschneidekunst. 
~ b. G. en bois, xvlogramme, hout 

wood-cut; holzschnitt. — G. de-snede ; 
caractéres , v. form-cutting. 

G. en cuivre, en taille douse, kopergraveerkunst; 
koperplaat; art of engraving 
on copper; copper-plate ; kupferstechkunst; 
kupferstich. G. a l'eau forte, 

etskunst; geëtste plaat; etching, art of etching; 
engraving eaten out by caustic water; 

atzkunst, radirkunst; dtzdruck, itzplatte, 
radirung. - G. héliographique, photographisehe 
staalplaat; plate of steel engraved 
by means of photography; photographischer 
stahlstich. - G. avant la lettre, 
proefafdruk, afdruk vóór het onderschrift ; 
proof-impression, proof-print; probeabdruck, 
abdruck var der schrift. ® G. dune 
lettre, v. cut 7). — G. en noir, 
plaat in zwarte kunst; mezzotinto; stich in 

schabemanier. 

Gray-wack, eng., v. grauwacke. 

Graze, eng. Punt waar een afgeschoten 
kogel den grond raakt ; au fschlag; point 
de rencontre. 

Grazing, eng., V. falling short. 

Grazing fire, eng , v. feu rasant. 

Gré, m. fr.: Aller au gre des 
vents et de la mer, drijven ; to drive; 
treiben. 

Grease, Smear, eng. vet ; smeer, 
wagensmeer; fett, schmiere, ivagenschmiere; 
graisse, oing, vieux oing. -Wolvet, v. 
fettiger schweiss. (ten. 
Grease (to), Greasing, v. einfetGrease-
box ; Grease-cock, eng. 
Vetbus, smeerbus ; oliebakje, oliekraan (der 

stoommachines); schmierbizchse; ölbuchse, hi


hahn; bofte d graisse; robinet graisseur. 

Grease-chamber, v. chamber 2) . 

Greased patch, eng., v. calpin. 

Grease-pot, eng., v . chaudière a 
la graisse (première et seconde). (trog. 
Grease-trough, ' . einschmalz-
Grecquage, in. fr. Het kepenzagea 

in den rug van een boek ; making cuts into 
the back of a. book; das einsdgen. 
Greeque, f. fr. Bindershadzaagje voor 
ruggroeven ; cutting-saw; eienscbneldshge.

Greequer, v. a. fr. Kepen zagen (inden rug eens boeks); to cut in the back of 
a book; einsogen. 

Greement, Grémnent, m. fr. Tuig, 
staand en loopend want ; rigging, fitting. 
tackle and furniture; takelage, tauwerk, 
seil and treil. 


GREEN—EARTH ---- GREY-METALL. 573 


Green—earth, eng. Groenaarde, seladon-
groen, zeegroen ; grï nerde, seladongrun; 
terre verte, terre de Vérone. 

Green—glaze, eng. Fijn aardewerk 
met fraai groen loofwerk versierd; mit bldtterwerk 
verzierte fayence; fayence fine ornée 
de feuilles dun beau vert. 

Greensand, m. hd., Green-sand, 
eng. Groene zandsteen; sable vert, grès vert. 
~ Mager vormzand ; magerer formsand; 
sable maigre. 

Green-stone, eng., v. diabas. 
Green-weed, v. farbeginster. 
Gréer un mát, une vergue, un 

vaisseau, fr. Eenes mast, eene ra, een 
schip tuigen, toetuigen, betakelen ; to rig 
a mast, a yard, a ship; einen mast, eine 
raa zutakeln, auftakeln, eis scuff tauen, 
blocken, auftakeln. 

Greep, m. hd., v. bit, hd. 
Gréeur, Agréeur, m. fr. Takelaar, 
tuiger, optuiger; rigger; takler, takelmeister. 

Grége, f. fr. Repel, v. drège. 
(ou Grèze, Soie grege) Ruwe zijde ; 
raw silk; robe seide, gregseide. 

Greifzirkel, m. hd., v. callipers. 
Greillade, f. fr., v. dust 2) . 
Greis, m. hd., V. gravier 1). (spaath. 
Greissen, m. * . Graniet zonder veld-
Greissen, v. a. hd. (in den bergbouw) 

Klooven ; to cleave, to split; fendre. 
Greiszwitter, in. hd. Tinsteen ; tin


stone; ruine d'étain mêlée de schiste. 
Grélassons, in. p1., v. gailletteries. 
Gréle, f. fr., v. beschrotfeile. 
Grêler, Grélouer, v. a. fr.: G. 

la eire, liet was tot reepen of linten 
maken (om liet te bleeken); to form the 
wax into films or ribbons; das wachs bhndern. 

Grelet, m. fr., v. dachhammer. 
~ Spitshamer; pick-axe; spitztlhche. — 
Hamerhouweel , poll-pick; bammerhaue. 

Grelette, f. fr., v. beschrotfeile. 
Grelien, f., Greling, ni. hd., Gre


lin, in. fr. Greling, dunst kabeltouw. 
Grélouer, f. fr., v. grêler. 
Grenade, Grenadine, f. fr. Sterk 

getweernde zijde ; strongly twisted silk; seide 
za schwarzen spitzen. 

Grenade, f. fr. & eng., v. granate. 
••• G. ii main, handgranaat; hand-grenade; 
handgranate. — G. à perdreaux, 
spiegelgranaat; disk-grenade; spiegelgranate, 
hebespiegelgranate. ~ G. de rempart 
on de fossé , wal-of gracbtgranaat ; 
rampart-grenade, ditch-grenade; waligranate, 
sturmgranate, rollbombe. 

Grenadière, f. fr., v. capucine 3). 

Grenadille , f. fr. Grenadille-bout, 
rood ebbenhout ; grenadillo, granillo, red 
ebony; grenadillholz, rotbes ebenbolz. 

Grenadine, f., V. grenade, 1. art. 
Grenage, m. fr., V. granulation. 
Grenailler, hd., v. to granulate. 
Grenailles, f. pi. fr. Tot korrels gebracht 
metaal ; granu'ated metal; granulien, 

gekörntes metall. ~ Hagel, v. dragée i). 

G. de scones, slakkengruis; slagcobs; 
schlackenklein. 
Grenat, m. fr., v. garnet. 
Grendel, Grendelbaum, m. hd. 

Ploegdissel ; pole or tree of a plough; timon 
de la charme. ~ G. oder Riegel, grendel 
; bolt; verrou 

Greneler, Grener, Grainer, v. a. 
eng. Korrelen ; to grain; karnen, graniren. 
Grener du cuir, du papier, 
de la poudre, v. to grain i ), 2),3). 
Grener, ruwmaken (bij graveurs); to 

stipple; raub macben. 

Grenetis, m. fr. Kartelrand (van munten); 
ingrailed ring, milled edge; krbuselung, 
rdndelwerk, rkndelung, perlrand. — Kartel 

milling-iron; krhuseleisen.-werktuig; 
Grenettes, f. pl.,v. french berries. 
Grenoir (Appareil de grenage), 

m. fr. Korrelmachine voor 't buskruit ; granulating-
machine, separating-sieve; puiverkörnmaschine, 
pulverkbrnsieb. — G. a Cylindres 
cannelés, v. Congreve's 
machine. ~ Korrelmolen, v. corning— 
house. 
Grenouille, f. fr. Pot, nom, v. crapaudine 
1 0). _ Plank met stalen plaat, 
etc. , v. bohle 3) . 

Grenu, adj. fr., v. granular.

 g-e, v. cassure 2). ~ Foute 
g—e, korrelig ruwijzer; granulated pig-iron; 
kerniges oder granulirtes roheisen. 

Grenure, f. fr. Het ruwmaken (bij 

graveurs); het korrelen, bet opbrengen der 
nerf (van 't leder); stippling; graining; das 
raubmacben ; granuliren. 

Grès, m. fr. Zandige leenaarde ; sandy 
loans-earth; sanderde — Zandsteen, biksteen 
; sand-stone, grit-stone, gritty freestone; 
sand-, thonstein. — (Foterie de 
grès, G. eérame) Steengoed, Keulsch 
aardewerk ; stone bottle-work; steinzeug. v. 
dry bodies. — G. filtrant, v. filtering-
stone. — G. houiller, v. 
coal-grit. — G. paf, pif, pouf, 
zandsteen (van Fontainebleau). die geschikt, 
te bard, te week voor bestrating is. — G. 

vert, v. green—sand. 

Grésiére, f fr. zandsteengroeve; quarry 

of sand-stone; sandstein bruch. (cis. 
Grésil, in. fr., v. bruchglas, cal-
Grésoir, m. fr., v. ledermesser. 
Gresserie, f. fr., v. grès 3). — Muur


werk van zandsteen ; grit-walling , sandstone-
walling; sandsteinmauerwerk. 

Greuper, m. hd. Erts in korrels ter 
grootte van eene noot ; nugget; minerai en 
grains de la grosseur dune noix. 

Greut, eng , V. graupe. 

Grève, f. fr. Staking van den arbeid 
(om hooger loon af te dwingen); strike; 
arbeitseinstellung. — Faire g., den arbeid 
(gezamenlijk) staken ; to strike; die arbeit 
einstellen, feiern. 

Grey-metall, v. cast-iron 2) . 


574 GREZE 

Grèze, f. fr., v. grége 2). 
Gridiron, eng., v. grate pij. 
Gries, m. hd., v. gravier I). 
Griesasche, f. hd., v. cendres 

gravelees (niet gravellées), s. cendre. 

Griessaulen, f. pl. hd. Posten der 
(SI uis•)vloeddeur; posts of the flood-gate; 
poteaux cornlers, montants. 

Grieu(x), m. fr., v. crouwin. 

Grif, Leash-box, Lifting-bar, 
eng. Messenraam (van den Jacquard-weefstoel); 
hebezeug, messerkasten; griffe. 

Grill, m. hd. Degengreep, v. gefa,ss 1). 

— Krukpin, V. bouton de manivelle. 
— Tangvol (bij speldenmakers); 
as much as a pair of tongs can seize; tenaillée. 
® Greep van den baan, v. comb 4.). 
— Geweergreep, V. di nnung. 
Griffdaube, f. hd. Duig met handvat; 
handle-stave; douve d'oreilles. 
Grifte, f. fr. Klauw, klemhaak; jack; 
klemme. — Lijnpen, muzieknotenrichter (der 
graveurs); crow's foot, music-pen; rostrirfeder. 
..• Sluithaak, kram, v. clasp i). ~ 
Vergulders-bruineertang ; brunisher; brunirzatige. 
— Klauw, v. fang 2). — Messen raam, 
v. grif. — Naarnstempel, fac-simile 
van een naamcijfer; monogramm, stamped 
signature; namenstempel. — G. du grand 
ressort, slagveerhaak (van een geweerslot); 
main-spring -hook; krapfen oder krappen 
der schlagfeder. 

Griffel, m. hd., v. burin 1) . 
Griffnagel, m. hd., V. clou à glace. 
Grifftrieber, m. hd., v. chasse


poignée. 
Griffon, rn. fr. Platte vijl .(der goud 


draadtrekkers); rifler; riffelfeile. 
Grignotis, m. fr., v. dotting. 
Gril,rn. (Grille, f.), Rooster, v. grate 

1). — Tralieraampje, v. grate 2). — Plaat 

grate 3). — Scheeps--drukkersrooster, v. 
werf (voor reparation); wharf, dock; werft, 
dock. ~ G. du foyer, v. feuerrost. 

Grillage, m. fr Roosterwerk, tralie 
grating, trellis-work; rostwerk, git-werk ; 

Grille, Patins) Fonde--terwerk. — ( 
mentsrooster, v. frame-grate. ~ Het 
roosten (der ertsen), v. braten. — Het 
zengen (der stoffen), v. brennen 3). ~ G. 
au eylindre, v. eylindersengerei. 

— G. de la fonte, roosting van 't ruwijzer 
; broiling or roasting of pig-iron; das 
braten des robeisens. — G. au gaz, v. 
gassing. ~ G. dof , i,nitif, het gaar— 
roosten ; finishing-roasting; das garrosten. 
Grille, f. fr. Rooster, v. grate 1). 

— (Treillis) Traliewerk, traliën; lattice, 
trellis, grate, grating; gitter, gatter, gitterwerk. 
~ Vergulders -tralieraarnpje, v. grate 
2). ~ Paalrooster. V. frame-grate. •• 
Snoertralie, v. cord-lattice (na cordon) 
. ~ G. a feu, G. du foyer, 
V. feuerrost. 
Griller, v. a. fr. Roosten ; betraliën; 
afzengen ; to roast; to lattice or to trellice; 

-GRISARV . 
to singe; rosten oder brennen ; vergittern 
sengen. ~ G. (Calciner) les minerais, 
de ertsen roosten ; to roast (to calcinate) 
the ores; die erze rosten (brennen, 
zubrennen). — G. une fenêtre, een 
venster betraliën; to trellice or lattice a 
window; ein fenster vergittern. — G. les 
étoffes, de stoffen afzengen ; to singe the 
cloths; the zeuge sengea. 

Grilleur, m. fr., v. erzröster. 
Grilling, eng. Het roosten (der ertsen, 
étc.); das rosten; grillage. 
Grilloir, m. fr. Roostoven, V. four de 
grillage; brennofen, caleiner(eng.). 

Grillot, m. fr., v. druckwerkzeug. 

Grind, eng. Slijpsteen ; schlei fstein ; 
pierre de rémouleur, de taillandier. — G—s, 
Steel-dust, v. abschleifsel. 

Grind (to), V. a. eng. Slijpen, V. 
aigu.iser. — Op den steen slijpen ; auf 
dem steine schleifen; repasser sur la meule. 
~ Slijpen en polijsten, v. adoucir. — 
Fin wrijven ; zerreiben, zermalmen; trit.urer, 
écra ser. ~ To g. diamonds, glass, 

V. égriser 1), 2). — To g. in, v. 
einschleifen. -- v. grinding. 

Grinder, eng. Bruineerder, polijster; 
polirer, gldtter; polisseur. 

Grinding, eng. Het slijpen, v. émoulage. 
n•- Het slijpen en polijsten (der metalen), 
v. adoucissage. — First g. 
(of the glass), V. dégrossi 2) • Second 
g., v. douci. — Het slijpen (der kaarden); 
das schleifen; aiguisage. 

Grinding-board, v. chevalet 6). 

Grinding-handle, eng. Slijp-of polijsthecht 
(der messenmakers) ; schleifheft, 
polirheft; manche à é €noudre, it polir. 

Grinding—iron, eng., v. abschleifeisen 
(en lees daar rodoir, niet radoir). 
Grinding—luthe, eng Slijpbank (voor 
't snijden en slijpen van 't glas); schleif


bank; tour. 

Grinding-mill, Grinding-wheel, 
eng. Slijpmolen , slijprad (voor klingen); 
schlei fmnichle; aiguiserie, moulin a dmoudre. 

Grinding-stone, eng., v. grind. 

... Wetsteen, V. cons. 

Grinding-surface, eng., v. face 
travaillante d'une meule. 
Grinding-wheel, v. grindingmill. 


Grinsen, v. n. hd. Beginnen te smelten 
; to begin to melt; entrer en fusion. 

Griou(x), m. fr., v. crouwin. 

Gripe, eng. Remtoestel, v. brake, 

eng. 2). — Greep (der sabel), v. gefass 
1). i Loefhouder, v. brustholz 2), bit, 
hd. •r Krabber (van de barkas of sloep); 
bootsklaue, bootskrapper; risse, sa sine. 

Grippe, f. fr. Innemer, v. einnehmer. 
— G. de derrière, achtersten. 
der; back-guide; hinterstaude. — G. de 
devant, V. front-guide. 

Gripper (SO), eng'., V. einlaufen t). 

Grisard, m. fr., v. grès pif. 


GRISER 

Griser, v, n. fr., V. abschiessen 1). 

Grisetstri mpfe, m. pi. hd. Bont of 
met figuren geweven, gecbineerde kousen ; 
fancy•colored stockings; bas cbinés. 

Grisoir, m: fr., V. cutting-tool 3). 
Grison, m. fr , v crouwin. 
Grist, eng., v. feinheitsgrad. 
Grit, eng , V. gravier t ). — G., 

Grit-stone, Gritty stone, v.grès 2). 
Grits—mill, eng. Grutmolen ; grïutz


muhle; moulin a gruau. 
Grit—walling, eng , v. gresserie. 
Grobdraht, m. hd. Grof draad, v. 

écotage 2). 

Grobdrahtzieher, Scheibendrahtzieher, 
m. hd. Grofdraadtrekker; 
coarse wire-drawer; écoteur. 

Grobfeile, f. hd., V. armfeile. -
Dreikantige g., driekante grofvijf (der 
slotenmakers); triangular rubber; trois-quarts. 

Grobfeilen der klinge, n ,v.ébau


chage ij.
Grobflyer, ni. hd., v. bane g). 
Grobhechel, n., v. aufzughechel. 
Grobheeheln, n., v. blanchage s). 
Grobkarde, f. hd., v. break s). 
Grobkohle, f. hd., V. charbon gai. 
Grobkratze, f hd., v. break 3). 
Grobmeisseln, n. hd., v. chipping. 
Grobschmied, n., v blacksmith. 
Grobschmiedss.rbeiten, f. pl. hd., 

V. blacksmith's work. 
Grobspeisig, a. hd. Aan grove teerlingen 
(erts); coarse-grained; á gros grains, 
composé de gros morceaux carrés. 

Grobspindelbank, f., v. bane 9). 
Grobspulen, f. pl. hd., V. bobbin Si). 
Grobstuhl, in. hd., v. beylier. 
Grogram, eng. Zekere kernelsharen 

stof; cloth of camel's hair; gros-grain. 
Groin, eng. Kant, v. arête 3). •®• 

V. cross-vault. ® v. éperon 3). 
Groined ceiling, Groined roof, 
eng. Gothisch gewelf; golhisches gewölbe; 
voute gothique. 

Groined vault, v. cross-vault. 
Groisil, in, fr., v. bruchglas. 
Groisin, in., V. glasabschnitsel. 
Gromweil (dyer's), v. alkanet. 
Grönlandit, m. hd. Roode granaat; 

red garnet; grenat rouge.
Groove, eng. Groeve, sleuf, gootvormige 
holte, sponning (in verschillende voor 

rinne, hohlkehle, auskehlung, can--werpen); 
nelirung, nuth, falz; cannelure, rainure, 
entaille, entaillure, coulisse, canal, silIon, 
rigole; V. cannelure; canal c. 3); 
coulisse I ), 6), 7) ; ereux i ), 8) 
drageoir, etc. — Groeve, mijn, mijn 

grube; mine, minire.-schacht; 

Groove (to), v. a. eng. Groeven, eene 
groeve, sleuf of sponning maken ; canneliren, 
riefeln, auskehlen, fare/ten, nulhen; abfugen, 
einkerben, ri feln; canneler; creuser des cannelures; 
rainer, faire des rainures, des entailles. 

Groove-and-tongue-joint , eng., 

GROSSE -NONPAREILLE. 575 

V. assemblage à rainure et languette, 
s. assemblage i 1). 
Groove-disk, v. fausse rondelle. 
Groover, eng., V. falzeisen 2). 
Grooving, eng. Groef ; falz, nuth, fuge; 

rainure. 

Grooving—iron, eng. Beitel der ploeg 
voorploeg; eisen des spundhobels;-schaaf of 
Ier du bouvet. 
Grooving—machine, eng. Groefma 

groeven uitwerkt, waarin eene-chine (die de 
spie, pin of spil ter vastzetting van de deelen 
eener machine wordt opgenomen); stoss


7naschine, stanzmaschine, nulhstossmaschine; 

machine a hunner, h mortaise. [1 ), 2). 

Grooving-plane, eng., v, bouvet 
Grooving-tool, eng., V. bouge 2). 

Gros, (Pérat, Roche), m. fr. Groot 

stuk steenkool; clod-coal; stuckkohle. 
Gros a la main, m. (en Belgique et 
Nord de la France), Pérats, m. p1. (dep. 

Saone et Loire). Groote stukkolen ; best 

coal, large coal, rider-coal, riddled coal, stonecoal; 
grosse stiickkolen 

Gros-blane, m. fr. Vergulders -mastili 

(uit krijtpoeier en lijm); composition; kreide


pulver aus leira. 
Gros—bleu, m. fr. Grofste soort van 
smeltblauw of glazunr; coarsest sort of smalt; 

streublau, blausand. 

Gros-bout (d'un arbre), m. fr. Boomstomp, 
V. butt-end. 

Gros -canon, m. fr. Missaal (druklettersoort 
tusschen dubbele canon en groote 
canon); french canon; missal. 

Gros de Naples, de Tours, m. 

Zekere zijdestof van Napels, van Tours. 
Gros-double-canon, m fr. Impe


riaal (drukletter); nine lines pica; irnpérial. 
Gros fers, v. fers gros, s. fer. 
Gros-grain, eng., v. grogram. 
Gros-paragon, Texte, in fr. Dub


bele dessendiaan ; double pica; text, secunda. 
Gros-romain, m. fr. Tekst (tusschen 

paragon en augustijn); great primer; tertia. 

Gross, n. hd. & eng. Gros, 12 dozijn; 
grosse. [2). 
Gross (to), v. a. eng., v. abf i gen 

Grossbramleesegelsfall, n. hd., v. 

drisse o). [étai s). 
Grossbramstengestag, n. hd., v. 
Grossbramstengestagsegel,n. hd. 

Grootbramstengestagzeil ; main-top-gallantstagsail; 
voile d'étai du grand perroquet. 
Grossbramstengestagsegelsfall, 

n. hd., v. drisse de la voile d'étai 
du grand perroquet. 
Grosse, f. fr. Gros, V. gross. •• 
Groote lettersoort voor aanplakbiljetten ; type 
for bills; typen fur anscblagszettel. 

Grosse-de-forte, v. grosse 2). 

Gross effect, eng., v. whole effect, 

s. effect. 
Grosse-nonpareille, f. fr. Groote 

drukletter voor aanplakbiljetten, groot -nonpareil 
; great nonpareil; gross nonpareille. 


576 GROSSEBJE 

Grosserie, t. fr., v. eisonwaaren i). 

G-rossformat, EL hd. Papier van groote 
afmeting ; large sized paper; dauphin, papier 
Jésus, papier aigle. 

Grossgestell, n. hd. Granieten (of wel 
zancisteenen) platen (tot bet bouwen der 
hoogovens); granite slabs; plaques de granit. 

Grossgewerk, n. hd., V. fabrik, 

manufacture. 
Grossing-iron, v. fiedermesser. 
Grossknecht, m. hd. Marszeilsschoot 

; main-Icnipht; sep de drisse m.-knechtG-rossleesegelsfall, n., v. drisse ). 
Grossmarsfliegerfall, n., v. drisse 

de la voile d'entre-deux. 
Grossmarsleesegelsfall, n. hd., v. 

drisse 3). [v. étai 10). 
Gros soberbramstengestag, oud., 
Grossoctav, ii. hd. Groot octave; 

large octavo; grand octave. 
Grossregalpapier,n .hd. Groot royaalpapier; 
long or super royal paper; jdsus, 

papier jdsus. (grandevoile. 
Grosssegel, n. lul. Grootzeil; main-sail; 
Grosseite, I. lid., v. hypotenuse. 
Grossspule, r. lid. Groote (doorboorde) 

spoel ; large bobbin; rosìgnol, rostein. 
Grossstagsegelsfall, n. lid. Flonde 

v. drisse de la grande voile-lok,
d'étai. 
Groasstengestag, n., v. étai 8). 
Grossstengestagsegel,n . lid. Groot


stengestagzeil ; main-lopma 3t-stagsail; grande 
voile d'étai de bone. 
Grossstengestagsegelsfall, n. hd.. 

V. drisse de la grande voile d'étai 
de hune. 
Gros—texte, m. (r. iTiruklettersoort 
gelijk aan 2 brevier ; two lines brevier; 
grobe teufelsschrift. 

Ground, eny. Grond, bodem, v. boden, 
lid. 1). - Waterbodem, zeebodem, 

V. fond b. 1). -Grond (van fluweel, etc.), 
V. back, eng. ). - G. (of stuff), grond, 
grondverf, grondkleur ; grund, grund/arbe; 
fond,pted. - G. (Floor), grond voor 't 
opleghout, V. bti ). Degel (der banddrukpers); 
ground; platine, marbre. G. 
(Ground-warp), schering , v. auf-. 
zug t). - G. in etching, v. Aetzgrund. 
Ground-auger, v. earth-borer. 
Ground-blocks, V. deckformen. 
Ground—brass, eng. Gemalen brons 
(dat men als vernis opbrengt) ; metailteig, 

gemalilenes metall; purperine. (que. 
Ground-charcoal, eng. , v. brasGround-
color, v. grundfarbe. 
Ground-floor, v. erdgeschoss. 
Ground-leaves,pi. eng. Grondschach


ten (van 't webfgetouw); grundsclidfte; trio


gles des mailles. 
Ground-level, v. bauhorizont. 
Ground-plan, Ground-plot,eng., 

V. grundriss. 
Ground-plaster, v. béton. 
- QItTJNIJ. 

Ground-plate, (Groundsel, 
Groundsil), eng. Onderlaag, drempel 
schwelle; semelle. 

Ground—sill (of a dutch case), eng. 
Ondertalk, onderdrempel (van een Hollandsch 
mijnschachtraam) ; soltistuck; semelle. vgl. 
end-piece 2). v. ground-plate; 
grundbalken 3). [basement 3). 
Ground-tables, p1. eng., v. emGround—
tackle, eng. Ankertakelage; 
ankertauwerk, grundtakelage; garniture, des 

ancres. 
Ground-timber, eng., v. beam . 
Groupe métallique, v. erzdruse. 
Grout, eng., v. coulis 1). 
Growan, eng. Kiezelige kaolin of por


seleinaarde ; grauen; kaolin cailloufeux. 
Grube, f. ,4,d. Groeve, mijn, v. groove 
). Gietbiaas, v. blase I). Muntkuil, 
v. coiner's stand. 
Grubenanlage, i. hd., v. établissement 
1). 
Grubenbiende, f. hd. Mijnwerkerslantaren; 
miner's lantern; lanterne de mineur. 

V. Davy's lampe, 
Grubenfeuer, n. lid., v. crouwin. 
. Grubenklein, n. hd. Afval van gestampt 
erts ; waste ore; ddcbet de mineral 
bocarde. (v Davy's lampe. 

Grubenlampe, Grubenlaterne, 
Grubensger, v. pit-man. 
Grubensteiger, m. M. Mijnopzichter; 

overseer of the mine; maltre-mineur, inspec


teur des ousriers. 
Grubenstock, M. hd., v. bed 6). 
Grubentscherper, m. hd. Mijnwer


kersmes ; miner's knife; couteau de mineur. 
Grubenwetter, v. bergwetter. 
Grub-stone-mortar, v. béton. 
Grude, f. lid. Heete asch ; hot ashes; 

cendre brûlante. 

Grue, f. (Gruau, m,), fr. Kraan, v. 
crane 1). ~G. á axe tournante, 
draaibare kraan (aan eenen muur); turning 
crane; drehbare krahn. - G. de chargement, 
oplaadkraan (der spoorwegen); 
hoisting-engine; ladekrahn. G. hydraulique, 
waterk raan (der spoorwegen); 
water-crane; wasserkrahn. ~G. mobile, 
locomobile ou roulante, verplaatsbare 
kraan (der spoorwegcn), V crane 6). -

G. a poinçon, standerkraan ; turn-stilecrane; 
. tummelbaumkrabn, standerkrahn. -
G. pour soulever les waggons, 
wagenlicliter (der spoorwegen); waggon-hoist; 
wagenaufzu g. - G. tympane, radkraan, 
treekraan ; wheel-crane; tretkrahn. 
Grume, f. fr., v. bois de grume. 
Grummet, eng. Blokbeslag ; blokstrop; 

V. beschlag 4); estrope. 
Grünbleierz, n. hd. Gedegen phosphorzuur 
lood ; native phosphate of lead; 
mine de plomb floconneuse, phosphate de 

p10mb natif. 

Grund, rn hd. Grond, bodem, v. boden 
I). -Fondement, v. fondement 2). 


 

GRUNDANSCHLAG 

— 

-(Hintergrund) Achtergrond ; background; 
fond. -Zeebodem, waterbodem, v. 
fond b. 1). -Degel ; v. ground 6). 
Grundansehiag, m. /ui. Begrooting 

der fondementskosten ; estimation or device of 
ihe expenses of liie foundation; estimation, 
ëvaluation en devis des fondements. 

Grundbalken, m. hd. Grondbalk, ligger 
; slikhout ; foundation-beam, ground-plate; 

racinal. G. (eines dammes), dam- of 

grondplank ; sleeper, foundation-beam; pal


planche. G. (nines fussijodens) Ligger, 

rib; ground-sill; gîte. 
G-rundbau, M. hd., v. fondement ij. 
Grundbett, n. lid., v. fagotaille. 
G-rundblei, n. lid. Dieplood; sound


ing-lead, plummet; sonde. 
G-rundbohrer, m. lid. Grondboor, 

aardboor ; borer, probe; sonde. 
G-rundbolzen, m., v. formbolzen. 
Grundbruch, m. lid. Dijkbreuk ;open


ing in a dike; percement. 
Grunddamm, m. hd. Gronddain; dam 

under water, pier; jetde. 
Grundeisen, n., v. butte—avant. 
Gründen, v. a. lid. Arceeren, v. grat


ter ). -Eiwitten (de Fransche banden, 
eer men ze verguidt); to size; abreuver, 
layer. - (G-rundiren) Gronden, de grond


kleur geven ; to prime, to apply a first coat 
Of paint; apprèter, donner on appliquer une 
première couche, abreuver (le bols, une 
muraille), don tier l'imprimure (a la toile). -
Met den moerploeg scbaven ; to groove, to 
furrow; raboter avec le bouvet male. -
Grondvesten, stichten, bouwen (een buis, 
etc.); to found; fonder. 

Grundfaden, m. lid. Kettingdraad; 
thread of the warp; ebamne. 

Grundfarbe, r. lid. Eerste, enkelvoudige 
kleur. V. primitive colors, s. 
color. -Grondkleur (der stoffenververs); 
ground-color; pied. -Grondkleur (V. tapijtwerk, 
etc.); ground-color; fond. 

G-rundfeile, f. hd. Vijl voor den sleutelbaard 
; bit-file; lime it faire les dents du 
panneton dune eld. 

Grundfeste, f. hd., V. fondement ij. 
Grundform, f. hd., v. forme 13). 
Grundgraben,m.,v.fondement 1). 
Grundhieb, M. hd., v. course 6). 
Grundhobel, m., v. guimbarde 3). 
Grundkändel, m. hd. Ontlastingsbuis 
(in mijnen); discharging-pipe; tuyau de 

décharge. 
Grundkette, 1. hd., v. aufzug I). 
Grundlage, f. hd. Grondslag. v. base 

1). -Fondement, v. fondement ). -
Steen- of kiezellaag, v. ballasting. -
Basis (der cbeniisten), v. base, radical. 

Grundlagerholz etc. , v. framegrate. 


Grundlinie, 1. lid. Grondliju, basis 
(math.); basis; base, ligne fondamentale. -
Grondilin, v. bottom—line. 


Grundloth, n. hd., v. grundbloi. 

(iUAJAC. :)77 

Grundmauer, f. hd. Grondmuur; 
foundation-wall; fondement (sous terre). (
Doorloopende) grondm uur, v. embasement 
1), 3). 

Grundmeissel, m. lid. Z waardvegers. 

drijibeitel; chasing-punch; poincon a emboutir. 
Grundmortel, m. hd., v. béton. 
Grundpfahle, f. pi., v.basse.palée. 
Grundrinne, f. lid. Onderaardscbe 

waterafloop ; underground -drain or sewer; 
aqueduc souterrain. 
Grundriss, m. hd. Platte grond; 
jroundplan, ground-plot; plan. 
Grundschafte, v. ground-leaves. 

Grundschicht, r., v. empatte 

ment 3). balken i), ij. 
Grundschwelle, t. hd. , v. grund. 
Grundsohie eines krahns, 1. hd., 

V. bettung I). 
Grundstein, m. lid. Grondsteen; 
ground-stone; pierre fondamentale. -Zuil 
voet ; pedestal, plinth, socle; socle. -Ligger, 
v. bed ij. (mentaire. 

Grundetoff, in. hd., V. corps élé-
Grundtakelage, 1. hd., v. groundtackle. 
Grundtalj en,f.pl.ltd.Stuurtalies; steer


ing-taclsles; palans aux côtés du gouvernail. 
Grundtau, n. hd., v. attrape 1). 
Grundtriebfeile, f. hd., V. file 13). 
Gründungseisen, n., v. cradle 1). 
G-rundwage, f., v. wasserwage I). 
G-rundwerk, n. hd., v. block . 
Grundzapfen,m.,v.empellement. 
Grüne, f. lui. Spaanscli.groen, koper


groen ; verditer; vert-de-gris, verdet. 
G-rüneisenerz, n. hd., v. for phosphate 
vert. 

G-rünen, v. a. hd. De groengeverfde 
stoffen aan de lucht blootstellen ; to air the 
green-dyed stuffs; exposer a 'air les objets 
teints en vert. 

Grünerde, t. hd., v. green—earth. 
Grünrostig, adj. lid., v. ceruginous. 
Gruns, m. hd., v. bti ij. 
Grünsáure, f., V. acide verdique. 
Grünspan, m. Kopergroen, onderazijn


zuur koper; verdigris; vert-de-gris. - Destillirter 
oder krystallisirter g., v. 
cristaux de Vénus, s. cristal. 

Grünspanessig, m. hd. Slappe aziju 
ter bereiding van Spaanscb -groen ; acetic 
vinegar; vinasse. 

Grunspanfarbig, v. ceruginous. 
Grünspangeist,m. , v. acetic acid. 
Grünspankrystall,m ,v.cuivre 3). 
Grünspanspiritus, m. , v. esprit 

de vert-de-gris. 
Grünstein, m. hd., v. diabas. 
Grus, n. hd., V. gravier 1). 
Grützjöckel, M. hd. Groen vitriool; 

green vitriol; vitriol vert. 
Grützmühle, f. lui., v. grits-mill. 
Guage, etc. eng. , v. gauge, etc. 
Guajac, Guajacholz, n. hd., Gua


iacum, eng. , V. franzosonholz. 
49 


5Th GUARD --- GUILLAUME 

Guard, eng. Drukker, v. abzugssehnalle. 
nn• Gevest, V. garde, r. 4). 

Beugel, V. abzugsbu* gel. — Spoorwegwachter, 
v. bahnwarter. •® Conducteur 
van een spoortrein, v. conducteur 
2). — G-s, borgen (voor het tehoog-
opslaan van stoomkleppen); ? 
buttoirs. G-s or Wards, slotwerk, v. 
besatzung. 

Guardein, m. hd., V. assayer. 

Guardship, eng., v. garde-cote. 

Gubbin, eng., v. clay-iron-ore. 

Gubel, in. hd. Slijkige, moerassige 
grond ; swampy ground, boggy-soil; terre limoneuse, 
marécageuse, fangeuse. 
Guckfenster, n. hd. Kijk-of loervenster; 
peep -window; vasistas. v. guichet. 

Guckloch, n. hd. Kijk-of loergat (in 
eene zoldering); peep-hole; judas. ~ Geheim 
of verborgen ultzicht;private view; vue dérobée. 

Gudgeon, eng. Verbindingsbout, v. 
diebel. — Sleutelstift, v. broche 2). •• 
G-s, vingerlingen, v. femelle 3). 

Gudse, f hd., V. gouge, fr. y eng. 1). 
Guède, f. fr. Weede, pastel; woad; waid. 
.. V. cuve au pastel. 
Guéder, V. a. fr. Met pastel verven; 
to dye with woad; mit waid färben. 
Guéridon, m. fr. Weversspoeltafeltje; 
spool-table; spultisehchen. 

Guérite, f. fr. Wachttorentje (op een 
vestingmuur) ; barbacan, look-out; schauthurmchen, 
luginsland, auslug. ~ Schilder 

sentry-box; schilderhaus. G. de-huis; 
garde, wachthuisje (van Benen spoorwegwachter); 
watch box; wachtbduschen. 

Guessrope, eng., v. cap fr. 3).

-

Guètre, f. fr., v. brace pij. 

Guette, f. fr., v. brace 2). 

Guetton, m. fr., v. bridle 4). 

Gueulard, m. fr., v, bure 3) . 

Gueule, f. fr. Voormond (des koelovens); 

throat; vordere mlindung. o Keellijst, V. 

eymaise. -® G. de raie, haaksteek 

(bij zeelieden); cat's paw, bend-hitch; hol 

-lhnder, katzenpfote, bakenschlag. ••o G. 

de raie simple, enkele haaksteek; black


wall-hitch; einfacher hollander. 

Gueuse, f. fr., v. eisengans. 

Guhr, f. i. Aardachtig mineraalhoudend 

waterbezinksel in de rotskloven van Oost-

Indië, doorgaans wit, maar soms ook door 

klei en oker gekleurd. 

Gui, Borne, m. fr., v. giekbaum. 

Guibre, m. fr., v. éperon 6),beak 1). 

Guichet, m. fr. Kleine poort, deur of 

venster in een grooter, klink-, schuif-, tralie-, 

spreekdeortje; wicket, little valve; pfdrtchen, 

einlass, einlassthür, schalter, guckfenster. 

^ G. ( d'une porte d'écluse ) Rinket ; 

wicket; klinket. 

Guide, I. fr. Teugel, leisel, leireep ; 
guide-cord; ziigel, leitsel , leitriemen. •^ 
Leider, richter (van machinedeelen); guide, 
rod; ftibrung, leitung, lenker. Voorste 
post, V. front-guide. ~ G-s de la 

botte a, graisse, m. pl. Leiders der vetbus 
voor de assen ; guides for axle-boxes; 
achsbuchsenfiihrungen. — G. du chassis 
d'une scierie, geleidingsstang van bet 
zaagraam ; saw-guide; gatterschenkel, gatterstab. 
s G—s du parallélogramme 
de Watt, leistangen van Watt's paral-. 
lellogram ; guide-rods, radius-rods, parallelrods 
of the parallel motion; fuhrungsstangen 
des Watt'schen parallelogramms. o• G—S 
ou Gid—rolls, m. pl. Snelcilinders (eener 
pletmachine); gid-rolls; schnell- oder courierwalzen. 
~ G. ou Distributeur de la 
bobineuse, v. barbin, distributeur 
1). — G. m., Glissiere, f., Glissoir, 

m. Richtstaven, v. coulisseau 3), gleitstangen. 
~ G. d'un rabot, richthout 
eener schaaf; leader of a plane; anschlag, 
richtholz, leitholz. •• 0—s de 
sonnette, (Montants à coulisse), 
loopers van het heiblok ; guide-ports, leaders, 
uprights; vorderruthen einer kunstramme. 
— G. de la tige du tiroir, richtstaaf 
van de stoomschuifstang; slide-valveguide, 
rod-guide; 111h rung der scbieberstange. 
~ G. du tiroir, Cadre du tiroir, 
schuifleider, raam der stoomscliuif; valvebuckle; 
schieberrahmen. 
Guide, eng Leider, richter, v. guide, 
fr. 2). — Slede (der stoommachines), v. Coulisseau 
2). — Koorleider (der horlogemakers), 
v. guide—one. ~ Zuigerstang, v. 
barre de pompe. ® G-s for axleboxes, 
v. guide, fr. 4) . ® G. of the 
bobbin-frame, draadieider, v. distributeur 
1) . 

—

 G. on silkreels, eng., v. barbin. 
Guide-ne,
-
m. fr., v. bohrführer 
(en lees daar het laatste woord: guide-áne). 

— Tandsnijder (der kammenmakers); guidesaw; 
rimpler. 
Guide-axe, m. fr.,v. achsenblech. 
Guide-bar, eng., v. docke &). 
Guide-block, v. coulisseau 2), 
Guide-chacne,v.abzugsschnalle. 
Guide-cord, eng., v. guide 1). 
Guide-hors, m. fr., v. gichthaus. 
Guide-ports, pl. eng., V. guides 

de sonnette, s. guide, fr. 
Guide-rods, pi., v. guide, fr. 4). 
Guide-saw, v. guide—ne 2) . 
Guiding-cable, eng.,v.echarpe 4). 
Guidon, m. fr. Mikknop, v. absehen 

1). — Standaard, v. cornette 1). 

Guilboquet, m. fr. Parallelliniaal; 
parallelograph; parallelenzieher. — Tappenboor, 
drilboor; wimble; zapfenbohrer. 

Guillaume, in. fr. Schrootzeef, v. 
crible à grener. _ Lijstenschaaf, v. 
falzhobel. — G. à canneler, uitgeholde 
steilboorscbaaf; fluting plane; rinnenbobel, 
cannelirhobel. ~ G. eintré, 
boogschaaf, hobbelaar; curved rabbet-plane; 
krummer simshobel. — G. de edté, z;jboorschaaf; 
stde-rebate-plane, siderabbit-plane;

-

seitwärts schneldender sims- oder falzhobel, 


GTJILLE -- GUN-POWDER-CAKE. 579 

wandhobel. — G. debout, steilboorschaaf; 
steep rebate-plane; harthobel. — G. droit, 
rechte boorschaaf ; square rebate•plane; gerader 
simshobel. — G. à ebaueher, 
ringboorsehaaf; jack-plane; schiirf-, scharf-, 
schrobliobel. G. incline, schuine boorschaaf; 
skew rebate-plane; schrd.ger simshobel. 
~ G. a onglet, (Rabot à mitre) 
geeringschaaf; mitre-plane; gehrungshobel. 
~ G. à plate-bande, rabatschaaf, v. 
feuilleret 2). — G. a récaler, v. 
glatthobel. — vgl. rabot. 

Guille, f. fr., V. baguettes t). 
Guillemets, m. pl. fr., v. anf i h


rungszeichen. 
Guille-vat, eng., v. dose. 
Guillocher, fr., Guillochiren, hd. 

V. a. Sieraden van gevlochten lijnen aanbrengen, 
guillocheeren ; to guilloshee, to wave, 
to engrave or carve in waved lines. 
Guillochirdrehbank, Guillochirmaschine, 
f. hd. Draaibank of machine 
voor guillocheerwerk; rose-engine, lathe 
for guillosheeing; tour à guillocher, it rosettes. 

Guillochirung, Guillochirte arbeit, 
f. hd., Guillochis, m., Guillochure, 
f. fr. Sieraad van veelvormig saam gevlochten 
lijnen of trekken, kettingtrek, 
netwerk ; rose-engine-pattern. (dóse.

Guilloire, f. fr., v. cuve guilloire,
Guilloshee (to), v. guillocher.
Guimbarde, f. fr. Gladschaaf voor 

sponningen (waar boor-noch ploegschaaf bil 
kaij komen); router-plane, routing-plane, oldwoman's 
tooth; grundhobel. — Vrachtwa


gen, rol-, blokwagen ; stage-waggon; trundle, 

truck-carriage; gtiterwagen; roll-, blockwagen. 
Guimées, f., v. drying-line-props.
Guimp, Guimp-lace, Gimp, eng. 

Zijden kant; seidene spitzen; blonde, guipure.

Guimpée, f. fr. Soort van ojief-of 
kraalschaaf ; ogee-plane, plough; karnieshobel 
mit einem stabchen. 
. Guinda, m. fr. Lakenpers (ter koude 
persing); cloth press; tuchpresse. 

Guindal, Guindas, m. fr. Windas; 
(aan boord:) lier, braadspil (guindeau); 
windlass; winde, bebezeug. 

Guindant, m. fr. Voorlijk, lijk van den 
kluiver; bolt-rope of the jib; ralingue du foe. 

— G. de pavilion, broeking van eene 
vlag ; hoist of a flag; tiefe, böhe der flagge. 
Guindeau, m. fr., v. guindal.
Guinder, v. a. fr., v. auf hissers. 
Guinderesse, f. fr. Windreep, sten 


gewindreep ; top-rope; windreep, stengen windreep. 
Guindre, m. fr., v. campane I). 
Guingan, m. fr., v. gingang.
Guiper, v. a. fr. Met zijde overspinnen; 

to whip about with silk; mit reide iiberspinnen. 
Guipoir, m., v. durchziehhaken. 
Guipon, m. fr. Teer-. smeer-, pik


kwast ; tar-brush; theerquast. 
Guipure, f. fr., v. guimp. 
Gtïldisch, adj. hd., v. aurifére. 


Gulle, f. hd., V. eaux vannen. 
Gullet, eng. Bruggeboog, v. bri ekenbogen. 
— Blaasbalghals, v. gorier. •• 

. G. of a saddle, v. collet d'une 
selle, s. collet. 
Gullet—teeth, pl. eng. Wolfstanden (v. 
een zaagblad); wol fszdhne; dents de loop. 
Gum, eng. Gom ; gummi; gomme. 
Gum (to), v. a. eng., v. engommer 1). 
Gum-cat's eye, eng., v. dammar. 
Gum-copal, eng., v. copal 1). 
Gum-dragon, eng., v. gomme 2) . 
Gum-elemi, eng., v. elemi. 
Gum-gutta, eng., v.gomme-gutte. 
Gum-lac or -lake,v.gomme-laque. 
Gummi, m. hd., v. gomme 1). 
Gummigut, m., v. gomme-gutte. 
Gummiharz, n., v. gomme résine. 
Gummilack, m., v. gomme laque. 
Gumming, eng., v. encollage 3). 
Gummiren, n. hd., V. eneollage 3). 
Gum-resin, eng.,v.gomme-résine. 
Gum-tragacanth, v. gomme a). 
Gun, Musket; Canon, Piece of 
ordnance, eng. Vuurwapen, geweer, roer, 
vuurroer; kanon ; feuerwa fe, gewehr, flinte; 
kanone; arme a feu, fusil ; canon, bouche 
a feu ; pièce d'artillerie. ~ G—s, (Ordnance,
Artillery) geschut; geschiUz; pièces 
d'artillerie. ~ Heavy g-s (Heavy 
ordnance), Light g-s (Fieldpieces), 
zwaar, licht geschut ; grobes, leichtes 
geschïctz; grosse artillerie ; artillerie légère, 
pièces de campagne. — 68pounder 
and 8 Opounder Paixhans-guns, 
bomkanonnen (voor kustbatterijen); bornbenkanonen, 
ktistengeschïctz; canons It bombes 
ou a la Paixhans. 

Gun—barrel, eng. Geweerloop ; tli:n


tenlau f; canon de fusil. 
Gun-boat, eng., v. chaloupe 3) . 
Gun-borer, V. büchsenbohrer. 
Gun-breeching, eng., v. brague 3) . 
Gun-carriage, eng., v. affüt. 
Gun-case, eng., V. cartouche s). 
Gun-cotton, v. coton-poudre. 
Gun-fork, eng., v. buehsengabel. 
Gun-found(e)ry, v. canonnerie. 
Gunge, f. hd., V. gaupe. 
Gun-hammer,v.flintenhammer. 
Gun-limber, v. avant-train 2). 
Gun-lock, eng., v. flintenschloss; 

cannon-lock. (macher.
Gun.-maker, eng. , V. buchsenGun-
metal, eng., v. airain. 
Gun-mould, eng. Geschutvorm ; ge


schïtz foran; mooie de bouche a feu. 
Gunnel, eng., v. gunwale. 
Gunner, eng., v. canonnier. 
Gunnery, eng. Kunst der geschutbe


handeling ; geschï tzkunst; art de l'artillerie. 
Gun-pig,v.fonte à canons en fer. 
Gun-port,eng.,v.geschutzpforte. 
Gun—powder, eng. Buskruit, kruit; 

schiesspulver, pulver; goud re (de guerre,h tirer). 
Gun-powder-cake, v. galette 9). 


580 GUN-POWr)ER-I)UST ---- F1AAIt. 

Gun-powder-dust, eng. Buskruitstof; 
tnéhl-, staubpulver, pulverstaub; poussier. 
Gun—room, eng. Konstabeiskamer; 

konstabelkammer; sainte-barbe. 
Gun-sling, eng., v. flintenriemen. 
Gun-smith, v. buchsenmaeher. 
Gun-stock, eng ., V. flintenschaft. 
Gun-stock-maker, eng., v. bu.eh


senschäfter. 
Gun—tackle, eng. Kan-ontalie ; seitentalje 
einer kanone; palan a canon. 

Gun-tackle-purchase, eng. Klaplooper, 
enkele talie; klapplb,u fer; palan simple. 
Gunter's scale, eng., v. échelle 

ánglaise (pag . 354, kol. 1). 

Gunwale, eng. Potdeksel, (weleer) 
scban(s)dek; (van eene sloep) dolboord; schanSech(
el); (auf ruderbooten) dahlbord, dollbord 
Oder duilbord; plat-bord. 

Gun-worm, V. fiintenkr^tzer. 
Gurgelklappe, f. hd. Klep, hartklep, 
hillelje(eener perspomp); valve; luette, clapet. 

Gurt, m. hd. (an der sbule) Gordel (der 
zuilschacht); cincture, girth, girt; ceinture, 
écbarpe, plintbe. 

Gi rtler, m. hd., V. ceinturier. 
GL rtsims, n. hd. Plint; plinth; plinthe. 
Cuss, m. hd. Het gieten ; casting, found


ing; jet, fonte. v. fonte 5), cast 4). ^ 
(Gusseisen, Roheisen), gietijzer, ruwijzer, 
v. fer cru. ~ Stel drukletters, v. 
font. ~ G. zum gebr ude, water 
voor één brouwsel ; water for one brewing;
eau dun brassin . (cliché. 

Gussabdruck, m. hd., v. abguss, 
Gussarbeit, f. hd., v. cast 3). 
Gusseisen, n., v. guss 2). 
Gusseisenplatte, f., v. block 4). 
Gusseisenstange, f., V. barr 1 1 ). 
Gussform, f. hd., v. cast 1). 
Gussgestell, etc. n., v. frame a). 
Gussloch, n. hd., v. écheno ; cast 

P2); canal de coulage. 
Gussmessing, n. hd. Gegoten messing; 
cast brass; laiton de fonte. 
Gussmetall, n. hd. Gietmetaal ; cast 

metal; métal de fonte. 
Gussmodell,v.foundry-pattern. 
Gussmutter, f. hd., v. abschlag. 
Gussnath, f. lid., v. bavure. 
Gusspfeife, t. hd., v. égout 4). 
Gussplatte, f. hd., v. floss, fr.; 

frischzacke; concentrationsstein. 

Gussrinne, f. hd., v. égout 4) ; 
écheno. ~ Gietgoot, v. canal de coulage, 
abflussrinne. 

Gussröhre, r. tad. ; -v. cast -2). 
Gussstahl, m. hd., v. cast steel. 
Gussstein, m. hd., v. évier. 
Gusstrichter, m. hd , v. cast ij. 
Gusswaaren, f. pl. hd., v. castings. 
Gusszapfen, m. hd., V. anguss 1), 

break '1). 

Gut—cord, eng Lussnoer, v. gavaeinière. 
— Gut—cords, pl. Latten en 
lussnoeren (aan den lintweversstoel) ; zugschnurbdnder, 
zugnestel; tirage. 

Gutemesser, m.hd.,v. eudiometer. 
Guterwagen, m. hd., v. camion; 
guimbarde '2). 

Gi terzug, m. hd. Goederentrein (or 
spoorwegen); baggage-train, goods-train; train 
de marchandises. 

Gutofen, hd., v. four á couverte. 
Gut-string, eng., V. gavacine. 
Gutta-gamba, f. *., v. gomme


gutte. 

Gutta—percha, t. * . Gutta-percha, 
een bijzonder gomhars, het in de lucht tot 
een lederachtige stof verharde melksap van 
den percha- of tubanboom, op Malakka, 

Borneo, enz. 
Gutter, eng. Dakgoot, v. dachrinne; 
échenal, écheno, ablaufrinne; 

cornière. (gronden. 
Gutter (to), v. a. eng., v. ausGutter-
furnace, eng., v. four


neau a rigole. 
Gutter-ledges,pl. eng., v. galiot 3). 
Gutter—sticks, p1. eng., v. bois de 

fond. (contre-jumelle. 
Gutter-stone, eng., v. caniveau ; 
Gutter-tile, eng., v.. hohlziegel. 
Gutti, n., hd., v. gomme-gutte. 
Guy, eng. Borg, borgstrop, borgketting, 

topreep van een zwaren gijn of takel ; toppreep, 
topppandure, abhalter; suspente. — G. 
of a boom, v. bullentau. 

Guy-pendants, pl. eng., v. back


stange des klüverbaums. 
Gybe (to), v, changer, v. n. 2). 
Gyle-tun, eng., v. guille-vat. 
Gyps, hd., Gypse, fr., Gypsum, 

eng., V. gips. — G. cunéiforme, 
spathique, en fer de lance, v. 
gipsspath. — G. farineux, v. gypsguhr. 
— G. fibreux, v. federgyps. 
Gypsguhr, f. hd., v. chaux sul-


fatée terreuse. 
Gypsum, eng., v. gips. 
Gypsum-furnace, eng., v. four a 

plátre. 

H. 
Haar, n. hd. (am fell). Haar (der hui lig of harig gedeelte der weefsels); nap; poil. 
hair; poll. — (am toch) Haar (wol--den); ~ H. welches each dem abnar



 

581

HAARRARBBIT ---HACKE. 

ben des felles sitzen blieb, nahaar ; Haarspatium, n. hd., v. espace 2). 

remnants of hair; arrière -fleur f. (plume. Haarspiess, m. hd., V. haarbolzen, 
Haaralaun, m. hd., v. alun de Haarstein, m. hd. Haarsteen ; crys-
Haararbeit, f. hd. Haarwerk; hair-tallized hyaline quartz; quartz hyalin amor


work; ouvrage en cheveux. phe, cristallisé. 
Haarbolzen, m. hd. Strekel (ter zeis-Haartuch, n. hd., v. étamine de 

seberping); scythe-anvil; chaploir. erin ; étofi'e de erin. 
Haardecke, f. hd., v. haire 2). Haarvitriol, n. hd. Vezelig gedegen 
Haardraht, m. hd. Fijnst gouddraad; vitriool; native vitriol in form of filaments; 

inest gold-wire; fit dor de la dernière finesse. vitriol vierge capillaire. 
Haardri cker, m. hd , V. détente Haarzeug, n hd. Paardenharen stof 

i) ; déclin. (mes; scraper; peloir. (voor teemsen); mohair; rapatelle.
Haareisen, n. hd. Zeemtouwersschaaf-Haarzirkel, m. hd., v. compas à 
Haaren, V. a. hd. Ontharen, v. de-cheveu. 

piler. ~ Haren, v. chapler. Habec(k), eng.. v. brechkamm. 
Haarerz, n. hd. Haarerts, vezelerts; Habillage, in. fr. Kleuring (der speel capillary 
ore; mineral capillaire. kaarten), v. ausmalung 1). Zeem-

Haarfeder, Schneckenfeder, f. stapel, V. gare, hd. 5). •n• Ketelvol bui 
hd. Spiraalveer (van horloges); hair-spring, i;). -den, v. einsatz 
spiral spring; ressort spiral. Habiller, v. a. fr. Opmaken, klaarma-
Haargold, n. hd. Gedegen goud in ve-ken,toebereiden, ineenzetten,etc.,v. abriehzels; 
solid thin gold; or vierge capillaire. ten, appareiller 3), appréter 1), etc. 
Haarhammer, m. hd., v. chaploir. ~ Richten (de kaarden); to dress; richten. 
Haarhygrometer, m. hd. Haar-hy-H. du chanvre, hennep hekelen ; to 
grometer, haarvochtmeter; aranthoid hygro-hatchel herrep; banf hecheln. - H. les 
meter; hygromètre capillaire. pains de sucre, de suikerbrooden in 
Haarkalk, m. hd. Witte mortel ; hair-papier pakken ; to paper the sugar-loaves; 

mortar; mortier Blanc. (capillaire. die zuckerbrote einpapieren. 
Haarkies, m. hd., v. Ier sulphuré Habitaele, m. (r. Kompasbuisje, nacht-
Haarlehm, m. hd. Mengsel van leem buis., binacle; nacht-oder compasshaus. 

en koebaar ; loam mingled witla cow's hair; Hablecourts, m. pl. fr.,v. drilch 2).
batifodage. Habronenmalachit (diprism.a-

Haarmaren, m. hd. Gevold (nog onge-tiseher), m• hd. Phosphorzuur koper ; 
schoren) laken ; fulled cloth; drap foulé, phosphate of copper; phosphate de cuivre. 
barman, Berman m. Hache, Cognée, f. fr. Bijl ; axe, 

Haarmesser, n. hd. Haarmes, scheer-hatchet; axt, heil. - H. darmes, v. 
mes (der wevers en hoedenmakers); shearing-enterbeil. ~ H. de charpentier, 
knife; coutean b poll m.timmermansbijl ; carpenter's axe; zimmeraxt, 
Haarmortel, m. lid., v. haarkalk. hackaxt. — H. main, v. benchHaarnadel,
r. hd. EIaarnaald, haarspeld; axe. — H. á poing, (Hachereau,

hair-pin; épingle à cheveux, aiguille de tête. Hacheron, Hachon, Hachot) hand-
Haarpunzen, m , v. burnisher 6). of vuistbijl; kleine bijl; little axe or hatchet; 
Haarraufer, m. hd., v. haareisen. handbeil, tischlerhaue, -Backe. (axe. 
Haarriss, m. hd., V. chap 2). [2). Hache-écorce, f. fr., v. barking-
Haarmi hrchen,n.hd., v. capillaire Hache-paille, Hacheur, m. fr. 
Haarróhrchenanziehung, f. hd., Hakselsn(der, v. chaff- Butter.

f

V. capillaritt. Hacher, v. a. /rr., v. aufkratzen 5).
Ilaarsalz,n.hd.1Vatucrlijke aluin,pluim-••• Arceeren, V. gratter 2).
aluin ; hair-salt, plumose alum; (sel) halo-Hachereau, Haaheron, m. fr., v. 
tric, sel capillaire, alun de plume. hache 5).

Haarschaber, m. hd., v. abf.eisch-Hachette, f. hd,. Kuipersdissel, v. ad-messer. 
dice; erminette 2).
Haarschnur, f. hd. Haarsnoer (der Hachoir, m. fr. Stroosnijder,v.hachehoekb.); 
hair-cord, hair-string; cordon de erin. paille. on Lompenmes (der papierfabr.); 

Haarschwefel, m. hd. Haar-, vezel -rag-knife; hachoir. ~ H., fr. & hd. Hak 
zwavel ; hair-pyrites, native sulphur in shape chopping-knife. -mes ; 
of filaments; soufre vierge en filets, soufre Hachure, f. fr. Het arceeren, schaducapillaire. 
(silk; sole montée. wen ; arceering (het maken van kruisstre-

Haarseide, f. hd. Inslagzijde ; shoot-pen voor schaduwen en halve linten); hatch-
Haarseite, f. hd., v. gain-side. ing; das schrafiren, haschiren ; scliraf-
Haarsieb, m. hd. Haarzeef; hair-sieve; rung, baschirung.

sas, lapnis. Paardenharen weefsel (der Hack, eng. RIJ gevormde (te drogen 
papierlabr.); hair-sieve; tellette. gelegde) baksteenen ; reihe gefor-2nter ziegel; 

Haarsilber, n. lid. Gedegen zilver in raanaée de briques faconnées.
vezels; sillier in, form of laments; argent Hackaxt, f. hd., v. hache 3). 
vierge eapillnire. Hacke, t,,Karat, m. lul. Halle iiion



 5 82 HACK(E)BORTT) 

weel ; hoe, mattock, hatchet, pick-aze; 1loyau, 
boue, pioche. 
Hack(e)bord, m. hd., v. couron


nement 6). (hache-paille. 
Hackerlingsbank, -lade, f. hd., v 
Hackle, eng. Hekel; hechel; séran, 

sérin, sérancoir, peigne. r• Ruwe, niet ontschaalde 
zijde ; rohseide; sole crue ou écrue. 
Hackle (to), v. a. eng. Hekelen 
hecheln; sérancer, sérincer, peigner. 
Hackle- or Heckle-bars, p1 eng. 

Hekelstaven, V. barrette 4). 
Hackler, m., v. hatchel-maker. 
Hackling, Heckling, eng. Het he


kelen ; das hecheln; sérancage, peignage. 
Hackling—bench, eng. Hekelbank; 
hekelbank; établi de séran. 
Hackmesser, n. id., v. hachoir 2); 
bankmesser. 
Hacksaw, eng., v. lime a couteau, 
drillsage. 
Hade, eng. Mijnganghelling, v. don— 
lage 2), 3); donlegerschacht. 

Hädel, H uptei,m. hd. Beste ertsslib 
`van gestampt en gewasschen erts) ; best 
slick; le meilleur schlich ou limon. 

Hade-line, eng., v. donleglinie. 
Hade-planks, p1., v. donbretter. 
Haderlumpen, Hadern, f. pl., v. 

chiffons 2). 

Haderlumpenmann, Hadernsehneider, 
m. hd. Lompensnijder (werkman); 
rag chopper; chiffonnier. V. hadernschneider. 


Hadermesser, n. hd., v. hachoir 2). 
Hadern, hd., V. haderlumpen. 
Hadernschneider, Lumpen


schneider, m. hd., v. délisseuse me


canique. — v. haderlumpenmann. 
Hading, adj. eng., v. donlegig. 
Hading-shaft, eng., v. donleger


schacht. 

Heematin, n. h.d. Roode kleurstof uit 
bet campêche-hout; hematin, haematoxyline; 
bématine. 

Hoematites, eng., v. blood-stone 

(dat na, niet vóór blood-lye moest staan). 
Hafel, f. hd., v. heald. 
Hafen, m. hd. Pot ; pot; pot. ~ Smelt


kroes, v. creuset i 1). — Haven, zeeha


vee ; harbour; port (de mer). 
Hafenanker, m. hd., V. ancre 2). 
Hafenbake, f. hd. Havenbaak, boei, 

ton ; beacon at the entrance of a harbour, 

buoy; amarque, balise. 
Hafenbaum, m.hd., v. boom i).
Hafenbutte, f. hd. Smeltkroesvorm ; 

glass-pot-mould; moule à creuset. 
Hafengebuhre, t. pl. -gelder, 

-rechte, n. pl. hd., v. droits de port. 
Hafenleuchte, f. hd., v. beacon. 
Hafenräumer, hd., v. baggerma


sehine. (ter; potier. 
Hafner, m. hd. Pottenfabrikant; pot-
Hafnererde, f. hd., v. céramite. 
Hafnererz, n. hd., v. glasurerz. 

-- IIAIRE. 

Häfnerkunst, f. hd,, v. art céra


mique. (manche, poignee. 
Haft, eng. Hecht, steel ; heft, stiel; 
Haft (to), v. a. eng., v. bestielen. 
Haft, in. hd., v. barrel-loop. 
Hafte, f. hd., v. eye of a hook. 
Hafteinschnitt, m. hd., v. fente 8). 
Haftenblei, n. hd., v. attache t). 
Hafter, eng., V. emmancheur (bo


ven emmariner, en lees er hafter niet halter). 
Hafting, f. hd.,v. emmanchement. 
Haftmeissel, m. hd. Tappenbeitel; 

socket-chisel; ciseau à tenons. 
Haftschlitz, m. hd., v. fente 8) . 
Hagel, m. hd., V. bleischrot. 
Hagelbunt, n. hd Ruw grauwachtig 

ijzer; rough greyish iron; fer. brut à reQets 
grisátres. 
Hagelgiesserei, f. hd. Hagelgieterij 
shot-rounding; fonderie de grenallie. 

Hahn, m. hd. Haan, v. chien 1). ^• 
Kraan, v. cock 1), chantepleure. ••. 
Weerbaan, v. coq 3). — Onrustdeksel, v. 
cock ( ). (bohrung. 

Hahnaushöhlung, f. hd., ,v. aus-

Hahnbrei, n. hd. Deeg uit klei en 
kolenstof; clay- and coal-dust-paste; pate de 
glaise et de poussier. 

Hahneisen, n., V. boule de chien. 

Hahn(en)balken, m. hd., v. faux.-. 

entrait. 
Hahnengeh^use, n., v. boisseau. 
Hahnenkammkies, m. hd. Hane


kamvormige pyriet of zwavelkies; cox-combpyrites; 
* pyrite en crête de coq. 

Hahnenspornmundsti,ick. n. hd. 
Brander of gasbek in den vorm van een hanespoor, 
banespoorbrander; cock-spur-burner; 
bee de la forme d'un éperon de coq. 

Hahnkörper,m., v.clé de robinet. 
Hahnlippe, f. h.d. Lip van den geweerhaan 
; mouth of the cock; mdehoire. 
Hahnmantel, m hd., v. hahnaushöhlung. 


Hahnpfot, Hahnpot, m. hd., v. 
araignée. — (Nuthhaken), v. bee 
de corbin a. 

Hahnrichter, Hahnschli ssel, 

m. hd., v. clé de robinet. 
Hahnschraube, f., v. cock-nail. 
Hahnstengel, Hahnstift, m. tad., 
V. comb e) 
Haidingerit, m. hd. IJzerhoudentl. 
spiesglans; ferruginous antimonium; antimoine 
ferrugineux. 
Haie dune charrue, v. hèche s). 
.•• H. de pieux, f. (r., v. echalier. 
Haifel, in. hd. Plaat van geslagen ijzer; 
iron sheet; plaque de tole. 
Hainbalken, in., v. faux-entrait. 
Hainbuchenholz, n., v. charme. 
Hair-cloth, eng., V. haire 2), 3) 

; 

étoffe de erin 9) —tij.. 
Hair-cord, eng., v. haarschnur. 
Haire, (Serre, Taque de fond) 

f. fr. Aebterplaat van Benen frischhaard; 

HAIREMENT 

back-plate of a Berman fining-forge, herre, 
recess plate; binterzacken eines frischfeuers, 
berdplatte. -Grof haardoek (ter filtreering); 
hair-cloth; haardecke, •• Drap enh., laken zooals 't van den wever komt 
(ongeschoren en ongevold); hair-cloth, sackcloth; 
robes, unpr .parirtes tuch. 

Hairement, adv. fr.: Tondre (un 
drap) h., voor de eerste maal scheren ; to 
give the first shearing; zum erstenmal scheren. 

Hair-needle, Hair-pin, eng. , v. 

haarnadel. 
Hair-pyrites, v. haarschwefel. 
Hair-salt, eng., V. haarsalz. 
Hair-side, eng., v. grain de la 

peau, S. grain, fr. 
Hair-sieve, eng., v. haarsieb l),2). 
Hair-spring, eng., v. haarfeder. 
Hair-string, eng., V. haarschnur. 
Hakchen, n., V. clasp 1) ; crochet. 
Hakeisen, n. hd., v. drehhaken. 
Hakelkamm, m. hd., v. arétier. 
Hakelstahl, m. hd., v. crochet 6).
Haken, m. hd. Haak, v. eroe ; cro


chet. ~ Loodgietershaak, v. clamp 6). 

Greep van den baan, v. comb B). ~ 
Gietershaak, v, bracket 5). -Buiging 
der loopgraaf, v. crochet de retour. 

Hakenband, n. hd. Duim-, scharnierbengsel 
; hook-hinge; paumelle, penture, 
couplet. 

Hakenblatt. n. hd. Slotkramplaat, V. 
auberonnière. Tandlascb, v. écart 
(dernier art.). (pulley; poulie à cros. 
Hakenbloek, m. hd. Haakblok; hooked 
Hakenbolzen, m. hd. Haakbout; hook


bolt; cheville à croc. 
Hakenbu.chse, f., V. arquebuse T).
Bakeneisen, n. hd. Haakstang (der 

glasfabr.); prover; crochet k larmes. 
Hakenhemmung, f. hd. Haak -échap


pement ; hook-scapernent; virgule. 
Hakenkamm, n. hd., v arêtier. 
Hakennagel,m.,v.elou à crochet. 
Hakenpflug, m. hd. Haakploeg, paar


denhak ; horse-hoe, hook-plough; croc, char


rue a croc. 
Hakenrad, n. hd., v. balance i).
Hakenscheibe,r., v.drag-washer. 
Hakenscherbe, n. hd., v. écart (der


nier art.), (de raie.
Hakenschiag, m. hd., v. gueuleHakenschlu.ssel, m., v. crochet 3) .
Hakenstahl, m. hd , v. crochet i).
Hakenstange,t.hd.,v. hakeneisen. 
Hak(en)zapfen, m. hd. Tap of op


sluiting van twee in rechte lijn voortloopende 
houten ; tenon; tenon. 

Hakenziegel, m. hd. De gewone dakpan 
; hook -tile; tuile à crochet ou á nez, 
tuile plate ; V. flaehziegel. 

Hakicht, adj. hd. Haakvormig; hook


like; en forme de cros ou de crochet. 

Hakig, adj. hd. Met eenen haak; hooked, 
with a hook; crochu, munt don croc on 
dun crochet. 

-- HALBTUCH. 583 

Halage, m. fr. Het jagen, trekken (van 
vaartuigen); towing, hauling, tracking; das 
ziehen, v. remorquage. (satinade. 

Halbatlas, m. hd. Halfsatijn ; satinet; 
Haibband, m. hd., v. board i). 

Halbcirkel, m. hd.,v demi-cercle. 

Halbdamast, m.hd. Half-damast; halfdamast; 
damassin ; V. cafard. 
Halbdeck, n. hd., v. demi-pont. 

Halbedelstein, m. hd., v. achat. 

Halbeisen, n. hd. Steenhouwersbeitel 
met breede snede ; chisel with a broad edge; 

ciseau á dégrossir. (mezzanine. 
Halbfenster, m. hd., v. fenê tre 
Halbfranzband,m. hd., v. board 6). 
Halbfranzseharlach, m. hd. , v. 

écarlate 3). 
Halbgeschoss, n. hd., v. entresol. 
Halbgevierte,n.hd., v. cadratin t). 

Halbgóld, n. hd , v. similor. 

Halbgut, n. hd., v. Claire étoffe, 
claire-soudure. 

Halbhoehofen,hd.,v. demi-hautfourneau. 
(effilocheur. 

Halbhollinder, m. hd, v. cilindre 
Halbholz, hd. , v. bois miplat. 
Halbkammgarn,n. hd., v. carded. 
Halbkittel, in., V. demi--chemise. 
Halbkreisbogenfenster, n. hd., v. 

fenêtre cintrée à demi-cercle (alwaar 
het hd. achterwege is gebleven). 
Halbkreislehre, f. hd., v. demi.. 
cercle 3) . 

Halblaken, n. hd. Halfiak.en ; tissue 
of flax and hemp; tissu de chanvre et de ha. 
Halbleinwand, f. hd. Half-linnen; 

half-linen; demi-toile. 
Halblitze, f. hd., v. bow %).
Halbrnesser,n.,v.demi-diamètre. 
Halbmetall, n.hd., v. demi-métal. 
Halbmond, m. hd., v. demi-lune. 
Halbmondmeissel,m., v.gouge l). 
Halbopal, m. hd., v. demi-opale. 
Halbporzellan, n.,v. faïence fine. 
Halb-relief, n. hd., v. demi-relief. 
Halbring, m. hd., v. gáche 2). 
Halbsaule, f. hd., v. colonne,en


gagée, s. engagé. 
Halbscharlach,hd., v. halbfrauz


scharlach. (moyenne. 
Halbschatten, M. hd., v. couleur 
Halbschlichtfeile, f. hd. Half-zoet


vijl; second cut; taille douce, taille derni-douce. 
Halbseide, f. hd. Half-zijde ; half-silk; 

moitié soie, cafard. (automate. 
Halbselbstspinner,m hd.,v. demi-
Haibsilber, n. hd., v. platina. 
Halbsparren, m., v. empanon 1). 
Halbsprungriemen,m., v.breast


plate-body. 
Halbsti ch, m. hd., v. demi-clé. 
Halbstookwerk, r,. hd. Halve ver


dieping; mezzanine; demi-étage, mezzanine. 
Halbtourschloss, n. hd , v. becde-
cane a. 
Halbtuch, n., v. drap de dames. 


584 HALEVERDECK. 

Halbverdeck, ij., V. demi-pont. 
Halbzeug, n. hd., v. défilé. 
Halbzeug-hollander, m. hd., V. 

cylindre eflilocheur. 
Halbzeugkasten,m.,v.auge fr.t 3). 
Halbzinn, n. hd., V. etain 5). 
Halda, f. hd. Steenzout, bergzout; rock


salt, earthy muriate of soda; sel gemme. 
Halde, f. hd. y fr , v. feishalde. 
Hiilder, m. hd. Goud-en zilver-allooi 

(bij juwefiers); gold- and silver-alloy; alliage 
dor et d'argent. 
Hale—à—bord, m. fr. Wipper, inbaal


der; painter, preventer, tow-rope; fanglien. 
Hale-bas, m. hd., V. cargue-bas. 
Hale-bouline, m. hd., V. fresh


water-jack. 
Halen, V. a. hd. Halen, aan -, inhalen, 
trekken ; to hawl, to haul; baler, hisser, tirer. 

Haler, v. a. fr. , v. halen. ~ H. 
à bord, aan boord halen ; to haul up; 
aufholen. ~ H. bas, neerhalen ; to haul 
down; niederholen. ~ H. un bateau, 
een vaartuig sleepen, boegseeren of op sleeptouw 
nemen ; to tow a boat, to take a boat 
in tow; ein fahrzeug schieppen oiler bugsiren. 
•• H. la bouline, de boelijn 
aanhalen; to haul tight the bowline; die 
boulien anbalen. •o H. les canons 
dedans, de stukken binnen boord halen; 
to haul home guns; die kanonen einholen. 

H. un cordage, een touw inhalen, 
Inpalmen; to haul home, to haul in any rope; 
ein tau einholen, einpalmen. •- H. (un 
bátiment) à la cordelle, treilen, aan de 
jaaglijn voorttrekken ; to track, to haul, to 
tow; trecken, pomktschen, treideln.• 
Half-bastion, v. demi-bastion. 
Half-bent, eng., v. cran du repos. 
Half-bound, eng., V. halbfranz


band. (ponnière. 
Half-eaponier, eng., V. demi-caHalf-
cock, V. cran du repos. 
Half-dupe, eng., V. bow 5). 
Half-furnace,eng. , V. demi-haut


fourneau. 
Half-gang, eng., v. demi-portée. 
Half-header, V. demi-brique. 
Half-hitch, eng., v. demi-cle. 
Half-merlin, eng.,v .demi-merlin. 
Half-pace, eng., V. foot-pace. 
Half-port, eng., V. faux-sabord. 
Half-portée,eng.,v. demi-portée; 

cuissette. 
Half-round bit, eng., V. cylinder


bit (of a borer). 
Half-round file, v. demi-ronde. 
Half-round scraper,eng.,v.demi


rond 1) . 
Half-saltier, eng.. v. éeharpe 3). 
Half-shade,v.couleur moyenne. 
Half-sheet, eng., v. duodecimo.. 
Half-stuff, eng., V. defilé. 
Halfter, m. hd. Halster; halter, head


collar; licou, licol. 
Halfterkette, f. hd., v. chalne de 

--- HALT. 

licou (waar halsterkette veranderd worde 
in halfterkette). 
Halftern, V. a. hd. Den halster omdoen; 
to halter; enchevêtrer, mettre Ie licou. 
Halfterriemen, m. hd. Halsterriem, 

leireep; halter-strap; longe. 
Half-tub,eng., v. bailie. (zanine. 
Half-window,eng.,v.fenétre mez-
Halle, f , Hallhaus, n. hd Zoutwerk, 

zoutkeet ; salt-works; saunerie. 
Halle, f. fr. Spiegelgieterij ; plate-glassmanufactory; 
tafelglasrabrik.•^ H. à glace, 

V. glasfabrik. — H. (Hangar os 
Depot) aux marchandises, goede ren-
depot, -bewaarplaats (van spoorwegen); 
goods-depot; guterhalle, giiterschoppen. e•• 
H. aux mélanges, gebouw ter ertsmenging; 
ore-house, building where the ores 
are mixed; mullerhaus, möllerboden. 
Halliard, eng., V. drisse. 

IHalochemie, f. hd., Halochemistry, 
eng., Halochimie, f. fr. Scheikunde 
der zouten. 

Halogen, n. hd. eng., Halogéne, 

f. fr. Zoutstof, zoutvormende stof. 
Haloid salt, eng., Haloidsalz, n. 
lid. Zout, dat uit de verbinding van chloorsodium, 
bromium, vloeispaath en blauwzuur 
met de metalen ontstaat, haloïde -zout. 

Haloir, m. fr., 'v. dorre (alwaar het 
fr. haloir achterwege is gebleven). 

Halotechnics, pi. eng., Halotech-nie, 
• fr., Halotechnik, hd. fr. Leer 
der zoutbereiding, kennis der zoutwerken, 
zoutkunde. (v. haarsalz. 

Halotrie, in., Halotrichite, f. fr., 

Hals, m. hd. Hals, vernauwd bovengedeelte 
van vaatwerk ; neck, gorge, gullet; 
con, col, gorge. ~ H. des ankers, v. 
collet de l'ancre. ~ H. eines 
futterals, v. canonnière. •o H. am 
gewehr, v. dünnung. ~ H. einer 
kanone, v. collet de canon. H. 
am kapittel, v. gorgerin. ®• H. 
eines knies, V. encognure 4). H. 
eines segels, v. amure I).

Halsamboss, m. hd. Koperslagersaan


beeld ; brazier's anvil; tasseau. 
Halsband, n. hd., V. collar 2) . 
Halsbrett, n. hd., v. collar-board. 
Halsen, V. n. hd. Halzen, vóór den 

wind omwenden ; to veer; virer vent arrière ; 

virer lof pour lof. 
Halser, eng., v. hawser. 
Halsform, f. hd , V. cranny. 
Halsgat, n., Halskiampe, t. hd. 

IIaisgat, halsklamp. V. chess—tree. 

Halsreif, m. hd. Derde der vier kimhoepels 
(van een vat) ; third of the four 
chimb hoops; collet. 

Halsschur, f. hd., v. collet 10). 
Halstalje, f. hd. Halstalie; tack-tackle, 
loof-hook; palan d'amure. 

Halt, m. hd. & eng., Halte, r. fr. 

Halt, halte, t.usschen-spoorwegstation zonder 

stationsgebouw, waar de trein een oo enhlik 


HALTER — 

ophoudt om reizigers af te laten en op 
te nemen. (teamaker, v. hatter. 

Halter, m. hd., V. halftor. Hech-

Halter (to), V. a. eng., v. haiftern. 

Halter-chain,eng.,v.halfterkette. 

Halter-strap, v. halterriemen. 

Haltig, Hltig, adj. hd. Erts bevat 

; containing ore; contenant du mineral.-tend 

Haltnagel, m. hd. Bbut `tot opsluíting); 
linch-pin; boulon. 

Haltseil, n. hd., V. gaggotband. 

Halving, eng., v. assemblage 5) . 

Hamac, m. fr. & eng., Hamak, m. 

hd. Hangmat, kooi (aan boord). 
Hmaehat, m. hd. Egyptische jaspis; 
egyptian jaspis; jaspe égyptien. 

Hämatin, Hmatoxylin, n L. 
Roode kleurstof uit bet campêchehout, 
bloedrood ; hematine, hematoxyline; hématine, 
bématoxyline. 

Hames, p1. eng., v. attelles 'i) . 
Hamme, f. hd. Rug eener zeis; hack 
of a scythe; dos dune faux. 

Hammer, m. hd. Hamer; hammer; 
marteau. — Haan, v. chien 1). — (an 
einer thiir), hil. Klopper; knocker, clapper; 
beurtoir. ~ Dripfhout, V. Chasse—poi—. 
gnée. — (gym bammerwerk), hd. Gróote 
smeedhamer (der ijzersmelterijen), v. forgehammer, 
eisenhammer Z). — Hölzerner 
h., hd. Houten (tweehoofdige) hamer; 
mallet, mall; maillet. — (einer papiermtihle), 
stamper; hammer, stamper; maillot, 
pilon. H. (Schlaghammer) eines 
hammerschlosses, hamer, slaghamer 
van een hamerslot (van een stuk geschut); 

hammer, percussion-hammer of a percussionlock 
for ordnance; marteau percutant, martelet. 
— V. marteau. 

Hammer, eng., v. hammer, hd. I). 
s H. of flint-looks, pandeksel, v. 
batterie, a. 1). ~ H. of a papermill, 
v. hammer, hd. 7). — H. of the 
percussion-lock, V. cock z). — H. 
of a pereussionloek (for ordnance), 

V. hammer, hd. 8). — v. marteau. 
Hammer (to), v. a. eng. Hameren, 
met den hamer bewerken ; hdmmern, schmieden, 
treiben, schlagen; marteler, travailler 
ou faire au marteau. ~ To h. even, 

V. aush mmern i). _ To h. evenly 
on bothsides, v. contre-forger. — 
To h. out, v. aushämmern 2) . 
Hammerarbeit, f. hd. Gehamerd 
werk ; hammered work, raised work; ouvrage 
martelti, vaisselle martelde. 

Hammerarbeiter, m. hd. Hamersmid 
; hammerer, hammer-smith; ouvrier de 
forge, warteleur. 

Hammeraxt, f. hd., v. calfat i). 
Hammerbahn, f. hd., v. face du. 

marteau. (malleable; mailéable. 
Hammerbar, adj. hd. Hamerbaar; 
Hammerbarkeit, f. hd. Hamerbaar

-

held ; malleability; malléabilité. 
Hamxnerbeam, eng., v. eretrait &). 


HAMMERSTOCK. 585 

Hammerbeil, n. B(jlbamer, disselha


mer; hatchet-hammer; hachette, tule. 
Hammer-bridle, eng., v. bride 7). 
Hammer-cap, eng., v. couvre


batterie. 

Hammer—chisel, eng. Hamerbeitel; 
schrothammer, hammermeissel; marteau pour 
couper les métaux h froid. 

Hammerdress (to), v. a. eng. Ruw 
bewerken met den hamer; grob abadmmern; 
dégrossir an marteau. 

Hammered, adj. eng. Gehamerd ; ge 
au marteau. ~ H. work,-hdmmert; fait 

V. hammerarbeit. 
Hammereisen, n. hd., v. fer forgé 
par le marteau. 
Hammerer, v. hammerarbeiter. 
Hammerfinne, f. hd. Achterste des 

hamers, klauw, pen, pin ; pane; panne. 
Hammerfläche, f. hd., v. face du 

marteau. (gerust. 
Hammer-frame, eng., v. hammer-
Hammergeblk, -gerust, -ge


stell, n. hd. Hamerstelling (die de groote 
hamers der ijzersmelterijen doet werken); 

hammer- fra l ,.e, till-frame, hirst, hirst-frame; 

charpente de l'ordon, soucherie. 
Hammer-harden (to), v. a. eng., 

V. écrouir. 
Hammer-hardening,eng , v. coldor 
cool-hammering. 
Hammerhaue, f. hd., v. grelet 3). 
Hammerhelm, m. hd., v. hammer


helve. 

Hammer-helve, eng. Steel van den 

grooten smeedhamer ; helm, hammerhelm eines 
eisenha'inmers; manche du gros marteau de 
forge.

Hammerhulse, f. hd., v. hurasse. 
Hammerhi tte, f. hd., v. forge s). 
Hammering, eng. Het hameren ; das 
hdmnnern, martelage. [ment l). 
Hammer—joint, eng., v. entable-
Hammerkopf, m. hd. Kop des hamers 
; head of the hammer; tête du marteau. 

Hammerloch, n. hd. Steelgat van 
eenen hamer ; eye or ear of a hammer; 
oeil dun marteau. 

Hammermeissel, m. hd., V. ham


mer-chisel. (master. 
Hammermeister, m. hd., V. forge-
Hammermuhle, f. hd., v. forge 5). 
Hammern, v. a. hd., v. to ham


mer. ~ n., V. hammering. 
Hammer—nail, eng. Pandekseischroef; 

batterie- oder deckelschraube; vis de batterie. 
Hammerpickel, n. hd. Hamerhou


weel ; headed pick-axe; pie à roc, Is tête. 
Hammerring, m. hd., v. hurasse. 
Hammerschlacke, f., Hammer


schlag, m. hd., v. faliwerk. 
Hammerschmied, m. hd., v. ham


merarbeiter. [schirm 1). 

Hammer-shield, eng., v. feuer-
Hammerspring, v.ba tteriefeder. 

EIammerstock, m. hd., v. forge ij. 


586 HAAMMER—STRETCH. — 

Hammer-stretch (to), v. a. eng. 
Onder den hamer uitdrijven ; unter dein hammer 
strecken; peloter. 

Hammerstutze, f. lid., v. courtcarreau. 
Hammer-veneering, eng., v. an


reibung. 
Hammerwalke, f., V. dickmilhle. 
Hammerwerk,n. hd. IJzersmelterij, v. 

forge 2). w IJzerklooverij, v. fenderie 2). 
Hammer-work, eng , v. forge ij. 

Small h., klein hamerwerk (dat enkel 
door menschenbanden wordt gedreven); 
kleines hammerwerk; petite forge. 

Hammerzeichen, n. hd. Sjapmerk; 
mark by the wood-hammer; marque du marteau 
à layer.

Hammit, m. hd. Pisolith, erwtsteen 

(verscheidenheid van kalkspaath); pisolite; pi-
Hammock, v. hamac. (solithe.
Hampe, f. fr. Schacht, steel, stok; 

shank, shaft, staff; schaft, stange, stiel. ~ 

H. du drapeau, v. fahnenstange. 
H. d'éeouvillon, wisscherstok ; 
sponqe-staff; wischerstange. 
Hance, adj. eng., v. bevel. 
Hanees, eng., v. haunch. 
Hanche, f. fr.: H-s do la chèvre, 

bokkebeenen ; cheeks of a gin; schenkel, 
beine, beinpaar des hebezeugs. —H. d'une 
colonne, v. anschwellung. ^ H. 
d'un navire, windviering, billen, achterwerk 
van een schip ; quarter of a ship; 
büfte, windvierung. ~ H. d'un vase, 

V. bodenrand. 
. Hand, eng. Wijzer (van een uurwerk); 
zeiger, weiser; aiguille. — Wijzer (van een 
kompas); zeiger, index; index. ® Spiegelmakerswerktuig 
om het glas op de tafel 
vast te houden ; hand; main. — H. (or 
Handle) of a musket-stock, v. 
di nnung. 
Hand, f. hd. Spiegelmakerswerktuig 
etc., v. hand, eng. 3). — ( Zubringer) 
Kunsthand om bij 't munten de plaatjes onder 
den stempel te leggen ; layer-on; main. 

Handamboss, m hd. Hand-, bankaan


beeld, v. enelumeau ; tas ou tasseau. 
Handanvil, eng., v. handamboss. 
Handarbeit,f. hd. Handenwerk; handi


cra ft, handiwork; main d'oeuvre. 

Handarbeiter, Arbeiter, m. hd. 
Ambachtsman , handwerksman ; workman, 
handicraftsman, apron-man; ouvrier, artisan. 

Hand-arms,pl. eng. Handvuurwapens; 

hand feuerwa ffen; armes portatives. 
Hand—barrow, eng., v. civière 1)
Handbaum, m. hd. Hefboom ; lever; 

levier. — Windboom, handspaak (van 't 
ganespil); hand-spike; barre, anspec(t). 
Handbeil, n. hd. Handbijl ; hatchet; 
hachette. 
Handbohrer, m. hd., Hand-bore, 

eng. Handboor; gimlet; perce à main. 
Handbreche, f. hd., v. brake,eng.l ). 
Hand-brace,v. bohrerschneide. 

HAIN ALE. 

Handbrett, n. M. Sparrenbord (der 

metselaars); handle-board; oiseau. 
Handbi gel, hd., v. abzugsbi gel.
Hand—cart, eng. Handkar; zweirdde


rige laufkarre; tombereau à bras. 
Hand-compasses, pl. eng.,v.hand


zirkel. 
Handdruck,m.,v. bloekprinting. 
Hand-drum, eng., v. bobine 3). 
Handelseisen, n. hd., v. for en 

barres, en bottes, en verges, for 
marchand. 
Handelsflotte, f. hd. Koopvaardijvloot ; 
fleet of merchant-men; Hotte marchande. 
Handelsschif , n. hd. Koopvaardij schip 
; merchant-man ; trading-vessel; vais


seau marchand. 

Handf ustel, m. hd. Mijnwerkersbamer; 
miner's hammer; marteau de mineur. 
Hand-feed-pump, eng., v. deck


feed-pump. 

Handfeile, f. hd., Hand-file, eng. 
Handvijl ; lime à main. - v. ansatzfeile. 
Handfeuerwaffen, n pl. hd., v. 

hand-arms. 
Handfüghobel,m.hd., v.bonnet i). 
Handgear,eng. Stoomkleplichter, -slui


ter ; ventilhebel; mannette. (hebel. 
Handgear-lever, eng., v. gang-
Handgespi ranst, Handgarn, n. 

hd., v-filage à la main. 
Hand-glass, eng., V. bell-glass. 
Hand-grapnel, eng., v. enterdreg. 
Hand-grenade, eng., v. grenade à, 

main. 
Handgriff, m. hd. Greep, v. anhalter. 
— (an einem degen), v. gef iss t). 

® (am ruder) Kolderstok ; handle, whipsta ff; 

manivelle, barre, timon. [1). 
Handhammer, v. bankhammer 
Handhebel, m. hd., v. ganghebel. 
Handicraft, eng., v. handarbeit. 
Handicrafts-man, eng , v. hand


arbeiter. (tragwalze. 
Hand-inking-roller, eng., v. auf-
Handiwork, eng., v. handarbeit. 
Hand-jack, eng., V. crie 2), 5), 6). 
Handkarren, m. hd. Handkar, v. 

hand-cart. — (voor spoorwegen) Rol-, 

blokwagen ; truck; camion. (main. 
Handkloben, m. hd., v. ètau a 
Handkorb, m. hd., v. coquille t). 
Hand-ladle,eng ,v. casting-ladle. 
Hand-lathe, eng., v. bar-lathe. 

Handle, eng. Greep, handvat, handvat sel, 
steel, hecht, oor, hengsel, etc. ; griff, 
handgri ff, stiel, heft, ddr, henkel, etc.; poignée, 
prise, manche, anse, main, etc. ~ Deurknop, 
v. bouton 2). — H. of clothshears, 
bandvatsel der droogscheerdersschaar; 
griff; manicle, manique. — H. of 
the latch, v. clinche. — H. of a 
plane, v. ballen 3) . ~ H. of the 
press-bar, v. bengelscheide. 

H. of a musket-stock, v. hand, 
eng. 4). ~ H. of a pump, v. brim

HAND-LEAD — iLNFFILZPLATTEN. e587 

bale. - H. (or Ring) of a trunk, 
hengsel van een koffer ; trageisen, elsener 
liandring; portant. - H. of a wheel, 

V. drehling 1). - H. of a windlass, 
kruk van een haspel of windas; 
haspeihorn; manivefle. 
Hand-lead, eng. Klein dieplood, hand


lood ; hand-loth; petit plomb de sonde. 
Hand-leather,ençj., v. handleder. 
Handleder,n lid. Handleer (der schoen


makers); palm, handlealker; manique. -(der 
lakenrouwers) Handleer ; hand-leather; targette 


Handle-drill-stock, v. drill . 
Handle-stave,eng., v. grifl'daube. 
Handle-winch, v. cigogne ). 
Hand-loom, eng. Gewone weefstoel, 

bandweefstoel ; liandstulil; métier ordinaire, 
métier a main. 
Hand-loom-weaving, eng. , v. 

handweberei. 
Handloth, n. M , v. hand-lead. 
Hand-made paper, eng. Geschept 

papier ; bfsltenpapier, liandpapier; papier fabriqud 
a la main, papier a la cuve. 

Handmange, Handrolle, r. hd. 
Handinangel; roller; cylindre is lisser le lingo. 
Handmesser, n. hd, V. boutoir ). 

-Grosses h., v. eustache. 
Hand-mill, eng , Handmühle, lid. 
I. Handmolen ; moulin a bras. 
Hand-mule, eng., v. mule-jenny. 
Hand-pile-driver. eng. Handbetblok 
; liandramme; mouton is bras. 
Handpresse, 1. lid. Handpers ; smallpress; 
petite presse a main. 
Hand-protector, eng., v. blechhandschuh. 
Handpump, eng. , Handpumpe, 

1. hd. Bandpomp, steekpomp; pompe d bras, 
t baton. v deckfeed-pump. 
Handräder, m. hd. Zeef (met 2 handvatten) 
voor 't ertswasscben ; sieve for washing 
the ore; sas a layer Ja mine. 

Hand-rail, eng. Leuning, v. écuer, 
brückengelander, brustwehr. 
Handramme, eng., v. hand-pile


driver; dame. 
Hand-reel, eng., V. handweife. 
Handrolle, r. hd., v. handmange. 
Handsage, f. hd., Hand-saw, eng. 

llandzaag; scie a main, grecque. —Schrob-, 

stootzaag, V. égohine i ). (main. 
Handscheere, r. hd., v. cisaille a 
Handscheibe, f. hd. Ilandrol voor 

den metaaidraad etc., v. bobine 3). 
Ilandkrasser (voor 't laken); hand-friezingtool; 
frisoir a main. 

Handschild, a. ha., v. targette. 
Handsohlägel, m. hd. Handslei; 
little mallet; masse de main. 
Handschraube, r. hd. Handschroer, 

T. fiügelschräube. 
Handschraube, Handschraub-
StOCk,m. hd,, v. étau à main I 1)—I 3). 
Handschuhieder, D. lid. Handschoe 

nenledei; kid-leather; peau pour faire des 

gants. (schoenenmaker ; plover; gantier. 
Handschuhmacher, m. lid. Hand-
Handschuhöilner, in. hd., V. ba


guettes ij. 
Handserew, eng., v. eric ), '7). 
Hand-shears, Snips, p1. eng., v. 

cisaille a main. 
Hand-shuttle, eng., Handschütze, 
f. hd. Handspoel ; nacelle a main. 
Handsieb, a. lid., Hand-sieve, eng. 
Handzeef; crible de main. 

Handspake. Handspeiche, r. hd., 
Handspeck, Handspike, eng. Handspaak, 
hefboom ; levier, anspec(t). 

Handspike, eng , V. handspake; 
brecheisen ; chariot a tenailles. 
Handspindel, f. hd. Spil, v. cannette 
t). -Handspaak, v. cigogne ). 

Handspinnerei, f. hd. , Handspinning, 
eng. Het spinnen uit de hand; 
/ilage a la 'main. 

Handspritze, F. hd. Handspuit; hand


syringe; pompe is main. (main. 
Hand-spun-yarn, eng., v. fl1 ala 
Handstock,m., v. handschraube. 
Handstuhi, in. lid., v. hand-loom. 
Hand-swab, eng. , v. faubert ). 
Hand-syringe, v. handspritze. 
Hand-tongs, p1. eng. Z waardvegers


haspeltje (ter omwinding van de sabelgreep 
met koperdraad); gri//winde; tenailles 
a main. 

Hand-vice, eng., v. êtau a main 

11-13). (weapon; arme hmain. 
Handwafi'e, r. hd. Handwapen ; hand-
Handwagen, m. hd., v. brouette ij. 
Handweaver, eng., Handweber, 

hd., m. Handwever ; tisserand b la main ou 
au métier. 

Handweberei, 1. hd. Het weven uit de 
hand; hand-loom-weaving; tissage a la main. 
Handwebestuhi, m. hd., v. hand


loom. (reel; dévidoir a la main. 
Handweif'e, f. hd. Handbaspel ; hand-
Handwerk, n. lid., v. craft. 
Handwerker, m. hd., v. apron


man, s. apron, handarbeiter.• 
Handwerksgerath,Handwerks 

n. hd. Hand werksgereedscbap ; tools,-zeug,
implements; outils. - Vollstndiges h., 
V. afffttage ti) , boutique, gespann 
Handwinde, f. hd., v. cric 2). 
Handzirkel, m. hd. Gewone passer, 
V. compas, a. l). (V. chanvre. 
Hanf, rn lid. Hennep; hemp; cbanvre. 
Hanfbereiter, lid., v. chanvrier. 
Hanfbreche, f. hd., v. brake 1). 
Hanfbrecher, m hd. Hennepbreker; 
hemp-beater, hemp-dresser, stripper; teilleur, 
tilleur, broyeur. 
Hanfdarre, r. hd., v. dörre 1) (alwaar 
bet Ir. haloir is achterwege gehleven) 
Hanferz, a. hd. Bundel-asbest , tuftasbestus; 
asbeste a bouquets. 
Hanffllzplatten, f. p1. lid. Platen van 


588 H ANFG RN 

hennepheede (tot dakbedekking);/`eit-covering; 
plaques de couston.

Hanfgarn, n . hd. Hennepgaren ; hempen 
yarn; fll de cbanvre. ~ v. fil de brin. 
Hanfhahn, m. hd. Zaailing , zaailingshennep, 
seed-hemp; chanvre male, l graines. 

Hanf heehel, m. hd. Hennephekel ; 
hemp-comb; seran. ~ Grober h., grove 
bennepbekel; coarse heckle; regayoir. 

Hanfhechler, m. hd. Hennephekelaar 
; hemp-comber; seranceur, filassier. 
Hanfheehlerinn, f. hd. Rennephe


kelster; female hemp-comber; pignaresse. 
Hanfheede, f. hd., V. étoupe 6). 
Hanfhenne, f. M. Gelling, vrouwe 

(geen zaad dragende) hennep; fimble,-l(jke 

fmble-hemp; cbanvre-íemelle, è fleurs. 
Hanfkamm, ni.,v. aufzughechel. 
Hanfleinwand, f., Hanfleinen, n. 

hd. Henneplinnen;hemp-linen; toile de chanvre. 

Hanfliederung, f. hd. Henneppakking; 
hemp packing, gaskin; garniture de 
chanvre. v. garniture 7). 

Hanfmi hle, f. hd. Hennepmolen (om 
den hennep tie braken); hemp-mill; maillerie. 

Kneusmolen voor 't hennepzaad; mill 
for bruising hemp-seed; moulin a écraser 
le chènevis. 

Hanfróste, f. hd. Rootplaats (reute) 
voor den hennep ; hemp-relting-place; rouissoir, 
routoir. 

Hanfsalz,n . hd. Vezelige zoutzure soda; 
fibrous muriatic soda; sonde muriatee liibreuse. 
Hanfsa(a)meni 1, n. hd. .Hennepolie; 

hemp-seed oil; huile de chènevis. 
Hanfseh^ben, r. pi. Hennepscheeven 

(stengelsplinters); hemp-shaves; chènevotte. 
Hanfschwinge, f., v. echanvroir.
Hanfwerg, m. hd., v. étoupe 6).
Hang, m. hd , v. abhang. 
Hang (to), V. a. eng.: To h. the 

capstern, v. einsetzen 9). 
Hangar, m. fr. Loods, schuur; shed, 

shelter; schutzdach. schauer, schoppen. 
Hange, f. hd., v. drying—house. 
Hangebalken, m. hd. Hangbalk ; 

suspension-joist; soupente. 

Hangeboek, m. hd. Hangwerk, V. 
ferme 2). — Kleerenbok, v. chevalet 3). 
H^ngeboden, m. hd. Ingestoken verdieping, 
insteekkamer; hanging loft or room 

(between two floors); soupente. 
Hängedaeh, n. hd. Afdak; pentice, 
penthouse; demi-toit. 
Hâng(e)eisen, n. hd. Draagband; 

trekband; V. tracer; étrier 2). 
H ,ngegeri st, n. hd., v. echafaud. 
Hti,ngehaken, m . hd. Hangbaak (eener 

balans); hook of suspension; suspensoir. 
Hangekette, f, hd., v. étrier 13). 
Hängekompass, m. hd. Hangkompas; 

hanging compass; boussole pendante. — Minwerkerskompas, 
v.boussole de mineur. 
Hängelampe, f. hd. Hanglamp ; liang


ing lamp; lampe suspendue. 
Hangeln, v. n. hd., v. caboter. 

'-'. -1AR RE.I N_ E. 

Hangematte, f. hut., v. hamac. 
H^ngemattleinen, f. pl. hul., v. 
filets de bastingage. 

Hangen, V. n. Overhellen, scheef staan 
(van muren) ; to incline, to lean; - pencher. 
déverser. (punkt. 

H^ngepunkt, m. hd., V. anlege-

Hanger, eng. (bij 't weven van ge figureerde 
stoffen) Onderlus, het benedendeel 
der harnaslus, waaraan het lood hangt); 
unterlitze; maille den bas. 

Hanger, m. hd. Hanger (van den mast) ; 
pendent; pendeur. ® Stutsleker, v. alonge 
de rernplissage (waar verkeerdelijk 
stuksteker staat). 

Hangerblock, m. hd. Hangerbiok ; 
tackle-pendent-block; poulie de pendeurs des 
mats. 

H^€ngesule, f. hd. Hangstijl (van een 
dakstoel), makelaar; queen-post; clé pendante, 
poincon. 

Hängeschaufel, v. hollandaise. 
H^ugestange, f. hd., v. êtrier 3). 
Hängestuhl, m. hd. Droogstoel (der 

papierfabr.); drying-chair; chaise b sécher 
les papiers en parses. 
Hanging-bridge, eng., v. truss


frame-bridge. (kompass. 
Hanging compass, eng., v. hnge-
Hanging knees of the deck, pl. 

eng., v. courbes de pont ou de bau. 

Hangings, p1. eng. Wandbekleeding, 
behangsels; wandbekleidung, tapeten; revètement, 
tapisserie. 

Hanging vulve, eng., v. clapet i ). 
Hngsehloss, n. hd., v. anhäng


schloss. (pump. 
H^ngseilkunst, f. hd , v. chain-
Hangwerk, n. hd., V. ferme t). 
Hank, eng. Zuiger, houten ring (aan 

een stag); sauger; bague, cercle en bols. ••• 
Streng (garen, etc.), v. écheveau. 

Hansar(d), m. fr. Zaag met breed, 
buigzaam blad; saw with a broad and flexible 
blade; art sage mit breitem Blatt. 

. Hanse, f. fr. Speldeschacht (zonder kop); 
shank of a pin; nadelschaft. 
Hape, f. fr. Kettingring (der gieterjen); 
ring of (rt chain; kettenring. 

Happe, 1. fr. Kram, klemhaak, v. 
clameau, erampe. ~ H. de charrue, 
voorsteekpin van den ploeg; fore-lock; 
vorstecknagel. — H. á crochet, haak


kram (op den dissel); wrapping-plate and 
hook; bakenkrampe. H. de fenêtre, 

V. fenstcrreiber. ~ H. à virole de 
servante, v. douille de servante. 
Happelourde, f. fr., V. edelstein 
3) . — H. de Bris tol, v. Bristol-stone. 
Haquebut, m. fr., v. arquebuse. 
Haquet, m fr. Rolwagen ; stortkar; 

dray truck, open cart, tilting-cart; sturzkarren 
, btockwagen, kippkarren. 
Harasse, f. fr. Glaskorf, -kist; cage 
for packing up glass; glaskorb. 
Harbeline,f.,v. papier-harbeline. 


HARBOUR 

Harbour, V. hafen 3). (de port. 
Harbour-dues, p1. eng. , v. droits 
Hard, rn. fr. Stolts (stornpscherpe ijze• 
ren schijf der witlooiers) ; softening-iron; 

stolleisen. 
Hardeau, n. fr. , v. gaggot—band. 
Harden (to), eng. , v. abbrennen ij. 
Hardening, eng. Het harden, tempe


ren (van ijzer, staal); härtung, das harten; 
trernpe. - Common h., gewone barcling 
(door dompellng in houd water); gewöhnliche 
httrtung; treinpe a la. volée. — 

H. in the air, harding in de lucbt; 
luftstahlung; treinpe (t 'air. — v. casehardening. 
Hardening composition, eng. , v. 
enduit pour les limes. 
Hardening—on, eng., v. cuisson 
en couverte. 
Hardening-skin,eng , v.fflzkegel. 
Harder, V. a. fr. Stoitsen, stolten, 
stollen (vgl. hard); to soften (the pelts); 
stoizen, stollen. 
Hardilliers, rn. p1. hd. IJzeren scbacht 
den haute-lisse-weefstoel); pins-pinnen (aanwith a catch; sebaftpflocke 
Hards, p1. èng. Afval van bennep of vias, 
heede, werl schhbe, heecle, werg; regayure. 
Hard-solder (to), v. a., v. braser. 
Hardware, eng., v. eisenwaaren 
1). — Fancy h., V. bijouterie 3). 
Hardware—man, eng. IJzerkramer; 
fabrikant van kleine ijzerwaren ; klingewaarenhhndler; 
verfertigev- von eisenwaaren; 

quincaillier, elincaillier. 
Hare, eng., v. bear ). 
Harfen, v. n. ha. Zittend afdalen (in 

de mijn); to go down in a sitting posture; 

descendre sur ie derrière. 
Harl, eng., v. filasse ). 
Harman, m. fr. , v. haarmann. 
Harnachement (des cbevaux) , m. 

fr. Het optuigen (der paarden); gezamenlijk 
tuig ; harnessing; horse-appointments; das 
anschirren , bescbirren ; pferdegeschirr. 

Harnais,m. fr. Weverstoestel, v. équipage 
). — Harnas (gezamenlijke lussen 
van den Jacquard -weefstoel); harness; barnisch. 
— Tuig, paardentuig ; harness, horsetrappings; 
geschirr, pferdegescbirr. 

Harnard, m. fr. Oliepers ; oil-press; 

011ade, olkniepresse. 
Harness, eng., v. harnais. 
Harness-board, eng. , v. compass


board. 
Harnessing, v. harnachement. 
Harness—leather, eng. Sterk, dik leer 

voor tuigen ; pfundleder, blankleder, geschirr 

cuir pour barnacbement. -ieder;
Harnisch, m. hd., v. harnais l), 2). 
Harnischbrett,n. hd., v. compass


board. 

Harpe, f. (Harpon, m.) fr. Trekker, 
landvest, V. gabelanker. — (Pierre 
d'attente) Verbandsteen, bindsteen; toot hing, 
toothing-stone; zalinstein. 

— HARTZANGE. 

Harpeau, m. fr. Enterdreg ; hand


grapnel, grapp'ing iron; enterdreg. 
Harpin, rn. fr., v. boat-hook. 
Harpon, (Passe-partout), in. fr. 

Dwarszaag, V. cross-cut-saw. — Land


vest, v. gabelanker. — Kraanzaag, v. 

brettsäge. 

Har(c)que, f. fr., v. coal-rake. 
Harrow, eng. Egge, eg; egge; berse. 

— Slormegge, valpoort; sturmegge; berse. 
Harry (slow), eng., v. athanos. 
Hart, H. de fascine, r. fr. Wiepband, 
bindteen, v. f'ascine—band. 
Hartbetel, m. hd., v. chisel ij. 
Hartblei, n. hd. Hard lood (product 

bij 't zilverafclrjven), loodsteen ; hard lead; 

p10mb aigre, matte de p10mb. v. bleistein. 
Hartborste, f. hd., V. borste. 
Harte, 1. hd. Hardbeid ; hardness; da


reté. — (Härtung) Het harden, barding, 
v. hardening. — Hardings-compositie, 
v. enduit pour les limes. 

Harteisen, t. hd. Hard ijzer, staalacbtig 
ijzer, v. fer aciérain. 

Harten, V. a. hd. Temperen, v. abbrennen. 
— Harden, v. écrouir. — 
Verstalen, V. to case—harden. 

Harter, to. hd. Staaltiarder ; tempering 

workman; trenipeur. 
Harteriss, m. hd., v. borste. 
Harterz, a. hd. Kwartsboudend ko


pererts ; copper-ore containing quartz; mine 
de culvre quartzeuse. 
Hartfloss, m. ic . , v. foute blanche 
grenue, fer cru blanc. 
Hartguss, m. hd., v. case-hardened 
casting. 
Harthobel, m. hd., v. guillaume 
debout ; guillaume a ébaucher. 

Hartklamm, m. lid. Hard, stug berggesteente 
; hard, rebel rock; rocbe dure, 
difficile a dëtacber. 

Hartling, m. hd. Harde slakken ; hard 

slaps; laitier dur. (soudure forte. 
Hartloth, n. Hard soldeer ; hard solder; 
Hartlöthen, V. a. hd., v. braser. 
Hartmangan, m. hd. , v. braunite. 
Hartmeissel, v. bankmeissel. 
Hartmetall, n. lid. llard metaal, klok


spijs ; brittle brass; potin. 
Härt.pulver, n. hd. Poeder tot vii. 

lenharding ; powder for tempering files; 

poudre a tremper les limes. 

Hartriegelholz, n., v. dog-wood. 

Hartsehiagen, n. hd., v. écrou 

issement. 

Hartstich, rn. hd. Lepelvol gesmolten 
koper ; ladleful of melted copper; cuillerde 

de cuivre en bain. 

Hártung, f. hd., v. hirte rij. 
Hartwalze, f. lid., v. case-hard


ened roller. 

Hrtwasser, a. hd., v. chalybeate. 
Hartwerk, n. hd. Tingalmei ; tuty of 
tin; tutie d'étain. 
Hartzange, f. lid. Ternperhecbt (waar. 
50 


590 HARTZ ERKEN ---


mede men de te temperen stukken vasthoudt); 
tempering-handle; manche à tremper, 
faux-manche. 

Hartzerren, n. hd. Stiermarksche 
frischmanier (van 't brosse ruwUzer); masage; 
manage, mazéage, 

Hartzinn, n. hd. Mengsel van tin, 
koper en metallisch spiesglans, hard tin 
pewter; pinch-beck ; potin. 

Harvester, v. erntemasehine. 
Harz, n. hd. .Hars; resin, rosin; résine. 
Harzartig, adj. hd. Harsachtig ; like 

resin; résiniforme, résinoïde. 

Harzbronze. n. pl. Geslacht van 
brandbare mineralen ; combustible minerals; 
familie de minéraux combustibles. 

Harzelectricität, f. hd , v. eleetricité 
3). 
Harzfirniss, m. hd. Wijngeestvernis; 

spirit-varnish; vernis is l'esprit de vin. 
Harzkohle, f. hd., v. glanzkohle. 
Harzkuehen, ni. hd. Harskoek; cake 

of resin; pain de rdsine. 
Harznaphta, n. hd. Harsnaphta; re


smite; résinite, résin-asphalte. (resinylle. 
Harzcil, n. hd. Harsolie ; oil of resin; 
Harzpech, n. hd , v. brutin. 
Harzseife, f. hd. Harszeep; resin


soap; savon de résine. 
Harzstein, m. hd., v. fettstein. 
Harztheer, m. hd. Harsteer ; resinous 

tar; goudron resinique. 
Hasehiren, V. a. hd., V. hacher 2). 
Haschirung, f. hd., V. hachure. 
Haselnussfarbe, f. hd. Hazelnoten


kleur; hazel-color; couleur noisette. 
Hasenhaar, n. hd. Hazenhaar; harewool, 
hare-down; poll de lièvre. 

Hasenohrehen, n. hd., v. anfi hrungszeiehen. 
— Latijnzeil; lateen sail; 
voile latine. 

Hasenzwirn, m. hd., v. cacheron. 

Hasp, eng. Sluitkram, slothaak; schliesshaken, 
krampe; moraillon. ~ Hengsel, V. 
clamp 2). — Garenhaspel, v. garn


haspel. 
Haspe, f. hd. Kram, v. clameau, 
erampe. 

Haspel, m. Haspel, v. abwinde, 
garnhaspel, aspe. — Haspel, 100 
draden, v. eompte 2). — H. (fur den 
anker), V. cabestan 4). ~ H. (beim 

bergbau), mijnwindas, berghaspel ; whim, 
winding-engine; bourriquet, tourniquet, treuil. 


Haspelgerust, n. hd. Voet van 't ge. 
wone of mijnwindas; trestle of the windlass; 
tréteau ou pied du tourniquet. 


Haspeihabe, f. id. Kruk van 't windas 
of van de spinnersgarenrol; winch of a windlass 
or of a reel; manivelle d'un bourriquet 
ou d'un dévidoir. 


Haspelkreuz, n. hd., v. détendoir. 
Haspelkunst, Haspelmaschine, 

f. hd. Haspelwerk; reel, 7nechanism; tout mécanisme 
ou le dévidoir joue le premier róle. 
Haspeln, v. a. hd. Haspelen, afhas-

HA V7BANS. 

pelen ; ophaspelen ; V. aufhaspeln, ab


haspeln. [engine I). 
Haspelpumpe, f. hd., v. winding-
Haspelwelle, f. hd. Spil, as van 't 

windas ; windboom ; winch, axle-tree, arbor; 
wind-beam, crab-bar; arbre, treuil ; garouenne, 
roue du guindal. 

Haspen, v. a. hd., v. to cramp. 
Hasphaken, m. hd., v. goad 1). 
Hat, eng. Hoed; hat; chapeau. ~ H. 

(of a printer's press), v. chaperon 8). 
Hat—body, eng., v. galette. 
Hatch, eng. Valdeurtje, v. falle 3). 

® H. or Hatches, v. écoutille. 
Hatch (to), v. a. eng. Krassen, groeven, 
V. aufkratzen 5). ~ Arceeren, 

V. gratter 1). 
Hatchel, eng., v. hackle - 1) . 
Hatchel(to),v.a.eng., v échanvrer. 
Hatcheller, m. & f. eng. Hekelaar ; 
hekelster; hechler; hechlerinn; séranceur; 
séranceuse. 
Hatehelmaker, m. hd. Hekelmaker; 

hechelmacher; sérancier. 
Hatchet, eng., v. hache. 
Hatchetine, f. fr., v. suif minéral. 
Hatching, eng , V. hachure. 
Hatching-knife, eng., v. couteau 

à hacher. 
Hatchway, eng., v. ecoutille. 
Hátelet, m. fr. IJzeren pin (van den 

zjideweefstoel); pin; spiesschen. 

Hat-form, eng., v. forme o). 
Hatier, m. fr., v. brandbock. 
Hat-manufacture, eng. Het hoe


denmaken ; hutmacherkunst; art du chapelier. 
Hat-money, eng., v. chapeau de 

maitre. 
Hatter, in. eng., v. chapelier. 
Hatter's frame, v. fachtisch. 
Háture, f. fr. Schoot-of grendeistui


ter; pick-lock; sperrhaken. 
Hauamboss, eng. m., v. enclume 4). 
Haubank, f., v. chopping-board. 
Haubans, m. pl. fr. Want, hoofd. 

touwen; shrouds; want, haupttaue. ~ H. 
d'artimon, bezaanswant; mizzen-shrouds; 
besabn wan t. — H. de beaupré, bakstags 
van den boegspriet; bowsprit-shrouds; 
bugstage. — H. des bigues, tuitouwen, 
hoorntouwen, want of stags der schalken 
of bokkebeenen ; stays of the sheers; 
stage eines bockes. — H. des boutdehors 
(des bonnettes basses), spiertouwen, 
uithaalders der lijzeilspieren; guys of 
the lower studding-sail-booms; kehrtaue der 
leesegelspirren. — H. de eheminée, 
schoorsteen want; funnel-shrouds; wan te der 
schornsteinrdhre. — H. de fortune, 
Faux—h., noodwant, borghoofdtouwen, 
voor-den-wind-zeilders ; preventer-shrouds, 
swifters; borgwante. — H. de hune, 
stengewant ; top-shrouds; stengewante. — 

H. des minots ou des porie—lof, 
bakstags of neerhaalders van de botteloef; 
bumkin-stays or -shrouds; butenluv-schenkel. 

HA.UBE 

H. de misaine, fokkewan t ; foremast-
shrouds; fockwant. ~ H. des perroquets, 
bramstengenwant; top-gallantshroud.
s; bramstengewant. •• H. de la 
perruche, kruisbram want, bovenkruis 
mizzen-top gallant-shroud; kreuz--stengewant; 
bramwant. ~ H. de revers, Jambes 
de hune, puttings, puttingwant, v. futtook–
shroud. 

Haube, f. hd. Kap, overdekking, dek 

verschillende voorwerpen, v. bon--stuk van 
net 2); cap, eng. 1), 4), 15) ; calotte 
4), 7) ; cerveau; chapeau 3), 8); 
cupola 1), 2), etc. ~ H. des chars, 

V. chevet l ). ~ H. des meilers, 
top van den meiler of de kolenbranders 
houtmijt; top of the charcoal-heap; faite, 
faitage du fourneau de charbonnier. ~ H. 
(eines messers), beslagring (om het einde 
van een messenhecht); ferrule; virole. 
Haubeil, n. hd., v. feilenhammer. 
Haubitze, f. Houwitser. granaatkanon 
; howitzer; obusier. 
Haubitzgranate, f. hd. Houwitsergranaat, 
bom ; grenade; obus. 
Haue, f. hd. h uipersdissel, v. addice. 

— Houweel ; hock, mattock; houe, hoyau, 
pioche. — Kneushamer (voor het erts); 
pounding-hammer; marteau broyeur ou a 
bocarder. ~ Molenijzer, v. anille. 
Zweizinkige h., tweetandig houweel ; 
double-dented hoe; bigot. — Dreizackige 
h., drietandig houweel; three-dented hoe; 
truandière. 
Hauen, v. a. hd.: Feilen h., v. to 
cut files. ~ In's gevierte h., v. 
abvieren. ~ Klein h., v. brésiller. 

Hauer, (Hauer), m. hd. Mijnwerker; 
miner, cutter; mineur. ~ (Poincon) Ronde 
beitel, V. bouterole 7) — Kortelas, v. 
coutelas f2). 

Hauerlohn, in ; v. écarrissage t). 

Häufeln, v. a. hd , v. rocher 1). 

Hauhammer, v. feilenhammer. 

Haul (or Hawl) to, v. a eng., v. halen, 
hd., haler, fr. ~ To h. aft the 
sheets, v. border les écoutes. — 
To h. hand over hand, hand over 
(of voor) band invallen, zonder rukken halen, 
palmen ; palmen; hisser main sur main. 

To h. in close, v. to brace 
sharp. ~ To h. the sugar, de suikerkristallen 
in de vormen omroeren ; den 
zucker (aus der spitze) holen; opaler le 
sucre. .m. To h. the wind, aan den 
wind knijpen, den wind afknijpen ; den wind 
abknei fen; pincer le vent. 

Haumeissel, m. hd. Kerf-, keepbei


tel ; cutting-chisel; ciseau à entailler. 

Haunce, adj. eng., v. bevel. 

Haunch, Haund, eng., v. esselle. 

Haupt—, hd. Hoofd-, voornaamst, eerst, 

grootst, etc.; chief, main, principal, capital; 
principal, général, capital. 
Hauptansicht, f. hd., v. élévation 
6) (en verander daar face -plan in face-plan). 

HAUSSE. 591 

Hauptbalken, m. hd. Hoofdbalk, bindbal 
; architrave, epistylum; architrave. 
Hauptbau, m. hd. Hoofdgebouw; 
main-building; corps de logic. 
Hauptbogen, m. hd. Hoofdboog (v. 
een gebouw); principal arch; are principal. 

— Hoofdboog (eener brug); chief arch; 
maîtresse-arche. 
Hauptbolzen, in. hd., v. chevillemaftresse. 
Hauptbranche, f. hd., v. collet 
(d'un métier à boutons). 
Hauptfarbe, f. hd., v. s. dominant. 
Hauptgasröhre, f. hd. Hoofdgasp ( p; 

public main, main gas-pipe; tuyau on con


duit a gaz principal. 
Hauptgeschoss, n. hd., v. etage 3). 
Hauptgesims (an einero gebdude), n. 

hd , v. entablement 1). — (an einer 
säule) v. cornice 1). 

Hauptgestell, n. lid. (der presse), v. 
corps de la presse. — ( am pferdegeschirr) 
Hoofdstel ; head-stall; têtière. 

Hauptlinie, f. hd. Hoofdlijn (v. een 
spoorweg); main-line; voie principale. 
Hauptpfeiler, m. hd. Hoofdpost, -stijl; 
arch-pillar; maltresse-poteau. 
Hauptplatinen, f. pl., V. gardeplatine 
f2). 

Hauptrad, n. hd. Hoofdrad (eener 
machine); leader, main-wheel; maîtresse-roue, 
motrice, roue principale. 

Hauptrauten, f. pl. hd., v. basil 2) . 

Hauptschiene, f. hd. Vaste, voornaamste 
spoorstaaf; main-rail, stock-rail; 
rail fixe. 

Hauptschlussel,m. hd. Looper, hoofd 
master-key; passe-partout, rossignol.-sleutel ; 
IHauptseite (einer miinze), f. hd., v. 

bildseite. 
Hauptstation, f hd. Hoofdstation (aan 
spoorwegen); chief or principal station; sta


tion principale. 
Hauptstock, m. hd., v. étaye 3)'. 
Hauptstreichen, n. hd. Hoofdrich


ting (eener ertsader) ; principal direction; 
direction principale. 
Haupttriebstange, f. hd., v. connecting-
rod f2). 
Haus, f. hd. Huis ; house; maison... 

V. corps d' une poulie. 
H uschen, n. hd., v. coulisse 3). 
Hauschenweise passiren, hd., v. 
to enterdraught by parts. 
Hauschlag, m. hd., v. éveillures. 
Hausenblase, f. hd., v. alkaner. 
Hausfl.ur, f. hd. Voorhuis, portaal, 

vertrek aan den ingang van 't huis; vestibule; 
vestibule, corridor. 
Hausschwamm, m. hd., v. champignon 
des maisons. 
Hausmannit, . m. hd., Hausmannite, 
f. fr. & eng. Hausmanniet, glansbruinsteen, 
rood mangaanoxyde. 
Hausse, H. fire, f. fr. Standvizier, 

V. absehen 2), block-sight. — On

59 HAUSSEAU 

derlegsel , V. bearer 2 ), fu.tterung 1). ^. 
Speldeschacht; shank of a pin; nadelschaft. 
Hausseau, Housseau, m. fr. Groote 
speld ; large pin; grosse stecknadel. 
Hausser, v. a. fr. Hooger maken, v. 

élever 2). — Wijder en tevens dieper 
maken (bij goudsmeden); to widen and deepen; 
ausweiten and zugleich austiefen. ~ H. 
l'axe d'une pièce, v. élévation 

(dernier art.). 
Haussière, f. fr., V. aussière 1).
Haustein, m. hd., v. free-stone. 

Haustempel, m., hd., v. emporte


pièce. 
Hausung, f. hd., v. heel 4) . 
Haut, adj. fr. Hoog ; high, tall; Koch 

(hohe). ~ Tout le monde en h.! 
alles op van omlaag! allehens (all hands) 
aan dek ! overal, overal ! all hands up ! all 
lands on deck; alle mann auf deck ! iiberall ! 
Haut, f. hd. Huid, vel ; hide, skin; 

peau, cuir. 
Häutchen, n. hd., v. ecaillure. 
Haut—de—casse, m. fr. Bovenkas (der 

letterzetters); upper-case; obere halfte des 
scb riI'tkastens. 

Haute—lisse, f. fr. Haute-lisse-weefsei 
(v. basse-lisse); tapestry with high 
-warp; hochschiftige tapete. 

Hautelissestuhl, Hochkamm,m. 
hd. Weefgetouw voor haute-lisse-werk ; upright 
loom, high warp; métier á haute-lisse. 

Haute marée, f. fr. Hoog water, vol 
tij ; high-water, flood, flood-tide; fluth, peil 

wasser.-hohes 
Haute pression,f. fr. Hooge drukking 
(van stoommach.); high pressure; hochdruck. 
Hauteur, f. fr. Hoogte ; height; hohe. 

— H. d'appui, borsthoogte ; breastheight; 
brusthehe ; V. fensterbri stung.
— H. d'une voile, diepte van een zeil; 
depth of a sail; tiefe sines segels. 
Hautform, f. hd., v. chaudret. 
Haut—fourneau, m hd. Hoogoven; 

high blast-furnace; ho(e)hofen. 

Haut—relief, m. fr. Hoog relief, hoog 
of geheel verheven werk; high-relief, altorelievo 
(ital.); hochrelief. 

Haverie, f. hd., v. avarie 2) -- 5). 

Havet, m. fr. Spanhaak (van 't laken raam); 
tenter-hook; klavierhackchen. IJzeren 
haak (des geelgieters); iron h-ook; eisen haken. 


Havre de barre, f., v. iuthhafen. 
Havre—sac, Sac, m. fr. Ransel ; knap


sack; tornister. 
Havresat, m. fr., v. battiture. 
Hawk, . eng. Sparrenbord (der metse


laars); dicnnscheibe; oiseau. 

Hawk—bill , Hawk—bill—plyer,, 
eng. Soldeertang; lólhzange; pincettes It 
souder, tenailles It croissant. 

Hawl (to), eng., v. to haul. 
Hawling, eng., v. extraction 2) . 
Hawse, Hawse-hole, eng. Kluis, 

kluisgat, V. écubier 1). 

HEADING. 

Hawse—bags, eng. Kluiszakken; klus


sdcke; sacs des écubiers. 
Hawse-hole, eng., v. hawse. 
Hawse—pieces, pl. eng. Kluisplaten, 

kluishouten ; bughdlzer, bugstucke; alonges 
d'eeubier. 
Hawse—plug, eng. Kluisprop ; ktuszapfen, 
teersje, tertsche; tampon. 

Hawser, (Halser) , eng. Greling, v. 
grelien. ~ (Hawserlaid ropé) , 
tros; tross; aussière. 

Hawthorn, eng., v. aubépine. 

Hayve, f. fr. Uitstekend gedeelte des 
sleutelbaards; elevation on the bit; erhbhung 
am schlusselbart. 

Hazel—color, v. haselnussfarbe. 

Head, eng. Hoofd, kop, top, dekstuk, 
vooreind, etc. van een of ander voorwerp; 
kop f, kappe, hut, haube; tête, chapeau, bee. 

H. of an alambic or still, v. 
capital 1) . ~ ' H. of the bar, v. 
bengelknopf. ~ H. on a beercask, 
v. chapeau '(de la bière entonnee). 
~ H. on a casting, v. 
coulée ; dead-head. ~ H. of the 
capstan, v. drum-head. ~ H. of 
the chief-post, v. bourdonnier. •• 
H. of a dead—eye, kop of plat gedeelte 
van een juffer of doodshoofd (blok); kopf, 
herz einer jungfer; fête dun cap de mouton. 
H. of a gallery, v. fond dune 
galerie. ~ H. of the galley, v. 
coulisse de galée. — H. of the 
keel, v. brion. •® H. of a markinggauge, 
v. appui ii). a– H. of a 
medal or mint, v. bildseite. •• 
H. of a page, V. aufschrift. •• H. 
of a printing-press, hoofd, kalf eener 
(hand -)drukpers; ziehballsen, oberbalken; sommier 
su périeu r. — H. of a ship, v. 
beak 1). H. of a stake, v. couronne 
1). . H. to wind (Right 
in the wind's eye) , adv. Vlak in den 
wind ; flach in den wind; debout au vent. 
Head (to), v. a. eng., V. ankopfen. 
Head-band, eng. Steekband (van een 

boek); capital; tranche -file. 
Head-band (to), v. bestechen 1). 
Head-band-press, eng. Steekband


pers ; bestechpresse; presse It tranchefiler. 
Head-bay, eng., V. chambre B). 
Head-beam, eng., v. chapeau 8). 
Head-bones, pi., v. caboche 3). 
Head-collar, eng., v. halfter. 

Head-crown, eng., v chambre 5) . 

Header, eng Streksche steen,v.bonder. 
Opzetter der speldekoppen, V. entêteur. 
_ Hoekpan, v eckziegel.

Header-and stretcher-bond, v. 
appareil dit flamand. 

Heading, eng. Renvooi-of verwijzingsletter 
; verweisungsbuchstabe; lettrine. 
Kolomtitel ; kolumnnentitel; ligne de tête, 
titre courant. ® Het inzetten (van den 
vatbodem) , V. einsetzung 1). ~ H. of 
pins, V. frappage. ~ H. of a signal



 

HEADING-BOARD -


rocket, V. garniture 5) . — H. (of a 
gallery, of a tunnel), plaats waar gearbeid 
wordt; ortstoss; lieu du travail; v. fond 
d'une gallerie. ~ H-s, v. boden 

-holz. (toir. 
Heading-board, eng. , v. entê-
Heading -course, eng., v. assise 

par boutisse3. 
Heading-hammer, eng., v. anköpfhammer; 
druckgewicht. 

Heading-machine, eng. Kopaanzetter; 
kopfmaschine; machine a faire les têtes 
aux épingies. 

Heading-tool, eng., v. entêtoir; 

étampe 3). 
Head-line, eng., V. heading 2) . 
Head-piece, eng. Bovendrernpel; sturz, 

oberschwelle; linteau. ~ H—s, v. boden 
-holz. 
Head—plane, eng. Zeer smalle lijst 


schaaf; Feiner simshobel; tarabiscot. 
Head—rail, v. entretoise 2). 
Head—rope, eng. Ra I ij k ; raaleil, ober


leik; ralingue de têtiere on d'envergure. 
Head-sails, eng., v. fore-sail ij. 
Head-stall,eng.,v hauptgestell2). 
Head-staves, pi. , v. bodenholz. 
Head-stick, eng., v. bois de foe. 
Head—stock, eng. Steun der schaaf 

schaafmachine); support; porte--beitels (van de 
outil. — Kop (voor-en achterkop van de 
kunstdraaibank); docke; poupée, Porte-poupée. 


H. with centre, (Sliding puppet) 
, v. contre-poupée. 
Head-stone, eng., v. eekstein. 
Head-tie, eng., v. entretoise 2). 
Head-timbers, eng., v. brackets). 
Head-valve, v. delivery-valve. 
Head-wire, eng., v. drathsp ;.adel. 
Head-workman, v. gouverneur. 
Heald, Heddle, eng. Lis, lus, har


naslus (des Jacquard-weefstoels ; litze, hlr fel, 

helfe; lisse, maille. 
Heald-cord, eng., v. embarbe. 
Heald-hook, v. einziehhaken. 
Heald-shaft, eng., v. calqueron. 
Heald-thread, eng„ v. fil à lisses. 
Heap of rocks, eng., v. felshalde. 


~ H. (or Pile) of wood, houtstapel 
(om verkoold te worden); kohlenmeiler; meule 
(de carbonisation). 

Heap (to), v. a. eng., v. rocher 1). 
Heaping—stew, eng., v.éehauffe 2). 
Hearse, eng.. v. herse. 
Heart, Heart-wood, eng. Kern


hout, v. coeur 1). — H. or Heartwheel, 
v. coeur 3). ~ H. for the 
main—stay, groot stagblok, groot doods 


grosser stagblock, grosses doodshoofd;-hoofd ; 
moque du grand étai. — H. of a rope, 
hart, pit van een touw ; herz; mèche. 


Heart-wheel, eng., v. heart 3) . 
Heart-wood, eng., v. heart t). 
Hearth, eng. Haard, v. titre, foyer. 

H. in melting, v. four a manche 
b. 
REBEL. 593 

Hearth—plate, eng. Haardplaat; heerdplatte, 
heerdblech; sole, plaque de sole. 

Heat, eng. Warmte(warmiestof); wanne; 
chaleur. V. chaleur. — Warmte (warmtegraad), 
hitte ; wdrrne, hitze ; chaleur, 
chaude. v. ehaude. 

Heat (to), v. a. eng. Verwarmen, ver 
doen gloeien ; erwdrmen, heizen, hi--hitten, 
tzen, erhitzen, gliuhen, glichend machen; chauf


ier, faire rougir, donner la chaude. V. 
chauffer. 
Heating, eng. Het verwarmen, verhit 

gloeiend maken ; heizung, erhitzung, das-ten, 
gluhen; chauffe. — H. power, verwarmend 
vermogen (eener brandstof); heizkraft; 
puissance caloriflque. — H. surface, v. 
fire-surface. •• H. tube, v. bouilleur 
1) . 

Heave (to), v. a. eng. Lichten, tillen, 
opheffen ; heben; lever, hausser. ~ To h. 
the flag aboard, de vlag hischen ; die 
flagge aufhissen; hisser le pavilJon. — To 

h. the lead, bet dieplood uitwerpen, 
boden ; das loth werfen, lot/men; sonder. 
To h. in stays, bij den wind overwen den, 
door den wind gaan ; bei. dent winde 
wenden, ober stag wenden; virer vent Bevan 
t. — To h. down (a vessel), v. 
abattre en carène. — To h. a stern, 
in zijn gat liggen en stampen; auf 
dein hintersehiff reiten and stamnpfen; accu -
Ier. — To h. and set, op zijn anker 

stampen ; var anker reiten, dumpeln; tanguer 

sur son ancre, tanguer. 

Heaver, eng. Handspaak, v. hand


spake. _ Hefboom des kousenweversstoel, 

V. hebel 6). (pesanteur. 
Heaviness, eng. Zwaarte ; schwere; 
Heaving, eng. Slingering, v. auswurf. 
— H. of the cable, v. enfilement 
2). 
Heavy spar, eng. Baryt, zwaaraarde; 
baryt, schwererde; baryte. v. baryt. 

H. spar-earth, v. baryterde. ~ 
Lamellar heavy-spar, v. barytspath. 
(lever; levier. 
Hebe, f. , Hebel, m. hd. Heiboom; 

Heb(e)arm, m hd. Duim, v. came 

1). ~ Tand, v. éperon 5). 

Hebebalken, m. hd. Hefboom, wip; 

lever, beam; levier; V. flèche de pont


levis. 

Hebebaum, m. hd. Hefboom, tot hef 

dienende lange paal ; col(t)stal'; levier.-boom 

Hebebock, m. hd , v. cabre, chè


vre 2) ; crab-capstan. 

Hebedaumen, m. hd., v. came 1). 

Heb(e)eisen, m. hd. Koevoet, v. 

brecheisen. — Keerstang (der ijzer 
levator, paddle, porter, turning--smelterijen); 
bar; ringard. 
Hebegeschirr, n. hd. Schroefhefboom 
; screw-lever; levier it vis. 
Hebehaken, m. pl., v. crochets 
de la jacquarde. 
Hebel, m. hd. Hef boom, handspaak; 
50` 


594 HEEELADE 

lever, handspike; levier. e• Greep (van 't 
percussieslot), v. comb 5). — Balansarmen, 
v. brachia. — H. am balancir, 
v. beam-lever. — H. fur die 
bewegung zum umkehren, stang 
voor de keerkoppeling (aan de locomotief); 
reverting-gear, reversing-gear; levier de ren 

changement de mar--versement, tringle du 
che.—H. am strumpfwirkersstuhl, 
horizontale hefboom van den kousen weversstoel, 
onde; heaver, pry; onde, gáchette. 

Hebelade, f. hd., v. ehèvre ij. 
Hebelarm, m. hd. Hefboomsarm, v. 
bras s), 10). 
Hebeleisen (grosses), n. hd. Groote 
koevoet; great iron lever; pincart. 

Hebeleiter, m. hd. Lage, van voren 
met ijzer beslagen hefboom ; machine for 
lifting up; chevrette, levier d'abattage. 

Hebeikraft, f. hd. Hefboomskracht; 
power of the lever, leverage; force du levier, 
produit de la force du levier, moment. 

Hebelpunkt, n. hd., v. aufh^ngepunkt. 
Hebelsteuerung, f., v. hebel 5). 
Sectoren der h., v. eccentric 

catch. 

Hebelwage, f. hd., v. beam-scale. 

Hebemaschine, f. hd. Katrolwindas; 
triangle with gullies; grue à poulies, glossocome. 
— Kraan ter scbeepsontlading; machine 
for discharging; machine pour décharger 
les navires. — Patroonmachine, v. dessinmaschine. 


Heben, v. a. hd., v. to heave I). 

Hebenagel, m. hd., v. catch 1). 

Hebepiston, m. hd. Zuiger met klep 

lifting piston; piston a clapets, piston-pen ; 
élevatoire. 

Hebepunkt, ni. hd. Hefboomssteunpunt 
; fulcrum, prop, hypomochlion; point 
d'appui, hypomochlion, orgueil. 

Heber, m hd. Hefboom ; lever; levier. 

— Hevel, v. crane 4), bélier 2), 4). 
Opbaalders, lichters, v. arcades. — 
Rustend écbappement, V. ansehläger 2). 
Heberad, n. hd. Scheprad (om 't water 
op te voeren); scoop-wheel, tympan; 
tympan, rochet, roue a godets 

Heberbarometer, m. hd. Hevelbaro


meter; siphon-barometer; baromètre a siphon. 

Heberfuller, v. amorce-siphon. 

Heberpumpe, f. hd. Hefpomp ; siphon-
pump; pompe élevatoire ou a siphon. 

Hebesehaufeln, n. pt. hd. Machine 
ter lediging van een vijver, etc.; raisingbuckets, 
lifting shovels; machine a aubes, á 
godets, a augets. 

Hebeschraube,f. hd. Hefschroef; lifting-
screw; machine pour soulever de grands 
poids. 

Hebestange, f., v. brecheisen. 

Hebes took (einer winde), m. hd., v. 

erémaillère 3). 
Hebetine, f. hd., v. willemite. 
Hebewalze, f. hd. Draaiboom, wind-

HECTO—. 

baspel (om zware lasten te heffen); mouline, 
lifting-roller; moulinet. 
Hebewelle, f. hd. Heifer, befrol (der 
papierfabr.); lifter, lifting-shaft; hérisson. 

Hebe- and saugwerk, n. hd. Hefen 
zuigpomp; lifting- and suckingpump; 
pompe elevatoire et aspirante. 

Hebewinde, f. hd., V. cric ij. 
Hebezeug, n. hd., v. guindal ; hebemaschine 
i ), 2); grif. 
Hebkrahn, m., Hebkreuz, n. hd. 
Kruisvormige hefboom; cross-lever, triangle; 

levier en croix. 
Hebling, m. hd., v came 1). 
Hebstange, f. hd., v. chariot a 

tenailles. 

Hebventil, n . hd. Opslaande klep (aan 
stoommach.); lifting valve; soupape levante 
ou a soulèvement. 

Hebzeug, hd., v. hebezeug. 
Hechel, m. hd , v. hackle 1). 
Hechelapparat, m. hd., v. gill. 
Hechelbank, f.,v. hackle-bench. 
Hechelhede, f. hd., v. abwerg. 
Hechelkamm. m. hd. Hekelkam , gill; 

peirne de séran. 

Hechelmaschine, f. hd. Hekelmachine 
; heckling machine; machine à peigner 
le lin, peigneuse. 

Hecheln, v. a. hd., v. to hackle. 
Hechelstäbe, pl . hd.,v. barrette 4). 
Heehler, m. eng., v. hatchelmaker. 
Hechter, m. , Hechlerinn, f. hd., 

V. h atcheller. 
Heck, eng., v. ailette. 
Heck, n. hd. Achterschip, bek; stern; 
arrière du vaisseau. 
Heekbalken, m. hd. Hekbalk ; wing


transom; lisse de hourdi. (pink; pinque. 
Heckboot, n. hd. Pink, pinkship ; 
Heckbord,m.,v.couronnement o). 
Heck-box, eng., v. führer ). 
Heckenfeuer, n. hd., v. feu de 

parapet, feu de tirailleur. 
Heckerschuss, m. M. Fout in zij deweefsels 
; defect; défaut. 

Heekflagge, f. hd. Hekvlag, kampanjevlag, 
achtervlag, nationale vlag; national 
colors; pavilion de poupe. v. enseigne 3). 

Heckle, eng., V. hackle. 
Heckle-bars, eng., v. barrette ). 
Heckler, m. eng., v. hatcheller. 
Heckling,eng. Het hekelen; dashecheln; 

sérancage, peignage. 
Heckling-machine, v. hechelmaschine. 
Hecksti tz, m. hd., v. alonge de 
cornière. . 

Hectare, m. (pour Hecto-are, v. 
hecto–). Vlaktemaat gelijk aan 100 ares 
of 10 000 vierkante ellen, bunder; hectare; 
hektare. (v. decamètre carré). 

Hecto–, aan 't Grieksch ontleend voor 

namen der honderd--voegsel van de Franscbe 
vouden van de eenheden der metrieke maten 
en gewichten, b. v. Hectogramme, 


HEDDLE --- HELLTHRAN. 595 


m. Gewicht van i 00 grammes of wichtjes, 
bet ons, v kilo of pond; hectogram,me; bek 
Honderd-togramm. — Hectolitre, m. 
liters, kannen of koppen, 1 vat of mud 
hectolitre; hektoliter. — Hectomètre, 

m. Honderd meters of ellen, tien roeden ; 
hectometre; bektometer. ~ Hectostère, 
m. Honderd stères of wissen ; hectostere; 
Heddle, eng., v. heald. (bektoster. 
Heddle-cord, H.-hook, etc., v. 
heald-cord, heald-hook, etc. 
Heddling, eng. Het balen der ketting 
das einziehen-draden door de barnaslussen; 

in die schafte, action de monter les lissen. 
Hede, f. hd., v. abwerg. 
Heel, eng. Hiel (iets meer of min hiel 

hiel; talon. Lichter, hefboom-vormigs); 
(van een uurwerk), v. arm 3). — H. 
of the butt, v. cul-de-poule. ^• 

H. of the bowsprit, hiel of beneden 
boegspriet ; hieling, hausung;-eind van den 
talon .• H. of the butt, bak, hiel, v. 
cul-de--poule. H. of a frame,

V. acculement 1). ••• H. of the 
keel, hiel, hieling van de hiel (hoek van 
den achtersteven met de kiel); hiel, hieling; 
talon. — H. of a mast or of a top 
mast, pen, hieling, onderend van een mast, 
van Bene steng; hiel, hielinq, fuss; pied, talon. 
Heel (to), v. n. eng., v. doneer a 
la bande. — To h. by the stern, 
hielen, in zijn gat liggen; hielen; carguer 

de l'arrière. 
Heel—plate, eng Kolfplaat (van een 
geweer) ; kappe, lsolbenblech , stosskappe; 
plaque de couche. 
Heel-tool, eng , v. crochet s). 
Heer, eng Twee strengen ; zwei gebinde; 

deug écheveaux, V. echeveau 3) . 7). 
Heerd, etc., v. herd, etc. 
Hete, f. hd., v. bodensatz. 

Heft, n. hd. Hecht, v. haft. — Saam gestoken 
bladen druks; aflevering (van een 
drukwerk); stitch-book, sheets stitched together 
; delivery; brochure, cahier; livraison. 

Temperbecht, v. härtzange. 
Heftbrett, n. hd., v. cousoir. 
Hefteisen, n. hd. Punteerstaaf (der 

glasfabr.); punt; po(i)ntil. 

Heften, v. a hd. Vaststeken, v. appointer. 
•• Innaaien, v. coudre 3) .•••Samensteken, 
aaneenrijgen, v. empointer 2).

Heftfaden, m. hd., v. fouet 3).
Hefthaken, m. hd., v. clavette 1). 
Heftlade, f. hd., v. cousoir. 
Heftnadel, f. hd. Boekbindersnaald 

stitching-needle; aiguille à relier. 

Heftseharte, f. hd. Bindteen (der kul. 
pers); osier for binding hoops; pleyon, ployon. 
Heftstift, m. hd. Hechtsteek ; pointel; 

petite pointe. 

Heftzweek, M. hd. Spijkertje, pennetje 
(waarmede ingenieurs hunne planteekening 
vastleggen); drawing-pin; punaise. 

Heidesehafwolle, Heidschnuekenwolle,
f.hd.0ostenr(jkscbe wol van de 

heidesclrapen; estridge-wool; bruyères on lame 

d'Autriche. 
Heidestein, m. hd , v. graait. 
Heie, f. hd. Houten hamer (der kui


pers e. a.); wooden hammer, beetle; maillet. 

— Straatstamper, v. dame 3). 
Height, eng. Hoogte ; hbhe; hauteur. 
Heigrund, m. hd. Grond ter bebeiing; 
ground for pile-work; sol ou Ion enfonce 

les pilotis. 
Heinze (fauler), v. athanor. 
Heinzenkunst, f. hd. Kettingpomp,

V. chain-pump.
H-eisen, V. for en barrel i. 
Heissapparat, m., v chauffage 3). 
Heiss—gi tten, n. hd. Heete persing 
of glanzing der stoffen ; hot-pressing; catissage 
ou satinage á chaud. 

Heissgrätig, adj. hd. Moeielijk te smelten, 
zwaarvloeiend ; stubborn; réfractaire, 
rebelle. [báche 6). 
Heisswasserbehalter, ni. hd., v. 
Heisswasserpumpe, f. hd. Heetwa terpomp; 
hot well; pom.pe à eau bouillante. 

Heizen, v. a. hd. Vrerwarmen, stoken, 
stoom maken ; to heat, to fire, to get up 
the steam; chauffer. 

Heizend, hd., V. calefacient. 
Heizer, m. hd., v. chauffeur 1), 2). 
Heizfl.che, f hd., v. fire-surface. 
Heizkanal, m. hd., v. carneau t) 
Heizkraft, f. hd., V. heating ij. 
Heizioeh, n. hd., v. embrasure 9). 
Heizróhre, f. hd., v. heating 4). 
Heizthur, f hd., v. feuerthi r. 
Heizung, f. hd., v chauffage 2). 
Hélene, f. fr., Helenenfeuer, n, 

hd. Helena-vuur (naam van 't Sint-Elmusvuur, 
als er slechts één vlammetje te zien 
is (vgl. Castor and Pollux) ; hellene 

Héler, fr., v. arraisonner. 
. 

Helical,adj. eng. Schroefvormig; schraubenf 
rmig; en hélice. ~ H. line or curve, 
Helix, schroeflijn, spiraallijn ; spirals, spirallinie, 
schneckenlinie, schraubenlinie; spirale, 
hélice. 

Hélice, f. fr., V. helical 2). ~ H. 
propulsive, scheepsschroef; screw-propeller; 
schifisschraube. 

Hélicé, Hélicoïde, Helieoidal, 
fr., Helicoidal, Helicoidie, eng. adj., 

V. helical. v. arrondisseur. 
Heliotrop, m. hd. , Heliotrope, 
eng , Héliotrope, m. fr. Blauwgroene, 
roodgevlekte jaspis, bloedsteen. 

Helix, eng., v. helical 2). 
Hell, eng., v. bae 3) . 
Hell, n , Holle, f. hd. Hel, blokhol 


(bok aan boord voor touwen en blokken); 

block-hole; fosse aux lions. 
Helldunkel,ad j . hd., v. Blair-obscur. 
Hell-fire, eng., v, enfer j).
Hellene, eng , V. helenenfeuer. 
Helling, f. hd., v. cale de con


struction. 
Hellthran, n. hd. Witachtige robben



596 HELM 

traan ; whitish seal-oil; huile de veau marin 
blancbátre. 

Helm, eng. Helm, v. capital 1) . •^ 
Roer, stuurroer, v. gouvernail 2). ^•• 
Helmstok, roerpen ; ruderpinne, helm, helmstock; 
barre du gouvernail. ~ (Helmet, 
Cask) Helm, stormhoed ; helm; casque. 

Helm, m. hd. Helm (der distilleerkolf), 

V. capital 1) . Helm (des stoomketels), 
V. dach 2). Helm, stormhoed, v. helm, 
eng. 4). - Steel des grooten smeedhamers, 
V. hammer-helve. — H. eines gewölbes, 
v. cupola 2). ®•• (Steuerruder), 
V. helm, eng. 2). Helmstok, roerpen, 
V. helm, eng. 3). 
Helmdach, n. hd., v. coupole. 
Helmgewbibe, n. hd., v. cupola 2). 
Helmkuhler, m. hd. Doodekop, caput 
mortuuin (aardachtig, smakeloos overschot 
van sommige chem scbe bewerkingen); caput 
mortuum (lat ); tête morte. 

Helm-port, eng. Hennegat; hennegatt; 

jaumière, hulot. 
Helmrohr, n. hd., v. beak 4). 
Helmsman, m. eng. Man aan 't roer, 

roerganger; rudergdnger, mann am ruder; 

timonnier . (de falte. 
Heimstangenspitze, f. hd., v épi 
Helmstock, m. hd., v. helm, eng. 3). 
Helve, eng. Steel (van een bijl , mes, 

etc.); stiel; manche. v. hammer-helve. 

Helve (to) a knife, eng. Den steel 
aan een mes zetten ; ein messer stielen; 
monter un couteau. (v. hämatin. 

Hématine, Hématoxyline, f. fr., 
Hematite, eng., v. eisenrahm. 
Hemmen, V. a. hd. Stuiten, v. ar


rater 1). •® Ein rad h., v. enrayer, 

bremsen. (ressort a arrêt. 
Hemmfeder, t. hd. Stuitveer; stopper; 
Hemmgabel, f. hd. Remvork , v. four


che a enrayer. 
Hemmhebel, m. hd. Drukhefboom, 

-

V. frictionlever. 
Hemmkette, f. hd Remketting, v. 
chatne d' enrayage. 
Hemmrad., n . hd. Stuitrad; scapementwheel; 
roue d'echappement. 
Hemmschuh, m. hd., v. chien 2), 
bremsklotz. 

Hemmung, f. hd. Pal (van een uurwerk), 
v. arrêt 2). -Echappement, v. 
échappement 2) . Ruhende h., 

V. anschi ger 2) . — Zuru.ckspringende 
h., v. échappement a recul. 
..• H. (eines rads), V. enrayage. 
Hemmun gsrad, n., v. balance ij. 
Hemp, eng., v. haaf. 
Hemp-brake, eng., V. brake 1). 
Hempcodille, f. eng , v. étoupe 6). 
Hemp-comb, v. aufzughechel. 
Hemp-dresser, m., v. chanvrier. 
Hemp-hard, eng., v. étoupe 6). 
Hemp-kiln, eng., v. hanfdarre. 
Hemp-linen, v. hanfleinwand. 
Hemp-mill, eng., v. hanfmu.hle 1) . 

- HERMETIC. 

Hemp-packing, eng.,v. hanfliede . 
rung 
Hemp-seed-oil, eng., v. hanfsaamenoi. 
Hen of a gun-lock, eng., v. cou


vre-feu (waar men loch in lock verandere). 
Hendecagon(e), eng., v. elfeck. 
Henkel, n. hd. Hengsel, oor, handvat, 

greep; handle, ear; anse, ansette, oreillon. 
Henkeldaube, f., V. griffdaube. 
Hennegatt, eng. n , v. helm-port. 
Hepar, eng., Hépar, fr. m. Z wa


vellever; schwefelleber. 
Hepatic air, v. hydrogen gas. 
Hepatit, m. hd., hépatite (ou Pierre 

hépatique), t. fr , Hapatite,eng .Leversteen. 
Heptagon, n hd. & eng., Hepta

-

gone, m. fr. Zevenhoek. 
Herausgeber, hd., v. éditeur. 
Herbue, f. fr., v. thonerdiger 

fiuss, S. fiuss. 

Herd, (Heerd) m hd. Haard, v. 
foyer I); átre ; chauffe. H. (am 
schmelz-and treibofen), v. aire B). •• 
Rond vlak etc., v. gupelherd. 

Herdblech, n., v. hearth-plate. 
Herdblei, n . hd. Haardlood; leazl which 
in refining incorporates with the furnace; 

piomb de foyer. 
Herdeisen, n., v. herdhammer. 
Herder, m. hd., v. filasse I). 
Herdfrischen, n hd. Het omsmelten 

of herleiden van 't loodglit; reducing of the 
litharge; refonte du têt. 

Herdgehalt, m. hd. Het in 't haardlood 
vervatte zilver; silver contained in the 
lead of the hearth; argent contenu dans 
la matte. 

Herdguss, m. hd., v. fer fondu a 
découvert. - Open zandgieting; open 
sand-casting; moulage a découvert. 

Herdhammer, m. hd., v. furnace


hammer. (feu. 
Herdkasten, m. hd., v. botte a 
Herdkorn, n. hd. Korrelzilver, dat 

zich aan den haardrand zet; grain of silver; 

argent en grenailles. 
Herdkugel, m. hd., v. ball 6). 
Herdplatte, f. hd., V. hearth


plate ; haire 1). 
Herdschaufel, f. hd., v. grater 2). 
Herdvorstein, m., v. foyer 1 0) . 
Herisei, Kirsei, m. hd., v. carisel. 
Hérisser, v. a. fr., v. berapen. 
Hérisson, m. fr. Kaardcilinder, v. 

carding-roller. •• Kamrad, kroonrad, 

V. canting-wheel. •_ Voedingsrol, V. 
eylindre d'entrée (dune drousse). 
Kamrad met loodrechte tanden op de as, v. 
cylindrical wheel. -Friesche-of 
Spaansche-ruiter, v. cheval de Prise. 
H. foudroyant, storm balk ; rampartbeam; 
sturmigel, sturmbalken, sturmwalze. 
Herman, in. fr., v. haarmann. 
Hermetic, Hermetical, eng., Her


métique, fr., Hermetisch, hd. adj. 


 i ERMINETTE 

Luclitdicllt, hermetisch. — Hermetic 

mercury, eng., v. fopte inoxydable. 
Herminette, f. fr., v. erminette. 
Hernetine, Plombine, f., Métier 

a surface, m. fr. Drukmachine (voor 
weefsels) met relief rollen ; sur face-printing 
machine; druckmascliine mit reliefwalzen. 

Herre, f. fr., v. haire 1). 
Herrengeschoss, n., v. étage 3) . 
Herrichter, m. hd., v. fitter 2), i). 
Herring-bone-work, eng. Visch


graatverband, metselwerk, waarbij de stee 
schuin, niet waterpas, liggen ; mauer--nen 
werk, in welchem die stems schrdg liegen; 

arête de poisson. 

Herse, f. fr. Egge, v. harrow I). 
~ Stormegge; valhek, v. herse'2). fallgatter. 
— H. du gouvernail, v. 
étrope 2). ~ H-s de la croupe, 

V. cross.-beam 3) . 
Herseau, m. fr., v. cringle. 
Herz, n. hd. Kernhout, v heart i). 
H. einer j ungfer, V. head of a 
dead eye. — H. des schifies, midden 
der scheepsboorden ; sides of the midship; 
milieu des colds dun vaisseau. mm H. 
eines taues, v. heart of a rope. 
Herzel, n. hd. Stuk gekleurd glas ; 

piece of colored glass; morceau de verre coloré. 
Herzlaub, n. hd., v. festoon ij. 
Herzrad, n., -scheibe, f. hd., v. 

coeur 3) . 

Herzug, Ri ckzug, m. hd. Terugkeerende 
spoortrein ; up-train , back-train; 
train de retour. vgl. hinzug. 

Hesp, eng. Twee strengen (garen); zwei 

strahne; deux écheveaux. 
Hesperidine, f., v aurantin. 
Hesperus, in., V. étoile 1 1).
Heterochrom, ij. hd. Koolzuur lood ; 

carbonate of lead; carbonate de plomb. 
Hétérodrome, rn , V. druckhebel. 
Héterogène, fr , Heterogeneous, 

eng. adj. Ongelijksoortig; ungleichartig. 
Hétre, m. fr. Beuk, v. buche, hd. 1). 
Hettsaule, i. hd. Voorvoet van 't la


kenvouwersraam; fore-foot of the cord-frame; 
pied de devant de la rame d'aplaigneur. 
Heugabel, f. hd. .Hooivork ; hay-fork; 
fourche à faner, foinette. 
Heurtequin,m. fr. Stootplaat aan eene 
as ; hurter; stoss, stosseisen. 

Heurtoir, m. fr. Duim, meenemer, v. 
buttoir 3). ® Sluisdeurdrempel, v. buse 
1). •• Zadel (aan eene gietbank), V. bed 
3). H. (de plate—forme), stootbalk 
(eener geschutbedding); hurter; stossbalken. 
H. de porte, deurk lopper, 
klapper; knocker, rapper, door-rapper; klopler, 
tburklopfer, thurring. 

Heuse, f. fr. Pompschoen, zuiger; bucket, 

piston; pumpenschub, punnpstbckel. 
Heuwender, ni. hd., v. faneuse. 
Hew (to), V. a. eng. Bebouwen ; be


hauen; tailler. 
Hewing-chisel, eng.,v.échoppe t). 

II.INTERT)OCKE. 597 

Hew-shard, eng., v. épaufrure. 

Hexaeder, n. hd , Hexaèdre, m. 
fr., Hexa(h)edron, eng. Zesvlak , zesvlakkig 
lichaam, teerling, cubus. 

Hexagon, n. hd. y eng., Hexagone, 

m. fr. Zeshoek. 
Hexagonal, adj. * . Zeshoekig. 
Hide, eng. Huid, v. haut, hd. 
Hide-parings, Hide-scrapings, 
pl eng., V. écharnure du. cuir. 
Hie á main, f. fr., v. dame 3). 
Hieb (der feile), m. lid., v. cut 6). 
Hiel, rn. hd., v. heel 1) ; 4); 5); 6); 7). 
Hielen, v. n. hd., v. to heel 2) . 
Hieling, f. hd., V. heel 4), 6), 7). 
Hiement, m. fr. Het knarsen, V. gra


ting i ). — Het inheien ; ramming in, 

piling; das einrammeln, eenrammen. 
Hier, v. a. fr., v. einrammein. 
High-furnace,eng , v. haut-four


neau. 
High-pressure, eng , v. hautepression. 


High-pressure-boiler, eng. , v. 
chaudière a haute pression , s. 
chaudière b). 

High-pressure-steam- engine, 
eng. Stoommachine van hooge drukking ; 
hochdruckdampfrnaschines machine a haute 

pression. 

High-water, v. haute marée. 
Hilfsmaschine, Hilfspumpe, f. 
hd., v. cheval 2). 
Hiloires, f. pi. fr. Schaarstokken (van 

't scheepsdek); carlines, carlings; scheerstöcke. 
Hilt, eng., V. gef ass. 
Hilt-driver, v. chasse-poignee. 
Himmelerz, ii. hd. Aan den dag lig 


gend erts ; open ore; mineral an jour, an ciel. 
Himmelsmehl, n., v. chaux sulfatée 
terreuse. 
Hin- and herbewegung, f. hd., 

V. gestängbewegung. (fleurer. 
Hinausragen liber, hd , v. desafHind-
axle-tree, eng , v. essieu g). 
Hind-beam, eng., v. ensouple 2). 
Hind-carriage, eng. Achterstel (van 
eenen wagen); hintergestell; train de der


rid re. (rieure. 
Hind-fork,eng., v. fourche postéHind-
tack,eng., v. cramponnet 3). 
Hind-thread, v. fil de derrière. 
Hinge, (Joint), eng. Scharnier ; ge 


werbe, gewinde, scharnier; charnière. ..^ 
Hengsei, deur-, vensterhengsel ; haspe, bandhaken, 
angel, thiirangel; penture. --- v fiche. 

Hinge-hook, eng., v. fiche 1) 
Hinge-stocks, pl. eng., v. filiëre 

à charnière, s. filière b. 
Hinge-wire, V. scharnierstift. 
Hinterachse, f. hd., v. essieu 9). 
Hinteransicht, f., v. élévation 5). 
Hinterbaum, m., v. ensouple 2). 
Hintercastell, n. hd., v. chateau 

d' arriè re. 
Hinterdoeke, f. hd. Achterkop (der 


598 HINTERFADEN 

kunstdraatbank) ; back-puppet; poupée de 

derrière. (rière. 
Hinterfaden, m., v. f11 de derHinterfl.
agge, f., V. heekfiagge. 
Hintergestell, ni. hd. (am wagen), 

V. hind-carriage. (des bandstuhis) 
V. chátelet. (poule. 
Hinterkolben, m. hd., v. cul-de-
Hinterlage, f. hd., v. back, eng. 3). 
Hinterleik, n. hd , v. after-leech 
(en plaats daar eene komma na achter-). 
Hintermast, m. hd. Bezaansmast; 

mizzen mast; mat d'artimon. 
Hinterrust, f. hd., v. crap 8) . 
Hinterschaft, m., v. bas du bois. 
Hinterschanze, f. hd., v. chateau 

d'arrière. 
Hintersegel, n. hd. Bezaan ; after


suil; voile d'artimon, artimon. 
Hinterseite, f., v. back-sides. 
Hinterspatig, adj. hd. Ongelijkharig 
(van laken); o/' an uneven nap; de pil inégal. 
Hinterspill, n. hd., v. cabestan 3). 
Hintersprung, v. pas d'en bas. 
Hinterstaude, f. hd., v. grippe 2). 
Hintersteven, m. hd., v. etambot. 
Hinterstuck, n. hd., v. canon de 
retraite, s. canon a. 
Hinterstudel,f.,v. cramponnet 3). 
Hintertau,n.,v. amarre de poupe. 
Hinterzange, f. hd., v. end-screw. 
Hinzug, m., Abfahrt, f. hd. Heen gaande, 
vertrekkende spoortrein ; down-train; 

train d'aller. vgl herzug. 
Hip, Hip-rafter, eng. Hoekspar, v. 
arétier, chevron ,de croupe. — 
Hoekvorst, V . eekforst. 

Hips, pl. hd., v. eeksti cke. 
Hippe, f. hd., v. eustache. ® Zeis, 

V. faux. ® Kromvijl, v. bill-hook. 
Hippurie acid, eng. , Hip purs^
ure, f. hd., V. acide hippurique. 
Hip-roof, Hipped roof, eng., v. 
comble 3). 
Hip-tile, eng., v. enfatteau. 
Hire of a ship, eng , v. freight. 
Hirn, n. hd.: Das holz fiber das 

h. sagen, V. to cross-cut wood. 
Hlrnband, n. hd., v. entrier. 
Hirnholz, n. hd., v. bois de bout. 
Hirnleiste (aufgenagelte, eingeschobene), 
f. hd , v. clamp t). 
Hirnring, m. hd., v. entrier. 
Hirnseite, f. hd., v. cóté de la 

moëlle. 
Hirschfanger, m., v. coutelas t). 
Hirschhorn (weissgebranntes), 

n. hd , v. come de cerf calcinéé. 
Hirst, Hirst-frame, eng., v. hammergerüst. 
Hisse, f. hd., V. guindal. 
Hissen, hd , Hisser, fr. v. a. Hij 


schen, ophijschen, ophalen ; to hoist, to 
hoist up, to heave. 
Hisstau,n. hd. Hijschtouw, val; kardeel; 
hoisting-line, halliard; drisse, guinderesse. 

-- HODOMETRIE. 

Historiated, eng. , Historié, fr. 
adj., v. lettre historiée.
Hitch, eng. Knoop, (bij zeelieden) steek; 

knoten, stich; noeud. v. noeud . 
Hitchel, eng., v. ausmachhechel. 
Hitcher, eng.. v. boat-hook. 
Hitze, f. hd , v. heat 2) (ser. 
Hitzemesser, v. feuergradmes -
Hitzemess ung, f. hd , v. feuer


gradmessung, feuermessung.
Hitzen, v. a. hd. , V. to heat. 
Hitzkraft, f. hd., V. heating s). 
Hob, eng. Geharde stalen schijf (ter 

vervaardiging der schroefstalen); gehdrtete 
stdhlerne scheibe; disque d'acier trempé. -
Plaat (van een schoorsteen); platte; plaque. 

Naaf (van een rad) ; radnabe; moyeu. 

Hobel, n. hd. Schaaf; plane; rabot. -
Dem h. eisen geben, den schroefbeitel 
vooruitdrijven, V. donner 12). 
Der h. greift nicht an, de schaaf 
(beitel) vat niet, bijt niet; the plane has 
not iron enough; le rabot ne mord pas. 
Mantel (der gietramen), v. case, eng. 6). 

Hobelbank, f. hd., v. étable ij. 
Hobeldiamant, m.,v diamant 10). 
Hobeleisen, n , v. fer de rabot. 
Hobelgehäuse, n. hd., v. flut to). 
Hobelkasten, m Snipperbak, v. áne 

3). -Blok der schaaf, v. hobelgeháuse. 
Hobellade, f. hd., v. boste 13).
Hobeln, v. a. hd. Schaven ; to plane; 

raboter. V. abhobeln ; behoblung. 
Hobelpflug, tn. hd. Hakploeg; clear


ing plough; charme is défricber. 
Hobelspäne, m. p1., v. copeau 4). 
Hob -nail, eng. Platte-kopspijker, v. 

caboche. -Little h., v. cabochon. 

Hochbau, m. hd. Het bouwen boven 
den grond; building above ground; oeuvre ou 
construction an dessus du sol. 

Hochbordschiff, n. hd. Schip met 
hoog boord ; high-built ship, high-deck; (vals 
bord.-seau de) haut 
Hochdruck, m.,v.haute pression. 
Hochdrucker,m. hd.,v.dampfma


schine 12). 

Hochdruckkessel, m., v. chaudière 
a haute pression, s, chaudière 
b. 

Hoche, f. fr., v. einschnitt 1) . 
Hochflammkohle, f.hd ,v. candle


coal. 

Hochkamm, v. hautelissestuhl. 
Hochofen, m., v haut-fourneau. 
Hochofenmantel, m. hd., v. enve


loppe 3) 
Hochscharlach, m. hd., v. écarlate 
4) . 
Hochst romig, adj. hd. Hoogstam


mig; high-grown; de haute futaie. 
Hochzeit, n. hd., V. doppelsatz. 
Hodometer, m. hd. y eng., Hodo


mètre, na. fr. Wegmeter, wegmaat -
Bladteller (aan de snelpers). 
Hodometrie, hd.,Hodometrie, fr., 


HOE 

f. Hodometry, eng. Kunst vary het meten 
der doorloopen afstanden, wegmeetkunst. 
Hoe, eng. Roerijzer (der pottenfabr.); 
ruhreisen, ri hrhaken; houille, hone. ~ 
Houweel, V. hacke. (ken; goret. 
Hog, eng. Hog, scheepsseh robber ; farH
®he, f., v hauteur, élévation. 
H®henmesser, m., V. astrolabe. 
H®henordnung, f. hd. Zuilverhouding; 
proportion of a column; rapport de 

la hauteur dune colonne a son epaisseur. 
Hohl, n hd., v. creux de la cals. 
Hohlbeil, n. hd., v. addice. 
Hohlbohrer, m. hd., v. évidoir. 
Hohidocke, f. hd., v. docke ij. 
Hohldriller, m. hd. Holle fretboor; 

hollow drill; foret creux. 
Hohle, f. hd. Ertskar; ore-tumbrel; 
chariot pour le mineral. 
Hohleisen, n. hd. Hol ijzer, v. fer 

creux. — Guts, v. gouge, fr. 1). 
Höhleisen, n., v. falzeisen 2). 
Hohlfeile, f. hd. Ronde vijl ; round 

file: lime à évider. (ereux. 
Hohlgiessen, n. hd., v. fonte au 
Hohlglas, n. hd. Hol glaswerk ; hollow 
ware; verrerie en bouteilles. 
Hohiguss, m., v. fopte en ereux. 
Hohihobel, m. hd. Holle blokschaaf, 
kraalschaaf; round plane; moucbette. 
Hbhlig, adj. hd., V. chambré. 
Hohlkehle, t. hd., v. cannelure I), 
4) ; cymaise; anlauf i). 
Hohlkehl(en)hobel, m. hd. , v. 
grain d'orge b. (moulures. 
Hohikehlstahl, m. hd., v. fer a 
Hohlkugel, f. hd., V. bombe 1). 
Hohileis te, f. hd., v. hohikehle. 
Hohlmeissel, m hd., v. gouge t) ; 
dreehseleisen ; balleisen ij; bee 
de corbin b , aussehweifineissel. 
Hohlmunze, f., v. blechmunze. 
Hohlnahtstreifen, m. pl. hd., v. 
entre-deux 5) . 
Hohlrinne, f. hd., v. cannelure I). 
Hohlröhre, f. hd. Guts der draaiers; 
turning-gouge; rondelle. 
Hohlsehaber, m. hd., v. fluted 
scraper. 
Hohlspath, m. hd., v. chiastolith. 
Hohlstampfer, m. hd., v. choe. 
Hohlstempel, m. hd., v. driver 4). 
Hohltreppe, f. hd., V. escalier à 

noyau vide. 
Hohlung, f. hd., v. creux 1). 

H. eines schliissels, v. forure ij. 
Hohlwerk, n. hd. Met holle pannen 

gedekt dak ; roof covered with gutter-tiles; 

toit de tuiles à la flamande. 
Hohlzange, f. hd. Holle tang (der slotenmakers); 
hollow tongs; tenailles creuses. 
Hohlziegel, m. hd. Holle dakpan; 

pan-tile, gutter-tile; tuile creuse, nolet. 
Hohlzirkel, m. hd., v. callipers i). 
Hohl- and Diekzirkel, m. hd., v. 

callipers Ii) . 

HOLLOW. 599 

Hohofen, m. hd., v. hoehofen. 

Hoist (to), eng., V. a., v. hissen. 

Hoist, eng. Hijschtuig, v. aufzug l).•o 
As van 't windas, v haspelwelle. ~ H. 
of a flag, v. guindant -). 

Hoisting-engine, eng., V. grue 3). 

Hökerichte, n. lid., v. dotting. 

Hold, eng. Ruim, v. cals b) 

Hold (to) water, eng. Strijken, met 
de riemen strijken ; die riemen streichen; 
stier. — Hold water with the larboard-
oars, with the starboardoars! 
strijkt bakboord, stuurboord! streicls 
backbord, steuerbord! scie bibord, tribord! 

Holder, eng. Grijper, knijper, nijper, 
bek ; zwinge, klauben; mordant, mordache. v. 
hold-fast. — Vergaarbak, v. beh lter. 

Hold-fast, eng. •Houvast, handvat, 
greep; klembaak, spanijzer; klemschroef, etc.; 

an/salter, handgri/f; zwinge, klennnhaken, 
kneipe, klammer; einsetzeisen, schraubknecht, 
etc.; crampon, manche; sergent, tirant, clameau, 
valet de pied, servante; mordache, 
étau, calibre, etc. 

Holding-bolt, eng., v. boulon 
d'assemblage (1. art.). 
Holding-up bolt, eng., v. boulon 
de carène. 
Holding-up hammer, eng., v. 
mandrin d'abattage. 

Hole, eng. Gat, opening; loch, (bei 
matrosen) gatt; trou. — Stampgat, v. ba— 
chat. — Hoogovenmond, v. bore 3). r 
H-s (or Cavities) on mill-stones, 

V. éveillures. 
Hole (to), v. a. eng., v. auslbehern. 
Hole-board, v. compass-board.
Holen, v. a. lid., v. halen. ® Den 
zucker h., v. Gasser le sucre. 

Holing-axe, v. besaiguë t). 
Holk, m. hd Hoeker (vaartuig); hulk; 
houtre, Bourque. 

Hollandais, m. fr. Hollander (roerbak 
of roertrog der papierfabr.); V. bas 6), 
ausfasercylinder ; cylindre ij, cylindre 
effilocheur. 

Hollandaise, f. fr. Machine tot waterscbeppen 
(groote tusschen palen hangende 
waterschepper, vormende eene soort van 
bok); scoop; holle nderinn, hangeschaufel. 

Hollandé, m. fr. Dicht en sterk batist; 
strong cambric; fester batist. 
Hollander, hd., V. hollandais. •• 
Haaksteek, V. gueule de raie. 

Holländerinn, v. hollandaise. 

Holl nderkasten, m., v. bat 6). 

Holländerwalze,f. hd., v. cylindre 

du moulin à cylindre. 

Holle, f. hd., V. enfer 2). 

Hollow, eng. Holte, v. ereux 1). •• 
Holte (bij vergulders), v.Cavee.—(Reeesshead) 
Hol en rond lijstje (aan schrijn-en 

bouwwerk); hohlkehle; gorge. —Gootsgewijze 

groef, v cannelure 1). — H. of a gun, 

V. dent, eng. 
Hollow (to), v. a. eng. Uitgleuven, 

600 HOLLOW-CASTING 

uithollen, uitboren, v. abkehlen; aus


gru.nden i ), t) . (creux. 
Hollow-casting, eng., v fopte en 
Hollow-drift, eng., v. driver I). 
Hollowing, eng. Het uitgleuven, uit 

-bollen, etc., V. to hollow. — H. awooden cut, v. ausgraben, n . 3) . am 

H. out the stuff, v. aufdrehen 2). 
Hollow-edge-joint-file, eng. Holle 
scharniervijI ho/tie scharnierfeile; linie h 
charnière creuse. 

Hollow-fluted edge, eng., v. foreedge 
(en lees er fluted, niet Hated). 
Hollowing-knife, eng. Kuipersh rommes; 
krummeisen; piane courbe. 

Hollow joint—wire, eng. Scharnierbuisje 
;scharnierrohrchenf; tuyau a charnière. 
Hollow plane, Hollowing-plane, 

eng., v. hohlkehl(en)hobel. 
Hollow punch,eng. , v. aushacker. 
Holm, m. hd. Dwarshout, v. cross


bar 1) . — Scheepstimmehverf, v . chantier 
de construction. Schrager 

h. eines eisbrechers, v. fenderbeam. 
Holsche, f. , Holzschuh, m. hd. 
Hoiblok, klomp; wooden shoe; sabot. 
Holunderholz, n. hd., v. elder. 
Holy wood, v. franzosenholz. 
Holz, n . hd. Hout ; wood; bois. 

Hout, brandhout; fire-wood, fuel, firing; 
bols, chauffage, combustible. — H. das 
rich geworfen hat, v. bois gauchi. 

Holzather, m. hd. Houtether ; hydrate 
of methylene; hydrate de méthylène. 
Holzbahn, f. hd. Houten spoorweg; 

wooden railway; railway en bols. 
Holzbock, m. hd., v. bock 2), 3). 
Holzbohrer, m. hd. Houtboor; auger, 

wimble; tarière, Caret. 
Holzdrechsler, m. hd. Houtdraaier; 
turner in wood; tourneur en bols. 
Holzdruck, m. hd. Houtdruk ; xylographic 
impression; impression xylographique. 
Holzdruckkunst, f. hd. Houtdruk 

-

kunst; art of printing in wood; xylographie. 

Holzelofen, in. hd. Smeltoven op een 
houtblok; stump-furnace; fourneau de fusion 
établi sur un troncon de bols. 

Holzen, V. a. hd. Beschoeien (eenen 
mijnput); to tub; euveler, garnir de bols. — 
Den oven laden, V. to charge i). 

Holzerde, f. hd. Houtaarde ; ligneous 
earth; terre-charbon, bols pourri réduit en 

terre. 

Holzessig, m. hd. Houtazijn ; pyroligneous 
acid; vinaigre de bols. 
Holzfaser, f. hd. Houtvezel; ligneous 
fibre; fibre ligneuse. 
Holzfirniss, m. hd. Houtvernis; var 

vernis a bols. -nish on wood; 
Holzflösse, f. hd., V. floating 4) . 
Holzfu.tterung des ofens, f. hd. 

Het beschikken des smeltovens met hout ; 
throwing wood in the furnace; tocage. 
Holzgestell, n. hd. Timmergeraamte, 

HOLGSCHWARTE. 

v. carcass 3). n•• Kousenweversraam, v. 
cage, fr. 1) . 
Holzgraupen, f. pl. hd. Houtvormig 
kopererts; copper-ore in form of wood; mine 
branchue, schiste m<arno-biturninifère. 

Holzhippe, f. hd., v, bill-hook 2) . 
Holzig, ad j. hh., V. ligneux. 
Holzkarmesin, m. hd . Houtkarmo 


zijn ; crimson extracted from dye-wood; cra


moisi tiré du bols de teinture 
Holzkitt, m. hd., v. futée. 
Holzklammer, m. hd., v. fichoir. 
Holzkohle, f., V. charbon ri). 
Holzlack, m. hd. Stoklak ; stick-lack; 

laque de Venise. 
Holzmasse, f. hd. Houtdeeg (uit zaag 
wood-paste; pate de sciure-sel en gomwater); 
et d'eau gomrnee. 
Holzmehl, n. hd. 'Zaagsel, boutzaag


sel ; saw-dust; sciure de bols. 
Holzmorser, m., V. egrugeoir 2). 
Holzmosaik, f. hd., v. bool-work. 
HolzQl, n . hd. Houtolie ; wood-oil; huile 

de bols. 
Holzpapier, n. hd. Houtpapier; woodpaper; 
papier de bols. 
Holzpflasterung, f. hd. Bestrating 
met hout ; wood-paving; pavage en bols. 
Holzraspel, f. hd. Houtrasp; wood


rasp; rape a bols. 
Holzrechen, m. hd., v. iosswehr. 
Holzseige, f. hd. Houtzaag ; wood-saus; 

scie a bols. 

Holzsagemi hie, f. hd. Houtzaagmolen 
; mill for sawing wood; moulin h scier 
Ie bols. 

Holzsäure, f. hd. Houtzuur; ligneous 
acid; acide lignique. ~ Brenzlicheh., 

V. acide pyroligneux. 
Holzschiene, f. hd. Houten spoorstaaf; 
wooden rail; ornière en bois 
Holzschlag, m., v. abattage 1). 
Holzschlägel, in. hd., v. beetle 5 ), 

battoir 4). 
Holzsehlager, m hd. Heier. heibloktrekker 
; rammer-man; piloteur, sonneur. 
Holzschlagung, f. hd. Het heien ; 
driving piles into the ground; pilotage. 
Holzschneidekunst, f . hd Houtsnij kunst 
; art of cutting in wood; xylographie. 

Holzschneider, (S^ger)rn.hd. Houtzager; 
sawyer; scieur de bols. — (Formstecher), 
houtsnijder; engraver in wood, 
xylographer; graveur en bols, xylographe. — 
(Bildsehnitzer) beeldsnijder; wood-carver, 
xyloglyph; sculpteur en bols, xyloglyphe 

Holzsehnitt, m. hd. Houtsnede ; woodcut, 
wood-engraving; gravure en bots. 
Holzschnitzerei, t. hd. Het houtsnijden 
; wood-carving; ciselure en bols. 

Holzschraube (fur holz) , f. hd Floutschroef; 
wood-screw; vis it bols, clou it vis. 
~ (von holt) Houten schroef ; wooden screw; 
vis de bois. 

Holzschuh, v. holsche. 
Holzschwarte, r.,v. flache-dosse. 


 

HOLZSPALTER 

— 

Holzspalter,m.ha. Houtkloover; wood


cleaver; fendeur de bols. 
Holzspan, m. hd., v. copeau. 
Holzsteinkohle, r. hd., v. bois 

bitumineux. 
Holzverbindung, f. lid., v. assem


blage. (l'abattage. 
Hoizwadel, in. ltd., v. époque de 
Holzwerft, n. lid. Houttuin ; 1iflber


yard, yard; ehantiet ou lépôt de bols. 

Hoizwerk, n. hd. Houtwerk, timmerwerk 
; wood-work, timber-work; boiserie, 
chaipente. (pin; cheville de bols. 

Holzzapfen,m. hd. Houten pin; wooden 
Holzzinn, n. hd., v. étain de bois 
Hoizzirkel, m., v. callipers 1). 
Homodrome, Levier h., m. fr. 

Hefboom van de tweede soort, draaghelboom, 
homodroom (waarbij bet lastpunt tusschen 
't steunpunt en de macht ligt); lever of the 
second class; hebel der zweiten art, tragehebel. 

Homogen, lid. , Homogène, fr., 
Homogeneal, Homogeneous, eng. 
adj. Homogeen, gelijkaardig, in ieder deel 
van dezelfde gesteldheid of vermenging. 

Hone, eng., V. abziehstein. 
Hone (to), v. a. eng., v. abziehen 5). 
Honey-comb, eng., v. flaw 'i). 
Honey-stone, eng. Honingsteen, mel


liet ; hönigstein, mellit; mellite, mél itIte. 
Honguette, f. fr., v. breiteisen. 
Honigstein, m., v. honey-stone. 
Hönigsteinsure,f., v. acide mei


litique. 

Hood, eng. Kap, overdekking van iets; 
kappe, aufsatz; capot. - Flondenbok, v. 
hundenhaus. H of the ca 
bin, v. capot 3). H. of the galley-
chimney, v. capot ).

Hood-mouiding,eng.,v. corona i). 
Hoofd, n. hd. Touwslagerstol, v. cabre 
2). -Havendam, v. jetée 2). 

Hook, eng. Haak, v. croc, crochet 
agrafe 1); crampon; haken. (for 
a window or door), duim, knier, v. fiche 
1); gond. - H. on the bolt, grendelkram 
; slotkram ; riegelhiaken; verterelle. 

-H-sofa gutter, v. ferrement(s) 
3). - H-s, v. rappointis. 
Hook and butt, eng., v. écart 5). 
Hook-bolt, eng. , V. hakenboizen. 
Hooked pulley, v. hakenblock. 
Hooker, eng., v. hoik. 
Hook-scapement, eng., v. haken


hemmung. 
Hook-scarf, eng., v. écart 5). 
Hook-tile, eng., v. hakenziegel. 
Hook-tool, eng., v. crochet 5). 
Hoop, eng. Hoepel, v. cerceau; 

cercie 4). 5), 6); band, n. hd. 5). -
Metalen band of ring. V. frette t)—); 
band, eng. 9). - Exeentrielcring, V. 
bague 4). - H. of the batten, v. 
bandage pij. - Iron hoop, v. champagne. 
- H-s, hoephout, v. cercies. 


Hoop (to) a pile, eng., v. fretter. 

IIORNLEIM. 

Hoop-cramp, v. bandhaken ).
Hooping (of a casting-mould), v. ferrure 
de moule. (eisen. 
Hoop-iron, eng. Hoepijzer, v. bandHoop-
tongs, p1. eng. Tang met op


gebogen bek ; zange mit aufgebogenem maul; 
tenaille a bouctie courbée. 
Hopper, eng. Trernel, molentreebter; 
rumpf, mThlrurnpf; trémie . 
Hopper-boy, eng. Afkoeler van 't gekneusde 
graan (een tralehak, die, in 't Ame 

het gebroken koren uit-rik. molenstelsel,
den elevator ontvangt en het aan de steenen 
voorwerpt); abkuiiler des schrotes, hopperboy; 
râteau refroidisseur. 

Horde, f. hd., v. claie. 
Hordendraht, m. hd. Grof ijzerdraad 
; coarse iron-wire; gros fl1 de fer. 
Horizon, m. fr. & eng., Horizont, 

m. hd. Gezichteinder, horizon(t). 
Horizontal, adj. -Horizontaal, evenwijdig 
aan 't vlak des gezichteinders, waterpas. 
Horloge, t fr. Uurwerk, klok ; clock; 
uhr, wanduhr, thurmuhr. - H. astronomique, 
astronomisch uurwerk ; astronomical 
clock; astronomische uhr. - H. 
du loch, logglas (aan boord); log-glass; 
logglas. - H. de sable, zandlooper; 
hour-glass, watch-glass; sanduhr, glas, sand


glas. vgl. ampoulettes. - H. solaire, 

V. cadran solaire. 
Horn, II. hd., Horn, eng. Hoorn, horen 
; come. -Spijkermakersaanbeeld, v. 
bickern 1). - Bank-, handaanbeld, v. 
handamboss. - H. des ambosses, 

V. beak 2). - H. (am berghaspel) , kruk; 
handle, wench; manivelle. - H. (am segel), 
schoothoorn, v. clew 2). — Hör


ncr (des kapittils), horens (van 't kapiteel), 

de 4 hoeken der zuilplaat; corners; comes. 
—H.der sage, . cornea d'une scie. 

Horn of a plane, eng. Neus eener 
schaaf (voor den greep der linkerhand); nase 
des hobels; nez du rabot. 

Hornamboss, m. hd., v. beakiron, 
bickern. 

Hornarbeit, f. hd. Horenwerk ; work 
in horn; ouvrage de come. 

Hornband, m. hd. Horenband (om 
een boek); horn-cover; reliure en parchemin 
melavë. 

Horn-beam, eng., v. charme. 
Hornblei, n. hd. Horenlood, zoutzuur 
lood, chloorlood ; horn-lead, muriatic lead; 

p10mb corné. 

Hornblend, eng., Hornblende, f. 

hd. Horenbiende ; hornblende, amphibole. 
Horn-cover, eng., v. hornband. 
Horneis, n. hd. Koolzure vezellcalk; 

fibrous carbonate of lime; espèce de chaux 
cambonatde tibreuse. 

Ilörner, pf. , v. s. horn. 
Hornian, m. fr., v. eisenklump ).
Horn-lead, eng., v. hornblei. 
Hornleim, m. lul. Perkamentlijm; 

strong glue; colle de parchemin. 

51 


 

602 HORNMATTER -


Horn-matter, v.hornsubstance. 

Horn-mercury, v. hornquecksilber. 


Hornquecksilber, n. hd Horen kwik, 
zoutzuur kwik; horn-mercury; mercure 
corn é ou muriaté. 

Horn-rasp, eng., Hornraspel, f. 
hd. Horenrasp; rape corne. 

Hornsilber, n. hd., Horn-silver, 
eng. Horenzilver, argent corn!. v. goldhornerz. 


Hornstein, m. hd , Horn-stone, 
eng. Horensteen; roche cornée, pierre de come. 

Hornsubstanee, eng , Hornsubstanz, 
f. hd. Horenzelfstandigheid ; substance 
cornée. 

Hornwaare, f. hd., v. hornarbeit. 

Hornwerk, n. hd., Horn-work, 
eng. Horenwerk (buitenwerk. dat uit eene 
courtine en twee halve bastions bestaat); 

ouvrage d cornes. 

Hornwulst, f. h(1. Stuk ijzer, ter ver 
een ander geweld; piece of iron-sterking op 
welded to another; cercie a la come, mise. 

Hornzange, f. hd. Horentang; large 
pincers for crushing horn; tenailles a éeacher 
la come. 

Hors d'eau, fr. Niet waterpas; unlevelled; 
nicht wasserpass, nicht soblig. 

Hors d'oeuvre, m. fr. Bijgebouw, v. 
batiment B). — adj. Niet gezet (van 
juweelen); unmounted; ungefasst. — Se 
jeter hors d'oeuvre, een buik of uitzet 
krijgen (van eenen muur); to jet out; 
auskragen, ausladen. 

Horse, eng. Ezel, bok, schraag, v. áne 

1), bock 2), 3), chevalet i) ~ Haak 

werktuig etc., v. emboutissoir.-vormig 

Staander (voor 't gierbrugtouw), V. galgen 
4). — Drukbank, v. ne 2). ~ H. 
of the yards, paard, v. foot-rope 2). 
~ H. for the mizzen-sheet or for 
the spanker-beam, luiwagen tiran de 
bezaansschoot, giekboomsbeugel;leuwagen der 
besahnschoote , p ferdebugel, giekbaumbugel ; 


barre de fer pour l'écoute de la voile d'artimon. 
Horse—artillery, eng. Rijdende artillerie; 
fahrende artillerie; artillerie à voiture. 


Horse—boat, eng. Pont, veerpont, paar 
fdhre, zugfdhre, prahme; bac,-denpont; 
traille, passe-cheval. 


Horse—capstan, eng. Met paarden 
werkende (mijn)kaapstander; pferdeg6pel; 
baritel a chevaux. 


Horse-chesnut-wood,eng. (wilde -) 

K.astanjehout ; rosskastanienhol.z; marronnier 

d'Inde. 

Horse-collar,eng.Haam, v. collar 9). 

Horse-ferry, v. horse-boat. 

Horse-hair, eng., v. erin. 

Horse-hoe, v. hakenpfiug. 

Horse-jack, v. bock 3) . 

Horse-mill, eng. Paarde(n)molen 
pferdemiihle; moulin à chevaux. 
Horse-nail, v. clou a cheval. 
Horse-power, v. cheval-vapeur. 


HOTJCR,E. 

Horse—seating, eng. Paardenharen 
overtrek voor stoelzittingen ; stuhlzeug von 
rosshaar; housse de chaise tissue de erin. 

Horse—shoe, v. fer de cheval. 

— Hoefijzer (der cilinder -draaibank) ; hufeisen; 
fer à cheval. H—S, hoefbeslag; 
hufbeschlag; ferrure. 
Horse-shoe-magnet,eng. Hoefmagneet 
; hufeisenrnagnet; aimant en fer it cheval. 
v. electro-magnet i). 

Horse—shoe- tongs, pl.eng.,v. cham.brière 
3) . 

Horse-tail, v. dutch rush. 

Horsing-iron,v. fer a patarasser. 

Horst, m. hd. Rollaag (van eenen muur); 

cope; assise superieure. 
Hosche, f. hd. Houten koker bij brouwers 
(waardoor het mout etc. van den zolder 

naar beneden valt) ; funnel; conduit, manche. 
Hose, I. hd., v. cassias 2), eimer. 
Hose, eng. Veerkrachtige buis, slang 

(b. v. der brandspuit) ; schlauch; tuyau 
élastique, conduit. ® Schroefsleutel, slot 
(der houten pers); schloss; clé de la vis. •• 
India-rubber-hose etc., v. genouïllère 
2). 
Hose-trough, eng.,v. easing-tube 
(en lees daar auget 3), niet auge 3). 

Hosiery, eng. Kousenweverij ; kousen waren 
; strumpfwirkerei; strumpfwaaren; 
bonneterie. 

Hosiery-yarn,eng.,v. fil a tricoter. 
Hosiery-weaver, v. chaussetier. 
Hot- blast, eng. Stroom verhitte lucht 
(in ijzersmelterijen); erhitzte geblaseluft; cou


rant d'air chaud. [a. 6). 

Hot-blast-furnace, v. fourneau 

Hot-blast iron, eng. , v. s. cold


blast (iron). 

Hot-flue, eng. Door stoombuizen verwarmd 
droogvertrek (der ververijen); damp ftrockenstube; 
séchoir. 

Hot gilding, v. dorure au feu. 
Hot pressing, eng., v. s. cold


pressing. [(iron). 

Hot-short iron, v. s. cold-short 
Hot-shot-furnace, v. fourneau 
a boulets rouges. 

Hotte, f. fr. Ertsmand, v. erdkorb. 

~ H. de cheminée, v. chimney


funnel. (boulet rouge. 

Hot-shot, Red-hot shot, eng., v. 

Hot—water—pipe,eng. Heetwaterpijp; 

ausgangsrohr; tuyau de décharge ou de 

vidange. (pump. 

Hot-water--pumps, eng., v. feed


Hot-water-well , Hot-well, 

Tank, eng., v. báche 6). 

Hot-well-top, eng., v. cylindre 

de pompe à air. 

Houache, Houage (Ouaiche), 

m. fr. Zog, v dead-water (en lees daar 
van 't roer, niet van 't voer. ® Houache 
du loch, voorlooper van de loglijn, V. 
fore-runner. 
Houcre, f. fr., v. polk. 


HOUE 

Houe, f. fr. Houweel, v. hacks. ^• 

H. à cheval, H. fendue, v. haken 
-pflug. ~ H. ou Houille, v. hoe t). 
Houer, V. a. fr., v. abwasschen 
(dat abwaschen moet zijn). 
Houille, 1. fr. Roerijzer, v. hoe l) . 
~ Steenkolen ; stone-coal, pit-coal, black-coal; 
steinkohle, schwarzkoble . •s• H. Brune, 
Lignite, Charbon de terne, bruinkool 
; brown-coal, peat; braunkohle. ~ H. 
collante ou grasse, H. a coke 
boursouflé, vette steenkolen, smeedkolen, 
aaneenbakkende kolen ; fat coal, smithcoal, 
caking coal; fette steinkohle, scbmiedekohle, 
backkohle. ~ H. compacte, 

H. grasse á longue flamme, v. 
candle-coal. ~ H. en cubes, teerlingkool 
; cubical coal; wiirfelkohle. — H. 
feuilletee, schaalkolen, v. bl tterkohle. 
— H. fuligineuse, roetkool ; 
sot-coal; russkotile. H. grossière 
ou en motten, H. flambante, v. 
charbon gai ou vif. H. luisante, 
V. glanzkohle. H. marechale, 
smidskolen, smeedkolen ; smith. 
coal, forge-coal; schmiedekohle. H. 
menue, v. menu. ® H. de moyenne 
grosseur, V. cob-coal. — H. pieiforme, 
pekkool ; pitch-coal; pechkohle. 
~ H. schisteuse, schilferkool; slatecoal, 
splint-coal, foliated coal; schieferkohle. 
~ H. sèche ou maigre, H. non 
collante, H. brl.lant sans flamme, 
magere, niet aaneenbakkende, niet vlammende 
kolen ; unin flammable coal, close burning 
coal; magere stein Lob le, sandkohle, gliibkohle. 
Houillére, f. fr. Steenkoolmijn ; coalpit, 
coal-mine; steinkohlengrube. 
Houilleur, m. fr. Steenkooldelver; 
collier; steinkohlengraber. 
Houppe, f. fr. Bundel garen of zijde; 
tuft; garn- oder seidenbiindel. 
Houpper, v. a. fr. Kammen (wol); to 
comb; kammen, streichen. 
Hourcircle, eng. , v. eerele ho


-

raire, s. cercle b. 

Hourdage (d'enduit), m. fr., v. 
erépi. _-Ruw metselwerk, v. ragwork. 
H. d' un plancher, Hourdis, 
ruwe vloer op latwerk ; wash floor, 
rubble- floor upon laths; estrich auf latten, 
schwebestrich. 

Hourder, v. a. fr.: H. un enduit 
de mur ou de plafond, een muur of 
zoldering berapen, ruw volwerpen ; to plaister 
roughly a wall or ceiling; sine wand oder 
decke rauh putzen, berappen. o H. un 
mur, eenen muur ruw, uit breuksteen, optrekken 
; to build roughly a wall; sine maner 
rauh oder aus broeken auffiihren. — H. 
un plancher, een ruwen vloer op latwerk 
aanleggen ; to lay a wash upon laths; 
einen estrich auf latten anlegen. 

Hour—hand, eng. Uurwijzer; stundenzeiger; 
aiguille (des heures). 
Hour-plate, eng., v. cadran 1) . 

HUILE. 603 

Hourque, f. fr., V. holk. 
Hour-wheel, eng. Uurrad ; stunden


rad; roue de canon . [ben 2). 
House (to), v. a. eng., V. einkerHouse-
painting, eng. Het huisschil


deren ; das anstreichen, die anstreicherarbeit; 
peinturage. 

Housing, eng. Inlating, v. bearing 
1); entailles de l' affut. ••• (Horsecloth) 
Paardedek, schabrak; pferdedecke, 
schabracke; housse. — Huizing (dun scheepstouw 
voor seizings, etc.); hissing; luzin, merlin 
a deux Pils. [tignole 3). 
Housing-bracket, eng., v. échanHousing-
frames, pl., v. bearer 6). 
Housing-in, eng., v. einfallen n. 
Houssage, m. fr., v. bretterver


kleidung. 

Housse, f. fr. Paardedek, v. hou— 
sing 2) — H. de carrosse, bekleeding 
van den koetsbok; hower-cloth, hammer-
cloth; bockdecke, kutschendecke. 

Hout, m. fr. Zaagstelling der plankenzagers 
; scaffold for sawing longways, sawyer's 
scaffold; schrotrost fair brettsdger. 

Howard's powder, eng , v. knall


queeksilber. (bitze. 
Howitz, Howitzer, eng ., v. hau-
Hoyau, eng., v. haue 2). 
Hub, m. hd. Opheffing, het oplichten; 

lift, lifting, heaving; action de lever, élévation. 
— Halve omloop van 't waterrad; 
half-turn of the water-wheel; demi-tour. ~ 
Maat der zuigerrijzing. pompslag; lift, stroke; 
levée, mesure d'élévation dun piston. 

V. hubhöhe. ~ H. ruekwrts, H. 
vorw^rts, V. coup 3), 4). 
Hubháhe, Hubinge, f. hd., v. 
course, fr. & eng. 5) . 
Hucka—back, eng. Gewerkt of damast-
linnen; Tigucurirte leinwand; toile ouvrée. 
Hufbeschlag, n. hd., v. ferrure 6). 
Hufeisen, n. hd., v. fer à cheval. 
Hufeisenmagnet, m. hd., v. horse


shoe-magnet. [brière 3) . 
Hufeisenzange, f. hd., v. cham-
Hufhammer, m. hd., v. brochoir. 
Hufnagel, m. hd , v. clou de fer 

a cheval. 
Hufnageleisen, n. hd., v. clouêre. 
Hi fte (des schiffes) , v. hanche 3). 
Huhnerleder, n. hd. Zeer zacht en 

dun leer voor vrouwenhandschoenen ; chicken-
leather; canepin. 

Huilage, m. fr. Oliebad, blanke kuip 
(der stoffenververs); white bath; weissbad, 
hauptolbad.

Huile, f. fr. Olie ; oil; nl. — H. de 
baleine, walvischtraan ; whale-oil; wallfischthran. 
s H. de blanc de baleine, 
walschotolie ; spermaceti-oil; wallrathvl. 
— H. de bouleau, berkolie; 
birch-oil; russöl. ~ H. de chenevis, 
hennepolie ; hemp-seed-oil; haiifnl. — H. 
de Bolza, raapolie ; rape-seed-oil; repsnl, 
kohirapsöl. — H. de coton, katoenzaad



604 HUILER: 

olie; cotton-seed-oil; baumwollensaamendl. — 

H. cuite, drukkersolie of -vernis; printer's 
varnish; bucbdruckerf rniss. — H. 
d'enfer, slechtste olie ; worst oil; schlechtestes 
bi. ~ H. essentielle, vluchtige 
olie; essential oil; volatildl. — H. de 
fame, beukolie, beuknotenolie; beech-oil; 
buchdl, bucheckernnl. ••• H. de goudron, 
V. coal-oil. — H. grasse, 
vette olie; fat oil; fettes dl, mildes el. ~ 
H. de lin, lijnolie; lin(t)seed-oil; leinbl. 
~ H. minerale, v. pétrole. — H. 
de morue, v. cod-oil. ® H. de 
navette, aveelzaadolie ; colsa-oil, winter-
rape-oil; rübol, rubsaameniil. — H. de 
noix, notenolie; nut-oil; nussol. ~ H. 
d'olive, olijfolie, boomolie : olive oil; baum-
Ol, olivenel. — H. de palme, palmolie; 
palm-oil; palmol. — H. de pavot on 
d'oeillette, d'oeillet, papaverolie; 
poppy-seed-oil; maw-seed-oil; mohnel. ~ H. 
de pied de boeuf, klauwenvet; grease 
boiled out of the feet of oxen; knochenel, 
klauenfett. — H. de pierre, v. pétrole. 
•• H. de poisson, v. fischthran. 
— H. de poix, pekolie ; balsam 
or oil of pitch, pisselmum; pecbQl. 
H. de ricin, v. castor-oil. ® H. 
de succin, v. amber-oil. — H. de 
térébenthine, terpentijnolie ; oil or 
essence of turpentine; terbenthinbl. ® H. 
vierge, maagdenolie, zuivere olie ; virginoil, 
pure oil; jungfernol, reines i1. — H. 
de vitriol, vitrioololie, zwavelzuur; oil 
of vitriol, sulphuric acid; vitriolól, schwefelsdure 
— H. volatile, vluchtige olie; 
volatile or essential oil; fliichtiges oder xtberisches 
ol. 
Huiler, v. a. fr. Oliën ; to oil; glen. 
•• H. la laine, v. einfetten. 
Huilerie, f. fr. Oliemolen ; oil-mill; 
®lmuhle. 

Huisserie, f. fr. Deurkozin, v. doorcase. 
— H. de croisée, v. fensterfutter. 


Huit, in. fr. Galjart, v. borgis. — 

H. de chiffre, v. callipers 3) . 
Hukspanten, m. pl. hd., V. cant— 
timbers. 
Hulk, Sheer-hulk, v. bullen. 
Hull, eng. Romp (van een schip), casco; 

rumpf; corps. 

Hulse, f. hd. Bus, doos ; boy,; holte. 
Drie peulvormige bladeren (aan 't kapiteel); 
honey-suckle; gousses. — Vlakke ijzerschenen 
etc , v. chemise 3). — Boorbus, v. 
bohrrolle. — Steelgat (eens hamers); 
socket; douille. ® Dunne zilverplaat (ter 
platteering), v. coquille .5). e Koppelbus, 

V. coupling-bog. — Hamerring, v. hurasse. 
® H. der f thrung einer 
sehieberstange,holle cilinder of bus voor 
de schuifstang; bush of a sliding -rod; douille. 
Humidifuge, Hydrofuge, ad ; . fr. 
Alle vocht afwerend, waterproef, waterdicht; 
water-tight, water-proof; wasserdicht. 

1-IET. 

Hummel, f. hd Moutvloer (der brouwerijen); 
malt-floor; germoir. 

Hummer, m. hd. Hommer (schaal op 
den kop van eene stang tot steun voor de 
zalings of touwen); topmast-head; noix du 
mát de bune ou de perroquet. 

Hummergatt, n. hd., v. encornail. 
Humor (to), v. a., v. abfinnen 2) . 
Hund, m. hd. IJzeren remschoen, V. 
chien 2). — Vervoerwagen voor 't erts, 

V. chien 3). — Kuipersklemhaak; cramp; 
chien, sergent. 
Hundefock, f. hd., v. drisse de 
la grande voile d' etai. 
Hundehaus, n. hd. Hondenhok (kap 
of luik voor eene scheepstrap om 't water 
te keeren); hood, companion; capot d'dchelle. 

Hundepint, —punt, m. hd. Honde


punt, slurp, slurping ; pointing; queue de rat. 
Hundsfott, m. hd. Hondsvot (klein 
scheepstouw met eene stropkous aan 't einde); 

becket of a block; ringo(t). 

Hune, f. fr. Mars; top; mars. ® H. 
d'artimon, bezaan smars ; mizzen-top; 
besahnmars, kreuzmars. — H. a caillebotis, 
roostermars; grated tol); rOstermars. 
— Grande h., groote mars; maintop; 
grosser mars. — H. de misaine, 

V. fockmars. ® H. pleine, dichte 
mars; decked top, close-planked top; dichter 
mars. — H. (Mouton, d'une cloche), 

V. beam of a bell. 
Hunier, in. fr. Marszeil ; top-sail; 
marssegel, topsegel. — Grand h., groot 
marszeil ; main-top-sail; grosses marssegel. 

— Petit h., voormarszeil ; fore-top-sail; 
vormarssegel. 
Hunting—cog, eng. Toegevoegde tand 
aan een van twee ineengrijpende raderen 
(wanneer zijn tandental deelbaar is door dat 

van 't andere rad); hinzugesetzter zaten; dent 
supplémentaire (servant á distribuer également 
Insure sur tout l'engrenage). 

Huppe, f. fr. 1Jzeren timmermanstang; 
tongs; eiserne zange. 

Hurasse, f., Hus, m. fr. Hamerring 
(zware gietijzeren ring, die de as van den 
groolen smeedhamer uitmaakt); ring or collar, 

hirst or burst of the hammer-helve; bogue, 

hülse, burasse. [werk); hurdles; claies. 
Hi rden, f. pl. hd. Horden (voor krib -
Hi rdendraht, m. hd. Zwaar ijzerdraad 
voor horden ; coarse iron-wire; gros 
fil de fer. 

Hurst, eng., v. hurasse. 

Hurter, eng. Stootplaat, v. heurte


quin. — Stootbalk, v. heurtoir 4) . 
Hi sing, n. hd., V. housing 3) . 

Hut, m. hd. Hoed; hat; chapeau. •• 

(Kesseldeekel) Deksel op een stoomketel); 
boiler-cap; chapeau dune chaudière 
Draadtrekkersklos, v. bobbin 6). — Klank


bord, v. abat—voix. — Hemel, v. baldachin. 
— Gietvormkap, v. case 6), 

chemise U, chape 6). ~ H. der 
abzugblase, V. blasenhut. 


HUTFORM -- HYDRODYNAMICS. 605 


Hutform, f. hd., V. forme de chapeau. 
Hutleim,Hutmacherleim, m hd., 

V. colle des chapeliers. 
Hotte(Pochhutte) ,f.hd.Stampwerk, 
stampmolen, V. bocard. •• Sgh.melzhi 
tte) IJzersmelterij, v. fonderie 1), 
forget) . — H. auf kriegsschiffen, 

V. dunette. 
H I ttenbau, m. hd. Werkzaamheden 
eener ijzersmelterij ; pounding, smelting and 
casting; travaux de fonderie. 

HL ttengez^h, n. hd. Gereedschappen 
in stampmolens en smelterijen; implements 
used in stamping-mills and melting-houses; 
ustensiles de forge et de fonderie. 

HL ttenkatze, f. hd. Loodkoliek, v. 
cat 1) (alwaar abusievelijk hictzenkatze 
staat). ~ Glasschuim, V. anatron. 

HL ttenkotze, f. hd. Tering der mijn 

miner's atrophy; atrophic métallique.-werkers; 

Huttennicht(s),Hi tienpulver, 

n. hd. Zinkhoudend product der hoogovens, 
dat men ter bereiding van geel koper aan 
tuty,spodium; tulle, spode,-wendt,ovengalmei; 
Badmie, (en Belgique:) kiess. v. Badmie. 
HUttensteiger, m. hd. Meesterknecht 
eener ijzersmelterij ; master-founder; maitre


fondeur. 

Huttenwerk, n. hd., v. forge 2). 

HIutzinn, n. hd. Hoedjestin (zuiverst 
Indisch tin), V. étain en chapeaux. 
Hutzucker, m. hd. Suiker aan brooden 
; loaf-sugar; snare en pains. 

Hyacinth, m .hd. & eng , Hyaeinthe, 

f. fr. Hyacint, olijftopaas, goudsteen. 
Hyacinthfluss, m. hd. Van glas nagemaakte 
hyacint; counterfeit hyacinth; 
verre imitant l'hyacintbe. Hyacintspaath; 
hyacinth-spth; spath-hyacinthe. 

Hyalin, adj. fr. & eng. Glasachtig ; 
verglaasbaar; glasartig, glass hnlich; verglasbar. 


Hyalite, f. fr. y eng., Hyalith, m. 

l^.a. Glasopaal, glassteen ; V. basaltglas. 

Hyalomicte, f. fr., v. greissen. 

Hyalurgie, f. fr. & hd., Hyalurgy, 

eng., v. glasbereitungskunst. 

Hydracide, m., v. wasserstoff 

s ,ure. (mill; wassermuhle. 

Hydralète, m. fr. Watermolen ; water-

Hydrargyre, m. fr., v. mercure. 

Hydrat, n. hd., Hydrate, m. `r. & 

eng. Waterverbinding, verbinding van een 

metaaloxyde met water, hydraat. — Hy


drate de chaux, m. fr., Hydrate 

of lime, eng., v. chaux hydratee. 

Hydrate de fer, Per en roche, 
Per oxydé Brun, fr., ijzeroxyde-hydraat, 
bruinijzersteen, bruinijzererts; brown ironore, 
hydrous oxide of iron, hydrated peroxide 
of iron; eisenoxydbydrat, eisenhydro-oxyd, 
brauneisenstein . o•• H. de fer eonerétionne, 
v. fer fibreux a. — H. de 
for terreux, Per oxydé brun terroux, 
fr , bruin ijzerkoker; brown iron


ochre; brauneisenocker, ockeriger brauneisenstein. 
— H. de potasse, fr., H. 
of potash, eng., v. Aetzkali. ••• H. 
de soude, fr., H. of soda, eng. Soda bydraat, 
bijtende soda ; natronhydrat, iitz• 
natron. 

Hydrats^ure,f.,v. acidehydraté. 
Hydraulic, eng., Hydraulique, 
rr., Hydraulisch, hd. adj. Tot de waterwerken 
of de waterleidingskunst behoorend, 
water-, hydraulisch. v. architecture 
hydraulique, ciment h., etc. 

Hydraulicien, ir., Hydrauliker, 
hd. m. Waterbouwkun dige ; one versed in 
hydraulics. 

Hydraulieité (du mortier), f. fr. Waterdichtheid 
(des mortels) ; waterproofness; 
wasserdicbtheit. 

Hydraulicostaties, pl., eng., Hydraulicostatik, 
hd., Hydraulicostatique, 
fr. f. Leer van de drukking eens 
vloeienden waters op de wanden van een 
kanaal, hydraulicostatiek. 

Hydraulics, pl. eng Hydraulik, 
hd., Hydraulique, fr. 
., 
f. Leer van de 
beweging en den druk der vloeistoffen, leer 
der waterwerken, waterwerktuigkunde, waterleidingskunst, 
hydraulica. 

Hydrauliker, v. hydraulicien. 

Hy draulique, a , v. hydraulic(s). 

Hydreole, f. fr. Water- en luchtma


chine ; hydraulic and pneumatic machine; 
wasser-and luftmaschine. 

Hydro—aluminate de plomb, f. 

fr. Loodhars, loodgom ; plumbo-resiniite; blei


gummi. 

Hydrobarometer, eng ., Hydrobaromètre, 
fr. m. Waterbarometer ; wasserbarometer. 


Hydrobromate, m. fr. & eng Wa

-

terhoudend bromiumzuur zout; hydrobrom 

-saures salz. 

Hydro—carbonate, m. fr.&eng. Kool 


waterstofzuur zout; hydrohohlensaures salz. 

Hydro—carbonate de soude, f. 

fr. Natuurlijke koolzure soda; trona, urao, 

native carbonate of soda; tronasalz, natur


liches kohlensaures natron von Salza. 

Hydro-carbonic, eng. , Hydro


carbonique, fr. adj : Gaz h., fr., H. 

gas, eng. Koolwaterstofgas; hydrohohlen


saures gas. 

Hydrocérame, m. fr. Koelkruik, po 

aarden vat, dat de vochten sterk af--reus 

koelt ; porous vessel for cooling; poröses 

gefass zum abkublen. 

Hydroehlorate, m. fr. y eng. Chloorstikstofzuur 
zout, zoutzure ammoniak ; chlorsticksto/
fsaures salz, salzsaures oden hydrochlorsaares 
ammoniak. ® H. d'or, fr., 
zoutzuur goudoxyde ; -muriate of gold; salzsaures 
goldoxyd. (cyanure. 

Hydroeyanate, m. fr. & eng. , v. 

Hydrodynamics, pl. eng., Hydro


dynamik, hd., Hydrodynamique, 

fr. f. Leer der waterkracht, leer van 't 

510 


1606 HYDRO-EXTRACTEUR 

evenwicht en de beweging der vloeistoffen, 
hydrodynamica. 

Hydro-extracteur,m. fr.,Hydroextractor, 
eng., v. centrifugaltrockenmaschine, 
essoreuse. 

Hydro-fluate, m, fr. & eng. Fluorof 
vloeispaath-waterstofzuur zout; hydrofuorsaures 
salz, kieselsalz. 

Hydrogen, n. lid. & eng., Hydrogène, 
m. fr. Waterstof, hydrogenium. V. 
gaz hydrogène. ~ H. carboné, 
fr. koolwaterstofgas, lichtgas; carburetted 
hydrogen-gas; kohlenwasserstofigas ~ H. 
per- on bicarboné, v. gaz oléfiant. 

Hydrogenmetall, n. lad. Verbinding 
van zwavelwaterstofgas met een metaal; 
hydruret; bydrure. 

Hydrogenpol, m. hd. Negatieve pool; 
negative pole; pole négatif. 

Hydrogenschwefel, m. hd. Zwavelwaterstof; 
hydruret of sulphur; hydrure 
de soufre, acide hydrothioneux. 

Hydro-hygrometer, m. hd. eng., 
Hydro-hygromètre, m. fr. Uurwerk, 
dat den staat van vochtigheid der lucht 
aanwijst. 

Hydro-kelometer, m. hd. & eng., 
Hydrokélomètre, in. fr. Watersnelheidsmeter. 
(gy, eng. Waterleer. 

Hydrologie, f fr. & hd., Hydrolo-
Hydrometer, m. hd. y eng., Hydromètre, 
m. fr. Watermeter. 
Hydrophan, m hd., Hydrophane, 

m. fr & eng. Wereldoog, wateropaal. 
Hydrophosphormetall,n.ha.,Hydrophosphure, 
f. fr., Hydro-phosphuret, 
eng. Phosphorwaterstofverbinding. 

Hydroschwefelsäure, f. hd., v. 
acide sulfhydrique. 
Hydrosilicate de zinc, m. fr. Kie 
hydrous silicate of-zelgaimei, kiezeizinkerts; 
zinc; kieselzinkerz, kieselgalmei. 

Hydrostatic, eng , Hydrostatique, 
fr., Hydrostatisch, hd. adj., v. 
balance hydrostatique. 

Hydrostatics, pl. eng., Hydrostatik, 
f. hd., Hydrostatique, f. fr. Waterstandsleer, 
waterweegkunde, leer van het 
evenwicht der druipbare vloeistoffen, hydrostatica. 


Hydrosulfate, Hydrosulfure, m. 
fr., Hydro-sulphate, Hydro-sulphuret, 
eng. Zwavelwaterstofzuur zout; 
hydroschwefelsaures salz. 

Hydrosulfoeyanate, m. fr. & eng. 
Zwavelblauwzuur, zwavelblauwzuur zout; 
schwefelblausauer, schwefelblausaures salz. 

Hydrure, m. fr., Hydruret, eng., 

V. hydrogenmetall. H. de carbone, 
fr., Hydruret of carbon, eng., 
V. flugruss. ~ H. de soufre, fr„ 
Hydruret of sulphur, eng., v. hydrogenschwefel. 
Hyetometer, m. hd. & eng , Hyétomètre, 
m. fr., V. pluviameter. 
Hygienic porcelain, eng., Hy-

HYPOTENUSE. 

giocérame, m., Poterie hygiocéramique, 
f. fr. Gezondheids-aardewerk; 
gesundheitsgeschirr. 

Hygrometer, m. hd. & eng., Hygromètre, 
m. fr. Vochtigheidsmeter, 
luchtvocbmeter, hygrometer. •®• Hygromètre 
capillaire, fr., v. haarhygrometer. 


Hygrometric(al), eng., Hygrométrique, 
fr., Hygrometrisch, hd. 
adj. Tot den luchtvochtmeter en zijn gebruik 
behoorend; zeer gevoelig voor de ver 

vochtigheidsgraad der-anderingen in den 
lucht, hygrometrisch. 
Hygrometrie, f. hd., Hygrometrie, 
f. fr., Hygrometry, eng. Kunst 

om den vochtigheidsgraad des dampkrings 
te bepalen, hygrometrie. 

Hygroscope, m. fr. y eng., Hygroskop, 
n. hd., v. hygrometer. 

Hygroscopic(al), eng., Hygroscopique, 
fr., Hygroskopisch, hd. 
adj., v hygrometrie(al). 

Hygroscopie, f. fr., Hygroscopy, 
eng., Hygroskopie, f. hd., v. 
hygrometrie. 

Hypaëthre, Hypèthre, Temple 
h., m. fr., Hypathron, n. hd., Hypoethral 
temple, eng., Hypäthraltempel, 
m. hd. Tempel met van boven 

invallend licht, tempel zonder dak. 

Hyperbel, f. hd., Hyperbola, eng., 
Hyperbole, f. fr. Schuine kegelsnede, 

byperbool. 

Hypermanganesiate, eng., Hypermanganésiate, 
m. fr. Overmangaanzuur 
zout; ubermangansaures salz. 

Hyperoxide, eng., Hyperoxyd, 

n. hd., Hyperoxyde, m. fr. Overoxyde 
(oxyde met overmaat van zuurstof). 
Hypersthen, m. hd Y eng., Hyper


sthène, m. fr. Hoornblende van Labrador 

Hypèthre, Temple hypèthre, 

m. fr., v. hypaèthre. 
Hyphen, eng , v. bindestrich. 
Hypoazotate, m. fr. & eng. Onder 
zout; unterstickstoffsaures salz.-stikszofzuur 
Hypocaust, eng., Hypoeauste, 

m. fr., Hypokaustum, n., Hypokausis, 
f. hd. Onder den vloer aangebrachte 
verwarming van een gebouw. 

Hypomochloon, * , v. fulciment. 

Hyposulfate, m. fr., Hyposul


phate, eng. Onderzwavelzuur zout; un


terschwe felsaures salz. 

Hyposulfite de sonde, m. fr , Hyposulphite 
of soda, eng. Onderzwaveligzure 
soda ; unterschwefeligsaures natron. 

Hypersulphurie acid, eng. Onder 
unterschwe felstlure, dithion--zwa velzu u r ; 
sdure; acide hyposulfurique. 

Hyposulphurous acid, eng. On


derzwavelig zuur ; unterschwve fli. fe sure, 

dithionige saure; acide hyposulfureux. 

Hypotenuse, f. hd. & eng., Hypoténuse, 
f. fr. Schuinsche of grootste zijde 


 I Y 'OTIRACH ELI.ON ---- IMPERIAL. 607 

eens rechthoekigen driehoeks (tegenover den trachelium, eng. Onderhals(gladde strook 
rechten hoek), hypotenuse. onder den huis eener zuil); unterhals, hals -
Hypotrachélion, m. fr., Hypo– glied. 

I. 
Ice-breaker, Ice-guard, eng., v. 
brise-glace. 

Ice-plough, eng , v. eispflug. 

Ichnographie, (Projection ichnographique), 
f. fr., Ichnography, 
eng., v. grundriss. 

Ichthyocolle,f. fr ,Ichthyoeolla, 
eng , V. colle de poisson (al waar het 
hd. f schbein, hausenblase achterwege is gebleven). 
~ I. francaise, fr., bloedlijm; 
glue of blood; blutleim.' 

Icosaêdre, m. fr., Icosa(h)edron, 
eng., Ikosaeder, n. hd. Twintigvlak (een 
door 20 gelijkzijdige driehoeken begrensd 
lichaam. 

Id(i)ocrase, (Vesuvienne, Hyacinthine), 
f. f'r., Idokras, nl. hd. Een. 
cïaar den hyacint gelijkend olijfgroen of 
bruin edelgesteente, idocras. 

Idioeleetric, eng.,Idioelectrique, 
fr., Idioelektrisch, lid. adj. Op zich 
zelve electrisch. niet-geleidend, geschikt om 
door wrijving electrisch te worden. 

If, (Yf), m. fr., v. eibenbaumholz. 
~ Driehoekig getimmerte voor ïllumineerglazen; 
illuminating-perse; dreieckiges 
lampengestell. 

Igel, (Laufer), ir,. hd. Kaardrol, V. 

carding–roller.—• Egge, v. harrow I). 

Ignescence, f. fr. & eng., Ignes


eenz, f. hd. Ontbranding. (hung.

Ignition, f. f'r eng., v. ausgli -

Ile, f. fr. Stadsgedeelte lusschen vier 

straten ; quarter between four streets; hau


serinsel, quartier. 

Ilen, v. a. hd. Het ruwe, ongelijke weg 

hoornen of ivoren platen-nemen (van de 

voor kammen); to scrape off; dégrossir, rácler.

Iler, in. hd. S-vormig schaafijzer (der 

kammenmaker`s); scraper; ráeloir. 

Illuminiren, v. a. hd. Met kleuren 

afzetten (eene kaart, etc.), kleuren ; to color; 

colorier, enluminer, habiller. 

Illustrate (to), V. illustrer. 
Illustrations, f. p1. fr. & eng., I1


lustrationen, f. p1. hd. Tusschen den 

tekst geplaatste figuren (doorgaans houtsne


den) , illustration. 

Illustrer, fr., Illustrate (to), eng., 

Illustriren, hd. v. a. Met platen, vig


netten of tusschen den tekst geplaatste hout 

versieren, illustreeren.-sneden 

Ilm(en)holz, n. hd. , V. elm. 
Ilmenit, n1. hd. , Ilmenite, eng., 
Ilménite, f. fr. Titaniumzuur ijzer. 


Ilvaïte ou Yénite, f. fr. Soort van 
ijzererts, ilvaïet; yenite; jenit. 

Image, f. fr. & eng. Prent, print; 
beeld, beeltenis; bild, bildniss. ®• I. COloriée, 
v. farbenbildo [2). 

Imbedding, eng., v. empátement 
Imbibition, f. fr. & eng., v. eintrankarbeit. 
lmbrieated, adj. eng., v. imbriqué. 

Imbricated work, eng., Imbrication,
f. fr. Schubsgewijze of dakpansgewijze 
opeen ligging, dak panverband; schuppenver


zierunq, schuppenwerlc, (lachziegelverband. 

Imbriqué, Tuilé, Embriqué,adj. 

fr. Schub-of dakpansgewijs (op elkander 
liggend) ; imbricated, scolloped; dachziegel


fdrmig, schuppenförmig. 

Imhamen, m. hcl Rondselriem (aan de 
kar eener handdrukpers); leatherstrap; vache. 

Imitation, Imitation-diamond, 
eng., v. diamant 4). — Imitation 
Venetian carpet, British carpet, 

Britsch of Engelsch gobelin -behangsel ; brittischer 
teppich; gobelin qui se fait en Angleterre. 
— I. or copy, v. copie 1). 

Immens, hd., Immense, eng. adj. 
Onderling onmeetbaar, zonder gemeene maat; 

incommensurable. 

Immersion, f. * . Intrede eener planeet 
in de schaduw eener andere; onzichtbaaewording 
eener ster door de zonnestralen, 
immersie. — I., fr. Induikingsdiepte 
(van een lichaam in eene vloeistof); depth 
of immersion; eintauchungstiefe. 

Impact, m. * . Punt waarin de werp 

slinger werkt. ~ I. (or-kracht op den 
Collision), eng. Botsing, stoot, schok (van 
twee met elkaar in aanraking komende 
lichamen, waarvan 't eene in beweging is); 
stoss; choc. 

Impastation, eng., Impastirung, 

f. hd., V. empátement ij. 
Impastation, f. fr. Beslagen metselras, 
pleisterkalk, gipskalk; paste of mortar, 
loaf; mörtelteig, paste. 
Impaste (to), eng., Impastiren, 
hd., v. a., V. ecopater i). 
Impediment, eng. Wederstand, tegenstand; 
obstacle; widerstand. 
Imperial, * . Imperiaal, Fransche papiersoort, 
breed 881-900 strepen, hoog 
6O str., gewicht van den riem 45—SO 
kilo. vgl. grand-jesus. 

Imperial, f. hd. & eng., Impériale, 

f. fr. Hemel of bovendeel eener koets of 

60S IMPERIAL --- 

diligence (vaak met zitplaatsen voorzien), 
imperiale. 

Imperial, Imperial roof, eng., 
Imperiale, f., Comble à l'impériale, 
m. fr. Koepeldak der Grieksche 
kerken, keizerdak; wdlsches doch, kaiserdach, 
zwiebeldach, wdlsche haube. 

Imperialfraktur, Tertia, f. hd. 
Tekst (drukletter tusscben paragon en augustijn); 
great primer; gros romain. 

Imperméable,fr., Impermeable, 
Impervious, eng. adj. Waterdicht ; wasserdi,
cht. 

Impetus, eng. Snelheidsboogte (hoogte, 
van welke een zwaar lichaam moet vallen 
om eene snelheid te verkrijgen gelijk aan 
die, waarmede een kogel uit het kanon 
komt); geschwindiglieitshbhe; hauteur de vitesse. 
i Bewegingsmoment (de hoeveelheid 
stof van een bewegend lichaam vermenigvuldigd 
met zijne snelheid); bewegungsmoment; 
produit de la masse par la vitesse. 

Implement, eng. Werktuig, gereed 
werkzeug, ger th; outil, ustensile. v.-schap; 
geräth. ® I—s (in stamping mills etc.), 

V. hi ttengez^h. 
Impon.derabilien, f. pl. hd. Onweegbare, 
onbesluitbare vloeistoffen ; imponderable 
fluids; fluides imponderables. 

Imponderabilität, hd., Impondérabilité, 
fr. f., Imponderability, 
eng. On weegbaarbeid. 

Impondérable, fr., Imponderable, 
Imponderous, eng. adj. Onweegbaar 
; unwiegbar. 

Impose (to) the pages, eng., Imposer 
les pages, fr., v. ausschiessen 
1) . ® To impose wrong, eng., 
Imposer mal, fr., v. déplacer. 

Imposing, eng., Imposition, Mise 
en pages, f. fr Het opmaken van den 
vorm ; formatbildung. 

Imposing—board, eng , v. ais s) . 

Imposing—stone, eng. Corrigeersteen 
(der letterzetters) ; schliessstein, setzstein, 
marmorstein; marbre. 

Impositor, eng., v. clicker. 

Impost, m. hd. eng., Imposte, f. fr. 
(Coussinet, m.) Uitstekende lijst of rand, 
waarop een gewelfboog rust; penantgedeelte, 
waarop de archivolte komt te rusten, kamper, 
impost, impostlijst. ~ Imposte de 
croisêe, f., Dormant, m. fr. Looze 
bovenlijst van een venster of raam ; transom, 
dormant-tree of a window; loosholz, weitstab, 
kkmpfer eines fensters. 

Impr gnation, hd., Imprégnation, 
fr. f., Impregnation, eng. Doortrekking 
met eene vloeistof, doorweeking. 

Imprägniren, hd., To impregnate, 
eng., Imprégner, fr. v. a., v. 
eik tronken 2) . 

Impress, eng., v. empreinte 1). 
Impress (to), v. a., v. empreindre. 

a. Impression, f. fr. Het drukken 
(boek-, plaatdrukken); printing, impression; 
IMPRIMERIE . 

das drucken. — Oplage, uitgave, v. edition. 
— I. baveuse, mal venue, 
v baveux, fehldruck. ~ I. a la 
Congrève, v. congrevdruck. 

I. en couleurs, de couleur, v. far-bendruck. 
~ I. a la main, afdruk 
uit de hand; hand-impression; handabzug, 
reibedruck. ® I. en plusieurs couleurs, 
v. bunter druck. o I. en 
taille—douce, het plaatdrukken; plaatdrukkerij 
; copper-plate-printing; once of a 
copperplate printer; kupferdruck; kupferdruckerei. 
-- I. (de la toile, du panneau, 
etc.) Grond, eerste verflaag (op doek, paneel, 
enz.); grondkleur; priming, ground; 
grund, grundiranstrich. ~ I. à Thuile, 
oliegrond; oil-priming; olgrund. 
b. Impression (des tissus), f. fr. Het 
bedrukken (der weefsels); stoffendruk ; printing 
(on cloth); zeugdruck. — I. sur 
chalne, I. des chafnes, kettingdruk; 
printing on the warps; kettendruck. ~ I. 
aux couleurs a sel d'étain, druk 
met tinkleuren, kleurendruk met tinzouten; 
printing with spirit-colors; druck met zinnfarben. 
— I. á l'enlevage, etsdruk; 
enlevage-style, discoloring- or discharge-style; 

enlevage-druck. ~ I. des genres meubles 
, bet drukken der meubeistoffen; 
printing for furniture; druck der mobelstoffe 
® I. d'indiennes, v. calicoprinting. 
— I. à la main, v. blockprinting. 
— I. par le métier a 
surface ou la machine a impri-mer 
en relief, cilinderdruk met verheven 
figuren; surface-printing; bautreliefwalzeudruck. 
— I. aux mordants á base 
d'étain, het drukken met tinzouten ; spirit-
printing; zinnbeizendruck. — I. á la 
perrotine, het drukken met de perrotine 
(in relief gegraveerde houten platen, 
of met metalen clichés voorziene gietijzeren 
platen); printing by the block printing-machine; 
druck mit der modelldruckmaschine. 
~ I. á la planche plate, het drukken 
met de vlakke plaat; copper-plate-printing; 
plattendruck. ® I. avec reserves, 
het drukken met uitsparingsmiddelen, reservage-
druk'; reserve-style, resist-style; reservagedruck, 
druck mit reservagen oder 
deckmitteln. ~ I. aux rongeants, 
aux enlevages, het drukken met knaagmiddelen, 
met wegnemingsmiddelen, etsdruk 
; discharge-style, rongeant discoloring 
style; btzbeizdruck, btzdruck. — I. a. 
rouleau, bet drukken met de rol, cilinderdruk; 
cylinder-printing; walzendruck. 

Imprimé, m fr. Gedrukt blad of stuk; 
printed paper or book; druckschrift. 

Imprimer, v. a. fr. Drukken; v. 
drucken 1). ~ Af-, op-, indrukken, v. 
empreindre. — I., Abreuver on 
Apprêter (une toile) Gronden, de grondkleur 
geven ; to prime; grunden, grundïren. 

Imprimerie (Typographic), f. 
fr. Boekdrukkunst, het boekdrukken ; art of 


IMPRIMEUR -- 

printing, typography; buchdruckerkunst. 

Boekdrukkerij, drukkerij ; printing-once, printing-
house; buchdruckerei. — I. lithographique, 
I. en planches doPierre, steendrukkerij ; lithography, lithographic 
printing-office; steindruckerei. — I. 
de musique, muziekdrukkerij; musicprinting-
office; notendruckerei. ~ 1. de 
peinture, de couleur, v. farben-druek. 


Imprimeur, in. fr. Drukker; printer; 
drucker. ~ I. sur etoffes, drukker op 
doek; cloth-printer, stuff-printer; zeugdrucker. 

— I. libraire, boekdrukker (bezitter 
eener drukkerij); printer; bucbdrucker. ~ 
I. (Dressier, Ouvrier á la presse), 
drukker,boekdrukkersgezel; press-man, printer; 
drucker. ~ I. en taille-douce, 
plaatdrukker; copper-plate-printer; kupferdrucker. 
Imprimure, f. fr. Malblad (bereid papier 
tot patronen voor speelkaarten); stanf 
le, pattern paper (primed with oil); mail


blatt. ^ I. ou Imprimature, Peinture 
d'impression, het beschilderen 
der kamerwanden, muren, etc.; house-paint


ing, poonah-painting, tinselling; baumalerei, 
staffirmalerei. 

Imprint, eng. Aanwijzing (onder aan 
den titel) van de plaats waar, door wien en 
wanneer een boek is uitgegeven ; anweis-ung 
des druckorts, des verlegers and der zeit 
der ausgabe; désignation du lieu de 1'impression, 
de 1'dditeur et de l'époque de la 
publication. (preindre.
Imprint (to), v. drucken 1), em-
Improving, Reducing to a 
standard-quality, eng. Het normaalmaken, 
herleiding tot de normale of regelmatige 
hoedanigheid; normalisirung; nor


malisation. 

Impuls, m. hd., Impulse, Impulsion, 
eng., Impulsion, f. fr. Stoot, 
beweging, die een lichaam aan een ander 

mededeelt of poogt mede te deelen. v. force 
d'impulsion. 

Imputreseible, adj. eng. & fr. Niet 
aan bederf onderhevig, onbederfelijk ; unverweslich. 


Incalescence, Incalescency, eng.
Warmwording, ontstaande warmte; ent 
chaleur naissante -stehende hitze; 
Incandescence, f. fr. & eng. Wit


gloeiendheid; weisse hitze. 

Incidenzwinkel, m. hdl., v. einfallswinkel. 


Incinerate (to), eng., Incinérer, 
fr., v. a., v. ciné ter. (ration. 

Incinération, f. fr. & eng., v. cine-

Incision, f fr. & eng. Insnede, inkerving, 
v. coupure. - Incision, eng. 
Inkeping aan den schemel, v. encassure. 
Inclinaison, f. fr., Inclination, 
hd. Y eng. Helling of neiging (van de mag 
loopbaan eener planeet,-neetnaald, van de 
van een rechte lijn naar een vlak). — In-

INDEX—PLATE. 609 

elinaison (dun chemin), v. dip l), 
gradient, abhang. —I. d'un felon, 
v.dip ij. ~ I. du talus, v. böschung. 

Inclination-needle, lnelinatorium, 
eng., v. aiguille d'inelinaison 
(en lees daar inclinatie-naald , niet 
declinatie-naald). 

Incliner, v. n. hd. Hellen, neigen; 
to slope, to dip; neigen, abbdngen. 
Incoharent, hd., Incoherent, eng., 
Incohérent, fr. adj. Niet samenhangend. 

Incohrenz, f. hd., Incohérence, 
Incohesion, f. fr., Incoherence, Incoherency, 
eng. Gebrek aan cohesie of 
samenhang. 

Incombustibilité, f. fr., Incombustibility, 
Incombustibleness, 
eng. Onverbrandhaarheid ; unverbrennbarkeit. 

Incombustible, adj. fr. & eng. Onverbrandbaar 
; unverbrennlich. 
Incommensurabel, hd., Incommensurable, 
adj. fr. & eng., v. immens. 

Incorporate (to), eng., Incorporer, 
fr., Incorporiren, hd. v. a. Door 
smelting (een metaal) met een ander ver 

-eenigen. 

Incrust (to), To incrustate, eng., 
Incruster, fr. v. a. Inleggen, beleggen, 
overtrekken, bekleeden, incrusteeren ; belegen, 
uberzie-ien, bekleiden. ® Omkorsten, 
overkorsten, met eene kalkachtige laag overtrekken 
; bekrusten, mit einer kraste uberziehen, 
incrustiren. 

Incrustat, n. hd., Incrustation, 

f. fr. & eng. Omkorsting, overkorsting (met 
een kalkacbtige korst overtrokken lichaam). 
Incrustation, f. * . Ingelegd werk, 
mozaïek. ® Het om-of overkorsten... 
Het omkorste voorwerp, v. incrustat. 

,Incunabeln, f. hd., Incunables, 
(Editions incunables), t'r. f. pl., Incunabula, 
p1. eng. Eerstelingen der boekdrukkunst, 
uitgaven uit den vroegsten tijd 
der drukkunst. ~ Drukken of uitgaven 
met onbeweeglijke houten letterplaten; woodstereotypes; 
ouvrages stéréotypds sur bois. 

Indécomposable, fr., Indecomposable, 
eng. adj. Onontbindbaar; un-

Indent, eng., v.endente. (zerlegbar. 

Indent (to), V. a. eng. Met tanden 
etc. voorzien, v. endenter. — Uitvijlen, 
tanden, v. ausfeilen l ), créneler 2), 
denteler.••Inspringen,v.einri cken i). 

Indentation, Indenting, eng. Intanding, 
v. endente. — Kalfstanden, v. 
endenture 3). ~ I-S, zaagtanden, v. 
crémaillère 5). 

Indention, eng., v. druckform 2). 
Index, m. * . Wijzer, op eene spil 
draaiende naald (als b v. die van 't kom 

Bladwijzer, inhoudsopgave, register-pas). — 
(van een boek). — Index, eng. Tong (der 
balans), v. aiguille 8). — Looper (aan 
een liniaal, passer, etc.); v. curseur. 

Index—plate, eng. Wijzerplaat; zei 
plaque al index, indicateur. -gerplatte; 


 1 

610 INDICATE UR -- INGENIEUR. 

Indicateur, m. fr. Aanwijzer, wijzer; 
indicator; zeiger, anzeiger. ~ v. Indexplate. 
— I. de déclivité, glooiingsof 
hellingswijzer (aan spoorwegen); gradientpost, 
indicator of gradient; neigungszeiger. 

I-s de distances, afstandsaanwijzers 
(aan spoorwegen); section-marks; ahtheilungszeichen 
~ I. du niveau d'eau, 
waterpeil des stoomketels); water-gauge, water-
mark; wasserstandszeiger. v. float 1). 
~ I.-robinet, (Robinet d'epreuve 
on d'essai, Robinet—jauge, m.) Peilkraan 
, proefkraan (des stoomketels) , v. 
gauge-cock. ~ I.-tube en verre, 
glazen waterpeil; glass-gauge; wasserstandsglas. 
— I. de vapour, v. dampfindicator. 
— I. du vide, vacuummeter, 
aanwijzer van 't luchtledige; vacuumindicator; 
luftieeremesser, vacuum. 

Indicator, eng., v. indicateur.•• 
Slagteller, teller, v. compteur 1). 
Hellingmeter, v. clinometer. Kleuraangever, 
v. farbenangeber. 

Indienne, f. fr. Bedrukte katoenen stof, 

V. calico 3) . (printer.
Indienneur, m. fr. , v. calieo-
Indigkupe, f. hd., v. cuve d'Inde. 
Indigo, m. * . Indigo, indigoblauw (een 
schoone blauwe verfstof uit de bladeren van 
onderscheiden soorten van anil- of indigoplanten 
in 0. en W.-Indië). ® I. bátard, 
fr. , basterd-indigo , onechte i. ; bastard-i, 
counterfeit or falsi/icaled i. , amorpha, goat's 
rue; unáehter oder falscher i. ~ I. do 
cuivre, V. covelline. ~ I. cuivre 
$n, fijne koperkleurige i. ; fine coppery i.; 
feiner kupferiger i. ~ I. cuivre marchand, 
gewone koperkleurige i. ; common 
coppery i.; ordinärer kupferiger I. ~ I. 
de la Guadeloupe, v. anonis. 

I. melange, I.—mixtion, gemengde 
(paarsblauwe) i. ; coppery and purple i.;
gemischter i. — I. plat de Hollands, 
Hollandsche i.; dutch i.; bollándiscber i. ~ 

I. soluble, I. précipité, I. carmine, 
oplosbare i., geprecipiteerde i., kar 
echt-blauw (zwavel -indigozure-mijn-indigo, 
potasch); i.-paste, blue carmine, soluble i., 
i.-blue hypo-sulphide ; indigkarmin, blauer 
karmin, niedergeslagener i., indigo-auszug. 

Indigoblau, n. hd., Indigo-blue, 
eng., v. indigotine. 
Indigofabrik, f. hd. Indigo-fabriek; 
indigo-manufactory; indigoterie. 
Indigohaltig, adj. hd. Indigo^oudend; 

indigotic; indigotique. 

Indigopurpur, m.hd.,v.phénicine. 

Indigos ure, f. hd. Indigozuur; indigo


acid; acide indigotique. 

Indigotate, m. fr. y eng. Indigozuur 

zout; indigosaures salt. 

Indigoterie, v. indigofabrik. 

Indigotine,f. fr. Zuivere indigo, blauwe 

kleurstof, indigotine ; indigo-blue, indigotine; 
indig(o)blau, indigofdrbestoff. (octavo. 
In-dix-huit, m. fr., v. decimo 

In-douze, m. fr., v. duodecimo. 

Induction, f. * . Inductie, werking 
die de electrische lichamen op eenen afstand 
uitoefenen op lichamen, welke in den 
onzijdigen toestand verkeeren, inz. met betrekking 
tot de uitwerkselen, te weeg gebracht 
door de dynamische electriciteit. 

Industrie, f. fr. & hd., Industry, 
eng. Vlijt, bedrijvigheid; kunstvlíjt. nijverheid, 
bedrijfsnijverheid ; volksvlijt, volksnijverheid, 
industrie. — I. cotonnière, 
drapiêre, lainière, linière, de katoen-, 
laken-, wol-, linnenfabrikatie of -industrie 
; cotton-, cloth-, woollen-, linen-manufacture; 
die baumwollen-, tuch-, wollen-, 
leinenmanufaktur oder-industrie. 

Industrieausstelling, f. hd. Tentoonstelling 
van (producten der) volksvlijt ; 

V. exposition l ), 2).
Inertie, f. fr., Inertia, eng , v. beharrungsvermögen. 
Inexplosible, fr. , Inexplosive, 
eng. adj. Onontplofbaar ; einer explosion nicht 
unterworfen. 
Infernal machine, eng. Helsche 
machine (om bruggen etc. te , doen springen) 
; höllenmaschine; machine infernale. 

Infinitesimal calculus, Infinitesimals, 
pl.eng ., Infinitesimalrechnung, 
f.lid., v.differentialrechnung. 

Iniammabilien, n. pl. hd., In$
ammables, pl. eng. Ontvlambare, ontbrandbare 
mineralen ; mineraux combustibles. 

Inflammabilité, f. fr., v. accendibility.


Inflection or Diffraction of light, 
eng. Buiging, afwijking der lichtstralen, 
straalbreking; beugung des lichtes, strahlenbrechung; 
diffraction, inflexion de la lumière. 

Infl.exionspunkt, m. hd Buigpunt 
(eener lijn); point of infleclion; 
. 
point dinflexion. 


Influenzfahrt, f., Infiuenzzug, 

m. hd. Correspondeerende spoortrein ; branchtrain, 
corresponding train; train on convoi 
de correspondance.

In-folio, hd., v. folio 2) . 

Infusible, adj. fr. & eng. Onsmeltbaar; 
unschmilzbar. (fossile. 
Infusorienerde, f. hd., v. farine 

Ingebaude, n. hd. Binnenwerk van 
een gebouw; interior building; intérieur, 
dedans dun bátiment. 

Ingefieder, n . hd. Veeren (van een 
uurwerk); springs, movement; ressorts. 
Ingenieur, I. militaire, m. fr. In


genieur, krijgsbouwkundige ; engineer, military 
engineer; ingenieur, kriegsbaumeister, 
riistner. o I. en chef, hoofdingenieur; 
chief-engineer; oberingenieur. — I. de 
campagne ou de guerre, v eldingenieur; 
field-engineer; feidingenieur. — I. 
civil, civiel of burgerlijk ingenieur (die 
den aanleg en bouw van kanalen, spoorwegen, 
dokken, havens, etc. bestuurt); civil 
engineer; civil-ingenieur.. I.—construe



 

ING-ENIETJRKU NST 


tour de la marine, bouwkundig opzichter 
over den scheepsbouw, ingenieur architect 
der marine; naval architect, shipbuilder; 
schifsbaumeister. e L-géographe, 
ingenieur-geograaf, krijgslandmeter 
(voor 't ontwerpen der legerplaatsen, 
verschansingen, liniën, etc.); military geographer, 
surveyor; ingenieur-geograph, geodat. 
— I.-machiniste, I. mécanicien, 
v. engine-man. ij. I. des 
mines, Inspecteur des mines, ingenieur 
van den mijnbouw ; bar-master, mining-
engineer, ground-bailiff, viewer; bergingenieur, 
bergmeister, bergrevierbeamter. 

— I. des pouts et canaux, ingenieur 
van den waterstaat; hydraulic engineer; 
wasserbau-ingenieur. ® I. des routes 
et chemins, ingenieur der wegen; 
roads-builder; strassenbauingenieur. 
Ingenieurkunst, f., Ingenieur 

n. hd., v. engineering 1).-wesen, 
Ingot, eng. Metaalstaaf, baar, gegoten 
stang metaal (inz. van goud of zilver) ter 
verdere bewerking, v. bar 2). _ I. (thin 
gold or silver), tot draadtrekken voor 

goud-of zilverstaaf; dunner gold--bereide 
oder silberstab; gavette. - I. or Wedge, 
geweerloopscheen, v. blei 3). 


Ingot-mould, eng. Staafvorm ; gi,essbogen; 
lingotière. ~ Staafvorm voor 't gieten 
in zand, v. giessfiasehe. ~ I-s, 
muntersstaafvormen, v. eingusse. 


Ingrain (to), v. a. eng. In de wol 
verven ; in der wolle fdrben; teindre en lathe. 


Ingrain-carpet, eng. Dubbel vloerkleed 
(als dat van Kidderminster); doppelter 
teppich; tapis double. (standtheil. 


Ingredient, eng. Bestanddeel, v. be-
Inguss, Ingusse, v. einguss, 
eingi sse. 


Inholz, n., Inholzer, p1. hd. inbout, 
inbouten, spanten (van een schip); 
frame timbers, ribs; membrure, meetbres. 

Initial, eng., Initiale, f. fr. Beginletter, 
hoofdletter, V. capital 4). 

Injecteur, I.-Giffard, m. Stoomstraalpomp, 
Giffard's injectie-pomp; Giffard's 
injector; injector, dampfstrahlpumpe. 

Injection, f. fr. & eng. Inspuiting, v. 

einl ass 1). (hahn. 
Injection-cock,eng.,v. einspritz-
Inj eetion-lever,v. eingusshebel. 
Injection-pipe, eng. Injectie-pijp, in


spuitpijp; einspritzrdhre; tuyau d'injection. 
Injection-slide,v. einlassklappe. 
Ink, eng. Inkt, v. enere. 
Ink (to), v. a., eng., v. enerer. 
Ink-block, eng., v. farbenstein 2). 
Ink-board, eng., v. farbenbrett 1). 
Inking, eng., v. enerage. 
Ink-roller, eng., v. farbenwalze. 
Ink-trough, eng., v. farbenfass t). 
Inlaid floor, eng. Ingelegde vloer; 

getafelter fussboden; parquet. 
Inlaid pieces, pf. eng., v. eingelegte 
stUcke. 

INTEGRATION. 611 

Inlaid work, eng. In-, oplegwerk, v. 
eingelegte arbeit i . ® Inlegwerk (bij 
goudsmeden), V. eingelegte arbeit 2). 

Inlay, eng., v. auslegeholz. 
Inlayer, m. eng., v. furnierer. 
Inlaying, eng., v. applique. 
Inlaying-saw, eng., v. Buhl-saw. 
Inlet, eng., v. einlassthur. 
Inlet-pipe, eng., v. einlassriihre. 
Inlet-sluice, eng., v. écluse 5). 
In-octavo, m. fr. Octavo-formaat, in


octavo, in S °O; octavo; octavformat. 
Inolite, f. fr. & eng., Inolith, m. 
hd. Vezelsteen, straalgips, mouth. 

Inquart, m., Inquartation, Quar. 
tation, f. fr. Quarteering, legeering, samensmelting 
van 1 deel goud met 3 dealen 
zilver, om vervolgens den proefkorrel aan 
de scheiding (départ) te onderwerpen, scheiding 
in of door de quart ; quartation, inquartation; 
scbeidung in oiler durch die 
quart, quartation, quartirung.

In-quarto, m. fr. Quarto-formaat, inquarto, 
in 40 ; quarto; quart-format. 

Inscription (E'pigraphe), f. fr., 
Inscription, eng. Opschrift, in-, hijschrift 
; leberschri f t. 

In-seize, m. fr. In zestiende formaat, 
in-sedecimo, in 16°; sixteens, sheet of sixteens; 
sechszehntelformat, sedezformat, sedez. 

Inside-screw, eng., v. écrou. 
Inspanner, in. hd. Disselpin, disselbout 
; peg, pin, pole-bolt; attelloire. 
Inspecteur des mines, m. fr., v. 

In génieur des mines. 
Inspissation, eng.,v. êpaississage. 
Instillation, f. fr., Instillation, 

Instilling, eng., v. eintröpfelung. 

Instrument, (Outil), m. fr. Instrument, 
(Tool) eng. Instrument, 
(Werkzeug) n. hd. Instrument, werktuig, 
gereedschap. v. implement. 
I-s coupants ou tranchants, pl. fr., 

V. edge-tools. ~ I-s de mineurs, 
pl. fr. , v. gezäh. 
Insulate (to), v. a. eng. Buiten alle 
gemeenschap met electrisch-geleidende lichamen 
stellen, isoleeren ; isoliren; isoler. 

lnsulating-stand,Insulator,eng., 

V. electrisirstuhl. 
Insulation, eng. Isoleering (vgl. to 
insulate); das isoliren; isolation. 
Integral, a. hd. & eng., Integrale, 

f. fr. Integraal (eener differentiale grootheid), 
een eindige veranderlijke grootheid, weder 
hersteld of berekend uit haar oneindig kleine 
deel (hare differentiaal). 
Integral calculus, eng. Integraal 
integralrechnung; calcul intégral.-rekening ; 

Integrate (to), eng., Intégrer, fr., 
Integriren, hd. v. a. Integreeren (eend 
differentiale grootheid), de oorspronkelijke 
functie van die differentiaal bepalen.

Intégration, fr., Integration, eng. 
& hd. Het integreeren, de bepaling eener 
functie uit hare differentiaal. 


612 INTENSIT AT 

Intensitat, f. hd., Intensité, f. fr., 
Intensity, eng. Intensiteit , volstrekte 
grootte (eener kracht), hoeveelheid beweging, 
voortgebracht in een gegeven tijd. 

Intercolumniation,eng., V. entrecolonnement. 


Interférence, f. fr , Interference, 
eng., Interferenz, f. M. interferentie (des 
lichts), wederzijdsche werking der lichtstralen 
op elkander bij hun samentreffen. 

Interlace (to), v. durchflechten. 

Interligne, f , V. durchschuss-linie. 


Interligner,v.durchschiessen 3). 

Interpolation, f. * . Interpolatie, het 
inlassehen van een zeker getal termen tusschen 
twee termen eener reeks ; het bepalen 
van den aard eener functie, waarvan 
men slechts eenige bijzondere waarden kent. 

Interrupteur, m. fr., Interrup— 
tor, in. hd. & eng. Stroomafiereker (in de 
natuurkunde). 

Interseetion,f. * . Doorsnede, snijding, 

V. durchschnitt l ), 2). 
Interweave (to), v. entre-tisser. 
Intrados, m. fr. & eng. Binnenwelving, 
binnenzijde van een gewelf-of boogvlak 
; innere gewdlb fldche, leibung eines gewdlbes 
oder bogens. 

Intreneh (to), v. a. eng. Verschansen 
; verschanzen; retrancher, fortifier. 

In-trente-deux, m. fr. Twee en 
dertigste formaat; in thirty-twos; zwei and 
dreissigstel form. (flechten. 

Intwine (to), v. a., v. durch-
Invest (to), eng., Investir, fr. v. a. 
Insluiten, berennen, rondom bezetten, blok 
berennen, einschliessen,-keeren (eene vesting); 
blockiren. 

Investissement, m. fr., Investment, 
eng. Omsluiting, omsingeling, berenning, 
blokkade ; berennung, einschliessung, 
blokade. 

In—vingt, m. fr. Twintigste formaat; 
sheet of twenties; zwanzigerformat. 

In-vingt-quatre, m. fr. Vier en 
twintigste formaat ; in twenty-fours; vier 
and zwanzigstel form. 

Involute, eng., v. developpante. 

Iod, Iodin, n. hd., Iode, m. fr., 
Iodine, eng. Iodium, een der enkelvoudige, 
niet-metalliscbe zelfstandigheden, die men 
zoutvormers noemt. (iodsaures salz. 

Iodate, m. fr. «' eng. lodiumzuur zout; 
Iodblei, Iodeisen, Iodgold, etc. 

n. hd. Iodiumlood, -ijzer, -goud, etc.; ioduret 
of lead, of iron, of gold, etc. ; iodure de 
plomb, de fer, d'or, etc. 
Iode, m. fr., v. iod. (gaz iodé. 
Iodgas, m. hd. Iodiumgas; iodic gas; 
Iodhaltend, adj. hd. Iodium bevattend, 
met iodium vermengd ; iodureted; Todd, ioduré. 

Iodide, n. pi. hd. , Iodides, m. pi. 
fr. & eng. Iodiden, verbindingen van 't iodium 
met lichamen, minder negatief-electrisch dan 
het zelf is. 

-- IRON CLIP. 

Iodic, eng., Iodique, fr. adv., v. 

acide iodique. 
Iodin, n. hd., Iodine, eng., v. iod. 
Iodkalium, n. hd. lodium-potassium; 

ioduret of potassium; iodure de potassium. 
Iodmetalle, n. pl. hd. lodium-metalen; 
(metallic) iodurets; iodures (métalliques).
Iodnatrium, n. hd. Iodium-sodium ; 

ioduret of sodium, iodure de sodium. 
Iodsi,ure, f. hd., v. acide iodique. 
Iodsaures salz, n., v. iodate. 
Iodstieksto#f, in. lid. lodium-stikstof; 

iodide of nitrogen; iode azoté. 
Iodverbindung, f. hd., V. iodide; 
iodure. 

Iodure,m. fr. Verbinding van het iodium 
met een positief-electrisch lichaam (vgl. 
iodide); iodure, ioduret; iodverbindung. 

Iolite, eng., Iolith, m. hi., blithe, 

m. fr., V. cordierit. 
Irden, adj. hd. Aarden, van aarde 
earthen; de terre. — Irdene waare, f. 
hd. Aardewerk, pottengoed; coarse or common 
pottery; porcelaine commune ou de ménage, 
poterie, vaisselle de terre. 

Iridation, f. fr. & hd., Iridescence, 
eng. Het weerkaatsen van de regenboogskleuren 
(eigenschap van zekere mineralen). 

Iridgold, n. hd. Iridiumgoud; aurate 
of iridium; alliage d'or et d'iridium. . 

Iridium, n. * . Iridium, een zeer hard, 
bros, in 't ruwe platina ontdekt metaal, 
welks oplossingen de kleuren des regen 

(opaal.-boogs vertoonen. 
Iris, f. * . Regenboogsteen, oostersche 

Irisate (to), eng., Iriser, fr., Irisiren, 
hd. v. a. & n. De kleuren van den 
regenboog geven ; de regenboogskleuren ver


toonen. 

Irisdruek, m. hd. Irisdruk (soort vab 
bonten katoendruk) ; irisated print; sorte 
d'impression bigarrée. 

Irispapier, n. hd. Irispapier ; irisaled 
paper; papier irise. 
Iron, eng. IJzer ; eisen; fer. •o Werk 
gereedschap van ijzer, ijzer; eisen;-tuig of 

fer. ~ I. of the grooving-plane, 

V. fer du bouvet á rainure. ~ I. 
of the tongue-plane, v. fer du 
Bouvet á languette. — I. of the 
tooth-plane, v. fer dentelé a. — I. 
(of the yards, pumps, etc.), beugel, band 
(der raas, pompen, etc.); bagel; cercle de fer. 
Ironbending (of a block), eng. Be


slag, ijzeren strop (van een blok), v. be


sehlag 4). [v. ball 4). 
Iron-bloom,Iron-loop, eng. Wolf, 
Iron boat, Iron ship, eng. IJzeren 

boot, schip ; schlff aus eisenblech; navire en fer. 
Iron-bottom, eng., v. bottom for 

pound-shot. 
Iron-bound, eng. adj., v. frotté. 
Iron-castings, eng., v. eisenguss. 
Iron claw, eng., v. brecheisen. 
Iron-clay, eng., v. eisenletten. 
Iron clip, eng., v. clip 1) . 


IRON CROSS — 

Iron cross, eng., v. anille. 
Iron crow, eng., v. brecheisen. 
Iron-cutter, eng., v. cutter ij. 
Iron dog, eng. Timmermansklemhaak; 


schliessklanintier; pélican. 

Iron-dross, V. eisenschlacke. 
Iron-founder, v. eisengiesser. 
Iron-found(e)ry, eng., v. eisen


giesserei. 
Iron-froth, eng., v. eisenrahm. 

~ Brown I. , v. eisensammeterz. 
Iron gable-ear, eng., V. épi .5). 
Iron-glance, v. eisenglanz. 
Ironish, adj. eng., v. eisenhaltig i). 
Iron jack, eng. Touwslagers rad, v. 

back-frame-wheel. 
Iron knee, Iron square, eng., v. 
équerre, a. 6). 
Iron-liquor,Iron-mordant, eng., 

V. beizbri he 1).eisenbeize 2), eisenschwárze 
2). (de fer. 
Iron maul, eng. %loker ; moker; masse 
Iron-mill, eng., v. forge g). 
Iron-mine, eng. , V. eisenbruch. 
Iron-monger, v. eisenhandler. 
Iron-mongery, v. eisenwaaren. 
Iron-mordant, v. iron-liquor. 
Iron-mould, eng. Roestvlek, ijzer


smet ; rostplecken; tache de rouille. 
Iron—ore, eng., v. eisenerz. 
Iron plate, eng. IJzerblik, geslagen 

ijzer; schwarzblech; tole. 

Iron pot, enq. , V. chaudière à 
(on de) fusion, s. chaudière a. 
(three-legged), v. grapes 1). 

Iron—pyrites, eng., v. eisenkies. 
Iron rake, Oar, eng. IJzeren roerkruk 
roerhaak (voor de brouwersroerkuip); 

ruhrscheit, ruhrhahen; vague. 
Iron-rust-cement, eng., V. eisencement. 
Iron-sand, eng. IJzerzand, v. eisen


sand. ~ IJzervijlsel, V. eisenfeilicht. 
Iron-scales, pl. eng., V. battitura. 
Iron-spar, eng., v. fer spathique. 
Iron stanchions,v.chandelier 6). 
Iron-stone, eng., v. eisenstein I). 
Iron stone-ware, Iron stone


china, eng. Fijne en harde soort van 
aardewerk ; feines and hartes steinzeug ; 
grès fin, gres à l'anglaise. 


Iron—varnish, eng.,v. eisenfirniss. 
Iron wheel, eng. IJzeren schijf (tot 
glasslijpen); eisenscheibe; molette en fer. 
Iron wire, eng. IJzerdraad, v. eisen 
-draht. —Flattened


i., v.eisenlahn. 
Iron-wire-rope, eng., v. cable en 

f11 de fer, s. cable. 
Iron-wood, eng., v. eisenholz. 
Iron-work(s), eng., v. eisenham


mer 1), forge f2). — Iron work, 

IVORY-PAPER. 613 

ijzerwerk, ijzerbeslag, beslag. beslagwerk ; 
eisenbeschlag, beschlag, beschldge ; ferrure, 
gros fers. (vgl. ferrure 2), alwaar de 
vier eng. woorden mounting, iron-work, iron 
clip, ferrel in cursief moeten staan en gevolgd 
worden door de bier opgegeven M. 
woorden). 

Iron-work-black, v. eisenfirniss. 

Men raadplege verder de artt. eisen 
met de samenstellingen, en fer. 
Irrational, eng-. & hd., Irrationnel, 
fr. adj. Onmeetbaar met betrekking 
tot de eenheid, irrationeel. 
Irrigation, f. fr. & eng. Bevloeiing, 
het vloeien ; berieselung, bew sserung. 
Isabey-paper, eng., Isabey-papier, 
n. hd., v. Bristol-paper. 
Isatin, n. hd., Isatine, f. fr. y eng. 
Gesublimeerde indigo. 
Iserin, n. hd., Iserine, eng., Isérine, 
f. fr. , v. essentitan. 
Isinglass, eng., v. colle de poisson. 
Islandiseher spath, m. hd. IJslandsch 
spaath ; Iceland-spar; spath d'Islande. 
Isogonal, eng , Isogone, fr., Isogonisch, 
hd.adj.Gelijkhoekig(v. kristallen). 
Isolateur, Isoloir, m. fr., Isolating-
stool, eng., v. eleetrisirstuhl. 
Isolation, f. fr. & hcl., v. insulation. 
Isoler, f. fr., Isoliren, hd. v. a., v. 

to insulate. 

Isomere, fr., Isomeric, eng., Isomerisch., 
hd. adj. Van gelijke chemische 
samenstelling en toch met verschillende 
eigenschappen. 

Isomorph, hd., Isomorphe, fr., 
Isomorphous, eng. Van dezelfde gedaante, 
gelijkvormig. 

Isoseele, fr., Isoseeles, eng. adj. 
Gelfjkbeenig; gleichschenkelig. 
Itaberite, eng., Itabirit (Eisenglimmerschiefer) 
hd., Itabirite, fr. 

m. Schilferige ijzerglimmer. 
Itacolumit, m., Itaeolumite, m. 

fr. y enq. Itacolumiet, (oneigenlijk :) veerkrachtige 
of buigzame zandsteen. 

Italic, eng., Italique, m. fr. Cursief 
letter ; cursivschrift. V. cursive. ~ 
German italic, eng., Italique allemand, 
fr. Duitsch cursief; Schwabac 
.her schrift. 

Itaque, f. fr. Schinkel, draaireep; tie, 
lye; drebreep. — I. de misaine, v. 

foek-drehreep. — I. de palan, 

mantel aan eene talie ; runner, mantel; mantel 
eines takels. 
Ivoire, m. fr., Ivory, eng. Ivoor, 
elpenbeen ; elfenbein. v. elfenbein. 
Ivory-black,eng. Ivoorzwart; schwarzgebranntes 
elfenbein; noir d'ivoire. 
Ivory-paper, v. Bristol-paper. 


Jable, m. fr., v. chimb. 

Jabler, V. a. fr. Gergelen, de gergels 
of duigkepen (in een vat) maken; to make 
the crozes, to notch; gargeln, gärgeln. 

Jabloire, f. fr., v. croze. 

Jacarandaholz, n. hd., Jacaran-. 
da-wood, Rose-wood, eng. Palixander- 
of Polissanderbout, Braziliaanseb pok 

-hout; palissandre,-hout, purperhout, St. Lucia 
palixandre, sainte-Lucie, bois violet. 

Jack, eng. Winde, v. cric. -Heenen 
weergaande hefboom (als die aan eenen 
kousenweefstoel); hebel, ende; levier, onde. 

Leider, v. führer 1). ~ Klauw, v. 
griffe i.) -Klemhaak, span(zer, v. 
étreignoir. Zaagbok, v. fi gebock. 
~ Geus, v. gösch. -Cilindervormig 
scheerraam, v. asple t).•• J. o' (of) the 
clock, J. that strikes the hours, 
geharnaste mansfiguur, die op sommige klokketorens 
met eenen hamer de uren slaat ; 
stundenschláger; ja(c)quemart. ~ Jacks, 
pl. Springhouten (aan den tapijtwerkersweefstoel); 
springhölzer; sautriaux. 

Jack-a-lantern, Jack-with-thelantern, 
eng., v. feu follet. 
Jack-boot-spur, eng., v. éperonmobile. 
Jack-chain, eng. Remketting, v. 
chaine d' enrayage. 
Jacket, eng. Mantel, kap, hemd, v. 
chemise 1) . — J. of the cylinder, 

V. chemise du cylindre. 
Jack-frame , or Houldworth's 
frame, eng. Spoelmachine, grofspinmachine; 
spil- of klosbank met differentiaalbeweging; 
spulenmaschine, spindelbank mit 
di fferentialbewegung; machine pour le filage 
en gros, bane à broches à mouvement diffdrentiel. 


Jack-in-the-box, eng. Groote hou 

schroef, die in eene dito moer draait -ten ; 
grosse hölzerne schraube; grande vis de bois. 
Jack-lock, eng. Schroefslot; schrau


benschloss; cadenas is baril 
Jack-plane, eng. Kleine voorlooper, 

V. demi-varlope. •e Ruigboorschaaf, 
V. guillaume à ébaucher. 
Jack-rafter, v. empanon 1) (en 
lees daar chevron de troupe, niet coupe). 
Jack-screw, eng., v. cric a vis. 
Jack-sinker, eng. Vallende platine of 

plaat (van den kousenweversstoel); fallende 
platine; platine qui eat suspendue à 1'onde. 
Jack-stay, v. étai dune draille. 
Jacobsstab, m. hd., Jacob's staff, 

eng. (voormalige) Graadboog of poolshoogte meter; 
arbalète, arbalestri.11e, baton de Jacob. 

J. 
Jaconas, Jaconat, ni. (r., Jaco


net, m. hd. & eng. Jaconnet, soort van 

Oost-Indisch, meestal glad neteldoek. 

Jacquard, m. * , V. draw-loom 2). 
Jade, * ., V. bitterstein. 
Jag, eng. Keep, kerf ; kerbe; entaille. ~ 


Barst in den geweerloop, v. égrènements. 

Jag (to), v. a. eng. Inkepen, v. ein


keepen, ensocher. — Uittanden, v. 

denteler. 

Jagdbolzen, m. hd., v. square


headed bolt b., s. bolt. 
Jagdpforte, f. hd., v. chase-port. 
Jagdschleuse, f. hd., v. écluse de 

chasse. 
Jagdsti cke, n. p1., Jtger, m. pl. 
hd., v b w-chases. 
Jag(e)tross, m. hd. Jaagtros, paarde


lijn ; tow-rope, tow-line; grelin. 
Jagger, eng., v. entailloir. 
Jagging, eng. Tandwerk, v. enden


ture 2). - Uittanding, v. auszackung. 
~ Het inkerven, v. entaillage. 
Jahr, n., Jahrring, m. hd., v. COU


che de bois. (v. gagat. 
Jalet, Jais, m. fr. Zwarte barnsteen, 
Jalon, m. fr., V. absteekpfahl. 
Jalonner, V. a. fr., v. aussteeken. 
Jalouser, v. a. fr. Van jaloezieën of 

zonneblinden voorzien; mitjalousien versehen; 
to lattice. 
Jalousie, f. fr. Ir hd. Jaloezie, zon 
uit evenwijdige saamverbonden hout-neblind 
als eene gordijn kan-strooken, die men 
neerlaten of optrekken ; Venetian blind. 

Jaloux, Faible de cóté, adj. fr. 
Rank (van schepen); crank; zum umfallen 
geneigt (men. 
Jam (to), v. a. eng., v. einklem-
Jamaicastoff, m. hd., Jamaïcine, 

f. fr. & eng. Zoutvatbare basis, in de schors 
der geoffrea van Jamaica ontdekt, jamaïcine. 
Jamavas, m. fr. & hd. Indisch taf met 
gouden bloemen ; India-taffeta checkered with 
gold. 

Jamb, Jaume, eng. Post, stijl (van 
deuren, poorten, etc.) ; p fosten, stïetzp(osten; 
jambage, pied droit. - Draaibankstijl, V. 
doekenstoek. 

Jambage, m. (r. Post, stijl, v. jamb 
1), 2). — (Chafne de pierres) Grondmuur, 
steunmuur (waarop de zware balken 
rusten); arch-wall, arch-pillar, pier; grundmauer, 
stutzmauer, hauptpfeiler. 

Jambe, f. fr.: J. de compas, passerbeen 
; foot of a pair of compasses; arm 
eines zirkels. - J. (ou Montant) d'échelle, 
boom, staander eener ladder ; side



JAMBETTE 

piece of a ladder; leiterbaum. — J. d'éehelle 
de mineur,v fáhrtsehenkel. 

J. de l' enclume, v. S. enclume. 
^ J. d'eneognure, V. eeksehaft. 
— J. de force, dakstoelstut, noodbalk; 
strut; strebe. v. dachstuhlbalken. — 
J. d'huisserie, deurpost; doorpost; thiirpfosten. 
— J. de hune, v. puttockshroud. 
— J. d'ordon, v. courtcarreau. 
_- J. deporte, deurpost, deurstijl 
; jamb. (jaurne) of a door; thürgewände. 
Jambette, f. fr. Knipmes, v. claspknife. 
— Stut, draagband (onder de noodbalken 
of onder de sparren) ; jamb, strip; 
stützband, tragband. — J. de force, 

V. forcette. 
Jamb-lining, eng., v. fourrure a). 
Jane, f. fr. Waterval in de fabrieken 
van Berlijnsch-blauw; vat; wasserfass. 

Jannequin,m. fr. Gesponnen Levantsch 
katoen van geringe qualiteit; common spun 
cotton; ordinäre gesponnene baumwolle. 

Jante, f. fr. Velg, v. felge. 

Janter, v. a. fr. De velgen inzetten, 

velgen; to rim; fel gen. 

Jantière, f. fr., V. felgenmaschine. 

Jantille, f. eng. Schepbord, v. aube. 

Japan, eng. Japansch verlakwcrk; la


ckirte arbeit; vernis an four. 

Japan (to), v. a. eng. Een Japansch 
voorkomen geven (aan bet porselein); japaniren; 
japonner. 

Japan-earth, eng. , Japanische 

arde, f. hd., V. cachou. 

Japanning, eng. Het Japansch ver 

; das japanische lackiren; art de ver-lakken 

-nir au four. 

Japan—wares, pl. eng. Japansch goed, 

japanscti ; japanische waaren; objets japonnés.

Jardineux, adj. fr., v. fieckig 2).

Jargon, m. * . Harde, gekristalliseerde 

steen, gele diamant, Ceylonsche zirkoon. 
Jarre, f. fr. Glazen klok, v. cloche B). 

— (Amphore, Cuvier) Groot watervat 
(in de potterijen) ; jar; grosses wasser 
Hondenbaar, v. dog—hair. -gefäss. — 
Jas,Ját,Jouailou Jouet d'anere, 

m. fr. Ankerstok ; anchor-stock; ankerstock, 
ankerkrucke. 
Jaspe, m. fr., Jasper, Jasp, eng., 

Jaspis, m. hd. Jaspis, harde ondoorzich


tige steen van 't kiezelgeslacht. 

Jaspé, adj. fr. Jaspiskleurig, fijnge. 
vlamd, veelvervig, bont ; jasperated, diapred, 
sprinkled; jaspirt. 

Jasper, v. a. fr. Jaspiskleurig maken, 

jasperen, besprenkelen, bespikkelen, het 

voorkomen van jaspis geven, marmeren; 

to marble; marmoriren. (schlechte volle. 

Jasper, eng. Slechte wol ; bad wool; 
Jasper-ware, eng. Jaspiswaar (een 
met zwaarspaath bereide soort van aarde 
jaspissteingut; sorte de faïence.-werk); 
Jaspique, adj. fr. Jaspis bevattend; 
containing jasper; jaspishaltig. 
Jaspis, m. hd., v jaspe. 

-- JET. 615 

Jaspisachat, m. hd. Jaspisagaat (ver 
groen jaspis en agaat); jasp--menging van 
agate; jaspagate, agate jaspé. 
Jaspisopal, m. hd. Jaspisopaal ; jaspopal; 
jaspe-opale. 
Jaspisporzellan, n. hd. Gejasperd 
porselein ; jasperated china; porcelaine jaspée. 

Jatte, f. fr. Nap, kom, bak, schaal; 
bowl, cup; napf, kumpf, mulde, schale. — 
Kist, waarin het grof gemalen meel wordt 
opgenomen; padar-chest; schrotkasten. 

Jauge, f. fr. Model, patroon, kaliber, 

V. gauge 1) . ~ IJkmaat, ligger, standaard 
; gauge, standard; aichmass, muttermass, 
lebre, urmass. — Nommermaat; 
proefring. v. gauge g). — Peilstok, roeistok, 
v. gauging—rod. •• Maatstok, v. 
fussstab. — Kaliber van 't metaaldraad, 
v. drahtlehre. 
Jaugeage, m. fr., v. gauging. 
Jauger, v. a. fr., v. to gauge 1), 2). 
Jaugeur, m. fr., v. gauger. 
Jaune, m. fr. Het geel, de gele kleur; 
yellow; das gelb. — J. de chrome, v. 
chromgelb. — J. de Naples, Napelsch 
-geel ; Naples-yellow, giallolino; ileapelgelb. 


Javelot, m., Javelotte, f. fr. Aan 


beeldbed; anvil's bed; ambossbett. 
Jaws, pl.eng., v. conies de vergues. 
Jean-back, Jean-back-velvet, 

eng., v. Genoa-back-velvet. 
Jeannette, t. fr., v. Jenny. 
Jears, Jear-bits, Jeers, Knights, 

p1. eng. Knechts (soort van windassen om 
zeilen of goederen uit het ruim te bijschen), 
knechts ; knechte; seps de drisse, rocs d'issas, 
chaumards. — Main jear-bitt, groote 
knecht; grosser knecht; sep de drisse du 
grand mat. — Jear—bitt of the foremast, 
fokkeknecht; fockknecht; sep de 
drisse de la misaine. — Jear—bitt of 
the mizzen—mast, bezaansknecht; besahnsknecht; 
sep de drisse de l'artimon. 

Jeer-capstern, v. cabestan i). 

Jog, eng. Mal of kaliber voor 't bepalen 
der verschillende bochten van een geweer; 
schablone, winkelschablone; pente. — 
Bottom jeg, mal voor de onderste kolfkromming 
; schablone fier den untern kolbenwinkel; 
pente de dessous pour la crosse. — 
Breech—pin—jeg, mal voor de staart 

winkelschablone fier die schwanz--schroef ; 
schraube; pente pour la culasse. — Topjeg, 
mal voor de bovenste kolfbocht; scha 

pente de-blone fur den obern kolbenwinkel; 

dessus pour la crosse. [2). 
Jenny, eng. ,v. feinspinnmasehine 
Jésus, m. fr Franscbe papiersoort, V. 

grand-j ésus, petit-j ésus et petit 
nom de j ésus. 

Jesusglas, H., Jesuskörner, n. pl. 
hd. Inmengsel der brandverf; enamellingpaste; 
masse avec laquelle on méle les 
couleurs des émaux. 

Jet, m. fr. Worp, het werpen; throw 


616 JET 

cast; wurf. — Het gieten, v. guss 1). ~ 
Giettap, V. anguss. ~ Ontvangbekken, 

V. abstechgrube. — Straal, stroom 
(van water, stoom, vuur); stream, jet, vein; 
stralll. ~ Hanespoorbrander, v. cockspur-
burner. — J. d'air, luchtinzuiging 
(van den blaasbalg), V. einziehen 
2). ~ J. de condensation, verdichtings- 
of afkoelingsstraal, V. condensationseinguss. 
— Gietgoot, v. écheno. 
e J. a moule, gietgat aan eenen vorm, 
V. funnel ij. — J. de moule, gietbuis, 
v. cast 2). — a. J. d'eau, 
waierstraal, springlontein ; water-spout, fountain; 
wasserstrahl, springbrunnen. — b. J. 
d'eau (ou Renverseau) waterkeering, 
schietvloeiplankje (aan een raam, venster, 
etc.); weather-rail, window-drip, lower rail 
o[ a french casement or a valve; wasserschenkel, 
wetterschenkel, unterschenkel. ~ 

J. d'eau et de vapour, v. priming. 
~ J., J. en mer, J. de marchandises, 
bet werpen, overboord-werpen van 
koopwaren, van de lading ; jetsom, jetsam, 
jettison; seewurf, nothwurf, guterwurf. v. 
faire le jot. om J. de voiles, v. 
jeu de voiles. 
Jet, eng. Het gieten, v. guss 1) . •o 
Gietbuis, gietgat, v. cast 2) ; funnel; 
écheno. ^ Zwarte barnsteen, v. gagat. 
^ J. d'eau, J. of water, Jetteau, 
waterstraal, waterader; springfontein, v. 
jet, fr. 5), 12). 

Jet out (to), v. hors d'oeuvre 3) . 
Jetée, (Levée, Digue, Barrage), 

f. fr. Dam, kisting; dam; damns. — J. 
d'un port (Móle), havenhoofd, hoofd; 
pier, storm-pavement, mole; break-water; ba


fendamm, hoft, hoofd. 

Jeter, v. a. fr : J. l'ancre, ankeren, 
ten anker komen, v. anerer. ~ J. 
des bombes, bommen werpen ; to throw 
shells; bommen wenen. ~ J. les fondements 
(dun édiflce). den grond (van 
een gebouw) leggen, het fondement leggen; 
to lay the foundation; den grund legen, 
grunden. ~ J. en fonte, en moule, 
gieten, afgieten ; in eenen vorm gieten, v. 
abgiessen, to cast a. 1). — J. un 
pont, Bene brug slaan (over een water); 

to form, to lay, to construct, to throw a 
bridge; eine briicke schlagen, banen. •n• Se 

j. hors d'oeuvre, v. hors d'oeuvre 
Jeton, m., v. beschaublech. [3). 
Jetsam, Jetsom, Jettison, eng., 
V. jet en mer, s. jet, fr. 
Jetteau, eng., v. jet, eng. 4). 
Jettee, eng., v. j utty. 
Jetty, adj. eng. Gitzwart, pikzwart; 
pechschwarz; noir comme du jais. 

Jeu, m. fr. Gang, werking (eener machine); 
working; gang, spiel. — Speelruimte, 
speling, v. chasse 1), ébattement. ~ 
Weverstoestel, v. equipage 2). — J. 
des cylindres, du piston, speel 

cilinders, heen-en weergang,-ruimte des 

-

JOCH. 

op- en neergang des zuigers, zuigerslag; 

travel, motion, back and forward movement, 
stroke, up-and-down-stroke of the piston; 

spielraum, flucht des kolbens, kolbenspiel. 
~ J. de filières, stel snijijzers en tappen; 
set of taps and dies; satz schneideisen 
and bobrer. — J. d'outils, stel gereed 

set of tools; satz werkzeuge, gar--schappen ; 
nitur. V. gezáh. — J. (ou Jet) de 
voiles, Voilure, stel zeilen ; complete 
suit or set of sails; stel! segel. 

Jewel-block, eng. Lijzellsvalblok; 
leesegelfallblock; ' poulie pour les drisses des 
bonnettes. 

Jewel—box, eng., v. éerin. 

Jewelled, adj. eng. Op robijnen loopend 
(van horloges); au f robinen lau fend; 
monté sur rubis. 

Jeweller, m. eng. Juwelier; juwelier, 
edelsteinPasser; joaillier, metteur en oeuvre, 
bijoutier-joaillier. 

Jeweller's red, eng., v. crocus I). 

Jewel(le)ry, eng., V. bijouterie 1). 

Jew's pitch, eng., v. asphalt. 

Jib, eng. Kraanbalk, v.. fauconneau. 

~ (of a ship) Kluiver, v. foe 1), 2), 3), 
clinfo e. 
Jib—boom, eng. Kluifhout, v. baton 
de foe ; flying jib-boom. 
Jib-frame, Jib-star, eng., v. 
chassis triangulaire. 
Jib-iron, Traveller of the jib, 

eng., v. bagel des kli vers. 
Jib-stay, eng., V. etai (ou draille) 
du foe. ® v. jib-frame. 

Jigger,eng. Handsch rifthouder,v. Catch 
6). — Stopper met blok en schijf, v. Bosse 
a, rouelle. — Pottendraaiers-draaischijf, 

V. drehscheibe. l). 
Jigger-knife, eng. Haalmes met ééne 
rechte en ééne holle zijde; ziehmesser, welches 
als geradeisen and als krummeiscn eingerichtet 
ist; plane pour des surfaces planes 
et courbes. 

Joaillier, m. fr., V. jeweller. 

Job, Job-work, eng. Loonwerk, werk 
bij 't stuk ; lohnarbeit, stucicarbeit, accordarbeit; 
travail à la tache, ouvrage accordé 
par pièces. (rare. 

Jobbent—nail, eng., v. clou à ser-

Jobber, eng. Werkman op 't stuk, dag 

stuckarbeiter; ouvrier à la tache,-looner; 

ouvrier qui travaiile par pièces. 
Jobbing, eng., v. accidenzarbeit. 
Job-chase, eng. Raam zonder kruis 

(tot het drukken van plakkaatwerk); rahmen 
ohne mnittelsteg; ramette. 
Jobet, m. fr. Matrijsbouder; square 
piece of sheet-iron to fix the matrix; recht


winkliges stuck eisenblech um die matrize 
zu befestigen. 

Joe, m. fr. Molen ru st ; stoppage, stopping; 
rube, stillstand. — Mettre le moulin 
a, joe, den molen in rust zetten ; to stop 
the mill; die miihle setzen. 

Joch, n. lid. Juk, stut, brugpijler; arch, 


 

JOCHSPANNUNG -


pier, support, stay, prop; arche, pale, palée, 
support. 

Jochspannung, f. hd. Spanning van 
tenen bruggeboog; space between the supporters 
of a bridge; travée de pont. 

Jochtrager, m. hd., v. travon. 

Jockel, ill. J®ekelgut, n. hcl. Gedegen 
dropsteenvorinig vitriool ; native stalactical 
vitriol; vitriol vierge en stalactites. 

Joggle, eng., v. entaille 2). 

Joggle-piece , eng. Hangstij l , V. 
crown—post (alwaar men niet hing-post, 
maar hing -post leze). 

Joggl.ings, pl. eng., v. eretailles de 
l' affut, s. entaille. 

Join or Joint (to) , eng., Joindre, 
fr. v. a. samenvoegen, verbinden, v. assembler 
1), anfügen, draper 3), 
encastrer, eeture 2), fügen (alwaar 
men joir verandere in join). 

Joiner, eng. Schrijnwerker; schreiner, 

'tischler; menuisier. (plane. 
Joiner's edge , eng., v. borderJoiner's 
glue, eng., v. colle 2). 
Joiner's putty, eng., v, futée. 
Joinery, eng. Schrijnwerk; tischlerar


beit, schreinerkunst; menuiserie. 
Joining, eng. Verbinding, samenvoeging, 
v. assemblage, fug, bouement. 


J. of the ground-sills, v. gitage. 
Joining—beam, eng. Sluitbalk, bindbalk 
(van een houten gewelf); Icugelhelm; 
tholus. 


Joining-peg , eng. Vergaarpin, v. 

eheville 6). [2). 
Joining-piece, eng. Stuik, v. about 
Joint, m., Jointure, f. fr. Voeg; 


stuik; joint, joining; cominissure; fuge; stoss. 

Verbindingslid ven twee stangen in machines, 
v. léau 2). •® J. articulé, 
gelede verbinding, scharnierverband; knucklejoint; 
gliederfuge. ••• J. d'assise, v. j. 
horizontal. ~ J. a boulet, J. 
sphérique, noot, v. ball and socket 
(joint), s. ball. ~ J. brisé, gebroken 
voeg; broken joint; gebrochene loge. v. j. 
universel; joint—lever. ~ J. carré, 
haaksche of rechthoekige voeg; square joint; 
rechtR inklige fuge. ^ J. de chaine, 
kettingschalm ; link, flat-link; gelenk, glied. 
n^ J. en coupe, centrale voeg, stuikvoeg 
der wulfsteenen ; central joint; centrale 
fuge, stossfuge der wulbsteine. — J. démaigri, 
faeheux, uitgedunde, afgekante 
voeg; chamfered joint; abgeschrdgte, abgef 
arste, chabionirte fuge. — J. de douelle, 
voeg aan het binnenst gewelfvlak; joint ou 
the su f f t; fuge am intrados eines gew Olbes. 
~ J. de face, V. 3. de tê te. — J. 
feuillé, afgeplatte voeg; rebated or folialed 
joint; abgeplattete oder uberplattete fuge, 
~ J. flacheux, V. j. démaigri. 


J. glissant, (Compensateur, Fourreau), 
v. expansion-joint. ~ J. 
gras, stomphoekige voeg ; joint in obtuse 
angle; fuge in stumpfen winkel. — J. ho-
JOINT—WIRE. 617 

rizontal, J. de lit, J. d' assise, 
streksche of strekkende voeg; horizontal 
joint, bed, bed built, joint of the bed; lagerfuge, 
ruhefuge. ® J. maigre, scherpe 
of scherphoekige voeg; joint in acute angle, 
sharp-angular joint; spitzwinklige fuge. ^• 

J. montant, J. vertical, staande, 
opgaande voeg; vertical joint; senkrechte 
fuge, stossfuge. ~ J. a onglet, scheef 
diagonaal verband, (bij timmerlie--hoekig of 
den) voeg in verstek ; diagonal joint; gehrstoss, 
stoss auf gehrung. J. plat, v. 
butt-joint. ~ J. á plat point, stuik, 
eenvoudige of gladde voeg ; (bij schrijnwerkers) 
lijmvoeg; glued joint; leimfuge. +s• 

J. à pointe de diamant, diamantvoeg; 
diamond joint; diamantfuga. ® J. 
de recouvrement, dekvoeg; covering 
joint; uberdeckungsfuge, deckfuge. J. 
de rupture, brekingsvoeg (van een gewelf); 
joint of rupture; bruchfuge, breehungsfuge. 
— J. saillant, overheenschietende 
stuik ; rebate joint, rebated joint; stoss mit 
uberblattung, gerades Blatt, auf halben spunk 
uberschobener stoss. J. sphérique, 
V. j . a boulet. ~ J. de tête on de 
face, Ja en coupe, staande voeg aan 
't boogfront; frontal joint; stirnfuge, stossfuge 
an der bogenstirn. ~ J. universel 
ou a rotule, J. brisé, Jointure 
universelle , algemeene koppeling. (in 
machines), Hooke's sleutel ; universal joint, 
Hooke's joint; universalgelenk, allgemeine 
kuppelung, Hooke'scher schliissel. • — J. 
vertical, v. j. montant. 
Joint, eng., v. joint, fr.; hinge 1) 

; 

fuge, 5) — g); boss 1) ; couplet 2). 
Joint-chair, eng., v. endlager. 
Jointe, f. fr., v. erganzungsseide. 
Jointer, (mieux) Jointoyer, v. a. fr. 

Voegen, V. ficher les joints. 
Jointer, eng., v. fügebank. 
Joint—file, eng. Scharniervijl ; schar


nierfeile, scharnier-platzfeile; lime dhorloger 
à charniere. v. hollow-edge jointfile, 
s. file. (charnière. 
Joint-gauge, eng. , v. filière a 

Jointif, adj . fr. Aansluiteud, vlak tegen 
elfander aan, zonder lucht; joined; fugendicht, 
gefalzt, zusammengestossen. 

Jointing—rule, eng. Rij (der metselaars); 
richtscheit; règle, équerre. 
Joint—lever, eng. Gebroken of recht 

hefboom ; winkelhebel, gebrochener-hoekige 
winkelhaken; levier brisé ou rectangulaire, 
joint brise, Goude pliant. 

Jointoiement, m. fr. Het voegen, 
het dichtstrijken der voegen ; pointing; fugenverstreichung, 
ausfugung, verbdndelung. 

Jointoyer, eng., V. jointer, fr. 

Joints, pl. eng., v. couplets de 
presse (alwaar men deckelbanden gelieve 
te veranderen in deckelbunder). 

Jointure, f. fr. Voeg, etc., v. joint, 
fr. ~ J. en j , v. elbow-joint. 
Joint-wire,eng., v. scharnierstift. 

^y^R 


618 JOIST 

Joist, eng. Balk, dwarsbalk, rib (van 
een vloer of zoldering); balken, boden -, deckenbalken, 
kantholz, eckenholz; solive, poutre, 
bols d'équarrissage. (vgl. binding joists, 
ceiling-joists, doubleaux, etc.). 

Joliète, f. fr., v. blankbrett (dat 
echter blänkbrett moet zijn). 
Jóllbloek, m. hd. Jolblok ; single block; 

poulie du cartahu. 
Jolle, f. fr.& hd., Jolly-boat, eng. Jol. 
Jolltau, n. hd., v. cartahu 2). 
Jone, m. fr. Hoepring (zonder steen 

of kas); ring with uniform breadth; kugelring. 

Jonction de deur talus, f. fr. 
Samenkomst van twee dosseeringen of glooiingen 
; ridge; naht zweier dossirungen. 

Jongue, Jonque, fr., Jonke, hd. 

I. Jonk (Chineesch of Indisch vaartuig); junk. 
Jonit, m. hd. Turkoois (blauw ondoorschijnend 
edelgesteente); turquoise, turkois; 
turquoise. 

Jonquienne ou Jonquine, f. fr. 
Touw van vlecht-of draadgras; cord made 
of sparte; pfriementau, ginsterseil. 

Joseph, m. fr., Josephpapier, n. 
hd., v. papier-joseph. 
Josselassar, m. * . Gesponnen Smyrnaasch 
katoen. 

Jottereaux ou Joutereaux d'éperon, 
m. pl. fr. Slooiknieën van 't galjoen 
; cheeks of the ship's head; backenkniee, 
schloikniee, schliesskniee des gallions. 

J. ou Flasques du mat, v. flasques 1). 
Jouail d'ancre, m. fr., v. jas. 
Joue, f. fr. Wang, zijstuk, zijde; cheek; 
backen, wange. ~ J. de Brosse, de 
rabot, etc., v. ansehlag 3), 4), 5). ~ 
J-s ou Flasques, v. fl.asques, ausfutterung 
2). 

Jouée de fenétre, f. fr. Vensterdiepte 
; breadth of the flanning; fenstertiefe, 
breite der laibung. 

Jouer, V. n. fr. Speelruimte hebben ; 

to have play or windage; spielraum haben. 
Jouet, m. fr., v. jas. 
Joufflu, adj. fr.: Avant j. (dun 

navire), volle boeg ; bluff bow; voller bug. 

Jour, m. fr. Dag, licht, lichtopening, 
venster, v. fenêtre, a. 1) . — Speelruimte, 
speling, spelens; play, space; spielraum, 
zwischenraum, raum. ®J. d'une voute, 
spanning, spanwijdte van een gewelf; span 
of a vault; spannweite, lichtenweite eines 
gewölbes. _ Mesure ou Pris dans le 
j., in den dag gemeten ; measured in the 
clear; im lichten gemessen. mm Travaillé 
a j., v. durchbrochen. 

Journal, eng. Ashals, spilpan ; aiisserer 
theil einer welle oder achse, zapfenlager, 
wellenlager; tourillon, portée, partie trottante. 
v. coussinet 5), empoise. 
(in mechanica) Gang, omwenteling; gang, 
umschwung; marche, révolution. 

Journee, f. fr-Dagwerk, dagtaak; 
dagloon, arbeidsloon ; dag-work, dag-task; 
wages; tagewerk ; tagelohn, arbeitslobn. •• 

JTINGFERNEIER. 

A. la j. du rog., tegen onbepaald loon; 
for unsettled wages; fur unbestimmten John. 

Joyaux, m. p1. fr., v. geschmeide. 

Jubé, m. fr., V. empore. 

Jucht, m. hd. & fr. Beschikking, de 
hoeveelheid houtskool en ijzererts, die opeens 
in den hoogoven wordt gestort; quantily 
of char-coal and iron-ore poured into 
the furnace at once. (asphalt. 

Judenharz, Judenpech, n. hd., v. 
Juftenleder, Juften, Jachten, 

n. hd. Jucht- of juftleer; Russia-leather; 
roussi, cuir de Russie, youftes. 
Jugement du feu, m. fr. Vuurproef, 
beproeving van het vuur of de ovenhitte 
(bij pottenbakkers); trial of the fire; 
feuerprobe. 

Julie, f. hd., v. jolle. (feuerprobe. 
Jumeler, v. a. fr. Schalen, van scha 
wangen voorzien, schalen omleggen -len of; 
to strengthon with checht, to fish; u.berblatten. 
— J. an mat, une vergue, 
eenen mast, eene ra schalen ; to fish a mast 
or a yard; einen mast oder eine raa ver 
bevangen. -schalen, 

Jumelle, f fr. Elk der beide opstaande 
stukken van eene wijnpers, drukpers, etc., 
wang, zijstuk; cheek, side-beam; baeke, wange. 
~ Dubbele vuurpijl ; double rocket (upon 
the same stick), rocket for double flight; 
doppelrakete, zwillingsrakete. s J. du 
mat, du beaupré, v. fish 2) . _ J-s 
de cheminee, v. chimney-covings. 

Jump (to), eng., v estoquer. 
Jumper, eng. Pal (in uurwerken); sperrkegel; 
arrêt, cliquet, sautoir. — Mijnboor, 

v. fleuret 4) . — Long j ., v. abbohrer. 
Junction, eng., v. fug (waar men 
jonction in junction verandere). 
Junction-line, Junction-railway, 
eng. Zijtak, verbindingslijn van een 
spoorweg; verbindungsbahn, seitenbahn, nebenbahn; 
ligne ou vole latérale. 

Junction—plate, eng. Dekplaat, dekstrook 
(van een stoomketel, over den naad van 
twee platen); deckplatte; bande de jonction. 

Juncture, eng.: Articulated j., v. 
gliederverbindung. — J. of the 
crank with the runner, v. ennillage. 


Jungensteiger, m. hd. Opzichter over 
de leerlingen in den mijnbouw ; surveyor of 
the apprentices; inspecteur des apprentis 
mineurs. 

Jungfer, f. hd. Straatstamper, v. dame 
3). — Juffer, doodshoofd, V. cap de mou


ton, s. cap, fr. (turel. 

Jungferalaun, m. hd., v. alun na-

Jungferantiqua, f. hd , v. brevier. 

Jungferblei, n. hd. Gedegen lood; 
native lead; plomb vierge. 
Jungfererde, f. hd. Zuivere, onvermengde 
aarde ; virgin earth; terre vierge. 

Jungfergold, n. hd. Gedegen goud; 
native gold, virgin-gold; or natif, or vierge. 
Jungferneier, n. pl. hd. Onvrucht



J U 1V GF_ RNFE STE R 

baar zijwormen zaad; unreproductive silkworms; 
grainer vierges. 
Jungfernfenster, n. hd., v. fenêtre 
a demoiselle, s. fenêtre a. 
Jungfernglas, n. hd. Mica, v. glim


nier. [selle2). 
Jungfernnadel, f. hd., v. demoi-
Jungfernöl, n. hd. Maagdenolie; vir


gin-oil, pure oil; huile vierge. 

Jungfernsehrift, f. hd. Kolonel (kleine 
drukletter tusschen brevier en nonpareil); 
minion; mignonne. 

Jungfersehwefel, m. hd. Gedegen 
zwavel ; virgin-sulphur; soufre natif. 
Junk, eng., Junke, f. hd., v. jon 
Junk, v. bitterenden.-gue. 
Junk—ring, eng. Drukring, v. COU


ronne du piston. 
Jupiterschnitt, m, hd., v. ecart 3). 
Jurakalk, in. hd. Jurakalk ; jurassic 

lime; calcaire jurassique. 
Jus de tannée, m. hd. Roode zweler 
; ooze; rothe beize, saure lobbruhe. 
Jusant, m. fr. Eb, vallend tij of water; 
ebb, ebb-tide; ebbe, abgebende zeit, ab 

wasser. ~ J. et flux, v. ebb-fallendes 
tt). ••o Le J. commence, de eb begint, 
valt in ; the ebb begins; die ebbe beginnt, 
die gezeit bricht den hals. 

Justificateur, fr., Justifier, eng. 
m., v. gleichmacher. 
Justification, eng. & fr. f., v. einrichtung 
2). 

Justifier, v. a. fr. Gelijk maken, v. 
abgleichen 1). ^• J., (r., To j ustify 
true, eng. v. a. Opvullen, v. ab— 

K. 
Kabel, Kabeltau, n. hd., v. c^€ble. 
Kabelaar, Kabelaring, f. hd. Kabelaring;
voyal orvoyol, messenger; tournevire. 
Kabelgarn, n. hd., v. fll de caret. 
Kabelgatt, n. hd. Kabelgat ; cable


stage; fosse aug cables. 
Kabell nge, f. hd. Kabellengte (fl10 

vadem); cable's length; encablure, cable. 
Kabeistich, m. hd., v. étalingue 1).
Kaffziegel, m. hd., v. faitière, en


fatteau. (wharf; quai. 
Kai, m. hd. Kaai, kade ; kay, quaff, 
Kaien (die raaen), v. apiquer i).
Kaigeld, n., v. droit de quai.
Kaipfel, m. hd., v. beetle B).
Kaisergelb,n hd. Mineraal geel; miner


al yellow; jaune minéral. [schrift 2).
Kaiserschrift, t. hd., v. antiqua-
Kaj ute, f. hd., V. chambre 3), ij.
Kalben, m. hd., v. eetremise i).
Kalberauge, n. hd. Ei (eivormig sie


raad aan de Ionische zuilen) ; ox-eye; ove. 

---- K_ALIHYDRAT. 619 

gleichen 2). ~ J. le composteur, 
fr., To justify the composing-stick, 

V. einrichten 4) . 
Justifier, eng., v. gleichmacher; 
bestossfeile 2). 
Justifier-quadrat, eng., v. espace
1), ausschliessung. 
Justifieur, m. fr., v. bestossfeile 2) . 
Justify (to), v. a. eng., v. justifier, 

V. a. 2), 3). 
Justiren, v. a. hd., v. justifier, v. a. 
Justirer, m. hd., v. gleichmacher;
ajusteur. 
Justirfeile, f. hd. Justeervijl (ter vereffening 
der muntplaatjes) ; adjusting-file; 
lime á ajuster. 
Justirwage, f. hd. Vereff. eningsschaal, 
muntschaal, adjusteer-balans; adjusting-ba


lance; ajustoir. 
Justorium,n. hd., v. bestossfeile t). 
Jute, f. a . Oost-Indische hennep, In


disch gras (in 't Eng. ook paut-hemp, indian 
grass, chinese hemp or reed, gummy fibre, 

in 't hd. ook judhanf, jutehanf, pahthauf). 

Jutte (taube), f. hd., V. davier 4). 
~ J. der luvpardunen, v. boutehors 
3) . 

Jutting, Jutting out, Projecting, 
Protruding, Outstanding, adj. 
eng. Vooruitstekend, uitspringend; hervorspringend; 
en saillie. — Jutting out, 

V. bending. 
Juwelen, m. & f.hd., v. geschmeide. 
Juwelier, m.hd., v. edelsteinfasser. 
Juwelierarbeit, Juwelierkunst, 
I. hd , V. bijouterie 1) . 
Kalberzähne, m. pl. hd., v. den


ticules. (veau. 
Kalbleder, n. hd. Kalfsleer ; calf; 
Kalbrecht, m. fr. Koudbreukig ijzer, 

V. fer cassant á froid, s. fer. 
Kalfaten, etc., hd., v. calfat, etc., 
calking-mallet, étoupe 3). 
Kali, n. * . Potascb, eerste potassiumoxyde. 
Kalialaun, m. hd. Zwavelzure aluin 
sulphate of alumine and-aarde en potasch ; 
potassa; sulfate d'alumine et de potasse. 
Kalibasis, f., Kahn, n. hd. Kalium, 
potassium, potaschmetaal ; kalium, potassium; 
kalium, potassium. 

Kaliber, etc., hd., V. caliber, etc. 

Kalihydrat, n. hd. Potasch-hydraat; 
hydrate of potassa; Hydrate de potasse. n•• 
Trockenes k. , Kalioxydhydrat, 
Kaliumhydrat, bijtende potasch, hel 

steen ; caustic potash; potasse caustique,-sche 
pierre a cautere. 


620 KALILATJG-E - KALK WASSER. 


Kalilauge, f. hd. Bijtende loog ; caustic 
lie, etching lie; iessive caustique. 

Kalimetall, n. hd., V. kalibasis. 

Kaliumoxyd, n. hd. Potassium-oxyde, 

potasch ; oxide of potassium; oxyde de potassium. 
Kalk, m. hd. Kalk, eerste calciumoxyde; 
lime; chaux, protoxyde de calcium. 

— Abgeláschter k. (Kalkhydrat), 
gelsluschte kalk; slacked lime; chaux éteinte. 
e Aepfelsaurer k., appelzure kalk; 
malate of lime; malate de chaux. ^ Ar 
-seniksaurer k. (Kalkgaff, Pharmakolith), 
arsenikzure k. ; arseniate of 
lime; arséniate de chaux — Ausgewitter 
k., v. chaux fusée. ~ Bitumináser 
k., v. chaux carbonatée 
fétide. — Borsaurer k., boriumzure 

k. ; borate of lime; borate de chaux. 
Chiorigsaurer k., chloorkalk; chloride 
of lime; chlorure de chaux. — Essigsaurer 
k., azijnzure k. ; acetate of lime; 
acétate de chaux. — Gerbsaurer k., 
looizure k.; tannate of lime; tannate de 
chaux. ~ Humussaurer k., olmzure 
k.; ulmate of lime; ulmate de chaux. 
Hydraulischer k., v. chaux hydraulique. 
— Kieselsaurer k., kie 
silicate of lime; silicate de chaux.-zelzure k. ; 
~ Kohlensaurer k., koolzure k.; carbonate 
of lime; carbonate de chaux. ® Lebendiger 
oder Ungel®sehter k., v. 
chaux wive. — Salzsaurer k., zoutzure 
k. ; hydrochlorate or muriate of lime; 
bydroeblorate ou muriate de cbaux. 
Sauerkleesaurer k., zuringzure k. ; 
oxalate of lime; oxalate de chaux. 
Schwefelsaurer k., zwavelzure k., v. 
gips. ~ Todtgebrannter k., v. 
chaux morte. — Verwitterter k., 
verweerde k. ; crumbly slacked lime; chaux 
éteinte a ]'air, par défaillance. — Weinsteinsaurer 
k., wijnsteenzure k ; tartrate 
of lime; tartrate de cbaux. — v.ehaux. 

Kalkàschern, n. hd. Ontharing (der 
huiden) door kalkwater; unhairing with 
lime-water; travail de Ia chaux. 

Kalkblau,n.hd., v. bleu de Brême. 
Kalkbrennen, n. hd. Het kalkbran


den ; burning of lime; cuite de la chaux. 

Kalkbrenner, v. chaufournier. 

Kalkbrennerei, f., V. chaufour. 

Kalkehlor, n., v. chlorcalcium. 

Kalkdrusen, f. pl. hd., v. chaux 

carbonatée crystallisée. 
Kalkeisen (kohlensaures), n. hd., 

V. for spathique. 
Kalkerde, f. hd. Kalkaarde, kalk; 
lime; chaux. 
Kalkestrich, m. hd. Vloer van met


selkalk ; mortar• foor; plancher fait dun 

mélange de chaux et de sable. 

Kalkiins, m. hd. Edele schorl, tur


malijn ; tourmalin, shorl; tourmaline. 
Kalkfórmig, adj. hd., v. calciform. 
Kalkgai, m. hd., v. kalk 4) . 

Kalkgrube, f. hd., V. fosse á chaux. 

— Looierskalkkuil, V. Aescher 2). 
Kalkhydrat, n. hd., v. kalk tij. 
Kalkiren, V. a., v. durchzeichnen. 
Kalkirpapier, n. hd., v. papier á 
ealquer. (trowel; truelle. 
Kalkkelle, f. hd. Troffel, truweel '; 
Kaikkiesel, m. hd. Kalkhoudende kie


zel ; calcareous silex; silex calcaire. 

Kalkkoehsalz, n. hd. Zoutzure kalk aarde; 
muriate of lime; muriate calcaire, 
muriate de chaux. 

Kalkkri cke, f. hd., v. gáehe 3) . 
Kalkki bel, m. hd. Kalkbak (der metselaars); 
mortar-tub; baquet is mortier. 

Kalkieber, f. hd. Z wavelhoudende kalkaarde, 
zwavelkalk; sulphurate of lime; sulfure 
calcaire. 

Kalklosehen, n. hd. Het kalkblusschen 
; lime-slacking; extinction de la chaux. 

Kalkmergel,m. hd. Kalkmergel; limemarl; 
marne calcaire, argile calcarifère, lait 
de lune. 

Kalkmetall, n. hd., v. calcium. 
Kalkmilch, f. hd. Kalkmelk, witkalk; 

lime-white; lait de chaux, blanc de chaux. 
Kalkofen, m. hd., v. chaufour. 
Kalk®l, n. hd. Kalkolie (chloorkalk); 

lime-oil; huile de chaux. 
Kalkrahm, m. hd. Kalkroom ; cream 
of lirne; crème de chaux. 

Kalkrost, m., Kalkröste, f. hd. 
Laag of stapel kalksteenen, die men tot 
kalk wil branden ; layer of lime-stones; lit 
ou tas de pierres à chaux 

Kalksalpeter, m. hd. Kalksalpeter, 

salpeterzure kalk; calcareous nitre, nitrate 
of lime; nitre calcaire, nitrate de chaux. 
Kalksalz, n. hd. Kalkzout ; salt of 
lime; sel de chaux. — Zuringzure kalk; 

oxalate of lime; oxalate de chaux. 
Kalkschaufel, I. hd., v. gáche 3). 
Kalkseheel, m. hd. Tungsteen, zwaar


steen, wolframium; tungsten, scheelin; tung


stène. 
Kalkseife, f. hd. Kalkzeep; lime-soap; 

savon de chaux. 

Kalksinter, m. hd. Kalkhoudende dropsteen 
; calcareous sinter; stalactite calcaire. 
Kalkspath, m. hd. Kalkspaath; cal


careous spar; spatte calcaire. 
Kalkstein, m. hd. Kalksteen; limestone; 
pierre á chaux, calcaire. — v. eastina. 

Kalksulfat, n. hd: Zwavelzure kalk, 
seleniet ; sulfate of lirne, selenite; sulfate de 
chaux, sélenite. 

Kalktalk, in. hd. Kalkhoudende talk; 

calcareous talc; talc calcaire. 
Kalktalkspath, m., v. dolomie. 
Kalktiinche, f. hd., V. kalkmilch. 
Kalkvitriol, m. hd. Kalkv itriool ; cal


careous vitriol; vitriol de chaux. 

Kalkwad, m. hd. Bladerig zwart mangaan 
; foliated black manganese; manganèse 
noir feuilleté. 

Kalkwasser, n. hd. Kalkwater; lime



KALKWEINSTEIN — 

water; eau calcaire, eau de chaux. ~ v. 
echau dage 1). 

Kalkweinstein, m. hd. Wijnsteenzure 
kalk; kalkhoudende wijnsteen; calcareous 
tartar; tartre ca!caire, tartrite de chaux. 

Kalkweisse, f. hd., V. kalkmilch. 
Kalkwolfel, m . hd., v. kalkseheel. 
Kalkwurf, m. hd., v. erépi. 
Kalmank, m. hd., V. calamanco. 
Kalmuk, m. hd. Kalmuk (soort van 

langharig doek); bear-skin; calmouc. 
Kaltbeitel, Kastbetel, m. hd., v. 
chisel 3) . 

Kaltbläsig, adj. lad. Moeielijk te smelten 
; hard to be rendered fusible; réfractaire, 
qui se fond difficilement. 

Kaltbruchig, adj. hd. Koudbreukig 
(ijzer); cold-short; rouverin, cassant à froid, 
aigre. 
Kálteerzeugend, adj. hd. Koude ver 

koud makend; frigori/ic; frigoriflque.-zvekkend, 
Kaltgierig, adj. hd. Zwavelig (bij mijn 
sulphurous, sulphury; sulfureux.-werkers); 

Kaltgiatten, Kaltpressen, n. hd. 
Koude glanzing of persing (der stoffen); coldpressing; 
catissage on satinage it frcid. 

Kaithammern, n. hd., v. cold- or 

cool-hammering. 
Kaitmeissel, m. hd., v. chisel 3).
Kaltnagel, m. hd. Koud gesmede spij


ker ; cold forged nail; clou forgé it froid. 
Kaltpressen, hd., v. kaltglatten.
Kaltschmied, m. hd. Koudsmid, ko


perslager; brazier; dinandier. 

Kaltsilber, n. rid. Mengsel van zilverkalk 
en wijnsteen ter verzilvering; mixture 
of tartar and calcined silver; chaux 
d'argent à argenter. 

Kaltwassercisterne, f. hd., V. báche 
à eau froide, s, báche. 
Kaltwasserpumpe, f. hd., v. cold


water-pump. 
Kalve, m. hh., v. entremise I). 
Kambrik, m. hd., v. batiste I). 
Kameelgarn, Kameelhaar, n. hd. 

Kemelsgaren; mohair-yarn; til de Turquie, 
testi, turcoin. 
Kamelot, Kammlot, m. hd. Kamelot, 
V. camelot. 
Kamin, m. hd. Haard, schoorsteen, V. 
cheminée i ). 
Kamingesims, n. hd., v. cham


branle de cheminée. 
Kamingitter, n. hd., v. fender 1). 
Kaminhelm, m., V. chimney-top. 
Kaminklappe, f. hd Schoorsteen


klep (in Fransche schoorsteenen); chimneyvalve, 
chimney-trap; bascule. 

Kaminplatte, f. hd., V. back of 
the chimney, s. back ; chimneyback 
f2). (flue. 

Kaminrohr, n. hd., V. chimney-

Kaminröhre, f. hd. Schoorsteenpijp; 
tunnel of a chimney; tuyau de cheminée.
~ Aus dom dach hervorragende 
k., schoorsteenpijp boven het dak ; chimney-

KAMMMACHER. 621 

neck, neck, chimney-shaft, shaft, chimneystalk; 
souche de cheminée. 
Kaminrost, m. hd. Haardrooster; 

chininey-grate; grille de cheminée. 
Kaminruss, m. hd., v. biester. 
Kaminschirm,m.,v.feuerschirm. 
Kamm, m.. hd. Kam, kaardekam, v.

comb 1). — Kam, wolkam, v. comb 2). 
® Kam, helmkam, v. eréte 3). ® Kruin 
(van eengin dijk), V. crêt.e 5).... Kruin 
(van de borstwering, van 't glacis), v. créte 
6). Greep van den geweerhaan , v. 
comb 4), 5). ••• Kam, rietkam (des weef 

scheerlijst, v. blatt 4). ® Duim,-stoels), 
tand, kam, etc., v. came, fr. 1). r••• Kamlat 
(onder Bene ra), v. comb—cleat. •• 
Baard (des sleutels), v. barbe 3). 
Kamhout tusschen de slooiknieën, v. frise 
8). — Kam (van een vat), boveneinde der 
duigen ; extremity of the staves; peigne 
dune futaille. 

Kammbalken, Kammbaum, m. 
hd. Kampoom (van een zaagmolen);'notched 
beam; peigne, arbre denté. 

Kammblatt, n. hd., v. blatt 4). 
Kammoisen, n. hd. Steeiihouwerskerfbeitel; 
notching-chisel; viseau i créneler. 

Kämmelkamm, m., Kniestreiche, 
f. hd. Fijnste wolkaarde ; finest card 
for combing wool; repassette. 

K mmen, v. a. hd. Kammen, kaarden 
(wol); to card, to comb; carder, peigner. 

— Ineenvoegen, opsluiten (timmerwerk), v. 
to clamp 1) . 
Kammer, f. hd. Kamer, v. chamber 
1). — Blaas, luchtbel, v. blase 1) . — 
Vetbus, smeerbus, v. chamber i). 

K. eines geschutzes, geschutkamer, 
V. chamber 5). — K. einer mine, 
mijnkarper, v. chamber s). — K. einer 
sehleuse, sluiskamer, v. chamber ; ). 
—K.einer schwanzsehraube,staartstuk 
van een geweerloop, v. chamber 9) . 
Kammersule, f. hd. Voltasche kolom 
met cellen ; cellular voltaic pile; pile 
voltaïque a cellules. (ber-gauge. 

Kammersehablone,f.hd., v.chamKammerschleuse,
f., v. éeluse t 1). 
Kammerschwanzschraube,f. hd., 

V. chambered breech. 
Kammersti ck,n .hd.Kamerstuk (mor 
chamber; pièce chambrée.-tier, bouwitser); 
Kammertuch, n. hd., v. batiste i). 
Kammhebelbrett, n., v. carette. 
Kammkies, m. hd. Gekerfd ijzerkies 

(vgl. eisenkies); dentated iron-pyrites; ter 

sulfuré dentelé. 
Kammiade, f. hd., v. battant 1). 
K^mmling, m. hd., v. blousse. 
Kammlingseide, f , v. abseide. 
Kämmlingswolle, f. hd. Kamme


ling ; wool taken from the noils; lame peignon, 

retirons, peigrnons. 
Kammlitze, f. hd., v. heald. 
Kammlotin, iii. hd., v. camelotine. 
Kammmacher, in. hd. Ka.mmenma



622 KAMMPOTT 

ker; comb-maker; peignier. Maker van 
weverskambladen ; maker of stays; rotier, 
rosetier. 

Kammpott, Kammtopf, m. hd., 

V. comb-pit (welk woord men echter 
gelieve te veranderen in comb-pot). 
Kammrad, n. hd. Kamrad, v. cogwheel. 
~ Kroon rad, v.roue de champ, 

S. champ. 
Kammsasse,m. hd.,v. creux dune 
roue dentée, s. creux. 
Kammschaft, m. hd. Schacht (van 
't weefgetouw); sha/t; lisseron, lamette, verge. 
Kammschraube, f. ha., v. combscrew. 
Kammsteehen, Kammsteeken, 
Rietstechen, n. hd. Het halen der kettingdraden 
door de tanden van den rietkam 
(van 't weefgetouw); reeding; piquage. 

Kammstock, m., v. comb-stock. 
Kammtopf, hd., V. kammpott. 
Kamm-trittweberei, f. hd. , V. 

étoffes faconnées a la marche, s. 
étoffes. 
Kammwolle, f. hd., v. combingwool. 
Kammwolltwist (gereinigter and gesengter), 
m. hd., v. cordonnet 3). 
Kammwollzeuge,n.pl. hd., v. étof


fes rases, s. étofi'es. 
Kammzweck, m. hd., v. broquette. 
Kampanj etreppe, f. hd., v. échelle 

de dunette. 
Kampfer, m. hd., v. impost 1), 2) . 
Kkkmpfergesims,n.hd ,v.impost 1). 
Kampfwelle, f. hd., V. cheveteau. 
Kampher, m. hd., v. camphor.
Kampherstof, m., v. camphogen.
Kamphersaures salt, o. hd., v. 

camphorate. 

.anal, m. hd Zeeëngte, v. canal a. 
1). — Kanaal, vaart, v. canal b. Buis, 
pijp, goot, v. conduit. i), 2). (screw.
Kanalschraube,f. hd., V. clearing-
Kanalwage, f. hd. Hydraulische ba 

hydraulic balance; balance bydraulique.-lans; 
Kandare, f. hd., v. bit ii) . 
Kannelkohle oder Hochfiamm


kohle, f hd., v. candle-coal. 
Kannenmasehine, f. hd., v. bane 
á lanternes, s. bane 13). 
Kannengiesser, m. hd. Tinnegieter; 
pewterer; potier d'etain. 
Kanon, m., Kanonschrift, f. hd., 

V. canon c. 1). ij. 
Kanone, f. hd. Kanon, stuk geschut, 
V. canon a. — Pijp van den horlogesleutel 
; barrel or tube of the watch-key; canon 
de la clé de montre. [2). 
Kanonenboot, n. hd., v. chaloupe 
Kanonendruse, f. hd. Kalkspaathkristal 
; crystal of calcareous spar; cristal 
de spath calcaire. 

Kanonengiesserei, f. hd., v. fonderie 
3), canonnerie. 
Kanonengut, n . hd.,v. bronze, fr. 2) . 

-- KAPITAL. 

Kanonenkart tsche, f. hd., v. car


touche à canon. 
Kanonenkeller, m., v. casemate. 
Kanonenkugel,m. hd., V. boulet 3). 
Kanonenschlag, m. hd., v. explod


ing charge. [villon 2). 
Kanonenwischer, m. hd., v. ecou-
Kanonierkammer, f. hd., v. gun


room. . (cant-chisel. 
Kantbeitel, Kantbetel, m. hd., v. 
Kante, (Spitte), f. hd. Kant, v. den


telle. ~ Kant, hoek, v. carne; arête. 

— Rand, kant, boord, zoom ; rim, edge; 
bord. ~ Scharfe k., v. aréte 2). •.: 
Stumpfe k., stompe kant ; jump joint, 
butt joint; bord obtus. ~ Zelfkant, v. cordeline 
1). — (Anschiag) Aanslag (aan 
deuren, etc.), v. feuillure, ansehlag. 
(Regeling) Regeling, lijst (aan boord); 
rail; filet. — Kant, smalste zijde (van een 
balk, etc.), V. can, champ. — Flaehe 
k., zijde, vlak, v. face, fr. i ). ~ Auf 
der k., v. champ 2) . ~ Abgestossene 
k., Sehrgkante, v. chamfer. 

Kanten, V. a. hd. Vierkanten, haaks 

bewerken, v. ecarrir 1). (thread. 
Kantenfaden, m. hd., v. border-
Kantenriegel, m. hd., v. flush 2). 
Kantenschiene, f. hd., v. edge


rail. (pavé. 
Kantenstein, m. hd. , v. garde-
Kantenzwirn, m. hd., v. fil à den


telles, s. fil. 

Kanter, m. hd., v. cannelier. 

Kanthaken, m. hd., v. cant-hook, 
grappin 6) . 

Kantholz, n. hd., v. bois d'équar


rissage, S. bois. 
Kantille, f. hd., v. bouillon 1) . 
Kantring, m. hd., v. cant-hook. 
Kantzucker, m. hd. Kandijsuiker, 

kandij ; sugar-candy; sucre candi. 
Kanvas, in. hd., V. canevas 1), 2). 

Kanzeldach, m., Kanzeldeekel, 

Kanzelhut, m. hd., v. abat-voix. 
Kanzleypapier, v. papier-écu. 
Kaolin, m. * . Chineesche porselein


aarde. — K. caillouteux, fr., v. cornish 
clay, s. clay. ® K. lavé, fr., 

V. erde 2) . 
Kapdecke, t. hd. Kap-plafond, pyramiedvormige 
kamerzoldering; pyramidal ceiling; 
plafond pyramidal. 

Kape, f. hd. , v. cape, fr. 2). 
Kapelle, f. hd., V. coupelle. 
Kapellenofen, m., v. abtreibofen. 
Kapellenprobe, f. hd., v. essai 4). 
Kapellensilber, n. hd., v. argent 

de coupelle, s. argent. 
Kapelliren, V. a. hd., v. abtreiben. 
Kapeschiren, v. a. hd. Opmaken, 

glanzen, pappen (het lijnwaad); to lustre; 

donner de l'apprêt (a la toile). 
Kapfenster, n. hd., v. kappfenster. 
Kapitaintje, n. hd., v. faubert 2). 
Kapittel, n. hd., v. capital 2). 


KAPITALCHEN 

Kapitalchen, n. p1. hd. Klein kapitaal 
(druklettersoort); small capitals; petites 
capitales. 

Kapitälen,v a. hd., v. bestechen i) . 
Kapitalkasten, m. hd. Bovenkas, v. 
casse 1). (v. bois plat. 
Kapitalsteg, m., Kapitel, n. hd., 
Kaplaken, D. hd., v. chapeau de 
maitre. [chaperon 2) . 
K ppehen, n. hd., v. calotte b., 
Kappe, f. hd. Kap, overdekking, dek 
velerlei voorwerpen, v. bonnet 2);-stuk van 
bosh; calotte c. 1), 2), 4); cap, eng. 
1)-4), i 1); capot l); chapeau 3), 7), 
8); Chapelle 6); chaperon 3), l), 6) ; 
ehapiteau &i); couronnement i), etc. 

K. eines deiches, kruin van eenen 
dijk, v. erête 5) (en lees daar deichkappe 
in plaats van dechkappe). — K. des 
flintenkolbens, kolfplaat, v. heelplate. 
— K. liber der kajute, ka 
capot d'échelle, s. capot.-juitskap, v. 
Kappen, v.. a. hd Kappen (het anker, 
eenen mast, boom); to cut; couper. 

Kappengewolbe, n. lid. Kapgewelf, 
kapwulf; cope, cellar-vault; voute a chape. 
Kappfenster, n. hd., v. dormant 
window. (de maitre. 
Kapplaken, n. hd., v. chapeau 
Kapsel, f. hd. Koker, foedraal, bus; 

case, cover; étui, bofte; — (bij pottenbakkers) 
vuurvaste koker, v. gazette. — 
Das geschirr ohne k. in den ofen 
thun, v. enfourner 3) . — Die k-n 
einsetzen, v. einsetzen 2). - (Zi ndkapsel), 
Slaghoedje, v. capsule t). 

Kapselflinte, f. hd., v. fusil à 
percussion, s. fusil. 
Kapsolguss, m. hd., v. fonte de 

for en coquilles, s. fonte. 
Kapselkunst, t., v. druckpump.
Kapselstoss, m. hd., v. bung 9). 
Kapuzinerring, m.,v. capucine 4).
Karabé, n. Grauwe amber ; ook : as


phalt, v. ambre 2) ; asphalt.
Karatirung, Karatur, I. hd., v. 

carature. 
Karbunkel, M. hd., v. carbuncle. 
Kardätsehe, f. hd., v. card 1). 
Kardatsehen, v. a. hd., v. to card. 

n , v. Bardage. (frayure. 
Kardatschenfutter, n. hd., v. enKardätsehentisch,
m. hd., v. card


ing-table. 
Kardatscher, m. hd., v. cardeur. 
Karde, (Kardendistel) f. hd. Kaarde, 

kaardedistel, v. chardon t ). — (Kr mpelkamm) 
Breekkam, kaardkam, v. carding-
eomb,brechkamm.~ (Kratzmasehin.
e) Kaardmachine, V. cardingengine 
; carde en fin ; continue. 
Kardensetzmasehine, f. hd., V. 

card-setting-machine. [ture 1). 
Kardentrachten (finf ), v. voi-
Kardensaal, m. hd., v. carderie. 
Kardevollwolle,f.hd. Kaardevol wol; 

KARTENLOCHMASCH. 623 

as much wool as is carded at one time; cardée. 
Karduse, f. hd., v. cartouche. 
Kardusgarn, n. hd., v. fil a gar


gousse, s. fil. (cylinder. 
Karduskoker, m. hd., v. cartridge-
Kardusnadel, f. hd.,* v. cartridge


needle. (paper. 
Karduspapier,n. hd., v.cartridge-
Karduspatrone, Kardusscha


blone, f. hd., V. cartridge-mould. 
Kardusstock, m hd., v. cartridge


former. [noir 5). 
Kardustrichter, m. hd., v. enton-
Kareien, V. a. hd. Door afzenging (de 

lakens) glanzen ; to gloss by singeing; lisser 

en flambant. 
Karfunkel, m. hd., v. carbuncle. 
Karlettfeile, f. hd., v. carrelet 3). 
Karmesiren, v. a. hd. Met kleine 

edelsteenen omzetten ; to set with little 

stones; entourer ou garnir de petites pierres. 
Karmin, m. hd., v. carmin. 
Karminlack, m. hd. Karmijnlak; fine 

lake, round lake; laque fine, laque carminee. 
Karminscharlach, m. hd., v. écarlate 
4) . 
Karniess, n. hd. Kornis, V. cornice. 

— Kraalschaaf, V. cornice-plane. ~ 
Versiersels onder de kranslijst; talon, bedmouldings; 
corniche, talon. V. talon 2). 
Karniessblei, n. hd. Glazenmakersvensterlood; 
window-lead; plomb (de fenêtre) 
en corniche. 

Karniesseisen, n. hd. Steenhouwersgroefijzer 
; channeling-iron, grooving-iron; 
fer is canneler. 

Karniessgesims, n. hd. Kroonlijst 
zonder fries; cornice-architrave; oorniche architravée. 
(plane. 

Karniesshobel, m. hd., v. cornice-
Karniesslatte, f. hd.,v. aufschiebling. 
Karniessschraube, f. hd. Kornisschroef; 
cornice-screw; vis à bouvement. 
Karniessstahl, m. hd., v. eiseau 

a corniche. 
Karniol, m. hd., v. cornaline. 
Karpfenzunge, f. hd., v. ansehiag


eisen. 

Karren (Presskarren), m. hd., v. 
carriage 7). — ( Schubkarren) Kruiwagen, 
V. brouette 1). 

Kartatsche, f. hd. Kartets, kardoes 

met schroot; case-shot; cartouche It mitraille. 
Kartätschen,v. a.hd., v. aplaigner. 
Kartaune, f. hd. Kartouw ; cannon 

royal; gros canon. 
Kartaunenpulver , n. hd. Kanonkruit 
; gun-powder; poudre a canon. 
Karten, (Pappen, Musterkasten), 
f. pl. Kaarten der Jacquard-machine, 

V. cards, s. card i o). — (Spieikarten), 
V. card ii), 19), 13). 
Kartenfabrik, f., v. card-factory. 
Kartenlochmaschine, f. hd., v. 
ausschlagmaschine. 


624 KARTENMAC,HHER 

Kartenmacher, m. hd., v. cartier. 
Kartenmacherei, f. 11(1., V. cardfactory. 
Kartenmaler, m. hd. Speelkaarten kleurder; 
painter of cards; peintre de car


tes, Cartier. 

Kartenordnerinn, f. hd. Kaartensorteerster; 
sorter of cards; meneuse (de table). 
Kartenpapier, n., Kartenpappe, 

f. hd. Kaartpapier; card-paper; papier-carte. 
-Einfaches k., v. doublet 3) . 
Kartenperlen, f. pl. hd. Parelzaad 
(kleinste soort van paarlen); pearl -grains; 
graine oil semence de perle, perles ri I'once. 

Karthäuserpulver, n hd. Karthuizerpoeder, 
mineraal kermes; carthusian powder; 
poudre des chartreux. 

Kartusche, f. hd., v. karduse. 
Karvielwerk, n., V. carvel-work. 
Karvillirstock, m. hd. Spanraam (der 

stoffen ververs); tenter-frame; cbâssis pour 
étendre les étoffes. 

Kas, hd., Kas, fr. m. Doorboorde bodem 
van den stamptrog (der papiermakers); 
bottom or the trough. — Kas, (K*ase), 
hd.. v. frontage i) . 

Kasestein, m. hd. Ruwe, ongeslepen 
diamant; rough, uncut diamond; diamant brut. 

Kasseler gelb, n. hd. Kasseisch geel, 
Parjsch geel, Veroneser geel, mineraal geel; 
Cassel-yellow; blanc de Cassel. 

Kassiterit, m. hd., V. etain oxyde.
Kastanet, m. hd., v. castagnette.
Kastell, n hd., v. ehátelet. 
Kasten, m. hd. Kist, bak, etc., v. 

caisse 1). •o Vormraam, v. box 8), 
casting-box. ••v Drooáscheerderskist, 

V. faudet 2). ~ Gietkist ; chest; devers. 
~ K. der dampfmaschine, v bofte 
des tiroirs. — K. des hobels, v.
fut du rabat. ~ K. eines klobens, 
V. caisse dune poulie, s. caisse i o).
— K. einer kutsehe, bak eener koets; 
body of a coach; caisse, corps d'un carrosse. 
— K. eines ringes, v. bezel. ^• 
K. eines sehlosses, v. eloison (palatre) 
d'une serrure. K. einer 
uhr, v. cage 2). 
Kastenblau, n. hd., V. bleu de 

pinceau. (soufant. 
Kastengeblase, n. hd., v. cylindre 
Kastenguss, m. hd. Het gieten of vor


men in gietkisten ; flask-moulding, sand-cast


ing between flasks; moulage en chassis. 
Kastenkunst, f., v. chain-pump. 
Kastenmauer, Futtermauer, f. 

hd., v. chemise 7), 8), contre-mur. 
Kastenrad, n. hd., v. heberad. 
Kastenrahmen, m. hd., v. frame 

of a waggon-body. 
Kastensehloss, n. hd., v. box-lock. 
Kastenstampf, m. hd., v. boute


rolle ; anke. 
Kastenzange,f.hd. Soldeertang; hawksbill-
pliers; pincette is bec. 
Kaster, Pfeifenformer, m. hd. Kas


--- KATZE. 

ter, vormer der tabakspijpen ; moulder of 
pipes; mouleur des pipes.
Kat, Katt, f fr. Meerpaal, v. bollard. 
Katlooper, v. capon. Katschip, v. 

cat 2). ~ Katanker, v. empennelle. 
Katanker, ni. hd., v. empennelle. 
Katblock, m. hd., v. cat-block. 
Kateehugerbsaure, f. Kasjoelooi


zuur; mimotannic acid; acide mimotannique. 
Kateehusáure, f. hd., v. acide ta


ningique. 
Kathaken, m. hd., V. cat-hook. 
Katharinenalaun, m. hd. Sodazout ; 

soda-salt; catin de soude, sel de sonde. 

Kathion, m. hd. Eene electro-positieve, 
stof, die bij de electrolyse (ontledende werking 
van den galvanischen stroom) naar de cathode 
van den electroliet overgaat; cation; cassion, 
kathlon. 

Katsporen, Katspuren, Katzsparren, 
m. pl. hd. Kattesporen (spant 
samenstel in den scheepsbouw); riders;-vormig 
porques.

Katsteert, Katzenstert,m. hd. Kattestaart, 
koopvaardij wimpel; merchant-pendant; 
flamme marcbande. ~ iNachtwimpel; 
night-pendant; flamme de nuit. ® K. eines 
blocks, v. amarrage à fouet. 

K. der boje, talreep der boei; laniard 
of the buoy; ride de la boude. Tau 
mit einemk., geslurpt (puntig uitloopend) 
touw, met een bondenend geslagen touw ; 
pointed rope; cordage on queue de rat. 
Katt, v. kat. 

Kattenkopp, m. hd. Kattekop (spaak, 
waarop de kabel aan 't windas wordt bevestigd); 
norman; normand. 

Kattenrucken, m. hd., v. are du 

vaisseau on de la quille, s. are. 
Kat(t)gien, Katt, f., v. capon. 
Kattun, m. hd. Katoen, bedrukt ka


toen ; cotton, printed calico; toile de coton, 
indienne, toile peinte, tapissendis. v. druekkattun, 
printed calico, s. calico; 
domestic. 

Kattundruck, m., Kattundruckerei, 
f. yid., v. calico-printing. 
Kattundrucker, m. hd., v. calicoprinter. 
Kattundruckerei, f. hd. Katoendruk

-

kerij, katoenfabriek; manufactory of printed 

calico; fabrique de toiles peintes. - V. 

kattundruck. 

Kattunerz, n. hd. Erts van Nagyak (in 
Hongarije); ore of Nagyak; mine de Nagyak. 
Kattunpapier, n. hd. Papier van ka 
chintz paper; papier de toile de-toenlompen ; 
coton. ~ V. papier peint. 
Kattunweber, m. hd. Katoenwever; 
calico-weaver; tisserand en coton. 
Kattunweberei, f. hd. Katoenwever(j; 
manufactory of calico; tisseranderie. 
Katze, f. hd. Leider aan 't scheerraam, 

V. führer l ). ~ Haak ; hook; cros. -
Loodkoliek, v. huttenkatze. - Katanker, 
v. empennelle. -- v. kat. 

KATZEN 

Katzen, v. a. hd. Met haken neerha


len (een gebouw); to pull down with hooks; 

abattre, démolir avec des trots. 

Katzenauge, n., v. cat's eye. 

Katzenblei, n., Katzengtimmer, 

m., Katzenklar, Katzenmetall, n. 

hd. Mica, Moskovisch glas, glimmer ; mica; 

mica. — Gelbes k., v. cat-gold. ••• 

.Weisses k., v. argent de chat. 

Katzengold,n. hd., V. cat-gold. 

Katzenkiezel, m. hd. Onregelmatig 

bergkristal, gemeen kwarts; amorphous hyalin 

quartz; quartz hyalin amorpbe. 

Katzenkopf, m. hd. Kleine mortier, 

klapbus ; small mortar; holte, botte de ré


jouissance. ~ Windasspil, v . kattenkopf. 

Slotschoot, die langs den rand van 't slot 

loopt; protruding bolt; pène en bord. 

Katzensaphir, m. hd. Kattensaffler ; 

star-stone; saphir de chat, de Saussure, astérie.

Katzenschweif, m. hd. Zwavelzure 
baryt- of zwaaraarde van Chemnitz ; sulphitic 
baryta of Chemnitz; baryte sulfatée de 
Chemnitz. (chat. 

Katzensilber, n. hd., v. argent de 

Katzentreppe, f. hd. Trappengevel; 
stairs forming the shies of a gable; mur de 
pignon en forme d'escalier. 

Kauchet, m. fr. Keet, hut (der mijnwerkers 
in België); coop, shed, hut; kausche, 
kaue, haute. — Bouter le k., Mettre 
la main au chif, Faire fêtoyer ou 
Féter la fosse, (in België:) den minarbeid 
staken ; to strike, to leave the work; 

abkehren, feiern. 

Kaucheteux, adj. fr. Rijk aan steen 

aan erts van de Belgische mijnen-kolen, 

gezegd); rich, productive; reich. 

Kauder, m. hd. Spin rokken-vol ; distaff


lull; quenouille montée, quenouille. 

Kauf blei, n. hd. Handelslood ; lead 

for the trade; plomb marchand. 

Kauffahrer, m. , Kauffahrteischifi', 
n. hd. Koopvaardijschip; merchantman, 
ship of trade; vaisseau marsband. 

Kaufl'ahrtei, f. hd. Koopvaardij ; shipping 
business; marine marchande, commerce 
maritime. [a. B). 

Kauffahrteiflotte, f. hd., v. Hotte, 

Kaulstein, nl. hd, Geoxydeerd moeraserts; 
ruddy oxidated iron; ter oxyde limoneux 
ou rubigineux. 
Kaupenpflug, m. hd. Molploeg; moleplough; 
charrue a taupinières. 
Kausche, Kausse, f. hd., v. cosse. 
~ Kausche, v. kauchet. 

Kaute, f. hd. Samengedraaide bos gehekeld 
vlas of hennep; twist; tortis, botte 
de filasse. 

Kautschen, hd., V. to couch. 

Kautscher, m. hd., v. coucheur. 

Kautschuk, m., V. caoutchouc. 

Kawacke, f. hd. Gele amber ; yellow 
amber, sea-amber; succin. 

Keekle (to), v. a. eng., v. fourrer 2). 

Keckling, v. cordage à fourrer. 

:K.EHLBALKEN. 625 

Kedge, eng., v. empennelle. 
Keel, eng. Kiel (van een vaartuig) ; 
kiel; carène, quille, (en Normandie:) bodine. 

— False k., v. fausse quille. •• 
Upper false-k., v. gegenkiel. 
Keelage,eng., v. droit de quillage. 
Keelhaul or Keelhale (to), v. a. 

eng. Kielhalen; kielhalen; donner la grande 
tale, donner la tale par dessous la quille. 
Keeling—trough, eng. Koeltrog; ab


kiihltrog; auge de rafraichissement. 
Keelson, Kelson, v. carlingue ,). 
Keen, Sharp, adj. eng. Scherp, snij 

doordringend; schar f, spitz, schnei--dend, spits, 
dend, durchdringend; aigu, afpilé, acéré, tranchant, 
aiguisé. 

Keep, f. hd,., v. channel l). 
Keep, eng. Klein vestingwerk binnen 
een grooter, reduit ; reduit; reduit. 

Keep in (to), v. a. eng., v. ei.nbri.
ngen. — To keep pace with 
the sun, v. chasser 5). 

Keep-chain, eng., v. chaine d'em


brelage. (d'embrelage. 
Keep-chain-ring, eng., v. anneau 
Keeper, eng., v. enveloppe 9) . 

K. of the long boat, baviaan van de 
sloep; pavian der barkasse; sentinelle de 
chaloupe. 
Keep-plate,eng.,v. friction-plate. 

Keffekel, m. hd. Meerschuim van de 
Krim ; meerschaum from Crimea; ecume de 
mer de la Crimée. 

Keffer, m. hd. Geoxydeerd korreltin 
oxidated granulous tin-ore ; étain oxydé^ 
granuliforme. 

Kegel, m. hd. Kegel ; cone; cone. — 
Kegel (der draaibank); cone; cone. — Kegei 
(der wevers), v. bouton 4). •. Drukker, 
trekker, v. detent 2). — (Schriftkegel), 
v. corps de lettre. — Snek, 

v. fusée, a. 3) . 
Kegelband, n., v. fiche a gond. 
Kegelbrett, n , Klöppler, m. lid. 
Klosplank; nine holes; cantre, planche de 

boutons. v. cantre. 
Kegelf örmig, mij., v. conical. 
Kegelgrund, m. hd., v. fond de 

cailloutage, s. fond b. 
Kegelrad, n., v. bevel-wheel. 
Kegelschloss,n. hd., v. click-lock. 
Kegelschnitt, m. hd. Kegelsnede; 

conic section; section conique. 
Kegelspath, m. hd., v. chaux carbonatée 
crystallisée. 

. Kegelstucke, n. pl. Stukken geschut 
met kegelvormige kamer; guns with conic 
chamber; pièces á chambre conique. 

Kegelstuhi, m. hd. Klossenstoel, weefstoel 
met klossen voor gebloemde stoffen ; 
button-loom; métier à boutons, a fuseaux. 

Kegelstumpf, m. hd. Afgeknotte kegel 
; obtuse cone; cone obtus, cone tronqué. 
Kegelventil, n. hd. Kegelvormige klep; 

conic valve; soupape conique. 
Kehlbalken, M. hd., v. entrait ij.

53 


 

6 6 KEHLBOHRER — KEMPSWAID. 

Kehlbohrer, m. hd., v. chamfer-Keilehen, n. hd., v. bouton s). 
ing-auger. Keilen, v. a. hd. Met wiggen bevestl-

Kehlbrett, H. hd. Plank tot grooving gen, wiggen indrgven, v. Bogner 2), 
der kroonlijsten; board for channelling the coinser. ~ Sich k., den wiggevorm 
tringles; planche à canneler les tringles. aannemen (in den mijnbouw), afnemen ; to 

Kehle, f. hd. Hals, V. hals 1) diminish, to take the shape of a wedge; 
(Kehllinie) Keel (van een bolwerk, etc.), s'amincir, se perdre. 

v. gorge 3). — Gootsgewijze groef, v. Keilf pustel, Keilhammer, m. hd. 
cannelure 1). — Voeglood, v. flash-Keghamer ; hammer for driving in the 
ing 2). ••• K. des dachas, v. daeh-wedges; marteau à pignon. 
kehie. — K. eines kamins, keel Keilfi che, Lange der sehli svan 
eenen schoorsteen ; throat; gorge. selfiaehe, Keilnuth, Nuth, f. hd. 
Kehlen, v. a. hd., v. canneler. Wiggebed (de opengelaten ruimte ter op-
Kehlgeblk, n. hd., v. entrait 2). neming van de wig of den sleutel, die de 

— V. hahnenbalken. machinedeelen onbeweeglijk moet verbinden); 
Kehlgerinne, n. hd., v. cornière 2) . key-bed, length of the key; portie de calage. 
Kehlhammer, m. hd., v. chamfer-Keilhacke, Keilhaue, f. hd. Wiging 
hammer. vormig houweel ; wedge-shaped hoe, pic; 
Kehlhobel, m. hd. Kraalschaaf, v. pic k roc. 
grain d'orge b. Keilhauig, adj. hd. Bros (bij mijn 
Kehlleiste, f. hd. Draaiersgroefstaal, brittle; fragile, cassant.-werkers); 

V. fer a moulures. — Talaan, bolle Keilloch, n. hd. Keep, gat ter oplijst 
; talon; talon. — Keellijst, v. cymaise. sluiting, v. mortaise 1). — Sleuf in het 
Kehllinie, f. hd., v. gorge 3) . huis of blok der schaaf ter opneming van 
Kehlriemen, M. hd. Keelriem, hals-den beitel; mouth of the plane; lumiere 
riem (v. 't hoofdstel); throat-band; sous-gorge. du rabot. (Coin. 
Kehlrinne, hd. , V. kehlgerinne. Keilrahmen, m. hd., v. chassis a 
Kehlung, f. hd., v. cymaise. Keilstein, m. hd., v. feather-edg-
Kehlzeug, n. hd. Lijstscbaven ; mould-ed brick. (v. chasse-bondien. 
ing-planes; rabots à moulures. Keilstosser, Keiltreiber, m. hd., 
Kehlziegel, . m. hd. Holle dakpan Keilsti ck, n. hd. Looze kern, v. 
gutter-tile; tulle concave, none, nolet. core 5). — Kanon, dat van achteren of 
Kehr, f. hd. Lengterichting van eenen aan de kulas wordt geladen, achterlader; 
dijk ; longitudinal direction of a dike; direc-gun to be charged by the breech; canon qu'on 
tion longitudinale d'une digue. charge par la culasse. 

Kehrbloek, m hd. Voetblok ; leading Keiltreiber, m. hd., v. keilstosser. 

block, quarter-block; poulie de retour. Keilwalze, f. hd. Kluitenbreker; cy-

Kehren (die see), v. draguer 3). linder for breaking clods; cylindre à briser 

Kehrherd, m. hd. Waschtafel voor 't les grosses mottes de terre. 
looderts; nicking-buddle, rack, sleeping table; Keilzwinge, f. hd. Wigdrijver (voor 
table dormante. 't molenwerk); wedge-driver; pipoir. 

Kehrsalpeter, m. hd. Salpeter, dat Keime, Kimme, f. hd., v. chimb. 
men van vochtige muren of steenen inza-Keimhobel, Kimmhobel, m. hd. 
melt; nitre-sweepings; nitre on salpètre de Gergelschaaf, kimschaaf, v. Broze. 
boussage. Kelle, f. hd. Troffel, truweel; trowel; 

Kehrseite, f. hd. Keerzijde (van een truelle. (cave. 
blad). verso; even page, reverse; verso. — Keller, m. hd. Kelder ; cellar, cave; 
Keerzijde (van eene munt), v. éeusson 3). Kellergeschoss, n. hd. Kelderverdie-

Auf der k. gegenhalten, v. ping, verdieping benedengronds; underground 

contre—tenir. [2). floor; souterrain, étage souterrain. 
Kehrstange, f. hd., V. heb(e)eisen Kellergewbibe, n. hd. Keldergewelf; 
Kehrtaue der leesegelspirren, vault of the cellar; voute de la cave. 

n. pl., v. haubans 5), étai 5). Kellerloch, n., Kellerzug, m. hd. 
Keil, m. hd. Wig, keg, v. coin 2), 7). Luchtgat in eenen kelder; ventiduct, air~ 
Mijnwerkers-wig, v. fummel, bolz hole; soupirail. (à bosse. 
4). — Wig; ijzeren bout tot opsluiting, v. Kellerschloss, n. hd., v. serrure 
clavette 3), 4) . ~ K. zum ausful-Kellschiacken, f. pl. hd., V. Brasses 
len, opsluitingswig, v. fi llkeil, coin de zinc. 
de serrage. — Kooihoutje, v. cognoir. Kelp, m. * . Aschzout uit verbrande 

Steun, wig (bi 't porseleinvormen, V. zeeplanten, onzuivere koolzure soda. 
core (i ). — Stelhout (voor 't richten van Kelt, eng. & hd. Kelt, Schotsch laken 
geschut), v. coin de mire. ~ K. der (doorgaans van inlandsche zwarte wol); drop 
brettsager, v. bondieu. — K. and de laine écossais. 
losekeil (an einer dampfmaschine), v. Kelter, f. hd. W(inpers, druivenpers; 
clavette 0). — K. zum erhöhen wine-press; pressoir. 
der typen, v. fütterung I). Kempswaid, m. hd. Woede van de 


KENK -- KESSELTUCHO 627 


5de inzameling; woad of the fifth gathering; 

guède de la cinquieme récolte. 
Kenk, eng. Kink, v. coque 3). 
Kennel, eng. Proefblik, v. ausguss— 

blech. — Aftappingsgracht, v. ableitungsgraben. 
— Vlotkanaal, v. fluder 
). — Goot der papierfabr., v. ehanee. 

— K. on the yarn-beam, v. chanée 
3). — Small k., v. chanelette. 
Kennelkohie, f. hd., Kennel-coal, 
eng., v. candle-coal. 
Kente, f. hd. Scheerwol, v. bourretontisse, 
S. bourre. — Schaarstok, v. 
faix 2). 

Kenterhaken, m.hd , v. cant-hook. 
Kentern, v. a., v. to cant 1). •r 

V. n., V. to Cant 2). 
Kentledge, eng., v. eisengans.
Keper, Káper, m., v. croisé i).
Keperband, Koperband, n. hd. 
Gekeperd lint• twilled ribbon; ruban croisé. 
Kepern, Köpern, v. a. hd. Keperen ; 

V. croiser ij. (sées, s. étoffes. 
Keperzeuge, n. hd., v. étoffes croi-
Kératite, f. fr. Zweedsch portier; 
hornstone-porphyry; hornstein-porphyr.
Kerb, eng., v. curb-stone. 
Kerbe, f. hd. Kerf, keep, v. an


schnitt, einschnitt I), t), encoche 
1). ~ Groef in den kop der staartschoef, 

V. aushöhlung 2). ~ Insponning, v. 
embrévement...• Kartelrand,v. border 
2) . ~ K-n, p1., v. face, fr. 8).
Kerben, v a. hd., v. auskerben, 

einkerben. 
Kerbenfu.gung, v. embrèvement. 
Kerbholz, n. hd. Kerfstok (der mijn 

tally, score; taille.-werkers); 
Kerf, eng. Zaagsnede ; sagensehnitt, 
schnitt; vole, trait, chemin. 
Kermès, m. fr., Kermes, eng. & hd. 

m. Kermes (soort van schildluis, wier bes 
eihulsels tot verschillende roode-vormige 
verstoffen worden aangewend), kermesbeziën, 
scharlakenbeziën, purperkorrels. 

K. minéral, fr., Mineral k., eng.,
Mineralkermes, hd. , v. karthuserpulver. 
Kern, eng. Signatuur, v. Bran 4).

Kern, m. hd. Kern, vormkern, v. Core 
1). — (Kernholz), kernhout, hart, v. 
coeur 1). ~ Zundgatbus, v. bore 5). 

Looze kern, V. Core 5). — Gestampt, 

gewasscben en gezuiverd erts; crushed, 
washed and sorted ore; mineral bocardé, 
lavé et trié, mineral réduit en grains. 

K. eiher gloeke etc., v. noyaupouf. — K. der schraube, kern, hart 
der schroef; heart of the screw; noyau de la vis. 
Kernfeuer, n. hd. Kernvuur (dat de 
vulkanisten in 't hart der aarde onderstellen); 
central fire; feu central. 

Kerngeschtttz, n. hd. Kerngeschut; 
cannon the bore of which is equally wide 
throughout; canon dont fame est d'un dia 

uniforme. -mètre 

Kernlauge, f. hd. Sterkste loog (der salpeterfabr.); 
strongest lye; lessive la plus forte. 

Kernlehm, m. hd. Klei ter inwendige 
vormbekleeding; clay for lining the inside 
of a mould; terre de noyau. 

Kernleinwand, f. hd. Sterk linnen; 
strong linen; toile forte. 
Kernrecht, adj. hd. Goed geboord (van 
vuurwapens); well bored; bíen alézé. 
Kernsalz, n. hd. Steenzout, bergzout; 
rock-salt; sel gemme. 
Kernschacht, m.hd. Hoogovenscbacht, 

V. chemise (dernier art.), eisenkasten. 
— (Schachtfutter, n.) Kernschacht, 
eerste smeltovenmuur van vuurvaste 
steenen ; first lining, coating of fire-bricks; 
paroi principale. 
Kernsehlig, adj. hd. Met kringsgewijze 
bersten (van hout); with circular crev 
ices; crevassé circulairement.' 

Kernstahl, m. * . Het beste Stiermarkscbe 
staal (in 't Fransch ook Acier de 
Carme of Acier a double marque). 

Kerntuch, n. hd. Het beste laken; 
best cloth; drap garni et velu. 

Kernwerk, n. hd. Mijn met onregelmatige 
ertsaders ; mine with irregular lodes; 
mine à tilons irrégulières. 

Kernwolle, f. hd. Kernwol, rugwol 
(fijnste wol); back, spine; mère-laine. 
Kersey, eng. Karsaai, poortlaken; 
kirsey, heresei; carsaie. v. carisel. 

Kerseymere, eng., v. casimir. •• 
Double k., Double milled k., v. 
buckskin. 

Kessel, m. hd. Ketel, v. chaudron 
I ), bouilloire. ~ Ketel, groote gesloten 
ketel, V. boiler 2), chaudière a. 
1). -Ketel, stoomketel, v. chaudière, 

b. 1) . — Ketel, goudsmidspan, V. Coquemar. 
— Korf van 't kapiteel, v. basket 
3). ^ Ziel, boorholte (in geschut), v. bore, 
eng. 6). — Ontvanghaard, , v. basin 10). 
Kesselasche, f. hd. Potasch ; weedasch 
; potash; weed-ashes; potasse ; vedasse. 

Kesseldeich, m., Kesselsiel, n. hd. 
Halvemaanvormige dam (vóór een te herstellen 
dijk); dike formed like a crescent; 
digue en demi-lune. 

Kesseldraube, f. hd. Kap des stoomketels 
; top-vault of the boiler; couronne de 
la chaudière. 

Kesselkamin, m. hd. Haard des stoom 
chimney of the boiler; cheminée de-ketels; 
la chaudière. 

Kesselmeister, m. hd. , Ketelmeester 
(werkman, die voor den verfketel zorgt) ; 
vat-man; garde-bain. 

Kesseln, v a. De lucht van een mijnput 
zuiveren ; to purify the air of a pit; 
purifier Fair d'un puits de mine. 

Kesselreiniger, m. hd. Ketelschoonmaker; 
boiler-cleanser; appareil pour nettoyer 
les chaudières. [absatZ 3). 

Kesseistein, m hd., v. dépot 2), 
Kesseltuch, n. hd. Aan 't stuk ge



628 KETTE 

verfd laken ; cloth dyed by the piece; drap 
teint en pièce.

Kette, f. hd. Ketting, v. chain. ••• 
Ketting, schering, v. chain 3). ~ K. 
ohiie ende, v. chain 4). — Elektrische 
k., v. chain 5). 

Ketteln, v. a. hd.: Seile k., oude 
of gebroken touwen weer aaneenknoopen (bij 
mijnwerkers); to link or hitch old or broken 
ropes; nouer ou rejoindre des cables usés 
ou rompus. 

Kettelnadel, f. hd. Kousenweversnaald 
met houten hecht ; frame-knitter's 
needle; aiguille a manche. 

Kettenanker, m. hd., v. ancre 2). 

Kettenbaum, m. hd., v. ensouple ij. 

Kettenbri cke,hd.,v.suspensionbridge. 
Kettenfaden, m., v. fil de chalne. 
Kettenfadenhalter, m. hd. Ketting 


draadhouder; stick to keep the threads of 
the warp separate; quarteron. 

Kettenfusstritt, m. hd. Kettingpedaal 
of -voettrede (der kunstdraaibank) ; antifriction-
treadle and crank; pédale à chaine. 

Kettenheber, m. hd. Kettinglichter; 
lifting cord of the warp; lissette. V. coat 3).
Kettenrad, n. hd. Kettingrad ; chain


wheel; roue à chaines. 
Kettenschnur, f. hd., v. coat 3)
Kettenseide, f. hd. Kettingzijde, ge


tweernde zijde ; thrown silk, organzine ; 
organsin. 

Kettenstange, f. hd. Kettingroede, 
kettingboom (van den basse-lisse-weefstoel); 
warp-beam, warp-rod; wiche des rouleaux. 

Kettenzieher, vorderster k., m. 
hd. Tweede helper (bij 't landmeten met den 
ketting); chain-leader, leader; deuxième aide. 

Ketter, in. hd. Zandsteen van Pirna 
(Saksen); Pirna-sandstone; grès de Pirna.

Kettle,e ng., v. chaudron 1), bouilloire. 
— Ketel, groote ketel, v. chaudière, 
a. I). ® Ketel, goudsmidspan, v. 
coquemar. ~ Ketel, zijgketel,v. ehau— 
dière de ressuage, s. chaudièrea. 

— Bakje der barometerbuis, v. basin 4). 
— K. to heat the vat, v. blase 4).
Ketzern, v. a. hd. Met wiggen klooven 
(het mijngesteente); to cleave with wedges; 
(endre la roche par des coins. 

Keubel, m. hd. Zeef (voor ertsen); 
crible; crible, tamis, sas. 
Keuern, v. a. hd. Den grond met krui 

wegvoeren ; to carry away the ground-wagens 
in wheel-barrows, to wheel the earth; brouetter 
la terre. 

Keule, f. hd. Mortter- of vijzelstamper; 
pestle of a mortar; pilon d'un mortier. 
Keupérien, Keuprique, adj. fr., 

V. marne irisee. 
Kevel, m. eng. Belegklampen, kruis 
kruishout met twee beenen ; kreuz--bout,. 
holz; taquets de lancage ou de tournage, 
taquets a oreilles ou a coeur, oreille d'áne. 

— K-s of the anchor, v. patte 4). 
KIENFACI EL. 

Kevel—heads, eng. Bolderstalten, bol 
priller; kop fe der kreuzklam--deroplangers; 
pen; apotureaux. 

Key, eng. Sleutel (van een slot); schlussel; 
clé. — brig (ter vastzetting); keil, schlwssel; 
clavette, clé. — Spie, voorsteekpin, v. 
clavette 1). ••• Opsluitingsbout, sluitwig; 
v. clavette i); 1 1). — Balksleutel, 
balkband, V. clé d'une poutre (waar 
verkeerdelijk d'un poutre staat). ~ Haakje 
(aan de boekbindersnaaibank); hëkchen; chevillette. 
^ Onderlegsel van het timpaan, 

V. fütterung i). — (Key-screw, 
Wrench) Moerschroefsleutel, v. clé a 
écrou. ~ Key or Quai, v. kai. 
Key (to), v. a. eng. Vastzetten (een 
vat, een wiel. etc., V. Baler i). — Onderleggen 
(het timpaan), V. futtern i). 

Key-bed, eng., v. keilfláehe. 

Key-bit, eng., v. barbe 3). 

Key-bolt, eng., v. pène dormant. 

Key—groove, eng. Groeve ter opneming 
van een wig of sleutel; kannelirung; 
cannelure. (grooving-machine. 

Key-grooving-engine, eng. , v. 

Key-hole, eng. Sleutelgat, v. entrée 

2). ~ Gat, insnijding (in balken) ter opneming 
van den verbindingsbout, den sleutel' 
of de wig ; döbelloch; entaille. 

Key—pipe, eng. Sleutelpijp (in 't slot), 

V. barrel 4). 
Kiatsin, m. hd. Weerschijnend Chineesch 
porselein; changing china; porcelaine 
ehinoise changeante. 

Kick, eng. Terugstoot, stoot (van 't 
geweer bi 't afvuren); kolbenstoss; bourrade. 

Kick (to), To recoil, v. n. eng. 
Stooten, terugstooten (vgl. kick); stossen, 
zurïeckstossen; repousser. 

Kidderminster, K.-carpet, eng., 
Kidderminster-teppich,rn.hd. Vloerkleed 
van Kidderminster (Engelsche fabriekstad); 
tapis facon de Kidderminster. 

Kidney—link, eng. Langelid (aan de 
schaar van 't hoofdstel des paards); langglied; 
agrafe d'atèle a deux courbures. 

Kiégan, fr. n1., Kiegan, eng. Kiegan, 
japansche stof ; japonesischer zeug. 

Kiel, m. hd., v. keel. 

Kielen, v. a. hd. Verkielen (een vaar 
to furnish (a ship) with a new keel;-tuig); 
remettre on refaire une quille (a un vaisseau). 
Kielfuge, f. hd. Sponning van de kiel; 

rabbet of the keel; rablure de la quille. 

Kielholen, n., Kielholung, f. hd. 
Het kielen (van een schip); careening, careen; 
carenage. ~ Eine ganze kielholung 
geben, de kiel uitwinden; to heave (a ship) 
down keel out; virer (un vaisseau) en quille. — 
Eine halbe k. geben, een schip kielen, 
de halve buitenhuid uithalen ; to make 
a parliament-heel, a boot-topping; doneer une 
demi -carène. 

Kienfackel, f. hd. Terpentijn van Bordeaux 
; Bordeaux-turpentine ; térébenthine 
de Bordeaux. 


KIENIG 

Kienig, adj. hd. Harsig, barsbevattend ; 
resinous; résïneux, résinifère. 

Kienruss, n . hd. Zwartsel, rookzwart, 
roetzwart; pine-soot, slacking; noir de fume, 
suffe 

Kies, m. hd. Kiezelzand, v. gravier 1). 

Zwavelkies, natuurlijke verbinding van 
zwavel met een metaal, inz. met ijzer, ijzerkies, 
zwavelijzer, pyriet; sulphuret of iron, 
pyrite(s); sulfure de fer, pyrite. Eisenhaltiger 
k., ijzerhoudend kies; martial 
pyrites; pyrite brune ou martiale. — Weisser 
k., witte pyriet, wit-arsenikerts; white 
pyrites; pyrite blanche, mine d'arsenic blanc. 

Kiesel, Kieselstein, m. hd. Kiezel , 
keisteen, vuursteen, silicium ; pebble, flint, 
silicium; silex, caillou-silex, silicium. 

Kieselartig, Kiesicht, adj. hd. Kie 

silicious; silicieux, quartzifère.-zelacbtig; 

Kieseleisenstein, m. hd. Kiezelijzersteen, 
rood kiezelboudend ijzer ; red silicious 
iron; fer silicieux rouge. 

Kieselerde, f. hd. Kiezelaarde, silicium-
oxyde; silica, oxide of siliciu?n; silice, 
oxyde de silicium, terre vitrifiable. 

Kieselerdehaltig, adj. hd Kiezel 


aarde bevattend; silicic; silicé. 

Kieselerdehydrat, n. Kiezelaardehydraat, 
met water verbonden kiezelaarde; 
hydrated silica; silice bydratée. 

Kieselfeuchtigkeit, f. hd. Kiezelvocht 
(vroegere naam der oplossing van de 
kiezelzure potascb), oplosbaar glas; liquor 
of flints; liqueur de cailloux. 

Kieselguhr, f.h.d. Kiezelboudende mergel; 
silicious marl; marne siliceuse. 
Kieselhalde, f. hd. Vloeispaath cerium;

-

fluoride of cerium; fluorure de cerium. 

Kieselig, adj. hd. Kiezelig; silicious; 

formd de silice. 

Kieselkalk, m. hd. Kiezelkalk; sili


cicalce; cbaux quartzeuse. 

Kieselklumpen, Wurfstein, m. 

hd. Puddingsteen ; pudding -stone; poudingue. 

Kieselkupfer, n. hd. Kiezelkoper; 

silicated copper; cuivre silicate. 

Kieselkupfergalmei, m. hd. Kiezel 


zinkerts; silicate of radiant fibrous zinc; 

silicate de zinc fibro-rayonneux. 

Kieselmangan,n . hd. Kiezelmangaan; 
siliciferous oxide of manganese; manganèse 
pyritifère. 

Kieselmetall, n. hd. Kiezelmetaal, 
silicium ; silicium; silicium. 
Kieselsalz,n, hd., v. hydrofluate.

— 

Kieselsauer, adj hd. Kiezelzuur; silicated; 
silicate. — Kieselsaures eisen, 
kiezelzuur ijzer; silicate of iron, silicated 
iron-ore; silicate de (er, fer silicate. — K. 
salz, kiezelzuur zout; silicate; silicate. 

Kieselsinter, m. hd. Kiezeldropsteen ; 

pearl•sinter; stalactite siliccuse, quartz byalin 

concrétionnd. 

Kieseltalk, m . hd. Kiezeltalk; silicious 

talc; talc siliceux, mica. 

Kieselthon, m. hd. Kiezelleem, veld-

KIMME, 629 

spaath; felspar; argile siliceuse, andalousite, 
feldspath.

Kieseltuff, m hd. Kiezel tufsteen ; concrete 
quartz, silicious sinter; quartz coneretionné, 
tuf siliceux thermal, tubes fulminaires. 

Kiesen, v. a. hd.: Einen hafen k., 
eene haven binnenloopen ; to make a port; 
entrer dans un port. v. doneer 7). 

Kiesfahl, m. hd. Wit spiesglans; white 
antimony; antimoine blanc. 
Kiesgrube, f. hd. Kiezelzandgroeve; 
gravel-pit; sablière, mine de gravier. 

Kieshaltig, Kiesig, adj. hd. Met kiezelzand 
gemen gd; gravelly; graveleux. — Z wavelkieshoudend; 
pyritic; pyriteux, pyritifère. 

Kiesige kupfererde, n. p1. hd. Kiezelhoudende 
koperertsen ; pyritic coppermines; 
mines de cuivre pyriteuses. 

Kieskupfererz, n. hd. Wit koper; 
white copper; cuivre blanc 

Kiesniere, f., Kiesplatz, Kiesrogen, 
in. hd. Niervormige zwavelpyriet; 
kidney-shaped sulphureous pyrites; pyrite en 
globules oblongs, fer sulfuré globuleux. 

Kieszink, n. hd. Kiezelhoudend zink; 

pyritous zinc; zinc pyriteux. 

Kiff, ii. hd. Kif (reeds- tot looien ge


bruikte run); used tan; tannée. 

Kil, Kille, f. hd. Kil, slaak, geul; 

narrow channel; chenal. 

Kiliare, m. fr. Vlaktemaat van 100 
vierkante roeden of 10 bunders ; thousand 
ares; tausend aren. 

Kiln, eng. Groote oven (voor baksteen, 
aardewerk); brennofen (ziegelofen, top ferofen, 
steinguto fen); grand four, fournaise. 

Kilnhole, eng.Ovenmond; ofenschlund;

— 

gueule de four. 

Kilo—, aan 't Grieksch ontleend voor 

aanduiding der duizendvouden-voegsel ter 

van de eenheden der Fransche metrieke 

maten en gewichten, b. v. Kilogramme, 

m., gewicht va 1000 grammes of wichtjes, 

het (Nederl.) pond ; kilogram; kilogramm. 

— Kilogrammomètre, Kilogrammètre, 
m. (.bij verkorting km.). Elpond, 
kilogrammeter (eenheid van kracht of mecbanischen 
arbeid, die 1 kilogram in eene 
seconde tot op eene hoogte van 1 meter of 
el loodrecht kan opheffen); kilogrammetre; 
kilogrammometer, meterkilogramm. ~ Kilolitre, 
m. 1000 liters, kannen of koppen, 
i 0 vaten of mudden ; kilolitre; kiloliter. 
— Kilomètre, m. 1000 meters of 
ellen, 10 0 roeden ; kilometre; kilometer. •n• 
Kilométrique, adj. Kilometrisch, tot 
de mijienmeting behoorend ; kilometrical; 
kilometrisch. ~ Kilostère, m. 1000 
stères (wissen) of kubieke ellen ; thousand 
steres; tauserd steren oder kubikmeter. 
Kimitotantalit, m. hd. Finsch tantaliet; 
finnish tantalite; tantalite de Finlande. 
Kimm, f. hd. Kim, v. horizon. ~ 
Kim (van een schip), v. floor—heads 1). 
Kimme, f. hd. Kim (van een vat); 

chimb; jable. ••^ Insnede (in bet tandrad 


630 KIMMEN -- KLAMMGALIAIGES GOLD, 


van den weversboom); notch; entaille, dent. 

Kimmen, V. a. hd., v. jabler. 

Kimmkeule, f. hd. Houten klopper 
(der kuipers); beetle; mailloche. 
King-bolt, eng. Hoofdbout, v. eheville-
mattresse. 

King-piece , King-post , eng. 
Hoofdstaander eener kraan ; hauptstdnder 
eines krahnes; poincon, poteau de fond. — 
(Joggle—piece, Crown—post), dakstoelstut; 
dakspruit; bngstijl, v. dachstuhlsaule; 
Crown-post (waar hing

-

post, veranderd worde in king-post). 
King-post-roof, eng. Zadeldak met 
één verticalen stander in den dakstoel ; sat


teldach mit nur eiher dachsdule im dachstuhl; 

comble a deux égouts, qui n'a qu'un seul 
poincon en chaque ferme. 
Kink, m. hd. Leiblauwe klei; slate-blue 
clay; argile d'un bleu noir$tre. 

Kinnsti ckchen, n. hd. Kinstukje 
(uitstekend gedeelte onder aan 't meslemmer); 
spring-clasp; mentonnet. 

Kiosk, eng. & hd., Kiosque, fr. m. 
Turksch tuinhuis of tentdak op zuilen. 
Kippe and wippe, Kipperei 

and wipperei, f. hd. Het snoeien, besnoeien 
der munten; clipping of money; 
billonnage, billonnement. 

Kippen, V. a. hd. Snoeien (geld), v. 
billonner, beschneiden 5). — Den 
anker k., bet anker kippen ; to fish the 
anchor; traverser lancre. 

Kipper, m. hd. Geldsnoeier; clipper of 
money; billonneur, rogneur. 
Kirchenkrätze, f. hd. (bij mijnwerkers:) 
Zilverkorreltjes ; granules of silver; 
petits grains d'argent. 

Kirsch, Grand, m. hd. Met f1jngestampt 
kwarts vermengde pottenklei (waarmede 
zundgaten worden dichtgestopt); heavy 
earth mixed with pounded quartz; terre 
grasse mêlée de quartz écrasé. 

Kirschel, m. hd. Bergkristal, gekristalliseerd 
glasachtig kwarts, valsche diamant; 
cristallized hyaline quartz; quartz 
hyalin cristallisé, cristal de roche. 

Kis, m. fr. G ra ph iet, v. graphit. 

Kistbri cke, Kastenbri cke,f. hd. 
Kistbrug, brng van luchtdichte kisten; chestbridge; 
pont de caisses. 

Kiste, f. hd. Kist; chest; Baisse. — 
(Sehiffskiste) Kist, scheepskist; seachest, 
sailor's chest; eoffre de bord. 

Kistenbau, m. hd. Bekleeding der dijken 
met dun rijshout; lining of the dikeswith brush-wood; revêtement des digues en 

broussailles. 

Kitt, m. hd. Kleefdeeg, etc., v. cement, 
eng. 1). Steengruismortel (der 
beeldhouwers) ; V. bildhauerkitt. — 
Stopverf (der glazenmakers), v. glaserkitt. 
~ Schrgnwerkersstopverf, v. futée. 

Kitten, v. a. hd. Met stopverf, stopkalk, 
kleefdeeg, etc. lucht-en waterdicht 
maken ; met masUk vastzetten; to cement; 

to Simon; to putty; to lute; cementer; ba 
digeonner; mastiquer; luier. 

Kittspalte, f. hd. Ruimte tusscben 
twee hardsteenen, ter opvulling met vloeibaren 
mortel ; ab(b)reuvoir; abreuvoir. 

Klabaien, f. pl. hd. Zwalpen, grieten; 
laths or battens under the beams; traversins 
sous les baux (d'un vaisseau). 

Klafter, f. hd. Vadem, v. fathom. 

Klafterholz, n. hd-Vaamhout, v. 
bois de corde, fadenholz. 
(Rundholz) Rondhout, onbeslagen hout, 

V. bois de (ou en) grume. 
Klaftermass, Klafterrahmen, n. 
hd. Vademmaat, houtmaat; cord, cord-measure, 
wood-measure; toise, corde, membrure. 

Klaftern, v. a. hd. Vademen, afvademen 
(het hout), v. corder 1), fadmen, 
abfadmen. 

Klafterschlag, m. hd. Houtslag, hak 
(uitgebreidheid gronds, waarop bet stamhout 
geveld wordt); part of the forest, where 
cord-wood is cutting; taillis, coupe, assiette 
pour le bois de grume. 

Klaftersetzer, m. hd. Stapelaar van 
't vaamhout; piler of cord-wood; mouleur. 
Klameien, v. a. hd. Klamaaien ; to calk 
with the horsing-iron, to horse up; patarasser. 

Klamm, Klemm, adj. hd. Schaarsch, 
schraal (van mijnaders); scant, scanty; clairsemé, 
rare. 

Klammer, f. hd. Klemhaak, kram, 
houvast, spanijzer; cramp, cramp-iron, holdfast, 
catch, timber-dog, staple, tie; crampon, 
clameau, crochet, patte, Bergent, tirant. v. 
clameau, clamp 5), hold-fast, 
band, n. hd. 9). — (Band) Gording, 
bindbalk (voor de koppen der grondpalen); 
brace, key; raineau, lien, moise. — (Klam 

-me)

Drager (van den pottebakkerskoker), 

V. broeken. • Kram (in metaalwerk, v. 
attelles. — (Klammerholz) Band, 
bindstuk; schoor of stutbalk, V. brace 2). 
— Kardoes, draagklamp, v. brace 3). ^• 
Kraagsteen, karbeelsteen, v. bracket 3). 
(am presskarren), V. cantonnière 
2). — (am tenakel) Letterzetters-
nijpertje, v. divisorium. — Bleekers-
nijphoutje, V. épingle 3). r Strik, 
insluiting (bij letterzetters); V. accolade. 
~ Haakjes (bi letterzetters), V. bracket 
6). — Durchbrochene k., halve strik; 
hal (.brace; accolade bristle. — Einseitige 
k., éénzijdige klemhaak of kram (met beide 

punten of klauwen in dezelfde richting); 

cramp-iron having its two points in the same 
direction; clameau Is une face, clameau plat 
on simple. — Zweiseitige k., tweezij 

kram of klemhaak (met beide punten-dige 

in tegenovergestelde richting); cramp-iron 
the points of which are in opposite direction; 
clameau à deux faces. 

Klammerband, n. hd., v. brace <2). 

Klammgalliges gold, n. hd. (bij 
mijnwerkers), vast, gedegen goud; massio 
gold; or massif. 


KLAMPE 

Klampe, f. hd. Staanman, klessing, v. 
cleat 1). (norous stone; pierre resonnante. 
Klangstein, m. hd. Klanksteen ; so-
Klappe, f. (Klappenventii, n) hd. 
Klep, v. clack, clack-valve, clapet. 
Register, schoorsteenschuif, v. damper. 
Schoorsteendekplant, v. deck—plate 
for chimney. ~ Walkstok, volhamer, 

V. fouloir 2). — Schaal, schaaldeel, v. 
flache-dosse. ® K. am blasbalg, 
V. balgenklappe. — K. der zugbriieke, 
klap der ophaalbrug, v. flap 2). 
~ Obere k. (der luftpumpe der dampfmaschine), 
V. delivery-valve. Untere 
k., v. blow-valve tij. 
Klappenbi chse, f. hd., v. botte 
a soupape, ch apelle des soupapes. 

Klappenf.ache, f. hd. Stoomschuif


plaat; slide-valve-face; table des tiroirs. 
Klappensitz, m. hd. Klepsteun ; valveseat; 
siége de soupape. 
Klappensystem, n. hd. Kleppenstel; 
set of valves; systême de soupapes. 

Klappen-and hahnenwerk, n. 
hd. Kleppen-en kranenwerk (eener stoom 
cocks and valves; robineterie.-machine); 

Klappladen, m. hd. Vouwblind, blind 
uit twee of meer samenslaande stukken); 

boxing, folding shutter; volet brisd. 
Klaprothit, ni hd., Klaprothite, 
eng. & fr. Blauwspaath, klaprothiet. 

Klar halten, Klar machen, v. a. 
hd. Gereed maken, klaar maken, klaar leggen, 
klaren (touwwerk, de takelage, etc.); 

to get clear, to see clear, to clear, to overhaul, 
to refit (the rigging, etc.); parer, recourir 
ou visiter (les manoeuvres). •• Die 
riemen k., v. armer li).

Klar scheren, Klaren (ein takel), 

m. hd. Een takel klaar scheren, een ver 
onklare talie klaren ; to onderrun-warde of 
a tackle; parer un palan. 
Klariren, v. a. hd. Inklaren (een schip); 
to clear; acquitter (un navire) a la douane. 
Klärkessel, in. hd. Klaarketel (der 

suikerzieders); clarifier, second boiler; cuve 

d'affinage. 

Klarsehleifen, n. hd. Tweede polijs


ting (van 't spiegelglas); second polishing or 

grinding; second polissage. 

Klaubeb u.hne, f. hd. Sorteertafel of 

-plank (voor bet erts); sorting-board; dplu


choir, bane a trier (le mineral). 

Klauben, Kutten, v. a. hd. Uitzoeken, 
schoonmaken (het erts); to cull; éplucher, 
trier, nettoyer. 

Klaubenwerk, n. hd. Uitgezocht, gezuiverd 
erts ; culled • ore; ininerai trié. 
Klaubericht, Klauberig, m. hd. 
Uitschot (van 't erts); refuse; rebut. 
Klaue, f. hd. Slotenmakers klauw, V. 
fang 2). — Driehoekige keepverbinding, 

V. empattement 2). — K—n, klauwen, 
meenemers, v. coupling-box 2). 
Klauhammer, m. hd. Kalfaathamer; 
calker's hammer; calfat. 

KLEMME. 631 

Klause, f. hd. Waterput der tinerts 

-wasscberi.j (die 't water der tinwassching op. 
neemt); waste-water-pit, sink; fosse du lavoir. 
Kleback, m. hd. Kleibak (der rafpineurs); 
clay-bac; caisse a ramollir l'argile. 
Klebefeuer, n, hd. Zeker krijgsvuurwerk, 
dat zich aan de voorwerpen hecht en 
ze in brand steekt; sticking fire; porte-feu. 

Kleben, Zusammenkleben, v. a. 
hd. Aaneenplakken (bij drukkers); to bake; 
caller ensemble. 

Kleber,m.hd. Raamhaak, spanhaak voor 
't laken ; tenter, tenter-hook; crochet, clavier. 
Kleb(e)schiefer, n. hd. Schilferklei ; 
schistous clay, slate-clay; argile schisteuse 

ou feuilletée. 

Kleckmortel, m. hd. Leemkalk, pleisterklei 
(mengsel van leem en gekapt stroo); 
loam, pugging-mortar, stuff; bousillage, tor


chic, bauge. 

Kleekwerk, n. lid. Metselwerk van 
leemkalk ; loam-work; bousillage. 
Kleeblatt, n. hd. Mijn met drie kamers, 
klavermijn ; tri f et; trede, mine trédée. 
Kleezug,m.hd. Klaverbladvormig bouwsieraad; 
trefoil; trète. (grasse. 

Klei, in. hd. Klei ; clay; argile, terre 

Kleibalken, m. hd. Grondbalk, ligger, 

,elikbout, kesp ; sole, sill; racinal. 

Kleiben (mit lehm and stroti), v. a. 

hd. Met leemkalk (mortel van leen en stroo) 

metselen ; to loam-coat; bousiller, torcher. 

Kleid, n. hd. Bekleeding (met zoden, 

horden, fascinen, etc.), beschoeiing ; lining; 

revêtement. — K. eines segels, v. 

cloth of a sail. ^ K. einer schiffs. 

laterne, V. couverture 3) . 

Kleidkeule, f. hd. Kleedkuil, moskuil 

(scheepshamer); serving-mallet; maillet ou 

mailloche a fourrer. 

Kleie, f. hd. Zemelen ; bran; son. •• 

Durchgegohrene k., v. farbsaure. 

Kleineisen, n. hd. IJzer, dat men uit 
de ijzerslakken wint; iron extracted from the 
scoria, small iron; fier qu'on retire des scones. 

Kleinfarbe, f. hd., v. fugitive col


or, s. color. 

Kleinfärber, m. hd., v. dyer 3). 

Kleinklieber, m. hd. Kloover van het 

duighout; cleaver; refendeur. 

Kleinschmied, m. hd. Kleinsmid ; 

edge-tool-maker, hardware-man; taillandier, 

quincaillier, Cloutier, lormier, martineur. 

Kleinsilber, n. hd. Bladzilver, zilver 

boekje); silver-leaves;-blaadjes (van 25 in 't 

argent en feuilles. 

Kleinweber, m. hd., V. bandweber. 

Kleisoden, m. pl. hd. Kleizoden, plag


gen (tot dijkbekleeding); clay-sode; gazon 

de terrain gras. 

Kleister,m.hd. Stijfselpap, v. empois. 

Kleisterbu rste,f.Kleisterpinsel, 

n. hd. Stijfselborstel, stijfselkwast ; pastingbrush, 
brush; brosse à l'empois, a collo 
goupillon. 
Klemme, f. hd., v. hold-fast. 


 

632 KLEMMEN --

Klemmen, V. a. hd. Klemmen, knel 

nijpen, drukken; to pinch, to cramp;-len, 
serrer, presser. — Sich k., geen speel ruimte 
of speling genoeg hebben ; not to 
have sufficient play; s'entre-serrer, n'avoir 
pas assez de jeu. 

Klemmeisen, n. hd. Bek, klauwen 
der bankschroef; vice-chops; mácboiresd'étau. 
Klemmfutter, n. hd. Elastische kop 
(der draaibank); elastic chuck; mandrin brisé. 
Kletteeisen, n. hd., v. culling iron 
(waar het Fransch épluchoir is weggebleven). 
Kliebeisen,hd. Kloofmes (der kuipers); 

cleaving-iron; fendoir. 
Kliebholz,n.hd. Kloofhout; cleft-wood, 
hewn wood; bols de reiend. 
Klimmstag, n. hd. Klimstag; bowsprit-
horses; garde-corps de beaupré. 

Klinge, f. hd. Lemmer (van een mes); 
blade; lame, fer. — Kling (van eene sabel); 
blade; lame, fer. Schaafbeitel, v. fer 
de rabot. — Hólzerne k.,v.estoe 1). 

Klingenstahl, m. hd. Klingenstaal ; 
steel for sword-blades; acier pour les lames. 

Klinke, f. hd. Klink, klinklichter, v. 
cadole, clinche, coquille, battant 
3) (alwaar men het Engelsch twing verandere 
in swing). 

Klinkedri cker, m. hd., v. clinche. 

Klinken,v.a hd. Klinken, v. to clinch. 

Klinkenblech, n. hd. Klinkplaat; 

latch-plate; platine a loquet. 

Klinkenhaken, m. hd. Kllnkhaak, 
klinkkram ; hook or staple to receive the 
latch; mentonnet. 

Klinkenschloss, n. hd. Klinkslot; 
latch-lock; serrure à loquet. 

Klinker, m. hd., v. clinker. 

Klinkert, m. hd. Klinker (platboomd 
kustvaartuig, inz. op de Oostzee); clincher; 
clincart, clinquart. 

Klinkerwerk, n. hd., v. clin. 

Klippwerk, n. hd. Hamer-muntwerk; 

sledge-coining work; engins de monnayage 
au marteau. 
Kiöbehen, n. hd. Katrolletje (der spinnerijen); 
little rim; pouliot. — Horlogema 

facetten -kerswerktuig tot polijsting der; 
pinion-facing tool; outil a polir la face des 
pignons. (wedge; coin de ier. 
Kibbeisen, n. hd. IJzeren wig ; iron 
Kloben, m. hd. Sterke kram ; cramp, 
staple; crampon. — Sluithaak, klembaak, 


V. catch 4), band, hd. g). — IJzeren 
duim, v. gond 1). — Handschroef, v. 
étau á main 1l)-13). ~ Klemhaak, 
V. chamfer-clamp. — (Steigradkloben) 
Koperen stander, waarop de onrust 
van een uurwerk draait ; potante; potence, 
nez de potence. — Poortje, huisje 
(der balans); cheeks; chape, chá se. ~ Niptang 
(der mijnwerkers); pincers; tenailles, 
mordache. — Kloben, m. hd. Katrol, v. 
flasche 5). ~ K. ohne scheibe, 
katrol zonder schijf, doodshoofd; roll; moque. 
— Houvast (der goudsmeden) tot ver-
K.LOWEN. 

zilveren der waterkannen ; cramp; mandrin 
á aiguières. 
Klöben, Kioben, Spalten, v.a. hd. 

Klooven (hout); to cleave, to rive; fendre. 

Klobendeichsel, V. enrayoir 3). 

Klobenholz,n.hd. Stapelhout, gekloofd 

brandhout; cleft or hewn fire-wood; boil de 
quartier. — Katrolhout ; pulley-wood; pouliot. 

Klöber, in. hd. Houtkloover; woodcleaver; 
fendeur de bols. — Kloofmes, v. 
kliebeisen. 

Klöpfel, m. hd. Klepel, v. battant 4) . 
Klopfelriemen, m. hd. Klepelriem; 
thong of a bell-clapper; brayer. 
Klöpfelring, m. hd Klepelring; ring 
of a clapper; bélière dune cloche. 
Klopfen, V. a. hd. Kloppen, slaan, 
beuken ; to strike, to beat; battre, (rapper. 

Beuken, braken, v. ausklopfen. 
Die form k., niederklopfen, dresseeren, 
den lettervorm met de dresseerplank 
aankloppen ; to plane, to plane down the 
form; taquer la forme. 

Klopfer, m. hd., v. battant 4). 
Klopfholz, n. hd. Dresseerplank (der 
letterzetters); planer; taquoir. 

Klopfpulver, n. hd. Plantenzwavel, 
wolfsklauwpoeier, heksenmeel; vegetable sulphur; 
powder of lycopodium; soufre végétal, 
poudre de lycopode. 

Klopfstein, m. hd. Klopsteen (der 

schoenmakers); lap-stone; billot, buisse. 

Kloppel, m. hd. Klokklepel, v. battant 
4) . — K. (oder Kopf) des gangspills, 
v. drum-head 1). — K. (fur 
spitzen, schniire), V. bobbin t.). 

Klöppelarbeit,f.hd. K loswerk; bobbin


work, bobbinet-work; ouvrage fait au fuseau. 

Klöppelnadel, f. hd. Naald der kant 

kantnaald ; needle for working-werksters, 

lace; aiguilie b dentelle. 

Klospe, f. hd. Verbindingslat der bal


ken ; assembling-lath; latte pour fixer l'en


semble des poutres. 

Klostergewölbe, n. hd. Kloostergewelf 
; cloister-vault; voute en are de cloitre, 
voute d'arête. 

Klotz, m. hd. Blok ; log, block; bille, 

bloc. ® Draagklos, v. bockstUtze. — 

Ladeklos (van 't weefgetouw); cheek; som 


mier, masse. — Kuipersblok ; block; trochet, 

tronchet. — Klamp, v. chantignole. --

Stopstuk, kalf; klamaai, vissingstuk, V. en


tremise 1), 2). ~ Groote hamer (der 

mijnwervers); large hammer or beetle; masse. 

Klotzholz, n. hd. Hout aan blokken ; 

wood in blocks; bols en billes. 

Klotzig, adj hd. Grofkorrelig (bij pot


tenfabr.); coarse-grained; á gros grains. 

Klotzkalk, m. hd. Grove koolzure 
kalk ; coarse carbonate of lime; ehaux . ca rbonatée 
grossière. (press; presse a billot. 

Klotzpresse, f. hd. Blokpers; block-

Klotzwagen, m.,v.blockwagen 2). 

K10wen, v. a. Klooven (diamanten); 

to cleave; cliver, diviser. 


KLUB -- 

Klub, f. hd. Schroefsleutel, schroevendraaier; 
turn-screw; screw-driver; tournevis. 

Klubb, m. hd. Tang ter uittaling van 
de afgebroken mijnboren; punch-drawer; tenailles 
à retirer les fieurets rompus. 

Kluft, f. hd. Kluit, zwei, v. équerre 
3), angle-Bevil. -Klucht, kluft, v. 
brisure 2).—Kloof, mijnkloof, v. fente 3). 

Kluftdamm, m. hd. Dwars-of tusschendam 
(bij 't aanleggen van kanalen); 
traverse-dam; traverse de canal. 

Kluftwerk, n. hd. Kluftwerk, kluchtwerk 
; composed pieces of timber; pièces 
d'une construction formes elfes-mêmes d'autres 
pièces. r Gekluchte mast, v. m t 
d'assemblage ou à brisure. 

Klumpchen, n. hd., v. knötchen 
1)--3). [ballen i). 

Klumpen, in. hd. IJzerklomp etc., V. 

Klumpern (rich), v. r. hd. Zich 

samenpakken, samenballen, zich tot een bal 
of kluwen vormen ; to agglomerate, to conglomerate, 
s'agglomérer, se conglomerer. 
Klonteren (bij chemisten); to clod or clot; 
se grumeler, s'engrumeler. 

Klumpstahl, Ki chenstahl, m. 
hd. Staal aan klompen ; steel in lumps; 
acier de grain, de motte ou de madragon. 

Kluppe, f. hd. Schroevensnijder, v.diestock. 
- Houtschroefsnijder, v. devil 
(waar klappe moet veranderd worden in kluppe). 
- Schroefsnij-ijzer, schroefplaat,v.$lière, 
b. 1), 5). - [Jithaaltangetc., v. klubb. 

Kluppert garnstrahnen, m. hd. 
Dozijn strengen garen ; dozen of skeins; 
douzaine ou glane d'echeveaux. 

Kluppschienen, f. pl. hd. Houten 
krammen aan den kettingboom (des weef 
wooden cramps of the warp-beam;-stoels); 
crampons de bols de l'ourdissoir. 

Kluppzange, f. hd. Veertangetje (der 
horlogemakers); pliers; petite pince à ressort.. 
v. brucelle(s), federzange. 

Kli sband, n. hd. Band onder de 
kluizen, v. breast-hook 2). 
Kli se, f., Kli sgatt, n., v. écubier 
I) . 
Klush0lzer, n. pl. hd Kluisplaten, V. 
alonge d'écubier, apótres. 
Klutte, f. hd. Geringe steenkoolsoort; 
mean coal; houille molle de pen de valeur. 

Kluttenpfahl, m. hd. Spits of scherp 
uitloopende eiken plaat, die als paal dient; 
pointed joist; madrier aiguisd servant en 

guise de pieu. 

Knagge, f., Knaggen, m. hd. Klamp, 

kardoes, v. échantignole, brace 3).— 

Meenemer (der draaibank), v. conduc


teur-moteur. -Kwast (in 't hout); 

knot, knob; noeud. - Kleine duim of lich


ter (der stoommachine), v. came, fr. 2). 

Uitstekende rand (aan machine-deelen; 

star, tappet; mitnehmer. 

Knallblei, n. hd. Knallood1; fulminat


ing lend; plomb fulminant, nitrate de plomb. 

Knallen, n. hd., V. fulmination. 

K.NEBELGEBISS. 633 

Knallfliissigkeit, f. hd., V. azoture 
de chlore. 
Knallgas, n. hd. Knalgas; oxygen and 
hydrogen gas; gaz fulminant. 
Knallgold, n. hd. Knalgoud; fulminating 
gold, saffron of gold; or fulminant. 
Knallluft, f. hd., v. air inflammable. 
Knallplatin, n. hd. Knalplatina ; fulminating 
platina; platine fulminant. 
Knallpulver, n. hd. Knalpoeier; fulminating 
powder; poudre fulminante. 
Knallquecksilber, n . hd. Knalkwik; 
fulminating mercury; mercure fulminant. 
Knallsalz, n. hd., V. chlorate de 
potasse, s chlorat. 
Knallst ure, f hd. Knalzuur ; fulminic 
acid; acide fulminique. 

Knallsaures silberoxyd, Knallsilber, 
n. hd. Knalzilver; V. deutofulminate 
2) . 

Knapen, m. pl. hd. Knapen ; fore-locks; 
taquets de clous. 

Knappwerk, n. hd. Kribwerk, be. 
kleeding der rivieroevers; embankment; revêtement 
des bords d'une rivière. 

Knarrend, adj. hd. Krijschend, knar 
creaking, grating; strident. -send ; 
Kn^uel, Knauel, M. hd. Kluwen; 
ball, bottom; pelote, peloton. 
Knauelmaschine, hd., v. ballwinding-
machine. 

Knaueln, Knaueln, V. a. hd. Tot 
kluwens winden ; to bottom-wind; mettre en 
pelote ou peloton, pelotonner. 

Knauer, m. hd. Hard, stug gesteente; 
hard, rebel rock; roche dure, réfractaire. 

Knauf, m. hd. Kapiteel ; capital; chapiteau 
de colonne. -Kapiteel der corinthische 
zuilen ; cap; campane. - Apfelf 
ormiger k., bolvormige knop: pommel, 
knob, ball; pommette. 

Knaufstempel, m. hd. Knoopstempel, 
stalen stempel voor metalen knoopen; 
puncheon; marteau a emboutir, bouterolle. 

Knead (to), v. a. enq. Kneden (de 
pottenklei, etc.); kneten, vergleichen, durcharbeiten; 
pétrir, malaxer, voguer. v. corroyer 
l' argile. 

Kneader by the feet, eng. Kleitreden 
; massentreter; marcheur de pate. 

Kneading,eng. Het kneden; das kneten, 

vergleichen; pétrissage. - K. by the 

feet, Tempering, het kleitreden ; das 

treten; marchage. 

• Kneading-machine, Kneadingmill, 
eng. Mechanische kneedtrog (der bak 
teigknetmaschine; pétrin mécanique.-kers); 
Knebel, m. (Knebelholz, n.), hd. 
Pakstok, spanstok, v. bending-stick. — 
Knevel, draaier, knijper (aan boord) ; toggle, 
togget; hitte, burin, trésillon, minabouet. 

Knebeln (ein tau), hd. Beting leggen; 
to bit(t) a cable; bitter un cable. 
Knebelgebiss, n., Knebeltrense, 

f. hd. Drenkgebit, watertoom, kauwgebit ; 

634 KNECHT -- KNOPFHAKEN. 


sna fie, snaffie-bit, watering-bit; mastigadour, 
mors de bridon. 

Knecht, m, hd. Schietspoeldrtjver, v. 
bascule d'un métier, chasse-navette. 
— Klembaak, v. klammer i). 

-Schroefstok, bankschroef, V. benchvice. 
- Kunstdraaiersschroe(, v. bock 
i). ~ Knechts, pl . Knechts, v. fears etc. 
Knee, eng. Elleboog, boek, kromming, 

V. coude i). -Hals der bajonet, v. 
branche coudée. -IJzeren knie of 
winkelhaak (aan stoommach.); knie; équerre 
en fer. -Knie, krombout, krommer, v. 
courbe b. etc. (knieráhre. 
Knee-pipe, Kneed pipe, eng., v. 
Knee-strap,eng.Spanriem (der schoenen 
zadelmakers); knieriemen; tire-pied. 
Knee-timber, eng Krombout, v. 
arched timber. 

Kneif,hd.Doorslag, v. aushacker. ^• 
Mes (der schoenmakers, zadelmakers) ; knife; 
tranchet. -Runder k. , boekbindersmes 
; bookbinder's knife; couteau de relieur. 

Kneife, f. hd. Houvast, v. hold-fast. 

-Nijptang; pincers; pince, pincette. 
Kneipfzange, f. hd. Hoefsmidsnijptang, 
v. beisszange. -Nijptang der 
perkamentmakers, v. affiloir. 

Kneissen, v. a. hd. Ontharen (de buiden); 
to unhair; débourrer, dépiler. 

Knetbar, adj. hd. Lenig (van 't leder); 
soft, tender; moliant. •. Tot kneden en 
vormen geschikt (van pottenklei, etc.); /iguline; 
figulin. 

Kneten, n. hd. , v. kneading.
Knetfass, n. hd. Kneedtob (voor de 
pottenklei); tempering-tub; tine a malaxer. 

Knie, n. hd. Elleboog, kromming, V. 
coude t). -Kromhout, v. courbe b. 
etc. Tuimelaar der schel, v. crank 1). 

IJzeren knie, v. knee 3). •• V.
knieholz. 

Knieholz, n.hd., v. arched timber. 

Knieröhre, f. hd Pijp of buis met 

eenen elleboog; tube bent as a knee, elbowpipe, 
knee-pipe; tuyau recourbé. v coude 
à, vapeur. 

Knife, eng. Mes ; messer; couteau. v. 
knives. — v. couteau. 
Knife-file, eng. Mesvijl, mesvormige 
vijl; messerfeile; lime en couteau. 
Knife-grinder, eng. Messenslijper; 
schleifer; rémouleur. 

Knife-sharpener, eng. Messenscherper; 
messenschdrfer; outil á aiguiser les 
couteaux. 

Knife-spring, eng. Messeveer; mes

-

serfeder, springleder; ressort d'un couteau. 

Knife-tool, eng. Platte graveerbeitel; 
messerzeiger; onglette. 

Knight-heads, pl. eng., v. apótres. 

Knights, pl. eng., v. fears. 

Knistern, n. hd., v. crépitation. 

Knitting-needle, eng. Breinaald; 

stricknadel; aiguille h tricoter. • 

Knives, Rag-knives, Rag-cut


tere, pl. eng. Messen, metalen schenen van 
den houten cilinder des hollanders (roerbak 
der papierfabr.); messer, schienen, holldnderschienen; 
lames du cylindre à papier. 

Knob, eng. Knop (b. V. van eene deur, 
van eene sabelgreep, van een zadelboog, enz.); 
pommel; pommeau, bouton. - Holsterkap, 

V. calotte, c. 2). -Vizierkorrel, v. 
bouton 3). -Duim, tand, lichter, v. 
came, fr. I). — (hook, crotch) Ring, 
knop eener lade ; schubladenring, schubladenknopf; 
main. ~ Bek, snavel eener tang; 
schnabel einer zange; bec de tenailles. -
Ornamental k. (on the scissors) Sicraadknop 
(onder aan 't blad eener schaar) ; 
zierknopf; moignon. 
Knobby, adj. eng. Knoestig; knotig; 

noueux. (turner's work. 
Knochenarbeit, f. hd., v. bone-
Knochenasche, Knochenerde, 

f. hd., v. beinasche. 
Knochenglas, n. hd. Beenderglas; 
bone-glass; verre d'os. 
Knochenkohle, f. hd., v. charbon 
animal, charbon d'os. 
Knochenleim, m. hd. Beenderlgm ; 
bone-glue, osteocolla; colle d'os, ostéocolle. 
Knoehenál, n. hd. Beenderolie, brandige 
dierlijke olie, olie van Dippel ; empyreumatic 
animaal oil; buile animale empyreumatique. 


Knochensaure, f. hd. Phospborzuur ; 
phosphorous acid; acide phospborique. 
Knochenschw's,rze, f. hd., v. boneblack. 


Knollen, m. p1. hd. Knobbels in 't papier; 
balls; pátons. -Slakkenmassa (die 
men andermaal smelt) ; balls of scoria ; 
masse de scones à refondre. 

Knollenstein, m. hd. Leveropaal (wel


eer blauwe speksteen); menilite; ménilite. 

Knopf, m. hd. Knoop; button; bouton. 

Knop, v. knob i ). -Duim, tand, lichter, 
v. came i ). -K. am degen, 
degenknop; pommel; pommeau. •n• K. am 
flaggenstock, v. acorn. ••• K. mit 
chr, v. bouton à queue. — K. an 
der pistole, v. calotte, c. 2). ~ K. 
an einer sàule, v. knauf 1). — K. 
mit seidènfloeken, knoop met een zijden 
kwastje; tufted buttón; bouton it fre!uche. 
~ K.(Knoten, Stich)an einem 
tau, knoop, steek in een touw ; knot; noeud. 

-K. an einem thurm, bal, kloot op 
eenen toren ; ball; pomme. 
Knopfdraht, m. hd. Koperdraad voor 
speldekoppen ; wire for the heads of pins; 
móle, cannetille. 

Knopfiabrik, f., v. boutonnerie. 

Knopfform, f. hd. Knoopenvorm ; but


ton-form; moule á boutons. 

Knopfgabel, f., v button-stick. 

Knopfgiesser, m. hd. Knoopengieter; 

founder of buttons; fondeur de boutons. 
Knopfhaken, m. hd. Knoopbaak; 
button-hook; tire-bouton. 


KNOPFMACHERWAARE --KOCHSALZSURES. 635 


Knopfmacherwaare, f. hd. Knoopmakerswaar; 
button-ware; boutonnerie. 

Knopfscheere, f. hd. Speldenmakersschaar; 
pin-maker's scissors; ciseaux eamards. 
Knopfspann, n. hd. Knoopspan; odd 

shroud; hauban simple ou impair. 
Knopfspindel, n. hd., v. entêtoir. 
Knopfzeug, n. hd. Knoopenstof; stuff 

for buttons; é toffe de la petite tire. 
Knopperhammer, m. hd., v. al


lemanderie. (letteries. 
Knorpelkohlen, f. pl. hd., v. gail-
Knorrenlos, adj. hd. Zonder kwasten; 

knotless, unknotted; sans noeuds. 
Knospenfórmig, adj. hd. Knopvormig; 
like buds; en bouton, gemmiforme. 
Knospenstein, m. hd. Vezelig atlaserts; 
fibrous malachite; malachite fibreuse. 

Knot, eng. Knoop, steek, v. knopf an 
einem tau. ~ Glaskern, v. boudine. 
r Nop (van 't laken), v. bouton 5). ~ 

K. of skeins (Hand of skeins) 
Bundel of pak zijdestrengen ; pack seidenstrange; 
matteau. ~ K—s, kruiselwerk, v. 
entrelacs. — To make a double 
k., v. fornouer. ~ Little, small-k., 
V. knötchen 1)-3). K. of.the 
log—line, knoop der loglijn ; knoten der 
loggleine; noeud de la ligne de lock. 
Knbtchen, (Klumpchen), n. hd. 
Knoopje (in niet behoorlijk gekaarde wol 
of katoen); small knot; mat(t)on. — ( Spinnenkopf) 
Oneffenheid of knoopje in 't 
zijdeweefsel); little knot; bouchon. Nopje, 
knoopje (in 't laken); little knot; frisure, 
ma(t)ton. — (Flcickehen) Knoopjes (in 
't haute-lisse-weefsel) ; unevenness formed by 
little knots; gale. •••Onzuiverheid, knoopje 

(iu 't laken), v. epouti. 

Knötel m. hd. Tinerts ter grootte van 
een ei ; tin-ore of the size of an egg; mine 
d'étain de la grosseur dun oeuf de poule.

Knoten, m. hd. Nop (van 't laken), V. 
bouton 5). •• Knobbel, kern (in eerre 
glasschijf), v. boudine, blase 1). ~ 
Knoop (in een touw, v. knopfan einem 
tau. ~ K. der logleine, v. knot 
of the log-line. 

Knottness, eng. Knooperigheid ; menge 
knorren; abondance de noeuds. 
Knotty, (Knobby) adj. eng. Knoesterig, 
kwasterig, vezelig, moeiel(jk te po 
(hout); knotig, knorrig, stig, faserig;-lijsten 
racheux, raboteux. 

Knuckle, Knuckle-joint, eng. 
Scharnier, scharnierverbinding, v. jointarticulé. 

Knuckle-timber, Foremost frame, 
eng., v. couple de coltis. 

Knüpfelliingsel, n. hd. Gepapte kettingdraad 
(ter herstelling van de draden, 
the onder 't weven breken); warp-thread to 
replace the broken ones; Iii de remplacement, 
Tingard. 

Knupfen, Knupfeln, v. a. hd. 
Knoopen, aaneenknoopen (bij wevers); to 

knit, to tie; fort nouer. ~ Knoopen, twee 
touwen door een steek vereenigen ; to tie 
two ends of rope together; avuster, ajuster. 

Knuppel, m. hd. Knuppel; round stick; 
rondin, tricot. — Touwslagersdraaistok, 
draaier; v.. gáton. — K. am hoofd, 
stok der tou wslagerswuit ; staff o f the layingtop; 
broche du toupin. 

Knuppelband, n. hd. Touw rondom 
den touwslagersdraaier; winch-rope; livarde 
de la manuelle. 

Kni ppelkugel, f. hd... v. bar-shot. 

Kobalt, m. hd., V. cobalt. 

Kobaltbeschlag, m. hd., v. cobaltcrust. 
(cobalt. 

Kobaltblau, n. hd., v. bleu de 

Kobaltbleierz, n., v. bleiselenid. 

Kobalteisen, D. hd. Kobaltijzer; co


balt-iron; fer de cobalt. 
Kobaltgeist, m. hd. Gesublimeerd 
kobalt; sublimated cobalt; cobalt noir. 

Kobaltgraupen, f. p1. hd. Onregelmatig 
grauw kobalt; amorphousgreycobalt; 
cobalt gris amorphe. 

Kobaltiodur, n. hd. Iodium-kobalt; 
iodide of cobalt; iodure de cobalt. 
Kobaltkalk, in. hd. Kobaltkalk ; calcined 
cobalt; cobalt calciné. 

Kobaltkreuz, n. hd. Afval, uitschot 

der kobaltverbindingen; refuse of the co


baltides; rebut des cobaltides. 

Kobaltkrystall, m. hd. Kobaltkris


tal ; cobalt-crystal; cobalt luisant. 

Kobaltkupfer, n. hd. Kobaltkoper; 

cobalt-copper; cuivre de cobalt. 

Kobaltmetall, n. hd. Zuiver kobalt, 

(weleer) regulus van kobalt ; pure cobalt, 

regulus of cobalt; cobalt pur, régule de cobalt. 

Kobaltnapf, m. hd. Veel arsenik- en 

zilverhoudend kobalterts; wasting cobalt-ore; 

mine de cobalt rapace. 

Kobaltocker, in. hd. Kobaltoker; 
ochre of cobalt; cobalt oxydé. 

Kobaltoxyde, n. hd. Kobaltoxyde; 

oxide of cobalt; oxyde eobaltique,cobalt oxydé. 

Kobaltsa,ure, f. hd. Kobaltzuur ; co


baltic acid; acide cobaltique. 

Kobaltsaures salz, n. hd. Kobaltzuur 
zout ; cobaltate, cobaltic salt; cobaltate, 
sel cobaltique. 

Kobaltschwärze, f. hd., v. cobalt 
oxydé noir. 
Kobaltsülfür, n. hd. Zwavelkobalt; 
sulphuret of cobalt; sulphure de cobalt. 
Kobaltzeche,f. hd. Kobaltmijn ; cobaltmine; 
minière de cobalt. 
Kochsalz, n. hd. Chloorsodium, zoutzure 
soda, chloorwaterstofzure soda, keu 

zeezout, gemeen zout ; hydrochlo--kenzout, 
rate of soda, kitchen-salt, sea-salt; chlorure 
de Boude, chiorbydrate de soude, soude muriatée, 
sol de cuisine, sel marin, sel comrnun. 

Kochsalzsaure,f., v. acide marin. 

Kochsalzsaures kupfer, m. hd. 

Zoutzuur koper; muriate of copper; cuivre 

muriaté, cuivre pulvérulent. 


636 KOCHOFEN 

Kochofen, m. hd. Keukenfornuis, kookoven 
; stove for cooking; fourneau-cuisine. 
Koder, m. hd. Hielleer ; heel•leather, 

heel-band; cuir à talons. (kuffe, kuffschi . 
Koff, m. fr. & eng. Kof, kofschip ; 
Kohle, f. (Holzkohle), v. char


bon ti), charcoal. o (Steinkohle), 

V. charbon de terre ou houille, 
charbon fossile. Gelbe k., gele 
steenkool, Australische kolen ; Forbanehillcoal, 
Australian coal; bouille de Forbanehill 
(en Ecosse), bouille d'Australie. Metallische 
k., metallische kool, koolzuur koper; 
carbonate of copper; charbon metallique, 
carbonate de cuivre. 
Kohlen, Verkohlen, v. a. hd. Verkolen 
(hout), v. to char. 
Kohlenabwurf, m. hd. Kolenafval; 
refuse -coal; rebut de cbarbon. 

Kohlenartig, adj. hd. Koolachtig; 
carbonic; containing anthracite; carbonique; 
anthraciteux. — K—e sto$'e, koolachtige, 
koolstofhoudende lichamen; carbonides; carbonides. 


Kohlenbank, f. lad. Steenkoolbedding; 
layer of coals; bane de charbon, de. bouille. 
Kohlenblei, n. hd. Koolstoflood; car


buret of lead; carbure de plomb. 
Kohlengas, n. hd., v. coal—gas. 
Kohlenmeiler,m.hd. Houtmijt ter ver 

meiler ; charcoal pile; pile à charbon.-koling, 
Kohlenmetall, n. hd. Koolstofhoudend 
metaal ; carbureted metal; metal carburd. 
Kohienoxyd, n. lid. Koolstof-oxyde; 
carbonic oxide; oxyde de carbone. 

Kohlenoxydul,Kohlenoxydulgas, 
n. lid. Eerste koolstofoxyde; protoxide 
of carbon; oxydule de carbone. 

Kohlenriss, m. hd. Schets met boutskool 
; sketch made with charcoal; dessin charbonnd. 


Kohiensack, Bauch, m. hdKolen 


. 

zak, buik (der hoogovens); coal-sack, belly (of 
the high-furnace; ventre (du taut-fourneau). 
Kohlensalzs^ure,f.hd. Koolzoutzuur; 

carbomuriatic acid; acide carbomuriatique. 
Kohlensauer, adj. hd. Koolzuur ; carbonic, 
carbonated; carbonique, carbond. 
Kohlens ure, f. hd., v. acide carbonique. 
Kohlenschwefel, m. hd. Koolzwa

-

vel ; carbo-sulph-aret; carbosulfure. 

Kohlenschwefelquecksilber, m. 
hd. Koolzwavelkwik; carbosulphurous mercury; 
mercure carbosulfureux. 

Kohlenstickstoffs'ure, f. hd. Kool stikstofzuur; 
carbo-azotic acid; aside carboazotique 
on nitropicrique. 

Kohienstof, m . hd. Koolstof ; carbon; 
carbone. e Alaunhaltiger, kupferhaltiger 
etc. k., v. carbure 2). — 
Wasserstoffhaltiger k., koolwaterstof; 
carburet of hydrogen; carbone bydrogénd. 

Kohlenstofi'blei, —eisen, —ku— 
pier, etc., n. hd. Koolstoflood, -ijzer, -koper, 
etc.; carburet of lead, of iron, of copper, 

KOLEENBACKEN4N. 

etc.; carbure de plomb, de fer, de cuivre, etc. 

Kohlenstofinetalle, n. pl. hd. Kool


stofmetalen ; metallic carburets; carbures mé


talliques. (carbonique. 

Kohlenstoffs*aure, f. hd., v. acide 

Kohlentheer, m., v. coal-tar 1). 

Kohlentheerpeeh,n .,v. coal-tar 2). 

Kohlenvitriolblei, n. hd. Zwavel

-

zuur koolstoflood; sulphate of carbureted 

lead; sulfate de plomb carbure. 

Kohlenwasserstoff, m., Kohlenwasserstoffgas, 
n. hd. Koolwaterstof, 
koolwaterstofgas, lichtgas, gas; carbureted, 
hydrogen, carbureted hydrogen gas; bydrogéne 
carburé, gaz bydrogène carburé. — Oelbindendes 
k., dubbel koolwaterstofgas, 
olievormend gas; hydroguret of carbon, olefant 
gas; hydrogéne bicarburé, carbure dihydrique, 
gaz oléfant. 

Köhlerlehm, Kórlehm, m. hd. Met 

water verdunde klei ; watered clay; détrempe 

d'argile, enduit de terre glaise detrempée. 

Kohlicht, Kohlig, adj. hd.: K-e 
sure, koolstoffig zuur; carbonous acid; 
acide carboneux. 

Kohtsalz, n . hd. Groen steenzout; green 
rock-salt; sel gemme vert, sel argileux (de 
Szybik). 

Koirnit, m. hd. Speksteen (soort van 
talk, waarvan de Chineezen apenfiguren, 
enz. maken); algamatolite; tale, glaphique, 
pierre a lard, algamatolitbe. 

Koj e, f. hd., V. cabane, berth. 
(Segelkoje) Zeilkooi, v.chambre aux 

Koke, f. hd., v. coke, " (voiles. 
Koker, m. hd. Koker, v. kapsel 1), 
t). i (Kastenkoker) v. cornet de 
mat. — (Pumpenkoker) v. archipompe. 
— K. der tauben jutte, 
davids, ijzeren standers der doove jut; davitchocks; 
montants du davier. — K. Zu 
kardusen, v. cartridge—cylinder. 
Kokerschraube, f. hd. Kokerschroef; 

trunk-screw; vérin ou verrin a tremue. 

Kolbel, m. hd., v. hornwulst. 

Kolben, m. hd.: K. des ansetzers, 
klos van den aanzetter, aanzetterklos; head 
of the rammer; bouton ou tête du refouloir. 
~ K. zum destilliren, distilleerkolf, 

v. abziehkolben. — K. der druckpumpe, 
V. druckstempel. — K. 
des gewehrs, geweerkolf, v. Brosse 4), 
anschlag 3). — K. des giessers, 
stamper (voor de asch); loup; piton. •• K. 
des glasers, des spänglers, soldeerkolf; 
soldering-iron; fer it souder. — K. 
der pumpe, pompzuiger; pompemmertje; 
piston or sucker; lower pump-box; piston 
(de pompe); chopinette. — K. der uhrmacher,
and schlosser, v. cutter 'ij. 

— K. oder Sehirbel, gesmede ijzerklomp, 
V. bloom l ). ~ K. mit hanfliede— 
rung, pompzuiger met henneppakking (voor 
stoommach.); hemp packed piston; piston It 
garniture de chanvre. 
Kolbenbacken,m., v. anschlag 3). 


KOLBENBLECH 

Kolbenbiech, n., v. heel-plate. 
Kolbendeckel,m. hd., v. couronne 
du piston. 
Kolbengebilise, n. hd. Blaastoestel 
met pompzuiger (ter luchtaanvoering in de 

mijnen) ; blowing apparatus, ventilator with 
piston, piston-blowing apparatus; soufflet 
piston. (du piston. 

Kolbenkrone, t. hd., v. couronne 
Kolbenröhre, t., V. barillet 3). 
Kolbenspeise, f. hd. Soldeersel (der 

glazenmakers); solder; soudure, étamure. 
Kolbenstange, r. hd. Zuigerstang, 

V. barre de pompe, s. barre 1 4). 
-(bei der dampfmascline) Zuigerstang 
pfston-rod, tail; tige du piston. - Massive 
k. (Mönchskolben, Bramah 
-kolben, Taucherkolben),

massieve 
pomp- of zuigerstang (der perspomp); pumpiam, 
plunger, plunger-piston, plunger-pole; 

plongeur, piston-plongeur. 
Kolbenventil, n. hd. Klep eener 
randspuit ; valve of a fire-engine; soupape 
dune pompe a feu. 
Koldergatt, n. hd. Kolciergat, henne


gat ; whipstaff-hole; hulot. 
Kolderluke, t., v. dos d'ne 2 ). 
Kolderstock, M. hd. Kolderstok, roer


pen ; whipsiaff; manivelle du. gouvernail. 
Kolmschiefer, m. hd. Aluinsehiefer; 
olurninous slate; schiste alumineux. 

Kolophoniumblende, f. ha. Geel 
7wavelhoudend zink ; yellow suiphurated zinc; 
zinc sulfuré jaune. 

Kolophoniumerz, n. /id. Goudhon


dead zwavelzin k; auriferous suiphurated zinc; 

zint sulfuré aurifère. 
Kolter, n. lul. Kouter, v. coutre 2). 
IColterholz, n. Pd. Ploeghout, kouter 

hoot (verbinding van kouter en rister); 
Kolumne, f. hd. Bladzijde; page; page. 
Kolumnensteg, m. Pd. Lijntje tot 

scheiding (hij letterzetters); scale, rule, ruler; 
filet, réglet. 

Kolumnenunterlage, t. hd. Paginapapier 
(der letterzetters); page-paper; portepage. 
(compass; houssole. 
Kompass, m. lid. Kompas, zeekotnpas; 
Kompasshäuschen, n. lid. Kompashuisje, 
nachthuìs ; binnacle, (formerly:) bit


üicle; habitacle. (plete. 
Kompletiren, v. a. hd. . v. to corn-
Kompletiren, n. lid., V. changing 

or rectifying, etc. 
Komst, m. hd. Meikwitte amber , milkwhite 
amber; succin dun blanc de lait. 
Königsblau, n., Königsfarbe, f. 

hd. Koningsbiauw ; icing's blue; smalte foncé. 
Königsgelb, n. hd., v. bleigelb. 
Königsrnark, m. * . Een naar zijnen 

uitvinder dus geheeten zwaard. 
Konigswasser, n. lid., v. eau regale, 
aqua regis. 

Kopalfirniss, in. Pd. Kopalvernis; 
copal-varnish; vernis au copal, vernis St. 
Martin 

KORKBILDNER. 637 

KOper, m. li(I . Keper, v. croisé. 
Köpertuch, n. Pd., V. drab. 
Köperzeuge, n. p1. lid., v. étoffes 

croisées, s. étoffes. - Zweiseitige, 
Zweirechtige, Beidrechtige k., v. 
batavia, étoffes croisées a double 
face, s. étoffes. Vierfadige, 
Vierbindige, Vierschftige, k., v. 
tweel 3). 

Kopf, m. hd. Kop, hoofd, v. head; 
tête, balgenhaupt, harnrnerkopf. 

-K. des hauptpfostens, v. bourdonnier 
1) . - K. eines stUck 
hoizes, v. ende, about 1). -Verlorner 
k., v. dead-head. 
Kopfbolzen, m. lid., v. cheville 

tête, round-headed bolt, s. bolt. 
Kopfdraht,m.hd., v.drahtspindel. 
Kopfstein, m. hd., v. bracket ij. 
Kopfstück, n. hd. Kopstuk, V. cross


handle. -Hoeksteen ; eck-stone, headstone; 
pierre d'assise. V. eekstein. 
(Penstersturz, Thürsturz) Muur-of 
wandgedeelte (boven een venster of deur); 
head-piece, cap-piece; linteau de baie. 

Koprolith, m. Pd. Stinksteen, varkenssteen 
(soort van koolzuren kaiksteen); swinestone; 
pierre puante on sonnante, pierre-pore. 

Koralle, f. hd. Koraal ; coral; corall 
. Korallenarbeit, f. lid. Koraalwerk; 
coral-work; ouvrage (fait) de corail. Tra 
vlechtwerk; grate-work; tresse en-lievormigforme de grillage. 
Korallenartig, adj. lid. Koraalachtig; 
coralloid; coralloide. 

Korallenerz, a. hd. Koraalvormig onzuiver 
kwik ; coralloid impure mercury; mine 
de mercure impur en forme de corail. 

' Korallenmarmer, al. Pd. Koraalmarmer 
; coralloid marble; marbre coralloïde. 

Korb, m. hd. Korf, mand ; basket; panier. 
-Korf (van 't kapiteel), v. basket 
3). - Grosser k., etc., v. crate. -
Slagbeugel, v. basket-hilt. 

Korbrnacher, m. ltd. Korvenmaker, 
mandenmaker ; basket-maker; vannier ; cidtuner; 
faissier ou fessier. 

Korbnacherarbeit, f. hd. Mandenwerk 
; basket-ware; vannerie. 
Korbwagen, m hd. Mandewagen; 
basket-waggon; chariot a banne. 

Korbwelle, f. hd. As of spil van den 
mtjnkaapstander; drum-axle; essieu ou arbre 
de la machine is moieties. 

Kord, m. lid., v. cord ij. 
Korde, f. hd., v. cord 3). 
Kordel, rn hd., v. bindfadèn. 
Korden, f. p1. hd. Koorden (der ophef-

Iers van de Jacquard-machine) ; bands, band


ing; cordes. 
Kordestuhl, m. hd., v. cord-loom. 
Korf, Korve, f. hd. Korf, kniebout, 

kesp (van klein vaartuig); floor-timber; liure, 

genoa. v. floor-timbers pij. 
Kork, Korkholz, n. lid., v. cork. 
Korkbildner, in. hd. Kenner der phel


54 


638 KORKBILI)NEREI 

loplastiek of kurksnijkunst; curver in cork; 
modeleur en liege. 

Korkbildnerei, f. hd. Het beeldsnijden 
uit kurk, de kunst om uit kurk allerlei 
figuren, inz. afbeeldsels van monumenten te 
snijden, phe.I loplastiek ; phelloplastics; phelloplastique. 


Korkbildwerk, n. hd. Figuren uit 

kurk; figures made of cork; ouvrage en liége. 
Korkboje, f. hd., v. cork-buoy. 
Korkpfropf, m. hd. Kurken stop, kurk; 

stopple cut out of cork; bouchon de liége. 
Korksaure, f., v.acide suberique. 
Korkschwarze, f. hd. Kurkzwart, 

Spaan sch-zwart; Spanish black; noir d Espagne. 
Korkstoff, m. hd. Kurkstof, suberine; 
suberin; suberine. 
Korlin, n. hd. Zeer fijn ijzer-of koper 
very fine wire; fit d'archal no 10. -draad; 

Kormeirstein, in. hd. Kleine valsche 
edelsteen , small artificial stone; pierre pré 
-cieuse artificielle de petite dimension. 

Korn, n. hd. likknop, v. absehen 
1) , 2), bouton 3) . — Proefkorrel, v. 
bouton 6). — Muntgehalte, allooi, v. 
feingehalt. Korrel, nerf, keper, v. 
grain, eng. 1). ® Punt (der draaibank), 

V. centre, eng. 4). ~ K. des pulvers, 
v. grain, eng. 4). 
Kornahre, f. hd. Korrelerts, v. ai'— 
gent en epi, S. epi. 
Kornbuchse, Kbrnbu.chse, f. hd. 
Korrelbus voor 't lood ; wooden box for granulating 
lead; bofte a grener Ie plomb. 

Korndrehbank, t. hd., v. centre


lathe. (à greneler. 
Korneisen, n. hd., v. fer grainer, 
Kornelkirschenholz,n.hd., v. cor


nel-wood. 
Korneln, V. a., V. to granulate. 
Kornelung, f. hd., v. granulation. 
Kárnen, v a. hd. Plat en glad slaan 

(het blik); de kanten uithameren, v. ablinnen. 
® Tot korrels maken, korrelen, 

V. to granulate. ^ Korrelen (het buskruit), 
V. to grain 3). — Sich k., 
afkorrelen, opbersten, v. égrener t). 
K®rnen, n. hd., v. granulation. 

Het korrelen (bij graveurs); granulation; 
grenure. ~ Das k. (der muhlsteine), het 
ruwmaken, korrelen, billen (der molenstee 

— Das k. (des schiesspuivers), v.-nen). 
corning, engrainage. 
Kcirner, m. hd., v. amorcoir 3) . 
Korneranhydrit, m. hd. Korrelig 

teerlingspaath; granulated anhydrite; anhydrite 
granulé. vgl. anhydrit. 
Körnerlack, n. hd. Korrellak; seed


lack; laque en grains. 
Kornerstein, m. hd., v. granit. 
Kornerzinn, n. hd., v. bergzinn. 
Kornkasten, fin. hd., v. hopper. 
Kornkluft, f. hd. Essayeurs-tang; as


sayer's tongs; pincette d'essayeur. 
Kornmaschine, Körnmaschine, 

I. yid., v. corning-house. 
-- KRAFTMOMLNT, 

Kornpulver, n. hd. Gekorreld buskruit 
; granulated gunpowder; poudre grenée. 

Kornreinigungsmaschine oder 
—mi hle, f. hd. Zaadschoonder, v. cylindre 
émotteur. 

Kornschneidemaschine, f. hd. 
Graanmaaier (werktuig); reaping-machine; 
machine is faucher. 

Kornschwinge, f. hd. Korenwan; 
corn-van; van à bid; émotteur. 
Kornsieb, n. hd. Korenzeef; corn-sieve 

riddle; crible, emondeur. 
Körnsieb, n. lid., v. corning-sieve. 
Karper, m. hd. Lichaam, v. body 1) 

-- 4). 
K®rperlehre, f. lid. Lichaamsmeetkunst; 
stereometry; stéréometrie. 

Körpermass, n. hd. Lichaamsmaat, 
kubiekmaat ; cubical rpeasure; mesure cubique. 
® K. fur erdmassen etc., v. 
float of earth. 

Korrektur, f. hd., v. correction. 
Korrekturplatte, f. hd. Corrigeersteen 
; correcting-stone; table it correction. 

Kortel, f. hd. Vierdraadsch kemelsgaren 
; fourfold camel-thread; poil de chèvre 
à quatre fels. 

Kothabzucht, f. hd., v. égout 1). 
Kothholz, n. hd., v. travon. 
Kothleute, m. pl. hd. Werklieden in 

een zoutwerk ; salt-workmen; sauniers. 
Kothmeister, m. hd. Zoutwerkersbaas; 
master of a salt-work; maitre saunier. 
Kott, m. fr. Kot, kooi, scheepshut (der 
haringbuizen); cabin; koje, koot. 
Koveinnagel, m. pl., v. belaying


pins. 

Krabben, V. a. hd. Ritsen, afschrappen 
(het scheepshout) ; to race, to lay oil'; enligner 
avec une règle. 

Krabber,Krabpasser,m.hd.Schrappasser, 
ritsijzer; racing-knife; rouanne, rolnette. 


Krachen, V. H. hd., v. to detonate. 
•• n., v. fulmination. 
Krack, m. hd. Grot, spelonk (bij mijnwerkers); 
cavern; antre, caverne. 
Kráekig, adj. hd. Vol grotten of holen 
; cavernous; caverneux. 

Krackporzellan, n. hd. Uitschot van 
porselein, misiukt porselein. (Het Ned. kraakporselein 
beteekent : zeer fijn, dun en broos 
porselein); refuse-china; porcelaine de rebut. 

Kraft, f. hd., v. force . fr. a., b., 

Force, eng. 

Kraftdichter, m. cd., v. condenseur 
des forces, s. condenser. 
Kraftemesser, m. hd., v. dyna


mometer. 

Krafterhöhung, f. lid. Krachtverhooging, 
krachtversterking; concentration of 
force; concentration des forces. 

Kraftlehre, f. hd., v. dynamics. 

Kraftmoment, Kraftproduct, n. 
hd. Bewegingshoeveelheid, noodige snelheid, 
krachtmoment ; krachtproduct ; requisite ve



KRAFTSAMMLER, 

locity or speed, momentum; quantité de mou


vement, vitesse requise. 
Kraftsammler, v. kraftdichter. 
Kragen, m. hd. (einer flasche) Hals 

(eener flescli); neck; col. — (der masten 
and pompen) Prezenningbroek, kraag (der 
masten en pompen), v. braie 2), coat 6). 

— (eines stags) Stagkraag, v. collar of 
a stay. 
Kragenstein, Krösestein, m. lid. 
Dichte zwavelzure kalk ; compact sulphate 
of line; chaux sulfatee compacte. 

Kragstein, m. hd. Kraagsteen, v. 
bracket 3) ancone.

;

Krahn, m. hd. Kraan (voor zware lasten), 
v. crane i ). — Kraan (van een vat, 
etc.), v. cock ). ~ Beweglieher k., 

V. crane 6) . 
Krahnbalken, m. hd., v. crane ij. 
••• (am schiffe) v. bossoir 1). 
Krahnbalkentrager, m. hd. , v. 
console (ou courbe) du bossoir. 
Krahnbalksweise, adv., v. cathead 
t) . 
Krahnbaum, Krahns tinder, m., 

V. crane 7) (waar men flèche de que verbetere 
in flèche de grue). 
Krahngestell, n. hd., v. chaise 2). 
Krahnkasten, m. hd. Kleine kraan 

(aan boord) om water te putten ; small 
water-drawing crane; petite grue h tirer l'eau. 
Krahnrad, n . hd. Kraanrad; cog-wheel 

of a crane; roue d'une grue. 
Krahnsäge, f. hd. Kraanzaag, trekzaag; 
pit-saw; scie (à scier) de long. 
Krahnstander, m. hd., v. krahnbaum. 
Kraier, m. hd. Kraaier (voormalig Hol 
dat de Oostzee be--landsch driemastschip, 
voer); cryer; crayer. 
Kralwsehe, f. hd. Waschtoestel voor 
't gestampte erts; huddling-apparatus; appareil 
pour purifier le mineral bocarde. 
Krampe, f. hd. Kram, klemhaak, v. 

klammer I). — Sluitbaak v. hasp 1),
catch 4), 5). — Slotkram, v. fermoir 
1), briquet 1). 

Krimpe, f. hd. Rand, opstaande rand; 
brim; rebord. 

Krämpel,m. hd. , v. carding-comb, 
card 1) . — K. zur floekseide, v. 
cardasse 1). (carder. 

Krmpelbank, f. Ind., v. bane a 
Krämpelblatt, n. hd. Kaardenblad; 
leather-cover for cards; feut!let. 

Krmpelbrett, n. hd. Kaardenbord, 
-plank ; card-board; planche ou est collé le 
feuillet. 

Krämpelei, f. hd., V. carderie. 
Krämpeler, ni. hd. Kaarder ; carder; 

cardeur. (comb. 
Krämpelkamm,m.hd., v.carding-
Krampelmaschine, f. hd., v. card


ing-engine. 
Krmpeln, v. a. hd., V. to card. 
~ n., V. cardage. 

KRAPPSTAMPFE. 639 

Krämpelrasch, m. hd. Ras van haardwol 
; rash, of carded wool; ras drap6. 
Krmpelwolle, f. hd. Kaardwol, v. 
carding-wool. 
Krampen,v.a. hd. Opzetten (den hoede rand); 
to bend, to turn up, to cock; retrousser. 
Kransen, Kr^nze, m. pI. hd. Wrijf 
wrijfhouten, v. défense 1), 3), 4).-worsten, 

Kranz, m. hd. Velgen kraps ; rim; tour 
d'une roue. v. couronne (ou anneau) 
d'une roue, s. couronne 11). ~ uitstekende 
rand der spoorwagenwielen, v. 
flanch. — Krans, kroon, kap, kapiteel, v. 
aufsatz l). (Bohlenbogeny Muurlat, 
muurplaat van een rond of elliptisch dak 
(ter opneming van de sparren); curb plate; 
semelle courbe, lunette a charpente, taflement. 
r Druiplijst, v. corona 1). •• K. 
(oder Karnies) Kornis, v. cornice 1). 
~ K. (oder Karrenkasten), V. coffin 
1). ~ K. (oder Mauerkappe) Muurkrans, 
v. coping. ~ (Vorsprung) 
Lijnvormig sieraad, v. filet 3). — K. (eines 
bettes) Val (aan een beddebemel); valance; 
pepte, couronne ~ K. (einer glocke), 
aanslag, v. edge 6). — K. (des pos 

Lijstkrans (van-taments, des saulenstubls) 
't voetstuk), v. cornice 2). ~ K. (um 
eine saule) Ringvormige zuilgordel, v. eeinture 
2). — K. (an spitzen) omoog, v.einfassung 
von z^ckchen. 

Kranzdicke, f. hd., v. frappe ij. 
Kranzgesims, n. hd., v. cornice t). 
Kranzleiste, f. hd. Druipsteen, druip list; 
kranslijst. V. corona i), couronne 
8). — Kranslijst, v. couronnement 1). 

K. an einer dorischen säule, 
plat lijstje, dat van onderen de Dorische 
triglyphen besluit, kranslijst; tringle; tringle. 

Kranzschiene, f., V. falzsehiene. 

Krapf, Krapfen, m. hd. Haak ; hook, 
cramp, handle; crampon, crochet, agrafe. 

Krapfen, m. (Krappe, f.) hd. Slagveerbaak, 
stang van 't geweerslot, v. griffe 
8)..— Trekker, v. abzug 1). — v . krapf. 

Krapp, m hd., V. garance. 
Krappblumen, f. pl. hd., v. fleur 
de garance, s. fleur. 
Krappbraun, n . hd. Krapbruin ; madder-
brown; brun de garance. 

Krappen, m. hd. Klomp gekristalliseerd 
arsenik; heap of crystallized arsenic; 
masse d'arsenic cristallisé. 

Krappen, n. hd., v. garancage. 

Krappfarbestoff, f., v. garancin. 

Krappgelb, n. hd. K rapgeel ; xanthine; 
xanthine. 
Krappmu.hle, f. hd. Krápmolen ; mad


der-mill; moulin a garance. 

Krapproth, n. hd., v. alizarine. 

Krappsee, f. hd. Zee met op en tegen 
elkander in kabbelende golven ; sugarloaf-
sea; mer clapoteuse. 

Krappstampfe, f. hd. Stampwerktuig 
voor den meekrapwortel; madder-stamping 
engine; appareil pour piler la garance. 


646 KRAPPWURZEL 

Krappwurzel, m. hd. Krapwortel, 
krap ; madder-root, dyer's madder; ravine de 
garance, garance. 

Kratzbrett, n., v. friezing-table. 
Kratzdeekel, m. pl. hd., v. chapeaux, 
s. chapeau (dernier art.). 

Kratzdistel, f. hd. Kaardedistel, v. 
Chardon 1) . — Kleine k. für geringe 
zeuge, kleine kaarddlstel voor geringe 
stoffen; teazel for mean stuffs; rondelle. 

Kratze, f. hd. (fur wolle) Kaarde, wol 

-kaarde, V. card 1). — (für flockseide) 
Kaarde voor floret- of vlokzijde, v. cardasse. 
— (Kratzeisen) Krasser, krasijzer, 
getande troffel der metselaars; scraper; 
ripe. 

Krätze, f. lad. Bladgoudsnippers, v. 
déchet 4), gekrátz 2), dross i). 
Kratzeisen, n. hd. Tandtroffel, v. 
kratze 3). — Krabber, krasijzer (der ver 

scratcher; gratteau. — (Sehab--gulders); 
eisen, oder Schabekrucke) Krabber, 
schraap-of schaafijzer der pottenfabr. etc.); 
scraper, scraping-tool, scraping-iron; rasette, 
ratissoire. — Krabijzer (der smeden); raker; 
ratis ette (de forgeron). Schrapper, schaaf 

graveurs, etc.); scratcher, scraper;-mes (der 
grattoir, rácloir, ratissoire. — Krabber, ruimer 
(der bolle werptuigen), v. curette t). 
^• Vi.erkantiges k., v. ébardoir. 

Kratzen, v. a. hd. Kaarden, v. to 
card. — Met den krasborstel reinigen, v. 
gratte—bosser. Af krabben, afschaven, 
v. abkratzen. 

Kratzen, n. hd., v. carriage. 
Kratzenbeschlag, m. hd., v. cardclothing. 
Kratzenblatt, n. hd., v. feuille de 
cardes. 
Kratzenleder (kunstliches), n. 
hd., v. feutre á cardes. 
Kratzensetzmachine, f. hd., v. 
card-setting-machine. 

Kratzer, m. hd. Krabber, schrabber; 
scraper; gratteau. — Krasser, aftrekker 
(van vuurwapens), v. ausräumer 3). -
Ruimer, krabber, v. Curette 2). 

Krätzfrischen, n. hd. Hersmelting 
'van 't metaalafval; melting of the waste metal; 

refonte du déchet des métaux. 

Kratzhaken, m., v. kratzeisen 2). 

Kratzkelle, f. hd. Getand 'truweel (om 
't mos etc. van het dak te schrappen); scraper; 
ripe, grattoir. 

Kratzkupfer, n. hd. Koper uit de 
omsmelting van 't afval verkregen ; copper 
obtained by melting the waste copper; cuivre 
de refonte du déchet. (engine. 
Kratzmachine, f. hd., v. carding-
Kratzmessing, Schrotmessing,
m., V. oortailles, brass-clippings. 

Krtzschlacken, f. pl. hd. Uitzijgingsslakken 
; slags of liquation; scones de 
ressuage ou de liquation. 

Krätzschlich, m. hd. Ertsrijk zand 
als afval van 't gestampte en gewasseken 

KREISGANG. 

erts; slick of waste ore; schlich du déchet 
des minéraux. 

Krt tzwasser, n. hd. Water, waarin 
bet ertsafval gewasschen is; water in which 
the waste ore has been washed; lavure. 

Kratzwolle,f.hd. Kaardwol, v. carding-
wool. -• Vlokwol, v. bourne 
de laine. 

Krauseisen, n. hd., v. fer dentelé c. 

Krauseln, Krausen, v. a. eng. Opkrassen, 
noppen, v. friser i ) . ® Aan den 
rand omkrullen, v. to Curl. ~ Randen 
(munt), V. créneler 1). 

Krauselung, f., Krauselwerk, n. 
hd. Kartelrand, v. grenetis 1). 

Kräuselwerk, n. hd. Machine tot 
het randen der munten, v. edge-work. 
Krausrad, n. hd. Rad ter omranding; 
milling-wheel; molette. 

Kr utersalz, n. hd. Plantenzout, wijn 

vegetable salt, tartrate-steenzure potasch; 
of potash; sel vegétal, tartrate de potasse. 
Krautfass, n. hd. (bei seeleuten) Kruitvat; 
powder-cask; baril à poudre. 

Krautkammer, f. hd. Kruitkamer 
(aan boord); powder-room; soute it poudre. 
Krautlaterne, f., v. fanal 4) . 
Kreide, f. hd. Krijt, v. chalk. — 

Spanische, Venetianische, Brianconer 
k., Spaansch-, Venetiaansch-, 
Brianconsch-krijt; spanish white, spanish 
chalk, soap-stone, talc; blanc d'Espagne, craie 
d'Espagrie, de Briancon, tale, stéatite. 

Kreideglas, n. hd. Wit glas; white 
glass; verre blanc. 

Kréidegrund , in. hd. Krijtgrond, v. 
blanc 1). — Den k. geben, den krijtgrond 
geven ; to prepare for golding; blanchir. 

Kreidemergel, m. hd. Krijtmergel; 
lime-marl, argillaceous marl; argile calearifère. 
Kreidesalz , n. hd. Krijtzout; salt 
of chalk; sel de craie. 
Kreides ure, f., v. acide carbonique. 
Kreideweiss,n.hd. Krijtwit, Spaanschwit 
; spanish white, whiting; blanc d' B spa fine. 
Kreidieht, adj. hd. Krijtachtig ; chalky, 
cretaceous; crayonneux, erayeux, crétacé. 
Kreis, m. hd. Cirkel, kring; circle; 
cercle, rond. 

Kreisabschnitt,m. hd. Cirkelsegment, 
segment (cirkelstuk begrepen tusschen eene 
koorde en den boog, dien zij onderspant); 
segment; segment. — K. des pistons, 

V. segments de piston. 
Kreisausschnitt, m. hd Cirkelsector, 
sector (cirkelstuk begrepen tusschen twee 
stralen en hunnen boog); sector; secteur. 

Kreisbefestigung, f. hd., v. fortification 
8). 
Kreisbewegung, f. hd., v. mouve


ment circulatoire, s. circulatoire. 

Kreiselbohrer, m., v. bohrwinde. 

Kreisfiaehe, f. hd. Cirkelvlak ; cir


cular surface; surface circulaire. 
Kreisgang, M. hd. Kringloop, v. cir



KREISLATJF --- 

culatoire I). ~ Spiralfc rmiger k., 
spiraalvormige omwenteling; spiral revolu(
ion, circumvolution; revolution spirale, circonvolution, 
tour de spire, revolution complète 
du cóne. 

Kreislauf, m. hd. Ronddraaiing, wenteling 
van een lichaam om zich zelve of 

om zijne as ; rotation; rotation. 
Kreismuhle, f. hd. Rosmolen ; horse


mill; moulin à chevaux. 
Kreissge, f. hd., V. circular saw. 
Krengen. v. a. & n., v. doneer 1), 2). 
Krepp, m. hd., v. crape. 
Kreppen, v. a , V. to crape. 
Kreppmaschine, f., v. craping


machine. 
Kreuset, n. hd., v. cross-head 1). 
Kreuz, n. hd., v. croix. ~ Beugel, 

V. cross 2). w Mijnwindas, v. haspel 4). 
Kruishout, haspel, v. croisée i). 
Ferlet, kruk, v. aufhangekreuz. — 
Vensterkruis, v. croisée i). — K. des 
ankers, v. croisée rij. — Ins k. legen, 
Das k. einlesen, v. enverger 2). 

Kreuzabzucht, f. lid. Kruisgewijze 
tocht-of trekgaten (in gieterijen); cross-airholes; 
aspiraux on évents en croix. 

Kreuzbalken, in., v. cross--bar t ). 

— K. (pl.) inn dachwerk eines viereckigenpavillons,
v.cross-beam 4). 
Kreuzband, n. hd. Kruisbalk, windstut, 
V. bande croisée. — (Kreuzverband), 
v. croix de St. André. 
n•- Overboeksche dwarsrib, v. diagonal 
brace.+•o —I -voraiig hengsel, v.garnet 3). 
~ Ein k. machen, penen wevers 

leggen, v. fornouer. -knoop 

Kreuzblech, oiler Sturzblech, n., 
Sturz,m. Z waarst ijzerblik (van 16 --18 en 
meer strepen); strongest sheet-iron; tóye forte. 

Kreuzbogen, m, hd. Kruisboog, spits


boog ; ogive, saxon arch ; are croisd, ogive. 
Kreuzbohrer, m., v. fleuret 5). 
Kreuzer, nl_ lid. Kruiser, kruisvaar 

(schip); cruiser; croiseur. — Kruisend-der 
zeeroover, kaperkapitein ; corsar; corsaire. 

Kreuzerflotte, f. hd. Ter kruisvaart 
uitgerust escader of smaldeel ; cruisiug squadron; 
escadre en croisière. 

Kreuzfahrt, f. hd, Het kruisen der 
schepen van den Staat; cruise; croisière. 
Kreuzfalz,m.hd.D warssponning,d warsgroef 
; cross-groove; rainure transversale. 
Kreuzfenster,n. hd. Kruisraam; french 
sash; croisée. 
Kreuzgang, m. hd. Kruisgang, kloostergallerïj 
; cloister; cloitre. 
Kreuzgeflecht, n. hd. K.ruiselingsch 
mnandemakerswerk; cross-work; croiserie. 
Kreuzgewebe, Kreuzgewirk, n. 

kd., v. croisure 1), croisé 1). 
Kreuzgew®lbe,n.,v. cross—vault. 
Kreuzhaspel, Affe, m. hd. Kruis


baspel, lier (soort van handspil) ; windlass; 
gruau, bourriquet. 
Kreuzholz, n. hd. Kruishout, kruis-

KREUZSTANNNGE. 641 

vormig hout; cross-wood; boïs croise. 
Belegklampen (van een schip); kruishout 
met twee beenén, kruishout; kevel; taquets 
de lancage ou de tournage, taquets a oreil 

on a coeur. -les

Kreuzholzklampe, f. hd. Kruishoutklamp; 
step of a kevel; sole dun taquet a 
oreilles. 

Kreuzkirche, f. hd. Kruiskerk; church 
built in the form of a cross; église batte en 
croix. 

Kreuzknoten, m. hd. Kruisknoop 
(der wevers); double knot; noeud fait en 
forme de crolx, noeud double. 

Kreuzkopf (der kolbenstange), m. hd. 
Zuigerjuk, v. cross-head 1). 

Kreuzlocher, n. pl. hd. Kruisgewijze 
luchtgaten in stallen, schuren, etc.; crossvents; 
ouvertures en croix. 

Kreuzmass, n. hd. Landmeters -winkelhaak, 
V. cross 3). — Lettergieterswerktuig 
om de corpus-sterkte van elke letter 
te bepalen ; prototype; prototype. 

Kreuzmeissel, m. hd. Groefbeitel voor 
kruisstrepen, v. couteau à haeher. — 
Kruisbeitel, v. beo d'ine b. — Spitsbeitel, 
v. anschiageisen. 

Kreuznagel, m. hd. Kleine spijker 
met platten kop (tot het beslaan van koeten 
en koffers); cross-nail; clou a tête croisée. 
Kreuzpfähle, m. pl. hd. Dukdalven; 

cross-poles; duts d'Albe. 

Kreuzpforte, Hinterpforte, f. hd. 

Geschutpoort in de konstabelskamer, spiegelpoort, 
wuifpoort ; stern-port; sabord de 
retraite on de sainte-barbe ou de l'arrière. 

Kreuzpunkt, m. hd., v. durchschnitt 
1). 

Kreuzraa, f. hd, Kruiszeilra, kruisra: 
mizzen-top-yard, mizzen-top-sail-yard; vergue 
du perroquet de tongue.

Kreuzrahm(en), m. lid. Vensterkruis, 

V. croisée 1). — Weversscbeerpinnen, 
kruisraann, v. encroix I). 
Kreuzrinne, f. (an dam oberfutter 
eines zapfenlagers);v.eruciform groove. 
Kreuzschenkel (eines uhrrades), m. 
hd. Kruisspil (van een horlogerad); crossbar; 
croisée. 

Kreuzschlag, m. hd. Kruisslag, v. 
cross—hammer. ~ Het walken der 
hoeden overkruis, kruisslag bij 't walken 
stroke forming a cross; fouture en croix. 

Kreuzsegel, n. hd. Kruiszen ; mizzentop-
sail; perroquet de fougue. 

Kreuzsegelsfall, n. hd. K.ruiszeils


val; mizzen-toga-sail halliards; drisse du perroquet 
de tongue. 

Kreuzstab, m. hd , v. baton 3).

Kreuzstange, f. lid. Korteling, V. 
boulin. — Juk, kruisstang, v. crosshead 
i). mm K. der klappe, kruis 

stoomschuif; cross-bar of the slide--stang der 
valve; traverse du tiroir. — K. der luftpumpe, 
dwarsstang der luchtpomp (caner 
stoommachine); air-pump-cross-bar; traverse 


6 4Z KRELTZSTEGr 

ou té de la pompe a air. — K. des pistons, 
stoomzuigerstang; piston-cross-bar of 
the steam; traverse du grand piston. — K. 
an der triebstange, v. cross-bar 
of the connecting-rod. 

Kreuzsteg, Kapitel, m. hd. Kruis 

V. bois plat.-formaatwit, 
Kreuzstock, m. hd. Planeeraanbeeld; 
planishing-stake; tas a planer. 
Kreurtop, m. hd. Kruisstengtop; head 
of the mizzen-top-mast; ton ou tenon du 
mat de perroquet de fougue. 

Kreuzwebung, f. hd., v. cross


weaving, croisure 1) . 
Kreuzweg, m. hd., v. cross-road. 
Kreuzweise, adv. hd. Kruisgewijze; 

cross-wise, cross, in the form of a cross; 
en forme de croix, en croix, en sautoir. 
Kriegsbaukunst, f. hd., v. forti


fication 2) . 
Kriegsschiff, n., v. bátiment 7). 
Krimpen, v. a. hd. Krimpen, v. dé


cátir. ® v. n. Krimpen, v. einlaufen 1). 

Krimpffreie tikher, n. pi. hd. 
Krimpvrije lakens-; fine cloth that needs not 
to be wetted; draps très fins qui n'ont pas 
besoin d'être mouillés. 

Krippen, v. a. hd. Bekribben, v. be— 
krippen. — Knievormig buigen, v. to 
bend 6). 

Krippenbi hne, f. hd., v. krippe 1). 

Krispelholz, n. hd. Krispelbout (der 
leertouwers, om 't leer te nerven); grainingboard, 
crimpling-board, pommel; pommelle. 

Krispeln, v. a.hd., v. corrompre 2). 
Kronbohrer, m. hd., v. fleuret 7;). 
Krone, f. hd. Kap, kroon, krans (van 

een gebouw), v. couronnement 1), aufsatz 
i). — Kap (op eenen muur, etc.), v. 
créte 2). ~ Kruin, kam (van eenen dijk), 

V. erête 5). — Kruin (der borstwering), 
V. eréte 6). ••• Boog van het touwslagersrad 
; kroon van 't spinrad, v. croisille. 
~ Kroon, bovendeel eener plaatdrukpers; 
dwarshout boven 't kalf eener handpers, V. 
chaperon (dernier art.). •• Kroon (van 
een dubbelen rozetdiamant, v. couronne 
2). ® Toplijn (van een spoorweg, straat 
couronne 7). -weg), v. 
Kroneisen, n. hd. Krans - , kruisijzer, 

V. chapelet 2). ••• Kroonijzer (met eene 
kroon gemerkt ijzer) ; crown-iror; fer à 
couronne. 
Kronengold, n. hd. i 8 karaats-goud ; 
gold of 18 carats; or á 18 carats, or commun, 
or de bas titre. [ronne 4). 
Kron(en)papier, n. hd., v. cou-
Kronenrad, n. hd. Kroonrad; cant


ing-wheel; roue à couronne. 
Krongesims, n. hd., v. cornice 1). 
Kronglas, n. hd., v. crown-glass. 
Kronrad, n. hd., v. roue de champ, 

S. champ. 
Kronsage, f., v. annular saw. 
Kronstahl, m. hd. Kroonstaal ; crownsteel; 
acier b. la coujonne. 

KRUMMLTNGS MZITTEL. 

Krönung, f., v. couronnement 3). 

Krbpelbau, m. hd. Slechte mijnbouw 
of ertsdelving; vicious way of working a 
mine; exploitation vicieuse. 

Kropfee, v. a. hd. Knievormig buigen, 

V. to bend 6). — Het gat voor de steen 
steen maken ; to sling; louver.-tang in eenen
Kropfleiste , f., Kropfleisten, 
Viertelstab, in. hd. Kraal (onder de 
kranslijst); ovolo, quarter-round;quart de rond. 

Kropfloeh, n. hd. Gat voor de steen


tang; sling-hole; trou de la louve. 
Kropfrad, n. hd., v. breast-wheel. 
Kr®se, f. hd. Gergel, kreus, v. chimb. 

Kreusmes, V. croze (waar kroesijzer 
veranderd worde in kroosijzer). 

Krbseln, n. hal., v. jabler. 

Krueke, f. hd. Roerkruk (des puddel


ovens), V. béquille. — Rakelijzer (des 
hoogovens), v. éeumoire 2). — (Ab 
-streichl®ffel, Schauml®ffel)

Schuimlepel 
(der gieterijen); skimmer; rouable, écumoire, 
tioul. ••• Haaksleutel, looper, v. crochet, 
fr. 3). — Valsche vouw, v. crease 
2), aal. 

Kruckraspel, f. hd., v. écouane 4). 
Krullwolle, f. hd. Viltwol (der hoedenmakers); 
Banish wool; laine a feutre. 

Krummdrallig, adj. hd,.: K—er 
flintenlauf, schroefsgewijs getrokken geweerloop; 
wormed -musket-barrel; canon de 
fusil taraudé ou rayé en spirale. 

Krumme, Krummung, Kurve, 
Schweifung, f. hd. Kromte, kromming, 
bocht, boog, boogsgewijze buiging, welving; 

curve, curvature, bent, slope, slant, scroll, 
arch; courbure, courbe, cambrure, dchancrure, 
voussure. 

Krummen, v. a. hd. Krommen, buigen, 
v. biegen 1), cambrer 1), crochuer 
; arbeiten 1) . ® Sich k., 
(Werfen, Windisch oder Windschief 
werden, v. biegen 3). cambrer 
'2), envoiler (S'). 

Krummhaue, f. hd Kromme of holle 

dissel ; hollow adze, barrel-howel; erminette 

courbée, hache de tonnelier. 

Krummholz, n. hd. Kromhout, kromgegroeid 
bout; crooked wood, arched timber, 
compass-timber; Bois courbant, bois courbe, 

bois tortu, bois bombé. — K. unter die 

verschalung eines bleidaches, v. 

camber-beam. 

Krummsteven, m. hd. Kromsteven; 

crook-stem; batiment a étrave recourbée. 

Krummung, f. hd. Kromming, v. 

kri mme 1) . m K. der felgen, v. 

cintrage des bandages. ® K. des 

flintenkolbens, - v. crook ij. ® K. 

einer linie, v. curvature. 

Krummungshalbmesser, m. hd. 
Krommingsstraal (van eene lijn, van eenex, 
weg); radius of osculation; rayon de courbe. 

Krummungsmittelpunkt, ni. hd. 
Krommingsmiddelpunt, middelpunt van aan 
(van eene kromme lijn of gebogen-raking 


KR VTMMZANGE 

vlakte met een andere); centre of osculation; 
centre d'osculation. 

Krummzange, f. hd. Kromme tang, 
snaveltang (der goudsmeden); crooked pincers; 
main. — Kromme tang (der slotenmakers); 
crooked tongs; tenailles crochues 

Krumzapfen, in. hd , v. crank t), 
2). — Einfacher, Doppelter k., v. 
crank 9), 8). 

Krummzapfenstange, f. hd., V. 
bielle de la manivelle, s. bielle 3) . 
Krummzirkel, m. hd., v . compas 
courbe ou d'épaisseur, s. compas a. 

Krumpe, f. hd., v. cornière t). 

Krumpen, v. a. hd., v. krimpen. 

Krystall, m., v. cristal, etc. •• 
K-e an eiasem leuchter, kristallen 
hangers of siersels aan eene armkroon; crystals 
of a lustre; pendeloques. — Gelber 
k., onechte topaas; imitation-topaz; fausse 
topaze. [lisation I). 
Krystallbildung, f., v. cristal-

Krystalldruse, f. hd. Kristallengroep; 
cluster of crystals; géodFe cristallifère, groupe 
de cristaux. 

Krystallen, Krystallhell, Krys


talliniseh, adj. hd. Kristallen, v.'Crys


tallin. [t). 

Krystallfabrik, f., v. cristallerie 

Krystallfabrikation, f., v. cris


tallerie 1). 

Krystaliglas, n., v. cristal factice. 

Krystallisirbar,adj hd. Kristalliseer


baar; crystallizable; crystallisable. 

Krystallisiren, v, cristalliser. 

Krystalikugel, f. hd., v. bocal. 

Krystallschleifer , Krystall


schneider, Krystalistecher, m., v. 

eristallier. 

Krystallspath, m. hd. Kristalspaatb, 

gekristalliseerde kool-en zwavelzure kalk; 

crystallized carbonated and sulphated lime; 

chaux carbonatée et sulfatée cristallisée. 
Kiibel, m. hd. Nap, bak, kuipje, etc., 

V. baquet 1). ~ Houten bak der kolen 
euffat. ~ Trog der plaatglas-mijnen, v. 
créniat. — Irdener k., aar-fa,br., v. 
trog; earthen trough; oule. ~ K.-den 
and seil fahren lassen, eene mijn 
geheel opgeven of laten varen ; to-schacht 

give up a lode; abandonner un filon. ~ 

Dom k. die teufe suchen lassen, 

een zeer diepen mijnput graven ; to sink a deep 

shaft; creuser un putts bien profonddment. 

Ku* belrad, n. hd. Emmerrad, water


rad met schepbakjes ; persdan wheel; roue 

persanne ou persique, tympan, roue it godets, 

á augets. [vgl. auget i)). 

Kabeltalg, in. lid. Russische talk; 
Russia-tallow in churn-casks; suif de Russie. 

Kuchen, m. hd. Kleikoek (der potterijen), 
v. cake 3). — Kleikoek (der suikerraff.), 
V. cake 1). ••• Koek (als overschot 

der distillatie), v. cake ei). (Lohkuehen), 
v. briquette. 
Kuchenstahl, n., v. klumpstahl. 

:K HLOFEN. 643 

Kuckuck, m., V. dark lantern. 

Kuckucksschiefer, m. hd. Roodgevlekte 
blauwachtige schilferkleí, koekoeksteen 
; red spotted slate; pierre de coucou. 

Kufe, f. hd.. v. bucket 1). 
Kuff, f., Kuffschiff, n. hd. Kof, kof 
; kuff; koff.-schip 

Kugel,f.hd.Kogel (geweerkogel); musketball; 
balie. ~ Kogel (geschutkogel); bullet; 
boulet. — Bolvormig bakje onderaan de ba 

thermometerbuis; bulb; cuvette.-rometer- en 
Kugelform,f. hd.,v. bullet-mould. 
Kugelgarten, m. hk. Kogelpark, ko


gelwerf; park of artillery; part a boulets, 
à projectiles. 

Kugelgerade, adj. hd. Gelijk en zuiver 
geboord (van een geweerloop) ; well bored; 
bien calibré. (socket. 

Kugelgewind, n. hd., v. ball and 

Kugelgewölbe, n. hd. Half-bolrond 
gewelf; hemispherical vault; voute hémispherique. 
(linden-bored. 

Kugelgleich gebohrt, hd., v. cy-
Kugelgiuhofen, m., v. fourneau 
á boulets rouges. 

Kugellehre, f., Kugelmass, n. hd. 
Kogelmal, kogelmaat; shot-gauge, ball-caliber; 
bullet-caliber; passe-Malle; passe-boulet. 

Kugelrund, adj. hd Bolrond, sferisch 
spherical; sphérique. 
Kugelsupport, m. hd., v. chariot 

circulaire. 
Kugelventil, n. hd., chapelle 5) . 
Kugelwerk, n, Wasserhebma


schine, f. hd. Machine ter opvoering van 
water; engine for raising water; machine a 
éíever l'eau. 

Kugelzapfen, m. hd. Kogeltap ; bol vormige 
lap; ball-pivot, ball-and•sochet joint; 
spherical gudgeon; tourillon a boulet. 

Kugelzieher, m. hd., v. bullet


drawer. 
Kuhbrucke, f. hd., v. faux-pont. 
Kuhfuss, m., v. brecheisen. 

Kuhkoth, m. hd. Koemest; cow-dung; 

house de vacbe. 
Kuhkothbad, n. hd. Koemestbad (der 
stoffenververs); cow-dung-bath; bain de house. 

v. dung-bath. ~ K., das kuhkothen, 
Abschwemmen, Abseifen, 
het behandelen in 't mestbad, etc., v. bou-

Kuhl, f. hd., v. coursive. (sage. 

Ki hlapparat, m. hd. Verkoelingstoe


stel ; refrigerator; appareil refrigérant. 
Kuhleimer, m. hd. Houten koelvat 
voor de karaffen ; cooler, ice-pail; carafon. 
KUhier, m. hd. Koelvat, V. abkuhl


fass. -- Brouwerskoelbak, v. bac 7). -
Suikerziederskoelpan, v. cooler 2). 

Ki hlfass, Ki hlgefäss, v. bac 7); 
abki hlfass; condenser 2) 

Kuhlhafen, m. hd. Koelpot (der glas 
cooling pot, pot; pot á. rafraicbir, ra--fabr.); 

fraichissoir. 
K iihlkessel, m., v. abkühlfass. 
Kuhlofen, m. hd. Koeloven, v. aus



644 KUHLPFANNE 

wärmofen. ~Calcineeroven, v. annealing-
arch. 

Ki hlpfanne, f. hd. Koelpan (der suiker-
en salpeterzieders) ; cooling-pan, cooler; 
rafraichissoir, poêle á rafraichir. 

Ki hlrohr, n., Ki hlschlange, f. 
hd. Slang, koelbuis der distilleerkolf; ser 
serpentin. -pentine, worm of a still; 
K* hlsegel, n. hd. Koelzeil, luchtzeil; 
wind-sail, wind•bag; manche à vent. 

Ki hlte, f. hd., V. frais, a. etc. 

Ki hltrog, m., v. auge, fr. 2), 3). 

Kuhmist, m. hd., v. kuhkoth. — 
Mischung von k. and thonerde, 
mengsel van klei en koemist (om de vormsteenen 
te bestrijken, bet staal te harden, 
etc.); mixture of clay and cow-dung; braisine. 

Kuhriem, Kuhriemen, m. hd. Zeer 
arm, lichtvloeibaar, roestkleurig, geoxydeerd 
ijzererts; rubiginous oxydated iron; mine de 
ier pauvre at très fusible, ter oxydé rubigineua 
et iridé à la surface. 

Kuhschicht, Ki hschicht, f. hd. 
Mijnwerkers-taak van 12 uren; task of 
twelve hours; tache ou poste de douze heures. 
Kumm, Kumme, f., v. basin 7 ), 8) . 
Kummet,Kummt, n., v. collar 9). 
Kummetdeeke, .-kappe, f. hd. Lee


ren kap over 't gareel ; hame-cover; housse 
ou chape de collier. 
Kummetkette, f. hd. Haamketting; 
tug-chain; mancelle. 

Kundwachter, m. hd. Hanepoot aan 
de fok, V. cargue a vue. ~ Wipper, 
v hale-à-bord. ~ Neerhaler der mars• 
zeilen, der marsleizeilen, v. carguebas 2). 

Kunst (schwarze), f., v. gravure 
en asoir. 
Kunstarbeit, f. hd. Kunstwerk; work 
of art; travail fait avec art. 
Kunstausstellung, f. hd., v. ex


position 1), 2). 

Kunstbock, m. hd., v. bélier i). 

Kunstdrechsler, Kunstdreher, 

m. hd. Kunstdraaier; turner in ivory; toyman; 
tourneur en ivoire ; tabletier. 
Kunstfaustel, m. hd. Hamer voor 
hydraulische machines of waterwerktuigen; 
hammer for hydraulic engines; marteau pour 
les machines hydrauliques. 

Kunstfeuer, n. , v. feu d'artifice. 
Kunstformerei, f. hd. Het standbeeld gieten 
; statue-moulding; moulage de statues. 
Kunstgestänge, Kunstgezeug, 

n. hd. Stangen, trekstangen van een waterwerktuig; 
poles of a hydraulic engine; tirants 
on perches d'une machine hydraulique. 
Kunstgetriebe, n. hd. Machine, kunst 
machine, engine; machine, engin.-werktuig; 
Kunstgewerk, n . hd. Fabriek ; manufactory; 
fahrique, manufacture. 

Kunstgraben, m. hd. Gegraven gracht, 
kanaal, waterleiding, waterloop van eene 
walerrnachine ; channel, aquaduct, conduit; 
canal, aqueduc, canal d'une machine hydraulique. 


KUPFERATLAS. 

Kunsthalle, Kunstkammer, t. 
hd. Gebouw voor schoone kunsten. kunstzaal, 
museum, galerij ; museum, gallery; musée, 
galerie. 

Kunstkette, f. hd. Ketting der zuigerstang; 
rod-chain; chaine du piston. 
Kunstleder, n. hd. Zuigerleder; leather 
of the piston, rod-leather; cui r du piston. 

Kunstlehre, f. hd. Kunstleer, kunsten 
handwerkbeschrijving, kunst-en bedrijfsgeschiedenis, 
technologie; technology; technologie, 
partie technique. 

Kunstmeister, ni. hd. Machinist, toeziener, 
bestuurder der kunstwerktuigen, inz. 
der stoommachines; engineer; machiniste.

 opzichter over de waterwerken 
; engineer of water-works; fontainier, 
maitre fontainier. 

Kunstrad, n. hd. Rad van een waterwerktuig; 
wheel of a water-work; roue dune 
machine hydraulique. 

Kunstsatz, m. hd., v. engin 5) . 

Kunstschacht, m. h.d Put eener watermachine; 
plump-shaft, pit of an hydraulic 
engine; puits d'une machine hydraulique, 
fosse d'épuisement 

Kunstschreiner, Kunsttischler, 

m. hd. Schrijnwerker, v. ébéniste. 
Kunstschreinerei, Kunsttischlerei, 
f. hd., v. ébénisterie. 
Kunststange , Pumpenstange , 

f. hd. Zuigerstang, pompstok ; pump-spear, 
rod; t;ge de piston, de pompe, piston. 
Kunststeiger, m. hd. Opzichter over 
de waterwerken (eener mijn); surveyor of 
the water-works; pourvoyeur, inspecteur des 
machines hydrauliques. 

KunstwebStuhl, m. hd. Door stoom of 
andere kunstkracht gedreven weefstoel; 
power-loom; métier nmdcanique. 

Kunstwerk, n. hd. Kunstwerk, kunst 

work of art; objet d'art. ~-gewrocht; 
Kunstwerktuig, machine ; engine; machine. 
Kunstzeug, n. l?d. Watermachine; 

water-work; machine hydraulique. 

Kupaphrite, f. fr. Koperschuim, tyroliet 
; copper-froth, kupferschaum, prismatic 
euchlor-miea; kupferschaum, tyrolit, prisma 

(dyers; cuve.-tischer euchlor-malachit. 

Kupe, f. hd. Ku.ip; tub, vat, boiler of 

Kupenbad, n. hd. Kuipbad, verfbad 

(vloeibaar mengsel van verfstoffen); dyer's 

bath, liquor; kain. v. bain, bad 2)--). 
Kuper, m. hd. Kuiper, v. binder. 
Kupfer, n. hd. Koper; copper; cuivre. 

-Koperplaat, gravure in koper; copperplate, 
engraving; gravure en cuivre. 
Kupferader, f. hd. Koperader; lode 
of copper; veine de cuivre. 
Kupferan.timon, n. hd. Koperspies glans; 
antimonial copper; cuivre antimonial. 
Kupferatlas, m., Kupferbli they 
f., Kupferfedererz, ii. hd. K.opervedererts, 
rood haarvornnig geoxydeerd koper; 
red capillary oxidated copper; cuivre oxydé 
rouge capillaire. 


 

KUPFERAUFLUSLrNC ..._.. 

Kupferauflbsung, f. hd. Koperoploising; 
copper-solution; solution de cuivre. 

Kupferbergwerk, n. hd. Kopermijn; 
copper-mine; mine de cuivre. 

Kupferbesehlag, m. hd. Koperhuid, 

V. copper-bottom. Aardachtig koolzuur 
koper ; terreous carbonated copper; 
cuívre carbonate pulvérulent ou terreux. 
Kupferblau, n. hd. Bremer-blauw, 

V. blauasche. -Koperlazuur, v. azur 
de cuivre. 
Kupferblech, n., v. copper-sheet.
Kupferblei, n. hd Legeering van ko


per en lood ; alligation of copper and lead; 
alliage de cuivre et de plomb. 

Kupferbleivitriol, ni. hd. Koperachtig-
loodvitriool ; vitriol of copperish lead; 
vitriol de plomb cuivreux. 

Kupferbliek, m. hd. ^Blikkering of 
het blikken van 't gezuiverd koper; shine 
of copper; éclair du cuivre raffiné. 

Kupferblumen, f. pl. Ihd. Koperbloemen, 
bloemen vanVenus, gesublimeerd koper-
oryde ; flowers of copper; fleurs de 

cuivre, fleurs de Venus. 

Kupferbrand, m. hd. Zwart kopererts 
; black copper-ore; mine de cuivre noir. 
Kupferbraun, n. lid., v. cuivre 


oxydule ferrifère. 

Kupfercarbonat, n. hd. Koolzuur 
koper, v. cuivre carbonaté.-• Blaues 
k., bergblauw, V. bergblau. 

Kupfereement, n. hd., v. cementkupfer, 
cuivre eémentatoire. 
Kupferdorn, Seigerdorn, m. hd., 


V. Grasses de liquation. v. épines.
Kupferdraht, m. hd. Koperdraad, v. 

copper-wire. •• (Leitungsdraht) 

Galvanische geleiddraad, v. conducteur 

galvanique. 

Kupferdruck, m., v. impression 

en taille douce, s. impression a. 

Kupferdrucker, m. , v. impri


meur en taille douce. 

Kupferdruckerei, f. hd. Plaatdruk kerij 
; copper-hlate.printing -ofce; imprimerie 
en taille douce, 


Kupferdruckpapier, n. hd. Plaat


papier ; plate-paper; papier á estampes. 

Kupferdute, f. hd. Proefkroes voor 't 
kopererts ; crucible for assuying copper-ore; 
creuset à essayer la mine de cuivre. 


Kupfererz, n. hd., V. copper-ore. 
Kupfererzverbindungen, f. pl.hd., 

v. cuprides. 
Kupferfest, adj. hd. Met koper bekleed, 
gekoperd (van schepen); copper-tight; 
revetu de cuivre. 
Kupferfolie, f. hd., v. feuille de 
cuivre a. 
Kupferfrischofen, m., hd., v. fourneau 
à rafralehir le cuivre. 
Kupfergare, f. hd. Afdrijving van koper; 
separating copper; aáínage de cuivre. 
Kupfergarheerd, m. hd., v. Copper-'
refining furnace. 

KUPFEROX I). 65 

Kupfergelb, Rohkupfer, a. hd., 

v. cuivre brut. (zier's ware. 
Kupfergeschirr, n. hd , v. bra-
Kupfergewächs, Kupferroth, $i. 
hd., v. cuivre oxydé rouge. 
Kupfergiesser, m. hd., v. brazier. 
Kupfergilbe, f. hd. Geel koper be


vattende aarde ; earth containing yellow copper; 
mine de cuivre terreuse jaune. 
Kupferglanz, m , Kupferglas, n. 

hd., v. copper-glance. (micacé. 
Kupferglimmer, m. hd., v. cui vre 
Kupfergold, n. hd., v. similor. 
Kupfergranalien, f. p1. hd. , v. 

bean-shot. (erde, s. erde. 
Kupfergri n, n. hd., v. essigsaure 
Kupferhaltige kbrper, n. pl. hd., 

v. cuprides. (mill. 
Kupferhammer, m. hd., v. copper-
Kupferhammerschlag, in. hd., v. 
battitura %). (pyriteux. 
Kupferhieke, f. hd., v. cuivre 
Kupferhornerz, n. hd. Koperboorn


erts ; copper horn-ore; cuivre corn. 
Kupferhütte, f., v. copper-mill. 
Kupferhydrat, n. hd. Koperhydraat; 

hydrated copper; cuivre hydraté. 
Kupferindig, n., Kupfersulfid, 

n. hd. Tweede zwavelkoper; deuto-sulphuret 
of copper; deuto-suifure de cuivre. 
Kupferiodur, n. hd. lodiumkoper ; 
iodide of copper; iodure de cuivre. 
Kupferisch, adj. hd., v. cuivreux. 
Kupferkies, m., v. copper-ore 1). 
Kupferknallsaures salz, n., v. 

cuprofulminate. 
Kupferknallsaure, f. lid. Koperknalzuur 
; cupro-fulminic acid; acide cupro


fulminique. 
Kupferkobalt, m. hd., v. chalcite. 
Kupferkochsalz, n. hd., v. copper


salt. 
Kupferkbrner, hd., v. bean- shot. 
Kupferkreuse, f. hd. Met koper ge


mengde leisteenader ; slaty lode mingled wick 

copper; filon schisteux mélé de cuivre. 
Kupferlasur, m. hd., v. azur 2). 
Kupferlegirung, f. hd. Koperlegee


ring ; alligation of copper with other metals; 

alliage de cuivre aver d'autres métaux. 
Kupfermi nze, f., v. copper-coin. 
Kupfern, v. a., v. to copper. 
Kupferniekel, m. lid., v. copper


nickel. 
Kupferofen, m. hd., v. cupolofen. 
Kupferoxyd , n. hd. Koperoxyde; 

black oxide of copper; cuivre oxydé noïr. 
Arsenigsaures k., v. deuto-arsenite 
2). Arseniksaures k., v. 
arséniate de cuivre. ~ Basisch 
essigsaures k., onderazijnzuur koper; 
sub-acetate of copper; sous-acétate de cuivre. 

Essigsaures k., azijnzuur koper; 
acetate of copper; deuto-acétate de cuivre. 
Kohiensaures k., v. azur de 
cuivre. ~ Phosphorsaures k., v. 


646 KUPFEROXYIJSALZ -- KUPHOLIT. 


cuivre phosphate. •• Salpeter 

-saures k., v. deuto-nitrate 2). 
Schwefelsaures k., v. deuto-sulfate 
2). 

Kupferoxydsalz, n. hd. Koperoxyde 
zout; copperish salt; sel cuivrique. 
Kupferoxydul, n. hd., v. copper-


ore h) . (oxydulé ferrifère. 
Kupferpecherz, n. hd., v. cuivre 
Kupferphosphorid, n . hd. Phos


pborkoper ; phosphuret of copper; phosphore 
de cuivre. 

Kupferphosphors^ure, f. hd. Phosphorzuur 
koper; phosphate of copper; phosphate 
de cuivre. 

Kupferplatte, f. hd. Koperplaat (bij 
graveurs), v. copper-plate. s Koper 
blik, v. copper-sheet. 

Kupferplattenplanirer, oder auch 
-schláger, v. copper-planisher. 

Kupferpolitur, f. hd. Koperpolitoer 
(een mengsel tot reiniging van 't koper) ; 
copper-polish; policuivre. 

Kupferrauch, m. hd. Vitrioolhoudende 
aarde; vitriolic earth; terre vitriolique. 
Kupferrose, f. hd., v. copperas 1). 

— Blaue k., v. copperas 3) . 
Kupferrost, in. hd., v. grenspan. 
Kupferroth, n., v. cuivre oxydé 
rouge. 
Kupferr4the, f., v. cuivre natif. 
Kupferruss, m., v. copper-soot. 
Kupfersalmiak, m.' hd., v. cuivre 

ammoniacal. 
Kupfersalpeter, in. hd Salpeterzuur 
koper; nitrate 0/' copper; nitrate de cuivre. 

Kupfersalz, n. hd. Zoutzuur koper, 
koperzout; muriate of copper; muriate de 
cuivre, sel cuivreux. 

Kupfersand, m., v. atacamit. 
Kupfersau, f. hd. Kopersteen, ruw steen, 
V. feistes hartwerk. 
Kupferscheere, f. hd Koperschaar;

.

copper-shears; ciseaux a couper le cuivre. 
Kupferscheibe,f.,v. copper-cake. 
Kupferschiefer, ni., v. copper


schist. 

Kupferschlacke, f. hd. Koperslak ; 
slag of copper, diphryges; crasse de cuivre, 
diphryge. 

Kupferschlag, m., v. battitura 2). 
Kupferschmied, v. brazier 3) . 
Kupferschmiedarbeit,f., v. chau


dronnerie. 

Kupferschmiedgare, f. hd. Loutering 
van 't koper door het te hameren ; re-
Iining copperby hammering; affinage du cuivre 

en le forgeant. 

Kupfersehrotel, m. hd. Tweede zwa velkoper; 
copperish sulphuret; sulfure cuivrique. 


Kupferschröter, m . hd. Koperbeitel; 
copper-chisel; ciseau pour le cuivre. 
Kupferschwefel, m. hd. Koperzwavel 
; copper-sulphur; sulfure cuivrique. 
Kupferseleni r, n. hd. Seleniumko


per; seleniuret of copper; séléniure de cuivre. 

Kupfersilberglanz, m. hd. Koperzilverglans, 
galena van Siberisch koper; galena 
of Siberian copper; galène de cuivre 
de Sibérie. (dioptase. 

Kupfersmaragd, f. hd., v. cuivre 

Kupferspane, m. pl. hd. Kopervijlsel 
; filings (or chips) of copper; limaille de 
cuivre. 

Kupferspath, m. hd., v. malachit. 

Kupferstecher, v. chalcographe. 

Kupferstecherkunst, f., v. chalcographie. 
[chase ij. 

Kupferstecherrahmen, m. hd., v. 

Kupferstein, m. hd. Kopersteen, ruw


steen ; crude copper, coarse metal; matte brute 
de cuivre, métal brut. 
Kupferstich, m. hd. Plaat, koperplaat; 
engraving, copper plate, print; estampe, taille 

taille-douce.-douce, gravure en 
Kupferstichpapier, n. hd. Plaatpapier 
; copper-plate-paper; papier it estampes. 
Kupferstichplatte, f. hd. Koperen 
plaat ter graveering ; copper plate for engraving; 
planche pour graver en laille-douer. 

Kupferstufe, 1. hd. Stuk kopererts; 
piece of copper-ore; échantillon, morceau ou 
fragment de minerai de cuivre. 

Kupfersulfat, m., v. blauvitriol. 

Kupfersulfid, n., v. kupferindig. 

Kupfersulfocyanid, n. hd. Zwavel


bláuwstofkoper; sulphocyanide of copper; 
sulfocyanure de cuivre. 
Kupfersulfiir, n. hd. Eerste zwavel 
proto-sulphide of copper; protosu 1--koper ; 
fure de cuivre. 
Kupfertinktur, f. hd. Kopertinctuur; 
copper-tincture; teinture de Venus. 
Kupfertitel, m. hd. Gegraveerde ti


tel ; engraved title; titre-planche. 

Kupfervitriol, m., v. blauvitriol. 

Kupferwasser, n., v. copperas 2). 

Kupferweisserz, n. hd. Wit koper


erts; white copper-ore; mine de cuivre blanche. 

Kupferwerk, n., v. copper-mill. 
o• Platenboek, boek met koperplaten; set 
of copper plates; livre d'estampes. 

Kupferwicke, f. hd. Koperspaath; 
concretion of green carbonated copper; cuivre 
carbonaté vert concrétionné. 

Kupferwissmuth, m. hd. Koperbis


muth ; coppery bismuth; bismuth cuivreux. 

Kupferwolle, f. hd. Capillair gedegen 

koper; capillary native copper; cuivre vierge 

capillaire. 

Kupferziegelerz, n. hd. Baksteen 


kleurig kopererts ; brick-ore; mine de cuivre 

couleur de brique. 

Kupferzuckersalz, n. hd. Suikerzuur 

koperzout; saccharine copper-salt; cuivre sucré, 

sel saccharin de cuivre. 

Kupferzuschlag, m. hd. Smeltmid 

-

del van 't koper ; flux of copper; fondant du 
cuivre. 
Kupholit, m: hd. Groene schon, preiniet 
; kupholite; prébnite. 


KLIPPEL 

Kuppel, f. hd. Koepel, koepeldak, v. 
coupole. ~ Gedruckte k., gedrukte, 
elliptische koepel ; surbased dome; dome sur 

— K. des glasofens, helm of-baissé 
kap van den glasoven; cap of the glass-oven; 
couronne du fourneau de verre. — K. oder 
Kuppelstange, koppelstang (ter verbinding 
van de raderen, die de locomotief trekken); 
coupling rod; bielle d'accouplement. 
Kuppelboizen, m., v. drag—bolt. 

Kuppeldach, n. hd. Koepeldak, V. 
coupole. — Koepelvormig dak; roof 
shaped as a (tome; tolt en dóme. 

Kuppelgewölbe, n. hd. Koepelgewelf, 
v. cupola 2). 

Kuppelhaube, f. hd. Koepelkap (bovenst 
deel van Benen koepel); campanile; 
campanile. 

Kuppelholz, n. hd. Koppelbout (van 
een houtvlot); transom; habillot. (chain. 

Kuppelkette, f. hd., v. coupling-. 

Kuppeln, v. a. lid. Koppelen ; to couple; 
accoupler. 
Kuppelofen, in. hd., v. cubilo t. 
Kuppelstange, f. hd. Koppelstang (der 
raderen), v. kuppel (i). ~ Koppelstang 

(tusschen locomotief en tender) ,v.drag-bar. 

Kuppelung, Verkupplung, f. hd. 

Koppeling, V. coupling. 

Kuppelungsbi chse, f. lid. Koppel


bus, v. coupling-box. 

Ki rassierdegen, m. hd. Kurassiers


degen ; cut-and thrust-sword; sabre à lame 

droite. (lières. 

Kurassschuppen, f. pl. hd.,v,épau-

Kurbe, Kurbel, f. hd. Kruk, v. 

crank l ), 2), drehling 1). 

Kurbel (Pressbengel , Press


baum, Scheide), hd. Boom of zwengel 

der handdrukpers ; bar, rounce, press-stick, 

hose; manche, barre de la presse, mani


velle. — (Bohrkurbel) Booromslag ; 

crank-brace, brace; fut. — Handboor, v. 

bohrerschneide, ! Kruk met een el


leboog, v. crank 2) . — K. der schau


felräder, centersteken of naven aan de 

schepraden (der stoombooten); sockets for 

paddle-wheels; moyeux on disques des roues 

à aubes. 

Kurbelfutter, n., v. crank-case. 
Kurbelstange, f. (an einer locomotive), 

V. bielle de la manivelle. 
Kurbelwelle, f. hd., v. arbre de 
manivelle. 
Kurbelzapfen, m. hd. Krukpin; crank


pin; prisonnier, tourillon; V. bouton de 

manivelle. — K. am eisenham


mer, v. eaxadon. 

Kurrentschrift, f., v. cursive. 

Kurs, m. hd. Koers; course; route, 
rumb. — Behaltener k., verbeterde 
koers; corrected course; route corrigée. — 
Gegisster k., gegiste koers; course found 
by dead reckoning; route estimée. — Ge-

KYANISI aEN. 647 

steuerter k., gestuurde koers; steered 
course; route apparente. — Missweisender 
k., miswijzende koers; magnetic 
course affected by declination and aberration; 

route magnétique affectée de la déclination 
et aberration de i'aiguille. — Recht 
-weisender k.,

ware koers, rechtwijzende 
koers; true course; route entièremen t corrigée. 
Kürschner, m. hd. Bontwerker; fur


rier; pelletier, fourreur. 
Kursehnerarbeit, f. hd. Bontwerk, 
pelterij ; fur-work; pelleterie. 
Ki rsehnergare, I. hd. Bereiding der 
vellen tot bont; dressing of skins; apprèt 
des peaux. 
Kurschnerhandwerk, n. lid. Bont 
furrier's trade; métier de-werkersambacht; 
Pelletier. 
Ki rsehnernaht, f. hd. Bontwerkers


naad; furrier's seam; couture ronde. 
Kurve, f. hd., v. krumme. 
Kurzfaserig, oder Kurzschurig, 

Kurzhaarig, adj. hd. Kortvezelig, kortharig 
; short-stapled; a brin court, a courte soie. 
Kurzgeschpren, adj. hd. Kortgescho


ren (laken); short-nap; approcbé. 
Kurzwolle, f. hd., v. blousse. 
Kttstenbefestigung,f.hd.,v. coast


defence. 
Kut, eng., V. cachou. 
Kutsehe, f. hd. Koets ; coach; carrosse. 
Kutsehengestell, n. hd. Onderstel 

eener koets; carriage of a coach; train ou 
appui dun carrosse. 

Kutsehenhimmel, m. hd. Hemel of 
bovendeel eener koets; imperial, coach-top; 
impériale. 

Kutschenkasten, m. hd. Bak eener 
koets; body of a coach; corps de carrosse, 
bateau. 

Kutschenschlag, m. hd. Portier 
eener koets; coach-door; portière. 
Kuttelwasser, n. hd. Aluinwater (ter 
glanzing van't papier); alum-water;eau d'alun. 

Kutten, v. a. hd. Graven ; to dig; 
creuser. — (die alten halden auskutten), 
den ouden gangsteenafval weder 
opgraven en doorzoeken; to dig anew the 
old gobbings of the gangue; tenter ou faire 
des recherches dans d'anciennes haldes. 

Kux, m. hd. Aandeel in eerre mijn; 
share in a mine, mine-share; part de mine, 
portion d'intérèt dans une mine. 

Kuxkränzler, m. hd. Makelaar in 
mijnaandeelen ; mine.-share-broker; mineurcourtier. 


Kuxschicht, f. hd. Dagtaak van 12 
uren (mijnarbeid); task of twelve hours; 
tache de douze heures. 

Kyanisiren, Cyanisiren, v. a. hd. 
Het hout in den grond (door blauwzuur) tegen 
verrotting beveiligen ; to preserve wood 
under-ground against rottenness; préserver 
de pourriture le Bois enfoui sous terre. 


Labberlot, f. lul. Groote sloep van 
een oorlogschip, v. barge. 

Label, eng. Hoogtemeting (bij landnieters); 
huhenmesser; altimètre. — Druiplijst, 
dropsteen eener kornis, v. corona 1), 
couronne 8). ~ Sieraadbandje aan zui'
en, etc., V. filet carré a. 

Laben, v. a. hd. Doen stremmen ; to 
coagulate, to curdle; faire cailler ou coaguier. 

Labeur, ni. fr. Gewichtig, groot drukwerk 
(van aanzienlijke oplage); book-work; 
bedeutende arbeit. 

Labor, eng., v. arbeit 1). (miste. 

Laborant,m.hd. Chemist; chymist; chi-

Laboratoire, m. fr., Laboratorium, 
n. hd., Laboratory, eng. Werkplaats, 
werkvertrek (inz. yan den scheikundige, 
artsenijbereider, kunstvuurwerker, enz.), 
stookhuis, smelthuis, laboratorium. v. feuerwerkerwerkst 
tte. 

Laboratory-hair-sieve, Composition-
sieve, Mixing sieve, eng. 
Trommelzeef (der vuurwerkmakers); trommelsieb, 
staubsieb mit trommel; tamis avec 
tambours, crible is tambour. 

Laborer, eng. Arbeider, v. apronman, 
s. apron. 

. Laboring force , Mechanical 
power or effect (of a machine), eng. 
Arbeidsvermogen, werktuigelijke kracht; die 
,mechanische leistang; travaii mécanique, 
quantité de travail. 

Laboriren, v. n. hd. Chemische proeven 
nemen ; to work in chemistry; faire des 
essais de chimie, opdrer. 

Labour, Laboureur, m. fr. Gietersroerstok 
of roerschop (voor 't besproeide 
vormzand); strike for the table-mould-sand; 
rührstab, stecher. 

Labourer, V. a. fr.: L. le sable, 
het vormzand omroeren en rondom den vorm 
schikken ; to arrange the sand round the 
mould; das formsand zurichten. — L'ancre 
laboure le fond, v. s. ancre. o Le 
boulet laboure Ie fond, de kogel 
woelt den grond op ; the shot grazes, ploughs 

up the ground; das geschoss rollt, bestreicht 
den boden, die kugel piltigt den boden. 

Laboureur, m. fr., v. labour, fr. 

Labradorstein, Labradorfeld


spath, m. hd., Labrador-stone, eng. 
Labradorsteen, opaalglan zig veldspaath;Pierre 
de Labrador, labradorite, feldspath opalin. 

Labsalben, v. a. hd. Teren ; to tar; 
goudronner. 

Labyrinthe d'un bocard, m. fr. 
Afloop of goot voor 't fijngestampte erts in 
een stampmolen ; launders or trunks for the 

,

precipitation of slimes in a stamping-mill; 
die mehlfubrung, das gerinne der pocbmuhle. 

Lac, m. fr. Meer; lake; see. ••• Lac 
salant, Lac salifère, Marais sa— 
lant, zoutmeer, zoutpoel, zoutput; saltlake, 
salt-marsh, salt-pond, briny pond; salzsee, 
salzsurrpf, salzgarten, salzteich. 

Lac, Lacca, Lake, eng. Lak, gomlak, 
V. gomme-laque. ®• Venetian 
lac, v. holzlack. (lacksaures salt. 
Laccate, m. fr. & eng. Lakzuur zout; 
Laccic acid, eng. Gomlakzuur; gummilacksdure; 
acide de gomme laque, laccine. 
Laccine, f. fr. & eng. Lakstof ; lacksto f f 

Lac-dye, Lake—dye, eng. Ververslak 
(uit Calcutta, doorgaans in vierkante 
koekjes); fdrberlack; laque en teinture ou 
en trochisques. 

Lace, eng. Kant; spitze, kante; dentelle. 
~ Lus, v. lacet t). ~ Passement, galon, 

V. borte. — L. of spun gold, v. 
cordonnet 1) — L. witha clear 
ground, v. dentelle 6). — Narrow 
lace, v. tavèle 1). ~ Woven lace, 
geweven kant; gewirkte spitze; dentelle an 
métier. 
Lace (to), eng., v. chamarrer. 
Lace-bottom, Lace--ground,engq., 

V. entoilage 2) 
Lace-maker, Lace-man, eng., v. 
bandmacher (en gelief daarachter bortenwirker 
in plaats van borsenwerker te lezen). 

Laceret, Lasseret, m. fr. zwikboor, 

V. bandbohrer. — L. tournant, 
kleine zwikboor, V. drehnagel. L. 
tournant ou Piton, ringschroef, v. 
fensterbeschlagkolben. 
Lacet, m. fr. Lus, strik, strop ; loop, 
noose, snare; schleife, seblinge. — Snoer, 
koord; lace; schnur. — Lok, vlecht, v. braid. 

— L. (ou Rivure) d'une fiche, scharnierpin 
; bolt of a hinge; dorm eines schar 
-nierbandes. — L. d'une locomotive, 
het slingeren, heen-en weer-bewegen eener 
locomotief ; tail-motion, irregular oscillating 
motion of a locomotive; das sehlangeln, hinund 
herschwanken einer locomotive. 

Laeète, f. fr. Kruisverband (bij 't bak 

lacing-bond ; verschrdnkun g,-steenleggen) ; 
schrankverband. 
Lace-work, v. bortenwirkerei. 
La che, f. fr., V. dross 2) . 
Lachefer, m. fr. Vuurijzer; fire-iron; 

feuereisen. 

Lacher, v. a. fr.: L. la bonde, 

les éeluses, de schuifklep, valklep (van 
eenen vijver, etc.), de rinketten teener sluis) 

ophalen, openzetten ; to raise the hatches; 


LACHGAS — 

das scbutzbrett, die schutzen aufzieben. 

L. la couleur, afverven, afgeven, v. 
abf arben 2) . ~ L. le blane, le 
bleu, wit, blauw afgeven; to lose the 
white, blue color; abweissen, abblauen. 
Lachgas, Lustgas, n. hd. Vroolijkmakend 
gas, eerste stikstof-oxyde, stikstoffig 
oxyde (welks inademing vroolijk maakt 
en sommigen tot lachen dwingt); laughing 
gas; gaz hilarant. 

Lacht, f hd. Metaalslakken,v einders. 

Lachter, n. hd. (bij mijnwerkers) Vadem, 
v. fathom. 

Lachterkette, f. hd., v. chain 2). 

Lachtermassstab, m. hd. Landme


tersmaatstok (van een balven vadem); measure 
of half a fathom; échelle d'arpenteur. 

Lachterschnur, f. hd. Meetkoord van 
10 tot 12 vadem ; line for measuring ten 
or twelve fathoms long; cordeau d'arpenteur. 

Lachterstab, m. hd. Landmetersmaatstok 
; surveyor's rod; perche ou . mesure 
d'arpenteur. 

Lacis, m. fr. Netwerk, maaswerk ; network; 
netzarbeit. 

Lack, m. hd., v. lac, eng. 2). 

Lackarbeiter, Lackirer, in. hd. 

Verlakker, vernisser; lackerer, varnisher, 
japanner; vernisseur. 

Lacker, eng., v. lackfirniss i). 

Lacker (to), V. lackiren. 

Laekfarbe, f. hd., V. lac-dye. 

Lackfirniss, in. hd. Lakvernis ; lac. 

varnish, lacker, lacquer; vernis de Chine, 
laque. — (Leinölfirniss) Lakvernis met 
lijnolie, olie-vernis, V. drying—oil. 

L. nuit terpentin®l, Terpentinfirniss, 
terpentijn vernis; lackvarnish by 
oil of turpentine; vernis de térébenthine, 
vernis à 1'essence. 
Lackharz, n. hd. Lakhars; rosin used 
for making a lake; résine-laque. 

Lack ren, v.a. hd. Verlakken ; to lacker, 
to lacquer, to varnish; vernisser ou vernir 
de laque. ~ Japanisch 1., op zijn Japansch 
verlakken, in 't vuur verlakken ; to 
japan; vernir an four. • n., V. japanning. 

Lackirer, hd., v. lackarbeiter. 
Laekirte arbeit, f. hd. Verlakwerk; 
lackered ware, Tacker-work; marchandise ver 
-nissée. 

Lackkuchen, m. hd. Koekje of blokje 
ververslak ; cake of lake-dye; tablette de 
laque à (eindre. 

Lacklack, m. hd., Lac(k)-lake, 
eng. Laksoort, bereid door stoklak met zeer 
slap soda-water af te trekken en die oplossing 
door aluin neer te slaan; pigment 
de to laque, laque de lac, laque de résine-laque. 

Lackmus, m. hd. Lakmoes; turnsole, 

dutch orchal or orchil, lacmus, litmus; tour


nesol, orseille de Hollande, lacmus. 

Lacks ure, f. hd. Lakzuur; laccic 
acid; acide laccique. 
Lacs, m. pl. fr. Treelussen, treesnoeren 
(aan den haute-lisse-weefstoel); lashes, 


LADIES. 649 

leashes; latzen, litzen, tretschoiire. — Strik 

stroppen der sempelkoorden (van den-ken, 
zijdeweefstoel); snares, springes of the simplecords; 
in die sempelscbniire eingreifende 
grobgarnige schlingen. 

Lactate, m. fr. y eng. Melkzuur zout; 

milchsaures salz. (sucre de lalt. 
Lactine, f. fr. Melksuiker; milk-sugar; 
Lactometer, m. hd. ° eng., Lae


tomètre, m.' fr. Melkmeter (werktuig). 
Lacunette, f., v. eunette. 
Ladder, eng. Ladder, leer ; leiter; 

échelie. ~ L. in ships, v. échelle i). 
Ladder-rope, eng , v. fallreep. 
Ladder-step, v. echelon i. 
Lade, f. hd. Kist, koffer; chest, trunk, 

box, case; caisse, coire. ~ Ploegbankje, 
ploegstok ; pillow; sellette. ~ Lade, aanslag 
van den weefstoel, v. battant t ). 
Arme der 1., v. épée 3). — Oberschweif 
der l., v. chapeau 6). 

Lade (to), To ladle, v. a. eng. 
Overgieten, overscheppen (de gesmolten glas 
uin fallen , iiberschdp fen, umschopfen;-stof), 

tréjeter. vgl. lading. 
Ladebaum, in., v. boutehors 2). 
Ladegatt (der kanonen), n. hd. Laad 


gat, zundgat ; touch-hole, vent; lumière. 
Ladekette, f. hd., v. electrical 
chain, s. chain. 

Lademass, n. hd. Kruitmaat (voor eene 
lading, bij de artillerie); powder-measure; 
mesure a poudre, charge. 

Laden, m. hd. Buitenblind, v. contrevent 
2). — Winkel ; shop; boutique, magasin. 
— L. vor den stiickpforten, 
poortluik, v. contre-sabord. 

Ladendeckel, nl. hd., v. cape 1). 
Ladenfenster, n. hd., v. abat-jour.
Ladenflugel, m. hd.. v. feuille de 

contre-vent. 
Ladenklotz, m. hd. Ladeklos (van 't 
weefgetouw); cheek; sommier, masse. 
Ladenpri gel,Ladenstock, m. hd., 

V. baton I). 
Ladentisch, m. hd. Toonbank ; counter; 
table de boutique, comptoir. 
Ladepforte, f. hd.,v.ballastpforte. 
Lader, m. hd. Lader ; charger, loader; 

cbargeur. 

Ladeschaufel, f. hd. Laadlepel (der 
kanonniers); ladle, gunner's ladle, charger; 
cbargeoir, cuiller is canon. — Sasiepel, v. 

cuiller 3) . 
Lad(e)stock, m., v. baguette 1). 

Lad(e)stoekfeder, f. hd. Veer des 
laadstoks ; rod-spring; ressort de baguette. 

Lad(e)stocknuth,f., Lad(e)stockpfeifchen, 
Lad(e)stockring, m., 
Lad(e)stockröhrehen, n. hd. Laadstokring 
; pipe; porte-baguette. (loop, 

Lad(e)stockschaft, m., v. barrel-
Ladewasserlinie, v flottaison 3). 

Ladezeug , n. hd. Laadgereedschap; 
loading-instruments; ustensiles à charger. 
Ladies (in slated work), pl. eng. Soort 
55 


6 5 0 LADIES-CLOTH 

kleine leien (omtrent 15 duim lang en 8 
duim breed); sorte kleine schieferplatten; 
sorte de petites tablettes d'ardoise. 

Ladies—cloth, v. drap de dames. 
Lading, eng. Overgieting, overschep 
gesmolten glasstof); das umPullen,-ping (der 
umgiessen, abgiessen, uberschdp fen; tréjetage. 
Ladle, eng. Lepel ; spoon, ladle; lUffel. 
Gietlepel, v. cuiller ij . ••• Saslepel, 

V. euiller 3). ~ Schoep, schepbord, v. 
aube 1) , 2). ~ Laadschop (des hoogovens), 
V. aufsehlageschaufel .—Gietersscheplepel, 
v. aussehöpfkelle. Scheplepel 
voor de glasfritte, v. einsetzlbffel. 
Ladle (to), v. to lade. 
Ladstock, etc., v. lad(e)stock, etc. 
Ladung, f. hd. Lading, het laden ; charg


ing, loading; chargement. d Lading, het 
geladene ; charge; charge. ••• L. eines 
sehifles, lading van een schip, scheepslading 
; cargo,.loading, load; cargaison, charge. 

Ladungsfhigkeit, f. hd. Ladingsvermogen, 
getal tonnen (of lasten), die een 
schip kan dragen ; tunnage; tonnage. 

Ladungsfl.asche, f.,v.bouteille 3). 
Lady-coating, eng., v. coating i).
Laffette, f. hd. Afuit ; carriage o/ can


non; aifut. 
Laffettenblock, m. hd. Affiuitblok ; 
carriage-block; cabrion. 

Laffettennagel, m. , Laffettenstange, 
f. , v. boulon d' affut, s. 
boulon 1!). 

Lafettenw nde,f.p1,v.flasclues ). 

Lage, f. hd. Een vierde boek papier; 
a quarter of a quire; cahier (six feuilles). 
~ Laag, schicht, V. bed. ~ Laag bladtin, 
v. feuille 2). L. felle, laag 
huiden (bij looiers); couch of hides; couche 
de peaux. — L. formlehm, laag vormklei, 
v. coat 2). •v L. steine, laag 
steenen, baksteenen ; lay 0/ stones, 0/ bricks;
assise. — L. oder Geschu.tzreihe, rij 
kanonnen; tier of cannons; rang de canons. 
•• Volle L., volle laag (gelijktijdige losbranding 
van al de stukken geschut aan 
een der scheepsboorden); broad-side; bordee. 

V. lagen.
Ligel, n. hd. Vat, vaatje (voor vloei 
small barrel; barll, barrique. ..-stofen); 

L. Stahl, vaatje staal (125 oude ponden); 
cask of steel; baril lacier. ••• L. von 
tauen, leuver, boeJijnspruit, v. eringle, I ).
Lagen, f. pl. Vergaarlagen (bij boek 
layers; parties d'assemblage. ^•-binders); 

L. coachen , (zusammentragen), 
V. assembler 3) . 
Lagenfeuer, n., v. feu de salve. 
Lagenmeissel, Lagenstichel, m. 
hd. Graveerijzer of -stift, waarmee de onderlinge 
ligging der plaatsen op eene kaart 
wordt aangeduid ; laying-chisel; positionnaire. 

Lagenweise, adv. hd. Laagsgewijs, bij 
lagen of schichten ; by layers, by strata; par 
couches, par lits. 
Lager, n. hd. Spilpan, kussen, tappen. 

LAZE. 

bed, v. journal, empoise, brass b., 
coussinet, collar 7), collet 1), bearing 
1). — (Schienenlager), Railkussen, 
v. bearing t). ® Lager, pi. 
(in eiher dampfmaschine), kussens of pannen 
der as of spil ; shaft-cushions; coussinets de 
l'arbre. ~ L. (pi.) fur langstangen, 
kussens of pannen voor zij-en trekstangen; 
brasses for side-rods; coussinets pour bielles 
pendantes. 

Lagerbalken der bru.cke, in. hd. 
Balk over de brugpijlers, jukdrager, jukdwarsbalk 
; beam laid over the piers; quille 
de pont. — L. des giebels, dakstoel dorpel 
; wind-beam; racinal de comble. 

Lagerbaum im keller, in. hd. Stelling 
voor yaatwerk, stellage in den kelder; 
gawntree, gauntree; chancier à la cave, rance. 

Lagergewicht, n. tad. Standaardgewicht, 
ijk-of proefgewicht, moedergewicht, 
ligger, slaper ; standard-weight; poids matrlee. 

Lagerhaus, n. hd. Pakhuis, magazijn; 

store-house, ware-house; magasin, entrepot. 
Lagerholz, n., v. couche 5). 
Lagermuhle, f. hd. watermachine, 

schepmolen ; hydraulic engine; machine hydraulique, 
machine a puiser, machine à godets. 

Lagerschale, Pfannschale, f. hd. 
Spilkom, -pan in twee deelen ; step in two 
parts; coquille. 

Lagerschichtung, f. hd. Liggingswijze 
(der ertslagen, aardlagen, etc.); bearing, 
repository; gisement. 

Lagerung, f. hd. Wijze, waarop de 
gesteenten, de ertsen in groote cnassa's gelegen 
zijn ; disposition of the mass; arrangement, 
disposition en grandes masses. 

Lagias, m. : . Fraai beschilderd doek 
uit Pegu. 

Lahn, (Platt, Plasch, Plasch), 

m. hd. Dun, geplet goud-of.zilverdraad, zeer 
smalle en dunne goud-of zilverreep (tot passement); 
tinsel, flattened gold-or silver-wire; 
lame, lame á cannetille. — Schraubenfôrmiger 
l., kantieije, v. bouillon 1). 
Lahnen, Lahnungen, f. pl. lad. Lagere 
dijken (als steun van hoofddijken); low 
dikes; digues basses. 

Lahngold, n. hd. Lyonsch goud (verguld 
of verzilverd en geplet koperen plaatje); 
tinsel-gold; or de Lyon, clinquant. 

Lahnspule, f. hd. Spoel met geplet 
goud-of zilverdraad; tinsel-bobbin; roquetin 
ou roquet de lames, bobine La cannetille. 

Lahntresse, f. hd. Goud-of zilvergalon 
; gold- or silver-lace; galon lamé. 
Laibung, Laibungsfiache, f. hd., 

V. ébrasement. 
Laid-mould, eng v. forme 8).
., 

Laid—paper,eng. Geribd papier; geripples 
papier; papier vergé. 

Laie, f. fr. Getande hamer, tandhamer 
(der steenbouwers, etc.) ; denleled pick-axe 
or claw-hammer; zahnhammer. — (Den— 
telure, Brettelure), kerven of groeven, 
door den tandhamer in den steen gemaakt; 


LAINAGE -- LAMB. 

row of teeth, denting; zalinstreifen. — (Marteau 
à layer) Merkhamer der bout. 
veilers, sjap; woodman's hammer; waidhammer, 
mahihammer; vgl. layer, v. a. fr. 

— Door een Bosch gebouwen weg; ridinglane 
cut through a forest; schneuse. 
Lainage, m. fr. Wollen stoffen, wol waren 
; woollen stuff, woollen goods; wollen 
rouwen van 't-stoff, wollenwaare. ~ Het 
laken, v dressing 2), vgl. aplaigner. 

L. en herman, L. à la premiére 
eau, het rouwen of opwerken uit 
de haren ; teasling in the first water or 
drench, first napping; das rauhen aus den 
naaren, aus dem baarmann oden aus dem 
ersten wasser. (vgl. haarmann). 
Laine, f. fr. Wol, schapenwol; wool; 
Rolle, schafwolle. — vacht, v. fell, lid. 
2), o (Pil de lame, Pil d'estame) 
Wollen garen, wolgaren ; worsted; wollen 

~ L. d'agneau, lams•-garn, wollgarn. 
wol; lamb's wool; lammwolle. — L. anglaise, 
L. filée, (L. d'estame, 
Estame) gesponnen wol, wolgaren ; worsted, 
wool-yarn, spinned wool, worsted yarn; 

gesponnene wolle, w ollgarn, gestrickte wolle. 

L. beige, natuurlijk gekleurde (niet 
geverfde) wol ; natural.-colored wool; natiirlich 
gefarbte, naturfarbene wolle L. 
de Berlin, borduurwol ; embroïdery wool; 
stickwolle. — L. de Cachemire, de 
Thibet, Cachemir-wol (Perzische en Thibetaansche 
geitenwol), Kashmir-, (Cashmere-, 
cachemire-) wool; kaschmirwolle. • L. de 
carde, L. cardée, L. a Gardes,
L. a carder, L. courte, Basselaine, 
Bourre de Gardes, f. fr. Kaardwol, 
v. carding-wool. ~ L. de 
courte soie, kortharige wol ; wool of 
short staple, short-stapled wool; knrzscburige 
wol le. L. filée, v. lame g), &) .
^ L. fourbandrée, (in 't pakhuis) te 
sterk gebroeide of verhitte wol ; over-heated 
wool; ubererhitzte wolle. — L. de Hambourg, 
Hamburger wol; fleecy wool; hamburgische 
volle. — L. indigène, inlandsche 
wol ; indigenous or native wool; 
landwolle. L. longue, L. depeigne,
L. a peigner, L peignée, Estame, 
f., Etaim, m. Kamwol, lange wol; long 
wool, combed wool, combing-wool; kammwolle. 
— L. de longue soie, langharige wol; 
wool of long staple, long-stapled wool; lang 
— L.-mère, v kern--schurige wolle. 
wolle. ~ L. mérine, L. de mérinos, 
merino-wol (beste Spaansche-wol 
van de merinos, de edelste Spaanscbe scha 
merino-wool; merinowolle. — L.-pen); 
métis, gemengde wol ; mired wool; mischwolle. 
L-s mortes, (Pleuren, Plis 
ou L-s plis, Pelures), doode wol (wol 

van doode schapen); mortling, morling, peltwool; 
sterblingswolle, abwolle. • L. pailleuse, 
rugwol; back-wool; ruck'en wol le. v. 

kernwolle. ~ L. peignon, Peignon, 
L-s pignons, v. blousse, 

Plockwolle, Abat-chauvée. — L. 
philosophique, v. fleurs de zinc. 

L. en suint, L. surge, Surge, 
ongewasschen wol, wol in haar vet; wool 
in grease; wolle in nicht vollig gereinigtem 
zustande. 
Lamer, (verkeerdelijk Laner), V. a. fr., 

V. aplaigner, dresser 'i), garnir ii) . 
Lainerie, f fr. Wollen waren, v. lainage 
1). — Kunst der wolbereiding, laken fabrikatie; 
woollen-manufacture, cloth-manufacture; 
tuchfabrikation. — v. laineuse. 

Laineuse, L. méeanique, Machine 
à lamer, f. fr., v. garnisseuse. 
Lainier, m fr. Wolwerker; wolhan 
wool-worker; wool -stapler; wol lar--delaar ; 
beiter; wollhhndler. 

Lait, m. fr. Melk; milk; milch. — L. 
de chaux, v. échaudage. — L. de 
montagne, de roche, de lune, 
Agaric minéral, Miel de pierre, 

v. bergmilch. ~ L. de Saturne, 
L. virginal, v. bleimilch. — L. 
de soufre, zwavelmelk, neergeploft zwavel; 
precipitated sulphur; schwefelmileh. 
Laiterol, in., Taque a laitier, m. 
fr. Gegoten voorplaat van den haard eens 
Duitscben zijgovens (waarop de metaalslakken 
afvloeien); front-plate, floss-hole-plate; 
schlacken zacken , sch lackenblech , arbeitszacken, 
vorderzacken. 

Laitier, (Litier), fr. Glasschuim 
vitreous salt; glasschaum. — ( Scone de 
for) fr. IJzerslak ; iron-slags; eisenschlacke. 

L. de la fopte, ruwijzerslak; pigiron-
cinder; roheisenschlacke. — L. de 
forge, frischslakken (de slakken, die het 
smelten en smeden van 't ruwijzer oplevert); 
fining-slags refining-cinders; frischschlacke, 
scbmiedeschlacke — L. ou Scone du 
haat—fourneau, hoogovenslak ; blastfurnace-
cinder; hochofenschlacke. — L. do 
volcan, Obsidienne, vulkanisch glas, 
glasachtige lava, lava-glas, obsidiaan ; volcanic 
glass, vitreous lava, obsidian; vuleanisches 
glas, glaslava, obsidian. 

Laiton, m. fr. Latoen, geel koper, messing, 
v. brass i) . — L. Blanc, Mercure 
hermétique, v. fonte inoxydable. 
~ L. en feuilles, Olinquant, 
geelkoperen blaadjes, bladmessing, 
klatergoud; foliated brass, tinsel; blattmessing, 
rauscbgold. ~ L. jaune, geel gietkoper, 
bet eigenlijke messing; yellow brass; gelbguss, 
eigentliches messing. — L. en lames, 
en planches, en tables, messingblik, 
geelkoperen platen of tafels., latten 
brass, brass in plates, brass-plate, brass-battery, 
sheet-brass; messingblech, schlosserlattun. 
-' L. en rouleau, samengerold 
geelkoperblik ; sheet-brassie rolls; rolimessing. 
~ L. rouge, rood latoen, tombak ; tornbac., 
red brass, red metal, brittle metal; rothguss, 
rothmessing, tombac. 

Lamb, eng. Lijst of lat (des passement weversstoel), 
die de kettingdraden omvat ; 


652 LAMBEALT 

schweifrahrnen; tringle qui embrasse les fill 

de la chaine. (trière. 
Lambeau, m. fr. Z ij plap, v. feu-
Lambourde, f. fr. Steun-of draag


balk; zolderrib, vloerrib; summer-tree; joist. 

V. ashlering. — L. d'arbalétrier, 
dakspantdrempel; sleeper in a roof; stuhlschwelle. 
- L. de plafond, onderste 
dwarsbalk der zoldering; ceiling-joist, ashlerjoist; 
deckenschalungsbalter, fehltram, feiltram, 
blindtram. - L. des poutres, 
balkendorpel op kraagsteenen ; ashler-piece 
for the girders; halkenschwelle auf kraftsteinen. 
Lambrequin, m. fr. Druiplijst (boven 
de lichten of deur-en vensteropeningen); 
corona, label; behhnge. vgl. corona 1). 

Lambris, m. fr. Beschieting of bekleeding 
der kamerwanden, der zoldering, paneelwerk 
; wainscot, wooden panelling; getafel, 
lamperie. - L. d'appui, L. a 
hauteur d'appui, lambrizeering of 
muurbekleeding ter hoogte van 2 tot 4 voet; 
socle-wainscoting, wainscotedsocle; briistungsverkleidung, 
sockelgetäfel. ••• L. d'appui 
d'une fenêtre, v. back of a 
window. ~ L. de demi-revéteinent, 
lambrizeering van 3 tot 5 voet 
hoog, wandbekleeding te balver hoogte; 
half-high wainscot; halbhbbe wandverkleidung. 
~ L. de plafond, zolderbeschieting, 
houtbekleeding der zoldering; wainscoting 
on the ceiling; deckengetdfel. - L. 
de plafond enfoncé, `-. balken 

o L. de plein revêtement,-deeke. 
volle of geheele wandbekleeding ; high wainscot; 
volles wandgetafel. - L. de revetement, 
lambrizeering, v. boiserie I). 
~ L. de socle, plint, zeer lage wandbekleeding 
van 6 tot 1 0 (oude) duimen, 
voetlambrizeering; surbase, wash-board, skirting, 
skirting-board; fussleiste, fusslarnperie, 
sesselleiste, scbeuerleiste. 
Lambrissage, m. fr. Het beschieten 
met paneelwerk, met hout ; wainscoting, 
wooden panelling; das thfeln. vgl lambrisser. 


Lambrisser, v. a. fr. Beschieten (een 
wand of zoldering), met paneel-of pleister 
to wainscot;-werk bekleeden, lambrizeeren ; 
auskleiden, ausläfeln, vertdfeln, thfeln. 

a. Lame, (Lamine), f. fr. Dunne, 
smalle plaat, metaalstrook, -reep; thin and 
narrow plate, lamina; dunne and schmale 
platte. -Platgeslagen goud-of zilverdraad; 
foil, wire; gequetschter gold- oder silberdraht. 
~ L. d'argent à cannetilles, 
saamgedraaid er, geplet zilverdraad; flatted 
silver wire, silver-tinsel; silberlabn. i L. 
d'argent filée sur soie, op zijde gesponnen 
zilverdraad; spun silver, silver-thread 
spun upon silk; silbergespinnst. - L. à 
cannetilles, (Pil laminé) , v. lahn 
1). — L. a canon, (Maquette), loopscheen, 
loopplaat (waaruit de geweerloop 
gemaakt wordt); skelp; eisenscbiene, rohr-- 
LAME. 

schiene, parcelle, platine. - L-s de la 
chasse, (Montants), V. épée 3). — 

L. de la détente, trekkerplaat (van een 
geweer); blade or lever of the trigger; platte 
des drückers oder zungeis. - L-s (Lamettes) 
de la Jacquarde, messen 
(horizontale ijzeren schenen) der Jacquardmachine 
; lifting blades; niesser, hebmesser. 
-L. de metal, metaalblik, blik ; metalplate, 
plated metal; klech. - L-s de métal 
a monnaies, v. fillets, s. fillet. 
— L. (Lamette, Lisse) du métier 
a tisser, V. blatt 4). — L. d'or, L. 
d'or a' cannetilles, v. goldlahn. 
L. d'or $lée sur soie, op zijde gesponnen 
gouddraad ; spun gold, gold-thread 
spun upon silk; goldgespinnst. - L. de 
poudre, (Galette comprimée) Ineengeperste 
buskruitkoek ; press-cake, pressed 
mill-cake; pulverpresskuchen. - L-s de 
ressort, veerplaten, elastieke of veerkrachtige 
platen (aan spoorwegen); springplates; 
federblatter. 
b. Lame, f. fr. Kling, lemmer, blad 
blade; klinge, blatte. - L. de baïonnette, 
bajonetkling; blade of bayonet; bajonetklinge. 
— L. (Tranchant, Máchoire) 
des cisailles, snijdend blad 
der metaalschaar; shear-blade; scbeerblatt. 
^ L. continue, 'L. sans fin (d'une 
scierie), zaagblad zonder einde ; endless sawblade; 
bandsageblatt ohne ende. - L. de 
couteau, mestemmer; knife-blade; mes 
~ L-s du cylindre d'un-serklinge. 
moulin a cylindres, v knives. • 

L. de Damas, Damascener kling ; damascus 
blade; damascenerklinge. -L. damasquinée, 
onechte liarnascener kling; 
false damascus blade; damascirte klinge. 
L. d'une équerre, d'une sauterelle, 
blad van een winkelhaak, tong eener 
zwei ; blade of a square, of a bevel; blatt 
eines winkelmasses, schmiegenzunge. ~ L. 
évidée, L. à gouttières, bolgeslepen 
kling, kling met groeven ; hollowed or concave 
blade; blade with flutes or fullers; hohlgeschlifene 
klinge, schilfklinge; klinge mit 
bohlkeblen. - L. d'une lance, lansijzer, 
lansspits; lance-head; klinge oder spitze 
der ranze. - L. d'une machine à 
aléser, v. burin 7) ( en gelief daar uitboormachine 
te veranderen in witboormachine). 

-L. du sabre, sabelkling; sabre-blade, 
sword blade; sabelklinge ~L. (oil Feuille) 
de scie, zaagblad; saw -blade, saw -web, 
blade or web of a saw; sageblatt, sdgeklinge. 

C. Lame, f. fr. Golf, baar, zee; wave, 
billow, sea; wel le, woge, see.• L. eourte, 
korte zee, korte golf; short sea or wave; 
kurze, gebrochene see oiler welie. _ L. 
longue, lange zee ; long sea or wave; 
lange see oder wette. - L. sourde, L. 
de ressac, deining, terugslaande golf, branding; 
swell, surge, surf; deining, widersee, 
brandung — Presenter le cap a la 
1., (Aller debout a la 1.), het op de 


LAMELLAIRE 

zee houden ; to head the sea, to sail against 

the setting of the sea; der richtung der wel


len gerade entgegen schiffen, die see becken. 

Lamellaire, Lamelle , Lamelleux,
Laminaire, adj. fr., v.blatterig. 

Lame-maker, (Foil-maker), eng. 
Goud-of zilvergalonmaker; lahnmacher; lamier. 


Lamette, f. fr. (verkleinwoord van 
lame), V. lame a. o), 1 t), blatt i). — 
Lamette du palonnier, haak, ring, 
verbinding tusschen toortshout en zwengel 

swingle-tree-clasp , swingle-tree-clip , middle 
swingle-tree-clasp; ortscbeitkappe, ortscheitblech, 
mittelkappe. ~ L. du bout de 
palonnier, strop, lus aan het houteinde 
(waarmee de strengen aan de einden 
van het toortshout vastgemaakt worden) ; 

trace-loop, swingle-tree-socket, end-swingletree-
socket; ortscheitknnbelkappe, ortscheitendkappe, 
seitenkappe. [lame a. 1). 
Lamina, eng., Laraine, f. fr., v. 
Laminage, m. fr. Het uitdrijven, plet 

(onder den hamer, tusschen cilinders);-ten 
flatting, lamination, rolling; das strecken, 
platten, walzen. o•• Het draadp!etten, v. 
drahtplatten. •• L. du $l (de tin, 
de coton), V. drawing of the thread. 

Laminating,eng.,v. drahtplatten. 

Laminating-rollers, pl., Laminating-
mill, Laminating-work, 
eng. Pletwerk, pletcilinders, v. drehwerk. 

Lamination, eng., v. laminage 1). 

Laminer, v. a. fr. Pletten, tot blik 
of dunne bladen maken ; to flatten, to roll; 
strecken, walzen, auswalzen. — L. les 
rubans de coton, v. étirer les 
rubans de coton. 

Lamineur d'or, m. fr. Gouddraadpletter; 
flatter of gold-wire; goldlahnschlager. 
Laminirstuhl, m. hd., v. drawing-
frame. 

Laminoir, m. fr. Pletwerk, pletmachine, 
pletmolen ; flatting-mill, laminating. 
work, rollers; plättwerk, pldttmtihle, walzwerk 
— Munterspletwerk, v. durehlass. 

L. du batteur étaleur, (Rouleaux 
de pression), Drukrollen, V. 
calender-rollers. ~ L. à coton, 
V. drawing-frame. ~ L. dégrossisseur, 
v. cylindres a cingler. ~ 
L. dernier, L. polisseur, laatste 
pletwerk, glanscilinders; probewerk, fertigwalzweric; 
finishing-rollers. ~ L. a, filer, 
V. eylindres étireurs (dune machine 
a frier). — L. en lissoir, v. glaceur. 
L. a plaque, à tole, etc., pletwerk 
voor dunne metaalbladen, voor blik ; 
plate-rollers, rolling-machine. rolling-mill; 

streekwerk, blecbwalzwerk. 

Laminfell, n. hd. Lamsvel: lamb -skin; 
peau ou toison d'agneau, (dans Ie commerce :) 
peau dAstracan. 

Lamp, eng., Lampe, fr. & hd. f. 
Lamp. — v. s. lampe. 
Lampadaire, m. fr., Lampadary, 

LAMPE. 653 

eng. Standaard om lampen aan te hangen, 
kroonkandelaar met lampen ; lampengestell, 
cundelaher oder kronleuchter mit lampen.

Lampate, m. fr. & eng. Lampenzuur 
zout ; lampensaures salt.

Lamp—black,eng. Lampenzwart, rook• 
zwart, zwartsel; lamnenschwarz; noir de 
lamme, noir de fumée. 

Lampe, f. fr. & hd. Lamp; lamp. •r 

L. a air inflammable, fr. lamp met 
ontvlambare lucht; lamp that prodaces'hydrogengas 
by itself; lampe, die von selbst 
hydrogengas erzeugt. — L. d'Argand, 
(Quinquet) Argandsche lamp (met inwendigen 
luchtstroom); .di,g2nd-lamp, airlamp 
of Mr. Qiingaet; Argand-lampe, Quinquet'sche 
zuglampe — L. Careel, Carcel-
lamp (waarin de olie door een uurwerkmechanismus 
wordt opgevoerd) ; Carcel's 
lamp; Carcel-lampe. — L. á courant 
d' air, v. air-lamp. ~ L. de Davy, 
Davy's lamp, daviaan, mijnwerkerslamp, 
veiligheidslamp (ter voorkoming der ontplof 
't grisou of ontvlambaar mijngas);-fing van 

Davy-lamp, Davy, Davyne, safely-lamp, miner's 
lamp ; D tvy'sche lampe, sicherheitslampe, 
grubenlampe, grubenlicht [Andere 
veiligheidslampen voor mijnwerkers zijn, na 
die van Davy, uitgedacht doorClanny, Stephenson, 
Roberts, Dumesnil e. a.] — L. 
docimastique, toetslamp; docimastic 

lamp; probirlampe. — L. á double 
courant, lamp met dubbelen luchtstroom; 
lamp with hollow wick; lampe mit doppel te 
m luftzuge ~ L. économique, spaarlamp; 
economic lamp; nkonomische lampe, 
sparlampe. ~ L. d'émailleur, blaas 
enanz--lamp der emailleurs, glasblazerslamp; 

eller's lamp, glass-blower's lamp; blaslampe, 

glasblaserlampe. — L. à fermer her


métiquement, v. lampe á souder. 

— L. sans fiamme, v. aphlogistio 
lamp. — L. forge, gloeilamp; glowinglamp; 
glublampe. — L. à gaz, gaslamp; 

gas-lamp, gasailier; gaslampe. — L. hy


drostatique, hydrostatische lamp (waarin 
de olie opstijgt door de drukking eener 
zwaardere vloeistof); hydrostatic lamp; hrdrostatische 
lampe. — L. ignifère, van 
zelve ontbrandende lamp; lamp lightening 
by itself; lampe die sich von selbst anzundet. 

— L. méeanique, v. lampe de 
Cared. ~ L . de mine, de mineur, 
v. lampe de Davy. ~ L. à modérateur, 
moderateurlamp, pomplamp 
(die den olietoevoer regelt); moderator-lainp; 
moderatorlampe, lampe mit pumpenwerk. — 

L. à niveau alternatif, lamp met 
afwisselend niveau, reet veranderlijke olie hoogte; 
lamp with alternating level; lampe 

mit alternirendem niveau. — L. a niveau 
constant, lamp met standvastig 
niveau, met bestendigen oliestand; lamp 
with a steady level; lampe mit bestiindigem 
niveau. — L. a pied(s), staande 
lamp; foot-lamp; stehende Lampe. — L. 

55' 


654 LAMPENDUCHT 

pneumatique, pneumatische lamp, lamp 
met luchtd ru kking (waarin de drukking 
der lucht de olie opvoert); pneumatic lamp; 
pneumatische lampe. ••• L. (ou Briquet) 
pyro-pneumatique, lan.i p, die dadel 
ijk vuur levert door middel van bet door 
de electriciteit ontvlammende waterstofgas; 
pyro-pneumatic lamp ; pyro pneumatische 
Lampe. ~ L. sidérale d'applique, 
lamp, wier gansche lichtend vermogen in 
ééne richting werkt; lamp whose light is 
concentrated in one direction; lampe deren 
licht nach einer rlchtung bin concentrirt." 

L. sinombre, schaduwlooze lamp; 
shadowless-lamrnp, sinumbra-lamp; schatten lose 
Lampe. — L. 'a sonder, L. à 
fermer hermétiquement, soldeerlamp, 
lamp ter luchtdichtmaking ; solderinglamp; 
ihtblampe, lampe zunm hermetisch ver 
L. de stireté, v. lampe-siegein. •• 
de Davy. 
Lampenducht, m hi. Lampepit; 
lamp-wick; mèche de lampe. 
Lampensomure, f hd. v. aside :5). 
Ltimpensaures salz, v. lampate. 
Lampiste, m. hd. Lampenopzichter, 

Davy-man (die al de veiligheidslampen eener 

kolenmijn heeft na te zien ; vgl. lampe 
de Davy); Davy•man, deputy-overman; 
lam pen warter. 

Lampisterie, f. hd. Lampenvertrek 
(waar de veiligheidslampen der mijnwerkers 
worden nagekeken); cabin for the examina 

safely-lamps; lampenstuhe. -tion of the 

Lamprometer, m. hd &: eng., Lamprométre, 
m. fr. Licbtsterktemeter (werktuig). 


Lance, f. fr. Lans, piek, speer, spie(t)s; 
lance, spear; lanze, speer, spiess Brandspuitpi,
p, lul ; pipe of a fire -engine; spritzen 
roh re. ~ L-s d'un cheval de 
Prise, speeren, spiesen van een Spaan schen 
of Frieschen ruiter, puntige bouten 
staken, loodrecht bevestigd in de vlakken 
van den balk (vgl. cheval de Prise); 

spears; federn, schweinsfedern. •• a. L a 

feu, zundpijpje, brandertje (voor 't ontsteken 
van vuurwerk en geschut); port-/ire; 
ziindlicht, ziindlichtel, an zíindebrandchen, 
brander.._ b. L. ' feu, vuurpook met 
eerre spies (voor locomotieven); poker with 
a lance; feuerspiess. c. L. a feu, 
keerslang, riek (der ijzergieters); fire-slice, 
fire-iron; schiireisen. 

Lance-busket, eng. Koker of bus, 
waarin 't ondereind van de lans, van den 
vaandelstok rusi ; lonrenschuhh.; hotte. 

Lancer des bombes, hd. Bommen 
werpen ; to throw shells; bomben werfen. 
~ L. (ou Amarrer) une manoeuvre, 
v belegen 7) — L. (ou Chasser) 
la navette, de schietspoel (door 
de kettingdraden) werpen; to pick, drive 
or throw the shuttle ; die schütze werfen. 
••• L. (ou Chasser) la trame, 
Trainer, inslaan, inschieten, de inslag-

LANDSLOT. 

draden door de kettingdraden weven ; to 
shoot in, to work in the woof; einschiessen, 
eintragen, einschlagen. 

Lancet, Tapping-bar, eng., v. 
anstecheisen. 

Lancet-arch, eng. Spitsboog ; spitzbogen; 
ogive, are ogive. 

Lancet-style , enq. Spltsbogenstijl ; 
spitzbogenstyl; style en ogive. 

Lancette, f. fr., v. burin 1). ~ 
Lancetvormig gereedschap (der kaartenfabr.); 
lancet-shaped tool; lanzetfPrmiges werkzeug. 

Lancet-window, eng., v. fenêtre 
en ogive on ogivale. 

Lanci;s), m. fr. Lange zijsteen eener 
deur, in den muur; jamb-stone; gewande, 
gewhndstein. 

Lanciére, f. fr., v. freigerinne. 

Lancirte stofe, m. pl. hd-, v. étoffes 
lancees, S. étofl'es. 

Lansoir, m. fr. Schuifdeur, valklep 
(in een molendam); mill-dam-hatch; schutz, 
schutze, schutzbrett. 

Land, n. hd. & enq. Land ( in tegen 

terre -Clear,-stelling met water); 
Foggy 1., eng. helder of onbeneveld land; 
mistig of beneveld land ; klares l.; mistiger 
l.; terre claire ; terre embrumée. - To 
make the 1., land in 't zicht krijgen; 
land zu gesicht bekommen; atterrer, atterrir, 
attérer. 

Landanker, m. hd. Landanker, wal 
(dat naar den wal wordt uitgewor--anker 
pen); shore-anchor; ancre de terre. 
Landbau, m. hd., v. agriculture. 

Land-breeze,Land-turn, Landwind, 
eng. Landwind, van 't land komende 
luchtstroom ; landwind; vent de terre, terral. 

Land-chain, eng., v. chain 2). 

Lande de hune, I. fr., v. futtock


plate. 

Land-fall, eng. Landverkenning, opdooming, 
eerste gezicht van 't land; land


fallung, aufdiinung, das aufthun, ant hun 

(des landes); atterrage, atterrissage, attérage. 

Landfestung, I. hd. Vesting binnen 
in 't land; inland fortress; forteresse intirieure. 


Landgummi, n hd. Gom van vrucbtboomen; 
cherry-gum; gomme d'arbres fruitiers. 

Landing, Landing-place, eng. (of 

a stair) Trapportaal, traprust, V. absatz 
2). -Spoorweg-station; plaats van ver 
aankomst der spoortreinen; lan--trek en 

dungsplatz, bahnhof; embarcadère, débarca


dère. ~ Terras of hooge bodem (des schacht


ovens); gichtbuhne, gichtboden; plate-forme. 
Land-marks, pi. eng., Landmar


ken, pl hd. f. Landmerken, merken, land


kenningen (in 't oog vallende voorwerpen bij 

de kusten, zooals molens, torens, bergen, 

bakens, etc.); marques de terre, amers, amayes. 

Landmesskunst, f. hd. Landmeet


kunst ; art of surveying; arpentage, géomé


trie pratique. 
. Landslot, m. hd. Door bergen bevei



LANDSTEIN 

ligdo haven ; harbor under shelter of mountains; 
port abrité par les montagnes. 

Landstein, m. hd. IJzererts, bij de 
oppervlakte gedolven ; iron-ore from the surface; 
mine de fer á fleur de terre. 

Lange, f. hd. Lengte ; length; longueur. 

— Astronomische, geographische lengte; 
longitude ; longitude. — (Lenge), v. 
elingue 1). 
Langen, v. a. lid. (eine grube) voortzetten 
(eene mijnschacht); to push on; avaneer, 
pousser. — (das eisen), uitdrijven, uit rekken 
enz., v. etirer. ~ (Gin tau), 
vieren (een touw), v. filer t) etc. 

L^nge(n)bruch, m. hd Breuk, spleet 
overlangs; longitudinal break or fracture; 
fracture ou cassure longitudinale. 

Ldngendehnung, f. hd. Uitzetting 
(van een lichaam) in de lengte ; longitudinal 
extension; extension dans le sens de 
la longueur. 

Langendurchschnitt, m hd. Doorsnede 
in de lengte ; longitudinal section; 
diamètre longitudinal. 
Langengrad, m. hd. Lengtegraad; 
degree of longitude; degrè de longitude. 

Langenmass , n. hd. Lengtemaat; 
linear measure, instrument for measuring 
lengths; mesure de longueur. 

Langenmessung, f. hd. Lengtemeting; 
longimetry; longimetrie. 

Längensage, f. hd., v. frame-saw. 

Längenscheermaschine, f. hd. 

Werktuig om overlangs (de sjaals) te scheren); 
longitudinal shearing-machine; tondeuse 
longitudinale. 
Längenschwingung, f. hd. Lengte 

lucht in pijpen); longi--slingering (b. v. der 
tudinal oscillation; oscillation longitudinale.
Langenventil, n. hd. Overlangs-klep; 


longitudinal valve; soupape longitudinale. 

Langfaserig, Langhaarig,Langsehi 
rig, adj. hd. Langvezelig, langharig; 
long-stapled; a brin long, a longue soie. 

Langhals, m. lad. Groot blokstropoog ; 

large strop of a block; grand oeillet d'une 

étrope de poulie. 

Länglichrund, adj. hd. Langwerpig 
rond, ovaal; oval; ovale. 
Langort, m. hd. Galerij (in mijnen); 
gallery, conduit; galerie. 

Langrage, Langrel, eng. Schroot ; 
schrot , kartdtschenladung; mitraille. v. 
case-shot, grape-shot. 

Langsahling, f. hd. Langzaling; tressel-
tree; longis; barre maîtresse de hune. 

Langschwelle , f. hd. Overlangsgrondbalk, ligger; running sleepér, longitu-
dinal 
sill or juffer or grating.bearrm; longrine, 

longuerine (de grillage). Langsehwellen, 
pl. lengteliggers, grondplaten (voor 
spoorwegen); ground-plates; longrines. 

Lngstich, m. hd. Lusknoop ; racking 
hitch; noeud d'élingue. 
Langue, (Languette), f. fr. Tong (in 
mechanica); tongue; zunge. — Spleet in 't 

-- LANIERE . 655 

glas (bij het doorsnijden); scratch; scbneideritze. 
~ L. de balance (Languette), 
tong der balans; tongue, languet of a balance, 
cock, index; wageztingiein, zünglein. — a. L. 
de boeuf, tongvormige troffel ; tongueshaped 
trowel; zuputzeisen. •• b. L., de 
boeuf, mijnwerkers steekspade; push-pick; 
ochsenzunge, stichspaden, stecheisen. ~ a. 

L. de carpe, ronde beitel, beitel met 
afgeronde snede; cutting-chisel; aufhauer. — 
b. L. de carpe, kruisbeitel; spitsbeitel; 
cross-cutting chisel; bolt-chisel; kreuzmeissel ; 
anschiageisen. ~ L. de cassette, rondbeitel 
(met cirkelvormige snede); round cutter; 
rundmeissel. — L. de voile, v. 
gilling f2). [langue 3) . 
Languet of the balance, eng , v. 
Languette, f. fr. Tong, v. langue 
1). — (bij timmerlieden) Tong; tongue; 
scheerzapfen, schlitszapfen, gunglzapfen. — 
Kleine houten wig (bij scheepsbouw); coin, 
wedge; keil. ~ Punctuurstift, v. bodkin 
3). ~ Lap (uitstekend stukje goud of zilver 
aan ieder gegoten stuk, om daaraan 
getoetst te worden); assaying-slip; giesszapfchen, 
giesskndpfchen. — IJzerblik na 
de eerste bewerking; sheet-iron after the 
first operation; eisenblech each der ersten 
verarbeitung. ~ Draad, streep om een cilindrisch 
oppervlak, v. cordeline 3). — 

L. de balance, Tong der balans, v. 
langue 3). — L. dune boucle, 
tong van eersen gesp; tongue of a buckle; 
dorp, zunge einer schnalle. — L. de 
cheminée, L. de refond . schoorsteen tong, 
v. c$tière i ).—L.emboitée(d'une 
Porte, etc.), v. e nsehiebleiste. — L. 
de frisquette, lip, tong van een frisket; 
frisket-lifter; ztinglein, schnalle eines pres 
mes-senrahmcbens. ~ L. áa rainure,sing, 
veer, v. feather—tongue. — L. 
rapportée, zolderveer; joint-tongue; eingelegte 
feller. ~ L. de la platina, 
trekker van 't geweerslot, V. detent 2). 
~ L. d'une scie a chassis, spanhout 
eener spanzaag, v. garrot 2). 

Langwagen, m. , Langwiede, f. 

hd. Langwagen, v. flêche 7), 8). 
Langwu.rfel, m., v. contact 2). 
Laniard, Lanyard, eng. Talreep, 

taliereep ; taljereep; ride. ~ The 1—s 
of gun-ports, poorttalies, v. aufholer 
3) . — L. of the buoy, v. kat 

-steert 4). — L. of stoppers, bondenend, 
slurping; schwieping, schweeping; 
queue de rat. vgl. katsteert 5). — Sjorring, 
v. amarrage, aiguillette 1). 

Lanice, f., v. flockwolle, bourre 
lanice. 

Laniere, f. fr. Lange, smalle riem; 
strap, thong; riemen, bindriemen. — Rak ketalie, 
V. drosse de raeage. — L. 
(ou Ruban) de eire, wasreep, waslint; 
ribbon of waz; wacbsband. vgl . grêler. 
r L. de la sangle, v. bauchgurt


iemen. 


 

656 LANILLE

Lanille,f. fr.Vlaamsche wollen stof; 'tem 

stuff; wollenzeug aus Flandern.-ish woollen 

Lankette, f. hd. Hefboom voor 't samenpersen 
der wolzakken ; lever for batting 
wool-sacks; levier pour la compression des 
sacs à laine. 

Lanter, Lenter, v. a. fr. Met den 
hamer drijven (koperwerk); to model, to 
emboss ornaments; modem, mit dem hammer 
zierrathen austreiben. 

Lantern, eng., Lanterne, f. fr. Lantaren 
(om een licht in te plaatsen); laterne. 

Lantaren, traplantaren (soort van koepel 
ter verlichting van eene trap, van bet binnenbuis); 
laterne, durchbrochenes thurrnchen, 
dachaufsatz ober einem oberlisht. ~ Molenspilrad, 
v. drehling 2). - L. au 
bout d'un baton, fr. Stoklantaren, v. 
flash-pipe. o Lantern (of the steamapparatus 
for printing cloth), eng. Raam 
(waarop de gedrukte stoffen uitgestrekt en 
aan stoom blootgesteld worden) ; laterne; 
guérite. •• L. du boudinoir, fr. Kan, 

V. can, eng., botte i). o Lanterne 
(ou Cuiller) a canon, fr. Laadlepel 
voor kanonnen; gunner's ladle; ladescbaufel 
der kanonen. — L. a composition, fr. 
Saslepel, V. cuiller 3). _• L. de niveau 
d'eau, lantaren bij de waterstandsbuis 
(op locomotieven, vgl. gauge-glass); 
gauge-lamp; laterne am wasserstandszeiger. 
L. de passage a niveau, v. falot. 
— L. tournante, Métier à lanterne, 
v. bane à lapternes, s. 
bane 13). [v. couverture 3). 
Lantern-girdles and cover, eng., 
Lantern-stuffing-box, eng. Lange, 
lantaren vormige pakkingbus (in stoomma chines 
van zeeschepen); stopfbiichse in form 
eines drehlings; presse-étoupe en lanterne. 

Lanthan, n hd., Lanthane, m. fr., 
Lanthanum, Lanthahe, eng. Lanthanum, 
eene met bet cerium steeds innig 
verbonden metaalzelfstandigheid. 

Lanture, f. fr., v auftreiben 2). 

Lanusure, ou Ennusure, Annusure, 
Basque, f. fr. Vorstlood ; ridgelead, 
single plate, hip-lead; blechyerkleidung, 
futterbiecb (am helmstange, grat and firsten), 
bleiunterlage. 

Lap, eng. Vacht, v. fell 2) (en lees 
daar samenhangende, in plaats van samen hande). 
~ Wattenomwikkeling (van den 
cilinder der wattenmachine); wichel; rouleau. 

Lap and lead, v. avance du 
tiroir. — L. of metal plates, dat 
gedeelte der plaat, dat over een gedeelte 
der andere been ligt (zooals bij metalen 
daken); falz; pli. L. in polishing, 

V. buffe. 
Lap (to), v. a. eng., v. fiber eipander 
fügen, s. fugen. 
Lapidaire, fr., Lapidary, m eng. 
Snijder, bewerker van edelsleenen ; steinschneider. 
(steeping ; versteinerung. 

Lapidification, f. fr. & eng. Ver


-- LARDER. 

Lapis, Genre-lapis, m. fr. Soort 
katoendruk met geheten uitsparingen, lapisdruk 
; lapis-style; lapis-druck. Lapis, 
Lapis-lazuli, m., Pierre d'azur, f. 
Lazulithe, m. Lazuursteen; lapis-lazuli; 
lasurstein, lapislazuli. 

Lap-joint, eng. Verbinding door overdekking, 
v. joint de recouvrement. 
Lap-machine, eng., v. aufbreit


maschine. 

Lappmann, m. hd. Opzichter over de 
zeilen (aan boord); sailor who has the care 
of the sails; inspecteur des voiles, voilier. 

Lapping-engine, Lapping-machine, 
eng., Lappingmaschine, f. 
hd., v. bandvereinigungsmaschine. 

. Lapping-over, eng., v. enchevauchure. 


Lap-roller, eng. Met watten omrolde 
cilinder (der wattenmachine); wickelzvalze; 
cylindre couvert d'un rouleau de ouate. 

Lap-scutcher, eng., v. auf breitmasehine. 


Laque, Gomme laque, Résine 
laque, f. fr. Lak, gomlak, harslak ; lac, 
lack, gum lack; lack, gummilack. -L. (ou 

L. aux peintre3), v. lac-dye. 
L. (ou Vernis de l.), v. lackfirniss 1). 
L. en batons, stoklak, p(jplak; sticklac; 
stangenlack. - L. en boules, lak 
aan ballen, rond lak (van Braziliebout gemaakt); 
round lac; kugellack. - L. de 
carthame, saffraanlak ; carthamus-paint; 
safranlack. ~ L. en écailles, L. plate, 

L. en feuilles, L. en tablettes, 
schellak; shell-lac; schelllack, schalenlack, 
tafellack. - L-s francaises, Fransch papier 
maché ; french papier maché; franzosisches 
papier maché. ~ L. de garance, 
kraplak ; madder-lake; krappiack. - L. de 
garance rouge, Carmin de garanee, 
krapkarmijn, rood kraplak ; red 
madder-lake; rother krapplack, krappkarmin. 

L. de lack, Lao-lack, L. de 
resine-laque, v. lacklack. ~ L. 
en masses, lak in stukken, in koeken; 
lumps-lac; kuchenlack. (bábord. 
Larboard, eng. Bakboord; backbord; 
Larboard-fire, v. feu de bábord. 
Larboard-watch, v ba,bordais. 
Larch (-wood), eng., Lrchenholz, 
n., Larchentanne, f. hd. Lorkenboombout; 
(bois de) mélèze, larix. 

Lard, m. fr.: Au lard! bevelkreet 
voor de mannen aan 't heiblok om 't werk 
te hervatten (in tegenstelling met den roep 

Au renard! die hun beveelt het werk 

te staken); got on ! goon! hocbauf ! bohopp! 
~ L. du bois, spint; sap, cap-?Dood; 

splint. v. album, aubour. ~ L. d'un 

paillet lardé, enden touwgaren in eene 

spekmat; the thrum of a chafed matt; der 

speck einer gespickten matte. 

Larder, v. a. fr.: La navette a 
lardé, de spoel is overheen of onderheen 
(in plaats van tusschen de kettingdraden 


 

LAIU)OIRE --'

door) gegaan ; the shuttle has overshot, undershot; 
das schiffchen hat uberschossen, 
unterschossen. ~ L. un paillet, eene 
mat spekken, spikken, met steekgaren doorrijgen 
; to chafe a matt; eine matte spicken. 

L. les saucissons, de kruitworsten 
lardeeren ; to fasten the fascines with pickets; 
die faschinen anpflöcken, mit spickpfkhlen 
befestigen. 
Lardoire, f., Sabot de pilot, m. 
fr. IJzeren schoen aan grond-of heipalen ; 
pile-ferrule, iron-sheath of a pile; pfahlscbuh. 

Lardon, Aileron, m., Palette, f. 
fr. Windvangblad (in een uurwerk); pallet; 
spindellappen. •.. Vulstukje, v. füllspan 
1), filling—piece. — Stalen pin ; steel 
Beg; stäblerner pflock. 

Lardure, f. pi. fr. Weeffout door 't 
over- of onderheengaan (der spoel); overshot 
and undershot; oberschuss and unterscbuss. 

Large, adj. fr. Breed, wijd; broad, wide, 
large; breit, weit. — L. de lei, van 
hooger dan wettelijk gehalte (van munten); 
above the standard; ubergut. 

Large, Largue, m., Pleine mer, 
Haute mer, f. fr. Ruimte, ruime of volle 
zee, het ruime sop ; main sea, sea-room, 
offing; hobe see, räumte, seeraum, offenes 
meer. ~ Le mettre au 1., Prendre 
le 1., Aller ou Courir au 1., bet 
ruime sop kiezen, zeewaarts aanleggen; to 
stand off or out to sea; die raumte suchen, 
in die botte see stechen. v. einsteehen 2). 

Largesse de lei, f. fr. Te boog gehalte 
(der munten); excess of the standard; 

zu hober gehalt. (rosette; rosette. 

Largette, f. fr. Smal lint; small ribbon, 

Largeur, f. fr. Breedte, wijdte; breadth, 
width; breire, weite. L. en couronne, 
breedte aan de kruin (van een 
dijk, wal, etc.); breadth at the top or summit; 
width of formation. — L. dune 
dent de roue, breedte van eersen rader 


tand ; breadth of a wheel-tooth; breite eines 
radzahns. — L. extérieure d'un vaisseats, 
grootste uitwendige breedte van een 
schip; extreme breadth of a ship; grösste 
busere breite eines schiffes. — L. en 
fond, onderste of beneden breedte, breedte 
aan den bodem (eener gracht, kom, etc.); 
width at the bottom; untere breite. — L. 
en gueule, bovenbreedte, breedte aan 't 
bovenvlak (eener gracht, kom, etc.); width 
at the top; obere breite. — L. intérieure 
d'un vaisseau, grootste breedte 
van een schip in den dag, binnenbreedte; 
moulded breadth of a ship; grdsste breite 
eines schiffes im Iichten. ~ L. du jour, 

V. ech appée 3) . ~ L. de voie entre 
les rails, v. gauge t i), 
Largue, m. fr., v. large, m.
Largue, adj fr.: Vent l., breede 

wind, bakstagswind ; quarter-wind; breiter 
wind, halber wind, backstagswind — Aller 
vent largue, ruimschoots, met bakstagswind 
zeilen ; to sail with a quartering-wind; 


LASH. 657 

raumscboots, mit backstagswind segeln ,raumschoots 
wind Naben.—Aller vent grand 
1., Aller vent 1. de quatre ou 
einq aires, den wind genoegzaam achterin 
hebben, bijna voor den wied of met meer 
dan bakstagswind zeilen ; tó sail with more 
than quarter-wind; beinahe vor dem winde, 
mit meter als backstagswind segeln. 

Largue ! Larguez ! fr. Los! gooi(t) 
los ! let go ! los ! lesst los! 

Larguer, v. a. fr. Loslaten, losgooien, 
opsteken ; to let go, to run up; loslassen, 
losschmeissen, áufstecken. ~ L. les 
amures, de halzen opsteken ; to ease off, 
to loose off the tacks; die balsen aufstecken, 
loslassen oder aufgeben. ~ L. un cable, 
een zwaar touw losgooien ; to veer or pay 
out a cable; ein tali nachlassen, schiessen 
lassen. — L. le lof, de schooten vieren; 
to give up the sheets; die schoten aufstechen, 
rdumen, vieren oder aufgeben. — [Larguer 
is vaak synoniem met filer, v. filer, 

b. 1)--9)] 
Larmes, Gouttes, Campanes, f. 
pl. fr. Druipers (siersels in bet taflement 
der Dorische orde); guttce, drops, gouts; 
tropfen. Larme d'essai, proefdroppel 
(bij glasfabr.); essaying-drop; probirtbräne. ^• 
L-s bataviques, glastranen, glasdruppels 
(die men gloeiend in koud water dompelt 
en die vervolgens, als men er de punt 
afbreekt, met een luiden knal stukspringen); 
Rupert's drops, prince Rupert's drops, glasstears, 
lachrymae Batavicw; glastropfen, glas 

-thrbnen. 
Larmgloeke, f. hd. Alarmklok, brandklok; 
alarm-bell; tocsin. 
Lärmkanone, f. hd. Alarmkanon; 
alarm-pun; canon d'alarme. 
Larmschuss, m. hd. Alarmschot; 
alarm-shot; coup d'alarme. 
L rmuhr, f.. lid., Larum, eng. Uur 

dat op bepaalde uren een groot ge--werk, 
raas maakt ; pendule d'alarme. v. alarm, 
alarum. 

Larve, f. hd. Menschen- of dierenhoofd 

('raak van zeer grilligen vorm), als bouw 

aangebracht ; mask; masque. ^•-sieraad 
Grosse 1., groteske kop (aan fonteinen, 
pompen, deuren); mask; mascaron. 

Lasehe, f. hd. Inkeping, sponning; 
groove; coupe. ®• Van een grooter stuk afgesneden 
tap; flap; chanteau. ~ Schoenriem; 
latchet; oreille, tirant. — Sjapmerk, 

V. entamure t ). — Stootlasch, v. eelisse 
2). ~ Gerade 1., v. éclisse 4). — 
(Laschung), v. écart. 
Lasehen, V. a. hd. Inkepen, inlaten, 

V. entailler 1), einkeepen, eneoeher, 
ausfalzen. — Aannaaien (de 
schoenriemen); to put (the latchets); Goudre 
(les oreilles). — Door eene langlasch verbinden 
; to scarf; joindre par un écart double. 
Lash, Leash, eng. (bij 't figurenweven) 
Ruimte van 't patroonpapier, begrensd 
door twee horizontale lijnen, die de draden 


658 LASH 

van 't weefsel aanduiden ; fach, schuss/'ach, 
lalze; lac. — Sjapmerk, v. entamure 1). 

— Lashes, pl., treelussen, v. laes I). 
Lash (to), v. a eng. Sjorren, v. amarrer 
2). — Met de slaglijn afteekenen, v. 
abschnüren. — De sempeldraden opnemen, 
v. aufziehen 6). 

Lasher, eng. Koptouw (ter vastzetting 
van 't geschut aan 't scheepsboord); tromptau; 
raban de volée. 

Lashing, Sleying, eng. Het opnemen 
der sempeldraden, etc. , v. aufziehen 
6). -(Laniard)Sjorring, v. amarrage, 
aiguillette i) . •o• L. of a 
studding-sail-boom, v. Bosse 9). 

(Seizing) Naaiing, liet beleggen, 
seizen, seizing; nahung, be festigung; mariage, 
amarrage, aiguilletage. — L. of 
the head of sheers, L. and crossing, 
naaling van een bok, kruissjorring; 
ndhung eines bocks; portugaise. — L. of 
a tail—block , staart van een derde 

amarrage a fouet.-handsblok, v. 

L. and racking, bevestiging van schip 
brêlage.-brugdeelen, v. 
Lask, Lasket, Latch of a bonnet, 
eug. , v. clé dune bonnette 
maillée. 

Lasseisen, n. hd. Laatijzer, vlijm (des 
boefsmids); Jleam (to bteed horses with); 
flamme. 

Last, hd. & eng., Laste ou Last, 

m. fr. Last, scheepslast, houdende 2 ton 
of 9.000 kubieke decimeters (palmen) of 2000 
kilo's gewicht. 
Lastadie, f. hd. Losplaats, ladingplaats; 
wharf; débarcadère, embarcadère. 
Lastbalken, m. hd. Draagbalk onder 
't eerste verdek; beam; bau, barrot. 
Lasting, *. v. durant. ~ L., eng. 
Kalmink, v. calamanco. {1). 

Lastmaker, m , v. formschneider 

Lastsand, m. hd. Ballastzand; ballast


sand; gravier de lest 
Lastschiff, Transportschiff, n. 

hd. Vrachtschip ; ship of burden; vaisseau 

ou bâtiment de transport. 

Lastträger, m. hd., v. atlante. 

Lastträgerinn, f. hd.,v. caryatids. 
Lastwagen, Prachtwagen, m. hd. 
Vrachtwagen; goods-cart, waggon; chariot 
ou voiture de transport, de routier, de marchandises. 
[pis 2). 
Lasur, Lasurstein, m. hd., v. la-

Lasurblau, Asurblau, n., Lasurfarbe, 
f. hd. Ultramarijn, bergblauw van 
den lazuursteen ; azure, shy-color, ultramarine; 
azur, outremer. 

Latch, eng. Deurklink, v. cadole, 
dri cker 1), falle 2), clinche. 

L. that may be opened from 
without, klink, die men van buiten kan 
openen ; nunnenschloss; loquet à la cordelière. 
— Vielle-1., klink, die met eene 
kruk wordt opgelicht; leierklinke; loquet 
a vielle. 
LATTE. 

Lateinisches segel, n. hd. Latijn 
driehoekig zeil ; lateen sail;-zeil, emmerzeíl, 
voile latine. 
Latente warme, f. hd. Gebonden 
warmte, v. calorique latent. 

Laterne, f. hd. Lantaren, v. lantern 
1). ~ Traplantaren, v. lantern 2) 
Raam van den stoomtoestel voor 't katoen 

lantern 4). — Kan der ma--drukken, v. 
chinale katoenspinnerij, v. can, botte 6). 

Lantaren hij de waterstandsbuis, v. lanterne 
de niveau, s. lantern. ~ 
(Laternenbank), kannen - of flesscbenmach 
ine, v. bane a lanternes, s. bane. 

Lantarenvormig rad met spijlen, spilrad, 

V. drehling -2). — Grosse 1., heklantaren, 
v fanal de poupe. — L. 
der pulverkammer, kruitlantaren, v. 
fanal 4) . 
Laternenbank,f.,Laternenstuhl. 

m. hd., v bane à lanternes. 
Lath, eng. Lat; latte; latte. V. latte, 
fr. ~ Lath (to), v. a. eng. Belatten ; 
belatten, latten; latter. 

Lathe, Lay, Batten, eng. Lade, 
aanslag van 't weefgetouw, v. battant i). 
Lathe, Turning-lathe, draaibank; 
drehbank; ton r. — L. for guillosheeing, 

v. guillochirdrehbank. ~ L. for 
scoring several staves at once, 
V. tour à barrettes. — L. for turning 
the trunnions, v. abdrehmaschine. 
— vgl. drehbank & tour. 
Lath—nail, eng. Latnagel, latspijker, 

V. clou à latte. 
Lath-work, eng Latwerk voor eenen 
vloer; lattenwerk zu einem fuesboden; hourdage, 
bourdis. 

Latibande, f. fr Vloerzeil ; coarse 
floor-cloth; bodentucb. ~ Voering van een 
vloerkleed; lining of a carpet; tepplcbfutter. 

Latitude (d'un lieu), L. géographique, 
f. fr , Latitude (of a place), 
geographical 1., eng. Breedte, geographische 
breedte (eener plaats); breite, geographische 
breite. — L. d' une étoile, 

L. celeste, fr.. L. of a star, Astro— 
nomical 1„ eng. Astronomische breedte 
eener ster; astronomische breite eines sterns. 
Latomie, f. fr., Latomy, eng. Steengroeve; 
steinbruch. 

Latsche, f. hd., v. empattement 3). 

Lattchen (oder Ruthen) zu ver 

-zierungen,

hd. Latten langs een muur 
om daarop sieraden te hangen; grounds; lattes. 
Latte, f. fr. & hd. Lat ; lath. — Latte, 


f. fr., v. battledoor. — Pas gesmede 
ijzeren band ; newly forged tie; neugescbmiedetes 
band. ~ L—s, v. lattehen. •• 
L—s sur les bords des prélarts, fr., 
prezenninglatten ; schalms oder schalmen, 
schapeen; tarpauling-battens. — L—s des 
bras d'un moulin, molenwieklalten, 
-sporten ; bars or rungs of the wings of a 
wind mill; sprossen, scheiden der windmublfltigel. 
— L. carrée, dunne daklat ; square 

LATTE ---- 

lath; schwache dachiatte, spalierlatte, dünn 

— L. double, dubbele lat, sterke-latte.
daklat ; double lath, roof-lath, tile-lath,; zie gellatte, 
starke dachiatte, doppellatte. 
L-s d'écoutilles, luiklitten (aan boord); 
battens of the hatches; lukensebalken. 
L. fondue, L. de fente, gekloofde 
lat, klooflat ; splith-lath; reisslatte, spaltlatte, 
waldlatte. ~ L. de sciage, gezaagde 
lat; sawed lath; getrennte, geschnittene latte. 
~ L. volice, volige ou voliche, 
Volige, lat voor leien daken, breede lat, 
waarop de dakleien rusten ; broad-lath, slatelath; 
schieferlatte, breite dacblatte. 
Latte, hd., v. latte, fr. ~ L-n 
der rusten, rustlijst, lijst tegen de rust ; 
lath, of the chain-wales; lisses des portehaubans. 


Latten, eng. Latoen, v. brass a. 1). 

Lattengitter, n. hd., v. biLidwerk, 
gitterwerk, grillage, frisage. 

Lattennagel, m. hd., v. clou à 
latte, clou a ardoise. 

Latten-and litzenschnure, F. 
pl., Zugschnurbander, m. pi., Zugnestel, 
f. pl., v. gut-cord t). 

Lattenwerk, n. hd., v. lattengit


ter, lattis. ~ L. zu einem fuss


boden, v. lath-work. 

Latter, V. a. fr., v. to lath. 

Lattice, eng. Latwerk, traliewerk, V. 

lattengitter. — Veerstok, v. feder


stock. m (Peg of a pegladder) 

Sport, klamp (eener kraanladder); sprosse 

(an der leiterstange); ransde. 

Lattice-bridge, eng. Traliebrug, lat 
gitterbruc/e; pont dun système-tenbrug ; 
de charpente qui ressemble au grillage. 
Lattice-truss, eng. Schor-of stutbalk 
voor eene lattenbrug, v. brace 2). 
Lattis, m. fr. Belatting, latwerk; covering 
of laths, lath-work, latticed partition; 


lattung, belaltung, latten werk, lattenver


schlag, bindwerk. 

Lattung, I. hd., v. lattis. 

Latun, n. hd., v. brass t). 

Latzen, m. pl. hd., v. lass 1). 

Laubband, n. hd. Deur-of venster 

reet loofvormige versieringen ; fo--hengsel 
tiated hinge; peeture a rinceau. 
Lauberzug, m. hd. Loofwerk (aan 
bouw-en beeldwerk); foliage; rinceau. 


Laudiren, v. a. hd. De zwarte lakens 

(met booanolie) glanzen ; to gloss the black 

clothes; lustrer les draps noirs, leur donner 

un faux lustre. 

Lauf, m. hd. Geweerloop, v. barrel 

2), canon, b. 1). — Molensteenkap ; 

drum; archure. — Damascirter, Ge


drehter, Gezogener 1., Glatter 1., 

V. canon, b. 3), 8), 7), 6). — L. des 
sehiffchens, v. course, fr. & eng. ij. 
Laufbohrer, m. .hd. Boor voor geweerloopen; 
gun-barrel-bore; foret á canon. 
Laufeisen, n. hd. IJzer voor geweer 
gun-barrel-plate; fir a canon.-loopen; 

LAUTERKESSEL. 659 

Laufer, m. hd. Kaardrol, v. cardingroller. 
••n Looper, wrijfkolf, wrijf hout, v. 
brayer, ,égrugeoir. ~ Steen in den 
dag; front-stone; pierre de parement. ~ 
Mijnader, die zich van eene andere afzondert; 
secondary lode; filon qui se détache 
dune autre. ~ ( Sandlaufer) Zandlooper, 
v. ampoulettes. ~ Uitspreider, v. 
clearer. ~ (Läuferstein, Wendel-
Stein) Bovenste molensteen, looper; runner; 
meule courante ou tournante. — Beweeglak 
blad (der droogscheerdersschaar), v. blatt 
7). Wiel (der touwslagers); wheel; roue, 
rouet. ••. Halende part (van eene talie), V. 
fall of a tackle. 

Laufrad, n. lid Treerad, looprad ; treadwheel, 
walking-wheel; roue it dehellier. 
Laufschloss, n. hd. Stiftslot; shutterlatch; 
serrure it canon. 
Laufs tag, Klimmstag, n. lid. Loopstag, 
klimstag, Icier van den boegspriet; 

bowsprit-horses, man-rope of the bowsprit; 

étai coulant, sauvevarde, garde-corps ou 
tire-veille du beaupré. 
Lauge, f. lad. Loog ; lie, lye, lixivium; 
lessive. (lessiver. 

Langen, v. a. hd. Loogen ; to lixiviate; 

Laugenasche, f. hd., v. ausge


laugte asche. 

Laugengewicht, n., Laugenwage, 
f hd Balans tot het wegen van zoutwater; 
brine-gauge; balance pour essayer 
les eaux salees. 

Laugensalz, n. hd. Loogzout, alcali; 
alcalin salt, lixivial salt; sel alcali, sel lixiviel 
fixe. 

Laugenstander, m. hd Loogbak; gemetselde 
loogkuip (der zeepziederijen); lie jar; 

souillarde, bugadière. 

Laugentopf, m. hd. Loogpot, loogbak 

(der graveurs en drukkers); lye•pot, lye-coop 

of bricks; auge à la lessive. 

Launch,eng. Voorhelling (eerier scheeps


timrnerwerf) ; vorderbucht; avant-sale de 

construction. 
Launch (to) a ship, v. lancer 
un vaisseau. 

Launching-fast, eng. Torntouw (om 

het te snel afloopen van een schip te be


letten ; torntau; cable de retenue. 

Launching-planks, pl. eng. Twee 

zware planken aan stuur-en bakboord on


der een schip in aanbouw, die bij het van


stapel-loopen met bet schip meeglijden, losse 

slagbedding, steekbalken ; shuhe unter den 

schlittenbalken; soles du berceau. 

Laute, f. hd. Houten wolververskruk; 
rake; ruble. 
Läuterer, m. hd. Louteraar, zuiveraar; 
refiner, purifier; affineur,, celui qui purifïe. 
L iuterfeuer, n. hd. Loutervuur, afpineervuur, 
refining fire; feu epuratoire. 

Lauterhobel, m. hd. Afgeschutte 
.plaats in 't water voor 't ertswasschen ; 
buddling canal; canal de lavage, de lavure. 

L iuterkessel, m. hd. Raffineerketel 


660 LAUTERKISTE 

of -pan (der suikerzieders); copper for refining; 
claire. ~ v. làuterpfanne. 

Läuterkiste, f. hd. Plankje; aan eenen 

steel, om de gewasschen ertsen heen en 

weer te trekken ; refining chest; ruart. 

Läuterkunst, f. hd. Louterkunst, af 

art of refining; art d'afi'iner.-fineerkunst; 

vgl. affinage. 

Làutern, v. a. hd. Louteren, zuiveren, 
herhaaldelijk distilleeren ; to refine, to recti 
fy; raffiner, rectifier. ~ Reinigen, den 
roest of het oxyde wegnemen ; to scour; 
decaper. — Metalle 1., metalen afdrÉjven, 
afpineeren ; to refine metals; affiner des 
métaux. •• Gold auf der kapelle 1., 
het goud door de kapel louteren, afdrijven, 
cupelleeren ; to refine gold by 'cupellalion; 
coupeller I'or. 

Lauterofen, Schwefellàuterofen, 
m. hd., v. fourneau de galère. 

Lauterpfanne; f. hd. Pan of ketel 
voor 't zwavelzuiveren ; refining pan for the 
sulphur; cbaudière ou euve à purifier le soufre. 

Läuterung, f. hd : L. (von flussigkeiten), 
ontwatering, zuivering door herhaalde 
overhaling, rectificatie; rectification; 
rectification. ^ L. auf der kapelle, 
afdrijving (der metalen) door (le kapel, cupelleering 
; cupellation, refining by cupellation; 
coupellation. — L. (von metallen, 
salpeter, zucker) het Iouteren, zuiveren, afdrijven 
; het zuiveren, raffineeren ; affinage; 
affinage, raffinage. vgl. affinage, raffinage. 


Lava, I. hd. & eng., Lave, f. fr. Lava, 
de stof, die in vurig vloeienden staat uit 
de vulkanen wordt geworpen en bij 't afkoelen 
tot steen verhardt. 

Lavage, m. fr. Het wasschen (bij boek 

washing; das waschen. — L.-drukkers); 
des boil, het uitloogen van 't hout, ; lixiviation 
of wood; das auslaugen der hölzer. 

L. à dos, v. fleece--washing. — 
L. du drap, v. dégraissage 2). 
L. du for blane, het afschuren der 
blikplaten ; scouring of the sheet-iron; das 
schauern des blechs. — L. des minerais, 
het wasschen, slibben der ertsen ; 
preparation, separation or washing the ores, 
buddling; das waschen der erze, die nasse 
aufbereitung, das schlhmmen. — L. des 
toiles, v. dégorgeage 3:.. 

Lavaglas, n. hd. Lavaglas ; hyalite; lave 
vitreuse, obsidienne, hyalite. 

Lavander, m. hd. Damasten tafellinnen 
; damast-table-linen; Tinge damassé pour 
table. 

Lavée de laine, f. fr. Hoop gewasschen 
wol, die te drogen wordt gelegd ; heap 
of washed wool; haufen waschwolle. 

Laver, v. a. fr. Wasschen ; to wash; 
waschen. ~ Wasschen, uitloogen, slibben ; 
to wash, to buddle; auslaugen, abflauen, ab 

papier); to-schwammen. ~ Planeeren (het 
size; planiren, grunden ; v. abschweben. 

— Behouwen, glad behakken (bij timmer-
LAY—CAP 

lieden); to hew; glatt behauen. ~ L. les 
alluvions metalliféres, de metaal houdende 
opspoelsels wasschen ; to stream; 
die seifenlager oiler seifengebirge waschen. 
® L. les balayures, den muntafval 
wasschen ; to wasla the sweepings; vergründen. 
® L. à Penere de Chine, v. 
lavis ¶2). ® L. les feuilles de fer, 
het ijzerblik in den tweeden ketel wasschen; 

to wash. the iron sheets in the second pot; 

die sturze durchfiihren. ~ L. la forme, 
den drukvorm wasschen ; to wash the (composed) 
form; die form waschen. — L. la 
houille, les minerais, de steenkolen, 
de ertsen wasschen ; to wash coal or ores, 
to tij; die kohlen, die erze waschen. L. 
une poutre, tenen balk met de steekbijl 
opwerken ; to dress atimber with the twibel; 
einen balken mit der queraxt abputzen. 

Laverie, f. ou Lavoir aux minerais, 
Patouillet, m. fr., v. fl.uthwerk 
2). — L. aux alluvions métallifères, 
wasscherij van ertshoudende 
opspoelsels ; stream-work; seifenwerk. 

Laveur (de gaz), Epurateur, m. fr. 
Zuiveringstoestel (voor 't gas); purifier, limemachine; 
reinigungsapparat, wascbapparat. 

Laviren, v. n. hd. Laveeren ; to board, 

to make boards, to ply to windward by 
boards, to laveer, to bolt to and again, to 
beat against a head-wind; louvoyer, bordailler, 
bordager. — v. lavis 2). 

Lavis, m. fr. Het wasschen, schaduwen, 
kleuren met Oost-Indischen inkt; washing, 
shading in Indian ink; das waschen, tuschen. 
s Dessiner an 1., Laver, met Oost-
Indischen inkt wasschen, schaduwen, kleuren 
; to wash or paint with indian ink; 
tuschen, tuschiren, mit tusche malen, laviren. 

Lavoir, (Lavatoir), m. fr, Waschbak, 
waschbekken ; lavatory, laver, launder, 
buddle, wash-tub; waschtrog, wasebbekken ;. 
waschwerk. — Waschhuis (der bleekers, 

etc.); wash•house; waschhaus. — L. á, 
laines, wolwassching; wool-washing; wollwascherei. 
~ L. aux minerais, v. 
erzw^sche )), fluthwerk 2). 

Lavure, f., (Laise f., Cendres,f.pl.) 
Afval, vijlsel (bij 't metaalbewerken); dross,. 
sweepings; krhtze, gekratze. — Water, waarin 
't ertsafval gewasschen is, v. kratzwasser. 
~ Het planeeren, lijmen van 
papier (bij boekbinders); sizing; das planiren. 
— Planeer-of lijmwater, boog; sizing; 
planirwasser. 

Lawn, eng. Kamerdoek, gaas-of sluierdoek; 
linon; linon, toile claire de lin. 

Lay, eng. Lade (des weefstoels) , V. 
lathe i) . ~ Verguldgrond, v.assiette 2). 

Lay on (to), v. a. eng. Opdragen (de 
goudblaadjes), v. auftragen. ~ To lay 
on (with), bestrijken, v. to daub. — 
To lay on the gold-size, v. coueher 
l' assiette. ~ To 1. the batten, 
v. frapper t). 

Lay-cap, eng., v. cape, fr. 


LAYER — 

Layer, (Entamer, Régaler un 
arbre), V. a. Ir. Sjappen, v. abplatzen. 

-L. une pierre, eenen steen met 
den tanithamer bewerken ; to pick a stone; 
mit dem zatinhamrner bearheiten, sätmneln. 
Layer, (Stratum, Bed), eng. Laag, 
schicht, bed ; schicht, lage; couche, assise. 

-Legger (in papierfabr.), V. coucheur. 
-Uitnerner, V. aufheber 2), aufle-. 
ger. mm L.-.-on, kutisthand, v. hand 2). 
Kap van waterinortel, v. bed i0). 
L—s, v. lagen. 
Layes, f. pi. Laag schilfersteen in eene 
steenkoolbedding (Lena der mijnwerkers te 

Bergen of Bans); layers of shale, band, stone


band; das bergmittel n einem kohienflitze. 
Layette, f. fr. Loket, v. fach 2). 
Laying.down,eng.,v.aufrichten,n. 
Laying-hook, eng., v. dreher . 
Laying-on, enq., v. auftrag 2). 
Lazulith, in. lid., Lazulithe, in. fr., 

Lazulite, enq. Lazuliet, blauwe, waterboudende, 
ptiosptiorzure aluinaarde en magnesia. 
V. lapis 2). 

Le, m. fr. Baan, breedte eener stof 
breadth of the cloth; babn, blatt, einfacbe 
stoffbreite. Lé (Laise,Laize, Cueil 
le) d'une voile, v. cloth of a sail. 

-Jaagpad, v. chemin de halage (niet 
kallage, zooals daar hij vergissing staat). 
Lea of yarn, eng., v. cut 3). 
Leach-brine, eng. Moederloog ; nsut

-

terso/ile; eau-mère. 

Lead, eng. Lood ; bie); plomb Schiet-
Jood ; dieplood ; V. bleiloth; plomb de 
sonde.—(Space-line, Space-rule), 

V. durchschiesslinie. Lood (aan den 
weefstoel), V. eisen 2). L. (in engineering) 
Afstand van de plaats der aarduitgraving 
tot die der ophrenging; entfernung 
zwisclien abtraq und auftrag; trajet. 
-L. of fire lock, v. enveloppe 9). 
-L of the slide-valve, vervroeging 
der stoornscbuif(dat gedeelte van de beweging 
der schuif, hetwelk die der zuigerstang voor-
Uitgaat); das voreilen des schiebers; avance 
du tiroir. - V. leads. - Black L, eng., 
V. blacklead. Raw 1., Workable 
1., werklood (zilverboudend lood) 
wericblei, werk; plomb d'oeuvre. Red 
1. 9 menie (rood loodoxyde); mennig; minium, 
mine orangé, mine anglaise. Refined 
1., afgedreven lood, frischlood, v. frischbleL 
- Rolled 1., Sheet—lead, ge 
piet lood, Jood aan bladen ; bleiplatten, walzbie); 
plomb laminé. White 1., v bleiweiss. 
Finest white lead, fljnst 
loodwit ; sch'ieferweiss; blanc en écailles, 
blanc d'argent. - Yellow I., loodgeel, 
v-bleigelb. 
Lead (to), v. a. eng. Met lood bekleeden 
; ploosber, couvrir de plomb; verhleien. 

-Met lood vol-, vastgieten, v. ausgies— 
sen. - To 1., doorschieten, V. durehschiessen. 
[1), 2). 
Lead-ashes, p1. eng., V. bleiasche 

LEAF-BRASS. 661 

Lead ball, eng., v. bleikugel. 
Lead-ball-gauge, v. kugellehre. 
Lead—covering, eng. Bedaking met 

lood ; iooden bedakiug ; bleibedachung, das 

eindecken mit bie); couvertare en plomb. 
Lead—drawer, m., v. bleizieher. 
Leaden, a(ij. eng. Looden, van lood; 

bleiern, von blel; de plomb. 
Leaden ore, eng., v. bleibutter. 
Leaden pipe, eng., v. bleiröhre. 
Leader, eng. , V hauptrad. 

(Chain—leader) Voorste kettingtrekker 
(hij 't lanilmeten); vorderster kettenzieher; 
second aide. L. (in fi reworks), zondpijiJie 
; leitfeuer; porte-feu, étoupille. 

Lead-fume, v. bleirauch I), 2). 
Lead-glance, v. galena i , alquifoux. 


Leading, adj. eng. Leidend, voerend, 
vooruitgaani, vooropgaatid ; vorausgehend, lei


tend; premier, conducteur. L axle, 
vooras (van eene locomotief); vorderaclise; 

ess)eu d'avant. L. wind, frissche, gunstige 
koelie ; frischer, gïenstigei' Wifl(i; vent 
frais et favorable. L buoy, boei in 
den vorn van een schotel of rnolensteen; 

boje in form einer scheibe; houdemeule. -

L. mark, v. bouée. L. rod, ijzeren 
roede voor 't inwendig poljsten van getrokken 
geweerloopen, polijststaaf ; sc/imnirgelkolben; 
polissoir. 

Lead—line, eng. Loodlijn, lijn van bet 
schiet-of dieplood ; lot/ileine; ligne de sonde. 
Lead-ore. V bleierz. - Black 

1., v. bleischwárze. - Red 1., v. 

chromblei, bleispath 1). White 
1., wit looderts, koolzuur lood; weissbleierz; 
plomb carbonate, plomb blanc. mm Yellow 
1., v. bleispath 2). 

Lead—plate, eng., v. bleiblatt. 
Lead—pit, eng. Pot voor 't loodsmelten; 

grapen; chaudidre a fondre Ie plorrib. 
Lead-pig, eng., v. bleiblock. 
Leads, p1. eng. Plat boden dak ; plattes 

bleidach; bit plat de plomb. 
Lead-smoke, Refiner's fume, 
White lead, v. bleirauch i. 

Lead-vinegar, v. bleiessig. 
Lead-work, v. bleigiesserei. 
Leady, adj. eng., v. bleifarbig. 
Leaf, eng. Blad, bladvormig voorwerp; 

blatt; feuillel, feuille. - L. of drawbridge, 
v. flap 2). ~L. of a folding-
door or of a window, vleugel 
van deur of venster; fidget; vantad. L. 
of paper, blad (in een boek) ; blatt; 
feulllet. - L. (or Fly) of a pinion, 

V. fuseau ). - L of ascreen, blad 
van een los kamerschot of Icraamscherna; 
blatt einer spanischen wand; feuille dun pa


ravent. - L. (of a weaver's loom), 
schacbt, scbeerlijst (van een weefgetouw); 
schaft, (hïagel, kamme; lame, lisse, lamette. 

Leaf-brass, Leaf-nickel, dutch 
gold, eng. Onecht bladgoud, v. blatt. 
gold 2). 


662 LEAF-DISH -- 

Leaf-dish, Pancake, eng. Zijgkoek, 

v. Cake Z). 
Leaf-gold, eng , v. blattgold i). 
Leaf-needle, eng. Kou sen weversnaald; 
schafinadel; poincon. 
Leaf-press, eng. Pletpers (der boekbinders); 
stockpresse; presse 1 feullles. 

Leaf-sight, eng., v. absehen 2). 

Leaf- silver, eng, v. blattsilber. 

Leaf-tin, v feuille d' é tain. 

Leak, eng. Lek ; leck; vole d'eau. 
Leakage, eng. Lekkage ; leckage; conlage, 
fuite, V. fuite. 

Lean-faced-letter, drukletter met 
smal oog; schmali ugiger buchstaben; lettre 
a oeil mince. (appentis. 

Lean-to, Shed-roof, eng Afdak, v. 

Leaning, adj. Scheef, v bending. 
~ L. board, druipplank, v. abtropfbrett. 


Lease, Shed, eng. Kruising der kettingdraden, 
het overkruis-weven ; elke gang 
des draads door de schering; kruisraam, v. 
entre -croisement, encroix, en


vergeure. 
Lease-pins, pl. eng. Weversscheerpinnen 
; kreuzndggel, schranknà gel; clous d'envergeure. 


Leather, eng Leder, leer (de bereide 
dierenhuid); leder; cuir. Curried 1. 
etc. V. cuir. 

Leavings, Parings, pl eng. Afknipset, 
afsnijdsel, afschaafsel, afval ; abschnitzei, 
beschneidsel, abschabsel, eb/all; rognures, 
rdclures, riblons. 

Lech, m. hd. Ruwsteen, kopersteen; 
crude maft; matte crue. 

LèChe, f. fr. Vernis der Mejicaansche 

plasters ; varnish of the mexican piasters; 

firniss der mexikanischen piaster. 

Leck, m hd., v. leak. 
Leckage, f. hd., v. leakage. 
Lecken, v. n. hd., v. to leak. 
Leekmaulen, v. n. hd. Elkaar ont


moeten, ineenloopen (van mijnaders); to join; 

se joindre. 

Leder, n. Leder, v. leather, cuir. 

Lederarbeit, f. hd. Lederwerk; work 

in leather; ouvrage en cuir. 

Lederband, m. hd. Leeren band (om 

een boek); leather binding; reliure en veau, 

on basane. 

Lederbereiter, Lederer, m. hd. 

Leertouwer, leerbereider; leather-dresser; 

corroyeur, peaussier, habilleur (des peaux). 

Lederbereitung, f. hd. Lederberei. 

ding, het leertouwen ; leather-dressing; corroi, 

corroterie. 

Lederbraun, Lederfarbig,adj. hd. 

Lederbruin, runkleurig; leather-brown; tanné. 

Lederfarbe, f. hd. Lederkleur ; color 
of leather; couleur de cuir. Kleur-of 
verfstof voor 't leder; leather-color; couleur 
pour teindre le cuir. 


Lederfarber, m. hd. Lederverver; 
leather-dyer; teinturier sur cuir. 


EEGEBRETT. 

Ledergrube, f. hd. Kaikkulp (waarin 
de huiden ter ontharing worden voorbereid; 
limne-pit; plain, plein, pelin. v. aescher 2). 

Lederkalk, m. hd. Gebluschte en in 
oenen kuil bewaarde kalk, bitterkalk; quicklime; 
chaux préparée. 

Lederkobalt, in. hd. Geel aardachtig 
oxyde ; yellow earthly cobalt; cobalt oxydé 
terreux jeune 

Lederleim, m. hd. Lijm van leder, van 
leerafval ; glue of leather, size; colle de cuir. 

Lederschlaueh, m. hd. Leeren buis, 
slang, (aan boord :) manviering ; leather hose; 
tuyau de cuir. 

Ledersehwärze, f. hd. Leertouwers 
zwart; currier's black; noir de corroyeur. 
Ledertalk, m. hd. Z weedsche talk; 
swedish talc; talc de Suède. 
Ledervergolder, n. hd. Leervergul. 
der ; leather-guilder; doreur sur cuir. 
Lederwerk, n. hd. Lederwerk; leatherwork; 
ouvrage de cuir. 
Ledge, eng Aanslag, randlijst, spon 
deur, etc.), v. ansehlag,-ning (van eene 
feuillure i ), feuillet ei). ••• Uitstek, 

V. linch. — t )ingestulpte rand; stulp; 
rebord. ~ Ribbetjes, klarnaais, v. balkfüllings. 
~ L. of the composingstick, 
v. aushebespan. ••• L. of a 
square, v. épaulement 3) . 

Lee, Lee-side, eng. , Lee, Leeseite, 
f. hd. Lij, lijzijde (van een schip); 
cóté sous le vent. 

Lee—braces, eng , Leebrassen, hd 

f. p1 Lijbrassen ; bras du dessous du vent 
Leech, eng. Staande kant van het zeil; 
stehende kante des legels; aréte de chute. 
Leech—rope, eng. Staand lijk, achterlijk 
; stehendes leik, hinter-, achterleik; ralingue 
de chute. 

Lees, pi. eng., V. bodensatz. 
Leesegelraa, f. hd. Ljzeilra ; studdingsail.
yard; vergue de bonnette. 
Lee—shore, eng. Lagerwal; legerwall, 
ldgerwall; terre on cóte sous le vent. 
Leeward, eng., Leewarts, hd. adv. 
Lijwaarts, onder den wind; sous le vent. 

Leeward-islands,eng., Leewärts


eilande, pl. hd. Eilanden onder den wind, 
de westelijke Antilles; Iles de dessous le 
vent. 

Leeward-ship, eng. Lafwindig schip 
(dat licht te ljwaart afvalt); lafwindiges 
schiff; vaisseau lathe. 

Leeward-tide , Lee-tide, eng., 
Leewártszeit, f. hd. Wind en tij van 
den zelfden kant ; marde qui porte du rnême 
cóté que le vent. . 

Left—handed screw, Left-handscrew, 
eng. Linkscbe schroef, schroef met 
linksche richting; linksschraube, schraube 
mit linker richtung; vis filetée à gauche. 

Legaturband, n. hd. Valsch goud-of 
zilver-galon ; false gold or silver ribbon; 
ruban dor ou d'argent faux. 

Legebrett, n. hd. Loopplank, loopgang; 


LEGEEISEN -- 

gang-board; planche a débarquer, planche 
de bateau. 

Legeeisen, n. hd. Breede ijzeren bijl 
(der mijnwerkers); broad iron axe; large 
bathe de Ier. 

Legend, eng., Légende, f. fr. Omschrift 
(eener munt); inschri ft, au/schrift. 
~ L. on the border, eng , Legende 
sur la tranche, fr. Randschrift; randschrift. 


Leger, m. hd., v. auf b eber ij. 

Legestein, m. hd. Streksche steen, 
streksteen ; perpender, perpend-stone, throughstone, 
through-binder; parpaing, pierre parpaigne, 
pierre faisant parpaing. 

Legestuhl, m. hd. Legbank (voor de 
geperste vellen papier); trestle; tréteau. 

Legiren, v. a. hd., V. allier. 

Legirung, I. hd. Legeering, v. alliage 
i ). ~ Legeering, v. beschickung 
2). ~ Quarteering, v. inquart. 

Légis, f pl., Soie legis, f. fr., Legis, 
Legisseide, f. hd. Fijnste Perzische 
zijde, legfis-zijde; finest persian silk. 

Lehm, Ziegelthon, m. hd. Leem, 
vette kleiaarde, pottenklei; loam; terre franche 
ou limoneuse, argile glaise. 

Lehmarbeit, f. Lehmbau, m. hd. 
Mengsel van stroo en leem voor binnen muurwerk, 
leemkalk; pugging-mortar, stuff, 
mud-work, mud-walling; bousillage, torchis, 
bauge. 

Lehmform, f. hd. Leemen vorm, kleivorm 
; loam-mould; moule de terre. 
Die lehmformen schwrzen odor 
schlichten, v. to black-wash. 

Lehmgrube, f. hd. Leemput; claypit; 
fosse à l'argile, glaisière. 
Lehmguss, cn. hd. Het gieten in leemen 
vormen ; loam-casting, loam-moulding; 
moulage en terre, en arglie. 
Lehmmergel, m. hd. Kleimergel ; 
loamy marl; marne limoneuse. 
Lehmmortel, m. hd. Leem-, kleimor


tel ; stuff; placaque. 
Lehnbrett, n. hd , v. dossier 3). 
Lehne, f. hd. Galg, enz., v. cheva


let d'une presse d'imprimerie. — 
Druipplank, v. abtropfbrett. ~ Lcuning, 
v. balustrade; fensterbri stung; 
bri ckengel ader; écuyer; 
accoudoir. 

Lehngertiste, n. hd. Gewelfsribben 

(waarop de latten voor de bepleistering ge


sp(jkerd worden); cradling; armement de voute. 

Lehnstange, f. hd., v. barre d'appui, 
S. barre. 

Lehnung, f. hd. Intrekking, vermin


dering der dikte van eenen muur naar ho


ven toe ; batter, diminution; fruit. ~ In


nero, Gegenseitige 1., zij waartscbe, 

naar boven allengs versmallende versterking 

van eenen muur; counter-batter; contre-fruit. 

Lehr, Muster, Modell, n. hd. Model, 
patroon, mal, kaliber; model, pattern, 
mould; modèle, module, calibre. 


LEINDRUCKER€ .. 663 

Lehrbogen, m. hd , v. bogengerList. 
— Formeel voor gewelfde mijngaleríjen 
; drum, drum-barrel, centre; tambour 
a voáter. 

Lehrbrett, n. hd. Mat (inz. voor bogen); 
templet; cherche, calibre, échantillon. 

Lehre, f. hd. Kalibermeter, mal, v. 
caliber t): bore 3). ~ Gieters-modelbord, 
v. drehbrett t ). ~ Pottendraaiersvormbord, 
v. drehbrett 2). ~ L. zu 
patronen, patroonmal; pattern, size; mandrin 
à cartouches. 

Lehrgerüst, Lehrgestell, n. hd., 

V. bogengerust. 
Lehrh uer, m. hd. Mijn werkersleerling; 
miner's apprentice; apprenti mineur. 
Lehrpfáhle, m. pl. hd., v. fascinepickets. 


Lehrscheibe (eines schneidewerks), I. 

hd., v. fausse-rondelle. 
Lehrsparren, m. hd., v. arétier. 
Leibhölzer, n. pl. hd. Lijfhouten, wa


terloopsklossen (van 't scheepsdek); waterways; 
fourrures de gouttières, gouttières. 

Leibknoten, m. hd. Lijfknoop (oni een 
man op te hijschen); bowline-knot; noeud 
d'agui n. élingue. 

Leichtfiiissig, Leichtschmelz


bar, adj. hd. Lichtvloeibaar, gemakkelijk te 
smelten (van ertsen of metalen); very fusible; 
très fusible, aisé it fondre. 

Leier (am pfluge), f. hd. Tong aan dea 
ploegbalk; pomnelion; paumillon. — (Leiter), 

V. draille I). 
Leik (eines schiffes), n. hd. Scheepsromp, 
v. carcass i ). — L. (eines segels), 
lik, v. bolt-rope. ~ Stehendes 1., 

v. leech-rope. 
Leiken, V. a. hd. Lijken, aanlijken, lijken 
aannaaien ; to sew the bolt-ropes to a 
sail; ralinguer. 

Leim, m hd. Lijm;glue; colle. v.eolle t). 
Leimblatt, n. hd. Blad lijm; cake of 
glue; feuille de colle. 

Leimen, v. a. hd. Lijmen, v. coller 2). 
~ Das papier 1., v. coller 4), encoller 
3). ~ Das 1. (bei vergoldern), v. 
erecollage 3). — Das 1. des papiers, 
v. collage 4). — Das 1. in 
der butte, in der masse, v. collage 
5) . 

Leimer, m'. hd. Behanger, v. col— 

leur 1), ^ Bordpapiermaker, kartonma


ker; paste-board-maker; carton nier. 
Leimkessel, m. hd. Lijmketel (der papierfabr.); 
size-copper; chaudière a colle. 
Leimpinsel, m. hd. Lijmkwast; glue 
brush; pinceau à culler. 

Leimstein, m. hd. Ophiet (der Ouden), 
bolvormige koolzure kalk; ophite, glue-bonestone; 
ophite, chaux carbonatée globuliforme. 

Leinbllthfarbe, f. hd. vlaskleur, 
-grijs, vlasbloesemkleur; gridelin; gris de lin. 

Leindamast, n. hd., v. damas %). 

Leindrucker, m hd. Drukker op liu


nen; linen-printer; imprimeur sur toile. 


664 LEINE 

Leine, f. hd. Lijn, koord, reep ; line, 
cord, rope; ligne, corde, longe, cordeau. 
Leinen, adj. , hd. Linnen, van linnen; 
linen; de toile. 

Leinenborte, f. hd. Dik garen bezetsel 
of passement; thread-lace; tire-botte. 
Leinfirniss, m. hd. Drukkersvernis; 

printer's varnish; vernis d'imprimeur. 
Leinol, n. hd. Lijnolie; linseed-oil; 

huile de lin. [hiss 2), drying oil. 
Leine lfirniss, m. hd., v. lackfir-
Leinsaamenpresse, f. hd. Lijnzaad


pers; line-seed-press; pressoir a graine de lin. 
Leintuch, n. hd. Linnen voor bedde 
sheeting; toile pour draps de lit. -lakens; 
Leinwand, f. hd. Linnen, lijnwaad; 

linen, linen cloth; toile de lin. [pie 4). 
Leinwandbaum, m. hd., v. ensou-
Leinweber, m. hd. Linnenwever; lin


en-weaver; toilier, tisserand. 
Leinweberei, f. hd. Linnenweverij; 
manufactory of linen; tisseranderie. 
Leinweberstuhl, m. hd. Linnen 

loom; métier de tisserand.-weefgetouw ; 
L-eisen, n. hd., v. fer en barrest. 
Leiste, • f. hd. Lijst, lijstje (aan bouwwerk, 
schrijnwerk, etc.), v. feuillet L), 
filet i ), baguette 4), border (eng.) i), 
band 5). ~ Rand, zoom, strook, lijst, v. 
band 3). Keellijst, v eymaise. — 
Zelfkant, V. abschrote 2) ; cordeau i). 


Leisten, m. hd. Gietvorm ; mould, model; 
moule. — Leest ; last; forme. 

Leisten, v. a. hd.: Ei.n zeug 1., 
eenen zelfkant aan eene stof zetten ; to furnish 
a stuff with a border; faire one lisière 
a one étofe. 

Leistenwerk, n. hd. Lijstwerk ; bead


ing, bordering, garnish; moulure. 
Leistung, f. hd., v. effect. 
Leitbarkeit,f., v. conductibilité. 
Leiter, m. hd. Geleider, geleidend 

lichaam, V. conducteur 3), 4). — Gu.— 
ter, Sehleehter 1., goede, slechte geleider; 
good, bad conductor; bon, mauvais conducteur. 
~ Stagzeilsleier, V. draille 1). 
Leiter, f. hd. Ladder, v. échelle i). 
Gebrochene 1. (Klappleiter), 

V. echelle 2). 
Leiterbaum,m. hd. Ladderboom, staan 
ladder-beam; arbre d'échelle.-der eener ladder; 
Leiterwagen, m. hd Ladderwagen; 
waggon with racks; chariot a ridelles. 
Leitfaden, m. lid. Leiddraad ; leadingline, 
guide; guide. 
Leitfahig, a. hd. Geleidend, met geleidend 
vermogen ; capable of conducting; 
conducteur. (tibilité. 
Leitfâhigkeit, f. hd., v. conduc-
Leitfeuer, n. hd. Kruitloop; train of 

gun-powder, train, priming; trainde, porteten, 
étoupille. 

Leitholz, Richtholz, Richtscheit, 
Lineal, n. hd. Rij (liniaal der 
metselaars, timmerlieden, enz.); rule, ruler, 
straight edge, level; règle, équerre. 

LENKEN 

Leitschiene, f. hd.. v. check-rail. 

Leitstrahl, Fahrstrahl, Radius 
vector, m. hd. Voerstraal ; radius vector, 
conducting ray; rayon vecteur, rayon conductenr. 
(sauve-garde, tire-veille. 

Leittau, n. hd. Valreep; man-rope; 

Leitung, f hd. Leiding, voortleiding, 
voortplanting. overbrenging; conveyance, 
transmission, delivery; conduite. ~ Unterirdische 
1., Endleitung, voortleiding 
(der electrische vloeistof) onder den 
grond door ; transmission underground; conduite 
souterraine. — Oberirdische 1., 
Stangenleitung,Luftleitung, voortleiding 
boven den grond, of over palen door 
de lucht heen ; open air conveyance; conduite 
par des poteaux, en plein air. — 
Unterseeische 1., onderzeesche voortleiding 
; submarine conveyance ; conduite 
sous-marine. 

Leitungsdraht, Kupferdraht, 

m. hd. Galvanische geleider, geleiddraad, 
telegraafdraad, koperdraad; conductor of a 
galvanic apparatus, conducting wire, voltaic 
wire; telegraph-wire; conducteur galvanique, 
fil conducteur, fil de cuivre. nd Blanker 
1., onbekleede, bloote geleiddraad; blank 
wire; fil nu. ® Umwickelter 1. , 
bekleede, omwikkelde geleiddraad; coated 
wire; fil garni. (ductibilité. 
Leitungsfhigkeit, f. hd., v. con-
Leitungsröhre, f. hd , v. conduit 
1), conduit-pipe. (ductibilité. 

Leitungsverm®gen, n. hd., v. con-

Leitwagen des ruders, der ruderpinne, 
in. hd. (in plat-duitsch : Leuwagen) 
Luiwagen van 't roer, van den 
helmstok (verouderd); sweep of the tiller; 
tamise, tamisaille, sassoire. ®L. der besanschote, 
luiwagen der bezaansschoot; 
iron (horse) for the mizzen-sheet; barre de 
fer pour l'écoute de la voile d'artitnon. 

Lemniscate, f. * . Striklijn, slinger 
(kromme lijn van den (den-lijn, lemniscaat 
graad in de gedaante eener 8). 

Lemnische erde, f. hd. Lemnische 
of Arrnenische aarde, zegelaarde; lemnian 
earth, sealed earth, sphragide; bol de Lemnos 
ou d'Arménie, terre bolaire, terre sigillée. 

Length, eng. Lengte; lange; longueur. 
••• Legal l., wettelijke lengte (die weleer 
een stuk geweven stof moest hebben); gesetzliche 
lange; moison. — Defect in the 
1., v. courtise. — L. of a roof, v. 
courant de comble. L. ofstroke, 

V. course du piston,s.cours, fr. ,Y eng. 
Lengthen (to), v. a. eng. Langer 
maken, verlengen ; rekken, uitrekken ; ver 
allonger. -ldngern; ausdehnen, strecken; 
Lengthening of the hip, eng., v. 

einziehung 2). — L. of timber, v. 

anstuckung. — L. (wood), verlengd 

stuk bout ; verldngertes holz; bots en bout, 

bois de rallonge. 

Lenken, V. n. hd. Leiden, sturen, besturen 
, to guide, to govern; guider, gouverner. 


LENKRIE VlEN 

Lenkriemen, m. hd. Teugelriem, Ie!-
Se!; rein; rêne. 

Lenkrolle, f. hd. Leischijf, stuurrol; 
leading pulley; poulie conductrice. 

Leo omusslin,m.hd.,Leno-muslin, 
eng. Soort van katoenen mousselien of gaas 
(voor gordijnen); mousseline de coton. 

Lens, eng. Lens (een door gebogen oppervlakten 
begrensd doorschijnend lichaam); 
linse; lentille. — Plano-concave 1., 
plan-concave lens (aan de eene zijde plat, 
aan de andere hol); plan-concave linse; lentille 
plan-concave. — Plano—convex 1., 
plan-convexe of plat-bolvormige lens (aan de 
eene zijde vlak, aan de andere bol); planconvexe 
linse; lentille plan -convexe. ••• Convexo—
concave 1., convex-concave lens 
(hol aan de eene, bol aan de andere zijde, maar 
in 't midden dunner dan aan den omtrek); 
convex-concave linse; lentille convexe-concave. 

Concavo-convex 1., concaaf-convexe 
lens (ook aan de eene zijde hol, aan de 
andere bol, maar in 't midden dikker dan 
aan den omtrek), meniscus, maanglas, maan; 
concav-convexe linse; lentilleconcave-convexe. 

Double concave 1., biconcave of 
dubbel concave lens (met twee holle opper 

doppelt concave linse; lentille con--vlakten); 
cavo-concave, lentille biconcave. ~ Double 
convexe 1. , biconvexe of dubbel 
convexe lens (met twee bolle oppervlakten); 
doppelt convexe linse; lentille convexo-convexe, 
lentille biconvexe. 

Lensen, v. n. hd., V. courir 3). 

Lenspumpen, v. n., v. affranchir. 

Lentieulaire, fr.,Lenticular,Len


tiform, eng. adj. Lensvormig; linsenfbrmig. 

Lentille, f. fr., v. lens, etc. — Slin


gerlens, v. ball 1). 

Lepidocroeit, m. hd. , Lépido


erocite, f. fr. & eng., Hydrocyde 

de fer, m. fr. Schilferig vezelige bruin


ijzersteen, lepidocrociet. (chen. 

Lesebrett, n. hd., V. einlesebrett-

Lesen taus dem groben), v. ausmer


zen. — Den text in den formen 

1., op den vorm lezen, bet zetsel lezen 

to read the text on the forms; lire sur le plomb. 

Lessen (to), v. a. eng. Uitdunnen, afnemen, 
dunner schaven of behakken ; d in


ner hobeln, dunner behauen, verdunnen; 

maigrir, alléger. 

Lessivage, m., Lessive, Lixivi


ation, f. fr. Het uitloogen ; lixiviation; 

das auslaugen. ~ Uitlooging, v. einlau


gung. 

Lessive, f. fr., v.lessivage. — Loog; 
lie, lye, lixivium; lauge. ~ Boekdrukkersloog; 
potash-water; potaschenwasser. ~ L. 
caustique, bijtende loog, zeepziedersloog; 
caustic lye, etching lye, wash-liquor; átziauge, 
kalilauge. — L. à nettoyer, zure loog; 
bran-water, sourlie; kleienbeize, sauerwasser. 
~ L. de sang, V. ferro-cyanate ij. 

Lessiver, V. a. fr. Loogen, uitloogen; 
to lixiviale; langen, auslaugen. 

LETTERPRESS. 665 

Lest, m. fr., v. ballast, m. 1) . 
Le 1. roule, de ballast gaat over, wordt 
levendig; the ballast shifts; der ballast gebt 
liber, rollt. 

Let (to), v. a. eng.: To let down, 
ontlaten, v. aalassen. ~ To let down 
the fire, v. ausblasen. To let 
fly a sheet, v. filer une écoute en 
bande, S. filer b. — To let go, 
vieren, v. filer b. 1). — To let in, 

V. einlassen ; einfalzen i ); embrever 
1).
Letten, m . hd. Pottenklei ; potter's clay; 

glaise, terre glaise.

Lettenschmitz, m. hd. Ader van metaalhoudende 
klei ; vein of metallic clay; 
veine d'argile métallique. 

Letter, eng. Letter, drukletter; buchstabe, 
schrift; lettre, caractère, type. •^ 
Battered 1. , slechte letter ; schlechter 
buchstabe; mauvaise lettre. — Black 1-s, 

V. gothic letters. — Broken 1., 
verschoven letter; verschobener buchstabe; 
lettre déplacée ou dérangée. — Capita 
1., Two—line 1., kapitale letter; kapitalbuchstabe, 
titel-buchstabe; capitale, lettre k 
titre. ~ Double 1—s, Ligatures, koppelletters, 
stukletters; zusammengezogene 
oder doppelte buchstaben, ligaturen; ligatures. 
~ Gothic 1-s, Black 1-s, German 
text, Gothische letters, romein letters 
; fracturbuchstaben, fracturschri ft; 
ronde, denture romaine. ~ Initial 1., 
aanvangsletter, beginletter; anfangsbuchstabe; 
lettre initiale. — Italic l., Italic 
, v. cursive. ~ Ornamented 
1., Historiated 1., versierde letter, gefigureerde 
of zinnebeeldige (aanvangs-)letter; 
zierbuchstabe, musirter oder verzierter buch


stabe; lettre à crochets, lettre grise, lettre 
bistoriée ou animée, caractère ombré. •• 
Superior 1., Heading, groote letter 
voor kolomhoofden ; hoher buchstabe, spaltenbuchstabe; 
lettrine. — Turned 1., gekeerde 
letter; umgekehrter buchstabe, fliegenkop 
f, mttckenkop f, kop f; lettre ren versée 
on bloquée. — To rectify the turned 
1-s, v. débloquer. ~ Wrong L, 
verkeerde letter, V. coquille 4). 

Letter (to), V. a. eng. Letteren, merken 
; mit buchstaben zeichnen; marquer. 
To letter a book, den rugtitel maken 
; den rocktitel machen; mettre le titre 
sur le dos dun livre. 

Letter-case, eng., v. casse 1).
Letter-eutter,eng.,v.form-cutter.
Letterndruck, Druck, m. hd. Let


terdruk;letter-press; impression typographique. 

Letterngiessmaschine, f. hd. Lettergietmachine 
; machine for casting types; 
machine a couler les caractères d'impression. 

Letternholz, n. hd. Letterhout; let


ter-wood; bnis de la Chine. 
Letternstich, m , v. form .cutting 
Letter—press, enq.Boek d rukpers, druk 


pers; (ook:) letterdruk, druk, tekst; buchh 


666 LETTER-PUNCH 

druckerpresse; druck, text; presse d'imprimerle; 
impression typographique. 
Letter-punch, eng. Letterstempel ; 
buchstabenpunze; poincon pour one lettre. 

Letting-down, eng. Het ontlaten, 
uitgloeien (van 't smeedijzer, etc.); das tintassen, 
nachlassen; recuisson, recuít, recuite. 

Letting-in, eng., v. bed t t ). 

Lettre, f. fr. Letter, drukletter, v. letter 
l ). ~ L. animée ou historiee, 
Lettre bloquee ou renversée, etc., 

V. turned letter, s. letter. 
Lettrine, f. hd. Kolomhoofdenletter, v. 
superior letter, s. letter. Renvooi-
of verwijzingsletter, nootletter; reference, 
mark of reference; noten bucbstabe. 

Leuchte (blinde), t. hd., v. lanai 

sourd. (torche. 
Leuchtfackel, f. hd. Toorts ; torch; 
Leuchtgas, n hd. Verlichtingsgas ; 

illuminating gas; gaz à éclairage. 
Leuchtstoff, m., Photogen, n. hd. 
Lichtstof, photogeniur ; photogen; photogène. 

Leucit, ni. hd., Leucite, Grenat 
blanc, m. fr.; Leucite, Vesuvian, 
eng. Vette of vulkanische granaat (van 't 
kiezelgeslacht), leuciet. v. amphigène. 

Levage de la charpente, m. fr. 
Oprichting van bet timmerwerk ; raising of 
the timberwork; das richten, aufrichten, aufstellen, 
heben des zimmerwerks. ~ L. du 
Semple on xemple, het opnemen der 
sempeldraden ; lashing, sleying; das aufziehen, 
einziehen, einlesen, leviren. vgl. aufziehen 
?). 

Levantine, f. * . Effen zijdestof (oor 

uit de Levant), levantien.-spronkelijk 

Levator, eng. Opbefler, lichter (van 't 
weefgetouw); heber, aufheber; levier. — 
Keerstang, V. heb(e)eisen 2). 

Levay (bij de mijnwerkers te Bergen 
of Mons), Horizon, Niveau, m. fr. 
Het horizontale of waterpas-grondvlak; level, 
streak; sohie, niveau, stand. ~ L. 
d'eaux, Niveau d'eaux, waterstand, 
hoogte of diepte van 't water ; depth of water, 
underground; wasserstand, wasserwog, wog.

Leve, Lever, m. fr. Het opnemen, 
opmeten ; survey, measure; nufnahme, aufmessung. 
~ L. á vue, a coup d'oeil, 

V. flying-level. 
Levée, (Volee) f. fr. Ruimte, die 
een zuiger, een stamper bij eiken slag of 
gang doorloopt, zuigerslag, stamperslag; 

strode, heave, lift, throw of the piston or 
the lifter; hubbdhe, hub eines kolbens, spiel 
eines stempels. v. hub 1), 3), course, 
fr. & eng. 5). — Lichter, beftand, etc., v. 
came 1). — Het ter opwinding gercede 
gedeelte van een weefsel; pol Lion of the 
tissue about to be wound up; aufwindung. 
Oplichting der schering, v. aufschub. 

— Aarddam, aardophooping, grondverhooging, 
v. bank 3), embankment. ~
L. d'un siége, opheffing of het opbreken 
van een beleg ; raising of a siege; auf-- 
LEVER. 

hebung einer belagerung. ~ L. de trou 

pes, troepenlichting; levying of troops; 
truppenaushebung. 

a. Level, eng. Horizontale lijn, waterpas-
vlak, horizon ; wagerechte linie ader 
flaiche, horizont; ligne ou surface horizontale, 
niveau. — Apparent 1., schijnbare 
horizon, schijnbare horizontale lijn, schijnbaar 
niveau ; scheinbarer horizont, schesnbare 
horizontallinie, horizontale visirlinie; 

niveau apparent, ligne de niveau. ~ True 
1., ware horizon, ware horizontale lijn ; 
wahrer horizont, wahre horizontallinie; niveau 
vrai. — L. of the water, Water—
level, waterspiegel ; wasserspiegel; 
niveau de l'eau. 

b. Level, eng. Waterpas, nivelleerwerktuig 
(om eene rechte lijn parallel aan den 
horizon te trekken en daardoor 't verschil 
in hoogte van verschillende punten te kunnen 
bepalen); wage; niveau. — Carpenter's 
or Mason's 1., Solid 1., Frame


1., Square 1., timmermans-, metselaarswaterpas 
; schietlood, paslood; setzwage, bleiwage, 
bleilothwage, schrotwage, grundwage; 

niveau de mason on de charpentier, niveau 
á plomb, niveau a pendule ; niveau a équerre. 
~ Mercurial 1., kwikwaterpas, kwikniveau 
; quecksilberwage; niveau de mercure. 

Spirit-1., Air-1., waterpas of liniaal 
met luchtbelbuisje (en vizieren); setzwage 
ruilt der libelle, libellen-niveau, rbhrenlibelle, 
libellenwage; niveau d'air, niveau à 
butte d'air. v. niveau. 

Level (to), V. a. Effenen, vlak maken, 

V. dégauchir. — Waterpassen, met bet 
waterpas of paslood meten ; abwdgen, nivelliren; 
niveler, profiler. — Waterpas maken, 
effenen (b. V. eenen grond); ebnen, nivelleren; 
aplanir, regaler, mettre au niveau. 

Leveller, m. eng. Gelijk-of effenmaker; 
bepaler van 't waterpas, van 't niveau; 
nivellirer, nivelleur, /ldchenwäger; niveleur. 
Levelling, eng. Het gelijk-of effenmaken 
; gleichinachung; aplanissement, nivellement. 
— De kunst van 't waterpassen 
of niveleeren, het vinden eener horizontale 
lijn en 't bepalen der verschillen in hoogte 

boven 't aardoppervlak ; das nivelliren, nivellement; 
nivellement. 

Levelling—instrument, Level


ling—tool, eng. Niveleer-werktuig; nivellirinstrument;
instrument propre au nivellement. 
Levelling-pole,Levelling-staf, 
Station-pole, Station-staff, eng. Ni


veleer-lat of meetstok met een in spon 
verschuifbaar blikken of houten kijk-ningen


bordje; nivellir-latte; mire graduée, mire, 
Lever, m. fr., v. leve. (voyant. 
Lever, v. a. fr. Lichten, opheffen, v. 

to heave 1). — Opnemen, opmeten ; ia 
schets brengen, een plan of schets maken; 

to survey; to sketch, to take a plan; aufnehmen, 
aufmessen; einen grundriss aufne


men. — Losmaken (een of ander voorwerp 
aan boord); to unship; losmachen, Ibsen. v. 


LEVER - 

décaler t ). — L. Panere, het anker 
lichten, thuis winden; to weigh, to lift, to 
strip the anchor; den anker lichten, heben. 
-- L. l'ancre par l'orin, par les 
cheveux, het anker met de boeireep of 
(als deze gebroken is) met een touw lichten 
; to weigh the anchor by the hair; das 
anker bei den Kaaren lichten. ® L. un 
camp, Decamper, een kamp of leger 

opbreken ; to break up a camp, to-plaats 
decamp; ein lager abbrechen. ~ L. les 
feuilles, de vellen (papier) van de vilten 
nemen ; to take off the sheets from the felts; 
die bogen wieder von den filzen losmachen. 
i L. la lettre, do letters opnemen (uit 
de letterkas); to pick up letters; die schrift 
aus dein schriftkasten nemen. [Il lève 
Bien, hij heeft een vasten greep ; he picks 
up well; er hat eioen goten griff.] ~ L. 
les rosettes de cuivre, schijftrekken, 
afschijven, rozetteeren, de koperschijven of 
rozetten van de vloeibare kopermassa aflichten 
; to lift off the cakes or rosettes of 
copper; spleissen, die kupferscheiben reissen. 
~ L. le semple, v. aufziehen (einlesen, 
levireu). ~ L. une serrure, 
een slot afbreken, wegnemen ; to break off, 
to take down a lock; ein schloss abbrechen, 
abreissen. - L. le siége, bet beleg opbreken 
; to raise or abandon a siege; eine 
belagerung aufbeben. 

Lever, m. eng. Hefboom. v. levier a. 
~ Spaak, handspaak, koevoet, ijzeren handboom, 
V. brecheisen, hebel 1), he 
beleisen. ~ Klinklichter, v. bascule 
d'un loquet. -Zwaaikolf, v. anwurfschlussel. 
L. on bellows, 
blaasbalgzwengel, v. courbette. ~ L. 
of a boring-bench, wip, drukhefboom 
eener boorbank ; druckhebel, wippe; crosse, 
bascule, levier. ••• L. of the crossbar, 
v. bauernfuss. ~ L. (or Winch) 
of the winch-rope, v. gaten. •o 
Cross--1., kruisvormige hefboom, v. heb 

wip, v. bas--krahn. ® Double 1., 

cule l). Elbowed 1., v. cou de 

cigogne. •® Great 1., zware hefboom 

(eener stoommachine), v. balancier 9). 

~ Hand-gear 1., stuurgreep, v. gang


hebel. ~ Serrated spring-l., ge


tande slagveer, V. bascule a pignon 

(en verander daar spring, lever in spring


lever). -Standard 1., hefboom van de 

schuifstang (der locomotief); regulator; levier 

regulateur. n•,• Starting 1., stuurgreep, 

V. ganghebel. - Very sensible 
1., zeer gevoelige hefboom of balans; fuhlhebel; 
levier très sensible. - Vleighing 
1., v. bascule a besace. •- To place 
the 1., de handspaak of den koevoet ondersteken 
; den Nebel oder die brechstange 
unterstecken; embarrer (par) le levier. -
To take a purchase with the 1., 
met de handspaak of den koevoet lichten; 
mit dein hebebaum heben; faire on abattage. 
vgl. abattage. ----v. levier b. 
LEVIERS. 667 

Lever-brace, eng., V. bohrer i 1). 

Lever-draw-bridge, eng. Wipbrug 
met neerslaande klap; schwungbrucke, wippbriccke 
deren klappe abwärts schldgt, klappbrucke; 
pont levis à tape-cul, pont a bascule 
en dessous; pont -levis à trappe. 

Lever-drill, eng , v. bohrer 11), 
drille à levier. 

Lever-gauge, eng. Meetschaal, metalen 
peilmaat met een zeer gevoeligen hef 
blechlehre mit einero fuhlhebel; jauge-boom ; 

à levier. 

a. Levier, m. fr. Hefboom (elke rechte 
of gebogen staaf, die op een vast punt, het 
steun-, rust- of draaipunt, rust); lever; hebel. 
~ L. brisé,Coude pliant, L. coudé 
ou courbé, gebroken, gebogen hefboom; 
joint lever, bent lever, angle-lever, elbowlever; 
winkelhebel, kniehebel. ®L. coudé 
, angle droit, rechthoekige hefboom; 
rectangular lever; rechwinkeliger Kabel. ••• 

L. droit, rechte of rechtlijnige hefboom; 
straight lever; gerader oder geradliniger hebel. 
— L. du premier genre, L. 
d'abattage, L. hétérodrome, hefboom 
van de eerste soort (waarbij het steunpunt 
tusschen den last en de macht ligt); 
tweearmige hefboom, drukhefboom ; lever of 
the first order, downing-lever; hebel der 
ersten art. ® L. du second genre, 
hefboom van de tweede soort (waarbij de 
last tusschen bet steunpunt en de macht 
ligt), draaghefboom, bomodroom ; lever oft/re 
second order; hebel der zweiten art, trage


hebel. - L. du troisième genre, 

hefboom der derde soort (waarbij de macht 
tusschen *het steunpunt en den last ligt); 
lever of the third order; hevel der dritten art. 

b. Levier, (Anspeot, Pied do 
biche) m. fr. Hefboom; spaak, handspaak; 
koevoet; lever; spake, handspeck, heaver; 
bebel ; spake, handspake ; brechstange, brecheisen, 
hebebaum, bebestange. ~ L.-arraehe-
pieus, hefboom om palen uit te 
trekken; with-drawing•iever; wucbtbaum. ~ 
L. d'une balance, v. fleau de 
balance. — L. de changement 
de marche, L. de renversement, 
de distribution ou de relevage, 
Stangkruk der keerkoppeling (aan de locomotieven); 
link-lever, reversing-gear, reversing-
handle; umsteuerungshebel. - L. a 

contra-poids (d'une aiguille), L. do 
manoeuvre, hefboom van eene spoor


wisseltong; switch-lever; ausweichhebel. [vgt. 
ausweichschiene, aiguille 9) ]. — 

L. en croix, v. hebkrahn. — L. 
de la détente, hefboom ter stoomontspanning 
of -afsluiting; detent-lever; expanslons-
bebel. v. expansion--gear. - L. 
directeur d'un afff lt, L. de manoeuvre 
on de pointage, richtspaak, 
rolspaak van een affuit; lever, hand-spike, 
traversing hand-spike of a gun-carriage; 
hebe(1)baum, richtbaum, handbaum, handspeiche. 
^ L. de distribution (pour 


668 LEVIGATE 

le tiroir), hefboom van den stoomverdeeler 
of stoomregulateur; starting-lever, distribution-
lever; steuerungshebel. [vgl. ganghebel, 
distributeur 4)l. L. pour 
égaliser la fusée, v. abgleichstange. 
~ L. d'embrayage ou de 
désembrayage, hefboom ter koppeling 
of ontkoppeling (van machine-deelen); lever 
for throwing in gear or out of gear, engaging- 
or disengaging-lever; emn- uud ausriickhebel. 
— L. pour faseinage, wurg• 
stok voor fascinen of legertakkenbossen ; 
lever of the fascine-choker; wurgeknuppel, 
wrirgeholz. — L. du frein, hefboom van 
den remtoestel; brake-lever; bremshebel. — 

L. aux iiasques etc., v. frietion. 
lever. — L. à main de distribution,
handhefboom des stoomverdeelers;handstarting-
lever, hand-distributing-lever; handsteuerungsbebel. 
— L-s de manoeuvre 
d'une chèvre, handspaken eener 
kraan ; levers of a gin; handspeichen eines 
hebebocks. — L. de mise en train 
ou en marche, v. ganghebel. ~ L. 
de pompe, v. brimbale. ^ L. du 
régulateur ou du moderateur, hefboom 
van den stoomregelaar ; standard-lever; 
regulirbebel. ~ L. de soupape de 
sL.reté, hefboom der veiligheidsklep ; safety-
valve-lever; Nebel des sicherheitsventils. 
— L. d'un eindas, windboom, spaak 
van een windas ; lever of a winch, capstanbar; 
windekniippel, spake, haspelspeiche. 
L. a vis, v. hebegeschirr. 
Levigate (to), eng., Léviger, fr. 
V. a. Tot zeer fijn poeder wrijven ; zum 
feinsten pulver zerreiben. 
Levigation, eng. & fr. f. Fignwr(jving 
(tot allertjnst poeder); zerreibung (zum 
feinsten pulver) . 

Lèvre de l'entonnoir, f. fr. Rand, 
boord des mijntrechters ; upper-edge of the 
crater; trichterrand. 

Lézarde, m. fr., v. fenetre en lézarde, 
s. fenêtre a. — Muurspleet; 
crevice, gape; mauerspalte. 

Lézardé, adj. fr. Gespleten, met reten 
(van muurwerk); gaped; rissig, gespalten. 
Liage, m. fr. (Pil de liage), v. 

bindfaden. 

Liais, m. (Lias, m. Pierre de liais, 
f ) fr. Leiachtig kalkgesteente, dat den grondslag 
der Jura-bergen uitmaakt ; lias, liasstone; 
liasstein, liaskalk. — Lange houten 
roede ; tringle (for supporting the tapestry); 
schienenrutbe. 

Liaison, f: fr. Bindmiddel ; cement; 

medium; cement, mortar; bindemittel ; cement. 
— Verband, scbikkingswijze der metselsteenen, 
v. appareil 3). — L. anglaise, 
blokverband, v. english bond. 
~ L. eroisee, kruisverband, v. appareil 
4) . om L. eomposée de la 
maconnerie anglaise et de la croisée, 
blok-en kruisverband, v. appareil 
s). ~ L. flamande, Vlaamsch verband, 

LICHTER. 

V. appareil 7). ••• L. de joint, metselwerk 
in cement; cemented masonry; mauerung 
in mortel. — L. de plomb, v. 
attache 2). — L. a sec, droge metseling; 
masonry without mortar; trockene 
mauerung. 
Liaisonner, v. a. fr. In 't verband 
leggen (eenen steen); to lay in good bond; 
verbandmdssig vermauern, einbinden. 

Lias, v. liais l). 
Liasse, f. fr. Streng, v. écheveau.


-

Libage, m. fr. Slecht gebouwen blok 

(alleen tot fondementen of in 't ge--steen 
heel niet te gebruiken); stone imperfectly 
hewn, rugged or veiny and streaked; fehlerhafter 
quader, hurzel. 

Liber, Livret, m. fr. Bast (tusschen 
schors en spint); bast; bast. 

Liberté du garrot, m. fr. Voorste 
kamer van den zadel, v. collet de la 
selle. ~ L. du rognon, achterste kamer 
van den zadel ; hollow of the candle, 
crupper•loop; hintere kammer am sattel. 

Libetten, f. p1. hd. Koper uit de slak 
verkregen ; copper from the slags; cuivre-ken 
retiré des scones. 
Libration, eng. Schommeling, v. balancement. 
— Libration, f. * . Ver 

vlekken op de schijf der-plaatsing 'van de 
maan, optische of schijnbare libratie; schommelende, 
waggelende of slingerende beweging 
der maan om hare as, physische libratie. 

Libratory, adj. eng. In evenwicht; 
Im gleichgewicht; en équilibre. 

Libre, adj. fr. Los, ontkoppeld, niet in 
gang (van machine-deelen); out of gear; 
ausser gang. 

Lice, f. fr. Omsluiling, afpaling, ombeining 
(van eene renbaan), lists (around a 
riding-ground); schranke (eiher reitbahn). 

L. d'appui, leuning, balustrade; railing, 
balustrade; gelander, balustrade. ~ L. 
de palais, bek voor een paleis ; barrier 
before a palace; barrière vor einem Aallast. 
~ V. lisse. 
Licht, n. hd. Licht; light; lumière. — 
(Lichtkerze, f.), v. chandelle i )--4). 
— L., im lichten, hd., v. clear 4). 

Lichtbild, n. tad. Lichtbeeld, v. daguerreotyp. 
(réotypie. 

Lichtbildkunst, f. hd., v. daguer-

Lichtblau, adj. hd. Lichtblauw, bleek 

fading blue; bleu mourant,paille bleue.-blauw; 

Lichtbrechung, f. hd. Straalbreking; 
refraction of light; réfraction des 
rayons lumineux. 

Lichten (den anker), v. lever 
l'ancre, S. lever, v. a. fr. — Lichten 
(ein schïff), v. alléger 2). 

Lichtenbergische figuren, f. pl. 
hd,. Lichtenbergsche of electrische figuren; 
electrical figures; figures électriques. 

Lichter, m. hd. Lichter (vaartuig) ; 
lighter; allége. v. embarcation. 
Lichter, n. pl. hd. Hoogsels, lichten 
(bij graveurs); lights retouched; rebauts. 


 

LIGH-ITERFABI IK — 

Lichterfabrik, f. hd . Kaarsenfabriek ; 
candle-factory; chandellerie. 

Lichterscheinung, f. hd. Lichtverschijnsel 
On den dampkring); luminous phenomenon; 
pbénomène de lumière. 

Lichtform, f. hd. Kaarsenvorm 
candle-mould; moule a chandelles. 
Lichtlehre, f. hd. Lichtleer, gezichtkunde; 
optics; optique 

Lichtloch, n., Lichtschacht, f. 
hd. Lichtschacht (in mijnwerken); day-shaft, 
loop-hole; pulls au jour. 

Lichtmagnet, m. lid. Phosphoresceerende 
of lichtgevende magneet; magnet of 
light; aimant phosphorescent. 

Liehtmesser, m. lid. Lichtmeter, 
lichtsterktemeter ; photometer, lamprometer; 
pbotomètre, lampronwètre. 
Lichtmessung,Lichtmesskunst, 

t. hd. Lichtmeting, lichtmeetkunst; photome. 
try, lamprometry; photométrie, lamprométrie. 
Lichtpforte, f. hd. Patrijspoort, licht 
(aan boord); light port; bublot, écou--luik 
tillon. ~ L—n, pl. Ronde lichtpoortjes 
(rondom het roer); light-ports; cantanettes. 
Lichtpoïarisation, f. hd. Polarisatie 
van 't licht (eigenaardige wijziging, die 
de eenmaal teruggekaatste of gebroken licht 
ondergaan); luminous polarization,po--stralen 
larization of light; polarisation de Ia lumière. 
Lichtstrahl, m. hd. Lichtstraal ; ray, 

beam or jet of light; rayon de lumière. 
Lichttalg, m. hd. Kaarsentalk ; candletallow; 
suit á chandelles. 


Lichttrager, Lichtwerfer, m. hd. 
Lichtwerper (werktuig, dat de zonnestralen 
op een bepaald punt richt); heliostat; héliostat, 
photophore, porte-lumiêre. 


Licienseide, f. hd. Verschillende soorten 
van geweven Italiaansche zijdestoffen; 
italian silk; différentes soles tissées d'Italie. 


Licorrl, eng., Licorne, f. fr. Een 
lange Russische houwitser (met ke--hoorn, 
gelvormige kamer); einhorn. 

Lid, eng. Glazen sluitplaat, v. einschieber 
1) . ~ Ovendeur, V. block 5). 
~ L. (or Cover) of a hatchway, 
trapluik, luikklap (aan boord); luhendeckel, 
lukenklappe; panpeau d'écoutille. L. of 
the key—hole, v. cache—entrée. 

Lie, Lye, Ley, eng. Loog, v. lessive. 
Lie, Lie de vin, f. fr Wijnvloer ; 

wine-lees; weinhefe, weinniederschlag. 
Lie loose (to), v. to float ii). 
Liedern, v. a. hd. Met leder omzetten 

(de pompzuigers); to pack, to furnish with 
leather; garnir ou border de cuir. 

Liederung, f. hd. Zuigeronmkleeding, 
pakking, V. garniture '7), hanfliederung, 
dampfkolbenliederung. 

Liederwalze, f. hd. Rol, trommel van 
een . speeluurwerk ; music-cylinder; cylindre 
de carillon. 

Liegamboss, Kehiamboss, m. hd. 
Koperslagersaan beeld om randen te kloppen ; 
chamfering-anvil, lying anvil; suage. 

LIEU. i369 

Liége, m. fr. Kurk ; cork; kork, korkholz. 
~ L. fossile, bergkurk, drijvend 
asbest; rock-cork, mountain-cork; bergkork, 
schwimmender asbest. 

Liegende, n. hd. Ondervlak, bodem 
eener mijnader; sole of a lode; sol d'un filon. 
Lieger, m. hd. Liggend schaarblad, v. 
contre-couteau. ~ Vrang, buikstuk, 

v. floor-timbers 2). 
Liegestuhl, m. hd. Legbank (in de 
papierfabr.); trestle; tréteau. 
Liegetage, m. pl. hd. Legdagen ; laydays; 
jours de planche, starie, séjour. [I. 
Lien,f. hd.Lijn (touw); line; ligne. v.cord 
Lien, m. fr. Band, v. band, n. hd. 4). 

~ L. d'assemblage, timmermansklem haak 
; iron-cramp or hook; klammerhaken. 

L. en contrefiche, L. incliné, 
schoorband, schuins in de standers ingelaten 
stut; strut-brace; strebeband, sturmband, 
sprengstrebe, v. brace 2), empanon. 
~ L. de flasque, wangband, v. bracket-
band. — L. de jante, vel gband 
(om een beschadigde velg); tire-clip, gripe; 
felgenziehband. — L. de rais, spaakband 
(ter versterking van een beschadigde spaak); 
iron clip, gripe; zieliband, wurgeband. ••• 
L. tirant, muuranker; wall-anchor, iron 
tie; maueranker. stichanker. L. de 
verre, bundel tafelglas; bundle of glass 
panes; bund tafelglas. 
Liens, in. pl. hd. Stroppen (van Watt's 

parallellogram); links; bander. 

Lienbahn, f. hd. Lijnbaan; rope-walk, 

rope-yard; corderie. 

Lienlaufer, m. hd. Lijnlooper, man die 

in de lijn loopt ; tower; baleur. 

Lier, v. a. fr. Binden, ombinden, vast


binden ; to tie; umbinden, anbinden. ®L. 

la page, de (gezette) pagina opbinden ; 

to tie up the page; die kolumne ausbinden. 

Lierne, f. fr. Dwarsspar, v. bindesparren. 
— L. de palée, palenjuk; 
bind-rail; bindriegel, bindbalken ,,scbloss. •^ 

L. de volste, vertakte gewelfrib ; branch 
of a rib, lierne-rib; zweigrippe, lierne. 
Liestlinen,f pl. hd. Lijzeilseizings; buttons 
of the bonnets; garcettes des bonnettes. 
Lieu, m. fr. (geometrische of astronomische) 
Plaats (van een lichaam); place; ort. 

— L. apparent, schijnbare plaats; apparent 
place; scheinbarer ort. — L.moyen, 
gemiddelde plaats; mean place; mittlerer ort. 
® L. commun, L. d'aisances, L. 
de la chaise percée, Garderobe, 
Lieux, Commodités,Cabinet d'aisances, 
Retrait, Latrines, Lieu 
privé, Privé (les quatre derniers mots 
sopt aujourd'hui peu usités), sekreet, beste 
geheim gemak, huisje; privy, cess,-kamer. 
closet, water-closet, necessary, house of office, 
japes; abort, abtritt, ausgang, gelegenheit, 
dansk, heimliches gemach, örtchen. — L. 
de construction , Emplacement 
d'un bátiment, bouwplaats; buildingground; 
bauplatz, baugrund. 


670 LIFE—BOAT 

Life-boat, eng. Reddingsboot; rettungsboot; 
sauveteur, bateau sauveur, bateau ou 
chaloupe de sauvetage. 

Life-guard,eng.,v. chasse-pierres. 

Life-line, eng. Borg, borgtouw ; ruckenpaard, 
ruckenpferd; sauvegarde. 

Life-preserver, eng. Reddingstoestel; 
lebensrettungs-apparat; sauveteur, salvations. 

Lift, eng. Lichter, duim,v. came i).~ 
Hefboomsarm ; hebelarm; bras de levier. ••• 

L. and force-pump, v. druckpumpe 
2 ).. ~ L. of the yard, v. 
balancine 1). (topping-) L. of the 
spanker-boom, v. balancine i). 
Lift (to) the mould ; to L. out 
of the sand, v. démouler; dépouiller. 


Lifting-tongs (for crucibles), pl. eng. 
Kroezentang, tang voor 't aanvatten der heete 
smeltkroezen ; bauchzanqe; tenaille à crochet. 

Ligaturen, hd., Ligatures, fr. & 
eng. f. pl., v. double letters, s. letter. 

Light, eng. Licht ; licht; lumière. ~ 
Vensteropening, licht, v. fenetre, a. i).
~ L. and shade, v. clair-obscur. 

Lighten (to), v n. eng. Blikken, v. 
éclairer. ~ v. a. To 1. a beam, v. 
déchgger une poutre. 

Lighting, eng. Het slijpen der ruw 
gesmede vijlen; das schleifen der rohgeschmiedete 
feilen; blanchissage. 

Lightning, eng. Het bikken van den 
proefkorrel, v. bliek I). 
Lightning-conductor, L.-rod, 

V. blitzableiter. 
Ligne, f. (r. Lijn, streep; linie; linie, 
strich. ~ Lijn, koord, v. Cord I). ^ Lijn, 
straal (in 't perspectief); line; linie, strahl. 

-Lijn ( 12 duim); line; linie. ~ Regel 
(bij zetters); line; zede. ~ (Equateur), 
linie, evennachtsljn, aequator ; equator, equinoctial; 
linie, a equator. - L. algébrique 
on géométrique, algebraïsche of 
geometrische lijn ; algebraical or geometrical 
curve; algebralsche linie oiler curve, linie 
die einer algebraischen gleichung entspricht. 
-L. d'attaque, aanvalslinie, lijn van 
aasnadering (eener vesting), loopgraven ; approaches, 
trenches; angriffslinie, ann iherungslinie, 
laufgraben, trancheën. - L. de 
base, Base, grondlijn ; base-line, base; 
standlinie, grundlinie, basis. - L. eentrale, 
middellijn ; center-line; mittellinie. 
L. de charpentier, V. carpenter's 
chalk-line. ~ L. d'un chemin 
de for, L. de parcours, spoorweglijn, 
spoorbaan, spoorweg; set of tracks, 
track-way, line, railway-line; schienenstrang, 
schienengeleise, geleise, gleis, fahrbahn, bahnlinie, 
eisenbahnlinie. -L. a deux voies, 
lijn met dubbel spoor; line with two sets of 
tracks; doppelgleisige bahnlinie. - L. 
vole unique, lijn met enkel spoor; line 
with a single set of tracks; eingleisige bahnlinie. 
— L. circulaire, cirkellijn ; circular 
line; kreislinie. — L. de bataille, 
LIGNE. 

de combat, slaglinie, linie van bataille; 
line of battle; schlactitlinie. - L-s convergentes, 
corivergeerende lijnen; converging 
or convergent lines; convérgirende linien. 
vgl. convergent. — L. courbe, v. 
courbe 1). ~ L. couvrante, dek 

cover-line; deckungslinie. - L:-kingsljn ; 
a erémailléres, zaagwerklinie, linie van 
cremaillères ; indented line; sdgewerk. 

L. de défense, strtjkljn, defensie-lijn, 
verdedigingslijn ; grenslijn ; line of defense; 
boundary-line; streichlinie, defenslinie, defensionslinie; 
grenzlinie. ~L. directrice, 
V. directrice & directing-line. 
L. de direction, Trace, richtingsl(
jn, richtlijn ; line of direction; richtungs 
— L. de direction de gravi--linie.
tation, richtingslijn der zwaartekracht; 
line of direction of gravity; gravitationslinie, 
schwerpunktslinie. - L-s divergentes, 
divergeerende lijnen ; diverging or 
divergent lines; diver;irende linien. vgl. to 
diverge. ~ L. droite, rechte lijn; 
straight or right line; gerade linie, die gerade. 
— L. d'eau, L. de fl.ottaison ; 
L. d'eau en charge, L. du fort, 
L. de charge, waterlijn, waterspiegel; 
lastlijn ; water-line, floating-line; load-waterline; 
wnsserlinie, bordlinie, eintauchungslínie; 
ladewasserlinie, wassertracht. - L. 
équinoctiale, v. équateur. o L. 
d'explosion, ontploffingslijn (der mijnen), 
werkingslinie ; line of explosion; wirkungslinie. 
— L. de ferlage, v. beschlagbensel. 
— L. de feu, Crête intérieure, 
vuurlijn, binnenkruin der borst 
crest, interior crest ; feuerlinie,-wering; 
kammlinie, innere krete. - L. fidu


cielle, L. de foi, v. fiduciallinie. 

L. de fuite, voetlijn (in 't perspectief); 
base-line; fusslin ie, grundschnitt. 
L. fuyante, wijkende, terugwijkende lijn 
(in 't perspectief); vanishing line; fliebende, 
verschwindende linie. - L. geométrale, 
lijn in 't grondvlak, geometrische lijn (in 't 
perspectief); geometrical line; geometrische 
linie. - L, de halage, jaaglijn, treklijn 
; tow-line; zugleine, treidelleine. - L. 
d'horizon, oogpuntslijn, horizontale lijn 
(in 't perspectief); horizontal line; horizon


tallinie. — L. horizontale, L. de 
niveau, waterpas-linie, horizontale lijn; 
horizontal line, level-line; wagerechte linie, 
horizontale linie. - L. d'inclinaison, 

V. donleglinie. — L. de loch, loglijn; 
log-line; loggleine. —L.logarithmique, 
Guntber's logarithmische schaal of liniaal, 

V. échelle anglaise, etc., s. echelle 
(pag.-35l). — L. magistrale, L. du 
cordon, magistrale lijn, magistrale, cordon-
linie; magistral line, master-line, cordonline; 
gttrtellinie, rnagistrale, cordon-linie. ^ 

L. de mire, richtlijn, vizierlijn ; line of 
sight, sight-line; visirlinie. L. de mitre, 
geringslijn, lijn der samenvoeging (b. v. van 
twee stukken hout) onder zekeren boek, 

 

LIGNE --•

(inz. onder een rechten boek); mitre-line; 
gebrungslinie, kropfkante, grat eines kropfs. 

L. de moindre résistance, kortste 
tegenstandslijn (de plaats waar eene 
mijn noodwendig most ontploffen); line of 
least resistance, axis of explosion; kiirzeste 
widerstandslinie. L. navigabled'une 
rivière, vaarwater, stroomdraad eener rivier 
; navigable channel of a river; schifbare 
rinne, fahrwasser, stromrinne, stromstrich 
eines fusses ~ L—s parallèles, 
parallelle of evenwijdige lijnen, parallellen; 
parallel lines; parallele linien, parallelen. — 
L. de partage des eaux, Faxte, 
lijn der waterscheiding; spot where the rivers 
branch off, wasserscbeide, scheidungslinie. 
— L. de la plus grande pente, 
lijn der grootste helling; side of greatest 
inclination; linie der grtissten neigung. — 
L. perpendiculaire, perpendiculaire 
of rechtstandige lijn, loodlijn ; perpendicular 
line; rechtwinkelige linie, winkelrechte, normale, 
perpendikel. ~ L. de pied, onderste 
regel (van een vel druks) met quadraten 
(waarin de signatuur of bladteekening 
staat); direction-line; normzeile. ~ L. 
a plomb, L. verticale, loodlijn, verticale 
lijn; vertical line, plumb-line, (with workmen:) 
plumming-line; verticale linie, lothrechte, 
senkrechte, lothriss. — L. pointillée, 
stippellijn; dotted line; punktirte 
linie. ~ L. de poussée, de pres 
-sion,

drukkingslijn (bij gebouwen); thrustline, 
line of presure; d ruck l in ie. ~ L. de 
plus près, bij -den-wind-linie; course-line 
of a ship sailing close-ha'aled; weg, welchen 
ein helm winde segelndes schil macht. 

L. à ralingue, l ij k l ij n; bolt-rope-line; 
leiklien. — L. a redans, linie van redans, 
zaagwerklinie; redan-line; fieschenlinie. 
L. de résistance, lijn van weerstandbieding, 
tegenstandslijn (in mechanica); 
line of resistance; widerstandslinie. ••4 L. 
de séparation d'ombre et de lu— 
Tnière, grenslijn tusschen schaduw en licht; 
line of light and shade;. grenzlinie zwischen 
schatten and licht. — L. de six fils, 
zesdraadslijn; six-threads-line; sechsgarnleine. 
— L. de sonde, loodl(jn, dieploodlijn ; 
sounding-line, lead-line; lothleine. — L. à 
tenaille, tenaille- of tangwerklinie; tenaille-
line; zangenwerklinie. — L. de 
terre, V. bauhorizont. ~ L. (ou 
Courbe) tautoehrone, lijn van den 
geljktijdigen val, isochroniscbe, paracentrische 
lijn ; isochronous or lautochronous curve; 
tautochrone, isochrone. — L. a tracer, 
traceerlijn (bij fortificatiën); tracing-line, tracing-
cord; tracirleine, tracir-schnur. — L. 
transversale, dwarslijn ; cross-line; querstrich. 
~ L. (ou Fonction) trigonométrique, 
trigonometrische lijn of functie; 
trigonómetrical line or function ; trigono


metrische linie oder function. — L-s du 
verre, v. filandre 2) . ~ L. de visee, 
richtlijn, vizierlUn; line of sight, line 

LIME. 671 

of direction; visirlinie. — L. visuelle, 
gezichtslijn (van eenen kijker); visual line; 
gcsichtslinie. 

Ligneul, m. fr. Pekdraad ` shoemaker's 
thread or twine; pechdraht. 

Ligneous,Lignous,eng.,Ligneux, 
fr. adj. Houtachtig, van hout; holz g, holzicht. 

Lignit, n. hd., Lignite, m. fr. & 
eng. Bruinkool. V. braunkohle. 

Lilac, Lilach, eng., Lilac, Lilas, 
fr. m. Vlierhout, Spaansche-vlierhout, hout 
van den seringestruik ; fliederholz, spindel 

-hollunderholz, syringenholz. 

Limace,f.,v. Archimedes' screw. 

Limacon, m. fr. Wenteltrap, v. esealier 
en limace. ~ Snek, snekrad, drijfrad 
(van een uurwerk); snail; schneckenrad. 

Limande, f. fr. Breed en vlak stuk 
hout ; broad and flat piece of wood; breites 
and flaches holzsttick. ~ Breede liniaal (der 
timmerlieden); broad reglet; breifes richt 

four--scheit. ~ Smarting, smartingdoek, v. 
rure 3). (kleine feite. 

Limatule, f. fr. Kleine vijl ; small file; 

Limb, Limbus, eng., Limbe, m. 

fr., Limbus, m. hd. In graden verdeelde 

rand van een mathematisch werktuig. 

Limber, eng. Affuitsvoorstel, v. avant


train 1). — (Limber-hole) Loosgat, 

pompgat; nt.stergatt; anguiller. V. anguil


lées. 

Limber-bolster, Pintle-bolster, 

eng. R(jbord, zadel van 't voorstel ; protzschemel, 
sattel, schale; sellette d'avant-train. 
. Limber—box, eng. Munitie -kist des 
voorwagens; prolzkasten; coffre d'avant-train 
de campagne. 

Linie, f. fr. Vil ; file; feile. — L. a 

aiguille, L. d'aiguille, gatvijl ; naald


vijl ; needle-file; nadelfeile. ~ L. d'Allemagne, 
L. en paille, v. rough


file a., s. file. — L. a arrondir, af


rondvijl, vijl ter afronding der tanden van 
kleine raderen ; round-off file; wdlzfeile. — 

L. a ajuster, v. justirfeile, beschrotfeile, 
~ L. angulaire, v. 
eekfeile. — L. bátarde, v. bastardfeile. 
— L. a bras, L. rude on 
forte, v. armfeile. — L. à char


nière, v. joint-file. — L. a charnière 
creuse,v.hollow--edge-j ointfile, 
s. file. ~ L. à contre-taille, 

V. zweihiebige feile, s. feile. ~ L. 
a (ou en) couteau, L. coutelle, L. a 
fendre, L. a dossière, snijvijl, mesvijl, 

zaagvijl ; knife-file, hackfile, hack•saw; messer


feile, schneidefeile. — L. demi-douce, 

half- of tweede zoetvijl ; second cut-file; balbschlichtfeile. 
— L. demi-ronde, v. 
demi-ronde. ~ L. a dossière, à 

dossier, Losange ou Lozange, in


snijvijl, schroefkopvijl, v. einstrichfeile; 
lime à couteau. — L. douse, zoet


vijl, v. abziehfeile, glattfeile, car


relet 3) . ~ L. à efanqu er, v. thinning-
file, s. file. — L. à égalir, v. 


672 LIME 

ausstreichfoile. L. a égayer, 
Egayoir, staalreep, waarover men den 
horlogeketting laat glijden om hem te e1Tnen; 
steel-ribbon for smoothing the chain; 
stahiband zur glhttuiig der Lette. - L. 
d'étain, tinvijl; tin-file; zienfeile. -

L. de foret, v. carrelette. - L. 
grosse, L. rude, grofviji, ruwviji ; rough 
or coarse file; grobfeile. v. armfeile. -
L. d'horloger, v. clock-maker's 
file. L. a main, v bandfeile. -
L. a matir, v. tarnishing file, s. 
file. - L.moyenne,v. fine-toothedfile, 
s. file. - L. parallèle, v. parallel-
file. S. file. - L. a pignon, 
drijfvij 1 (der horlogemakers) ; pinion-file; trie bfelle 
- L. a pignon creux, v. hollow-
edge pinion-file, s file. -
L. a pivots, stiftvijl (der horlogemakers); 
pivot-file; zapfenfeile. - L. plate, Plate 
large, Plate a main, v. ansatzfeile. 
- L. pointue, v. spitzfeile, 
S. . feile. - L. plate pointue, v. 
spitzfiaehe feile, s. feile. - L. i 
potence, V. feilbogen. - L. a queue 
d' aronde, v. dove-tail-file, Lime 
(ou en) couteau. - L. de rat, L. 
ronde, L. á évider, ronde vijl ; round 
file; mede feile. v. runde feile, s. feile. 

-Petite 1. ronde, rattestaart ; rattail 
(-file); rattenschwanz. -L ronde 
coulisse, v. round file for grooving, 
s. file. - L. a roue de rencontre, 
schakeiradvijl balance-wheel-file, 
swing-wheel-fll; steigradfeile. -L. a 
scies . L. triangulaire, zaagvijl (om 
de zaagtanden te scherpen); saw-file; sagefeile. 
v. dreieckige feile, s. feile. -

L. sourde, v. dead-file. - L su 
perfine, v. feinschlichtfeile. ~L. 
a taille croisée, L. taillée a deux, 
L. a deux tranchants, v. zweihie 
bige feile, s. feile. - L a taille 
simple, v. einhiebige feile, s feile. 
-L. triangulaire, L. a trois carfles, 
Tiers-point, v. dreieckige 
feile, 5. felle. 
Lime, Linden, eng. Lindenhout; linclenholz; 
tillen!. 

Lime (Caix), eng. Kalk ; kalk; chaux. 
- Dead 1., v. chaux morte. -
Pat 1., v. chaux grasse. - Hydraulic 
1., v. chaux hydraulique. 
- Meagre 1., v. chaux maigre. -
Quick or unsla(c)ked 1., v. chaux 
vive. - Sla(c)ked 1., v. chaux 
éteinte. - v. chaux, etc, kalk, etc. 

Lime, eng. Kalkwater tot klaring der 
ruwe suiker; kalkback; bac a chaux. 
Lime—bast, eng. Lindenbast ; lindcnbast; 
tille. 
Lime—floor, eng. Vloer van kalkmor

-

tel of pleister ; gyps-estrich, lastriko; kalkmortel-
estrich, Venezianischer terrazzo; aire 
en plâtre, pavd a la Vënitienne. 

Lime-kiln, eng., v. chaufour. 

- 

LIA. 

Limer, v. a. fr., V. feilen. 
Lime-paste, eng. Kalkbrij, v. chaux 
en pate. 
Lime-stone, eng. , v. kalkstein. 

-Coarse shellyL, grove scheipkalk; 
grobkalk, unterer teqelkaik oder leithkalk; 

chaux grossière. - Common l.,v.chaux 
carbonatée compacte. - Granular 
L, v. chaux carbonatée lamellaire. 
Lithographic 1., lithographisetie 
kalksteen ; lithographischer kaikstein; 
pierre lithographique. - Magnesian 1. 
(0 let magnesium-lime-stone) , v. bitterkalk. 

Lime—stone—flux, eng. Kallsteen als 
vloeimickiel, V. • castina. 

Limeur, Etau limeur, in. fr., v. 
étau (dernier art.). - L. d'une machine 
a) planer, vijischroef eener schaafmachine 
; filing-vice 01 a planing-machine; 
feilkioben elner hobe!mascluine. 

Limeuse, Machine a limer, f. 
fr. hij I maclila e ; filing engine, filing-machine, 
shaping- or shaving-machine; feilmaschine. 

Lime—water, eng. Kalkwater ; kalkwa.
cser; eau de chaux, eau sélniteuse. Ka!
kmefli, withalk, v. échaudage 1). 

Lime-wash, V. échaudage . 

Lime—white, eng. Kaikmelli, witkalk; 
kalkmilch; chaux fondue, lait de chaux, blanc 
de chaux. (lich. 

Limiforme, adj. fr. , v. feilenahn-
Liming, eng. Kalkmelk (der bleekers); 
kalk-much; lait de chaux. 

Limon, m. (Terre limoneuse,
Terre franche, Terre a briques f.) 
fr. Slib, steenbakkersklel, klelaarde; loam, 
common clay; lehm, lehmen, !eimen, magerer 
thon, ziege!thon. -Trapwang, v. 
bridge—board. . Gaffelboom, v. bras 
de limonière, deichsel. 

Limonier, Sous-verge de derrière, 
m. fr Disselpaard; shaft-horse, offwheeler; gabelpferd, baum pfe rd, stangen pferd. -

Limonière, f. fr. Galfeldissel ; shafts, 
pair of shafts; gabel, gabe!deiciisel, kluft 
-deichse I . 
Limonit, in. hd., Limonite, r. fr. 
/. eng. Zode-ijzersteen (soort ijzererts). 

Limo(u)sin, m. fr. Grofmetselaar; 
rough-waller, loans-waller; limosiner, wellerer, 
kleiber. 

Limo(u)sinage, m., Limo(u)sinone, 
f. fr. Grof metselwerk; roughwalling; 
ruppiges mauerwerk. 

Limo(u)Siner, V. a. fr. Ruw, slordig 
metselen ; to wall roughly; rob, unaccurat, 
mt selileclitem mörtel mauern. 

Limpid, adj. eng. Helder, zuiver (van 
vernis); hell, rein; nif. 
Limure, f. fr. Het vijlen; filing; das 
feilen, die feilung. 
Lin, m. fr. Vlas; flax, line; flachs, leiri. 

-L. coupe, V. flachs 5). L 
cru, •v. flachs 3). - L. préparé,
V. flachs 4). - L. de la Nouvelle 
Zélande , Phormion , Nieuw-Zee

LINCH — 

landsch vlas; New-Zealand- flax; neuseelän 

flachs. — L. en paille, L. en-discherbols, L. en chaume , Paille de 
lin, v. flachs im stroh. 

Linch, Ledge, eng. Uitstek, rechthoekige 
opstand, opstaande rand ; vorstoss; 
saillie, avance. 

Linch-box, v. nave-box 4). 

Linch-clout, v. aehsenblech. 

Linch-clout and hoop, Linchhoop 
and plate (at the end of the axletree-
arm), eng. Wrijfplaat met naafband (of 
naafring); ringhaspe, ringkrarnpe; happe á 
anneau (de bout d'essieu). 

Linch–end, Fore–end of the 
nave, eng. Vooreind der naaf, voornaaf; 
vordernabe, rdhre oder pfeife der natie; petit 
bout du moyeu. 

Linch–hoop, eng. Asring, asband (van 
een houten as); achsring; anneau de bout 
d'essieu. ~ Linch-hoop and plate, 

V. linch-clout and hoop. 
Linch-nave-hoop,Fore-hoop or 
Front–hoop, eng. Metalen band of ring 
der voornaaf, voornaafband; rdhrring; frette 
de levant. 

Linch-pin, Clout-nail, eng. , v. 
achsennagel. — L. with a linchpin-
cap, V. esse d'essieu á coiffe. 

Linch-pin-hole,Linch-hole,eng. 
Lunsgat ; lunzloch, l.unsenloch; petit bout de 
fusée d'essieu, trou d'esse. 

Linch-washer, eng. Lunsschijf; lunzscheibe; 
rondelle de bout d'essieu. 

Lintoir, Linsoir, Latéraire, m. 
fr. Draagbalk voor de ribben aan eene schoor 
(beneden), of aan een dakven-steenopening 

balkverbinding; trimmer of raflers,-ster , 
chimney-trimmer; sparrenwechsel, sparrenschltissel, 
zwerchsparren, quersparren. 

Line (in geometry, in fortification, in 
measuring), eng. Lijn, linie ; linie; ligne. 

(in printing) Regel ; zeile; ligne. ~ (of 
a road or railway) Lijn, baan, spoor ; linie, 
bahn, fahrbahn, fahrlinie, geleise, gleis; chemin, 
voie. — V. ligne, etc. 

Line, Flax, eng., V. lin. 

Line (to), v. a. eng. Van binnen bekleeden, 
voeren, beschieten, beschoeien ; au ffuttern, 
ausfuttern, bekleiden, beschlagen; 

revétir, garnir. ~ To 1. with bricks, 

V. ausmauern. — To 1. (the crucibles) 
with charcoal-dust, v. brasquer. 
— To 1. a ship, een schip beplanken; 
eis schik beplanken; garnir de bordages les 
c 4 tés d'un vaisseau. To 1. a timber, 
een stuk hout met de slaglijn afteekenen 
eis holt schluren; euligner une pièce de bols. 
V. abschni ren. 
Linéaire, fr., Linear, eng. ' hd. 
Wat lijnen betreft, wat door lijnen geschiedt, 
volgens lijnen, lineair. 

Lineal, Richtseheit, n. hd. Liniaal, 
rij ; rule, ruler; règle, reglet. — Portgesehobenes 
1., loodgietersrj (werktuig 
om een gelijke dikte aan het tot pla-

LINIENSCHIFF. 673 

ten gegoten lood te geven); rule, rake; suiveur, 
ráble. 

Lineargleichung, f. hd., v. équation 
du premier degre. 

Linearperspective, f. hd. Voorstelling 
van 't perspectief enkel door lijnen ; 
linear perspective; perspective lineaire. 

Lined work (in fancy-weaving), eng. 
Weefsel, dat door pointeering of door heen 
en terug passeeren is vervaardigd ; kin- and 
her-arbeit, him- and wieder-muster; tissu 
fait par remettage au retour. vgl. diamond–
draught. 

Line–engraving, eng. Het graveeren 
met arceeringen ; kup ferstich mit schra ff 
rmanier; gravure an trait. 

Linen, (Linen–cloth), eng. Linnen, 
lijnwaad, wäsche, weisszeug; linge. ® Van 
linnen, linnen ; leinen; de toile, ~ Flaxen 
1., v. flachsleinwand. — Hemp-1., 

V. hanfleinwand. — 'Tow-l., doek 
van werk, grof doek, pakdoek; wergleinwand, 
hedeleinen; toile d'etoupe. — v . toile. 
Linen–draper, eng. Linnenkoopman; 
leinwandhandler; marchand de toiles, toilier. 
Linen-drapery, eng. Linnenhandel; 

leinwandhandel, weisszeughandel; lingerie. 
Linge, (Tissu de linge) m. fr. Linnen, 
linnen weefsel ; linen; leinwand, leinen. 

L. de corps, lijflinnen; body-linen; 
leibwbsche. — L. coutil, v. coutil i), 
bed-tick. — L. croisé, grainé, 
ouvré à petits dessins, L. a grain 
d'orge, gekeperd linnen ; geköperte leinwand; 
quilled linen . ~ L. damassé, L. 
a l' allemande, v. damas ij. — L. 
faconné, ouvré, ouvragé, gefigu reerd 
of gewerkt linnen, v. hucka-back. 
~ L. ouvré damier, v. damboard. 
® L. ouvré oeil de perdrix, L. 
a oeil de percirix, gewerkt tafellinnen, 
welks patroon vrij wel patrijzenoogen 
nabootst ; kind of linen-damast with eyeshaped 
figures; damast mit augenmuster. •^ 
L. de table, tafellinnen; table-linen, napery; 
tischleinwand, tiscbzeug, tafelwdsche. 
_ L. treillis, v. drilch 2). — L. 
uni, effen linnen ; plain linen; glattes leinengewebe. 
(serge; kleine sersche. 
Lingette, f. fr. Smalle serge ; small 
Lingot, m. fr. Baar, v ingot 1). ~ 
Geweerloopscheen, v. blei 3). m•• Spatie, 

V. ausschliessung. 
Lingoter, v. a. fr. Metaalstaven gieten 
; to cast into bars or ingots; zaine giessen. 
Lingotière, f. fr., v. ingot-mould. 
Linie, f. lid. Lijn, streep ; koord ; straal; 

regel ; V. ligne 1) -- a). — Bahn-linie, 
v. ligne d'un chemie de for, 
durchl,auf. — Scheidingslijntje (der zetters),
v.kolumnensteg,durchschusslinie. 
— Krumme 1., kromme lijn ; 
curve; courbe. — Neue 1., v. absatz 4). 
~ Punktirte 1., stippellijn; dotted line; 
ligne ponctuée. — V. ligne, etc. 

Linienschifr, n. hd. Linieschip ; line 

57 


674 LINIENZIEHER 

of battle ship, ship of the line; vaisseau de 
ligne, vaisseau. 

Linienzieher, m. hd. Lijntrekker, lijnpen 
; line-drawer; régleur. — L. (fur noten), 
rastraal; music-pen; pafte. 

Liniguise, f. fr. Slijppoeder (voor scheermessen, 
glas, enz.), tinasch ; tin-putty; zinnasche, 
zinnascllenpulver. 

Lining, eng. Binnenbekleeding, voering; 
beschoeiing, beschieting, dubbeling; ausfutterung, 
bekleidung, futter, doppelung, wand; 

doublure, renfort. ~ (Small jant) Schep 
schoep, v. aube 1). L., First-bord, 

L. (Shirt, Coating) of a blast-furnace, 
v. kernschacht 2). ® Second 
1. (or Casing), v. chemise 
d'un haut-fourneau. •®• L. of the 
bow, v. coussin d'ancre. ® L. of 
a carpet, v. latibande 2). L. of 
the ports of a framed door, deur 
fourrure P) ~ L-s-postbekleeding, v. 
of the sails, stootlappen, v. doppelung 
2). (to rule; régler. 

Liniren, V. a hd. Lijnen, liniëeren ; 

Linirfeder, Reissfeder, f. hd. Lijnpen 
, liniëerpen; ruling-pen, drawing-pen; tireligne, 
traceret. v. linienzieher. 

Linirmaschine, f. hd. Liniëermachine 
; ruling-machine; rayeur. 

Link, eng. Schakel, kettingschalm, v. 
chain.on 1). — Elk der schalmpjes of stalen 
plaatjes, waaruit een horlogeketting is 
samengesteld; paille, stuckchen kettenstahl; 
paillon. ~ Koppelstang (der locomotief); ver 

tige d'as--bindungsstange, verbindungsstuch; 
semblage. ~ L—s of solder, soldeerloovertjes 
(langwerpig vierkante goud-of zilverreepjes 
ter soldeering bij goudsmeden); 

schlagloth, lithkorn, lithkupfer; paillons ou 

paillettes de soudure. 

Linophanie, f. fr,, Linophany, 
eng. Lichtbeeld (photographie) op geperst 
linnen ; lichtbild in gepresster leinwand. 

Linse, f. hd. Lens, v. lens ; ball 1). 

Linsenolivenerz, n. hd. Koperhoudend 
mica of kattengoud; copperish mica; 
mica cuivreux. 

Linsenstahl,m. hd. Linsvormige steek 
draaiers); lenticular tool; bileau-beitel (der 
lenticulaire. 

Linsenstein, m. hd. Linzensteen, penningsteen 
; lenticular stone; pierre lenticulaire, 
phacite, oolithe, camérine fossile. 

Lint—doctor, eng. Tegen-of achterstrijker; 
gegenrakel, gegenschaber; raele derrière, 
contre-racle. vgl. color-doctor. 

Linteau, m. fr., Lintel, eng.,v. cappiece. 
— L. de baie, fr., v. fenstersturz. 
— L. de cheminée,schoorsteenmantel 
; mantle, head-stone of the chimney-
jambs; sturz. — Dorpelstang, v. angeistift. 


Lioube, f. fr. Klucht, v. brisur 2.). 
Lip, Bolster-lip, v. cache-boue. 
Lippe, f. hd. Lip (als houtverbinding); 
groove; entaille, jointure. — Fuge mit 

LISIERAR3EIT. 

rechten 1—n, voeg met haaksche lippen; 
square groove; entaille carrée. ® Fuge 
mit verlornen 1—n, voeg net verloren 
lippen; haunce groove; entaille perdue, it bouts 
perdus, è sifflet. r L. (odor Schweisslippe) 
eiher rohrschiene, lip, afge 

rand eener loopscheen ; edge of a-scherpteskelp; lèvre ou amorce de la lame du canon 
à fusil. 

Lippklampe, f. hd. Lipklamp ; cleat 
with notches; taquet a manche. 
Liquate (to), eng., Liquater, fr. 

V. a. Afdrijven, v. ausseigern. 
Liquation, f. fr. & eng. Uitzijging, 
v. éliquation, dornenarbeit. 
Liquation-cake, eng. Ertskoek, zijg koek 
(die na 't uitzijgen van 't koper overblijft); 
scheidekuchen, seigerkuchen; pièce on 
tourteau de Iiquation. 

Liqueur, f. fr.: L. allemande, oplossing 
van broom-iodium in alkohol (voor 
de photographie); german liquor; iodinbromurlbsung. 
— L. d'amoree, soldeervocht 
bij 't platteeren (sterke oplossing van 
salpeterzuur zilver, etc.) ; welding-liquor; 
schweissiliissigkeit zur plattirung. — L. 
de cailloux, v. kieselfeuchtigkeit. 

— L. ferrineuse, v. eisenschwârze 
2). — L. fumante, rookende geest, v. 
fluid e) . ® L. de Labarraque, v_ 
eau de Labarraque. 
Liquid, eng., Liquide, fr. (drupvormig) 
Vloeibaar ; jlussig. v. fluid (1 art.). 

Liquid, eng., Liquide, m. fr. (druip bare) 
Vloeistof; flussigkeit. - v. fluid 
(2d art.). 

Liquor, eng., v. liqueur. ® Kuipbad, 
v. ki penbad. •• L. or Liquoring, 
suikeroplossing tot dekking der suikerbrooden, 
dekking ; decksel; claircage. — 

L. of flints, v. kieselfeuchtigkeit. 
— L. vini probatorius, (lat.), v. eau 
sulfureuse acidulée. 
Liquoring, eng., v. liquor 3) . — 
Het suikerklaren, v. claircage. 
Lire, v. a. fr.: L. un dessin, v. 
angeben. — L. une épreuve, een 
proefblad (drukproef) lezen, nazien, verbeteren 
; to read, to correct a proof; einen probeabzug 
leren, corrigiren, die correctur besorgen. 
— L. sur ie plomb, v. lesen 
2). 

Lis, m. fr. Fransche papiersoort (breed 
391, hoog 319 strepen, gewicht van den 
riem 4 a 4 kilo), leliepapier; lis-paper; 
lilien papier. v. grande-fleur-de-lis, 

petite-fleur-de-lis. 

Lisage, m. fr. Het oplezen van een 
figuurpatroon (aan den klossenweefstoel) 
reading; das,angeben, leviren, einlesen. 

Liser, Eliser, v. a. fr. Rekken (het 
laken); to purfle; strecken, zieken. 

Liseur du dessin, m. fr. Oplezer 
van 't figuurpatroon (aan den klossenstoel); 
reader; angeber des gewebes, leser. 

Lisierarbeit, f. hd. Aangebrachte sie



LISIÉRE 

raden, galons of belegsels (op dameskleedjes); 
ornamental work; agrements. 

Lisière, f. fr. Zelfkant, v. absehrote 
2), cordeline i). — L-s larges aux 
bouts du tissu, v. entrebandes. 

— L. du fer-blane, flauwe streep of 
zoom ter plaatse waar de vertinseirand op 
de blikplaat vastzit ; list-mark, list; abwerfsaum, 
tropfsaum. 

Lisoir, (Taugour, Enrayoir) m. 
fr. Rongstok, rongscbemel (op de vooras, 
schemel van een ladderwagen, ter opneming 
van de rongen); riding-bed, riding-bolster, 
rider, transom-bed, upper- or body-bolster; 
lenkschemel,wendescilemel,spannriegel, rungschale. 
^ L. de derrière, achterste rongstok 
; hind-axle-bar; hinterer achsenstock. — 

L. de devant, voorste rongstok ; frontaxle-
bar; vorderer achsenstock. — L., lus 
v- heald. 
Lissage, m. fr. Koorden, v. einlesesehnure. 
— L. (de papiers peints, 
etc.), het glanzen, satineeren (van behangsel papier, 
etc.); satining; das glatten. ~ L. 
(des tissus), het uitrekken (der weefsels, in 
de breedte); stretching, purfling;das ausziehen. 

Lisse, m. fr. Gladheid en effenbeid ; 
sleekness, smoothness; glktte, glattbeit. — 
Lisse, f. fr. Satineerraam (voor 't behangselpapier) 
; satining-swing-frame; gldttstange. 

a. Lisse, (Lice, - Maille), f. fr. Lus, 
lis, V. heald. — L. du métier a 
gaze, schacht, lus van 't gaasgetouw; combtringle,
warp; schaft, litzen. v. leaf 7). ~ L. 
a Coulisse, (Maille a coulisse) schuiflus, 
standerd (van 't gaasgetouw); standard; 
ganzer schaft des gazeschafts. — L. fixe, 
achterstanderd ; back-standard; stuckfli gel. 
L. de tour, voorstanderd ; frontstandard; 
polfliigel. — Haute—lisse, Tapisserie 
de haute—lisle, tapijtweefselmet opstaanden of verticalen ketting; tapestry 
of the high warp; bochkettige oder 
hochscbäftige tapete. ^ Basse—lisse, 
Tapisserie de basre—lisse , tapijt
-

weefsel met liggenden of borizontalen ketting; 
tapestry of the low-warp; tiefkettige oder 
tiefscbaftige tapete. (vgl. basse—lisse). 

L. du métier a tisser, Lame, 
Lamette, v. blatt ij. — L-s de 
liage, verbindingskammen of -bladen (voor 
de gebrocheerde stoffen); binding-leaves; Hagekdmme. 


b. Lisse, f. fr. (Chape, Chapeau, 
Quille , Quillon , Traverse ou 
Travon de palée) Dekbalk , bindbalk. 
draagbalk, juk, zadel of kap (over Bene rij 
palen) ; cap, capping, coping, capping-piece; 
deckscbwelle, kronschwelle, kronholz, ober 
-schwelle, jochpfette, jochtriger, kappe, Kolbe, 
holm, holster, halben. — (Chape, Poitrail, 
Raineau d'une cloison), dekstuk, 
dekplaat (eener schutting); plate, copping-
piece,capping-plate; blattsttick,plattsttick, 
rabmstuck, oberlegbolz, riescbbolz, rahmen, 
wandrabmen, oberschwelle. — L. (ou Lice) 

LIST. 675 

d'appui, L. de barrière, dekstuk eener 
leuning, eener balustrade, borstleuning, bovenlijst, 
dekregel; head-rail, head-tie, list; 
lehnriegel, brustriegel, bindriegel. — L. 
horizontale d'arbalétriers, bindbalk 
der dakstoelspanten, horizontale trekband 
van een hangwerk ; collar, tie-beam, 
straining-beam,straining-piece, strutting-piece; 

spannriegel, zugbalken, binderbalken, spannbalken, 
zange, koppelbalken. v. entrait 1). 

c. Lisse (ou Ceinte), f. fr. (in den 
scheepsbouw) Sent, lijst ; ribbon, ribband, 
stroke; sente. — L. (ou Préceinte, 
Carreau) , berghout, barghout, barrighout; 
wale; bergholz, barkholz, barkhalter. ~ L. 
(ou L. d'appui, L. de garde—corps, 
Filet), leier, verschansingsleie'r, wandelspier, 
leuning rondom het boord; rail, breastrail, 
rough-tree-rail; regeling, wanderspiere, 
kante. ~L. d'aceastillage, L. d'oeuvres 
mortes, sent van 't bovenschip, van 
het dood gedeelte, versctiansingssent; bovensent, 
topsent; topside-line, rail of the ship's 
body; drift-rail, toptimber-line; sente der 
verteunung oder verzaunung, topsente. — 
L-s de bastingage ou de bastingue, 
L-s de batayoles, regelingen van 't vinkennet 
(verouderd) ; rough-tree-rails of the 
netting; regelingen des finknettes. — L. 
des facons, v. floor-ribband. •• 
L. du fort, scheersent, sent der grootste 
wijdte; main-breadth-line, extreme breadthribbon; 
herzsente, sente des weits, scheerlente-
L—s defronteau, wandelspieren of regelingen 
van 't vinkennet vóór, op de schans 
en achter op den bak ; breast-rail of the castell 
and quarter-deck; regeling am kastell, regeling 
der schotten an back and schanze. ~ 
L. de hourdi, v. heekbalken. — 
L. intermediaire, tusschensent ; intermediate 
ribbon, ribbon-line; zwischensente. ^•• 
L. de plat—bord, Seconde, lijst of 
naald van het dek, deklijst; chain-wales-wale, 
channel-wale; rUstenbergholz, zweites bergholz. 
— L. des porte-haubans, v. 
demoiselle 6) . •• L. ou Préceinte 
inférieure, eerste, onderste berghout ; 
first, lowermost wale; erstes, unterstes bergholz. 
~ L.-s de rabattue, v. driftrail 
2) . — L. de vibord, Préceinte 
superieure, lijst van de gilling, rahout, 
reebout; waist-rail, sheer-rail; raaholz, raaleiste, 
bordleiste. 

Lisser, v. a. fr. Ganzen, glad en glanzig 
maken ; to sleek, to smooth, to glaze; 
glatten, glanz geben, glanzen. ~ L. la 
poudre, het buskruit glanzen of polijsten; 
to glaze gun-powder; das pulver glhtten oder 
poliren. 

Lisserons, m. pl. (Lamettes, Latten 
[de la lame du métier a lisserj ), fr. 
Schachten, latten ; shafts; stabe, schafte, li tzenstöcke. 


List, eng. Zelfkant, v. abschrote 2) , 
cordeline i ) . — Flauwe streep of zoom 
etc., V. lisière 3). — Zolderveer, v. ein



676 LISTEL -- 

sehiebleiste. _ Spinlap, handlap (der 
garenspinners) ; spinnlappen; paumelle. 
Sieraadbandje etc., v. filet carré a. ~ 

L. (Selvage or Wire) of tin, druipkant 
aan 't ijzerblik (die zich vormt bij 't 
vertinnen); trop/'kante des weissbleches; bourrelet 
on bourlet du fer-blanc. 
Listel, m. (Listeau, Carré, Feuillet, 
Filet, Réglet m., Bandelette 
f.), fr. Lijstje, vierkant lijstje, rand, 
zoom, sieraadbandje aan zuilen, etc. ; fillet, 
listel, list; leiste, pldttchen, bdndeben, saum, 
riemen. — L. d'arête, zolderveer, v. 
einschiebleiste. ~ L. de bouton, 
druifband (van een kanon); fillet of the button; 
blattchen an der traube. — L. du 
eul-de—lampe,druifbalsband; neck-fillet; 
riemchen, rundstdbehen. — L. sur la 
tranche, (Languette) messing, veer 
(eener plank); tringle, tongue; Feder, spund. 

V. feather-tongue. — L. de traverse, 
opgespijkerde dwarslat etc.,v. elimp l). 
Liston on Boudin, m. fr. Deklijstje, 
dekstrook ; small covering-listel; deckleiste, 
deckwulst. 

.dit, m. fr. Laag, schicht (van deze of 
gene aard-, erts-of steensoort); bed, layer; 
schicht, lagerung. — Laag, bedding (van een 
stroomend water) ; bed, channel; bett. 
(Lit d'escaille on Gore, Nerf, Nerf 
de sehistes) , tusschenlaag, dunne onvruchtbare 
schicht in eerre erts-of steenkoolbedding; 
band, parting; zwischenschicht, 
abldsung, bergmittel in einem fldtze, streifen, 
Schmitz. — Leger, liggingswijze, schichtvoege 
(van een steen in de groeve); grain, 
natural bed of a stone, cleaving-grain; lage rung, 
structur, gefiige , lagerseite, bruchlager. 
— Faux 1. (dune pierre), verkeerd 
leger; breaking-grain; falsches lager. v. 
délit. — Poser une pierre sur 
Son lit, eenen steen op zijn leger leggen 

(d. i. op de zijde, waarop hij in de steengroef 
lag); to lay a stone upon its cleavinggrain; 
einen stein lagerrecht legen. s Poser 
une pierre sur le faux lit, en délit, 
la déliter, v. déliter 3). — L. 
(ou Couche) d'un carrelage, onderlaag 
van een tegelvloer, v. couche 7). — 
L. à fusion, bed, plaats, ruimte voor 
de ertsmenging; place where the ores are 
mixed; molierbett. v. halle aux mélanges. 
— L. de fusion, beschikkings 
, v. fournée 4). — L. de gril--laag 
lage, bed, plaats ter ertsroosting'; area of 
roasting, roasting-bed; rbstbett. — L. de 
gueuse, Rigole, afloopkanaal, goot voor 
't gesmolten metaal in den vloer eens smeltovens; 
sow-channel, sow; leistengraben, masselgraben. 


Litage, m. fr. Het dekken, oprollen 
vats den zelfkant (vgl. liter); rolling up the 
list; das einfassen, aufrollen der sahlleisten. 

Liteau, m. fr. Gekleurde zoomstreep 
(als aan sommige servetten, etc.); blue stripe; 
farbiger saumstreifen, blaue kante. — L. 

I^ITHOPHANIE . 

de palissades, bindlat aan den voet der 
stormpalen ; ribband or ribbon of palisades; 
palissadenlatte, fusslatte der palissaden. 

Liter, v. a. fr. Den zelfkant dekken, 
samenrollen (opdat hij bij 't indompelen van 
't laken niet de kleur van 't verfbad aan neme); 
to roll up the list; die sahlleisten 
einfassen, den saum aufrollen, zusammen-

Liter, n. hd., v. litre. (rollen. 

Litharge, f. fr. & eng. Glit, v. bleigl 
tte. — L. d' argent on j aune, fr., 

L. of silver, Yellow lo, White 
1., eng., zilverglit; silbergldtte, gelbe gldtte, 
stfeckengldtte. ~ L. eonglomérée, fr., 
v. frischglâtte. — L. fraiche fr., v. 
fliessgltte. — L. marchande on 
en poudre, fr., L. for sale, Fine 1., 
eng., handelsglit; kaufgldtte. — L. noire, 
Ecume première de plomb, fr., 
zwart glit, eerste loodschuim; black litharge, 
first scum; schwarze gldtte, abstrich. — L. 
d'or on rouge, fr., L. of gold, Gold. 
litharge, Red 1., goudglit, rood glit ; 
goldgldtte, rothe gldtte, schuppengldtte. — 

L. verte, Ecume seconde, fr., groen 
glit, tweede schuim; green litharge, second 
scum; grune glhtte, zweiter abstrich. 
Lithargyrer, v. n. fr. Lijnolie met' 
glit koken, vernis koken ; to boil linseed-oil 
upon litharge; firniss koehen. 

Lithia, eng., Lithine, f. fr., Lithium-
oxyd, Lithion, n. hd. Steenloogzout, 
lithine (in 1817 ontdekt). 

Lithium, . Metallische basis van de 
lithine of het steenloogzout. — Lithium 
oxyd, n. hd., v. lithia. 

Lithocérame, f. fr. Fijn, hard fayance; 
fine, hard faïence; (eines, hartes fayence. 

Lithograph, hd., Lithographe, 
fr., Lithographer,eng. m. Steenschrijver, 
steenteekenaar. — Imprimeur . lithographe, 
m. fr. Steendrukker; printer of 
lithographic prints; steindrucker. 

Lithographie(al), eng. , Lithographique, 
fr., Lithographisch, hd. 
adj. Lithographisch, de lithographie betref 
haar behoorend.-fend, tot 

Lithographie f. (Dessin lithographié, 
m.) fr. , Lithographie f. 
(Steinzeichnung) hd.,Lithography 
(Drawing upon stone), eng. Lithographie,, 
teekening op steen, steenteekening. 

L. (Epreuve lithographique),fr., 
L. (Steindruck), hd., Lithographic 
print, eng., lithographie, steendruk. 
L. (Imprimerie en planches de 
pierre), fr., Lithographic printingoffice, 
Lithography, eng. Steendruk kerij 
; steindruckerei. 
Lithographier, fr., Lithographiren, 
hd. v. a. Op steen schrijven of teekenen, 
lithographiëeren ; to write or draw 

on stone. 
Lithomarge, f, fr. & eng. Steenmerg 
(soort kleiaarde); steinmark. 
Lithophanie, f. fr. & hd., Litho



LITRE . -- LOCKSMITH'S—WORKC 677 


phony, eng. Doorschijnbeeld in porselein; 
porzellan-lichtbild. 

Litre, m. fr. eng., Liter, n. hd. 
Liter, kan, kop, eenheid der inhoudsmaten 
van 't metrieke stelsel, = 1 kubieken palm. 

Litze, f. hd. Snoer, koord ; cord, string, 
lace; cordon. cordonnet. e.• Lis, his, harnas lis, 
v. heald. — Streng (bij touwdraaiers); 
string, strand; toros. — Die 1-n aus 
den augen herausziehen, v. dépasser 
i). 

Litzenfaden, m. hd. Luskoordje (bij 
wevers); small cord with an eye; ancette. 

— Litzenfaden oder Litzenfäden, 
pi., v. cords, s. cord. 
Liure, (Rousture, Alepasse) f. fr. 
Naaiing, woeling, sjorring; gammoning; wuling, 
sorring. ••• L. du beaupre, v. 
gammoning of the bowsprit. 

Livarde, f. fr. Strijker (wrijflap van 
werk tot gladmaking van 't gesponnen garen); 
rubber; streicher. Zeilspriet, V. 
baleston. 

Livrer à la circulation, fr. Aan 

't vrije verkeer overgeven (b. v. eenen spoor


weg); to subsnit to the traffic; dom verkehr 

Ubergeben. 

Lizarde, f. fr. Linnen van Cairo 

linnen from Cairo; leinwand aus Cairo. 

Load, eng. Lading, last, vracht; last, 
belastung, ladung; charge. .v. ladung 2), 
3) . ® Ertsader, v. lode. 

Loading, eng., v. ladung, cargo. 

Loading—hammer, eng. Laadhamer 

(voor de oude karabijn); ladehammer; maillet. 

Loadstone, eng., V. airnant 1). ®•• 

To touch or rub with a 1., v.' 

aimanter. 

Loam, eng. Leem, v. lehm. 

Moulding 1., v. for ..alehm. 

Loam—beater, eng Kleiklopper; lehm


messer, lehmsdbel; couteau servant à battre 

les terres á mouler. 

Loan—board, Modelling—board, 

eng. Vormmal ; schablone, modeli ; gabarit, 

échantilion, planche á trousses, trousseau. 

Loam—mill, eng. Kleimolen ; muhle 
zum zerkleinen des thons; machine a pul 
les terres.-vériser 

Loc, Loch, Lock, m. fr. Log (toe


stel om de snelheid der vaart van een schip 

te bepalen) ; log; log, lock, logge. (Ba 

-teau de loo)

Logplankje (driehoekig, met 

lood bezwaard plankje aan een lange lijn); 

log, log-chip; log, logbrett, logholz. ~ Je— 

ter le 1., loggen, de log over boord wer


pen ; to heave the log; das log werfen, loggen. 

Loch, n. hd. Gat, v. hole i). 

Lochage (des pains de sucre), m. fr. 

Iet losmaken (der suikerbrooden uit de vor


men); loosening; das lbschen. 

Lochen, v. a. hd. Gaten maken, door


boren, gaten slaan ; to punch, to perforate; 

trouer, percer. ® Ein hufeisen 1., v. 

étamper 3). 

Locher les pains (de sucre), fir. De 

brooden (uit de vormen) losmaken ; to loose 
the loaves; die brode loschen. 

Löcherschwammsá,ure, f. hd. Morielje- 
of kampernoeijezuur ; boletic acid; 
acide bolétique. 

Loek, eng. Slot; schloss; serrure. 
Vlok(wol); (lc/ce; flacon. ® Sluis, v Óeluse 
1). — L. or Locking, Turn 
(of a carriage), Keerbaarheid (mate van geschiktheid 
tot wenden, die een rijtuig bezit); 
lenkbarheit, gelenk, kapre; tournant. 

L. of the balance, schijf, deksel over 
de onrust (van een horloge) ; scheibe fiber 
der unruhe; coq, calotte. a•• L. with a 
curved bolt, slot met krommen schoot; 
schloss snit krummem riegel; serrure en pène 
a bord. ® Forced 1., verdraaid slot; 
verdrehtes schloss; serrure mêlée. ~French 
1., Fransch slot, slot met staande of sla 
schoot; franzósisches zuhaltungsschloss;-pende 
serrure à pène dormant. — Round 1., 
schijfslot; scheibenschloss; serrure ii rondellen. 

Loek (to), V. n. eng. Ingrijpen, v. to 
catch ii). ~ v. a. Tol. (or turn) a carriage, 
een rijtuig sturen, doen wenden ; 
eis fahrzeug lenken; braquer ou tourner une 
voiture. ~ To 1. up a form, eenen 
(druk -) vorm opsluiten ; * eïne form schliessen; 
serrer one forme. 

Lock-cramp,Lock-tool, Spring


eramp, Spring-hook, eng Veerhaak, 
veerspanner; federhaken, federspanner; monteressort 
de platine. 

Locker, eng. Bank, kooi, scheepskist; 

back, nest, schrank; caisson, boulin, parquet. 

Locket, eng. Haak, stang, V. agrafe 

I ). ® (Top-locket) Beslag van de punt 

der (leeren) scheede, oorband ; ortband, schuh; 

chape ou bout de fourreau, bouterolle. 

Medaillon, halsslootje, ringlijstje (voor een 
portretje, een haarlok, enz.); medaillon; 
cadenas, médaillon. 

Lock-filez's-clamp,Viee-clamp, 
eng. Koptang (voor 't vijlen van de gebogen 
kanten van 't geweerslot); kopfzange; tenaille 
à chanfrein. 

Loeb.— gates,pl.eng. Sluisdeuren; schleu


senthore; portes d'écluse, portes éclusières. 

Locking, Grappling, eng. Het stilstaan, 
blijven-haken (van een uurwerk); das 
hangenbleiben, stocken; accrochement. 

Locking—chain—plate, eng. Oog


plaat (voor den remketting); blattdse; ro


sette-piton. 

Loch-nails, Lock-pins, Lock


screws, pl. eng. Slotnagels, kleine schroe


ven (van 't geweerslot); kleine schlossschrau.


ben; petites vis. (de platine. 

Lock—plate, eng. Slotplaat, v. corps 

Loek--rail (of a door-frame), eng Mid


delste dwarsstuk (van een deurraam); mitt


leres querstuck; traverse moyenne. 

Locksmith, eng. Slotenmaker; schlosser; 
serrurier. v. ferreur 1). 

Locksmith's-work, eng. Slotenmakerswerk 
; schlosserarbeit; serrurerie. — 
51 


6 7 S L0C0MOBILE 

Delicate 1., fijn, licht slotenmakerswerk; 
feine, leichte schlosserarbeit; rappointis. 
Locomobile, * . (m. fr., f. hd.) Ver 
stoommachine (inz. ten gebruike-plaatsbare 
bij den landbouw).

Locomotive, f. * . Locomotief, locomotief-
werktuig, een stoomwerktuig, dat, op 
.een wagenstel rustend, zich zelven verplaatst 
door de beweging op de wielen over te brengen. 
— L. pour des chaussées fr.

;

Locomotief voor straatwegen (zonder spoorschenen); 
steam-carriage,road-locomotive,traction-
engine; strassenlocomotive. ~ L. pour 
fortes rampes, fr. L. voor sterke hellingen 
of glooiingen ; 1. for gradients; berglocomotive. 
— L. à deur chaudières, 
fr. L. met twee stoomketels ; locomotive 
double-boiler-tank-engine; locomotive mit dop 

_ L. a tender, fr. L. met-peltem kessel. 
tender ; tank-engine; locomotive mit tender. 

Locomotive pile-driving machine, 
eng. Heistelling, die door stoom 
werkt en verplaatst wordt, verplaatsbare 
stoomheimachine; damp framme; sonnette mue 
et transportée par la vapeur. 

Locomotive power, eng. Trekvermogen 
der locomotief ; locomotivkra ft; frais 
de traction. 

Locust-tree, Acacia, (Bastard, 
False or Common acacia), eng. Acaciahout; 
akazienholz, schotendorn; robinier, 
acacia, faux acacia. 

Lode, Load, eng. Ertsader, mijnader, 

V. filon. ~ Alive L, rijke ader; reicher 
gang; filon noble ou riche. p•• Dead 1., 
doove, magere ader, v. faille. ~ Horizontal 
1., horizontale mijnader; söhliger 
gang; filon horizontal. — Perpendicular 
1., v. rake-vein. ~ Right-run-ning 
1., ader, wier richting van oost naar 
west gaat; abendgang, spdtgang; filon du 
couchant ou du soir.' ® L. or Vein which 
bears from south-west to northeast, 
ader, die zuidwest en noordoost loopt; 
morgengang, fruhgang; filon du levant ou 
du matin. 
Lodenweber, m. hd. Wever van grove 
karpetten ; weaver of coarse carpets; ourdisseur 
qui fait de gros tapis de pied ou de 
carreau. 

Lof, m. fr. Loef, loefboord, windzijde 
(zijde van 't schip waarop de wind blaast); 
loof, weather-side; lof, luv, luvseite, windseite. 
— Au lof! loef op! houd de bef! 

aloof ! loof-up ! spring your loof! luv ! — 

Tenir le lof (ou le vent), de loef houden, 
dicht bij den wind houden ; to keep the 
loof, to keep the weather-gage or the wind, 
to keep close to the wind; die luv halten. 
~ Tenir le lof (ou le vent) d'unvaisseau, een schip de loef afwinnen, afsteken 
; to keep a weather-gage of a ship; 
einem mittsegler die luv abgewinnen. 

Loffelbohrer, m. hd. Lepelboor, centerboor 
; auger, nose-bit, slit-nose-bit, centrebit; 
foret à cuiller; mècbe is mouche, mèche


-- LOHEN. 

cuiller. — Putboor, v. brunnenbohrer 

Loffer, Lofer, Aller au lof, Venir 
au lof, v. a. fr Loeven, aanloeven, 
oploeven ; to come to the wind, to go to windward; 
anluven, anlufen, windwdrts gehen. 

Loft, eng. Zolder, vliering (verdieping 
onmiddellijk onder het dak); stiller, dachgeschoss; 
galetas, grenier. — Verdieping, v. 
étage 1), 2). [v. loe 1), 2). 
Log, (Logg), n. hd. Log ; logplankje; 
Log,(Plank-timber),eng. Blokhout, 
zaagblok ; block, sdgeblock, Klotz; bloc, bille. 

— Log, v. loc 1), 2). 
Logarithm, eng., Logarithme, m. 
fr., Logarithmus, in. hd, Logarithmus, 
exponent der macht, tot welke een bepaald 
getal (basis van 't stelsel geheeten) moet 
verheven worden, om een zeker ander getal 
voort te brengen. 

Logarithmetie(al), eng., Logarithmique, 
fr., Logarithmisch, hd. 
adj. Logarithmisch, tot de logarithmen behoorende 
; uit logarithmen bestaande. 

Log-board, eng. Logtafel, logplank 
loggtafel, loggbrett, wachttafel; table de loc, 
casernet. 

Log-book, eng. Logboek ; loggbuch; 
livre de loch. 

Logement, (Appartement, Logis), 
m. fr. Woning, behuizing; lodging, 
apartment; wohnung, behausung. — Logement, 
gedekte verblijfplaats voor troepen, 
om zich daar bij een aanval staande te 
houden, verschansing (op het ravelijn, op de 
contrescarp, etc.); lodgement; verbauung, waf 

— L.-fenplatz (in den laufgrdben, etc.). 
de l'équipage, volkslogies, volksverblijf 
(aan boord); crew's lodging; volkslogis. 
L. du ressort, uitlating, holte (in de 
geweerlade) voor de veer; spring-hole; lager 
der feder, kasten oder ausschnitt fur die feder. 
Loger (se), v. r. fr. Zich een logement 
maken [v. logement 2) ]; to lodge 
one's self; sich verbauen, sich einschneiden, 
sich festsetzen. 

Log—reel, eng. Logrol (om welke de 
loglijn gewonden is); loggrolle;rouleau du loch. 
Log-wood, eng. Blauwhout, v. Bois 

de Campêche. — Hout voor zaagblok 
sdgestamm, blockbaum; bols de sciage,-ken ; 
boes pour billes. 

Lohbeize, f. hd. Het looien (van 't 
leder); tanning; tannage, apprêt au tan. 
Roode zwelder, V. jus de tannée. — Runof 
loofkuil, V. fosse pour le tannage. 

Lohbruhe, f. hd. Runvocht; ooze; jus 
de tannée. 

Lohe, f. hd. Run ; tan, bark for tanning; 
tan. — Ausgebeizte l., kif; tanwaste; 
tannée. 

Loheiche, f. hd. Steeneik, looierseik; 
common oak; chine rouvre. 
Loheisen, n. hd. Runmes; tan-spud; 
Ier a écorces. 
Lohen, v. a. Looien (de huiden); to 
steep in tan, to tan; tanner, passer en tan. 


 

LOHFARBE --

Lohfarbe, f. hd. Runkleur; tan•color; 
couleur de tan. 

Lohgar, adj. hd. Rungaar, looigaar; 

tanned, prepared with tan; tanné, passé en 
Lohgare, f. hd., v. corroi. (tan. 
Lohgerber, m. hd. Looier ; tanner; 

tanneur. (tannerie. 

Lohgerberei, f. hd. Looierij ; tannery; 

Lohgrube, f. hd. Runkuil, looikuil; 
tan-pit; fosse à tan. 

Lohhaus, n. hd., v. éeorcier. 

Lohkuchen, Lohballlen, m. hd. 
Plagge of bal van kif (als brandstof); peat, 
tan-cake, tan-ball; motte de tannée, motte 
a bruler. 

Lohkufe, f. hd., v. g,rbergrube. 

Lohkumm, Lohkumpfm.hd. Runtrog 
(waarin de run gestampt wordt); tantrough; 
auge it piler le tan. 

Lohmühle, f. hd. Runmolen ; tan-mill, 
bark-mill; moulin à tan. 
Lai, (mieux :) Aloi, Titre des monnaies, 
v. alloy f2). 

Lombard, n. fr. Lombardpapier (Fransche 
papiersoort, breed 59-2, hoog 500 strepen, 
zwaarte van den riem 12 kilo); lom 

lombard-papier. ~ L. ordi--bard-paper; 
naire, Grand carré, gewoon lombardpapier 
(breed 569 , boog 4 58 strepen, 
zwaarte van den riem t 0 a t 1 kilo) ; 
common lombard-paper; das format gleich 
medium. 

Londertuch, n. hd. Lakensoort uit 

Languedoc en elders, die men inz. naar de 

Levant zendt ; london-cloth; londres, londrin. 

Long feu, m. fr. Het eenigszins ver 

losgaan van 't schot na de ontbran--traagd 

ding van 't kruit ; hanging fire; das nachbrennen 
des pulvers in einem feuerrobre, 
verspbtetes losgehen des schusses nach der 
entzundung. 

Longe, f. fr. Leireep, longe (lange lijn, 

waaraan men het paard in de manege laat 

draven); longing-rein; longe, leine zum Ion


giren. ® L., ou L. bouelée, L. du 

lieou, halsterrlem, halsterlijn ; collar-rein, 

head-collar-rein; halfterzugel, balfterriemen, 

balfterstrick. — L. de croupière, v. 

crupper-turn-back. 

Longeron, Brancard, m. fr. Lange 
draagboom (aan de berrie der locomotief); 
frame-plate; langensttick des rahmens. ~ L. 
de la plaque tournaaste, hoofddrager 
der draaisch(jf (op spoorwegen); main-support 
of the turn-plate; haupttrbger der drehscheibe. 
^• L. (ou Longueron), Longrine 
, Travon , overlangs-draagbalk, 
slaper (eener bouten brug) ; string-piece, 
sleeper; briicken Baum, briickenruthe, strassen 

-baum, streckbalken, ennsbaum. 

Long flax, Long line, eng. Lang, 
niet-doorgesneden vlas ; langer, ungeschnittener 
oaths; lin long, lin non-coupé. 

Long-head, Off-side (of the bri


doon), eng. Kopstuk (van de onderlegtrens); 

kop fstuck; grand montant. 

LOOP. 679 

Longis, m. fr. Gerekte, maar nog niet 
ineengedraaide streng; strand which is not 
yet twisted; angeschorne ducht, die noch 
nicht gedrebten garve eines duchts. 

Longitude (d'un lieu) , L. géographique, 
f. fr., Longitude (of a place), 
Geographical 1., eng. Lengte, geographische 
lengte (eener plaats); lange, geographische 
lange. -• L. géocentrique, 
fr., Geocentric 1., eng. Geocentrische 
lengte (lengte eener planeet als uit het middelpunt 
der aarde gezien); geocentrische lunge. 
~ L. héliocentrique, fr., Heliocentric 
1., eng. Heliocentrische lengte 
(lengte eener planeet als uit het middel 

zon gezien); heliocentrische lange. -punt der 
Long-pan, m. fr. , Long-pane, 
eng. Lange zijde (van een dak); langseite. 
Long–rateh–spinning, eng. Het 
fijnspinnen bij uiteenstaande trekcilinders; 

das feinspinnen bei entfernt steltenden streck


walzen; filature a eau froide, ou a sec. 

Long-ratch-spinning-frame, eng. 

Spinmachine met ver vaneenstaande trekci


linders; spinnmaschine gait entfernt steken


den streckwalzen; métier a eau froide, ou 

a sec. 

Longrine, Longuerine, Longue 

pièce, f. fr. Spanningsplank, verbindings


plank, verbindingsbalk (eener minschacht


beschoeiing); stringing-plank, beam connecting 

the single sets of timber; joch, wandruthe. 

~ L. de grillage, v. langschwelle 

1). ~ L. d'une palée, zadel eener pa


lenrij, v. cap (last art.). ® L. d'un 

pont, overlangs-draagbalk, v. - longeron 

3) . — L-s de voie, grondplaten, v. 

langschwelle 2). 

Loof–frame, eng. Loefspant (verou


derd); luvspant, vorder-balancirspann; couple 

de lof on de balancement de 1' avant . 

Look–hole, eng. Kijkgat (in den pot


tenbakkersoven) ; probeloch; visière. 

Looking–glass, Mirror, eng. Spie


gel; spiegel; miroir. 

Looking–glass–maker, eng. Spie 


gelmaker; spiegelfabrikant; miroitier. 

Looking–glass–polisher,eng. Spie


gelslijper; spiegelschleifer; polisseur de miroirs. 

Look–out, eng. Uitkijk (wachter in 
den mast); auskuck, auskucker; vigie, découverte. 


Loom, Weaver's–loom,eng. Weef


stoel, weefgetouw; webe(r)stuhl, stuhl; mé


tier (à tisser). — v. métier. 

Loom-bleached linen, Yarn


bleached linen, eng. Linnen, van voor


af gebleekt garen geweven ; weissgarnlein


wand; toile faite avec du fil blanch i d'avance. 

Loom–gale, eng.Marszeilskoelte; mars


segelkuhlte, mdssige kuhlte; vent frais, bon 

frats de vent. 

Loop, eng. Loep, v. ball 4). — Lis


koord, v. edging 1). — Knoop enz., v. 

barlin. — Lus, V. anneau 2). 

Houten stamper der metaalgieters (voor de 


680 LOOSE-NEHMEN 

aarde rondom de vormen in den kuil) ; 
dockenstempel; pilon. 

Loose-nehmen, n., Erzprobe, f., 

Probenehmen, n. hd. Het vormen van 

een hoop kleingemaakt erts, om daarvan het 

noodige ter beproeving van het erts te ne


men, ertsproef; ,taking averages; lotissage. 

Lopin, m. (Ecrevisse, Grappe, f.) 
fr. I)oodgebrande kalksteen, oververhitte kalk 

bij 't branden ; overburned particles-deelen 
of lime-stone, grains in the mortar; krebs 
tm kalk, kalkkern, kalkkrebs, kalkkrumpe. 

V. bloom. 
Loquet, m. fr. Klink, v. cadole, 
drucker t ), falle 2), elinche. ~ L. 
à ressort, veerklink, v. federklinke. 

••• Stuk ijzer tot klokgieten ; piece of iron 
for bell-casting;eisenstuck zum glockengiessen. 

Lording, f. hd. Drie-of vierdraadsch 
schiemansgaren, lording ; three- or fourthread 
spunyarn; bitord de trois ou quatre fits. 

Lorry, eng., Lory, m fr. & hd Kleine, 
lage wagen, bij 't aanleggen van spoorwegen 
gebezigd, lori. 

Los, adj. hd.: Loser anker, doordreggend 
anker; brought-home (anchor); 
(ancre) labourant. ~ Loses gut, Re


servegu.t, waarloos goed, voorraadstukken 
; spare stores; rechange, objets de rechange. 
— Loser mast, onttakelde mast; 
unrigged mast; mat degarni, mat sans bauban 
s. ~ Lose pforte,v.faux-sabord. 

•^ Loses stag, v. faux etai. 
Losarbeiten, y. a. hd. Loswerken, 
losmaken ; to work off, to get loose; dégager, 
détacber à force de travail. 

Losbrechen, v.a. hd. Losbreken, afbreken 
; to break off; rompre, détacher, arracher. 
Loschfass, n. hd. Bluschvat; quench


ing-tub; auge. 
Löschgerhth, n. hd. Bluschgereedschap; 
firemen's implements; attirail pour 

éteindre le feu (er; éteignoir. 
L®schhorn, n. hd. Dompertje ; quench-
Löschwasser, n. hd Bluschwater; 

water for cooling red-hot iron; eau pour 
éteindre le ter rouge. ~ Waler om liet 
staal te temperen ; water for tempering steel; 
eau pour tremper lacier. Water, waarin 
gloeiend ijzer gebluscht werd ; temperwater ; 
chalybeate water; eau ferrde ; eau de trempe. 
Losdrehen, v. a. hd. Los-, uiteen 
to twist off; séparer en tordant.-draaien ; 

Losekraft, f. hd. Oplossende, ontbindende 
kracht; dissolving power; puissance 
dissolvante. (to discharge; décharger. 

Losen, v a. hd. Lossen (een kanon); 
Losfeilen, v. a. hd Losvijlen ; to file 
off; détacher en limant. 
Loshauen, v. a. hd. Losbakken, los 
-breken (de

zoutkorst in de zoutpoelen); to.. 
cut off or away (the salt-crust); braser. 
Loskitten, v. a. hd. Van 't kleefdeeg 
ontdoen ; to unlute; ddmastiquer. 
Löslichkeit, f. hd. Oplosbaarheid, ontbindbaarheid; 
solubility; solubilité. 

LOTI-IZANGE. 

Losmachen, v. a. hd. Losmaken (de 
zeilen); to unfurl, to loose; déferler. ® Losmaken 
(het geslagen touw); to unknot; débrider. 


Losschnallen, v. a. .hd. Losgespen, 

ontgespen ; to unbuckle; déboucler, dessangler. 

Losschnuren, v. a. hd. Los-, ont


snoeren ; to unstring; délacer. ••• (ein 

buch), v. ausschniiren. 

Lose (to), v. n. eng. Te langzaam gaan 

of loopen, achterblijven (van een uurwerk); 

zu langsam gehen, nachgehen; retarder, être 

retardatif. v. a. To lose the blue, 

red, black color , v. abbläuen, 

abrvthen, abschwarzen. 

Lot de minerai, m. fr. Ertsloop ; 
pile of ore, parcel; erzhaufen, loos. 
Loth, n., Lothe, f. hd. Soldeer, mengsel 
tot soldeeren ; solder; soudure. 
Löthasche, f. hd. Soda (asch ter glas 

gebezigd); soda; soude.-bereiding 
Löthbar, Schweissbar, adj. hd. 
Soldeerbaar ; geschikt ter aaneenwelling ; 

solderable; property of a metal that can be 
soldered, or welded; soudable. 
Löthblech, n. hd. Soldeerplaat ; hollow 
plate used in soldering; plaque à souder. 

Lithe, f. hd Soldeer, v. loth. 
Soldeering van schildpad ; soldering of tortoise-
shells; soudure de l'écaille. 

Lothen, v. a. hd. Looden, het schiet 
gebruiken ; to plumb, to level; plombes,-lood 
prendre 1'aplomb. 

Löthen, v. n. hd. Soldeeren ; to solder 
or soder; souder. ® Wellen, gloeiend aaneensmeden 
(b. v. twee ijzeren staven) ; to 
braze, to weld; braser, souder. — n. (Löthung, 
das Schweissen), het aan eenwellen 
; soldering, welding; soudage. 

Löthiges erz, n. hd. Erts, dat niet 
meer dan een half ons zilver op het centenaar 
bevat; ore the hundred-weight of which 
contains but half an ounce of silver; mineral 
qui ne contient qu'une deml-once d'argent 
au quintal. — Lothiges silber, gold, 
fijn zilver, goud ; fine silver, gold; argent 
fin, or fin. v. denier 2). 

Lothigkeit, f. hd. Gehalte, fijnte (der 
munten); fineness; finesse. 

Löthnagel, m hd. Soldeerspijker (plat 
ijzer, waarop het pandeksel gesoldeerd wordt); 
soldering-nail; clou a souder. 

Lothofen, m. hd. Soldeerfornuis; small 
stove to heat the soldering-bolt; fourneau a 
souder. 

Lothperlen, f. pl. hd. Parelgruis, parelzaad 
; small pearls (four or five to a 
grain); semence de perles. 

Lothpfanne, f. hd. Koperen soldeer pan 
(der loodgieters); soldering-pan; polastre. 
Lothstange, f. hd. Soldeerstaal; sol


der-stick; barre de soudure. 

Löthstein, m. hd. Soldeersteen (geel 
mineraal tot soldeering); soldering-stone; roclle. 
~ Soldeerplaat, v. etamoir. 

Lithzange,f.hd. Soldeertang (der goud



LOTHZINN --, LUFTROHRE. 

smeden); soldering-tweezers; pincettes à souder. 
v. hawk-bill. 
Lothzinn, n. hd. Soldeertin ; pewter 
for soldering; étain à souder. 

Lotionner, v. a. fr. Afspoelen, afwas schen 
(bij chemisten) ; to wash out, to wash; 
abspülen, abwaschen. 

Lotte, Lutte, f. hd. Planken goot of 
buis (in mijnen); conduit, pipe, canal; conduit, 
tuyau, canal. 

Louchet, m. fr. Blikken bak of emmer 
(eon den ketting zonder einde der baggermachine); 
sheet-iron bucket; eisenblecherner 
kasten oder korb, baggereimer. 

Louchir, v. n. fr. Troebel worden ; to 
be rendered turbid; sich trilben, triibe werden. 

Louchon, m. fr. Dennestam zonder 
knoesten ; fir-beam without knots; knotenloser 
tannenstamm. (Coil. 

Louer ou Lover (un cordage), v. to 

Loup, m. fr. Wolf, v. devil ij. — 
Half gezuiverd ijzer etc., v. eisensau. (
Dent de loup), sparspijker; ra fternai-
1, tenpenny-nail; sparrennagel. - Spijkertang; 
nail-nippers; ndgelzange. -Mis 

; defective table-work; miss--lukt schr(jnwerk 
lungene tafelarbeit. s L. de mer, echte 
zeerob, pikbroek, zeebonk (oud bevaren ma• 
troos); case-hardened or weather-beaten tar, 
down-right seaman; abgehdrteter matrose, 
schwalker. 

Loupe, f. fr. Wolf, vos, v. eisenklump 
2). — Frischstuk, loep, v. bloom 
2). — Onzuivere edelsteen ; V. edelstein 
5). — Onvolkomen parel, v. brackperle. 
— Knoest, uitwas, v. auswuehs. 

— L. (on Masselotte), schoorsteenvoet 
(aan sommige percussie-sloten, ter opneming 
van de zundstift of het schoorsteentje) ; 
nipple-seat, lump; zündstollen, stollen. 
L. (ou Microscope simple), loep, ver 
magnifying glass, single microscope,-grootglas ; 
convex lens; loupe, vergrësserungsglas. 
Louve, f. (Renard, m.) fr. Steenlichter, 
kanthaak, balkhaak, duivelsklauw; 

crane-iron, devil's claw, dog, ram, grapnel; 

wolf, steinklaue, kropfeisen , teufeisklaue, 

scheere. - L. a. tenailles, steentang, 

steentrekker; stone-pincers, mason's iron tongs, 

ram's tongs; zangenfdrmige steinklaue, stein


zange, adlerzange. 

Louveteaux, m. pl. fr. Zijwiggen van 

een steenlichter ; side-wedges of a ram; 

backen, kloben oder keile des kropfeisens. 

Louvette, f. fr. Sleutel, slotstuk (vair 
een steenlichter); middle piece, key of a ram; 
schliissel, schliesseisen eines kropfeisens. 

Low-pressure- (steam-) engine, 

eng. Stoommachine van lage drukking ; tie f


druckdampfmaschine; machine à basse-pres


sion. 

Low warp, eng. Basse-lisse-weefstoel; 

basselisse-stuhl; métier de basse lisse. vgl. 

basse-lisle. 

Löwenfohre, f. hd. Mastpijn, grove den, 
vurenhout; mountain-pine; pin de niontagne. 

Lowentleinen, n. hd. Linnen uit vlas 
en hennep; hemp and flax linen; toile de 
chanvre et de lin. 

Loxodrome, Loxodromische linie, 
f. hd , Loxodrome, f. fr., Loxodromic 
curve, eng. Lijn van den schuin schen 
koers (kromme lijn, die een vaartuig 
op zee beschrijft, terwijl het steeds dezelfde 
streek houdt en de meridianen onder denzelfden 
hoek snijdt, loxodroom, lorodromische 
lijn. 

Loxodromie course, eng., Loxodromie, 
Route loxodromique, f. 
fr. Schuinsche koers; dwarskurs, schieflauf. 

Lozange, m. fr., Lozenge, eng. Ruit, 
rhombus, scheefhoekig parallellogram; raute, 
schiefwinkliches parallelogram. 

Lubrication, eng., Lubrifaction, 
f., Lubrifiage, m. fr. Het smeren, oliën 
(der macbinedeelen); das schmieren, dien. 

Lubrifacteur, Lubréfieur, m. fr. 
Zelfsmeerder, zelfwerkende smeer-of olietoestel 
(eener stoommachine); self-oil-feeder; 
selbstëler, selbstschmierer. 

Lucarne demi-ronde a lunette, 

f. fr. Half-rond dakvenster; round-headed 
dormer-window,semi-circular dormer-window, 
froscbmaul, kafifenster. 
Lucifers, Lucifer-matches, pl. 
eng., v. allumettes allemandes. 

Li ckig, adj. hd. Met open vakken tusschenbeiden 
(van kristallen); having gaps; 
lacunaire. 

Ludel, f. hd. Pankruit, zundkruit, v. 
amorce 2). - Leurwerk, knoeiwerk (bij 
lakenfabr.); bad work; bousillage. 

Luft, f. hd. Lucht; air; air. - Brennbare 
1., v. gaz hydrogène. ~ Fixe 

1., v. acide carbonique. — Hepa


tische 1., Schwefelwasserstoffgas, 

V. acide sulfhydrique. 
Luftbaum, m. hd. Hefboom voor 't 

lichten van molensteenen ; lever for mill


stones; levier de pierres à meule. 

Luftdicht, adj. hd. Luchtdicht, v. 

air-tight. - L. verschliessen, her


metisch of luchtdicht sluiten ; to shut her


metically; steller hermétiquement. 

Luftdruekwerk, n. hd. Machine ter 

samenpersing van de lucht; pneumatic engine; 

machine à comprimer lair. 

Luftkalk, m. hd. Zwavelzure aarde; 

sulphate of earth; terre sulfatée. 

Luftleer, adj. hd. Luchtledig; void of 

air, airless; vide d'air. 

Luftmaschine, f. hd. Luchtmachine; 

aerostatic machine; machine aérostatique. 

Luftmortel, m. hd. Luchtmortel; ae


rial mortar, Loriot's mortar; mortier de 

Loriot, mortier aérien. 

Luftpiston, m. hd. Luchtzuiger ; airpiston; 
piston à air. 
Luftreinigungsmaschine, f. hd. 
Luchtzuiveringsmachine; ventilator,air-trunk; 

ventilateur. 
Luftrohre,f.hd.Luchtbuis(der spoorw.); 


682 LUFTSCHIFF 

vacuum -pipe; tuyau ou tube atmosphérique. 
Luftschiff, n. hd. Luchtschip ; aerostatic 
vessel; vaisseau aérostatique. 
Luftsehiffer, m. hd. Luchtschipper; 
aeronaut; aéronaute. 
Luftschwefel, m. hd. Luchtzwavel; 
aerial sulphur; soufre aérien. 
Luftschwere, f. hd. Luchtzwaarte; 
specific gravity of the air; gravité d'air. 

Luftthermometer, n. hd. Luchttbermometer 
; atmospherical thermometer; thermomètre 
atmosphérique. 

Lufttrocken, adj. hd. Luchtdroog, v. 
air-dried. ~ I3alb 1. werden las 
-sen,

in de lucht half droog laten worden 
(de gevormde steenen); to dry first in the 
open air; abonnir le carreau. 

Lufttrocknen (des holzes), n. hd. 
Het drogen (van 't hout) in de lucht; seasoning; 
sechage ou préparation it ]'air. 

Luftventil, n. hd. Luchtklep ; airvalve; 
soupape a air. ~ Snuifklep, V. airvalve, 
snifling-valve. — (Inneres 
sicherheitsventil) Luchtklep, inwendice 
veiligheidsklep (die de lucht van den 
ketel doorlaat als de dampkringsdrukking 
grooter is dan de inwendige drukking); reverse-
valve, vacuum-valve, internal atmospheric 
safety-valve; soupape renversee, soupape 
atmosphérique pour chaudière. 

Luftziegel, m. hd. In de lucht gedroogde 
baksteen ; air-dried brick; brique 
sichee a lair. 

Luftzunder, m. hd. Zelfontbrander 
(stof, die van zelve aan de lucht ontbrandt); 
pyrophorus; pyrophore. 

Luggage-engine, eng. Locomotief 
voor goederenvervoer; qutermaschine, guterlocomotive; 
machine à marchandises. 

Lugger, eng. Logger (klein oorlogsvaar 
dat een grooten mast, een -fokkemast-tuig, 
en een druil -voert); lugger, logger; lougre. 

Lug-sail, eng. Loggerzeil ; lugger- oder 
logger-segel; voile de bousset ou de lougre, 
voile au tiers. 

Luke, f. hd. Dakvenstertje; little dor 
petite lucarne. ® Luik (aan-mant-window; 
boord), v. écoutille & écoutillon. 
Lumachell, (Muschelmarmor) 

m. hd., Lumachella-marble, (Shellmarble) 
eng., Lumachelle f., (Marbre 
lumachelle, Marbre coquilier), 
fr. Schelpmarmer (soms met opaalgloed), 
lumacbello. 
Lumière, f. fr. Licht ; light; licht. 
Gat, opening (van velerlei technische voorwerpen); 
hole; loch. - L-s anguillères, 
zoggaten, v. anguillées. L. 
d'une bouche feu, zundgat, laadgat 
van een stuk geschut; vent of a gun; 
ziindlocb, des geschutzes. - L. des canons 
de fusil, zundgat der handvuur 

touch-hole of small arms; zundloch-wapens; 
der handfeuerwaffen. - L. de Drummond, 
seinlicht of seinvuur van Drummond 
(een zeer sterk licht, dat men ver-

LUNETTE. 

krijgt door de blaaspijp met knalgas (zuur 

waterstofgas) op een stuk levendigen-stofkalk 
te doen werken) ; Drummond-light; 
Drummond'sches signallicht. L-s a va-. 
peur, Passages de vapour, stoompoorten, 
openingen door welke de stoomkast 
gemeenschap heeft met den stoomcilinder; 
port-holes; steam-ports; dampfwege, dampfhohlungen. 
— L. (ou Conduit) de vapeur 
a introduction, ingangspoort 
voor den stoom (aan den cilinder); steamentrance-
port; dampfeintrittsbffnung. •d• L. 
de vapour a échappement, uit 

voor den stoom (aan den cilin--gangspoort 
der) ; steam-exhaust-port; dampfaustrittsoffnung. 
— L. zodiacale, zodiakaal licht; 
zodiacal light; zodiacallicht. 

Lump of (malleable) iron, eng. Loep, 
frischstuk, V. bloom. - L. of (cast) 
iron, gietijzeren stamperschoen (voor 't 
verbrijzelen van 't erts); pocheisen, poch 

armure en fonte du bocardeur. -schuh; 
L-s, pl. Lomp(en)suiker; lumpenzucker, 
kochzucker; sucre-lump, lump, sucre en mor 

-ceaux. 

Lumpeneylinder, m. hd. Lompencilinder 
(ter kleinmaking van de lompen) 
rag-wheel; hérisson. 

Lumpenpapier, n. hd. Lompenpapier; 
rag-paper; papier de chiffons. 

Lumpenzieher, m. hd. Aftrekker, 
krasser (voor kanonnen) ; wad-hook; tirebourre 
(pour canons). 

Lunaison, f. fr. Maanmaand, synodische 
omloop der maan (in 29 dagen en 13 
uren); lunation, synodic revolution of the moon; 
synodischer monat, mondesumlauf. 

Lune, Lunula, eng. Maan, lunula, 
halvemaanvormige figuur, ruimte tusschen 
twee elkander snijdende cirkelbogen ; mond, 
lunula; lunule. 

Lunette, f. fr. Oogglas. kijkglas; spyglass; 
spying-glass; fernglas, schauglas. (
Anneau) Horloge-ring of -rand (waarin 
het glas gevat is) ; rim; uhrglasring. -
Kop, kopspil (der draaibank), v. doeke l). 

-Hulpkop, v. collar-platé. -Brilschans, 
v brille. -Steekkap, gewelfkap; 
vaulting-cell, ogive; stichkappe, gewölbkappe, 
ohr, ohrkappe. n•-Bril, kapvenster, 
lichtgat (in eerie gewelfkap); window in a 
vaulting -cell; kappenfenster, licbtkappe. 
(Fenêtre a lunette), v. lucarne 
demi-ronde à lunette. — L. d'approche, 
verrekijker, v. fernrohr. 
L. astronomique, astronomische ver 
celestial or astronomical telescope;-rekijker; 
astronomisches fernrohr. - L. a calibrer, 
L. de réception (Passebalie, 
m.), kaliberring (voor kogels), kogelmal, 
kogelmaat ; granaatmal ; ring-gauge, 
shot-gauge; shell-gauge; kaliberring, kaliber 

-Grande-lehre, kugellehre; granatlehre. 
1. de reception, groote kogelmal (die 
den kogel in elke richting juist moet doorlaten) 
; high gauge , maximum-gauge; grosse 

LUNGENSTEIN 

lehre, pluslebre. — Petite 1. de réeeption, 
kleine kogelmal, die den kogel 
niet moet doorlaten); low gauge, minimumgauge; 
kleine lebre, minuslebre. — L. de 
l'entretoise de lunette (des affuts), 
protsgat (voor den protsbout) in het staart


kalf; pintle-hole in the trail of a brackettrail-
carriage (for the pintail); protzloch im 

schwanzriegel der wangenlaffette (fdr den 
protznagel) •• L. d'épreuve, kristal 

glazen buis, die den waterspiegel in-len of 
den stoomketel aangeeft, peilglas, peilluis; 
essaying-glass; probirglas, wasserstandsglas. 
~ L. de flèche, Anneau du bout 
(de crosse-lunette), protzring van een blok affuit 
; trail-plate-eye, trail-eye, pintle-eye, 
nose-plate-eye; protzring, protzose, protzihr. 

L. du foulon a cylindre, kanaal 
of buis, waarin het laken wordt gevo 
ld of gewalkt; fulling-channel; walkkanal. 
~ t. du fourneau de fusion, rook 
kanaal des smeltovens; linnet-hole, flue; 
fuchs. — L. de privé, ronde opening 
van een sekreetdeksel, biilgat; seat-hole of 
a closet; abtríttsbrille, brillgat. *••• L. (ou 
Filiêre) a tuyaux, trekring voor buizen, 
V. filière a. 6). 
Lungenstein, in. hd. Vulkanische tuf 

volcanic tuf; tuf volcanique.-steen ; 

Lunte, f. hd. Lont; match; mèche. ~ 
Grof, sterk voorspinsel, v. boudin 2). ~ 
Die 1. spinnen, v. filer a. 'i). 

Luntenhorn, n. hd. Lonthoorn ; horn 
in which the match is kept; cornet a meche. 
Luntenkiste, f. hd. Lontenkist (aan 

boord); box for matches; caisse i. mècbe. 

Luntenschioss, n. na. (voormalig) 

Lontslot (aan geweren); match-lock; platine 

à mèche. 

Leistern (auf s ruder), v. a. fr. 
Goed naar 't roer luisteren, goed sturen (van 
een vaartuig sprekend); to answer the helm 
readily, to steer well; bier gouverner. 

Lustrage, m. fr. Glanzing; smoothing, 
glossing; das glanzen, gldtten. 
Lustre, m. fr. Walkborstel (der hoedenmakers); 
felting-brush; walkburste. 

Lustre, ni. fr. Glans (op laken, etc.); 
lustre; glanz. Oog, goed voorkomen, v. 
auge, hd. 7). ••• L. changeant, weer 

fickle lustre; schillerglanz. -schijn ; 

M. 
Maat, m. hd. Maat (aan boord); mate; 
Lide. v. mate. 

Macadam, m. fr. Mac-Adam-weg, genacadamiseerde 
weg (een met kleingestoo


en steen bedekte weg of straat); macadam)
avement, macadam-road, macadamized road; 
nacadamisirter weg. 

MACADA ITSER. 683 

Lustre, eng., v. lustre, fr. f ). ~ v. 
auge, hd. 7). 

Lustrer, v. a. fr. Glanzen, glanzig 
maken ; to gloss, to smoothe, to set a gloss 
upon; gldnzen, glatten — Mangelen, kalanderen, 
v. calandrer. — (bij goudsmeden), 

v. fiimmernd machen. 
Lustre-ware, eng. Metaalglanzig aar dewerk 
; steingut mit metallischem luster; 
poterie lustrée. 

-Lustring (vaak verbasterd tot Lute— 
string), eng. (;lanszijde, taf; taft, tafft; 
taffetas. 
Lustroir, m., Molette, f. fr. Met 
vilt overtrokken polijsthout (der spiegelgieters) 
; felted polisher; befilztes polirholz. 

Lut, m. fr. Kleefdeeg, v. cement, 
eng. 1). — (Ende.it) Kleefstof ter luchtdichtsluiting 
(bij chemisten); fire-lute, lute, 
luting, clayey paste; kitt, kiehewerk, lehm, 
beschlagkitt, beschlag der retorte. — L. 
infusible, onsmeltbaar kleefdeeg; firelute; 
beschlagkitt. — L. de vitrier, v. 

fensterkitt. 

Lutation, f. fr. ' eng. Het luchtdichtmaken 
met kleefdeeg, het hermetisch sluiten 
; verkittung. 

Lute, eng., v. cement 1), 2). 

Lute (to), eng., Luter, fr. v. a. Met 
kleefdeeg luchtdicht maken, hermetisch sluiten 
; verkitten, verschmieren, lutiren. 

Luting—stick, eng. Staafje, waarop 
de te bewerken edelsteen zit vastgekleefd; 
kittstock, kittstabchen; coquille, baton a ei 

-menter, mandrin. 

Luvgierig sehiff, n. hd. Loefgierig 
schip, schip dat zwaar op het roer is; griping 
ship, weatherly ship; vaisseau ardent, ravier. 

Lydian stone, eng., Lydischerstein, Lydit, rn. hd., Lydite, (Jaspe 
noire, Pierre de Lydie, Pierre de 

touche), f. fr. Lydische steen, kiezellei 

toetssteen, zwarte jaspis.-steen, 

Lye, Lie, Ley, eng. Loog, v. lessive. 
~ L. of Javelle, bleekwater, 
Javelle-water, v. bleaching liquor. • 

Aluminous l., v. alaunlauge. ~ 
Caustic i., Etching 1., v. lessive 
caustique. 

Lying-to, Trying, eng. Het bijleggen; 
das bcilegen; action de se niettre à la cape. 

Macadamisage, m. fr. , Macadamisirung, 
f. lid., Macadamization, 
eng. Macadamizeering, het bestraten 
naar het voorschrift van den Schot 

Mac-Adam. 
Macadamiser, fr., Macadamiseren, 
hd., Macadamize (to), eng., v. a. 


684 MAC-C ARTHY-GIN -- MACHINE. 


Macadamizeeren, een weg of straat met ver 

steen en puin bedekken.-brijzelden 

Mac-Carthy—gin, eng. Uitpellingsmachine 
van Mac-Carthy; egrenirmaschine 
des Mac-Carthy; machine a égrener à la 
Mac-Carthy. vgl. Cotton—gin. 

Macerate (to), eng., Maeérer, fr., 
Maceriren, hd. v. a., v. einweichen 1). 
Maceration, f. * . Het weeken, uit 
aftrekken eener organische zelf-weeken of 
een koude vloeistof; Ook:-standigheid in 

inbijting der ertsen. v. einweichen I). 

Máeheeoulis, ou Máchicoulis, 
Rang de moucharabys, m. fr. Rij 
openingen in de bovenste galerij of uitstekende 
borstwering (machicouli) der oude ver 

machicola--dedigingswerken, dwingergaten ; 
ti-on; pechnasenreihe. 
Machefer, m.. fr. Metaal-of ijzer 

slakken (der smelt- of puddelovens);-schuim, 
peddler's offal, offal, hammerslag; hammerschlag, 
hammerschlacke. 

Máchemoure, Máchemourre, 
Massemore, f. fr. Beschuitsbrokken, krui 

(als scheepsvoorraad) ; crumbled-melingen 
biscuits, bread-dust; schiffszwiebaekbrocken, 
kromels. 

Machine, f. fr. & eng., Maschine, 

f. hd. Werktuig, inz. een uit velerlei deelen, 
uit raderen, veeren en allerlei beweegbare 
stukken samengesteld werktuig, kunst 
voortbrenging of verlichting-werktuig ter 
van beweging, kunsttoestel, drijfwerk. v. 
eregin. — M. d' agriculture, fr. Machine 
voor den landbouw, voor de landhuis boudkunde 
; agricultural machine; landwirthschaftliche 
maschine. e M. à air chaud, 

V. machine calorique. ® M. à aléser, 
(Alésoir à rouleaux, in.), boorbank, 
cilinder-boormachine; cylinder-boringmachine; 
cylinderbohrmaschine, bobrbank. •n• 
M. alimentaire ou nourricière, v. 
donkey. — M. à amalgamen, amalgameermachine; 
amalgamator; amalgamirmaschine 
~ M. a arracher les pilotis, 
(Arrache-pieux, Vérin arrache—
pieus, m.), paaluitlichter, machine 
om palen uit den grond te trekken ; 
pile-withdrawing-engine; ausziehmaschine , 
pfahlausheber, hebemaschine. — M. à 
arrondir les dents des roues, v. 
finishing-engine. — M. aspirante, 
luchtzuiger, machine ter luchtzuivering en 
-verversching der mijnen ; exhausting-machine; 
saugende wettermaschine. — M. 
atmosphérique, v. machine (à vapeur) 
atmosphérique. — M. d'Atwood, 
v. fallmaschine. ~ M. auxiliaire 
on de renfort, hulpmachine, bij 
assistant-engine, adjoining-machine;-maschine; 
hulfsmaschlne. — M. á balancier, v. 
machine (a vapeur) a balancier. 

M. à battre le blé, v. dreschbank. 
— M. à battre le blé à 
manege, (Batteuse à la manége), 
paardendorschmachine ; horse-gin-thrashingmachine; 
gupeldreschmaschine. — M. àr 
battre le blé mue par la vapeur, 
(Batteuse a vapeur), stoomdorschmachine; 
steam-thrashing-machine; dampfdreschmaschine. 
o•• M. à battre le coton en 
lame, v. batteur 1) (en lees daar flackmaschine, 
niet flockmaschine). — M. é 
battre le mortier, mortel(kalk)machine; 
mortar-engine; mörtelmaschine. — M. 
à bobiner ou a faire les bobines, 

V. bane a broches, s. bane 6). 
M. a bobines, spoelmachine (bij 't zijdespinnen) 
; winding-engine, engine, swift; 
spulmaschine, wickelmaschine. — M. a 
bouter les cardes, machine voor 't 
inzetten der kaardhaakjes (welke machine 
tevens die haakjes maakt en de gaten in 't 
kaardleder steekt); card-setting-machine; kar 
® M. a-den- oiler kratzensetzmaschine. 
houtons, v. épurateur de pate. — 

M. a bouveter, machine voor 't plankenploegen, 
messing- en groefmachine; grooving- 
and tonguing-machine; nuthmaschine, 
spundmasehine. o M. a bouveter les 
planches á plancher, v. flooringmachine. 
~ M. à broder, v. embroidering-
machine. o M. a brosser, 
v. brushing-machine. s M. 
á broyer le lin, v. braking-machine. 
_ M. a broyer le minerai, 
les pierres, v. bocard t ). — M. a 
buriner ou à mortaise, v. groovingmachine. 
~ M. calorique ou a" 
air chaud, Machine d' Erie son, 

warme -lucbtdrukkingsmachine; caloric engine, 

hot-air-engine, Ericson-engine; kalorische ma


schine, heisse-luftmaschine, Ericson'sche ma


schine. ® M. a canneler, v. canne


ler 2). ® M. á cannettes, (Tra 

-meuse), v. cannetière. ® M. a 

carder, v. carding-engine. ~ M. 

carrée, v. machine à guillochis 

rectilignes. — M. a chiner, M. 

a imprimer des chalnes, chineer


machine (vgl. chiner ; clouding-machine; 

kettendruckmaschine, chinirmaschine. — M. 

a cingler les loupes, pletwerk voor de 

gloeiende ijzerklompen (wolven), v. ein


gleur. ~ M. à cintrer, v. biege


walzwerk, bending-machine. ~ 

M. à cisailles, machinale schaar; shearmachine; 
maschinenscheere. — M. a eisailles 
mues par l'eau, waterschaar, 
door water werkende metaalschaar; watermoved 
shearing-machine; wasserscheere. 
M. á cisailles mues par la vapeur, 
stoomschaar, door stoom werkende 
metaalschaar;steam-shearing-machine; dampfscheere. 
— M. a clicher, v. elichirmasehine. 
— M. a coller (ou à 
encoller) la chalne, M. a parer, 
w. colloir. — M. a colonne d'eau, 
hydraulische pers, waterpers (die door de 
drukking eener verticale waterkolom een 
verbazende kracht uitoefent); water-pressure-
engine, pressure-engine; wassersdulenma

 

MACHINE.685 

cchine. ~ M. (gil colonne d'eau) a double 
effet, dubbel werkende waterpers; doubleacting 
pressure-engine; doppelt wirkende wassersäulenmaschine. 
~ M. (à colonne d'eau) 
a simple pression, enkel werkende 
waterpers; single-acting pressure engine; einfach 
wirkende wassers ulenmaschine.~M-S 
composées, samengestelde werktuigen 
(zulke, die uit twee of meer aan elkander 
verbonden werktuigen bestaan) ; compound 
machines; zusammengesetzte maschinen. 

M. de Conté, v. machine à élever 
l'eau. ~ M. a corder (on a eorbdonner) 
le fil d'or et d'argent, 
cordeermachine (vgl. corder 3) ; engine 
for covering the surface of wire wills screwthreads; 
cordirmaschine. — M. a cordonner 
les monnaies, M. a tranche, 
v. edgework. M. á coudre, 
(Coudreuse), naaimachine; sewing-machine; 
niihmaschine. ~ M. a couper 
le bois pour placage, M. a plaquer, 
v. furniermaschine, furnierschneidmaschine, 
furniersage. 
— M. a couper les chiffons, v. 
délisseuse meeanique, s. delisseur), 
cutting-machine. — M. a 
couper le lin, v. breaking-machine. 
— M. a couper le papier 
continu, v. coupeuse. ~ M. a 
couper Ie tabac, kerfbank ; tobaccocutting-
machine; tabakschneidlade. M. a 
courtier les buis, buigmachine voor 
bout; wood-bending-machine; holzbugmaschine. 
_ M. a crêper, v. crapingmachine. 
mm M. a creuser, a curer, 
a débourber, v. baggerma 
2). ® M.-schine, ballast-lighter 
a daguer, v. machine a teiller. 

M. a damasser, v. dessinmaschine. 
— M. a découper, v. coupoir 
), cutting-press 2). •® M. a degorgeage, 
wasch- of spoelmachine (voor 
weefsels) ; washing-machine, washing-mill; 
wascimaschine, spulmaschine. ~ M. a 
dégraisser, v. entfettungsmaschine. 
•® M. a dessécher (les terrains), 

v. entwässerungsmaschine. ~ M. 
á détente, v. expansion-engine. 
® M. a doubler la soie, v. dou-bling-
frame. M. á draguer, v. 
baggermaschine, ballast-lighter 
ij. ~ M. à dresser les écrous, v. 
écrou 2). ~ M. à eau, v. machine 
hydraulique. M. d'échelles 
mobiles, v. machine à monter. 

M. à écanguer, v. machine a teil 
rurale,-ler. M-s d'économie 
landhuishoudelijke werktuigen of machines; 
machines of rural economy, agricultural machines; 
landwirthschaftliche maschinen. 

M. á égrener le ble, v. machine 
a battre le blé. ® M. à égrener 
Ie coton, v. cotton-gin. ~ M. a 
égrener a' la Mac-Carthy, v. Mac


Carthy-gin. ~ M. electrique, v. 

electric-machine, s. electric. 

M. électrique a eylindre, cilinderelectriseermachine 
;cilinder-electrBXal machine; 

cylinderelectrisirmasctiine. ~ M. eleetrigne 
á plateau, schijf-electriseermachine 
; plate-electrical machine; scheibenelectrisirmaschine. 
~ M. electrique a 
vapeur, stoom -electriseermachine; steamelectrical 
machine; dampfelectrisirmaschine. 

M. a élever l'eau, wateropvoeringsmachine 
; engine for raising water; wasser 
-hebnlaaschine. M. a élever l'eau de 
Conté, Conté's wateropvoeringsmachine; 
water-work of Conté; Conté'sche wasserhebmaschine. 
M. a empeser des étoffes, 
(Calandre pour empeser), 
stijfmangel, stijfmacbine ; stiffening-machine. 
sti/fening calender; starkemaschine, starkekalander, 
klotzmaschine. ~ M. a encol-
Ier la chaine, v. colloir. ~ M. a 
endosser les livres, machine voor boe 

machine for backing; rnaschine-kenruggen ; 
zum rikken oder riickenbilden der bucher. 
~ M. a entailler les tours de la 
fusée, v. fuzee-engine. _ M. à 
épandre les engrais ou le guano, 
mestspreider, guano-spreider ; manure-engine; 
dtinger-, guanostreumaschine. M. d'épuisement, 
d'exhaure, droogleggings machine, 
ontwateringstoestel (voor de mij 

pompwerk ; water-engine, mine-engine;-ncn), 
wasserhaltungsmaschine, wasserkunst. v. 
engin a pompe. ® M. d'épuisement 
a traction directe et a haute 
pression, rechtstreeks werkend mijnpomp


. 
werk met booge drukking; direct-acting 
high-pressure-engine; direkt wirkende hochdruckw 
asserbebungsmaschine. — M. d'épuisement 
a colonnes, (Colonne 
d'épuisement), kolompompwerk (pornpen 
en verdere toestel van de opvoerschacht); 
pit-work; kunstgezeug. ~ M. d'Ericson, 
v. machine calorique , caloric 
engine. ~ M. d'explotation 
des mines, v. mining-machinery. 

— M. a espader, v. machine a 
teiller. M. a estamper, v. machine 
a gouttine. — M. a étirer, 
Etirage pour lin & coton, v. bandmaschine, 
drawing-frame, drawing-
machine. ~ M. a étirer la 
lame, v. drawing-head. — M. à 
exprimer les tissus, M. a séchage 
des tissus à l'aide des laminoirs, 
V. auspressmaschine. i M. d'extraction, 
werktuig ter opvoering van de 
ertsen uit de mijnschacht; drawing-up engine; 
fördermaschine. ~ M. d'extraction 
à molettes, v. engin i) . r M. 
d'extraction a napeur, door stoom 
werkende opvoermachine ; steam-drawingmachine, 
machine-whim; dampfiórdermaschine, 
dampfgopel. ® M. a faner, v. faneuse. 
— M. a faucher, ou a iuoissonner, 
ou a récolter, (Moissonneuse), 
V. faucheuse, erntemaschine. 
58 

 

686 MACHINE. 

M. à fendre le for, (Fendence), 
V. cylindres fendeurs. ~ M. a 
fendre les roues, v. cutting-engine 
2) . — M. à fendre les roues 
de remontre, werktuig voor 't snijden 
der schakelradstanden ; balance-wheel-engine; 
steigradschneidezeug. ~ M. a filer, spinmachine 
; spinning-machine, spinning-frame; 
spinmaschine. — ;M:. a filer en fin, v. 
feinspinnmaschine. — M. à filer 
en gros ou en doux, v. belli on 
béli. ® M. á fileter, v. machine 
à tailler les vis. — M. à fileter 
les grains de lumière, snijwerktuig 
voor de schroefdraden der zundgatbussen; 
screw cutting- lathe , screw-engine for the 
threads of the copper-vents; stollenschneidemaschine, 
zundlochstollenschneidem,Qchine. 

M. fixe, v. feststehende inaschine. 
— M. à forer, v. bohrmaschine; 
forerie 3) . — M. à forger, 
v. forging-machine. ••• M. a 
fraiser, a shéper, v. cutting-engine 
i ). — M. funiculaire, touwen toestel 
(samenstel van touwen, waardoor 
twee of meer krachten één of meer lasten 
dragen); funicular machine; seilmaschine. 
~ M. a gaufrer, gaufreermachine (vgl. 
gaufrer); embossing-machine figuring-machine, 
go/Tering-machine; gaufrirmaschine. 
M. a gouttine, à estamper, stalen 
smeedvorm ; stooge-tool; schlagwerk. ®M. 
a griller, afzengmachine (voor de weefsels); 
singeing-machine ; seng(e)-maschine. 
~ M. a guillocher, (Tour a guillocher, 
Tour a rosettes) patronen draaibank 
(aanhangsel der kunstdraaibank), 
guillocheermacbine (vgl. guillocher); 
rose engine; guillochirrnascliine. M. a 
guillochis rectilignes, toestel voor 
rechtlijnige guillocbeering, carré -machine; 
square-rose-engine; carré-maschine. M. 
hydraulique ou 'a eau., watermachine 
(ter voortleiding en opvoering van het water) 
; water-engine, water-work, hydraulic 
engine; wasserwerk, wasserkunst. — M. 
a imprimer des chaines, v. machine 
à chiner. ~ M. a imprimer 
au rouleau, M. a rouleau, M. a 
imprimer au moyen des cilindres, 
v. cylinder-printing-machine. 
M. a imprimer a planche 
plate, v. copper-plate-printing-
machine. — M. a imprimer 
les tissus, machine tot bedrukking der 
weefsels, katoendrukrnachine ; printing-machine; 
zeugdruckmaschine, kattundruckmaschine. 
— M. infernale, (Torpédo), 
helsch werktuig, onderzeesche brander (door 
Fulton uitgevonden ter vernieling van oorlogschepen, 
bruggen, etc.), torpédo; infernal 
machine, torpedo; brandmaschine, sprengmaschine, 
hdllenmaschine, torpedo. — M. 
jacquarde, v. draw-loom -2). — M. 
a lacets, v. braiding-machine. — 
M. à lamer, (Laineus.e, Lainerie), 
v. garnisseuse. — M. a ligner le 
papier, v. linirmaschine. ~ M. à 
limer, V. limeuse. — M. á lire, 
V. ausschlagmaschine. — M. à 
lisser, (Lissoir), v. glättmaschine. 
— M. locomobile, v. locomobile, 
machine a vapour locomobile. o 
M. locomotive, v. locomotive. 
M. 1. aceouplée, gekoppelde machine; 
coupled engine; gekoppelte maschine. — M. 
1. a cylindres extérieurs, machine 
met uitwendige cilinders ; outside-cylinderengine; 
maschine ruit uussern cylindern. — 
M. 1. a cylindres interieurs, ma-
chine met inwendige cilinders; inside-cylinder-
engine; maschine mit inners cylin.dern. 
— M. 1. a grande vttesse, M. 
pour trains exprès, sneltrein-locomotief; 
express l.; schnellzugl., eilzugsmaschine. 
® M. 1. a huit roues, achtwielige 
locomotief; eight-wheeled l.; achtrudrige 
1. ® M. 1. a marchandises, 1. voor 
goederentreinen ; goods-l., luggage-engine; 1. 
fur guterzuge, guterzugmaschine. M. 
1. mixte , 1. voor gemengde treinen 
mixed engine; maschine fur gemischte zuge. 
— M. 1. a quatre roues, vierwielige 
l.; four-wheeled engine; vierrhdrige masehine. 
— M. 1. a six roues, zeswielige 1.; 
six-wheeled engine; sechsradrige maschine. •o• 
M. 1. tendre, brandstof-en watervoerende 
machine, tendermachine, tender ; tank engine; 
tendermaschine. ~ M. 1. d voyageurs, 
1. voor personentreinen ; passenger-l.; 1. fur 
personenzege , personenzugmaschine. — M. 
a mater (Mature), mastkraan, mastbok 
; sheers for roasting ships, masting-sheers; 
mast(en)krahn, mast(en)bock. — M. à 
moissonner, v. ernteniiaschine. 

M. á molettes, v. eregin 4) . — M. 
pour monnayer, v. mintwork. ~ 
M. a monter, (Fahrkunst), toestel 
van beweegbare ladders (ten dienste der mijn 
man-engine; fahrkunst. — M. à-werkers); 

mortaise, v. grooving—machine. 

M. a mortaiser, gatenmaschine (werk 
om tapgaten in ijzer te slaan); morti--tuig 
sing-machine; stemmmaschine, lochmaschine, 
zapfenlochrnaschine. — M. à na er

lip ,

v. bandvereinigungsmachine. ~ 
M. nourriciére, v. machine alimentaire. 
® M. a organsiner, v. 
moulin a soie. — M. a ourdir, 
(Ourdissoir, métier a ourdir m.), 
scheerraam, machine voor 't kettingscheren 
; warping-frame, warping-mill, warp-mill, 
great warp reel; scherrahmen, schermaschine, 
schweifrahmen, zettelrahmen, schweifstock, 
schermuble. ~ M.—outil, (Outil—machine), 
machine, die 't werk van een stuk 
gereedschap verricht ; machine-tool, tool-engine, 
machine, engine; werkzeugmaschine. o 

M. à papier, M. a papier continu, 
papiermachine, machine voor papier zonder 
einde ; paper-machine; papiermaschine. 
M. a parer, v. colloir. — M. à 

 

MACHINE.687 

peigner le lin, v. heehelmasehine. 
~ M. à pelotes, v. ball-windingmachine. 
— M. à pereer, a poin-^ 
tonner, v. bohrmaschine; finerie 
3). — M. a percer verticale, horizontale, 
v. forerie i) . — M. à 
pétrir, V. kneading-machine. 
M, à piquer, v. ausschlagmaschine. 
~ M. a planche, machine voor 

't bedrukken der stoffen met houten platen ; 
block•printing-machine; modeldruckmaschine. 

M. à planche plate, Planche 
plate, V. copper-plate-printingmachine. 
~ M. a planer, v. machine 
a raboter. — M. à planter, 
v. pitching-tool. ^ M. a plaquer, 
V. machine a couper le bois pour 
placage. — M. à plier les enveloppes, 
couvert -vouwer, machine voor 't 
vouwen van enveloppes of brieventaschjes ; 
enveloppe-folding-machine; machine à plier les 
enveloppes. — M. pneumatique, v. 
air-pump. — M. pneumatique (ou 
Ventilateur) pour l'aérage des mines, 
mijnluchtververscber; ventilator, pneumatic 
machine for ventilating mines, fax, fanner, 
ventilating fanner; wettermaschine, ventilator 
zur wetterversorgung von grubenbauen, 
grubenventilator. — M. pneumatique 
à piston, zuigerluchtpomp; air-pump for 
ventilating mines; kolbenwettermascbine, wettersatz. 
® M. a poinconner, v. machine 
à pereer. m M. à polir, v. 
gl ttmaschine. ® M. a poser les 
grains de lumière, v. drillingmachine. 
~ M. à pression (pour 
la confection des balies de plomb), v. corn— 
pressing-machine.—M a raboter, 
M. a planer, (Raboteuse) , schaaf 
planing-machine; hobelmaschine. --machine ; 
M. a raboter les moulures, v. moulding-
machine. — M. à raboter les 
bois de teinture, v. chipping-mill. 
~ M. a rainures, v. grooving-machine.—
M. à raper les Bois do tomnture, 
v. fárbeholz-raspelmaschine. 
— M. à rayer les canons de 
fusil ou les bouches a feu, machine 
voor getrokken loopen, trekbank; rifling-machine, 
rifling-bench; riffelmaschine, ziehbank. 
— M. a rayer les fusées, v. fuzee. 
engine. — M. a rebrouser les cuirs, 
(Marguerite mécanique) , krispelmachine, 
nerfmachine (der leertouwers); boarding-
machine, crippling-machine, crimpling-machine; 
krispelmaschine. ~ M. à recolter, 
v. erntemaschine. — M. a refendre 
les peaux, splijtmacbine der 
leertouwers ; leather-splitting-machine; lederspaltmaschine. 
® M. a retordre, 
(Tordoir), v. doubling—and twisting—machine. —• M. a reunir,
— 
v. bandvereinigungsmaschine. 
M. de renfort, v. machine auxiliaire. 
~ M. a river, klinkmachine 
(ter aaneenklinking van metalen platen); 
rivetting-machine ; nietmasebine. — M. à 
rogner les livres, v. besehneidemaschine 
, beschneidehobel. 
~ M. a rompre les chiffons, v. 
délisseuse mécanique, s. délisseur. 
— M. au rouleau, v. cylinder-
printing-machine. — M. 
de Schemnitz 'a élever l'eau , Hongaarsche 
machine ter opvoering van 't water, 
luchtzuilmacbine van Hail ; Hungarian 
machine; Hollsche luftsaulenmaschine. 

M. à sécher, droogmachine ; drying-machine; 
trockenmaschine. — M. à server, 
(Seinoir, Sembroder), v. drillplough. 
~ M. a shéper, v. machine 
a fraiser. — M-s simples, 
(Potenties simples), enkelvoudige werktuigen 
(zulke, die niet uit deelen bestaan, 
welke zelve weder werktuigen zijn, ni. hefboom, 
windas, katrol, hellend vlak, wig en 
schroef); simple machines; einfache maschinen. 
—M. soufli.ante, (Souffierie) , blaas 
, v. blast-apparatus. — M.-toestelsoufli.ante a colonne d'eau, h;aastoestel 
met waterdrukking; water-pr 
blow-machine; wassersaulengeblhse. — LL. 
soufliante à piston, (Soufherie à 
piston), v. eylindre soufliant. 

M. soufliante à tiroir, blaastoestel 
met schuifkleppen ; blowing-engine with slidevalves; 
schiebergebllse. — M. soufilante 
a vis d'Archimède, v. cagnardelles. 
^ M. a tailler les dents 
des rouages, v. cutting-engine 2). 
M. a tailler les eerous, v. 
écrou 2). — M. a tailler les fusées, 
v. fuzee-engine. — M. à 
tailler les vis, M. a tarauder, M. 
a fileter, schroefsnijmachine ; screw-cutting-
engine, screwing-machine ; sch raubenschneidmaschine. 
~ M. à tarauder les 
boulons, v. -bolt-screwing-machine. 
— M. à teiller, M. a espader, 
M. à dagher, M. à écanguer 
(le Iin, Ie chanvre), zwengelmachine; 
swingling-machine , scutching-machine ; 

schwingmaschine. v.braking-machine. 

— M. à tenons, tappensnijder ; tenoning-
machine, tenon-cutting-machine; zapfenschneidmaschine. 
M. a tendre le
—

drap, (Tondeuse) scheermachine, Iaken 
scheermachine ; stearing-machine, clothshearing-
machine , cloth-cutting-machine ; 

schermaschine, tucbscbermascbine. ~ M. 
a tordre (pour sécher les tissus lavés), 

v. auswindmaschine. ~ M. a 
tourner les tourillons, tappendraaier 
(machine voor bet draaien der geschuttap 
trunnion-machine; sebildzapfenabdreh--pen); 
mascbine, scbildzapfenscbneidemaschine. ~ 

M. a tranche, v. edge-work. 
M. a tubes, v. bane a tubes. — M. 
a tuyaux de drainage, droogbuizen machine, 
machine voor drains of droogleg 
pipe-machine; drainrohrenpresse.-gingsbuizen; 

— M. a vapour, stoommachine; steam

688 MACHINE 

engine; dampfmaschine. — M. a v. a 

action directe, v. gleichworkende 

d., s. dampfmaschine. — M. à v. 

a action single, machine van enkel 

werking; single-acting engine; ein--voudige 

fach werkende maschine. n•• M. á V. 

atmosphérique, v. dampmaschi


ne 2). — M. à v. a balancier, v. 

beam-engine. ® M. à v. .a basse 

pression, v low pressure-engine. 

— M. à v. à bielle articulée, 
Maudslay's stoomwerktuig (met gelede kruk stang); 
Maudslay's steam-engine; Maudslay's 
dampfmaschine. — M. à v. á bielle 
sur le piston, v. machine a v. à 
fourneau. — M. a v. a bielle en 
retour, Pauwel's stoommachine; Pauwel's 
steam-engine; Pauwel's dampfmaschine. — 
M. à v. a condensation, stoomma chine 
met stoomverdichting; condensing 
(steam-)engine; condensationsdampfmaschine. 
—

 M. a v. a condensation sans 
détente, machine niet stoomverdichting 
zonder uitzetting; condensing engine without 
expansion; condensationsmaschine ohne expansion 
. — M. a, V. sans condensation, 
stoommachine zonder verdichting; 
non-condensing-engine; dampfmaschine ohne 
condensation. — M. à v. à connection 
directe, Gordon's stoommachine; 
Gordon's steam-engine; Gordon's dampfmaschine. 
— M. a v. a cylindre oseillant, 
M. à v. oscillante, v. oseillirende 
dampfmaschine, s. 
dampfmaschine. — M. a v. a détente, 
v. expansion-engine, ausdehnungs-
d., s. dampfmaschine. 
® M. a v. a détente et a condensation, 
stoommachine met uitzetting 
en verdichting; condensing-engine with expansion; 
dampfmaschine mit expansion and 
condensation. M. a v. à détente
—

sans condensation, uitzettingsmachine 
zonder verdichting ; non-condensing engine 
without expansion; expansionsmacbine ohne 
condensation. — M. a v. sans détente 
ni condensation, stoommachine zonder 
uitzetting noch verdichting; non-condensing 
engine without expansion; dampfmaschine 
ohne expansion and ohne condensation. 
~ M. à v. a double eylindre 
on a deur cylindres, M. de Woolf, 
stoommachine met dubbelen cilinder, Woolf's 
stoommachine ; double cylinder-engine, compound 
steam-engine, Woolf's engine; Woolf'sche 
dampfmachine, d. met doppeltem cylinder. 
— M. à double effet, v. doppelt 
wirkende d., s. dampfmaschine. 
— M. à v. a simple effet, 

V. einfach wirkende d., s. dampfmaschine. 
— M. à v. a expansion 
ou a détente, v. expansion-engine. 
M. à v. sans expansion ou sans 
détente, machine zonder stoomuitzetting; 
engine without expansion, non-expansive engine; 
dampfmaschine ohne expansion oder 

MACHINERIE. 

ohne absperrung, volldrucknîaschine. — M. 
a v. fire ou stationnaire, v. feststehende 
d., s. dampfmaschine. 

— M. a v. fonctionnant à terra, 
V. eingemauerte d., s. dampfmasehine. 
~ M. à , v. de la force de.. 
chevaux, v. d. von. . pferdekraft, 
s. dampfmaschine. ® M. a v. a 
fourreau, stoommachine met holle zu i gerstang 
(naar Penn's stelsel); trunk-engine; 
dampfmaschine mit rolirkolbenstange. ^• 
M. a v. a haute pression, v. dampf 
maschine mit hochdruck. — M. 
a v. horizontale, horizontale of lig 
stoommachine ; horizontal engine; ho-gende 
rizontale dampfmaschine. ® M. a v. inclinée, 
v. schiefliegende d. , s. 
dampfmaschine. — M. a v. ju 
melle, tweelings-stoommachine ; twinsteam-
engine ; zwillingsdampfmaschine. 

M. à v. locomobile, verplaatsbare 
stoommachine, locomobile ; portable steamengine, 
locomobile; transportable dampfmaschine, 
locomobile. ~ M. à vapeur locomotive, 
v. dampfwagen ij. 
M. a v. marine, scheeps- of zee-stoommachine 
; ship's steam-engine, sea-steam-engine; 
schiffsdampfmaschine. — M. a v. à 
mouvement alternatif, v. abwechselnde 
d., s. dampfmaschine. 
M. a V. a moyenne pression, v. 
mitteldruck-d. , s. dampfmaschine. 
— M. à v. oscillante, v. 
oscillirende d., s. dampfmaschine. 
— M. a v. oseillatoire a double 
piston, V. oseillirende d. mit doppelkolben, 
s. dampfmaschine. — 
M. a v. a pendule, v. d. mit pendel, 
s. dampfmaschine. ~ M.pilote 
a v., voorlooper, waarschuwende 
locomotief ; pilot-engine ; warnlocomotive, 
vorlaufer. - M. a v. portative (sans 
voiture), v. tragbare d., s. dampfmaschine. 
~ M. a v. rotative, 
M. a v. a rotation, v. roterende 
d., s. dampfmaschine. — M. a v. 
a tige bielle, v. dampfmaschine 
(am ende). — M. a v. verticale, v. 
senkrechte d., s. dampfmaschine. 
® M. de Woolf, v. machine a v. 
a double eylindre. ~ M. à varloper 
les bois de teinture, v. chipping-
mill. ® M. à vent, luchtververscher 
; airing-machine, ventilator; wettermaschine, 
ventilator. 
Machine, eng., v. machine, fr. 

Machine-impression, eng. Machi nale 
druk ; maschinendruck; impression à 
la machine. 

Machinemade paper, Endless

–

paper, eng. Machinaal papier; maschinenpapier, 
papier ohne ende; papier fait a la 
machine, papier a la mécanique papier sans 
fin, papier continu. 

Machinerie, f. (Mécanisme, m. 
Mécanique, f.) ., fr. , Machinery, 


MACHINE-SPINNING 

(Mechanism), eng. Machinerie, meeha 

verbinding of samenstelling-nismus, eene 
van werktuigkracbten tot een geheel, dat 
ten doel heeft beweging en kracht. te vermeerderen, 
te regelen en in toepassing te 
brengen ; machines of kunstwerktuigen in 
't algemeen ; 7naschinerie, mechanisinus, rdderwerk. 


Machine-spinning, eng. Machinale 
spinnerij ;maschinenspinnerei,mechanische spinnerei; 
filature mécanique, lilage a la mdcanique. 


Machinist, eng., Machiniste, fr., 

m. Machinist, v. builder, engine-man. 
Máchoire, f. fr. Braak, v. brake I). 
— Lip van den geweerhaan, v. hahnlippe. 
® M. des cisailles, v, lame, 
b. 3) . — M-s (ou Branches) de ei 
v. arms, s arm, eng. i 0) . -seaux, 
Machtigkeit, f hd. Machtigheid, dikte, 
breedte (eener ertslaag, mijnader, steenlaag); 

powerfulness, thickness, substance (of a lode 
or vein, of a bed, a bank); puissance, épaisseur, 
largeur (dun filou, dune couche). v. 
étanfiche. 

Machurat, m. fr. Slecht, knoeierig 
drukker ; bungler, dawber of paper; papier 
-sudler, sudler. 

Machurer, v. a. fr. Onzuiver aftrekken, 
smeren (bij boekdrukkers); to macule; 
sudeln, steclien. v. bavocher. 

Macker, m. hd. 1\lakker, schip, dat 
onmiddellijk voor-of achter een ander zeilt, 
voorzeiler, achterzeiler; seconding ship; vaisseau 
matelot, matelot. 

Mácler, v. a. fr. Den glasvloed (de ge


smolten glasstof) met eene ijzeren stang om


voeren ; to stir the melted glass; die glass


massa umruhren. 

Macon, ni. fr. Metselaar; mason, brick


layer; maurer, steinmetz. 

Maconner, v • a. fr. Metselen ; to build 
(in stone), to wall; mauern. — M. par 
degrés, par retraite en degres, v. 
abtreppen. 
-

Maeonnage, m, fr. Metselarij, het 

metselwerk ; mason's work; maurerarbeit, 

maurerei. ~ M. en brique, v. brick


laying, backsteinmauerung. 

Maconnerie,f. (Murage, Murail


lement) fr. Metselwerk ; masonry, muring, 

walling; mauerwerk; gemtuer. (Ap


pareil), metselverband. v. appareil 2). 

~ M. en blocage, M. de remplage, 

metselwerk van vulsteen ; coffer-work, baked 

walling, packed work; füllmauerwerk. 

M. en briques, v. brik-work. ®• 
M. eroisee, kruisverband, v. appareil 
4) . — M. de fondement, de soubassement, 
grondmetselwerk, fondement werk 
; foundation-walling; grundmauerwerk, 
fundamentirung. — M. en grès, v. gresserie 
2). — M. en liaison, het in verband 
opgetrokken metselwerk ; bend masonry; 
das in verband aufgefiihrte mauerwerk. ~ 
M. limo(u)sine, v. limo (u) sinage. 
MAGASIN. 689 

M. maillée ou réticulée, M. en 
échiquier, netverband, v. diamondwork. 
— M. en meulière (de grès), 
metselwerk in vuurvasten zandsteen ; walling 
in millstone-grit; mauerwerk in muhl(stein)sandstein. 
~ M. en moëllon bloqué, 
en appareil irrégulier, metselwerk 
in breuksteen , in onregelmatig verband ; 
quarry-stone-work; brucbsteinmauerwerk. 
M. en moëllons bruts, Hourdage 
en galets, v. rag-work. — M. en 
pierres de taille, M. vine, metselwerk 
om gebouwen steen, in behouwen 
hardsteen ; freestone-masonry, free-masonry, 
ashlar-stone-work; quadermauerwerk, hausteinmauerwerk. 
— M. en torchis, en 
bousillage, v. lehmarbeit. — M. 
des vofites, wulfinetselwerk ; vaultingmasonry; 
gewolbmauerwerk. 
Macque, f. fr., v. brake, eng. 1). 
Maculature, f. fr. Slecht getrokken, 
onzuiver gedrukt, bevlekt blad (papier) ; 

waste-paper, mackled paper, waste -heet, sluv, 
macule, maculation; makelblatt, schmutzbogen, 
maculatur(-papier). — M. grise, 
pakpapier ; packing-paper, wrapping-paper, 
wrapper; packpapier. 

Madrage, m. fr. Het marmeren (der 
nee); marbling; das marmoriren. 
Madras, m, ; . Madras, stof uit zijde 
en katoen (naar de Oost-Indische stad Madras). 

Madré, adj. fr. Geademd, kleurig ge


streept, gemarmerd, gevlekt, gespikkeld (van 

hout, zeep, etc.); veined, marbled, spotted, 

streaked, curled; geadert, marmorirt, gema-

Bert, maserig, fladerig. 

Madrenague, f. fr. Doek met schering 

van katoen en inslag van palmgaren ; linen 

whose warp is cotton and whose welt is of 

palm-thread; leinwand mit baumwollenem 

zettel and einschlag van palmgarn. 

Madrier, m. fr. Zware (doorgaans) 

eiken plaat, plaat, eiken plaat; thick oaken 

board or plank; eichenpfoste, eichenbolz


bohle, sehr dickes eicbenbrett. — M. d'ap


pui, draagplaat, v. angewäge. ®M. 

(ou Plateau) de pétard, zware, met 

plaatijzer bekleede plank, waaraan de spring


bus wordt bevestigd ; madrier (with a cavity 

for receiving the mouth of the petard); ma


drilibrett. — M. (du plancber) de pont, 

V. chess of a bridge. — M—s de 
plate forme , batterij -beddingsplaten; 
planks of a plat-form; bettungsbohlen, batteriebohlen. 
Madrure, f. fr. Gekleurde aders, stre


pen, vlekken, spikkels (in bout, marmer, 

zeep); marmering; curling-spots, marks ,specks, 

speckles; marbling; masern, fladern; marmo


rirung. 

Magasin, (Entrepot), m. fr., Ma


gazin, (Waarenhaus, Waarenla


ger), n. hd. Pakhuis, bewaarplaats voor 

waren of goederen ; ware-house, store-house, 

stock. — M. (Grande boutique) de 

marchand, magazijn , groote winkel 

58* 


690 MAGASITN IER -- 

great-shop or store; kaufaden, gewdlbe, ver 
kaufslocal. — M. de vieres, v. manutentio 
n. 

Magasinier, m. fr. Opzichter over 't 
spoorweg-materiaal ; material-man; materialverwalter. 


Magazine, eng. Tuighuis, arsenaal 
arsenal, zeughaus; arsenal. — (Somtijds ook 
gebezigd voor:) Pakhuis, enz., v. magasin 
1). — (Powder—room) Kruidkamer 
(aan boord) ; pulverkammer; soute Is poudre. 

Magdelone, f. hd., v. mould 8). 
Mager, adj. hd. Arm (van mijnaders 
gezegd); poor, sterile; pauvre, sterile. 

Magermann, m. hd. Voormarszeilsboelijn, 
fokkeboelijn, magerman, v. bouline 
du petit hunier. 

Magistère, m. fr., Magistery, eng., 
Magisterium, n. hd. Meesterpoeder, magister(
ium), de tot poeder gebrachte nederslag 
van de edelste deelgin eener stof. 

M. de bismuth, (Blanc de fard), 
fr., M. of bismuth, (Pearl-white) 
eng. Magister van bismuth, bismuth-nederslag, 
ondersalpeterzuur bismuthoxyde, parelwit 
(vroeger veel als blanketsel, nu als 
vloeimiddel,. als vulsel van valsche parelen, 
etc. in gebruik) ; wismuth-niederschlag, weisse 
schminke, perlweiss. 
Magistrale, f. (r. & hd., Magistralline, 
eng. Magistraal, vuurlijn, binnenkruin 
der borstwering. 

Magnelit, m. hd. Dicht veldspaath 
compact feldspar; feldspath compacte. v. 
feldspath 3). 

Magnesia f. M. & eng., Magnésie, 

I. fr. Magnesia, bitteraarde, talkaarde, mag 
-nesium-oxyde. 
Magnesit, m. hd. , Magnésite, m. 
fr., Magnesite, eng. Magnesiet, eene uit 
bitteraarde en koolzuur bestaande steensoort. 

Magnesite, f. fr., Magnesite, eng. 
Varieteit van dolomiet; mesitinspath. 
Magnesium, in. fr., Magnesium, 

n. hd. & eng. Magneet, zeilsteen, v. aimant. 
Magnetachse, eng. As des magneets; 
magnetic axis; axe de l'aimant. 
Magnetic,Magnetical, eng.,Magnetique, 
fr., Magnetisch, hd., adj. 
Magnetisch, den magneet betreffend, met de 
aantrekkende kracht des zeilsteens begaafd, 
aantrekkend. 

Magnetic ironstone, eng., v. fer 
magnétique, s. fer. 
Magnetic-needle, eng., v. aiguille 
aimantée. 

Magnetie(al)ness, eng. Magnetische 
kracht of eigenschap; magnetische kraft; 
propriété magnétique. 

Magnetiser, fr., Magnetisiren, 
hd., to Magnetize, eng., v. a. Magnetische 
kracht (aan een lichaam) mededeelea, 
magnetiseeren. 

Magnetism, eng., Magnetisme, 

m. fr., Magnetismus, m. hd. Magnetismus, 
magnetische of aantrekkende kracht, 
MAIL iN DISCH Gm:. 

magnetische verschijnselen ; eigenschap des 
zeilsteens van het ijzer aan te trekken. 
Magnetometer, m. hd. &eng., Mag 

m. fr Magnetometer, een-nétomètre, 
werktuig om de intensiteit van de mag 
-neetkracht, van het aardsche magnetismus 
te bepalen. 
Magnetpol, m. hd. Pool des magneets; 
magnetic pole; póle de l'aimant. 
Magnet-ring, eng. Anker van eenen 
magneet (stuk zacht ijzer onder den gewapenden 
magneet, waaraan men 't gewicht 
hangt, dat hij moet dragen); anker eines 
magnets; portant, porte-poids. 

Magnus-hitch, eng , v. noeud de 
poupée. 

Mahaleb ou Cerisier-mahaleb ou 
Bois de Sainte-Lucie, m. fr., Mahaleb 
or Rock-cherry-tree, eng., 
Mahalebkirschbaumholz, n. hd. 
Mahaleb, Lucie-hout, druifkerseboomhout 
(tot draai-en schrijnwerk gebezigd). 

Mahay, m. fr. (in België) Het houten 
gootwerk tot afvoer van 't water der mijn 
lamuders, trunk (in a level); das-gangen ; 
gefluder zum ablauf der soblenwasser. 

Máhires, f. pl. hd. (in België) Wanden 
eener rechthoekige mijnschacht ; wall 
of a pit; schachtstösse. 

Mahlart, f. hd. Wijze van (graan-)m a 
len ; multure; mouture. — M. im groben, 
grove of ruwe maling (zonder hermaling); 
gross multure; mouture en grosse. 
~ Oeconomische m., economische 
maalwijze (waarbij ten minste viermaal wordt 
hermalen) ; economical multure; mouture 
économique. 

Mahlen, v. a. hd. Malen (fijn wr€jven), 
v. to grind l). ® Malen (graan); 
to mill, to grind; moudre. — Aufii®ren 
zu m., v. éelore. 

Mahlgang, m. hd. Stel molensteenen ; 
,et of stones in a mill; tournant. 

Mahlgerust, n., Mi hlbottich, m. 
hd. Molensteenmantel ; drum, box; archures. 
Mahlhammer, eng., v. marteau a 

layer. 
Mahlstein, Mi hlstein, m. hd. Mo. 
lensteen ; mill-stone, stone; meute (de moulin). 

Mahotte, f., Mat, m. fr. ' Zware 
mijnwerkershamer; sledge-hammer, maul, 
mall; treibfaustel. 

Mai, m., Maie, f. fr. Lekkist (voor 
't versch geteerde touwwerk) ; droppinggrate; 
abtropfrost. 

Maigrir, v. a. fr. Dunner maken ((een 
stuk hout); to lessen, to thin; dunner behauen. 


Mail, eng. Mout, rog, etc., v. auge, hd. 
1), boucle 5) . 

Mail, m. fr. Zware ijzeren hamer ; mall, 
maul; schlagel, klcpfel, kloppel, blauel. — 
Soort van Italiaanschen mortel uit kalk, reuzel, 
etc.; mortar of lime lard, etc.; fettmfrtel. 

Mailndisch gut, n. hd. Rotskristal; 
rock-crystal; cristal de rooie. 


MAIL-COACH 

Mail-coach, eng., v. mailpost. 
Mailer, ni. hd. Gering ijzererts; mean 
iron-ore; minerai de fer de moyenne qualité. 

Maille, f. fr. Maas ; mail, mesh, mash, 
loop; masche. ••• M. des attelles, ring 
der gareelspanen ; breast-strap-ring; kummtfederring, 
kummteinschake. M. de la 
chalne (Chalnon, Maillon), schalm, 

V. chalnon. M. de corps (da 
metier á tire), harnaschlus; harness-cord; 
barnischlitze. vgl. karnais 2). — [M. 
d'en bas, onderlus; hanger; unterlitze. 
M. d'en haut, bovenlus; sleeper; 
oberlitze. M. a coulisse, v. lisle à 
coulisse. —] — M. du métier a 
tisser, lus, v. heald. M. tombée, 
V. masche. ~ Mailles, pi., v. facken. 
Mailleau, m. fr. Kleine klopper aan 
den looper ('t beweegbare blad) der droog 
moving tool of the slider;-scheerdersscbaar; 
beweger des lhufers, kldpfel,. kldppelchen. 
Mailler, v. a. fr. Met tralievormig 
draadwerk voorzien ; to grate, to lattice; 
gittern. ~ Mazen, mazen maken ; to make 
mashes; maschen. 

Maillet, in. fr. Hamer, klophamer, v. 
beetle 5). ~ Houten (tweehoofdige) hamer, 
v. hammer 6). ® Stamper (der 
papierfabr.), v. hammer 7). ~ M. de 
calfat, kalfaathamer, v. calking-mallet. 
^ M. á chasser les fusée:3, 

M. chasse-fusée , buizenzetter, v. 
chasse-fusée. u M. a fourrer, 
kleedkuil, V. kleidkeule. — M. à 
planer, planeerhamer; v. abschlichthammer. 
~ M. de tenaille, v. 
maillon de tenaille. — M. de tisserand, 
v. mailloche 1) . 
Mailloche, f., Maillet, m. fr. Groote 
houten klopper (der wevers); serge-stick, great 
wooden mallet; grosser hblzerner scblägel. 

— Middel groote hamer (der steenbrekers); 
middle-mall; mittelhammer. — Houten klopper, 
v. kimmkeule. 
Maillon de tenaille, m. fr. Ring 

der smidstang; ring of the tongs; zangenring. 

Main, f. fr. Munters-kunstband,v. hand, 
hd. 2). ~ Trektang der draadtrekkers; wiredrawing-
tongs; drahtscbleppzan ge. ~ Vasthouder 
(werktuig, dat het horloge vasthoudt 
bij 't ineenzetten der deden); watch-holder; 
zusammensetzer, zunglein. — Hand (der 
spiegelmakers), v. hand, eng. 3). — Snaveltang, 
V. krummzange. — (Mainotte) 
Hangijzer (om den hok van 't rij 

veeren op te -bangen; body-loop;-tuig in de 
hangeisen. ~ Knop, ring (eener lade, etc.), 

V. knob. s• M. avant, M. sur main, 
hand over (of voor) hand, zonder rukken 
(trekken, hijschen); hand over hand; hand 
fiber (oder vor) hand. ® M. de la bride, 
teugelhand, V. bridle-hand, — M. de 
la lance, de la gaule ou de l'épée, 
lans-, karwats-, degenband, rechterhand des 
ruiters ; whip-hand, spear-hand; lanzenband, 
gertenhand, degenhand. —M.–courante, 
MAIN--TIMBER. 691 

M.-coulante, leuning, v. gelander t), 
2), ecuyer. v M. de papier, boek 
papier ; quire; buck papier. ~ M. de 
papier derefus, M. cordée, v. eek 

-buch. ~ [ M.-brune,

bruin pakpapier 
; brown packing-paper; braunes packpapier. 
e A la main, Fransche papier 

hoog 375 strepen, gewicht-soort (breed 562, 
van den riem 6, kilo —1. M. de passe, 

V. chaperon 5). ~ M. de soie, streng 
zijde; skein 0/silk; gebund seide. Donner 
la m. á une étoffe, eerie stof gommen 
(om ze van beter qualiteit te doen schijnen); 
to dress the stuff; einen zeug zurichten. — 
Mettre la soie en m., de zijde op den 
stok (ter verving) voorbereiden ; to prepare 
the silk on the pin; die seide auf dem nagelholz 
zurecht machen. 
Main, eng. Groote buis, groote cilinder 
; grosse rd/ire, grosser cylinder; grand 
conduit, grand cylindre. ® Public m., 

v. hauptgasröhre.
Main-air-heat, M. air-gate, eng., 
v. maitresse- allure. 
Main–arm, eng. Hoofdwapen eener 
legermacht ; haupt waffe; arme principale, 
branche principale dune arrnée. 

Main–boom, eng., v. boom. — 

M. tackle, giekstakel, giekscboot; baumtalje, 
schote des giekbautns; palan de l'écante 
d'une voile à gui. 

Main-bowline, eng., v. b culine 

de la grande voile. 
Main-building,eng., v. hauptbau. 
Main–chain, eng. Draagketting (eener 

hangbrug); tragkette; chaine. 

Main-couple, eng., v. maitresse 
ferme. 
Main-ditch, eng., v. fossé principal. 
Main-hatch-way, eng., v. grande 

écoutille, s. écoutille. 
Main-line, eng. , v. hauptlinie. 
Main–mast, eng. Groote mast, hoofd


mast ; grosser mast; grand mat. 

Main–piece of the rudder, eng. 
Schacht, stander van 't roer; pfosten des 
ruders; mèche du gouvernail. 

Main-pin, v. cheville ouvrière. 
Main-poop, eng., v. maitresse 

ferme. 
Main-rail, eng , V. hauptschiene. 
Main-royal-mast, eng. Groote ho


venbramsteng; grosse oberbramstenge, royal 
stenge; mat de perroquet volant. 

Main–sail, eng. Grootzeil, het groote 

zeil; schoversegel, schónfahrsegel; grande 

voile, cape. 
Main-shaft,eng.,v:arbre-moteur. 
Main-spring, eng. Slagveer (van een 

geweerslot) ; schlagfeder, hauptFeder; grand 
ressort. 
Main-spring-hook, eng., v. griffe 
du grand ressort. 
Main-timber, eng. , v. maitressepièce 
d'une charpente. 


692 MAIN—TRUSS 

Main-truss, eng., v. maltresse 
ferme. 
Main-top-bowline, eng., v. bouline 
du grand hunier. 
Main-top -brace, eng„ v. bras du 
grand hunier. 

Main-top-gallant-mast,eng. Groote 
bramsteng ; grossebram stenge; grand mat 
de perroquet. 

Main—top—mast, eng. Groote marssteng 
; grossmarsstenge; grand mat de hune. 
Main-vaulting, eng.,v.maltressevoûte. 
Main-wall, eng. , v. maltresse 

muraille. 

Main-wheel, eng., v. hauptrad. 

Main-wind-way, eng. , v. mattresse-
allure. 
Main-yard, eng. Groote ra ; grosse 
raa; grande vergue. 
Maische, f. hd. Beslag, v. mash. e• 

M. bottich, v. maschtub. 
Maison, f. fr. Huis; house; paus. 
M. en bois blinde^, v. blockhaus. — 
M. de gardes,spoorwachtershuisje; watchman's 
house; babnwarterhaus, vhrterbaus. 
Maistrance, f., Corps des mattres, 
m. fr. Scheepsonderofficieren, bazen 
en kommandeurs der timmerwerven ; madshape; 
maatschaft. 

Maitre-artificier , Artificierchef, 
Sergent-major-artificier, m. 
fr. Vuurwerkersbaas, vu urwerkermajoor; su perintendent 
of the laboratories, laboratorysergeant; 
feuerwerksmaster, oberfeuerwerker. 

Maltre—bau, v.. midship—beam. 

Maltre—brin, m. fr. Begin van den 
cocon-draad ; first part of the thread of a 
cocoon; anfang des coconfadens. 

Maitre—cable, fr. Groote kabel,zwaarste 
ankerkabel ; master-cable; pflechtankertau. 

Maitre—calle ou Maltre-cale, m. 
Gueuse—mère, m. fr. IJzer, dat in de 
afloopkanalen, voor 't gesmolten ruwijzer 
verstijft, achterblijft ;sow -iron, sow; schaalen eisen, 
masselgrabeneisen. 

Maitre-canonnier de vaisseau, 

m. fr. Konstapel-majoor, opperkonstapel; gunner; 
feuerwerker, konstabel. 
Maitre-constructeur de vaisseau, 
Architecte de la marine, 
Ingenieur ou Constructeur de la 
marine, m. fr. Scheepsbouwmeester; ship.
builder, ship-wright, naval architect; schiffs


baumeister, scbiffsbauer. — Second m., 
meesterknecht-scheepsbouwer; ship-wright's 
mate, fore-man; meisterknecbt, puhabn . 

Maitre-couple, m. fr. Groot spant; 
mid-ship-frame; hauptspant, hauptspann, mittelspan, 
nullspant. 

Maitre—égard, m. fr. Gildemeester, 
beëedigd schouwmeester (der geweven stoffen, 
in sommige Fransche steden) ; master 
and warden; beeidigter schaumeister. 

Maitre—fondeur, m. fr. Opzichter der 
ijzersmelters; master-smeller; huttensteiger. 

-- MAKA. 

Maitre de hache, m. fr. Scheepstimmerman 
; ship-carpenter, ship-wright ; 
schiffszimmermann. 

Maltre-imprimeur, m. fr. Boek 
eigenaar of beer eener boekdruk-drukker, 
master-printer; buchdruckerherr.-kerj ; 

Maitre des oeuvres, M. de ma-. 
connerie vive, m. fr. Meester-metselaar 
in handsteen ; master-mason in free-stone, 
master of the works; werkmeester, magister 
lapidum, magister opens. 

Maitre-ouvrier, m. fr., v. chefouvrier, 
fore-man. ® M. (en exploitation), 
Porion (en Belgique:) Mestre 
ovry, m. fr. Meesterknecht der.mijnwerkers; 
overman, oversman, captain; hutman, 
steiger. 

Maitre—pilier,m. fr. Hoofdpijler; archpillar, 
pier; hauptpfeiler, 
Maitre-poteau, Maitre-poste, 
Maitre—meneau, m fr. Hoofdpost, hoofd 

middelstijl (van een boogvenster); arch--stijl, 
post, arch-mullion; alter pfosten, alter munch. 
® v. corner-post. 

Maitre-poudrier, m. fr. Meester 
baas op een kruidmolen; master-knecht, 
worker; pulvermeister. 
Maitre de quai, m. fr. Kaaimeester, 

havenmeester; wharfinger; quaimeister. 
Maitre-tirant, v. maltresse-tige.
Maîtresse-allure (en Belgique) , 

Voie d'aérage principale, f. fr. Voor 
luchtgang of luchtschacht; main-naamste 
air-head, main wind-way , main air-gate; 

hauptwetterstrecke. 

Maltresse—ancre, f. fr. Daagsch anker 
; plechtanker; noodanker, v. ancre de 
cale, aasere de veille, Grande anere, 
s. ancre. 

Maltresse-ferme, f. fr. Hoofdgebint 
van een dakstoel; principal couple or truss 
or poop, main couple, main truss, main 
poop; vollgebind, bauptgebind, dacbbinder. 

Maîtresse—muraille, f. fr. Hoofdmuur; 
chief wall, main wall, principal wall; 
bauptmauer. 

Maîtresse—pièce d'une charpente, 
f. fr. Hoofdverbandstuk in een timmerwerk; 
main-timber; bauptverbandstuck. 

Mattresse—tige (d'une colonne d'épuisement), 
f., (en Belgique:) Maltretirant, 
m. fr. Voornaamste trekstang van 
een waterwerktuig der mijnen, v. kunst 

-gestnge. 
Maltresse-varangue, f. fr. Vrang 

van 't grootspant, vrang; largest floor-limber 
in the midship-frame; grössestes bauchstuck 
im nullspant. 

Mattresse—voute, f. hd. Hoofdgewelf; 
main-vaulting; bauptgewolbe. 
Maitres-sillons, m. fr. , v. hausehläge. 
Majolica, f. hd. & eng., Majolique 

f. fr. Italiaansch fayence of fijn aardewerk, 
onecht porselein. (á queue. 
Maka, m. fr. Staarthamer, v. marteau 


 MAKE --- MAN OF WAR. 693 

Make (to) boards,eng.,v. lavieren. teau a panne droite. e M. for fixing 
Makellos, adj. hd. Onbevlekt, zuiver; the spokes, v. speichenhammer. 
spotless; sans tache. Malipost, f. hd. Postrijtuig, vóór de 

M^kler, m. hd. Spil (van een wind-diligence in gebruik ; mail-coach; malleposte. 
molen); pivot, summer; pivot, sommier. Malschloss, n. hd , v. buchstaben-
Makelaar, V. courbe pour le pied du schloss. 
baton, s. courbe b. Malt, m. fr. & eng. Mout ; malz. — 

Malachit, m. hd., Malachite, f. fr. M. séché a fair, fr., aan de lucht 
& eng, Malachiet, groen kopererts. gedroogd mout, luchtmout; air-dried maalt; 

_Malandre, f. fr. Uil, uilige (rotte) luftmalz. — M. touraillé, M. séché 
kwast in 't hout, paardepoot; rotted knap, a la touraille, eeltmout, v. drèche 1) . 
snag; verfaulter knoten im holz. Malt (to), V. a. eng. Mouten ; malzen; 

Malandreux, adj. fr. Uilig, rottig, malter. (das malzen. 
beschadigd (hout) ; knaggy, happy; knorrig, Maltage, m. fr. Het mouten ; malting; 
brandig, wimmerig. Malt-board, eng. , v. malzbrett. 

Malate, m. fr. & eng. Appelzuur zout; Malt-dust, eng. , V. malzstaub. 
ap felsateres salz. Malterholz, n. hd. Brandhout, ge-

Malaxer, fr., Malaxiren, hd. v. a. zaagd en gekloofd dat per wis wordt ver 
Kneden (b. v. de pottenklei); to knead, to piled and meted wood; bols de corde.-kocht; 
work up. Malteur, m. fr. Mouter ; malster, malt-

Malaxt, f., Maleisen, n. hd. Sjap-man; mh!zer. 
hamer ; hatchet for marking trees; cognee Malt-floor, eng , V. malztenne. 
ou marteau a layer. Maltha, f. hd. r eng., Malthe, m. 

Malen, v. a. hd. Merken ; to mark; fr. Mineraal Pek, bergteer 
faire une marque. — M. mit farben, Malting-coal, en.g., v. glanzkole. 
verven ; to pant; peindre. Malt-kiln, eng. Mouteest, moutstoof; 

Maler, m. hd. Verver ;painter; peintre. malzdarre; touraille. 
Malerfarbe, f. hd. Verf, schilderverf; Malt—mill, eng. Moutmolen ; malzpainter's 
colour; couleur de peintre. mishle; moulin à malt. 
Malerfirnisz, m. hd. Vette vernis; Malt-roller, eng. , v. malzwalze. 
varnish used by painters; vernis de peintre. Malz, n. hd., V. malt. 
Malergold, n. lid. Schelpgoud, echt Malzbottich, m. hd. , v. cuvegoudbrons; 
painter's gold; or moulu. matière. 
Malerhorn, n. hd. Verfpot; color-pot; Malzbrett, n. hd. Vloer van den mout 
pot aux couleurs. moutstoof; malt-board; plancher de-eest ofMalerkitt, m. hd. Plamuursel ; pain-la touraille. 
ters cement; ciment de peintre. Malzdarre, f. hd., v. malt-kiln. 
Malerschreibe, f. hd . , Farben-Malzen, v. a. hd., v. to malt. 
brett, palet ; pallet; palette. Malzer, m. hd., v. malteur. 
Malersilber, n. hd. Echt zilverbrons, Malzhaus, n. hd., v. malt-kiln. 

schelpzilver; painter's silver; argent couleur. Malzkru.cke, f. hd., v. fourquet. 
Malerspatel , m. hd. Tempermes; Malzmacher, m. hd., v. malteur. 
horn; amassette. Malzmuhle, f. hd., v malt-mill. 
Malerstaffelei, f. hd. Schilderezel; Malzsehaufel, f. hd., v. fourquet. 
easel; cbevalet de peintre, Malzschrot, n. hd., v, drèche 2) . 
Malerstoek,m . hd. Schilderstok ; maul-Malzstaub, m. hd. Moutstof, mout 


stick; baguette. meel ; malt-dust; farine de malt. 
Maleserew, eng. Vaarschroef, schroef; Malztenne, f. hd. Vloer van de mouschraube, 
schraubenspindel; vis. terij, waarop bet graan ontkiemt; malt-

Malfacon, f. fr. Slecht, mispakt werk; floor; germoir. 
bad work; schlechte , missratbene arbeit, Malztreber, m. hd., v. drèche 3). 
febler. Malzwalze, f. hd. Moutrol ; malt-roller; 

Malines, f. pi. fr. Mechelscbe kant ; rouleau à malt. 

mechline lace, mechlin; mechliner spitzen. Mamelon, m . fr. Knop; button, knob; 
Mall, eng., v. maul. knopf, warze. — v. bouton 8). 
Mall, n. hd., V. gabari. Mamiering, f. hd. Mamiering, buis 
Malléabilité, f. fr., Malleability, of slang (van de scheepspomp, de spijgaten, 

eng. Hamerbaarheid, pletbaarbeid ; hammer-enz.); hose, water-hose; manche, mange, 
barkeit, dehnbarkeit, streckbarkeit. mangère. 

Malléable, fr., Malleable, eng. adj. Man ofwar, eng. Oorlogschip; kriegs-
Hamerbaar, rekbaar, pletbaar; hammerbar, schij, orlogschif; bátiment ou vaisseau de 
dehnbar, streckbar. guerre. — Man-of-war steamer, 
Malleposte, f, fr, V. mallpost. Armed steamer, Steam-frigate, 
Mallet, eng. Stempelhamer (der letter-stoomoorlogscbip, stoomfregat ; kriegsdamp fgraveurs); 
stempelhammer; sonnette. — Vlak schi fT, dampffregatte; bateau it vapeur de 

koperslagers); seitenschldgel; mar--hamer (der guerre. 


694 MANAGE -- 

Manage, eng., v. manége. 

Manage (to) the space, eng., v. 
einrichten 3) . 

Manager, eng. Directeur, hoofd eener 
onderneming ; director, vorsteher; directeur, 
chef d'exploitation. ~ v. directeur du 

mouvement. 

Manche, m. fr., v. handle. M. 
d'une cognée, V. helve. o• M. du 
rabot, V. horn of a plane. — M. 
d'une scie á chassis , v. comes 
d'une scie. — M. dune scie, v. 
saw-pad. — M. du violon, staart ; 
neck; bals. — M. de cuir, v lederschlauch. 
~ M. du darlot, v. 
scupper-hose. M. a eau, v. 
mamiering. — M. dans les faux 
saborts, V. brohk in der ausfutterung 
der stuckpforten. ^ M. 
de toile goudronnée, slang van geteerd 
zeildoek; tarred canvass-hose; schlauch 
von getheertem segeltuch. ~ M. à vent, 

v. ki hlsegel. — M. a tarière, v. 
drehdocke. ® M. a émoudre, a 
polir, v. grinding-handle. — M. 
a tremper, v. härtzange. ! Greep, 
bouten handvat van den boom der drukpers; 
rounce; schelde, pressbengelscheide. ® M. 
universel, v. pad. 
Manchereaux, m. pl fr. Handvaten, 
grepen (der kaartenmakers); handles; griffe. 

Mancheron, m. fr., v. pflugsterz. 

Manchester, m. fr. ^ hd.,v. cord 6). 

Manchester, m. hd. (der drei 
odor vierburg dig geköperter), v. 
genoa-back-velvet. ~ Leinwandartiger 
m., effen flu weel ; plain back; 
plain velvet; tabby bock; velours uni. 

Manchette, t. fr., v. aufknebelung. 
v. marginals. 
Manchon, m fr., v. muff. — v. 
muffle. ~ M. d' accouplement, 

v. coupling-box. — M. d'alésoir, 
V. bohrkolben. _• v. gazette. •^ 
M. d'embragage et de desembragage, 
koppelbus voor het verbinden 
van gaande werken, v. coupling. •n• 
M. a friction, kegelvormige koppelbus, 
v. embrayage. — M. à vis, schroefkoppelbus; 
screw-coupling box; schraubenkuppelungsmuf. 
Mandarinage, m. fr. Y hd., Mandarining, 
eng. Mandarindruk der zijde 
drukkerijen, kleurdruk met salpeterzuur. 


Mandel, f. hd., v. blockkalander. 
Vijftien stuks, een vijftiental ; number 

of fifteen; quinzaine. 

Mandelknacker, m. hd. Amandel 


kraker , notentang; almond-cracker; casse 

amandes. 

Mandelol, n. hd. Amandelolie; oil of 

almonds; huile d'amandes. — Susses m., 

zoete amandelolie; sweet almond oil, buile 

d'amandes douces 

Mandoline, m. fr. hd , Mando


lin, eng. Mandoline (muziek instrument). 

MANGANESE. 

Mandrel, eng , v. auftiefmeissel. 

— V. durchschlag i o). 
Mandrel, Mandril, eng., v. arbre 
a vis. o v. choque. — v. docke i) . 

— V. doppelhause. 
Mandrin, m. fr., v. dorp 3). e• 
M. au tirage, kern bij bet trekken van 
metalen buizen ; trebtet, trlblet; dorp. 
V. ame 3). — M. au étampe, rui mer, 
v. durchschlag. — M. àaiguièmes, 
v. kioben i i). — Bos, v. choque. 
— Model der drukbank, v. om– 
bouter. — M. a pointes, v. flangechuck. 
® v lutingstick. 
Mandrin, m. fr. Patroon model, stok 
waarom de hullen geplakt worden voor 
vuurwerk; case former, rocket former, cylinder 
former; patronenholz ; winder, formkegel, 
kammerholz, v. cartridge-form. 

Manege, m. fr. Rijschool, manege ; 
riding-school, riding-house; reitscbule, reitbahn, 
reitbaus. (mill. 

1V1anége à colliers, m. fr ,v. horse-

Manége a molettes, M. de bouriguet, 
M. de vargue, fr. Paarden pad 
van een rosmoleii ; course of a horsegin 
or horse whim, gin-race; rennbahn eines 
pferde-gopels. 

Manette, f. fr., v. manche. 
Mangan, n. hd., v: manganese et 
glasseife. 
Manganate de cuivre, m. fr. Ko permangaan 
; cupreous manganese; kupfer


manganerz. 

Manganaugit,m.hd., v. rhodonite. 

Manganblende, f. hd., v. manga


nese blende, s. manganese. 
Mangan-bromi r, n. hd., v. bromide 
of manganese. 
Mangan-chloru.r, n. hd., v. chlormangan. 


Mangancyanur, n hd. Cyanmanganium; 
cyanide of manganese; cyanure de 
manganèse. 

Manganeisen, n. nd. Mangaanijzer, 

manganesiumboudend ijzer; manganesian iron; 

fer manganesifère. 

Manganeisen-phoshat, n. hd , v. 

triplite. 

Manganepidot, m. hd. Piemontee


scbe bruinsteen, v. épidot. 

Manganerz, n. hd. Rruinsteenerts, 

manganiumerts; manganese ore; mineral qui 

contient du manganhse. 

Manganese, eng. Manganesium, bruinsteenmetaal 
; braunstein 7netall mangan; manganèse. 
^ M. blende, zwavelmanga 
nesium; mangan glanz, braunsteinblende; 
sulfure de manganèse. ~ Red m. carbonate 
of manganese, koolzure mangaan 
; manganspath; manganese carbonaté, 
dialogite. ^ M. spar, bisilicate of 
n1'anganese, eene natuurlijke verbinding 
van silicium met manganesium; rothe mangankiesel, 
kieselmangan; marceline. — v. 
giasseife. 


MANGANESE 

Manganèse barytique hydraté, 

m. fr., v. psilomelane. 
Manganèse carbonaté, ni. fr., v. 
red manganese, s. manganese. 
Manganese ore, eng., v. manganerz. 
(seife. 
Manganèse oxydé, m. fr., v. glas 
-Manganèse oxydé argentin, m. 
fr., v. manganite. 
Manganèse oxydé hydraté, m. 
fr., v. manganschauer. 
Manganèse oxydé silicifère, m. 
fr., v. rhodonite. 
Manganèse phosphaté ferrifère, 
m. fr. v. triplite. 
Manganèse sulphuré, m. fr., Alabandine, 
v. manganese-blende, s. 
manganese. 

Manganesian-iron, eng., v. mangan-
eisen. 

Manganesiate, eng. Mangaanzure zou ten 
; niangansciure verbindung; manganésiate. 

Manganesiate of potassa, eng., v. 

mangans^ures kali.' 

Manganesic acid, Manganic 
acid, eng. Mangaanzuur; mangans ure; 
acide manganesique. 

Manganesien, adj. fr., Manganesian, 
eng., v. manganhaltig. 
Manganesifère, adj. fr., v. manganhaltig. 


Manganfluori r, n. hd. Fluorzuurmanganium 
; fluoride of manganese; fluorure 
de manganèse. 

Manganglanz, m. hd., v. manga


nese blende, s. manganese. 

Manganhaltig, adj. hd. Mangaanbe


vattend; manganesian; manganésien, man


ganésifère. 

Manganhyperoxyd, n. hd. Man


ganium overoxide ; peroxyde of manganese; 

sesqui-oxyde de manganèse. 

Manganide, n. hd. & eng. Mangaan 

manganverbindung; manganide.-verbinding; 
Manganiodur, n. hd. lodman gaan ; 
iodide of manganese; íodure de manganèse. 
Manganite, m. fr. & eng., Manga— 
nit, m. hd. Manganit, manganium oxide 

hydraat. 

Mangankiesel, m. hd., v. photizite. 

Manganoxyde, n. hd., V. glasseife. 

Manganoxydul,n. hd., V. protoxi


de de manganèse. 

Mangansaure, f. hd. , v. acide 

manganésique, s. acide. 

Mangansäureskali, n. hd., Mangaan zure 
potasch; manganesiate of potassa; caméléon 
mineral. 

Manganschauer, m. hd. Wad Manganium 
oxide hydraat; wad, brown foamy 
manganese; manganèse brun écumeux, manganèse 
oxydé hydraté. 

Manganuberoxyd, n. hd., v. manganhyperoxyd. 
Manganverbindung,f.hd.,v. manganide. 


MANIETTE. 695 

Mange, f. hd., v. mangle. 

Mangel, f. hd. Mangel, v. mangle, 

— Unter die m. bringen, v. to 
put into the mangle, s. mangle. 

Mangelhaft, adj. hd., v. defect. 

Mangen, v. a. hd. , v. calendrer. 

Manger, v. a. fr., v fressen. ^• 

Quelque objet mange le vent á 
un batiment, een voorwerp onderschept 
den wind, van een schip sprekende; anything 
gains the wind of a ship; ein gegenstand 
gewinnt der schiff den wind ab. — 
La mer mange le bátiment ou le 
b piment est mangé par la mer, 
de zee slaat of klotsst tegen het schip ; the 
sea dashes the ship; die see peitscht das 
schuif. — La terre mange un bátiment, 
het schip vaart in de luwte, 
onder een hoogen kust; the ship is in the 
shade of a high shore; das schift gekt im 
schatten einer hopen kitste. — Le tourillon 
mange son encastrement, 
de tap vreet in bet kussen ; the pivot grinds, 
frays, wears out its bed; der zapfen frisst, 
molmt sein lager. ~ Le tourillon se 
mange (est mangé par la friction) 
, de tap vreet in of slijt; the pivot 
is out weared, grinded, frayed by the fric


tion; der zapfen nutzt sich ah, verzehrt sich. 

M. biera, goed, spoedig aan den band 
komen, zich binden (van zeep); to cement 
well; die seife bindet good. 
Manger, eng. Goot of ruimte, op som 

schepen, achter de kluisgaten ; wasser-mige 

gatte, jatte. -bach;; 

Mangle, eng., v. calandre. — v. 

rolle. ~ To put into the m., on


der den mangel leggen ; unter die mangel 

bringen; passer an cylindre. — To pass 

eight times through the m., acht 

maal mangelen, acht slagen doen ; achtmal 

lurch die mangel gehen lassen; donner une 

vote de calandre. 

Mangle—wheel, eng. Rad dat afwis 


selend rechts en links draait; wenderad, 

mangelrad; couronne dentée. 

Man—hole, eng. Mangat (bij stoomketels); 
mannloch, fahrloch; trou d'homme... 

M. door, M. cover, mangatdeksel, izeren 
plaat waardoor bet mangat gesloten 
wordt; dec/set des mannloches; plaque de 
trou d'homme. 
Maniage, m. fr. Mengen en kneden 
der porseleinaarde ; kneading of the past; 
kneten der masse. 

Manicle, Manique,r. fr.,v. handle 
of cloth-shears. 

Manicorde, f. fr Zeer dun ijzerdraad; 
Finest sort of iron wire; feinste sorte eisen dratb. 
[drath 2). 

Manicordion, f. fr. & eng., v. bind-
Maniement des armes, m. fr., v. 
manual exercise. 
Manier, v. a. fr. Hanteeren ; to handle; 
bandhaben. 
Maniette, t. fr., v. fllzlappen. 


696 NIANIGAT N. 

Manigaux, m; fr , V. courbette. 
Manihot, m. fr., v. manioc. 
Manikin, eng., V. mannequin. 
Manilla, f. fr., v. abaca. 
Manille, f. fr. Open schakel, schalm 

eener ketting; shackle; schiekel. 

Manillen, f. hd., Manilles, f. fr., 
Manillas, eng. Manilla's soort van sigaren. 
Maniller, v. a. fr. Met een open scha


kel verbinden ; to shackle; anschekeln. 

Manioc, Manihot, m. fr. , Manioca, 
eng., Maniokwurzel, f. hd. De 
wortel van jatropba manihot, die het maniocka-
meel oplevert. 

Maniokmehl, n. hd., v. cassave. 
Manipulation, f. hit. & eng., v. be~ 

reitung 3). 
Manique, f. (r., v. handleder. 
Manivelle, f. fr., v. crank I), 2). 

— V. bengelscheide. — M. de cloche, 
v. bell-crank. — M. com.posée, 
V. double crank, s. crank. 
M. du condier marin, v. dreher 
ij. ® 1!1. d'un erie, v. winchhandle. 
_ M. d'un étau, v. clé 3). 
— M. ou manuelle du gouvernail, 
v. kolderstoek. ~ M. simple, 
v. single crank, s. crank. ~ 
M. de la tige à sondage, kruk der 
grondboor ; brace-head; kriickelstuck, boor 
krückel. ® M. d'un trepan, v. crosshandle. 
® M. d'un treuil, v. horn 
u), handle t i). — M. de la vis de 
pointage, grepen van de pointeerschroef; 
horn or handle of an elevating-screw; has


pel, kreuz, kurbel der richtschraube. 

Mann, m. hd. alter M. Oude, verlaten 
en toegeworpen mijn; old filled up 
works; vielle exploitation encombree. 

Mannazucker, m. hd., v. mannite. 

Minnehen, (auf) abdruc'ken, hd. 
Herdruk zonder eenige verandering; mere 
reimpression; reimprimer tout bonnement. 

Manneken, n. hd., v. mannequin. 

Mannequin, m. fr. Ledepop, ledenvan ; 
manikin; gliedermann, gliederpuppe, männeken. 


Mannequinage, m. fr. Fries met fi


guren, V. frise animée, s. frise. 
Mannette, f. fr., v. hand-gear. 
Mannheimer gold. n. hd., v. simi


lor. 
Mannite, f. fr. Manna, mannasuiker; 

sugar of' manna; mannazucker, mannit. 
Mannioch, n. hd , v. man-hole. 
Manschaft, f. hd., v. equipage. 
Mannschaftstreppe , f. hd. , v. 

echelle de l'équipage. 
Mannshaupt, Mannshoofd,n.hd., 

V. kevel-heads. 
Manoeuvre d'évolution, f. (r. 
Manovreeren met een schip; working or a 
ship; manöver. (nor. 

Manoeuvrer, v. n. fr., V. fonction-
Manoeuvres, f. fr., v. garniture 
et gréement. ~ M. basses, bene-

MANTEATJ. 

den want ; lower rigging; untere tauwerk. 
v M. courantes, loopend want; running 
rigging; laufende tauwerk. — M. 
dormantes, stand want; standing rigging, 
dead ropes; stehendes tauwerk. — M. 
empêchée, verward touwwerk, onklaar 
touw; fout running rope; unklar laufendes 
tau. ® M. hautes, boven want; upper 
rigging; obere tauwerk. — Passer une 
m., een touw inscheren; to reeve; ein tau 
oder eiven läufer einscheren. ® Recourir 
on visiter les m., het touwwerk 
nazien ; to underrun de rigging; die takelage 
versepen. ® Rouer la m., het 
want of touwwerk herstellen, weder in orde 
maken ; to coil up t-w rigging; das tau


werk aulklaren. 

Manoir, ni. fr. Woonhuis, gesloten 
huis; mansion, manor-house; wohnhaus. 
Manometer, eng. , Manomètre, 
in. fr., V. dampfmesser. 

Manomètre à air comprimé, fr. 
Gesloten manometer of spanningsmeter; steamgauge 
with compressed air; das geschiossene 
luftmanometer. — M. a air libre, open 
manometer; steam gauge with open leg; 
das offerre luftmanometer. ® M. du condenseur, 
v. condensor—gauge. 

M. à mereure, kwik manometer; mercurial 
gauge; quecksilber manometer. —1 E. 
métallique, metaal manometer, doos manometer; 
metallic manometer, pressure gauge; 
metallmanometer. — M. a piston. manometer 
met ziiiger; steam indicator; kolben 
manometer. 
Manoque, t. fr. Bos, bundel tabaks 
; bundle or tobacco-leaves; dceke,-bladeren 

puppe. 

Manor—house, eng., v. manoir. 
Manouvrier, m. fr. Dagwerker, dagboner, 
arbeider die per dag betaald wordt; 

journeyman, daily labourer, workman; tag


lobner, arbeiter. 
Manrope, eng., v. écharpe. 
Man-rope, eng., v. fallreep. 

M. of the bowsprit, v. laufstag. 
Mansard, in fr. IJzeren proefstaaf der 
kopersmelterijen ; iron rod; eisenstab die 
scbwarzkupferprobe damit zu holen. 

Mansard, eng., Mansarde, f. fr. 
hd. Gebroken dak, v. comble brisé. 
Mansarde, f. fr. Y hd. Zolder, hoogste 

verdieping van een huis ; garret. 
Mansion, eng., v. manoir. 
Mansuelles du marteau, v. mar


teau d. 8) . 

Manteau, m. fr. de eheminee, 
Hotte, v. funnel. ! M. de bois 
de charpente ou en tole, v. cham.branle 
de cheminée. — M. defor, 
v. soupente. o M. du hautfourneau, 
V. mantle of a blastfurnace. 
- M. de moulé, v. case 

6). — M. du pressoir a vin, rand,. 
mantel van de wijnpers of druiven pers; 
mantle of the wine press; keltenmantel. 


MANTEL 

Mantel, M. hd., V. chemise. -

M. eines takels, v. itaque de palan. 
- M. des hochofens, v. mantle 
of a blast furnace. - M. takel, 
V. runnertackle. - Lokkenkist, V. 
bac 3). -Kap der gietvormen, V. case 6) 
und formmantel. -Houten bekleeding, 
v. casing -U. -Trapmantel, v. 
cage d'escalier. -Staalend van laken, 
v. chef de drap, fag-end. -
Wand van een ertsader, V. éponte. -
Innerer m., v. interior mantle, s, 
mantle. -Das model aus dom 
m. horausnehmon, v. dechapper. 
-M. des rauchfangs, v. funnel. 
Mantelbrett, n. ha., v. drehbrett. 
Mantelet, Mantlet, eng. Beweegbare 
ijzeren blindeering om den voortwerkenden 
sappeur Ie beschutten ; blendung; 
blmndering, v. faschinen blendung. 

-M. de sabort, v. contre sabort. 
Mantle of a blast-furnace, eng. 
Mantel, buitenste, tweede muur van een 
hoogoven ; mantel, rauchmauer, rauchgemauer; 
manteau, double muraillement, massif, 
chemise. - V. form mantel. -

M. piece, Chimney, v. chemi 
née. - Cast-iron ceiling of the 
m., v. decke 8). - Interior m., binnen 
wand van een hoogoven ; innerer mantel; 
parois du hautfourneau. -M. tree, dekstuk 
van een schoorsteenmantel ; rauchiangholz, 
sturz; linteau. - M. iron, v. 50Upente. 
- M. of the wine press, v. 
manteau de la presse a yin. 
Mantonnet, m !r., v. catch 2) U,
auberon. 
Mantuamakor's hem, eng. Overbandscbe 
naad ; uberwendliche naht; surjet. 

Manture, 1. fr. Verbrand ijzerdraad (bij 

het gloeien); burned iron wire, by making it 

too hot; verbrannter elsendrath, beim gluhen. 

Manuel exercise, eng. De handgre


pen van het geweer en andere wapenen; 

griffe mit dem gewehre, handgriffe; inanie 

des armes —M. tools, v. gezähe-mentManuelle, f. fr. , v gaton 
Manufactory, eng. , v. fabrik. -

M. man, v. fabrikarbeiter. - M. 
of minium, v. mennig—hütte. 
Manufactur, t hd., Manufacture, 
t fr., V. fabrik. 
Manufacturarboit, f. hd., (geringere) 
v. foiblage. 
Manufacturdistrikt, m. hd. Katoenland, 
plaats die voornamelijk katoen oplevert 
; cotton district; district cotonnier. 

Manufacture, eng. , v. fabrikat. 

-V. to fabricate. - v. fabrication. 
- M. mark, v. fabrikzeichen. 
- To open a m., eene fabriek 
oprichten ; eine fabrik einrichten; manter 
une manufacture. 
Manufacture des papiers points, 
fr. Het maken van gekleurde papieren ;paper 
staining; fabrikation des buntpapiers. 

MARBLE. 697 

-M. du tabac, het verwerken en bereiden 
van tabak ; tobacco manufacture; ta 
-bakebereitun g. 
Manufacturer, eng., v. fabricant. 

-V. fabricateur. 
Manufacturers, p1. eng. Fabrieksnij. 
verheid ; manufactur industrie; industrie manufacturière. 
- in 't groot gemaakte voorwerpen 
; manufacturwaaren; articles de manufacture. 


Manufacturindustrie, t. hd., v. 
manufacturers i). 

Manufacturing, eng. De wijze waarop 
iets gemaaakt wordt, bewerking; ausarbeitung; 
facture. 

Manufacturist, M. hel., v. fabricant. 
Manufactursystem, n. hd., v. manufacturing. 
Manufacturwaaren, f. hd., v. manufacturers 
2 ). 
Manuscript, n. h. & eng., Manuscrit, 
m. fr., v. copie 2 ). 

Manutention des vivres, f. fr. 
Proviand magazijn, militaire bakkerij ; commissariat-
magazine, provision-store; proviant 

magazin, commissbhcherei. 
Many-coloured, adj. eng., v. mehrfarbig. 


Many—valved, eng. Werktuig met 
veel kieppen ; mit vielen klappen verse/ten; 
qui a de notnbreuses soupapes. 

Maple -wood, eng., v. ahornholz. 
- M. sugar, V. ahornzucker. -
Curled 11:1., gevlamd, gewerkt ahornhout; 
ahorninaser, gekrduselte ahornholz; érabie 
madré. 

Mappe, t. hd. Schrjftasch, brieven tasch; 
port-folio; porte-cahier, porte-feull le. 
Mappemonde, f. fr. Wereldkaart, 
oostelijk en westelijk halfrond voorstellende; 

circular chart or planisphere of the earth; 

weiterd-karte, planiglobus. 
Maque, f. fr., v. brake, eng. 1). 
Maquette, f. fr., v. bloom l ).

 -
Loopscheen, v. lame a canon, s. lame a. 

-M. pour lames de sabre, v. 
sword-mould. 
Maquette, f. fr., v. brand, eng. 

V. dreimal gegossenes eisen, s. 
eisen. v. forging iron. 
Maquetteur, m. fr., y schioneneisenschmid 
Marais salant, m. fr. Zouttuin. zoutwerk 
; salt-marsh, sea-salt-work; salzgarten, 

seesalzteich. 

Marais tourbeux, m. (r., v. tourbière. 
Martres, f. p1. fr., v. decke von 
gusseisen des mantels. 

Marbel, m. hd, v. marble. 

Marble, eng. Halfkristalvormige kalksteen, 
veelal geaderd, marmer; marmor; 
marbre. - Foelietafel, v. marmor. -
Corrigeersteen, v. imposing—stone. -
In glasblazereien, de steen ; marbel; marbre. 

59 


698 MARBLE — MARCHE REGULIERE. 


— Soort van papier, marmer, onvolkomen 
de steen nagebootst; marmor; marbre. ~ 
To m., marmeren, eene oppervlakte marmerkleurig 
verven ; marmoriren; marmorer, 
marbrer. — To m., v. jasper. ~ To 
m. a book's edge, v. einsprengen. 
~ M. of statuaries, v. marbre 
statuaire. 
Marble, eng., Colored m., v. marbre 
composé. — Ruin m. florence 
m., v. marbre runiforme. 

Marble-cutter, v. marbrier. — 

M. quarry, v. m arbrière. 
Marbler, eng , v. marbreur. 
Marbling, eng., V. marbrure. 
Marbre, m. fr., v. marble. 
Marbre composé, m. fr. Bont, gekleurd 
marmer; colored marble; zusammen


gesetzte marmor, bunte marmor. (chell. 
Marbre coquillier, m. fr., v. luma-
Marbre de presse, m. fr. Grondplaat 

der boekdrukpers; slab of marble; grund, 
marmor platte in der druckpresse. 

Marbre runiforme, de ruines, 
de florence, m. fr. Florentijnsch marmer ; 
ruin•marble, florence-marble; ruinen marmor, 
florentiner marmor. 

Marbre statuaire, m. fr. Zuiver wit 
marmer zonder aderen ; marble of statuaries; 
statuen-marmor, busten -marmor. 

Marble-mill, eng. , v. marmormtihle. 
— M. saw, v. marmorsage. 
—M. column, v. marmorsäule. 
— M. stairs. V. marmortreppe. — 

M. wall, v. marmorwand. 
Marbrer, v. a. fr. Het gesmolten glas 
op den steen bewerken ; to roti; rollen. 
Marbrer, V. a. fr., v. to marbre. 

— Marmeren van houtwerk, v. aderra. ••• 
Kettinggaren kleuren, v. chiner. 
Marbreur, m. fr. Iemand die boutwerk 
marmert ; marbler; marmorirer. 
Marbrier, m. fr. Steenhouwer, die uit 
marmer bewerkt; marble-cutter;-sluitend 
marmorschneider, marmorschleifer marmorarbeiter. 


Marbrière, f. fr. Marmergroef; marble


q uarry; marmorbruch. 
Marbrure, f. fr., V. madrure. 
Marc, m. fr. ' eng., Mark, f. hd. Mark, 

zeker stuk gewicht , onderdeel van het 

trooisch gewicht. 
Mare du malt, m. fr., v. drèche 3 ). 
Marc du raisin, m. fr. Stelen en 

schillen der druiven, die bij het uitpersen 

overblijven ; grape-cake; weintrester, träber. 
Marcasite, * ., v. eisenkies. 
Marceline, f. fr. Soort van geweven 

zijde in alle kleuren, marceline; persian; 
doppeltafft, marzelin. 
Marchand, in. fr., Per m., v. fer 
en barres. b. 

Marchander, v. a. fr (in Henegouwen) 
Per dagwerk, per taak betalen; to 
set of pitches (in derbyshire) to cope; verdingen. 


Marchandises, f. pl. fr., á dépecher, 
goederen niet spoed te bezorgen ; disc 
patch-good; eilgut. •• M. en balles, 
vrachtgoederen ; piece-goods; sttickgiiter. — 
Sauver les m., de goederen bergen (bij 
schipbreuk, enz.); to save the goods; die, 
giiter bergen. 

Marche, f. fr. Trede van een trap 
step; stufe. — M. d'angle, hoektrede,.. 
langste trede in een vierkant trapgat; dia 

ldngste stufe im viereckigem raum.-gonal step; 

— M. chamfreinée on moulée, gegroefde, 
geruite, niet gladde trede ; chamfered 
step; gegliederte, verstbbte stufe. ••! 
M. courbe, ronde of holle trede; curvedstep; 
runde, geschweifte stufe. — M. dan 
-sante,

trede van een spiltrap ; winder; 
wendelstufe, gewendelte stufe, ~ M. delardee, 
aan den achterkant schuin afgewerkte 
trede; step bevelled on the back side; 
unter schrdg gearbeitete stufe. ® M. 
demi–angle, trede onder of boven de 
langste, in een vierkant trapgat; step next 
to the diagonal step; stufe neben den Hing. 
sten im viereckigem raum. — M. du 
départ, v. blockstufe. — M. droito 
parallèle, V. flyers. ~ M. gironnée, 
trede van een engelschen trap ; winder 
of an open newetled winding-staircase; stufe 
einer Bohlen wendeltreppe. 1e M. inclinée, 
rampante, Guiron rampant, 
schuin liggende afwaterende trede ;. 
weathered step; abgewdsserte stufe. ~ M. 
palier, M. de palier, bovenste trede 

van een trap ; landing step; podeststufe, aus


trittsstufe. — M. palière, v. block


stufe. 

Marche en arrière, f. fr. , Terug, 
achteruit bewegen van eene locomotief; re= 
trograde motion, back-stroke; ruckwdrtsgehen, 
rockgang. 

Marche en avant, f. fr. Vooruit 

bewegen eener locomotief; progressive mo


tion; vorwbrtsgehen. 

Marche d'un foyer, f. fr., V. autel. 

Marche, f. fr. Pédale, Pas, Trede, 

voettrede van den weefstoel, draaibank, spin


newiel, enz., V. gang 8). 

Marche-pied, m. fr., v. chemin 

de halage. — v. foot-board 3) . •• 

Marche du m., v. giron. 

Marche-pied, rm fr., v. foot-rope; 
2) . — M. des bouts de vergue, des 
taquets de pointure, nokpaard, touw 
onder de nok van de raas; yardarm-horse; 
nockpaard, nockpferd. 

Marche-pied de derrière, m. fr. 

Achtertrede van bet voorstel van een veld 
affuit; platform board; hintere fusstritt. — 

M. de devant, voortrede van bet voorstel 
van een veldaffuit ; foot-board; vordere 
fussbrett. 
Marche des rails, Glissement,. 

f. fr. Doorslaan der locomotief; slipping of 
the rails; fortschreiten der schienen. 
Marche regulière, t. fr., v.- allure, 


MARCHER -- 

Marcher, v. a. fr. De treden van het 
weefgetouw bewegen , trappen ; to tread; 
treten, die tritte in bewegung setzen. — 
M., Marehage, v. kneading ij. 

Marcher l'argile, v. a. fr. Klei trappen 
of treden in pottenbakkereien ; to ternper; 
treten. 

Marcher en sape, v. a. fr., v. exécuter 
la sape. (ches. 

Marches, pl. eng., V. contre-mar-

Marchette, f. fr., v. antritt 1). 

Marchettes, f. pl. fr. Kleine treden, 
van het weefgetouw voor zijde ; small treadles; 
trittchen. 
Marcheur de pate, m. fr., v. 
kneader by the feet. 

Marchoir, m. fr. Kleiplaats, schuur 
waar de klei der pottenbakkers getreden 
wordt ; kneading-room, tempering-room; tretstätte, 
tretstiibe. — (Tambour) Treerad; 
tread-wheel; tretrad. 

Marchure, f. fr. Volgorde der treden 
van den weefstoel ; order of the treadles; 
tritttolge. 

Mardelle, f. fr., v. margelle.
Marderfalle, f. hd. Marterval ; trap 
for catching marters; traquenard. 
Mare, f. fr. Moeras, poel ; pool, moor; 
lacbe, pfutze pfuhl. 
Marécageux, bourbeux, adj. fr 
Veenachtig, moerasachtig , slappe grond 


marshy , swampy , boggy , sloughy , fenny, 

moory; bruchig, moorig, sumpfig. 

Maréchale, f, fr., v. houille ma


réchale, s. houille. 

Maréchal-ferrant, m. fr., v. fah


nenschmied. 

Marechaudage, m. fr. (en Belgique) 
Forge d'une mine, smederij eener mijn; 
smithy, smithery of a mine; grubenschmiede, 
zechenschmiede. 


Marechaussee, f. fr., v. bauma


terialien. 

Marée, f. fr. Ebbe en vloed, getijden; 

tide; gezeit. — Basse m., v. ebb. — 

Haute m., v. flood. — M. très 

basse, v. eau morte. ® M. très 

haute, V. eau vive. ~ M. haute 

yet basse, v. eau dormante. — La 

m. est contraire le vent, het getijde 
loopt tegen den wind ; the tide runs 
against the wind; die gezeit (Puft gegen die 
windrichtung. — Jeter l'ancre pour 
attendre la m., v. to stem the 
tide. 
Marekanite, *. Edele obsediaan, ijs 
agaat.-landsch 
Maréographe, Maréomètre, m, 
fr., v. fluthmesser, 
Marfil, rij. fr. , V. elephantenz^
hne 2). 
Margarate, m fr. & eng. Margarinzuurzou 
t ; mnargarinsdure verbindung. 
Margarie-acid, eng. Margarinezuur; 
margarinsdure; acide margarique. 
Margarin, n. hd. Y eng., Marga-

MARINE—GLUE. 699 

rine, f. fr. Margarine, een der bestand 
-deelen van vet. 
Margarinsaure, f. hd. , v. acide 
margarique, s. acide. 
Margarite, eng. Grijze glimmer uit 

Tyrol; bergglimmer; espece de mica. 
Marge, f. fr , V. margin. 
Margelle, Mardelle, f. fr., v. brun


nenbrustung. — Bank, hangende bank 
der mijnput; bank; (derbysh.) hangs-bench; 
(stew-Castle on tyne) settle-bords; hangebank. 


Margeoir,m. fr.,v.boceas —stopper. 

Marger, V. a. fr. De werkgaten van 
den glasoven sluiten ; to stop the boccas; 
den glasofen verschliessen. 

Marger, Poser, v. a. fr., v. faire 
le registre. 
Margeur, f. fr. Peilschaal; water-gage, 
water-gauge-marker; pegel, peil, aichpfahl. 

Margeur, ni. fr. inlegger van de vellen 
op de snelpers; layer; papiereinschieber, 
aufleger 

Margin, eng. Witte rand, niet bedrukt 
gedeelte van een boek ; weisse ränder eines 
ouches; marge. - M. interlinie, v. 
durehschiesslinie. — Inner m., 
wit bij het begin of het einde van een hoofd 

innerer weisser raum; fond, blanc de-stuk ; 
fond. — Head m. , regel boven de pagina; 
columrnen titel; tête, ligne de tête. 

Marginal, Marginale, adj. fr. Aan 
den rand, v. marginals. 
Marginalien, f. pl. hd. , v. marginals. 


Marginals, pl. eng. Aanteekeningen 
naast de pagina op den witten rand, noten; 
marginalien; glosses margin ales, apostilles, 
émargement. 

Marguerite a la main, f. fr., v. 
krispelholz. 
Mariage, m. fr. Het inloopen van een 
vreemden draad bij bet tweernen van zijde; 

running in of a strange thread, in twisting 
silk; einlaufen eines fremden fadens beim 
zwirnen. — Brise m., v. brise. 

Mariage, m. fr. Aaneenverbinden van 
twee touwen, splitsen ; lashing, close-lashing 
of two ropes; sorring. lasching, seising. ~ 
Naaiing, v. lashing i). 

Marienbad, n. hd., v. bain-marie. 
Marienglas, n. hd. Moskovisch glas, 

v. glimmer. 
Marie-salope, f. fr., v. dredgingboat. 
Marinate (to), eng. , v. mariner. 
Marine, eng. & f. fr. Zeemacht; marine, 

seemacht, ~ M. boiler, stoomketel op 
een schip ; kessel eines damp fschi ffes; chaudière 
marine. — Flue m. boiler,scheepsstoomketel 
met vuurgangen ; kessel eines 

dampfschi ffes mit zingen; chaudière marine 
a caneaux. — M. steam—engine, stoomwerktuig 
op schepen ; maschine eines damp fbootes; 
machine à vapeur marine. 

Marine—glue, eng. Een mengsel van 


700 MARINE LEI M 

schellak en teer of gomelastiek, scheepslijm; 
schi/fleim, `marineleem; glue-marine. 
Marineleim, m. hd., v. marineglue. 
Mariner, v. a. fr. Ter zee varen ; to 
marinate; mariniren. 
Mariner's compass, eng. Zeekompas; 
kompass; compas de mer ou de route. 

Marines, pl. eng., Mariniers, m. pl. 
fr., Marinetruppen, f. pl. hd. Zee soldaten, 
mariniers. 

Marine á vapeur, f. fr. Zeestoomboot 
; sea-going steamer; seedampfschiff. 
Marinier timide, m. fr., v. freshwater-
jack. 

Mariniren, V. a. hd., v. mariner. 

Marionnette, f. fr. Standaard van het 
spinnewiel ; support of the spinning-wheel; 
stiitze des spinnrads. 

Mark, eng. Teeken, v. fabrikzeichen. 
-Stempelijzer, v. die 6). 
Stempel, V. eindruck. -Groef of opening, 
bij het onregelmatig op!oopen van den 
draad op de klos, bi spinwerktuigen ; fur 
che; sillon. - Muu tstempel-, v carré 3). 
•• Plombeerstempel, V. boujon. 

Mark, eng., v. marque. ~ M. of 
correction , v. marque des correcteurs: 


Mark ofdivision, eng. Scheidteeken, 

V. bindestrich. — M. of reference, 
nootletter, V. lettrine 2). 
Mark (to), eng. Keuren, goud en zilver; 
stempeln; controler. -Merken ; eenslagen; 
marquer. - M. with a line, 
aflUnen, V. absehni ren. - De bladzijden 
zetten, v. foliiren. — M. out, 
rooien, v. aligner. — v. malen. — 

M. musket barrels, v. poinconner. 
~ v. marquer au tissu. 
Mark (to) out a work, v. n. eng., 

V. marquer un ouvrage. — M. the 
prima, V. auszeichnen 
Marke, f. hd., v. marque. — Wapenbeeld, 
V. marque 4) 

Marker, eng., v. margeur. 

Markfein, Marklöthig, hd. 8 on


een trooisch, fijn zilver per pond; 8 ounces 
of fine silver in a pound mixed silver; 8 onces 
d'argent vierge dans une livre d'argent melé. 

Markgewicht, n. hd. Trooisch ge 
gebruik in den juweelhandel;-wicht, nog in 
troy-weight; poids de marc. 

Marking-awl, eng. Merkpunt, schrijf-, 
schrapelst; reissspitze, reissahle; pointe h 
tracer. - M. tool, gereedschap om af 

te schrijven, maten op te zetten ; koperen 
stiftje bij sneden, plaatwerkers; reisser; 
tracoir, traceret. o M.-ink, v. enere 
indélébile. — M. hammer, v. marteau 
à marquer. 

Marking-iron, eng., v. merkeisen. 
Markiren, v. a. hd., v. marquer 
au tissu. 
Markirpfahl, m. hd. , v. fiche a 
marquer. 

-- M ARMOR. 

Markirstbehen, n. pl. hd, Pennen, 

V. arrows. 
Markpile, eng , v. fiche à marquer. 
Marksarsche, f. hd. Marokko serge, 
een uit kamwolgaren geweven stof; Morocco 
serge; serge de Maroc. 

Markscheide, f. hd. Grens van een 
bergwerk; boundary; borne dune mine. 
Markscheidekompass, m. hd. , v. 
boussole de mineur. 

Markscheidekunst, f. hd. Landineetkunde; 
art of surveying; art de mesurer 
et borner. - M. ureter der erde, 
mijnen meetkunde; subterraneous geometry; 
géometrie souterraine. 

Markscheider, m. hd,v. abmesser. 

Markscheiderisz, m. hd. Grondteekening, 
plan van een bergwerk ; plot of a 
mine; plan dune mine. 

Markscheidezug, m. hd. Afbakening 
van een bergwerk; line of demarcation; 
trait de mesureur des mines. 

Markstein, m. hd. Merksteen, punten 
van het einde van een mijnterrein ; boundary-
stone; borne 

Markstoff, m. hd., v. medullin. 
Markstrahlen, m. pl. hd., v. me


dullary-rays. 

Marl, eng. Kleimergel, zandmergel 
thonmergel, sandmergel; argile calcarifère 
terreuse, marne. - Loamy m., kalk 

lehmmergel; marne limoneuse. -mergel; 

M. pit, kleigroef; lehmgrube; marnière. 
Vitrifiable m., v. giessmergel. 
® M. digger, marler, kleigraver; 
arbeiter in eiher lehmgrube; marneron. M.-
slate, eng., v. mergelschiefer. — 

M. stone, V. marle compacte. 
Marlacious, eng. Kleiachtig ; lehmig; 
marneux. 
Marli, m. fr., V. deepened edge, 

s. edge. 
Marlin, m, fr., v. axe. 
Marline, eng. Marllijn, soort van dun 
touw ; marlien, marling; merlin. - M. 

spike, v. épissoir. 

Marling, eng. tiet woelen, een dik touw 
met een dunner omwinden ; das marlen; opération 
d'embromer, merliner. -M. knot, 
marlslag, verbinding van twee touwen aan 
elkander met marllijn ; marlschlag; noeud a 
merliner, demi -clef. 

Marlit, m. hd. Stinksteen ; swine -stone; 
pierre -por c. 

Marly, n. hd. & eng., Marli, m. fr., 

V. canevas 2) . 
Many-iron, eng., v. mergeleisen. 
Marmalite, eng. & f. fr. Een mineraal, 
bestaande uit magnesia hydraat, marmelith ; 

marmolith, hydro-magnesit. 
Marmite, f. fr., v. chaudière 4). 
••• M. de papin, v. autoclave. e• 

M. a feu, v. fire-pan 2). 
Marmolith, m. hd., v. marmalite. 
Marmor, m. hd. Foelietafer der spie



 

MARMORARBEIT 


gelmakers; marble; marine. - Zusammengesetzte, 
bunte m, v. marbre 
compose. Florentiner, 
ruinen m., v. marbre runiforme. 

-Busten, statuen m., v. marbre 
statuaire. 
Marmorarbeit, r. hd. Marrnerweik; 
work in marble; ouvrage de wathe. 
Marmorarbeiter, m. hd., v. marbrier. 
(briëre. 

Marmorbruch, m. luL, v. mar-

Marmoriren, v. a. lul , v. to marble. 
- V. jasper. 

Marmorirer, m. ha., v. marbreur. 

Marmorirkasten. m. lid. Bak voor 
het papiermarmeren ; trough for marbling 
the paper; baquet a inarlirer. 

Marmorirt, aclj.hd., v. buntfarbig. 

Marmorirung, t. na., v. marbrure. 

Marniorirwasser, n. lid. Marmerwater, 
ljozaadafkooksel ; um for marbling 
paper; gomine. 

Marmormühle, f. lid. Mechanische 
marinerzagerij ; marble-mill; rnouliii a scier 
le marbre. 

Marmorpapier, ii. hd., v. buntpapier. 
- Getupftes m., v. papier 
guilloehé. 

Marmorplatte in der druckpresse, 
f. hd., V. marbre de presse. 
Marmorplatte, 1. ha. Marmeren vloer


tegel slab of marble; carreau de marbre. 
Marmorsäge , 1. hd. Marnierzaag; 
marble-saw; scie a inarbre. 

Marmorsaule, r. ûä. Marmeren zoU, 

kolom ; marble column; colonne de marbre. 

Marmorschleifer, in. ha., V. mar


brier. 

Marmorschleiferei, r. hd. Glanssltjpen, 
poltjsten van marmer ; art or po. 
lishing marble; polissure de marbre. 

lVEarmorschneider oder s(,ahleifer, 

V. marbrier. 
Marmorstein, m. lid., v. imposing-
stone. 
Marmorstütze r. hd., auf welcher 
der weilbaum sjah dreht, v. collet 
1). 

Marmortreppe, t. lid. Marmeren trap; 
marble-stairs; escalier de marbre. 
Marmorwand, t. hd. Marmeren muur; 
marble-wall; muraille de warbre. 
Marne, f. fr., V. marl. - M. ar 
-gileuse Havrienne

. Kimmeridge klei; 
Kimmeridge-clay; Kinimeridgethon . - M. 
argileuse Oxfordienne, Oxfordklei; 
Oxford-clay; Oxfordthon. ~M. bitumineuse, 
bituinineuse inergel; bituminous 
snarl; hituininjse inergel, stinkwergel. -

M. calcaire, v. kalkmergel. - M. 
cendrée, inergelaarde , earthy marl; niergelerde. 
- M. compacte, mergeisteen, 
versteende mergel ; compact marl, maristone; 
mergelstein, verbbrtete inergel, steinniergel. 
-M. en géodes, M. sphéroidale, 
M. cloisonnée, iiiergelnieren, leemnie 
MAliQTJER. 7 Cl 

ren, septarn ; spheroidal concretion of 1uur!; 
mergelnieien. - M. irisée, sol keuprique, 
terrain keuperien , gekleurle 
inergel, irismeigel ; lieuper, saliferous 
Inarl, varieguled marl, red-marl; kou per, 
keupeiniergel, iegenbogenniergel. - M. 
magnesienne, magnesiamergel,doloinietinergel; 
magnesian marl-stone; doloinit-mergel, 
dolowutisdile mergel. - M sableuse, 

M. sihceuse, zandwergel ; sandy mart; 
sandniergel. - M. schisteuse, schiste 
marneux, leisteen -iiiergel, inergel-Idsteen 
; slaty marl; schieferwergel, niergelschiefer. 
Marneron, in /r. Kleidelver, v. marldigger, 
S. marl. 

Marnière, f. fr., v. marl-pit. 

Marocco-leather, eng. Marokijnieder; 

marokinleder, saflianleder; maroquin. - M. 
paper, inarokijnpapier ; marokinpapier, 
safl'ianpapier; papier maioquiiié. 

Marokiniren, v. a. hd., v. maroquiner. 
(maroquinê. 

Marokinpapier, ii. hd., v. papier 

Marokkanischieder, D. hd. , v. 
marocco leather. 

Maroquin, in. fr., v. falte der 
lange nach an einem papierbogen. 
- v. morocco-leather. 

Maroquiner, v. a. fr. In inarokijo 
binden, van boeken ; to morocco; marokiniien. 
Marprime du voilier, in. fr., v. 
épissoir. 

Marque, f. fr. Merk, teeken ; mark, 
counter, sign; marke, zeichen. - v. lilagramme 
ij. -Vuurbaak, v. beacon. 
- Signe; symbole, in de heraldiek, 
het wapenbeeld, emblemata' : badge; 
wappenbild, emblem, inarke. - M. de 
maison, merk, nummer van het huis; 
housemaric, badge or ramity; hauszeichen, 
hausinarke. - M. des correcteurs 
ou de la correction, corrigeer, verbeteringsteeken 
(van drukproeven); mark or 
correction ; correciurzeichen. - M. a 
couper, v. cutting-line. - M. 
d'eau, v. marqueur. - M. de 
la haute marée, M. du niveau 
de la haute mer ,, v. fluihzei 
chen. - M. du tirant d'eau, v. 
draught of a ship b). - M. de 
papier, v. token. - M. de terre, 

V. laud-marks. -M. de recon 
naissance, v. die 5). - Inslagleeken, 
v. einschlagzeichen. Muntstempel, 
v gewichtzeichen. - Steiii 
knoopvornien ; button-die; knoplfoi--pel voormen -stempel. M. d'aunage, boden 
merk, dat de lengte der stukgoederen aangeeft 
; laden mark of the measure; bleieriles 
inesszeichen. 

Marquee (general's), eng., v. 
marquise ). 

Marquer v. a. fr. le bois. Afschiappen, 
afteekenen van werk, door timmerman 
of schrijnwerker ; to trace, to score tile wood;

39* 


702 MARQUETER 

anreissen, vorreissen. — M. le bois au 
cordeau, v. abschni ren. M. 
double, V. doubler, v. n. ~ M. la 
prime, le premier folio, v. die 
prima auszeichnen, s. auszeichnen. 
— M. un ouvrage, afpalen, piketten 
zetten ; to mark out a work; eine 
scbanze abstecken. — M. d'un poincon, 

V. poinconner. — M. au tissu, 
merken, teekens zetten op het te drukken 
katoen ; to mark, to sign; markiren. 
Merken, v. to mark 2). 
Marqueter, v. a. fr., v. to checker. 
Marqueterie, Marqueture, f. fr., 

V. eingelegte arbeit. (heit. 
Marquetry, eng., v. eingelegte ar-
Marquise, f. fr. Rolgordijn, valgordijn 
; canvas-blind; kussere fenstervorbang, 
aussere rouleau, sonnenblinde. Zonnetent, 
zonnezeil, op schepen ; awning; sonnendeck, 
sonnenzelt, sonnensegel. Gordijn 
aan de zonnetent; curtain on a ship's 
awning; gardine an den sonnensegeln. i 
(rente) Geraals-tent ; generals-tent, generals-
marquee; generalszelt, marquise. ~ Eet 

officieren ; officers' mess-tent, mess--tent der 
tent; officiersspeisezelt, ofiiciersmesszelt. 
Marrino,merino, tweeled-bombazet, 
eng. Merinos; merino; mérinos. 
Marron, m. fr., v. core 1) . 

V. buchstabenmodel. In 't geheim 
gedrukt werk ; work printed secretly; 
winkelbuch. ® M. ou marroon, v. 
exploding-charge. 
Marronnier d'Inde, m. fr. Paar 

V. horse-ehesnut-wood.-dekastanje, 
Marroon, eng., v. explodingcharge. 
~ M. headed rocket, v. 
fusée de signaux a pétard. 

Mars, m. hd. Oude benaming van ijzer; 

old name for iron; ancien nom du fer. 
Mars, m. hd., v. hune 1). 
Marsband, m. hd. Marsband, mars


rand ; rim; guérite. 
Marsbrassen, f. pl. hd. (grosse) V. 
bras du grand hunier. 
Marseille, Quilting, eng. Katoenen 
stof met patroon, pikée; piqué; piqué. 
Marsfall, n. hd., (grosse) v. drisse 
du grand hunier. 

Marsfiieger, m. hd. (grosse) Groote 
marsvlieger ; middle staysail; petite (seconde) 
voile d'étai du grand hunier. 

Marsgast, m. hd., v. gabier. 

Marsh' e arsenikprobe, f. hd. 
Marsh'sche toestel tot bet opsporen van arsenic 
; apparatus of Marsh; apparail de Marsh. 

Marshy–ground, eng. Slappe, zachte 
grond, slechte bouwgrond ; weiche boden, 
weichland; terrain mou. 

Marsklampen, f. pl. hd. Marsklampen 
; battens of a decked top; taquets d' une 
hune. 

Marslaterne, f. hd. , v. fanal de 
hune. (plate. 
Marsputting, f. hd., v. futtoek-

MARTEL4LU. 

Marsram, f. hd. Marsraa ; topsail-yard; 
vergue de hune. 

Marsregeling, f. lid. Regeling van de 
mars; rail of the tol); lisse de hone. 

Marsschotenbloek, m. hd. Blok 
van den marszeils schoot ; topsail sheet-block; 
poulie it talon. 

Marschruhriegel, m. hd., v. entre 
couche.-toise de 
Marssegel, n. hd., v. hunier. 
Grosses m., v. hunier. (grand 
Márssegelschote, f. hd., v. écoute 
de hunier. 
Marsstenge, f. hd. Marssteng; topmast; 
mat de hone. 
Marswant, f. hd. Marswant, v. hauban 
de hune. 

a. Marteau, m. fr., v. hammer, hd. 
® M. à achever, goudslagershamer voor 
de laatste paketten ; finishing hammer; aushammer, 
schlussbammer. M. a l'allemande, 
v. marteau à soulevement. 
— M. a bascule, v. marteau à 
queue. ~ M. a battre Por en 
feuilles, V. formhammer. — M. a 
bouge, V. fusshammer ij. ® M. 
a battre les lingots, strekhamer voor 
gouden en zilveren staven ; ingot-hammer; 
planschenbammer. ® M. brettelé, v. 
schrothammer. o• M. a briser, v. 
pie. ®• M. à briser le minerai, 
hamer om bet erts stuk te slaan, ertsha 
ore-hammer; pocbschlhgel. M.-mer; 
broyeur, vrijfhamer, molmhamer; brayinghammer, 
pounding hammer; reibhammer.— 

M. de calfat, v. calking-mallet. 
— M. cassant, v. breaking-hammer, 
s. breaker. — M. a chasser, 
drijfhamer der goudslagers ; spreading hammer; 
treibhammer. — M. cingleur, 
friscbhamer, pudeihamer; shingling-hammer; 
zanghammer. e M. a commencer, 
hamer waarmede de goudslagers beginnen te 
werken, eerste hamer ; commencing-hammer; 
anfanger. ® M. a dents, v. clawhammer. 
~M. à devant, a frapper 
devant, a deux mains , à traverse, 
voorhamer der smids; two handed 
hammer; sledge-hammer; vorschlagbammer, 
zuschiagbammer, vorhammer, seitenbammer, 
possekel. — M. a dresser, v. abschlichthammer. 
® M. a ébarber, 
v. beulenklopfèr. ® M. a 
embouter, v. chasing-hammer. • 
M. a épisser, splitshamer'; splicing hammer; 
splissbammer. ® M. d'essayeur, 
hamer der essayeurs ; essayer's hammer; 
probirhammer. ~ M. d'établi, v. bankhammer. 
— Petit m. d' établi, v. 
demi-masse. — M. a etirer, a 
étendre, rekhamer ; stretching hammer; 
spannhammer. — M. de faiseur do 
limes, v. feilenhammer. — M. a 
forger, vlakke hamer der goudslagers om 
het goud te smeden ; forging -hammer; ausschmiedhammer. 
— M. de forge, smids 

MARTEATJ FRONTAL 


smeehamer ; forge-hammer; eisenhamrner. 

M. frontal, groote smeehaer, grootste 
handliamerder smeden ; front hammer; sternhammer. 
- M. a fusil, v. flintenhammer. 
- M. de grosse forge, 
gros m. de forge, martinet, v. eisenhammer. 
M. a laser, sjapha 
; wooduran's hammer; waldharnrner, rnahl•-roerhammer. -M. a main, v. fiustel. 

-M. a deux mains, V. marteau 
frontal. M. pour les machines 
hydrauliques, v. kunstfaustel. 
M. a marquer, merktiamer; markinghammer; 
zeichenhainnier. M. de mine, 
V. iron-maul. -M. a mouton, v. 
marteau pilon. M. a nettoyerles chaudière3, V. fegehammer. 
-M. a panne, v, bahnhammer. 
M. a panne droite, v. mallet ,2). 
-M. a panne fendue, v. clawhammer. 
M. do purage, v. ab 
-richthammer. M. du paveur, 
straatrnakershatner ; pavier's hammer; ptlasterhammer 
,, steinsetzharnmer. M. a 
pétrir le foyer, v. furnace-hammer. 
M. a pied de biche, v. 
claw-hammer. M. a pignons, 

V. keilfäustel. - M. pilon, v. marteau 
vertical. M. a piquer, v. 
fegehammer. -M. a planer, v. 
abschlichthammer. - M. a pla 
quer, v. breithammer ). M. 
plat, v. marteau a chasser. ~M. a platiner, v. blechhammer 1). -
M. a platiner le cuivre, v. kupferhammer. 
- M. a pointe, punthamer; 
pointed hammer; spitzhammer. 
M. a polir, a repasser, v. glanzhammer. 
- M. a queue, staarthamer, 
sineeliamer ; tilt-hammer, tail-hammer; 
schwanzhammer, reckbammer. -M. a 
river. Rivoir, kIinimamer ; rivetinghammer; 
niethamrner. - M. a reparerla panne d'un marteau de forge, 
hamer voor het maken of herstellen van 
groote smeehamers ; face-hammer; balinenschlhge!, 
pfhhnenscblhgel. - M. a soulevement, 
v. aufwerfer. - M. a 
souder, v. falzhammer. - M. a 
soyer, a suage, voor-, groefhamer der 
blik-en kopersiagers; creasing hammer; 
seam hammer; sickenhammer. - M. satineur, 
extenseur, v. breithammer. 
- M. de triage, zuiveringshamer 
voor ertsen ; picker, sifter; klaubhammer. 
- M. a vapour, v. dampfhammer. 
-M. vertical, vol-, stamp., 
vertikaal -hamer ; stamp-, block-hammer; stempelhammer, 
fallhammer, stample. -M. 
pilon a cannes, duim-hamer, duim -stamper; 
tappet hammer; daumenbammer. 

b. Marteau brettelé, m. pour 
couper les méteaux a froid, hamerbeitel, 
kouwbeitel met steel ; hammer 
chisel; schrothammer. -M. a divisor 
les barres do for on long, v. bankMARTINET. 
703 

meissel. -M. a marquer le for 
on barre, teekenhamer, mnerkhamer voor 
staafijzer; hammer for marking iron bars; 
zecheisen. -M. a pointo, punt-spits 
hamer der artillerie ; pointed steelhanmmer; 
spitzhamnier. - IVE. a deux pointos, 
v , pie a deux pointos, s. pointo. 

-M. a pointo, v. doppelhaue. 
C. Martoaupercuant, v. chien 1). 
-M. percutant, Martelet, v. hammer. 
hd 8). 
d. Marteau, Dégrossor au m., 
uit den ruwe hameren ; to hammer raughly; 
to hammer dress; grob abbttmnmern. -
Durci au m., hard gehamerd ; hammerhard; 
hamrnerhart. -]Panne, airo du 
M., haan van den grooten srneehamer 
face of the hammer; hahn. - 'Etendro 
SOUS le m., rekken, onder den hamer 
uitrekken ; to hammer out; ausbammern. 
-Faire a coups do m., hameren; 
to hammer up; hÎmnmern. -Fait an m., 
gehamerd ; hammered; gehänimnert. —Manche 
de m., hamersteel ; handle of a hammer; 
hamnierstiel. - Mansuellos du 
M., zijden, kanten van den hamer; cheeks; 
backen, seitenflkchen. - Oeil du m., 
gat van den hamer; eye, ear of a hammer; 
auge, hammerloch. - Travailler au 
m., met den hamer werken, hameren, 
slaan ; to hammer; mit dem hammer arbeiten. 
- Tête du m., kop van den hamer 
; head of a hammer; kopf, hanimnerkopf. 
Marteaux cursours do l'arbalète, 
m. fr. Beweegbare deelen van den 
Jacobsstaf; movable parts of the Jacob's 
staff; lhufer des Jacobsstabes. 

Martel, m. fr. Oude benaming van hamer, 
v. marteau a 

Martelage, m. [r. Het drijven, het 
hameren, het slaan van metalen voorwerpen 
; hammering, raising; das treiben, das 
hammern, das schlagen. 

iVEarteler, v. a. fr. Faire an marteau, 
hameren, smeden, slaan ; to hammer, 
to forge, to raise; hhmmern, schmieden, 
schiagen. -Platslaan, v. abfinnen. 

Martelot, m. fr. , v. marteau por 
-cutant. 
Martoleur, Martinour, m. ft., v. 
hammerarboitor. 
Martelino a pointe, f. fr., v. 
Picot. 

Martollo, m. fr. Toren voor de kustverdediging 
; martello-tower; kustenvertheldigungsthurm, 
martello-thurm. 

Martollo-tower, eng., v. fort circulairo. 
Marticlos, m. p1. fr., v. crow


foot–lines. 

Martiner, v. a. fr. Hameren, smeden, 
met een lichten hamer ; to hammer, to forge 
with a small hammer; Iikmmern, schmieden, 
unter einem leichten hammer. 

Martinet, eng., v. cargue-bouline. 
Martinet, m. fr., v. dirk. 


 

704 MARTINET

Martinet, m. fr., de grosse forge, 

V. eisenharniner. M. a queue 
ou L bascule, v. marteau a queue, 
S. marteau a. 
Martinet a laiton, m. fr., v. messinghammer. 
Martineur, Marteleur, in. fr., v. 
hammerarbeiter. 
Martingale, eng. Staand stuk onder 
den toegspriet, spaansdhe ruiter ; stamp!. 
stock; martin gale. - M. stay, v. étai 
de martingale. 

Martingale, m. fr. " eng. Spring. 
teugel ; sprungriemen. Pausse martingale, 
v. breast-plate-body. 

Martoire, f. fr., V. aufrichtham


mer. (for. 
Martstein, rn. v. suiphure de 
Marzelin, t. lid., v. marcline. 
Mascagnine, eng. , Mascagnin, m. 

fr. , Masgagnin, m. hd. Natuurlijke zwavelzu 
re ammon ia uit Toscane ; scltwe[elsdures 
amaoniak. 

Mascaret, m. fr. , v. eau vive. 

M. aux fleuves, Macrée, een hooge, 
plotselinge vloed op sommige rivieren ; a 
sudden and dangerous flood in some rivers; 
eine fluth die mit grosser heftigkeit in 

verschiedenen tussen auftritt. (sicht. 
Mascaron, in. fr., v. fratzenge. 
Masche, f. lid., V. maille. Eine 

m. aufnemon, V. to take up a 
mesh, s. mesh. - Eine m. fal 
len lassen, een steek laten vallen ; • to 
let down a stitch; laisser dchapper, torn. 
ber une maille. lose m., gevallen 
steek; loose stitch; maille tonThée. 
Masehenapparat, in. ha. Lus-of 
steektoestel van het kousenweetgetouw 
meshing apparatus in a stocking frame; âme. 

Maschenhakchen, n. ha., v. mesh. 
hook. 

Masehenreihe,f. hd. (die) schneiden 
oder reissen. De lussen doorsnijden 
hij het Iluweelweven ; to cut velvet; 
couper ou ciseler les mailles. 

Maschine, t. luL, V. engin. Abgenützte 
m., oud, versleten werktuig; 
worn out engine; patraque. Atmospharischo 
m., v. machine a Vapeur 
atmosphérique. Eine m. 
aus einander nehmen, v. to decompose 
1). - Eine m. bauen, v. 
monter une machine. - Peststehende 
m., v. feststehende. 

M. die federn zu richten, werktuig 
voor het rollen der horlogieveeren ; engine 
for dressing the springs; grands plombs. p1. 
__ Eine m. in gang setzen, een werk 
tuig in beweging brengen ; to work an engine; 
faire fonctionner, jouer one machine. — 
die M. ist in gutem gang, het 
erktuig loopt goed ; the engine works well; 
la machine fonctionne ou va bien. — 
Grundriss der m., v grundriss. 

-Hydraulische m., v. m. hy- 
MASKED-BATTERY. 

draulique. - Leicht gehende m., 
werktuig dat gemakkelijk loopt; easy working 
machine; machine qui chasse uien. 
Mitteldruck m., v. mitteidruck. 
__ Selbstthätige in. die das rad 
zahn urn zahn urndreht, v. arrondisseur 
helicoïdal. - Zusarnmengesetzte 
m., v. machine cornposé. 
- Einfachwirkende in., v. 
machine L vapour a action single, 
s. machine. - M. mit expansion, 
v. expansions engine. -

M. mit condensation, v. machine 
vapour condensateur, s. machine. 
- Durch die m., werktuigelijk; 
machine-made; a la machine. 

Maschinenarbeiter, m. hd., v. 

mechanic. (monteur. 
Maschinenaufsteller, in. hd., v. 
Maschiuenbauer, in. ltd., v. con


structeur de machines. 
Maschinendrehbank , t. hd., v. 
engine-lathe. 
Masehinendruck, m. /ui., v. machine-
impression. 
Maschinenführer, In. lid., v. en


gine-man. (flooring. 
Maschinenlehre, f. hd., v. engi-
Maschinenmacher, in. ltd., V. con


structeur de machines. 
Maschinennagel, in. p1. hd., v. 
cut-nails. 
Masehinenpapier, ii. hd., v. machine-
made paper. 
Maschinenraurn, m. hd., v. engine-
room. 

Maschinenschmierer, m.hd.Sineerder, 
werkman, belast met het stoeien der 
werktuigen ; lubricator; luhricateur. 

Maschinenspinnerei , f. hd. , v. 

machine-spinning. 

Maschinenwebestuhi, m. lid., v. 

métier mécanique. 
Maschinerie, t. hd., v. machinerie. 
Maschiniren, ni hd., v. devilling. 
Maschinist,m.hd. , V. engine-man. 
Maschnagel, m. hd. Houten stokje 

der leerlooiers ; small-stick; bâtonnet. 

Maser, in., Maserholz, n. lid., v. 

bois madré. - M. un holz, M. 

im papier, v. madrure. 

Maserie, t. fr., v. furnace for 

the first fusion. 

Mash, eng. Beslag, moutbeslag ; maische; 
trempe, malt trernpé. - M. tub, Mashing—
tub, beslaghak; maisch bottich, maischkufe; 
cuve niatidre. 

Mash, mail, mesh, loop, terry, 
eng. Breisteek; snasche; maille. - M. 
pin, V. filetnadel, v. s. mesh. 

Mash (to), eng. Beslaan, V. brassage 
3). (masque. 
Mask, eng. Zodenwal ; blendung, neaske; 

Maske, f. lid., V. face-guard. 
Masked-battery,eng.,v. batterie


blindée. 


 

MASON --

Mason, eng., v. mason. 
Masonry, eng., V. maconnage. 
Mason's level, eng., v. level b. ij. 

— M. hammer, v. mauerhammer. 
Masque,m. fr., v. ausstechmeissel. 
Masque, m. fr., v. mantelet. 
Masque, m. fr., v. face-guard. 
Masqué, couvert, adj. fr. Bedekt, 
ingesloten terrein ; close, enclosed; bedeckt, 
verhiilit. 
Masquer, v. a. fr. , v. to brace 
aback. 

Mass, eng. Hoeveelheid, verzameling 
van deelen, massa; masse; quantité. ^•• 
Groote schilfers mineraal, tusschen steen 
ingesloten ; stock; bloc. ~ Drying of 
the m., drogen der klei bij potten 

abírocknen der masse; ressua--bakkers ; 
ge, raffermissement des pates. — M. oflight, sterk licht, overmaat van licht; 
lichtmasse; amas de lumiére. ~ Specimen 
of the m., proef uit den kroes, 
van gesmolten zilver of goud ; tegelprobe; 
échantillon de la masse. — M. for porcelain, 
porselein deeg, porselein massa; 
porzellanteig, porzellaninasse; pate de por 

-celaine. 
Mass zur oberen bodenscheibe, 

n. hd., v. embichetage. 
Mass fur die ofenladung, n. hd., 
V. bécasse. 
Massal, m. hd. Groot stuk erts in den 
oven ; shingled lump of ore; masseaii. 
Masse f. fr. de Bois, v. maul. •• 

M. de fer, v. iron maul. -• M. de 
fer, v. demi-masse. Grosse m. 
de fèr, v. marteau à devant. — 
Petite m. de fer, v. marteau de 
forge. — M. carrée, v. f pustel. 
M. à tranche, v. schrothammer. 
— M. à enrayer, v. speichenhammer. 
Masse, f. fr. Ladeklos, v. klutz 3). 
Masse, f. fr. Looper, beweegbaar ge


wicht van den unster; weight of the steel 
yaed; gewicht an der schneilwage. 
Masse, f. hd. & fr., Mass, eng. Pot tebakkersklei, 
vormklei. 

Masse, f. hd. (beschaffenheit der) 
Hoedanigheid der vormklei; texture, condition 
of the mass; texture des pates céramiques. 
~ Rohe m., ruwe vormklei ; raw bodies; 
pate crue. — M. mit den hinden 
verarbeiten, de vormklei met de banden 
kneden ; wedging the clay; battre la 
pate aver les mains. — Zusammen 
hangende m., v. agglomerat. ~ 
Sich zusammen dringende m., 

v. agrégat. ~ M. zum drehen odor 
abdrehen, vormklei voor het pottenbakkers 
wiel of draaibank ; mass of clay for 
throwing; tournasine. 
Masse, f. fr du haut—fourneau, 
De koker, romp van een hoogoven ; the 
blast-furnace without appendices; rumpi des 
ho(c)hofens. ~ Petite m. inférieure, 

MASSIF. 705 

benedenste kegelvormige ruimte, smeltruimte; 

inferior part of the blast-furnace below the 

boshes; der unter dem kohlensack gelegene 
theil des hohofens. — Petite m, su— 
périeure, v. bure des hauls-fourneaux. 


Masse, f. fr. Ton of kuip voor bet 
kristalliseeren van aluin ; rocking-cask ; 
wachsfass. 

Masse setzen (in die), f. hd., v. 
mettre en pate. 
Masse (fer de), f. fr., v. fagotted-
iron. 

Masse, f. fr., v. erzklumpen i). 

Masseau, m fr., v. massal. 

Massel, m. hd., V. massal. 

Masselet, m. fr., v. erzklumpen 2). 

Masselotte, f. fr., v. loupe 6). — 

v. anguss. 
Masse-more,f. fr.,v.maehemoure. 
Massen (gleichartige), f pl. hd. 
Gelijkaardige stoffen ; aggregate body; corps 
par agrdgation. 
Massenform, f. hd., v. dry-sandmould. 
Masser fbrmerei, f. hd., v. drysand-
moulding. 
Massenschlager, m. hd., v. battour 
de pate. ^€ 
Massentreter, M. hd , v. kneader 
by the feet. 
Masse ressuée, f. fr. Koper door uit 
gezuiverd ; zijgkoper ; copper reduced-zijgen 
by liquation; darrling. 
Massette, f. fr., v. bankhammer. 

— V. demi-masse. 
Masshi bel, m. hd,., v. dame i). 
Massicot, * . Loodgeel, masticot, v. 
bleigelb. 

Massicot massif, m . fr , v. blei


protoxyd. 

Massif, adj. fr. Sterk, stevig, zwaar 

massy, massive, solid, heavy; stark, massig, 

massiv . — Menuiserie trop mas— 

sive, te zwaar, te stevig kastenmakers 


werk ; too heavy joiner's work, zu starke, 

schwerf llige tischlerarbeit. 

Massif, m. fr., v. dead—wood. ••• 

Inwendige ruimte van een smeltoven ; in


terior part ot a furnace; innerer raum eines 

schmelzofens. — De steenmassa, muurdikte 

van gebouwen ; stone-mass, wall-mass; stein


masse, mauermasse. — (Pilier) peiler, 

staander, zuil ; pillar, post; pfeiler. — Tra 

-vail au m., net

maken der eerste gale


rijen bij den mijnbouw; winning, fore-win


nIng, heading; vorrichtung zum abbau durch 

strecken. 

Massif, m, fr de chaussee, Par


tie massive ou pleine, Het vaste of 

hoofdgedeelte van den weg, de dijk, de 

dam ; solid , body of a dam, bottoming; 

dammkorper, hauptmasse, versteinung. 

Massif de glaise, V. corroi 2) . 

Massif d'un Naut fourneay., v. 

chemise d'un haut-fourneau. 


706 MASSIF -- MASTIX. 

Massif, m. fr. long (en Belgique), 
Peilier, Serre, Pijler, zuil tusschen twee 
galerijen, in den mijnbouw ; pillar, post; 
pfeiler zwischen zwel abbaustrecken. 
Exploitation par M.-s longs, 
Ouvrage par M.-s longs, de galerij 
en zuilenbouw in mijnwerken; het ontgin 

galerijen met pilaren gesteund -nen door; 

board- and pillarwork, post- and stallwork, 
pillar- and stall-work; strecken and pfeiler


abbau. 

Massif d'un ouvrage, in. fr. Dam, 
wal, aardtroop, in den vestingbouw; solid; 
erdkerper, mauergrund. 

Massif d'un puit, m. fr. De erts of 
steenkool die rond de schachtopening blijft 
staan ; shaft-pillar; schachtpfeiler, bergfeste. 

Massie, adv., hd , v. massif. 

Massiver le mortier, v. a. fr. Kalk


ouwen, metselspecie bereiden ; to beat, to 
mix the mortar by beating; mortel schlagen, 
ri bren. 

Masskegel, m. hd., v. dame ij. 

Masslade, f. hd. Schoenmakersmaat


stok; shoemaker's size; compas de mesure. 

Masson, m. fr., v. gabien. 

Massoque, m. fr., v. bloom 1) . 

Massoques, f. pl. fr. IJzeren binnen 

een catalonischen oven ; slabs-bekleeding van 
opposite the twyer in a catalan hearth; eisen 

eines-stucken aus welcben die gicbtzacken 
catalonischen feuers besteht. — De kanten 
van een trischstuk uit een catalonischen 
oven ; side-blooms of a catalan lump; seitenschirbeln 
eines cataloniscben deuls. 

Massrad, n. hd., v. hodometer. — 
.M. zirkel, v. compas de mature. 
Massstab, m. hd , v. échelle (ligne 

graduele), etc. 

Massy, eng„ v. massif. 

Mast, eng. Mast ; mast; mat. ~ Main 

m., v. grand-mat. — Fore m., v. 
fockmast. — Mizzenmast, v. besanmast. 
— M. Coat, mastbekleeding, 
stuk zeildoek voor het inwateren aan den 
onderkant van de mast; kragen von segeltuch; 
braie du mgt. — M. head, v. 
masttop. •® M. maker, v. mastmacher. 
M. pond, afgepaald gedeelte 
van eerre rivier of water, waar masthout 
bewaard wordt; hock; fosse aux mats. 

— M. prop, schoor, stut voor de mast 
bij het overzijbalen van een schip; masten 
aiguille. ^ M. step, v. car--stutze; 
lingue de mat. — M. tackle, v. 
caliorne du mat. — M. trunk, v. 
cornet de mat. 

.Mast, ni. hd., v. mast, eng. ~ Grosser 
m., v. main-mast, s. mast. ~ 

M. aus eiriem sti cke, mast uit een 
stuk ; mast of one piece; mat d'un brin, 
mat dune pièce. o Zusammenge— 
setzter m., gemachter m., uit ver 
stukken gemaakte mast ; made-schillende 
mash; mat compósé. — Einen m. emsetzen, 
een mast inzetten, een mast plaat


sen ; to step a mast, to set up a mast; arborer 
un mat. — M. keil, v. coin de 
mat. M. klampe, v. belaying 
cleat. ~ M. koker, v. connet de 
mat. — M. knopf, V. acorn. 

M. kragen, v. m. coat. o M. 
krahn, v. machine a mater. 
M. macher, mastenmaker; mast-maker; 
mateur. — M. passer, v. compas de 
mature. — M. spur, V. carlingue 
de mat. ~ M. spurwangen, v. 
flasques de la carlingue. ~ M. 
stütze, v. mast prop. — M. top, 
topend, boveneinde van den mast; mast 
head; tenon, ton. — M, werk, de bemasting, 
de masten van een schip ; masts or 
a ship; mature. 
Mast (to) a ship, eng., v. mater 
un vaisseau. 
Master-cable, eng., v. maitrecable, 
. 

Master-smelter, Master-founder, 
eng., v. huttensteiger. — M. 
tap, schroeftap, v. backenbohrer. o 

M. key, v. crochet. — M. bar, v. 
volée de devant. — M. bar-hook, 
V. wagenagel. — M. minter, v. 
mintmaster. — M. printer, v. 
manre imprimeur.—M. and warden, 
v. manre-egard. — M. worker, 
v. maltre-poudrier. 
Mastique cochenil, eng., v. mes-. 
tèque. 
Mastlos, adv. hd. Zonder masten; dis


masted; démáté. 
Masts of a ship, eng., v. mastwerk. 
Mastic,eng.y m. fr. Eene soort van hars, 

mastfik; maslix; zie ook mastix. 
Mastic, m fr., v. cement. eng. ~ 

M. bitumineux, asphalt of aardpik bevattend 
mengsel of smeersel ; bituminouscement, 
black-cement; bituminese kitt. ••• 
M. a chaud, v. brand kitt. ~ M. 
de Dihl, mengsel, smeersel van Dihl; 
Dikl's cement; Dihl's kitt. ~ M. de fer, 
M. de limaille de fer, v. eisencement. 
~ M. des fontainiers, waterdicht 
smeersel der welputmakers; pumpmaker's-
mastic; brunnenmacherkitt — M. 
a vitres, V. glaserkitt. — Poser à 
m. les vitres, de ruiten in de stopverf 
zetten ; to put the panes in putty; in kitt 
verglasen, die scheiben in kitt setzen. 
Mastigadour, m. fr., v. mauthing


bit. 

Mastiquer, v. a. fr. Besmeren, pleis


termi, stoppen, aanstrijken; to putty; kit


ten. — M. les vitres, ruiten stoppen; 

to putty the panes; die scheiben verkitten. 

~ M. de l'orfèvre, ou du lapi— 

daire, glas, porcelein of steen aan metaai 
verbinden ; to cement; kitten. — M. 

du mason, v. to cement 2). 
Mastix, m. hd., v. mastic. ~ M. 

Baum , mastikboom , pistacia lentiscus; 
mastic-tree; lentisque. — M. $rnisz, 


MAS ULIPATAM 

mastikvernis , schilderijvernis ; mastic-varnish; 
vernis de mastic. 
Masulipatam, * . Eene soort van Indische 
geweven katoenen stof. 
Masure, f. fr. Oud, vervallen muur 
; decayed walling, rubbish of a wal--werk 
ling; altes gemduer, verfallenes mauerwerk. 

Mat, eng., V. baderne. 

Mat, eng., Matte, f. hd. Mat, vloermat 
; natte, paillet. — M. maker, v. 
mattenflechter. M. dike , v. 
mattdam. (v. iron-moul. 

Mat, Marteau de mine, m. fr., 

Mat, m. fr. Kleursel om goud mat te 

maker, ; deadening mother; mattfarbe. 
Mat, Mate, adj. fr.. v. dead ij. 
Mat, m. fr., v. mast, eng. ~ M. 

d'artimon, v. besanmast. ••• M. 
d' assemblage, M. composé, v. 
zusammengesetzter mast, ~ M. 
d'un brin , v. mast aus einem 
sti cke. — M. a brisure, noodmast 
met kluften aan den stomp bevestigd; 

jury-mast attached to the stump of a mast 
by a scarf; geklucllte mast. ~ M. de fortune, 
noodmast; jury-mast; notbmast. —• 

M. de hune, v. marsstenge. — 
Grand m. de hune, v. main-topmast. 
— Petit m. de hune, v. 
foekstenge. ~ M. de hune de 
rechange, v. borgstenge. — M. de 
misaine, v. foekmast. — M. de 
pavilion, v. flaggenstoek. ~ M. 
de perroquet, v. bramstenge. 
Grand m. de perroquet, v. maintop-
gallant-mast. ® Petit m. de 
perroquet, v. fore-top-gallantmast 
(en verander aldaar hune in perroquet). 
~ M. de perroquet de fouge, 
kruissteng; mizzen top-mast; kreuzstenge. 
~ M. de perroquet volant, boven 
royal-mast; oberbramstenge. —-bramsteng; 
Grand m. de perroquet volant, 

V. main-royal-mast. — Petit m. 
de perroquet volant, v. foreroyal-
mast. •r M. de perruche, 
kruisbramsteng ; mizzen-top-galant-mast; 
kreuzbramstenge. — M. de perruche 
volante, bovenkruisbramsteng; mizzenroyal-
mast; oberkreuzbramstenge. ® M. 
d'une pièce, V. mast aus einem 
stucke. — M. de rechange, waarboze 
mast ; spar-mast; borgmast, reservemast. 
— M. de senau, mast van een 
schoener; snow-mast, try-sail-mast; scbnaumast. 
(tant. 
Mt d'une tente, m. fr., v. mon— 
Matasse, f. fr. Knot ongesponnen zijde; 
raw silk; knbul ungesponnener seide. 
Match, eng., v. lunte. ~ M. box, 

V. luntenkiste. — M. lock, v. luntenschloss. 
— M. lock musket, 
M. lock arquebuse, musket met 
londslot; luntenschloss muskete, gabel mus 
arquebuse à mècbe, arquebuse à ser--kete; 
pentin. 

MATIERE. 707 

Matching, eng., v. assemblage a 
rainure et languette. 

Match planes, eng., V. bouvet. 

Match tub, eng., v. half-tub. 

Matches, eng., v. allumettes al


lemandes. 

Mate, eng. Opperstuurman ; maat, ober 
aide, pilote, pre--steuermann steuermann; 
mier pilote. ~ Second m., onderstuur 

tweede stuurman ; untersteuermann,-man, 
steuermannsmaat, zweite steuermann; second 
pilote. Third m., derde stuurman 
dritte stèuermann; troisième pilote. 

Mateau, m. fr., v. knot of skeins. 

Matelas, m. fr. Matras; mattress; matratze. 
® M. á air, luchtmatras, windmatras; 
air-mattress, air-bed; luftmatratze. 

Matelassé, m. fr., v. doppelgewebe. 


Matelot, m. fr. Matroos ; sailer; matrose. 
• M. amariné, M. bon partout, 
v. ohrlamm. — M. de l'aidebosseman, 
V. boatswain's mate. 

— M.s travaillants auprès du 
mat de misaine, v. foremast-men. 
® M.s du maitre canonnier, kanonniers 
aan boord, matrozen, die het geschut 
bedienen; sailors of the gunner; bus. 
schiesser, gescbutzbedienung. Y M. pas 
encore amariné, v. fresh-waterjack. 
Mater, v a. fr., donner le mat, 
mettre au mat, v. to deaden 2). 

V. to tarnish. — Lime a m., 
V. mattfeile. 
Mater un vaisseau, v. a. fr. Een 

schip bemasten, de masten plaatsen ; to 

mast a ship; eias schiff bemasten. 

Mátereau, Máterel, m. fr. Overge. 
bleven stuk van een gebroken mast, stomp; 
stump; stumpf (platduitsch stump). 

Material ou materiel, m. fr., d'exploitation, 
v. betriebsmaterial. ~ 

M. roulant, beweegbaar materiëel van 
spoorwegen, locomotiven, wagens, etc.; rolling 
stock; betriebsmaterial. ~ M. fire, 
vaststaand materiëel van spoorwegen ; railway 
plant; liegendes material. 
Materiaux, m. pl. fr., Materials, 
eng., Materialien, n. hd. Stoffen, grondstoffen, 
bouwmaterialen. 

Materie, f. hd., v. matiëre. ~ M. 
ofen, v. arche 2). 
Mateur, m. fr., v. mastmacher. 

v. tarnisher. 
Mathematics, eng., Mathematik, 
f. hd., Mathématique, f. pl. fr. Mathesis, 
wiskunde. 
Mathématique, adv. fr., Mathematical, 
eng. , Mathematisch, hd. 
Mathematisch, wiskundig. 

Matière, f. fr. Stof, verzameling van moleculen 
; matter; materie, stof!. — M. brune 
d'indigo, indigobruin ; indigo brown;

indigobraun. — M. colorante, v. f ärbestoft'. 
— M. cornée, v. horn. 


 

708 MATIÈRES

substance. s M. fulminante, V. 
composition fulminante. — M. 
fusante, v. rocket-composition. — 

M. glutineuse d'indigo, indigolijm, 
kleefstof van de indigo ; indigo-gluten, gliadine; 
indigolem. — M. incendiaire, 
V. composition incendiaire. — M. 
première, primitive, ruwe, onbewerkte 
grondstof ; raw-material; robstoff, 
rohmaterial. — M. rouge d'indigo, 
indigo rood ; indigo-red; indigoroth. 
Matieres stérfles, f. pl. fr. , v. 
gangart. 
Matoir, m. fr., v. mattbunsen. 

V. stamp. — v. austreibstahl. ~ 
M. rayé, v. burnisher 6). 
Maton, m. fr., V. kni tchen t ), 3). 
Matras, m fr., V. matrass. 
Matrass, eng., Matras, m. fr. Koff, 
kookflesch der chemisten ; glaskolben; scbei


dekolben. 

Matras m. fr. de bologne,v.bolog


naphial. — M. a vernis, v. farbe


blase. — M. a essai, kleine peervor


mige glazen kolf; essay matrass; probirtute. 

Matratze, f. hd., V. matelas. 

Matrice, f. fr., v. matrice, eng. 

Matrice, Matrix, eng. Hoofdkleur 

der stoffenververs, v. dominant. — Bij 

lettergieters matrijs; mater, matrize; ma


trice. v. S. abschlag. — Matrijs, v. bed 

8). — Muntstempel, v. carré 3) & 4). 

Bijzondere soort van gietkast der goudsme


den ; gussrinne; tulle ~ v. giessmutter. 

Bij draadtrekkers, opening in de trekplaat 
; pressring; modèle, matrice. — M. 
en platre, gipsvorm der stereotiep -platen; 
plaster mould; gipsmatrize. 

Matrissage, m fr. Het weder nat 
maken van te snel gedroogd papier; wetting; 
befeuchtigung des zu schnell getrockneten 

papiers. 

Matrize, f. hd. Klein aanbeeld der slo


tenmakers, kleine tas; small anvit; tasseau. 

Matrose, m. hd., v. matelot. ~ 
M—n. amber, zwarte amber, zwart barnsteen 
; black amber; ambre noir. — M. 
knopf, v. noeud de batelier. 

Matt, eng., Matte, f. fr. Ruwsteen, 

V. lech & feistes hartwerk. 
Matt, adj. hd., V. dead. 
Mattage, m. fr. Het matbijten, mat 
maken van metalen ; deadening; mattiren. 
Mattbunzen, m. lid. Matijzer, matstaal 
; tarnisher; matoir. 
Mattdamm, m. hd. Gekramde, bekramde 
dijk ; mat-dike; digue nattée. 
Matte, f. fr. , v. métal. — v. 
plachmal. — M. de plomb, v. 
bleistein. — M. do cuivre, v. feis-. 
tes hartwerk. — M. concentrée, 

V. concentrationsstein. ~ M. cru, 
V. lech. ~ M. moyenne, v. mittelstein. 
Matte stelle, f. hd., V. aeeroe. 
Matteau, m. (r., V. knot of skeins. 

-- MALERGIEBEL. 

Mattenflechter, m. hd. latten maker 
; mat-maker; mattier. 

Matter, v. a. fr. Het matte goud lijmen 
; to size the pale gold; das matte gold 
mit leim uberziehen. 

Matter, eng., v. matière. 
Mattfarbe, f. hd., v. mat. 
Mattfeile, f. hd., V. tarnishing


file, s. file. 
Mattgold, n. hd. Matgoud ; dead gold; 
or mat. 

Matthiew-.Walker's knot,eng., v. 
noeud de rides. 

Matting, V. a. eng. Mat maken, dof 
maken, mat bijten van metalen voorwerpen; 
mattiren; operation de matter. ••• M. tool, 
ciseleerijzer om een matten grond mede te 
maken ; mattpunze; mattoir. 

Mattiren, Mattmachen, n. hd., v. 
mattage. 

Mattirtonne, f. hd. Vat, bak, ton 
der vergulders en metaalwerkers, die het 
mengsel bevat om mat te bijten ; tarnishingtub; 
tonneau au mat. 

Mattmacher, n. hd., v. tarnisher. 
Mattock, eng., V. fasehienen ha.


ken. 

Mattock, eng., V. kaue ij. 
Matton, m. fr., v. knótchen 1). 
Mattpunzen, m. hd. , v. matt


bunzen. 

Mattress, ang., v. matelas. 

Mattschleifen,Mattmachen, v. a. 
hd. Dofmaken, matsljpen van glas; v. dépolissage. 
_ Van metalen, v. to deaden. 


Mattvergoldung, f. hd., v. dorure-
terne. 
Mature, f. fr. , v. machine a maater. 
~ M. d'un batiment, v. mast


werk. 
Matz, m. hd., v. deads. 
Maudsly, eng. Maudsley's stoomwerk


tulg, v. dampfmachine.'. M. lathe, 

V. bar lathe. — M. pump, v. brinepump. 
Mauer, f. hd. Muur ; wall; mur, muraille. 
— M. ohne fenster and thu.ren, 
v. murorbe. —Inwendige m. 
an einen springbrunnen, v. mur 
de douve. ~ Matte m., schuine muur 
bekleedingsmuur; sloping-wall; mur en talus. 

— Schrage m., v. échifire. 
Maueranker, m. hd., v. ancre 
de muraille. 
Mauerband, n hd. Plint, muurplint; 
plinth of a wall; cordon de muraille. 
Mauerbeschlag, m. hd., v. efio


reseence. 
Mauerbrecher, m. hd., v. bélier. 
Mauerbruch, m. hd., v. breach ij. 
Mauerdach, n. hd. Mauerdicke, 

t. hd., V. chaperon de muraille. 
Mauer-cirkel, n. hd., v. muralcircle. 


Mauergiebel, m. hd. , v. gable. 


MAUERGRUND 

Mauergrund, m. hd., v. massif 

d'un ouvrage. 
Mauerhaken, m. hd., v. gáche 2) . 
Mauerhammer, m. hd. Vuist ; ma


can's hammer; bacbette. 
Mauerhut, m. hd , v. chaperon 

de muraille. 
Mauerkalk, m. hul., v. cement. 
Mauerkappe, f. hd , V. coping. 
Mauerkelle, f. hd. Truweel, troffel 

trowel; truelle. 
Mauerkitt, m. hd., v. cement. 
Mauerlatte, f. hd., v. filet de mar. 
Mauerlehm, m. hd. Metselklei, iets 

om de steenen mede vast te leggen zonder 

kalk of renent; mud; bauge. 
Mauerleiste, f. hd., v. listel. 
Mauermantel, m. hd., v. mur de 

revêtement. 
Mauermasse, f. hd., v. massif 3) 
Mauern, v. a. hd., v. maconner. 

— Mit schlechten mortel m., v. 
limo (u) siner. — Mit fuisteinen 
m., v. blockiren. — Mit lehm 
oder sand m., in de klei of het zand 
stapelen ; to build with mud; bausiller, 
torcher. 
Mauersalpeter, m., Mauersalz, 

n. lid., V. salpeterschaum. 
Mauerstein, m. hd , v. moëllon. 
Mauertafel, f. hd. Steenen lambrizeerin 
g ; plinth of a wall; plinthe de mur. 
Mauerverband, n. hd., v. appareil 
2) . 
Mauerverkleidung, f. hd,, v. revétement 
en pierres. 

Mauerwall, m. hd. Met een muur 
bekleede wal ; rampart lined with stone; 
rempart re^-êtu de maconnerie. 

Mauerwerk, n. hd., v. maconnerie. 
— M. in welchem die steine 
schräg, nicht horizontal liegen, 

V. herringbonework. — M. von 
ziegelstein, v. brick-work. 
Mauei'ziegel, m. hd., v. brick. 
Mauerzinne, f. hd., v. battlement. 
Mauge, Maugère, t. fr., v. ma


miring. 

Maul, n. hd., v. chap. — M. am 
hahn des Hinten schlosses, v. 
hahnlippe. 

Maul, eng. Groote houten hamer, slegge; 
schlagel, moker; masse en bols, masse de 
bols. — Iron m., v. iron-maul. 

Maulbeerbaum, m. hd. Moerbez^ënboom 
; mulberry tree; murier. 
Maulbeerholz, n. hd. Moerbeziënhout; 
mulberry wood; bols de murier. 
Maulbeerpapier, n. hd. Chineesch 
papier; India-paper; papier de Chine. 
Maulbremse, f., Maulgatter, n. 
hd., v. barnacles. 
Maulkorb, m. hd. Muilkorf voor paar


den die bijten ; muzzle; muselière. 
Maulstich, m. hd., v. demi-clé. 
Maul-stick, eng , v. malerstock. 

MEASURE. 709 

Maultrommel, f. hd. Mondharmonika; 
Jew's harp; ouimbarde. 
Maulwurfsfalle, f. hd. Mollenval; 

mole-trap; taupière. 
Maurer, ni. hd., V. macron. 
Maurerarbeit, Maurerei, f. hd., 

V. maconnage. 
Maurerpinsel, m. hd. Witkwast; 
white-wash-brush; pinceau de maçon. 
Mauresque, adj. fr., v. maurisch. 
Maurisch, adj . hd. Moorscb, nioorscbe 

stijl ; morish, moresque; moresque. 
Maus, f. hd., v. mouse. 
Mausefalle, f. hd. Muizenval ; trap, 

boxtrap; sou ris. 
Mausoleum, n. hd. y eng., Mausoiée, 
m. fr., v. mole. 
Mauterz, n. hd. Gestampt erts; lumpore; 
minerai en grumeaux, en marrons. 

Mauvais fond, m. fr. Slechte ankergrond 
; bad anchor-ground, foul bottom ; 
schlecbte ankergrund. (pavot. 

Maw—seed—oil, eng., V. huile do 

Maximilian—tower, eng. Ronde toren 
in het geretrancheerd kamp te Lintz 
in Oostenrijk. naar den uitvinder, Maximiliaan 
'van Oostenrijk, benoemd ; maximiliansche 
term; tour de maximilienne. 

Mazage, eng., v. hartzerren. ••. 

M. iron, ijzer op de Stiermarksche wijze 
gemaakt; hartzerronnenes eisen; mazéau. 
Mazarine, eng., v. dunkelblau. 
Mazéage, m. fr., V. hartzerren. 
Mazéau, m. fr., V. mazage-iron. 
Mazelle, f. fr., v. bergaamask


eisen. 

Mazer, v. a. fr. Het uitgesmolten metaal 
in platen gieten ; to form the smelting 
into slabs; das erz in platten giessen. 

Mazer v. a. fr. la forte, IJzer verlijnen 
op den drijfhaard; to refine; zerren, 
feinen, raffiniren. 

Mazerie, F. fr., V. furnace for 

the first fushion. 
Mazeriren, n. hd., V. einweichen. 
Mazeur, m. fr. Werkman die het ruw 

ijzer maakt volgens de Stiermarksche wijze; 
refiner; zerrer, (zerrenner). 
Mazée, f. fr., V. fer a .né. ••• 
Fonte m., v. mazage-iron. 
Meager lime, eng., v. chaux 
maigre. 

Mealbeneh, eng. Vloer van de builkast, 
waar bet meel op valt ; mehlbank; 
plancher. 

Mealer, eng., v. brayer. 
Mean depth, eng., v. mitteltiefe 2). 
Mean pressure engine, eng., v. 


mitteldruck-dampfmaschine , s. 
dampfmaschine. 

Méandre, m. fr. Krul van het ionische 
kapiteel ; vitruvian scroll; maander, laufende 
hond. 

Means, eng., v. mittel 2) . 
Measure, eng. Maat, maateenheid; 
maass, maasseinheit ; mesure, unité. •• 

60 


710 MEASURE 

Greatest common m., grootste gemeene 
deeler, grosste gemeinschaftliche maass, 
grbsste divisor; plus grand diviseur commun. 

Measure, eng., v. bed 8). ~ Breedte 
eener kolom of bladzijde; breite eiher columme; 
langeur dune page. •• Geweerloop 
meten, V. ausmessen. — v. embichetage. 
v. marque d'aunage. 
~ M. tape, V. bandrnass. — Maat; 
maass; mesure. 

Measure (to) , v. a. eng. Afmeten (bij 
zeelieden), peilen, boden, diepte van het 
vaarwater bepalen ; messen, peilen; mesurer, 
auner, métrer. — M. an angle, v. 
mesurer un angle. — M. the 
depth of a bore hole, diepte van een 
gat meten ; tillen; mesurer la profondeur 
d'un troll. 

Measurer, eng. Landmeter, v. abmesser. 
— (Steam-gauge) , v. 
dampfmesser. 

Measuring, adj. eng., v. mesurage. 
~ M. chain, meetketting, v. chain 2). 

M. cord, meetsnoer, v. cord 2).
~ M. silk, v. tannage. ~ M. 
tape, V. bandmass. 
Mécanicien, m. fr., v. enginebuilder. 
(give-man 2). 

Mecanicien, Machiniste, v. en-

Méeanicien , Conducteur , v. 

engine-man 1). 
Mécanique, f. fr., Mechanik, hd., 
Mechanics, eng. Werktuigkunde. 
Mécanique, adj. fr., Mechanic, 
Mechanical, eng Mechanisch, hd.

., 

Werktuigelijk. 

Mécanique des corps solides, f. 
fr. Werktuigkunde der vaste lichamen 
mechanica of rigid bodies; mecbanik fester 
karper, geomechanik. — M. des fluides, 

V. hydraulics. s M. des fluides 
aëriformes, v. aërodynamics. ^• 
M. à devider, v. bane a broches, 
S. banc. 
Mecanisme, m. fr. , v. contrivance. 
— M. percutant, v. piatine 
á percussion. — M. de ren 

-versement,

inrichting voor het omkeeren 
der beweging ; link-motion; steuerungsmechanismus, 
umkebrungsmechantsmus. 

Mechanic, eng. Werkman die machines 
maakt, werktuigmaker; mechaniker, 
maschinenarbeiter; mecanicien. 

Mechanical, eng. Behoorende tot de 
gronden der werktuigkunde of samenstelling 
van werktuigen, werktuigkundig; mechanisch, 
zum maschinenbau oder mechanik gehörig; 
mécanique. ~M. curve, v. transeendental 
curve. — M. means, 

V. mittel 3) . — M. power, v. laboring 
force. — M. powers, v. 
machines simples. 
Mechanically, Mechanicalness, 
eng., v. mechanical. 
Mechanician, eng. Werktuigkundige; 
mechaniker; artisan mécanicien. 

— MEDIUM. 

Mechanics, eng. Werktuigkunde ; mechanik; 
mécanique. M. of fluids, leer 
der rust en beweging der vloeistoffen; mechanil 
der flussigen lcdrper; mécanique des 
fluides. ~ M. of elastic fluids, leer 
der rust en bewegung van veerkrachtige 
vloeistoffen, gassoorten ; mechanik der lu ftfórmigen 
korper; mécanique des fluides aériformes. 


Mechaniker, -m. hd., v. enginebuilder. 
~ V. engine-man ii). 
Mechanische spinnerei, f. hd., v. 
machine-spinning. 

Mechanischer webstuhl, m. hd. 
Zeifwerkende weefstoel ; power loom; métier 
mécanique. 

Mechanism, eng., v. appareil 2 )
Mechanismus, m. hd., v. contrivance. 
Mechanist, eng., v. constructeur 
de machines. 

Mécheur continu, m. fr. Voorspin 
machine met staande spindels; slabbing machine 
with vertical bobbins; vorspinnmaschine 
ruit senkrecht stekende spuien 

Mechlin-lace, eng., v. dentelle 3).
Méchoir, m. fr., v. bane , bro


ches, s. banc. 

Mecometer, eng., Méeomètre, m. 
(r., Mekometer, m. hd. Lengtemeter. 

Meconates, m. pl. fr. & eng., Möhnsuresalze, 
m. hd. Maankop-opiumzure 
zouten, meconates. 

Meconie acid, eng., v. acide meconique. 
Meconin, n. hd. & eng., Méconine, 

f. fr. Meconine. 
Meconsäure, f. hd., v. acide méconique, 
s. acide. 
Medaille, f. hd., Médaille, f. fr., 
Medal, eng. Gedenkpenning. — M. pour 
la mérite militaire, v. militair 

-ehrenzeichen. 

Medaille, f., Medaillon, m. fr. & 
hd. , Medallion, eng. Medafilon, ronde 
versiering in de bouwkunde. 

Medaillenwissenschaft, f. hd. Kennis 
van gedenkpenningen; science of medals; 
science des medailles. 

Médailleur, m. fr., Medalist, eng., 
Medaillenstecher, m. hd. Graveur van 
medaille -stempels. 

Medaillon, n. hd., v. locket. 
Medaillonrahmen, m. hd. Ovale lijst; 
loclet-frame; cadre pour médaillon . 
Medial—letter, eng. Middelsoort letter; 
mittelbuchstab; lettre mediale. 
Median, n. hd., v. carré 9). •• 
Gross m., v. grand carré, s. carré. 

Medicochirurg, M. hd. Geneesheerheelkundige 
; medico-chirurgeon; chirurgienmédecin. 


Médionner, v. a. fr. Het gemiddelde 
nemen ; to take a medium; das mittel, den 
durchschnitt nehmen. 

Medium, eng. Middelstof; mittel; milieu. 


MEDLAR,-BROWNY 

Papiersoort tusschen royaal en bijenkorf, 
mediaan ; median; inoyen, carré, coquille. 

To take a m., bet gemiddelde nemen 
; das mittel, den durchschnitt nekmen; 
prerrdre la moyenne, médionner. 

Medlar-brown, eng., v. mispel 

-braun. 

Medlar-tree, eng., v. azerolbaum. 

Medley, eng. Mengsel van verschillende 
kleisoorten bij pottenbakkers, v. gemenge 
I). 

Medullary—rays, eng. Mergstralen, 
stroken celweefsel die, bij planten, het merg 
met de schors verbinden ; markstrahlen ; 
rayons médullaires. 

Medullin, eng , Médulline, f. fr. 
Merg van planten; mark. 
Mèche, f. fr., V. lampendocht.••• 

M. à syphon, v. syphon-wick. 
Mèche f. fr. de cordage, v. heart 
of a rope. 
Mèche, f. fr., v. boudin ). ~ 

M. douce, M. $1 dour, fijn voorspinsel 
bij het katoenspinnen ; fine roving; 
feine vorgespinnst. • — M. de la laine, 
stapel, lengte der wol ; staple; stapel. 
Mèche a canon, M. de guerre, 
corde à feu, v. lunte. ~ Tonder, v. 
fangtuch. — M. d'amoree ou de 
communication, v. étoupille. ~ 

M. du gaillard de devant, v. forecastle-
match. — M. incendiaire, 
brandlont, langzaam brandende lont; slowmatch; 
brandlunte. — M. ordinaire, v. 
match. — M. de soufre ou soufrée, 
zwaveldraad, zwavellont; sulphurated match, 
quick-match; schwefelfaden. — M. de surete 
de Beekford, veiligheids -lont van 
Beekford, om mijnen te ontsteken ; sa fety. 
fuse; sicherheitszunder. 
Mèche du gouvernail, v main


piece of a rudder. — M. d'un 

mat, v. spindle of a made mast. 

•• M. de poutre, v. bottom-piece. 

Mèche de foret, Chevalet, v. 

bit of a borer. ~ M. anglaise, v. 

centre-bit. ~ M. a baguette, laad 


stokboor, boor voor het gat waarin de laad 

wordt geborgen ; pipe-borer, pipe-bore;-stok 
ladestockbohrer. — M. a langue de 
carpe, v. tongue-bit. — M.-cuilier, 
v. láffelbohrer i) . — M. de 
cuiller, creusée en gauge, v. ducknose-
bit. — M. cuiller a point, 
spitsboor; spoon-bit; spitte lofelbohrer. 

M. à forcer, v. arbre ?). ~ M. a 
mouche, v. centre-bit. ~ M. polisoir, 
v. alésoir. — M. de ta 
-rière,

lepel van den avegaar; auger-bit; 
bobreisen des stangenbohrers. ~ M. a 
tetine, v. centre-bit. ~ M. á téton, 
v. pin-drill. — M. de trépan, 

V. bit. ~ M. a trois pointes, v. 
centre-bit. — M. universelle à 
trois pointes, v. expanding centre-
bit. 
MEHLSCHWEFEL. 711 

Mèche du rabot, v. for de rabot, 

5. fer. (spine. 
Mèches soufrees, v. einschlag-
Medionner, v. n. fr., v. mittel G). 
Medium, eng., v. mittel i) . 
Meer, n. hd., v. mer 1). 
Meeren, v a. hd., v. amarrer. 
Meereswellen, f. pl. hd., v. fret. 
Meergrein, m. hd. Zeegroen; seagreen; 
vert de mer. 
Meersalz, n. hd., v bay-salt. 
Meersalzwerk, n. hd., v. marais 

salants. 
Meerstrudel, m. hd. Draaikolk; whirlpool, 
race in the sea; abime, gauffre. 

Meeting—post, eng. Slagbalk van 
sluisdeuren; schlagsdule, anschlagsdule,stemmsdule; 
pateau battant ou rnontant de bust. 

Meet-strap eng. coupling-strap, 
Riem die haam en zadel of schoftstuk verbindt; 
kummtstrippe am sattel, hkumintstrippe 
am kumnmte, zum anschnallen an den sattel; 

courroie attacbée sur la devant de la selle 
ou sur le derrière du collier 

Mégie, f. fr. Het witlooien of aluin looien 
; tawing; glas weissgerben, das samischgerben. 


Mégissé, adj. fr., v. alaungar. 
Mégisser V. a. fr. Passer en mégie, 
Witlooien ; to taw; weissgerhen. 
Mégisserie, f. fr. Witiooierti, aluinlooierij 
; tawery; weissgerberei, alaungerberei. 
Mégissier, in. fr. Witlooier ; lawer; 

weissgerber. 
Mehl, n. hd., v. farine i). 
Mehlbahn, t. hd., v. drum. 
Mehlbank, f., Mehibaum, m. hd., 

V. meal-bench. 
Mehlbatzen, ni. hd. Aardachtige kalk klei 
; sort-stone; lambourde, argile calcarifère 
terreuse 

Mehlbaumholz, n. hd., v. alisier 1). 
Mehlbeerbaumholz, v. alisier tij . 
Mehlbeutel, m. hd., v. beutel. 
Mehlbohrer,m.hd.,v.lbffelbohrer. 
Mehlburst-maschiene, f. hd , v. 

bluterie a brosses. 

Mehigips, rn. hd., v. chaux sul


phatéé terreuse, s. chaux. (ten. 
Mehlkasten, m. lad , v. beutelkas-
Mehlklapper, f. hd., v. anschla


geholz. 

Mehlkleister, m. hd., v. colle 1). 
Mehlkreide, f. lid., v. farine fos


sile. 

Mehlloch, n. hd., V. anche 2). 
Mehlmaschine(amerikanische), 

f. hd , V. bluterie rotatine a sas. ~ 
M. in form eines prisma, v. bluterie 
americaine en forme d'un 
prisme. — M. in form eines ab 
kegels, v. rubber. -gekurzten 
Mehlschaufel, f. hd. Meelschop ; 
flour-shovel; Pelle à farine. 
Mehlschwefel, m. hd., v. terre 

suiphureuse. 


712 MEHLSIEB -- 

Mehlsieb, n. hd. Meelzeef; flour-sieve; 

crible a farine. 
Mehlstaub, m. hd., v. mill-dust. 
Mehlzubereitungsmaschine, f. 

hd., v. bluterie t). 
Mehrfarbig, adj. hd. Veelkleurig; 
many-coloured; polychrome. . 
Mehrsãulig, adj. hd. Uit verscheidene 
kolommen bestaande; polystyle; polystyle. 

Meierei, f. hd. Boerderij, het eigendom 
van den bewoner; farm, free-farm; ferme, 
métairie. 

Meile, f. hd., v. mile. 

Meilensaule, f., Meilenstein, m. 
hd. Mijlpaal, mijlsteen ; mile-stone; borne 
qui indique les lieux. 

Meiler, m. hd., v. feldofen. — Steinkohien 
m., v. coking mound. 

Meilerdeeke, f. hd. Bedekking van 
den houtskolenmeiler; cover of a charcoalpile; 
couverture du fourneau. 

Meilerkohle, f. hd., v. charcoal. 
Meinige, Mennig, f. hd., v. blei 

and mennig.-zinnobe'r 
Meischen, v. ;i. hd., v. brassage 2). 
Meissel, m. 1/ , V. chisel. — Ge


rader m., v. gr abmeissel. _ Schrap 

ébarboir. ~ Platbeitel, v. chi--mes, v. 
sel of a turner. — Graveerijzer; chisel; 
boesse. ~ Doppelbahniger m., 

V. ausdrehstahl. Dreieckiger 
m., v. burr 3) . ~ Gebogener g m., 
V. gauge. ~ Gerader m., rechte 
beitel, v. burin 6). ~ M. der hobelmaschine, 
v. burin 8). — Klei 
v. burin 1). o Spitzer,-ner m., 
krummer m., v. bee de Corbin b., 
S. bee. — M. zum stempelgraten, 
V. cisoire 1). — Zweibahniger m., 
V. chisel bevelled to an edge on 
both sides. 
Meisseln, grobmeisseln, n. hd., v. 
chipping. 
Meister m. hd. (Schmied), v. 
blacksmith. ~ M. (tagewerker), 

V. tácheron. M. geben, in stof 
verfbad op nieuw verwar--tenververijen het 
men; to heat the vat; réchauffer Ie kain. 
. Mekonsure, f. hd., v. acide méconique. 
Melac, ni. fr. Zulver tin uit Peru; 
fine peruvian tin; feines peruvianisches zinn. 
Mêlage, m. fr., v. mixing ij. ~ 

M. en gris, V. mixing of the 
glue-leaves. — M. en blanc, v. 
mixing of the white leaves. 
M. en étresse, v. mixing for the 
second sizing. 
Mélange, m. fr., v. gemenge i). 
Melange, m. fr. Mengsel, vermenging; 

mixture, mixing; mischung, mengung. ~ M. 
frigorifique, v. frigorifie mixture. 
^ Legering, V. alliage. — M. d'eau 
et de vapeur, bet overgaan van water 
met den stoom ; priming in steam-engines; 
die mischung von wasser mit dampf. — M. 

MELTING. 

des matières, het mengen der verschil 

voor kunstvuurwerk -lende bestanddeelen; 
mixing composition; satzansetzen. — M. 
des minérais, mengen der ertsen ; mixing 
of the ores; gattirung. — M. des minerais 
avee les fondants, v. besehiekung. 


Mélangeoir m. fr. de poudre, 
Ton om het kruid te mengen ; mixture barrel; 
pulvermengungstonne. 

Mélanger, v. a. fr. Mengen van ertsen 
; to mix; gattiren. — Vermengen, v. 
mixing. 

Melanie-acid, eng., Melans ure, 

f. hd. Een zuur dat somtijds in de urine 
voorkomt, melanzuur; acide mélanique. 
Mélanite, f. fr. & eng., Melanit, 

m. hd. Zwarte grenaat 
Melanurin, n. hd., Mélanurine, 
f. fr., Melanurin, eng. Ziekelijke, melanzuur 
bevattende urine. (phyr. 
Mélaphyre, m. fr., v. augitpor-
Melasse, f. hd., Mélasse, f. fr. Me


lasse, siroop der eerste kristallisatie; molasses. 
Melehiort, m. fr., v. argent al


iemand. (d'avis. 
Meldeschifi', n. hd., v. vaisseau 
Mêler, v. a. fr., v. mengen. 
Mêler v. a. fr. le vernis, Olie en 

zwartsel mengen voor drukinkt; to mingle, 

to mix, the varnish; farbe einrubren. 
Méléze, m fr., v. larch-wood. 
Meliren, n. hd. , v. mixing. 
Melirtes tuch, n. hd., v. drap 

melange. 
Mélis, m. fr., v. meliszucker. 
Melisform, f. hd. Suikerbroodvorm; 

loaf -sugar mould; moule à mélis. 
Melissenöl, n. hd. Melissenolie ; oil 
of balm; buile de melisse. 
Meliszucker, m. hd. Broodsuiker; 
loaf-sugar; mélis, sucre de mélis. 
Mellate d' alumine, I. fr., v. honey-,
stone. 

Meller, m. hd. Plaats waar het uit de 
mijn komende erts wordt nedergelegd ; place 
for the ore; lieu ou Ion jette la mine. 

Mellern, V. a. hd. Verschillende soorten 
van ijzererts onder elkander mengen; 
to mix the different sorts of ore; mêler les 
différentes sortes de mines de fer. 

Mellit, m. hd., Mellite, f. fr. & eng., 

v. honey-stone. (litique. 
Mellitic-acid, eng., v. acide melMellowing-
box, eng., v. Baisse 

de dépbt. 

Melt (to), V. a. eng., v. to bring 

down. — M. the runner, v. épiler. 

— M. open, v. aufschmelzen. 
Melt (to), V. n. eng. Vloeibaar worden 
; in fuss kommen, schmelzen ; se liquifier. 
se fondre, entrer en fusion. 

Melting, eng. Suikeroplossing in de 
raffinaderijen, vóór het klaren ; der au fge


lbste braune zucker; sucre fondu, verpunte. 

M. and clearing, clarifying, 

MEMBRE 

V. abhellen. — M. of colors, niet 
verschillende kleuren zoodanig verven, dat 
zij onmerkbaar ineenvloelen; verbindung, 
verschmeltzung der farben; fonte des couleurs. 
— M.—furnace, smeltoven, kroes oven 
; tiegelofen, schmelzofen; fourneau de 
fusion. — M. house, v. fonderie. — 
M. kettle, v. bleipfannenkessel. 
— M pan, smeltpan ; schmelzp fanne; 
poêlon à fondre. ~ M. point, smeltpunt, 
warmtegraad waarop iets vloeibaar wordt; 
schmelzpunct; pointe de fusion. — Versmelting, 
v. emploi de la fonte. — Het 
gieten, V. fonte 5) . — M. pot, v. 
ereuset 2). — M. pot, kroes der glas 
tiegel, schmelztiegel ; padelin. ~-ovens ; 

M. trough, smeltbak, smelttrog; schmelztrog; 
saumon. 
TJembre, Article, m. fr. Lijst, band; 
mould, member, limb; glied. — M. ereux, 

V. cannelure l ). ma M. d'une chaine, 
V. chainon 1). — M. d'un vaisseau, 
v. inholz. 

Membretto, m fr. ,v arc-boutant. 

Membron, m. fr., v. ourlet de la 
bavette. 

Membrure, f. fr. Balk, stuk hout ge 

om tot planken te zagen ; saw -block,-schikt 
saw-log; sdgeblock. — Houtmaat, v. klaftermass. 
— Vergaring, v. báti 2). ~ 

M. d'un vaisseau, de gezamenlijke 
inbouten van een schip; the timbers of a 
ship; die inholzer eines schiffes. 
Membrures, f. pl. fr. Persplanken des 
boekbinders ; press-boards; pressbretter. 

Ménager, m. fr. Voorraadkamer, provisiekamer; 
pantry; vorralhsraum, speisekammer. 


Menager v. n. fr. une banquette, 

Een verhoogd voetpad aanleggen ; to form 

a bank; ein banket anlegen. 

Menaille, f. fr , v. slack-coal, s. 

coal. 

Ménakanite, m. fr , Menakanite, 

eng , Menakanit, m. hd. Titaanijzer, 

titanijzersteen, menahanit. 

Mendigerstein, m. hd. Molensteenen 

uit de rijnprovincien ; mill -stone from the 

Rhine; pierre à meule des provinces rhenanes. 

Mending, eng., v. ausbesseren. 

Méneau, m. fr., v. croisée. mm M. 
d'une fenêtre, v. mullion. — Entre 
m., zijstijl, nevenstijl van een gothisch 
raam ; adjoining-mullion, adjoining-post; junge 
munch, junge pfosten. — Faux m., kant 

een gothisch venster; dead mul-stijl van lion; 
aulgehende stab. — Maitre m., 
hoofdstijl van een gothisch venster; archmullion, 
arch-post; alle munch, alle pfosten. 

Mener v. a. fr. une perpendiculaire, 
eene loodlijn oprichten ; to draw a 
perpendicular; zu einer geraden eire senkrechte 
zieben. — I,uchtgeven ; to move 
the pinion plate; den getriebstab fortschieben. 
® M. au eiseau, speelkaarten knippen 
(uit de gedrukte vellen) ; to cut the 

MENSTRUE. 713 

paste-boards; die pappen mit der schere bearbeiten. 
~ M. la table, speelkaarten 
uitzoeken ; to sort the cards; die karten 
aussondern. 

Meneur de billettes, m. fr Helper, 
afnemer in de glasblazerij ; assistant; spanzubieter, 
liolzreicber. 

Meneuse, f. fr., v kartenordnerinn. 


Mengemass, n. lid. Maat voor droge 
waren ; dry measure; mesure pour les choses 
sèches. 

Mengen, v. a. hd. Vermengen, onderelkander 
roeren ; to mix, to mingle; mêler. 

Mengkasten, m. hd. Houten bak of 
kuip voor het mengen der ertsen; wooden 
trough, for mixing metal-ores; auge en Lois 
pour l'alliage des métaiix. 

Mengschaufel, f. hd., v. blunger. 

Mengsieb, n. hd. Zeef voor het mengen 
van ertsen bij de metaalbewerking ; 
mingling-riddle; crible pour l'alliage des métaux. 


Mengspath, m. hd. Bladerige spaath; 

fotiated spar; spath feuilleté. 

Mengung, f. hd., v. gemenge 1). 

V. mélange. 
Méniane, f. fr. Rondgaand balkon 
trumpeter's round, long balcony; fortlaufende 
balkon, trompetergang. 

Ménilite, f. fr., Menilite, eng., Me


nilit, m. lid. Gemeene opaal, lever opaal; 

leberopal 

Menille, f. fr., v. handle. 

Ménispermate, * . Verbinding van 

menispermine. 

Menispermic-acid, eng , v.mond


samensäure. 

Ménispermine, f. fr., Menisper


min, n. hd. ' eng. Eigenaardige stof uit 

den bast der kokkelkorrels, menispermine. 

Ménisque, m . fr., v. concavo


convex lens, s. lens. 

Mennig, m. hd., v. bleizinnober. 

Menie door kunst verkregen ; red-lead; 

plomp orange; plumb anglais 

Mennighutte, f. ha!. Meniefabriek ; 

manufactory of minium; fabrique de minium. 

Mennigofen, m. hd. Menieoven ; mi 


nium-oven; fourneau a minium. 

Menotte, f. fr., v. drag-link. 

Menotte d'une manivelle, f. fr. 

Handvat eener kruk; crank-handle; band


babe einer kurbel. 

Menottes f. pi. fr. du parallélo


gramme, v. glieder am parallel


gestänge. 

Men's harness, eng.Hennepzeel,draagzee] 
; halskuppel, halskoppel, zughulse, zugseil 
mit halskoppel; bretelle de bricole. 

Mensole, f. fr. Dekstuk van een kraagsteen 
; head of a corbel; baupt, deckplatte 
einer console. — M. de voute, v. elé 
d'un arc. 

Menstrue, ui. fr., Menstruum, 

n. hd. -eng., v. auflQsemittel. 
60* 


714 MENSURAL 

Mensural instrument, eng. , v. 
messwerkzeug. 
Mensurateur, m. fr. , v. messwerkzeug. 


Mensuration, eng., v. abmessung. 

Mensuriren, v. a. hd., Mensurate 
(to), eng. Orgelpijpen op maat brengen, 
afmeten, mesurer. 
Ment (to), eng., v. ausbesseren. 
.. V. aufstreichen. 
Menton du larmier, m. fr. Neus 
van de traanlijst ; drip-nose; wassernase. 
Mentonnet, m. fr., v. fermoir 1). 

Van de stoommachine, v. came, 2) fr. 
~ Duim, v. came, 1) (r. — Lichter 
uit een uurwerk ; catch; hebenagel. ~ Radkrans, 
v. flanch. ~ Kinstukje, v. kinnstuckchen. 
i M. de bombe, v. 
ances, s. ance 6). — M. d'établi, 

V. bankeisen. M. de sem.elles, 
verdikking aan de einden van een dorpel ; 
jutty flap of a juffer; barl an den . enden 
der rostschwellen, vorstoss. 
Mentonnière, f. fr., v. bib. 

Menu, m. fr. (en Belgique), Houille 
menu, Poussiére de charbon, Pouailles, 
Fin, steenkolengruis, fijne steenkool 
; druss, mucks, small coal, culm of 
antracite or stone-coal; koblenklein gries, 
grus (geriss). — v. slack—coal, s. coal. 

Menu m. fr. de mine, Al hetgeen 
als stof of aan kleine 'stukken uit de mijnen 
komt, kool, erts, enz. ; rubbish, work (in 
Cornwall), sinitham or fausted (in Derby.
shire); grubenklein. 

Menufilé, e, adj. fr. Gesponnen (wordt 
alleen gebezigd voor pruimtabak); twisted; 
gesponnen. 

Menuise, f. fr., v. bleidunst. 
Menuiserie, f. fr., v. joinery. •• 

M. en bátiments- en batissedor 
mante, v. bautisehlerei. ~ M. 
mobile, schrijnwerk hetwelk beweegbaar 
is; joinery; tischlerei. — M. en meubles, 
v. cabinet-maker. 
Menuiserie d' assemblage, f. fr. 
Hout zonder messing en groef vereenigd, 
koude naad; pieces of wood joined by seams; 
schreinerverband 

Menuiserie des jardins, f. fr., v. 
gitterwerk. 

Menuisier, m. fr , v. joiner. 

Mephitic-acid, eng., v. acide carbonique. 


Méplat, adj. fr. Half plat, half vlak; 
half-flat; halbflacb. — Per m., plat vierkant 
ijzer, v. demi—laine. — Solive 
m—e, plat liggende balk, met de breedste 
kant boven; flat-laid joist; auf's flacbe gelegte 
balken. — Dikker dan breed; more 
thick than wide; mehr dick als breit. 

Mer, f. fr. Zee, oceaan ; sea, ocean; see, 
meer. ~ M. basse, laagwater; law-water; 
niedriege wasser. — M. calme, effene 
zee ; smooth sea; ruhige see. — M. 
clapoteuse, zee met op en tegen eikan 

MERCU R.IAL. 

der kabbelende golven ; sugar-loaf sea; krappsee. 
— Grosse m., booge zee met groote, 
hooge golven ; great sea, high sea; hohe 
see, holle see. ~ M. houleuse, sterke 
deining; swell of the sea; hotel gehende 
see, dunung. o Large m., Pleine m., 
volzee, ruime sop; sea-room; bohe see, räumte. 

— La m. bouillonne, de zee kookt; 
the sea boils, the sea ripples; die see brabbelt. 
— La m. brille, de zee licht 
the sea sparkles; die see funkelt, die see 
feuert. — La m. brise, la m. falaise, 
de branding van de zee ; the sea 
breaks; die see brandet. ~ La m. mu— 
git, de zee bruisco t ; the sea roars; die 
see brauset. — La m. porte au sud, 
au hord etc., de zee loopt zuidelijk, 
noordelijk etc. ; the sea runs to the south, 
north etc.; the sea sets southward, northward 
etc ; die see lauft gegen suden, gegen 
norden an. ~ La m. refoule, het wa ter 
loopt af, zakt ; ' the water falls; das 
wasser verlauft. r Mettre a la m., in 
zee steken, zee kiezen ; to put the sea, to 
set sail, to stretch out to sea; in see gepen, 
in see stechen. — Tenir la m., zee 
houden ; to keep the sea, to hold out in the 
offing; die see halten; in der see bleiben. 
Mer d'eau (Belgique), Amas d'eau 
souterrain, f. fr. Watermassa in het gebergte 
; growth of water, house of water 
(Cornwall); angesammelten wassermassen im 
gebirge. 

Mercator's chart, eng., v. carte 
réduite. 

Merchant-iron, eng., v. for en 
barres b. — M. man, M. ship, v. 
kauffahrer. M. rolls, v. e ylindres 
étireurs. 

Mereur, m. hd., V. argent vif. 
Mercure, m. fr., v. argent vif. — 

M. argental, v. amalgame, fr. •• 
M. ehloruré, corné, v. hornquecksilber. 
— M. corrosif, v. corrosif 
sublimé. — M. dour, v. calomel. 
— M. fulminant, v knallquecksilber. 
— M. hepaltique, zwavelkwik; 
lever of mercury; schwefelquecksilber. 
M. hermetique, V. fopte inoxidable. 
— M. muriaté, v. hornquecksilber. 
~ M. natif, v. quecksilberstein. 
~ M. sulphaté, v. 
quecksilbervitriol. — M. sulphuré, 
v. cinabre. — M. persulphuré, 
v. cinabre artificiel. 
Mercurial, adj. eng. Uit kwikzilver 
bestaande of er van gemaakt of bevattende ; 
aus quecksilber bestekend oiler enthaltend; 

de mercure, mercuriel. — k. gauge, 
kwik manometer, V. dampfmesser et 
manoinètre a' mercure.—M.hornore, 
v. hornquecksilber. - M. 
level, v. level b. 3) . — M. ore, v. 
minerai de mercure. ~ M. thermometer, 
kwikthermometer ; quecksilberthermometer; 
thermomètre à mercure. — 


MERCURIAL—WATER 

M. trough, v. cuve hydrargyro pneumatique. 
Mercurial-water, eng., v. quecksilberwasser. 
Mercuriel, adj. fr., v. mercurial. 
~ Tartre m., v. quecksilberweinstein. 
— Eau r.-le, v. quecksilberwasser. 


Mercury, eng Kwikzilver, v. ar– 
gent vif. ••^ Argental m., v. amalgame 
natif. — Bi-chloride of m., 

V. sublimat. — Calcined m. per 
oxide of m., v. quecksilber-oxyd. 
Fulminating m., v. knallquecksilber. 
— Impure m., v. korallenerz. 
— Muriated m., v. hornquecksilber. 
Proto-chloride 
of mercury, v. calomel. — M. 
ore, v. mineral de mercure. 

Mere f. fr. de vinaigre, v. mother. 

M.-s de vinaigre, v. mothers 
of vinegar. — M. de vinaigre, v. 
mother-moss of vinegar. 

Mère—goutte, f. fr. Druipwijn; unpressed 
wine; vorwein. M. lessive, 
eerste loog, eerste sop ; first washing in 
lye; erste lauge. — M. laine, fijnste 
wol ; finest wool; feinste wolle. — Taraud 
m., v. backenbohrer. 

Mergel, m hd., v. marl. 
Mergeleisen, n. hd. Leemhoudend 
ijzererts; many-iron; fier marneux. 
Mergelerde, f. hd., v. earthy 
swinestone. 

Mergelkalk, m. hd. Klei-of leernhoudende 
kalksteen ; chalky clay; cbaux 
marneuse. 

Mergelniere, f. hd., v. marne en 
géodes. 

Mergelschiefer, m. hd. Leemhoudende 
leisteen ; marl-slate; schiste marneux, 
marne schisteuse. 

Mergelstein, m. hd. , v. marne 
compacte. 
Mergeltuf, m. hd. Leemhoudende tuf 
marly-tuff; tuf marneux.-steen ; 
Meridional dial, eng., v. mittagsuhr. 


Merkeisen, n. hd. Stempel en relief 
om te merken of te branden ; marking-iron; 
fer a marquer. (hot 3). 

Merker der Luke, m. hd., v. ga-
Merkmal, n. hd., v. mark. 
Merkur, m. hd., v. argent vif. — 

M. blende, v. cinabre. 
Merkwort,n.hd., v. auszeichnung. 
Merkzeichen, n. hd., v. benchmark. 
— M. für plane machen, 

V. ruiller. 
Meridian, eng. Meridiaan, een groote 
cirkel, die door de polen en het punt van 
waarneming gaat; meridian, mittagskreis; 
méridien. 

Meridian–line, eng. Middaglijn, gedeelte 
van den meridiaan der plaats van 
waarneming, aan beide einden gaande tot 

-- MESSER. 7.15 

den waren horizon ; mittagslinie; liane méridienne. 
Meridian-altitude, eng., v. mit


tagshiihe , 
Merino, eng., v. marrino. 
Merinos, m. fr. Merinosschaap ; mne


rino-slheepp; merinoschaf. ~ M. électoral, 
een ras van merinoschapen ; electoralsheep; 
electoraischaf. 

Mérinos, m. fr., Merino, m. hd. & 
eng. Merinos, eene geweven wollen stof. 
Mérisier, m. fr. Wilde kriek, prunus 
avium; wild cherry-tree; waldkirschbaum. 

Merlin, m. fr., v. marline. ~ M. 
à deux fits, v. housing 3). ~ Kloof ijzer, 
v. coutre 1). 

Merlon, * . Metselwerk tusschen twee 
schietgaten op eene borstwering, penant; 

schartenzeile, kasten, amsel. 
Merrain, m. fr , V. bindholz. 
Mérule, f. fr., V. champignon 

des maisons. 
Merveilleux, se, adj. fr., v. carabine 
merveilleuse. 

Mesh, eng., v. chainon. — Lus, v. 
lisle a. — M. hook, haaknaaldje ; 
maschenhdkchen; tournille. — to take up 
a xn., een steek oprapen ; eine masche auJ'nehenen; 
reprendre une maille. 

Meshing apparatus in a stocking 
fram3,eng , v. maschenapparat. 

Mésitine, f. fr.,Mesitinespar, eng., 
Mesitinspath, m. hd. Mesitinespaath, 
eerie variëteit van dolomiet. 

MÁsotype, f fr. y eng., Natrolithe, 
fr., Mesotyp, m. hd. Draderige 
zeolith. 

Messbrett, n. hd. Meetplaat, meetschaal 
; geometrical square; carré geometrique. 
Messeisen, n. hd. Meetijzer, ijzeren 

maat; measuring-iron; fer à mesurer. 
Messel, m. fr., V. second mossel. 
Messen, V. a. hd., v. to measure. 

V. abmessen. — v. to gauge. 
— Mit den augers m., v. bornoyer. 
— Mit der elle m., v. vergeage. 
Messen, n. hd., v. feldincsskunst. 
Messenger, eng., v. kabelaar. 
Messer, m. hd ., v. abinesser. 
Messer, n. hd., V. couteau. ~ M. 
für chirurgie , mes van bijzonderen 
vorm der beelkundi en, bistouri; bistoury; 
bistouri. — M. flit' anatomie, soort 
van mes, in de ontleedkunde in gebruik, 
scalpel; scalpel; scalpel. 

Messer, n. hd., v. lames de la 
jacquarde, s. lame a. ~ M. mit 
einer feder, v. couteau à ressort. 
~ M. mit vergoldetem odor ver 

-silbertem rücken,

mes met vergulde 
of verzilverde rug ; knife with gilt or silvered 
back; couteau à platebande. — M. 
des schlichtbohrers zum glãtten, 
beitel voor bet doen -der laatste snede bij 
bet geschutboren ; burnisher of a polishing 
bit; espèce de couteau fesant parti dun ale



716 MESSERBAHN 

soir pour les bouches a feu. ® M. in 
einer scheide, v. couteau à gaine. 

— Silbernes m., zilveren mes, desertmes 
met zilveren blad ; silver-bladed knife; 
couteau a lame d'argent. ~ Zweischneidiges 
m., v. couteau a deux tranchants. 
Messerbahn, f. hd. Vlak van een mes; 
face, flat; plat d'un couteau. 

Messerbesteek, n. hd Verzameling 
messen van verschillenden vorm in doos of 
kist ; Inni fe -case; étui de couteaux. 

Messeregge, f. hd. Mes-, snij-egge, 
egge met messen in plaats van pennen; 
harrow with cutters; perse a trancbants. 

Messerfabrik, f. hd. Messenfabriek; 

knife-manufactory; fabrique de couteaux. 
Messerfeder,f.hd.,v. knife-spring. 
Messerfeile, f. hd., v. knife-file. 
Messerheftschraube, f. hd. Schroef 

van een messenhecht; screw of a knife 
handle; T 
Messerklinge, f. hd , v. lame de 

couteau, s. lame b 
Messerkasten, m. hd., V. grif. 
Messers ,ge, f. hd. Zaagmes; sawing


knife; couteau à scier.—v. compass saw. 
Messersch^rfer, m. hd., v. knife-grinder. 


Messerseheide, f. hd. Scheê, schede 
voor een mes ; case of a knife; gaine de 
couteau. (lier. 
Messerschmied, m. hd., v. coute--
Messerschmiedarbeit, f. hd., v. 
coutellerie. (écouane. 
Messerschmiedsraspel, f. hd., v. 
Messerstahl, m. hd. Messtaal; knife • 

blade-steel; acier h lames de couteau. 
Messerzeiger, m. hd., v. knife-tool. 
Messfahne, f. hd. Baken, piket met 

een kleine vlag; small flag used by sur 
jalon garni- d'un fanion -veyors; 

Messgeschirr, n. it. Alle vaatwerk 
waarmede gemeten wordt ; vessel used for 
measuring; vase servant de mesure. 

Messholz, n. hd., v. bois de corde, 

s. bois. 
Messing, n. hd., v. brass 1) a. •^ 
weisses m., v. fonte inoxydable 

•s Mit m. liïthen, s. braser. 
Messingarbeiter, ni. hd., v. brazier 
r). 
Messingblech, n. hd , v. laiton 
en planches. 
Messingbrennen, n. hd. Geelkoper 
maken ; brass-making; fabrication de laiton. -
Messingbrenner, m. hd. Geelkopermaker; 
brass-maker; fondeur de laiton. 
Messingdrath, m. hd., v. brasswire. 
Messingdrathmi hle, f. hd. Geel 

-

koperdraad-trekkerij ; brass-wire drawingmill; 
trétilerie de cuivre jaune. 

Messinggeschirr, n. hd. Geelkoper 
vaatwerk ; brass utensils, brass vessels; vaisselle 
de laiton. 

MESLAGE. 

Messinggieszer, m hd.,v.bossetier. 
Messinggieszerei, f. hd., v. brassfoundry. 
Messinghammer, m. hd. Smeeha 
voor geelkoper ; brass-hammer; marti--mer 

net a laiton. 
Messinghutte,f.hd.,v. brass-forge. 
Messingklötzchen, n. hd.,v.brass


block (little). 

Messingofen, m. hd. Oven voor bet 
smelten van geelkoper; furnace for snaking 
brass; four a laiton. 

Messingplatte, f. hd., v. laiton 
en planches. 
Messingsaite,f. hd. Geelkoperen snaar, 
brass wire-streng; corde de laiton 
Messingscheere, f. hd. Geelkoper 
schaar ; brass shears; eisaille a laiton 
Messingscheiben zwischen Benen 
das raderwerk sich bewegt, 

m. lad., v. platine. 
Messingschláger, m. hd., v. brassworker, 
S. brazier. 
Messingschlagloth,n.hd.,v. brasssolder. 
Messingschneider, m. lid. Geelkopersnijder; 
cutter of the cast brass-plates; 
coupeur de laiton. 

Messingstabehen, m. hd., v. virgule. 
Messkanne, f. lid. Kan of v; om 

te meten ; tankard for measuring; pot lour 

mesurer. 
Messkette, f. /sd.. v. eh.aine 2). 
Messkunde, f. lid., v. géométrie. 

Chemische m., v. stoechio


metrie. 
Messkunstler, m. hd.,v. géometer. 
Messlehre, f. hd. , v. géométrie. 
Messrad, n. lid., v. podomètre. 
Messriemen, m. lid. Lederen maat; 

surveyor's leather-strap; courroie d'arpenteur. 

Messruthe, f. hd. , v. gaugingrod. 
a•• Zehnfüssige m., stok, maat 
van 9 0 voet ; perch, pole ten feet long; décempède, 
décempédal. 

Messscheibe, f. hd. , v. grapho


meter. 
Messschnur, r. lid., V. cord 2). 
Messstab, in. hd., v. gauge 6). 

V. levelling-pole. 
Messtent, eng. , V. marquise s). 
Messtisch, m. hd. Planchet der landmeters 
; surveyors table; planchette. 
Messung, f hd., v menurage. 
Messwerkzeug, n. hd. Meetwerktuig; 

mensural instrument; mensurateur. 
Messzeichen, n. hd. (blei©rnes)., v. 
marque d'aunage. 
Mestèque, Mestica, Grana fine, 

I. fr. Mestica-cochenille, zeer beste cochenille; 
mastique cochineal; mesteek-mesticacochenille 
Mestre ovey, ni. fr. (Belgique), v 
maf tre-ouvrier 2) . 
Mesuage, m. fr. Landelijk woonhuis 


MESURAGE 

'woonhuis dat buiten de stad is gelegen ; 
rurical mansion; landpaus, landliches wohnhaus.' 


Mesurage, m. fr. Opmeten, uitmeten; 
measuring; ausmessung, vermessung. 
Mesure, f. fr. , v. measure 7). •• 

M. en ruban, v. bandmass. ~ M. 
d' une reglette, v; measure t) . 
M. pour les choses sèehes, v. 
mengemass. -Draadmaat, v. drahtlehre. 
— M. pour les rais, Speekmaat. 
voor wielen ; spoke gauge; speichenmass. 
Mesure f fr. de charge, Mesure 
a poudre, v. lademass. — M. à 
poudre, kruitmaat voor houwitzers; powder-
measure for mortars; mörserlademass. 

Mesurer, v. a. fr., v. to measure 
1) . ~ M. avec la fausse equerre, 

V. to bevel i) . — Art de m., v. 
markscheidekunst. — M. la profondeur 
d'un trou, v. to measure 
the depth of a bore-hole. — M. 
un angle, een hoek meten (met een of 
ander instrument); to measure an angle; 
einen winkel messen. — Orgelpijpen op 
maat brengen, v. mensuriren. 
Mesurette f. fr à poudre, Kruitmaat 
der patronenmakers ; powder-measure 
for filling cartridges; patronenpulvermass. 

Mesureur, m fr., v. carrier. 
Metacentre, m. fr. y eng., Metacentrum, 
n. hd. Meta-centrum. 

Metagallate, m. fr. & eng., Metagallussures 
salz, n. hd. Meta-galnotenzuur-
zout. 

Metagallussäure, f. hd., v. acide 

métagallique, s acide. 

Metail, m. fr , V. mixture of metals, 
s. metals. 
Metairie, f. fr., v. meierei. 
Metal, eng. Metaal; metal!; métal. v 

Gesmolten glas. v. glasmasse . — Steenlaag, 
v. ballasting.. — To much 
alloyed m., muntmetaal van te laag gehalte, 
v. echarsete. Brittannia 
m., v. brittannia. ••• Bath m., v. 
bath-metal. — Bell m., v. bellmetal. 
~ M. cake, v. carcas. — 
Coarse m., v. kupferstein, & metal 
brut. ~ Compound m., v. alliage 
3). — Colour of m., metaalkleur; metall 
farbe; couleur de metal. — Drop of 
nl., metaaldruppel; metalltropfen; goutte. 
® Blue m., v. concentrationsstein, 
— M. gilder, v. metallvergolder. 
— Fine m., v. feineisen. 

Very fusible m., gemakkelijk smeltbaar 
metaal, Rose's metaal, d'Arcet's metaal 
; leicht jl ussiges roetall, Rose's, d'Arcet's 
metal!; métal fusible, métal de Rose, d'Arcet. 
~ M. gauge,v. blechlehre, & jauge. 
~ Grey m., v. cast-iron 2). ~ M. 
helve, v. stirnhammer. — Leaf 
of m., v. feuille de métal, & blattgold 
s). ~ Hammered m., v. blech 
i). — Precious m., v. bullion. — 

METALL. 717 

Rolled m., v. blech B). ~ Specimen 
of the metal, v. essai ;). ~ 
Speculum m. specular m., spiegelmetaal, 
metaal waaruit de teleskoopspiegels 
gemaakt worden ; ' spiegelrnetall; métal de 
miroirs. — Semi m., v. demi -metal. 

— Two pieces of m. to be soldered, 
v. doppe. — Mixed m., v. 
étoffe 3). — M. ornements in veneering, 
v. parties et contre parties.— 
Trifling m., v. claire-etoffe. 
— Thickness of m., v. epaisseur. 
Metal, m. fr., v. metal. — v. glas 
-masse. — v. bell metal. — M. appliqué 
sur uit autre, v. metallauftrag. 
— M. de Bath, v. Bathmetal. 
~ M. blanc anglais, v. brit 
tannia. — M. blanc, Matte blanche 
de cuivre, wit metaal volgens de 
engelsche wijze uit koper gemaakt ; white 
metal; weisse concentrationsstein, weissstein. 

— M. bleu, Matte bleue, een blauw achtig 
metaal uit koper; blue metal; blaue 
concentrationsstein, blaustein. — M. brut, 
ruw metaal, onbewerkt metaal ; coarse -metal; 
robes metall — M. brut, Matte brute 
de cuivre, v. kupferstein. — M. 
a canons, v. bronze à canons. ~ 
M. a canons, v. fonte à canons 
en fer. — M. de cloche, v. bronze 
a cloches. — Demi-m., v. demimetal. 
— M. ecumé, v. ash 2). •^ 
Pin m., v. feineisen. — M. a fondre 
les earactères, letterspecie, lettermetaal 
; type-metal; schriftgiessermetall, 
schriftzeug, zeug. — M. fin, v. metal 
bleu. — Grain de m., v. grain i ). 
Gateau de m., v. metallic cake. 
~ Graveur sur métaux, v. graveur 
1), & chalcographe. — M. 
maze, v. feineisen. ~ M. à miroirs, 
v. speculum metal, s. metal, 
eng. — M. de Muntz, v. Muntz 
metal. s M. precieux, M. parfait, 
M. noble, edel metaal; precious 
metal; edles metall, geldschatz. — M. du 
prince Robert, v. bath-metal. •• 

M. de Rose., v. very fusible metal, 
s. metal, eng. — M. vierge, v. 
gediegenes metall, s. metal!. 
Metal-fuse, eng., v. fusée metallique. 


Metall, n. hd., v. metal, eng. ~ Metaal 
in de beteekenis van brons, klokspijs, 
enz , v, bronze 1), 2), 3). ~ Auslaufendes, 
ausgelaufenes m., v. coulure. 
— Brittannia m., v. brittannia.. 
— Bromsaures m. , v. 
brommetall. — Edles m., v. métal 
parfait. — Gediegenes m., gedegen 
metaal ; virgin metal métal vierge. 

— Gemahlenes m. , v. ground 
brass. — Leichtes m., v. alcaline 
metals. — Oxyphosphorhaltiges 
M., phosphorzuur metaal ; oxyphosphuret 
of metal; oxyphosphure de métal. —Phos

718 METALLADER -- METALLKUNDE. 

phorhaltiges m., v. phosphormetal. 
~ Plattirtes m., v. plaqué. 

M. reinigen, V. abbeizen. ~ 
Rohes m., v. kupferstein & métal 
brut. —Schlechtes m., v. claireétoffe. 
••• Ueberlegirtes m. , v. 
écharseté. 
Metallader, f. hd. Metaalader ; vein 
of metal; veine de métal. 
Metallarbeiter, m. hd., v. metalman. 


Metallasche, f. hd. Metaalasch, een 
oxide of suboxide van het metaal ; metallic 
ashes; cendre métallique. 

Metallauftrag, m. hd. Bedekking van 
een metaal met een ander ; charge; métal 
appliqué sur un autre. 

Metallbaumehen, m. hd., v. ar


bre métallique. (liage. 
Metailbeschickung, f. hd., v. al-
Metalibildung, f. hd., v. metal


lization. (métal. 
Metallblatt, n. hd., V. feuille de 
Metallbli the, f. hd., v. fleur de 

cobalt. 
Metallbrei, m. h(],., v. amalgam. 
Metallbu.rste, f. hd. Metaalborstel, 

met draad in plaats van haar ; wire brush; 
brosse métallique. 
Metallchemie, f. hd., v. metallochimistry. 


Me tailcomposition, f. hd. Saamgesteld 
metaal ; compound metal; alliage métallique. 


Metalldrechsler, m. hd. Metaal


draaier ; turner in metal;' tourneur en métal. 
Metalldrath, m. hd., v fil 3). 
Metallerzeugung, f hd., v. me


tallization. 
Metallfarbe, f. hd. Metaalkleur; colour 
of metal; couleur de métal. 
Metallfeder, f. hd. Stalen schrijfpen; 
metallic pen; plume métallique. 
Metallfárbung f. hd (galvanische), 
v. coloration 2). 
Metallf brmig, adj. hd., v. métal


liforme. 
Metallfutter, m. hd , v. cock 5). 
Metallgaze, f. hd., v. drahtgaze. 
Metallgemisch, n. hd., . mixture 

of metals, s. metals. 
Metallglanz, m. hd., v. éclat métallique. 


Metallglas, n. hd. Metaalbevattend 
glas, door metaal gekleurd glas; metallic 
glass; verre métallique. 

Metaligold, n. hd., V. unechtes 
blattgold, s. blattgold. 
Metalihaltig, adj. hd , v. métal


lifère. (plane; rabot. 
Metallhobel, m. hd. Metaalschaaf; 
Metallhorn, n hd. Metalen boren; 

horn of metal; cor de métal. 

M©tallie, Metalliferous, adj. eng. 
Metaal bevattend,metaalboudend; metallhaltig; 
métallifère, métallique. w M. ashes, pi., 

V. metallasche. — M. cake, metaalkoek, 
gegoten metaal dat verder bewerkt 
moet worden ; metallkuchen; gateau de mdtal. 
— To detach the m. leaves 
from the crucible, v. enfolier. — 
M. glass, V. metallglase. — M. 
mirror, spiegel van gepolijst metaal ; metallspiegel; 
miroir métallique. — M. mordant, 
metaalbevattend bijtmiddel ; metallische 
beize; mordant métallique. ~ M. 
lustre, metaalglans ; metallglanz; éclat 
métallique. ~ M. mixture, v. alliage 
1). ~ M. gauge, v. manomè tre 
métallique. — M. pen, v. metallfeder. 
— M. piston, v. metallkolben. 
— M. oxyd, v. metalloxyd. 
~ M. salt, v. bergsalz. — 
M. grain, v. grain 1). 
Métallifère, Métallique, adj. fr., 
Metalliferous, eng. Metaalbevattend; 
metallhaltig. 

Métalliforme, adj. fr., Metalliform, 
eng. Metaalachtig, metaalaardig; 
metallfdrmig. 

Metalling, eng., v. ballasting. 

Métallique adj. fr. (brosse), v. 
metallburste. — Donner, la forme 
m., v. metallisiren. — Eclat m., 

V. éclat métallique. — Essai m., 
v. essai 7), 8). — Gaz, tissu, toile 
m., v. drahtgaze. — Miroir m., v. 
metallic mirror. •• Moiré m., v. 
moire metallic. •• Mordant m., 
V. metallic mordant. — Oxyde 
m., v metalloxyd. 
Métallisation, f. fr , v. metallization. 
Metallisch adj. hd. (rein), v. regulinisch. 
— M.-e beize, f., v. metallic 
mordant. 

Metallisiren, v. a. hd., v. to metallize. 
Metallist, eng. Metaalwerker, v. erzarbeiter. 
Metallization, eng. Metaalvorming 
metallbildung; métallisation. 

Metallize,v. a. eng. Het aanzien van me


taal geven, metalliseeren; metallisiren; don


ner la forme métallique. 

Metallkalk, m. hd., v. chaux mé


tallique a., s. chaux. 

Metallkarde, f. hd., v. chardon 

métallique. 

Metallkonig, m. hd. Metaalkoning, 

stuk metaal, dat onder in den kroes over


blijft na een reductieproces, regulus; regu


lus of metal; régule. 

Metallkegel, m. hd., v. cone a). 

Metalikolben, m. hd. Zuiger mgt 
metalen pakking; metallic piston; piston mdtallique. 


Metallkorn, n. hd., V. grenailles 

& grain 1). (cake. 

Metallkuchen, m. hd., v. metallic 
Metallkunde, f. hd , v. metal


lurgy. 


METALLKUNDIGER 

Metallkundiger, m. hd., v. métallurgiste. 
Metalllegierung , Metallmischung, 
f. hd., v. alliage t). 
Metalimoor, n. hd., v. moire metallic. 


Metallochemie, f. hd., Métallochimie, 
f. (r., Metallochimistry, 
eng. Scheikunde der metalen. 

Metallochemiker, m. hd , Métallochimiste, 
m. fr., Metallochymist, 
eng. Metaalscheikundige, iemand die bijzonder 
de scheikunde der metalen beoefent. 

Metallograph, m. hd., Métallographe, 
m. fr., Metallographer, eng. 
Metaalbeschrijver. 

Metallographie, f. hd., Métallographie, 
f. fr., Metallography, eng. 
Metaalbeschrijving. 

Métalloïde, m. fr., Metalloid, n. 
lid. & eng. Niet metaal, metalloïde ; halbmetall. 


Metalloxyd, n. hd. Verbinding van 
een metaal met zuurstof, metaaloxide ; metallic 
oxyd; oxyde métallique. 

Metallpapier, n. hd., v. brokatpapier. 
Metallplättchen im tiegel los 

coachen, v. enfolier. 
Metallprobe, f. hd., v. essai 7), 8). 
Metallsafran, m. hd., v. crocus 

d' antimoine. 
Metallsalz, n. hd., v. bergsalz. 
Metallsand, m. hd. Zand met me


taaldeeltjes vermengd ; grit; sable mêlé de 

parties métalliques. 
Metallschaum, m. hd., v. ash 2). 
Metallscheere, f. hd., V. blech


scheere. 
Metallscheibe, f. hd., v. anille. 
Metallschlacke, I. pi. hd., v. ein


ders 2) . 
Metallschwamm, m. hd., v.éponge 
métallique. 
Metallspath, m. hd., V. barytspath. 
Metallspiegel, M. hd., v. metallic 
mirror. 
Metallstecher, m. hd., v. graveur 

1) & chalcographe. 
Metallstich, m. hd., v. eelature. 
Metallstift, m. hd., v. stift. 
Metallteich, m. hd., v. ground


brass. 
Metalltropfen, m. hd., v. drop of 
metal, s. metal. 
Metallunterscheid , m. hd., v. 
dispart of a gun. 

Metallurgie, f. hd., Métallurgie, 
f, fr., V. metallurgy. — v. eisenhi 
ttenkunde. 

Metallurgisch, adj. hd., Metallurgique, 
fr., Metallurgie, eng. Tot bet 
uitsmelten van metalen behoorende. 

Metallurgiste, m. fr., Metallurgist, 
eng. Metaalkenner; metallkundiger. 

MJ HODE. 719 

Metallurgy, eng. Kennis van bet uitsmelten 
der metalen en bet zuiveren op 
grooten schaal, v. erzkunde. — M. of 
iron, v. eisenhi ttenkunde.— Electro 
m., v. electro-metallurgy. 

Metallvergolder, En. hd. Vergulder 
van metalen ; metal-gilder; doreur sur métaux. 
[liage 2). 

Metallversetzung, f. hd., v. al-

Metailverzierungen bei eingelegter 
arbeit, f. pl. hd., v. parties 
et contre-parties. 

Metallwaaren, f. pl. hd., v. eisen 

-waaren. 

Metallzeug, n. hd., v. Iers gros, 

s. fer & iron-work. 
Metalman, eng. Metaalbewerker, arbeider 
in eene fabriek van metalen voor 
metallarbeiter; ouvrior en métaux.-werpen ; 
Metals eng. alealine m., v. al~ 
caline metals. ••• Mixture of m., 
metaalmengsel ; metallgemisch; metail. •.• 
Incomplete melting or forging 
of the m., v. doublure 3). — Virgin 
m., v. virgin metals. 

Métamargarate, m fr., Meta


margarate, eng., Metamargarin


säures salz, hd. Metamargarinzuurzout. 

Metamargaric acid, eng., Meta


margarinsrure, f. hd. Metamargarine


zu u r ; acide métamargarique. 

Metaphosphate, eng., Métaphos


phate, m. fr. Metaphosphorzuurzout; me


taphosphorsduressalz. 

Metapbosphorsäure, f. hd., Me


taphosphorie acid, eng. Metaphos


phorzuur ; acide métaphosphorique. 

Métaux alcalins, m. pi. fr., v. al


caline metals. 

Météore m. fr aérolithe, bolide, 

Meteoor, vuurbal ; fire-ball, meteor, bolide; 

feuerball, feuerkugel, feuermeteor. 

Meteoreisen, n. hd., v. fer mété


orique. 

Meteoric-stone , Metereolithe, 

eng. Meteoorsteen, luchtsteen ; meteorstein, 

aerolith; pierre météorique. 

Meteorology, eng., Meteorologie, 

f. hd., Météorologie, f. fr. Leer van de 
verschijnselen in den dampkring. 
Météorolithe, Météorite, m. fr., 

V. meteorie-stone. 
Meter, m. hd. & eng., v. mètre. 
Meter, eng., V. compteur au gaz. 
—Liquid m., v. fi ssigkeitsmesser. 

Methionsaure, f. iii., Methionie 

acid, eng. Methionzuur; acide méthionique. 

Method of alternate bearings, 
eng. Bepalen eener plaats in mijnwerken 
door interpolatie; ricckwdrts einschneiden; 
méthode, de recoupement. 

Methode 1. fr. catalane, Smeltwijze 
waardoor op eenmaal gezuiverd ijzer uit 
bet erts wordt verkregen ; catalan method; 
katalanische rennarbeit. - M. francaise, 
smeltwijze waarbij het gietijzer later op 


 7 2 0 METHYL — 

een frisehhaard wordt bewerkt ; french 
method; franzbsische luppenfriscilarbeit. •^ 

M. de grillage, smeltwijze waarbij het 
erts vooraf geroost wordt ; roasting process; 
rostarbeit. — M. de précipitation, 
metaalbewerking waarbij het erts wordt opgelost 
en daarna het metaal uit de oplossing 
neergeslagen ; precipitation method; niederschlagsarbeit. 
— M. de récoupement, 
v.method of alternatebearings. 
Methyl, n. hd., Méthyléne, m. fr., 
Methylene, eng. Methyl. 

Methyichlorur, n . hd. Chloormethyl; 
chloride of methylene; chlorure de méthylène. 


Methylcyanur, n. hd. C y anmethyl ; 
cyanide of methylene; cyanure de méthylène. 
Methylie alcohol, eng., v. esprit 
pyroxylique. 
Methyloxyd, n. hd. Methy loxide 
hydrate of methylene; hydrate de méthylène. 
Methyloxydhydrat, n. hd., v. esprit 
pyroxylique. 

Methylschwefelsaure, f. hd. Methylzwavelzuur; 
sulphuric acid of methylene; 
acide sulphurique de méthylène. 

Métier, m. fr., V. heading-machine. 


Métier m. fr. a bas, Machine a 
tricoter, kousenweeftoestel ; stocking-frame; 
strumpfwirkerstuhl. 

Métier m. fr. (corps de), v. trade. 
Métier m. fr. à encoller, a émolier, 
v. colloir. 

Métier m. fr. a filer, Spinwerktuig, 
spintafel ; spinning-frame; spinnstuhl, spinnmaschine. 
~ M. continu, v. continue). 
— M. à decomposition,

M. à eau chaude, warmwaterspin. 
werktuig ; hot water-frame; warmwasserspinnmaschine. 
— M. à eau froide, 
koudwaterspinwerktuig; wet-spinning-frame; 
kaltwasserspinnmaschine. ~ M. en fin, 
V. bane à broches en fin — M.
e

en gros, v. bane a broches en gros. 
~ M. a lanterne, V. bane a lanternes. 
o M. a retordre, v. twiner. 

M. a see, droogspinwerktuig; dry. 
frame; trockenspinnmaschine. •• M. dit 
selfacting, v. mull jenny-renvideur. 
Métier m. fr. a ourdir, v. anschweifer. 
Métier m. fr. de rélieur, het boekbinden 
; bookbinding; buchbinderhandwerk. 
Métier. m. fr. à surface, v. hernetine. 


Métier, m. fr.: Métier a' tisser, 
weefstoel, weefgetouw ; loom, weaver's loom; 
stuhl, webestuhl. — M. a l'armure, 

V. dessinmaschine. — M. à la 
barre, V. bandmuhle. ~ M. a 
barre, weefstoel voor smal werk, met snelspoel 
; bar-loom; stuhl mit triebstange. ~ 
M. a barre tambour, weefstoel voor 
METROLOGIE. 

gewoon werk, met snelspoel ; bar-loom for 
plain weaving; stuhl mit triebstange fur emladies 
gewebe. — M. a barre Jacquard, 
weeftoestel voor damast met snel 

bar-loom for ornamented weaving;-spoel ; 
stuhl mit triebstange zur ziergewebe. 

M. de basre -lisse, V. basse–lisse. 
— M. battant, werkende weefstoel ; loom 
going; im gang befindliche webestuhi. 
M. a boutons, v. kegelstuhl. — 
M. a cordons, koordmacbine ; looms of 
a ribbon-weaver; schnurmiihle. — M. à 
gaze, V. gauze-loom. — M. do 
haute-lisse, v. haute-lisse stuhl. 
— M. a la Jacquard, v. drawloom 
2). ~ M. mécanique, zelfwerkende 
weefstoel ; power-loom; mechaniscbe 
webestuhl, maschinenstuhl, webemaschine. 
— M. mécanique a deur 
coups, zelfwerkende weefstoel, waarvan 
de lade twee slagen maakt op eiken inslagdraad 
; power-loom with double strokes; 
webestuhi wo die lade zweimahl auf jeden 
einschluss schïdgt. ~ M. à rubans, 
V. bandstuhl. — M. a semple, v. 
simple. — M. a la tire, v. drawloom. 
~ M. a main, v. handloom. 
— M. a touchettes, v. dessinmaschine. 
— M. à tulle à bobine, 
v. bobbennet-lace-frame. • 
M. a vapeur, v. dampfwebestuhl. 
M. a xemple, v. simple. ~ M. 
a la zurichoise, v. bandmi hle. 
Métiers m. pl. fr. (atelier de) Weverij 
; loom-shop; stuhlwerkstatte. 
Métiers m. pl. fr. (premiers) Eerste 
wort, eerste aftreksel van het mout bij de 
bierbrouwers; frst•wort; erste würze. 
Seconds m., tweede wort ; second wort; 
zweite wurze. 

Métis, adj. fr. Koudbreukig, v, for 
cassant a froid. 
Metoleins ure, f. hd. Metaelainezuur; 
metolenic acid; acide metoléïnique. 
Metoleinsaures salz, n. hd. Metaelaïnezuur 
zout; metoleinate; métaléinate. 

Métope, f. fr., Metope, n. hd. y 
eng. Afstand tusschen de driekloven in het 
fries van de dorische orde ; zwischenraum 
zwischen zwei dreischlitzen. 

Métrage, Métrer, m. fr., V. measuring. 


Metre, m. fr., v. échelle 15). 

Mètre, m. fr. Meter, el grondslag van 
het metrieke stelsel ; meter; meter. 
Mètre carré, m. fr. Vierkante meter; 
square-meter; quadrat meter. 
Metre cube, m. fr. Kubiek meter; 
cubic meter; cubikmeter. [2.) 

Mètre-kilogramme, m. fr., v. kilo 

Métrer, v. a. fr. , V. to measure. 

Métrograph, m. ;uL, Métrogra


phe, rn. fr., Metrographer, eng. Kenner, 
beoefenaar der maten-en gewichtenleer. 
Metrologie, f. hd., Métrologie, f. 
fr., Metrology, eng. Maat en gewichtleer. 


METROMETER 

Metrometer, m. hd., Taktmesser, 
Metronoom, maataanduider bij de muziek ; 
metronome; métronome. 

Métronome, m. fr., Metronome, 
eng., v. metrometer. 

Métroseope, m. fr., Metroscope, 
eng , Metroskop, n. hd. Metroskoop. 

Métrotome, m. fr. , Metrotome, 
eng., Metrotom, n. hd. Metrotoom. 

Mettage en main, ni. fr , v. dressoir 
2) . 

Metteur sur bois, m. fr., v. formschneider 
2). 

Metteur en oeuvre, m. fr., v. 
edelsteinfasser. 

Metteur enpage,m. (r., v. clicker. 

Mettre v. a. fr. a l'abatage, de 
haan van een percussiegeweer op het schoor 

leggen ; to let down the cock on the-steentje 
nipple, to uncock the piece; den hahn in 
ruhe setzen, abspannen, ablassen. — M. 
a l'abri (a l'épreuve) de labombe, 
van een bomvrij dak voorzien ; to cover 
bomb-proof; bombensicher eindecken. ~ M. 
en aetivité, een hoogoven enz in werking 
brengen ; to set to work; in betrieb 
setzen. — M. l'áme à un soufi-et, een 
klep in een blaasbalg zetten; to fit in a 
clack; eine klappe in den blasebaig seizen. 
~ M. 1'avant train, de affuit aan 
het voorstel bevestigen, inhaken ; to limber 
up; das geschutz aufprotzen. ~ M. dans 
Ie bain, v. einbrennen 2). — M. 
en barres, tot staven smeden ; to make 
into bars or ingots; zainen, zu stdben ausrecken. 
— M. en borne, de vlag ver 

vlag bijschen ; to hoist the flag;-toonen, de 
die flagge in schau hissen. — M. au 
bloc, katoenen stoffen uit de band drukken, 
met houten vormen drukken ; to apply 
by block-printing; die farben mittelst handdruck 
aufbringen. M. les bois en 
leur raison, de klaargemaakte stukken 
bout ineen passen ; to trim, to scarf; das 
zimmerbolz auf dem lager zusammenpassen. 

M. en carte, v. designing. ••• 
M. la chaloupe a bord on dedans, 
Bene sloep of boot innemen, aan boord bij schen 
; to holist and take the boat on board; 
das boot oder die schaluppe einsetzen. — 
M. la chaloupe sur le for, v. 
amarrer. — M. de champ, v. de 
champ, s. champ. ~ M. les chapeaux 
sur les pieux, kespen slaan, 
kespen aanbrengen ; to lay and lix the 
string-pieces on the pile tops; die holme; 
verlegen, die pfáhle verbolmen. — M. le 
chien sur la cheminée, v. mettre 
a l'abatage. — M. le Chien au 
Bran de depart, den haan van een geweer 
spannen ; to cock, to make ready, to 
bring to the full cock; den haten spannen, 
aufziehen. ^ M. le chien au cran 
de repos, den baan van een geweer in 
rust zetten; to half-cock; den hahn in ruhe 
setzen oder stellen. — M. le chien au 
METTRE. 7I 

cran de sureté, v. cran 8) . i M. 
le chouquet, v. eselshaupt 2) . ~ 
M, en ciment, (le te drijven plaat op 
de pik zetten ; to fasten the plate to the 
cement; das blech auf dem treibkitte andriicken. 
— M. en couleur, v. to 
color 2). ~ M. dedans, de pen in 
het gat slaan bij timmer-en meubelwerk 
to put in; die zapfen einfiihren. — M. à, 
l'eau, van stapel loopes ; to launch; in's 
wasser bringen, vom stapel lassen. — M. 
un embargo, v. to embargo. 

M. a feu ou en feu, een hoogoven in 
werking brengen; to begin heating; den 
hobofen anblasen. ~ M. Ie feu, eene 
mijn ontsteken; to fire a mine; eine mine 
anzünden. o M. les flottes, v. alléger 
3). — M. sur son fort, sur son 
raid+, timmerhout op den harden kant 
leggen ; to lay timber on its strong side; 
auf seine starke seite legen. ~ M. en 
fusion, v. to bring down. — M. 
en haie, les briques, de steenes opstapelen 
om te dragen ; to wall the bricks; 
die ziegel zum trocknen auf haage setzen. 
~ M. hors, het gietwerk uit de vormen 
nemen ; to take out; das werk herausnehmen. 
~ M. hors d'eau (un canon), 
een stuk geschut uit de batterij nemen ; to 
lay a gun under metal; eis geschtitz ausbrechen. 
— M. hors feu, een hoogoven 
laten uitgaan ; to blow down a furnace; den 
hohofen ausblasen. — M. en joue le 
fusil, bet geweer aanleggen; to point a 
musket; das gewehr anschlagen. o M. la 
main au chif, v. chif 2) . — M. an 
mat, V. mater. ~ M. a la mer, in 
zee gaan, uitzeilen, in zee steken; to put 
to sea, to go to sea; in see gepen. — M. 
a l'oeuvre, arbeiders aanstellen, aan 't 
werk zetten ; to set to work; die arbeíter 
anstellen. — M. en oeuvre, un metal, 
verwerken; to work of'; verarbeiten. 
M. en pages, v. ausschiessen. 
— M. en panne, v. beidrehen. — 
M. en pantenue, v. apiquer. ~ 
M. en parenthèse, tusschen haakjes 
plaatsen ; to include in parenthesis; einklammern. 
— M. en pate, de vellen in het 
zwelvocht brengen ; to put into the paste; 
in die masse setzen. — M. a place, v. 
ablegen. — M. en place l' anere, 
het anker op den boeg zetten ; to set the 
anchor up; den anker aufsetzen. — M. au 
plus près, scherp bi den wind houden; 
to lay close to the wind; dicht an den wind 
gehen. — M. Ie racage, de raa's inhangen 
; to fasten the yards; die raaen anracken. 
~ M. en rade, v. rader un 
vaisseau. — M. a Ia rame, papier 
vuil maken bij den weerdruk; to put to 
the waste paper; zu makulatur werden. 
M. sur la rame, v. anschlagen.
M. au tain, v. belegen 2) . — M. 
en tas, de champagne opstapelen, v. auf


stapeln. — M. en train, v. ein61 



722 MELLE -- 

heben. — M. un vaisseau de l'arrière, 
V. dépasser un vaisseau. — 

M. un vaisseau a la bande, v. to 
careen. ~ M. un vaisseau sur 1e 
chantier, een schip op stapel zetten ; to 
lay a ship un the stocks; ein schif zum 
bau anlegen. — M. un vaisseau dehors, 
v. rader un vaisseau. ~ M. 
Ie vaisseau sur le fer, v. ancrer. 
M. un vaisseau en rade, v. 
rader un vaisseau. — M. a la 
voile, V. auslaufen 3). •• M. de la 
voile, zeilen-bijzetten, meer zeil bijzetten 
to make sail, segel beisetzen. — M. les 
voiles à fil de caret, de zeilen op 
stootgaren zetten ; to stow or furl the sails 
with rope-yarn; die segel suf stoszgarn 
setzen. ~ M. les voiles sur le mat, 
T. to brace a-back. — M. les 
voiles au vent, v. deployer . — 
Se m. a la cape, v. cape 3) . — Se 
m. au large, v. large z). ~ Se m. 
en roche, v. cristalliser. 

Metze, f. hd., V. mouture. 

Metzkasten, m. hd., v. multurechest. 


Meuble, m fr., v. mbbel. 

Meulard, m. fr. Groote slijpsteen der 

messenmakers; large grindstone; groszer 

schleifstein. 

Meulardeau, in. fr. Slijpsteen der 

zwaardvegers; furbisher's grindstone; zeug 

-sebinieds-schleifstein. 

Menlo, f. fr. Verdikking, bol onder aan 

de pijp der glasblazers ; sticking on the 

blow pipe; anbdngsel am blaserobr. 

Meule, f. fr. Gemetselde grond voor 

groote gietvormen ; foundation piedestal; ge


mauerte grundplatte beim Buss. 

Meule, f. fr., M. a repasser, vijl 

in den vorm eener schijf, voor het slijpen 

der speldenpunten; file-wheel, steel-grind


stone; spitzring. ® M. à finissage, 

fijngekapte schijf voor het afwerken der 

punten; finishing-file-wheel; feinste spitzring. 

Meule f. fr. M. de grès, v. dreh


stein. — M. en bois, v. glazer 2). 

~ M. Pierre de °remouleur, v. 

grind. — M. a tailler, v. cutting


plate. 

Meule f. fr. de moulin, v mahlstein. 
— M. courante, M. de dessus, 
M. supérieure, M. tournante, 


V. láuferstein, s. laufer. ~ M. de 
dessous, M. dormante, M. gisante, 
gate, v. bed 4). ~ M. verticale, v. 
tordoir. — M. verticale a brayer, 
V. edge stone. • 
Meule f. fr. de carbonisation, 
M. a carboniser le bois, v. kohlenmeiler. 
— M. couchée, liggende 
meiler; horizontal pile; liegende meiler o+ 
M. debout, staande meiler ; vertical pile;
stebende meiler. — M. de houille, v.
coking-mould. (kunst. 
Meulerie f. fr., v. muhlsteinhauer-

MICROMETER. 

Meules f. pl. fr. d'un moulFn a 
poudre, M. roulantes, v. cylinder-
mill. ~ M. gisantes, Auge deroulage, table d'un moulin à 

meules, v. bed 5). 
Meulière, f. fr. Soort van kalksteen, 
waarvan de molensteenen worden gemaakt; 

a kind of lime stone used for mill stones; 

muhistein, mdhlkalkstein. — V. muhl


steinbruch. — M. de La Ferté


sous-Jouarre, V. burrstein. ^ M. 
de grès, v. grès ij. 
Meurtrière, f. fr., v. embrasure 
-2). ~ v. créneau ij. 

Mézeline, f. fr. Gebloemde stof uit 
zijde en wol, brocatel ; kind of brocatel, 
mixed with silk and wool; art brocatel von 
seide and volle. 

Mezzanine, f. fr. y hd., v. dor 

-mant-window. 

Mezzanine, f. fr. & eng., v. entresol. 
~ M. window, v. fenètremezzanine, 
s. fenètre a. (lief.

Mezzo-relievo, eng., V. demi-re


Mezzo-tinto, eng., v. couleurmoyenne. 
— M... t., halfschaduw bijde gravure; halbschatten; demi -tinte. 

Mezzo– tinto, eng. Bijzondere wijze 
van etsen, zwarte kunst, v. gravure aunoir. ~ M.–t. scraper, graveerijzer, 
etsnaald voor de zwarte kunst; mezzo-tinto 

grattoir, pour la gravure an noir.-schaber; 

Miagyrite, * . Miagyrite, een mineraal 
uit zwavelzilver en zwavelantimonium 
bestaande


Mi–arc, m. fr. Been van een boog,
halve boog, haund, haund of an arch; hogenschenkel. 


Mi–bois, m. fr., v. assemblage 

demi–bois. — Lip van eene vlakke lasch; 

sharf; gerade Blatt. — (Platte) bossing; 

rebate, halving; Blatt. (mer.

Mica, eng Moskovisck glas, v. glim– 

Mica, m. fr., v. glimmer. ~ M.

argentin, zilver mica ; argentine-mica; 

silberglimmer, kaliglimmer. — M. Cui


vreux, v. linsenolivenerz. — M. 

magnésien, M. asoir, zwarte mica, 

magnesia mica ; biotite, black mica; schwarze 

glimmer, magnesiaglimmer.

Mica-ferrea, eng., v. eisenglanz.

Mica-slate eng. M. schist, Eene 
rotssoort, bestaande uit glimmer er, kwarts, 
gum merschiefer ; glimmerschie fer; schiste 
micacd. 

bliek, f. hd., V. chandelier de 
cb aloupe. ~ v come de vergue.

— v, coin de mire. — v. potencede bringuebale. ~ v. chevalet de. 
commettage.
Mieken, v. a. hd. Het geschut richten 
; to aim; prendre mire. 
Mi– Bolle, adj. fr. Half geljmd, slecht 
gelijmd papier ; half-sized; balb geleimt.
Micrometer, * . Micrometer, eene inrichting 
om kleine lengtematen te bepalen. 


MICROSCOPE --MILCHCHALCEDON. 723 


aan sterrekundige en mathematische werktuigen. 
~ M. screw, micrometerschroef; 
mikrometerschraube; vis micrométrique. 

Microscope, m. fr. & eng. Microskoop 
; mikroskop, vergrbsserungsglas. ~ M. 
eomposé, samengesteld microskoop; compound 
microscope; zusammengesetzte mikroskop. 
— M. a fil, v. fadenmikroskop. 
~ M. lucernal, lampmicroskoop; 
lucernal microscope; lampenmicroskop. 

M. á, réfleeteur, microskoop ingericht 
voor teruggekaatst licht; reflecting microscope; 
spiegelmikroskop. ~ M. simple, 
enkelvoudig microskoop ; single microscope; 
einfache mikroskop, lupe. ~ M. solaire, 
zonmicroskoop; solar-microscope; sonnen -mikroskop. 
Microseopique, adj. fr., Microscopic, 
eng Mieroskopisch ; nikrosh:opisch. 

Mi—cilite, fr. Half ontschaald, half 
gaar, van ruwe zijde ; hal/-boiled, hal/'-scoured; 
halbgekocht. 

Middle, eng., v. mitte, mittel. — 

M. blue, V. mittelblau. 
Middle-board of bellows, eng. 
Middelste plank, onbeweegbare plank van 
een dubbele blaasbalg; mittelboden unbewegliche 
boden; paneau, flasque, planche du 
milieu, diaphragme. (stege,. 
Middle-boards, eng., V. mittelMiddle-
bolt, eng., v. mitteiriegel. 
Middle-colour, eng , v. couleur 
moyenne. (sule. 
Middle-column, eng,, v. mittelMiddle-
deck, eng., v. mittelver


deck. 
Middle-flask, eng , v. flask 3) . 
Middle-futchel, eng.,v. armons 2). 
Middle-galery, eng , v. mittel


stollen. (volée. 
Middle-hook, eng., v. crochet de 
Middle-hoop, eng., v. mittelreif. 
Middle-hoops , Middle nave


hoops, v. breast-and heel-hoop. 
Middle-jib, eng., v. faux foe. 
Middle-part of an axle, v. mit


telaxe. 
Middle-pica,eng ,v. mitteleieero. 
Middle—piece, eng. Middelstuk, mid


delgedeelte ; mittelstuck; morceau du milieu, 
entre -deux. 

Middle—piece, eng. Richtingsbalk van 
het vaste affuit in Pruissen ; mittelschwelle 
des rahmens der niedern rahmen-la ffete; pou


trelle directrice du chassis de l'aftut de 
place en Prusse 
Middle-pressure, eng., V. mitteldruck. 


Middle-pressure boiler, eng., v. 
chaudière à moyenne pression, 
S-chaudière b. 

Middle-shaft, eng. Tusschenas, as 
die eene beweging overbrengt; ubertragungs 
welle; arbre intermédiaire. 

Middle-sized sheet-iron, eng., v. 
,nittelhengst. 

Middle-sole, eng., v. mittelsohle. 
Middle stay-sail, eng , v. marsflieger. 
Middle of the stream, eng Stroomloop 
; stromstrich; milieu du courant. 

Middle-stuff, second-stuff, eng. 
Halfgoed der papiermakers; mitlelzeug; pate 
venante. (fläehe. 
Middle-surface, eng., v. mittelMiddle-
tree, eng., v. mittelbaum. 
Middle-ward,eng ,v.mittelbruch. 
Middling of the shaft, eng. Mid


delgedeelte van de geweerlade ; rittelschaj't; 
milieu du buis. 

Middling—mat,eng ,v.mittelstein. 

Middling-ore, eng , v. mittelerz. 
Middling-size, eng., v. mittelgrosze. 
(baum. 
Middling-tree, eng , v. mittelMidship-
beam, eng. Langste, mid


delste dekbalk ; segelbalken; maître-ban. 
Midship-frame, eng., v. maîtrecouple. 


Midship—man, eng Adelborst ; seekadet, 
seejunker; aspirant on élève de marine. 
Midships, eng , V. milieu du vair. 

seau. 
Mieden, f. pl. hd., v. lames de la 
jacquarde, s. lame a. 

Miemite, eng., Miémite, f. fr., 
Miemit, m. hd. Een mineraal, bestaande 
uit magnesia en kalk. 

Miesel, m. hd., v. copeau 1). 

Mi-fer (Assembler les rails à) 
fr. De spoorstaven met lippen aan elkander 
verbinden ; to half the rails in the middle 
and lap together; die schlenen iiberblatten. 

Mignonne, f fr. Kolonel, eene letter


soort tusschen nonpareil en petit-texte ; 

minion; colonel, mignonschrift. 

Mikrochemie, f. hd., Mieroehi


mie, I. fr., Mikrochimistry, eng. Mi


crochemie, scheikundige ontleding van zeer 

kleine hoeveelheden. 

Mikrochronometer, n. hd., Mi


crochronometer, eng., Microchro


nomêtre, m. fr. Zeer kleine chronometer. 

Mikroelectrometer, m. hd., Mi


eroeleetrometer, eng., Microelee


tromètre, m. fr. Kleine electrometer. 

Mik.rogalvanisch, adj. hd., Mi


crogalvanique, fr., Mierogalvanic, 

eng. Microgalvanisch. 

Mikrograph, m. hd., Micrographe, 
in. fr., Micrographer,eng. Schoon 
klein schrift.-schrijver van 

Mikrolepidolith, m. hd., Micro


lépidolithe,f. fr., Microlepidolithe, 

eng. Een mineraal behoorende tot het ge


slacht der glimmers. (-girometer. 

Mikrometerzirkel, m. hd., v. mi-

Mikroskop, n. hd., v. microscope. 

Milchbriihe, m. hd. Looierskalk, voor 

het drijven der huiden; lime-water; plein-mort. 

Milchchaleedon, m. hd., v. cal


eédoine. 


724 MILCHEXTRACT 

Milehextract, m. hd. Verdikte melk, 
eigenlijk room met amandelen tot een deeg 
gemaakt; frangspane; frangspane. 

Milehfarbe, f. hd. Melkkleur, melkwit 
; milk-colour; couleur de lait. 
Milchglas, n. hd., v. alabasterglass. 
Milchjaspis, m. hd. Witte, melkwitte 
jaspis; milk-white jasper; jaspe blanc de lait. 

Milchkitt, m. hd. Beslag, kleefdeeg, 
verfstof met zure melk bereid; cement made 
with sour milk; cement fait avec du lait aigre. 

Milchkrystal, m. hd. Soort van hyalith; 
milk-white crystal; cristal de quartz 
hyalin laiteux. 

Milchmesser, m. hd., v. lactometer, 
s. galactometer. 

Milchmörtel, m. hd. Metselspecie met 
zure melk beslagen ; mortar made with sour 
milk; mortier détrempé avec du lait aigre. 

Milchsaphir, m. hd. Wit gewolkte 
sapbier; white cloudy sapphire; saphir d'un 
blanc nuagé 

Milchs ure, f. hd., v. acide laetique. 
(tate. 

Milchsaures salz, n. hd., v. lae-

Milehweiss, adj. hd. Melkwit; milkwhite; 
blanc comme du lait. 
Milchzueker, m hd., v. lactine. 
Milchzuckersaure, f. hd., v. acide 

mucique. 
Mild-cast-steel, eng., v. weldingcast-
steel. 

Milderung, f. hd., v. adoucissement 
2). — Minder zuur of zout maken 
van eene oplossing; corrective; correctif. 

Milderungsbeize, f. hd. Bijtmiddel 
om de kleur te wijzigen ; mordant for modifying 
the colour; •mordant pour modifier 
la couleur. 

Mildew (to), to rut, eng., V. anlaufen 
i) . (site. 

Mildglanzerz, n. hd., V. polyba-

Mildzeug , n . hd Zachte leisteen, 
waarvan de griffels gemaakt worden; soft 
slate; ardoise tulle. 
Mile, eng. Mijl, bepaalde lengtemaat; 

meiles mille. 

Mile-stone, eng., v. meilensäule. 

Milieu, m. fr., v. mitte, mittel. 

Milieu, m. fr. Middelstof, v. medium. 
~ M. du bois d'un fusil, v. middling 
of the shaft. — M. du courant, 
v. middle of the stream. •^ 
Au m. du vaisseau, middenscheeps, 
midscheeps; midships; mittschiffs. ~ M. 
réfringent, lichtbrekende middelstof ; refractive 
medium; brechende mittel. e M. 
résistant, tegen stand biedende middelstof; 
resistant medium; wiederstebende mittel. 

Milieu sterile, m. fr., v. mittel '1). 

— Isolé, v. mittel 8) . 
Militairehrenzeichen, n. hd. Eere teeken, 
order voor verdienste der militairen ; 
military order; médaille pour le mérite militaire. 


MI GL. 

Militairingenieur, m. hd., v. mi 
-litary-engeneer. 

Military-cap, eng. Slaghoedje met 
omgebogen rand ; ztindhictchen mit uingebogenem 
rande; capsule à rebord. 

Military—engeneer, eng. Bouwkundige 
bij bet krijgsvolk ; mititar ingenieur; 
ingenieur-militaire. 

Military mine, eng. Mijn, kruidm(n, 

V. fourneau. 
Military mining, eng., v. fortification 
souterraine. — M. pit, 
put in den vorm van een omgekeerden kegel, 
met een staak in bet midden, wolfskuil; 
wol fsgrube; trou de loup ; puit militaire. 

Military order, eng., v. militair 

-ehrenzeichen. 
Milk-colour, eng., v. milehfarbe. 
Milk-gage, eng., v. lactometer. 
Milk-sugar, eng., v. lactine. 
Milk-white, adj. eng., v. milch


weiss. 
Milk-white erystal,eng.,v.mileh


krystal. (jaspis. 
Milk-white jasper,eng., v.milch-
Milky, eng. Melkachtig, wolkachtig van 

edelgesteente ; wolkig; pateux. 
Mill, m. hd , v. décombres. 
Mill, eng. Molen ; muhle, mahlinuhle; 

moulin — M. bar, v. for ébauché. 
~ M. cake, V. galette 2). ~ M. 
spindle, V. fer de meule. _ M. 
wrights-ehisel, v. ciseau de charpentier. 
~ M. stone grit, v. firestone. 


Mill, eng., v. fabrik. v. drehwerk. 
~ M. that goes by the 
help of a sluice, v. écoute-s'ilpleut. 
— Molen voor bet malen van het 
bord papierdeeg; zertheilungsmïchle; tourr,oir. 

To m., v. découvrir 4). ~ To 
m., v. créneler. — To m., v. draper 
2). — M. board, v. carton de 
moulage. — M. with flat-boards, 
molen met vlakke schoepen ; schaufelmuhle; 
moulin a palettes. — M. bar, geplette 
ijzeren staaf; gewalzte stange; barre laminée. 

M. clapper, v. battant z). ^•• 
M. course, v. bief. _ M. dust, 
meelstof, het op den molen verloren gaande 
meel ; mehlstaub; folie farine. ® M. dam, 
water-gate, v. lansoir. •! M. furnace, 
V. four à réchauffer a. 

M. hopper, v. hopper. — Left 
handed m. , links draaiende molen ; 
muhle die links geht; moulin h gauche. — 
Right handed m., rechts draaiende 
molen ; tun thle die rechts gekt; moulin à 
droite — M. for pressing olives, 

V. detritoir. &• M. race, v. bief. 
To set a m. a going, v. ouvrir 
la pale. — M. saw, molenzaag , muhlsdge; 
scie dune scierie. — M. scuttle, 

V. anche 2). — M. stone, v. mahlstein. 
~ M. spun, v. gespinst 2) . 
®M. spun yarn, V. fil méchanique. 

MILLANCHOR 

M. with 2 3 or 4 stones, v. 
gang 2). M. stone plank, v. 
cartelle. — Lower m. stone, v. 
bed 4) . ••• Upper m. stone, v. laufer 
6) . M. stone shaft, axle, 
spil van den looper, bovenste molensteen ; 
muhlwerk; moulage. • Horizontal m . 
wheel, horizontaal, liggend molenrad ; wagenrecht 
liegendes muhlrad; rodet. ••• M. 
wright, v. constructeur de moulins. 
— M. and water works, v. 
artifices. (anker. 
Mill-anchor, eng , v. muhlen.-
Mille, m. fr., v. meile. 
Milled, eng , v. drapé. M. edge, 


V. grenetis. — M. ornamenting, 
V. moletage. 
Millefiori, n. hd. Eene soort van 
mosaik glas; mosaic glass; verre mosaïque. 
Millerolle, f. * . Eene olie • en wijnmaat 
in zuidelijk Frankrijk. 
Miller's fee and toll , eng ,v. mouture 
4). — M. ax, v. mi hleraxt. 
Millésime m. fr. d'une monnaie, 
Het jaartal van een muntstuk ; date of a 
money; jahreszahl einer munze. 
. Mill-furnace, eng , v. ballingfurnace. 


Milli, Voorvoegsel, aan 't Latijn ontleend, 
van de fransche benaming van maten 
en gewichten volgens tiet metrieke stelsel, 
dat het duizendste deel der eenheid aanwijst, 
b. v. Milliare, duizendste gedeelte 
van eene vierkante roede ; thousandth part 
of an are; millare. — Milligramme, 
duizendste gedeelte van een wichtje, milligramme; 
milligram; milligramm. Millilitre, 
duizendste kan, tiende gedeelte 
van een vingerhoed; milliliter; milliliter. •• 
Millime, duizendste gedeelte van een 
franc, tiende gedeelte van een centime; 
thousandth part of a franc; tausendes theil 
eines francs. — Millimètre, duizendste 
gedeelte van een el, streep ; millimeter; millimeter. 
— Millistère, duizendste gedeelte 
van een wisse; thousandth part of a 
cubic meter; millistere 

Milling, eng., v. fouler. ® v. cordonner. 
~ Het kartelen op de draai 
das rdndeln; operation de moletter.-bank ; 

M. machine , v. edge-work. 
~ M. tool, kartelhouder; rdndelgabel; 
porie-molette. ~ M. wheel, kartelrol, 
kartelrad, v krausrad. ~ M. chisel, 
braami;zer; rhndelstichel; fer is découvrir. 
Mill-wheel, eng., v. muhlrad. 
Minahouet, m. fr , v. drehbaum ij.
Mindern, v. a hd. Minderen, minder 

steken maken bij bet breien ; to shrink; 
rétrdcir. 
Mine, eng., v. erz. — M. burner, 

V. erzröster. ~ M. ladder,v. echelle 
des mineurs. ^ M. tin, v. bergzinn. 
Mine, eng., v. bergwerk. — M. 
chamber, v. fourneau b. 

MINENAST. 725 

Mine (to), v. a. eng., v. miner. 

a. Mine, f. fr., V. military-mine. 
M. à aiguillette, geboorde mijn; 
bored mine; botermine. ~ M. d'attaque, 
aanvalmijn ; offensive mine; angriffsmine. •^• 
M. défensive, v. contre mine. •• 
M. de démolition, v. fourneau à 
démolition, s. fourneau b. — M. 
double, M. en T, v. fourneau.x 
gémeaux, s. fourneau b. ~ M. a 
fourneau ordinaire, v. fourneau 
ordinaire, s. fourneau b. -~ M. 
trefl.ée, M. triple , v. fourneau 
triple, s. fourneau b. 
b. Mine, f. fr., v. bergwerk. ~ 
M. d'alun, v. alaungrube. — M. 
d'étain, tinmijn, tingroeve; tin-mine in 
Cornwallis huel-stean; zinnerzgrube, zinnerzbergwerk, 
zinngrube. ~ M. d'étain 
de lavage d'alluvion, tinwasscherq; 
stream-work; seifenwerk. — M. de mercure, 
kwikmijn; quicksilver-mine; quecksilberbergwerk. 
— M. de sel, Saline, 
M. de sel gemme, zoutmijn, steen 
salt-mine, rock-salt-mine; salz--zoutgroeve; 
bergwerk. 

c. Mine, f. fr., Mineral, m. fr., v. 
erz. ~ M. d'acier, v. fer spathique, 
s. fer. — M. d' aimant, v. for 
magnetique. — M. d'alun, v. 
alaunerz. — M. anglaise, v. weinige. 
— M. d'antimoine, v. antimonial-
ore. — M. d'antimoine 
noire, zwart antimoniumerts, zwart spiesglanshoudend 
looderts, bournonite ; antimonial 
sulphuretted lead-ore; schwarze spiesglanzblei, 
scbwarze spiesglanzerz. — M. 
d'antimoine en plumes, vedervor mig 
spie glanserts; plumose antimonial ore; 
federiges spiesglanzerz — M. d'antimoine 
solide, vast straalantimoniurnerts 
; solid antimonium ore ; stratilendes 
spiesglanzerz. — M. d'arsenie, v. arsenikerz. 
— M. de cobalt, v. cobalt-
ore. — M. de cobalt en efflorescence, 
V. fleur de cobalt, — 

M. de cuivre, v. copper-ore. •• 
M. de cuivre grise argentifère, 
antimonium vaalerts., polybasite ; argentiferous 
grey copper-ore; silberfahlerz, weisgiltigerz. 
— M. de for blanche, v. for 
spathique, s. fer. — M. de fer en 
grains, V. for en grains, s. fer. — 
M. hepatique de mercure, kwikzilverlever 
erts ; hepatic mercurial-ore; quecksilberlebererz. 
— M. des marais, v. 
for limoneux. ~ M. médiocre, 
V. mittelerz. ~ M. orange, v. weinige. 
® M. de plomb, v. bleierz. 
M. de vernis, v. galena 1) . 
Mine, f. hd., V. bergwerk. 
Minenarbeit, f. hd Mijn werk, werk 
in de mijnen; mine-works; travail des mineurs. 
Minenast, m. hd. Zijgallerij, vertakking 
in mijnwerken ; branch, thread; fauxtrou, 
rameau. 


 7 26 MIN ENATUGE 

Minenauge, n. hd. Mijnputopening, 
mond van den mijnput; shaft; puit de la 
mine. (rations. 

Minenbau, m. hd., v. mining-ope-
Minenbefestigung, f. hd., v. fortification 
sousterraine. 
Minenbrunnen, m. hd. Mijnput der 
mineurs; shaft; puits dune mine. 
Minencompass, m hd., v. miner's 
compass. 

Minenfeuer, f. hd., v. crouwin. 

Minengang, m. lid., v. galerie i). 

Minengeblse, n. hd. Blaasbalg of 
ventilator, die lucht in een mijnwerk brengt; 
bellow's of miners, ventilator; ventilateur 
pour adrer les mines, soutiet de forge. 

Minengerath, n. hd , v. miner'stools. 


Minengewölbe, D. hd. Mijngewelf, 
zoldering der gangen ; vault of a mine; 
voute de mine. 

Minengraber, m. hd., v. miner. 

Minenhals, ni. hd , v. entrée 4). 

Minenheerd, m. U., v. focus of 
ignition. 
Minenhund, m. hd., v. chien 3) . 
Minenkammer, f. hd., v. cham


ber of a mine. 
Minenladung, f. hd. De lading eener 
mijn ; charge; charge de la mine. 
Minenleuchter, f. hd., v. miner's 
candlestick. 
Minenpulver, n. hd., v. sprengpulver. 
Minentrichter, m. hd., v. entonnoir 
de mine. 

Minenzweig, m. hd., v. minenast. 

'Miner, m. hd., V. miner, eng. ••• 

M., f. hd., v. mineral. 

Miner, v. a. fr. Mijnen aanleggen, ondergraven, 
ondermijnen ; to mine, to construct 
mines, to undermine; miniren, minengraben, 
unterminiren. 

Miner, eng., v. bergknapp. M.'s 
borer, v earth-borer. ••• M.'s 
candlestick, mijnkandelaar met een punt 
om in den wand te bevestigen; minenleuchter; 
chandelier en fer de mineur. M.'s 
compass, v. boussole de mineur. 
_• M.'s hammer, eng , v. bohrf_
ustel.. M.'s iron,M.'spitchingtool, 
v. bergeisen. — M.'s powder 
for blasting and mining, v. spreng 
pulver. M.'s tools, gereedschappen 
om mijnen aan te leggen ; minirwerkzeuge; 
outils de mineurs. — M.'s truck, v. 
Chien 3). 

Minerai, m. fr., Mine, f fr. v erz. — 

X. d'alluvion, v. m. de lavage. 
— M. d'ambre, v. mineral-amber. 
w M. d'argent, zilvererts; silver-ore; 
silbererz. — M.'s d'argent maigres, 
v. durre erze, s. durr. :• Bocarder 
le m., v. auspauschen. — M. 
brut, onbewerkt, ruw erts, zooals bet uit 
de mijnen komt; work, (Cornwall) bowse 
MINERAL. 

(Derby°sip.) knocking; erzbaufwerk, ghnge. 

M. bouteux, v. filz 4) . — M. 
capillaire, v. haarerz. — M. déeomposé, 
verweerd erts; efflorescent ore; 
muiru. ~ M. difficile a traitor, v. 
durrsteinerz. ® Eeraser le m., 
V. auspauschen. •• M. d'étain, tinerts; 
tin-ore; zinnerz. — M. d'étain 
d'alluvion, tinerts door wasschen ver 
alluviaal tinerts; stream-tin, allu--kregen, 
vial-tin-ore; seifenzinnerz. — M. de fer, 
mine de fer, v. eisenerz. ® M. 
de for sulphuré, v. eisenkies. 

M. fusible, gemakkelijk smeltbaar erts; 
fusible ore; leichtdiissiges erz. — M. granuliforme 
, v. erbsenerz. — M. 
grossier, M. en grains, v. graupe. 
~ M. en grumeaux, v. mauterz. 
~ M. de lavage, alluviaal erts, erts 
door wasschen verkregen ; alluvial-ore; seifenerz, 
wascherz. — M. en morceau, 
V. m. brut. — M. de mercure, 
kwikzilvererts; mercury-ore, mercurial-ore; 
queeksilbererz, quickerz. — M. pauvre, 
v. pocherz. ~ M. rebelle, moeielirjk 
smeltbaar erts ; refractory ore; scbwerdiissiges 
erz, beissgradiges erz. — M. riche, 
rijk, veel metaal bevattend erts; crop, bucking-
ore; reicbe erz, scheiderz. — M. de 
tellure, telluriumerts; tellurium-ore; tel 
— M. trié et passé-luriumerz, tellurerz. 
au crible, v. fischwerk. ~ M. en 
vase, v. filz 4) . ~ M. violet, v. 
eisenglanz. — M. de zinc, zinkerts; 
zinc-ore; zinkerz. — M. de zinc sul 
V. black-jack. -phuré, 
Minéral, m. fr., Mineral, n. hd. & 
eng. Mineraal, bergstof ~ M. jaune, v. 
gilbe. ® M. avéolaire, M. cellulaire, 
v. bienenerz. ~ M. cristallisé, 
v. erzdruse. 

Mineral, n hd , v. erz. ! Zubereitung 
des m.-s, v. dressing of 
ores. (sure. 

Mineral-acid, -eng., v. mineralMineral-
aleali, eng., v. aleali 2). 

Mineralalkali, n. hd., V. aleali 2). 
Mineral-amber, eng.. Door de zee 
opgeworpen barnsteen ; vom meere aufgewor


fene bernstein, bernsteinerde; minérai d'ambre. 

Mineralbildung, f. hd., Minéralisation, 
f fr , Mineralization, eng. 

Metaalvorming. 

Mineralblau, n. hd., v. bleu de 
montagne, s. bleu. 

Mineral-caoutchouc, eng., M. 
pitch, M. oil, M. tar, v. erdbl, 
erdpech, asphalt, elaterit. 

Mineral-coal, enq., v. coal. 

Mineral-colour, eng., v. couleur 
minerale, s. couleur. 
Mineral-crystal, eng., v. mineralkrystall. 
Mineralfarbe, f. hd., V. couleur 

minérale, s. couleur. [eaïi 2). 
Mineral-fixed-alcali, eng., v. al



MINERALIEN 

Mineralien n. pi. hd. (Stiekstof= 
haltige), v. azotides. 
Mineralization, eng. Metaalvorming; 
mineralbildung; minéralisation. 
Mineralized tin, eng., v. $btzmaul. 


Mineralkrystall, m. hd. Gekristalliseerde 
bergstof, mineraal in kristalvorm; 
rrnineral-crystal; cristal minéral. 

Mineralmohr, m. hd., v. ethiops ij. 
Mineralogical-map , eng., v. mineralogische 
karte. 
Minéralogie, f. fr., Mineralogie, 

I. hd., Mineralogy, eng. Mineralogie. 
Minéralogique, fr. , Mineralogisch, 
hd., Mineralogical, eng. adj . 
Mineralogisch. 

Mineralogische karte, f. hd. Kaart , 
waarop de ligging en verdeeling der mineralen 
is aangegeven (in tegenstelling eener 
geologische kaart, die den aard der gronden 
en aardlagen aanwijst); mineralogical map; 
carte géographique intiquant le placement 
des mineraux, carte minéralogique. 

Mineralogy, eng., Mineralogie, 

f. fr. & hd. Kennis der ertsen, der natuurlijk 
voorkomende metaalverbindingen. 
Minerals ure, f. hd. Mineraalzuur, 
anorganisch zuur ; mineral-acid; acide mi 
-nérale. (tar. 
Mineral-tar, eng., v. barbadous-
Mineraltheer, m. hd., v. barba


dous-tar. 
Mineralturpeth, ni. hd., v. turbith-
mineral. 
Mineralwasser, n. hd., v. eau minerale, 
s. eau. 
Mineralwassersäure , f. hd. , V. 
apocrénique. 
Mineral-water, eng., v. eau minérale, 
s. eau. 
Mineraux m. pl. fr, combustibles, 

V. inflammabilien. o• M. utiles, 
nuttige mineralen ; useful minerals; nutzbaren 
mineralien. • 
Minerlehre, f. hd., V. minéralogie. 

Minerograph, m hd., Minérographe, 
in . fr., Minerographer, eng. 
Mineraloog. 

Mine-surveyor, eng. , v.abmesser. 

Minette, f. fr. , v. for oolithique.
Mineur, m. fr., v. miner, eng. 
Mine-works, eng., v.minenarbeit. 

Mingle (to), v. a. eng., v. mêler 

le vernis & mengen.
Mingled-corn, eng., v. mouture 3) . 
Mingling-reddle, eng., v. meng

-sieb. 
Miniate (to), v. vermillonner. 
Miniature, eng., v. miniaturge


malde. 
Miniature-colour, eng., v. mi 
-niaturfarbe. 

Miniaturfarbe, f. hd. Verf voor miniatuurschilders; 
miniature colour; couleur 
pour la miniature. 

MINTJTE. 7 7 

Miniaturgetn lde, n. hd. Miniatu^ir 
?miniature; portrait en miniature.-pori.ret; 

Minière, f. fr., v. exploitation a 
eiel ouvort. M. de soufre, v. 
soufriére. ~ M., Gangue, v. gang-. 
art. ••• M. pauvre, V. minerai 
pauvre. 

Minimum, *. Het kleinste. 

Mining, eng., v. bergbau. ~ M. 
case, v. dutch-case. •• M. machinery, 
werktuigen voor de ontginning 
van mijnen ; bergrnaschinen; machines appliquées 
à l'exploitation des mines. - M. 
operations, het aanleggen van mijnen; 
minenbau; construction des -mines, travaux 
de mines. 

Minion, eng. Kleine drukletter, kolonel 
; kolonelsch,ri ft; mignonne. ~ Double 
m., augustijn ; mitlelschrift; st. Augustin. 

Miniren, V. a. hd , v. minor. 
Minirer, m. hd , v. bergkuapp. 
Minium, m. fr., V. meinige. 
Minium, eng., v. bleizinnober. 
Miniurn-Oven, eng , v. mennig


ofen. 
Minofor, * . Een alliage van koper, 
zink, tin en antiinoaium. 
Minot, Minois, in. fr., v. boutehors 
3). 

M inoterie, f fr., v. flour-mill. 
Minster, eng., V. moutier. 
Mint (to), eng., V. coin (to). 
Mint, eng., V. fabrique de mon


-naies. ~ M. man, minter, munter; 
miinzer; monnayeur. — M. master, 
muntmeester; ,ni.tnzwardein; directeur de 
la monnaie. ~ M. stamp, v. empreinte 
des monnaies. ' __ M. 
smithery, werkplaats waar gemunt wordt; 
munzwerkstdtte; atelier de monnaies. ••• M. 
warden, muntopzichter ; miinzineister; 
prévot des cours de monnaie. 

Mintage, eng. Muntloon; schlagschatz, 
schlaggebuhr, munzgebuhr, schlagsatz. prdgesatz; 
seigneuriage, monnayage, rendage. 

Minting, eng , v. coinage 1). •v 

M. implements, muntgereedschappen 
miunzgerdth; utensiles de monnayage. -. 
M. mill, v. mintwork. 
Mint-mark, eng., v. déférent. 
Mint-work, eng. Werktuig voor het 
munten, muntpers, stempelpers; mCenzwerk, 
stosswerk, druckwerk, anstoss; machine pour 
monnayer, balancier, v. s. anwurf. 

Minum, eng., v. minuscule. 
Minuscule, i. fr. Klein kapitaal (letter); 
minurn, small capital; klein capital. 
Minuselectricität, f. hd., v. éleCtricité 
négative. ~ Mit m. ver 
-sehener körper, v. electro-negative 
body. 

Minute oiler Ministerpapier, n. 
hd. Schrijfpapier; petition-paper; papier mi 
-nistre. 

Minute, *. Minuut, het zestigste gedeelte 
van een uur, het zestigste gedeelte 


728 MINUTE 

van een graad des cirkels en het zestigste 
gedeelte van de onderste middellijn eener 
kolom. 

Minute, f. fr. Klein tandrad ; dented 
wheel; zahnrädchen. (winkel. 
Minute-angle, eng , v. minuten 
, eng. Minuutwijzer ; mi-Minute-hand nuctenzeiger; 
aiguille à minutes 
Minutenlien, f. hd,, v. ligne de 
loch, s. ligne. 
Minutenrad, n. hd., v. grosses 
bodenrad, s. bodenrad. 
Minutenweiser, m. hd., v. minutehand. 
Minutenwerk, Minutenweiserwerk, 
n. hd., v. anrichtung. 

Minutenwinkel, m. hd. Hoek kleiner 
dan één graad; minute-angle; angle de 
minutes. (hand. 

Minutenzeiger, m. hd., v. minute-

Minuterie, f. fr., v. anrichtung. 

Minute-wheel, v. bodenrad. 

Minute-wheels, V. anrichtung. 

Minute-wheel-work, eng., v. anrichtung. 


Mirage m. fr. r eng. Palais de la 
fée morgane, luchtspiegeling ; fata morgana; 
luftspiegelung, kimmung, fata morgana. 

a Mire, f. fr., v. absehen. 

b. Mire, f. fr. Niveleer-luit.; levellingstaff; 
nivellirlatte. M. gradué, verdeelde 
niveleer-lat; levelling-rule; nivellir 
massstab. — M. á Coulisse, niveleerlat 
met schuif; sliding staff; nivellirlatte zum verschieben. 
~ M. parlante, sprekende niveleer-
lat; levelling staff; nivellirlatte zum 
selbstablesen. 
Mirer, v. a. fr. Richten, mikken ; to 
aim; zielen, richten. 

a. Miroir, m. fr , v. looking-glass. 
M. en acier fondu, spiegel van gegoten 
staal ; cast-steel looking glass; gussstahlspiegel. 
— M. de la bouche, v. mundspiegel.. 
M. ardent, v. brenuíspiegel. 
~ M. cintré, v. bogen 
-spiegel. ~ M. concave,

bolle spiegel; 
concave mirror; hohlspiegel, eoneayspiegel. 
- M. convexe, bolle spiegel ; convex 
mirror; erbabene spiegel, convex spiegel. 
n•n M. plan, vlakke spiegel; planemirror; 
ebene spiegel, plan spiegel. —M. 
métallique, M. de métal, v. metallspiegel. 
~ M. de verre, glazen 
spiegel ; glass mirror; glassspiegel. 

b. Miroir, m. fr. Gebombeerd ovaal 
paneel, ovaal medaillon, eimedaillon ; mirrorlike 
-boss; spiegel, beule, eimedaillon. 
Miroiterie, f. fr. Spiegelmakerij, spie 
mirror-trade, looking-glass trade;-gelhandel ; 
spiegelfabrication, spiegelbandlung. 
Miroitier, m. fr. , v. lookingglassmaker. 


Mirror, eng., v. looking-glass.
Conical n1., Kegelvormige spiegel ; kegelfdrmiger 
spiegel; miroir conique. ~ Concave 
m., holle spiegel ; hohlspiegel, kohl-

MISE. 

glas; miroir, verre concave, ~ M. back, 
spiegelpaneel, v. back 3) . á• M. trade, 
spiegelhandel , spiegelglashandel ; spiegel • 
handlung, spiegelfabrication; miroiterie. 

Misaine f. fr. voile de misaine, 

v. lock. 
Mischbar, adj . hd. Mengbaar, dat ver 
kan worden zonder te ontleden ; mis-mengdcible; 
alliable, miscible. 
Misehen, m. hd., v. mêlage. ^• 

M. der masse zum schmelzen, v. 
mixtion gij. _ Vielfarbige wollarten 
unter eipander m., v. trépigner 
les laines. 
Mischeïl, V. a. hd., v. mengen.. 

V. roetpre la laine. ® M. der 
weissen bll,tter, v. mixing of the 
white leaven. M. der leimblätter, 
v mixing of the glue leaves. 
•_ M. zur zweiten leimung, v. 
mixing for the second sizing. 
Mischfarbe, f. hd. Gemengde kleur; 
mixed colour; couleur mêlée 

Mischfarberei, f. hd , v. souillure. 

Mischmetall, n. lad., v. mixture 
of metals, s metals. 

Mischung, f. hd., v. mélange. •^ 
Goudverf, V. mixtion l). Verflaag op 
den bak bij het maken van gemarmerd papier, 
v. mixtion 3) . ~ Silberähnliche 
m., zilverkleurig metaalmengsel; 
silverly mixture; argiroïde. M. von 
wasser mit dampf, v. mélange 
d'eau et de vapeur.. 

Mischung, f. hd., v. combinaison 
chimique. 
Mischungskraft, f. hd., v. attraction 
moleculaire. 

Mischwolle, f. ha., v. laine métis. 

Miscible, adj . fr. & eng , v. misch


bar. 
Mise, f. fr., v. hornwulst. ® Dwang; 
press-jack; pressknecht. ~ M. en carte, 

V. designing. — M. en couleur 
des alliages dor, v. coloring 3). 
o M. d'échantillon, v. echantillonnage. 
~ M. en fosse, bet leggen 
der huiden in de looikuip; spreading the 
hides in the pits; versetzen in die gruben. 
M. hors, staking van het werk om 
den oven schoon te maken ; cessation for 
cleansing; das aussetzen der arbeit. — M. 
en oeuvre, v mettre a l'oeuvre. 
M. en pages, v. imposing. ~ 
M. en paquets, de naainaalden in pakjes 
maken ; papering; einschl;ag€n iet bride. 
M. en place, v. posage. ® M. 
a savors, openslaande bak, waarin de gesmolten 
harde zeep gegoten wordt om af te 
koelen ; frame mould; formkasten. — M. 
au tain, v. étamage 3) . — Vertinnen 
van plaatijzer, blik maken, v. etamage 
1). o M. en train en marche ou 
en mouvement, eerre machine in werking 
brengen ; starting, set a-going; ingang 
-setzung. 


MISERERE 

Miserere, eng., Misérieorde, f. fr. 
Bidstoeltje, bidbank; betschemel, miserere. 
Mispelbraun, n. hd. Mispelbruin; 
medlar-brown; Brun-couleur de nède. 
Mispickel, m. hd. & eng., v. areenical-
pyrite. 
Missal, f. hd., v. gros canon, s. 

canon c. (ture. 
Missdruck, m. hd., v. macula-
Missrathen im guss, v. chambré. 
Mist, eng., v. ausdi nstung 2). 
Mistbad, n. hd., v. dung-bath. 
Mistdeckenfenster, n. pl . hd. Broei


raam ; hotbed-window; uitre pour les couches. 
Mistgabel, f. hd., V. dung-fork. 
Mistgauche,f. hd., v. eaux vannes. 
Mistrance, f. fr., v. maistrance. 
Mistsignal, n. hd., v. nebelsignal.
Mitaine, f. fr.,v.bleehhandsehuh. 
Miter,eng.,v.obturateur conique. 
Mithanocker, m. hd , v. molyb


dine. 
Mitisgri n, n. hd. Weenergroen ; vienna-
green; vert de vienne. 

Mitnehmer, m. pl. hd., v. coupling-
bog 2) . — v. knagge. — v. 
conducteur-moteur. v. pri


sonnier. 
Mitonner, v. n. fr., v. dipping 3) . 
Mitoyen, ne, adj. fr. Gemeenschap 

common of two proprietors; gemein--pelijk ; 
schaftlich Cloison m. —ne, v. mittelwand 
. — Fosse m., Gemeenschap 

sloot, scheidingssloot; partition- ditch;-pelijke 
gemeinschaftliche graben. — Mur m,, 
gemeenschappelijke muur ; partition-wall, 

common-wall; grenzmauer, communmauer. 
Mitraille, f. fr., v. langrage. — 

M. de vieux for, stukjes oud ijzer, 
spijkers, enz. voor kartetslading; small pieces 
of old iron, head of nails, etc.; eiserne hagel 
~ Grosse m., grappe de rasin, 
v. grape-shot. — Petite m., 
V. charge a mitraille. 
Mitraille pendante, f. fr Oud verguld 
brons, waarvan het goud is afgenomen ; 
old brass; alte, der vergolding heraubte 
bronze ~ M. rouge, v. bruchkupfer. 

— For de m., v. fagotted-iron. 
Mitre, f. fr., v. obturateur conique. 
Mitre f. fr. (are en), Hoek van 4 5 
graden, gevelboog; triangular arch, saxonarch; 
giebelbogen, sachsische bogen. •• 
Boite en m., v. mitre-block. 
Equerre de m., v. equerre à onglet. 
~ Ligne de m ., versteklijn; mitreline; 
gebrungslinie, Brat, kropfkante. 
Sauterelle de m., zwei; mitre-rule, 
bevel-rule; schrniege, gehrmass. 

Mitre f. fr. de cheminée, v. 
chimney-shaft. 
Mitre, eng. & fr. Verstek, boek van 
45 0 ; gehrung. 
Mitre and key, eng. Versteklasch 
met ingelegden sleutel; eine art verbindung 

MITTELBALKEN". 729 

auf stumpfe gehrung; espèce d'assemblage 
d'onglet. ~ M. block, futselblok, om 
verstekhoeken te schaven ; gehrungsitosslade; 
machine a onglet. ~ M. box, M. saw— 
block, verstekblok voor bet zagen van 
verstekhoeken ; eine vorrichtung um each 
der gehrung abzushgen; outil servant a stier 
a onglet. ~ M. dovetail, v. dovetail 
4) . — M. joint, M. quoin, v. assemblage 
d'onglet. ~ M. line, v. 
ligne de mitre, s. mitre fr. ~ M. 
plane, v. bevel-plane. ~ M. post, 
slagbalk van een sluisdeur ; schlagsdule, anschlagsá 
ule, sterizmsdule; poteau battant on 
montant en bust. — M. sill, v. bust. 

—

 M. square, V. equerre á onglet. 
M. wheels, konische raderen van gelijke 
grootte, the dienen om eene beweging 
rechthoekig over te brengen; diagonal rdder, 
winkelraider, konischen rdder; roues dangle, 
roues coniques. 
Mitre (to), eng. In het verstek werken 
; auf gehrung verbinden; faire un assemblage 
d'onglet. 

Mitre, e adj. fr fenêtre m.-e, v. 
fenêtre en mitre. 

Mittagsgang, m. hd. Ertsgang, die 
naar het zuiden loopt; southern lode; filon 
qui prend sa direction vers le midi. 

Mittagshohe f. hd. der sonne, 
Zonshoogte op den middag; meridian altitude; 
hauteur meridienne. 

Mittagskreis, m. hd., v. meridian. 
Mittagslinie, f. hd., v. meridianline. 
Mittagsschicht, f. fr. Namiddag

-

werk der mijnwerkers van 12 tot 6 ure; 

afternoon's work; travail de midi it six heu


res du soir. 

Mittagsuhr, f. hd. Zonnewijzer voor 

bet noordelijke halfrond; meridional-dial; 

cadran meridional. 

Mitte, f. hd. Midden ; centre, middle; 
milieu, centre. 

Mittel, n. hd. Middelstof ; medium; 
milieu. — Middel ; means; moyen. — Bewegliche, 
korperliche, mechanische 
m ., werktuigelijke middelen ; mechanical 
means; rnoyens mechaniques. — Auflösende, 
zersetzende m., v. auflosemittel. 
— Gegenwerkende m., 
tegenwerkende middelen, reactiefs; reactive 
means; moyens réactifs, réactifs. ~ Den 

m. nehmen, het gemiddelde nemen ; to 
take a medium; prendre la moyenne, medionner. 
— Taube m., plaats waar geen 
erts gevonden wordt; sterile mass; milieu 
sterile. — Schwebendes n1., afzonderlijk 
liggende ertsmassa's; isolated mass; 
milieu isolé, parties isolées. — v. minéral 
l). (t). 
Mittelantiqua, f. hd., v. english 
Mittelaxe, f. hd. Middelgedeelte van 
eene rijtuigas; middlepart of an axle; corps 
d'essieu. (bar. 
Mittelbalken, m. hd., v. cross ^



730 MITTELBAUM 

Mittelbaum, m. hd. Middelspil, waar 
zich de overige deelen van een werk--om 
tuig bes egen ; middling-tree; arbre du milieu. 

Mittelblau, n. hd. Middelsoort - van 
blauw , tusschen licht-en donkerblauw; 
middle-blue; bleu moyen. 

Mittelbogen, m. hd., v. centre 3). 

Mitteibrueh , m. hd. Middelkruis, 
grootkruis van het werk uit een slot; 
middle-ward; pertuis de milieu. 

Mittelbuchstab, m. hd., V. medial-
lettre. 
Mittelbund, Mitteiring, Warzenbund, 
m. hd., V. capucine 3). 
Mittelbundfeder, Mittelringfeder, 
f. hd., v. ressort de grenadière. 

Mittelcanon, m hd. Soort van drukletter, 
middelkanon ; trismegiste, two lines 
double pica; trismegiste. 

Mittelcieero, f. hd. Drukletter, middelcicero, 
(tusschen mediaan en augustijn); 
middle-pica; passe eicéro. 

Mitteldingsgeist, m. hd., v. adiaphore. 
Mitteldruek , m. hd. Middelbare druk 
stoom); middle-pressure; moyenne-king (van 
pression. 

Mitteldruckker, m. hd., v. mitteldruckdampfmaschine, 
s. dampfmasehine. 


Mitteldruckkessel, m.hd., v.chaudière 
a moyenne pression, s. 
chaudière b. 

Mittelerz, n. hd Goede ertssoort, die 
het verarbeiden waard is ; middling-ore; 

mine médiocre. 

Mittelfarbe, f. hd., v. couleur 
moyenne. 
Mittelfeile, f. hd., v. fine-toothed 
file, s. file. 
Mittelfiaehe, f. hd. Middeloppervlak; 
middle-surface; surface du milieu. 
Mittelfries m. hd. (aufreehte), v. 
montant du milieu. 
Mittelfurche, f. hd., v. sillon de 
milieu. 
Mittelgrösze, f. hd. Middelbare grootte; 
middling-size; grandeur moyenne. 

Mittelhengst, m. hd. Plaatijzer van 
gemiddelde dikte (van n°. 16-24 ongeveer); 
middle-sized sheet-iron; tóle de moyenne 
épaisseur. (cut. 

Mittelhieb, m. hd., v. bastard-
Mittelkalkstein, m. ltd., v. transition 
lime-stone. 
Mittelkasten, m. hd., v. middleflask, 
s flask. 

Mittelkii ver, m. hd., v faux-foe. 

Mittelkraft, t. hd., v. force resul


tante, s force a. 
Mittellinie f. hd. der stange and 
kurbel, v. dead-point. 
Mittellochs, m. fr., v. siegenerstahl, 
s. stahl. 
Mittelmast, m. hd., V. grand mat, 

S. grand. 
MITTELWAND. 

Mittelpfeiler, m., Mitteljoch, n. 
hd. Middelpijler van eene brug; central-pillar, 
centre-pier; pilier du milieu. 

Mitteipunkt, m. hd., v. centre. 

M. aufsuchen, V. centrer. ~ M. 
der schwere, v. centre de gravité. 
Mittelpunktsbohrer, v. coupeeercle 
1). 
Mittelrad, n. hd. Middelrad van een 
horlogie, tweede rad ; central-wheel; roue 
centrale. 

Mittelreif, m. hd. Middelband, middel 

middle-hoop; cercle du milieu.-hoepel ; 

Mittelriegel, m. hd. Middelste grendel, 
schuit of knip; middle-bolt; verrou du 
milieu. 

Mittelring, m. hd., v. capucine 3). 
Mittelsalz, n. hd. Onzijdig zout ; neutral-
salt; sel neutre. 

Mittels^ule, f. hd. Kolom midden in 
een toren, die een cirkelvormig verwulf 
draagt; middle-column; colonne du milieu. 

Mittelschaft, m. hd., v. middling 
of the shaft. 
Mittelscheibe, f. hd., v. fausserondelle. 
(milieu. 

Mittelschiene, f. hd., v. rail du 

MittelschUi chtige muhle, f. hd. 
Tusschenslagmolen of rad ; centre float-mill; 
moulin à auges ou l'eau tombe dans le 
milieu. 

Mittelschlieh, m. hd. Zand dat genoegzaam 
metaal bevat om met voordeel 
uitgesmolten te worden ; slick of middlingquality; 
schlich de moyenne qualité. 

Mittelsehrift, f. hd., Tusschensoort 
van letter; inclined-type; écriture batarde. 

— v. minion. (piece. 
Mittelschwelle, t. hd , v. middle-
Mittelsohle , f. hd. Tusschenzool ; 
middle-sole; dresse. (chase. 
Mittelsteg, m. hd., V. bar of the 
Mittelstege, m. pl. hd. Staanders, stut 

midden in eene galerij ; middle-boards;-ten 
planches du milieu. 

Mittelstein, m. hd., v. bogenschluss. 
— Kopersteen, die genoeg metaal 
bevat' om uitgesmolten te worden ; 
middling-matt; matte moyenne. 

Mittelstempel, m . hd. Middelstamper 

van een stampmolen ; centre-stamper; pilon 

de milieu. — v. fleuron 1). 

Mittelstollen, m. hd. Middelgalerïj in 

bergwerken; middle-galery; galerie du milieu. 

Mittelsti ck, n. hd., v. middlepiece. 


Mittelsucher, m. hd., v. eentreur. 

Mitteltiefe, f. hd. Spondiepte; central


depth; profondeur du milieu. — Gemiddelde 

diepte ; mean-depth; profondeur moyenne.: 

Mittelverdeek , n. hd. Middeldek, 
tweede verdek (op schepen met drie dekken); 
middle-deck; second pont. 

Mittelwand, f. hd. Binnenmuur, scheimuur; 
partition; mur du milieu. — V. 
gable. 


 

MITTELZEUG --

Mittelzeug, n. hd., v. middle- stuff. 

Mitternachtgang, m. hd. Ertsgang, 
die naar het noorden loopt ; northern-lode; 
tilon qui Arend sa direction vers le nord. 

Mitternachtuhr, f hd. Zonnewijzer 
voor het zuidelijk halfrond; northern-dial; 
cadran septentrional. 

Mittheilung, t. hd., v. communication. 
— M. der bewegung, v. 
communication de mouvement a. 

Mittlere bewegung, f. hd., v. 
mouvement moyen. 
Mittschiffs, f. hd., v. milieu du 
vaisseau. 

Mix (to), eng. Vermengen. omroeren; 
umruhren ; brasser, v. s. avaler & 
einmachen. To m. the mortar, 

V. massiver le mortier. ~ To m. 
the wool, v. roeipre la laine. ^• 
To m. wool of different colours, 
V. trépigner les laines. ~ To m. 
the varnish, v. mêler le vernis. 
Mixed-body,eng.Saamgesteld lichaam 
in de scheikunde ; zusammengesetzter kórper; 
corps compose. 

Mixed-cloth, eng., v. drap me-. 

langé. (farbe. 
Mixed-colour, eng. , v. mischMixed-
metal, eng., v. mixture 

of metals, s. metal. 

Mixing, eng., v. mélange. ~ M. 
composition, v. mélange des matières. 
~ M. of the ores, v. mélange 
des minérais. ••• Vermengen, 
verschillende kleuren van wol; meliren; mélanger. 
— v. mêlage. -M. sieve, 
trommelzeef; trommelsieb; tamis aver tambours. 


Mixing eng. of the glue-leaves, 
Het leggen, vermengen der vellen papier 
voor het plakken der kaartenbladen; misthen 
der leirnblatter; mêlage en gris. M. of 
the white leaves, bet leggen der witte 
bladen ; mischen "der weissenbldtter; mêlage 
en Blanc. a M. for the second sizing, 
het leggen voor de tweede maal; 
mischen zur zweiten leimung; mêlage en 


étresse. 

Mixtiligne, adj. fr. Gemengdlijnig; 

mixtiliniar; gemischtlinig. 
Mixtiliniar, eng , V. mixtiligne. 
Mixtion, eng. Goudverf; mischung; 

mixtion. - M., mixture, onder elkander 
gemengde stoffen, die gesmolten moeten 
worden; schmelzmasse; dosage. •• Verflaag 
op den bak, bij het maken van gemarmerd 
papier; mischung; tapis. 

Mixture, eng., v. mélange. ••• M. 
barrel, V. mélangeoir. 

Mizzen, eng., v. besan. To shift 
or change the m., v. changer l'artimon. 
. 

Mizzen-bowlines, eng.Bezaanschoot; 
pisbotten; ourses d'artimon. 
Mizzen-knight, eng., v. jear-bittof the mizzen-mast. 

MODEL. 731 

Mizzen-mast, eng., v. besanmast. 

Mizzen-stay-sail, eng. Bezaanstag. 
zeil; besahnstagsegel, affe; voile d'étai d'artimon, 
foe de derrière, benjamine. 

Mizzen-top-brace, eng., v. bras 
du perroquet de fougue. 

Mizzen-topgallant royal-'ard, 
eng. Bovenkruisbramra; oberkreuzbram-raa; 
vergue de la perruche volante. 

Mizzen-topgallant-yard , eng. 
Kruisbramra ; kreuzbram-raa; vergue de la 
perruche. 

Mizzen-top-sail, eng., v. kreuzsegel. 
Mizzen-top-sail-haillards, eng., 

V. kreuzsegelfall. 
Mizzen-top-yard, eng , Mizzentopsail 
-yard, V. kreuzraa.

-

-

Mizzenyard, eng. Bezaanboom ; be


sanruthe; vergue d'artimon. 
Mizzen-yard-sail, eng. Bezaan; 

ruhsegel, ruthensegel; voile d'artimon a an-
Moat, eng., v. fossé 1). (tenne.
Möbel, n. hd. Meubelstuk, huisraad; 

piece of furniture; meuble. 

Mobile, adj. fr., v. bewegbar. 
Menuiserie m., v. joinery. —Boite 
m., v. drop-box. 

Mocade, f. fr., v. moquette 1). 

Moche f. fr. de fill de Bretagne, 
Op de garenspinnerijen een pak garen van 
drie strengen; packed of yarn in three thirds; 
garnpade. - M. de laine, op de wol 

een streng wol ; skein, hang of-ververijen 
wool; strhhn. - M. de soie, op zidespinnerijen 
een pak zijde van drie strengen; 

bundle of silk; packed silk of three thirds; 

seidenpdde, seidenbundel. 

Moehé, adj. fr. Ineengedraaid, ineengewonden; 
wounded, twisted; zusammengewunden. 


Mock, m. fr. Slecht soort van D ui tsch 
staal; german steel of a mean quality; geringer 
stahl. 

Mock, eng., v. edelstein 3). — M. 

ore, v. black-jack. 
Mockadoes, eng., v. moquette. 
Moddergrund, m. hd., v. fond de 

vase, s. fond b. 
Model, n. hd., v. lehr. ~ v. cast i). 
Model, eng., v. lehr. ~ (Rule) 

regel, normaal, gewone gang; norm, regel; 
norme, règle. -Patroon, mal, waarnaar 
de kastenmaker werkt; probeholz zum fiigen, 
lehre; sabot. — v. formholz 2). — M.
(to), V. lanter. ~ M. (to), V. abformen. 
— M. (to) the clay, v. ébaucher 
la pate. — M. for deepening 
figures, V. contre moulle~ 

M. iron, modeijzer, vormijzer; leisteneisen; 
support. ~ M. for grated vases, 
vorm of model van vazen met ribben ; formzu 
gegitterten ge /assen; ga briole. e Wooden 
m. of a hearth, houten modelvan 
een baardoven; holzernes modell eines 
ofenherds; pattoup. 

 7 3 2 MODEL 

Model (to) eng. in wax, v. modeler 
). 
Model, eng., Modèle, ni. fr., v. 
musterbild. 

Modèle m. fr. de fopte, v. foundry-
pattern. — M. du jet, vorm 
voor bet verloren hoofd of de giettap ; runnerstick, 
pattern for the runner; gussloch


zapfen, model für das giessloch. ~ V. shell 
patern. — v. échantillon. v. 
pressring. 

Modeleisen, n. hd., v. druckeisen. 

Modeler, m. hd. Gieter, vormer; moulder; 
ouvrier qui jette en moule: 
Modeler, m. hd. y eng., V. modeleur. 
Modeler, v. a. fr., v. abformen. 

M. en eire, in was boetseren ; to 
mould or model in wax; in wachs bossiren, 
modelliren. ~ Art de m., v. formkunst. 
Modeleur, m. (r. Modelmaker; paternmaker, 
modeler; modelleur, modeler. 

Modell n. lid. Schablone, Mal, model, 
vlakke metalen plaat, die de gedaante 
heeft van een of ander; paltern; patron. 
~ M. um vertiefte figuren auszugraben, 
v contre-moule ij. 
Holzernes m. eines ofenherds, v. 
pattoup. — Theile vom m. wegreissen, 
door bet afbramen van gegoten 
werk het stuk beschadigen ; to take of' parts; 
offrir de la dépouille. 

Modeller, eng., v. modeler. 
Modelling, eng. Modelmaken, kunst 
van modellen maken ; modelliren; art de 
modeler. 

Modelling eng. board, v. drehbrett, 
éehantillon and formbrett. 
~ M. with clay in sheets, v. moulage 
a la croute. — M. with clay 
balls, v. moulage à la balie. 

M. by the hand, v. moulage à la 
main. — M. partly by the hand, 
partly on the wheel, v. moulage 
à la housse. — M. by press, 
V. moulage a la presse. — M. tool, 
werktuig tot het maken van golflijnen ; werk 
it onder. -zeug zu den wassermodeln; outil 
Modellmaeher, m. hd. Modelmaker; 
model-maker; faiseur de modeles. 
Model-maker, eng , v. modellmacher. 
Modeln, v. a.. hd.. v. faconner t). 

— M. mit dom hammer, V. lanter. 
— Damastvormig weven, v. to damaskeen 
ij. ~ M. mit der hand, 
V. moulage a la main. ~ M. theils 
mit der hand theils auf dem rad, 
V. moulage á la housse. — M. 
durch die presse, v. moulage a 
la presse. — M. mit thonballen, 
v. moulage a la balie. ~ M. mit 
thonblatterit, v. moulage à la 
croste. 
Modenature,f. fr., v. chambranle. 
Moder, m. hd. Turf, bagger- of bag


-- MOËLLON. 

gelaar-turf; turf, peat; tourbe. — v. ul


mine. (faible. 
Moderate-blast, eng., V. vent 
Modérateur, m. fr., v. governor. 

— (Régulateur) smoorklep der stoom 
regulator-valve, relator-valve; re--machine ; 
gulator, dampfzulassventil. ® M. (Régulateur) 
à force centrifuge, pendule 
conique, v dampfregul ator. 

V. anhalter 2). — M. a gaz, 
gasregelaar, gasregulateur; gasmoderator; 
gasmoderator. ' Gat in een blaasbalg om 
de te sterke luchtstroom to verbinderen; 
hole in the bellows for diminishing the 
draught; loch im blasebalg um den luftzug 
zu minderen. 

Moderator, eng., v. anhalter. 
Modererz, n. hd., v. for limoneux, 

s. fer. 
Moderfieek, m. hd. Vlek in 't papier, 
veroorzaakt door vocht, vuur; stain produced 
by moisture; tache d'humidilé. 

Modern, adj. hd. & eng., Moderne, 

fr. Modern 
Moderstoff, m. hd., v. ulmine. 
Modertorf, m. hd., v. moder. 
Modificateur, m. fr., v. coupling. 
Modillion, m. fr. & eng. Modillon, 

rosetten onder de kroonlast bij de Corinthische 
orde ; sparrenkopf. 
Module m fr. & eng. Modul, n. hd. 
Modul, middellijn eener kolom. 

Module m. fr. d'une medaille, 
Middell ij n, doorsnede eener medaille; diameter; 
durchmesser. 

a. Moëllon m. fr. Moilon, Gehouwen 
bouwsteen ; quarry-stone; brucbstein, 
mauerstein. — M. d'appareil, de 
taille, v. ashlar. — M. d' assiette, 
vlakke slijpsteen, schuifsteen ; grinder's stone; 
scbleifstein. — M. d'assiette, wetsteen, 
v cous. M. bloqué, harde 
bouwsteen die niet bebakt kan worden ; 
brittle, blowed quarry-stone; gesprengte, 
spröde, unbehaubare bruchstein. — M. 
brut, ruwe, onbehouwen steen; rough, 
unhewn quarry-stone ; robe, un behauene 
bruchstein. — M.–s concassés, puin 
van gebouwen steen ; broken stones, shards, 
stone-packing; zersclilagene brucbstein, steinscblag, 
knack, chaussée knack. r M. en 
coupe, pose en délit, verkeerd bebakte 
bouwsteen, verkeerd bepakt of geplaatst 
ten opzichte van de ligging der afzonderlijke 
lagen ; stone laid contrary to the 
cleaving-grain; wdlbpldner. hangende planer, 
gegen das lager behauene bruchstein. - M. 
marneux, schisteux, feuilleté, gi


sant, laminifére, bladerige, schilferige 
steen, steen in lagen ; rag-stone; planer, lagerbafte 
bruchstein, schieferige bruchstein. 

~ Petits m. pour le blocage, 
blocailles, V. fragment t). ~ Petits 
m. pour remplir les joints, 

kleine stukken steen om de voegen aan te 
vullen ; gatterings; zwicker. — M. piqué, 


 MO LLON --- MOLE-TRAP. 

behakte steen ruw gevormde steen ; axed, b. Moise, f. fr., v. brace 2)... M. 
dressed quarry-stone; abgespitzte lhrnnchstein, horizontale d'un cintre, recht on bossirte 
bruchstein. M. de plat, derstuk van een formeel ; horizontal tie of 
pose en lit, goed behakte en geplaatste a center; unterschwelle eines lehrgeriistes. 
bouwsteen (ten opzichte der lagen); stone ~ M. horizontale d'une file de 
laid upon his cleaving-grain; der auf das pieux, gording; horizontal tie; gurt, gurtlager 
behauene bruchstein. ~ Esmilier holz. ~ M. pendante du cintre, 
le m., v. esmilier. V. clip of the centering. ~. M. 

b. Moëllon, in. fr. Slijpkast of bak pendante de clef d'un cintre, 
der glasslijpers; muller; schleifkasten, reib-sluitstuk van een formeel ; hing-post of a 
kasten. -Stuk zandsteen voor het slijpen center; schlusspfoste eines lehrgerüstes. •• 
van spiegelglas ; sandstone for grinding mir-M. pendante d'une ferme d'un 
rors; sandstein zum spiegelschleifen. pont, hangbalk; hanging tie; hängeband, 
Moëllonnier, m. fr. Wig der steen. hangende zange M-s inelinées, M. 
bewerkers om den steen te doen afspringen ; en écharpe, v. diagonal brace. ~ 
blowing-wedge; sprengkeil. M-s jumelles, over elkander gekeepte 

Mofettes, Moufettes, f. pl. fr., v. kruisgordingen ; binding-pieces; ties; gurtung, 

choak-damp. zangen, gurtbiilzer. 
Mohair, eng., v. fil de turquie. Moiser, v. a. fr. Twee stukken met 
Mohairing, eng., v moiré. een gording of kesp verbinden; to tie; zwei 
Mobnol, n. hd., v. huile de pavot, verbandstucken durch einee band verbinden. 

S. huile. (conique, s. acide. -M. par entaille, twee stukken met 
Mohns^ure, f. hd., V. acide mé-een opgekeepte kesp verbinden ; to brace; 
Mohnsauresalze, n. pl. lid., v. verbandstticke iiberschneiden, gurten. 
méconates. Moison, f. fr., V. legal-length, s. 
Mohnstoff, m. hd., V. narcotine. length. 
Mohr, n. hd., v. éthiops 1). Moissonneuse, f. fr. , v. ernte-
Mohrcn, v. a. hd., v. moirer. maschine. 
Mohrische figuren, f. pl. hd., v. Moisten (to), eng. , v. anfeuch


arabesken. ten, einfeuchten & décatir. 
Moie, f. fr., v. moye. Moitir, v. a. fr., v. anfeuchten. 
Moignon, m (r., V. ornamental Moker, m. hd., V. maul. 


knob, s. knob. Mokerbetel, m. hd. IJzeren wig om 
Moilon, m. fr., v. moëllon a. hout te spijten ; iron wedge; coin de fer à 
Moine, m. fr., v. blase 1). v. fendre Ie bois. 

feinte. — v. monk. Mokette, f. hd., v. moquette 3).
Moires m. fr. ' Tiret, Trait de Mokkastein, m. hd., v. caleedoine. 

plume, v. break 6) . Molasses, p1. eng., v. melasse. 
Moir, m. hd., V. moreen. F MSle, m. fr., Mausolée, graftombe, 
Moirage, m. fr. Ee{ne bijzondere wijze praalgraf; mausoleum, mole, stately tomb; 

van geweven stof op te maken, moiré; wa-mausoleum, grabmal. 

tering, tabbying; moiriren, wassern. Mole, m. fr., v. knopfdrath. — 
Moire, Moirée f. fr. étoffe moi-V. lehr. — M. " d'un pont, v. mole 
ree, v. moreen. eng. ~ M. avancé, v. mole-lead. 

Moiré, m. fr. Gewaterde, gemoireerde Mole, eng. Havendam, landhoofd; hafenzijde, 
katoen etc. ; mohairing, water, tabby; damm, mulje, mole; muelle, mole. 
moirirung, wasser, wasserglanz. Molecularattraction, f. hd. , v. 

Moire metallic, eng. moiré mé-attraction moléculaire. 
tallique, m. fr. Blik, waarvan de kris-Molecule, eng., Molecule, f. fr., 
talvorm van het tin, door een bijtmiddel Molekul, n. hd. Molekule, verzameling 
is blootgelegd ; metallmoor. van atomen. 

Moiré, m. fr., méta,llique, v. me-Mole-head, eng. Eind van een haven. 
tallmoor. dam, kop ; hoofd; jetde. 
Moirer v. a. fr. Moireeren, wateren ; Moles of a paper wind-mill, 

to water, to tabby; moiriren, wässeren. eng. Grondbalken of leggers van een papier 
Moiriren, v. a. hd., v. moirer. gedreven ; grundbalkeneiner-molen door wind 
Moirirpresse, f. hd., v. tabbying-papier windmuhle; sollen. 

press. Moleskin, eng. Engelsche vestenstof 
Moirirterzeug, m. hd,, v. moreen. uit katoen en wol ; feine baumwoll-molton; 
Moirirung, f. hd., v. moiré. molleton de coton fin. 

a. Moise, f. Ir., V. couple. — v. Molet, m. fr. Kleine buigtang der goudeinsetzhaken. — M. d'ordon, ver tongs; zdnglein.-smeden ; little 
bandstuk, waarop de groote smeehamer MOletoir, in. fr, Aan elkander gelijmd 
draait; tilt-brace; bammerband. ^• v . brace glas ; luted glass; gekittetes glass. 
3). ~ M.-s du bocard, traverses, Mole-trap, eng., . v. maulwurfs-
V. pochladen. falle. 
62 


734 MOLETTAGE 

Molettage, m. fr. Het maken van 

randjes op pottenbakkers werk, met het rol 

rol ; milted ornamenting; eerzie-ijzer of de 

durcb das rändeleisen.-ren 

Molette, f. hd., v milling- wheel. 

Molette, f. fr. Rollet, rad of wieltje 

voor het drukken op de draaibank, van ver


sieringen op metalen ; rowel, muller; rdn


deleisen, sporenrad, rddchen. ~ v. égru


geoir. ® Met cut bekleed poljstbout. 

v lustroir. ® Klein rad uit een hor 

little watch-wheel; uhrrddchen. ••-logie; 

Smeetang; . black-smith's tongs; schmiede


zange. ~ V. whirl. ~ Van bet haute


lisse weefgetouw, V. drehwelle 1). 

Schijf of trommel waarover het touw loopt 

boven de mijnput; pulley, head wheel (in 

Cornwall en New-Castle) shieve; seilscheibe 

einer fQrdermaschine. — Vrijfstok, v. égru


geoir 2). ~ Spoorwieltje, rad van eene 

spoor; rowel of the spur, spur-rowel; spo


renrädehen. — Looper, v. brayer. 

Forte m., v. milling-tool. — M. 

mère, rol of rad om de drukcilinders op 

te persen ; wheel for freezing the rollers; 

druckscheibe zur berstellung der relief


druckwalzen. 

Moletter, v. a. fr. Randen, van ran


den voorzien, kartelen,' v. milling. 

Moletterie, f. fr., v. cuir à oeuvre. 

Moline, f. fr. Eene soort van Spaan 

wol ; kind of Spanish wool; art Spani--sche 

scher wolle. 

Mollenhaue, f. hd., V. addice. 

Móllerboden, m. Möllerhaus, n. 

hd., v. halle aux mélanges. 

Mollet, m. fr. , v. kleine franse, 

S. franse. 
Molleton, Molton, Multon, m. 
hd.Eene fijne, gekeperde wollenstof, v.swanskin. 


Molleton m. fr. de coton, eene stof 
voor dekens enz ; treble milled cotton; baumwolle 
7 molton. — M. de coton fin, v. 
moleskin. 

Mallemolle,r fr. v. Indian muslin, 

S. muslin. 
Mollir, v. n. fr., V. flauer werden. 
Mollir, v. n. fr , v. flauer werden. 
~ Een touw, kabel, boelijn laten 
schieten, losgooien, v. larguer. 
Molybdanig, adj. hd. Het molybdeen 
bevattend ; molybdic; molybdique. 

Molybdate of lead, eng., Molybdate 
de plomb, m. (r. Molybdeenzuur 
loodoxyde ; molybdhnsaure bleioxyd, bleigelberz, 
bleimolybdat; plomb molybdaté. 

Molybden, eng , Molybdène, m. 
fr., Molybdan, n. hd. Molybdenum; 
wasserblei. 

Molybdena , eng: , Molybdanglanz, 
m. hd., Molybdènite, f. fr. 
Molybdeenglans. 

Molybdène oxydé, m. fr., v. molybdine. 
~ M. sulphuré, v. molybdena. 


-- MONNAIES. 

Molybdie acid, eng., v. acide molybdique. 
Molybdine, eng. Molybdeen oker; molybddnocher; 
ocre molybdique. 
Moment, m. fr., v. kraftmornent. 
— Hefboomskracht, V. hebelkraft. — 

M. de flexion, buigings, doorbuigingsmoment; 
momentum of flexion; biegungsmoment. 
~ M. d'inertie, traagsheidsmoment 
; momentum of inertia; trdgheitsmoment, 
massenmoment, beharrungsmoment, 
drebungsmoment. 
Momentum, eng., v. quantité de 
mouvement, s. mouvement. 
Monastère, m. fr , Monastery, 
eng. Klooster; kloster, einzelbau. 

Munch, in. hd., v. monk. — Stempel, 
v. drueker a) — Spil van een trap; 
newel; axe, noyau dun escalier. ® Monnik, 

V. feinte. 
Mönchsbogen, in. hd., v. feinte. 
Mönchskolbenpumpe, f. hd. Bramahpomp 
; Bramah-pump; pompe de Bramah. 
Monde, m. fr., v. grand-monde. 
Monder, v. a. fr., v. nettoyer. 
Mondglas, n. hd., v. crown-glass. 

Glasschijf, v. bull's eye-glass. 
Mondkarte, f. hd , v. carte sélé


nographique, s. carte. 
Mondmilch, f. hd., v. bergmilch. 
Mondsamensaure, f. hd. Menisper


minzuur; menisperrnic acid; ' acide méni


spermique. 

Mondsamensauressalz, m. hd., v. 

ménispermate. 
Mondstahl, m. hd., v. croissant 2). 
Mondstein, m. hd., v. moon-stone. 
Mondsuhr, f. hd. Plaat op een uur


werk, die den ouderdom der maan aanwijst, 
maanplaat; moon-dial; cadran lunaire. 

Mondwinde, f. hd. Beweegbare drijfband 
der kuipers; tool for tightening the 
doves; instrument pour serrer les douves 
des tonneaux. 

Monk, eng. Lont om mijnen te ontsteken 
; mónch; moine. 
Monk, m. hd. Gekleurd grof laken; 
coloured drugget; burat hollandais de couleur. 

Monks, eng., v. bavocher. 
Monkey, eng., v, dame 3) . •- M. 
bezoar, v. affen-bezoar. — M. 

block, blok aan de groote marsra , gre


nadierblock; galoche. — M. spanner, 

M. wrench, v. clé-anglaise. 
Monk-seam, eng., Monkey-seam, 
V. couture plate piquée au milieu. 
Monnaie, m. fr. (directeur de la 
V. master of the mint, s. mint. ~ 
Hotel de la m., v. mint. ® Moulin 
a m., pletmolen, pletcilinders op de 

munt; rolling-mill; streekwerk. — M. de 

billon, zilver van lager gehalte dan de 
standaard voor pasmunt, biloen ; bilton; 

billon, scbeidemunzsilber. 
Monnaies écrouies, m. pi. fr., v. 
munzen i). 


MONNAYAGE

 MONTANT. 

Monnayage, m. fr., v. minting. 

muntloon, V. mintage. — Atelier 
de m., v. mint-smithery. — Frais 
de m., v. coinage 2) . — Ustensiles 
de m., v. minting implements. 
~ M. au balancier, munten 
met de pers ; coining by the engine; 
münzen durcb druckwerk. ~ M. au 
marteau, uit de band munten ; coining 
by the hammer; munzen mit dem hammer. 

Monnayer, v. a. fr., V. ausmunzen. 
— Machine pour m., v. mintwork. 


Monocylindre, m. fr. Gladde kolom 
onder en boven even dik; smooth roundshaft 
isolated column; glatte rundpfeiler. 

Monohydrique, mij. fr., Monohydrie, 
adj eng., Monohydrisch, 
adj. hd. Een equivalent water bevattend. 
Monopole, m. fr., Monopol, n hd., 
Monopoly, eng. Monopolie. 
Monotriglyph, enq Enkele triglyph; 

einzelne triglyph; monotriglyphe.
Monsoon, eng., v. mousson. 
Monstrance, f. fr. , Monstranz, 

f. hd , v. ostensoire. 
Montage,m. fr. Pilage, v. aufbäumen 
t). — Het maken en bekleeden van 
stempel-of drukballen ; making of balls; 

ballenmachen. — Ineenzetten van werktuigen, 
v. aufrichten. 
Montagne f. fr. vierge ou intacte, 

v. neugebirg. 
a. Montant, m. fr. Stijl, stut, schoor; 
upright, standard; trager. Pilaar, stijl 
tusschen twee stelling platen ; pillar, iron bar; 
pfeiler. — Arm der lade van den weefstoel, 
V. epée 3). •• M–s, stijlen waaraan de 
droogscheerders schaar verbonden is ; post 
of the shears; sattel der tuchschere. •^ 
(Moyen, poteau de milieu) Middelstijl 
van het kozijn van een dubbel draairaam 
; mullion-made of wood; stebende stab, 
setzholz. — M. d'un pont roulant, 

v. mouton. — Stijl in bergwerken, v. 
stempel. — Stijl van eene minbetimmering, 
v. prop of a set of timber in 
a gallery. 
b Montant m. fr: d'un battant 
de croisée, stijl van een draairaam ; stile 
of a window valve; hbhe, hbhstab. M. 
anterieur d'un battant de croisée, 
voorstijl van een draairaam ; lock-stile of 
a window-valve; vorderböhe eines fensterfliigels. 
— M. de coté d'un battant 
de croisée, achterstijl van een 
draairaam ; turn-stile of a window valve; 
hinterbobe eines fensterfliigels. +•• M. de 
bust, v. meeting-post. ~ M. d'une 
armoire, hangstijl, waarop de deur draait 
van een pronkkastje; hingepiece of a cupboard; 
seitenbeistoss. M. de la charpente 
du bocard, v. pochsaule. — 

M. de chevalet, v. pied de chevalet. 
~ M. de cloison, Epars 
montant, stijl staand timmerwerk ; standard; 
stander, wandshule, riegeishule. .^ 

M. de cóté d'une porte encadrée, 
achterstijl van eene paneeldeur; hanging-stile 
of a door; bandböbe, band fries, seitenhöhe. 
_ M. de croisée, v. montant d' an 
battant de croisée. — M. d'huisserie, 
kozijnstil, van een raam-of deur. 
kozijn ; wooden jamb; thurpfosten, fensterpfosten. 
~ M. d'une porte encadrée, 
stijl van eene paneeldeur; stile of a 
door-frame; stehende rahmensttick, seitenstUck, 
höhfries. — M. du milieu, Méneau, 
middelstijl van eene deur; munnion 
of a door-frame; aufrechte mittelfries, mittlere 
bbhstiick. 
C. Montant m. fr. Pilier,v. bearers. 
~ M. a coulisse, v. guides de sonnette, 
s. guide, fr. M. d'une sonnette, 
leibouten van bet heiblok ; leader, 
upright; laufer, lauferruthe. M. de 
stalle, Jouée de stalle, zijstuk van 
eene bank ; bench-end; seitenwand, wange 
eines chorgestiihls. — M. de tente, 
Mat, stijl, paal van een linnen tent; standard-
pole, tent-pole, pole of a tent, upright 
of a tent; setzsl.ange, zeltstange. ••• M. 
des tourillons du marteau, stijl 
van het raamwerk waarin de groote smeehamer 
zich beweegt; post of a hammerstand; 
hammergerustsaule. 
d. Montant m. fr. d'une mine 
militaire, v. étancon 6) — M. de 
chassis, stijl met een kalf verbonden, 
stijl van een raamwerk ; side-piece; upright; 
thiirstock, seitenstiíck. — M. de for 
-tune,

noodstijl ; preventer-stanchion; auswechsler, 
hulfstrempel. — M. inter médiaire, 
tusschen stijl ; intermediate stanchion; 
zwischen treinpel. — M. raeeourci, 
korte stijl, die niet tot den grond 
doorloopt, maar halverwege op den dikkeren 
wand rust; short-stanchion; verkiirzte 
thurstock, kurztrempel. 

e. Montant, m. fr. In den .scheepsbouw, 
stijl ; upright; stiitze. •o M. de 
bastinguage, v. batayole. — M. 
des bittes, Piliers des bittes, v. 
betingsspenen. ~ M. de courbe 
d'un ponton, staand stuk van de knie 
eener pontonboot; upright of a raising timber; 
horn, schenkel eines pontonknies. .. 
M. du david, v . koker der tauben 
j fitte. — (Chandelier), v. épontille 
1). ® M. d'un sabort, stijl van 
eene geschutpoort; side-portsill, stile of a 
gun-port;, seitendrempel einer stuckpforte. 
M. de semelle d'un ponton, 
staand stuk van de galg eener pontonboot 
top, raising timber in a pontoon-boat; halskniestück 
eines brückenkrabnes 
f. Montant m. fr. de droite, v. 
brunt-plate-neck-strap. ~ M. de 
gauche, v. near-side-neck-strap. 
~ M. de tétière, v. cheek of a 
head-stall. — Grand m., Petit 
m. du filet de porteur et de sous 

736 MONTANT 

verge, het kopstuk en de stoot van eene 
trens; off-side, long-head, near-side, shorthead 
of the bridoon; kopfstuck, backenriemen 
einer unterlegetrense. 

g. Montant m. fr. de l' eau, de 
vloed, het opkomen van het water (op som 
plaatsen : van vloeien); enduring of the-mige 
flood-tide; , zeitdauer der fluth. •• M. de 
la marée, het begin van den vloed na 
de kentering, voorvloed ; beginning of the 
flood, young flood; erste fluth vorfluth. 

h.Montant m. fr. Bouquet, aroma, 
geur, reuk, van wijn, tabak, enz. ; 
flower, aroma; aroma, blume, gahre. 

Montants, m. pi. fr., v. jumelle 1). 

— v. cheek 1), 6). — M. de la 
ehasse, v. épée 3). ~ M. de branloire, 
poten, stijlen waar tusschen de 
blaasbalg hangt eener veldsmidse; standards 
of the bellows-frame of a travelling forge; 
geruststangen einer feldschmiede. 
Monte-charge,m . fr., v. élévateur. 
Montee, f. fr. Het kettingscheren, v. 

aufziehen 9). 
Montée f. fr. Escalier droit, 
Rechte trap ; stairs-flight; gerade treppe.

M. d'un arc, v. flèehe d'un 
are, s. flèehe. ••• M. de marche, 
optrede van eene trap, afstand der treden ; 
riser, mounting; steigung, stufenhöhe. ••.
M. de pont, oprid van eene brug; 
rising, bight of a bridge; aufahrt, steigen 
einer brucke. •r• M. d'une route, v. 
gradient. ~ M. de voute, Voussure, 
hoogte van een gewelf, porring; 
rising of a vault; welbhohe, stichhbhe, pfeilhdhe 
eines gewelbes. — (Voitière), een 
mijngang, die eene tegenovergestelde helling 
heeft als de hoofdaders ; inclined-drift, heading- 
or board-gate, up-brow; schwebende 
strecke, dem einfdllen des tlotzes entgegen. 

Demi m., demi—gralle, thierne,
voie de dessour, bellende mijngang, 
dwars door de hoofdaders; diagonal-drift,

heading- or board-gate; diagonale strecke auf 
einem fldtze. 

Monter, v. n. fr. Het opkomen van 
bet gesmolten koper in den raffineer oven; 
to rise (when speaking of copper); steigen(vom kupfer gezagd) . — M. de fond, 

uit den grond opgaan van muren, balken, 
enz., alle verdiepingen van een gebouw doorloopen, 
van trappen, lantaarns, enz.; to be 

salient out of the foundation, to pass through 
the full highl from the house; durchgehen, 
durch die ganze bube aufsteigen, von unten 
aus vorspringen, vom grund aufsteigen. 

Monter, v. a. fr., v. aufschlagen.

— V. to build 2). •• V. fassen i). 
—v. einspannen.
M. les balles, 
de drukballen bekleeden; to knock-up, to 
make balls; ballen zurichten, aufschlagen.
M. un canon, een stuk geschut op 
het affuit leggen, (scheepsterm : ) op 't rolpaard 
leggen ; to mount a gun upon its 
carriage; eire geschiitz montiren, auf die 

— MONTRE. 
laffete legen, (zur see :) auf das rapert legen. 
~ M. la chaine, v. anscheeren. — 

M. un couteau, v. to helve a knife. 
— M. un creuset, op nieuw smelten, 
omsmelten ; to fuse again; von neuem schmelzen. 
~ M. la cuve, v. asseoir t). 
— M. une épée, het gevest aan een 
degen zetten , to put the hilt on; anschhften. 
— M. un fusil, v. to mount a 
gun. — M. une hache, un marteau, 
V. bestielen. ~ M. une horloge, 
v. aufziehen. — M. une machine, 
v. to erect a machine. — 
M. un métier, v. anscheeren. — 
M. une manufacture, v. eine fabrik 
einrichten, s. einrichten. — 
M. une montre, v. aufziehen. ~ 
M. un mur sur des arcs, des voí^tes, 
etc., eene muur door togen, of bindwerk 
ondersteunen; to support a wall by 
arches, to put it upon vaults; eine mauer 
auf bogen oder wblbung aufsetzen, eine 
mauer aufsatteln. m M. une pendule, 
V. aufziehen 1). m M. une presse, 
eene boekdrukkers handpers openslaan ; to 
put up a press; die presse aufschlagen. 
M. une roue, v. aufstecken. 
— . M. un toit , une charpente, 
een kap, een timmerwerk opstel 
oprichten ; to raise a timber-work, a-len, 
carcas; richten, heben, aufbringen eines dachstuhls, 
etc. — Pairs m. un tonneau 
etc. á l'aide d'une trévire, een 
vat enz. opschrooien, met een schrooitouw 
ophalen ; to mount by parbuckle; schroten, 
aufschroten. 

Monte-ressort in. fr. de platine, 

v. federschraube. — (Estrapade), 
V. aufziehwerkzeug. 
Monteur, (Ajusteur), m. fr. Opsteller, 
in elkander zetter van werktuigen; 
mill-wright; maschinenaufsteller, monteur. — 
Werkman die de weverskaarde op de kaard 

stelt; the man who puts the cards-machine 
together; kardensetzer. ® Horlogekastenmaker 
; watch-case-maker; uhrgehausemacher. 
~ Edelgesteente -, juweelzetter; setter; ar 

-beiter der die steine fasst. — M. en 
blanc, v. bi chsensehäfter. 
Monteur, m. hd., Maschinenauf 
steller, Werktuigensteller, v. monteur 

fr. I). 
Monteux, adj. fr. Heuvelachtig ; hilly; 

hügelig. 
Montgolfière, f. fr., v. aérostat. 
Montgolfierische wasserkunst, 

I. hd., V. bélier hydraulique.
Month, eng. Maand; monat; cools. — 
Lunar m., lunation, v. lunaison. 
Montier, f. fr., V. moutier. 
Montre, f. fr., v. aushängebogen. 

V. éehantillon i) . — v. ostensoire. 
— Proefstuk der porceleinovens 
om te zien of de hitte groot genoeg is ; 
shew, sample; probescherbe. — Toonkastje; 
glass-case; schaukhstchen. — M. à caril

MONTURE 

ion, speeluurwerk ; musical-watch; spieluhr, 
musikdose. ~ M. a cylindre, v. cylinderuhr. 
— M. al' épine, v. watch 
with a sliding escapement. ~ M. 
à équation, V. gleiehungsuhr. 

M. forcee, horloge zonder raderen (kinderspeelgoed); 
toy-watch; kinderubr. — M. 
marine, (Chronomètre), v. chronometer. 
~ M. a pendule, slingeruurwerk; 
pendulum-clock; pendeluhr. ~ M. 
de poche, zakuurwerk ; watch; taschenuhr, 
unruhuhr. — M. de quantième, 
v. datumuhr. — M. à répetition, 
uurwerk dat, door het. los 
-drukken eener pal,

slaat; repeating-watch, 
repeater; repetiruhr. — M. à réveil, 

V. alarum–watch. ~ M. à savon– 
nette, borlogie met eene dekplaat over het 
glas ; hunting-watch; tihr mit einem springdeekel. 
— M. a sonnerie, uurwerk dat 
slaat; striking-watch; scblaguhr. ~ M. de 
toilette, staand uurwerk, pendule; pendulum-
clock; kabinetsuhr, standuhr, stockubr. 
Monture, f. fr. Geoliede wol op de 
grove kaarden der wolkaardmachine; oiled 
wool on the cards; eingeölte wolle auf den 
grossen kammen. ~ Kas, v. fassung. 
~ M. du rouleau d'imprimeur, 
beugel van den inktrol der boekdrukkers; 

carriage of the roller, iron-frame of the 
printing-roller; bugel der auftragwalze, wal zengestell. 
— M. de sabre, sabelgreep; 
sword-hilt; sabelgefass. ~ M. de scie, 
Chassis de scie , Porte-scie, v. 
chassis de scie. — M. de scie en 
archet, Archet de scie, zaagboog, 
zaagbeugel ; saw-bow; skgebugel. 

Moon's-age, M.-day, eng. Ouderdom 
der maan, verloopen dagen sedert nieuwe 
maan; mondalter; age de la lune. 

Moon-dial, eng., v mondsuhr. 

Moonsteel, eng., v. croissant ij. 

Moonstone, eng Eene verscheiden beid 
van bet adular, de helderste van alle 
soorten van veldspath, selenit; mondstein; 
pierre de lune, sélenite. 

Moor, m. hd., v. moreen. 

Moor (to), eng., v. amarrer 1). •• 

M. (to) across, v. affourcher. — 
M. (to) against ebb and flood, v. 
être sur les ancres de flot et de 
jusant. • M. (to) with two anchors, 
v. affourcher. ~ M. (to) 
a boat, eene boot voor een enterdreg leggen 
; ein boot vor eine kat legen; mettre la 
chaloupe sur le fer. — M. (to) by the 
head and by the stirn, voor-en 
achteruit een anker werpen; mit ankern 
vorn and hinter verteuen; mouiller en croupière. 
— M. (to) with a spring on 
the cable, v. embosser 2). 
Moorerz, n. hd., v. siderite. 
Moor's head, eng., v. blasenhut ij. 
Moorig, adj. hd., v. marécageux. 
Mooring, eng. Kabel van eene gier


pont of gierbrug ; giertau; cable du pont 

MORDANCER. 

volant... M. rope, v. cableau 2). 

Moorings, eng., v. ancre 'a demeure. 


Moorkohle, f. hd., v. braunkohle. 

Moosachat, in. hd. Gewolkte agaatsteen 
; moss-agathe; agate mousseuse. 

Mooter, eng., v. chevilleur. 

Mop (smith's sprinkle), eng., v. 
ecouvette 2). 

Moque, f. fr., v. dead-eye. 

V. flaschenzug ohne rolle. .. M. 
du grand etai, v. heart for the 
main-stay. ~ M. d'araignée, v. 
dead-eye of a crow-foot. — M. 
de trélingage d'un branle, scheerhout 
eener hangmat; dead-eye of a hammack's 
crow-foot; kronholz der bangematte. 
Moquette, f. fr. Mocade, Mou.cade, 
wolfluweel , trtjp; mockadoes; wollene 
sammt,tripsammt —M.bouclée ou épinglee, 
brusselsch tapijt, ongesneden fluweel 
tapijt ; brussel-carpet; brtisseler teppich, ausgezogene 
sammtteppich, ungerissene sammtteppich. 
~ M. veloutée, Tapis de 
Tournay, doorniksch tapijt, gesneden fluweel 
tapijt; wilton-carpet, axminster-carpet; 
geschnittene sammtteppich , velourteppich, 
pliischteppich. 

Moraille, f. fr., v. barnacle. 
Moraillon, m. fr., v. fermoir. ~ 

M. avec auberons, v. auberonnière. 
— M. d'un cofl're, v. hasp. 
~ M. et tourniquet d'un coffre, 
overval met wartelsluiting; hasp and turnbuckle; 
überwurf mit vorreiber, uberfall mit 
wirbelkrampe. 
Morassore, eng , v. bog-iron-ore.

-

Morasterz, n. hd., v. bog-iron-ore. 
Moravian quartz-agathe, eng., v. 
nanneerstein. 
Morceau de milieu, m. fr. , v. 
middle-piece. 
Morceaux de tuiles, m. pl. fr., v. 
tuileaux. 

Morees, Morses, f. pl. fr. Tanden, 
verband in de bestrating; set of teeth in 
the pavement; zabnreihe, pflasterverzahnung. 

Mordache, f fr. , v. clamp. ~ v. 
détret. ~ v. hold-fast. — M. a 
assujetter le panneton, V. gag to 
tie up the key-bit. — M. à chanfrein, 
V. chamfer-clamp, look fiier's 
clamp. — M. de l'étau, spanplaat, 
spanhout voor de bankschroef; springclamp, 
vice-clamp; spannblech, kluppe ~ 

M. a ressort, v. federfeilkloben. 
~ M. a river, klinknageltang ; rivetingclamp; 
nietkluppe, nietklöbchen. 
Mordancage, m. fr. Het behandelen 
der stof met een voorbereidingsmiddel in de 
stoffenververij ; mordanting; das heizen. 

. Mordancer, v. a. fr., Mordanciren, 
hd. Voorbereiden, met een bijtmiddel 
de te verven stof geschikt maken voor het 
vormen of hechten van de kleurstof; to 
mordant; heizen. 

62^ 


738 MORDANT 

a. Mordant, m. (r., v. beize. — 
M. d'alun, voorbereidingsmiddel uit aluin, 
aluinbeize; aluminous mordant; alauubeize. 
~ M. d'étain, tinbeize; tin-mordant; 
zinnbeize. — M. de for, v. eisenbeize. 
— M. pour modifier la couleur, 
V. milderungsbeize. — M. organique, 
het organische bijtmiddel; vegetal 
ooze; organische beize. ~ M. de rouge, 
voorbereidingsmiddel voor roode en gele kleuren, 
azijnzure aluinaarde; red-liquor; rothbeize, 
gelbbeize, essigsa ure thonbeize. 
b. Mordant, m. fr., Eau forte, v. 
aetzwasser. 
C. Mordant m. fr. Vernis á déealquer, 
vernis om gedrukte plaatjes op 
hout te bevestigen, decalquervernis; copyingvarnish; 
firniss zum iiberdriicken von steindrucken 
auf holz. — M. encaustique, 
taaie lijnolie vernis voor het bedrukken van 
papier voor fluweel behangsel papier; mor 
leinolfirniss-dant-varnish, strong varnish; 
zum ankleben der wolle. 

d. Mordant, m. fr. , v. holder. ••• 
V. beisszange. ® v. nahekloben. 
~ M. d'une tarière, v. bit of 
an auger. 
e Mordant du divisoir, m. fr., 

V. divisorium. 
Mordant, eng., v. aetzwasser. — 
v. beize. ~ M. for modifying the 
colour,v. milderungsbeize. — M.varnish, 
v mordant encaustique. 
Mordant (to), eng., v. mordancer. 
Mordanting, eng., v. mordancage. 
Mordoré, adj . Bruinrood; brownish red, 
bay; braunroth. 

Mordre, v. a. fr. Invreten, zeer snel 
afslijten, aangrijpen, pakken ; to bite, to eat; 
beissen, beizen, zehren, angreifen. — L'anere 
mord, het anker vat, het anker 
houdt ; the anchor bites; der anker (asst, 
greift zu. — Le rabot ne mord pas, 
de schaaf pakt niet, heeft geen bit; the 
plane has not iron enough; der hobel greift 
nicht an. 

Moreen, eng. Damast voor gordijnen; 
moor, moir; moire. 

Moresken, m. pl. hd., v. arabesken. 

Moresque, adj. fr., v. maurisch. 

Style m., moorscbe bouwstijl ; morish 
style; maurische styl. — Ornament m., 

V. arabesken. 
Morfil,, ni. fr. Braam, v. -falen 3). 
— V. elephantenz^hne 2). 
Morgengang, m. hd. Mijnader in oostelijke 
richting; eastern lode; filon du matin, 
filon qui se dirige vers le levant, filon 
martinal. 

Morgenlaute, f. hd. Wekker (op een 
uurwerk). v. alarm. 

Morgenschicht, f. hd. Voor den middag 
arbeid van 6-12 ure (in de mijnen); 
morning-work; travail de six heures au 
matin a midi. 

Morgenuhr, f. hd. Zonnewijzer naar 

MORTAISE. 

het oosten gericht ; dial turned to the east; 
cadran oriental 
Morgenweeker, m. hd., V. alarumwatch. 
Morish emerald, eng., v.. ne 
-grecartes. 
Morning-gun, eng., v. coup de

diaree. 

Morning-shift,eng.,v, fruschicht. 

Morning-star, eng., v. étoile du 

matin. 
Morning-work, eng., v. morgen 
-schicht. 
Morocco-serge, eng , v. marksarsche. 
Moroco (to), eng. Met marokijn bekleeden 
; marokiniren; maroquiner. 

Morphia, eng., Morphin, n. hd., 
Morphine, m. fr. & eng. Morphine, een 
der alcaloïden van ale opium. 

Morphimetrical, eng. , v. formmessend. 


a. Mors de la bride m. fr., v. bit 
of a bridle. ~ M. à l'anglaise, engelsch 
bit met poort ; port-mouthed bit, english 
bit; englische kandare, galgenkandare. 
— M. a canon brisé, duitsch bit, bit 
volgens Sohr; qerman-mouthed bit; Sohr'sche 
kandare. ~ M. à simple canon brisé, 
bit met scharnier in 't midden ; bit with. a 
jointed mouth-piece; kandare mit einem gebrochenen 
mundstticke. 
b. Mors de bridon, m fr. v. knebélgebiss. 
— M. a canons tordus 
en spirale,gewonden, spiraalvormige trens; 
twisted sna f/le bit; trensengebiss mit gewundenem 
mundstuck. — M. du filet, v. 
bridoon 2). 
c. Mors, m. (r., v. mouth of the 
vice. ~ v. back 6), — v. chap 1). 
~ M. de la felle, uiteinde van de pijp 
des glasblazers ; forthest end of the blowpipe; 
dusserstes ende des blaserohrs. — M. 
d'un livre, uitstekende kant der borden 
van een gebonden boek, formeering ; projecting 
edge of the cover; vorspringende 
kante der deckel. 
Morsch, adj. hd., v. faul. 
Morser, m. hd. , Y. mortar b. — 

M. des compasses, v. compass. 
box. ~ (Keule zum ballen des 
kupfers), v. mortier 1) b. 
Mbrserblock, m. hd., v. crapaud. 

Mörserkeule, f. hd., v. keule. 

Mort m. fr. d'un marais salant, 
de sloot, gracht of greppel rond een zouttuin 
; a ditch whichi surrounds the sattmarsh; 
eire sick um den salzgarten hinziehender 
graben. — M. terrain, v. terrain 
mort. — M. volant, gebrek in 
de kruising bij het zijdetweernen; defect in 
crossing whilst twisting the silk; fehler in 
der kreuszung beim zwirnen. 

Mortaise, f. fr. Gat voor de pen, bij 
houtwerk, dat met pen en gat verbonden 
wordt ; mortice, mortise tap-hole; zapfenloeh. 


MOMAISES 

M. en adent, gat met tand, gat met 
opening voor de spatpen ; indented mortise; 
versatzte zapfenloch. ••• M. d'horloge, 
de pendule, tapgat ; hole; zapfenloch. 
~ M. d'une poulie, gat voor de schijf 
in een scheepsblok ; sheave-hole of a block; 
scheibengatt eines blocks. ~ (Trou) non 
taraudé pour le tenon du ressort 
de gachette du corps de 
platina d'un fusil, opening voor de 
stift van de stangveer, in de slotplaat van 
een geweer; sear-spring-stud-hole in the 
lock plate of a fire-lock; stangenfederstift.locb 
am schlossblech eines gewehrs. r Assembler 
a m., v. assemblage a 
mortaises. — S'adapter dans une 
m., v. einpassen 2). ~ Machine 
a m., v. grooving-machine. 
Mortaises f. pl. fr. du cabestan, 

Gaten voor de handspaken in den kop van 
de gangspil ; holes in the head of the capstan; 
spakenlocher irn kopf des gangspils. 
~ M. pour la. troisième cour 

-roie de charge

at du milieu, openingen 
voor mantelriemen en mantelzak in 
den hongaarschen zadel; holes for the centre


bagage and cloak-straps; maritelriemen and 
manteisacklocher am bon arischen sattelbock. 
® M. d'étrivières, openingen voor 
de stijgbeugelriemen in den hongaarschen zadel 
; holes for the stirrup-leathers; steigriemen 
einschnitte mi hungarischen sattelbock. 

— M. des renforts, openingen voor de 
handspaken in het windas van een bok; 
mortise-holes for the levers in the square of 
the windlass; wellenlocher eines bebezeugs.
Mortaiser v. n. fr. (machine à), v. 
machine a mortaiser. 

a.Mortar, eng. Mortier, behoorende tot 
het werpgeschut ; mórser; mortier. M. 
battery, batterij van mortieren ; kesselbatterie, 
wurfbatteri.e; batterie de mortiers. 

~ M. bed, v. bed of the mortar. 
~ M. casemate, kazematten batterij 
met mot tieren bezet ; mdrser-casematte; batterie 
casematée á feux courbes. ~ M. 
éprouvette, v. mortier éprouvette, 
s. mortier a. M-s and howitzers, 
werpgeschut; wurfgeschutz; rnor


tiers et obusiers. ••• M. practice, v. feu 
courbe. 

b. Mortar, eng. Vijzel; mörser; mortier. 
~ M. piece, in a pillon-powder-
mill, v. mortier des moulins 
a poudre. 
C. Mortar, eng. Metselspecie, v. mor 
c. — M. made with sour milk,-tier 
V. milchmörtel. v. cement. 
d. Mortar, eng. Trog, stamptrog der 
vroegere papierfabrieken ; trog, stampfe; 
creux, auge, pile. — M. machine, hamer, 
stampmolen der papierfabrieken; hammergeschirr, 
hammerstock, stamp fgeschirr, 
deutsche geschirr; pile, moulin à pilons, 
moulin à maillets. ~ V. mortier b. 
Mortel, m hd., v. mortier c. ~ M. 

MORTISE. 739 

anmachen, schlagen, v. massiver 
le mortier. ~ Mit m.. bewonen, 

V. erépir. •e• Fransósischer m., v. 
béton. 
Mbrtelhaue, f. hd., v. beater. 
Mártelkelle, f. hd. Truweel ; trowel; 

truelle. 
Mc rtelpfanne, f. hd., v. fosse a 

chaux. 
Marteltrog, ni., Morteltrage, f. 

hd., v. auge a mortier, s. auge, fr. 
Mortice-wheel,eng.,v.cog-wheel. 
a Mortier, m fr., v. mortar a. a•• 

M. à la coehorn, M. à la main, 
V. coehorn-mortar. M. éprouvette, 
proefmortier om het buskruid te 
beproeven ; trial-mortar, proof-mortar, mor 
-tar eprouvette; probemörser, probernortier, 

pulverprobirmorser. 

b. Mortier, m. fr Zware stamper om 
het zij :koper ineen te slaan ; mortar, mallet 
for balling the copper; €norser, keule zum 
ballen des kupfers. M. des moulins 
a poudre, stamptrog der kruidniolens; 
mortar-piece in a pilon-potader-mill; stampttrog, 
stampfgrube, stampfloch, stanipftopf in 
pulvermuhlen. — M. du Bompas, v. 
compass—box. w Vijzel, v. mor— 

tar b. 

C. Mortier, m. fr. Metselspetie, nmortel 
, mortar; mortel, mauerspeise. — M. 
aérien, v. luftmörtel. ^ M. bá tard, 
slechte spetie van tweeërlei soort 
van kalk; mortar made of bad lime, bad 
mortar; slechte, geringe mörtel von zweierle 
i kalk. •• M. Blanc, V. haarkalk. 
~ M. à chaux at a chamotte, 
mortel uit kalk en steenstof; mortar made 
of lime and brick-dust; ziegelmehimdrtel. 
~ M. a chaux at sable, kalkspecie; 
mortar made of lime and sand; kalksandmortel. 
~ M. de ciment, v. cement. 
~ M. clair, slappe spetie; thin-mortar, 
grout; dunne mörtel. — M. détrempe 
avec du lait aigre, v. milchmcrtel. 
~ M. gras, vette specie ; mortar 
that has much lime in it; Pette, stefe mortel. 
M. hydraulique, spetie die 
onder water verhardt, sterke spetie; hydraulic-
mortar, water-mortar; hydraulische 
mortel, wassermortel. ~ M. incombustible, 
v. brandkitt. ••• M. pauvre, 
magere spetie; poor mortar; magere 
mörtel. — M. a prise lente, v. elment 
à prise lente. — M. a prise 
prompte, rapide, v. ciment à prise 
prompte. — M. de puits, v. mastic 
des fontainiers. ~ M. stuc,v. gipsmörtel. 
~ M. de terra, v. lehmmbrtel. 
e•• M. de veille, wassmeerset 
; mortar of wax; wachskitt. •® Fabriquer 
le m., v. to mix the mortar. 
d. Mortier m. fr. de veille, v. 
nachtleuchter. 
Mortise, Mortice, eng. , v. mor 
-taise. — M. chisel, v. bec d'áne. 


740 MORTISE 

~ M. cleaner, v. fugenputzer. 

M. gauge, V. équilboquet. •- M. 
lock, v. einsteckschloss. — M. 
joint, v. mortising. 
Mortise (to), eng. , v. emmortaiser. 
~ M. (to) a hole, de plaats van 
een gat bepalen, voorteekenen met den punt. 
slag ; vorstechen, vorzeichnen; piquer. 

Mortise-holes pl. eng. for the levers 
in the square of the windlass, 
v. mortaises des renforts. 

Mortising, eng., V. assemblage a 
mortaises. ~ M. for steps, v. 
emmarchement. ~ M. machine, 

V. machine à mortaiser. 
Mortling, eng., v. abwolle. 
Morvolant, m. fr. Vlokzijde vloszijde; 
flock-silk; wirrseide helm haspeln. 

Mosaic, eng , V. eingelegte arbeit. 
— M. floor, M. pavement, 
mosaikvloer, ingelegde vloer; mosaik fu.ssboden; 
mosaïque. ~ M. painting, mosaik 
schilderwerk ; mosaic, mosaische malerei, 
mussivmalerei, stift malerei ; peinture en 
mosaïque. 

a. Mosaïc–gold, eng. Eene bepaalde 
verbinding van koper en zink ; chrysorin; 
or molu — b. M. gold, v. deutosulphure 
of tin. 
Mosaik, f. hd. , v. eingelegtearbeit. 


Mosaik (in) gearbeitet , hd. Opgelegd 
of ingelegd werk in verschillende 
kleuren, waarvan alle lijnen recht zijn ; 
mosaic; mussif. (druck. 

Mosaikdruck, m. hd., v. farben-
Mosaikfussboden, m. hd., v. mosaic-
floor. 
Mosaikgold, n. hd., v. deuto-sulphure 
of tin. 

Mosaique, m. fr., v. eingelegte 
arbeit. — Pavement m., v. mosaic-
floor. — Peinture en m., v. 
mosaic-painting. ~ M. de fiorence, 
v. fiorentiner arbeit. 

Moscouade f. fr. Sucre brut, ruwe 
suiker (ongeraffineerd); coarse sugar; rohzucker. 


Mosquée, f. fr., Moschee, f. hd., 
Mosque, eng. Moskee, turksehe tempel. 

Moss-agate, eng., v. moosachat. 

Most, ni. hd., v. molt.• 

Mostbutte, f. hd. Kuip, die voor de 
wijnpers staat en waarin het uitgeperste 
sap loopt, mostkuip; must-coop; cuve à 
fouler. 

Mostmesser, m. hd. Vochtweger voor 
suikerhoudende vochten, mostweger; gauge 
to determine the value of must; gleucomètre. 

Mostmesskunst, f. hd. De bepaling 
der suikergehalte in most, wort, beetwortelsap, 
etc. ; gleucometry; gleucométrie. 

Mot essentiel, m. fr., v. heading 2). 

Mote, f. fr., Motte de chateau, 

Val, versterking van een kasteel , mount; 

hillock of a castle; wall, burgwall. 

MOLTGHER. 

Mote, in fr , v. Moutier. 
Moteur, m. fr., v. motor. 
Moteur, Motrice, adj fr. Bewegend, 

bewegende ; moving; bewegend. ® Force 
m., v. force motrice, S. force, fr. 
r Ressort m.., hoofdveer, groote veer, 
van een uurwerk; first, prime mover; hauptfeder. 


Mother, eng. Azijnmoer; mutter; mère. 
Mother–ley, M. water, eng. Moerloog 
; mutterlauge; eau mère. 

Mother-moss of vinegar, eng. 
Azijnschimmel, ulvina aceti; essigmutterschimmei; 
mère de vinaigre. 

Mother of pearl, eng. Paarlemoer; 
perlmutter; nacre de perles. 

Mothers of vinegar, eng Moervaten, 
waar de moer op bezinkt; mutter frisser; 
skure frisser; -mères de vinaigre. 

Motion, eng., v. bewegung. — v. 
drilling st). — M. in a steam-engine, 
v. parallel motion. — M. in 

a locomotive-engine, v. mouvement 
du tiroir. — M. bars, v. 
coulisseau 3). ~ M. of projection, 

kogelbaan, weg die een kogel aflegt; wurfbewegung; 
mouvement projectile. — M. of 
the quarters, kwartier werk, kwartier 
slagwerk in klokken; viertelwerk; pièce des 
quarts. — M. to and fro, heen en weder 
gaande beweging; hin and her bewegung; 
mouvement de va et vient. ® M. 

rod, v bielle de parallelograrnme. 

~ M. work, v. anrichtung. ~ M. 

of the socked of a bayonet, v. 
fente 8). — M. in a curved line, 

V. mouvement curviligne. — M. 
of translation, v. mouvement de 
translation. 
Motive force , motive power, 
eng., v. bewegkraft. — M. water, 

v. aufschlagewasser. 
Motor, eng. Deel van een werktuig, 
dat de andere deelco in beweging brengt, 
moteur ; bewegende kbrper, motor; moteur. 

Motte, Mottée, r. fr., v. clod & 
erdkloss. 
Motte à bruler, f. fr., V. lohkuchen. 
Mou, Mol, Molle, adj. fr. Week, 
zacht ; soft; weico. 

Moucade, f. fr., v. moquette 1). 

Moucharaby, m. fr., Assommoir, 
Brandgat, opening in de borstweering van 
oude kasteelen, waardoor gesmolten lood of 
brandend pik op de bestormers werd geworpen 
; coillon, machicooli; pechnase. 

Mouche, f. fr. Veer van een dolkmes; 
stop-spring; stellfeder. — Zonne- en planetenrad, 
v. getriebe 1). mm Lijstje, V. 
border 1) eng ® M. de trépan, v. 
mèche de trépan. 

Moucher les cordes, v. a. fr. Van 
bet gemaakte touw de uitstekendste vezels 
afsnijden, snoeien ; to clip off the ropes; die 
tau abputzen. 


MOUCHETTE 

Mouchette, f. fr. Neus van de traan lijst; 
dripnose of larmier; wassernase. ^. 

M. dorique, v. tringle. — Kraalschaaf, 
v. grain d'orge b. ~ (Grain 
d'orge a jOUe) kraalschaaf met aanslag; 
moulding plane with ledge; kehlhobel mit 
anschiag. - M. a baguette, schaaf 
voor de groef waarin de laadstok ligt; ramrod-
plane; ladestockhobel. -Draaiers -beitel 
met zijdelingsche snede, haakstaal ; hooktool, 
hook; hakenstahl. M. à droite, 
a gauche, rechtsche of linksche beitel 
der draaiers; right or left side-hook; rechte 
oder linke hakenstahl. 
Moucheture, f. fr., v. fieckzier


rath. 

Mouchoir, m. fr., v. blasebalken. 

Moudre v. a. fr. le malt, Hei ge. 

mouten graan grof malen ; to grind the malt; 
malz schroten. 

Moufette, f. fr., v. choak-damp.

1Vloufle f. fr. chafne, v. ancre de 

muraille. — v. schlauder. — (Polyspaste) 
en marine : palan, takel, 
v. block and fall, s. block. — Petit 
in. mouflette, kleine takel ; little tackle; 
kleine flaschenzug. •• Yeux du m., 
takelschijven, blokschijven ; pullies; rollen. 
~ M. d'un fourneau, moffel ; muffle; 
muffel. — M. de traille, v. chat 2). 
Mouflettes, f. pi. fr. , v. attelles. 

Mouillage, m. fr., v. ancrage. ~
Bon m., goede ankergrond; good anchoring-
ground; Bute ankergrund. ~ Ëtre 
au m. avee les mats de hune et 
les vergues amenées, met gestreken 
stengen en raas voor anker liggen; to ride 
a portoise; mit gestrichenen stengen and 
raaien vor anker liegen.

Mouillage m. fr. de forge, Hetweekera van de gerst; steeping; einquellen.
••• V. mouiller. 
Mouillarde f. fr. du tabac, bet 
sausen van tabak ; watering with sauce; 
sauciren, beizen. 

Mouillée, f. fr. Partij gerotte lompen ; 
lot of rotten rags; partie gefaulter lompen.
Mouiller, v. a. fr , v. anfeuchten. 

-V. einweichen.••• Krimpen van laken, 
v. decatir i) - Papiervocbten, v. 
einfeuchten 2). Met een natten hamer 
slaan ; to beat with a wet hammer; 
mit dem genetzten fdustel schlagen. 

Geweven stof met eene oplossing van gom 

bestrijken ; woven fabrics brushing-tragant 

with a solution of adraganth; uberbursten 

mit tragant-auflosung. - M. les balles, 

de drukballen van inkt voorzien ; to wet the 

balls; ' die ballen anfeuchten. ~ M. forge, 

V. mouillage. — M. le tabac, v. 
mouillarde. 
Mouiller v. n. fr., Panere, v. ancrer. 
~ M. en barbe, voor twee ankers 
ten anker komen ; to bring up with 
two anchors; vor zwei ankern zu anker 
gehen. ~ M. en faisant des em-

MOULD. 741 

bossures, v. embosser i). ~ M. 
en pagale, met volle zeilen ankeren (in 
geval van nood); to let go anchor before 
the sails are taken oi', (in cases of danger); 

mit den segeln in top zu anker gehen (in 
fàllen der noth). -M. en patte d'oie, 
drie ankers uitbrengen, voor 't derde anker 
vertuien ; to bring up with three anchors; 
im hahnenpoot verteien, vor drei ankern 
aufbringen. e M. par la quille (expression 
des matelots), aan den grond ra 

blijven zitten ; to run a ground; auf-ken en 
den grund gerathen and sitzen bleiben. -

M. entre vent et marée, tusschen 
wind en stroom gieren ; to ride athwart, to 
ride between wind and tide; zwischen wind 
and Strom vor den anker gieren. ~ M. 
sous voiles (pen usité), met volle zeilen 
een anker laten vallen ; to drop the anchor 
whilst the sails are yet abroad; einee anker 
unter segel zugehen lassen. 
Mouillet, m. fr. Kuip, waarin het laken 
gekrompen wordt; steeping-tub; netzkiibel. 


Mouillette f. fr. Arrosoir, Bezem 
om water op het smidsvuur te brengen 
sprinkle; luschwedel, liiscbwisch. 

Mouilloir, m. fr., v. brunnäscher. 

v. eintunckschi sselchen. 
(Mouilladoir , Mouilladour) , v. 
anfuchtgrube. 
Moulage, m. fr , v. mouture. ••• 

v. moulding.— V. mill-stone-shaft. 
~ .v. carreau 2). ~ M. en argile 
oil en terre, v lehmguss. o M. à 
la balie, het vormen der stukken uit klei 
in ballen ; forming with lumps; ballenformerel. 
— M. en chassis, v. kasten 
-guss. — M. en coquilles,

het maken 

van gietvormen uit zand en metaal voor 

het hardgenoten ijzer; chilled-work, mould


ing in metal-moulds; das formen in schalen 

zum schalenguss. ~ M. a la croûte, 

het vormen van aardewerk en porcelein uit 

kleiplaten ; forming with sheets; schwarten


formerei. ~ M. a découvert, v. herd


guss 2). — M. à la housse, het vor


men in modellen van gips en op de draaibank; 

forming in plaster-moulds and by the lathe; 

die gi psformerei. ~ M. à la main, vormen 
uit de band ; hand-forming; handformerei. 
_ M. a la presse, het maken 
van vormen door persen ; press-working; 
pressformerei. - M. au renversé, het 
maken van den vorm om zonder kern hol 
te gieten ; V. fondre en moule ereux 
et a renversé. s M. en sable sec, 

v. dry-sand-moulding. — M. simpie, 
v. formen ohne kern. 
Mould, eng., v. creux. — v. lehr. 

-v. formerde. - Flesschenvorm der 
glasblazers, vorm ; form; moule. - Pak perkament 
of goudvlies der goudslagers; foren; 
moule. - V. caliber 4). -Schepraam 
der papiermakers, v, formbrett i;). -
De vorm waarin stangzwavel wordt gego

742 MOULD 

ten ; magdelone; moule. ~ Mal waarnaar 
het hout, in den scheepsbouw, wordt behakt, 
v. gabari. — Vorm waarin de sta 

staven worden gegoten ; form; lingo--len 
tière. — Giettang der lettergieters; instrument, 
giess instrument; moule. — M. 
board, raam voor bet maken van bordpapier 
; pappenformbrett; planche à carton. 

— M. cistern, vormbak, der suikerra 
; formtrog; auge dans l'eau de-finadereien 
laquelle les formes sont détrempées après 
l'usage. ~ M. made of cuttle-bone, 

v. fischbeinform. — M. frame, v. 
formtisch. — M. of gut, v. chaudret. 
~ M. iron, bar, kernijzer, ijzer 
waar de kern op zit bij hol gegoten geschut; 
beschlag, schiene; bande plate. ~ M. for 
sugar loaves, v. forme à sucre. 
M. for the scroll, v. faux rouleau. 
_ M. spoon, v. cuillier de 
moule. — M. wires , v form dr 
the. 
Itiould (to), eng.. v. abformen. — 

v. gabarier. — M. (to) in, v. einda,
mmen. ^ v. nachbilden. — M. 
(to) after a model, v. nachmodelen. 
— M. (to) in wax, v. mode-
Ier en eire. 

Moulded breadth of a ship, 
eng., v. largeur interieurs d'un 
vaisseau. 

Moulder, eng. , v. abgiesser &
modeler. 
Moulding, eng., v. formerei. — 

M. in metal-moulds, v. moulageen coquilles. ~ Lijstwerk, gebruikt tot 
versiering van gebouwen, kolommen enz ; 
architectonische ,glued; moulure. — v. form— 
kunst. ~ v. cymaise. — Lijstversie 
aan goud-en zilversmidswerk; sleifen,-ringen 
staben and leisten, zierrahten von hohlkehlchen; 
mou l u re. M. of bricks, steen 
vormen van baksteenen ; ziegel--vormen, het 

streichen; moulage. •••• M. board, v. 
flaskboard. ~ M. box, v. castingbox. 
— M. clay, v. formerde. — 

M. frame, ondergestel van de pottenbak 
draaibank waarin de spil loopt ; lager--kers 
bank; chantier de moulerie. ~ M. hole, 

V. dammgrube. — M. loam, v. 
formlehm. ~w M. out board, v. 
board 7). — M. machine, l ij stentrekbank 
; gesims hobelmnachine; machine á 
raboter les moulures. — M. planes, v. 
grain d'orge b and mouchette ij. 
~ M. plane with ledge, v. mouchette 
3). — M. plane iron, beitel 
van Bene 1(jstschaaf; keteleisen; fier d'un rabot 
a moulures. ~ M. model, v. bille à 
moulures. M. sand, v. formsand. 
m. M. table, v. caisse. 
M. worker, lijstenschaver; simshobler; 
raboteur. 
Mouldings of a gun, eng., v. moulures 
dune bouche a feu. 
Moule, rn. fr., v. mould. ••• M. à 

MOULER. 

fopte, v. cast 1) w Niet vergulde plek 

gouddraad; ungilt spots on the-ken op het 
gold-wire; unvergoldet gebliebene stellen am 
golddratb. — Ontvangbekken, v. abstechgrube. 
Speldenschacht, v. hanse. 
Vorm waarin de vuurpijlen gevuld worden; 
rocket-mould; ra keten stock. ~ Vorm der 
zundpijpjes; port-fire mould; zundlicbterstock. 
— M. en argile ou en terre, 

v. lehmform. ••• M. a balles, v. 
bullet-mould. ••• M. de bouche 
a feu, v. gun-mould. .•. M. a 
boutons, v. knopfform. — M. à 
boutons deeouronné, aan den bovenkant 
smaller wordende knoopenvorm 
button-form with narrow head; oben schma-
Ier zulaufende knopfform. — M. de bouton, 
vorm voor een knoop ; wooden button; 
holzknopf. ~ M.-chape, v. case 6) 
eng. — M.-coquille, v. coquille en 
plátre. — M. de la coupelle, v. 
cupel-pan. ~ M. a creuset, v. 
abstechheerd. ~ M. de culasse, 
V. cascable 2). — M. a frange, v. 
fransenmodel. ~ M. de gueuse, 
V. flossenbett. — M. à mélis, v. 
melisform. — M. a platine, slotplaatvorm 
; lock-plate form; schlossblechform. 
• M. à plomb, v. bleiform. — 
M. en plátre, v. gipsform. — M. 
en sable, v. dry-sand-mould. 
M. en table, v. giesstisch. — Mettre 
un m. en recuit, v. flamber 
un moule. ® Jeter on m. les fondements 
d'un édifice, op een fondament 
van beton bouwen ; to found on concrete; 
auf gussmörtel grunden. — Fabriquer 
au m. les pots pour la vitrification, 
(de kroezen voor glasovens) 
in een vorm maken ; to make in mould (the 
glassmelting-pots); (die glasbafen) in einer 
form macben. — M. a fond, v. deckformen. 


Moulée, f. fr. , V. abschleifsel. 

Mouler, V. a fr. Het drukken der bladen, 
die dienen om bet aardewerk van figuren 
te voorzien ; to print figures; das tbpfpapier 
bedrucken. — M. les briques, 

V. faconner 2) . — M. en brique 
les schliehs, bet metaalbevattend zand, 
met kalkmelk vermengd, tot stukken vormen 
; to soak in lime-water; die schliche 
einbinden. — M. les arises, de ooren 
aan een pot zetten (van klei); to form the 
handles; die ©hre an ein gefass macben. — 
Burette à m., kratervat der gieterijen ; 
watering-pot for moulding; giesskanne. 
M. a creux perdu, gietstuk waarvan 
de vorm verbroken moet worden ; casting 
where the mould is to be broken; einen guss 
macben wo die form zerscblagen werden 
muss. — M. d'après un modèle, 
V. nachmodelen. — M. le papier 
a cartes, het karton voor speelkaarten 
maken; to form; formen. — M. une 
pressée, zooveel speelkaarten drukken als 

 

MOULERIE

gelijk geperst worden ; to print a post; einen 
stoss bedrucken. — M. le verre, glas 
persen, bet zoogenaamde gegoten glas maken 
; to press glass; glas pressen. 

Moulerie, f. fr. Vormerij, plaats waar 
gevormd wordt, vormplaats; formery; formerei. 
Moulin, m. (r. Molen; mill; muhle. 
.• M. a ailerons, v. m. á vannes. 

M. a amalgamen, amalgameerverkwik 
-molen ; amalgamating-mill; quick 
muhle. — M. a argile, v. clay-mill. 
Auge de m., v. auge 8) . ® M. 
a, auges, a pots , bovenslag molen; 
overshot-mill; oberschl ichtige, oberschldgige 
muhle. — M. a auges ou l'eau tombe 
dans le milieu, v. mittelschlachtige 
mi hle. •^ M. sur bateau, 
a nef, drijvende molen, op een 
schip gebouwd ; ship-mill; schifmuble. ^• 

M. banal, gewone molen; common-mill; 
bannmuhle. — M. a battre, à écacher, 
v. écacher 2).... M. á blé, 
v. corn-mill. — M. á bocarder, 
stampmolen; stamping -mill; pochmuhle. ^• 
M. à bras, v. hand-mill. M. à 
chevaux, a manege , v. horsemill. 
® M. a cylindre, v. eylindre 
2). — Constructeur de m., v. 
mill-wright. ~ M. de deux meules, 
v. gange 3). — M. a droite, 
v. mühle die rechts geht. ••• M. 
à eau, v. hydralète. ~ M. à écacher, 
v. écacher ij . — M. a émoudre, 
v. grinding-mill. s M. à farine 
avee blutoir, koren , meel -molen
-

met buil ; corn-mill with bolter; matlmuhle 
mit beutelzeug. — M. a forge, hamerwerk 
; hammer-work, iron-mill; hammerwerk. 

— M. a fouler, v. diekmuhle. 
M. à garance, v. krappmuhle. — 
M. à ganses, v. gimpfmuhle. 
M. á gauche, v. muhle die links 
geht. — M. a simple , double, 
triple harnais, v. corn-mill 3) . ~ 
M. a huile, oliemolen ; oil-mill; 0lmi 
hle. — M. a lisser, v. glättmuhle 
l). — M. á litharge, v. glättmuhle 
2) . ~ M. à maillets, v. 
mortar-machine. •• M. de marée, 
v. fluthmühle. M. à monder, 
v. graupenmiihle. — M. a 
monnaie, pletmolen ; rolling-mill; streekwerk. 
s. M. a mouture americaine, 
v. corn-mill on the American 
system. — M. à nef, v. moulin 
sur bateau. — M. a papier, papiermolen; 
paper-mill; papiermdhle. — M. 
a piler, v. beating-mill. — M. a 
palettes, molen met vlakke schoepen; 
mill with flat-boards; schaufelmuble. —. 
a. M. a pilons, v. mortar-machine. 
~ b.:M:. a pilons, kruidmolen met stampwerk; 
pilon-powder mill; pulvermuhle mit 
stampfwerk. ~ M. à poudre, kruidmolen 
; powder-mill; pulvermühle. — M. 
a pots, V. moulin á auges. - M. 
- MOULURE. 743 

de reeense, molen voor het laatste persen 
der olijfkoeken ; second oil-mill; nachmuhle. 
— M. à sable, zandmolen ; sand. 
mill; sandmühle. — M. sciant, v. sawgin, 
s. gin. ••o M. a scie, zaagmolen ; 
saw-mill; sogemuhle, scbneidemuhle — M. 
a scier le marbre, v. marmorm.
uhle. — M. a soie, tweernmolen, 
twijnmolen voor zijde ; spinning-mill, silktwining-
mill; spinnmuhle, zwirnmaschine, 
seidenzlvirnmuhie, lilatorium , seidenólatorium. 
— M. a suere, suikermolen ; su 

zuckermuh.le. — M. a tan, v.-par-mill; 
lohmiihle. — M. a toile, spoelmolen; 
washing -mill; waschmuhle. — M. a 
tirer du fil de fer, v. drab tmuhle. 

— M. a vannes, onderslag molen, molen 
met onderslagrad ; undershot-mill; untersehiichtige-, 
unterschl gige muhle. — M. 
a vapeur, V. dampfmuhle. — M. 
a vent, windmolen ; wind-mill; windmnuhle. 
M. a vent hollandais, hollandscbe 
windmolen ; tower-mill; smock-mill; 
holländische windmuhle, thurmwind,nuhle. 
• M. á vent ordinaire, v. bloekmuhle. 
~ M. a volets, v. moulin 
a vannes. 
Moulinage m. fr. du coton, v. 
égrenage. -•• M. de la soie, het 
tweernen der zijde ; silk-throwing or twining; 
filiren, mouliniren, zwirnen. 

Mouline, eng., v. hebewalze. 
Mouliné, adj. fr. Wormstekig; wormeaten; 
wormstichig. 

Mouliner V. n. fr. un cable, Een 
touw losgooien, een kabel laten slippen ; to 
slip a cable; ein tau schiessen lassen. ^. 

M. la soie, zijde tweernen ; to twist, to 
threw silk; seide zwirnen, seide filiren oder 
mouliniren. 
Moulinet, m. fr., v. drehbaum 5). 

— V. cabstan. n•- v. drehwerk. 
v. frame for casting leaden tubes. 
— M. d'une ehevre, windas van een 
bok ; wind-lass of a triangle gin; welle 
eines hebezeuges. — M. de Woltmann, 
molentje van Woltmann; sail-wheel of Woltmann; 
Woltmann'scbe Hugel, hydrometrische 
flugelrad, hydrometer von Woltmann. 
— Faire le m., de timpaan sluiten ; to 
let down the tympan; den deckel zumachen. 
Moulineur, m. fr (à Anzin) Rascoyeur 
(en Belgique) aannemer, werkman 
die de ertsen aanneemt boven aan de 
schacht eener mijn ; banksman; lander (Cornwall); 
abnehmer. 

Moulinier m. fr. Ovaliste, Zijdetweerner; 
silk-twister, throwster; seidenzwirner 


Mouliniren,n.hd., v. moulinage 2). 
Moulle f. fr. Panneau, v. gauge 
& lehrbret. 
Moulure, f. fr., v. moulding 2), 4). 

— Schuingeslepen kant aan sommige spie 
sloping glass-edges; schrdg ablaufende-gels ; 
randleisten am spiegelglass. 


744 MOTTLLTRES 

Moulures, f. pi. fr., V. dressings 
& leistenwerk. 

Moulure, f. fr. Bordure, regelwerk, 
vergaring van een paneelwerk; border of 
a door-panel; fiillungsgl ieder, friesglieder. — 

M. d'embasement, lijstwerk van het 
voetstuk eener kolom ; base-moulding; sockelsims, 
sockelgesims, sockengliederung. a 
M. de lapcis, v. chambranle. ~ 
M. lisse, gladde lijst; plain moulding; 
glatte, schlichte glied. — M. losangée, 
ruitvormig versierde lijst; lozenge moulding; 
rautenstab. — M. nattée, met vlecht 
versierde lijst; trellissed moulding;-werk 
mit flechtwerk versierte glied. — M. or— 
née, versierde lijst; ornated moulding; 
hesetzte glied. _•• M. ovale, en demicoeur, 
gedrukt rond, echinus; quirked 
torus, echinus; gedruckte pfi hl, echinus. 

M. rampante, oblique, opgaand lijst 
raking moulding; ansteigende gesims.-werk ; 
— M. à rouleau, rollijst ; roll-moulding; 
roughed. — M. à rouleau et filet, 
rollijst met band ; roll and-fillet-moulding; 
roligl-ied mit bdndehen. — M. taillee 
obliquement, afwaterend, schuin lijst 
weathered-moulding; abgewässerte ge--werk ; 
simms. 

Moulures f. pl. fr. d'une bouche 
à, feu, De banden en lijsten van een kanon 
; mouldings of a gun; friesen, ringformige 
verzierungen. — M. du bourrelet, 
de la tulipe, lijstwerk aan den mond 
van het stuk; muzzle-moulding; kopifriesen, 
mundfriesen. — M. de la culasse, v. 
breech-mouldings. 

Mound, eng., v. dame 4).

Mount, eng., v. mote de chateau. 

Mount (to) a gun eng. to stock, 
Een geweer monteeren, de lade aan den loop 
zetten ; schaften; monter un fusil. — v. 
schroten. — v. monter. — v. monter 
un canon. 

Mount (to) by parbuckle, v. 
faire monter, s. monter, v. a. 
Mountain eng. blue, v. bergblau. 

— M. cork, v. bergkork. — M. 
green, berggroen ; berggrun; vert de montagne, 
cendre verte. v. s. malachiet. 
M. leather, v. bergleder. 
M. limestone, carboniferous limestone, 
bergkalk, koolzure kalksteen; 
bergkalk; calcaire carbonifère. — M. 
milk, v. bergmilch. — M. pine,
pine—tree, alpen den ; alpenkiefer; pin 
des alpen. e•. M. soap, v. bergseife.
Mounting, eng. Een stuk in de bus 
van een draaibank zetten ; einspannen; operation 
de monter. — M. of a gun, v. 
beslag eiher flipte. — M. in weaving, 
v. équipage 2). — v. fassung 
2) . — M. of a door, v. ferrure de 
porte. — v. montée de marches. 
Mouquette, f. fr. Beenen cilinder van 
een rad ; bone cylinder of a wheel; k n echerne 
walze eines rades. 

MOTTTHH. 

Mouse, eng. Verdikking van een touw 
door het omwinden met garen, touw of zeil 

appel ; maus; pomme. ~ Muis, de-doek, 
manier van mijnen te ontsteken door Rugy 
uitgevonden ; maus, zundmaus; souris, souris 
de Rugy. 

Mousquet, tn. fr., v. musket. 

Mousqueton de cavalerie, m. fr. 

V. carabine de cavalerie. 
Moussache, f. fr., v. cassava. 
Mousse, m. fr Scheepsjongen ; shipsboy; 
schiffsjunge. i M. de la chambre, 
kajuitsjongen, kajuitswachter; cabin-boy; cajiitsjunge, 
cajutswdchter. ® M. de platine, 
v. éponge de platine. 

Mousseline-laine, eng. Wol-mousseline, 
een geweven stof met katoenen ketting 
en wollen inslag ; wollmusselin; mousseline 
de lame. 

Mousseline, f. fr., v. muslin. — 

M. de cocon, v. linomusslin. 
M. de lame, M.-laine, wollen neteldoek; 
mousseline-laine; wollmusselin. ~ M. 
de lame croisée, gekeperd wollen netel 
twilled mousseline-laine; gekeperter-doek; 
wollmusselin. m M. unie, brodée, rayée, 
effen, geborduurd, gestreept neteldoek ; 
plain, embroidered, striped muslin; einfacher, 
gestickter, gestreifter musselin. 

Moussoir, m. fr., v. émoussoir. 

Mousson,m. fr. Vent alisé, passaatwind, 
mousson ; monsoon; mousson, monsuhn, 
passatwind. 

Moustache, f. fr., v. crank ii). •• 
Tang der vergulders; gilder's tongs; zange.. 

Mout, m. fr. Most, druivensap, ongegiste 
wijn ; must; most weinmost, traubensaft. 
m Wort, moutaftreksel ; wort; wurze, 
bierwurze. 

Moutade, f. fr., V. doppelschuss. 

Mouth, eng. , v. bure des haute 
fourneaux. m v. mund. •• v. abstichloch. 
— v. écouloir. a• v. embouchure 
2), 4). e- V. keilloch.

— M. with an arch, v. mundstuck 
mit zungenfreihei t. m M. 
of the boiler * for the steam, V. 
dampfioch. ~ M. of the cockhead, 
v. ausbohrung. w M. of 
the cooling furnace, v. gueule. 
m V. hahnlippe. m v. mi ndung 
eines trichters. m M. piece, v. 
embouchure 1), 4) . -n M. piece of 
syringes, v. bout de lance b. m M. 
piece of the blast pipe, v. balgrbhr. 
m M. of the nozzle and 
the blast—pipe, windgat, windopening 
bij blaasovens; miindung des gebltlses; bouche 
de la buse et de la tuyère. " M. of the 
vase, tuit; schnauze; bee de vase. m M. 
of a burning oven for earthenware, 
v. rostfeuerung.m M. of a
,

percussion cap, v. entree d'une 
capsule d' amorce. m M. of a piece 
of ordnance, monding, mond; musdung; 
bouche, m M. pipe with chim



MOUTHUNGBIT 

ney-top, V. röhrpfeife. - M. with 
roller-beams , v. walzenmundstück. 
- M. of trenches, v. tail. 

—

 M. of the vice, bek van een bankof 
handscIiroe ; maul; mors. 
Mouthing-bit,eng. Stang met schuimketting 
; kauqebiss; mastigadour. 
Mouth-pipe, eng. Pijp met mondstuk, 
lipwerk, van een orgel; labialpfeife, lippenpfeife; 
tuyau a boudhe. 

Moutier, Moustier, Montier,f.fr., 
Moté (en Lorraine) Hoofdkerk, domkerk; 
rninster,abbey-church; münser,rnünsterkirche. 

Mouton, m. fr., v. driver rij. — v. 
beam of a bell. - v. sonnette. 


v. faliwerk. - v. commander. -
M. de haquet a bateau, Ranche, 
Stopbiok, stopstuk op een pontori wagen 
; stud-stave; bocksUitze, runge. 
M. montant d'un pont roulant, 
paal, stijl, slut, van eene rijbrug; upright, 
standard of a carriage-bridge; docke, sUinder 
einer wagenbrticke. m M. de presse, 
perspiank, dekstuk eener pletpers ; pressboard, 
pressing-board; pressbrett. m M. de 
la presse, persboom van de lakenpers; 
press-beam; pressbaum. M. du prossoir 
a via, deksel, dekstuk van de wijnpers; 
cover-plate of a winepress; keller.. 
deckel, pressdeckel. — M. do voituro, 
steistji, bakstut ; coach-standard; runge. 

Mouton de sonnotte, m fr. , v. 
bélier. - M. a bras, v. hand-piledriver. 
-a. M. vapour, stoomiiei; 
steam-ram; dampframine. m b. M. a vapeur, 
v. dampfhammer. 

Moutonner, v. n. fr. Schuimen (der 
Zee); to foam; sehaumen. La mer 
moutonne, de golven schuimen, de zee 

kookt ; the sea boils, is getting yeasty; die 
wellen sctiiiumen. 
Moutons, ni.pl.fr. de la mor, Schuim 
van de golven ; combs of the sea; lammer 
-chen, wellenschaum. 

Mouturo, f. fr. , v. mahlart. 
(Blé moulu) het gemalen graan ; gust, 
ground-corn, grain; mattlgut. — ( Blé 
mêlé) gemengd graan ; many-corn, mingledcorn; 
meogkorn. — (Salairo du meunier) 
maalloon, maalgelci ; multure, millers 
fee or toll; mahigeld, mahirectit, mahhlohn, 
mahimetze. M. économique, v. 
öconomische mahlart, s. mahlart. 

— M. extraordinaire, buiten gewoon 
malen, een keer meer malen ; bymulture; 
beimetze. — M. a la grosso, v. mahlart 
im groben. M. a la Lyonnaise, 
verbeterde, franectie wuze van malen 
; french repeated-grinding or sparinggrinding; 
franzosische sparmüllerei. — M. 
rustiquo, M. directe, gewone wijze 
'van graan te malen, waarbkj dit op eenmaal 
geschiedt ; boorish grinding-method; 
ländliche mahlmethode. 

Mouvago, m. fr. Het roeren der sulker 
in de vormen; stirring; stirren. 

- MOUVEMENT. 745 

Mouvants m. Pl-fr. sables mouvants 
on boulants, V. fiugsand. 
Mouve-chaux, Mouveron du 
bac a chaux, iu. fr., V gache 3). 
a Mouvement,m.fr., v.bewegung. 

— M. accéléré, v. besehiounigung. 
M. alternatif, v. alternate 
motion. M. apparent, schijnhare 
beweging ; apparent motion; scheinbare 
bewegung. M. ascensionnol, v. 
aufsteigende bewegung. M. en 
arrière, acbteiuitgaande, ach terwaartsche 
beweging; backward motion; bewegung nach 
hinter. M. en avant, vooruitgaande, 
voorwaartsche beweging ; forward motion; 
bewegung nach tornen. M. de balancement 
on de balance, schom. 
melende beweging ; see-saw schaukelende 
bewegung. M. circulaire, v. cir 
culatoire. M. compose, samengestelde 
be wegin g ; composed motion; zusammengesetzte 
bewegung. M. curviligne, 
kromlijnige beweging ; motion in 
a curved line; lsrummlioige bewegung. 
M. descendant, nederwaartsche beweging; 
down stroke; niedersteigende howegung. 
— M. excentrique, uitmiddelpuntige 
beweging ; eccentric motion; excentriscbiu 
bewegung. M. de galop, galoppeeren 
eerier locomotief, als de veeren 
der drjfwielen te sterk gespannen zijn ; pitching 
motion; stossbswegung. -' M. giratoire, 
v. circulatoire. M. de 
haut en bas et de bas en haut, 

op- en nedergaande beweging;up and down 
motion; auf und abbewegung. M. de 
lacet, slingerende beweging van de locomotief 
tusscben do spoorregels ; tail-motion; 
riitteln. M. moyen, gemiddelde beweging 
of snelheid; mean motion; mittlere 
bewegung. M. oscillatoire, slingerende 
beweging ; oscillatory motion; schwingende 
bewegung. M. projectile, v. 

motion of projection. — M. recti 

ligne, rechtlijnige beweging ; rectilinear 
motion, straight-lined movement; geradlinige 
bewegung. — M réel, ware beweging; 
real-motion; wirkliche bewegung. — M. 
retardé, vertragende beweging ; decreasing 
motion; verzögerle bewegung. M. 

de rotation, rotatif, revolution, 

v. circulatoire. -. M. de roulis, 
V. mouvement de lacet. — M. do 
secousse , schuddende beweging eener 

buil ; shaking motion of a bolting-apparatus; 

schtittelnde, rtittelnde bewegung eines beutelzeugs. 
M. simple, eenvoudige beweging 
; single motion; einfache bewegung. 

— M. spontané, zelfstandige beweging; 
self-acting movement; sel bsthtlge bewegung. 
M. de translation, voortgaande 
beweging ; motion of translation; fortscbrei


tende bewegung. M. uniforme, geljlcmatige,
een parige beweging; uniform, equabie 
motion; gleicbfcirmige bewegung. — M. 
uniformément varié, gelj kmatig ver


63 


746 MOUVEMENT 

anderlïjke beweging; uniformly variable rrmotion; 
gleichfurmig veränderte bewegung. ••• 

M. de va et vient, v. motion to 
and fro. ® M. varié, onregelmatige 
beweging; variable motion; veränderliche 
bewegung. — M. vertical, vrije val der 
lichamen ; vertical motion of bodies; freie 
fall der körper. ~ Contre m., tegenovergestelde 
' beweging ; counter movement; 
gegenbewegung. ~ Mise en m., in beweging 
brengen ; starting; in bewegung setzen. 
® Quantité de m., hoeveelheid 
van beweging; momentum; bewegungsmoment. 
b. Mouvement m. fr. Rouage, v.
gangwerk. — Tuimelaar, v. crank 4). 
^ M. en blanc, onafgewerkt uurwerk; 
unfinished movement; im groben gearbeitetes 
uhrwerk. — M. du tiroir, het verzetten 
der stoomschuif bij locomotieven en bootwerktuigen 
; motion; steuerung. 
Mouver, v. a. fr. Roeren ; to stir; 
stirren. ® De naalden der metalen kaar 

laatste richting geven ; to finish the-den de 
teeth of the cards; die karddtschenstiften 
die letzte zurichtung geben.

Mouveron, m. fr., v. gache 3) . 

Roerhout, in suikerraffinaderijen ; stirrer; 

stirrholz. 

Move (to), eng., v, dodiner. 

Movement, eng., v. gangwerk. 

V. anrichtung. — Alteration of 
the m., v. gangänderung. ® Rotary 
m., v. circulatoire. 
Mover eng. First m., v. ressort 
moteur. — First m., v. force motrice. 


Moving, adj., eng., v. moteur. 

Moving–apparatus, eng. Drijfwerk 

op stoombooten, al wat er toe behoort uit 

ketel ; triebwerk; appareil mo--genomen den 
teur. ®M. force, v. force motrice. 
~ M. fll^ister, veerploeg, v. bouvet. 

M. piston, V. piston moteur. 
M. water, v. aufschlagewasser. 
Moya, m-. fr. Jy eng. Slgklava, slijk 
door de vuurspuwende bergen opgeworpen ; 

schlammlava. 

Moye, Moie, f. fr. Zachte laag of 

ader in eene steengroeve; soft vein in a 

quarry; weiche schicht in etnen steinbruch, 

losschicht. ~ Pierre m., steen met eene 

zachte ader; stone with a soft vein; stein 

mit weichen streifen. 

. Moyen m. fr. arithmetique, Rekenkunstig 
middelevenredig ; arithmeticalmean; 
arithmetische mittel.—M.-eompte, 

V. papier–ecu. ~ M. harmonique, 
harmonisch middelevenredig; harmonicalmean; 
harmonische mittel. ~ M. octavo, 
Y- octavo. — M.-ne pression, v. 
mitteldruck. — M. proportioneel, 
M.-ne géometrique, meetkundig middelevenredig; 
mean-proportional, geometricalmean; 
mittlere proportionale, geometrische 
mittel —M.-ne taille, v. bastard-cut. 
Moyens m. pl. fr. méchaniques, 

--- MTJFFELFARBEN. 

V. mittel 3). — M. réactifs, v. mittel 
5). 

Moyeu m. fr. d'uae roue, v. nave. 

M. d'un volant, v. noyau d'unvolant. 
M–roof, eng. Twee zadeldaken aan elkander 
; zwei satteldacher die an einander 
stossen; deur combles à deux egoets, dont 
run Louche l'autre. — M–teeth, M-vormige 
tanden aan sommige groote trekzagen; 
M-zahne; dents en forme dune M. 

Muant d'un warais salant, m. 
fr. Laatste stel bassins of vijvers van een 
zouttuin, waaruit het water in de greppels 
komt ; third series of brine-pits; dritte gruppe 
von evaporationsbetten. (cique. 

Mucic acid, eng., v. acide mu-
Mucke, m. hd., V. vorderes ab 
-sehen, S. absehen. 
Muckenfusse, ni. pl. hd., v. guillemets. 
Muckenköpfe, m. pl. hd., v. turn


ed-letter, s. letter. 
Mucks, pl. eng., v. menu. 
Mud, eng. Slijk, slik ; schlamm, schlicic; 

bourbe, vase. 
Mud–chest, eng. Slijkkist bi locomo


tieven ; schmutzbehhlter; tronc à baue. 
Mud-cock, eng., v. ablasshahn. 
Muddern, v. n. hd. Grond raken, over 

den grond gaan (van schepen); to make faul 
water; toucher le fond. 

Muddy, eng. Wolkachtig, troebel, van 
minder water, bij juweelen ; trube, wolkig;
nuageux. — M. ore, v. filz. 

Muddy-ground, eng., v. slimy


ground. 
Muder, V. n. fr., v. changer, v. n. 2). 
Mud–hole, eng. Slrjkpoort of sljkgat 

bij stoomketels; schmutzloch, schlammloch; 
trou a nettoyage, orifice 'de nettoiement, 
trou de sel. 

Mud–wall, eng. Aarden wal of muur, 
muur met zand of slijk gestapeld; erdmauer; 
mur de on en pisti. 

Mue en dessus, f. fr., v. ober


schlagtiges muhlrad, s. muhlrad. 
Muel, in. fr., v. bleiwage. 
Muelle, f. fr., V. mole. 
Mull', eng. y hd. m. Losse ring , der 

draineerbuizen, mof, koppelring; bourrelet 
et ren f ement. 

Muff, eng. & hd. m. Cilinder, kanon, glazen 
cilinder die uitgerold het vensterglas 
levert ; staucher, walze; manchon, canon, 

V. s. canon C. 5). 
Muff der wellenkuppelung, f. 
hd., v. coupling-box 1). 
Muffe, f. hd., v. évasement t). 
Muffel, f. hd., V. muffle. — v. 

moufle d'un fourneau. 

Muffelblatt, n. hd. Onderlaag, waarop 
de moffel in 't vuur staat; support of 
the muffle; support du moute. 

Muffelfarben, f. pl. hd., v. vitriflable 
color, S. color. 


MTJFFELGESICHT --MULBERRY—WOOD. 747 


Muf elgesieht, n. hd. Opgeblazen gezicht, 
gezicht met dikke, bolle wangen, als 
bouwkundig ornament; muzzle; mute. 

Muffelofen, m. hd., v. emaillirofen. 
— v. muffle-furnace. In 
den m. setzen, V. emmouflement. 

Muffelpiatte, f., Muffelblatt, n. 
hd., V. bib. 

Muffle, eng. Retort, moffel, voor het 
uitsmelten van zink; muf/el; manchon, mou• 
fle. — Groote cupel voor het afdrijven van 
zilver; schlackenscherbe; mou fle, têt a sco• 
rifler, v. écuelle à scorifier, s. ecu— 
elle. — Q vormig stuk van den emailleeroven, 
moffel ; mu 'el; moude. ~ M. furnace, 
v. emaillirofen. ~ M. furnace, 
moffeloven; mul'elofen; moude. 

Mufle, m. fr , v. muffelgesicht. 
Mufle de $èche, m. (r., v. lunette 
de lèche. 
Mufle des soufl.ets , f. fr. , v. 

mundsttick des blasebalgs. 
Mugel, f. hd., v. mening. 
Miuhlarbeiter, m. hd. Werkman in 

eene ertswasscherij, ertswasscher; buddler; 
laveur. 
Muhlarz t, m. hd., v. cons true -tuur 
de moulins. 

Muhlbereiter, m. hd. Meesterknecht, 
molenaar op eene papierfabriek, v. gouverneur. 


Mi hlbeutel, m. hd., v. beutel 1). 
Mi hlbock, m. hd., v. metall


scheibe. (rust. 
Muhlbottich, m hd., v. mahlge-
Muhle, f. hd., v moulin. 
Muhle f. hd. mit drei gangen, 

V. gange 3). — (Regenmi hle), v. 
écoute-s'il-Aleut. ~ M. die links 
geht, molen die links draait; left-handed 
mill; moulin à gauche. — M. die rechts 
geht, molen die rechts draait ; right-handed 
mill; moulin a droite. •• M. mit einem, 
zwei, drei muhlgangen, v. cornmill 
3) . — Die m. stellen, seizen, 
V. joe 2). 
Muhleisen, n. hd., v. for do meule. 
Muhlenanker, m. hd. Molenanker; 
mill-anchor; ancre de moulin. 
Muhlenbauer, m. hd., v. constructeur 
de moulins. 
Muhlenbeutel, M. hd., v. flour


sieve. (dam. 
Mi hlendamm, m. hd., V. mill-
Mi hlenfachbaum, m hd., v. pal


planche de moulin. 

Mi hlenfeile, f. hd. Zaagvijl der houtzaagmolenaars; 
saw-mill-file; lime á scie de 
scieries. 

Mi hlenflugel, m. hd., v. aile d'un 

moulin a vent. 
Muhl(en)gerinne, n. hd., v. bief. 
Muhlenhaus, n. hd., v. cage de 

moulin à vent. 
Mi hlenseide, f. hd. Getweernde zijde; 
twisted silk; soie moulinee. 

Mi hlgerinne, D. hd., v. auge do 
moulin. o v. augets. — v. aube. 
Muhlkalkstein, m. hd., v. meu


lière. (geholz. 
Muhlklapper, f. hd., v. anschlaMu.
hlkrapp, m. hd. Gemalen schil 

van de meekrap, v. farberráhte 3). 
Mi hllauf, m. hd., v. mahlgeri st. 
Muhlpfahl, m. hd. Peilschaal aan een 

watermolen ; water-gauge; pal hydromètre. 

Mi hlpfanne, f. hd. Pan van de looperspil 
; pan in which the iron-cross turns; 
crapaudine du palier. 

Mi hlrad, n. hd. Rad van een molen, 
molenrad; mill-wheel; roue de moulin. 
Oberschigtiges m., bovenslagrad; 
overshot mill-wheel; roue de dessus, en dessus, 
mue en dessus, à augets, a pots. 
Unterschlägtiges m., ondersiagrad; 
undershot mill-wheel; roue en dessous, á 
auges, a polettes. — Wagenrecht liegendes 
m., horizontaal rad, turbine ; 
horizontal mill-wheel; rodet, turbine. 

Muhlradschaufel, f. hd , v. aube. 
Mi hlradwelle, f. hd. Wateras; tree 
of a mill-wheel; arbre tournant, essieu. 

Muhlreehen, m. hd. Rooster in het 
molenwater; grate of a mill; grille d'un 
moulin. 

Muhlrumpf, m. hd., v. hopper. 
MUhlsage, f. hd. Zaagmolen ; sawmill; 
scierie. 
Mi hlsehleuse, f. hd. Molensluis; 
sluice of a mill;. ecluse de moulin. 
Mi hlspindel, f. hd., v. for do 
meule. 

Muhlstein, m. hd., v. mahlstein. 

Oberer m., v laufer 7). ~ Unterer 
m., v. meule dormante. ••• 
Verticaler m., v. edge-stone. 

Mi hlsteinbohle, f. hd., v. car


telle c) . (lière. 
Mi hlsteinbruch, m. hd., v. meu-
Muhlsteineinfassung, f. hd., v. 

drum t 1) . — Vier bretter fiber 
der m., V. converseau. 
Mi hlsteinhauerkunst, f. hd. Het 

molensteenen maken ; craft of a mill-stone 

cutter; meulerie. 
Mi hlsteinkeil, m. hd., v. engrain. 

Mi hlstuhl, M. hd., v. bandmuhle. 

Mi hltrogschuh, m.hd.,v. anche 1). 
Muhlwage, f. hd. Molenschaal ; ba


lance of a mill; balance de moulin. 
Muhlwehr, n. hd., V. abd mmung 
2). 

Muhlwerk n. hd. Triebwerk, Ra


derwerk, v. mill-stone shaft. 
Miihl and Wasserwerke, n. pl. hd., 

V. artifices. 
Muid mfr. Maitre anglais,Quarter, 
een Engelsche inhoudsmaat; quarter; das 
Englische malter. 

Mulberry-tree, eng., v. maulbeerbaum. 
(beerholz. 
Mulberry-wood, eng., v. maul 


748 MULJ)E 

Mulde, f. hd.. v. block 3) . — v. 

bac 3) . ~ V. j atte. 
Muldenblei, n. hd., V. bleibloek. 
Muldengewólbe, n. hd , v. cross


vault 

Mule, Mule-Jenny, eng , v. feinspinnmaschine 
1). M. room, v. 
spinning-room. — Selfacting m., 

V. mull-Jenny renvideur. e• M. 
spinning-frame, v. feinspinnmaschine 
1). ~ M. twist, v. fil du 
métier à filer en fin, s fil. 
Mulegarn (gesohleiftes), n. hd., v. 
fil de ecoton légèrement retors. 
Mulemasc kiene, Mule Jenny, 

f. hd., v. feinspinnmaschiene. .s 
Selbstspinnende m.,v.mull-Jenny 
renvideur. 
Mulezwist, m. hd., v. fil du mé


tier a filer en fin, s fil. 
Mul j e, f. hd., v. mole. 
Mull, eng., Mulle, f. fr. Gemalen 

schil van de meekrap, v färberröthe 3). 
Muller, eng , v. stbssel. ~ v. molette. 
a• v. moëllon b. 
Mülleraxt, f. hd. Molenaarsbijl ; mil


lers-ax; liacbe de meunier. 
Mullion, eng., v. meneau ij. 
Mullion, Munnion, Monycale, 

Monial, eng. Hoofdstijl, middelstijl van 
een gothisch raam of vensteropening; fen. 
sterstock, das au frecht stekende mittelst, uck, 
der munch,; meneau. 

Mullion-swing, eng. Stijl van een 
spagnolet raam ; spagnoletf egel, rahmschenkel; 
battant à meneau. 

Mull-Jenny m. fr. en fin, v feinspinnmaschiene. 
•• M. en gros, 

V. belly. M. à retordre, v. twining-
Jenny. 
Mull-Jenny renvideur, m. fr 
Zelfwerkend spinwerktuig, mule-Jenny, Jen 
; selfactor, selfacting-mule; selfactor selbst--ny 
spinnende mulemaschine. 
Mulm, m. hd., V. minerai décomposé. 
Mulquinerie, f, fr. Kamerdoek -, sluier 
weverij; lawn-fabrication; linonmanu--doekfactu 
r. 
Mulquinerie, f. fr. Het kantmaker ; 
lace-working; spitzenarbeit. 
Multiple, adj. fr. & enq. Meervoudig, 
veelvoudig; vielfditig, viel/ach. 
Multiplex-thread-screw , eng. 
Schroef met meer dan één draad of gang; 
schraube ruit mehreren gewinden; vis it deur, 
trois, etc. pas. 

Multiplicand, in. hd. & eng., Mul 

m. fr. Vermenigvuldigtal. -tipliean.de, 
Multiplicateur, m. fr., Multiplicator, 
m. hd., Multiplier, eng. Ver


menigvuldiger. (ging. 

Multiplication, * . Vermenigvuldi-
Multiplicator m. hd. (electromagnetischer), 
V. galvanometer. 
Multiplier, v, a. fr., Multiplici-

MUNTZ'S METAL. 

ren, hd., To multiply, eng. Verme


nigvuldigen. 
Multon, m. hd., v. molton. 
Multure-chest, eng. Meelkist op ko


renmolens; metzkasten; huche à mouture. 
Mum-glass, eng., v bocal. 
Mummergold, n. hd., v. glimmer. 
Mund, in. hd. Voorste opening van ver


schillende zaken, mond; mouth; bouche. 
Mundfriesen, f. p1. hd., v. mou


lures d'une bouche à feu. 
Mundleich, ni. hd., v. ajutage. 
Mundleim,m.hd.,v.colle á bouche. 
Mundloch, n. hd., v. embouchure 

& entrée d'une galerie. 
Mundnagel, m hd., V. clou à tote 
plate. 

Mundpropf, m. hd. Houten stop, prop 
van een kanon, tampion, stopper; tampon, 
tape du canon. 1 

Mundreif, m. hd., v. astragal 9). 

Mundrohr,n.hd. Schwanzschraubenbohrer, 
Schroeftap voor de staartschroef 
van een geweer; screw-tap; quille, 
taraud. 

Mundspatel, m hd. Mondspatel, voor 
het snijden van den tongriem ; spatula for 
cutting the spring; spatule pour 1'operation 
du filet. 

Mundspiegel, m. hd. Mondspiegel; 
dilator; dilatoire, miroir de la bouche. 
Mundstiftchen, n. hd., v. clou 
d'épingle. 

Mundstuck, n. hd., v, embouchure. 
o•• (Gastrenner), v. bee á 
gaz. ~ V. bauquin. ® M. des blasebalges, 
v balgrohr. M. an 
feuerspritzen, v. bout de lance b. 
~ M. mit zungenfreiheit, gebit met 
een poort ; mouth with an arch; embouchure 
avec liberté de languje. 

Mundsti tikreiniger, m. hd., V. 
gas-blower. 
Mündung, f hd., v. mouth of a 
piece of ordnance. •° Schoorsteenpip, 

V. chimney-shaft. ~ M. des gebuses, 
v. mouth of the nozzle 
and the blast-pipe. ~ M. eines 
trichters, Trichtermund, opening 
van de pijp eens trechters; mouth of a 
funnel; pavilion. ~ M. des lochs, v. 
embouchure. 
Mundungsfries, m. hd.. v. bour


relet 6) fiber 1). 
Mi ndungsweite, f. hd., v. cali-
Munitions, f. pi. fr. Kruid en lood, 

ammunitie voor handwapens; small-arm-ammunition; 
gewehr-munition. 
Munnion of a door frame, eng., 

V. montant du milieu, s. montant 
2). (hd , v. moutier. 
Munster, n , Mttnsterkirche, f. 
. Muntz's metal, Muntz yellow 
metal, eng. Geel metaal, muntzmetaal, 
metaal voor het koperen van schepen 
muntz-roetall; inétal de muntz. 


MUNZABD.RUCK 

Mi nzabdruck, m. hd. Muntafdruk ; 
ectype of a coin; ectype. 

Mi nzabfall, m. hd. Muntafval (bij 
bet smelten); sweepings which fall off in 
coining; raclures de monnaies. 

Mi nzablieferung, f. hd., v. brève. 
Mi nzabschnitzel , n. pl. hd. , v. 

cisailles I). 
Munzamboss, m. hd., v. tasseau. 
Munzblock, m. hd., v. eépeau. 
Mi nzdevalvation, f. hd. Waarde


vermindering van in omloop zijnde munt; 
disvaluation of coin; démonnétisation. 
Munzdruckwerk, n. hd. Munt schroef; 
balancier; balancier. 

Mi nze, f hd., v. coin 1). ~ Mi nzstatte, 
Mi nzhaus, v. fabrique de 
monnaies. ® (Miinzstadt) , stad 
die bet recht heeft van muntslag; coinagetown; 
ville de marque. •o. Falsche m., 

V. beischlag. •® M. mit volkommenen 
erhaltnem gepr^ge, goed, 
duidelijk zichtbare muntslag op oud geld; 
well preserved coin; médaille a fleurs de coin. 
Manzeisen, n. hd., v. fallwerk. 
Minzen, n. hd., v. ausmunzen. 
Minzen, V. a. hd., V. to coin. 

M. durch druekwerk, v. monnayage 
au balancier. — M. mit 
dom hammer, V. monnayage au 
marteau. — Durch den stempel 
-druck der durchschnittmaschine 
hart gewordene m., muntplaatjes door 
het uitslaan hard geworden ; coins hardened 
by the blank cutting engine; monnaies ecrouies. 

Munzenbeschreiber, m. hd. Munt

-

beschrijver; numismatographer; numismato


graphe. 
Munzer, m. hd., v. mint-man. 
Mi nzerei, f. hd., V. coinage. 
Munzfälscher, m. hd., v. kipper. 
Mi nzfeile, f. hd., v. beschrotfeile. 
Munzfirnisz m. hd. der Mexi.ka


nischen piaster, Vernis der Mexikaan


scbe piasters, v. lèche. 
Mii.uzfuss, m . hd., v. feingehalt. 
Munzgegenrechner, m. hd. Con


troleur voor bet gehalte der muntplaatjes ; 
deputy-warden of the mint; contre-garde. 
Mi nzgeprange, n. hd., v. eMpreinte 
2) . 
Munzgerath, n. hd., V. mintingimplements. 


ML nzgewicht, n. hd. Gewicht zuiver 
goud of zilver in een muntstuk ; weight 
of pure metal in a coin; taille. 

Munzhammer m. hd. (grosser), 

V. bouard. 
Munzjustirer, m. hd., v. ajusteur. 
Mi nzkosten,m.pl.hd.,v. coinage 2). 
Mi nzkr tze, f. hd. Afval. verlies in 
de munt ; scrapings in a mint; déchet de la 

monnaie. 
Munzkunst, f. hd., v. ausmunzen. 
Munzmeister, m. hd., v. mint— 

master. 

MUR. 749 

Munzplatte, f. hd., v. blank 1). 
Klangloze, unganze m., v.dumb 
piece. 
Munzpresse, f. hd., v. anwurf i). 
Obertheil einer m., v. sommier 
1) . 

Munzprobe, f. hd., V. essai. ••• 
Ungleichheit in der m., Verschil in 
de essaai -proef; difference at the assay; 
tressaut. 

Munzrand ni. hd. (^usserster), v. 

débord. 
Munzscheere, f. hd., v. coupoir. 
Munzsehiene, f. hd., v. carreau 

6). — M. zu schrötlingen schla— 
gen, de muntplaatjes uit de reepen of 
groote platen slaan ; to form the planchets; 
couper les lames en flans. 

Mi nzschneider, m. hd., v. cou


peur 1) . 
Miinzsehrift, f. hd., v. legend. 
Munzschwengel, m. hd., v. an


wurf. 
Munzstadt, f. hd., v. munze 3). 
Mi nzs t tte, f. hd., V. mi nze 2) . 
Miinzstempel, m. hq., v. frappe. 

V. carré 3), 4). 
Munzumschrift, f. hd., v. legend. 
Mi nzwage, f . hd., V. assay-balance. 


Mi nzwährung, f. hd. Muntstandaard, 
wettig gehalte van de muntstukken ; valve, 
standard; valeur des monnaies. 

Munzwardein, m. hd , v. essa


yeur 2). 
Muntwerk, n. hd., v. mintwork. 
Munzwerkst^tte, f, hd., v. mint


smithery. 
Munzzeichen, n. hd , v. gewicht 
-zeichen. ® v. déférent. 


a. Mur, m. fr., v. mauer. — M. 
adosse á un terre-plain, muur, waartegen 
grond rust, b. V. een kaaimuur ; wall 
leaned against an earth-body; die an erdreich 
angelehnte mauer. — M. a ailes, 
vleugelmuur van een keerdam, van een gebouw, 
v. fli gelmauer. ~ M. en air, 

v. spandrell-wall. ~ M. aligné, 
(seulement dun cóté) aan eene zijde schoon 
(glad) gewerkte muur; the wall one side 
worked fair; einhauptige mauer. ® M. 
d'appui, borstwering; parapet, breastwall; 
brustungsmauer. — M. de ba— 
taille, v. crown of a blast-furnace. 
— M. de batardeau, gemetselde. 
sl.eenen keerdam, die het water op 
peil houdt; water-stop-wall; wehrmauer. -
M. bouclé, gezette muur, muur met 
een buik ; battering-wall; wall which batters, 
shrinks; ausbauchende mauer, bauchige 
mauer. — M. de bousillage, v. cobwall. 
— M. en briques, v. brickwork. 
— M. de cave, v. cellarwall. 
— M. de chemise, v. contre 
mur & chemise 7). — M. de el.óture, 
afsluitingsrnuur, ringmuur ; enclo63* 



750 MTUR COUPÉ -- MURAYLLEMENT. 


sure-wall; close-wall ; ein- umfriedigungsmauer, 
ringmauer. ~ M. coupé, muur 
met balkgaten ; wall with timber-holes; mauer 
mit bfinungen zum einlegen der balken. •^ 

a. M. crénelé, muur met kanteelingen 
(in de bouwkunde); battled, embattled wall; 
gezinnelte mauer. ~ b. M. erénelé, 
muur met schietgaten (in den vestingbouw) ; 
loop-holed wall; crenelirtemauer, schartenmauer, 
vertheidigungsmauer. ~ M. de 
culée, v. culée d'un pont. M. 
en decharge, op ontlastingsbogen rustende 
muur ; wall upon discharging-arches; 
auf schildbogen ruhende mauer. — M. 
déehaussé, muur met blootliggend fondament; 
bare-based-wall; mauer mit ent 
de défence, V.-blosstem grund. — M. 
mur crénele b. — M. détaché, 
vrije, alleenstaande muur; detached revetment; 
freistehende mauer. •e M. de 
douve, bekleedingsmuur van een waterof 
welput; lining; inwendige mauer um 
eihen brunnen. ~ M. d'échiffre, M. 
en echiffre, trapmuur, waar de treden 
ingemetseld zijn; carriage-wall, string-wall; 
wangenmauer. — M. d'enceinte, v. 
mur de cloture. M. extérieur, 
buitenmuur; external-wall, out-wail; aussenmauer, 
umfassungsmauer. ••• M. de face, 
voormuur, frontmuur; front-wall; vorderwand, 
frontmauer. n•• M. de fortification, 
vestingmuur; fortress-wall; festungsmauer. 
~ M. gauchissant, v. mur 
bouclé. ~ M. de hourdage, ruwe 
muur van veldsteen ; rubble-wall; rauhe 

mauerwerk, feldsteinmauer... M. intérieur, 
M. de milieu, v. mittelwand. 
M. mitoyen, gemeenschap 

muur; common-wall, partition-wall,-pelijke 
mean-wall; gemeinschaftliche grensmauer, 
communmauer. ~ M. en moëllons, 
muur van gebouwen steen ; quarry-stonewall; 
bruchsteinmauer. ~ M. orbe, blinde 
muur; dead-wall; mauer ohne fenster and 
thuren, fensterlose mauer, blinde mauer. 
~ M. de parpaing, muur van enkel 
streksche lagen ; perpend-wall; mauer aus 
tauter binderschichten. •®• M. en Pierre 
sèche, gestapelde muur, zonder cement; 
dry-wall; trockene, kaltemauer, steinpackung. 

M. de pignon, gevelmuur ; gablewall; 
giebelmauer. — M. de pisé, v. 
mud-wall. ••e 1VL planté, op bindwerk 
gefondeerde muur; wall founded upon 
grating; auf rost stehende mauer. ~ M. 
de pourtour, v. mur extérieur. 
M. principal, Fronton d'un 
haut—fourneau, hoofdmuur, voormuur 
van een hoogoven ; main-wall-frontispice of 
a blast furnace; stirnwand eines bohofens. 
— M. de protection, scherm voor den 
glasoven ; screen; schirmmauer. •.o M. de 
refend, v. mur interieur. e• M. 
de remplage, M. rempli de hourdage, 
de bloeage, zware muur, uit 
twee afzonderlijke muren, die gevuld zijn 
met beton of steen ; wall filled up with 
rubble-work or rubble-walling, baked-wall, 
coffer-work, packed-wall ; gusswerk, fullmauer, 
brucbsteinmauerwerk zwiscben zie 

réfractaire, brand--gelbduptern. ® M. 
muur, muur tegen brand of vuur bestand; 

strong-wall, protecting against the fire, fireproof-
wall; brandmauer. — M. de revêtement, 
V. revetment. — M. du 
sas d'une écluse, sluismuur; lift-wall; 
fallmauer. ~ M. de soutènement, 

V. breast-wall. — M. taluté, M. 
en talus, v. escarpe. ••• M. de traverse, 
dwarsmuur; cross-wall, dwarf-wall; 
quermauer, zwerchmauer.•^Le m , farde, 
s'affaisse, Arend Coup, de muur ver 
zet zich ; the wall settles, sinks in;-zakt, 
die mauer senkt sich, setzt sich, senkt sick 
ein. — Le m. se fend, de muur scheurt; 
the wall splits, gapes; die mauer reisst, bekomt 
risse. — Le m. gauchit, pousse, 
bombe, de muur zet zich, krijgt een 
buik, vliegt ; the wall batters, shrinks; die 
mauer baucht aus. ••• Blancher un m., 
een muur witten ; to whitewash a" wall; 
eine mauer weissen, betunchen. — Bret— 
teler un m., een muur van gehouwen 
steen afboenen ; to regrate a wall; eine 
mauer mit besenputz versehen . — Enduire 
un m., een muur onder de rel glad rapen 
; to plaister a wall; eine mauer abputzen. 
e Finir a enduire un m., een 
muur pleisteren, een muur afwerken; to set 
a wall; to finish the plastering; eine mauer 
tiincben, glattputzen. — Plotter, Crépir 
un m., een muur pleisteren ; to (loot 
a wall; auf eine maner den putz aufziehen, 
den aufzug bringen. o• Gobeter, Ra— 
valer un m., een muur vol rapen, ruw 
pleisteren ; to roughcast, to render a wall; 
eine mauer berappen, bewerfen. — Monter 
un m. sur des vouten , een 
muur op bogen grondvesten ; to put a wall 
upon arches; eine mauer auf bogen satteln. 

b. Mur, Muray, m. fr. Muur in kolenmijnen, 
tusschen de pijlers van kool; cog; 
versatzmauer, bergversatzmauer. — M. 
dune couche, Lit, grond van eene 
horizontale ertslaag; floor-pavement, shill, 
sill (of horizontal veins); das liegende, die 
soble eines flötzes. — M. d'un filon, 
grond van eene ertsader; foot-wall, underlaying-
wall (of a lode); das liegende (eines 
ganges) liegende salband. — M. de sLi.reté 
(en Belgique), veiligheidspijler, 
stut, in den mijnbouw; rib, barrier (north 
of England) chain-wall (Scotland); sicherheidspfeiler, 
webrstoss. 
Murage, m. fr., v. maconnerie. 

Muraille, f. fr. Lange muur ; long-wall; 
lange mauer. — M. de face, v. mur 
de face. ••• M. de briques crues, 

V. cob-wall. — M. de marbre, v. 
marmorwand. 
Muraillement, m. fr., v. maçonnone. 
— M. des galeries, het met



MURAL-CIRCLE 

selwerl in de mijnen ; walling; gruben• 
mauernn g, — (Massif), v. chemise 
d'u.n Naut fourneau. ~ M. des 
puits, waterdicht metselwerk der mijnputten 
; ginging, walling of shafts; schachtmauerung. 


Mural—circle, eng. Muurcirkel; mauer


cirkel; cercle-mural. 
Muray, m. fr., v. mur b. 
Mureau, m. fr. Metselwerk van het 

blaasgat' van een smidsvuur; tewell-wall, 
twyer-wall; forrngemhuer. e v. murtia. 

Murexide f. fr. & éng. Acide purpurique, 
murexide, purperzuur ; purpursdure, 
murexid. 

Muriacite, f. fr., v. anhydrit. 
Muriate, m. fr. & eng. Verouderde 
naam van hydro-chlorate ; salzsaures salz. 

M. de chaux oxygéné, v. souschlorite 
de chaux. —M. de sonde, 
V. bergsalz. 
Muriatic acid, eng., v. acide hydrochlorique, 
s. acide. — Hyperoxygenized 
m. a., v. acide chlo rique, 
S. acide. ~ M. ether, v. 
ether marin. 

Muriazit, n. hd., v. anhydrit. 
Muricalcite, eng., v. bitterspath. 
Murier, m. fr., v. maulbeerbaum. 
Murtia, m. fr. Gestapelde muur in 

mijnwerken (Henegouwen); cog, dry-wall; 
trockenmauer. 
Muryacite, m. hd. y eng., v. anhydritspath. 
Muschel, f. hd., v. coquille. — 

M. am stichblatt, openingen in de 
stootplaat van een degen, oog ; eye; oeil, 
douille. 
Muschelgold, n. hd., v. malergold. 
Muschelig, adj. hd. Schelpvormig; 
conchoidal; en forme de coquille. 

Muschelrad, n. hd., v. wagenrecht 
liegendes muhlrad, s. muhlrad. 


Muschelseide, f. hd. Haarbos van 
den zijdemossel, byssus; byssus; bysse, poll 
de nacre. (silber. 

Muschelsilber, n. hd., v. maler 
-Musehelventil,

n. hd. Schelpklep; 
shell-valve; soupape a coquilles. 
Muschen, f. pi. hd., v. écailles 6) . 
Muscovy—glass, eng., v glimmer. 
Muscusfarbe, f. hd. Bruinroode kleur 

der stoffenververs ; brownish-red-colour; couleur 
Brune rouge. 

Museau, m. fr. Arm van een leunstoel; 
prop, support of the arms; armlehne. — 
Rand van den baard des sleutels; edge, 
rim of a key-bit; rand ani scblusselbart. 

M. de la tuyère, neus van de blaaspijp 
; nose of the twyer, furnace-end of the 
twyer; formrussel, rüssel. 
Muselière, f. fr., v. maulkorb. 

Muserolle de la têtière, f. fr. 
Neusriem van het hoofdstel ; nose-band, nosepiece; 
nasenriemen. 

MUST-COOP. 

Musette, f. fr., V. cuisette. — v. 
dunne stellen. 

Mushroom sugar, eng. Z wamsuiker; 
schwammzucker;. sucre de champignon. 
Musical-watch, eng., v. montre 

a carillon. 

Music-demy, eng. Eene soort van 
drukpapier voor muziek ; eine sorte noten 
papier de musique. -papier; 
Music—paper, eng. Muziekpapier ; no


tendruckpapier; papier de musique. 
Music—pen, eng., v griffe. 
Music—wire, eng. Stalen snaren voor 

piano's; stdhlerne seitendraht; ill d'acier it 
instrument. 
Musikdose, f. hd., v. montre à 
carillon. 

Musirt, adj. hd. Met ornamenten, bloem werk, 
enz. voorzien (van drukwerk); ornamented, 
flourished; gris, orné. 

Musivgold, n. hd., v. deuto-sulphure 
d' étain. 
Musket, eng., V. flipte. ®M. boring-
mill, V. Hinten bohrmuhle. 

— M. boring engine, V. bane a 
forer, s. bane. — M. lock, v. mus 
-ketensehloss. ~ M. stock, v. bois 
de mousquet, s. bois & fut. — M. 
ball, v. flintenkugel. — M. barrel, 

V. barrel fl. — M. powder, v. poudre 
a mousquet. 
Muskete, f. hd., v. musket. 
Musketenschaft, m. hd. Lade van 

een musket; musket-stock; bols de mousquet. 
Musketenschloss, n. hd. Musketslot; 

musket-lock; platine de mousquet. 
Musketon, m. hd., v. blunderbuss. 
Musketry-fire, eng., v. feu d'in


fanterie, s. feu. 
Muslin, eng. Neteldoek ; musselin, nes 
mousseline. — Indian m., In--seltuch; 
disch neteldoek ; Indischer musselin; malle 

Fine m. from East--molle, tanget. — 
indies, fijn Oost-indisch neteldoek ; feiner 
Ost-indischer musselin; cossas. — Leno 
m., v. lenomuslin. — Open m., 

los geweven neteldoek; lose gewebter musselin; 
tarlatane. 

Musoir m. fr. d'une écluse, Vleugelmuur 
van het sluishoofd; wing-wall of a 
lock-crown; flugelinauer am schleusenhaupt. 

Musselin, m. hd., v. muslin. 
Lose gewebter m., v. open muslin, 

s. muslin. — Indischer m., v. Indian 
muslin, s. muslin. — Finer 
Ostindischer m., v. fine muslin 
from East-indies,s. muslin. — Einfacher 
m., v. mousseline 5). 
Musselwagen, m. hd. Ruimte tusschen 
de betings en de fokkemast; space 
between the main-bits and the fore-mast; 

espace entre les bittes et le mat de misaine. 

Mussif, m. fr., v. in mosaik ge


arbeitet, s. mosaik. 
Must, eng., v. mout. 
Must-coop, eng., v. mostbi tte. 


752 MUSTER 

Muster, n. hd., V. Lehr. ~ v. échan.tillon. 
m• v. stencil. — v. design 2). 

— Durchstochenes m., V. poncis. 
Fortlaufendes m., v. dessin 
courant. — Gerades m. durch 
einziehen, patroon op geweven stoffen, 
verkregen door het verschillend inscheren 
van den ketting; design produced by entering-
draught; dessin b la course, dessin 
su i v i . ® Gesturztes m., v. dessin 
à régard. •• Nach eiasem m. gezeichnet, 
naar een patroon geteekend of 
gemaakt; taken from a patern; patronné. 

Musterausnehmen, n. hd., v. absetzen 
3) . 
Musterbild, n. hd. Voorbeeld, monster 
; model, type, ideal, paragon; modèle, 

idéa 1. (tonne. 

Mustereisen, n hd , v fer fa-
Musterelle, f. hd. Standaard van de 
el; standard-yard; aune étalon. 
Musterer, Mustermacher, m. hd. 
Modelmaker, V. modeleur. 
Musterkarte, f. hd. Monsterkaart; 
paper of paterns; carte d'échantillons. 
Mustermass, Mustergewicht, n. 
hd. Standaardmaat, legger, v. etalon. 
Musterpapier, n. hd., V. carte 

rigata. 
Musterpappen, f pl. hd., v.card to). 
Musterpresse, f. hd., v. fourrure 6). 
Musterschneider, in. hd., v. mus


terer. 
Musterweberei, f. hd., v. bildweberei. 
Mute, eng. Slecht, weinig opleverend 
(van ertsen); taub; sourd, stérile. 

No 

Nab of a door-lock, eng., v. fermoir 
I). 

Nabe, f. hd., v. boss. ® Naaf van 
een wiel, v. nave. ® Opening der trekplaat, 
V. embouchure. 

Nabel m. hd. eines gewt lbes, v. 
clé d'un arc. — Brandpunt , v. brennpunkt. 
~ Navel van het schijfglas; navel; 
nombril. 

Nabeln, v a. hd., v. bosseler. 

Nabenband, n. hd. v. nabenring. 

Nabenbohrer, m. hd., v. tarière 
à goujon. 
Nabenbuchse, f. hd., v. nave-box 
& botte de roue. ~ Metallene n., 

V. botte de roue en bronze. '•• 
Geschmiedete eiserne n., gesmeed 
ijzeren naafbus uit twee stukken, voor bou . 
ten assen ; body-box; boste de roue en for 
forgé. ~ Vordere n., voorste helft der 
gesmeed ijzeren bus; linch-box; petite bofte. 
NXBERSCHMIED. 

Mutter, f. hd., V. giessmutter. 

V. écrou. — v. abschlag. ~ Half 
doorzichtige steen ; prebble ; prime. ^•. 
Sechsseitige m., v. écrou à six 
pans. 
Mutterbohrer, m hd., v. englischer 
bohrer, s. bohrer. 
Mutterfr^smaschine, f. hd., V. 
écrou 2) . 

Mutterhammer, m. hd. Hamer voor 
het smeden van moeren; nut-hammer; marteau 
à écrou. 

Mutterlauge, f. hd.,v. mother-ley. 

Mutterrbhrchen, n. hd., v. lade


stoeknuth. 
Mutterschraube, f.hd., v. écrou I). 
Mutule, eng., v. dielenkopf. 
Muzzle, eng ., V. embouchure 2) . 

— v muffelgesicht. ~ V. bouche 
5). ~ v. absehen 1) & bouton de 
mire, s. bouton. v. maulkorb. 
~ M. stopper, v. regenpfropf. ••• 
V. balgdeute. — v. bourrelet 6). 
Muzzle-astragal, eng. Versiering, 
band, astragaal aan den mond van een kanon 
; halsband; astragals de la volée. 

Muzzle-moulding, eng., v. mOUlures 
d'une bouche á feu. 
Muzzle -sight, eng , v. vorderes 
absehen, s. absehen. 

Myria— ,Voorvoegsel der fransche namen 
van het tienduizendvoud van den meter, 
myriamèter t o o o o meters. 

Myricine, * Een der bestanddeelen 
van bet bijenwas; wachsstof. 
Mystique pur, in. fr. , V. style 
ogival primaire national. 

— Hintere n., achterste helft van de 
gesmeed ijzeren bus; body-box; grande bofte. 
Nabenformig, adj. hd. Naafvormig; 
nave-shaped; en forme de moyeu. 
Nabenholz, n. hd. Naafhout, hout 
voor radnaven ; nave-wood; bols de moyeu. 
Nabenloch, m. hd. Gat van de naaf, 

voor de bus ; nave-hole; emboiture du moyeu, 

oeil de roue. t 

Nabenkappe, f. hd. Kap van de 

naaf; wheel-cap; chaperon du moyeu. 

Nabenring m. hd. (ausserer) , Naafband; 
rear-hoop; frette. Naafring; fronthoop; 
frette. ® (Innerer), achternaafband 
; body-hoop; hind nave-hoop; frette. 

Nabenringe der laffete, m. pl. hd. 
Naafbanden van een affuitwiet; hoops and 
fillets; cordons et frettes. 

Nber, m. hd., v. nabenbohrer. 
Naberschmied, m. hd. Boorsmid, 
boormaker; auger-maker; vrillier. 


NACARAT 

Nacarat, m. fr. & eng., Nacaratfarbe, 
f. hd. Levendig, helder oranjerood. 

— V. flockenroth. 
N aeelle, f. fr., v. nachen. •• v. 
grain d' orge ,ij. ~ v. einziehung 3). 
Nach, adj. hd. Na, achter, langzaam; 
slow; retard. 
Nachahmen, v. a. hd. Namaken (in 
goeden of kwaden zin); to imitate, to copy; 
imiter, copier, contrefaire. 

Nachahmung, f. hd. Namaaksel, kopie 
; imitation; imitation. — Genaue n., 
zuivere kopie ; fac-simile; fac-simile. 
Nacharbeit, f. hd. Overwerk; extra 

work;. poste, travail extraordinaire. Het 
bekleeden, afwerken van een dijk; lining of 
a dike; revêtement dune digue. ••. Navolging; 
copy; copie. 

Waehbeizen, v. a. hd. Op nieuw ver 

voor de tweede maal verven, wol, ka--ven, 
toen, enz.; to redye; reteindre, passer une 
seconde fois par la couleur. 

Nachberg, m. hd. Koperschiefer uit 
Mansfeld; coppery schist; schiste cuivreux 
du comté de Mansfeld. ~ Schieferklei uit 
Hessen; schistous clay; argile schisteuse de 
Hesse. 

Nachbeschickung, f. hd. Het bij 

bij het gesmolten-voegen van het allieersel 
metaal ; additional alloy; alliage d'addition. 
~ Tweede vulling, oplading van het fornuis 
; second disposition of the furnace; seconde 
disposition du fourneau. 

Nachbesseren, v. a. hd. Afwerken, 
opmaken van metselwerk ; to patch up; revoir, 
repasser, repiquer, raccorder. 

Nachbild, n. hd., v. copie. 

Nachbilden, v. a. hd. Volgens een 

mal of model werken ; to mould; gabarier. 

Nachbohrer, m hd., v. foret. 

Nachdruck, m. hd.,v.contre-facon. 

Nachdrucken, v. a. hd., v. contrefaire. 
(facteur.

Nachdrucker, m. hd., v. contre-

Nachen, n. hd. Boot, die de kabel 
draagt van een gierpont; boat, anchoringboat; 
nacelle. 

Nachfärben, v. a. hd. Oververven; 
redye; ramender. 

Nachfeilen, v a. hd. Met de zoetvijl 
opwerken ; to take o/ with the adjusting 
file; rebaiser. 

Nachformen, v. a. hd., v. nachbilden. 
Nachgehen, v. n. hd. Naloopen, ach 
uurwerken); to loose, to go-terloopen (van 
too slow; retardif, retarder. 

Nachgerben, v. a. hd. De huiden op 
nieuw in de looikuip brengen ; to tan again 
the hides; repasser les peaux au tan. 
De spelt op nieuw malen ; to bring the spelt 
again to the mill; repasser I'épeautre sous 

la meule. 

Nachglanz, m. hd. Nalichten ; to 
continue lightening; continuer à donner de 
la lumière. 

NACHSUCHEBVCHSE. 753 

Nachhaar, n. hd. Grondhaar; afterhair; 
arrière -Deur. [ion 1). 

Nachhanger, m. hd., v éméril-

Nachlassen, v. a. hd., v. filer b. 1). 

Naehlassen, v. n. hd., v. anlassen. 

Nachlauf, m. hd., v. faints. ~ v. 
nalop. 

Nachmachung, f. hd. Namaak ; 
counterfeit, counterfeitung, infringement; 
contrefacon. 

Naehmodelen, v. a. hd. Volgens een 
model vormen ; to mould after a model; 
mouler d'après un modèle. 

Nachmuhle, f. hd., v. moulin de 
recense. [eher 1). 

Nachplatten, v. a. hd., v. éca-

Naehpoehen, v. a. hd. Op nieuw 
stampen , to crush again; bocarder encore 
une fois, actiever à bocarder. 

Nachprobe, f hd Tegenproef ; counter-
essay ; contre-essai. — v. contreépreuve. 


Nachsatz, m. hd. Terugvloeien ; flowing 
back; refoulement, regonflement. 

Nachschicht, f. hd. Buitengewoon 
werk, buitengewone taak; extra-task; tache 
extraordinaire. 

Nachschlag, m. hd. Terugslag van 
den bliksem of electriciteit; back-stroke; 
choc en retour 

Nachschlagen v. a. hd. (einem 
gange), Al voortwerkende een ertsader 
volgen: to pursue a vein; suivre un ton, 
avancer en percant dans la roche. 

Naehschlcht, f. hd. Weverspap; 
starch; colle. (key. 
Nachschii ssel, m hd., v. false 
Nachschneiden, v. a. hd. Volgens 
een model snijden ; to carve after a model; 
couper d'apres un modèle. — V. Sleter. 
Nachschroter, m. hd. Opruimer, 

vijfkanteboor ; piercer; pereo r. 

Nachsehi ren, in. hd. Het oppoken, 
schoonmaken en opstoken van het vuur van 
den glasoven ; poking; tisage. 

Nachschürfen, v. n. hd. Reeds op 
het terrein weggeworpen ertsen weder opzoeken 
; to take up old superficial diggings; 
reprendre les fouilles déjà faites à la sur 

(seigern.-face dun terrain. 

Nachseigern, v. a. hd., v. aus-

Nachsetzen, v. a. hd. Erts bijvoegen 
(in den oven); to add ore; ajouter du 
minerai. — Het allieersel bijvoegen ; to alloy; 
mettre l'alliage. — Nog eene pagina 
zetten ; to compose another page; composer 
encore une page. 

Nachsicht am munzsehrot, f. 
hd , v. remedium. 

Nachstich, m. hd, Nagemaakte gravure 
; counterfeited engraving; gravure contrefaite. 
— v. copie. 

Nachsuchebuchse, f. hd. Proefpaal, 
proefkast, plaats waar de draden eerier 
onderaardsche telegraaflijn boven den grond 
komen voor het opzoeken van storingen ; 


754 NACHTARBEIT 

testing-box, verification-box; bofte de vèrification. 
Nachtarbeit, f. hd. Nachtwerk ; night's 
work; n u i tée. 

Nachthaus, n. hd., v. habitacle. 

Nachthorn, n. hd. Nachthoorn, or


gelregister, dat weemoedige toonen geeft; 

register of an organ that produce a lugubrous 
sound; jeu d'orgue lugubre. 
Nachtiampe, f. hd. Nachtlamp; nightlamp; 
Lampe de veille. 
Nachtleuchter, m. hd. Nachtkandelaar; 
night-candlestick; mortier de veille. 

Nachtriegel, m. hd. Nachtschoot (van 
een slot); night-bolt; pêne interieur, verrou 
de nuit. 

Nachtschreibkunst, f.hd., v. nyctographie. 
Nachtschreibmaschine, f. hd., v. 

nyctographe. (signal. 
Nachtsignal , n. hd., v. night-
Nachtstundenzeiger, M. hd. Wij zer 
van een uurwerk, die de nachturen 
aanwijst; hand which indicates the hours at 
night; aiguille qui moutre les heures de nuit. 
Nachttelegraph, m. hd. Nachttelegraaf 
; night-telegraph; tdlégraphe de nuit. 
Nachttelescop, n. hd. Nachtkijker; 

night-glass; lunette de nuit. 
Nachttisch, m. hd Nachttafeltje; 
night-stand; table de nuit. 

Nachtwächterhorn, n. hd. Horen 
van den torenwachter ; watchman's horn; 
cornet de crieur. 

Nachtweiser, m. hd. Hoogtemeter, 
vroeger in gebruik om de hoogte der sterren 
te meten ; nocturnal; nocturlabe. 

Nachwasser, n. hd. Verdund salpe


terzuur; light aqua (ortis; eau forte faible. 

Nachweisung, f. hd., v. lettrine. 

Nachwinkeln, v. a. hd., v. equerrer 
2) . 
Nachwolle, f. hd. Slechte wol ; after 
wool, second wool; seconde laine. 
Nachzug, m. hd., v. étirage supplémentaire. 


Nacrite, m. fr. & eng., Nakrit, m. 
hd. Nakrit, een mineraal, eene varieteit 
van den talksteen, dat zeldzaam is. 

Nadel, f. hd. lioekbindersbros; stitchingpin; 
broche. (St(ssel), voeler van 
de Jacquard•machine ; needle; aiguille. 
Fluweelnaald, V. épingle 2). ® Busennadel, 
v. broach. — N. am 
dri cker, v. ga,chette ij. ~ Gelbe 
n., v. * aiguille d'essai. — N. zum 
marlen, V. aiguille à merliner. — 
Ná,hnadel, v. aiguille. — N. mit 
rundem auge, naald met een rond oog; 
needle with round eye; aiguille à chas rond. 
—Radirnadel, Reissnadel, Punctnadel, 
v. drawing-point. ~ N. mit 
silbernem, goldenem ohr, naald 
met verzilverd, verguld oog; silver-eyed, 
gold-eyed needle; aiguille Is tête argentde, 
dorde. — Stecknadel, v. épingle. 

-- NADELN. 

~ Winzige n., v. camion. ~ N. 
um dern zundloch luft zu machen, 
v. épinglette. ~ Die arbeit 
in den schnabel der n. leiten, v. 
former aux petits coups. 

Nadelarbeit, f. hd. Naaldenwerk, met 

de naald gemaakt; needle-work; travail fait 

à l'aiguille. 

Nadelbarre, f. hd Naaldstang van 
den kousenweefstoel; soul; áme du métier 
a bas. 

Nadelbereit, Nadelfertig, v. n. 
Gevouwen, gekhipt en gespeld, klaar om te 
naaien ; finished; faudé et appointé. 

Nadelbleié,n.p). Nadelbleistii.ck, 

n. hd. Naaldenvoeten , naaldgewichten ; 
needle-leads, tin or leaden foot in which 
the needles are stuck; pied d'aiguille, plomb 
à aiguille. 
Nadelblende, f. hd. Rood antimonium erts 
; red antimony-one; mine d'antimoine 
rouge. 

Nadelbrief, m. hd. Een brief spelden, 
pakje spelden ; packet of needles; pacqet 
d'dpingles. 

Nadeldraht, m. hd., v. fil a moule. 

— N. zuschneiden, v. to nip 2) . 
Nadelfabrik, f. hd. Naaldenfabriek; 
needle-factory: fabrique d'aiguilles. 
Nadelfeile, f. hd., v.lime à aiguille. 

~ N. des goldarbeiters, v. round 

file for grooving, s. file. 

Nadelfórmig, adj. hd. (Van werktuigen) 
naaldvormig; in the shape of a 
needle, needle-shaped; en aiguille. ~ ( In de 
scheikunde en natuurlijke historie) naaldvormig; 
acicular; acérd, acéreux. 

Nadelgrund, m. hd., v. fond d'ai


guilles. 

Nadelhalter , m. hd. Naaldhouder, 
handvat om eene naald in te zetten ; needlebearer; 
porte-aiguille. 

Nadelhölzer, n. pl. hd. Naaldhout; 
trees with acicular leaves, pines; arbres a 

feuilles aciculaires, pins, sapins. 
Nadelkissen, n. hd. Speldenkussen; 
pin-cushion; carreau, gelote, peloton. 
Nadelkohle, f. hd. Straalkool; acicular-
coal; charbon aciculaire. 

Nadelkopf, m. hd. Kop eener speld; 

pin's head; tête d'épingie. ~ Oogeinde van 
eenti naald; needle-head; tête dune aiguille. 

Der n. anschlagen, V. frap


page. 

Nadelköpfe m. pl. hd. auf der 

form drehen, v. godronner 2) . 

Nadelkopfschneider, m. hd., v. 
entêteur. 

Nadelkrystalle, m. pl. hd. Naaldkristallen, 
naaldvormige kristallen ; raphides; 
raphides, gymnodermes. 

Nadelll,nge f. hd. Nadelschaft, 

V. hanse. 
Nadelmass, n. hd. S, naaldmaat; mea


sure of needles; S. 

Nadeln f. pl. hd. lange, dunne 


NADELOHR 

n., v. sharps. ~ Halblange, halbdicke 
n., v. betweens. ® Kurze 
dicks n., v. blunts. 

Nadelohr, n. hd., v. eye of a 
needle. 
Nadelpapier zu hu.lsen, n. hd., v. 
cartridge-paper. 

Nadelschaft, m. hd., v. hanse. 

Nadelschaftschneider, m. lid., v. 
drahtschneider. 

Nadelspath, m. hd. Naaldvormige 
kalkspath ; spicular carbonated spar; chaux 
carbonatée spiculaire. 

Nadelspitze, f. hd. Punt eener naald 
of speld ; point of a needle or pin; pointe 
d'aiguille ou d'épingle. 

Nadelstab, m. hd., v. brodeur. 

Nadelsteckerinn, f. hd., v. bouteuse. 


Nadelzinnerz, n. hd., v. étain 
oxydé cristallisé. 

Nadelzuspitzer, rn. hd , v. empointeur. 


Nadir, * . voetpunt; fusspunct, hd. 

Nadler, in. hd. Naaldenmaker ; needlema/
eer ; aiguillier. — Speldenmaker, v. 
épinglier ij. 

Nadlerwipp e, f. hd, , V. entê toir. 

Nageante adj. fr., Carde n., Kaarde 
met veerkrachtige, ombuigende baken ; teasel 
with flexible teeth; weberkarde deren baken 
nachgeben, sich unnlegen. 

Nagel, m. hd., V. clou. ~ N. von 
holz, v. cheville. — N. von holz 
am schiffe, v. gournable. _•N. 
an der schiessscheibe, v. broche 
d'un blanc. — Driehoekig prisma van 
klei, waarop het aardewerk in de moffels 

staat ; triangular support for the plates etc. 
in the saggars; periiette. — 12.000 nagel, 
v. nails. — N. einschlagen, 

V. enfoneer 3). ® Kleine n., kleine 
spijkers, gruis; small nails; semences. ••• 
Geschnittene n., v. cut-nails. 
N. aufs gewicht, v. clou au poids. 
Mit hólzernen n. befestigen, 
V. cheviller 1). — Die hölzernen 
n. herausziehen, houten pennen uit 
losbreken; to unpeg; décheviller.-trekken, 
~ N. ohne kopf, v. clou étêté. 

— Versenkter n., ingedreven spijker; 
driven in nail; tête perdue d'un clou. — 
N. mit aufwarts stehenden zahnen, 
v. cheville a barbe. 
Nagelambos, m. hd. Spijkermakersaambeeld; 
anvil to make nails on; enclume 
de cloutier. 

Nagelbank, f. hd. Nagelbank; rangers 
with belaying pins; rátelier is cbevillots. 
Nagelbohrer, m. hd. Fretboor; gimlet; 

vrille. 
Nageldoeke, f. hd., v. étampe 3). 
Nageleisen, n. hd. Trekker van een 

kanon ; cartridge-drawer; repousseur. o v. 
clouère. ~ v. nail-rod. — v. 
étampe 3). 

NAGER. 755 

Nagelerz, n. hd., v. fer oligiste 

concrétionné. 
Nagelfabrik, f. hd., v. clouterie. 
Nagelfarbe, I. hd. Nagelkleur, ijzer 

nail-colour, iron-grey; couleur d'ongle,-grijs; 
gris de fer. 

Nagelfels, m. hd. Een mineraal, dat 
uit hoekige stukken bestaat, onverschillig 
of zij gelijkaardig zijn of niet; breccia, pudding-
stone; brèche, gompholite monogenique. 

Nagelfl.uhe, f. hd., v. nagelfels. 
Nagelform, I. hd., v. clouère. 

V. étampe 3). (forme. 
Nagelfórmig, adj. hd., v. cludi-
Nagelhagel, m. hd., v. mitraille 
de vieux fer. 
Nagelhammer, m., Nageihammerwerk, 
n. hd., v. clouterie. 
Nagelholz, n. hd., v. dressoir 2). 
® V. tringle. 
Nagelkopf, m. hd. Spijkerkop; head 
of a nail; tête d'un clou. 
Nagelkopfstahl, m. hd., v. nailhead-
tool. 
Nagelkorb, to hd. Spijkermand; nail


basket; corbeille a clous. 
Nagelkram, in. hd., v. clouterie. 
Nagelloch, n. hd., v. étampure. 
Nagelmaschine, I. hd. Schroef zon


der einde om spijkers in te drijven of uit 
te trekken ; endless screw; vis sans fin pour 
enfoncer ou arracher les clous. 

Nagein, v. a. hd., v. clouer. ••• 
Met bouten nagels aan elkander verbinden; 
to nail; gournabler. 

Nagelneu , adj. hd. Splinternieuw; 

brand-new, span-new; tout neuf. 
Nagelschaft, m hd., v.nail-shank. 
Nagelscheere, f. hd., v. cisoire. 
Nagelschmied, in. hd., v. nail


smith. 
Nagelschmniede, f. hd.,v.clouterie. 
N agelsehneider, m. hd., v. che


villeur. (meissel. 
Nagelschrot, m. hd., v. block-
Nagelstein, m. hd., v. onyx. 
Nagelstiel, m. hd., v. nail-shank. 
Nagelwerk, n. hd , v. gitterwerk. 
Nagelzange, f. hd., V. loup 4). 
Nagelzieher, m. hd. , v. claw


wrench. 
Nageoire, f. fr., v. bi ttenstuhl. 
Nager, Ramer, v. a. fr. Roeien ; to 

oar, to pull, to row; rudern, rojen, riemen. 

— N. de bout, staande roeien ; to row 
standing; stekend rojen. — N. de long, 
met lange of groote slagen roeien ; to row 
a long stroke; lang rojen, beim rojen lang 
ausholen. — N. plat, op zijn engelsch 
roeien, de riemen na eiken slag plat leggen 
; to turn the oar flat after each stroke; 
auf englisch rojen, natb jedewe strich die 
riemen plat werfen. — N. pas see, slecht 
roeien, spatten bij het ophalen van den riem; 
to spirt water in rowing ) bad rowing; mit 

den riemen das wasser aufspritzen. schietkt 


756 N .GEL R, 

rojen. ~ N. stribord et scier babord, 
aan stuurboordszi roeien en aan 
bakboordszij strijken ; to pull the starboardoars 
and hold back the port-oars; an steiuerbord 
rojen and an backbord streichen. 

Nageur, Rameur, m. fr. Roeier ; 
rower, oars-man; ruderer rojer. 
Nagleinbi, n. hd. Nagelolie; oil of 

cloves; holle de girotle. (gite. 
Nagyager erz, n. yid., V. nagya-
Nagyagite eng. Foliated tellu


rium, Tellurium glance, Telluriumgians, 
bladerig tellurium ; blätlererz, bldttertellur; 
élastnose, telluxe natif. 

Nandraht, m. hd., v. bridge or 
trepan of the vat. 
Nahekloben, n. hd Naaitang; sewing


block; chevalet, mordant. 
Nahen, v a. hd., v. coudre. 
Nahesaulig, adj. hd., V. entreco


lonnement systyle. 
Náhgarn, n. 'hd., v. fil à coudre. 
N,hgestell, n. hd., v. cousoir. 
-Nahmaschine, f. hd., v. machine 

a coudre. 
Nähnadel, f. hd., v. aiguille. — 

N. mit gebohrtem ohr, v. drilled 
eyes. — Die aufs neue gegluhten 
U. mit dom hammer wieder 
gleichschlagen, v. dresser de marteau. 
Nahrahmen, m. hd , v. cousoir. 
Nahring, m. hd. Naairing; tailor's 
thimble; de sans fond. 
Nahrungssaft, m. hd Voedingssap 
der planten ; sap; sève. 
Nahsaulige stellung , f. hd., V. 
entrecolonnement systyle. 
Nahsehraube, f. hd. Naaischroef; 

pin-cushion vice; carreau is coudre is vis. 
:N ähseide, f. hd., v. cusirseide. 
N ah t, f. hd.. V. fuge & joint. 

V. formnaht. ® Soldeernaad ; joint, 
joining; rapport. - N. zweler dossirungen, 
v. jonction de deux talus. 
~ N. am flintenrohr, gewelde 
naad van een geweerloop ; suture of a gunbarrel; 
saudure de canon a fusil. - Ueberwendliche 
naht, V. mantuamaker's 
hem. ~ Durchgenahte n. 
am legel, v. monk-seam. 
Nahtseite, f. hd., V. abrechte. 
Nahthaken, m. hd., v. beo de 
Corbin. 
N ihtiseh, m. hd. Naaitafel ; sewingtable; 
table á coudre. 

Nahtpersenning, f. hd. Banden ter 
versterking der naden ; parcelling upon the 
seams; bandes pour couvrir les coutures. 

Nail, eng., V. clou. ~ Copper 
n., koperen spijker; kupferne nagel; clou de 
cuivre 

Nail (to), eng., V. clouer. — v. 
nagelra 2). 
Nail (to) a shoe on a pile, eng., 

V. ferrer le bout d'un pieu. 
NAP. 

Nail- basket, eng , v. nagelkorb. 
Nail-bore, eng., v. elouère. 
Nail-claw, eng., v. claw-wrench. 
Nail-colour, eng., v. nagelfarbe. 
Nail-driver, eng., V. chasse-clous. 
Nailer, eng., v. nail-smith. 
Nail-form, eng., v. clouère. 
Nail-forming-board, eng., v. es


tibois. 
Nail-head-tool, eng. Haakb(jtel; na


gelkopfstahl; espèce de crochet. 
Nail-hole, eng., v. étampure. 
Nailing, eng , v. clouture. 
Nail-mandrel, eng., v. étampe de 

cloutier. (terie. 
Nail-manufactory, eng., v. clouNail-
mould, eng., v. elouère. 
Nail-nippers, eng , v. loup 4). 
Nail-rod, eng. Spijkerijzer; nageleisen, 

schneideeisen; verge fendue, fer fendu, fer 
fenton, fenton carillon. 
Nails eng. 12.000 n., 12.000 spijkers 
; 12.000 nagel; somme. 
Nail-shank, eng, Lijf van den spij


ker ; nagelstiel; tige de clou. 
Nail-shaped, eng., v. cludiforme. 
Nail-shears, eng., v. cisoire. 
Nail-smith, eng. Spijkermaker; na


gelschrnied; cloutier. 
Nail-tool, eng., v. elouère. 
Nail-trade, eng., v. elouterie. 
Nail-up (to), eng , v. annageln. 
Wail without head, eng., v. clou 

étêté. 
Nails eng. (small), v. kleine nagel, 
s. nagel. 
Naissance f. fr. de 1'avant, Be


loop van den boeg; bow's spring; stevenan


satz. ~ N. d'enduit autour d'une 

fenêtre, lijsten rond kozijnen en deuren, 
in spetie of cement getrokken ; dressing 
made of plaster; plastered dressing; geputzte 
chambranle, fenstereinfassung in putz. 

N. do flit de colonne, v. congé 1). 
~ N. de voO.te, voet van een gewelfboog, 
begin van een toog ; spring, springing 
of a vault; gewolbanfang, kdmpherlinie, 
widerlagslinie, anfall, v.eommeneement 

d'une voüte. 
Naked-floor, eng., v. empoutrerie. 
Nalop, Nachlauf, m. hd. Leksiroop; 

drips; strop d'égout. 
Name des veelegers, m. hd., v. 
imprint. 
Nankin, Nanquin, m. fr., Nankin, 
Nankeen, eng., Nanking, m. hd. 

Geelachtig katoen van gossypium religiosum. 

Nannierstein, m. hd. Soort van agaatsteen, 
kwarts, agaat uit Moraviën ; Moravian 
quartz agate; quartz agathe de Moravie. 

Nap, eng., v. flor. 

Nap (to) the cloth, eng , V. garzijn 
les draps. — To n., to rise 
with a nap, V. cotonner. — To 
n., to raise the nap of wollen 
cloth, v. (riser. —To n., to raise 


NAPERY 

the nap, V. aplaigner. - To n. 
again, op nieuw rouwen, nog eens kaar 
den ; au/'s neue scheren, die wolfe wieder 
aufkrdlzen; repaumer, regarnir. To n. 
against the hair, v. contre-poil. 

-To n. evenly. V. dépiéter. 
To n. and shear, v. affiner ). 
To n. unevenly, v. bertauder. 
Napery, eng., v. lingo de table. 
Napf, m. lid., v. gewölbo. v. 
écuelle. 
Naphta, n. hd., Naphte, in. fr., 
Naptha, eng., v. erdöl. 

Naphtalin, n. lid. & eng., Naphtaline, 
f. ir lNapbtaline, bijproduct der 
steen kolen gasfa brieken ; steinkohienkampher. 

Naphtalinunterschwefelsaure, 
ç. hd. Naphialine onderzwavelzuui ; hyposulphuric 
acid of naphtalin; acide hvpo-sul 

(naples.-phurique de naphtatine. 
Naples–yellow, eng. , v. jaune de 
Nappe, f fr. Tafellaken ; table-cloth; 

tiscbtuch. -Watten ; wad; watte. - v. 
fell ). ~N. d'autel, altaarkleed, ataardwaai; 
altar-cloth; altarbetiang, antipendiurn. 
N. boutonneuse, verward 
vlies; knotty-lap; knotiger wickel -

N. du cOne, etc. mantelviak, van een 
kegel, enz. ; super/icies, surface; mantelflhcbe, 
mantel. - N. de curée, herten 
huid; deer-skin; hirschbaut. - N. d'eau, 
grondwater, boogte van het grondwater 
under-ground-water; under-ground-water-level; 
grundwasser, grtindwasserspiegel. —N. 
d'eau souterraine (dun puts artésien) 
waterspiegel van een artesische bron ; subterraneous 
water, sheet of water; unterirdische 
wasser, niveau des unteriïdischen 
wassers. - N. de feu, v. feuernapf. 

-N. de lame ou de coton, v. 
fleace 2). - N. de pêne, v. formoir 
2). ~N. de voûte, v. voûte 
a, nappe. 
Nappeuse , f. fr. Wattenmachine; 
fleecing-machine; vliessmaschine. 
Napping, eng. , v. garnir les draps. 

-N. brush, v. brosse a l'apprt. 
-N. comb, v. aufstreichkamm. 
-First n., v. lainage en herman. 
Naps, eng. Mazen of oogen van 't ongesneden 
fluweel ; noppen; petits mailles a 
la surface du velours. 

Nap–warp, Pile–warp, eng. Bovenketting, 
fluweelketting; polkette, obericelte, 
sammtkette; chamne de poll. 

Narbe, f. hd, v. grain, eng. - N. 
geben, Narben, v. to grain 1). -

N. wegnehmen, v. to cut off the 
grain. 

Narbeisen, n. hd., v. for a grainer. 

Narbenbrüchig, adj. hd. Nerfbreu 
kig (van Ieder); chapped; cicatrisé, crevasse. 

Narbenleder, n hd., v. cuir grené. 

Narbenloses-leder, n. hd. Slecht 

gestrekte huiden; ungrained leather; cuir 
mal étiré. 

NASSER WEG. 757 

Narbenseite, f. hd., v. grain de 
la peau. 

Narbenstrich, m. ltd. Het opmaken 
van het alwn gare Ieder ; glossing; glissade. 
Narbigmachen, v. a. hd., v friser. 
,- Ledr n., v. to grain leather. 

-Papier n., v. to grain paper. 
Narcein, n. hd., Narceine, eng., 
Narcéine, rn. fr. Narcelne, een alcaloid 
uit de opium. 

Narcotin, n. hd., Narcotine, in. 
fr. y eng. Narcotine, eene geknstalliseerde 
stof uit de opium; mohnstoff. 

Narines du tuyau aspirateur, 

f. p1. fr. Openingen in de zuighuis eener 
mijnpomp ; snore-holes; sauglocher einer 
sell achtpu mpe. 
Narrowchannel,eng.,v. canal a.2). 
Narthex, * . Binnenste voorportaal 
eener kerk. 

Nasal, m. fr. & eng. Neusgedeelte van 
het visier van een helm; na$enstick am 
helmvisir. 

Nase f. hd. des hobels, v. horn 
of a plane. -Arend; tang, tail; queue. 

-V mouth of the nozzle and 
the blast–pipe. - Druiplst van een 
vensterkozijn ; larmier; larinier des fenêtres. 
-Punt, neus van de ploegschaar; beckof 
the sock; bee du soc. - Die n. abstossen, 
v. coupor le nez de la 
tuyère, s. nez. 
Nasenband der haifter, n. hd., v. 
nose-band of a head-collar. 
Nasenbandriemen, M. hd., v. muserolle. 


Nasengasse, r. hd. Windpijp, van den 
blaasbalg naar den oven; conduit-pipe of 
the twyer; conduit de la toydre. 

Nasenkeil, in. hd. Mond, einde van 
den windpijp ; corner of the conduit-pipe; 
coin du nez de la tuydre. 

Nasenpflug, m. hd. Zoolploeg; beakplough; 
charme a nez. 
Nasensehiene, t. hd. Beslag van de 
zool ; band of the support; bande do support. 

Nasenschiacke, f. ad. Slak die zich 
vastzet aan den rand der blaasopening van 
een oven; scoria at the mouth of the conduit-
pipe; scone qui s'attache au bec de la 
tuvère, 

Nasenstück n. hd. am heimvi


sir, v. nasal. 

Nass, in. fr. Benaming in de mtjnwer. 
ken van BeIg'e van de in het gewelf der 
gangen gehakte opening, waarin de stut 
wordt geplaatst; holing in the rock for the 
end of a piece of timber; blitinloch. 

Nasse, f. fr. Verdieping, holte in den 
vloer van den hoogoven ; little vault at the 
bottom of the furnace; kleine hohlung urn 
hochofen. 

Nasse abziehen, v. a. hd. Een gietvorm 
gedeeltelijk laten droogen ; to deduct 
the humidity; défalquer, rabattre 1' humiditê. 

Nasser weg, rn. lid. Langs den natten 

64 


 

758 NASSKALTEMESSER --NAVIGATION. 

weg (in de scheikunde); humid way; voie Naturlehre, f. hd., v. natural phihumide. 
losophy. 
Nasskaltemesser, m. hd. psy-Naturstahl, m. hd., v. acier nachrometer. 
turel. 
Nasskältemessung, f. hd,, v. psy-Naufrager, v. n. fr. Schipbreuk lij 

chrometrie. to wreck; scheitern.-den ; 
Nasspochwerk, n. hd. Stampmolen Naulage, m. fr. Bevrachten, aan de 
die nat werkt; wet stamp-mill; bocard mouillé. kusten van de Middellandsche zee in ge-

Nassprobe, f. hd. Proef van het natte bruik; freighting; befrachtung. v.to freight. 
stampsel ; essay of the wet slick; essai du Nautik, f. hd. Zeevaartkunde ; art of 
schlich humide. — v. essai par la voie navigation; science nautique. 
humide. Nautisch, adj. hd. Nautical, eng., 

Nesther, m. hd., v. basket-work. Nautique, fr. Zeevaartkundig. 
Natif, adj. fr., Native, eng. Natuur Naval-architecture, eng., v. arniet 
door kunst verkregen ; gediegen,-lijk, chitecture navale. — N. force, 
nati f; v. s. gediegen. V. navy. 
National-colors, eng., v. enseigne Naval-ensign, eng., v. enseigne 

de poupe. de poupe. 
N ation alflagge, f. hd. ,v . ens ei gne 3) . Nave eng. of a church, Schip eener 
Natof kit, m. hd., v. earthy fluor. kerk ; schijf einer kirche; nef. ® N. of a 
Natrium, * . Sodametaal, sodium. wheel, naaf; nabe, hïclse; moyeu. 
Natrium oxyde, * . v. natron. Nave-borer, * eng. , v. tarière a 
Natrolithe, m. fr., v. mésotype. gouj on. 
Natron, n. hd. Natron, soda, bijtende Nave-box, eng. Bus, waarin de as 

soda ; soda; soude. — Boraxsaures n., loopt ; nabenbicchse; boite de roue. — v. 

V. borax 1) & borate de sonde. nabenbuchse. 
— Essigsaures n., v. essig soda. Navée f.hd. d' un bateau, v. buoy— 
N. haltig, natron bevattend ; sodaic; ancy. 
sodaique. — N. seife, natron zeep, har-Nave-hole, eng. , v. nabenloch. 
de zeep ; soda-soap; savon de soude. Nave-hoop, eng. Naafband ; ringe; 
Natte, f. fr., v. mat. — Touw van frette. — v. nabenring. 
stroo, strooband ; straw-band; strohseil. Navel, m. hd. & eng , v. nabel 3) . 
Natter, v. a. fr., v. Hechten. — Nave-shaped, eng., v. nabenfor-

N. le trousseau, v. to straw the mig. 
spindle. a Navette,f. fr. Kano, uitgeholde boom-
Nattes, f. pl. fr., V. entrelacs. stam als boot ; boat made of one tree; ka-
Nattier, m. fr V. mattenfl.echter. not, blockkahn. — (Poulie), v. block i). 
Natural philosophy, eng. Natuur-~ N. de plomb, v. bleiklotz. — 
kunde ; naturlehre; physique. N. des travailleurs, ploeg arbeiders, 
Naturally-curved-beam,eng. Ge-het aflossen der ploegen ; turn of the workbogen 
balk uit een krom gegroeid stuk hout ing party; arbeiterschicht, ablösung der argemaakt 
; krummgewachsen balken; poutre beiter. 
tintree naturellement, poutre naturellement b. Navette, f. fr. Spoel, weversspoel, 
courbe. schietspoel ; shuttle; schiitze, weberschutze, 


Natural-alum, eng., v. alun na-schiessspule, schiffchen, weberschiff. — N. 
turel. a main, V. hand-shuttle. — N. 
Natural-sine, eng. Natuurlijke sinus; volante, V. caribari. — N. rétronaturliche 
sinus; sinus naturel. (rel. grade, à retrait, a renvidage, spoel 
Natural-steel,eng., v. acier natu-met eene veer; spring-shuttle; schutze mit 
Natural-tangent, eng. Tangens in federspanning. — Faire courir la n., 
cijfers uitgedrukt ; tangente in zahlen aus-V. to cross the shuttle. — Ouvrier 
gedruckt; tangente exprimée en nombres. de la grande n., v. goidwirker. 
Natural-fortification,eng.,v. for-Ouvrier de la petite n., v. band


tification naturelle. macher. 

Naturdiamant, m. hd. Ruwe dia-Nave-wood, eng., v nabenholz. 
mant ; diamont unfit for the wheel; dia-Navigable, adj. fr. JY eng., Navimant 
de nature. gabel, hd. Bevaarbaar. 

Nature of the ground, eng , V. Navigation, eng , V. navigation,. 
nature des terrains. fr. b. 
Nature des terrains, f. fr. Gesteld a. Navigation, f. fr. y eng. Stuurgeaardheid 
van den grond; nature of-heid, manskunst ; steuermanskunst. 
the ground; bodenbeschaffenheit. b. Navigation, f. fr. Zeevaart, scheep-

Naturliche adj. hd. mennige, v. vaart, het zeilen ; navigation, sailing; schiffbleizinnober. 
~ N.-es tuch, v. fahrt, seefahrt, das segeln. — N. cirdrap 
brut. — N. sinus, v. natu-culaire, en grands eercles, grootral-
sine. cirkelzeilen ; great-cercle-sailing; segeln natb 


NAVIGTJER 

grossen cirkelbogen, grosscirkelsegeln. — N. 
intérieure, binnnenlandsche vaart; inland-
navigation; binnenschifffabrt. ~ N. de 
Mercator, zeilen volgens de aanwijzingen 
van Mercator's kaarten ; Mercator's sailing; 
segeln nach Mercator's karten.••N. plane, 
zeilen volgens de plani-globe ; plane-sailing; 
plansegeln. — N. a vapeur, stoom 
dampfschifffahrt.-scheepvaart, v. 

Naviguer, v. n. fr. Ter zee varen ; 
to lead a sea-faring-life; zur see fahren. 
Zeilen ; to sail; segeln. — Art de n., 

v. navigation a. 
Navire, m. fr. Schip, zeeschip ; seaship; 
ship, vessel; scbiíf, seesehiff. — N. 
euirassé, gepantserd schip ; armour-cased 
or amour-plated vessel; panzerschiff.— N. en 
fer, ijzeren schip; iron-ship; eiserne scuff. 
~ N. à helice, schroefboot; screwsteamer;
schraubendampfscbiff. —N.mixte, 
schip met stoom en zeilen, met bulpstoomvermogen 
; steaming- and sailing -ship; segeldampfschiff. 
~ N. sale, aangegroeid schip; 
foul ship; faule schuif. — N. à vapeur, 
stoomschip, stoomboot; steam-boat, steamer; 

dampfschiff, dampter. 

Navy, eng. Zeemacht, alle oorlogsche


pen van een volk ; seemacht; forces navales, 

marine, armement. 

Naye, f. fr. Kalfaatnagel; caulking


nail; kalfaternagel, senknagel. 

Nayelle, f. fr. Kalfaatkram, dubbele 

kalfaatnagel ; two-pointed nail; doppelnagel. 

Nealing, eng., V. gli he. 

Nealing-box, eng. , v. gli h


schachtel. 

Nealing—furnace, eng. Gloeioven der 

draadtrekkers ; glï hofen; fourneau a recuire. 

Neapelgelb, n . hd., v. jaune de 

naples. 
Neap-tide, eng , v. eau morte. 
Near-side, eng., v. cóté gauche. 
Near-side of the bridoon, eng., 

v. petit montant, S. montant. 
Near-side of a carriage, eng., v.cóté gauche. 
Near-side curb-hook, eng., v. 
curb-hook 2). 
Near-side-neck-strap of the 

breast-plate, eng., v. petit mon


tant d' un poitrail, s. montant. 

Neát, adj. eng., v. clean 2). 

Neat—loaf of sugar, eng. Zuiver 

wit suikerbrood ; das nelle brod; pain bien 

net. 

Neats-foot-oil, eng. , v. huile de 
pied de boeuf. 
Nebelbank, f. hd. Bank, donkere wolk; 
misty appearance in the shape of an island; 

bane ndbuleux, bans de Brouillard. 

Nebelbilder, n. pl. hd. Nevelbeelden, 

verdwijnende gezichten; dissolving views; fan


tasmagorie. 

Nebelsignal,n.hd. Mistsignaal,scheeps


signaal bij mist ; sign of fog; signal de 

brume. 

N E BK SEITE. 

Nebeistern, m. hd., v. étoile nebuleuse. 
Nebenarbeit, f. hd., v. accidenzarbéit. 
Nebenausgaben, f. pl. hd., v. fauxfrais. 


Nebenausgang, m. hd. Zijdeur, gebeime 
deur; private entrance; dégagement. 

Nebenbahn, f. hd , v. branchline. 


Nebenbau, m. hd. , v. appentis. 

Nebeneinander, hd. Tegenover elk. 
ander (iets plaatsen) ; opposite each other; 
régioné. 
Nebenfaden, m. hd. Bijdraad, ver 
; extra thread,-dubbeling, versterkingsdraad 
supplemental thread; fil de renfort. 

Nebenfelge, f. hd. Versterkingstuk 

aan de radkrans van waterraderen; strengh


tening felly; jante de renforcement. 

Nebenfli gel, m. hd. Zijvleugel, v. 

aile—latérale. 

Nebengang, m. hd. Zijgang ; lateral


passage; allee latérale, contre-allée. — (in 

mijnen:) zijgang; side-lode; contre-felon. 

N ebengasrbhre, Seitengasróh


re, f. hd. Spruit van eene gaspijp ; branch


gas-pipe; conduit, tuyau à gaz d'embranche


ment 

Nebengeb ude, n. hd Bijgebouw, 

afzonderlijk gebouwtje bij een hoofdgebouw; 

bywork, pavilion, penthouse; pavillon, báti


ment ddtaché, bátiment additionnel. 

Nebengeleise, Weichgeleise, n. 

hd. Wisselspoor; passing, passing-place; voie 

d'dvitement, voie supplementaire. 

Nebengesenk, n. hd. Kleine mijn


put, bq-mijnput; side-shaft; puits latdral, 

ouverture latérale 

Nebengestein, n. hd. Wandgesteente 

in mijnen ; partition-rock; roche des parois. 

Nebengraben, m. hd. Afwaterings


gracht of sloot; counter-drain; contre-fossé, 

fossé de decharge, ddchargeoir. 

Nebenhof, m. hd. Binnenplaats; by


court; mdsaule. 

Nebenleistung, f. hd., v. lost ef


fect, s. effect. 

Nebenlinie, Seitenlinie, f. hd., v. 

branch-line. 

Nebenpfeiler, m. hd. Hulpschoor, na


burige schoor; adjoining pillar; pilfer voisin. 

Nebenpforte, f. hd. Zijdeur; side-door; 

petite porte da coté. 

Nebenpfosten, m. hd., v. nebenn


pfeiler. 

Nebenrad, n. hd., v. follower 2). 

N ebenrolle, f. hd. Hulprol ; adjoining


roll; rouleau voisin. 

Nebenschiff, n. hd.,v. nef laterale. 

Nebenschlag, m. hd. Muntstuk van 

te laag gehalte ; base-coin; fausse monnafe. 

Nebenschussstein, m. hd. Steen 
naast den sleutel, in gewelven , masonry 
next the key-stone; contre-cle. 

Nebenseite, f. hd., v. wile. 


760 NEBENSTANGE 

Nebenstange, Seitenstange, f. 
hd. Zijstang; side-rod; tige latérale. 
Nebenthur, f. hd., v. nebenaus-gang. 
Nebentreppe, f. hd. Aclltertrap, v. 
couloir. 
Nebentriebstange, f. hd., v. bielle 
latérale. 
Nebentrum, n. hd. Zijdelingsche erts 
by-vein; veine de 61on.-ader; 
Nebenuhr, f. hd. Vergelijkingsuur. 
werk ; declining-dial; horloge secondaire. 
Nebenunkosten, f. p 1. hd. , v. fauxfrais. 
Nebenwinkel, m. hd. , v. angle 
adjacent. 

Nebenwurf, in. hd., v. aile. 

Nébuleuse, f. fr., v. étoile nébuleuse. 
Nebulous star, eng., V. étoile nébuleuse. 
Neck, eng., v. hals. o v. canonnière. 
~ V. collet 8). — v. cou i). 

— N. of a bayonet, v. branche 
coudée. — N. of the breech-pin, 
V. talon de la culasse. ~ N. of a 
capital, v. fries 4). _ N. of the 
cascable, v. collet du bouton. ••• 
N. of a column, v. gorge de colonne. 
— N. of a percussioncock, 
v. gorge du chien de fusil. 
— N. of a piece of ordnance, v. 
collet de canon. ~ N. of a roller, 
v. collet 7). ® N. ofthe spur, 
V. collet de 1' éperon. ~ N. of the 
violon, v. manche. 
Neck-breaker,eng. Springijzer;spring


draht; cercle. 
Neck of the breech-pin, eng ., v. 
talon de la culasse. 
Neck of the cascable, eng., v. 
collet du bouton. 
Neck of the embrasure, eng 

. , 

Interior opening, opening van een 
schietgat aan den binnenkant; innere schar 
ouver--tenó ffnung, hintere scharten weite; 
ture interieure dune embrasure. 
Neck-fillet, eng., v. lintel du culde-
lampe. 

Neck-harness, Neck-strap, eng. 
Haam van een trekpaard; halskoppel; colleron. 
~ Temporary n., reserve haam; 
reserve halskoppel; colleron de rechange. 

Neck of the nave, eng. Dunner 
voor-en achtereinde van de naaf; verjungung, 
verschwdchung, aushölung; écoltage. 

Neck of a sear, eng. Voorste gedeelte 
van de stang van een geweerslot; vordere 
stangenarm; decant. 

Neck of the spur, eng., v. collet 
de 1' éperon. 

Neck-twines, pl . eng , v. arcades. 

Neerolithe, f. fr., Neerolithe, 

f. hd Necronithe, eng., v. trachyte. 
Needle, eng., v. aiguille. — Collar 
n., v. carrelet. — Darning n., 

NEEDLE-SHAPED. 

stopnaald ; stop nadel; aiguille à repriser, à 
reprises. ® Declining n., v. abweichungsnadel. 
— Dipping n., v. 
aiguille d'inclinaison. ~ Dry n., 

v. drawing-point. ~ N. with 
round eye, v. nadel mit rundem 
auge. — Embroidery, Carpet, 
Rug n., borduur of tapisserienaald, (zonder 
punt); sticknadel, tapeziernadel; aiguille 
a tapisserie. ® Flat n., v. carrelet. 
v Hosier's n., V. durchziehklinge. 
~ Hair n. hair-pin, v. épingle a 
friser. ® Knitting-frame n., borduurhaakje; 
strickramennadel; aiguille a 
bee. — N. of the Jacquard-loom, 
v. nadel f2). _ Knitting n., v. knitting 
n., s. knitting. — N. for 
working lace, v. kloppelnadel. 
Marline n., v. aiguille a merliner. 
® Dead magnet n., magneet
-

naald, die hare kracht verloren heeft; todte 
magnetnadel; aiguille morte. Mending 
with the n., fouten in het weefsel met 
de naald verbeteren ; stoppen, ausbesseren 
mit der nadel; restaupage. - Miner's 
n., v épinglette. ® Netting n., 

V. filetnadel. — To point the n., 
de punten aan de naalden slijpen ; spitzen; 
pointer les aiguilles. ® To hole the 
n.-paper, de gaten voor de briefspelden 
in bet papier steken ; die ldcher mit dem 
stechkarnm in das papier stechen; piquer les 
papiers. (handle) wijzer van het kompas 
van een barloge; rocker; aiguille de la 
rosette ® N. for sail-cloth, v. aiguille 
à ralingue. •! N . of a seacompas, 
V. aiguille aimantée. •^ 
Sewing n., V. aiguille. ®• Stitching 
n., v. heftnadel. ® Silver 
eyed or gold-eyed n., v. nadel mit 
silbernem, goldenem chr. N. 
of the semple, v. zantnad.el. •^ 
Touch n., v. aiguille d'essai. •^ 
Y n., v. fransennadél. ~ Yawing 
n., v. aiguille afolée. 
Needles, eng. pl. (measure of v. 

nadelmass. 
Needle-bar, eng., v. brodeur. 
Needle-bearer, eng. , v. nadel


halter. 
Needle-chaped, eng. , v. nadelfOrmig. 
Needle-factory, eng., v. nadel 

-fabrik. 
Needle-filo,eng.,v.lime a aiguille. 
Needle-full, eng., v. doitee. 
Needle--gun, eng • v. fusil à ai


gui lle. 
Needle-h ead , eng v. nadelkopf 2) . 
Needle-lace, eng 
., 
v. - dentelle á 

l'aiguille. 
., 
Needle-leads, eng., v. nadelbleie. 
Needle-maker, eng v. nadler.

., 

Needle-shaft-cutter , , eng. , v. 
drahtschneider. 
Needle-shaped,eng.,v.aciculaire. 


NEEDLE-SPAR 

Needle-spar, eng., v. aragonite. 
Needle-stamper, eng., v. estem


peur des aiguilles à Goudre. 
Needle-stick, eng., v. Brodeur. 
Needle-stone, eng , v. mésotype. 
Needle-telegraph, eng., v. télé


graphe a aiguille. 
Needle-work,eng.,v. n delarbeit. 
Neer, n. hd., v. eddy. 
Nef f. fr. d'une église, v. nave 

of a church. ® N. centrale, N. 
principale, Grande n., Haute n., 
schip, middelste, hoogste gedeelte van eene 
kerk ; middle-aisle, myd-alley; hauptscliiff, 
mittelschiff, bocbschiff. N. latérale, 

N. basso, Petite n., Bas-cóté , 
Contre-allée, Collatéral, zijbeuk ; 
side-aisle, low-aisle, low-side; abseite, nebenscbiff, 
seitenschifi. •• N. transversale, 
V. croisée d'église. 
Négatif, ve, fr.. Negativ, hd., Negative, 
eng adj. Negatief. 
Négativité, f. fr. Negativity, eng. 
Negativität, f. hd. Negativiteit. 
Negative-pole, eng., v. pole négatif. 
Negatively-electriefied, eng., v. 
electro-negatif. 
Negerhauer, m. hd., v. bergknapp. 
Negerkraft, f. hd. Sterke brandewijn 

met specerijen aangezet; strong and spiced 
brandy; eau-de-vie fine et fortement épicée. 

Negrecartis, m. hd. Turkscbe smaragd 
; morish-emerald; nègres cartes, émeraude 
de Cartbagène. 

Negrillo, m. hd. Zwavelzilvererts; sulphurated-
silver-ore; mine d'argent sulpburé, 
nigrillo d'Espagne. 

Negritos, m. hd. Grijs zilverboudend 
koper uit Spanje; Spanish grey-silver-cop


per; cuivre gris argentifère d'Espagne. 
Neigefiache, f. hd., v. dip. 
Neigeholz, n. hd., v. coulotte. 
Neigen, v. n. hd., v. incliner. 
Neigung, f. lid., v. gradient. o 

(Richtung) richtingslijn van eene mag 
verticity; verticité d'un compas.-neetnaald ; 

Helling eener mijngang, v. donlegig &
dip 2). — N. eines hobels, v. basile. 
— N. eines hobeleisens, v. 
pitch. — N. eines dachs, v. pepte 
d'un comble. 

Neigungscompass, m. hd., v. aiguille 
d'inclinaison. 

Neigungslinie f. hd. der magnetnadel, 
richtinglijn van de helling eener 
magneetnaald; line of inclination; ligne d'inclinaison. 


Neigungsloth, n. hd., v. doigt 2). 
Neigungsmesser, m. hd., v. elinometer. 
Neigungsnadel, f. hd., v. aiguille 
d'inclinaison. 
Neigungswinkel, m. hd., v. angle 
d'incidence. 
Nelken-campher, m. lid. Stearopt 

NESTELLEDER. 761 

der kruidnagelen ; caryophylline; car`•ophilline. 
Nenner eines bruches, m. hd , v. 
nominateur. 

Nennwerth, m. h.d. Nominale waarde, 
ruilwaarde; nominal-value; valeur nominale 


Neoidenrad, n. hd., v. coeur 3). 
Nepheline, eng. Vetsteen, een glas 
steen van plutoniscben oorsprong ; der-heldere 
fettstein; pïerre grasse. 

Néphrite, m. fr., Nephrite, eng., 
Nephrit, m. hd. Nephrite, niersteen, een 
groenachtige steensoort, v bitterstein. 

Neptune, m. fr., v. chamber of 
a lock & escalier de neptune. 

Nerf m. fr. de fer, Nerf, strepen in 
geslagen ijzer; stripe in soft iron; streifen 
im weichen eissen. — v. band, eng. 2). 

V. lit 3) . ••• N. de tracé, stijl of 
krul in den boog van een gotbisch raam ; 
tracery-rib; masswerksrippe, masswerksstab. 
Neroli, eng. Oranjebloesemolie ; pome


ranzenblï thendl; huile de fleurs d'oranger. 
Nerve, eng. of iron., v. nerf. 
Nerprun, m., Bourg-épine, f. fr., 

V. buckthorn. 
Nerv, m. hd., v. froissure. 
Nervure, f. fr. Ribbe, band ; feather, 
rib, ledge; rippe, feder. — N. de console, 
v. bead 5) . — N. de voute, 

v. cote de vofi.te. — N. arêtière, 
V. ogive. — N. décorative, sieraad band 
; surface-rib; zierrippe. ® N. dia 
-gonale,

kruisband, kruislijst, door een gewelf; 
diagonal rib; diagonalrippe. ® N. 
entremédiaire, Tierceron, tusschenband, 
strekband ; intermediate rib; strebrippe. 

N. du formeret, muurband ; wall-rib; 
w a ndri ppe.—N. du long d'une voute, 
Are—bornant, gewelfband ; longitudialrib; 
langrippe. — N. ramifiée, v. lierne. 
N. du sommet, Grande lierne, 
hoofd van de vertakte ribbe; ridge-rib; 
scbeitel ri ppe. — N. transversale, dwarsband, 
dwarsgording; transversal rib, crossspringer; 
querrippe, quergurt. 
Nervures, f. pl. fr. Koorden van den 
haute-lisse weefstoel ; cords; scbnure. — v. 
band, eng 2). 

Nesber, m. hd. IJzerhoudende zwavelz 
ure zwaaraarde ; ferrugenous sulphated ba 
ryta; baryte sulphatée ferrugineuse. 

Neseherde, f. lid., v. baryt 1). 
Neschgyps, m. hd., V. barytspath. 
Nesseltuch, n. hd , v. muslin. 
Nest, eng., v. chaudron 2) . 
Nest, n. hd. ongelijke plaatsen in bet 

laken ; knots; pas de chat. ® Opeenhooping 
van erts in een gang; graup of ore; 
groupe, nid de mineral. 

Nestel, f. hd. Nestel, veter ; lace; ai


gui (lette. 

Nestelbeschlag, m. hd., v. ferret 

d' aiguillette. 
Nestelleder, n. hd. Verguld leder voor 


 

762 NESTELMA.CHER — NEZ. 

behangsels ; gilt-leather for hangings; cuir Neubergsehlag, m. lid. Z weedsch kodoré 
pour tapis. per; Swedish-copper; cuivre de Suède. 

Nestelmacher, m. hd. Vetermaker; Neublau, n. hd. Nieuwblauw, door 
trimming-maker, tragger; aiguilletier. indigo gekleurde stijfsel, doorhaaiblauw ; mix-
Nestelnadel, f. Nesteistift, m. hd., lure of starch and indigo; mélange d'ami-

V. bodkin 1). don et d'indigo. 
Nestelstiftmaschine ,f.hd.werktuig Neubraun, n. hd. Nieuwbruin (blauwom 
malies te maken ; tag-machine; presse á zuur koper) ; prussiate of copper; prussiate 
lacet et oeillet. de cuivre. 

Nesterweise, hd In groepen ; by Neueste mode, f. hd. nouveauté. 

groups; en rognons, par nids. Neuf, m. fr. Petit-romain, v. 
Nestler, m. hd., v. nestelmacher. garmond. 
Net, adj. fr., V. clean 2). Neuf, adj. fr. (bols) Over land aan-
Net, eng. Tulle ; tïcll; tulle. gevoerd hout ; wood conveyed by land; zu 
Nether-mill-stone, eng., v. bed-land befordertes holz. 

der, bed-stone, s. bed. Neugebitg, n. hd. Berg, die nog niet 
Net-knitter, eng. , v. netzen-ontgonnen is; primitive mountain; mon


stricker. tagne vierge, montagne intacte. 
Net-pole, eng. , v. netzstange. Neugelb, n. hd., v. bleigelb. 
Net-string, eng , v. netzschnur. Neuneck, n. hd., v. enneagon. 
Nette brot, n. hd., v. neat loaf Neunzigflach, n. hd., v. ennéa


of sugar. contaèdre. 
Netting-needle,eng., v.filetnadel. Neusilber, n. hd., V. argent alNetting-
pin, eng., v. fransen-lemand. 

model. Neusohler kupfer, n. hd., v. , ce 
Nettings, pl. eng., v. boarding--mentkupfer. 
nettings. ~ Crotches for the n., Neusper, n. hd. Spath die ijzer bevat; 

V. batayolle. spar mixed with iron; spat mêlé de ter. 
Nettoyage, m. fr. Het droog schoon Neutralisation, t. fr., Neutralompen 
aan de papiermolens, met-maken der lization, eng., Neutralisirung, f. hd. 
de zeefmachine ; dusting; das sieben. — Veronzijdiging (in de scheikunde). 
Het schoonmaken van het metaal voor bet Neutraliser, v. a. fr. to Neutravertinnen, 
v. abbeizen. — Trou de lise, eng. , Neutralisiren, hd. Veronn., 
v. mud-hole. zijdigen. 

Nettoyer v. n. fr. les chiffons, Neutral-salt, eng., v. mittelsalz. 
de lompen uitziften ; to dust; sieben. Neutral-salz, n. hd., v. mittelsalz. 

N. les feuilles de métal, v. ab-Neutre, adj fr.: Neutral, hd. & eng. 
bei zen. ~ N. le marble, den corri-Onzijdig (zuur noch alkalisch). 
geersteen schoonmaken ; to wipe the stone; Neuwiederblau, n. hd. , v. bleu 
das fundament abwischen. ~ v. to Cut 3). de Breme. 
— V. towash. New-dye (to), eng., v. auff rben. 
Nettogeur, m. fr., v. clearer. Newel eng. of a winding stairNet-
work, eng., v. lacis. case, Spil van een wenteltrap ; spindel, 
Netz, n . hd., v. nest 1). ~ v. $-volle spindel; noyau, noyau plein . ~ Open 

let 6). [2) & boulin. n., bolle spil ; hohle spindel; noyau percé 
Netzbaum, m. hd., v. écoperche ou creusé. 
Netzarbeit, f. hd., v. lacis. Newelled stairs, eng., v. escalier 
Netzen, V. a. hd., v. mouiller. — a noyau plein. 

V. einlaufen. ~ Das papier n., v. New-fashion, eng., v. nouveauté. 
feuchten. — Het laken nat maken ; to Newspaper, News , eng. Krant; 
wet the cloth; Bonner la première eau. zeitung; journal. — Krantenpapier; zeitungs-
Netzfass, n. hd., v. mouillet. papier; papier a journaux. 
Netzkessel, m. hd., v. fäulungs-New-stocking, eng., v. anschaf


ki pe. ten. (peaux. 
Netzkubel, m. hd., v. mouillet. New-tin, eng., v. étain en eha-
Netzschnur, f. hd. Nettengaren ; net-Nez, m. fr., v. nose of the man


string; lignette. drel. ~ V. nose of the spindle. 

Netzsttinder, m. hd. Aluinkuip der N. de bateau, V. bow of a ship. 
handpapier fabrieken: wetting-tub; cuve à ~ N. de la tuyère , v. nasen 
aluner Ie papier. -sehlaeke.—Couper,Retraneher le 

Netzstange, f. hd. Maasmaat, pen om n. de la tuyère, de blaasopening schoonnetten 
op te breien ; net-pole; affiche. maken, de slakken afstooten ; to cut off the 
Netzstricker, m. hd. Nettenbreier ; slags on the conduit pipe; die nasa abstosnet-
knitter; tricoteur de filets. sen. — N. de potence, schaakrad-kloof; 
Netzwerk, n. hd., v. entrelaes. — potance; steigeradkloben. — N. de vais-

V. diamond-work. seau, Eperon, v. beak 1). 

NICARAGUAHOLZ 

Nicaraguaholz, n. hd., v. bois de 
campêche. 

Nice, eng., v. clean. 

Niche, f. fr. & eng. , v. bilderblende. 
Nicher, v. a. fr. V. einbienden. 
Nichtelectrisch, adj. hd. Niet electrisch, 
v. anélectrique. 

Nichtleiter, m. hd. Niet geleider (der 
electriciteit) isolator; non-conductor; nonconducteur. 
(de zinc. 

Nichts (weisses), n. hd., v. fleurs 
Nichts (graues), n. hd. Onzuiver 
grijs zinkoxyde, zinkgrijs ; tuty; tutie. 

Nick, eng., Notch, v. Bran 2). 
(Signature), V. Gran d'un caraetère. 
— v. écluse t) . ~ N. in a 
screw-head, v. fente de la téte 
d' une vis. 

Nickel, * . Nikkel. 
Nickel m. (r. antimonié, Antimoniumnikkel; 
antirnonial-nickel; antimonniekel. 

N. antimonié sulphuré, nikkelhoudend 
spiesglanserts, nikkelboudende antimoniumglans 
; antimonial-nickel-ore; nickel 
antimonglanz, nickelspiesglanzerz. N. 
arséniate, arsenikzuur nikkeloxydule; ar 
arseniksaure nickeloxydul.-seniate of nickel; 

N. arsénical, arseniknikkel, koper 
arsenical-nickel, copper-nickel; ar-nikkel ; 
— N. sul-seniknickel, rothnickelkies. 
V. pyrite capillaire.-phuré, 
Nickelantimonglanz, m. hd., v. 
nickel antimonié sulphuré. 
Nickelbli the, f. hd., v. arseniate 
de nickel. 
Niekelgri n, n hd. Nikkelgroen;nickelgreen; 
vert de nickel. 
Niekelocher, m. hd., v. arseniate 
de nickel. 
Niekelspiesglanserz, n. hd. , v. 
nickel antinaonie sulphuré. 
Nicker, eng. Snijdende punt, voorsnijder 
van een centerboor; einschneidiger zahn; 
pointe de la mècbe anglaise qui évide la 
circomference du trou. 

Nicking—board, eng. Bovenste schuine 
plank of plaat, van den tafel voor het 
looderts wasscben ; heerd; plancber.

Nicking-buddle, eng., v. kehrherd. 
Nieoteu, m. fr. Klezoor ; quarter of abrick; quartiersti ckchen, viertelziegel. 
Nicotine, f. fr. y eng., Nieotin, 

n. hd. Nicotine. 
Nid m. fr. de minerai, v. nest i).
N. de pie, bekroning van eene bres; 
crowning of the breach; brescbkronung, elsternest. 
— Par n-s, v. nesterweise. 
Niederbiegen, v. a. hd., v. to bend. 
Niederbord, m. hd., v. bilbord. 
Niederbringen, v.a. hd., v. forer a).
Niederbürsten, n. hd. , v. cou


chage 1) . 
Niederdruck, m. hd. , v. basso 
pression. 

NIEDERZIEHLITZE. 763 

Niederdrucken, v. a. hd. Naar beneden 
drukken ; to press down; peser sur... 

Niederdrueker, m. hd., v. niederdruek-
dampfmaschine, s. dampfmaschine. 


Niederdruckkessel , m. hd. , v. 
chaudière á basse pression. 
Niedergehen, v. n. hd. Doen inval 
to cut, to hew down; faire tomber,-len ; 

ébouler les débris. 
Niederhauen,n. hd., v. descente 3). 
Niederholen, v. a. hd.,v. haler bas. 
Niederholer, m. hd. , v. calebas. 
Niederholz, n. hd. Hakhout ; under


wood, copse; taillis. 

Niederkesselen, v. n. hd Een steun 
maken of laten staan, in den mijn-gewelf 
to construct a supporting vault; per--bouw; 

eer, construire une voute de soutien. 
Niederklopfen, v. a. hd , v. klop-


fen 3). 
Niederlage, m. id., v. etape i). 
Niederlegen, n. hd., v. couchage. 
Niederpressen, v. a. hd., v. nie


derdrucken. (lition. 
Niederreissen, n. hd , v. démo-
Niederschlag, m. hd., v. depot 1). 

— v. bodensatz. ~ V. fällung. •• 
N. bilden, v. déposer 4). ~ Electro-
galvanischer n., v. electrogalvanic 
deposit. ~ Durch eineet 
n. entstehen, door nederploffen on tstaan 
(scheikundige bewerking); to extract 
by precipitation; se faire par precipitation. 

— Leichter n. (Meisterpulver), 
oude benaming van een zeer licht nederplofsel, 
magister ; magistery; magistère. 
Niederschlagen (eine sure), v.a. 
hd., v. neutraliser. — V. absetzen. 
Niederschlagkupfer, n. hd. , v. 

cuivre eementatoire. 
Niederschlagsarbeit, f. hd , v. 
méthode de précipitation. 
Niederschlagung, f. hd. Het nederploffen 
(in de scheikunde); descension; pré 


cipitation. 
Niederschrauben, v. a. hd . Naar 
beneden schroeven ; to screw down; visser 

en bas. 

Niedersenken, V. a. hd. Uitdiepen, 
uitgraven, diep uitgraven ; to dig, to diepen; 
creuser, approfondir. 

Niedersinken, v. a. hd. Rechtlijnig 
naar beneden graven; to dig in a perpendicular 
line; fouiller perpendiculairement. 

Niedersinkung, m. hd., v. fon


gage 2). 

Niedersteigende bewegung, f. 
hd., v. mouvement descendent. 
Niedertreten der bleiplatten, 

n. hd., V. foncement de pied. 
Niederwasserrad, m. hd. , v. untersehlagtige 
miihlrad. 

Niederziehlitze, f. hd. Nederwaartsgaande 
lus van den zijdeweefstoel ; loweringheald; 
lisse de rabat. 


764 NIELLO -- NISZKAMM. 


Niello, eng., Nielliren, n hd., Niellage, 
m. fr. Niello, eigenaardige wijze van 
graveren en inleggen op edele metalen. 

Nieren, f. pl. hd. Langwerpig ronde 
ertsstukken ; kidney-ore; globules oblongs, 

rognons. 

Nierenerz, n. hd., v. fer oxydé 

géodique. 
Nierenstein, m . hd., v. bitterstein. 
Niet, m. hd. Scharnierpen ; rivet; lacet. 

.. V. nietnagel. — Geklonken larch der 
horlogemakers; riveting; rivure. ® Wijdte, 
opening van de beenen van een passer; 
opening, feet, rivet of the compass; ouvertore, 
branche, rivet du compas. 

Nietbank, f. lid., V. bane a river. 
Nietbiech, n. hd. , Rosette, klink 
riveting-disk; rosette.-plaatje; 
Nietbohrer, in. hd. Klinkgatboor; 
rivet-auger; tarière a rivet. 
Niete (versenkte),m. hd., v. flush 
rivet. 

Nieteisen, n. hd. Klinkijzer, pons der 
horlogemakers; riveting-punch; poincon a 
river. 

Nieten, V. a. hd., v. to clinch. 
(Vernisten, Umnieten), de punt van 
een spijker omslaan ; to rivet a nail; river 
an clou. 

Nietfest, adj. hd. Flink, stevig aan elkander 
verbonden ; firmly fixed; qui tient a 
fer et à clou. 

Niethammer, m. hd., v. marteau 
a river, s. marteau a. — v. brochoir. 


Nieth,mmerchen, n. hd., v. bankhammer 
2). ^ *v. Chasse pointes. 
Nietklóbchen, n. Nietkiuppe, f. 

hd., v. mordache a river. 
Nietmaschine, f. hd., V. machine 

à river. 
Nietmeissel, m. hd., v. nieteisen. 
Nietmutterblech, C. hd., v. bur. 
Nietnagel, m. hd. Klinknagel ; rivet


ing-nail; rivet, clou h river. — N. mit 
umgebogener spitze, spijker met omgeslagen 
punt; clinched nail; clou rivé, rivet. 
Nietpfaffe, f. hd., v. chasse-rivet. 
Nietpresse, f. hd., v. mordache 

à river. 
Nietpunze, f. hd., v. nieteisen. 
Nietstempel, m. hd., v. chasse


rivet. 
Nietstáekchen, n. hd., v. bane à 
river. 
Night-bolt, eng v. nachtriegel.

., 

Night-candlestick,eng., v. nacht


leuchter. (cop. 
Night-glass, eng., v. nachttelesNight-
lamp, eng., v. naehtlampe. 
Night–signal, eng. Nachtsignaal op 

schepen ; nachtsignal; signal de nuit. 
Night-stand, eng., v. nachttisch. 
Night-telegraph, eng ., v. nacht


telegraph. (beit. 
Night's-work, eng , v. nachtar-

Nigrillo d'Espagne, m. fr. , V. 
negrillo. 

Nigrin, Nigrine, eng., Nigrine, 

f. fr. .Nigrin, n. hd. Nigrine, eerre zwarte 
varieteit van tita,nzuur. 

Nigrine, f. fr., V. eisentitan. 

Nilerde, f. hd. Kleisteen ; clay-stone; 

argile endurcie. 
Nill, eng., v. fioekengest^ube. 
Nille, f. fr., v. anille. — N. a 

balance, beweegbaar, los molenijzer; balance 
ryne; scbwebende oiler balanceer baue. 

N. ferme, vast molenijzer; stiff ryne; 
feste balie. ~ N. d'une manivelle, 
v. crank-case. 
Nilstein, m. hd. Egyptische jaspis 
Egyptian jasper; jaspe. 
Nine–holes, eng. , v. kegelbrett. 
Niobium, c . Niobium, het metaal. 
Nip, eng. Hoofd der slotplaat van een 

geweerslot; vordere stollen, stolpen, stulpen, 
vordere 2varze; rempart. 
Nip (to) , eng V. émousser 1).

.,

to N. the balls, eng , v. couper 
les jets des balles. ~ to N. the 
cable, eng. Het ankertouw aan de kabelaring 
verbinden ; das anhertau an die ka 

saisir le cable. ® to N.-belarung seisen; 
Off, in naalden fabrieken : de schachten 
snijden ; den nadeldraht zuschneiden; couper. 

— to N. off, v. beschroten 2). ~ 
to N. off, v. abkneifen ij. — to 
N. off, v. abzwicken. 
Nip of a seam, eng., v. étranglement 
I) 
Nipper, eng ., V. béquette. ® v. 
came. — Cutting n., nijptang (om spij kers 
uit te trekken); zange, beisszange; pince, 
tenaille. — Seising, v . garcette. 

Nippers, eng., v. beisszange. 
Flat, round, caliber, checked n., 

v. s. pinces. — Spring n., v. brucells. 
— Weaver's n., weverstang, 
noptang; weberzange noppzange; pincettes. 
Nipple, eng., v. cheminée d'un 
fusil a percussion. — N.-bore, 
opening van het schoorsteentje; zundkanal; 
canal de la cheminée. r Blind n., vol, 
niet doorboord schoorsteentje; nicht durchbohrte 
piston; cheminée non forcée. 
Plain n., glad schoorsteentje; glatte zundstift; 
cbeminée à cóne lisse. — Roughed 
n., geribd schoorsteentje; gereifte zandstift; 
cheminée a cóne taraudé. — Spare n., 
waarloos schoorsteentje ; reserve piston; cheminée 
de rechange. ® N.-seat, V. loupe 
6) . ® N.-wrench, v. clé de cheminée. 
— N. of a rocket-mould, 

V. bouton 8) . (eau morte. 
Nipp-tide, eng., v. dead-neap & 
Niril, eng., v. broutage. 
Nisehengewolbe, n. hd. Disgewelf ; 
vault of a niche; voute d'une niche. 

Niszkamm, n. hd. Kam met fijne 
tanden ; fine, small-toothed comb; peigne à 
dents fines, peignette. 


NITRATE 

Nitrate, m. fr. & eng. Salpeterzuurzout; 
salpetersdures salz. 

Nitrate m. fr. d' argent, v. nitrate 
of silver. — N. de chaux, v. chaux 
nitraté. _ N. de potasse ou de 
soude, v. nitrate of potash or of 
soda. 

Nitrate of potash, eng. Salpeter, 
salpeterzure kali; salpetershures kali; salpètre, 
nitrate de potasse. 

Nitrate of silver, eng. Salpeterzuur zilver; 
silbersalpeter; nitrate d'argent. 

Nitrate of soda, eng., Chilisalpeter; 
salpetersures natron; nitrate de soude, ni-
Ire cubique. 

Nitre in. fr. Salpêtre, v. nitrate 
of potash. N. en baguettes, 
salpeter in groote prisma's gekristalliseerd ; 
nitre in bars; stangensalpeter. n•• N. cubique, 
V. nitrate of soda. — N. 
de houssage, v. fegesalpeter.

Nitre, eng., V. nitrate of potash. 

— Cubic n., v. nitrate of soda. 
— Spirit of n., salpetergeest (spiritus 
eitri dulcis); salpeter thergeist; esprit de nitre 
dulcióé. N. works, salpeter raffinaderij 
; salpetersiederei; salpetrière. 
Nitre in bars, eng., v. nitre en 
baguettes. 
Nitriary, Artificial nitre-bed, 
eng. Sal peterplantage ; salpelergrube, salpeterp[
lanzung; nitrière artifcielle. 
Nitric-acid, eng., v. acide azotique. 
— N . oxid, v nitrous-gas.

Nitrière, f. fr. , v. nitriary.

Nitrification, f. fr. & eng. Salpetervorming 
; salpeterbildung. 
Nitrifying-shed, eng. , v. nitreworks 
. 
Nitrite of potassa, eng. Salpeterigzure kali ; salpeterigs uren kali; nitrite depotasse. 
Nitrite de potasse, m. fr., v. nitrite 
of potassa. 

Nitrobenzole, Nitrobenzine, f. 
fr.: Essence de mirbane, Nitrobenzine, 
kunstmatige bitteramandelolie ; nitrobenzole, 
nitro-benzine; nitrobenzin, nitrober€ 
zol, krinstlicbe bittermandelbl. 

Nitrogen, n. hd. & eng., Nitro— 
gene, in. fr., v. azote. 
Nitrometer, eng. & m. lid., Nitrométre, 
m. fr. Salpeterweger. 
Nitro-muriatie-acid , eng. , V. 
aqua-regis. (line. 

Nitronaphtaline, * , Nitronapbta-

Nitroschwefelsaure, f. hd. Salpe


ter-zwavelzuur; nitro-sulphuric-acid; acide 
nitro-sulphurique. 
Nitro-sulphuric-acid, eng., v. ni-. 

trosehwefelsaure. (teux. 
Nitrous-acid, eng., V. acide azoNitrous—
ether, eng. Salpeteretber ; 

salpeterdther; éther nitrique. 
Nitrous—gas, eng. Stikstofoxyde; salpetergas; 
gaz nitreux. 

NIVELER. 765 

Nitrous-oxide-gas, eng., v. lach 
-gas. 
Nitrous-vapours (to issue), eng., 

V. rutilant. 
. Nitrum fixum, eng., v. weisser 
fl.uss, s. fiuss. 

a. Niveau, m. fr., v. level 1). ••• 
N. apparent, v. level a. 2). e N. 
de l' eau, V. level a. 4) . ~ N. vrai, 
V. level a. 3) . ~ N. souterrain, v. 
nappe d'eau souterraine. — N. 
d'eau, waterhoogte, waterlijn, merk van 
de waterhoogte; water-line, water-mark; 
wasserstandszeicben , wasserlinie , wassermarke. 
— N. de pente, helling (van 
wegen) verhang ; oblique-plane; schiefe ebene. 
b. Niveau, m. fr., v. level b. 1) . ~ 
N. d'air, N. 'a bulle d'air, v. 
spirit--level, s. level b. — N. à 
l'eau, N. d'eau, waterbalans (inrichting 
om te wegen, waarbij het gewicht 
wordt aangewezen door de hoogte van een 
kolom water) ; water-level, hydrostatic-balance, 
water-poise; wasserwaage, wasserpass. 
~ N. d'eau a Soles, Ileschjes waterpas; 
water-level with bottles; k,.rialwaage, 
wasserwaage. — N. a équerre, v. 
frame-level, s. level b. — N. a 
lunette, waterpas met kijker ; telescope-
level; nivellirfernrohr., nivellirinstrument 
mit fernrohr. — N. de mereure, v. 
mercurial level, s. level b. — N. 
de pente, v. elinometor. ® N. 'a 
plumb, à pendule, du mason, du 
eharpentier, v. carpenter's-level, 
s. level b ~ N. à plomb en demicerele, 
waterpas met schietlood en graad 
landmeters; surveyor-level, mi--boog der 
ner's level; gradbogen, waage der markscheider. 
— N. réflecteur, resectie 
waterpas : reflectingg-level; spiegel Waage. ~ 

N. d'air avee pinnules, waterpas 
met vizieren ; sight-vane level; wasserpass 
mit diopters. 

C. Niveau, m. fr. (Horizon), platte 
vlakte, horizontale grond in mijnwerken ; 
level, (Northumberland & Durham) streak; 
soble, niveau , horizontale, horizontalebene. 
N. de bure (en Belgique) Voie de 
fond, benedenste, onderste gang in mijnen 
voor afvoer van liet water; deep level, water-
level-drift, water-gate; grundstrecke. — 
Au n., de n., v. horizontal. — 
Prendre le n., v. to level 2). 
V. nappe d'eau. — v. terrain mort. 
d. Niveau m. fr. de chaudière, 
Waterstandaan wij zer (van stoomketels);gauge, 
water-gaup.; wasserstandszeiger. — N. au 
iiotteur, v. float -gauge. ~ N. a 

tube de verre, v. gauge-glass. 
Niveau, n. hd., V. niveau fr. c. 
Niveau des unterirdischen was


sers, n. lid., v. nappe d'eau sous


terraine. 
Niveler, V. a fr., v. to level t). ••• 

V. dép endre. ~ V. to level 3) . ••• 

766 NIVELEUR 

N. 1'*aire du pavé avec du sable, 
een weg met grind of zand vlakken, bedekken 
; to level the bed with gravel; das planum 
mit sand einebenen, besanden, das 
sandbett planiren. 
Niveleur, m. fr., v. leveller. 
Nivelette, f. fr., V. voyant portelanterne. 
Nivellement, m. fr., v. levelling. 

— Mire pour n., v. levelling-pole.
Nivelliren, v. a. lid., v. niveler. 
Nivelirer, m. hd. , v. leveller. 
Nivellirfernrohr, n. hd., v.niveau 
a lunette. 
Nivellirinstrument, n. hd., v. levelling-
instrument. 
Nivellirlatte, f. hd., v. mire b. 

— N. zum selbstablesen, v. mire 
paraante. — N. zum verschieben, 
V. mire à coulisse. 
Nivellirmassstab, m. hd., v. mire 
gradue, s. mire b 
Nivellirung, f. hd., v. levelling ij. 
Nivellirwaage, f. hd , v. level b. 
Nob, eng., v. calotte c. a) .
Noble, adj. fr., v. precieux.
Nock m. hd. der raa, v bout de 

vergue. — N. des segels, bovenpunt 
van een zeil; upper cringle; point du naut, 

pointure du haut. 
Nockbindsel, n. hd., v. earing.
Nockgording, f. hd., v. cargue


bouline. 
Nockgordingsklampe, f. hd. Raarmklamp 
; cleat of the yard-arm; taquet de 
bout de vergue. 
Nockgordingstakel,n. hd. Ra-armtakel, 
rablok; yard-arm-tackle; palan de 
bout de vergue. 
Nocklägel, Nockohr, n. hd., V. 
empointure. 
Nocturlabe, m. hd., Nocturnal, 

eng., v. nachtweiser. 
Node, eng., v. noeud d. 
Nodules, f. pl. fr. Nodule eng., v. 

boudine. 

a. Noeud, m. fr., v. knopf an einemtau. ~ N. d'agui a élingue, V. 
bow-line-knot & leibknoten. 
N. allemand, timmersteek ; timber-hitch; 
zimmermansknoten, deutsche knoten. ~ N. 
d'anere, anker-knoop ; cable-clinch; ankerstich, 
seeschlag. ® N. d'anguille, 
visscberman's steek ; fisherman's hitch; (isherstich, 
schootsticb. — N. de bate— 
lier ou d'artifieier, mastworp ; clovehitch, 
double half-hitch; feuerwerksknoten, 
mastwurf, schiferknoten. ~ N. de bosre, 
stopperknoop ; stopper-knot; stopperknoten. 
— N. de bouline, v. noeud d' agui 
à élingue. — N. de chaine, kettingsteek; 
chain-knot; kettenstich. — N. 
coulant, schuifsteek ; running-knot; laufknoten, 
schiebeknoten. ~ N. fait en 
forme de croix, double n. , v. 
kreuzknoten. — N. droit, dubbele 
NOETJD. 

halfsteek, rifseizingsknoop; reef-knot, rightknot; 
gerade, rechte knoten, kreuzknoten. — 

N. droit ganse, dubbele steek, dubbele 
rifseizingsknoop ; draw-reef-knot, draw-rightknot; 
geschleifte kreuzknoten, gerade, rechte 
knoten mit aufschurz. — N. d'écoute, 
schutsteek ; sheet-bend; schotenstich. — 
Faux n., oude wijvenknoop; false knot; 
alteweiberknopf, falsche knoten — N. de 
galère, galgsteek ; galley-hitch; galeerenknoten. 
— N. a garrot, galgsteekknoop; 
packing-stick-hitch , woolding-stick hitch ; 

bremsknoten, knebelknoten. — N. d'une 
hart, lorreknoop; knot, tie of a fagotband; 
schnecke, schloss einer wiede. — N. de 
haubans, wantknoop ; shroud-knot; wantknoten. 
— N. de haubans à la 
francaise., fransche wantknoop ; french 
shroud-knot; franzósische wantknoten. ~ 

N. de jambe de ehien, trompetsteek; 
sheep-shank; trompetenstich. ~ N. de la 
ligne de loch, v. knot of the logline. 
— N. marin, matrozenknoop (in 
de das); clove-hitch; matrosenknopf. — N. 
d'orin, boeireep steek ; buoy-rope-knot; 
bojereepsknoten. ~ N. de pécheur, v. 
noeud d' anguille. — N. à plein 
poing, zaksteek ; over-hand-knot, figureof-
eight-knot; sackstich. ~ N. de poupée, 
v. noeud marin. — N. de 
rides, talreepsknoop; Mathew Walker's 
knot; talljereepsknoten. — N. de ris, 
rifknoop; reef-knot; reffknoten. — H. 
simple, halvesteeks knoop ; over-handknot, 
thumb knot; einfache knoten. ~ N. 
simple gansé, marlsteek ; draw-overhand-
knot, draw-thumb-knot; geschleifte knoten, 
einfache knoten mit aufschurz. — N. 
de tire—veille, valreepsknoop ; diamant 

fallreepsknoten. — N. de tisse--knot; 
rand, weversknoop, kabelgarenknoop; bend, 
sheet-bend; weberknoten. 

b. Noeud, m. fr. Kwast in 't hout, V. 
knagge í;) & knopf 10) . — N. vicié, 
rotte kwast ; dead-knot; fauler knorren. 
Abondance den—s, veel kwasten, kwas


terig; knottiness; menge knorren. ~ Sans 
n—s, zonder kwasten ; unknotted, knotless; 
knorrenlos. 

c. Noeud, m. fr., (Tirant), Schuif 
van eene trom ; sliding-knot of a drum; 
trommelschleife. 
d. Noeud m. fr. de courbe, knoop 
(in de sterrekunde) ; node; knoten — N. 
ascendant, klimmende knoop; ascendingnode; 
aufsteigende knoten. — N. descendant, 
dalende knoop ; descending-node; 
absteigende knoten. 
e.Noeud, m. fr. Soldeerplaats, soldeer. 
naad ; soldering; luthstelle. ~ Tandstangen 
en raderen in sloten ; joints; in einander 
greifendes gewind. — Versiering (bij goudsmeden), 
ornament; scbleife. ~N. d'épee, 

V. degenband. — Glaskern, V. boudine. 
f. Noeud m. fr. d'une machine 

NOG 

funiculaire, steek, slag van het touw 
om een windas of spil ; knot; knoten. ~ 

N. coulant, beweegbare steek, losse slag; 
moveable knot; bewegliche knoten. ® N. 
fixe, vaste steek ; fixed knot; feste knoten. 
Nog (to) the frame work with 
bricks, eng. De vakken van een balkengeraamte 
met steen volmetselen ; das fachwerk 
mit ziegeln ays7nauern; hourder les 
pans de bois. 

Noger, eng., v. fleuret 4). 

Nogging, eng. Raamwerk met ingemetselde 
vakken ; ausgemauerte fachwerk; 
mur en pans de bois. 

Nogging—piece, eng. Kalf, dwarsre


gel van het raamwerk ; riegel; appui. 

Nolet, in. fr., v. hohlziegel. 

Nolis, m. fr., v. freight. 

Noliser, v. a. fr., v. affréter. 

Nolissement, .Affretement, m. fr. 

Een schip dat klaar is, gereed 'om verhuurd 
te worden ; a ship ready to be hired; das 
za verheurung bereite schiff. 

Noils, eng. Afval bij het wolkaarden, 

V. blousse. 
Noir, m. fr. Zwart; black; schwhrze. 
— N. d'Allemagne, duitsch zwartsel, 
Frankforter zwartsel ; german black, Frankfort-
black; Frankfurter schwarz. • N. 
animal, v. charbon animal. • 
Bois n., v. bois résineux. — N. 

d'Espagne, Spaansch zwart; Spanishblack; 
Spanish schwarz. ® N. foncé, diep 
zwart; deep black; dunkelschwarz. — N. 
de Frankfort, v. noir d' allemagne. 
~ N. de fusain, zwartsel van 
den kardinaals of papenmuts ; prick-woodblack; 
spindelbaumschwarz — N. de fumée, 
rookzwart, zwartsel, v. kienruss. 

— N. de fumée calciné, gegloeid 
zwartsel; burnt black; gebrannte kienruss. 
Gravure en n. , v. s. gravure. 
— N. d'impression, v. buch-druckerfarbe. 
— N. d'ivoire, v. 
ivory-black. •• N. comme du 
jais ou de jais, pikzwart, roetzwart, 

koolzwart; pitchy, black as jet, jet black; 

pechschwarz. — N. de lampe,v. lamp


black. ~ Moucheté de n., zwart 

gespikkeld ; spotted with black; schwarzge


sprenkelt. — Mine d'argent n-e ca


née, zwart gulden erts; carious black 

silver-ore; schwarzguldenerz. — Manga 

, manganiumhoudend ijzererts-nèse n. ; 

black-manganese; schwarzeisenstein. — N. 

des os, v. charbon d'os. — N. de 

nickel, v. s. nickel. — N. de pla


tine, platina moor ; platina-ma/ir, ethiops 

of platina; platinmohr. — N. ployant, 

V. fiecken 2). — N. de schiste, leisteen 
zwart, muurzwart; slate-black; gegrabene 
tusche. — Teinture en n., zwart 
verven ; black-dying; schwarzfdrben. — N. 
de trait, zwart email voor de cijfers van 
wijzerplaten ; black-enamel; schwarze emaille. 
N. velouté, tluweelzwart; velvet-
NON-ELECTRIC. 767 

black; sammetschwarz. — N. de vigne, 
wijngaard zwart, wiggertzwart; wine-black; 
weinrebenschwarz. 

Noirátre, adj. fr., v. blackish. 

Noircir, v. a. fr. Zwarten, zwart bij 

ijzer en staal ; to make black;-ten van 
schwarz anlaufen lassen. ~ N. les moules, 
v. blacking of the moulds. 

— N. les moules à la fumée, v. 
flamber les moules. 
Noircissement, m. fr., v. blacking 
of the moulds. 

Noircisseur, m. fr., V. blackdyer. 

Noireux, m fr. Escuillage, Zwarte 
schiefer van het steenkolen terrein van 
Anzio ; bituminous shale (Staffordshire) blackbait; 
brandschiefer. 

Noirprun, m. fr., v. buckthorn. 

Noisetier, m. fr. Hazelnoot-boom; 
hazel-tree; baselnussbaum. — N. turc, 
turksch, levantsch hazelnoothout; turkey 
hazelnut-tree; tttrkisches haselnussholz. 

Noisette f. fr. à river les ver 
-gues,

Spilklinker ; verge-rivetting-tool; spindelnieter. 
— Couleur n., v. haselnussfarbe. 
— Huile de n., hazelnootolie 
; hazel-oil; haselnu.ssol. 

Noix,f. fr , v. axle-end. — v. tumbler. 
~ Duim van een weefgetouw; 
little pulley; nuss. ~ Neut, arend ; nut; 
nuss. ~ Sleutel (van eene kraan); plug; 
nuss. — Taats; cone; kegel. — v. moulinet. 
— N. excentrique en forme 
de coeur, v. coeur 3). ~ N. de 
galle, v. gall. ~ N. muscade, v. 
nutmeg. 

Nom de Jésus, m. fr., v. petitnom 
de Jésus. 
Nombre, in. fr. Getal ; number; zahl. 

— N. carré, kwadraat getal ; squarenumber; 
quadratzahl. — N. composé, 
saamgesteld getal ; composite-number; zasammengesetzte 
zahl. — N. cube, N. 
cubique, kubiekgetal ; cubic-number; kubikzahl, 
kubus. — N. entier, geheel getal 
; integer, integer-number, whole-number; 
ganze zahl. — N. figuré, v. figurirte 
zahl. — N. fractionnaire, gemengd 
getal ; mixed number; gemischte zahl. 
N. impair, oneven getal ; odd number; 
ungerade zahl. — N. d'or, guldental; 
golden number; goldene zahl. N. pair, 
even getal ; even number; gerade zalrl. 
N. rompu, V. fraction. 
Nombril, m. fr., v. nabel 3). 
Nominateur, m. fr., Nominator, 
eng. Noemer, van eene breuk ; nenner, eines 

bruches. 

Nompareille, f. hd. y fr., Non


pareille, f. fr. Six, m. fr. Nonpa


reil, eng. Nonpareil, kleine drukletter. 

Non-conducteur, m. fr. , Non


conductor, eng., v. nichtleiter. 

Non-elastic-fluid, eng., V. liquid. 

Non-electric, eng., v. conducteur 

d'éleetrieité. — Niet electrisch, een 


768 NON-ÉLECTRIQUE - NOTCH. 


lichaam, dat door vrjving geen electriciteit 
oplevert ; unelektrisch; non électrique. 
Non -éleetrique, adj. [r., v. non


electric 2). 

Nonius, * V. vernier. 

Nonne, f. lid., V. bride de noix. 

Nonnengarn, n. 12(1., V. fl1 de re 

ligieuses. 

Nonnenschloss, 0. hd., v. latch 

that may be opened from with


out, 

Non-ouvré, adj. Ir. Onbewerkt, ruw; 

unwrouglit; unverarl)eitet. Linge n., 

V. damas '2). 
Non-pressure, eng., v. drucklosigkeit. 
Nontronit, n. hd., Nontronite, 
eng. ç" f. fi'. , v. chioropal. 
Noose, eng., V. noeud coulant & 
lacet t). 
Noose of a gad for fascines, 
eng. Gedraaide top van het wieptiand 
schnecke oder schleife der wiede zunc bin. 
den der faschinen; boucle. 

Nopage, m fr., v. burling. N. 
en apprt, v. third burling, s. 
burling. -J.V. en gras, v. second 
burling, s. burling. - N. en maigre, 
en eau, v. burling after the 
washing. 

Nope, f. fr., v. bouton rij. 
Noper, v a. fr., v. burl (to). 
Nopeur, m. fr., V. burler. 
Noppeisen, n. hd., v. épincette.
Noppen, eng., v. naps. 
Noppen, v. a. hd.„ v. épinceler. 

-Drittes n., v. third burling, 
5. burling. - Mit abgenutzten 
distein n., v. enversir. Auf 
der unrechte seite n., v. enver 
-ser.

-Aus der wasche n., v. 
burling after the washing. v. 
ausputzen. 
Nopper, m. hd., v. burler. 

Nopper, eng. , v. écriteaux. 

Noppmaschine, f. hd., v. burling


machine. 
Noppzange, r. U. , v. weaver's 
nippers, s. flippers. 

Noquet, m. fr. Lood voor goten ; gutter-
lead; keblblecb. N. de pignon 
de eheminée, v. flashing. 

Nord, m. fr.& hd., North, eng. Noord. 

Nordester, v. n. fr. Noordoosteljk afwijken 
van de magneetnaald; to decline in 
north-easterly direction; nach nordosten ab 

-weictien. 

Nordouester, v. n. frJ Noordwestelijk 
afweken van de magneetnaald; to dedine 
in northwesterly direction; nordwestlich 
abweicben. 

Nordwestering, f. hd. Afwijking van 
de magneetnaald, westelijke afwijking; declination 
of the compass towards the northwest; 
déclinaison de l'aiguille aimantde du 
cott de nord-onest. 

Noria, * v. chain of buckets. 

Nork, m. lid. Een mineraal bestaande 

uit glimmer en kwarts, vermengd niet tour


malijn ; micaceous s!sist mixed with schort; 

scbiste micacd . meld de scbori. 

Norm, f. lid., v. musterbild. -

V. échelle. - El, duimstok; rule; pied, 
mêtre. - Deelnurarner van een boek, V. 
bandbezeichnung 
Normal acceleration, eng. Regelmatige, 
een parige versnelling ; normale beschleunigung; 
accélération normale. 

Normale, f. fr., v. ligne perpendiculaire. 
Normale beschieunigung, t. hd., 

V. normal acceleration. 
Normalgeschwindigkeit , f. hd. 
Gewone snelheid , gewone gang ; properspeed; 
vitesse moyenne dun inouvement régulier. 


Normalgewicht,n.hd., v. étalon I). 
Normalisirung, f. hd., Normalisation, 
f. fr.. V. improving. 
Normalkraft, f. hd. , V. annähe


rungskraft. 
Norman, eng., Normand, m. fr., v. 

kattenkopp. 

Norman-architecture, eng.,v. ar


chitecture romane. 

Norme, f. fr., v. model, eng. 2 ). 

Normzeile, f. hd , v. ligne de pied. 

Northern-dial, eng., v. mitter


nach tsuhr. 

Northern-lode, eng., v. mitter


nachtsgang. 
Nose eng. of a copper-still, Pijp 
van den helm van een destilleerketel, V. 

beak of the still. N of the 

mandril, eng. Kop van de spil, van een 
draaibank; kopf; nez. N. of the 
spindle, scbroef van de spil van een 
draaibank; kopf; nez. N. of the 
tapping-bar, v. bout de la per


rière. 
Nose-band, eng., v. musserolle 
de la tôtière. 

Nose-band of a head-collar, 
eng. Neusriem van een Ilalster; nasenband; 
dessus du nez. 

Nose-bit, eng., v. löffelbohrer. 

Nose-hole, eng., v. boccarellas. 

Nose-key, eng. , v. contre ciavette 
2). 

Nose-piece, eng., V. musserolle 
de la têtière. 
Nose-pipe, eng., v. balgrohr. 
Nose-plate,Nose-plate-eye,eng., 

V. lunette de flèche 
Nosing, eng. Neus, meest vooruitstekend 
gedeelte van verschillend lijstwerk; 
pro/ilirte ausladung; saillie prolilde. 

Notch, eng., v. einschnitt. - v. 

craquette. - V. cran '2), 6). - V. 
brettures. - v. kimme 2). - V. 
bevel-shoulder. - v. cran d'un 
caractère. - N. of a pulley, groef, 


NOTCH 

in de schijf van een blok ; rainure; kerbe. 

V. aushölung z). i v. einschnitt 
s }. V. chimb. — V. dent 5). 
Notch (to), v. a. eng , v. denteler. 
— v. jabler. — v. einkeepen. 
Notch (to) the cross-pieces, eng, 
De dwarsliggers inkepen ; die zangen auskc 
urmen; entailler les traversines. 

Notch of a breech-pin, eng., v. 
coche 1). 
Notch in a screw-head, eng., v. 
foute de la tête dune vis. 
Notch with square sides, eng., 

V. entaille carrée. — N. with ta 
larcii.-pering sides,
met verloren lip ; 
keep oder fuge mit verlornen lippen; entaille 
perdue, entaille a bouts penlues, entaille 
)l sitilet. 

Notch of a tackle, eng. Kerf, keep 
van eert takelblok ; lterbe, keep; goujure, 
rainure. 

Notch-board, eng. Wang van een 
trap, v. carriage of a stair. 

Notched bar-iron, eng. , v. for 
dentelé e. — N. chisel, v. for dentelé 
a. — N. hock, v. fer dentelé b. 

Notcher, eng.-, V. Groze. v. cochoir. 
Notching, eng., V. entaillage. — 

V. auszackung. 
Notching-adze, eng., v. adze i). 
Notching-file, eng., v. cranoir. 
Notching-iron, eng., v. for ondoyant. 
Notching-model, eng. , v. flam


menruthe. 
Notching-tool, eng., V. Groze. 
Notching-tools, eng. , v. fiam


mengezeug. 
Notching of a watch-wheel, v. 
cranage. 
Notch—wheel, eng. Sluitrad ; vorfall


rad, zchlrad; roue de détente. 
Notehy, aa). eng., v. ébréché. 
Note e . Noot, in drukwerk onder aan 

de pagina. — N. marginale, v marginals. 


Note f. fr. au bas de la page, v. 
bottom-note. ® N. en marge, v. 
marginals. 

N otenbuchstabe, m. hd., v. lettrine 
2). 
Notenpapier, Notendruckpapier, 
n. hd , v. music--paper. 
Notenplatte, f. hd. Tinnen drukplaat 
voor muziek ; music-plate; plancbe de notes. 

Notenpult, m. hd. Muzieklessenaar; 
music-desk; pupitre pour y placer les cahiers 
de musique. 

Notenschreiber, m. lid , v. noteur. 

Notenschreibmaschine, f. hd. Muziek 
copieermachine ; music copying machine; 
machine a copier la musique. 

Noteur, Copiste de musique, 

m. fr. Overschrijver van muziek; copier of 
notes; notenschreiber. 
NOTT. `69 

Nothachse, f. hd. Noodas, van een 
voertuig ; temporary axle-tree; faux essieu. 

Nothanker, n1. hd., v. ancre de 
cale. 
Nothbalken, f. hd., v. force de 

solivure, s. force b. 
Nothbank, f. hd. Werkblok, hulp 


sebaafbank ; joiner's bench; établi. 

Nothbau, m. hd. Tijdelk gebouw, dat 
gezet wordt om later weder af te breken ; 
provisional building; batisse provisoire. 
Nothbrüchig machen, v. n. hd. 
Graven of uitbreken in eetje mijn, in geval 
van nood; to break the ore; briser, rornpre, 
entamer une reine. 

Noi;hbriicke, f. hd. Noodbriig ; tem 

-

porary bridge; pont provisoire, pont de circonstance, 
pont pour franchir une arche 
rom pue. 

Nothbrunnen, m. hd. Brandput ; 
reservoir in case of fire; réservoir pour les 
incendles 

Nothdeichsel, m, hd., v. fauxtimon. 


Notheisen, n. lid., v. driver 3). 
Nothhafen, m. hd. Noodhaven ; harbour 
of refuge; port de refuge. 

Nothhebebock, m. Nothhebe


zeug, n. hd., v. chèvre postiche. 

Nothmast, m. hd., v. mat de fortune. 


Nothnagel, m. hd. Spijker die niet 
deugt maar gebruikt wordt bij gebrek aan 
een anderen ; nail used for want of another; 
clou dont on se sert faute d'autre. 

Nothreif, m. hd. Looze hoepel , preventer-
hoop; cercle de joint. 

Nothruder, n. hd. Noodroer; prey 

ter-rudder; gouvernail de nécessité. 

Nothschnitt, m. hd. Onregelmatig 
werk in mijnen ; irregular working; exploitation 
irrégulière. 

Nothschott, m. hd., v. épanchoir 

de digue. 
Nothspeiche, f. hd., v. faux-rais. 
Nothtalje, f. hd. Roertakel; tackle on 

the sides of the rudder; palan aux cótés du 
gouvernall. 
Noththur, f. hd. Nooddeur van eene 
sluis; bastard sluice; fausse-écluse. 
Nothwehr, n. hd., v. déversoir 

de superficie. 

Nothwerk, n. hd. Arbeid die geen 
uitstel kan lijden in geval van storm, brand, 
dijkbreuk enz.; urgent work, work of necessity; 
travail pressant. 

Notification, f. fr., etc., v. noti


ficirung 

No tificirung, eines zu erholenden 
patents, f. hd Beschrijving van een 
octrooi dat niet gelicht en betaald is, volgens 
de Amerikaansche wetgeving; caveat; 
notification de demande future de brevet. 

Nott (to) the mill-stone, eng. 

Billen ; kerben im mahlstein machen, schdrfen; 
faire les rainures. 
65 


770 NOTT 

Nott (to) roughly, eng., v. einschlágig 
behauen. 
Noue, f. fr., v. hohlziegel. — N. 
cornière, V. cornière 2). 

Nouer v. a. fr. les fels, De treksnoeren 
aanknoopen (van het tapijt weefgetouw); 
to tie up; die z'ebschnure anschleifen. 

Nouette, f. fr., v. enfatteau. 

Noueux, actj. fr., v. knobby. 

:N owlet, m. fr. Z a k goot, v. cornière 
2). — N.—chevron, leggers van een zakgoot 
; valley rafter; ketelsparren, kehlschifter. 
Nourrir v. a. fr. des vers á soie, 

V. élever des vers á soie. 
Nourrisseur, m. fr., v. cylindr e 
enleveur. 
Nourrisseurs, m. pl. fr., v. cylindres 
d' en trée. ®v. cyli ndres nourrisseurs. 


Nouveauté (haute), f. fr. Laatste 
mode ; last-fashion, new-fashion ; neueste 
mode. 

Nouveautés, f. pl. fr , v. fancyarticles. 
— Marchand de n., v. 
linen-draper. ® Magasin de n., 
magazijn, winkel van ellewaren, wodestofien; 

repository of fancy-articles, fancy goods; 

schnittwaarenlager ~ Ellewaren , modestoffen 
; fancy goods; schnittwaaren. 

Novaculite, t. fr. Schiste coticule, 
Pierre á rasoir, Wetsteen sch iefer, 
oliesteen, wetsteen ; whet-slate; wetzschiefer. 


Noxious-space, eng , v. espacenuisible. 
Noyale, f. fr. Zeildoek; sail-cloth; segeltuch. 


]Noyau, m. fr. Kern van eene gedraaide, 
geslingerde kolom; heart of a twisted column; 
kern einer gewundenen saute. Spil van 
eene schroef, v. kern 7). ~ v. core 1). 

V. centre eng. ~ N. creux, v. 
open-newel, s. newel. — N. d'escalier, 
v. newel. — N. ferreux, 
ijzeren, niet in staal veranderd, binnen ge 
core of-deelte van cement- of blaarstaal; 
iron in a bar of blister steel; eisenkern im 
cemen tsta h 1. N. du moule, v. core 
i). — N. percé, v. open newel, s. 
newel. ~ N. plein, v. newel. ••• 

N. pouf, holle kern van een klokken 
core of a bell sufficiently strong for-vorm ; 
casting; kern einer glocke der gerade nor 
die zum guls erfiirderliche stftrke hat. ••• 

N. de robinet, opening in den kraan 
hollow, hohlschlussel. N. de-sleutel; 
tuyau, V. pied de tuyau. ~ N. 
d'un volant, v. moyeu d'un volant. 


Noyée, adj. fr., v. bouée 2). 
Noyer, m. fr. Notenhoorn (juglans regia); 
walnut-tree; nussbaum, wallnussbaum. 

— Bois de n., notenhout ; walnut-wood; 
nussholz, walinussholz. 
Noyer, v. a. fr. Verzinken, v. to 
chamfer t). 

NUMISMATOGR APHE. 

Noyon, r-n. fr. Cilindrische verzinking; 
cylindrical-sinking; walsenfórmige versenkung. 


Noyure, f. fr. Schuine verzinking ; 
conical-sinking; trichterfdrmige versenkuno. 
Nozle, eng , Nozel, v. balgrohr. 

— v nose of a copper still. 
Nozzle, eng., V. couverture 6). •. 
V. balgdeu te. ~ V. botte des tiroirs. 
Nozzle-block, eng., v. balgen 
-haupt. 
Nozzle-block-hoop, eng. Beslagband 
van het blaasbalghoofd ; kopfring; frette 
de motie. — v. frette .i). 

Nozzle-mouth, eng. , v. bouche 
de la buse. 

Nu m. fr. d'un mur, Oppervlakte 
van eerre muur; plain of a wall; mauerflucht, 
gf;rtle mauerflache. 

Nuance, f. fr. & hd Schakering van 
kleuren ; shade, tint; schattirung, schattensty 
te. 

Nugget, eng., v. grouper. 

Nuitee, f. fr. , v. nachtarbeit. 

Null, m. hd., V. dégre de congélation. 
— Auf n. stehen, op het 
vriespunt staan, op nul staan, (van een 
therilmomet•er); to be at zero, to be down 
at zero; être à zéro. 

Number, eng., v. nombre. ~ v. 
écheveau. — N. of the volume, 

v. bandbezeichnung. — N. of fif_ 
teen, v. mandel. 
Number (to), eng. Teilen, optellen; 
numeriren, za/tien; numéroter. — N. (to) 
the pages, v. n uméroter les feuilles. 
~ N. (to) the silk, door wegen de 
fijnheidsgraad der zijde bepalen ; seide titriren; 
titrer Ia sole. 

Numbering, eng., v. titrage. 

Numérateur, m. fr. de la fraction, 
teller eener breuk ; numerator; zhhler 
des bruches, divident. — N. d'un rapport, 
voorste lid eener vergelijking; antecedent 
of a ratio; vorderglied eines ver 

i sses.-hiiltn 
Numération, f. fr., Numeration, 
eng., Numeriren, n. hd. Het tellen. 
Numerator, eng., v. numérateur 
de la fraet on. 

Numerical, eng., v. numérique. 

Numérique, Numéral, adj. fr. Tot 
het tellen behoorende ; numerical; nume


risch. 
Numeriren, v.a. hd., v. to number. 
Numerisch,ad j. hd. , v. numérique. 

Numero, m. fr Nommer, bepaling van 
de dikte van plaat en draad; size; nummer. 

Numéroter, v. a.. fr., v. to number 
i) — N. les feuilles, pagineren 
van drukwerk, folieren van schrijfboeken ; 
to number the pages; paginiren. 

Numismatik, f. hd., Numismatique, 
f. fr., Numismatics, pl. eng. 
Penningkunde. 

Numismatographe, m. fr., Nu



NUMMER OAK. 771 

 Nutation, Nutatie, een der storinbeschreiber. 
gen die de aarde ondervindt, door de maan. 
Nummer, m. hd , v numero. Nut-crack, eng., V. nussknacker. 
Nummer, f hd., v. feinheitsgrad. Nuth, f. hd., v. keilfiäche. ••• v. 


 coulisseNummermass, n. hd., v. gauge 4). 1). V. groove. 

mismatographer, eng , v. munzen-

Nummerpfahl, m. hd. Nommerpaal ; 
startre, marked with a number; pieu numéroté. 


Nun's thread, eng., v. fil de religieuses. 
Nurling-tool, eng., v. millingtool. 


Nurnberger waaren, f. pl. hd. Neurenberger 
waar, kinder speelgoed ; germantoys; 
quincaillerie de Nuremberg. 

Nuss, f. hd. Kogelscharnier, v. ball 
and socked. ~ v. tumbler. — v. 
noix 3), 4), 5) . ~ N. des töpferrades, 
spil van het, pottenbakkerswiel ; 
trendle; pivot. ~ N. eines winkelmessers, 
scharnier, draaipunt van een 
hoekmeter; joint of a graphometer; genou 
dun graphomètre. 

Nussabsud, m. hd., V. decoction 

of nuts. 

Nussband, m. hd., v. briquet 1). 

Nussbaum in. hd.. v. noyer. 

Nussbaumholz, Nussholz, n. hd., 

V. noyer 2 ). 
Nusseisen, n. hd., v. bohrbrett. 
Nussfarbe, f. hd., v. decoction 
of nuts. 
Nussholz, n. hd., v. bois de noyer, 

S. noyer. 
Nussknacker, m. hd. Notenkraker, 
notentang; nut-cracker; casse-noix. 
Nusskrappe, f. hd., v. griffe du 
grand ressort. 
Nusssattel, m. hd. Rijzadel met rugstuk 
; saddle raised at the back; selle à 
troussequin. 

Nussschale, f hd., v. brou. 

Nussschraube,f hd.,v. nut-screw. 

Nusswellenloch , Nussloeh , 

Nusszapfenloeh, n. hd. Opening waarin 

de pen van den tuimelaar draait; axle-hole 

of the tumbler; trou de l'arbre de la noix. 

Nust, m. hd., V. dalle 3) & évier. 

Nustergatt, n. hd., v. limber-hole. 

Nut, eng., v. écrou 1). — v. noix 

2), 3). ~ Six-pinned n., Hexago


nal n., V. écrou á six pans. — v. 

tumbler. (de l' ancre. 

Nut of an anchor, eng., v. tenon 
Nut of a fire-lock, eng. Tuinielaar, 
van het geweerslot; puss; noix. 

Oak, eng ., V. ehêne. — O. bark, 

V. eichenrinde.—English o., Holm 
Nut-hammer, eng. , V. mutterhammer. 


Nutheisen, n. hd. Ploegbeitel ; ploughbit; 
fer ui rainures. 

Nuthen, V. a. hd., v. to groove. 

Nuthenreisser,m .hd.Sponningschaaf; 

grooving-plane; bouvet de brisure 

Nuthhobel, m. hd., v. guimbarde 
1).... v. bouvet femelle. ~ N. mit. 
stellung, v. bouvet á écartement. 

— (Ladestoekhobel) Schaaf voor de 
laadstokgroef; ram-rod-plane; rabotb baguette. 
Nuthstecher, m. hd., v. couteau 
a tracer. 
Nuthstossmaschine, f. hd. , v. 
grooving-machine. 
Nuthzapfen and keil, m. hd., v. 
assemblage a trait de Jupiter. 
Nutmeg, eng. Muskaatnoot; mu.ckatnuss; 
noix muscade. 
Nuts eng. of a clock's balance, 
eng., v. pallet. 
Nut—screw, Tumbler —serew,eng. 

Stelschroef van den tuimelaar van een ge


weerslot; nussschraube; vis de rappel. 

Nut—shaping—machine, eng., v. 

écrou 2). 
Nuttalite, eng., v. scapolite. 
Nut-wood, eng., v. noyer 2). 
Nutzbaren mineralien, n. pi. hd., 

V. minéraux utiles. 
Nutzeffect, m. hel, v. useful effect, 
s. effect. 
Nutzeiche, f. hd. Eikenboom geschikt 

voor werkhout; timber-oak; chêne propre 

aux ouvrages de charpente. 

Nutzen (Es giebt zwei), hd. Spreek 

uitdrukking der duitsche tim--woordelijke 

merlieden voor iets dat op twee manieren 

kan dienen ; it serves two ends (proverb); 

it sert a de^ax fins, (proverbe). 

Nutzholz, n. hd., v. bauholz. 

Nutzleistung, f. hd . , v. useful 

effect, s. effect. 

Nyetographe,m. fr.,Nyetograph, 

eng., Nyetograph, m. hd. Inrichting om 

's nachts teekens over te brengen, bij de 

oude volken in gebruik. 

Nyctographie, f. fr., Nyetography, 
eng. De kunst om 's nachts teekens 
over te brengen ; nachtschreibmaschine. 

o. White o., steeneik, bout van den steen, 
eik ; steineichenholz,. englische eiche; rouvre 

772 OAKUM 

cbêne rouvre. — Thick o. plank, v. 
madrier 1). 
Oakum, eng., v. abwerg. —White 

o. Untarred o., v. étoupe blanche. 
(Ookam) dot werk in de gietereien 
in gebruik ; wischer; étoupe. 
Oar, eng., V. aviron. — Single 
banked o., v. riemen mit einer 
duft. — Double banked o., v. riemen 
mit zwei duften. — v. ironrake. 


Oar (to), eng., V. nager. 
Oars, eng , Oarsman, v. nageur. 


-To boat the O., ophouden met*roeien; 
aufhóren zu rudern; cesser de nager. -
To feather the o., v. nager plat. 
To pull with full o. , met 
kracht roeien ; mit vollen riemen rojen; 
faire force de rame. — To ship the 
o., V. armer les avirons. 

Oatmeal, eng. Haverbloesem ; haberkernbuiUhen; 
grumel. 
Obdaeh, n. hd. Dak, afdak ; shelter; 
couvert. ~ (Wohnung), v. logement. 
Obelisk, m. hd. & eng., Obélisque, 

m. fr. Gedenknaald, obelisk. 
Oben, adj. hd. Boven, omboog; above, 
on hight, aloft; en baut, par le baut, dessus, 
au dessus. 
Obenbindsel, n. hd. Bovenseizings; 
end-seizing, upper'seizing; amarrage à plat 
des baubans. 

Obenhi tte, f. hd., v. dunette sur 
dunette. 
Obenwerk, n. hd. Bovenschip, huizing; 
upper-works; oeuvres mortes, le baut. 
Ober, adj. hd. Opper, boven; upper;
supérieur. 

Oberaufseher, m. M. Algemeen opzichter, 
generale opzichter ; inspector-generat; 
inspecteur genéral. 

Oberbalken, m. hd , v. cap-piece. 

V. joist. ~ O. an einer buchdruckerpresse, 
bovenbalk van een houten 
drukpers; upper rafter; sommier d'en 
baut. 

Oberbau m. hd. liber der erde, 
Metsel-en timmerwerk boven den grond 
building above the ground; bátisse sur eerre. 

Oberbaum, m hd., v. cloth-beam. 
Oberbergmeister. m. hd. Directeur 
der mijnen ; berghrnaster; directeur des mines. 
Oberbleeh, n. lid. Boven plaat ; topplate; 
plaque de dessus. 
Oberblinde, f. hd., v. contrecivadière. 


Oberboden, m. hd., v. coquille 
d'un bouton. — v. balance-plate. 
—v. fly 6). 

Oberbogen, m. hd., v. extrados. 
Oberbrambrassen, T. pl. (grosze), 

v. bras du grand perroquet volant. 
OberbramfaU, n hd. (grosses), V. 
drisse du grand perroquet volant. 
Oberbramleesegel, n. hd., v. bonnette 
du grand perroquet volant. 

OBERKALFATERER.. 

Oberbramsegel, n. hd. (groszes) 
Groot boven bramzeil; main-royal; grand 
perroquet volant. 

Oberbramstenge, f. hd., v. mát 
du perroquet volant. 
Oberbramstenge, f. hd. (grosze), 

V. grand mat de perroquet volant. 
Oberbund, m. hd., v. capucine 
d'en haut. 
Oberdach, n hd. Plat op een dak, 
in plaats van de nok ; platform of algarret; 
plate-forme dune mansarde. (sion. 

Oberdruck, m. hd., v. haute pres-

Obereinfahrer, m. hd. Hoofdopzichter 
in de mijnen ; overseer of the mines; 
premier visiteur de mines. 

Obereinziehung, f. hd. Bovenste 
holle band aan den voet eener kolom ; upper 
trochilus, upper scotia; trochile superieur, 
scotie superieur. (sus. 

Obereisen, n. hd., v. coin de des-
Oberfach, n. hd. Bovenliggende in. 
slagdraad ; upper-shed; pas d'en baut. 

V. cross-shed. 
Oberfass, n. hd. Bovenbak, vat boven 
de werkkuip; upper-case-vat; cave it fleur 
de mire. 

Oberflehe, f. hd. Oppervlakte; surface; 
surface. - V. aire 1). 
Oberfläehlich, adj. hd. Oppervlak kig 
; superficial; su perficiel. 

Oberfutterung, f. hd. Buitenbekleding 
van een dijk ; upper-lining; revetement 
supérieur d'une digue. 

Obergebalke, n. hd. Kapwerk van 
een huis; upper timber-work; charpente 
supérieure d'une maison. 

Obergelese, n. hd., v. oberfach. 
Obergerinne, n. hd. Molenwater, goot 
die het water brengt op een bovenslagrad; 
mill-trough; canal, auge. 

Obergeschoss, n. hd. Hoogste, bovenste 
verdieping van een buis; upper-story; 
étage supérieur. 

Obergesenk, n. hd., v. dessus 
d'une estampe. 

Obergesims, n. hd , v. cornice 1). 
Obergewehr, n. hd. Zware vuurwapenen 
; pike. musket; hautes armes. 

Oberglied eines gesimses, n. hd. 
Bovenste gedeelte van de kroonlast; upperpart 
of the cornice; portion supérieure de 
la corniche. 

Oberherd, m. hd. Voorbaard ; forehearth; 
avant -foyer. 
Oberhieb,Kreuzhieb, m. hd. Kruis opening" 
in een sleutel, kruis; cross-cut; 

taillade eroisée. 

Oberholz, n. hd. Opperhout; lofty 
trees in a forest; branches de boil de hautefatale. 


Oberingenieur, m. hd., v. ingé


nieur en chef. 
Oberkalfaterer, m. hd. Opperste kal fater, 
meester kalfater; master-calker; maitre


calfat. 


OBERKASTEN 

Oberkasten, m. hd., v. contrechassis. 


Oberkette, f. hd., v. nap-warp. 

Oberkneter, m. hd. Meesterknecht, 
eerste werkman op een papier molen ; headworkman; 
saleran. 

Oberkorb, in. hd. Bovengedeelte an 
een lantaarn -rondsel ; upper part of the 
wallower; partie supérieure de la lanterne. 

Oberkreuzbramboulinen,f. pl. hd. 
Bovenachterbramsboulijn ; wizen-royal-bowlines: 
boulines de la perruche volante. 

Oberkreuzbrambrassen , f. pi. 
hd. Besaanvliegerbrassen; mizen-royal-braces; 
bras de la perruche volante. 

Oberkreuzbramfall, n. hd. , v. 
drisse de la perruche volante. 

Oberkreuzbramsegel, n. hd. Boven 
kro isbramzeil; wizen-topgalant-royal, mizen 
-royal; perruche volante. 

Oberkreuzbramstenge, f. hd., v. 
mat de la perruche volante. 

Oberkreuzbramstengestag , m. 
hd., v. etai de la perruche volante. 


Oberlast, f. hd. Opperlast ; over- freight; 

charge, (ardage. 
Oberlauf, m. hd., v. faux-pont. 
Oberleder, n. hd. Boven leder, over


leder ; upper-leather; empeigne. 

Oberlehre, f. hd. Horizontale wente


ling van den bovensten molensteen ; hori


zontal rotation of the upper-mill-stone; mar


che horizontale de la meule courante. 

Oberleik, n. hd., v. head-rope. 

Oberleuver, m. hd., v. empoin


ture. 

Oberlichtfenster, n. hd. Hooglicht, 

bovenlicht; sky-light; jour d'en baut. 

Oberlippe, f. hd. Bovenhelft van den 

lip van een geweerhaan ; upper part of the 

lip of the cock; máchoire superieure du 

Chien. (haut. 

Oberlitze, f hd., v. maille d'en 

Obermann, m. hd. , v. chasse


avant. 

Obermast, m. hd., v. m.arss tenge. 

Obermu.hle, f. hd. Bovenmolen; up


per-mill; moulin superieur. 

Oberpfanne, f. hd., v. femelle d'un 

pivot. 

Oberplattehen, n. hd. Bovenbandje; 

orb, orlet; orle, orlet, sou reil. 

Oberplatte, f. ;td., v. abacus. 

Oberpumpstbckel, m. hd. Pomp


bek ; discharge-pipe; tuyau d'écoulement. 
Oberrahmen, m, hd., v. entretoise 
superieure. 
Oberring, m. hd., v. capucine d'en 

haut. 

Obersaum, m. hd., v. ceinture 2). 

Oberseheibe, f. hd. Deksel van den 

electrophoor ; metallic cover of the electro


phorus; couverele métallique de l'électro


phore. 

Oberscheidswardein, m. hd. Es


0 BLIQUE. 773 

naaimeester, boofdessayeur, chief assayer; 
essayeur en chef des fonderies. 
Obersehlachtige muhle, f. hd., v. 
moulin à auges. 
Oberschlächtiges muhlrad, v. 

muhlrad ij. 
Oberschuss, m. hd., v. lardure. 
Oberschweif, m. hd., v. chapeau 

de la Chasse. 
Oberschwelle, f. hd., v. cap-piece. 
•• V. architrab. 

Obersegel, n. pl. hd. Bovenzeilen, topzeilen 
; top-sails, topgallant-sails and royals; 
huniers, perroquets et perroquets volants. 

Obersprung, m. hd., v. pas d'en 
haut 3) & upper-shed, s. shed 5). 

Obersteiger, m. hd. Hoofd-bergwerker, 
eerste bergwerker; master-miner; maitre 
mineur. 

Oberstempel, f. hd., v. étampe 
supérieure. 
Oberstenge, f. hd. Topsteng ; top


gallant-mast; perroquet en bannière. 
Obersteuermann, m. hd , v. mate. 
Oberstreif, m. hd. Bovengroefje; up


per-fluting; cannelure superieure. 

OberstUck, n. hd. Bovenstuk, laatste 
stuk, waar de kruk op zit, van een grondboor; 
upper-end of a bore; extrémité supérieure 
dune sonde. 

Oberstuhl, m. hd., v. baritel. 
Obertheil der strumpfe, in. hd., 

v. canon d'un bas, s. canon c. 
Obertrieb, m. hd. Pandekselneat; heel, 
tail: trousse, talon. 
Obertrog, rn. hd. Waterbak voor het 
afkoelen van de blaaspijp in glasblazereien ; 
wooden bucket; baquet en bols pour refroidir 
la fêle. 

Obervorbrambrassen, f. pl. hd., 

v. bras du petit perroquet volant. 
Obervorbramfali, n. hd., v. drisse 
du petit perroquet volant. 
Oberwinkel,m.hd., V. empointure. 
Oberwolle, f. hd., v. kernwolle. 
Oberzwesen, m. pl. hd. Bovenlichters 

van den weefstoel; lifting-rods; baguettes 
pour tenir les tringles en lair. 
Objectif, m. fr., Object—glass, eng. 
Objectivglass, n. hd. Voorwerpglas. 
Objectivmicrometer, m. hd., v. 
micrometer. 
Objet fabriqué, Objet manufacture, 
m fr., v. fabrikat. 
Objets de fantaisie, m. pl fr., v. 
fancy- articles. 
Oblate, f. hd. Ouwel ; wafer, sealingwafer; 
oublie, pain à cacheter. 
Oblatenpetschaft, n. hd. Ouweldrukker; 
wafer-seal; cachet a picot. 

Obliger un apprenti, fr. Een leerling 
aannemen bij contract; to bond a prentice 
to a master; einen lehrling aufdingen. 

Oblique, adj. fr. y eng. Scheef, schuin; 
schief, schrdq. — O. a travers, windscheef, 
n indscb, winded, (wiled, skew; 

65* 


774 OBLIQUE ARCH 

windschief. ~ To place o., V. devoyer. 
— Moving in an o . d.irection, 
v. biaisement. ~ O. fire, v. 
feu d'écharpe. O. plane, v. 
niveau de pepte. 

Oblique arch, eng. Scheeve gewelf 

scliie fe gew,vdlbe; voute biaíse.-boog ; 

Obliquement , adj. fr. Scheef, dwars, 
in de dwarste; slantingly, aslant; schief, 
quer, in the quere. 

Obliquité, f. fr. Scheefheid. schuinbeid 
; slant; schiefe, quere. 

Obliquity of the ecliptic, eng., 
Obliquité de 1'écliptique, m. fr. 
Helling van de zonneweg; schiefe der ekliptik. 
Oblong, *. Breeder dan lang of hoog. 
Oblong carcass, Skeleton-carcass, 
eng. Langwerpige brandkogel; kar 
balie a feu á carcasse en fer. -kasse; 
Observation, f. fr. & eng. Waarne


ming ; beobachtung. 
Observatoire, f fr., Observatory, 
eng. Sterrewacht ; sternwarte. 

Observer, v. a. fr.: To observe, 
eng. Waarnemen ; beobachten. — O. un 
angle, een hoek meten ; to observe an 
angle, to take a bearing; einen winkel messen. 

Obsidienne, f fr., Obsidian, eng., 

V. laitier de volvan. 
Obstacle, m. fr., v. impediment. 
Obstbrecher, m. hd. Vruchtenplukker; 
gatherer of fruits; cueilioir. 
Obstdarre, f. hd. Vruchten eest, inrichting 
om vruchten te drogen ; fruit-kiln; 
four pour sdcher les fruits. 
Obstkelter, f. hd. Vruchtenpers; fruitpress; 
pressoir au fruit. 
Obstmesser, n. hd. Vruchtenmes; 
fruit-knife; couteau au fruit. 

Obstruct (to), eng., v. strangler.

Obstruction,eng.,v.engorgement. 

Obturateur, m. fr., v. einschieber 
i ). — V. druckstempel. — O. 
conique (Mitre), kegelvormige klep; 
miter; kegelventil. 

Obtusangle, adj fr Stomphoekig (van 
driehoeken); obtuse-angled; stumpfwinkelig. 
Obtuse, adj. fr. & eng. Stomp; stumpf. 

— O. angled, v. obtusangle. 
Obtuse-angle, eng ,v.angle obtus. 
Obus, m. fr., v haubitzgranate. 
— O. à balles, O.-Shrapnels, O. à 
la Shrapnell, granaat volgens het engelsche 
systeem met schroot geladen; Shrapnell; 
Shrapnell-shell; spherical•case-shot; spherical 
case; Shrapnell, Shrapnellgranate, kartStsch-
granate , bombenkartitsche , granat 
karthtsche ~ O . concentrique, granaat 
waarvan bet zwaartepunt in het midden 
ligt; concentric-shell; concentrische granate. 
O. excentrique, granaat waar 
zwaartepunt buiten het midden ligt;-van het 
excentriic-shell; excentrische granate. — O. 
incendière, O. —tête—de—mort, vuurgranaat, 
brandgranaat; carcass, round carcass; 
brandgranate. 

OCTASTYLE. 

Obusier, in. fr., v. houbitze. ^• 

O. de 24, O. de 5,. pouces, O. de 
15 centimètre, 211 ponds houwitser, houwitser 
van 5 2 duim of 15 centimeter; 5 
inch-howitzer or 24 pounder howitzer; 24 

pfundige oder 5 2 zoilige haubitze. 

Obverse, m. fr. & eng., v. bi.ldseite, 
effigie & croix 3). — v. folio 
recto. 

Occase, adj. fr , V. amplitude oc


case. 

Occident, m. fr , V. couchant. 
Occidental, adj. fr. & eng. Westelijkk 
; westlich. 
Occult, eng., Occulte, fr. Onbekend, 
(in de natuurkunde); verborgen. 
Occultation, f. fr. & eng. Verduistering 
(van eene ster); verfnsterung. 
Occupation of an overseer, eng., 

V. factordienst. 
Oche, f. fr., V. anschnitt. 
Ocher, m. hd., V. ocre. 
Ocherader, f. hd. Okerader of gang; 
ochreous vein; veine d'ocre. 
Ocherhaltig,adj hd. Okerachtig, oker


bevattend ; ochreous; ocreux. 
Ochre, eng., v. ocre. 
Ochreous, eng. , v. ocherhaltig. 

s O. vein, v. ocherader. 

Ochry red iron-ore or ironstone, 
eng., V. fer oligiste rouge 
terreux. 

Oehsenauge, n. hd. Rond dakvenster; 
bull's eye; oei( de boeuf. 
Oehsendarm, m. hd., v. bandruche. 
Ochsengalle, f. hd. , v. boudine. 

— V. fiel de boeuf. 
Ochsenh i ute, f. pl. hd. Ossenhuiden 
.. neat's hide; peaux de boeut. 
Ochsenherz, n. hd. Kardite, een mineraal: 
cardite; cardite. 
Ochsenhorn, n. hd, , v. corne de 
belier 1). 
Ochsentreiber, m. hd. Puntslag der 
horlogemakers; point-diver; pousse-pointes. 
Ochsenzunge, f. hd. Ossetong ; ox. 
tongue, bugloss; buglose des teinturiers. 
Ockam, eng., v. oakum 2). 
Ocre, Ochre, m. & f. fr. Oker; 

ochre; ocher, ocker. ® O. Brune, v. 
hydrate de fer terreur O. 
jaune, v. berggelb. — O. molybdique, 
v. molybdine. — O. rouge, 

v. fer oligiste rouge terreux. ~ 
O. d'urane, uranium oker; uran -ochre; 
uranocher. — O. d'urane endurcie, 
harde, vastè uranium oker; indurated uranochre; 
feste uran ocher. — O. d'urane 
friable, zachte uranium oker; friable 
uran-ochre, zerreibliche uranocher. 
Ocreux, adj. fr., v. ocherhaltig. 
Octaèdre, m. fr., Octaedron, Oe 
-tahedron,

eng. Achtvlak ; acht(lach, oktaeder. 
Octastylé, Octostyle, m. fr. Oe



OCTAVO 

tostylum, eng. Front met acht kolom 

achtsaulenbau; achts ulige front. -men ; 
Octavo, * . Octavo. Moyen o., 
mediaan octavo; demy-octavo; median-octay. 

— Large o., groot octavo; grossoctav; 
grand octavo. — 0.–part of a duodecimo 
sheet, twee-derde, zestien pagina's 
van een blad 12m° ; zwet drittel 
eines duodezbogens; grand carton 
Octocorne, Octuple, m Etoile 
oetoradiée, f. fr. Lichaam of vlak met 
acht punten, achtpuntige ster; octopoint, 
eight•rayed star; achtort; achtuhr, achtspitz. 

Octogone, ni. fr. , v. achteek. 

Octogone, adj. fr. Octogonal, Oc


tagonal, eng. Achthoekig; achteckig. 
Oetopoint, eng., V. oetocorne. 
Ocularglas, n. lid,., Ocular-glass, 

eng. Oogglas; verre oculaire. 
Oeulirmesser., n. hr. Oculeermes; 
budding-knife; écussnnnoir. 
Odd number, eng. , v. nombre 

impair. 

Odd page, eng., v. page irnpaire. 

Odomètre, m. (r.. Odometer, eng. 
& hd , v. hodometer. 

Oeil, Oeillet, Oeillard, m. fr., v. 
auge hd. — v. chin 3). v. xn.usehel 
am stichblatt. — v. absehen. ^. 

V. fire a. 2). ~ Opening voor de schroef 
aan een bankschroef ; hole on the srreeovice; 
schraubeloch am schrauhstock. +•• O. 
de l'arbre de la manivelle, Grand 
o. de la manivelle, opening voor de 
as in een knik; large eye of the crank; 
auge fur die kurbelwelle, nabenloch. ~ O. 
des atelles, ring aan het haam, waarin 
de haamketting wordt vastgehaakt ; loop, 
hames-eye; kummtfederose, zugose, bse 

O. de boeuf, v. ochsenauge. ~ 
(Toit à O. de boeuf) dak met ronde 
vensters ; roof with hull's eyes; dach mit 
ochsenaugen. Bois de 1'o, v au.genholz. 
O. de bouton de la manivelle, 
Petit o. de la manivelle, 
opening voor de pen in een kruk ; small 
eye of the crank; auge fair den kurbelzapfen. 
— O. de la branche d'un 
mors de bride, opening voor de oogen 
in sommige hoofdstellen ; eye; hauptcestellloch, 
auge. ® O. d'une cognée, v. 
douille 6). O. de corde, v. anneau 
2) . — O. du corps de lettre, 

O. d'une lettre, v. eye of a letter. 
O., Six petit o., Cinq et demi 
corps Six, drukletter iets grootser dan 
robijn (52 punt) gegoten op bet corpus van 
non-pareil; type cut on the body of nonpareil 
and whose face -is somewhat larger than 
ruby; letter welche auf den kegel von nompareille 
geschnitten and deren flhche 5 
typographische punkte gross ist. — O. de 
coulée, gietgat, afsteekopening van een 
hoogoven ; tap-hole, tapping-hole; stichloch, 
stick. — O. de dome, opening voor den 
sluitsteen in een gewelf eye' of a spheri-

OENANTS^URE. 775 

cal vaulí; nabelofnung einer kuppel. 

O. des é tolfes, v. auge hd. 7) . 
O. d'un étrier, oog van den stijgbeugel 
; stirrup -eye; auge des steigbhgels — 
O. de la filière, v. embouchure 2). 
O. de galerie, v. entrée de galerie. 
_ O. dulinge, keper, v. eroisé. 
O. des liures de beaupré, opening 
der woeling van den boegspriet; gamwaning-
hole; bugspriet-sorrings-gat oiler loch. 
O. d'une louve, oog van de steen schaar; 
ram's eye; toch der steinklaue. ~ 
O. de marteau, v. marteau d. s). 
® O. de mine, v. erzauge . — O. 
de perdrix, gerstekorrelpatroon,v.grain 
d'orge d). •• O. de pie, v. eyelet. 
O. des pierres précieuses, gloed, 
vuur van edelgesteenten; brilliancy,brighlness; 
fever. mm O. de pont, openingen in het 
metselwerk t.usschen twee togen eerier brug; 
bridge-eye, hole in the spandrel of a stonebridge 
pillar; brtickenauge, brucken loch. — 

O. d'un projectile creux, v. brandloch. 
— O. de roue, v nabenloch. 
~ O. de la sousgarde du fe.sil, 
opening, gat voor de houtschroef in den 
beugel van 't geweerslot; wood-screw-hole of 
the trigger-guard; chr des handbugels am 
gewebr^chafte. ® O. du tailloir, Rose 
du tailloir, bloemen op het kapiteel van 
de Korinthische orde ; flower on the abacus 
of the corinthian chapitrel; abaikusblurne am 
korinthischen kapittel — O . de la tuyére, 

V. bouche de la buse et de la 
tuyère. — O. de la vis du ressort 
de ggehette,opening voorde schroef, 
in de stangveer van een geweerslot ; eye or 
sear-spring-pin-hole; stan gen lede rschraubenohr. 
— 0. de volute, v. auge hd. s). 
Oeillard or.. fr. Meule moyenne, 
Middelmatige slijpsteen van de messenmakers 
; mean-great-,mill; mittelgrosse sch leifstein. 
— O. d'une meule, gat in den 

bovensten maalsteen, oog ; eye of a millstone; 
auge, steinloch eines muhlsteins. 
Oeillet, m. fr. , V. smal blister, 

S . blister. •® V. boucle) . — O. 
de Panere, oog in de ankerschacht voor 
den ankerring, eye in the shank of the 
anchor; auge im ankerschaft fur den anker 
-ring, röhring, mitering. ® O. d'un boulon, 
spiegat van een spiebout; eye of a 
bolt; auge, chr, dse, schli^senritze eines 
bolzens. — O. d'un cordage, v. triste 
d'un cordage. — Grand o. d'une 
étrope de poulie, V. langhals. — 

O. de harnais, v. coulisse t). •• 
O. de voile, v. e3elet. — O. du 
bluteau, v. Ohre des beutels. 
Oeillete, adj. fr. Van oogen voorzien 
(de naalden); eyelet; geöhrt. 
Oeligène, ad). fr., v. fllbildend. 
Oenanthic–acid, eng. Oenantzuur ; 

oenanfscl'.cre; acide oenantique. 
Oenantsaure, f. hd., v. oenanthic-acid. 



776 OERTERS: GE 

Oertersäge, f hd., v. brettsäge. 

Oesfass, D. hd., v. écope c). 

Oesipe,m. fr., v. fettiger schweiss. 

Oesipère, f. fr., v fettwolle. 
Oeuf, m. fr., v. échine. ~ Reukdoosje 
van edel metaal ; perfume-box; wohlgeruchbucbschen. 
Oeuvre, f. fr. Werk; work; werk. ~ 

O. au maillet, v. bosselage. — v. 
bezil. — (Corps de bátiment), 
Romp van een gebouw ; work, body of a 
building; rumpf, baukbrper. ~ Basso O., 
benedenste verdieping; lower-story; untergeschoss. 
— Dans o., binnen of in bet 
gebouw ; inside the building. within the walls; 
innerlich im gebäude. — Prise dans o., 
in den dag gemeten ; measured in the clear; 
im lichten gemessen. — Haute o., boven 

upper<.story, over-story; oberge--verdieping ; 
schoss. — Hors d'o, v. bátiment additionel. 
— Hors d'o., buiten bet ge


bouw; outside the building, without doors; 
ausserhalb am ^ebtiude. Se jeter hors 
d'o., v. auskragen.^•Mesuré, prisehors d'O, buitenwerks, buitenkants gemeten 
, measured without doors; husserlicb gemessen. 
— A pied d'o., vlak bij het 

werk ; immediately on the building-plot; unmittelbar 
am bauplatz. — Reprendre 
en sous 0., bet fondament vernieuwen ; 
to rebuild the fondation; unterfabren. 
Tirer la pierre a 1'o., de steen op de 
plaats zelve uit den grond balen; to quarry 
the stones on the building-p(ot itself; am 
bauplatz selbst die steine brecben. s O. 
d'église, kerkenraadsbank ; pew for the 
church-wardens; kirehenforsteherstubl — 
Main d'o., v. arbeitslohn. — Es


sai de 1'o., proef. monster van het metaalmengsel 
, specimen of the metal; werk probe. 
~ Faire l'essai de 1'O.. v. 
essayer. — Mettre en o.. v. fassen. 
— Mis on o., v. gefasst. 

O. morte, v. obenwerk. i O. pisée, 
Collie, bet bouwen uit klei ; cob-work, 
coffer-work: lebmstampfbau, pisee, kasten 
ondergedompeld gedeelte-werk. ~ O. vivo, 
van een schip; q^eick-work; eingetaucbte 
theil, leber,dige werk. 

Oeuvres blanches, f . p1. fr. Z waard 
gunsmithwork; zeugscbmied--vegerswerk ; 
werk. 

Ofen m. hd. zum schmelzen, v. 
fourneau. ® O. zum ziegelbrennon, 
v. kiln. — O. zum backen, 
v.. four de Boulanger. — Arbeit 
eines o—s, gang van een oven; working 
of a furnace; roulement d'un fourneau. 
Chemischer o. , v. fourneau de 
laboratoire. — 0. fur cylinderkessel, 
v. furnace for cilinder 

-boilers. — Deutscher o., v. coffin 
2). — O. heizen, de pottenbakkers oven 
stoken ; to heat the furnace; faire un feu. 

Rauchverzehrender o., v. fourneau 
fumivore. ~ O. mit schei


-- OFENKRUCKE. 

dewande, v. enf )urnement en 
echappade. Stehender o ., staande 
pottenbakkers oven ; upright-oven; four droit, 
four à alandriers. — Untere theil 
des o—s, benedenste gedeelte van den reverbeeroven 
; lower part of the furnace; 
rampant des fours à réverbère. — Die 
getrocknete waare in den o. bringen, 
de gedroogde stukken aardewerk of 
steen in den oven zetten ; to put the dry 
ware into the furnace; enfourner le cru. — 
Den o. i bersetzen, v. to overcharge 
the furnace. 

Ofenanker, in. hd. Ovenband, ovenanker 
; iron-band to keep the tiles of a furnace; 
ancre de fourneau. 

Ofenauge, m. hd., v. abzucht. 
Ofenbank, f. hd., V. bodée. 
Ofenblase, f. hd., V. ofenkessel. 
Ofenblech, n. hd., v. block 5). 
Ofenbruch, in. hd., v. cadmia. — 

V. arco. 
Ofenbruchgat, n., Ofenbruchstein, 
in. hd. Onzuiver zink uit den aan 
fornuizen uitgesmolten ; matt of-slag der 
tutly; matte de refonte des débris. 
Ofenbruehkbnig, m hd. Zuiver zink 
uit den aanslag der fornuizen; regulus of 
tulp; régule des débris. 

Ofendarren, n. hd. Het drogen in 
den oven ; kiln-drying; séchage au four. 
Ofenfrischerei, f. hd., v. frisch


arbeit. 
Ofenfutter, n. hd , V. contre-mur. 
Ofengabel, f. hd., v. fourgon. — 

Gebogene o., kromme ovenvork; crooked-
oven-fork; polichinelle. 
Ofengalmei, m. hd., v. ofenbruch


gat. (furnace. 
Ofengestell, n. hd., v. frame of the 
Ofengesti be, n. hd., v. brasque. 
Ofengewölbe,n. hd. Ovengewelf; vault 

of a furnace; voute de fourneau. — Weite 
des o—s, spanning van bet gewelf over 
den glasoven ; width of the furnace-vault; 

glaie, glaise. 

Ofengiesser , m. hd. Kachelgieter; 
stove-founder; fondeur de poêles. 
Ofengiesserei, f. hd. Kachelgieterij ; 

.stove-foundery; fonderie de poêles. 
Ofenheizer, m. hd., v. chauffeur. 
Ofenherd, m. hd. Ovenhaard ; oven


hearth; foyer d'un fourneau. — O. and 
gestell, v. petite masse inférieure, 

s. masse. 
Ofenkachel, f. hd.. v. carreau 2). 
Ofenkessel, in. Ofenblase, f. hd. 
ingemetselde ketel ; boiler immured in an 

oven; chaudière murée dans un poule. 
Ofenkitt, m. hd., v. furnace-lute. 
Ofenkrone, f. hd. Kroonlijst van een 

kachel ; stove-cornice; corniche d'un fourneau. 
Ofenkrucke, f. hd. Raketijzer des bak 
oven -rake; rable. — v. graton. ~-kers ; 

O. —ehen, klein stookijzer der glasblazereien 
; little rake; graton 

OFENLEHM 

Ofenlehm, m. hd., V. furnace-lute. 
Ofenloch, n. hd., v. kiln-hole. 
Ofenloeher, n. pl. hd , v arbeits


löcher. ~ Kleine o., v. boccarellas. 
Ofenmund, m. hd. Mond van den oven; 
mouth of the furnace; bouche de fourneau. 

Ofenplatte, f. hd. Plaat, vloer van den 
oven ; iron-plate of an oven; plaque à fourneau. 


Ofenröhre, f. hd. Pijp, liggende schoorsteen 
van een oven ; tunnel of an oven; 
tuyau de fourneau. 
Ofenrost, m. lid. Ovenrooster; fur. 
nace-grate; grille de fourneau. 
Ofenruss, m. hd., V. bidanet. ••• 

V. kienruss . 
Ofenschaufel, f. hd. Aschschop, van 
groote afmeting ; oven-shovel; pelle de four. 
Ofenschirm, m. hd , v. mur de 
protection. ~ v. éeran. (ker. 
Ofenschlauter, f. hd., v. ofenan-
Ofenschlund, m. hd , v. kiln-hole. 
Ofenschwarze, f. hd. Potlood ; pow


dered bleak-lead; plorbagine. 
Ofenstange, f. hd., v. ofenkrucke. 
Ofenstaublech, m, hd. Ruwkoper 

uit ovenslof verkregen ; rrmatt of copper ob 
matte de cuivre ob--tained from the dust; 
tenu de la poussière des fourneaux. 

Ofenstoek, rn. hd. Grondmuur van een 
oven ; ground-wall of a furnace; mur servant 
de lase an fourneau. 

Ofenstosser, m. hd. Werkijzer der 
frischovens; rake; pelle à detacher le métal. 
Ofenthi r, f. hd. Ovendeur, kacheldeur; 
stove-door; porte de fourneau. 
Ofentiefe, f. hd. Vloer van den pot. 
tenhakkersoven; bottom of the furnace; fausse 
chauffe. 
Ofenverzierungen, r. pl. hd. Kachelornamenten 
; stove-ornaments; ornaments 

de poêle. 
Ofenvoll, m. hd , V. fournee 2).
Ofenweite, f. hd., v. évasement 

du. foyer. 
Ofenwisch, m. hd., v. écouvillon i ).
Ofeuzeug, n. hd. Afval, verlies bij het 

smelten ; waste of liquation pieces; déchets 
des pièces de liquation. 

Ofenziegel, m. hd , v. brique 2).
Of cut, eng., v. duodezbogen 2). 
Ofd horse, Let-horse, eng. Hand


paard , handpferd; sons-verge. 

Of-horse's collar, eng. Haam van 
vet van de handsche paard; handkummt; 
collier de sous-verge. 

Ofd leader, eng. Van de handsche paard 
van het voorspan ; vordere handp fend, rien2enhandpferd; 
sous-verge de levant. 

Off-saddle,Pad,Luggage-sadle, 
eng. Pakzadel, handzadel, zadel van het handpaard 
(engelscb model); handsattel; sellette. 

Off—side, eng. Van de handsche zijde 
(van rijtuigen en paarden), v. eSté droit.~ V. long-head. 

OGIVE. 777 

Off-side of a carriage, eng. Rechterzijde 
van een rijtuig; handseite; cóté de 
sous-verge, cóté droit. 

Off-side-neck-strap, eng. , v. 
breast-plate-neck-strap. 
Off- staff, eng. Maatstok der landmeters 
; massstock, messstange; règle. 

Off-wheeler, Shaft-horse, eng. 
Van de handsche paard; stangen handpferd; 
sous-verge de derrière. 

Offal, eng , V. máchefer. 

Offen, adj. hd. Open ; open; ouvert. — 
O-e see, V. large mer, s. mer. 
O —er gang, open mijngang of ader; cavernous 
lode; felon fendillé, caverneux. 
0—es fahrzeug, open vaartuig; undecked 
vessel; navire non ponté. 

Offene pfeife,f. hd.,v.open mouthpipe. 
Offene schanze, f. hd., v. open 
field-work. 
Of ones luftmanometer, m hd., 

V. manomètre. 
Offensive mine, eng , v. mine 
d'attaque, s. mine a. 
Office, f. fr. y eng., v. ehambre 3). 

— Spiskamer; pantry; anrichtzimmer. 
Officierstent oder zelt, f. hd., v. 
marquise 4) & 'i). 

Officin, f. hd., v. imprimerie t) . 

Oeffnen, V. a. hd Openen ; to open; 
ouvrir. — Die glaskugel o., de geblazen 
kogel of cilinder openen ; to open the 
glass-ball; ouvrir la bosse. 

Oeffner, m. hd., v. blatt 4). ••• 
(der geblasen glaskugel) Werkman 
die de geblazen bollen opensnijdt; opener; 

ouvreur. 

Oeffnerkreuz, n. hd , v. eroix de 

portée. 

Oeffnung, f. lid., v. brêche. — 
(zu einem fenster), v. baie. ~ v. 
gap 2) . — V. air-hole. — (blanke 
stelle) onbedrukt gedeelte van behangsels; 
relay; relais. — v. bade. — v. opening 
— V. ouverture. 

Oeffnung eines winkels, f. hd., v. 
ouverture d'un angle. 

Offrir de la depouille, v. a. fr. 

Stukken van den gietvorm wegnemen ; to 

take off parts; theile wegreissen. 

Offset, Set—off, eng., v. empatte


ment 3). — Loodlijn, hulplijn bij bet 

landmeten ; perpendiculare; perpendiculaire. 

Ogee, eng., V. cornice & bouvement 
2). ••• O. arch, v. ogive laneéolée. 
— O. plane, v. corniceplane. 
~ O. tool, v. ciseau à oor


niche. 

Ogival, Ogive, Ogivique, ad j . fr. 

Gothiscb ; pointed-arched; spitzbogig. •n• 

Style o., V. S. style. 

Ogive, Augive, f. fr. Ribbe van een 
gothisch gewelf ; groin-rib; gratrippe. 
Are a l'ogive, v. are gothique. 

— O. équilaterale, v. are équila

778 OGIVE—ROMAN 

tère, s. équilatéral. O. exhaus 
see, verhoogde spitsboog ; stilted or pointed 
arch; gestelzte, geb(irstete. iiberhobene spitzbogen. 
— O. lancéolée, O. on dos 
d'ane, gemengde spitsboog; ogee-arch; eselsrucbenbogen. 
— O. lancéolee outre— 
passée, Are en carène, persische 
boog -, keel-arch; kielbogen, persische bogen. 

. O. mauresque, boefijzerspitsboog ; 
morish-arch; maurische bufeisenspitzbogen. 
~ O. outre--Passée, v. ogive mauresque. 
~ O. surbaissée, O. ob 

-tuse,

gedrukte spitsboog ; drop-arch; niedrige 
spitzbogen. •• O. surhaussée, O. 
aigue, Are en lancette, v. ogiveexhausée. 

Ogivo-roman, m. fr. , v. styleogivo-roman. 

Ogre, m. fr., V. évidoir. 

Ogre-bit, eng.. v. évidoir. 

Ohm, f. hd. Aam (inhoudsmaat); awm, 
aam. hogshead; muid 
Oehr, n. hd., Gei hrt, v. oeilleté. 

V. eYe 1). V. auberon. — v. 
henkel. ~ v. eye of a hook. —0. 
der axt, V. douille 6). — V. muschel 
am stichblatt. ~ v. bélière. — v. 
attache. — Oberes oder bewegliches 
o., v. béliére du eliquet. 
Unteres oder unbewegliches o., v. 
bélière du talon. — 0-e des beutels, 
openingen in de lederen stukken van 
de buil ; bolter-ears; oeillets du bluteau 
O-e an ein gef ,ss machen, v. 
mouler les aasces. ~ Zu den o-en 
breit sehlagen, de naaldenschachten 
plat slaan, op de plaats voor het oog ; to 
prepare the eye by flattening; palmer. 
Ohr, n. hd., v. ear. v. aureillon. 
— v. eselsohr. ~ Wrong van een 
ploeg; earth-board, mould-board; oreille, oreillon 
de charme. ~ v. chas 1). ~ v.
oreille. — v. oreille d'un cordage. 

V. oreille de cornicho. — V. 
oreillon. — v. tourillon. — O. des 
handbugels am gewehrschafte, 
V. oeil de la sousgarde d'un fusil. 
— O. eines bolzens, v. oeillet 
d'un boulon. 
Ohrbrille, f. hd. Bril met veeren; 
temple-spectacles; lunettes a ressorts. 

Ohren, öhren, v. a. lid. De ooggin 
in naalden boren ; to furnish with eyes; 
faire les chas. 

Oehrende, n. hd., v. nadelkopf 2). 
Ohrgehenk, n. hd. Oorringen, oor


knoppen ; ear-drop; pendant d'oreilles. 

0 hrgewölbe,n.hd.,v. lancet-arch. 

Ohrlamm, m. hd. Bevaren matroos; 
weather-beaten sailer; matelot amariné. 

Ohrloch, n. hd , V. ochsenauge. 

Ohrlöffel, m. hd. Oorlepeltje ; ear


pick; cure-oreille. 
Ohrtriehter, m. hd. Gehoorbuis (voor 
dooven), ear-t-rumpet; cornet de l'oreille. 
Ohrzange, f. hd. Groote smêetang met 

-- OIL-PAINT. 

holle, rechthoekig omgebogen bek ; crotchet 
tongs; grosse pince à crochets. 
Oehsen, n. pl. hd. Oogen (voor da


meskleederen); eyes; porte agrafes. 
Oil (to), eng., v. huiler. 
Oil, eng., v. bl. — Animal o., 

V. thierisches ól, s. bl. — Ant o., 
v. formic oil, s. oil. — Boiled o., v.' 
gekochtes bi, s. ál. — Cabaline 
O., Horse—grease, paardenvetolie ; rossól; 
huile de cheval. — Colophony o., 
harsolie; geigenharzol; résinéine. — Drying 
o., V. trocknende bl, s. ol. •• Es


sential oil, v. huile essentielle. 
Pat o., v. huile grasse. ~ Formic 
0., mierenolie; am.eisenbl; huile formique, 
huile de fourmis. — Hazel o., hazelnot,
enolie; haselnussöl; holle de noisetUe. — 
Maw-seed-o., Poppy-seed-o., v. 
huile de pavot. — Provence o., 
fransche slaolie; Provencer-hi; holle de Provence. 
— Pure o., v. jungfernbl. 
•• Rose 0., rozenolie ; rosenol; huile rosa 
t. — Rape o., v. huile de navette. 
— Rancid o., v. ranzigesbl, 

S. gil. ••• Salad o., v. baumbl. 
Spike O., spijkolie ; spikhl; holle d'aspic. 
To stamp the o., olieslaan ; dl 
ausschlaqen; froisser Thuile. — Train o., 

V. huile de baleine. — Virgin o., 
V. huille vierge. — Volatile o., 
V. huile volatile. — Whale o., v. 
huile de baleine. — Worst o., v. 
huile d' enfer. 
O 1.l eng. of almonds, v. mandelál. 

~ O. of blubber, v. fischthran. 
. O. of cloves, v. nagelba. 

O. extracted from the spanish 
marjoram, hopolie; hopfenol; huile de 
dictame de crète. — O. of melisse, v. 
melissenbl. — O. of savory, olie 
van boononkruid ; sature-ibl; huile de sar 
olie van wijn -riette. ~ O. of tartre,


steen ; weinsteindl; huile de tartre. ~ O. 

of turpentine, v. huile de térébentine. 
— O. of vitriol, v. huile 
de vitriol. 

Oil-axle, eng., V. essieu breveté. 
Oil-bath, eng., v. telbad. 
Oil-bread, eng., v. álbrod. 

Oil-cake, eng. , v. blkuchen & 
ölbrod. 
Oil-eloth,eng. Wasdoek (voor tapijten); 

wachsleinwand, wachstuch; toile circle. 

Oil-cup, eng , v. botte à graisse. 
Oil-feeder, eng., v. botte á huile. 
Oil-foot, eng., v. Grasses d'huile. 
Oil-forming, eng , v. ölbildend. 

Oil-gas. eng , v. telgas. 
Oil-gilding , eng. , v. dorure à 
Thuile. 
Oil-groove, eng. , v. cruciform 

groove. 
Oil-ground, eng., v. blgrund. 
Oil-mill, eng., v. moulin a huile. 
Oil-paint, eng., v. álanstrich. 


OIL - PAINTER 

Oil-painter, eng., v. telmaler. 
Oil-painting, eng., v. olliild. 
Oil-pot, eng., v. biblase. 
Oil-press, eng., v. olkelter. 
Oil-refining, eng., v. blreinigen. 
Oil-rubber, eng., v. turkischer 

ölstein, s. blstein. 
Oil-soap, eng., v. olseife. 
Oil-stone, eng., v. ölstein. 
Oil-stone-powder, eng. , v. ol


steinschleif. 
Oil-sugar, eng., V. olzueker. 
Oil-track, eng., v. cruciform 

groove. 
Oil-varnish, eng., v. drying-oil. 
Oiler, eng., v. drousseur. 
Oiling, eng., v. einfetten 2). ••• 

O.-needle,v.ölnadel. -•O.-trough, 

V. einschmalztrog. 
Oily, adj eng., v. bli g. 
Oing, in. fr., v. graisse. 
Oiseau, m. fr., v. hawk. 
Okel * . Okelas, m. fr. Turkscbe 
bazar; oukaïl; muhamedanische bazar. 
Oekonomie, f. hd. Huishoudkunde 


husbandry; économie. 
Oktaeder, n. hr., v. octaèdre. 
Oktogon, m. hd., v. achteek. 
Okygraph, m. hd. Snelschrijver met 

gewone letters; tachygraphist; tachigrapbe. 

Oel, n. hd., v. huile. — O. ausschlagen, 
v. to stamp the oil, s. 
oil. ~ Aetherisches o., v. huile 
volatile. — Brandiges, Brennzliches 
o., brandige, empyreumatische olie; 
emnpyreumatic-oil; pvrélaïne, empyrèle. •• 

F luchtiges o., v. huille essentielle. 
~ Ranziges o., rans geworden olie 
rancid-oil; huile ranee. ~ Reines o., 

V. jungfern®1. ~ Schlechteste o., 
slechtste olie; worst-oil; holle d'enfer. ~ 
Thierisches o., dierlijke olie; animaloil; 
huile animale. - Troeknende, 
austroeknende o., drogende olie ; siccative; 
huile siccative. - Gekochtes 
O., gekookte olie ; boiled-oil; oleolé. ~ 
Flu.ssig oder schmierig bleibendes 
O., niet drogende olie; not dryingoil; 
huile non-sêchant. 

Oelachse, f. hd., V. essieu. brevete. 
Oelähnliche verbindung, f. pi. 
hd. Ela'ine verbindingen ; oleides; oléides. 
Oelanstrich, m. hd. Olieverf; oilpaint; 
vernis d'huile. 
Oelbad, n. hd. Oliebad ; oil-bath; bain 

d'huile. 
Oelbällehen, in. hd., v. ball tm). 
Oelbaum, m. hd. Olijfboom; olive-tree


olivier. 
Oelbaumgummi,n. hd., Oelbaumharz, 
Gom van den olijfboom; olive-treegum; 
gomme d'olivier. 
Oelbeerbaum, in. hd. Trosjeskersenboom 
; grape-cherry-tree; cérisier is grappe. 
Oelbild, n. hd. Olieverfschilderij ; oilpainting; 
tableau a 1'huile. 

OLINI)E. 779 

Oelbildend, adj. hd. Olievormend ; 
oil-forming; oéligène. oléfiant. 
Oelbilderdruck, m hd. Kleurendruk 
op steen . lithochromy; lithoebromie. 
Oelblase f. hd. fur maler, oliepot ; 
oil-pot; marmite. 

Oelbrod, n. hd. Oliekoek, zeer sterk 
gekookte en afgerookte olie; oil-bread, oilcake; 
pain <t huile. 

Oelbuchse, f. hd., v. bof te á graisse. 
Old-man, eng., v. vieux ouvrages, 
s ouvrage c. 
Oldwoman's tooth, eng., v. guim.barde 
t). 
Old-workings, v. vieux ouvrages, 
s. ouvrage c. 
Oeleagin, n. hd., Oleagine, eng., 
Oléagine, f. fr. Eiaïdine. 
Oleaginous, eng., Oléagineux, fr., 

V. ölig. 
Oleate, m. fr., Oleate, eng., V. ölsaures 
salz. 
Oléate de natron, m. fr., Oleate 
of natron, eng., V. ölsaures natron. 
Oléfiant, adj fr., V. oibildend.•• 

O. gas, v. gaz oléfiant. 
Oleic-acid, eng , v acide oléique. 
Oléides, m. fr. , Oleides, eng., pl. 
V. ®lähnliche verbindung. 
Oleine, eng., oléine, f. fr., Olein, 
n. hd , v. élain. 
Oelen, v. a. hd., V. huiler. 
Oléolé, m. fr., v. gekochtes öl, 

S. bl. 
Oléophosphate, m. fr., Oieophosphate, 
eng., v. ölphosphorsaures 

salt. 
Oleophosphoric-acid, eng., v. bi 
-phosphorsáure. 

Oleoricinie- acid, eng., v. blriein


saure. 

Oleosaccharum of fennel, eng., 

V. fenchelolzucker. 
Oléosucre de citron, m. fr., v. 
eitronenblzucker. —0. de fenouil, 

V. fenchelblzucker. 
Oelfarbe, f. hd., v. blanstrich. 
Oelfirniss, m. hd., v. drying-oil. 
Oelgas, n. hd. Oliegas; oil-gas; gaz 
d'huile. 

Oelgeruch, brenzlieher, m. hd., 

V. empyreum. 
Oelgrund, in. hd. Eerste laag olieverf, 
grondverf; oil-ground; couche de couleurs à 
t'huile. 

Oliban, m. fr. & eng., Olibanum, 
eng. Wierook ; weirauch; encens. 
Oelig, Oelicht, adj. hd. Olieachtig; 
oily, oleaginous; huileux, oléagineux, oléifère. 

Oligiste, adj. fr., v. fer oligiste, 

S. fer. ~ O. oolithique, Mineral 
violet, otili.th roodijzersteen ; oolitic rediron-
stove; oolitische rotheisenstein. 
Olinde, f fr. y hd., O.lindklinge, 

I. hd. Zwaardles met uit Braziiie; Brazilian 
sword-blade. 

780 OLIVEE 

Olive f. Bouton, Tiroir, m. fr. 
Knop, greep aan schuiframen, z.waanshals; 
knob, button, handle; aufziehknopf, fensterknopf. 


Olive, f. hd. & eng. Bolle, verheven 

knoop ; bouton olivaire. 
Olive-husks, eng., v. öltrester. 
Olive-oil, eng., v. baumbl. 
Olive-tree, eng., v. ®lbaum. 
Olive-tree--guns, eng., v. ölbaum


gummi. 
Olive-wood, eng., v. olivenholz. 
Olivenbiende, f. hd., v. augit. 
Olivengummi, n. hd., v. ölbaum


gummi. 
Olivenholz, n. hd. Hout van den 

olijfboom ; olive-wood; bols d'olivier. 
Olivenbl, n. hd., v. baumbl. 
Olivenpressmuhle, f. hd., v. dé


tritoir. 

Oliver, eng. Kleine smeehamer, die 
met den voet wordt bewogen, in Engeland 
en Amerika in gebruik; fusshammer, tritthammer; 
marteau á pied 

Olivier, m. fr. , v. blbaum. ®. 

Bois d'o., v. olivenholz. (huile. 
Oelkännehen, n. hd., v. batte à 
Oelkelter, f. hd. Oliepers; oil-press; 

pressoir d'buile. 
Oelkitt, m. hd. Kleefdeeg net olie 
aangemaakt; lithocolla; litbocolle. 

Oelkuchen, m. hd. Oliekoek, (naar 
de herkomst lijn -) raap-koek, etc.); oil-cake; 
briquette. 

Oelmaler, m. hd. Schilder in olieverf; 
oil-painter; peintre à l'huile. 
Oelmesser, m. hd. Olieweger; testoil; 
pése-huile. 
Oelmi hle, f. hd., v. moulin à 
Thuile. 

Oelnadel, f. hd. Staafje staal of ijzer 
waarmede de horlogemakers olie geven ; 
oiling-needle; porte-huile. 

Oelpapier, n. hd., v. firnisspapier. 

Oelphosphorsãure, f. hd. Oliephosphorzuur 
; oleo-phosphoric-acid; acide oleophosphorique. 


Oelphosphorsaures salz, n. hd. 
Oliephosphorzuur zout; oleophosphate; oléopbosphate. 


Oelpresse, t. hd., v. blkelter. 
Oelreinigen, n. hd. Het oliezuiveren, 
patenteeren ; oil-refining; raffinage de l'huile. 

Oelrieinsaure, f. hd. Eigenaardig zuur 
der ricinusolie; oleoricinic-acid; acide oléoricin 
iq ne. 

Oelsaure, f. hd., v. acide oléique. 
Oelsaures natron, n. hd. Oliezure 
soda ; oleate of natron; oléate de natron. 
Oelsaures salz, n. hd. Oliezuurzout; 
oleate; oleate. 
Oelseife, f. hd. Oliezeep; oil-soap; savon 
de l'huile. 

Oelstampfmuhle, f. hd. Oliemolen 
met stampers; oil-stamping-mill; moulin In 
l'huile In pilon. 

ONGL iTTE. 

Oelstein, m. hd., v. abziehstein. 

•n• Met bitumen doortrokken kalksteen ; 
swine-stone, stink-stone; pierre de pore. — 
Turklscher o., turksche steen ; oilrubber, 
turkey-stone, turkois-stone; pierre 
du levant. 
Oelsteinschleif, m. hd. Wetsteen poeder; 
oil-stone-powder; poudre de pierre 
à rasoir. 

Oelstoif, m. hd., V. elaïn. 
Oeltrester, m. pl. hd. Uitgeperste 
olijven ; olive-husks; grignons. 
Oelvergoldung, f. hd., v. dorure 
a l'huile. 

Oelzucker, n. hd Oliesuiker, glycerine; 
oil-sugar; ' glycérine, v. elaiosaecharum. 


Ombré, m. fr., v. irisdruck. 

Ombré, adj. fr., v. musirt. 

Ombrer v. a. fr. aver Penere de 
chine, V. lavis. 
Ombro-madder, eng., v. garantie 
non robée. 

Ombromètre, in. fr. Ombroreter, 
m hd. & eng. Regenmeter; pluviometer, 
rain-gauge; regenmesser. 

Omission,f. fr.& eng , v. auslassung. 
Oenanthsaure, f. hd. , v. oenanthic- 
acid. 
Oenanthsaures salz, n. hd. Oenantzuurzout, 
V. oenanthate. 

Once, f. fr., V. ounce. 

Onde, f. fr , v. cap, eng. 14). — v. 
hebel am strumpfwirkersstuhl. 

Golf, van geluid, licht enz. ; wave; wage, 
welle ® 0-s d'un bouton, ribben 
van een knoop; ribs of a button; wellen. ^ 
O-s des étoffes moirées, golvingen 
van gewaterde stoffen ; waves; wellen der 
gewksserten stoffen. — O-s du verre, 

V. filandres du verre. 
Ondé, adj. fr., V. cordé. 
Ondulataire, adj. fr. Golfvormig, slingerende; 
undulatory; wellenförmig. 

Ondulation, f. fr. Golving, slingering, 
van geluid, lichtstralen, etc. ; undulation; 
wellenbewegung, schwingungswelle. 

Ondulé (rail, m. fr , v. belly-rail. 

One-sided nailed shoe, eng. Strijkijzer, 
v. for do cheval à une branche 
privée d'étampures. 

One-way-plough, eng., v. charrue 
tourne-oreille. 
Onglet, m. fr., v. bassinet 2). ••• 

V. hollow chisel, s. chisel. o• Snippers, 
afsnijdsel van papier; paper-shavings; 
papierschnitsel. — v. falz 1). ~ Faire 
un o., v. to cancel. — O-s, v. anftihrungszeiehen. 
— Puntgraveerijzer 
der goudsneden ; sharp graver; sticheisen. 
~ V. biaisement. Equerre à 
o., V. angle-bevil. •® v. mitre. 

Machine à onglet, v mitre-block. 

Onglette, f. fr., V. knife-tool. 
Groef, holte in een sabelkling; hollow of a 
blade; aushohlungen in einer klinge. 


ONOFRITF 

Onofrite, eng. Selenium•kwik ; inerkurglanz; 
mercure sélénié. 

Onset, eng., v. anlage. 

Onsetter, eng , v. ouvrier acerocheur, 
Onyx, * . Een edelgesteente, onyx. 
Onyxachat, m. hd. Onyx—agate, 
eng. Onyx-agaat; agate onyx. 

Onyxalbast, m. hd., Onyx—albaster, 
eng. Onyx-albast; albátre onyx 

Onze, m. fr , v. cicero l). 

Oolithbildung, f. M. Juraformatie; 
Jurassic formation; formation jurassique. 

Oolithe, m. fr , Oolite,eng , Oolith, 

m. hd. Oolith, dichte koolzure kalksteen. 
O. de fer calcifere, v. fer oolithique. 
Oolithkalk, ni. hd., Jurakalk; ooliticlime; 
chaux oolitbique. 
Oolitic-lime, eng., v. oolithkalk. 
Oolitie-iron-stone , eng., v. fer 

oolitique. 
Oolitic—red-iron-stone , eng., v. 
oligiste oolitique. 
Oolitische rotheisenstein, m. hd , 

V. oligiste oolitique. 
Oonine, f. fr. & eng. Oonin, n. hd., 
V. eiweissstoff. 
Ooze, eng., v. beize 2) . ~ v. bohrschmant. 
— v. garbruhe. 
Opale, f. fr,, Opal, f. hd. Opaal, 
edele opaal ; opal, noble opal, precious opal; 
edelopal. — O. aqueuse, v. hydrophan. 
_ O. ferrugineuse, v. jas 

V. feuer--pisopal. — O. de feu, 
opal. — 0. incrustante, geyserit; 
kind of siliceous sinter; geyserit. — O. 
resinite, v. menilite. 
Opaler v, a. fr.: le sucre, v. cas


ser le suere. 

Opalescent, adj. eng., v. milky. 

Opalisiren, v. a. hd., v. casser le 

sucre. 
Opaljaspis, m. hd. , v. banderjaspis. 
Open (to), eng., v. ófnen. — To 

o. the fire, v. ouvrir le feu. — 
To o. the glass-ball, v. die glas 
s. öffnen. — To o.-kugel bffnen, 
a line, v. ouvrir un chemin de 
fer. — To o. the raft, v. ouvrir 
la portière. 
Open, eng., v. à Claire voie. — v. 
to cut 3) . ~ V. offen. — O. worked, 

V. durehbroehen. 
Open caponier, eng. Open kaponare, 

koffer ; oben o fPene caponiere, koffer; capon


nière à ciel ouvert, coifre. 

Open of fellies, eng., v. back


slitting. 

Open field-work, eng. Opene veld


verschansing ; of/'ene schanze; ouvrage ouvert. 

Open key-serew, eng. Vorkvormige 

moersleutel; offene schraubenschlicssel; clé 

ouverte. 

Open mouth-pipe, eng. Open pijp 

OPTICAL. 781 

van een orgel; of/ene pfeife; tuyau ouvert 

Open newel, eng., v. noyau peree. 

Open-worked stuffs, eng., v. étof


fes á jour. 
Opener, eng., v. ®ffner der ge 
-blasen glaskugel. ~ O. (Opening 
machine), V. devil ij. 

Opening, eng., v. ®fnung, — v. 
embouchure 2). ® Opening voor het 
inbrengen van den kroes in glasovens; bf' 
nung; logis. — Weeken van de stoffen, die 
geverfd moeten worden ; einweichen; faire 
l'ouverture, — O. in the axle-treebed 
for an iron axle-tree, holte voor 
het metalen kussen in den houten legger; 
achseneinschnitt inn achsenfutter; encastreinent 
dans le dessous du corps d'essieu en 
bois pour i'essieu en metal e O. bit, 

V. écarrissoir. — (Mouth of the 
furnace), v. abstichloch. ® O. for 
a door or window, v. baie. — O. 

of a line, v. ouverture d'un chemin 
de fer. — O. in the lockplate, 
uitlating voor den schoorsteenvoet 
aan een percussieslot ; stollenlager; encastremen 
t. ® O. machine, v. devil 2) . 

O. out, v. étamper 2). ® O. tool, 
V. ansteeheisen & augenholz. 
Open sand-casting, eng., v. herdguss 
2). 
Operateur, m. fr., v. arbeitsthur. 
•• Werktuig dat zelfwerkend is, v. ope


rator. 

Operateur, * Vervaardiger van glasplaten 
in de photographie. 
Operative, eng. Arbeider, knecht, werkman, 
daglooner; arbeiter, gesell; ouvrier. 

Operator, eng. Werktuig waarmede 
iets gemaakt wordt en dat zijne beweging 
van elders overneemt ; lastmaschine, arbeitsmaschine; 
opérateur. — v. arbeitsthi r. 

Opérer, v. n. fr., v. laboriren. 

Opérer v. a. fr. la fusion,. v. to 

bring down. 

Operment, n. hd., v. arsenic jaune. 

Opferbecken, n. hd. Offer of altaar 

bekken ; altar-basin; bassin aux offrandes. 

Ophit, m. hd., v. serpentinstein 

(edler). 

Ophthalmiten, m. pl. lid. Eivormige 
agaatsteenen ; eye-shaped agate; agate, calcedoine 
oculiforme. 

Opian, n. hd., v. narcotine. 

Opium, * opium. 

Opiums ure, f. hd., v. aside mé


conique. 

Opopanax, m. fr. & eng., Opopa


naxgummi, n. hd. Gom opoponax. 

Opper, Opperwall, m. hd , v. eáté 

sous le vent. 

Opposite each other, eng , v. ne


ben einander. 

Optic angle, eng., v. angle op


tique. — O. axis, v. axe optique. 

Optical eng. instruments, Gezicht


kundige werktuigen ; optische instrumente; 

66 


 7 8 9 OPTIC TEN -- OR. 


instruments d'optique. — O. square, boek spiegel 
voor het uitzetten van loodlanen; winkelspiegel; 
instrument d'arpentage á miroir. 

Opticien, m. fr., Optician, eng., 
Opticus, m. hd. Gezichtkundige instrumentmaker. 


Optik, f. hd., Optique, f. fr., Opties, 
eng., v. lichtlehre. 

Optique, adj. fr., Optisch, hd. Optic 
or Optical, eng. Gezicbtkundig, tot 
de gezicbtkunde behoorende. 

Optische instrumente, n. pl. hd., 

V. optical instruments. 
Optometer, m. hd. , & eng., Optomètre, 
m. fr. Optometer, werktuig ter 
bepaling van den afstand van duidelijk zien. 

Or, m. fr., v. gold. — D'or, v. 
golden. — Affinage de 1'o, v. goldauszug. 
Affineur d'or, v. goldscheider. 
— O. d'Allemagne, v. 
similor. — O. d'applique, v. malergold 
& buchbindergold. — Alliage 
d'o. , v. goldlegirun g. ~ 
Alloi d'o. , goudgebalte der munten 
alloy; goldgehalt. — Assiette d'o., v. 
gold-ground. — Amálgame d'o., 

v. goldamalgam. ~ Bain d'o., v. 
goldbad. — Barre d'o., v. goldbarre. 
— O. bas, v. gold unter 18 
karat. ~ Batteur d'o., v. goldbeater. 
— O, battu, v. blatt-gold. 
~ Battage d'o., v. battage 3). ~ 
O. blanc, v. electrum. — O. bleu, 
v. blaugold. — Broche d'o., met 
gouddraad doorweven ; interwoven with goldthreads; 
goldgewirkt. — Broderie en 
o., v. gold-embroiding. — O. calciné, 
v. goldkalk. ~ O. commun, 
V. kronengold. s O. en coquille, 
O. en chaux, v. malergold. 
Couche d'o., v. goldgrund. 
Couleur d'o., v. gold-color. ~ v. 
goldf arbig. — O. couleur, v. goldground. 
— O. de couleur, gekleurd 
goud ; orpiment; farbiges gold. s O. double, 
v. doppelgold. ~ O. demifin, 
v. blattgold i). ~ Depart de 
1'o., v. goldscheidung. ~ O. en 
drapeaux, met goudoplossing doortrok 
lappen ; rags impregnated with gold--ken 
solution; goldzunder. — Fabricant de 
drap d'o., v. goldwirker. — Pabrique 
d'o., v. goldfabrik. ••• 
Faux O., valsch goud ; imitation gold; 
falsches gold. — O. feuille morte, 
v, braungelbes gold, s. gold. 

O. en feuilles, v. blatt-gold. ^. 
O. en feuilles pale, v. bindinggold. 
~ Pil d'o., v. goldfaden. ~ 
Pil d'o., fil doré, v. fil d'or. — 
0. filé, v. file d'or. — Fileur d'o, 
V. goldspinner. — Plan d'o., v. 
goldschrötling. ~ Pond d'o., v. 
goldgrund l). — Fondeur d'o., v. 
goldmelter. — O. fulminant, v. 
knallgold. ~ O. gris, grauw goud; 
gray gold; graue gold. ~ O. a, gros, v. 
doppelgold. — Galon d'o., v. goldlace. 
— 0. haehé, ruwe, slechte verguiding; 
rough gilding; rauhe vergoldung.. 

— Hydrochlorate d'o., v. salzsaures 
goldoxide, s. goldoxide. 
Hydrochlorate d'o. et de sonde, 
V. goldoxydnatron. ~ Impression 
en o., v. golddruck. — 0.. 
jaune, geel goud ; antique gold; gelbe gold. 
Lame d'o., v. gold-lahn. 
Laminage de l'o., v. goldpli,tten. 

— Lamineur d'o., v. goldplätter. 
O. de lavage, v. fliessgold. ••• 
Lavage de 1'o., v. goldwascherei. 
Lavure d'o, v. goldkrätze. 
Lim ille d'o., v. goldfeilicht. 

O. en lingots, v. goldzain. ^• 
Masse d'o., v. goldklumpen. ••• 
O. massif, v. klammgälliges gold. 
~ Mastic d'o., goudcement; gold -mastic; 
goldcement. — O. mat, v. matt-gold. 
— Mereure d'o., v. goldquecksilber. 
s Monnaie d'o., v. goldcoin. 
— O. mosaïque, v. mosaicgold. 
••• Moulin à tirer d'o, v. 
golddrahtmuhle. — O. moulu, v. 
mosaic-gold. ~ Muriate d'o., v. 
salzsaures goldoxide,s. goldexide. 
— O. musif, O. mussif, v. mosaicgold. 
~ O. natif, v. bruchgold. 
~ Nitrate d'o., v. goldsalpeter.. 
O. d'orfévrerie, goud om door den 
goudsmid te verwerken, werkgoud ; jeweller's 
gold; werkgold. ~ O. ouvragé ou orfévré, 
bewerkt goud ; wrought-gold; gearbeitetes 
gold. — Ouvrage d'o. , v. 
goldarbeit. -• Oxyde d'o., v. goldkalk. 
— Oxyde de 1'o. par l'étain,. 
V. gold-purple. ® Plaque d'o., v. 
goldblech. — Poids d'o., goudge
-

wicht ; gold-weight, troy-weight ; goldgewicht. 
•s O. potable, v. goldauflbsung. 
— Poudre d'o., v. goldfeilicht. 
® Precipité d'o., v. goldniederschlag. 
— Protosulphure 
d'o., zwavelgoud; proto-sulphuret of gold; 
schwefelgold. — O. a ressorts, goud 
voor veeren ; hard gehamerd goud -, springgold; 
federgold. — O. de rivière, v. 
iiussgold. — O. rouge, v. rothes 
gold, s. gold. ~ Soudure d'o., v. 
goldschlagloth, goldleim & goldlöthen. 
— Tartrate d'o., v. goldweinstein. 
— Teinture d'o., v. 
goldauflösung. — Tenant de l'o., 

v. aurifère. o Tireur d'o., v. golddrahtzieher. 
~ O. an titre, v. 
probegold. ~ O. an haut titre, 
v. 223karthiges gold, s. gold. 
O. trait, v. fil d'or. — O. de 
vaisselle, goud voor holle voorwerpen, 
groote keur; vessel-standard-gold; gefdssgold, 
lbffelgold. -• Vernis d'o., v. gold-firniss. 
— O. vert, v. gri nes gold, 
S. gold. •• O. vert d'eau, v. was

 

ORANGENOL -


sergrunes gold, S. gold. ~ O. 
vierge, V. bruchgold. — Vitriol 
d'o., V. goldvitriol. 

Orangenbl, n. hd., Orange-oil, 
eng. Oranjebloesemolie oranjeolie, huile dorange 
petit grains. 

Orangerie, f. fr., Orangeriehaus, 

n. hd., Orange—house, eng. Oranjerie. 
Orate, m. fr., v. aurate. 
Oratoire, in. fr., Oratorium, n. hd. 
Oratory, eng. Bidcel, kapel. 

Orbe, adj. fr., V. faux. 

Orbevoie, f. fr. Doodloopend gewelf; 
dead-arcades; blendbogenstellung,blendarcade. 

Orbicularschrift, f. hd., Orbieular, 
eng. Ronde drukletter (in verschillende 
grootte); caraclère orbiculaire, ronde. 

Orbite, f. fr., Orbit, eng. Baan eener 
planeet of komeet; bahn. 
Orbite de la terre, f. fr., Orbit 
of the earth, eng. Aardbaan , erdebahn. 

Orcanète, f. fr., V. alkanet. 

Orchal, Orchil, Orchella, Orehilla, 
eng., v. f ärberfiechte & cudbear. 


Orchestre, ui. fr. , Orchester, n. 
hd. Orkest, verhevenheid in eene muziekzaal 
; music-loft; musikerbuhne. 

Ordenskette, f. hd. Ordeketen ; collar 
of an order; collier. 
Ordenskreuz, n. hd. Ordekruis; cross 
of an order; croix. 
Ordensstern, m. hd. Ordester; star 
of an order; crachat, décoration. 
Order, eng., v. ordre d'architecture. 
— V. ordnung. 

Ordnance, eng., v. gun. 

Ordnen, v. a. hd. Richten, regelen; 

to arrange, to regulate; régler, ordonner.

Ordnen, n. hd. Een drukvorm toestel 

regels van schoon en weer--len, zoodat de 

druk op elkander komen, registreren; rang


ing; alignement, ranqette. 

Ordnung, f. hd. Order, bouworder; 
order; ordre. — Aus der o., niet goed 
geregistreerd, van drukwerk ; out of register; 


mal en registre. — In der o., goed geregistreerd; 
in register; en registre. 
Ausser o., Unreguliert, niet geregeld, 
van uur werken ; unregulated, unset; 
non réglé. 

Ordnungskufe, f. hd. Vat voor de 
papierstof ; stuff-vat; cuve pour la pate.
Ordon m. fr d'un marteau a 
levier, v. hammergebalk. 

Ordre, m. fr., V. ordnung. — O. 
d'architecture, O. des colonnes, 
order der kolommen ; order of columns; säulenordnung. 
—O. attique, attieurgue, 
Attische, Grieksche order; attic order; atti


sche säulenordnung. ~ 0. caryatique, 
karyatiede order ; caryatic order; karyatidenordnung. 
— O. composite, saamgestelde 
order ; composite, compound order; composite 
saulenordnung. — O. corinthien, korinthische 
order; corint,tian order; korinhti-


OREILLE. 783 

sche ordnung. — 0. dorique, v. dorie 
order. — O. ïonique, ïonische order; 
ionian, ionic order; ionische ordnung. — O. 
romain, rorneinsche order; roman order; 
rtmische ordnung. — O. toscan, O. 
tusque, toskaansche order ; tuscan order; 
toskanische, tuskische ofdnung. 

Ordure, f. fr. Gevlakte, volgeloopen 
letter; piek; schmutzbuchstabe. 

Ore, eng., v. erz. — Alveolar o., 

v. bienenerz. — Base o., v. pocherz. 
s O. basket, v. erzkorb. ••• 
0. cake, v. feisteshartwerk. —0. 
calciner, v. caleiner. — O. cleaner, 
V. báche 3) . • O. crushing plate, 
grondplaat van den ertsstampmolen ; pochschale; 
plaque de bocard. — Crystallised 
o., v. ' erzdruse. ~ O. dresser, 
V. essayeur. — Earthy o., v. eisen 
4) . — Efflorescent o., v. mi--erz 
nerai décomposé. ~ O. flour, v. 
erz. — Fraction of a small lump 
of o., afgebroken stukje van een stuk erts; 
bruch eines kleinen erzklumpens; massoquette. 

— O. funnel, v. erztrichter. — Fusible 
o., v. minerai fusible. 
Globular o., v. erbsenerz. e Granular 
o., V. aehrengraupen. —0. 
in a group, v. erzdruse. — O. 
hammer, V. marteau a briser le 
minerai. — O. hearth, v. fourneau 
de fusion. • Lots of o., v. erzmasse. 
— Lots of o. sticking to 
the walls of the furnace, v. putzen 
1) . — Lump of o. in the furnace, 
V. erzklumpen im ofen. — Small 
lump of o. in the furnace, v. kleiner 
erzklumpen im ofen, s. erzklumpen. 
— Mock o., v. blende. 
— Pieces of roasted o., v. cake 2). 
Raw o., v. minerai brut. • Refractory 
o., v. minerai rebelle. — 
Rich o., v. minerai riche. — O. 
separator, V. erzscheidemaschine. 

Shingled lump of o., v. massal. 

— Shining o., v. schuppiger eisen 
s. eisenglanz. — Sandy o.,-glanz, 
v. eisenerz 4). — O. stamper, v. 
chaideur. — First o. stamper, 
stamper waardoor het erts aan stuk wordt 
geslagen ; unterschïerstempel; piton dégrossisseur. 
~ To stamp o., v. bocarder. 
— O. to be stamped, v. pocherz. 
— Stubborn o., v. durrsteinerz. — 
O. of sulphur, zwavelerts; schwefelerz; 
mine de soufre. — Swampy o., v. 
eisenerz. — Yellow o., v. gilbe. 
To enrich o.-s by fusion, v. 
anreichern. 

Oreille, f. fr., v. eselsohr. — v. 
conducteur-moteur. — O. del' anere, 
lepel van een anker; wing of the 
fluke, palm of the anchor; ankerohr, hand 
des ankers, flugel der ankerschaar. — O. 
de la charrue, v. ohr ij. — O. d' un 
cordage, oog, lis aan een touw; ear; bhr, 


 

784 OREILLER 

bse. — O. de corniche, ronde hoek 
van lijstwerk; moulding, running around a 
rounded edge; ohr, abgerundeteecke, rund 

— O. de frisket, v. languette-kropf. 
de frisquette. — O. de soufilet, 
oog, greep van een blaasbalg ; back-part ot' 
the bellows; hintere, seite des blasbalgs. 
Oreiller, m. fr. Lendenkussen ; neckquilt; 
schlummerkissen, nackenkissen. 
Krul, wrong van het ïonische kapiteel; lateral-
scroll of a ionian capital; seitenpolster 
des ionischen capiUlls, rolle, polstergurt. 

Oreillon, m. fr. Hoek aan lijstwerk; 
ear; eckkropf, ohr. — O. de la charrue, 
v. ohr ij. — O. de la garde 
d'un sabre, oog van een sabelgevest ; 
langnet, linguet; feller am sdbelgef1ss ~ v. 
eckzierrath. 

Orfévre, m. fr., v. goldschmied. 

O. pour 1'argenterie, zilversmid; 
silver-smith; silberarbeiter. — O. jouaillier, 
v. jeweller. ~ Estampile d'o., 
fabriekmerk voor gewaarborgd goud en zilver 
; mark used by gold-smiths; goldschmiedszeichen. 
Orfévré, adj fr. Door een goud-of 
zilversmid gemaakt; wrought by the goldor 
silversmith; vom goldschmied verarbeitet. 

Orfévrerie, f. fr., v. goldarbeit. 
••• O. ehristofie, valsch zilver, verzilverd 
wit metaal ; counterfeited silverworks; 
unächte silberwaaren. —Fourneau d'o., 

v. goldschmiedsofen. — Marteau 
d'o., v. bahnhammer. 

Orfiller, m. fr., V. cutler's chest. 

Organ, eng., V. orgel. ~Barrel-o., 

draaiorgel; drehorgel; orgue portatif. 
Hydraulic o., waterorgel ; wasserorgel; 
orgue hydraulique. ~ Portable o., v. 
orgue portatif. 

Organ-bellow, eng., v orgelbalg. 

Organ-blower,eng.,v.orgeltreter, 

Organ—builder, eng. Orgelmaker; 
orgelbauer; fabricant d'orgues. — O. solder, 
v. orgelmacherloth. — O. 
plane, v. fiigehobel. 

Organ-building,eng., v.orgelbau. 

Organ—case, eng., v. orgelgeh ,use. 

Organ-pipe, eng., v. orgelpfeife. 

Organ-stop, eng., v. orgelzug. 

Organdin, Organdy, m. hd., Organdi 
m. Organdie, f. fr. Oostindische 
katoenen stof; book, book-muslin. 
Organic chemistry, eng., v. chimie 
organique. 
Organische beize, f. hd., v. mordant 
organique. 
Organische chimie, f. hd., v. chimie 
organique. 

Organisiren, v. a. hd., Organiser, 

fr., To organize, eng. Regelen, van fa


brieken of werken. 

Organiste, m. fr., Organist, m. hd. 
& eng. Organist. 
Organochimique,adj. fr.,Organochemical, 
eng., Organochemisch, 

ORIENT. 

hd. Tot de bewerktuigde scheikunde beboorende. 
Organs of a harbour, eng. Palen 
in Bene haven ; orgelpfeiffen; piliers. 

Organsin, m. hd & fr., Organzine, 
eng., v. kettenseide. — Mittelgattung 
zwischen , o. and trame, 
zwak gedraaide of getweernde zijde; silk between 
tram and organzine; spie tors sans 
filé. ~ O. à deux bouts, à trois 
bouts, v. organsinseide 2) & 3) . 

Organsiner, v. a. fr., to organzine, 
eng. Tweernen; zwirnen. 

Organsinmi hle, f. hd. Tweernmolen 
; silk-throwing-mill, throwing-mill; silkengine; 
moulin à organsin. 

Organsinseide, f. hd., v. kettenseide. 
— Zweifadige o., dubbeldraads kettingzijde 
; double-threaded organzine; organsin 
á deux bouts. .• Dreifadige o., 
driedraads kettingzijde; treble-threaded organzine; 
organsin a trois bouts. 

Organsinweber, m. hd., Organ


sineur, m. fr. Zijdetweerner; throwster. 
Orge, f. fr. Gerst; barley; gerste. 
Orgel, f. hd. Orgel; organ; orgue ou 

orgues. 
Orgelbalg, m. hd. Orgelblaasbalg ; 
organ-bellow; soufflet d'orgue. 

Orgelbau, ni. hd. Het maken van een 
orgel; organ-building; construction dun orgue. 
Orgelbühne, f. hd., v. tribune 

d'orgue. 
Orgelchor, n. hd. , v. tribune 
d'orgue. 
Orgelgehäuse, n. hd. Orgelkast ; organ-
case; buffet d'orgue. 
Orgelmacherloth, n. hd. Orgelsol 
organ-builder's solder; soudure du fac--deer; 
teur d'orgue 
Orgelpfeife, f. hd. Orgelpijp; organpipe; 
tuyau d'orgue. — 0.—n, havenpaal, 

v. organs of a harbour. 
Orgelring, m. hd. Ring van een orgelpijp 
; ring on an organ-pipe; bague. 
Orgeltreter, m. hd. Orgeltrapper; organ-
blower; souffleur d'orgue. 
Orgelwerk, n. hd., v. orgel. 
Orgelzug, m. hd. Register van een 

orgel ; organ-stop; jeu d'orgues, registre. 
Orgue, f Ii , V. fallbaum. 
Orgue m. Orgues, f. pl. fr., v. 

orgel. 
Orgue portatif, m. Orgues por 
-tatives,

f. pi. fr. Klein, draagbaar orgel; 
regals; portable organ; tragbare orgel, po 
barrel—organ, s.-sitif, portatif. — v. 
organ. — O. hydraulique, v. hydraulic-
organ, s. organ. — Fabri


cant d'o., V. organ-builder. 
Orgueil, m fr., v. auf hängepunet. 
Orgues, f. fr. Spuigat; scupper-hole; 

speigatt. (saillie. 
Oriel, Oriol, eng., v. fenetre en 
Orient, m. fr., v. east. — v. chatoie


ment. 


ORIENTAL 

Oriental, adj. fr. & eng. Oostelijk; 
east-ward; dstlich. 

Orientation f. fr. & eng. d'une 
église, Bij den aanleg van eene kerk er 
zorg voor dragen dat zij naar het oosten 
gericht is; eastering; orientirung, bstung. 

Orienter v. n. fr. une église, Eene 
kerk naar het oosten bouwen ; to easter a 
church; eine kirche eindsten, orientiren. — 

O. la planchette, bet planchet richten 
; to set right; orientiren, einstellen. — 
O. les voiles, de zeilen stellen ; to trim 
the sails; die segel richten. — O. les voiles 
au plus près du vent, v. to 
brace sharp. . 
Orientiren, v. n. hd. (eine kirche), 

V. orientation d'une église. — Der 
messtisch o., v. orienter la planchette. 
Orientirung, f. hd., v. orientation. 

Orifice, m. fr., v. öffnung. — O. 
d'une capsule d'amorce, v. entrée 
3). — O. du cylindre, stoomopeningen 
van den cilinder, v. dampfweg. 

O. d'aspiration, zuigopening ; sucking-
port; saugoffoung. — O. d'évacuation, 
uitlaatopening; exhaustion-port; ausstroinungsdfinung. 
— O. d'introduction, 
inlaatopening; admitting-port; einstrdrnungsdffnung. 
— O. d'une fusée, 
V. brandloch. — O. d'un tuyau, 
einde, tuit, van vaten of pijpen; aperture 
of a vessel, pipe etc.; ausflussdffnung. o O. 
de nettoyement, de nettoyage, v. 
mud-hole. 
Orifiamme, * . De vroegere koninklijke 
fransche standaard. 
Original, m. hd. Originalschrift, 

f. hd., v. copie s). 
Originalbohrer, m. hd., v. backen 
-bohrer. 
Orillon, Orillon, gedeelte van een 
bolwerk. 
Orin m. fr. de Panere, v. buoy


rope. — L'o est embarrasse sous 

le timon, de boeireep is onder den helm


stok verward ; the buoy-rope is foul of the 

ruder; das bojereep sitzt unter dem ruder. 

Oripeau, m. fr., v. unechtes blatt


gold, s. blattgold. 
Orkan, m. hd., v. ouragan. 
One, m. fr. V eng.. Orlet, m. fr., 

V. oberpláttchen, •. Geborduurde rand 
van een wapenschild, op eenigen afstand van 
den kant ; umzug, kragen, der den schildrand 
nicht berláhrende saum, innere einfassung. — 
V. ourlet. 
Orleans, m. hd., v. arnotto. 
Mit o. färben, met orleans verven ; to 
dye with arnotto; roucouer. 

Orleans, m. hd. & eng , Orléans, 

m. fr. Orleans, een geweven stof. 
Orlop, eng., v. temporary deck, 
s. deck. mm O. beam, v. bau du 
faux-pont. 
Orme, Ormeau, Ormel , m. fr. 

-- ORNIERE. 785 

Olm of ijpenboom, Ulmus campestris en U. 

efusa ; elm-tree; ulme, raster. 
Ornament, eng., v. noeud e. 3) . — 

v. ornement. — Bell-shaped o. on 
a candlestick, klokvormige versieringen 
aan een kandelaar of luchter ; glockenfc 
rmige verzierung an einem leuchter; cloche. 
~ Egg-shaped o., v. ei 1)...(Flourished 
letter), v. musirter buchstabe, 
s. buchstabe. — Palm-shaped 
O. , palmblad, palmet ; palmstengel, 
palmzweig; palmette. ~ Speckled o., 
v. fl.eckzierrath. — Spiral o., v. 
anse de panier Q), s. anse. 
Ornamented, adj. eng., v. musirt. 

•- O. moulding, v. moulure or


née. — O. letter, v. s. letter. 

Ornamentisch, adj. hd., v. ornementaire. 
Ornamenting, eng., v. garnissage. 

— Milled o., V. molettage. 
Ornaments pl. eng. in Bompart_ 
ments, vaksgewijze verdeelde ornamenten 
op banden van boeken ; felderweis vertheilte 
zierrathen; compartiments. — Maker of 
o., V. ornemaniste. — Metal ó. in 
veneerings, v. parties et contreparties. 
~ Tool for forming pearlshaped 
o., paarlijzer, paarlstempel ; schlageisen; 
perloir. 

Ornemaniste, m. fr. Ornament, ver 
maker of ornaments; zier-sieringenmaker; 
-rathenmacher. 


Ornement, m. fr., Ornament, n. 
hd. & eng. Ornament, versiering, bouwkunstig 
sieraad ; dress; verzierung. 

Ornementaire, adj . fr., Ornamentie, 
eng., Ornamentistisch, hd. Versierd. 
— Art o., Ornamenties, eng., 
Ornamentik, hd. kunst van decoreeren 
decorating-art. 

Ornementation, f. fr., Ornamentation, 
eng., Ornamentirung, f. hd. 
Het decoreeren, aanbrengen van versieringen 
; vertheilung der verzierungen. 

Ornements, m. pi. fr., Ornaments, 
p1. eng. Krullen en vignetten ; zierrathen. ~ 

O. de poêle, v. ofenverzierungen. 
Orner, V. a. fr. Decoreeren, versieren ; 
to decorate; verzieren. — v. applicage. 
Ornière, f. fr., v. fahrgeleise. ~ 

O. en bois, V. holzschiene. — 0. 
en fer, v. eisenbahnschiene. —0. 
plate, v. flachschienen. i O. plate 
a rebord, v. falzschiene. — O. des 
roues, v. rainure à boudin. 
Route a o., v. eisenbahn. — O. 
saillante, V. edge-rail. O. des 
voitures, spoorwijdte ; track; width on 
the track, breadth or width on the ground, 
gauge or width between the wheels; geleisbreite, 
geleise, gleis, spurweite, radspur. — 
Garder l'o, het spoor houden ; to keep 
the ground; to run or roll on the same surface, 
to follow or keep in the track; spuren, 

das geleise halten. 

6iá* 


786 OROGNOSIE 

Orognosie, f. hd. & fr. , Orologg, 

eng. Kennis, leer der gebergten. 
Oroseide, f. hd , v. kettenseide. 
Orpailleur, m. fr., v goldwaseher. 
Orpiment, Orpin, m. fr. y eng., v. 

arsenic sulphuré jaune. — O. 

rouge, v. arsenic sulphuré rouge. 
Orpiment, eng., v. or de couleur. 
Orseille, f. fr., v. f^rberfiechte. 

.•0. violette, O. de terre épurée, 
v. cudbear. 
Ort, m. hd , v. fond d'une galerie. 

-Pikhoweel, howeel met twee punten; 
pick, pickpoint; plc. 
Ortbalken, m. hd. Muurbalk; timber 
touching the wall; poutre contigne a la muraille. 


Ortband, n. hd., v. bout de fourreau 
de sabre. 
Ortbank, f. hd. Verstekblok, verstek


bank ; edging-bench; bant a écorner. 
Ortbrett, n. hd., v. fiache-dosse. 
Ortbretter, n. pi. hd. Bekleedings


planken in mijnwerken ; edge-boards; plan


dies du coin,_du bout. 
Ortbuch, n. hd., V. eckbuch. 
Orten (sich), n. hd., v. die fl.otze 

abnehmen, s fibtz. 
Ortern, V. a. hd., v. écorner. 
Ortf kustel, m. hd., v. iron maul. 
Orthauer, ni. hd. Bergwerker, die eene 

gallerij in de lengte voortzet; workman who 
prolongs the gallery; mineur qui prolongue 
une galerie. 

Orthobel, m. hd., v. cornice-plane. 
Orthodromie, f. fr. & hd., Orthodromy, 
eng. Groot cirkel zeilen. 

Orthogone, Orthogonal, adj. fr. 
Rechthoekig; rectangular, right-angled; recht 
winkelrecht. -'winklig, 

Orthographie, f. fr., Orthography, 
eng., v. projection verticale. 

O. externe, V. aufriss 1) . —0. 
interne, v. durchschnitt ij. 
Orthose, Orthoclase, m. fr., Orthoclase, 
eng., Orthoklas, m. hd.. v. 
feldspar. (tine. 
Ortive, adj. fr., v. amplitude or-
Oertliehkeit, f. hd. Ligging; locality; 

localité. 
Ortpáuschel, m. hd., v. iron-maul. 
Ortpfahl, Ortpflock, m. hd. Hoofd 

boekstijl in den mijnbouw; corner pale;-stijl, 
pal on pieu du coin. 

Ortsbatterie, f. hd. Lokaalbatterij (bij 
de telegrafie); local-battery; batterie locale. 
Ortseheit, f. hd. Zweng, zwengbout; 

swingle- tree; volée. 
Ortscheithaken, m. hd., v. crochet 
de volée. 
Ortscheitriemen, m. pl. hd. , v. 
courroies de palonnier. 
Ortscheitring, m. hd., v. anneau 
du palonnier. 
Ortschick, n. hd. Kruisscheur; cross 
split; cré vasse croisée. 

OSENMUND. 

Ortsehiekig, adj . hd. Gescheurd, ge. 
makkelijk te bewerken (van ertsen); creviced; 
facile à entamer, fendu, crevassé. 

Ortsehief, adj.hd. Schuin, scheef, dwars; 
slope, slant, across; de biais, à angles obliques, 
de guingois, de travers. 

Ortstege, m. pl. hd., v. ortbretter. 

Ortsveranderend, adj hd. Plaatsveranderend 
; beweegbaar ; locomotive; locomoteur. 


Ortsveränderungsfhig, adj. hd. 
Geschikt, ingericht om verplaatst te worden; 
locomovable; locomobile. 

Ortung, f. hd. Groef, insnede, merk, 
in mijnen, waaraan de plaats herkend wordt; 
mark, cut; marque, entaille faite dans la roche. 

Oryktochemie, f. hd. Oryctoehimie, 
f. fr. Oryctochemistry, eng. 
Scheikunde der fossilen. 

Oryktognosie, f. hd. Oryetognosie, 
f. fr. Oryetognosy, eng. Leer 
der fossilen. 

Oryktographie, f. hd Oryctographie, 
f. fr. Oryetography, eng. 
Fossilen beschrijving. 

Os m. fr. de baleine, v. fischbein. 
— O. de seiche, O. de sèche, 

V. cuttle-bone. 
Oscillation, f. fr. & eng., v. auswurf. 
— V. battement. 
Oscillatorisch, adj. hd. Oscillatoire, 
fr , Oscillatory, eng. Slingerende, 
zich bewegende in bogen van verschillenden 
vorm. — Mouvement o., O. motion, 
v. s mouvement. 

Osciller, v. n. fr. to Oscillate, 
eng. Oscilliren, hd. Slingeren, zich heen 

en weder bewegen. 

Oscillirend, adj. hd , Oscillant, (r. 

eng. Slingerende in een cirkelboog. 

Oscillirende dampfmaschine, f. 
hd. Oscillating engine, v. s. dampf


maschine. 

Oscillirende dampfmaschine 

mit doppel kolben, f. hd. Oscilla


ting double-piston engine, v. s. 

dampfmaschine. 

Oscillirender cylinder, f. hd. Os


cillating cylinder, eng., v. cylin


dre oscillant. 

Osculation, * . Raakpunt. 

Osculirend, adj. hd. Osculateur, 

fr. Osculatory, eng. Rakende. 

Osculirende curve, f. hd. Oscu


latory curve, eng Rakende boog; courbe 

osculatrice. -O. kreis, O. circle, 

raakcirkel; cercle osculateur. 

Oese, f. hd., v. ear. ~ v. oeil des 
attelles. — V. oreille d'un cordage. 
— O. eines bolzens, v. oeillet 
d'un boulon. — O.-blatt einer 
formflasche, v. flange 3) — O. fass, 

V. ecope 2). 
Osenmund, m. hd. Tweemaal gesmeed 
zweedsch ijzer; swedish-iron forged twice; 
fer de Suède deux fois forgé, osmund. 


OSIER --- OUTER—HARBOUR. 787 


Osier, in. fr. & eng. Wilg, schietwilg ; 
bachweide, strauchartige weide. — 0. vi— 
mial, Basket—o., bindwilg ; bandweide, 
korbweide... Purple O., paarsche wilg; 
purpurbluttige weide; saule pourpré. ••.O. 
twig, Verge d'o., teen, reevelaar, tel 

tiend ; weidenrutlhe. -teen, 
Osier à clayonnage, m. fr., v. 

fachgerte. 
Osrnazome, eng., v. gallerte. 
Osmgold, n. hd., Osmide of gold, 

eng., Osmiure d'or, m. fr. osmium


houdend goud. 
Osmiridium, m. hd., v. osmiure 

d'iridium. 
Osmium, * . Osmium, een metaal. 
Osmium-iridium, m. hd. & eng., 

V. osmiure d'iridium. 
Osmiure d'iridium m. Iridosmine, 
f. fr Irid-osmium, osmio-iridium ; 
irid-osmium, iridosmin, osmium•iridium; osmiridium, 
irid-osmin, osmium-iridium. 

Osmund, m. fr., v osenmund. 
Ossee, m. fr. Durk, zinkgat; well-room; 
pumpensood, pumpenpot. 
Osserie, f. fr. , v. bone-turner's 
work. 

Ostensoire in. Mons trance, Montre, 
f. fr. Monstrans, hostieschoteltje; expository, 
monstrance; euebaristie, monstranz. 

Osteocolla, eng., Osteoeolle, f fr., 

V. knoehenleim. 
Osterei, n. hd., v. ovale divin. 
Ostfriesländisches grim, n. hd. 
Brunswijker groen ; Brunswick-green; vert 

de Brunswick. 
Oestlich, adj. hd., V. oriental. 
Oestung, f. hd., v. orientation. 
Ster v. a. fr. l'avant-train, Het 

geschut uithaken, van den voorwagen los 
to unlimber; das geschtitz abprot--maken ; 
zen. ••• 8. les bandes dune roue, 

V. abschienen 1). — ó. la charge 
d'une arme à feu, v. dechargerun fusil a. — ó Penere, inkt nemen; 
to take on; farbe nekmen. ~ 8. l'engrenage, 
V. declancher. — ó. la 
vis de pointage, de pointeerschroef, 
stelschroef van een kanon wegnemen ; to 
take out the elevating-screw; die richt 
-schraube umlegen. 
Otrelit, m. hd., Otrelite, eng. Glinsterende 
veldspath ; feldspath chatoyant. 
Otterstein, m. hd. Soort van agaat; 
kind of agate; sorte d'agate. 
Otto, Attar, Oil of roses, eng., v. 
rose-oil, s. oil. 
Ouaiche, m. fr. Kielwater; wake; 

kleiwasser. 
Ouate, f. fr., V. rappe 2). 
Oubliette, f. fr. Kelder midden in een 

kasteel, die voor gevangenis dient ; dungeon, 

in-pace, keep; burgverliess. 
Ouest, m. fr , v. couchant. 
Ouie, f. fr. Baie de clocher, f. fr. 

Bomgat van een toren ; louvre-window, bell


arch, belfry-arch; schallloch. — O-s du 
violon, klankopeningen in de viool, S 
gaten ; sound-holes; F. lacher, schalllflcher. 

Oukail, eng., V. okel. 

Oule, f. fr., v. kubel i). 

Oulices (tenon à), m. fr. Vierkante 

pen voor houtverbindingen; square tenon; 
viereckiger zapten. 

Ounce, eng. Ons, twaalfde gedeelte van 
een pond trooisch, of zestiende gedeelte van 
een pond avoir du poids gewicht ; unnze; once. 

— Half o., lood ; loth; demi -once. 
Ouragan, m. fr. Orkaan ; hurrican; 
orkan, sturmwind 
Ourdir V. a. fr. la chalne, v. anscheeren. 
~ O. une corde, de garens 
voor een touw inscheeren ; to warp a 
rope; em.n tau anscheeren. — O. un mi r, 
een muur volrapen ; to rough-cast; rauh bewerfen. 
— O. la trame, v. anseheeren. 
— Chassis à o., v. anschweifer. 
— Sepoule, bobine à o., rol, 
klos van het scheerraam; warping-spool; ab 

weitrol le.-sch 

Ourdissage, m. fr. Het kettingsche


ren, het inscheren van den ketting; warp


ing; das kettenscheren, kettenaufschlagen, 

zetteln. ~ Het klaar maken der garens 

voor het touw; warping the yarns; auf


schweifen des garns. 

Ourdisseur, m. fr. Kettingscheerder ; 

warper; anzettler, scherer, zettler. 

Ourdissoir, m. fr., v. anschwei


fer. ^ v. giebe 2). — 0. cylindrique, 

kettinghaspel, rond scheerraam; asple warp


ing-mill; runder scherrahmen. — O. long, 

langwerpig scheerraam ; long warp-reel; ge


rader scherrahmen. — O. tournant, v. 

ourdissoir eylindrique. 

Ourler, V. a. fr. Zoomen; to seam; 

shumen. ~ (van metalen) felsen ; to seam; 

sicken. 

Ourlet m. fr. d'une lame, d'une 
tole, De omgeslagen kant, vouw ; seam, 
one of a metal-plate; saum, rundkante, rund 

de la bauette, op--falz, sieke. ~ O. 
staande kant van de metaalplaten voor dak 
orle, seam of the eaves-lead; rand--bedekking; 
kante am blechdackungsende, saum. 

Oussas, m. fr., v. ossec. 

Out, eng , v auslassung & bour


don ij. ~ O. of register, v. aus 

der ordnung, s. ordnung. 

Out of gear of a locomotive, 

eng., v. levier d'embrayage. 

Outer-casing, eng., v. envelloppe 

d'un Naut-fourneau.. 

Outer-coating, eng. Gietkorst; guss


rinde, gusshaut; croute. 

Outer-edge of a horse-shoe, eng. 
Buitenrand van een hoefijzer; dussere rand 
eines hufeisens ; rive externe d'un fer a 

cheval. 

Outer-form, eng., v. forme première. 
(port. 
Outer-harbour, eng., V. avant



 7 88 4 U'I'ER-HERTH 

Outer-hearth, eng., v. slab. 

Outer-play of the rocket-case, 
eng Buitenvel van een hul; fahnenblatt; 
dernière feuille de papier. 

Outer—side of a lock—plate, eng. 
Buitenkant, buitenvlakte van de plaat van 
een geweerslot; äussere seite; face extérieure. 


Outer-skin,eng.,v. outer-coating. 

Outer-stack, eng., v. mantle of 
a blast-furnace. 
Outer-tympan, eng., v. deckel 2). 
Outflanking of a front of at


tack, eng., v. envergure des trapehées 
d'un front d'attaque. 
Outhauler of the jib, eng., v. ausholer 
des klovers 

Outhouse, eng., v. appentis. 

Outil, m. fr. , v. instrument. e 

v. burin g),R).—v. cast 1).-0. 
bretté, O. brettelé, getand gereed 
serrated tool; zahnhammer, zahn--schap; 
meissel. — O. a canneler, v. bouge 
3). ~ O. de carossier, wagenmakers 
(bakwerkers) schaaf; coach's makers plane; 
wagenkastenmacherhobel. — O. à een 

-trer,

v. centreur. — O. à coeur 
de rosette, paarlbeitel; pearl-punchon; 
perlenpunzen. o O. de c8té, uitdraaibeitel; 
side-tool; doppelbahniger meissel. — 
O-s a ébarber, werktuigen voor het 
wegnemen van de braam der muntplaatjes; 
paring-tools; schrotzeug. — O. a écailles, 
schelpvormige boekbindersstempel ; scolloppuncheon; 
schuppenpunze. — O. d'engrenage, 
v. compas aux engrenages. 
— O-s de ferrage, v. beschlagzeug. 
— 0-s a forer, v. 
bohrgerahtschaften. — O. a füt, 
gereedschappen met houten grepen ; stockedtool; 
geschditete werkzeuge. — O. de 
graveur, v. gravirbeutel. — O-s 
de labourage, v. agricultural instruments. 
— O-s a manche, gereedschappen 
met stelen ; tools with helves; 
gestielte werkzeuge. — O. des mineurs, 
v. miner's tools. • 0-s a 
ondes, v. modelling-tool. — O-s 
a percer et tirer les trous de mines, 
O-s de pétardement, gereed 
voor het boren en springen van-schappen 
steengroeven en mijnen ; blasting-and shooting-
tools; sprenggezdhe, bohr and schiesszeug. 
— O—s a pionniers, verschansingsgereedschappen 
; intrenching-tools; schanzzeug. 
— O. a planter, v. pitchingtool. 
® O. plat, v. cutting plate 
1). ~ O. à planche, pletwerktuig; rolling-
machine; walzmaschine. ~ O. por 

-tatif,

los gereedschap, klein gereedschap; 
portable tool; das tragbare werkzeug. ~ 

O. à polir la face des pigeons, v. 
klöbehen 2). ® O. d'une machine 
a rabotter, v. burin 8) . — O. rayé, 
V. burnisher 6). — O. dune machine 
à tailler les vis, v. burin 9) . 
— OUVERTURE. 

~ O. a tourner, v. dreheisen. 

O. á tracer, v. button-tool. —0. 
tranchant, v. edge-tools. — O. a 
trous, v. bane á river. 
Outillage, m. fr., v. miner's tools. 
Outlet,eng.,v.epanchoir de digue. 
Outlet-pipe, eng., v. ausf i h


rungsröhre. 

Outlet-pipe of a gazometer, eng. 
Uitlaat; rohre welche das gas aus dent gasholder 
fuhrt; tuyeau par lequel le gaz est 
conduit dehors. (fuite. 
Outlet-sluice, eng., v. écluse de 
Outlet-stone, eng., v. éeouloir 2). 
Outline, eng., v. contour. ~ 0-s 

of the designs, omtrek der teekeningen 
voor den passementwerker; contour der zeichnung; 
parfilure. — O. of a fortress, 
uiterste lijn van een vestingwerk; gurtellinie; 
ligne magistrale. • O. of the grooves 
of a mill-stone, v. sillons. 

Out-palmed anchor, eng., v. anere 
épaté, s. épaté. 

Out of range, Out of gun-shot, 
eng. Buitenschot, buiten de draagwijdte van 
een kanon ; ausserhalb der kanonenschussweite; 
hors de in portée du canon. 

Outremer, m. fr., v. lasurblau. 

O. artificiel, kunstultramarin; artificial 
ultramarine;, kunstliche ultramarin. — 
O. vert, groene ultramarin; green ultramarine; 
grune ultramarin. 
Out-rigger, eng., v. boom 3). 
O-'s lashing, v. haubans des boutdehors. 


Outsail (to) a ship, eng., v. dépasser 
un vaisseau. 

Out—shot hemp, eng. Hennep van 

tweede kwaliteit; ausschusshanf; chanvre de 

seconde qualité. (dosse. 

Outside-board, eng., v. flaehe-
Outside the building, eng.,v. hors 
d'oeuvre, s. oeuvre. 
Outside-crust, eng. , v. outercoating. 
Outside-planks, eng., v. bordage 
exterieurs. — v. flache-dosse. 

Outside screw-tool, eng. Schroefstaal 
der draaiers, voor de vaarschroef ; auswendige 
schraubstahl; peigne male. 

Outside-work of a blast-furnace, 
eng., v. mantle of a blastfurnace. 


Out of square, eng. Uit den haak, 
niet rechthoekig; winkelschie f; a fausse 
dquerre. 

Outwall, eng., v. mur extérieur. 

Outward-bend, convex-sinuosity, 
eng. Buitenkant van een krommen 
stroomloop (eener rivier); ausgehende, ausliegende 
krummung; convexité, partie convexe 
du cours. 

Outwork, eng., v. dehors. o v. 

aussenwerk. 
Ouvert, adj. fr., v. ofi'en. 
Ouverture, f. fr. Opening; openings 


 

OUVRAGE.789 

aperture; bffnung. .. 0. d'un angle, 
opening van de beenen van een boek ; aperture 
of an angle; öffnung eines winkels. 

0. d'un are, spanning van een boog; 
span, width of an arch; spanweidte eines 
bogens, bogenöffnung, bogenweite. - 0. 
de la chauffe, v. embrasure de la 
chauffe. - 0. d'un compas, v. 
niet 4). ~ 0. d'embrasure, v. embrasure 
2 ). ~ 0. extérieure de 
1'embrasure, buitenste, wijdste opening, 
mond van een schietgat ; mouth of the embrasure; 
schartenmaul, ausseré schartenbffnung, 
vordere schartenweite. ~ 0. intérieure 
de l'embrasure, v. neck of 
the embrasure. ~ 0. d' extrae tion 
d'une fosse d'aisance, opening, 
mond van een beerput ; manhole of a cesspool; 
raumungsofnung einer abtrittsgrube. 
0-s pour les goupilles, stiftopenin. 
gen in de geweerlade voor de beugelstiften; 
wire-pin holes; stiftlöcher. ---- O. latérale, 
v. nebengesenk. - O. d'un pontde pierre, v. debouché. ~ 0. pourla queue du battant, opening in de 
geweerlade voor den voet van den riembeugel 
; stud-hole; lager des bugelfusscbens. 0. 
de la travée d'un pont. breedte 
eener brug; apertion of a bridge, width of 
,a bay; briickenfeld, jochfeld, briickenöfnung. 
-O. de soupape, opening voor de 
veiligheidsklep ; vent; klappenloch. ~ O. 
de la tranchée, v. eroffnung der 
laufgräben. - 0. de la vapeur, 
v. dampftoch. - 0. d'un cheminde fer, opening, in gebruik stelling voor 
het algemeen, van een spoorweg; opening 
of a line; erbffnung einer eisenbabn. -
Faire 1'o, v. opening &). 

a. Ouvrage, m. fr., v. arbeit. 0. 
accordé par pièces, v. job. 0. 
d'art d'un chemin de fer, v. 
constructive works. ~ 0. en boule, 
v. bool-work. ® 0. de carton, 
V. cartonnage. ~ 0. de cordier, 
touwslagerswerk; rope-maker's work, roper'swork; reepscblager arbeit, seiler arbeit. 
0. de corne, v. hornarbeit. 0. 
diapré, v. diaper-work. ••• 0. 
émaillé, v. emaillirte arbeit. 
0. embouti, v. dinged-work. ~ 
0. d'essai, proefwerk ; proof-work; probearbeit. 
0. de fabrique, v. fabrikarbeit. 
•.. 0. faconne, v. forinwaare. 
- 0. en fer-blane, v. blecharbeit. 
- 0. du ferblantier, koper- 
en blikslagerswerk ; brazier's work; 
klempnerarbeit. - 0. en fil d'archal, 

v. drah.tgefiecht. - 0. de filigrane, 
v. filigraned work. - 0. 
en fonte, v. cast 3) . ~ 0 -s en 
fonte, v. castings & for coulé. 
0-s en fonte à noyau, v. cored 
work. - 0. de forge, smeewerk; 
smith's work; schmiedearbeit. ~ 0. d'un 
fourneau a euve, baard van een haardoven 
; hearth; gestell. - 0. de joailleri.
e, j uwelierswaren ; jeweller's work; j u welirarbeit. 
~1 0. de maconnerie, v. 
maconnerie. - 0. jour, v. 0. 
percé. - 0. de main, v. handarbeit. 
- 0. de marbre, v. marmorarbeit. 
- 0. de marqueterie, 

v. eingelegte arbeit i). e 0. martelé, 
v. hammerarbeit. ~ 0. a la 
mosaique, v. eingelegte arbeit 1) . 
~0 -s noirs, v.blaeksmith's work. 
-0. du paveur, v. pavage. -0. 
percé, opengewerkt, doorbroken werk ; 
pierced-work; durehbrochene arbeit. 0. 
préparatoire, voorbereidend werk ; preparation; 
vorarbeit. - 0. de relief, 0. 
relevé, verheven werk, relief; embossment; 
erhabene arbeit. 0. rétieulé, 
v. diamond-work. i 0. de stuc, 
stukadoorwerk ; stucco-work; stuckarbeit. 
0. fait au tour, v. drechslerarbeit. 
- 0. fait a la vapour, v. 
dampfwerk. - 0. verni, v. lackirtearbelt. 
b. Ouvrage m. fr. de fortification, 
v. fortification. 0. avancé, voorwerk, 
buitenwerk; advanced-work; vorwerk, 
vorfeste. vorgescbobene werk. 0. de campagne, 
V. feidsehanze. m 0. casematé, 
van kasematten voorzien verdedigingswerk 
; casemnated-work; kasemattirung, 
kasemattirte werk. . 0. collatéral, v. 
fortification collatérale. 0. à 
come, v. hornwerk. m 0. a couronne, 
0. couronné, couronne, v. 
crown-work... 0. crénélé, verdedigingswerk 
met schietgaten voor geweervuur; 
loopholed-work; krenelirte werk, werk 
mit gewehrscharten. ~ 0. défensif, v. 
défence 2)... 0. demirevétu, half
-

bekleed werk ; partially-reveted-work; halbbekleidete 
werk. 0. détaché, v. fort 
détaché.. 0. écharpé, schuin beschoten 
werk ; work battered by oblique-fire; 
schrhgbescbossene werk. .. 0. enfilé, 
overlangs beschoten werk ; enfilated-work; 
ldngsbeschossene werk. 0. extérieur, 

v. aussenwerk. m 0. fermé, gesloten 
werk; enclosed-work; geschlossene werk. 
e. 0. a flancs, flankwerk ; work with 
flanks; werk mit flanken. 0. flanquant, 
het bestrijkende werk; flanking-work; bestreichende 
werk. 0. flanqué, bestreken 
wordend werk; flanked-work; bestrichene 
werk. 0. interieur, v. keep. 
. 0. isolé, v. fort détaché... 0. 
non revêtu, V. erdschanze. 0. 
ouvert, v. open-field-work. .. 0. 
passager, v. fortification passagère... 
0. permanent, v. fortification 
permanente. ^. 0. principal, 
hoofdwerk, grootste werk; main-work; 
hauptwerk. .. 0. retiré, achterwaarts 
liggend werk ; retired-work; ruckliegende 
werk, zuru.ckgezogene schanze. .. 0. revétu, 
bekleed werk; reveted-work; beklei



790 OUVItAGE 

dete werk. 0. secondaire, bij werk, 
hulpwerk ; auxiliary-work, second-work; hulfswerk, 
nebenwerk. w 0. de terre, aardewerk; 
earthen-work; erdaufwurf, erdwérk. 
. 0. va de revers, aan de achterzijde 
open liggend werk ; work commanded in 
rear; hiaten eingesehene werk. m Elever, 
Construire, Faire, Eriger un o., 
een werk aanleggen, opwerpen, bouwen; 

to throw-up or to construct a field-work; 

ein werk anlegen, aufwerfen, erbauen. 

C. Ouvrage m. fr. de mine, Methode 
d'exploitation, v. excavations 
souterraines des mines. 0. 
par compartiments ou chambres 
isolees et piliers abandonnes, 
mijnbouw, waarbij op bepaalde afstanden 
pijlers blijven staan ; square-work 
(Statiordsh.:) stall- and room-work; schach,brettförmiger 
abbau. 0. par eboulement, 
het werken bij gedeelten, langs een 
ingevallen gang ; working by single short 
stalls along the down-beaten roof of' the old 
workings; brucbbau. ~ 0. par galeries 
et piliers, par massifs longs, mijnbouw 
met galerijen en pijlers; pillar and 
post, pillar and stall, board-and pillar-work; 
strecken and pfeilerbau. ~ 0. par gradins 
couches, mijnbouw mit weinig 
verheven trappen ; long-wall or long-waywork 
with short faces; strebbau mit sehmalen 
stossen. -0. par ou en gradins 
droits, mijnbouw met trappen ; stopeing; 
strossenbau. - 0. par ou en gradins 
renverses, V. firstenbau. - 0. par 
grandes tailles, mijnbouw met weinig 
verheven, maar breede trappen; broad and 
long-wall or long-way-work ; broad work; 

strebbau mit breiteen stoss. 0. par 
massifs longs, v. massif ij. - 0. 
par piliers et compartements, 
mijnbouw met op bepaalde plaatsen aan elkander 
verbonden pijlers; pannel-work; streck2n 
and pfeilerbau im geschlossenen bauabtheilungen. 
° 0. en travers, mijnbouw 
met dwarsgangen ; cross-working; querbau. 

-Vieux o-s, oude, verlaten mijnen of 
gangen ; old-man, old-workings, waste, gob, 
goal, guag (in Cornwall.:) attle; alte maan, 
alten baue, das alte. . 
Ouvrager une mine, fr., v. geschmolzenes 
erz vn den schlacken 
reinigen, s. erz. 

Ouvraison, f. fr. (Première, v. 
filage de soie a. - Dernière o., 
bet draaien, tweernen der gedoubleerde dra den; 
spinning, throwing, silk-throwing; zwirnen 
der doublirten fdden. 

Ouvre de veine, m. fr. (en Belgique), 

V. excavations souterraines des 
mines. 
Ouvré, adj . fr. Linge o., v- diaper. 
Ouvreau, m. fr. dun fourneau, 

Porte de travail, Werkopening van 
een oven ; working-hole; arbeitsthur, arbeitsloch. 
0. dun four a fusion, deur 

OVAL. 

of opening, waardoor de te smelten stoffen 
worden ingebracht ; working-hole; arbeitsloch, 
scbiirloch. - 0. den bas, 0. a 
cuvettes, kroesopening; lower workinghole; 
hdfeneinsatzloch. ~ 0. d en haat, 

0. a trejeter, vulopening voor de kroe 
zen ; upper working-hole; einschiittloch. 
0-x, v. arbeitslocher. 
Ouvreur, m. fr., v. öffner 2). 
(Puiseur, Plongeur), v.buttgesell. 

Ouvreuse, f. fr., V. devil 2). 

Ouvrier, m. fr., v. apron-man & 
operative. - 0. acerocheur, werkman 
in een mijnput, die de bakken erts enz. 
aanslaat, aan den mijnkabel vast haakt; 
onsetter, hanger-on; anschlbger (im fbrderschachte). 
0. d'artillerie, artillerist-
werkman ; artillery artificer, military -ar 

artillerie handwerker. ~ 0. fa--tificer; 
bricant, V. buttgesell. - 0. de 
fabrique, v. fabriekarbeiter. 


0. en filigraine, v. drahtarbeiter. 
s 0. fontainier, v. fontainier. 0. 
inférieur, ondergeschikte, tweede 
werkman ; under-worker; untergesetzte. 
0. en metaux, v. metalman. 0. 
mineur, V. bergknapp. - 0. 
de la grande navette, v. goldwirker 
- 0. de la petite navette, 
v. bandmacher. - 0. a la presse, 
V. imprimeur 4) ~ 0. qui met la 
dernière main, v. closer. - 0. 
subalterne, v ouvrier inférieur. 
-0. de taille, v. hauer. - 0. qui 
travaille par pièces, v. jobber. 
Ouvrir, V. a. fr., v . öffnen 1). 

0. le bain, proef trekken, een weinig 
uit de indigo -kuip nemen om volgens de 
kleur te beoordeelen; to take out from the 
liquor; to tray the colour; etwas von dem 
bade berausfassen, die farbe des badens pri fen. 
^- 0. la bosse, v. die glaskugel 
offnen, s. öffnen. - 0. un 
chemin de fer, een spoorweg voor het 
verkeer openstellen ; to open a line; eine 
bahnlinie eröffnen. 0. avee le fermoir, 
v. aufstämmen. - 0. le feu, 
beginnen te vuren, bet vuur openen ; to 
open the fire; das feuer anfangen, eröffnen. 

-0. la lame, de gewasschen wol los 
uit elkander kloppen; to beat the-slaan, 
wool; klopfen. ° 0. en liquefi.ant, v. 
aufsehmelzen. - 0. la pale, de

-

schuif van het molenwater openen, om den 
molen aan den gang te maken ; to set a 
mill agoing; eine mulle aalassen. ~ 0. la 

portière, een gedeelte van een schipbrug 
laten uitdrijven, de doorvaart openen; to open 
the raft; den durchlass ausfahren. 0. 
la tranchee, v. die laufgraben eröffnen, 
s. eröffnen. 

Ouvroir, m fr. Werkplaats, winkel; 
work-shop, work room; werkstuit, werkstube, 
arbeitsstube. 

Oval, n. hd. & eng. Ovale, m. & f. 
fr. Het ovaal, het eirond. 


OVAL —ARCH — OVERSHOT—WHEEL. 791 


Oval-arch, eng. Gedrukte toog, vlakke 
toog of boog ; gedruckte bogen; cintre sur 
are en anse de panier. -baissé,
Oval-chuck, eng., V. ovalwerk. 
Oval-compasses, eng., v. compas 

a ovale. 
Ovale, adj. fr. Oval, hd. & eng. Ovaal. 
Ovale, f. fr , v. moulin à soie. 
Ovale, m. fr. Bivin, Amande 

mystique, Amandelvormig ornament van 
den gotbiseben stijl ; vesica piscis, mandorla; 
osterei, mandorla. 

Ovaliste, m. fr., v. moulinier. 
Oval-moulding, eng., v. moulure 
ovale. 
Oval spit-sticker, eng., v. spitsticker. 


Ovalwerk, n. hd. Kop van de draaibank 
voor het ovaal draaien ; oval-chuck; 
machine a ovale. 

Ovalzirkel, m. hd., v. compas a 
ovale. 
Ove, m. fr., v. ei & échime. — 

O. avee nervure, avec feuillage, 
O. fieuronné, v. ei 3). ~ Godron 
a o-s, v. fusarolle. _• O-s corrompus, 
v. ovicule corrompu. 
Oven, eng. , v. fourneau a. — v. 
four. — v. brennofen 1). — Baking 
o., Burning o., v. kiln. — 
Common o. , oven voor algemeen gebruik 
(vroeger op kleine dorpen in gebruik 
om het brood te bakken); bannofen; four 
banal. _ 0.-door, v. block 5). cm 
Drying o., v. chambre de dessiccation. 
— Crooked o. fork, v. 
gebogene ofengabel, s. ofengabel. 
~ O. heart, v. ofenherd. ~ Partition 
in the o., muur die den potten bakkers 
of porselein oven in afdeelingen 
verdeelt; scheidewand im ofen; fenétre. 
To put in the o., v. enfourner. 
~ To put the dry ware into 
the o., v. die getrockneten waare 
in den ofen bringen, s. ofen. • 

O. rake, v ofenkri cke. — Spreading 
o., v. flattening furnace. ^• 
To take out from the o., v. défourner. 
i Upright o., v. stehenderofen, 
s. ofen. 
Over-arch (to), eng., V. envoûter. 
Over—banking, eng. Spil van een 

horloge ; •chwungstift; renversement. 
Over-beat (to), eng., v. éeraser. 
Over-burn (to) the lime-stone, 

eng. Den kalksteen te hard branden, dood 
branden ; den kalkstein todt brennen; trop 
cuire la pierre á chaux. 

Over-charge (to), v. n. eng., v. 
surcharger. 
Over—charge, eng. Overlading, wat 
te veel is geladen ; uberlast; surcharge. 

Over—charge (to) the furnace, 
eng. Te veel metaal, erts enz. in den oven 
brengen ; den ofen 4ibersetzen; surcharger 
le fourneau. 

Over-charge (to) the ink, eng

. 

Te vet inrollen (den drukvorm); die schwdrze 
zie dick auftragen; charger l'encre. 
Overcharged-mine, eng ,v. druckkugel. 


Over-fall, eng. Keerdam in een loopend 
water, om bet zóó boog te houden, 
dat de molens kunnen werken ; uberfall, 
iuberfallwehr; déversoir. • Complete o., 
keerdam die hoog genoeg is; volkommene 
feber fallwehr; déversoir complet. — Incomplete 
O., keerdam, die niet hoog 
genoeg is ; unvolkommene uber fallwehr; déversoir 
incomplet. 

Over-flow-shoot, eng., v. deversoir 
de superficie. 

Over-freight, eng., v. oberlast. 

Over-hand-knot, eng., v. noeud 
a plein poing. 

Over—hang (to), eng. Overhangen, 
seheefstaan ; schie fstehen, nicht in senkel 
stehen; tirer, pousser au vide. 

Over—hanging, adj. eng. Buiten het 
lood staande, overhangende; tberhdngig; en 
surplomb, en porte a faux. 

Over—heat, (to), eng. Oververhitten, 
te sterk gloeien ; zu stark gluhen; surcbaufer. 

Over-heat—steam, eng. Oververhitte 
stoom, uberheiszte damp'; de la vapeur 
surcbaufée. 

Over-heating, eng., v. échauffement. 
— Flaw produced by o., 
scheur of breuk in metalen door te sterk 
gloeien ; riss, bruchige stelle, Burch allzust 
rke gilehe; surchauffure. 

Over-lap, eng., v. deekfl^ehe des 
schiebers. 

Over-lay, eng., v. bearer 2). 

Over—pay, eng. Te duur knopen ; iiberkau 
f; suracbat. 
Over-plus, eng., v. aufsehlag 1) . 
Over-print, eng., v. chaperon 5). 

Over-proof spirit, eng. Wijngeest, 

sterker dan de aangenomen grondslag; weingeist 
der starker ist als normal-weingeist; 
alcool plus fort que l'alcool preuve. 

Over—refining, eng. Tweede zuivering 
van metalen; uberbrand; suraffinage. 
Over—rett, eng. Te sterk rooten; 
uberrdsten; trop rouir. 
Over—run (to), eng. Veranderen van 
den lettervorm, door verbeteringen, uitdrijven 
enz. ; umbrechen; remanier. 
Over-saturated, eng. Oververzadigd; 
uberscittigt; sursaturé. 
Over-seasoned wood, eng. , V. 
bois sur le retour. 
Overseer eng. in a manufactory, 

v. fabrikaufseher. ~ v. factor 1). 
— Occupation of an o., v. factordienst. 
— 0. in the mines, v. 
obereinfahrer. 
Overshot-mill, eng., v. moulin 
à au ges. 
Overshot-wheel, eng , v. muhlrad 
ij. 


792 OVER-STORY 

Over-story, eng , v. haute oeuvre, 

S. oeuvre. 
Over-vault(to), eng., v. envouter. 
Over-weight, eng., v. aufschlag. 
— V. foreage. 
Ovicule, m. fr., v. fusarolle. 
O. corrompu, gedrukte eierlijst, grieksche 
ovolo ; greek ovolo, quirked ovolo; gedruckte 
eierstab. 
Ovolo, eng , v. éehine. 
Ox-and cow-horn, eng (centre 
part of) Hoorn midden uit het vaste ge 
booras, kernhoorn; kernhora;-deelte der 

cornillons 
Ox-gall, eng. , v. flel de boeuf. 
Ox-tongue, eng., v. ochsenzunge. 
Oxacide, m. fr. Zuurstofzuur; oxy


genated-acid; sauerstoffsdure. 

Oxalate, m. fr. & eng. Zuringzuur 
zout, sauerkleesaures salt. ~ 0. de protoxyde 
de for, 0. of iron, v. for 
oxalaté & eisenresin. ~ 0. de 
chaux, 0. of lime, zuringzure kalk; 
sauerkleesaurer kalk. ® 0. de potasse, 

0. of potassa, zuringzure kali ; sauerkleesaures 
kali. 
Oxalic-acid, eng., v. acide oxalique. 
Oxalic-ether, eng. Zuringzure nether; 
sauerkleesaure aether; ether oxalique. 
Oxalique, adj. fr. , Oxalic, eng, 
Oxalisch, Oxalhaltig, hd. Zuringzuur 
bevattende. 

Oxford-clay, eng., Oxford-thon, 

m. hd., v. marne argileuse Oxfordienne. 
Oxhofd, n. hd. & m. fr. Okshoofd; 
hogshead. 
Oxhofdbänder, n. pi. hd. Oksboofdhoepels; 
hogshead-hoops; cerceaux de barils. 
Oxhofdstabe, m. p1. hd. Okshoofdduigen 
; barrel-staves; merrain á barriques. 
Oxid, eng., Oxide, in. fr., v. oxyd. 
Oxide of antimony, eng., v. anti


moine oxydé. 
Oxide of gold , eng. , v. acide 

aurique. 
Oxide of iron, eng., v. eisenoxyd. 
Oxideofmanganese,eng., v. glass


seife. 
Oxide of potassium, eng , Oxyde 
de potassium, m. fr., v. kalium 
-oxyd. 
Oxiodic-acid, eng., v. acide oxiodique. 
Oxomètre, m. fr„ Oxometer, eng., 

V. essigmesser. 
Oxyehlorie-acid, eng., v. acide 
perchlorique. 
Oxyehlorides, pl. eng., OxyChlorure, 
m. fr. , Oxychlormetalle, n. 
pl. hd. Chloorzure verbindingen. 

Oxyeyanides, pl. eng., Oxycyanure, 
m. fr., Oxycyanmetalle, n. p]. 
hd. Cyaanzure verbindingen. 

Oxyd,Oxid,n. hd., Oxyde, Oxide, 

OXYHYDROGEN. 

m. fr., Oxyd, Oxide, eng. Verbinding 
van een lichaam met zuurstof, verzuursel, 
oxide. 
Oxydable, adj. eng., Oxygénable, 

fr., Oxygenirbar, hd. Verbindbaar met 

zuurstof. 

Oxydation, Oxygénation, f. fr., 

Oxydation, f. hd , Oxydation, eng. 

Roesten, het opnemen en zich verbinden 

met zuurstof; verkalkung. 

Oxydation par degrés, fr., Lang


sames oxydiren, hd , Slow oxy


dation, eng., V. éremaeausis. 

Oxyde de cobalt, m. fr., v. co


balt-ore & cobalt-bloom. 

Oxyde de chrome, m. fr. Chromium 
oxide ; chroin-oxyd, chromium-oxyd, 
chromium oxyd, chrom oxyd. 

Oxyde chroi-nique, m. fr., v. chromium-
oxydul. 
Oxyde hydraté d'urane, m. fr., 

V. ocre d'urane. 
Oxyde pace, m. fr., v. bleihyperoxyd. 
Oxyder v. n. fr. To oxydate, To 
oxydize, eng. Oxydiren, hd. Roesten, 
zich met zuurstof verbinden. 

Oxydirtes cerium, n. hd., v. Cé


rérite. 

Oxyd-skin, eng. , v. écaillure. 

Oxydule, m. fr. , Oxidule, eng., 

Oxydul, n. hd. Oxidule, verbinding van 
een lichaam met zuurstof, minder dan in 
het oxide aanwezig is. 

Oxydule de carbone, m. fr., v. 

kohlenoxydul. 

Oxyduler, v. n. fr., To oxydulate, 
eng , Oxyduliren, hd. Zwak verzuren, 
tot oxidule worden. 

Oxygen, n. hd. & eng., Oxygène, 

m. fr., v. air inflammable. 
Oxygenate (to), To oxygenise, 
V. n. eng., Oxygener, fr., Oxygeniren, 
hd., v. oxyder. 
Oxygenated aeid,eng.,v. oxacide. 
Oxygène ozonise, m. fr. Geozoni


seerde zuurstof; ozoned oxygen; ozonsauer


stoff. 

Oxygenflamme, f. hd., v. bode.. 

light. 

Oxygengas, n. hd., Oxygengas, 
eng., v. gaz oxygène. 
Oxygenirtes feuerzeug, n. hd., v. 
briquet oxygéné. 
Oxygénomètre, m. fr., V. eudiometer. 


Oxygone, adj. fr., v. acutangle. 

Oxyhydrogen gas, eng , v. knallgas. 


Oxyhydrogen-gas-blow-pipe , 

eng., V. chalumeau à gaz fulmi


nant. 

Oxyhydrogen-gas-microscope, 
eng. Mikroskoop, waarin Drummond's licht 
brandt; hydro-oxygen-gas mikroskop; microscope 
aérhydrique. 


OXYMANUANATE --PACKING—STRAP. 793 

Oxymanganate, fr. y eng., Oxymangansaures 
salz, over mangaan zure 
zouten. 

Oxymeter, m. hd. y eng., OSymètre, 
m. fr. Zuurstofmeter. 
Oxymuriatie match, eng., v. briquet 
oxygéné. 

Oxyphosphuret of metal, eng., 
Oxyphosphure de métal, in. fr., v. 
oxyphosphorhaltiges metall, s. 
metall. 

Paar, n. hd. (van handschoenen, schaatsen 
: enz.); pair; paire. ~ (van pistolen :) 
Koppel ; brace; paire. ® (van twee bij elkander 
behoorende stukken gereedschap:) stel; 
set; paire. 

Paard, n. lid., v. foot—rope 2). 
Paarung, f. fr. Samenkomen van twee 
verschillende lichamen ; copulation; congé 
-mination. 
Paarweise ordners, V. n. hd. Koppelen, 
v. accoupler. 

Pace (to), v. a. eng. Afstappen, al loopende 
de schreden tellen om ongeveer de 
maat of afstand te kennen ; abschreiten; mesurer 
an pas. 

Pacing eng. of a distance, Het 
meten met voetstappen ; abschreitung; mesurage 
an pas. P. in a weaver's 
loom, toestel waardoor de ketting gespannen 
wordt gehouden ; spannvorrichtung; méchanisme 
fait pour étendre la chaine. 

Pack (to), eng., v to embale. 

Pack, m. Zange, f. hd. Pak, zekere 
hoeveelheid ijzer op de hamerwerken; tongs; 
trousse. — (Unechter blattgold), v. 
dizaine 1). — Pak, ingepakte, bij elkander 
gevoegde stoffen ; packed, pack; paquet. 

— V. pack of wool. •• v. pack of 
yarn. 
Pack eng. of wool, Eene hoeveelheid 
wol, ongeveer 2 4O eng. ponden ; pack; paquet 
de lame. ® P. of yarn, Eene hoeveel 

garen van drie tot zes strengen ; pack;-heid 
paquet de fil. 
Pack—cloth, eng. Paklinnen ; packtuch, 
sacktuch , paclilinnen, packleinwand; 

serpilliere. 

Pack—needle, eng., v. carrelet t). 

Pack—saddle, eng. Pakzadel; packsattel; 
bat de coeval ou de bête. 
Pack-thread, eng ,v.bindfaden i). 
Pack-thread-roll, eng., v. bindfadenrolle. 


Pack-twine, eng., v. packschnur. 

Packdraht, m. hd., v.bindfaden 1). 

Packed, eng. Stuk, eenige gezette regels 
kleiner dan een pagina ; schri ftstuck, 

Oxysaccharon, m. fr. Oxysac


charum, eng., v. essigzucker. 
Ozier, eng., v. osier. 
Ozokerit, m. hd., Ozocérite, f. fr. 

Ozokerite, eng. Een brandbaar fossiel 
uit den zandsteen van Moldaviën, overeen 
erdwachs.-komende met asphalt. v. 
Ozone, m. fr. & eng., Ozon, n. hd. 
Ozon. 
Ozoned oxygen, eng., Ozonsauerstoff, 
m. hd., v. oxygène ozonisé. 

stuck; paquet. V. pack, hd. ~ P.— 
wall, v. naar de remplage. 

Packed, Packed-boat, Packedship, 
eng., Packetboot, n. hd. Pa.ketboot, 
beurtschip, een schip dat geregeld 
vaart tusschen twee plaatsen ; paquebot. 
Steam-p., V. dampfpacketboot. 

Packen, V. a., hd., V. to embale. 
Packfass, n. hd. Pakfust, v. futaille. 
Packfong, n. hd. & eng., v. argent

allemand. 

Packhaken m. hd. am sattel, Haak 
aan den pakzadel ; hook on the sumptersaddle; 
billardoire. 

Packing, eng. Vulling, metselwerk 
van gebroken steen midden in dikke muren; 
ficllsteinearbeit; reruplissage. v. garniture 
d'un piston, dune bofte à 

étoupe. . Hemp-p., v. hemp


packing. e„ Metallic-p., metaalpakking; 
metall-liderung; garniture métallique. 

— Aandrukker der vergulders, hazenstaart; 
(uchsccchwanz; queue de renard à étouper. 
Packing—block eng. of a slidevalve, 
Segment; segment; segment. 
Packing—bolt, eng.Pakkingbosschroef; 

V. boulon de serrage. 
Packing-case-maker, eng., v. 
box-maker. 
Packing-cloth,eng.,v.pack-cloth. 
Packing-cord , eng. , v. ballen 

-schnur. 
Packing-paper, eng , v. maculature 
grise. 

Packing—port, eng. Pakkingopening 
(bij sommige stoomschuiven); öffnung int 
schieberventil, Burch welche die liderung gebracht 
wird; porte de garniture. 

Packing—press , eng. Hydraulische 
pers, gebezigd voor liet paktien van ver 
goederen ; packpresse; presse a-schillende 
empaqueter. 

Packing-rope,eng.,v.packschnur. 
Packing-stick, eng., v. garrot i). 
Packing- stick-hitch , eng. , v. 

noeud a garrot. (men. 
Packing-strap, eng., v. packrie67 



794 PACKING—WASHER 

Packing-washer, eng. Pakkingbos deksel 
; liderungsdeckel ; rondelle de garniture. 
(krtzer. 
Packing-worm, eng., V. flintenPacklage,
f.hd., v. encaissement 3). 
Packleinwand f. Packlinnen, m. 

hd., V. pack-cloth..., P. aus flache 
werg, v. cotton-bagging. 
Páckmaschine, f. hd. , v. bun


delpresse. 
Packnadel, f. hd., v. carrelet 1). 
Packpapier, n. hd., v. maculature 

grise. (press. 
Packpresse, f. hd. , v. packing-
Packriemen, m. hd. Riemen van den 

pakzadel ; packing-strap; courant de la Belle. 
Packsattel, m hd., v pack-saddle. 
Packschnur, f. hd. Paktouw; pack


twine; licelle d'emballage. 
Packstock, m. hd., v. garrot. 
Packstrick, m. hd., v. packschnur. 
Packtuch, n. hd., v. pack-cloth. 
Packungen, f. pl. hd., v. garni


ture 7). 
Packwagen, m. hd., v. fourgon 3) . 
Packwerk, n. hd. , v. enroche


ment. V. fascinage. 
Pacotille, f. fr. Zeeman's uitrusting; 
portage; pakotilje. 

Pacquet m. fr. Mengsel, waardoor het 
ijzer in cementstaal wordt veranderd, cementpoeder; 
cementing composition; ' cementcomposition. 


Pad, eng. Heft, waarin verschillende 
stukken gereedschap passen, algemeen heft; 
universalgrif%'; manche universel...^ v. buffer 
1). ® Rijkussen, deken; satlelkissen, 
reitkissen; panpeau. 

Pad (to), eng., v. aufklotzen. 
Pad-lock, eng ., V. anhängsehloss. 

Cylindrical p., v.bolzenschloss. 
Padar-chest, eng., v. jatte ,) . 
Padding, eng. Het doortrekken der ka


toenen weefsels met het voorbereidings-(bijt)middel 
; das aufklotzen der beizen; placage. 

Padding-machine, eng. Werktuig 
voor het opbrengen van het voorbereidingsmiddel 
in de katoendrukkerij ; klotzmaschine; 
machine a placage. 

Padding-style, eng. Werkmanier, 
waarbij bet bijtmiddel op het katoen wordt 
gebracht; methode des aufklotzens der beizen; 
placage, foulard. 

Paddle, eng., v. fallthor 2). v. 
hebeeisen si ). v. aube. Feathering 
p., v. aube articulée. 
Cycloï.dal p., v. aube échelonnée 
suivant un epicycloïde. Parabolic 
p., v. aube parabolique. 

P. of salpetre-makers, roerijzer; 
brechholz, rfchrscheit; rabot, spatule. 
Paddle-arm , eng. Schoepbordarm, 
scbepradspeek ; radspeiche; rayon. 
Paddle-beam,eng.,v. bau de force. 
Paddle bearer, eng., v. élonges 

de tambour. 

PAGING. 

Paddle-board, eng., v. aube. 
Paddle-bolt, eng., v. boulon à 
croc. 

Paddle-box, Paddle-case, eng. 
Raderkast (van een stoomboot); radkasten, 
radgehduse; tambour des aubes. 

Paddle-box-boat, eng., v. canottambour. 


Paddle-hole, eng., v. conduit 3). 

Paddle-plate, eng., v. contreplaque. 


Paddle-rim,eng.,v.palettenkranz. 

Paddle-ring, eng., v. cercle d'une 

roue a' palettes. 
Paddle-shaft, eng., v. arbre des 
pales, S. arbre a. 

Paddle-wheel, eng. Scheprad van een 
stoomboot; schau felrad; roue á palettes... 
Cyeloïdal p., scheprad met cycioïdale 
sctoepen ; cycloïdische schau felrad; roue It 
palettes de la forme epicycloïdale. ,®. Vertical 
p., scheprad met beweegbare schoepen 
; schau.Telrad mit beweglichen schau feln;. 
roue It palettes mobiles. 

Paddle-wheel-bracket, eng., V. 
chaise 1n. 
Paddle-wheel-ring, eng., v. cerele 
dune roue à palettes. 

Padelin, m. fr., v. frit-pan..„ v. 
creuset pour la fusion de verre. 
... P. à fondre le safre, v. blaufarbhafen. 


Padou, m. fr. Band of lint met linnen 
ketting en zeden inslag; ribbon with linen. 
warp en silk weft; band dessen kette von 
linengarn and einschlag von reide ist. 

Pafel, n. hd., v. camelote 3) . 
Pagament, n. lid., v. monnaie do 
billon. 

a. Page, f. fr., V. kolumne. _ P. 
blanche, Fausse p., Belle p., v. 
blank-leaf. a P. courte, v. ausgangskolumne. 
P. d'essai, proefpagina 
; specimen-page; probeseite. P. 
impaire, Recto, voorste zijde van een. 
blad, eerste zijde, oneven pagina ; odd-page;: 
obverse, ungerade seite oder kolumne, vorderseite, 
schondruckseite. ... P. paire,. 
Verso, achterzijde van een blad, tweede 
zijde, even pagina ; even-page, reverse; gerade 
seite oder kolumne, ruckseite, wieder 
. Bas d'une p., V. bot--druckseite 
torn of a page. Haut d'une p.,. 
begin van eene bladzijde; top of a page; 
anfang einer seite. Lier la p., degezette 
pagina opbinden ; to tie up the page; 
die kolumne ausbinden . Remanier 
les p., v mettre en page. 

b. Page f. fr. (en metallurgie) Gewicht; 
weight; gewicht. 

]Page, eng., v. page, fr. 

Page-cord, eng. Opbindtouw der boek 

kolumnenschnur;; ficelle.-drukkers; 
Page-paper, eng., v. kolumnenunterlage. 
Paging, eng., Pagination, f. fr. & 


PAGINIREN ---- PAINTER OF CARDS. 795 


eng. De cijfers boven de bladzijden zetten; 

paginirunq. 
Paginiren, v. n. hd., v. foliiren. 
Paginirung, f. lid , v. paging. 
Pagne, f. fr. Geweven stof uit palm


vezelen ; fabric of palm-fibres; palmengewebe. 

Pagnon, m. fr. Extra fijn zwart laken 
uit Sedan in Frankrijk ; black superfine Sedan 
cloth; schwarzes superfines Sedan'er tuck. 

Pagnones, f. pl. fr. Wielassen der 

molens; wheel-axles; radspindlen. 
Pagodite, f. fr., v. bildstein. 
Pahage, m. fr. Plaats waar het water 

zich verzamelt op den bodem eener mijn ; 
water-gate, water-level, water-lodge; sumpf 
eines grubentiefbaues, sumpfstrecken. 

Paiehére, f. fr. Vlakke schoep van 
het waterrad van een ijzerhamerwerk; floatboard 
of the hammer-wheel; radschaufel des 
eisenhammers. 

Paie f. fr. des matelots, v. solde. 
Pail, eng., v. Bassin. 
Paillasse, f. fr. Gemetselde oven; 


stone-hearth; gemauerter herd. Stroomatras 
om op te slapen, stroobed; straw-matress; 
strohsack. 

Paillasson, m. fr. Stroozak, zak met 
stroo govuld onder 't bed; straw-foil; strop untersatz. 


a. Paille, f. fr. Stroo; straw; stroh..^ 
P. de couchage, ligstroo; camp-straw, 
bed-straw; lagerstrop. P.fourrageuse, 
voederstroo, voerstroo; forage -straw; futterstroh. 
,.e P. hachée, v. chaff. 
P. de siègle, roggestroo ; rye-straw; 
roggenstroh . P. de toiture, v. 
chaume. ,... Aller a la p., stroo 
fourageeren (der militairen); to draw straw; 
strop holen, fassen. 
b. Paille, f. fr.,v. flaw 4) . ~ v. doublure 
3). ~ P. des bittes, v. betingsbolzen. 
P. de cuivre, v. 
battiture de cuivre. •• P. encul, 
v. brodwinner. 
Paillé, adj. fr. Veelkleurig, gesprikkeld 
in de wapenkunde; party-coloured; checkered; 
vielfarbig, bunt, gesprenkelt. 

Paillen, f. pl. hd , v. flitter. 
Pailler in. Paillier, Cour a paille, 

f. fr. Voorhof, voorplaats van een boerenerf, 
waar tevens de mestvaalt is; farm-yard, 
dung-yard, straw-yard; misthoff, strohboff, 
strohstatt, wirthschaftshoff. 
Pailles f. pl. fr. de fer, v. battitura 
i) . ~ P. de liquation, overschot 
der uitzijging; scrapings of liquation; 
seigergekratz. 

Paillet, m. fr., v. mat. P. lardé, 
gespekte mat; chated-mat; gespichte matte. 
Schootveer van eeii slot; bolt-spring; 

riegelteder. 

Paillette, f. fr., Paillon m. fr. de 
soudure du ferblantier, Tinsoldeer ; 
tin -solder; sctilagloth. o• v. links of 
solder. 

Paillettes, f. pl. fr., v. flitter. ••• 

Goud-en zilversoldeer; solder for gold and 

silver; lotbkurner, löthkupfer. 
Pailleux, adj. fr., v. cendreux. 
Paillier, m. fr. Stroobergplaats, stroo


barg; straw-barn; strohboden, strohschoppen, 
strohschober. — V. absatz 2). 

Paillon, m. fr. Tinnen plaat, geplet 
tin ; tin-plate; zinnblatt. o Stukje kettingstaal 
der horlogemakers; piece of chainsteel; 
stuck kettenstahl. ^ v. paillette. 
~ V. links of solder. ^ v. clinquant. 
— V. feuille d'étain. 

Paillonner, v. n. fr. Met tinblad bekleeden; 
to cover with tin-plates; mit zinn


blattern belegen. 

Paillons. m. pl. fr., v. flitter. 
Pailloteur, m. fr., v. fluthner. 

a. Pain, m. fr. Brood; bread, loaf; 
brod, leiti. ~ P. bis, bruin brood ; brownbread; 
schwarzbrod. — P. biscuit, 
scheepsbeschuit; ship-biscuit; ship-bread; seabread; 
schilfszwieback. — P blanc, wit 
brood, wittebrood; white-bread; weissbrod. 
—. P. chaland, brood voor de begun stigers, 
klantenbrood; customer's bread; kun denbrod. 
~ P. de commission, militair 
brood, commiesbrood ; ration -bread; commisbrod. 
— P. d'épices, v. pfefferkuchen. 
~ P. levé, gerezen brood; 
loaf-bread, leavened bread; geshuert brod. ~ 
P. de mer, v pain biscuit. — P. 
mollet, ongerezen brood; unleavened bread; 
ungesauerte brod. P. mollet fin, 
fijn wittebrood; soft-bread, temse-bread; 
tensed bread; fein weissbrod. 
b Pain m. fr. d'afiinage, zilverkoek, 

V. argent en pate. ~ P. d'acier, 
ruw staal, stuk staal dat tot staven gesmeed 
moet worden ; lump of steel; stahlklumpen. 
— P. de eire, Cire en pain, 
wasbrood, waskoek ; wax-cake; wachsboden. 
~P. de crasse, zijgkoek van afval ; black copper 
or black-lead of liquation; krat.zfrischstuck. 
— P. de cuivre, afgewerkte 
zijgkoek ; copper-brick; bartsttick. — P. 
d'émail, v. enamelling cake. 

F. à huile, v ölbrod. ~ a P. de 
liquation, v. frischstuck. — b. P. 
de liquation, zijgkoek ; ref nsng -cake; 
seigerkuchen. — P. de plomb on de 
saumon, v. bleibloek. ~ P. de 
sucre, suikerbrood ; sugar-loof; zuckerbrod, 
zuckerhut — P. de sucre bien nette, 
V. neat loaf of sugar. — Le p. 
(de sucre) a foncage, de bodem is bard 
(van bet suikerbrood); the laaf acquires face; 
das brot hat born. — a. P. de terre, 
V. cake 3) — b. P. de terre, kleikoek, 
waaruit de kroezen der glasovens worden 
gemaakt ; clay-cake; thonkucben. ~ P. 
de vouëde, v. coque de vouëde. 
Paint (to), eng., v. malen mit 
farben. 

Painter, eng., v. maler. — v. 
amarre 2) . (maler. 
Painter of cards, eng ., v. karten



796 PAINTER'S 

Painter's eng. eement,v. malerkitt. 

— P. colour, v. malerfarbe. ~ P. 
gold, v. malergold. — P. horn, v. 
farbenmesser. ~ P. lye, v. eau 
seconde. — P. silver, v. maler 
verfwerk ; maler-silber. — P. work, 
uund anstreicher arbeit; pei n t u rage. 

Painting eng. on enamel, v. feuermalerei. 
~ Encaustic p., Glass 
p., v. annealing. — P. by means 
of a puncheon, drukken van aarde 

stempelmalerei; estampillage.-werk ; 

Pair, eng., Paire, f. fr. , v. paar. 

Paire f. fr. de poutres assem 

Balk uit-blées à trait de jupiter, 
twee stukken met een schuine las verbonden 
; built-beam with straight courses; trager 
aus zwei verscbrdnkte höizern. ~ P. de 
solives armées, dubbele draagbalk met 
kruisverbindingen ; built-beam with keys; 
verdiibelte trager. 

Pairle, m. fr., v. gabelkreuz. 

Paiss, m. hd. Dunne ertslaag; halfseam; 
demi -couche. 

Pajotage, m. fr. Het omkeeren, ver 

schoepen van molenraderen in 't-kanten der 
water; reversing of the ladle-boards; umkebren 
der scbbpfbretter im wasser. 

Pakfong n. hd. Pak-fong, Pakfond, 
m fr., Pakfond, eng., v. argent 
allemand. 

Pakotilj e, f. hd., V. pacotille. 
Pal, in. fr. Paal; pale, pile; pfabl. ~ 

P. du coin, v. ortpfahl. — P. hydrométre, 
v. muhlpfahl. — P. des 
massés, groote pook, stookijzer; large fireiron; 
grosses schiireisen. 
Palace, eng., v. palais. 

Palais, m. fr. Paleis; palas, palast; 
palace. — P. de la fée morgane, v. 
mirage. 

Palan, m. fr., v. block and fall 
& moufle 3) . — P. d' amure, v. 
halstalje. ~ P. de la barre, stuur 

steering-tackle; rudertalje. ~ P. de-takel; 
bout de la civadière, v. ausholer 
des blinden segels. mm P. de bout 
de la contre-civadière, uithaler van 
de schuifblinden; sprit-sail, top-sail halliard, 
bowsprit-topsail-halliard; ausholer der scbietblinde, 
schiebblinde-fall. - P. de bout 
de vergue, v. noekgordingstakel. 

— P. de caliorne, a caliorne, v. 
gien. — P. de la cargue double 
d'artinlon, nokdempgording-blok ; whip 
of the throat-broil; brohktalje des besan. -
P. de cóté, de canon, v. guntackle. 
— P. aux cótés du gouvernail, 
V. nothtalj e. — P. du 
Javier, ankertakel aan de doove jut; fishtackle; 
ankertasje, pentertalje, penteriakel. 
~ P. a deug poulies doubles, takel 
van vier schijven; double truss-tackle; 
vierlaufer. -P. de drosse, rakketrosblok; 
truss tackle; racktalje. ~ P. de l'e. 
coute, v. main-boom-tackle. 
PALEE. 

P. d'étai, stagtakel ; stay-tackle; stagtakel. 
— P. à itague, v. caliorne. 
P. de retraite, V. einholtalje. — 
P. de ris, reeftakel; reef-tackle; reeftalje. 
~ P. de roulis des vergues, 
V. rolling-tackle. ~ P. de nabord, 
V. aufholer der stiickpforten. •. 
P. simple, los blok; whip; klappldufer. 
P. volant, v. dritte hand. 
Le p. est engagé ou embarrassé, 
de takel loopt vast; the tackle will not purchase; 
das takel stebt. ~ Parer un p., 
v. klar scheren. — Les poulies 
d'un p. se touchent ou se baisent, 
de takel is aan, de blokken raken elkander; 
block and block; block an block. 
Palanca, eng., Palanke, f. hd., v. 
palanque. 

Palanche, f. fr. Grof geweven stof; 
coarse-stuff; grober zeug. 

Palancon, Palencon, m. fr. Vergaring 
(van paneelwerk); staff-lath, pannelstake; 
schalholz, stakholz, wellenholz. 

Palanque, f. fr. Palanke, stokade, rei 
verdedigingspalisaden ; stocade ; vertheidigungs-
pallisadirung, planke. 

Palanquer, v. a. fr., v. auftalj en. 
Palanquin, m. fr. &r eng. Palan. 
kin, m. hd. Oostersche draagkoets. 
Palanquin m. fr. de ris, de sabort, 
V. palan de ris, de sabort. 

Palas, Palast, m. hd., V. palais. 

Palaster, Palátre, m. fr., v. box. 

case. 
Palátre, f. fr. Zeer dun plaatijzer; 
thinned sheet-iron; dun ngeschlagenes eisen 
-blech 

Palbeting, f. hd. Pasbetings, betingsbalken 
die de pal dragen; paal-bits; bittes 
pour les cliquets du vindas. 

Pale (to), eng . V. palifier. s To 

p. up, v. palisser. 
Pale eng. of a harbour, v. organ° 
V. pal. ~ P. for fences, v. palls. 
Pale f. fr. d'aviron, de rame, v. 
Blatt des ruders. ~ Arbre de p., 
as van een waterwiel; paddle-shaft; schaufelwelle. 
-P. d'un biet, schuif in den 
waterloop van een bovenslagrad; sluice-board; 
sebiitze, scbutzbrett. - P. du moulin, 
molensluis; hatch, flood-stay; schutze, schutzbrett. 
-Baisser la p., de molensluisdeur 
laten vallen ; to lower the hatch; den 
schutzen niederlassen, die muble stellen. -
Lever on ouvrir la p., de molen 

ophalen; to raise the hatch; den-sluisdeur 
schutzen zieben, die mtihle anlassen. ~ P. 
de racloir, blad van een schop; pan of 
a shovel; schaufelblatt scbuppenblatt. 

P. de roue, v. aube. 
Paléage, m. fr. Ontschepen van eerre 
losse lading; discharging of the bulk-loading; 
ausschaufeln, ausschiessen der sttirtzgtiter. 

Palée, f. fr. Palenrei; row of piles, 
piling; prahlreibe, pfablwerk, bohlwand. -

P. de pont, v. bri ckenjoch. ~ P. 

PEILEISEN PAL^IIITIQUE. 797 


basso de pont, v. basse-palée. ••• 

P. haute de pont, v joch. 
Päleisen, n. hd Onthaarmes der leerlooïers; 
strip-iron; fer a dépiler. 

Palen, v. a. hd., v. dépiler. 

Pale-planking, eng., v. file de palplanches 


Palesterbogen, m. hd. Houten veer 
aan de draaibank in plaats van de wip; 
bow; arc. 

Palestine, f. fr. & eng., Palestinaschrift, 
n. hd., v. deur points de 
eieéro, s. eieéro. 

Palette, f. hd., v. malersctheibe. 

(Spatule) ternpermes, hoornblad; spatula, 
spattle, horn; spatel, spacbtel. — v. 
balling-tool. — v. paddle. — Plak, 
stukje leder waarmede het bladgoud wordt 
opgenomen ; pallet; vergoldbrettchen, stuck 
fell zum aufnebmen der goldblatter. — Klein 
draadijzer der wevers; little spade; spaten. 
~ Schop in de glasblazerijen; shovel; schaufel. 
~ Stijl van het pottenbakkerswiel; 
turning-staff of the wheel or lathe; scliiene. 
~ P. de l'arcon, rugstuk van het hu zarenzadel; 
top of the hind-fork; binterloffel. 

P. d'aviron, de rame, v. blatt 
des ruders. ~ P. du barbouilleur, 
V. hawk. mm P. du doreur, verguld mes; 
pallet, gillers -knife; anschiessrnesser, 
vergoldmesser..• P. du drille, v. bohrbrett. 
~ P. d'échappement, lepel 
van een uurwerkanker; pallet of scapement; 
sch Iagscheibe. P. a forer, v. bohrgestell. 
—P. de rolre hydraulique, 
V. aube. mi P-s de la verge, lepels 
van de spil van een horloge ; pallets, nuts; 
spindellappen.
Palettenkranz, in. hd. Schoepen rand ; 
paddle-rins; tour de palette. 
Palfer, in. fr. Breekijzer, stootijzer der 
bergwerkers ; poker; spiels, schrdmspiess. 

Palier, in. fr., v. coussinet 5) . — 
Graad p., kussen, waarin de hoofdas van 
eene stoommachine draait; main-pedestal; 
hauptlager. P. d'un chemin de 
fer, waterpas gedeelte van een spoorweg; 
horizontalness; horizontale strecke. — F. 
de déchargement, v. margelle 2). 

— P. %d'escalier, v. absatz 2). ~ 
Demi p. d'esealier, klein trapportaal; 
half-pace; halbe podest, kurze podest. 
P. de galerie, plaats waar twee galerijen 
elkander ontmoeten, keerpunt; landing, 
interval of return; durchbruchsversuch, 
durchbruchsfeld, wendungsgetriebe. 
Palier v. n. fr. la euve, Oproeren 
(van de verfkuip); to stir; aufruhren. 
Pa^iére f. fr. Marche p., v. block


stufe. 

Palification, f. fr. Het heien ; paling, 
pilt-driving; pfahlschlagung. 
Palifier, v. a. fr. Heien, palen slaan; 
to pale, to drive piles; verpiablen. 
Paling, eng., v. echalier. — `. 
p alificati on. 

Palis, m. fr. Kleine paal voor een paal 
for fences, fence-pale; zaunpfahl.-beining; pale 
Palisade, eng., Palissade, f. fr. & 
hd. Palissade. 
Palisade (to), v. a. eng., Pallisadiren, 
hd. , Palissader, fr Palissaden slaan. 

Palisade—caponier, eng. Palissaden 
kaponare ; tambour-caponniere; caponnière 
en palissades. 

Palisading, eng., Palissadement, 
in. fr.. Pallisadirung, f. hd. Rei palissaden. 


Palisanderholz, n. hd., Palisander-
wood, eng., Palissandre, in. fr., 

v. jacarandaholz. 
Palissade, f. fr., v. échalier. 
Palissader, v. a fr. Met een paalhef 
omringen ; to hedge with pales, to fence-ning 
with pales; einspalieren, mit p€hhlen einzitunen. 


Palisser, v. a. fr. Aanbinden (van 
booroen); to pale up, to nail up; anpfhhlen, 
anspalieren. 

Palisson, m. fr. Strekijzer der zeem 


touwers; stretcher, stretching-iron; stalle. 
Pall, m. hd., v. élinguet. 
Palladium, * . Palladium . 
Pallasch, m. hd., v. k* rassierde


gen. ~ V. eimeter. 

Pallet, eng , v. palette d'échappement 
& palette de verge. • v. 
palette 5) . — v. palette de doreur. 

V. malerscheibe. — v. drehscheibe. 
~ v. farbenbrett 2). ••• 
V. cerveau. 
Pallet-plate, eng. Stellingplaat van 
uurwerken; pfeilerplatte, messingplatten zwischen 
denen das rdderwerk sich bewegt; 

platina. 
Pallette, f. fr., v. blatt des ruders. 
Palliement, m. fr. liet oproeren van 

het verfbad; stirring; das aufrtibren. 
Pallklampen, f. pl. hd., v. flasques 
d' élinguet. 
Palm, eng. Naaiplaat des zedenmakers; 
platte; paumet. 

Palm of an anchor, eng. Lepel van 
het anker; ankerhand, ankerflugel, ankerohr; 
oreille. 

Palmate, m. fr. & eng. Palmatinzuurzout 
; palmatinsaures salz. 

Palmbaum(Amerikanische), m. 
hd. Amerikaanscbe palmboom ; American 
palen-tree; aïpbane. 

Palme, f. fr. & hd., Palm, eng. Een 
hand breed (als. maat). 
Palmen, v. a. ha. Inhalen, inpalmen; 

to haul hand over hand; hisser train sur main. 
Palmengewebe, n. hd., v. pagne. 
Palmer, v. a. fr., v . zu den öhren 

breit schlagers, s. öhr. 

Palmette, f. fr. j-hd., Palm-leaf, 
eng. Palmet, palmblad als bouwkunstig 
sieraad. 

Palmear, gin. 1• v. breitschiager. 
Palmitique, adj. fr., Bougie pal


67 


798 PALM-OIL 

mitique, Palmitin- candle, eng., 
Palmitinkerze, f. hd. Palrnitinekaars. 

Palm-oil, eng., v. huile de palme. 

Balmbi, n. hd., V. huile de palme. 

Palmseife, f. hd. Pal:noliezeep ; palmsoap; 
savors de paime. 
Palmsekt, m. hd. Palmwijn; palm-wine; 
vin de palme. 
Palmstengel, Palmzweig, m. hd., 

V. palm-shaped ornament, s. ornament. 
Palm-tree, eng. (American) v. 
palmbaum. 

Palonnier, m. fr., v. ortscheit. 

Palplanche, f. fr. Damplank ; skeet


ingpile, plank pile, grooved-pile, plank; spundpfahi, 
nutbpfahl, spundbohle. P-s, damwand 
van damplanken ; walling-timber, sheetpiling; 
bohlenwand. ® (Bois de garnissage) 
hout voor de bekleeding in mijnwerken 
; lath; getriebepfabl. ~ Methode de 
percer les galeries par p., mijnwerk 
met beplanking (in los zand); piling through 
quicksand; getriebearbeit (tm losem gebirge). 
~ P. d'un moulin, grondbalk van een 
keerdam in een molenwater; saddle-beamsill; 
wehrbaum, i berfallschwelle. 

Pámer (se), v. r. fr. Verbranden (van 
staal); to burn; verbrennen. 
Pámer, V. n. (r. Ontlaten (van staal); 
untempering; die härtung verlieren 
Pamphlet, m. fr., v. feuille vo. 
lante. 

Pamphlétier, Pamphletaire, m. 
fr. Pamphleteer.) Pamphletwriter, 
eng. Vlugschrift-schrijver; flugschriftenschreiber. 


Dampre, m. fr. Rankornament, wijn 
vine-branch, branch-ornature; ranke,-rank; 
rankenornament. 

Pan, eng., v. eoquemar. v. 
erapaudin. -• v. bassinet. — v. 
ereuset 2) . — v. galêe. o• v. crapaudine 
1 o). ~ v bastard. — v. 
angelpunkt. V. bassinet 1). ••• 

P. for annealing silver, gloeipan 
voor muntplaatjes; gl'iihpfanne; poêlon à 
faire rougir les flans. ~ Earthen p., 
aarden, steenen pan, kookpan ; irdener top f; 
terrine. — Earthen p. for a stove, 
V. carreau 2). — Elevation on the 
p., v. ansatz 2) e P. grinder, P. 
borer, V. fraise a bassinet. P. 
holder, P. rester, steel van de pan ; 
p fannenknecht; tinon de poele. P. smith, 
ketelmaker; p fannenschmied; poélier. — P. 
of a shovel, v. pale de racloir. ^• 
P. in which the iron-cross turns, 
V. muhlpfanne. 
Pan, m . fr. Zijde ; pane; seite. — Ance 
de p., spiraalvormig ornament; spiral-ornament; 
schnecken(drmige zierrath. P. 
de bois, v. fachwerk. ~ P. de 
boiserie, V. fach 5), 6). ~ P. de 
comble, schild van een dak ; pane of a 
roof; dacbseite. — P. coupé, gebroken, 

— PAJN TER. 

afgebroken boek ; blunted-edge or corner cutoff-
vertex; abgestumpfte, verbrocbene ecke, 
winkelverbrechung. — P. coupés de la 
cheminée, vlakke zijden van het schoor 

(voor den schroevendraaier); squares;-steentje 

viereck . — P-s exterieurs du canon, 

vlakken van het achtkant van sommige ge 

fat or squares; flächen des-weerloopen ; 
laufes. ~ P. latéral d'un hautfourneau, 
zijmuur of wand van een 
hoogoven; side-wall; uime. — P. de lumière, 
vlak van 't zundgat; flat; ziindlochseite. 
~ P. de muraille, paneel, 
vlak muurwerk ; pane of a wall; mauerfeld, 
mauerstrecke. — P. de rabot, v. bahn 
I). — P. de tapisserie, baan (van behangselpapier); 
single breath of tapistry paper; 
bahn-tapete, tapetenbabn. — P. de 
la tête de l'afftt stootplaat van het 
affuit; head-plate, anstossschiene, stirnschiene. 

— P.d'une tour, dune table, d'un 
écrou, etc., zijde van een toren, tafel, 
moer, enz.; side; seite. B. de voute, 
Caisson entre nervures, vlak tus 
schen twee gewelfribben ; civary, severy, cell, 
escutching of vaulting; gewölbkappe, Each 
zwischen gewblbrippen. 
Panache, m. fr., v. squinch. ••• 
Bloemvormig ornament op de tinne, in den 
gothischen stijl; trope, Tnial, pogutell; kreuzblume, 
rnarienschuh. 

Panaxgummi, n. hd. Opoponax gom; 

opoponax; gomme opoponax. 
Pancake, eng., v. cake 2). 
Panch, eng., v. baderve. 
Pandurenklinge, f. hd. Krom jacht 

crooked-hanger ; couteau de chasse-mes ; 
courbe. 

Pane, eng., v. pan. — P. of a 
roof, v. pan de comble. ~ P. of 
glass, P.-square,v. fensterscheibe. 
® P. of a hammer, v. finne des 
hammers. ~ P. of a wall, v. pan 
de muraille. 

Panéiconographie , Paniconographie, 
f. fr., Paneiconographie, 
eng., Panikonographie, f. hd. Het 
maken van boekdrukvormen in zink. 

Panel, eng., v. fach 5). 
Panel-frame, eng., v. emboiture 
des portes. 
Panelling eng. (wooden), v. lam


brissage. 
Panel-stake, eng., v. palancon, 
Panel-vault, eng., v. faehwerk


gewolbe. 
Panelwerk, n. hd., v. lambris. 
Pan-holder, eng., v. pfannen 

-knecht. 

Panier m. fr. d'ancrage, v. basket-
anchor. — P. a charger, v. 
füllkorb. — P. conique de la 
Baisse d'eau, zeef voor de voedingspijp 
eener locomotief; feed-pipe-strainer; tendersieb. 
— P. conique de Selly, kegel 

conical Willow; konische-vormige Willow; 


PAN-MENDER 

Willow. ~ P de mason, losse mand 
om de kalk door te gooien en de steenen 
terug te houden ; slaking basket; leschkorb. 

P. de mineur, v. erdkorb. ~ P. 
a parapet, v. gabion 1). ~ P. pour 
1e pierrier, P. à pierres, v. basket 
2).••• P. de sabre, v. basket i). 
Pan-mender, eng., v. drouineur. 
Panne, f. fr., v. feather-shag. • 

V. dachfette. ~ P. d'enolume, v. 
aire de l' enclume. w• P. du marteau, 
V. finne des hammers (en lees 
daar pen in plaats van baan). — V. hammerfinne. 
— v. tête du marteau, s. 
marteau d. ~ P. du marteau de 
forge, V. face du marteau. — P. 
du marteau a pied de biehe, P. 
fondue, v. claw 3) . ~ P. du pore, 
buikspek ; flitch of bacon; bauchfett. 
Panneau, in. fr., v. daubenlehre. 

V. formscheibe 1). m v. friezingiron. 
m v. fach 5), 6). ~ v. pad. w 
P. à botte, los luik met een rand, over. 
vallend luik ; hatch-way with a cover, lined 
with battens at the margin; stuipluke. — 
P. de douelle, binnenvlakte van een 
steen ; side against the intrado; laibungsseite. 
~ P. d'éeoutille, v. ecoutilion 
a panneau. m P. a etoffes 
pliees, doekpaneel, op een raam geplooid 
doek ; linen-pannel, linen-pattern; faltenfiillung. 
® P. de fenêtre, v. fensterfach. 
~ P. de fenêtre en lozenge, 
glazen raamvak met ruitvormige ruiten 
sash-lozenge, pane rhombic; fensterraute, rautenfdrsnige 
fensterfactr. P. de lit d'une 
pierre, benedenvlak van een steen ; lower 
bed of a stone; lagerflkche, unterseite. w 
P. de maconnerie, V. fachwerk. 
m P. de menuiserie, opgesloten paneel ; 
cased-pannel; eingestemmte fiiltung. m Garnir 
un p. de palancons, v ausstaken. 
m P. d'une pierce, kant, 
zijde van een steen ; pane, side, joint; seite, 
flkche, fuge. m P. plein, v. flush pannel. 
m P. de sabort, luik van de geschutpoort; 
port-lid; pfortluke. m P. de 
selle, zadelkussen ; pannel; sattelkissen. m 
P. pour la taille d'une pierre, 
v. gauge i) w P. de tête, kop van 
een steen ; head, frontal-side, forepart, face; 
baupt, kopfseite, stirntdche. m P. pour 
le tir, schijf, mikscbijf; target; schusswand, 
ziel wand. m P. pour le tir à 
balles, schijf om met kartetschen op te 
vuren ; target for practice with case -shot; 
kart)itsch wand. m P. pour le tir a 
boulets, schijf om met kogelsop te vuren; 
target for practice with round-shot; kugelwand. 
— P. a vitre, v. fensterfach. 
F. de vitre, v. carreau de vitre. 
Pannelé, adj. fr. Van paneelen voorzien 
; pannelled; getbfelt, in ftillungen eingetheilt. 
Pannel-saw, eng., v. égohine. 
Pannel-work, eng., v. ouvrage c. 

PAN-TILE. 799 

Panner, v. n. fr. Gaten maken in een 
ijzeren trapleuning; to beat holes in an iron 
balustrade; lecher in ein eisernes treppengeidnder 
einschlagen. 

Panneresse, f. fr. Streksche steen, 
steen met de lange zijde in den dag; stretcher; 
lhufer, strecker. — Assise en p–s, streksche 
laag; stretching-course; lauferschicht. 

Panneton, m. fr., V. baking-tin. 

P. de clef, v. barbe 3) . ~ P-s, 
zijden van de spanzaag; clamps; backen. 

Pannoir, m. fr., v.anköpfhammer. 

Pan-rester, eng., v. pfannen


knecht. 
Pans, m. pl. fr, v. facette 2). 
Pan-scratch and pickings, eng., 

v. bodensalz. 
Panse f.fr.,Ventre d'une cornue, 
Buik van een retort; belly; bauch. ~ P. 
du marteau á battre, baan van den 
boekbinders -hamer; convex-face of the hammer; 
convexe hammerbahn. — P. d'une 
cloche, v. brim. 

Pan-shelf, eng., v. pfannenbrett. 
Pan-smith, eng., v. pfannenschmied. 
Panster m., Pansterrad, n. hd.

:

Groot onderslagrad; large undershot-wheel; 
grande roue à volets pour deux tournants. 

Panstergatter, n. hd. Raamwerk van 
het groot onderslagrad ; frame of the large 
wheel; chassis de la grande roue. 

Panstergatters^ule, f. hd. Hoofd 
groot ondersiagrad ; wheel-frame--stijl van het 
post; poteau de soupente de chassis. 

Pansterkette, f. hd. Ketting om de 
as van een onderslagrad te doen rijzen of 
dalen ; chain to raise the arbor of the great 
wheel; chaine à élever on baisser l'arbre 
de la grande roue. 

Panstermuhle, f. hd. Molen door een 
groot waterwiel gedreven ; large undershotmill; 
moulin mu par one grande roue. 

Pansterwelle, f. hd. As van een onderslagrad; 
arbor of the great undershotwheel; 
arbre d'une grande roue à volets. 

Pantalon, m. fr. Eene soort van fransch 
papier, 4 m. m. breed en 3 m. m. hoog; 
french pantalon-paper ; mittel angoulème 
papier. 

Pantalonner, v. a. fr. Volkuipen; 
to hoop from top to bottom; von oben bis 
unten bereifen. 

Panter les Bardes, v. n. fr. Het le


der voor kaarden opspannen ; to prepare the 

leather for the cards; das leder zu den kar 

-ditschen aufspannen. 

Panteur, m. fr., v. card-frame. 

Pantherfellachat, m. hd., v. jas


pisachat. 

Pantherstein, m. hd., v. jaspa. 

Panthographe, m. fr., Pantho


graph, m. hd. & eng., Singe, Teeken


aap ; storchschnabel. 

Pan-tile, eng., V. hohlziegel. — 

To lay the p–s, dekken (een dak); die 


800 PANTILING- 

pfannen einhängen; poser les tuilles. ~ To 
point the p-s, v. sceller les tuiles. 
Pantiling, eng., v. couverture en 

tuiles. 
Pantin, m. fr., V. farbenangeber. 
Pantine, f. fr. Achttiende gedeelte van 

een pak of bos ruwe zijde; eighteenth part 
of a bundle of raw silk; achtzehntes theil 
eines bundels seidengarn. 

Pantofléleisen, n. hd. Pantoffelijzer; 

panton-shoe; ter á pantoutle. 
Pantoffelholz, n. hd., v. liège t). 
Pantoffeln, v. a. hd. Het aluingare 

leder met kurk afvrjven ; to rub with cork; 
froter avec du liège. 
Pantoire, f. fr., v. hanger. P. 
de bras, v. brace-pendent. 
Pantometer, m. hd. & eng., Pan


tomètre, m. fr. Hoebmeter. 
Pantomètre, m. fr., v. astrolabe. 
Pantry, eng., v. ménager & of


flee 2). 
Pantschmaschine, f. hd., v. bat


toir t) . [a. 2). 
Pantschmuhle, f. hd., v. batterie 
Panzen, m. hd. Pottenbakkersschijf, v. 

disque t) . --P. des magnets, v. 
armour ij. 
Panzerfiotte, f. hd., v. hotte cuirassée, 
s. fiotte a. 
Panzerhemd, n. hd. Malienkolder; 
shirt of mail; cotte de inaille. 
Panzerkette, I. hd. Ketting, waaruit 
de malienkolder wordt gemaakt ; carcanet, 
carknet; chaine à maille. 
Panzerschiff, n. hd., v. na eire 
cuirassee. 
Papegeikäsig, m. hd. Papegaaikooi; 
cage for a parrot; cage à perroquet. 

Papeline, f. fr., Papelin, in. hd. & 
eng Een zijden stof, papeline, niet te verwarren 
met popeline. 

Papenaht, f. hd., v. couture plate 
piquée au milieu. 

Paper, eng., V. papier. •• P. having 
a bell for its watermark, v. 
cloche 3). — P. for hangings, v. 
papier à tenture. ~ P. of savety, 

V. papier de sûreté. 
Paper (to), eng. In papier inpakken; 
in papier wickeln, mit papier bedecken; envelopper 
en papier, couvrir avec papier. — 
To p. the needles, v. bouter. 
To p. a room, een kamer behangen; 
trapezieren; tapisser, tendre. To p. 
the sugar-loafs, v. habiller les 
pains de sucre. — To p. woolen 
cloth, wollen stukgoederen persen en inpakken 
; das tuch beim pressen einpapieren; 
cartonner. (per. 

Paper-board, eng., v. ais a tremPaper-
cartridge, eng., v. cannon


cartridge. 
Paper-coal, eng., v. papierkohle. 
Paper-cutting-machine, eng., v. 

coupeuse. 

PAPIER. 

Paper-enveloppe, eng., v. enve


loppe de lettre. 
Paper-folder, eng., v. falzbein. 
Paper-hanger, eng , v. colour 1). 

— Lijmer op een papierfabriek; leiroer; 
colleur. 
Paper—hangers—work, eng. Behangerswerk; 
tapezierarbeit; tenture. 
Paper-hangings, eng., v. papier 
peint. 
Paper-holder, eng. Pointuurpen op 
het timpaan ; stift am pressdeckel; ranguillon. 
Papering, eng., v. boutage. — v. 
mise en paquets. 
Paper-mache, eng., v. papiermaché. 
Paper-machine, eng., v. machine 
a papier. 
Paper-maker, eng., v. papier 
-macher. 
Paper-manufactory , Papermill, 
eng., v. moulin á papier. 
Paper-mark, eng., v. token. 
Paper-mill, eng., v. moulin ^ pa


pier. om Cylindrical p., v. ausfa


sercylinder. 
Paper-pins, eng., v. briefnadeln. 
Paper-pulp, eng., V. feinzeug. 
Paper-roller, eng., v. eylindre 

en papier. 
Paper-shavings, eng., v. onglet 3) . 
Paper-shears, eng., v. papier 

-scheere, 

Paper—shirting, eng. Papierdoek, katoen 
met papier vereenigd; papier-shirting; 
sorte de papier composé de toile de coton 
et de papier ordinaire. 

Paper-stainer, eng., v. papier 
-drucker. 
Paper-staining, eng., v manufacture 
des papiers peints. 

Paper-stamp, eng., v. papier 
-stampfe. 
Paper-window, eng., v. papier 

-fenster. 
Papeseent, eng., v. breiartig. 
Papeterie, f. fr. Papiermolen, papier 

papierhandel, papierwinkel; paper--fabriek, 
manufactory; paper-mill, paper-trade, stationery; 
papiermuhle, papierhandlung, papier 

-machen. 
Papetier, m. fr. Papiermaker, papier 
paper-maker, stationer; papier-verkooper; 
-miihler, papierhandler. 
Papier, in. fr. & n. hd. Papier ; paper. 

Pletblad ; press-paper; appretur papier. 

— P. animal, dierlijk papier uit leder 
enz, en lompen gemaakt; animal-paper; thierisches 
papier. w~ P. argenté, zilver. 
• 

papier; silver-paper; silberpapier. P. 
autographique, overdrukpapier; transfer-
paper; uberdruckpapier.~P.bitunlé, 
teerpapier voor dakbedekking; tared paper; 
dachpappe, theerpapier. ~ P. bristol, 

v. bristol-paper. — P. Blanc, - v. 
schöndruck 2). P. qui boft, 

 

PAPIER.801 

papier dat vloeit; paper that blots; tiessendes 
papier. — P. a bordure, papier 
met randen ; bordured paper; berändeltes papier. 
~ P. brouillard, P. buvard, 

V. blotting-paper. — P. bulle, v. 
conceptpapier — Cahier de p., 
V. lage 1). — P. calotype, v. calotype-
paper. – P. à calquer, 
doortrekpapier; tracing-paper; kalkïrpapier, 
bausepapier, pausepapier. s P. Carte, v. 
kartenpapier. — P. á cartouches, 
V. cartridge-paper. — P. a cartouche 
des fusées, vuurpijipapier; 
rocket-paper, rocket-case-paper; doppelpapier, 
raketenhulsenpapier. P. de chine, v. 
maulbeerpapier. — P. chryso— 
type, photographiscb papier volgens Herschell 
; chrysotype-paper; chrysotyppapier. ^ 
P. pour cigarettes, sigaretten papier; 
cigarettes-paper; sigarettenpapier. P. 
eire, waspapier; waxed-paper; wachspapier. 
P. coloré à la planche, 
met kleuren gedrukt papier ; colour-printedpaper; 
bedrucktes papier. ~ Colleur de 
-p., behanger; paper-hanger; tapezier. ~ 
P. colle, gelijmd papier;. sized paper; 
geleimtes papier. — P. des comptes, 
zwaar registerpapier; large and strong writing-
paper; registerpapier. P. coquille, 
V. briefpapier. ~ P. continu, P. 
sans fin, machinepapier op rollen, einde 
papier; endless-paper; papier ohne ende.-loos 

— P. corde, P. de Bordes, papier 
uit oud geteerd touw ; hemp-paper; papier 
aus getheertem hanf. P. de couleur, 
gekleurd papier; coloured-paper; buntpapier. 
~ P. a la cuve, v. hand-. 
made-paper. — P. cyanotype, 
pthotographisch papier volgens Hunt ; cyanotype-
paper; cyanotyppapier. P. de décharge, 
v. abziehbogen. P. de 
dentelle, uitgeslagen kantpapier ; lacepaper; 
spitzenpapier. P. a dérouil 
roest-, schuurpapier; rustpaper, sand--ler, 
paper; rostpapier. P. d, dessins, teeken 
papier ; drawing paper; zeichen papier. 

— P. doré, v. goldpapier P. 
ecaillé, sc hildpad papier; tortoise-shell-paper 
; schiidpadpapier. P. écolier, 
P. à éerire, v. foolscap. ® P. écu, 
beienkorf ; short derny-paper, copy, bastardpaper; 
kanzleypapier. P. à éeurer, 
V. papier à dérouiller. P. d'emballage, 
v. maculature brune. — 
P. a l' émeri, v. emery-paper. — 
P. à estampes, v. ku.pferdruckpapier. 
— Fabrication de p-s 
points , het maken van behangselpa 
paper-staining; t. a petenfabrizirung.-pier; 
Feuille de p., vel papier ; sheet of paper; 
papiertogen. om P. a filtre, V. filtrirpapier. 
~ P. à fleurs, v. blumenpapier. 
— P. fluant, P. sans colle, 
ongelijmd papier; unsized paper; ungeleim. 
tes papier. ~ P. a fond d'or, v. 
brokatpapier. s P. grand-raisin, 

royaal papier (iets grooter dan mediaan); 
royal-paper; royal-papier, königspapier. 

P. galvanique, galvanisch, electrisch 
papier; galvanic-paper; galvanisch papier. 
— P. gaufré, gewaterd, gemoireerd papier; 
moired paper; rnoirirtespapier. ® P. 
glace, P. gelatine, gelatine in dunne 
bladen; sheet-gelatine; hau sen blasenfolie, gelatinpapier. 
— P. glacé, P. satiné, 
geglansd, gesatineerd papier ; glazed paper; 
satinirte papier, glasirte papier. ~ P. 
goudronné, geteerd pakpapier, waterdicht 
pakpapier; tar-paper, brown paper; 
theerpapier. P. gris, P. brouillard, 
grijs vloeipapier; blotting paper; fliesspapier. 
— P. gris, grauw papier; grey 
paper; graue papier. i P. harbeline, 
papier van de slechtste soort van lompen; 
paper of foul rags; schlecht lumpenpapier. 
— P. impermeable, v. papier goudronné. 
— P. á imprimer, P. 
d'impression, v. druckpapier. — 
P. irisé, v. irispapier. — P. j aspé, 
V. buntpapier. — P. jézus, v. jésus. 
— P. joseph a soie, v. papier 
de soie. — P. st. joseph, P. a 
f iltrer, v. filtrirpapier. — F. a 
journaux, v. news-paper. ~ P. 
libre, ongezegeld papier; unstamped paper; 
ungestämpeltes papier. P. lingo, v. 
damast-papier. — P. lissé, geglansd 
papier ; glazed • paper; geglättetes papier, 
tafftpapier. — P. marbré, gemarmerd 
papier; marbled paper; marmorirte papier, 
ttirkische papier. — P. maché, papierstof 
om in vormen te drukken ; paper-mache; 
papiermache. Machine a p., papier 
werktuig om papier te maken;-machine, 
paper-machine; papiermaschine. ~ Main 
de p., v. bush 2). Marchand 
de p., papierhandelaar; wholesale stationer; 
papierhdndler. P. maroquiné, 
marokinpapier; morocco-paper; marokinpa.pier, 
safi'ianpapier. — P. mat, zandpa 

(slecht schuurpapier); sand-paper; sand--pier 
papier. P. a la méchanique, v. 
machine-made paper. — P. metallique, 
onecht goud-of zilverpapier; 
dutch metal-paper; schabenpapier. P. 
ministre, v. foolscap i).~]?. mi 
eollé, halfgelijmd papier; half-sized paper; 
halbgeleimtes papier. ~ P. ministre, 

V. minute. — P. monnaie, papier 
voor bank- of muntbiljetten; currency-paper; 
papiergeldpapier. mm P. de moyenne 
sorte, gewoon drukpapier ; mean-paper; 
mittelpapier. ® F. de musique, v. 
music-paper. ® P. nacré, paarl moerpapier; 
nacreous-paper; perlenmutterpapier. 
— P. de paille, stroopapier; 
straw-paper; strohpapier. — P. a pains 
de suere, suikerpapier, suikerbroodpapier; 
sugar blue-paper; zuckerpapier. P. parchemin, 
perkamentpapier; paperparchement; 
pergamentpapier. P. a patron, 
V. carta rigata. — P. point, P. 

802 PAPIER — 

de tapisserie, behangselpapier; paperhangings; 
papiertapete. _ P. pelure, 
dun postpapier, mailpapier; foreign-paper; 
dtinnes postpapier. ~ P. photogenique, 
photographisch papier; photogenic-paper; photogenisches 
papier. w P. poneé, puimsteenpapier; 
pumice-stone-paper; bimsteinpapier. 
n-- P. a poneer, v. papier a 
calquer. — P. porcelaine, porceleinpapier; 
enamelled-paper; kreidepapier. 
Rame de p., riem papier; ream of paper; 
ries papier. ~ P. rayé, v. carta rigata. 
~ P. réaetif, reageerpapier; 
test-paper; probir-papier, reactionspapier. ^ 

P. rébut, V. maculature. ~ P. 
royal, royaal papier, iets grooter dan 
mediaan; paper-royal; regalpapier. •n• P. 
sable, zandpapier ; sand-paper; sandpapier. 
~ P. sans colle, ongelijmd papier; 
unsized-paper; ungeleimtes paper. 
P. satine, V. atlaspapier. — P. 
de silex, v. flint-paper. ••• P. 
de soie, Pelure serpente de soie, 
zeer dun papier voor het inpakken van 
zilverwerf ; tissue-paper; seidenpapier. 
P. de sLrete, veiligheidspapier ; paper 
of safety; sicherheitspapier. o P. 
teint, v. papier peint. — P. à ten 
ture, papier voor behangsels; paper for 
hangings; tapetenpapier. — P. tellière, 
v. foolscap 2). ~ P. toile, doortrek linnen; 
writing-cloth, tracing-cloth; zeichenkattun, 
kalkirleinwand. — P.—toile ciré, 
geverfd papier, waterdicht pakpapier; paper 
varnished with black-oil-varnish; waclistuchpapier, 
wachspackpapier. ~ P. tontisse, 
V. floekpapier. — P. tournesol, 
lakmoespapier; litmus paper; lackmuspapier. 
P. de trace, karton voor speelkaarten 
; card,- paper; kartenpapier. ~ P. vanant, 
een soort van pakpapier; secondstuf-
packing-paper; papier aus mittelzeug. 
^ P. végétal, een soort van doortrek papier 
uit zuiver vlas of hennep gemaakt; 
flax-tracing-paper; flachspapier. ® P. velin, 
velinpapier; vellum-paper, wove-paper; 
velinpapier. ~ P. velouté, v. flockpapier 
~ P. vergé, v. laid—paper. 
~ P. verni, gevernist papier, titelpapier; 
glaced paper; titelpapier. — P. verre, 
V. glaspapier. ^ Charger le p., 
het genatte papier bezwaren, met gewicht 
beleggen; to load the paper; das papier beschweren. 
— Compter le p., het papier 
aftellen ; to count the paper; das papier 
abzählen. — Le p. roussit, er 
komt vuur ir, 't papier ; the paper ruts; das 
papier läuft an. 
Papier, n. hd , v. papier fr. 

Papierbogen, m. hd., v. feuille de 

papier. 

Papierdrucker, m. hd. Werkman, 

die marmerpapier maakt ; paper-stainer; do


minotier, marbreur de papier. 

Papiereinsehieber , m. hd. , v. 
margeur. 

PAPPBAND. 

Papierfabrik, f. hd., v. papeterie. 
Papierfenster, n. hd. Papieren venster; 
paper-window; chassis de papier. 
Papierfeuchter, m. hd. Papiernatter; 
wetter; trem peur. 

Papierform, f. hd., v. forme à 
velin & forme a vergeure. — v. 
caucher. ~ Pehlerhafte p., v. 
godage. 

Papierhadern, m. hd., v. chiffon 2). 
Papierhandel, m, hd., v. papeterie. 
Papierhändler, m. hd., v. papetier. 
Papierkohle, f. hd. Bladerige schie


ferkool; papyraceous lignite; lignite papyracé. 
Papierleimer, m. hd. Lijmer op eene 
papierfabriek; sizer; colleur des feuilles. 
Papierlumpen, m. pi. hd., v. chif 
fon 2). 
Papiermacher, m. hd. Papiermaker; 
paper-maker; papétier. 
Papiermaschine, f. hd., v. machine 
a papier. 
Papiermuhle, f. hd., v. moulin 
a papier. (masher. 
Papiermi hler, m. hd., v. papier 

w. hd., v. estompe.-Papierpinsel, 
Papierscheere, f. hd. Papierschaar; 
paper-shears; ciseaux à papier. 
Papierspahne, m. pi. hd. Snippers; 
paper-shavings; rognures de papier. 
Papierspitzen, f. pl. hd., v. papier 
dentelle. 
Papierstampfe, f. hd. Stamper van 
een papiermolen; paper-stamp; piton. 
Papierstempel—presse, f. hd. Stempelpers; 
embossing-press; machine à bosseler. 
Papierstreifen, f. pl. hd., v. garde 
). 
Papiersudler, m. hd. Slechte druk 
smerig werk levert; bungler; ma--ker, die 
churat. 
Papiertapeten, f. pl. hd., v. papier 
peint. P. von scheer 

v. flockpapier.-wolle, 
Papierwalze, f. hd., v. eylindre 
en papier. 
Papierzeichen, n. hd., V. token. 
Papierzeug, n. hd., v. feinzeug. 
Papillon, f. fr. Klep in den smids


blaasbalg; valve of the bellows; schnápperlein. 
~ Robinet a p., klepkraan aan stoom 
butterfly-valve; schmetterlings--werktuigen; 

ventil. 

Papilloter, v. n fr. Smetten, onzuiver 
drukken; to mackle; dupliren, schmitzen. 
Papin (Marmite de), m. fr., v. 

autoclave. 
Papinianischer topf, m. hd., v. 
autoclave. 

Papinian-pot, Papin's digestor, 
eng., V. autoclave. 
Papp, m. hd., V. colle d'amidon. 
~ v courée. 

Papparbeit, f. hd., v. cartonnage. 
Pappband, m. hd. Kartonnen band; 
pasteboard-binding; reliure en carton. 


 

PAPPDECKEL ---

Pappdeckel, m. hd., v. carton de 
moulage. 

Pappe, f. hd., v. colle de pate. — 
Art grosser p., v. catholicon. ~
Zwei-, dreibllttrige p ., karton twee-, 
driedik ; two- three leafed board; carton en 
deux en trois. — P.mit der scheere bearbeiten, 
v. mener aux ciseaux. 

Dunne p., v. Bristol-paper. 
In p. einbinden, v. cartonner. •^ 
Geformte p., v. carton de moulage. 
— Geleimte p., v. carton 
de collage. 

Pappelbaum, f. hd. Populier ; poplar; 
peuplier. 
Pappelbaumholz, n. hd Populier hout 
; poplar-wood; bols de peuplier. 
Pappelbl, n. hd . Populierolie; poplaroil; 
huile de peuplier. 

Pappen, v. a. hd. Een schip met barpuis 
smeren ; to apply the sheathing hair to 
a ship's bottom; donner la courée, ploquer. 

Pappendeckel, m. hd., v. Bristolpaper. 
— Starker p., v. carton de 
moulage. 

Pappendeekelmacher, m. hd., v. 
leimer ij. 
Pappenformbrett, n.hd.,v.mouldboard. 
Pappenpresse, .f. hd. Bordpapierpers; 
millboard press presse it cartons. 
Pappensehlagmasehine, f. hd., v. 
ausschlagmaschine. 
Pappschachtel, f. hd. Kartonnen 
doos; card-box; bofte de carton. 
Paps, m. hd. Grof bordpapier; roughpaste; 
colle grossière. 
Papstext, m. hd. Garmond; longprimer; 
petit romain. 
Paquebot, m. fr., v. packet. ••• 

P. à vapeur, v. dampfpacketboot. 
a. Paquet, ni. fr., v, pack 3). 
P. de bitord, kloen schiemansgaren 
ball of spun yarn; kloon schiemannsgarn. 
— P. de cartouches, pak patronen; 
bundle of cartridges; das bund patronen. s 
P. d'épingle, v, asadelbrief. a• P. 
de fil, v. pack of yarn. — P. de 
laine, v. pack of wool. ••• P. de 
merlin, streng huizing; skein of marline; 
bund marlien oder busing — P . de mitraille, 
v. fagot de fer. P d'outils, 
v. fourrure 7). — P. de deux 
rames, v. bundle of paper. 
Trempe en p., v. case-hardening. 
b. Paquet, m. fr., V. packet. ~ 
Travailler en p., aan stukken zetten, 
waarvan later de pagina's worden gemaakt; 
to work by slips; stuckweise arbeiten. ~ 
Travailler en p., gezamentljk zetten 
van hetzelfde stuk kopie ; to compose in companionship; 
spatten, oder stückweis setzen. 
Paquetier, m. fr. Stukken-of kolom 

zetter, die de pagina's niet op--menzetter, 
maakt; compositor that does not make up 
into pages; stucksetzer. 

PARALLELE. 803 

Parabole, f. fr., Parabola, eng.,
Parabel, f. hd. Parabool. 

Parachever, v. a. fr. Het goudamalgama 
opbrengen en uitwrijven ; to put on 
the quickening; das quickgold auftragen. — 

v. ausfärben. 
Parachute, m. fr. & eng., v. fallschirm. 
~ P. de cages d'extraction, 
Arrête suffat, vanginrichting 
aan mijnbakken (bij het breken van den 
ketting); safety-apparatus for cages; fangvorrichtung 
an einem förderkorb. — P. 
d'une fusée à parachute, valscherm 
van een vuurpijl ; parachute; fallschirm einer 
falischirmrakete. — P. dune mattresse 
tige, vangklossen, stutpennen bij 
bet breken van den beweegbaren mijnlad


er; catch-pin of a main-rod ; fangklbtze, 

fangborner. 

Paracloses, f. pl. fr. , v. fullung 3). 

Paradiesholz, n. hd., v. adlerholz. 

Paradis m. fr. Chambre d'un 
port, v_ basin of a port. 
Parados, m. fr. & eng., v. back-. 
screen. 
Parafeu, m. fr., v. mur de protection. 
[b. 1). 

Paraflane, m. fr., v. épaulement 

Parage, m. fr., v. dressing 1). ~ 
Glad, effen maken; dubbing; schlichten, ahscblichten. 
~ P. du fer, bet afwerken 
van bet ijzer onder den hamer; last hammerung 
of the iron; leztes hdmmern des eilens. 

Paragon, eng., v. parangon l). ~ 

(double-pica), v. parangon 3). 

Paragraphe, m. fr., Paragraph, 
eng., Paragraphenzeichen, n. hd. Paragraafteeken 
5. 

Paraison, f. fr., v. blowing 2) . — 

Onafgewerkt hol glazen voorwerp; unfinished 

glass-body; unvolendeter hohler glaskbrper. 

Paraisonner, v. a. fr., v. blasen ij. 

Paraissonnier, m. fr., v. félatier. 

Paraltre dans le lointain, v. n. 

fr. Te voorschijn komen, opdoemen; to loom; 
sich aufthun. 

Parallaxe. f. fr. & hd., Parallax, 

eng. Verscbilz € cht. 

Parallel-joint, eng., v. parallèlo


gramme articule. 

Parallel—motion, eng., V. paral


lèlogramme de Watt. 

Parallel-motion-links, eng., V. 

glieder am parallelgestänge. 

Parallel-ruler, eng., v. règle pa


rallèle, s. parallèle. 

Parallel-vice, eng., V. étau pa


rallèle. 

Parallelbewegung, f. hd., v. pa


rallèlogramme de Watt. 

Parallelbewegungstange, f. hd., 

V. bielle du parallèlogramme. 
Parallelbewegungswelle, f. hd., 
V. arbre du parallèlogramme. 
Parallèle, f. fr., Parallel, m. hd. 
& eng. Breedtecirkel. 


804 PARALLÈLE 

Parallèle, adj. fr.. Parallel, hd. Jr 
eng. Evenwijdig. ~ Règle p., parallelliniaal 
; parallel-ruler; parallellineal. 

Parallelfa Krung, f. hd., v. coulis


seau 3) . 

Parallelgliederung, Parallel


verbindung, f. hd., v. parallèlo


gramme articulé. 

Parallellineal, n. hd., v. règle pa


rallèle, s. parallèle. 

Parallelmass, n.,Parallelreisser,. 

m. hd. kruishout ; marking-gauge; tracequin, 
trusquin. 
Parallèlogramme, m. fr., Parallelogram, 
eng. , Parallelogramm, 

n. hd. Parallelogram. — P. de Watt, 
Parallelogram van 'Watt; parallel-motion; 
parallelbewegung. ~ P. artieulé, evenwijdige 
verbinding; parallel-joint; parallelverbindung. 
Parallelschiene, f. hd. Rechte spoor


staaf; parallel-rail; rail paralléle, rail pris


ma tiq ue. 

Parallelschraubstock, m. hd., v. 

étau à mouvement parallèle. 

Parallelstange, f. hd., v. bielle 

de parallèlogramme. 

Parallelverbindung, f. hd., v. parallelgliederung. 


Parallelzirkel, m. hd., v. parallele. 

Paramètre, m. fr., Parameter, 

in. hd. & eng. Parameter. 

Paraneige, in. fr., v. écran 2). 

Parangon, m. fr. Model in was der 
juweliers; paragon; modeli. ~ v. makel— 
los. ••s• Petit p., Gros p., paragon, 
groot paragon ; double pica, paragon; para 
-gonschrift, gross paragon. 

Parangonnage, m. fr., Paraganation, 
eng. Het opvullen van het verschil 
tusschen het corpus van verschillende letters 
in denzelfden regél; ausgieichung verschiedener 
schriftkegel in einer and derselben zeile. 

Parangonner, v. n. (r., v. abgleichen 
2) . 
Parangonschrift, f. hd., v. parangon 
3). 

Paranthine, eng., v. scapolite. 

Parapet, m. fr., v. breast-work. 

~ v. garde-fou. 
Parapet, eng., v. mur d' appui. •.• 

V. barre d'appui. — v. breastwork 
1). 

Parasol, * . Zonnescherm ; ombrelle fr. 

Paratonnerre, m. fr., v. blitzableiter. 
— v. dam 3) . v. lansoir. 

Paravent, m. fr. Tochtscherm, kraamschut 
; folding-screen; bettschirm, spanische 
wand. 

Parboil, eng., v. abbrühen. 
Parbuckle, eng. Schrooitouw ; schrottau; 
trévire. 
Parbuckling—skid, eng. Schrooibalk, 
schrooip!ank ; schrotbalken; poutrelle. 
Pare m. fr d'artillerie, Artilleriepark, 
verzamelplaats van de benoodigdheden 

PAREMENT. 

voor de artillerie; artillery-park; artillerie 

V. kugelgarten. ~ P. à-park. 
boulets, kogelkist (aan boord); shot-locker; 
kugelback. — P. de pilotis, v. radier. 
Parceau, in. fr. Greep, handvol zijde 
; handful of silk thread; handvoll sei--garen 
degarn. 
Parcelles f. pl. fr. de cuivre, v. 
garspane. 
Parcelling, eng., v. fourrure 3) . ••. 

P. upon the seams, v. natte persenning. 
Parchemin, rn. fr. Perkament; parch


ment, forvil; pergament. ~ P. animal, 

v parchemin. — P. végetal, v. 

papier parehemin. P. vierge, 

Velin, wit perkament, schrijfperkament; 

vellum; jungfernpergament,schreibpergament. 

Parcheminerie, f. fr.. v. perga


mentmacherei. 

Parcheminier, m, fr. Perkamentma


ker; parchment-maker; pergamentmacher. 

Parchment, eng., v. drum-head 

2). — v. parchemin. 

Parelose, Paraclose, f. (r. Zwiepingen, 
kruisverbindingen, dwarsverbindingen 
aan stijlen ; traverse on pillars, rounding 
on posts; gefugte querleisten an den 
pfeilern, geschweifte stander. 

Parcourir v. n. fr. les coutures, 
De naden der zeilen nazien; to examine the 
seams; die nathen besuchen. 

Parcours m. fr. dune ligree de 
chemin de fer par un convoi, 
Regelmatige gang van een spoortrein; trip; 
regelmhssige fahrt zwischen zwei orten. 

Pardune, f. hd., V. back-stays. 
Pare (to), eng., V. abscharfen. ~ 

v. beschroten. ^ To p. the quarry-
stones, v. esmilier. — To p. 
the skins, v. doler 3). 
Paré, adj. fr. Gereed, klaar; clear, 
ready; klar. 

Pare-a-faux, m. fr., v. abhalter 2). 

Parement m. fr. d'autel, Altaaror


narnent, altaarversiering; parament, altarornament; 
parament, altarschmuck. _ P. 
d'un mur, v. face d'un mur. — 

P. postérieur ou intérieur d'un 
mur, v. back of a wall. — Faux 

p. d'un mur, bekleeden van een muur, 
het voormetselen van een heele of halve 
steen ; facing of a wall; anblendung, bekleidung 
mit blendsteinen, verblendung. 
Placer, poser les pierres en p. 
ou en panneresse, de steepen met de 
Iange zijde in den dag leggen, streksche lagen 
metselen ; to lay the stones lengthway 
lengthwise; die steine fur lang, vor lang, 
als laufer anlegen. — P. du pavé, Jumelle, 
rechte rei kantsteenen bij het straten 
; border-stone, cheek-stone; randstein, bordstein. 
e P. d'une pierre, v. panneau 
de tête. — P. d'un tissu, 
Parou, V. dressing. ® P. d'une 
tranchée, schuine zijde, glooiing van een 


PARENTHESE

 — 

weg (in doorsnede) ; sloping -face of a cutting; 
durchstichsbdsehung, boschung eines einschnittes. 
— P. de voute, P. d'un 
are, voorkant van een boog of gewelf; face, 
front face of an arch; stirnflfiche, bogenstern. 
Parenthese, f. ha., Parenthèse, 

f. fr., Parenthesis, eng., V. bracket 6). 
Parenthèses, f. pl. fr., V. bracket 
6). ~ Mettre en p., v. s. mettre. 
Parer, eng., v. ébarboir. 
Parer, v. a . fr., v. to dress. ~ V. 

abschárfen 4). ••• P. un cable, v. 
klar halten. •® P. un cordage, 

V. dégager un cordage. — P. une 
facade, een gevel afwerken ; to trim, 
trick, prank up a front; eine facade mit 
der letzten ausstattung versepen. — Machine 
a p., v. colloir. — P. des 
saucissons, v. to trim the fascine, 
S. fascine eng. — P. la tole, strekken, 
vlak hameren ; to plane the hammered 
plate; abrichten, pritschen. 
Pareur, m. fr., v. burler. — v. 
fulling-master. 
Parfaiseur, m. fr. Korsetten maker; 
staysmaker; schnurleibmacher. 

Parfait contentement, m. fr. Kom pleet 
stel diamanten ; large diamont-set; 
grosse gepuffte diamantschleife. 

Parfiler, v. a. fr. De koperen draden 
van den papiervorm in bet raam vastmaken 
; to fix the mould-wires; die formdrdhte 
festseLzen. 

Parfilure, f. fr., V. outlines of 
the designs. — v. ausfaseln. 
. Parfum, m. fr. Reuk -, geu rgevend meng 

perfuming mixture; rhucbermischung.-sel ; 
Parfumerie, f. fr., Parfumerie, 

f. hd., Perfumery, eng. Winkel waar 
reukwerken worden verkocht, parfumerie 
-winkel. 
Pargasine, eng., Pargasite, m. fr., 
Pargasit, m. hd. Eene varieteit van 
hoornblende. 

Parget-stone, eng„ v. gips -2). 
Pargeting, Parge-work, eng., v. 
parquetage. 
Parhélie, f. fr., Parhelium, Par


helion, eng. Bijzon ; nebensonne. 
Parian, * . v. pate de paros. 
Paring, eng., v. leavings. 
Paring-ehisel,eng., v. fer à polir b. 
Paring-hammer, eng., v. beulen


klopfer. 
Paring-iron, eng., v. fer àa détirer. 
Paring-knife, eng., v. besehnei


dehobel4 ~ Pipe-makers p., v. 
estriqueux. Afbraammes, afbraam ijzer; 
schrotmesser; plane à déborder, plane 
ronde. 

Paring-machine, v. grooving


machine. (a paler. 
Paring-plough, eng., v. charrue 
Paring-tools, eng., v. outils à 

ébarber. 
Parings, eng., v. absehabsel. 

PAROIS. 805 

Parings of dutch-metal, eng. Afval, 
afsnijdsel van klatergoud; schabin; raclures 
de metal. 

Parirstange, f hd., v. cross-bar 2). 

Parirung, f. hd. Pareerplaat van het 
sabelgevest; flattened shoulder of a blade; 
talon. 

Pariserblau, n. hd., Parisianblue, 
eng. Parijsblauw, soort van Berlijnsch 
blauw en blauwe modekleur op zijde; 

bleu de paris 
Parisergelb, n. hd. Kasseisgeel ; oxychlorid 
of lead; jaune de tassel. 
Pariserroth, n. hd. Parijsrood ; oxydof iron; oxyde de fer. 

Pariserschrift,f.hd., V. parisienne. 

Parisienne, Sédanoise, f. fr. Ro


bijn, drutletter tusschen nonpareil en parel 
ruby, small-pica; parisienneschrift. 
Park of artillery, eng., v. pare 
d' artillerie. 
Parket-fussboden, m. hd., v. inlaid-
floor. 
Parleur-mason, Parleur-char 

m. fr. Kras op een werk ; op--pentier,
zichter over een ploeg metselaars of timmerlieden 
; overseer, perceiver, head-mason, 
fore-man of masons or carpenters; polier, 
pollier, pallier, parlier, pallierer, augler. 
Parloir in. fr. Parlouër anc. Spreek 

parlour_; sprecbzimmer. ~ P.-vertrek ; 
aux laïques, spreekvertrek voor vreemdelingen 
in een klooster ; forenses-parlour; 
laiensprechzimmer. 

Parlouër aux 'bourgeois m. fr. 
Hotel de ville, Stadhuis, raadhuis 
guild-hall, town-hall, counsel-house; rathhaus, 
laufsbaus. 

Parlour, eng., v. parloir. 
Paroi, f. fr., v. cloison 1). ••• P. 
de torréfaction, v. darrblech 2). 

P. d'un fourneau de liquation, 
zijgplaat van een zijgoven ; cheek; saigerblech. 
— P. de galerie, zijwand eener 
galerij ; side of the gallery; galleriewandung, 
seitenwand der gallerie. ~ P. de puits, 
wanden van een put; side of the shaft; 
schachtstoss, brunnenwandunf . P. de 
la botte a feu, vuurwanden, vuurplaat 
van een locomotief of cornwall-ketel; fireplate; 
feuerplatte. ~ P. antérieure de 
la botte a feu, Plaque tubulaire, 

achterplaat van den vuurhaard van een 
locomotiefketel, pijp-plaat ; tube-plate; rohrenplatte. 
— P. latérale de la botte 
a feu, zijplaat van den vuurhaard; lateralplate; 
seitenplatte. — P. du haut four


neau, v. interior mantle, s mantle. 

Paroir, m. fr. Richtijzer; tracer; zurichteisen. 
~ Schrapijzer der koperslagers; 
scraper; aufkratzblech. — v. champig


non. — v. flugbett. ~ Dunmes; pa


ring-knife; schhrfemesser. ~ P. d'un 

maréchal—ferrant, veegmes; buttress,
battens; wirkeisen, bufmesser. 

Parois t. pi. fr. d'un canon de 

68 


806 PAROTJ 

fusil, Dikte, wanddikte van een geweerloop; 
sides, substance; rohrwdnde. — P. 
d'une capsule d'amoree , kanten, 
zijden van een slaghoedje; sides; wdnde. — 

P. de euve, v. kernschacht ij. 
Parou, m. fr., v. dressing of linen. 
Parpaing, m. fr., V. bonder. 
Assise de p., v. s. assise. ~ Mur 
de p., v. S. mur. 

Parquet m. fr. à boulets, v. pare 
à boulets. ® P. de carène, ballast 
kisten bij bet kielen van een schip in gebruik 
; lockers filled with ballast to aid the 
heeling of a ship in heaving her down; bal 


lastkainmer. — P. de chargement, v. 
bulk-head. — P. de cheminée, 
betimmering van een schoorsteen ; pargett-
ing, pergetting, pergeuring, pargework, pergenting; 
stuckgetdfel, stuckverzierung am 
kamin. ~ P. dune glace, v.. back 
3). — P. de justice, kast op een gerechtszaal; 
bar of a court of judicature, 
chancel; schranke im gerichtssaal, gerichtsschranke. 
m P. en madriers, houten 
leggers naast de ijzeren rails op spoorwegen, 
bij wegovergangen ; gutter planks; nonleisten. 
— P. de plancher, Parquettone, 
v. inlaid floor. — Faux p., 

V. fausse-aire. — P. a feuilles de 
fougères, a point de Hongrie, parketwerk 
in den vorm van een vischgraat; 
herring-bone-parquetry ; riemenparquett , 
schiff parquett. ®• Frotter le p., de 
parketvloer niet was boenen ; to rub the 
floor; das parkett bolmen. 
Parquetage, m. fr. Het maken van 
parketwerk; parquetry, inlaying of floors; 
parketterung, austhfelungsarbeit. 

Parquetry, eng., v. inlaid-floor. 

Parrel, eng. Rak; rack; racage. 

Parrel—ribs, eng. Rakplankeri ; rack


schlitten; bigots. (racage. 
Parrel-rope, eng., v. batard de 
Parrel-trucks, eng. Kakkloten; rack


kloten; pommes de racage. 
Parrel-truss, eng., v. calebas de 
racage. 
Parrot-coal, eng. Schotsche benaming 
voor candle-coal, v. candle-coal. 
Part (to), eng., v. abschmelzen 
2). ~ V. austauschen. 

Part, eng. dr m. hd. Touw of reep van 
een takel, gaande van het eene blok tot bet 
andere ; passe. 

Part f. fr. des accidents du laminoir, 
Versterkingstuk van den pletmolen 
; breaking-piece; brechbock. 

Part, ni hd., v. brève 2). — Aan 
een schip of maatschappij ; share;-deel in 
part. v. garant ~ v.dormant fr. 2). 

Partance, f. lad. Het onder zeil gaan, 
wegzeilen, afvaren ; the getting under sail; 
das unter segel gepen, abfabrt. 

Parten m. pl. hd. eines taakels, 
Touwen van een takel ; parts of a tacklefall; 
passes d'un palan. 

PARYIS. 

Parterres, m. pl. fr., V. blumendamast. 
Barti-bure, ni. fr. Compartiment 
d'un puits, Afdeelingen van de mijnput; 

division of a shaft, made by a brattice; 

schachttrumm, schachtabtheilung. 
Partichoir, m. fr., v. fadentheiler. 
Partie, f. fr. Gedeelte; part; theil. — 

P.courbe, Boude, Sinuosité d'une 
rivière, bocht, kromte eener rivier; sinuosity, 
bend; bogen, krummung. ® P. 
convexe, Convexité, buitenwaartsche 
boog ; convex-sinuosity, outward-bend; ausgehende 
bogen. ® P. forée de la 
douille dune balonnette, opening 
der pijp van de bajonet; bore of the socket; 
bohrung der tulle. — P. frottante, wrijvende 
deden eener machine; rubbing-part; 
reibende theil. ~P.massive, P.pleine, 

V. massif de chaussée. — P. morte, 
V. dead-ground. — P. rentrante, 
Rentrant, binnenwaartsche bocht eener 
rivier ; reentering-sinuosity, reentering-bend; 
eingehende bogen. ~ P. superieure de 
la lanterne, v. oberkorb. 
Partie f. hd. gefaulter lumpen, 

V. mouillée. 
Partiell, adj. hd. , Partial, eng., 
Partiel, fr. Gedeelte, gedeeltelijk. 
Parties f. pl. fr. d'assemblage, 

V. lagen 1). ~ F. et contre-parties, 
met metaal ingelegd werk ; inetal•ornaments 
in veneerings; metallverzierungen bei eingelegter 
arbeit. — P. isolées, v. mittel 8). 
Parting, eng., v. départ 2). — v. 
goldscheidung. ® Dry p., v. dopart 
par la voie sèche. ® Wet p., 

V. départ par la voie humide. 
Parting—sand, eng. Droog zand der 
gieterijen ; trockene sand; sable sec. 
Parting-tool, eng., v. burin á 
bois. 
Partisan, eng., Partisane, f. hd. 
Speer der hellebaardiers; pertuisane. 
Partition,f. fr. Afsnijdsel, snippers (van 
papier); parings; abschabsel, abschnitsel. 
Partition, eng., V. mittelwand. — 
Truss p. , v. cloison aver dé


charge. [1). 
Partition-board, eng., v. cloison 
Partition-ditch, eng., v. fossé mi


toyen, s. mitoyen. 
Partition-oven, eng., v. enfournement 
en échappade. 

Partition-rock, eng., v. neben


gestein. 
Partition-wall, eng., v. mur mi


toyen, s. mitoyen. 
Partner, eng., v. e tambrai. 
Party—gold, eng. Aan de eene zijde 

verguld bladzilver; zwischgold; or de deug 
couleurs. 
Party-wall, eng., v. mur mitoyen, 

s. mitoyen. 
Parvis, in. fr. & eng. Voorhof, voorportaal 
; -external _ :ann-tetemple, parvise, per



PAS 

vyse; paradis, btisservorhalle, perwiscb. P. 
interieur, Avant-nef, v. narthex. 

Pas, m. fr., v. lease. — v. foule 3). 
••• P. d' ne, v. barnacle. ^ P. 
d'áne, P. d'asse, schuine kant van de 
kim van een vat ; chamfering of the chimbs; 
kimmenfase, gergelablauf. •- P. d'áne, 

V. druckfeder. — P. d'áne, v. basket-
hilt. i P. d'en bas, beneden 
naar beneden getrokken kettingdraden-gang, 
op den weefstoel; lower-shed; unterfach, untergelese, 
untersprung. ~ P. de bure, 

V. margelle 2). s P. eios, (a) met 
gesloten ketting aanslaan ; beating whilst 
the wharp is shut; sehlagen bei geschiossener 
kitte. — P. de chat, v. nest i). 
~ P. de devant, v pas d'en haut. 
— P. dour, lichte trede van het gaasgetouw; 
light treadle; weiche tritt, leichte 
tritt. ~ P. dur, zware trede van het 
gaasgetouw; heavy treadle; harte tritt, schwere 
tritt. — P. de l'engrenage, tand opening 
van raderwerken, afstand der tanden 
; pitch; tbeilung, zabntheilung. P. 
ferme, (à) v. a pas clos. P. 
d'une fusée, winding van het snekrad 
van een horloge; turn; windung, gang an 
der schnecke — P. de gaze, trede van 
den gaasweefstoel ; gauw treadle; gazetritt. 
~ P. d'en haut, v. cross-shed. ••• 
P. d'en haut, bovengang, naar boven 
getrokken kettingdraden ; upper-shed, forelease; 
oberfacb, obergelese, obersprung. ••• 
P. multiple dune vis, v. multiplex-
thread-screw. ~ P. ouvert 
(à) met open ketting aanslaan ; beating 
whilst the warp is open; schlagen bei offener 
kette. — P. de rayure, Inclinaison 
des rayures, helling, boek van detrekken 
in een geweertoop of kanon, op de as; 
turn of the grooves with the axis; drall, 

neigung der zuge gegen die acbse. P. 

simple, enkelvoudige, gewone schroef


draad; single thread; einfache gewinde.

simple, gewoon weefsel, waarbij de 

kettingdraden om den anderen gelicht wor


den ; plain cloth,; scblichte stoffe. ~ P. de 

Souris, trap van de contre-escarpe; pas


de-souris; patrouillentreppe. ~ P. de sou— 

ris, v. bench 3) . ~ P. d'une vis, 

V. filet de vis. o Double p. d'une 
vis, schroef met dubbelen draad; double 
thread; doppelte gevinde. ® Etre hors Ie 
p., verkeerd inslaan van den draad op het 
weefgetouw; to miss the thread; einen falscben 
sprung coachen. _• Hauteur du 
p. d'une vis, spoed van de schroef 
pitch of the screw-thread; steigung, gangbbbe 
~ Moule pour le p. de vis, 
model van den schroefgang of spoed; guidescrew,
screw-guirle; schraubenpatrone, patrone. 
Pascalisches rad, n. hd. Rad van 
Pascal ; Pascal-wheel; pascalin, roue pascaline. 


Pas-de-souris, eng., v. pas desouris fr., s. pas. 

PASSE. 807 

Paspol, n. hd., v. braid. 

Pasquilstange, f. hd., v. erémone. 

Pass, m. hd., v. bascule d'un 
moulin a vent. 

Pass, eng. Vak der kettingdraden; sprung, 
sprunghöhe; foule, pas. ••• v. entonnoir. 

Passage, f. hd., v. passage 12) fr. 

V. draught 5) . Pointirte p., 
V. diamond-draught. 
Passage, eng., V. durchfahrt, 
Passage, m. fr., v. cross-patch, 
— Ruimte tusschen liet timpaan en de plaat; 
space between the tympan and the platen; 

raum zwischen dem deckel and dem tiegel. 
® V. durchfahrt. ••• v. corridor. 
~ V. crossing 1) . — v. couloir 5 ). 

V. gang-way 2) . ~ V. branning. 
v. draught 3). — P. à l'acide, 
het omslaan, zuur worden van den wijn 
turning sour; umschlagen. ~ P. a l'amer, 
bet bitterworden van den wijn ; turning 
bitter; bitterwerden. Kop van een trekbank; 
head; passage. •a• P. au bleu, v. 
blauen 3). P. d'une étoile par 
le méridiec, v. culmination. 
P. de la flainme, viamopeninb van een 
vlamoven, boven de vuurbrug; /lame-hole; 
flammloch. — P. du fossé, duiker; passage 
of a ditch; grabenubergang. ~ P. a 
niveau, overweg op dezelfde hoogte ; level 
crossing, paved-crossing; niveauiibergang, 
wegübergang im niveau. — P. a niveau 
droit, rechte, rechthoekige wegovergang; 
level-crossing in right-angle; rechtwinklige 
niveauübergang. — P. á niveau oblique, 
schuine, scbeeve wegovergang; levelcrossing 
on the skew; schrage niveauubergang. 
~ P. d'une planète, overgang 
eener planeet over de zon ; transit of a planet 
over the sun's disk; vorubergang eines 
planeten vor der sonne. P. en pointe, 

v. diamoet—draught. P. de rivière, 
bet overtrekken eener rivier door 
militairen ; passage over a river; flussubergang. 
— P. de vapour, v. dampfweg. 
Passage-thermometer, eng. , v. 
durchgangsthermometer. 
Passagierzug, m. hd. Personentrein; 
passenger-train; train de voyageurs. 
Passamentirer, m. hd., v. bandmacher. 


Passant, m. fr. Timmermanszaag ; carpenter's 
saw; zimmershge. ® Passant, schuif 
(aan riemen); keeper, schlaufe. — P. Coulant, 
P. mobile, losse passant; slidingkeeper, 
sliding-loop, slide-loop, runner, running-
loop, running-button; schieber, schiebknopf, 
verschiebbare schlaufe. 

Passauer tiegel, m. hd. Potloodkroes, 

passauerkroes; passaw-crucible; creuset de 

passau. 

Passater-erueible, eng., v. pas


sauer tiegel. 

Pass-boat, eng., V. fiat 3) . 

Passe, f. fr., v. canal a. 2) . a V. 

fahrwasser. ® v. apprêt 1). ~ Has



808 PASSE—AVANT 

pel voor strengen zijde; roll for the silkskeins; 
rolle fur the seidensträhne. — Main 
de p., v. chaperon 5). ~ P. d'un 
fleuve, stroomloop eener rivier; chanal of 
a river, main-body of a river; strombabn, 
stromrinre. 

Passe-avant, m. fr., v. tang-way. 

Passe-balie, m. fr., v. kugellehre. 

Passe-boulet, m. fr., v. ball-calibre. 
(boat. 

Passe-cheval, m. fr., V. horse


Passe-cicero, m. fr., v. mittel


cicero. 
Passe-corde, m. fr., v. alène à 
brédir. — v. gang 3) . 
Passe-cordon, m. fr., v. passage 
of the flute, s. flute 

Passée, f fr. Beweging van de spoel 
tusschen de geopende draden van den ketting, 
gang, slag; movement of the shuttle 
between the threads of the warp; gang des 
scbiffchens in der kefte. 

Passein, *. Soort van taflint. 
Passement in. fr. rouge, v. coudrement. 
— v. borte. 
Passementerie, f. fr., v. bortenwirkerei. 
Passementier, m. fr., v. bandmacher. 
Passen, v. n. hd. Passen, goed van 
grootte zijn ; to fit; être juste. ~ Een hou 

een gat goed vast slaan ; driv--ten pen in 
ing forcibly a tenon into a mortice, close. 
fitting; joindre par engraissage. 

Passenger-train, eng , v. passagierzug. 


Passe-partout, m. fr., v. haupt-
schlussel. Kraanzaag; pit-saw; schrot sage. 
— v. compass—saw. Trekzaag, 
v. cross—cut—saw. ~ IJszaag; 
saw for the ice; eiss^ige. — V. bat t) . •® 

V. factotum. 
Passe-perle, rn. fr. Zeer dun ijzerdraad; 
thin wire; sebr dunner eisecdraht. 
Passe-poil, m. fr., v. borte. 
Passequille, f. fr , v. crémone. 
Passer, in. hd., v. look-out. •v v. 

compas a. 
Passer, V. ti. fr., V. abrauchen. — 

V. fahren 1). — P. en blane, de 
muntstaven door den pletmolen laten gaan, 
zilveren of gouden staven pletten ; to pass 
the ingols through the rolling-mill; die zaine 
durch das streekwerk laufen lassen. — P. 
au bleu, v. bläuen 3). — P. en carton, 
v. boarding. — P. en chamois, 
v. ehamoiser. ~ P. au feu, 
l'emaiile, de emailkleuren inbranden ; to 
pass through the muffle; einbrennen. — P. 
le fiil par Ia filière, v. to draw 
the wire through the draw-plate. 
® P. une manoeuvre, v. manoeuvres 
fl. — P. en mégie, v. mégisser. 
— P. le mercure, v. abrauchen. 
— P. la navette, v. to cross 
the shuttle. o P. au panier, de 
PASTE. 

kalk droog lesscben ; to slake with the basket; 
trocken lôschen, mit dem korb Ioschen. 
~ P. en parchemin, de rug van een 
boek met pergamentstrooken beplakken; to 
back with parchment; den Pieken eines buches 
mit mebren pergamentstreifen versepen. — 

P. le sable au papier, het zand uitziften 
; to sieve the sand; den sand sieben. 
P. le sable a la claie, het zand 
horren of horden ; to sift the sand, to screen; 
den sand durch werfen. ~P. une seconde 
fois par la couleur, v. nachbeizen. 
••• P. au tamis, v. durchsieben. 
••• P. en tan, v. garben 3). 
~ P. un vernis sur un tableau, 
eene schilderij vernissen; to set a varnish 
on; ein gemalde tuit órniss uberziehen. 
Passerelle, f fr. Spoel ; shuttle; schutze. 

V. foot-bridge. 
Passern, v. a. hd Uitmeten (bij het 
kat.oendrukken); to measure; compasser. 
Passe-soie, m. fr., V. durchziehklinge. 
Passette, f. fr , v. einziehhaken. 

— V. blattmesser. 
Passe—violet, f. hd. Violetkleurig aan 
staal vóór het blauw wordt);-loopen (van 
violet steel-colour; veilchenblau angelaufene 
stablfarbe. 

Passe—volant, m. fr Houten kanon 
aan boord van een schip; sham -gun; falsche 
kanone. — V. fagot, false muster. 

Passform, f. hd. Maatvorm der katoen 

measuring -form; forme à com--drukkerijen ; 
passer. 
Passglass, n. hd., v. bocal. 
Passing, Passing-place, eng , v. 
nebengeleise. 

Passing-ropes, eng., v.fallreepen. 

Passions, f. pl. fr. Gladde schilderij 

plain picture-frames; glatte bilder--lijsten ; 
rahmen. 

Passirducaten, m . p1. hd. Te lichte 
dukaten ; light ducats; ducats trop faibles.. 
Passiren, n. hd., v. diamond


draught. — v. draught 3) . 
Passirkugellehre, f. hd , v. cylinder-
gauge 
Passirstein, ni., Passirgewicht, 
n hd., v. allowance. 

Passivité f. fr. d'un métal, état 
pasrif d'un métal, Passieve toestand 
der metalen bij het smelten ; passivity, passive 
state of metals; passivität der metalle. 
Passkarte, f hd , v carte marine. 
Passkugel, f.hd.. v. ball of caliber. 
P ssler, m. hd. Werkman, in .de mijnen, 
voor licht werk;workman of small works; 
ouvrier mineur occupé b de menus travaux. 
Passoire, f. fr., v. durchguss. — 
Bodem van een oven ; bottom of a furnace; 
sumpf. — Zeef der hageltorens, v. card 8). 
Passpanne, f. hd , v. hohlziegel. 
Paste, f. fr. Pleister, gips; plaster; plátre. 
Paste, eng., V. épargne. ~ Dikke 

gekookte stijfsel of roggeblom, om te plak



PASTE 

ken ; pappe; colle de pate. •_ v. glas— 
paste. — V. fluor mineral. 

Paste (to), eng., v. die form 
klopfen, S. klopfen. v. einkieben. 


Paste-board, eng., v. carton de 
collage. — To cut the p., v. mener 
au ciseau. i To take asunder 
the double p., de toevallig aan 
de randen aaneengeplakte vellen weder los 

die an den rdndern zusammenge -maken ; • 
leiraten pappenbldtter and doppelten pappen 
wieder von eipander reissen; sparer les 
étresses et les cartons doubles. ® Sort 
of great p., v. catholicon. — Sta 

-tuary p., v. carton-pierre. — To 
take out the single p. from the 
press, het bordpapier stuk voor stuk uit 
de pers nemen ; die pappen einzeln aus der 
presse nekmen; séparer les feuilles de carton. 

Paste-board-maker, eng., v. colleur 
1). 

Paste- board-making, eng. Het 
bordpapier of karton maken ; papparbeit; 
cartonnerie. 

Paste—bowl, Paste—pot, eng. Stijfselpot 
des boekbinders; kleistertopf, kleister 
jatte. -tiegel; 
Pastel m. hd. Pastelistift, v. 
crayon de pastel. 

Pastel m. fr. Vouëde, Weede, ver


versweede (isatis tinctoria); pastel, dyer's 

woad; waid. i• V. crayon de pastel. 

~ Teekening in pastel ; pastel-painting; 

pastellgemiilde. 

Pastel, eng., v. pastel i.) fr. 

Pastel-vat,eng , v. cuve au pastel. 

Pastes, eng. Glasvloeden, v. fluor 2). 

Pasting, eng., v. coller i). 

Patarasse, f. fr., V. Ier à pata


rasser. 

Patarasser, v. a. fr., v. klameien. 

Patch, eng. Afgesneden reep glas; 

zwickel; borne, tranchoir. ~ Gereedge


maakt stukje hout of steen, enz. voor inge


legd werk; einlegestuck; pièce de rapport. 

s V. calpin. (voile. 

Patches, pi. eng., V. pattes d'une

Pate, f. fr., v. dough. — Potten 


bakkersklei, v. masse. •r Papierdeeg, pa


pierstof; stuff; papierzeug, zeug. ® V. colle 

d'amidon. ~ P. céramique, v. fine 

clay, s. clay. — P. de chaux, v. 

chaux en pate. ~ P. courte, v. 

chaux maigre. ~ P. crue, v. rope 

masse, s. masse. a• P. de doreur, 

V. eire 6). — P. efilachée, v. défilé. 
P. a fourneau, V. furnace-lute. 
P. á greaser, v. galette de poudre. 
P. liante, v. chaux grasre. 
~ Marcheur de p., v. kneader bythe feet. ••• P. du mégisseur, zwelvocht 
; tamer's paste; gerbermasse. ®. P. 
de Paros, Parian, kleiaarde van het 
eiland Paros; parian; parian. ~ P. perdue, 
gebroken aardewerk, scherven ; body; 
PATENT-GARD-CLOTH. 809 

scherben. — P. phosphorée des allumettes, 
phosphordeeg voor luciferkoppen 
; inflammable composition; zandmasse. •^• 

P. de plátre, v. gipsmortel. •• P. 
pourrie, gedeeltelijk gerotte lompen ; fermented 
stuff; gefaultes zeug. — Faire 
pourrir la p., de klei laten rotten; to 
get rotten; verrotten. — P. rafinée, 
Pulpe raffi.né, v. feinzeug. Retraite 
de la p., het trekken der 
ken aardewerk in den oven ; schrinkiny; 
schwindung. P. tendre de sèvres, 
porseleinmassa van Sèvres voor zacht por 
mass for soft porcelain; telg flit-selein ; 
weiche porcellan. ~ P. de terre do 
pipe frittée, v. frittenpfeifenerde. 

P. veeante, v. middle-stuff. • 
P. verte, niet gerotte lompen ; unfermented 
.stuff; ungefaultes zeug. — P. a vernir, 
v. encaustic or enamel. 
Paté, m. fr. In pastei gevallen vorm; 
pies, picks; putzen, zwiehelilsche. — Bundel 
oude sabel-of degenklingen om te ver 

bundle of old blades; gebund alter-smeden ; 
klingen zum schweifen. 

Patée f. fr. Pied de la cuve, Be


zinksel van de indigo -kuip ; sediment, grounds, 

dregs; bodensatz. 

Patelette de giberne, f. fr. Klep, 

overslag van de patroontasch; pouch-flap; 

patrontaschendeckel. 

Patelin, m. fr. Kleine proefkroes der 
essayeurs; little essay-crucible; probirtiegelchen. 


Patène, f. fr. Schotel van de hostie 

patin, paten; kelcbschtlsselchen, bos-kelk ; 

-tienkeller, kelchdeckel, patene. 

Patenotre m. fr. Pompe á cha


pelet, v. chain-pump. 

Patent, Patent-bill, eng , v. brevet. 
— P., being a communication, 
V. brevet d'importation. 

P. for improvement, v. brevet de 
perfectionnement. ~ P. for invention, 
V. brevet d'invention. 
To infringe a p., een geoctrooieerd 
voorwerp namaken, de rechten van den uit 
emn. patentzibertrete•;-vinder benadeelen ; 
violer le privilège dun brevet — Specif1cation 
of a p., v. beschreibung. 

— To take out a p., een octrooi aan vragen, 
nemen ; ein patent nehmen, patevtisiren; 
prendre un brevet. 
Patent, n. hd., v. patent eng. 

Patentachse, f. loci. , v. essieu 

breveté. 

Patent—agent, eng. Octrooi-agent, soi


liciteur ; patent agent; agent pour les bre


vets d'invention. (veté. 

Patent-axle, eng., v. essieu brePatent-
bobbin, eng., v. coton cordonnet. 
Patent-breeching, eng., v. chambered-
breech. 
Patent-card-cloth, eng., v feutre 
a cardes. 

68* 


810 PATENTEE 

Patentee, eng., v. breveté. (low. 

Patentgelb, n. hd., v. patent-yel-

Patentgerechtsame, f. pl. hd., v. 
patent-right. 

Patentinhaber, m. hd., v. breveté. 

Patentregister, n. hd., v. patent


rolls. 
Patent-right, eng. Rechten van het 
octrooi; patentgerechtsame; privilége du brevet. 

Patent-rolls, eng. Register, waarin de 
octrooien worden geboekt; patentregister; 
registre de brevets. 

Patent-yellow, eng. Engelsch geel, 
Turner's patentgeel ; Englische gelb, Turner's 
patentgelb; jaune breveté. 

Patère, f. fr , Patere, f. hd., Patera, 
eng. Offerschaal. — Rond ornament 
in bet fries. 

Patern, eng., v. musterbild. v. 
echantillon. — v. lehr. ~ v. design 
2) . — v. foundry-pattern. 

V. drehbrett ij. — V. design 1). •• 
The p. may deliver, het model moet 
lossen, niet acbtergeutig zijn ; die modelle 
mussen gut loslassen; les modèles dolvent 
offrir de la dépouille. 
Pattern-maker, eng., v. modeleur. 
Paternosterfischband, n. hd., v. 
chain of buckets. 
Paternoster-works, eng , V. chain 
of buckets. 

Pateux, adj. fr., v. milky. 

Path, eng., V. geleise. ~ v. pfad. 

Patience, f. fr. Knoopenschaar ; but


ton-cleaning-tool; werkzeug sum reinigen der 
knöpfe. 
Patière, Pattière, f. fr., v. ausschiesserin. 


Patin, m. fr. Model van den voet eener 
kroes ; model of the foot of a saucepan; 
fussmodel eines tiegels. ® v. bindelatte. 

— v. brucke 2) . — Losse bril; prop; 
stiitze. — P. de charpente, v. grating 
4). ~ P. d'esealier, slaperboom; 
stairs-foundation, sleeper of stairs; treppensobie, 
t,reppengrundschwelle, treppenrost. 
P. d'un niveau, grondplaat van een 
belwaterpas; ruler of a level; sohle einer 
libelle. ~ P. du rail, voet van een 
spoorstaaf; rail-foot; schienenfuss. 
Patine, f. fr., Patina, f. hd. & eng. 
Aanslag, scheikundig brons op metalen. — 

P. antique, P. verte, groen antiek brons; 
green patina, antique bronze; grime 
patina, antikbronze. 
Patins m. fr. pl. de retenue, v. 
parachute d'une maitresse-tige. 

P. des eoulisseauX, metalen blokken 
van de dwarsstang der zuigerstang eener 
locomotief ; slides of the cross-head; geradflibrungsbacken 
des kreuzkopfs. 
Páton, m. fr., V. clod. — v. knollen. 
® P. de terre, v. pain de 
terre b. 

Patouillet, rn. fr., v. fl.uthwerk 2). 

P. de separation, waschcilinder 
PATTE. 

voor ertsen ; washing-cylinder; la.utertrornmei. 
~ v box 4). 

Patraque, f. fr. Versleten horloge, 
waarvan de gaten verloopen zijn; worn-out 
watch; kas. — Versleten, uitgeloopen werk. 
tuig; worn-out machine; abgenutzte mastfine. 

Patrize, f. hd. Patrijs, in staal gegraveerde 
letter, waarmede de matrijzen geslagen 
worden; stamp, punch; poincon. 

Patron, rn. fr. Stuurman van de groote 
boot van een oorlogsschip ; cockswain, waster. 
bargeman; quartiermeister, bootssteuerer. 

— v. modell. — v. design 2). ~ 
P. des sachets, v. cartridge-mould. 
P. pour indiquer la couture 
des sachets, model voor het naaien der 
kardoeszakken ; seam-mould; schablone zum 
vorzeichnen der nakt. 
Patrone, f. hd., V. muster. — V. 
cartouche. 
Patronendrehbank, f. hit. Guillo


cheerbank; rose-engine; tour à rosettes. 

Patronenholz, n. hd., V. mandrie. 

Patronenhi lse, f. hd. Kardoeszak; 

cartridge-case; enveloppe de la cartouche. 
Patronenlehre, f. hd., v. eylindre 
verificateur. 
Patronenpapier, n. lid., v. carta 
rigata. — V. cartridge -paper. 
Patronensack, m. hd., v. cartridge-
cylinder. 

Patronentasche, f. hd., v. giberne. 

Patronentasehenriemen, m. hd. 

Patroontaschriem; shoulder-belt for a cartridge-
box; bandoulière. 
Patronentrichter, m. hd., v. entonnoir 
5) -

Patroner, v. a. fr. Met een patroon 
werken, (eikenhouten, speelkaarten maken, 
enz.); to stencil; patroniren, schabloniren. 

Patroniren, n. hd., v absetzen 3). 
Patronné, adj. fr , v. each einem 
muster gezeichnet, s. muster. 

Patte, f. fr., V. clameau. — v. 
edge 6). -- v. klaue. — P. de l'anere, 
lepel van - het anker; anchor-palm, 
fluke; ankerschaufel,ankerfliigel,ankerschaar, 
ankerhand. — P. d'airaignee, v. cruciform 
groove. — P. de Bois, v. 
grating 4). — P. en bois, kram, 
puntijzer, puntzwaluwstaart; cramp-iron; 
bolzkrampe, bankeisen. _ P. de bouline 
, v. bow-line-bridle. ~ P. 
d'un étau, vleugel van een bankschroef; 
cramp of the vice; scbeere des schraubstocks. 

— P. de fer, v. klammer 1). 
P. de ou en fer, v. click i). —P. 
d'un grappin, lepels van een wartel anker; 
fluke of a grapnel; schaar des quirl


ankers. P. à, lambris, ijzers om be


schotwerk vast te zetten ; cramp-iron for 
fastening wainscots; tdfelwerksklammer. 

P. du pain de suere, grondvlak van 
een suikerbrood ; base; grundfldche. ® P. 
en platre, steenklauw, dook; cramp-iron 
for fastening the jambstones; gewandanker, 


 

PATTE-DE-LOT P -


steinklammer. — P. du poaillier, 
klauwdekstuk op den steen, waarin de as 
van een windmolen loopt; clutch of a windmill•
spindle; klaue am muhieisen eiser windmtihie. 
~ P. du ressort de battone, 
V. flower 3) . — P. du rais, 
pen van een speek ; foot of the spoke; blatt, 
platte, blatt oder plattzapfen. _ P. d'un 
verre, v. foot of a glass. 

Patte-de-loup,m. fr., v.gl ttstein. 

Patten-shoe, eng. Hoefijzer voor paarden, 
die beleedigd zijn aan het heupgewricht 
; kugeleisen; fer a Patin. 

Pattenmesser, n. hd. Dolkmes; spearpoint 
knife; couteau a lames pointus. 

Pattes-de-coq , Chevaux de 
frise, m. pl. fr. Onderstukken, pooten der 
kokers voor het bakken van aardewerk, in 
den vorm van een driehoek ; supports of the 
saggers in the shape of a cock's foot; un


terlagen in der gestalit von hahnenfi sse. 
Pattes d'une presse d'imprimerie, 
m. p1. fr., v. crampon 2). 

Pattes d'une voile, m. pi. fr. Belegstukken 
van een zeil ; patches; bólten 
eines segels. 

Pattinsoniren, n. hd., v. cristallisation 
ij. 

Pattoup, rn. fr'. Houten model van een 
baard of oven ; wooden model of a hearth; 
hbizernes modell eines ofenberds 

Pauche, f, hd., V. ponce. 

Pauchel, m. hd., v. iron-maul. 

Pauke, f. hd. Pauken, keteltrom ; kettle


drum, tymbal; timbale. 

Paukenfell, n. hd. Paukenvel, vel van 

een ketel-trom; skin of the kettle•drum; peau 

de timbales. 

Paukenklöpfel, Paukenschla


gel, m. hd. Paukenstok ; kettle-drum stick; 

baguette de timbalier. 

Paukenregister, 'I. hd. Paukenregis


ter (op een orgel); timbals; timbales. 

Paukenschraube, f hd. Pauken 


schroef ; tymbal-screw; vis de timbales. 
Paul-bits, eng., v palbeting. 
Paulite, f. • fr , v. hypersthen. 
Paume, f. fr. , v. palme. 
Paumelle, f. fr. , v. hakenband. 


— V. list 4). ••• (Pommelle) V. krispeiholz. 
— (Paumet, De) v. palm. 
Paumer (Se) v. r. fr. Grimper 

main sur main, Hand voor hand op


balen (een zeil); to go aloft hand over hand, 

to climb hand over hand; sick aufpalmen 

(ein segel). 

Paumoyer, Pomoyer, v. n. fr. Een 
touw door de handen laten loopen en nazien 
; underrun; enter ein tau holen oder 
es durch die hand laufen lassen um es 
nachzuseben. ~ P. le cable, de kabel 
onderloopen; to underrun the cable; das ankertau 
unterholen. (che.


Paunes, eng., v. bord dune elo-
Paupoire, f. fr. IJzeren plaatje met 
handvat, waarmede de glasblazers den ho-

PAY E. il l 

dein der-flesschen glad en vlak maken; 

iron plate for flattening the bottom of bottles; 

eisenplatte zum plattmachen des flaschenbodens. 
Pauscht, m. hd., v. bauscht. ~ 

v. felt-post. — Weisser p., stapel 
papiervellen zonder vilten; white-post; porse 
blanche. 
Pause, Pose, Puse, f. hd. Klein 
dagwerk (in mijnen); short task; bommée 
raccou rcie. 

Pause, f. fr. & lid. Tijd, die noodig is 
om een pak goudblad te slaan ; time required 
for beating. — v. edge 6) . 

Pautkas, m. fr. Eerie katoenen stof 
uit Indie; indian cotton-stuf)'; indischer 
baumwolleuzeug. 

Pavage m. fr. Ouvrage du payour, 
Gestraat werk, straatmakerswerk ; 
pavier's work; pllastererarbeit, pflasterung. 

a. Pavé rn. fr. Pierre á paver, 
Straatsteen ; paving-stone; pflasterstein. ~ 
P. d9echantillon, straatsteen volgens 
de vastgestelde maat; standard-paving-stone; 
pflasterstein von gesetzlichem rnaass 
P. de gros échantillon, groote straatsteen, 
een cubus van t 1 centimeter in 
tweeën ; placing-stone of great standard; 
pflasterstein von grossem maass. P. de 
moyen échantillon, gemiddelde straatsteen, 
een cubus van 21 centimeter in 
drieën ; paving-stone of mean standard; mittelgrosse 
pflasterstein. P. de petit. 
échantillon, kleine straatsteen, van 12 
centimeter vierkant; paving-stone of littlestandard; 
kleine pflasterstein. 
b. Pave m. fr. Aire pavee, Bevloerd, 
gestraat, gestrate grond; paved-floor, pavedplace; 
pflaster, ptlasterung, ptlasterfussboden. 
w P. batárd, grond van puin of geklopten 
steen onder een grindweg; metalling 
of a causeway, road-metal-ballasting; steinsatz, 
steinschlag, packlage, packung P. 
en blocages, onregelmatige bloksteen 
rubble-causeway; unregelmhssige pflas--weg; 
ter. P. de cailloux, grindweg; pavernent 
with rounded pebbles; kieselpflaster, 
kleinpflaster. P. de carreau, eurrelage, 
tegelvloer; flag-pavement; Iliessenpflaster. 
— P. de carreau range en 
lozange, ruitvormige tegelvloer; rustverband; 
diamont-pavement; pflaster in schlagverband, 
rautenverband, ~ P. de grés, 
vloer van zandsteen ; grit pavement, sandstone 
pavement; sandsteinpflaster. P. a 
la Mac Adam, v. macadam. 

P. de pierre, steenen vloer ; stone-pavement; 
steinpflaster. P. rangé, bestrating 
van vierkante steenen; square-firessed 
causeway; schichtenmassige pilaster, bossirte 
pilaster. P. á la vénitienne, 
venetiaansche bestrating (in mosaïk); venetian 
wash; terrazzo; venetianische astricb, 
battuto. — Battre le p., de straat of 
grond aanstampen; to ram, to beat down 
the pavement; das pflaster stossen, rammen, 

812 PAVE 

besetzen. Egaler, egaliser l'aire 
avec sable, v. niveler faire du 
pavé avee du sable. Poser Ie 
p., straten, de straatsteenen leggen; to 
place close; das pilaster ansetzen, die steine 
setzen. — Remanier un p., eerstraten; 
to relay a paving; em n pilaster umlegen. 

Pavé adj. fr. Cachet pavé, zegel 
in den vorm van een straatsteen ; seal in 
the form of a paving-stone; siegel in form 
eines pflastersteins. 

Pave (to), eng., V. paver. 
Paved-crossing, eng., v. passage 
à niveau. 

. Paved—way, eng. Weg met twee 
doorloopende steenen banden voor de wielen 
der rijtuigen ; strasse mit steinernem geleise; 
cbaussée garnie de deux bandes de pierre 
pour les roues des voitures. 

Pavement, eng., V. pavé de pierre. 
^ Diamont p., V. pavé de carreau 
rangé en lozenge. — Mosaic 
p., v. mosaic-floor. ~ P. with 
rounded pebbles, v. pavé de cailloux. 
To ram or beat-down 
the p., v. battre le pavé, s. pavé 

b. ~ To place close the p., v. po 
S. pavé b. ~ To level-ser le pavé, 
the bed of the p. with gravel, v. 
niveller l'aire du pavé aver du 
sable. •-• To gravel ' the ' p., een 
weg bekiezelen, kiezelzand op den weg 
brengen ; das pflaster bekiesen; couvrir Ie 
pavé de gravier, étendre une couche de 
gravier au-dessus. 
Pavement m. fr. Action de paver, 
Het straten; paving; das pflastern. 

Pavement in. fr. Aire pavée, v. 
pavé 1). -P. mosaique, v. mosaic_
floor. 

. Paver, Pavier, eng., v. paveur. 
Paver, V. a. fr. Straten ; to pave, to 
lay a pavement; pflastern. 

Paveur, in. fr. Straatmaker; paviour, 
paver, papier; dammsetzer, strassenjuwelier, 
pftasterer, steinsetzer. 

Pavian der barkasse, m. hd., v. 
keeper of the long boat. 

Pavier's work, eng., v. pavage. 

Pavilion, eng., v. basil of a diamond. 


a. Pavillon, m. fr., v. bell 4). •• v. 
mundung eines trichters. — v. ne 
_• v. basil of a dia--bengebáaude. 
mond. ~ Tent in een tuin, tuintent; 
pavilion, tent; gartenzelt, pavilion. •• (Toitde pavilion) tentdak ; pavilion-roof; 
zeltdach. ~ (Lit en pavilion), ledikant; 
tent-bed; zeltbett, himmelbett. Vaste 
kap van een rijtuig, hemel; tester, roof; 
Kimmel, pavilion, eerdeck. •• P. angulaire, 
boekvleugel van een gebouw ; raiséd 
wing on the corner of a house; eekfliigei; 
— P. d'un instrument a vent, 

V. mundung. ••• v. drosselklappe. 
b. Pavillon, m. fr., v. color 2 6) . ~ 
PAY-OUT. 

P. de beaupré, v. g®sch. — P. en 
Berne, nummervlag ; flag witcc a waft, ensign 
a-waft; dagge im schau. — P. Blanc, 
V. friedensfagge. ~ P. de commandement, 
bevelhebbersvlag; commander's 
flag; kommando-flagge. — P. cornette, 
v. cornette. — P. de guerre, 
oorlogsvlag; bloody-anceint; blutflagge. •• 
P. de paix, P. parlementaire, v. 
friedensfiagge. — P. de poupe, v. 
enseigne de poupe. — Arborer le 
p., Hisser le p., de vlag bijschen ; to 
hoist the flag or the colours; die flagge aufbissen. 
— Arborer le p. en deuil, 

Hisser le p. en deuil, rouwvlaggen, 
de vlag ter balver steng hijschen; to hoist 
the flag half-mast hight; die flagge zur trauer 
aufhissen, trauerflagge. ~ Deployer, le 
p., Faire p., de vlag laten waaien, de 

vlag ontplooien ; to display the flag or co


lours; die flagge weten lassen. 
Paving, eng., v. pavement fr. 
Paving-beetle, Paving-rammer, 

eng , v. dame 3). 
Paving-brick, eng., v. carreau t). 
To lay the p. on edge, de straat


steenen op zijn kant leggen ; die ziegel auf 

die hohe kante verlegen; poser de champ 

les briques. — To lay flat the p., 

de straatsteenen op zijn plat leggen ; die 
ziegel auf die /lathe seite verlegen; poser 
de plat les briques. 

Paving-stone, eng., v. carreau 1) . 
Paviour, eng., V. paveur. 
Pavois, m. fr. Schanskleed ; waist


cloth, quarter-cloth; sehanzkleid. 
Pavoiser, v. a. fr. Een schip met vlag


gen versieren ; to dress a ship; flaggen. — 
Etre pavoisé, v. flaggen. 

Pawl, Paul, eng., v. click l ). 

V. élinguet. ~ To heave a p., het 
kaapstand zoo ver doordraaien, dat de pal 
invalt ; pall winden; virer à rnettre les 
linguets. 
Pawl—bitts, eng. Steunpunten van de 
windaspallen of braadspitpal ; palbeting, palstutzen; 
bittes pour les cliquets du vi.ndas. 

Pawl-cleats, eng. , v. flasques 
d' élinguet. 
Pawl-plates of the windlass, 
eng., V. fer des adents du vireveau. 

Pawn-house, eng., v. pfandhaus. 

Paxhisse f. fr. Rappuroir, Kleine 
waterverzameling in mijnen, gewoonlijk bi 
de pompen ; stundage; wasserbehalter. 

Pay (to) eng. the bottom of a 
vessel, v. espalmer. ~ To p. a 
seam, de naden pikken (van een schip); 
die nakt verpechen; brayer les coutures. 

Pay, eng., v. arbeitslohn. •_ 
Weekly p., weekgeld; wochenlohn; semaine. 


Pay—day, eng., Jour de paye, m. 

fr. Betaaldag . zah:ltag. (brai. 
Paying-ledle, eng., v. cuiller á 
Pay-out (to), eng., v. filer 1) b. 


PAYSS 

Pays m. fr. Terrain, Terrein, grond; 
country, ground, soil; boden, Vegend, terrain. 

— P. plat, Plat p., vlakland; flatplain-
country; flachland, ebene. 
Paysage m. fr. Peinture de p., 
Landschap-schilderij; landscape-painting;landschaft, 
landschaftsgemblde. 

Paysagiste m. fr. Peintre de paysage, 
Landsehapscbilder; landscape-painter; 
landschaftsmaler. 

Pea-ore, eng., v. bohnenerz. 
Pea-stone, eng., v. erbsenerz. 
Peak, eng. Bovenpunt van een zeil, dat 

door de gaffel wordt uitgehouden en de punt 
van de gaffel of ra ; spitze des gaffels oder 
des segels; corne. 

Peak-halliard, eng., v. dirk. 
Peak-up (to), eng., v. apiquer. 
Pearl (to), eng., v. mit perlen 

schmucken, s. perle hd. 
Pearl, eng., V. bead 1) . v. perle 
ij. •• Artificial p., v. glasperle. 

Small p-s, v. lothperlen. ~ 
Timbal-shaped-p., platte niet zuiver 
ronde paars ; becken fórmige perle; tambourin. 
i Genuine p., v. echte perle, s. 
perle hd. — French p., V. franzbsische 
perle, s. perle hd. ~ Large 
p., v. i beraus grosse perle, s. 
perle hd. — Round p., v. perlenauge. 


Pearl-ashes, eng., v. perlasse. 
Pearl-barley-mill, eng., v. pert


graupenmuhle. (farbig. 
Pearl-coloured, eng., v. perlenPearl-
powder, eng., v. blane de 

perle, s. perle. 
Pearl-seed, eng., v. perlensamen. 
Pearl-shell, eng , v. mother of 

pearl. (sieb; tambour. 
Pearl—sieve, eng. Paarlen zeef; perlenPearl-
spar, eng., v. braunspath. 
Pearl-string, eng., v. perle hd. I o). 
Pearl-thread, eng , v. perizwirn. 
Pearl-white, eng., v. blanc de 

perle, s perle. 

Peau, f. fr., V. haut hd. — P. de 
boeuf, v. ochsenhaute. P. de 
batterie, slagvel, bovenvel van een trom; 
batter-head of a drum; scbiagfell. ~ P. 
de caisse, v. drum-head pij. — P. 
chamoisée, P. a la chamois, v. 
chamois. — P. de chien, P. de 
chien de mer, v. fischhauat. — P. 
de ehiennes, met zeebonden of rotben 
vel gladmaken ; to polish with fish-skin; 
mit seehundsfeil gbitten. P. inférieure, 
spaarvel, benedenvel van een trom; 
snare-head; saitenfell. P. de tambour, 

V. drum-head 2). — P. de taupe, 
moleskin, engelsch leder, (broekenstof); moleskin; 
englische leder. 
Pebble, eng., v. caillou. mm v. galet. 
— v. mutter 41 . 
Pebble--ground, eng., v. fond de 
cailloutage, S. fond b. 

1 ERX LE . 813 

Pech, n. hd. Pik ; pitch; poix. •n. v. 

brai. ~ v. galipot. 
Pechblende, f. hd., v. deutoxyd tij. 
Pechbrenner, m. hd. Pikkooker, pik -. 

brander; pitch-maker; poisseur, poissier. 
Pechdraht, m. hd., v. ligneul. 
Pecheisenstein, m. hd. Bruin iijzer


erts ; brown iron-ore; mine de fer brune. 

Pecherde, f. hd. Met aardpik doortrokken 
aarde; bituminous earth; terre bitumineuse. 


Péchère, f. fr. Watervoorraadbak of 
vijver van een door water gedreven werk 
tuig ; water-cistern; arche, geduder, gerinne. 

Peeherz, n. hd., v. deutoxyd t) . 
Pechfackel, f. hd. Toorts ; link; Qam


beau de poix. 

Pechfaden, n. hd., v. ligneul. 
Pechfaschine, t. hd., v. facine 
goudronnée. 

Pechholz, n. hd., v. bois résineux. 

Peehkelle, f. hd., v. cuiller a brai. 
Peehkessel, m. hd. Pikketel ; pitchkettle; 
cbaudière á brai. 
Pechkohle, f. hd., v. houille pi


ciforme. 

Pechkranz, m. hd. Pikkrans; pitchring, 
pitch-wreath; tourteau goudronné. 

Pechkri cke, f. hd. Roerbout bij het 

pik branden ; pitch-scraper; ráble a poix. 

Pechkugel, f. hd. Pikbal, stuk pik 

der goudsmeden ; pitch-cake, pitch-ball; pain 

de poix. 
Pechlöffel, m. hd., v. cuiller a brai. 
Pechnase, f. hd., v. moucharaby. 
Pechofan, m. hd. Oven voor het piksto


ken ; pitch-oven, pitch-kiln; fourneau à poix. 
Pech®1, n. hd., v. huile de poix. 

V. Cade-oil. 
Pechpfanne, f. hd. Pikpan; pitch-pan; 
poèle á poix. 
Pechschwarz, adj. hd., v. noir 
comme du jais. 
Pechstein, m. hd., v. menilite. 
Pechtanne, f. lad. Dennenboom, die 

bet teer en pik oplevert, Pinus sylvestris, 

P. abies en P. pinea ; pitch-pine; sapin 
rouge, sapin commune. 
Pechtonne, f. hd. Pikvaatje; pitchbarrel; 
tonne h poix. (pot is poix. 
Peehtopf, ni. hd. Pikpot; pitch-kettle; 
Pechtrog, m. lid. Pikbak, piktrog; 

pitch-trough; auge a poix. 
Pechuran, m. fr. & n. hd., v. deut


oxyd ij.. (dronnée. 
Pechwerg, n. hd., V. étoupe gou-
Peeker, eng., v. chasse-navette. 
Peeking-cord, eng., v. fly-cord. 
Peckings, eng., v. place-bricks. 
Pecqueur's pan, eng., v. chau


diër. e á compensation. 
Pedal, n. hd. eng.. v. pédale 
d' une orgue. 
Pédale f. fr. dune orgue, Pedaal ; 
pedal, foot-keys; pedal. - v. gang 8). ••• 

V. foot-board i). 

814 PEDERERO 

Pederero, eng., v. drehbasse. 

Pedestal, eng., v. bracket ij. — v. 
fussgestell 3). — v. faudet. ~ 
Main p. , hoofdlegger eener machine; 
hauptlager; palier de I'arbre de couche. ~ 

P. of a couple of mill-stones, v,, 
piédestal en fer fondu d' une pairs 
de meules. 
Pediment, eng., v. fenstergiebel. 

— V. giebelfeld. ® v. fronton 1). 
Pédomètre, m. fr., Pedometer, 
m. hd. & eng. Wegmeter, afstandmeter, 
door ze per rijtuig af te leggen en uit de 
aangewezen omwenteling der wielen, de 
lengte te berekenen. 
Peel, eng., v. buchdruckerkreuz. 
Peeled, eng , v. abgerinded. 
Peeling, eng. Hennep uit de band 

schillen ; hanf mit der hand brechen; teiller, 
teillage, tiller, tillage. — P. knive, mes 
voor het hennepschillen ; schleissmesser; teil 
-leuse, couteau releveur. 
Peertlien, f. hdV. grelien.

.. 

Peg, eng., v. broche 5). — v.. clé 
ij.—Pennen van de boekbindersnaaibank; 
hakchen an der heftlade; chevillette. — v. 
enture 4). ~ v. chanterelle. — 
American p., gespleten houtje, klemmetje 
der bleekers; klammer, waschzapfen; 
dpingle. ~ Slate p., v. clou 'a tête 
plate. 

Peg (to), eng., v. cheviller 1). — 
Nieuwe tanden of spatpennen aanmaken; 

mit frischen randzap fen oder zahnen ver


sehen; rechausser. 

Peg-awl, eng., v. pinnens^ule. 

Peg-beam, eng., v. echelier de 
charrette. 
Peg-cam, eng., v. came 1).
Pegel, m. hd., V. margeur f. fr. 
Begelreeht, n. hd. Recht van water


hoogte (voor een molen); legal water-level; 
niveau 1ëgal de 1'eau dun moulin. 

Pegging, eng., v. chevillure. — 

P. rammer, v. flat-raminer. 
Peg-hinge, eng., v. fiche à double 
noeud. 
Peg-iron, eng., V. dobeleisen. 
Peg-ladder,eng., v. échelier 1) & 3). 
Pegs pl. eng. on the bearers of 

the warp—beam, Houtjes van de dragers 
van den trekboom, van den haute-lisse 
weefstoel ; hdlzchen auf den trdgern der 
zetlelbdume; hausse.... To fasten with 
p., v. ficher 1). 

Peg-shoulder, eng., v. épaulement 
d' un tenon. 

Peigne, m. fr., V. hackle. — v. 
comb 1) y 2). V. blatt 4). — v. 
gill. -Draaiers schroefbeitel, v. chasing-
tool 3) . -- v. kammbalken. 

Kam voor het kammarmer te maken ; 
toothed marbling-tool; gezahntes marmorirwerkzeug. 
— P. de canne, rietkam, 
rietblad des wevers ; reed-sley; rietblatt, 
rietkamme, riet. ~ P. circulaire, V. 

-- PEINTRE. 

carding-roller. — P. a dents fines, 

V. niszkamm. — P. défeuteur, v. 
defeuteur. ~P. femelle, moerschroefbeitel 
der draaiers; inside screw -tool; inwendiger 
schraubstahl. i P. femelle, 
schroefplaat (voor het schroevensnijden); 
screw-plate; schraubeneisen. P, a la 
futaille, v. craze. — P. à laine, 
wolkaarde; - wool-comb; wolikamm. P. 
mále, v. outside screw-tool. — 
P. male, schroeftap (om moeren te snij den); 
screw-nut; schraubenmuttereisen. ^ 
P. métallique, metalen kaarde ; metallic-
sley; metallblatt. 
Peigné, m. fr. Kamgaren ; combed; 
kammgarn. — P.-cardé, v. carded. 
Feigner, v. a. fr., v. to hackle. — 

Machine à p. le lin, v. hechel


maschine. 

Peignes m. pl. fr. métalliques, v: 
peigne metallique. — Barrettes 
a p., v. barrette 3) . 

Peigneur, m. fr., v. dechargeur. 

— v. faiseur de peignes. 
Peigneuse, f. fr., V. hechelmaschine. 
— v. combing-machine. 
Peignon, m. fr.,v. bundle of hemp 
or flax. — P. de chanvre, v. abwerg. 
— V. blousse. 

Peignons de laine, m. pl. fr., v. 

kmmlingswolle. 
Peil, m. hd., v. échelle d'eau. 
Peilen, v. a. hd., v. to measure. 

— Den grund p., grondboringen doen; 
to sound; sunder. Das land p., de 
kusten opnemen, de kusten peilen ; to survey 
the coasts; relever les terres. 
Peilkompass, m. hd., v. coí^pas 
de variation, s. compas b. 
Peilles, m. pl. fr. Lompen om papier 
van te maken ; rags; lumpen. ' 
Peilloth, n. hd. Dieplood; sounding


lead; plomb de sonde. 
Peinchebek, m. fr., v. chrysocal. 
Peindre, V. a. fr., v. malen mit 

farben, s. malen. 

Peintre, m. fr., v. maler. ® B. 
d'animaux, veeschilder; painter of animals; 
thiermaler. P. d'architecture, 
architectuurschilder; architecture-painter; architecturmaler. 
® P. de batailles, 
veldslagenschilder; battle painter; schlachtenmaler. 
— P. de cartes, v. kar 

-tenmaler. _ P. de decorations, 
Décorateur, tooneelschi,lder ; scene painter; 
decorationsmaler, theatermaler. P. 
de fleurs et fruits, bloemen-en vruchtenschilder, 
schilder van stillevens; flower 
and fruit-painter, painter of flowers and 
fruits; blurnen and fruchtenmaler. P. 
d'histoire, his torieschiider. historicalpainter; 
historienmaler, geschichtsmaler. ^ 

P. à Thuile, V. ölmaler. r P. 
imagier, bronzer (met verf); painter-gilder; 
sta irmaler, statuenbemaler. ~ P. inprimeur, 
P. décorateur, huis-en 

PETNTREAU -


decoratieschilder; poonah-painter; painterdecorator; 
staffirmaler, baumaler, decorationsmaler, 
stubenmaler. P. de paysage, 
V. paysagiste. — P. de por 

-traits,

portretschilder ; . portret-painter, 
face-painter; portraitmaler. — P. sur 
verre, v. émailleur. 

Peintreau m. fr. Barbouilleur, 
Kladder, slechte verver; dauber; pinsler, 
sudler, schlechte analer. 

Peinturage, m. fr., v. painter's 
work. ~ B. au sable sur les bois, 
gezand verfwel k ; painting in oil upon wood 
strewd over with sand; besandete olanstricli. 

Peinture f. fr. Tableau, Ouvrage 
du peintre, Schilderij ; picture; gemalde. 

-(Art de peindre) schilderkunst; painting; 
malerei. r B. d'apprêt, en apprêt, 
brandschilderen op glas; glass-staining, annealed 
glass-painting; eingebrannte glasma 
~ P. en boas, gedeeltelijk geverfd-lerei. 
en ingelegd houtwerk ; partly-coloured, inlaid 
work in wood; bunt eingelegte bolzarbeit. 

-P. en camaïeu, en camayeu, 
eenkleurig schilderij; brooch; monochromie, 
einfarbige, gemmenartige gemalde. P. 
a chevalet, het schilderen op een ezel; 
easel-painting; stafielmalerei. ~ P. en 
cirage, V. cirage 4) . — P. en clairobscur, 
v. peinture en camaieu. 
P. a la volle, schilderen in lijmverf 
; painting with glue-water-colours or 
size-colours; leimfarbenrr,alerei. P. a 
détrempe, schilderen op mat gouden 
grond; distemper painting; temperamalerei. 
® P. egratignêe, v. peinture à 
la fresque. ® F. en émail, emailschilderwerk 
; enamelled picture; emailmalerei, 
scbrnelzmalerei. P. encaustique, 
v. encaustique 2). — P. á 
la fresque, frescoschilderen ; fresco-painting; 
freskomalerei. P. a gouache, 
schilderen in waterverf ; water-color-painting; 
wasserfarbentnalerei. ' P. en grisaille, 
grauw op grauw schilderen ; gray 
brooch; grau in grau gemalte bild. P. 
a Thuile, schilderen in olieverf, olieverf 
painting in oil, oil painting; oi--schilderij ; 
malerei. — P. d'impression, v. imprimure 
2). ^ P. en miniature, 
Miniature, v . miniattlrgemalde.0 

B. en mosaique, v. mosaic-painting. 
— B. a pastel, teekenen met 
pastel ; crayon-painting, chalk-painting, pastil painting; 
pastelmalerei. o~ F. transparente, 
schilderen met transparente, doorschijnende 
kleuren; painting with transparent 
colours; transparentmalerei, malerei mit 
lasurfarben, malerei nuit d'urebsichtigen farben 
B. sur verre, v. annealing. 
Peinturer, v. a. fr., v. to paint. 
Peintureur, m. fr. Verver, huisverver; 
hause-painter; anstreicher, putzmaurer, 
weissner, tiincher. 

Peinturlurer, v. a. fr. Slecht ver 
to daub.-ven, v. 

PELLSTEIN. 

Peitsche, f. hd., V. fly-cord. — v. 
maullet 2). ~Zweep ; whip; fouet, eravache. 


Peitsehengriff, m. hd. Greep, handvat 
van de zweep; whip-handle; poignée de 
fouet. 

Peitsehenriemen, m. hd. Slag van 
een zweep ; whip-cord; lanière de fouet. 
Peitschensehmitze, f. hd. Lederen 
lus aan het einde van de zweep; lash, flick 

of a whip; bout de fouet. 
Peitschenstock, m. hd. Stok van 

de zweep; whip-stick; baton, manche de fouet. 

Pékin, m. fr. Eene Chineesche zijden. 
stof ; chinese silk-stuff; chinesisches setden 
zeug. 

Pekin, eng., v. étoffe 7) . 

Pélagoscope, m. fr., Pelagoscope, 
eng., Pelagoskop, n. hd. Pelagoskoop, 
werktuig om op den bodem van bet water 
te zien. 

Pelain, ni. fr., v. richer 2). 

Pélains, m. pl. fr. Chineesche taf; 
chinese satin-stuff; chinesischer taffetzeug. 
Pelanage m. fr. a la chaux, Het 

kalken (van buiden); liming; kalken. 

Pelard, adj. `r., v. abgerinded. 
Peleom, Peliom, eng., v. cordierit. 


Beler v. a. la terre, Zoden steken ; 
to cut sods; rasenstecben, abrasen. 
Pele's hair, eng., Pele's haar, n. 
hd , v. cheveux de pelé. 
Pelican, m. fr., Pelican, eng., v. 
iron-dog. 
Pelican, in. fr., Pelican-alembic, 
eng.. Pelikan, m. hd., v. alambie. 

Pelinetglas, n. hd., v. fadenglas. 

Pelle, f. Ir., V. blunger. — v. einsetzlbf 
el. . P. d'un aviron, v. 
blatt des ruders. ••• P. carrée, 

Bêehe, vierkante schop, spade; spade; 
genade spates, grabscheit. - P. a coke, 
kolenschop, vuurschop (der locomotief); coalshovel, 
fire-shovel; kohlenschaulel. - P. a 

détacher le métal, v. ofl'enstosser. 

P. a farine, v. mehlsehaufel. 
~ P. de four, v. ofensehaufel. 
P. hollandaise, waterschepper der Neekers; 
dutch-scoop; scbwungscbaufel. ~ P. 
du mineur, mijnwerkersscbop; shovel; 
schaufel, schippe. - P. a neige, sneeuwschop; 
snow-shovel; schneeschaufel. ~ P. 
ronde, ronde schop ; winnowing-shovel ; 
wurfschaufel. — P. tranchante, scherpe 
schop, om opgeworpen batterijen glad te 
maken of af te steken ; trenching-shovel; 
planirschaufel, scarpirspaden, scarpirschaufel. 
Pellée, f. fr. Schep, schopvol ; shovelfull; 
schaufel voll. 
Pellen, n. hd., v. peiling. 

Belleterie, f. fr. Bontwerk ; peltry; 

pelzwerk. 
Pellet-primer, eng., v. boulette 
fulminante. 
Pelistein, m. hd. Pelsteen (van den 


816 PELO 

pelmolen); hailing mill-stone; meule a rnonder 
l'orge. 

Polo, m., Pelseido, f hd. Verwarde 
zijde op de cocon ; single; poll. 

Peloir, m. fr., v. haareisen. 

Pelotage, m. fr. Derde soort van Vigunawol 
; third sort of viguna-wool; dritte 
sorte vigunawolle. 
Pelote, Pelotte f. fr. a feu, v. 
feuerkrauel. 
Peloter, v. a. fr., v. to hammerstretch. 


Pelotes f. pl. fr. de eendres, v. 
aschenkugeln. ~ P. de coton, 
poetskatoen, afval der weverijen ; balls; 
klompen, ballen. ®P. de coton d'étallage, 
kloen katoen of garen boven den 
toonbank enz. om te pakken; wickyarn suspended 
on the ceiling; an der decke zum 
abwickeln aufgehdngte dochtgarne. 

Peloteuse f. fr. Machine á pelotes, 
v. ball-winding-machine. 
Peloton-feuer, n. hd , v. feu de 
peloton. 

Pelotonner, v. a. fr., v. doeken. 
Pelt eng. of printers, Het leder voor 
de bekleeding der drukballen; ballenleder; 
Peltry, eng., v. pelleterie. (cuir. 
Peluche, f. fr., v. drugget i). ~ 

P. de lame, woltrijp; worsted shag; 
wollplusch. 
Pelucheux, adj. (r. Pluizerig ; plushy; 
pluschartig. 
Pelure, f. fr., v. abwolle. — P. 
d'oignon, v. foreign. 

Pelz, n. hd , V. fell hd. ij. 

Pelzmaschine, f. lid., v. briseuse. 

Pelzsammt, m. hd., v. feater-shag. 

Pelzwäsche, f. hd., V. fleecewashing. 
Pembroke-table,eng.,v. falztisch. 
Pen, eng., v. feder a). — Drawing 

p., trekpels, rietveer; reissfeder; tire-lignes. 

Fountain-p., V. feder ohne 
ende. — Metallic-p., steel-p., v. 
metallfeder. 

Pena-gold, eng., v. goldkuehen. 
Penchant, m. fr., v. pente d'une 
colline. 

Penchant, adj. fr. Schuin, hellend 
(van wegen); sloping, inclining; abadngig, 
geneigt, lallend. 

Pencil eng. Lead-pencil, v. blei

-

Stift. — Penseel; pinsel, malerpinsel; pinceau. 
— P. of lines, v. faisceau de 
lignes. — Red p., Red-chalk p., 

V. crayon rouge. 
Pencil-blue, eng., V. bleu de 
pinceau. 
Pencil-bristle, eng. Kwastenhaar; 
pinselborste; soie de cochon pour les pinceaux. 


Peneiphysikbad, n. hd. Donker 
blauw; dark blue dye; teinture bleu foncd. 
Pendage, m. fr., v. dip t) . — P. 
de plateer, (Belgique) vlakke, geringe 

PENDULE. 

helling eenex steenkoolbedding; (lat bade or 
inclination; das flache einfallen oder fallen. 
Couche à roisse-p., V. dressant. 
Pendant, m. fr., v. clé pendante. 
~ P. des eaux, waterafscheiding; partition 
of waters; wasserscheide. ~ P. 
d'oreilles, v ohrgehenk. — Grand 

p. d'un centuron, v. grande béliêre, 
s. béliere. — V. deckenarm. 
Pendant, Pendent, eng., v. culde—
lampe i). — Luchter; hdngeleuchter; 
lustre. 

Pendant, eng., V. flamme. — v. 
hanger hd. ~ Broad p., v. cornette 
l ). — Hook of a p., haak of 
ooh van een oorhanger; träger an einero 
angehtnge; talon d'une pendeloque. 

Pendant-bridge, eng., v. trussframe-
bridge. 
Pendant-halliard, eng., v. drisse 
de la flamme. 

Pendants m. pl. fr. d' un ceinturon, 
Degen-of sabelriemen ; sword-slings, 
slings, carriages; sabelgehdnge, tragriemen 

am kuppel. 

Pendel, m. hd., v. pendule. — 
Kreisfórmiger p., v. ball t). 
Pendelbewegung, f. hd., v. aus


wurf. 

Pendeloque, f. fr., v. krystalle 
an eirem leuchter. — v. ohrge


hank. 

Pendelschwingungszahler , m. 

hd., v. compteur i). 
Pendelstange, f. hd. Slingerstang; 
verge; verge de pendule. 
Pendeluhr, f. fr., v. montre à 
pendule & montre de toilette. 
Pendeluhrmacher , m. hd., v. 

clock-maker. (level. 
Pendelwage, f. hd., v pendulum-
Pendelwindmesser, m. hd., v. 

anemometer. 
Pendentif, m. fr., Pendentive, 

eng. Vooruitstekende gewelfboog ; strebebogen. 
Pendeur, m. f'r., V. hanger. 
Pendillon, m. fr. Slingerstang ; vi


bration-rod; vibrirungstange. 
Pendule, m. fr. Slinger; pendulum; 
pendel, perpendikal. ~ P. ballistique, 

V. ballistic-pendulum. — P. à 
compensation, P. compensateur, 

v. compensateur i). — P. composé, 
natuurlijke slinger (die, waarvan de 
stang gewicht en de bal uitgebreidheid heeft); 
compound pendulum; zusammengesetzte. physisctie, 
materielle pendel. P. Conique, 
V. governor. — P. cycloidal, slinger, 
die zich in een cycloïde beweegt (uit 
de eerste slingeruurwerken van Huygens); 
cycloidal-pendulum; cycloiden pendel. P. 
a€ gril, harp- of roostervormige slinger (aan 
pendules); grid-iron-pendulum; roast-pendulum; 
roetpendel. ~ P. hydrometrique, 
stroomquadrant ; hydrometrical-pendulum; 
hydrometrische pendel. ~ P. 1 mor

PENDULE 

cure, kwikslinger ; mercurial-pendulum; 
quecksilber pendel. ~ P. a pirouette, 
draaiende slinger ; conical-pendulum; konische 
pendel. P. à secondes, secondeslinger 
; seconds-pendulum; secundenpendel. 
— P. simple, wiskundige slinger; 
simple pendulum; einfache pendel. 

Pendule, f. fr., v. clock ij. ~ P. 
a reveil, v. alarum-watch. 

Pendulier, m. fr., v. clock-maker. 

Penduliste, m. fr., V. clock-casemaker. 


Pendulum, eng. , v. pendule en de 
samenstellingen. v. spiral-spring. 

— P. of a clock, v. balance 3) . 
Pendulum-bob, eng., v. ball 1). 
Pendulum-clock, eng., v. moutre 
a pendule & montre de toilette. 
Pendulum-éprouvette, eng., v. 
éprouvette de Hutton. 

Pendulum-level, eng. Metselaars 
waterpas, waterpas met schietlood ; pendelwage; 
niveau it pendule. 

Pendulum-rod, eng., v. pendel 

-stange. 

Pendulum-spring, eng. Spiraalveer 

van een horloge ; spiral feder; spira'. 
Pendulum-wire, eng., v. fil plat a. 
Pêne, m. fr., v. bolt 1). — P. de 

bord, v. katzenkopf 3) . P. á 
beo de canoe, P. coulant, schoot 
met veer; spring-bolt, snap-bolt; schiessende 
falle. ~ P. à demi tour, schoot, die 
door een balven slag van den sleutel geopend 
wordt, lichterslotschoot ; hal/'.turning. 
bolt; halbtourige riegel. ! P. dormant, 
slapende schoot; dormant-bolt, key-bolt; fransözische 
riegel, hebende falle. P. interieur, 
v. nachtriegel. P. de 
loquet, v. falleisen. 

Penetration, f. (r. & eng. Indringen 
van vochten in vaste lichamen ; durchdringung. 
ni P. des bois, prepareeren, met 
verrottingwerende middelen doordringen van 
het hout ; impregnation of wood; impr g. 
niren des holzes. 

Pen-holder, eng., v. federhalter 
zur stahlfeder. 
Pennal, n. hd. Pennenkoker; pen-case;

étui a plumes. • 

Pennes, f. pi. fr., v. garnenden. 

Penny—weight, eng. Een stuk trooisch 

gewicht van 24 grein ; ein gewicht van nahe 
25 gran; denier an fin. 

Pénombre, f. fr. Halfschaduw ; penumbra; 
halbschatten. — P. des táches 
solaires, grauwe rand aan de zonneviekken 
; penumbra of spots of the sun; graue 
rand der sonnenflecken. 

Penon, Pennon, m. fr., v. dogvane. 
Penstock, eng. Rinket; schlátze, spann• 
schutze; vanne. 
Pentagon, eng., Pentagone, m. fr., 

V. fünfeck. 
Pente, f. fr., v. fall hd. 2). — v. 
PÉRA. 817 

jog i). _ P. d'une colline, helling 
van een heuvel; face, slope of a hill; hang, 
abbang eines hügels. •.• P. d'un eomble, 
helling, steilte van een dak; current 
or pitch of a roof; dachneigung, abfall, ab 

~ P. d'une couche ou d'un-dachung. 
filon, v. dip 2). P. pour la cu


lasso, v. breech-pin-jog, s. jog. — 

P. descendants, daling van een weg; 
descending•gradient or slope, descent, fall, 
declivity; fall, fallen. ® P. de dessous 

pour la crosse, v. bottom-jog, s. 
j eg. —P. de dessus pour la crosse, 

V. top-jog, s. jog. ~ P. d'eau, verhang; 
declivity, slope; abbang, gefälle, rosche. 

P. d'un fl.euve, v. falling 3). — 
P. d'un fusil, kromming, bocht van de 
geweerkolf; crook of the stock of a musket, 
bend or fall in the handle; krummung des 
flintenkolbens, senkung der dunnung eines 
gewehrschaftes. — P. du glacis, hel 
veldborstwering; slope of the glacis;-ling der 
glacisrbsche, glacisbôschung, glacisfall. 

P. d'un mur, Talus, v. boschung. 
— P. d'un plan, d'une cour etc., 
schuinte van een vloer, eerre plaats, etc., v. 
böschung. — P. d'une plateforme, 

helling van een plat; declivity, slope of a 
flat roof; abdachung, abwdsserung. — P. 

d'une route, v. gradient. ~ P. de 

siège, bokkekleed, bekleeding van een rij 
seat-cloth; sitzklappe, sitzfall. —-tuigbok; 

Avec p-s et rampes, v. auf and ab. 

Pentecste, f. fr. Pinksteren; whitsuntide; 
pfingsten. 
Penterbalken, m. hd. Ankerbalk, 
ankerdavid ; anchor-davit; davier d'ancre. 

Penterhaken, m. hd., V. cros de 
candelette. 
Pentertalje, f. hd., v. palan du 
davier. 

Pen-tile, eng., V. hohitiegel. 

Penture, f. fr., v. hinge 2). ••• P. 
de fenètre, v. fensterband. •• P. 
a goud, v. fiche a goud. ~ P. 

longue, staarthengsel; strap-hinge or loop; 
lange band. — P. d'une ports, v. 
clamp 2). — Pivot de p., duim van 
een duimhengsel; door-hasp; bandhaken. — 

P. 'a queue d' aronde, V. dovetailhinge. 
— P. à rinceau, v. laubband. 
Pentures, f. pl. fr. Hengsels voor 
deuren en vensters; hinges, iron-work for 
a door or window; aufhkngungsbeschlige, 
einhangungsbeschläge, bandwerk, gebbnde, 
hangen. ~ P. des sabords, hengsels 
der geschutpoorten; port-hinges; pforthdngen. 

Péperine, f. fr., Peperin, m. hd., 

Peperins, eng. Vulkanische tuf. 

Péquin, m. fr., v. pékin. 

Per, fr. & eng. Voorvoegsel van de 
scheikundige benaming der stoffen, die zich 
met de grootste hoeveelheid caner andere 
stof verbonden hebben ; liber. 

Péra, m., Peras, pl. fr. Koeken van 

69 


818 PERAMBULATOR -- PERCUSSIONSSCHLOSS. 


steenkolengruis en klei; artificial fuel cake; 

kunstliches feuermaterial. 

Perambulator,eng., v.hodometer. 

Percage in. fr. des traverses, Het 
boren der dwarsliggers (van spoorwegen); 
boring of sleepers; glas bohren der querschwellen. 


Percale, i. fr. Eene soort an mouselinestof, 
perkale ; cambric muslin; perkalleinwand. 


Percaline, f. fr., Perkaline, f. hd. 
Boekbinderslinnen ; glazed lining. ® En 

p. anglaise, in linnen banden (van boe ken); 
in cloth; in leinwand binden. 
Percée, f. fr., v. durchhau. ~ v. 
abstichloch. •_, Faire la p., v. 
auge aufrennen. ® Première p., 
bovenste, eerste tapgat; first-hole, cap-hole; 
vorstich. 

Perce-fournaise, m fr., v. anstecheisen. 
— V. hebeeisen. ~ v. 
augeneisen (en voeg daar het fransch 
bij) . ~ V. abstechstachel. 

Percement m. fr. des galeries et 
des puits, het voortwerken in mijnen 
of putten ; driving, senking, cutting; abfahren, 
treiben, abteufen, absinken. — P. 
souterrain, het dwarswerken, doorbreken 
in mijnen, van den eenen gang in den 
anderen; cutting across, intersection of the 
ground; durchscblag, durchörterung -.P. 
des tunels, het maken van tunnels in 
spoor- of gewone wegen ; tunneling; tunnelbau. 


Perce-meule, m. fr., v. boring


chisel. 

Perce-perles,m. fe-.,v. perlbohrer. 

Percer V. a. fr. Déboucher, v. 

lochen. — (Forer) v. bohren. — 

P. les aiguilles, V. einfitzen. — 
Luchtgaten maken in den pottenbakkersoven; 
to make the air-holes; die luftiöcher 
machen. r P. les créneaux, schietgaten 
maken ; to loop-hole, to pierce loopholes; 
schiessliicher durchbrecben. ® P. 
des galeries, mijnwerken, tunnels of 
putten maken; to drive, to cut, to sink; 
auffabren, treiben, absinken, abteufen. — 
P.deux galeries l'une vers l'autre 
en sens contraire sur une même 
ligne, V. entgegenlangen. ~ P. le 
haut-fourneau, v. faire couler la 
fopte, S. couler. ~ (Piquer le papier) 
v. einstechen 1) . ~ P. le 
terrain ezttre deug excavations 
souterraines, dwars doorbreken van 
mijngangen; to intersect; cut across; beat 
away; durchortern, durchqueren, durchschiagen. 
— P. une tranchée, een duiker 
leggen onder een weg; to make a cutting; 
einen einschnitt stechen, einen durchstich 
anlegen. ~ Machine á p., v. cutting-
press i). 
Percerette, r. fr., v. Bibelet. 
Perch, eng., V. flèche de caisson 
a munition. — V. flèche de car


rosse. — Bout, pen; stange; goujonnière• 

— v. zehnfussiger messruthe, s. 
messruthe . ~ Boom van een trikebal; 
deichsel; flèche de triqueballe. 
Perch-band, eng., v. etrier de 
flèche. 

Perch-bolt, eng., v. bolster-pin. 

Perche, f. fr., v. bowtell. — Scheerboom; 
napping -beams; rauchbaume. ~ v. 
flash-pipe. ~ v. bar of a turninglathe. 
®F. d'arpenteur, v. lach 

-terstab. — P. d'aviron,

lijf van 
een roeiriem ; shaft of the oar; ruderstange. 
® P. á brasser, roerstang voor het 
gesmolten metaal; paddle; kratze. — P. a 
mesurer, maatstok; perch, rod, pole; 
mes^sruthe, niessstange. (binding. 
Perchlorate, * . Hoogste cbloreverPerch-
pin, eng., v. esse de flèche. 
Pereoir, m. fr., v. aale. — v. an


stecheisen. ~ v. broach 2). — v. 
nachschroter. — v. durchschlag 
10). — P. á couronne, v. fleuret 
a pointe carrée. ~ P. á curette, 
pompboor ; pump -borer; schrotbohrer. — P. 
a rochet, v. cliquet pour percer. 
® P. en spirale, fretboor; screw-auger; 
schneckenbobrer. 

Percoire, I. fr., v. bolster 5). 

Percolate (to), eng., v. durchgiessen. 
(sung. 

Percolation; eng., v. durehgies-

Percussion, * . Botsing, stoot, schok. 

Percussion eng. apparatus, Per


cussie-inrichting; percussionsvorrichtung; ap:


pareil percutant. [2). 
Percussion-cap , city., v. capsule 
Percussion-fire-lock, eng. Percus 


sieslot ; percussionsschloss; platine à percussion. 
Percussion-fuze, eng., v. fusee 
a percussion. 
Percussion-hammer,eng., v.ham. 
mer eines hammerschlosses. 

Percussion-lock, eng., v. percus


sion-fire-lock. — V. detonnating


look. 

Percussion-machine , eng. , v. 

percussionsmaschine. 

Percussion-musket, eng. Percus


siegeweer; percussionsgewehr; fusil is per


cussion. 

Percussion-priming, eng , v. com


position fulminante. 

Percussionsbombe, f. hd. Rom, hol 

projectiel met percussiewerk ; percussion


shell; bombe it la percussion. 

Percussionsgewehr, U. hd., v. 

percussion-musket. 

Percussion-shell, eng., v. per


cussionsbombe. 

Percussionsmaschine, f.hd. Werk


tuig voor het maken. van slaghoedjes; per


cussionmachine; machine a percussion. 

Percussionsschloss, n. hd., v. per


cussion-fire--lock. 


PERCUSSTONSSCHRAUBE --w

Percussionsschraube, f. hd., v. 
fly-press. 

Percussion-table, eng. Stoottafel, 
stootbord, om de gestampte ertsen te zuiveren 
; stossherd; table à secousse, table 
mobile. 

Percussion-tube, eng., v. detonating-
tube. 

Percussive distance, eng. Slagwijdte 
(van electr.•vonken); schlagweite; 
distance explosive. 

Percuteur, m. fr., v. platine à 
percussion. 

Perdre V. a. fr. l'amour, v. le 
plátre a perdu son amour, s. platr 
e. ~ P. 1e doublon, v. chasser 
le doublon. •• P. fond, l' ancre 
perd fond, het anker slipt, bijt niet, 
graast; the anchor drives; der anker scbleppt, 
gekt mit, grasst. (beiten. 

Perfect (to), v. a. eng., v. ausar-
Perfect, eng., v. makellos. 
Perfection eng. (to make to), v. 

perler un ouvrage. 
Perfekt machen, v. a. hd., v. perler 
un. ouvrage. 
Perforate(to) ,eng., v auslöehern. 
~ v. bohren. V. einfitzen. 
Perforer, V. a. fr., v. durchbohren. 


Performance, eng., v. effect. 
Perfume-box, eng , v. oeuf 2). 
Pergament, n. hd., v. parchemin. 
Pergamentband, m. M. Perkamen


ten band (van een boek); cover of parch


ment; reliure en parcbemin. 
Pergamentform, f.hd., V. caucher. 
Pergamenthaut, f. hd. Perkament


vel ; parchment-skin; peau de parchemin. 

Pergamenthygrometer, m. hd. 
Vochtigheidsmeter, die door middel van een 
strook perkament werkt ; parchment-hygrometer; 
bvgromètre en parchemin. 

Pergamentleim, m. hd., v. colle 
au baquet. 
Pergamentmacher, m. hd., v. parcheminier. 


Pergamentmacherei, f. hd. Perkamentfabriek, 
perkamentmakerij ; parchment 
making; parcheminerie. 

Pergamentpapier, n. hd., v. papier-
parchemin. 

Pergamentrolle, f. hd. Perkament 
roll of parchment; rouleau de parchemin.-rol ; 
Pergamentsehabsel, n. hdPerka


. 

mentsnippers; parchment parings; raclure 

de parchemin. 
Pergetting, eng., v. pargeting. 
Periagua, Periauger, eng., v. pi


rogue. 
Peribole, f. fr. Onafgewerkt porcelein 
; unfinished porcelain; unbeendigtes por 

-zellan. 
Pericors, m. fr., v. apéritoire. 
Péridot, m. fr. y' eng., v. chryso


lite. — P. ferrugineux, v. fayalit. 

 PERLE. 819 

Perier, m. fr., v. anstecheisen. 
Périgée, m. fr. & eng. Kortste afstand 
der aarde tot de maan ; perigacum; erdnhbe. 
Périgneux, m. fr., v. schwarzer 
eisenglimmer, s. eisenglimmer. 

Périhélie, m. fr. Kortste afstand der 
zon tot eene andere planeet, enz.; perihelion, 
perihelium; sonnennabe. (point. 

Period eng. Full-stop, Punt; punct; 
Periode, f. fr. y hd , Period, eng. 
Tijdkring. 

Periode F. fr. d' une fraction decimale 
periodique, Repetent ; repetend; periode. •• P. eontenant plus-
sieurs 
chiffres, samengestelde repetent; 
compound-repetend; mehrziffrige periode. ^• 

P. d'une seule chiffre, enkelvoudige 
repetent ; simple or single repetend; periode 
von elner ziffer, einziffrige periode. 
Périphérie, f. fr. & hd., Periphery, 
eng., v. circonférence. 
Periptère, m. fr. Tempel met zuilen 

rondom ; peripteral-temple; peripte--gangen 
raltempel. ~ Faux p., v. pseudopériptère. 


Peristile, Péristyle, m. fr., Peristyl, 
m. hd., Peristyle, eng. Binnen plaats, 
hof met zuilengangen in de rondte. 

Peritrochium, eng Rad van een 
werktuig; rad; roue. 

Péritrochon, m. fr. Werktuig om 
zware lasten op te lichten; lifting engine for 
great weights ; hebemascbine zu grossen 
lasten. 

Perkalleinwand, f. hd., v. percale. 

Perkins m. fr. Machine à la 
Perkins, Stoommachine volgens de samenstelling 
van Perkins; Perkins' steamengine; 
Perkins' dampfmaschine. 

Perlartige verzierungen, f. pi. 
hd. Paarlornament in de bouwkunde ; beads; 
perles. 

Perlasche, f. hd., v. perlasse. 
Perlasse, f. fr. Paarlascb, Amerikaan scbe 
potasch ; pearl-ashes; perlasche. 
Perlbohrer, m. hd. Boor om gaten in 

paarlen te boren ; pearl-drill; perce -perles.
Perldraht, m. hd., v. passe–perle. 
Perldruck, m. hd. Paarldruk ; non


pareil; impression à perle. 

Perle, f. fr., v. bead 1). ~ Drukletter 
van It punten, tusschen robijn en 
diamant, paart ; pearl; perlschrift. ® v. 
collier 4). ® F. artificielle, P. de 
Venise, v. glasperle. ® Blanc de 
p., paar Twit ; pearl-powder; perlweiss. n•• 
Pil de p–s, paarlsnoer; string of pearls; 
perlenscbnur. — Mère p., Nacre de 
p., v. mother of pearl. ~ v. perle 
hd. 2). ~ P. fine, v. echte perle, s. 
perle hd. — P. parangone, v. uberaus 
grosse perle, s. perle hd. 

P. ronde, v. perlenauge. 
Perle, f. hd., V. bead 1). ~ Doorboord 
glazen bolletje aan het gaasgetouw; 
bead; perle. — Met vele gaten doorboorde 


820 PERLEN 

plank ; holed board; plancbe percée de plu 

— Beekenf'Ormige p., -sieurs trous. 
V. timbal-shaped pearl, s. pearl. 
Echte, feine p., echte' paars ; genuine 
pearl; perle fine. — Französische 
p., Fransche paars; french pearl; perles 
du temple. — Kleine p ., kleine paarl; 
small pearl ; perlette , margueritelle. ^• 
Kleinere p—n, v. lothperlen. ~ Mit 
p—n smi eken, besetzen, met paarlen 
versieren ; to set with pearls, to pearl; 
emperler. ~ (Schnur) paarlsnoer; pearlstring; 
tour de perles. — i beraus grosse 
p., groote paarl; large pearl; perle parangone. 
~ Unechte p., v. glasperie. 

Perlen, v. n. hd. Paarlen, kralen (van 
jenever enz.); to rise in pearls, to sparkle; 
petiller. 

Perlen, V. a. hd. De suiker tweemaal 
koken ; to boil twice; perler. 
Perlenauge, n. hd. Ronde paarl; 

round pearl; perle ronde. 
Perlenessenz, f. hd., v. bleak. 
Perlenfarbig, adj. hd. Paarlkleurig, 

paarlgrijs; pearl coloured; gris de perle. 
Perlenglanz, m. hd. Paarlglans; nacreous 
lustre; éclat nacré, perlé. 
Perlenmass, Perlensieb, n. hd., 

V. pearl-sieve. 
Perlenmusehel, f. hd. Paarloester ; 
hacker; coquille des perles. 
Perlenmutteralbaster, m.hd. Paarlemoer-
albast; nacrous alabaster; albátre 
nacré. 

Perlenmutterpapier, n. hd.. v. 
papier naere. 
Perlenprobe, f. hd. Microchemische 
proef ; bead-proof; épreuve. 
Perlenpunzen, m. hd., v. outil a4 
coeur de rosette. 

Perlensamen, Perlenstaub, m. 
hd. Zeer kleine paarlen, paarizaad; pearlseed; 
semence de perles. 

Perlensehlacke, f. hd. Korrelvormig 
vulkanisch glas; granuliformed obsidian; 
lave vitreuse obsidienne granuliforme. 

Perlenschnur, f. hd. Paarll(jst; paternoster; 
paten6tre. •® v. perle hd. 10). 
Perlenseide, f. hd. Ardassinezijde; 

ardassine-silk; sole d'ardassine. 
Perlensieb, n. hd., v. pearl-sieve. 
Perlenstabchen, n. hd., v. astra


gal 1). 
Perler, v. a. fr., v. perlen. 
Perler v. a. fr. un ouvrage, Iets 

volkomen afwerken ; to make to perfection; 
perfekt macben. 
Perles, f. pl. fr., V. perlartige ver


zierungen. (s. perle hd. 
Perlette, f. fr., v. kleine perle, 
Perlgraupenmuhle, f. hd. Molen, 

waarop geparelde gerst wordt gemalen; 

pearl-barley-mill; moulin is orge perlé. 
Perlkopf, m hd., v. bow 5) . 
Perlmuschel, f. hd., v. perlen


rnuschel. 

PERROT. 

Perlmutter, f. hd., v. mother of 
pearl. 

Perloir, m. fr., v. tool for forming 
pearl-shaped ornament, s. ornament. 


Perlschrift, f. hd., v. perle fr. 2). 

— v. aug'enpulver. 
Perlweiss, n. hd., V. blanc de 
perle, s. perle fr. 
Perizwirn, m. hd. Zeer fijn kloostergaren 
; pearl-thread; til de réligieuse très-fin. 
Permanence, f. fr. & eng , v. beharrungszustand. 
Pernambuco-wood, eng., v. brasilienholz. 
Pernodell, m. hd. Geelachtige topaas; 
yellowish topas; topaze jaunhtre melde de gris. 
Peroxyde, m. fr., Peroxyd, n. hd. 
& eng. Peroxide, hoogste verzuringstrap. 
•• P. de fer, v. eisenglanz 1) . 

P. hydraté de fer, v. hydrate de 
fer. ~ P. de manganèse, v. glas 
-seife. 
Perpendiculaire, f. fr., Perpendicular, 
eng., v. ligne perpendieu 
laire. ~ V. off-set. — v. bleiloth, 
bleiwurf. 

Perpendiculaire, adj. fr., Perpendicular, 
eng. Recbistandig, loodrecht; 
senkrecht. 

Perpendiculare, f. hd , V. off-set. 
Perpendicular-fire, eng.,v.feu direct. 
Perpendikel, n. hd., v. ligne per


pendienlaire. ~ v. pendule ) 
Perpend-stone, eng V. bonder. 
Perpend-wall, eng., 
.,
v. mur de 

parpaing. 
Perpetual-screw, eng. Schroef zonder 
einde; schraube ohne ende; vis sans fin. 
Perpetuum mobile, * . Eeuwig


durende beweging. (beit. 
Perquisites, eng., v. accidenzar-
Perré, Pierré, in. fr., v. mur en 

pierre sèche. 
Perrée, f. fr., v. pierree. 
Perrier, m. fr., • v. anstecheisen 

1) . — V. drehbasse. 
Perriére, f. fr., V. carrière. — v. 

anstecheisen. 
Perron, . Bordes. 
Perroquet, m . fr.,v. feldstuhl z) . — 

V. bramsegel. — P. d'artimon, v. 
perruche. •• P. de fougue, v. 
kreuzsegel. –s P. volant, boven bramzeil 
; royal, top-galant-royal; oberbramsegel. 
— Grand p., groot bramzeil 
main-top-gallant sail; grosse bramsegel. — 
Grand p. volant, v. grosse ober 
-bramsegel, s. oberbramsegel. 
Petit p., voor bramzeil; fore-top-gallantsail; 
vorbramsegel. — Petit p. volant, 
voor bovenbramzeil ; fore-royal, fore-topgallant-
royal; voroberbramsegel. 

Perrot, m. fr., v. écheveau. ~ v. 
duits 1). 


PERROTINE 

Perrotine, f. fr. & eng. Perrotine, 
werktuig om katoenen stoffen te drukken; 
block-printing-machine; modelldruckmaschine. 

Perruche, f. fr. Kruisbramzeil; rnizzen-
top-gallant; kreuzbramsegel. ® P. volante, 
V. oberkreuzbramsegel. 

Perry, eng Perenwijn ; birnenwein; 
poirée. 
Pers, m. fr. Blauwachtig groen; bluish 
grey; blaugrün, griinblau. 

Perserasche, f. hd.. v. marceline. 

Persian, eng., v. mareeline. 

Persian-berries, eng., v. frenchberries. 


Persian-wheel , eng. Emmerrad; 
schdpfrad; tympan, roue persanne, roue a 
godets. 

Persienerde, f. hd. Perzisch rood; 
indian-red; rouge indien, terre de Perse. 

Persiene, f. fr., v. fan-lightshutter. 
~ Tringles des p., plankjes 
var, een zonneblind; screen-boards of a 
fan-light-shutter; schir;nbrettchen der coulissenklapladen. 


Persio, n). hd., v. cudbear. 
Persisch blau, adj. hd. Donkerblauw; 
dark blue; bleu foncé. 
Persische bogen, m. hd., v. ogive 
lancéolée outre passée. 
Persisch roth, n. hd. Koraalrood, 
steenrood ; coral red; rouge corallin. 
Personne m. fr. qui travaille 
les metaux, v. erzarbeiter. 
Perspectiv, Perspectivglas, n. 
hd., Perspective, eng , V. fernrohr. 

Perspective f. fr. y _eng. Dessin 
perspectif, Teekening in perspectief ; 
perspecti/ic-drawing; perspectivische zeichnung. 
P. aérienne, lichtperspectief; 
aerial-perspective; luftperspektive. ~ P. 
lineaire, v. linearperspective. ••• 

P. spéculative, leer der perspectief; 
science or perspective; lekre von der perspective. 
— Po à vol d'oiseau, a vue 
d'oiseau, v. bird's-eye-perspec.tive. 
— P. à vue accidentelle, 
scheeve perspectief ; oblique-perspective; accidentalperspective. 
P. en vue de 
face, evenwijdige perspectief ; parallel-perspective; 
paralleiperspective. 
Perspective—plaj.e, eng. Vlak, oppervlakte 
eener schilderij ; tafelbildfldche; 
tableau. 

Perspectivisch, adj. hd , Perspectif, 
fr., Perspective, eng. Doorzicht kundig. 
[spective i). 

Perspectivmalerei, f. hd., v. per-

Porte, f. fr., V. abbrand. 

Pertlien, f. hd., v. grelien. 

Pertuis, in. fr. Doorlaat, schutplank; 

thorough; schirmbrett. ~ v. mittelbruch. 

— V. ableitungsgraben. •® (Face 
large du trou de la filière) wijdste 
opening der gaten van de trekplaat ; longside 
of the wire-drawing-hole; lange seite 

des drahtzuglocbs. 

PETIT. 821 

Pertuisé adj. fr. de vers, v. mouline. 
(stdrung. 

Perturbation, f fr. & eng. Storing; 

Perturlien, f. hd., v. bosse debout. 

Perviousness, eng., v. durchdringlichkeit. 
Pose, f. hd., v. gavacine. 
Pesée, f. fr., V. druckgewicht. 
Pèse-huile, m. (r., v. olmesser. 
Pèse—lait, nl. fr. Melkweger ; milkpoise; 
milchwage. 

Pèse- lettre, m. fr. Briefweger; letter-
balance; briefwage. 
]Pèse-liqueur, m fr., v.aréomètre. 
Pesenteur, f. fr., v. gravité. _• 

P. specifique, soortgelijk gewicht; spe 
speeifisebe schwere. ® P.-cifec-weight; 
specifique absolue, volstrekt soortgelijk 
gewicht; absolute weight; absolutes gewictlt. 
~ P. spécifique relative, 
betrekkelijk soortgelijk gewicht ; relative 
weight; relatives gewicht. 

Peser v. a. fr sur un levier, Nederdrukken; 
to press down; niederdrucken 
Peson, m. fr., v. balance à croe. 

•m• P. ordinaire, balans met vast gewicht 
en wijzer; bent-lever-balance; zeigerwage. 
— P. á ressort, v. federwage. 
Pestel, m. hd., v. pali.s. 
Pestle, eng., v. enfoneoir. ® v. 
fouloir 2). 
Pétard, ni. fr., Petard, eng., Petarde, 
f. hd. Springbus; sprengmorser. 

Pétard, m. fr. Knal-, slagsignaal op 
spoorwegen; detonating-signal; knallsignal. 
~ Slag van een vuurpijl, V. fusée de 
signaux à pétard. 

Pétarder, v. a. fr. Laten springen van 
een vestingwerk, gebouw, enz.; to blow up; 
aufsprengen. 

Pet—cock, eng. Kraan aan horizontale 
stoomcilinders om het nnedegevoerde of gecondenseerde 
water af te tappen ; wasserhahn 
aan liegenden damp(cylinder; robinet 
de cylindre. 

Pet—cock eng. of the feed-pump, 
Kraan op de voedingspomp; probirhahn; robinet 
d'essai. 

Petermann, m. hd. Serge, sarge 
serge ; serge. 

Petersham eng. Flemish-ratteen, 
Eene gekeperde wollen stof uit Vlaanderen; 
fdrnisclier ratin; ratine, revêche. 

Petiller, V. n. fr., V. perlen. 

Petit fr. P.— aigle, Klein adelaar, 
Bene papiersoort 929 mm. breed en 624 mm. 
boog; little-algle paper; kleine adlerpapier.
o• P.—canon, klein kanon; two lines 
english; romanschrift. P.—capitales, 
p1. klein kapitaal; small capitals; kapitalchen. 
En p. earactère, niet kleine 

letters; with letters of a small size; mit 

kleiner schrift. P.—chassis, v. ra


mette. — P. cheval, v. cheval ij.. 

— P. colombier, klein colombier, v. 
chapelet i ). o-• P.-cornet, soort pro69 



822 PETITE 

patria-papier, 445 m.m. breed, 360 m.m. 
hoog; dicasterial; format fast gleich propatria. 
— P. Coup, kleine schroef aan den 
kousenweeftoestel; screw ; schraube am 
strumpfwirkerstuhl. — P. feu, v. catholie-
fire. e P. foc, v. fockstagsegel. 
— P. hunier, v. fore-topsail. 
— P. entrait, v. entrait i). 

— P.—Jesus, papiersoort 368 m.m. breed, 
264 m.m. boog; size as pandect; format 
gleich pandecten. — P. fleur de lis, 
papiersoort 667 m.m. breed, 528 m.m. hoog, 
superroyaal ; super-royal; format fast gleich 
superroyal. — P. lis double, papier 
hoog. dub--soort 608 m.m breed, 380 m.m. 
belpost ; size almost like double-post; dop peltes 
briefpapier. — P. a la main, 
papiersoort 380 m.m. breed, 296 m.m. hoog; 
small-post; format gleich small-post. — P. 
masse, v. bohrf pustel. ~ P. mat 
de hune, v. fockstenge. ~ P. mat 
de perroquet, v. fore-top-gallantmast. 
~ P. mát de perroquet 

'volant, V. fore-royal-mast. • P. 
matérial de for, klein ijzerwerk, krammen, 
bouten, enz. tot onderhoud van een 
spoorweg; little iron-fittings of the permanent 
way; kleineisenzeug. .• P. médian, 
klein mediaan -papier 533 m. m. breed, 4 0 0 

m.m. boog; size almost like derny; klein 
median. — P. nom de Jésus, papiersoort 
419 m.m. breed, 305 m.m. boog; 
size almost like foolscap;. klein format. •• 
P. palissade, korte palisade; short palisade; 
brustpallissade. ~ P. paragon, 
V. paragon. — P. parquet à boulets, 
kogelrek; shot-rack; kugelrecken. ~ 
P. piquets, steekpalen, piketten ; pickets; 
cdsarpfahle, spiekpibble. — P.—raisin, 
rood vloeipapier 510 m.m. breed, 450 m.m. 
boog; size almost like medium; grossmedian. 
P.—raisin, Baton—royal, P.cornet, 
papiersoort 4 4 m. m. breed, 333 

m.m. boog; size almost like propatria; fast 
gleich propatria. — P.—raisin, papiersoort 
in Belgie, 530 m. m. breed, 450 m.m. 
hoog; size almost like little-medium; scbmal 
median. ~ P. romain, v. garmond. 
~ P. royal, klein royaal, papiersoort 
540 m.m. breed, 490 m.m. hoog; size almost 
like medium; format fast gleich mittel 
median. — P. soleil, soort van schrijfpapier, 
819 m.m. breed, 565 m.m. boog, 
colombier, V. colombier. ~P. texte, 
V. brevier. ~ P. train, pletwerktuig 
voor fijne ijzerwaren; fine-iron-rollers; feineisenwalzwerk. 
— P. tympan, v. einlegedeekel. 
—P. vent, v.fratcheur. 
Petite masse inférieure, f. fr., v. 

S. masse. 
Petites eaux, f. pi. fr., v. eaux ij. 
Petition—paper, eng., v. minute. 
Petits fors, m. pl. fr. Boekbindersstempels; 
puncheons; stempel. 
Petitsehrift, f. hd., v. jungfernschrift. 


PFAHLBOHLE' . 

Petrel, eng., v. brustriemen. 

Pétrin, ni. fr., v. backtrog. ~ P. 
méchanique , v. kneading-machine. 


Pétrir, v. a. fr. Deeg kneden ; to knead 
the dough; teig kneten ~ V. to knead. 
Pétrissage, Pétrissement, m. fr., 

V. kneading. — v. einsUmpfen. — 
Het kneden van de pottenklei ; wedging; 
das kneten. 
Pétrole, m. fr., v. erd®1. — P. 
d'artifiee, v. exploding-charge. 
•• P. tenace, v. maltha. 

Petroleum, eng., v. erdoi. 

Petronel, eng. Zadelpistool ; sattelpistole; 
pistolet d'arcon. 

Pétrosilex, m. fr. & eng., v. feldspath 
3). (cachet. 

Potschaft, n. hd. Signet ; seal, signet; 

Petschaftstecher, m. hd., v. graveur 
de cachets. 
Pettrel, eng., v. brustriemen. 
Petunse, eng., Petun-sé, rim. fr. 

Porseleinaarde, waarvan de Chineezen hun 
porselein maken ; porzellanstein. 

Peuille, f. fr. Proefstukje van een nieuw 
geldstuk; piece of new coin broken off for 
an assay; probe, probestiickchen. 

Feupler v. a. fr. un vide, Kozijnen 
stellen ; to put in the wood for windows; 
eire field mit riegelholzern ausfullen. 

Peuplier, m. fr. Populier, populus 
italica ; poplar, poplar-tree; pappel. ®P. 
blanc, witte populier, populus alba en 
abeel populus canescens; able, aps; albe, 
weisspappel. — P. asoir, zwarte popu


ier, populus nigra ; black-poplar; schwarzpappel. 
Pew eng. for the church-wardens, 
v. oeuvre d'église. 

Pewter, eng., v. étain. — Werktin, 
tin niet andere metalen vermengd, waarvan 
tinnen voorwerpen worden gemaakt; hartzinn, 
hartmetall; potin, potée d'étain. 

Peyriers, m. fr., v. mattres des 

oeuvres. 

Pfad, m. hd. Voetpad; path; sentier. 

Pfadeisen n. hd. in der haspel


stL tze, Tappannen van den mijnhaspel ; 

socket, sole; collets, crapaudine. 
Pfaffe, m. hd,. Sluisje ; sluice; bonde. 
Pfaffenk ppchenholz, n. hd.,. v. 

fus ain. 

Pfaffenschnitt, m. hd. Afval, over


blijvende eindjes staal bij het naaldenma


ken ; refuse, stump; troncon de rébut. 

Pfahl, m. hd., v. pal. — v. piquet 
2). •• V. chandelle 4). — Heipaal; 

pile; pilotis, pieu. 
Pfahlbau, m. hd. Heiwerk ; piling, 
pilotage; pilotage. 

Pfahlbaum, m. hd. Boom geschikt 

voor heipaal ; tree fit for making posts; 

arbre propre a faire des pilotis. 

Pfahlbohlen, f. pl. hd. Damplanken, 

heiplanken ; pointed joist; madriers pointus. 


PFAHLBRVCKE --- PFANNENSCHRATJBE. 823 


Pfahlbrï cke, f. hd., v. pile-bridge. 

Pfahle m. pl. hd. einer stampfmL 
hle, Stampers van een stampmolen ; 
puncheons of a stamping-mill; jumelles. — 

P. verholmen, v. mettre les chapeaux. 
Pfahleisen, n. hd., v. cordeline 4). 
Pfählen, v. a. hd., v. palisader. 

... V. auspfahlen. 
Pfahlen (mit) m, pl. hd. ein.zäumen, 
v. palissader. 

Pfahlgraben, m. hd. Gepalisadeerde 
gracht; ditch fortified with stakes; fossé 
garni de palissades, fosse palissadé. 

Pfahlgrund, in. i. Beheide grond; 
pile work; pilotis. 
Pfahlhalter, m. hd. Hoofdpaal, middenpaal; 
fore-pile; avant pieu. 
Pfahlheeke, f. hd. Palissadenbeg ; 
hedge of pales; haie de palissades. 
Pfahlholz, n. hd. Hout voor heipa 
pile-wood, stake-wood; bois propre h-len ; 
faire des pieux. 
Pfahlkrahn, m. hd. Palenkraan, pa


lenlichter; p?le-crane; cric à pilotis. 
Pfahlkranz, m. hd., V. couronne i). 
Pfahlmast, n. hd., v. mast aus 

eineet sti cke. 
Pfahlmi hle, f. hd. Molen met paal 
mill built on a piled ground;-fundeering; 
moulin bati sur pilotis. 
Pfahlpauschel, m. hd. Groote hou 

hamer om palen te slaan, slegge; mal--ten 
let to drive-in piles; maillet à enfoncer les 
pieux.

I'fahlramme, f. hd. Heiblok ; pile


rammer, pile-driver; mouton, bie, sonnette. 
Pfahlreihe, f. hd., v. palée. 
Pfahlrost, m. hd., v. estacade en 

charpente. 
Pfahlruthe, f. hd. Kesp ; cross-rod; 
baton d'entre-deur. 

Pfahlsehlagel, m. hd. Handhei ; log 
for driving piles; billot h enfoncer des pieux. 
Pfahlschlagung, f. hd., v. pali


fication. 
Pfahlschuh, m. hd., v. chaussure 

d'un pieu. [ne 1). 
Pfahlschwanz, m. hd., v. couron-
Pfahlspitze, f. hd. Punt van een hei 


paal ; pile's point; pointe de pieu. 
Pfahlstich, m. hd., v. bow-line


knot. 
Pfahlwerk, n. hd., v. palée. 
Pfahlzaun, m. hd., v. échalier. 
Pf ihnenschlägel, m. hd., v. mar


teau a réparer la panne d'un 

marteau de forge. 
Pfand, n . hd., V. cross-bar. 
Pfänden v. a. hd. (das timmer--

Werk), de houtbekleeding eener mijn herstellen 
; to repair the timber-work; rbabiller 
une charpente de mine. 

I'fandhaus, n. hd. Lombard ; public 
pawn-house; mont de piété. 
Pfandholz, n. hd. Hout voor het her


stellen der mijnwerken ; repair-timber; bois 
de remplissage. 

Pfandkeil, Pfandekeil, m. hd. 
Wig voor het vastzetten van houtwerk; 
tying-wedge; coin ou biseau d'assujettissement, 
d'affermissement, de boisure. [l). 
Pfanndeckel, m. hd., v. batterie a. 
Pfanne, f. hd., v. bassinet 1). ~ 

v. crapaudine 1). ~ v. angelpunct.
~ V. blase 4) . — v. collar 8) . ~ V. 
crapaudine d'une presse d'imprimerie. 
® v. crapaudine d'un 
marteau de forge. — v. achsenbuche. 
~ v. coquemar. ~ v. empoise. 
~ v. brass b. — v. cOUSSinet 
a). ~ v. collet 1). — v. bearing 
3) . ~ v. basin 2) . ~ v. erapaudin. 
••. v. crane-ladle. — v. 
brassie. — v. pistolet de la euve 
a ouvrer. 
Pfanneisen, n. hd. Plaatijzer voor 
zoutpannen; iron plate for a salt-pan; tole 
de chaudière. 

Pfannenbaum, rn. hd. Dwarsijzer onder 
de zoutpan, anker; crossbeam; traversier, 
bourbon. 

Pfannenbock, m. hd. Bok, steun 
van de zoutpan ; trivet for the salt pans; 
tréteau, chenet de chaudière. 

Pfannenboden, m. hd. Ketelbodem; 

bottom of the boiler; fond de la chaudière. 

Pfannenbrett, n. hd. Plank, mantel 
boven de zoutpan; pan-shelf, mantle-shelf; 
planche, volei de chaudière. 

Pfannendeekel, m. hd. Deksel van 
een pan ; cover of a pan; couvercle d'une 

poèle. - V. eouvre-feu. — v. batterie 
a. 1). 

Pfannendeckelfeder, f. hd., v. 

batteriefeder. 

Pfannendeekelschraube, f. hd. 
Pandekselschroef van het vuursteenslot ; 
hammer-screw; vis de batterie. (treur. 

Pfannenflieker, m. id., v. droui— 
Pfannenhaken, m. hd. Hark, haak 
van de zoutziederij; salt-pan-hook; croc de 

cbaudière. 

Pfannenhaspe, f. hd. Ketelkram, ketelverbindingsijzer; 
copper-hasp; happe de 
chaudière. 

Pfannenkneeht, m. hd. Nok, uitstekend 
stukje aan een pan, waarop zij 
staat ; pan-rester, pan-holder; tenon de poele. 

Pfannenkolben, m. hd., v. fraise 
á bassinet. 

Pfannenláufer, m. hd. Zoutkristallen, 
kleiner dan gewoonlijk ; pieces of salt 
that are less than usual; salaigne, bez. 

Pfannenrisz, m. hd. Scheur in Bene 
pan ; flaw in a pan; gouttière, crévasse. 

Pfannenschirm, m. hd., v. gardefeu 
3). 

Pfannenschmied, m. hd. Zoutpan nenmaker, 
pannenmaker; pan-smith; poèlier. 
Pfannenschraube, f.hd. Panschroef; 

brass-pan-screw; vis du bassinet. 


824 PFANNENSTEIN 

Pfannenstein, m. lid., v. ècailles 
de sel. 
Pfannenstiel, m. hd. Steel van eene 

pan ; handle of a pan; queue de poèle. 
Pfannentrog, m.hd., v bassinet 1) . 
Pfannenziegel, m. hd., v. hohl


ziegel. 

Pf Winner, in. hd. Eigenaar van een 
zoutwerk ; proprietor of a salt-cot; propriétaire 
d'une saline. 

Pfannfederschraube, f. hd. Schroef 
van de panveer; lharnmer-spring-screw; vis 
du ressort de la batterie. 

Pfannkolben, m. hd., v. fraise a 
bassinet. 

Pfannschale, f. hd., v. lagerschole. 

Pfannschraube, f. hd., v. pfannense.
hraube. 
-Pfauenauge, n. hd. Gevlekt marmer; 
spotted marble; marbre a eux de paon. 

Pfauenfeder, ads. hi. Regenboog kleurig 
(van edelgesteenten); rain-bow colour; 
couleur d'arc-en -eiel. 

Pfauenfederdruse, f. hd. Regen boogkleurige 
spath ; iris-pearled spar; spatb 
cristallisé. spatb iris. 

Pfauenschwanz, m. hd. Blauw kopererts; 
azure copper-ore; mine de cuivre 
azurée. (outehoue. 
Pfefferbaumharz, n. hd., v. ca-
Pfefferbi chse, f. hd. Peperbus; pepper-
box; pepper-caster; poivrier. 

Pfefferharz, n. hd., V. caoutchouc. 

Pfefferkuchen, m. hd. Peperkoek ; 
ginger-bread; pain d'épices. 
Pfeffermi nzöl, n. hd. Pepermuntolie; 
oil of peppermint; buile de menthe. 

Pfeife, f. hd., v. bauquin. ®•• v. 
boccarellas. •® v. conduit 1). ® v. 
cannette I). — (Locomotivpfeife) 
stoomfluitje ; steam-whistle; sifflet pour locomotives. 
— V. blaserohr. — Tabakspijp; 
pipe; pipe. 

Pfeifenbeschlag, m. hd. Pijpenbe slag; 
tabacco-p'ipe furniture; garniture de pipe. 
Pfeifenboden, Pfeifenblock, m. 

hd., v. pied de tuyau. 
Pfeifenbrennerei, t. hd. Pijpenbak kerij; 
pipe-burning; fabrique de pipes. 

I'feifenbrett, n. hd. Dekstuk van de 
windlade van een orgel, waarop de pijpen 
staan ; organ-sieve; tamis d'orgues. 

Pfeifendeekel, m. hd. Dekplaat van 
een gesloten orgelpijp; lid of a pipe; couverele 
de pipe. 

Pfeifenerde, f. hd. Pijpaarde; fireclay, 
apyrous-clay, pipe-clay; argile réfrac 
taire, apyre. -P. in der dritten 
kufe sehlagen, de pijpaarde voor de 
derde maal doorwerken ; to beat the pipeclay 
in the third vat; seraaber. 

Pfeifenfirnisz, m. hd. Vernis voor 
orgelpijpen ; pipe-varnish; vernis de pipes. 

Pfeifenform, f. hd. Gedaante van een 
orgel, plaatsing van de orgelpijpen ; organframe; 
forme d'orgue. 

-- PFEILSTEIN. 

Pfeifenformer, m. hd., v. kaster. 

Pfeifenfuss einer orgelpfeife, m. 
hd. Mond van een orgelpijp ; mouth of an 
organ-pipe; bouche de tuyau d'orgue. 

Pfeifenglasur, f. ltd Pijpenglazuur; 
pipe-glaze; vernissure de pipes. 
Pfeifenkern, m. hd., V. pied de 
tuyau. 
I'feifenkopf, m. hd. , v. fourneau 
de pipe. 
Pfeifenkopfmodel, f. hd., v. etampeux. 
Pfeifenmaeher, m. hd. Pijpenmaker; 
pipe-maker; faiseur de pipes. 

Pfeifenmundsti ck, m. hd. Mond stuk 
van een tabakspijp; tobacco-pipe-tip; 
embouchure d'une .pipe. 

Pfeifenräumer, m. hd. Pijpuithaalder; 
pipe-cleanser; cure-pipe. 
Pfeifenrohr, n. hd. Pijpenroer ; tobacco-
pipe-tube; tuyau de pipe. 
Pfeifenrohrbohrer, in. hd. Pijpen 


roerenboor; pipe-tube-borer; broche. 
Pfeifenthon, m . hd., V. pfeifenerde. 
Pfeifenwerk , n. hd. Pijpwerk van een 

orgel ; works of an organ; tuyaux d'orgues. 

Pfeifholz, n. hd. Eiken timmerhout, 
3 meter lang en 15 centimeter breed ; oaktimber; 
morceau de chêrie. 

Pfeil, m. hd. Pijl ; arrow, dart; flèche. 

V. flèche d'un arc. 
Pfeileisen, n. hd. Punt van een pijl; 
head of an arrow; pointe de flèche. 
Pfeiler, m. hd., v. massif i) . — v. 
massif long. v. montant a. z;. 
••• P. einer brucke, brug pijler; pier; 
pile. — P. einer s ,ule, v. ft i). 

Pfeilerbogen, m. hd., v. pier-arch. 
Pfeilerbri cke, f. hd. Brug op pij lers 
gebouwd ; bridge on piles; pont á piliers. 

Pfeilerfuss, m. hd. Klein verdedigingswerk 
tot dekking van een bolwerk ; counterguard; 
contre-gaide. 

Pfeilern, v. n. hd. Met kolommen ondersteunen, 
van koinmmen voorzien ; to pillar; 
garnir de piliers, soutenir par des piliers. 

Pfeilerplatte, f. hd., v. platine. 
Pfeilerspiegel, in. hd. Penantspiegel ; 

pier glass; trumeau. 
Pfeilerstein, in. hd., V. basalt. 
Pfeilertiseh, in. hd. Penanttafel ; pier


table; table de trumeau. : v. ancone. 
Pfeilerweite, f. lid., v. entrecolonnement. 
Pfeilf®rmig, adj. hd. Puntig, pijivormig; 
like an arrow; en forrne de flèche. 

Pfeilháhe, f. hd., v. flèche d'un 
arc. P. eines gewölbes, v. montee 
de voute. 

Pfeilk®eher, m. hd. Pijlkoker; quieer; 
t;arquois, trousse. 
Pfeilschanze, f. hd., v. flèche 1). 
^•• V. arrow. 
Pfeilschrift, f. hul. Pijlschrift; arrowtype; 
flèche. 
Pfeilstein, in. hd., V. belemnit. 


PFENNIG 

Pfennig, m. hd. Penning, klein muntstuk 
; penny, farthing; denier. 
Pfenniggewieht, n. hd. Gewicht van 
vijftien grein; penny-weight; quart de drachme. 

Pferch, m. hd. Park, afgesloten ruimte 
waarin dieren gehouden worden ; fold, sheepfold; 
parc. 

Pferd, n. hd., v. foot-rope 2). — 
Kleines p., v. cheval ij. 

Eferdeauge, n. hd. Hangers, oogen 
van het paard ; eye, stirrup of the horserope; 
oeillet, boucle de marche-pied. 

Pferdebesehlag, rn. hd. Paardenbeslag; 
shoeing of horses; ferrure de cheval. 
Pferdebri ste, f. hd. Paardenborstel; 

horse-brost; brosse à panser les chevaux. 
Pferdedecke, f. hd., v. housing. 
Pferdefl.eischholz, n. hd. Paarden 

; horse-flesh-mahogany; bois de-vleeschhout 
suriname. 
Pferdefiihrer, m. hd. Voerman in 

mijnwerken ; driver; toucbeur. [3). 
Pferdegeschirr, n. hd., v. harnais 
Pferdegápel, m. hd. Paardenmolen, 

rosmolen ; whim drawn by horses; machine à 
molettes tiree par des chevaux. ~ v. 
horse-capstan. 

Pferdegurt, m. hd. Singel, buikriem; 

tingle; sangle. 
Pferdehaar, n. hd., v. erin 1). 
Pferdehaargewebe, n. hd. Haar


doek ; horsehair web; tissu-crin. 
Pferdeharke,f.hd., v. hakenpflug. 
Pferdekamm, m. hd. Paardenkam; 

horse-comb; peigne a panser les chevaux. 

Pferde kasten, m. hd. Afdeeling voor 
één paard, in een spoorwagen tot vervoer 
van paarden ; stall in a horse-box; case. 

Pferdekraft, f. hd., v. cheval-vapour. 


Pferdekrippe, f. hd. Krib, voerbak 
in een paardenstal; horse-crib; mangeoire, 
crèche du cbeval. 

Pferdekummet, n. hd., v. collar s). 
Pferdelien, f. hd., v. grelien. 
Pferdemist, m. hd, Paardenmist; 

horse-dung; ventre de cheval. 
Pferdemuhle, f. hd , v. horse-mill. 
Pferdesattel, m. hd. Zadel (voor paar


den) ; saddle, horse-saddle; selle de cheval. 
Pferdeschellen, f. pl. hd. Bellen, 
kattenbellen ; horse-bells; grelots 
Pferdestriegel, m. hd. Roskam.; 

curry-comb; étrille. 
Pferdezaum, m. hd., v. bride 1). 
Pfette, f. hd., V. bandholz c). 
Pfetzzange, f. hd., V. barnacles. 
Pflanzenbase, f. hd., v. alcaloid. 
Pflanzenchernie, f. hd., v. phy


tochimie. 
Pflanzenfarbe, f. hd., v. vegeta


ble color, s. color. 
Pflanzenfibrin, n. hd., v. fibrin ij. 
Pflanzenkohle, t. hd., v. charbon 

végétal. (aschensalz. 
Pflanzenlaugensalz, n. hd., v. 

PFLUTGKETTE. 825 

Pflanzensaure, f. hd. Plantenzuur; 

vegetable acid; acide végétal. 
Pfiaster, n. hd., v. pavé. 
Pflasterblei, n. hd. Diapalmzalf ; 

lead-soap, venire soap; savon de plomb. 
Pflasterer, m. hd., V. paveur. 
Pflasterhammer, m. hd., v. mar


teau du paveur. 
Pflastern, v. a. hd., v. paver. •• 

Einen fussboden p., v. carreler. 
Pflasterramme, f. hd., v. dame 3). 
Pflasterstein, m. hd., v. pavé 1). 
Pflasterziegel,m.hd., V. carreau l). 
Pflaumenspiritus, m. hd., v. es


prit de prunes. 
Pfiieht, f. hd. Plecht van een schuit; 
cuddy or cabin of an decked vessel; title. 
Pflichtanker, m. hd., v. grande 
ancre, s. ancre. 
Pfichtankertau, n. hd , v. mastre


cable. 
Pflinz, m . hd., v. for spathique. 
Pfloek, m. hd., V. bolt. ~ v. ela


vette 4). — v. diebel. ~ v. cheviile 
1). — V. lardon 3). — v. ab


steckpfahl. (bohrer. 
Pflbekbohrer, m hd., v. berg-
Pflbeke ro. pl. hd. zum richtigen 

zusammenfi gen, v. cheville de 

repère. 
Pflöeken, v. a. hd , v. to bolt. 
Pflockhammer, m. hd., v. ab 

-schlichthammer. 
Pfloekholz, n. hd., V. feuton 4). 
Pflocksehiessen, n. hd. Het laten 

springen eener rots; blasting; action de faire 
sauter une roche. 
Eflockschneider, m. hd., v. che


villeur. 
Piionz, M. hd., v. for spathique. 
Pfluckeisen, n. hd., v. burling


iron. 
Pfi cken, v. a. hd., v. ausputzen.
Pflu ekgestell, n. hd. Nopban k ; desk 

for knotting; pupitre à épincer. 
Pflug, m. hd., v. charrue 2). — v.

drag 2) . 

Pflugbalken, Pflugbaum, m. hd., 

V. flèche d'une charrue. 
Pflugdeichsel, f. hd. Dissel van de 
ploeg; plough-pole; timon de charrue. 
Pflugeisen, n. hd., v. coutre f2). 
Pfli gen, v. a. hd. Ploegen; to plough; 

laborer. — V. draguer le fond. — v. 
to groove. 
Pfluggalgen, m. hd. Ploeggalg; po 
potence de la charrue.-tance of the plough; 

Pfluggestell, n. hd. Voorstel van een 
ploeg; collar, pillow, fore axle-tree of a 
plough; avant-train de la charrue, sellette. 

Pflughaupt, n. hd., v. essieu de 

la charrue. 

Pflugkeil, m. hd. Wig van de ploeg; 
ploubda-wedge; coin de la charrue. 
Pflugkette, f. hd. Ploegketting; ploughtrace; 
chaine de la charrue. 


826 PFLUGKORPER 

Pfiugkörper, m. hd. Lichaam van de 
ploeg ; body of the plough; corps de la 
charrue. 

Pflugkraftmesser, m. hd. Dynamometer 
voor ploegen ; dynamometer of the 
plough; dynamométre de la charrue. 

Pflugkrumme, f hd. Bocht van de 
ploeg ; curvature of the plough; courbure 
de la charme. 

Pflugmacher, m. hd. Ploegenmaker; 
plough-wright; charron. 

Pflugmesser, n. hd., v. coutre 2). 

Pfiugnase, f. hd. Neus, punt van de 
ploegschaar ; plough-nose; bec du sip ou soc. 

Pflugrad, n. hd. Wiel van een ploeg; 
plough-wheel; roue de la charrue. 
Pflugreh, n. hd., v. pflugsterz. 
Pflugreute, f. hd. Ploegstok; plough


staff; curoir, curon. 

Pflugschar, f. hd. Ploegschaam ; ploughshare; 
soc de la charrue. - Säbelförmige 
p., kromme ploegschaar; swordshaped 
plough-share; ritton. 

Pflugschraube, f. hd. Schroef van 
de ploeg ; plough-screw; vis de bouvais. 

Pfiugsterz, m., Pflugsterze, f. hd. 
Staart van de ploeg; plough-tail, ploughhandle; 
mancheron de la charrue, manche, 
queue. 

Plugsturze, f. hd. Wrong van de 
ploeg ; mould-board, ; ore'ille de charrue, 
versoir. 

Pflugtreiber, m. hd. Drijver, voerman, 
jongen, die op de paarden van 't 
voorspan past; driver; touucheur. 

P$ugwage, f. hd. Zweng van de ploeg; 
balance of the plough; volde de la charrue. 

Pflugwetter, n. hd. Handvat, greep 
van de ploeg ; hind-bean ; paumillon de 
charrue. 

Pfli tzig, adj. hd. Gevlamd, gewaterd 
(van geweven stoffen); tattled; tabise, ayant 
des flambures. 

Pfortdrempel, m. hd. Dorpel van do 
geschutpoort; port-sill; seuillet. 
Pforte, f. hd., V. door. ~ Geschut 
port-hole; sabord.-poort ; 
Pforthángen, f. pl. hd., v. pentures 
des sabords. 
Pfortlaken, n. hd , v. frise des 
sabords. (sabord. 

Pfortli cke, f. hd., v. panneau de 

PfQrtner, m. hd. Portier; door-keeper; 
portier. 

Pfortsegel, n. hd Zeildoek, waarmede 
de luiken aan boord worden overtrokken; 
portsail; voile it lest, prélart. 

Pforttalje, f. hd., v. palan de sa


bort. 

Pföstehen, n. hd., v. border eng. 4). 

Pfoste, f. hd., v. chandelle ij. 

v. hangesule. 
Pfosten, in. hd., v. collar. 1) & 
cross-bar i). — v. montant ta. 1). 

— P. des ruders, v. main-piece 
of a rudder. 
-- PHARMACOSIDÉRITE. 

Pframen der dampfmaschine, 

m. hd., V. bati 3) . 
Pfriem, m. hd., v. aale.—v. bunzen. 
Pfriemchen n. hd. ein rad damit 
aus seiner lage zu treiben, v. de


rivoir. 
Pfriemeisen, n. hd., v. epinglette. 
Pfropf, m. hd , v. bouchon 1). — 

V. tampon en bois. ® Prop, stop voor 
de trekgaten van een chemische oven ;prop 
of the registers; tirelle. 
Pfropfen, m. pl. hd., v. bouchon 1). 
Pfropfen, v. a. hd., v. einfalzen 1). 
Pfropfhammer, m. hd. Hamer, waar


mede kurken op tlesschen worden geslagen, 
kurkhamer; mallet for corking bottles; épitoir, 
mallet it boucher les bouteilles. 

Pfropfmesser, n. hd. Oculeermes; 
knie for inoculating; greffoir, entoir. 
Pfropfzieher, m. hd. Kurkentrekker; 
cork-screw; tire-bouchon. 
Pfudeisen, Pfuhleisen, n. hd., v. 
collar 8) . 

Pfuhl, Pfi hl, m. hd., v. baguette 
5). ® Gedruckte p., v. moulure 
ovale. ® Gewundener p., kabellijst; 
cable-moulding; spire. ® v. mare. 

Pfuhlbaum, m. hd. Asboom van den 
mijnkaapstand; windlass-tree; dévidoir dune 
machine à moieties. 

Pfuhleimer, m. hd., v. bergeimer. 
Pfuhlmeissel, ni. hd. Holle schaafbeitel; 
cocked-bead; boudin. 
Pfund, n. hd. Pond (oud gewicht); 
pound; livre f. 

Pfundholz, n. hd. Verwijdingshouten 
(in den bergbouw); widening-boards; Bois 
d'élargissement. 

Pfundigeszinn, n. hd. Met lood ver 
lead-alloyed tin; bas étain.-mengd tin ; 
Pfundleder, n. hd., v. cuir a semelles. 
Pfundnâgel, m. pl. hd. Spijkers; 
pound-nails; taranche. 

Pfundsohle, f. hd Dikke zool, zool 
van zwaar leder; stout sole; semelle de 
gros cuir. (mun. 

Pfundzinn, f. hd., v. étain cor-

Pfutze, f. hd. Poel, stilstaand water 
in de mijnen ; pool of stagnant water; mare 
d'eau croupissante. 

Phaéton, m. fr., Phaeton, m. hd. 
Phaeton, soort van rijtuig.

/-

Phantasieeinfassung, f. hd. Rand 
op den omslag van een boek ; fancy-frame; 
cadre de fantaisie. (yarn, 

Phantasiegarn, n. hd , v. fancy-
Phare, m. fr., Pharos, eng , v. 
beacon. 
Pharmaealite, eng , v. arséniate 
de chaux. 

Pharmacien, m. fr. Artsenijbereider, 
apotheker ; apothecary; apotheker, pharmaceut. 


Pharmacitis, eng., v. ampélite. 
Pharmacosidérite, f. fr. Arsenik



IHARMAKOLITH - PHYSICO-MATHEMATICS. 827 


zuur ijzer, teerlingerts ; cube-ore, arseniate 
of iron; arsenisäures eisen, wtirfelerz. 
Pharmakolith, in. hd., v. arseniksaurer 
kalk, s. kalk. 
Phelloplastique, f. fr., Phelloplastics, 
eng., v. felloplastique. 

Phônicine, f fr., Phenicine, eng. 
Indigopu rper ; purpurschwefeisaure indig purper, 
indigopurper. 

Philister, ni. ltd. Afgewerkte, versietefi 
kaarde ; worn-out card; aarde usde. -
Houten pennetje der huipers; peg; cheviile. 

Phillipsite, rn. fr., V. buntkupfererz. 


Philosophenöl, a. hd., v. brandiges 
öl, s. öl. 

Philosophical wool, eng , V. COton 
philosophique. 

Philosophic f. fr. Dix, Dessendiaan, 
lettersoort tussclien mediaan en garmond 
; small pica; rheinlander, descendiain. 

Philosophic t. lid. (kleine), v. 
garmond. 

Philosophisehes goldsalz, ii. hd. 
Oude benaming der zure zwaveizure kali; 
id-sulphate of potash; bisul phate de potasse. 

Phiole, f. lid., Phial, eng. Kook


kolfje ; fib/c, petit niatras. 
Phlegm, enq., v. flüssigkeit o). 
Phiogistik, t. lid., Phlogistic


system, eng Chemische theorie van Stahl; 
système plilogistique. 
Phlogistique, in. [r., v. air inflammable. 
Phlogistique, adj. fr., Phlogistic, 
eng. , v. entzündbar. 

Phlogistische luft, t. lid., Phlo


gistic—air, eng. Stikstof ; air phlogistique, 

azote. 

Phlogjstisiren v. a. hd. to Phlogisticate, 
Herleiden (van een oxide); 
désoxyder. [stoff ij. 

Phlogiston, in. fr eng., v. brenu-
Phonolithe, in. fr. & eng., Phonolith, 
in. lid., v. clink-stone. 
Phonomèter, m. fr.. Phonometer, 

m. lid. y eng. Geluidsmeter; schailmesser. 
. Phosgen, m. hd. Lichtgevend element; 
luminous element; principe 1unineux. 
Phosphate de Ier, m. fr., v. blaueisenstein. 
Phosphates, f. p1. fr. cy eng. Phosphorzure 
zouten ; phosphorsaurer salze. 
Phosphor rn hd. (Homberg's), v. 
chiorcalcium. 

Phosphore, in. fr., Phosphorus, 
enp., Phosphor, m. hd. t eng. Phosphor, 
phosphorus; leuchtstein. - P. rouge, 

P. amorphe, roode, amorphe, niet gekristalliseeide, 
niet vergiftige, onschadelijke 
phosphorus. 
Phosphorescence, t. fr. & eng., 
Phosphorescenz, t. hd. Nalichten. 

Phosphorescent, onto, adj. fr., 
Phosphorescent, eng., Phospho 
rescirend, hd. Nalichtende. 

Phosphorfeuerzeug, n. hd., v. 
briquet chimique. 

Phosphorgias, n. hd. Glasparel met 
phosphorzuur ; phosphoric-glass; verre phosphorique. 


Phosphoric—acid,eng.,Phosphorsäure, 
f. hd. Phosphorzuur; acide phosphorique. 


Phosphoric-glass, eng. , v . phosphorgias. 
Phosphoric-match, eng., v. allumettes 
allemandes 

Phosphorit, n. Pd., v. apatit 

Phosphorite, eng., Phosphuro, 

m. fr., Phosphormetall, n. hd. Soort 
van kallcachtige aarde, amorphe phosphorzure 
kalk. (apatit. 
Phosphorkalkstein, m. hd., v. 
Phosphorleuchten , n. hd. , v. 


phosphorescence. 
Phosphorleuchtend, adj. hd., v. 

phosphorescent. (matin. 
Phosphorus, in. hd., v. étoile du 

Phosphorus-box, eng., v. briquet 
chimique. 

Phosphorwasserstoffgas, ii. hd. 
Phosphorwaterstofgas ; phosphoretted-hydrogen 
gas; gaz liydrogène phosphorë. 

Phosphures, m. p1. (r., Phosphorides, 
eng., Phosphormetalle, a. p1. 

hd. Phosphormetalen. 

Phosphuretted-hydrogen gas, 
eng., v. phosphorwasserstoffgas. 
Photizite, f. fr. & eng. Mangaankiezei 
; mangankiesel. 

Photogalvanographie, f. hd. & fr., 
Photo-galvanography, eng. Langs 
electro-gal vanischen weg gekopieerde daguerreotypeplaat. 


Photogène, m. fr., Photogen, n. 

hd. & eng. Photogeen -olie, eene vloeibare 

koolwaterstofverbiriding. 

Photogenic-drawing, eng., v. da


guerréotyp. 

, Photographic, r. fr. & hd., Pho


tography, eng. Afbeeldingen gemaakt door 

het licht, V. daguerréotypie. 

Photolithographie, f. fr. & hd.., 

Photolithography, eng. Lichtbeelden 

op steen, die even als gewone gravures of 

teekeningen kunnen afgedrukt worden. 

Photometer, u. hd. & eng., Pho


tomètre, m. fr., v. lichtmessr. 

Photométrie, I fr., Photome


try. eng. Het bepalen van de iichtsterkte, 

lichtmeting ; lichimessung. 

Photophore, m. fr., v. lichttrager. 

Phtanite, t. fr. & hd., v. flinty 

slate. 

Phylinbiende, f. hd., v. arsénic 

suiphuré jaune. 

Phyllade, m. fr, V. clay-slate. 

Physeter, eng., v. filter. 

Physicien, m. fr., v. experimen


tat3ur. 

Physico-mathematics, eng. Wis



828 PHYSICS 

kundige natuurkunde ; mathematische physik; 
science physico-mathematique. 
Physics, eng , Physik, f. hd., v. 
natural-philosophie. 
Physikalisch, adj. hd., Physical 
eng. de Physique, fr. Natuurkundige. 

Physikalische werkzeuge, n. pi. 
hd., Physical-instruments, eng. Natuurkundige 
werktuigen; instruments de physique. 
(tateur. 

Physiker, M. hd., V. expérimen-

Physique f. fr. generale, v. na 

-tural-philosophy. 

Phytochimie f. fr. Chimie vé-y 
gétale, Plantenscheikunde; vegetable chemistry; 
pflanzenchemie. 

Pie, m. fr. Groote breekhamer, vuist, 
der metselaars; large hammer of masons; 
schellhammer, bosshammer, possekel, posligel. 

V. keilhaue. — v. erdhaue. iV. 
hacke. - P. d'avaleresse, Avaleur, 
howeel bij het maken eener mijn 
gebruik ; sinker; senker. — P.-schacht in 
a, deux branches, v. doppelhaue. 
s P. à feuille de sauge, v. haue 
2). — P. à la houille, Haveresse, 
Havrieau, howeel voor het losbreken 
der steenkolen, in Belgie; pike for holing, 
holer's pike; schramhaue, sebrhmhaue. 

P. à pierre, P. à roe, v. keilhacke. 
— P. a rocher, P. a tête, Gros 
p., V. grelet 3) . ~ P. é tranche, 
dissel ; broath pick; radehacke, breitbaue, 
flkcbhaue. — P. à tranche et pointe, 
puntdissel, disselhoweel; double pick; dop pelhacke, 
doppelhaue, fldchspitze, spitzflache. 
— P. à deux pointes, v. pointe. 
Pie (à,), adj. fr. Bijna recht op en neder; 
apeak, apeek; steil auf and nieder. — 
L' ancre est à p., v. s. ancre. 
Le cable est a peu près a p. ou 
a plus ou moins long p., de kabel 
staat steil ; the cable is at a long peak; das 
ankertau steht stagweise. 

Pica, eng., V. cicero. Double-p., 

V. parangon. — Middle p., v. mittelcicero. 
•• Small p., v. cicero 
approché. -• Two lines p., v. deux 
points de cicero, s. cicero. — Two 
lines double p., V. gros canon, s. 
canon c. — Eight lines p., v. double 
canon, s. canon c. 
Pic dil, m. fr. Glasslakken die overvloeien 
; flown-out sandiver ; ausgelaufene 
glasschlacke. 

Pieadit, m. fr. Glasmassa, die door 
den rooster in bet ascbgat valt; glass which 
overflows and remains in the hearth; heerdglas. 


Pichen, v. a. hd. Pikken, met pik besmeren; 
to pitch; poisser, empoisser. 
Pichholz, n. hd. Likhout der schoen 
polisher; lissoir polissoir.-makers ; 

Pic—hoyau, m. fr. Pikboweel; pick, 
picker, pick-axe; spitzhaue, kreuzhaue, kreuzbacke, 
kreuzpickel. 

PICOT. 

Pichleinwand, r. hd. Gepikt doek; 
pitch-linen; toile poissée. 
Pichwachs, n. hd. Zwarte was; propulis; 
propolis. 
Piek, eng., v. pie-hoyau. — v. 

duite. _ V. ordure. — v. fl the 2). 

— Double pointed p., v. pointe. 
— Push-p., v. langue de boeuf b. 
— P. for scaling boilers, V. fegehammer. 
Piek (to), eng., V. égrateronner. 

— V. énouer. — V. aufrauhen 2) . 
To p. the cotton, v. étauper 4). 
— To p. up the pies, een in pastei 
gevallen vorm distrueeren ; die zwiebelfische 
auslesen; trier les patés. — To p. up 
letters, V. lever la lettre. ~ He 
p-s up well, v. it lève bien, s. 
lever. 
Pick-axe, eng., v. pie à deux 

pointes, s. pointe. 
Pickax-hammer, eng., v. grelet 3). 
Pieke, f., Piekel, m. hd., v. erd


haue. — V. hacke. — P. zum hauen 
der muhlsteine, v. bille 2). 

Pickelhaube, f. hd. Soort van ijzeren 
helm zonder visser in den vorm van 
een hoed ; morion, steel-cap; morion, bourguignotte. 


Picker, eng., v. bascule d'un métier. 
~ V. burler. — v. ausraumer 
4) . ~ V. éplucheur. — v. marteau 
de triage. — V. épinglette. — 

Horse-p., V. cure-pied. 

Picket, eng., v. fiche à marquer. 
Pennen van den meetketting; ketten


stab, kettenhalter; baton, piquet. 
Picket, m. hd., v. fiche a marquer. 
Pickhacke, f. hd., V. pic-hoyau. 
Pickhammer, m. hd., v. picax


hammer. 

Piek-hammer, eng., v. brechhammer. 
~ Tandhamer der steenhouwers 
; zahnhammer; marteau à dents. 

Pickharz, n. hd. Ongezuiverde hars; 
unrefined, crude resin; résine encore remplie 
de crudités. 

Picking, eng., v. burling. — Pluizen 
van wol ; zupfen, zausen; opdration de 
trier, pluser. ~ V. fly-cord. — P. of 
ores, bet uitzoeken van het erts; scheidung, 
handscheidung; triage, triage li la 
main. — P.-out threads, v. ausfasern. 
— P-s of feathers, v. fe 

-dersehleissen. 
Pickling, eng., v. décapage 1).
Pick-lock, eng., v. crochet 3). 
Piekpoint, eng., v. pie à deux 

pointes, S. pointe. 
Piekschiefer, m. hd., V. ecailles 6). 
Picktau, n. hd., v. balancine de 

gui. [5). 

Picolet m. fr. Verterelle, v. bridle 
Picot, m. fr: Punthamer (in de steen 
gebruik); pick, pick-hammer; spitz--groeven in 
hammer. — Wig voor het dichtdrijven van 


PICOTAGE --- PIED. 829 


een waterdichte mijnputbekleeding; wedge, 

spare; keil zunn verdichten, spitzkeil. 

Picotage, m. fr. kabinetwerk met 

kleine stukjes ingelegd ; splinter-work; stip 

-pelform, stippelarbeit. 

Picoter v. a. fr. un euvelage, 
Opwiggen, dichtwiggen van de waterdichte 
bekleeding van een mijnput; to wedge a 
tabbing or crib; verdichten, verkeilen, eiher 
wasserdichten schacht ausbau. 

Picots, m. p1. fr., v. pin—points. 
Pieotte, f. fr. Soort van wollen ge 
stof; kind of woollen stuff; art-weven 
wollenzeug. . 
Picture-frames eng. (plain), v. 

passions. (théque. 

Picture-galery, eng., v. pinaco-

Pie, eng., v. paté. 

Pièce, f. fr. Proef, proefstuk ; speci


men; probestuck. i Maat voor timmer 

een stuk van 12 voet lang en 6 duim-hout, 
vierkant, rijnl. maat; volume of wood, a 
piece of 12 feet long on 6 inches in the 
square; stabruthe. r P. ajautée, v. 
anfuge. — P. d'artillerie, v. bouche 
à feu. P. d'alarme, v. 
larmkanone. — P. en batterie, 
van den voorwagen afgehaakt geschut; unlimbered 
gun; abgeprotzte geschutz. ~ P. 
Bien alesée, zuiver geboord kanon ; centrical 
gun, true gun; kernrechte geschutz. 

— P. de bois de brin, bepakte balk; 
whole stick of timber; der gauze bewaldrechtete 
stamm. ~ P. de campagne, 
V. • field-piece. P. de chasse, 
V. canon de chasse, s. canon a. 
P. de ceinture, randbalk van een 
pontonboot; wale; dollbaum, bordleiste. n^ 
P. de charpente, stuk timmerhout; 
piece of timber; zimmerholz. P. de 
chassis, P. de cadre, stuk van een 
vergaring (van paneelwerk) ; frame-piece, 
part of a frame; rahmenschenkel, rahrnenstUck. 
— P. crue, P. non—suite, 
ongebakken aardewerk ; raw piece of pottery; 
robes stuck. P. dégradée 
par Ie tir, buiten dienst gesteld, ver 
kanon ; unserviceable gun ; ausge--sleten 
schossene gescbiitz. P. de détente, 

P. d'éeusson, v. écusson 4). — 
P. egalisee, geschut dat voor en achter 
dezelfde metaalsterkte heeft ; disparted 
gun; gun which has no dispart; verglichene 
geschutz. — P. de four, v. brique 
t). nn- P. de frottement, P. du 
karnais, voering, binnenbekleeding van 
een haam; galling-leather; scheurerleder, unterlage 
am zuggeschirr. — P. de li 
hartwerk. — P.-quation, V. feistes 
d'un logement, kamer van een woonbuis; 
room; rauw, pièce. ~ P. de machine, 
stuk, gedeelte van een werktuig; 
piece of a machine; maschinentheil. P. 
du mi, middenstuk, bloemvignet op den 
omslag van een boek ; middle; mittelstuck. 

— P. de monnaie d' essai, proefmuntstuk 
; essay-coin; stockprobe. ~ P. 
de pouce, v. escutcheon 2) (en voeg 
daarbij : daumenblech). ~ P. de quatre, 
six, douze, vingtquatre, vier-, zes-, 
twaalf-, vierentwintig-ponder (kanonnen) 

four-, six-, twelve, twenty-four-pounder, 4-, 
6-, 12-, 24-pr.; vier-, sechs-, zwölf-, vierundzwanzio-
pfunder. — P. rapportee, 

P. de rapport, V. core 5). — P. 
de titre, stukje leder of papier voor den 
rugtitel van een boek; title-piece; titelzettel. 
-r Descendre une p. de son 
aff í1t, v. démonter un canon. — 
Faire passer une p. dans son affut 
de l'encastrement de tir á 
la position de route, een stuk geschut 
uit de bataille-tappen in de marschtappen 
leggen; to shift a gun from the firing- 
to the travelling-holes; ein kanonenrohr 
aus deur schiesslager in das marschlager legen. 
~ Monter une p. stir son aff.
t, v. monter un canon. 
Plonger une p. , een stuk geschut 
plongéren, laten duiken ; to depress a piece; 
ein gesebUtz plongiren oder senken. 
Pointer une p, de manière que 
t'axe soit dirigée au but, een stuk 
zuiver op het doel richten ; to lay a gun 
point-blank; ein geschutz zum kernechbss 
richten, in die kernricbtung legen. m~ Remettre 
une p. en batterie, een stuk 
in batterij stellen ; to run up a gun; ein 
geschutz vorbringen. 

Piece eng of artillery, P. of ord


. 

nance, v. gun. ~ P. of furniture, 

V. möbel. — P. let in or fitted in, 
v. decksti ck 1) . — By the p., 
per stuk; stïcckweise; à la pièce. ~ Dumb 
p-s, v. dumb piece To clap a 
p., v. anstttcken. 
Piece-goods, eng., v. marchandises 
en balles. 

Piecer, eng. Werkman aan de spintafel, 
die de gebroken draden maakt, der machinale 
spinnerij; andreher, stuckler; celui 
qui tord deux fill ensemble. 

Pièces, f. p1. fr., v. bohrspane. 

— (Rouleaux) rollen behangselpapier; 
rolls; stiicke, rollen. P. d'artillerie, 
v. guns, s. gun. — P. de campagne 
, v. field-artillery. .. P. 
manquées, v. ausschuss. ••. P. 
moulées, v. castings & Ier coule. 
— P. de quartier, P. de tour, 
zwaar kromhout, dat tot planken wordt gezaagd; 
ook de planken die daarvan komen; 
winding-butts; krommer, bugteo ; auch die 
planken daraus gescbnitten. 
Piécette de bleu, f. fr. Donkerste 
blauwe grond voor het zwart verven ; dark 
blue in black-dyeing; dunkelster blaugrund 
helm sch warzfdrben. 

Piece-work, eng., v. job. 

a. Pied, m. fr., v. norm 3). ~a Maat 
van een voet lang; foot; fuss, schub. ~ 
P. carré, vierkante voet; square-foot;
70 


830 PIED 

quadratfuss, geviertschub. ~ P. cube, 
kubiekvoet; cubik-foot; cubikfuss, wurfelschuh. 
~ P. etalonné, standaardvoet, 
geijkte voet; standard-foot; normalfuss. 

P. étalonné, V. étalon á coulisse 
et à nonius. — P.-de-roi, Parijsche 
voet, Fransche voet = 0,3248394 meter; 
old french-foot, parisian foot royal = 
1.066 engl. foot; pariserfuss, fortificationsfuss 
= 1.035 preuss. fuss. 
b. Pied, m. fr. Grondkleur, v. grundfarbe 
2). — (Marteau a dents), 
V. claw-hammer. — v. brecheisen. 
— P. d'aiguilles, v. nadelbleie. 
— P. de la batterie, voet 
van het pandeksel van een vuursteenslot; 
toe; fuss, unterhieb, trug, trager. ~ P. 
de cheminée, schoorsteenvoet, zware 
ijzeren ring op den stoomketel eenex stoomboot, 
waaraan de schoorsteen is vastgemaakt; 
th`oat of a c;timney; schornsteinfuss. 
i P. de chevalet, been van den 
bruggebok; leg of the trestle; bockbein, fuss 
des briickenbocks. ~ P. de chèvre, 
Pince, V. brecheisen. ~ P. de la 
chèvre, Bicoq, achterstijl van een bok; 
pry pole of the triangle-gin; schenkel des 
hebezeugs, hebezeugstritze. ~ P. de chevron, 
ondereind van een dakspar; heel of 
a rafter; sparrenfuss. ~ P. de eire, 
onderkant van den gegoten waskoek; underside 
of the wax-cake; unterseite des wachskuches. 
— P. de cornier, v. corner-
post. — P. d'un corps d'arbre, 
v. butt-end. P. carré, P. 
croisé, V. cross-foot. — P. de la 
cuve, V. patée. ~ P. d'étable, v. 
ambossklotz. — P. de fontaine, 
balustrade van een fonteinbekken ; ballister of 
the vase of a fountain; brunnendocke, docke 
einer brunnenschale P. fort, proefslag, 
proefmunt; standard-piece; probeschlag, 
probemunze. ~ P. du glacis, voet van 
het glacis; foot of the glacis; glacisfuss. 
P. horaire, uurbos; horary-foot; stundenfuss. 
— P. d'un mat, v. heel of 
a mast. — P. de mouche, verwijzingsteeken; 
sign of reference; nachweisungszeichen. 
~ P. de mur, v. embasement 
1) . — P. du mur, v. empattement 
3). ~ P. d'une perpendiculaire, 
voet van eene loodljn ; 
foot of a perpendicular; fusspunkt. P. 
d'un piédestal, v. base d'une colonne, 
piédestal. ~ P. dune 
presse, voetstuk van een drukpers; feet; 
fussgestell. ~ P. du ressort de batterie, 
stift van de pandekselveer van een 
vuursteenslot; stud; stift. ~ P. de rustine, 
v. filling-place. — P. du 
tourniquet, v. haspelgerust. — P. 
de tuyau, Noyau de tuyau, voet 
van een orgelpijp; block, foot; pfeifenboden, 
pfeifenblock, pfeifenkern. 
Pied-de-biche, Pied-de-chèvre, 
m fr., v. brecheisen. r Marteau 

PIERCED. 

à p., v. claw-hammer. — Tang van 
een schrijnwerkersbank; holdfast for planing; 
bankzwinge. ~ v. emboutissoir. s 

V. brechbetel. -Gebroken of gebogen 
lichter in uurwerken; wheel-click; gebroche. 
ner ausbeber - v. click 1) ~ P. de 
la roue á rochet d'une scierie, v. 
cliquet de la roue a rochet. 

Pied-de-chèvre m. fr. Acotai, 

Geitenvoet , geitenpoot der papiermakers; 
kind of tool used in paper-making; ziegenfuss. 
~ Klauwhamertje om de drukballen 
te bekleeden ; ball-tool; geissfuss. 

Pied-droit, m. fr , v. prop of a 
set of timber in a galerg. ® P. 
sous un arc-doubleau, vooruitstekende 
balk van een keldergewelf; projected 
pier of a cellar-vault; gurtbogenvorlage, 
gurtpfeiler. ~ P. de cheminée, schoorsteenpilasters; 
chimney-jarnbs; kamingewande. 

— P. de fenétre, v. fenstergewände. 
— P. d'un muraillement 
de galerie, zijmuur van de steenen bekleeding 
in een mijngang; lateral wall of 
the brick-work in a gallery; seheibenmauer 
einer stollenmauerung. — P. de pont, 
V. bruckenpfahl. ~ P. de ponte, 
V. jamb. — P. de pierre, de bois, 
steenen, houten stijl ; jamb-stone, jamb-post; 
steingewbnde , holzgewbnde. ~ P. de 
voute, v. abutment. 
Piédestal, m. fr., V. fussgestell 
einer saule. — P. continu, Soubassement 
d'une colonnade, Stylobate, 
doorloopende zuilenvoet, stylobate; 
stereobate, stylobate ; saulenstubl, fortlaufende 
piedestal, stylobat. ~ P. en fer 
fondu d'une paire de meules, gegoten 
ijzeren onderstel van een paar maal 

pedestal, lower-framing, standard-steenen ; 
of a couple of mill-stones; sdule, gestell, 
gusseiserne stknder eines mahlganges. 

Piedestal, n. hd., v. piédestal fr. 
Piedestal, eng., v. meule. 
Piédouche, m. fr., v. bilderfuss. 
Pieke, f. hd. Piek ; pike; pique. 
Piekeisen, n. hd. Punt van de piek; 

iron of a pike; fer de la pique. 
Piekholz, n. hd., v. fourcat. 
Piekschaft, m. hd. Stok van eene piek; 

pikesha ft, pikestaff; hampe d'une pique. 
Piekstück, n. hd., v. fourcat. 
Pier, eng., v. j etée d'un port. 

V. fenstergewände. — v. merlon. 
— V. débarcadère 2). ~ Floating 
p-s, drijvende leggers van eene vlotbrug; 
schwimmende unterlagen; supports flottants. 

-Fixed p-s, leggers van eene vaste 
brug; stehende unterlagen; supports fixes. 
Pier-arch, eng. Penantboog; p feilerbogen; 
are dou blea u . 
Pierce (to), eng., V. forer. — To 

p. through and through, v. durchbohren. 
Pierced work, eng., v. ouvrage 
perce, s. ouvrage a. 


PIERCER -- PIERRE. 831 


Piercer, eng., v. nachsehroter. 
•• V. ansteckbohrer. — Bros, rechte 
els van den boekbinder; stecheisen; fer. — 

P. for the drawing plates, boor 
voor de gaten der trekplaat ; richtspille, 
richtspindel; foret a percer les filières. 
Piercing-saw, eng., v. buhl-saw. 
Pier-glas, eng., v. pfeilerspiegel. 
Pierraille, f. fr., v. galet 1). — 

Geklopte steen voor puinwegen ; brokenstones; 
steinschlag, knack, schotter. 

a. Pierre, f. fr. Steen, gegraven steen; 
stone; stein. — P. d'azur, v. lapis g). 
~ P. de bologne, v. barytspath. 
— P. à briquet, v. feuerstein. — 
P. a cautère, v. aetzkali. — P. 
àa chaudron, v. pierre ollaire. 
P. de Croix, Harmotome, kalk of 
baryt harmotoom, kruissteen ; cross stone; 
kreuzstein. — P. épaisse, v. dick— 
stein. — P. faible , v. diamant 
taillé en table. ~ P. filtrante, P. 
a filtre, v. filtering- stone. e P. 
graphique, P. hébraique, tafelgraniet, 
schrijfgraniet; graphic-granite, graphicstone; 
schriftgraniet, hebrdische stein. '® 
P. grasse, V. nepheline. — P. hépatique, 
v. hépatit. ~ P.-s d'indigo, 
blokken, stukken indigo; tiles of 
indigo; indigoplattcben. — P. infernale, 
helsche steen, gesmolten salpeterzuur zilver; 
infernal-stone, lunar-caustic; hbllenstein. 
— P. d'italie, Schiste graphique, 
leisteen (om op te schrijven); graphic-slate; 
zeichnenschiefer. — P. de Labrador, 
V. labradorstein. — P. a lancettes, 
wetsteen ; whet-stone; wetzschiefer. ~ 
P. de liais, v. liais. ~ P. lithographique, 
lithographische steen; lithographic-
stone; lithographische stein. — P. 
de lune, v. moonstone. ~ P. de 
Lydie, v. lydian-stone. — P. à 
marmite, v. pierre ollaire. ~ P. 
météorique, v. metheorie-stone. 
P. à meule, poreuse quarts voor 
molensteenen ; quarz-rock; poröse quarzgestein. 
— P. meulière de La Fertésous-
Jouarre, v. burrstein. ~ P. 
meulière du Rhin, Lavabasalt, molensteen 
van den Rijn ; scorious basalt; 
rheinische muhistein, lavamuhlstein. e P. 
a mouches, vliegensteen, scherfkobalt; 
flaky arsenic, cobaltum; fliegenstein. — P. 
ollaire, soort van speksteen; pot stone; 
topfstein, laverstein. — P. de Périgueux, 
v. glassseife. — P. à platre, 
v. gips 2). — P. de pois, Pisolithe, 
v. erbsenstein, ~ P. ponce, 
Ponce, v. bimstein. — P. a pots, 
v. pierre ollaire. — P. précieuse 
artificielle, v. edelstein 3) . ~ P. 
a rosette, v. diamant-rose. — P. 
sanguine, Sanguine, v. bloodstone 
i ). ~ P. de savors, zeepsteen; 
soap-stone; seifenstein. ~ P. de scone, 
slakkensteen, slakken; slag-stone; schlackenstein. 
~ P. spéculaire, v. glimmer 
& fraueneis. ~ P. de soleil, v. 
avanturin. — P. de strass, v. diamant 
artificial. ~ P. tendre, v. 
loamy marl, s. marl. — P. de 
trass, tufsteen ; trass; trass. 

b. Pierre, f. fr. Steen voor technisch 
gebruik ; stone; stein. ~ P. a adoucir, 
wetsteen; rubber, slip; handschieitstein. — 
P. a aiguiser, v. abziehstein. ~ 
P. à, aiguiser à l'eau, wetsteen des 
timmermans; water-stone; wasserstein. 
P. a aiguiser à Thuile, oliesteen, v. 
blstein. ~ P. á battre, v. beatingstone. 
•• P. à brunir, v. brunirstein. 
•• P. calaminaire, v. calamine. 
— P. demi-douce, P. demi-
rude, half zachte slijpsteen ; semisoft-
rubber; halblinde schleifstein. — P. 
a dorer, v. blood-stone 3) . — P. 
douce, zachte, fijne slijpsteen ; soft-rubber; 
linde schleifstein. ' — P. à faux, 
P. à aiguiser la faux, steen voor het 
aanzetten van de zeis of sikkel ; stone for 
sharpening scythes and sickles; dengelstein. 
— P. à feu, v. batteriestein. ~ 
P. du levant, v. ti rkischer ölstein, 
s. ölstein. — P. de moule, 
V. formnase. — P. de pore, v. bistein 
2). — P. à rasoir, v. novaculite. 
~ P. de rémouleur, slipsteen, 
draaisteen, V. grind. • P. rude, 
grove wetsteen ; rough whetstone; rauher 
wetzstein. — P. de rustirae, v. $1ling-
place. — P. de sole, v. bed 
4). ~ P. de taille de remplissage, 
V. f ullquaden. ~ P. de touche, 
toetssteen; touch-stone; probirstein, stríchstein. 
— P. de vitriol, v. atramentaire. 
— P. volante, v. floeke 2). 
c. Pierre f. fr. à batir, v. baustein. 
— P. d'appareil, v. ashlar. 
i P. d'attente, v. harpe 2). ~ P. 
à bahut, v. tablette à bahut. 
P. en bantisse, v. bindestein 2). 
— P. brute, P. velue, ruwe, niet• 
bebakte steen; unhewn stone; robe, unbehauene 
stein. •• P. earrée, P. équarrie, 
behakte steen ; square-stone; viereckig 
behauene stein, werkstein. — P. a chaperon, 
v. tablette. — P—s concassees, 
afval van steen bij het behakken ; 
broken-stones, chippings; schotter, steinschlag, 
steinbrocken, knack. — P. en délit, v. 
moëllon en coupe. ~ P. en coignure, 
hoeksteen ; coin, corner-stone; eckstein, 
kropfstein. — P. de fond, Sole, 
grondsteen van een kroesoven ; bottom-stone, 
sole; bodenstein. ~ P. fondamentale, 
P. de fondement, v. fundamentalstein. 
~ P. grosse, te dik gehakte 
steen ; stone pared too thick; zu dicke stein. 
— P. haehée, ruw gemaakte steen; 
hatched-stone; oezabnelte stein. — P. en 
lit, P. posée en lit, v. moëllon de

plat. — P. maigre, te dun gehakte 


832 PIERRE 

steen ; stone hewn too thin; zu dunn bearbeitete 
stein. — P. moye, steen met 
een zachte ader ; stone with a soft vein; 
stein mit einer weichen ader. P. numérotée, 
nommersteen, steenen nommerpaal 
langs spoorwegen ; number-stone; nummerstein. 
— P. de parement, P. de 
parure, v. blendstein. ••• P. placée 
en parement, v. l ufer 3) . 

P. parpaigne, P. faisant parpaing, 
V. bonder. o P. à paver, v. pavé 
a 1). — P. plate, v. dalle i) . — P. 
quarrée, vierkant behakte steen; broadstone, 
ashlar; quader, quaderstein. ~ P. 
retournée, aan alle zijden goed bepakte 
steen ; stone pared on every side; aliseitig 
bearbeitete stein. — P. rustiquée, ruw 
gebouwen steen ; rough bossed stone, rustic 
quoin; bossagestein. — P. de taille, v. 
ashlar. — P. de taille de remplissage, 
v. fuliquader. r P. taillée, 
P. appareillée, bepakte steen; 
hewn-stone, pared-stone; behauene stein. • 
P. traversée, over kruis behakte steen; 
cross-hatched stone; stein mit kreuzhieben. 
Appareiller la p. par la grenelle, 
Greneller la p., een steen 
korrelen, met het korrelijzer bewerken ; to 
tooth or kernel a stone; den stein krbneln, 
mit dem krönel bearbeiten. ~ Esmilier 
une p., Delarder une p., v. esmilier. 
— Piquer la p. avee la 
boucharde, den steen met het puntijzer 
bewerken; to pare the stone with the point 
or bouchard; den stein mit dem spitzeisen 
bearbeiten. ^ Piquer la p. avee le 
marteau granulé, den steen met de 
kroon-of greinhamer bewerken ; to tooth a 
stone with the granulated hammer; auf


stocken, mit dem stockhammer aufrauben. 

— Poser les p-s de taille, Mettre 
a la place les p-s, Placer les p-s, 
met gebouwen steen metselen ; to block up, 
to set the freestones; die hausteine, werk 
~ Poser les p–s en-steine versetzen. 
niveau, de steenen waterpas stellen -to set 
horizontal the freestones; die werksteine em'
wiegen, in waage setzen. ~ Poser les p-s 
a, plomb, de steenen te lood stellen ; to set 
vertical the freestones; die werksteine einlotben, 
ins loth stellen. — Tailler la 

p. par la honguette et le maillot, 
de steenen met den hamer en breeden beitel 
bebakken ; to boast the stone, to pare 
the stone with the mallet and the broad 
chisel; den stein mit dem schldgel and breiteisen 
bearbeiten. — Tailler la p. avee 
la grosse pointe et la tranche ou 
avee le grelet, een steen met het pik 
hew with the pick-axe-howeel bebakken ; to 
or gurlet; den stein mit der spitze and 
flhcbe bearbeiten. 

Pierré-, m. fr., v. mur on pierre 
sèche. 
Pierrée, Perrée, f. fr. Steenen 
glooiing; stone-batter ; steinboscbung. ~ 

PIG-IRON. 

Steenen goot, duikerpot, geplaatst tot wegvloeien 
van overtollig water; stone-drain; 
steinrinne, steinerne wasserweg. 

Pierrelle, f. fr. ' eng. Verzameling 
steenen met klei aangevuld in een afwateringsgracbt 
of tot vulling van een doorgestoken 
dijk ; steinpackung in einem entwà sserungsgraben. 


Pierrier, m. fr. Steenmortier ; stonemortar; 
steinmörser. — v. drehbasse. 

Pier-table, eng., v. pfeilertisch. 

Pies, pl, eng., v. paté 1). 

Piétage, m. fr. Verdeeling in voetmaat; 
foot-division; fusstheilung. 

Pieter, v. a. fr. In voeten verdeelen, 
volgens de voetmaat verdeeles ; to divide 
into feet; in fusse eintbeilen. ~ De grondkleur 
geven aan geweven stoffen ; to ground; 
grundiren. 

Pieu , m. fr., v. pfahl 3) . ~ P. 
du coin, v. ortpfahl. — P. de fondement, 
v. pilotis. — P. de garde, 
schoorpaal; guarding-pile; schutzpfabl. 

P. numéroté, v. nummerpfahl, 
Battre un p. á refus, Enfoncer 
un p. jusqu' au refus, au refus, 
een paal inheien tot bij klinkt, op stuit 
staat ; to drive a pile as deep as it is pos 
einen pfabl bis zum aussitzen, bis-sible; 
zum verzagen einschlagen. Faux p., 
hoerekind ; pile-block ; afterramme rammknecht. 


Piézomètre, m. fr., Piezometer, 
eng., Piëzometer, n. lid. Werktuig ter 
bepaling van de samendrukbaarheid des 
waters. 

Piffre, m. fr., v. devant 1). 
Pig, eng., v. eisengans. — Small 
p., kleine gieteling; kleine gans; gueusat. 

— Stopstuk, blok, dat als steunpunt voor 
een hefboom dient ; keil, unterlage unter 
einem hebelbaum; billot, block. 
Pigeon m. fr. Clou a pigeon, v. 
clou à crochet. 
Pigeon-hole, eng., v. fach ij. — 

v. colombier. ® Set of p-s, v 
easier. 
Pigeonne f. fr. Romaine, Fransch 
papier 421 m.m. breed, 287 m.m. boog; 
sort of french paper; art franzosisebes papier. 

Pigeonner, v. a. fr. Met dikke kalk 
glad pleisteren ; to plaster clammy but softly; 
den mortel dickflussig aber vorsichtig auftragen. 


Pig-iron, eng., v. cast-iron. — 
Grey p., • v. grey cast-iron, s. 
cast-iron. _ Kishy p., v. fonte 
noire. — Refined p., v. boden fr. 

White p., v. white cast-iron, 

S. cast-iron. ~ Hot blast p., v. 
fonte à 1' air chaud. Cold blast 
p., v. fonte a f air froid. — Charcoal 
p., v. fonte au charbon de 
bois. — Coke p., v. fonte à coke. 
Mottled p., v. fonte mêlée. — 
Foundry p., v. fonte moulée. 


 

PIG-LEAD -


Pig-lead, eng., v. raw lead, s. 
lead. 
Pigment, m. fr., v. färbestoff. 
nr P. de la laque, v. lacklack. 
Pigment, eng., v. beize l). ~ Vitrifiable 
p., v. emailfarbe. 
Pig-mould, eng., v. flossenbett. 

— Spade to run the p, in the 
sand, v. charrue i). 

Pigment, n. hd., v. farbestof. 

Pigne, f. fr. Zilverkoek; pinea of sil


ver; silberkuchen. 

a. Pignon, m. fr., v. getriebe 3). 
i Rondsel ; spring-wheel; triebrad. — V. 
eingriff. ~ P. d'un Brie, rondsel 
van een kelderwind; pinion of a jack; getriebe 
einer " wagenwinde. P. droit, 
stel raderen en rondsels ; spur-pinion; stirngetriebe. 
~ P. de renvoi, snekradrondsel; 
pinion of report; scbneckenzapfen. 
P. a six dents, rondsel zes; sixtoothed 
pinion; sechser. — P. de torsion, 
rondsels of rollen van het touwslagerswiel 
; twist-wheel; drahtrad. 
b. Pignon, m. fr., v. gable. ~ P. 
a redents, trapgevel ; gable with corbysteps; 
abgetreppte giebet, gezinnelte giebel. 
Pignonné, adj. fr. Puntgevelvorrnig; 
gabled; giebelbekrônt, gegiebelt, V. fenêtre 
en mitre, s. fenêtre a. 

Pig-nose hand-vice. eng., v. dognose 
hand-vice. 
Pike, eng., v. obergewehr. ~ v. 

pic-hoyau. ~ V. broche 13) . 

Pikets, n. p1. hd., v. fascine-pickets. 

Pilastre, m. fr. Pilaster, m. hd. & 

eng. Pilaster; wandp feiler. ~ Stijl van een 
rooster ; post of a railing; stander an einem 
gitter. — P. cornier, v. eckpfeiler 
1). — P. de lambris, pilaster tusschen 
twee paneelen van een beschot ; pilaster 
between the panels of a wainscoting; pfeiler 
zwiscben den feldern des thfelwerks. ~ P. 
en lisière, bandpila ster ; pilaster-strip; 
laschene, lisene. 


Pilch eng. Saddle-pilch, Zadel 
sattelkissen, sitzkissen; coussin en-kussen ; 
cuir. 
Pile, f. fr., v. mortar–machine. 


— V. écusson 3). — Hoop; pile; baufen. 
— P. de bolces, v. einsatzschachteln. 
v P. de boulets, kogelstapel ; 
shot-pile; pile of shells; kugelbaufen, kugelpyramide, 
kugelstapel. — P. de boulets 
Barree, vierkante kogelstapel ; square 
pile of shells; quadratiscbe kugelstapel. 
P. de cuivre, v. einsatzgewichte. 
P. de charbon, v. kohlenmeiler. 
•• P. a cylindre, v. cylindre 
2). o P. défileuse, v. cylindreeflilocheur. 
~ P. drapeau,v. beating-
trough. P. eleetriqu.e, P.
de Volta, kolom van Volta ; voltaic-pile; 
Volta'scbe shule. m• P. d'un foulon, 
V. fouloir '2). ®• P. galvanique, v. 
batterie galvanique. ® P. de ga-
PILIER. 833 

zettel, V. bung ij. — P. aux huiles, 
oliebak eener zeepziederij ; oil-basin; ölbehalter. 
~ P. d'un moulin a cylin.. 
dre, v. bac G). — F. d'un moulin 
à poudre, v. bed t). ~ P. oblongue 
de boulets , langwerpige kogelstapel ; 
oblong-pile, rectangular pile; ldngliche kugelhaufen. 
— P. d'un pont, v. bridgepiler. 
s P. raffineuse, v. beater 
6) . — P. triangulaire de boulets, 
driekante kogelstapel ; triangular-pile; drei


seitige kugelstapel. 

Pile, eng., v. pile fr. 3). ~ v. pi.. 
lotis. — v. bed 6). — v. écusson 3). 

— V. flor. e Galvanic p., v. batterie 
b. 3). ® P. warp, Out p., v. 
nap-warp. — Voltaic p., v. pile 
électrique. ® P. of shells, v. pile 
de boulets. •• P. of wood, v. heap 
of wood. 
Pile (to), eng , v. auspf ählen. 
To p. arms, v. former les faisce


aux. 

Pile-bridge eng. Bridge on piles, 
Paalrug, brug op palen gelegd; p fahlbrucke, 
jochbrïccke; pont de pilotis. 

Pile–driver, Pile–engine, eng. 
Heistelling ; rammgerïcst; sonnette.—Handp., 
v. hand-pile-driver. ~ Locomotive 
p.-machine, Steam p.machine, 
stoomhei ; damp framme; sonnette 
mue par la vapeur. e Ringing 
p., hollandsche heistelling; zugramme, lauframme; 
sonnette a tiraudes. 

Pile-driving, eng., v. palification. 

Pile-driving engine, eng. Kunstheistelling 
; kunst-ramme, klinkerramme, fallwerk; 
sonnette à deelic. 

Pilee, f. fr. [loop gevold laken ; heap 

of fulled cloth; walkhaufen. 
Pile-pier, eng., v. palée. 
Pile-planking, eng., v. file de 

palplanches. 

Filer, v. a. fr., v. beating. — Mou


lin a p., v. beating-mill. 

Pile-shoe, eng., v. chaussure 

d'un pieu. 

Pilette, f. fr. Wolklopper ; wool-bad; 

wolfstempel. 

Pileur m. fr Batteur, Stamper van 

een papiermolen ; stamper; plocher. — P. 

d'essai, P. de minerai, proefstam 

ore-stamper; probenstosser.-per ; 
Pile-withdrawing engine, eng., 

v. machine à arracher les pilotis. 
Pile-work, eng., v. estacade en 
charpente. 

Pilier, m. fr., v. massif i). o Pi


lasters van een schoorsteen ; support of the 

chimney; stutze (les rauchfangs. — Pilaar 

een hor--tjes tusschen de stellingplaten van 

loge ; pillar; sdulchen der uhrplatten. ~ 

P. adjoint a un plus grand, kleine 
pilaar aan een grootere toegevoegd, in mijnen 
; adjoining-pillar; angesetzte pfeiler. ~ 
P. antérieur, voorpaal in een paarden 70 



834 PILING 

stal; head-post; sunder, pillar an der krippe. 
~ P. des bittes, v. betingsspenen. 
— F. en bois, v. poteau. ~ 

P. boutant, P. butant, v. eckstii 
tze. ~ P. en coeur, v. dop 
-pelmauer des hochofens. ~ P. 
entre les tailles, v. massif long. 

— P. dans une étable, paal ; post, 
pillar; pilar, pylare. ® P. cautonné, 
stijl met parelrand volgens de romeinsche 
of korinthische order; beaded shaft; cantonnirte 
schaft. r F. faseiculé, v. Colonne 
faisceau. — P. du milieu, 
V. mittelpfeiler. •• P. de minerai, 
P. de houille, pijler van erts of kool 
die blijft staan om het gewelf te stutten; 
pillar of coal, pitch of ore; erzpfeiler, kohlenpfeiler. 
— P. d'un pont, v. bru.ckenpfahl. 
— P-s d'un port, V. organs 
of a harbour. — P. postérieur, 
achterpaal in een paardenstal ; heelpost; 
pilar am hinterende des standes. — 

P. voisin, v. nebenpfeiler. 
Piling eng. Pile-driving, Het heien; 
die rammarbeit; pilotis, battage des pieux. 

V. palée. — P. through quicksand, 
v. palpianche 4). 
Piling the hides, eng. Het haar van 
de huiden verwijderen door zweeten, huiden 
zweeten ; die naut lurch schwitzen enthaaren; 
travailler à la jussée ou á l'échaufe. 

Piling-kiln eng. Piling-furnace, 

V. fourneau á recuire. 
Piling of planks eng Sheet-piling, 
v. file de palplanches. 
Pill (to), eng , v. dréger. 
Pillar, eng., v. massif 4) . v. 

colonne. —(Buttress) v. arc-boutaut. 
w V. montant a. 2). ~ V. 
chandelier i) . V. épo ntille. 

V. cheminée d'un fusil á percussion. 
— P. file, dunne platvil ; di2nnflache 
feile; espèce de lime plate ° P. 
of the frame of an ore—crushing 
mill, stijl van den ertsstampmolen; poch 
montant de la charpente du bocard.-säule; 
s P. plate, V. pfeilerplatte. — 

P. and post, P. and stall work, 
V. massif long 2). 
Pillen, v. a. hd., w. aufrauhen 2). 
Pillion-frame eng. Hassockstand, 
Raam van stoelen, springmatras 
waarop de bekleeding wordt aan-sen enz. 
polstergestell; porte carreau.-gebracht; 
Pilon, m. fr. Stamper; stamp, stamper; 
stössel, stosser, stempel. ^ P. de milieu, 
v. mittelstempel. — v. bat


toir 4) . — V. papierstampfe. ••• v. 
loop 5). — Roerijzer der glasfabrieken, 

V. fretting—iron en voeg daar bij: 
rilhreisen. — Wolhamer der lakenfabrieken; 
wool-mallet; scberholz. — P. de bocard, 
stamper van een ertsstampmolen ; stamper 
stamp; pochstempel, stampfer, pocbscbusser. 
— P. du degorgeoir, waschhamer, 
pleschhamer der lakenfabrieken; wash-stock, 
PILOTIS. 

washing stock; waschhammer. — P. dégrossisseur, 
v. first ore-stamper. 
Pilon powder-mill, eng., v. mou


lin à pilons. 

Pilonner, v. a fr. Het laken omroeren, 
doorwerken in het urinebad; to stirr 
the wool bath; beim ausfetten im urinbad 
umrtihren. ~ P. le terrain, den grond 
aanstampen (op wegen) ; to tremple the 
ground, to ram the earth; den boden feststampen, 
die erde rammen. P. le verre, 

V. to stirr the frit, s. frit. 
Pilot, m. fr. Benaming der papierlompen 
in Bretagne, v. chiffon 2). — v. 
pilotis. 

Pilot, in. hd. & eng., v. pilote m. fr. 

Pilot, eng., v. pilote t). — To be 
a good p. for a certain place, 
goed bekend zijn met de baken en landroerken 
van zekere plaats ; einen ort befahren 
haben; être pratiqué dans un lieu. 

Pilotage, m. fr., v. palification. 

(Piloté), V. palée. — V. navi


gation. ~ Bois de p., v. pfahlholz. 

Pilote, f. fr., V. nadelkissen. 

Pilote, m. fr. Loods, stuurman ; pilot, 
mate; lootse, steuermann. ® P.-cStier, 

P. lamaneur, v. cótier. — P. hautuner, 
stuurman voor de groote vaart, 

V. mate. 
Piloter, v. a. fr , T. auspfahlen. 
— P. un navire, een schip binnen of 
buiten loodsen, binnen of buiten brengen; 
to pilot a ship out or in; ein schiff ein


oder anslootsen. 

Pilotis, Pilot, Pieu, m. fr. Groote 

heipaal ; pile, bridge-pile; grosse pfabl, grund


pfahl. — P. d'ancrage, ankerpaal; an


choring-pile; ankerpfabl. ~ P. de bor


dage d'un bátardeau, hoofdpaal, bui 

een kofferdam; standard-pile,-tenpaal van 

gauged pile of a cofferdam; aussenpfahl, 

bordpfahl eines fangdamms. — P. de fon


dament, V. basse-palée. — P. de 

pont, v. bruckenpfahl. ••• F. à 

rainure, v. palplanche. — P. de 

remplage, de retenue d'un ba


tardeau, binnenpaal van een kofferdam; 

filling-pile; fiillpfahl, binnenpfahl eines fang


damms. — P. de support, P. de 

grillage , grondpaal, hoofdpaal, waarop 
een roosterfundeering rust; foundation-pile 
of a grating, bearing-pile; rostpfahl. — P. 
àa vis, schroef heipaal, voor zandgrond; 
screw-pile; pfahl mit archimedischer schraube, 
sandpfabl. — Appointer, tailler en 
pointe un p., een punt aan een paal 
bakken ; to point a pile; einen pfahi spitzen. 
~ Arracher les p., palen trek


ken ; to draw, to raise the piles; die pfahie 

ausziehen. — Coiffer les p., de kespen 
op de palen leggen ; to cap the piles; die 
pfhble bebolmen. ~ Enfoncer les p. 
par le mouton, beien, palen slaan ; to 
drive the piles; die pfhble schlagen, einrammen. 
— Ferrer le bout du p., Sa



PTLOT-WATER 

boter le p., de paal van een ijzeren 
schoen voorzien ; to shoe the pile, to nail 
a shoe on a pile; den pfahi schuteen. ~ 
Fretter le p., v. fretter. 

Pilot-water, eng. Gevaarlijk water, 
door ondiepten en z., v. eaux de pilotecotier. 


Pillow, eng„ v. glatter barchent, 

S. barchent. — v. coussinet 5). 
Pillow-block, eng., v. bearing 3). 
Pillow-lace, eng., V. dentelle au 
fuseau. (gate. 
Pilzsaure salze, n. pl. hd., v. funPilzs^
ure, f. hd., v. acide fon


gique. 

a. Pin, eng , v. bolz 1). — v. broche 
2) . ~ V. chevillette 1). — v. 
pivot du Bompas . — Spil waarop een 
kraan draait; pinne; poincon. ® v. boulon. 
— Punt van de losse kop, contrapunt 
der draaibank ; reitnagel; pointe conique. 
v. essieu de poulie. — v. 
clavette i ). ~ v. cheville d'un 
treuil. ~ Schroefhout ; schraubbolzen; 
boulon à vis. ~ V. bolz 3). — v. diebel. 
— v. angelpunct. — v. axleend. 
— Boutje, scharnierpen van een vis; 
rivure; dorp eines gewindes. — v. anhaltstift. 
® v. clavette i) . ® v. 
bodkin 2) . — V. ease Q). — v. clou 
d'épingle. ••• v. handnagel. ® v. 
peg. ^• v. bolt 3) . — V. demi-portée. 
e V. hátelet. ®v. dressoir 2). 
Small p., v. brochette 2) . 

P. that keeps the minute handle, 
V. chaussee 't). — Brace p., v. 
bandoir pij. — Cleaning p., v. 
épingle 2). — P. drill, v.bohrer mit 
eylindrischen zapfen. — Drawing 
p., v. heftzweek. — P. to 
join together two parts, v. cheville 
de repère. — Movable p., 
losse pen; beweglicher nagel; cheville, coulisse. 
— Steady p., vaste pen ; fixer 
bolzen; cheville fixe. ® Steadying p., 
sluitpen,afsluitpen; sperrnagel;broche d'arrêt. 
b. Pin, eng., v. épingle. ® Large 
p., v. hausseau. — Minikin p., v. 
camion. ~ Paper p., v. briefnadein. 
— Thick and short p., v. 
drapière. 
Pin, m. fr., v. nadelhblzer. ~ P. 
des alpes, v. mountain pine. 

P. eanadien, Kanada'scbe den ; little 
Virginian fir; schierlingstanne, hemlockstanne. 
— P. maritine, zeeden ; pinus 
maritima; strandkiefer. — P. pignon, 
P. d'Italie, Italiaansche den ; pine of 
Italy; piniolen kiefer, italienische kiefer. 
P. de poix, Sapin blanc, zilverspar 
; pitch-pine, white deal-tree ; tanne, 
weisstanne. P. sylvestre, grove den ; 
fir; föhre, kiefer. — P. vulgaire, Sa— 
pin rouge, fijne spar; pine, red dealtree; 
fichte, rothtanne, schwarztanne. •• 
Bois du p. Blanc, dennen hout; white 
PINCEAU. 835 

deal; tannenholz. — Bois du p. sil 
vestre, v. föhrenholz. — Bois du 

p. vulgaire, v. fichtenholz.
chtenholz. 

Pin (to), eng., v. cheviller 1). 

V. einnieten ij. — v. to bolt 1). ••• 
V. anpflbeken. 
Pinacle, ni. fr., Pinakel, n. hd., v. 
pinnacle. 
Pinacothéque, f. fr., Pinakothek, 

f. hd. Schilderijen-galerij; picture-galery. 
Pinasse, f. fr., Pinnace, eng., Pinnasse, 
f. hd. Klein roei-en zeilvaartuig. 
Pinasses, f. pl. fr. Eene Indische stof 
uit boombast gemaakt; stof' made of bark 
in India; indischer zeug aus rinde. 

Pincart, m. fr. Groote ijzeren hef 
great iron lever; grosses hebeleisen.-boom ; 
Pince, f. fr. Tang; tong; zange. ~ v. 
brecheisen. — v. burling-iron. — 

v. badines. — v. clasp 4) . — (Tenaille) 
trektang van de draadtrekkerij; 
plyer; ziehzange. ®P. aux aiguilles, 
kleine tang der horlogemakers, wijzertang; 
hand-pincer; zeigerzange. — P.—balle, ko. 
geltang; crowsbill; kugelzange.—P. a bou 
coulant, schuiftang; sliding--cle, P. , 
tongs; schnallenzange. ~ P. d'une eloehe, 
het gedeelte eener klok, dat door 
den klepel wordt aangeslagen , that part of 
the bell which is struck by the clapper; 

steile der glocke worauf der kloppel schldgt. 
s P. de correction, v. correcturzange. 
~ P. coupante, Tenaille 
a couper, kniptang, V. beisszange & 
cutting nipper, s. nipper. r P. 
à crochet, v. ohrzange (grosse). 
~ P. de déelie, schaar van een kunstheistelling; 
pincers, tongs of a pile-engine; 
scheere einer kunstramme, scheerenbaken. 

P. à élever le métal, tang om 
het metaal uit den gloeioven te halen ; 
strike; stochelzange. — P. a élocher, 
breeklbeitel; pinch, chisel; brechstange. 
P. d'essayeur, proeftang der essayeurs; 
essayer's tongs; probirzange. — P. a, 
feuilles, klemreetje der boekbinders; leafpress; 
klammer. — P. du forgeron, 
Tenaille, P. à forger, v. forgetongs. 
— P. lisière, zelfkanttangen 
(bij het rekken van 't laken); silvage-pincers; 
sahlbandkneipe. — P. du mineur, koevoet, 
krom gebogen breekijzer; croaked crowbar; 
kuhfuss, brechstange mit gaissfuss. — 
P. plate, plattang, platte smeetang; Pat 
bit-tong; flache schmiedezange. — P. aux 
roues de rencontre, pincet der horlogemakers 
; balance-wheel-plyer ; steigradzange. 
— P. à vis, v. étau à main. 
P. d'un fer a cheval, voorgedeelte 
van een hoefijzer; toe; grill. 
Pinceau, m. fr. Penseel, kwast; pencil, 
brush; pinsel, quast. — Penseel der graveurs 
(van geitenhaar); cleansing-brush; putzpinsel, 
sauberungspinsel. — P. à laver, 
penseel om te wasschen, met oostindischen 
inkt; ink-brush; tuschpinsel. — P. de 


836 PIN CEAUTER -- PINKEN. 


mason, V. mauerpinsel. P. à 
mouiller, v. anfeuchtpinsel. ~ P. 
plat de pore, P. de blaireau, P. 
a palette, schilderkwast, Lyon'sche kwast; 
pallet-pencel; anschiesspinsel. — P. de 
poils de patois, zachte penseelen, penseelen 
van bunsingbaar; (itch pencil, ftchetpencel; 
ittespinsel. — P. a remander, 
vergulderspenseel; brush for restoring torn 
gold-leaves; reparirpinsel. 

Pinceauter, V. a. fr. Bijhelpen van 
beschadigd verfwerk ; to mend witha brush; 
mit dein pinsel ausbessern. — De grond 

behangselpapier brengen ; to-kleur op het 
pencil; pinseln, bepinseln. 
Pincelier, m. fr. Schilders penseelbak; 
smash-pot; pinseltrog. 

Pincer, V. a. fr., V. abkneifen 2). 
~ Doorsteken, eenige vellen bgeennaaien 
met één steek ; to draw together; zusammenziethen. 
— P. le vent, v. abkneifen 
1). 

Pincer m. fr. à beo, v. kasten 
schar-zange. ® P. á charnière,niertang; 
joint pliers; scharnierzange . 
Pincers, eng., V. druckzange. 

V. beisszange. — (Tongs) v. pince 
de déclic. — v. correcturzange. 
~ v. bercelle. — Kroestang der glasfabrieken 
; hafenzange; tenailles. r Crooked 
p., v. krummzange. — 'Flat p., 
platte tang der goudsmeden ; plattzange; 
relève-moustache. w Hand p., v. pinee 
aux aiguilles. — Silvage p., v. 
pince lisière. Small p., v. embrassoires. 
Stretching p., v. 
glaszange. 
Pinces f. p1. fr. plates, rondes, 
a compas, machoires, platte -, 
ronde-, kaliber-, draadsnijtangen ; flat, round, 
caliber, checked nippers; flache, runde, kaliber, 
backen kneipzange. ~ P. d'une 
mettle, oneffenheden op de maalvlakte 
van een molensteen ; rough spots, rugusities; 
scharfe stellen, unebenheiten. 

Pineette, f. fr. Korentang, v. brucelle. 
— v. correcturzange. P. 
a charnière, v. pincer 2). ~ P. 
à étirer le verre, v. glaszange. — 

P. a feu, P. à cheminée, vuurtang, 
tang; tongs, fire-tongs; feuerzange. — P. 
plate, plattang, v. béquette. — P. 
ronde, buigtang; round plyer, round-nose 
plyer; rundzange. ~ P. a ressort, v. 
federhakenzange. — P. a souder, 
V. hawk-bill. — P. du tisserand, 
V. nippers 4). 
Pinch, eng., v. burling-iron. 
Ping (to) eng. To press, To 
squeese against, tegenaan drukken, tegenaan 
klemmen ; anklemmen; presser contre. 

— (To nip off) v. abkneifen. 
P. off, To squeeze off, af klemmen ; 
abklemnmen; séparer, emporter en froissant. 
Pinchbeck, eng. & n. hd., Pinchbek, 
Peinchebeck, m. fr. Spinsbek . 

Pinchbeck eng. Similor, v. ehrysocal. 
— (Tombac) Tombak, roodkleurig, 
boog gekleurd geel koper ; tombac 
rothguss; tombac bronze. — (Pewter) v.. 
hartmetall. 

Pinchers, eng., v. brecheisen. — 

V. pince 6). — (Callipers) Tang van 
den goudslager om het paket te houden ; 
spannzange; attache, étreignoir. — Middlesized 
p., v. badours. 
Pinchina, ; . Soort van grof laken. 
Pinson m. fr. d'un for à cheval, 
Lip van een hoefijzer; clip, welt; snebbe, 

stoss. 

Pin—cop, eng. Peervormige kloen garen 
voor de schietspoel; schussgarn-kotzer; 
cannette pour la navette du métier méchanique. 


Pincure, f. fr., v. burling-iron. 

Pin-cushion, eng., v. nadelkissen. 
~ v. nahschraube. 

Pin-drill, eng. Groote boor om het 
gat te boren voor het verlossen van een 
kanon ; zapfenbohrer, centrumbohrer, mèche 
a téton. 

Pinea of silver, eng., v. pigne. 
Pines, eng., v. nadelholzer. 
Pine-tree cut square eng. (large), 

V. billon 1) . 
Pine-wood, eng., v. pin. 
Pinge, f., Pingenzug, m. hd. Verlaten 
mijnput, mijnput die niet meer ge 

wordt ; old left off shaft; ancien-bruikt 
puits de mine abandonné, detruit. 
Pin .gimlet, eng., v. pinbohrer. 
Pin-head, eng., v. nadeikopf. ~ 

To turn the p., v. godronner 2). 
~ To fix on the p., v. anköpfen. 
Excavation at the p., v. auche. 
Pin-hinge, eng., v. fiche a dou


bie noeud et a bouton. 

Pin-hole eng. of the trigger, Opening 
in den trekker voor de pen ; abzugohr; 
abzugstiftloch; . trou. 

Pinion, eng., v. getriebe 3). ^••^

. 
Six-toothed p., v. pignon a six 
dents. — Internal p., v. engrenage 
interieur. — P. of report, 

V. pignon de renvoi. 
Pinion-facing-tool, eng., v. klobchen 
-2). 
Pinion-file, eng. Rondselvijl , v. lime 
a pignon. — Hollow edge p., v. 

s. file. (pignons.. 
Pinion-gauge, eng., v. calibre a 
Pinion-plate, eng., v. getriebscheibe. 
~ To move the p., v. 
wener 2). 
Pinion—wire, eng. Rondselstaal, v. 
acier á pigeons. 

Pink, m. hd. Ceylon'sche topaas, oostersche 
hyacint; topaz of Ceylon; topaze 
de Ceylon. 

Pink, eng., Pinke, f. hd., v. pinque. 
Pink-colour, eng., v. aurorafarbe. 
Pinken, v. a. hd. Op het aanbeeld iets 


 

PINKING -


bewerken ; to hammer on the anvil; marte-

Ier sur l'enclume. 

Pinking, eng., v. auszackung 2). 

Pink-salt, eng., Pinksalz, n. hd. 

Pinkzout; verbinding van ammonium met 
,chloortin, voor de katoendrukkerijen ; chlorure 
d'étain ammoniacal. 

Pin-maker eng. Dealer in pins, 

V. épinglier. 
Pinnacle, eng. Torentje, verhevenheid 
boven een gebouw ; faite, pinacle, aiguille; 
gipfel pinakel, zinne. 

Pinnasse, f. fr., v. pinasse. 
Pinnblanke, f. hd. Tijdelijke dijk; 
provisional dike; digue provisoire. 

Pinnbohrer, m. hd. Boor voor de 
spie-of pennengaten (der horlogemakers); 
pin-gimlet; gibelet de gaupilles. 

Pinne, f. hd., v. broquette. — v. 
cheville ij. ~ v. back-centre & 
contre-pointe. ~ v. panne du marteau. 
v. pivot d'un arbre. — v. 
pivot du compas. 

Pinnebaum, m hd., v. breastbeam. 


Pinnen, v. a. hd., v. endenter. 

Pinnens^ge, f. hd., v. absetzs ge. 

Finnensaule, f. hd. Rechte eis, bros 
van den schoenmaker; peg-awl; alène It 
broche. (puppet. 

Pinnensti tze, f. lad., v. back-

Pinnhammer, m. hd., v. mallet 2). 

Pinnhngen, f. p1. hd., v. fiche ). 

Pinnule, f fr., v. alhidade. 

Pin-part of a dovetail, eng. Pen 

van een zwaluwstaart, zwaluwstaart ;.schwal


benschwanzzap fen, schwalbenschwanzkamm; 

queue d'hiror,de, tenon a queue. 

Pin–points, eng. Registerpennen der 
vormen voor bet drukken van katoen ; rapportstiften 
der druck formen; picots, you pilles 
de rapport. (pinke. 

Pinque, f. fr. Pink ; pinkship, pink; 

Pins p1. eng. Bundle of 6000 p., 

Pak van 6000 spelden ; pack oder bundel 

von 6000 stecknadeln; sixain d'épingles. — 

Bundle of brass-wire-p., v. dres


sée. ~ F. with a catch, v. har 

-dilliers. — Pound p.,

spelden, die 

bij bet gewicht verkocht. worden ; steckna


deln au /s gewicht; épingles au poids. — 

To take out the p., de pennetjes uit 


trekken, losnemen, van een horloge of klok; 

die stifle herausziehen; ddgoupiller. 

Pinsel, m. hd., V. pinceau. 

Pinselausbesseren, n. h.d., v. pin-. 

ceauter. (bristle. 

Pinselborste, f. hd , v. pencil-

Pinselschale, f., Pinseltrog, m. 

hd., v. pincelier. 

Pinselstrich, m. hd. Penseelstreek; 

stroke of the,pencil; trait de pinceau. 

Pinsoteuse , Pincoteuse , f. fr. 

Meisje op de katoendrukkerij, dat de kleu


ren met een borstel opbrengt; girl who 

puts on the colours with a brush; zitsmalerin. 

PIPE. 837 

Pint, eng., Pinto, f. fr. & hd. Pint, 
zekere maat. 
Pinthaken, m. hd. Dubbele haak der 
lakenscheerders; double-hooked-clamp;crochet. 
Pintle, eng., v cheville ouvrière. 

— v. aiguillots. 
Pintle-bolster, eng., v. limberbolster. 
(fièche. 
Pintle-eye, eng., v. lunette de 
Pintle-hole, eng., v. lunette de 

l'entretoise. 
Pintle-plate, eng. Protsschijf, prots plaat 
; protzscheibe; lunette. 
Pintle–stay, eng. Steunplaat van Gribeauval's 
protswagen ; stutze; appui. 

Pin-tong eng. Sliding-tong, 
Schuiftang; schiebzange; tenaille à boucle. 
Pin-vice, eng., v. étau a goupil


les. — V. federfeilkloben. 
Pin-wine, eng., v. $1 a moule. 

To draw the p., het koperdraad 
voor spelden door het trekijzer laten gaan, 
om het recht te maken ; den messingdraht 
zu den stecknadeln lurch das zieheisen 
ziehen; den au fgerollten draht wieder gerade 
richten; tirer l'épingle. (celle. 

Pinzettenzange, f. hd., v. ber-
Pioche, f. fr. Houweel; pick-ace; kreuzhaue, 
kreuzbacke, kreuzpickel, krampe. 

P. aux gazons, zodenhak; sod-mattoc; 
rasenhaue. — P. a marteau, V. pointe. 
Piochon, m. fr. Kleine timmermans 
dissel; mortice-twy-bill; zwerchaxt zu den 
grossen zapfenlbchern. 

Pionnier, m. fr., Pionier, m hd., 

Pioneer, eng. Schansgraver, soldaat der 
Pipe, * . Pijp, soort van vat. (genie. 
Pipe, eng. Buis, pijp; rohr, rdhre; tube, 

tuyau. — v. douille d'un souf let. 

— v. ladestocknuth. ~ Gietgat van 
een gietvorm, dat aan den bodem eindigt; 
steigerohr; siphon. — v. cast 2). ~ v. 
lance 2). — Branch p., pijp met zijbuizen, 
spruiten; zweigrdhre; tuyau d'embrancbement. 
— Branched p., zijbuis; 
seitenröhre; branche de luyau. — Bent 
p., gebogen, kromme buis; krumme rdhre; 
tuyau courbé. •• Bifurcated p., v. 
gabelröhre. •® Delivery p., v. 
conduit-pipe. — Discharging p., 
v. -auslassröhre. — Evacuation p., 
V. ausgussröhre 1). ~ Forked p., 
V. culotte 2). — Feeding p., v. 
feed-pipe. ~ Kneed p., v. knieröhre. 
— Leaden p., v. ausgussröhre 
2). ~ Leading p., Mainp., 
hoofdbuis, groote aanvoerbuis; hauptr6hre; 
tuvau principal. ® Pet p., beproevingsbuis 
der pompen van eene locomotief; 
proberdhre; tuyau d'épreuve des pompes. 
— Quadrant p., gebogen, kromme 
elleboog; rdhre deren krïsmming 900 betrágt; 
tube courbée d'un quart de cercie. 
Small p. of a syringe, v. canule. 
— Socked p., v. fugröhre. 

— Tank warming p., verwarmings

838 PIPE-BORE 

buis van het voedingswater; whrmróhre; 
tuyau réchauffeur. — Trial p„ proef 
proberdhre; tuyau d'essai. — Va--buis ; 

cuum p., v. luftröhre. 
Pipe-bore, eng., v. mèche à baguette. 


Pipe-boring-machine, eng. Boorwerktuig 
voor pompbuizen; róhren-bohrmaschine; 
machine a forer de tuyaux de 
fontaine. 

Pipe-bowl, eng., v. étampeux. — 

v. fourneau de pipe. 
Pipe-burning, eng., v. pfeifenbrennerei. 
Pipe-clay, eng., v. pfeifenerde. 
To beat the p. in the third 
vat, de pijpaarde voor de derde maal, in 
de derde kuip bewerken ; die pfeifenerde in 
der dritten kufe schlagen; séraaber. 

Pipe-cleanser, eng., v. pfeifenraumer. 
Piped, eng. Met pijpen, van pijpen 
voorzien ; mit rdhren verseken; a tuyaux. 
Piped key, eng. Pijpsleutel ; gebbhrter 
schlussel; clef forée. 

Pipe—form, eng. Model, rol, stok, waar 
de loodgieter en blikslager pijpen op buigt; 
rbhrenform; tondin. 

Pipe-glaze, eng., v. pfeifenglazur. 
Pipe-keyed lock, eng., v. dornschloss. 
Pipe-laying, eng. Het leggen van 
gasbuizen ; rdhrenlegung; canalisation. 
Pipe-maker, eng., v. pfeifenmaeher. 
Pipe-maker's paring-knife, eng., 

v. estriqueux. 
Pipe-staves, eng., PipenstLbe, 
m. pl. hd. Pijpduigen; douves à pipes. 
Pipette, * . Pipet ; glass-baster; glasschöpfer. 
— P. jaugée, verdeelde pipet; 
graduated pipette; graduirte pipette. 

Pipe-tube-borer, eng., v. pfeifenrohrbohrer. 


Pipe—valve, eng. Zuigervormige schuif, 
schuifklep; piston-ventil; tiroir cylindrique, 
tiroir rond. (fernisz. 
Pipe-varnish, eng., v. pfeifen-
Piping, eng. Pijpwet k ; róhrenarbeit; 

tuyauterie. 
Pipoir, m. fr., v. keilzwinge. 
Piquage, in. fr., v. kammsteehen. 

P. acceléré, Lissage accéléré, 
eene inrichting om de cartons der Jacquard 
machine zeer snel met gaten te slaan ; celerated 
reeding; schnellstechen. ~ P. du 
lattis, P. du planehéiage pour 
1'enduire, het ruwmaken van het latwerk 
of de bekleeding van een muur of 
plafond, om te witten ; pricking-up; besporung, 
aufhauen der lattung oder schalung 
zutn putzen. 
Piqué, * . V. marseille. — P. de 

vers, v. mouliné. (clous. 
Pique-chásse, m. fr., v. chassePique—
feu, m. fr. Stookijzer, pook op 

- PIQUEUR. 

een locomotief; poker, /Ire-pike; schtireisen, 
stocheisen. 
Piquer, v. a. fr., v. durchbohren. 

Stikken (van naaiwerk); to quilt, to stitch; 
steppen. m Afteekenen van een balk vóór 
bet behakken; to mark the cutting; zum behanen 
zeichnen. m v. to mortise 2). 
w v. einstechen 1) . s Ruw maken van 
houtwerk dat gewit moet worden ; to roughen, 
to prick up; besporen. nr P. les cartons, 
gaten in de borden steken voor de touwen 
(van een boek); to hole the boards; die 
pappblatter sterhen. m P. la couture, 
een belegband over een naad zetten ; to 
prick the . seams; ein rees auf die nakt 
setzen. m P. la lettre, met de els corrigeeren 
; to pick out the letter; den buchstaben 
mit der able herausheben. m P. les 
meules, v. aufrauhen 2) . o P. un 
moëllon, P. une pierre, v. to dress 
a stone. w P. les papiers, het papier 
voor de speldenbrieven met gaatjes steken 
; to hole the needle-paper; die ldcher 
mit dem stechkamm in das papier sterhen. 
nw Machine à p., v. ausschlagmasehine. 


Piquer (se), v. r. fr., v. anlaufen. 
— Wormstekig worden ; to get pricked 
by worms; wurmstichig werden. 

Piqueron, in. fr. Kleistamper der pottenbakkers; 
bat, mallet; schltigel. 

Piquet, m. fr., v. abstechpfahl. 
w V. picket 2). ® Paaltje in gieterijen; 
stake; pfahl. w P. d'ancrage, ankerpaal 
van een pontonbrug ; fastening -picket; 
ankerpflock, heftpflock. m P. d'arrêt, 
Poteau d'arrêt, merkpaal op een spoorweg; 
mark-pile; markirpfabl. w P. d'avaleur 
ou en niveau, v. pie d' avaleresse. 
— P,-directeur, P. pour 
les fascines, v. fascine-.piekets. m 

P. fretté, P. saboté, hoofdpaal, vast 
ingeslagen paal; punching-picket; vorschlagpfabl. 
® P. de gabion, schanskorfpaal; 
stake for gabions; scbanzkorbpfahl. m P. 
de mentonnet, ankerpaal van de facinebank; 
anchoring picket; ankerpfahl. m 
P. de nivelettes, v. absteckpfahl. 
w P. d'une tente, pennen, paaltjes van 
een linnen tent; pegs, pins ; zeltpflöcke, 
heringe. m P. à tracer, piketpaal; tra 
tracirpfahl. -cing-picket; 
Piquetage, m. fr. Paalwerk ; picketwork; 
verpfahlung. 

Piqueter, v. a. fr. Afteekenen, afschrappen, 
maat op hout zetten; to sketch; 
vorzeicbnen, vorreissen. m P. un chemin, 
uitbakenen, uitzetten ; to stake out; 
to nick out; abpflotken, abstechen, traciren. 
m P. une cour oe, een boog of bocht 
uitzetten ; to rang out a curve; eine curve 
abstecken. ~ P. les gazons, zoden vastslaan, 
vastpennen ; to picked lows sods; 
rasen festpflocken. 

Piqueur, m. fr. Werkman, die de gaten 
in de borden steekt; workman who holes 


PIQUOIR - PIT. 839 


the boards; papierstecher. m Werkman, die 
de gaatjes in bet speldenpapier steekt ; 

workman that makes the holes in the needle 
paper; locherstecher. m Werkman, die de 
kettingdraden door de kammen steekt; workman 
that put the warp-threads in the sly; 

arbeiter der die kettenfaden durch den kamra 
ziekt. m Baanopzichter van een spoorweg; 
police inspector, watchmen's inspector; bahnmeister. 


Piquoir m. fr. Poincon, Rechte 
els, bros; pricker; stecher. 

Pigüre f. fr d'une étoffe, v. auszackung. 
m P. du piqué, het stikken 
van een naad; stitching; stepping. m 

P. des vers, Vermoulure du bois, 
door de worm aangetast ; wormeatenness; 
wurmfrass, wurmstich. 
Pirating, eng., v. Bontre-facon. 
Pim, eng., v. einschussspule. m 

V. bobbin I). 
Pirogue, * . Indiaansche kano. 
Piron, m. fr. Taats, V. pivot. 
Pirouette, f. fr., v. ball 1). 
Pisbotten, m. pi. hd., v. mizzen– 
bowlines. 
Piscina, eng., Piscine, f. fr. Waterbeken 
(der katholieke kerk); wasserbecken. 

Pisé, m. fr. Aarden dam, aanvulling 
met aarde tusschen twee muren; earthwork 
between the double wall; erdwal zwischen 
den doppelmauer. m v. oeuvre 
pisee. 

Pise–building, eng. Het bouwen uit 
aarde of klei ; pisebau; construction en pisé. 

Pisee, f. hd., v. oeuvre pisée. 

Piser v. a. fr. Batir en pisé, Pi


see, f. hd. Met leemmuren bouwen ; cofferwork 
of earth, beaten cobwork, tapia; stampf


bau, kastenwerk, erdstampfbau. 
Pisiform-iron-ore, eng., v. bohnenerz. 


Pisolithe f. fr. Pierre á pois,
Pisolite, eng., Pisolith, m. hd., v. 
erbsenstein. 

Pissasphalte, m. fr., Pissasphaltum, 
eng., Pissasphalt, m. hd., v. 
barbadoes-tar. 

Pissback, f. hd. Waterbak, aan boord; 
manger; gatte, jatte. 

Pissée f. fr. Voie de scones, 
Plaats voor de slakken; slag-duct, slag-fall; 
schlackentrift. (v. Cade–oil. 

Pisséléon, m. fr., Pisselceumm, eng.,

Pissoir, m. fr., v. urinoir. 

Pistacite, f. fr., Pistazit, m. hd., v. 
epidot. 

Pistole, f. hd., v. blase 4) . 

Pistolengrifi', m. hd. Greep van het 

pistool ; handle 0/' the pistol; poignée de 
pistolet. 
Pistolenholfter, n. hd. Pistoolhol. 

ster ; holster; fourreau de pistolet. 

Pistolenkappe, f. hd., v. calotte 2). 

Pistolenlauf, m. hd. Loop van een 

pistool; 15istol-barrel; canon de pistolet. 

Pistolet, m. fr., Pistole, f. hd., 
Pistol, eng. Pistool. 

Pistolet, m. fr., v. Pitching-borer. 
— P. électrique, P. de Volta, 
electrisch pistool ; electrical-pistol; electrische 
pistole. r P. a eylindre roulant, 
P. a revolver, Revolver, 
pistool met draaiende loopen, revolver; revolving 
pistol; drehende pistole. ~ (P0liehinelle), 
zwaardje, v. curve 2). m 
(Per de mine), v. fleuret 4). w V. 
blase 4). m P. de la cuve à ouvrer, 
oven, warmiririchting van den scheptrog 
der papiermakers; heater-stove; pfanne am 
arbeitskufe. 

Piston, e . V. chem,inée d'un 
fusil à percussion. 
Piston, m. fr., V. druckstempel. 
w V. feldgesthnge. m P. à air, 

V. luftpiston. m P. à clapets, P. 
élévatoire, v. hebepiston. m P. 
creux d'une pompe élévatoire, 
V. bucket 3). — P. à étoupage, 
P. ' à garniture de chanvre, v. 
kolben mit hanfliederung. m P. 
expansif, v. expansive-piston. m 
P. métallique, v. metallkolben. 
w P. moteur, d'une machine a 
colonne d'eau, v. moving piston. 
m P. percé, P. perforé, v. bucket. 
m P. plein, P. foulant, zuiger zon 
klep van een perspomp; full piston;-der 
voller piston. m P. de pompe, v. chopine. 
m P. plongeur, Plongeur, zuiger, 
piston van de waterpers; plunger; 
mbnchskolben. m P. plongeur des locomotives, 
zuiger van de perspomp eener 
locomotief; plunger, ram; plungerkolben, 
massive kolben. — P. à soupape, zuiger 
met klep, klepzuiger ; hollow piston, 
valve piston; durchlochte kolben, ventilkolben, 
durchbrochene kolben. m P. a napeur, 
stoomzuiger; steam-piston; dampfkolben. 
— Coup de p., zuigerslag; stroke 
of the piston; kolbenschiag. - Course 
du p., Jeu du p., lengte van den zuigerslag 
; length of the stroke of the piston; 
lange oder spiel des kolbenschlags. m Pla


teau du p., v. couronne du piston. 

m ' Queue de p., staart van den zuiger; 
tail-piece of a piston; kolbenschwanz. 
Tige du p., v. barre de pompe.

Piston-rod , eng. , V. kolbenstange 
2). (a étoupe.

Piston-rod-collar, eng., V. botte 

Piston's side-rod, eng., v. bielle 
pendante du grand piston. 

Pistontrompete, f. hd. Pistonboorn, 
hoorn of trompet met zuigers in plaats van 
kleppen, (cornet à piston); chromatic-trumpet; 
trompette a pistons.

Pit, eng., v. dam.mgrube. ~ v.
fosse 5) . — P. before the furnace 
for the reception of the meltedpewter, - v. fosse ij. = P. for the 
metal which is let out of the 


840 PIT-BURNING 

dam of the furnace, v. abstech


grube. m P. in washing alum 

earth, uitloogbak der aluinfabrieken; aus


laugebriihne; baquet. m (Shaft) mijnput; 

schacht; puits. _ Engine p., machine


put, mijnput waarin de machines werken; 

maschinen-schacht; puits pour la machine. 

Pit—burning eng. Pit—charring, 
Het kolenbranden in putten of groeven; 

grubenverkohlung, verkohlung in gruben; 

carbonisation dans des fosses. 
Pit-burnt-charcoal eng. Pitcharcoal, 
In putten gemaakte houtskool; 

grubenkohle, in gruben gemachte holzkohle; 

charbon obtenu par la carbonisation dans 

des fosses. 

Pitch (to), eng., v. boeken. m v. 
pishen. m To p. at anchor, voor 
het anker rijden, heien ; stampfreiten; tanguer 
sur l'ancre. m To p. astern, op 
zijn gat vallen, met zijn gat stampen; aufs 
gatt stainp fen; tanguer en arrière. 

a. Pitch, eng., v. pech. s Burgundy 
p., witte pik, Bourgondisch pik; 
Burgunder pech, weisse pech; poix blanche, 
poix de Bourgogne. ° Jew's p., Mineral 
p., v. barbadoes-tar. 
b. Pitch, eng. Helling van den schaafbeitel; 
neigung des hobeleisens; inclinaison. 
w Common p., helling van 4 5O; neigung 
von 45°; inclinaison de 45o ~ Half 
p., helling van 60 0 ; neigung von 60 0; inclinaison 
de 60 0. m Middle p., helling 
van 55°; neigung von 55 0; inclinaison de 
55O. ~ York p., helling van 50 0 ; neigung 
von 500; inclinaison de 500. 
C. Pitch, eng., v. fieche d'un are. 
V. pente. m V. pas de la vis. m 
V. denture 2). m Boiling p., kookpunt 
van vloeistoffen ; siedegrad, siedepunct; 
terme de l'ebullition. 
Pitch-blende, eng.,v.pechblende. 

Pitch- block, eng., v. boulet 2). 

Pitch—board, eng. Steunplank, ondersteuningsplank 
; sti tzbrett; planche de 
support. 

Pitch—chain, eng. Uit platen en bouten 
gemaakte ketting, die in de tanden van 
.raderwerk past, ketting van Vaucanson; 
Vaucanson'sche kefte; chaine a la Vaueanson. 
m P. of a dredging—engine, 
ketting van den stoombaggermolen, waaraan 
de emmers bevestigd zijn ; eimerkette; chaine 
sans. 6n. (mitif. 

Pitch-circle, eng., V. eercle priPitch-
coal, eng., v. pechkohle. 
Pitcher, eng. Een schip dat stampt; 
stampfer; tangueur. 
Pitch-fork, eng., v. fourchette 
de la fenderie.. 
Pitching, eng. Galoppeeren van de 
locomotief, senkung; plongement. 
Pitching—borer, eng. Boor voor ondiepe 
gaten ; meisselbohrer; pistolet. 
Pitching-motion, eng., v. mouvement 
de galop. 

-- PIVOT. 

Pitching-piece, eng. Trapregel; 
treppenriegel; échiffre. 

Pitching—tool, eng. Planteermachine 
der horlogemakers, waardoor de afstand van 
rad en rondsel bepaald en de gaten in de 
stellingplaten worden afgeteekend; geradhdngmaschine, 
plantiermaschine ; machine à planter_ 
m V. bergeisen. 

Pitch-ladle, eng., v. euillier a€ 

brai. (mitif. 
Pitch-line, eng., v. cercle priPitch-
linen, eng., v. piehlein


wand. 
Pitch-ore, eng., v. pechblende. 
Pitch-stone, eng., V. pechstein. 
Pitch—wood, eng. Harsachtig hout, 

geschikt om pik te branden; schwarzholz; 

bois noir. (j ais. 
Pitchy, eng., v. noir comme du 
Pit-coal,eng., v.charbon de terre. 
Pitfall, eng., V. fallgrube. 
Pith, eng., v. noyau ferreux. 
Pit-kiln, eng. Cokesoven ; schachto fen; 

fosse. 

Pit—man, eng. Benedenzager (van de 
kraanzaag); sager der enter dem blocke die 
sage fuhrt, grubensdger; scieur qui est audessus 
du bloc. 

Piton m. fr. à anneau, v. cheville 
à boucle. w P. à crochet, 
haakbout, haakoog; ring-hook; ringhaken. 
m P. à vis, Anee à vis, schroefoog, 
trapoog; eye-bolt with screw; einschraubbse, 
ring wit schraube. m P. d'une ser 

-rure,

pijp van een slot, waarin de sleutel 
draait; pan, socket sole; angelring, pfanne. 
m P. de la presse d'imprimerie, 

V. crochet de la platine. 
Pitons m. p1. fr. à pattes, Kussens, 
waarin de pletrollen loopen ; hinges; angeln 
der waizenspindel. m P. et anneaux 
d'un fourreau de sabre, banden en 
ringen, waaraan de sabelschede hangt ; loops 
and rings; ringzapfen, angeln mit ihren 
ringen. 

Pitot's tube, eng., Pitot'sehe 
röhre, f. hd. Buis van Pitot, om de 
snelheid van stroomend water te bepalen 

tube de Pitot. 

Pit—powder, eng. Buskruit gemaakt 
met in groeven gemaakte houtskool; aus 
grubenkohle fabricirte pulver; poudre dont 
le charbon a été carbonisé dans les fosses. 

Pit—sand, eng. Zand uit putten, wel 
blauwzand ; grubensand; sable de-zand, 

fouille. 
Pit-saw, eng., v. brettsge.
Pittaeal, m. fr. & eng., Pittakall, 

n. hd. Een blauwe kleurstof der stoffenververs 
uit houtteer. 
Pitte, f. fr. Vezels van de agave americana 
; fibres o/ agave; agave fasern. 
Pit—work, eng., v. kunstgestange. 
Pivot, m. fr. Stift uit een slot (voor 

den pijpsleutel); pivot, axis; footstep, pin; 
angelzapfen, angelstift, gickel. am v. an



PIVOT 

gelpunct. i v. puss des topferrades. 
m Boor voor gaten in metaal te 
boren; drill; zapfenbohrer. Recht opstaande 
krukas ; perpendicular trunnion; 
senkrechter kurbelzapfen. — P. d'un ar 

-bre,

tap van eene spil of as ; pivot; wellzapfen. 
— P. d'un balancien, as van 
de balans van een stoomwerktuig; beamgudgeon; 
balancierzapfen. P. de la 
bride de noix, stift van de stoedel, 
stoedelstift ; stud, bridle-stut; studelstift. m 

P. du compas, pen waarop de kom 
draait ; centre-pin of the compass;-pasnaald 
pinne des bompasses. m P. de la noix 
de platine, stift waarop de tuimelaar 
draait van een geweerslot; pivot; nussstift. 
n- P. de la presse, ondereinde van de 
schroef eener handdrukpers; pivot; zapfen, 
schraubenspitze. m P. du ressort de 
batterie, v. pied du ressort de 
batterie. 

Pivot, eng., v. pivot fr. 1). A v. 
pivot d'un arbre. r v. pivot de 
la presse. m v. axle-end. m v. angelpunct. 
v. axe of a balance. 
m V. pivot de la noix de platine. 
m V. tourillons de la bogue d'un 
gros marteau de forge. 

Pivot-bolt, eng., v. cheville ouvrière. 
(a pivots. 

Pivot-broach, eng., v. écarrissoir 

Pivot-drill, eng Tapboor der borlogemakers; 
zapfenbohrer der uhrmacher; petit 
foret à l'archet des horlogers. 

Pivoter, v. n. fr. Op een tap draaien ; 
to turn on or upon a pivot; auf eihen 
zapten drehen. m Faire p. une machine, 
een werktuig in beweging brengen 
; to start, to let go; gehen lassen, in 
gang, in bewegung setzen. 

Pivot-file, eng., v. lime a pivots. 

Pivot-hole, eng. Gat in den tuimelaar 
voor de pen ; nussstiftloch; loch fur 
den nussstift; trou du pivot de la noix. 

Pivot-transom eng. Front-transom, 
Balk waarop de plateforme voor 
kustbatterijen draait ; drehbolzenriegel, drehriegel; 
lisoir.. 

Pig, eng., v. ostensoire. m Doos 
waarin, op de munt, de proefstukken bewaard 
worden ; buchse worm die gold -rind 
silbermunze sich befinden die zum probiren 
ausgewdhlt sind; holte contenant les flans 
d'or et d'argent à essayer. 

Pixing, eng. Het onderzoeken van wicht 
en gehalte der munten ; probiren ausgewahlter 
gold- and silbermicnzen; opdration d'essayer 
et d'ajuster les monnaies dor et 
d'argent. 

Plaarer, m. hd. Smeltmeester op de 
munt; smelting-master; directeur de la fonte. 
Placage, m. fr., v. padding & 
padding-style. r v. eingelegte ar 

— Vastgeslagen aardewerk, vast aan-beit. 
grondwerk; rammed-earthwork ;-gestampt 
plackarbeit, plackwerk. P. au mar-

PLAFOND. 841 

teau, V. anreibung. m Scie á p., 

V. furniersge. 
Placard m. fr. Affiche, Aanplak 
placard; broad-side; anschlagzettel,-biljet ; 
placat. ~ v. aufsatz liber einer thi r. 

— Epreuve en p., slechte proef; slip; 
klatsch bogen. 

Placard, n. hd., v. bogenforen 3). 

Place, eng., v. forteresse 1). 

Place (to), eng. Scheef opstellen, niet 

loodrecht oprichten; nicht senkrecht auf der 
unterlage stellen; poser it faux. 

a. Place, f. fr. Plein, plaats, open 
ruimte; place, square; platz, freie platz. m 
P. d'assemblage, V. fullort l). — 
P. du marche, markt, marktplaats; 
market-place; markt, marktplatz, ring. w 
P. verte, met boomen beplant plein, park; 
green-square; platz mit parkanlagen. 
b. Place f. fr. d'armes, Loopplaats, 
verzamelplaats; place of arms, alarm-place; 
waffenplatz, sammelplatz, larmplatz. ~ P. 
d'armes retranchée, versterkte loopplaats, 
gedekte loopplaats ; retranched place 
of arms; verschanszte waffenplatz m P, 
frontière, grensvesting, versterkte plaats 
aan de grenzen ; frontier- fortress; grenzfestung. 
~ P. de guerre, P. forte, v. 
festung. m P. ouverte, openliggende, 
niet versterkte plaats; open place; offerre 
platz, unbefestigte ort. 
Place-bricks, pl. eng. Zeer zachte 
bovensteen, te zwak gegloeide metselsteen; 
wragsteine, kladsteine; briques de rébut 

Placer V. a. fr. les gazons, Zoden 
leggen ; to lay sods; rasen legen. w P. les 
pierres, v. pierre b. m P. les sau-
Cissons, takkehossen, fascines plaatsen of 
leggen ; to lay fascines; faschinen strecken. 

Plachmal, u. hd. Benaming van het 
zwavelzilver in gieterijen; amalgam of sul 
matte, mélange de soufre-phur and silver; 
et d'argeni. 

Plack m. hd. von metall, v. planche 
de métal. 

Placke, f. hd., v. chimney-back 
of cast-iron. m v. blots. — Stuk gewevee 
stof ; piece; pièce, morceau. 

Placken, v. a. hd. von metall, v. 
abbreiten. — v. to nap again. w 

V. einplacken. m Die erde p., den 
grond vastslaan voor een dijk enz.; to beat 
hard and flat the earth of a dike; battre, 
fouler, corroyer. 

Placksehrobel, m. hd. Laatste, fijnste 

kaarde; coarse card-comb; repasseresse. 

Placksotte, f. hd., v facing-sod. 

Plackwerk, n. hd. Kleibekleeding van 

eer, dijk; bed-waling, clay-lining; digue de 

terre battu. 
Plafond, ni. hd., V. ceiling. 
Plafond, m. fr., V. ceiling 1). 

V. blank zij. m (Ciel de la botte 
à feu), dekstuk van den vuurhaard eenar 
locomotief; roof, crown, fire-box-top; fe.uerbbchsendecke. 
w P. a caissons, in vakn, 



842 PLAFONNAGE 

ken verdeelde zoldering ; ceiling with bays, 
coffered ceiling; felderdecke, cassettendecke, 
cassettirte decke . ~ P. enfonce, Lambris, 
zoldering met zichtbare balken ; ceiling 
of limbers, spanceiling; balkendecke, 
traniboden, decke mit sicitbaren balken. a• 

P. de galerie, bedekking eener galerij; 
roof of the gallery; decke der gallerie. 
P. à nervures, v. groined ceiling. 
P. de planches, Pianoher, net 
bout beschoten zoldering; boarded ceiling; 
getafelte decke, bretteu,ecke, scbaldecke. e• 
P. de plátre, gestukadoorde zoldering; 
lathed and plastered ceiling; geputzte decke, 
stückdecke ~ Enduire le p. sur 
lattes elouées, een zoldering berachelen, 
berieten, berapen en afwerken ; to lath, 
plaster, float and set the ceiling; die decke 
mit plíest.erlatten beschiagen, bewerfen, reit 
mn„ tel aufziehen and glattputzen. 
Plafonnage, in. fr., V. plafond de 
planches. ~ P. crépi et endzit, 
v plafond de plátre. ~ P. dii toit, 
bebording, bekleeding van een dak; ashlering; 
innere dacbscbalung. 

Plaid, eng. Geweven stof uit Schot 

schottischer zeug; étoffe écossaise.-land ; 

Plain, in. fr , v fond des tissus 
figurés. ® (Plein, Pelain), v. 
ascher 2). 

Plain adj fr. Uni, Vlak, glad, effen; 
plain; eben, glatt, schlicht. ••• (Afeuré) 

V. flush. 
Plain, ail j. eng., v. plain fr. ~ v. 
face ener. I). ••® To level the p-s, 
de oppervlakte van een stuk grond gelijk 
maken ; die /lachen einebnen; niveler les 
aires. — V. einfach t). 

Plain, eng., v. fond. a v. fond 
des tissus figurée . 
Plainage, in. fr., v. pelanage i, 
la ehaux. 

Plain-back, eng. Grond van het duweel 
; leinwandartige grund; coton a pas 
simple, fond à pas simple. P. velvet, 
glad fluweel; glatte sa7nrnt; velours in pas 

simple. 

Plain—cloth, eng. Gladde, eenvoudig 
geweven stof, in tegenoverstelling van gekeperde 
stof; glatte stof; étoffe unie, étoffe 
a pas simple. 

Plaindin, m. fr. Schotsche serge ; 
scotch serge; schottischer sersche. 
Plaine, f. hd. Platte heelbeitel der 

draaiers; flat heel-tool; schlichthaken. 
Plain-gauze, eng., v. gaze unie. 
Plain-moulding, eng., v. rou


lure lisse. • (front. 
Plain-scale, eng., v. échelle de 
Plain—scraper, eng. Vlakke schrap


per ; schaber fur ebene (lachen; grattoir a 
surface plaine. (m'û .r. 
Plain of a wall, eng., v. nu d'un 

Plain-work eng. in masonry, 
Glad, vlak muurwerk; glatt mauerwerlc; 
appareil par assises réglées. — P. in lace 

PLAN. 

manufacture, effen kant zonder bor


duurwerk; glatte spitze, spitzen ohne sticke


rei; dentelles pleines. 

Plait (to), eng., v. fleehten. 

Plait, eng , v. garcette tij . 

Plaiting-rushes, eng., v. flechtbinsen. 
Plaits eng. (to lay in proper), v. 
auffal ten. 
Plamage, m. fr , v. pelanage a 
la ehaux. 

Plam,)ter, V. a. fr., V. platmonter. 

Pläinpe, f. hd , V. coutelas. 

Plampstange, f. fr. Plompstok, pols


stok t bij het visschen met den zegen); mud


pole; bouille. 

Plan, eng., v. plan fr. b. 

Plan, m. hd., v. chaudret. v. 

fond a. 1) . 

a. Plan, m. fr., v. ebene. P. 
automoteur , v. selbstwirkende 
ebene, s. ebene. ® P. á {,-able, 
hellend vlak, waartegen een st€ ortrein door 
vaste stoomwerktuigen wordt gel rokken ; 
inclined-plane with rope; .ilebene. ••• P. 
de comparaison, aangenomen vlak, 
vergelijkingsvlak; plane of eomparisome; grundebene, 
vergleichungsebene. ~ P. de defilement, 
ontrollingsvlak; plane of defilement; 
delilementsebene. P. de flottaison, 
vlak over de waterlijn (in den 
scheepsbouw); plane of floating; schw imm


ebene. P. fuyant, wijkend vlak in 
eem^e schilderij of teekening ; vanishing-plane; 
fluchtebene, fliehendv ebene. ~ P. géom.^
trical, evenwijdig vlak; geometrical 
plane; zar glasstafel parallelle ebene. ~ P. 
incliné,v. geneigte ebeno, s. ebene. 

P. incliné d'un (%ure mole, 
slee van een stoombaggermote m ; ladder of 
a dredging-engine; schlitten eiher baggerma 
-schine. ~ P. manoeuvre, v. engineplane. 
~ P. de niveau, v. grundlinie. 
~ P. usculateur. slingervlak; 
plane of osculation; osculations ebene. — 

D. de projection, projectievlak; plane 
of projectiep; projections ebene. ~ P. 
iampant, glooiingsvlak , hellingsvlak; 
plane of slope; boschungsebene abdachungsplan. 
— E. de rez, P. de niveau, 
P. de site, grondvlak var, een gebouw, 
bouwhoogte; regulating-plane, ground-level; 
bauebene, bauniveau, bauborizont. — P. 
de réfleetion, vlak van terugkaatsing ; 
plane of reflection; reflectionsebene. ® P. 
de réfraction, vlak van breking; plane 
of refraction; brechungsebene. ~ P. tangent, 
aanrakingsvlak; tangent plane; beruhrungsebene 
, tangentialebene. — P. 
terminant, begrenzingsvlak; delerminatin,
j-plane; abgrenzende ebene, begrenzungs, 
ebene. ® F. de terrain, vlak landvlakke 
grond; plat; i ck, land, gcund. — 
P. de tir, schietvlak, vlak, waarin de 
kogel zich beweegt; plano of direction; 
schussebene. — P. vertical, rechtop

PLAN — 

staand vlak ; vertical plane; vertikale ebene, 
senkrechte ebene. 

b Plan, n). fr. Plan, ontwerp, teekening, 
V. drawing. — P. des fourneaux, 
teekening der mijnen in den vestingbouw; 
plan of the mines; minenplan. ^n 

P. géométral, meetkundige teekening; 
geomefri,cal-plan; geometrische riss. — P. 
horizontal, Tracé, grondplan, teekening 
van de grondverdieping; ground-plan, 
horizontal-plan, ichnography; grundriss. — 
P. d'une mine, v. markscheideriss. 
~ P. objectif, meetkundig grond 
geometrical ground-plan; geometrische-vlak ; 
grundriss. — P. perspectif, doorzichtkundige 
teekening van het grondvlak ; perspective 
plan; perspectivische grundriss. r 

P. principal, algemeene grondteekening, 
verzamelblad ; principal plan ; generalplan, 
iibersichtsplan. — P. de site, P. de 
situation, Tracé general, algemeen 
plan, situatieplan, teekening die de ligging 
aanwijst; plot, plan of site; situationsplan. 
— P. vertical exterieur, Élévation, 
v élévation 3) . — P. vertical 
extérietir, Section, Profil, 
V. durchschnitt 4) 
C. Plan m. fr. d'un vaisseau, Teekening 
van een schip ; plan, draught of a 
ship; riss, abriss. — P. des couples, 
P. vertical latitudinal, P. verti-
Cal, hoofdt.eekening, grondteekenin; bodyplan; 
spantenriss. — P. d'élévation, 
P. longitudinal, P. vertical longitudinal, 
opstand van ter zijde; sheerdraught, 
sheer-plan; seitenriss. ~ P. des 
lignes d'eau, P. horizontal, doorsnede 
over de waterlijn ; half-breath plan; 
wasserpasse riss. ~ P. des lissen planes, 
doorsnede over de breedte; plan of 
the diagonals; wasserpasse riss 
Planch (to) , eng., V. abdielen 2). 

Planche, f. fr., V. block 1) . ® v. 
grind. — v. mittelbruch. ® Schuif, 
schuivend deel van verschillende werktuigen; 
slider; schieber. ! Dunste kant van 
den kruisbijl ; thin edge (if the twybill 
dunne scbneide an der queraxt. •® v. 
ingot. • (Ais mince) dunne plank; 
board, shelf, table, deal, thin plank; brett 
schwache diele. — P. de 1 pouce 
d'épaisseur, spreisel ; quarter-stuff; viertelzollige 
brett, scbale. ~ P. de -2 pouce 
d'épaisseur, balfduims deel ; half-plank, 
half-inch plank, shelf; halbzollige brett, herrenbrett, 
durchschnittsbrett, dunnbrett, halbbrett, 
gemeinlade, tafelbrett, scbalbrett, bescblagbrett. 
— P. de 3 pouce d'épaisseur, 
driekwartiers deel ; 3 plank, thin 
board; kistenbrett, sattel4,rett, main brett. 


P. de 1 pouce d'épaisseur, 
duims deel ; inch -plank, board; brett, mittelbrett, 
gemeinbrett. — P. de 11 pouce 
d'épaisseur, vijfkwartiers deel; 1 inchplank, 
thick board; halbe spundbrett, tiseblerbrett, 
budstuc.k, ganze brett, dickbrett, noth-
PLANCHE. 843 

holz, banklade. — P. de 11-14 pouce 
d'épaisseur, anderhalfduims deel ; 1 { 
plank; falzbrett, ganze spundebrett. — P. 
de 2 pouces d'épaisseur, tweeduims 
deel ; plank two inches thick; zweiling (suddeutsch), 
diele (norddeut.sch), rahmling, riem ling 
(munthen). — P. dont l'épaisseur 
surmonte deur pouces, plank 
of deel dikker dan 2 duim; plank more 
than 2 inches thick; lade, laden (munthen), 
planke (preussen). ~ P. 3 pouces d'épaisseur, 
drieduims deel; plank three 
inches thick; dreiling (suddeut.sch) — P. 
de 3 pouces d'épaisseur, drie en 
een balfduims deel; plank 3 inches thick; 
schleifdiele (siiddeutsch). '~ P. d'appui, 
Accoudoir, vensterbank ; elbow-board; 
fensterbrett, latteibrett. ® P. d'ureades, 
V. compass-board. ~ P. assemblée 
en biais, v. bevelled board, 

S. board. — P. de bateau, scheepsplanken, 
scheepsdeelen ; board or plank of 
a ship; schiffsplanke. ~ P. de boutons, 
v. kegelbrett. ~ P. brute, onge schaafde, 
ruwe plank ; rough deal; das rauhe 
brett. — P. a canneler les tringles, 
V. kehlbrett. ~ P. de ciel, zolderdeel, 
plank die bet dek stut in mijnen; topsheet, 
top-plank, roofing -plank ; flrstbrett, 
firstpfabl. - P. a carton, v. mouldboard. 
— P. á eoffrage, kantdeel, 
plank die de zijwanden stut in mijnen ; sideplank, 
side-sheet; verzugsbrett, verzugspfahl, 
seitenpfahl. — P. de collets, v. collar-
board. — P. de cSté, P. portefourage, 
zijplanken, kratten van den fouragewagen 
; platform-boards ; side-boards, 
wings; futterbretter, seitenbretter. — P. 
courte, afgezaagd eind van een flank; 
deal end; kurze Brett, brettstiick. - P. de 
cuivre, v. copper-plate. — P. de 
dessus, bovenblad van een smidsblaasbalg; 
top of double bellows, upper board, 
bellows-top-board; oberboden, stirnt€ rett. — 
P. directrice, schanskorfmodel ; woodenbottom; 
scbanzkorblehre, lebrbrett. — P. 
épaise, dikke plank, zwaarder dan 2 duim; 
plank, thick board; bohle, balk planke, pfoste, 
doppeldiele, planke, zweiling, dreiling, riihm• 
ling, riemling, laden, lade, schleifdiele. 
P. à fil, geelkoperen plaat, waarvan het 
draad wordt getrokken ; plate for brasswire; 
regalenblech. — P. flacheuse, v. 
flache-dosse. ~ P. de fond, kielplank, 
kieldeel flooring-board; bodenplanke. 
— P. de fond, v. flask-board. ~ 
P. de fond, vloerdeel ; bottomboard, 
boarding; bodenbretter, brettboden. e P. 
pour imprimer, v. block 1). ~ P. 
du milieu, v. mittelstege. — P. de 
notes, v. notenplatte. ~ P. de jardin,
Couche,bloembed. vruchtenbed, tuinbed 
; border of flowers; gartenbeet. - P. 
de maateau de moule, modelbord 
voor de kulas van een kanon ; back-board, 
moulding-out-board; mantelbrett, formbrett 

844 PLANCHÉIAGE 

zum mantel. • P. de métal, metaalblad, 
geplet metaal ; metal-plate; metallplatte. 
— P. de mulet, hoefijzer van 
een muildier; planch-shoe; hufeisen eines 
maulthieres. — P. de profil, v. chamber-
gauge. — P. stéréotype, v. 
stereotype., 

Planehéiage, m. fr. Het beschieten, 
bekleeding; boarding; dielung, tafelung, brettverkleidung. 


Planchéier v. a. fr. Revêter de 
planches, Beschieten, beborden, bekleeden 
; to board; mit brettern verscbiagen, 
bedielen. _ P. le plafond, belatten, 
berachelen van een zoldering; to lathe the 
ceiling; verschalen, ausschalen. 

Planeher, m. fr., v. ceiling 1). 

V. boarded-floor. •• v. antritt. 
V. nicking-board. ••• v. abläuterfass. 
~ v. boden 4). ® P. brut, 
ongeschaafde, ruwe vloer; rough-boarding; 
rauhe brettverschlag, raube dielung. ~ P. 
a, eompartements, vloer in vakken 
verdeeld ; cased floor, framed floor; friessfussboden, 
ein;eschohene fussboden, balbparquett. 
— P. d'une darse, v. apron 
3). — P. d'une éeluse, sluisvloer; 
bed of a sluice, bottom of a lock; scbleussenboden. 
~ P. d'une embarcation, 
V. floor of a boot. ~ P. enfoncé, 
V. plafond enfoncé. — P. hourdé, 
Hourdis, Hourdage de p., ruwe 
gemetselde vloer op latwerk ; rubble- floor, 
wash-floor upon laths; schwebtistrich auf 
latten. — P. á joints plats, niet ge 
vloer; straight joint floor; stumpf--ploegde 
gefiigte fussboden. — P. à languette, 
geploegde vloer, met messing en groef of 
met losse veeren ; folded foor, folding-floor; 
gespiindete brettboden, spiindeboden. ® P. 
des lits de fusion, mengvloer voor 
bet erts en de vloeimiddelen ; place for 
mixing the materials; beschickungsboden , 
mbllerungsboden. ~ P. d'une locomotive, 
v. boden 5). ~ F. d'un moulin, 
v. meal-bench. — P. perdu, 
Faux plancher, v. entre-vous 2). 

o P. d'un pont, v. bri ckenbahn. 
~ P. dune roue hydraulique, v. 
shrouds. — P. de la touraille, v. 
malzbrett. 
Planches f. pl. fr. du coin, F. 
du bout, v. ortbretter. •m P. de 
souf let, V. bellow- boards. 

Planchet, eng., v. blank ij. P. 
casting, vlakke baar; platten einguss; 
tulle. — P. for coining, v. carreau 
6). — To cut p-s, muntplaatjes uitslaan 
; schrdtlinge ausstuckeln; tailler des 
flans. — To file off the p-s, v. beschroten. 
— To cut into p-s, metaalplaten 
tot muntplaatjes maken ; zu schrbtlingen 
ausschneiden; débiter. ~ To form 
the p-s, v. munzschiene zu schrötlingen 
schlagen. 

Planchette, f. fr., v. messtisch. 

— PLANE—TABLE. 

V. botte de boules. — Teekenbord 
; plane-table; reisstafel. — v. compass-
board. ~ v. antritt. — Smalle 
plank tot steun van den ketting van bet 
haute-lisse weefgetouw; small board supporting 
the warp; kleines brett zur 'stutze 
der kette. ~ P. a, collets, bovenste barnasplank; 
upper holy-board; oberes harnischbrett. 
~ P. à fourches, P. à arcades, 
onderste harnasplank ; lower holyboard; 
unteres harnischbrett. 
Planconcav, adj. hd., v. plano


concave. (convex. 
Planconvex, adj. hd., v. piano-
Plandrehen, v. a. hd., v. to face 3). 
Plane, f. fr., v. drawing-knife. 

e V. plaine. — v. abstossmesser 
2). ~ V. glätteisen i;. — v chisel 
of a turner. — P. à déborder, 

P. ronde, v. paring-knife .9 ). ~
P. à planer le sable, zandschop der 
gieters; sandladle; piätteisen, sandschaufel. 
Plane, f. hd. Zweetdek ; heap-cloth; 
toile de l'échauffe. — Zeil, zeildoek, tent 
van rijtuigen; cart-tilt; banne, bache. 

Plane, eng., V. plan fr. a. — P. of 
direction, V. plan du tir. — v. 
hobel. — v. ciseau a planer. 

P. for metals and hard wood, v. 
guillaume debout. 
Plane (to), eng., v. hobeln. ~ To 

p. across, dwarsen, dwars schaven ; 
schrubben, nach der querre hobeln; traverser. 
— To p. off the edges, v. écorner. 
v To p. wood, v, dresser 5). 
Plane-chart, eng., v. carte plate. 
Plane-down (to), eng., v. die 

form klopfen, s. klopfen. 
Plane-iron, eng., v, for de rabot. 
Planeisen, n. hd., v. brunissoir. 
Plane-mirror,eng., v. miroir plan. 
Planenbogen, m. hd. Gevouwen zeil 


doek waarin de gietelingen van zilver worden 
gegoten ; folded sack-cloth into which 
the ingots are cast; treillis plissé dans lequel 
on cools les lingots d'argent. 

Planer, eng., v. klopfholz. 
Planer, eng. Lijstenschaver; simshobler, 
raboteur. 

Planer, V. a. fr. Glad, effen, gelijk 
maken ; to planish, to smooth; ebenen, schlichten, 
abrichten, planiren. — v. abh ren. 

Gladslijpen van de koperen plaat der 
kopergraveurs; to trim; zurichten. ~ P. 
le cuivre, koperen platen vlak hameren ; 
to shave; planiren, auf beiden seiten schla


gen, glattscblagen. — P. en rabotant, 

gladschaven ; to smooth plane; schlicbthobeln. 
Planer, m. hd., v. carreau 1). 
Planer, m. hd., v. chaux carbo


natée compacte. — v. moëllon 
marneux. 
Plane-sailing, eng., v. naviga


tion plane. (bot. 
Plane-stock, eng., v. fit du raeng., 
v. messtisch.-Plane-table, 


PLANETAIRE 

Planétaire, m. fr., Planetarium, 

n. hd. Planetarium ; orrery 
Planète, f. fr., Planet, m. hd & 
eng. Planeet ; wandelstern hd. 
Planetenrad, n. hd. Planetenrad van 
Watt, inrichting om eene heen-en wedergaande 
beweging in eene ronddraaiende te 
veranderen ; planet-wheel; roue planétaire. 

Planètes f. pl. fr. inférieures, Binnenpianeten 
; inferior-planets; unteren planeten. 
- P. principales, hoofdplaneten, 
groote planeten , primary planets; hauptplaneten. 
— P. secondaires, P. subalternes, 
Satelites, Lunes, bij planeten, 
manen, trawanten ; secondary planets, 
satelites, moons; nebenpianeten, trabanten, 
mond. - P. superieures, buitenpianeten 
; superior planets; olieren planeten 

Planet-wheel, eng., v. planeten 

-rád. 

Planherd, m. hd. , v. frame in 
dressing ores. 

Planiglob, m. hd , v planisphère. 

Planimétrie, f. fr., Planimetry, 

eng., Planimetrie, f. hd., v. fl.aehen


messkunst. 

Planing, eng., v. behobelung. 

Planing-bench, eng., v. étable 2). 

Planing-machine, eng., v. ma


chine a raboter. 

Planing-tool, eng. Bg1tel van de 

schaafmachine; mneissel; outil, liurin. 

Planirambos, m. hd. Aanbeeld om 
platen te strekken ; flattening-anvil; enclume 
it aplaner. 

Planiren, v. a. hd , v. planer. — 

V. encollage 3) & it). — V. lavure 
3). ~ V. austauchen. •o v. gri nden 
2) . — V. planer le cuivre. 
Planirhammer, m. hd., V. flatoir 2). 

Planirkessel, n). hd. Lijmwaterketel 
van den boekbinder ; size-kettle; mouilloir. 

Planirkolben, m. hd., v. planish


ing-tool. o Strijkijzer van de tafeiglas


fabrieken ; planisher; redressoir. 

Planirkreuz, n. hd., v. aufhan


gekreuz. 

Planirpresse, f. hd. Pers om het pa


pier de grootste hoeveelheid water te ont


nemen ; size-press; presse a egouter. 

Planirwasser, n. hd., v. lavure 4). 

Planish (to), eng., v. planer. — 

To p. earthen ware, de uit klei ge


vormde voorwerpen glad maken ; glatt strei


chen; refrayer. ~ To p. wood, v. pla


ner en rabotant. ® To p. gold, 

goud vlak uitsmeden, rekken ; gold strecken; 

déerossir, peloter. 

Planishing, eng. Het vlak slaan, glans 
slaan ; schlichten, planiren; planer, reparer. 
Planishing-hammer, eng., v. abschlichthammer. 
[2). 
Planishing-mallet, eng., v. flatoir 
Planishing-stake, eng. Aan beeldje, 

tas met gebruineerde baan; polirstock; tas 
à planer. 

PLANTER. 845 

Planishing-tool, eng. Bultijzer, bui tenklopper 
des tinnegieters; planirisolben; 
redressoir. 

Planisphère, m. fr., Planisphere, 
eng. Platte wereld-of hemelkaart; globularchart; 
plan iglob. 

Plank, eng., v. planehe. — v. 
blank 1). — P. of a petard, v. 
madrier de pétard. ~ P. of a 
printing press, v. berceau 1). 

P. in shipbuilding, v. bordage 
(met de samenstellingen) — v. futerdiele. 
Plank (to) eng. slives, De vlokken 
wol aan elkander verbinden op de voorspin 
zug an zug anstïcckeln; unir les-machine ; 
traits. — To p. a surface, v. coffrer. 
— To p. timber, v. kantig 
behauen, s. behauen. 

Planke, f. hd., v. planche 7). 

V. bordage. — v. compass--board. 
Plankeisen, n. hd., v. fer á patarasser. 
Plankholz, n. hd. Bekleedingshout in 
den scheepsbouw ; plank-wood; bois á bordages. 


Planking eng. of a cylinder, v. 

cylinder- cover. (ons. 
Plank-nail, eng., v. clou a pige-
Plankolben, m. hd., V. planishing


tool. 

Plank-revetment, eng. Houten bekleeding 
van een aarden wal, in den vestingbouw 
; bretter verkleidung; revêtement 
en charpente. 

Planks, eng., v. bois de sciage. 
Plank-timber, eng., v. log eng. 1) . 
Plankugel, t. hd., V. stake. 
Plank-way eng. of the grain, v. 

bois de fil. 

Plano (in), * . Geheel uitgespreid, 
niet gevouwen (van vellen papier). 

Plano-concave,- adj. fr. & eng Plathol 
; planconcay. 
Plano-convex, eng., Piano-convexe, 
adj. Jr. Plat-bol ; planconvex. 
Planoir, V. brunireisen. — P. 

plat, P. méplat, vlakke bruineerstaal; 

chasing-tool with a flat polished bottom; 

brunireisen nuit flachem ende. 

Planoir m. hd. mit ovaler polirter 
endfiächen, v. planoir plat. 
Planomètre, m. fr., Planometer, 

f. hd. & eng. Vlakke plaat, gewoonlijk van 
gegoten ijzer; surface-plate; richtplatte. 
Plansche, f. hd., v. bar 2). 
Planscheibe, f. hd., v. face-plate. 
Planscheneinguss, n). hd., v. in


got-mould. 
Plansehenhammer, m. hd. , v. 
marteau á battre les lingots. 
Plansegeln, v. n. hd., v. naviga


tion plane, s. navigation b. 
Planspiegel, vn. hd., v. miroir plan. 
Planter v. a. fr. des palissades, 

V. to palisade. — P. des piquets, 
piketpalen slaan ; to drive in pickets; pfdhle 
71* 


846 PLANTIRMASCHINE -- PLASTIC-ART. 


einschlagen. ~ Machine a p., v. 

pitching-tool. 

Plantirmaschine, f. lid., v. pitch


ing-tool. (de rabot. 

Planure, f. fr. Krullen, v. copeaux 

Planzeichnung, f. hd., v. dessin 5). 

Plaque, f. fr., V. planche de mé


tal. — v. einlegholz. a• v. frischzacke. 
— V. ausgussblech. — v. 
blattmetal. ~ v. cadran 1). •® Blad, 
plaat ; plate, slab; platte. — Pareerplaat; 
shell; sticbblatt, Blatt. — P. d'appui 
du harnais, v. pièce de frottement. 
® P. d'appui de roue, stootplaat 
van een wiel ; locking-plate; streichblatt, 
streicb blech , radstreichblech, streichschiene. 
~ P. de bocard, v. orecrushing-
plate. — P. en bois, v. 
furn.ier. — P. de bone, naaïdekselplaat, 
v. cache-boue. ^• P. a boutonnière 
d'une cuirasse a dos, 
sluitplaat van een harnas ; end of a shoulder-
strap which catches the tid or stud on 
the front cuirass; schlossbleeh. — P. de 

cheminée,v. foyer antérieur d'une 
cheminée. •• P. de couche, v. 
heel-plate. P. de couston, v. 
hanffilzplatten. •o• P. de crosse, 
wrijfplaat; trial-plate;schwanzblech, schwanzschiene 
P. de cuivre, v. feuille 
de cuivre b. — P. de cuivre, v. 
copper-plate. ~ P. du eylindre, 

V. couvercle superieur du cylindre 
à vapeur. •® P. daguerrienne, 
verzilverde koperen plaat om lichtbeelden 
op te maken, daguerreotype-plaat; daguerreotype-
plate; daguerreotypplatte. ~ P. de 
dame, v dam-plate. _ P. de dessus, 
v. oberblech. ® P. d'enclume, 
v. eisenknecht. ~ P. a eten 
-dre, v. flattening-stone. s P. de 
fer, v. blechmass. ~ P. de for 
d'un fourneau de liquation, zij gplaat, 
grondplaat van een zijgoven ; ironplate 
of a liquation-furnace; saigersebarte. 
~ P. de for a tóie, v. bidons. ~ 

P. de feu, v. chimney-back of 
cast-iron. ~ P. d'un feu d'affinenie, 
v. frisehzacke. ~ P. de flèche, 
v. pench-plate. ~ P. de fermeture, 
V. cap 1). ~ P. fire; v. 
dead-bed. — P. de fond, grondplaat 
van den oven; bottom of the foyer; grund 
des sempels. — P. de fondation, v. 
bed-plate. — P. à fourneau, v. 
ofenplatte. ~ P. de friction, v. 
bande de frottement. — P. frottante, 
grond, spiegel, waarover de stoom 
glijdt; valve-face; scbieberspiegel.-schuif 

P. de frottement , v. bearingplate. 
~ P. de garde, v. aschenblech. 
— P. laminée, geplette plaat; 
rolled plate; walzblech, gewalzte blech. — 
P. martelée, P. fai te au marteau, 
gehamerde, gesmeede plaat; hammered plate; 
hammerblech, geschlagene blech. — P. 
d'une mire, v. voyant. — P-s à 
oreilles percees, lippen, oogen, ooren 
der gietflesschen ; lips, flanges, cotter-plates; 
osenhlatter einer formflasche. ~ P. du 
pont pour cheminée, v deck-plate 
for chimney. ~ P. de recouvrement, 
dekplaat (van vele werktuigen) 
cover; deciel. — P. a souder, v. lothblech. 
— P. tournante, v. drehscheibe 
4). — P. de tuyère du 
contre—coeur, achterplaat, vormplaat 
eener veldsmidse ; boss or plate of a field. 
forge; wandplatte des heerdes einer feldschmiede, 
beerdblech. ~ P. tubulaire, 

V. paroi antérieure de la botte a 
feu„ s P. tumulaire, grafplaat, bron 
plaat in plaats van een grafzerk ; mo--zen 
numental brass; bronzene grabplatte. ® P. 
de verre, V. glasplatte. 

Plaqué, adj. fr. Gedubbeld ; plated; 
plattirt. 
Plaqué, m. fr., v. doublé. ~ P. 
d' argent, V. doublé d' argent. •• 

P. galvanique, v. electro-plated. 
P. sur fer, geplatteerd ijzer; plating 
on iron; plattirung auf eisen. — P. francais, 
V. french plating. i P. d'or, 
V. doublé d' or. — P. de platine, 
V. doublé da platine. 
Plaquer, V. a. fr., v. doubler 2). 
®v. aufklotzen. — Fourneeren; to 
veneer; fu rei i ren. — Machine a p., v. 
furniermaschine. 

Plaquerosse, I. fr., v. card 2). 

Plaquette, f. fr. Klein en dun gebonden 
boek ; small and thin bound book; 
bandchen. 

Plaquettes fines, f. pl. fr., v. fine 
card, s. card. 

Plaqueur, m. (r., v. furnierer. 
Platteerder, maker van geplatteerd metaalblad; 
plater; plattirer. 

Plasch, Plasch, m. hd., v. lahn. 
Plaster, eng., V. mortier. — P. of 
paris, V. platre. 

Plaster-crank, eng. Houvast voor 
de pleisterkalk ; gypshlammer; crampon a 
plátre. usance d'enduit. 

Plastered dressings, eng., v. nais-
Plasterer, eng., - v. plátrier. ••• 
Stukadoor ; stukarbeiter; stuccateur. 
Plasterer's work, Plaster-work, 
eng. Pleisterwerk ; stuckaturarbeit; stucs. 
Plaster—floor, eng. Gepleisterde vloer; 
gyps-estrich; aire en plátre. (duit. 

Plastering, eng., v. erepi et en-

Plastering (the) single-coat, 

eng., v. erépi I). — The p. and 
jointing, het bepleisteren met nagemaakte 
voegen om gehouwen steen voor te stellen; 

quaderputz mit eingeschnittenen (ugen; en


duit en rustique. (tre. 
Plaster-kiln, eng., v. four a plPlaster-
mould, eng., v. gipsform. 
Plaster-stone, eng., v. gipsspath. 
Plastic-art, eng., v. formkunst. 


PLASTIC--CLAY 

Plastic-clay, eng., v. pfeifenerde. 

Plastique, f. fr., v. formkunst. 

Plastron m. fr. dune cuirasse 
a dos, Voorstuk, borstplaat van een barnas; 
front-cuirass, breast-plate; vorderkurass, 
burststuck. -• P. isolé, V. corps de 
cuirasse. — v. bohrbrett. 

Plat, Platting, eng., v. baderve. 

Plat, m. fr. Het vlak, de vlakke kant; 
flat-side; lldche, fiache seite. ® P. d'un 
couteau, v. messerbahn. — P. de 
la lame de sabre, v. fl.äche eines 
sabels. — P. extérieur du bas 
du buis d'un fusil, buitenvlak achter 
aan de geweerlade; lock-side; äussere seite 
des hinterschafts ® P. intérieur du 
bas du bois d'un fusil, binnenvlak 
achter aan de geweerlade; brass side; innere 
seite des hinterschafis. 

Plat, e, adj. fr , v. flat. a P. 
(se dit d'un objet qui repose sur 
sa face la plus - large) ; op de platte 
kant, op zijn plat, vlak (liggen van voorwerpen); 
flatwise laid, flat laid; auf der 
flachen seite, flach Belegt. — Border les 
écoutes tout p., v. s. border. 

Platane m. fr. Erable platane, 
Erable plane, Soort van eschdoorn (acer 
platanoides); norway-maple; spitzahorra, lenne, 
leinbaum. 

flatband, eng., v. impost. ••• P.-s, 
strepen in de vlakke stukken van ingelegd 
werk ; streifen in den feldern von eingelegter 
arbeit; sédes-bandes. 

Plat-bord, m. fr., v. gunwale. 
Plate, f. fr. Platboomvaartuig ; lighter 
with flat bottom; plate, platte, platte. v 

V. planche de métal. ••o P. a main, 
F. large, v ansatsfeile. _ P. large, 
V. cutting-plate 2) . 
Plate, eng.. v. planche de métal. 
~ V. eisenblech. — v. plaque 7). 
Zilveren voorwerpen; silbergeschirr; vals 
couverture d'une-selle d'argent. ~ v. 
serrure à palastre. ~ v. boxcase. 
— V. eoète. ~ v. copperplate. 
— V. lame a. i). — v. blattmetall. 
•® v. corps de platine. •^ 

V. brand eng. — v. platine b. 6). 
v. estampe en 
taille douce. •- P. of a flint-lock, 
V. corps de platine. — P. of a 
hussar saddle-tree, v. demi-cercle 
ij. ® P. for printing, v. cliché. 
~ B. of sheet-iron, v. feuille 
de tole. ~ P. of sheet-tin, Tinned 
plate, Tin-plate, v. feuille 
de for Blanc. ~ P. of a window, 
. carreau de vitre. Boiler p., 
ketelplaat, plaatijzer voor stoomketels ; kesselblech; 
tóle à cbaudière. ® Bending 
p., v. biegeisen. — Curb-p. of a 
centering, v. krant 4). ••• Cuttingp., 
V. S. cutting. • Even p., Empty 
p., gladde, geslepen plaat voor de koper 
glatte, leere platte; table rase.-gravure; 

PLATEAU. 847 

P. of the fire-box, v. paroi anteneur 
de la boste à feu. — P. 
of the front-wall, voorplaat van den 
frischoven ; vorwandplatte; taqueret. ~ 
Hammered p,, v. plaque martellee. 
— P. of the hearth, v. hearthplate. 
— Haled p., verwarmingsplaat 
van den ernailleur; wärmblech; tóle. ~ 
Hollow p. used in soldering, v. 
lbthblech. — Iron p., Sleekingiron, 
strijkijzer der manufactuurfabrieken; 
streicheisen; lame, rebrousse. — Long 
thin iron p., v. frischzacke. — 
Lower p., v. platine des piliers. 
P. of lead, v bavette. — P. of 
lead on roofs, v. lanusure. ~ 
Leaden-p., v. cache-lumière. ~ 
Main p., v. box-case. — Orecrushing 
p., vore-crushing plate. 
Moveable p., v. platine mobile. 
— Polishing p ., polijstschijf der 
messenmakers; polirscheibe; polissoir, polissoire. 
— Regulating p., spiraalveer; 

zifferblattfeder, spiralfeder; ressort du cadran, 
du spiral on réglvnt. ~ Rolled 
p., v. gewalzstes blech, s. blech. 

— Round p., v. flan 1). ~ P. of 
sulphur, zwavelkoek, koek van zwavelkoper; 
schwefelkuchen; cuivre sulphuré, vitreux, 
gateau de soufre . — P. of support, 
stelplaat, spanplaat van de draaibank 
; panzen, scheibe; rondeau, disque, sorte 
de support. — Sole -p. of a blastfurnace, 
bodem, grond van den hoogoven; 
Lummel, tummelstein; aire du l^autfourneau 
à (ondre le fer. _ Upper—p., 
V. balance-plate. — Upper-p., v. 
coquille. ~ P. to wire-draw gold, 
V. argue. 
Plate (to), eng v. doubler. 
Plateau, m. fr., 
., 
v. dish i) . ~ Vloer, 
waar de vuurvaste kokers op staan in den 
pottenbakkersoven ; saggar-frame; kapselgestel 
l. ~ v. feilspansieb. ~ P. d'une 
balance, groote houten weegschaal ; beambord 
of a balance; grosse hölzerne waageschaale. 
— P. collecteur, v. collector. 
~ P. du cylindre d' une machine 
á vapour, deksels van den stoom -
Cilinder; end-plane of the cylinder; endfláche 
des cylinders. — P. du eylindre 
inférieur, v. fond du eylindre a 
vapour. ~ P. du cylindre superieur, 
v. couverele superieur du 
cylindre a vapour. ^ P. électriquo, 
v. eleetrisirscheibe. ~ P. du 
fourneau, grond van het boorgat.; tamping-
bottom; verdlimmungsspiegel. ~ P. 
du foyer, v. hearth-plate. — P. 
d'une machine á raboter, slede 
van een schaafwerktuig; bed, table; bett 
schlitten ~ P. du menuisier, V. bed 
1) . — F. de petard, v. madrier de 
pétard. ~ P. du piston, v. couronne 
du piston. — P. pour le 
tir des pierriers, v.. bottom for 


848 PLATE--BANDE 

pound-shot. ~ P. du tour, v. 

face-plate. — P. tournant, v. dreh


scheibe 4). 

Plate-bande, f. fr., v. band eng. 
5) — Raam van de scheerlijst; plate-bolster; 
blattband. v. filet 1). -•.(Bordure) 
rand rond bloemperken; border 
of flowers, plat-band; rabatte, schmalbeet. 
~ V. fries 5). — P. d'un amt 
marin, v. cap-square. -• P. de 
croisée, v. fensterfutter. — P. de 
culasse, v. bodemfries. •® P.d'huisserie, 
v. fourrure r. •- P. du premier 
et du second renfort, middelste 
versterIings- en sieraadbanden van 
een stuk geschut ; first and second reinforcering; 
mittelband, mittelring. ~ P.voftée, 
strik boven een deur-of vensterkozijn; 

straight arch, square-head, flat-arch.; scheit


rechte bogen, gradlinige bogen. 

Plate-boiler, eng., v. bouloir. 

Plate-bolster, eng , v. platebande 
ij. (lames. 
Plate-brass, eng., v. laiton en 
Plate—chain, eng. Ketting met scha 

plaatijzer of staal, geklonken ket--kels van 
ting ; plattenkette; chaine a lin, it moufles. 

Plated, eng., v. plaqué. P. 
sole of a smoothing-plane, de roet 
een ijzeren of koperen plaat bekleede zool 
eener schaaf; eiserne sohle des hobels; vole 
de rabot doublée en métal. ® v. fourré. 

Plate-fire, eng., v. blechfeuer. 
Plate-form, t. hd., v. divisionplate. 
— V. apron 3). 

Plate-forme, f. fr., v. dividingplate. 
— P. de balance, schaal, vlak, 
brug eener weegbrug; table of a weighbridge, 
brucke einer brtickenwaage P. 
d'une batterie, v. bettung fur das 
gesehu.tz. -~ P. en Bois, steenvloer, 
waarop de onderste molensteen ligt; stonefloor; 
steinboden. •i P. d'un chemin 
de for, baanvlakte, oppervlak van een 
spoorweg ; surface of formation; planum. 

P. circulaire pour batteries 
de Cote, ronde bedding voor kuststukken; 
traversing platform; zirkelförmige bettung 
fair kiistenlaffeten. — P. de comble, 
muurplaat; pale-plate, wall plate ; mauerplatte, 
dachschwelle, sparrensoble. P. 
d'un comble à base circulaire, v. 
krant 4) ••• P. en éventail, P. 
évasée à l'arrière, waaiervormige geschuthedding; 
splayed platform, fan-tail platform; 
gescbwdnzt.e bettung, schwalbenschwanzbettung. 
••• P. de fondation, 
V. couchis ° i) . ~ P. d'un grillage, 
Sablière, grondplaat, fondamentplaat; sill, 
greating-beam; rostscbwelle, legde. ® P. 
d'un Naut fourneau, v. landing 
3). ~ P. de la machine (locomotive), 
standplaats van den machinist op 
eene locomotief; foot-plate; fussplat, stehplatz. 
~ P. d'une mansarde, v. 
oberdach. P. en pierces, stee-
PLATINAGE. 

nen bedding; stone-platform; steinbettung. 

— P. d'un pont, V. brtickenbahn. 
~ P. de roulage, platte wagen op 
spoorwegen rolley, tram; gestellwagen. ••• 
P. d'ua'le route, bovenvlak, planurn 
van een weg; grading; planie ~ P. tournante, 
v. drehscheibe 'i). — P. 
d'un tuit, plat dak, plat; platform, flatroof; 
plattform, das flache dach. ~ P. 
volante, tijdelijke bedding, noodbedding; 
loose plank platform, temporary platform; 

nothbettung. 

Plate-glass, eng , V. glace t). ••• 
Blown p., v. glace sou f ée. — P. 
manufactory, v. halle. ~ Unpolished 
part of p., v. accroc. 

Plate-iron, eng , V. iron plate. 

Plate-leads, eng , v. plomb a 
platine. 

Plate-mill, eng., v. bleehmuhle. 
Platen, eng. Degel van een handdruk pers; 
tiegel; platine. 
Plate-paper, eng., V. kupferdruckpapier. 


Plate--pewter, eng. Geplet geelkoper 
of brons voor het maken van vaatwerk of 
ornament; hartmetall za tischgeschirr; pot'.n 
a vaisselle. 

Plater, eng. , v. plaqueur 2) . 

Plate-rail, eng., v. bande-plate. 

Plate-rollers, eng., V. blechwalzwerk. 


Plates eng. Beam, Legger van een 
windmolen ; riegel unter den windmuhle; 
tratte. ® Common p., v. einzelblech. 
— Two thin iron-p. on 
the back of a file, v. dosseret ij. 
~ P. on both sides of the grind


ing stone, beschuttingsplaten van den 
slijpsteen des naaldenmakers; blech; apereoir. 

Supporting-p. of a file, v. ansetzblech. 


Plat-fond m. fr. d'un vaisseau, 
Bodem van een platbodem vaartuig; floor, 
flat, bottom; [laai. flachboden. 

Platform, eng., v. plate-forme. 

— P. of a boat, v. floor of a boat. 
— P. of a glass-oven, bank van den 
glasoven ; bank; bant, siége. 
Platform-boards, eng , v. planche 
de coté. 
Platform-carriage, eng., V. chariot 
á canon. 
Platform-master, eng., v. chef 
de gare, s. gare. 
-Platille, f. fr. Soort wit manstb linnen 
; white french linen; weisse franzvsische 
lein wand. 

Platin, n. hd., v. platine a. 
Platina, Platinum, eng., v. platine. 
— P. moor, v. noir de platine. 
Platinage, m. fr., Platinating, 
eng. Met platina bekleeden ; verplatinirung. 

Platinage, m. fr. Het gereedmaken 
van het onbewerkte ijzer vóór het pletten; 
dressing iron for sheeting; platten. 


PLATINDRAHT 

Platindraht, in. hd. Platinadraad; 
platinum-wire; fit de platine. 

a Platine, Or blanc, m. fr. Platina, 
Platinum, eng., Platin, n. hd. 
Platina. — P. natif, gedegen platina; 
native-platina; gediegene piatin. P. en 
éponge, V. platinschwamm. 

b. Platine, f fr., V. furnierblech. 
nr V. farbenbrett. — Plaat van de 
drukpers, V. marbre de presse. — 
Slotplaat ; scutcheon; schlossblech. ~ v. 
pallet—plate. — Plaat van den kousen. 
en lintweefstoel; plate; platte, platine. 
V. block 4) . — v. buchstabenform. 
— P. du balancier, v. balanceplate. 
— P. d'une fiche, oog van 
een scharnier; loop 0/' a hinge; lappen, 
bsentbeil eines thiirbandes. P. $Xe, 
vaste plaat van het weefgetouw; fixed plate; 
fire platte. w P. a la quet, plaat van 
een klink ; latch-plate; klinkenblech. P. 
de la lumière d'un canon , v. 
apron 2). — P. mobile, beweegbare 
plaat van den weefstoel ; moveable plate; 
bewegliche platte. ~ P. d'un moulin 
a, cylindre, grondplaat van den hollander 
der papierfabrieken ; black, bed-plate; 
grundwerk, platte. — P. a panache, 
slotplaat met bladeren ; foliated scutcheon; 
blecb mit blatterwerk. — P. des pi— 
hers, onderste stellingplaat van een hor 
lower plate; unterboden P. de-Ioge; 
rail, Sille pour rails, Vignoles, 
grondplaat, stootplaat onder de spoorstaven ; 
bed-plate, offset-plate, ground-plate; unterlagsplatte, 
stossplatte, stahiplatte. P. 
de serrure, v. écusson 2). P. 
de verrou, grendelplaat, schootplaat van 
een slot , bolt-plate; streicl;blecb. 

C. Platine, f. fr., v. fiintenschloss. 
— P. a, aiguille, naaldslot ; needle-lock; 
ziindnadelschloss. P. de carabine, 
buksenslot; rifle-lock ; buchsenschloss. ^ 
P. á cliquet, lichterslot; click-lock; kegelschloss. 
— P. a chaine, v chainlock. 
® P. de détente, v. abzugsblech. 
— P. à double détente, 
slot met sneller; hair trigger-lock; 
stechschloss. P. de mousquet, v. 
musketenschloss. -P. a percussion, 
percussieslot; percussion-lock; percussionsschloss, 
schla schioss P. à 
percussion des bouches à feu, bamerslot 
der kanonnen ; percussion-lock, percussion-
apparatus, detonating cannon or gunlock; 
hammerschloss an geschutzen, kanon 
-nenschlagschloss. P. à pierre, v. 
flint-fire-lock. ® P. renversée, 
lang geweerslot met ééne veer, fransche 
vorm van 18 4 0 ; back-action-lock, 'back-worklock; 
balbschloss, griffscbloss. P. a, 
rouet, radslot ; wheel-lock ; radsebloss, 
deutsche schloss. — P. de sureté, veiligheidsslot; 
savety lock, stop-lock, bolt-lock; 
sicberheitsschloss. 

Platine, f. hd., v. platine b. 6) . 

PUTRE . 849 

Platinen, f. pl. hd , v. crochets 
de la Jacquarde. 
Platinenbleie, f. pl. hd., V. plomb 

à platine. (board. 
Platinenbrett, n. hd., v. collar-
Platinenschni re, m. pl. hd., v. 

collets de la Jacquarde. 
Platinerie, f. fr. Pletmolen ; flattingmill; 
plattmühle. 
Plating, eng., V. argenture. 

P. by rubbing, Cold p., v. argenture 
à froid. — P. auf iron, verzilvering, 
plattering op ijzer; plattirung auf 
eisen; plaqué sur Ier. ~ Electro—p., v. 
argenture galvanique. — Rough 
p., v. argenture hachée. 
Platinmunze, f. hd. Muntstuk van 
platina ; platina-coin; monnaie de platine. 
Platinmohr, n. hd , v. noir de 
platine. 

Platinschwamm, m. hd. Platinaspoils; 
spongy platinum; platine en éponge. 
Platiren, v. a. hd. Marokijnleder persen, 
de nerf op marokijnleder maken ; to 

give the artificial grain to the marocco


leather; doener le grain ou maroqtiin. 
Platissage, m. fr., v. étendage i). 
Platmonter, Plamonter, v. a. fr. 

De suikerbrooden afborstelen; to brush off, 
plamotiren, abbaken. 

Platon, m. fr. Spaan, zeer dun plankje; 
scale-board; span, buchbinderspan, schuhmacherspan. 


Plat-pays, m. fr., v. pays-plat. 

Platras m. fr Platre déposé, 
Gipsstukken, stukken gipssteen; rubbish of 
plaster; gipsbroeken, gipsschuit. 

Plátre, m. fr., v. gips 3). — v. 
ereduit en plátre. — P. aluné, v. 
ciment anglais. — P. blanc, zuiver 
witte gips; white plaster; weisse gips. 

P. ciment, gipsmortel, gipsspecie; 
mortar of plaster; gipsmortel, gipskitt. ^n^n 
P. ciment, V. gipsmergel. _ P. 
Blair, dunne gipsbrei, om te gieten ; plaster 
mixed to a thin paste; dünn angemachte 
gips. P. cru, natuurlijke zwavelzure 
kalk, ongebrande gips ; unburnt gypsum; 
ungebrannte gips. P. Cuit, gebrande 
gips ; burnt gypsum, plaster ; gebrannte 
gips. P. éventé, bedorven gips, die 
reet water niet hard wordt; plaster decomposed 
by the atmosphere; abgestandene 
gips. ~ P. $n, P. luisant, gips voor 
st uccowerk ; white-parget, stucco lustro; 
weissstuck, marmorinoputz. ` P. gáehé, 
aangemaakte gips; paste of plaster 
of parrs; gipsbrei. P. gras, goed gebrande 
gips; well-burnt plaster; fette, gut 
gebrannte gips. P. gris, grauwe, met 
kolen verontreinigde gips ; grey plaster; 
gratie gips. — P. gros, Gros p., ongezifte 
gips; unsifted plaster; grobe gips, 
ungesiebte gips. P. mouillé, door 
regen nat geworden, bedorven gips; plaster 
which has been exposed to the rain; vom 

850 PLaTRER 

regen durchnasste gips, ersoffene gips. ^ 

P. mouliné, V. fleur de plátre. — 
P. noyé, met zeer veel water aangemaakte 
gips; plaster mixed with very much 
water; ganz dünn angemachte gips ~ P. 
de paris, V. gebrand gips, s. gips. 
— P. passé au papier, au mannequin, 
grof gezifte gips; coarse sifted 
plaster; grob gesiebte gips. ~ P. passé 
au sas, fijn gezifte gips; finely sifted 
plaster; feingesiebte gips. ~ P. serre, 
dikke, met weinig water aangemaakte gips; 
plaster mixed to the concistence of a stiff 
paste; dick angemachte gips. Amour 
du p., het vettige van goed gebrande 
gips ; unctuocity of well burnt plaster; das 
fettige des gut gebrannten gipses Le 

p. a perdu son amour, de gips is 
dood gebrand, te heet geweest in den oven ; 
the gypsum is worn, unfit by overburning; 

der gips ist tolt gebrannt, bat sein fett 
verloren, bindet das wasser schlecht. 

Plátrer, v. a. fr. Met gips besmeren, 
met gips bepleisteren ; to plaster, to plaister; 
gipsen, vergipsen, begipsen, mit gips putzen. 

Platres, m. p1. fr., v. gipsverzierungen. 
Plátrier, m. fr. Gipsgieter, gipsbrander; 
plasterer; gipsgiesser, gipsbrenner. 
Platrière, f. fr. Gipsgroef; plasterquarry, 
gypsum-quarry; gipsbrucb, gipsgrube. 

— V. gipsbrennerei. 
Platt, m. hd., v. lahn. 
Platt, adj. hd., v. flat. 
Plattbank, f. hd., v. feuilleret à 
plates bandes. 
Plattblankes leder, n. hd., v. cuir 
plaqué. 
Plattbloek, m. hd. Plat, dun blok; 
tie block, flat block; poulie plate. 
Plattbogig, adj. Gedrukt (van bogen); 

surbased; sorbaissé. 
Plattboot, n. hd. Platbodem vaartuig; 
flat boat; bateau plat. 
Pl ttbrett, n. lad. Strijktafel, strijk 
ironing-board; table à repasser-plank ; 
Plattehen, n. hd., v. anschlag 2). 

Das aus stahlblech geschnittene 
p. woraus eine stahlfeder 
hergestellt wird, V. flat of steelpens. 
(per-bit. 

Pl ttehenkolben, m. hd., v. cop-

Plattdecke, f. hd , v. ceiling. 

Platte, f. hd., V. foyer interieur 
dune cheminée. m V. band eng. 5). 

— V. mauerband. m v. border eng. 
i). ~ v. ansehlag 2). ® v. blattmetall. 
om v. planche do metal. — v. 
lame a. 1). m V. cerveau. — v blane 
1). ~ v. bore eng. 4) ' v. marbre de 
presse. m V. block i). ~ v. coète. 
V. platine b. 6). ®- V. carreau 1). 
Bewegliche p., v. platine mobile. 
am Durchbrochene p., v. factotum 
. m P. fixe, v. platine fixe. 
m Glatte p., Leere p., v. even-

PLAT'TH AMMER. 

plate, s. plate eng. m P. auf dem 
kapittel, V. abacus. 
Platte d'un ressort de batterie, 

f. fr., v flomer 3). 
Platte f. hd. des segelmachers, 

v. palm. 
Platteisen, Platteisen, n. hd. Zand 
-

schop der gieterijen; sand-ladle; plane à 
planer le sable. -v fer a plater. — 
Strijbijzer; sad-iron; fer à repasser. 

Platten, v. n. hd. Platter, dunner worden 
; to be flat, to be flattened, to be depressed; 
s'aplatir, devenir plat. 

Platten f.. pl. hd. (Zwei dunne 
eiserne) auf dem rucken der 
schneidefeilen, v. dosseret 2). — 
Klanglose p., v. dumb-piece. 

Pletten, v. a. hd. Pletten. uitpletten 
van ijzer, enz., tot bladen pletten ; dressing 
iron or sheeting, rolling, flatting; laminage, 
platinage. - v. écacher. - Mit 
heissen eisen p., v. ciseler une 
etoffe. — Zwei balken p., twee 
balken met de vlakke kant op elkander leggen 
; to lay two beams flat the one on the 
other; caucher deux poutres dune sur l'autre. 

Platten, eng., v. platen. 

Plattendruck, m. hd , v. elichage. 

Plattendruckmaschine, f. hd., v. 
copper-plate printing-machine. 
Platten einguss, m. hd., v. planchet 
casting. 

Plattenfeile, f. hd., v. glattfeile. 

Plattenhammer, m. hd., v. eisenhammer 
2). 

Plattenhobel, m. hd., V. feuilleret 
a plates bandes. 

Plattenkette, f.hd., v. plate-chain. 

Plattenkupfer, Plattenmessing, 

n. hd. Geplet rood en geel koper, koper in 
bladen of platen ; sheet copper and brass; 
cuivre et laiton en plaques. 
Plattensehläger, m. hd., v. ar 

-mourer. 

Platteplatz, m. hd. Strek plaats, plaats 
in de glasfabriek, waar de cilinders gestreken 
worden; shade, shed; étenderie. 

Platter, m. hd. Polijsterdor naalden ; 
polisher; repasseur. ® P. des goldes, 

V. gold-beater. ® v. burling-iron. 
Platter, eng., v. chopping-board. 
Plattform, f. hd., v plate-forme 
d'un toit. — P. aufbauen, een plat 
leggen ; to erect a plateforme; argamasser. 
Plattgarn, n. hd., v. fil plat b. 

Plattgedruekt, adj hd. Geplet, platgedrukt; 
flattened; eeaché, rabané. 

Plattglocke, Plätglocke, f. hd. 
IJzeren cilinder van den cilindermangel; cylinder; 
platine, cylindre. 

Platthammer, Platthammer, m. 
hd. Vlakke naaidhamer; awlhammer, flatneedle-
hammer; marteau li carrelet. v. 
flatoir 1) . -Mit dem p. gleich 
sehlagen, de muntplaatjes met den vlakken 
hamer glad slaan; to planish; bouer. 


PLATTHOLZ 

Plattholz, n. hd. Gekloofd hout; cleft 
logs; bols de quartier. 
Platthoofd, Platthaupter, n. pl. 
hd., v. clous à mauge. 
Plattindig, m h(L. Indigo in blokken 
of koeken ; cake indigo; indigo en tablettes. 

Plattiren, v. a. hd., v. covering 

2). ~ V. doubler 2). 
Plattirer, m. hd., V. plaqueur 2). 
Plattirung f.hd Plattirtes blech, 

V. doublé i) i Gold p., v. doublé 
d'or. ~ Electrische p., Galvanische 
p., V. electro-plating. 
Plattlinse, f. hd , v. lens ) & 3) . 
Plattloth, n. hd., v. apron. 
Platt machen, Platten, v. a. hd., 

V. écacher. (planer. 
Plattmeissel, m. hd., v. ciseau á 
Plattmuhle, f. hd., v. laminoir 1). 
Plattnagel, m. hd., v. clou á téte 
plate. 

Plattreif, m. hd. IJzeren hoepel met 
trekschroef; iron-hoop with screw; cercie 
de Ier qui se joint It vis. 

Plattscherbe, f. hd , v. écart double 
de demi à demi. 
Plattschiene, f. hd., v. flach


schienen. 
Plattschiff, n. hd., v. plattboot. 
Plattsohlag, m. hd. Katoenen band; 

tape; ruban de coton. 
Plattseide, f. hd. Vloszijde, borduur


zijde; slack silk; soie á broder. (carreau. 
Pl ttstahl, in. hd. Strijkijzer; heater; 
Plattstampfer, in hd. Hoedenma 


kersstrijkijzer; hatter's goose; carreau, pièce. 

Plattstich, m. hd. Gekleurde sieraad ste.
ek aan geweven kousen ; coloured ornamental 
mash; maille de garniture des coins 

en couleur. 

Plattstossen, n. hd. Het zacht, lenig 
maken van het leder; softening the hides; 
action de passer, d'assouplir les peaux. 

Plattstosskugel , f. hd., v.palisson. 

Plattstreeken, n hd. Het opmaken 
en fatsoen geven der fitten hoeden ; stretching, 
squeering and dressing of the felt; action 
de dégorger. 

Plattstuck, n. hd. Bovenplank, bovenblad 
van bet scheerraam; top plank of 
the frame; planche haute. v. sablière. 

Platttopf, m. hd. Strijkpan ; iron pot 
for heating irons; marmite a feu. 

Plattwalken, n. hd. Het vlak vollen 
van geverfde lakens; flat fulling; foulage 
à plat. 

Plsttwalze, f. hd., v. d®grassi 4). 
Pláttwalze, f. hd , V. aplatissoire. 
Pláttwerk, n. hd., v. laminoir 1). 

.. V. cylindres à laminer. 
Plattwerksttte, r. hd., v. aplatisserie. 
Plattzange, f. hd., v. baguettes. 
^ V. flat-pincers, s. pincers. 
Plattziegel, m. hd. Platte dakpan; 
flat tile; tulle plate. 

PLIAGE. 851 

Platze, Platze, f. hd., v. pioche. 

— Howeel om steenen te kloven ; axe for 
bursting stones; pioche de mineur. 
Platzen, n. hd., v fulmination. 

V. bursting of a boiler. 
Platzfass, n. hd. Zuurvat van den 
koperslager om het koper in af te bijten; 
brass-plate-vat; cuve à éteindre Ie cuivre 
rouge. (à exereiee. 
Platzpatrone, f. hd., V. cartouche 
Plaudern, v. n. hd. Knarsen van het 
weefgetouw, v. to creak. 

Plaue, t. hd. Regenzeil; tilt; toile. 

Plautze f. hd. Plautzen, Gekristalliseerd 
tinerts ingesloten in zandsteen ; sandy 
rock mixed with tin, crystallized basterd tinore; 
minerai d'étain bátard, roc sablonneux 
mêlé d étain. 

Play, eng., V. ebattement. 

Playingcards eng. of the first 
sorting, V. 
-
fleur i). 

Play-side eng. of the mainspring, 
Lange aren, grootste been van de 
slagveer; lange aren, lange ende der hauptfeder; 
grande branche du grand ressort. 

Pleasure—boat, eng. Pleiziervaartuig; 
lustboot, gondel; barquerolle, harguette. 

Plein, in fr., v Ascher 2). ~ P. 
d'une lettre, vette lijn eener letter, 
neerhaal van een letter; ground-stroke, fullor 
fat-stroke; grundstricb. 

Plein-eintre, m. fr., v. are pleincintre. 
— P. arabe, arabische boog; 
arabian arch; arabische hufeisenrundbogen. 

— P. exhaussé, verhoogde volle boog; 
surmonted or stilted round-head; gestelzte, 
geburrstete, tiberbabene rundbogen. ~ P. 
outrepassé, volle hoetjzerboog; horseshoe-
arch; hufeisenrundbogen. ••• P. a talon, 
volle spitsboog ; peaked-round-head; 
schneppenhogen, ge^chneppte rundbogen. 
Pleine—croix, f. fr. Versieringen op 

de slotplaat; adorned garnishment; verzie


rung an der schlossbekleidung. 

Pleine lune, f. fr. Volle maan; full 

moon; vollmond. (hobe see. 

Pleine mar, f. fr. Volle zee ; sea-room; 

Plein -relief, ni. fr., v. haut—relief. 

Plempdeich, m. hd. Dijk of dam, 

dwars door een water of gracht; dike across 

the water; digue conduite à travers l'eau. 

Plenterkohle, f. hd., v. charbon 

de terre 

Pléonaste, m. fr., Pleonaste, eng., 

Pléonast, m. hd., v. spinelle. 

Plet, Pli m. fr. d'un cordage, 
d'une voile, Bocht van een touw, een 
zeil ; fake, bight, range; bucht. 

Pij, m. fr., v. coil. ~ P.-s d'une 
botte á balles, v. frange d'une 
bofte a balles. ~ v. eharnière à 
pli. ~ v. falz 1). — v. aal, bourrelet, 
crease 1). — v. abwoile. 

Pliable, adj. fr., v. biegsam. 
Pliage, ni. fr., v. folding i). ~ v. 
auf bäumen ij. 


852 PLIANT 

Pliant, m. fr., v. folding-machine. 
Pliant, adj. eng., v. biegsam. 
Plie, f. fr., v. deekel i 0). 
P1iée, f. fr. Opgevouwen, gereedge


maakte geweven stof; ready-made stuff; 
Eertig gewordenes stuckchen zeug. 

flier, v. a. fr., v. to bend. — v. 
auffalten. ~ v. auf baumen. ~ v. 
ausfaizen 1). — V. biegen. — P. 
une voile, een zeil reeen ; to fart or 
gather up a sail; ein segel auftuchen. 

Flier eng. Plyer, V. pinee 5). 

P. of a draw- bridge, v. bascule 
d'un pont lévis. 
Pliers, eng., V. béguettes. ® v. 
kluppzange. 
Plieur, m. fr., v. folder. 
Plieuse, f. fr , V. folding-machine. 
Plimm, n. hd. IJzerhoudend krijt; 

white iron stone; chaux carbonatée (errifère. 
Plinte, f. hd , V. feuillet 2). 
Flinthe, ni. & f. fr., Plinth, eng., 

Plinthe, r. hd., V. mauerband. 

Plioir m. fr. Coupe-papier, v. 
falzbein. s Buigplaat der speldenmakers 
; bending-plate ; biegeklinge. w~ v. 
bronchoix. v. faltklinge. 

Plisser, v. a. fr., v. to fold. 
Plocage, m. fr., v. cardage. 
Plbcher, m. hd., v. pileur. 
Ploie-ressort, m. fr., v. feder


bieger. 

Plomb, m. fr , V. blei 1). m v. 
eisen 2). — V. bleigewicht. m v. 
bleiklotz. P. aigre, v. hartblei. 
m P. à aiguille, v. nadelbleie. m 

P. d' aunage, v. marque d'aunage. 
— a p., v. bleirecht. m P. anglais, 
V. mennig. m P. de bire, diepte 
van een rrnijnput; depth of a shaft; schacht 
— P. Blanc, P. earbonaté, v.-teufe. 
kohlensaures bleioxyd, s. bleioxyd. 
m P. blanc, Céruse, v. Bleiweiss 
1). — P. de chasse, v. dra 
-gée. — P. á charger,

V. belegeblei. 
w P. corné, v. hornblei. — P. en 
corniche, v. karniessblei. — P. 
chromaté, v. bleispath. — P. de 
erasse, onzuiver lood dat in de ovens 
overblijft; slag-lead; krtt,zblei. m P.,doux, 
V. kauf blei. m P. de fattage, v. 
enfaltement 2). m P. d'essai, v. 
assay-lead. m F. étamé, v. albion-
metal. m P. frail, v. frischblei. 
m Grands p—s, werktuig om de 
horlogeveeren te richten ; engine for dressing 
the springs; mascbine die federn zo 
richten. m P. granulé, v dragée. m 
F. laminé, v. rolled-lead, s. lead. 
m Ligne a p., v. ligne perpendiculaire. 
m Lire sur le p., op het 
lood lezen, den drukvorm lezen ; to read 
the text on the forms; den text in den 
formen lesen. — P. marchand, v. 
kauf blei. — Mal de p., v. hUttenkatze. 
m P. menu, v. bleidunst. 
PLONURE. 

m P. minium, v. bleioxyd 2) . m 

P. molybdaté, v. molybdate of 
lead. m P. natif, gedegen lood ; native 
lead; gediegene blei. m Noir de p., v. 
bleischwarze. m P. a niveau, v. 
bleiloth. — P. d'oeuvre, v. rawlead, 
s. lead. — P. orange, v. mennig. 
o P. phosphate, v. phosphorsaures 
blexoxyd, s. bleioxyd. 
— Poste de p., v. bleischicht. m 
Precipité de p., v. bleiniedersehlag. 
m F. a platine, gewichten 
aan den kousen weefstoel ; pla€e-leads; platinen 
hieie. — P. pour la pierre, v. 
enveloppe de la pierre. — P. raffiné, 
v. frischblei. m P. rouge, v. 
chromblei. n- P. de ressuage, afdn, 
dood, zijg!ood ; lead for refining; seigerbiei. 
m Régule de p., v. bleikönig. 
m P. en saumons, v. blockblei. m 

P. de sonde, v. bleiwurf. m P. 
sulpthaté, V. bleivitriol. ~ F. sul 
-phuré, v. galena. ~ P. de sureté, 

V. bouchon fusible. ® Tireur de 
p., v. bleizieher. r Tire p., v. 
bleizug. m P. vierge, maagdenlood, 
zuiver werklood; first lead of a reverberatory-
furnace; jungfernblei. m P. à vitres, 
P. de vitrier, v. fensterblei. 
Plombage, m. fr. Het met lood bedekken, 
verboden ; leading; verbieien. 
Plombagine, * . V. graphit & 
black-lead. 
Plomber, v. a. fr., v. bebleien. — 

v. to lead 2). — v. engommer t). m 
V. lothen. — P. les vitres, ruiten in 
lood zetten ; to lead lights, to stop lights 
in lead; scheibeu verbleien, in blei verglasen. 
Een boden zegel of stempel aan bangen, 
plombeeren ; to lay the lead on the 
edges; vert)Ieien. 
Plomberie, t. fr., v. bleigiesserei. 
m (Ouvrage du plombier), loodgieterswerk; 
plumber's work, plumbery; blei 

-giesserarbeit. 
Plombier, in. fr., v. bleigiesser. 
Plombine, f. fr., v. hernetine. 
Plomener, V. a. fr. Hei pottenbak 

verglazen ; to varnish; glasuren. -kerswerk 

Plongée, t. fr., V. abhang. m P. 
du parapet, helling van den bovenkant 
der borstwering; dip, superior slope of the 
parapet; abdachung, senkung, fall der brustwehrkrone. 


Plongement, ni. fr., v. pitching. 
Plonger, v, n. fr. Hellen (van een 

mijngang); to dip, to underley; einfallen. 
Ylonger, v. a. fr., v. dipping. 
Plongeur, m. fr., V. bu.ttgesell. 

m V. piston plongeur. 

Plongeuse, f. fr. Het indompelen van 
den papiervorm in de werkkuip; dipping 
the form; eintauchen der form. 

Plonure, f. fr. Verglaasd pottenbakkerswerk 
; glazed pottery; glasurte tbpferwaare. 



PLOQUE 

Ploque, f. fr., v. boudin 1). 
Ploquer, V. a. fr., v. rompre la 
laine. m v. einplacken. 
Ploqueresses, f. pl. fr., V. brechkamm. 
m V. carding-comb. 
Plot, in. fr., v. brass-block (little) . 

V. führer 1). 
Plot, eng., v. plan de site. m P. 
of a mine, v. markscheiderisz. w 

V. boden 4). 
Plotting, eng. Het in teekening brengen 
eener opmeting; auftragen, transportiren; 
opération de rapporter. 

Plotting-scale, eng., v. échelle à 
rapporter. 

Plough, eng., v. charrue ij. m v. 
bouvet 1). m Screw-p., v. bouvet 
a écartement. ! P. and tongue, 

V. fer de bouvet a rainures. m v. 
beschneidepresse. nn v. couteau 
á velours. — Deepening p. , v. 
Bouvet à approfondir. 
Plough-bit, eng., V. nutheisen. 
Plough-knife, eng., v. couteau a' 

rogner. (ger. 
Ploye-ressort, m. fr., V. federbie-
Plug, eng., V. bouchon 1). m v. 

ételon 3) . m V. clé 2) . w v. tampon 
en bois. w V. noix 5) . w v. fiche 1). 

— V. eheminée d'un fusil à percussion. 
m v. breech 3) . m Pen om 
de opening te maken in gevulde bommen; 
leerpfrop (; cbeville. m v. cheville de 
lien. m P. center-bit, centerboor met 
dikke pen om gaten wijder te boren ; art 
englischer centrumbohrer; espece de meehe 
anglaise. m P. tap, v. master-tap. 
m P. of the steel-yard, mes, steunpunt 
van den unster ; schnellwagezap fen; 
broche de la balance romaine. ® P. of a 
valve, v. canillon. — Fusible p., 
V. bouchon fusible. m Screw p., 
V. cheville vissee. 
Pluie, F. fr. Wollen tapijt met goud 
en zilver doorweven; kind of drugget interwoven 
with gold and silver; art wollen teppich 
mit gold and sillier gewirkt. P. 
de feu, v. feuerregen. 

Plumart, m. fr., v. beschlag des 

m.iihlenbaumes. V. f iillkeil. 
Plumasseau, m. fr., v. federbesen. 
Plumb, eng., v. bleiloth. 
Plumb, adj., eng., v. bleireeht. 
Plumbage, eng., v. alquifou. 
Plumbago, eng., v. black-lead. 
Plumber, eng., V. bleigiesser. 
Plumber-block, eng., v. coussi


net 5). m P. bottom, onderblok, beneden 
pan ; unterlager; semelle de palier. w 

P. cover, bovenblok; deckel; chapeau de 
palier. 
Plumbery, eng., v. bleigiesserei. 
•• V. plomberie a). 
Plumb-level, eng. P. line, v. ligne 
à plomb. 
Plumb-lever, eng., v. chat 4). 

PLYLRS. 853 

Plume t. fr. aspirante, P. sans 
fin, v. feder ohne ende. m P. à 
dessiner, teekenpen ; drawing-pen; zei


chenfeder. m v. feder 2). ® P. $ctice, 

v. crane-spring. m P. métallique, 
V. metallfeder. w P. de paon, 
groene agaatsteen met vedervormige strepen 
; greenish agate streaked like the vanes 
of a feather; grunlicher achat mit federbartdhnliche 
streifen. — P.–seul, onder 
een plungelblok; support of th -legger van 
shaft-cushion; stutze des wellenlagers. 
Plumette, f. fr. Eerre soort van ge


weven wollen stof; woollen stuff; wollzeug. 
Plummer-block, eng., v. empoise.
Plummet, eng., v. bleiloth. m v. 

bleigewicht. 
Plummet-line, P. lever, eng., v. 
ligne a plomb. m v. level b. 2). 
Plumose antimonium-ore, eng., 

V. mine d'antimoine en plumes, 
Plumose silver-ore, eng., v. fe 
-dererz. 
Plump, adj. hd. Z waar, log, plomp; 
heavy, clumsy; lourd. 
Plum spirits, eng., v. esprit-deprunes. 
]Plunder, m. hd., v. camelote. 
Plunger, eng., v. druckstempel. 
Plunging-fire, eng., v feu fichant. 
Plus, m. hd., V. abwerg.
Plu.sch, m. hd., v. drugget 2) & 

peluche de laïne. 
Pluschartig, adj.hd., v.pelucheux. 
Fli schteppig, m. hd. Doorniksch 

kleed; Wilton carpet; tapir de Tournai. 

Pluselectricitat, f. hd., v. électricité 
positive. m Mit p. versehener 
korper, v. eleetro-positive-
bodo. 

Pli sen, v. a. hd., v. to burl. 
Fluser, v. a. fr., v. éplucher t).
Flush, eng., Plusch, m. lid., v. drug


get c). 
Plushy, adj. eng., v. pelueheux.
Plus–près, adj. fr. Scherp bij den 

wind ; close holed; dicht bei dem winde. 

Plutois, m. fr. Katoenen stof uit Normandie 
; cotton stuff from Normandy; baumwollenzeug 
aus Normandie. 

Plotten, m. hd., v. gazon. 

Pluviomètre, m. fr., Pluviometer, 
eng. Regenmeter, werktuig ter bepaling 
van de hoeveelheid gevallen regen; regenmesser. 


Ply, eng., v. aiguillée. 

Ply (to), eng., v. to cross the 
shuttle. w v. chicaner le vent. m 
To p. by small or short boards, 

V. courir a petites bordées. 
Plyer, eng., v. boulinier. 
Flyers , eng. , v. biegzange. .-
Cutting p., v. beisszange. •• Flat 
p., Flat-nose p., v. béquette. — 
Hawks-bill-p., v. kastenzange. 
••• Joint p., v. pincer ij. Round 

72 


854 PNEUMATICS --POCKHOLZ. 

p., Round-nose-p., v. pineette Pochiaden, m., Pochleitungen, 

ronde. f. hd. Dwarsbout dat de stampstijlen ver 
Pneumatics, eng., V. aérométrie. stampers zich be--bindt en waartusschen de 
Pneumatic-trough, eng., v. euve wegen ; traverses or the crushing-mill-posts; 

pneumatique. moïses du bocard, traverses. 

1'neumatique, adj. fr., Pneuma-. Poehliche, f. hd. Zijwand van den 
tieal, Pneumatic, eng., Pneuma-stamptrog ; side board of a crushing-trough; 
tisch, hd. Tot de luchtteer behoorende. ais de cote, de l'auge du bocard. 

— Machine p., v. s. machine. •• Pochmehl, n. hd. Fijngestampt erts; 
Pompe p., v. air-pump. crushed ore; minerai pulvérisé, farine de 
Poalier, Poaillier, m. fr., v. for minerai. (bocarder. 
de meule, - Tap van een gietfiesch; Pochmiihle, f. hd., v. moulin •à 
sole, socked; zapfenstiick. Pochrad, n. hd. Waterwiel van een 

Poehe, f. fr. Zak in kleederen en rij -stampmolen ; wheel of a crushing mill; roue 
tuigen ; pocket; tasche. - v. baster. ~ de bocard. 

V. bofte 4). — P. à couler, Couche, Pochriegel, m. hd., v. pochladen. 
V. cuillier 4). — P. à couler le Pochring, m. hd. Beslagband van den 
plomb, V. cuillier 2). — P. du ga-stamper; ring of the ore-pestle; anneau du 
min, kleine lepel der spiegelglasmakers; pilote de fer. 
little copper-scoop; kleine schbpflöffel. ~ P. Poehrinne, f. hd. Goot, die het mode 
mineur, v. boussole de mineur. lenwater op het rad brengt; crushing-mill-
Poche, f. hd. Stamper; pestle, stamper; leat; canal qui conduit l'eau sur une roue 
machine á battre, billot à frapper. d'un bocard. 
Pocheisen, n. hd., v. pilon de Poehröhre, f. hd. Waterpijp, die wa


bocard. (carder. ter in den stamptrog brengt; conduit pipe; 
Pochen v. a. hd. des ernes, v. bo-canal qui conduit l'eau dans l'auge du bocard. 
Poeherz, n. hd. Arm, weinig metaal Pochrolle, f. hd. Zeef voor het ge


bevattend erts, dat voor de verdere bewer-stampte erts ; strainer; couloir pour le miking 
gestampt en gewasschen moet wor-nérai bocardé. 
den ; ore to be stamped; mineral pauvre, Pochsule, f. hd. Staande stijl van 
mine à bocarder. het raamwerk, waartusschen de stampers 

Pochgerinne, n. hd. Stamptrog van van een ertsstampmolen zich bewegen; pilden 
ertsstampmolen (voor het nat stampen); lar or the frame or an ore-crushing-mill; 
leat of a pounding-mill; auge de bocard. mon-tart de la charpente du bocard. 

Pochhammer, m. hd., v. marteau Pochschale, f. hd., v. ore-crusha 
briser le minerai. ing-plate. 

Pochhaus, n. hd. Stampplaats, plaats, Pochschiesser, Pochstempel, 
gebouw waar de ertsstampmolen geplaatst m. hd., v. pochheie 1). 
is; ore-pounding-house; butte a bocard. Pochschlagel, m. hd., v. marteau 

Pochheie, f. lid. Stamper van een a, briser le minerai. 
ertsstampwerk; mallet; mailloche. -Drijf. Pochschlich, Pochsatz, m. hd. 
ijzer des kuipers; mallet; moillet, batte. Nat gestampt erts ; toet slick; schlich hu 

Pochherd, m. hd. Stamptrog van den-mide, limon humide. 
ertsstampmolen (voor het droog stampen); Pochsohle, f. hd. Bodem van den 
pool, trench, vat; patouillet. ertsstamptrog ; bottom or the box; semelle 

Pochhub, m. hd. Hoogte waarop den de l'auge du bocard. 
ertsstamper gelicht wordt; lift of the mal-Poehsteiger, m. hd. Meesterknecht, 
let; hauteur it laquelle s'élèvent les marte-baas op een stampmolen ; foreman; maitre 
aux à briser le minérai. bocardeur. (bocard. 

Pochkammer, f. hd. Het gedeelte Pochstempel, m. hd., v. pilon de 
van het gebouw, waarin het erts gestampt Pochure, f. fr. Te los of open gewewordt, 
stampkamer; building for the crushing en plaats in stukgoederen; cavity of a 
orpebbles; batiment à bocarder les cailloux. stuff; hohlung in einer stoft. 

Pochkasten, m. hd., v. pochherd Pochwelle, f. hd. Hoofdas van den 
& pochgerinne. ertsstampmolen ; axle or the crushing-mill-
Pochkern, m. hd. Ertssteenen ; mass wheel; axe de la roue du bocard. 
of pebbles; pierraille. Pochwerk, n. hd., v. bocard. 

Pochkiel, m. hd. Duim, greep van het Pocker, m. hd., v. attisoir. 
stampijzer; pounder-handle; queue du fer Pocket-compass, eng. Zakkompas; 
de pilon. taschenboussole; boussole de poche. 

Pochklotz, n. hd. Blok, onderlaag van Pocket-sextant, eng. Zaksextant; 
den stamptrog, grond; pounding-block; billot taschensextant; sextant b. tabatière. 
du bocard. Pocket-size, eng., v. format por-

Pochknecht, m. hd. Werkman in tatif. 
een ertsstampmolen; workmanin a pool-work; Pockholz n. hd. Pock-wood, eng.,.. 
ouvrier de bocard. v. franzosenholz. 


PODEST — 

Podest, M. hd., V. absatz 2) . ••• 
Kurze p., v. palier 6). 

Podomètre, m. fr., v. pédomètre. 

Pole, f. fr., v. garpfanne. — v. 
giesspfanne 2). — v. brennofen. — 
Kachel ; stove; ofen, stubenoien. — (Chaudière) 
zoutpan ; pLin; salzpfanne. ~ P. 
de fayenee, porceieinen kachel ; stove 
formed by dutch tiles; kachelofen. — P. 
de fonte, gegoten ijzeren kachel ; castiron-
stove; giesseiserne ofen. — P. a Se— 
cher la poudre, V. gloom. — P. 
de terre, fornuis of oven van vuurvaste 
klei; stove made of clay; thonofen, thdnerne 
ofen. 

Poêlier, m. fr., v.pfannenschmied. 

Poêlon m. fr. a calle, v. pastebowl. 
~ P. a fondre les metaux, 

V. melting-pan. — P. à faire rougir 
ou recuire les flans, pan of bek 
om de zilveren muntplaatjes uit te-ken 
gloeien ; iron-pan for annealing silver; gluhpfanne. 


Poge m. fr. Stribord, Tribord, 
Stuurboord; starbord; steuerbord. 
Pohl, m, hd. Pluis van het fluweel ; 
shag of velvet; poil du velours. 
Pohle, f. hd. Bovenketting; upper warp; 
dessus de la chalne. 

Pöhlen, v. a. hd., v. dépiler. — 
Een huid vlak strijken; to dress a skin; 
planer un cuir. 

Pohlhölzer, n. pl. hd. Stikhouten; 
transversal beams; poutres transversales. 

Poids, m. fr., v. gewicht. — P. 
atomique, atomistisch gewicht ; atomicweight; 
atomgewicht. — P. de charge 
de soupape de sûreté, gewicht van 
de veiligheidsklep; weight for savety valve; 
gewicht ant dew sicherheitsventil. e. P. 
d'essayeur, essaaigewicht ; test weight; 
hellergewicht. ~ P. a godelet, v. einsatzgewichte. 
— P. de marc, v. 
markgewicht. ••• P. matrice, v. 
lagergewicht. ~ P. mobile d'une 
balance romaine, looper van een unster, 
beweegbaar gewicht ; sliding-weight; laufgewicht, 
lhufergewicht. — P. net, netto 

neat-weight; nettogewicht. — P.-gewicht; 
d'or, goudgewicht, trooisch gewicht; tray, 
tray-weight; goldgewicht. — P. d'ort, 
brutogewicht ; brute-weight, gross-weight; 
bruttogewicht. — P. spéci$que, soortgelijk 
gewicht ; specific-weight, specific-gravity; 
spezifische gewicht. 

Poignard, m. fr., v. dolch. ~ P. 
turc, turksche dolk ; ataghan; türkische 
dolch. 


Poignee, f. fr., v. haft. — Handvol 
papiervellen ; h.andfull of sheets; handvoll 
bogen. — V. cape 1). — P. de coffre 
à munitions, leuning van de munitiekist 
; guard-iron; handbugel, seitenlehne, 
armlehne, handsttitze. n•• P. de la crosse 
d'affít, greep, handvat van den affuitstaart; 
limbering-handle, trail-handle; hebe-


POINCON. 855 

krampe, bandbabe, griff. — F. de la 
crosse de fusil, v. du.nnung. — 

P. d'épée, v. degengef ss. — P. 
dune espagnonette, lichter, handvat 
eener spanjolet ; handle, lever; ruder. — 
P. de lin, Poignon, hoeveelheid vlas 
om bet spinrokken te vullen ; strick; riste, 
risse, reiste. — P. de la montere 
d'un sabre, v. gefass 1). — P. de 
pistolet, v. crosse de pistolet. ~ 
P. du rabot, v. horn of a plane. 
P. de la roue du gouvernail, 
speck, handvat van het stuurrad ; spoke of 
the steering-wheel; spake des steuerrades. 
— P. d'une scie à débiter, greep, 
handvat van een handzaag; handle; griff, 
knopf. ~ P. de serrure, v. clinche. 
Poignon, m. fr., v. poignée de lin. 
Poil, m. fr. Van de cocons afgehaspelde 
zijde ; raw silk-thread after the first 
twist; rohseide nach der ersten zwirnung. 

— V. pelo. — P. d'alpage, P. d'al— 
pago, alpacawol; alpaco; pakosbaar. ~ 
P. de chèvre, v. $1 de turquie. 
P. follet, v. flauw. ~ P. reide, 
V. bristle. ~ P. ras, kort geschoren 
haar (van 't fluweel); short nap; kurz geschorenes 
haar. — P. rude, ruw haar; 
shag; rauhes baar. — Chatne de p., 
V. nap-warp. ~ A p. fin, fijn baar; 
fine grained; feines haar. — A gros p., 
grot haar; coarse-grained; grobes baar. 
A p. long, langharig; shagged; rauchbaarig. 
— Dans le sens du p., En 
courant le p., met den streek, met den 
vleug ; with the gram; mit dem strich 
Tiré à p., geschoren (van laken); napped; 
geschoren. 
Poil, eng., v. feather—shag.
]oilier, m fr., v. fer de meule. 
Poincon, m. fr., v. clef pendante. 

V. durchschlag 10). — Priem van 
den zadelmaker; bodkin; pfriem. — v. 
haarnadel. — v. buchstabenform. 
~ v. leaf-needle. ••• v. drucker 3). 
— V. augeneisen. — v. ciselet 5). 
V. marque d'aunage. — v. frappe 
1). — v. coin de rélieur. — Uitslagijzer 
; punch; locheisen. — v. king—piece1). ~ P. á ciseler, v. chasingchisel. 
— P. a découper, v. aushacker. 
— P. d'échafaudage, steigerpaal; 
scaffolding pole; riiststange. — P. 
a emboutir, v. bunnen. — P. a 
emboutir, v. bouterolle 2). — P. 
a étamper, V. entêteur. ~ F. d'une 
ferme a deur poincons, dubbele 
hangstijl ; queen-post; bangeshule mit zwei 
ferme-sauligen bhngewerk. ~ P. d'une 
a un seul poincon, v. king-piece 
2). — P. d'une fièche, hangstijl van 
een puntgeveldak ; broach-post; belmstange. 

P. d'une grue, tap waarop de 
stijl van een kraan draait; pivot of a cranepost; 
krabnbaumpinne, krahnbaumzapten. 
P. à grain d'orge, v. diamont

856 POIN CONNEMENT 

j 

pointed grave. — P. granulé, v. 
égrenoir. ~ P. a paillettes, v. 
flitterstempel. — P. à repousser, 
drijfijzer, drijfstift; raising-punch; treibpunze. 
~ P. à river, v. nieteisen. ~ P. 
à rabattre, V. glatteisen 2). P. 
du voilier, v. épissoir. Faux 
p., v. crown-post. 

Poinconnement, m. frHet ijken;

. 

stamping; aichen, stempeln. 

Poinconner v. a. fr. les poids et 
mesures, IJken ; to stamp; aichen, stempeln. 
o P. les canons do fusil, 
Marquer d'un poincon les canons, 
geweerloopen stempelen; to stamp 
or mark musket-barrels; rokren stempeln. 

Point, eng., V. point fr. — v. picot. 

V. pointe du tympan. — v. marteau 
à pointe. ~ v. aiguille g). 
V. gareette 2). — (End) Tap van een 
kanon, waarmede het op de draai-en boorbank 
wordt gezet ; zapfenwarzen, stollenzapfen; 
téton du grain. 
Point (to), eng., v. empointer 1). 

V. dégrossir i). To p. the 
joints of a wail, v. Scher les 
joints. ® To p. a musket or gun, 
V. mettre en j oue un fusil. ~ P. 
of a needle, V. nadelspitze. 
Point, m. fr. Punt; point; punkt. •^ 

P. (als leesteeken) punt; period, full-stop; 
punkt. — (Dentelle) kant, V. dentelle 
à l'aiguille. ~ P. (van naaiwerk) steek; 
stitch; stick. ••- P.d'application d'une 
force, aangrijpingspunt eener kracht; point 
of application, working-point; angriffspunkt 
einer kraft. ~ P. d'appui, P. d'assaut, 
aanslag; hip; gratanfall, anfallspunct. 

— P. d'appui, P. de mouvement, 
middelpunt van beweging ; centre of motion; 
mittelpunkt der bewegung. ~ P. d'appui, 
V. centre de mouvement. — P. 
d'appui du levier, v. aufhangepunkt. 
••• P. d'arrêt, eindpunt, punt 
van terugkeer ; point of regression; haltepunkt. 
— P. d'arrêt, punt van ophou den, 
van stilstaan ; stop; stilistand. — P. 
d'Angleterre, v. dentelle de Bruxelles. 
— P. automnal, herfstevenachtspunt; 
autumnal point; herbstpunkt. 
~ F. du bastion, punt van een bol 
salient, point of the bastion; boll--werk ; 
werkspunte, bastionsspitze. — P—s cardinaux, 
hoofdstreken des hemels; cardinal 
points; himrnelsgegenden, cardinalpunkte. 
~ P—s carrés, punten van een kwadraat; 
points on the squares; punkte auf den gevierten. 
— P. du chevalet d'un 
pont à bascule, steunpunt van een 
wipbrug; fulcre, fulcrum; stutzpunkt. 

P. de chute d'un projectile, v. 
graze. ~ P. de congélation, v. 
degré 3) . — P. de contact, v. beri 
hrungspunkt. ••• P. de courtine, 
einden van de gordijn ; curtain-point; 
kurtinenpunkt. — P. de croisement, 
— POINT. 

V. ease fr. ~ P. culminant, P. de 
partage d'un canal, grootste waterhoogte 
in een kanaal, van waar het water 
naar twee zijden afvloeit; highest part, summit-
level of a canal, place or spat where 
two branches of a canal branch off'; theilungspunkt, 
wasserscheide. ~ P. de culmination, 
culminatiepunt, plaats waar 
eene ster door den meridiaan gaat; culmination, 
point of culmination; culminationspunkt. 
~ Deux p—s, soort van druketter, 
v. deur. — P. de distance, 
afstandspunt; point of distance; distanzpunkt. 

— P. de divergence, P. de disportion, 
v. virtual focus, s. focus. 
P. d' ébullition, v boiling-point. 
— P. d'écoute, v. clew 2). — P. 
d'épaule, schouderpunt; shoulder-point; 
schulterpunkt. — P. d'équilibre, evenwichtspunt 
; point of equilibrum; gleichgewichtspunkt. 
— P-s équinoxiaux, v. 
équinox 2). — P. d'exclamation, 
P. d'admiration, uitroepingsteeken (!); 
sign of admiration; aufrufungszeichen, ver 
-wunderungszeichen. — P. fixe, vast punt; 
fixed-point; anhaltspunkt, tixpunkt. — P. 
$xe, steunpunt; fulcrum; stutzpunkt. — 

P. de froid, v. degré 3) . — P. de 
fuite, P. fuyant, P. de concours, 
P. accidentel, P. évanouissant, 
wijkend punt ; vanishing-point. accidentalpoint; 
fluchtpunkt, verschwindungspunkt. — 
P. de fusion, v. melting—point. o 
P. de gorge, uiteinde van de keel; 
gorge-point; kehipunkt. - P. du Naut, 
Pointure, v. empointure. ~ P. 
d'incidence, v. einfalispunkt. — 
P. d'infl.ection, v. inflectionspunct. 
— P. d'interrogation, vraagteeken 
(?); sign of interrogation; fragezeichen 
. — P. d'intersection, v. durchschnittspunkt. 
~ P. du levier, v. 
aufhángepunkt. — P.-milieu des 
tourillons, middelpunt, as der kanontap 
middle-point of the axis of trunnions;-pen ; 
lagerpunkt. i P. matériel, stoffelijk 
punt ; material-point; materielle punkt. — 

P. mort de la manivelle, dood punt 
van de kruk eener stoommachine ; dead point 
of the crank; todte punkt des kurbels. — 
P—s morts, doode punten ; dead points; 
todte punkte. — P. de mouvement, 
v. point d'appui. — P. de la 
mèche anglaise, v. nicker. — P. 
de navire, v. day's work. ~ P. 
de partage d'un canal, v. point 
culminant. — P. de passage d'une 
déelivité, punt op een spoorweg, waar 
de helling van de baan verandert ; point 
where the gradient changes; gef llwechsel. 
P. de rebroussement, keerpunt; 
cusp; ruckkehrpunkt . — P. de réfraction, 
v. brechpunkt. ~ P. de rencontre, 
v. point de chute. ~ P. 
de répère, vast punt, uitgangspunt bij 
het landmeten ; station; netzpunkt, fixpunkt, 

POINTAGE -


richtpunkt. - P. de répère, punt of 
merk voor het aanzetten der vormen bij 
het papier-en katoendrukken; guide-mark; 
rapportpunkt ~ P. de route d'un 
navire, V. day's work. ® P. secret, 
merk of letter, die aanwijst waar een munt 

geslagen, muntteeken; mark of the-stuk is 
coin; pragortszeicben . ~P-s de suspension, 
V. aufh ngspunkt. — P. de 
suspension, ophangpunt; point of suspension; 
aufhtngepunkt. •^• P. typographique, 
punt, eenheid van maat voor het 
corpus van drukletters = 0.376 m.m. ; typographic 
point; punkt, typographische punkt. 

P. de vaporisation, dauwpunt; 
vaporating-point; verdampfungspunkt. ® P. 
vernal, voorjaars nachteveningspunt ; ver 
friihlingspunkt. ••• P. -Virgule,-nal-point; 
komma-punt (;) ; semi-colon; semikolon. P-
s d'une voile, v. empointures. 

— P. de vue, P. principal, oogpunt; 
visual point, principal point, point of 
sight of the eye; augenpunkt, gesichtspunkt. 
Pointage, in. fr. Het in de pointuren 
leggen van den schoondruk; fixing of the 
sheets in the punctures; einlegen der bogen 
in die punkturen. ~ Gebrek in bet laken 
door slecht scheerera ; defect in cloth from 
bad shearing; fehler im tuch vom schlechten 
scheergin. ~ P. des bouches à 
feu, het richten der kanonnen ; pointing 
of guns; die richtung der geschutze. e• P. 
du navire, het uitzetten van het bestek; 
pricking of the chart; einzeichnung des besteks 
auf der karte. 

Pointal, m. fr., v. étrésillon. — 

P. du levier, v. aufhängepunkt. 
Pointal, eng., v. fliesen in diagonaler 
richtung gelegd. ~ v. 
dachstuhlsaule. 

Point blank, eng., v. but en 
blanc. — P. range, v. portée du 
tir parallèle. — To lay a gun po, 
een stuk geschut horizontaal richten ; eira 
geschictz kernrecht richten; pointer une pièce 
de nianière que l'axe soit horizontal. 

Point-crank, eng. Punthouvast, punt


zwaluwstaart ; spitzklammer; crampon à 

pointe. (ber. 

Point-driver, eng., v. aehsentrei-

Pointe, f. fr. Punt, scherpe of spitse 
punt, uiteinde van vele voorwerpen ; point; 
spitze. ~ V. bodkin. — v. clou. — 

V. drawing-point. — v. diamantspitze. 
-Graveerijzer van den houtgraveur 
; cutter, graver; schnitzer. 
Graveer-of schrijfdiamant ; diamond-pencil; 
diamaritspitze. e v. aale. - v. 
cutting-knife. — v. brunissoir. 
~ V. dreheisen. — v. centre 4). 
— (Grosse pointe, Pic a deug 
pointes, Pioche a marteau), puntboweel 
voor het bewerken der steengroeven 
; double-pointed pick; zweispitze, steinpicket, 
spitze, zweiteppe. -P.d'aiguille, 
P. d' épingle, v. nadelspitze. ~ P. 
POINTER. 857 

d'une ancre, v. bee ij. — P. á, 
ardoise, leispijker; tack; schiefernagel. P-
s de clous, spijkerpunten, die voor 
klinknagels dienen ; broken spikes for clinching; 
dofjes. ~ P. de coeur d'un 
croissement, puntstuk van een spoorwissel 
; tongue of a crossing or frog; herzstiick 
einet: kreuzung. - P. conductrice, 
punt van de centerboor; pin of a 
centre-bit; bohrspitze des englischen bohrers. 

-P-s d'un Brie, punten (om het uit 
te verhinderen) van een kelderwind;-glijden 
spikes of a jack; fussstifte einer wagen winde. 
-P-s d'une ehèvre, punten 
onder aan een bok ; spike at the foot of the 
cheeks and pry-pole of a triangle gin; fussstift 
an den schenkeln eines hebezeuges. -~ 
Contre p., v. back-centre. ~ P-s 
de diamant, versieringen van staal in 
diamantvorm ; steel-britliants; stahlbrillanten. 
® P-s de diamant, diamantvormige 
versieringen in de bouwkunde; diamont, dia 

brillanten, diamantverzie--mont-moulding; 
rung. — P-s fixes, P. mortes, v. 
dead-centers. — P. a graver, v. 
etching-needle. ~ P. d'une lame, 
punt van een degen enz.; point; spitze. P-
s naives, ruwe diamanten van zuivere 
gedaante ; rough diamonts of perfect shape; 
robe diamanten von ausgezeichneter form. 

— P. de Paris, v. clou d'epingle. 
— Petite p., v. heftstift. ~ P. à 
einq pans, v. centre-bit pij. ~ P. 
a rabaisser, v. couteau a rabaisser. 
— P. d'une tour, spits van een 
toren ; broach; thurmspitze. - P. d'un 
tour, v. centre 4) . — Tour à p-s, 
v. centre-lathe. — P. a tracer, v. 
marking-awl. — P. tranchante 
de la mèche anglaise, v. nicker. 
P.-et-tranche, v. grelet ij. — 

P. du tympan, Pointure, pointuur ; 
point; punktur. 
Pointeau, in. fr., v. centreur. — 

V. bohrmeissel. 
Pointed adj. eng. P.-arched, v. 
ogival. 
Pointed-horse-shoe-arch enr., 

v. ogive outre-passée. 
, 
Pointed-steel-hammer, eng., v. 
marteau à pointe, s. marteau b. 

Pointel, eng., v. heftstift. 

Pointe-machen, Pointiren, v. a. 

hd., v. diamont-draught. 
Pointer, eng., V. aiguille i 0) . •®• 

v. aiguilleur. — Spoorwissel ; weichschiene; 
rail mobile. - V. empointeur 
(en lees daar puntenslaper in plaats van 
aanpunten) — Self-acting p., zelfwerkende 
spoorwissel, spoorwissel met tegen 
selbstthatige weichschiene; aiguille à-wicht ; 
contre-poids. 
Pointer V. a. fr. les aiguilles, v. 
to point the needles, s. needle. 

V. einstechen 1) . Met een steek 
innaaien, aaneenhechten ; to stitch together;

72* 


85 8 POINTEROLLE 

eicht zusammen beften. •® P. une bouehe 
a feu, een stuk geschut richten ; to 
point a piece of ordnance; ein geschiitz 
richten . P. la carte, v. pointage 
du navire. 

Pointerolle, f. fr., V. bergeisen. 

Wigvormige ijzeren hamer der arbeiders 
in de steengroeven ; hammer-shaped 
iron-plug; schiesseisen, hammerfbrmige anfangsbohrer. 


Pointeur, m. fr., v. einstecher 1). 
... v. ausputzer. 

Point—holes, eng. Punkt urgaatjes in 
gedrukte vellen ; punkturlucher; trous des 
pointes. 

Pointieelle, Pointizelle, f. fr. Middelstift 
in de spoel van het zijdeweefgetouw ; 
spit of a shuttle; zwecke, schutzenzwecke, 

seele. 

Pointil, m. fr. Werkijzer, puntijzer; 
rod; punktirstange, punktireisen. 
Pointillage, m. fr., v. third burling, 
S. burling. 

Pointing, eng., v. empointage. 

Pointing, eng. Uithakken der oude 
kalk en op nieuw voegen van een muur; 
fugenbau; jointoiement. — The both sides 
p. of pan.-tiles, het aan beide zijden 
aanstrijken van een pannen dak; das 

verstreichen der plannen auf beiden seiten; 

pointage. ~ P. of guns, v. pointage 
des bouches à feu. — v.hundepint. 
Pointing-hammer, eng., v. marteau 
à pointe, s. marteau a. 

Pointing-rod, eng., v. fiche à, 
pointer. (holes. 
Point-openings, eng., v. pointPoint-
paper, eng., v. carta rigata. 
Point-plate, eng., v. eiseaux des 

pointures. 
Pointrel, eng., v. grabmeissel. 
Point—screw, eng. Punktuurschroef; 

punkturschraube; vis des pointures. 
Pointsman, eng., v. excentrik


warter. 

Point-tool, eng.,v. fer á moulures. 

Pointu. adj. fr. Style p., v. style 

ogival. 

Pointure, f. fr., v. pointe du 
tympan. ~ P. du haut, v. nook 
des segels. ~ P-s dune voile, v. 
empointure. 

Poire, f. fr. Gesloten ketel, vernisketel 
; close•caldron; blase, firnisstopf. — Looper 
van den unster weight of a steel-yard; 
gewicht der schnellwage. ® v. eichelform. 
® P. de buttoir, v. buffer 
). •- P. de caoutchouc, flesch van 
veerkrachtige gom ; bottle of indian-rubber; 
kautcbukflascbe. P. lardeuse, flesch 
van spekgom ; bottle of indian-rubber with 
white spots; speck dhnliche gummiflasche. 
^• P. à poudre, v. corne d'amorce. 

Poiré, m. fr., v. perry. 

Poirier, m. fr. Perenboom en peren 

communis en P. nivalis;-hout van pyrus 

-- POLDER. 

pear-tree, pear-wood; birnbaum, birnbaumbolz. 
Poising, eng. Het wegen ; das wiegen, 

wd.,gen; la pondération. 
Poison, m. fr., v. gift. 
Poitrail, m. fr., v. girder. — v. 

cross-bar. •• v. breast-board. — 

P. arme, beslagen (met ijzer) draagbalk, 
versterkte balk ; trussed girder, trussinggirder; 
armirte trbger. — P. de porte, 
P. de croisee, v. cap-piece. ® P. 
d'une cloison, Chape, v. lisle b. 
2) — P. de harnais, V. breastplate 
2) . ® P. du harnais a poitrail, 
v. breast-collar. — P. d'une 
selle, v. breast-plate-neck-strap. 
~ P. d'un havre-sac, borstriem van 
den ransel (bij sommige legers in gebruik); 
breast-strap; brustriemen. — P. de rechange 
pour l'attelage, waarlooze 
borstriem; spare breast-harness; hiilfsgeschirr. 
Poitrel, eng., v. eiselet 2). — v. 
bohrbrett. 

Poitrine f. fr. d' enclume, v. ambosskloz. 
— P. de fourneau, v. 
brust. 

Poitriniere, f. hd., V. breast-beam 
3). ® v bohrplatte. 
Poix, f. fr., v. pech. ® P. blanche, 
v. burgundy pitch, s. pitch 

a. — P. minerale, v. barbadoestar. 
— P. noire, zwarte pik; black 
pitch; schwarze pech. 
Poken, n. hd., v. ausklopfen. 
Poker, m. hd., v. beutel 3) . 
Poker, eng. IJzeren werktuig om de 

masthoepels om te leggen, stootijzer; stosser; 
billard. — v. palfer. — v. fire-hook 
2) . — v. ecossaise. — v. attisoir. 
— v. cure-feu. — - v. pique-feu. — 

V. augeneisen. 
Poking, eng., v. naehschuren. 
Pokmuhle, f. hd., V. blockmuhle. 
Polamit, m. hd., v. camelot 1). 
Polaque, Polacre, f. fr., Polacca, 
Polacre, eng ., Polacker, f. hd. Een 
schip met drie masten, in de Middelland 
gebruik. (laire.-scbe zee in 
Polar-circle, eng., v. eercle poPolar-
distance, eng., v. distance 

au póle. 
Polarisation, f. fr. Ar hd., Polarization, 
eng. , v. lichtpolarisation. 
]Polarise (to), eng v. aimanter.

., 

Polarité, f. fr., Polaritat, f. hd., 
Polarity, eng. Polariteit. 
Polarkreis, m. hd., v. cerele polaire. 
Polar-light, eng., Polarlicht, n. 
hd. Noorderlicht; lumière polaire 
Polar-line, eng., Polarlinie, f. hd., 

V. cerele polaire. (laire. 
Polarstern, m. hd., v. étoile po 
m. fr., v. lothpfanne.-Polastre, 
Polder, m . hd. Polder; drained swamp; 
terre gagnée sur la mer. — (roller, 


POLDERMtHLE 

Pbller) v. tête de l'alonge de revers. 


Poldermtihle, f. hd. Poldermolen, watermolen 
; draining-mill; machine hydraulique 
en Hollande. 

Pole, f. lid., v. for. 

PSle,m fr., Pole, eng ,Pol, m. hd. Pool 
(in natuur-, wis-en sterrekunde). ~ P. 
négatif, Cathode de la pile electrique, 
negative pool eener galvanische 
batterij ; negative pole, kathode; negative 
pol, kathode. ~ F. positif, Anode, 
positive pool eener galvanische batterij ; po 

positive pol, anode. ~-sitive pole, anode; 
P-s de l' aimant, v. magnetpoL 

Pole, eng., V. deichsel t). ~ v. 
perche à mesurer. — v. panne du 
marteau, S. marteau a. — Tem 

v. faux timon. — P.-porary p., 
ten feet long, v. zehnfüssiger 
messruthe, s. messruthe. mm P. of 
a tent, v. montant de tente, s. 
montant C. 
Pole-axe, eng., v. enterbeil. 

Pole-bolt, eng:, v. deïehselnagel. 

Pole-cap, eng., v. clip for futchels. 
Pole-carriage , eng Disselwagen ; 

deichselwagen; voiture a tinion. 
Pole-chain,eng., v. deichselkette. 
Pole-chain-ring, eng., v. deich


selring. 

Pole—foot, eng. Ondereinde van den 
disselboom, waarmede bij aan bet voorstel 
verbonden wordt ; deichselkeil, zap fen; tétard 
de timon. (selarme. 

Pole-futchels, pi. eng., v. deichPole-
hook, eng., v. boat-hook. 

— V. crochet du bout du tinnon. 
Pole-lathe, eng., v. drehbank mit 
der wippe. 
Pole-limber, eng. Voorwagen van een 
affuit met disselboom ; vorderwagen mit 
stangendeichsel; avant-train *a timon. 

Pole—mast,eng., v. mast aus eineet 

stu.eke. 
Pole-pin, eng., v. deichselnagel.
Pole-plate, eng.,v. deichselbleeh. 

Muurplaat; mauerlatte, sparrsohle; sa


blière. 
Pole-prop,eng., v. deichselsti tze. 
Pole-star, eng., v. étoile polaire. 
Pole-thread, eng., V. ill de tour. 
Polfaden, m. hd., v. fll de tour. 
Polfl gel, m. hd., v. lisse de tour. 
Poli, m. fr. Politoer ; polishing; politur. 

— P. á la cire, boenwas; wax-polishing; 
wachspolitur. 
Police f. fr de ehargement, v. 
bill of loading. ® F. des caractères, 
gietopgaaf voor eene lettergieterij ; 
bill of letters; schriftzettel. ~ P. de défets, 
gietopgave voor de mankeerende letters; 
bill of the imperfect fount; defectzettel. 
~ P. pour une fopte de caractères, 
v. bill of fount. 

POLISEATJX. 859 

Polichinelle, m. fr., v. gebogene 
ofengabel, s. ofengabel. — v. curve 
t) . (litur. 

Policuivre, m. fr., v. kupferpo-

Poliment m. fr. Polissage, v. 
glanzen. — P. de l'interieur d'un 
canon, v. draw-boring. 

Poliment, n. hd., v. assiette ij. 

Polimite, f. fr. Polemiet, kamelot ; 
kind of Flemish camlot; art kamlot aus 
Flandern. 

Polimitz, n. hd., V. eamelotine. 
Poling, eng., V. blindage 2). 
Polioneétique, f. fr. Belegerings


kunst; art of besieging; belagerungskunst. 

Polir, v. a. fr., v. glanzen. ~ v. 
brunir t) . — v. lisser 1). — P. un 
canon de fusil, v. aléser i) . — P. 
avec de la préle, v. abschachteln. 

Polirahle, f. hd., v. gl ttstahl.
Polirbank, m hd., v. polissoir 5). 
Polirbeize, f. hd., V. encaustic. 
Polirbrett, n. hd., v. blankbrett. 
Polirbruste, f. hd. Pol jstborstel ; po


lishing-brush; polissoire. 

Polire, f. hd. Inrichting voor het glanzen 
der speelkaarten ; apparatus for polishing; 
appareil pour lisser les cartes. 

Polireisen, n. hd., v. fer à polir a. 
Poliren, v. a. hd , V. blinken. 

V. polir. 
Polirer, m. hd., V. polisseur 1). 
— v. fore-man 5) 
Polirfeile, f. hd., v. carrelette. — 
v. brunissoir. o v. gerbstahl. 
Polirflz, ni. hd., v. glattfilz. 
Polirhammer, m. hd., v. glanzhammer. 
Polirholz, n. hd., v. lustroir. 
Polirkolben, rn. hd., v. brunir


eisen. 

PolirmUhle, f. hd. Polijstmolen; po 


lishing-mill; rnoulin à polir. 
Polirroth, n. hd., v. crocus t). 
Polirscheibe, f. hd., v. buff. 
Polirstab, in. hd., v. glattholz. 
Polirstahl, in hd., v. burnisher 

7) . ~ V. gerbstahl. 
Polirstein, m. hd., V. agate 2). m 

V. donnerstein 2). ~ Mit p. Uberfahren, 
v. glanzen. (stoke. 
Polirstock, n. hd., v. planishing-
Polirtisch, m. hd., v. polissoir 5). 

Polirung, f. hd. Het polijsten, glad


maken ; polishing; polissure. w V. avi


vage 1). (cire. 
Polirwachs, n. hd., v. poli à la 
Polirwerkzeug, n., Polirzahn, 

m. hd., v. glttzahn & glattstahl. 
Polissage, m. fr., v. poliment. m 
P. des aiguilles, het schuren en polijsten 
der naalden ; grinding, scouring ; 
schauern, scheuern, polizen. m P. à 1'é


men des canons á carabine, v. 
draw-boring. 
Poliseaux, m. pl. fr. Linnen van 


860 POLISH 

Mortagne; linen from Mortagne; leinwand 
von Mortagne. 
Polish (to), eng V. brunir t) . w

.,

V. glanzen. m To p. with shavegrass, 
V. absehaehtein. m Politoeren; 
poliren mit schellack; vernir. m To p. 
with pumice-stone, v. abbimsen. 
m To p. tin-ware, v. abgltten. 
m V. aviver. m To p. metal, v. 
écacher 3). m v. abfeilen. - v. dérouiller. 
® v. lustrer t ). - To p. 
the needle-shafts, v. éclaircir. m 
To p. the points of the needles, 
de punten der spelden polijsten; die spitzen 
der stecknadeln poliren; repasser les épingles. 
m To p. a glass, v. débroutir. r 
To p. with fish-skin, v. peaudechienner, 
S. peau. 
Polished part, eng., v. bruni 1). 

Polisher, eng., V. glättstahl. ~ v. 
polisseur. ® v. lustroir. m v. glattzahn. 
m V. brunissoir. - v. lisse 

m. fr t). m Poljsthout der speelkaarten makers; 
gldttstange; lissoir. m Gladmaker, 
polijster der speldenpunten en naalden, v. 
platter. - V. for á polir. m v. 
glátter. - V. avivoir. m v. alésoir. 
Polishing, eng., • V. glanzen. m 
French p., politoer; schellack politur, 
wiener politur; vernis. P. marble, v. 
marmorschleiferei. m Wax p., v. 
poli a la eire. 

Polishing-barrel, eng., v. baril 

a ébarber. (bank. 
Polishing-bench, eng., v. gláttPolishing-
bit, eng., v.• alésoir. 
Polishing-block, eng. Aanbeeldje, 

tas der metaalbewerkers; schlagstóckchen; tas. 
Polishing-board, eng., v. polis


soir S) . • (bri s te. 
Polishing-brush, eng., v. polirPolishing-
felt, eng., v. glattfilz. 
Polishing-file, eng., v. brunissoir. 
Polishing-hammer, eng., v.glanz


hammer. 
Polishing-mill, eng., v. grindingmill. 
~ v. polirmuhle. 
Polishing-slate, eng. Tripel, polijstaarde 
; polirschiefer; schiste tripoléen. 
Polishing-table, eng., v. glk ttbank. 
Polishing-tool, eng., v. abdreh


eisen. ® v. glattstahl. (zahn. 
Polishing-tooth, eng., v. glatt--
Polisseur, m., Polisseuse, t. fr. 

Polijster, polijstster ; polisher; polirer, polirerinn. 
- (Adoucisseur) v. fineborer. 
-• P. des miroirs, v. looking-
glass-polisher. 

Polissoir m. fr. Bufe, v. buffstick. 
•_ P. à l'émeri, badoir, v. 
emery-stick. ~ P. pour le calibre 
d'une pièce d'artillerie, v. 
alésoir 1). — P. pour l'interieur 
du canon d'une carabine, v. leading—
rod. ® Polijsttafel ; polishing-te-

POLYGONS. 

bie, polishing-bench; polirtisch, polirbank. ^• 

V. polissoire. o v. burnisher 7). 
~ Polijstbord, polijstplank der spiegelslijpers; 
polishing-board; polirbrett. v. 
glättzahn. o•• v. gl ttholz. — Schuurbies, 
v. dutch rush. 
Polissoire, f. fr., v. glazer. ••• v. 

polirbruste. 
Polisson, m. (r., v. palancon. 
Polissure f. fr. á l'émeri, v. gla


zing ij. — P. de marbre, v. marmorschleifen. 


Politur, f. hd., V. brunissage. 
Strijkpolitoer; cabinet-varnish; vernis d'ébéniste. 
— Die erste, die rauhe p. 
geben, V. débroutir. e•• Franzosische 
p., v. poli t). 

Polkette, f. hd , v. nap-warp. 
Puller, m. lid., v. botte 7). 
Poll-pick, eng., v. grelet 3) . 
Polstange, f. hd., V. épingle ij. 
Polster, n. hd., v. matelas. 
Polsterbank, f. hd. Bank met kus


sen, bekleede bank ; cashioned bench; bane 

matelassée. (frame. 
Polstergestell, n. hd., v. pillion-
Polstergurt, rn. hd., v. écharpe 

2). ~ V. oreiller 2). 
Polstermacher, m. hd. Matrassen maker 
; quilt-maker; inatelassier. 
Polstern, V. a. hd. Bekleeden, stoffee ren, 
an kussens voorzien ; to quilt; ma


telasser. 

Poisternagel, m. hd. Bekleedspijker ; 
chair-nail; clou a chaises. 

Polstersessel, in. hd. Bekleede, gestoffeerde 
stoel; stuffed chair; chaise renmbourrée. 


Polterhammer, in. hd., v. ab 
-schlichthammer. 
Poltern, V. n. hd. Medeklinken, resonneeren; 
to resound; résonner. 
Poluhr, f. hd., v. azimutal instrument. 


Polyamatypie, * . Het gieten van 
verschillende letters of geheele woorden aan 
één stuk. 

Polybasite, m. fr. y eng., Polybasit, 
m. hd. Polybasit, een zilvererts. 

Polychrestofen m. hd. Polyehrest-
furnace, Algemeene oven der 
scheikundigen; fourneau polychreste. 

Polychrome, adj . fr , v. mehrfar


big. 

Polychroite, * . Kleurend bestanddeel 
van de saffraan. 
Polygone, m. fr , Polygon, n. hd. 
y eng. Veelhoek. ~ P. de onze cótés, 

V. elfeck. ~ P. circonscrit an 
cercle, omgeschreven veelhoek; polygon 
circumscribed about a circle; dem kreise 
umschriebene polygon. ~ P. inserit an 
eerele , ingeschreven veelhoek ; polygon 
inscribed in a circle; dein kreise eingeschrie= 
bene vieleck. ~ P. regulier, regelma= 
tige veelhoek ; regular polygon; regelmd.ssige 

POLYGONLINIE 

vieleck. — P. funiculaire, V. machine 
funiculaire. — P. d'une 
place, veelhoek, verkregen door de uiterste 
punten eener vesting met rechte lijnen te 
verbinden ; polygon; umfassungsvieleck. — 

P. d'artillerie, P. de genie, schietbaan, 
oefeningsplaats der artillerie en genie ; 
practice-ground; schiessplatz, iibungsplatz. 
Polygonlinie, t. hd., Poligonal 
line, eng. Polygoonsl(jn ; ligne polygonale. 
Polygonsfront, m. hd., Poligonal 
front, eng., v. front polygonal. 

PolysoC, adj. fr. Met meer dan eene 
schaar, meerscharig (van ploegen); furnished 
with more shares; mehrscbarig. 

Polyspast, eng., v. polyspaste. — 

P. with four pullies, takel van vier 
schijven ; Jlaschenzug mit vier scheiben; tétrapaste. 
Polyspaste, m. fr., v. block and 
fall, s. block. (sulig. 

Polystyle, adj. fr. & eng., V. mehr-

Pomme, f. fr., v. mouse 1) . ~ v. 
knopf an eiasem thurm. — v. 
acorn. — P-s de racage, V. parreltrucks. 
— B. d'arrosoir, v. brause 
1). — P. d' acaj ou, v. eedar-wood. 

Pommeau nl. fr. d'arcon, Zadelknop 
; pommel; sattelknopf, knopf. — P. 
a l'acron de la selle a la hussarde, 
v. fore-fork. ~ P. d'épée, 
Bouton, v. degenknopf & knopf 
am degen. (v. calotte %).

Pommel, eng., v. pommeau. 
Pommelle, f. fr., v. krispelholz. 

— V. grating 2). 
Pommel-sitting-tool , eng. , v. 
chasse-pommeau. 
Pommeranzenbaum, in. hd. Oranjeboom; 
orange-tree; oranger. 
Pommeranzenbluthenc 1, n. hd., 

V. néroli. (gene 1. 
Pommeranzenol, n. hd., v oran-
Pommette, f. fr., v. calotte ij. 
Pommier, m. fr. Appelboom en appel 
malus, pyrus malus silvestris);-hout (pyrus 
apple-tree, apple-wood ; apfelbaum, apfelbaumholz. 


Pomoyer, v. n. fr., v. paumoyer. 
Pompe, f. fr. Pomp; pump; pumpe. 

P. a, air, v. air-pump. ~ P. àair, P. a eau chaude, Luchtpomp, 
warmwaterpomp van een stoomwerktuig; 
air-pump, hot-water-pump; luftpumpe, warmwasserpumpe. 
— P. d'alimentation, 
P. alimentaire, v. feed-pump. —
P. aspirante, zuigpomp; sucking-pump, 
suction-pump, bucket-lift; saugpumpe, saugsatz. 
— P. aspirante et élévatoire, 
v. hebe and saugwerk. ~ P. aspirante 
et foulante, zuig-en perspomp 
; sucking and forcing pump; saug and 
druckpumpe. — P. à bras, P. à ba-. 
ton, P. á quatre fins, v. deckfeed-
pump. — P. a bringueballe, 
pomp met zwengel, giek of gek ; brake-
POMPHOLYX. 861 

pump; pumpe mit einero geckstock, — P. 
de colliers, hevel; siphon; heber. ~ P. 
a chapelet, v. chain-pump. — P. 
a compression, V. compressionspumpe. 
— P. a corde de Véra, 
Touw-waterwerktuig van Véra ; funicularpump; 
streckpumpe, seilpumpe. — P. a 
décharger, v. ausleerungspumpe. 

— P. domestique, huispomp; housepump; 
hauspumpe. — P. à double effet, 
dubbele pomp, dubbel werkende pomp; 
double-acting-pump; dopeelt wirkende pumpe. 
P. a double piston, pomp met 
dubbele zuiger; double piston-pump; pumpe 
mit doppeltem kolben. ~ P. 8, eau 
chaude, v. pompe a air. ~ P. a 
eau froide, v. cold-water-pump. 
— P. élévatoire, P. soulevante, 
pomp met klepzuiger; lifting-pump, liftingset; 
hubpumpe, hubsatz. •v P. engorgée, 
onklare pomp; choaked-pump, foulpump; 
unklare pumpe. — P. a épuissement, 
waterwerktuig voor het opvoeren 
van water; water-engine; scböpfwerk. 
P. d'exhaustion, P. d'extraction, 
v. brine-pump. — P. a feu, 
P. a incendie, Syringe, v. feuerspritze. 
— P. à force centrifuge, 
centrifugaalpomp, waarin het water door de 
middelpuntschuwende kracht wordt opgevoerd; 
centrifugal-pump; centrifugalpumpe. 
— P. foulante, v. druckpumpe. 
— P. foulante pour l' épreuve a 
l'eau des bombes, perspomp voor het 
beproeven van holle projectilen ; forcingpump; 
luftpumpe. — P. foulante a 

piston plongeur, v.

mcnehs kol 

benpumpe.~P. foulante etsou


levante simultanément, v. druck 
and saugpumpe. — P. pour futailles, 
v. bar-pump. — P. infé


rieure, benedenste mijnpomp; bucket lift, 
bottom-lift; unterste pumpensatz. — P. a 
jet aspirant, zuig-en straalpomp; sucking-
jet-pump; saugstrahipumpe. — P. a 
main, v. hand-pump. ~ P. Maudsly, 
v. brine-pump. — P. mixte, 

v. druck and saugpumpe. — P. 
pneumatique, V. air-pump. _ P. 
des prêtres, V. druck and saugpumpe. 
— P. portative, handbrand 
portable lire-engine; tragspritze. —-spuit; 

P. à rotation, P. rotative, P. 
francaise, draaiende pomp; rotary-pump; 
rotationspumpe. — P. a, siphon, v. 

heberpumpe. — P. spirale, v. ar-chimedes 
screw. — P. de vais


seau, scheepspomp ; ship's pump; schiffspumpe. 
Pomperie, f. fr. Het pompmaken ; 
pump-making; brunnenmacherkunst. — v. 

brunnenwerk. 

Pompholyx, m. hd. Aanslag in den 
blaasoven ; deposit that forms itself on the 
ceiling of the blast furnace; ansatz an die 
manteldecke. 


862 POMPIER 

Pompier, m. fr. Brandspuitmaker; 
pump-maker; spritzenmacher. 
Pompiers, m. pl. fr. Brandspuitgas


ten ; lre•men; spritzenleute. 
Pompkeule, r. hd., v. enfoncoir. 
Pompon, m. fr. & n. hd. Pompon ; tuft. 
Pomponne, m. fr., v. papier écu. 
Poncage, m. fr. Het doorstuiven, door


sponsen ; pouncing; durcbpausen, durchpauscben. 


Ponce, f. fr., v. bimstein. •. 
(Poncette) zakje met fijne houtskool 
voor het doorsponsen; pounce; staubsaekchen, 
pauscb. 

Ponceau m. fr. de Rigole, v. culvert. 
— (Pontceau, Poncel) soort 
van kleine brug; little bridge; kleine briicke. 

Ponceau, adj. fr. & hd., Poniceous, 
eng. Ponceaukleurig. 
Poneer, v. a. fr., v. abbimsen. 

F. un dessin, doorstuiver, doorsponsen; 
to pounce; durchpauschen, durchbauschen, 
durchstduben. 
Poncis, m. fr. Spons, doorgeprikte teekening 
voor het doorsponsen ; picked drawing 
or pattern used in pouncing; patrone, bause, 
pause. — v. ponce 2). 

Ponctuage, m. fr. Ongelijkheid in de 
glazuur ; sprikkels in het verglaassel ; spottiness 
of the glasure; fleckigkeit der glasur. 

Pondage, m. fr., v. donlage 2). 
Pondérabilité, f. fr., Ponderability, 
eng. Weegbaarheid; wdgbarkeit. 
Pondérable, adj. fr., Ponderable, 
eng. Weegbaar; wägbar. 
Pondération, f. fr., Ponderation, 

eng. Het weegen ; wiegen, wagen. 
Ponderosity, eng., v. gravité.
Pont, m. hd., V. f Ohre. 
Pont, m. fr., v. bridge. r v. 

autel. ' v. brücke 3). i v, deck. 

— P. a arches, P. arqué, v. arched-
bridge, s. bridge. — P. a 
armatures, v. truss-frame-bridge. 
P. a armatures et contrefiches, 
hangbrug met schoren ; strut- and trussframed-
bridge ; gehhngte and gesprhngte 
brücke. — P. d'assaut, P. roulant 
a la Congréve, v. bridge for the 
assault of field-works. — P. a 
bascule, V. draw-bridge. — P. a 
bascule, v. bruckenwage. — P. 
de báteaux, v. bridge of boats. 
— P. biais, P. oblique, v. skewbridge, 
s. bridge. — P. de caisses, 
vlotbrug op luchtdichte kisten; bridge of 
air-proof cases; kastenbriicke. P. canal, 
v. tubular-bridge, s. bridge. 
P. en charpente, P. en bois, 
houten brug ; timber-bridge,- wooden bridge; 
holzbriicke, holzerne brücke. P. de la 
chauffe, v. autel. — P. de chevalets, 
v. trestle-bridge. — P. de 
circonstance, v. nothbri cke. — 
P. sur contrefiches, P. de jambes 
de force, P. à jambettes, P. de 
-- PONT. 

chassis, v. brucke mit einem 
sprengwerke. — P. de cloche, v. 
centre 3). ~ P. de cordages, touwbrug; 
rope-bridge; seilbrticke. ~ P. coupé, 
V. gebrochenes deck, s. deck. 

P. courant, V. drittes deck, s. 
deck. — P. couvert, overdekte brug; 
roofed-bridge; iiberdachte briicke, gedeckte 
brücke. — P. dormant, P. permanent, 
v. fixed bridge, s. bridge. 
— P. d'échafaudage, v. gang-way. 
— P. entier, v. glattes deck, s. 
deck. e P. de fascines, grondlaag, 
dijk van takkebossen voor een weg ; causeway 
of fascines; faschinenbrucke, faschinendamm. 
~ P. en fer, ijzeren brug; ironbridge; 
eiserne brücke. P. en fer 
forgé, brug van geslagen ijzer; wroughtiron-
bridge; schmiedeeiserne brucke. ~ P. 
$ge, v. fixed bridge, s. bridge. 
— P. flottant, v f hre. P. en 
fonte, brug van gegoten ijzer; cast-ironbridge; 
gusseiserne brücke P. du fosse, 
v. bridge of communication. — 
P. d'un four a réverbère, v. autel.. 
— P. d'un foyer, v. autel. — P. 
pour francher une arche rompue, 
V. nothbri cke. — P. de gabions, 
brug van schanskorven; gabion-bridge; schanzkorbbrucke. 
— P. à gaillards, v. 
drittes deck, s. deck. P. á 
grille, P. de grillage, traliebrug; 
lattice-bridge; gitterbriicke. w P. de grillage 
en bois, Amerikaansche traliebrug 
met paneelen ; american latticed or truss. 
bridge; fachwerksbrucke, amerikanische git 
de gueulard,-terbrticke von holz. P. 
plat, platform aan den mond van een hoogoven 
; bridge of the furnace top; gichtbriicke. 

— P. de jones, brug van rotting, riet 
of biezen; rush-bridge; binsenbriicke, schilPbrucke. 
r P. levis, v. draw—bridge. 
— P. levis a bascule, ophaalbrug 
met trekboomen ; draw-bridge, with draw 
beams; zugbrucke mit schwengel, kellerbrticke. 
— P. levis a chorines, opbaaibrug 
met kettingen; draw-bridge with 
chains; zugbrücke mit ketten. P. levis 
a contre-poids, v. balance-bridge. 
P. levis à engrenage, ophaalrug 
met tandrad; lever-draw-bridge with 
rack-wheel; kellerbrticke mit zahnrad. ^ 

P. levis à iièches oua fiéau, wipbrug 
; gothic draw-bridge with plyers or 
swipe-beams; zugbrucke mit wippen, portalbrücke. 
— P. levis de Poncelet a 
contrepoids variable, v. balancebridge 
with variable countrepoise. 
— P. levis a tape-cule, P. 
a bascule de dessous, wipbrug met 
onderliggende wip, basculebrug; swipe-bridge 
with t;ie counterpoise under the road-way; 
zugbriicke mit hintergewicht, wippbrucke 
mit abwarts schlagender klappe ; kellerbrucke. 
— P. levis a trappe, klapbrug 
; lever draw-bridge; klappbrucke. 


PONT 

P. militaire, militaire brug, oorlogsbrug; 
military-bridge, field-bridge; kriegsbriicke. 
r P. mobile, v. moveable 
bridge, S. bridge. — P. d'outres 
de peaux de boue, v. raft-bridge. 
— P. de pierre, P. de maconnerie, 
steepen brug; stone-bridge; steinbrücke. 
— P. de pilotis, v. pile-bridge. 
— P. de pontons, pontenbrug ; pontoon-
bridge; pontonbriicke. ~ P. á poutres, 
P. à longerons, brug op lig. 
gers, brug op twee of meer hoofdbalken; 
girder-bridge ; balkenbriicke. — P. a 
poutres armées, brug met versterkte 
hoofdbalken ; trussed-girder-bridge; brttcke 
mit versterkten trbgern. P. provisoire, 
P. provisionnel, P. improvisé, 
v. nothbri cke. ~ P. de radeaux, 
V. raft-bridge. — P. de 
rigole, V. bridge-stone. — P. de 
rondins, brug van rond hout, ongezaagd 
bout; pole-bridge, bridge of round-wood; 
stangenbriicke, knttppelbri cke , rundholzbriicke. 
— P. roulant, P. de voitures, 
V. carriage-bridge. — P. 
roulant pour 1'assaut, v. bridge 
for the assault of field-works. 
— P. second, v. zweites deck, s. 
deck. P. de service, Passerelle, 
Pontet, v. foot-bridge. 
P. stable, P. dormant, v. fixedbridge, 
s. bridge — P. suspendu, 
hangende brug; suspension-bridge; hangebrucke. 
— P. suspendu a des ar— 
matures, P. des moises pendantes 
et decharges, v. truss-framebridge. 
— P. suspendu à chaines, 
P. en chaines, v. suspensionbridge. 
— P. suspendu à cointres, 
hangbrug op balkleuningen ; tensionbridge, 
bridge on the bow-string-principle; 
bridge hanging on bent beams; bulzerne bogenwerkshangebrucke 
; hIngetrdgerbucke . 
balkenbogenbrücke. ~ P. suspendu a 
cordages, touwbrug. hangbrug op touwen 
; rope-suspension-bridge; seilbriicke. 
P. suspendu en f it de fer, hangbrug 
aan metaaltouw, geslagen ijzerdraad;• 
wire-suspension-bridge; drahtseilbrucke, hdngebriicke 
an drabtstrangen. ~ P. de la 
terrasse du fourneau, hellend vlak, 
brug van een hoogoven; -bridge; gichtbriicke. 
— P. en tole, brug van geslagen ijzer; 
sheet-iron bridge; blechbrücke. P. de 
tonneaux, v. fassbri cke. ~ P. de 
tonneaux 'a l'anglaise, à la Colleton, 
militaire tonnenbrug volgens bet 
stelsel van Sir James Colleton ; cylinderpontoon-
bridge, bridge of cylindrical wooden 
pontoons of Colleton; fasspontonbrlicke, Colleton'scbe 
cylinderbri cke. P. tournant, 
V. drehbri cke. — P. troisième, 
V. drittes deck, s. deck. 
P. en tube, P. canal, v. tubular-
bridge, s. bridge. ~ P. de 
voitures, v. carriage-bridge. 
POOPING SEA. 863 

P. volant, v. flying bridge. — P. 
volant, P. Levis, V. loses deck, s. 
deck. 
Pontal, m. fr., v. creux de la 
Bale. — Draagbalk van eene bouten mijn. 
bekleeding; bearing-beam; tragestempel. 

Ponté, m. fr., v. cross 2). 
Ponteau, m. fr., v. beam 8). 
Pontee f. fr. d'un pont à bá


teaux, Uitdrijvend gedeelte van eene schipbrug; 
floating-pier o f a pontoon-bridge ; 
bruckenglied. 

Ponteler, v. a. fr. De stoelbalken van 
het zijdeweefgetouw vastzetten ; to fix the 
beams; die stuhlbalken setzen. 

Pontet, m. fr., v. food -bridge. 

V. bow of a saddle. ~ P. de la 
sous-garde, v. abzugsbugel. 
Pontil m. fr. Pointil, v. hefzeisen. 
Pontille, f. fr., v. épontille. 
Pontillé, f. fr., V. dotting. 
POntis, m. pl. fr. Punten, vlekken, 

steentjes in 't glas, door ongesmolten zand 
veroorzaakt ; a fault in the glass which is 
formed in grains by undissolved sand; sandflecke, 
bbcker. — Verre plein de p., 
zandig, vlekkig . glas ; grainly, sandy glass; 
sandig, böckerig glass. 

Ponton, m. fr. & hd., Pontoon, 
eng., v. brückenboot. ~ P. cylindrique, 
P. tonneau a la Colleton, 
cilindervormige ponton volgens de samenstelling 
van Colleton ; cylinder pontoon, 
cylindrical wooden pontoon of Colleton; fass


ponton, fassfurmige bruckenkahn, Colletonsche 
cylinderponton. P. de toile 
goudronnee, ponton van geteerd zeildoek 
; sail-cloth pontoon; segeltuchponton, 
leinwandponton. P. a máter, v. 
bullen hd. — P.-eureur, P. a recreusser, 
v. dredging-boat. 

Pontonnier, m. fr., Pontoneer, 
eng., Pontonier, m. hd. Soldaat van het 
wapen der genie; bruckensoldat. 

Pontonwagen, m. hd., V. pon-toon-carriage. 
Pontoon-bridge, eng., Ponton 

t. hd., v. pont de pontons.-bri cke, 
Pontoon-carriage, eng. Pontonwagen; 
pontonwagen; haquet is ponton. 
Pontoon-plate, eng., Ponton 
-blech,

n. hd. Plaatijzer voor pontons ; fer 
blanc u ponton. (train. 
Pontoon-train, eng., v. bridge. 
Pontuseau, m. fr., V. bridge of 

the vat. ! P.-s, waterlijnen in het 
handpapier; stripe, line in the paper; streilen 
im papier. 

Pool, eng., v. mare. — v. étang. 

— V. box 4) . 
Pool-work, eng., v. mortar-ma


chine, s. mortar d. 
Poop, eng., v. dunette. 
Pooping sea, eng. Z ware zee tegen 

den spiegel ; sturzsee amp achterschiff; coup 
de mer embarqué. 


864 POOP-LANTERN 

Poop-lantern, eng., v. fanal de 
poupe. 
Poop-royal eng. Topgallantpoop, 
V. dunette sur la dunette. 

Popeline, f. fr., Poplin, m. hd. Y 
eng. Popeline, eene geweven stof met zijden 
ketting en wollen inslag. 

Poplar, eng., v pappelbaum. 
Poplar-oil, eng., v. pappelöl. 
Poplar-tree, eng., v. peuplier. 
Poplar wood, eng., v. pappel


baumholz. 
Pore m. fr. Coehon, V. dross 2). 
Porcelain, eng., v. china & por


celaine. 
Porcelain-clay, eng., v. kaolin. 
Porcelaine, f. fr. Porcelein, v. china. 

— P. dure, hard porselein, echt porcelein, 
doorschijnend porselein ; hard porcelain; 
harte porzellan, echte porzellan, steinporzellan, 
feldspath porzellan. P. de Réaumur, 
porselein volgens Réaumur; Réaumur's 
porcelain; Réaumur'sche porzellan. 
P. tendre, zacht porselein; tender 
china-ware, soft porcelain; welch porzellan. 
P. vitreuse, v. frittenporzellan. 
— Argile à p., v. argile á 
poreelaine. — Carte de p., v. enamelled 
card. ` Demi p., v. faience 
fine. ~ Jaspe p., v. porzellanjaspis. 
— Pate de p., v. porzellanmasse. 
— Terre a p., v. kaolin. 
Porcelain-earth, eng., v. chinaclay. 
Porcelanite, * . Natuurlijk voorkomende 
verglaasde schieferklei. 
Porehe, m. fr., Porch, eng. Voor


portaal, tamboer; vorhalle, halle. (Ier.
Porcupine, eng., v. carding-rol-
Poreux, adj. fr., Porous, eng.,

Poros, hd. Poreus. 
Pork's lard, eng., v axonge 1). 
Porphyre, m. fr., Porphyry, eng.,

Porphyr, m. hd. Portier. 
Porque, f. pl. fr., v. katsporen. 
Porringer with a handle, eng., 

V. eeuelle a queue. 
Porschi ssig adj . hd. Das erz liegt 
p., Het erts ligt op den grond, aan den 
dag ; the ore lies open; le minérai git au jour. 

Forse, t. fr., v. bauscht. ~ P. 
feutre, P. flótre, v. felt-post. — 

P. blanche, v. weisser pauscht,
S. pauscht. — P. potre, v. fellow 
2). 
Port, eng., v. hafen 3) . ~ V. bábord. 
— v. geschutzpforte. — P.
the helm, aan bakboord het roer; backbord 
das ruder; babord la barre. ` To 
shut up the p., v. báeler. 

Port, m. fr., v. hafen 3). ~ P. 
d'échouage, haven, waar een schip op 
de bank kan komen om te herstellen; tideharbour 
where a ship may be bilged for repairs; 
nothhafen wo man een schiff auf's 
trocknen setzen kano, urn es zu repariren. 

-- PORTE. 

— P. de refuge, v. nothhafen. 
F. d'un vaisseau, v. burden. 
Portable-organ, eng., v. orgue 
portatif. 
Portail, m fr. Voorportaal, hoofdingang 
; front-gate, main-gate, portal-gate; 
portal, zierthor, prachtthor. 

Portal, n. hd., V. portail. 

Portant m. fr. Porte-poids, v. 
magnet—ring. — Ring van een koffer, 
hengeles, handvat; handle or ring of a trunk; 
eiserner handring, trageisen. 

Porteulis, eng., V. fallgatter. 

Porte, f. fr., v. door. m v. bobbin-
ring. m P. agrafes, v. öhsen. 
m P. d' aérage, P. d' airage, luchtof 
winddeur in mijnwerken; door, trap-door, 
shet-door; wetterthure. m P. d'avant, 
voordeur, hoofdingang ; front-door; vorderthur. 
m P. d'amont, v. fload-gate. 
® P. d'aval, P. de mouille, ebbedeur; 
tail-gate, aft-gale; unterthor, ebbe 

P. bátarde, huis--tbor, niederthor. r 
deur; house-door; hausthu.r. m P. de 
boisage, Cadre complet de boisage, 
houten mijnbekleeding met paneel 
durns, set of timber in a galerg; streck--werk; 
engezimmer, thorstockgevierte. P. de 
la botte a fumée, deur van de rookkast 
eener locomotief; smoke-box-door; rauchkammerthure. 
m P. busquée d'une 
écluse, slagdeur van eene sluis; mitred 
lock-gate, cheek-gate ; sehiagthor, stemmthor. 
i P. cochère, koetspoort; courtgard 
gate, carriage entrance; thorweg, einfahrt, 
einfahrtthor. m P. du een— 
drier, klep van het aschgat van locomotieven 
; damper; klappe am aschenkasten. 

P. de charge d'un fourneau à 
rév©rbére, v. arbeitsthu.r. m P. 
de chauffe, v. feuerthttr. m P. a 
claire-voie, v. gitterthu.r. m P. 
d'a coté (petite), V. nebenpforte. 

m P. croisée, v. fenêtre à balcon. 

— P. á deux battants, P. a deux 
vantaux, v. contre-porte. w P. à 
deux battants avec quatre panneaux, 
dubbele deur met vier paneelen; 
four-panelled folding-door; zweidugelige vierftillingsthiir. 
® P. doublée, gedubbelde 
deur ; fancy-door, rebated and beaded door; 
verdoppelte, aufgedoppelte thOr, doppelthur. 
i P. embottée et collée, deur met 
groeven en veeren ineengelijmd; glued and 
clamped door; geleimte thur mit eingeschobenen 
leisten. ~ P. embo tee a rainures 
et languettes, in elkander geploegde 
deur; phoughed and tongued door; 
gesptindete their. m P. avee embottures 
elouées, opgeklampte deur; ledged-
door; thur mit aufgenagelten leisten, belegte 
thtir. ® P. eneadrée, vergaarde 
deur, paneeldeur; panel-door, framed door; 
eingeschobene their, their mit eingeschobenen 
fullungen, ~ P. d'entrée, ingangsdeur, 
deur van een ingang, huisdeur ; entry



PORTE-AIGUILLE - PORTE-HACHE. 865 


door; eingangstbur. m P. extérioure, 
buitendeur; ante, port, porch; aussentilür, 
äussere thür. -P. feinte, v. f'ausse 
porte. P. en fer tenue dans un 
chassis, ijzeren deur met kozijn in een 

sctioorsteen small iron-door and frame for 
chimneys; einsteigethtir, essenreinigungsthtir. 

P. du foyer, deur van den haard, 
van het stookgat ; firebox-door; heizthttr, 
feuerngsthür. ' P. d'un fourneau 
de fonderie, v. ansetzblech ij. 
P. de galerie, v. blende tij. w P. 
de garniture, V. packing-port. 
P. geminée, gekoppelde deur ; accoupled 
doors; zwillingsthtir. P. de la maison, 
v. porte d'entrèe. P. a 
panneaux, P. d'assemblage encadrée, 
V. porte encadrée. P. 
a panneaux feints en barres, deur 
met spiegelkiampen ; battened door, batten. 
door; brettthür tuit aufgesetzten leisten. m
in 

P. pleine, geschaafde, gladde deur; planed 
door; gehobelte thür, glatte thür. 
P. pleine, vlakke deur, deur van planken 
; door made of deals; bretttbiir, volle 
thür. m P. pleine emboltée, gevlakte 
en opgeklainpte deur ; planed and clamped 
door; gehobelte thür mit eingesehobenen 
leisten. -P. de rue, straatdeur ; streetdoor; 
strassenthür. m P. de secours, 
V. ausfallthor. - P. tournante, op 
een spil draaiende deur ; balance-gate; didthor. 
am P. de travail, v. ouvreau 
d'un fourneau. - P. de vidanges, 
V. cleaning-door. Fausse p., achterdeur, 
geheime deur; back-door, postern; 
hintertbür, schlupftbtîr. En p. a faux, 
V. overhanging. (halter. 
Porte-aiguille, 1. fr., v. nadelPorte—
amarre, in. fr. Werpgesch ut 
waarmede eene ln naar een in gevaar verkeerend 
schip wordt geschoten ; mortar-apparatus; 
mörserapparat. 

Porte-baguette, rn fr., v. ladestocknuth. 
m P. d'en bas, onderste 
laadstokring , laadstokpijp ; tail-pipe; 
spitzröhrchen, spitzmtitterchen m P. d'en 
haut, bovenste laadstokring; long forepipe; 
trumpet-pipe; mundröhrchen. P. 
du milieu, middelste laadstokring; shortpipe; 
mittiere röbrchen. (hook. 
Porte-balance, rn fr., V. balancePorte-
baleine , Porte-mesure, 
Chandelier de gauge, v. gauge 7). 
Porte-battant,m. fr., v. battant 1). 
Porte—bêche, m. fr. Overtrek van de 
schop (bij de genie); spade case; spatenfut


teral. 
Porte—bobines, in. fr., v. creel 2 ). 
Porte—broche, rn. fr. Losse greep; 

moveable handle; bewegliches heft. 
Porte-carreau, m. fr., v. pillionframe. 
Porte chaine, m. fr., v. chainman. 
- v. back-roller. 
Porte-charnière, rn fr. Scharnier


stukje aan goudsmidswerk ; joint-piece; ge. 
windetrbger. 
Porte-corps, rn. fr. , v. chariot a 
canon. 
Portee, eng , V. gang 9). 

Portée, f. fr., v. balkenlange. -

Grondpiaat van een uurwerk ; base, plate; 
unterlage. m v. gang 9). - v. core— 
print. -Balken van rnuziekpapier, mu 
ziekbalk ; staff; notenlinien, notensystem, 
notenzeile. - (Amplitude) scbcotswijd 

; range, amplitude; schuss--te, draagwijdteweite, wurfweite. m P. d'un arc, span


ning van een boog ; span of an arch; spann


weite. m P. de but-en-blanc, schootsverheicl 
hij evenwijdige richting ; line-of,
metal-range; visirschussweite - P. de 
calage, lengte van den sleutelhaard ; length 
of the key-bit; lange der schlusselfllche. 
Hors de la p. du canon, buiten 
schot ; out of range; ausser kanonnenschuss. 
weìte. '- P. d'un fourneau, werkings. 
afstand van een oorlogsmijn ; amplitude; wirkungsweite. 
- P. maximum, grootste 
sch ootsverheid; greatest range; grösste schussweRe. 
- P. moyenne, gemiddelde 
schootsverheid ; medium range; mittlere 
schussweite. ~ P. de la poudre type, 
draagwijdte van het proefkruit; standardrange; 
tragweite des norrnalpulvers. P. 
de rez, spanning, tocht van een zolder; 
inner span of a room; freie weite eines 
raumes. - P. du tir parallèle, draagwijdte 
van een horizontaal schot ; pointbiancrange; 
kernschussweite. m P. totale, 
Limite du tir, geliecle doorloopen 
afstand van den kogel tot hij stil ligt; 
extreme-range; end-schussweite. —P.d'une 

travée de port. V. jochspaniiung. 
Porte-éponge, ni. fr. Sponsbouder; 
sponge-tool; schwammzange. 

Porte—Opoulins, m. fr. Spoelplank, 
spoeldrager des passementwerkers; slayingbeam 
for the spools; schweifbrett. 

Porte—étrivière, in. fr. Oog van 

den zadelboog voor den stijgbeugelriem 
stirrup-bar; steigriemenbtigel, steigöse. 

Porte-faix m. fr. d'en bas, P. 

d'en haut, onderste, bovenste draagpiaat 
van den kousenweefstoel ; lower, upper bearer; 
unterer, oberer träger. 

Porte—fer, n. fr. Hoefijzertasch aan 
bet kavaleriezadel ; horse-shoe-case; hufeisenlasche. 


Porte-feu, m. fr. , v. leitfeuer. -

V. leader 
Porte-feuille, P cahier, m. fr. 
fl hd., v. mappe. 
Porte-fl, rn fr., v. back-roller. 
Porte-foret, m. fr. Drílhuis, v. bohr


platte 2). 
Porte-gargousse, m. fr. , v. cartridge-
cylinder. 

Porte-hache, in. fr. Overtrek van 
een bijl (hij de genie); axe-case, hatchetcase; 
beilfutteral, axtfutteral. 

73 


866 PORTE—HANSE 

Porte-hanse, m. fr. Holle plaatijzeren 
cilinder ; hollow cylinder of sheet-iron; 
bohler cylinder von eisenblech. 

Porte-hauban, in. fr., ,v. chainwales. 


Porte-huile, m. fr., v. ölnadel. 

Porte-lame, m. ; fr., v. bearer of 
the warping. 

Porte-lames,m. fr.,v.bohrkolben. 

Porte-lance, m. fr. Z undstok ; portfirp-
stick; zundlichterstock , zundlichterkiemme. 


Porte-lof, m. fr., v. boutelof. 

Porte-lumiére, m. fr. Werktuig lat 

zich regelmatig met de zon beweegt, heliostat 
; heliostate; heliostat. 
Porte-lunette, m. fr., v. cadreporte-
lunette. 
Porte-mars, m. fr., v. cheekbillets. 


Porte-mèche, m. fr. Pitdrager, pithouder; 
wick-holder; dochthalter. (Ser— 
pentin) haan van het lontslot der oude 
bussen; cock or lever; haten des lunten


schlosses. 

Porte-mire, m. fr. , v. back-roller. 

Porte-molette, m. fr., v. milling


tool. 
Porte-objet, in. fr. Voorwerpdrager, 
tafel van een mikroskoop ; part for holding 
the object viewed; gegenstandstrdger. 
Porte-outil, m. fr., v. head-stock. 
Porte-page, m. fr., v. kolumnenunterlage. 
Porte—pioche, m. fr. Overtrek van 
een punthoweel (bij de genie); pickaxe-case; 
spitzhackenfu tteral. 
Porte-plume, m fr., v. federhalter 
zur stahifeder. 
Porte—press, m. fr. Stelling voor de 
pers van den boekbinder; press -frame; pressgestell. 
Porter, V. n. fr. (au nord); (Noord 
koersen, sturen ; to stand to (north);-waarts) 
(nord) anlegen, steuern. ~ P. l'ancre à 
la chaloupe, het anker met de boot uit 

to boat the anchor; den anker mit-brengen ; 
dem boot ausbringen. — P. á cru, zonder 
fundeering gebouwd ; to be built without 

foundation; ohne grund erbaut sein. P. 

le cap à la mer, zeewaarts stevenen; 
to stand to sea, to stand off; seewn.rts steuern, 
seewarts anlegen. P. a faux, P. en 
saillie, P. par encorbellement, 
op kraagsteenen • rusten ; to be corbelled out; 
auf kragsteinen ruhen, vorgekragt sein. 

P. de fond, van den grond af opgebouwd; 
to be erected from the ground; von unter 
aus begrundet sein. ~ P. en route, 
koershouden ; to stand upon the course; 
kurs halten. 
Porter, eng., v. hebeeisen. ® v. 
bear fl. — V. garde do waggon. 

Porte—rame, m. fr. IJzeren roeiklamp, 
vork waarin de roeiriem ligt; raw-fork; 
rudergabel, riemengabel. 

-- PORTIQUE. 

Portereau, m. fr. Draag-of steunbalk, 
stijl ; post; trageholz. 
Porte-réne, m. fr. Teugeloog; reinbillet; 
zügelstrippe. 
Porte-ressort, m. fr. , v. federnträger. 


Porte-scie, m. fr., v. frame of a 
saw. — P. dune scierie, v. frame 
of a saw-mill. 

Porte-sel, in. fr., v. salzkorb. 
Porto-toulet, in. fr., v. dullbaum. 
Porte-trait, m. fr. Passant van den 

harnasriem ; trace-bearer; strap gsch laufe. 

Porte-tuyère,m. fr. Brandplaat eener 
veldsmidse; support of the tue-iron; formscheibe. 


a.Porteur, m. fr. Zadelpaard, rijpaard, 
bijdehandschpaard van een span trekpaarden 
; near-horse, riding-horse; sattelpferd. — 

P. de derrière, achterste zadelpaard 
(bij voorspan); near-wheeler; stangensattelpferd 
; bintere sattelpferd. — P. de devant, 
voorste zadelpaard (bij een bespan 
niet zes paarden); near-leader; near--ning 
front-leader; vordere sattelpferd. 

b. Porteur m. fr. du boissage, 
stander, stijl, in mijnwerken ; prop; bolzen. 
— P. de la voie, v. broekenbalken. 
Porteuses, f. pl. fr. Langste schoor 
rechthoekige mijnputbe--balken van eene 
kleeding; long-pieces; joeher. 
Porte-vent, m. fr.. v. air-tube. 
••• V. balgrohr. a• P. d'une orgue, 
windpijp van een orgel ; wind-tube; windcanal. 


Porte—vis, in. fr. Schroefplaat; screwplate; 
schraubenblech. 
Forte—voix, m. fr. Spreektrompet; 

speaking-trumpet; sprachrohr, rufer. 
Port-fire, eng., v. lance a feu a. 
Port-fire-case, eng., V. étuiporte


lances. 
Port-fire-clipper,eng.Z underschaar; 
zundlichterscheere; eisaille pour couper le 

bout allumé des lances a feu. 
Port-fire composition, eng., v. 
composition pour lances a feu. 

Port-fire-former, eng. , v. ba


guette 7) . 
Port-fire-mould, eng., v.moule 7). 
Port-fire-stick, eng. , v. porte


lance. 
Port-hinge, eng., v. hinge 2) & 
clamp 2 ) . 
Port-hole, eng., v. embrasure 2). 
® v. dampfweg. 

Portière, f. fr. Doorvaartopening van 
een schipbrug; raft; durchlassglied; durchlassmaschine, 
durchlass. — P. d'embrasure, 
blindering van een schietgat; em


brasure-shutter; schartenblende, scharten


blendung, schartenladen. 

Portion supérieure de la corniche, 
f. fr., v. oberglied eines gesimses. 


. Portique, m. fr., Portico, eng., 


PORTLANDCEMENT 

Portikus, m. hd. Portiek, buitenste zuilengang. 
~ P. décastyle, portiek met 
tien kolommen ; decastyte portico; portikus 
mit zebn s Tulen. — P. hexastyle, portiek 
met zes kolommen ; hexastyle portico; 
portikus mit sechs säulen. — P. octostyle, 
portiek met acht kolommen ; octostyle 
portico; portikus mit acht saulen. ••e 

P. tetrastyle, portiek met vier kolom 
tetrastyle portico; portikus mit vier-men ; • 
säulen. 
Portlandcement, f. hd., v. port. 
landcement, S. cement. 
Portland-rock, P.-stone, P.-limestone, 
eng. Kalksteen van het eiland 
Portland, waarvan de cement gemaakt wordt; 
Portlander kalkstein; calcaire Portlandien, 
tuf pour le cement de Portland. 

Port-langard, eng., v. port-rope. 
Port-lid, eng., v. panneau de sabort. 


Porth-mouth, eng. Mondstuk van een 
paardenbit met poort ; galgenmundsti ck; embouchure 
à gauge de pigeon. 

Port-mouthed-bit, eng. Rijstang, 
recht of van een kleine poort voorzien paardenbit; 
englische kandare, galgenkandare; 
mors a l'anglaise, mors à gorge de pigeon 
à liberté moutante. 

Portrait, in. fr. & eng., Portrat, 

n. hd. Portret. ~ P. en miniature, 
V. miniaturgem lde. ~ P. du paveur, 
v. marteau du paveur. 
Port-rope, eng., v. aufhober der 
sti ckpforten. 
Port-sail, eng. Ballpstkleed ; ballastkleid; 
voile a lest, prélart. 
Port-sill, eng. Bekleedingstukken der 
geschutpoorten ; drempel, tempel; seuillet. 
Lower p., onderdorpel; unterdrempel; 
seuillet d'en bas. e Side p., v. montant 
d'un sabort. ••• Upper p., 
bovendorpel ; oberdreinpel; seuillet d'en Naut. 

Port-tackle, eng. , v. palan desabort. (crossing.

Portugaise, f. fr., v. lashing and

Portugalwasser, n. hd., v. eau de 
portugal. 
Portugiesererde, f. hd. Zegelaarde, 

bolus ; bolary-earth; terre sigillée. 
Porure, m. fr., v. blase 1). 
Porzellan, n. hd., v. china & 

poreelaine. 

Porzellanblau, n. hd., v. bleu de 
faïence & china-blue. 
Porzellanerde, f. hd , v. kaolin. 
Porzellangef ass, n. hd. Vaatwerk 

van porselein ; china-vase; vase de porcelaine 
Porzellanglas, n. hd., v. porcelaine 
de Réaumur. 
Porzellanglasur, f. hd., v. émail 
de porcelaine. 

Porzellangltte, f. hd. Verglaassel 
glazuur van bet onechte porselein ; glazing 
of china; couverte de porcelaine. 

POSER. 867 

Porzellanhandler, m. hd. Porceleinhandelaar; 
china-man; marchand de porcelaine. 
Porzellanj aspis , m. hd. Porcelein 
jaspis; bituminous-scale; porcelaine jaspe. 

Porzellankapsel, f. hd , V. gazette. 
_ Telegraafpot, telegraafkop, isolatoor 
van porselein ; shackle; cloche, cone 

en porcelaine. 
Porzellankarte, f. hd., v. enamelled 
card. 
Porzellanknopf, m. hd., v. bouton 
en porcelaine. 

Porzellanmacher, m. hd. Porceleinbakker; 
maker of china; fabricant de por 
-celaine. 
Porzellanmaler, m. hd. Porcelein


schilder ; painter on china; peintre sur por 
-celaine. 

Porzellanmasse, f. hd. Porceleinmassa 
; mass for porcelain; pate de porcelaine 
— V. pate tendre de sèvres. 

Porzellannapf, m hd. Porseleinen 
kom ; china bowl; jatte de porcelaine. 
Porzellanofen, m. hd. Porseleinoven; 
porcelain-kiln; four a porcelaine. 
Porzellanpapier, n. hd., v. papier 
porcelaine. 
Porzellanschiefer, m. hd., v. por-zellanjaspis. 
Porzellanspitze, f. hd., v. dentelie 
en porcelaine. 

Pórzellanstein, m. hd., v. petunse.

Porzellanteig, m. hd., v. porzellanmasse. 
Porzellanthon, m. hd., v. argile 
à poreelaine. 

Porzellanvergoldung, f. hd. Het 
porceleinv ergulden ; gilding on china; dorure 
de la porcelaine. 

Porzellanversilberung, f. hd. Het 
porceleinverzilveren ; silvering on china; 
argenture de la porcelaine. 

Porzellanziegel, m. hd., V. brique 
blanche. 

Dosage, m. fr., v. aufrichten 2). 
•• P. des pierres, Pose, Mise à 
place, bet stellen van gehouwen steen; 

setting of stones, blocking-up of ashlars; 

versetzen der steine. — P. a mastic, 
het ruiten stoppen, de ruiten met stopverf 
inzetten ; putty-glazing; kittverglasung. 

Posaune, f. hd. Schuiftrompet; sackbut; 
saquebute, cromorne. 

Posaunenform, f. hd. Model van de 
pijpen voor het schuiftrompet-register van 
een orgel ; sackbut-tube mould ; moule á 
tuyau de cromorne. 

Posaunenregister, n. hd. Schuif

-

trompet register; sackbut-stop; jeu de cro


morne. 

Pose, f. hd., v. feder 2) . 

Pose f. fr. de briques, v. bricklaying. 
— P. des briques entre 
les pans de bois, v. brick-hogging. 
Poser, v. a. fr., v. aufrichten i). 


868 POSER 

— P. une armature á une poutre, 
V. armer une poutre. ~ P. les 
briques, metselen ; to lay the bricks; die 
ziegel verlegen, die ziegel versetzen. — P. 
une brique de champ on de camp, 
een steen op zijn kant zetten ; to lay on 
edge, edge-way; einen ziegel hochkantig verlegen. 
— P. les briques en epi, de 
steenen in viscbgraat verband leggen ; to 
lay herring-bone-like ; in stromschicht, in 
festungsverband verlegen. — P. les briques 
en bonne liaison, de steenen 
goed in bet verband leggen ; to lay the 
bricks in good bond; verbandmtssig verlegen, 
die steine gut in verband legen. 
P. les briques de plat ou à plat, 
steenen op zijn plat leggen, op den vlakken 
kant; to lay flat; auf das flacbe, auf die 
breitseite verlegen. ~ P. les briques 
dans une liaison autre qu'auparavent, 
uit bet verband geraken ; to 
break joint; den verband verwerfen. —P. 
un camp, V. établir un camp. — 
P. les carreaux, tegels leggen ; to 
flag, to lay flags; fliessen legen. — P. 
les cintres, fornmeelen stellen ; to set 
the centers; lebrbogen aufstellen. — P. 
une couverture, dekken, de pannen 
of leien op een dak leggen ; to cover, to 
lay the covering; decken, ein dash eindecken. 
P. la cuve, de indigokuip aanzet 
vullen ; to prepare the vat; die kilpe-ten, 
ansetzen, loipe anstellen, loipe zurichten. 
~ P. à faux, v. to place. — P. 
la forme, v. faire la registre. — 

F. au livret, uit het boekje vergulden; 
to lay on the gold-leaves; aus dem goldbucblein 
auflegen. — P. un moëllon 
en délit, en coupe, een bouwsteen 
verkeerd leggen ; to lay a quarry-stone on 
.edge, contrary to its cleaving-grain; elnen 
brucbstein auf die kippe legen, gegen das 
lager verlegen, tirolern. o P. un moëllon 
de plat, en lit, een bouwsteen 
goed leggen, op zijn plat leggen ten opzichte 
der lagen; to lay a quarry stone upon its 
cleaving-grain; einen l)ruchstein lagenrecht 
legen, auf das flacbe legen. ~ P. le 
pave, v. s. pavé b. — P. les pierres, 
v. s. pierre, c. ® F. les pierres 
de taille à niveau et a plomb, 
V. S. pierre, C. ® P. une pierre 
sur son lit, V. poser un moëllon 
de plat. ~ P. une pierre sur le 
faux lit, en délit, la déliter, v. 
poser un moëllon en délit. ~ P. 
les pierres plein sur joint, de stee nen 
in het verband leggen ; to break the 
joints; in verband legen. ^•• P. les pierres 
en parement, en panneresse, 
V. placer les pierres en parement, 
S. parement. — P. une pierre debout, 
een steen rechtop zetten ; to set a 
stone upright; einen stein aufrecht stellen. 
P. une planche zur la corne 
ou tranche, een plank op zijn kant zet-
POSTDIRECTION . 

ten ; to set a board on edge, edge-way; ein 
breit auf die hohe kante stellen. — P. 
les rails, de spoorstaven leggen, aan de 
dwarsleggers verbinden ; to lay down the 
rails or the way of rail-road; die schienen 
oder das schienengleis legen. — P. les 
rails bout about, de einden der spoorstaven 
los tegen elkander leggen (zonder 
koppelplaten); to lay the rails end to end; 
die schienen mit einfachem stoss legen. 

P. les Luiles, pannen opleggen of inhangen 
; to lay the tiles; die dachziegel einhhngen 
. — P. le verre d'un édifice, 
een gebouw beglazen ; to fill in, to fix all 
the window-glass of a building; die sdmrntlichen 
fenster verglasen, den bau beglasen. 
P. les vitres, v. to glaze 2). ~ 
P. les vitres a mastic, ruiten stoppen, 
ruiten in stopverf zetten ; to glaze in 
putty, to put the panes in putty; die schei ben 
in kitt setzen, in kitt verglasen. 
— P. la voie, v. poser les rails. 
Poseur, m. fr., v. parleur-maçon. 
— Spoorstavenlegger; plate-layer; scbienenleger. 
— P. de sonnettes, schellen-of 
bellenplaatsér; bell-hanger; rammensetzer. 
Positif, n. hd., v orgue portatif. 
Positif, adj. fr., Positive, eng., 
Positiv, hd. Positief, positive. 
Positionnaire, m. fr., v. lagen 
-meissel. 

Positiv electrisch, adj. hd., Positively 
electrified , eng., v. électropositif. 


Posoir, m. fr., V. hand hd. i). 

Possamentiaarbeit, f. hd., v. bortenwirkerei. 
(macher. 
Possamentirer, m. hd., v. band-
Possekel, m. hd., v. marteau á 

devant. 

Post, eng., v. poteau 1). •• v. 
bauscht. ~ v. briefpapier. — v. 
massif IA). ~ V. massif long I). — 

v. pal. — v piquet 3). — v. chandelle 
4j. ® P. of a hammer stand, 
v. montant des tourillons du marteau, 
s. montant, c. o F. of a 
railing, v. pilastre 2) . — P. of the 
shears, V. poteau des forces. — 
P. supporting the hammer, v. 
court-carreau. ~ P. of a windmill, 
V. poteau d'un moulin a 
vent ordinaire. 
Post, f. hd., v. jamb 1). — Taak, 
dagwerk in de mijnen ; tack; poste, tache. 

Hoeveelheid lood die het erts oplevert; 
delivery of lead; livraison de plomb. — v. 
bauscht. — Post, vervoer van personen 
of goederen op geregelde tijden ; post, mail; 
poste. ~ P. fur briefe, brievenpost, 
brievenmaal : letter-post; poste aux lettres. 

Postrijtuig; mail, mail-coach; diligence, 

v. malipost. 
Postdirection, f. hd. Bestuur over 
de posterij ; administration of the post; direction 
des postes. 


POSTE 

Poste, ni . fr., v. jamb 1) . P. 
des blessés, verbandplaats (op oorlogschepen); 
cock-pit; scblachtverband. ~ P. 
des chauffeurs, standplaats van den 
stoker op eene locomotief; stoker's place; 
beizerstand. — P. de douze heures, 

V. kuhschicht. ••• P. de l'équipage, 
V. logement de l'équipage. 
Poste, m. pl. hd. Eiken planken ; oakplanks; 
planches de chêne. 
Postels, m. pl. fr. Sterkste weverskaarden 
die reeds gebruikt zijn ; strongest 
teasels that have been used; die sterksten 
schon gebraucbten kratzdisteln. 

Postement, n. hd., v. fussgestell 3) . 
Posten, m. pl. hd., v. buckshot. 
Postern, m. hd., v. durchgang 

ureter dem Ovalle. 
Postern, eng., v. ausfalithor. 
Postes, f. pl. fr., Posten, m. pl. hd., 

V. buckshot. 
Posthorn, n. hd. & eng. Posthoorn ; 
huchet de poste. 
Postillon m. fr. des corder, Knevel, 
spanhoutje der lijnen van een linnen 
tent; runner; scbiebeholz, schloss, knebel. 

Postjacht, f.hd. Postscbip, v. packed. 
Postkarte, f. hd. Reiskaart; travelling-
map; carte routière. 

Postkutsche, f. hd. Rijtuig dat gere


geld van de eene plaats naar de andere 

rijdt; stage-coach; voiture publique. 

Postmill, eng. Gewone hollandsche 
molen ; deutsche windmuhle, bockmuhle; moulin 
ordinaire. 

Postpapier, n. hd., v. briefpapier. 
~ Mannes p., v. foreign. 

Postposer, V. a. fr., v. to bind 
wrong. 

Posts^ule, f. hd. Wegwijzer bij weg 

finger-post; colonne itinéraire.-kruisingen ; 

Postschiff, n. hd., v. pached. 

Post and stall-work, eng., v. 
massifs longs ij. (pel. 

Post-stamp, eng., V. briefstem


Post-tabula, Retro-tabula eng. 
of an altar—piece, Beschot, betimmeriug 
niet paneelwerk van een altaar; altarblatt, 
altarta fel; retable, arrière-dos-d'autel. 

Postulatisch, adj. hd. Beproefd, onderzocht 
(van ertsen); tested; coupellé. 

Postuliren, V. n. hd. Als deelgenoot 
aangenomen worden ; to enter into companionship; 
être recu companion. 

Postzeichen, n. hd. Poststempel; 
postoffice stamp; timbre. 

Pot, m. fr., v. can. — v. mouillet. 
~ v. foolscap. ® (Cartier ordinaire) 
klein post, papiersoort 398 m.m. 
breed en 318 m.m. hoog; small post; format 
des kleinen postpapiers. — v. hafen. 

V. ereuset 1 1). ~ P. a couleurs, 
V. malerhorn. ~ P. couvert, gesloten 
kroes van den glasoven ; cap-pot; bedeckte 
hafen. ^ P. àa cueillir, v. fritpan. 
~ Double p., een en een half 
POTEAU. 869 

vel schrijfpapier; sheet and a half foolscap; 
anderhalb bogen conceptpapier. — P. a, 
égoutter, v. draining-pot. d P. 
d'étain, pot of bak voor het gesmolten 
tin op de blikfabrieken; tin-pot; zinnpfanne. 

P. à feu, v. fire-pot. ~ P. a, 
feu, stinkpot; stink pot; stinktopf. P. 

de fusée, sterrendoos van een vuurpijl


kop ; cylinder of the rocket-heading; verset


zungskapsel einer rakete. — P. a les


sive, v. laugentopf. •® P. pour 

mesurer, v. meszkanne. ® P. á, 

peigne, v. comb-pot. ~ P. à ra


fraichir, v. kuhlhofen. — P. tour


nant, v. coiler. — P. à wanner 

les aiguilles, v. vannoir. 

Pot, eng., v. ereuset 2). (Cooling-
pot) v. kithlhafen. — Pot voor 
bet tin bij het maken van blik, v. chaudière 
à étain & chaudière à la 
graisse. — P. of sugar, v. forme 
à suere. 

Pot, m. hd., v. draining-pot. 
Potager m. fr. Jardin potager, 
-Moestuin ; kitchen-garden; gemusegarten, kuchengarten. 
Potance, eng ., V. brucke 3). —

P. of the broach, v. bohrdocke. 
Potanee-file, eng., v. carrelette. 
Potasche, f. hd., v. potasse. ~ v.
perlasse. 

Potaschen arseniksalz, n. hd., v. 
arsénite de potasse. 
Potash, eng., v. potasse. 
Potash—soap, eng. Zachte zeep, pot


tasch zeep; kaliseife; savors a base de potasse. 

Potash-water, eng., v. lessive 3). 

Potassa, eng., v. kaliumoxyd & 
aetzkali. 

Potasschenzieder, m. hd. Potaschmaker, 
werkman in eene potaschfabriek ; 
workman that prepares the potash; salinier. 

Potasschenwasser, n. hd., v. lessive 
3) . 

Potasse, f. fr., Potasche, hd. Potash, 
eng. Kali, potascb. — P. d'A 
mériqu.e, V. perlasse. — P. caustique, 
P. à la chaux, v. aetzkali. 
® P. factice, v. soude. — P. de 
Javelle, Petite p., v. sonde raffinée. 
— P. nitratée, v. nitrate of 
potash. 

Potassium, m. fr. & eng. Potassium. 
kalium ; kalium. 
Potato—starch, eng. Aardappelen zet 
stijfsel ; kartoffel-stdrkemehl; fecule de-meel, 
pomme de terre. 

Poteau, m. fr. Stijl, staander; post, 
wooden pillar; stander, stielpfosten, hillzerne 
saute. ~ (Poste, Jambage) , stijl van 
een deur-of raamkozijn ; post; pfosten. 

P. d'arrêt, v. piquet d'arrêt. 
P. battant, v. meeting-post. 
P. de cloison, stijl van een houten 
wand ; puncheon, stud, upright, quarter, post 
in a square framed work; stander, wand73 



870 POTÉE 

säule, wandstiel. — P. de charge, tusschenstijl, 
tusschen twee hoofdstijlen; prickpost; 
band, sturmband, schubband, strebe, 
biege, sturmbuge, windstrebe. — P. cornier, 
v corner-post. — P. de cóté 
d'huisserie, achterstijl van een openslaand 
venster; stile of a french casement; 
seitensttick eines fensterfutters, lobe, hinterhohe. 
— P. de décharge, v. jamb. 

— P. d'écurie, v. pilier antérieur 
& pilier postérieur. ~ P. de fe 
-nétre, P. d'huisserie,

stijl van een 
vensterkozijn, v. fensterpfosten. ~ P. 
des forces, stijl van de droogscbeerdersschaar 
; post of the shears; sattel der tuchscheere. 
— P. de frottement, v. 
brake, eng. rij. o P. de fond, P. 
a, fond, doorgaande stijl, door verschillende 
verdiepingen ; passing post; durchgehende 
stdnder. — P. de galerie, v. 
étaie. — P.-guide , P.-indicatour, 
wegwijzer, hand ; hand-post, sign-post; 
wegweiser, wegsaule, wegzeiger. — P. 
d'huisserie, v. door-post. — P. 
de milieu fait on bois, v. montant_ 
d'un battant de croisée, s. montant 
b. o P. de milieu fait en 
pierre, v. mullion. — P. d'un 
moulin á vent ordinaire, koningsstijl, 
van een windmolen; post of a german 
wind-mill; stander, hausbaum. — P. montant, 
hoofdstijl ; jamb; bauptstander. 

P. de remplage, tusschenstijl ; middlepost; 
zwiscl'enstttnder. ~ P. de soupente 
de chassis, v. panstergattersaule. 
— P. de sous poutre, 
stijl, schoor van een hoofdbalk ; post supporting 
a girder; unterzugsstdnder. — P. de 
soutien, P. de reserve, toegevoegde 
stijl, hulpschoor; adjoining post; hiilfspfosten. 
— P. telégraphique, telegraafpaal; 
telegraph-pole; telegraphenstange. 
P. tourillon, draaibalk van een houten 
sluisdeur, taatsbalk ; heel post, quoin-post; 
drehshule, wendesäule. — P—x d'un 
treuil, standers, palen van den mijnhaspel 
; upstanders; haspelstiitzen. 
Potée, f. fr., V. formerde. — Kolen-
of kleistof om het model te bestuiven; 

layer of ash, clay etc, which separates the 
mould from the pattern; trennungsschicht 
zwischen modeli and form. ~ P. d'étain, 

V. pewter 2). ~ P. d'étain, tinascb, 
tinoxide; putty, tin-putty; zinnasche. — P. 
d'émerie, v. emery-dust. 
Potelet, m. fr., v. border 4). 

v. baluster 3). 
Potelle, f. fr., v. puisard. 
Potelles, f. pl. fr. (á Siege) Potet 
et Nass, de beide openingen in het 
gesteente eener mijn, waarin de stijlen en 
schoren worden geplaatst. In Luik heet de 
bovenste Nass en de benedenste • Potet, v. 
nass. 

Potelot, m. fr., v. blacklead. 
Potence, f. fr., v. arm, hd. 3). — 

POTTAGEL0FFEL. 

v. galgen .5) . — St. Antonies kruis in 
de wapenkunde, v. croix de Saint-
Antoine. — Kraan in glasblazereien ; 
crane; krahn. — Nok, stijl voor de slotplaat; 
stay for the lock-plate; schlossblecheisen. 
~ v. galgenamboss. ~ Schaak 
kloof, brug van het schakelrad in een hor--radloge 
; potante; steigradkloben. o v. bru cke 
2) & 3) . — v. bohrmaschine. 

P. de brimbale , P. de bringuebale, 
P. de pompe, pompmik; 
pump-cheeks; ga bel eines pumpenschwengels, 
pumpenmick. — P. de cloche, v. belfrey 
2). — P. à forer, v. bohrgesteil. 
— P. d'un pont volant, v. 
galgen 4) . — P. d' une p oulie à 
puits, beugel van de schijf van een Waterput; 
forked cramp of the pulley; gabel. 
— P. à pignons, v. eckenbohrer. 
Potentieaug, m. pl. fr. Raamstelling, 
voet, (van den passementmaker); tenterframe; 
rahmengestell. 

Pot—en—fete, m. fr. Sappeurs helm; 

sapper's helmet; sappeu rhelm. 

Potenz, f. hd., v. power 1). 

Potenziren, v. a hd., v. élever 

un nombre. 

Poterie, f. fr. Aardewerk ; pottery; 
topfwaare, geschir. _• P. commune, 
gewoon aardewerk ; coarse pottery; gemeine 
töpferwaare, irdene waare, tbpferzeug, topfergut. 
o P. de Delft, Delftsch aardewerk; 
Delf-ware; Delfter porzellan. — P. 
d'étain, tinnegoed, tinnekast ; tin-vessel; 
zinngeschirr. — P. en grès brun, Jacoba 
goed ; brown-ware; braune steinzeug. 

P. de la reine, fijn engelsch aarde 
queen's ware; sorte englisches stein--werk; 
gut. ® P. de santé, v. hygienicporcelain. 
— v. pottery 2). 

Poterne, f. fr., v. einlassthi r. — 

V. ausfallthor. 
Potest, m. hd., v. absatz 2) . 
Potet, in. fr., v. potellen & nass. 
Poteger v. a. fr. les moules, de 
modellen aan den binnenkant smeren ; to 
smear over the inside of the forms; innen 
tiberschmieren. 

Potier, m. fr., v. h^fner. — P. 

d'étain, tinnegieter ; tinman; zinngiesser. 

Potilie, f. fr. Schuifplank, schuifpaal, 

schuifdeur; slider, sliding-board; schiebe


holz, schiebepfahl. 

Potin, m. fr., v. pewter 2). ~ v. 
pinchbeck. — P. gris, grauw metaal; 
grey pewter; graumetall. — P. jaune, 
geel tombak, prins metaal ; yellow pewter, 
Prince's metal; gelber tourback, gelbkupfer. 

— P. à vaisselle, v. plate-pewter. 
Potin, n. hd., v. pewter a). 
Potlid—valve, eng. Dekselklep; deckeiventil; 
soupape en champignon. 
Pots m. p1, fr. d'une roue a augets, 

V. auget i). 
Potstone, eng., v. pierre ollaire. 
Pottagelbffel, m. hd., P®ttage

POTTER 

laddle, eng. Opscheplepel ; cuiller a po


tage. 

Potter, eng., v. hfner. 

Potter's clay, eng., V. argile figuline. 


Potter's earth, eng. Pottenbakkers 
aarde, pottenklei; topfererde; argile; terre 
à potier. 

Potter's plane, eng., v. estoc. 
Potter's table, eng. Plateelbakkerstafel 
; top fertisch; vaucour. 

Potter's wheel, eng. , v. drehscheibe 
1). — Top of a p., v. formascheibe 
2) . 

Pottery, eng., v. poterie 1). 
Plateelbakkerij; tbpferei, steingutfabrik; poterie. 
— P. tissue paper, v. papier 
argenté. 

Pottlappe, m. hd. Ketellapper; bungler; 
bousilleur. 

Pottloth, n. hd., v. blacklead. 

Pottmetall, n. hd. Met lood vermengd 

koper ; copper and lead alloy; alliage de 
plomb et de cuivre. 
PotttuCh, n. hd. Russisch linnen 
russia duck; toile russe. 

Pouce, m. fr. Duim (als maat); inch; 
toll, daumen. - P. d'eau, waterduim ; 
water-inch; wasserzoll. 

Pouce-évent, Armer á pouce, 

V. n. fr. Oude manier van meten, waarbij 
de duim van den kooper aan de ei werd 
gehouden en deze in de maat begrepen ; to 
augment the measur by putting the thumb 
at the end of the yard; den daumen an das 
ende der elle legen um dans mass zu vergrössern. 
Poueet, m. fr., v. came 1). 

Pouch, eng., v. giberne.

Pouch-belt,v. patronentaschenriemen. 
Pouch-composition , Pouchvarnish, 
eng., v. eirage 2) . 

Pouch.-cover, eng. Patroontascbbekleedsel 
; %cberzug ober die patronentasche; 
couvre-giberne. 

Pouch-flap, v. palette de giberne. 
Poucier, m. fr., v. daumeneisen. 

— v. elinche. 
a. Poudre f. fr. d' alun, v. alaun 
blumen. — P. á blanchir, v.bleich-
pulver. 
— P. á bronzer, v. bronze 
moulu. — P. eementatoire, v. cément. 
® P. de charbon, v. poussiére 
do charbon. — P. de chaux, 
V. chaux en poussière. — P. égrisée, 
v. diamantpulver. — P. 
de fusion, P. fondante, v. Huss 4). 
P. fulminante, v. knallpulver.
~ P. galvanique, galvanisch poeder; 
galvanic powder; galvanische pulver. P. 
de pierre a rasoir,v.®lsteinsehleif. 
P. a polir, pol(stpoeder; polishingpowder; 
polirpulver. — P. de sandaraque, 
Sandaraque, sandrak ; pounce 
POUDRE. 871 

powder; sandarach. — P. a tremper 
les limes, v. hartpulver. 

b. Poudre, f. fr. Buskruit, kruit ; 
powder, gun-powder; pulver, schiesspulver, 
kraut. — P. d'amorce, v. amorce 2). 
P. angulaire, P. anguleuse, 
niet gepolijst buskruit; angular powder; 
essige, nicht gegldttete pulver. ~ P. 
avarice, beschadigd buskruit; damaged 
powder; schadhafte pulver. — P. brisante, 
P. offensive, buskruit van slechte 
verhouding der grondstoffen, dat de loopen 
aantast; offensive powder; pulver welcbes 
die ldufe angreift. — P. à canon, bus 
kruit voor kanonnen, (grof van korrel); cannon-
powder, gun-powder; kanonenpulver, geschtitzpulver. 
— P. de carabine, buskruit 
voor buksen; rifle-powder; buchsenpulver. 
— P. de chasse, P. à gi— 
boger, jachtkruit (het fijnste van korrel); 
sporting-powder; purschpulver, pirschpulver, 
jagdpulver. — P.—coton, schietkatoen; 
explosive cotton; schiessbaumwolle, schiesswolle. 
— P. cylindrique, buskruit met 
houtskool gemaakt die in retorten is ver 
cylinder-powder; cylinderpulver. ••-koold; 

P. demi-éerasée, Relien, gestampt 
buskruit voor vuurwerk; bruised powder; 
knirschpulver. ~ P. fine, fijn gekorreld 
buskruit; fine-grained, small-grained powder; 
feine pulver, feinkörnige pulver. — P. 
fulminante, v. knallpulver. o• P. 
grenée, v. kornpulver. ~ P. a 
gros grains , grofkorrelig buskruit ; 
coarse-grained, large-grained powder, (in the 
United states of ,4inerica the coarsest powder 
is called »Mammouucth-powder"); grobkörnige 
pulver. — P. de guerre, oorlogsbuskruit; 
government-powder, servicepowder; 
kriegspulver. — P. lissée, ge., 
polijst buskruit; glazed powder; gegldttete 
oder polirte pulver. — P. de mine, 
buskruit voor het, springen in steengroeven; 

blasting-powder, miner's powder, powder for 

blasting and shooting; springpulver, minen


pulver, grubenpulver. — P. à mous


quet, P. á fusil, infanteriekruit, bus


kruit voor geweren ; musket-powder; flinten


pulver, gewebrpulver, musketpulver. — P. 

radoublée, op nieuw gekorreld bus


kruit, omgewerkt buskruit; regenerated pow


der; umgearbeitete pulver. ® P. en ro


che, nat geworden, gekluit, geklonterd 

buskruit; rotten powder; verkuckte pulver. 

P. ronde, buskruit, waarvan de kor 
rond zijn ; round powder; runde pul--rels 
ver. — P. de traite, handelskruit, buskruit 
voor verzending (slecht soort van buskruit); 
export powder, merchant-powder;.ausfuhrpulver, 
bergpulver, negerpulver. ~ P.— 
type, P. normale, proefkruit, standaarakruit 
; standard-powder; normalpulver. 
® P. verte, versch buskruit dat nog 
niet volkorren droog is; newts-powder, newly 
manufactured powder; reu angefertigte pulver. 
— P. lont Ie charbon a eté 


87 j POUDRER 

carbonisé dans les fosses, buskruit 

gemaakt met in putten verkoold hout ; pit


powder ; das aus grubenkohle fabrizirte 

pulver. 

Poudrer, v. a. fr., V. to dust. 

PouilleuX, adj. fr. Vlekkig, gevlekt 

(wordt gebruikt van hout sprekende, dat 

door vuur of rot is aangetast); stained; 

stockfleckig.. 

Pouilly-cement, eng., v. eiment 

de pouilly. 

Poulaine, f. fr., V. beak 1). 

roulette, f. fr Korrelig ijzererts van 

Elba ; granulated iron-ore from Elba; kbrniges 
eisenmineral aus Elba. 

Poulie, f. fr., V. flasehe ) . — P. 
de capon, V. cat-block. ••• P. de 
cargue-point , v. clew-garnetblock. 
P. de cartahu, blok van 
't jolletouw; girtline-block; jollblock. •^• 

P. coupee, P. a dent, v. galoche 
coupee. ~ P. coupee à touer, 
werpblok (van tiet stoomanker); snatch-block 
for warping ; werpblock. •^• P. Courante, 
Moufle mobile, het losse 
blok van een takel; running block; laufende 
block, laufende kloben. ~ B. détropée, 
blok zonder beslag of strop ; unstropyed 
block; kahle block. P. double des 
haubans de hune, vioolblok van 't 
stengewant; sister-block; stengenwants violblock. 
P. double de palon, vioolblok 
; long-tackle block; violblock. — P. 
double de pantoir-et-drisse, v. 
galoche de pantoir -et-drisse. •^ 
P de drisse de bonnette, v. jewelblock. 
— P. estropée, beslagen, van 
een strop voorzien blok ; stropped block; 
gestrippte block. P. d'excentrique, 
v. exeentrie. ~ P. fixe, leiblok ; fixed 
pulley; leitrolle. — P. fixe, vast blok; 
standing block; feste block ~ P. flee, 
vaste riemschijf; fast pulley; feste riemen 
losse riemschijf -scheibe. ~ P. folle,; 
loose pulley; lose riemenseheibe. om P. a, 
fouet, staartblok • tail-block; steertblock. 
® P. fouleuse; vol-of walkrot ; fulling 
pulley; walkrolle. P. à gorge, 
gegroefde rol der garenspinnerijen ; rim; 
kerbrolle. ~ P. à gorge, schijf met 
groef der stoommachine; grooved pulley; gekerbte 
rolle, kerbrolle. B. de guinderesse, 
v. top—block. ^ P. longue 
à rouets de fonte, groot blok op de 
scheepshelling; large leading block; hellingblock, 
werftblock. ~ B. mobile, beweegbaar 
blok, onderblok van een takel ; moveable 
pulley; kraftrolle. bewegliche rolle. ••o 

P. mouf.ée, V. block and fall & 
mouf.e 3) . •m P. mouflée à deur, 
à trois réas, l)lol: niet twee of drie 
schijven ; double- treble-sheaved block; zwei -, 
dreischeibige block. P. mouflée à 
plus;.eurs rouets, blok niet verscheidene 
schijven ; block with several sheaves; 
mehrscbeibige block. P . plate, v. 
POU RPRE -VAPEUR. 

plattblock. — P. de pendeur des 
mats, v. hangerblock. ••o P. de 
retour, v. kehrblock. P. de 
renooi, leirol, geleidingsrol; guide-pulley; 
leitrolle. ®• P. simple, blok met eene 
schijf; single block, whip; einscheibige block. 

•_ P. à talon, v. marsschoten 
-bloek. — P. d'un tour,
schijf, snek 

op de spil van de draaibank; pulley, rig


ger; rolle, Scheibe. — P.—vierge, Ba


raquette, v. rack-block. 

Poulierie, f. fr., v.blockmacherei. 

Poulieur, m. fr., v. blockmacher. 

Pouliot, m. fr., v. klobenholz 2). 

~ V. klöbchen i). 

Pound (to), eng., v. égruger 3). 

Pound, eng., v. pfund. 

Pounder, eng., v. piton de bo


card. ~ Gewicht van een kogel en daar 

afgeleide benaming van de grootte van-van 

een stuk geschut; pfunder; canon au regard 

du poids, V. pièce de quatre. — P. 

for the sediment, v. batte de sé


dienent. 

Pounding, eng., v. bocardage. 

Pounding-hammer, eng , v. haue 

3) & marteau broyeur. 

Pounding-iron, eng.. v. fonte de 
bocage. (card. 

Pounding-machine, eng., v. bo


Pounding-mill, eng., v. moulin 

à pilons b. 

Poupe, f. fr., v. heek. ~ P. d'un 
bateau, achtergedeelte, spiegel van een 
boot; buttock; spiegel eines bootes. P. 
carrée, platte spiegel, vierkante spiegel; 
square stern; platte spiegel, platte " tack. 

Poupée, f. fr., v. head--stock z). 

V. doekenstock. ~ v. distaff. 
P. de derrière, v. back-puppet. 
® P. de devant, voorkop van een 
draaibank; fore -puppet; vorderdocke. ~ B. 
fixe, v. head-stock. — P. d'un 
laminoir, v. fermes d'un laminoir. 
P. a lunette, v. collar-plate. 
P. mobile, P. a pointe, v. contre-
poupée. — P. d'un tour, v. 
docke 4). 
Pourchasses f. pl. fr. l'ouvrage, 
Benaming in Belgie voor alle werk, dat onder 
den grond geschiedt ; working under 
ground; grubenarbeit im all gemeinen. ^ 

P. d'une veine, v. exploiter une 
veine. 
Pourfiler, v. a. fr. Verschillende vezelstoffen 
onder elkander spinnen ; to mix 
several fibres in sppining; verschiedenen geweben 
untermengen. 

Pouring—hole, eng. Gietgat, gict.opening 
; glussloch; chenal. 

Pouring-off, eng., v. decantation. 

Pour over the lye (to), eng., v-, 

die lauge aufgiessen, s.aufgiessen. 
Pourpre de Cassius, m. fr., v. 
gold-purple. 
Pourpre-Napeur, m. fr. Stoompur



POURRI 

per der katoendrukkerijen; steam-purple; 
dampfpurpur. 
Pourri, adj . fr., v. faul. — Gangue 

p., v. f mule. 

Pourrissage, m. fr., v. einweichen. 

Pourrissoir, m. fr., v. faulbi tte. 

Pourriture, f fr., v. fäulniss. ~ 

P. humide, v. passe f aulniss, s. 
f ulniss. — P. de l'indigo, v. 
f äulungski pe. — P. sèohe, v. 
troekene f aulniss, s. f äulniss. 
Pour through (to) , eng., v. dureh


giessen. 
Pourtour, m. f., v. eirconférenee. 
Pousse, m. fr., v. choak-damp. 

P. du vin, het werken van de wijn 
bij de gisting; pushing; das treiben.-kuip 
Pousse-avant, m. fr., v. butteavant. 
Pousse-broche, m. fr. , v. cha,
sing-tool ij. 
Pousse-cul, m. fr., v. civière I). 
Poussée f. fr. Pression, Drukking; 

pressure pression; druck, schub. — P. 
horizontale d'un are, v. drift 6) . 

— P. des terres, zijdelingscbe druk 
grond ; pressure of earth; erd--king van den 
druck. 
Poussees, f. pl. fr. Drukking van bet 
terrein in mijnwerken; pressure of the ground; 
druck, gebergsdruck. — P. du faxte, 
drukking van bet mijngewelf; superincumbent 
pressure; firstendruck. — P. laterales, 
zijdelingsche drukking; lateral pressure; 
seitendruck. — P. du sol, Gonflement, 
Souièvement du mur 
des galeries, tegendruk van den grond, 
van beneden naar boven, in mijnwerken ; 
creeps; soblendruck, aufquellen des liegenden. 

Pousse-pointes, m. fr., V. ochsentreiber. 


Pousser v. a. fr. des ballustres 
à la main, stijlen van trapleuningen uit 
de band maken ; to carve balusters by the 
hand; gelhnderdocken mit der band ausarbeiten. 
~ P. la barre du gouvernail 
au vent ou sous le vent, de 
helmstok te l i of te loevert overgooien ; to 
put the helm a-weater or a-lee; die ruderpinne 
oder den helmstock luvwiirts oder 
leewhirts duven. ~ P. des filets, het 
bladgoud aandrukken ; to press the dutchgold; 
auf das blattgold aufdrticken. — P. 
une fouille, v. forttreiber 2). ~ 

P. au large, uitschuiven, vooruitschuiven 
; to shove off; ausscbieben, vorschieben. 
— P. a la main, v. to form the 
entablature, s. entablature. ® P. 
la sape, v. exécuter la sape (en 
voeg daarbij to avance the sap; die sappe 
forttreiben). P. au vide, v. to overhang. 
Poussier m. fr. de charbon, v. 
coal-dust. i P. de pierre, puin; 
stone-dust; steinstaub, sandstaub. — P. de 
la goudre, buskruit poeder, buskruit-

POUTRE. 873 

stof; powder-dust, gun-powder-dust; pulver 
-staub, staubpulver. 
Poussiérage, m. fr. Saupoudrage, 

v. best uben. 
Poussière f fr. de bocard, v. 
pochmehl. — P. de charbon, v. 
menu 1). — P. de charbon pour 
soupoudrer la moule, v. charbonnaille. 
— P. de charbon, fijn 
geslagen houtskool , houtskool aan kleine 
stukken ; small charcoal; kohlenlösche, bolzkohlenklein. 
— P. de coke, fijne coke; 
coke-dust; kokslöscbe. P. de foret, 

v. bohrmehl. 
Poussoir, m. fr., v. detent 1). 
Poussolane f. (r., Pouzzolane, v. 
eisenkitt ij. 
Pouteurs, m. pl. fr., v. pousse. 
Poutre, f. fr., v. balken 1). ~ P. 

armee, versterkte balk ; armed-beam, trussed 
beam, truss-girder; armirte balken, ver 
trager. — P. armée de ban--stärkte 
des de fer, v. poitrail arme. — 

P. armee par fourrures, met klampen 
versterkte balk; fished beam; balken 
mit seitenverstlirkung. P. d.'assemblage, 
v. built-beam. — P. d' assemblage 
en crémaillères, v.builtindented-
beam. — P. cambrée, 
P. voutée, V. camber-beam. — 
P. eourbée, P. cintrée, gebogen balk, 
kromme balk ; bent-beam, curved beam; 
krummbalken, gekrümmte balken, krummer. 
— P., courbée a l'allemande, gekromde 
balk door insnijdingen ; kerfed beam, 
bent upon the german principle; gebogeee 
and gekerbte balken. ~ P. cintrée artificiellement, 
kunstmatig gebogen balk ; . 
artificially curved beam; gekrummte balken, 
tragende tramen. P. cintrée naturellement, 
v. naturally curved 
beam. —P. équarrie, P. au carré, 
V. balken 1). — P. feuillee, balk 
met sponning; grooved beam; ausgefalzte 
balken. — P. foudroyante, stormpaal; 
rampart-beam; sturmbalken, sturmwalze. ^ 
P. de force, v. force de solivure, 
S. force b. — P. de hotte, draagbalk 
van een schoorsteenmantel ; mantlepiece; 
mantelholz, schurzholz. Maltresse 
p., v. hauptbalken. — Maltresse 
p. d'une ferme en arbaléte, 
Maitre eretrait, trekstijl van een hangkap; 
tie-beam, main-timber of a truss frame; 
zugbalken, tramen eines llingewerks. 
— P. mise dessous, Sous-poutre, 
summier, slaper; summer, sleeper; unterzug. 
— P. d'un pont, strekbalk van 
een brug; beam, tie-beam; tramen. ® P. 
principale, v. girder. — P. quarderonnee, 
balk met ribben, geribde balk; 
beaded beam ; verstdbte balken. P. 
rallongée et armee par deux fourrures, 
balk uit twee stukken, die aan 
elkander verbonden zijn met klampen ; beam 
composed of two shorter beams, joined end 

 

874 POUTRELLE

to end and fished; verlangerte and mit pfosten 
armirte balken. — P. de ou en tole, 
balk van plaatijzer; tie-piece of sheet-iron, 
girder composed of iron-plates; blechbalken, 
balken aus eisenblech. F. traversiere 
d'une ferme, v. entrait 1). 

— P. traversière, Extrait d'un 
grillage, koppelbalk van een roosterwerk; 
bridging piece, straining piece; zange, kop pelbalken. 
— P. en treilles d'un 
pont en bois, hoofdlegger van een hou ten 
traliebrug; lattice truss; gitten balken, 
bbizerne gittertrager. ~ P. tubulaire, 
holle balk, kokerbalk; tubular-girder, tubular 
tie piece, tubular-truss ; röhrenbaiken. 
P. á vive arete, balk zonder wankanten 
; squared beam; vollkantige balken. 
Adenter, Entailler une p., een 
balk inkepen ; to indent a beam; to scarf 
with indents; einen balken einzahnen. A 
Réunir, assembler deux p-s en 
eremailliére, twee balken aan elkander 
verbinden met een tand of baaklasch ; to 
joggle two beams; zwei balken mit einander 
verschranken, verzahnen. 

Poutrelle f. fr. Soliveau, Solive, 
kleine balk, dunne balk, balkje, dwarsbalk; 
joist, little beam; kleine balken. ® (Corpsdu cheval de frise), balk, boom van 
den spaanschen ruiter; beam, body, barrel 
of the stand of chevaux-de Prize; leib, baum 
des spanischen reiters. P. directrice 
du chassis de l'aflult de place 
en Prusse, v. middle-piece 2) . — 

P. d'une écluse à vannen, wang, 
zijstuk van een schuivende sluisdeur; slide, 
sliding timber; versatzholz. P. de gui]^.dage, 
doorgaande balk van eene vlotbrug, 
waarmede het dek wordt opgesloten ; rackingbalk; 
rödelbalken. r P. pour manoeuvres 
de force, P. de manoeuvres, 
v. parbuckling-skid. 
— P. d'un pont de pilotis, v. 
bruckenbalken. — P. d'un pont 
de pontons, strekbalk van een schip 
balk, baulk of a pontoon-bridge; streek--brug ; 
balken einer schifbriicke. ~ P. de rampe,

v. skid. — P. trainante, sleepbout, 
balk die onder de as van een voertuig wordt 
aangebracht om tijdelijk een gebroken wiel 
te vervangen ; spar; schleiffbaum, scbleppbaum, 
schleppe. Fixer la p. trainante, 
het sleepbout aanmaken, aanbinden; 
to lash on the spar; den schleppbaum anlegen. 
Pouvoir m. fr. conducteur, v. 
conductibilité. — P. rayonnant, 
uitstralingsvermogen ; radiating power; ausströmungskraft. 
P. absorbant, v. 
absorptivité. 

Powder (to), eng. Met poeier bestrooien, 
bepoeieren ; mit pulver bestreuen; 
saupoudrer. 

Powder, eng., v. poudre b. — v. 
coal-dust. — P. for tempering 
the files, v. hartpulver. o•• P. of 
tin-putty, v. liniguise. 

PRAGEN. 

Powder-blue, eng., v. bleu d'é


mail. 
Powder-chest, eng., v. feuerkiste. 
Powder-dust, eng., v. poussier 

de la poudre. 
Powdered black-lead, eng. , V. 
ofenschwarze. 
Powder-horn, eng., v. corne d'amoree. 
~ v. touilloir. 
Powdering, eng. Het bestrooien, bepoeieren, 
V. bestuben. 

Powder-measure, eng., v. lademass. 
— P. for mortars, v. mesure 
a poudre. 

Powder-mill, eng., v. moulin a 
poudre. 
Powder-prover, eng., v. éprouvette 
á poudre. 
Powder-room, eng. Kruitkamer aan 
boord; pulverkammer; soute a poudre. 
Powder-room-lantern , eng. , v. 
fanal de soute. 
Powder-trier, eng., v. éprouvette 
a poudre. 
Power, eng. Macht ; potenz; puissance. 

— V. force, fr. a. 1). — P. of ab 
-sorbtion, V. absorptivité. ~ P. of 
oscillating, v. faculté d'osciller. 
Power-arm, eng., v. bras de la 
puissance. 
Power-loom, eng., v. métier mécanique 
& dampfwebestuhl. 

P. with double strokes, v. métier 
mécanique a deux coups. 
Power-owner, eng. Eigenaar van een 
zelfwerkend weefgetouw ; besitzer eines mechanischen 
webstuhls; propriétaire de métier 
mécanique. 

Pozzuolana, eng., v. eisenkitt 2). 
Prachtkegel, m. hd., V. obelisk. 
Prácipitat, n. hd., v. dépSt. — 

Rothes p., v. quecksilberoxyd. 
Practice, eng , v. exercice au tir. 
Practice (to), eng., v. s'exercer 

au tir de canon. 
Practice-butt, eng., v. butte. 
Practice-charge, eng., v. charge 

d'écale, s. charge a. 

Practice-ground, eng. Schietbaan, 
schietplaats voor de artillerie ; schiessplatz; 
polygone d'artillerie. 

Practice—report, eng. Lijst van de 
gedane schoten ; schiessbuch , schiessliste ; 
controle. 

Practice-tables, eng. Schiettabellen 
van het werpgeschut; schiesstabellen, wurftabellen; 
tables de tir. 

Practising of roads, eng., v. construction 
des routes. 
Pr^gebuchse, f. hd. Muntring; coin


ing-box; holte. (stand. 
Prägegri be, f. hd., v. coiner's 
Pr^geisen, n. hd., v. frappe. ~ v. 

carré 3), 4) . (press. 
Prägemaschine, f.hd., v. coiningPr^
gen, v. a. hd., v. ausmu.nzen. 


PRAGER 

— Nochmaliges p., Wieder-p., 
voor de tweede maal stempelen ; recoinage; 
rengrènement. (nayeur. 
Prager, m. hd. Munter; coiner; mon-
Prägeschatz, m. hd. Winst van de 
munt, door te laag gehalte der pasmunt; 
gain of the mint; rendage. 

Prägeschwengel, m. hd., v. coining-
press. 
Prägestempel, m. hd., v. carré 3) 
& coin fr. 7). 
Pragestock, m. hd., v. coin d'ef


figie. o v. cépeau. (a vis. 
Prägewerk, n. hd., v. balancier 
Pragring, m. hd., V. ferrule 7) —i o).
Prägung, .f. hd., v. coinage 1). 
Prallig, adj. hd. Steil ; steep; escarpé. 
Prallkraft, f. hd., V. elasticité. 
Prallwinkel, m. hd., v. angle de 

réflexion. 
Prame, f. fr., Pram, eng., Prahm, 

m. hd. Praam, soort van platbodem vaartuig. 
Prangen, V. n. hd., v. forcer les 
voiles. 
Prparate n. pl. hd. Chemische 
p., v. chemicals. 
Fräparirwalzen, f. pl. hd., V. cylindres 
a cingler. 
Präsentirteller, m. hd., v. cabaret. 
Prasseln, n. hd., v. crepitation. 
Pratiquer V. a. fr. une galerie, 

Een galerij maken (in mijnen); to drive on, 
to run out; antreiben, vortreiben. 
Pratschmaschine, f. hd., v. bat


toir 1). 
Pré, m. fr., v. blanchisserie. 
Préceinte, f. fr., v. bergholz 2). 

® P. d'une chaloupe, scheerhout, 
rand, barghout van een boot; wale of a 
boat, sheerrail of a boat; randgeer, wallscheer 
eines bootes. -Seconde p., 
Vibord, V. lisse de platbord. 

Précession f. fr. des équinoxes, 
Precession of the equinoxes, eng. 
Teruggang der nachteveningspunten ; vorrïscken 
der nachtgleichen. 

Précieux, Noble, adj. fr. Precious, 
eng. Zuiver, echt; edel, echt, fein. 
Precious adj. eng. metal, v. metal 
précieux. 
Précipitant, m. fr., Precipitant, 
eng., v. f allungsmittel. 

Precipitate, eng., V. depot. P. 
of Cassius, v. gold-purple. — P. 
of iron, v. eisenniederschiag. 

Précipitation, f. fr., Precipitation, 
eng., v. niedersehlagung & 
fallung i). 

Precipitation method, eng., v. 
methode de precipitation. 
Précipité, m. fr., V. dépót. ~ P. 
rouge, v, quecksilberoxyd. 
Predominant color, eng., v. dominant. 
Préfaee, f. fr., Preface, eng. Voorbericht 
;, vorrede. 

PRENIJRE. 875 

Prégaton, m. fr. Trekplaat voor de 
vierde trekking van het gouddraad; drawplate 
for tie fourth drawing; zieheisen zur 
vierten ziehung des golddrahts. 

Preien, v. a. hd., v. arraisonner. 

Preisse, f. hd., v. enfatteau. 

Prélat, Prélart m. fr. Toile gou


dronnée, peinte ou vernie, Pre

-

senningdoek, dekkleed ; tarpawl, tarred, 
painted or varnished canvass; getheerte oder 
gefirnisste leinwand. ® P. de erin 
pour les planches des magasins 
a poudre, haarkleed der buskruitmagazijnen, 
van koehaar gemaakt; hair-cloth; 
haardecke- — P. du couvercle des 
Voitures, tentkleed van een rijtuig; tarpaulin, 
tarpauling, tarpawling; wagendecke, 
deckelbezug. 

Prêle, f. fr., v. dutch-rush. 

Prélecture, f. fr., v. durchlesen 
im manuscript. 

Prêler, v. a. fr., v. abschachteln. 

Prellhammer, m. hd., v. eisenhammer 
2). 

Preilstange, f. hd., v. archet. 

Premier m. fr. coup, Het trekken 
van het eerste halve blad op de oude hou 

drukpers; first pull; erste satz der-ten 
presse. — P. étirage du lin, v. first 
drawing, s. drawing. — P. folio, 
eerste bladzijde van een gedrukt vel ; prima; 
prima. ^• P. membre d'une équation, 
eerste of voorste lid eener vergel(jking 
; first member, left side; linke seite 
der gleichung. ®•• P. port, v. franctillac. 
••' P. visiteur des mines, 

V. obereinfahrer. 
Première, f. fr. Eerste proef; first 
correction; erste correctur, erster correcturbogen. 
*• Vorm van den schoondruk; form 
of grimas; primform. - P. couverture, 

V. fond de terrage, s. fond a ®• 
P. évaporation, het eerste uitdampen; 
first evaporation; erste abdampfen. ® Lire 
une p., een eerste proef nazien ; to read 
the first proof; die erste correctur lesen. 
Premse, f. hd., v. brake 2) . 

Prendre v. a. fr. les armes, Aan treden, 
onder de wapens komen ; to get 
under arms; ins gewehr treten. ~ P. 
1'arme a la main, bet geweer schouderen; 
to trail arms; das gewehr zur seite 
nekmen. — P. le $1 du bois, hout 
kloven, in de richting van den draad splijten 
; to cleave wood with the grain; holz 
nach den faden spalten, holz vorlangs trennen. 
P. la goute, proef nemen uit 
den smeltkroes ; to try, to essay; probe 
schbpfen. P. mire, v. micken. 

P. un ris, reven ; to reef; reefen. 
P. terne, landen, aanlanden, aan strand 
komen (uit zee); to land, to come on shore; 
anlanden, landen. — Lemortier prend 
Bien, de metselspetie wordt goed hart, 
verbindt zich goed ; to hold well, to cement 
well; binden, anziehen, fassen. ~ La vis, 

876 PRENEUR 

un clou prend bien, een schroef pakt, 

vat, heeft bit, een spijker houdt; to put on, 

to take; anziehen. 

Preneur, In. fr. , v. captor. 

Preparation, eng., V. filage en 

dour. ~ V. détrichage de la laiue. 

Work in p., voorbereidend werk; 

vorarbeit; ouvrage préparatoire. 

Préparation f. fr. d'alun, v. alaunsieden. 
— P. du bois, drogen van 
het werkhout ; seasoning of the wood; trocknen 
des arl eitholz. ••n P. du bois par 
injection, het tegen bederf bereiden van 
bet hout; impregnation of wood, steeping of 
wood; conservation, inprdgnirung, das trdnken 
des bolzes. ~ P. du bois au sublimé 
corrosif, v. kyanisiren (en 
lees daar in plaats van blauwzuur: subli 

du coke, het verkolen van-maat). — P. 
steenkool, het maken van afgezwavelde steenkolen 
; coking; coke-bereitung, verkokung. 

P. mécanique des minérais, 
V. dressing of ores. 
Préparatoire, adj fr. Travail p. 
dans l' exploi tation des mines, 
voorbereidende werkzaamheden bij den mijnbouw; 
driving head-ways, fore-winning; vorrichtungsarbeit 
Beim grubenbau. 

Prepare (to), eng v. ansetzen

., 

l). ~ V. charger la carde à loquettes. 
® To p. the eye for 
needles by flattening, v. zu den 
opren breitschlagen, s. öhr. 

Prépondérance f. fr. de la culasso 
sur la volée, Preponderance 
of the breech eng. Meerdere zwaarte, 
overwicht, van de kulas van een kanon ; 

hintenwichtigkeit, hintergewicht. 

Preponderating-key, eng., v. chevillette 
d'une voiture d'artillerie. 
Prépondérent, adj. fr., Preponderent, 
eng. Overwichtig, meer zwaarte 

aan den eenen dan aan den anderen kant; 

iiberwiegend. 

Presanerstahl, rn. hd. Brescia staal; 
Brescia steel; acier de Brescia. 
Presbytère, m. fr. Presbyterium, 

n. hd. , Presbytery, eng. Koor eener 
kerk. P. de paroisse, Cure, pastorij 
; rectory, manse; pfarrhaus. 
Presenning, f. hd., V. prélat. 

Presenningleiste, f. hd. Houten rand 
of verdubbeling van een presenning; batten 
of the tarpawling; latte de bord de prélat. 

Presenningnagel, m. hd. Kraamspijker; 
tarpawling-nail; clou de prélat. 
Présenter, v. a. fr., v. to fit I). 

P. les armes, het geweer presenteeren; 
to present arms; das gewehr prilsentiren. 
Préservateur, m. fr., v. gilder's 
furnace. 
Préservation f. fr. des surfaces 
du bois, Het voor bederf beveiligen van 
bout, alleen aan de oppervlakte; preservation 
of wood-surfaces; conservirung der ober 

-flkcher, des holzes 

PRESSE. 

Presle, f. fr., V. dutch-rush. 

Press, eng., v. presse. v. eloche 
3) . ~ V. fourrure 6) . ~ v. formpresse. 
v. feuchtstein. P. 
full of books, v. pressée de livres. 

Second p., v. freinpresse. — 

P. of a windmill, v. frein d'un 
moulin à vent. 
Press (to) , eng., v. presser. ~ v. 
catir 1). ® V. to pinch. ~ v. glatten 
5) — To p. down, v. niederdri 
cken. — To p. the dutchgold, 
v. pousser des filets. — To 

p. glass, v. mouler Ie verre. 
To p. in, v. catir 2). ® To p. 
into a hole, de klei in de diepten der 
vormen indrukken ; in ein loch drucken; estamper. 
— To p. the posts, de vochtige 
papiervellen met hunne vilten persen ; 
die pauschte pressen; presser les porses. 
Pressage, m. fr. Het persen ; pressing; 

pressen. 

Pressarm, m. hd., Press-arm, eng. 
Drukboom van den kousenweefstoel; crampon 

de la presse. [platine 2). 
Pressbacken, m. pi. hd., v. garde-
Pressbalken, m. hd., v. chan


delle 5). •• Stu.tze des p., v. con


tre-sommier. [fleau 3). 
Prese-bar, eng., v. écrive. ~ v. 
Pressbar, adj. hd. Samendrukbaar; 

compressible; compressible. 
Pressbarkeit, f. hd. Samendrukbaarheid 
; compressibility; compressibilité.
Pressbaum, M. hd., v. mouton 
de la presse. 
Press-beam, eng., v. mouton de 

la presse. — v. chandelle ti). 
Pressbengel, m. hd., v. bar 8) . 
Pressbengelscheide, f. hd., v. 

manche 16). 
Press-board, eng., v. mouton de 

presse.(res. 
Press-boards, eng., v. membru-
Pressbrett, n. hd., V. mouton de 

la presse. ~ v. beschneidebrett.
^•• V. membrures. 
Press-cake, eng., v. galette de 

poudre. (presseur. 
Presscylinder, f. hd., v. eylindre 
Pressdeckel, m. hd., v. deekel 2) . 

— V. mouton du pressoir au vin. 
Pressdeckelbogen, m. hd., v. andruck. 
Presse, f. hd., v. presse fr. 
Presse, f. fr. Pers ; press; presse. o• 

V. gland of stuffing. — v. holdfast. 
w V. formpresse. ~ P. à 
copier, V. copying-machine. 
P. de cuve, v. buttenpresse. ~ 
P. a dresser les rails, schroefpers 
voor het kromzetten van spoorstaven ; railspress; 
schienenpresse. ~ P. a empaqueter, 
v. packing-press. ~ P. de 
derrière, achtertang, v. end-screw. 

P. de devant, voortang van een 

PRESSEE .- 

schaaf bank ; side-screio; vorderzange. P. 
de l'établi, v. bankschraube. 

P. a froid, v. cold-presing. 
P. hydraulique , v. brarnah's 
press. P. d'impriinerie , v. 
buehdruekerpresse. . P. d'irnprimerie 
construite pour enerer 
les formes, band-drukpers net zeifwerende 
inkttoestel ; seIfactin-press ; bandpresse 
mii farbeiiwerk. P. a lacet 
et oeillet, V. nestelstiftmasehine. 

-P. mécanique, snelpers, StOOfflSfleIper-„ v. fly-press -2). P. d'impri.-
merie 
en taille douce, [)laatdrukpers, 
ciitnderpers ; copperplate press, rotting-
press; Iupferdrnckerpresse. mm P. de 
laiton directe de calamine, smetting 
van geelkoper uit galmel ; casting of 
yellow-metot, direct from calamine; sch meizung 
des messings direct aus gatme. 
P. lithographique , steeridrukpers; 
lithographic-press; steindruckerpresse, lithographische 
presse. « P. main, schroeftang, 
lijmtang ; cramp, screw-clamp, holcifasi; 
leimzange schraubezwine. - P. a moi-. 
rer l'étoffe, v. tabbying-press. 
P. a mouler les verres, pers voor 
het maken van gegoten glas ; glass mould; 
glaspressform. P. pour river, v. 
mordache a river. P. a roguer, 
V. besehneidepresse. P. a serrer, 
v. presse a main. - P. a 
traneho— filer, verg uld pers der boekbinders 
; gilding-press; vergolderpresse. -
P. a vapour, V. dampfpresse, -
P. a vis, v. balancier a vie. P. 
typographique, v. buchdrueker 
presse. 
Pressée f. fr. a chaud, Iet warm 
persen ; warm-pressing; warm pressen. -

P. á froid, het koud persen ; cold-pressing; 
kalt pressen. P. de livres, pers 
vol hoeken ; press full of books; presse 
volt hitcher. 
Presse-étoupes, in. fr. , v. chapeau 
d'une bolte a étoupes. 

Presseisen, n. lul. Drukplaa, pers. 
plaat ; iron pressing-plate; pIattne a presser. 
Pressen, v. a. hd., v presser. -

V. catir t j . - V to dress the warp. 
-V. gaufrer. 
Presser, eng., v. eomprimeur. 
Sluithooni van den kousenweefstoel; presse, 
nacleipresse; barre servant h feriner les crochets 
des aiguilles. v. cylindro de 
pression des cylindres étireurs. 

-v. aile comprîmeur. 
Presser, 't. a. fr. Persen, druliken ; to 
press; pressen. v. ausringen. 
Presser-frame, eng. , v. bank a 
broches a bobines eomprimées. 
Pressette, t. fr. , V. feinpresse. 

V. drapant. (primeur. 
Pressfiügel, in. hd., v aile corn-
Pressflyer, rn hd., v bane a bro 
dies a bobines comprirnées. 

PRESS W)OM. 877 

Pressform, t. hd. , v. eloche ij. 
Press-frarne,enq. ,v . porte-presse. 
Pressgestell,n lid., v. porte-presse. 
Pressglanz, in. luL, v. lustre ) fr. 
Press-gloss, eng. , v. cati. 
Presshaspel, in. hd. Rad, kruis, has


pel, voor liet aandraaien van scbroefpersen 
met raderwerk ; winch; moulinet pour ser 

press e. -rer IsPresshaut, f. lid , V. ehagreen. 
Pressholz, n. hd. , V. appuyoir. 
Pressier, rn fr. , v. imprimeur ).
Pressing, eng. , v. pressage. - v. 

glatten 5) - v. feinpressen. 

Pressing-board, enj. , v. mouton 
de presse. mm v. carton 3). V. 
drapant. 

Pressing-knife, eng , v. eatissoir. 
Pressing-lathe, eng., v. druekdrehbank. 
Pressing-reglet, eng. , v. besehnei.. 
debrett. 

Pressing-roller, eng , v. eylindre 
de pression des cylindres étireurs. 


Pressing-tool, eng. , v. drüek


werkzeug. 

Pression f. f,-. , Poussée, v. druck 

a. P. de l'atrnosphère, v. atrnospherendruek. 
- P. exereée 
sur l'appui, drukking op bet steunpunt; 
pressure on the fulcrum of a lever; druck 
auf (lerli stutzpunct. A basso, a 
haute, a moyenne p., van lage, booge, 
middelbare drukking (van stoom); at low, 
high, middle pressure; mit niederdruck, mit 
hochdruck, mit mitteldruck. 

Press-jack, eng , v. mise ij. 

Presskarren, M. hd., V. carriage 1).
Pressknecht, in. hd. , v. mise. 
Presskorrectur, t. hd. , v. derniè


ro épreuvo, s. épreuve & dureh


sieht ij. 
Press.-man, eng., v. imprimeur ij. 
Pressmeister, m. hd. , v. impri 

meur ij. 

Pressoir, m. fr., V. presse t). -

P. aux fruits, v. obstkelter. -
P. d'huilo, v. bikelter. - P. a 
yin, v. kelter. 
Presspapier, n. hd. , v. carton 3). 
Preasplatto, f. M. Persplank of blok 

uit den bank van een oliemolen ; plate of 
an oil-press; plaque de la presse a l'huile. 
Press-plug, eng. Persboom van de piet


pers; boizen zurn auf und zuschrauben der 

presse; cheville. 
Presspoint, eng. , v. net. - Double 
p., engelsche tulle; engl'ischer tulle; 
tulle anglais. 

Press-proof, Press-revise, eng. , v. 
dernière épreuve, s. epreuvo & 
durchsicht 2 ). 

Pressring, m. hd. Draadmaat; matrice; 
matrice, modèle. 
Press-room, eng. D ru t kerj (plaats 
74 


 

878 PRESSSCHIENE -


waar de persen staan in tegenstelling van 
de zetterij); druckerzimmer; salles des presses. 

Pressschiene, f. hd. Loopers van de 

kar der drukpers; press-hoop; bande. 
Pressschraube, f. hd , v. press. 
screw. 

Press—screw, eng. Schroef van de 
drukpers; pressschraube; vis de la presse 
d'imprimerie. — Lower end of the 
p., v. pivot de la presse. 

Pressspan, m. hd., v. carton 3). ~ 

P. einlegen,v.cartonner 3). — Zwischen 
p-n legen, v. encarter 3). 
Pressspindel, t. hd. , v. pressscrew. 
Pressstange, f. hd., V. fiéau 3). 

V. éerive. 
Press-stick, eng., v. bar 8). 
Press-stone, eng., v. marbre de 
presse. 

Pressstiu ck, f. hd., V. goberge. 

Pressthi r, f. hd. Persbord bij het 
glanzen van laken tusscben de platen of 

cartons ; gloss-square-board; als de catisseur. 
Pressung, f. hd., v. druck a. 
Pressure, eng , Pression, v.druek 

a. ~ V. foulage. — V. pression. 
Pressure-engine, eng., v. machine 
á colonne d'eau. 
Pressure-gauge, eng., V. druckmesser. 
Presswand, f. hd., v. check 6). — 

V. jumelle 1). 
Presswerk, n. hd., v. eingleur. 
Presswind, m. hd,, v. vent largue. 
Press-working, eng., V. moulage 
à la presse. 
Preuve, f. fr. Proef ; proof, test; probe. 

P. a l'eau, waterproef ; water-test; 
wasserprobe. — P. au filet doigt, vingerproef; 
touch, rule of thumb; fingerprobe. 
— P. à filet, draadproef; string-test; fadenprobe. 
® P. de Hollande, P. 
d'huile, V. eau de vie preuve 
d'Hollande et d'huile. — P. au 
soufflé, blaasproef; bubble-test; pustprobe. 
— Boule de p., v. ball 6). 
Preventer, eng., v. faux 2). — 
P. of a bonnet, v. borgbindsel des 
bonnets. 
Preventer-braces, eng., v. borg 
-brassen. 
Preventer-deck, eng. , v. loses 
deck, S. deck. 

Preventer-hoop, eng., v. nothreif. 

Preventer-leech-line , eng. , v. 
égorgeoir. 
Preventer-parrel, eng., v. fauxracage. 


Preventer-peak-halliard ofthe 
mizzen, eng., v. borg an der gaffel. 
Preventer-plate, eng., v. étrier 

des chalnes des haubans. 

Preventer-pole, eng., V. fauxtimon. 
(ruder. 
Preventer-rudder, eng., v. noth-

PRIME. 

Preventer-sheet, eng., v. fausse 
ecoute, s. écoute. 
Preventer-shroud, eng., v. fauxhauban. 


Preventer-stay, eng. , v. fauxétai. 
— Second p., v. faux-étai 2). 
Preventer-tow-rope, eng. , V. 

amarre du canot. 

Preventer-vangs of the mizzen 
gaff, eng , v. faux-palans de retenue. 


Prévót m. fr. des cours de monnaie, 
v. mintwarden. 
Prick (to), eng., v. einstechen 1). 

— V. durchbohren. To p. up, 
V. piquer 6). - To p. the seams, 
V. piquer la couture. — To p. in 
with type, v. ausfüllen i). 
Pricker, eng., v. aale. — v. cartridge-
needle. — v. épinglette 2) . 
Pricking—comb, eng. Steekkam der 
naaldenfabrieken ; steckkamm; quarteron. 
Pricking—up, eng. Een houten be. 
schot of zoldering bepleisteren ; das aufziehen 
einer schaldecke oder brettwand mit 
kalkmortel; opération de hourder 

Prick-port, eng., v. poteau de 
charge. 
Prick-punch, eng. Puntslag, koren 

vorstecher, vorzeiger; poincon à piquer.-nagel ; 
Prick-wood, eng., v. fusain. 
Prick-wood-black, eng., v. asoir 

de fusain. 
Prieeke, f. hd. Riek, vork niet vier 
tanden ; four-dented fork; Fourche à quatre 
dents. 
Prie-dieu, m. fr. Bidstoel, bidbankje; 
prayer's desk; bettschemel bettpult. 
Priegendach, n. hd. Dak met holle 
pannen gedekt ; roof with hollow tiles; toit 
à tuiles creuses. 
Priel, m. hd., v. canal a. 2). 

Priepe, f. hd , v. enfatteau. 

Priete, f. hd. Leihout van een heiblok; 
post of a monkey; coulisses dun mouton. 
Prima, eng. , v. blatthuter. o~ 
Form of p., v. forme première. 

— To mark out the p., v. die 
prima auszeichnen, s. auszeichnen. 
Primablatt, n. hd., v. feuille première. 
Primage, eng. , v. chapeau de 
maitre. 
Prima-sheet, eng., V. feuilie pre


..

miere. 
Prime, eng., v. amoree 2). _ P. 

of the moon, eerste kwartier der maan; 

erste viertel des mondes; première quartier 
de la lone. 

Prime (to), eng., v. amoreer 3) 
& 4). — Pruimen (wordt gezegd van een 
stoommachine die, door vochtige stoom uit 
den ketel, water in de cilinders krijgt) ; 

wasser dem cylinder zufï hren; entrainer 
ou projeter l'eau. 


PRIME --

Prime, f. fr. & hd., v. blatthuter. 
Prime, f. fr., v. forme première. 


V. mutter 4). ~ Vier en twintigste 
gedeelte van een grein; twenty fourth part 
of a grain; vierundzwanzigstel eines grans. 
— V. blatthüter. 
Primeloek, m. hd. Wol van den rug 
der spaansche schapen ; back-wool from the 
Spanish sheep; lame du dos . des brebis espagnoles. 


Prime-mover, eng., v. force motrice. 
Prime-number, eng. Ondeelbaar getal 
; primzahl; nombre premier. 
Primer, eng., v. cartridge-wire. 

— V. copper-bouche. — Forsyth's 
p., V. boulette fulminante. — v. 
antiquaschrift & brevier. 
Primform, f. hd. Buitenvorm, vorm 
van den schoondruk; outer form, form of 
grimas; cóté de première. 

Priming, eng , V. amoree ij. -^ 

V. composition fulminante. —n v. 
amoree fulminante. a Het eerste 
opbrengen der goudverf voor de matte verguiding 
met bladgoud; erste isberstrich des 
holzes fur die matte ölvergoldung; teinte 
dure. i Grondverf; grund; couleur fondamentale. 
— v. mélange d'eau et 
de napeur. ~ V. leitfeuer. 
Priming-composition, eng. , v. 

composition fulminante. 
Priming-cup, eng., v. cup 4). 
Priming-horn, eng., v. corne d'a


morce. 
Priming—iron,eng.Schrooiijzer, kouw


bijtel met steel ; schroteisen; toillet. 
Priming-pan, eng., v. bassinet ).
Priming-powder,eng., v. detona


ting-powder. 
Priming-valve, eng., V. escapevalve. 
Priming-wire, eng ., v. cartridgewire. 


Prince, m. fr. Hoofdbalk van de stelling 
van den grooten smeebamer ; principal 
part of the tilt; hauptstiick des hammer 
gertistes. 

Prince metal, eng ., v. potin j aurae. 
Prince Rupert's drops, eng., v. 
larmes bataviques. 
Principal, adj . eng. Voornaamste, hoofd, 
eerste ; vorzfsglich, hauptsdchlich; principal. 

— P. axis. hoofdas ; hauptachse; axe 
principal. ~ P. couple, v. maltresseferme. 
— P. post, v. corner-post. 
P. rafter, v. arbalétrier. -r 
A pair of p-s, v. chair 4). 
Principe, m. fr., V. bestandtheil. 

— P. amer, v. bitterstoff. ~ P. 
des forces wives, leer der levende 
krachten ; principle of visviva; princip der 
lebendigen kräfte. P. vegetal, plantaardige 
stof ; vegetable matter; pdanzenstoff. 
Principle, eng., v. bestandtheil. 
Print, eng., v. druck b). — v. boss 


 

PRUS. 879 

3) . V. core-print. — v. estampe 
t) . ~ V. letter 1). 

Print (to), eng., v. drucken. r 
To p. black with red, zwart en rood 
drukken, niet twee kleuren drukken ; schwarz 
and roth drucken; emprimer en rouge et 
not r. ~ To p. figures, v. mouler 1). 

— To p. on leather, v. cover 2). 
To p. a post, v. mouler une 
pressée. — Not to p. clean, v. 
bavocher. 

Printer, eng., v. buchdrucker & 
drucker. g). — Wit katoen bestemd om 
bedrukt te worden ; drukkatun; indienne. 

— P. of copper-plates, v. imprimeur 
en taille douce. — v. imprimeur 
libraire. 
Printer's eng. flower, v. fleuron 
i). P. ink, v. buchdrucker farbe. 
w P. peel, v. aufhangekreuz. a,. 

P. varnish, V. huile cuite. 
Printing, eng., v. imprimerie t. 
_ V. impression a. 1) b. i). ~ P. 
of calico, v. calico-printing. ••. 
P, by the block-p.-machine, v. 
impression a la perrotine. P. 
for furniture, V. impression des 
genres meubles. — P. 'of silks, 
het bedrukken van zijde; seidendruckerei; 
impression des tissus. ~ P. with spirit-
colors, v. impression aux couleurs 
à sel d'étain. r P. on the 
warps, v. impression sur chalne. 

P. demy, v. grand carré, s. carré. 
Printing-block, eng. , v. druekform 
t). 
Printing—body, eng. Aardewerk dat 

bedrukt moet worden; geschirr das bedruckt 

werden solt; serre suite destinde à faïance. 

Printing-house , Printing-of


flee, eng., v. imprimerie 2). 

Printing-ink, eng. , Printing


black, v. buchdruckerfarbe. 

Printing- machine, eng ., v. fly


press 5). ~ V. machine á impri


mer les tissus. 

Printing-paper, eng., v. druck


papier. 

Printing-press, eng. , v. buch


druckerpresse. 

Printing-table, eng., v. druck


tafel. 

Printing-type, eng ., v. caractère 

d' imprimerie. 

Print—shop, eng. Plaatwinkel, kunst 

kunsthandlung; magasin de gravures.-handel ; 

Prinzenfarbe, f. hd. Kleur van ge


bruineerd goud; bright gold-color; couleur 

de prince. 

Prinzmetall, n. hd., v. potinjaune. 

Pris, e adj. fr. dans l' oeuvre, in 
den dag gemeten; measured in the clear; 
îm lichten gemessen. m P. hors d'oeuvre, 
buitenwerks, buitenkaats gemeten; 
measured without doors, externally; husserlicb 
gemessen. 


880 PRISE 

Prise f. fr. d'essay, v. essay. m 

P. du mortier, het verharden van de 
metselspetie; holding, cementing, hardening; 
bindung, das binden. m P. de vapour, 
V. dampdoch. m Mortier á p. lente, 
V. cement à prisé lente. — Mortier 
, a p. prompte, v. cement à 
prise prompte. 
Prism, eng. , Prisma, n. hd., v. 
prisme. 

Prisma, n. hd., v. prisme. ~ P. 
drehbank, horlogemakers draaibank ; barlathe; 
tour á barre. m Eisernes p., v. 
bar of a turning-lathe. 

Prismatic-colors, eng. , Prismatische 
farben, f. pi. hd. Regenboog 
couleurs prismatiques. -kleuren; 
Prismatique, adj. fr., Prismatical, 
Prismatic, eng , Prismatish, 
hd. Prismatisch, in den vorm van een prisma. 

Prisme, m. fr. Prisma ; prism; prisma. 
••• P. droit, recht prisma ; right prism; 
gerade prisma, normale prisma. '• P. 
oblique, scheef prisma ; oblique prism; 
schiefe prisma. •• P. quadrangulaire, 
vierzijdig prisma : •square prisme, pentagonal 

prism; vierseitige (prisma. n•• P. triangulaire, 
dliezijdig prisma; triangular prism; 
dreiseitige prisma. 
Prisonnier, m. fr.. Tourillon, Pen, 
duim, in raderwerken met afwisselende be


weging; set-bolt, crank pin; mitnehmer, kur


belza pfen . 

Pritschblauel, m. hd., v. battoir t).
Pritsche, f. hd. Brits ; bed of boards; 
lit de corps de garde. v. batte 3). — 

v. gang-way 1). 
Pritschen, v. a. hd De binnenbekleeding 
van een oven vast slaan ; to beat a 
furnace; corrover on fourneau. ~ v. abrichten. 


Pritschhammer, m. hd., v. ab 

-richthammer. 

Private entrance, eng., v. neben


ausgang. 

Privé, ni. fr , v. lieu common. 

Privilege m. fr. d'imprimerie, 

Vergunning van te tongen drukken, privi


legie; license; druckerlaubnisz. druckprivi


legium. w Aceorder un p., een ver 

geven om te mogen drukken ; to-gunning 

license; ein druckprivilegiurn ertheilen. 
Privilegirter, ni. hd., v. breveté. 
Privilegium, n. hd., v. brevet. ~ 

V. copy-right. 
Prix ni. fr de journées, daggeld; 
dayly wages; tagelohu 
Prize-bolt , eng., v boulon de 
manoeuvre. 
Probe, f. M., v. échantillon. — 

v. essai 1). — v. essai des minerais. 
— V. aushieb. ~ Het ijken . assay; 
verification des poids et mesures. — P. 
durch abtreiben, v. coupellation 
en petit. ~ P. schbpfen, v. prendre 
la goutte. ~ Gemeine p., 
PROBEM AR,k. 

gewone proef waarbij het erts van ver 

gedeelten der massa wordt ge--schillende 
nomen ; as3ay of the ore taken at random ; 
essai du minerai pril au haut , au milieu 
et au fond du tas. — Kalte p., koude 
proef; cold assay; essai a froid. Nasse 
p., natte proef; assay by the wet, moist 
way; essai par la voie humide. — Troekene 
p., droge proef; assay by the dry 
way, dry assay ; essai par la voie sèche. 

Probeabdruck, m. hd., v. gravure 
avant la lettre. 
Probeabzug, ni. hd., (den letzten) 
machen, v. proof 't). 
Probearbeit, f. hd , v. ouvrage 
d'essai, s ouvrage c. 
Probeblatt, n. hd., v abzug 3). 

V. berichtigungsbogen. ~ Erster, 
zweiter, letzter, p., v. épreuve b. 
Probeblech, n. hd., Proefplaat ; metallic 
plate for the essays; plaque de métal 
pour les essais. 

Probeblei, n. hd., v. assay-lead. 
Probebogen, in hd., v. aushangebogen. 
Zweiter, letzter p., 

V. proofsheet t & 3). — P. abklopfen, 
v. abklatschen 4,) . 
Probedruck, m. hd., v. berichtigungsbogen. 
— v. proof-impression. 
[ion 1). 

Probeende, n. hd., v. echantil-

Probeeisen, n. hd., Proefijzer ; essay


iron; Ier d'essai. 
Probegarn, n. hd., v. doitée. 
Probegehause, n. hd. Kast van de 

proefbalans; frame of an essay balance; 
lanterne, Chasse de la balance d'essai. 
Probegewicht, n. hd , v. richt 

-pfennig. 
Probeglas, n. hd., v. éprouvette s). 
Probegold, n ltd. Proefgoud, goud 

volgens de wettige gehalte dat voor vergelijking 
met werkgoud dient of als proef 
gebruikt wordt; standardgold; or-naal(l 

au titre. 
Probehaltigkeit, f. hit. Proef hou 

aan de gestelde vereisch--dend, volioende 
ten ; qualify of being proof; qualité de ce 
qui est à l épreuve. 

Probehammer, in. hd , v. marteau 
d'essayeur. 
Probeholz, n. hd., zum fugen, v. 
model eng. 3) . 
Probekelle, f. hd. Proeflepel der rne


taalgietereien ; assay trowel; truelle d'essai 
Probekorn, n. hd., V. assay-grain. 
Probekunst, f. hd., V. docimacy. 
Probekupferstich, rn. hd., v. gra


vure avant la lettre. 
Probelampe, f. hd , V. lampe 

docimastique. 
Probeloch, n. hd., v. look-hole. 
Probeláffel , ni. hd. , v. éprou-


vette .i). 
Probemark, f. hd. Keur, keurstem 
assay-mark; marc d'essai.-pel ; 


PRORENIASS 

Probemass, n. hd , v. étalon. 
Probemórser, m. Probemortier, 

n. hd., v. mortier éprouvette. 
Probemunze, f. hd , v. denier 
de botte. 
Probemunzsammler, m. hd., v. 
collector of proof-eoins, s. proof-. 
eoin. (d'essai. 

Probenadel, f. hd , v. aiguille 
Probenapehen, n. hd., Proellepe lt.je 
der metaalgieters; assay parringer; écuelle 

d'essai. 

Probenstbsser, m hd., V. pileur

d'essai. 

Probeofen , tu. lid., V. assayfurnace. 
Probepapier, r). hd., v. papier 

réactif. 
Probepli ttehen, H. hd., v. cornet. 
Probeplatte, f hd Geelkoperen proef


plaat der tinneieters ; brass plate on which 
tin is touched and assayed; plaque de laiton 
pour I'essai de l'étain 

Prober, n, hd., v aréomètre. 
Probering, m. hd., V. gauge g). 
Proberöhre, f. hd. Proefpijp, proef


buis op de voedingspomp van een stoomketel 
; pet-pipe, trial pipe; tuyau d'essai, tuyau 
d'épreuve des pompes. 

Pro beschlag, in. hd., v. denier 

de botte. 
Probeseite, f. hd., V. page d'essai. 
Probesilber , n. hd., -v. argent 

au titre. (te 7). 
Probestab, m. hd., v. éprouvet-
Probestámpel, ES. hd., v. carré 3) . 
Probestange, f. hd. Evenaar van 

een essaaibalairis; beam of an assay-balance; 

fléau dune balance d'es.rai. v. éprouvette 
7) 
Probestänglein, n hd. M iatstokje 
van den slotenmaker; gauge; ép^ouvetle. 
Probestein, in. hd , v. pierre de 

touche, s. pierre b. 
Probestube, f. hd., v. essayerie. 
ProbestUck, n. hd., v. essai de 

l' oe uvre..— v aushieb. 
Probetiegel, m. hd., v. creuset 

d'essai (err boeg daar 't hoogduitsch hij). 

Probetiegeldeckei, rn. hd. Deksel 
van de Proefkroes; lad of the assay-cru


cible; cou'ercle du creuset. 

Probewasser, n hd. Proefvocht (ver. 
dund salpeterzuur of zwavelzuur) voor tiet 

toetsen ; colerite; colér:te. 

Probezange, r. hd., v. piece d'essayeur. 
Probeziegel, in. hd. Modeltegel ; pat


tern-tile; chantignole. (mun. 
Probezinn, n. hd., v. étain coxnProbi.
rbrett, n. hd., v. étamoir. 
Probirbuchse, f. hd., Proefbus; as


say-box; bolle d'essai. 
Probiren, v. a. hd , v. essayer. 
Probirer, m. hd. Hoofdessayeur; as


soy-master; rn^ritre essayeur. 

PROCESS. 881 

Probirges hirr, n. hd., v. brandprobe. 
Probirgewicht, n. hd., v. poids 
d'essayeur. 
Probirhahn m. hd. an der speisepumpe, 
v. pet-cock. 
Probirhammer, ni. hd., v. marteau 
d'essayeur. 

Probirkorn, n. hd., V. bouton s). 

Probirkunst, f. hd., v. docimacy. 

Probirlampe, f. hd., v. lampe 
docimastique. 
Probirlöffel, m. hd , v. éprouvette 
3). (d'essai. 

Probirnadel, f. hd., v. aiguille 

Probirnadelmischung, f. hd , v. 
carature. 

Probirofen ni. hd. (in den) bringen, 
In den proefoven , in den moffel zetten 
; -to Put in the assay-furnace; porter au 

ressuage. 

Probirplattehen, n. lid., v. cornet. 

Probirscherbe, f. hd., v. éeuelle 
a scorifier. 
Probirstátte, f. hd. v. essayerie. 
Probirstein, ai. hd , v. pierre de 

touche, s. pierre b. 
Probirthräne, f. lid., v. assaying-
drop. 

Probirtiegel, in. hd., v. creuset 
2) .®. Die p. mit kohlenstaub 
ausfüttern, v. brasquer. 

Probirtiegelchen, ii. hd., v. assay-
crucible & patelin. 
Probirtropfen, ni. hd , v. assaying-
drop. 
Probirtute, f. hd., v. matras à 
essai. (d'essai. 

Probirwage, t. hd., v. balance 

Probirwasser, n. lid., v. farbsaure. 

Procédé, in fr. Handelwijze, bebaude


ling; proceeding, snode; verfabren. ••• P. 
d'enlevage, v. aetzdruck. ~ P. 
d'imprimer, wijze, manier van drukken 
printing-mode; druckverfahien. ••. P. des 
meules, het maken van houtskolen in 
meilers; charring of wood in heaps; mei lerverfatiren 
P. négatif, negative 
manier van werken in de photos raphie; 
negative manner; negative verfah ren. 

Procello m. fr. Procellos , enrg. 

Schaar, rektang, der glasblazereien; auf


treibscheere. 

Process, eng , v. allure 1). . P. 
of crystallization, liet kristalliseeren 
in 't groot, in de fabrieken ; krystallisations 
process; travail de cristallisation. ••• Cold 
p., gang van den hoogoven waarbij te 
weinig hitte wordt ontwikkeld; kotter gang; 
allure froide ~ Hot p., gang van den 
hoogoven waarbij te veel hitte ontwikkeld 
wordt; heisser pang, hitziger gang; allure 
chaude. — Irregular p., onregelmatige 
gang Evan den hoogoven ; rohgang, roher, 

schar/er, feber.sezter gang; allure irrégulière. 
••• Regular p., regelmatige gang van

74* 


882 PRODUCE 

een hoogoven ; gargang, gater gang; a I I re 

rëgulière. 

Produce, eng., V. ertrag. — Hoe. 
veelheid metaal die bet erts oplevert; abwerfen, 
product; rapport du minérai. 

Product, eng., v. produce z) . 
Product,• n. hd., v. effect. ~ v. 
produce 2). 

Production. * Hoeveelheid die een 

fabriek of een zekere hoeveelheid grondstof 

oplevert, productie. 

Produit m. fr. Product eng. Produkt 
n. hd. Opbrengst, produkt. 

Produit in. fr. chimique, v. chemicals. 
~ P. du haut-fourneau. 
Opbrengst van een hoogoven; yield of a 
blast furnace; ausbringen des hohofens. •• 
P.-s. métalliféres, vloedmiddelen bij 
het uitsmelten van metalen; metalliferous 
flux; vorschldge. 

Profession, f. hd. & eng , v. craft. 
Profil, m. fr., V. coupe 1). •• P. 
longitudinal, v. coupe en long. ~ 

P. de terrassement, Gabarit en 
lattes cloués, Profiel, model voor 
een aarden dam; gauge of loth; lattenproiil 
eines dammes. ~ P. en travers, 
V. coupe en travers. 
Profile m. fr. & eng. Profil n. hd. 
doorsnede, v. coupe 1). — Profiel van 
een borstwering. 

Profiler v. a. fr. Protilen stellen; to 
set up profiles; protliren, proillen schlagen. 

Profilirte ausladung , f. hd., v. 

nosing. 

Profitchen, n. hd., v. acolyte. 

Profondeur f. fr. Diepte; depth; tiefe.

~ V. depth. — V. enfoncement. 

P. du milieu, v. mitteltiefe i ). — 
P. moyenne, v. mitteltiefe 2). 
Progressive motion, eng., v. marche 
en avant. 
Project (to), eng., v. anlegen. 

v. auskragen. — Projected pier 
of a cellar-vault, v. pied droit 
sous un are-doubleau. ~ to P. 
above, v. désafe urer. 
Projectile m. fr. & eng Projectil 

n. hd. Kogel, bom enz., al hetgeen uit een 
geweer of kanon wordt geschoten. •• P. 
non spherique, P. allongé, Balle 
oblonge, Balle a culot, Balle á 
la Minié, puntkogel, Minié-kogel; pointed-
ball, oblong ball, ball a le Minié, enfieldball; 
spitzkugel, langeschoss, langblei, ciilotgeschoss, 
spiegelgeschoss nach Minid's 
system. ~ In de hoogte geworpen lichaam; 
thrown-up body; in die hope geworfener 
kbrper. ~ Force p., v. force de 
projection. 
Projectile-force , eng , v. force 
de projection.
Projectile-motion, eng., v. projection 
fr. 1). 
Projectiles eng. Leer der kogelbanen 
; wurlehre, ballistik; ballistique. 

- PROOF. 

Projecting-edge eng. of the cover, 
v. mors d'un livre. 

Projection f. fr. Kogelbaan; projectile 
motion; wurf. — De stoffen die gegloeid 
moeten worden bq kleine gedeelten 
in den kroes brengen ; shrouwing in calcinating 
matter by spoonfuls; calcinirpulver 
löffelweise in den tiegel wenen. ~ Plan; 
projection; prof eetion. ~P. horizontale, 

P. iehnographique, grondplan, platte 
grond; horizontal projection; horizontalprojection, 
grundriss. ^ P. parallèle, 
evenwijdige doorsnede; parallel projection; 
parallel projection. ~ P. verticale, P. 
orthographique, opstand ; elevation, 
vertical projection; aufriss, vertical projection. 
~ P. verticale des lisses, des 
facons, opstand der grond of hoofdsenten ; 
rising-line; diaconal linie, projection der 
Qursenten. ~ P. d'eau, v. mélange 
d'eau et de vapeur. 
Projection * Ligging, richting der 
ertsaders. 

Projection, eng., v. projection fr. 
3). ~ V. axe fr. t). — Ongelijkheid 
van draaiwerk; unebenheit; jarret. — P. 
of the glass—furnace, uitstek voor 
de werkopeningen van den 'glasoven; vorsprung 
am glasofen; sourcilier. 

Projecture t. fr. Saillie, het zet 
buik van een muur ; V. ausladung.-ten, 
Projeter, v. a. fr., V. anlegen 1) . 

Se p., v. auskragen. 

Prolongue f. fr. de manoeuvre, 
Sleeptouw, trektouw van een affuit ; prolongue 
of a gun carriage; langtau, zugtau, 

schlepptau, prolonge, langkette. 

Prolonge-hook, eng., v. crochet 
de prolonge. 

Prolonger v. a. fr. Verlengen, langer 
maken ; to produce; verldngern. — P. un 

vaisseau, v. élonger ). 

Prolonge—ring eng. Ring van het 
sleeptouw van een affuit ; schlepptauring; 
anneau de prolonge. 

Prong eng. Veer, verbindingsstuk van 
een lanspunt; fever; attache, branche. •• 

V. haken. 
Prong—chuck eng. Drietand, Neptu


nustand (bos met drie punten) ; stachelfut


ter; mandrin à pointes. 

Prongs, eng., v. ardillon. 

Pronne, f. hd., v. fente 3). — Gehakte 
groef in een steenblok om de richting 
bij het kloven te bepalen ; fissure chiseled 
in the rock; ouverture faite dans 
la roche. 

Pronnen v. a. hd. Groeven hakken 
voor het kloven van steen ; to open the 
rock, to cleave; ouvrir la roede. 

Pronysche zaum, m. hd., v. ap


pareil clynamique. 
Proof, eng., v. épreuve a. 1). ~ 

V. aushangebogen. — First p., 
Clean p., Press p., v. s. épreuve 
b. ~ To take oft the last p., .de 

PROOI'-BALL -- PROTRUDING. 883 


laatste proef van een koper gravure trekken 
; den letzten probeabzug einer kucpferstiche 
machen; tirer au vrat. To take 
off a p., v. abziehen i). To take 
off a p. by the cylinder, proeftrekken 
met de rol ; einen probebogen snit der 
correcturwalze abziehen; faire une épreuve 
au rouleau. — To strike off a p., 

V. abklatschen ij. 
Proof-ball, eng., V. ball of caliber. 
Proof-coin, eng., v. denier de 
botte. ~ Collecter of p. Beambte 
die op de munt de proefmunten verzamelt; 
probemunzsarn €nler; receveur des bones. 

Proof-impression, eng. Proofprint. 
Proefdruk voor de letter, van een 
koper-of staalgravure ; probeabdruck; gravure 
avant la lettre. 

Proof-mortar, eng., v. mortier 
éprouvette. 

Proof-plug, eng. Staartschroef voor 
het beproeven van geweerloopen ; nutzschwanzschraube; 
culasse employée à l'épreuve 
des canons de fusil. 

Proof-sheet, eng., v. aushangebogen 
& berichtigungsbogen. ^ 
Second p., revisie; zweiter abzug; seconde. 
— Third p., pers-revisie; letzten 
probebogen, superrevision; tierce. — To 
strike off a p., v. abklatschen i). 

To take off a p., v. abziehen 1). 

Proof—shot, eng. Kogel van den proef


mortier ; mnetallkugel; globe. 

Proof—spirit, eng. Normaal wijngeest, 
gedestilleerd van de wettige sterkte; normal 
weingeist; alcool preuve. — Over p., 
wijngeest van hooger gehalte dan de wettige 
sterkte ; weingeist der stdrker ist als 
normal weingeist; alcool plus forte que 
1' altooi preuve. ~ Under p., wijngeest 
van lager gehalte dan de wettige sterkte; 

weingeist der schwdcher eat als normal weingeist; 
altooi moins fort que I alcool preuve. 

Proof—stick, eng Proefbuis (aan de 

vacuumpan) ; stecher; espèce de larron on 

de siphon. 

Proof-work, eng., v. ouvrage 

d'essai, S. ouvrage a. 

Prop, eng., v. care 4). ~ v. auf 

hangepunct. ~ v. étrésillon j) ^•• 

V. chevalement. ~ v. patin á). ~ 
V. étancon 5). — v. deichzelstutze. 
P. of a set of timber in a 
galery, stijl eener vergaring bij de mijnbetimmering 
; • thurstock; montant dun cadre 
dans le boisage dune galerie. ~ P. Of 
the arms, v. museau. — Cylindrical 
p. of the saggers, voetstuk 
der kokers In den porseleinoven ; cylindrische 
stittze der kapseln; colombin, boudin. 
P.-s. and supports of a roof, 

V. ferme 1) . 
Prop (to), V. a. V. abfangen. 
Prop-clasp, eng Prop-strap, v.
. 

douille de servante. 
Propension f. fr. aciéreuse, Ei


gensch.ap van het ruwijzer om gemakkelijk 
in staal te veranderen ; propensity ofpigiron 
to be converted into steel; neigung des 
roheisens sich in slahl zu verwandlen. 

Proportion * Betrekking, verhouding. 
Proportion (to), v. a. eng. Mengen 

(de te smelten stoffen) ; die schnielzmasse 
mistien; doser les fondants. 
Proportion f. fr. de combinaison, 
v. combining-proportion. 
Proportional, adj. hd. & eng. Proportionel, 
fr. Betrekkelijk. 

Proportionallineal, n. fad. Proportie-
liniaal ; proportional rule; regie proportionelle. 


Proportionalzirkél, m. hd., v. cornpas 
de proportion. 
Proportion-scale, eng., v. échelle 

de proportion. 
Propp, m. hd., v. bourre. 
Propre chaudière, f. fr. Tweede 

pan op een suikerrafinadery; second-copper; 
zweite siedepfanne. 
Propriétaire m. fr. soldé, V. 
einspanniger. 
Propriété f fr. de couvrir, Propriété 
couvrante. Dekkracht, dek 
verven) ; covering power;-vermogen (van 
deck kraft. 
Prop-stick, eng., v. deichselstütze. 


Propylaea, eng. Propyleen, f. hd. 
Propylées, f fr. Voorhof van een Griek schen 
tempel. 

Propylée, f. fr. Propylaeum, eng. 
Propylaon, n. hd. Voorbal, voorportaal. 
Proseenium * Gedeelte van den 
vloer van een tooneel vóór het scherm; 

avant-scène, fr. 

Prospect, m. hd. & eng. Vooruitzicht; 
vue, coup d'oeil. (in de Vereenigde 
Staten wordt het gebezigd voor zoeken 
naar metalen in den grond , prospect of 

metals). , 

Prot— Proto * Voorvoegsel van schei 
benamingen, aanwijzende de minste-kundige 

hoeveelheid die zich kan verbinden. 
Prote, m. fr., v. factor i ). 
Protecting, eng. Uitsparen (bedekken 

van de gebruineerde deelera bij het vuur 
vergulden); aussparen; operation d'épergner 
ou de couvrir de 1'épargne les brunis. 

Proteïn, n. hd. Protéine, m. fr., 

Proteine, eng. Proteïne. 
Proterie, f. fr., v. factordienst. 
Prothesis, eng. Credenstafel ; cre


denstisch; credence. 

Prototype, m. fr. v. kreuzmass t). 
Protract (to), eng. Een boek overbrengen, 
opsch rappen ; einen winkel arc fira


gen; rapporter un angle sur Ie papier. 
Protractor, eng. Transporteur, graad 
gradbogen, transporteur; rapporteur.-boog; 

— Schaakradtang; steigradzange; piece aux 
roues de rencontre. 
Protruding, eng. V. jutting, 



884 PIIOTZKETTE 

Protzkette, f. hd., v. chaine d'embrelage. 
Protznagel, m. hd , v cheville 
ouvrière. 

Protzrad, n. hd. Voorwiel van een 
affuit; fore wheel of a cannon-carriage; 
roue (le devant de I'afut. 

Protzring, m. hd., v anneaa d'embrelage. 
[ster 6). 

Protzsehamel, ni. hd., v. bol-

Protzschamelband, tn. hd , v. bolster-
hoop of limber. 

Protzschamelblech, n. hd , V. bol 

-ster-plate of limber. 

Protzschämelstift, in. hd., v. bol 

-ster-bolt. 

Protzwagen, m. hd. Protze, f. 
hd., v. avant—train. 
Proue, f. fr., v. bug 3) 
Provancerbl, n. hd., v. provenee 
oil s. oil. 

Prove, eng., v. flamber t). — to 

P. vt. prui fen. 
Prover, eng v. l akeneiseil.
., 

Proviantmagazin, n. hd., v. manutention. 


Proviantwagen, ni. hd. Legerwagen 
voor mondbehoeften ; tumbril for provisions; 
fourgon de vivres. 

Proving-hutt, eng., v. proof- plug. 
Provisional building, eng., v. 
nothbau. 
Provision-store, eng., V. manutention. 
Prufeisen, n. lid., IJzeren peil-of 
meetroede ; iron for sounding; sonde. 
Prufen, v a. hd. Onderzoeken, be


proeven ; to prove, to examine; éprou ver. 

Prugel, rn. hd., v. baton 1). 

Prunelle, f. fr. v. calam.anco. 

Pruning-knife, eng. Snoeimes; gartenmesser, 
baummesser; serpette, faucillon. 

Prungragel, m. hd. W ringstok (der 
garen ververs); wringing-tool; tordoin. 

Prunier, m. fr. Pruimenboom en pruimenhout 
van Prunis domestica en P. spinosa; 
plum tree; pflaumenbaum, zwetscbenbaum. 

Pruning—saw, eng. Tuinierszaag, ent zaag; 
gdrtner sage, baumsdge; scie à enter, 
scie à gretier. 

Pruning -shears, eng. Tuinschaar, 
begschaar; gartner scheere ; cisailles du 
jardinier 

Prunkwerk, n. hd. Prachtig, trotsch 
werk; sumptuous, rich work; ouvrage fastueux. 
Prunziegel, m. hd. Platte pan ; flat 
tile; tulle ptaie. 
PruseUn, n hd. Soort van gestreepte 

wollen stof ; streped woollen stuff; étoffe 

de laine rayée. 
Prussian =blue , eng., v berlinerblau. 
Prussiate of copper , eng., v. 
neubraun. 
Prussiate de po tasse, in. fr., v. 
cyankalium. 

— PUDDLING. 

Prussiates, eng , v. blausaure 

saize. 
Prussic acid, eng., v. blausa ure. 
Prussien, in. fr. Kleine oven ; little 

stove; hued, kleine vorofen. 
Pry, eng., v. hebel am strumpf 
wirkerstuhl. 

Pseudodiptère, m. fr. Pseudodipteros, 
eng. . Tempel met schijnbaar 
dubbele kolommenrei of met halve kolom 


men,; tempel wit scheinbar doppellen u n,gang, 
tempel mit angeblendeten sdulen. 
Pseudomalachite, eng., v. fausse-
malachite 

Psilomélane, nr. fr. Psilomelan, 
I). hd. &eng. Barytboudend rnangaan erts, 
hard m^in;;aan erts. 

Psychromètre, in. fr. Psychrometer, 
n. hd. Psychometre, eng. 
vochtlgheidsrrieter, v. hygrometer. 

Psychrometrie, eng., v nasskal


temessung. 
Publisher, eng., v. éditeur. 
Pucheux, m fr. Puchet, V. cuil. 

ler a brai. 
Pueht, f. lid. Droogvloer voor bet ge 

zout, in zoutziedereien ; salt drying-maakte 
floor; étuaille. ~ Bedding van een erts stampmolen 
; stamper block; bloc à pilons 

de bocard. 

Puddeln, n. hd , v. frischarbeit. 
Puddelofen , ni. tad., v. four á 
puddler. 
Puddelwalze, f. hd., v. cylindres 
a cingler. 
Pudding, eng., v bourrelet 4) . 

— V. boudin 7). 
Puddings, eng:, V. défense i). 
Pudding -stone, eng. Puddingstein, 
ni. hd., v. nagelfels. 

Puddlage, in. fr. Het frissctien. puddelen 
Van ijzer in ovens; puddlinfl; frischen, 
ofenfrischerei, é)senfrischerei irn flamofen. 
~ P. an gas, v. gaspuddeln. 

Puddle, eng. vulklei (voor waterdichte 
bekleedingen); feillerde; terre (a 
remhlais. 

Puddle (to) , eng., v. einríihrent). 
Puddled bars, eng.., v. for ébauché. 


Puddler, Pudler, v a fr. Puddelen, 
hd. to Puddle, eng., v. frischen 
t). 

Puddler, eng. Werkman aan den frischof 
puldeloven ; puddelarbeiter, frischarbeiter; 
ouvrier attaché au puddfage. 

Puddler's offal, eng., v. machefer. 
Puddler's roll, eng., v. cylindres 
a cingler. 
Puddleur, Pudleur, m. fr. Puddler, 
in. hd. & eng., v. finer. 

Puddleur méchanique , in. fr. 
rrischmachine, roerinrichting voor het ijzer 
in den vlamoven ; puddling-machine; mechanische 
puddler, puddelmasclnne. 

Puddling, eng., v. frischarbeit. 


PIJ D=OLING--13A R, 

~ Gas p., v. gaspuddeln. P. 
of walls, het vullen van muurwerk met 
klei, aanvullen ; verfallen; rernblai. 

Puddling-bar, eng.. v. croard. 
Puddling-furnace, eng., V. four 
a puddler. 
Puder, in. hd. Haarpoeier ; h(tir-powder; 
poudre. 
Puderbeutel, m. hd. Poeierzak ; powder-
bag; sac à poudre. 

Pudermesser, n. hd. Poeiermes; 
powder-knife; couteau a enlever la poudre 

Pudermi hle, f. hd. Poeiermolen; 

powder-roill; moulin „i poudre. 
Puderquaste , f. hd Poeierkwast; 
powder-puff; bouppe á poudre. 

Pudersieb, n hd. Poeierzeef; hairpowder 
sieve, tamise cloth; tamis à passer 
la poudre. 

Puderzucker, m. hd. Fijne suiker; 
powdered sugar; snare en poudre. 

Pué, m fr. Schikking, plaatsing van 
de kettingdraden ; disposition of the warpthreads; 
disposition der kettenfaden. 

Puff, ni. hd. & eng., v. dampfqual. 
Puffer, ni. hd. Zakpistool ; pocketpistol; 
pistolet de poche. 

Puffwagen, m. hd. Boerenwagen 
zonder ijzeren banden aan de wielen ; peasant's 
wagon; chariot non ferré. 

Pugging, eng., v. lehmarbeit. 

Puhahn, m. hd., v. foreman 3). 

Puhlloch, n. hd. Goot onder de suikerbroodvorrrien 
in de siroopkarner; conduct 
of the clayinq-House; canal de i'étuve. 

Puisard, in. fr°. Zinkput; drainingwell, 
bog, waste-well; senk;rube, senkloch, 
schwinrfgrube. (Trappe à nettoyage), 
Afwateringsopeningen in den 
berm van wenen ; sink-hole, .sink-trap; senkgrube,
abzugsnrube._(Bougnon), vaterput 
in een mijnput; sump; schaiIitsuwpf. 

P. d'une avaleresse, waterput 
of plaats in een mijnlul onder het graven; 
sump in a shaft on sinking; vori estirnpfe. 
Puiselle, f. fr. Puisor, v. ausschopfkelle. 


Puiser, v. a. fr. Scheppen ; to draw 
up; schtipfen. P. de l'eau, water 
schepper,; to draw up water. wasser schopfen. 

Puiseur, in fr. Plongeur, v. buttgesell. 
. 

Puisoir, ni. fr. Polio, v. einsetzlbffel. 
(Cuiller, Poche à coulor), 
v. founder's scoop. 

Puissance, f. fr. , v. bewegkraft. 

— P. d'une couche, v. machtig 
mm P. calorifique, v. heating--keit. 
power. — P. d'évaporation, verdampingsvermogen 
(van een stoomketel) 
evaporation-power; verdampfuugsfhhigkeit. 

— P. méehanique, v. machines 
simples. ~ P. de cheval, v. cheval-
vapeur. 
a. Puits, m. fr. Welput; toell-pitt; 
brunnenschacht. ~ P. absorbant, v. 
I ULLEÏ . 885 

puisard. — P. artesien, v. artesian 
well. — P. foré, geboorde we!put; 
bored well; bohrbrunnen. •• P. 
perdu, droge welput; well in pervious 
ground; bronnen mit sandboden worin das 
wasser sich verliert. P. a roue, P. 

a poulie, P. a bras, P. à levier, 
Put, welput waaruit het water met enimers 
wordt opgehaald, draw-well; ziebbrunnen. 


b. Puits, m. fr. Bare (en Belgique), 
Fosse (au Hainaut). Mijnput.; 
pit, shaft; schacht •n• P. d'aérage, 
Bire d'aérage. Burtay (en Belgique), 
Fosse al feyère, (a Charleroi), 
luchtschacht, put voor luchtverversching; 
air-schaft, wind-hole (Derbysh); 
wetterschacht. ~ P. d'appel, mijnput 
waaruit áe ertsen worden opgehaald; upcast 
shaft; ausziehscbacht •• P. de desconto, 
V. fahrschacht. P. d'épuissernent, 
P. d'exhaure , Bure 
aux pompes (en Belgique), v. 
kunstschacht. P. d'extraction, 
V. fôrderschacht. P. interieur, 
put binnen in de mijn ; winze jackhead 
pit; blinde schacht. — P. lateral, v. 
nebengesenk. -. P. de mine incliné, 
P. de mine oblique, v. donlegerschacht. 
c. Puits in. fr. de fourneau, Muur 
van een hoogoven ; shaft of a furnace; 
ofenschacht. om P. de mine, v. minenbrunnen. 
•s• P. militaire, v. 
military-pit. (bidon. 
Pull, f. hd. vulkan, schepper; can; 

Pull, eng Ruimte tussciien den vorm 
en den degel eerier ijzeren drakpers; 
satz; coup. 

Pull (to), eng , V. nager. To 

p. the starboard-oars and hold 
back the port-oars, v. nager stribord 
et stier bábord. — To p. 
away, to p. geerly , snel roeien ; 
hart rojen; tirer avant. — To p. with 
full oars, met kracht roeien ; mit vollen 
riemen rojen; faire force de rarne. ••a• To 
p. in, v. einziehen v. a. hd. I ). •• 
To p. out, v. détirer t 
Pull—to, eng., v. cape fr. I). 

a. Pulley, eng., v. flasche s). 
Fixed p., v. poulie fixe. Moveable 
p., V. poulie mobile. ••v 
Block and p., P. of the tackle, 
V. block and fall & moufle 3) 
Flat p., v. poulie plate. 
ti. Pulley, eng., v. poulie d'un tour. 
~ (Box, Case), Plank waaraan de 
glazen ringen bevestigd zijn van den klossenweefstoel 
; glasbrett an den kegelstuhl; 
cassier. ® Little p., v. noix t). ••• 
Dead p., v. caster i). ••m Eccentric 
p., v. eccentric. — Grooved 
p., v. poulie à gorge. — Past p., 

V. poulie fixe b. — Loose p., v, 
poulie folie. ~ Guide p., v. pou . 

886 PULLEY—BOX -- 

lie de renvoi, — v. molette 8) . •. 

Fulling p., v. poulie fouleuse. 
Pulley-box, eng., v. box 2). 
Puller-maker , eng., v. bloek


macher. 
Pulley-manufacture , eng. , v. 

blockmacherei. [2). 
Pulley-wood, eng , v. klobenholz 
Pullies, eng., v. yeux du moufie, 

S. moufie. 
Pulling, eng., v. abziehen. — P. 
down, v. démolir 1). P. up. 
Het oploopen van het garen op de spillen 
der spinmachine; aufschlagen; renvidage. 

Pullock, eng., v. putlog. 
Pulp, eng., V. feinzeug. ••• v. 
bouillie. 
Pulpe , in. fr. rafliné , v. pate 

raffinée. [2). 
Pulp-meter, eng., v. carrier, eng. 
Pulp-strainer, eng., v. épurateur 

de pate. (pis. 
Pulp-vat, eng., V. auge du trem 
m hd. Pulsimeter,-Pulsmesser, 

eng Pulsimètre, in. fr. Polshamer. 
Puit, m. hd. Lessenaar; desk; pupitre. 
Pultdach, n. hd., v. comble a 

potence. 

Pulver, n. hd. Poeier; powder; gou dre. 
— P. zum schiessen, v. goudre 
b. ••• Mit p.. nestreuen, v. to 
powder. — Galvanische p., v. 
poudre galvanique, s. poudre a. 

Pulverfabrik, f. hd., v. moulin 
a poudre. 
Pulverfege, f. hd. Buskruitzeet; powder-
sieve; crible à poudre. 
Pulverfiasche, f. hd. Pulverhorn, 
n. hd., v. corne d'amorce. — 

V. touilloir. 
Pulverin, m. fr. Buskruitmeel. niet 
gekorreld buskruit; powder-7neal; pulvermehl. 
P ulveriser, v. a. fr. to Pulve. 
rize, eng. Pulvern, hd. tot poeier sna ken, 
malen of stampen. ^ P. les matrières 
de la poudre, de grondstoffen 
voor het buskruit realen ; to pulverize; die 
bestandtheile des pulvers kleinen. ~ P. le 
salpêtre, de salpeter fijn maken ; to 
pulverize the salpetre; den salpeter. brechen. 

Pulverkammer, f. hd , v powderroom. 
— P. einer mine, v. fourneau 
1). b 

Pulverkarren, m. hd. Kruitwagen; 
gun-powder-cart; caisson a poudre. 
Pulverkuchen, m. hd., v. galette 
de poudre. 
Pulverladeschaufel, f. hd. Laad


lepel voor kanonnen ; charger; chargeoir. 
Pulvermass, n. hd., v. lademass. 
Pulvermehl, n. hd., v. pulverin. 
Pulvermengungstonne, f. hd., v. 

méla ngeoir. 
Pulvermtlhle, r. hd., v. moulin 
a poudre. — P. mit stampwerk, 

V. moulin a pilons b. 
PUM PENARMEL. 

PulvermUller, m. hd. Kruitmolenaar, 
buskruitmaker; gun powder maker; poudrier. 
Pulverprober, r.. hd., v. éprouvette 
à poudre. 
Pulverprobirmorser , f. hd., v. 

mortier éprouvette. [ 1) b. 
Pulversack, M. hd., v. fourneau 
Pulverschaufel, f. hd. Buskruit


schop ; powder-shovel; coupelie. 
1?ulversieb, n. hd., v. égalisoir. 
Pulverspatel, f. hd., v. touilloir. 
Pulversprengen, n. hd. Het laten 

springen van rotsen . door tbuskruit; blowing 
up of a rock; action de faire sauter one roche. 

Pulverstampfe, . f. hd. Stamper van 
een buskruitmolen ; powder-stamp; pilon is 
poudre. 

Pulverthurm, in. hd. Kruittoren; 
tower for powder; tour a poudre. 
Pulvertonne, f. hd., v. baril á 
poudre. 
Pulverversehlag, in. hd. Kop van 
een slagraket, cracker; pétard, tapereau. 
Pulverwagen, ni. hd., v. pulverkarren. 
Pulverwalzm uhle, f. hd., v. cy


linder-mill I). 
Pumieate, eng., v. abbimsen. 
Pumice, Pumice-stone, eng., v. 

bimstein. 
Pump, eng. Pumpe, f. hd., v. 
pompe 1). 
Pump-areometer, eng., v. aréomètre 
à pompe. 

Pump-balance, eng. pumpbalken, 
in. hd , v. balance of a pump. 
Pump-bolt, eng., v. cheville de 

pompe. 

Pump—bore, eng. Gat, opening van 
de pompbuis of het staande stuk ; pumpenbohrloch; 
am e de po€npe. 

Pump-borer, eng., v. persoir à 
curette. 

Pump-brake, eng., v. brimbale. 
Pump-casing , eng., v. archi


pompe. 

Pump—chain, enig. Kettingpomp; kettenpumnpe; 
pompe is chapelet, pompe rotative. 
Pump-cheeks, eng. , v. potence 

de brimbale. 
Pump-cistern, P. back, eng., v. 

eiterne 3). (pompe. 

Pump-dale, eng., v. dalle de 

Pumpdintenfass, n. hd. Fontein inktkoker; 
fountain-inktpot ; encrier perpétuel. 


Pump—drill, eng. Pompboor (der zilversmeden 
en slotenmakers) ; rennspindel; 
drille, trépan. ~ Drill-plate of the 
p., V. disque du trépan. 

Pumpe, f. hd., v. brunnen i). 

F. mit druekwerk, v. pompe foulante. 
~ Doppeltwirkende p., v. 
pompe a double effect. 
Pumpenarmel, m. hd., v. dalle 
de pompe. 


PUMPENBACK. 

Pumpenback, f. hd. Pompbak ; cis


tern; citerne. [gear 2). 
Pumpenbeschlg, n. hd , v. pump-
Pumpenbohrer, m. hd., v. bohr


spindel and drillstange. (bore. 
Pumpenbohrloch, n. hd.,v. pump-
Pumpenbolzen, m. hd. Pen of bout 

van den zuigerstang eener scheepspomp ; peg 
of a ship's pump; cheville de pompe. 
Pumpendaal, n. hd., v. dalle de 

pompe. [per 2). 
Pumpendeckel, m. hd., v. clap-
Pumpeneimer, m. hd. Onderste klep, 

hart van de pomp ; lower pump-box; Beau 
de pompe. 
Pumpenfedern, f. pl. hd., v. feder 
ohne ende. 
Pumpengatt, n. hd. Bek van de pomp; 
sidehole of the pump; lumière de pompe. 
Pumpengeckstock , m. hd., v. 
brimbale. 
Pumpenhaken , m. hd., V. cros 
de pompe. 
Pumpenhammer, m. hd., v. clawhammer. 


Pumpenholz, n. hd. Schoen, cool 
van de pomp ; shoe of the siphon; soelier, 
talon du siphon. [let 3). 

Pumpenkammer, f. hd., v. baril-

Pumpenkappe, f. hd. Dekstuk van 
een kettingpomp ; valve or clapper to the 
wheel of a chain-pump; ca pot q u i recou v re 
la roue dune pompe is chapelet. 

Pumpenkessel, m. hd., v. chaudron 
de pompe. 

Pumpenkette, f. hd. Ketting van 
den kettingpomp; pump-chain; chaine de 
pompe. [2). 

Pumpenklappe, 1. hd., v. clapper 

Pumpenkleid, n. hd. , Smarting, 
kleeding van de pomp; service of the pump; 
fourrure de pompe. (pompe. 

Pumpenkoker, m. hd., v. archi-

Pumpenkolken, m. hd., v chopine. 
v. piston plongeur. •• v. 
druckstempel. 

Pumpenkratzer, m. hd., v. Curette 
pour pompes. 
Pumpenmacher, m. hd., v. fontainier. 
Pumpenmicke, f. hd., v. potence 
de brimballe. 
Pumpennagel, m. hd , v. pumpenbolzen. 
Pumpenreif, m. M. Pompband; pump. 
hoop; cerele de pompe. 
Pumpenraumer, m. hd., v. curette 
pour pompes. 
Pumpenrbhre, f. hd., Zuigbuis ;pipe 

of a pump; tuyau de pompe. [3). 
Pumpensauger, m. hd., v. buchet 
Pumpenschacht, m. hd., V. puits a. 
Pumpensehlag, ni. hd., v. bá 


tonnée. 
Pumpensehlussel, m. hd., v. elé 
de pompe. 

PUNCH. 8S7 

Pumpenschraper, m. kd., v. cu


rette pour pompes. 
Pumpenschuts, m. hd., V. heuse. 
Pumpenschwengel , m. hd. , v. 

brimbale. •• v. balance ofa pump. 
Pumpensiel, n. hd., v. écluse à 

vanne. (pe. 
Pumpensod, m. hd., v. archipom-
Pumpenspake, f. hd., v. brimbale. 
Pumpenspicker, m. hd., v. che


ville de pompe. 
Pumpenspiel, n. hd., v. jeu de 
piston. 
Pumpenstange, r. hd., v. barre 

de pompe. 
Pumpenst©ek, m. hd., v.bátonnee. 
Pumpenstiefel, m. hd., v. baril


let 3). (de pompe. 
Pumpenstock, m. hd., v. baton 
Pumpenwage, f. hd., v. aréomé


tre à pompe. 
Pumpenwerk, n. hd., v. engin à 
pompes. ••• v. brunnenwerk. 
Pump-gauge, eng., v. brunnensonde. 


Pump-gear, eng. , v. gaule de 
pompe. ® Kruiswerk van een pomp; 
pumpenbeschldg; garniture de pompe. 

Pump-handle, eng., v. brimbale. 
Pump-hook, eng., v. croc de 

pompe. 
Pump-hoop, eng., v. pumpenreif. 
Pumping-engine, eng., v. engin 

à pompes. 
Pump-kettle, eng., v. chaudron 
de pompe. 
Pump-lift, eng. Lengte van den zuigerslag; 
pumpenhub; reprise de pompe. 

Pump-maker, eng., v. fontainier. 
P.-s. work, v. fontainerie. — 
P.-s. mastic, v. mastic des fon


tainiers. 
Pump—making, eng Het pompmaken 
; brunnenmacherkunst; pomperie 
Pump-rod , Pump-spear, eng., 

V. barre de pompe. 
Pump-scraper, eng., v. curette 

pour pompes. 
Pump—valve, eng. Pompklep ; pumpenklappe; 
clapet de pompe. 
Pump-well, eng., V. archipompe. 

Pump-work, eng., v. brunnen


werk. 
Punaise, m. fr. v. heftzweck. 


Punch (to), eng. v. lochen. 
Punch, eng., v, bunzen. ~ v. pa


trize. — v. aushacker. — Doorn voor 
het vierkante gat in den haan van een 
geweerslot ; hahndorn, dorre; broche carrée. 
~ V. centreur. ^ v. beschneider. 

— V. durchschlag 1o). ~ v. blankcutting-
machine. ~ v. sons ette. 

~ v. formeisen. V. ausstechmeissel. 
— v. formenmesser. ~ 
Cutting p., v. aushacker. ~ Small 
p., V. dérivoir. — Prick p., mat



888 PUNCHEON 

stempel der gondsmeden ; vorsiecher, stempel; 
poincon a sertir. Round p., v. 
coupe-cerele. - Centre p. , 
amorçoir ;s). Riveting p., v. 
nietoisen. Chasing p., v. bouterollo 
ij. 

Puncheon, eng., v. chasing-ham


mer. v. grenetis. mm v. bunzen. 

V. austreibeisen I ). mm V. bontereau 
V. austreibstahl. v. 
bouterolle ) v. montant a. 1). 
-P. for gilding, v. palette du 
doreur. Grooving p., v. bouge 
3). Pearl p., v. outil a coeur 
de rosette. Round p., ronde 
doorn ; runder darn; mandriti rond. 
Scollop p., v outil a écailles. 
Square p., vierkante doorn ; viereckiqer 
dom; roandrin carré. 
Puncheon, eng. , V. poteau de 
cloison. Lettersteropel van staal; 
stempel; timbre. [çon 5). 

Puncheon-prop, eng., v. étan-

Puncheons, eng. , v. dies or punches, 
s. die. P. of a stamping 
mill, v. pfahle einer stampfintthie. 

Puncher, eng., v. bouge 3). v. 
fly-press 3). 
Punching, eng. Het gatenslaan ; durchsc/
zlaen; découpage. P. machine, 

V. cutting-press 2) & ausschlagmaschine. 
P. table, v. durchschiagtisch. 
Puncture, eng., v. pointe du tympan. 
- Fixing of the sheets in 
the p., v. pointage 1). 

Pungemühle, f. lid. Molen die grof 
maalt, grerttmolen , mill for coarse grinding; 
moulin a moudre grossièrernent. 

Punkt, n. hd., v. pointe 1). 
Punt, (maat der drukietters); line; point. 
Farbiger p. in einem diamant, 

V. dragon 2). Todter p., v. 
dead-point. 
Punktachat, m. lid. Varieteit van bet 
klarts naar het calcedoon overhellende; 
sardonix; sa rdoi ee. 

Punkteisen , n. hd., Poin teerjzer; 
pointer, stiletto; fer it pointer. 
Puuktiren, v. a. ltd., Punten zetten; 
to point, to dol, to stipple; marquer des 

points, pointer, poncturer. 
Puuktirnadel, f. 1d. Pointeernaald; 
dotting needle; aiguille d'acuponcture. 
Punktirrad, n. hd. Pointeerwieltje; 
dotting-wheel; rouet a pointer. 
Punktirung, f. hd , v. dotting. 

Het pointeeren, stippellijnen zetten , een 
vlak stippelen ; stippling; pointillage. 
Punktkoralle, f. lid. Langwerpige 
koraal ; millepore; ruillepore. 
Punktlinie, f. hd., V. ligne poin. 
tillée. 
Punktnadel, r. hd., v. drawingpoint. 
Punktstein, M. lid., V. granit. 

- PURIFY. 

Punktur, f bd. , V. pointe du 
tympan. 
Punkturöffnungen, t. p1. hd. , v. 
point-holes. 
Punktursehraube, 1. hd , v. pointscrew. 
Puukturspitze, f. lul., v. pointe 
du tympan. 
Punkturzange, f. lid. v correcturzange. 


PUnt, Pünte, f. lUl. Einde, punt 
van een vestiegwerk ; point, end; Pointe. 
]Punt, eng. . v. hefteisen. v. 
flat 3) & floating-stage. 
Puntas, t. p1. lid., v. dentelle de 

Hollande. 
Punzen, in. l(l., v. bunzen. 
Punzen, v. a. lid., v. auftiefen 

& lochen. 
Punzenier, n. h(l., V. ciseleur. 
Pupitre, m. fr., v. pult. P. 

L épincer, Noptafel ; desk for knotting; 
pliuligestel I. 

Puppe, 1. lid., v. manoque 
Dobber float; botte de jone. - P. eines 
fehlerhaften seidenwurms , v. 
dragée ij. 

Puppet, eng., v. cobombier ). -

V. docke 4). - v. drehdocke. -
P. head, v. collar-plate. - Fore 
p., v. poupôe de devant. ~Back 
p., v. back-puppel. - Sliding p, 
V. contre poupée. - P. key, v. 
clé de poupée. 
Purchase, eng., v. chemin de la 
scie. - v. effect. (Vant. 
Pürdel, rn. lid., v. marteau a de-
Pureau, in. fr. Onbedelit gedeelte van 

een dakschild ; uncovered part of a slab or 
thatch-tile; freifeld, o ffene teld, un bedeckte 
theil des dachsteins. 

Purfie (to), eng., v. liser. 
Purgation des métaux, t. fr. , v. 

affinage. (kons. 
Purge, f. fr., v. bürsten der ko-
Purgeoir tn. fr. d'un aqueduc, 

filtreer -basin, filtreer-vver eener waterlei 
ding ; filtering-basin, filtering-tank; filtrer 
reinigungsbehälter. -bassin,
Purger v n. fr. d'air les machifles, 
de lucht uit een stootnwerktuig drijven 
; to drive the air out; die lull austreiben. 

Purgerie, t. fr. Suikerbroodkamer, 
plaats. waar de suikerbrooden slaan uit te 
lekken ; puring-house, draining-house; tropfhaus, 
lauterungsbaus. 

Purgeur, in. fr. Robinet p., v. 

ablasshahn. 
Purging cock, eng. ,v.ablasshahn. 
Purification, eng., v. epuration. 
Purifier, v. a. fr ,, v. to clean 1). 
Purifier, eng., v. laveur. 
Purify (to), eng. De gesmolten let


terspelie aisebu men ; abscliaumen; dégraisser. 
- To p. the oil, v. dégraisser 
l'huile. 


PURL -- 

Purl, eng., V. bouillon l). — ir. 
engrêlure. 
Purled border, eng. Purl, v. ein


fassung von zaekehen. 
Purlin, eng., v. dachfette. (sen. 
Purling-iron, eng., v. aufrauhei-
Purple (to), eng., v. purpurn. 
Purple of Cassius, eng., v. gold


purple. (daholz. 
Purpled wood, eng., v. jacaran. 
Purpur, m. hd. Purple, eng. Pur


perkleur; pourpre. 
Purpurholz, n. hd. V. jacarandaholz. 
Purpurlack, in. hd. Purperlak ; columbine 
lac; laque colombine. 
Purpurn, V. a. hd. Purper verven; 
to purple; teindre en pourpre. 
Purpursaure, t. hd., v. acide 
purpurique. 
Purpurvioletfarbe, f. hd. Penseekleur 
; violet tricolor; couleur de pensée. 

Purren, V. a. hd. Wekken, porren 
(als scheepsterm) ; to call the watch, to relief; 
appeler au quart. 

Pursue (to) a vein, eng., v. each. 

schlagen. (pump. 
Pi schelkunst, f. hd., v. chain-
Push eng. of an arch , eng., v. 

drift of an arch. 
Push hole, eng. Vuuropening, vuur 

strijkoven der glasfabrieken;-kanaal van denaufwdrmeróhre; canal du four servant à 
chautier les plaques. 

Pussanbaum, m. hd. Kapokboom; 
capoc-tree; capoquier. 
Pustulatisch, adj. hd. Beproefd (van 
ertsen) ; tested; coupellé. 

Put (to) together , eng., v. to 
erect a machine. — to P. the 
sheets, v. lagenmachen. —• to P. 
to the waste paper, v. mettre á 
la rame. ám to P. a wall, v. monter 
un mur. — to P. up a press, 


V. monter une presse. — to P. 
the hilt on, v. monter une épée. 
— to P. in, v. mettre dedans. 
to P. to sea, v. mettre à la nier. 
to P. the dry ware into the 
furnace, v. die getrocknete waare 
in den ofen bringen. — to P. 
into the paste, v. mettre en pate. 
Pute, f. hd. Goot voor de pekel in 
een zoutdroogkamer; salt-drain; égout de sel. 
Putlog, Putlock, eng., v. boulin, 


(en voeg daarbij »bulsing of bunsing"). 
Putlog—hole, eng. Bulsinggat; rustloch; 
truu de traverse. 


Putrefaction, eng., V. fermentation 
putride. ~ P. of the pastel 
vat, v. cuve coulée. 


Putsehe, f. hd. Kleine tobbe in de 

zoutziederij ; small salt-tub; vaxel. 
Putse, f. hd., v. bucket 4). 
Putte, f. hd. Gracht of sloot langs 

een dijk ; ditch of a dike; fosse dune digue. 

PUI`ZTISCH. 889 

Putter, eng., v. caucheur. 

Putterde. f. hd. Grond, aarde of klei, 
voor een dijk; soil for a dike; terre rapportée 
pour une digue. 

Putting, f. hd , v. chains s chain. 
Putting, eng. up, v. aufrichten 
ij, — P. out, v. dérèglement. 

P. in the muffle furnace, v. emmouflement. 
— P. together again, 
in elkander zetten en aan den gang maken 
van werktuigen; zusammensetzen and herrichten; 
remontage. 
Pu ttingbolzen, in. hd , v. cheville 

de hauban. (shroud. 
Pi ttingstau, n. hd., v. futtock-
Putty,, eng. , V. cement 1). ~ 

P. of emery, v. emery dust. •• 
Glazier's p., v. fensterkitt. •• 
Joiner's p., v. futée. ~ Solution 
of p. met water aangeroerde tinasch; 
leichte auflösung von zinnasche; séchée d'eau. 
— Tin p., v. liniguise. 
Putty (to), eng., v. mastiquer. ••• 
to P. the panes, v. mastiquer 
les vitres. 

Putze, f. hd. Lichtputze. Snuiter; 
snuffers; mouchettes. 

Putzeisen, n hd. Truweel om muren 
vol te rapen ; trowel for rough casting; 
regrattoire. 

Putzen, m. hd., v. paté 1). — Berg 
vol holten; mountain full of hollows; montagne 
remplie de cavités. — v. burr git). 

Putzen * Stukken erts die aan den 
wand van den hoogoven blijven hangen 

Putzen, n. hd., v. clipping of the 

warp ends. — v. débourrage. 

V. ébarbage. 
Putzen, v. a. hd., v. to cleanse 

1). — V. to clean i). — V. beschroten 
1). ~ v. ecacher -j). — v. décaper 
3). ~ Met den kratsborstel, goud 
of zilver schoonmaken ; to scratch; saietter. 

Putzfeile, f. hd., V. armfeile. 

Putzkreide, F. hd. Fijn krijt om te 
schuren (veelal bekend als : wijting); polishing-
chalk; eraie à polir. 

Putzmaschine, f. hd , v. batteuréplucheur, 
s. batteur. ~ v. débo 
urre ur. 

Putzmeissel, m. hd. Driekante puntbeitel 
der blikslagers om raspen te slaan; 

strainer-borer; ciseau á cribles. 
Putzmesser, n. hd., v. boutoir 2). 
Putzmu.hle, f. lid. Wanmolen (voor


graan); corn-windmill; volant. 

Putznadel, f. hd., v. épinglette 2). 

Putzriss, m. hd. Scheur in pleister


werk ; crack in rough-casting; feute dun 

mur fraichement recrépi. [ij. 

Putzsehole, f. hd., V. champignon 
Putzstoek, m. hd. Wisscber (om een 

kanon, na bet schot, schoon te maken ; 

worm; avoir. 
Putztisch, m. hd. Waschtafel, toilettafel 
; dressing-table, toilet table; toilette. 

75 


890 PUTZWALZE 

Putzwalze, f. hd., V. clearer. 

Putzzange, r. hd., V. épincette. 

Puzzle, P. lock, eng., v. buchstabenschloss. 


Puzzolan, eng. Puzzolana, Puzzuolana, 
Puzzolanerde, f. hd., v. 
eisenkitt 2). 

Pycnostile, adj fr., v entrecolonnement 
pycnostile. 
Pyknit, m. hd. Pycuite, m. fr. y 
eng. Soort van topaas. 
Pyramidal * adj. Piramidevormig, 
piramidaal. 

Pyramidalerz, n. hd , v. galena. 

Pyramidalisirter krystall, m. 
hd. Pyramidal cristal, eng. Piramidevormig 
kristal ; cristal pyramidé. 
Pyramide, f. fr. y hd Pyramid, 
eng. Piramide 

Pyramide, f. fr. Priem van den goud draadtrekker 
om de gaten van de trekplaat 
te zuiveren ; gold drawer's punch; golddrahtzieherpfriem. 
— v. ausweitholz. 

Pyramidenfórmig , adj. hd., V. 
pyramidal. 

Pyramidenholz , n. hd. Gevlamd 
malioniebout, bloemhout; superfine magahony; 
Bois d'acajou flambé. 

Pyramidoïde, f'. hd. & fr. Parabolische 
piramide ; parabolic piramid. 
Pyrélaine, m, fr., v. brandiges 
ól, S. bl. 

Pyrite, f. fr., v. kies. i P. aurifère, 
goudkies, natuurlijk zwavelgoud; 
gold quartz; goldkies. P. capillaire, 
Nickel sulphuré, zwavelnikkel, nik 

capillary pyrites, sulphuret of nickel;-kelkies; 
schwefel nickel. •- P. cuivreuse, V. 
cuivre pyriteux. — P. de fir, P. 
martial, v. eisenkies. e• P. hépatique, 
V. hepatic. ~ P. rayonnée, 
fer sulphuré radié, straalkies, een 
witte verscheidenheid van zwavelijzer; radiated 
pyrites , striated pyrites , radiated 
sulphurated iron, strahlkies, strablige scllwelelkies, 
u,adenkies. 

Pyrites , eng. , v. Pyrite. — v. 
atramentaire. •••• Arsenical p., v. 

s. arsenical. ^ P. found in argil, 
V. féramine. ••• Capilary p. , v. 
fer sulphuré capillaire. — Hepatic 
p., zwavelijzererts, leverkies; leberkies, 
eisenkiesertz; pyrite hépatique. 
Pyroacetie spirit, eng., V. esprit 
pyroacétique. (gene. 
Pyro-acid, eng., v. acide pyro-

Quader, Quaderstein, m. hd., v. 
pierre carré, s. pierre c. & freestone. 


QUADERSANDSTEIN. 

Pyrogallic-acid, eng. , v. acide 
pyrogallique. 

Pyrolignite, in. fr. y eng. Brandig 
houtazgnzure zouten; brenndiq holzessigsaure 
salzen. 

Pyrolignous acid, eng., v. acids 
pyroligneux. 
Pyrolignous-spirit, eng , v. es prit 
pyroxylique. 
Pyrolusite, in fr. Pyrolusit, ns. 
hd., v. glassseife. 
Pyromètre, in. fr. Pyrometer, 

n. hd. & eng. Pyrometer, vuurmeter. 
Pyrometrie, t. hd. Pyrométrie, 
f. Jr. Pyrometry, eng. Kunst om hooge 
hittegraden te bepalen. 
Pyromucic-acid, eng., v. acide 
pyromucique. 
Pyrope, m. fr. ' eng. Pyrop, m. 
hd. Pyrope, soort van grenaat, granaat uit 
Bohemen. 

Pyrophane, m. fr. & eng. Pyrophan, 
m. hd. Pvrophaan, een ondoorscbj-nend 
mineraal, dat door verhitting doorschjnend 
wordt. 

Pyrophillite, f. fr. & eng. Pyrophillit, 
in. hd. Vezelige magnesia uit 
het Uralische gebergte, pyrophillit. 

Pyrophore, m. fr. Pyrophorus, 
eng., v. luftzi nder. 
Pyroracemic-acid, eng., v. acide 
pyroracémique. (vapeur. 

Pyroscaphe, m fr., v. bateau à 

Pyroscope, in. fr., v. brandyrobe 

l). ~ V. feuermesser 1). 
Pyrosiderite, eng. Pyrosiderit, 

m. hd., v. for pourpré. 
Pyrosmalche, f. fr. y eng. Pyrosmalit, 
ui. hd. Natuurlijk gzerchlorid. 
Pyrotechnie, f. fr. & hd. Pyrotechnies, 
eng., v. feuerkunst 1). 
Pyrotechniker, m. hd. Pyrotechnist, 
eng. Pyrotechnicien, m. fr. 
Pyrotechniker, ernst vuurwerkmaker. 

Pyrotelegraph, eng., v. feuer


anzeiger. 
Pyrotie, eng , v. caustique. 
Pyrotique, adj. fr. Pyrotie, eng. 

Pyrotisch, hd. Brandig. 
Pyrotisch, adj. hd., v. coustique. 
Pyroxène, ni. fr , v augit. 
Pyroxile, in. fr. Pyroxylin, eng., 

V. cocon-poltdre. 
Pyrrosidérite, m. fr. Pyrosiderite, 
eng. Pyrrhosiderit, in. hd., v. 
fer pourpré. 

Quaderfuge, f. hd., v. liaison 1). 

Quadersandstein, m. hd. Bepakte 
zandsteen ; free-stone; gros granuliforme. 


QUADERWERK -- 

Quaderwerk, n. hd. , v. maconnerie 
en liaison. 
Quadrangle, m. fr. & eng. Vierkan 
t ; viereck. 

Quadrangulaire, Quadrilatère, 
adj. fr. Quadrangular, Quadrilateral, 
eng. Vierkant, vierhoekig, vierzij 

viereckig, vierseitiq. -dig ; 

Quadrangular broach, eng. Vierkante 
boor; vierschneidige bohrer; équarrissoir. 


Quadrant, m hd & eng., v. quartier 
anglais. ~ Hadley's q., v. 
quartier de Hadley. ~ v. cadran 
8). — Vierde gedeelte van een cirkel; 

cadran, quadra.n. 

Quadrant, eng , V. balance a 
échantiilonner. ~ Q. in the 
Austrian service, v. quart de 
eercle Autrichien. — Q. électrometer, 
v. électrometer. 

Quadrantaluhr, f. hd. Quadrantal 
dial, eng , v. cadran solaire. 

Quadrat, in. fr., v. ausschliessung. 
— Q. creux, tolkwadraat der 
letterzetters; quota ion; anfubrungsquadr,,t. 

Quadrat, eng , v aufschliessung. 

— To insert a q. at the beginning 
of a line, v. einri eken i ). 
— M. q., v. cadratin 1). — N. q., 
V. cadratin t) . 
Quadrate, eng Quadrat, n. hd., 
V. carré 6). 
Quadrateisen, n. hd., V. fer en 
barres de profil carré. 
Quadratelle, f. h(1. Vierkante el; 
square ell; aune carrée. . 
Quadraten, m. Ir., V. cadratin 
1). •e Demi q , v. cadratin 2). 
Quadratfuss, in. hd. Vierkante voet; 
square foot; pied carré. 
Quadratic equation, eng. Quadratische 
gleichung, f. hd., v. équation 
du second degré. 

Quadratmass, n . hd. Vierkante maat; 
square measure; mesure carrée. 
Quadratmeile, f. hd. Vierkante mijl; 
square mile; lieue carrée. 
Quadratmeter, ni. hd., v. mètre 
carré. 
Quadratruhte, f. hd. Vierkante 
roede; square rood; verge carrée. 
Quadratschein, m. hd. Kwartier 
planeten) ; square aspeet; aspect-vorm (der 

quadrat. 

Quadrature, r. fr. & eng., v. anrichtung. 
~ v. quartile. - •• Q. du 
eerele, Q. of the circle, eng. kwadratuuT 
des cirkels; kreisvierunq 

Quadratwurzel, f. hd. Kwadraat, 
vierkantswortel; square root; racine carrée. 
Quadratzahl, f. hd., V. nombre 

carré. 

Quadrilatère, m. fr. Quadrilateral, 
eng. Vierhoekige figuur, vierhoek; 
viereck, vierseit. 

QUANTITÉ 891 

Quadrillage, m. fr., v. face carrelée 
de la crê te du chien. 

Quadrillé e, adj. fr. a Carreau, 
Geruit; cheeked, checkered; carrirt gewiir-feit, 
quadrilirt. 

Quadrirt, adj. hd. In vieren verdeeld; 
quartered; écartelé. 
Quadrivalve, adj. fr. Met vier vleugels 
of slagen ; four leaved; vier fltigelig. 
Quadruple, m. fr. & eng. Quadrupel, 
n. hd Viervoetig. 

Quaenzel, m. hd. Oor of hengsel 
van dery ertsemmer; handle; anse da seau 
de mineral. 

Quai, rn fr. V. mole, eng., — v. kai. 

Q. en crochet, ankerkaai; crooked-
wharf; ankerhuhne. ~ Q. découvert, 
verheven ladings- en losplaats voor 
vee aan spoorwegstations; ascent; rampe, 
laderanrpe. ~ Q. d'eeluse, sluismuur; 
bank of a dike drain; sielherme, sieit;oge. 
~ Q. en $euve, steenes kaai ; stonewharf; 
steinbubne. — Q. des voyageurs, 
verhoogde vloer aan een spoorwegstation, 
plankier; platform; perron sum 
eis-and aussteigen. •® Cale d'un q., 
ligplaats, landingsplaats; landing-place; schiffslande, 
anlinde eines kais. 

Quaiche, Caiche, f. fr. Boinbardeergaljoot 
; keteh; ketch. 

Qualm, m. hd , v. fumée. 

Qualitative analyses, eng. Qualitative 
analyse, 1. hd , v. analyse 
qualitative. 
Qualité, f fr. Qualitat, f. hd. 
Quality, eng. Eigenschap, kwaliteit. 

Quandel, m. hd. Middengedeelte van 
den kolenmeiler; middle of the charcoalkiln; 
centre plu fourneau. 

Quandelkohle, f. hd , v. centrecharcoal. 


Quantitativ, adj. hd Quantitive, 
eng. Ten opzichte van de hoeveelheid ; en 
égard de la quantité. 

Quantitative analysis,eng.Quantitative 
analyse, .f hd , v. analyse 
quantitative. 

Quantité, r fr., V. grandeur. •• 

Q. d'action d'une force, v. laboring 
force. ~ Q. commensurable, 
vergelijkbare grootheid ; commensurable quantity; 
commensurable grosse. ••• Q. difi'érien 
tielle, v. differential. ~ Q. 
exponentielle, v exponential 
grosse. '~ Q. imaginaire, denk beeldige, 
onbestaanbare grootheid ; imaginary, 
impossible quantity; irnaginhre griisse. ^.. 

Q. incommensurable, onvergelijkbare 
grootheid ; incommensurable quantity; 
Incommensurable grösse. — Q. irrationnelle, 
onbestaanbare grootheid; irrational 
or surd quantity; irrationale grösse. .^ 
Q. de mouvement, v. laboring 
force. Q. positive, positive grootheid; 
positive or affirmative quantity; posi


tive grösse. ~ Q. négative, negative 


892 QUANTITY -- QUARTER,--PA-CE. 

grootheid; negative quantity; negative grosse. drant, mundquadrant. - Q. de la 

-Q. radicale, wortelgrootheid ; radi-feuille, kwart blad, kwartje (vierde gecal 
quantity; wurzelgrösse. ~ Q. ration-deelte van een gedrukt vel) ; quarter of a 
nelle, bestaanbare grootheid ; rational sheet; viertelbogen. •• Q. de garde, 
quantity; rationale grosse. - Q. de wacht (op schepen); watch; wachtzeit. 
travail, v. laboring force. — Q. Q. de quintal, vierde gedeelte, kwart 
variable, veranderlijke grootheid; varia-centenaar; quarter; viertel, vier:elscentner. 
ble quantity; verdnderliche oder variable — Q. de romb, v. quarter-point. 
grosse, variable. ~ a. Q.-de-rond, kwartrond lijstje; 
Quantity, eng. Quantitat, f. hd., quarter-rond; viertelstab. - b. Q.-de-

V. quantité. rond, lijst aan den voet van een kande-
Quarantain, m. fr. Laken met 4000 laar ; ornament at the foot of a candlestick; 
draden in den ketting; cloth of 4000 versierung am fusse eines leuchters. 
threads in the warp; tuch mit 4000 fdden Q.-de-rond creux, kwartbol listje; 
in der kefte. concave quarter-round; viertelhohikehle. 

Quarante, Quarante-quatre, m. Q.-de-rond droit, staand, verlengd 
fr. v. gros-canon, S. canon C. kwartrond; upright quarter-round; nach 
Quarante-huit, m. fr., v. double unten am meisten ausladende viertelstab. 
canon, s. canon c. — Q. -de-rond droit mou, v. mou-

Quarderoniren, v. a. hd. De scherpe lure ovale. ~ Q.. de-rond ren 
kanten van een balk afschaven, of weghak-vooruitspringend kwartrond; re--versé, 
ken ; to cut the edges off; abattre les ang-versed quarter-round; t!berkragende vierles 
dune poutre. telstab. ~ Q.-de-rond renversé 

Quarderonner v. a. fr. une pou-mou, v. échine. — Q. de rumb, 
tre. Een ronde hoek of een duiveljager Q. de vent, boek van . graad op de 
aan een balk scha %en ; to cut the edges kompasroos; quarter-point of compass; vieroff, 
to bead; mit dery viertel stab entkan-tel compassstrich. - à Q., van achteten, 
mit rundstab an der ecke verseben. ren , bakstagwind; from abaft; backstags-

Quarré, m. fr. Kwadraat, vierhoek; weize. — Piece des q.-s., v. motion 
square; viereck, quadrat. of the quarters. 
Quarre maschine, i. hd., v. ma-Quartation, t. fr. & eng., v. inquart. 
chine a guillochis rectilignes. Quartband, m. hd., v. in-quarto. 

Quarreau, m fr., v. pierre quar-Quarte, t. hd., v. inquart. 
rée b. ~ v. panneresse. ~ v. car-Quarte-roisse, f. fr., V. s. roisse. 
reau 1). Quarter, eng., v. quart de quin-

Quarrel, eng., v. glaserdiamant. tal. — v. muid. — v. poteau de 
Quarry, eng , v. carrière. cloison. — Q.. of a horse-shoe, tak 
Quarry (to), v. a. eng , v. déta-van een hoefijzer ; arm, schenkel; branche. 
cher le roc. ••• To q. the stones - Q. of a mill-stone, afdeeling van 
on the building plot itself, v. een gehakte of gebilde molensteen; viertel; 
tirer la pierre a 1'oeuvre, s. oeuvre. compartiment. — Q. of a quire, v. 

Quarry-bed, eng., v. lit 4). lage 1). ~ Q. of a ship, v. hanQuarry-
man, eng., v. carrier, fr. 1). che d'un navire. ~ On the q., 
Quarry-stone, eng., v. moëllon. V. á quart, s. quart. 

••• Hammered q., v. moëllon pi-Quarter-bill,eng Geschutrol; schlachtqué. 
— Unhewn q., v. moëllon rolle; róle de bataille. 
brut. Quarter-block , eng. , V. kehr


Quarry-stone-wall, eng., v. maar bloek. 

en moëllons. Quarter-brick, eng., v. nieoteu. 
Quart * Vierdepart, kwart, vierdedeel. Quarter-cloth, eng , V. pavois. 
Quart, n. hd., v. quart, fr. ij. Quarter-deck, eng , V. gaillard 
Quart, m. fr. Kwart, vierde gedeelte d'arrière. - Q. cabin, hut op de 

van een geheel.; quarter; viertel. - 200 campagne; obere kajtite; cabine de conseil. 
kettingdraden; 200 warp-threads; quart, Quartered, adj. eng , v. quadrirt. 
200 kettenftden. - Q. de eercle, Quarter-gallery , eng., v. boukwadrant, 
kwartcirkel; quadrant; quadrant. teille. (mail. 

Q. de eerele autrichien, kwa-Quarter-grain, eng. , v. bois d'édrant 
bij de Oostenrijksche artillerie in Quartering, eng., v. bois de chegebruik 
; quadrant in the Austrian service; vrons. — v. allure vent largue. 
lroscbquadrant. - Q. de eercle à Quarteron, m. fr. Boekje met 25 
niveau, kwadrant met luchtbelwaterpas; blaadjes bladgoud; book of 25 gold leaves; 
spirit-level quadrant; wasserwagen quadrant, viertelbtichlein - V. kettenfadenhallibellenquadrant. 
- Q. de cercle à ter. — v. pricking-comb. 
régle, kwadrant waarvan de rechthoeks-Quarter-pace, eng., v. bühne 3). 
zijde in den mortier of howitzer wordt ge-Trapportaal waar de trap draait; ruh.esteken 
; Gunner's quadrant; stangen qua-platz ener treppe wo die treppe sich wen

 Q1) `LRTEIt-.-PARTIT1ON 

det; repos rl'un escalíer, a Pendroit ou les 
marches tournent. 
Quarter-partition, eng., v. cloison 
3) . 

Quarter—point, eng. Kwartstreek, 
vierde gedeelte van een kompasstreek; viertelstich; 
quart de romb. 

Quarter—railing, eng. Hoekman, 
term; galeriestutze, hukman, terme; termes. 
Quarter-round, eng., v. quart 

de rond a. 

Quarter-staff, eng., v. brie d'estoe. 
— v. planche de 1 pouce 
d'épaisseur. 4 

Quarter-wind, eng., v. grand 
largue. 

Quartier, m. fr. & n. hd. Kwart pak 
van den goudslager; square. ~ Het vierde 
gedeelte eener grootheid ; quarter. 

Quartier m. (r. d'un escalier, 
Vierkant trapportaal ; quarter-pace of stairs; 
quartier einer treppe. ~ Q. de la lune, 
kwartier van de maan ; quarter of the 
moon, mondviertel. ~ v. cadran 8). ••• 

Q. anglais, hoogtemeter; baci,sta ff; sonnen 
hbhenmesser. — Q. de Hadley, 
octant; Hadley's quadrant; octant, Hadley's 
quadrant. ••s Q. de réduction, reductie 
quadrant (om de lengte en breedte 
eener plaats te bepalen zonder berekening) 
sinical quadrant; reductions quadrant. 
Q. de réflection, v. quartier anglais. 
— Q. de pierre, Q. de voie, 
groote bepakte steen voor een wagenspoor; 
broadstone which forms alone a waggonload; 
einftirige quaderstein. — Q. de 
souffiet, leder van de blaasbalg; leather 
on bellows; lederwerk am blasebalg. 

Quartiers m. pl. fr. d'une selle, 
zadelbladen, zadellappen ; saddle- flaps; satteltaschen, 
schweisstaschen. 

Quartierstein, in. hd., v. demi 
-brique. 
Quartiersti ckehen , n. hul., v. 
nicoteu. 

QuartierstUcke, A. pl. hd. Kleine 
In lood gezette ruiten; panes of glass stringe(
l with lead; fragments de carreaux réunis 
avec du plomb. 

Quartile, Q. aspect, eng. Gestalte 
en plaatsing der planeten, wanneer zij 9() 
graden van elkander staan ; geviertschein, 
quadratschein; quad ra t u re. 

Quartiren, n. hd., v. inquart. 

Quarto, m. fr. & eng., v. in-quarto. 

Quarto-Oblong , ni. fr. Dwars 
kwarto; oblong-size; notenforrnat. 
Quartz, m. lid., v. écaille %). 
Quartz, Quarz * Quarts. 
Quartz m. frr. agathe pyroma


quo, v. feuerstoin. ~ Q. agathe 
de Moravie, v. nannierstein. ^• 

Q. forrugineux, v. eisenkiesel. — 
Q. grénée, Q. en roche, Q. en 
masse, quartsrots, ituartsbiok ; quartzrock; 
quarifeis, quarzit. ~ Q. héma--
QUI'JGK.SIL_BERG- E1.,TE. 893 

toïde, Hyacint-quarts; hyacinth of Compostella; 
byazinth-quartz. — Q. jaspe, 

V. jaspe. — Q. résinite, v. ménilite. 
— Q. roze, rozenquarts; rozequartz; 
rozenquartz. ~ Q. rubigineux, 
V. eisenkiesel. 
Quarzite, ni. fr., V. quartz grénu. 
Quassie, f. fr. Kwassiehout (van 
quassia amara); quassia-wood; quassieholz, 
fliegenbolz. 

Quast, m. hd., v. guipon. 

Quaste, t. hd., v. houppe. 

Quaterne, f. hd., Vier bladen drukpapier 
; four leaves; cahier de quatre feuilles. 
Quatorze, in. fr., v. gros —texte. 
Quatre, m. fr. v. perle 2). 
Quatre-feuilles, f. fr., v. cross


quarter. 
Quatre-quart, m. fr., v. carre


let 3). 

Quatrilobe, m. fr. Kruis in gegraveerd 
werk, in gothischen stijl; quarter in 
gothic carved work; vierpass 

Quatrilobe, adj. fr. Vierhoornig; four 
casped; vierlappig, viernasig. 

Quay, eng., v. mole & kai. 

Quecksilber, n. hd., v. argent 
vif. ~ Aufl.ösliehes q., oplosbaar 

kwik; soluble mercury; mercury soluble, 
nitrate mercurozo-ammoniaque — Gewinnung 
des q., het afscheiden van 
bet kwik uit de ertsen ; mercurification; 
mercuritication. Koehsaures, versitsstes 
q., v. calomel. — Mit q. 
poliren, niet kwik bruineeren ; to bur


nish wilg mercury; brunir au mercure. 

Quecksilberartige metalle, n. 
pl. hd. Kwikbevattende metalen of ertsen ; 
hydrargyrites; hydrargvrides. 

Quecksilberauiosung, f. hd.Kwik


oplossing; solution of mercury; solution de 

mercure, mercure en solution. 

Quecksilberborax, in. hd. Borium zuur 
kwik; borate of mercury; borate de 
mercure. 

Quecksilberchlorid , rn. hd., v. 
sublimat. 
Quecksilberehlori r, n. hd., v. 
calomel. 
Quecksilbercyanid, n. hd. Cyanzuur 
kwik; per-cyanide of mercury; cyanide 

de mercure. 

Quecksilber enthaltend, adj. hd., 

v. mercurial. 
Quecksilbererde, f. lid. Kwikbe 
; mercurial earth; terre mer--vattende aarde 

curielle. — Geblatterte q., schilferige 

kwikbevattende aarde, azijnzuurkwwwik; ace


tite of mercury; aselite de mercure. 

Quecksilbererz, n. hd., v. miné


ral de mercure. 

Queeksilberessigsalz, n. hd. Azijn


zuur kwikzout; acetate of mercury; acdtate 

de mercure. 

Quecksilbergelte (Gestell zur), 

n. hd., v. culot r). 
7'* 


894 QUECKSILBERG-UHR,-- QUIAIDURCHSCHNITt . 

Quecksilberguhr, rn.hd.,v. queeksilbers,
iein. 

Quecksilberhalbsáure , f. hd. 
Zwart kwikoxide; black oxid of mercury; 
oxyde noir de mercure. 

Queeksilberhaloïdsalz , n. hd. 
Haloïde kwikzout ; mercurial salt; eel mercurique. 


Quecksilberhornerz, n. hd., v. 
hornqueeksilber, 

Quecksilberiodid, n. hd. Kwikiodide; 
per iodide of mercury; deutoiodure 
de mercure. 

Quecksilberiodur, n. hd. Kwik 
protoiodide of mercury; iodure de-ïodure ; 
mercure. 
Queeksilberkalk, m. hd. Kwikoxide; 
oxydated mercury; mercure oxydé. 
Queeksilberkugel, f. hd., v. boule 
de mercure. 
Quecksilberlebererz, n. hd , v. 
mine hépatique de mercure. 
Queeksilberlegirungen, f. pl. lid., 

V. amalgam. 
Quecksilber manometer, m. hd., 
V. manomètre a mereure. 
Queeksilbermohr, in. hd. Eerste 
zwavelkwik ; mineral aethiops; mine de 
mercure suiphuré noire terreuze. 

Queeksilberniederschlag, in. hd. 
Neergeslagen kwik ; precipitate of mercury; 
précipité de mercure. 

Queeksilberbl, n. hd. Salpeterzuur 
kwik ; oil of mercury; nitrate, huile de 
mercure. 

Quecksilberoxyd, n. hd. Kwikoxide; 
peroxyd of mercury; deutoxyde de 
mercure. 

Queeksilberoxydul, n. hd. K wik 
protoxyd of mercury; protoxyde-oxidule, 
de mercure. 

Quecksilbestein, m. hd. Kwik in 
den metaalstaat, gedegen kwik; native. mercury 
; mercure natif. 

Quecksilbersulfid, n. hd., v. cinabre. 


Quecksilbersulfur, n. hd. Eerste 
zwavelkwik; proto sulphyde of mercury; 
protosu l ph u re de mercure. 

Quecksilber thermometer, m. 
hd., v. mercurial thermometer. 

Quecksilbervitriol, m. hd. Z wavelzuurkwik; 
sulphate of mercury; mereure 
sulphaté. 

Quecksilberwasser, n. hd. Kwikwater 
der vuurvergulders; mercurial-water; 
eau mercu rielie. 

Quecksilberweinstein , in. hd. 
Wijnsteenzuurkwik ; tartrate of mercury; 
tartre mercuriel. 

Qu ecksilberzucker, m. hd., v. 
queeksilbermohr. 

Queen, eng. Plaat van leisteen, drie 
voet lang en tee voet breed ; schieferplatte 
van. 2 bei 3 fuss; plaque d'ardoise 
de 3 X 2 pieds. 

Queen-post, eng., V. hangesaule. 

Queen-post-roof, eng., V. cornbie 
á deux égouts, qui n'a qu'un 
Beul poineon. 

Queen-post-truss, eng., v. ferme 
a deux clés pendantes. 

Queen's metal, eng. Wit metaal 
uit tin, lood, bismuth en antimonium; art 
weissmetall; espèce de potin gris. 

Queen's yellow, eng., v. turbith 
minéral. 
Quehle, f. hd. Waterloop, goot, pijp, 
in rnijnwerken; trench; égout, rigole. 

Quell, m. Quelle, f. hd. Wel, waterput, 
bron ; well, source, spring; source, 
fontaine. 

Quellsalz, n. hd. Bronzout, steen


zout; pit-salt; brine-salt, spring-salt; apo


crénate. 
Quenching-tub,eng , v. lu" sehfass. 
Quenouille, f. fr., v distaff. 
Quenouilles, t. pi. fr., v. baum


wollenkardatschen. 

Quenouillette , f. fr. Stopstang 
(waarop de kleiprop zit) in de ijzergieterij; 
stopper, stopple; stopfstange. — Q. de 

trélingage , sprie worst.; futtockstaff; 

wurst in der wand, spriewurst, sprietwurst. 
Quent, n. hd , V. drachm. 
Quer, adj. hd., V. obliquement. 
Queraehse, f. hd. Korte as eener 

planetenbaan; transverse axis; axe transverse. 
Querarm, in. hd , v. croisillon. 
Queraxt, f. lad. v besaiguë. 
Querbalken, m. hd. , v. cross


bar 1). ® V. barge-couple. — v. 
dragon-beam. v. brace 2) . ~ 

Q. am schleusenbette, legger van 
een houten sluisvloer; cross-beaat; traversine. 
Querband, n. hd., v. arehitrab. 
•• V. bindesparren. ~ v. lierne 
de palée. 

Querbank, t. lid. Dwarsbank ; crossbench; 
bane de travers. 
Querbaum, in. lid. Sluitboom van 

een deur; cross-beam; barre dune porte. 
Querblech, n. hd., v. diaphragm. 
Querbrett, n. hd., Dwarsplank; cross


board; planche de travers. 
Querbugel m. hd. eines degen 

-gefasses, v. cross-bow. 
Queree, f. fr., v. glâttstein. 
Quercitrin, n. hd. & eng. Querci


trine, f. fr. Geel uit quercitron geverfd. 

Quereitron, m. fr. Quereitron-. 
bark, Quercitron-rinde, f. hd. 
Quercitron, schors van de quercus nigra, 
een gele verfstof der stoffenververs; yellow 
oak; gelbe arnerikanische eichenrinde. 

Querdach, n. hd. Kruisdak, dwars 
cross-roof; toit en travers. -dak ; 
Querdamm, m. hd. Dwarsdik ; crossdike; 
digue de traverse. 
Querduodez, n. hd., v. broadways. 
Querdurchschnitt, in. hd. Dwars



QIJERE 

doorsnede ; transverse diameter; coupure en 

travers. 

Quere, f. hd , V. bevel 2) . 

Querelle, f. fr. Benaming in Beigie 

van de zandsteen met koot vermengd in de 
kolenmijnen ; post, grit, pennant-grit, qu.arr, 
rock-bind, pennant-rock; kohlensandstein. 

Querfenster, n. hd., v. fenêtre 
gisante. 

Querfestigkeit, f. hd., Sterkte, 
kracht in de breedte; transversal strenght; 
force transversale, solidité. 

Querflbte, f. hd. Dwarsfluit; german 
/lute; flute traversière. 
Querformat, n. hd. , v. format 
oblong. 

Quergestein, n. hd. Steenlaag die 
dwars door een metaalader loopt ; stones 
crossing a lode; roche interposée entre des 
filons, roche transversale ik on dlon. 

Quergurt, m. hd., v. nervure 
transversale. [1). 

Querhaupt, n. hd., v. cross-head 

Querheft n. hd. an einem boh


rer, Kruk van een fretboor of avegaar; 

kandle; poignée. 

Querholz, n. hd., v. cross-bar 1). 
.. v. croisillon l ). v. durchzug 
a). ••• V. eisenbahnquerschwelle. 
.. Q. an eiher krucke, v. cha-peron 
de potence. — Oberes q. 
am hebezeug, v. fauconneau. ^•• 

Q. ober am sammtwebestuhl, v. 
cross-pole on the velvet-loom. 
Querkette, f. hd. Dwarsketting, ketting 
voor een opening gespannen; crosschain; 
chaine tendue transversaleruent. 

Querklurt, f. hd. Dwarsgang in mijnen 
; cross-branch; rarneau de traverse. 
Querl, m. hd., V. drehbaum 5). 

— Tweernmolen ; twirlingstick; moulinet. 
Querlachen, m. hd Blind, luik van 
een vallicht; shutter of a skylight; abattant. 
Querlatte, f. hd. Dwarslat ; cross-lath; 
latte de travers. 
Querleiste, f. hd., v. collar t ). 


Q. an den pfeilern, v. parelose. 
Querlen, V. a. hd. Tweernen ; to twirl; 
remuer avec le moulinet. 
Quermauer, f. hd., v. mur de 
traverse. 
Querort, m. hd. Zijopening in een 
mijngang; transversal opening; percée de 
traverse. 

Querpfeife, f. hd Dwarsfluitje (van 

den pijper der mariniers); fife; (ifre. 

Querrahm, m. hd., v. brace 2 & 3), 

Querriegel, m. hd., v. cross—bar 1). 

Querrippe, f. hd., v. nervure 

transversale. 

Querriss, 'Ti hd. Dwarsspleet; rent 

in cross; déchirure transversale. — Q.—e 

in gewehrlaufen v. fente 7). 

Quersâge, f hd ,v. cross—cut—saw. 
Quersattel, ni. hd. Vrouwenzadel; 
side saddle; stilte pour femmes. 

QUETSCHWERK. 89.5 

Querschemel m. hd. am webestuhl, 
Zijdelingsche trede; cross-treadle; 
marche de travers. 

Querschneidenbohrer, in. hd., v. 
bandonnière. 
Querschicht, f. hd. Dwars-, kruis 

mijnen ; cross-layer; couche trans--laag inversale. (bij metselwerken) v. assise 
de parpaing. (way. 

Querschlage, ni. pl. hd., V. drift-
Querschlechte, f. hd., v. fêlure. 
Querschnitt, m. hd., v. cross—cut. 
Querschnur, f. hd., v. embarbe. 
Querschwelle, f. hd., v. eisen


bahnquerschwelle. ~ v. crossbar 
l ). — v. cross-piece 2). 
Quersparren, m lid. Gording ; cross


rafter; latéraire. [Ion 2). 
Quersprosse, f. hd., v. croisil-
Querstangen, f. pi. hd Treks , angen 

aan de locomotief; tension rods; tipes tra


versales et tirants. 

Querstift, n;. hd. im schiffehen, 

V. pointicelle. 
Querstbcke, to. Querstangen, f. 
pi. hd., V. cross-bar i). 
Qu erstrich, m hd., V. bindestrich. 
Querstuck n. hd. eines rahms, 

Regel van een vensterraam of deur; rail; 
traverse. ® Unteres q. eines ráhms, 
onderregel ; bottom rail; traverse inférieure. 

Mittleres q. eines rähms, V. 
lock-rail. ~ Oberes q. eines 
rähms, bovenregel; toprail; traverse supérieure. 


Quersttttze, f. hd., v. étancon 5). 
Quertou, n hd., V. filière 2). s. 
filière a. 
Quertritte, m. pi. hd., v. contremarche 
t). 
Querwand, f. hd. Querschott, v. 

cloison étanche. 
Quesche, t. fr. v. quaiche. 
Quet, m. fr. Zes en twintig vel papier 

met de vilten ; 26 sheets with their felts; 
26 bogen mit ibren fiizen. 
Quête f. fr. de l'étambot, v. 

fall des achterstevens. 
Quetschbrett, n. hd., V. drapant. 
Quetsche, f. hd. (holzerne) v. 

hammer 6). 
Quetschen, v. a. hd., v. boearder 

— (Metall), v. laminer. 
Quetschform, m. hd., v. caucher. 
•o In die q. schlagen, v. dégrossir 
a). — Aus der q. herausnehmen, 
v. defourrer 2). — Die q. in 
ihr futteral stecken, V. to case. 

Quetschgeld, n. hd , v. blank I). 

Quetschhammer, m. hd., Hamer 
om de muntplaatjes vlak te slaan; hammer 
for extending the planches; marteau à bouer 
les flans. 

Quetschwalze, f. hd , v. bocard t). 
Quetschwerk, n. hd., v. pochertz. 

V. cingleur. — V. bocard 1). 

89 6 QUEUE 

Queue, f. fr., v. cul de lampe t ) ~ 

V. ende 3). v. angel 1). ~ V. attache 
1). +n• Q. d'armée, achterhoede van 
een leger; rear; ende einer colonne. ~ Q. 

d'aronde, Q. d'hironde, v• dovetail 
1-5). ® Q. d'aronde, priestermuts, 
papenkap, zwaluwstaart (soort van 
verdedigingswerk) ; simple lenail; zangen schanze, 
schwalbenschwanz •^ Q. de bouton, 
v. attache 1). — Q. de canard, 
scheur in ijzer bij het smeden of trekken ; 
rent in iron or wire; riss im eisen oder 
draht. ~ Q. de chanvre, hoeveelheid 
hennep die de touwslat;er op eenmaal neemt; 
bundle of hemp; Mindei hanf, riste. ••• 

Q. de cheval, v dutch-rush. 
Q. d'une eomète, staart van een 
komeet; tail of a comet; cometenschweif. 
~ Q. de contrefort, voorvlakte van 
een contrefort; tail of a contrefort; stirn, 
schweif, vorderseite eines strebepfeilers. — 
Q. du corps de platine, staart van 
een geweerslot; rear-end or point; spitte, 

hintertheti. -Q. de la culasse, staart 
van de staartschroef; tang, tail; sch weiftheil , 
schwanz, vase. — Q. de dessous, Q. 
de dessus d'un caraetére, onder 
en boven uitstekende deden of staarten der 
letters; tail of type; unterli:inge, oberliinge. 
~ Q. de la détente, staart van den 
trekker; finger of the trigger; züngel, zíingellaub. 
- Q. d'écluse, benedensluishoofd; 
tail bay, aft-hay, tail•crown; unterhaupt. 
~ Q. d'un étang, geul ie een 

-

vijver; kennel; fuchsloch, ritte tm grund 

eines teiches — Q. de la gachette 
de platine, erin van den stang van een 
geweerslot; arm or tail of the sear of the 
lock; stangenbalken, arm. ~ Q. a huile, 

V. abziehstein. — Q. d'un martinet, 
steel van den smeehamer; tail of a 
forge hammer; schwanz, hamrnerschwanz. 
~ Q. d'un moulin a vent, staart 
van een windmolen ; tail of a windmill; 
sterz, sterze, wendeholz. -Q. d'une 
page, staart, wit einde eener bladzijde; 
blank part of a page; blanke steile einer 
seite. ~ Q. perdu, v. mitred dovetail, 
s. dove-tail. — Q, de paon, 
waaiervormig ornament; fan-chaped arrangement 
of an ornate, fan-tracery; fàehereintheilung 
in eihen kreis. - a. Q. de 
rat, v. hundepint. — b. Q. de rat, 
v. petite lime ronde s. lime. om 
Q, de renard á étouper, v. packing 
5). ^ Q. de la tige du piston, 
verlenging, achtereinde van de Luierstang; 
tail-piece of the piston-rod; kolbenstangenende. 
— Q. de tranchée, ingang van 
de loopgraaf ; mouth of the trench; eingang, 
anfung des I,aufgrabens. - Q. du violon, 
staart van een viool ; tail-piece; seiteuhalter. 
zugblatt. — La têt;e et la 
q. d'un livre, wit aan den kop en 
staart van een bladzijde ; head and end of 
the leaves; obere and untere theil der blitter. 
Q U IL 14ON. 

Quick, n. hd., v. argent vif. 

Quickarbeit, f. hd., v. amalga


mation. 

Quick-beam-wood, eng., v. oor


mier sauvage. 

Quickbrei, m. hd., v. amalgam. 
~ Q. durehdrucken, het goudamalgama 
zuiveren; to puriff; purifier 

Quickening, eng , v. dissolution 

mercurielle. ~ To put on the q., 

v. parachever I). 
Quickerz, n. hd., v. minerai de 
mercure. 
Quickgold, n. hd., v. dissolution 
mereurielle. — Q. auftragen, v. 
parachever. 

Quick-lime, eng., v. èhaux vive. 
Quick-match , eng. , v. étoupille 
t). 
Quick-match-reel, eng., v. dévidoir 
3) . 

Quick-match-tube, eng . v. étoupill
©a tube aver la méche de 
communication. 

Quick-muhle, f. hd., v. moulin 
a amalgamer. 

Quick-sand, eng., v. flugsand. 

Quicksilver, eng., v. argent vif. 

Quicksilver-ball, eng., V. boule 

de mercure. 
Quicksilvered, adj eng. Verfoelied; 

crost folie belegt; étamé. 
Quicksilvering, eng., v etamage 
au tain, 

Quickstammerz, n . M. Zeer gemakkelijk 
smeltbaar ijzererts; fusible ironore; 
minerai de ter très fusible. 

Quicksteinerz, n. hd. Gemakkelijk 
smeltbaar Zweedsch ijzer; fusible Swedishiron; 
fier de Suède très fusible. 

Quickwasser, n. fed , V. dissolution 
mercurielle. 

Quickwerk, n. hd., v. amalgam. 

Quick-work, eng. & n. hd , v. 
oeuvre vive. 

Quiescence, Quiescency, eng. 
Rust, stilstand (van werktuigen); rude; repo3. 

Quilboquet, in. fr., v. équilboquet. 


Quill, eng., v. federspule v. 
cannette. ~ v. bobbin t). 

Quill-bit, eng. Rek van den lepelboor; 
bogen fiirmige schneide am hohlbohrer; taillant 
argaé de la tarière. 

Quille, f. fr., V. mundrohr. ••• 

v. carène '2I. - v. lisse b 1). - v. 
cross-bar 1). -Schroeftap voor de 
staartschroef ; screw-tap; schivanzscbraubenbohrer. 
m• Dragers van de tei;enwicbten 
van den passetnentwerkersstoel; staves of 
the counter ti-eights; gegengewichthöizer. 
Q . illier, mm1. fr. Kegelbaan; place for 
playing at ninelsi-az. ; ke<c.' ischh +i t9 
Quillings, pi cnrj., vT. entoilage o..). 
Quillon, n^. fr., v. lisse b. t). mm 

Q. de sabre, v cross-bar ?). 

QUILL-TUBE 

Quill-tube , eng., v. étoupille 
ordinaire en plume. 

Quilt, eng. Katoenen deken; steppung; 
pigáre. 

Quilt (to), V. a. eng., v. piquer 2). 

Quilting, eng., v. marseille. •! 

V. co.ton piqué. — v. piqûre du 
piqué. — Q. sear, V. cauture à 
joindre. ~ Q. needle, zadelmakers naald 
(zonder punt); steppnadel; aiguille à 
piquer. 
Quina, m. fr., v. quinquina. 
Quincaille, Quincaillerie. f. fr., 

V. eisenwaaren. — Q. de Nurnberg, 
v. nttrnberger waaren. 
Quineailleriewaaren, f. pi. hd., 

V. eisenwaaren. - Q. handler, v. 
eisenhandler, 
Quineonee, m. fr. Het ruitvormig 
plaatsen van kolommen, boomen, enz.; lozenge 
, like disposition; rautenstellung von 
säulen u. s. w. — En q., v. échiquete. 

Quinette, f. fr. Wollen kamelot uit 
Picardie; woollen camlot from Picardy; wol 
-lenkammlot aus der Picardie. 
Quinin, n. hd. Quinine, t. fr. & 
eng. Quinine, ebinine, chinin. 
Quinquet, m. fr., v. lampe d'Argand. 
Quinquina, m. fr. Kinabast; peruvian-
bark, cinclzina-bark; chinarinde. 
Quintal, m. fr. Centenaar ; hundredweight; 
centner. 
Quinte f. fr. Alto, Alto-viola, 
Altviool ; viol; bratsche, altgeige. 

Quinte—feuille, f. fr. Vijf bladig or


nament in de bouwkunde; Cinque-foil; 

ftinfblatt. 

. Quinte-lobe, f. fr. Vijfsprong ; per


tafoliating; fiinfpass. 

Quinter l'or, v. a. fr. Den waarborgstempel 
op het bewerkte goud slaan; 
to stamp gold; das probirte gold stempeln. 

Quintin, m. fr. Linnen van Quintin; 
fine linen from Quintin; leinwand aus Quintin. 

Raa, t. hd. Ra ; yard; vergue. — Die 

r.-en anracken, v. mettre le 

raceage. 

Raaband, n. hd., V. raban d'en


vergure. 

Raakette, f. hd., v. chalne de 

vergue. 

Raaleik, n.. hd., v. head-rope. 

Raaleiste, f. hd., v. lisse de vi


bord, s. lisse c. 

Raapferd, n. hd., v. foot-rope. 

Raaring, m. hd. Raring; yard-ring; 

anneau de verge. 

RABAN. 897 

Quinze ou seize, m. fr., v. gros-romein. 


Quinzoine, m. fr., v. mandel 2). 

Quire, eng., v. main de papier. 

Outside q., v. eekbuch. 

Quirk-bead eng , V. cannelure 1). 

Quirk of a moulding plane, 
Vlakken in de baan van een lijstschaaf voor 
verscheidene halfronden ; kante zwischen 
den vinnen der sohle eines kehlhobels fair 
mehrere neben eipander liegende rundstdbe; 

arëte entre les gorges de la semelle dun 
rabot à moulures, ordinairement faile en buis. 

Quirked eng. torus, v. moulure 
ovale. — Q. ovolo, v o vicule 
corrompu. 

Qui-va-la! Qui-vive! interj. fr. 
Werda ; wo comes there; wer da. — Au 

qui—vive, op zijne hoede, waakzaam; 
alert, vigelant; vorsichtig, wachsam. 
Quoin, eng., v. feather-edged 
brick. — v. coin ij. — v . eckstein. 

— Q. for elevating, v. coin de 
mire. • Q. of the masts, v. coins 
des mats. — Q. for stopping, v. 
coin d'arrêt. — Q. for the stowage, 
V. coin d'arrimage. • Q. 
with winch-handle, v. coin de 
mire a vis. — Mechanical q., v. 
coins méchaniques. Mortar q., 
stelwig voor mortieren ; richtkeil; coin de 
mire pour mortiers. — Q. of printers, 
kooi, kooihout; keil; coin. 
Quoin-chase, eng., v. chassis a 
coin. 
Quoin-post, eng., v . poteau tourillon. 
Quotation, eng. Holwit; anfuhrungsquadrat; 
cadrat creux. 
Quotient * Uitkomst eener dealing, 
quotient. 

Quotter, v. a. (r. Slepen, wrijven 
(van werktuigen) ; rubbing; anstossen, sick 
reiben. 

Raasegel, n. hd. Razeil, vierkant zeil; 
yard-sail; voile carrée. 
Raatau, n. hd. Ratouw ; yard-cable, 
warp; cordelle. 
Rabaisser v. a. fr. le carton, v. 

to fit 3). 

Raban, m. (r., V. band, hd. l). 

V. bindsel. R. de la cloche, v. 
corde de la cloche. — R. d'envergure, 
raband; rope-band; raaband. ••^ 
R. de ferlage, v. besehlagseisings. 
R. de ferlage pour le fond de 
la voile, buikselsing ; bunt-gasket; bauch

898 RABAT ---- RACAGE. 


seising. — R. de pointure, V. earing. 

R. de ris, reef band ; reefpoint; reefband. 
— R. de ris de pointure, reefnokbindsel; 
reef-earing; -stechnolzen — R. 
de sabord, poorttori w ; port-rope; pfortentau. 
Rabat m. fr. de couleur, Het 
zwakker maken van het verfbad voor licbtere 
kleuren; weakening of the color; sen wachung 
der farbe. ~ R. d'un marteau 
a, bascule, veerende of zwiepende lat, 
die den hauler naar beneden drukt, en den 
slag vergroot; recoil, rabbit, spring-beam; 

reitel, stossreitel, prellklotz. 

Rabat-eau, m. fr , v. garde-crotte. 
Rabattage m. fr des houilles. 
Het uithakken der steenkolen in de mijnen ; 

brushing, breaking, getting; abkgblen, her


eiagewinnen. 
Rabatteisen, n , hd., V. for de 
calfat double ou cannelé. 
Rabatteur, m. (r. Mijnwerker die de 
steenkool loshalt ; getter, breaker, brusher; 

huluer, abkohler. 
Rabattre v. a. fr le bouton. De 
rand van een knoopenvorrn schuin afdraaien; 

to bevel off the edge of a button-form; den 

rand einer kuopiform schrhg abdrehen. ~ 

V. ausbammern 1 & 2). — Marteau 
e, r., strekhamer, rekhamer; hammer 
for beating out; streckhammer. — v. 
abnehmen. — v. abfassen 2). 
R. le bord, v. to brim -2). — R. 
du trait, het gouddraad afwinden ; to 
wind off the goldwire; den ]abn abwinden. 
Rabbet, eng., v. ausschlag ij. ^•• 

R. of the keel, v. kielfuge. 
Rabbet (to), v. a. eng , v. enter 
t). — V. abschragen. 
Rabbet-ledge, eng.,v. battement. 
Rabbet--plane, eng., v. falzhobel. 

am Curved r., v. guillaume cintré. 
— Side r., v. guillaume de 

c8té. 

Rabbet-wall , eng ,v. ébrosement. 
Rabeling, r hd., V. eddy. 
Rabelwasser, n hd. Sterk verdund 

salpeterzuur; weak nitric acid: eau forte 
três atiaiblie. 

Rabenschnabel, m. hd., v. bee de 

corbin ij. 
Rabenstein, ni hd., V. belemnit. 
Rabetting, eng., v. enehevau


chure. 
Rabisch, rn. hd. Behakt, beslagen hout 
in den hert; houw ; tally, therlinq; taille, 
bois de taille. 
Ráble, m. fr., v. fretting-iron. a• 

V. fire-hook f2). — v. balling tool. 
V. beater t) . — V. perche à 
brasser. — Roerijzer der metaalgieters; 
stirrer, rake, strike; spette. — Fluweelmes; 
travel; sammtmesser, sammthaken, dreget. 
~ R. d'un bateau plat, kesp; bot

-

tom-bar; badenrippe, korve, bodenholz. — 

R. du raffinadeur de sel, trekker , 
zouttrekker; scraper; salzkriicke, schlammkrileke. 
Rablure, f. fr., v. kielfuge. 
Rabot, m. fr. Kleine straatsteen van 
liaskalksteen ; squared paving-stone of lias 

bossi rte piasterstein von lias-lime-stone;kalk. 
^ V. hobel. — Strijkstang der 
gieters; levelling-tool; abgleicbeisen — V. 

grater t). ~ R. à boquette, v. 
nuthhobel 4). — R. à bordure, v. 
border-plane. — R. a boudin, 
holschaaf; round-plane; stabhobel, rundstab• 
hobel. ~ R. bretté, tandschaaf; toothplane; 
zahnhobel . ~ R. à canon, v. 
gouge, fr., 3) . ~ R. a chantourner, 
schaal voor eenige Igstjes or staven 
naast elkander; reed-plane; ho-bel fur neben 
einander liegende rundstäbe. — R. a 
chaux, V. beater i .) — R. cintré,

. 

V. bogenhobel. — R. à carniche, 
V. grain d'orge, b. — R. à corroyer, 
R. debout, krulschaaf ; roughplane; 
schropphobel, schurf hobel. — R. à 
dents, v. R. bretté. ® R. à diamant, 
V. diamantspitze. — R: à 
double fer, schaaf met dubbele beitel, 
keerbeitel ; double-plane; doppelhobel. 

R. à doucine, v cornice—plane. 
~ R. d'établi, blokschaaf ; bench-plane; 
bankhohel . o R. feuilleret, v. falshobel. 
• R. à gorge, v. gorge 
fouille. ^ R. ineliné, bossingschaaf ; 
inclined plane; schiet Kobel. •• R. a languette, 
v. bouvet male. — R. a 
languette a queue d'aronde, v. 
dovetail-plane. — R. à mitre, 
V. bevelplane. — R. à moulures, 
V. grain d'orge b. — R. a mortier, 
v. beater 1). — R. plat, R. -à 
repasser, v glatthobel. — R. plate-
bande, V. feuilleret 2) ~ R. 
a racier, schrapsehaat; scraping plane; 
sch abehobel — R. a rainure, v. bouvet 
femelle. ~ R. rond, v. cornpas-
piano. om R. a salpêtre, v. 
paddle of saltpetre-makers. 
R. a velours, v rable 7) 
Rabotage, rn fr., v. behoblung. 
Raboter, v a. fr., v. bobeln. ~ 
R. Bontre le fll, tegen den draad scha 
to plane against the grain; das bolz-ven . 
gegen die jahre hobein. — R. grossièrement, 
v. eorroyer le Bois, 

R. á travers, V. to plane across. 
Raboteur, m. fr., V. mouldingmaker. 
Raboteuse, t. fr , v. machine á 
raboter. 
Raboteux, adj. fr., v. knotty. ••• 

(dit. do terrain) oneffen; rough, rugpet, 

uneven; uneben, holperig. . (ble. 

Rabotier, m. fr., V. clipping-ta-

Raboutir, V. a. fr., v. anfiigen. 

Racage, m. fr., v. parrel. — R. 

d'une simple corde, touwrak, smeer


rak ; rope-truss parrel; tau-schmierrack. 


RACAMBEAU 

Racambeau du grand foe, m. 
fr., v. bilgel des kli vers. 

Raccond, Raccondement, m. fr., 

V. fug. ••• R. á vis, schroefverbinding; 
joining by screws; schraubenanfugung. 
Raccorder, v. a. fr., v. nachbessern. 
Raccourcir V. a. (r. une poutre 
on solive. Een balk of stijl vernieuwen; 
to trim a joist; eihen balken abtruinmen, 
auswechseln. 

Raccourcis, m. pi. fr., v. eaux 
petites. 
Race, eng., V. auge de moulin. 

— V. coursièère. — Spoelbord; schictzenbahn; 
vole de Ia navette ~ R. in 
the sea, v. meerestrudel. 
Race (to), eng. , V. krabben. 

Ráche, f. fr. Rasse de charbons. 
Kolenkorf, kolenmand; charcoal-basket, charcoal-
barrel; gichtaenndiss. kohlenkorb, kohlenschwinge. 
••y R. de goudron, bezinksel, 
grondsop van het teer; dregs of 
tar; dros des theers, theersatz. •® R. de 
sel, vijftig pond zout ; fiftig pour salt; 
rasche salz. 

Racher, v. a. fr. Met een passer ,atteekenen 
; to mark with a compass; mit 
der cirketspitze bezeichnen Oder anmerken. 

Racheux, adj. fr., v. knotty. 
Rachevage, m. fr., v. ausarbeitung. 


Racinal, in fr., v. grundbalken 
1). m• R. du Buse, slagtalk van een 
sluisdeur ; treshold's chief-beam, chief-sill; 
facbb;iurn, grundbalken des trerropels, sch lagbalken. 
— R. de comble, v. dachschwelle. 
^ R. dormant, grondbalk ; 
ground-timber, sleeper; grundbalken, boden schwelle. 
~ R. de grue, v. bettung. 
~ R. de moulin, v. grundbalken 
3). R. de palée, v. cross-piece 
2). R. d'un plancher, v. grundbalken 
3). ••o R. de pont, v. corbel-
piece. 

Racine f. fr. de garance, v. garance 
gij. _ R. d' une quantité, 
wortel van een getal of grootheid; root of 
a quantity; Wurzel aus eiher zahl. +^•^ 
Couleur de r., v.couleui' de racine. 

Racineaux, m. pl. fr., v. bettung 
I) 

Raciner, v. a. fr. Boommarmer maken 
op papier of leder ; to form root shaped 
(lesigns; wurzclartige zeichnungen anbrin,
gen. 

Racing—knife, eng., v. krabber. 

Rack, eng. Heugel, v. crémaillière. 
— Duizendbeen ; btcgsprit-wuhlingsblock, 
tauzendbein; ratelier des poulies, ba raquette 
, poulie , vierge. o•» v. cramailler. 
~ V. cog-wheel 2) . ~ V. kehrh erd.
~ R. with pegs, v. tringle. 
Poothed r., v. crémaillère de 
moulin. ~ R. of the sternpost, 

V. fall des achterstevens. 
RACOMMO DEU R. 

Rack, n. hd., v. parrel. 

Rackaufholer, m. hd., v. calebas 
de racage. 

Rack-callipers, eng. Passer met getande 
hoog en rondsel ; zirkel mit gezahnte 
bogen and getriebe; compas it crérnaillère. 

Rack—door, eng. Deur met beugel ; 
thi^r mit einero zahneisen; porte It crémaillère. 


Rack-detent, eng., v. doigt s. 

Rack-groove, eng., v. coulisse 6)

Racking, eng., v. étendage 3). 

Racking-board, eng., v poutreile 
de guindage. — Short r., 
sluitbalk van het drijvend of los gedeelte 
eener vlotbrug; falsche ri delbalken; faux 

guindage. 
Rackklampe, f hd Rakklamp; slingcleat; 
taquet de racage. 
Rack-lashing , eng , v. commands 
de billot. 
Rackniederholer, m. hd. Rakneerbaler 
; down/taut of the pun-el; calebas de 
racage. 
Rack and pinion, eng , v. engrénage 
en crémaillère. — R. jack, 

V. cric composé. 
Rack-rope, eng ., V. cordage de 
ratelier. 
Rackschlitten, m. pl. hd. Raksleden ; 
ribs of the parrel; bigots de racages. 
Rackseil, n. hd., v. bátard de 
racage. 
Rack—stick , eng. Verbindingsbalk, 
sjorbout van een vlotbrug; rodel, rodelholz; 
billot de guindage. 
Rack-stick lashing , eng., v. cornmande 
de billot. 
Racktalje, f. hd., v. palen de 
drasse. 
Racktau, n. hd , v. bátard de 
racage. 
Rack—wheel, eng. Palrad ; sperrad; 
roue d'enclinquetage. 
Rade, f. fr. Strijhtiout; slrickle-board; 
streichbreit. — v gratie. — v. grattoir 
t h ij. — V. color-doctor. •• 

R. derrière, v. lint-doctor. 
Racier, v. a. fr , v. gratter. — v. 
abziehen 3). ~ Glad of vlak maken 
to strickle; abstreichen. 

iacloir, m. fr., v. bastringue. — 
Trekmes; scraper; ziehklinge..•o Schoffel; 
shovel; schaufel, scthilppe. ~ Schrapijzer, 
schrapstaal ; scraper; schabeisen. Hoepmes; 
hoop-shave; bandbobel. ~ v. abstreichlineal. 
4•• Vuurijzer; scraper, 
grater; herdscbaufel. 

Raclure, f. fr., V. abschabsel.•• 
R.-s. de métal, afval van klatergoud 
en schrapsel van geel koper; dutch-metal 
parings; schabin. R.—s. de monnaies, 
v. münzabfall. 

Racommodeur, m. fr. Baanwachter 
in m41nen, iemand belast met het opzicht 
over de sporen in bergwerken; rolley-way



Sou RAD 

man, tramway-clearer; grubenschienen babnwarier. 


Rad, ñ. hd. Wiel, rad; wheel; roue. ••• 
(Spinnrad), v. filoir. ••• (Schwungrad), 
v. fly s). — V. peritrochium. 

— Ein r. abtreiben, V. décaler 2). 
Ein r. auftreiben, v. caler. 
Ein r. aushemmen, v. aushemmen. 
— Cylindrisches r., v. canting-
wheel. — Excentriches r., 

V. eccentric-wheel. ^ Loses r., 
freigehendes r., losse riemscdijf; boze 
wheel; roue indépendente, libre. ~ Intermittirendes 
r., v. carrier 3). ~ 
Konisches r., v bevel-wheel. — 
Ein r. losstemmen, v. décaler 2). 
— Ein r. stemmen, V. caler 1). 
Ein r. sturzen, V. dash a wheel. 
~ Ein r. aus der lage, aus den 
getriebstaben treiben, v. dériver 
1). — Ueberschlagtiges r. , v. 
muhlrad 2) . — R. mit spitzen 
zahnen, v. canting-wheel. 

Radabfelgen, n. hd., v. désembattage 
des bandages. 
Radachse, f. hd., v. essieu 1). — 

V. arbor 1). 
Radarm, M. hd., v. bras d'une 
roue. (lin. 

Radbahn, f. hd., v. auge de mou-

Radbahre, f. hd., v. brouette. 

Radbarometer, m. hd., v. baromètre 
a cadran. 
Radbewegung, f. hd , V. circulatoire. 
Radbohrer, m. hd. Naaf boor ; wheel• 
auger; tarière, laceret. 
Radbrunnen. m. hd., v. puits à 

roue, s. puits a. (roue. 
Radbii chse, f. hd., v. botte de 
Radchen, n. hd., v. molette. — 

v. räderstempel. 
Raddreher, m. hd. Draaier, werk 
draaien aan een rad, een-man die door 
werktuig in beweging brengt; wheel-turner; 
tourpeur de roue. 

Rade, f. fr. Ree, reede ; road; reide, 
rhede, rehde. ~ R. close, Bonne r., 
besloten ree; sheltered road; geschi tzte 
rhede ® R. foraine, R. ouverte, 
open ree; open road; offene rhede. 

Radeau, m. fr., v. float 2). — R. 
de circonstance, noodvlot, tijdelijk 
Vlot; temporary raft; nothfloss. — R. de 
sauvetage, reddingsvlot ; raft for saving 
the life of shipwrecked people; rettungsfoss. 
~ R. de tonneaux, tonnenvlot, pon 

raft of casks; fassfloss, tonnenfloss.-tonvlot; 

Radefi nfziger, m. hd. Een soort 
van grove wollen stof; coarse woolen-stuff; 
étotfe de gros til de laine. 

Remdel, m. hd., v. dorp 3). ~ v. 
crible 1). 

Radeln, v. a. hd. Draaien als een 
wiel ; to turn round; tourner comme une roue. 
Rader v. a. fr un vaisseau. Een 

RADIREISEN. 

schip op de ree brengen ; to lay out; eis 

schif auslegen, sich auslegen. 
Rider, rn. hd., v. crible 1). 
Rider m. p1. hd., (gekuppelte), 

Gekoppelde, aan elkander verbonden wielen; 
coupled wheels; roues accou plées. _ Ko 

v. bevel—geer.-nische r., 
Rdderarm, m. hd. Greep, handvat 
van de zeef; arm of the sieve; archet du 
crible. 

RãdergehLuse, n. hd., v. cage 2). 
Radermacher, m. hd. Zevenmaker; 
sieve-maker; faiseur de crible. 
Raderpflug. m. hd., v charrue 
a roues. 
Raderschiene, f. hd , v. beutelwelle. 
Räderschneider, m. hd., V. fendeur 
9). 

Raderschneidzeug, n. hd. Raderschneide 
maschine, v. cutting 
engine 2). 

Radersieb, in. hd., v. crible a 
manivelle. 
Räderstempel, m. hd. Boekbinders 
verguldrol ; bookbinder's roll; roulette. 

Raderwerk, n. hd., v. machinerie. 
~ v. gangwerk. — v. millstone 
shaft. 

Radfelge, f. hd., V. felge. 
Radfelgekranz, ni. hd. Radkrans; 
rim; rond de roue. 
Radfenster, n. hd., V. fenétre 
rayonnante. 
Radfluder, n. hd., v. auge de 

moulin. 

Radförmig, adj. hd. Wielvormig, 
radvormig; wheel-shaped; en roue, en forme 
dè roue. 

Radgarn, Radgespinnst, n. hd. 
Grof gesponnen wol; coarse woollen thread; 

gros 6l de laine. e V. filage a la main. 
Radgeh use, n. hd., v.paddle-box. 
Radgeleise, n. hd., v. fahrgeleise. 
Radhacke, f. hd., v. haue -2). 
Radhaspel, m. hd., v. guindol. 
Radhemmung, f. hd , v. lardon 1). 
Radiant, adj. eng. Stralende ; strahlend; 

rayonnant. rayonné. 
Radiate '(to), v. a. eng., v. radier. 
Radical * Radikaal, grondstof. 
Radical, m. fr. Wortelteeken ; radical 

sign; wurzelzeichen. ~ v. quantité 
radicale. 

Radier, m. fr. Paalrooster, paalvloer; 
piling, pile• framing; pfahlrost. — v. plancher 
d'une écluse. ~ R. de pont, 
bedding tusschen de brugpeilers, stortebed; 
pile framing between the piers; dammfeld, 
sturzhett, fluthbett. 

Radier, Rayonner, v. a. fr. Stra


len ; to radiate; strahlen. 
Radiren, V. a. hd., V. ein tzen. 
Radireisen, n. hd. Tandvigl, schrap


ijzertje voor de tanden ; grating-iron; ras 
-patoir, rugine. 


RADIRFIRNISS 

Radirfirniss, in. hd., v. aetzgrund. 
Radirmesser, n. hd., v. cradle 1). 
Radirmintur, f. hd. Was der koper. 

graveurs; etching-wax; enduit de cire. 
Radirnadel, f. hd., v. drawing


point. 
Radirung, r. hd., V. aetzen. 
Radirwasser, n. hd., v. aetz


wasser. 
Radius, eng., v. demi-diamètre. 

— R. of curvature, R. of osculation, 
v. krümmungshalbmesser. 
— R. vector, voerstraal ; fahrstrahl; 
rayon vecteur. R. or groove 
of a millstone, v. éveillures. 
Radius-bar, eng., v. bras de 
rappel. 

Radius–line, eng. Cirkeltouw, touw 
dat de timmerman en tuinier gebruikt om 
groote cirkels te trekken ; zirkelschnur, 
zirkelkette; simbleau. 

Radkasten, m. hd., v. paddle-box. 
Radkranz, m. lid., v. felge. v. 

radfelgekranz. 
Radlauf, m. hd., v. circulatoire. 
Radlinie, f. hd., V. cycloid. 
Radmacher, m. hd. Wielmaker; 

wheel-maker; faiseur de roues. 
Radnabe, f. hd., V. nave. 
Radnagel, m. hd., v. clasp–nail. 
Radoub, m. fr. Herstellen van een 

schip ; repairing of a ship; auslassung, 
verzimmerung eines schiffes. — Bassin 
de r., droog dok ; graving-dock, dry-dock; 
trocken dock. 

Radouber v. a. fr.. un vaisseau, 
Een schip herstellen, repareeren ; to repair 
a ship; ein schil ausbessern. 

Radpfiug, m. hd„ v. charrue a 
roues. 
Radpresse, f. hd. Pers die door rader 
wordt aangedraaid ; wheel-press; presse-werk 
a roue, 
Radpumpe, f. hd. Pomp met rader 


werk ; wheel-pump; pompe h roues. 
Radreif, m. hd., v. band, eng. 3) . 
Radring, m. hd , v. cercle d'une 

roue a palettes. 
Radschaufel, f. hd., v. aube. — 

R. des eisenhammers, v. paiehére. 
Radschiene, f. hd., v. band, eng. 3) . 
Radsehloss, n. hd., v. platine à 

rouet. 
Radschuch, m. hd , v. brake 2). 

— V. chien 2). 
Radschiutzer, m. hd. Kap over een 
rad; splasher; garde roue. 
Radspeiche, f. hd., v. paddle-arm. 
Radsperre, f. hd., v. enrayure i). 
Radspindel, f. hd., v. arbre des 

poles. — R.-n., v. pagnones. 
Radspur, f. hd., v. ornière des 

voitures. 
Radstand, m. hd., v. écartement. 
Radtheer, m. hd., v. cambouis. 

RAERAICHISSAGE. 901 

Radträger, M. hd., v. essieu porte-
roue. 

Radtumpf, n. hd. Uitholling, gesleten 
in de schoepen van een schep-of molenrad 
door bet water ; cavity on the weels produced 
by the water; écavation occasionnée 
aux roues par l'eau. 

Radumdrehung, f. hd. Wenteling 
van een wiel of rad ; revolution of a wheel; 
tou r 

Radwelle, f. hd., v. bau de force, 

s. bau, fr. ~ V. arbre des poles. ~ 
v. haspelwelle. 
Radzahn, m. hd., v. alluchon, 
catch 2), & came. (arbre. 
Radzapfen, m. hd., v. pivot d'un 
Rafale, f. (r., V. bb. 
Raffeln, v. a. hd., v. dréger. 
Raffermissement, m. fr., v. res


suage. 
Raffinage, m. fr., v. affinage. — 

v. corroyage ij. — R. du cuivre, 
het zuiveren, gaarmaken van koper; refining, 
touchening of copper; garmachen des 
kupfers. — R. du fer, v. frischen 2). 
— R. de la pate, v. feinmachen 
2). ~ R. du salpêtre, het omicristalliseeren, 
zuiveren van het salpeter; re/ining 
of saltpetre; reinigung des salpeters. 
~ R. du verre, bet zuiveren en kleurloos 
maken van de gesmolten glasinassa; 
refining; läutern. 
Raffiné, adj . fr., v. feinzeug. 
Rainer, v. a. fr. Zuiveren, rafineeren 
; to refine; raffiniren. mm R. lacier, 

v. corroyer lacier. ••• R. le cuivre, 
koper zuiveren, gaarmaken ; to toughen; 
garmachen.tsR, le fer, v. frischen 
2). R. la fonte, het gietijzer zuiveren 
; to refine; feinen, reinen, weissen. ^•• 
R. la pate, V. diluer 2) . — R. le 
salpêtro, salpeter omkristalliseeren , zuiveren 
; to refine the saltpetre; den salpeter 
lhutern. 
Raffineur m. ir. (Cylindre), v. 
beater 6) . — v. raf inirer. 
Rafliniren, n. hd., v. ablauterung. 

— v. mazer la fopte. 
Rafnirer, fin. hd. Afdrijver, werkman 
aan den drijfhaard; refiner; raf neur. 
Raffinirofen, f. hd., v. feineisenfeuer. 
Raflrnirung, f. lid. Het afdrijven 
van goud en zilver; refinement, refining; 
rafpinernent. 

Rafraichir, v. a. fr. Koper halfgaar 
maken, zwart koper maken; refining of 
copper; rohgara)achen des kupfers. — R. 
un canon, een stuk geschut afkoelen 
to cool a gun; cmn geschutzrohr kuhlen, 
abkublen. ^ R. le cuivre, v. frischen 
3). — R. un fusil, een geweer 
uitpompen, schoonmaken ; to cleanze a gunbarrel; 
ausputzen, reinigen. 

-Rafraichissage, m. fr., v. frischmachen 
i). 
76 


902 RAFRAICHISSEMENT --

Rafraichissement, m. fr.,v. frischmachen 
2). 

Rafraichissoir, m. fr., v. ki hlpfanne. 
— Koeloven der glasblazerijen; 
cooling-furnace; temperbafen. 

Raft, eng V. float 2. — v. drome

.,

1). — R. of casks, v. radeau de 
tonneaux. ~ R. of a pontoonbridge, 
V. portière 1). 

Raft-bridge, eng. Pontonbrug, drijvende 
brug; flossbrláeke; pont de radeaux, 
pont de circonstances. 

Rafter, eng., v. poutrelle i. 

V. bois de chevrons. ~ v. chevron 
1) . ® V. chevron 8) . — Arched 
r., v. chevron cintré. 
Lower r., v. dragon-beam. 
Principal r., v. arbaletr.
ier. 
Upper r., v. cap-piece & oberbalken 
an eiher buchdruckerpresse. 

Rafter (to), V. a. eng., v. embrancher. 


Rafter-foot, eng v. eoyau 2). 

Rafters pl. eng. 
., 
(inclination of 
the), Helling van de sparren ; neigung der 
dachsparren; rampe de chevron. ~ Long 
r., v. chevron de long pan. 
Longitudinal r., v. cours de pannes. 
® Laying on of the rafters, 

V. chevronnage. Principal r., 
V. dachstuhlsaule. 
Raft-with, eng., v. flosswiede. 
Rag-bolt, eng , v. handstift. 
Rag-cutting-machine, eng., v. 
delisseuse méchanique. 

Ragen v. n. hd. (in die hohe), 
Zich verheffen (van gebouwen, torens enz.); 
to reach; s'dlever. 

Rag-knife, eng., v. faux ij. 

Rag- paper, eng.,v. lumpenpapier. 

Ragréer, V. a. fr., V. ausarbeiten 
& finir 1). — R. les lames du 
moulin á eylindre, de messen van 
den hollander scherpen ; to sharp; schiirfen. 

Rags, eng , v. chiffon ij. •R. 
inpregnated with gold solution, 

V. or en drapeaux. ~ R. to lay 
hold of the wire, v. drahtlumpen. 
~ To cut the r., v. dérompre 
les chiffons. To dust the r., 
V. nettoyer les chiffons. ~ Lot 
of rotten r., v. mouillee. ~ To 
sort the r., v. délisser. 
Rag—sorter, eng., v. aussehies


serinn. 

Rag-stone, eng., v. moëllon. 

Rag-tub, eng., v. gerlon. 

Rag-wheel, eng., v. lumpeney


linder. 

Rag—work, eng. Ruw metselwerk; 

rough-masonry, rough-walling; hourdage. 
Rah, f. hd., v. raa. 
Rahm, m. fr., v. frame 1). 
Rahmchen, n. hd., v. frisket. 
Rahmeisen, n. hd., v. chase-bar. 
Rahmen, m. hd., v. curseur. ~ 


 RAIL. 

V. báti 3). — v. card-frame — v. 
rame à sechage. ~ R. ohne mittelsteg, 
v. job-chase. n•• R. mit 
schrauben, raam met schroeven (voor 
den vorm) ; screw-chase; chassis à vis. 
Rahmenfügung, f. hd., v. bátissage. 
Rahmengesteil, n. hd., v. bátissage. 
® V. potenceaux. 
Rahmenhobel, m. hd., v. border-
plane. 
Rahmenstuck, n. Rahmenstuhl, 

m. hd., v. cadre 6). 
Rahmholz, n. hd., v. bois de 
menuiserie. 
Rahmkorde, f. hd., v. corde de 
rame. 
Rahmling, m. hd., v. dreilingsdiele. 
Rahmschenkel, m. hd., v. battant 
a meneau. 
Rahmschnur f. hd. (dreiendige), 
Raamkoord met drie einden ; tail cord with 
three ends; corde de rame à trois bouts. 

Rahmstiekerei, f. hd. Borduurwerk 
op het raam gemaakt; frame-embroidery; 
broderie fait au métier. 

Rahmstu.ck, n. hd., v. bate 3). -• 

V. emboiture des portes. r v. 
pièce de chassis. 
Raie f. fr. de sûreté, Open vak 
langs spoorwegen in bosschee; safety-stripe; 
sicherheitsstreifen. ~ v, rayures. 

Rail, m. fr. Spoorstaaf, spoorscheen; 
iron rail, rail; eisenbahnschiene, schiene. 

R. en acier, stalen spoorstaaf ; steelrail; 
stahlschiene. — R. en acier 
puddlé, spoorstaaf van puddlestaal ; puddled 
steel-rail; puddelstahlschiene. •® R. 
américain, R. a base plate, R. 
a patin, R. á champignon aver 
semelle, amerikaansche spoorstaaf, rail 
volgens Vignoles; american rail, rail Vi.gnoles, 
broad-fooled-rail, foot-rail with single 
S chaped section; breitbasische scbiene, Vignoles 
schiene. — R. a champignon, 
R. à coussinet, champignonrail ; rail 
resting upon chairs or cradles, 1 -rail; stub!schiene, 
I-schiene. •^ R. a champignon 
symétrique, V. rail parallèle. 
— R.-s. convergents, v. frog. ^••• 
R. contre aiguille, R. fixe, v. 
hauptschiene. ~ R.-s. coupés, 
doorgehakte, stukken van spoorstaven ; fragments 
of rails; schienenstucke. ~ R. á 
double champignon, v. rail parallèle. 
~ R. a éelisse, spoorstaven 
met verbindingsstukken of lippen ; fish-platerail; 
laschenschiene. R.—s éelissés, 
verbonden spoorstaven ; fished rails; ver. 
-laschten schienen. Rail en H. 
(pour des passages á niveau), dubbel rail 
voor wegovergangen ; channel rail; rinnenschiene. 
R.—s. sur longrines en 
fer et bois, spoorstaven met ondergelegen 
strekhouten; rails of continuous bea



RAIL -- 

rings, of longitudinal bearings; schienen 
welche auf langenschwelle liegen. ~ R. 
du milieu d'un croisement, puntstuk 
aan een kruisweg ; point-rail of a sliding; 
mittelschiene einer kreuzung. — R. 
mobile, V. aiguille 9). — R. ondulé, 
v. fischbauchschiene. — R. 
parallèle, dubbel T rail, dubbel champignon 
rail ; parallel-rail double T-rail double 
champignon-headed rail; doppel T schiene, 
parallelschiene. ~ R. parallèle prismatique, 
V. fiachschienen. — R. 
a, patin, spoorstaaf met breed grondvlak; 
patten -rail, foot-rail; fussschiene. — R. à 
rebord, v. edge-rail. — R. à un 
soul champignon, R. a simple T, 
eenvoudig T rail ; single T rail, single 
champignon-headed rail; einfache T schiene. 

— R. a surface bombé, spoorstaaf 
met gewelfd bovenvlak ; champignon -rail; 
schiene mit gewolbtem kopf. — R. a 
surface plane, rail met vlakken bovenkant; 
flat-headed rail; schiene mit flachem 
kopf. ~ R. en 11 , holgetrokken spoorstaaf, 
Cl rail ; bridge-rail; briickscbiene, 
Noble schiene. i Assembler les r. a 
mi—fer, de spoorstaven met lippen aan 
elkander verbinden ; to half the rails and 
lap them together; die schiepen uberblatten. 
——

Dévers de r.s., gezonken spoorstaven; 
sunk-sleepers; gesunkenen schwellen. 

— Distance des r.-s. dans l'oeuvre, 
v. gauge i i) . 
Rail, eng., v. rail, fr. (met de samenstellingen) 
. — R. of a ropeyard, v. 
rat elier 'i). ~ R. on the ship, v. 
filet 6). ~ Drift r., v. lisse de plat 
bord, s. lisse c. — R. of the ships 
head, v. écharpe 1 I). ~ R. of the 
top, v. marsregeling. — v. entrétoise 
d'une éeluse. (peron. 

Rail-board, eng., v. frise de 1'é-

Railed eng. double r. v. doppelgeleisig. 
— Single r., v. mit eiasem 
geleise, s. geleise. 

Rail-fish, eng., v. éelisse s). 

Rail-guard, eng.,v. chasse-pières. 

Railing, eng., v. breast-work. 

Rail- tie, eng., v. enrayoir 2). 

Railure, f. fr., v. furche. 

Railway, f. fr. & eng , v. eisenbahn. 

Railway, Railroad, eng., v. eisen 

-bahn 1). — Atmospherical r., v. 
eisenbahn 2) . Branch r., v. 
branch-line. — Double r., v. doppelbahn. 
— Temporary r., v. chemin 
de fer provisoire. — To submit 
a r. to the traffic, v. livrer a 
la circulation. 

Railway-accident-detector, eng., 

V. anzeiger von eisenbahnunfallen. 
Railway-break eng. (selfacting), 
Zelfwerkende remtoestel aan spoorwagens; 
selbstwirkende bremze; frein automate pour 

chemin de fer. 

RAISING. 903 

Railway-carriage, eng., v. eisen 

-bahnwagen. 

Railway-gate, eng., v. barrière. 

Railway-guard, eng., v. bahn


warter. 
Railway-line, eng , v. eisenbahnlinie. 
Rainbaum, m. hd. Sluitboom ; ridgetree, 
boundary-tree; arbre de lisière. 
Ralneau, m. fr. Gording ; plate, copping•
piece; oberlegholz. 

Ramen, v. n. hd. Opsluiten, insluiten 
(in een rand of lijst) ; to border on; conQner, 
aboutir. 

Rainer, V. a. fr., v. to groove. 

Rainette, f. fr., v. beschneidemesser 
o). — v. abscharfinesser. 
~ Schrapijzer van den timmerman ; irontracer; 
reisser, vorreisser. R. à clou 
de rue, hoefsonde ; searcher; hufsonde. •^ 

R. simple, veegmes; drawing-knife, toeing-
knife; werkmesser, hufmesser. 
Rainoire, f. fr., v. falzhobel. — 
Faire des feuillures avee la r., 
ploegen ; to groove with the fluster; falze 
mit den falzbobei machen. 

Rainure, f. fr , v. enrayure 6) . •^ 

V. chimb. — v. channel 1) . — v. 
furche 1). — v. notch of a pulley. 
— Voor; drill; rulle, furche. ~ R. à 
boudin, Ornière, groef in het dubbelrail 
(voor wegovergangen) waarin de flens 
der wielen loopt; gutter, groove; spurkranzrille 
— R. d'une épingle a' velours, 
groef in de fluweelnaald; groove; kanal. 
R. à coin, v. keilloch. — R. de 
colonne, v. channel 12). _• R. à 
emboitage, groef voor het inleggen van 
een zolder-of kelderveer; clamping-groove; 
einscbubnuth, nuth fíir einschubleisten. ~ 
R. et languette. messing en groef; 
groove and tongue; nuth and spund. 
R. transversale, v. kreuzfalz. — 
Faire une r., v. to groove. 
Rais m. fr. d'une roue de voiture, 
Speek ; spoke; speiche. ~ v. festoon 
ij. R. d'une roue de ma

—

chine, arm, tak, speek ; arm of a wheel, 
spoke; radarm, radspeicbe. 
Raise (to), eng., v. marteler. — 
to R. higher, v. élever 2) . — to 

R. a timber-work, v. monter un 
toit. 
Raised work, eng., v. hammerarbeit. 
Raisin, m. fr., v. grand-raisin. ••• 

V. petit-raisin. — R.-s. coulés, 
R.—s. fluants, gelijmd of ongeljmd pak 
sized, unsized wrapping-paper; ge--papier ; 
leimtes, ungeleimtes packpapier 
Raising eng. of the timberwork, 

V. levage de la charpente. — R. 
cloth, v. garnissage des drags. ~ 
R. of metals, v. martelage. ~ 
R. in, v einziehen. — R. timber 
of a pontoon-boat, v. montant 

904 RAISING-PIECE 

de semelle d'un ponton, s. mon. 
tant e. 

Raising-piece, eng. Grondplaat, fundeeringplaat 
; schwelle, saumschwelle, rahmholz; 
sabliere. 

Raison, f. Ir., v. rapport 1). 
Mettre des pièces en leur r. Houtwerk 
stellen, op zijn plaats aanbrengen ; 
to adjust the timber; stücke zimmerbolz an 
ort and stelle bringen. 

Raitung, eng., v. $aehsrbsten. 

Raiting-pool, eng., v. fiachsróste. 

Rajolpflug, m. hd., v. charrue à 
efFondrer. 

Raj ustement m. fr. d' une machine, 
Het herstellen van een werktuig 
readjustment; wiederberstellung, wiedereinricbtung. 


Rake, eng., v. ofenstosser. ~ v. 
balling-tool. — v. anstecheisen. — 

v. augenholz. — v.émoussoir. ~ 
V. rable s). — v. lineal 2). — v. 
einsetzhaken. ~ v. ailette. ~ Pook, 
lang gebogen stookijzer; harke, feuerkri2cke, 
(euerhaken; ringard.:•• R. of the stem, 
V. élancement. ~ R. of the stern. 
post, V. fall des achterstevens. ~ 
R. Vein, rechtstandige mijnader; saigere 
gang; filon droit ou perpendiculaire. 
Little r., v. ofenkrucke 3) . 
Rake (to) eng. the fire, Hit vuur 
schoonmaken; das Feuer schuren; dégager 
le feu. -R. out the fire, het vuur 
uiteen gooien (op de smidse) ; verwerfen, 
auseinander schi. ren; déliser ie feu. 

Rakel, m. hd., v. color-doctor. 

Raker, eng., v. ofenkru cke. ~ v. 
kratzeisen 4). -Voegspijker met een 
punt, om losse voegen uit te krabben; 
kratzeisen; racloir, grattoir. 

Rakete, t. hd., v. fusée b. 1). 
Raketenhi lse, f. lid. Hul van een 
vuurpijl; rocket-paper; cartouche de fusée. 

Raketenladestoek, m. hd. Vulstok, 
aanzetter voor vuurpijlen ; rocket•stick, setter; 
baguette de fusée. 

Ralentir v. a. fr. le mouvement 
dune machine. De gang van een 
werktuig verloomen; to slacken the movement; 
die geschwindigkeit der bewegung 
einer maschine vermindern. 

Ralingue, f. fr., v. bolt-rope. ^ 

R. de chute, v. leech-rope. ~ 
R. de fond, v. foot of a sail. 
R. de têtière, v. fore-leech. 
Ralinguer, v a. fr., v. leiken. 
Rallongement, m. (r. Verlenging; 
length enin g; verlttngerung. ® R. d'arétier, 
v. einziehung tij. — V. ansti 
ckung. 

Ram, eng., v. bélier 1). ~ v. louve. 
~ v _ sonnette. — R. of a forge 
hammer, v. drome du marteau. 

Battering r., stormram ; mauerbrecher, 
stormbock; bélier, passe-mur. ^ 
Hydraulic ram, v. bélier hydrau-

RAMME. 

lique. — Suction r., v. bélier espirateur. 


Ram (to), eng., v. damer. ~ To 

R. down, v. damer le sable. 
Ramage, m. fr. Het opspannen van 
het laken om te drogen ; teetering; aufrahmen. 
- Bloemwerk op weefsels; floweis; 
laubwerk. -A grand, à petit 
r., met groote, kleine bloemen ; with great, 
small /lowers; mit grossem. kleinem laubwerk. 

Ramassé, Ramassis, m. fr. Pak 
of bundel oud ijzer, dat op nieuw verwerkt 
moet worden ; fagot, faggot of old iron; 
paquet, alt eisen pack. 

Ramasseisen, n hd , v. fagotted. 
Ramasser, v. a. fr., v. assembler 
les feuilles. 
Ramassis, m. fr. Sprokkelhout; chips, 
twigs gathered up; leseholz, kleine reisig. 
Ramassoir, m. fr. Spatel, schepper 
der papierfabrieken; horn; spatel. 

Rambourrage, m. fr. Het mengen 
der geverfde wol ; mixing of dyed wools; 
misthen der gefdrbte wollen. 

Rame, f. fr., v. aviron. v. auf 
ziehschnur. — R. à séchage. 
Droograam voor geweven stoffen; drying 
machine, tenter; spannrahmen trockenrahmen. 
® R. contenue, rekmachine 
voor laken enz.; stretching-machine; spannmaschine. 
~ R. de papier, . riem papier; 
ream; riess. Cotons de r.-s., 
katoenen garens van mindere soort ; cotton 
yarns of second quality; baumwollegarne 
von mittlerer sorte. 

Rameau, in. fr., v. minenast. 

R. á la hollandaise, Zijgalerij met 
hollandsche betimmering; branch with dutch 
cases ; zweiggallerie mit hollandischen 
rabmen. 
Ramendage, m. fr. Het verhelpen 
van gebreken in verguldwerk; men =ing, 
patching, reparing; ausbessern. 

Ramender, v. a. fr., v. nachfarben. 
— v. ausbessern. -

Ramener v. a. fr. le bronze, Het 
oude geschutmetaal, door het bijvoegen van 
metaal, weder op de gehalte brengen ; to 
revive, to reproportion the gun-metal; das 
geschtitzmetall anfrischen. 

Rameneret, m. fr. Afteekening van 
de hoekspar; hip-touch; grathlinie. 

Ramer, V. a. fr., v. eager. — R. 
le drap à séchage, het laken rekken, 
opspannen ; to tenter; aufrahmen. 

Ramette, f. fr., v job-chase. -
Klein raam (zonder kruis); small chase; 
kleine rahmen. 

Rameur, m. fr , v. nageur. 

Ramiste, `. fr. Soort boekdrukletter 
door Ramus ingevoerd; letters invented by 
Ramus; von Ramus eingefuhrte buchstaben. 

Rammbloek, m. hd., v. batterie 

a. 6) — Den r. loslassen, v. déeliquer. 
Ramme, f. hd., V. pile-driver. ^n 


RAMMEL --- RANDLEISTEN . 905 


Kleine r., v. hand-pile-driver & 
dame 3) . 
Rammel, m. hd. Aderen van tinerts 
die elkander ontmoeten of snijden ; meeting 
tin•lodes; rencontre de felons d'étain. 
Rammeln (rich), v. r lid. Ontmoeten, 
vereenigen, ineensmelten ; to assemble; 
s'assembler, s'abou,cher, se confondre. 

Rammen, V. a. hd., v. auspfahlen. 
Aarde aanstampen, grond vaststampen ; 
to beat hard; affermir la terre aver la batte. 
Rammensetzer, m. hd., v. poseur 

de sonnetten. 
Rammer, m. hd. Heier, werkman 
aan een heistelling; rammer-man; sonneur. 

Rammer, eng., V. bat 1). ~ v. battoir 
de pipe. ~ v. cogneux. ~ v. 
sonnette. — v. concasseur i). ••• 

V. marteau à devant. e v. fouloir 
1). V. baguette 1). 
Rammer-maker, eng., v. ramrodmaker. 


Rammholz, n. hd., v. palplanche. 

Ramming, eng., v. einrammeln. 

Ramrnler, f. hd., v. click 1). 

Rammtiefe, f. hd., v. fichée d'un 
pieu. 

Ramoiter v. a. fr. l'aeier. Het ge harde 
staal laten aanloopen, af branden, 
zachter maken ; to soften the steel; den 
stahl nacblassen weicbmachen. 

Ramp, eng., v. dip t). 

Rampant, adj. fr., v. absehussig. 

Rampant, m. fr., v. flue 2). — v. 

échappement 1 o). 

Rampant arch, eng. Boog met onge


lijke steunpunten ; steigende bogen; are 

rampant. 

Rampart, eng. Wal, vestingwal; wall, 

hauptwall; rempart. 

Rampart–grenade, eng. Spiegelgre


naat ; wallgrenate, sturmgrenate, rollbombe; 

grenade de rempart. 

Rampe, f. fr., v. gel ander 2) . — 

V. flight of steps. — v. bruckengel 
nder. ® V. dip 1). ~ v. fall 3). 
— v. ascent. — R. d'un comble, 
V. pepte d'un comble. ~ R. découverte, 
v. quai découvert. 
Rampiste, m. fr. Leuningmaker ; balustermaker; 
gelandermacher. 
Ramponeau (Couteau a), m. fr. 
Mes met breed lemmer (3 it 4 centim.); 

knife whose blade had a thickness of 15 —18 
lines; messer mit einer 15-18 linien breiten 
klinge. 

Ramponist, adj. hd.,v. désemparé. 
Ramrod, eng., V. baguette 1). 
Ramrod-groove , eng. , v. ea


nat c. 2). 

Ramrod–maker, eng. Laadstokmaker; 
ladestockschmied; baguettier. 
Ramrod-plane, eng , v.mouchette 
a baguette. — v. nuthhobel i). 
Ramrod-spring, eng ., v. ladestockfeder. 


Ram's eye, eng., v. peil dune 
louve. 
Ram's head, eng. IJzeren koevoet; 
eiserver hebel; levier de far. 
Ram's horn, eng., v. eorne de 
bélier. 

Ranche, f. fr., v. eeture 4) . 

Rancher, m. fr., v. échelier 1 & 3). 

Rancid oil, eng., v. ranziges öl, 

S. bl. 
Rand, eng. Lengte van 1800 yard 
linnen garen; fadenldnge von 18(10 yards; 
longeur de fel de 1800 yards. 

Rand, m . lid v. band 3). ~ v.

., 

cordon 3) . — v. border, eng. 2) . 

V. limb. ~ v. edge 1) . — R. bestimmen, 
bet wit aan de pagina's bepalen 
; to make the margin, to gauge the furniture; 
marger. — R. an der flaschen• 
mundung, v. cordeline 4). — Ge 
-wundener r., v. grenetis 1) . 
Gescharften r., v. lippe einer 
rohrschiene. •o R. einer mi nze, 

v. bord, fr. i ). — R. einer glocke, 
V. bord d'une cloche. — R. am 
unbeschittenen papier, raamrand; 
edge of uncut paper; rive. ~ R. am sehli sselbart, 
v. edge of the key-bit. 
Vertiefter r., v. deepened edge, 

S. edge. 
Randarbeit, f. hd., v. buekel ij. 
Randbekleidung, Randeinfassung 
der erdaufwu rfe, r. hd. Bo


venbekleeding van een opgeworpen dam, 

dijk of bolwerk; lining of the embankment; 

couronnement des remblais. 

Rãndeleisen, n. hd., v. molette. 

... v. check 3). 

Rändelgabel, f. hd., v. milling


tool. 

Rndelmaschiene, c. hd., v. ed


ge-work. 

Randeln, v. a, hd., v. cordonner 

1). ~ V. to border. — V. milling 3). 

Rndelrad, n. hd., v. milling


wheel & krausrad. 

R ndelstichel, m. hd., v. milling


chisel. 

Randelung, f. Randeiwerk, n. 

hd., v grenetis 1) . — V. erenelage. 

Ronder m. pl. hd., (wegnahme 

der), v. échoppage. 

Randern, v. a. hd , v. cordonner 

1).... V. to border. — v. milling 3). 

Randerirr^dchen, n. lad., v. mill


ing-wheel. 

Randfaeh, n. hd Viltstuk voor den 

rand van een hoed ; brim-capade; capade 

des bords du chapeau. 

Randing of gabions, eng , v. bas


ket-work. 

Randklinge, f. hd., v. ébarboir. 

Randkolben, m. hd., v. corde


lin e 4) . 
Randleisten f. pl. hd. (schr iig 
ablaufende), v. moulure 2) .

6*

4

IV 



906 RANDOM 

Random, eng., v. feldort. 
Random shot, eng. Schot met elevatie 
; erhöhte schuss; tir d'élévation. 

Randreif, m. M. Kimhoepel ; edge 
hoop; cercle de bord. ~ R. des marses, 
marsrand ; rim of the top; cercie de hune. 

Randsomholz, n. hd., v. cornière 
CA). 

Randstab, m. hd., v. alluction. 

Randstein, m. hd., V. garde-pavé. 

Randstock, n. hd., Maanstuk (van 
een vat), end-piece; chanteau. 
Randverzierung, f hd., v. grenetis. 
Randwachs, n. hd., v. eire à 
border. 
Randzapfen versehen hd. (Mit 

frischen), v. to peg 2), 

Ranft, m hd., v. crenelage. 

Rang, m. fr., v. gasse 1). — R. 
de canons, v. lage 't). ••• R. de 
loges, rei loges in een schouwburg; tier 
of boxes; logenreihe. ••• R. de pales, 
pieux, pilots, v. palée t). ••• R. 
de saucissons, laag facines; row of 
fascines; faschinenlage. 

Range, eng., v. brandbock. •• v. 
plet. ~ V. portée 6). - V. nagelbank. 


Range (to) , eng V. enligner des

.,

pages. °^ De ruiten pas snijden; abmessen; 
donner les dimensions. 
Rangée f. fr. de cassetins, Stel 

etterkasten ; set of boxes; reite schriftkasten. 
- R. de javelles, laag stroo of 
rietbundels op een dak ; bed, layer of strawsheaves; 
schaubenlage. 

Rangeln, v. a. hd. De slakken van 
den vorm afslaan ; to take off the slags from 
the forms; enlever la scone des moules. 

Ranger, v. a. fr. les gazons, v. 
gazonner. — Se r. contre le soleil, 
de wind krimpt, (gaat door het zuiden naar 

het oosten ; the wind veers against the sun; 

der wind krimpt auf. 
Ranging, eng., v. ordnen, n. hd. 


v. falling short. 
Raguette, f. fr., v. ordnen, n. hd. 
~ IJzer aan stukken van 4 kilo gehakt; 
iron cut into pieces of 8 pounds; zu stiicken 
von 8 pfund zerhauenes eisen. 

Ranguillon, m. fr., v. paperholder. 
Rankenverzierung, f. hd., v. enroulement. 


Rap, eng., V. echevette. 

Rapage, m. fr. Het raspen of fijnmaken 
der karotten tot snuif; grinding, rasping; 
rappiren, mablen, raspeln. 
Rapattelle, f. fr. Haardoek ; stuff of 
horse-hair; rosshhrenes toch oder zeug. 

Rape, f. fr., v. grater 1). ~ v. 
mechanical rasp. -Rasp (soort van 
vijl); rasp; raspel. -Rozijnenwijn ; raisinwine; 
rosinenwein. ® Druivenrist; rape; 
traubeukamm, rape, weinkamm. R. a 

— RARSAULIG. 

bois, v. holzraspel. ® R. a jour, 
rich tij zer voor de naaldenschachten; straigtening 
plate, rubber; richteisen, streicheisen, 
streicher. - R. à sabot, rasp van den 
hoefsmid, hoefrasp; farrier's or shoeingsmith's 
rasp; hufraspel. - R. à lucre, 
suikerrasp ; sugar-rasp; reibemaschine. 

Rapémaschine, f. hdSnuifmolen

. 

met ronddraaiende rasp; mill for rapee 
snuff; moulin à raper. 
Rape-oil, Rape-seed-oil, eng., v. 
huile de colza. 

Raper, V. a. fr. Snuifmalen of raspen; 
to grind; mahien, rappiren. ~ Machine 
a r., v. farbeholz-raspelmaschine. 

Rapert, n. hd., v. affCit 1). 
Raphides, eng. & f. fr., v. nadel 

-krystalle. 
Rapiécer, v. a. fr., v. anstucken. 
Rapier, eng., v. fechtdegen. 
Rapieter, v. a. fr. De stutten en 

schoren uit oude mijngangen wegnemen; 
to work the broken; die pfeiler aus alten 
bauen wegnehmen. 

Rappaire, m. fr., v. couve al 
rappaire. 
Rappier, n. hd., v. fechtdegen. 
m" Spanisches r., v. bilbo. 
Rappierklinge, f. hdDegenkling;

. 

foil-blade; lame de fleuret. 
Rappointis, m. fr., v. delicate 
locksmithwork,s.loeksmithwork, 

-m. pl. Oude ijzeren haken ; old iron 
hooks; alle eisenspitzen. 
Rapport, m, fr., v. afinitat. 

V. naht 3). Verhouding, rede ; ratio; 
verhaltniss. - R. du minérai, v. 
produce 2). — R. des leviers, verhouding 
der armen van een hefboom; leverage; 
hebelverhaltniss. -Pièce de 
r., v. false core, s. core. 
Rapporter, v. a. fr., v. plotting. 

— R. des trous, v. to adjust holes. 
Rapporteur, m. fr., v. gradbogen. 
- R. dune orgue, Verklikker 
van een kabinetorgel; tell piece; zutrdger. 

Rappuroir, m. fr., v. paxhisse. 
Rapputz, m. hd., v. crépi 1). 
Rápure, f. fr. Vijlsel van cie rasp; 

raspings; raspelspdne. 

Raquette, f. fr. Timmermanszaag; 
carpenter's saw; zimmershge. - R. pereeuse, 
ratelboor, v. cliquet pour 
percer. 

Rare, adj. fr., V. clear 1). 
Rare, adj. eng Verdund; verdïcnnt; raréóé, 
rare. 

Raréfaction, f. fr. Rarefaction, 
eng. Verdunning, verijling, (van gassen) ver 
-dunnung. 

Rarefy (to), eng. Verdunnen ; . verdïennen; 
raréóer. 
Rarèse, m. fr. Rarese, f. hd. Soort 
wollen stof; kind of woollen-stuff. 
Rarsaulig, adj. hd., v. entrecolonnement 
aréostyle. 


RAS — RATCHET. 907 

Ras, m. fr. Rash, eng . Rasch, m. Rasirbeeken, n. hd. Scheerbekken; 
hd. Benaming van verschillende soorten van shaving-dish; hotte it savonnette. (rasant. 
wollen stoffen, gekeperd, geschoren en niet Rasirendes feuer, n. hd., v. fete 
geschoren, doch geen van allen gewalkt. Rasirmesser, n. hd., v. rasoir. •^ 

Ras, m. fr. Eerste trekplaat (met wijde R. abziehen, een scheermes aanzetten ; 
openingen) voor het gouddraad; first draw-to set a razor; repasser un rasoir. 
plate for gold-thread; erstes zieheisen für Rasoir, ni. fr Scheermes; razor; raden 
golddraht. ~ R. drapé, v. kräm-sirmesser. ~ v. ráble 7). 
pelrasch. R. de marée, sterke tasp, eng , v. rape 2). Bent 
stroom hij het kenteren van het tij, ti-r., v. armfeile. — Cutler's r., v. 
stroom ; tide-way; zeitstrom, zeitweg, see-écouane. — Curved r., v. kratzstrich. 
-Faux r., v. dronpeete ij. eisen 2).—Fine-cut r., v. beschrot. 

Ras, se adj. fr. Glad, beschoren, kort feile & elfenbeinraspel. — Mevan 
wol ; short nap; glatt, glatt geschoren. chanical Y'., draaiende rasp der beet~ 
á, r. de, nabij; close to; nahe bei, wortelsui'er fabrieken ; reibemaschine; rape. 

dicht hei. Raspation, f. fr., v. levigation.
Rasant, adj. fr. Laag bestrijkend; Raspe, f. fr. Pook of vuurijzer; kind 
grazing; niedrig bestreichend, grasend, ra of fire-iron; art stechelsen. 

-sirend. Raspel, f. hd., v. grater _• Vier-
Rasch, m. hd., v. peterman. eekiger, v. carreau 4). 
Raschmacher, Raschweber, m. Raspelfeile, f. hd., v. rape 3) . 

hd. Serge en ras wever; serge-weaver; tis-Raspelmasehine, f. hd., v. farbeserand 
en ras. holzraspelmaschine. 

Rascoupeur, m. fr. Werkman die de Raspelmeisel, m. hd. Platte rasp; 
ertsen ontvangt boven aan de mijnschacht, rasp-chisel; viseau à rapes 
aannemer ; banksman, lander; ausstttrzer, Raspeln, v. a. hd. Raspen, met de 
abnebmer, abschlepper. raspvijl bewerken; to rasp; racier, raper. 

Rase, f. fr., v. fiehtenharzbl. s• Raspelspane, m. pl. hd., v. rápure.

R. de Maroc, v. marksarsehe. Rasping-mill, eng., v. färbeholz-
Raseneisen, m. Razenerz, n. Ra-raspelmaschine. 
seneisenstein, m. hd., v. for limo-Raspings, eng., v. rápure. 
neux. Rassade, f. fr., v glasperle.

Rasenholz, n. hd., v. bois de Rasse, f fr., v. coal-basket. 
chevrons. Rassel, f. hd. Ratel; rattle; crécelle. 
Rasenkur, m. hd. Niet ontgonnen ge Rast, f. hd., v. bosh. — v. quieseen 
mijnwerk; share in a mine-deelte van cence. — v. Gran de la noix. —

V.
to be worked; part dune mine qui est évasement du foyer. 
encore a exploiter. Rastel, m. Rastelle, f. fr., v. foll 


Rasenläufer, m. hd. Mijnader die 2). - v. dip. 
zeer ondiep ligt ; vein horizontal to and Raster, m. hd. Spindraad voor snaren; 
near the surface of the earth; coureur de wire for twining round strings of musical 
gazon.instruments; til de cuivre dont on revêt 

Rasenpiug, m. hd., v. charrue les corder. 
a peler. Rastral, n. hd., V. griffe 2).
Rasensehaufel, r. hd. Zodensteker Rastriren, v. a. hd. Notenbalken trekturfspade; 
écobuc. ken ; to draw staves; tirer des lignes avec 

Rasentorf, m. hd. Steekturf, turf uit une patte. 
de hooge veenen; sward-turf; tourbe ga-Rat, in. fr., v. Chasse-navette. — 
zonneuse. v. ras 2). — R. de carène, v. foot-

Rasenwizer, m. hd. Luie mijnwer-ing stage. ® B.. de cave, nachtker 
; sluggard, negligent miner; fouleur de kaars, dunne waskaars; little wax-taper; 

gazon. wachsstock. 

Raser, v. a. fr. Laag langs den grond Rateh, eng. Getande stang met pal; 
schieten ; to graze; niedrig bestreichen. gezahnte sperrzange; rochet. ~ R. of 

R. la cote, v. to coast. - R. une vloek-work, v. ausheber. — R. inplace, v. démanteler. -Faire r. spinning, afstand tusschen de verschil la 
tuyère, de helling van de blaaspijp lende paren uitrekrollen op de spinmachine; 
verminderen ; to deninish the inclination of entfernung zwischen zwe l aufeinander folthe 
blastpipe; die neigung der blasbalártihre genden paaren von streckwalzen; distance 
verringern. d'un pair de cylindres étireurs à l'autre.

Rasette, f. fr., v. porche à bras-Ratehbohrer, m. hd., v. drille à 
ser. -Strijk-of schaafijzer des potten levier. 
scraping-tool, scraper; schabei --bakkers ; Ratchet, eng. Pal ; sperrklinke; rochet. 

sen, schabkrucke. - R. d'un tuyau ® Rad uit een slot waardoor de schoten 
d'orgue, stemdraad ; tuning-wire; stimm-in verschillende richtingen worden bewogen; 
krucke, stimmdraht. zahnscheibe; rochet. 


 

908 RATCHET-DRILL -


Ratchet--drill, eng., V. bohrer mit 
hebel. — Ratelboor; ratsche, ratschbohrer; 
machine à percer avec roue à rochet. 

Ratehed-engine, eng., v. einstreichen 
2). 

Ratchet—lever, eng. Greep, handvat 
van de ratelboor; ratschhebel; levier d'une 
machine à percer aver roue a rochet. 

Ratchet-wheel,eng.,v. rackwhebl. 

Rate eng. of (at the), Met een snelbeid 
van .... ; mit einer geschwindigkeit 
von . . . . ; à la vitesse de .... 

Rateau, m. fr., v. blatt 4). — v. 

crémailliére. — v. blunger. — Ko lenschop 
, coal-shovel; kohlenschaulel. 
Hark ; rake; rechen, harke, harken. R. 
à bras, handhark, gewone hark ; handrake; 
handrechen. — R, a cheval, 

paardenhark ; horse-rake; pferderechen. 

R. en poulie, v. rack-block. — 
R. refroidisseur, v. hopper-boy. 
r R. d'une serrure, v. bouterolle 
3) . R. de vergue, V. étai d'une 
draille. 
Rátelet, m. fr., v. comb i & 2). 

— R. en acier, v. fettler. — R. 
en laiton, geelkoperen kam der spinmachine 
; wraith; messinger kamm. 
Rateleur, m. fr , v. cradle I). 
Ratelier, m. fr., v. creel 2) . — 

V. fulling-board. — v. blatt 4). — 
Sche^rrak des touwslagers; ropeinaker's 
rack; anschierpiahl, recken. _ R. d'armes, 
wapenrek, geweerrak ; rack for small 
arms; watïengerust, gewehrrechen. ^ R. 
a chevillots, v nagelbanke. 
Rater, V. n. fr. Ketsen, weigeren; 
to miss fire; versagen. 

Ratern, V. a. hd., v. égrapper. 

Ratiêre, f. fr., v cord-loom. 

Ratin, m. hd., v. fries i & ij. — 

Flamischer, r., v. petersham. 

V. friezed cloth, s. cloth. 
Ratine, f. fr., v. fries I). 
Ratiner, v. a. fr., Ratiniren, hd., 
V. friser 1). 
Ratio, eng., V. rapport 3) . 
Ration-bread, l eng., v. pain de 
commission. 
Ratisser, v. a. fr., v. gratter l). 

— R. les balles, de drukballen schoonmaken 
, afschrappen ; to scrap the balls; die 
ballen abputzen. — R. les gouttiéres, 
de snede van een boek gladmaken (voor het 
vergulden); to scrape the edge; den schnitt 
schaben . — R. les veaux, v. aasera. 
Ratissette de forgeron, f. fr., v. 
kratzeisen 4). 

Ratissoir f. fr. des salpêtriers, 
Hark der salpeterziederijen ; rake used by 
saltpetremakers; scbarre der salpeterzieder. 

Ratissure, f. fr., v. abschabsel. 

Ratline, eng., v. bout de corde. 

Ratlines, Ratlins, eng., v. enflé


chures i) . mm To fasten the r., v. 
en$é chures 2) . 


RAUCHFARBER. 

Ratofkit, m. hd. V. earthy fluor, 

s. fluor. 
Ratsche, f. hd., v. brake I). 
Rat-tail, eng., v. petite lime 
ronde, s. lime. (rittings. 
Rattans in bundles, eng , v. bind-
Ratte, f. hd., v. crap de la noix. 
Ratteen, eng. Ratijn (zekere wollen 

stof); ratin; revêche. 
Rattenschwanz, m. hd., v. petite 
lime ronde, s. lime. 
Rattenschwanze, m. p1. hd., v. 

entredeux 2) . 
Rattenzahn, f. hd., v. dent-de-rat. 
Rattling, adj. eng. Krijschend, knar


rend, knarsend (van werktuigen); knarrend; 

si rident. 
Rattling, eng , v. criquetis. 
Rature, rn. fr. du parchemin à 

éerire, Het gladmaken van het schrijfperkament 
; scraping; das schaben. 

Raturer, V. a. fr. le parchemin à 
éerire, Schrijfperkament gladmaken ; to 
scrap; schatien. 

Ratures d'étain, f. pl. fr. Tindraaisel, 
geschaafd tin (voor de katoenververs); 
tin slips; zinnspdne, zinn in spdnen. 

Rauber, m. hd., v. fold 7). 

Raubling, m. hd. Leder van huiden 
van jonge ossen ; leather from young oxen; 
cuir de jeunes boeufs. 

Raubpfahl, m. hd. Grondpaal; bottom 
pile; pal de fond. 

Raubstollen, m. hd. Galerij die stil 
bewerkt wordt; froudulent gallery; galerie 
frauduleuse. 

Rauch, m. hd., v. fumée. 
Rauchableitungsröhre , f. hd. 
Rookkanaal ; smoke-tube; dalème. 
Rauchachat, m. hd. Gevlamde agaat; 
smoky agate; agate enfumee. 

Rauchdach, n. hd. Eerste dak van 
den oven ; first roof of the furnace; première 
couverture du fourneau. 

Rauchende geist, m. hd., v. fluid 6). 
Rauchern, v. a. hd., v. fumage i). 
Raucherboden, m. hd. Rookerf, 

rookhok, rookzolder; smoke-loft; galetas á 
fumer la viande. 
Rdueherbtichse, f. hd. Reukdoosje; 

box of incense; bofte a l'encens. 
Räucherfass, n. hd. v. encensoir. 
Räueherkerze, f. hd. Pastilje, reuk


kaarsje ; pastille; pastille à parfumer. 
R ueherlampe, f. hd. Reuklamp ; 
perfuming (amp; lampe à parfumer. 
Raucherpfánne, f. hd., v. encensoir. 
Rauchfang, m. hd., v. chimneyflue. 
— R. gewulbe, v. gathering. 

R. holz, v. mantle tree. — R. 
spitze, V. chimney-top. ® R. 
trager, V. chimney-tie. 
Rauchfärber, m. hd. Verver van 
pelswerk, van huiden met de haren ; skindyer, 
teinturier-fourreur. 


RAUCII OAR — 

Rauchgar, adj. hd. Met de haren 
gelooid ; curried with the hair; passé à poll. 

Rauchgare, f. hd. Laatste zuivering 
van bet koper ; last degree of copper reining; 
dernier degre d'atiinage du cuivre. 

Rauchgelbkies, m. hd., v. arsenical 
pyrite. 

Rauchgewblbe, n. hd. Rauchschliech, 
m. hd Rookgalerij, rookzolder; 
smoke gallery; galerie à fumée. 

Rauchhandler, m. hd. Bontwerker 
handelaar in pelterijen; furrier, skinner; 
fourreur. 

Rauchhölzer des schornsteinmantels, 
n. pl. hd. Draagbalken van den 
schoorsteenmantel ; gathering of wings; poutres 
qui portent le rnanteau. 

Rauchkammer, f. hd., v. r ucherboden. 
-Rookkast der locomotiven; 
smoke-box; holte à furnée. 

Rauchkugel, f. hd. Rookkogel, stinkkogel; 
smoke-ball; pelote fumante. 
Rauchleder, n. hd., v. maroccoleather. 


Rauchloch, n. hd. Opening voor den 
rook in een glasoven ; vent/wie for the smoke; 
trou a fumée. 

Rauchmantel, m. hd., v. funnel 2). 
Rauchopal, m. hd. Gewolkte opaal; 
jasperated opal; opale jaspée, opale enfumée. 
Rauchplatte, f. hd., v. fumi


vore, m. fr. 
Rauchputz, m. hd., v. crépi I). 
Rauchschacht, m. hd. Vertikaal 

rookkanaal ; orifice; orifice. 
Rauchseide, t. hd., v. filoselle. 
Rauchsilber n. hd., (Feines), v. 

argent fin fumé. 
Rauchtopas, m. hd. Gewolkte topaas; 
smoky topaz; topaze enfumée. 
Rauchverhuter, m. hd., v. fumifuge. 


Rauchverstandiger, in hd. Rookverdrijver; 
chimney-builder or mender; fumiste. 


Rauchverzehrend, adj. hd., v. 
fumivore. 
Rauchwacke, f. hd., v. chaux 

carbonatée compacte. 
Raufe, f. hd., V. grate I). 
Raufholz, n. hd., v. haareisen. 
Raufinesser, n. hd., v. haarmesser. 
Raufwolle, f. hd., v. écouailles. 
Raufzange, f. hd., v. bloom-tongs. 
Rauh, adj. hd. Ruw, grof, natuurlijk, 

onbewerkt; rough; brut, ingénu. R. 
machen, v. grenure. — B. mauern, 

V. hourder un mur. — Aus den 
r.-en bearbeiten, v. dégrossir 1). 
— Ein glas r. machen, v. dépolir. 
Rauharbeit, f. hd., v. escapoulage. 
Rauhback, m. hd. Waterbak in de 
werkplaats voor het laken rouwen ; watertank 
in the teaseling-shop; réservoir d'eau 
dans la chambre It lamer. 

RAUMNADEL. 909 

Rauhbank, f. hd., v. bac fr. 1). •• 

V. demi-varlope. 
Rauhbaume, m. pl.hd., v. perche 2). 
Rauh bewerfen, n. hd., v. ourder 
un mur. 
Rauhbohren, v. a. hd., v. forer 
un canon de fusil. 
Rauhburste, 1. hd., v. brosse à 
l'apprêt. 
Rauhe einer kupferplatte, n. hd., 

v. greneler. 
Rauhen, v. a. hd., v. aplaigner. 
— V. aufkrampeln. •s V. garnir 
les draps. v. anschroten. — Aus 
den haaren r., v. lainage en herman. 
m- R. 4es tuches, v. dressing 
2) . 
Rauher, m. hd. Nopper, rouwer ; napper, 
carder; laineur, aplaigneur. 
Rauhe vergoldung, f. hd., v or 
hache. 
Raubgemauer, n. hd., v. enveloppe 
n). — v. rag-work. 

Rauhhaarig, adj . hd. Ruwharig, grofharig 
; shaggy, shagged; a pail long et rude, 
velu. 

Rauhhobel, m. hd., v. fugehobel. 
Rauhigkeit, f. hd., v. crizzeling. 
Rauhkarde, f. hd., v. chardon. 

.Rauhmachen, n. hd., v. grenelor 
3). 
Rauhrnaschine , f. hd., v. gar


nisseuse. [5). 
Rauhmauer, m. hd., v. enveloppe 
Rauhputz, m. hd., v. crépi. 
Rauhschaeht, m. hd., v. fausse


parois. 
Rauhschleifer, m. hd. Werkman die 
de stukken in 't ruw slijpt, ruwslijper ; 

rough-grinder; émouleur de grosses pièces. 
Rauhstahl, m. hd.,v. acier naturel. 
Rauhstein, in. hd Korrelige koper


leisteen ; granulous copper-schist; schiste 
cuivreux granuliforme. 
Rauhwacke, f. hd. Trachiethoudende 
trgssteen ; trachtic tuf; tuf trachitique. 

Rauhwerkstatt, f. hd. Mopperij, 
werkplaats waar het laken genopt wordt; 
napping-room; lainerie. 

Raum, in hd. Inhoud van een vat of 
bak ; capacity; capacitë. - v. capaciousness. 
~ R. zwischen balken, v. 
case-bay t), ••• v. jour 2). — Innerer 
weisser r., v. inner margin 

s. margin. • Zu groszer r., zwischen 
den wc rtern, v. columbier 1). 
Raumahle, f. hd., v. alésoir 2). 
Raumanker, m. hd., v. anere de 

cafe. 

Räumbohrer, in. hd., v. aufraum


bohrer. [3). 
Raumeisen, n. hd., v. dégorgeoir 
Rumer, m. hd., v. curette 2).•^ 

V. épinglette 1). v. ausräumer 3). 
Raumnadel, t. hd., v. épinglette 
3). ® Staafje of naald om liet boorgat 


910 RAUMSCHOOTSEGELN -- RAYON. 


schoon te maken bi het laten springen 

van steenmassa's ; priming-iron, priming


wire; cure-trou. 

Raumschootsegeln, v. n. hd. Ruim schoots 
zeilen, niet bakstagwind zeilen ; to 
sail with a quartering wind; aller vent 

grand largue. 
Raumte, f. hd., v. large mer, 

s. mer. 
R^umungsoffning f. hd. einer 

abtrittgrube, v. ouverture d'ex


traction d'une fosse d'aisance. 

Raupeneisen, n. hd. Rupsijzer, ijzer 
om rupsennesten uit te halen ; tree-scraper; 
échenilloir. 

Rausch, m. hd. Gestampt en gezift 
erts; crushed and sifted ore; mindrai bocarde 
et criblé. 

Rauschen, v. a. hd., v. écacher. 

R. der seide, v. flou-flou. 
Rauschfarbe, f. hd., v. arsenic sulphuré 
j aurae. 
Rauschgelb, n. Rauschgelbarsenik, 
m. hd., v. arsenic sulphuré 
rouge. 

Rauschgelbkies, m. hd., v. arsenical 
pyrite. 
Rauschgold, n. hd., v. clinquant. 

V. laiton en feuilles. 
Rauschleinwand, f. hd. ,v. criarde. 
Rausehpfeife, f. hd. Zware altpijp; 
loud alto; quinte bruyante. 
. Rauschsilber, n. hd. Klaterzilver ; 
thin leaves of silver; clinquant d'argent. 
Raustahl, m. fr. Rauhstahl, m. 

hd. Ruw staal ; rough steel. 

Raute, f. hd., v. lozange. 

Rauten, f. pl. Rautenfläehe, f. 
hd., v. facette 2). 
Raut©nbrillant, m. hd., v. diamant 
taillé a facettes. 

Rautenfbrmig anordnen, v. a. 
hd. Ruitvormig bewerken, van ruiten voorzien 
; to lozenge; losanger. 

Rautenglas, n. hd. Met ruitvormige 
vlakken geslepen glas. ; polyhedron glass; 
polyédre, verre tailié á facettes. 

Rautenriehter, m. hd. Alle ijzers 
en baken die gebruikt worden om het een 
of ander metalen stuk de vereischte krom 

te geven; bow-fitter; instrument pour-ming 
ravaler l'anneau, ravaloir. 
Rautenspath, m. hd., v. bitterspath. 
Rautenstab, M. hd., v moulure 
losangée. . 
Rautenstein, m. hd., v. diamantrose. 


Ravaler v. a. fr. l'argent, l'or, 
Het bladgoud vast aandrukken of uitstrijken 
; to spread the silver or gold foils, with 
the burnisher; die sifter oder goldbltttchen 
auf der arbeit ausbreiten. — R. une 
cléf, een sleuteloog ovaal zetten ; to give 
an oval shape to a key-ring; einen schliisselring 
oval machen. R. un mur, v. ere


pir. — R. une facade, v. parer 

une facade. v. brunir. 
Ravalement, m. fr., v. crépi. 1). 
Rave-hook, eng., v. bec de cor


bin a. 
Ravel, eng., v. blatt i). 
Ravelin, m. fr. & eng , v. demi-luwe. 
Ravelling-roller, eng., v. ausfa


sercylinder. 
Ravel out (to) , eng., v. au faseln. 
, eng.

duck en . Raventoch, 
n. hd. Ravendoek, russisch linnen 
voor zeilen ; toile de Russie. 

Ravestan, m. fr. Glasmand; glass


basket; glaskorb. 
Ravin, m. fr., v. gorge 3). 
Ravine, f, fr. Stortvloed ; torrent; 

giessbach, sturzbach, wildwasser. 

Raviver v. a. fr. le feu. Het vuur 
weder aanblazen, aanmaken ; to stir the lire; 
das feuer wider anfachen. ••• v. befeilen. 

— Weder hoekig maken, kanten aanschaven 
; to edge, to make angular; wieder 
Scharf, kantig machen. 
Raw, adj. eng., v. ecru. 
Raw-bodies, eng., v. mass. 
Raw-material, eng., v. matière 

première. 

Raw—melting, eng. Eerste smelten 
van het ijzer op den hoogoven ; roharbeit; 
travail cru. 

Raw-silk, eng , v. matasse. 
Ray, eng., v. rayon (met de samen 


stellingen.) 
Rayaux, m. pl. fr., v. eingusse. 
Rayé, ée adj. fr. Gestreept ; striped; 

gestreift. 

Rayer, v. a. fr. Strepen, krassen in 
iets maken ; to streak; ritten, verkritzen. 
••• R. un canon, v. carabiner. 

Rayon, in. fr., v. compartiment. 

— V. demi-diamètre. _• v. ligree 
3) . — R. astronomique, v. j aco bsstab. 
— R. de chaleur, warmtestraal; 
ray of heat; wärmestrahl. — R. de 
courbure, v. krummungshalbmesser. 
~ R. d'étonnoir, straal 
van de werking eener oorlogsmijn ; radius 
of the crater; trichterhalbmesser, trichterradius. 
— R. d'une forteresse, verdedigingsafstand, 
draaglijn van het geschut 
van een fort; sphere of action; wirkungskreis; 
vertheidigungsgurtel. r R. incident, 
invallende straal; incident ray; einfallende 
strahl. — R. lumineux, R. 
de lumière, v. lichtstrahl. — R.-s. 
medullaires, v. medullary rays. ••• 
R. d'une meule, v. eveillures. ••• 
R. principal, lijn van het afstandpunt, 
hoofdstraal ; principal-line, distance-line; 
hauptstrahl, schachse, distanzlinie. R. 
regulateur, v. bras de rappel. •• 
R. rompu, R. refracté, gebroken 
lichtstraal; refracted ray, broken ray, ray 
of refraction; gebrochene lichtstrahl. — R. 
réfléchi, teruggeworpen lichtstraal ; re

RAYONNANT 

flected ray; zuruckgeworfene, reflectirte llchtstrahi. 
— R. de rupture, schuddingsstraal 
; radius of rupture; erschutterungsbalbmesser. 
~ R. d'une roue, v. 
paddle-arm. ® R. vecteur, v. 
leitstrahl. R. visuel, v. ligne 
de visée. 

Rayonnant, Rayonné, adj. fr. 
Stralend ; radiant; strahlend. ® Fenètre 
r.—e., v. s. fenètre. 

Rayonnement, m. fr. Het afstralen; 
radiation; strahiung. ••• R. de la chaleur, 
het afstralen van warmte; radiation 
of heat; warmestrahlung. 

Rayonner, v. a. fr., v. rodier. 

Rayures, f. pt. fr , v. enrayure 
5). — R. d'un canon, trekken in een 
geweerloop of kanon ; riffling, groove, furron; 
ztige. — R. dont la largeur 
croit vers la culasse, trekken die aan 
de monding nauwer zijn dan aan de kulas; 

grooves whose breadth increases towards the 
breech; keilzuge. ••• R. a eheveaux, R. 
merveilleuses, haartrekken; hair rifling; 
haarzüge. — R. paraboliques, parabolische 
trekken ; grooves whose twist increases 
towards the muzzle; parabolischen 
ztige. R. progressives, trekken die 
aan den mond minder diep zijn dan aan de 
kulas; grooves whose depth increases towards 
the breech; progressivzuge. 

Raze, f. fr., fichtenhars4l. 

Razette, f. fr., v. kratzeisen 3) 

Razor, eng., v. rasoir. (men.

Razor-strap, enig., v. abziehrie-
Réa, Ria, Rouet, m. fr. Schijf (van 
een katrol); sheave of a block; rolle, schube 
eines blocks. 
Réactif, m. fr., v. mittel 5).
Reaction, * Reactie, terugwerking. 
Reaction wheel, eng. Reactions. 
rad, n. hd. Rad van Segner, reactierad; 
roue de reaction, roue hydraulique de Segner. 

Reactive means, eng. , v. mittel 5) .

Read (to), eng ., V. einlesen 1). a 
to R. the text on the forms, v. 
les en ij. 
Reader, eng., v. correcteur. ® v. 
liseur du dessin. 

Reading, eng., v. usage. — R. of 
the copy, v. durchlesen im manuscript. 
R. and stamping 
machine, R. and cutting machine, 
v. ausschlagmaschine. 

Readjustment, eng., v. raj us tement. 
Ready, eng. Making r., v. einheben 
1). 
Reagens, n hd. Reagent, eng., v. 
mittel »). 
Reagenspapier, n. hd., v. papier 
réactif. (rouge. 

Realgar, v. arsénic sulphuré 

Real-motion, eng., v. mouvement 
réel. 
Real'sche presse, f. hd. Pers van 

--- REBROE SSEMENT. 911 

Real (toestel om door waterdruk plantaardige 
stoffen uit te trekken); hydrostatic 
press of Real; presse hydrostatique de Real. 
Realschrift, f. hd., v. gros canon, 

S. canon c. 
Realtucher, n. pl. hd. Laken van 
buitengewone breedte ; cloth of great width; 
draps de grande largeur. 

Realw®rterbuch, n. hd. Woordenboek 
van kunsten en wetenschappen; polytechnic 
dictionary; dictionnaire des arts et 
sciences. 

Ream, eng., v. rame de papier. 
Reaping-machine, eng., v. erntemaschine. 
Rear of trenches, eng., v tail. •^ 

R. hoop, v. nabenring. 
Rebaiser, v. a. fr., v. nachfeilen. 
Rebarbe, f. fr.; v. ébarbure. 
Rebat, m. fr. Het omleggen (der hoepels 
van een vat); putting on, mounting; 
aufschlagen, aufsetzen. 

Rebate, eng., v. feuillure. ••• v. 
einsehiag 2). ®• Paneellijstje; platte; 
plate-bande. 

Rebate joint, eng., v. mi-boil 3). 
Rebate-plane, eng., v. falzhobel. 

— Side r., v. guillaume de coté. 
® Skew r., v. guillaume incliné. 
Square r., v. guillaume droit. 
Rebating, eng., v. assemblage a 
demi-bois. 
Rebattre, v. a. fr. Met het strijkhout 
glad maken ; to make even with the turning-
staff; mit der schiene glattmachen. 

R. les cereles, kuipen ; to mount; aufschlagen. 
_ R. 1'humidité, v. nasse 
abziehen. ® R. la meule, v. to 
nott the millstone. — Per á r., 
voorijzer; hatchet-stake; umschlageisen. 
Rebhuhneraugen, n. pl. hd. Glimmer 
bevattende rotssteen ; micaceous rock; 
evils-de-perdrix. 

Rebmesser, n. hd. Snoeimes; pruning-
knife, vine-knife; serpette, faucillon. 

Rebord, m. fr., v. ledge 3). •• 
Rol op de spinmachine; spool-groove; rolle 
an der spule. ® Flens (aan pijpen); flange; 
kragen. ® R. de la roue, v. krant 
2). — R. saillant, v. knagge 5) 

Rebourer, v. a. fr., v. remblayer 2). 

Rebours, m. fr., v. contre-poil. 
® Verkeerd gedraaid (van garens); wrongly 
twisted; verkehrt zusammengedreht. ••• 
a r., Au r., tegen spaan ; aigainst the 
grain; gegen den wuchs. 

Reboutement, m. fr. Het inzetten 
der haken in de riemen voor kaarden; 
setting in of the card nails; einsetzen der 
kardhtschen n agelchen. 

Rebouter, v a. fr., v. einsetzen 5). 

Rebrousse, f. Rebroussoir, m. 

fr., v. aufkratzdistel. •s a r., v. 

contre-poil. 

Rebroussement, in. fr., v, point 
de rebroussement. 


912 REBROTJSSER - 

Rebrousser. v. a. fr., v. corrornpre 
ij. 
Rebroussette , f. fr. , v. aufstreichkamm. 


Rebut, m. fr., v. ausschuss & 
braak. ~ v. klaubericht. — R. 
de la cuve au pastel, het omslaan 
van de weedekuip; throwing back; scharfwerden, 
schwarzwerden. 

Rebuter, v. n. fr. Omslaan (van de 
verfkuip); to throw back; schwarzwerden, 
schwarl werden. 

Reealer, v. a. fr. Opschaven ; to 
smooth; glatt tobeln. ~ Pasklaar maken; 
to shoot; zurichten, abrichten. ••• Varlope 
a r., v. glatthobel. 

Réeamer, v. a. fr. Dik borduursel 
opzetten ; to put on a raised embroidery; 
eine erhóbte stickerei 'aufsetzen. 

Recarboniser, v. a. fr. To reearbonise, 
eng Koolstof aan bet ijzer terug 
den verlohrenen kohlenstoff wieder--geven ; 

geben. 


Recasting, eng. Op nieuw gieten, omgieten 
; umschmelzung; refonte. 
Receiver, eng., v. ballon. ® R. 
of the air pump, v. bell-glass. •• 

R. in machinery, v. recepteur. 
Receper, v. a. fr. Dwars afzagen; 
to cut across; quer abschneiden. 
Réceptacle m. fr. de la vapour,

V. chambre de vapour. 
Recepteur, m. fr. Dat gedeelte van 
een werktuig wat de kracht van den drijver 
ontvangt; receiver; kraftaufnebmer. 

Reception, f. fr. & eng. Het overnemen 
van aangenomen werk van den aannemer; 
ubernahme. 

Recess, eng., v. rainur 6) . — V. 
arrière—corps. ~ Nis; nische; niche. 
~ R. bead, v. hollow 3) . — R. 
plate, v. haire t) . 

Recession eng. of the equinoxes, 

V. precession. 
Recette, f. fr., V. margelle 2). •. 
R. d'accrochage, v. fullort i). 
Receveur des bones, m. fr., v. 
collector of proof-coins, s. proofcoin. 


Réchampir, v. a. fr. De uitgevloeide 
verguldgrond met loodwit bij helpen ; to 
ment the yellow spots with ceruse; den 
grund an solchen stellen, wo das gelbe 
eingeflossen ist, mit bleiweiss wieder ausbesseren. 


Rechand, m. fr. Kleur, kleurstof der 
wolververs; dye, color; farbe, tunke. — v. 
coal—pan. — R. de rempart, pektoorts, 
lampet; chafing dish, rampart grate; 
leuchtpfanne, wallleuchte. 

Rechange, m. fr. Waarlooze stuken 
, reserve ; spare-stores; reserve gut. — 
de r., om te verwisselen ; spare; ersatz. 

Rechargement, m. fr. Het zetten, 
zakken van een dijk of aarden wal ; consolidation, 
shrinkage; netzen, sackmass. 

RECKWERK. 

Rechauffage, m. fr., v. aufwärmen. 
Rechauffer v. a. fr. Ie bain, v. 
meister geben. 

Rechausser, v. a. fr., v. to peg 
2). ! Hard hameren ; to condense by hammering; 
lurch hammern verdichten. v. 
abgleichen 1) 

Rechen, m. hd., v. rateau 5). •^ 

•v. cremaillère 1). ~ v. tringle. •^ 
V. chasse-navette. — R. in eiasem 
schlosse, V. bouterolle 4). _ R. 
am spinnrad, v. ailette. 
Rechenbohrer, m. hd., v. gibelet.
Rechenbrett, n. hd. Rekentafel; 

counting -board; tablette á calculer. 
Rechenkerbe, f. hd., v. coulisse 5).
Reehenpfennig, m. hd. Rekenpen 


ning; counter; ,eton. 
Rechenstift, m. hd. Griffel, grifje; 
slate pencil; aiguille d'ardoise. 
Reehentafel, f. hd. Schrijflei ; slate; 
table d'ardoise. 
Rechenzahn, m. hd. Tand van een 
hark ; tooth of a rake; dent de rateau. 

Rechinser, v. a. fr. Het gewasschen 
laken schoonspoelen ; to scour well; rein 
auswaschen, rein aussphlen. 

Rechtfallen, n. hd. Regelmatige bel 
een mijnader; regular hading; in--ling van 

clinaison régulière dun filon. (gone. 
Rechtwinkelig, adj. hd., v. ortho-
Rechute, f. fr., v. bonnette 1). 
Recipient, m. fr., v. ballon. ^• 

V. condenser. ~ R. de florentin, 
florentijnsche flesca (om aetherische olien 
af te scheiden); florentine receiver; florentiner 
flasche. — R. de la machine pneumatique, 
V. bell-glass. _ R. d'eau 
chaude, V. báehe s) . 
Recipient, m. hd., v. balloon. o 

V. bell-glass. 
Recipient. eng., V balloon. 
Reciprocation motion, eng., V. 
motion to and fro. 
Recke, f. hd., v. krispelholz. 
Reckon, n. lad.. v. étendage 3). 
Reckon, v. a hd., v. étendre 5). 


V. détirer. ~ v. to stretch 2). 
Reekhammer, in. hd., v. marteau 
a queue. 
Reckoning, eng., v. dead-reekoning. 
~ To be astern of one's r., 
met het bestek vóór zijn ; mit dem besteck 
voraus sein; se faire de 1'avant. — To 
run a-head of one's r., met het 
bestek achter zijn ; mit dem besteck zuncck 
sein; se faire de l'arrière. 

Reekschmied, m. hd. Werkman die 
ijzeren of koperen platen smeedt; stretcher; 
étireur. 

Reckschragen, m. hd. Rekschraag 
voor wollen garens; stretching tool; instrument 
pour étirer ie 61 de lame. 

Reekwerk, n. hd. Rekeilinder, v. 
eylindres étireurs (te art.) 


 

RÉCI^AME ---

Réclame, f. fr., v. blatthuter & 
auszeichnung. 

Réclinaison, r. fr. Reelination, 

f. hd. & eng. Vernauwing aan een tech, 
bij den hals. (kick. 

Recoil, eng., v. recul. — v. to 

Recoil-escapement,eng.,v. échappement 
à recul. 
Recoin (to), eng. Herwanten ; wieder-
pprhgen; rengrèner. 

Reeoinage, eng Omsmelten van oude 
munten en nieuwe slaan ; umprdgung; refonte. 
r•• Nogmaals aanslaan, (het na do 
gloeiing voor de tweede maal slaan van 
een muntstempel) ; nochmaliges prdgen; 
rengrènement. 

Recomposition, f. fr. & eng. Het 
op nieuw zetten van drukwerk ; neuer satz. 

Reconnaissance ou Recherche 
des gisernents, Het vinden of zoeken 
van ertslagen, in mijnwerken ; exploration 
in mining; ausrichtung. 

Recoulement, Reculement, m. 

fr., v. einziehung f2). V. anstu.


ckung. 

Recouler V. a. fr. les cartes. De 

speelkaarten nazien ; to examine the cards; 

durch die hand laufen lassen um sie durch


zusehen. 

Recoupage, in. fr., v. durch


kreuzen. 

-. Recoupe, f. (r., v. ausgraben. 

Recoupement m. fr. d'un mur, 

Het inhakken van een muur op de halve 

dikte, om een bintlaag te plaatsen ; offset, 

set-off; absetzen einer mauer. 

Recouper v. a. fr. une oorniche, 

Een lijst omleggen; to carry round a corn


ish; ein gesimms verkrdpfen. ~ R. un 

talus, een talud glad of gelijk maken; 

to trim, to pare; abstechen, abputzen. 

Recoupes, f. p1. fr., v. décombres 
1). ~ R. de moëllon pour remplir 
les joints, v. petites moëllons 
pour remplir les joints, s. 
moëllon. ~ R. pour le blocage, 


v. fragment 2). 
Recourir v. a. (r. les manoeuvres, 
V. S. manoeuvres. 
Recouvrement, m. fr., v. cap, 
eng. 7). ~ Overslag; cover; iiberschlag. — 


R. du talus de flasque, v bande 
de recouvrement. — R. du tiroir 
sur les lumières, v. deckflache 
des schiebers. ~ R. des tuiles, 
V. enchevauchure. 
Recremental, Reerementitial, 
Recrementitious, adj. eng. Vol slaken, 
slakken bevattend; schlackigt; plein 


de scones. 

Recrements of pure copper, eng. 
Slakken van zuiver koper; garschlacken; 
scones du cuivre affiné. 
Recruter v. a. fr. le bain d'alun, 
Het aluinbijtmiddel weder op sterkte brengen 
; to fill up; wieder auffrischen. 

RED. .913 

Rectification, f. fr. & eng., v. louterung. 
~ R. des voles, herstellen 
en weder goed leggen der spoorstaven ; restoration; 
herstellung der schienenlagen. 

Rectificiren, v. a. hd., v. deflegmer. 
Rectify (to), eng., v. lautern 1). 
... V. débloquer. 
Recto, m. fr. Rectoseite, f. hd., 

V. page impaire, s. page a. 
Recuire, V. a. fr., v. anlassen I). 
•.• v. ausgli hen 2). ~ V. attremper. 
— V. auswarmen f2). — v. to 
anneal 2). — (Jitkoken, in zemelen water 
af koken ; to boil with bran; alibolen, mit 
weizenkleie auskochen. — R. un moule, 
V. auslohnen. ~ R. le four a fritte, 
V. ausbrennen 3). 
Recuit, ru. Recuite, f. fr., v. ausgluhung. 
~ R. de l'aeier, het staal 
ontlaten ; tempering; nachlassen. — R. du 
verre, het afkoelen van glas in den koeloven 
; annealing, cooling; das kiihlen. — 
Mur de r., v. ausbrennmauer. 
•• Couleurs de r., v. anlaufarben. 

Recuiter, n. fr., V. ausgluher. 

Recul, m. fr. Terugstoot, terugslag; 
recoil; zuruckspringung. ~ Stoot van een 
geweer, terugloop van een kanon ; recoil; 
riickstoss (eines gewebres), rucklauf (eines 

geschutzes). 

Reculement, m. fr., v. einziehung. 
•• R. d'avaloire, V. bras de bas, 

s. bras a. ~ R. d'un mur taludé, 
grondvlak van een muur niet een ezelsrug; 
horizontal measure of the slopeness of a 
sloping-wall; grundlinie, fuss einer bdschung. 
Reculer, in. fr. Horlogiemakersvil die 

slechts aan eene zijde gekapt is; file cut 

on one syde only; feile der nun an einem 

seide hieb bat. 

Reculer, V. a. fr., v. einrueken t ). 

Reculons (à), adj. fr., v. back


ward. 

Recumage de la tole, m. fr. Het 
zuiveren of afbijten van plaatijzer ; taking 
off the impurities of the sheet-iron; reinigen, 
shubern des eisenblechs. 

Reeurage, m. fr. Plaats waar het 

voor blik bestemde plaatijzer blank wordt 

gemaakt; scouring room; scheuerkammer. 

Réeurrent, adj. fr. Recurrent, 
eng. Teruggaaede, terugloopende; rucklau fend. 
Red, eng. Rood ; roth; rouge. ~ R. 
antimony—ore, v. nadelblende. ~ 

R. brass (Tombac), tombak, geelkoper 
met weinig zink ; tombac; tombac. 
R. clay-iron-stone, v. ocre 
rouge. — R. copper ore, v. cuivre 
oxidé rouge. — R. crayon, v. 
crayon rouge artificiel. — Columnar 
r. clay-iron-stone, v. nagelerz. 
— Compact r. iron-ore, 

V. fer oligiste rouge compacte. ~ 
R. deal, v. fichtenholz. — R. 
dying color, v. arnotto. ^ R.
77 


914 RÉDACTEITR ---


ebony, V. grenadille. ~ R. of 
goat's hair, v. fiockenroth. ~ R. 
haematite, v. blutstein. ® R. 
iron-ore, v. blutstein. — R. ochre, 
Ochry r. iron-ore, v. fer oligis te 
rouge terreur. R. oxide of 
manganese, v. manganschauer. 

R. réalgar, v. arsenic sulphuré 
rouge. — R. silver-ore, v. argent 
antimonié sulphuré. R. sulphuret 
of arsenic, v. arsenic sulphuré 
rouge. — Ochry r. clayiron-
ore, v. crayon rouge. — Scaly 
r. iron-ore, v. fer oligigte rouge 
luisant. 
Redacteur, m. fr. Samensteller, opsteller, 
schrijver van een dagblad ; author, 
editor; herausgeber. 

Redan, m. fr., v. fIèche 1). 
Redden (to), eng. Rood verven ; roth


fdrben; roussir. (ion 3). 
Redderbrett, r,. hd., v. écoutil-
Reddern V. a. hd. die segel, v. 

orienter les voiles. 
Reddle, eng., v. crayon rouge. 
Redents m. pl. fr., d'un mur, 

Snijdingen van een fondament; steps in a 
foundation; langenabstufungen einer grundgru 
be. ~ R. d' un pignon crenelé, 

V. katzentreppe. 
Red-heat, eng., v. chaleur rouge. 
Red-hot. eng., v. cerise rouge. 
Red-lead, eng., V. bleizinnober 
& mennig. — R. ore, v. bleispath. 
Rednerbühne, t. hd. Spreekgestoelte; 

pulpit, tribune; tribune. 
Redness, eng., v. chaleur rouge. 
Redoute, f. fr. & hd. Redoubt, 

eng. Redoute — R. couverte, R. 
blindée, V. blockhaus i). 
Redressage, m. fr. Rechtslaan, vlak 
richten ; straightening; geradscb lagen.-ken,

Redresser, V. a. fr. Weder recht 
maken ; to redress; gerade machen ; •• V. 
dresser le fil. ~ R. les rayures, 
de trekken van een kanon of geweer uit 

to re-cut the grooves; die ztige-diepen ; 
frischen, auffrischen. 

Redressoir, m. fr., v. planirkolben 
2). — Buitijzer voor sabelscheden; 
rule, adjusting tool; richtstock. 

Red-short, Red-shear, eng., v. 
cassand à chaud. 
Reduce (to) eng. metal, v. to 
bring down. — to R. an equation, 

V. resoudre une équation, s. équation. 
— to R. the litharge, v. 
anfrischen. 
Reduced scale, eng., v. éehelle 

a réduction. 
Reduciren, v. a. hd , v. réduire t). 
Réductible, adj. fr. Reducible, 

eng. Reducirbar hd. Wederherstelbaar; 
wiederherstelbar. 

Réduction, f. fr. Reduction, t. 
hd., v. anfrischen. — Kleiner maken; 

REEL.. 

verdiinnung, verkleinerung. — R. de la 
litharge en plomb, v. die blei 

s. frischen.-glatte frischen, 
Reduction, eng , v réduction) 
fr. ~ R. to a standard quali-ty, 
v. normalisirung. Versmallen, 
verkleinen (van houtwerk) ; ringerung; 
traite. 

Reductiousquadrant, m. hd , v. 
quartier de réduction. 

Reductionszirkel, m. hd. Reduction-
compasses, eng., v. compas a 
coulisse. 

Réduire, v. a. fr. Herleiden (van 
metaaloxiden); to reduce; wiederherstellung, 
anirischung, reduciren. R. au silence 
le feu d'une batterie, een batterij 
tot zwijgen brengen ; to silence a battery; 
das feuer einer batterie zum schweigen 
bringen. 

Réduit, m. fr., v. keep. 

Redux, eng.. v. flussmittel. 

Red-veined, adj. eng., v. bri ohig. 

Redye, eng., V. naehfarben. 

Redying, eng., v. bisage. 

Reed, eng , v. blatt i). ~ V. deckrohr. 
••A Groef, van een orgelpijp met 
tongwerk; rdhrchen; anche. 

Reed (to), eng., v. fraiser 1). 

Reede, f. hd , v. rade. 

Reed-hook. eng.. v. blattmesser. 

Reédifier, v. a. fr. Herbouwen; to 
rebuild; wiederautbauen. 
Reeding, eng., v kammstechen. 
Reed-maker, eng., v. faiseur de 

peignes. R.-s.-file, Kammakersvijl; 
felle des blattbinders; Time It peigne. 
Reed—pincers, eng. Kamtang, weeverstang; 
kammzange; tire-dent. 

Reed—pipe, eng. Orgelpijp niet tongwerk 
; rohrpfeife, rohrflbte; tuyau à anche 
Reed-plane, eng., V. -rabot à 

chantourner. 

Reeds, eng. Lijst van naast elkander 
liggende halfronden; nebeneinander liegende 
rundstt be; assemblage a baguettes. Rieten 
van de weeverskam ; stdbe, zähne, riete; 
dents. 

Reedstops, eng. Tongwerk van een 
orgel ; rohrwerk, zungenwerk; jeu d'anches. 
Reed-tube, eng., v. étoupille or


dinaire. 
Reef, n. hd. & eng. Rit; ris. 
Reef (to), eng., v. prendre un ris. 
Reefgatt, n. hd , v. eyelet. 
Reef-knot, eng., v. noeud de ris, 

S. noeud a. 
Reefiagel, n. hd , v. cringle. (ris. 
Reef-point, eng., v. garcette de 
Reef-tackle, eng. Reeftalje, f. hd., 
V. palan de ris. 
Reel, eng , v. filet eylindrique. 
V. aspe. ~ v. compte 2). — V. giebe. 
V. fallope. 
Reel (to) off, eng., v. abhaspeln 
— V. abradeln 1). 

REEL-BAND — REFONTE. 915 


Reel-band, eng., V. ehambrière 

de fileuse. 
Reel-cross, eng., v. détendoir. 
Reeling, eng., v. bobinage. 
Reeling-girl, eng., v. fileuse. 
Re-enter the color (to), eng., v. 

eindrucken. 
Re- entering angle, eng., v. angle 

rentrant. 
Reep, n. hd., V. carde. 
Reeper, Reepsehlager, m. hd , v. 

oordier. ~ R. arbeit, v. ouvrage 
de oordier, s. ouvrage a. 
Reeperbahn, Reepschlägerei, 

t. hd., v. corderie 2) . 
Reepschlitten, m, hd., v. carrosse. 
Reeve (to), eng., v. passer une 
manoeuvre. 

Refaire v. a. fr. la chemise, De 
mantel van een hoogoven op nieuw bouwen; 
to rebuild the front wall; den bochofen 
vorwanden. ••• R. un edifice de sousoeuvre, 
nieuwe . fondamenten onder een 
gebouw brengen ; to rebuild the fondation, 
to underpin a building; ein gebdude unterfabren, 
mit frischen grundmauern versehen. 

Refection f. fr. de sous oeuvre, 

V. refaire un édi$ce. 
Refend, m. fr., v. abschnitt. ^• 
Bois de r., v. s. bois. ••• Mur de 
r., v. mittelwand. 

Refendement m. fr. de serre, 
Opening in de pijlers van een kolenmijn; 

wall or jenking (Newcastle-on-Tyne) thirl 
or thirling (Scotland) crossboard, holing, 
scenting narrow place, narrow boy; der pfeilerdurchbieb, 
die verbindungs-oder theilungs. 
strecke auf koblentibtzen. 

Refendoir, m. fr., v. bending-tool. 

Refendre, v. a. fr. Splijten ; to split; 
spatten. -V. ausraurnen. ~ R. les 
Bardes, de baken der kaarden richten; 

to bend equally the theeth of a card; die 

zbhne der kardatschen gleichweit von emander 
biegen. e R. le bois, schulpen, 
met den draad zagen ; to cleave timber, to 
cut timber long-ways, to rive; holz trennen, 
der lange nach dürchsagen, ktoben. ~ 
Machine a refendre, v. s machine. 
Reference, eng., V. lettrine 2) . 

Refeuiller, v. a. fr., V. eihen doppelten 
anschlag machen, s. anschlag. 


Reff, n. hd., v. crochet gis). 
Reilen, Refi'eln, v.a. hd., v. dréger. 
Reffkam, m. hd., v. drége. 
Refftrager, m. hd., v. hebeeisen t). 
Refin, adj. fr. Zeer fijn (wordt gezegd 

van garens); superfine; superfein. 
Refine (to) , eng., v. abtreiben. ~ 

V. mazer. ~ v. auswarmen t) . — 
V. l utern. 
Refined eng. block tin, v. étain 
en saumons fin. — R. iron, v. 
for afilné. - R. lead, v. plomb 
dour. — R. steel, v. acier rafné. 

Refiner, eng., V. fondeur de la 
litharge. — R.-s. fume, v. bleirauch. 


Refinery, eng. einders, v. eisenfrischschlacke. 
— R. furnace, v. 
feineisen feuer. 

Refining, eng., v. afnage. o• v. 
feinmachen 2). ~ v. épuration i). 

:a. of cast- or pig-iron, v. fl.nage..– 
R. of glass, v. rafnage. 
du verre. — R. of saltpetre, v. 
raffinage du saltpêtre. ~ R. of 
silver, v. abtreiben 1) & affinage. 

— R. of steel, v. garben 
Refining-cake, eng., v. pain de 
liquation. 
Refining cinders, eng., v. frischschlacke. 
Refining-forge, eng., v. feu d'affinerie. 
Refining-furnace, eng., v. fourneau 
de coupellation. 
Refining-heart, R. fire, eng., V. 
feu d' af aerie. 
Refining-pan, eng., v. éeuello à 
scorifier. 

Refining-vessel, eng., v. easse 2). 

Refining-works, eng. Affineer of 
zuiverings werkplaats (voor metalen); brennhiitte; 
usine d'affinerie. 

Reflechir, v. a. fr. Terugkaatsen;. 
to reflect; zurtickwerfen, zuríickstrablen, 
retectiren. 

Réfiéchissant, adj. fr. Terugkaatend; 
reflecting; z u nick werfend, z u ruek


stossend. 

Re$eeteur, m. fr. Terugkaatsend oppervlak, 
reflector; reflector; reflector. ~ 

R. d'une lampe, lichtscherm ; shade; 
lampenschirm, schirm. 
Reflecting level, eng., v. niveau 
réfiecteur, s. niveau b. 
Reflexibility, f. fr. Vermogen om 
terug te kaatsen ; reflexibility, reflexity; 
zuruckwerfbarkeit, reflectibilitht 

Ré$ection, f. fr. Reflection, eng. 
Reflexion, f, hd. Terugkaatsing ; zuriickwerfung, 
zurtckprallung. -Terugwerping; 
reaction; zurtickstossung, zuruckwerfung. 
Angle de r., boek van terugkaatsing; 
angle of reflection; zuruckwerfungswinkel, 
reflectionswinkel. -Plan de r., vlak 
van terugkaatsing; plain of reflection; zuruckwerfungsebene, 
reflectionsebene. 

Reflux, m. fr., v. ebbe. 

Refondre v. a. fr. le for cru, Het 
ruwijzer omsmelten ; to remelt the pig-iron; 
roheisen umschmelzen. - Op nieuw in den 
hollander doen ; to put again in the paperstamp; 
wieder in die papierstampfe thus. 

R. le trait, de gegraveerde plaat op 
nieuw verhitten; to heat the plate; die 
platte wieder beiss machen. 
Refonte, f. fr. Het omsmelten van 
metalen ; resmelting; verhndern, umgiessen. 
~ R. du déchet des métaux, v. 


9116 R1 FORER 

kratzfrischen. ~ Het omsmelten en 
bermunten van oud geld; recoinage, recasting; 
umschmelzung umpraguug. — R. du 
tête, v. herdfrischen. 

Réforer, v. a. fr., v. aléser. 
Réformation, f. fr. Het leermunten; 
restamping; umprdgung. 
Refouiller, v. a. fr., v. creuser. 

— R. un trou en pierre, een gat in 
een steen bakken ; to sink a hole in shine; 
een loch einbauen. — R. les trous des 
Crampons, de schaargaten hakken ; to 
sink, to bore the cramp-holes; die klammerlocher 
einhauen. 
Refoulement, m. fr., v. nachsatz. 
+^ R. des bouches a feu, verwijding 
der ziel van een kanon door het uit 

enlargement of the bore; erweite--branden ; 
rung der seele. — Op rnaat rekken van 
den geweerloop ; working out of the gunbarrel 
to its proper lenght; staucben. — 
Tuyau de r., v. dru' ekröhre. 

Refouler, v. a. fr., v. estoquer. 
~ Verdikken, opstuiken•; to jolt, to dumb, 
to up-set; to set-up; stauchen. i R. la 
charge, de lading aanzetten ; to ram home 
or set home; die ge^chutzlading oder den 
schuss in gewellre ansetzen. 

Réfouloir, m. fr. Aanzetter voor de 
lading in het boorgat van een springmijn; 
tamping-bar, ramming-bar, stimmer; stampier. 
~ Aanzetter van de lading van een kanon; 

tamping-bar, rammer; ansetzer, setzer. — 

R.—éeouvillon, aanzetter en wisscher 
aan denzelfden steel ; rammer; setzer reit 
wiscber. — Tête de r., kop van den 
aanzetter; rammer-head; setzerkolben, setzkolben. 


Refract (to), eng., v. refracter. 

Réfractaire, adj. fr., v. feuerbestendig. 
— Moeielijk vloeibaar; refractory; 
strengiliissig. — Caractère r., 
Moeieltjke smeltbaarheid ; stubbornness; 
strengfltissigkeit. 

Refractor, v. n. fr. Breken (van lichtof 
warmtestralen); to refract; brecben. 

Refracting, adj . eng., v. brechend. 

Réfraction, f. fr. Refraction, f. 

hd. & eng., v. farbenbrechung & 
brechung. 
Refractor, -m. hd. & eng. Groote ver 

télescope a réfraction. -rektjker ; 
Refractory, eng., v. réfractaire 2). 
Réfrangibilite, f. fr. Refrangi


bility, eng Breekbaarheid ; brechbarkeit. 

Refrappement, m. fr , V. réfor


oration. 

Refrapper, V. a. fr., v. einmi n


zen 2). 

Réfrayer, v. a. fr., v. to planish. 

Réfrigérateur, Réfrigerant, m. 
fr. Refrigerator, m. hd. & eng., v. 
ki hlfass. — Mettre le r. sur un 
Yalambic, de koeltoestel op den helm zetten 
to put the refrigeratory on the alembic; 
das kiihlgefbss auf den kolben netzen. — 

REGELN. 

Sóuder ie r. an chapiteau do 
l'alambie, den koeltoestel op den helm 

soldeeren ; to solder the refrigeratory on 

the capital; das ktihigetbss auf den helm 
autdthen — Renouveler l'eau du 
r., koud water in het koelvat laten loopen 
; to put fresh water in the refrigeratory; 
frisches wasser in das kuhlgefdss thun. 

Réfrigération, f. fr. Refrigeration, 
eng., v. abkii telen, 

Refrigeratory,eng.v. réfrigérant. 

Refringent, adJ. fr., v. brechend. 

Refroidir, v. a. fr., v. abki telen. 

~ R. le fourneau, den vuurbaard 
uithalen; to let down the fire; ausblasen. 
Se R., V. F. koud worden ; to get cool; 
kalt werden, sick kuhlen. 

Refroidissement, m. fr. Af koelen ; 
cooling; kdlten. 
Refuite, f. fr Te diep ingelaten (van 
houtwerk); excess of depth; zu viel tiefe. 

Refus, adj. fr. Enfoncer un pieu 
jusqu'au r. du mouton, Battre 
a, r., een paal op stuit slaan, slaan dat 
hij klinkt; to drive a pile as deep as it 
is possible; einero pfahl bis zuin aufsitzen, 
bis zum versagen einschlagen. 

Refuse, eng., v. aussehuss & 
brack. — V. klaubericht. — v. 
contailles. 

Refuser, v. n. fr. Le pieu r. le 
mouton, De paal klinkt ; the pile puts 
on the ground; der pfahl sitzt auf, versagt. 

Regagnage (aller au), in. fr., v. 
einbri ogen 1). 

Regal, n. hd., v. compartiment 
1). — Boekenplank; shelf; tablette, rayon 
de bibliotbèque. — v. frame among 
printers. 

Régalage, m. fr , v. levelling 1). 

•i R. de la plate-forme, bet vlak 
maken van een spoorbaan of dijk ; grading, 
clearing; herstellung der planie, planieren. 
Régaler v. a. fr. un arbre, v. ab 
-platzen. — R. un terrain, v. 
aplanir 1). 

Régaleur, in. fr., v. leveller. 

Regalfolio, n. hd. Groot folios; royal 

folio; grand in folio. 

Regalpapier, n. hd., V. papier 

royal. 

Regard, m. fr., V. draught-hole. 
~ R. d'up aqueduc, put of opening 
om bij pie pijpen eener waterleiding te ko 
men , man-hole of a water-conduct; was


serstu be. 

Regarnir, v. a. fr., v. to nap again. 

Regayoir, m. fr., v. ébauchoir 5 ). 

Regayure, f. fr. Afval van vlas of 

hennep ; falling off; schaben. 

Regeling, f. hd., v. filet 6) . ~ v 

lisle c. 3). 

Regelingsstieper, m. hd., v. ba 

-tayole. 

Regelkamm, m. hd., V. blatt 4). 

Regeln, v. a. hd., v. regler. 


REGENBO -- 

Regenbó, Regenflage, f. hd. Regenbu 
i, bui ; ftaw of rain; grenasse. 

Regenbogenaehat , m. hd. Veelkleurige 
agaatsteen ; irisate i agathe; agate 
irisée. 

Regenbogenerz, n. hd., v. bleivitriol. 
Regenbogenmergel, in. hd., v. 
marne irisée. 
Regenbogenmetall , n. hd., v. 
iridium. 
Regendeckel, m. hd., v. couvre 
platine. 
Regendicht, adj. hd., v. imperméable. 
Régéneration, f. fr. Regenera 
-tion,

eng. Herleiding ; wieder herstellung. 
Regenmesser, m. hd., v. ombromètre. 
Regenmi hle, f. hd., v. _ écoute 
s'il pleut. 
Regenpfropf, m. hd. Geweerprop, 
windstop ; muzzle-stopper, gun-stopper; tam


pon, tape. 

Regenrinne, f. hd., v. ablaufrinne. 

Regensohlag, M. hd., V. coping. 

Régioné, adj. fr., v. neben emander. 
Register (to), eng., v. einstechen. 
Register, eng., v. damper. — In


richting om de garens uit elkander te houden 
op de lijnbaan ; vorrichtung die garve 
auseinander zu halten; méchanisme a pré venter 
la confusion des Pils. 

Registerpapier, n. hd., v. papier 
de comptes. 
Register-sheet, eng., v. feuille 
de registre. 

Register-ship, eng. Registersehiff, 
n. hd. Schip dat verlof heeft om 
naar de Spaansche Westindie te varen; 

vaisseau de registre. 
Register-stove. eng., Registerofen, 
m. hd., v. fourneau a registre. 

Register-thermometer, eng. Registrirthermometer, 
m. hd. Zeifregistreerende 
thermometer, maximum en mi 

maximal and minimal-nimum thermometer; 
thermometer; thermoniètre it maxima et 
minima. 

Registrar, eng., v. einstecher 1). 

Registre, in. fr. & n. hd., v. damper. 
~ V. creel-frame. — V. clé 
d'un tour. ~ V. contre-couteau. 

— R. d'urne eheminee, schoorsteen 
klep; chimney-valve or damper;-schuif of 
essen klappe, scbornsteinregister. R. 
d'un orgue, v. orgelzug. 

Registre, m. fr. Register, n. hd. 
& eng. Het op elkander vallen der regels 
aan beide zijden van een gedrukt vel, register. 
~ En r. Mal en r., v. ordnung 
2 & 3) . ••• Faire le r., v. 
enligner 3) . 

Règle, r. fr., v. off-staff. — v. 
lineal 1). — R. a anneau carro, 

REGULATEUR. 917 

maatstok voor de tappen van het kanon ; 
gauge board for trunnions; lineal fur die 
schildzapfen. R. à bascule, werk 
om de naaldenschachten recht te zet-tuig 
straightening machine; richtmaschine.-ten ; 

R. de for, v. chase-bar. ~ R. 
à jour, v. rape '7) . — R. montée, 
R. pliante, stangpasser; rule for drawing 
curves; bogenlineal. — R. pliante, 
R. brisée, v. équerre 3) . R. 
parallèle, v. s. parallèle. — R. a 
raser, v. abstreichlineal. ••• R. a 
raser des mouleurs, v. rasette 2). 
R. réduite, verkleinschaal ; reduced 
scale; verjüngte mass. — R. de rejointoyeur, 
v. jointing-rule. R. 
de surhaussement, maat voor de ver 
buitenrail in krommingen -hooging van het ; 
ruler for the elevation of rails; richtscheit 
fur die schenen erhi dung. ~ R.—s. des 
glissoires, v . coulisseaux 4) . 

Reglé, adj. fr., v. ordnung t) . 

Régler, v. a. fr. Regelen (van uur 

to time, to regulate; reguliren,-werken); 
richten. — R. les cartons, de vellen 
persblad afsnijden ; to cut the edges of the 
paste-boards; den rand der pappen beschneiden. 
n•• R. le coup, het teeken geven 
dat de spoorbaan vrij is; to make the signal; 
das fahrzeichen inachen. 

Reglet, eng. Reglee, f. fr. Aantal 
vellen bordpapier dat te gelijk geperst 
wordt; hate/en zure pressen gerichteter pappe. 

v. aushebespan. — V. bestaublech. 
••• v. brochette 1). ••• v. 
gauge 7). ~ v. biseau réglette. — 
Broad r., v. limande ). — V. 
feuillet A; 
Reglet, ,n. fr., v. listel 1). — v. 

durchschiesslinie. — v. kolum


nensteg. — R. du menuisier, winkelbaak 
; joint-hook; winkelhaken. — Veil 
de r., v. eye of the rule. 

Reglette, f. fr. & lad., v. biseau 5). 

•n• Mesure d'une r., v. measure ti). 
Regre*r, v. a. fr. De verfkuip aanzetten, 
versche verf in de kuip bivoegen; 

to give additions to the vat; neue zuthaten 

in die farbenkufe than. 

Regret, in. fr., v. asche I). 

Regrossir, v. a. fr. De arcéringen 
van een koper-of staalplaat breeder of 
dieper maken ; to make the hoatchings broader; 
die zugeschrafiirungen breiter coachen. 

Régularisation du mouvement, 

f. fr. De beweging eerier stoommachine regelen 
; regulating the movement; regulirung 
der bewegung. 
Regulate (to), eng., v. régler. 
Régulateur, m. fr., v. pendule ï). 

v. carrier, eng. i y 2). — V. governor 
1). — v. air chest. — R., 
air, v. air-vessel. — R. alimeutaire, 
zelfwerkende voedingstoestel ; self`acting 
feed-apparatus; selbstwirkende speise 

apparat. — R. a eau, waterregelaar 'i an 


 

918 REGULATING-PLATE ---


een blaaswerktuig; water-regulator; wasserregulator. 
~ R. a force centrifuge, 
v. governor z). — R. au 
gaz, V. gas governor. •• R. de 
locomotive, v. modérateur. 2) ••• 

R. du trusquin, v. appui du trusquin 
^ R. du vent, inrichting om 
den wind bij blaaswerktuigen te regelen; 
regulator of blast reciver; windregulator. 
— R. de vapour, v. drbsselkiappe. 
Regulating-plate, eng, Spiraalveer 
van een horloge of pendule ; spiral feder; 
ressort réglant. 

Regulating-screw, eng., v. adjusting-
screw. 
Regulation, eng. fast and slow 
r., V. avance et retard. 

Regulator, eng. Régulateur, m. 
fr. Regulator, m. hd. Regulateur van 
den zelfwerkenden weefstoel. — v. geschwindigkeitsmesser. 


Regulator, eng., v. governor 1). 
~ V. régulateur. i v. ébraisoir 2). 

Regulator, f. hd., v. régulateur. 

Regulatorklappe, t. hd., v. moderateur 
'ij. 

. Regulator-slide, eng. Regulatorkiappe, 
f. hd. Trekstang van den regulateur; 
tiroir du régulateur. 

Régule, m. fr. Koning, benaming der 
vroegere chimisten voor het metaal dat 
zich onder in den kroes verzamelde, bij het 
uitsmelten of reduceeren van oxiden ; button, 
regulus; kónig. — v. metallkönig. 

v. assay-grain. — V. bouton 6). 
R. d'antimoine, antimonium metaal; 
regulus of antimony; spiessglanzkdnig. 
R. de cobalt, v. kobaltmetall. 
R. de débris, v. ofenbruchkbnig. 
— R. d'une horloge, gewichtjes om 
den gang te regelen in sommige soorten van 
oude horloges ; regulating weights; richt 
-gewichte. 
Régulin, m. fr. E,eguline, eng. 

Regulinisch, n. hd. Zuiver metaal. 

Regulinisch, adj. hd., Régulin, 

fr. Metaalaardig, metalen; metallic. 

Reguliren, v. a. hd., v. régler. 

Regulirhebel, m. hd., v. levier 

régulateur. 

Regulirung der bewegung, f. 

hd., v. régularisation du mouve


ment. 

Regulus, eng., v. régule. 

Reh, Ree, r. hd., v. liSSe c. 1) . 

Rehausser, v. a. hd. Onderleggen; 

to underlay; unterlegen. — R. d'or et 

do soie, papier met verheven gouden of 

zijden bloemen voorzien; to set off by gold 

or silk; durch gold oder seide erheben. 

Rehaut Blanc, m. fr., v. aufblick-

Weiss. — R.-s., v. lichter. 

Rehbaum, m. hd., v. axis in pe


ritrochio. 
Rehde, f. hd., v. rade. 
Reheating, eng., v. aufwärmen. 


REIF. 

— R. furnace, v. four à réchaufier. 
Rehleder, n. hd. Reeleder ; curried 
kid; chevrotin. 
Rehfarbe, t. hd., V. couleur de 
racine. 
Rehposten, f. p1./id , v. buck-shot. 
Reibahle, f. hd., V. alesoir 2). •^ 

V. cherohe-fiche. ~ v. for carré b. 
Reibasch, Reibeisen, n. Reibe, 
f. hd-, V. grater 1). 
Reibbrett, Reibebrett, n. hd., v. 
aplanissoire. 
Reibeballen, m. hd., v. frotton. 
Reiben, V. n. hd., v. attrition. • 

V. anstossen. — Eine probe r., 
een metaalproef fijn maken; to powder ore; 
pulvériser le minérai. 
Reibepresse, f. hd. Snijpers van den 
papiermaker ; paring-press; presse a éba rber. 
Reiber, in. hd., v. brayer. ^ Wer


vel; sash-pulley; tourniquet. 
Reibescheit, n. hd., v. aplanissoire. 
Reibestein, m. hd. Wrijfsteen ; grindstone; 
molette, pierre it broyer. 
Reibetafel, f. hd. Schuurtafel, schuur 
rubbing•table; selle à poneer.-bank ; 
Reibhammer, m. hd., v. marteau 
broyeur. 
Reibholz, n. hd., v. égrageoir 5). 

— V. défenee 3). — v. mailloche 1). 
Reibkasten, m. hd., v.moëllon b. 1). 
Reibkessel, m. hd., v. chaudron 
a broyer. 
Reibkeule, f. hd., v. broyer. ~ v. 

égrageoir 2). 
Reiblappen, m. hd., v. frottoir ij. 
Reibmaschine, f. hd., v. cingleur. 
Reibplatte, f. hd. Stalen plaat om 

het erts voor proeven fijn te maken ; plate 

for pulverizing the ore; plaque à pulvériser. 
Reibscheibe, f. hd., v. $otte b. 1). 
Reibseheit, n. hd. Zweek, wrijf hout; 

splinter-bar; sassoire. (plate. 
Reibschiene, f. hd., v. friction-
Reibstein, m. hd., v. reibestein. 
Reibtafel, f. hd., v. reibetafel. 
Reibtuch, n. hd., v. frottoir 4). 
Reibung, f. W., v. friction (met 

de samenstellingen). 
Reibungsband, n. hd., v. friction-
band. 
Reibungsmesser, n. hd., v. frictionsmesser. 
Reibversilberung, t. hd., v. argen


ture à froid. 
Reibzeug, n. hd., v. cushion 2). 
Reiche erz, n. hd., v. minerai 

riche. 
Reichfrischen, v. a. hd., v. anreichern. 


Reichschmelzen, n. hd. Het smelten 
van edele metalen ; smelting of precious 
metals; fusion des méteaux précieux. 

Reif, m. hd., v. binding-hoop. •• 

v. cercle a. i). — v. astragal. 

REIFEEUGE --

Reifbeuge, f. hd. Drijf band van den 

kuiper; hoop•cramp; davier, sergent. 
Reifeisen, n. hd., V. bandeisen. 
Reifeln, v. a. hd., v. canneler 1). 

V. carabiner. 
Reifen, v. a. hd. Kuipen ; to hoop; 
eereier 

Reifer, m. hd., v. cordier. 
Reifhaken, m. hd., v. diable 3). 

— V. reifbeuge. 
Reifholz, n. hd., V. bandholz 1). 
^ V. cercles. 
Reifkamm, m.hd., v. brechkamm. 
Reifkloben, m. hd., v. chamfer


clamp. 

Reifklober, Reifmacher, m. hd. 
Hoepeimaker; splitter, hoop-maker; cerclier, 
(endoir. 

Reifinesser, n. hd., v. drawingknife. 
Reifzange, Reifzwinge, f. hd., v. 

reifbeuge. 
Reihen, v. a. Rijgen ; to baste; faufiier. 
Reihenhaken, m, hd Kettingbaak, 

haakje om de kettingdraden door te halen; 
warp-crook; crochet de la chaine. 
Reihfaden, m. hd. Rijgdraad ; bastingthread; 
báti. 
Reihnagel, in. hd., v. deichsel


nagel. 
Railing, f. hd., V. lisse c. 3). 
Reiltop. M. hd., Boven bramsteng ; royal 

mast; flèche de mat de perroquet. 

Réimposer, v. a. fr. Reimpose, 
eng., v. anders aussehiessen, s. ausschiessen. 


Reimposition, f. fr. Reimposition, 
eng. Op nieuw zetten ; vom neuen 

setzen. 

Reimpression, f. fr. Reimpression, 
eng. Herdruk ; reprint; wiederabdruck. 

R. tout bonnement, v. mannchen. 
Reimprimer, v. a. fr. Herdrukken ; 
to reprint; wieder auflegen. 
Rein, eng. Teugel; zïsgel; rêne. 
Reinband, m. hd. Beste soort hen


nep van Koningsbergen ; Konigsberg hemp 
of first quality; chanvre de Konigsberg de 
première qualité. 

Reinbrenner, m. hd., v. defia


grator. 
Reineisen, n. hd., v. feineisen. 
Reinforce, eng. of a piece of 

ordnance, v. bodensti ck 1). 
Reinforce-rings, eng., v. breech


mouldings. 
Reingeist, M. hd., v. alcohol. 
Reingold, n. hd. Goud van 

pure gold; or fin. 

Reinhaaren, v. a. hd. De onthaarde 
huiden nazien en zuiver van alle nog overgebleven 
haren ontdoen ; to hair oft' again; 
repeler. 

Reinigen, V. a. hd., v. éerier. •• 

V. rafraichir 4). ~ v. to clean 1). 
REISSMASS. 919 

^ R. mit einar cylindrisehen 
bUrste, v. écouvillonner. — :t. 
des eisenblechs, v. recumage de 
la tole. — R. mi t der kratzb (ir. 
ste, v. gratte-bosser. R. der 
kokons, v. borsten der kokons. 
Die ronder r., v. démarger 1). 
Reinigung, f. hd., v. abhellung. 
~ V. dephiegmation. ~ R. von 
kohlen and asche, v. debraisage. 

Höchste grad der r. durchs 
feuer, v. exaltation. 
Reinigungsfeuer, n. hd., v. feu 

d' afnerie. (naudoir. 
Reinigungskorb, m. hd., v ber-
Reinigungsschraube, f. hd., v. 

clearing-screw. 
Reinkarde, f. hd., v. auskarde. 
Reinlesen, n. hd. Het schoonmaken 

van het laken voor het walken; scauring 
of cloth before fulling; nettoyage du drap 
avant qu'il soit foulé. 

Reinmacher, m. hd. Waschin richting 
voor het erts; washer; laveur. 

Reinmachersgraben, m. hd. Waterbassin 
waarin het erts gewasschen wordt; 
slick-kennel; fosse a schlich. 

Reins, eng., v . hartzange. 
Reins, nn. pi. fr., v. spandrel. 
Reise. f. hd. Aangespoelde grond, schor, 

bank ; alluvion bank; bane d'alluvion. 
Reisebarozneter, M. hd., v. baromètre 
portatif. 
Reisehalfter f. hd. Mantelriem; travelling 
halter; licou de voyage. 
Reiserkohle, f. hd., v. charbon 

fossile. 
Reisholz, n. hd., v. abholz. 
Reisigbesen, m. hd Stalbezem ; flag


broom, birch-broom; balais de bouleau. 
Reisigbett, n. hd., v. fagotaille. 
Reissahle, f. hd., v. marking awl. 
Reissbank, f. hd., v. drège 2). 
Reissblei, n. hd., v. graphite. 
Reissbrett, n. hd Teekenbord; draw


ing-board; planche à dessiner. 
Reissbi edel, m. hd., v. fascine t). 
Reissen, v. a. hd. Scheuren, verscheu


ren ; to tear; déchirer. 
Reissen, v. n . hd., v. to clink. ••• 

V. to chap. 
Reisser, m. hd., v. abreisser. •^ 
V. marking—tool. ~ Ritsijzer, werk 
mark, stamp; rouanne, rouannette.-ijzer ; 
Reisserwerk, n. hd.. v. cuttingframe. 
Reissfeder, f. hd. Trekpen ; drawingpen; 
tire lignes. 
Reisshaken, m. hd., v. bee d'áne. 

— v. couteau à hachel. 
Reissigwerk, n. hd., v. fagotaille. 
Reisskohle, f. hd., v. blue blank. 
Reisskrampel, in. hd., v. briseuse. 
Reisskratze, f. hd., v. break 9) . 
Reissmass, Reissmodel, n. hd., v. 
beam-compass. 


920 REISSMESSER 

Reissmesser, n. hd., v. couteau 3). 
Reissnadel, in. M., V. drawingpoint. 
Reissschiene, f. hd., v• anschlag


lineal. (awl. 
Reissspitze, in. hd., v. marking-
Reissstift, rri. hd., V. abreisser. 
Reisstafel, 1. hd., V. messtisch. 
Reisswalze, t. hd. Reisswolr, m. 

hd., v. devil :.). 
Reisswerk, n. hd., V. cutting-frame. 
~ v. fagotaille. 
Reisszeug, n. hd., v. case of 
mathematical instruments. 
Reisszirkel, rn hd., v. compas à 

pointes tournantes. 
Reitau, n. hd., V. fausse écoute. 
Reitdeeke, t. hd., V. housing ). 
Reitel, in. hd., v. garrot. ~ v. 

cabestan u). v. rabat d'un marteau 
à bascule. 
Réitération, f. fr. Reiteration, 
eng. Weerdruk ; wiederdruck. 
Reiterpistole, f. hd. Zadelpistool, 

ruiterpistool ; purse-pistol; pistolet de selie. 
Reitkissen, n. hd., v. pad 3). 
Re.tknie, Lb hd., v. courbe de 

1'étambot. (pointe. 
Reitnagel, in. hd , v. contre-
Reitstock, ni. hd., V. docke. 
Reitstuhl, in. hd., v. head-stock 

2). ^ Stoel op wielen (voor zieken); ridingchair; 
tabouret d'équitation. 

Reitstange, f. hd. Stang van het 
paardebit, rijstang; branch of a bridle; 
branche. 

Reitzeug, n. hd. Equipeinent van een 
rijpaard ; furniture of a saddle-horse; equipage 
dun cheval de Belle. 

Rej et, in. fr., v. faille. ~ v. an.. 
guss 1). -V. eintauschen 4) . 
Overvloeiend roetaal in de gieterijen ; running 
over; iiberduss. 

Rejet'eau, m. fr., v. revers'eau. 
Rejeton, to. fr. Zuiger (van tabak) ; 
sucker; geir, rduber. 

Rejetonr^er, v. a. fr. -De , zuigers 
(van tabak) al breken ; to sucker; ausgeizen. 
Rej ointoyer, v. a. fr., v. ficher 

les joints. 
Reláeher, v. a. fr., v. écale 4). 
Relais, in. fr, v. oefnung 5). ••n 

V. bench 3). — R. de la mer, v. 
alluvion. 
Relay, eng v. oeffnung Y) . 
Relaying-
., 
eng. of a roof, Het om


dekken of verdekken van een dak ; urndecken 
eines daches; opération de réposer. 

Relevage, m. fr. Sorteeren, zitten en 
wasschen der lompen ; cleaning; ausputzen, 
saubern. ~ v. gangänderung. -optrekken, 
ophalen (van metaalwerk) ; raising; 
autziehen. 

Relevée, f. fr. Slotstuk, tang voor de 
boorstangen (bij grondboringen); runner; 
gehange am sell. 

REMBLAI. 

Relèvement, m. fr., v. ensellement. 
Relève-moustache, ni, fr., v. pincers 
8) . 
Wielever v. a. fr. un angle, v ob 

-server un angle. ~ R. l'ancre, 
Het anker verplaatsen ; to silt a berth; den 
anker verselzen. ~ R. en bosse, v. 
bosseler. — R. a bout un pavage, 
een berating geheel opnemen ; to take 
away completely a paving; emn pilaster ganz 
aufreissen. ~ R. les ciselures d'une 
pierre, de steen treinen; to scapple a 
stone; den schlag an einen stein rnachen. 
~ I. la couleur du laiton, v. 
décapage 1). — R. la forme, v. 
ausheben 4). ~ R. les hamacs, 
kooien sjorren ; to lash up the hammocks; 
die hangmatten hurren - R. au martelage, 
v. relevage a). 

Releveur, ni. fr., v. remblayeur. 

Relief, in f r. & eng., v. erhabene 
arbeit, s. arbeit. — Bas r., v. arbeit 
8). — Demi-r., Demi-Bosse, 

v. arbeit 7). ~ R. entier, Haut r., 
V. arbeit ti». ~ R. d'une bosse, v. 
embossement. —it. d' un ouvrage, 
V. erhebung 1). 
Lelien, in. fr., v poudre demiécrassée. 


Relier, v. a. fr, v, to bind i). 

Rehear, ni. fr., v. bookbinder. 
Avis au r., beticht aan den binder (omtrent 
het plaatsen der platen enz.) notice 
for the bookbinder; buchbinderbericht. 

Relieving-arch, eng., v. ablastebogen. 
Relieving-rape, Relieving-tackle, 
eng., v. attrape ij. 

Reliquienkastchen, n. hd. Relequienkastje; 
shrine for relics; ehásse réliquaire. 


Reliure, f fr., v. einband. — R. 
en carton, v. pappband. ~ R. en 
parchemin, v. hornband. — R. en 
demi, v. board 6). — R. en veau, 

V. franzband. 
Remaniement, in. fr. Het ornkeeren, 
omleggen; relaying; das umlegen. ~ 

R. d'une page, verloopen van den 
drukvorm ; re-imposing; das umbrechen. ~ 
R. du papier, Het keeren van 't papier; 
turning up; das umsehlagen. 
Remanier, v. a. fr. Verleggen, ver 
omwerken ; to relay; urnlegen.. ~-anderen, 

R. a bout, geheel verbouwen ; to relay 
a new; volstandig umlegen. - R. les 
pages, V. to over-run. — R. le 
papier, papier keeren; to turn up the 
paper; papier umschiagen. - R. un 
pavé, V. S. pavé b. R. une toiture,
-

een dak verdekken; to relay, to retile a 

roof; ein doch uindecken, umlegen. 

Remblai, eng., v. ausfu* flung. 2) . 

Remblai, LU. fr., v. ausfüllung 

2). ~ Couronnement des r.-s., v. 


REMBLAYER 

lining of the embankments, s. 
embankment. — R. des fondements, 
het opvullen van zware fundamenten 
; puddling of fundation-walls; ver 

-ftillen der grundmauern. 
Rem.blayer, v. a. fr. Aanvullen ; to 
fill up; anschiitten, auff fillet,. -Een uit 

steen aanvullen ; to cog;-gewerkte gang met 
versetzen. - R. un fosse, een gracht 
met puin vullen ; to gall up a ditch with 
broken stones; ein graben mit Schutt austiillen 
R. le terrain, de fundamenten 
aanvullen niet grond; to puddle the 
ground; den boden anftilien. - R. et 
piloner le terrain, v. piloner leterrain. 

Remblayeur, m. (r. Werkman die 
in de groeven het puin verwerkt; capper; 
versatzarbeiter. [ i ), 
Remboiter, v. a. fr., v. to clampRembourrage, m. fr. De bekleeding 
van een rijtuig; quilt-work; politerung. •• 

V. dressing of the deyed wool. 
Remède, in. fr., v. allowance. 
Remedium, n. hd., v. faiblage t). 
— v.allowance. •• v. abwu.rdigung. 
Remedy, eng., V. faiblage 2). 
Remenée, f. fr., v. are en déch 
arge. ~ R. de fenê tre, v. fensterbogen. 


Remettage, m. fr., v. draught 3). 
••• Twee kettingen bijeen voegen ; putting 
together two warps; zusammenrichten zweier 
ketten. — R. suivi, v. gerade muster 
durch einziehen, s. muster. 

R. interrompu, V. enterdraught 
by parts. — R. á retour, v. dia 
-mont draught. 
Remettre, v. a. fr., v. faden eingeben-, 
s. eingeben. -- R.1'avanttrain, 
v. mettre l'avant train. •^ 

R. la baguette, de laadstok opsteken 
to return the ramrod; den Iadestock einstecken. 
— R. a forfait, v. marchander. 
Remise, f. hd. & fr v, equipage 
i). ~ Koetshuis; coach-house. 

Remise, f. fr., v. cord-pattern. 
•• V. equipage 2). — R. à locomotives, 
v. masehinenhaus. 

R. a voitures, Wagenloods; waggonshed; 
wagenrernise, wagenschuppen. 
Remondage, in. fr., v. clipping 
of the warp-ends. 

Remont, m. fr., v. ascent. 

Remontadoire, f. fr., v. aus.schápfschale. 


Remontage, m. fr., v. asschaften. 
.• V. aufziehen. — v. putting together 
again. 

Remonter, v. a. fr., v. aufziehen. 

De ketting opzetten (op het weefgetouw 
voor zijde); to remount the warp; die kette 
ansetzen. -R. les chiffons, la pate, 
de vodden of bet halfgoed in den hollander 
doen ; to put the stuff in the refining vats; 

RENFLEMENT. 921 

in die trdge zum feinmachen thun - R. 
une machine, v. to erect a machine. 
~ R. un fusil, een geweer in 
elkander zetten; to remount a fire-lock; emu 
gewehr wieder zusamrnensetzen. 

Remontoir, m. fr. & eng., v. aufzug 
3). 

Remorquage, nn. fr. Het voorttrekken 
van een schuit of schip met een touw, 
jagen, boegseereu ; towing; bugsiren, schleppen 
im tau. 

Remorque, t. fr., v. bugsirtau. 
Remorquer, v. a.
, 
fr., v. to dragij. ~ R. un vaisseau, v. bugsiren. 
Remorqueur in. fr. ii. vapeur, v. 

bugsirdampf boot. 

Remouleur, in. ir., v. grinder. 

Remous in. Ir. de l'eau cou


rante, v. eddy. ~ R. au sillage, 

v. houache. 
Rempart, m. Ir., V. rampart. ~ 
R. du bassinet, v. ansatz ). -
R. d'un corps de platine, v. nip. 
Remplage, Remplissage, in. fr., 
V. ausfullwang 1). — v. f i llung 5).
V. packing i ). ••• v. ferme de 
remplage. ~ R. de muraille, v. 
filling 2). — Pièces de r., v. f Ullgebalk. 
Rempli, in. (r., v. einschlag t). 
Remplier, v. d. fr., v. einschla


gen -2) .

Remplir v. a. fr. le bain, v. 
bad 3). 
Remplissage in. fr. des entre 
-voux, v. lehmarbeit. — R.

entre 
les joutereaux, v. frise de l'éperon. 
~ R. entre la paroi principale, 
v. füllung 5) 

Renard, m. fr., v. louve t). ~ v. 
flue 2) . ~ v. eisensau. — v. eisen 
-klump 2). — v. ftichse, s. fuchs. 

— V. eisenschlacke. — v. eisen 
-draht. ~ v. cant-hook. ~ v. queue 
d'un étang. - Looze voorgevel; dead 
front-wall; blendfacade ~ Au r., kom. 
mando van den heibaas aars do bollandsche 
stelling, om het werk te staken, op zijn 
kop ; signal for making pause; funfzeha. 

Renardière, f. fr., v. basin of 
reception. 
Renetojeux, ui. fr. Klepboor; sludger; 
schiawiuluffel. 
Rendage, in. fr , v. prageschatz. 

-

(Rendement), v. ererag.
Rendering, 


e dering, eng., v. erépi. — R.
and set, v. enduit i). — R. floating 
and set, v. crépi et enduit. 
Rêne, f. fr., V. rein. ~ R.-s., v. 
bridle-rein. 
Renflé, adj. fr. Vol, breed (wordt gezegd 
van den boeg van een schip); bluff; 

volt. 

Renflement m. fr. du bourrelet, 

V. bourrelet en tulipe. ~ R. central, 
v. centre-bos. — R. d'une 

 

922 RENFONCEMENT -


colonne, v anschwellung. R. 
dans la crosse d' un fusil, v. anschiag 
3) . 

Renfoncement, m. fr., v. indention. 
R. d'une facade, Terugstand 
van een gevel; recess; rucksprung. 

R. dans le nu d'un mur, v. 
recess 3) . 
Renfoncer, V. a, fr., v to deepen 
B). — R. une ligree, V. einri cken t). 
Renforcé, m. fr., v. doppelzeug. 
Renfort, m. fr, Versterking, verdik 

verschillende deden van een kanon,-king van 
geweer of bouwitzer; swell; verstarkung. -

R. d'une voile, dubbeling van een 
zeil; tabling of a sail; verdoppelung eines 
segels. 
Rengrénement, m. fr., v. noch 
s.. prägen.-maliges pragen, 
Rengréner, v. a. fr., v. eingreifen 

t). ~ V. einmi nzen 2). 
Renifiard, m. fr.,v. snifting valve. 
Reniform, eng., v. fer oxydé 

géodique. 
Reniqueur, m. fr., v. fouleur. 
Renitence, f. fr Reniteur, f. hd. 

Tegenstand, weerstand; resistance. 
Rennbahn, f. hd., v. manége à 
molettes. 
Rennberge, m. pl. hd. Gestampt erts; 
crushed ore; égrugeures de minérai. 
Renne. f. hd. Vierkante goot of kanaal; 
square canal; canal carré, rigole. 
Renneisen, n hd , v. ballingtool. 
~ V. for affiné. 

Rennelmühle, f. hd. Molen met 
marmeren kogels ; mill with marble balls; 
moulin à boules de marbre. 


Rennen, V. a. hd., V. fondre Ie fer. 
Renngig, in hd., v. coureuse. 
Rennsehlitten, ni. hd. Sleede om 

mede te harddraven ; sledge; traineau de 
course. 
Rennspindel, f. hd., v. pumpdrill 
1) . 
Renouveller v. a. fr. les raies, 


V. redresser les ragures. 
Rénovation, f. fr. Renovation, 
eng. Vernieuwing; erneuunq. 
Rent, eng., V. félure. — v. déchirure 
1). ~ v. querriss t) . — v. 
queue de canard. 

Renton, m. fr., v. fuge 2) & mor 

I). — R. d'une sablière,-taise 
Randstuk aan een in het zand gegraven 
put, om het invallen te voorkomen ; butment 
of a sablier; saumschwelle. 

Rentrage, rn. fr., v. draught 3). 

-V. eindrucken. - Het verbeteren 
van een gebrek in het laken, dichtmaken, 
stoppen ; rentering, sewing; stopfen. 
Rentraire, v. a fr. Stoppen (van ge. 
breken in 't laken); to renter, to sew; 
stopten. 
Rentrant, m. fr. Binnenwaartsche, 
inspringende boek van een fort, de bocht 

REPASSER. 

eener rivier enz.; re-entering sinuosity; eingebende 
winkel, eingebende bogen. -Ze 
aantal tanden van een rad; certain-ker 
numbre of teeth; gewisse zahl zbbne. 
Rentrayeur, m fr. Lakenstopper ; ren 
terer; tuchstopfer. 

Rentrée, f. fr., v. druckform t ).
~ V. einfallen. ~ v. einlaufen 1). 

Rentrer, v. a. fr., v. eindrucken. 

v. einlaufen. ~ v. aufstechen.
~ V. eenspringen. 
Renversement, m. fr., v. overbanking. 
Renverser, v. a. fr. Een vorm overslaan 
; to turn up; das format tiberschlagen. 
- R. la moule, V. moulage 
au renversé. 

Renversoir, in. fr. Aarden of gipsen 
vorm waarop het aardewerk gedeeltelijk 
gedroogd wordt; sagger for plates; kapsel 
fair teller. 

Renvidage, m. fr., v. envoudage. 

Renvider, v. a. fr., v. aufwicklen. 

Renvideur, m. fr., v. mull-Jenny 

renvideur. 
Renvoi, m. fr., v. lettrine 2). ~ 

V. réflection. — R. d'une sonnette, 
klokketouw ; bell-wire; glockendraht. 
— R. de mouvement de 
l'eccentrique, v. eccentric rodgear. 
Repair, Repairing, eng., v. ausbessern 
1). 

Repaire, m. fr., v. merkzeichen. 

Repamer, V. a. fr. In stroomend wa


ter spoelen; to scour in a river; in IIies


sendes,wasser ausschwemmen. 
Repandous, eng., v. convexe. 
Reparage, m. fr. Het tweede droog


scheren van het laken ; second shearing; 
zweite schur. 
Réparer, v. a. fr., v. glattfeilen. 

v planer t). v V. ausbessern t). 
~ Verbeteren, nazien van de gegraveerde 
plaat; to work over; uberarbeiten, verbesseren. 
- R. le gréement, het touw 

herstellen ; to re/It the rigging; die-werk 

takelage verseben. 

Reparirpinsel, m. hd., v. pinceau 

a remender. 

Reparon, m. fr. Vlas van 2e k walitelt 
; flax of second quality; flachs von 
zwelter gattung. 

Repasse, t. fr., v. faints. 
Repasser, V. a. fr., v. affiler. ~ 

v. nachbessern. ~ V. to grind. ^ 
V. contre forger. — R les crasses, 
de slakken nog eenmaal uitsmelten; 
to melt anew the stags; die scblacken noch 
eimaal schmelzen. ~ R. sur le cuir, 
op een riem aanzetten; to strop; auf enen 
leder abziehen. - R. les épingles, v. 
to polish the points of the needles. 
~ R. la lain, v. to comb t). 
R. à la lime, v. to file over. •• 
R. sur la meute, v. aiguiser. ~ 

REPASSERESSE 

R. 1'ouvrage, een tweede dekgrond opleggen 
(bij bet vergulden met bladgoud) ; 
to put on the second ground; den arbeit 
den zweiten grund geben. - R. sur la 
pierre, v. abziehen 5) . ~ R. un 
rasoir, een scheermes aanzetten, op de 
oliesteen slijpen ; to set a razor; eis rasirmesser 
abziehen. 
Repasseresse, f. fr , v. plaekschrobel. 
Repassette, f. fr., v. finest sort 
of cards, s. card. 
Repasseur, m. fr., v. grinder. ^•

V. polisseur 1). 
Repasseuse, f. fr., v. brieuse. 
Repaumer, v. a. fr , v. to nap
again. 

Repaver, v. a. fr., v pavé b. 

Repeater, eng., V. montre à ré


pétition. u. of the quarters,

V. demi sonnerie. ~ v. décimal t). 
— V. fraction pure et mixte. — 
R. circle, v. circle répétiteur. 
Repellency, eng., V. abstossungskraft. 
Repellung,eng.,v. ganganderung. 
Répépion, m. fr. Kleine doorslag der 
naaldenmakers; little punch; kleiner stift 
Repereeuse, f. fr. Arbeidster die. de 
gouden voorwerpen is jour uitsnijdt; girl that 
cuts pieces á jour; arbeiterinn zum ausschneiden 
der a jour stiicke. 

Repère, Repaire, rn. fr., v. marke 
1). -Aanzetpunt bij het drukken van 
katoen of behangsel met losse vormen; 
guide-pin; rapportstift. 

Reperteur, f. fr. Grijptang (voor 
grondboringen); /anger-grip; gliicksbaken. 

Repetend, eng., v. periode i).

Répeter, fr. Repetiren, hd. to 
Repeat, eng. Slaan (van horloges). 

Repetiren, v. n. hd. Water opvoeren, 
opbrengen in een hooger gelegen bak ; to 
raise water in a higher tank; faire passer 
de l'eau dans no reservoir plus élevé. 

Repetirfeder, f. hd. Slagveer, veer 
in 't slagwerk van een horloge ; repeating 
spring; tout-ou-rien. 

Repetiruhr, f. hd., v. montre á 
répétition. — Halbe r., v. demi 
sonnerie. 

Repetirwerk, n. hd. Slagwerk van 
een horloge ; works of a repeater; rouages 
dune montre à répétition. 

Repiquer, v. a. fr., v. aufrauhen 
t) — V. nachbessern. 
Replanir, v. a. fr., v. feinhobeln. 
Gladmaken, schuren, schrappen ; to 
clean, to finish a piece of wood; holz ab 

-schlichten, nachputzen. 
Repli, m. fr., V. agrafe 2).
Repliement in. fr. d'un pont à 

bateau, v. ausbau. 
Replier, v. a. fr., v. falzen 1). — 

R. an pont, v. to dismantle. 
Repolir, v. a. fr., v. abschachteln. 
RESERVOIR. 923 

Report m. fr. des preuves, v. 
abzug 3), 
Repos, in. fr., v. quiescense. ••• 

R. d' un escalier, v. demi palier 
d'escalier, s. palier. 
Repose escapement, v. asschlager 
Q). 
Reposer, v. a. fr., v. remanier. 
Repositorium, n. hd. Plank (uit 

een kast), shelves; tablettes. 
Repository of fancy articles, 

eng., v. nouveautés. 
Reposoir, m. fr., v. abseichküpe. 
Repoumer, v. a. fr., v. to nap 

again. 
Repoussé, . m. fr., V. embossed 
works. 
Repousser, V. a. fr., v. eiseler. 
— V. to kick. — v. recul ij. — 

V. abprallen. ~ V. ausfüllen 1). 
Repoussoir, m. fr., v. auftiefmeisel. 
— v. driving-hammer. — 

V. nageleisen. 
Reprint, eng., v. réimpression. 
Reprise, f. fr., v. engin 5) . 
Reps * Rips (geribde zijden of wol 
stof).-ren 
Répulsion, f. fr. Repulsion, f. hd. 
& eng., v. abstossung. 
Repulsionskraft, f. hd. Repulsive 
power, eng., v. force répulsive. 

Repunze, f. hd. Bijzonder soort van 
drijfijzertje der horlogiemakers en goudsmeden 
; kind of puncheon; poincon particulier. 


Reredos, eng., v. post-tabula. 
Rescompir, v. a. fr., v. réchampir. 
Réseau, ni. fr., v. carving. — v. 

canevas 2). ~ R. de ehemins do 

for, v eisenbahnnetz. 
Réséda, in. fr., v. färberginster. 
Reserrement d'une couche, rn. 

fr., v. étranglement 1). 

Réservage, m. fr. Reservage, f. 
hd. Reserving, eng. Druk. met bijtmiddelen 
op geweven stoffen. 

Reserve, f. fr. Reserve, f. hd. & 
eng. Bijtiniddel. 

Reserve, f. fr., v. rechange. — 
Vetvlek (in tiet porceleinschilderen om de 
verf niet te doen hechten) ; greasy spot to 
preserve for coloring; fetter fleck gegen 
die farbe. 

Reserve (to) , eng , V. épargne. 
Reserve-lock, eng., v. écluse provisionelle. 
Reservoir, m. fr., v. behalter. — 

R. d' air, v. air-box. — R. d'eau, 
V. cistern n ). iV. watereistern, 
S. eistern. — R. d'eau chaude, 
V. bache 6). R. à gaz, v gasbehalter. 
— R. á goudroe, teerput; 
tar-cistern; theercisterne. ~ R. a 
graisse, v. botte a graisse & achsenschmierbüchse. 
— R. pour 
des machines, waterbak om de loco

9291 RESERVOIR 

motiven te vullen ; water-tank; wasserkasten. 
~ R. de vapour, ' v. dampfraum. 


Reservoir, n. hd. & eng., v. behal


ter. — R. for the water race, 

waterreservoir; boutas. R. in case 

of fire, v. nothbrunnen. 

Residence, eng , v. dépót. 

Residiurn, n. hd , v. résidu 2;. •• 

V. bodensatz. 
Residium, eng., V. bodensatz. 
V. residu de la poudre. 
Résidu, m. fr., v. drain-metal. 
d Overblijfsel; residium; rockstand. ~ 
Overschot; rest; uberstich. R. de la 
poudre, overschot van het buskruit na 
het ontbranden ; residium of gun-powder; 
pulver riickstand. 

Residue, eng., v. residu ij. — v. 

culot 6). 
Resiliency, eng., v. élastieité. 
Résine, f. fr. Rosin, eng., v. harz. 

— R. de benjoin, v. benjoin 1). 
R. de cone, v. colophons. 
R. jaune, geele hars; common rosin; 
geibe fichtenharz. ~ R. de Tyr, v. 
fichtenharz. ~ R. vierge, v. gomme 
molle. 
Resineine, f. fr., v. colophony 
oil, s. oil. 

Resingle, m. fr. Werktuig om builen 
en bulten uit horlogiekasten te slaan ; tool 
for beating up bruises; werkzeug beulen aus 
zu machen. 

Résiniforme, adj. fr., v. harzartig. 


Resin-soap, eng , v. harzseife. 

Resist, eng. Bijtmiddel, v. reserve. 

Résistance, t. fr. Resistance. eng. 

%\veerstand, tegenstand ; wiederstand. 

Résistance des machines, r. fr. 
Resistance in mechanics, v. beharrungszustand 
der maschinen. 

Resistant-medium, eng., v. milieu 
résistant. 
Resistant-power, eng., v. force 
résistante, s. force a. 

Reset-work, eng. Soort van katoendruk, 
blauwe grond met witte figuren; 
blaue grund mit weissen stellen; fond bleu 
máté de parties blanches. 

Résolution, f. fr. Resolution, eng., 

V. auflösung. 
Resolution of forces, eng., v. 
decomposition des forces. 
Resolvant, m. fr., v. auflbsungsmittel. 
Résonnanee, f. fr. Zangbodem ; sounding-
board; resonnanzboden. Bois de 
r., hout voor zangbodems en muziekinstrumenten 
; belly-wood; klangbolz, instrumentenholz. 


Resonnanzboden, m. hd., v. ré


sonnance. 
Resonnanzloch, n. hd., v. ouïe 2). 
Ressaut, m. fr„ V. ausladung. 

BESTE. 

Ressauter, v. n. fr. Vooruitspringen;_ 

to be salvent; einen vorsprung bilden. 
Ressbaum, m. hd., v . poutre 2). 
Ressen, V. a. hd., v. ausgraben 3). 
Ressen, m. hd. Kanaal voor het erts


wassct,en ; washing-kennel; canal pour le 
lavage du minérai. 
Resserré, Masse resserree, f. fr., 

V. agglomérat. 
Ressort, m. fr., v. élasticite. — 
V. catch-spring. — V. feder. — 
R. d'attelage, trekveer; draw-spring; 
zugfeder. ~ R.. d'arret, v. hemmfeder. 
~ R. atmospherique, v. 
air-spring. — R. a baguette, v. 
ladestockfeder. — R. de batterie, 
V. batteriefeder. — R. a boudin, 
V. feder 4) . — R. a chien, v. rockspring. 
— R.-s. de choc, v. buffersprings. 
~ R. détendu, v. lose 
feder, s. feder. — R. de gáchette, 
stangveer van een geweerslot; sear-spring; 
stangenfeder R. de garniture, beslagveer 
; band-spring; ringfeder, schaftfeder. 
— R. de grenadière, middelste beslagveer 
; centre band-spring; mittelringfeder, 
mittelbuntfeder. — R. moteur, 
groote veer die een horloge in beweging 
brengt; mover; hauptfeder. — R. de 
piston, zuigerveer ; piston-spring; kolbenfeder. 
~ R.—s. de segments dekpis. 
ton, zuigerringen, metaalpakking van den 
stoomzuiger; piston rings or packing; kolbenringe, 
kolbenpackung. — R. spiral, 
V. haarfeder. ~ R. de suspension, 
dra.tgveer, veer aan de drijfwielen der locomotief 
; bearing-spring; tragfeder. R. 
du tampon, v. bufferfeder. — R. 
de traction, V. ressort d'attelage. 
— R. voluté, v. eisenbahn*agenfeder. 
Ressort, m. hd. Lengte van het kanaal 
voor het ertswasschen ; length of the kennat; 
étendue du canal pour Ie lavage du minérai. 

Ressuage, m. fr. Het verbranden, te 
sterk verhitten van metalen ; sweating; 
schwitzen. — Het behandelen van het lood 
volgens Corinthische wijze ; pressing; pressen. 
~ V. eliquation. 

Ressuer, V. a. & n. fr., v. abseigern. 
~ R. le cuivre, v. aus


seigern. 
Ressuie, m. fr. Te hard glasuur; 

defect in the glazing from its being to hard; 

zu harte glasur. 

Rest, eng., V. quiescence. ~ v. 
auflage t) . — V. catch s). — v. résidu 
3) . 

Rest, n. hd., v. fagend.
Restamping, eng., v. réformation. 

Restapleur, ni. fr., v. remblayeur. 

Restaupage, m. fr. Het verhelpen 
van gebreken in geweven goederen met de 
naald, stoppen ; mending with the needle; 

ausbessern mit der nadel. 
Reste, m. fr. v. residu 2 & 3). 


REST-HARROW — RETRECISSEMENT. 925 


Rest-harrow, eng., v. anonis. 
Restoration, eng., v. rectification 
des voies. 
Resublimation, eng. Tweede subli 
herhaald sublirneeren; wiederempor--matie, 
treibung; sublimation nouvelle. 
Resultant, eng. y hd., v. force 
resultante. 

Résumé, m. fr. Deugd, duurzaamheid 
(van stoomwerktuigen); stability, durability; 
dauerbaftigkeit. 

Retable, m. fr., v. post-tabula. 

Retaille, f. fr., v. abfall. ••• R. 
d'étoffe, afsnijdsels van geweven stoffen; 
chips of stuff; abschnitzel von einém zeuge. 

— R. des feuilles de tole, afval bij 
het vierkant snijden van plaatijzer; . clippings 
of sheet-iron; blechabscbnitte. 
Retailier V. a. fr. une lime, v. 

aufhauen 41). 
Retaining-arch, eng., v. dry-arch. 
Retaining-rollers, eng., v. eylin


dres d' entrée. (wall. 
Retaining-wall, eng., v. breast-
Retard, m. fr , v. check 2). v. 

nach. — V. nachgehen. ~ R. de 

la bobine, v. drag 6). 
Retardat, n. hd., v. engin 5). 
Retardation, t. fr. ff eng. Vermin


dering van snelheid ; verminderung der ge


schwindigkeit. 
Retarder, v. n. fr., v. nachgehen. 
Retardif, adv. fr., v. nachgehen. 
Retardirwerk, n. hd., v. check -z) . 
Rétendeur, m. fr., v. aufspanner. 
Retenir, v. a. fr., v. befestigen. 

. Retenue, f. fr., v. fixture ~ Clé, 
Clef de r., sluitstuk, sleutel, klem, die de 
boorstangen belet te vallen bij bet in elkander 
schroeven ; key, for supporting the train 
of rods at the bore-mouth; schlussel sum 

festlegen des bohrgestanges. 
Reticulated-work, eng., v. appareil 
réticulé. 

Rétieule m. fr. du micromètre, 
Kruisdraad van den micrometer ; hair-cross; 
fadenkreuz, fadennetz. 

Réticule, in. Jr., v. diamantwork. 
Re-tiling, eng., v. remanier une 
toiture. 

Retirage, m. fr., V. étirage suple. 
mentaire. ••• Eerste meekrapbad bij bet 
tur kschrood verven; maddering; vorfdrben. 

Retiration, f. fr. & eng., v. forme 
seconde. 

Retirement, m. fr. Verglaassel dat 
loslaat, in den oven blazen maakt; glazewaves; 
glasurwellen. 

Retirer, v. n. fr. la charge, v. 
décharger un fusil a. ~ R. de 
la presse, uit de pers nemen; to lift 
out from the press; ausheben. — So r., 

V. F. v. einlaufen. (wolle. 
Retirons, m. pl. fr., v. lh ammlings-
Retirure, f. fr. Groefje in tinnen 
voorwerpen ; hollow; griibchen in gegossener 
zinnware. 

Retombée, adj. fr., v. bend 1). 

Retombées, f. pl.. fr. Eerste steenla 

een gewelf; first courses of arch--gen van 
stones; anfangsschichten eines bogens. 

Retordoir, m. fr Machine à 
retordre, v. doubling and twisting 
machine. 

Retordre, v: a. fr., v. to double 5). 
Retors , m. fr. Gedraaide garens; 
twisted yarn; gezwirnte Paden. 
Retorte, f. fr. & hd. Retort, eng., 

v. abziehkolben. — R. a fond 
mobile, beweegbare, draaiende retort 
(van gasfabrieken); rotatory retort; rotirende 
retorte. — R. tubulée, disteleerkolf 
met hals , tubus ; tubulated retort; tubulirte 
retorte. ® Krug r., v. cuine. 
Retortenofen, m. hd., v. fourneau 
de laboratoire. 

Retortentrichter, m. hd. Retorttrechter; 
horizontal funnel; entonnoir horizon 
tal. 

Retort—house, eng. Stookhuis, stokerg 
van een gasfabriek; gebdude wo das 
gas gewonnen wird; maison ou le gas est 

préparé. 
Retouche, f. fr. Retouch, eng., v. 

aufstechen 2) . 
Retoucher, V. a. fr. to Retouch, 
eng., v. aufstechen i). 

Retouper, V. a. fr. Omwerken, op 
nieuw vormen of draaien van aarden voorwerpen 
; to work over again; wieder umarbeiten. 


Retour, m. fr., v. change of the 

tide 1). — V. flank b. 1) . — v. cro


chet de retour. ••• v. extrémité t). 

R. de galerie ou de sape, wending 
van een mijngang of loopgraaf; return; 
wendung, umschlag 
Retourner v. a. fr. les rails, De 

spoorstaven ten onderste boven keeren ; to 
turn the rails upside down; die schienen 
umwenden. 

Retournoir, m. fr., v. formstoek. 
Rétraindre, v. a. fr., v. embouter 

an tour. — R. au martelage, met 

den hamer intrekken ; to raise in; einziehen. 


Rétrainte, f. fr., V. burnishing 
$) . ~ V. einziehung. 
Retrait, m. fr., v. lieu commun. 

Retraite, f. fr., v. bench s). ~ 

v. contraction. ~ v. aushämmern 
2). — v. emboutin 4). — v. recoupement. 
~ R. de galerie, wisselplaats 
in een mijngang; recess; auswelcheplatz, 
austritt. 

Retrampe, f. fr. Het op nieuw barden 
; tempering anew; wiederubrten 

Retrancher, V. a. fr., v. to in


trench. 
Rétrécissement. m. fr., v, étranglement 
1). 
78 


 

926 RETRENCHMENT —

Retrenchment , eng. , v. cou


pure 2). 
Retrie, m. fr., v. ausschuss 2). 
Retrograd, adj. hd., v. récurrent. 
Retrograde-motion, eng., v. mar


che en arrière. 
Retro-tabula, eng., v. post-ta


bula. 
Ré troussé, adj fr., v. entrait ij. 
Retting, eng. Rooten van vlas of hen


nep ; rosten, rotten, roten; rouir. 
Retting-place, eng., v. h&nfrbste. 
Retting-tank, eng., v. flaehs


rbste. 
Rettungsboge, f. hd., v. bouée 
de sauvetage. 
Return, eng., v. extrémite 1). +^ 

V. crochet de retour. •• v. wile 
latérale. 
Return-flame-boiler , eng. , v. 
chaudière à retour de flamme. 
Returns, pl. eng., v. drèche 3). 
Return-valve, eng., v. escape


valve. 

Reumameter, m. hd. y eng. Reuma—
mètre, m. fr. Stroomsnelheidmeter. 
Réunisseur, m. Reunisseuse, f. 
fr.,v.bandvereinigtungsmaschiene. 
Réunisseurs, in. pi. fr., v. débi


teurs. 
Reuse, f. hd., v. nasse. 
Reussin, n. Reussit, m. hd. Zwa


velzure natron; sulphate of natron; sulphate 

de sonde. 
Reutbalde, t. hd., v. felshalde. 
Reuthacke, f. hd., v. hoe 1). 
Reutkratze, t. hd., v. balling-tool. 
Reveil, m. fr., v. alarm. ~ Montre 


a, r. , v. alarum watch. 
Revenir, v. n. fr. De verloren eigen 

een metaal er weder aan te--schappen van 
ruggeven door gloeiing, harding enz ; to get 
again the properties of a metal by tempering 
or annealing; die verlohren gegangene eigen 

eines metals wieder erhalten.-schatten 
Revenoir, m. fr., v. ausglu.heisen. 
Revenu, m. fr. Zuiverheid van het 

staal ; purified state of the steel; gare des 
stahls. 
Reverbatory-fire, eng. v. feu de 
réverbère. 

Reverberatory-furnace, eng., v. 
flammofen. — Small r., v. fournette. 


Reverberfarben, f. pl. hd., v. vitrifiable 
color, s. color. 

Reverberofen, t. hd., v. fourneau 
a réverbère. — Kleiner r., v. 
fournette. 

Reverbirfeuer, n. hd., v. feu de 
réverbère. 
Re verdoir, m. fr., v. cuve rever


doire. 
Revers, m. fr. & hd., v. écusson 3) . 
Reverse, eng., v. éeusson 3) . 

V. kehrseite ). 
REVISER. 

Revers'eau, m . fr. Waterbord; weatherrail 
of a window valve; wetterschenkel, 
wasserschenkel. 

Reverse-fire, eng. , v. feu de 
revers. 
Reverse-valve, eng., v. luftventil 
3). 
Reversfeuer, n. hd., v. feu de 
revers. 
Reversing eng. of the ladleboards, 
v. pajotage. 

Reversing—motion, eng. Inrichting 
om de werkas van een werktuig in twee 
richtingen te laten draaien ; vorrichtung 
zum urnkéhren der bewegung; embrayage 
renversé. 

Revêtement, in. fr., V. revetment. 
~ V. breakwater 2). — v. eingelegte 
arbeit. — v. dressing 8) . ~ 

R. en charpente, v. plank-revetment. 
~ R. en chiendent, v. piacage 
2). ~ R. en claies, bekleeding 
met horden (van kribwerk); hurdle-revetment; 
burden bekleidung. ~ R. en 
clayonnage, bekleeding met vlechtwerk; 
wicker-work-revetment; Hecht werkbekleidung. 
— R. d'une digue, v. nacharbeit 
2). ~ R. en fascines, v. 
fascine revetment. ~ R. en gabions, 
V. breast-work 3) . i R. 
en gazons, zodenbekleeding; sod-work, 
sod-revetment ; rasonbekleidung. — R. 
d' huis serie, v. fourrure t. — R. 
mort, v. chemise i). R. d'un 
mur, v. face d'un mur. ~ R. supérieur 
d' une digue, v. oberf ut 
-terung. 
Revêtir, v. a. fr., v. couvrir i).

R. en briques les pans de bois, 
v. to face a wall with bricks. — 
R. en plomb, v. emboutir 1). -
R. de planches, v. abdielen s). 
R. á l'interieur, v. auffuttern. — 
R. un talus, een schuine kant, helling 
bekleeden ; to revel a slope; eine bvschung 
verkleiden. 
Revetment, eng. Bekleeding van een 
aarden wal met steenen of muurwerk; ver 
mur de revêtement.-kleidung, futtermauer; 

Revider V. a. fr. un trou, Een gat 
wijder maken ; to widen a hole; welter 
machen. 

Revidirbogen, m. hd., v. third 
-proof-sheet, s. proof. 
Revidiren, v. a. hd. Een tweede proef 
nazien ; to revise; faire la révision. 
Revient, m. frOpbrengst, zuivere

. 

prijs na aftrek van alle kosten; net cost; 

netto preis. 

Reviqueur, m. fr., v. cloth


cleanser. 

Revisal, eng., v. durchsicht ii) . 

Revise, eng., v. deuxième épreu


ve, s. épreuve b. 
Réviser, Revoir, v. a. fr. to Revise, 
eng., v. revidiren. 


REVISION -RICHTHEBEBAUM. 927 


Revision, f. hd. Révision, f. fr.,

V. d'urchsicht 1). ! Faire la r., v. 
revidiren. 
Révivifiication, f. fr. Revivification, 
f. hd & eng., v. frischmachen 
I). R. du plomb, de la litharge, 
v. die bleiglatte frischen, s. 
frischen. 

Révivifier, v. a. fr. to Revivify, 
eng. Uitgloeien van de gebruikte beenderenkool 
; wiederbeleben. 

Révolin, m. fr., v. eddy-wind. 

Révolution, f. fr. Revolution, 
eng. & hd. Omwenteling, draaiing; rotation; 
umdrehung. ~ R. synodique de la 
luve, v. lunaison. — Mouvement 
de r., v. circulatoire. 

Revolvency, eng., v. mouvement 
circulatoire. 
Revolver * v. pistolet à eylin


dre roulant. 
Revolving-beam, eng., v. arbor i). 
Revolving•eylinder-engine, eng., 

V. eylindre a rotation. 
Revolving-grate , eng. Draaiende 
rooster; bewegliche rost; grille tournante, 
grille mobile. 

Revolvirende bewegung, f. hd., 

v. mouvement circulatoire. 
Rez-de-chaussée, Rez-terre, m. 
fr. Gelijkvloers, gelijk met de straat ; level 
of the street; strassenniveau, böte der erdoberfläche. 
~ V. erdgeschoss. 

Rez-mur. m. fr., v. back of a wall. 
Rhabillage, m. fr. Rhabiller, v. 

a. fr , v. ausbessern. ~ R. des 
meules, v. aufrauhen 2). 
Rhamnusgelb, n. hd. Kleurstof van 
den wegedoorn ; tincture of the buckthorn; 
principe tinctorial de nerprun. 

Rheindiamant, m. lid., v. diamant 
artificiel. 
Rheingold, n. hd. Stofgoud uit den 

rijn , rhine gold; or du rbin. 
Rhéophore, m. fr., v. électrode. 
Rhodiserholz, n. hd., v. j akaran


dahoiz. 
Rhodonite * Rhodonit, Silicium houdend 
mangaanerts. 
Rhombe, m. fr. Rhombus, m hd. 
& eng., v. lozange. ~ R. de vitre, 

v. pane of glass. 
Rhombendodecaeder, m. hd., v. 
dodeeaèdre rhomboidal. 
Rhomboedral-pearl-mica, eng., 

v. margarite. 
Rhomboidal-iron-ore, eng., v. 
eisenglanz 1) . 

Rhomb-spar, eng., v. bitterspath. 

Rhum. m. fr. Rum, m. hd. & eng. 
Rum, gedisteleerd uit melasse. 

Rhumb-card, eng., v. marinerscompass. 
Rhumb-line, eng., v. loxodrome. 
Rhumb-point, eng , v. aire de 

vent. 

Rhynschlot, m. hd., v. abzugs


graben. 
Ria, m. fr., v. réa. 
Rib, eng., v. nervure 1). — v. 

courbe s) . v. Bogengerüst. ~ 

V. parrel. — v. mur de sureté, s. 
mur b. e v. inholz. — v. band. 
holz t). — v. dachfette. — v. Cordeau 
4). ••• v. ondes d'un bouton. 
Ribaudure, f. fr. Vouw of kreuk die 
het laken krijgt bij het vollen ; crumple 
produced whilst fulling; in walken erzeugte 
krumpel 

Ribband, eng., v. band i ). — v. 
chatelet. 

Ribbon, eng., v. band 1). ~ v. 
chatelet. — v. fillet 8) . — v. liteau 
ij . — v. lisse c. 1). ~ R. with linen 
warp and silk weft, v. padou. 

R. manufactory, v. Bandfabrik. 
R. maker's tool, v. durchziehaken. 
— Breadth r., v. lisse du 
fort. — Intermediate r., v. lisse 
intermediaire. 
Ribbon-line, eng., v, lisse inter


m.édiaire. 
Ribbon-loom, eng., v. bandstuhl. 
Ribbon-merchant, eng. Linthande


laar ; bandhändler; rubanier•mercier. 
Ribbon-shaped, eng., v. band


artig. (ren. 
Ribbon-trade, eng., v. bandwaRibbon-
weaver, eng., v. band


weber. (weberei. 
Ribbon-weaving, eng., v. band. 
Eibe. f. fr., V. brake 1). 
Riblage m. fr. des meules, Scherpe 

kanten van den gebilden molensteen ; edge 
of mili stone; schärfe der mtihlsteine. 
Riblons, m. pi. fr., v. fagotted


iron. 
Richesse, f. fr., v. content. 
Richtbaum, m. hd. Drijfas, as waarop 

de riemschijven staan ; pulley-beam; arbre 
de poulie. 

Richtblech, n. hd. Juweliersmaat 
voor het invatten van steenen ; jeweller's 
scale of moulds; calibre. 

Richtblei, D. hd., v. bleiloth. 
Richteisen, n. hd., v. dressoir 3). 

— V. grattoir 3) . — v. dresseur I). 
Richtelle, f. hd. Standaard el ; standard 
ell; étalon d'aune. 
Richten, V. a. hd., v. mirer. ~ v. 
to adjust holes. — v. habiller 2) . 

— V. enligner 1) . — v. to dress 
an iron pin. — v. to dress 2). — 
H.et plaatijzer op maat knippen ; to edge 
the sheet•iron; déborder la tóle. ~ v. 
monter un toit. 
Richtgewichte, n. pl. hd., v. regule 
d'une horloge. 
Richthammer, m. hd., v. abschlichthammer. 
Richthebebaum, m hd., v. levier 
directeur de l'affüt. 


 

928 RICHTHOLZ --

Richtholz, n. hd., v. engine 3). 

— V. dressoir 1). 
Richtkamm, m. hd., v. démêloir 
i) 

Richtkanne, f. hd., v. jauge 2). 

Richtkegel, m. hd., v. fronteau 

de mire. ~ v. dorn 3) . 

Richtkeil, m. hd., v. coin de 

mire. 

Richtklöppel, m. hd. Paal, eerste 

stuk hout bq het stapelen van een kolen 

pole in a charcoal kiln; mat. -meiler ; 

Richtkorn, n. hd., v. bouton 3). 

Richtleisten, m. hd. Beweegbare 

leest ; broken last; cabriolet, forme brisée. 

Richtmaschiene, f. hd., v. engin 
3). 

Richtmass, n. hd., v. étalon i). 

Richtpfennig, m. hd. Proefgewicht 

voor gouden en zilveren munten; real assayweight 
of the metal; poids de semelle. 
Richtriegel, m. hd., v. entre-toise 
de mire. 

Richtschacht, m. hd. Rechtstandige 
tiamnput; perpendicular pit or shaft; puits 
perpendiculaire. (brach. 

Richtscheibe, f. hd., v. mittel-
Richtscheit, n. hd., v. anleger. 

V. abstreichlineal. — v. leitholz. 
~ V. limande 2). — Doppeltes r., 
V. double équerre, s. équerre. 
Richtschnur, t. hd., v. corde 2). 
Richtschraube, f. hd , v. eleva 
-ting-screw. 

Richtschwert, n. hd. Zwaard van 
den scherprechter; sword of the executioner; 
glaive. 

Richtspann, m. hd., v. couple 
de levée. 
Richtspille, Richtspindel, f. hd., 

V. piercer for the drawing-plates. 
Richtstab, m. hd., v. baton à 
dresser. •••• v. fiche a pointer. 
Richtstange f. hd. bei wind-. 
mühlen, Hefboom voor het bijzetten 
van den molensteen ; lever for bren.ging the 
mill-stones closer; levier des meules 

Richtstein, m. hd., v. enclumeau. 
Richtstock, m. hd., v. redres 
2).-soir 
Richtung, f. hd., v. direction. ••• 

R. der kanone, v. pointage des 
bouches à feu. 
Richtung, f. hd., v. neigung 2). 

— R. des gangel, loop, richting van 
een mijngang; bearing of the vein; allure 
du Ilion. 
Richtungslinie, f. hd., v. direction--
line 2). 

Richtviser, n. hd., v. absehen. 

Richtwage, f. hd., v. level a i). 

Richtwägung, f. hd., v. levelling 
1). 

Richtwinkel, m. hd. Richtingsboek, 
verboogingsboek, elevatiehoek ; angle of elevation; 
angle d'élévation. 

RIEGEL. 

Richtzange, f. hd., v. protrac


tor 2) . 
Ricochet, m. fr. & eng., V. bond, fr. 
Ricochon, m. fr. Jongen aan de munt; 

apprentice; münzerjunge. 
Ride, t. fr., v. laniard 1). 
Ride (to) eng at anchor, v. être 

a l'ancre. — to R. athwarth, v. 
mouiller entre vent et marée. ~ 
to R.. apeak, met gekaaite raas voor 
anker liggen ; mit gekaaite raaien vor anker 
liegen; avoir les yergues en pentenne. to 
R. easy, voor anker gieren ; vor 
dem anker spielen; jöuer sur son enere. ~ 
to R. hard, op het anker stampen . vor 
seinem anker reiten; tanguer sur son ancre. 

— to R a portoise, v. être au 
mouillage avec les mats de huna 
et les yergues amenees. 
Rideau, m. fr. Gordijn ; curtain; gardine, 
vorhang. -Rijzen van het terrein ; 
undulation of ground; terrainschwelle, bodenerhebung. 


Ridelle, f. fr. Wagenladder ; cart-rack; 
wagenleiter. 

Rider v. a. fr. les manoeuvres 
dormantes, Het strengewant aanhalen, 
aandraaien ; to set up the standing-rigging; 
das stehende gut ansetzen 

Rider, eng., v. anfuge. '— v. 
katsporen. 

Ridge, eng., v. fillet des Bannelures. 
— v. arête 1). — v. jonction 
de deux talus. v faite i ) . — 

V. enrue. ~ v. chair 4) — v. ferme 
de remplage. -Hoofdloop waardoor 
het metaal in de zijloopen en dan in de 
vormen loopt; hauptrinne; chenal principal. 
To make the r. of a roof, v. 
enfatter. 
Ridge-beam, eng. Bovenbalk van 
een bok ; kopfbalken, haute; chapeau. 
Ridge-covering, eng., enfatte


ment 1) . 
Ridge-piece, eng , v faltage 1). 
Ridge-plate, Ridge-lead, eng., 

v. enfattement 2). 
Ridge-rib, eng., v. nervere du 
sommet. 
Ridge-tile, eng., v. eafatteau. 
Riding, eng., V. chevauchement. 
Rieb, eng., v. esponce. 
Riechbüchse, f. hd., v. oeuf 2) . 
Riechflasche , f. hd. Reukflescbje, 

flacon ; smelling-bottle; flacon. (ser. 
Riedhaken, m. hd., v. blattmes-
Riedkamm, m. hd., v. blatt i). 
Riefe, f. hd., v. channel 1) .. — v. 

cannelure I). 
Riefeln, v. a. hd., v. eanneler i). 

v. carabiner. ~ v. to hott. 
Riefen, m. hd., v. boudine. 
Riefensäge, f. hd., v. cannelle. 
Riegel, m. hd., v bar 3) . — v. 
bolt t ). — v. nogging-piece. ~ v. 
entre-toise i) . — v. épart du Limon. 


RIEGELBAND 

V. clammer. — v. bandbohrer. 
— V. nachtriegel. — v. fermetures 
1). — V. plates 1). ® v. péne 
dormant. — v. pene a demi-tour. 
— V. bridle 5). 
Riegelband, n. hd., v. echarpe de 
limonière. 
Riegelbohrer, m. hd , v. barroir. 
Riegelehen, n. pl. hd, v. canelu


res 1). 
Riegelfeder, f. hd., v. paillet 2).
Riegelgebäude, n. hd. Houten ge


bouw ; wooden building; bátiment de bois. 
Riegelhaken, m. hd., v. cramponnet..•• 
v. hook on the bolt. 
Riegelholz, n hd., v. bois d'entre


toise. 
Riegelloch, D. hd., v. gehe.
Riegeln, V. a. hd. Paneelwerk maken, 

openingen in regelwerk aanvullen ; to fill 

the bays; remplir les travées, les pans. 
Riegelnagel, m. hd , v. bolt i) 
Riegelschaufel, t hd., v. auget 4). 
Riegelschloss, n. hd.,v, dead-lock. 
Riegelstich, m. hd., v. entre


toise 5). 
Riegelwand, f. hd., v. cloison i). 

—

 V. entretoise eroisée. 
Riehen, m hd., v. abzugsgraben. 
Riem, M. hd., v. aviron. 
Riemen, m. lid., 'v. belt i). 
Riemen, v. a. hd., v, hager. 
Riemenbügel, m, hd., v, cupucine 
du centre. 
Riemenhandpferd, n . hd., v. offleader. 
Riemenkalkstein, Riemenstein, 

m. hd., v. blauschörl. 
Riemenleiter, m. hd. Riemleier (om 
de riem van de vaste op de looze schijf te 
brengen); strap-guide; guide courrole. 

Riemenscheere, f. hd. Groote schaar 
om de kaartenbladen aan reepen te snijden; 
scissors; ciseaux pour couper les bandes de 
carton. [IS). 
Riementrommel, m. hd.. v. drum 
Riemenwage, f. hd., v. ortscheit. 
Riemenwelle, f. hd. Riemas; rod


strap; tige b courroie. 

Riemenziehbank, f. hd. Rekbank 
voor drijfriemen ; strap drawing-bench; bane 
$ tour, a sangle. 

Riemklamp, f. hd., v. dame 5). 
Riemlein, n. hd., v. oberplät


chen. 
Riemnadel. f. hd , v. alène t). 
Ries, n. hd., v. rame de papier. 
Riesengebälk, n. hd. Moerbint; chief 

beam; maltresse poutre. 

Riesenkasten, m. hd. Groote wagen, 
om het erts in de mijnen te vervoeren; 
large ore -chest; grand chariot du mineur. 

Riesgelb, n. hd. Bruin-geel; smokeyellow; 
jause de fumee. 
Rieshange, f. hd., V. aufhangekreuz. 


-- RIGOLE. 929 

Riester, M. hd., v. p$ugsterz. 
Riet, n. hd , v. blatt 4). 
Riete, n. pI. hd., V. dent s). 
Rietkamm, m. hd., v. blatt 4). 
Riff (to) the back of the blade,


V. einkerben 4) . 
Riffe, r. Riffel, in. hd., V. drége t) 
Riffelfeile, f. hd., v. rape 3) . ^•
V. griffon. 
Riffelholz, n. hd., v. glättholz. 
Riffelmaschine, f. hd., v. canneler 
t ). 
Riffeln, v. a. hd., v. droger. — v. 

einkerben 4). — v. ausgründen 1). 
Riffelwalze, f. hd., v. eylindre 4). 
Rifer, eng., v. griffon. 
Rifiard, m. fr., v. rabot à cor


royer. Langste ongewasschen wol; 
longest unprepared wool; längste unpräparirte 
wolle. 

Rifle, eng., y. gezogene bu chse, 

s. Büchse. — v. carabine 1). 
Rile (to), V. a. eng., V. earabiner. 
Rifle-barrel, eng., v. canon rayé. 
Rifle-burnisher, eng., v. burnisher 
6). 
Rifle-carbin, eng., v. carabine 

de cavalerie. 
Rifle-gun, eng., v. biseaïen. 
Rifle-lock, eng., v. platine de 

carabine, s. platine c. 
Rifle-patch, eng., v. calpin. 
Rifler, v. a. fr., V. to file with 

the riff.er. 
Rifle-sword, eng., v. 'eoutelas i ). 
Rifle—trap, eng. Kogelkastje ; kugel


kasten; holte. 
Rifling, eng., v. drallen. 
Rifling-machine, eng., v. maehie


ne a rayer. 
Rifling-rod, eng. Stang om geweerloopen 
te groeven ; ziehstange; tringle. 
Rifloir, m. fr. Rifler, eng., v. rape 

3) . V. bogenfeile, 
Rig (to), eng., v. gréer. 
Riged body, eng., v. corps solide. 
Rigger, eng., v, agréeur. — v. 

drum. 

Rigging, eng., v. garniture de 
cordage. ~ Standing r., Running 
r., v manoeuvres. 

Right-handed eng. mill, v. mühle 
die rechts geht. — R. screw, 
schroef met rechtschen draad ; schraube 
mit rechter richtung; vis filetée à droite. 

Right-side tool, eng., v. aus 
-drehstahl. 

Rigidite, f. fr. Klemming, wrijving, 
moeielijk loopen van stoomwerktuigen ; sti ffnes; 
steifheit, schwerer gang. 

Rigidity, eng. Stijfheid (van touwen); 
stel firgkeit; roldeur. 
Rig] et, eng., v. beschneidebrett. 
~ V. biseau 5). 
Rigole, f. fr., v. égout 1). R. 
longitudinale, groef of g oor den 

78* 


930 RIGULE - 

afvoer van water langs wegen ; side-gutter; 
seitenrinne, Seitengraben. ••• R. souterraine, 
v. ableitungsgraben. ~ R. 
transversale, v. culvert. •• v. 
fosse d'irrigation. v. lit de 
geuse. ~ V. trou do la barre. 

Rigule, t. fr., v. rainure 6) . 
Rille, f. hd., v. gorge d' une poulie. 
Rills, pl eng., V. éveillures. 
Rim, eng., v. krampe. ~ v. auf 

windrad. — V. marsband. — v. 
radfelgekranz. — V. kranz. ~ v. 
poulie à gorge. •• v. lunette 2). 

V. klöbehen. R. of a bell, 
V. edge 6) — R. of a key-bitt, 
V. muserolle 2). 
Rimer, eng., V. alésoir 2) . — v. 
écarrissoir i & 2) . — V. aufraumbohrer, 
•• v. viereckiger bohrer, 

s. bohrer. 
Rimen, in. hd ., V. entretoise du 
cloison. 
Rimpler, m. hd., v. guide áne 2). 
Rim-square, eng , v. équerre à 

chapeau, S. équerre a. 
Rinceaux, m. pl. fr., v. lauterzug. 
Rincer, V. a. fr., v. abflauen. — 

R. les fits, y. ausachweifen 5) . ••• 
Baquet a r., v. abflaufass. 
Rinde, 1. hd., V. écorce. 
Rindebeil, n. hd., v. barking-axe. 
Ring, m. hd., v. kreis. ~ v. an


neau 1). — V. bélière 1). — v. bague 
i ). — Y. chainon l ). — v. por 
2) . ^ V. astragals 1) . — v.-tant 

bride 5). ~ v. einschiebleiste. 

V. auge 1). — v. band 5). ~ v. bague 
eceentrique. — v. ferrule 3).
V. glass-ring. ~ V. frette l).— 
v. bottes. — v. bélière de cinturon 
d'épée. — v. barrel-loop. •® 
v. davier 3). 
Ring, eng. & m. hd., v. bride .5) . 
V. boucle 1, 2 & 6). ~ v. bord 1). 
V. felge. ~ v. flaschenring. ~ 
v. bélière Z & 4) . — v. couche 6) . 
~ V. j onc. ~ v. Nape. — v. glasring. 
— v. maille de corps. — v. 
mahle 4, a & 6). — V. orgelring. 
~ v hurasse. — V. maillon de 
tenaille. — v. davier 3). - v. anneau 
1 Y 3). ~ V. couche de Bois. 
— V. frise B). ~ V. coulant 1). 
Ankerring; ring; arganeau, cigale. 
Ringard, m. fr., v. hebeisen 2). 

— V. abstechstaehel. — V. augeneisen. 
Ringbeschlag, m. hd., V. ferrel i) . 
~ V. ferrure 4). 
Ring-bolt, eng., v. cheviile à 
boucle. 
Ringbolzen, in. hd., v. echaudis. 
~ V. cheville a boucle. 
Ringdreher, m. hd. Ringenmaker; 
ring-maker; fabricant d'anneau. 
Ringe, f. hd., v. nave-hoop. 

KINNLEIN. 

Ringeau, m. fr., v. brion. 

Ringeisen, n. hd., V. hard. 

Ringel, n. hd., V. auge 1) . 

Ringelblumenfarbe, f. hd. Gouds 
marigold-color; couleur de souci.-bloemkleur ; 
Ringelchen, n. hd., v. bélière du 
eliquet. ~ v. einschiebleiste. ~ 

R. für die schnüre, ringen voor de 
trektouwen aan den haute-lisse weefstoel; 
stitch; maillon. 
Ringelkette, f. hd. Ketting met ronde 
schalmen ; chain of rings; chaise composee 
d'anneau. 

Ringerde, f. hd. Vette kleiaarde, zegelaarde 
uit Noorwegen ; Norwegian sigillary 
earth; terra sigillaire de Norwége. 

Ringerung, f. hd., V. reduction 
3) . V. abwürdigung. s Sich 
ziemlich genau an die r. halten, 

v. chatouiller le remède. 
Ringfeder, f. hd. Veer van den trekker; 
bolt-spring; -ressort de tiroir. 
Ringförmig, adj. hd., v. annulaire. 
— R. verzierungen, v. 
moulure d'une bouche a feu. 

Ring-gauge, eng., v. lunette de 
réception. 

Ring-handle, eng., V. portant 2) . 

Ring-head, eng., V. étendage 3). 

Ringing pile-engine, eng., v. piledriver 
4) . 
Ring-lock, eng., v. cadenas a 
rouleau. 

Ringmass, n. hd. Ringenmaat der 
goudsmeden; ring-measure; modèle des 
bagues. 

Ring-rope, eng., v. bosse 4) 
Ringnagel, m. Ringschraube, 

f. hd., v. fensterbeschlagkolben. 
Ringschloss, n. hd., v. cadenas 
a rouleaux. 
Ring-screw, eng., v. fensterbeschlagkolben. 
Ringspindel, r. hd., v. dorn 1). 

— v. docke 4). 
Ring—tail, eng. Vinnetje (klein zeil 
aan den vlaggestok); vinnetje; voile du 
baton de pavilion. 

Ringuhr, f. hd. Ringhorloge ; ringwatch; 
bague à montre. 

Rinken, m. hd., v. astragal l). 

Rinkinken, v. n. hd. Rinkelen, ram


melen (van machines); to shiver; se heurter. 
Rinne, f. hd., V. channel t). — 

v. chanée i). — V. ablaufrinne 1). 
i v. canal c. 6). — v. chantepleure. 
— v. épanchon de digue. ~ v. 
gorge d'une poulie. — v. fore 
edge. — Kleine r. um die presse, 
v. ehenette. 
Rinneisen, n. hd. Gootijzer; iron supporting 
a water-pipe; fer de chenal. 
Rinnenstücke, n. pi. hd., v. drain 
metal. 
Rinnenzirkel, m. hd., v. croze. 
Rinnlein, D. hd , V. chanelette. 


lINNI,EISTE --

Rinnleiste, f. hd., v. eymaise. 
Rinnstein, m. hd., v. caniveau. 
Rinsing, eng., v. to wash. — v. 

déereusage. 
Rinsing-buddle, eng , v. ablauterfass. 
Rising eng. of a bridge, v. montée 
d'un pont. — R. of a vault, 

V. montée de volte. 
Rinsing—machine, enq. Spoelwerktuig; 
spülmaschine; machine à nettoyer. 
Riolpfiug, m. hd., v. charrue ä 
effonder. 
Riper-bar, eng., v. pallor. 
Ripidolite, eng., v. ehlorit 2) . 
Rippe, f. hd., v. lambourde 1). 

— V. band 3). ~ v. nervure 1).
Ripper, eng , V. ébroudeur. 
Ripping-chisel, en;t , V. brechbetel. 
Ripping-iron, eng., v. bee de 

eorbin. 
Ripple, eng., v. drège 2). 
Rippling, eng., v dreguer. 
Ripsaw, eng., v. fuchsschwans. 
Riquette, f. fr., y. fagotted iron.
Ris, m. fr., V. reef. 
Risalit, ni hd., v. coping. 
Risban, ni. fr., v. break-water 

2). — R. armé, strand• of havenbatterij; 

sea- or port-battery; strand- hafenbatterie. 
Rise (to), V. O. eng., v. monter. 
Riser, eng., V. montée de marche. 
Rising-timber, eng., v. floor


timber. 

Riss, m. hd., v. cranny. — v. 
flaw. — v. overheating 3) . — v. 
éventure. — v. leakage. — v. entaille 
IS)' ~ v. cleavage i & g.). i 

V. fente 1). — V. déchirure 1). 
V. boudine. Breuk; rupture; rupture. 
— Open mijn ; open mine; mine creusde à 
jour. ~ R. im eisen oder draht, 
V. queue-de-renard. — (Planaufnahme), 
v. feldmesskunst. 
Rissblei, n. hd. Zeer breed platlood, 
broad-lead; plomb très large. 
Risse m. pl. hd. mit wachs ver 
-stopfen, v. étouper 3). — v. haft. 
~ R. bekommen, v. se gercer. 
Risseisen, n. hd., v. merkeisen. 
Rissfeder, f. hd. Tusschenliggende 

laag (in bergwerken); blade of intercalation; 
lame d'intercalation. 
Rissig adj. hd. laufen, In lagen lig 
ertsen); to run in trenches; courir-gen (van 
par fossés, par rigoles. — R. werden, 

V. to craze. 
Riste, f. hd., v. bundel of hemp. 
Ritzen v. n. hd die aussenzeite 
des porzelans, v. fendiller la eouverte 
d'une porcelaine. ~ R. bekommen, 
v. to crack 2). 


Ritzer, m hd. Ongesneden fluweel; 
terry velvet; velours frisé, velours épinglé. 
Rive, f. fr., v. edge 1) & edge of 


ROBINET.. 931 

uncut paper. ~ R externe d'un 
fer à chaval, v. outer-edge of a" 
horse-shoe. — R. interne, binnenrand 
van een hoefijzer; inner-edge; innere 
rand. 

Rivelaine, f. fr. Houweel of breek 

ijzeren steel (in de Belgische ko--ijzer met 
lenmijnen) ; pick of Belgian holers; Belgische 
schrammhaue. 

River, v. a. fr., v. to clinch. •• 

R. un clou, v. nieten t) . 
Rivet, in. fr., v. niet 1). — V. 
nietnagel t & 2) . 
Rivet, eng., v. niet 1 & 4). ~ v. 
nietnagel. ~ v. lavet 4) . 
Rivet-auger, eng., v. nietbohrer. 
Riveting, eng. Rivetting, v. ri


vure 3) . ~ v. niet 3) . 
Riveting-clamp, eng., v. mor


dache à river. 
Riveting-disk, enq.,v.niet-blech. 
Riveting-hammer, eng., v. mar


teau a river. 
Riveting-machine, eng., v. ma


chine a river. 
Riveting-nail, eng.,.v nietna^el. 
Riveting-punch, eng., v. niet— 

eisen. 
Riveting-set, eng , v. chasserivet. 
Riveting-stock, eng., v. bane a 

river. 
Riving, eng., v. fendre le bois. 
Riving-knife, eng., v. contre 1). 
Rivoir, m. fr., V. Bankhammer t). 
Rivure, f. fr., v. niet 3) . — V. 

pin a. 16). ~ Het klinken; rivetting; 
vernieten. — Klinknaad; rivelet point; vernietung. 


Road, eng., v. chemin 1). — v. 
geleise l). — V. chaussée 3). 
Carriage r., straatweg; fahrstrasse; 
grande route. — Common r., zand of

-

kleiweg ; gewöhnliche fahrstrasse; route en 
terre. — High r., v. chaussée 2). 

— v. rade. 
Road-metal, eng., v. ballasting. 
Roan, Rowan-tree, eng., v. oormier. 
Roasting, eng., v. calcination. •^` 

v. braten. ~ Sterke verhitting van organiscbe 
lichamen ; rösten; torréfaction. 
Roasting-fire, eng., v. garfeuer. 
Roasting-furnace, eng., v. four


neau de grillage. ~ v. calcinar. 
Roasting-process, eng., v. métho. 

de de grillage. 
Roast-ladder, eng., v. echelver 1). 
Roast-pendulum, eng., v. pen


dule a gril. 

Robe, f. fr. Dekblad (van een sigaar); 
wrapper; deckblatt. -Schutblad (van 
een boek); cover; deekbogen. 

Robinet, m. fr., v. chantepleure. 
~ R. à air, v. air-cock. — B. de 
cglindre, v. cylinderhahn. — :a. 


932 ROBINETERIE 

de distribution, afsluitkraan voor den 
stoom ; governator-cock; steuerungshabn... 

R. double, v. doppelhahn. , 
de l'écume, schuimkraan ; scum-cock; 
schaumhahn. — R. d'èssai, R. d'épreuve, 
V. gauge-cock. •• R, 
d'essai des pompes, v. pet-cock. 
~ R, à feu, v. feuerhahn.. ~ R. 
graisseur , smeerkraan ; grease-tap; 
scbmierbahn. ~ R. d'injection , . v. 
einspritzhahn. — R. jauge, v. 
gauge-cock. ~ R. moderateur, 
V. drosselklappe. R. papillon, 
V. butterfly-valve. ~ R. purgeur, 
V. ablasshahn. — R. purgeur, 
pruimkraan aan den cilinder; purging-cock; 
reinigungshahn am cylinder. . a 
quatre voies, R. a quatre ouvertures, 
v. four-way-cock. ~ R. 
réchauffeur, voorwarmkraan; heatingcock; 
wärrnbahn. — R. de retenue, 
afsluitkraan; stop-cock; absperrhahn. 
R. de sí rete, veiligheidskraan ; safetycock; 
sicherheitshahn. — R. de vidange, 
v. ablasshahn. — R. a vapeur, v. 
dainpfhahn 
Robineterie, f. fr. Kleppen en kranen 
(al wat tot afsluiting dient) aan een 
stoomwerktuig; cocks and valves; klappen 
und habnenwerk. 

Robinier, m. fr., v. faux-acacia. 
Rocelle, f. hd., v. farbenfiechte. 

a. Roche, f. fr., v. gestein t). — 
R. compacte, v. feste. — R. des 
parois, v. nebengestein. — R. 
stérile, v. deads. — R. trappéenne 
sécondaire, V. dolérite. ~ R. a feu, v. composition de valen 
-ciennes. 

b. Roche, f. fr., v. löthstein 1). 
Roeher, v. n. fr. Schuimen, opkomen; 
to heap; häufeln. — Spatten ; to scatter; 
spratzen. 

Roeher, v. a. fr. Borax op den sol 
strooien ; to put borax on; borax-deernaad 
aufstreuen. 1 

Rochet, m. fr., V. eliquet pour 
perser. ~ Korte, dikke spoel, bi de 
; short and big spool; kurze 

'und 

und dicke spule. — v. ratchet 2). 

V. elinek 1). — R. d'eneliquetage, 
V. rack-wheel.. R. d' u n moulin 
a scier le Bois, v. cog-work. 
Rochette, f. fr. Soda uit de Levant; 
Levantine soda; levantische soda. 
Rochoir, m. fr., v. borasseau, 
Rochwand, t. hd., v. craie. 
Rock, eng., v. distaff' 4). 
Rock-agate, eng., v. felsachat. 
Rock-alum, eng., v. alun de 

roche. 
Rock—butter, eng. Bergboter (onder 
aluinaarde); bergbutter; beurre-zwaveligzure 
de montagne. 
Rock-cherry-tree, eng., v. mahaleb. 


-- ROD. 

Rock-cork, eng., v. liége fossile. 
Rock-cristal, eng., v. cristal de 

roche. 
Rocken, m hd , v. distaff i). 
Rocken, v. a. hd. Met zoden beklee


den ; to line with turf; revêtir de gazon. 
Roekenband, n. hd., v. chambrière 
de fileuse. 
Rocket, eng . v. fusee b. i). ~ R. 
for double flight, v. jumelle 2). 

— R. with parachute, v. fusee 
d'éclairage à parachute. 
Rocket-battery, eng , v. batterie 
de fusées. 
Rocket-carriage, eng. Vuurpijlwagen 
(bi de Engelscbe* artillerie) ; raketenwagen; 
caisson k fusées. 

Rocket-case, eng., v. raketenhülse. 
Rocket-case-former , eng. , v. 
mandrin. 
Rocket-composition, eng. Vuurpijlenkruit; 
raketensatz; matière fusante. 

Rocketeer, Rocket-gunner, eng. 
Vuurpijlafsteker, iemand die vuurp(j len laat 
opgaan ; raketenwerter; raqueteer, fuséen. 

Rocket-frame, eng., v. ehevalet 
de fusées. 
Rocket-heading, eng., v. garniture 
de fusée. 
Rocket-light-ball, eng., v. fusée 

a éelairer. 
Rocket-mould, eng., v. moule 6). 
Rocket-paper, eng., v. papier à 

cartouches de fusée. 
Rocket-practice,. eng. Het afsteken 
van vuurpijlen ; raketenteuer; tir des fusées. 

Rocket—press, eng. Bank waarop de 
hullen voor vuurpijlen worden gerold ; leierbank; 
varlope. 

Rocket-stick, eng., v. raketenladestock. 
Rocket-tube, eng. Leier van de 
vuurpijlmik ; raketenrohr; tube à fusées. 
Rocking, eng., v. balancement. 

~ V. balancer 2). 
Rocking-cask, eng., v. masse. 
Rocking-shaft, Rockshaft, eng. 

Heen en weder slingerende stang in de 
werktuigkunde; oscillirende welle; arbre 
oscillant. 

Rock-milk, eng., v. bergmilch. 
Rock-mortar, eng., v. fougasse 

perrier. 
Rock-oil, eng., v. erdöl. 
Rock-salt, eng., v. erdsalz i). ••• 

R. mine, v. mine de sei. 
. Rock-staff, eng., v. balgenstange. 
Rock-wood, eng , v. asbeste ligniforme. 
Rocou, m. fr., v. arnotto. 
Roes, m. pl fr. Steenkolenterrein; 

rock, shelf; steinkohlengebirge. 
Rod, eng. Stang, staaf; stange; tige. 

v. barre de pompt. ~ v. pointil. 
— V. crapoudine d'une moule 

RODAGE -- 

de eloohe. ~ v. épart 1). — v. 
bielle 1). ~ V. achse. — v. f éau 
4). ~ V. cordeline a) . ~ V. baguette 
3). ~ V. estisseuse. — R. for 
measuring, eng , v. perche á mesurer. 
— Measuring by de r., het 
meten met de el ; messen mit der elle; 
vergeage. 

Rodage, m. fr. Het ronddraaien der 
boorstangen bij het putboren ; turning-round 
the bore-rods; unsetzen, drehen des bohrzeuges. 


Rod-chisel, eng., v. abschrote 1). 
Rödelen, v. a. hd., v. brêler. 
Roder, V. n. fr., v. lustrer t). ^•• 

V. adoucissage. — R. avec la tariére, 
met de klepboor werken ; to scoop; 
löffeln. 
Rodet, m. fr., V. wagenrecht 
liegendes mühlrad, s. mii telrad. 
Rod-ferrule, eng. Rol van de spil ; 

Stangenrolle; cuivrot à vierge. 
Rodhacke, f. hd. Hak (landbouw 
pick-axe; hoijau à défricher. -werktuig); 
Rod-iron, eng., v. far en barres. 
.. V. cote de vache. 
Rodoir, m. fr., v. bohrbrett. — 

v. emery—stick. — Polijstton voor 
jachthagel ; polishing-cask; polirtonne. 
R. simple, v. absehleifeisen. 
Rod-ring, eng., v. ladestoeknuth. 
Rod-shaped, eng , v. bacillaire. 
Roerbrecht, m. fr. Ijzer dat gemakkelijk 
breekt, slecht ijzer; breaking iron; 

brücbiches eisen. 
Rogne, t. fr. Boommos ; moss; holzmoos. 
Rogne-pied, m. fr., v. drawing


knife. 
Rogner, v. a. /r., v. to cut 1). ••


v. abfügen 2). — v. abschroten 
2) . — V. billonner. — v. cartouche 
2). 
Rogneur, m. fr., v. coupeur de 
hanses. 

Rogneuse, f. fr., v. beschneide 
-maschine. 
Rognoir, m. fr., v. beschneide 
-hobel. 


Rognure, f. fr., v. leavings. — 

R. d' of eurage, v. eflieurages. 
R. de tole, metaalafknipsels ; shreds of 
plate; blechabschnittzein. ~ R. de verre, 
V. ealcin. 
Rognons, in. pl. fr., v. erzmasse. 
Roh, adj. hd., v. non ouvre l).— 
V. grége -2). ~ v. écru. 
Roharbeit, f. hd. Ruw smelten, eerste 
smelten ; raw-melting; travail cru. 
Roheisen, n. hd., V. fer cru. 
Roherz, n. hd., v. mingrai brut. 
Rohgang, f. hd. Onregelmatige gang 

van den boogoven ; irregular process; allure 

irrégulière. 
Rohkupfer, n. hd., v. cuivre brut. 
Rohlaugesumpf, m. hd. Vergaar


bak van ongezuiverde bog; basin of the 

RÖHRENGLATTER. 933 

first buddling; bassin de la première lessive. 
Rohieeh, n. hd. Gezuiverd zilvererts; 
silver matt; matte d'argent. 
Rohmarmor, m. hd. Ruw behakt 
marmer ; raw marble; marbre brut. 
Rohmaterial, m. hd., v. matière 
première. 

Rohofen, m. hd. Oven of fornuis voor 
de eerste smelting; furnace for common 
smelting; fourneau de la foute crue. 

Rohr, n. hd., v, pipe 1). — v. 
blaserohr 1). — V. barrel 2). ~ v. 
balgrohr. — v. duet 1). — v. canon 
t). (plate. 

Rohrblech, n. hd., v. funnel-

Rohrbohrer, m. hd. Laatste boor 
voor geweerloopen ; gun punch; mèche à 
calibrer les canons de fusil. 

Röhrbrunnen, m. hd., v. fours. 
tai. 

Röhrbüehse, f. hd. Koppelring voor 
pijpen eener • waterleiding; iron-ring for 
binding two water-pipes; boite de tuyaux 
de fontaine. 

4

 Röhrchen, n. hd., v. canule. ~ 

V. charnon 2). 
Rohrdach, n. hd. Rietendak ; roof 
thatched with reed; toit de roseau. 
Röhre, f. hd., v. dreheisen 1) . 

v. canon t). — v. douille 8). — v. 
pipe 1). ~ v. anche i). — v. beak 
it). — R. einer giesskanne, tuit, 
pijp van een gieter ; spout of a wateringpot; 
canon. ~ R.. einer lampe, lampenglas 
; tube; larnperon. -Biegsame 
r., v. genouillère 2). — Grosse r., 
V. main. — Kleine r., v. canalicules. 
~ Gezogene r., v. drawn 
tube. — R. zum schleifen der 
steine, v. calonnière. — Torrieellische 
r., v. barometerröhre. 
R. alit einem winkel, v. coude 
a vapeur. — Mit r. n. versehen, 
V. piped. 
-
Rohreisen, n. hd.. v. bar i o). 
Röhremaschine, f. hd.. v. bane 
a tiren. 

Röhrenarbeit, f hd., v. piping. 

Röhrenblech, n. hd., v. funnelplate. 


Röhren-bohrmaschine, f. hd., v. 
pipe-boring-machine. 

Röhrenbrücke, f. hd., v. tubular 
bridge, s. bridge. 

Rohrencondensator, m. hd. Stoom verdichter 
eener stoommachine, waarbij de 
stoom op een stelsel buizen wordt afgekoeld, 
waardoor koud water stroomt ; external 
condenser, condenser by contact; condenseur 
tubulaire. 

Röhrenfahrt, f. hd., V. conduite 
de tuyaux. 

Röhrenform, f. hd., v. pipe-form. 

Röhrenglätter, m. hd.. Polijstma


chine voor buizen ; pipe-polisher; polissoir 
pour tuyaux. 


934 RÖHRENHUT --

Röhrenhut, m. hd. Stalen ring om 
de buizen in een tubulaire stoomketel vast 
te zetten ; thimble for pipes; bride pour 
tuyau h vapeur. 

Röhrenkessel, m. hd., v. chau 

-dière tubulaire. 

Röhrenkitt, m. hd., v. cement 1). 

Röhrenkolben, m. hd. IJzeren ci-
Tinder waarop de buizen gemaakt worden; 
iron cylinder for tube-making; eylindre en 
fer pour la fabrication des tuyaux. 

Röhrenlegung, f. hd., v. pipelaying. 
Röhrenloth, n. hd. Lood tot ver 

pijpen voor water- of gaslei-binding van 

solder of pipes; soudure n tnyaux.-dingen ; 

Röhrenmaschine, f. hd., v. bane 
à tubes. 

Röhrenmodell, n. hd. Model voor 
gegoten pijpen ; model for pipes; modèle en 
bois pour tuyaux. 

Röhrenplatte, f. hd. Plaatlood voor 
pijpen ; roll lead for pipes; plomb laminé 
pour tuvaux. 

Rohrensehrauber, m. hd., V. 
breech-worker. 

Rohrerz, n. hd., V. eisenrahm. 

Rohrfeiler, m. hd., v. brunisseur 
2) . 

Röhrführer, m. hd. Opzichter over 
het buizennet; manager of the pipes; celui 
qui dirige les tuyaux, 

Rohrgebiss, n. hd. Gebit met rond 
mondstuk; canon-bit; mors a canon. 
Rohrgeflecht. n. hd. Rotting-vlechtwerk 
; rattan-work; ouvrage de rotin. 
Rohrhahn, m. hd. Afsluitkraan ; fountain-
cock; clef de Fontaine. 
Rohrhobel, a,. hd., v, barrel


plane. 
Röhricht, n. hd.,' v. calein. 
Röhring, m. hd., v. oeillet de 

Panere. 
Röhrleitung, f. hd., v. conduite 
de tuyaux. 
Röhrmeister, m. hd., v. röhr 
-führer. 

Rohrmesser, n. hd. Mes voor bet 
splijten van riet; reed-knife, reed-splitter; 
couteau à jorres. 

Rohrnagel, m. hd., V. clou à 
roseau. 

Rohrnasal, n. hd., v. nasal. 

Röhrpfeife, f. hd., Gedekte orgelpijp 

met buisje; mouth pipe with chimney-top; 

tuyau a cbeminée. 
Rohrschelle, f. hd., v. gehe t). 
Rohrschleifer, m. hd. Opwerker 

der geweerloopen ; barrel-grinder; polisseur 
de canons de fusil. 
Rohrschlichter, m, hd., v. fineborer. 


Rohrschloss, n. hd. Buisvormig letterhangslot; 
screw-barrel; cadenas n tuyaux. 

Rohrschmied, m. hd., v. barrelforger. 


ROLL. 

Rohrsparren, m. hd. Houtwerk van 
een rieten dak; lath; chevrons dun toit de 
roseaux. 

Rohrstock, Rohrstab, m. hd., v. 
canne 1). -IJzer om koperen platen rond 
te zetten ; rod for hammering the plates 
round upon; tasseau h arondir la tóle. 

Rohrstuhl, m. hd. Rottingstoel ; rattan-
chair; siège de rotin 

Rohrzirkel, m. hd. Geweermakerspasser; 
gunsmith's compasses; compas d'arquehusier. 


Rohrzucker, m. hd. Rietsuiker; 

canne-sugar; sucre de canne. 
Rohschiene, f. hd.,v. for ébauché. 
Rohschlacke, f. pl. hd., v. frisch


schlacke 2) . 
Rohschmelzen, n. hd., v. fer cru. 
Rohsoole, f. hd., v. eaux vierges. 
Rohstahl, m. hd., v. acier naturel. 
Rohstahleisen, n. hd., v. fonts 

aciéreuse. — v. fer oligisto rouge 

flbreux. 
Rohstein, m. hd., v. kupferstein. 
Rohzucker, m. hd., v. moscouade. 
Roideur, f. fr Stijfheid (van touwen); 

rigidity, stiffness; steifigkeit. 
Roinette, f. fr., v. krabber. 
Roisse, f. fr., v. dressant. v. 

demi-montée. — Quarte r., Demi 
r., geringere helling van een mijnader; 
inclination of a coal-seam; hellendes oder 
neigendes flötz. 

Roisses, f. pl. fr. Gebogen houtwerk 
voor bekleding van kleine mijnputten ; 
hoops in a little circular shaft; reifen in 
einem reifenschachte. 

Rojebank, f. hd. Roeibank ; thwart; 

toste. 
Rojeklamp, f. hd., V. dame 5). 
Rojen, v. a. hd., v. nager i). — 

Beim r. lang ausholen, v. nager 

de long. — Schlicht r., v. nager sec. 
Roj er, m. hd., v. nageur. 
Rolak, ro. hd. Poreuse metaalslak; 

porous scoria. 

Role m. fr. de tabac, Opgerolde, 
gesponnen tabak ; roll of tobacco; tabakrolle. 
Rolette, f. fr. Soort van Vlaamsch 

linnen ; flemish linen; flämische leinwand. 

Roll; eng., v, boudin t) . ~ v. 
drehrolle 1). — v. cylinder. 
Borstboom van tiet weefgetouw; zeugbaum; 
rouloir. -Hoeveelheid naalden die gelijk. 
tijdig geslepen worden ; rolle, Bund; torque. 

-V. pièces 2). -Dwarslijst; leiste; 
tringle. -Omslag, draai van het Nullenpapier 
om de rolstok ; umgang, umschlag; 
tour entier de la feudle de papier sur la 
baguette à rouler. -Hoeveelheid klei 
waaruit eeh buis of pijp gemaakt wordt; 
wulst, weller; rouleau de 1 u t. 
Roll (to), eng , v. marbrer. ~ v. 
eylindrer 2). — v. abwalzen. 
to R. the sand, v. corroyer le 
sable. o to R. on the same sur



ROLL -- 

face, v. garder l'ornière, s. ornière. 
Roll and fillet moulding, eng., 

V. moulure a rouleau et fillet. 
Rollbank, f. hd., v. chevalet à 
rouleau. 
Rollblei, n. hd., v. rolled-lead, 

S. lead. 
Rollbrett, n. hd. Klandertafel, klanderplank; 
mangling-board; planchette à calandre. 


Roll- bridge, eng. Rollbrücke, t. 

hd., v. carriage bridge. 
Rolldamast, m. hd., v. filoselle 1). 
Rolldraht, n. hd., v. fer de rou


lage. 
Rolle, f. fr. Soort van wollen stof; 
woollen stuff; art wollenzeug. 

Rolle, f. hd., V. poulie d'un tour.
~ V. eylindre 2). — v. rebord 2).
~ V. roll 4) . v. noix 4) . ~ v. 
ferrure annulaire. — v. caster 1). 
~ v. bottes. — v. molette t) .

V. oreiller 2). ~ v. blockkalander. 
~ V. drehrolle 1). — v. crible 1). 
~ v. bandage du battant 2). ~ v. 
flache 5). ~ v. draille I). — v. 
blattblock. — v. friction-roller. 
~ (Mange) mangel, pletwerktuig voor 
geweven stofen ; mangle; rouloir. 
Rolleisen, n. hd., v. fer à rouler. 
Rollen, I. pi. hd., v. yeux du 


moufie, s. moufie. 
Rollen, v. a. hd., v. marbrer. 
Rollenbank, f. hd., v. filière à 


bobine. 
Rollenblei, n. hd., v. rolled-lead, 


S. lead. 
Rollenbohrer,. m. hd., v. drill 
with ferrule. 
Rollenbolzen, m. hd., v. achse. 
Rollendach, n. hd., v. box 2). 
Rollengestell, n. hd., v. axe-tie 


of the pulley. — v. roll-frame. 
Rollenmacher, m. hd., v. block


macher. 
Rollenmaschine, r. hd., v. baritel. 
Rollenregister, n. hd., v. can


nelier. 
Rollenträger, f. hd., v. klöbchen. 
Rollenwelle, f. hd., v. cylin


der 2). 
Rollenzug, m. hd., v. hebemaschine 
2) . 


Roller, eng., v. friction-roller. 
~ V. cylinder 1). ~ V. cylindre 
4). — v. guindal. — V. chevalet a 
rouleau. — v. laminoir 1). v. 
eylindres cannelés. — v. bowl. — 


v. galet 2) . — v. aplatissoire. — 
V. courroi. — v. bille. ~ v. fer á 
rouler b. ~ v. cuivret. 
Roller-bolt, eng., v. cap-squarelip-
head-bolt. 
Roller-bowl, eng., v. eylindre 
cannelé. 

ROMAIN. 935 

Roller-bridge, eng., v. carriagebridge. 
Rollerde, f. hd. Losse, niet klevende 

aarde; loose friable earth; terre meuble. 
Roller-gin, m fr., v. gin 3) . 
Roller-gin, eng., v. gin 3) . — V. 

cotton-gin. 
Roller-sledge, eng. Rolslede ; walzenschleppe; 
traineau a rouleaux. 
Rollfass, n. hd., v. frottoir 5). 

Roll—frame, eng. Rolsch-raag van den 
draadtrekker ; rollengestell; moute. 

Rollglied, n. hd., v. moulure a 
rouleau. — R. mit bändchén, v. 
moulure à rouleau et fillet. 

Roll with grains, R. with two 
lines, eng. Boekbinders verguldrol met punten, 
met dubbele lijn; rädchen mitpuncten, mit 
zwei linien; rouleau à grains, á deux lignes. 

Rollholz, n. hd. Rolstok om kleipla


ten te rollen ; roller, rolling -stick; billette. 
Rollig, adj. hd., v. poreux. 
Rolling, eng., v. laminage. ~ R. 

of a ship, slingeren ; schlingern; roulis. 

— R. the blooms, v. étirage des 
maquettes de fer au laminoir. 
Rolling-curve, eng , v. courbe l). 
Rolling-frame, eng., v, cadre à 

rouleaux. 
Rolling-machine, eng., v. outil 

a planche. 

Rolling-mill, eng., v. laminoir a 
plaque. — v. moulin a monnaie, 

s. monnaie. ~ Extreme end of 
a r., v. collet 7). 
Roll—moulding, eng. Rollijst; art 
runden gesims; espèce de moulure rondie. 
Rolling-tackle , eng. Stoottalie ; 

stosstalje; palan de roules des yergues. 

Rollkasten, m. hd. Ertskast van een 
stampmolen ; ore-chest of a stamping-mill; 

calandre du bocard. 
Rollmessing, n. hd., v. laiton en 
rouleaux. 

Rollofen, m. hd. Beweegbare oven; 
stove on casters; four roulant. 

Rollpochwerk, n. hd., v. bocard 
a trémie. 
Rollring, m. hd. Roll-ring, eng. 

Ring, rand waarin de rollen van een molen 
loopen ; anneau a rouleau. 

Rollschacht , D. hd. Mijnopening, 
mijnschacht waardoor de ertsen worden opgebracht 
; shaft for rolling, rolling-shaft; 
bore de roulage. 

Rollscheibe, f. hd., v. Hasche 6). 
Rollschicht, m. hd., v. course 4). 
Rollseil, n. hd., v. cable-tire. 
Roll-sheet-iron, eng. Plaatijzer in 

rollen ; rollenblech; tóle en rouleau. 
Rollstab, m. hd., v. rollholz. 
Rollstein, m. hd,., v. galet 1). 
Rollwagen, m. hd., v. chariot à 

ferrasse. 
Romain, m. fr., v. antiquaschrift. 
~ Gros r., v. grosse antiquaschrift, 


 

936 ROMAINE --

S. antiquaschrift. — Petit r., v. 
brevier. — Deux points de gros 
r., v. antiquaschrift 3). 
Romaine, r. fr., V. balance ro


maine. — v. pigeonne. 

Romalle, f. fr. Zak- of halsdoek in 
Indie van katoen of zijde ; indian handkerchie 
f; sack-oder halstuch von seide und 
baum wolle. 

Roman, eng., V. antiquaschrift I). 
Roman-alum, eng., v. alun artificiel. 
Roman-architecture, eng , v. ar 
-chitócture romaine. 
Roman-balance,eng., v. balance 
romaine. 
-
[cement i). 

Roman-cement, m. hd. & eng., v. 

Romanesque-style, eng., v. architecture 
romane. 
Romanische treppe, f. hd., v. 
escalier a girons rampant. 
Roman-letter, eng., v. antiquaschrift 
t). 
Römer, m. hd. Drinkglas op een 
voet ; goblet, glass-bowl; gobelet, bocal. 

Römereisen, n. hd. Oor van een 
bierglas; handle of a tumbler; manche 
dun verre. 

Romer, f. pi. fr. De beide hoofdboomen 
van de basse-lisse weefstoel ; the two 
principal beams of a low warp; die beide 
bauptstücke eines tiefschäftigen weberstuhis. 

Römische ordnung, i. hd., v. 
ordre romain. 
Römische wage, f. hd., v. balan 
-ce romaine. 

Rompre, v. a. & n. fr. Breken ; 
to break; brechen. R. les couleurs. 
de kleur breken, door vermenging in kracht 
verminderen ; to break the colors; die Farben 
brechen. — R. une forme, v. ablegen. 
—.R. le jet, de giettap afbreken; 
to break off the cast; den guss abbrechen. 

-R. la lame, de wol vermengen ; to 
mix the wool; mischen., - R. la main 
Brune, de rugvouwen uit het papier maken 
; to take off the folds in the paper; die 
rückfalten wegnehmen. - Machine à 
r. les chiffons, v. cutting machine 
t) . 
Rompure, f. fr. Scheur (in een klok); 
shiver; abbruch. 
Rond, m. fr Bond gereedschap ; round 
tool; rundeisen. - R. de bosse, v. 
convex 1). ~ R. de roue, v. band, 
eng. 3) ..• R. de verre, v. bull'seye- 
glass.

Ronde, f. fr., v. orbicularschrift. 

R.-bosse, v. arbeit e). 

Rondeau, m. fr., v. disque 1). mm 
Sl(jpplaat van den; diamant sljpmolen 
grinding-plate; schleifschetbe. 

Rondelet, m. fr., v..f.oekseide s). 

Rondelettes, f. pl. fr.. Zeildoek van 
Bretagne ; sailcloth from Bretagne; rondeletten. 


ROQUETIN. 

Rondell, n. hd. Rond gebouw, rotonde ; 
rotunda, rotund; rotonde. 
Rondelle, f. fr., v. kratzdistel 2). 

-Ronde graveerbeitel; round chisel; rund 
Sluitplaat; rundle; schliessblech.-stichel. ... 
V. cake 2). — v. hohlröhre. — v. 
bolzenblech. — R. de bout d'essieu, 
v. linch-washer. ~ R. à 
crochet, v. drag-washer. — R. 
d'époulement d'essieu, v. bodywasher. 
R. fusible, v. fusible 
plug 9). R. de garniture, V. 
packing-washer. ~ R. en papier, 
papierschijf tot afsluiting der vuurpijlen; 
paper-disk; Zünder platte. 
Rondfes, f. pl. fr., v. formwalzen. 

Rondin, m. fr., v. petite palissade. 
— v. bois en grumo. — R. 
de voie, ronde dwarsligger; round sleeper; 
runde schwelle. 

Rondirfass, n. hd., v. drum ). 

Rond-point, m. fr., v. chevet. 

Rongeant, m. fr., v. aetzbeize. 

Rongeant-style, eng., v. style of 
calico-printing 4). 

Ronger v. a. fr. le bois, Het hout 
op de draaibank met de guds bewerken ; 
to take off with the gouge; das holz schroten. 

Rönne, f. hd. Afvoerkanaal ; discharging 
canal; canal de dégorgement. 
Roof, m. hd. & eng. Roef van een 
vaartuig; fougon. 
Roof, eng., v. dach 1). -Gewelf 
van een reverbeeroven ; gewölbe; volte. -

V. eiel i) . 
Roofing, eng., v. bedachung. — 
Fire-proof r., v. couverture incombustible. 


Roof-lath, eng., v. daehlatte. 

Roof-slate, eng., v. ardoise tltégulaire. 
(sperre. 
Roof-timber, eng., v. daehge-
Room, eng., v, atelier 1) . 
Rope, eng., v, cordage 2) . — y. 

gaggot-band. — R. of the clapper, 
V. bataillière. ® Shaft r., v. 
ardier. 

Rope-drag, eng., V. cordage à 
enrayer. 
Rope-ladder, eng., v. échelle de 
corde. 

Rope-maker, eng., v. cordier. •• 
R.-S. rack, v. ratelier i) . ~ R.-s. 
work, v. ouvrage de cordier, s. 
ouvrage a. 

Ropery, eng., V. corderie i). 
Rope-walk, Rope-yard, eng., v. 
corderie t) . 
Rope-yarn, eng., V. fil de caret. 

R. for worming, v. fil de caret 
à congréer. 
Roquet, m. fr., v. bobbin i). 

R.oquetin, m. fr. Spoel van het zijdeen 
passement-weefgetouw; bobbin; zettelspule, 
seidenspule. ~ R. de lames, v. 
lahnspule. 


ROQUETTE 

Roquette f. fr. a avanceur, Spoel 
waarop bet gouddraad komt na de vierde 
trekking ; bobbin for the fourth goldwiredrawing; 
spule auf welche der vierte golddrahtzieher 
den draht aufwindet. v. 
roquetin I). 

Rorage, m. fr., v dew-retting. 
Ros, m. fr., v. peigne de canne. 
Rosage, m. fr., v. dew-ratting. 

-Het ophelderen der kleur bi; de turkschrood 
ververij ; rosing; rosiren, schönen. 
Rosalger, eng., V. arsenic sul 
-phuré rouge. 
Rösch, adj. hd Gedeeltelijk, even gestampt; 
slightly crushed; légèrement bocardé. 
Rösche, f. hd., v. deseente 4). — 

V. drain 2). ® v. fouille i). 
Röschenseile, f. hd., v. cordelière. 
Rösehgewäehs, n. hd. Breekbaar 
erts; friable ore; mine cassante. 

Roseonnes, f. pl. fr. Wit linnen van 
Bretagne ; white linen from Bretagne; rosconne, 
rosconne leinwand. 

Rose, eng , V. flèche 1). — R. of 
the watering-pot, y. brause 1). 
Rose f. fr., v. diamant-rose. 

V. carthamine. ~ R. de compartiment, 
roosvormig ornament; roseshaped 
tracèry; maasswerksrose. -' R. 
de fenêtre, v. fenêtre en rose. 
B. du tailloir, v. oeil du tailloir. 
R. du vent, v. card 3) . 
Roseau, m. fr. Stukadoorriet; reed, 
thatch; mauerroter, rohr. 
Rose-bit, eng., V. chamferingauger. 
Rose-copper, eng., v. cuivre rosette. 
Rose-countersink, eng., v. abdrehnagel. 
Rosée, f. fr. Lichtere kleur der dunne 
plaatsen van geverfd laken ; lighter color on 
the thin spots of dyed cloth; thau. -Ruimte 
tusschen de tanden van den weverskam; 

space between the teeth of the reed; rauco 

zwischen den zähnen des kammes. 
Rose-engine, eng., v. patronen 

— V. guillochirdreh--drehbank. 
bank. 
Rose-lashing, eng., v. bridure de 
rose. 
Rosen, ni. hd. Hoop zwavelzure kalksteen 
die gebrand moet worden ; heap of 
plaster to be calcined; tas de gypse à bruler. 

Rosenakasie, f. hd., v. gornmeacacia. 
Rosenfenster, n. hd., v. fenétre 
en rosace. 
Rosenholz, n. hd., v. jacarandaholz. 
Rosenkranzmühle, m.hd.,v. chainpump. 
Rosenkreuzung, f. hd., v. bridure 
de rose. 
Rosennagel, m. lid., v. broeketbolt. 


ROSSIGNOL. 937 

Rosenöl, n. hd., v. rose-oil, s. oil. 
Rosenroth, n. hd., v. aurorafarbe. 
Rosenstahl, n. hd., v. broeken


stahl. 
Rosenstein, m hd., v, diamant


rose. 
Rosenzinn, n. hd., v. bergzinn. 
Rose- quartz, eng., v. quartz-rosé. 
Roser, v. n. fr. Ophelderen van roode 

kleuren ; to bring red into carmine; rota 
ins carminroth treiben, schönen. 
Roses, f. pl. fr. Geweven stof met roos 
versierselen ; stuff with rose orna--vormige 

ments; zeuge mit rosen. 
Roset, eng., v. einsetzrose. 
Rose-stamp, eng., v. rosettier. 
Rose-steel, eng., v broekenstahl. 
Rosettas, m. hd. Een wollen stof uit 

Engeland; english woollen stuff; étoffe de 
laine anglaise. 

Rosette, f. hd., v. carcas. — v. 
largette. •m v. nietblech. ~ v. diamant-
rose. 

Rosette, eng., v. rosette fr. 7) 8). 

V. largette. 
Rosette, f. fr., v. nietbiech. — v. 
cuivre rosette. — v. fer à contourner. 
— v. garscheibe. ~ v. 
largette. ® V. cake 2). — Patroon, 
model van de guillocheerbank ; rosette, movement; 
patrone. ~ R. d'une moutre, 
kompas van een horlogie; rosette; steilscheibe. 
- Aiguille de la r., wijzer 
van het kompas; needle, handle of the rosette; 
rücker. 

Rosette-crochet, f. fr. Boombaak ; 
side-arm-hook; blatthaken. 
Rosettenkupfer, n. hd., v. cuivre 
rosette. 

Rosettenstempel, Rosettier, m. 
fr. & hd. Ster of roosvormige stempel ; rosestamp. 


Rosette-piton, f. fr., v. lockingchain-
plate. 
Rose-window, eng. , v. fenêtre 

en rosace. (holz. 
Rose-wood, eng., v. jacaranda 
Rosiele, m. fr. Zwart zilvererts; black 

silver-ore; schwarzes silbererz. 
Rosin, eng., v. harz. 
Rosinenkopal, m. hd. Slechte ko


palhars; mean copal; copal de qualité inférieure. 


Rosin-gas, eng., v. gas à résine. 
Rosin-soap, eng., v. harzseife.. 
Ross, m. hd., v. chevalet 1). 
Rosshaar, n. hd., v. erin i). 
Rosshaarkissen, n. hd., v. cush


ion 2) . 

Rosshaarzeug, n. hd., v. haar


sieb 1) 
Rosshärenes Tuch, n. hd., v. rapattelle. 
Rossignol, m. fr., v. crochet 3). 

— V. grossspale. ~ v. füllkeil. 
V. bridge or trepan of the vat. 
79 


 

938 ROSSKASTANIENHOLZ --ROTHBEIZE. 

Rosskastanienholz,n.hd., v.horse-Rostfeuerung, f. hd. Mond van den 

chesnut-wood. pottenbakkersoven ; mouth of a burning-oven 
Rossmühle, f. hd., v. horse-mill. for eartenware; alandrier. 
Rossöl, n. hd., v. calabine-oil s. Rostkitt, m. hd., v. eisencement. 

oil. Röstofen, m. hd., v. brennofen 2). 

Rossramme, f. hd. Heistelling door Rostpapier, n. hd., v. papier à 
paarden bewogen, paarden bei; rammer worked derouiller. (sateur 2). 
by horse-power; mouton mu par des chevaux. Rostpendel, m. hd., v. compen-

Rossschwefel, m. hd. Onzuivere zwa-Rostpfahl, m. hd., v. pilotis i). 
vel ; impure sulphur; soufre impur. Röstschlacke, f. hd. Slakken die bij 

Rossstange, f. hd. Stang van de heen-bet ertssmelten afvallen; slag of raw matt; 
en weergaande hef boom van den kousen -scone de matte crue. 
weefstoel ; rod o/' the horse ; verge du Rostschwelle, f. lid. Hoofdbalk van 
cbevalet. een roosterfundeering; joist of a grated 

Rosszahn, m. lid. Gekristalliseerde foundation; soliveau d'un grillage de charkoolzure 
kalk ; crystallized carbonate of lime; pente. — V. langschwelle. 
chaux carbonatie cristallisée. Roststab, m. hd. Roosterstaaf ; bar of 

Rost, m. hd., V. eisenrost. — v. a grid-iron, bar of a grate; barreau d'un 
grating 2) . — v. alliage 2) . — v. gril. — V. bandruthe. 
grate 1) . V. grillage 1) . ~ v. era-Röststadel, m. hd. Roostingplaats; 
paudine 4). ~ V. apron 3). ~ R. ore-roasting spot; aire de grillage. 
abnehmen, v. dérouiller. — RM Rostrirfeder, f. hd., v. griffe 2). 
abziehen, het gerooste metaalerts weg Rostrum, m. hd., v. glasrötere. 

to take off the roosted ore; óter le-nemen ; Rostrum, n. hd. & eng. Hals of pijp 
minérai grillé. ~ R. abkühlen, het van een helm ; bec de chapiteau. 
erts afkoelen ; to revive the ore; rafraichir Röstschuppen, m. yid., v. brenn 
le minérai. ~ R. arbeiten, v.méthode-ofen 2). 
de grillage. ~ R. brennen, erts Rostspalten, f. pl. hd. Roosteroperoosten 
; to roast the ore; griller les mines. ning8n; interstices of the grate; intervalles 

— R. ansetzen, bet gerooste erts in entre les barres du gril. 
den oven brengen ; to bring the roasted ore Rostträger, m. hd. Legger voor de 
into the furnace; porter le mindrai grille roosterstaven ; grate-bearing; support du gril. 
dans le fourneau. — R. anstechen, Röstung, f. hd., v. rosten. 
bet roostvuur aansteken ; to light the roast-Rot, eng., v. fäulniss i). 
ing fire; allumer le feu ou le minérai dolt Rot, m. fr., v. peigne de scanne. 
etre grillé. - R. fortsetzen, het ge-Rotafrotteur, m. hd. & fr. Draaiende 
rooste metaalerts naast den oven werpen ; schooner; rotatory cheaning apparatus. 
to put aside the roasted ore; porter le mi-Rotation, f. fr. y eng., v. kreisnérai 
grille à coté du fourneau. — R. lau-lauf. ~ v. circulatoire. 

fen, het gerooste erts met een kruiwagen Rotatory, adj. eng. Draaiend; drehend, 

vervoeren ; to wheel the roasted ore; brouet-rotirend; rotatif. ~ R. motion v. cirter 
le minérai grille. — R. recht füh-culatoire. — R. shears, v. circuren, 
goed roosten ; to conduct well the lar shears. — R. steam-engine, 
roasting; bien conduire un grillage. R. v. rotirende dampfmaschine, s. 
stürzen, erts op den roosthaard brengen ; dampfmaschine. 
to throw the ore on the grate; précipiter Rotationsbewegung , f. hd., v. 
le minérai sur l'aire du grillage. circulatoire 1). 


Röstarbeit, f. hd., v. methode de Rotchet-engine, eng., v. cutting


grillage. engine 2) . 
Röstbett, n. hd., v. lit de grillage. Röten, n. hd., v. flaehsröste. 
Röstdörner, m. pl. hd., v. epin.es. Roth, n. hd., v. red t) ~ v. mor 
Röste, f. hd., v. four de grillage. -dant rouge. •• English r. , v. 
Rosten, v. n. hd., v. enrouiller 2). crocus. 

.•• Scherp drogen ; torrefy; torréfler. Roth, adj. hd. Rood ; red; rouge. — 
Rosten, n. Röstung, f. hd. Het R-e italienische Erde, roode aarde 
scherp drogen ; torrefaction; torréfaction. ^*• uit Toscane; Tuscany red; rouge de toscane. 

v. flachsröste. v. calcination. — R—e glut, geroodaard; red tint; teinte 
v. braten. rouge donnée aux utensiles de cuivre. 
Rostfarbe, f. hd., v. ferruginous R-e rose, v. queeksilberoxyd. 
color s. color. R-e erde, v. crayon rouge arti-
Rostfläche, f. hd. Vuurvlakte; area ficiel. — R-es gold, v. s. gold. ~ 
of fire-bars; aire des grilles. R-er niederschlag, v. deutoxyd 
Rostflecken, m. hd., v.iron-mould. of mercury. ~ R. färben, v. to 
Rösthaus, n. hd. Gebouw waar de ert-redden. 

sen geroost worden ; building (or ore-roasting; Rothbeize, f. hd., v. mordant de 
batiment pour le grillage du minérai. rouge. 


 

ROTHBLAU --

Rothblau, n. hd., v. lilac. 
Rothbleierz, n. hd., v. chromate 
of lead . 
Rothbraunsteinerz , n. hd., v. 
m.anganschauer. 
Rothbruch, m. hd. Rood- of warmbreukig 
ijzer, v. s. cold-short-iron. 
Rothbrückig, adj. hd. Warmbreu


kig; hot-short; cassant à chaud. 
Röthe, f. hd., v. garance 1). 
Rotheiben, m. hd., V. ébène d'Al


lemagne. 

Rotheiche, f. hd. Amerikaansche eik 
(Quercus ruber, Q. coccinea); common oak; 
chéne rouvre. 

Rotheisenrahm, in. hd., v. schuppiger 
eisenglanz, s. eisenglanz. 
Rotheisenstein, in. hd., v. braun 

1).-senstein 
Röthel, m. hd., v. crayon rouge. 
Röthelerde, f. hd. Roode ijzeroker; 

adamic earth; rouge de mars. 
Rötheljaspis , m. hd. Bloedjaspis; 
blood-color jaspis; jaspe sanguin. 
Röthen, v. a. hd. Roodgloeiend ma


ken ; to heat; rough Ie fer. 
Rother-nails, eng., v. tolet. 
Rothes messing, D. hd., v. red


brass. 
Rothfárben, n. hd. Het roodverven; 

dying-red; rouissage. (tanné. 
Rothgar, adj. hd. Gelooid ; tanned; 
Rothgeäderd,adj.hd., v.brüchig 1). 
Rothgerber, ni. hd., v. Lohgerber. 
Rothgiesser, m. hd., V. brazier 1). 
Rothglühend, adj. hd. Roodgloeiend; 

red-hot; rougi au feu. — R. machen, 

v. röthen. 
Rothglühhitze, i. hd., v. chaleur 
rouge. 
Rothgüldenerz, n. hd. Rood zilvererts; 
ruby silver ore; mine d'argent rouge. 
Rothguss, m. hd., v. red-brass. 
Rothheiszen., n. hd., v. chaude 


grasse. 
Rothkupfererz, n. hd., v. cuivre 
oxidé rouge. 
Rothnickelkies, m. hd., V. nickel 
arsenical. 
Rothsäure, f. hd., v. erythraïsche 


säure. 
Rothschmied, m. hd., v. brazier 3). 
Rothsehnur, f. hd. Rood koord , red 


cord; cordeau rouge. 
Rothspiessglanzerz, n. hd., v. na


delblende. 
Rothstein, m. hd. v. crayon rouge. 
Rotier, m. fr., v. kammmacl,er 2). 
Rotin, m fr., v. bobbin i) . 
Rótir, RStissage, m. fr., v. braten. 
Rotirungsbewegung, f. hd., v. 


circulatoire. 
Rotonde, f. jr., v. rondell. 
Rotte, f. hd., v. rotting. ~ Ge 


-mischte r.,

gemengde roting; mixed retting; 
rouissage mixte. 

ROUE. 939 

Ro ttegrube, f. hd., v. flachsröste. 

Rotten, eng., v. faul. 

Rottenfeuer, n. hd., v. feu de file. 

Rottenness, eng., v. malandre. 

Rotten-stone, eng., v. englische 
erde. 

Rottiee, f. fr. Zijtak van een afwateringsgalerij 
in een mijnwerk ; level turned 
away out of an alit; flägelort eines wasserlösungsstollen. 


Rotting, eng., v. einweichen 4) 

— V. flachsrösten. 
Rotzalaun, m. hd., v. alaun. 
Rouable m. fr. v. fire-iron 3) ••• 
V. ecumoir 1). 
Rouage m. fr. v. engrenage conique. 
~ v. gangwerk. ~ R. des 
aiguilles, wijzerwerk, kwadratuur, wheelwork 
of the hands; weiserwerk. ••• R. a 
courroie, riemen en schijven ; strapper 
wheelwork; schnurraderwerk, riervenraderwerk. 
~ R. du volant, windvleugelwerk; 
wheel works of the fly; windfanggetriebe. 


Rouanné, Rouane f. fr. a marquer, 
v. krabber. — R. de pompe, 

v. bohrspindel 2). 
Rouannette, f. fr., Schrapijzertje; 
small iron tracer; kleiner reisser. 
Roublons, tri . fr., v. fagotted iron. 
Roucou, m. fr., v. arnotto. 
Roucouer, V. a. fr., v. mit orle


ans färben s. orleans. 

Roue, f. fr., V. rad 1) — v. aufwindrad. 
~ V. getriebe 3). — v.aufwinddrath. 
—R. accouplée, v. gekuppelde 
räder s. räder. ~ R. 
d'angle, v. bevil wheel. — R. sur 
1'arbre,windas; arbor-wheel,wheel and axle; 
das rad an der welle, wellrad. — R. d'arrêt, 
v. cog-wheel 2). ••• R. a aubes 
courbes, scheprad met gebogen schoepen ; 
wheel with curved float-boards; schaufelrad 
mit gekrümmten schaufeln, ponceletrad. ~ 

R. a augets, bovenslagrad ; bucket-wheel; 
zellenrad. — R. d'avant-train, v. 
protzrad. ~ R. a axe verticale, 

staand waterrad, turbine ; turbine; horizontale 
wasserrad, turbine, kreiselrad. — R. 
pour bateaux à vapour, v. paddlewheel 
2) . ~ R. de cable, v. plet. 

R. de eames, stootwiel van een buil; 
shaling-wheel; schlagrad. ~ R. de carrière, 
windas van een steengroef; crane 
or capstan to be used in quarries; steinbruchswinde. 
~ R. de St. Catherine, 
v. fenétre rayonnante. ~ R. de 
canon, v, hour-wheel. — R. * centrale, 
v. mitteirad. ~ R. à 

chames, v. kettenrad. ~ R. de 
champ, v. s. champ 6). ~ R. de 
charriot, kopieerrad voor knippatronen; 
copy-wheel; copirrad. — R. de ehaussee, 
v. Bodenrad 1). ~ R. de compte, 
v. notch-wheel. — R. conduc


trice, v. driver-wheel 1). — R. 


940 ROUE -- 

conique, v. mitre-wheels. ~ R. à 
courronne, v. canting-wheel.~R. 
de coté, v. breast-wheel. ••• R. 
d' un cric, v. cog-wheel 2) . R. 
eylindrique, v. cylindrical-wheel. 

R. a déelic, v. rack-wheel. v R. 
dentée, v. engrenage 3) . — R. dentée, 
v. cog-wheel 1). ~ R. dentée 
a dents de for, tandrad van gegoten 
ijzer; cast•iron wheel ; gusseiserne zabnrad. 
R. dentée droite, v. canting-
wheel. — R. de derrière, 
volger : hind-wheel , trailing-wheel; hinterrad. 
— R. en dessous, v. mühlrad 
3) . — R. en dessus, V. mühlrad 2) . 
~ R. de devant, voorwiel van een rijtuig 
of wagen ; leading -wheel; vorderrad. — 
R. détente, V. notch-wheel. — R. 
a échellier, v. laufrad. — R. d'eneliquetage, 
v. rack -wheel. — R. 
épicycloïdale, v. epeiycloïdalwheel. 
— R. excentrique, v. eccentric 
wheel. ® R. de friction, 
V. frictionsrad. — R. de fusée, 
snekrad; great-wheel; schneckenrad. — R. 
a godets, v. r-oue a augets. ~ R. 
du gouvernail, stuurrad van een schip; 
steering-wheel; Steuerrad. — R. d'une 
grue, V. krahnrad. — R. hélice, 
rad voor een schroef zonder eind ; screwwheel, 
worm-wheel; sch rauben rad, schneckenrad. 
— R. horizontale à vent, horizontale 
molenwieken ; horizontal windwheel; 
horizontale windrad. — R. hydraulique, 
rad van een door water gedreven 
molen ; 2vater-wheel; Wasserrad, ~ 

R. hydraulique par derrière, tusschenslagrad 
; high- breast-wheel ; rücken 
oder rückschlächtige wasserrad.-schlächtige 

— R. indépendante, v. lose rad 
s. rad. — R. intermediaire, v. carrier 
3).. R. intérieure, rad met 
binnenwaartsche tanden ; annular-wheel; rad 
mit innerer verzabnung. — R. a laver, 
v. dashrad. •• R. à minutes, 
v. centre-wheel. R. a moulin, 
v. mühirad. — R. motrice, v, driver-
wheel 1) . — R. munie de pe 
-tites fourches, v. gabelrad. ~ R. 
a palettes cycloïdale, v. cycloidal 
paddle-wheel s. paddle-wheel. 

R. à palettes mobiles, v. vertical 
paddle-wheel, s. paddle-wheel. 
R. a palettes planes, onderslagrad; 
undershot paddle -wheel; unterschlägtiges 
rad. — R. pendante, rad van een drijvende 
watermolen ; ship -mill's wheel; schiff 
. — R. persanne, v. per--mühlenradsian wheel. — R. a piston, v. chain 
of buckets. ~ R. à poire, v. danaïde. 
— R. des poitiers, v. drehscheibe 
i) . — R. pneumatique, 
windrad van den Fabry'sche ventilator; 
pneumatic wheel of Fabry; das Wetterrad 
der Fabry'sche ventilator. ~ R. à rainures, 
rad met groeven, gegroefd rad; 

ROUGE. 

grooved-wheel; falzrad. — R. a réae 
tion, v. reaction wheel. — R. de 
rechange, v. ersatzrad. ® R. de 
rencontre, v. balance 4) — B. de 
retors, v. drahtrad. — R. a rochet, 

V. rack-wheel. — R. de rosette, 
rad van het kompas van een horloge ; regulating-
wheel; stellrad. ~ R. silenei 
-euse,

losse of looze trommel ; silent-wheel; 
stilles rad, stillrad. ~ R. spirale, spiraalveer 
van een horloge ; spiral spring; 
spiralfeder. — R. de support, achterwielen 
der locomotief; trailing wheels, hindwheels; 
tragräder, hinterräder. — R. de 
tambour, v. federhausrad. — R. 
a vent, windrad van een franschen windmolen 
; wind-wheel; windrad — R. a vis, 

v. roue hélice. — R. de voiture, 
rijtuig of wagenrad; cast-wheel; wagenrad. 
— R. volante, v. fly 5) . — R. voléé, 
V. fly 5). — R. a voussoir, rad met 
metalen naaf; wheel with a metal nave; gewölbrad. 
— En forme de r., v. radförmig. 
~ Bandage de r., v. band 
3) . — Caler une r., v. caler 1). — 
Chemin de la r., v. auge de moulín. 
~ Dent de r., v. cog wheel 1). 
Décaler une r., v décaler 2). 
Petite r. moyenne, klein tusschenrad; 
small centre wheel; kleines Bodenrad. 
Rayon de r., v. arm of a wheel. 

— Ronde de r., v. radfelgenkranz. 
Rouaennerie, f. fr Ordinaire gedrukte 
katoenen ; common printed cotton; ordinärer 
druckzeug. 

Rouer v. a. fr. un cable, une 
manoeuvre, een touw, een kabel opschieten 
; to coil up a cable; ein tau aufschiessen, 
aufrollen. — R. les manoeuvres, 
v. s. manoeuvres. 

Rouet, m. fr. v. réa. — Spinnewiel ; 
spinning-wheel; spinrad. ® Schijf, trommel 
aan werktuigen ; sheave; runde sebeibe. — 
Kruiswerk van een slot; hoop in the wards; 
reif. ^ R. a bobiner, V. bobineuse 
1). — R. a deur bobines, v . dop 

-pelspinnrad. r R. à filer, v. rouet 

2). ~ R. de moulin, v. cog-wheel 

1). ~ R. à picoter, opsluitbeugel van 

oen ronde mijr^putbekleedin ; ; wedging-crib; 

keilkranz. — R. à pointer, v. punck


tirrad. 

Rouette, f. fr. Bindteen, zeeuwsche 

tiend ; gade, withe, binder ; bindeweide, 

Wiede, weede. 

Rouge, m. hd., v. crocus i). 

Rouge, m. fr. v. red. ~ R. ä polir, 
v. crocus 1). — R. d'angleterre, 
v. colectar. — R. d'aniline, 
aniline rood; aniline red.; anilinroth. mo 

R. d'applieation, roode drukverf voor 
wol en katoen ; topical red; tafelroth. — 
R. en feuilles, grimeerrood ; rouge; 
schminckroth. — R. indigo, v. phénécine. 
~ R turc, v. adrianopelred. 

ROUGH - 

Rough, eng. v. barbe.1). ~ v. rauh. 

Rough-boarding, eng., v. ceiling 

Rough-borer, eng. V. alésoir. [1). 

Rough-carry-stone, eng., v. moëllon 
brut. 

Rough-cast, eng . V. erépi i). 

Rough-draw, eng., v. ébaueher 1). 

Rough—edge, eng. Wankant van plan


ken ; baumkante; flache. 
Roughening, eng., v. körner 3). 
~ V. engrainage. 
Rough-grind eng. of plate-glass, 

v. dégrossi 2). (ger). 
Rough-grind (to), eng. v. égruRough-
hew (to), eng. v. bewaldrechten. 
— to R. a piece of wood, 

V. ébaucher 2) . (level. 
Rough-shetching, eng., v. flying 
Roughing, eng., v dégrossissage 
) . V. ébaucliage 3) . — v. degrossi 
2). — v. ausmergen . — Edel 
uit den ruwe slijpen ; die steinen-steenen 
die erste bearbeitung geben; ébaucher:' 
Roughing-rolls, eng., V. eylindres 
a cingler. 

Roughness, eng.. V. barbe 1). •• 
Breekbaarheid, ruwheid (van metalen); sprödigkeit; 
aigreur. 

Rough-steel, eng., v. eedat. 
Rough-stocker. eng., v. büchsensehäfter. 
Rough-treerails, eng., v. lissen 

de bastingage. 
Rough-walling,eng., v . mantle 1). 
Rough-work, eng V. eseapou


.,

lage. Onafgewerkt, onafgebraamd raderwerk 
; aus denn grobsten herausgearbeites 
räderwerk; ebauchage. 


Rougi au feu, adj. fr., v. roth


glühend.. 

Rou gir V. a. fr. le fer, v. to heat. 

Fair r. la coupelle, v. abäth


men. — R. en blanc, een stuk ijzer 

op de welhitte brengen ; to give welding


heat; schweisswarm oder weissglühend ma


chen. 

Rougissement m. fr. la coupelle, 

V. abäthmen. 
Rougissure, f. fr. Roodaard, als kleur 
van roodkoper ; redness of the copper; röthe 
des kupfers, kupferfarbe. 


Rouille, f. fr., V. eisenrost 1). •... 

R. de cuivre, v. grünspan i). 
B ouiller (se), v. r. fr., v. enrouiller 
-2) . 
Rouillure, f. fr., Roestigheid, verroestbeid 
; rustiness; verrosten. 
Rouir, v. a. fr., V. • retting. — R. 
trop, y. to overret. 
Rouissage m. fr. du lin, v. retting. 
~ R. a l'eau, waterrooting van 
vlas; waterretting, watering; wasserrotte. 
n– R. à la rosée, v. dew-retting. 

— R. des minerals, v. calcination. 
R. mixte, gemengde, droge en natte 
rooting ; rnia;ed-retting; gemischte rotte. 
ROULETTE. 941 

Rouissoir, m. fr., v. hanfröste. 
Roukou, in. fr., v. arnotto. 
Roulage, m. fr., v. aufrollen 1). 

— R. accéléré, vervoer per sneltrein; 
conveyance of dispatch; eilfabrt.... (Transport 
interieur), het vervoeren van de losgehakte 
kolen door de mijngangen ; conveyance underground; 
streckenförderung. Galerie 
de r., v. förderstrecke. 
Roulant, adj. fr, Presse r., in werking 
zijnde drukpers; employed press; im 
gange befindliche, gehende presse. 

Rouleau, m. fr. Cilinder van een gietwerktuig; 
roller, rollerpin, cylindre; rolle, 
walze, schubwalze. ~ v. dégrossi 4). ^ 

v. correcturzange. ~ v. asple a). 
~ v. drehzapfen. — Tap waarop een 
as draait; roll, roller; rollenwelle.•• Strijk 
spiegelgieterijen ; roller; walz-stang van deholz. 
— Ronde laddersport; tie-piece; sprosse. 
— Landrol ; roller; walze.. Rol waar 

loopt eener bagger--over de emmerketting 
machine; rollers for the pitch chain of a 
dredger; rollen der eimerkette an der baggermnacbine. 
~ Kantrol die de kaarden der 
Jacquard machine keert; cylindre; prisma, 
cylinder. — Kleicilinder waaruit de potten 

iets maakt ; roll of past; weller,-bakker 
welger. ^ Tuinrol van den hovenier; garden-
roller; rollstein, gartenwalze. — R. 
brise—mottes, kluitenbreker; clod-crusher; 
schollenbrecher. — R. calandre, 

V. bowl 4) . — R. de corde, v. coil 
1). - R. sans fin, cilinder (aan werk 
endless cylinder; auf zapfen laufende-tuigen); 
walze. — R. guimpiers, doorvoerrol van 
de galonmachine; tinsel-roller; labnwalzen. 

— R. a granuler, v. granulatingroller. 
— R. des imprimeurs, v. 
farbenwalze. ~ R. de lut, v. rouleau 
l2). ~ R. de malt, y. malzwalze. 
— R. du moulin a cylindre, 
v. cylindre du moulin. — R. 
piqué, penneboom ; beam with pins ; stiftenbaum. 
— R. à plaques, v. cylin°
dre cannellé. — R. do tension, v. 
expanding roller. ~ R. voisin, v. 
nebenrolle. ~ Broche de r. , spil; 
spit of the double wheel; walzenspindel. 
Corde du r., drijfriem ; girth; gurthe, 
riemen an der walze. — Faire une 
épreuve au r., v. faire une épreuve. 
— Machine a r., v. cylinder 
printing-machine. 
Roulé adj. fr. Bois r., Gekloofd hout; 
cleft wood; klüitiges holz. 
Roulement m fr. d'un fourneau, 

v. arbeit eines ofens, s. ofen. 
%Ruler, V. a. fr., v. cylindrer 2). 
^ R. la cartouche, een hui rollen of 
maken; to foren rocket-cases; rackenbülzen 
rolliren. — R. la corde, touw omspin nen 
; to roll the cord; körte urnwieklen. ^n• 

R. sur la carne, v. to cant 1). 
Roulette, f. fr., v. räderstempel. 
~ V. eycloide. ~ v. bloekrad. mm

':9* 


 

942 ROULEUR --

V. friction-roller. — v. caster 1). 
R. a grains, v. roll with grains. 
Rouleur, m. fr., v. esclauneur. 
Rouloir, m. fr., v. roll 4). •• v. 
rolle 18). 

Roulon, m. fr., v. baluster 3). ~ 
Ronde laddersport; step, round, rundle; 
sprosse, leiter. 

Rounce, eng., V. manche 15) . ~ 

v. bengelscheide. 
Round, eng., Sport van een kraanladder 
; sprosse einer krahnleiter; ranche de 
1'échelier dune grue. - v. baguette 5). 

V. fer a moulure. — v. échelle 
1). ~ R. tool, v. gauge à ébaueher. 
— V. gironner. — v. gourbibler. 
— R. off, v. écorner. — 
V. abrunden. — R. of fixed shot, 
V. cartouche à bowlet. — R. of 
grape, v. grape shot. — R. of case 
shot, v. coup tiré à projectile. — 
R. of fixed case-shot, v. cartouche 
à balle. _ R. of spherical 
case-shot, v. obus-schrapnell. 
Round (to), eng., v. gironner. 

V. gourbiller. — v. ecolleter. — 
Wentelen, ronddraaien ; rundlaufen; tourner 
rond. — to R. off, v abrunden. 
— V. écorner. — to R. a piece of 
iron upon the bickern, v.bigorner. 
Round-beaten, eng., v. batte g). 
Round-broach,eng.,v. glättstahl. 
Round-edge, eng., V. joint-file i). 
Rounder, eng., v. devil 1) . — Rond 

wagenmakers; rundhobel; rabot-schaaf der 
de cbarron. 
Round-file, eng., v. petit lime 

ronde, s. lime. 
Round-house, eng., v. dunette 1). 
Rounding, eng., v. arrondissage. 

— V. bouge 4). v. bourdonnier 
l). R. up, v, bouge vertical. 
R. on poot, v. parelose. — R. of 
the wingtranson, v. bouge 5). — 
S.r., v. S. ~ rounding S. S. — Upper 
r. of the stern, v. couron . 
nement de la poupe. ® R. out, 
buitenwaartscbe bocht, verhevenheid; ausbugt; 
bouge horizontale avec le dos en 
debors. — R. of the harpings, v. 
pièces de quartier. ® v. cordage 
à fourrer. 
Rouding-adze, eng. Gebogen hamerhouweel 
; der krumme texel mit hammer; 
espèce d'assette á lamme courbee. 

Rounding-tool, eng. Ronde vorm 
voor het smeden van rondijzer; rundgeschenk; 
etampe ronde. [file 1). 

Round-joint file, eng., v. joint


Round-nose plane, eng., v. fügeh.
obel. — R. iron, v. for du 
riflard. (arrondir. 

Round-off file, eng. v. lime a 
Round-plane, eng ;, v. rabot a 
boudin. (ronde. 
Round-plyer. eng., v. pineette 


ROW. 

Round-robin, eng., v.eaehe-bone. 

Round-shaft, eng. (smooth), v. 
monocylindre. 

Round-tool, eng., v. eiseau rond. 

Round-up, eng., v. bouge $) . 

Round-wood, eng., Brandhout, rond 

scheepshout ; rundholz; mits et yergues. 

Roussi, m. fr., v. juftenleder. 

Roussier, m. fr., V. eisenerz i). 

Roussir, v. a. fr., v. to redden. 

Roussissage, m. fr., v. rothfärben. 

Rouste. v. a. fr., V. bewuhlen. 

Rousture, f. fr., Woeling ; woolding;
wuhling. 

Route, f. fr., weg ; road; strasse. ~ 

R. à ,carrosser, v. chaussée 3) . 
R. chaussée, v. chaussée 1). ~ R. 
départementale, provinciale weg; provincial 
road; provincialstrasse, kreisstrasse. 

R. ordinaire, gewone weg, rijweg; 
common road, ordinary road; fabrweg, die 

gewohnliche strasse - R. à ornières 

en bois, v. holzbahn. — R. pu


blique, openbare weg, rijksweg; highroad, 
highway, national-road; heerstrasse, land. 
strasse, poststrasse ~ Construire une 
r., een weg aanleggen ; to practice, to lay 
down a road; eine strasse bauen, anlegen. 
® R. du vaisseau, v. course of 

a ship. — R. apparante, v. der 
gesteuerte kurs, s. kurs. — R. 
compliquee, v. compound course 

S. course. — R. directe, v. direct 
course, s. course. — R. entièrement 
corrigée, v. true course, s. 
course. — R. loxodromique, v. 
loxodromic course, s. course. 

Router-gauge, eng.,v. nuthenreis


ser. 
Router-plane, eng., v. guimbarde 
1) 

Routoir, m. fr., v. fl.achröste. 

Rouvre, m. hd., V. english oak,

S. oak. 
Rover, eng. Soort van grofkaarde 
voor plootwol ; eine art vorspinl£rempel; espèce 
de carde boudineuse. 

Rouverin, adj. fr., v. cassant 1). 

Rouving, eng , v. boudinage. — 
Coarse r., v. boudin 2). ~ Fine 
r., v. fil doux. — R. and slub


bing, v, filage en doux. 

Rouving-frame, eng., v. bane á 

broches en fin. 

Rouving-head, eng., v. boudinage. 
Rouvre, m. fr., v. english oak, 

s. oak. 
ROW, eng., v. gasse 1). - Rol van 

de spinmachine; rolle; rouleau. - R. of 

piles, v. palee. 

Row (to), eng., v. nager t). — 
to R. against any thing, tegen iets 
aanroeien ; anrojen, anrudern; aborder en 
nageant — to R. flat, v. nager plat. — 
to R. a long stroke, v. nager long. 

— to R. paddling a-stern, y. go

BOWEL -- 

diller. ~ to R. standing, v. nager 
debout. — to R. wet, V. nager 
pas .sec. 

Rowel, eng., v. moulette 1). 

Rower, eng., v. nageur. 

Rowing, eng., v. garnissage 2). 

Row-lock, eng., v. dame 5). 

Row-port, eng. Roeipoort; roje pforte; 

sabord des avirons 

Royal, eng., v. grand raisin. •• 
Long r., v. jésus. ~ v. perroquetvolant. 
— The fore r., v. petit 
perroquet-volant. — The main r., 

V. oberbram-segel. — The mizzen 
r., v. oberkreuzbram-segel. 
Royal, ro. fr., V. royalpapier, s. 
papier. ~ Grosse r-e, groote hagel, 
ganzenhagel ; big-shot; grosses oder grobes 
königsschrot. — Petite r—e, kleine ba 

small shot; kleines kö--gel, musschenbagel ; 

nigsschrot. 

Royal-mast, eng., v mat de perroquet-
volant. — The fore r., v. 
petit mat de perroquet volant, s. 
mat. — The main r., v. grand mat 
de perroquet volant, s. mat. ~ 
The mizzen r., v. mat de perruche 
volante. (yal. 

Royalpapier, n. hd., v. papier-ro


Royal-pole, eng., v. reiltop. 

Royal-wood, eng., v. bois royal. 

Royon, m. fr. Lucht en vaarschacht 

van een kolenmijn in België ; air and lad


derway; wetter und fahrtrumm. 

Royter m. fr. des avaleurs, Op


zichter der mijnputgravers; deputy overman 

of sinkers; vormann der senker. 

Rub, m. fr. Gewicht in den zijdehandel 
in Piemont = 25 fransche ponden ; piedmontese 
weight of 2 5 french pounds ; piemontesisches 
gewicht van 25 französische 
pfunden. 

Rub (to), eng., v. frotter 1). — 
to R. the balls, de drukballen over 
elkander wrijven ; die ballen reiben; distrubuer 
l'encre sur les balles ~ to R. a 
lime-floor, v. frotter une aire en 
plátre. ® to R. off, v. abschachteln. 
~ to R. with pumice, v. abbimsen. 
—to R. with shave grass, 

v. grener 2). ~ to R. the sandstone, 
den zandsteen vlakslijpen ; sandstein 
abschleifen; potter les grès. 
Rubacelle, f. fr. Topaas ; topas, spinell; 
topas, spinell. 

Ruban, m. fr., v. band 1). — v. 
card-end. ® v. bandkratze. ~ v. 
grêler. — IJzer voor een geweerloop die 
schroefvormig geweld wordt ; riband, rod; 
Bandschiene. — R. de capitou, zwaar 
linnen band; ribbon of ticken; zwilchband. 
~ R. chiné, gevlamd lint ; chine-ribbon; 
geflammte band. — R. de eoton, v. 
plattschlag. — R. faeonne, gefgureerd 
lint ; figured ribbon; gemussterde band. 

R. de filoselle, V. fleuret f2). 
RUBICELL. 943 

R. —gaze, zeer dun zijden of katoenen lint, 
gaaslint; gauze ribbon; gazeband. — R. 
gaufré, lint met bloempjes; giffered ribbon; 
geblümtes band. — R. grège, lint 
van ongeschaalde, ongekookte zijde gemaakt; 
ribbon made of silk in the gun; band aus 
ungekochter seide. ~ R. gros de Tours, 
zwaar zijden lint, lint van Tours; gros-deTours-
ribbon; gros -de-Tours-band. ~ R. 
satiné, v. atlasband. o R. de soie, 
zijden lint; silk-ribbon; seidenband. — R. 
taffetas, taf-lint, dof zijden lint ; ta ffetas-
ribbon; tafftband. ~ R. uni, effen lint, 
lint van eene kleur; plain ribbon; glatte 
band. ~ R. en velours, fluweel lint; 
velvet-ribbon; sammtband. ~ Canon à 

r., v. bandlauf. ® Per en r.-s, v. 
Bandeisen. 

Rubaner v. a. fr. la eire, was in 
strooken maken om te bleekes ; to make 
ribbons of wax; wachs bändern. 

Rubanier, m. fr., v. bandweher. 
-Rubanier-mereier, m. fr. Band of 
linthandelaar; ribbon-7rerchant; Bandhändler. 
Rubannerie, t. fr., v. bandweberei. 
~ v. bandwaren. 

Rubanté, adj. fr., v. bandartig. 
Rub-ball, eng., v. frotton. 
Rubbing, eng., v frottement 1). 

— v. quotter. ~ (Prictoir), v. attrition. 
— v. glanzen. 
Rubbing-surface, eng. Oppervlakte 
van den molensteen ; mahlfläche; face tra 
-vaillante. 

Rubbish, eng., v. décombres I). 

— v. camelotte 1). ~ R. of bricks, 
v. briquaillons. ~ v fällchen. — 
v. menu de mines. — R. of a walling, 
v manure. 
Rubble-wall, eng., v. mur de 
hourdage 

Rubellit, m. hd. Roode tournialijn ; 
red turmalin, apyrite; tourmalin rouge, 

apyrite. 
Ruber, eng., v. pierre a adoucir. 

— Smooth r., v. pierre douce b). 
— Half smooth r., v. pierre demi 
rude. • v. armfeile. — v. pottoir 
3) . — India r., v. caoutchouc 1). 
— Crossing the marks of the r., 
v. druchkreuzen. — Triangle r., 
v. dreikantige grobfeile s. grob 
Strijkwerktuig voor geweven li -feile. —nen 
; seifmaschine, hobelmaschine, leinwandhobel; 
machine á nettoyer la toile. — R. 
(taper—wheel), kegelvormige maalinrichting 
der amerikaansche molens: mahlmaschine 
in form eines abgekürzten kegels; bluterie 
americaine en forme dun cóne tronqué. 
~ V. coussinet 6). — v. égrugeoir 
2). - v. rape 3). 

Rubessen, m. pl. hd. Robijntjes van 
mindere kwaliteit; mean ruby; rubis de 
qualité inferieure. 

Rubicell m. hd. Rubicelle, t. fr. 
Kleine robijn ; small ruby; petit rubis. 


 

944 RUBIN

Rubin, m. hd., v. corindon. •• Auf 
r-en laufend, v. jewelled. 
Rubinbalass, m. hd., v. balassrubin. 
Rubinblende, f. hd. Roode blende, 
koperblende ; red blende; blende rouge 
Rubinfiuss, m. hd. Robinzand ; mock


rubis; fluor de rubis. 
Rubinglas, n. hd., v. edelstein 2) . 
Rubinglimmer, m. hd. y -eng. v. 

for pourpré. 
Rubinschwefel, M. hd., v. arsenic 
sulfuré rouge. 

Rubis, m. fr., v. balassrubin. — v. 
corindon i ). ••• R. corindon hyalin, 
v. saphir. s R. spinelle, edele 
spinel ; spinelle rubiy; spinell. — R. ver 

-meil, scharlakenroode robyn;

scerlet ruby; 

scharlacb rother rubin. — R. de Barbarie, 
v. garret. — lt. de soufre, 

V. arsenic sulphuré rouge. — Monté 
sur r., v. jewelled. 
Ruble, eng., v. rag-work. 
Ruble-stone, eng., v moëllon 2). 
Rüböl, Rübsamenöl, n. hd., v. 

huile de navette. 
Rubration, f. fr. jy eng. v. rothmachung. 
Rücken, m. hd., v. dossière 2). ~ 

v. endossage. — v. dos 2) . r R. 
eines balkons, v. dos d'un Bois 
courbant. — R. eines buches 
mit mehren pergamentstreifen 
versehen, v. passer en parchemin. 
Rückenblatt, n. hd., v. back of 
a chimney. 
Rückenfelder, m. hd., v. back 

). — V. entre-nerfs. (revers. 
Rückenfeuer, B. hd., v. feu de 
Rückenpfeife, t. hd. Pijpen van het 

kleine orgel,. achter den organist; pipe of 
the choir-organ; tuyau du positif de derrière. 
Rückenrand, m. hd. am buch, 

V. back 6). — Den r. einer klinge 
einreifen, v. einkerben 4). 
Rückensage, f. hd. Kapzaag, tolielzaag 
; saw with back; scie à dos. 
Rückenschneide, f hd., v. faux 
tranchant. 
Rückenseite, f. hd., v. back 1). 
Rückenwäsche, f. hd., v. fliece 

washing. 
Rückenwolle, m. hd. Wol van de rug 
van het schaap; back, spine wool; laine mère. 
Rucker, m. hd., v. crémaillère 1). 

— V. needle. 23). 
Rüekfuss, m. hd., v. contrefort. 
Rückgang, m. hd., v. -marche en 
arriére. 
Rückgurt, m. hd., v. girt 1). 
Rückhaken, m. hd., V. breast


hook. 
Rückhalter, 'm. hd., v. arret 2). 
Rücklaufend, adj. hd., V. récur


rent. 
Rücklings, adj. hd., v. backward. 

-- RTJDERPINNE. 

Rückpfeiler,m.hd.,v. arc boutant. 
Rückscheibe, f. hd., v. rosette 

d'une montre. [1). 
Rückschlag, f. hd., v. nachschlag 
Rückseil, n. hd., v. drosse. 
Rückseite, f. hd., v. back 2) . — 

v. kehrseite 3) . ~ v. abrechte. -^ 
V. page-paire s. page a) . — v. écusson 
3). 
Rückstange, f. hd., v. levier a. t). 
Rückstoss, m. hd., v. abstossing. 
Rücktitel, m. hd. Rugtitel van een 

boek ; lettering; titre. — R. machen, 

V. to letter t) . 
Rückwärtsgehen, m. hd., v. marche 
en arrière. 
Rückweichung t. hd. eines gliedes, 
Terugspringen van een lijst; set-back; 

retraite. 

Rückwelle, t. hd., v. engin 6) . 
Rückwirkend, adj. hd.,v.mittel r). 
Rüekwirkungsmaschine, f. hd. 

Reactiewerktuig; machine of reaction; machine 
de réaction. -
Rüekwirkungsrad, f. hd., v. re


action-wheel. 
Rückzug, m. hd., v. herzug. 
Rudder, eng , v. gouvernail 2). 
Rudder-breeching, eng., v. bra


gue 2). 
Rudder-coat, eng., v. braie 3) 
Rudder-mould, eng. Model van het 

scheepsroer; ruddermall; gabari du gou


vernail. 
Rudder—nail, eng., v. tolet. 
Rudder—pendants, eng. Zorglijnen; 

sorglienen des ruders; sauvegarde du gou


vernail. 
Rudder-strap, eng., v. étrope 2). 
Rudder-tackle, eng., V. palan de 

la barre. 

Rudenture, f. fr., v. embátonnage 
i). — R. cablée, v. embátonnage 
tordu. 

Ruder, n. hd , v. aviron. ~ v. gou


vernail 2) . 
Ruderbalken, n. hd., v. dame 5). 
Ruderbank, f. hd. Roeibanl; bane 

of oars, thwart; rang, bant, bane de galère. 
Ruderer, m. hd., v. nageur. 
Rudergänger, m. hd., v. helms


man. 
Rudergriff, m. hd. Handvat, greep 

van de roeiriem ; oar-handle; mantenin. 
Ruderhaken, n. hd., v. aiguillots. 
Ruderkahn, m. hd. Roeiboot; oar


boat; barque à rames. 
Ruderlichter, m. hd., v. braque 

du gouvernail. 
Rudern, v n. hd., v. nager t). 
Rudernagel, in. hd. v. aiguillots. 
Ruderpforte, f. hd., v. rowport. 
Ruderpfosten, m. hd., v. main


piece of a rudder. 
Ruderpinne, f. hd., v. barre du 
gouvernail. 


RUDERPLATTE 

Ruderplatte, f. hd., v. blatt des 
rudern. 

Ruderriemen, m. hd. Lederen oog 
voor de roeiriem ; rudder-thong; courroie 
de raine. 

Ruderring, m. hd. Oog van de roeiriem; 
ring instead of a row-lock; touret. 

Ruderschiff, n. hd. Schip dat door 
riemen bewogen wordt ; rowing-vessel; vaisseau 
a rames. (rose. 

Ruderspieker, m. hd., v. clou de 

Ruderstelle, f. hd., v.büttenstuhl. 

Ruderstock, m. hd., V. barre du 
gouvernail. 

Ruderstropp, in. hd., v. étrope t). 

Rudertalje, t. hd., v. palan de la 
barre. 

Ruderträger, m. hd. Opening voor 
de riemen op een galei ; row-lock of a galley; 
apostis. 

Ruderwerk, n. hd. Al hetgeen bij 
de riemen behoort ; oar-work; polamente, 
palemente. 

Rue, f. fr. Straat; street; strasse. •^ 

R. de rempart, voetpad langs een ves 
rampant road; wallstrasse. -tingwal ; 
Ruelle, f. fr. Nauwe straat; narrow 
street, lane; gause. — R. de camp, 
straat in een kamp, afstand der tenten; 
street of a camp; Lagergasse, zeltgasse, 
brandgasse, — R. de lit, afstand van een 
ledikant tot den muur; hed-corner, bed side; 
bettgang, der platz zwischem Bett und 
wand. — R. de poel, v. enfer 2) . 

Ruellée, f. fr. v. mauerkelle. 

Ruellette, f. fr. Steeg; narrow lane; 

gässcben. 

Rufe, f. lid. Poreuse slak die aan den 

smeltkroes blijft hangen ; porous mass on the 

pots; masse poreuse qui s'attache aux pats. 

Rufenberg, in. hd. Onzuiverheden in 

bet tinerts ; impurities of certain tinlodes; 

ordures de certains minérais d'étain. 

Rufer, m. hd., v. porte—voix. 

Ruff, m. hd. Slak op den kroes in den 

glasoven, glasgal ; black and porous scoria; 

scone noire et poreuse. 

Ruffel, f. hd., v. rabot a corroyer.

Ruller, eng., v. ébauehoir B). 

Rufferig, adj. hd. Met veel onzuiver 

vermengd (van ertsen); mixed with-heden 

much dross; mélangé de beaucoup de saleté. 

Ruffing, eng , v. dégrossir des 

glaces. 

Rufhobel, m. hd., v. rabot à cor


royer. 

Rug, eng., V. carpet. 

Rugosities, eng. Scherpe kanten van 

den molensteen ; scharfe stellen, unebenheiten; 
pinces dune meule. 
Rugosity, eng v. crispure.

., 

Ruhe, f. hd., v. foe i) . — v. quies


sence. — v. abseihküpe. ~ v. cran 

6). ~ V. cran de repos. 

Ruhebank, f. hd. Rustbank ; seat of 

repos; bane à reposer. 

Rt HRKt PE. 945 

Ruhebankhobel, m. hd., v. füge-hobel. 
Rüheblock n.hd. des wellbaums, 

V. brachet 1). 
Ruhebock, m. hd Steunsel (in de 
werktuigkunde); prop; support. 
Ruhebogen, m. hd. Kloof (in een 
horloge); rest; repos. 
Ruhebrett, n. hd. Zool van een rol 
sole of a gun carriage; semelle-paard ; 
d'afít. 
Ruhebühne, f. hd. Rustplaats in een 
mijnput bij den overgang van den eenen 
ladder op den anderen; shammels, shambles, 
resting place; planche de repos, retraite. 

Ruhefuge, f. hd., v. joint de lit. 
Ruhegestell, n. hd., v. frame of 
the rest. 
Ruhekraft, f. hd., v. beharrung


vermögen. 
Ruheküpe, f. hd., v. abseichküpe. 
Ruhen, v. a. hd., v. porter Ii). 
Ruhend, adj. hd., v. dormant. 
Ruheplatz m. hd. einer treppe, 

V. absatz Q) . 
Ruhepunkt, f. hd., v. auf h,ngepunkt. 
~ V. centre de mouvement. 
, 

Ruhewinkel, f. hd. Wrijvingshoek 
van de rust ; angle of friction, of resistance; 
angle du frottement. 

Ruhholz, n. hd., v. coussin. 
Ruhkraft,f.hd., V. force d'inertie. 
Ruhküpe, f. hd., v. abseichküpe. 
Ruhrast, f. hd , v. cran de repros. 
Rührbottich, m. hd., v. battoir 2). 
Rühreisen, n. hd., v. blumger. — 

V. hoe 1) . ~ V. dégorgeoir 3) . 
v. fretting-iron. — v. firs-hook 2). 
Rühren v. n. hd. den guss, v. 
avaler. 
Rührfass, n, hd., v. butterfass. 
Ruhrhaken, m. hd. Haakploeg ; hook


plough; charrue à croc. 
Rührhaken, m. hd., v. coquillon 
1). — V. petting-iron. — v. bal 
-ling-tool. ~ v. einsetzhaken. 

v. beater 1) . 
Rührharke, m. hd., v. fourquet. 
Rührholz, n. hd. Roerhout, roerspaan; 
paddle; bouloir. 
Ruhriegel, M. hd., v. entretoise 
de repos. 
Rühring, m. hd., v. oeillet de 

l' ancre. 
Rührkelle, f. hd., v. pottagelöffel. 
Rührkette, f. hd. zum faszreini


gen, Ketting voor het spoelen van vaten; 

cleaning chain; mouvette. 
Rührkeule, f. hd., v. brayer. 
Rührkrüehe, f. hd., v. mouve


ron 2). 
Rührkübel, m. hd., v. rable o). 

— Roerbak, mengbak ; trough; baquet à 
rémuer. 
Rührküpe, m. hd., v. battoir 2) . 


 

946 RÜHRMASCHINE --

Rührmaschine, f hd., V. cingleur. 
Rührnagel, f. hd., v. anschlageholz. 
(kelle. 
Rührschaufel, f. hd., v. mauer-
Rtihrscheit, r. hd., V. paddle- of 

salpetre-makers. 
Ruhstab, ni. hd., V. malerstock. 
Rührstange, f. hd. v. émoussoir. 

— V. cylindre 2). — v. dégorgeoir a) . 
R. für gerber, v. rührholz. — 
R. für seifensieder, doorslagbout van 
den zeepzieder; ruhe; mouvette, mouvoir. 
Ruiller, v a. fr. Merken of bakens 
zetten ( voor planteekeningen) ; to make 
benchmarks for dressing plans; merkzeichen 
für pläne machen. ~ Paren, merken zetten 
; to mark; zeichnen, bezeichnen. 

Ruin-marble, eng., v. marbre 

runiforme. 
Ruinure, f. fr., V. bearing. 
Ruisseau de rue, m. fr., v.égout 1). 
Ruku, in. hd., V. arnotto. 
Rule, eng., V. model 2). — v. 

équerre i ). — v. durchschiesslinie. 

— V. fortgeschobenes lineal, s. 
lineal. ~ v. abgleichstange. — v. 
buton à dresser. ~ v. filet 2) . 
V. norm. — B. ornamental, v. filet 
anglais. — Parallel r., v. règle à 
parallèle. — Weaved r., v. filet 
tremblé. — R. with a turning 
joint, v. angle bevil. 
Rule-cutter, eng., v. beschnei 

-debank. 
Rule-paper, eng., v. carta rigata. 
Ruler, eng . , v. lineal t) . T. 

r., v. anschlaglineal. — v. anle


ger 1). 
Ruling,vpen, eng., v. reissfeder. 
Ruilen, m. hd. Gaten in een dijk of 

of dans ; openings in a dike; ouvertures à 
une digne. 
Rum, eng. Rum, gedisteleerd uit melasse 
; feine rum; rum. 

Rumals, m. hd. Soort van gemengde 
geweven stof uit Indie; india mixed silk 
stuff; étoffe des indes mi-soie, mi-cotton. 

Rumb m. fr. du vaisseau, v. 
route du vaisseau. R. du vent; 
kompasstreek ; compass point; compasstrich. 


Rummel, in. hd., v. ferrailles 1). 
Rummel, m hd , v. éveillure. 
Rumpf. m. hd., v. carcass 1) . — 

V. hopper. — V. oeuvre 3). 
Rumpfbaum, ni. hd. Molenboom; 
trimmer; trémion. 
Rumpfholz, n. hd. Glad- of strijk 
varnishing wood;-hout van den pottebakker; 
bols pour vernir le bord des pots. 
Rumpfleiter, f. 1d., v. rumpfbaum. 
Rumpfloch n. hd. am beutelkasten, 
V. babillard. 
Rumpfmulde, f. hd., v. anche 1). 
Rumpfzange, f. hd., v. bloom


tongs. 

RUNDLE. 

Rumple, eng., v. froissure. 
Rumple (to) , eng ., v. to crumple. 
Run, eng., y. gang 3) . — B. of a 

ship, plek van een schip; kot, piek; alle. 

Run (to) eng. a ground, v. mouiller 
sur la quille. — to R. on the 
same surface, V. garder l'ornière, 

s. ornière. - to R. up the bowline, 
v. filer b. 2) . r to R. over, 
overloopen, overgaan; ieberlau¡en; sortir, 
passer. — to R. off the rails, v. 
dérailler. 
Rund, adj. hd. rond; round; rond. ^ 

R. erhaben, v. bauchig. - u. 
hohl, v. concave i ). — R. kreis, 
V. circular. — R. länglich, v. oval. 
— :R. laufen, v. dodoner. ® R. 
machen, v. abrunden. — R-e 
glieder, rond listwerk; rounded members; 
membres arrondis. 
Rundaugen, n. hd. Naalden met 

ronde oogen ; rounds; yeux arrondis. 
Rundbaum, m. hd., V. cylinder 2) . 
Rundbungen, m. hd., v. coupe


eerele. 
Runddorn, f. hd., v. broche ronde. 
Rundeisen,n. hd , v. for on barres. 
Runden, V. a. hd., v. abrunden. 
Runder scherrahmen, f. hd., v. 

ourdissoir cylindrique. [1). 
Runderhaben, adj . hd., v. convex 
Runde stufe; m. hd., v. marche


courbe. 

Rundfalz, f. hd., v. ourlet d'une 

lame. 
Rundfarbe, f. hd., v. coudrement. 
Rundfeile, f. hd., v. bogenfeile. 

— V. rape 3). 
Rundfries m. hd. Rundstab, v. 
astragal i). 
Rundgesenk, n. hd. Bolle metalen 
steenpel ; rounding-tool; étampe ronde. 
Rundhaue, f. hd., v. pioche 1). 
Rundhobel, m. hd., v. bogen


hobel. 
Rundhohl, adj. hd., v. ausgehölt. 
Rundholz, n. hd., v. bois de 

grume. — v. bois de corde. 

Rundiren, v. a. hd. Rondzetten van 
de looden orgelpijpen ; to round the pipes; 
arrondir les tuyaux. 

Rundirmaschine, f. hd., v. con


tourneuse. 
Rundiste, f. hd., v. feuilletis 2). 
Rundkante, f. hd , v. ourlet d'une 

lame. 
Rundkelle, f. hd. Truweel met ronde 
boeken ; round trowel; rondelle. 
Rundköpfig, adj. hd. Met ronden kop; 
round headed; à tête ronde. 
Rundkropf, m. hd., V. oreille de 
corniche. 
Rundlaufen, v. n. hd. Ronddraaien, 
wentelen ; to round; tourner rond. 
Rundle, eng., v. échelle 1) . — v. 
épart 3). 


RUNDMACHEN - 

Rundmachen, n. hd., v. arrondissage. 
Rundmeissel, n,. hd., V. round 
chisel, s. chisel. 
Rundmesser, n. hd., v. couteau 
rond. 
Rundochsenauge, n. hd., v. oeil 
de boeuf. 

Rundperle, f. hd., V. grabmeissel. 

Rundpfeiler mhd. (glatte), v. mo-. 
nocylindre. 
Rundsäge, f. hd., v. bogensage. 
Rundsäule, f. hd. Ronde kolom ; column; 
colonne ronde. 

Rundscheidemaschine f. hd. mit 
kronsäge, V. drum-saw 1). 
Rundschlagen, n.hd., v. ecolleter. 
Rundschlägel, m. hd., v. batte 

ronde. 

Rundstab, m. hd., v. astragale i). 
~ V. pfühlmeissel. — R. dicht neben 
einander, v. reeds 1). 

Rundstahl, m. hd., V. ébarboir t). 

Gezogener r., v. acier rond tiré. 

Rundstichel, m. hd., v. burin 1). 

Rundung, f. hd., v. bourdonnier 
1). •• R. geben, v. ausgrunden 2) . 
Rundzange, f. hd., v. pincettes 
rondes. 
Rundzirkel, m. hd., v. compas 
d'épaiseur. 
Runge, T. hd., v. chenille 1). ~ 

V. mouton de haquet a bateau. 
Rungenschämel,m. hd., v.lisoir i). 
Rung-heads, eng., v. bordages 
des fleurs. 

Rungschale, f. hd., v. lisoir 1). 

Runkelrübe, f. hd., v. beet. 

Runner, eng., V. anguss t ). — V. 

cap is). V. ball 8). ~ V. passant 
coulant. — R. of a tackle, V. garant 
1). ® Hoofdgoot van een gietvorm, 
hoofdloop; hauptrinne; écbeno principal, 
chenal principal. — V. läufersteiu. 

Runner-stick, eng., v. modèle 
du jet. 
Runner-tackle, eng., v. caliorne 
du mat. 
Running, eng., v. coulage 3) . 

V. heading 2). V. drooping. — 
R, block, V. poulie courante. — 
R. of the glaze, het afloopen van het 
glazuur; ablaufen der glasur; coulage. 
Running-fire, eng., v. feineisenfeuer. 
Running—in, eng. Het vastgieten van 
een dook, met lood; vergiessen; operation 
de sceller en plomb, on de couler. 

Running-knot, eng., V. noeud 
coulant. — V. noeud simple ganse. 
Running-hole, eng ., V. ausflussloch. 


Running-oil', eng., v. abstich. 

Running-out fire, eng., v. af


nerie. - v. feineisenfeuer. 
Running-over, eng., V. rejet t). 

RUSTIC-QUOIN. 947 

Running part, eng. Los, loopend ge 
een touw, dat eind, dat de voor-deel^e van 
handen heeft ; wiederhalttau,-houder in 
schwanz; retraite. 
Running-rigging, eng., v. manoeuvres 
courantes. 
Running-stone, eng., V. laufer


stein. 

Running-title, eng., V. heading 2). 
Running-up boll, eng ., V. boulon 

de manoeuvre. 
Runzel, m. hd., v. crispure. 
Rupert's drops, eng., v. larmes 

bataviques. 
Rupert's metall, m. hd., v. potin 

jaune. 
Rüppelofen, m. hd., v. cubilot. 
Rupture, f. fr. & eng., V. riss 1 i). 

R. d'une maille, v. bore eng. 4). 
Rurical mansion, eng., v. mesuage. 
Rt)schelkohle, f. hd. Bladerige steenkool 
; lamellar coal; charbon lamelleux. 
Russ, m. hd., V. kienruss. 
Russartig, adj. hd., v. fuligineux. 
Russbrenner, m. hd. Z wartselbran


der; smoke-black burner; fabricant de noir 

de fumde. 
Russdruck, m. hd., V. fumé 2). 
Russel, m. hd., v. florence. 
Rüssel, m. hd., v. museau de la 

tuyère. 
Russen, V. a. hd. Wasschen (in sepia 

of 0. I. inkt); washing; dessiner au laws. 
Russian sheeting, eng., v. duck 3) . 
Russig, adj. hd., v. fuligineux. 
Russhütte, f. hd. Zwartselfabriek, 

zwartselbrander41; blacking-oven; fabrique de 

noir de fumde. 
Russkobalt, m. hd., v. cobalt i). 
Russkohle, f. hd., V. houille fu


ligineuse. 
Russkreide, f. hd., v. craie noire. 
Russöl, n. hd., V. birchöl.

— 

Russsilber, n. hd. Zilver uit zwart 
vaalerts; black silver; argent noir. 
Rust, f. hd., V. chainwale.

—

Rust eng. on iron, v. eisenrost 1).

Rust (to) eng. Roesten (van metalen); 
rosten, verrosten; se rouiller. V. dérouiller. 
- v. abbeizen. 

Rüstbaum, m. hd., V. orme. 
Steigerpaal ; scaffolding pole, upper scaffold. 
ing pole, imp; poincon d'échaufage, éehasse 
d'échafaud. — R. im bergbau, schoorpaal 
in een mijngang; sole; semelle. 

Rüstbock, m, hd., V. chevalet i). 
Rüste, f. hd., V. billot 1). 
Röster, T. hd., v. elm. 
Rüsternholz, n. hd., v. elm. 
Rüstgabeh7, f. pi. hd. Steunstijlen 

van een kolenmijt; wooden fork; fourches 
dont on garnit un fourneau. 
Rüstholz, n. hd., v. boulins. — 
Mijnstander; stay; support. 
Rustic-quoin, eng., v. bossage i) • 


 

948 RUSTIC—WORK --SABLE. 

Rustic-work, eng., v. bossage ). 

— R. with chamfered joints, v. 
joints démaigris. 
Rustikfenster, n. hd., v. fenétre 
rustique. 
Rustine, f. fr., v. haire 1). — Pied 
de r., v. back-side. 
Rustique f. fr. Eenêtre r., Grof 
bewerkt, ruw venster; rusticated window; 
bossagefenster. ® Oeuvre r., v. bos 

-sage

t). Maison r., boerenwoning; 
boorish house, rustic house; bauernhaus. 
Pierre r., ruw behaute steen ; roughhewn 
stone, rusticated stone; bossagestein. 
bossirte stein. — Pierre d'eneoignure 
r., ruw bebaute kant-of boeksteen ; 
rustic quoin; bossageeckstein. 

Rüstkiste, f. hd. Kist voor bet ver 

ertsen ; ore-chest; caisse a trans--voer van 
porter le minérai. 
Rüstklammer, m. hd., v. elemean. 
Rüstleine, f. hd. Rustlijn van bet an


ker ; shank-painter; serre-bosse. 
Rüstleiter, f. hd., v. ridelle. 
Rustling eng. of silk, v. flou


flou. 

Rüstloch, n. hd., V. columbaria. 

Rüstnagel, m. hd. Zware spijker, 20 
à 30 ponder (voor steigerwerk); large nail; 
clou a échaufauder. 
Rüstner, m. hd., v. constructeur 
de machine. 
Rüstseil, n. hd. Steigertouw; scaffolding-
rope; chabot. 
Rüststange, f. hd., v. échasse d'échaufaud. 
Rüstung f. hd. eines magnets, 

V. armour 1) . 
Rüstwsgen, m. hd., v. chariot de 
bagage. 

S, fr., v. nadelmass. 
S—hammer, m. hd. & eng. S-vormige 
hamer; s-hammer; marteau en s. 

S—pipe, eng., S rohre, f. hd. Pijp 
in den vorm eener S gebogen ; tuijau en 
forme de s. 

S—rounding, eng. Bocht in den vorm 
eener S ; s-bugt; courbure de la figure de S. 
Saadling, m. hd., v. chanvre 
male. s v. cross-trees. 

Saal, m. hd., v. salle. 

Saalgeselle m. hd., v. fellow 2). 

Saatkarde, t. hd., v. chardon à 
bonnetier. 

Saatpflug, m. hd., v. drill-plough. 

Säbel, m. hd., v. degen i). — S. 

zum formsande, v. batte 3). 
Krummer s., v. eimiter. 

Rüstzeug, n. hd., V. miners-tool. 

— V. crane 1). 
Rut (to), eng., v. anlaufe 1). 
Rüthe, f. hd., v. baumruthe. o 
V. attisonnoir. — v bascule d'un 
puit. — v. perche à mesurer. 
Ankerschacht ; shank of the anchor; yergue 
de l'ancre. 
Ruthen, v. a. hd., v. étallonner. 

V. entacage. 
Rüthenganger, m. hd. Mijnwerker 
die ertslagen opspoort ; one searching lodes 
with the divinatory wand; minieur qui 
cherche des felons pas la baguette divinatoire. 


Ruthenie acid, eng. Ruteniurnzuur; 
rutheniumsäure; acide ruthdnique. 
Ruthensegel, n. hd. Roezeil, latijnsch 
zeil ; lateen sail; voile latine. 
Rutil, m. hd. Geoxideerd titanium; 
oxydated titanium; titane oxydé. 
Rutilant, v. n. fr. Dampen van salpeter 
to issue nitrous vapours;-zuur uitstootende ; 

salpetersaure dämpfe von sich gebend. 
Rutoir, m. fr., v. flachröste. 
Rutsche, f. hd. Rolschraag; sliding 

roller; glissoire. 
Rutschen, n. hd.,v. éboulement 2). 
Rutschis, f. hd., v. éboulement 2). 
Ruttelende bewegung, f. hd., V. 

mouvement de secouse. 
Rutteln, n. hd., v. gestangbewe


gung. - v. mouvement de lavet. 
Ruttelstange, f. hd., v. battant 2). 
Rye straw, eng., V. paille de 

siègle. 
Rynd, eng., v. anille. 
Rysglass, n. hd. Mica, vrouwenglas; 

mica, spicular stone; pierre speculaire. 

S. 
Säbelförmig, adj. hd., acinaci


forme. (de sabre. 
Säbelgefäss, n. hd., v. monture 
Säbelgehänge, n. pl. hd. Sabeirie


men ; carriages, slings, sword-slings of a 
waist or sling belt; pendants d'un ceinturon, 
courroies qui portent le sabre et le tiennent 
suspendu. 

Säbelgehenk, n. hd., v. ceinturon. 
— S. mit schwungriemen, 

V. bélière 7). 
Säbelklinge, f. hd., Y. lame de 
sabre. 
Säbelscheide, f. hd.,v. fourreau 3). 
Säbeltasche, í. hd. Husarentasch ; 

hussar's pouch; sabretache. 
Sable, m. fr. Zand; sand; sand. 

V. gravier i). — Zwart (in de wapen

SABLE 

kunde); sable, black; schwarze tinctur. 

S. de bocard, v. pochmehl. - S. 
d'étain, tinhoudend zand; crop; zinn 
erzsand. ~ S. fin de moulage, v. 
facing sand. — S. fouillé, duin. 
zand, gegraven zand; digged sand, pit sand; 
grubensand, gegrabene sand. ~ S. gras, 
vet vormzand ; loamy sand; fette (ormsand. 
— S. maagre, v. flask. — S. mélé 
de parties métalliques, metaalzand; 
metalsand; grit. S. de moulage, 
v. formsand i ). ~ S. à mouler, 
V. formsand 1). — S. mouvant, 
V. Flugsand. — S. à noyaux, v. 
core-sand. — S. d' or, v. goldsand. 
— S. de ravine, rivierzand ; 
river-sand, alluvial-sand; fiussand Schwemmsand. 
— S. recuil, v. dry-sand. 
^- S. see, v. parting-sand. mm S. 
vasart, vuilzand, modderzand ; muddy. 
sand, miry-, slimy-sand, modderland, schlammsand. 
S. vert, v. flask 1). 
Moule de s., v. dry sand mould. 
~Passer le s. à la claie, zand ha rpen 
; to sift the sand, to screen; sand durch 
. ~ Passer le S. au panier,-werfen 
zand ziften ; sieve the sand; sand sieben. 
S —s. mouvants, S s. boulants,

—

vlotzand, vlotgebergte, beweegbaren zand 
quiksand; Schwimmsand, schwim--bodem ; 
mende gebirge, kurzawka, fliess. 
Sablé, adj. fr. In zand gegoten; cas! 
in sand; in sand gegossen. 
Sable-mould, eng., v. dry-sandmould. 


Sabler, v. a. fr., v. besanden. 

Sableur, m. fr. Zandvormer; maker 
of sand-forms; sandformenmacher. 
Sableux, adj. fr Gestippelde grond vats 
gedrukte k atoenen ; sandyground; sandgrund. 
Sablier, m. fr. Zandlooper; watch


glass; stundenglass, sanduhr. 

Sablier, eng , v. sablière t). 

Sabliëre, f. fr. Grondplaat; sill, call; 
schwelle, ;chwellholz Zandput, zandgroel; 
sand-pit; sandgrube. ~ S. de cloison, 
grondstuk van een houten gebouw 
op steenen fundeering; sole or sill of a 
square framed building; schwelle einer 
fachwand. ~ S. de comble, v. filet 
de mur. ~ S. d'un patio de 
charpente, v. rostschwelle. 

Sablon, m. fr., V. formsand 1). — 
Scb u u rza nd ; very line sand, scouring sand. 

Ecurer aver du s., met zand 
schuren; to scour with sand; mit sand 
scheuern. 

Sablonner, v. a. fr., v. besanden. 

Sablonnette, r. fr. Zandbedekking 
op den gloeioven der gasfabrieken; sandcase 
above the fine arch; sandbehälter über dem 

Trittofen. 
Sablonneux, adj. fr. Zandachtig, 
zanderig; sandy, gravelly; sandig. 
Sablonnier, m. Sablonnière, f. 
fr., v. form-chest. 

SAC. 949 

Sabon, f. lid., v. gros canon. s. 
canon c. 

Sabord, m. fr., V. geschützpforte. 

S. de charge, v. Ballastpforte. 
S. de chase, v. chase-port. ~ 
S. des avirons, v. row-port. ~ S. 
de retraite, v. kreuzpforte. 
Sabot, eng., v. holzsche. 
Sabot, m. fr., V. ensaboter t). — 

S. en bois, v. bottom for pound 
shot. — v. engin 3). — v. brücke 
g). — v. holsche. ~ v. fuss 1). ~ 
S. de freie, v br©msklotz. e S. 
àa boulet, kogelklos; shot bottom; kugelspiegel, 
vollkugeispiegel. — S. d'en-rayage, 
v. chien 2). ~ S. de Pein, 
V. brake 2). S. de pilote, v. 
lardoire. — S. de ponme, v. heuse. 
~ S. d'obus, granaatklos ; shell bottom; 
granatspiegel. ~ S. à rainures, gegroefde 
kardoesklos; grooved botton; for 
fining the cartridge; der mit rinnen versehene 
spiegel. — S. de charrue, ploegzool ; 
shoe; steige. ~ S. de moulures, trekijzer 
of trekhout voor lijstwerk ; templet; 
scbablone. ~ V. rábre 2) . — v. bout 
de lance. — S. tranchant,v. trousse 
coupante. 
Sabotage m. fr. des traverses, 
Het vastmaken der railstoelen op de dwars 

fastening the chairs to the sleepers;-liggers; 
das aufsetzen, befestigen der stüble auf die 
quersch welle. 

Saboter v. a. fr. un pielt, Een 
heipaal beslaan ; to shoe a pile; pfahl beschuhen. 
— Met klompen trappen, vollen, 
kneden ; to full with wooden shoes; mit 
bolzschuhen walken, treten. 

Sabobte f. fr. de chevalet, v. plan


che de coté. 

Sabre, m. fr., v. degen 1). ~ S. 
de grosse cavalerie, v. kürassiersdegen. 
~ S. au lion, v. medium 
t). — S. baïonnette, bajonet -sabel; 
sword-bayonet, ri f e-sword-bayonette; haubajonnet, 
shbelbajonnet. — S. poignard, 
dolksabel der fransche artillerie; short and 
two-edged side-arm of the french foot-artillery; 
gerade zweischeidige seitengewehr der 
französischen iussartillerie. ~ S. pour 
la scramaison de la glace, schuimijzer 
der glasfatoriek ; subre; abschaumklinge, 
~ . Au s. (sabre au lion), v. medium 
t) . 

Sabre, eng., v. degen 1). 
Sabre-belt, eng. with main-braces, 
v. ceinture a double belière, 

s. belière. 
Sabre-hilt, eng., v. monture de 
sabre. 
Sac, m. fr., V. havre-sac. — S. 
des écubiers, v, hawse-bay. ~ v. 
aufzug ti). .• S. de grossetoile,

— 

grot linnen zak der katoenververs; coarse 
linen bay; tasche. — S. pour balles 
á feu à carcasse en for, bekleedsel 

80 


950 SACCHARIMÈTRE 

van een brandkogel ; canvass-bay; mantel 

der ovalen brandkugel. ~ S. a eartou


ches, v. cartridge cylindre. S. 

foudroyant, kruidzak ; tundering-bay ; 

sturmsack. ~ S. de mitraille, sch root


zak; langrel-bay; schrotsack. — S. à ter


re, zandzak ; sand bay; sandsack. 

Saccharimètre, m. fr. Suikermeter, 

saccharimeter ; saccharimeter; zuckermesser, 

saccharimeter. 

Saccharin, m. fr. & hd. Saccha


rine, eng., v. acide oxalique. 

Saccholaetie acid, eng., v. acide 

mucique. 

Sachée, :. fr. Zakvol ; sack full; sack


voll. •• (Pochée de clous), zakvol 

spijkers; sack full of nails; sackvoll nägel. 

Sachet m. fr. à gargousse, Ledige 
kardoeszak ; empty gun-cartridge; kartuschbeutel. 
~ S. plein, v. cartouche 1). 

— S. en papier, patroon-bul, ledige 
patroon ; empty paper-cartridge; papierkar 
— S. en papier à culot-tuschbeutel. 
en serge, patroonhul met wol bekleed; 
empty paper-cartridge with flannel-bottom; 

papierkartuschbeutel mit flanel oder sergeboden. 
Sachsischblau, n. hd., v. bleu de 
laxe. 

Sachter, m. hd. tritt, Trede van 
den weefstoel voor taf ; soft treadle; marche 
a former les raies du taffetas. 

Sack, m. hd., v. bag. — v. fourneau 
a. t ). — V. fourneau b. t ). — 

v. culottage. 
Säckchen, n. hd. Kleine spil uit een 
horloge ; little pivot; tenette. 
Sack-cloth , eng. Sacking , v. 
pack-cloth. 

Sack-filter, eng., v. bag-filter. 

Sack full, eng., v. sachée. ~ v. 
ponce t). — V. empocher la soie. 
Sackgeige, f. hd. Kleine viool ; pocket. 
,idle; pochet. 
Sackheber, m. hd. Zakkenlichter; 
sack-lift, sack-tackle; monte sac. 

Sacking, eng., v. bodenholz. 
(Sack—ticken), Dubbel zaklinnen; sackzwillich; 
treillis a sac 

Sackkohlenträger, m. hd., v. coalwhipper. 


Sacklast, f. hd. Oude koorn maat ; 
corn measure of eighty bushels; mesure de 
cinq maidres. 

Sackleinwand, f. hd., v. canvass t). 

Saekler, m. hd. Handschoenen-en lederen 
beurzenmaker; pursemaker, glover; 
boursier, gantier. 

Sackmass, n. hd. Maat van het zakken 
der aardwerken en djken; amount of 
the settling exces of the height; tossement, 
excédant de hauteur. 

Sackmesser, n. hd., v. clasp-knife.

Sacknadel, f. hd. Grove naald voor 
bet naaien van zakken; sack-needle; alguille 
b sacs. 

-- SAFETY—FUSE. 

Sacknetz, n. hd. Laafnet, soort van 
vischnet; bag-net; chalut, épuisette. 
Sackpfeife, f. hd. Doedelzak; bag-pipe; 

cornemuse, musette. 
Sackpistole, f. hd., v. pistolet. 
Sackpumpe, f. hd. Pomp met zak of 

mand aan de zuigbuis (in mijnen); pocketpump; 
pompe à pochette. 

Sackrad, n. hd. Molenrad met halve 
schoepen ; half-paddle wheel; roue is demi 
vannes, a demi volets. 

Sackstick, m. hd., v. noeud à 
plein poing. 
Sack—tie, eng. Touw om aardzakken 

toe te binden ; sackband; cordon de sac. 
Sacktuch, n. hd., v. pack-cloth. 
Sackuhr, t. .hd., v. montre de 

poche. 
Sackvoll, m. hd., v. sachée 1). 
Sackwage, f. hd., v. balance ä 

croc. 
Sackzieher, m. hd. Zakkendrager (in 
mijnen); sack-drawer; tireur des sacs. 
Sackzwillich, m. hd., v. dreidrath. 

— v. sacking 2). 
Sackzwirn, m. hd. Garen voor zak 
sack-twine; gros fil á sac.-ken ; 
Sacome, m. fr. Ltjstprotel ; size of a 
moulding; simsprofll. 
Saeraire, m. fr Heilige plaats; sanctuary; 
sanctuarium, allerheiligste. 
Sacristie, f. fr. Sacristie; sacristy, 
sextry, sacrary, treasury, almery, ambry, 
vestry, revestry; sacristei, hierateïon, tres 

-kammer, dresekammer, trostkammer, alme


rei, gerkammer, synter. 
Saddening, eng., V. irisdruck. 
Saddle, eng. Zadel ; sattel; selle. 

S. raised at the back, v. musssattel. 
— S. in bouching , bok 
waarop het geschut rust bij het boren van 
't zundgat; unterlage; chassis. ~ S. of a 
monkey-block, v. arson i) . 
Saddle-blanket, eng., v couverture 
en laine. 
Saddle-cloth, eng., v. couverture 

de selle. 
Saddle-girt, eng., v. girt I). 
Saddle—maker , eng. Zadelmaker; 

sattler; sellier. 
Saddle-nail, eng., v. clou de sel. 
lier. 
Saddle-seat, eng Bovenbekleeding 

van den huzaren zadel; sitzriemen; siège. 
Saddle-tree, eng., v. arson ia). 
Säemaschiene, f. Säepfiug, m. 

hd., v. drill—plough. 
Safe-edge, eng., v. ansatzfeile. 
Safety-bent, eng., v. cran de 

streté. 
Safety-buoy, eng., v. bouée de 
sauvetage. 
Safety-cock, eng., v. robinet de 
síreté. 
Safety-fuse, eng., v. moche de 
sureté. 


SAFE—GUARD -


Safe-guard, eng., v. ehasse-pierre. 
Safety-lamp, eng., v. lampe de 
davyne. 
Safety-lead, eng., v. bouchon 
fusible. 

Safety-lock, eng., v. platine de 
sflreté. S. platine c. — Veiligheidsslot ; 
sicherheitsschloss; serrure de sí reté. 

Safety-valve, eng. Veiligheidsklep ; 

sicherheitsventil; soupape de süreté. 
Safan, m. hd. ,v. marocco-leather. 
Safanfabrik, t. hd. Fabriek van 

marocco -leder ; fabric of Morocco-leather; 
maroqu mere. 
Safanmacher, m. hd , v. cordouannier. 
Safanpapier, n. hd , V. papier 

-maroquiné . 
Safhor, m. hd., v. carthame. 
Saffiorgelb, n. hd., v. carthamin. 
Saf louer , eng., v. carthame. — 

Echte saffraan ; saffranum; satTranum. 

Saf$ouer—oil, eng. Olie uit de zaden 
van den verversdistel ; saforöl; buile de 
carthame. 

Safran, m. fr., v. carthame. 

V. crocus 2). — Couleur de s., 
saffraangeel ; safron; safrantarbig. ~ S. 
des indes, v. curcuma. — S. du 
gouvernail, v. afterpiece of the 
rudder. — S. de 1'étrave, v. chok 
on the fore-foot. 
Saffran, " m. hd., v. crocus i). 
Saffranblume, f. hd , v. carthame. 
Safraner, v. a. fr., v. to dye 

saffron-color. 
Saffranfarbig, add. hd., v. couleur 
de safran, s. safran. 
Saffranlack, m. hd., v. laque de 

carthame. 
Saffre, m. fr., v. aechel 2). 
Saffron, eng. Satiraankleur ; sa f'ran


farbig; couleur de safran. — S. of antimony, 
v crocus d'antimoine. •• 

S. of gold, v. aurate of ammonia. 
Saftfarbe, t. hd., v. couleur végétale. 
Saftgrün, n. hd., v. blasengriin. 
Saftholz, n. hd. Levend hout, onge


waterd bout , wood in the sap; bois en séve. 
Sag (to), eng., v. einfallen. 
Säge, T. hd., v. saw i). — S. mit 


breitem blatt, v. hansard. — S. 
ohne ende, v. endless-saw. 
Sägeblatt, n. hd., v. feuille de 

Beie. 
Sägeblättern, n. pi. hd , V. gin l). 
Sägeblech, n. hd. Staal voor zaag


bladen ; sheet for saw; ten a scíe. 
Sägeblock, m. hd., v. membrures 
1). 
Sägebock, m. hd., v. book 3) . — 

v. baudet 1). 
Sagebugel, Sägebogen, m. hd., v. 
monture de scie en aroet. 
Sägefeile, t. hd., v. dead-ñle. 


SAHLLEISTE. 951 

Sägeförmig, ad j. hd. Zaagvormig; 
in the form of a saw; de la forme d'une 
scie. 

Sägegatter, n. hd., v. frame of 
a saw. 
x Sägegriff, m. hd , v. bras de 
scie. 
Sägegrube, t. hd., v. fosse do 

scieur de long. 
Sägeholz, n. hd., v. bois de sciage. 
Sägemaschine f. hd. an der dreh


bank, v. bench-saw. 
Sägemehl, n. hd., v. bran de scie. 
Sägemühle, v. brettermühle. ~ 

V. moulin à scie. ~ Künstliche 
s., stooinzageri ; saw-machine; scierie mécanique. 
Sägemünze, t. hd. Muntstuk met 
kartelrand; serrated coin; monnaie dentelée. 
Sägen, V. a. hd., v. couper 2)... 

Schrag s., Ueber hirn s., v. ab 
-schrägen, 
Sägengestell, D. hd., v. affD t de 

scie. 
Säger, m. hd., v. brettsäger. 
Sägering, iii. hd., v. équiers. 
Sägeschmied, m. hd. Zagenmaker; 

saw-smith; saillandier. 
Sägeschnitt, n. hd., v. kerf. 
Sägeschraube, f. hd. Schroef van de 

zaag ; saw-screw; vis de scie. 
Sägesetzeisen, n. hd., v. for à 
contourner. 
Sägesetzer, m. hd., v. fer a contourner. 
Sägespäne, m. hd., v. bran de 

scie. 
Sägestamm, m. hd., v.log-wood t). 
Sägewerk, n. hd., v. rodents i). 
Sägezähne, M. hd., v. dents i e).
Sagger, eng., v. gazette. — S. for 

plates, dishes etc. Koker voor plat 
aardewerk ; irdene form, kapsel f'cir teller, 
schfisseln, abtrockenge friss , umsturzge fitss ; 
renversoir, support à déssècher ou à cutre 
moule, forme ou ustensile à déssècher. — 
Eeonomical s., koker voor den porceleinoven 
zonder bodem ; sparkapsel; cazette 
a cul-de -lampe ou économique. ~ Frame 
of the s., V. plateau s). ~ Prop 
of the s., v. broeken. •• Support 
of the s., v. cheval de frise. ~ 

Set of s., v. bung 2) . — Covering 
the s. with sand, v. engommage 
ou terrage de la porcelaine. •• 
Powdering of the s. , v. engommage. 


Sagging, eng., v. biegung 2). 
Sagon, m. fr. Sago, zetmeel uit den 
palmboom ; sago; sago, palmenstärke. 

Sahleisen, n. hd. IJzeren voorwerpen 
met den naam van den maker; iron articles 
with the maker's name; marchandises 

de ter étiquées du nom du fabricant. 

Sahlleiste, f. hd., v. abschrote 1).
Rippige s., v. Cordeau 4). 


952 SAHLLEISTEN -- SAILOR. 

Sahlleisten, t. pl. hd., v. entre-bandes. 
— Mit s. versehen, v. coiffer 
1). 

Sahlingen, f. pl. hd., v. barre de 
hune. 
Sahlung, f. hd., v. revêtement 
en gazon, 
Saie, f. fr., v. drahtbürste. 
Serge (wollen stof); serge; sarsche. 

Saieter, v. a. fr , v. gratte-bosser. 

Saieteur, m. fr. Kratsborstelmaker 
scratch-brush maker; kratzbürstenrnacher. ••• 
Sergewever; serge-weaver; sarschweber. 
Saiette f fr. revêche, v. petersham. 
Saignée, f. fr., v. égout 1). — v. 
desséchement. — S. d'un étang. 

V. ablass. — S. d'irigation, v. 
fossé d' arrossement. — - S. de 
saurisson, opening van de zuridsnoer; 
slit of a hose; einschnitt in die zündwurst. 
Saigner, V. a. fr., v. démerger 
une veine. — S. une areine, een 
mijngang opruimen ; to clear an alit; einen 
stollen aufräumen. ~ S. un fossé, een 
gracht drool; laten loopen ; to drain off a 
ditch, to let off the wafer of a ditch; einen 
graben ablassen. 

Sail, eng., v. flügeltueh. ~ Zeil 
van een schip ; segel; voile. ~ Boom-s., 

V. boom—sail. ® S. spare, waarloos 
zeil ; reserve segel; voile (Ie rechange. ~ S. 
blown from the bolt-rope, losgeslagen 
zeil ; ausgewehte segel; voile emportée, 
ou` déralin uée: ® Main—s., v. mainsail. 
— Main—top—s., groot-mars zeil; 
das grosse marssegel; voile du grand hunier, 
grand hunier. — Main—top—gallants., 
v. grand perroquet. — Mainroyal, 
v. grand perroquet volant. 
— Fore-s., voorzeil; vorsegel; voile de 
l'avaut. ~ Fore-top-s., v. petit 
hunier. — Fore-top-gallant-s., 
V. petit perroquet. — Fore-topgallant-
royal, V. petit perroquet 
volant. — Mizzen—s., bazaan ; besahnsegel; 
voile d'artirnon. Mizzen—tops., 
V. kreuzsegel. ~ Mizzen-topgallant-
royal, v. oberkreuzbramsegel. 
— Fore—stay—S., kleine fok, 
middel fok ; vor-stag-segel; petit foc, trioguette. 
~ Fore—topmast—stay—s., 
fok; vorstengestagsegel; second foe. — Main. 
stay-s. , V. deckschwabber. ~ 
Main-topmast-stay-s., groot stengestagzeil 
; grosse-stenge-stacsegel; grande voile 
d'étai de hone. r Middle—stay—s., 
groote mars vlieger; grosse marsflieger, mit 
petite ou seconde voile d'étai-tel-stagsegel; 
du grand hunier, voile d'entre-deux. 
Main-top-gallant-stay-s., groot bram 

grosse bramstenge-slagsegel;-stengestagzeil ; 
voile d'étai du grand perroquet. ! Mizzen—
stay'—s., v. aap. — Mizzen— 
topmast—stay—s. , kruisstengestagzeil; 

kreuzstenge-stagsegel; voile d'étai de fougue, 

di,iblotin. — S. of a windmill, v. 
aile i) . 
Sail (to), v. a. eng., v. naviguer 2). 

— To s. into a river or harbor, 
V. binnenlaufen. — To s. up a river 
plying to windward by 
boards, een rivier op laveeren ; ein rivier 
au/taufen; remonter une rivière en hordoyant. 
— To s. up river, een rivier 
opzeilen; ein /less aufsegeln; remonter une 
rivière. — To s. with a scand wind, 

V. bouliner i) ~ To s., v. courrir 
1). ~ To s. against the setting 
of the sea, dwarszeilen ; see hekken, 
dwars durch see; traverser les lames. — 
To s. close hauled, dicht bij den wind 
zeilen ; dicht bei dem winde; aller au plus 
près. — To s. close hauled as near 
the wind as possible, v. mettre 
au plus près. — To s. in company, 
V. aller de conserve. — To 

S. right before the wind, v. arrière, 
adv. t). ~ To s. right in the 
wind's eye, v. aller debout au 
vent. ~ To s. with a quartening 
wind, v. aller vent grand largue. 
• To s. with the sheets aft, v. 
aller entre deux écoutes. 

Sail-cloth, eng., v. noyale 1). 

Sailer, eng. Zeilschip (in tegenstelling 

van stoomschip); schiff, segler; voilier. 

Sailing, eng. v. navigation b). ~ S. 
order, ma rschurde hi het zeilen ; marsch 
ordre de marche. -ordnung; 
Saillant, in. fr. Vooruitspringend ge


deelte van een gebouw, salient-angle; ausspringende 
winkel, vorsprung. 
Saillant, adj. fr.,v. ausspringend. 
••• Assise s—e, voorstekende laag stee 
projecting course; vorstehende schicht.-nen ; 

_• Partie s—e d'une facade, voor


uitstekend gedeelte van een gevel ; jutty, 
jetty; risalit, vorbau, vorlage. 

Saillie, f. fr., v. ausladung i). 
~ S. des fondements, v. empattement 
3) . — v. lardon 1) . — v. 
flange n). ~ v. flush i). v. jutting 
out 1). — Construire en s., v. 
auskragen. — Sorter en s., voor


uitsteken ; to be projected, to jut out; ausladen, 
überkragen. 

Saillir, f. fr., v. ausladen. 
Sail—loft, eng. Zeilmakerij; segelboden, 
segelmacher-winkel; voilerie. 
Sail—maker, eng. Zeilmaker; segel macher; 
voilier. 

Sail-needle, eng., v. aiguille de 
voilier. — Large s. needle, v. 
aiguille à oeillet. 

Sailor, eng., v. matelot n ). ~ S. 
of the boatswain's mate, v. boatwain's 
mate. - S. of the gunner, 
v. matelot du maitre canonnier. 
— Veteran s., v. ohrlamm. 

— Unexperienced s., v. freshwater 
jack. 

SAIL-ROOM -- 

Sail-room, eng., V. chambre aux 
voiles. 
Sail-wheel eng. of woltmann, v. 

moulinet de woltmann. 
Saindouw, m. fr., v axonge 1). 
Saint-Augustin, m. fr., v. en


glish t). 
Saint-barbe, f. fr., v. powderroom. 
Saint-elnme, f. fr., v. castor and 
Pollux. 
Sainte-lucie, m. fr. St. Lucienhout; 
wood of rock-cherry-tree; luden holz. 
Saisine, f. fr., v. gammoning of 
the bowsprit. — v. égorgeoirs. 
Saisir, v. a. fr., Vastsjorren ; to seize, 
to frap; seisen. — v. aiguilleter. — 

V. to catch into 2) . — S. le cable, 
V. to nip the cable. — S. les 
coins, de wiggen aandrijven ; to drive the 
wedges; pfändkeile anziehen. 
Saite, f. hd. Snaar; string; corde. 
Saitendraht, m. hd. Draad voor 
snaren ; string-wire; Ill á instrument. 
Saiteninstrument, n. hd. Muziek 
snaren, snaarinstrument;-instrument met 
string-instrument; instrument à cordes. 
Saitenmacher, m. hd. Snarenmaker; 
stringmaker; faiseur de cordes, boyaudier. 

Sal, eng. alkali, v. fiel de verre. 
~ S. ammoniac, v. ammoniacsalz. 
~ S. ammoniac (spirit of), 

V. ammoniak füssigkeit. ® S. 
prunella, gesmolten en in koeken gegoten 
salpeter; prunellensalz; sei prunelle. 
Salage, m. fr. Inzouten ; salting; salzen. 
Salamander's-hair, eng., v. fe 

1). -dererz 
Salbande, f. fr. v. éponte. 
Salbe, f. hd., v. courée. 
Salé, m. fr. Voorschot op het week


geld van een drukker; advance on weakly 
weaves; sauerkrat. 
Saleran, m. fr., v. companion. 

.. V. fellow s). — v. oberkneter. 
Salery, eng , v. gage. 
Salework, eng., V. fabrikarbeit. 
Salicorne, f. fr., v. glassmalz 2). 
Salière, f. fr., v. Cup 3). 
Salifère , adj. fr. Zoutbevattende; 

saliferous; salzhaltig. 
Saliferous marl, v. marne irisée. 
Salifieation, eng. & f. fr. Zoutvor


ming; salzbildung. 

Salir, m. fr. Ruwe koolzure kali; 
black-salt, calcined potash; feuerbeständiges 
gewächsiaugensalz. — Flux s., zoutvloed, 
vloedmiddel ; salt flux; salzfluss. ~ 
adj . Zoutachtig ; saline, salinous; salzigt. 


Saline, t. fr., v. mine de sél, s. 
mine b. 


Salinier, m. fr. Potasch of kalizieder; 
workman that prepares the potash; potascbensieder. 


Salle, f. fr. Zaal; hall, large room; 
Saal, zimmer. — S. d'armes, geweer-

SALPETRIEIR. 953 

kamer, rustkamer; armory, armanmentary 
for small arms; gewebrsaal, gewebrkammer. 

— S. d'artifices, v. feuerwerkerwerkstätte. 
•• S. 'a filer sur métiers, 
werkplaats der machinale spinnerij ; 
mule room; spinnsaal. ~ S. d'assemblée, 
gezelschapszaal , conversatiezaal ; 
drawing room, assembly-hall; geselschaftszimmer, 
salon ; — S. d'attente, wacht 
waiting-room; wartesaal. S. à-kamer; 
batteurs, v. batteurzimmer ~ S. 
de composition, zetterij ; composingroom; 
setzerzimmer. ~ S. a danser, 
danszaal ; dancing-room, ball-room; tanzsaal, 
ballsaal. — S. a manger, eetzaal; 
dining-room; speisesaal. — S. à parer, 

v. dressing-room. ••o• S. de la 
presse, v. press-room. ~ S. a 
tisser, weverij, zaal der getouwen ; weavingroom, 
sed; webersaal. •• S. à cardes, 
V. carderie. 
Sally,Lport, eng., v. ausfallthor. 
— S. sledge, v. roller-sledge. 
Salm, so. hd., v. eisengares. 
Salmgarn, n. hd. Zalmnet; net for 
catching salmon; filet pour la pêcbe du 
saumon. 

Salmiak, m fr. & hd. Salmoniak, 
chloorammonium ; sal-ammoniac, muriate of 
ammonia. 

Salmiakbeschlag, m. hd., v. hydrochlorate 
1). 

Salmiakgeist, m. hd., v. ammo


niak flüssigkeit. 
Salon, m. fr., V. salle 4). 
Salonica-cotton, eng., v. coton 

de mer. 

Salpeter, m. hd., v. nitrate of 

potasch. ® S. in würfeln, v. nitrate 
of soda . 

Salpeterkügelchen, n. hd., v. sal 
prunella. 

Salpetersalzsäure, f. hd., v. acide 

hydro-chloronitrique. 

Salpetersieder, m. hd., v. salpê


trier. 

Sapetersiederei, t. hd., v. nitreworks. 
Salpeterstoff, m. Salpeterstoff


gas, n. hdz., v. azote. 
Salpeterturbith, m. hd. Salpeterzuur 

kwikoxide; nitrate of mercurial oxyd; ni 

-trate d'oxyde mercurique. 

Salpeterwurzel , f. hd. Salpeter 

matrix of saltpetre; matrice du-plantage ; 
salpêtre. 
St 1pêtre, m. fr., v. nitrate of 

potash. ~ S. de houssage, v. 

kehrsalpeter. — S. brut, ruwe, onzuivere 
salpeter; crude saltpetre, saltpetre 
of the boiling; robe salpeter, salpeter vom 
ersten sud •o• S. rafne, gezuiverde salpeter 
; refined nitre; raffinirte salpeter, gereinigte 
salpeter. 

Salpêtrier, m. fr. Salpeterzieder; 

saltpetermaker; salpetersieder. 
80* 



 

954 SALPETRIE RE --

Salpêtrière, f. fr., v. nitriary. 
Salpetrisiren, v. n. hd. Met salpeterzuur 
verbinden; to nitrify.; nitrifier. 

Salplieat, m. fr. Japansche goudvernis 
; japonese goldvarnish; japonesiseber 
goidfirniss. 

SalsO amarous, eng. Zoutachtig bitter 
; •álzigbitter; salé amer. 

Salt, eng. Zout; salz; set. ••• S. 
crystals, v. cristal de sel. •• S. 
of lime, V. kalksalz. -• S. of 
prunal, V. sal prunella. — S. of 
hydrated potassa, v. kali. — S. 
of saturn, v. bleisalz. ~ S. exuding 
from walls, v. salpeter 

-schaum. 
Salt—flux, eng. Zoutvloed der metaalgieters; 
salz Fluss; fondant salín. 
Salt—glazing, eng. Zoutglazuur : salz


glazur; vernis. 
Salting, eng., v. salage. 
Saltly, eng. Met een zoutsmaak, ziltig; 

salzigt; avec un gout de set. 
Salt-marsh, v. marais-salant. 
Salt- mine, eng., v. mine de sel. 
Saitpet,re, eng., v. nitrate of 

potash. S. maker, v. salpêtrier. 
••• V. kehrsalpeter. 
Saltpetre-works, eng., v. nitre


works. 
Salt-water, eng., v. eau de mer. 
Salt-work, eng., V. mine de sel, 

S. mine b. 
Salt-work-men, eng., v. kothleute. 
Salt-wort, eng., v. fiel de verre. 
Salvage, Salvage-money, eng., 

V. droit de sauvetage. 
Salz, n. hd., V. salt l). 
Salzäther, m. hd., V. ether marin. 
Salzausziehung, f. hd., Het uitloogen 
; elixivatio; lixiviation. 
Salzbereitung, f. hd. Het zoutzieden 
; preparation of salt; prdparation du set. 
Salzbergwerk, n. hd., v. mine 
do sel. 


Salzblumen, f. hd. Zoutbloemen; 
flowers of salt, salt e f orescence; fleurs 
de set. 


Salzen, n. hd., v. salage. 
Salzfasz, n. hd. Zoutvaatje ; salt-box, 

salt-cellar; saloir, salière. 
Salzfluss, m. hd., v. salt-flux. 
Salzgeist, in. hd., V. acide marin. 
Salzhaltig, adj. hd., v. salifère. 
Salzknapp, m. hd. Hulp, knecht in 


een zoutziederq ; journey-man of salt-maker; 
aide de saunier. 
Salzkorb, in. hd. Mand om zout in 
te vervoeren ; salt-basket; bénate. 
Salzkothe, f. hd. Salzhütte, Zout


-

ziederq; salt-cot, salt-house; saline, saunerie. 
Salzkrystalle, m. hd. Zoutkristal 

sei.-len; salt-cristals; cristaux de 
Salzkrücke, f. hd., v. rabie ti). 
Salzmarmor, n. hd. Zoutmarmer, mar-

SAMMELSCHEIBE. 

mer reet zoutvormige figuren; salt grained 
marble; inarbre satin. 
Salzmass, n. hd. Zoutmaat ; salt-mesure; 
rnesu re de sel. 
Salzmühle, f. hd. Zout^nolen ; saltmill; 
moulin à sel. 
Salzpfanne, f. hd., v. chaudière 
de salinage, s. chaudière a. 
Salzsäure, f. hd , v. acide marin. 
Salzschaufel, f. hd. Zoutschop; saltshovel; 
seaugeoire. 
Salzscheibe, f. hd. Inzouttobbe ; salttub; 
mïmot á sei. 
Salzschmant, m. hd. Zoutader; saltfilm; 
schelot, schlot. 
Salzschraper, in. hd., v. ratissoir. 
Salzschwaden, in. hd. Zoutbevattende 
dampen in de zoutziederij; salt vapor, 
salt steam; vapeurs de set. 
Salzsiederei, f. hd., v. salzkothe. 

— S. anstalt, v. mine de sel, s. 
mine b. 
Salzsohle, f. hd., v. brine. 
Salzstätte, f. hd., v. salzkothe. 
Salzstube, f. hd. Zoutwater-, pekel


put; brine-reservoir; réservoir d'eau salée. 
Salzstück, n. hd. Zoutbroodje ; lump 

of salt, salt-cot; pain de set, salignon. 
Salztalk, m. lid., v. hornblond. 
Salztop, m. hd., v. salzfass. 
Salztrockenofen, in. hd. Droogplaats 

voor bet zout; salt drying-oven, salt-stove; 

séchoir. 
Salztrog, m. hd., v. salzscheibe. 
Salzwage, f. hd. Zoutweeger, pekel 

brine-prover; aréomètre, salinomè--weeger; 
tre, salinograde. 
Salzwasserpumpe, f. hd., v.brinepump. 
Salzwerk, n. hd., v. mine de sel, 

s. mine b. 
Salzwerker, m. hd. Zoutzieder; saltmaker, 
salt-boiler; saunier. 
Samel-bricks, eng., v. placebricks. 
Sämerei, f. hd. Zaden, granen (in 
't algemeen); seeds; semences, grafnes. 
Samestre, f. hd. Koralen uit de Levant 
; levantine coral; corail du Levant. 
Samis, m. fr. & hd. Venetiaansche 
zijde; venetian silk-stuff. 
Samischgerben, V. n. hd., v. cha 
-moiser. 
Sämischgerber, in. hd., v. cha-
moiseur. 
Sämischleder, n. hd., v. cha 
-mois 1). 
Sammelbehälter, m. hd., V. behalter. 
Sammelgerinne, a. hd. Verzamelgoot, 
algemeene afvoerbuis; branch-pipe; 
rameau. 

Sammelkasten, M. hd., V. cistern 
I). 
Sammelscheibe, f. hd., v. collector. 



SAMMET SANDKAPELLE. 905 


Sammet, m. hd.Fluweel; velvet; velours. 
Sammetart, f. hd., v. fiock-sur-. 
face. 

Sammetartig, adj. hd. Fluweelachtig 
; velvely, velvet, velveted, cut in immitati(,
n of velvet; velouté. 

Sam.metband, a. hd., v. ruban 
en velours. 

Sammetbiende, eng. Straalvormig 
jjzer•oxide -hydraat; sammelblende; hydroxide 
de fer de variété capillaire. 

Sammetbürste, [. hd Fluweelborstel 
; velvet-brush; brosse à velours. 
Sammethaken, f. hd , v. flor 
-messer. 
Sammetkette, in. hd., v. $or. ~ v. 
nap -warp. 
Sammetkettenstab, m. hd., v. 
baguette 2). 
Sammetmancher, f. hd., v. manchester 
f2). 
Sammetmesser, n. hd., v. couteau 

a velours. — v. flormesser. 
Sammetnadel, f. hd., v. épingle 2). 
Sammetpapier, n. hd., v. flock 

papier. (velouté. 
Sammetschwarz , w. hd., v. noir 
Sammetspitse, f. hd., v. dentelle 

a chenille. 
Sammetstreifen, n. hd., v. ruban 
en velours. 

Sammetstuhl, f. hd. Weefstoel voor 
fluweel; loom for velvet making; métier à 
velours. 

Sammetteppich, in. hd., v. moquette 
bouclée. 
Sammetweber, M. hd. Fluweelwever; 
velvet-maker; tisserand en velours. 

Sammetweberei, f. hd. Flu weel weverij 
; velvet-weaving; fabrication des velours. 
Sample, eng., v. montre 3) . ~ V. 
échantillon l). S. of the baking, 

V. brandprobe 1). 
Samson's post, eng., v. epontille 
a manche. 
Sanas, * Indisch katoen. 
Sand, eng., v. sable. • Coarse 

S., V. gravier i). ~ Dried or ba 
-ched s.,

zand met leem gemengd en gebrand; 
masse, formmasse; sable ` gros. ~ 
Pit s., welzand; flussgrubensand; sable de 
fouille ~ River s. , v. sable de 
ravine. 

Sandader, f. hd. Zandader, smalle 
zandlaag; vein of sand; veine de sable. 

Sandal, m. fr. Soort van zijden stof; 
kind of silk fabric; art seidenzeug. — 
Sandelbout; sandal-wood, sanderswood; san 

cintrin, v. citronen--delbolz. S. 
sandelholz.:• S. odorant, welriekend 
sandelhout; aromatic sandal; wohl 

-riechendes sandelbolz. 
Sandale, f. hd-y fr. Sandal, eng. 
Sandaal, oostersche schoen. 
Sandal-wood, eng., v. sandalt) . •• 

S. -aromatic, v. sandal odorant. 
Sandarac, m. fr., v. arsenie sul 
-phuré rouge. 
Sandarach, m. hd., V. poudre de 
sandaraqué. 
Sandaraque, r. fr. Sandarachars; 
gum sandarach; sandarach. 
Sandbad, n. hd., v. bain de een 

-dres. 

Sand-bag, eng., v. sac a terre. 

Sandbank, f. hd. Zandbank (in zee); 

bank in the sea, shelf; bant de sable. 
Zandlaag (in den grond); grit, layer of gravel; 
couche de sable. 

Sand-bath, eng., v. beine de 
eendre. 
Sandbehälter, f. hd. über dem 
frittoven, v. sablonnette. 

Sandbestreuung , f. hd. oder bekleidung 
der kapseln, v. engommage 
de la poreelaine. 

Sandbohrer, m. hd., v. drague t). 

Sandbüchse, f. hd. Zanddoos, zand


bus (van de locomotief); sandbox; Bolte 

à sable. 

Sand-case, eng. above the fine


arch, v. sablonnette. 

Sand-casting, eng., v. dry-sand


moulding. 

Sand-chest, eng., v. form-chest. 

Sanddecke, f. hd., v. ballasting. 

Sandel-brick, eng.,v. bleichstein. 

Sandelholz, n. hd., v. bois de 

santal. ••• Schwarzes s., v. cayo 

Gelbes s., v. citronen--loeka. — 

sandelholz. — Rothes s., v san 

-taline. 

Sanders, eng., v. sandal 2). ~ s. 

blue, v. blauasche. — S. green, 

V. mountain green. 
Sanderz, m. hd. Erts in zandsteen 
ingesloten ; ore contained in sandstone; mine 
sablon neu x. 

Sandever, eng., V. anatron. 

Sandflötz, f. hd. Zandlaag (in berg


werken); sandstratum ; assise arénacée, 

couche de sable. 

Sandform, f. hd., v. dry sandmould. 
Sandformenmacher, m. hd. Zandvormer 
; -maker of sand-forms; sableur. 
Sandformerei, f. lid. v. dry sandmoulding. 
Sandglas, m. hd. Sand-glass, eng. 

v. horloge à sable. 
Sandgrube, f. hd. Zandgroef, zandput; 
sand-pit; sablière, sablonnière. 
Sandgrund, m. hd., v. fond de 
sable. 
Sandguss, m. hd., v. dry sandmoulding. 
Sandiver, eng., v. chiasse 1). ^ 

S. floron out, v. picadil. 
. 1 Sandkalk, m. hd., V. mortier Blair, 
s. mortier C. 
Sandkapelle, f. hd., v. bain de 
cendres. 


956 SANDKASTEN 

Sandkasten, M. hd.,v. chassis pour 
la moule. 

Sandkorb, m. hd. Mandje aan de 
zuigbuis van pompen ; pumpe -sieve; tamis 
du tuyau de pompe. 

Sand—laddle, eng., v. plätteisen. 
Sandlöffel, m. hd. Zandschop, zandlepel 
; sand-spoon; cuilière. 
Sandmergel, m. hd., v. argile 
calcarifère. 
Sand-mill, eng., v. moulin a 
sable. 
Sandmörtel, m. hd., v. mortier 
Blair, s. mortier c. 
Sand-mould, eng., v. dry sandmould. 


Sand-moulding, Sand-casting, 
eng , V. dry sand-moulding. 
Opens., v. herdguss. —S. between 
flasks, v. kastenguss. 

Sandmühle, f. hd., v. moulin à 
sable. 

Sand-papier, eng., v. papier à 

dérou.iller. 

Sandpapier, n. hd., v. glaspapier. 

Sandpfanne, f. hd. Zandbad (de 

schaal zonder zand); sand pan; poêlon à 
cbaufter le sable. 

Sandräumer, m. hd., v. bagger. 

Sandsack, ni. hd., v. sac à terre. 
Sandsäckchen, n. hd. Plaatsnijderskpssen 
; engraver's cushion; coussin de sable. 
Sandschaufel, f. hd., v. plätteisen 
1). ••• S. der bleigieszer, v. plane 7). 
Sandschicht, f. hd., v. sand


bank 2 ). 
Sandschiefer, m. hd. Bladerige zandsteen 
; foliated grit; grès feuilleté 
Sandschtttting, f. hd., v. sanddecke. 
Sandsieb, n. hd. Zandzeef; sand-sieve; 
tamis à sable. 
Sandstein, m. hd., v grès 2). — 

S. zum spiegelschleifen, v. moeiion 
b. t). 
Sandsteinarbeit, f. hd., v. grèsserie 
2). 
Sandsteincement, n. hd. Gemalen 
scherven ; ground pitcher; tessons de grès 
broyds, ciment de grès. 

Sand-stone, eng., V. grès 2). 

S. grit, v. fire-stone. — S. for 
grinding mirrors, v. moéllon b. 
Sanduhr, f. hd., v. horloge de 
sable. — v. ampoulette. 
Sandy eng. ground, y. fond de-sable. 
Sandy-marl, eng., v. marne sa 
-bleuse. 
Sanekin, m. hd. Katoen uit Smirna; 
ssnyrna cotton; sanequin, coton de smyrne. 
Sanft, adj. hd. Met gering verhang; 
gently sloping; a pente douse. 
Sänfte, f. hd. Draagzetel, draagbaar 
(voor gewonden); litter; chaise à porteur, 
litlère, brancard. 

-. SAPE. 

Sänftenflange, f. hd, Draagboom 
van een draagzetel ; pole of a sedan-chair; 
bras de litiére. 

Sang m. fr. dracon, v. drachenblut. 


Sangle, t. fr., v. bricole. — s,s 
Blanes, hollandsch kantgaren; dutch tread 
for lace; holländisches spitzengarn. ® S—s 
bleus, blauw garen voor handdoeken; 
blue thread for table-linen; blaues kanten 

blaues Saumgarn. — S. croi.see,-garn, 
kruisriem, kruissingel ; wel's strap; kreuz 
d'une selle, v. girt i).-gurt. — S. 

— Première s. d'une selle, ondersingel 
van den zadel ; under saddle-girth; 
kreuzgurt am sattel. — Seconde s. 
dune selle, middelsingel van den zadel; 
middle saddle-girth; mittelgurt am sattel. 
V. bauchgurt. — Schouderband; 
shoulderstrap; gurt, schulterband 
Sangles, f. pl. fr. B: eerie platting van 
schiemansgaren ; broad sennit made of spun 
yarn; breite platting von scbiemannsgarn. 

Sanglow, m. fr Versterkingsbalk; 
strenghtening timber; verstärkungsholz. 
Sanguin, m. fr., v. dogwood. r 

V. cornel-wood. 
Sanguine, f. fr., v blood-stone 1). 
Sanidin, m. hd. & eng. Sanidine, 
f. fr. Glasachtig, doorschijnend veldspath ; 
vitreous feldspath; feldspath vitreux. 
Santaline, Santal m. fr. rouge, 
Sandelhout van Pterocarpus santalinus; sanders, 
saunders, red sanders; sandelholz, 
rothe sandelbolz. 

Santalinhoiz, n. hd., v. santaline. 
Santelholz, n. hd.v bois de santal. 
Saore, f. fr., v. ballast. 
Sap, eng., v. sape (met de samenstel


lingen). — v. nahrungssaft. — v. 

aubier. s v. lard du bois. 
Sap (to), eng., v. pousser la sapo. 
Sapanholz, n. hd., v. sapan-wood. 
Sapan—wood, eng Sapan hout, ja


pa rasch sandelhout ; sapanholz, rothe sandel; 
sapan. 
Sap-color, eng., V. couleur vegétale. 
Sape, f. fr. Loopgraaf; sap, sapping ; 
sappe, sappiren. — S. ancienne, ge 

loopgraaf in de aarde; turkish sap;-wone 
erdwalze. ~ S. eouverte, bedekte loopgraaf 
; covered sap, blinded gallery; bedeckte 
sappe. — S. en eremaillére, dwarsche 
loopgraaf ; traverse sap, sap with locktraverses; 
traversensappe, querwallsappe ~ 

S. debout, rechte loopgraaf; direct sap; 
gerade sappe. — S. demi—double, 
half-dubbele loopgraaf; half double sap; 
krönungssappe. ~ S. double, dubbele 
loopgraaf; double sap; doppelte sappe. ~ 
S. pleitre, volle loopgraaf ; full sap; 
vollige sappe. ~ S. simple,enkele, eenvoudige 
loopgraaf ; single sap; einfache sappe. 
S. simple traversée, d wa rsche, enkele 
loopgraaf ; traverse-sap, sap with lock-Ira

SAPER 

verses; traversensappe. querwallsappe. ~ 

S. a traverses tournantes, recht 
draaiende loopgraaf (zigzag); sap with-hoekig 
tambour traverses; würfelsappe, doppelt gewandte 
sappe. — S. tournaaste sinueuse, 
slangvormige loopgraaf ; serpentine-
sap; schlangensappe, wendesappe. ~ S. 
volante, vliegende loopgraaf; flying-sap; 
flüchtige, fliegende sappe. 

Saper, v. a. fr., v. exécuter la 
sape. 

Sapeur, rn. fr., v. pionier. — S. 
pompier, brandspuitgast ; f rentan; feuerwehrmann. 
~ S. de la tête, eerste 
sappeur ; leading sapper; erste sapeur. 

Sap- faggot, eng., v. fagot de sape. 

Sap-fork, eng. Vork om de schanskorf 
voort te rollen bij bet loopraven [naken 
; sappengabel; fourche de sape. 

Sap—green, eng. Sapgroen ; saftgriün; 
vert végétale. 
Saphir, m. fr. & hd. Saphier (soort 
van edelgesteente) ; sap/sire. — S. d'eau, 

V. cordierite. ~ S. d' un blaue 
nuagé, V. milchsaphir. 
Saphirin, in. hd., v. blauer chalcedon, 
s. chalcedon. 
Saphirin, eng., Saphirine, f. fr., 

V. chalcedon 2). 
Sapin, m. fr., v. deal 2). — S. 
rouge, v. pin fr. 8). — S. blanc, 

V. edeltanne. — s. faux, v. Pechtanne. 
— Bois de s., v. deal 1). 
~ Bois de S. rouge, v. fiéhtenholz. 
~ S. pétrif ié, v. élatite. — S. 
commun, v pin fr. 8). ~ S. résigneux, 
grove den ; resine ferous firetree; 
harztanne 
Sapino, f. fr. Dennedeel of plank; 

fir-plank; tannen brett. 

Sapinette, f. fr. Bier Knet dennehars 

in plaats van hop; spruce-beer; das aus der 

balsamtanne gebraute bier. 

Saponification, f. fr. & eng. Zeep


vorrnin;; ; sapon //kation; verseifung. ~ S. 

calcaire, kalkzeepvormir,g ; saponification 

by lime; verseifung mit kalk. — S. sul


furique, verzeeping [net zwavelzuur; 

sulphuric saponification; verseifung reit 

schwefelsaure. (wood. 

Sappan-wood, eng. v. sapan-

Sappen, v a. hd., v. exécuter 2). 

Sapper, eng. Sappeur, m. hd., v. 

pionier. 

Sappeurgabel, r. thd. Vork, riek der 

sappeurs; sap-for/i; fourche de sappeur. 

Sapphire, eng., V. saphir t). 

Sapping, eng., V. exécuter la 

sape. 

Sappirfaschine, r. hd., v. fagot 

de sape. 
Sappirgabel, f. hd., v. sap-fork.
Sap-roller,eng.,v.gabion roulant.
Saquatier, m. (r.,v. coal-whipper. 
Sarazenensäbel, ni. hd., v. ei


meter. 

SASSEMENT. 957 

Sareenet, eng., V. florenee. 
Sareocolle, f. fr.,v.fleischgummi. 
Sard, eng. Sardoin, Sarde, varie


telt van coraaljn ; sarder; sardoine, pierre 
de sarde. 
Sardachat, m. hd. & eng. Sarde 

m. fr. Roode agaat.-agathe, 
Sarder, in. hd., v. sardonyx. 
Sardonyx, eng. Roodachtige onyx; 
sardonyx, sardonier; sardonyx, sardoine, 

sardienne. 
Sarg, in. hd., v. coffin 2). 
Sargbeschlag, ni. hd. Doodkistbeslag; 

coin-furniture; garniture de cercueil. 
Sargdeckel, m. hd. Doodkistdeksel; 
coffin-lid; couvercle du cercueil. 
Sargnagel, in. hd. Doodkistspijker; 

coffin-wick; clou du cercueil. 
Sarrasin, in. fr., v. ares i). 
Sarrasine, t. fr., v. fallgatter. 
Sarrette, f. fr., v. färberscharte. 
Sarschehandel, m. hd. Sergehandel; 

serge-trade; sergerie. 
Sarscheweber, m. hd. , v. raschweber. 
Sarseheweberei, f. hd. Sergewever( ; 

serge-manufactory; sergerie. 
Sassolin, nb hd. v. acide borique. 
Sarti, Sartis, m. fr., v. floating


rope. 

Sas, in. fr., v. haarsieb 1). — v. 
flour—sieve. — S. á air, luchtsluis; 
sluice; luftschleuse. — S. d'éeluse, 
sas, sluissas ; lift of a lock or sluice; fall 

der schleuse. 

Sash, eng., v. eroisée. — v. spaniolette. 
— Cased s., v. fenétre 

b. 3). — Fast S., vast venster, niet opengaand 
venster; ruhendes Fenstergestell; dorwant 
eliássis. — Folding s., v. ehd,ssis 
à coulisse. — French s., v. 
kreuzfenster. — Inner s., v. contre-
fenêtre 2). 

Sash-door fastening, eng. , v. 
spaniolette. 

Sash-fastener, eng., v. fenster


reiber. 
Sash-folding, eng., v. chassis à 

coulisse. 
Sash-foot, eng., v. dormant, fr. I). 
Sash-frame, eng., v. fenêtre b. 6). 
Sash ( inner), eng. , v. eontre


chassis 2). 
Sash-pulley, eng., v. reiber 2). 
Sash—saw, eng. Spanzaag, tappenzaag; 

art zapfensäge; espèce de scie a arraser. 
Sash-sluice, eng., v. écluse à 

vanne. 
Sash—window, eng., v. fenê tre b 3) . 
Sassage, m. fr. Het ziften ; separating 

by sieve; absieben. 

Sasse, f fr., v. flour—sieve. ~ 
Schoep van een waterwiel ; stoep; wasser 
-schaufel. 
Sassement, m. fr. Het zitten van 


rneel ; sifting; sieben. 


958 S ASSE R -- SAUBERBANK. 

Sasser, v. a. fr. Ziften ; to separate 

by sieve; absieben. 
Sassoire, t. fr., v. fore-bed. 
Sassolin, eng., v. maseagine. 
Satellite, m. fr., v. planfite se


condaire. 
Satie, Seitie, Setie, * Klein schip 

op de levant, dat latijnsche zeilen voert. 
Satin, m. lid., v. atlas n. 
Satin, m. fr., V. atlasköper. 

S. de huit, zwaar atlas; eight-leaved 
tweel; achtbindige atlas. 
Satin, eng., v. atlas 1). ^ S. top, 
geglansd bombazijn; atlas barchent; futaine 
satinée. ~ S. tweel, v. atlas-köper. 

Satinade, f. fr., v. halbatlas. 
Satinage, m. fr., v. lustrage. — 

v. glätten B). — S. à chaud, à 
froid, V. heiss, kaltglätten. 
Satinaire, m. fr., v. atlasweber. 
Satiner, v. a. ir., v. glacer 1). — 

v. calandrer. - Met glans weven ; to 
cleave like satin; auf atlasart weben. 
Satinet, eng., v. halbatlas. 
Satineur, m. fr., v. glätter 2). 
S atineuse; f. fr., y. glaceur. 
Satinholz, n. hd., v. adlerholz. 
Satiniren, v. a. hd., v. glätten 4). 

— V. glacer i). 
Satinocher, m. hd. Geelachtige roodeoker 
; red yellowish ochre; ocre rouge jaunátre. 


Satinpapier, n. hd., v. atlaspapier. 
Satin-spar, eng , v. chau$-carbonatée 
fibreuse. — v. faserkalk. 
Satin-weaver, eng., Satinweber, 

m -hd., V. atlasweber. 
Satin-wood, eng , v. adlerholz. 
Satriaux, r. fr., v. jacks t O). 
Satt, adj. hd., V. anschwängern 2). 

— S. aufliegen, v. poser les briques 
en bonne liaison. — s.-er buchatabe, 
te vet gedrukte letter; fat letter; 
lettre bien nourrie. 
Sattel, in. hd., V. chape en dos 
d'ane. — v bed 3). — Heen en weder 
in de mijn werken ; saddle, (etch and carry; 
va-et-viert. — S. der tuehseheerder, 

V. poteau des forces. — S. für 
pferde, v. sadie 1). — Gewelf, steun 
van de eest; kiln-vault; volle dun toureau 
de tourraille. - v carlingue is). 
Sattelband, n. hd. Zadellappen; side


bar of a saddle; bande. 
Sattelbaum, m. hd., v. arson 2). 
Sattelblech, n. hd., v. sattelband. 
Satteldach, n. hd., v. comble à 

deux égouts. 
Sattelgurt, m. hd.,. v. girt 1). 
Sattelhammer, m. hd. Zadelmakers 

hamer ; saddle•hammer; marteau de sellier. 
Sattelknopf, m. hd., V. pommeau 
1). 
Sattelnagel, m. hd., v. clou de 
sellier. 
Sattelpistol, n. hd., v. petronel. 

Sattelring, m. hd. Zadelring; saddlering; 
anneau de selle. 
Sattelsteg, m. hd. Zadelboog; crossbeam 
of a saddle; traverse de selle. 
Satteltasche, f. hd. Zadeltasch ; budget; 
bougette, bourse, sacoche 
Sattelwage, m. hd., v. chariot à 
canon. 
Sattelzeug, n. hd., v. harnachement. 
Sattelzweck, m. hd., v. clou de 
sellier. 
Sättigen, V. a. hd , v. eintränken 
t)• 
Sättigung f. hd. der querschwellen, 
v. impregnation. 
Sättigungsfähig, adj. hd. Voor 
verzadiging vatbaar; saturable; saturable. 

Sättigungscapacität, í. hd. Verzadigingscapaciteit; 
capacity of saturation; 
capacité de saturation. 

_Sättigungspunkt, m. hd. Verzadigingspunt; 
point of saturation; point ,de saturation. 


Sattler, m hd., v. saddle-maker. 

Sattlerahle, f. hd., v. alène t). 

Sattlergare, f. hd. Bereiding van 
leer voor zadels; preparation of saddle 
leather; apprèt des peaux de sellier. 
Saturable, adj. fr. & eng., v. sättigungsfähig. 
Saturate (to), eng., Saturiren, v. 

a. hd., v. anschwängern 2). 
Saturei&l, n. hd., v. oil of savory. 
Saturnsalz, n. hd., v. acétate de 
plomb. 

Satz, m. hd., V. batch. — v. composition 
a. — weiter s. , v. drivingout. 
— V. feldofen. - v. fournée i). 
~ Galvanischer s., v. galvanic 
pile. — S. bohrer, v. garnitur t). 
~ V. recomposition. -Stel pompen 
in minwerben; set of pumps; système de 
pompes. - S. zum brennen maehen, 
de kleiblokken in den steenoven 
zetten ; to clamp the bricks, to build the. 
clamps; mettre les briques en haie. 
(Gesezlieher worth) , * vastgestelde 
waarde (van munten); legal value; valeur 
numéraire ~ Neerplofsel ; sediment; résidu. 
~ Het looien . van het leder ; tanning of 
the leather; tannage de cuir. 

Satzlöffel, m. hd. IJzeren lepel der 
gieterijen ; iron spoon; cuillière de (er. 
Satzmaass, n.- hd., v. mesure a 
poudre.
Satzmeisel, m. hd , v. bankham 
t).-mer 

Satzwage, f. hd., v. level b t).
Sau, m hd., v. cochon 1). - v. 

eisenschlacke. -Das erz sitz in 

s., het uitsmelten gaat slecht; the smelting 

goes on badly; la fonte va mal, une partie 

du minérat va dans les scones. 

Sauber, m. hd., V. clean 2). 

Sauberbank, m. hd., v. apprétoir. 


SAUBERKASTEN — SAUM. 

Sauberkasten, m. hd., v. beutel


kasten. 
Säubern, V. a. hd., v. to clean 1). 
Säubersieb, n. hd. Meelbuil, 

zeef; meal-bolter; sas à reposser la farine. 

Sauce f. fr. & eng. pour la mouillade 
du tabac, Tabakssaus; sauce; 
sauce, beize. 

Saucer, eng., v. éeuelle de pivot. 

Saucisson m fr. & eng. de poudre, 
Saucisse, Lont; pow er-hose; ztindwurst, 
pulverwurst. — Linnen slang van een 
brander ; hose which conducts the fire into 
a fire-ship; zündscblaucb auf einem brander. 
— V. fascine 1). — v. fascine 
du premier rang. 

Sauer, adj. hd., v. acid 1). 
Sauerbad, n. hd., v. eau sure. 
Sauerblei, n. hd., v. bleispath 1). 
Sauerbrunnen, m. hd., v. eau 

gazeuse carbonique. 
Sauerdornholz, n. hd., v. berbe


risholz. 
Sauerhaltig, adj. hd., v. acidifère. 
Sauerkalk, m. hd., v. chaux 

étein te. 
Sau©rkleesäure, f. hd., v acide 
oxalique. 
Sauerkleesäurerkalk, m. hd., v. 
oxalate de chaux. 

Sauerkléesaures adj. hd. ammoniak, 
v. oxalate 1). ~ S. kali, v. 
oxalate de potasse. ••• s. eisenoxydul, 
zuringzuur ijzeroxidule ; protoxa. 
late of iron; protoxalate de ter. — S. bleioxydule, 
zuringzuur loodoxidule; oxalate 
of lead; oxalate de plomb. 

Sauerkobalt, m. hd. IJzerhoudend 
cobalterts; iron cobalt-ore; mine de cobalt 
mélangé de fer. 

Sauerkraut, n. hd., V. salé. 
Säuerlich, adj. hd., V. acidule. 
Sauerluft, f. hd., v. air inflam


mable. 
Säuern, V. n. hd., v. to acidulate. 
Sauerstoff', m. hd., v. air inflam


mable. 
Sauerstoffmesser, m hd., v. eudiomètre. 
Sauerwasser, n hd., v. eau gazeuse 
carbonique. 
Sauerwasserblei, n. hd., v. molybdèna. 
Sauge, t. hd. Zuigbuis ; sucker; tuyau 

aspirant. 
Saugeglass, n. hd., v. pipette 1). 
Saugekalk, m. hd. Koolzure silicium 


boudende kalk ; carbonate of silicious lime; 

carbonate de chaux siliceux. 
Saugeloch, n. hd., v. air hole. 
Saugemutter, f. hd. Voedingspomp; 

mother-pump; mère nourrice. 
Saugen, n. hd. Het krimpen van het 
metaal; sinking; tassement. 
Saugepumpe, t. hd., V. pompa 
aspirante. 

Saugeröhre, m. hd , V. sauge. ••• 

V. aufsteigklappe. •• v. baton de 
pompa. ~ V. bélier aspirateur. 
Saugewerk, n. hd., v. pompo 
aspirante. 
Saugkalk, n,. hd., v chaux vive. 
Saugpumpe, t. hd., v. pompo 

aspirante. 
Saugröhre, t. hd , v. air pipe. •• 

v. sauge. 
Saug und druckwerk, n. hd., v. 
druck-und saugepumpe. 
Saukband, m. hd. Vijfde soort van 
indische zijde ; fifth quality of india silk; 
la cinquième sorte de sole indienne. 

Säule, f hd., v. batterie galva 

— V. colonne 1 & 2). — v.-nique. 
colonne on faisceau. — v. colonne 
oscillante. — Durchgehende s., 
doorgaande kolom (door de verdieping) ; 
thorough column; colonne passante. — Ge 
-flammte s.,

gegolfde, geslingerde kolom; 
ondulated column; colonne torse, ondulée. 

Sa-ulo, m. fr. Wilgenhout, wilgenboom; 
willow tree; weidenholz. S. pleureur, 
treurwilg; weeping, babylonian willow; traverweide. 


Säulenabstand, m. hd , v. entre 
1). -colonnement 
Säulenbau, m. hd., v ordre d'architecture. 
Säulenfuss, m. hd., v. base do 

colonne. 
Säulengang, m. hd., v. peristyle. 
Säulengesims, n. hd., v. capital t). 
Säulenglied, n. hd. List van een 

kolom ; member of column; membre d'un 

colonne. 
Säulenhaupt, n. hd., v. capital g). 
Sàulenholz, n. hd., v. bois de 

chevron. 
Säulenkreis, m. hd., v. peristyle. 
Säulenkuppelung, t. hd. Kolom


mengroep (vier of zes bij elkander); groop 

of columns; colonnes groupées. 
Säulenlaube, t. hd., v. portique. 
Säulenordnung, t. hd., v. ordre 

d'architecture. 
Säulenplatte, f. hd., v. abacus. 
Säulenraum, m hd., v. entre 

-colonnement t). 
Säulenreihe, f. hd., V. colonnade. 

•.• v. diptère. 
Säulenschaft, m. hd., v. f1 t de 

colonne. 
Säulenschörl, m. hd. Tourmalgn; 
columnar shorl; tourmaline. 
Säulenstellung, t. hd. Plaatsing 
der kolommen ; disposition of columns; ar


rangement des colonnes. 
Säulenstuhl, m. hd., v. fussge


stell 3). 
Säulenwerk, n. hd., V. colonnade. 
Saum m. hd., au säulen, v. cein


ture 2) . ~ S. mit eingenähter 
schuur, v. cording t). ~ Blinder 


960 SAUMa'TRE 

s., V. faux ourlet. v. oath 3). 

Mit sichtbarem s., met naad (in 
glas); harmophanous; harmophane.•_ Maat, 
vat, mud ; seam; muid de vin. —S. eines 
segels, v. doubling of a sail. 

Saumátre, adj. fr. Brak ; brackish; 
brackig. 
Saumen, v. a: hd., V. écarrir 1). ~ 

V. ourler 1). 
Saumgarn, n. hd., v. kantengare. 
Saumon, m. fr., V. anguss 1). 
V. melting-trough. — V. deadhead. 
~ S. de fer, v. block 3) . 
S. de plomb, v. bleiblock. ® S. 
d'étain, v. bloekzinn. ~ Gieteling; 
pig; floss, flosse. — S. de fonte, v. 
eisengares. 
Saumschwelle, f. hd , y. bois de 
menuiserie. 

. Saumure, f. hd.. v. eau—mère. 
Saumwerk, n. hd., v clin. 
Saunerie, t. fr. Saline, Salie, v. 

mine de sel, s. mine b. 
Saunier, m. fr., v. kothleute. -• 

V. pfánner. 
Saupoudrer, v. a. fr., V. to powder. 
n•• S. la moule, den vorm met 
kolenstof bestrooien ; to duct, to block the 
mould; die form mit kohlenstaub bestreuen. 

— Utensile à S. v. caster 2). 
Saure, adj. fr., V. braungelb. 
Säure, f. hd., v. acid 1). 
Säurefähig, adj. hd.. v. acidiñable. 
Säurehaltend, adj. hd., v. acidi


ferous. (meter. 
Säuremesser, m. h, v. acidi-
Säurung, f. hd., v. acidification. 
Sauschwanz, m. hd., v. tarière. 
Saussurite, f. fr., v. bitterstein. 
Sausumpf, ni. hd. Vuilwater basin; 

sump; bassin qui recoit les eaux troubles. 
Saut, m. fr., V. military-pit. — 

v. Wasserfall. — (Rej ettement , 
Rejet), uitsprong in een mijnwerk ; fault, 
throw; verwerfung, sprung, rücken. — S. 
de vent, ornloopen van den wind; shift 
of the wind; umspringen des windes. 
Sauter, v. a. fr., V. faire sauter 
un pont. ~ S. un mot, een woord 
uitlaten bij zetters; to omit; auslassen. 

. Sauterelle, f. fr. à onglet , 

V. angle-bevil. — S. double, v. 
doppeischmiege. 
Sautoir, m. fr., v. croix de 
st. Andrée. ~ v. jumper t ). 
Sauvegardes f. fr. du gouvernail, 
Borglijnen van het roer; rudderpendants; 
sorgieinen des ruders. 

Sauver, V. a. fr. les marchandises, 
Het bergen van goederen door de 
strandvonderij ; to save the goods; guter 
bergen. 

Sauvetage, m. fr. pour les incendies, 
v. feuerrettungsapparat. 

Appareil de s., v. life-preser-

SAW-BEAM. 

ver. ~ Bateau de s., v. life-boat. 
Save (to) eng. the goods, v. sau


ver les marchandises. 

Savon, m. fr. Zeep; soap; seife. •• 

S. d'amandes ameres, amandelzeep ; 
bitter-almonds soap; bittermandelseife. 
S. d'axonge, zeep met hard vet ; hogfat 
soap; fettseife. — S. à base de 
potasse, V. potash-soap. — S. a 
base de soude, v. natronseife. 

S. blane, witte zeep ; white soap. castille 
soap; wiesse olseife. ® S. de coco, 
kokoszeep; cocoa.soap; cocosmissöiseife. 
S. dur, harde zeep, hard soap; harte 
seife. — S. d'huile, v. ölseife. ••• 
S. jaune de résine, geele, barszeep; 
yellow soap; gelbe barztalgseife. — S. 
marbré, S. nladré, gemarmerde zeep; 
marbled soap, mottled soap; marmorirte 
seife. — S. mou, v potash-soap. 
S. de palme, v. Palmseife. 
S. ponce, puimsteen zeep ; pumice soapy 
bimsteinseife. — S. de résine, v. 
harzseife. — S. sablé, zandzeep; 
sand-soap; sandseife, — S. silieiflé, kie zelhoudende 
zeep; silicated soap; kiesel 
natron--steinseife. — S. de soude, v. 

seife. — S. de suif, v. savon 

d'axonge. — S. transparent, doorschgnende 
zeep; transparent soap; transparentseife. 
— S. vert, groene zeep; green 
soap, black soap; grüne seife, schwarze seife. 

S. ammoniacal, v. ammoniak. 
seife, ~ S. calcaire, v. kalkseife. 
r S. de- montagne, v bergseife. 
S. de verrerie, v. glasseife. 
Savonnage, m. fr., v. feindouciren. 
Savonner, v. a. fr., v. feindouciren. 
— Witkoken der spelden ; to scour; 
weiss sieden. v. einseifen. 

Savonnerietapete, f. hd., v. gobelins. 


Savonnette, f. fr. Veerdeksel over 
een horlogeglas; spring-lid; sprin;;deckel. 

Savonneur, m. fr., v. glättfilz, 

Savonnule, f. fr. Verbinding eener 

etherische olie met een basis; combination 
of volatile oils and different bases; verbinding 
flüchtiger öle mit andern basen. 

Saw, eng. Zaag; säge; scie. Backed 
s., kapzaag, toffelzaag; handsäge mit rücken; 
scie b dossière. — Pruning s., Grafting 
s., v. pruning-saw. — Ripping 
s., v. lime a couteau. 
Carpenter's s., v. passante 1). — 

S. for chanfering, v. canelle. 
Saw (to), eng., v. couper t) . — 
To s. off, v. absägen. - To s. up, 

V. débiter à la scie. — To s. out, 
V. souper 6). — To s. cutlengsways, 
V. débiter sur le plat. — 
To s. of the outseide, v. behauen 
3). 
Saw—beam, eng. Zaagbalk; schnittbalken; 
soitve de sciage. 


 

SAW-BLADE 


Saw-blade, eng.,v. lame de scie, s. 
lame b. 
Saw-bow, eng., v. monture de 

scie en arcet. 
Saw-cut, eng., V. kerf. 
Saw-dust, eng., v. bran de scie. 
Saw-file, eng., v. dead-file. (scie. 
Saw-frame, eng., V. chassis de 
Saw-gin, eng., V. gin d). 
Saw-handle, eng., Greep van de zaag; 

säge-griff; bras de scie. 
Sawing, eng., Het zagen ; sägen; sciage. 
Sawing-knife, eng., v. messer


sage. 
Sawing-yack, eng., v. ehèvre i). 
Saw-knotch, eng., v. kerf. 
Saw-mill, eng., v. moulin à scie. 

S. file, v. mühlenfeile. 
Saw-pad, eng., Heft van de schrobzaag; 
lochsägenheft; manche du passe-partout. 
~ V. frame of a saw. 

Saw-pit, eng., v. fosse de scieur 
de long. ~ s. frame, v. chevalet 
de scieur de lont. 

Saw-ring, eng. v. équiers. 
Saw-screw, eng. v. sägeschraube. 
Saw-set, eng., v. fer a contour


ner. ~ S. plyer, tang om zaagtanden 
te zetten ; zange zum schränken der zähne; 
tenaille á contourner. 

Saw-smith, eng , v. sägeschmied. 
Saw-theeth, eng., V. dents d'un 
scie. (age. 
. Saw-timber, eng., V. bois de seiSaw-
web, eng., v. feuille de scie. 
Saw-wort, eng., V. färberseharte. 
Saw-wrest, eng., v. for à con


tourner. 
Saw-wrester's block, eng. , v. 


entaille 6) . 
Saw-yard, eng., v. moulin à scie. 
Sawyer, eng. v. brettsäger. 
Saxon-arch, eng., v. are en mi


tre, s. mitre. 
Saxon-blue, eng., v. indigotine. 
Saxonne, f. fr. V. Borde continue. 
Saya, f. hd. Chineesche zijde; china 


silk-stuf; soierie chinoise. 
Saye, f. fr. Soort serge van Caën ; kind 
of serge from Caen; art sersche von Caën. 


Sayette, f. fr. & eng. Gemengde stof 
uit wol en zijde, mixed stuff of wood and 
silk; sayzeug. •. Fil de s. v. fil ä 
trico ter. 


Sayetten, m. hd.,v. fil a tricoter. 
Sayette-weaver, eng. Sayetteur, 

m. fr. Sayettfabrikant, rn. hd. Sajetfabriekant. 
Sayettgarn, n. hd. v. fil à tricoter. 
Saygarn, n. hd. Gesponnen vlaam


sche wol; spun Flemish wool; laine tilde 
de Handre. 
Scabbard, eng , v. degenseheide. 

— The shoe of a cavalry s. v. 
dard 1). 
Scabellon, m. fr., v. exabelon. 


SCARF. 961 

Scaffold, eng., v. éehafaud 1) 

Scaffolding, eng., v. échafaudage 
1) . ••• S. of piles and pullocks v. 
échasse 2) . 

Scala-, f. hd , V. échelle i).

Scald (to), eng., v. abbrühen. 

to S. the cocoons, v. ébouillanter. 
Scalding, eng., V. déboulissage 2). 
Scalding-house, eng.,v.brühfass. 
Scale (to). eng., v. décaper 2). 

— V. écailler 1). 
Scale, eng., V. balance 1). — v. 
bassin dune balance. •• v. échelle 
15) . — S. rule, ruler, v. durch 

-schiesslinie.

~ S. of windage, maat 
voor de speelruimte der Kogels ; massstab 
für den spielrauen; écbelle du vent. v. 
battitura 1). ~ S. of iron, v. máchefer. 
••• s. used in the mint, 

V. ajustoir. ~ v. écaille. 1). ~ S. 
bladders, Pietbladders; blatteln; blettes. 
Scale-beam, eng. V. balance 

bascule. 

Scale-board, eng., v. biseau. 

Scale-maker, eng ,v. balancier 1). 

Scaling, eng., v. décantation. 

Scaling-furnace, eng. , v four 
à décaper. 

Scaling-ladder, eng., v. échelle 
d'escalade. 
Scalloped, eng., V. festonné. 
Scalme, m. Ir. v tobt. 
Scalper, eng. v. ebauchoir 3). 

Sealpirmesser, m hd. Scalpel, 

m. fr. Scalping-knife, eng., v. Inesser 
für anatomie. 

Scantle (to), eng., v. couper 6).

Scantling, eng., v. bois d'équ.arrissage. 
d Dunne plank, sprijsel ; dünnes 
Brett; volige. (baga.

Scantling-work, eng., v. eolom-

Seape, eng., v. anlauf 1). 
Scapement, eng., v. échappe


ment '2). ! v. échappement à 

cilindre. — v. échappement à 
verge. — V. échappement à ancre. 

— v. ansehläger 2). ~ v. haken_ 
hemmung. v. hemmrad. 
Scapolite, eng. & m. fr. Skapo


lith, m. hd. Scapolith (een mineraal behoorende 
tot het veldspath.) 

Scapple (to), eng., v. einschlä


gig behauen; (s. card. 
Scardasse, f. fr, v. large card, 

Scarf (to), eng., v. mettre les 

bois en leur raison. •m v. einfalzen 
2). ~ v. abfinnen 2) . 
Scarf, eng., v. assemblage 1) . — 

S. and key v. assemblage à trait 
de Jupiter. ~ v. écart i). 
Butt s. v. écart simple. ~ Plot 
S. V. écart double de demi à 
demi. ^ Hook s. v. écart a croe 
ou à dent. — Long s. v. écart 
double. 
81 


962 SCARFING-CHISEL -


Scarfing-chisel, eng., v. écartoir. 
Scarificator, m hd. Scarifier, eng., 
Searificateur, m. fr., v. messeregge. 

Scarlet, eng., V. écarlate i). ^•• 
Bastards. Y. écarlate 3) am Second 
treatment of the s. cloth, bet 
ophelderen van het scharlaken ; zweite be. 
handlung des scharlachtuches; rougie 

Scarlet-berries , eng , Duitsche 
scharlaken korrels ; wurzelkermes; kermès 
du Nord, kermès de ravines, 

Scarlet--dyer, eng , v. buntfärber. 
Scarlet-grain, eng., v. kermès. 
Scarlet-ruby, eng. Scharlaken robijn 

(edelgesteente) ; scharlachrother rubia; ru


bis vermeil . (de graine. 
Scarlet-venice, eng , v. écarlate 
Scarpe, f. hd., V. escarpe 1) . 
Scather, eng., V. rocher. 
Scellement, m. fr., des gonds, 

des crampons, Het vastgieten van 
ankers, dooken enz,; running in; das ver 
-giessen. 

Sceller, v. a. fr., v. befestigen 1). 
~ V. luftdicht t). — (Couler les 
crampons en plomb) vastgieten (met 
lood) ; to run in the crampholes with melted 
lead,; die klammern mit blei vergiessen. 
~ S. la eroisée, een dubbel raam vastmaken 
; to tix the casement or sash- frame; 
den futterrahmen anschlagen. ~ S. les 
tuiles en mortier, pannen aanstrq

-

ken ; to point the tiles; die ziegel verstreicben. 
~ S. les nitres en plomb, 
in het lood zetten (van ruiten) ; to lead 
the glass-panes; mit blei verglasen, die 
Scheiben verbleien. 

Seenographie, f. hd. & fr. Sce=nography, 
eng v. perspective.

. 

Schabe, f. hd., v. grater t). •^ 

V. acheln. 
Schabebank, f. hd. Schrap of schaafbank 
voor darmsnaren ;. horse for scraping 
the guts; chevalet à railer les boyaux. 

Schabebaum. m. hd , v. chevalet 
de tanneur. 
Schabeblech, m. hd. Schoenmakers 
schrapstaal ; shoemaker's point; machinoir. 

Schabebret, m. hd., v. chevalet 
de relieur. ~ Werkplank van den looier; 
scrapine board; planche á ratisser. 

Sehabedegen, m. hd., v. fer à 
polir. 

Schabeeisen, n. hd., v. racloir 4) 
^ S. für bildhauer, schrapmesje 
van den beeldhouwer; rip; ripe. 

Schabehobel, m. hd., v. rabot à 
racier. 

Schabeisen, n. hd., v. estriqueux. 
-V. racloir t). ® D un mes; scraping-knife, 
scraper; dague à ratisser. ~ v. kratzeisen 
3). 

Schabekelle, i. hd. Pleister truweel 
met tanden ; notched trowel; truelle brettée. 
Schabeklinge, f. hd Schaafmes van 
den looier ; tanner's shaver; lame á racier. 

 

SCHACHTEN 

Schabekrücke, f. hd., V. cradle 

i). •••o•• V. racloir 7). (en noir. 
Schabemanier, t. hd., v gravure 
Schabemesser, n. hd., v. couteau 

a racier. 

Schaben, v. a hd., v. gratter i). 
Rein s. het zilver witkoken ; to polish, 
blanching, to scour; écacher, blanchir, apprêter 
de blanc. 

Schaber, m. hd., v. krätzer. 

v. grattoir. — V. racloir t) . 
Dreischneidige s , v. grattoir tri-angulaire. 
Schabewolle, f. hd., v avalies. 
Schabhobel, m hd.v.bastringue i) 
Schabin, n. hd., v. raclures de 

metal. •• v. paring of dutchmetal. 
Schabinpapier, n. hd., V. papier 
métallique.; 
Schablone, f. hd., v. drehbrett-i). 


— V. échantillon 3). _ V. patron 5). 
Sehabmesser,n. hd.,v. estriqueux. 
v . for à raturen. 
Schabracke, f. hd , V. housing 2) . 
Schabsel, u. hd., V. absehabsel. 
Schabstein, m. hd. Gladsteen, schuursteen 
van den leerlooier ; stone for rubbing 
the hides with; quiosse. 
Schachbrett, n., hd. Schaakbord, 
chess-board; echiquier. 
Schachspiel, n. hd. Schaakspel; 
chess; échecs. 

Schacht, m. hd., v. bure 3), ~ v 
fire room. — v. chemin de carríêre. 
— V. basin of reception. 

Grundlage des s. grond, bodem 
van den hoogoven ; basis of the foyer; pierres 
des costières de sole. — v. abseigern 
E. — V. fuits t b) . 

Schachtbeförderung, f. hd., v. 

extraction t). 
Schachtbühne, f.hd.,v. landing 3). 
Schachtel, f. hd., v. botte I). 
Schachtelform, f . hd. Doozenmödel ; 

dose-form; forme à Bolte. 

Schachtelhalm, m. hd., v. dutch 
rush. — Mit s. reiben, v. engréner 
fl. 

Schachtelholz, n. hd. Doozenhout 
(voor spanen doozen) ; wood for boxes; bols 
à faire des boites. 

Schachtelmacher, m. hd. v. box


maker. (telas. 
Schachteln, V. a. hd v. einschach-
Schachtelschiene, f. hd. Spaan 

voor doozen; side of a box; paroi de holte. 

Schachten, v. a. hd. Kwartieren, in 
vierkante stukken verdeelen ; to divide into 
squares; partager en carrés. 

Schachterz, n 'hd. Losgehakt erts; 
ore detached from the parent mass; miné 
-rai détaché du felon. 

Schachtfeger, m. hd. Putruimer, 
nachtwerker; cleaner of a shaft; cureur 
de puits. 


SCHACHTERZ 

Schachtfuss, n. hd. Maat van een 
voet vierkant en een duim dik ; measure 
of a square foot that is an inch tick; me


sure d'un pied carré et épaaisse d'un ponce. 
Schachtfutter, m. hd., y. kernschacht 
2). 
Schachtgestänge, n. hd Trekstangen 
in den minput; tiebeams; tirants. 
Schachtgeviere, n. hd. v., ecar rissage 
1). 

Schachthaspel, m. hd. Mijnhaspel, 
windas aan de rninput; windlass; tourniquet. 
Schachthaus, n. hd Schuur, kap 
over de mijnopening ; shed over a shaft; han 
-gar d'un puits. 

Schachtholz, n. hd. Hout van de 
bekleeding van een mijnput ; tubbing; Bois 
de cuvelage, charpenterie d'une bare. 

Schachtlatte, f. hd. Ribbe van een 
mijnput bekleeding; lath for the side lining 
of a shaft; limande d'un puits de mine. 

Schachtlinie, f. hd. Maat van een 
In vierkant ea i^ lijn dik; square measure 
of a line to the tenth of a line in 
the thickness; carré une ligne sur T, de 
ligne d'épaisseur. 

Schachtloch, n. hd. Opening van 

een leigroeve; fut at the end of a slate 

quarry; cave d'une foncée. 

Schachtmauerung, r. hd , v. mu


raillement des puits. 

Schachtnagel, m. hd. Spijker voor 
mijnwerken; lath-nail for miners; clou de 
mineur. 

Schachtofen, in. hd., v. fourneau 

à sou$et. 

Schachtpfeiler, m. ,hd., v. massif 

d'un puits. 

Schachtricht, m. hd , v. galerie 2). 

Schachtruthe, f. hd. -Maat van een 

roede vierkant en een voet dik ; measure 

of a square rod to a foot thickness; mesure 

dune verge carrée et dpaise d'un pied. 

Schachtschneider, m. hd. Tusschenschot 
in een mijnput ; partition in a 
climbing shaft from the top to the bottom; 

cloison de séparation d'un puits de mine. 

Schachtstätte, f. hd Plaats van de 

mijnput; place of a shaft; emplacement 

d'un puits 

Schachtstempel, in. hd. Dwarslegger 
in een mijnput; cross timber of the 
pit; buis transversal du puits. 

Sehaehtstoss, m hd. Smalle kant 

van een mijnput; the short side of a shaft; 

paroi de travers d'un puits de mine. 

Schachttonne, f. hd. Bekleeding van 

een ronden mijnput; lining board of a shaft; 

ais de revêtement d'un puits de mine. 

Schachttrümer, m. hd. Koord of 

ketting van den mijnbaspel ; pitcord; corde 

du puits. 

Schachtzimmerung, 1. hd. Mijn 


putbetimmering; shaft-timbering; boissage 

des puits. 

S ahackal, m. hd., v.. manille. 

SCHAFTFÖRMIG. 963 

Schaeken, ,n. hd. Ring, ééne vvinding 
van een rol draad ; ring of a wire chain; 
anneau dune chame de bi 1'archal. 

Schadhaft, adj. hd.. y. endoorwage. 


Schadhaftigkeit, f. hd., v. decay. 

Schadloshaltung, f. hd. Schade loosstelling 
; indemnity, indemnification; in


demnite, dédommañement. 
Schafbein, n. hd , v. beinasche. 
Schaff, ni. fr. Plank of stelling voor 

de glazen cilinders; shelf for the glass cylindres; 
ständer für die glascylinder. 

Schaffenhaken, m hd. Slakkentrekker; 
iron-hook; croe it tirer les scones 
du foyer. 

Schaffner, m. hd.,v. conducteur 2). 

Schaffot, n. hd., v. échafaud I). ••• 
Schavot ; place upon the quarterdeck before 
the waist ladders; place du iaillard d'arrière 
devant les échelles de passe-avant. 

Schafleder, n. hd., (braunes) v. 
basane. 
Schaf; theere, f. hd , v. forces i). 

— V. ciseaux à tondre. 
Schafschenkel, m. hd Sprietzeil; 
spritsail; voile a livarde. 
Schafschur, f. hd., v. shearing. 
Schaft, in. hd., v. leaf 7). — v.

fiXt i). ~ V. monture 3). mm v. franche 
3) . o• V. linse a coulisse. ~ v. 
lisserons. ^ v. branche d'un 
chandelier. — v. hanse. v. corps 
de pêne. — Stijl, stut; pier; trumeau. 
~ Lijf van den sleutel; shaft, body; bout. 
~ As ; frustrum; trove. S. einer 
karde, v. füt dune carde. ••e S. 
eines nagels, lijf van een spijker; body, 
shaft; tige •®• S. der nähnadeln 
befreien, V. dresser de lime. 

S. einer säule, v. Mt d'une colonne. 
— S. des schiffs, v bit. 
des schlossriegels, y. body 6) . 
~ S. des stichwisschers, stok van 
den wisscher; shaft; hamée. ~ S. eines 
stiefels, schacht van een laars; leg; tige. 

S. eines tauen, middelstreng van 
een touw ; strand; touron. ® Backiger 
S., zware geweerlade ; cheeky shaft; monture 
en gigue. ~ Konischer s., v. 
frustrum. Massiver s., dubbele 
schoot; mortice dead-lock; serrure benarde. 
Schaftauge, n. hd. Oog var. de kam; 

comb-tringle eye; wil du tringie. 
Schaftblech, m. hd., v. heel-plate. 
Schaftbock, m. hd,. Slede van een 

kanon; sledge to a gun-carriage; affhl -traineau. 
Schaften, v. a. hd. (in einander) 

v. entabler. 
Schäften, v. a. hd., v. to mount 
a gun 1). 
Schaftfeder, f. hd Beslagveer; handspring 
of the continental muskets; ressort 
de garniture. 

Schaftförmig, adj. hd. Zuilvormig; 
shaft-formed; en forme de hompe ou de tige. 


 

964 SCHAFTGESIMS --

Schaftgesims, n. hd. Lustwerk onder 
aan een kolom ; lower cornice on the 
shaft; corniche inférieure du fútde la colonne. 
Schafthalm,m. hd.,v. dutch rush. 
Schaftholz, n. hd., v. bois de fusil. 
Schaftleiste, m. hd., v. embou


choir 1) . 
Schaftmeissel, in. hd., v. chisel lo). 
Schaftmodel, n. hd. Maat of doos 

voor het snijden der speldenschachten ; box 
for cutting the pinwire into pin-shanks; 

holte à couper les troncons. ® v. caliber 4). 
Schaftnadel, f. hd.,v. loaf-needle. 
Schaftofen, m. hd., v. cubilot. 
Schaftpflöcke, m., hd., v. hardil


liers. 

Schaftring, m. hal. Ineengevlochten 
schaafstroo (om te polijsten); horsetail rub 
ber; torchon de prole. 

Schaftschneider,m. hd., v. draht


schneider. (spiegel. 
Schaftspiegel, m. hd., v. pfeiler-
Schafwolle, f. hd., v. laine 1). 
Schake, f. hd. Ketting met Svormige 

schalmen; chain with figure-ofeight-links; 

chainette á chainons recourbés. 
Schakel, m. hd., v. chalnon 1). 
Schakenholz, n. hd. Blok voor het 

maken van Svormige schalmen ; piece of 
wood with two tugs for forming the figure 
of eight-links; etabli à chainon. 

Schakwerk, n. hd., v. caillebotis. 
Schälbrett, n. hd., v. dosse 1). 


— V. entre—vous 3). 
Schalbretter, n. hd. V. bolster 7). 
Schälchen, n. hd., zum fassen 
der edelsteine, V. cup 3). 
Schale, n. hd. Schaal, schotel ; scale; 
plat. plateau. — V. flache-dosse. 

V. bowl 3). — V. cuvette i). — V. 
basin 5). ~ S. eines messers, v. 
chill. — S. im bergbau, planken 
om een mijnput te bekleeden; board for 
lining a shaft; ais de cuvelage. — S.-n., 
V. fish t). 
Schäleisen, n. hd. IJzer dat van de 
giethuid moet ontdaan worden ; peeling-iron; 
fer à peler. 


Schalen, v. a. hd., v. bestielen. — 

v. to lath t). •• V. détacher 2). ~ 
Met balken bekleeden ; to line with beams; 
revétir de madriers. 
Schälen, n. hd., v. pbeling 1). 
Schalenguss, m. hd., v. fopte de 
for en coquille. 


Schälerz, n. hd. Losgehakt ertz; ore 
remouved from the parent mass; mine de 
transport. 


Schälgang, m. hd. Speltmolen ; mill 
for spelt; moulin à épautre. 
Schälhaken, f. hd. Zodenschop, zo 
peeling shoe; boche lt enlever-densteker ; 


le gazon. 
Schalholz, n. hd., V. palancon. 
Schälholz, n. hd_, V. bois écorcé. 
Schalkantig, adj. hd., v. $acheux. 


SCHANZE. 

Schall, m. fr. Sjaal, omslagdoek ; shawl; 
shawl. 
Schallbecken, n. hd. Cimbaal ; cym. 
bal; cymbale. 

Schallbreehungslehre, t. hd. Leer 
van de breking der geluidgolven; diacoustics; 
diacoustique. 

Schalldach, n. hd., v. abat-voix. 
Schallgewölbe, n. hd., v. acous


tic vault. 
Schallloch, n. hd., v. ouie 1 & $) . 
Schallmesser, m. hd., v. phono


mètre. — Klankmeter; echometer; échomètre. 
Schallmesskunst, t. hd. Kennis van 

de geluiden ; phonomeíry; phonométrie. 
Schallrohr, n. hd., v. porte-voix. 
Schallstrahl, m. hd. Geluidsstraal; 

ray of sound; rayon de son. 
Schallwelle, f. hd. Geluidsgolf; undulation 
of sound; undulation du son. 

Schalm, m. hd., v. cháinon 1). ~ 
Lat van een dak, panlat ; batten; latte de 
panneux. 

Schalmei, f. hd. Schalmei ; shalm, 

shawmn; chalumeau. 
Schalmen, v. a. hd., v. clouer t). 
Schälpflug, m. hd., v. charrue à 

peler.
Sehalstein,m.hd., v. wollastonite. 
Schälstück, n. hd., v. flache


dosse. 
Schalterladen, m. hd., v. fan


light-shutter. 
Schälung, t. hd., v. kai. 
Schaluppe, f.hd.,v. chaloupe i&3). 
Sehalwage; f. hd. Balans met schalen ; 

scale-balance; balance a bassins. 

Schamel, m. hd., v. lisoir 1). — 

v. bricoteau. — v. foot-stool. — 
S. in den sägemühle, v. carriage. 
— Driestal; stool; tabouret. ^ Banket achter 
een borstweering; banquette; banquette. 
~ S. des dachdeckers, hangbak van 
den dakdekker; hanging-seat; seilette. ~ S. 
eines mörsers, voetstuk waarop de 
mortier staat; foot of a mortar; pied, sellette. 
~ S. am blasebalg, staart van 
de blaasbalg; bellow-tail; queue. 
Schämelbohrer, m. hd., v. centre-
bit 1). 

Sehämelmörser, m. hd. Mortier op 
voetstuk mortar with a foot; mortier a pied. 
Schamfielt, adj. hd., V. éraillé, 

Schampelmenteisen, n. hd. Klein 

aanbeeld voor holle voorwerpen ; small anvil 

for convex objets; petite enclume à forger 

les objets bombés. 
Schandeekel, n. hd.. v gunwale. 
Schanzarbeit, f. hd. Schanswerk; 

working of a sconce; travail à un fort. 
Schanzarbeiter, m. hd., v. pionnier. 


Schanze, f. hd., v. fort. •- v. gaitlard 
d'arrière..— Eine s. abstecken, 
v. marquer un ouvrage. 


SCHANZGERÄTH --SCHARTENMAUER. 965 


Schanzgeräth, n. hd., V. outils 

ä pionniers. 
Schanzkarre, n. hd., v. haquet. 
Schanzkleid, n. hd., v. pavois. — 

Schanskleed eener galei ; tilt screen; pavesade. 
Schanzkorb, m. hd , v. gabion 1). 
Schanzkunst, f. hd. Versterkings• 

kunst; art of fortifying; hercoctectonique. 
Schanzläufer, m. hd., v. capot 3). 
Schanzpfahl, M. hd., v. palisade. 
Schanzwehr, f. hd., V. barrière. 
Schanzwerk, n. hd. Schanswerk ; 

intrechments; retrancbements. 
. Schanzzeug, n. hd., v. outils à pionniers. 
Schappen, m. hd. Afval van zijde; 
silkwaste; déchet de la sole. 

Schar, f. hd., v. entaille des mines. 
~ Schaar van de ploeg ; shore; soc. 
Seharbaum,m.hd. Ploegboom; ground


wust of a plough; soupeau. 
Scharbe, f. hd., V. coupure t). 
Scharbebrett, n. , hd.. v. cutting 

board. 
Scharbmesser, n. hd., v. chopping-
knife. 

Schardeich, m. hd. Gevaarlijkst gedeelte 
van een dijk ; most exposed part of 
a dike; partie la plus exposée d'une digue. 

Schare, f. hd., V. brace s). — v. 

empanon 1). 
Scharen, v. a. hd., v. assembler t). 
Scharf, adj. hd. Scherp, goed snijdend; 

sharp; affilé, tranchant. ~ S. durch 

v. durchdringend.-dringend, 
S. beizen, v. keen. 
Scharf, n. hd. des schiffs, Zeeg van 
het scheepsdek ; rising of the !hip's floor 
a fore and abaft; facons dun vaisseau. — 

S. des geschutzes, kogels; shot; boulets. 
Scharfbolzen, m. hd., v. chenille 
à pointe aigue. 
Scharfe stellen, f. hd., v. pinces 
d'une meule. 
Schärfe, f. hd , v. a,creté. — v. 
fine edge. ~ S. des scheidewassers, 
sterkte van bet salpeterzuur ; mor 

force, mordacité. -dacity, corrosiveness; 

S. einer säure, v. acreté. — v. 
cartouche t). 
Scharfe, adv. hd. benehmen, v. 
abscissen. •- S. geben, v. aufrauhen 
2). 

Scharfeckig, adj.hd.,v. acutangle. 
Schärfeisen, n. hd., v. calfat 3). 
Schärfen, v. a. hd., v. to note. ~ 

V. aiguiser. - S. neu, v. ragréer fl. 
Scharf euer, n. hd. Laatste, grootste 
hitte van den porceleinoven ; strong fire; 
grand feu. ~ S. färben, v. couleurs 
de grand feu. 

Scharfhammer, m. hd., v. mar


teau à etirer. 
Scharfheit, f. hd., v. schärfe. 
Scharfhobel, n. hd., v. rabot à 

corroyer. 

Scharfkammer, f. hd. Snijkamer 
van de papierfabrieken ; room where the 
rough-edge of paper is taken ofd'; cham


bre à rogner Ie papier. 

Seharfkantig,adj.hd. Scherp, scherp. 
kantig, met scherpen kant; acute-angular; 
à vive arête. 

Scharfkantig machen, v. a. hd., 

v. to chamfer 1). 
Scharfkupe, f hd., v. blue-vat. 
Scharfschmied, m. hd., v. eisenhandler. 
Scharfschneidendewaare, f. hd,, 

V. beschneidemesser t). 
Scharfspitze, f. hd. Els met scherpe 
punt ; sharp point; pointe aigue. 
Scharfstein, ni. hd. Dunsteen van den 
boekbinder ; stone for paring the edges of 
leather on; pierre Is parer le peau. 

Schärfung, f. hd , v. affütage t). 
Schargang, m. hd. Afdwalende mingang 
die weder in den hoofdgang uitkomt; 

lode stretching between the cardinal points; 

Ilion étroit qui va rejoindre le )31on principal. 
Scharkramme, f. hd. Schaarhouder ; 
cramp of the plough-share; crampon de soc. 
Scharkreuz, n. hd., v. croix de 

St. André. 
Scharlach, m. hd., v. écarlate 1) 
Scharlachfärber, m. hd., v. bunt


farber. 

Scharlachkessel, m. hd. Ketel voor 
het scharlaken rood verven ; copper for the 
scarlet dye; chaudière à teindre en écarlate. 

Scharmützel, n. hd. Papieren bul 
(in bergwerken); paper cornet; cornet de: 
papier. 

Scharnier, n. hd.. V. linge 1). ••• 

V. joint I). 
Scharnierband, n. hd., v. équerre 
b 3) . — V. fiche a chapelet. 
Scharnierfeile, f. hd. Scharniervijl; 
joint file; lime a charnière. 
Scharnierstift, ui. hd. Scharnierpen; 
joint-wire; broche de charnière. 
Scharnierzange,f. hd.,v. pincer t). 
Scharrdrath, in. hd. Koperdraad om 

de kleppen der orgelpijpen af te schrapen ; 

scraper of the pipe valves; ratissoir. 
Scharre, f. hd., v. raker t ). 
Scharreisen, n. hd. Schrapizer, 

schrapper; scraper; grappin. 
Scharriegel, m. hd. Pen van de ploegschaar; 
ploughshare pin; clavette de soc. 
Scharrschaufel, m. hd., v. brunnenbohrer. 
Scharsehmied, m. hd. Snij-gereedschap 
maker; edge-toot maker; taillandier. 

Schartdeich, in. hd. Afgeslagen dijk, 
die zijn talud verloren heeft; degraded dike; 
digue dégraduée qui a perdu son talus. 

Scharte, f. hd. am schlüssel


barte, v. bouterolle 3). 
Scharten, m. hd., v. égrénements. 
Schartenmauer, v. -mur eré


nelé b). 


 

966 SCH ARTEN MAUL --SCHAUMGIJPS. 

Sohartenmaul f. hd., v. ouver 
ture Interieure de 1'embrasure. 

Schartenze.ile, r. hd , v. merlon. 

Schartig, adj hd., v. ébreche. 

Schartstüek, n. hd. Maanstuk aan 
den bodem van een vat ; outer-bottom piece; 
chanteau. 

Schartz-stahl, m. fr. Schartz.stahl, 
m. hd. Staal voor snij werktuigen ; 
steel for edge-tools; stahl für schneideware. 

Schattenerz, n. hd. Dicht zwavel• 
lood; fixed sulphate of lead; plomb sulpbaté 
compacte. 

Schattenfarbe, f. hd. Donkere scha• 
duwkleur der schilders; umber; ombre. 

Sehattenf©rnrohr, r,. hd. Schaduw kiker; 
sciatheric telescope; telescope sciatérique, 


Schattenlinien, f. pl. hd. Schaduwl¡jnen 
; schadelines; traits de forces 

Schattirung, f. hd., v. foulage 
2). ~ V. nuance. — v. gold-purple. 
Schatulle, t. hd. Doos, gewoonlijk van 

papier; casket; cassette. 

Schätzen, v. a. hd. Schatten, waardeeren 
; to value, to estimate; apprécier, évaluer, 
estimer. 

Sehäatzer, in. hd. Schatter, taxateur; 
valuer, estimator; taxateur, estimateur. 
Schatzung, t. hd. Waarde bepaling; 
valuation; valvation. 

Schaubbrott, n. hd. Schuifdeksel, van 
de meelkist ; slide-cover to the meal-tub ; bouchoir, 
[armoir. 

Schaubdach, n. hd. Stroodak; roof 
thatched with strawsheaves; tolt couvert de 
javelles. 

Schaubenbund, n. hd., Bos stroo om 
daken te dekken ; straw-sheaf; javelle. 

Schaubenlage, f. hd Rei stroobundels 
op een dak ; bed or layer of strawsheaves; 
rangée de javelles. 

Schauber, m. hd. Sleepnet ; sand-net 
without a fork; bouteux. 

Schaubwerk, n. hd. Stroowerk (van 
daken) ; work made with strawsheaves; ouvrage 
fait de javelles. 

Schaudt, m. hd. Bierkraan, tapkraan; 
tap; robinet 
Schauende, m. hd. Staaleinde ; pattern; 
montre. 

Schauer, m. hd , v. apron-man. 

Schauerholz, n. hd. Likbout, ',glans


hout; sleek, sleekingtool; lissoir. 
Schauermannsknopf, m. hd., v. 
cul de pare, t .) •• v. diamond-knot. 
Schauern, v. a. hd., v. griller. 

S. des bleche, v. lavage du for 
blanc. 
Schaufel, f. hd., v. palette 7). 
~ S. am rudderrad, v. aube I). ~

V. ,aube t). ~ v. felge. — v. aube 
parabolique. ~ Bewegliche s. 
schoep van een scheprad met beweegbare 
schoepen ; feathering-paddle; palette mobile 
dune roue. — S. an dem englischen 
contrumbohrer, v. cutter ofa centerbit. 
— Kleine s. aus messingblech 
odor eisenblech; ijzeren of 
koperen schopje ; smal metal shovel; main. 
Krumme s. krom of gebogen graveerizer; 
grafting-tool; bêche courbée. 

Schaufelband, n. hd., v. dovetail-
hange. 
Sehaufelblatt, D. hd., v. pale de 
racloir. 

Schaufelbohrer, m. hd., Pgpboor ; 
gimlet for boring tubes and pipes; toret à dvi


der des canaux. 
Schaufelbrett n. hd , v. aube i), — 

v. contre-plaque. 
Schaufelholz, n. hd. Schoephout; 
wood for flatboards; bols a ailerons. 

Schaufelhose, f. hd. Koelbak van den 
zoutzieder; tube of fresh water for cooling 
the heated shovel; cuvette à refroidir la pelle. 

Schaufelkranz, m. hd. Radkrans; 

rim; tour dune roue de moulin. 
Schaufelkunst, f. hd., Y. chain 
of buckets. 
Schaufélmühle, t. hd., v moulin 
á palettes. 
Schaufelnagel, n. hd., v. boulon 
à croe. 
Schaufelohr, n. hd. Plat oog ; shovel


formed ear, scoopshaped ear , oreille en forme 

de pelle. 

Schaufelpflug, m. hd., Y. charrue 

ä peler. 

Schaufelrad, n. hd., v. paddlewheel 
— S. mit beweglichen 
schaufeln, v. vertical paddlewheel, 
s. paddle-wheel 2). 

Schaufelstiel, in. hd Steel van een 
schop ; handle of a shovel; manche de pelle. 

Schaufelwelle, f. hd., v. arbre de 
pale, s. pale i). 

Schaufenster, n. hd., v. étalage 
1) . 
Schaugehäuse, n hd.,v. framings). 
Schauke, f. hd., v. floating stage. 
Schaukel, i hd., v. balgenstange. 
Schaukelbrett, n.hd.,v. bascule i). 
Shaukelpferd, n. hd. Hobbelpaard 

rocking horse; chaval de bois. 
Schaum, n. hd., an der blaukiüpe 

v. blume 1). 
Schaumbrett, n. hd., v. chassefleurée. 
Schaumdiele, f. hd. Helmstok ; whipstaff 
of a rudder; barre. 
Schaumeister, m. hd., v. cutlooker. 
— Beeidigtes s., v. maitre 
égard. 

Schäumen, V. n. hd., v. moutonner 
1) . 
Schumer, m. hd., v. emoussoir. 
v écumeresse. 
Schaumerde, t. hd., v. chaux carbonatée 
nacrée. 
Schaumgijps, m. hd., v. ohaux sul 
-phatée niviforme. 


 

SCHAUMGOLD 

Schaumgold n. hd., v. blattgold ij. 
Schaumkalk, m hd., v. écailleux. 
Schaumkelle, t. hd , v. écume 

resse. 
Schaumkette, r. hd., v. curb. 
Schaumlöffel, m. hd., v. écu


moire, ~ v. krücke 3). ~ v. grappin 
1). 

Schaumnitre, m. hd. Schuim, afval 
der salpeterziederijen ; nitre scum; écume 
de nitre. 

Schaumprahm, m. hd., v. floating-
stage. 
Schaumstein, m. hd., Zeolith; zeolite; 
zéolitbe. 
Schaumthon, rn. hd , V. fullersearth. 
Schauzinn, m. hd , v. étain en 

grilles. 
Schawatte, t. hd., V. billot i). 
Schawinne, f. hd., v. abschabsel. 
Schebeeke, r. hd., v. chebec. 
Schech, n. hd., v. bit, •• S. des 

ruders, v. afterpiece. 
Scheekenbleiche, f. hd.. v. branfling. 
Scheel'sche grün, rì. hd., y. arséniate 
de cuivre. 
Scheelit, n. hd., v. chaux tungr


statée. 

Scheelsäure, f. hd., v. acide tungstique. 


Scheep, m. hd., Saamgedrongen 
koolzure kalk ; concrete carbonate of lime; 
chaux carbona*de concrétionnée du bassin. 


Scb eerbank, m. hd , v. cannelier. 

Scheerbaum, m hd., v ensouple 
de derrière. ~ Die láfiglichtenspulen der organseide zur kette 
auf den s. wertheilen v. emban


. quer. 
Scheere, t. hd., v. benehmscheere. 


— Schaar, beitel; shears, cisel; ciseaux. nr 
Flache s.mit einer schrauben axe, 
S l aarmet schroef in plaats van een pennetje; 
flat shears with screw fulcrum or pivot; 

ciseaux à la berge. ~ S. runde v ei 
-saille


circulaire. ~ S. an einer 

Waage, V. chape 5) 
Scheeren, n. hd., v. shearing. 
Scheerenschleifer, [n. hd., V. 

emouleur I). 
Scheerenstock, m. hd., v. bloc a 
cisaille. 

Scheerenzwinge, t. hd. Blok van 
de groote smidsschaar; scissors-holder; 
porte -ciseaua 

Scheerer, .m. hd., v. ourdisseur. 
Seheerfl.oeken, t. hd.. v flock 2). 
Scheergarn, n. hd. v. fil d'estame. 
Scheerglied, n hd Kettingschalm in 
den vorm eener 8 ; figure-of-eight-hook; 

croe de chaine. 
Scheerhaare, f. hd., v. flock 2). 
Scheerhaken, m. hd., v crochet 

d' attache. 

SCHEIBE. 967 

Scheuerholz, n. hd., v. pilon 7). 
Soheerkasten, m. hd., v. estis


seuses. 
Scheerkluppe, f. hd., v. flliére a 
charnière s. filière b) . 
Scheerkreuz, n. hd. Mijngangen die 
elkander onder een scherpen hoek snijden; 

veins crossing each other at acute angles; 

filons qui se croïssent à angle aigu. 

Scheerlatte, m. hd., v. cannelier. 
Scheermaschine, f. hd , v. ma


chine a tondre le drap. ® Cylinder 
s. mit drehender bewegung, 
draaiende droogscheer-machine ; cylinder 
shearing machine; tondeuse helico de, forces 
hélicoïdes. ~ Transversal s., dwarsche 

droogscheer machine ; cross, transversal 
shearing machine; tondeuse transversale 
Scheermühle, f. hd , v. anschwei


fer. ~ Theil der s. die der gänge 

des zettels aufnimmt, v. blip t). 

Scheerrahmen, m., hd., v._ ourdissoir 
long. — Bunder s. v. ourdissoir 
3). 

Scheerstocken, , m. hd.. v liase a). 

s des decks v. hiloires, ~ B. 
der luken v. coamings. 
Scheertisch, m. hd. Droogscheerdersbank 
; shearing-table; table à tondre. 
Scheertischlänge, t. hd. Breedte van 
den droogscbeerdersbank; table-width; tablée. 

Scheertischtuch, n. hd., Grof doek 
voor de bekleeding van den droogscheerders 
bank; coarse cloth for shearing-tables; tuf. 

Scheerung, t. hd., v. shearing-
S auf der kehrseite, v. abrechten. 
Scheerungsträger, m. hd., v. bearer 
of the warping. 

Scheerwolle, r. hd , v. flock 2). 
Werkzeug zum wegnehmen 
der übrig gebliebene, s. v. écurette, 
Scheffel, m. hd. Schepel, (zekere maat); 

bushel; boisseau. 
Scheffelmacher, m. hd. Schepelma


ber ; bushelraaker; boisselier. 

Scheibe, t. hd , v. nietblech, ~ y. 
drum 5) ~v. rondelle 3) ~ v. flasche 
5).S.s. fürdie arbeitslöcher, sperrscheibe, 
v. disque 1). — v. fensterglas. 
— v. colander. ~ v. chase 
1) . — V. bobine 3) . — v. break-off. 

— S. des messers, v. bolster i). 
— s rolle eines clobens v. poulie 
d'un tour. — v. drehscheibe 1) 
V. disque t ). ~ V. cake a). 
Elektrische s., v. blitztafel. — S 
über der unruhe, v. lock of the 
balance. — Durchbrochene s. 
über der unruhe, v coq I). ~ v. 
plate of support. ~ S. im fenster, 
v. carreau (de vitre). — S. 
des drehlings ; tak van een rad ; arm 
of a spring-wheel; bras, barre. — s eines 
taues, V. coil 1). —S. eines blocks, 
V. réa. —S zum schiessen, v. cible. 
— V. disk. 1). 

968 SCHEIBENBANK 

Scheibenbank, r. hd., v. argue. 
Scheibenblei, m. hd., v. fensterblei. 
Shecibenbohrer, m. M. Kuipers


boor; cooper's-turret; tire-fond. 
Scheibenbüchse, f. hd., v. auebuse 
buttière. 
Scheibendrahtzieher, m. hd., v. 
grobdrahtzieher. 
Scheibendrehbank, f. hd Draai 
voor vlak werk; surface lathe; tour-bank 
à plateau. 

Scheibenform, f. hd. Vorm van bout 

voor de wasbrooden; wooden mould for 

waxcakes; planche h pain. 

Scheibengat, n. hd., v. mortaise 

d'une poulie. 

Scheibenglass, n. hd., v. fenster


scheibe. 

Scheibeninstrument, n. hd., V. 

astrolabe, 

Scheibenkeule, f. hd., v. ballon. 

Scheibenkobalt, m. hd. Scherfko


balt ; testaceous natieve arsénic; irsente natil 
testacé. 

Scheibenkrücke, f. hd Werktuig 

om zware hoepels te buigen ; hook to bend 

the hoops with; tratoir, chien. 

Scheibenkunst, f. hd. Emmerketting, 

(wateropvoeringswerktuig); machine with 

ladles; machine à godets. 

Scheibenkupfer, n. hd., v cuivre 
rosette. 

Scheibenmaschine, f. hd. Soort van 

stoomwerktuig voor scbroefbooten ; disk en


gine; machine à disque. 

Scheibennagel, m. hd., v. broquette, 


Scheibenreissen, n. hd. Koeken of 
schijventrekken; taking of the cakes; 
enlevage des gateaux. 

Scheibenrohr, n. hd. Buks voor 
het schijfschieten ; rifled gun; buttière. 

Scheibenröhre f. hd. Pijp met kogelscharnieren 
; rotula tube; tuijau a rotules. 
Scheibenschloss, n. hd., v. round


lock s. lock. 
Scheibenstift, f. hd , v. essieu de 
poulie. 
Scheibentisch, m. hd. Draaitafel; 
swiveltable; table à rotule. 

Scheibenwerk, n.hd.,v.echarpe 9). 

Scheibenziehbank, m.hd.v. filière 

a bobine. 
Scheibenzieher, m. hd. Draadtrek 
zwaar werk) ; greaser of the bars-ker (van 
in brass wi.re•drawing; écoteur. 

Scheidage, m. fr. Het afscheiden der 
ertsen van 't ganggesteente; bucking, spalling; 
die scheidung der erze. (ble. 

Scheidbar, adj. hd.,v. decomposa-

Scheide, f. hd. v. kurbel 1). v. 
lattes des bras d' un moulin. ~ v. 
fourreau d' épée. ~ v. gaine de 
terme. 

Scheidebank, f. hd. Tafel voor het 

--. SCHEIDESCHACHT. 

uitzoeken der ertsen ; table for culling the 
ore; table de triage. 
Scheidebaum, m. hd. Afscheidingsboom 
; bar of separation; barre de séparation. 

Scheidebock, m. hd. Voetstuk van 
den distilleerketel , curcubite stand; support 
de la cucubite. 

Scheideeisen, n. hd. Hamer voor het 
afscheiden van bet ganggesteente ; hammer 
of separating the ores; marteau à séparer 
les mines. 

Scheideerz, n. hd. Schoongemaakt 
erts; picked and culledore; minérai de triage. 

Scheidegaden, m. hd. Werkplaats 
voor het afscheiden van metalen ; parting 
workshop; laboratoire de départ. 

Seheidegef-iss, n. hd. Bekerglas; 
vessel for depuration; vase de départ. 
Scheidegestell, n. hd. v. electrisirstuhl. 
Scheideglas, n hd. Scheiglas; separatory; 
séparatoire. 
Scheidegold, n. hd. Gezuiverd goad; 
depurated gold; or de départ. 
Scheidehaken, m.hd. Ovenbaak,oven


krabber ; scabbard hook; crochet de fourreau. 
Scheidekamme, f. hd., v. blaat 'a). 
Scheidekapelle, f. hd ,v. coupelle. 
Scheidekolben, m.hd.,v. alambie. 
Scheidekuchen, M. hd., v. liqua


tion-cake. 
Scheidekunst, f. hd., v. chimie 1). 
Scheidekünstig, adj. hd., v. che


mical 1). 
Scheidekunstler, m. hd. Scheikun• 
dige ; chemist, chymist; chimiste. 

Scheidelatte, f. hd. Merklat voor een 
afscheiding in mijnen ; lath of separation; 
barre de séparation. 

Scheidelinie, f. hd. Merklgn voor de 
afscheiding in mijnen ; line of separation; 
ligó e.d e séparation. 

Scheidemauer, f. hd v. mur mitogen 
s. mitoyen. 

Scheidemehl, n. hd. Fijngemalen erts 
picked and culled ore in powder; fa.rine 
de triage. 

Scheidemesser, n. hd., Ontleedkundig 
mes; separatory; separatoire. 
Scheidemünze, m. hd. v. monnaie 
de billon. 

Scheideofen, m. hd. Oven voor bet 
uitsmelten van metalen ; furnace for parting 
metals; fourneau de départ 

Scheiepfahl, m. hd. Schelpaal ; sepa 
poteau de séparation. -rating post; 
Scheidepfähle, m. hd. Rasterwerk ; 
lock-weir, paddle-weir; piepx, piles. 

Scheidepresse, f. hd. Scheedepers 
(voor sabelscheden) ; scabbardpress; presse a 
fourreau d'épce. 

Scheider, m. hd., v. finer ~ (litzoeker 
of zuiveraar van bet erts ; pickerand, 
culler of ore; trieur. 

Scheiclerz, n. hd.,v. mineral riche. 
Scheideschacht, m. hd. Mijnput met 


SCHEIDESIEB 

tusschenschot ; partingshaft; puits de sé 

-paration. 

Scheidesieb, ro. hd , V. égalisoir. 

Scheidetrichter, m. hd , v. entonnoir 
séparateur. 
Scheidewasser, n. hd., v. aqua 
fortis 3). 
Scheidewand im ofen, m. hd., 

V. partion in the oven s. oven. ~ v. 
entre-deux U. 
Scheidewerk, n. hd., v. eylindres 
fendeurs. — Erts met aarde en ganggesteente 
vermengd ; stony earth to be sepa 

mineral à séparer. -rated from the ore; 

Scheidung, f. hd. Het afscheiden, het 
scheiden ; separation; séparation. — S. der 
metalle, v. départ 2), ••• v. éliquation. 
— Nasse s., Die s. durch 
die quart, v. départ par la voie 
humide. — Trockene s., Die s. 
durch guss und Huss, v. depart 
par la voie sèche ^ Der s. unterwerfen, 
v. ausseigern. 

Scheig, n hd. Breede en korte boot, 
scheik ; short round bark, sheik; petit bateau 
rond, scheik 

Scheinbare, adj. hd. bewegung, 

V. mouvement apparant. 
Scheingold, n. hd., V. similor. 
Scheit, m. hd. Spatel; spattle, spatula; 
spatule. 
Scheitelfläche, f. hd. Vertikaal vlak; 
vertical plane; plan vertical. 
Scheitellinie, t. hd , v. ligne perpendiculaire. 


Scheitelpunkt, t. hd. Toppunt, zenith 
; vertical point, zenith; point vertical, 
zenith. 

Seheitelree°ht, adj.hd.,v. bleirecht. 
Scheitelrippe, ni. hd., v. nervure 
de sommet. 
Scheitelwinkel, M. hd. v. angle 
vertical. 

Scheitelwinkelkreis, m. hd. Azim.
uth cirkel; azimuth circle; cercle d'azimuth. 
Sch©itelwinkellinie, r. hd. Azimuth 
lijn ; azimut line; ligue azimutale. 

Scheitern, v. á., v. naufrager. 

Scheitflösse f. hd. Vlot voor het vervoer 
van brandbout voor houtskolen ; float 
for coveyance of logs; conduit de bols en 
báebes. 

Scheitholz n. hd., v log-wood 2). 

Scheitmass, n. hd. Maat, lengte van 
het vaamhout ; mesure of cord-wood; longueur 
du bois de quartier. 

Scheitineiler m. hd. Houtskolenbranders 
oven, meiler; furnace for logs; fourneau 
de bois. 

Sehelch, m. hd., V. barge. (les. 
Schellack t. hd. V. laque en feuil-
Schellackpolitur n. hd. Politour ; 

french polish; vernis. 
Sehelinke, f. hd Jonk, (chineesch 
vaartuig) junk; chelingue, chalingue. 
Schelle, f. hd. V. bell 1). 

-- SCHERBE. 969 

Schelleisen n. hd. V. chasse rivet. 
Schellenband n. hd. Schelkoord. bel 
bellentrekker; bellcolar; collier It-koord, 
sonnette. 

Schellengeläut, n. hd. Narrentuig, 
paardentuig met bellen ; bel harness; harnais 
It grelots. 

Schellenfeder, f. hd. Bellenveer; 

bell spring; ressort de sonnette. (maker. 
Schellenmacher, m. hd., v. bell-
Schellennetz, n hd. einer billard


tafel. Zak riet bel (aan sommige biljar


den) ; pocket with a bell; blouse garnle 

dun grelot. 

Schellenzug, m. M. Bellen inrichting 

(trekkers, tuimelaars enz.); bell-pull; sonneríe. 
Schellhammer, nu. hd , v. pie t). 
Schellharz, n. hd., v. galipot. 
Schema, n. hd. Plan ; schema; modèle, 

plan, schema. 
Schematisch, adj. hd. Volgens een 

plan ; conformable to the sheme; schématique. 
Schemel, f. hd. v. schamel. 
Scheülellade, i. hd. Bak waarin de 

treden van den weefstoel liggen ; treadlebox; 
caisses des marches. 

Schenbord, m. hd. Knieplank van de 
walvischvaardersboot; knee board for the 
harpooner in a boat; planche contre laquelle 
le harponneur appuie le genou. 

Schenkel in hd. des hebezeuges, 

V. pied de la ehèvre b). — S. einer 
thür-oder fenstereinfassung , v. 
jamb 1). •• S. am dreischlitz, caisson 
van een triglyph ; space in a triglyph; caise 
de triglyphe. — S. am göbel, rustpunt 
van den sneller; seat of the driver on the 
gin; siège. ~ S. an der fahrt, sporten 
van den mijnladder ; legs of a+mining-ladder; 

montant. ~ (Loses tau),v. hanger 1). 

_• V. female t), — S. eines pon 
-tonknies, v. montant 4e). 

Schenkeldeich, m hd. Dwarsche dijk; 
cross-duke, arm of dike; digue de traverse, 

bras de digue. (hooks. 
Schenkelhaken, m. hd, v. can-
Schenkelwolle, m. 'hd. v. éeou


ailles. 
Schenkfass, n. hd. V. cistern t). 
Schenkmass, n. hd. Biermaat (voor 

een glas) ; beer-measure; mesure de cabaret. 
Schepp, m. hd , V. écaille. 
Schepphammer, m. hd. Scherpe ha


mer voor het afslaan van 't hamerslag; scale 
hammer; marteau tranchant pour détacher 
l'écaille. 

Scherbank, f. hd., v. bane des 
cisoirs. ~ v. cannelier. — v. footstool 
2) . 

Scherbaum m. hd., v. ensouple 
de derrière. 

Scherbe, f. hd., v. écart I). - v. 
abrauchschale. — v. coupelle. — 
Gewicht van twee honderd kilogramme; 
mesure of four hundred weights; mesur de 
quatre quintaux, scherbe. 

81* 


Me- 

970 SCHERBEN 

Scherben, f. hd. Scherven, gebroken 
porcelein ; sherds, fragments o/ broken pottery; 
tessons. 

Seherbenarsenie, m. lid.. v. arsenie 
natif. 

Scherbenfutter, n. hd. Vorm voor 
cupellen ; mould for tests, mould for assaycouples; 
moule à tets ou coupelles d'assai. 
. Scherbenkarren, m. hd., v. charrette. 
(noir. 

Scherbenkobalt, m. hd., v. arsénie 
Scherbenstein, m. gad., v. pierre 
ollaire. 
. Scherbenzange, f. hd.v attrape 2). 
Seherbiock, m. hd., v. croe a 
poulie. 
Schere, f. hd.. v. eiseaux 1). ~ 

S. ,für metal v. cisaille t). •• S. 
des tuchscherers v. forces 2) . ••• 
S. scherwerk, knijptang, kniptang; tenail; 
tenailles. — V. fourche 3). 
Schereisen, n. hd. Hoefijzer niet losse 
takken ; joint-horse-shoe; Ier lt cheval à deux 
pièces mobiles — S. beim schiffbau 
v. calfat 3). 

Scheren, v. a. hd. Scbeeren ; to shear, 
to shave; tondre, raser — S. faden v. 
ourdir f1). — Ein schiff s., v. élever 
les couples et clouer les lis 

planken-ses d'un vaisseau. — Die 
des s-chiffs s., de buitenhuid opleggen; 
to set up the planks; arranger les bordages. 

Scherenflotte, t. hd., v. flottille. 

Scherenförmig, adj. hd Getenailleerd, 
in de gedaante van een tangwerk. 
shear-formed; tenaillé, it tenailles. 


Scherenschleifer, m.hd.,v. émou


leur 1). (lier. 
Scherenschmied, M. hd. v. coute-
Scherenstock, m. hd., v. bloc à 


cisaille. 
Scheerfiocken, m. hd. V. flock 2). 
Schergarn, n. hd. V. $l de champe, 

v fil d'estame. 
Scherglied, n. hd. Losse schalm, nood 
vorm van een 8) ; figure-scbalm (in den 
of eight hook for joining a broken chain; 

croe de. chaine. 
Scherhaken, m hd., v. crochet 
d'attache. -• V. enterdreg 2). 
Scherholz, n. hd., v. flügelheck, 

— v. mailioche i). (ses. 
Scherkanter, m. hd., v. estisseus-
Seherkind, n. hd. Scheerjongens (van 
den droogscheerder) ; journeyman shearer; 
garcon-tondeur. 

Seherkreuz, n. hd. Mijngangen die 
een scherpen boek vormen; lodes crossing each 
other at sharp angles; (lions qui se croisent 
à angle aigu. 

Scherlatte, f. hd., v. cannelier. 
Scherleine, f. hd., v. - erou-footlines. 
Schermaschine, f. hd.v. machine 
a tondre le drap S. für weber, 

V. ourdissoir. 
SCHICHTEN. 

Schermesser, m. hd., V. rasoir 1). 

Schermühle, f hd.,v. anschweifer. 

Scherrahm, m. hd., v. giebe 2). 

Scherrahmbrett, n. hd. v. porterames. 


Schertisch, m. hd. Scheertafel (van 
den droogscheerder) ; table for shearing; 
table des tondeurs. 

Scherung, f. hd. des tuehs, Kettingdraad; 
shearing; tonte. ~ S. der 
kette, v. ourdissage 1). 

Scherwerk, n. hd. Tangwerk ; tenail; 
bastion à tenailles; tenailles. ~ S. eines 
halbmondes, balvemaans tenaille; tenail. 
ion, lunets; tenaillons, lunettes. 

Scherwolle f. hd., v. flock 2). 

Scheuer, f. hd. Korenschuur; barn, 
corn-house, penthouse, shed; grange. — S. 
des ankers, v. coussin d'ancre. 

Scheuerfass, n. hd., v. bouloir i). 
~ V. frottoir 5). -Schuurtobbe; scouring-
tub; lavoir Is écurer. — S. für 
Stecknadeln, v. cushion i?). (rage. 
Scheuerkammer, f. hd , V. recu-
Scheuern, v. a. hd., v. to clean 1) . 

— Die sehrötlinge s, v. écurer I). 
Den draht zu den nadeln, s., 
Het draad voor spelden schoon schuren ; to 
scour; (rotter Ie til de laiton. — Die nadeln 
s., V. glänzen. 

Scheuerpapier, n. hd., v. papier 
á dérouiller. 
Scheuersand, m. hd. Scherpzand 
schuurzand; small sand; sablon à écurer. 
Scheuertrog, m. hd. Kleine trog of 
bak ; small trough; auget. 
Scheuleder, n. hd. Ooglap van bet 
paardenhoofdstel; eye flap, winker; oeillere. 

Schicht, f. hd., v. batch. — v. coat 
of loam. ~ v journée. — v. lager 
i). ~ v. fournée 4). — v. assisse 
1). — . Vlak stuk koper om het 
tinblad vlak te slaan; copper-plate for flattening 
the tin; plaque' de cuivre à aplanir 
I'étain. •• S. bank, laag aarde of steen in 
den grond ; lager of earth or stone; couche, 
lit. — S. eines streichofens, laag 
tusschen bet glas in den strak-of vlakoven; 
lager; hausse. ~ S. zerstossenes glases, 
v. givree. — S. des bergwerkers, 
dagtaak van den mijnwerker; shift; 
tácbe du mineur. — Gläserne s., beste 
soort steenkolen ; first quality of coal; charbon 
de pierre de première qualité. ~ Die 
weiche s. in einer steine, v. moye 
1). ~ Zweite s. eines reverbirofens, 
tweede deklaag van den reverbeer


oven ; second lager of a reverberating furnace; 
hausse. 
Sohichtbank, f. hd v. bane .5). 

Schichtel, n. hd. Geer van een lederen 
handschoen ; finger-gusset; fourchette. 
Schiehteln, v. a. hd. Geeren inzetten 
; to put the vinger-gusset; mettre les 

fourcbettes. 
Schichten, v. a. hd., v. arrimer. — 


SCHICHTENWEISE. -- SCHIEFERDECKERGERÜST.971 


Laagsgewijze leggen ; to pile up, to dispose 
into layers; partager; séparer. 

Schichtenweise, adv. hd. Laagsgewize, 
in lagen ; by layers, by piles; par 
couches. •• S. sich theilen, v. to cut 2), 

Schichter , m. hd. Scheepsstuwer ; 
slower; arrimeur. 
Schichtfuge, t. hd. des schiefers, 

V. délit. (d'or. 
Schichtglätte, t. hd. v. litharge 
Schichtholz, n. hd. Opgestapeld hout 
voor den kolenmeiler ; piled-wood; bols en 

piles. (arrimage. 
Schichtkeil, m. hd., V. coin d' 
Schichtkur, m. hd. Vierde gedeelte 

van een mijn werk ; fourth share in a 
mining concern; quart d' une mine. 

Schichtling, m. hd. Agaatsteen met 
tusschengelegen kleilagen ; argillaceous veined 
agate; agate jaspée argileuse. 

Schichtmeister, m. hd. im bergwerk, 
Opzichter in de mijn, die rekening 
houdt van het gedane werk ; auditor of the 
mine; teneur des journées. ~ S. in der 
saigerhütte v. essayeur I). 

Schichträumer, m. hd. im stein


bruch v. carrier i). 
Schichtsatz, ni. hd., v. battée. 
Schichtschreiber, m. hd. Klerk In 

bergwerken ; clerk of the mines; écrivain 

des mines. 
Schichtrog, m. hd., V. gamelle 2). 
Schiebbarte f hd., v, addice. 
Schiebeblech, n. hd , v. block. s). 
Schiebeholz, n. hd., v. potille. 
Schiebeklober, m. hd., v. pince 6) . 
Schiebeloch, n. hd. v. block 5). 
Schiebende, adj. hd. fall, v. palan 

de bout de la contre-civadière. 
Schiebepfahl, f. hd., v. potille. 
Schieber, m. hd. v. coulant t). — 

v. planche 3). — v. boccas-stopper. 
~v. bohrschlitten. — v. coulisse de 
galée — v. damper. — Staartschroef, 
schroef ; shaped screw for the breech; sepé. 
Schieberad, n. hd., v. cog-work. 

V. federsperrad. 
Schiebernath f. hd., v. coulisse 2). 
Schieberstange f. hd., v. bielle 
du tiroir. [1.) 
Schieberventil, n. hd., v. bramah 
Schiebeschloss, n. hd. Slot met be


weegbare schoot; snap-lock; serrure it ressort. 
Schiebestift, m. hd. Schuifpotlood; 

sliding-pencil; crayon it coulisse. 
Schiebkarre m. hd., v. amballard. 
Schiebkasten, m. hd. Schuifdoos ; 

slide-box; boite it coulisse. 
Schiebklaue, f. hd , v. brecheisen. 
Schieblade. t. hd. Lade, schuiflade ; 

drawer; tiroir. 
Schiebladen, m, hd. v. coulisse 2) . 
Schiebladenschloss, n. hd. Lade


slot; drawerlock; serrurre pour layette. 
Schiebring, m. hd., V. coulant 1), 
Schiebstange, f. hd. Trekstang; pole; 

tirant. ~ S. im sägemühlen v. baseule 
3). — S. ani orgel, registerstang; 
stop, registers; biton de registre. 

Schiebthür, t. hd. v. coulisse ti. 
Schiebwägelchen, n. hd., v. brouette 
2). [t). 
Schiebwagen, m. hd., v. brouette 
Schiebwand, t. hd., v. coulisse t). 
Schiebwerk, n. hd. Werktuig met 

scbakeirad of palrad; cog-wheeled machine; 
machine it rochet d'encliquetage. 

Schiebzange, f. hd., V. fun—tongs. 
~ Kruisschroot ; langrel joined crosswise 
for sweeping and raking; mitraille it deux 
chevilles amarrées en croix. — ( Raaband) 
gebreid band voor hoofdstellen 
braider ropeband; ruban de tètière. 

Sohiebzeug, n. hd. Krabbelwerk in 
een zaagmolen ; cogwork for propelling the 
log to the saw ; rochet. 

Schiedbuch, n. hd. Wetboek der 
bergwerken ; book of mines; livre juridique 
de mine. 

Schiedsprobe, f.hd. Beslissende proef; 
decive assay; essay décisit. 

Schiedsprobenglass, n.hd Gekleurd 
proefglas; stained glass for the assays; verre 
de couleur pour les essais. 

Schiedsrichter, m. hd. Scheidsrechter, 
arbiter; arbiter, umpire; arbitre, comprornissaire. 


Schief, adj. hd., V. oblique i ). ~ 

v. obliquement. — v. bending. ~ 
v. baisement. ~ S. stehende saule, 
schuine kolom ; sloping column; colonne 
bialse, de bialse. ~ S. stehende mauer, 
overhangende muur; inclined wall; mur 
dévers, qui déverse. 
Schiefe t. hd., v. bevil 2) . — v. 
inclinaison t). ~ S. ebene v. clinometer. 
^ S. flache, S. ebene 

V. niveau en pente s niveau a. 
~ In s.—r. richtung, hellend ; sloping; 
incinant. — S. kante des holzes, v. 
Böschung. ~ S. holz, v. bois gauche. 
— S. gewölbe, v. oblique 
arche. — S. der eeliptik v. obliquety 
of the ecliptic. — v. obliqueté. 
Schiefer, m. hd , v. ardoise I). 

Schieferalaun, m. lid., v. ardoi


se aluminieuse. 

Schieferamiant, m. hd , v. liège 2.) 

Schieferbank, i. hd., Leisteenlaag; 

bed of slate; lit d'ardoise 
Schieferblock, m. hd. Leisteenblok ; 
slate blok; bloc d'ardoise, crenon. 
Schieferbrecher, m. hd. Werkman 
in de leigroeve; slate-cutter; ardoissier. 
Schieferbruch, m hd., v. ardoi


siére. 
Schieferdach, n. hd. Leiendak ; slate


roof; toil couvert d'ardoise. 

Schieferdecker, m. hd., v. couvreur 
2). 

Schieferdeekergerüst, n. hd. Lei



972 SCHIEFERERDE. - SCHIENENEISENSCHMIED. 


dekkerssteiger; slaters scaffolding; triquet 
Schiefererde, r. hd. Aluinaarde; slate, 
schist, shist, shistus; schiste. 

Schieferformation, f. hd. Leisteen formatie; 
schist formalion;Y formation schisteuse. 


Schiefergang, m. hd. Leisteenlaag 
in een leigroeve ; slate gang; filos d'ardoise. 
Schiefergerüst, n. hd., v. échafaud 
volant. 

Schiefergeschworner, m. hd. Beëedigde 
opzichters der leigroeven; inspector 
of a slate quarry; visiteur juré dune ardoisière.. 


Schiefergestein, n. hd. Leigesteente; 
shistous rock; roche schisteuse. 
Sehiefergyps, m. hd. Bladerige gips, 
laderige zwavelzure, kalk; foliated gypsum; 
bypse feuilleté. 
gSchiefei gi ün,` 'n. hd ,' v. cuivre 
carbonaté vert. 
Schieferhacke, f. hd. Splijtijzer voor 
den leisteen ; sect; rebat, fret. 
Schieferhauer, m. hd., v. schieferbrecher. 
Schieferig, adj. ,hd. Leiachtig; schistous; 
schisteux. 
Schieferkohle, :f. hd., v. houille 
schisteuse. 
Schieferkopf, m. hd. Metaal ',bevat 
leisteen-laag; ore veined layer of slate;-tende 

lit d'ardoise contenant du minérai. 
Schieferlatte, f.hd.,v. latte volice. 
Schiefermergel, m. hd., v. marne 

schisteuse. 
Schiefern (sich), v. r. hd. Afschil 
bij lagen loslaten. to scale; se déta--deren, 
eher par feuilles. 
Schiefernagel, m. hd., v. 'a 
ardoise. 
Schieferniere, f. hd. Niervormige leisteen 
; reniform slate; ardoise; en rognons. 

Schieferplatte, f. hd. Gespleten leisteen, 
lei ; leaf of slate; plaque de schiste. 
Schieferschicht, f. hd. Leisteenlaag; 

layer of slate; lit d'ardoise. 
Schieferschneider, m. hd. Leisplijter 
; slate cutter; tailleur-d'ardoise. 

Schieferschneiderklotz , n. hd. 
Blok van den leisteenklover; block for cutting 
slate on; billot à couper l'ardoise 

Schieferschwarz, n. hd., v. noir 
de schiste. 
Schieferspar, eng , v. chaux carbonatée 
nacrée. 
Sehieferspath, m. hd. Leisteenspath; 

slate-spar; spatb schisteux. 
Schieferstein, m. hd., v. ardoise l ). 
Schiefersteinblatt, n. hd. Gekloofde 

lei ; lammel of slate; feuille d'ardolse. 
Schiefersteinkohle, f.hd.,v. houille 
schisteuse. 
Schiefersteinprobe, f. hd. Leisteenproef; 
slate-assay; essai de l'ardoise. 
Schiefertafel, f. hd. Schrüßei of 
deklei; slate board; feuille d'ardoise. 

Schiefertalk, m. hd. Bladerige talksteen; 
(alk-slate; talc feuilleté. 
Schieferthon, m. hd. Laagvormige 
kleiaarde; schistous, bituminous clay; argile 

schisteuse bitumineuse. 

Schieferwand, f. hd. Leisteen muur 
of wand ; rock of slate; rocke de schiste. 
Schieferweiss, n. hd., v. eerusse 

en lamelles. 
Schiefhobel, m. hd., v. rabot incliné. 


Schiefkantig, adj. hd. Met schuinen 
kant ; bevelled edge; avec arrète abattue, 
er. biseau. (hang. 
Schiefstehen, V. n. hd., v. to over-
Schiefwinkelig, adj. hd Scheef hoekig; 
oblique angled, scalene angled; á angle 

oblique, obliquangle. 

Schielend adj. hd. Verschietend, ver 
shot colored; changeant.-kleurend ; 
Schiemann, m. hd , V. boatswain's-
mate. 

Schiemannen, v. n. hd., v. réparer 
le greement d'un vaisseau. 

Schiemannsgarn, n. hd. Schi emans


garen, yarn, twine, spun-yarn; bitord. 

Schiemannsgast, m. hd. Schiemansgast 
; quartermaster's mate; aide du quartier-
maitre. 

Schiene, f. hd., des töpfers v. palette 
s). — S. von ein rad, wielband; 
band, tire, clout; bande. — S. auf 
eisenbahnen, v. rail fr. 1). ~ S. 

an pumpenröhren, mof van pomp


buizen ; cramp iron, iron collar; collier. 

~ v drehstock. — S. flache v. 

flachsehïene. — I. s,. T. s., v. rail 

à champignon. ~ v. barrel i).•• 

Von den s.-n. ablaufen, von den 

geleise ablaufen, v. dérailler. • 

Convergirende s., v. rail du mi


lieu. ~ Divergirende s., buitenrail; 

wingrail; rail divergent, extérieu r. — Feste 

s., V. hauptsehiene. — Mit der s. 

glatt machen v. rebattre 1). — 

Eiserne S. des laufbretts v. Pres


schiene. — S. mit vorstehendem 

rande v. edge-rail — Wellenf ör


mige s., V. belly-rail. 

Sehieneisen, n. hd. Bandijzer ; iron 
for bands, clout iron; fer à bande. ~ v. 
fer`en barres d). 

f. hd. überblatten 
überblattenüberblatten v. 
mi-ter. ^ S. die auf langschwellen 
liegen, spoortaven op strekbouten 
liggende ; bearings, longitudinal bearings; 
rails en fer et en bois. 
Schienenablauf, m. hd. Het dérail


leeren, uit het spoor loopen; running of 

the rails; dèrailleinent. 

Sehienendurchslag, m hd. Kuipers 
doorslag voor ijzeren banden ; tire piercer; 
persoir a bandes 

Schieneneisenschmied. in. hd. 
Smid die de scheenen voor geweerloopen 
maakt ; ¡orgesmith of clout-iron; maquetteur. 


SCHIENENLAGER. -- SCHIFFER. 973 


Schienenlager, n. hd., v. bearing 
t). — Mittleres s., midden kussen; 
intermediate chair; coussinet intermédiaire. 

Herstellung der s., v. rectification 
2). (nail. 

Schienennagel, m. hd., V. clasp-

Schienenräumer, m. hd , v. chasse-
pierre. 

Schienenruthe, f. hd. v. liais 2). 

Schienenschraube t. hd., band


vice. 

Schienenstempel, m. hd. Doorslag 
van den hoefsmid; stamp for marking the 
holes of the tires; marteau pour marquer 
les trous de bandes. 

Schienenstuhl, f.hd ,v. bearing i). 
Schienenwalze, f. hd , v., cylindre 
du moulin a cilindre. [I). 
Schienenweg, m.hd ,v. eisenbahn 
Schienenweite, f. hd. Spoorwijdte; 
gouge of way; largeur de Ja vole, distance 
des rails dans oeuvres. ~ S. von 4 
fuss 8. zoll, smalspoor; narrow gauge; 
vole dune largeur de 4 pieds 81 pouces. 
~ S. von 7 fuss, breed spoor; broad 

gauge; vole dune largeur de 7 pieds. 

Schienenzwischenraum, m. hd., v. 

entre-voie. 

Schienfass, n. hd., v. benne I). 

Schienhaken, m. hd. am blas


belg, Blaasbalg baak ; hook to the cheeks 

of the forge-bellows; croe des ais. 

Schienkörblein, n. hd., v. bell


glass. 

Schienzange, f. hd. Ringtang, sluittang 
; tongs for holding the clout-iron; tenailles 
à bandes. 

Schienzug, n, hd. Stel meetwerktui


gen voor mijnwerken; mathematical instru


ments for mining; instruments de géométrie 

souterraine. 

Schierbutte, f. hd. Resteel ; settling


tub; cuvier 

Schierhammer, m. hd., v. ab


schlichthammer. (eu.tine. 

Schierlingsalkali, m. hd., v ei 

-Schierlingssaüressalz,

n. hd., v. 
conicate. 

Schiertuch, n. hd., v. canevas 5). 

Schiessbaumwolle, f. hd., v. Co


ton- poudre. 

Schiessblech, a. hd. IJzer voor het 
laten springen van mijnen ; broad piece of 
iron for springing a rock; fer h pétarder la 
roche. 

Schiessbolzen, m. hd. Sluithout ; 

bolt, quarrel; matras. 

Schiessbrett, n. hd. Schietbord, soort 

van schijf ; shootingstick; composoir. 

Schiesseisen, n. hd., v. pointe


rolle 5). — V. bolt 3). 

Schiesse, f. hd. Schieter; peel; pelle 

de four. 

Schiessen, v. a. hd., v. aussschies


sen 1). ~ V. ausputzen i). [e). 

Schiessgatt, u. hd., V. embrassure 

Schiessgewehr, n hd.,v. fire-arm. 
Schiessklinge, f. hd., v. drahtlehre. 


Schiessloch, n. hd., v. embrassure 
2). — Geboorde opening in de rots 
of steenmassa, springgat; hole for springing 
arock; trou a pétarder la roche. 

Schiessmauer, f. hd. Schietschijf (op 

een muur) but; lutte. [che 1). 
Schiesspatrone f. hd., v. cartou-
Schiesspulver, n. hd , v. poudre 

á canon. 

Schiessröhre, f. hd. Houten patroon 
(in bergwerken) ; wood cartridge; cartouche 
de bols. 

Schiessscharte, f. hd. (kleine), v. 
créneau 2). — Grosse s., v. embrassure 
t) . 

Schiessscheibe, f. hd , v. cible. 
Schiessschute, f. hd. Marktschuit; 
market-barge; coche d'eau. 
Schiessspreize, f. hd beim stein


sprengen v. étrésillon 3) . 
Schiessspule, f. hd., V. navette b I). 
Schiesssteiger, m. hd. Werkman, die 

de lading in de mijn ontsteekt ; miner who 
lays and fires the train in the springing of 
rocks; mineur préposé a pétarder la roche. 

Schiff, n. hd , v navire I). •• S. 
der kirche v. nave of a church. 
~ S. des setsers v. galée 1). 

Schiffbalken, m. hd. Sc^heepsbalben, 

dekbalken, ship bean; poutre de vaisseau. 
Schiffbar, adj. hd., v navigable. 
Schiffbau, in. hd., v. construc


tion navale. 
Schiffbauer, m. hd., v. construc


teur de vaisseaux. 
Schiffbauhof, m. hd., v. bauhof. 
Schiffbauholz, n. hd., v. bauholz. 
Schiffbaukunst, f. hd., v. archi


tecture navale. 
Schiffbaumeister, m. hd., v. in


génieur 5) 
Schiffbeil, n. hd., V. enterbeil. 
Schiffbesen, m. hd. Scheepsschrob


her ; hog; goret. 

Schiffbesteuerung, f hd. Stuurmanskunst; 
art of sailing and s!eeriny; art 
de naviger 

Schiffbohrer, m. hd. Scheepstirnmermans 
avegaar; schipswhrights auger; perceur, 
tarière. 

Schiffbruch, m. hd. Schipbreuk; 
shipwreck; naufrage. 
Schiffbrücke, f. hd., v. bridge 
of boats. 
Schiffchen, n. hd., v. navette b 1). 

V. époulin ~ V. broche 15). •• S. 
hat unterschossen, überschossen, 
V. larder t ). — S. hölung, der längliche 
vertiefung an der schnellschütze 
v°. boite 5). 
Schifi'ehenspule f. hd. Riet van de 
spoel ; spool of the shuttle; volue. 
Schiffer, m. hd. Schipper ; boatman; 


974 SCHIFFERHAKEN. 

batelier, marinier. •• S. eines kriegsschiffs, 
Kommandant; master; maitre. 

S. eines kauffahrers, V. patrona ). 
Schifferhaken, m. hd., v. croe de 
batelier. 
Schifferkalender, m. hd. Zeevaart 
almanak ; nautical almanac; alma--kundige 
nac nautique. 
Sehiffersknoten, m. hd., v. noeud 
de batelier. [le i ). 
Schifferzirkel m. hd., V. bousso-
Schifffahne, f. hd., v. friedens


flagge. 
Schifffarer, m. hd Zeeman ; mariner, 

navigator; marinier, navigateur. [b. i). 
Schifffahrt, f. hd., v. navigation 
Schifisgeräth, n. hd. Zeevaartkun


dige werkuigen ; nautical instriements; in


struments nautiques.
Schiffhaken, m.hd.,v. enterdreg i ).
Schiffhobel, m. hd., v. compass


plane ~ V. bogenhobel. 
Schiffkiel, m. hd. v. caréne 2). 
Schiffkorb, m. hd., v. huna 1). 
Schiffiader, m hd. Scbeepssjou wer; 

lightermann; tanqueur. 
Schiffiaffette, f. hd., v. affüt 1). 
Schifást, t. hd. v. last. 
Schilaterne, r. hd., v. fanal 2). 
Schiffleim, M. hd. V. marine-glue. 
Schiffleine, f. hd., v. amarre 1). 
Schifeiter, f. hd., v. échelle de 

vaisseau. 
Sohiffmass, n.hd. Scheepsinhoudsmaat ; 

cubic measure, tonnage; mesure cube. 
Sohiffmast, m. hd., v. mast, eng. 1). 
Schiffmeissel, m. hd., v. épitoir. 
Schiffmodel, n. hd. Scheepsmodel ; 

draught, model, mould; modèle dun vaisseau. 
Sehiffmörser, n. hd. Scheepsmortier ; 
ship-mortar; mortier de mer. 
Schiffmiihle, f. hd., v. moulin 

sur bateaux. (bolt. 
Schiffnagel, m. Ord., v. bracketSehifi'pech, 
n. hd. Scheepspek ; ship


pitch, naval pitch; rase, poix navale. 
Sehiffpfahl, m. hd. Aanlegpaal ; post 
for a hawser; pieu d'attache. 
Schiffpfund, n. hd. Schippond ; shippound; 
shippond. 
Schiff'pumpe. f. hd., v. pompa de 

vaisseau. (ment. 
Schifl'rüstung, t. hd., v. equipe-
Schiffsand, m. hd. Ballastzand ; sandas 

ballast; lest de gravier. 
Schiffsanker, m. hd., v. ancre I). 
Sehifsäule, f. hd. Scheepskolom, sna


velstuk ; rostral column; colonne rastrale. 
Schiffsbart, m. hd., v. filandres 1). 
Schiffsbesen, - r. hd., V. écoupe I). 
Schiffsblech, n. hd., V. feuille de 

doublage. 
Schiffsboden, n. hd., • v. bottom 
of a vessel. 
Sehifi'sbolzen, m. hd. Scheepsbouten ; 
bolt; cheville, boulon de vaisseau. 

SCHIFF WACHT. 

Schiffsboot, n. hd., v. chaloupe t) 
Schiffsbord, m. hd , v. bord 2). 
Schiffsbreite, f. hd. Scheepsbreedte ; 

beam; bouchin. 
Schiffschnabel, m. hd., v. beak 1). 
Scheepssnavel ; rostrum; rostre. 
Schiffschnabelspitze, f. hd., v. 

écharpe 8). 
Schiffseil, n. hd., v. cable t). . 
Schiffsformen, f. hd. Schiffhol


zer, Inhouten, scheepsspanten; ship mould 
timbers; batoires, formes de vaisseau. 
Schiffsfrachtbrief, m. hd. Cognos


sement; charter-party; charte-partie. 
Schiffsgebäude, n.hd ,v carcassi). 
Schiffshintertheil, n hd., v. heck. 
Schiffsholm, m. hd., v. chantier 

de construction. 
Schifi'sjunge, m. hd., V. mousse i). 
Schiffskammer, f. hd. v. cham


bre 3). 
Sehiftskanone, Scheepskanon ; deckgun; 
canon de vaisseau. 
Schiffskette, f. hd Scheepsketting ;. 

shipchain; chaine de vaisseau. 
Schiffskrahn, m. hd., v. crane. 
Schiffskratze, f. hd , V. gratte. 
Schiffslände, n. hd., v. embarca


dère Q) . 
Schiffsleiter, f. hd., v. échelle 
de corde. 

Schiffsmühle, f. hd. Handmolen voor 
scheepsgebruik ; handmill in a ship; moulin 
a main dun vaisseau. 

Schiffsraum, m. hd., v. cale 6). 
Schiffsreder m. hd. Scheepsreeder, 
reeder; ship owner; propriétaire. 
Schiffsschulter, m. hd., v. espale. 

Schiffstange, f. hd., v. aviron.. 
Schifustau, n. hd., V. hawser t). 
Schiffstopfer, m. hd., v. calfat 2). 
Schiffstopfhammer, m. hd., v. 

calfat. 3) . 

Schiffstreiber, m. hd., v. calfat 3). 
Sehiffstück. n. hd., v. schiffskanone. 
Schiffsuhr,n.hd. Chronometer, scheepshorloge 
; shipchronometer; horloge marine. 
Schifi'suntertheil, n. hd. v. oeuvre 
vive. [3). 

Schiffsvordertheil, n. hd., v. bug 
Schiffsventilatoren, m. hd., v. 
kühisegel. 

Schiffswant, f. hd., v. haubares i). 

Schiffswerft, n. hd , v. chantier 
de construction. 
Schiffszeughaus, n. hd., v. arse


nal de marine. 

Schifszunge, f. hd., v. coulisse 

de galée. 
Schifftau, n. hd , v. cordage 1). 
Schifftauwerk, n.hd.,v. eordage2). 

Schifftheer, m. hd , v. brai i). 

Schiffwacht, f. hd. tltakboords- of 
stuurboordswacht; watch; corps de garde 
du vaisseau. 


SCHIFFWAGEN. -- SCHIRLHAAR. 975 


Schiffwagen, m. hd., V. floating


bridge. 
Schiffwegmesser, m. hd., v. 1®c i). 
Schif`winde, t. hd., v. cabestan i). 

• S. zum ausladen von waaren 
V. cron. — S. ein schiff von der 
stelle zu winden, gangspil; windlass; 
tourniquet. 
Schiffzärte f. hd., v. bill of lading. 
Schifl'ziehen, n. hd., V. halago. 
Sehiffziehmaschine. f.hd Werktuig 

om schepen voort te trekken ; tracking-engin; 
machine is haler les vaisseaux. 
Schiffzimmerman, m. hd., v. charpentier 
de vaisseau. 
Schiffzimmerplatz, m.hd.,v. chan. 
tier de construction. 

Sehiftarm, m. hd. Spaak of speek 
van het windas eener mijnput; wheelspoke 
of a winch or gin; rate dune roue de moulinet. 


Schiften, v. a. hd., v. assembler i). 

— Einen sparren s., V. embraneher. 
(coupe. 
Schiftschnitt, m. hd., v. fausse-
Schifftsparren, m. hd:, V. empa


non 1). — V. arêtier. 

Schild, m.hd. (schützwaffe), Schild ; 
shield, buckler; boucl ie r. écu. ~ v. coq 1). 
~ V. écusson 5). — V. cache-entrée. 
~ S. des electrophors, dekplaat van 
den eleetrophoor; cover of an electrophor; 
plateau. 

Schildbanken, f. hd. Handspaken 
van de gangspil ; bits of the windlass; coi tes 
de guindas. 

Schilderblau, n. hd., v. bleu de 

pinceau. 
Schildbogen, m. hd., v. formeret. 
Schilderer, m hd. Katoendrukker; 

cottonprinter; coloriste imprimeur de toile 

-de coton. 
Schilderhaus, m. hd., v. guérita 2) . 
Schildern, v. a, hd. die masten, 

V. malen 2). 
Schildknopf, m.hd.,v. cul do pore. 
Sehildkrötenschale, f.hd. Schildpatt, 
V. écaille 9). 
Schildpattpapier, n. hd., v. papier 
écaillé. 

Schildpfannendeekel, m. hd. Tappendekplaat; 
iron band over the trunnion; 
surbande, susbande. 

Schildseite, m. hd., v. écusson 3). 

Schildstichel, m. hd. Ronde graveerstift 
(van den kopergraveur) ; round chisel; 
burin rond. 

Schildzapfen, f. hd. v. embase du 
tourillon. 
Schildzapfenband, n. hd., v. embrasseur. 
Schildzapfenscheibe, t. hd., v. 

embase du tourillon. 
Schilf, n. hd., v. jorre. 
Schilfdach, n. hd., V. couverture 

. de roseau. 

Schilfklinge, f. hd., v. lame évi


dée b) . 

Schilfmatte, f. hd Vloermat van teen 

gevlochten ; reedmat; natte de roseau. 
Schille, f. hd., v. flache dosse. 
Schillerfarbe, t. hd., v. george de 

pigeon. 
Schillerglansz, ni. hd., v. lustre 

changeant. • 
Schillern. v. n. hd., v. changeant. 
Schillerquarz, m. hd.,v. cat's eye. 
Schillerspar, eng , v. hornblend:. 
Schillstück. u. hd., v. flache dos


se. •• v. aussen brett. 

Schimmelende, n. hd. Vuurgang, 
vuurkanaal in een stoomketel; canal of the 
boiler; canal en commun de la chaudière 

Schimmer, m. hd., v. glimmer. 
Schimmern, v. a. hd. Schitteren, 

glimmen, glans verspreiden ; to glimmer; 
briller, luire. 

Schindel, f. hd., v. aissante. 
Schindelbrett, n. hd., v. aissante. 

Schindeldach, n. hd. Dak met planken 
in plaats van met pannen gedekt; shingle 
roof; toit couvert de bardeaux. 

Schindeldeeker, m hd. Dakdekker 
van houten daken ; shingler; couvreur en 
bardeaux. 

Schindeleisen, n. hd. Werktuig om 

de planken op bet dak te leggen ; tool for 
joining shingles; ter it joindre les bardeaux. 

Schindelfuge, t. hd. Stootnaad van 
de planken op een dak ; groove in a shingle; 
'rainure de bardeaux. 

Schindelholz, n. hd., v. aissante. 

Schindeln, v. a. hd. Een dak met 
planken, in plaats van pannen, dekken ; to 
shingle, to splint; couvrir de bardeaux. 

Schindelnagel, m. hd , v. claspnail. 


Schindelsparren, m. hd. Sparren 
van een houten dak ; rafter for shingles; 
chevron à bardeaux. 

Schindelwand, f. hd. Tengelwand; 
wainscoting of shingles; revëtement de bardeaux. 


Schindemesser, n. hd. Schilmes; 

flaying-knife; couteau d'écorcheur. 
Schiniren, V. a. lid., v. chiner. 
Sohinirer, m. hd. Wever van stoffen 

met weerschijn ; tabby5weaver; chineur. 

Schipp, n. hd. Slib uit de pekel in 
de zoutziederq ; deposit of brine; dépot de 
]'eau salée. 

Schippe, t. hd. Schuppe v. pelle 
de mineur. Bäcker s. v. mehlschaufel. 


Schippscheere, n. hd. Het tweede 
en derde scheeren van het laken ; second 
and third shearing; seconde et troisième 
tonture. 

Schirbel, m. hd., v. bloom 1). 
Schirdel, m. hd. Donkerkleurige tourmalijn 
; black short; schonl noir, tourmaline. 
Schirlhaar, n. hd. "v. d 'g-hair. 


976 SCHIRM. 

Schirm, in. hd. Schirmmauer, 

V. mur de protection. -Schuine 
oppervlakte van een mijnader; hanging sur 
of a lode; face de Ilion. -face 
Schirmbrett n. hd., V. éeran t). 
Schirmbrettchen, n. hd. der som• 

merladen, Plankjes van een zonnebiin<d 
of jalousie ; screen boards of the windowblinds; 
tringies des persiennes. 

Schirmbretter, n. pl. hd., v. falque. 
Schirmdach, n. hd. Afdak ; penthouse, 
shed tilt; auvant, avant-tuit, mantelet. 

Schirmhut, m. hd. Noed met Bree 
zonnehoed ; padded hat; bourreiet.-den rand, 
Seh'rmlampe, r. hd. Lamp met kap; 

shade 'lamp; lampe à garde-vue. 
Schirmleder, n.hd. Schootsvel ; apron; 
mantelet. 
Schirmmauer, f. hd., V. mur do 
protection. 

Schirmring, m. hd. Ring van een 
regen-of zonnescherm ; umbrella runner; 
coulant de parapluie 

Schirmstock, m. hd. Stok van een 
regenscherm ; umbrella stick; báton a parapiuie 


Schirmwand, f. hd., v. paravent. 
Schirmwerk, n. hd., V. défense t). 
Sehite, f. fr. Soort van geweven ka


toen in Indië ; India cotton cloth; indischer 
baumwollenzeug. 
Schlachtbeil, n. hd. Vleeschbouwers 

bijl; butcher's cleaver; bache de boucher. 
Schlachtblock, m. hd., v. billot a). 
Schlachthaus, n. hd. Slachthuis; 

butchery; boucherie, abattoir. 

Schlachtlaterne, f. hd. Seinlantaarn 
bij een veldslag of aanval ; signal lantern 
for action; (anal de combat. 

Schlachtmesser, n. hd. Vleeschhou


wers mes; butcher's knife; couteau de boucher. 
Schlack, m. hd , v. depot. 
Schlacke, f. hd., v. eisenschlacke 

— V. faliwerk. 
Schlacken, f. hd. Metaalslakken, metaalschuim; 
scoria; scone. v. erzschaum. 
~ S. abschlagen, v. dégager 
3). — Ausgepauschte s. van 
het metaal bevrijde slakken ; bare slags 
bruised; scones dépouilées. ~ S. durchstechen, 
Die s. noch einmal 
schmelzen, ausschmelzen, v. répasser 
les crasses. 

Schlackenableiter, m. hd., v. 

dross-conduit. (plate. 
Schlackenblech, n. hd., v. dam-
Schlackenbrett, n. hd. Vloer of 

grond van hoogovenslakken (in een oven) ; 
bed af scoria; lit de scones. 
Schlackendamm, m. hd. Stichdam, 
Wallstein, v. bridge 18) . 

Schlackenerz, n. hd. Zilvererts, dat 
glasachtig is, op slakken gelijkt; vitreous 
matric of silver resembling scoria; mine 
d'argent vitreuse sernbiable à des scones.

Schlacken!Órmig, adj. hd. Slak


-- SCHLAFER. 

achtig, er uitziende als slakken ; slag formed; 
en forme de scone. 
Schlackenführer, m. hd., v. bar. 
row-man. 

Schlackengang, m. hd. Afloop voor 
de slakken aan den oven ; slag-duc; vole 
de scories. 

Schlackengrube, f. hd. Verzamel 
voor de slakken ; slag-pit; fosse-plaats, put 
de scories. 
Schlackenhaken, m. hd. Slakken 
slakkenijzer; hook for the slags;-trekker, 

crochet aux scories. (hearth. 
Schlackenherd, m hd., v. by-
Schlackenhütte, I. hd. Bergplaats, 

schuur voor de slakken ; shed for the slags; 
putte is scories. 
Selackenkasten, m. hd., v. schlac. 
kengrube. 
Schlackenklein, n. hd., v. grenailles 
de stories 
Schlackenkobalt, m. hd , V. cobalt 
gris. 
Schlackenläufer, m. hd., v. bar


row-man. (loch. 
Schlackenloch, n. hd., v. abstich-
Schlackenofen, m. hd. Oven voor 

het omsmelten der slakken; slag-furnace; 

fourneau à fondre les scones. (feu. 
Schlackenräumer, m hd.,v. cure-
Schlackenschaufel, f. hd Schlac


kenzieher, Schürstab, Schürhaken, 
Schürstachel, v. eure-feu. 
Schlackenscherbe, f. hd., V. eCUelle 
à scorifer. 
Schlackenschicht, f.hd .v. schlackenbrett. 


Schlackenstein, m. hd. Bouwsteen 
van slakken ; slagstone, slagmatt; pierre de 
scone. 

Schlackensticht, m. hd., Het proef 

slakken ; slag raked off at-trekken van de 
First for assay; premiére percée des scones 
pour essai. 

Schlackentiegel, m. hd. Kroes voor 
het smelten der slakken ; cupel of the muffle; 
coupelle aux scones. 

Schlackentrog, m. hd , Waschtrog. 
waschbak voor slakken ; trough for washing 
the slag in; sébile au% scones. 

Schlackenwäscherei, f. hd. Het 
uitwasschen der gemalen of gestampte slakken; 
economy of slag; traitement a part 
des scones. [ken 1). 

Schlackenwerk, n. hd., schlac-

Sehlackenzange, f hd., v. , attrape 
t).

Schlackenzieher, m. hd., v. cure


feu. (Zinn. 
Schlackenzinn, n. het., v. block-

Sehlackig, adj hd.,v. reeremental. 

Schladden, v. a. hd. die taue, 

v. fourrer t) . 
Schlaf, m. hd , v. about t). 
Schlafi'end, adj. hd., v. dormant. 

Schlafer, m. hd., v. courbe hori



SCHLA.FEHEIT. -- 

zontale. ~ S. des vorstefens, y. 
apron i) . ~ S. des binnenstevens, 

v. contre-étrave. — S. des hin 
v. contre-étambord 1).-terstevens, 
Schlaffheit, t. hd., v. fiaccidité. 
Schlag, m. hd., V. edge 6). — V. 
beat-up. v. fallwerk. — V. percée 
4). — Electrischer s., v. cornmotion 
électrique. S. des hahnes 
auf den zündstift, slag van - den 
Laan op het dopje ; blow of the hammer of 
percussion-firelocks on the nipple; choc du 
chien. ~ S. der kutsche, portier van 
een rijtui; ; door; portière. — S. des 
pendels, v. auswurf 1) . — S. des 
ruders, V. coup de raine. ~ S. 
beim segeln, v. bord 1). — S. 
eines taues, slag, draai in een touw ; 
turn; tour. 

Schlagbalken, m. lhd. Slagbalk van 
een sluisdeur; sleeper of a flood gate; dormant 
du milieu •• S einer zugbrücke, 
v. bascule d'un pont levis. 

Schlagbaum, .m. hd. Slagboom ; bar, 
field-gate; barrière. 

Schlagbetten, n. hd. V. anguilles. 

Schlagbogen, M. hd. V. arson 1). 

Schlagbohrer, m. hd. v. durchschlag 
to). 
Schlagbug, m. hd. v. bord t). 
Schlageisen, n. hd. V. ornaments 

4). - Breede steenbouwers beitel; broad 
chisel; laie large. 
Schlagekupe, f. hd., v. untere 
ktipe. o- V. batterie a 5). 
Schlägel, m. hd., V. thonsch1 Igel. 

— V. bat t &t). ~ v. beatle 4). —y. 
marteau a devant. ~ v. bohr 
-fäustel. — S.

und formholz, v. 
block-beetle. — S. den giesssand 
festzuhalten, Stampfer, v. cogneux. 
— Grosser s. Holzerner s. 

V. mailloch 1) 
Schlägeleisen, n. hd. Berggzer, breek 
een punt; pointe lever; levier.-ijzer met 
Schlagen, n. hd. v. ausklopfen. 
~ V. marteler l ). ~ S. und 
nicht schlagen, aanslaan en niet (slechte 
gang van een slingeruurwerk) strike and 
still; sonner et silence. - v. ausmünzen. 
~ Glatt s., v. planer. ~ S. 
bei geschlossener kette, aanslaan 
met gesloten ketting; beating whilst the 
warp is shut; battre à pas ferme, it pas 
clon. - S. bei offener kette, aanslaan 
met geopende ketting ; beating whilst the 
warp is open; battre à pas ouvert. -Auf 
beiden seiten s., v. planer le cuivre. 
— S. vor dem viertel, Warnglöckehen, 
Warnschlag, Vorschlag, 
Schlagezeichen, v. avantquart. 
~ Rund s., v. abründen. 

— Zu viel s., v. écraser. 
Schlagen n. hd., v. martelage. 
Schläger, m. hd., v. batteur. 
Schlägermühle m. hd. Papierglans-
SOHLAGROI3RE. 977 

machine; mill for hot-pressing; moulin a 

polir le papier. 
Schlagestock m.hd.,v. baguette 1).
Schlagezeichen, n . hd . v. avant


quart. 
Schlagfeder, f. hd., v. déclin. •• 

V. clisson. — v. repetirfeder. 
Schlagfederschraube, f hd. Slagveerschroef; 
main spring screw; vis du grand 
ressort. 
Schlagfläche f. hd., v. aire 3). ~ 
(Stahlbahn) v. face , du marteau. 

S. der hahnaushöhlung v. face 
percutant. 
Schlagform, t. hd., v. caucher. 
Schlaggatter, n. hd., v. schlag


baum. [ge 2). 
. Schlaggebühr, m. hd., v. coma-

Schlaggewicht, n. hd. Gewicht van 
het slagwerk; weight to the striking-work; 
poids de la sonnerie. 

Schlagglocke, f. hd. Bel, klok van 
een slaguurwerk ; bell that strikes; cloche 
qui sonne l' heure. 

Schlaggold, n. hd.,v. Blattgold i). 

Schlaghammer, ni. hd., v. form. 
hammer ® v. marteau a devant. 
~ Klophamer; binder's hammer; marteau 
de relieur. 

Schlagholz, n. hd., v. bat 3).
Schlagleine, f. hd., v. carpenter's 

chalk line. 
Schlagleiste, n. hd., v. battement 
2) . 

Schlaglicht, n. hd. Invallende lichtstraal 
(op een schilderij) ; stroke of light; 
coup de jour. 

Schlagloth, n. hd., v. hartloth. 
.. V. paillette t). 
Schlaglothbüchsé, f. hd., v. boite 

a soudure. 
Schlagmacher, m. hd , v. épaneur. 
Schlagmannehen, n. hd., v. jack 

o'the clock. [teur I). 
Schlagmaschine, t. hd., v. bat. 
Schlagmessing, n. hd. Gesmeed geel 

koper; beaten brass; lraiton torgé. 
Schlagnagel, n. hd., v. drücker 5).
Schlagpfahl, n. hd., v. schlag


balken i) . 
Schlagplatte, f. hd., v. frappeplaque. 
Schlagpulver, n. hd., v. knall


pulver. 
Schlagpumpe, f. hd., v. pompa 
brinqueballe. 
Schlagpütse, f. hd. Groote puts; 

great pail; grand seilleau. 
Schlagrädchen, n. hd , v. mil


ling-wheel. 
Schlagrahmen, m hd., v. frame t). 
Schlagrakete, f. hd , v. fusée de 

signaux à pétard b). 

,Schlagröhre, f. hd., v. étoupille 
ä tube avee la mêche de communication. 



 979 SCHLAGItOHRENBTJOHSE -- SCHLEIFBANK. 

Schlagröhrenbüchse, f. hd. Doos 
voor de gezwinde lont; box for the quick 
matches; boite á étoupilles. 

Schlagröhrentasche, f. hd. Zak 
of tasch voor de gezwinde lont; pouch for 
the quick matches; sac a étoupilles. 

Schlagröhrprobe, f. hd., V. cylindre 
d' épreuve pour les étoupilles. 


Schlagrolle, f. hd., v. bobbin t). 
Schlagruthe, f. hd. v. battant t) . 
Schlagsatz, m. hd., v. écharseté 
de loi. (post. 
Schlagsäule, f. hd , v. meeting-
Schlagscheibe, f. hd., v. palette 

d' échappement. 
Schlagschieber, m. hd. Schieter; 
baker's peel; pellen. 
Schlagschwelle, 1. hd , V. schlagbalken 
t) 

. 

Schlagseite, f. hd., V. faux-cotë. 

Schlagsperre, f. hd. Demper voor het 
nachtslag van repetitie horloges; damper, 
mute; sourdine. 

Schlagspindel, f. hd., v. auftief 
meissel. 

Schlagständer, n. hd. Stijl van een 
sluisdeur; king-post of a flood-gate; aiguil 
les de pertuis. ~ V. katsporen. 

Schlagstein, m hd., v. beatingstone. 
— V. block t) -
Schlagstock, m. hd , v. beater 8) . 

V. billot 3). 
Schlagstöckchen, n.hd. von viereckiger 
stahlplatte v. enelumeau. 
Schlagstück, n. hd., Sluitpen van 
een geweerslot; stop of a gun-lock; arrét. 
Schlagstückfeder, f.hd .v. griffel) 
Schlaguhr, n. hd., V. montre à 

repétition. — v. montre a eonnerie. 
••• Tragbare s., reispendule 
striking•watch; engonate. 
Schlagverband, €n. hd. Bintwerk 
van een sluisdeur; frame of a flood-gate; 

fermetdre. 
Schlagweite, f. lid., v. distance 2). 
Schlagwerk, n. hd., v. machine 

a gouttine a). v. clock-work I). 
••• Dumpfes s., slagwerk van een klok 
dat niet aanslaat; dumb clock-work; jeu de toe. 
Schlagwolle, f. hd., v. bourre lanice. 
(quart. 
Schlagzeichen, m. hd. v. avant-
Schlaken, v. a. hd. eines segels, 
Losmaken van een zeil; to unfurl; déferler. 

Schlamm, ni. hd. v. mud. 
Schlämmen, n. hd. v. débourbage. 
Schlämmen, v. a hd. v. laver la 

houille. (terfass. 
Schlammherd, m. lid. v. abläu-
Schlammkrücke, f. hd. v. ráble 

du raffinadeur de sei. 
Schlammküste, f. hd. V. rable 6). 
Schlammlava, in. hd. v. moya. 
Schlamminch, n. hd. v. mud


hole. 

Schlammmühle, r. hd. V. drag t) . 
Schlammpfanne, f. hd. v. écu


moire 1). 
Schlammräumer, f. hd. v. bagger. 
Schlämmschlich, m. hd. Slib, over


schot van het gewasschen erts; washed 
slick; timon de la mine lavée. 
Sehlämmstein, m. hd. Gewasschen 
tinsteen ; washed tin stone; mine d'étain lavée. 

Schlange, f. hd. v. contre—platine. 
— Koelslang ; worm of a still; serpentin. 
~ V. mamiering. S. an der 
spritze, V. hose I). 

Schlangenauge, n. hd. Slangenoog; 
serpent-eye; oeil de serpent. 
Schlangenholz, n. hd. Slangenhout; 
snake-wood; bols de couleuvre. 
Schlangenkrümmung, f. hd. Kron


kelende bocht, slangenlijn ; sinuosity; sinu


osité, fractuosite, serpentement. 

Schlangenleine, f. hd. v. gava


cinière. (tremblé. 
Schlangenlinie, f. hd. v. filet-
Schlangenpapier, n. M. Gemoi


reerd zilverpapier; silver, tissue paper; 

serpent, serpenté. (ge z). 
Schlangenrohr, n. hd. v. schlan-
Sehlangenschnur, f. hd. v ga


vacinière. 
Schlangenstein, m. hd. Serpentunsteen 
; serpentin; serpentine. 

Schlangenzierrath, m. hd. Slangvormig 
sieraad in de bouwkunde; worm 
ornament; tortillis. 

Schlangenzunge, f. hd. an einem 

gitter, v. dard 5). ~ V. ancre de 

muraille. 
Schiaper, m. hd. v. abdämmung 5). 
Schlauch, m. hd. v. hose 1). — v. 

pipe 1). — S. von getheertem 
segeltuch, v. manche de toile 
goudronnée. — v. abtrittsröhre. 

Schlauchspritse, f. hd. Slangbrandspuit; 
fire-engine with a hose; serpent. 

Schlauder, f. hd. v. ancre de 

muraille. 

Sehlauter, m. hd. v brace 5). 
Schlechte ankergrund, m. hd. 

V. mauvais fond. 
Schlechtfárber, m. hd. v. dyer 3). 
Schlechtlöthig, adj. hd. Slecht of 

gering van gehalte (zilver); base, bad; de 
bas aloi. 

Schlee, m. hd. Slee van een sleephel 
sledge, sled; slee.-ling; 
Schlehenbaum, m. hd. Wilde prul 
sleedoorn (Prunus spinosa); black--meboom, 

thorn; prunier sauvage. 

Schleichtreppe, f. hd. v. pas de 

sourie. 

Schleiertuch, n. hd. v. laron. — 

Klares S. klaar, doorzichtig kamerdoek ; 
cobweb-lawn; linon clair. 

Schleifbank, f. hd Slijpbank, slipplank 
; bench for whetting on; bane is émoudre. 
— V. grinding-lathe. 


SCHLEIFBAUM -- SCHLEPPSCHIFFFAHRT. 979 


Schleifbaum, m. hd. v. poutrelle 
trainante. 

Schleifbrett, n. hd v. chevalet 6). 

Schleife, r. hd. V. noeud e 3). 

Schleifen, v. a. hd. v. abschleifen 
1). ~ V. émoudre 1). ~ V. aiguiser. 
~ v. abziehen a). — (Schärfen) 
v. after. — v. glänzen. 

V. dévoyer. — Dünner s. afslippen, 
dunner slgpen ; to thin by grinding; user. 
— Aus dem gröbsten s. v. égriser. 
Klar s. v. dossiren 1). ~ S. der 
kratzen, v. grinding 5). — Auf 
einem rund erhabenen, runde, 
platte, unten aushöhlen oder s.,

V. aushöhlen i). ~ Rautenweise, 
vielseitig, vielförmig s. oder 
schneiden, v. facettor. — Auf dem 
steine s. v. to grind 5). ~ Ein 
schermesser s., v. abziehen 5). — 
Ein tuehsehere s. een droogscheer 
schaar slijpen, vlakken; to set a pair-ders 
of cloths shears; * plancher une force. 
Schleifer, m. hd. v. émouleur 3). 

V. grinder. 
Schleifglas. n. hd. Glas dat geslepen 
moet worden ; cutting glass; verre b gobeleterie. 


Schleifhaken, m hd. Slijpbaak (voor 
groote voorwerpen); hook for hanging scissors; 
crochet d'dmouleur. 

Sehleifhamen, m. hd. Sleepnet; trana


mel, draw-net; traineau. (handle. 
Schleifheft, n. hd., v. grinding-
Schiefknoten, m. hd., v. noeud 

coulant. 
Schleiflade, f. hd. Orgelkist, orgelast; 
sound board; sommier. 

Schleifiaffette, f. hd. Affuit zonder 
wielen, op een slede; sledcarriage; afát á 
traineau. (mill.

Schleifmühle, f. hd., v grinding-

Schleifrad, n. hd. Pol(jstschgf, slijp scbijf 
; wheel of a grinding-mill; roue dun 
moulin à émoudre, à polir. 

Sehleifschaule, f. hd., v. basin 5).
Schleifscheibe, f. hd , für dia 

V. rondeau 2) . -manten 
Schleifschiefer, m. hd., Wetsteen ; 
stone-slate, whet-slate; schiste á aiguiser. 
Schleifspäne, ni. hd , v. abschleifsel. 
Schleifspule, f. hd., V. cannette 
a dé$ler. 
Schleifstein, m.hd.,v. abziehstein. 
~ v. cous. — v. grind 1). ~ Grosser 
s., v. meulard. ~,v. drehstein. 
~ Kasten unter dem s., kast onder 
den slijpsteen (naaldenslijpers) ; chest below 
the grinding-stone; tabernacle. - S. von 
mittlerer grösse, v. oeillard 1).

Sebleifstock, m. hd., v. chaise de 
roue. 
Schleifung, m. hd. einer schornsteinröhre 
v. dévoiement. 
Schleifzeug, B. hd. für glas, 

Werktuig om glas te slijpen ; glass-cutler's 
cutting tool; outil à tailler le verre. 
Schleimig, adj. hd. Slijmachtig; vicous, 
viscid; visqueux. 

Schleimruthe, f. hd. Doorsteker (voor 
gootsteenen enz.); rod for cleaning pipes; 
perche à ddgorger les canaúx. 

Schleimsäure, f. hd., v. acide 
mucique. 
Schleimstock, ni. hd. Verharde nmergel 
; hardened marl; marne endurcie. 
Schleimzucker, m. hd. Slumsuiker ; 
glucose; glucose. 
Schleiszbaum, in. hd. Wilde pinboom 
; pinasler, wild pine; pinastre. 
Schleiszen, v. a. hd., v. ébarber 
les plumes..••d v. peeling I), 
Schleiszenmesser, n. hd , v. peeling-
knife. 
Schlemmen, v. a. hd., v. laver 2).~ V. lavage 6) . 
Schlemmfass, n. hd., v. euve de 
sédement. 
Schlemmgraben, m. hd. Modderkuil 
; miry ditch or hole; bourbier. 
Schlemmpinsei, m. hd., v. brosse. 

Schlempholz, n. hd., des kiels 

V. brion. ... S. vor der klüse v. 
bolster 3). (Reitknie) v. courbe 
de l'étambot b). 
Schlempklotz, n. hd., V. deadwood. 
Schlengel, m. hd., v. estacade 

fiottante. ••. v. madrier 3). 

Schleppboot, n.hd.,v. bugsirboot. 
Schleppdampfboot, n. hd , v. 

bugsirdampfboot. 
Schleppe, f. hd. Plank uit de papier


makers-pers ; felt-board; planchette. 
Schleppen, f. hd., v. madrier 1) 
Schleppen, v. a. hd., ein schiff 

v. bugsiren. — Den anker-s., driftig 
zijn ; to dray the anchor; entrainer ses 
ancres. 

Schleppeisen, n. hd., v. dard I). 

Schleppkahn, m. hd., V. bugsirboot. 


Schlepphaken, m. hd., v crochet 
de prolongo. -Balkhaak, duivels 
dog; renard.-klauwen ; 

Schleppkarren, n. hd. V. brouette 
1). 
Schleppkasten, m hd. Sleepkist (in 
mijnen); sledge; skip; tralneau. 

Schleppkette, f. hd. Ketting omlasten te verplaatsen ; chain for dragging 
weights; chaine à trainer des fardeaux. 

Schleppkübel, m. hd..v. buohet 5). 
Schleppriegel, m. hd. Schuifgrendel ; 
great bolt; grand pêne. 
Schleppsack, in. hd. Baggernet; 
purse net; drague. 
Schleppschiene, f. hd., v. bande 

de frottement. (boot. 
Schleppschiff, n. hd., v. bugsir-
Schleppschifffahrt, f.hd. Sleepvaart, 


980 SCHLEPPSCHUH .- 

geregelde dienst met schepen die gesleept 
worden ; navigation with tow-boats; navigation 
à la remorque. 

Schleppschuh, n hd., v. dard i). 
Schleppseil, n. hd. Jaaglijn, sleeptouw 
; towing-rope; corde á trainer. 

Schleppstrang, m. hd. Touw om 
lasten te verplaatsen, hijschtouw ; rope for 
dragging burthens; cordage à trainer des 
fardeaux. 

Schlepptau, n. hd v. cap de remorqu 
e. 
Schlepptauschiff, n. hd. v. dampf 
bugsirfahrzeug. 
Schlepptonne, f. hd. Sleepton (in 
mijnen) ; sledge; tonneau coulant. 
Schleppwagen, in. M. Trikebol; 
truck; trique-balle. 

Schleppzange, f. hd., v. arque. 

Schleppzangenbank, f. hd., v. 
draw-bench 1). 
Schleppzug, m. hd. Reeks gekoppelde 
rijtuigen; truck-train; train de voitures. 

Schleuper, m. hd., v. brad. 

Schleuse, f. hd., v. écluse 1). 

v. culvert. 
Schleusenbau, m. hd. Sluisbouw; 
construction of a sluice; construction dune 
écluse. 

Schleusenboden, in. hd., v. planeher 
dune écluse. 
Schleuseneinsatz. m. hd. Schleu-
Senfall, v. chamber of a loch. 

Schleusenflügel, m. hd., v. porte 
busquée dune écluse. — v. leaf 3). 
Schleusenkammer, f.hd.. V. cham


ber of a loch, 
Schleusenmauer, f. hd. Sluismuur; 
sluice-wall; Tuur d'écluse. 

Schleusennagel, m. hd. Groote spÜker 
voor sluisdeuren ; sluice-nail; grand clou 
a écluses. 

Schleusenräumer, m. hd. Sluisknecht, 
schoonmaker van de sluis; cleancer 
of sluices; cureur d'écluse. 

Schleusenrost, . m. hd., v. fauxradier. 
Schleusenthor, n. hd., v. porte 
busquée dune eeluse. — Oberes 

S. boven sluisdeur; upper flood-gate; porte 
de tête. — Unteres s. beneden sluis 
lower flood-gate; porte de mouille.-deur; 
Schleusenwasser,n.hd.,v.eelusé 1). 
Schlich, m. hd. Fijngestampt erts; 
slick; slicb, minérei écrasé. ~ v. ab


schleifsel. 
Schlicht, adj. hd., v. einfach 1). 
Schlichtbeil, n. hd., v. doloire 2) . 
Schlichtbohrer, m. hd. v. alésoir i). 
Schlichte, f. hd., v. bekleistern. 

V. chas 3). — V. black-wash. 
Ascbkoek; cinder-paste; pate de cendre. 
Schwarze s., v. enduit noir. ~ S. 
glied, v. moulure lisse. 
.Schliehtebü.rste, f hd. Lijmkwast; 
paste-brush, glue-brush; brosse a toller. 

SCHLIESSANKEII. 

Schlichtefass, n. hd. v. glue-pot 2). 
Schlichteisen, n. hd., v. abstossmesser 
1). 
Schlichten, v. a. hd., v. abschlichten 
1) . ~ V. abputzen 3) . ~ v. aus 

— v. planer 1). ~ v. re--kolben. 
planir 2). — v. buriner 1). ~ v. 
to dress the warp. — v. anschlichten. 
Schlichter, m. hd.; v. apprêteur 1). 
Schlichtfeile, f. hd., v. smooth 
file s. file. 
Schlichthammer, m. hd., v. abschlichthammer. 
— v. plaine. 
Schlichthobel, m. hd., v. glatt 
Halber s. v. demi var-hobel. ~


lope. 
Schlichtkamm, f. hd., v. blatt 4). 
Schlichtkammer, f. hd., v. dress


ing-room. 
Schlie>tklinge, F. hd. Slichtmes van 

den looier ; dressing-knife; lunette. (loir. 
Schlichtmaschine, f. hd., v. col-
Schlichtmeissel, ni. hd., v. chisel 
of a turner. ~ Vlakke beitel van 
den draaier; smooling chisel; ciseaux fins. 
Schlichtmond, ni. ltd. Slichtmaan 

van den looier; perching-knife; guiosse. 
Schlichtpinsel, m. hd. Daskwast; 
softeningbrush; brosse á adoucir. 
Schlichtrahmen, m. hd. Slichtraam; 
perching-stick; herse. 
Schlichtsehlichtfeile, f. hd., v. 

feinschlichtfeile. (polir. 
Schlichtstahl, m. hd., v. fer a 
Schlichtstichel, m. hd., v. burin 

droit. 
Schlichtwinkel, f. hd., v. basil t). 
Schlichtzange, f. hd. Trektang van 

den looier ; callipers for stretching the hides; 

tenaille a etirer les peaux. 
Schlick, m. hd. & eng., v mud. 
Schlickbalken, m. hd. Slgkhout ; 

traverse, sleeper; traverse. 
Schlicker, m. hd. Töpferbrei v. 

barbotine. (nage 2), 
Schlickerarbeit, f. hd., v. , facon-
Sehlickerofen, in. hd. Oven voor het 

bereiden der pottenklei; slip kiln; four à 
rafferniir la barbotine. 
Schlickfänger, m. hd. Slaperdijk; 
secondary dike; digue secondaire. 
Schlickgrund, m. hd., v. fond de 
Vase b). 
Schlickharke, f. hd. Sl(jktrekker, 
slijkhark; mudbarrow; herse à débourber. 
Sehlickpfl.ug, m. hd. Modderploeg; 
mole plough; charrue a débourber. 

Schlickufer, n. hd. Slijkbank, slijkoever; 
. bank formed by the mud; rivage 
formé par le limon. 

Schlieren, m. pi. hd. im glas v. filandres 
2). 

Schliessanker, m. hd. Gevelanker 
in den top van een puntgevel; gable-anchor; 
chaine de fer, ancre. 


SCHLIESSBAR. 

Schliessbar, adj. hd. Sluitbaar, dat 
afgesloten kan worden ; able to be shut; 
qui se ferme. 

Schliessbaum, M. hd. eines hafens 
v boom 1) . 
Schliessblech, n. hd., v. fermoir i). 
••• V. rondelle 3). 
Schliessbolzen, m. hd., v. ehe 
-vilie à goupille. 
Schliesse, f. hd., v. clavette 1). 

— Schuif voor een duiker; shutter hatch; 
vanne, pale. — V. clasp 1). ~ S. für 
langstangen, opsluitspie voor koppel 
cotter for slide-rods; clavette-verbindingen ; 

pour billes (nière. 
Schliesseisen, n. hd., v. auberon-
Schliessen, v. a. hd. eine form v. 

to look up a form. v. aus 

1). ~ Doppelt s., een-schiessen 
slot tweemaal overdraaien , to double lock; 
fermer à doube tour. — Einfach s., 
een slot eenmaal overdraaien ; to single lock; 
fermer á un tour. 

Sehliessenritze, m. hd. eines Bolzens 
v. oeillet d' un boulon. 

Schliessfeder, f. hd. Sluitveer, knipveer; 
locking spring; ressort qui .sert à fermer. 
~ V. coq 1). — S. an thüren, 

V. door-spring locking. [tin 1) . 
Schliessgevierte, n. hd , v. cadra. 
Schliesshahn, m. hd. Sieutelkraan ; 
cock with a lock; robinet á cié. 
Schliesshaken, m. hd , v. auberon. 

— V. fermoir 1). — v. ga,che. — v. 
catch 4). — S. an einem buch v. 
clasp i). ~ S. einer hemmkette 
V. clé de chain d'enrayage. 
Schliessholz, n. hd. Sluitbalk ; underra/
ter; sous-chevron. 
Schliesskappe, f. hd., v. gáche 1). 
Schliesskeil, m. hd. Opsluitwig; wed-. 

ge -coin; clé. 
Schliesskette. f.hd. Sluitketting; fas


lening chain; chaine á fermer. (dog. 
Schliessklammer, f. hd., v. iron-
Schliesskloben, m. hd., v. gáche 1). 
Schliessknien n. hd. Slooiknien ; cheks 

of the head; jouteraux. 
Schliesskorb, m hd. Sluitmand; flap. 

basket; corbeille qui ferme. (toir. 
Schliessmeisel, m. hd , v. écar-
Schliessnagel, m. hd. Grendelbout; 

boltnail of a gate; cheville de verrou. — 

v. mouton de la presse. — v. bolt 
i). •• V. decognoir. 
Schliessriegel, m. hd.. Slot met een 
valletje ; dead bolt; houssette. 
Sèhliessring, ni. hd., v. battant i). 
Schliesssäge, f. hd. Pennezaag van den 

schrijnwerker; tenon saw; scie fine 
Schliessstein, m. hd., v. imposing


stone. — v. chin 2). 
Schliessung, f.hd.,v. feri'neture I). 
Schliff, f. hd., V. absehleifsel. 
Schlinge, t. hd. Schlecht gefass


te, Schlecht angezogene schnur 

-- SCHLOSS. 981 

v. forláehure. — v. lacet I). 
Sehlingerer, in. hd., Schip dat 'sterk 
slingert; rolling vessel; vaisseau rouleur. 
Schlingerptdunen, f. hd. Slingerpardoenen 
; shifting back-stays; galaubans 
volants. 

Schlingenschlagbug, m. hd. Tegenslagboeg; 
bad board; mauvais bord. 
Sehlingerstay, n. hd , v. fau$étoi. 
Schlippen, v. a. hd. das ankertau 
v. filer le cable par le bout. 

Schlitten, m. hd., v. coulisseau 2). 

Geleidstangen van de voedingspomp; 
slide bars for feed pumnps;. galots d'alimentation. 
— v. bohrschlitten. — Slede; 
sledge; traineau. — S. im sägemühle 

V. chariot 2). ~ S. am schiff v. 
défense 1) . — S. für den support, 

geleiders van de leunspaan ; support of the 
chariot; slide. 
Schlittenbalken, m. hd., v. anguilles 
du berceau. 

Schlittenhaken, m.hd.in schneid 
Krabbelaar; see-saw of a cog--mühlen, 
wheel; bascule du rochet. 

Schlittenkasten, m. hd.. Bak van 
een slede; chest of the sledge; bateau de 
traineau. 

Schlittenrad, n. hd. in schneide


mühlen v. cog-work. 

Schlittenständer, m. hd., V. colombier 
3). 

Schlittenwelle, f. hd. Spil van het 
krabbclrad; axle-tree of a cog-wheel; arbre 
du rochet. (patin. 

Schlittschuh, m. hd. Schaaf; skate; 
Schlittschuheisen, m. hd. IJzer 
van een schaats; keel of a skate; fer de 

patin. 

Schlitz, ni. hd., v. einschnit t >. 

•• Kerf, groef in de bouwkunde ; glyph, 
glyphe 

Schlitzeisen, n. ltd. Priem van den 
wever, om de kettingdraden te openen ; separator; 
lame de laiton pour séparer ou 
fendre les fill de la chaise. 

Schlitzen, v. a. hd., v. fendre t). 

Schlitzfenster, n. hd., v. fenêtre 

en 1ézarde. 
Schlitzgraben, m. hd., v. egout t). 
Schlittzmesser, n. hd., v. burin t). 

Schlofen, v. a. hd. Zwak draaien, van 
wol ; to twist sligtly; tordre légèrement la 

lathe. 
Schloischoren, f. hd , v. accore 
de l'étrave. 

Sehlope, f. hd. Lek, opening in een 
dik, waar bet water doorzijpelt; leak of a 
dike; fente. 

Schloss, n. hd., v. lock t). — v.
feuerschloss. ~ v. box-case. 

S. an einem armband v. agrafe 
1). — Blindes s., v. dead-lock. 
Deutsches s. Halbtour s. v. bee 
de cane. — S. mit einer klapfe

9s SCHLOSS. — SCH.LUSSLEISTE. 

der v. federsehloss. — S. mit 
krummen riegel v. lock with a 
curved bolt. ~ S. das nur von 
einer leite her ge<lfinet werden 
kann, slot dat slechts aan eene zijde kan 
geopend worden ; lock than can only be 
opened at one side; serrure tretiiére, trértière. 
— S. das auf zwei seiten zu 
öffnen ist v. bénarde. — Verdreh 

verdraaid slot; forced lock; ser-tes s.,rure 
mêlée. — v. hose 2). •• v. iintensehloss. 


Schloss, n. hd. des bonnets v. 
cié d'une bonnette maillée. 

Schlossarm, m. hd. Hoofdader in 
een mijnwerk ; principal ar'm; bras principal. 

Schlossblatt, n. hd. Schlossblech 

V. corps de platine. — v. couverture 
6). — V. box-case. — v. écusson 
t ), — V. corps de platine. 
Schlossblecheisen, n. hd.. V. potence 
5). 
Sehlossblechform, f. hd., v. maule 
a platine. 

Schlosser, m. hd., v. locksmith. 

Schlosserarbeit, t. hd., V. locksmit's 
wórk n ). Leichte, feine 
s. V. locksmith's work t). 

Schlosserblech, n. lid. Plaatijzer 
voor slotenmakers; sheet iron for locksmith's; 
tole de serrurier. 

Schlosserhandwerk , r,. hd. 
Schlosserei, Slotenmakerswerk ; locksmith's 
art, business; serrurerie. 

Schlosserspitzbohrer, m. hd. V. 
centre-bit 2) . 
Schlosserwerkzeug, n. hd. Sloten 
gereedschap; locksmith's tools; outils-makers 
de serrurier. 
Schlossfeder, f. hd. Slotveer ; spring 

o f a lock; ressort de serrure. 
Schlossgat, n. hd. Slotgat; ,Cd hole; 
trou pour la clé du ton de mat. 
Schlossholz, n. hd , v. fresh-water-
j ack. —S. der stenge v. clé du 
ton de mat. ~ S. des bugspriets 

V. clé de beaupré. (lock. 
Schlosskasten, m. hd., v. box-
Schlossnagel, m. hd., V. clou de 
serrure. — v. che ville ouvrière. 
Schlossreif. m. hd., v. rouet 4). 
Schlossriegel, m. hd., v. nacht 

— v. bolt--lock. — Mit drei-riegel. 
s-n. ; versehen sein v. empénage. 
Schlossspieker, m. hd , V. clou de 
serrure. 
Schlosszirkel, m hd., v. compas 
à coulisse. 
Sehlot, m. hd., v. esse hd. Q). 


Schluchtfeile, f. hd., v. bastard


feile. 

Schluff, m hd. Magere klei ; poor clay; 

argile maigre 

Schlug, m. hd. Slechte soort van 

barnsteen ; amber of the fourth quality; 

ambre de la quatridme espèce. 

S.chiummerkissen, m. hd.. v. 

oreiller. 
Sehlumpen, n. hd , V. droussage. 
Schlumper, m. lid. , V. drousseur. 
Schlund. mb hd., v. gieht. 

Raum zwischen bauch und s. 
Bovenkegel van den hoogoven; space of 
the furnace between the belly and the mouth; 

grande masse. 

Schlundröhre, t. hd. Schiungróhre. 
Zuigpijp; sucking-pipe; tuyau aspiratoire. 


Schiunt, f. hd. Schlunsje, v. fa


nal sourd. 
Schlussblatt, n. hd., v, égohine i). 
Schlussbrett, n. hd., V. falle 3). 
Schlüssel, m. hd., v. cié 1 & 3). 

Sleutel van een werktuig; whinch; pistolet. 

— S. zum anziehen, v. cie de 
serrage. — v. federschraube. 
Gut ausgebohrter s., goede pijpsleutel; 
key well drilled or that has a good 
pipe; clé bien forée. ~ Ganzer s.. vole 
sleutel; whole key; clé à bout. — Ge 
Ge-bohrter s., v. piped key. — 
-spaltener s., v. clé anglaise. 
Schlüsselbalken, t. hd., v. enehevêtrure 
2). 
Schlüsselband, n. hd., v. crampon 
1). 
Schlüsselbart, m. hd., v. barbe 
3), ^ Erhöhung am s., v. hayve. 

— Einen s. einstreichen, V. einstreichen 
i). 
Schiusseibiech, n. hd., v. cacheentrée. 
— v. écusson >t) . ~ Doekenförmiges 
s., v. baluster i). 

Schlüsselbund, m. hd., v. bunch 

of keys. 
Schlüsseldorn, m. hd. v. broche i). 
Schlüssolfiäche, f. hd. länge der 

V. keilffläche. (chet 3). 
Schlüsselhaken, m. hd., v. cro-
Schlüsselkette, i. hd., v. clavier t). 
Schlttsseikluppe, f. hd. v. gag 
to tie up the key bit. 
Schlüsselknopf. m. hd. Sleuteloog 

of knop; key-button; bouton de clé. 
Schlüsselloch, n. hd , v. entrée t). 
Sehlüsselloehdeckel, m. hd., V. 

cache-entrée. 
Schlüsselreif, m. hd. Werk, kruis 
een sleutel ; ward; rouet.-werk in 
Schlüsselring, m. hd., v. anneau 

d'une elé. 
Schlüsselrohr. n. hd., v. barrel 4). 
Schlïisselsehaft, f. hd. Lijf van 

den sleutel; shank of the key; tige de clé. 
Schlüsselschild, n. hd., v. écus


son t). 
Sehlussgänsefuss, m. hd.,, v. close. 
Sehlusshängesäule, f.hd.-Sluitstuk, 

sleutel van een hangstijl ; king post; moise 
pendante de clé. 
Schlussleiste, t. hd., v. cul-delamp 
3) . 


SCHLUSSNAGEL. 

Schlussnagel, m. hd. v. chevilleouvrière. 
Schlussreif, m. hd. Sluithoepel, kim 


hoepel ; tophoop; sommier. 
Schlussriegel. m. hd., v. arrétant. 
Schlusssäge, f. hd. Sleutelgatzaag; 

fine saw; scie fine. 
Schlusssteg, m.hd.,v. anlegestege. 
Schlussstein, n. hd., v. clé d'un 

are. ••• Sluitsteen; closer, stretcher; clou soir. 
~ S. auf einem brunnenrande, 
v. brunnenbrüstung S. mit 
haken oder absitzen, Haakvormige 
sluitsteen ; crosette key; clé b crosettes. 
~ Hängender oder vorspringender 
s., doorhangende sluitsteen ; hanging, 
protuding key; clé pendante et saillante. 
~ Hervorstehender s., vooruitspringende 
sluitsteen ; bossage key; clé de bossage. 
— S. an einem thür oder 
fenstersturz, sluitsteen van een strik; 
platband key; cié de platebande. 

Schlusszierrath, n. hd., v. cul 
de lampe 3) . 

Schmack, f. hd. Smak, soort van 
vaartuig; smack; semaque. -Sumak ; su mach; 
sumac. 

Schmackgar, m. hd. Met sumak gelooid; 
dressed with sumac-bark; corroyé 
avec de l'écorce de sumac. 

Schmal, adj. hd. Nauw; narrow, tight; 
étroit, efúlé, étranglé. 
Schmaldauben, f. pl. hd. Smalle 

duigen ; narrow staves; ligules. 
Schmäle, f. hd., v. étrecissure. 
Schmaleisen, n. hd IJzer dat na 

bet blusscben van 't vuur in den oven 
bl q f t ; iron remaining in the furnace after 
the fire; (er qui reste dans Ie fourneau 
apres que le ¡eu est éteint. 

Schmalen, n. hd.. Auf der s. sei


te V. champ -2). 
Schmalholz, n. hd., v. menu 1). 
Schmalkalder's compass, eng., v. 

boussole à réflexion. 
Schmalleder, n. hd. Dun leder, gespouwen 
leder; thin leather; cuir à oeuvre. 

Schmalmaul, n. hd. Tang reet hau wen 
bek ; slide-plyer; tenaille h bouche 
étroite. 

Schmalschiff, n. hd., v. schmack. 
Schmalschneiden, n. hd , v. engschneiden. 
Schmalzen, t. hd., v. einfetten 
t). 
Schmalztrog, M. hd., V. ein 

-schmalztrog. 
Schmant, m hd., v. limon I). 
Schmaragd, M. hd., v. emerald. 
Schmaragdgrün, n. hd , v. eme


rald-green. 

Schmaragdspath, in. hd. Groen 
veldspath; green feldspath, smaragdite; feldspath 
vert.. 

Schmarting, f. hd., v. fourrure 3). 
Schirasche, f. hd. Schmase, Be-

SCHMELZFAYENCE. 983 

reid lamsleder; dressed lambskin; agnelin, 
peau d'agneau preparee. 
Schmauchfeuer, n. hd., v. enfumage. 
Schmeerkalk, m. hd. Gezifte kalk; 
superfine lime; chaux superfine. 

Schmeisswerker. In. hd. Mijnwerker 
die hoog loon trekt; workman earing 
high wages; mineur á haut paie. 

Schmelz, m. hd., v. émail I). 

V. frit 1). ~ S. losmachen v. éelater 
4). — Das dickste stück s. 
zum auftragen, dik stuk email ; thick 
piece of enamel; canon. ~ Auch auf 
der kehrseite s. auftragen v. contre-
emailler. — Einen durchsichtigen 
S. unscheinbar und bleifarbig 
machen, een dik email doorsch41nend 
maken met lood ; to render a transparentsrneltinoliderent 
an'l leaden; bordoyer. 
Schmelzarbeit, f. hd. bei metall 

V. fusion. — S. mit schmelz über 
v. emaillirte arbeit.-ziehen 
Schmelzarbeiter, m. hd., v. émailleur 
1) . 
Schmelzbar, adj. hd. v. gezielte. 
Schmelzbarer Stöpsel, m. hd., v. 

bouchon fusible. 
Schmelzbarkeit, f. hd., v. fusibilité. 
Schmelzbarmachung, t. hd., V. 

eeration. (émail. 
Schmelzblau, n. hd., v. bleu d' 
Schmelzbogen, n. hd Plank of blad 

waarop de hoeveelheid gesmolten metaal 
wordt aangeteekend ; leaf on which the amount 
of molten metal is marked; feuille de nmouvement 
de la fonderie. 

Schmelzbrod, n. hd , v. enamelling-
cake. 

Schmelzbuch, n. hd. Smeltboek 
(eener gieterij); ledger of the foundery; régistre 
de fonderie. [111 

Schmelzeisen, n. hd., v. cast-iron 
Schmelzen, v. a. hd., v. to melt, 

v. ausschmelzen l) . — v. fusion. 
• v. melting of colors. — v. 
to cast a i). — Eisen in klumpen 
s., v. mazer. — S. vor dem lothröhre, 
voor de blaaspijp smelten ; to melt 
by the blow-pipe; fondre par le chalumeau. 
Die schlacken noch einmal s., 

V. repasser les Brasses. — Von 
neuem s., v. monter un creuset. 
Unvollständiges s. oder 

schmieden der metalle v. dou


blure 3) . 
Schmelzer, m. hd., v. fondeur 1) . 
Schmelzerde, f. hd. Smeltbare, niet 

vuurvaste klei; fusible-clay; argile fusible. 

Schmelzesse, f. hd., v. chaufi'erie 
1). (farbe. 

Schmelzfarbe, f. hd., v. email-
Schmelzfayence, f. hd. Fayence 
met tinglasuur; stanniferous earl henware; 

faïence émaillée, stannifère. 


984 SCHMELZFEILE. 

Schmelzfeile, f. hd., v couperet l). 
Schmelzfeuer, n. hd., V. feu de 

reverbère. ••• V. enfer 2). 
Schmelzform, t. hd., v. mould &). 
Schmelzgemälde, n. hd., v. pein


ture en émail. 
Schmelzglas, n. . hd., v. êmail 1) . 

•.. V. entigorium. 
Schmelzgrube, f. hd., V. fosse 5) . 
Schmelzhafen, m. hd., V. ereuset 
11). 
Schmelzherd, m. hd., v. fourneau 
de fusion. 

Schmelzhütte, f. hd., V. fonderie 
1). Katalanische s., v. catalane. 


Schmelzkanten, f. pl. hd. Slecht 
afgesmolten kanten ; fringes of bugler-work; 
dentelles de jais. 

Schmelzkelle, f. hd., v. einsetz


löffel. 
Schmelzkessel, m. hd., v. fosse 5). 
Schmelzkind, f. hd., v. erzkunde. 
Schmelzkünstler, M. hd , v. émail


leur 1) . 
Schmelzkupfer, n. hd., v. arco 2). 
Schmelzlampe, t. hd., v. blas


lampe. 
Schmelzlöffel, m. hd., v. aus


schöpf kelle. (leur. 
Schmelzmaker, m. hd., v. émail-
Schmelzmalerei, f. hd., v. pein


ture en émail. 

Schmelzmasse, f. hd., v. mixtion 
ii). ••• S. mischen v. to proportion. 


Schmelzofen, m. hd., v. meltingfurnace. 
— V. four de verrerie. 
~ V. fournaise 2). ~ S. in labo. 
ratorien, chemische oven ; furnace used 
in the chemical laboratories; acanor. ~ S. 

untar zwölf fuss, middelsoort oven ; 
furnace bellow 12 feet; moyen tourneau. 
Innerer raum eines s-s. v. mas 

-lif t). 

Schmelzofenwände, t. pl. hd. 
Wanden van den oven ; walls of a melting 
furnace; morts -mur. , 

Schmelzpfanne, f. hd., v. melting 
pan. 
Schmelzpunet, m. hd., v. mei


ting-point. [pe 1). 
Schmelzrohr, n. hd., v. blow-pi-
Schmelzröhrehen, n. hd., v. bla


seröhrchen. 
Schmelzsilber, n. hd. Zilveroxide; 
oxyd of silver; chaux d' argent. 
Schmelzstahl, m. hd., v. acier 
naturel. 
Schmelztiegel, ni hd., v. ereuset 
2) . ~ V. bassin de fusion. 

V. ereuset pour la fusion du ver 
groote smeltkroes;-re. ~ Groszer s., 
coffin; gazette. - S. rothglühend 
machen, de smeltkroezen voorwarmen ; 
to bring up the melting pots; - donner aux 

SCHMIEDEHERD. 

creusets la chaleur dite chaude au rouge. 
~ Vordertheii eines s., v. laiterol. 
Schmelztiegelofen, m. hd., v. four


neau à ereuset. 
Schmelztrog, m. hd., v. melting


trough. 
Schmelzung, f. hd., V. fusion. 
Schmelzungsmittel n. hd • v 

Huss l). 
Schmelzwerk, n. hd., v. email


lirte arbeit. 
Schmelzzeug, n. hd , v. castings. 
Schmerbüchse, f. hd., v. botte à 

graisse. 
Schmererz, n. hd. Looderts ; plumbago 
ore; mine de galène. 
Schmerkalk, m. hd. Vette kalk ; fat 
lime; chaux superfine. 
Sehmerstein, m. hd. Speksteen ; ste


atite; pierre de lard. 
Sehmergel, m. hd., v. émeri. 
Schmergelleinwand, m. hd., v. 

emery-cloth. 

Sehmergeln, v. a hd. Met amarilpapier 
schuren ; to rub with emery; polar 
avec do l'émeril. 

Schmergelpulver, n. hd., v. eme


ry-powder. Ozer). 
Schmergelscheibe, f. hd., V. gla-
Schmergelstein, m. hd., v. émeri. 
Schmergelzeug, m. hd., v. emery


coth. 
Schmetterlingsventil, n. hd., v. 
butterfly- valve. 
Schmied, m. hd., v. forgeur. — 

v. forgeron. ~ v. fahnenschmied. 
v hammerarbeiter. 
Schmiede, t. hd., y• forge 1). 
Eine grosze s., v. forge s). 
Schmiedeamboss, m. hd., v. enclume 
1). 
Schmiedearbeit, f. hd., v. ouvrage 
de forge. 
Schmiedebalg, m. hd., v. blastapparatus. 
Schmiedeeimer, m. hd. Smidsemmer 
(om af te koelen); forge-bucket; seau de forge. 
Schmiedeeisen, n. hd., v. fer battu. 
~ v. for ductile. ~ v. for ñbreux. 
— v. for forgé. 

Schmiedeesse, f. hd., Schoorsteen 
van een smeevuur; chimney of a forge; 
cheminée de forge. 

Schmiedefeuer, n. hd., v. forgecheminée. 


Schmiedeflecken, m. hd. Hamerslagen 
(zichtbare) op snieewerk ; forge-mark, 
hammer-mark; témoin. 

Schmiedegeräth, n. hd., Smidsgereedschap 
; smith's tools; outits de forgeron. 

Schmiedehammer, m. hd., v. marteau 
de forge s. forge a) . — V. 
ferretier. ~ v. handfäustel. ••• 
Scharfbahniger s. v. foncoir. 

Schmiedeherd, m. hd. Smidshaard, 
smeevuur; heating furnace; four de chauferie. 


SCHMIEDEEISEN. --SCHNALLENBÜGEL. 985 


Schmiedeeisen, n. hd., v. eisen 4) . 
~ V. bidons. 
Schmiedekohle, f. hd., v. charbon 
do terre. 
Schmiedekunst, f. hd. Het smeden; 
smilhing; art de forgeron. 
Schmiedemaschine, f. hd., v. forging-
machine. 
Schmiedemeissel, m. hd. Schrooi ijzer 
; forging chisel; hachard. 

Schmiedemeister, m. hd. Meester• 
knecht in een smederij; master smith; maitre 
forgeron. 

Schmieden, v. a. hd., v. marteler 
i ). — S. im gesenken v. estamper 
1), ~ Kalt s. v. to hammer 1). 
~ Rund .s., v. bigorner. Von 
viereckigem eisen s., v. forging 3). 

Schmiedeschlacke, f. hd , v. eisenschlacke. 
Schmiedesinter, M. hd., v. battitura. 
Schmiedesse, f. hd., v. Schmiedeesse. 
~ v. chauferie i). 
Schmiedestock, m. hd. Aanbeeld 

-

blok; anvil-block; billot de l'encume. 
Schmiedezange, f. hd., v molette 
5). 
Schmiedkohle, f. hd., v. houille 
coulante ou grasse. 

Schmiedweise, n. hd. geschlagenes 
tau v. cordage en queue de 
rat. 

Schmiege, f. hd., v. ébrasement. 
.^ V. angle-bevil. ~Schuine vensteropening 
in een muur; embrasure of a win(
low; sauterelle, faux biveau. o V. sauterelle 
de mitre s. mitre. 

Schmiegen, v. a. hd., v. to bevel 
1). ~ Eine wand s., een muur metselen 
onder een bepaalden boek ; to slope 
a wall; éíever un mur sous un angle oblique 
déterminé. 

Schmierachse f. hd. gewöhnliche 
achse v, essieu ä cambouis. 
Schmierbüchse, f. hd., v. botte 
à graisse. 

Schmiere, f. hd., v. fause-coupe. 

V. enduit 3) . — v. bellows 1) . — 
V. grass 2). 
Schmieren, n. hd., v. lubrication, 
Schmierkammer, m, hd., v. chamber 
2) . 

Schmiergordingen, f. pi. hd., v. 
égorgeoir. 
Schmierleder, D. hd., v. euir gras. 
Schmiermittel, n. hd., v. enduit 3). 
Schmierofen, m. hd. Pikoven ; pitch 

furnace; fourneau a poix. 
Schmierpfanne, f. hdSleebedding;

. 

launching-plank, sliding-plank; sole du berceau. 
Schmierproppen, m. hd. Smeer


proppen ; plug; tampon. 
Schmierquast, m. hd. v. guipon. 
Schmierrack, n. hd., v. racage 2). 

Schmierwerg, m. hd., v. syphonwiek. 
Sehmiete, f. hd. Hals van 't grootzeil 
tack of the main-sail or fore-sail; covet. 
Schminke, f. hd., v. rouge en 

feuille. 
Schminkstein, m. hd., v. glimmer. 
Schmirgel, m. hd., v. émeri. 
Schmirgelleinwand, f. h(l. 

Schmirgelzeug v. émery-cloth. 
Schmirgeln, n.hd. v.draw-boxing. 
Schmirgeln, v. a. hd., v. glazing 

4), — Der buchsenröhre s., v. 
draw-boring. 
Schmirgelpapier, n. hd., v. eme 
-ry-paper. 
Schmitze, f. hd„ v. dyeing. — v. 

écriteau x. 
Schmitzen, n. hd., v. dubbling. 
Schmitzen, v. a, hd., v. doubler 1). 
Schmuck, n, lid., v. ornement. 
Schmuckkasten, m hd.Schmuck


kästchen, v. écrin. 
Schmucknadel, f.hd.,v. brouch 1). 
Schmuekwaaren, m. /id., (un


echte) v. bronzeschmuck. 
Schmutz, ni. hui. vom feuer v. 
buissure. 
Schmutzbehälter, m. hd., v. mudchest. 
Schmutzbogen, m. hd., v. maculature 
1). 
Schmutzbuchstabe, m. hd., v. 
ordure. 
Schmutzen, n. hei., v. dubbling 

v. encrassement. (hole. 
Schmutzloch, n. hd., v. mud-
Schmutzpapier, n. hd., v. maculature 
I). 
Schmutzriss, m. hel. Ruwe schets, 
schrap ; rough-sketch; minute. 
Schmutzthor, n. hd., v. clean


ing-door. (titre. 
Schmutztitel, m. hd , v. avant-
Schmutzventil, n. hd., v. ablass


hahn. 

Schnabel, m. hd. am blasbaig v. 
bee 3) . — S. einer lampe v, bee 
a gaz. — S. einer gieskanne, bek 
van een grietlepel ; gullet; bee. •• S. 
einer zange v. knob. 

Schnabeleisen, n. hd. Friseertang der 
kappers ; curling-iron; fer /t friser. 

Schnabelring, in . hd. Ring aan het 
wagenkrat, om zeilen vast te maken ; ring 
at the rack of a waggon; bande d'empanon. 

Schnabelschiff, m. hd. Schip met 
scherp galjoen ; ship with a pointed beach; 
vaisseau a bee. 

Schnabelzange, f, hd., v. pince 
plate. — v. attrape 2). — v.krummzange 
t ). — v. croche. ® v. crampe. 

Schnalle, f. hd., v. boucle 3). 

V. chevalet d' une presse d' imprimerie. 
~ v. botkin 3). 
Schnallenbügel, in.hd.,v.ehape 5).

83 


 

986 SCHNALLENDORN. -

Schnallendorn, m. lid., v. ardil


lon. [pe 5) . 
Schnallenhaken, in. hd., v. chaSehnalienrie.
men, in. lad. Riem met 

gesp ; buckle-straf); oreille. 
Schnallenring, m. hd., v. mail 1). 
Schnallenschmied, in. lid Gespen 


maker; buckle-maker; fabricant de boucle. 
Schnallenzange, f. hd , v. pince 
à boucle. 

Schnappen, mhd. der wage, Doorslag 
van een weegschaal ; turn of the scale; 
trait pie balance. 

Schnapper, in. hd., v. bascule 
d' un loquet. 
Schnäpper, in. hd. Lancet; lancet; 

lancette. [ion 1). 
Schnäpperlein, n. hd., v. papil-
Schnappfeder, f. lid., v. catch


spring. [ette 1). 
Schnappkarren, ,n. lid., V. brou-
Schnappmesser, in. hd , V. cow 

teau pliant. 
Schnarchventil, f. h.d., v. dampf


klappe. 
Schnarre, f. hd. Ratel ; rattle; crécelle. 
Schnarreisen, n. hd., v. bickern 3). 
Schnarren, n. hd. Zittérn des 

drehstahls, V. broutage. 
Sehnarrrädchen, n. hd., v. machine 
à bobine. 
Schnarrrolle, f. hd. der golddrahtzieher, 
V. chanterelle 1). 

Schnarrventil, n. hd. Niet goed sluitende, 
af blazende veili heidsklep; sniftingvalve; 
soupape renifante. 

Scharrwerk, n. hd. Basregister; bass 
of an organ; bourdon d'orgue. 
Schnau, f. hd. Schnauwschip ; snow; 
senau. 
Schnaumast, ni lid. Schnauwmast; 
try-sail mast; mat de senau. 
Schnausegel, n. hd. Schnau omzeil ; 
try sail; voile de senau. 
Schnauze, f. hd. Neus. hek van een 
kan ; mouth of the vase; bee de vase. •M• 

S. einer dachrinne, v. gargouille 
t). — V. evasement u). ~ v. faucet t). 
Schnecke, f. hd., v. colimacon. 

V. come de bélier. ~ v. conti 
v. conveyer.-nue de chariot. 
— V. limaron n. ^ V. fusée a 3). 
~ S. einer säule v. helical 2). 
Gang an der s., v. pas de fusée. 
Schneckenachse, t. hdMiddelpunt

. 

van een snek of ionische volute; axis of a 
volute; axe de volute. 

Schnekenauge, n. hd., v. auge 6). 
~ Middelpunt van een spiraallijn ; centre 
of a helix; centre d' une spirale. 

Schneckenauslaufer, m. hd 
Schneckenablaufer, spil van het 
snekrad in horloges; fusee arbor; arbre à 


fusées 

Schneckenbohrer, n). hd., v bohrer 
5) ~ v. persoir en spirale. 


SCHNEIDBOHRER. 

Schneckendrehstift, f. hd., v. 
schneekenauslaufer. 

Schneckenfeder, f. hd., v. haar 
-feder. 
Schneckenförmig, ads. hd. ge 
einer säule, spi--wundener pfUhl 
raal windingen om een kolom; spire; spire. 

S. treppe, V. escalier en limaco. 
Sehneekengewinde, u. hd. Spiraal-' 
winding; helix, whirl; tour en ligne spirale. 
Schneckengewölbe, n. hd. Slak 

-

gewelf ; spiral vault; voute en limacon. 
Schneckenkegel, ni. hd., v pas 
de fusée. 
Schneekenkreis, m. hd. Spiraallijn ; 
spiral, spiral line; ligne spirale. 
Schneckenlinie, f. hd Schrau


benline, Schroetgn; helix; helice, spirale. 
Schneckenmühle, f. hd., v. ar 
-ehimedes'screw. 
Schneckenperpendikel, . hd. 
Loodlijn in een spiraal ; cathetus of the vo 
cathdte de la volute. -lute; 

Schneckenpflug, m. hd. Sneeuw. 
ploeg; snow-plough; traineau à •frayer des 
chemins dans la neige. 

Schneckenschuh, In. hd. Sneeuwschoen 
; snow-shoe; raquette. 

Schneckenrad, n. hd., Liggend 
waterrad, turbine; turbine; turbine. - v. 
roue de fusée. — S. mit schraube, 

V. engrenage a vis sans fin. 
Schneekenschneidzeug, F. lid., V. 
fuzee-engine. 
Schneckenstein, m. lid. Mica met 
talksteen aderen ; conchite; mica avec talc, 
stéatite. 

Schneekenstengel, m. Schneckenstütze, 
f. hd. Stut, grond van de 
spiraal; honey-suckle ornament; tigette. 

Schneckentopas, m. hd. Saxische 
topaas ; lack-lustre; topas de saxe. 

Schneckentreppe, f. hd., v. escalier 
en limaco. — Hängende s., 
hangende wenteltrap ; suspende 1 well staircase; 
vis de St.Gilles. — Stufe einer 
s., v. marche gironnée. 

Schneckenwindung, f. hd., v. 
Schneckengewinde. 
Schneckenzapfen, m. hd., v pigeon 
de renvoie s. pigeon a). 

Schneckenzug, m. hd., v. sehnec 

-kenkreis. 

Sehneegyps, tU. hd., v. chaux 
sulfatée niviforme. 

Schneeschirm, m. hd. Schneeab


leiter, Schneewand, v. éeran 

paraneige. 

Schneidbacken, f.hd.,v. backeni). 

Schneidbank, f. hd , v. beo d' 

ane b) . 

Schneidbohrer, m. hd., v. bohrer 
.5). ` ^-Einschneidiger s., boor 
die slechts aan eene zijde geslepen is ; single-
chamfered drill, single-cutting drill; vilebrequin 
aver une méche tranchante. 


SCHNEIDBRETT. -- 

Vierschneidiger s., v. quadran


gular broach. (board. 
Schneidbrett, n. hd., v. cutting-
Schneide, f. hd., v. edge 1). ~ 

V. cutting-edge. ~ v. burin 7). ~ 
Scherpe kanten van een degen ; cut; taille 
dune épée. — Vouw of fouw van een 
beitel ; edge; biseau. ~ v. bit of a Bohrer. 
— Neus van het galjoep ; edge of 
the beak; aiguille. ~ v. bit hd. — S. 
kante einer bayonnetkiinge, v. 
edge 5) . ~ Bogenförmige s. am 
hohlbohrer, v. quill-bit. — Dünne 
S. an der queraxt, v. planche 
5) . — Scharfe s., V. fine edge s. 
edge. 
Schneidebank, m. hd., v. etabli 2). 
Schneidedemant, m. hd., Schneidediamant, 
v. diamant a rabot. 

Schneideisen, n. hd., v. filière 
simple s. filière, b) — v. fenton 
2). ~ v. nail rod. ~ Glassnipzer; ed,
ging-tool; fer à trancher. 

Schneidemesser, n. hd., v. cutting-
knife. — v. coupe-queue. 
v cutting—room. — Af braarnmes der 
lettergieters ; kerning knife; écrénoir. 

Schneidemühle, f. hd., v. moulin 
ä scie. 


Schneiden, v. a. hd., v. couper i). 
~ v. to bit 2) . — i. reissen. — (Zu. 
schneiden des draths) v. coupage. 

— Den flachs s., v. couper le lin. 
^ Der länge nach s., v to cut 2). 
^ Das gold s„ het goudblad snijden; 
to cut; couper. — Bautenweise, Viel 
Vielförmig s., v. facetter.-seitig, 
Schneidenadel, f. hd., v. carrelet 
1) . 
Schneidend, adj. hd., v. durch 
-dringend. 
Schneider, in. hd. Kledermaker ; tai-lor; 
tailleur. 


Schneidereisen, n. hd. Persijzer van 
den kledermaber; tailor's goes; fer à repasser. 
Schneideritze, f. hd., Valsche sne


den, kras op glas; scratch; langue 

Schneidernadel, f. hd Kledermakersnaald; 
tailor's needle; aiguille de tailleur. 
Schneiderring, nl. hd. Vingerring, 


naairing; tailor's thimble; dé sans fond. 
Schneidewaarenhandel, M. hd., 


V. edge-tools. 
Schneidewalzen, f. pl. hd. (Ge 
verstaald, scherp-stahter theil der) 
gedeelte der snijrollen ; acerous part of the 
slitting roller: tranchant de fenderie. 


Schneidewerk, n. hd , v. eylindres 
fendeurs. — Scheiben eines 
s., V. cutter 9). 

Schneidezirkel, m hd , v. cutting 

compasses. 
Schneidig, adj. hd., v. edged. 
Schneidfeile, f. hd., v. cutter 4). 
Schneidklotz, v. chevron 1). 
Schneidkluppe, f.hd.,v. f li®re be). 

SCHNELLROLLE. 987 

Schneidlade, f. hd., v. hachoir .{). 

Schneidleder, n. hd. Uitsngleder 
voor zolen ; leather to be cut to soles; cuir 
a repartons. 

Schneidmaschine, f. hd.,v. breaking-
machine. 

Schneidmeissel, m. hd., v. clea. 
ver 2). — Beitel van den naaldenmaker; 
chisel; tranche. 

Schneidmesser, n. hd , v. chopping-
blade. — v. cutting knife 1). 
Schneidmodel, n. lid., v. cutting 

gauge. 

Schneidmtihie, m. hd., v. brettermühle. 
— S. mit säge ohne 
ende, zaagmolen met lintzagen ; saw-mill 
with endless saws; moulin á stier muni de 
sties sans fin. 

Schneidplatte, f. hd., v. cutting 
plate 2). 
Schneidrad, n. hd , v. cutting 
plate 1) . — V. cutter 4) . 
Schneidsäge, f. hd., V. cutting 
cylinder. 

Schneidscheibe, f. hd., v. cylindres 
fendeurs.—v.cutting-plate i). 
Schneidstahl, in hd., v. burin 9) . 

— V. planing-tool. 
Schneidstein, m. hd., v. pierre 
allaire s. pierre a). 
Schneidstichel, rn. hd. Graveerijzer 
met punt; sharp graver; ciselet pointu. 
Schneidwalzen, n. hd , v. cylin


dres fendeurs. 

Schneidwerk, n.hd.,v fonderie 2). 

Schneidwerkzeug, o. hd., v. ed


ge-tools. 

Schneidzeug, n. hd., v cutter 9) 
Schneidzirkel, m. hd., v. cutting 

compasses. 

Schnell, adj. hd., v. fast. 

Schnellbalken, m. hd., v. bas


cule 1) .

Schnellbleiche, f. hd. Snelbleek, 
chloorbleek; chemical bleaching; blanch issage 
chitnique. 

Schneller, m hd., v. docke Z). 

— v. declin. — V. chasse navette. 
Gezahnter s., v. bascule a 

pigeon. 
Schnellfeder, f. hd., Y. bascule 

de fermeture aux portes. 

S chnellfiuss, m . hd., y. fiuss 5) . 

Sehuellharz, n. hd., v. caout


chouc. 

Schnellkutsche, f. led., v. dili


gence.

Schnelllade, f. hd. Snellade ; fly


shuttle lathe; battant volant. 

Schnellläufer, m. hd., v. clearer. 

Schnellloth, n. hd. Tinsoldeer; soft 

solder, tin solder; soudure tendre, soudure 

blanche et molle. 

Schnellpress, f. hd., v. dampf


presse. 

Schnellrolle, f. hd Snek, snekrad 


988 SCHNELLSCHIFF - 

van een draaibrank ; speed, pulley; poulie 
h plusieurs diamètres. 

Schnellschiff, n. hd. Snelle zeiler; 
fast sailing vessel; vaisseau hon voilier. 

Schnellschreibekunst, f. hd. Stenogratle 
; stenography, tachygraphy; sténographie.


Schnellschütze, F. hd., v. caribari. 
tl•• Langliche vertiefung an 
der s , V. botte 4). 

Schnellsegler, m. hd , v. clipper. 
Schnellsetzkasten, m.hd.,v. casse 
tacheotype. 
Schnellwaage, f. hd., v. balance 
a croe. ••• V. bascule d' un métier. 

Schnellwagering, ni. hd. Ring van 
een unster ; steel-yard ring; tourillon, touret 
d' une romaine. 

Schnellwagezapfen, m. hd. mes, 
steunpunt van een unster; plug of the steel 
yard; broche de la balance romaine. 

Sehneiwallze (n.) t. hd., v. 
clearer. 

Schnellzug, m. hd. Sneltrein ; fasttrain; 
train de grande vitesse. •• v. expresszug. 
[pille 1). 

Schnellzünder, m. hd., v. étou-

Schnepfe, f. hd., v. bécasse. 

Schneppenbeil, n. hd. Puntig toeloo


pende bil ; peaked axe; bache iaconnée. 
Schniedel, m. hd., v. éclisse. 
Schnitt, m. hd., V. coup 11). •• v. 


kerf. ~ v gravure 2) . — v. durch 

2). ~ v. edge t). Vorm-schnitt 

van een gewelfboog; section; trait dune 

voute. — S. und nachtschnitt, v. 

carving. — S. einer schrift, v. 

out of a letter. ••• Falscher s., v. 

fausse marge. — Fliessender s., 

loopende steek ; running stroke; taille cou


lée. Der vordere gebogene theil 

des s., V. fore-edge. — Hohler s. 

Halbmondförmiger s. an einem 

buche, v. fore-edge. ~ S. scha


ben, v. ratisser les gouttières. 

Schnittbalken, m. hd. Zaagbalk; 

saw-beam; solive de sciage. 

Schnitteisen, II. hd , v. fenton 2) . 

Schnitthobel, m. hd., v. beschnei


dehobel. (sciage. 
Schnittholz, n. hd., v. bois de 
Schnittlinie, t. hd., v. cutting


line. ••• Secans ; secant; sécante. 
Schnittmesser, n. hd., v. drawing-
knife. 


Schnittriss, m. hd Teekening voor 
den steenhouwer; plan for cutting and shaping 
stone-blocks; dessin de la coupe des 
pierres. 

Schnittwaaren, f. pl. hd., v. fancy 
articles. ~ v. nouveautés. 
Schnittwaarenhändler, m. hd., 

V. linen-draper. 
Schnittwaarenlager, n. hd., v. 
magasin de nouveautés s. nou 
-'veauté. 


SCHNÜRNADELSTIFT. 

Schniztarbeit, f. hd., v. carving. 

Schnitzbank, t. hd., V. établi 2) . 

Schnitzbrett, n. hd., v. chopping 
board. 

Schnitzen, f. hd., v. carving. 

Schnitzer, in. hd.. v. drawingknife. 
— v. couteau à rabaisser. 

V. carver. ~ v. pointe 6). ~ 
v. cutting-knife. 
Schnitzkunst, F. hd. Beeldhouwkunst 
(in bout); art of carving; sculpture. 
Schnitzmesser, n. hd. Snijmesje van 
den draaier; whittle; couteau à sculpter. 

-v. drawing-knife. 
Schnitzwerk, n. hd In hout gesneden 
werk; carved-work; ouvrage ciselé. 
Schnitzzeug, n. hd. Stel gereedschap 

van den beeldhouwer; tools for carved in 

wood; outils de sculpteur. 

Schnolle, f. hd., V. pfeifenglasur. 

Schnörkel, m. hd., v. enroulement. 
-Ionische krol, volute; volute; 
volute. ~ V. coil. - Die kleinen s. 
am kapitäle, slakvormig ornament; 
helix on the corinthian capital; vrille ou 
hélice du chapiteau corinthien. 

Schnörkelmodell, n. hd., v. fau$rouleau. 
Schnörkeln, v. a. hd. Krullen, voluten 
maken; to scroll; faire des enroulements. 

Schnörkelperpendikel, n hd. Ca


thetus van een krol; cathetus of a volute; 

cathéte de volute. 

Schnur, t. hd., V. cordonnet 1). 

— V. cord 2). — v. band eng. 2). 
S. ohne ende, v. corde sans 
fin. — S. zum herabziehen der 
litzen v. collets de la Jacquarde. 
— S. eines seiles, v. fil 5) . — Mit 
der s. berechnen, v. abschnüren. 
— Eine mit röthel bestrichene 
s., v. carpenter's chalk line. 
Die in die kettenfaden eingeschlungene 
s., lis op een enkelen kettingdraad, 
aan de haute-lisse stoel ; card 
woven in the thread of the warp; flèche de 
baute lisse. 

Schnürband, n. hd., v. lacet 2). 

Schnüre, t. hd., V. nervures. 

Die s. losmachen, v. aussehnüren. 

Schnüren, v. a. hd., v. abschnü


ren. 

Schnurgerade, adj. lid., v. aligner. 

Schnurgitter, n. hd., v. cord


lattice. 

Schnürhaken, m. hd., v. agrafe i). 

Schnürholz, n. hd. Lushoutjes der 

passementwerkers; bobin used in weaving 

cord; fuseau á faire des ganses. 

Schnürkette, t. hd. Passementket. 

ting; lacing-chain; chame a lacer. 

Schnurmachine, f. hd., v. braid


ing-machine. 

Schnurmühle, f. hd., v. métier 

à cordons. 

Sehnürnadelstift, m. hd. Naald of 


SCHNURNESTEL --- SCHRAFFIREN. 989 

stift van de koordveter -maker ; tag; aiguille 

h lacer. [net 1). 
Schnürnestel, m. hd., v cordon-
Schnurstock, m. hd. Schnür. 

stock, v. baumruthe. 
Schnürstift, m. hd., v. ferret 4). 
Schock, n. hd., v. gross. 
Scholken, n. hd., Het rollen der gol • 

ven tegen het schip; running of the waves 
against the ship; battement de mer contre 
le vaisseau. 

Sehölung, f. hd , Schuine beweging 
van • het water; oblique movement of the 
water; niouvemerit oblique de 1'eau. - S. 
des bernsteins, v. alluvion. 

Schöndeck machen, v. a. hd. 
Schoonschip maken ; to wash the deck; laver 
Ie pont. 

Sehöndruck, m. hd., v. forme 
première. — (Erste seite des zu 
druckende bogen), zijde van tiet papier 
waarop de schoondruk komt ; blank 
paper; papier blanc. 

Schöndruckseite, f. hd., v. page 

impaire S. page a) . (ber. 
Schönfärber, m. hd., v. buntfär-
Schönfärberei, 1. hd. Stoffenver


verij; manufactory for dying cloth; tein


turerie. 
Sehönleiste, f. hd , V. cartouch 1). 
Schönroth, n. hd. Saxische roodaard; 

tinctorial earth of saxony; terre de laxe 
tinctorial. 
Schönsäulig, adj. hd., Schönsau


liges gebäude, v. eustyle. 
Schooner, * Schoener. 
Schöpfbrett, n. hd., v. aube 1). 
Schöpfbütte, f. hd., v. buchet I). 
Schopfeimer, in. hd., v. buchet 4). 
Schöpfen, n. hd, v. dipping 1). 
Schöpfer, m. hd., v. heberad. 

V. büttgesell. ~ V. écuelle I). 
Schöpferstuhl, m hd. Rankje van 
den papiers pepper ; trestle before the stuffvat; 
tréteau de plongeur. 

Sohöpffäszehen, n. hd. Tobbe in 
de zoutziederg ; bowl for baling; puchoir. 

Schöpfgebau, n. hd. Gebouw van het 
waterwerktuig; building for a hydraulic machine; 
bátiment dune machine hydraulique. 

Schöpfkelle, f. hd., v. écope. 
Schöpfkessel, in. hd., v. éculon. 
Schöpfkübel, m. hd., v. baquet I). 
Schöpfkübelchen, D. hd., v. ba


rillon. 
Schöpflöffel, m. hd., V. baster. — 

v. casting-ladle. 
Schöpfmachine, f. hd. Schöpf 
wühle, v. chain of buckets. 
Schöpfprobe, f. hd., v. echantillon 
t). 
Schöpfpumpe, :. hd., v. ausleerungspumpe. 
Schöpfrad, n. hd., v. heberad. 

— V. ausheber 1) . 
Schöpfschale, f. hd. v. cuvette 1) . 
Schöpfschaufel, f lid., v. écope 2). 
Schöpfstelle, r. hd., v. büttenstuhl. 
Schöpfwerk, n. hd , v. pompe a 
épuissement. 

Schopp, m. hd., Schoppseite, 
kant van de uitvloeiopening van een oven; 
side of the opening; eóté de la percée. 

Schoppen, m. hd , v. comble à 

potence. ~ v. chopine, 
Schoren, f. pl. hd., v accore 1). 
Schorf Kobel, m. hd., v. rabot à 

corroyer. 
Schon, eng. Zwarte tourmalijn ; der 
gemeine schon; tourmaline noir. 

Schonl-rock, m. fr. & eng. Tourmalijn 
schiefer; hurmalin schiefer, schön schiefer. 
Sehöribiende, t.hd. Schörlspath. 

V. actinolite. 
Schörigranat, m. hd., v. axinit. 

Schornstein, n. hd., v esse hd. 2) . 

Schornsteinband. n. hd., v. chim


ney-tie. 

Schornsteinbusen, m. hd., V. 

chimney-funnel. 
Schornsteinfeger, in. hd. Schoor 
chimney-sweeper; ramoneur.-steenveger; 
Schornsteinkappe, f. hd., v. chim


ney-top. 
Schornsteinkasten,m hd.,v.chimney-
shaft. 

Schornsteinmantel, m. hd., v. 

chambranle -n 

Schornsteinmündung, f hd. Mond, 
opening van den scl.00rsteen ; neck, shaft, 
stack; couche de ebeminée. 

Schornsteinröhre f. hd., v. chim


ney-shaft. (russ. 
Schornsteinruss, m. hd , v. kien-
Schoss, m hd , V. étage 1). ~ v. 

éboulie. 
Schossbühne. r. hd., v. appentis. 
Schossfass, n. hd. Koelvat in de bier


brouwerij; cooling-vat; cuve de decharge. 
Schossgerinne, t. hd., v. auge 

de moulin. 
Schosslath, n. hd , v. level i). 
Schote, f. hd eines segels, v. 

écoute. 
Schotbolzen, m. hd , v. chenille 

à boucle et a goupille. 
Schotendorn, t.h.d ,v. locust-tree. 
Schotgat, n. hd. Schotengatt, 

Schotengat ; sheet-hole; trou d'écoute. 
Schothorn, n. hd., v. clew a). 
Schott, n. hd. Schotting, v. 

breast-work PA). ^ V. falle 3) . 
Schott, m. hd., V. country-man's 
knot. 

Schottstiinder, m pl. hd. Staande 
binten van een schuifsluisdeur; posts of a 
sluice; dormants de vanne. 

Schove, f. hd. Schoof of bos riet; 

hatch, slides, sheaf, fagot; fagot. 
Schoversegel, n. hd., v. mainsail. 
Schraffiren, v. a. hd., v. gratter 2). 


990 SCHRAFFIRMASCHINE - SCHRAUBEN. 


Sehraffirmaschine, f. hd. Graveer 

engraving-machine; machine h-werktuig; 

graver. 

Schraffirungen, m. pl. hd. Die s. 

breiter machen, v. regrossir. 

Schräg, adj. hd. Schief, v. oblique 
1). ~ S. ablaufende randleisten 
am spiegelgiass, v. moulure 
'2). •• S. laufen, v. biaisement. 

S. behauen, sägen, v. to cantle. 
Schräge, f. hd., v. obliqueté. ~ 
V. bevel ir). ^ S. verloren gehend, 
V. bevel ad±. ~ S. laibunghäche, 
V. ébrasement. 
Schragebock, m. hd. Stut van de 
leerlooiers bolt ; prop of the horse; appui 
du tréteau. 

Schrägemauer, t. hd., V. mur d' 
échiffre. 

Schragen, m. hd., v. boek 2). ~ 
Voet van de trog van den bakker ; trestle 
of the kneading-trough; tréteau. ~ S. der 
brettsehneider, v. baudet. 

Schrägfenster, n.hd.,v abat j our. 
Schrägfeuer, D. hd , V. feu d' 
écharpe. 
Schrägflache, f. hd., v. bahn 3) . 
.. V. chamfer. 
Schrägf ügen, f. hd., v. fausse 
coupe. 

Schrägkante, f. hd., V. chamfer. 

Sc b räglinie, f. hd., v. diagonal, 

Schrágmass, n.hd.,v. angle-bevil. 

Schrägmeissel, m.hd. Schuingeslepen 

beitel; bevelled chisel; ciseau à lame oblique. 
Schrägschnitt, m. hd. D warsdoorsnede 
; diagonal cut; incision diagonale. 
Schrägsteg, in. hd., v. aushebespan. 
— v. anlegestege. 

Schragstein, m. hd. Gewicht aan den 
bok van den looier ; weigh of the horse; 
poids de la herse. 

Schragstempel, m. lad Mijnstanders; 
wooden traverse; traverses de bols entre 
les inurs du piton. 

Schragstengel, m. hd. Boom, balk 
van den bok ; horse perch; perche de la herse. 
Schrägung, r. hd. eines daches, 

V. pente d'un comble. 
Schralen, v. a. hd. Krimpen van dien 
wind ; to haul forward, to scant; refuser. 
Schram, m. hd., V. entaille 5) . 

v. rigole t). 
Schrämhammer, m. hd., v. marteau 
a pointe S. marteau a) . 
Schramme, f. hd. Schrap, kras; scratch; 
éraflure. [ler 3). 

Schrammhauen, n. hd., v. entail-

Schrammhauer, m hd. Bergwerker; 
workman who makes the trenches; mineur 

qui creuse les fosses. 
Sehramspiess, m. hd., v. palfer. 
Schrank, m. hd., V. cabinet I). 

V. envergeur I). 
Schrankbalken, n hd. Dwarsstuk dat 
de bokkebeenen verbindt; traverse; traverse. 

Schrankbeschläge, m. pl. hd. Beslag 
van een kast ; clamps of a cupboard; 
ferrure d' armoire. [le 6). 

Schränkbloek, n. hd., v. entail-
Schranke, f. hd., V. enceinte. 
Schrankeisen, m. Schränkklin-. 

ge, f. hd., v. fer ' contourner. 
Schränken, v. a. hd., v. enverger. 
••• Das papier s., v. croiser i) . 
Schränkenfenster, n. hd., v. ja. 

lousie. (lustrade. 
Sehrankenwerk, n. hd., v. ba-
Schrankrahmen, m. hd., v. croi


see 3). 
Schrankwerk, n. hd., v. grate 1). 
Schrankzaun, m. hd. Rei kribwerk; 

fence; haye de clayonnage. 
Schrapeisen, n. hd..Schrapper; scrap. 

ing-iron; fer à racier. — v. raeloir 4). 
Schrapen, v. a. hd., V. gratter i). 
Schraper, m. hd. Schrap-ijzer, ritsijzer; 

scraper; traceret, tracoir. — v. krabber. 

~ . v. grattoir 1). (rifiard. 
Schraphobel, m. hd., v. fer du 
Schrapsalz, n. hd. Uitschrapsel van 

de zoutpan ; salt scrapings; ratissure de sei. 
Schraube, f. hd. Schroef; screw; vis.— 

v. cochlea. ~ v. cié d'un pressoir. 
~ S. ohne ende, schroef zonder einde ; 
endless, perpetual screw, worm; vis sans fin. 
Fixe s., vaststaande schroef; fixed 
screw; vis à la romaine. = S. mit dreifachem 
gewinde, * schroef met drie 
draden ; triple thread screw; vis à trois filets, 
a triple pas. ~ S. mit mehrfachem 
gewinde, v. multiplex-threadscrew. 
— S. mit flachem kopf, 
schroef met verzonken kop; flat-screw; vis 
à la tete perdue. S. mit runderhabenem 
kopfe, schroef met gebombee 
rde kop; screw with convex head; vis 
en goutte de suif. — S. am strumpf 
weberstuhl, v. petit coup. — S. 
treiben, een schroefbout aanbrengen, 
aandraaien ; to drive a bolt; chasser un 
boulon. — S. der umkehrstange, 
sluitstuk van de keerkoppeling; screw of 
the reversing gear; verrou du changement 
de marche. — Drieeckige s., schroef 
met driekanten draad; triangular screw; 
vis triangulaire. — Einfache s., schroef 
met eene draad ; single-thread-screw; vis a 
pas simple. ~ Grosse hölzerne s. 
die sich in einer mutter bewegt, 

v. j ack-in-the-box. — Inwendige 
s., v.. écrou 1). — Rechte s., v 
right-handed screw. — Rund


köpfige s., v. goutte de suif. ~ 
Seite einer s., vlak van de moer ; side 
of a nut or head; pan d'un écrou. 

Zweifache, Doppelte, s., v. dop 
-pelschrauben. 

Schrauben, n. hd. Het schroeven, aan eenschroeven 
; screwing; vissage, visser. 
Mit s. versehen, geschroefd, met schroeven 
voorzien ; with a screw; a vis. 


SCHRAUBEN --SCHRAUBENSCHLÜSSEL. 991 


Schneiden der S. und bohrer, 
Schraubenschneiden v. chasing 1). 
Schrauben, v. a hd , v. anschrau


ben. 

Sehraubenanfügung, t. hd. Met 
schoeven verbonden ; joing by screws; raccord 
a vis. 

Schraubenbacken, in pl. hd., v. 
backen 1). [re h I). 

Schraubenblech, n. hd., v. filiè-

Schraubenbohrer, m. hd., v. boh


rer 3). — Doppelter s., seliroeftap 
Knet dubbele draad ; double lipped screwauger; 
tgriè re à vis double. — Einfacher 
s., schroeftap met enkele draad; 
single lip screw-auger; tarière à vis simple. 
Schraubenbolzen, in. hd , v. bou 
-lon taraudé. 

Schraubendampfer, in hd 
Schraubendampfschiff n. v. navire 
a hélice. 

Schraubendocke, f. hd. Kop oen 
schroeven op de bank te snijden ; screw-box; 
boite á vis, poupée à tourner les vis. 

Schraubendrehrer, m. hd. Schroe


venmaker ; screw-maker; faiseur de vis. ••• 

Schroevendraaier; turn-screw; tournevis. 

Schraubeneisen, n. hd., v. ñlière 

b i). — (Schraubenplatte), v. peig


ne femelle. 

Schraubenende, n. hd. an der 
presse, Schraubenspitze, Ondereinde 
van een persschroef; lower end of the 
pres-sscrew.; pivot de la vis. 

Schraubenfabrik, f. hd. Schroeven 

fabriek; screw -manufacture; fabrication do vis. 

Schraubenförmig, ads hd., v. he


lical 1). 

Schraubenfutter, n. hd., v. collar—
plate. — Schroef bus; chuck with 
screws, die-chuck with screws; mandrin 
muní de vis. 

Schraubengang, in. hd. Schrau


bengewinde, v. channel 4) . 

Schraubengerinne, n. hd. Goot 

van de vijzel ; schroefgoot; rack-trough; 

auge à crémaillère. 

Schraubengewinde, n. hd., v. fi


let de vis. 

Schraubengewindscharte, t. hd., 

v filet triangulaire. 

Schraubengezwinge, r. hd., v. 

bankeisen. 

Schraubenhaken, ru. hd. Schroefsleutel 
; screw-key, screw-vice; crochet avec 
clef, tenaille à vis. 

Schraubenhebewinde, t. lid., v. 

cric à vis. 

Schraubenhorn, n. hd. Gedraaide 

hoorn; spiral horn; come bélicoïde. 

Schraubenkämme, m. pl. hd. 

Schroefvormige kam van de spinmachine; 

screw-gills; système a vis. 

Schraubenkloben, m. hd., v. mordache 
de l'étau. (stock. 
Schraubenkluppe, m. hd., v. die-

Schraubenknopf, m. hd., V. bouton 
a vis. 
Schraubenkopf, in. hd. Schroef kop; 
screw-head; tête de vis. — Ruder s., 

v. goute de suif. 
Sehraubenkopffeile, t hd , v. einstreichfeile. 
Schraubenkrahn, in. hd. Kraan met 
alscttroevende sleutelkop; cock with screwed 
shank; cannelle à vis. ~ Schroef kraan 
screw crane; verin. 

Schraubenkunst, f. hd., v. manchon 
a vis. [b 1) . 

Schraubenleiter, M. hd., v. $lière 

Schraubenlinie, f. hd., v. helical 
t). ••• Schroefvormige onzuiverheden op 
pottenbaikerswerk ; screw-lines in vases (defect 
of modelling); vissage. 

Schraubenloch, tij. hd. am 
schraubstoek, v. oeil s). 

Schraubonmutter, t hd., v. écrou 
Schraubengezwinge, f. hd., v. 
1). — S. ausbohren, den draad in 
een moer snijden ; to worm, to tap; tarauder. 
Schraubenmutterblech. ni. hd., 

v bur 1). 
Schraubenmuttereisen, n. hd., v. 
peigne male. 

Schraubennagel, ;n. hd., v. clou 

a vis. ~ S. an eine presse, schroef 


boom; screw bar; taranche. 

Schraubenpatrone, - t. hd, V. 

channel 4). 

Schraubenpfahl, in. hd. Schroef


paal, paal met schroefschoen ; screw-pile` 

pieu a vis 

Schraubenplatte, i. hd., v. peigne 

femelle. — v. contre-platine. 

Schraubenpresse t. hd. Sch roef


pers; screw-press; pressoir à vis. 

Schraubenrad, n. lad., V. roue 

hélice. 

Schraubenrahmen, ni. hd. Vorm 


raam met schroeven ; screw -chase; cadre à vis. 

Schraubenregister, n. hd. Stel 

schroefsnijbeitels van den draaier; set of 

scree,-bones or nutinandrels; afutage de 

boites a vis. 

Schraubenreif, nn. hd. Schroef band; 
extra-hoop with screws; cerceau à vis. 
Schraubenriegel, m. hd. Schroefgrendel; 
screw -bolt; verrou a vis. 

Schraubenring, in. hd. S hroefring; 

screw-ring; anneau de vis..• v. doppel


schraube. 

Schraubenrolle, f. hd., v. cuivrot 

a vis. (vis. 

Schraubensatz, in. hd , v. cric a 

Schraubenschleusze, f. hd , v. 

écluse à vis. 

Schraubenschlosz, n. hd., v. 

jack-lock. 

Schraubenschlüssel, m hd., v. 
clé à vis. — v. clé à écrou. ••• S. 
zum losschrauben, v. clé à vis. •^ 
Englischer s. Universal s., v. cle 


992 SCHRAUBENSCHNEIDEISEN -- SCHRIFT. 


anglaise. ~ S. zu kopsehrauben, 

V. cle à vis. — Offene s., v. openkey-
screw. 
Sehraubenschneidei sen, n. hd., 

V. filière b 1). 
Schraubenschneidekluppe, f. 
hd., V. die-stock. 
Schraubenschneiden, n. hd., v. 
fileter une vis. 
Schraubenschneider, m. hd. in 
gewehrfabriken, v. barrel-br.eecher. 


Sehraubenschneidmaschine, f. 
hd. Machine zum einstreichen 
des kopfes, v. machine ä tailler 
les vis. 

Schraubenspindel, f. hd. Schroef 
mandrel; broche á vis. — v. Pa-spil;tronendrehbank. 
•• S. schraube, 

V. male screw. 
Schraubenstahl, m. hd. Schroeftap; 
screwtool; fer à écrou. 
Schraubenstock, F. hd., v. kurbel 
t). 
Schraubenstöpsel, nn. hd., v. che 
-ville visée. 

Schraubenstück, n. hd., V. avisse. 

Schraubenwinde, f. hd., v. cric 
a vis. 
Schraubenzange, f. M. Schroeftang, 
handschroef; screw handvice; tenailleh écrou. 
Schraubenzeug, n. lid. Stel gereed 

om schroeven te snijden ; tools for-schap 
cutting out screws; outils Is faire les vis. 
Schraubenziehbank, m. hd , v. 
étrier d' essieu a bout taraudés. 
Schraubenzieher, m. hd., v. klub. 
Schraubenzirkel, m. hd., V. com


pas a vis s. compas a). 
Schraubenzug, ni. hd., v. block 
am fall. 
Schraubenzwinge, t. hd. v. étreignoir. 
Schraubenzwinger, m. hd., v. 
étau à main. 

Schraubmühle, f. hd. Watermolen 
met schroef, vijzelmolen; mill that moves an 
archimedes, screw; moulin qui meut une vis 
d'archimède. 

Schraubrolle, f. hd , V. cuivrot 
à vis. 

Schraubstahl, m. hd., v. chasingtool 
i). — auswendiger s., v. outside 
screw-tool. — Inwendiger 
S., v. écrou 1). 

Schraubstock, m. hd., v. benchvice. 
~ v. étau à agrafe. ~ v. 
cadran 3). — V. étau à chaud. ~ 
Beweglicher s., v. étau a griffe 
mobile. — Parallel s., v. étau 
parallèle. 

Schraubstockzange, t. hd. Bek van 
een bankschroef ; chops of a vice; branie, 
manchoire d'étau. 

Schraubwerk, m. hd. Schroefwerk; 
screw-work; ouvrage a vis. 

Schraubzwinge, f. hd., v. étreig


noir. 
Schreckstein, m. hd., v. malachit. 
Schreibeblei, m. lid., V. graphit. 
Schreibepult, m. hd., V. pult. 
Schreibfeder, r. hd., v. feder Q). 
Schreibgriffel, in. hd., v. crayon 

d'ardoise. 
Schreibköcher, m. hd. Pennenko. 

ker; pencase; écritoire, etui a plumes. 
Schreibkohle, f. hd., v. blacklead. 
Schreibkreide, f. hd., v. craie i). 
Schreibleder, m.hd ,v parchemin. 
Schreibmaterialien, n. pl hd., v. 

fournitures 2) . 
Schreibpapier, n. hd., v. concept


papier. — V. foolscap. — Gelblich


weisses s., v. cream 2). 
Schreibpergament, n. hul., v parchemin 
vierge. 

Schreibpergamentpapier, n hd. 
Handpapier zonder waterlijnen ; vellum-papier; 
vélin. 

Schreibschrank, m. hd. Secretaire; 
secretary; seerétaire. 
Schreibschrift, r. hd., v. carac


tere 5). 
Schreibstein, m. hd., v. graphit. 
Schreibstift, m. hd , v. crayon i). 
Schreibtafel, r. hd. Schrijftafel, plank 

om op te schrijven ; table; table á écrire, 
tableau. — (Taschenbuch), zakboekje 
met lei of ezelsvel; pocket-book; tablettes. 

Schreibtisch, m. hd. Schrijftafel; 
writing-table; table it écrire. 
Schreibzeug, n. hd. Schrijfgereed


schap; standish; écritoire. 
Schreiner, m. hd., v. joiner. 
Schreinerbeitel, m. hd., v. fer


moir 2). 

Schreinerdrehbank, f. hd. Wipbank; 
double centre-lathe; tour à deux points. 

Schreinergeräth, n. lid. Schrgnwerkersgereedschap; 
joiner's tools; afátage 
de menuisier. 

Schreinerhammer, m. hd. Schrgnwerkershamer; 
joiner's hammer; marteau de 
menuiaer. 

Schreinerkitt, m. hd., v. futée. 
Schreinerleim, m. hd., v. eolle 2). 
Schreinern, v. a. hd. Schrijnwerken, 

meubelmaken ; to • work as a joiner; Iravaluer 
en menuisier. 
Schreinerverband, m. lad., v. menuiserie 
d' assem blage. 

Schreinerwerkstatt, f. hd. Schrijn werkerswerkplaats 
; workshop of a joiner; 
atelier de men'aisier. 

Schreinholz, n. hd., v. bois de 
menuiserie. 

Schrift, f. hd., V. caractère. 
Grobe s., groote letters; letters of a 
large size; gros caractère. — Kleine s., 
kleine letters; letters of a smal size; petit 
caractère. 

Schrift, gin. hd., v. denture t). ~ 


SCHRIFTABSATZ -- SCHRROTEN. 993 


S. aus dem schriftkasten no 
men, v. lever la lettre. — S. mit 
angegossenem durchschuss, auf 
höherem kegel, drukletters met booger 
wit (voor het stereotypeeren); spaces, leads 
cast on to the type; fonte portant son blanc. 
Schriftabsatz, m. hd., v. para 
-graphe. 
Schriftbehältniss, n. hd. Papierbewaarl€ 
laats . place to keep papers in; serre 
-papier. 
Schriftdicke, f. hd., v. corps de 

lettre. 
Schriftfach, n. hd., v. cassetin. 
Schriftgiesser, m.hd.,v. fondeur2). 
Schriftgiesserei, f. hd., v. fonderie 

de caractère. 

Schriftgiessererz, n. hd. Antimonium 
erts; metal fl for type; minérai propre 
à la fonte des caractères 

Sehriftgiesserform, f. hd. Lettervorm; 
type-mould; maule à caratère. 
Schriftgiessermetall, n. hd., v. 
métal à fondre les caractères. 
Schriftguss, m. lid. Het lettergieten ; 

fount of letters; fonte de caractères 
Schrifthalter, m hd., v catch s). 
Schrifujaspis, m hd., v. grammit. 
Schriftjustierer, ni. hd. Schrift 

Werkman die de letters-beriehtiger, 
zuiver op maat brengt ; type-justifier; globuleur. 


Schriftkasten, m hd., v. casse 1). 
~ S. füllen, distribueeren ; laying a 
case; mise en case a• S. voll lettern 

V. case-full. ~ Halber s., v. cas 
Reihe s., stel letterkasten -seau. -
set of boxes; ranger de cassetin. o•• 
Obere hälfte des s-s., v. haut 
de casse. (setin. 

Schriftkastenfach, n. hd., v. cas-
Schriftkegel, m. lid., v. corps 
de lettre. 
Schriftmetall, m. hd., v. métal 
a fondre les caractères. 
Schriftmutter, f. hd. Matrijs ; matrix, 
matrice; matrice. 
Schriftprobe, f. hd., v. échan


tillon 2) . ition a). 
Schriftsatz, m. hd., v. Composi-
Schriftschneider, m. hd. v. form


cutter. 
Schriftschneiderei, f hd., v. formcutting. 
Schriftschrank, m. hd Letterkast; 

type-closet; armoire à earactère. 
Schriftseite, f hd., v. kehrseite 1). 
Schriftsetzen, n. hd., v. compo


sition a). 
Schriftsetzer, m. hd., V. compo


siteur. (lettre. 
Schriftsorte, f. hd., v. corps de 
Schriftstein, m hd., v. pierre gra


phique s. pierre a). 
Schriftsteller, m. hd Schrijver (van 
een gedrukt boek); author; auteur, écrivain. 

Schriftstempel, m hd , v. letterpunch. 


Schriftstück, in. hd., v packed. 

Schriftzeichen, n- hd., v. carac


tère n. 
Schriftzettel, m. hd., v. bill of 
fount. 
Schriftzeug, n. hd , v. metal à 
fondre les caractères. 

Schrippe, f. hd., v. faux-ph. 

Schritt, m. hd. Schrede ; pace; pas. 

Schrittmesser, m. hd. v. compt9-
pas. 
Sehrobbeln, n. hd., v. droussage. 
Schrobber, m. hd , V. hog. 
Schrobel, m hd ,v. plackschrobel. 
Schrobeln, v. a. hd. Mit den s. 

kardätschen, v. to comb 2). 
Sch robeler, in. hd., V. cardeur 
de laine. 
Schrobhobel, n. hd., v. guillaume 
a ébaucher. 
Schrobhobeleisen, u. lid., v. for 
du riflard. 

Schrobsäge, f. hd , V. égohine t). 

Sehrot, n. hd., V. bleischrot. ••• 

Raamwerk van de mijnput bekleeding;; tubbing-
frame; chassis de cuvelage wm Gan. 
zes s., geheel bekleede schacht; entire 
lining of the shaft; cuvelage plein. Verstärkung 
des s-s., v. forcage, 

V. entaille 5) . 
Schrot, u,. hd , v. blank 1). 
Schrotart, f. hd., v. hache 1). 

Schrotbaum, m. hd. Ladderbooru van 
een wagen of slede; beer-ladder beam; arbre 
de poulin. 

Schrotbeutel, in. hd., v. jatte 2). 

Schrotbock, ni. hd Bok ; trestle for 
undloading weights; grue pour riecharger 
des fardeaux. 

Schrotbohrer, m. hd , v. persoir 
a curette. 
Schrotbüchse, t. hd. Schrootbus; 
box for shot; boite à d ragée. 
Schrotbunzen, m. hd., v. ébauchoir 
3) . 
Schrote, f. hd., v. cutter 7). — 

V. ébarboir 1). -Beneden boek van 
een zeil ; clue of a sail; point de lisière. 
Schroteisen, n. hd., v. ébarboir 
I ). ~ V. priming-iron. -Sch rapmes; 
scraper, chisel; tranche, ciseau. Rupsen ijzer; 
pruning hook; ciseau, croissan. ~ v. 
cutting--knife. 

Schroten, v. a. hd. Grof malen van 
mout; to bruise the malt; bruisiner. ~ v. 
behauen t ). ~ V. monter 23). — 

V. chipping. ~ v. abschruppen. 
V. ausgraben i) . — v. égruger 
2). — v. ronger le bois. ® Tanden 
in kammen zagen; to saw; tranger. 
Entzwei s., in twee stukken hakken; 
to cut in two; souper en deux -Draht 
zu nadeln s., draad voor spelden op 
maat snijden; to clip the pin-wire into shanks; 
R* 


994 SCHRÖTER - 

eouper les troncons. •• Ein stück eisen 
S., .(!en staaf ijzer in twee stukken hal 
ken ; to cut asunder a piece of iron; conper 
un pièce de fer erg (leux. ~ Die 
zaine s., v to clip 3) . o••• Die munzstücke 
s., v. beschroten 2). ••• Ein 
fass in den keller s., v. deseen 

2) . -dre 
Schröter, m. hd , v. coupeur 1). 
Schrötfass, n. hd. Vat voor tiet be


waren var) ;ruf gemalen graan ; nadar-tub; 
tonneau au bie ébragé. 
Schrotfeile, f. hd., v. beschrot


feile. 
Schrotflinte, f. hd., v. fusil i). 
Schrotform, f. hd., v. card 8). 
Schrotgiesserei f. hd. Hagelgieterij 

schrootgieterp ; smallshot casting; fonderie 

de grenaille. 
Schrothaken, f. hd., v. creeper 3). 
Schrothammer, in. hd., v. ham


mer-chisel. 
Schrothobel, n. hd., v. guillaume 

a ebaucher. 
Schrotkasten, in. hd., v. jatte 2) . 
Schrotkoker, m. hd. Schrootkoker; 

langrel-case; lanterne à mitraille. 

Schrotkupfer, n. hd., Koperen afsnijdsels 
voor schroot; clipping of copper; 
cuivre en rnitrailles. 

Schrotleiter, f. hd. Ladder van een 
wagen of slede ; beer-ladder slider; poulain. 
Schrötling, m. hd., V. carreau t;). 

o V. blank 1). •.. Stuk van de bloom (het 
stuk ijzer dat uit den puddeloven komt) 
wolf; piece of the bloom or loop; division de 
la loupe. -Stukjes metaal, hout enz. ; 
morsel; morceau. 
Schrötlinge, f. hd ausglühen, v, 
ausglühen i) . •~ S. ausschlagen, 

V. flatir. ~ S. beklopfen, gleich schlagen, 
v. battre les flans. 
Schrötlingseisen, n. lid., v. adjusting-
iron. 
Schrötlingsfeile, f. id , v. beschrotfeile. 
Schrötlingsglüher, rar. hd , v. 
ausglüher. 
Schrötlingshammer, nn. lid , v. 
flatoir 1). 
Schrötlingszange, f. hd., v estangues. 
Schrotmeisel, in. hd , v. ébarboir 
I). ~ V. gouge a öbaueher. ~ V. 
drechseleisen. — v. bailmeissel 
ij . V. abschrote 1) . 

Schrotmesser, n. lid , v. paring 


knife 3) (les. 
Schrotmessing, n. hd., v. cortail-
Schrotmühle, f. hd Molen die grof 

meel maalt; rough-grinding-mill; moulin it 
égruger. 


Schrotsack, m. hd. Schrootzak; shotbug; 
sac à dragée. -Schrootzak (bi de 
marine) ; langrel-bog; sac de mitraille. 

Schrotsäge, f. hd., v. brettsäge. 

SCHUB WALZE. 

(Kammmachermaschine), v. 

beschrotfeile. 
Schrotscheere, f. hd , v. cisailles. 
Schrotseil, n. hd., v. parbuckle. 
Schrotsetzer, nn. hd., v. cutter 7) . 
Schrotsieb, n. hd., v. card 8). 
Schrotsilber, n hd., v. dunst


silber. 
Schrotstahl, m.hd.,v. ciseau rond. 
Schrotstock, m. hd. Hakblok van 

hout of metaal ; chopping-block; billot it 

ébaucher. 
Schrotstück, n, hd Uitgehakt stuk 

metaal; cutting; decoupure. •••€ v. blank 1). 
Schrottau, n. hd , v. parbuckle. 
Schrottisch, m. lid., v. clipping


table. 
Schrotwage, f. hd., v. bleiwage. 
••.v.chas2). 

Schrotwerk, n hd., v. euvelage. ••• 
(Schrotgieszerei), schrootgieterij; shotfoundry, 
fonderie de dragée. 

Schrotwinde, f. hd., v. cabstan. 
Schrotzeug, n. hd., v. outils à 
ébarber. 
Schrubbelmaschine, f. hd., v. 

droussette. 
Schrubbeln, n. hd., v. droussage. 
Schrubben, v. a. hd. das holz 

V. abstossen 1). - Hard vrijven of 
schuren; to rub hard; frotter fortement. 
V. fauberter. 
Schrubber, m. hd., v. faubert 1). 
Schrubbürste, f. hd. Schrobber, bezem 
; scrubbing-brush; brosse it laver. 
Schrüen, n.hd.,v. biscuit-baking. 
Sehrufhobel, m. hd., v. rabot de 

bout. ~ Ausgekehlter s., ojiefschaal; 
grooved small plane; rabot debout 
cannelé. 

Schrull, m. hd, v. étaie 1). 
Schrupfen, v. a. hd. metall abdrehen, 
V. ébaucher t) . 
Schubblech, n. hd , Ovenplaat; oven 

door-plate; bouchoir, fermoir. 
Schubfach, n. hd., V. fach 2). 
Schubfenster, n.hd.,v. coulisse t). 
Schubkasten, ni. hd., v. boites 

de tiroirs. 1 
Schublade, f. hd. Lade ; drawer; 
tiroir. 
Schubladenbüchse, f. hit., v. 
boite des tiroirs. 

Schubladenschrank, m. hd Kast 
met schuifdeuren ; cupboard with drawers; 
armoire it tiroirs 

Schublehre, f. hd., v. calibre i). 
Schubloch, n. hd., v. abstichloch. 
Schubriegel, in. hd., v. fenster


reiber. ~ S. mit feder, raamknip 
met veer; spring plate bolt; targette it 
ressort 

Schubschiff, n. hd. v. brigantin. 
Schubtisch, in. lid. Uitschuiftafel ; 
table with draumers; table it tiroirs. 
Schubwalze, I. hd., V. cylinder 1) . 


 

SCHUBWAND --

Schubwand, f. hd., v. gabt 1). 

Schuh, M. hd. v. auget 4). ~ 

V. dille 4). — Arend ; shoulder; talon. 
Schuhabsatz, m. hd. Komfoor; shoeheel; 
talon de soulier. 

Schuhahle, f. hd., v. aale. 

Schuhbank, f. hd. Schoenmakerswinkel 
; shoemaker's shop; boutique de cordonnier. 


Schuhblatt, n. lid. Overleder van een 
schoen ; upper leather of a shoe; empeigne 
de soulier. 

Schuhblätter, n. pl. hd. Voorstuk 

een schoen ; shoe-shopes; empeignes.-ken van 

Schuhborsten, f. pi lid. Schoenma kers 
borstels, naaiborstels ; shoemaker's 
bristles; soles pour cordonnier. 

Schuhbürste, f. hd. Schoenenborstel; 
shoe-brush; brosse à souliers. 

Schuhdehner, 'm: hd. 'Plankje voor 
het zetten van den voorschoen ; last for 
stretching the shoes; forme. 

Schuhdraht, m. hd., V. ligneul. 

Schuhe, m. pi. hd. Bedding van de 
slee (op een sleephelling); launching-planks; 
sliding-planks; soles du berceau. • Schoenen 
; soles (of stanchions); sabattes (d'épontilles). 


Schuheisen, n. hd. Schrapmesje voor 
schoenzolen ; shoe-scraper; ratissoire. 
Schuhgarn, f. hd., v. fill de cor.. 
donnier. 
Schuhhorn, n. hd. Schoenhoorn 
soeing-horn; chausse-pied. 

Schuhlasche, f. hd. Strop van een 
schoen of laars; flap, ear strap, tongue; 
oreille de soulier. 

Schuhleder, n. hd Schoenenleder; 
shoe-leather; cuir à souliers. 
Schuhleisten, in . hd. Schoenleest; shoelast; 
forme a souliers. 
Schuhmacher, m. hd., v. oor 

-donnier. 

Schuhmass, n. hd. Schoenmakers 


duimstok ; foot-measure; mesure de soulier. 

Schuhnadel, f. hd. Schoen makersnaald 
; shoemaker's-needle; carrelet de cordonnier. 


Schuhnagel, m. hd , v , clou ä sou


lier. ~ v. carbonate of lime. 

Halber s., v. cabochon. 

Schuhpapp, f. hd. Schoenmakers


stifsel; shoemaker's paste; pate de cordonn ier. 
Schuhpinne, f. hd., v. broche 1). 
Schuschnalle, f. hd Schoengesp; 


shoebuckle; boucle de soulier. 
Schuhsohle, f. hd. Schoenzool, sole 
of a shoe; semelle. 

Schuhstück, n hd. Stuk leder voor 
een paar schoenen ; piece of leather for a 
pair of shoes, quarter; carré. tableau. 

Schuhweger, m. pi. hd., v feuille 
de bretronne. 

Schuhzweck, m. hd , V. clou a 
soulier. (bohrlöi%1. 
Sehulpe, t. hd. am bohrer, v. 

SCHÜREN. 995 

Schulpen, f. pl. hd in don Luken, 
Kluisbaten in de luiken ; hollow 
cleats; taquets gougés (écuhiers) des écoc.ctilles. 
— S. des bratspi.lis, sc h ule 
op de schildbanken ; upper piece of the 
windlasschecks ; clés de vireveau. 

Sehülpsäge, f. hd., v. brettsäge. 
Schulter, f. hd., V. ansatz I). ••^ 

V. araseinent. ~ (Brüstung der 
gedeckten sinke), v. breast-work. 
Schulterband, m. hd. Draagband, 
bretel ; shoulder-strap; sangle. 
Schulterblech, H. hd. am kar 
-nisch, v. épauliéres. 
Schulterbrett, n. hd., v. dossier 3). 
Schulterkissen, n. hd: in einem 

wage, y. dossier 2) . 
Schultermauer, ni. hd., v. épaulement 
a 1). 
Schulterpunkt, m. hd , v. point 
d'épaule. 
Schulterwehr, f. hd., v. épaulement 
t) 1). 

Schulterwinkel, m. hd. Schouder


boek; angle of the shoulder; angle d'épaule. 
Schund, in. hd , v. leavings. 
Schupfer, in. hd., v. estrapade. 
Schuppen, in. hd., v ecoupe ). 
Schuppen, m pl. l(d., v. bleche. 

V. ecaille 1). ~ v. hangar. 
Schuppenblatt, n. hd , v. pale de 
racloir. 
Schuppenförmig, adj. hd., v. imbriqué. 
— v. écaiilé. 
Schuppenverzierung, f. hd., v 
écailles 2). 
Schuppig, adj. hd., v. écailleux. 
Schuppiges erz, n. hd. Schubvor


mig, bladvormig erts; flaky ore; minérai 

écailleux. 
Schuppigheit, f. hd., v. ecaillage.
Schupmesser, n. hd. Schrapmes (voor 

viseh); knife for scraping off the scales of 
fish; couteau à écailler le poison. 
Schur, f. hd., v. shearing. — Erste 

S. geben, v. abstutzen. ~ Dem 
tuch die dritte und lezte s. geben, 
v. affiner i). 
Schürbaum, m. hd ,v. fourgon 1). 

Schürblech, n. hd. Draadnet van 
de veiligheidslamp; wire-frame of the savety-
lamp; tamis de la lampe de mineur. 

Schürbutte, f. hd., v. cuve de 
sédiment. 
Sehtirdrath, m. hd. Priem van den 
mandenmaker; wick-trimmer; aiguille. 

Schüreisen, n. hd., v coal-poker. 
~ V. pique-feu. ~ (Schürfeuerhaken), 
v. attisoir. — Grosses s., 

v. pal 4). 
Schüren, n. hd., v. attisage. —•. 
Het oppoken van het vuur eens spiegelovens; 
to stir the fire; tiser. v. naehschüren. 
~ Aus einander s., y. détiser 
le feu. — Das feuer s., het vuur 
oppoken; to rake the fire; dégager le feu. 


996 SCHÜRER 

Schürer, m. hd. Stoker in een glas 
stoker; tiseur.-blazerij ; 
Schurf, m. Schurfarbeit, f. hd., 

V. fouille 7) . 
Schürfeisen, n. hd., V. hoe i). 
Schürfen, v. a. hd , v. to rake i). 
•• S. nach gängen, een bergwerk 
opsporen ; to make an adit, to burrow; 
établir une fouille. 

Sehürfer, m. hd. Werkman die een 
mijn zoekt; miner who work at a burrow; 
travailleur fouillant. 

Schürfeuerhaken, f. hd., v. hoe i). 

Sehürfgezäh, n. hd. Werktuigen om 
mijnwerken te zoeken ; tools for digging to 
a live lode; outils pour creuser. 

Schürfhaken, f hd., V. coal-poker. 
~ V. fire-iron 3). 

Schürfhobel, m. hd., V. guillaume 
debout. ••• Grosser s., v. f ügehobel. 


Schürfschacht, m. hd. Gegraven put 
om mijnaders te zoeken; shaft sunk for 
finding a live lode; puits. percement pour 
découvrir des felons. 

Schürfschein, f. hd., v. enseigne


ment. 

Schürfwegen, n. hd.. v. fouille 2). 

Schürfzettel, m. hd. Bewijs om een 

put te mogen graven ten einde metalen te 
zoeken ; permit to make an adit; permission 
de faire une fouille. 

Schürhaken, m. hd. Vuurbaak van 
den smid; stithy-crook; tisonnier. - v. 
ofenkrücke 1). — V. attisoir. 

Schürherd, m. hd. Ovenhaard van 
gebakken steen ; hearth of a brick-kiln; 
foyer de four à briques. 

Schürholz, n. hd. Brandhout (voor 
den glasoven); wood for fuel; boes de chauffe. 
Schürknecht, m. hd Gieter, werk 

een gieterij; workman in a found--man in 
ry; manoeuvre de fonderie, aide fondeur. 
Schürloch, n. hd.. v. door 3). ••• 

V. chauffe U. v. flue-hole. 
Schürschaufel, f. hd., v. feuerschaufel. 
Schürstab, m. hd., v. attisoir. 
Schürstachel, m.hd.,v.fire-iron 3). 
Schurstange, f. hd., v. lance à 

feu c. 

Schurwolle, f. hd., v. fell i). 

Schürzange f. hd., v. badines. 

Schurz, m. hd. Ketting ter verster


king om een vat of gietlepel ; chain round a 
vessel; chame. _ S. am herde, v. 
funnel 2) . 

Schürze, f. hd., v. apron 4). 
Schürzen, v. a. hd. Tongén maken 
(bij timmerlieden); to tongue; faire des languettes. 
Schurzfell, Schurztuch, n. hd., v. 
apron 4) . 
Schurzwerk, n. jhd.,v. assemblage 
à elé. 
Schuske, f. hd. Wagen met wielen 

SCHUSTERBUDE. 

met breede veilingen ; wheelbarrow for 
marshy ground; véhicule pour traverser les 
endroits marécageux. 

Schuss, m. hd., v. fournée 1). 
Schussbäume, m. pl. hd. Veilig 
protecting joists,-heidsbalken (in mjjnwerken), 
safety stage; solives de protection. 

Schussbolzen, m. hd. Bout van bet 
dopijzer (voor het uitslaan van muntplaatjes); 
holder of the steel trepan; talon. 

Schussbühne, f. hd., v. bühne 3) . 
Schüssel f. hd., v. dish 1). — v. 
drehling i). ® Innen mit einem 
rande versehen s., v. to edge 5 ) 
Schüsselalaun, M. hd. Pluimaluin, 
asbest ; plume alum; alun catin, sei de soude. 
Sehüsselbrett, n. hd. Matje (onder 

schotels); dish-shelf; tablette à vaisselle. 
Sehüsseler, m. hd. Maker van hou 
borden enz. ; maker of trenchers; bois--ten 
selier. 
Sehüsselform, f. hd. Schotelvorm ; 
dish-form; forme de plat. 

Schüsselgloeke, f. hd. Kaasstolp, 
vliegenstolp; dish-cover; cloche h couvrlr 
les mets. 

Schüsseiknecht, M. hd., v. dropping-
board 2) . 

Sehüsselknopf, m. hd. Uitgeholde, 
platholle knop ; concave button; bouton a 
écuelle. 

Sehüssellampe, f. hd. Tafellamp; 
dish-lamp; lampion. 
Schüsselschrank, m. hd. Aanrecht tafel, 
buffet; cupboard; buffet. 
Schüsselstürze, f. gad., V. couverele 
i) 
Schüsselwage, f. hd., v. balanceplate. 
Sehussermühle, f. hd., v. moulin 
à palettes. 
Schüsserwärmer, m. hd. Borden


warmer ; dish-warmer; chauffe-plat. 
Schussfaden, m. hd., v. ducte. 
Schussfest, adj. hd. Kogelvast; gun


proof, shot-proof; h l'épreuve du mousquet. 

Schussgatter, n. hd. an einem 
ausfluss, Spuisluisje aan een vijver of 
stroom ; grate at the mouth of a pound 
or stream; decharge dun étang ou dune 
fleuve. — S. an einem thor, v. fallgarter. 


Schusslinie, f. hd., Sehootlijn; range, 
level; champ de feu, ligne de tir. 
Schussriegel, m. hd., v. écoper


che 2). [re 2). 
Schussspalte, f. hd., v. embrasu-
Schussspule, f hd.. v. einschuss


spule. 
Schussspulmaschine, f. hd , v. 

cannetière. 
Schuster, m. hd., v. cordonnier. 
Schusterborste, f. hd. Schoenma• 

kersborstel (om te naaien) ; shoemaker's 
bristle; sole de cordonnier. 
Schusterbude, f. hd Schoenenwin



SCHUSTERGARN -- SCHWADEN. 997 


kel; shoemaker's shop; boutique de cordonnier. 
Schustergarn, n. hd., v. fil de 
cordonniers. 

Schusterhammer, m. hd. Schoennnakershamer; 
shoemaker's hammer; marteau 
de cordonnier. 

Schusterholz, n. hd., v. cornelwood. 
Schusterkneif, ni. hd. Schoenma 
shoemaker's knife; tranchet.-kersmes; 
Schusternagel, f. hd., v. clou a 
roulier. 

Schuster naht, f. hd. Schoen makers 
naad (met twee draden); shoemaker's stitch; 
point de cordonnier. 

Schusterpech, n. hd., v. poix 

noire. 
Schusterpfriem, in. hd , v. aale. 
Schusterraspel, f. hd. Rasp van 

den schoenmaker ; shoemaker's rasp; rape 

de cordonnier. 
Schustersäule, f. hd., v. aale. 
Schustersehämel, m. hd. Driestal; 

shoemaker's stool; escabeau de cordonnier. 
Sehustersehwärze, f. hd. Zwarte 
was ; shoemaker's black; noir de cordonnier. 
Schusterwerktisch, n. hd. Werk 
schoenmaker; shoemaker's-tafeltje van den 
work-board; établi de cordonnier. 

Schusterzange, f. hd. Tang van 
den schoenmaker ; shoemaker's pinchers; 
tenailles de cordonnier. 

Schusterzeug, n. hd. Schoenmakersgereedschap 
; shoemaker's tools; outils du 
cordonnier. 

Schute, f. hd., v. bark. 
Schutt, m. hd., v. décombres 1) . 
Schütteln, v. a. hd., v. to back


lash 2) . 
Schuttelnde, adj. lad. bewegung, 

V. mouvement de secouse. 
Schütten, v. a. hd. Storten, vergieten 
; to pour, to shed, to spill; verser, épancher, 
repandre. 

Schuttgabel, f. hd. Hooivork ; strawfork; 
fourche h remuer la paille. 
Schüttgelb, n. hd. Schijtgeel ; Dutch 
pink; stil de grain. 
Schüttgut, n. hd. Stortgoederen 
goods stowed loose at the bottom of the hold; 

machandises qu'on jette en fond de cale. 
Schuttland, n. hd , v. alluvion, 
Schutting, i. hd., v. digue i). 
Schuttwagen, m. hd. Puinwagen; 

scavenger's waggon; chariot à transporter 

les gravois. 
Schutz, m. hd., v. flood-gate t). 
Schutzbeize, f. hd., V. beize 1). 
Schutzblatt, in. hd., v. fullblatt. 
Schutzbrett, n. hd , v. pale de 

biez. — v. dam 3). ••• v. navette 
b 1). — S. mit federspannung, v. 
navette rétrograde s. navette b). 
~ Staande plank op den dorschvloer; board 
for keeping in the corn on a trashing-floor; 

,planche destinée a retenir le grain au battage. 

Schutzbühne, f. hd., v. kai. 
Schutzdach, n. hd., v. appentis. 
Schutzdamm, m. hd , v. abdäm


mung 2). 
Schütze, I. hd., v. navette b. ~ 

V. pale de biez. ~ v. écluse a 
vanne. 
Schützenfeuer, n. hd., v. feu de 
tirailleurs. 
Schützenkasten, m hd.,v. boite 4). 
Schützenstange, f. lid. Sluistoom 

shut lever; levier de hi vanne. 
Schützenzweck, f. hd , v. pointicelle. 
Schützer, m. hd. Sluiswachter; kee


per of a sluice; préposé dun pertuis. 
Schützfiügel, in. hd., v. jetée 2). 
Schutzgatter, n . hd., v failgat


ter. ® v. flood-gate. 
Schutzit, m. hd., v. celestine. 
Schutzkolben, in. hd., v. bonde. 
Schutzlinie, f hd., v. ligne do 

défense. 
Schutzmauer, f. hd., v. rampart. 
Schutzofen, in. hd., v. gilders


furnace. 
Schutzpfahl. in. hd., v appui t). 
Schutzseil, ni. hd. Touw om timmer 

mijn te brengen; rope for lower--hout in de 
ing wood into the mine; cable à (lescendre 
du bolo de la mine. 

Schutzsiel, n. hd., v. écluse de 

chasse. 
Schutzteich, in. hd., v. eistern I). 
Schutzwaffe, f. hd., v. armes de


fensives. 

Schutzwand, f. hd. im garten, 
Windmuur of heining (in een tuin); shelter; 
brise-vent. ~ S. gegen sehneetreiben, 
v. écran 2). 

Schutzwehr, f. hd., v. rampart. 
Kleine houten sluis ; lock-weir; portereau. 

S. von faschinen, v, mantelet I). 
Schutzwelle, f. hd. Boom van het 
windas van een schuivende sluis; sluicemover; 
moteur de la vanne. 

Schwabacher schrift, f. hd., v. 
german italic. 
Schwabber, m. hd., v. écoupe I). 

Schwabbern, v. a. hd., v. fauberter. 


Schwabengift, n. hd. Arsenikhoudende 
aarde; arsenical earth; terre arsénicale. 
Schwäbische leinwand, f. hd , v. 

Barchent 1). 

Schwäbisch-Gemünder waaren, 
I. hd. Bijouterien van onecht goud 
mock-jewels; byoux en similor. 

Schwach, adj. hd. Schäche der 

säbelklinge, v. faible. 
Schwächen, v. a. hd., v. délaver. 
Schwächen der färbe, f. hd., v. 

rabat 1). 
Schwackenhalsen, f. pl. hd., v. 
bosse a aiguillette. 
Schwaden, m. hd. Zouthoudende 


998 SCH WADENFANG. -


damp boven de zoutpan ; steam of boiling 
brine, salt vapor; vapeur de iel qui s'élève 
des eaux salés. •• v. choke damp.••• 

V. ausdünstung ±). 
Schwadenfang, rn. hd. Dampkoker 
voor metaalovens enz.; damp-shaft; cheminée 
pour dégagement des vapeurs métalliques. 


Schwadenmine, r. hd. Mijn die 
koolwaterstoffen uitwasemt; fiery-mine; mine 
sujette au x gaz inflammables. 

Schwajenhalsen, t. pl. hd., v. Bosse 
à aiguillette. (tail. 

Schwalben, V. a. hd., V. to dove-

Schwalbeneisen, n hd. Punt zwaluwstaart 
; dovetailing iron; fer à queue 
d'aronde. 

Schwalbenschwanz, in. hd., v. 
dove-tail i). ~ V. queue d'aronde. 
~ v. balkenband. ~ Nach dem 

S. schneiden, v. cauking. 
Schwalbenschwanzband, n. lid, 
v. dove-tail hinge. 
Schwalbenschwanzbohrer, ni. 
hd Steenboor in den vorm van een zwvaluwstaart; 
stone-bohrer zoilh a swallow-tail; 

tartièrea queue d'aronde. 
Schwalbenschwanzdrath, in. ltd, 

v. dovetail-wire. 
Schwalbenschwanzfeile, f hd., v. 
dovetail-file. 
Schwalbenschwanzhänge, f. hd., 

v. dovetail-hinge. 
Schwalbenschwanzzapfen, m. 
pi. hd. Zwaluwstaartvormige lip; dovetailed 
tenon; tenon it queue d'aronde. 

Schwaleisen, n. hd. IJzer voor ploeg 

iron for plough-shares; fer bi scoc,.-scharen ; 

Schwaig, in. hd. Opening boven de 
vuurbrug van een puddeloven ; gullet through 
which the flame passes over the metal; gueule 
du fourneau par la quelle la flamme passe 
sur le métal. 

Schwalken, v. a. hd., v. to dovetail. 
— v. courir la mer. 

Schwalker, ce. hd., v. loup de 
mer. ~ Zwaluwstaartrnaker; one who 
dovetails; qui assemble en queue d'aronde. 

Schwallig, rn hd. Oevergedeelte dat 
afspoelt ; part of the facing carried off; 
endroit du rivage emporte par I eau. 

Schwalpen, t. pl. hd. Stukken hout 
waaruit een roast wordt gemaakt ; Jlshes 
and side-trees of a made mast; jumelles d' 
assemblage. 

Schwamm, m. hd., v, amadou. 

S. zum waschen, v. éponge 1). 
S. in den gebäuden, v. champignon 
3). 
Schwammbüchse, f. hd. Tonderdoos 
; tinder-box; Bolte á amadou. 
Schwammsaures salz, n. hd., v. 
fungate. 
Schwammseife, f. hd. Drijfzeep ; 
porous soap; savon spongieux. 
Schwammstoff', m. hd., v. fungin. 

SC H WANZKRÖSE. 

Schwammzange, f. hd., v. porte


eponge. 
Schwammzucker, m.hd.,v. mushroom 
sugar. 
Schwanenfeder, f. hd. Zwanen pen ; 
swan's feather; plume du cygne. 

Schwanenfell, n. hd. Zwaren vel ; 
swans kin; peau de cygne. 
Schwanenhals, m.hd. am wagen, 

Zwaanshals; savant necked bar; are de car


rosse. ~ S. am Steuer, gebogen helm


stok; crooked tiller; barre de gouvernail de 

courbée. — S. an einen giekbaum, 

V. crochet du gui. ~ S. einer 
drehpresse, v. chandelier 3). 
Schwanenschnabel, n. hd. Kromme 
sniectang; crooked forceps; bee de cyge. 
Schwang, m. hd. einer glocke, 
v branie 1). 
Schwangbalim, ro. hd einer kut 
brancard. -sche, v. 
Schwangblei, n. hd. einer uhr, 

v. pendule. 
Schwängerbar, adj. hd. Doordring 
voor vocht; saturable; imprégnable.-baar 
Schwängern, v. a. hd. Doordringen, 
nat maken ; to impregnate, imprégner. 
Schwanghammer, m. hd. Staart 
een dufmspil wordt bewo--hamer, die door 
gen ; camhammer; marteau mis en feu par 
un arbre à carnes. 

Schwanken, n. hd. eines Schiffs, 

V. gestängbewegung. ~ S. der 
magnetnadel, v. auswurf n. ~ S. 
der wage, doorslaan der schalen ; balan 
balaecement des bassins.-cing of the scales; 
Schwankend, adj. hd. Wankelend; 
wavering; vacillant, chancelant. 
Schwänkkessel, m. hd. Spoelketel; 
rinsing-kettle; yace h rincer. 
Schwankung, F. hd. Slingering ; os 
oscillation isolée. -cillation; 

Schwanz, m. hd. Lijf; tail, shank of 
a chisel; tranchet dun ciseau. ••• S. des 
hundes, ring van tiet windas; ring of 
the winch; anneau du chien. - v. anschlag 
3). ~ S. der seitengallerie, 
v. cul-de-lampe des bouteilles. 
~ (Der theil des messers 
der in der stiel geht), arend ; tail, 
that part of the knife that enters into the 
handle; queue d'uu couteau is gaine. ••• 

S. einer schraube, !Ut van een schroef; 
shank of a screw; queue dune vis. ^ S. 
der laffette, zooi van het staartstuk ; 
tail of a gun-carriage; talon de flasque. 
Schwanzfeld, n. hd. Doujour; bot 
champ inférieur du dos-tom of the back; 
dune reliure en veau. 
Schwanzfilet, n. hd. Staartlileet, 
onderste lijnstempel ; bottom fillet; filet. 
Schwanzhammer, m. hd.. v. marteau 
á queue. 
Schwanzkorde, f. hd., v. Corde 
de rame. 
Schwanzkröse, f. hd., v. Groze. 


 

SCHWANZLAGER 

Schwanzlager, n. hd., v. eneastrement 
de la queue de culasse. 
Schwanzmesser, ri. hd , v. bankmesser. 
Schwanzmetze, f. hd , v. crupper-
dock. 
Schwanznapf, m. hd., v. écuelle 
a queue. 
Schwanzriegel, m. hd Staartgrendel 
; gate-bar with tail; barre á queue. ^... 

S. an der laffette, v. entre-toise 
de lunette. 
Schwanzriegelblech, n. hd. Klapmuts; 
transom-plate; plaque de lunette. ••• 
Unteres s., v. contre lunette. 

Schwanzriemen, ni. hd.. v. croupière 
1). 
Schwanzriemenring, m. hd., v. 
crupper-dock. 

Schwanzring, in. hd. des hammers, 
Ring om den steel van een harper, 
ring al the tail of the liftinghammer; anneau 
du bout dun martean à emboutir. 

S. der laffette, v. anneau de 
pointage. 
Schwanzsage,r.hd.,v handsäge I). 
Schwanzschraube, f. hd., v. 

breech 2) . 
Schwanzsehraubenbohrer, rn. 
hd., v. mundrohr. 
Schwanzschraubenkoppe, f hd, 


V. break off. 
Schwanzschraubenkopf, in. hd., 
V. boulon taraudée. 
Schwanzschraubenmutter, f. 
hd., v. botte taraudée. 
Schwanzstück , n hd.,v. breech 3). 
Schwanztheil, n. hd. am leder, 


Staartstuk, staarteinde 'an een huid; tailpart 
of the butts and crop-hides; culée, 
troupe. 


Schwanzwolle, f. hd., v. coaille. 
Schwanzzapfen, m. hd , v brackett 
4) . 

Schwärmer, in. hd. Groote zwerm, 
springpot; squib, serpent; serpenteau, lardon. 
Sehwärmerfass, n.hd ,v. firepot.

— 

Schwärmerstock, ni hd. Vormhout 
voor groote zwermhullen; mould for squibs; 
monte it lardons. 

Schwärmertopf, m hd.,v. firepot.

— 

Schwärmrakete, f. i,d. Vuur pij l 
met zwermers; rocket discharging serj.ents; 
fu;ée it serpentaux. 

Schwarte, f. hd.. v. flache-dosse. 

— V. aussenbrett — v. cráute. 
Schwartenformerei, f.hd.,v. moulage 
à la cróute. 
Schwartig, adj. hd. Knot,i € elig ; callous; 
calleux. 
Schwartiges feil n. hd. Knobbelige 
huid; thick and hard skin; peau calleuse. 
Schwarz, adj hd., v. noir t). 
Schwarz, n. hd , v. noir d'aile


magne. — Spanisch s., v. noir 
d'espagne. 

SCHWARZKORN. 999 

Schwarz anlaufen lassen, v. a. 
hd., v. noircir. 

Schwarzbäcker, m. hd_ Roggebrood 
bakker; baker of broun bread; boulanger 
de gros pain. 

Schwarzblau, n. hd. Loodkleur; vio laceous; 
violace, livide. 
Schwarzblech, n. hd., v. eisen


blech 1). (ze. 
Schwarzblei, n hd.,v. bleischwär-
Schwarzbleierz, n. hd Loodglans, 

zwavellood ; ore of black lead; mine de 
plomó noir. 

Schwarzbohren, v. a. hd. einen 
gewehrlauf, V. forer un canon 
de fusil. 

Schwarzbottig, ni. hd. Ton voor 
bet bewaren van het zwarte vuil dat op 
het kwik drijft bij het amalgamatie proces; 
mercury buchet; vase a recueillir la substance 
fuligineuse du mercure. 

Schwarzbraun, adj. hd Donker 
bruin ; dark brown; Brun foncé. 

Schwarzbraunsteinerz, n. hd. 
Z wart bruinsteenerts ; black maganese ore; 
mine de mariganè e noir. 

Schwarzbrod, n. hd., v. pain bis. 
Schwarzdorn, in hd , v. épine .o) . 
Schwärze, f. hd , v. noir. ~ v. 
enduit noir. ~ Zwarte metaatt.oudende 
aarde; black metallic earth; terre métallique 
noire. — S. glimmer, v. mica mag 

-nésien. 
Schwarze emaille, f. hd., v noir 
de trait. 
Schwarzeisenstein, m. lid. ,v. mag 
-nèse noir s. noir. ••r v. brauneisen


stein 1). 
Schwärzel, ni. hd , v. kienruss. 
Schwärzen. n. hd der formen, 

V. blacking of the moulds. 
Schwàrzen, v a hd., v. noireir 1). 
Schwarzerz, n hd. Zwart zilvererts; 
black silverore; mine d'argent noir. 
Schwarzespe, t hd , v. peuplier 
noir. 
Schwarzfärben, e hd , v. teinture 
en noir s. noir. 
Schwarzfärber, m. hd , V. black


dyer. 
Schwarzgar. adj. hd., v. basane. 
Schwarzgelb, adj lid. Vuil groen 

dun-yellow; olivatre, livide. 
Schwarzgesprenkelt, adj. hd . v. 
moucheté noir s, noir. 
Schwarzgüldenerz, n. hd., v. mine 
d'argent noir carriée s. noir. 
Schwarzholz, n. hd., v. bois résigneux. 
Schwarzkohle, r. hd., v. charbon 
de terre. 
Schwarzkreide, I:. hd , v. crayon 
noir b). 

Schwarzkorn, n. hd Kupelkorl van 
zuiver goud ; button of refine gold; bouton 
de fin. 


1000 SCHWARZKUNST 

Schwarzkunst, f. hd., V. gravure 

en noir. (brut. 
Schwarzkupfer, n. hd , v. cuivre 
Schwarzkupferspähne,',m. pI .M. 

Koperdeeltjes die aan de essaaistang blijven 
zitten ; particles of a copper adhering to the 
assaying•rod; particules de cuivre qui s'attachent 
à la verge d'assai. 

Schwarzlich, adj. hd., v. blackish. 
Schwarzmanganerz, n. hd , V. 

manganèse noir s. noir. 
Schwarzmehl, n. hd., v. farine 2). 
Schwarznagelsehmied, m. hd., v. 

nail -smith. 
Schwarzpappel, f. hd., v. peu 

-plier noir. 
Schwarzpech, n hd ,v. poix noir. 
Schwarzpinsel, m. hd. Verfkwast 

(om te zwarten); painter's brush; pinceau 
h noircir. 
Schwarzprobe, f. hd. Knipproef ; 

trial of the blue stuff; essal du pied de bleu. 
Schwarzquast, m. hd., v. brosse 2). 
Schwarzroth, n. hd. Donkerrood; 

dark or deep red; noir rougátre, rouge foncé. 

Schwarz und roth drucken, n. 
hd. Rood en zwart drukken ; to print black 
with red; imprimer en rouge et noir. 

Schwarzstein, m. hd., v. schwarzer 
eisenglimmer s. eisenglimmer. 
~ S. zeichenstift, v. crayon 
noir b) . 

Schwarztichkunst, t. hd., v. gravure 
en noir. 

Schwarzwälder uhr, f. hd. 
Sehwarzwalder klok ; black forest clock; 
horloge de la foret-noire. 

Schwebe (in der), adv. hd. Op. 
hangend ; in suspense; en suspens. 
Schwebeband, n. hd. ,Hangende 
band; suspended ribband; ruban suspendu. 

Schwebebaum, m. lid. Balansboom 
(aan werktuigen); rock-shaft arbre Is bascule 
Schwebende haue, n. hd., v. nille 

à balance. 
Sehweber, m. hd., v. bilanee eng. 
3). — V. pendule i). 
Schwebescheibe, f. hd. Beweeg 
schietschijf; target hung up; but sus--bare 
pendu. 

Schwebestrich, m. hd. Houten schot 
tusschen twee balken ; boards suspendet between 
two posts; plancher suspendu entre 
deux poutres. 

Schwebung, f.hd.,v.balancement. 

Schwederig, m. hd Vischnet voor 
den molenloop; small fish-net at the end of 
the mill-fall drench; truble. 

Schwedische grün, n. hd., v. 
deuto-arsénite z). 
Schwefel, m. hd , v. brim-stone. 

S. in stangen, slangenzwavel; roll 
sulphur; soufre á canon. ••• Gewachsener 
s. Lebendiger s., natuurlijke 
zwavel; native sulphur; soufre vive, soufre 
vierge. •• Composition von s. und 
SCHWEFELKAMMER. 

arsenic, v. arsénic sulfuré jaune. 
~ Vulkanischer s., vulkanische zwavel; 
vulcanicsulphur; soufre natif, volcanique. 

Schwefelabdruck, m. hd. Afdruk 
in zwavel ; impression in sulphur; estampe 
en soufre. 
Schwefelader, f. hd. Zwavelader; 
sulphur vein; veine de soufre. 

Schwefelalkohol, n hd. Z wavelkoolstof; 
sulphuret of carbon; sulfure de carbone. 
Schwefeläther, M. hd., v. ether 

sulfurique. 
Schwefelantimon, n. hd , v antimoine 
sulfuré. 
Schwefelarsenik, m.hd. (gelber) 
v arsénic sulfuré jaune. Ro 

V. arsénic sulfuré rouge.-ther s., 
Schwefelbecken, n hd. Zwavelbak 
waarin de zwavel loopt bij 't uitsmelten ; 

basin for receiving the molten sulphur; bas


sin qui recoit le soufre fondu. 
Schwefelblausauer, n. hd , v. hydrosulfocyanate. 
. 
Schwefelblausäurer, f. hd., v. 
acide hydrosulfocyanique. 
Schwefelblumen, f.pl.hd.,v fleur 
de soufre. 

Schwefelbrunnen, m. hd. 7 wa vel bron; 
sulphureous spring; fontaine sulfureuse. 
Schwefeldampf, m. hd. Zwaveldamp, 
zwaveligzuurgas; sulphurous:'gas; va


peur de soufre. 

Schwefeleinschlag, m. hd , v. ein


schwefeln 2). 

Schwefeleisen, n. hd. Zwavelijzer; 
protosulphures of iron; protosulphure de fer. 

•.• v. eisenglanz. 
Schwefelerde, f. h.d Zwavelhoudende 
aarde; sulphurous earth; terre suifureuse. 
Schwefelerz, n. hd., v. ore of 

sulphur. 

Schwefelfaden, m. hd., v. moche 

de soufre. 

Schwefelfang, ni. hd. Zwavelput voor 
de uitgesmolten zwavel; hole for the roasted 
sulphur; trou pour recueillir le soufre. 

Schwefelform, f. hd. Zwavelvorm ; 
brinstone-mould; moule de soufre. 
Schwefelgold, n. hd., v. protosulfure 
d'or s. or. 

Schwefelgrube, f.hd.,v. soufrière. 
Schwefelhalbsauer, n. hd., v. aci


de sulphureux. 

Schwefelhaltig, adj. hd. Z wavelbevattend, 
gez wa veld ; sulpherous; soufré, 
sulphureux. 

Schwefelhölzchen, n. hd , v. allumettes 
allemandes 1). 
Schwefelige säure, f. hd., v. acide 
sulfureux. 
Sehwefeligsauer, adj hd. Zwaveligzure; 
sulphurous; sulphureux. 

Schwefelkammer, f. hd. Z wavelkamer, 
waarin de gesublimeerde zwavel 
zich afzet ; room for concreting the subli 

chambre au soufre. -med sulphur; 


SCHWEFELKASTEN. 

Schwefelkasten, m. hd., v. ensoufroir. 


Schwefelkies, m hd., v. eisenkies. 

Schwefelkohle, f. hd. Zwavel bevat. 
tende steenkolen ; sulpherous coal; charbon 
de terre sulfureux. 

Schwefelkohlenstoff, in. hd., v. 
schwefelalkohol. 

Schwefelkolben, m. hd. Retort van 
klei om zwavel te zuiveren; retort for purifying 
brimstone; retorte pour purifier le 
soufre. 

Schwefelkuchen, in. hd.,v. cuivre 
sulfuré. 

Schwefelkugel, f. hd. Zwavelbal; 
sulphur-ball; boule de soufre •• Stuk zwavel 
en was van den schoenmaker; bull of 
wax and sulphur; machine. 

Schwefelkupfer, n . hd., v. cuivre 
sulfuré. 
Sehwefelläuterofen, m. hd., v. 
fourneau de galerie. 

Schwefelläuterung f. hd. Het 
zuiveren van de zwavel; purification of 
sulphur; purification du soufre. 

Schwefelleber, f. hd., v. foie de 
soufre alcalin. — Flüchtige s., 
zwavel ammonium ; volatile sulphuret of 
ammonia; sulfure d'ammoniaque. 

Schwefelleberluft, f. hd. Z wavel 
sulphuretted hydrogen gas; gaz-waterstofgas; 
hvdrogène sulfuré. 

Schwefelleinöl, n. hd. Gezwavelde 
lijnolie ; sulphuretted linseed oil; huile de 
lin sulfurée. 

Schwefellöffel, m. hd. Lepel om de 
uitgesmolten zwavel in de vormen te schep• 
pen ; skimmer for molten brimstone; cuiller. 

á purifier le soufre. 
Schwefelluft, f. hd. Zwaveligzuurgas; 

sulphurous acid gas; gaz acide sulphureux. 
Schwefelmännchen, n. hd., v. ein 
-schlagspäne. 
Schwefelmeister, m. hd. Meesterknecht 
in een zwavelsmelterij; foreman of 
a sulphur-kiln; préposé dune fonderie de 

soufre. 

Schwefelmetalle, n. pl. hd. Zwa 

velmetalen; sulphides; sulfures. 
-

Schwefelmilch, f. hd., v. lait de 

soufre. 

Schwefeln, v. a. hd., v. einschwe


feln. — v. eintauchen. 

Schwefelofen, m. hd. Sublimeerin


richting voor zwavelbloemen; kiln for su


bliming; fourneau á dessoufrer. 

Schwefelpfanne, f. hd. Zwavelpan; 

pan lor melting brimstone; poèle a soufre. 

Schwefelquecksilber, n. hd , V. 

mereure hépatique. 

Schwefelquellen, c. pl. hd. Z wavel


bronnen ; sulphurous waters; eaux minéra


les sulfureuses. 

Schwefelröhre, f. hd., v. flue of a 

sulphur-kiln. 

Sehwefelröste, f. hd. Het uitsmelten 

Sc HWEIFSÄGE. 1001. 

van de zwavel door roostering ; roasting of 
sulphur; grilllage de soufre. 

Schwefelsäure, f. hd. englische, 

v. acide sulphurique. •• Nordhäuser 
s., V. huile de vitriole. 
Schwefelschlacke, f.hd. Z wavelslakken 
(overschot bij het uitsmelten); scoria 
of sulphur; laitier (ie soufre. 

Schwefelsilber, n. hd., V. glanzerz 
1). (spar. 

Schwefelspath, m. hd , v. heavy 

Schwefelspiessglass, n. hd. v. an


timonial ore. ••• Kristallisirtes s. 
Gestreiftes s. Blätteriges s., straal vormig 
spiesglanserts; sulphur of antimony, 
radiated, grey-streaked, foliated sulphur of 
antimony; sulfure d'antimoine cristallisé, 
strié, lamelleux. 

Schwefelstangen, f. pl.hd.,v. canon 
de soufre s. canon c). 

Schwefeltropfen, m. pi. lid. Zwavel 
in druppels of kleine ballen; sulphur that 
exsudes; soufre en forme de glacons. 

Schjwefelung, f. hd. Met zwavel ver 

zwavel aanbrengen ; sulphuring-binden of 
dipping in brimstone; soufrage. ^. (Vulkanisirung 
des kaoutschuks), vul kaniseeren 
of zwavelen van de gomelastiek; 
vulcanization of india rubber; vulcanisation 
sulfuration du caoutchouc. 

Schwefelwasserstoff, m. hd. Z waveiwaterstof; 
hydroguret of sulphur; soufre 
hydrogéné. 
Schwefelwasserstofgas, n. hd., v. 
acide sulf hydrique. 
Schwefelwasserstofl'säure f. hd, 

v. acide sulfhydrique. 
Schwefelweinsäure, f. lid.,. v.
acide sulfovonique.
Sehwefelw©rk, n. hd. Zwavelwerk; 
sulphur-works; fabrique de soufre. 
Schwefelzinn, n. hd., v étain 
sulfuré. 
Schwegel, f. hd. Grosse s ., Groote 

fluit (orgelpijp) ; great flute, german flute; 

grande flute allemande. ••. Kleine s., 

Flagolet (orgelpijp); little flh te; petite flute.

Schweien, v. a. hd , v. éviter. 

Schweif, m. hd. eines ganges, 
Einde van een metaalader; tail of a lode; 
queue dun felon. - v. hebeeisen 2)

,. 

Schweifbrett, n. hd , v. porte-epoulins. 
Schweif bügel, m. hd. Losse stijg

-

beugel (aan den zadelknop) stirrup depending 
on the pummel of the saddle; étrier 
qui tient au pommeau de la selle. 

Schweifeisen, n. hd. Groote wagen 
beitel; cartwight's great chisel; aron--makers 
disseur. 
Schweifen, V. a. hd., v. écolleter. 
~ v. oambrer l ). ~ v anscheeren.

S. nach einer lehre, v. encolleter. 
~ S. am rand, v. godronner 1) . 
Schweifrahmen, m. hd., v. lamb. 
Schweifsäge, f. hd., v. feuillet 

84 


1002 SCWEIFSPULE -


à tourner. — v. compass-saw. 
Sehweifspule, f. hd. Spoel van den 
knopenmaker ; top; sabot. 
Schweifstock, m. hd , v. canne


lier. 
Schweiftheil, P. hd., v. aase t) . 
Schweifung, t. hd., v. cambrure. 

— V. buchel 4) — V. faiissure. ••• 
S. einer kommode, v. bombement. 
— Bogenförmige s. zwischen 
den sägezähen, krom beloop 
van de wolfstanden ; gullet; échancrure arquée 
entre les dents d'une scie. 
Schwein, n. hd., v. carlinque de 
fond. 

Schweinsfeder, t. hd., v. lance 3). 

Schweinsfett, P.. hd., V. axonge 1). 

Schweinsleder, n. hd. Varkensleder; 
hog-leather, pig-leather; cuir de cochon. 

Schweinslederband, to hd. Band 
Aan zwaar perkament ; binding in pig-leather; 
reliure en cuir de cocoon. 

Schweinszahn, m. hd. Koolzure kalk 
met beginselen van kristalvorm; dog's tooth 
spar; cbaux carbonate métastatique. 

Schweiss, m. hd , v. fettiger 
schweiss. 

Schweissen, V. a. hd , v. corroyer 
le fer. ~ Die arme oder 
das kreuz an die ankerruthe s, 

V. oncoller l' ancre. 
Schweisser, m. hd. Sinit die ijzer 
aaneen welt ; welder; qui sonde le ier. 
Schweissglühe, Schweisshitze, 

t. hd., V. chaude suante. 
Schweisslippe, i. hcd.,v. capsule t). 
Schweissofen, m. hd., v. four à 
réchauffer. 
Schweissstelle, (. hd. Gewelde lasch, 
plaats waar het ijzer geweld is; shut; soudure. 

Schweisstuch, n. hd. Dekkleed van 
den trog; linen cloth; pièce de toile qui 
couvre 1' ouverture do la buche. 

Schweissung, f.hd.,v. encollure 2). 
Schweisswärme, t hd., v. chaude 
suante. 

Schweizerbas, m. hd. Baspijp van 
het flagoletregister; bass of flageolets; hasse 
de Qageolets. 

Schweizerdachfuss, ni. hd., v. 
égout a). 
Schweizerflöte, i. hd. Flagolet; 
flageolet -stop; flageolet. 
Schweizergrün, n hd. Zwitsersch 
groen ; swiss green; vert suisse. 
Schwelholz, n. hd., v. bois résineux. 


Schwelle, t. hd., v. eisenbahnquerschwelle. 
— v. bois de menuiserie. 
— v. filet de mur. — 
(Sehweiibrett), dorpel van een deur ; 
sill, threshold; seuil. — v. bande eroisée 
S. bande. ~ v. dachschwelle. 
~ V. band 3). — v couche 5). 

Schwellen, n. hd., V. anschwellung. 


SCHWENKBIER. 

Schwellenbaum, m. hd. Balk voor 
dorpels; tree fit for sills; arbre qui sert 
de seuíl. 

Schweller, m. pi. hd. des kutschenkasten, 
v. brancard. — S. 
am schlitten, schinkels onder een slede; 
cheeks; arbres. 

Schwellerband, n. hd. Hangriem van 
een koets; main-brace of a carriage; soupente. 

Schwellfarbe, f. hd., v. beize $) . 

Schwellrahmen, m. hd. eines 
schleusenthores, onderste dwarsregels 
van het. sluisdeurraam; bottom cross-piece 
in the leaf of a lock-gate; entretoise inférieure 
d'une porte écluse. 

Schwellriegel, m. hd., y. entre 
-toise inférieure. 
Schwellung, t. hd. Versterking, verdikking; 
inflating: renfort. 

Schwemmsel, n. hd. Erts uit het 
laatste waschvat; ore extracted from the 
last buddle; minérai retiré du dernier bassin. 

Schwengel, m. hd., v. fièche d' 
un pont-levis. ~ S. an eine 
glocke, v. battant 4). ^ S. an 
einer presse, v. bar s). ~ S. an 
einem rade, kruk van een wiel ; crank 
of a wheel; manivelle de roue. ~ S. an 
einem steuerruder, helmstok; whipstaff 
of a helm; manivelle de gouvernail. — S 
einer schneidemühle, v. bascule 
3). — S. am treibherd, hef boom 
van een kleine kraan ; balance of the little 

crane; balancier de gruau. - S. an 
einem wagen, v. orthscheit. — 

S. an eine windmühle, v. engin 
a tourner un moulin. ® S. einer 
uhr, v. balance 3). — S. an einer 
ziehbrunnen, v. bascule i). 
Schwengelbrücke, . r. hd., v. pout 
levis a bascule. 

S chwengelbrunnen, m. hd. Waterput 
met een wip ; well with a bucket swipe; 
puits á bacule. 

Schwengelkunst, f. hd. Waterwerk tuig 
met een wip; machine moved by sweeps; 

machine hvdraulique á bascule. 

Sehwengelpresse, i. hd. Pers met 
een bei boom ; press with a bar or lever; 
presse à barreau. 

Schwengelpumpe, f. hd. Pomp met 
een slinger; pump with a swipe; pompe it 
bascule. 

Schwengelriemen, m. hd., v. 
brayer. 

Schwengelstütze, f. hd. Draaipunt 
van de wip; pivot of the swipe; pivot de 
la bascule. 

Schwengeluhr, f. hd., v. montre a 
pendule. 
Schwengelwerk, n.hd.,v. schwengelpumpe. 


Schwenkbaum, m. hd., v. crank 1). 

Schwenkbier, n. hd. Bier dat in de 

zoutpan wordt gebracht om bet kristalli 
te bevorderen ; beer thrown into-seeren 


SCHWENk.BTTRSTE - SCHWINDMASSSTAB. 1.003' 

the boiler for crystallizing the salt; bière 
qu'on fette dans la chaudière pour faire 
cristalliser le sei. 

Schwenkbürste, f. hd. Fiesschenborst(
l (voor mineraalwater flessehen); bottlebrush; 
goupillon. 

Schwenkgefäss, D. hd. Spoelvat ; 
rinsing-tub; rincoir. 
Schwenkkessel, En. lad. Spoelketel 
rinsing-basin; bassin à rincer. 
Schwenkkübel, m. hd. Spoeltobbe; 
rinsing-tub; souillarde. 
Schwenkschüssel, f hd , Y. basin 
11) . 

Schwer, adj. há. Zwaar, wichtig; heavy, 
weighty; pesant ; pesant pondereux. — 
Z waar, sterk, dik; strong, substantial; fort, 
qui a (tu corps. 

Schwerdtfeger, m. hd , v. fourbisseur. 


Schwere, f. hd., v. force de compression 
s. force. — Zwaartekracht; 
gravity, gravitation; gravité, gravitation. • 

V. heaviness. — Eigenthümliche 
S., soortelijk gewicht ; specific weight; 
pesanteur spécifique — Gleichheit der 
s., V. équipondérance. — Speci. 
fische s., V. dichtigkeit 
Schwererde, f. lad , v. barytiumoxyd. 
— V. baryt 1). 
Schwererdmetall, n. hd., v. barium. 


Schweres wetter, n. hd. Woest-, 
zwaar-, stormweder; tempestuous weather, 
foul weather; gros temps. 

Schwerer wind, in. hd. Zware wind 
(iets minder dan storm); strong gale, heavy 
gale; gros vent. 

Schwerfläche, f. hd. Vlak waarin 

bet zwaartepunt ligt; plain of the centre 

of gravity; plan du .centre de gravité. 

Schwerflüssig adj. hd., v. réfrac


taire t) . — V. minérai rebelle. 

Schwerflüssigkeid, ä. hd., v. ca


ractère réfractaire s. réfractaire. 

Schwerf örderniss, f. hd. Moeilijk 
opvoeren van liet erts ; difficult extraction; 
extraction difficile. 

Schwerköstige zechen, f.. pl. hd. 

Mijnwerk, dat veel van exploitatie kost; 

pits requiring great outlay; mine dont I' 

exploitation est fort dispendieuse. 

Schwerkraft, f. hd., v. gravité. 

Schwerkrafthaben, v. n. hd., v. 

anstreben. 

Schwerleder, n. hd., v. cuir a 

semelles. 

Schwerlinie, f. hd. Middellijn der 
zwaartekracht; diameter of gravity; diamètre 
de gravitd. 

Schwermesser, m. hd., V. baromètre. 
Schwermesseruhr, m. hd., v. barometrograph. 
Schwermetall, n. hd. Wolframiurn ; 
tungsten, wolfram; tungstène. 

Schwerpunkt, m. hd., v. centre 
de gravité. 

Schwerselenit, m. hd , v. baryt. 

Schwerspath, in hd , v. baryt. 

Schwerstein, m. hd. Zwaarsteen, 
wolframium erts; tungsten, white wolfram; 
tungstèue wolfram blanc. 

Schwert, n. hd., v. épée t & 2). 
Zwaard van een schip; lee board; semelle, 
dérive. — S. zum hanfbrechen, v. 
dague. 

SehwertafTet, m. hd. Taffen, zijden 
stof (Gros de Napels); tours taffetta; gros 
de tours. (sour.

Schwertfeger, m. hd., v. fourbis-

Schwertfegerarbeit, f. hd. Zwaardvegerswerk; 
sword cutlery; fourbissure, ouvrage 
de fourbisseur. 

Schwertfegerdrath, m. hd. Dik zilverdraad 
; sword cutlers silver wire; gros 
fil d'argent. 

Schwertfegergold, n. hd., v,. 
blattgold. 
Schwertfegersilber, n. hd., v. 
blattsilber. 

Schwibbogen, m. hd., v. arcade. 

Schwic.;hten, v. a. hd. Zwichten; to 

snake; serpenter. 
Schwicbtingen, f. pl. hd., v. eatharpings. 


Schwichtlien, f. hd. Scheerlijn; snak 
serpente, fause trélingage. -ing line; 

Schwichtserving, f. hd. Z wichtlijnen 

van 't grootzeil ; main sail's spilling lines; 
dégorgeoirs de la grande voile. 

Schwiemschalg (Im s. liegen), 

n. hd. Zwiemslag (bi liet wenden met den 
kop juist in den wind liggen);-to stay, to 
be to head wind; avoir pris vent devant. 
Schwieping, f. hd., v. fouet 4). 

Schwiepingstopper. m. lid., v 

bosse It) 

Schwilbe, f . hd. Doode; geen metaal 
bevattende mijnader ; dead lode; gangue 
stérile. 

Schwimmangel, f. hd. Drijfsim; float


ing line; ligre flottante. 

Schwimmende, f. hd. brücke, 

V. floating bridge. — S. mauer, v. 
mur de douve. — S. gebirg, vlotgebergte 
; boggy rock; rocke ébouleuse. 
Schwimmer, in. hd , v. float I). 
Schwimmgürtel, m. hd. Z weigom 
del ; swimming girdle; ceinture a nager. 
Schwimrnnetz, n. hd. Sleepnet ; 

drag-net, dredge; drainette. 
Schwimm-niveau, n. hd., v. float 
gaugue. 
Schimmschule, f. hd. Zwemschool; 
swimming-school; école de natation. 

Schwinden, u. hd , v . contraction. 

Schwinderling, in. hd., V. bel


lows i) . 

Schwindgrube, f hd., v. drain. 2). 

Schwind.massstab, cm. hd , v. con


traction-rule. . 


 

1004 SCHWINDUNG

Sehwindung, f. hd. Droogscheuren 
In aardwerken ; dwindling; desséchement 
des digues. + Trekken van aardewerk; 

shrinking; retraite de la porcelaine. 

Schwing, f. hd., v. dague 1). 

Schwingarm, in. hd. Slingerende. 

stang ; see-saw; petite bascule. 
Schwingbrett, n. hd., v. chevalet 
pour 1'espadage du lin. 
Sehwingebloek, ni. hd. Z wingelblok 
; block for swingling or tewing hemp 
on; chevalet à écbanvrer. 

Schwingeln, in hd., v. espadage. 

Schwingen, f. pl. hd., v. épart de 
ridelle. 

Schwingen, v. a. hd. Door schommeling 
schuren, wannen ; to swing; vanner. 
~ V. fl. V. osciller. 

Schwingend, adj. hd. Slingerende; 
vibratory; vibratoire. ~ S. bewegung, 

v. mouvement oscillatoire. 
Schwingholz, n. hd., v. échanvroir. 
Schwingmesser, n.hd.,v dague 1). 
Schwingnapf, m. hd., v. vannoir. 
Schwingsieb, n. hd. Hangende zeef; 

barn-sieve; crible de grange. 
Schwingstock, m. hd., v. horse t). 
Schwingung, f. hd , v. auswurf. 
Schwingungsbewegung, f. hd., 

V. mouvement oscillatoire. 
Schwingungsbogen, m. hd., v. 
are d' oscillation. 
Schwingungspunkt, n. hd., v. 
centre d'oseillation. 
Schwingungsraum, m. hd., v. 
branle. 
Schwingungsstreich, Schwin. 
gungsschlag, m. hd., v. battement. 
Schwingungswellen, t. hd., V. 
ondulation. 
Schwingungszahl, f. hd. Aantal 

slingeringen ; number of vibration; nombre 

des vibrations. 

Schwingzeit, f hd., v. durée d' 

une oscillation. 

Schwitze, r. hd., v. piling the 

hides. i v. échauffe 2) . 

Schwitzen, V. a. hd., v. ausschweissen. 
~ Eisen volkommen s., ijzer 
tot de welhitte verwarmen ; to heat iron 
completely; suer le fer. ••• S. eines zu 
vergoldenden topfer—geschirrs, 
bakken ; van aardewerk dat verguld moet 
worden sweating of a vessel about to be 
gilded; ressui. 

Schwitzgold, n. hd. Kupelgoud ; zuiver 
goud ; sweating-gold; or de sueur. 
Schwitzhaufen, f. hd., v. échauf 
fe 1). 
Schwitzmesser, n. hd., v. couteau 
de chaleur, 
Schwitzsilber, n. hd. Zuiver zilver; 
blistered silver; argent de sueur. 
Schwödefass, n. hd., v. enchaussenoir. 


SCIE. 

Schwödegrube,f.hd.,v.éehauffe2) . 
Sehwöden, v. a. hd., v. enchaussenor. 
Schwöpelsoden, m. hd., v. facing-
sod. 
Schwung, m. hd., v. balancement. 

V. chaudière à bascule S. chaudière 
a) . (card. 
Schwungbaum, m. hd., v. bran-
Schwungbaumband, n. hd., V. 

écharpe de brancard. 
Schwungbohrer, m. hd., v. centrifugal 
drill. 
Schwunghaft, adj. hd. Slingerend; 
vibratory; vibratoire. 
Schwunghebel, ni. hd. einer 
schraubenpresse, v. bar i 1). 
Schwungkraft, f. hd., V. abstre• 
bekraft. 

Schwungrad, n. hd., V. fly 5). ~ 
Treewiel van den pottebakkers draaibank; 
my wheel; roue de volée à faire mouvoir 
les tours. ~ V. aufwindrad. 

Schwungriemen, m. hd. Hangriem 
(van een koets); main-brace of a coach; 
soupente. 

Schwungring, m. hd. Ring van den 
hangriem ; ring of the main-brace; anneau 
de soupente. 

Schwungschaufel, f. hd. Schop 
met langen steel ; lang handled shovel; frelle 

à manche long. 

Schwungseil, n. hd., v. echarpe 4). 

Sehwungspunkt, m. hd., v. centre 

d'oseillation. [le 4).

Schwungstange, f. hd., v. bascu-

Schwungstift, m. hd., v. over


banking. 
Scardasse, eng., v. large carde 

S. carde. 
Sciage, m. fr. Het zagen ; sawing; 
das sägen. — Zaagloon ; wages for sawing; 
sägelobn. — S. de long, bet met den 

draad zagen ; the cut of timber for deals; 

trennscbnitt. — Bois de s., v. s. boil. 

Seibbler engine, eng., V. briseuse. 
Seibbling, eng., V. droussage.. 
Scie, f. fr. v. saw 1). — Schrobzaag; 

key-hole-saw; locbsäge. — Snijdraad van 

den pottebakker; potter's saw; töpfersäge. 

— S. allemande, in een raam gespan nen 
fourneerzaag ; framed veneersaw; deut 
-scbe turnirsäge, gattersäge. — S. à are, 

S. en archet, v. bogensäge. ^ S. 
à arrasar, S. de boisselier v. ab zetszage. 
— S. chantourner, S. 
ä echancrer, v. égohine. — ,. à 
chantourner, S. d' horloger v. 
buhl-saw. ~ S. circulaire, v. circular-
saw. ~ S. à couper les che villes, 
V. drillsäge. — S. circulaire 
au tour, v. bench-saw. om 
S. a couteau, v. compass-saw. 
a. S. eylindrique, S.sans fin, v. 
bandsäge. — b. S. eilindrique, v. 
annular-saw. — S. de charpen

SCIENCE -


tier, v. cross-cut-saw. — S. à decouper, 
V. buhl-saw. •• S. sans 
dents, steenzaag, zaag zonder tanden; 
toothless saw; säge ohne zähne, ungezalinte 
säge. •• S. à dos, S. a dossière, v. 
backed-saw s. saw. ~ S. droite 

S. verticale, staande zaag, rechte zaag; 
straigt saw; gerade säge. — S. éden• 
tee, zaag niet uitgebroken tanden snicked 
saw, notched saw; schartige säge. ~ S. 
à égrener, v. gin 4) . ••• S. à évider, 
v. baw-saw. ^ S. sans fin, 
V. endless-saw. — S. fine, v. sashsaw. 
~ S. à guichet, v. égohine. 
S d' horloger, v. buhl-saw. 

S. de j ardiniér, S. à enter, S. 
a greffer, V. pruning-saw. ~ S. à 
main, v. handsäge 1). ~ S. à manche, 
schrobzaag, v. fuchsschwanz. 
S. a manche d'égohine, v. sciotte. 
~ S. à deux mains, v. crosscut-
saw. — S. mécanique, v. 
bench-saw. •• S. a marbre, v. 
marmorsäge. o S. de marquet te 
v. funirsäge. ~s. montée, S.-rie, 
a chassis, S. à monture, v. 
frame- saw, — S. montée a débiter, 
v. brettsäge. ~ S. à pierre, 
V. marmorsäge. — S. a placage, 
V. furniersäge. •• S. a refendre, 
V. frame-saw. ~ S. a revider, v. 
circular-saw. — S. rotative, v. 
endless-saw. ~ S. à ruban, iintzaag, 
V. bandsäge. -• s. d'une 
seierie, molenzaag, zaag van den zaagmolen 
; mill-saw; mtihlsäge. ~ S. de 
scieur de long, v. brettsage. 
S. de travers v. cross-cut-saw. 
s a travers, v. frame-saw. 
S. à tenon, pennezaag; tenon-saw; 
schiiesssäge. —S. a tourner, v.feuillet 
a tourner. ~ s. ventrue, houthak 
; felling-saw; bauchsäge. zug--kerstrekzaag 
säge, waldsäge, bauernsä;e. ~ S. aa eider, 

V. buhl-saw. ~ S. à voleur, v. 
compass-saw. 
Science, t. fr. & eng. Wetenschap; 
wissenschaft. — S. physico-mathéma 
tique, wiskundige natuurkunde; mined mathematies; 
mathematische physic. — S. 
des medailles, v. medaillenwissenschaft.. 
~ S. nautique, v. 
nautics. 

Scier, v. a. fr , v. couper t) ~ 

S. le bois contre le fil, en travers, 
V. couper 4). ~ S. le bois 
de long, v. refendre le bois. 
Scier, V. a. fr. Strijken ; to strike; 
streichen. ~ S. babord ! tribord! 
inter; strijk aan bakboord (stuurboord) ; 
strike backwater on the port sie (starbord); 

streich an backbord ! (steuerbord). 
Scierie, t. fr , v. bench saw. 


v. brettermühle. ~ S. à lame 
sans fin, zaagmolen met lintzagen ; band 
saw; bandsäaemaschine. — S. meeani-
SCORIE. 1005 

que, v. brettermühle. — S. à placage, 
v furnirschneid maschine. 
Scieur, m. fr. Zager; sawyer; säger. 

S. de long, v. brettsager. ~ S. 
au dessus du bloc, bovenzager ; topman; 
obenstehende rostschnelder e S. au 
dessous du bloc, v. pitman. ~ 
Tréteau des s-s. de long, v fosse 
de scieur de long. 
Scintillation, t. fr des étoiles, 

Tintelen der sterren; twinkling, scintillation 
of the stars; flimmern, funkeln der sterre. 
Sciotte, i. fr. Breede schrobzaag; 
whip-saw without frame, english pad-saw; 

englischer fuchsschwanz, bieberschwanz, 
blattsdge 
Scissors-holder, eng. Blok van de 
schaar, schaartiouder; scheerenzwinge; porte 


ciseaua. 

Scitie, t. hd. & fr. Setey, soort van 
turksch vaartuig; settee. 

Sciure, t. fr., v. bran de scie. 
Selauneur, m. fr., v. esclauneur. 
Sclérométre, in. fr. Dichtheids


meter; sclerometer, instrument for measurung 

the density of the ware; dichtigkeitsmesser. 
Scolloped, adj eng., v. festonné. 
Scollop puncheon, eng., -v. outil 

a écailles. 
Sconce, eng., v. acolyte. e Arm


idaker; armfeuchter, wandleuchter; bras. 
Sconcheon, eng., v. éeoincon. 
Scoop, eng., v. eeope ). — Schoep ,. 

schepper; schaufel; pelle, puisoir, godet. 
Scoop-wheel, v. heberad. 
Scope of fire, eng.,v.champ de tir. 
Score, eng., v. kerbholz. 
Score (to), eng., v einkeepen. 
Scoria, eng., v. schlacken. ^ v. 

bed 3). ~ v. cinders. ~ S. at the 
mouth of de conduit pipe, v. nasen 
schlacke. — Béd of s., v. 
schlackenbrett. — To be reduced 
tos., to become scorious or drossy, 
v. aufschlacken. ~ Vessel ser 

-ving to reduce to s., v écuelle 
a scorifie. — To run off the s., 
of the furnace, de slakken afhalen, 
aftrekken; die schlacken abwerfen; haler Ie 
laitier. 

Scone, t. fr., V. schlacken 1). 

S. qui s' attache au bee de la tuyère, 
v. nasenschlacke. — S. du 
cuivre afné, scone de raffinage, 
slakken van het gaarkoper; secrements of 
pure copper, copper-refining-slag; gaarsehlaeken 
vorn kupier, kuptergaarschlacken. •o 
S. devitrifiée, doffe ;lak ; devitrified 
slag; entglaste, getemperte schlacke. S. 
de fer forgé, hamerslag; iron spackles, 
scale of iron; hammerschlag, schmiedesinter. 
~ S. de la fonte fraiche, trischslak; 
refining cinders; frischschlacke. — S. de 
faux d'affinerie, slak van den verfij 
finery cinders, finery slag; schlacke.-ningsoven; 
~ S. du haut-fourneau, v. laitier 


100E SCORIFICATION 

du haut fourneau. ~ S. de li 
-quidation, v. kratzschlacken. •• 
Plein de s., v. reeremental. •^ 

S. pauvre, S. erue, goed uitgesmolten 
slak (die weinig oxide bevat); raw or poor 
fining slag, tap-cinder; roischlacke, rohe 
frisehschlacke. • S. poreuse, poreuse 
slak; honeycomb slag; bimsteinartige schlacke. 

S. riche, S. douee, stak die veel 
oxide bevat; rich slag; gaarschlacke, gaare 
frischschlacke. -• Séparer les s. des 
minéraux fondus, v. aussehlaeken. 
— S. terreuse, v. earthyslag. 

Seori$Cation, f. fr. & eng. Slakken vorming; 
verschlackung. 
Scorificatoire, m. fr., v. écuelle 
à scorifier. 
Scorifier, v. a. fr. aves le plomb. 

v. ansieden. — Se s. entièrement, 
V. aufsehlacken. 
Seorp, eng., V. ausmeissseln. 
Scorper, eng., v. burin. 
Scorpion, ni. fr. Schorpioen ; scorpio, 
scorpion; skorpion. ~ Vaste toestel voor 
het pletten van zware buizen ; fixed apparatus 
for tubes; festtehendes geräth für 
stärkere röhren. 

Scotch, eng.. v. eneoehe. 

Scotch–carpet, eng. Schotsch tapijt, 
schotsch vloerkleed;schottische teppich; drei 
tapis d' écosse. -fache teppich; 
Scothia trochilus, eng., v. ein 

-ziehung 3). 

Soothing, eng., v. aufhaltung. 

. Scotie, f. fr. & eng., v. einziehung 

3). — S. superieur, v. ob©rein.ziehung. 
Scour (to), eng., v. savonner 2). 

— V. dégraisser t) ~ V. to clean 
). v. écacher 3). ® to S. well 
V. réchincer. ~ v. abwasschen. 
V. écurer .1). ® V. décreuser. — V. 
blanchir 1). •- V. frotter. — v. 
éerier. ~ to S. in the fire, heet 
vertinnen ; ins feuer verzinnen; blanchir. 
— to S. in a river, v. repamer. 
to S. metal, netalen schoon schuren 
; metall reinigen; dérocher. — to S. 
with sand, v. besanden & écurer 
2). — to S. the silk, zijde in stroomend 
water schoon spoelen; seide im Flusswasser 
auswasschen; rafraichir la sole. ~ 
to S. silver in saltpeter–lie, het 
zilver net salpeter zuiveren; das silber in 
salpeter lauge reinigen; affiner au salpêtre. 

Scoured silk, ontschaalde zijde; 
gekochte oder entschälte seide; sole decreusée 
ou cuite. 
Scouring, eng , V. décreusage. — 

V. degraissage. r v écurer — v. 
blanchiment. ~ v. abschwemmen. 
~ S. of the sheet-iron, v. lavage 
du for blane. 
Scouring-pot, eng., V. vannoir. 
Scouring-room, eng., v. récurage. 


-- SCREW. 

Scourings, eng., v. dégraissis. 
Scouring-stick, eng., v. ailsspül


stock. 
Scouring-tub, eng , v. auge :i. 
Scramaison, f. fr. Het afschuimen 

van het gesmolten glas; skimming; das 
abschäumen. 
Scrape (to), eng., v. abschürfen. 
..e. V. gratter 1). v. to clean I). 

— V. abnehmen ~ to S. with a 
brush, v. barsten a) ~ to S. the 
silver off, v. desargenter. — to 
S. the balls, v. ratisser les balles. 
to S. the edge, v. ratisser les 
gouttières. — to S. the leather, 

V. aasen. 
Scraper, eng., v. ébarboir I). 
V. fensterseharre. — v. schraper 
1). ••• v. grattoir 1). — v. rasette 
p2). ~ V. écoupe 2) . ~ v. racloir 
2 & 4). ^ v. kratze 3). — v. for a 
polir. — V. gratte. — v. kratzeisen 
3 & 5). — v. drahtbürste. 
S. of the , blanks, v. coupeur t). 
(in gunnery), v. curette 2). ~ 
(in mines), V. écoupe 3) . 
Scraping, eng.,v. gratter. ~ Easy 
S., met een zachten kratsborstel opwerken; 

leicht kratzen; grateler. 

Scraping-board, eng , v. chevalet 
de relieur. 
Scraping-iron, eng., v. kratzeisen 
3). 
Scraping-knife, eng., v. dague2). ~ V. cradle 1). 
Scraping-plane, eng., v rabot 
a racler. 
Scrapings, eng., v. lavure t ) ~ 

V. abschabsel. — S-s. of liquation, 
v. pailles i). 
Scraping-tool, eng.. v. rasette ,a) . 
Scrap-iron, eng ,v. fagotted iron. 
Scratch, eng., v..langue 2). 
Scratch (to), v. a. eng., v. déro


cher le borax. — v. aplaigner. 

— V. gratte bosser. 
Scratch-brush, eng., v. anchuss. 
pinsel. — v. drathbürste. 
Scratch-brush-maker, eng., v. 
saieteur, 
Scratcher, eng., v. kratzeisen 2). 
~ V. racloir. 
Scratching, eng. Het met den krasborstel 
werken ; kratzen; grattebosser. — 
(making a tooth), v. bretteler. 

Scratching-iron, eng.,v.racloirt ). 
Scratching-knife,eng.,v.cradle i; . 
Screen, eng., v. claie 2). ~ v. mur 

de protection. — v. écran i). 

v. éventail. o S. used in furnaces, 
v. bataille. 
Sereen-boards of the windowblinds, 
eng., v. schirmbrettehen 
der Sommerladen. 

Screw, eng., v. schraube 1) . ~ 

v. petit coup. — S. of a breech, 

SCREW -- 

V. bouton taraudé. ~ S. dies, v. 
backen 1). S. gills, schroef kammen ; 
schraubenkammne; système a vis. ••o S. of 
the reversing gear, v. schraube 
der umke}.irstange. S. with 
round head, v. goutte de suif. 
S. with convex head, schroef 
met gebonbeerde kop; schraube mit rund 
kopre; vis en goutte de suit.-erhabenem 
~ S. off a knife handle, v. mes 
-serheftsehraube. — S. of a press, 

V. clef d'un pressoir. S. for 
the wool prop, schroefUzer om pakkingbossen 
schoon te maker; wolle fropfzieher; 
tireleine. — Archimedes s., v, archimedes. 
~ False breeching s., 
V. breech-nail ij. (Jock s., v. 
cock-nail. ~ Double thread s., 
V. doppelschraube. Endless s., 
V. schraube ohne ende. ® Flat 
S., v. schraube mit flachem kopf. 
Female s. Inside s., v. écrou. 
Finger á., v. flügelschrau be. 

— Fixed s., v. fixe schraube. ^•• 
Hammer s., v. pfannendeekelschraube. 
— Hammer-spring s., 
V. pfannfederschraube. -- Heart 
of the s., V. kern der schraube. 
Hind s. of a joiner's bench, v. 
end-screw. o• Hydraulic s., v. 
archimedes screw. • . Lid s., v. 
deckelschraube. ~ Male s. of 
the press, v. press-screw. ~ Perpetual 
s., v. schraube ohne ende. o• 
Pan s., v. pfannenschraube. •o• 
Right handed s ., schroef met rechtschen 
draad ; rechte schraube; vis filetée à droite. 
— Sear s.-, stdangschroef; slangenschraube; 
vis de la gachette s Sear—spring s. 
stangveersch reef ; stangenfederschraube; vis 
du ressor t de la gachette. ® Shank of a 
S., V. schwanz einer schraube. ^-
Shaped s. for the breech, v. schieber 
7) . _ Side s., v. presse de 
devant. -® Single-thread s., v. 
einfache schraube s. schraube. 
Main spring s., v. schlagfederschraube.•- 
Sunk s., v. schraube 
met flachem kopfe. Multiplex 
thread s., v. multiplex. — Triangular 
s. v. dreieckige schraube 

S. schraube. Triple thread s. 
V. schraube mit dreifachem gewinde. 
~ Winged s., v. iiügelschraube. 
~ Worm of a s., v. 
filet de vis. ® Wood s., v. holzschraube 
i). — Wooden s., v. 
holzschraube 2). 
Screw (to), eng. down, up, in, 
on, v anschrauben & niederschrauben. 
to fasten whith 
a s., to s. in, v. einschrauben. 


Screw-arbor, eng., v. arbre a vis. 
Screw-auger, eng , v. bohrer n 
Screw -bar, eng., v. drehbolzen. 
Screwbarrel,eng.,v. rohrschloss.

-

SCREW-ROLLER. 1007 

Screw-blowing-machine, eng., v. 
cagniardelles. 
Screw-bolt, eng., v. boulon taraudé. 
Screw-box, eng., v. schrauben


docke. 
Screw-chase, eng.,v. cast-iron 'i).
Screw-cheek, eng., v. bank


schraube. v. presse de devant. 
Screw-clamp, eng., V. presse de 
main. 
Screw-coupling box, eng., v. 

manchon a vis. 
Screw-crane, eng., v. cric à vis. 
Screw-cutting, eng., v. fileter 

une vis. 
Screw-cutting-engine, eng., v. 
machine ä tailler les vis. 
Screw-cutting-lathe, eng., v. machine 
a fileter les grains de lu 

-mière. 
Screw-dies, eng , v. backen t). 
Screw-driver, eng , v. klub. 
Screw-ferrule, eng., v. cuivrot 

a vis. 
Screw-formed, eng., v. hélical 1). 
Screw-head, eng , v. schrauben. 

kopf. — S. file, e. einstreichfeile. 
Screwing, eng., v. schrauben. — 
(Screw-cutting), v. Sleter une vis. 
Screwing-inleg, eng , v. coupe


cercle. 
Screwing-machine,eng.v. screwcutting 
engine. 

Screwing-table, eng , v. filière 
mécanique. — v filière à bobine. 
. Screwing-tools, eng., v. chasing


t001 3). 

Screw jack, eng., v. cric a vis. 
Screw-key, eng , v. federspanschlussel. 
~ v. schraubenhaken. 

o V. cléf à vis. 
Screw-lever, eng., v. hebegeschirr. 
Screw-lines in vases, eng , v. 
schraubenlinie Z). 
Screw -manufacture, eng., v. 
sehraubenfabriek. 
Screw-mandrel lathe eng., v. pa. 
tronen drehbank. 
Screw-nut, eng., v. éerou I) 


V. outside screw—tool. 
Screw—piece, eng., v. avisse. 
Screw-pile, eng., v. Schraubenpfahl. 
Screw-plate, eng., v. peigne fe 
vis.-inelle. — v. filière a 
Screw-plough, eng., v. Bouvet 
brisé. 
Screw-plug, eng., v. cheville 
visee. 
Screw-propeller, eng., v. hélice 
propulsive. 
Screw-ring, eng ,v. bodenschraube. 
~ V. doppelschraube. 
Screw—roller,eng.,v. cuivrot a vis. 


1008 SCREW--STEAMER 

Screw-steamer, eng., v. navire 
à hélice. 
Screw-stock, eng , v. filière brisée. 
~ Endless s., v. biegkioben. 
Screw-tap, eng., v. gewindeboh


rer. ~ V. mundrohr. 
Screw-thread, eng ,v. filet de vis. 
Screw-tools, eng , v. chasing 

t001 3) . ~ . V. peigne femelle.

V. outside screw-tool. 
Screw-tracer, eng., v. filiáre b 1). 
Screw-vice, eng., v. schraubenhaken. 
Screw-wheel, eng.,v. roue hélice. 
Screw-wire, eng., v. dégorgeoir 
vrille. 
Screw-work, eng. Schroefwerk, ge


schroefd werk; schraubwerk; ouvrage à vis. 
Screw-wrench, eng ,v. cléf à vis. 
Scribbler, Seribblingrnachine, 

Scibbler engine, eng., v. briseuse. 
Scribbling, eng , v. droussagë. 
Scribbling-card, eng , v. brech


kamn. 
Scriber, eng , v. marking-awl. 
Scriber marking-awl, eng., v. 

marking-awl. 

Scribler, Scriber, t. fr. Het eerste 
kaarden der ruwe wol; first carding; zum 
erstenmale kardätschen. 

Script type, eng., V. caractères 
calligraphiques. 
Scroll, eng., V. colimacon. ~ v. 
enroulement. 

Sculper, eng., v. burin 1). ~ Flat 
S., v. échoppe platé. ~ Flat chisel 
s., v chisel i). ~ Round s., 

V. Voltstichel. — Round chisel s., 
v. gouge-sculper. — Stag-feet s., 
ovale beitel; ovale stichel; échoppe ovale. 
Sculptor, v. a. fr. Iieeldbouwen; to 
hew out, to cat out; ausbauen, ausschnitzen, 
bilden. ~ S. en Bois, Tailler 
on bois, in bout snijden; to carve; in 
kotz schnitzen, in holz bilden. 

Sculpteur, m. fr.,v. bildhauer. ••• 

S. en Bois, V. carver. 
Sculptor, eng., V. bildsehnitzer. 
Sculpture, eng., v. bosselage. •• 
V. carving. 
Sculpture, r. fr., v. bildhauerei. 
••• S. en bois, v. carving. 
Seulpturer of little figures, eng., 

V. figurenbildner. 
Scum, eng., v. cinders 2). — v. 
ecume i), 
Scumming, eng., v. abschaumen. 
Scumpan, eng., v. écumoire 1). 
Scupper Scupper holes, eng., v. 

ablaufrinne 2). — S. hose, v. mamiering. 
- S. nail v. clou à 
mauge. 

Scutcheon, eng., v. écusson 2). 
Foliated s., v. platine a panache. 
Scutcher, eng., v. fegemaschiene. 

-• V. batteur 1). 

-- SEA-MARK. 

Scutching, eng., V. braking. ~ 

v. ausklopfen. 
Scutching-machine, eng., v. brakingmaschine. 
— S. blowing 
machine, v. batteur éplucheur. 

Scutching-room, eng., v. batteur 
zimmer. 

Scuttle, eng., V. écoutillon 3 & 4). 
•• S. over the whipstaff, v. dos 
d'áne 2). 

Scymitar, eng., v. eimeterre. 
Scythe, eng., v. faux 1). 
Sea, eng., v. lame c 1). ~ v. mer. 
Sea-anchor, eng., v,. ancre du 


large. 
Sea-battery, eng , V. batterie de 

c8te s. batterie d. 
Sea-bread, eng., v. pain biscuit. 
Sea-break, eng. (Breaker) Stamp


zee, stortzee ; klopfsee, klopsee, stursee, 
stamp/see; brisant. 
Sea-breeze, Sea wind, Sea turn, 
eng. Zeewind ; seewind; verit de mer. 
Sea-cock, eng. of a sea steam 
engine, V. robinet de süreté. 
Sea-compass, eng., v. mariner 
'S compass. 

Sea-faring man, Seaman, eng. 
Zeeman; seefahrer; marin, komme de mer. 
Sea-fight, eng. Zeegevecht, zeeslag; 
Seeschlacht; combat naval, battaille navale. 
Sea-island, * Soort van katoen, dat 

daar groeit. 

Seal, eng., in the form of a paving-
stone, Zegel met ruitjes, wafeltje; 
siegel in form eines pflastersteins; cachet payé. 

Sea-lead, eng. Dieplood ; tie/loth, 
schwere loth; plomb pour les grands fonds. 

Sea-legs, eng. (to have), Zeevoeten 
hebben, over het dek kunnen loopen als 
het schip stampt en slingert; seefússe haben; 
avoir le pied marin. 

Seam, eng , v. ourlét. — v. jointure. 
~ V. assise 2). o v. bavure 
1). •• V. couture t). — v. brassure. 
Welnaad van een geweerloop; schweissnath; 
soudure. - S. of a ship,. naden van de 
scheepshuid; nath; couture. • Flat s., 

v. couture plate. • Monkey s., 
v. couture plate piquée au milieu. 
Open s., naad van een schip waaruit het 
breeuwsel is gevallen, open naad ; of/ene 
nath, couture ouverte. - Round s., v. 
couture ronde. — Square s., dwarsche 
naad; dwarsnath, quernalh; couture en 
travers. — To take off the s., v. 
beschneiden 3) — Pieces of wood 
joined by s-s., v. menuiserie d' 

assemblage. 

Seam (to), eng. De spijkerkoppen niet 
lood bedekken ; die nageln mit bleiplatten 
besetzen; couvrir avec des coutures. i v. 

ourler '2). 

Seam * Gewicht van 54,5 kilo (in 
glasfabrieken). 

Sea-mark, eng., v. land-marks. 


SEAL-ENGRAVING. 

Seal-engraving, eng. Het stempel-
Sn ijden , stempelschneidekunst, stempeischnitt; 
gravure en creux. 

Seam-hammer, eng., V. marteau 
a soyer. 

Seam-mould, eng of cartridges, 
y- patron pour indiquer la couture 
des sachets. 

Seam—set, eng. Voorijzer ; kornsíe-
Icenstock; epèce de Las a soyer. 
Seaming, eng. of sheet vessels, 

V. ourler E. 
Sear, eng., y. gchotte. Red 
S. iron, warmbreukig ijzer ; rothbruch; 
dëfaut de Ier cassant a chaud. 
Sear (to), eng., y. absingen. 
to S. with a wax-candle y bou 
gier. 

Searcher, enq., y. chat t). y. 
rainette a clou de rue. y. eherche 
fiche. 

Sea-room, eng., y-pleine mer. 
Sear-spring, eng. of a flint lock, 

V. déclin. 
Sear-spring stud-hole, enj., y. 
mortaise fl. 
Sea-salt works, eng. , y. marais 
salant. 
Seashore, eng. Zeekust ; zeestrand; 
ufer, seelcicste ; I)ord de la mer. 
Season (to), eng. wood, y. dessechir 
ij.
Season, eng. for felling timber, 

V. époque de 1' abattage. 
Seasoning, eng. , V. lufttroeknen 
des holzes. 
Sea-steam engine, eng. , y. marine 
steam engine. 
Seat, eng. of wooden bellows, 
Vaste onderkast van een blaashiag; der 
unterkasten; gîte. S. of the hammer 
of flink—look, viak van het pandeksel 
dat de pan sluit; das gesass, die decke, 
die auflagen; assise, table -S. of the 
shell, gedeelte der ziel waar de bom ligt; 
der kessel, das lager; partie de lame dans 
laquelle se loge le projectile. -S. of a 
valve, rand waarin een klep sluit ; der 
sitz ; siège. - S. of a stop—cock, 
bus, opening in een kraan waarin de sleutel 
past ; buchse, sitz eines hahns; holte. 

Sea-turn, eng. , y. sea-breeze. 

Seau, m. fr., V. bucket 4). - Wa. 
teremmer ; bucket; eimer. - S. a charbon, 
y. coal scuttle. S. de mine, 

V. bergkübel. - S. d' aiffit, y. 
water bucket s. bucket. - S-s. 
d' une roue élévatoire, y. augets. 
Sea-water, Salt-water, eng. , y. 
eau do mer. 
Sea-wind, eng. . . sea-breeze. 
Sea-yoke, eng., y. dritte hand. 
Sebacic acid, eng. , y acide sé


bacique. 
Sebile, f. fr. Bak om het gemengde 
erts te vervoeren ; vat in which the min


- SECHSRÄDERIGE. 1009 

gled ore is carried Uw the furnace; gemengethsslein, 
sturztrog. -y. gamelle ij. 

-y• auffangtrog. 
Sebilla (Wooden bowl), sng., y. 
auffangtrog. - Sort of foot-stool 
for the 5., y. culot ij. 

Sec Séche, adj. fr., v brittle,

.

.

-a S., y. courir a see. 
Secant, eng. Sécante, í. fr. Se


kante, t. lid. Secans. 
Seeh, u. hd., y. coutre ij. 
Séchage, m. fr., V. drying. - S. 

1' air chauffé , 1' aide d' un 
poële, het drogen met verhitte lucht; 

the drying by rhdiation from hot iron as in 
the gloom stove; das trocknen des pulvers 
mittelst eines Von aussen geheizten ofens. 

S. a i' air chauffé par la vapeur, 
het drogen met stoom; the drying by steam 
or by a temperature raised by means of 
steam; das trocknen des pulvers mittelst 
wasserdttmpfe. S. á 1' air libre, 
het drogen in de open lucht; the drying 
by solar heat in the open air; das trock


iien des pulvers an der luft. S. au 

four, y. ofendarren. - S. de la 
poudre, het drogen van het buskruit; 

drying of the gun powder; das trocknen des 

pulvers. S. a touraille, het drogen 
op den eest; kiln drying; das darren. 

Séchée d' eau f. fr. Met water aangemengde 
tinasch; solution of putty; leichte 
auflösung von zinnasche. 

Sécher, y. a. fr., y. abwrmen. -

S. 1' air, y. lufttrocknen. 
Sécherie f. fr., y. drying-house. 
Sechholz, n. hd. am pfluge, 
Ploegboom, coulter beam; sougeau. 
Sechioch, n. lid. Koutergat ; coulter 
hole, tuck-hole; trou du coutre. 
Séchoir, m. fr. Passementwerkers 
; kind of reel; art haspel. -S. a-haspel
cylindre, droogcilinder die met stoom 
verwarmd wordt ; steam chest; trockenmaschine, 
dampitrocken masch me. -V. 

étendoir. - v étendage ij. - S. 

pour le séchage de la poudre a 

canon, y. drying house. 

Sechring, ni. hd. Koutorring ; coulter 
ring; anneau du coutre. 

Sechser, m. hd, , y. pignon a six 

dents.— Lantaarnrondsel met O staven; 
bevelled wheel of six pinions; lanterne a 

six fuseaux. 

Sechseck, n. hd , y. hexaedron. 
Sechseckig, n. hd., y. hexagon. 
Sechsertreibfeile, r. hd. Veerenviji; 

spring-file; lime lt ressorts. 
Sechsflach, u. lid. ,v. hexahedron. 
Sechsiöthig, adj. hcl. Zesloodig (van 
zilver) ; three ounced; de trois onces. 
Seohspfunder, M. hd., y. pièce 
de quatre etc. 
Sechsraderige maschine, r hd. 
Zesraderige locomotief ; six wheeled engine; 

machine lt six roues. 
85 



1010 SECHSSÄULIG. 

Sechssäulig, adj. hd. Zeszuilig; hexastyle; 
hexastyle. 
Sechsseitig, adj.hd. Zeskantig ; hexahedral; 
hexaédrique. 
Sechste ordnung, t. hd. D u i tsche 

orde ; german order; ordre allemand. 

Sechster, m. hd., v. sechser 2). 

Sechsterzeug, n. hd., V. beutel


gaze 

Sechstheilig, adj.hd. Zesdeelig; composed 
of six parts; comp a sé de six parties. 
Sechswinkelig, adj. hd. Zeshoekig, 

six cornered; à six angles. 

Sechteln, V. a. hd., v. bauchen. 

Sechter, in. hd. Oude maat van een 

kwart mud; six peeks; demi -minot. 

Sechzehnerformat, n. hd., v. in


seize s. seize. 

Sechzehnlöthiges silber, n. led., 

V. argent 2) . 
Sechzehntelform, f. hd. v. inseize 
s. seize. 
Secirbesteck, n. hd. Stel ontleedkundige 
instrumenten; set of dissectinginstruments; 
étui pour les dessections. 

Seckel, in. hd. Geldtasch, beurs; purse 
poche; bourse, escarcelle. 
Secken, m. hd. Seckendraht, v. 
fil d'archal soyé, 
Seckeneisen, n. hd., V. billa à 
moulures, 
Seckenstock, m. hd., V. creasingtool. 
Seckenzug, m. hd., v. boite à 
tirer. 

Second m. fr. coup, Tweede trek 
(op de houten pers) ; second pull; der zweite 
satz. — S. entrait d'une double 
arbalète, bovenste spanbalk; the uppermost 
straining beam; oberspannriegel. — S. 
entrait, V. collar beam. — S. faux 
étai, V. faux étai 2). — S. fianc, 

V. flank oblique. — S. mossel, 
soort fransch papier tusschen groot en klein 
mediaan ; size almost like demi and post; 
schmal register papier. — S. sal neutre, 
v. mittelsalz. — S..pont, v. mittel 
verdeck. 
Second, eng., v. seconde. r S. 
form, V. reiteration. 
Second-band of muskets, eng, 

V. centre band of muskets, 
Second-cut, eng , v. lime demi 
-douce. 
Seconde, (. fr. Seconde; second; sekunde 
•- Lire en s. de revisie corrigeeren ; to 
read the clean-proof or revise; die revision be


sorgen oder lesen. - V. second proofsheet, 
s. proof-sheed.--Kruisarcering, 
kruislijn; counter hatching, counter tallying; 
gegenscbrafñrung, kreuzscbraffirung. — v.
seconde épreuve s. épreuve b). 

S. evaporation, tweede verdampen 
van de salpeteroplossing; re-evaporating 
wash or liquor; nachsud. • (Laine 
ségoviane), spaanscbe wol van een 
SECTOREN. 

mindere soort; second quality of spanish wool; 
zweite sorte spanischer wolle. S. taille 
d'une lime, v s. taille. — v. réitéra 
tion. 

Second oil-mill, eng., v. moulin 
de recense. 

Seconds-hand, eng. of a watch, 
Secondenwijzers van een uurwerk; sekundenzeiger; 
aiguille à secondes. 

Seconds-pendulum, eng., v. pen


dube a secondes. 
Second stoff, eng., v. middle stuff. 
Secouer, v. a. fr. Schudden; to shake; 

schütteln. ~ (Spatuler, espader), 

V. beating. — v. écanguer. 
Secoueur, in. fr. Werkman die de 
voorwerpen in 't tinbad beweegt; workman 
who shakes the vessel about to be tinned; 

arbeiter der das zu verzinnende geschirr 
hin und her bewegt. — V. formbrecher. 
— S. de paille, strooschudder; 
staw shaker; strohsehüttier. 

Secours, in. fr. Hulptroepen ; relief 
succours of men; der entsatz, die entsatztruppen, 
htilfstruppen. 

Secousse, f. fr. Electrische schok; 
shok; der electrische schlag. ~ v. table 
a secousse. 

Secret, in. fr., v. cavé 1). — v. 
buchstabenschloss. — v. geheimes 
fach, s.. fach. 

Secret, n. hd., v, lieu commun. 
Secretröhre, f. hd., v. abtrittsröhre. 
Secret—spring, eng. Geheime veer; 
geheime feder; secret. 
Secteur, in. fr. Sector; sector; sek


tor ausschnitt. — S. du changement 
de marche, sector van de keerstang; 
sector of the reversing-gear; umkehrungsektor. 


Section, f. hd., v. assortiment. 

Section, f. fr., v. durchschnitt 
1) . — V. alinéa. — S. conique, v. 
conic section. — v. coupe 1). — 

s. d' ecu, afdeeling van een wapen; 
section; schildesspaltung. — (Interseetion, 
coupe de deux surfaces), 
V. durchschnitt 2). ~ S. longitudinale, 
v. längendurchschnitt. 
S. transversale, v. cSté de la 
moelle. — S. transversale du chemin 
de fer, dwarsprofiel van een spoorweg; 
cross section of a railway; querpr 
o fi l der eisenbahn. 
Section, eng., v. coupe 1) . — v. 
élévation 3). — Comic s., v. ke. 
gelschnitt. ~ Lateral s., dwars 

doorsnede ; querdurchschnitt profil; profil, 
profil en travers. — Longitudinal s , 

v. coupe longitudinale. 
Sector, eng., v. compas de pro


portion. — S. of the reversing 
gear, v secteur du changement 
de marche. 

Sectoren, m. pi hd. (die zwei) 


•s 
SECTROIV 

bei der hebelsteuerung, v. eecentrio 
catch. 
Seetroid, eng. of a groined vault, 

V. panache 2). 
Seeundenbogen, m. hd. Seconden boog; 
second arc; are de seconde. 
Secundenuhr, f. hd. Uurwerk dat 
sekonden aanwijst ; second clock, secondwatch; 
horloge, montre a secondes. 

Seeundßanke, I. hd. Tweede flank; 

second flank; second flanc. 
Secure, eng. v. befestigen 1). 
Securer, eng. Lichter in een • slot; 

versatz; détente. 
Sedan, m. fr. Laken van Sedan; se


dan cloth; -sedaner tuch. 
Sédanoise, 1. fr., v. parisienne. 
Sedativsaure, f. hd., v. acide 

borique. 
Sedativsalz, n. hd., V. acide bo


rique. 
Sedativspath, m. hd., v. boracite. 
Sédes-bandes, m. pi. fr., v. plat


band 2). 
Sedez format, n. hd., v. in seize, 

S. seize. 
Sediment, n. hd., bodensatz 1). 
Sediment, eng , v. chaudron 2). 
— V. dépot 2) . 
Sediment, m. fr., v. bodensatz. 
— Batte de s., v. batte. — S-s., 
V. dépot -2). 
Sedimentstein, m. hd. Glimrnerhoudende 
kwarts; micaceous quartz; quartz 
micacd. 

Sedlitzersalz, n. hd. Sedlitzer bitterzout; 
sedlitz saltz; sel amer de sedlilz. 
See, f. hd. Meer, v. mer. •• In 

S. gehen, v. inettre à la mer. — 
v. lame c 1) . 
Seeakademie, f. hd. School voor 
de zeevaart ; marine academy; academie de 
marine. 

Seeanker, m. hd., v. ancre du 

large. 
Seearsenal, n. hd., v. arsenal 3). 
Seebaumwolle, f. hd. Salona katoen; 

salonica cotton; coton de mer. 
Seeboot, n. hd. Zeeboot ; sea boat; 

bateau de nier. 
Seebuhne, f. hd., v. kai. 
Seecompass, m. hd.,v. boussole 1). 
Seedamm, m. hd. Zeedijk ; sea dike, 

sea dam; digue de mer. 
Seedampfschiff, n. hd., v. seeboot. 
Seed—lak, eng. Korrellak; lacksaamen; 

laque en grains. 
Seeds, eng. Eieren van den zide worm; 
grains; grains, grafnes. 
Seefahrer, m. hd., v. seafaring 

man. 
Seefahrt, f.hd.,v. navigation b ). 
Seefest, adj. hd. Zeewaardig ; seawor


thy; capable à tenir la nier. 
Seeflachs, m. hd. Zeevlas, bruinwier; 
marine flax; lin marin. 

SEETAKTIK. 1011 

Seegang, m. hd. Beweging der zee; 

motion of the sea; mouvement de la mer. 
Seegatt, n. hd., v. canal a 1). 
Seegras, n. hd. Zeegras; varec wrack, 

seawrack varec; va rech 
Seegrassalz, n. hd. Soda de varec; 

alga salt; sel des varechs. 
Seehundsfell. m. hd.,v. flschhaut. 
Seejunker, m.hd.,v. midshipman. 
Seekarte, f. hd., v. carte marine. 
Seekennung, f. hd. Kennis der zee


gaten ; intelligence of the soundings and 
marks; coniiaissance du fond et des margues. 
Seekiste, f. hd. Matrozen kist; sea 

chest, seaman's chest; coffre de bord. 
Seekork, m. hd. Zeekurk ; sea cork 
alcyony; alcyon, liège de mer. 
Seekrieg, m. hi! Zeeoorlog; sea war, 

naval war; guerre navale. 
Seekunde, f. hd., V. nautie. 
Seekunst, f. hd., v. navigation a. 
Seele, f. hd. des weberschiff


chens, v. ame 4) . 
Seeleuchte, f. hd., v. fanal 2 & 3). 
Seeling, f. hd., V. bed of a ship. 
Seemacht, f hd , V. navy. 
Seemagazin, n. hd. Magazijn van 

scheepsbehoeften; naval store-house; magas n. 
Seemann, m.hd.,v. seafaring man. 
Seemannskunst, f. hd , v. navi


gation a. 
Seemeile, f. hd. Zeemijl; sea league, 
sea-mile; llene marine. 
Seeoffizier, m. hd. Zeeofficier; naval 
officer, sea officer, officier de la marine. 
Seeprotest, m. hd. Procesverbaal ; 

protest; protést de mer. 
Seeraum, f. hd., v. pleine mer. 
Seesalzteich, n. hd., v. marais 

salant 
Seesalz, n. hd. Zeezout ; sea salt; sel 
de mer. 
Seesalzsäure, f. hd., v. acide mu


riatique. 
Seesäule, f. hd , v. landmarks. 
See-saw, eng , V. balancement. 

V. mouvement de la balancement. 
~ V. bascule. ~ Crank of 
the saw-frame, v. bascule 3). 
See-saw-gear, eng., v. motion 
to and fro. 
See-saw-pan, in sugar works, 

eng., V. chaudière à bascule. 
Seeschiff, n. hd., v. navire 1). 
Seeschiffer, m. hd., v. seafaring


man. 
Seesehiffahrt, f. hd., v. naviga


tion b i). 
Seesoldat, m. hd., v. marines. 
Seestein, m. hd. Opgevischte barn


steen ; sea ambre; ambre qu'on pèche aves 

des filets. 
Seestrand, m. hd., v. sea—shore. 
Seesturm, m. hd. Storm op zee; 

hurricane; orage. 
Seetaktik, f. hd. Zee taktiek, kennis 


1012 SEETH 

van het oorlogvoeren ter zee; naval tactics; 

tactique ravale. 
Seeth, eng., v. abbrühen. 
Seetonne, f. hd., v. bouée. 
Seetriften, f. hd., V. épaves ma


rines. 
Seeuhr, f. hd., v. chronometer. 
Seewesen, n. hd., v. marine. 
Seewissenschaft, f hd., v. nautic. 
Seewörterbuch, n. hd. Zeevaart 


kundig woordenboek; nautical dictionary; 

dictionnaire de marine. 
Seezeughaus, n. hd., v. arsenal 3) 
Segel, n. hd., v. sail 2) . •o Gros


zes s., V. main-sail. — Obere s., 
bovenzeilen ; top sails; hautes voiles. 
Lose s , überzählige s., v. spare 
sail, v. sail. ~ Lateinisches s., 

V. S. lateinisches. ® Dreieckiges 
S., V. épaule de mouton. — S. 
dem winde überlassen, zeit aan 
den wind blootstellen ; to give the sails to 
the wind; donner les voiles au vent. •• 
S. nachlassen, een zeil losgooien; to 
loosen a sail; larguer une voile. S. 
nach dem winde richten, v orienter 
'i). ~ S. iii ehr spiel geben. 
de schooten vieren; to let go the sheets; lar 
les écoutes. S. aufgeien, v.-guer 
carguer. • S. auf stopgarn setzen, 
v. mettre les voiles á fil de 
curet. ~ S. aus dern winde brin 

-gen,

de zeilen doen killen ; to shwer the 
sails; déventer les voiles. ® S. auftuehen, 
v. plier une voile. ~ Wenig 
s. führen, weinig zeil voeren ; to 
carry little sail; serrer les voiles. •.• S. 
beschlagen, S. einziehen, zeilen 
bergen ; to furl the sails; plier et trousser 
entièrement les voiles. ^ S. stehlen 
einander den wind, de zeilen bene 

elkander den wind ; sails beclam one-men 
another; voiles s'abritent. — S. streiehen, 
v. caler il). 

Segelbalken, m. hd., v. midshipbeam. 
Segelbar, adj. hd. Zeilklaar; ready 

to sail; en état de faire voile. 
Segelbaum, m. hd, v. antenne. 
Segelboden, m. hd., v. sail-loft. 
Segelduéht, f. hd. Mastdoft ; middle 

thwart; traversier, bane du milieu. 
Segelfabrik, f. hd., v. sail—loft. 
Segelfertig, adj. hd. Zeilvaardig; 

ready for sea; appareilld, pret it mettre a 
la voile. 
Segelfertig, sich machen v. r. 

hd , v. appareiller 2) . 
Segelgarn, n. hd., v. fil à voile. 
Segelgiesser, nm. hd., v. ecopa 1). 
Segeljacht, f. hd. Zeiljacht ; sailing 

yacht; yacht garni de voiles. 
Segelkahn, m. hd. Zeilboot ; sailing 

boat; bateau a voiles. 
Segelklar, adj. hd.. v. segelfertig. 
Segelkleid, n. hd. Kleed van een 

--- SEHELINIE. 

zeil; cloth of a sail; clef de toile, cueille 
de voile, (erze. 
Segelkoje, f. hd., V. chambre aux 

voiles. 
Segelkunst, f. hd.,v. navigation?). 
Segelleinwand,f. hd. v. canevas s). 
Segellichter, m. hd Lichter met 

zeilen voorzien ; sailing lighter; allège ä 
voiles. 
Segellos, adj. hd. Zonder zeil ; with


out sails; sans voiles. 
Segelmacher, m.hd.,v. sail-maker. 
Segelmachersmaat, in. hd. Zeil 

sailinaker's mate; second voilier.-makersmaat 
Segelmeister, in hd. Bootsman ; 
sailing master; trévier, maitre des voiles. 
Segeln, V. n. hd., v. naviguer -2). 
~ S. nach grossen cirkelbogen, 

v. navigation circulaire. — S. 
nach Merkator's karten, v. navigation 
de mercator. 
Segelnadel, f. hd., v. aiguille de 

voilier. (order. 
Segelordnung, f. hd., v. sailing-
Segelpalmen, f. pl. hd., v. palm. 
Segelring, m. hd. Zeilring (in een 

rifgat); sail-ring; anneau de voile. 
Segelsaum, m. hd., v. doubling 
of a sail. 
Segelschiff, n. hd. Zeilschip; sailing 
ship; vaisseau à voiles. 

Segelschirm, m. hd. Zeil, presenning 
(over een deel van het schip gespannen); 
awning; banne. 

Segeltuch, n. hd., v. canevas 5). 
Segelwerk, n. lid. Zeilaadje; sailwork; 
voilures, .voiles. 

Segelwindmühle, f. hd. Windmolen 
met zeilen ; sail windmill; moulin it 
vent liourvu de voiles. 

Seggar, Saggar eng., v. gazette. 
Seggar—clay, eng Engelsche faience 
klei; kapselthon; terre it faience anglaise. 

Segment, m. fr. Segment ; segment 
der abschnitt; segment. ~ S—s. de piston, 
v. ressorts de segments de 

piston. ® S. de la sphère, lto;;eisegment; 
segment of a sphere; der kugel


abschnitt. — S. de tiroir en D, v. 
packing block of a slide valve. 
Segment, eng. of a circle, Cirkel 
kreis abschnitt; segment du cercle.-segment; 
® S. of a sphere, bolvormig segment; 

kugelabschnitt; segment de la sphère. 

Segmen t-arch, segmental poin


tad arch, eng., v. ogive tronquee. 
Ségovie, f. fr. Segovia-wool, eng 
Segovierwolle, f. hd. Segovia wol, 

soort van spaansche wol. 
Seheachse, f. hd., v. axe optique. 
Seheglas, n. hd. Vergrootglas; opti


calglass, perspective glass; verre optique. 
Sehekunstier, m. hd., v. opticien. 
Sehelehre, f. hd., v Optik. 
Sehelinie, f. hd. Gezichtslijn ; line of 

collimation; ligne de collimation. 


SEHELOCH 

Seheloch, n. hd. am astrolab, 
Visier; pinule; lumière. 
Sehen, V. a. hd. gerade, mit 

den augenmessen,• V. bornoyer. 
Sehepunkt, m.hd.,v. point de vue. 
Seherohr, n. hd., v. fernrohr 1). 
Sehestrahl, m. hd., V. ligne de 

visée. 
Seheweite, f. hd. Gezichtsafstand ; 
reach of sight; distance visuelle. 
Sehewinkel, m. hd., v. angle op


tique. 
Seheziel, n. hd., V. ligne de visée. 
Sehne, f. hd. Sehlinie, v. corde 3). 

— S. eines schiessbogens, pees; 
string; corde. 
Sehne, f. hd. Fleehze, Spier ; sinew; 
tendon. (ben. 
Seiche, t. hd., v. ableitungsgra-
Seicht, adj. hd. Laag; low; peu élevé. 
Seichtes gebirg, n. hd. Lage berg; 

low mountain; inontagne plate. 

Seide, f, hd. Zijde ; silk; sole. - S. 
absieden, V. ablaugen 2). — S. 
ausfasern, auszupfen, zijde uitrate. 
len, uitplukken ; to ravel out, to undo a 
piece of slik stuff, to make wadding; effiler, 
efñloquer. — Erste sorte Bengalischer 
s., eerste kwaliteit bengaalsche 
zijde ; best quality of Bengal silk; toni. -
Chinesische s., chineesche zijde; chinesche 
silk, china silk; sina, soie sina. ~ 
Dreif ädig gezwirnte s., v. cloche 
pied. • Die zu kochende s. einsacken, 
v. empocher la soie. ~ 
Filirte, moulinirte s., V. mühlerseide. 
~ Flache s., v. plattseide. 

— Gebleichte s., gebleekte zijde; 
bleached silk; soie blanche. ~ Gekochte, 
entsehälte s., v. scoured silk. ~ 
Gerippte indische s., v. cancag. 
nas. ~ Gesponnen s. , gesponnen 
zijde ; spun silk; sole tilde. -Knäul 
angesponnener s., v. matasse. ~ 
Halb gekochte s., half gekookte, slecht 
ontschaalde zijde; half boiled silk; soie micuite. 
~ Knotige, flockige S., . vlok 
vloszijde ; pocky silk; sole bourrue.-zijde, 

— S. messen, V. cannage. — S. 
zum färben auf dem nagelholz 
zurecht machen, de zijde op den garenstok 
recht maken ; prepare the silk on 
the pin; mettre en main. -Persische 
S., Persische zijde ; Persian silk; vourine. 
i Ungezwirnte s., v. effiloche. 
Feine persische s., v. légis. 
Rohe s., v. grége i). ~ Erste 
lage rohe s. an einem kokon, v. 
bourrette. ~ S. so schwefeln 
dass sie beim anfühlen rauscht, 
zijde sterk zwavelen dat zij ruischt; to sulphur 
silk; dünner du crib la sole. ~ S. 
zu spitzen, V. grenade. — Unge 
, v. écru.-kochte, unenschälte s 

-Unpräparirte s., ruwe zijde in pakken 
; unprepared silk; sole en moches. 
SEIDENFELBEL. 1013 

Bundel unvollendeter s., v. fagotines. 
— Verarbeitete s., bewerkte 
zijde ; wrought silk; soie ouvragée. ouvrée. 
~ Verpackte s., opgepakte zijde; packed 
up silk; sole en bottens. - Zubereitete 
s., opgemaakte zijde; dressed silk; 
soie appretée. ~ S. zwirnen, v. mouliner 
2). 

Seidebündel, m. hd,, v. moche 
de soie. 
Seidedoppler, m. hd , v. aspe de 
tors. 

Seidefasern, f. pl. hd., v. effiloche. 

Seidehaspel m.hd.,v. escaladon I). 

Seidel, n. hd. Engelsehe maat van een 
pint . (voor bier) of vier bushels (voor kolen); 
pint, bushel; setier. 

Seidenarbeit, f. hd. Het werken in, 
bet bewerken van zijde ; work in silk; travail 
en soie. 

Seidenband,. n. hd., v. ruban de 
soie. 

Seidenbast, m. hd. Schaal of bast 
van de zijde ; silk-bast, biambonees; biambonées 


Seidenbau, m. hd. Zijdewormteelt; 
rearing of silk worms; culture des vers à sole. 

Seidenbauer, M. hd. Zidewormenkweeker 
; owner of a silk-worm nursery; 
éducateur de vers de soie. 

Seidenbereiter, m. hd. Zijdefabriekant; 
silk manufacturer, silk trowster; fabricant 
de sole. 

Seidenbündel. m. hd., v. moche 
de soie. 

Seidencocon, m. hd , v. cocon 1). 

Seidendamast, m. hd., v. blumendamast. 


Seidendamastweber, m. hd. Z ijdendarnast 
wever; silk damast weaver; tisserand 
de damas de soie. 

Seidendreher, m. hd., v. moulinier. 


Seidendrucker, m. hd. Zijdendrukker; 
one who figures silks; gaufreur d'étoffes 
de sole. 

Seidendruckerei, f. hd. Z ijdedrukkerij 
; workshop for figuring silks; atelier d' 
un gaufreur d'etoffes de sole. 

Seidenei, n. hd., v. cocon 1). 
Seidenfabrik, f. hd. Zijdefabriek; 
silk factory, silk fabric; soierie. 

Seidenfabrikant, ni. hd. Z idefabriekant; 
silk manufacturer; fabricant d' 
étoffes de soie. 

Seidenfaden, m. hd. Draad van zijde; 

silk tread; fil de sole. 

Seidenfärber, m. hd. Z ideverver ; 

silk-dyer; teinturier en sole. 

Seidenfärberei, f. hd. Zijdeververij; 

silk dying; teinture en sole. 

Seidenfärbergefäss, n. hd., v. bar


que 3). 

Seidenfelbel, in. lid Pan waarin de 

cocons gedood worden ; silk feather shag; 

panne de sole. 

85* 


1014 SEIDENFILATORIUM 

Seidenfilatorium, n. hd., v. moulin 
á soie. 

Seidenflocke, f. hd., v. freluche. 

Seidengarn, n. hd., V. hackle 2). 

V. seidenfaden, ~ Gesponnen zijde; 
spun silk; sole filée. -Handvoll s., 
V. parceau. Die säcke mit den 
s.-en wieder aus dem farbekes. 
sel nehmen, de zakken met het garen 
weder uit den verf ketel nemen; to take 
out of the copper; jeter bas. 
Seidengaze, f. hd., v. gaze de soie. 

Seidengehäuse, n. hd., v. cocon i). 
Doppeltes s., v. doppel cocon. •• 
Mangelhaftes s., v. chique. 

Seidengewebe, n. hd. Geweven 
zijde ; silken tissue; tissu de sole. 
Seidenglanz, m. hd. Zijdeglans; silk 
gloss; lustre de soie. 
. Seidenhandel, m. hd. Zijdehandel ; 
silk trade; soïerie. 
Seidenhändler, m. hd. Zijdehande. 
laar ; silk mercer; marchand de soie. 
Seidenhaspel, m. hd., v. fallope. 

— v aspe de filature. 
Seidenhäuschen, n.hd.,v. cocon 1). 
Seidenkante, f. hd., v. blond. 
Seidenkardätsche, f. hd., v. cardasse 
1) . 
Seidenmaler, m. hd. Schilder op 
zijde ; silk painter; peintre de sole. 
Seidenmühle, f. hd., v. moulin 
à sole. 
Seidenpapier, m. hd. , v. papier 
de soie. 
Seidenpflock, m. hd Wringstok van 

den zijden verver ; silk stick; lissoir. 
Seidenpöde, f. hd., V. moche 3). 
Seidenpuppe, f.hd. Seidenwurm


gehäuse, V. ball 3). 
Seidenpuppenhaus, n. hd. Seidentauperei, 
v. coconnière. 
Seidenraupe, f. hd. Zijdeworm; silk 
worm; ver à sole. 

Seidenreederei, f. hd. Zwirnen 
der seide auf der zwirnmühle, 
Het tweernen der zijde; silk-twisting; tordage, 
doublage. 

Seidenreisser, m. hd , v. büsemariage. 


Seidenrolle, f. hd. Zijden inschietspoel; 
silk-bobin, silk-roller; canette de sole, 
bobine de sole. 

Seidenschnur, f. hd. Zijdenkoord; 
silk-cord; cordon de sole. 

Seidenschussgarnmühle, I. hd. 
Werktuig otr den schietspoel voor zijde te 
winden ; warping creel and heck; machine 
h oudir et b carder, 

Seidenspinner, m. hd., v. fileur de 
sole. 

Seidenspinnerei, f. hd., v. filature 

de soie. ~ v. Eilage de soie a). 
Seidenspitze, f, hd., v. blond. 
Seidenspule, f. hd., v. roquetin. 
Seideustieker, in. hd. Borduurwerker 

--- SEIFENARBEITER. 

met zijde; embroiderer in silk; brodeur en sole. 
Seidenstickerei, f. hd. Zijdeborduurwerkerj 
; silk•embroidery; broderie en soie. 

Seidenstickerrahmen, m. hd. Borduurraam 
voor zijde; silk frame; chasis de 
brodeur. 

Seidens tickerschiffehen, n. hd. 
Klos van den borduurwerker; silk shuttle; 
broche. 

Seidenstrang, m. hd. Streng zijde; 
silk skein; échéveau de soie. . 
Seidenstränge, f. hd. (Pack), V. 
knot of skeins. 
Seidenstrick, m. hd. v. seiden 

-schnur. 
Seidentüll, m. hd., v. blond. 
Seidenverarbeitung, f. hd., v. Sei


denzucht. 
Seidenwaare, f. hd. Zijdenstoffen; 
silk goods, silks; soierie. 
Seidenweber, Seidenwirker, m. 
hd. v. bouracher. 
Seidenweberei, f. hd. Zijdeweverj; 
silk weavers trade; fabrication de la soie. 

Seidenweberstuhl, f. hd. Zijde 
weefstoel , silk weaver's loom; métier du 
tisserand de sole. 

Seidenwerg, n. hd., v. déchet de 
cardette. 
Seidenwickler, m. hd., v. aspe 

de filature. 
Seidenwinde, f.hd. ,v. campane i). 
Seidenwirkerschnur, f. hd. Zide


wevers garen ; silk weavers string; ficelle 
du tisserand en sole. 

Seidenwollenbaum, m. hd. Wolboom 
; bombax pentandria; fromager, catonnier. 


Seidenwurm,m.hd. Seidenraupe, 
Zijdeworm; silk worm; ver a sole. -Un 

v. jungferneier. ~-fruchtbare s., 
S. ziehen, v. éléver des vers á soie. 
Seidenwurmgehäuse, n. hd., v. 
ball 3). — S. losmachen, abläsen, 

V. décoconner. — S. vom maulbeerbaum 
losmachen, v. déramer2). 
Seidenzeug, m. hd., v. seidenwaare. 
e Geköperter s., zijdenstof van 
sterk gedraaide zijde ; twilled silk fabric; 
grenadine. mm Gerippter s., v. cannelé. 


Seidenzucht, f. hd. Zijdewormenteelt; 
rearing of silks worms; éducation de vers 
a sole. -(Seidenverarbeitung), zijde 
industrie; silk industie; industrie soyere. 

Seidenzwirner, m. hd., v. moulinier. 
Seidenzwirnmühle, f. hd., v. mou


lin à soie. 
Seife, f. hd., v. savors. — v. lavoir 1). 
Seifen, v. a. hd., v. laver la houille. 
Seifenarbeit, f. hd., V. lavage des 

minérais. 
Seifenarbeiter, ni. hd. Ertswasscher; 
budler; laveur. 


SEIFENARTIG -- 

Seifenartig, adj. hd. Zeepachtig; 
soapy; savoneux. 
Seifenasche, f. hd. Zeepzieders asch ; 
soap boiler's ashes; cendre du savonnier. 
Seifenauiösing, f. hd. Zeepoplossing; 
solution of soap; solution de savon. 

Seifenbach, m. hd. Beek waarin het 
erts wordt gewasschen; stream for buddling; 
ruisseau ou on lave le minérai. 

Seifenbildung, f. hd. v. saponification. 


Seifendose, f. hd. Zeepdoos; soap-box; 
boite á savonettes. 

Seifenerde, f. hd.,v. fuller's earth. 

Seifenerz, D. hd., V. minérai de 
lavage. 

Seifengabel, f. hd. Vork voor het 
ertswasschen ; filtering board for buddling; 
Fourche de lavage. 

Seifengebirg, n. hd., v. alluvion. 

Seifengeist, in. hd. Alcoholische zeep 

spirit of soap; essence de savon.-oplossing; 

Seifengestein, n. lid. Stroomtinerts 
zeeptinerts; stream tin ore; mine d'étain 
d' alluvion. 

Seifengold, n. hd. Stofgoud door wassehen 
verkregen ; gold obtained by washing; 
or de dépot, or de lavage. 

Seifengraupe, f. hd. Stroomtin in 
korrels ; granulated stream-tin; minérai d' 
étain en grains obtenu par le lavage. 

Seifenkessel, m. hd. Zeepketel ; soapcopper; 
chaudron de savonnière. 
Seifenkugel, f. hd. Savonet, kogel 
stuk zeep ; soap-ball, wash-ball; sa --vormig 
vonette. 
Seifenlauge, f. hd. Slibber; soap-suds; 
lessive du savon. 

Seifenprobe, f. hd., v. essai au 
savon. ~ Monster zeep ; specimen of soap; 
échantilion de savon. 

Seifensieder, m. hd. Zeepzieder; 
soap-boiler; savonnier. 
Seifensiederasehe, f. hd., v. sei 
-fenasehe. 
Seifensiederei, f. hd. Zeepziederij; 
soap house; savonnerie. 
Seifensiederlauge, f. hd., v. les 
-sive caustique. 
Seifenspiritus, m. hd., v. seifengeist. 


Seifenstiefel, m. hd. Laars van den 
ertswasscher; jack-boot; botte de laveur du 
minérai. (savon. 

Seifenstein, m. hd., V. pierre de 

Seifenthon, m. hd., v. argile sa


vonneuse. 

Seifenwerk, n. hd., v. mine d' 

étain de lavage. 

Seifenzinn, n. hd., v. minérai d' 

étain d' alluvion. 

Senge, F. hd., v. duchguss 1). 

Seigefass, m. hd. Filtreervat; straine; 

couloir. 
Seigekopf, m. hd. Doorgietnap (hou 
bakje met gaten); biggin; couloire. -ten 

SEIGEIRSCHLAG. 1015 

Seigekorb, m. hd. Filtreernoand (bierbrouwerij); 
sieve of wicker; couloir d' osier 

Seigen, v. a. hd , V. to filter. 

Seigepfanne, f. hd., v. durch 

1) .-guss 

Seiger, adj. hd., v. perpendieulare, 
adj. fr. ® Opzichter, meestèrknecht in 
een zoutwerk; inspector of salterns, foreman 
at the brine-spring; inspecteur des salines, 
maitre au puits salant. 

Seigerarbeit, f. hd., v. darrarbeit. 

Seigerabtreiber, m. hd. Werkman 
die 't zilver van 'tkoper scheidt; refiner; 
affineur. 

Seigerahmen, n. hd , v. filter. 
Seigerblech, m. hd., v. pavoi d' 
un fourneau de liquation. 
Seigerblei, n. hd., v. plomb de 
ressuage. 

Seigerdarrofen, m. hd. 'D roogoven 
voor do vormen ; roasting-furnace; fourneau 
de parfait dessèchement. 

Seigerdorn, m. hd., v. épines. 
Seigerdörner, m. hd., v. Brasses 
de liquation. 
Seigergekrätz, n. hd., v. pailles 
de liquation. 
Seigerkuchen, m. hd., v. pain 
de liquation b) . 
Seigergerade, adj. hd., v. perpenducilaire, 
adj. fr. 

Seigergeräde, f. hd. Rechtstandige 
richting; perpendicular direction; direction 
perpendiculaire. 

Seigerglätte, f. hd., v. bleiglatte. 
Seigerhaken, m. hd. Slakkenhaak; 
crook for the slag; croa et aux scones. 

Seigerheerd, m. hd. Vuurplaats van 
een drijf haard; heart of a smelting-furnace; 
foyer du fourneau de liquation. 

Seigerhütte, f. hd., v. affinerie 1). 

Seigerhüttengezäh, n. hd. Gereed 

een koperoven ; utensils for-schappen van 

refining copper; utensiles necessaires pour 

1' affinage du cuivre. 

Seigerkluft, f. hd. Rechtstandige spleet 
(in mijnen) perpendicular rent; fente perpendiculaire. 


Seigern, V. a. hd., v. ausseigern. 

Seigerofen, m. hd., v. darrofen. 

Seigerofenbruch, m. hd., v. débris 
du ressuage. 

Seigerpfanne. f. hd., V. éeuelle 
a seorifier. V. chaudière de 
ressuage. 

Seigerpfeife, f. hd., v. air-hole. 

Seigerrecht, adj. hd., v. perpen


dieulaire, adj. fr. 

Seigerriss, m. hd. Dwarsdoorsnede 
van een mijnwerk ; section of a mine; profil 
dune minière. 

Seigerröhre, f. hd , v. air—hole. 

Seigerschacht, m. hd. Rechtstandige 
mijnput ; perpendicular shaft; puits perpendiculaire. 


Seigerschlag, m. hd. Dikte van den 


1016 SEIGERSTUCKE 

aanslag eener • klok ; thickness of the brim; 
épaisseur de la pause d' une cloche. 
Seigerstücke, f. hd. Schwitzen


stücke, v. pain de liquation b). 
Seigerung, f. hd., v. darrarbeit. 
Seigerscharte, f. hd . v. plaque 

de fer du fourneau de liquation. 
Seigerschiefer, m. hd., v. cake t). 
Seigerslacke, f. hd , V. krätz


schlacken. 

Seigertiefe, f. hd. Rechtstandige diepte 
van een put; perpendicular depth; profon. 
deur d' un pulls prise perpendiculairement. 

Seigertiegel, m. hd. Kroes voor het 
verfijnen van metalen ; crucible for refining;. 
creuset do ressuage. 

Seigerwand, f. hd. Wand van den 
zijgoven ; wall of a roasting furnace; paroi 
du foyer de liquation. 

Seigesack, m. hd. v. chausse. 
Siegeschwamm, m. hd. Filtreer


spons; filtering-sponge; éponge it illtrer. 
Seigestein, m. hd., v. filter. 
Seigestroh, n. hd. Stroo uit den fil


treertoestel des brouwers; straw- for straining 
the wort over; paille de passoire. 

Seigetriehter, m. hd. Trechter met 
haardoek bekleed ; grated funnel; entonnoir 
eribid. 

Seigetuch, n. lid., v. colander. 

Seigewagen, m. hd. Wagen om graan 
te vervoeren ; wagon for carrying grains; 
chariot. 

Seigezeug, n. hd. Toestel om te filtreeren; 
filtering apparatus; appareil pour 
filtrer. 

Seigneuriage, m. fr., v. mintage. 
Seihe, f. hd , v. druchschlag, 
durchguss & colander, 
Seihelappen. m. pl. hd. Filtreerdoek; 

strainer; ©anelles. 
Seiher, f. lad., v. durchschlag. 
Seihetuch, n. hd., V. beutelgaze. 
Seikasten, in. hd., v. seigkasten. 
Seil, n.hd,v. cord i).—v. sail 2). 
Seil, n. hd. und treil, v. grée


ment. 
Seilen, V. a. tad., v. corder 2). 
Seiler, in. hd., v. cordier. 
S eilerarbeit, f. hd., v. ouvrage 

de cordier S. ouvrage a. 
Seilerbahn, f. hd., v. corderie t). 
Seilergarn, n. hd. Hennepgaren voor 

touw ; ropemaker's garn; cordon. 

Seilergeschirr, n. hd. Touwslagersgereedschap 
; ropemaker's tools; attirail de 
cordier. 

Seilerhütte, f. hd. Afdak, huisje op 

een lijnbaan; ropemaker shed; loge de cordier. 
Seilerkunst, f. hd., v. corderie 1). 
Seilerleier, f. hd. Galg of schraag 

op een lijnbaan ; top; sabot. 
Seilerrad, n. hd. Wiel van den touwslager; 
rope wheel; rouet à filer de la corde. 
Seilerschlitten, m. hd. Slede op een 
lijnbaan ; rope sledge; traineau. 

-- SEITENANSICHT. 

Seilerspuhle, f. hd. Haak van het 
tou wslagerswiel ; spindle; recueilloir. 
Seilerzeug, n. hd., v. seilerge


schirr. ~ v. seilerrad. [1). 
Seilfabrikation, f. hd., v. corderie 
Seilförmig adj. hd. gewunden, v. 

cáblé. 

Seilhaken, m. hd. Haak om een gebroken 
ketting van den mijnput te herstellen 
; hook; molette. 

Seilkorb, m hd , V. drum 6). 
Seillitze, I. hd. Streng, draad van een 
touw ; r pe-wick; mêche de corde. 
Seilmaschine, f. hd., v. machine 
funiculaire. 
Seilpumpe, f. hd. Strickpumpe, 

V. pompe a, corde de véra. 
Seilrad, n. hd. Rad door een tou w 
in beweging gebracht; wheel turned by a 
rope; roue mue au moyen d'uue corde. 

Seilring, m. hd., V. anchor-ring. 
Seilrolle, f. hd., v. coil 1). 
Seilscheibe, f. hd., v. molette 8). 
Seilscheide, f. hd. Rugriern ; back


hand; suidos. 
Seilschleife, f. hd. Lus van een zeil; 

sail-loop; orbe. (props. 
Seilstäbe, m. hd., V. drying line 
Seilwerk, n. hd., V. cordage 2). 

S. des artilleriezugs, V. écharpes. 
-Kanon reep ; breaching of an artillery 
train; combleau, comblon. 
Sein, m. fr. d'une voile, v. creux 
d' une voile. 

Seinrain, m. fr. Laken met 1600 
kettingdraden; cloth whose warp has 1600 
threads; tuch mit 1600 fadiger kette. 

V. ballenschnur. 
Seize, ni. fr., v. antiquaschrift 2). 
••• (in seize), in 16mo 16 pagina's per 
blad ; in sixteens; sechzehntelform, seder, 
format-sedez. 

Seize (to), eng , V. aiguilleter. 
~ to S. a block, v. annähen. 
Seizing, eng., V. amarrage. 

V. collage 2). — To make a cross 
s., V. brider. — End upper s., v. 
obenbindsel. — Round s. Cross 
S. Throat s., v. amarrage bridé. 
Seite, f. hd., V. kolumne. - v. 
cSté i, 3 & i), — Blanke stelle 
einer s., v. queue d' une page. ~ 
Erste s., v. page impaire s. page 

a. — Innere s., v. plat interieur 
du bas du bois d'un fusil. 
Flache s., v. champ dune pièce 
de Bois. — Kurze s., Lange s., v. 
cóté droit ou court. — Linke s., 
V. abrechte. — Rechte s., v. endroit. 
~ Schmale s., v. can, fr. 
Vordere S. einer mauer, voor 


kant van een muur; front of a wall; pan 

d'un mur. 
Seitenabriss, m. hd , V. coupe i). 
Seitenansicht, f. hd., v. éléva


tion longitudinale. 


SEITENBAHN 

Seitenbahn, f. hd.,v. branch-line. 
Seitenbalken, m. hd. Zijstuk, zijbalk; 
side-post, side-beam; poutre do cóté. 
Seitenband, nl. hd., V. bracket


band. 
Seitenbart, nl. hd., v. biseau 4). 
Seitenbaum, m, hd , v. bracket 9). 
Seitenbeistoss, m. hd., v. montant 

d' une ai rmoire s. montant b. 
Seitenblech, n. hd. Zijplaat van den 
stamptrog ; side•plate; plaque de cóté. s• 

S. am kanonengestelle, zij wang 
een affuit ; cheek-plate; plaque-plaat van 
d' afiút. 
Seitendach, m. hd. Afdak; side-roof; 
toit de cóté. 
Seitendampfrohre, f. lid., v. embranehement 
de tuyau á vapeur. 
Seitendeckung, f. hd., v. épaulement 
b i). 
Seitendrempel, m. hd., v. montant 
d'un sabord s. montant e. 
Seitenentname, f. hd. von erde, 

v. emprunt de terre. 
Seitenflachen, f.pl.hd.,v. marteau 
d 8). ® V. faces latérales du coin. 
Seitenflügel, m. hd., v. alle latérale. 
Seitengang, m. hd., v. bouteille t). 
Seitengallerie, f. lid. Zijgalerij; late


ral gallery; gallerie latérale. 
Seitengasröhre, f. hd., v. nebengasröhre. 
Seitengebäude, n. hd., v. neben 
gebäude. 
Seitengiebel, m. hd. Zijgevel , sidegabel; 
pigeon latéral. 
Seitenhaken, m. hd. Sluithaken van 
den ertsstamptrog; side-hook; croc. 
Seitenhammer, in. hd., v. bat 1). 
~ v. marteau a devant. 
Seitenhobel, m. hd., v. gauge, fr. 

& eng 3). 
Seitenholz, * n. hd., v. jumelle 1). 
Seitenholzer, n.pl.hd.,v. chimney


covings. 
Seitenhüter, m. hd., v. sauzeichnung. 
Seitenkanal, m. hd. Zijkanaal; side 
channel; canal latéral. 
Seitenkante, f. hd. Zijkant; lateral 
edge; side edge; arête latérale. 

Seitenkantenwinkel, in. hd. Hoek 
der zijvlakken ; angle of the lateral edges; 
angle des bords latéraux. 

Seidenkissen, n. hd. Zijkussen In 
een rijtuig ; side-cushion; custode. 
Seitenkrafte, f. hd., v. component 
forces. 
Seitenlehne, f. hd. am sessel, 
Arm ; arm; bras. ••s S. einer treppe, 

V. baluster 2) 
Seitenlier, n. hd. Zijwand van een 
zoutwerk ; side-wall, cheek-wall; mur de cote. 
Seitenlinie, f. hd.,v. branch—line. 
Seitenmauer, f. hd. Zijmuur; side


bo 

SEITWAR.TS. 1017 

wall; muraille de cóté. e S. am kamin. 
zijstuk van een schoorsteen ; jamb of a 
chimney; jambage. 

Seitenmauern, f.pl.hd.,v. doublures. 
® S. der schleusze, zijmuren 
van een sluis; side-lining; jouièr.es, jouillères, 
ailes dune écluse. 

Seitenoffnungen, f p1 , hd., v. ar 
-beitslócher. 
Seitenpforter, f. hd. Zijpoort ; sideport; 
porte latérale 
Seitenröhre, Zweigröhre, f. hd., 

v. branched-pipe s. pipe,-
Seitenschiene, f. hd. Zijplaat van 
een ploegboom ; iron clasp of a plough-axle; 
barre, bande de la haie. (rale. 
Seitenschiff, n. lid., v. nef laté-
Seitenschlägel, m. hd., v. mallet 2) . 
Seitenschub, in. hd., v. drift of 
an arch. 

Seitenstange,f.hd. v.nebenstange. 

Seitenstücke eines rähms, n. 
hd. Stijlen van een raam ; stiles; battants. 
® S. eines halfter, v. breastplate 
neck-strap. — S. eines 
rapperts, v. Tasques d' affüt. 

Seitenta .kel, n. hd., v. caii`orne 
du mat. ~ Grosses s., v. caliorne 
du grand mat. 

Seitentalje, f. lid. der kanone, v. 
gun-tackle. 
Seitentheil, n. hd., v. flaue a 2). 

S. einer bastion, v. hanc de 
bastion s flans b. — S. eines 
helmes, vizier van een helm; flap of a 
helmet; oreillette. 
Seitentonne. f. hd. Bekleedingsplanken 
van de mijnput; side-plank; ais du puts. 

Seitenwand, Wand, f hd., v. 
cloison t) . S. eines dachfensters, 
zijkanten van een dakvenster; 
cheek; jouée. ~ S. einer presse, v. 
jumelle. ~ S. einer laffetten, v. 
flasque. S. eines kamins, v. 
seitenmauer am kamin. ~ S. 
eines klobens, wt backen rij. 

Seitenwehr, f. hd.,v. épaulement 
b t) . S. einer mühle, v. abschlag 
3) . 

Seitenwendung, f. hd. Uitwij ken; 

side motion; écart. 

Seitenwerk, n. M., v. batiment 5). 

Seitenwerke, n. pl. hd., v. flans b t). 

Seitenwind, m. hd Zij wind ; scantwind; 
vent largue, vent de bouline. 
Seitenzahl, f. lid., v. folio. 
Mit s.-en bezeichnen, v. fokren. 

Seitenzahn, m. hd. eines rader, 
Tand van een kroonrad; side-tooth; dent 
de cúté. 

Seitenzahnrad, In. hd., v. cogwheel 
1). 

Seitwärts oben, unten, adj. hd. 
Zijwaarts naar boven, naar beneden; a little 
side ways above, below; contre haut, en 
haut, en bas. 


1018 SEKUNDE 

Sekunde, f. hd. Widerdruck, v. 
réitération. 

Sel, m. fr., v. salt 1). — S. admirable, 
S. de Glauber, Sulfate de 
Boude, V. Blau bersalz. — S. d' ambregris, 
v. ambergris salt. — S. 
amèr, Sulfate do magnésie, bitterzout, 
engelsch zout, zwavelzure magnesia 
; bitter-salt; das bittersalz, das englische 
salz. — S. ammoniac, Chlorure 
d' ammonium, v. ammoniak salz. 
~ S. ammoniac fixe, v. chlor 
calcium. ^ S. a blanchir, v. blei 

— S. commun, S. de-chersalz. 
cuisine, Chlorure de natrium, v. 
chlornatrium. — S. de corne de 
serf, Sesquicarbonate d' ammoniaque, 
zout van hertshoorn ; salt of 
hartshorn; das hirschhornsalz. — S. d' 
epsom, V. epsomit. — s. fossille 
S. gemme, S. minéral, S. de roche, 
v. erdsalz 1). ~ S. gemme, 
S. de roche, v. bergsalz. — S. marin, 
S. de mer, v. baysalt. — S. 
mural, Halinatron, v. salpeterschi 
um. •• S. d' oseille, Bioxalate 
` de potasse, zuringzout, dubbel 
zuringzure kali; salt of sorrel; das sauer 
de prunelle, Cristal-kleesalz. ® S. 
minéral, Salpetre fusé, v. sal 
prunella. s. raffiné, gerafineerd 
zout ; refined common salt, butter salt, stoved 
salt; das siedesalz, sudsalz. — S. de 
saturne, v. bleisalz. ~ S. de verre, 

V. fiel de verre. 
Seladonite, eng , v. green earth. 
Selbstelektrisch, adj. hd., v. idioelectric. 
Selbstlöschung, f. hd des kal 

v. extinction spontanée.-kes, 
Selbstspinner, m. hd., v. mulljenny 
renvideur. 
Selbstverbrennung, f.hd.,v. co>inbustion 
spontanée. 
Selbstwirkendertempel,rn.hd. Mechanische 
tempel (soo*t van weefstoel voor 
zijde); self acting temple; self-adjusting fernpie; 
temple mécanique (der. 
Selbstzünder, m. hd., v. luftzün-
Selenblei, n. hd., v. bleiselenid. 
Sélène, ru. fr. Selen, n. hd. & eng. 

Selenium. 

Selenic acid eng. Selenium zuur; 

selensäure; acide sélénique. 

Selenige säure, f. hd Selenious 

acid, eng. Selenigzuur ; acide sélénieux. 

Selenit, m. hd., V. kalksulfat. 

Sélénite, f fr. Gypse spathique, 

Gypse en for de lance, Gypse 
curéiforme, V. gips 2). ••• v. gypsblume. 


Selenitspath, m. hd. Z wavelbarium; 
selenit-ic spar; baryte sulfa té. 

Séléniure f. fr., de plomb, v. 
bleiselenid. ••• S. de cuivre, v. 
kupfer selenür. 

SELLE. 

Seleniuret eng., of lead, v. blei 

v. kup--selenid. — S. of copper, 
ferselenür. — S. of lead and 
copper, selenium lood & koper ; selenkupferblei, 
seien bleikupfer; séléniure de 
plomb et de cuivre. S. of silver, 
Selen—silver, Selenio-silver, Naumannite, 
selenium zilver; seien-silber, 
seien-silberblei; séléniure d' argent, argent 
séléniuré. 
Seleniuretted hydrogen, eng. 
Hydroselenic acid, v. acide hydro-
sélenique. 

Selenkobalt, m. hd. Seleniumkobalt; 
seleniuret of kobalt; séléniure de (obalt. 
Selenkupfer, n. hd., v. cuivre 
selénié. 
Selenmetalle, n. hd. Seleniummetalen 
; selenides; sélén,ures. 

Selonographie, f. hd. Sélénographie, 
f. fr Selenography, eng. Maan sbeschrijving. 


Sélnéographique, adj. fr,v. carte 
selénographique. 
Selenoxyd, n. hd. Seleniumoxide; selenious 
oxide; oxyde rle sélène. 

Selensäure, f.hd.,v. selenic—acid. 

Selensilber, n. hd., v. seleniuret 
of silver. 
Selenwasserstofgas, n. hd., v. 
acide hydro-sélénique. 

Self-acting feed-apparatus, eng. 
for a steam boiler, v. régulateur 
alimentaire. 

Self-acting movement, eng., v. 
mouvement spontané. 
Selfacting mule, eng., v mulljenny 
renvideur. 

Selfacting press, eng., v. presse 
d'imprimerie construite á encrer 
les formes. 

Selfacting temple, Self adjusting 
temple, eng. Zelfwerkende strek rollen 
; der selbwirkende tempel; temple mdcanique. 


Selfactor, eng., v. automat. 

(Selfacting mule), v. mull jenny 

renvideur. 

Self-consumer, Smokeless fur


nace, Smoke burning furnace, 

eng , V. fourneau fumivore. 

Self-feeding furnace, eng. Zelf


voedende vuurhaard; bewegliche feuerheerd, 

bewegliche rost; grille mobile on fumivore. 

Self-oil-feeder, eng., v. lubrifacteur. 


Selle, f. fr., V. saddle. — v. 

schlacken 1). — S. allemande, S. 
de grosse cavalerie, zadel van de 
zware kavallerie; the heavy dragoon saddle, 
saddle of heavy cavalry; der deutsche sattel. 
— S. a 1' anglaise, S. rose, 

S. de chasse, engelsch zadel; the english 
saddle, english hunting-saddle; die 
putsche, der gewöhnliche englische sattel. 
— S. à 1' anglaise piquée et rem

 

SELLERIE -


bourrée, gevuld engelsch zadel; somerset, 
a kind of english saddle, the flap of which 
are stuffed fore the legs of the rider and 
aft; der englische wurstsattel. ••• S. a 
basque, S. a la polonaise, Espèce 
de panneau sans arson, v. 
burr-saddle. — S. a la Kussarde 
ou a la hongroise, s. de cavalerie 
légère, zadel voor lichte kavallerie; 

the hussar-saddle, hungarian saddle, saddla 
of light cavalery; der ungarische sattel, ungarische 
bock. ~ S. a jeter, gietzadel 
van den tinnegieter ; wooden apparatus for 
casting; giesssattel. — S. a eiquer, S. 
de manege, manege zadel, jachtzadel ; 
manage saddle, pique saddle; der schulsattel; 
~ S. pour rails, v. platine de rail. 
Sellerie, f. fr. Tuigkarner, zadelka


mer; harness-room; geschirrkamer, schirr


hammer, sattelkamer. 

Sellette,. f. fr. Petite selle de sous 

verge, v. offsaddle. — v. deckel z). 

IJzeren band om de rol van een kaapstand; 

tie on a cabstan; band am hebezeug. •• 

S. d' avant-train, v. limber-bolster. 
~ S. de derrière, achter kus 
the hind-bolster; der hintere achsschemel,-sen; 

die hinterachsscbale. ~ S. de devant, 

voorkussen; the fore bolster; der vordere 

achsschemel, die vorderachsschalen. ••• S. 

d' essieu, S. de voiture, asbedding, 

asplaat; axle tree-bolster, axle tree bed bol 

acllssehemel. achsschale. -ster, axle bench; 

Sellier, in. fr., v. saddle-maker. 

Selvage, Selvedge, List eng., v. 

cordeline 1). ~ v. estrope. ~ to 

Set with s., v. coiffer 1). — S. of 

genoa taffeta, v. cimosse. 

Selvage-pincers, eng , v. pince

lisière. 

Semaine, f. fr. Week (zeven dagen); 

week; woche. — Weekgeld, weekloon 

weekly wages; wochenlohn. 

Sémaphore, m. fr. télégraphe 
de jour et de nuit, Dag- en nacht 


kusten ; semaphore telegraph-telegraaf op de 
for night and day, coast telegraph; optische 
telegraph fur tag und nacht, ktistentelegraph. 


Semaque, f. fr. Smak ; smack; die 

schmak. 

Semblable, adj. fr. Gelijkvormig; 

similar; ähnlich. 

Sembrador, m. fr.,v. drill–plough. 

Semeline, f. hd. Titanit, titaanzure 

en seliciu:mzure kalk; titanite; titanite. 

Semelle, f. fr., v. dachschwelle, 
^ V. plaque 7). — Gepuddeld ijzer 
voor platen ; prepared piece for sheet iron; 
zubereitetes stück fur eisenblech. — Voet stuk; 
sole;] sohle. ^ S. d' affOt, s. d' 
une vis de pointage, stelplank ; the 
stool bed; richtsohle, sohlpfoste, sohidielen. 
~ S. d' assemblage, V. groundplate. 
— S. de 1' auge du bocard, 
onderplaat, grond van den stamptrog; bottom 
of the buddler; sohle in den poch-


SEMPEL. 1019 

werken. mm S. d'un codre do boisage, 

v. ground-sill. S. du cadre 
superieur d'un puits rectangulaire, 
v. rüstbaum im bergbau. 
s„ de chasis, v. ground-plate. 

S. du chasis d'un affüt de 
place, bovenca rronade slede ; rail or side
i

of traversing platforms; laufschwelle des 
rahmens einer rahmenlaliette. S. de 
comble, v. pole-plate 2). — S. d' 
un comble brisé, grondplaat van een 
gebroken dak ; pole plate of a kirbroof; 
schwelle eines mansardendachs. ~ S. 
courbe lunette a charpente, v. 
kranz 4) . — S. de rails, v. bearing 
1). ••• S. en cuivre en fer, 

V. eisenplatte 2). ••• S. de dérive, 
zwaard; lee-board; schwort. S. d'étaie, 
grondplaat van een schoor; sill of a stay; 
erdlade. — S. en for, V. paupoire. 
S. de palier, V. plumber bottom. 
~ Poids de s., v. richt 
un pressoir-pfenning. ~ s-s. d' 
a huile, ijzeren persplaten van een olie 
iron pressingplates of an oil-press;-slageri ; 
pressbleche einer ölpresse. ••• S. du rabot, 
Pann d' un rabot, v. face 
of a plane. ~ S. d'un rail, voet 
van den spoorstaaf; lower ¡lange, foot of 
rails; fuss der schiene, schienenfuss. — S. 
de sonnette, grondplaat van een hei 

sillof a pile-engine; ramrnschwelle.-werktuig; 

S. d'un treuil installé sur un 
puits, grondraam van den mijnhaspel; sole 
tree, yokings; haspelgeviere 
Semences, f. fr., V. kleine nagel 

s. nagel. — S. de perles, v. lothperlen. 
^ v. demant saamen. 
Seiner, v a. fr. Zaaien ; to sow, to 

drill; saen. ~ S. des chausse-trapes, 
voetangels leggen; to spread caltrops; fussangeln 
legen. 

Semeur, m. fr., v. erprober. 

Semi-circle, eng , V. demi -circle. 

— V. graphometer. 
Semi-circular arch, full eenter, 
eng., v. are plein-eintre. 
Semi-gorge, eng. of a bastion, 

V. demi-gorge. 
Semilor, n. hd., v. similor. 
Semi-metall, eng.,v. demi-metal. 
Semi-porcelan,eng.v.faience fine. 
Semoir, m fr. en lignes, Reien zaaier; 
ridge drill; reibensäernaschine. 

v. machine a semer. ~ S. ä la 
volée, breedworpige zaaimachine; flat-drill; 

breitsäemaschine. ••. Botte du s., zaadkist 
van de machine; drill-box; saatkasten, 
kasten der stiemaschine, welcher die saat 

enthält. 
Sempel, Zampel, Zempel, n. hd., 

v. simple. — Mit dem s. gearbeiteter 
zeug, op den trekweefstoel geweven 
stoffen ; stuff produced by the semple; 
dtoffe de la grande tire. ~ Grund 

des s., v. plaque de fond. 


 

1020 SEMPELSCUNU_R-- SENSEN GERUST. 

 

Sempeischnur, f. hd , v. aufzieh-Senkgarn, n. hd. Werpnet; sweepnet,

 

schnur.trawl; epervier.

 

Sempeistock, m. hd., v. batonSenkgrube, f. hd., v puisard I).

 

de remple.Senkhammer, ni. hd Gegroefde ha

 


Sempiterna, m. fr. Soort van engel -mer om te voren ; furrowed-hammer; mar

 


sche wollen stof; kind of encilish woollenteau cantielé en sillorls. 

 

stuff; art englischer zeug.Senkkolben, m. hd., V. broche 8). 
Semple, m. fr., v simple. ® B--— V. fraise pointu.

 

ton de s., v. s. baton. ® CordeSenkkorb, m. hd. Zeef, mandje, korf 

 

de s., v. estrivières.onder aan een pompbuis; sink in the work-
Senarmontite,* wit antimoniumerts. ing-barrel of a pump; tamis du tuyau de

 

Seneca oil, eng., V. erdöl.la pumpe. (sonde.

 

Senfmühle, f. hd. Mosterdmolen ; Senkleine, f. hd., v. ligne de

 

mustard-mill; moulin a moutarde.Senkler, m hd., v. nestelmacher.

 

Sengmaschine, f. hd., v. machineSenklinie, ri. hd., v. ligue per

 


à griller.pendiculaire.

 

Senkblei, n. hd., V. bleiloth. ® v.Senkloch, n. hd. Opening in den grond 

 

chas 2). -Dieplood; sounding-lead; sonde,om den wijnstok te planten; pit or hole for 

 

plom b.plaiting vines; augelot, rayon.

 

Senkbohrer, m. hd., V. chamfer-Senknadel, f. hd. Sonde, sondeernaald; 

 

ing-auger.searcher; sonde. 

 

Senke, f. Senkeisen, mhd.,v. aus-Senkpfahl, m. hd. Paal, waartegen 

 

räumer 2).den wijngaard groeit; prop for a young wine; 
Senkel, m. hd., v. crampe. ~ v. échalas de provin.

 

eljimeau. ® Malle, van een veter; point; Senkrecht, adj. hd., v. bleirecht, 

 

facet, aiguillette. V. senkblei 3).Senkreehtkettig, adj. hd. Met staan

 


Senkelfaden, m. hd. Lijn van hetden betting; high-warped; a haute linse. 

 

schietlood; plummet-line; Ill €r plumb.Senkreuse, f. hd. Kreeftenfuik ; bow-
Senkelholz, m. hd., v. batte de net, wheel; nasse de fond 

 

sediment.Senkrippe, f. hd. Wand van een 

 

Senkelnadel, f. hd , v. senkel 3).waterkeering; side of a flood-dike; cóte de 
Senkelschnur, f. hd., V. ligne de batardeau. 

 

sonde.Senkschlacht, f. hd. Djk van tak

 


Senkelstift, n. hd., V. senkel 3).kebossen ; dike formed of wattled hurdles; 
Senken, v. a. hd. einer kanonne, digne de fascinage.

 

Een stuk dompen; to lower a gun; saigner,Senkschur, f. hd., V. ligne de 
plonger une pièce. S. einer schacht, sonde.

 

V. absaigern 2) . ~ S. auf einerSenkschuss, m. hd., v. feu plon


gang, een mijnput op een ertsader gra-geant.

 

ven ; to sink upon a lode; approfondir sur Senkspaten, n. hd. Schop in de gie

 


un Ilion — S. eines mauers, v. letereien ; spade; escoupe bêche. 

 

mur farde s. nur. — Sich s., v.Senkstock, m. hd.. v. enclume sil

 


einfallen.lonnée. 

 

Senker, m hd., V. ausräumer c).Senkstrich, m. hd., v. cathète. 

Flacher und zweischneidiger Senkstück, n. hd. Horde van een 
seeker, v. chamfering-drill. ~ S. zinkstuk; piece serving for a dike of facimit 
cylindrischem zapfen und nes; pièce servant à une digne de fascinage. 
zwei gerade schneiden, v. square Senkung, f. hd , V. pitching. o• 
countersink. — Conischer s., v. V. gradient. _• v. inclinaison i). 
cone countersink. — v . pie d' v. pence d'un fusil. 

 

avaleresse.Senkwage, f. hd., v. areometer.

 

Senkfaschine, f. hd., v. fascineSenkwerk, n. hd. Zinkstukken (in de 

 

frondrière.waterbouwkuede); hurdles for damming wa

 


Senkfeuer. n. hd., v. feu fichant.ter; clayonnage qu'on enfonce dans l'eau. 

 

Senkholz, n. hd. Zinkbout (dat sp Sennit, eng. Foxes, Platting van 7

 

zwaarder is dan water); sunk wood; bolskabelgarens; platting; tresses. _ Chafed 

 

canard.S., duizendbeen ; gespickte platting, tausend 
Senkkastengründung, f. hd., v. bein; tresses lardées. 

 

encaissement.Sense, f. hi., v. faux 1) .

 

Senkknecht, M. hd. Mikje om . denSensenbaum, in. hd. Zeisenstok; 

 

tak van den wijngaard in den grond te hou-scythe handle; manche dune faux. 

 

den hij bet afleggen ; plug to fasten the Senseneisen, n. hd. IJzer voor zei

 


vine layer in the earth; crochet h provigner.sen ; rod-iron for scythe-blades; fer a faux. 

 

Senkfäustel, m. hd. Groote ijzeren Sensengerüst, n. hfl., Tanden van 

 

hamer; great beetle; grand ruarteau à bri-de maaimachine; teeth of the scythe; dents 

 

ser la roche.de la faux. 


SEN SENHAMNER 

Sensenhammer, m. hd. Zeisensmederij 
; scythe-forge; forge de faux. 

Sensenstein, in. hd., v dalle 2). 

Sensibilisé, adj. fr Gevoelig gemaakt; 
made sensitive; angreifbar gemacht. 

Sensibilité, f. fr. Sensibility, eng. 
Sensibilität, f. hd. Gemakkelike bewee 
baarheid; leichte bewegung. 

Sente, f. hd , v. lisse o-, 1). S. 
des weits, v lisse du fort. ~ S. 
des scharfs, v. floor-ribband. 

Senten, f. hd. der verzaunung, 

V. lisse d' accastillage. 
Sentène, f. fr , v. fitze. 
Sep, m. fr. Knecht; small bitts to belay 
ropes to; knecht zum belegen von tauwerk. 
Separable, adj. fr. Separable, eng., 

V. divisible. 
Séparage, m. fr., v. auslesen. 
Separate (to), eng. the sheets, v. 
désceuvrer. to S. tin and lead 
from copper, V. austrocknen. — 
to S. the grains, v. égaliser la 
poudre grenée. 

Séparateur, m. fr , v. entonnoir 
séparateur. 
Separating-sieve, eng. in powder 
mills, v. égalisoir. 
Séparation, f. fr. Separation eng., 

V. scheidung 1). -Afscheiding; partition; 
abtheilung. - S. du minérai, 
Het uitzoeken der ertsen; separation of ores; 
separation der erze. 
Séparatoire, m. fr. Separatory 
eng. , y. s eheideglas . 

Separator, eng., v. blatt 4). 

Séparer, v. a. fr , v. abschmelzen 

2). — S. les chiffons, v. auslesen 
1). — S. les étresses et les cartons 
doubles, v. abscheiden. — v. 
paste board 3). `— y. to pinch 
off. ®S. les feuilles de carton, 

V. paste-board 6). ^ S. aves un 
coin, v. abkeilen. — S. en pressant, 
door persen van een scheiden ; to separate 
by pressing, to squeeze off; abpressen. 
Separiren, v. a. hd., v. abschmel


zen a). o V. abscheiden. 
Separirglas, n.hd.,v. schoideglas. 
Separirmesser, n.hd ,v. couteau 3). 
Sopé, m. fr., v. schieber j ). 
Sépeau m. fr, v. cépeau, 
Sepia, m. bd., v. blackfischbein. 
Sepiatusch,m hd.Sépiade Rome, 

m. fr. Sepia, eng. Sepia. 
Sepoule, t. fr., v. einschussspule. 
Sept, m. fr. sorte de caractère, 
V. mignonne. — S. ot demi, v. 
brevier. • S. et demi corps huit, 
Huit petit oeil, lettersoort een halve 
punt grooler dan kolonel op het corpus 
van galjard ; type whose face is somewhat 
larger than minion cut on the body of bourgeois; 
letter deren flache um ein balbes typgr. 
punkt grösser als colonel und die auf den 
kegel von bourgeois geschnitten ist. - S. 
SERGE—WEAVER. 1021 

petit veil, Six et demi corps sept, 
lettersoort een halve punt grooter dan nonpareil 
op het corpus van kolonel ; type cut 
on the body of minion and whose face is 
somewhat larger than nonpareil; letter welche 
auf dem kegel von colonel geschnitten und 
peren fläche um ein halbes typogr. punkt grösser 
als nonpareil ist. 

Septimenaecord, ni. hd. Septime; 
septime, heptachord; accord de septème. 

Sépulcre, in. fr. Sépulture, Ge


denksteen op een graf, grafsteen ; sepulcre 
tomb, grave; grab, grabmal. 
Séquente, r. fr. Sequence, eng. 

Het rangschikken der speelkaarten tot spel


len ; kartenordnung. 
Séraaber, v. a. fr., v. pfeiffenerde 
in der dritten kufe schlagen. 

Séran, Sérin, m. fr., v. hackle 1). 
~ S. à chanvre, v. flachsheehel. 
~ Peigne de s., v. hechelkamm. 

Sérancage, Peignage, ni. fr., v. 
hackling. 
Sérancer, Sérincer, v. a, fr. du 
chanvre, v. to hackle. 

Séranceur, m. fr., v. hatcheller. 

Sérancier, m. fr., v. hatehelmaker. 
Serancoir, m fr., v. hackle 1). 
Serbocal, m. fr., v. glaswalze 1). 
Sorche, f. fr. V. aissante. 
Serénage, Sereinage, n). fr. á la 

rosée, v. dew-rotting. 

Serge, f. fr., v. petermann. — S. 
d'Arcot, serge van Arcot uit wol en zijde; 
woollen and serge silk stuff; arcotsersche. 

S. fine, ti jne serge; shalloon; feine sarsche. 
~ S. de quatre lames, v. tweel 3).
Serge, eng., v. petermann. 
Fulled s., gevolde serge; gewalkte sarsche; 
tramière. — Morocco u., v marksarsche. 
••• Orleans s., v. filin. ~ 
Small s., v. lingette. ~ Scotch s., 

v. plaindin. 
Sergé, m. fr., v. croise. 
Serge-maker, eng., v. rasch 
-macher. 
Serge-manufactory, eng., v. sar 
-scheweberei. 


Sergent, rr. fr. d'artillerie, S. 
artificier, V. feuerwerker. ~ S. 
étreignoir, V. étreignoir. — S. major-
artificier, v. maitre-artificier. 

S. serre joints, v. presse, à 
main. — S. tirant, y. collar 5) . 
Sergerie, f. fr., v. sarscheweberei. 
Serge-stick, eng., v. mailloche. 
Serge-trade, eng , v. sarsche


handel. 
Sergette, f. fr. Smalle serge van mindere 
kwaliteit; kind of serge; kleine sarscbe. 

-Soort van tapijt uit Poitou ; kind of drugget 
from Poitou; art wollen teppich aus Poitou. 
Serge-weaver, eng., v. raschmacher. 
st; 


1022 SERGIER. 

Sergier, Serger, in. fr., v. rasch 

-macher. 

Séricole, f. fr. (Industrie), v. 

seidenbau. Pays s., Landstreek 

waar de zijdeworm wordt aangekweekt; 

silk-district; bezirk in dem der seidenbau 

betrieben wird. 

Serie, f. fr. Reeks; series; reihe. ®• 

S. binomiale, binomiaal reeks ; binomial 
series; die binomialreibe. — S. convergente, 
v. converging series. ~ S. 
divergente, divergeerende reeks; diverging 
series; divergente reibe. S. exponentielle, 
exponentlaal reeks ; exponential 
series; exponential reihe. ® S. d'une 
fonction trigonométrique, reeks 
eener trigonometrische functie ; function, 
circular series, series of a trigonometrical 
function; reihe einer trigonometrischen function. 
~ S. harmonique, harmonische 
reeks; harmonical serie,; harmonische reihe. 
S. logarithmique, logarithmische 
reeks; logarithmic series; logarithmische 
reihe. — S. recurrente, terugloopende 
reeks; recurring series; recurrende reihe, 
. Series, eng., v. serie, fr. 

Serpe, I. fr. Draad van een schroef zon der 
einde ; worm of an endless screw; 
schnecke. ® v serpette. 

Serpent, * Serpent, ophicléide. 
Serpent (oeil de) m. fr.,v. schlangenauge. 
Serpentbläser, m. hd. Serpentblazer; 
blower on the serpent; serpent. 
Serpente, f. fr., v. schwichtlien. 
~ S. de soie, v. papier de soie. 

Serpenter, v. a. fr., v. schwichten. 
® S. les haubares, de hoofdtouwen 
z w ichter, ; to snake the shrouds; wanten 
schwichten. 

Serpent-eye, eng., v. Schlangenauge. 


Serpentin, nl. fr. Haan van het oude 
lon tslot ; cock of a: musket in former times; 
hahn eines alten lunten schlossec. ~ v. 
schlange 2) . 

Serpentin, m. hd., v. schlangenstein. 


Serpentindrechsler, m. hd. Serpentijn 
draaier•; jade-turner; tourneur de 
serpentine. 

Serpentine, in. fr., v. schlangenstein. 


Serpentine, eng., v. schlange 2). 

Serpentinmórser, m. hd. Vijzel of 
mortier van serpentijnsteen ; serpentine mortar; 
mortier de serpentine. 
Serpentose, f. hd. Zwerm, slangetje; 
serpent squib; serpenteau. 

Serpette, I. fr. Fascine mes, mes om 
de legertakkebossen af te snijden; stand•bill, 
bill-hook; faschinenmesser. ~ Trekmes van 
den geweerlade maker; stock-shave; stockmesser 
® v. rebmesser. 

Serpia, nl. fr. Langue de carpe, 
Punt of tongboor; tongued chisel; zungen-

SERRURE 

förmige erdbohrer oder schappenbohrer. 
Serpillière, I. fr., v. pack-cloth. 
Serrate, Serrated, eng. Getand, van 

tanden voorzien ; verzahnt, gezahnt; It en


grénage. 
Serrate (to), eng., v, créneler i). 
Serrated-spring, eng., v. bascu


le ,). 
Serrated—tool, eng. Tandhamer ; 
zahnhammer, zahnmeissel; marteau bretté, 

brettelé. 

Serré, (aller), v. a. fr., v. ein 
-bringen I). 
Serre, I. fr. Sluithaak ; press; presse. 
Gietvorm ; rake; giesrahmen. — S. 
bosse, v. rustleine. — S. ciseaux, 
schaarhouder, schaartang; scissors-holder; 
scherenzwinge . — S. étoupe, v. bofte 
a étoupe. ~ S. feu, S. à creuset, 

V. écran 1). (Pilier), v. massif 
4) . — S. piece, d'une machine a 
étirer, v. clasp. 
Serrement. m. fr., v. dam 1). •^. 

S. busqué, schuine kistdam in mijnen ;' 
an inclined fame dam; damm mit geneigter 
stellung der hölzer. ®• S. a coins, kromme, 
cirkelvormige kistdam ; spherical dam; keil 
droit,-damm, keilverspündung. — S. 
rechtstaande kistdam ; vertical dam; auf 

horizontal,-rechtstehende damm. S. 
Plate cuve, grondbekleeding van een 
mijnput; horizontal dam; horizontale oder 
liegende damm. ® S. en maconnerie, 
gemetselde dam; dam of brick-work; mauer 

.•rS. sphérique, S. en voute,-damrren 
bolvormig gemetselde dam; spherical dam; 
gewölbte damm. 

Serrer, v. a. fr. un canon, Een 
kanon vastsjorren ; to lash a gun; eine kanone 
festmachen. ~ S. contre, v. to 
pinch. ~ S. la fascine, v. to choke 
the fascine, s. fascine. S. une 
forme, v. to lock up a form. • 

S. á vis, v. fermer à vis. ~ S. les 
lignes, interlignes uitnemer. ; to drive 
the lines; die zeilen enger machen. — S. 
en liant, v. festbinden. — S. un 
noeud, een knoop aantrekken ; to shut 
a knot; einen knoten zuziehen. ~ V. einklemmen. 
•. S. en tirant, v. einziehen. 
Serrure, f. fr., v. lock 1). ® S. 
d'armoire, v. box-lock. S. a 
bee de canne, v. beo de canne b). 
~ S. bénarde, v. bénarde. •® S. 
a bosse, grendelslot; outside lock, cellar 
lock; taschemischloss, kellerschloss. S. 
a broche, v. dornschloss. ~ S. de 
cabinet, kabinet, kast, lade slot ; one 
side locking lock; das schloss, welches nur 
von einer seife zu schliessen ist, kammerschloss. 
_ S. cachee, entaillée, ä 
mortaise, attachée a la canne, 
a fourreau, v. einsteckschloss. •^ 

S. a canon, v laufschloss. ~ s. 
a elanehes, voordeur-, huisdeur-slot; 

SERRURERIE — SET. 1023 


house-lock; hausschloss. ^ S. a clef forée, 
v. dornsehloss. S. de coffre, 
slot met valletje ; cash box-lock; das kofferschloss. 
— S. a combinaison, S. seeréte, 
V. buchstabenschloss. 
Crocheter une s., een slot opensteken, 
met een keizer openen ; to pick a lock; 
ein schloss reit dem dietrich aufmachen. ~ 

S. fausse, S. feinte, valsch slot, schijnbaar 
slot ; blind lock, false lock, mock-lock; 
blinde schloss. — S. à deux fermetures, 
v. benarde. — S. a houssette, 
v. falischloss. ~ S. mêlée, 
V. forced lock. — S. a loquet, v. 
klinkenschloss. — S. à mortaise, 
V. einstecksehloss. — S. ä pala 
pendan te,-tre, v. box-lock. — S. 
Cadenas, v. anhängschloss. •m S. 
pendante á rouleaux, v. cadenas 
à rouleaux. — S. a péne dor 

-mant et loquet, v. klinkenschloss. 

S. ä deux pones, V. dead lock. 
n- S. en pêne a bord, v. lock with 
a curved bolt. — S. à un seul 
pene, v. dead look. ~ S. a trois 
penes, slot met drie schoten ; lock with 
three bolts; schloss mit drei riegeln. ~ S. 
L pompe, V. bramah-schloss. ~ 

S. à ressort, V. federschloss. 
S. a rondelles, v. round look. — 
s. á secret, S. a ressort caché, geheims 
slot, slot met verborgen veer; rimiock; 
deutich kastenscbloss. ~ S. de sûrete, 
V. pratine de sOreté. — S. à demi
-

tou , V. bee de cane. — S. a doubie 
tour, V. doppeltourschloss. 

S. a deux tours et demi, v. dritthalbschloss. 
~ S. treffière, trefiliëre, 
v. serrure de cabinet. m• 
Trou de la s., v. key-hole. 
Serrurerie, f. fr., v. eisenwaaren. 

Grosse s., v. eisenarbeit. — v. 

schlosserhandwerk. — v. lock


smith's work. 

Serrurier, m. fr., v. locksmith. ••• 

S. en batiments, huissmid ; bell-hanger; 
schlosser für neubauten. 

Serte, f. fr., v. fassen I). 

Sertir, v. a. fr., v. fassen 1). 

Sertissement, m. fr. Het zetten van 

edelgesteente ; setting; das fassen. 

Sertissure, Sertie, f. fr., v. fassung 
t & 2). — S. a biseau creux, 
hofzetting van edelgesteente; hollow setting 
in a bezil; hoble fassung. ® S. épatee, 
bet ongelijk, niet even breed vatten ; setting 
in a bezil wider above than below; einfassung 
deren breite oben grosser ist als unten. 

— S. a filet, het vatten van een diamant 
in een smal glad randje ; setting with a narrow 
fillet; fassung mit schmalen glatten 
rande. om S. a feuilles, het vatten in 
loofwerk ; foliated setting; fassung mit laubwerk. 
— S. a grilles, het vatten met 
klauwtjes; setting with catches; fassung mit 
häkeln oder klauen. 
Servant, Canonier servant, m. fr. 

v. canonier 1). 
Servante, f. fr., v. drag-staff. ~ 
v. deichselstütze. ~ Schrap of strijkijzer 
van e-en verfmolen; scraper; Streicher, streich. 
erte. — V. bench—vice. m Raamhouder; 
chase holder; rähmchen-halter, träger. ••a• S. 
de couvercle, opzetter van het deksel 
van een legerwagen ; prop for the roof or 
cover; deckselstütze am wagendeckel. 
Serve (to), eng., v. fourrer 2). 
Service, f. fr. (mettre hors de) 
Verslijten, slijten ; to wear out; abnutzen. 

Service—pipe, Service, eng. Dienstpijp, 
diensthuis; engere leitungsröhre, nebenröhre; 
tuyau de distribution. 

Service-tree. eng. White haw


thorn, v. alisier 2). 

Serving, f. hd., v. baderne. 

Serving—board , eng. Kleedspaan; 
kleidspahn; table a fourrer. (le. 

Serving—mallet, eng. V. kleidkeu-

Sesqui, m. fr. & eng. Anderhalf; an


derhalb. 

Sesqui carbonate, m. fr. Anderhalf 
koolzuurzout; sesqui carbonate; and e jib 
koblensauressalt. ~ S. de soude, anderhalf 
koolzure soda; sesqui carbonate of 
soda; anderhalb kohlensaures natron. 

Sesquichlorure, m. fr. de for, 
Chloride de fer, v. eisen Chlorid. 

s. d'or, Or potable, goudchloride; 
sesquichloride of gold; goldchlorid. 
Sesqui oxyde, m. fr. de cobalt, 

v. cobalt oxyde. — S. de fer, v. 
eisenoxyd. ~ s. de manganèse 
hydraté, v. manganhyperoxyd. 
s. de plomó, v. bleisesquioxyd. 
Sesquisulfure, m. fr. de cobalt. 

Kobaltkies; sesquisulphuret of cobalt; ko


baltsesquisulfuret, kobaltkies. — S. de 

for, anderhalf zwavelijzer; sesqui sulfure 

of iron; eisensesquisulfuret, anderhalbschwe


feleisen. 

Sessel, m. hd. Armstoel, gemakstoel ; 

easy chair; fauteuil. 

Sess-pool ; Cess-pool, eng., v. 
creux pour 1'écoulement des 
eaux. 

Set (to), eng ., V. to dress 2). ~ 

v. abziehen 5). -. v. fassen 1). ^• 
V. to place. ® v. se Eiger. — v. 
élever j. — To s. in a bezil, v. 
fassen 1). To s. a form, een druk vorm 
opmaken en vastkooien ; zurichten, 
zusammensetzen; poser une forme. — To 
S. the fount, v. épuiser les caractéres. 
® To s. and straight the 
barrel, v. dresser lo canon, — To 
S. up, v. to drets -2). — To s. off 
the shape, v. auflösen i). — To 
s. off by gold or silk, v. rehausser 
d'or et de sole. ~ To s. the 
cloth-shears, v. auger les forces. 
~ To s. cloth, v. appointer. ~ 
To s. the teeth of a saw, v. con

1024 SET 

tourner les dents d'une scie. ••• 
To s. a mill agoing, v. ouvrir la 
pale. — To s. right, v. orienter 
une planchette. — To s. a going, 

V. mise en train. — To s. to work, 
V. mettre en activité & mettre a 
1'ceuvre. ~ To s. with stones, v. 
entourer une pierre. — To s. of 
pitches, v. marchander. ~ To s. 
the ancre up, v. mettre en place 
1' ancre. 
Set, eng. Garnishment, v. besatzüng, 
~ Gruisijzer, glasaushub; coup de verre 

— Stel raderen ; system; système. (Sediment), 
v chaudron t) ~ S. of 
sails, stel zeilen ; seilasche, segelasche; voi 
lure. — S. of pigeon-holes, v. easier. 
— S. of teeth in the pavement, 
V. morees. ~ S. of a saw, buiten waartsche 
richting der zaagtanden ; schrank; 
contour. — v. paar 3). — Haak voor het 
ophangen van zware stukken, die gesmeed 
worden ; haken mit langem stiele und zweimal 
gebogen; espèce de crochet. 
Set-bolt, Set-stud, eng., v. prisonnier. 
Set-hammer, eng., v. ehasse 4) . •r 
Half-round s., v. chasse ronde. 
Set-off, Off-set in building , eng., 

V. empattement 3) 
Set-off, in forging, eng.. v. ansatz 
1) . 
Set-screw, eng., v. adjustingscrew. 


Set-stud, eng., v. prisonnier. 

Settee, eng., v. satie. 

Settee—sail, eng. Trapeziumvormig 

zeil; Bettie-segel; voile de setie. 
Setters eng., v. monteur i). ••• v. 
chasse-fusée. ~ S. of mariners, 

V. boat-hook. 
Settgangen, m. hd., v. bardis. 
Setting, eng. of barrels in smallarm 
manufactures, v. dressage. 

— S. in forging, liet aansmeden van 
een ring of kraag ; ansetzen; refoulement. 
—3 S. of free-stones, v. posage des 
pierres. S. of melted iron, v. 
congelation 9). S. in of pots 
in glassmelting, v. enfournage. 
S. of the saw-blade, v. contourner 
les dents d'une scie. •^ 
S. in weaving, v. aufziehen s). m• 
(Inlaying), v. applique. ••a (Girdle, 
Mounting), v. fassung 2). ••• s. in 
a bezit, v. fassung t & ,) & ser 
-tissure. ~ 8. in of the card-nails, 

V. reboutement. — S. enchasing 
in framing, v. bordering. ~ S. 
with a narrow fillet, v sertissure 
a filet. • Foliated s., v. sertissure 
a feuilles. — Hollow s., v. sertissure 
à biseau creux. 
Setting-coat, eng.. v. enduit i). 
Setting-off, eng., v. eentrage. 
Setting-out rod,eng.,v.dressoir 1) . 

-- SETZHAMMER. 

Setting-pole, eng., v. boat-hook. 
Setting-rule, eng., v. biseau, 5).— 

v. filet a composer. 
Setting-up, Fitting-up, eng. v. 
aufrichten i). 
Settle (to), eng , v. déposer 4) . ~ 
To s. of the goldleaf, v. annehmen. 
Settle-boards, eng., v. margelle. 
Settling of earth-work, eng., v. 

sackmaas. 
Settlings, eng., v. bodensatz. 
Settling—vat, eng. v. abseiheküpe. 
Setzbord, m. hd.. v. falque. 
Setzbrett, n. hd., v. composoir. 
Setzbühne, f. hd. Tafel voor het 

ertswasschen ; table for ore to be washed; 
table servant au lavage. 
Setzcompass, m. hd., v. boussole 
de mineur. 
Setzcylinder, m. hd., v. cylindre 
compositeur. 
Setzeisen, n. hd., v. abschrote. 

V. cutter i o). — v. bergeisen. 
Setzen, V. a. hd.. v. laver la houille. 
V. gazonner. ~ V. déposer 3) . ~ 
V. supperposer. ~ V. to charge 
the furnace. ~ Waterpas maken van 
bouwgrond; to sink; assesoir. m Kolumnen 
weise s., V. to compose in colums. 
— Neues s., v. réimposition. 
Die schrift s., v. to compose. — 
Die erste zeile eines titels durchgehend 
s. und die folgende einziehen, 
een titel in den behoorlgken vorm 
zetten ; to compose the first line of a little 
throughout and to indent the following lines; 

composer un titre en sommaire. 
Setzer, m. hd., v. compositeur. o 

S. der umbricht, v. clicker. — Stoker; 
man who charges the furnace; chargeu 
r. ~ V. fouloir 1). —v. baguette 
a charger. 
Setzerde, f lid. beim dammbau, 

V. facing- sod. 
Setzerfehler, €u. hd., V. faute de 
composition. 
Setzerlohn, m. hd. Zetloon , composita's 
wage; salaire du compositeur. 
Setzerzimmer, n. hd., v. salle de 
composition. 
Setzfass, n. hd., V. abseiheküpe. 
Setzfaustel, m. hd. Groote handha


wer ; sledge-mallet, about-sledge; grand marteau 
de main. 

Setzgraupen, f. pl. hd. Erts in kurreis 
; gekorreld erts; rubble-ore; mineral en 
grains 

Setzhaken, m. hd. Haak voor het 
schijven trekken bij het rosetkoper; drawing 
hook for the copper molts; croe à teurer 
les pains de cuivre. ~ v. cant—hook. 

Setzhamen, m. hd. Kruisnet, totebel; 
hoopnet for the bank or shore; ableret. 

Setzhammer, m. hd., v. cutter 10). 
® V. bourre-noix. — v. chasse 
ronde, demi-ronde. 


SETZKASTEN --- SHAFT. 102 


Setzkasten, m. hd., V. forêt. v. 
casse 1). ~ Kleiner s., v. casseau. 
~ Platz mit 2 oder 3 S., bok voor 
twee of drie letterkasten ; frarne; rang de 
deux ou trois Gasses. — Bezinkbak bij het 
slibben ; settling vat; caisse à reposer, cuvier 
de depot. 

Setzkohle, f. hd. Groote stukken houts


kool ; larger sort of charcoal; gros charbon. 
Setzkolben, ni. hd., v. fouloir 1). 
Setzkunst, t. hd.,v. composition a. 
Setzküpe, f. hd., V. abseiheküpe. 
Setzlauge, f. hd. Salpeteroplossing die 

te lristalliseeren staat; salpetre lye for 
cristallising; lessive reposde. 

Setzlinie, f. hd., v. biseau 5). 
Liniaal van den speelkaartenmaker; reglet; 
réglee. 

Setzmeissel, f. hd., v. nieteisen. 
.. V. chasse s). 

Setzphiole, f. hd. Kolf met vlakken 
bodem ; flat-bottomed matrasse; matras à 
cul plat. 

Setzschiff, n. hd., v. galée 1). 
Setzschiffer, m. hd. Zetschipper; 
supplying-captain; capitaine postiche. 

Setzschlich, m. hd. Gewasschen en 
gezift erts; washed and sifted ore; minerai 
bocardé et lavé au crible. 

Setzsoden, m. hd. Onderste laag zo 

lower range ot sods; range inférieure-den ; 
du gazon. 
Setzsohle, f. hd., v. sablière l). 
Setzstab, m. hd., v. aushebespan. 
Setzstein, m. hd., v. imposing


stone. 

Setzstempel, ni. hd., v. nietstem


pel. — Halbrunder s., v. chasse 

demi-ronde. 

Setzstenge, f. hd., v. chariot a 

tenailles. 

Setzsttássol, m. lid., v. baguette 

a charger. 

Setzteich, ni. hd. Vischvíjv°er; fish


pond; vizier. 

Setzwage, m. hd., v. bleivage. 

Setzwässche, f. hd. Het erLswasschen 

in kuipen of bakken ; tub-washing; lavage à 

la cove. 

Set.zweger, m. hd., v. feuille bre


tonne. 

Seeis, in. fr., V. sabliére l). ~ v. 

crapaudine. — S. du bust, v. 

schlagbalken. S. de fenêtre, 

onderregels van een raam; Gill, sill, window


bench; solilbank, fenstersoble, Fensterschwelle. 

•m S. de porte, onderregel van een paneeldeur; 
doorsilli; thürschwelle. 
Seuillet, in. fr. du sabord, v. 
portsill. 
Seuwe, f. fr. Galerie d.'éeoulement, 
v. écoulesnent ). 
Sévo, f. fr., V. nahrungssaft. ^• 
Bois en s., v. saftholz. Couleur 
de s., v. couleur végetale. 

Severy, eng., V. pan de voute. 

Sewing-block, eng., v. näheklo-ben. 
Sewing-machine, eng.v. machine 

á Goudre. 
Sewing-press, eng., v. cousoir. 
Sewing-silk, eng., v, cusirseide. 
Sewing-table, eng., v. nähtisch. 
Sextant, m. fr. & eng. a réflexion, 

Spiegelsextant; Hadley's sextant; spiegelsextant. 
— S. a tabatière, v. boxsextant. 


Sexte, f. hd. Sexte; sixth; sixièrne. 
Sextett, n. hd. Sextet; sextet; sextuor. 
Seye, f. fr., v. bolster-bolt. 
Sgraffito, m. fr., v. peinture a 

la fresque. 

S —hammer, m. hd. & eng. Hamer 
in den vorm eener S ; esse; marteau en s. 
Shabrack, Shabraque, engv, 

chabraque. 
. 
Shabraque-strap, eng. Schabrak 


riem ; umlauf; courroie de guindage 
Shackle, eng., v. manille. 
Shade, Gradition, eng , v. farben


stufe. ® (Shed), v. plätteplatz. 

— (Tint), v. nuance. 
Shade-lines, eng., v. schattenlinien. 
Shading, eng , v. chatiron. — v. 
frison 3). 
Shadowless-, Sinumbra-lamp, 
eng., v. lampe sinombre. 
Shaft, Pit, eng., V. min.enbrunnen. 
v. arbor. S. of a carriage, 
v. deichsel fi). (Hole), v. 
bure des hauts fourneaux. v. 
boisseau ?) . — v. minenauge. w~ 
(Drift, driftway), v. bure d'airage. 
(Fire-room), v. kaminröhre 
2) e•• (Body), V. schaft 11). 
(Spring--wheel), v. drehling t). m• 

S. of an anchor, v. anehorshaft. 
S. of a blast-furnace, v. chem.
in ée intérienre. S. of a chimney, 
schoorsteen boven het dak ; kasten, 
schornsteinkasten; souche. S. of a 
column, v. fixt 1). ma S. of a forgehammer, 
v. hammer-helve S. 
of a lance, v. hampe i). am S. of 
a military countermine, v. évent 
fi). ~ S. of the mounting ot weavers 
loom, v. lisserons. S. of 
a -,nusketstoek, v. fore-end of a 
musket-stock. • v. branche d'un 
chandelier. m• (Helve), steel an 
een hamer ; helm, harnmerhelm; manche. 
S, of the letter, v. corps de lettre. 
S. of a pin, V. hause. Cheeky 
s., V. ba Skiger schart s. sch aft. 
Driving s. Main s., v. arbre moteur. 
xentric s., v. arbre du 
tiroir. Horizontal s., v. arbre 
de couche. Motion s., v. arbre 
du parallélo gz am ne. Paddle 
s., v. .arbr e (.es pales. -- rforated 
s., sloorlaoorde cilinder van de pa-
J 

0 


1026 SHAFT-BAR 

piermachine ; lvcherbaum; arbre des bachots. 
Shaft--bar, eng., v. entretoise de 
limonière. 

Shaft-bolt, eng. for a shaft of 
a carriage or waggon, limoenbout; 
gabelbolzen, gabelbaumbolzen; boulon de li 

-monière. 
Shaft-cushion (support of the) 
eng., V. plume-seul. 
Shaft-frame, eng. of a military 

mine, v. cadre 8). 
Shaft-horse, eng., v. off-wheeler. 
Shaft-pillar, eng., v. massif d'un 

puits. 
Shaft-prop, Shaft-prop-stick, 
eng , V. deichselstütze. 
Shaft-together, (to) eng v. entabler. 
., 
Shaft-wood, eng., v bois de fusil. 
Shag, eng., v poil rude. s. 
silk plush, v. drugget 5) . 
Shagged, Shaggy, eng. Wollig, ruig; 
haarigt; velu. 

Snaggedness, Shagginess, eng. 
Wolligheid, ruigheid ; haarigte beschaffenheit; 
état velu. (haarig. 

Shaggy, Shagged, eng., v. rauh 
eng., v. briseuse.-Shag-machine, 
Shake, (to) eng ., v. brouter. 

V. to backlash. ® V. oseiller. 
Shaking-apparatus, eng. of a 
corn-mill, v babillard. 
Shaking-frame, eng , v. cadre 3). 
Shaking-machine, eng. Papierma 


cbine net mechanische schudder; schültelmachine; 
machine h papier avec un appareil 
mécanique á distribuer le pate. 

Shaking-motion, eng., v. mouvement 
de secousse. 
Shale, (Bituminous), eng., v. 
porzellanjaspis 
Shalloon, eng. Fijne serge; chalon, 

feine rasch; serge fine. 
Shallop, eng., v. chaloupe i). 
Sham-door, eng., v. blendthür. 
Shamfering-tool, S. drill, eng., v. 

chamfering-drill. 
Shammy, Shamoy, eng., v. chamois 
1). 
Shamoy-dressing, eng., v. cha 

-moisage. 
Shama-page, eng., v. blank-leafy 
Sham-port, eng., v. faux m an


telet t). 
Sham-title, eng., v. avant-titre. 
Shank, eng. Lijf (langste gedeelte van 

een werktuig) ; schaft; tige. . S. in 
founding, V. chaud:ière a 4.) . — v. 
attache i). — s. of a pin, v. hause. 
~ V. nail-shank. ma S. of a chisel, 

V. schwanz t). ~ S. of the key, 
v. schlüssel schaft. S. of an anchor, 
v. anchor-shaft. S. of a 
bohren*, v. f'üt levier. 
Shank-cutter, eng , v. drahtsc 
b neider. 

SHEARING—MACHINE. 

Shanked, adj. eng. Van een lijf voor zien 
; geschattet; à tige. 
Shanklin sand, eng. v. green 

sand 1). 
Shank-painter, eng., rustleine. 
Shape, eng , v. facon. 
Shape (to) , eng , v. enformer t).

~ V. faconner, 

Shaping-machine, eng., v. cutting 
engine i) ® V. contourneuse. 
~ v. limeuse. 

Shard, eng., v. écaille 4). 
Share of a plough, eng.,

 V. 
pflugschar. 
Sharp, eng., v durehdringed. — 

V. scharf. — To make s„ v. ausschweissen. 
~ s.–s. lange en dunnnaalden; 
lange dünnen nadeln; aiguilles iongues 
et fines. 
Sharpen (to), eng , v. affiler. 
Sharpening, eng. Edging, v. af 

filtage I). 
Sharpness, eng., v. acrete. 
Shave, eng. Spoke shave, v glatt


eisen 1). V. drawing-knife. 
Shave (to), eng , v planer le 
cuivre. 
Shave-grass, eng., V. dutch-rush. 

— To smooth, to rub off, to polish 
with s., v. abschachteln. 
Shaving, eng., v. copeau ij. 
Shavings, eng., v. abd rehspäne. 

~ v. abfall I). ~ v. bohrspäne. ~ 

V. abschabsel. — To take off s., 
V. abspahnen. 
Shaving-tub, eng., v. ne 3). 
Shear-block, eng., v. bloc ä cisaille. 
Shearer, Shearman, eng. Droogscheerder; 
scheerer, tuchscheerer; toedeur. 
Shear-grinder, eng., v. émouleur 
1) . 

Shear (to) roughly, eng. Het la ken 
voor de laatste maal sctieeren ; feberscheeren; 
oberhin scheeren; surtondre. 

Shearing, Cropping, eng. Het 
scheeren van tiet laken ; das scheeren; ton


dage. V. corroyage z) ® Back s., 

V. abrechten. mm First s., het eerste 
scheeren van 't laken ; zum erstenmal scheeren; 
tondre hairernent — Second s., v. 
reparage. • Se pond. and third 
s., V. schippscheere. — Second s. 
of the vicuna, v, carme i ine. •^• 
Instrument for taking away the 
refnainder of the sacond s., v. 
écurette. 
Shearing-machine, eng. v. machine 
à tondre. Cylinder s., 

V. forces helicoides w Longitudinal 
s., v. längen^seheermtasehine. 
r Osciilatáng s., lacen en eergaande 
scheerrnarehine . oscillirende scheer-
Trans-

Maschine; toedeuse oscillan r

ie. m~ ansver^.


c3 s., v. transversal seheermaschi 
ae s. scheermaschi 3e. 


SHEARINGS 

Shearings, eng., v. flock ). 
Shearing-table, eng., v. absetz


tisch. 
Shearing-wool, eng., v. flock 2 ). 
Shearman, eng., v. shearer. 
Shears, eng , v. cisaille. v. for


ces -2). — V. bion. ® v. cizel. ••• 

V. bed 2). — Bench s., Stock s., 
V. eisailles à bane. ~ Blunt s., 
botte droogscheerders schaar; stumpfe tuchscheere; 
forces désertes. ® Flat s., Pinmaker's 
scissors, v. knopfscheere. 
• Flat s. with screw fulcrum, 
schaar met ingeschroefde pen ; flache scheere 
mit einer schraubenaxe; ciseaux á la berge. 
Hand-s., v. cisaille a main. 
Rotary s., Circular s., v. cisaille 
circulaire. m Plate s., v. cisaille 1). 
Sheep s., v. forces a tondre 

les moutons. 
Shearstiel, eng , v. acier eorroyé. 
Sheath, eng. of a sword, v. four


reau d'épée. 
Sheating, eng , v. doublage 3) . 
Sheathing-knife, eng., v. couteau 

à gaine. 
Shave, eng., v. réa. S.-s., cordage, 
v. echarpe 9). 

Shave-hole, eng., v. mortaise 
d' une poulie. — Bottom of the 
S., onderkant van bet schijfgat; heerel 
des scheibengatts; fond de la mortaise. 

Shebeck, eng , v. chebec. 
Shed, Shade, eng., v. plätteplatz. 


— V. lease. ~ Cross s. in a gauzeloom, 
dwarsvak van het gaasgetouw; 
kreuzfach; pas croisé. ••• Lower s,, v. 
pas d'en bas. ® Open s. in gauzeloom, 
open vak van het gaasgetouw; offenen 
fach; pas d'ouvert. ~ Upper s., v. 
pas d'en haut. 
Shed-roof, eng., v. comble a po


tence. 
Sheep-leather, eng., v. basane, 
Sheep-shank, eng., v. noeud de 

jambe de chien. 
. Sheep-shears, eng., v. forces à 

tondre les moutons. 
Sheep-skin, eng., v. basane. 
Sheer, eng , v. ensellement. •m• v. 

fabrique d' un vaisseau. •v s.-s. 
Spars, Legs, v. boek 8). ~ Mas 
-ting s-s., v. machine à mater. 

Sheer-hook, eng., v. entredreg 
2). mm The top of s-s., boveneinde 
van de bokkeheenen ; scheeren; tenon des 
bigues. 

Sheer-hulk, eng„ v. bullen , hd. 
Sheer-line, eng., of a trail flying. 
bridge, v. cable de traille. 
Sheer-plan, Sheer-draught, eng. 
v, plan d'élévation. 
Sheer-rail, Waist-rail, eng., V. 
lisse de vibord. 
Sheet (to), eng., v. beblechen. 

— V. amurer tout bas. 
SHEETING. 1027 

Sheet, eng.. v. feuille 2) . ••• v. 
écoute, ~ Ruit; glastafel; plat de verre. ^• 

S. of galvanised, tinned iron, v. 
blech 8) . — S. and a half fools. 
cap, y. pot t O). — S. of lead, y. lead 
13). m S. of water, v. nappe d'eau 
sousterraine. ~ Blank s. at 
either end of a book, v. feuille 
blanche ou marbr©e. Defecti ve 
s., V. defectbogen 2). — S. of letter-
press, v. druckbogen. ~ Shew 
s„ Proof s., v. aushängebogen. 
-o Handfull of s-s., v. poignée 2). 
= 26 s-s. with their felts, v. quet. 
~ Half s., halfvel, halfblad ; halbe bogen; 
demi feuille. — Half s. of twelves, 
v. duodecimo. _ Quarter of a 
s , V. quart de la feuille. Third 
of a s., derde gedeelte van een vel ; der 
drittelbogen; tiers de la feuille. •• Im perfect 
s. Defective s., v defect. 
bogen 2) — Waste s„ v. maculature. 
•® Show s. Proof s., v. 
aushängebogen. ~ S. of sixteens, 
V. in-seize s seize. — S. of twelves, 
v. broad-ways. ~ S. of long 
twelves, gewoon 12mo; lang duodez; in 
douse long. ~ S. of twenties, v. iin-vingt. 
••• To finish the composing 
of a s., v. einen bogen aus 
., een blad-setzen. To reprint a s 
op- of inleggen (op de snelpers) ; einen. 
bogen auflegen; faire impriwer une feuille. 
m To take down the s-s., de gedrukte 
vellen uitnemen (van de snelpers) ; die gedruckte 
bogen abnehmen; assembler les feuilles. 

Flying s., v. écoute volante. ^ 
Inner-s. of studding sail, v. 
écoute d'artimon. — Lee-s., v. 
écoute de revers. • Lower s. of 
a studding sail, v. écoute d'artimon. 
~ Weather s., v. écoute du 
vent. ~ To ease off the s-s., v. 
filer les écoutes des voiles d'avant. 

To give up the s-s., v larguer 
le lof. ~ To haul aft, To tally 
the s-s., v. border les écoutes. — 
To let fly the s-s., v. filer toute 
1'écoute. — To tally the s-s. close 
aboard, To haul the s-s. home, 

V. amurer tout-bas. 
Sheet-anchor, eng., v. ancre do 
cale. 
Sheet-bend, eng., v. noeud do 
tisserand. — v. noeud d'écoute. 

Sheet-brasa, eng., v. laiton 5). 

Sheet-cable, eng., v. encáblure 1). 

Sheet-card, eng., v. feuille de 

cardes. 

Sheet-copper, eng., v. cuivre la


miné. 

Sheet—glass, eng. Tafelglas; gebla


zenes tafelglas; glace soufflée. 

Sheet--hole, eng., v. schotgat. 

Sheeting, eng., v. leintueh.. v. 

blindage. m• V. dd essíng of iron. 


 

1028 SHEETING-PILE -


Sheeting-pile, eng. v. palplanche 
1). 
Sheet-iron, eng., v. blatteisen. •^ 

S. a bout two or three inches 
wide, v. eisenblech 4). (Blackiron), 
v. eisenblech i) •• Corrugated 
s., geplooid, gegolfd plaatijzer; 
gerunzeltes eisenblech; tole oudulée. ••• 
Flue-s., v. funnelplate. Flues. 
in rolls, v. roll sheet-iron. ®•• 
S. forge, V. blechammer 2). S. 
fire, v. blechfeuer. Taking off 
the impurities of the s., v. recumage 
de la tole. Middle s., v. 
etrille. S. plate used to fix 
the heddles in carpet weaving, 
V. calais. Prepared piece for 
S., V. semelle 3) . • S. after the 
first operation, V. languette o). 
— Thins., v. enseigne 1) — Thinnend 
s., V. eisenblech S. 
works, v. eisenblechwerk. •• s. 
on two wheels, v. chariot à ferrasse. 
Sheet-knot, eng., v. noeud de 

tisserand. — V. noeud d'écoute. 
Sheet-lead, eng., v. lead 13) . 
Sheet-lightning, eng. Rechte .blik


semstraal ; gerade blitzstrahl; éclat de lumidre 
qui se lance en ligne droite. 
Sheet-metal, enq., v. planche de 

métal. 
Sheet-pile, eng. v. palplanche 1). 
Sheet-piling, eng., v. file de pal


planches. 
Sheet-pins, eng., v. briefnadeln. 
Sheet-planking, Sheetplanish


er, eng., v. f®rderheissgleicher. 
Sheet—zinc, eng. Bladzinl ; zinkblech; 
zinc laminé. 
Shelf, Till, eng., v. brü.cke 2). 

V. regal i). S. for the glass cylinders, 
V. schaff. 
Shell, eng., V. bombe. =• v. garde, 

f. (r. 6). am S. of a pulley, v. caisse 
1o). y. carcax 3)..^ (Seat of a 
cock). v. boisseau t). a€ S. of a 
mould, v. enveloppe du moule. 
® S. of sea-turtles, v. écaille 2). 
— v. bac 3) • Bottom of a tick 
bottomed s. Thickness at the bot. 
torn, V. culot 2). Concentric s., v. 
bombo concentrique.^Eccentrie 
or non-concentric s. Thick-bottomed 
s., y. bombo exentrique. — 
Ear, Lug or Loop of a s., v. anse 6). 
To fill or prepare a s.', een 
bom vullen ; eine bombe füllen oder laden; 
charger une bombe. To throw s—s., 

V. jeter des bombes. The s—s. 
burst or shiver, de bomnmen springen 
; die bomben zerplatzen oder zerspringen; 
les bomnes éclatent, les bombes se 
brisent. 

Shell—auger, eng., v. l ïfelbohrer 
1). 

SINGLE-NAIL. 

Shell-bit, eng., v. quill-bit. 
Shell-bottom, eng., v. sabot 
d'obus. 
Shell-fougass, eng., v. fougasse 
a 'bombes. 
Shell-gauge, eng., v. lunette ä 

calibrer, 
Shell-gold, eng., v. malergold. 
Shell-hook, eng. Bomhaak ; granat


haken; crochet. 
Shelling, eng., v. feu-courbe. 
Shell-lac, eng., v. laque en 

écailles. 

Shell-lime, eng., v. chaux de coquilles. 
Shell-marl, Shell-limestone, 
eng., v. calcaire conchylien. 

Shell-pattern, eng. Model voor bommen 
of granaten ; granat-modell; modele globe. 


Shell-practice, eng . v. feu courbe. 
Shell-proof blindage, Shellproof 
covering, eng , V. blendung. 
Shell-rocket, Shell-headed 

rocket, eng , v. fusée a obus. 
Shell-scraper, eng., v. curette ). 
Shell-valve, eng , v. musehelven


til. 

Shelter, eng., v. obdach. 
Sheper, V. a. fr , v. fraiser. 
Sherds, Fragments of broken 

pottery, eng., v. scherben. 
Shew, eng., v. montre i). 
Shield, eng., v. piéce de popzee. 
Shieve, eng., v. molotte 8). 
Shift, eng.. v. erzschicht I). 
Shift, (to), eng., v. abschaken. 

— To s. the mizzen, v. changer 
1' artirnon. 
Shifting back-stays , eng., v. 
back-stays 2). 
Shifting-bevil, eng., v. anglebevil. 
Shifting-gauge, Marking-gauge, 
eng. K ruistiout; streichmodell; trusquin. 
Shifting-head, Shifting-head-stock, 
eng., V. contre poupée. 
Shifting-pedestal, eng., v. chariot 
du parallélogramme. 
Shifting-piece, eng., v. chat 2). 
Shifting-roller, Gunroller, eng. 

Rol voor het verplaatsen van geschut; walze, 

rolle; rouleur de manoevre. 
Shifting-sand, eng., v. flugsand. 
Shifting-square, eng., v. angle


bevil. 
Shill, eng., v. mur dune couche 

S. mur b. 
Shin, eng., v. éelisse ) . 
Shingle. eng., v. aissante. 
Shingle (to) the blooms, eng., 
V. étirer les maquettes de for au 
marteau. 
Shingled-lump of ore, eng., v. 
massal. 
Shingle-nail eng., v. clasp-nail. 


SHINGLING 

Shingling, eng., v. couverture 
on bardeaux. — v. clinglage I). 
Shingling-hammer, eng , v. einglard. 
— v. marteau cingleur. 
Shingling-mill, eng., v cylindres 

a laminer. 
Shink (to), eng., v. mindern. 
Shinning (to make), eng , v. dé


taper. 
Ship, eng., v. navire. 
Ship (to), eng. a wheel v. auf 

-stecken. 
Ship-biscuit, Ship-bread, eng., 

V. pain biscuit. 
Ship-building, Naval architecture, 
eng., v. architecture navale. 
Ship-carpenter, Shipwright, 
eng., v. charpentier de vaisseau. 
Ship-chronometer, eng , V. 
schiffsuhr. (bateau. 
Ship-mill, eng., v. moulin sur 
Ship-mill's wheel, eng., v. roue 

pendante. 
Ship owner, eng., v. sehifl'sreder. 
Ship's-account, eng., v. dead 

reckoning. 
Ship's boy, eng , v. mousse. 
Ship's bread, Sea bread, eng. , v. 

pain biscuit. 
Ship's gauge, Ship's gage, eng., 

V. draugh of a ship b. 
Ship's poulterer, eng., Y. gardemenagerie. 
Ship shoating, eng. ; v. feuille de 
doublage. 
Shipwright, e.g., v. maitre constructeur 
de vaisseau. 
Shirting, m. fr. & eng. Hemdenkatoen ; 
hemdenleinwand; toile pour chemises. 
Shist, Shistus, eng., v. schiefererde. 
Shiver, eng., v. rompure. S. 
of wood or stone, v. ecaille 4). 
Shiver-spar, Slate-spar, eng , v. 
schieferspath. 
Shock, eng., v. electric shock. 
Shoe, eng. of an anchor, Anker-

Schoen ; ankerschuh; soulier de Innere. 

S. of a horse, v. fer ä cheval. — 
S. of a cavalry scabbard, v dard 
1) . ® S. of a lead pipe, uitloop van 
een dakgoot ; ausguss; tuvau de degorgement 
; — S. of a plough, v sabot de 
charrue. — Wooden s., v. holsche. 
Fore s., voorijzer (van het hoefbeslag); 
vordereisen; fer de devant, fer á devant. 
~ Hind s., v. fer à derrière. 
Patten s., V. fer à patin. — Turkish 
s., v. for à planche. 
Shoe (to), eng. a horse, v. ferer 
un cheval. — To s. a pile, v. 
ferrer le bout d'un pieu. — To 

S. a wheel, v. embattre. 
Shoe-block, Leg-and-fallblock, 
eng., v. galoche de pantoir 
et drisse. 

---- SHORT-RACKING. 1.O Z9 

Shoe-case, Horse-shoe case, 
eng., v. porte fer. 
Shoeing, eng. of horse, v. fer rure 
de cheval. 
Shoeing-hammer, eng.of fariers, 

V. brochoir. 
Shoeing-hole, eng., v embattoir. 
Shoeing-pincers, eng. Pariera 
pincers, Nijptang van den hoefsmid; hufzange; 
tricoises. 
Shoeing-smith, eng , V. fahnenschmied. 
Shoeing-tools, eng., v. beschlagzeug. 
Shoemakers size, eng , v. mass


lade. 
Shoe-nail, eng., v clou a soulier. 
Shoot, eng. Prick--thread of the 

weft, Weft-yarn, v. duite. — Doubie 
s., v. doppelschuss. 

Shooting, eng. Het schieten met 
vuurwapenen ; das feuern; action de tirer 
ou de faire feu. S. in joining, 
bet rechtstrijken van een kant of lat; das 
streichen, abrichten; opération de recaler 
ou de dresser sur les rives. 

Shooting, adj. eng. Schietend, tewegend; 
schiessend; treibend; moovant, chassant. 
Shooting, eng. stick, v décognoir. 
— S. in v. einschuss. — s. 

board, S. block, v. batte )). — 

S. force, S. power, v. force de 
projection. — S. star, v. étoile 12) . 

— S. over, v. enchevauchure. 
Shoot-silk, eng., v. einschlagseide. 
Shop-board, eng., v. écofrai. 
Shore, eng , V. étaie i). — v. êtré. 

sillon 2). ~ v. accore. — Bottom 
s., V. accore du fond. ~ Stem s., 

v. accore de l'étrave. — Oever, kust, 
waterkant, strand; ufer, kuste, wasserkant, 
wall; bord, rivage. —Dead s., v. etré. 
sillon perdu, 
Shore (to), eng. up, V. arbaléter. 

V. étrésillonner. 
Shore-anchor, eng., v. anere de 
terre. 
Shore-battery, eng., v. batterie 
de cote. 
Shore-painter, eng. of a pon. 
toon-bridge, Meertouw, dat de eerste 
ponton van een pontonbrug met het land 
verbindt; Spanntau; traversière. 

Short-borer, eng., v. pitching 

borer. 
Shorten (to), eng , v estoquer. 

— v. abfassen. 2). 
Short-head, eng. of the bridoon 

of an artillery bridle, v. petit 
montant du filet de porteur et 
de sous verge, s. montant. 

Short-nap, eng., v. kurzgescho


ren. 
Shortness, eng., v. courtige. 
Short-racking board, eng , of a 


1030 SHORT—RATCH — SHOULDER—FROG—BELT. 


pontoon bridge , v. racking 
board. 

Short-rateh spinning, eng. of 
Cotton, Het fijnspinnen op de machine 
met kort bijeenstaande trekcilinders; das 

feinspinnen bei nahestenden streckwalzen; 

filature a eau cbaude. 

Short-ratch machine, eng. Shortratchmaschine, 
m. hd. Spin machine 
met kort bijeenstaaude trekcilinders; métier 
à eau chaude, métier 4 décornposition. 

Short-stapled, eng., V. kurzfaserig. 


Shot, eng ., v. gorge de pignon. — 

v. dragée 1) . ' V. boulet a) S, 
of a gun, lading (kruit en kogel) ; die 
ladung; charge. ® V. Coup 1). Big s., 
V. royal fr. i) . — S. colored, v. 
changeant. — Dust s., v. blei 
-asche 4z). — Feathered s., plat ko. 
perseh root ; federähnliche knip fergranalien; 
cuivre en plumes. — Small s., v. bleidunst. 
® Small s. of iron, v. 
eisenschrot. Bar s. Double 
headed s., v. bar shot. — S. between 
wind and water, v. coup 
de canon a fleur deau. — Bow 
s., V. coup de canon en arc. 

S. for breaching or battering in 
breach, bresshot ; brescheschuss; tir à 
charge renforcée, tir a charge maximum, 
tir en breche. To build a pile 
of shot, v. établir une pile. — 
Case-s. Canister-s., v. bofte à 
bailes. ® Chain-s., v. boulet à 
l'ange. — S. cylinder gauge, v. 
caliber eng. 2) S. in the dead 
work, v. coup de canon dans 
1'ceuvre morte. ® Diametre of 
the s., maat, middellijn van den kogel; 
das kugelkaliber, der kugeldurchmesser; diamètre 
du boulet. S. of distress, 
V. coup de canon de detresse. — 
S. fired point-blank, kernschot ; horizontalschuss, 
kernschuss, visirschuss; tir 
horizontal ou parallèle, tir horizontal de 
plein fouet. — Grape-s., v. grapeshot. 
— Hot s. Red-hot s., v. 
boulet rouge. — To make a s. 
To fire a s., een schot doen ; einen 
schuss than; tirer un coup. Oblong 
pile of s. Rectangular pile of s., 
V. pile oblongue de boulets. — 
The s. ploughs-up the ground, 
V. le boulet laboure le fond s. 
labourer. - Proof s., v. s. proof. 
— S. in the quiekwork, S. under 
water, V. coup de canon dans 
1'ceuvre, vive. — Round s. Solid 
s ., v. boulet ordinaire. — 
Random s., v. s. random. — Ri. 
cochet s., Rebounding s., v. coup 
de canon a ricochet. — Small 
S. Musket ball, v. Flintenkugel. 
— Stone s., v. boulet en pierre. 
S. under the horizontal line, v. 
coup de canon, tiré au dessous 
de l'horizon. 
Shot-bearer, Hot-shot-bearer, 
eng., v. cuiller porte-boulet. 

Shot-bottom, Round-shot-bottom, 
eng. Kogelkussen, kogelplaat; kugelspiegel; 
calibre. 

Shot-box, eng. of a gun carriage. 
Askist aan een affuit; achskasten; touret 
d'essieu. . 

Shot-fabrics, eng. (broche), v. 
étoffes brochées. 
Shot-furnace, eng.. v. fourneau 
a boulets rouges. 

Shot-garland, Shot-rack, Shotlocker 
in the deck, eng. Kogelrek; 
kugelrecken, kugelback auf dem deck; petit 
parquet. 

Shot-gauge, eng.. v. kugellehre. 

— v. lunette a calibrer. 
Shot-hole, Blast-hole, Pumper-
hole, eng. Boorgat voor de lading 
in een mijn ; bohrloch, scluussloch; trou du 
pétard. 

Shot--locker, eng. Kogelbak in het 
ruim van een schip; kugelbak im raume; 
liarquet. 

Shot-mould, eng., v. coquille á 
boulet. 

Shot-pattern, eng. .Kogel model ; kugelmodell; 
modèle pour boulets, globe modèle. 


Shot-pile, eng., v. pile de . boulets. 
— Square s., v. pile de 
boulets carrée. — Triangular s., 

V. pile de boulets triangulaire. 
Shot-prop, eng., v sehmierproppen. 
Shot-rocket, Shot headed 
rocket, eng. Vuurpijl met kogels; die 
kugelraketle; fusée a boulet. 

Shot-tower, eng. Hageltoren ; schrot 
tour b. fondre la dragée. -thurm; 
Shoulder, eng., v. épaule d'un 
bastion. m• V. arasement. — v. 
épaulement d'un tenon. ® v. collar 
.• ). — v. schuh 3). — v. écluse 
2). V. embase 2). S. of a 
chair, v. contre fort 3), ® Flattened 
s. of a blade, v parirung. 

Shoulder-belt, Cross-belt, eng ., 

v. degengehänge. — v. bretelle 3). 
® S. of an axle-tree, v. épaulement 
d'un . essieu. — S. of a 
bastion, v. orillon. — S. of a block, 
bak van een blok ; hacke; talon. ® S. of 
the cook of a flint fire-look, v. 
espalet. — S. of a gin, v. échantignales 
de chèvre. ® S. of a 
knife, v. bolster 1). S. of the 
nipple of a percussion fire-lock, 
V. embase i). 
Shoulder-block, eng., v. marsschoten-
block. 
Shoulder-frog-belt, eng., v. de-, 
gengehänge. 


SHOULDER—OF—MUTTON--SAIL 

Shoulder-of-mutton--sail, eng. 
GijLzeil ; qeksege1, giegeegel; bouífette. 
Shoulder-pieces of an armor, 
eng. , y. épaulières. 

Shoulder-strap, eng. Epaulet; ac/iselstï.
ck, scituiderstuck; épau Ie t, epaulette. 
~v. bretelle ij. -Brass—scales., 
koperen scliouderbedehldng met geledingen; 
scliuppen-epaulet; épaulette a ëcail les. 

Shoulder-washer, eng. , y. bodywasher. 


Shove, eng., y. ógout 1). 

Shovel, eng., y. palette 'i). - y. 
pelle de mineur. - y. cure-feu. -

V. écluse ). - Small metal s., 
kleine metalen schop ; kleine schaufel aus 
snessingbiech oder eisenblech; main. 
Shovel—bearer. Shovel—holder, 
eng., y. croissant a. 

Show, eng., y. étalage ij. 

Show-cage, eng., V. cage 3). 

Show-sheet, eng., y. aushangebogen. 


Shrapnell-shell, Shrapnell, eng. 

Shrapnel, m. hd., y. obus a balies. 

Shred, eng. of plate, y• rognure 

de tOle. - (Shavings), y. abfall. 

Shrink (to), eng., y. einschrump.
len. - y einlaufen 1). y. décatir 
1). 

Shrinkage, eng., y. contraction. 

-Het krimpen, kartei en smaller worden 
van lakan bij het vollen ; einwal/cen, einlaufen, 
krimpen; procès de vider. 
Shrinking, eng. Het trekken van aar

-

dewerk hij het iakhen; scliwindung; retraite 

de la porcelaine. S. in fulling, y. 

shrinkage ij. ww S. in width, y. 

étréeissement. 

Shrouds, eng. , y. haubans. 


(Shrouding of water weels), Voor


planken van ccii /iovenslagrad ; tier boden; 

planchar. —Bowspit s., y. haubans 

du beaupré. - To fix the s., y. 

capeler un hauban. To fleet, 

or to overhaul the s., het staande 

want aanhalen; die wanttaue umbinden oder 

verbinden; reprendre les bauhaus. Fore


mast S., V. haubans de misaine. 

-Fore-top s., fokkemarswant; vorstenge-
want; haubans du petit hunier. 
Fore-top-gallant s„, voorbiamsteng 
want; vorbranswant; haubans du petit perroquet. 
Futtock S., y. futtock. 
-I Main S., y. grands haubans. 
-Main—top s., groot slengwant; grosse 
stengewant, grosse marswant; haubans du 
grand bunier. Maintop—gallant 5., 
groot branisteugwant; grosse bramwant; haubans 
du grand perroquet. Mizzen s., 
V. haubans d'artimon. - Mizzentop 
S., lruisstengwant ; kreuzstenge want; 
haubans du perroquet do fougue. Miz 
zentop-gallant S., y. haubans de 
la perruche. - Pair of s., y 
couple de haubans. - S. and 
— SIAMS.KÖNIG SSTOFF. 10,31 
rigging at the mast head, y. ca


pelage. - S. of the jib-boom. 

Guy pendents of the jib-boom, 

hagstags van den boegspriet ; bagstags des 

kli.zverbaurnes; haubans du boutehors, du 

beaupië. — S. of the lower masts, 

onderwaut, benedenwant ; unterwande; has


haubans. - S. of a lugger, Swif


ter, y. borgwanten. - To set up 

the so, bet want vastspannen,aausjorren; die 

wanten aansetzen; rider les haubans. 

To snake the s., bet want zwichten; 

die wanten schwigten; serpenter les haubans. 

Shroud-bridle, eng , . aufkne


belung. 

Shroud-knot, eng., y. noeud de 

haubans. - French s., v . noeud 

de haubans a la française. 

Shroud-plate, Preventer-plate 

of a futtock chain. eng., y. étrier 

des chanes des haubans. 

Shroud-thrucks, eng. Wantkloten; 

wantklote; pomme de bauhaus, ponime gou. 

gëe et cocbe. 

Shroud-yarn, eng., y fil de cbie. 

Shun't, Shunting, eng. in rail


ways, y ausweichplatz. 

Shut, eng. , Y. schweissstelle. 

Shut (to) , eng. the arms of the 

shank, y. encoller l'ancre. - to 

S. hermetically, y. luftdicht verschliessen. 
Shutter, eng. in foundries, y. 
écluse 2). S. of a window, blind 
van een venster; fensteriaden; volet.S. 
of a sky light, y. failladen. - y. 
fallbrett ij. - y. fermeture 1). 

S. of the blast-furnace, y• ansetzbiech 
2). Boxing s. Folding 
5., v. kiappladen. - Outside s., 
y. fensterladen. - Pan light 
S., y. 5o fan light. 
Shutting, eng. together, S. up, 
y • anschweissen. 
Shuttle, eng. of a mill-stream, 

V. falle 3). - S. of a weaver's 
loom, y. navette b 1). m S. of the 
high warp, spoel ; schiffchen; broche. 
Course of the s., y course de la 
navette. - Furrow along the s., 
V. bolte t). au Movement of the 
S., between the threads of the 
warp, V. pasée.s - Small s. Little 

tube of rush, y abschweifrolle & 

cannette. - The so has under


shot, overshot, y. larder 1). _ To 
cross the 5., to ply the s., y s. to

•

cross. m Eye of the s. Chambre 

of the s., y. bolte 4). 

Shuttle-box box, eng., y bolte ø).

Shuttle-cop, eng. Fasts., y. can


nette a défller. - Loose s, y. 

cannette a dérouler. 

Siamoise, f. fr., y cotonnade.

Siamskönigsstoff, in. lid. Zijden 

stof met gouden en zilveren bloemen ; gold 


 1 O 3 2 SICCATIF 

and silver-flowered silk-stur; soierie à fleurs 
d'or et d'argent. 

Siecatif, m. fr., v. dryer. m S. 
zumatique, droogmiddel voor zinkwit; 
borate of manganese; borsäures manganoxyd. 

Siccative, eng., v. dryer. m v. 

trocknende öl s. öl. 
Siehe, f. fr., V. layes. 
Sichel, f. hd. Sikkel, koornzich(; sickle; 

faucille, faucillon. 
Sicherheitshahn, n. hd , v. robinet 
do st rete. 
Sicherheitskorb , m. hd. Veiligheidsmand 
; safety-cage; cage de súreté. 
Sicherheitslampe, f. firs., v. lampe 
de davy. 
Sicherheitspapier, n. hd., v. papier 
de sûreté. 
Sicherheitsreif, Sicherheitsring, 
n. hd , v. abzugsbügel. 
Sicherheitsröhre, f. hd. Veiligheidsbuis; 
safety-tube; tuyau de súreté. 

Sicherheitsschloss, n. hd., v. sa 
-fety-lock 2). 
. Sicherheitsschlüssel, m. hd., v. 


clef à 1'ivrogne. 
Sicherheitsventil, n. hd , v. safety-
valve. 
Sicherheitszunder, nn. hd., v. 
mèche de süreté. 
Sichern, V. a. hd., v. laver les 
minerals. 

Sicherstem., m. hd. Steen waarop 
het tinerts wordt fijngemaakt; stone for 
bruising; pierre à broyer la mine d'étain. 
Sichertrog, m. hd , V. gamelle 2). 
Sichtearm, m. hd., v. babillard. 
Sichten, v, a. hd., v, cribler. m v. 

beuteln 1). 
Sichten, m. hd., v. ausführungs


röhre. 
Sichter, ni. hd., v. drahtlehre. 
Sichtewelle, f. hd., v roue à 

carnes. 

Sichtezeug, n. hd., v. beuteltuch. 
•• (Hebezeug bei auf-und nieder 
-gehen), V. babillard. 
Sichtiges wetter, n. hd Helder 

weder; clear weather; serein, tesnps clair. 
Sichtkorn, n. hd., v. absehen. 
Side, eng. of a cock-head, v. 

fiasque du chien percutant m S. 
of a figure v. coté 3) . ~ S. of 
a horse-shoe, V. branche d'un 
for á cheval. S. of a waggon, 

V. brancard. •• S. of greatest inclination, 
v. ligne de la plus 
grande pente. m S. of a nut, a 
table etc, v, pan d'une tour. e• 
Long s., Short s., v. coté droit 
ou court. 
Side-arm, Side arms, eng. Blank 
geweer; das blanke gewehr, das untergewehr; 
armes blanches, armes á lame. 

Side-arms, eng., v. armes blanches 
s. arme. o v. ladezeug. 

— SIDE—ROI). 

Side-arm-hooks, eng. of a gun 
carriage, v. crochets portearme 
-ments. 
Side-aisle, eng., v. nef latérale. 
Side-beams, eng., v. boeken 3). 
Side-board, eng. Leier, schuifstijl 

van een schaaf bank ; eine art zangenbret; 

espèce de servante. 
Side-callipers, eng.,v. calipers 1). 
Side- channel, eng , v. canal c 1). 
Side-Butting, eng., V. emprunt 

de terre. m (Side forming), het 
maken van een gracht of weg aan den voet 
eener helling ; der anschnitt; trachée. 

Side-door, eng., v. nebenpiorte. 
Side-drum, eng., v. drum 3). 
Side-fillister, eng. Moulding


plane, v. feuilleret 2). 

Side-frame, eng for shafts, Raam 
voor de mijnputbekleeding met overgelipte 
hoeken ; der eckramen; cadre uni. 

Side-gutter, eng., v. canal c i). 
Side-hole, eng. of a pump, v. 
pumpengatt 
Side-hook, eng. Houten bankhaak; 
art bankhaken; espèce de mentonnet. 
Side-lever, eng., V. balancier 
d'une machine a vapour. 
Side-lever engine, eng , v. beam


engine, 
Side-lode, eng , V. nebengang. 
Side-nails, eng., of a musket 

stock, Groote slotschroeven; grosse schlossschrauben; 
grandes vis de platine, vis de 
contre-platine 

Side—nippers, eng. Schuine kniptang; 
kneipzange, deren schneiden schiefwinklig 
gegen die griffe stehen; tenailles dost les 
aretes sont inclinées vers les manches. 

Side-note, eng., V. marginals. 
Side-piece, eng. v. brancard. m 

V. montant de chassis s. montant d. 
~ S. of a mast-step, v. fl.asques 
de la carlingue. 
Side-plate, eng., v . contra piatine. 
Side-portsill, eng , v. montant 
d'un sabort, s. montant e. 
Side-rail, eng. of a timber bridge, 
v. brückengeländer. 

. Sidéral, adj. fr. Sidereal, hd. & 
eng. Sideraal, de sterren betreffende; die 
sterne betreffend. 

Sidereal-day, eng Sterredag; sterntag; 
jour sidéral, jour astral. 
Sidereal-time, eng. Sterretijd ; sternzeit; 
temps sidéral on astral. 
Sidereal-year, eng. Sterrejaar ; stern-
Jahr; année si^iérale ou astrale. 
Side-rob a te-plane, eng., v. guillaume 
de Doté. 

Side-rib, eng. of a carbine, Loopscheen 
van een karabijn; die aufhangstange, 
laufstange; tringle. 

Side-rod, eng., v. nebenstange. 
w Main s., v, bielle pendante. 


S1DEROGRAI'H 

Siderograph, m . hd. & eng. Siderographe, 
m. fr. Graveur van staaiplaten, 
die later op andere staalplaten of rollen 
worden overgedrukt. 

Siderographie, r. hd. Siderogra. 
phy, eng. Sidérographie, í. fr. 
Staalgravure voor overdruk op koper of staal. 

Sidérose, f. fr. Siderite, eng. Sident, 
m. hd., v. fer spatique. 
Siderotechnik, f. hd Siderotechny, 
eng. Sidérotechnie, f. fr. Het 

maken en overdrukken van staalgravures. 
Sideroxylon, m. fr. & eng., v. bois 
de fer. 
Side-screw, eng. of a bench, v. 
presse do devant. 
Side-space, eng. of a rail-way, v. 
accotement. 
Side-stick, eng. of a form, v. 
bois de fond. 
Side-strap, eng. of a gun carriage, 
v. bracket-band. 
Side-tackle, eng. of a gun, v. 
gun tackle. 
Side-tool, eng., v. ausdrehstahl. 
w V. outil de c ®té. 
Side-view, eng., v. elvéation longitudinale. 
Side-wall, eng. of a look or 
canal, v. bajoyer. 
Side ways, eng . a little s. above, 
below, V. seitwärts oben, unten. 

Siding, eng., v. ausweichplatz. 

Siding rail, eng. of a railway, 

V. aiguille t). 
Sieb, n. hd., v. crible 1) . ® v. 
elaie 2) . — S. an der giesskanne, 

V. brause 1). ~ Zeef met deksel en bodemstuk 
; tambourine-live; tambour. 
Sieb—arbeit, f. lad. Het ziften ; cribration; 
cribration. 
Sieb—boden, m. hd. Zeefbodeni ; sieve 
bottom; fond du crible. 
Sieben, v. a. hd., v. durchsieben. 
~ V. beuteln 1). — v. nettoyer 1). 
Sieben, n. hd., v. nettoyage 1) . 
Siebeneck, n. hd., v. heptagon. 
Siebeneckig, adj. hd. Zevenhoekig; 

seven angled; bectagonne. 

Siebeneckiges Festungswerk, n. 
hd. Zevenboek (vestingwerk); heptagon; heptagone. 


Siebener, m. hd. Het cijfer zeven (7); 
figure of seven; sept 
Siebensatz, m. hd. Regel van zevenen; 
rule of seven; règle de sept. 
Siebfass, m. hd. Ziftvat in de glasbl 
azerij ; cask; bogne. 

Siebläufer, m. hd. Rand van een zeef 
(onder den bodem); brim, waist of the sieve; 
bord de cribles. 

Siebmacher, m. hd. Zeevenmaker; 
sievemaker; faiseur de cribles. 
Sielbmacherei, A f. hd. Zeevenmakerswerk 
; sievemakers work; boissellerie. 
Siebmaschine, f. hd., v. duster 1). 

SIEDWOCHE. 1033 

Siebmühle, f. hd., v. bluterie. 
Siebschiene, f. hd. Hout voor zeeven; 

sievehoop; cerceau de crible. 
Siebsetzen, n, hd., v. criblage. 
Siebsetzer, m. hd. Zifter van bet ge


stampte erts; workman who shift the stamped 
ore; ouvrier qui crible le mineral écrasé. 
Siebtrommel, m. hd. Tamboer van 

de poetsmachine; main-cylinder; tambour. 
Siebtuch, n. hd., v. beuteltuch. 
Siebwäsche, f. hd. Het ertswasschgn 

op zeeven ; washing of ore in sieves; lavage 
du minerai dans un crible. 

Siebwerk, n. hd. Zeefmachine ; leaving 
machine; machine à tamiser. ~ Bak 
waarin het gezifte erts valt; trought for 
sifting ore in; buche b tamiser. 

Siebziger, m.hd.,v. plackschrobel. 
Siècle, m. fr. Eeuw ; century; jahrbundert. 


Siedefass, n. lid. Houten kookvat (met 
stoom); bucket or pail to make the branmash 
in; cuve a faire bouillir. 

Siedegrad, m. hd., v. boiling-heat. 
Siedehaus, n. hd. Zoutkeet, zoutzie


derij ; saltern, boilery; saunerie. 
Siedehutte, f. hd., v. nitre-works. 
Siedekasten, m. hd. Ketel waarin 

het stroo gekookt wordt; bin for the choped 
straw; caisse pour la paille hachée. 
Siedekessel, m. hd., v. bouilloire, 

® Zeepketel; boiler; camp-ane. 
Siedeknecht, Mn. hd., v. kothleute. 
Siedekorb, m. hd. Mand van gehakt 

stroo ; basket of choped straw; panier de 
paille hachee. 
Siedelauge, f. hd. Zeepziedersloog; 
soaper's lie; lessieve de savonnier. 

Sieden, n. hd., v. ébullition 1). 
Zeden, stoken (van zeepen); to boil, to make; 
faire. S. des zuckers, v. raffiner 1). 
n•• S. in alaunwasser, v. alaunen. 

•^ S. des Silbers, v. décaper 3). ~ 
S. des biers, v. brasser a l ). — S. 
der seide, v. décreuser. — Firniss 
s., dikkoken, afbranden van olie ; to boil; 
cuire 
Siedeofen, m. hd. Oven voor hef witmaken 
der rnuntplaatjes; furnace for blanching 
the planchets; fourneau à donner la 
bouillitoire aux flans. 

Siedepfanne, f , hd., v. chaudiére 
àa cuire. — Zoutpan voor bet verkooken 
van de pekel; brine-copper; chaudière à 
sauner. 

Siedepunkt, Siedegrad, m. hd., 

v. ébullition 2) . 
Siederöhre, f. hd., v. bouilleur i). 
— V. boiler- tube. 
Siedeschale, f. hd. Schaal voor het 
afkooken der muntplaatjes; boiler for blanching; 
bouilloir. 

Siedsohlenbehälter, m. hd. Zout waterput 
; brine-pond; réservoir d'eau salée 
á bouillir. 

Siedwoche, t. hd. Stookweek, tijd 

87 


1034 SIEGE -- 

waarop in de zoutziederij gekookt wordt; 
week for boiling the brine; semaine de saunerie. 

Siége, m. fr., v. fondant. ~ Betegering; 
siege; belagerung. — S. accéléré, 
gezwind beleg; accelerated attack; schnellangriff, 
schnellbelagerung. S. en régle, 
en forme, ordelijk beleg; regular siege; 
regelmassige belagerung. ~ S. du clapet, 
draagvlak van een pompklep; clackseat, 
seat; ventilsitz. ~ S. de domestique, 
bok van een rijtuig, rijtuigbok; rumble; 
diénerbock. v. saddle-seat. — S. 
d'une soupape, v. siége du clapet. 
~ v. bane l ). ~ Zitting ; seat; 
sitz. 

Siege-carriage, eng. Affuit voor het 
vervoer van belegeringsgeschut; belagerungslaffete; 
affút de siége. . 

Siegel, n. hd. Zegelring, zegelstempel, 
cachet ; seal; cachet.. Obrigkeitliches 
s., wettig zegel, landszegel ; seal; 
seau. S. in form eines pflaster. 
steins, v. seal in the form of a 
paving-stone. 

Siegelbank, f.hd. Plombeertafel waarop 
in de lakenfabrieken het merk der lengte 
wordt aangehangen ; sealing-table; table it 
plom b. 

Siegelerde, f. hd. Zegelaarde, een soort 
vette klei; sealed earth; terre sigillée. 

Siegelhammer, m. hd. Hamer, waarmede 
het zegel geslagen werd; hammer 
for striking on the seal; marteau pour trapper 
sur ie cachet. 

Siegelkapsel, f. hd. Zegeldoos, doos 
waarin het aarden of waszegel besloten was; 
seal box; holte du sceau. 

Siegellack, n. hd., v. cire a cacheter. 
Siegelpresse, f. hd. Zegelpers, stempelpers; 
lettersealing press; presse it cacheter. 
Siegelstecher, m. hd., v. graveur 

en cachets. 

Siegelstein, m. hd. Blauwgestreepte 
agaatsteen ; bleu streaked agate; pierre victorienne. 


Siegelstock, m. hd. Zegelblok, onder 

voor het slaan van zegels met den-laag 

bather; sealing-block; billot a cacheter. 

Siege-rocket, eng., v. fusée de 

bombardement. 

Sieke, f. hd., v. ourlet d'une lame. 

Sieken, v. a. hd., v. ourler 2). 

Si ekendraht, M. hd., V. fil d'ar


chal sobré. 

Siekenhammer, M. hd., v. mar


teau à sorer. 

Siekenstock, m. hd., V. creasing


tool. 

Siel, ni. hd , v. écluse 1). 

Sieldeich, m. hd. Dijk met een sluis, 

inundatie sluis ; ditch with a drain; digue 

à écluse. 

Seilgraben, m. hd. Afvoergracht voor 
slui «ater; watercourse of a dike drain; 
conduite d'eau d'une écluse. 


SIGNAL. 

Sielgrube, f. hd., v. chamber of 
a lock. 

Sielkaje, f. hd , v. quai d'écluse. 

Sielläufer, m. hd. Dijkpost, persoon die 
de dgkcorrespondentie overbrengt; messenger 

in the sevice of drains; messager de digues. 
Sielmeister, m. hd. v. éclusier. 
Sielseheidung, f. hd. Keerdam tus


schen twee polders ; damming of two parcels 
of drained land; séparation des eaux par 
le rnoyen dune digue. 

Sieve, eng. in calico printing, 
Doek waarmede het kleurenraam bespan 

chassistuch; tamis tire. ~ v.-nen is; 
crible. — v. colander. ~ Parchment 
s., v. crible a grener. ^•• 
Separating s., v. égalisoir. ® S-s. 
and shaking frame of the corning. 
house, korrelmachine voor het buskruit 
met zeeven ; die körnmaschine mit sieben; 
grenoir it cribles. 

Sieve-maker, eng ,v. siebmacher. 

Sieving, eng , v. criblage. 

Sifet, m. fr. Fluit; whistle; pfeife. 

— S. pour locomotieve, v. pfeife 
5). — v. dampfpfeife. ® S. du 
contre–maitre. bootsmansduitje; boatswain's 
whistle; bootmans pfeife. ® (Flute), 
Glooiing; skew, carf; die schräge propfung. 
~ S-s. taches d'étain, tinvlekken 
in slecht gemengd brons; stains of tin; zinnflecken 
im gescbützmetalle. 
Sift (to), eng , v. durchsieben. 

•MO V. egrapper. 
Sifter, eng., v. marteau de tirage. 
— v. beutel i). — v. siebfass. 
Sifting, eng., v. sassement. — v. 
échantillonnage. ® S-s.. v. cri 
afval,-blure. S-s. of cochineal, 
uitziftsel van konzenilje; abfall von cochenille; 
duvet, criblure de cochenille. 

Sight, eng.. v bouton 3) . ~ v. 
alhidade. 
Sight-vane-level, eng , v. niveau 
d'air avec pinnules. ~ Back s., 

V. folding sight. Breech s., v. 
cran de mire. — Muzzle s., Dis 
-part s., v. bouton de mire. 
Sign, eng. v. signe 1). ® S. of reference, 
v. pied de mouche. ® S. 
in astronomy, v signe du zodiaque. 
•®• S. of quo-tation, v. anfUhrungszeichen. 


Signal, * Signaal, sein (bij de zeevaart). 

Signal, m. fr. & eng., v. ruiller 1). 
® S. aeoustique, geluidssein, oproep; 
acoustic signal; akustische signal. ~ S. 
de branchement, uitwiksein ; switchsignal; 
weicbensignal. _ S. de detresse, 
noodsein ; signal of distress; nothsignal. 

-

S. à distance, S. avancé, afstandsein, sein dat de weg vrij is; distant-signal, 
auxiliary-signal, station-signal, distanzsignal, 
einfahrtssignal. — S. de jour, sein 
bi dag, dagsein; day-signal; tagsignal. ®•• 
S. de nuit, v. night-signal. ®S. 

SIGNALGEBEN -- SILBERBORTE. 1035 


optique, zichtbaar sein ; optical-signal; 
optische signal. S de sémaphores, 
sein van den kusttelegraaf; semaphor•signal; 
optische telegraphensignal. 

Signalgeben, Signalisiren, v. a. 
hd. Een sein of teeken geven ; to make a 
signal; faire un signal. 

Signalfeuer, n. hd , v. bliekfeuer. 
Signalrakete, f. hd. Signal-roeket. 
eng.. v. fusée de signaux a. 
Signature, f. fr. & eng. Signatur, 

f. hd.. V. bogenbezeichnung. ~ S. 
de titre, V. bandbezeichnung. 
Signaturrinne, f. lid. Unter 
eran d'un earactére.-schnitt, V. 
Signe, m. fr Teeken; sign; vorzeichen, 
zeichen . — V. marque. — S. radical, 
wortelteeken ; radical sign; wurzelzeichen. 

S. du zodiaque, teeken van den 
dierenriem ; sign of zodiac; zeichen des 
thierkreises. 
Signer, V. a. fr. Met een stempel merken; 
to stamp; stempeln. 

Signes, m. fr. Teekens van den gang 
van den hoogoven ; marks of the working 
of furnaces; zeichen des ofengangs. 

Signet, m. fc. d'un livre, Lintje 
in een boek ; band; lesezeichen, ein Legeband. 
Signole, m. fr. Haspel in garenspinne


rijen ; kind of reel; art baspel. 

Silber, n. hd., V. argent. — Aeehtes, 
Gutes s., zilver van wettig gebalte 
; silver of good alloy; argent de bon 
aloi. ~ Arseniksaures s., v. arseüiate 
d'argent. — Bergfeines s., 

V. blicksilber. — Falsches s., v. 
argent faux. ~ Feines s., v. ar 
Feines 12 löthiges-gent fin. ~ 
s., V. argent de coupelle. ~ Gediegenes 
s., v. argent natif. ••• 
Gemünztes S. Verarbeitetes s., v. 
argent monnayé. ~ Geringhaltiges 
s., V. argent bas. •• Geschlagenes 
s., V. blattsilber. — Gesponnenes 
S. Silberfade, Silbergespinst, 
V. argent filé. — Gezogenes 
s., v. drahtsilber. ~ Goldhaltiges 
s., goudhoudend zilver; auriferous silver; 

-

argent tenant or. ~ Im feuer vergoldetes s., in bet vuur verguld zilver; 
silver gilt by enamelling; vermeil. Granulirtes 
s., v. argent en grains. 
~ Oxydirtes s., geoxideerd, zwartgemaakt 
zilver; oxydated silver; argent oxydé. 
® S. eilet in spor, het zilver begint 
te blikken ; silver is on the point of lightening; 
argent est près de faire l'éclair. -

S. blicket, bet zilver blikt; silver lightens; 
argent fait éclair - S. in das 
werk bringen, bet zilver in de cupel 
brengen, waarin het lood gesmolten is; to 
pass over the silver into lead-ore; faire passer 
('argent dans le plomb. - S. in den 
rohstein bringen, bet zilver in de gesmolten 
massa brengen om mat te biten ; to 
bring the silver into the mat; faire passer 1'argent 
dans la matte. ~ S . in salpeterlaugen 
reinigen, bet zilver met een op• 
lossing van salpeter schoonbijten ; to scour 
silver in salpeter-lie; affiner au salpêtre. ^•• 

S. in die sau jagen, einen sau 
jagen, bet gesmolten zilver zuiveren : to 
mix the silver with the ashes; faire un cochon. 
— Seehzehnlöthiges s., v. 
argent à douze deniers. ie• Ver 
-arbeitetes s., V. argent orfèvre. •• 
Vergoldetes s., v. im fewer ver 

Ver--goldetes silber s. silber. —
schlacktes s., vuil, met slakken vermengd 
zilver; scarified silver; argent en 
chaux. — Das s. steigt und fällt 
im bade, het zilver werkt in de smeltkroes; 
rising and falling of silver in the 
bath; 1'argent fait opale -Mit s. belegen, 
versilbern, übersilbern, v. 
argenter. — Weisses, Mattes s. 
aus silbernitrat auf einer brennenden 
kohle, zilver voor de blaaspijp 
op kool gereduceerd van salpeterzuur zilver; 

white unpolished silver produced by azotate 
of silver on charcoal; argent ardent 
Silberader, f. hd. Zilverader (in de 
mijnen); vein of silver; velne d'argent. 
Silberamalgama, n. hd., v. argent 

molu. 
Silberarbeit, f. hd , v. argenterie. 
Silberarbeiter, m hd., v. orfèvre 

pour l'argenterie. — S. und juwelier, 
zilversmid die edelgesteente invat; 
silversmith and jeweller; orfèvre bvoutier. 

Silberasche, f. hd Zilverasch, zilverhoudende 
asch ; ash of silver; cendre 
d'argent. 

Silberauflösung, f. hd. Z ilveroplossing 
; solution of silver; solution d'argent. 
Silberbarre, f hd., v. argent on 
barre. 
Silberbaum, m. hd., v. arbre do 
diane s. arbre b. 
Silberbergwerk, n. hd. Z ilvermUn ; 
silvermine; mine d'argent. 

Silberbeschlag, m. hd. Zilverbeslag 
van pijpen enz. ; silver-trimming; garniture 
d'argent. 

Silberbesponnen, adj. hd. Met zilverdraad 
omsponnen; silver-spun; fllé d'argent. 

Silberbezahlung, f. hd . Pris van het 
zilvererts; price given for silver at the smelting 
furnaces; prix de la mine d'argent. 

Silberbieeh, n. hd. Zilver in platen 
of bladen, geplet zilver; silver lamm; argent 
laminé. 

Silberblei, n. hd. Zilverhoudend lood; 
argeníiferous lead; plomb d'oeuvre qui contient 
de l'argent. 

Silberblende, f. hd. Z ilverblende, 

V. rothgüldenerz. 
Silberblick, m. hd., v. blick. 
Silberblume, f. hd. Zilverbloemen ; 
flower of silver; flours d'argent. 
Silberborte, f. hd. Zilvergalon ; sitver 
galloon; gallon d'argent. 


1036 SILBERBRANDERZ --

Silberbranderz, n. hd. Zilverhoudende 
bitumineuse schieferklei ; argentiferous 
bituminous schistous argil; argile schis


teuse bitumineux avec argent. 

Silberbrauneisenstein, m. hd. 
Zilverhoudende bruinijzersteen; argentiferous 
etarhy brown oxyd of iron ore; mine de 
for oxydd brune terreuse. 

Silberbrenherd, m. hd., v. fourneau 
d' af nage d'argent. 

Silberbrenkneeht, m. hd. Knecht 
in een zilverhut ; workman to help the refiner; 
aide affineur. 

Silberbrenner, n. hd. Zilverafpiineur, 
werkman dio 't zilver zuivert; waster of 
silver; affineur d'argent. 

Silberbrennerei, f. hd. Zilverhut, 
plaats waar bet zilver gereinigd wordt; 
refining -house of silver; affinerie d'argent. 

Silberbrocat, m. hd., v. brocade. 
Silberbuckel, f. hd. Zilveren bus 
of koker ; silver bos; bosse d'argent. 
Silberchlorid, n. hd., v. chlorsil. 
ber. — V. hornsilber. 
Silberdraht, m. hd.,v. fit d'argent. 
Gequetsch ter s., v. lame a 2). 

Silber drah unühle, f. hd. Z ilverdraadtrekkerij; 
mill for drawing silver wire 
moulin a tirer l'argent. 

Silberdrahtzieher, m. hd. Zilverdraadtrekker 
; silver wire drawer; tireur 
d'argent. 

Silberdruck, in. hd. Druk op zilveren 
letters ; impression taken upon silver 
characters; impression tirde sur des caractères 
d'argent. 

Silberdruse, f. hd. INiervormig zilvererts 
; reniform silver; rognon d'argent. 
Silbererz, n. lad., v. minerai d'argent. 
Schwarzes s., v. rosicle. 
Silbererzdach, n. hd. Gedegen bis


mutb.; native bismuth; bismuth natif. 
Silberfaden, n. hd., v. argent file. 
Silberfahlerz, n. hd., v. mine de 

cuivre grise argentif Ore. 
Silberfarbe, f. lid. Zilverkleur; silver 
color; couleur d'argeni. 

Silberfedererz, n. hd. Vedervormig 
zilvererts ; foky silver ore; mine d'argent 
en plumes. 

Silberfeilicht, n. hd. Zilvervijlsel; 
silver filings; limaille d'argent. 

Silberflimmer, m. hd. Silberflittern, 
f. pl. hd. Zilveren loovertjes; silver 
spangles; paillettes d'argent. 

Silberf.ötz, n. hd. Laag zilvererts; 
stratum of silver ore; couche de mineral 
d'argent. (bain. 

Sjlberfluss, m. hd., Y. argent en 

Silberfolie, f. hd., V. feuille 
d'argent a, 

Silbergang, m. hd. Zilverader; vein 
of silver; filon d'argent. 

Silbergare, f. hd. Het zuiveren van 
het zilver; affinage of silver; affinage de 
1'argent. 

SILBERKRATZE. 

Silbergehalt, m. hd. Gehalte van 
bet zilver ; silver alloy; titre. 

Silbergerinn, n. hd. Goot die 't water 
aanvoert om bet gezuiverde zilver af 
te koelen ; conduit for cooling the refined 
silver; rigole qui conduit 1'eau sur l'argent 

fondu. 

Silbergeschick, n. hd. Mijngang die 
naar een zilverader leidt; lode that is a leader 
to a live lode of silver; gangue qui 

indique de l'argent. 

Silbergeschirr, n. hd., v. plate i). 
Silbergespinnst, n.hd.,v. lame a 1). 
Silbergewicht, n. hd. Zilvergewicht, 

trooisch gewicht; silver-weight; poids pour 
peser l'argent 
Silbergilde, f.hd. Zilverhoudend ijzererts 
; argentiferous earthy oxyd of iron; for 

oxydd terreux. 
Silberglans, m. hd. Silberglaserz, 

n. hd., v. argent sulfuré. 
Silberglätte, f. hd., v. litharge 
d'argent. 
Silberglimmer, m. hd , v. mica 
argentin. 
Silberglocke, f. hd. Zilveren bel; 
silver-bell; cloche d'argent. 

Silbergold, Gediegen silber, 
Guldische silber, Electrum, n. hd. 
Goudhoudend gedegen zilver ; argenliferous 
gold, auriferous native silver; argent natif 
aurifère. 

Silbergrube, f. hd. Zilvermijn ; silver-
mine; mine d'argent. 

Silbergrund, m. hd. Zilverlaag, zilverbedekking; 
silver•ground; couche d'argent. 
Silberguhr, f. hd. Zilverhoudend bezinksel 
; silver sheen; guhr d'argent. v. 

guhr. 
Silberhaltig, adj. hd., v. argen 
-tifére. 

Silberherd, ro. hd. Waschtafel voor 
bet kwikzilvererts; buddler for quicksilver; 
table à laver la mine de mercure. 

Silberhornerz, n. hd., v. argent 
corns. 
Silberhutte, f. hd., v. silberbrennerei. 


Silberiodid, n hd. Iodiumzilver; iodide 
of silver; Todure d'argent. 

Silberkalk, na. hd. Zilverkalk, zilveroxide; 
oxydized, calcined silver; chaux 
d'argent. -Zilverhoudende aarde; argentiferous 
concrete earth; terre concretionnée 
tenant argent. 

Silberkies, m. hd. Wit arsenikkies; 
arsenical white pyrites; pyrite blanche ar 
-sénicale. 
Silberkönig, m. hd. Zilverkoning; 

regules of silver; régule d'argent. 

Silberkorn, n. hd. Zilver in korrels; 
seed of silver; grain d'argent. - v. bouton 
6) . S. am ruhrhaken, v. 
coquillon ¶2). 

Silberkratze, f. hd. Zilverlavure;; 
silver sweepings; lavures d'argent. 


SILBERKRONE -- SILBERSTICKER. 1037 

Silberkrone, f. hd. Zilveren kroon Silberquecksilber, n. hd., v. amal


(muntstuk); silver crown; écu blaue. game 2). 
Silberkuchen, m. hd., V. pigne. Silberrauch; m. hd. Opgeheven zil-
Silberlahn, m. hd., V. lame d'ar-verdeeltjes die bij bet smelten zich In den 

gent a cannetilles. schoorsteen verzamelen-; soot of silver; fu-

Silberlasur, f. hd. Lazuursteen met mée d'argent. 
witte spikkels; white•spotted lazulite; pierre Silberregen, m. hd. Zilverregen ; 
d'azur a points blanes. silver rain; pluie d'argent. 

Silberlebererz, n. hd. Haarvormig Silberröllehen. n. hd. Rol van plaat 
zwavelspiesglanserts; capillary sulphureted roll of silver foil; lame d'argent en--zilver; 
antimony; antimoine sulfuré capillaire rouleau. 

Silberlegirung, f. hd. Zilverlegéring; Silberruf, m. hd. Zilverhoudend erts; 
alligation of silver; alliage d'argent. ore rech in silver; mineral chargé d'argent. 

Silberletten, m. hd. Zilverhoudende Silbersalpeter, m. hd., v. nitrato 
leem; argil mixed with silver; argile melée of silver. 
d'argent. Silbersalz, n. hd. Zilverzout; argen-

Silberling, m. hd. Zilverling (munt-tate metallic salt; sei métallique a base 
stuk); silverling; pièce d'argent. d'argent. 
Silberloth, f. hd. Zilversoldeer; sil-Silbersand, in. hd. Zilverhoudend 
versolder; soudure d'argent. zand ; sand mixed with silver; sable mélé 

Silbermeiszel, m. hd. Beitel voor d'argent. 
bet losmaken van het zilver uit de cupel; Silbersanderz, n. hd. Micahoudende 
chisel for detaching the fixed silver from the zandsteen ; micaceous grit; grès micacé. 
cupel; ciseau à détacher l'argent atñné de Silbersauersalz, n hd., v. argenla 
coupelle. tate. 

Silbermine, f. hd., v. silbergrube. Silberschaum, m. hd. (Blattehen), 
Silbermulm, m. hd. Zwart zilver in v. feuille d'argent b. — (Schlacpoeier; 
black-silver; argent terreux. ken), Zilverslakken ; silver-foam, slag; 

Silbermünze, f. hd. Zilvergeld ; sil-écume d'argent. 
ver-coin monnaie d'argent. Silberscheere, f. hd. Metaalschaar 
Silbern, adj. hd. Van zilver; silvery; van den zilversmid; silver-shears; ciseaux 
d'argent. pour couper les lames d'argent. 

Silbernermann, m. hd. Breeder, Silberseheider, m. hd., v. silberzwaarder 
wordende m(jnader; swelled-veins; brenner. 
filons qui font le venire Silberscheidung, f. hd. Het zuive-

Silbernfarbig, adj. hd. Zilverkleurig; ren, afiineeren, cupelleeren van het zilver; 
silvery; avec la couleur d'argent. refining of silver; affinage de ('argent. 

Silberniederschlag, m. hd. Zilver-Silberschlagloth, n. hd., v . sil 
neerslag; precipitate of silver; precipité -berlöthung. 
d'argent, Silberschmelzer, m. hd. Zilver-

Silberoxyd, D. hd. Zilveroxide; oxyd smelter; smelter of silver; fondeur d'argent. 
of silver; oxyde d'argent. Chromsau Silberschmied, m. hd , v. orfèvre 
zilver ; chromate of sil-res s., chromium pour l' argenterie. 

d'argent. -Essigsaures-ver; chromate Silberschnur, f. hd. Zilverkoord; 
S., v. acétate d'argent. Knal-silver-cord; cordon d'argent. 
saures s., knal, donderzilver; fulminate Silberschrötling, m. hd. Muntof 
silver; fulminate d'argent. ~ Phos-plaatje voor zilveren munt; silver planchet; 
phorsaures s., phospborzuur zilver; flan d'argent. 
phosphate of silver; phosphate d'argent. -Silberschwärze, f. hd. Z wart zit-

Salpetersaures s., V. nitrate vererts; black silver-ore; mine d'argent noir. 
of silver, ® Salzsaures s., v. Silberspinner, m. hd. Zilverdraad chiorsilber. 
~ Schwefelsaures s., maker (voor den borduurwerker); maker of 
zwavelzuur zilver; sulphate of silver; sul• silver thread; 6leur d'argent. 
fate d'argent. — S. verbindung, v. Silberspitsen, f. pl. hd. Kantwerk 
argentate. (argenté. van zilverdraad, kantillewerk; silver-lace; 

Silberpapier, n hd.. v. papier dentelle d'argent. 
Silberplättchen, u. hd., v. silber-Silberstab, m. hd. Dunne staaf zil-
Sïmmer. — V. languette B) . ver; thin silver ingot; gavette. 

Silberplattirer, m. lid. Pleetmaker; Silberstahl, m hd , v. acier d'arsilversmith; 
argenteur. gent. (barre. 
Silberplattirung, f. hd., v. doublé Silberstange, f. hd., v. argent en 
d'argent. Silberstein, m. hd., V. litharge 

Silberprobe, f. hd. Zilverproef; sil-d'argent. 
ver-test; touche de l'argent. Silbersticker, m. hd. Borduurwer-
Silberpulver, n. hd Zilverpoeder; werker met zilverdraad; embroiderer in 
silver-powder; poudre d'argent. silver; brodeur en argent. 
8i* 


1038 SILBERSTICKEREI. --

Silberstickerei, f. hd. Zilverborduurwerk; 
embrodery in silver; broderie en argent. 

Silberstoff, n. hd. Geweven stof met 
zilveren grond ; silver fabrics; étoffe Ii fond 
d'argent. 

Silberstück, n. hd. Zilveren muntstuk 
; silver piece; pièce d'argent. 
Silberstufe, f. hd. Stuk zilverts; piece 
of silver ore; mine d'argent. 

Silbertalk, in. hd. Zilverkleurige talksteen 
; luminous argentine talc; talc de couleur 
d'argent. 

Silberteig, m. hd., v. argent en 
pate, 
Silberthauerz, n. hd., v. argent 
natif. 

Silbertresse, f. hd. Zilvergalon; sil 
galnon; galon d'argent. -ver-
Silberweiss, adj. hd. Zilverwit, zil


verkleurig; silver-white; blanc d'argent. 
Silberwirker, m. hd.,v. goldwirker. 
Silberwirkerei, f. hd. Kunst om met 

goud en zilverdraad te weven ; art of work


ing in silver; art de brocher en argent. 
Fabriek van zilverlaken ; fabric for sil 
fabrique de drap d'argent. -ver-cloth; 

Silberzahn, m. hd. Staafje gedegen 
zilver ; sprig of capillary silver; tige d'argent 
natif. 

Silberzettel, m. hd., v. état de 

l'argent exploite. 
Silberzeug, n. hd., V. argenterie. 
Silence, m. frréduire au s. le feu

. 

d'un batterie, v. réduire. 
Silex, (oaillou), m. fr., v. flint. 
Silex, silica, eng., v. kieselerde. 
Silhouette * Silhouet, schaduwbeeld. 
Silicat, n. hd. Silicate, m. fr. & eng. 

Kiezeizure verbinding. 

Silicate, m. fr. & eng., v. kieselsauer. 
— S. de chaux, v. kiesel 
kalk. •• S. de for,-sauerkalk s. 

V. kieselsaures eisen i). S. de 
magnésie, kiezelzure magnesia ; silicate 
of magnesia; kieselsaure magnesia. ••• S. 
de plomb , v. kieselsaures bleioxyd 
s bleioxyd. ~ S. de potasse, kiezedzure 
kali, waterglas; silicate of potash; 
kieselsauer kali. ® S. de zinc anhydre, 
V. willemite. ~ S -s alcalins, kiezelzure 
alkalien; alcaline silicates; alkalisches 
silicat. ~ S. d'alumine, kiezelzure 
aluinaarde; silicate of alumina; alaunsilicat. 
Silicaté, ée, adj. fr. Met kiezel bedekt 
of doordrongen ; silicified; verkiezelt. 
Silieater, Silicatiser v. a. fr. Met 
kiezel bedekken ; to silicify; verkieseln. 
Silice, f. fr., v. kiezelerde. — v. 
erde 1e).
Silieie-acid, eng., v. acide sili


cique. 
Silicide, eng., v. kiesellmetall. 
Silicieur, adj. fr. Kiezelhoudend; si


licious; kieselhaltig. 
Silicious, adj. eng., v, kieselartig. 
~ S. earth, v. kieselerde. s. 

SILK. 

feldspar, v. cleavelandite. S. 
iron-ore, v. kieselsaures eisen. 

S. oxid of zinc, hydrous silicate 
of zinc, kiezelboudend zinkoxide; 
kieselzinkerz, zink kieselerz, kiesel zink 
spath; zinc oxide quartzeux, zinc oxidé silicifère. 
S. lime, v. ealcaire siliceux. 
— S. sinter, v. kieseltufi. 

Silicium, m. fr. & eng., v. kiesel 
-metall. 
Silk, eng., V. seide. — S. between 
tram and organzine, Y. mittel 

zwischen organsin und -gattung 
trame S. organsin. — Best quality 
of Bengal s., v. erste sorte 
Bengalischer seide s. seide. 
Bleached s., v. gebleichte seide 

S. seide. ® Boiled s., v. scoured 
silk. — Bundle of s., Y. moche de 
soie. Bundle of coarse s. thread, 
v. bourre de soie. — Bundles of 
unfineshed s., v. fagotines. Chinese 
s., China s., v. chinesische 
seide s. seide. Coarse s. round 
the cocoon, v. bourrette. — Defect 
in twisting, running in of a strange 
s. thread, v. manage. - Dressed 
s., v. zubereitete seide s. leide. 
—Fine persian s., v. légis. —Flock 
s., v. flockseide 2). — Flocky s., v. 
knottige seide s. leide. — Flocs s., 
Waste s., v. bourre do soie. v 
Grooved s. s tuff, v. cannele. — Half 
boiled s., v. halbgekochte seide 
S. seide. — Head of s. v. bouin. 
— Mixed fabric of s., v. burail. 
— Packed up s., v. verpackte 
seide s. seide. ® Raw s., v. grége . 
i). & matasse. — Raw s. Unbleached 
s., v. unpreparirde seide 
S. seide. — Raw S. thread after 
the first twist, v. poil, m fr. 1). 
Rearing of s. worms, v. sei 
spoel-denzucht 1). — Reel of s., 
met zijde of vol zijde ; spindel seide; bobine 
de sole — Ribbed indian s., 

v. cancagnas. — Scoured s., v. s. 
scoured. — . Sewing s., v. cusir 
-seide. — Slack s., v. plattseide. 
Spun s., v. gesponnen seide s. 
seide — Stick for s. skeins, o. 
cheville a* . dresser la soie de devant. 
— Strongly twisted s., v. 
grenade. — Thread from waste 
5,,' v. filoselle 1). — Thrown s., v. 
mühlerseide & kettenseide. •^ 
Twilled s. fabric, gekeperde zijdenstof; 
geköperter seidenzeug; grenadine. -Unbleached 
s., Raw s., v. ecru. 
Undressed s., niet opgemaakte zijde; 
unzubereitete, unfertige seide; sole non appretée. 
— Unprepared s., v. unpraparirte 
seide s. seide. — Unreproductigre 
s. worms, v. j ungfern Bier. 

— Wrought s., v verarbeitete 
seide s. seide. — To boil the s., 

 

SILK—BOBBIN{

V. cuire ou deereuser la soie. — 
To double the s. threads, v. doubler 
la soie. — To lower the s., 
de zijde verlagen, verminderen ; seide erniedern; 
foncer la soie. — To number 
the s., de graad van fijnheid van den 
draad bepalen, titreeren ; die seide titriren; 
titrer la soie. e To organzine the 
S., de zijde tweernen, de gedoubleerde zijde 
Ineen draaien ; die doublirten seidenfdden 
zwirnen oder fliren; organsiner la soie. 
To prepare the s. on the pin, v. 
mettre la soie en main s. main.. 
To rear s. worms, v. clever 
des vers à soie. ~ To reel the 
S., de zijde af laspelen ; die seide haspeln; 
tirer ou dévider la sole. — To scour 
the s., To wash out the gum, 
ontgommen, ontscbalen van zide ; die seide 
degummiren oder entschdlen; dégomrner la 
soie, — To shake the s., v. ausrü.tteln.. 
— To smother the s. worms, 
to destroy the cocoons, de zidewormen 
in de kokons dooden ; die kokons 
tödten; étouffer on éteindre les vers ®To 

throw the s. to twist, v. mouliner 
la soie. ~ To wind the s., de 
zijde van de kokons op klossen winden; die 
seide spulen oder wickeln; bobiner la soie. 

Silk-bobbin, eng., v. seidenroller. 
Silk-damask weaver, eng., v. 
seidendamastweber. 
Silkdistrict, eng., v. pays se


-

ricole, s. sericole. 
Silk-doubling machine, eng., v. 

aspe de tors. 
Silk-dyer, eng., v. seidenfärber. 
Silk-engine, eng , v. organsin. 

mühte. 
Silk-ferret, narrow ribbon, eng. 

v. bandabzeichen. 
Silk-gloss, eng., v. seidenglanz. 
Silk-husbandry, eng., v. Sei—. 
denbau. 
Silk-man, eng., v. seidenhändler. 
Silk-manufactory, eng.,v. seiden


fabrik. 
Silk-mercer, eng., v. seiden 
-händler. 

Silk-mill, eng., v. filature de 
soie. — Piedmont-s., piemontezer 
zijdehaspel ; piernontesischer zwirnhaspel; 
aspe de tors du piérnont. — Spinning 
S., V. Moulin a soie. 

Silk-reel, eng., v. escaladon t). 
Silk-roller, eng., v, seidenroller. 
Silk-spinner, eng., V. fleur de 

soie. 
Silk-spinning, eng. v. ouvrai


son 2). 
Silk-stick, eng., v. Seidenpflock. 
Silk-tissue on fringes, eng., v. 

chainette 3). 
Silk-thrower, eng., v. fileur de 
soie. 

— SILVER-BE,kTER. 1039 

Silk-throwing, eng., v. mouli


nage de la soie. 
Silk-throwing mill, eng., v. or


gansinmühle. 
Silk-trade, eng., v. seidenhandel. 
Silk-twinning mill, eng., v. mou


lin à soie. 
Silk-twisting, eng., v. seiden 
-reederei. 
Silk-waste, eng., v. bourre de 

soie. 
Silk-weaver, eng., v. bouracher. 
Silk-worm, eng., v. seidenraupe. 

S. nursery, v. coconnière. 
S. nursery-owner, v. seidenbauer. 
— Unreproductive s.,v. jungferneier. 
Sill, Cill, eng., v. sabliöre 1). — 
(Sole), v. grundbalken t). — v. 
patin d'escalier. 

Sillage, m fr. Snelheid van een schip, 
hoeveel l^noopen het loopt; speed of the 
ship; geschwindigkeit des schiffes. ~ v. 
houache 1). — Vaciller, N'avoir 
point de s., niet naar 't roer luisteren 
uit gebrek aan gang, walen ; to yaw, to 
have no steerageway; walen, wallen. 

Sillet, m. fr. du violon, Kam; 
bridge; sattel, küssen. 

Sillimanite, f. fr. & eng. Sillimanit, 
m. hd. Sillimaniet, een mineraal, bestaande 
uit gekristalliseerd silicium en 
aluinaarde. 

Sillometer, m. hd. & eng. Sillométre, 
m. fr. Werktuig om de snelheid 
van een schip te bepalen, sillometer, log. 

Sillon, m. fr.,v mark 4) ~ Het op


. 

loopen van het metaaldraad, dikker worden 
van de klos; raising of the wire on the 
bobbin; erhöhung des drahts au[ der spule. 
Sillon, m fr. Voor; furrow; furche. 

S. du milieu, middelste voor; furrow 
in the middle of a field; mittelfurche. ~ 
Mattres S—s., hoofdgroeven van den molensteen, 
die van den omtrek naar het 
middelpunt gaan; radii or grooves of the 
mill-stone; hauschläge. 
Silo, rn. fr & eng. Bewaarplaats voor 
koorn onder d grond ; kornkeller, getreidekeller. 


Silver, e. , v. argent. ~ S. fabrics, 
v. s berstolT. — S. coin, 

V. silberm nze. ~ Beaten s., v. 
argent ba u. •.• Billon of s., v. 
monnaie bilton: — Coined s. 
Worked c: p s., V. argent monnaye. 
~ Fine s., v. argent de 
coupelle. ® Fulminating s., v. 
argent fulminant. — False s„ v. 
argent faux. ® German s. Pakfong, 
Tutenag,v. argent allemand. 
~ Red s.-ore, v. rothgüldenerz. 
^ Shell s., v. malersilber. 
Silver (to) eng., v. mit folie belegen 
s. belegen. 
Silver—beater, eng. Goudslager, die 


1040 SILVER-FOIL 

bladzilver slaat; silberschläger ; batteur 
d'argent. 
Silver-foil, eng., v. feuille d'argent 
a. 
Silver-gilt, eng., v. im feuer 
vergoldete silber s. silber. 

Silver-glance, eng., v.- argent 
sulfuré. — Earthy s., v. glaserschwärze. 


Silvering, foliating, eng., v. éta. 
nage 3) . 
Silver-ingots, eng., v. argent en 

barre. 
Silver-leaf, eng., V. argent battu. 
Silverly, eng. Zilverkleurig; silbern 


farbig; avec la couleur d'argent. — S. 
morture, V. silberähnliche mi 

s. mischung.-sehung 
Silver-ore, eng., v. minerai d'argent. 
— Black s., v. rosiele. 
Carious black s., v. mine d'argent 
noire cariée s. noir. 

Silver-paper, eng., V. papier ar


genté. 
Silver-plated, eng., v doublé 2). 
Silver-plating, eng., v. argenture 

au feu. 
Silver-smith, eng. v. orfèvrepour 

l' argen terie. 
Silver-solder, eng., V. silberloth. 
Silver-spun, eng , v. filé d'argent. 
Silver-steel, eng., v. acier d'ar


gent. 
Silver-test, eng., v. silbergrobe.
Silvery, eng , v. silbern. 
Sima, Cyma, eng., v. eymaise, 
Simbleau, m. fr , v. radius-line. 
Simblot, ni. fr. v. aufzug 3). 
Similaire, adj. Corps—s., m. pl. 

fr. Similar bodies, eng. Gelijksoortige 
lichamen ; gleichartige körper. 
Similitude, f. fr. & eng. Gelijkvormigbeid; 
ähnlichkeit. 
Similor, * Naar goud gelijkend me


taalmengsel uit koper en , zink, similor. 
Simmilor, m. fr., v. chrysoeal. 
Simmer (to), eng., v. friller. 
Simmering, eng., v. erépitation. 
Simple, adj. fr & eng., v. einfach 2). 
Simple, Symbolt, eng. Sempelstoel, 

sempelgetouw voor het weven van gefigureerde 
zijden stoffen; sempelstuhl, zempelstuhl; 
métier á semple ou it remple. 

Simple-body, eng., v. corps élémentaire. 


Simple-cord,eng.v.aufzieschnur. 
Simple-cords, eng., v. estrivières. 
Simple—hook, eng. Sempelhaak (van 

bet weefgetouw) ; zampelhaken; crochet de 
semple. 
Simple-stick, eng., v. baton de 
semple. 
Sims, m. & n. hd., v. ledge 3). — 

V. moulding 3). ~ S. eines daehfensters, 
lijst van een dakvenster, dekstuk 
; chape, top, cap; chapeau. — S. 
-- SINK. 

einer säuaie, v. cornice 1). — S. 
eines fens tern, v. fenstergiebel. i) . 
Simshobel, m. hd., v. falzhobel. 

— v feuilleret t) . ® Gerader s., 
V. guillaume droit.•-Krummer s., 
V. guillaume cintré. — Schräger 
s., V. guillaume incliné. — Seitwarts 
schneidender s., v. guillaume 
de cSté. 
Simshobler, m. hd., v. moulding 
worker. 
Simsmodel, n. hd. Model van een 
lijst; mould, size; calibre. 

Simsstein., m. hd. Steen voor een 
kroonlijst; cornice-stone; pierre moulée en 
corniche. 

Simswerk, n. hd., v. entablement 

1). — S. bilden, v. to form the 

entablature, s. entablement. — 

S. mit verkröpfungen, v. casing 
with crossettes. — S. an einer 
presse, v. chaperon d'une presse. 
Simulacre, m. fr. de siége. oeteningsbelegering, 
schijnbelegering; siege for 
instruction; die belagerungsiibung. 

Simulé, ée, adj. fr., v. faux, adj. 

— Arcature s., blind, valsch booggewelf; 
shallow arcades, blank arcades; blend arcade, 

blinde bogenstellung. 
Simuline, f. fr., v. velours ras. 
Sina, m. fr. Chineesche zijde ; chinese 

silk; chinesische leide. 

Singe, m. fr. v. kreuzhaspel. — 

V. panthographe. 
Singe (to), to sear, eng., v. ab


sengen. ~ v. gazer. 

Singeing, eng. of cloth, v. bren


nen 3) . — S. by cylinders, v. 

cylindersengerei. ~ S. tube, v. 

flambeur. — S. machine, v. ma


chine ä griller. 
Singels, m. pl. hd., v. gravier au 

fond de la mer. 
Single, eng., v. pelo. 
Single-blok furnace, eng. for 

refining iron, v. fourneau à mas


ses. 
Single-breath, eng. of tapistrypaper, 
v. pan de tapisserie. 
Single microscopé, eng., v. microscope 
simple. 
Single motion, eng., v. mouve


ment simple. 
Singlings, eng., v. blanquette t). 
Single-stroke engine, eng. En


kelvoudig stoomwerktuig waar de stoom 
alleen onder den zuiger komt ; einfach wir 
machine à simple-kende datnpfmaschiene; 
eúet. 

Sink, eng., V. évier ~ s. of metal. 
Afstand, die liet middelpunt der tappen 
lager is geplaatst dan de ziel van bet 
kanon ; versenkung; abaissernent. 

Sink (to)., eng., V. einlassen 2). 

— V. to blot. — To s. a shaft, v. 
abseigern t) . 

SINKEN 

Sinken, v. a. hd. einen schacht, 

V. abseigern 2) . 
Sinken, v. n. hd. Zinken (in 't water); 
to sink; aller au fond. 
Sinker, m. hd. Putboorder, werkman 
die niets anders dan putten maakt; workman 
who only sinks shafts; approfondisseur. 

Sinker, eng. of a stocking frame, 

V. platine b 6). ~ Jack s., v. jack 
sinker. - Lead s., staande platine 
van den kousenweefstoel; stehende platine; 
piatine attacbée a une barre. 
Sinker-bar, eng.Platinen stang waarop 
de platinen van den kousenweefstoel bevestigd 
zijn ; platinen barre; barre à platines. 

Sinkholz, n. hd , v. bois fondrier. 

Sinking, eng., v. saugen.. S. of 
a building, v. affaisement, s. 
of the charge of a blast-furnace, 

V. descente des charges. •®• s. in 
funnel-form, v. nayure. •• S. of 
the metal, v. drooping. Cylin. 
drical s., V. noyon. 
Sinkler, m. hd. Beëedigd opzichter 
over een mijnput; sworn surveyor of a mine 
shalt; surveillant juré d'un puits de mine. 

Sinkwerk, n. hd. Vergaderbak voor 
zoet water; reservoir of fresh water; réservoir 
d'eau douce. 

Sinnbild, n. hd. Zinnebeeldige voor 

allegory; allegorie.-stelling; 

Sinophis, Sinopite, Bole of sinope 
eng. Roode quartsboudende aarde, 
die als verf wordt gebruikt; sinopische erde' 
sinopische bolus; sinope, terre de sinope. 

Sinople, ni. fr. & eng. Sinopel, m. 
hd., v. kieselsaures eisen s. eisen. 

Sinople, m. fr. Faire le s., de groene 
kleur door lijnen aanduiden ; to point out 
the green color by lines; die grüne farbe 
durch striche anzeigen. 

Sinter, eng. Tufsteen ; tuff.. sinter; 
tuff. •• Calcareous s., v. kalksinter. 
Pearl s., v. fiorit. — Silicious 
s., v. kieseltuff. 

Sinter, ni. lad., v. concretion stalactique. 
~ v. battitura 1) . 
Sinterasehe, f. hd., v. cendre de 
bois pourri. 

Sinterkohle, f. hd., v. charbon gai. 

Sinterwasser, n. lad. Water dat kool 


zure kalk bevat en daardoor omkorstingen 
veroorzaakt; incrustating water; eaux incrustàntes. 


Sinuosité, f. fr. Coude d' une 

rivière, Bocht in een rivier; bend or 

sinuosity of a river; fiusskrümmung, strom


krümmung. 

Sinus, m. fr. & hd. Sine, eng. Sinus. 
Sinus naturel, m. fr., v. naturel 
sineSinus-
verse, m. fr. Sinus-versus, 

m. hd. Sinus versus; versed sine. 
Siphon, ni. fr., v. crane 4). ••• 
Soulier du s., v. heuse. — Couler 
a s., v. to cast a 3). -Blaaspijp van 

SIXAIN. 1041 

een blaastoestel met verwarmde lucht; siphon-
pipe; bosen rob r eines winderhitzungs 

apparates. 
Siphon, m. hd., v. crane a). 
Siphon, eng., v. pompe de eelliers. 

— S. filler, v. amorce-siphon. ~ 
S. pump, v. heberpumpe. 
Siphonia, f. fr. Gomelastiekboom 
hevia; federharzbaum. 
Siphon-wick, eng., v. syphonwick. 


Sirop, m. fr. Stroop ; syrup; syrup, 
syrop. - S. blanc, blanke stroop; white 
syrup; • weisse syrup. ^ S. couvert, 
dekstroop; clayed syrup, treacle; decksyrup. 

S. d' egout, v. nalop. - S. vert, 
melasse ; greeen syrup; grüne syrup, unge 
-deckte syrup. 
Sirop, m. hd., v. sirop fr. 
Siroptrog, m. hd. Stroopbak ; trough 

for the syrup; auge au sirop. 
Siropwasser, n. hd , v. egout 7) . 
Sismomètre, m. fr. Sistometer, 

m. hd. & eng., v. erdbebenmesser. 
Sister-blok, eng , v. poulie double 
des haubans de huno. 
Sistyle, Systyle, adj. fr., v. entrecolonnement 
systyle. 

Situationskarte, f. hd. Situatiekaart 
waarop de betrekkelijke ligging der verdedigingswerken 
is aangewezen ; map of situation; 
carte de situation. 

Situationslinie, f. hd Verbindingslijn 
der verdedigingswerken; line of situation; 
ligne de situation. 

Sitz, m. hd., Y. siege 10) . - S. 
eines hahnes, v. boisseau 1). 
Sitzbank, f. hd., v. arbeitstisch. 

S. am Webstuhl, v. bane á 
ourdir. - S. im boot, bank in een 
boot ; thwart; bane. 
Sitzer, m. hd. Mijnwerker die begint 
te graven ; miner who begins to dig; mineur 
qui commence à creuser. - S. des flachs, 

v. genau 2) . — Verkehrte s., ver 
zitters, buikstukken; first of the crot--keerde 
ches; genoux des fourcats 
Sitzpfahl, m. hd. Bankje van den bergwerker; 
miner's seat; séance de mineur. 
Six, m. ts• , v. nompareille. — S. 
petite oeil, Cinq et demi corps 
S., v. oeil 16) . — S. corps sept, 
nonpareil op het corpus van kolonel; nonpareil 
cut on the body of mignon; nompareilie 
auf den kegel von colonel geschnitten. 
— S. et demi corps sept, v. 
sept petit oeil. 

Sixain de rubans de lame, m. 
fr Pak van zes stukken wollen band; packet 
of six pieces of woollen ribbons; pack von 
sechs snick wollen bändern. - S. de 
cartes, zes spel speelkaarten; half a dozen 
of playing-cards; halbes dutzend kartenspiele. 
-S. d' épingles, pakje van 6000 spelden 
; bundle of 6000 pins; pack oder bundel 
von 6000 stecknadeln. 


1042 SIX-PINNE t) 

Six-pinned nut, eng., v. eerou a 
six pans. 
Six-square broach eng Zeskante 
boor; sechseckige reibahle; alésoir a six arêtes. 
Sixteens, in sixteens, eng., v. in 
seize s. seize. 

Sixty, eng. Zestigtal; schock; soixantaine. 

Six-wheeled engine, eng., v. 
sechsräderige maschine. 
Size, eng. of a book, v. format 1) . 

— S. of the bore of a musket-barrel, 
v. Bohrung 2). ~ Pull s. Real 
s., V. grandeur d'exéeution. a.. v. 
numero. ~ v. beize t). ••• v. blechmass. 
~ v. eau de colle. ® Grootte 
van een muntstuk; grösse; volume. ~ v. 
sizing 4 ) 
Size (to), eng., V. laver 3). •® (To 
sear with -a wax candle), v. bougier. 
~ (To adjust), v. ajuster t). 

Size-book, eng , v. formatbuch. 
Sizel, eng., V. absehnitzel. 
Sizer, eng , v. papierleimer. 
Sizing, eng , V. lavure 3 & 4) . ••o 

v. ajustage 2). — v. collage 4). ~ 
Witte liajmgrond der vergulders; weisser 
leiirlgrund; encollage blanc. — v. dressing 
1) . — V. collage 2) . — S. in the 
vat, v. collage à la cuve. ~ Mixing 
for the second s., v. s. mixing. 
Sizing-machine, eng Pap- of sterk machine 
voor den ketting, waardoor hij door 
warme pap wordt gebaald ; art schlichtmaschine; 
espèce de métier á parer. 

Sizing-trough, eng., v. anfeuchtgrube. 
Skala, f. lid., v. échelle de ré


duction. 

Skarpe, f. lid., v. escarp 1). 

Skeet, eng., y. ecope. 

Skein, eng. Skain, Skean, v. 

écheveau 1) . ® s of marline, v. 
écheveau de bitord. ^ s. of wool, 

v. moche 2) ~ S. of flax-garn, 'v, 
écheveau de fll de lin ® s. of 
silk, v. main de soie. — v. échevette. 
— S. divider, strengenverdee-
Ier ; strähnenzertheiler; trafusoir. — Part 
of a s., v. écagne. — Thread of 
a s., v. fitze. — Stick for silk s., 
v. chenille a dresser la soie. 
Skeleton, eng., v. bati 2). ~ v. 

carcass 2). — s of old carcass, v. 

carcass 2) . — S. of a skeleton 

frame, karkas van een spinwerktuig, die 
de kan of flesch vervangt; skelet; carcasse 
remplacant )a lanterne. — S. frame in 
spinning, karkas spinmachine waarbij de 

kan door de karkas vervangen is; art laternenbank; 
espèce de métier à lanternes. 

Skeleton-key, eng., v. crochet 3). 

Skeleton-tree, eng. of a saddle, 
Zadelboom zonder ijzerwerk of bekleeding; 
gerippe; carcasse. 
Skelp, eng., v. lame à canon. •• 
To jumb the s., V. estoquer. 

SKIMMING-SIETE. 

Sketch, eng. in drawing and 
painting, Schets; skizze; croquis. ~ S. 

in surveying, schets van het opgeno


men terrein; aufnahme; levée — Outline 
s., schets in enkele lijnen ; riss; trace... 

S. made with charcoal, v. kohlenriss, 
_ S. of a roof on a board, 
uitslag van een kap; aufzeichnung eines 
dachstuhls auf ein brett; étalon, ételon. ~ 
Rough s. drawn on a wall, y• 
ételon 2). — Hasty s. Rought s., 
ruwe, vluchtige schets; fluchtige aufnahme, 
der croquis, krokis; levée a vue. 
Sketch (to) eng. Een terrein opmeten 
en in teekening brengen ; eine gegend aufnehmen; 
lever le plan dun terrain. ~ To 

S. by the eye, een terrein zonder meten, 
op 't oog, in teekening brengen ; nach 
dem augenmaasse aufnehmen, krokiren; lever 
à vue au à coup d'oeil. — To s. with 
the aid of the compass, met bet 
kompas opnemen; mit der boussole au(nehmen; 
lever h la boussole. ®• v. piqueter 
1) — V. esquisser. 
Sketcher, eng Teekenaar die uitslagen 
maakt ; zeichner, vorreichner; traceur. 

Sketching, eng. Het maken van ontwerpen; 
skiziren, entwerfen; esquisser. ~ V. 
ébouchage 7). 

Skew-back, emg, Bovendorpel; an nger; 
sornmier. 
Skew-chisel, eng., v. fermoir a 
nez-rond. 
Skewer, eng. Houten pen, vleeschpen ; 
spiess; broche en Bois. 

Skew-rabbit-plane, eng. Schuine 
lijstenschaaf; schräger simshobel; guillaume 
oblique. 

Skew-rebate-plane, eng., v. guillaume 
incliné. 

Skew-wheel, eng. Hyperbolisch kegelrad; 
hyperloidische rad, hyperboloiden rad; 
roue h` perbolique. 

Skew-whiff, Warped, eng , v. 
déversé. 

Skid, eng., v. défense 3). — S. 
skid-shoe, v. chien 2). — Plank 
waarover de takkebos wordt gerold; schroiholz; 
poutrelle de rar=spe. 

Skid-chain, eng, v. chaine d'enrayage. 
Skidding-lever, eng., v. friction-. 
lever. 

Skillet, eng., v. creuset 2). 

Skim (to), eng., v. abschäumen 

1 & t). 

Skim, eng., V. écume. 

Skimmer, eng , v. grappin t). e•• 

v. krücke 3). ® v. Brasse 6). ~ V. 
écumeresse. 
Skimming, eng. Het afschuimen van 
het verfbad ; abschaumen; despumer. 
Skimming-board, eng., v. ehasse 
feurée. 
Skimming-sieve, eng., v. eCUmette. 



SKIN -- SLAY. 10,13 


Skin, eng., v. curet. — To put 
into the s., v. dégrossir 3). ~ To 
take from the s., v. défourrer 2). 

Skin-dyer, eng., v. rauchfärber. 

Skip—teeth, eng. Afstand tusschen 
twee zaagtanden ; der theil des sagenrandes 
zwischen zwei zähnen; partie de l'arête de 
la lame dune scie entre deux dents consecutive 
. 

Skirmishing-fire, Fire of skirmishers, 
eng., V. feu de tirailleurs. 
Skirt, eng. of a sail, v. doubling 

of a sail. 
Skirting, eng. Skirting-board, 

V. mauerband. 
Skizze, f. hd., v. ébouche 2). 
Rohe s., V. ételon 2). 
Skizziren, V. a. hd , V. ébaucher 1) . 
Skouner, m. fr.. v. schooner. 
Skrupel, m. hd. Zestigste deel van 

een uur en van een graad; minute; minute. — 
Gewicbt van twintig grein ; scruple; scrupule. 
Skrupelwage, f. hd.. v. balance 

de précision. 
Skute, Scow, Barge, eng., v. 
gabare l). 

Skutterudite, Modumite, eng. 
Arsenikkobalterts uit Noorwegen ; hartkobalthies, 
hartkobalterz, arsenikkobaltkies, 
tesserall ies; arséniure de cobalt de scuterud 
en Nora ège. 

Sky—color, eng. Hemelsblauw ; himmelblaue 
farbe, azurblau; azur. 
Sky-light, eng., v. oberliehtfenster. 
Sky-sail, eng. Sky-scraper, vbonnette 
9). 
Slab, eng. , v. plaque 7) . — (Slub), 

V. boudin 2). ~ S. of marble, v. 
marmorplatte. ~ v. dalle i ).
(Flaw), v. flache-dosse. ~ S. of 
marble, v. marbre de presse. ~ 
V. aussenbrett, ~ Schoorsteenplaat kaminplatie; 
plaque de feu. — To out the 
s-s., v. abschwarten. ®To form 
the smelting in to s• s., v. mazer. 
Slabbery, eng , V. baveux. 
Slabbing, Slubbing^, eng., v. filage 
en gros. 

Slabbing-frame, Slubbing-frame, 
eng., v. bane a broches en gros. 
Slab-copper, eng , v. feaille de 

cuivre b), 
Slab-line, eng., v. cargue a vue. 
Slab-reheating-furnace, eng., V. 

four a brammes. 
Slack, eng. of a rope, V. run


fling-part. 
Slack-coal, eng.. v. coal 13). 
Slacking, eng., v. kienruss. 
Slack-water, eng , v. eau morte. 
Slag, eng., V. eisensehlaeke. 

(Scales of iron), v. écailles d'aeier. 
® S. from liquated copper, 

V. épines. ~ S-s. on the conduitpipe, 
v. nez s). ~ S-s. of liquation, 
v. kratzsehlacken. — Bruised 
s-s., v. ausgepauschte schlacken 
s. schlacken. ~ Hard s-s., v. 
härtling. ~ Running out of the 
s-s., v. pissée. ~ To beat off the 
s-s., ` v. dégager 3). ® To cut off 
the s-s,, v. nez 5). — To melt 
the s-s., anew, v, fondre de nou 

les crasses. — To free ore-veau 
from the s-s., v. erz 15). 
Slag-cobs, eng., v. grenailles de 
scones. 
Slag-duct, eng., v. schlackengang. 
Slag-lead, eng , v. plumb de 
crasse. 
Slake (to), eng., lime, v. éteindre 
la chaux, 

Slaking, eng. of lime, v. extine 
tion. — Spontaneous s., v. extinction 
spontanée. 

Slam, eng., v. alaunblumen. 

Slant, eng., v. obliqueté. — v. 
cambrure. 
Slant (to), eng , v. encolleter. 
Slant-fire, eng., v. feu d'écharpe. 
Slanting, eng., V. oblique 1). 
Slantingly, Aslant, eng , v. obli


quement. 

Slapping, eng. Het kleikneeden door 
de ballen op tafel te werpen ; klatschen; 
jeter fortement les ballons de pate contre 
la table, battage. 

Slash (to), eng., v. ausrändeln. 

Slate, eng., v. schiefersteinblatt. 

— V. schiefererde. — V. ardoise. 
— Clay S., kleischiefer; der thonschiefer; 
schiste argileur. — Cupriferous 
S. Bituminous s., v. coppersehist. 
Slate-assay, eng ., V. schiefer 
-steinprobe. 
Slate-black, eng., v. noir de 
schiste. 
Slate-block, eng., V. schieferblock. 
(fel, 

Slate-board, eng , v. schieferta


Slate-coal, eng. v. houille schisteuse. 
Slate-cutter, eng„ v. schieferschneider. 
(gang. 
Slate-gang, eng., V. schiefer 
, eng,, V. clou aa ardoise.-Slate-peg 
Slate-pencil, eng., v. crayon d' 
ardoise. 
Slate-roof, Slating, eng.. V. eouverture 
en ardoise. 
Slater's nail, eng., v. clou ä 

ardoise. 
Slate-spar, eng., v .sehieferspath. 
Slating, eng. Met leien: dekken; schie


fereindeckung; couverture en ardoise. 
Slaty marl, eng., v. marne sehisteuse. 
Slavering-chain, eng. of a briddle 
bit, v. chainette 4). 
Slay, Sley, Reed, eng. of a wea



1044 SLAYING 

ver's loom, v. blatt 4) . — Maker 
of s.s., v. kammmacher 2) . 
Slaying, eng. in weaving, Y. aufziehen 
7). 
Slaying-beam for the spools, 
eng., v. porte-époulins. 

Sledge, eng., v. schlee. — v. 
schlitten ij. ~ S. of rope-makers, 
v. carrosse. ~ v. marteau 
a devant. 

Sledge-carriage, eng. for guns, 

V. schleifiafette, 
Sledge-hammer, eng.,v. devant i). 
Slée, f, fr. Slee, m. lid. Sled, eng., 
v. schlee. 
Sleek, eng. Polisher, Strijkbout van 
den leemvormer ; streichholz; lissoir, 
Sleek (to), eng.. v. lisser 1). 
Sleeker, eng , v. champignon 2). 
Sleeking-ball , eng. Gladballetje 

voor de kupel ; (estkugel; boule á lisser 
le têt, 

Sleeting-board, Smootingboord, 
eng. St.rijkbord;streichbrett, scheibe; 
tulle, tampe. ~ Finishing by the s., 
met het strijkbord afwerken ; streichen mittels 
der scheibe; tuilage. 

Sleeking-hammer, eng., v. glänzhammer, 


Sleeking-iron, Iron-plate, eng. 
Droogscheerderskam, rouwkam orn het laken 
te rouwen; streicheisen; lame rebrousse. 

Sleeking-machine, eng., v. glätt


maschine. 
Sleeking-steel, eng.,v. glättstahl. 
Sleeltiing-stone,eng.v.calandre 3). 
Sleeking-table, eng., v. glättiseh. 
Sleeking-tool, eng., v. schauer


holz. 
Sleekstone, eng , v. glättstein. 
Sleeper, eng. Strekhout; schienenlager, 

lager; longrine. — v. empanon i). 

V. fensterpfosten. v. maule d'en 
haut. Stone s., v. dé en pierre. 
~ S-s. of a windmill, v. grundbalken 
1). ~ S. of a platform, 
balkenrooster van grondwerk; rahmen•unterlagen, 
rippholz, Batterie rippe; gate. ® S. 
of a groud-floor, balkenlaag der grondverdieping; 
träger, unterzeug; dormant, sole. 
Joist s., kesp ; anstoss, schwelle; traverse 
de joint. Longiterdinal s., 

V. langschwelle 2). Traverse 
s., V. eisenbahnquerschwelle. 
Round S. , v. rondin de voie. 
Square s., bebakte dwarsligger; behauene 
schwelle; traverse en bois equarri. ® To 
beat down the s-s., de spoorwegliggers 
vaststampen, vastleggen ; die schwellen 
einrammen; darner les traverses. — To 
soak the s-s, in corrosive sublimate, 
de liggers kyaniseeren ; die schwellen 
mit ätzendem sublimate tränken; imbiber 
les traverses de sublimé corrossif. 
Sleeping—table, eng.,v. kehrherd. 
Sleeve-board, eng.,v. bügelbrett. 


--- SLIDING-REST. 

Sley, eng., V. einlesebrottehen. ~ 

v. blatt 4). 
Sley (to), eng., v. einlesen. ~ v. 
aufziehen 7). 
Slice, eng., v. farbenschaufel 2) . 

— S. of a galley, v. coulisse de 
galée. 
Slice (to), eng. in v. einschnei-. 
den i). 
Slich, eng., v. schlich. 
Slick, eng., v mud. 
Slide, eng. Slot, v. coulisse 6). •. 

Hellend vlak ; gleitbahn, glander; coulisse, 
glissoire. — Slee van een leunspaan waaraan 
de beitel verbonden is ; stanzenlager; 
coulisse des supports. ~ Slee van de leunspaan 
, schlitten fier den support; support lt 

chariot. 

Slide-bars, eng., v. gleitstangen. 
Slide-block, eng.,v. coulisseau 2 ).
Slide-bolt, eng. Vastzetter van den 
haan bij een veiligheidsslot ; schieber gesperre; 

verrou de sureté. 
Slide-box, eng.,v. botte de tiroirs. 
Slide-gauge, eng., v. calibre cou


lant. 
Slide-lathe, eng., v. cylinderdrehbank. 
Slide-loop, eng, V. passant cou


lant. 
Slide-plyer, eng., v. pintongs. 
Slide-rail, eng., of a railway, v. 

aiguille 10). 
Slide-rest, eng. of a turning lathe, 
Loopende leunspaan ; feste auflagen, 
support fixe. 
Slide-rest-tool, Slide-rest-cutter, 
eng., V. couteau 2) . 
Slide-rod. eng. of a steam-en


gine, v. bielle du tiroir. 
Slide-stop, eng., v. slide-bolt.Slide-
valve-face, eng., v. klap. 

penfläche. 

Slide-valve lap, eng. of the slide-
valve, v. deckiläche des schiebers. 


Slide-valve-travel, eng.,v. course 

du tiroir. 
Slide-vice, eng., V. breitmaul. 
Slide-window, eng.,v. fenètre b 3). 
Slider, eng., V. planche 4). — V. 

blatt i). — v coulant. ~ v. potille. 
— Moving tool of the s., v. 

m ailleau. 
Sliding-board, eng., v. potille. 
Sliding-calliper-scale, eng., v. 

étalon a coulisse et à nonius. 
Sliding-gauge, eng., v. calibre 
coulant. 

Sliding-keeper, Sliding-loop, 

eng., v. passant coulant. 
Sliding-plank, eng., v. launching-
plank. 

Sliding-puppet, eng. of a turning 
lathe, v. contre poupée. 
Sliding-rest, eng., v. slide-rest. 


SLIDING—RING — SLOTTING-MACHINE. 1045 


Sliding..ring, eng., v. coulant i) 

Sliding-shelf, eng. of a pneumatic 
trough, Brug van een waterbak voor 
gasproeven ; brücke; tablette. 

Sliding-sleeper, eng. of a saddle 
furniture, v passant coulant. 
Sliding-squarre, eng., v. angle


bevil. (coulisse. 
Sliding-staff, eng., v. mire a 
Sliding-timber, eng. of a sluice, 

V. poutrelle 4). 
Sliding-tong, eng., v. pinte à 
boucle. 
Sliding-valve, eng., v. falle 3). 
Sliding—vane, eng. Beweegbaar bordje 

van een nivelleerlat; zielscheibe, richttafel; 
mire du voyant, plaque du voyant 
Sliding-weight, eng., v. balance 

a croe. 
Slime, eng., v. sehlämmschlieh. 
Slime—pit, eng. Put voor het gestampte 

erts; schlammgraben, rudellcasten, schlemm herd; 
table allemande. 
Slimy—ground, eng. Moddergrond; 

schlickgrund, muddergrund; loud mou. 
Slimy-matter,eng ,v.abschleifsel. 
Sling, eng., v. élingue 1 & t) . — 

S. of a waistbelt, v. béliére 6). — 
S. of a yard, v. parrel. — v. eche 
-veau. 
Sling-cleat, eng., v. rackklampe. 
Slip, eng., v. fourrure i ). ~ S. in 

grinding, v. abscheifsel. S. in 
launching ships, v. cale de construction. 
— S. in minting, v. 

fillet 8) . _ V. barbotine. — S. of 

water, het terugloopen van het water 
bij een schroef enz. ; rücklau(; recut. ~ V. 
placard 3). ••• v. éehappade 1). 

V. éclisse. v. contre-fiche 2) . 
s V. éboulement t). ~ V. patch 
-1). — Zes strengen ; sechs gebinde; six 
écheveaur. — To work by s., v. 
travailler en paquet s. paquet b. 
Slip—board, eng. Plank of deel niet 
een messing ; bohle mit jeder; planche à 

langnette. 
Slip-kiln, eng., v. sehliekerofen. 
Slip-making, eng., v. faconnage, 

de la barbotine. 
Slipping, eng., v. éboulement 3). 
Slit (to), eng., V. refendre 1). — 

v. to clink. 
Slit, eng., V. groove t ). ~ v, coche 
t). — v. einschnitt i). — S. 
and tongue, v. fourche 3). — To 
make a little s., v. anritzen. 

Slit—cap, eng. Gespleten slaghoedje ; 
das gespaltene oder aufgeschlitzte ziendhütehen; 
capsule (endue. 

Slit-cutter, eng., V. clavette 
fendue. 

Slit-deal, eng. Een in tweeën geschulpt 
duimsdeel ; zolldickes in zwei blätten 
geschnittenes brett; planche d'un pouce de 
large coupée en deux feullies. 

Slit-deal-plane, eng , v. bouvet 
1--3). 
Slit-nose-bit ; nose-bit, eng., v. 
löffelbohrer. 

Slitter, eng., v. fendeur 1). — 
(Slitt;ing-rollers), v.eylindres fendeurs. 
— V. cutter y). 

Slitting-file, eng., v. einstreiehfeile. 


Slitting-mill, eng., v. fenderie. 

Slitting-rollers, eng., v. cylindres 
fendeurs. 
Slitting of iron into rods, eng., v. 
fenderie. 

Sliver, eng.. v. card-end. ® Card 
s., V. bandkratzen. ® v. boudin 5). 
® V. einlassband. 

Sliver—box, eng. Eerste trekmachine 
bi de wolspinnerij; anlegemaschine; anstückelmaschine; 
machine préparatoire a l'étirage 
de laine. 

Sloat, eng., v. achsenrunge. — 

V. lisoir 1). 
Slobbering chain, eng. of a 
briddle bit, v. chainette i) . 
Sloop, eng. Jacht, vaartuig met een 
mast; jacht, einmastige Fahrzeug; bátiment 
a un mat, yacht. ~ v. cutter, kotter. 
r S. of war, v. corvette 1). 

Sloop, m. fr. de guerre, Sloop, m. 
hd., v. chaloupe 3). 

Slop, eng , v. barbotine. 

Slope, eng., v. böschung. — v. 

ortschief. ® v. cambrure. — v. 
échancrure. — v. bevel t). — v, 
abhang. r Side S., binnenglooiing; 
innerer abhang; talus intérieur Base 
of a s., v., base d'un talus. — To 
revet the s., v. revêti.r un talus. 

— To revet the s. with sods, een 
talud met zooden bekleeden ; die böschung 
mit razen verkleiden; gazonner le talus. 
S. with base equal to its height, 
talud 1 op 1 ; böschung mit ganzer oder mit 
fússiiger anlage; talus de 1 à i. S. with 
base double its height, talud van 

2 op 1 ; böschung mit doppelter oder mit 
zweifüssiger anlage; talus 2 à i. 

Slope (to), eng , v. dossiren. nr 
To s. out, v. échancrer. — v. 
ecolleter. 

Sloping, eng., v. einschnitt 1). 

v. dossirung. 
Sloping-clamp, eng. Houten klem 
om voorwerpen in de bankschroef te zetten ; 

hölzerne feilkluppe; mordache en bois, pince 
en bois. 
Sloping-glass-edges,eng., v mou. 
lure t). 
Sloping-joint, eng., v. fausse 
coupe. 
Slothole, eng. Spleet, barst, groei; 
kanal, nuth; rainure. 
Slotting-machine ; Key-groove 
engine, eng , v groovingmachine. 

— v. machine a mortaiser. 
88 

1046 SLOUGHY 

Sloughy, eng., V. marecageux. 
Slow, eng., v. nach. To go 

too s., to lose, v. nachgehen. 
Slow-fire, eng., v. dämpf euer. 
Slow-match, eng., v. mache in


eendiaire. 
Slow-match-case, eng , v. cachemèche. 
Slow-match-box eng. of a gun 
carriage, v. coffret à méche. 
Slub eng. in cotton spinning, v. 

boudin i & t). 
Slubbing, eng., V. filage en gros. 
Slubbing-billy, eng., v. beylier. 
Slubbing-frame, eng., v. bane à 

broches en gros. (lier. 
Slubbing-machine, eng., v. bey-
Sluice, eng., v. écluse. ~ S. with 

screws, v. écluse á vis.••• S. of a 
mill, v. mühlschleuse. 
Sluice-board, eng., v. pale d'un 

biez. [falle 3) . 
Sluice-gate of a sluice, eng., v. 
Sluice-gate, eng. of a fortified 

place, v. porte tournante. 
Slur, eng., V. blank-leaf. 
Slur (to), eng., v. doubler 1). 
Slurring, eng., v. dubbling. 
Smack, eng., v. semaque. 
Smalken, m. hd. Met goud en zilver 

, geborduurde stoffen ; stuff embroidered with 
gold and silver; étoffe brodée d'or et d'argent. 
Small, eng. of the stock, v. dün


nung. 
Small-arms, eng., v. fire- arm. 
Small-arm. ammunition, eng., v. 

munitions. 
Small-arm-cartridge, eng. Geweerpatroon; 
Jlintenpatrone; cartouche á fusil. 
Small-arm-cartridge-gauge, eng., 

V. cylindre vérificateur. 
Small-arm-cartridge-paper, eng., 
V. cartridge-paper. 
Small-capital, eng., V. minuscule. 
Small-coal, eng., v. menu. 
Small-drum, eng. of infantry, v. 
drum 3). 
Small-eye, eng. of the crank, v. 
oeil de bouton de la manivelle. 
Small-flag, eng. used by sur 

V. messfahne. -veyors, 
Small—pica, eng., v. cicero 2). 
Small-pieces, eng. of old iron, 
v. mitraille de vieux for. 
Small-roll,eng. of a horse collar, 
V. fore-wale. 
Small-shot, eng , v. flintenkugel. 
Small-stick, eng., v. maschnagel. 
Small-store-box, eng. of a gun 
carriage, V. coi ret d'avant train. 
Small-ware-loom, eng., v. bas 

métier. 
Smalt, mn. fr. & eng., v. bleu d'émail. 
Smalte, f. hd. Blauwgekleurd gemalen 

glas, kobaltglas, fijn blauwsel, waschblauw; 
smalt; smalt. 

SMOKE. 

Smaltine, eng., v. cobalt arse


nical. 
Smalt, m. hd., v. antigorium. 
Smaragdin, m. fr., v. emerald


green. 

Smaragdoprase ; Prase émeraude, 
f.. fr. Groenachtige smaragd; smaragd 
prasus; schmaragdpraser. 

Smear (to), eng. with the white 
of an - egg, Y. to glair. 
Smell, eng. (putrid), v. fauliger 
geruch. 

Smell—salt, eng. Reukzout, koolzure 
ammonia; englische reichsalt; sei volatile. 
d'Angleterre. 

Smelt, eng., v. schmelz 5). 
Smelt (to) eng. to Melt, v. to 

bring down. 

Smelter, eng., v aufgeber. — Under 
s., metaalsmelter, in kroezen ; klein 
fondeur. -schmelzer; sous 
Smelting, eng., v. emploi à la 
fonte. — v. fondage. 

Smelting-furnace, eng., v. blast


furnace 1). 
Smelting-hearth, eng., v. feu. 
Smelting-house,eng., v erzhütte. 
Smelting-pot, eng., v. bassin de 

fusion. — Fore part of a s., v, 
laiterol. 

Smift, eng. in mining, zundpijpje; 
sunder; fusée d'amorce. 
Smille, f. fr., v. pie à deux pointes, 
s. pointe. (milier. 
Smiller, v. a. fr. la pierre, v. es-

Smirgel, m. hd., v. eméri. 
Smirgelasche f. hd., v. emery


dust. 
Smirgeln, V. a hd., v. glänzen. 
Smirgelscheibe. f. hd., v. emery


wheel. 

Smith, eng., v. forgeur. 
Smitham, eng., v. menu de mine. 
Smith's bellows, Double bel


lows, eng., v. bellows 3). 
Smith's coal, eng., v. houille de 
maréchale. 
Smith's forge, Smith's hearth, 

V. forge 8). 
Smithsonite, m. fr. Zinkspath, koolzuurzink 
; carbonate of zinc, calamine; zink


spath. 
Smith's tongs,eng., V. forge-tongs. 
Smith's work, eng., v. ouvrage 

de forge, s. ouvrage a. 
Smithy, Smithéry of a mine, 

eng., v. marechaudage. 
Smiting-chisel, eng., v. cutter I o). 
Smock-frock, eng., V. demi che


mise. 
Smock-mill, eng., v. moulin à 
vent hollandais. 

Smoke (to),' eng. with brimstone, 
v. den einschlag geben, s. 
einschlag. — To s. the moulds, 

V. flamber les moules. 

SMOKE -- SOCHET. 1047 


Smoke, eng„ v. fumes 1) . 

Smoke-ball, eng., v. balle ä fumée. 


Smoke-black, eng., v. kienruss. 

Smoke-box, eng. of a steam


engine, v. botte à fumée, 
Smoke-consuming, eng., v. fu-. 
mivore adj. 
Smoke-jack, eng. Braadspit dat door 
den trek in den sch oorsteen bewogen wordt; 

bratenwender der durch den luftzug im rauchfange 
bewegt wird; tourre-broche à roue 
volante 

Smokeless furnace, eng. Smokeburning 
furnace, v. fourneau fumivore. 


Smoke-pipe, eng.,v. chemimee 2). 
Smoke-plate. eng., v. fumivore'm. 
fr. 
Smoke-preventer, eng., v. fumifuge. 
Smoke-tube, eng., v. rauehableitungsröhre. 
Smoking, eng., v. anräueherung. 

— S. or smoky coal, v. brand i). 
Smooth round shaft, eng., v. monoeylindre. 
Smooth (to), eng., v. lisser 1). 
~To s. with the planing machine, 

v. planer i). — To s. plane, v. 
planer en rabotant. ~ To. s. in 
water, V. doucir t). — To s. mirror 
glass, V. feindouciren. ~ v. feinhobeln. 
— v. dégauchir. v. ciseler 
une étoffe. •• To make s., to 
polish, polijsten, afwerken, gladvijlen, gladmaken 
; versaubern, abglätten; appreter, écouafter, 
Timer. — To s. the work with 
the spoke shave, v. abziehen 3). 
Smoothing, S. and polishing, 
eng., V. feindouciren. — V. glatt 
-feilen. 

Smoothing-board, eng., v. sleeking-
board. ~ To give the finishing 
with the s., bet laken niet het 
strgkbord afwerken ; mit der scheibe dem 
tuch den strich geben; toiler. - To press 
the s. on, eng. tiet strijkbord opdrukken; 
das streichbrett aufdrucken; tamper. 

Smoothing-chisel,eng.,v.schlicht


meissel t) . ( horn. 

Smoothing-horn, eng., v. glatt


Smoothing-iron, eng., v. glätt


eisen %). 

Smoothing-machine, eng.,v.glätt


masehine. 

Smoothing-mill, eng., v. glätt


mühle. 

Smoothing-plane, eng., v. glätt


hob el. 

Smoothing-press, eng., v. glätt


presse. 

Smoothing-room, eng. Kalanderzaal 

der speelkaarteníabrieken ; glättsaal; lissoir. 

Smoothing-stone, eng., v. glatt


stein. 

Smoothing-sticks, eng., v. polisher 
7) . 
Smoothing-table, eng., v. glätttisch. 
Smoothing-tool, eng. Polgstmacbine 

der weevers; glätiwerkzeug; plaine. 
Smoothness, eng., v. douceurs. 
Smut-mill, eng., v, eylindre é


motteur & fan a). 
Snacket, eng , v. fensterreiber. 
Snaffle, eng., v. bridoon. 
Sna.e-bit, Watering-bit, eng., 

v. knebelgebiss. The common 
s., water s., v. bridon d'abreuvoir. 
— The ridin g-school s., V. bridon 
de manege. — Twisted s., v mors 
de bridon 2) . — Cheeks of the s., 
zijdeelen van den watertoom; knebel; alles. 
Snail, eng., v. limaron t) . 
Snake-line, eng., v. schwichtlien. 
Snake (to), eng., v. schwichten. 
Snap (to), eng., v. abschnappen. 
Snapping-tool, eng., v. boute


rolle 1). 
Snare-head, eng. of a drum, v. 
peau inférie care. 
Snares of the simple-cords, eng., 

V. laos Q). 
Snarl (to). eng., v. auftiefen. 
V. aufkehren. 
Snarling, eng., v. emboutissage. 
Snarling-iron, eng. Drgfbeiteltje, 
drgfpons; treibpunzen; tracoir. 
Snatch-block, eng., v. galoche 4). 

S. for warping the streamanchor, 
V. poulie 6). 
Snifting-valve, eng. Luchtventil, 
pro link raan ; snüffelventil; soupape reniflante. 
Snip, eng., v. eisaille à main. 
Snore-holes, eng., V. narines. 
Snotter, eng., v. quenouillette t). 
Snout, eng., v. balgrohr. 
Snow, eng., V. schnau. 
Snow-mast, eng.,v. mát de senau. 
Snow-plough, eng. Sneeuwploeg; 

schneepflug; traineau à Prayer le chemin de 

ier dans la neige. 
Snow-sail, eng., v. schnausegel. 
Snow-screen , Snow-shelter, 

eng., v. écran 2). 

Soak (to), eng., v. einfeuchten. 
~ V. einquellen. ~ to S. in lime 
water, V. mouler 3). 

Soap, eng., v. savon. 
Soap (to), eng., v. einseifen. 
Soaping-but, eng. , v. einseif


bütte. 
Soap-stone, eng., v. pierre de 
savon. 
Soc, m. fr. de la charrue, v. 
pflugschar. 

Soccage, m. fr. Het uitkristalliseeren 
van de salpeter in de pan ; precipitation 
of the salt in the salt-pan; das soggen. sogen. 

Sochet, m. fr. Zoolploeg ; swing-plough; 

schwingptug. 


1048 SOCIETE — 

Société, f. fr. d'actionaires, Naam 
maatschappij ; society of share-holders,-looze 
joint stock-company; actiengeseilschaft. 
Sock, eng. Sok ; understrumpf, Socke; 
chaussette, chausson. 
Socke, f hd. Ligger ; sole, groundlayer; 
semelle. 

Socken, v. n. hd. Uitlekken ; to drip; 
dégoutter. — Neerploffen, precipiteeren, to 
fall, to precipitate; se précipiter. 

Socket, eng., v. douille 3 & 4). — 

V. boss t). — v. écuelle 4). — V. 
crapaudine t). ~ v. canon d'une 
moutre, S. canon c. — V. couverture 
d' une serrure a palastre. 
V. poalier 2). — V. basin t). — v. 
hurasse. — v.bohle 3). — v.hülse 5). 
— S-s for paddle wheels, v. kürbel 
der schaufelräder. 
Socket-chisel, eng., V. haftmeissel. 


Socket-key, eng., V. elé a douille. 

Socket-pipe, eng., V. fugröhre. 

Socle, m. fr. Socke, Sockel, f. hd., 

Sockle, Socle, eng., v. embasement 
t). — V. fussgestell t). — s. 
du moule pour les fusées, ondEerstuk 
van een vuurpijlvorm ; bottom of a 
rocket-mould; zetersatz, fuss des raketenstoks. 


Sod, m. hd. Kooksel, ziedsel ; boiling, 

seething; curte. 
Sod, eng., Sode, f. hd., v. gazon. 
Soda, eng., v. natron. — v. blan


quette 1). — v. rochette. ® Caustic 
s., bijtende natron ; aetznatron, natronhydraat; 
hydrate de soude. 

Soda, f. hd., V. natron. — Levantische 
s., v. rochette. ® Ordinaire 
s., V. kelp. — S. reinigen, 
ruwe soda zuiveren ; ' to clean raw soda; 
touilIer. 

Soda-ash, eng. Gecalcineerde natron; 
kalcinirte soda; soude rafñnée, potasse factice. 


Soda-furnace, eng. , v. four a 
soude. 
Sodaïque, adj fr., Sodaie, eng., 
Sodahaltig, hd., v natronhaltig. 

Soda-salt, eng., Sodasalz, n. hd. 
Gekristalliseerde soda ; kohlensaures -natron; 
sei de soude, cristeaux de soude. 

Sodaschxnelzofen, m. hd., v. four 
a soude. 

Soda-soap, eng., v natronseife. 

Sodbord, m. hd. Rand, rollaag van een 

put ; brink of a well; bord d'un putts. 
Sod-cutter, eng., v. charrue a 
peler. 

Sodium, * v natrium. 
Sod-revetment, Sod-work, eng., 

v. revétement en gazons. 
Sodstuhl, m. hd. Trechter van den 
bierbrouwer ; funnel; entonnoir de brasseur. 
Soffit, eng,, v. intrados. — Float


ed s. , binnen beraping van een gewelf ; 

SOHLE. 

gewdlbdecken putz; crépi et enduit sur voúte. 

Sollre, m fr. IJzeren ring waarop bet 
stuk geplaatst wordt waarin gloeiend een. 
gat moet geslagen worden ; iron-ring which 

is placed under the piece about to be piereed; 
Lochring. 
Soft, adj. eng.. V. mou. ~ v. duc


tile. — S. vein in a quarry, v. 
moye. ~ S. bread, v. pain mollet 
fin. ~ S. stone, v mehlbatzen. 
~ S. slate, v. mildzeug. 

Soften (to), eng., v. entlassen. ® 

V. adoucir 4). 
Sofftening off, eng., v. adoucissement 
t). 
Softness, eng., v. ductilite. 
Sog, m. hd., v. dead-water. Het 

zog, vorm van den achtersteven ; rising of 
the ship's floor abaft; facons de l'arrière. 

Sogbaum, m. hd. Balk om de zout


bakken op te plaatsen ; post for supporting 

the salt-barrows; poutrelle. 
Sogbrüstung, I. hd , v. sog 2). 
Sogen, v. n. hd , v. socken 1). 

V. to granulate. 
Sogen, V. a. hd. Laten uitlekken ; to 
let drip out; faire dégoutter. 

Soger, m. hd. Werkman, die in de 
zoutziederij, op het aanschieten van het 
zout past ; workman who attends to the 
flaking of the salt; socqueur. 

Sogezeit, f. hd. Tijd van kristalliseeren 
in de zoutpan ; time of flaking; soccage, 
socquage. 

Soggatt, n. hd.. v. run of a ship. 

Soggepfanne, f hd., v. chaudière 
de salinage. 

Sogspan, m hd. Bord van den balk 
voor de zoutbakken ; slab of the post that 
recieves the salt-barrows; planchette de la 
poutrelle qui recoit le.; paniers de sei. 

Sogstiel, m. hd. Greep, steel van deq 

zouttrekker; rake-handle; manche du rabie,. 
Sogstück, n. hd., v. fourcat. 
Sohlband, n. hd. Plaats waarde erts


ader aan bet ganggesteente raakt; crust, 

matrix, gauge; lisière. 

Sohlberg, m. hd,, v, gangart. 

Sohldiele, f hd., v. bodenstück 
4) . ~ V. semelle d' affiat. 

Sohle, f. hd. Zool van een schoen ; 
sole; semeile. ~ v. brine. — S. des 

hobels, v. face of a plane. 

V. dachschwelle. ~ v. eisenplatte 
t). — Zool van de ploeg; bottom; 
fond. ~ S. in pochwerken, v. se


melle de Tauge du bocard. ~ v. 

niveau c. 1). ® Grond, bodem van een 

mijngang; sole of a conduct; sol d'un conduit 
~ S. einer treppe, v. patin 
d'un escalier. s S. eines fiötzes, 

v. mur dune couche, s. mur b. ••• 
Die s. geht zu salz, de pekel begint 
te kristalliseeren of aan te schieten ; brine 
is going to flake; les eaux saldes se cris 
-tallisent. 


SOHLEN 

Sohlen, v. a. hd. Schoenzolen opleg 
to sole; mettre des semelles, resse--gen ; 
meier. 

Sohlen, v. n. hd. Vastworden van gesmoiten 
metalen ; to fix, to coagulate; se 
coaguler, se tonsolider. 

Sohlenheber, m. hd. Tang voor bet 
afnemen van een versleten hoefijzer ; unsoler; 
lè ve-sole. 

Sohlenleder, n. hd. , V. cuir á 
semelles. 

Sohlenleitung, f. hd. Pekelgoot; 
brine-conduct; conduit de l'eau salde. 

Sohlenriss, m. hd. , v. grundriss. 

Sohlenzweck, m. hd., v. clou a 
soulier. 

Sohlfass, n. hd. Pekelvat ; brine-tub; 
tonneau rempli d'eau salde. 

Sohihammer, m. hd. Klophamer van 
den schoenmaker; hammer for beating the 
soles; marteau á battre les semelles. 

Sohlholz, D. hd. Hout voor grondbalken 
; wood fit for sills; bois propre à des 
seuils. 

Sohlig, adj. hd., v. horizontal. 

Sohlkunst, f. hd. Pompwerk voor de 
pekel in een zoutziederij ; pump-work for 
the brine; machine á tirer l'eau salde. 

Sohllinie, f. hd., v. ligne horizontale. 
Sohllöffel, m. hd. Bergboor; terrier; 
foret cuillère. 

Sohimeister, rn. hd. Opzichter bi een 
zoutwerk ; foreman of the workman at the 
coolers; inspecteur de bermiers. 

Sohlrinne, f. hd. Goot voor de pekel ; 
brine-gutter; goulette. 
Sohlröhre, f. hd. Pijp voor pekel ; 

brine-pipe; tuyau de conduit d'eau salde. 

Sohlsaiz, u. hd., v. erdsalz 1) . 

Sohlschacht, in. hd. Put, mijnopening 
voor het oppompen der pekel; shaft of 
a salt-spring; puits d'eau saldes. 
Sohlspindel, f. hd. Pekel weeger ; 
brine-gauge; pèse -sel. 

Sohlstein, m. hd. Dekstuk voor het 
trekgat van een oven ; slab over the airvalve; 
Pierre de sole. 

Sohlstück, n. hd., V. sabliére). 

— V. semelle 4). — V. grundbalken 
1). ~ v. semelle d'affQt. — v. 
girder 1). — V. semelle de l'auge 
du bocard. 
Sohlwaage, f. hd., v, sohlspindel. 

Sohlwanne, f. Oct. Emmer voor het 
vervoer van pekel ; brine-bucket; cuvette à 
puiser l'eau salée. 

Sohlzieher, in. hd. Werkmaal die de 
pekel oppompt; drawer; bermier. 
Sohr'sehe kandare, f. lid., v. mors 
ä canon brisé. 

a. Soie, f. fr., V. seide. ® S. apprétée, 
v. zubereitete seile, s. 
seide. ®• S. non apprêtée, v. undressed 
silk, s. silk. — S. à broder, 
v. plattleide. ~ Bobine de s., 
SOL. 1049 

V. reel of silk, s. silk. ~ S. en 
bottes, v. verpackte seide, s. seide. 
— S. blanehi, v. gebleichte seide s. 
seide. ~ A courte s., v.kurzhaarig. 
S. de cochon, v. pencil-bristle. 
~ Cannette de s., v. seidenrolle. 
— S. crue, v, écru. — S. ä coudre, 
v. cusirseide. — S. deereusee, 
S. cuite, v. scoured silk. ••• Fi 
de s., v. s. filature. ••• Pa--lature 
brication de la s. , v. seidenweberei. 
— Fil de s., v. seidengarn 
3). — Filature Ynéchanique de s., 

,

v. moulin de soie - — Fabrique de 
s., v. seidenfabrik. — s. en hacons, 
v. Hockseide s). ~ s. filée, 
V. gesponnen seide, s. seide. 
S. grége, V. grége 2). — Lustre de 
s., v. seidenglanz. — A longue s., 
V. langfaserig. — Marchand de s., 
V. seidenhändler. ~ S. en mashes, 
v. unpreparirte seide, s. seide. ~ 
S. mi-suite, v. halfgekochte seide, 
S. seide. — S. moulinée, v. mühlerseide. 
•- s.perellienne, vezels van 
de agave etc., bereid volgens de opgave van 
Perelli ; lextible fabrics made on the manner 
of Perelli; die nach aufgabe von Perelli 
zubereitete ptian zenfaser. — s.ouvragee, 
v. verarbeitete seide, s. seide. ••• 
Panne de s., v. seidenfelbel. ^ 
S. plate, V. filoselle 1). — s. sina, 
v. chinesische Seide, s. seide. ~ 
Tisserand en s., v. bouracher. ~ 
Ver ä s. , V. seidenraupe. ~ s. 
végé tale Chanvre de manilla, mauilla 
hennep; vegetable silk; ptlanzenseide, 
rnanillalianf. 
b. Soja, f. fr., V. angel 1). 
Soierie, f. fr., v. seidenhandel. ^ 
V. seidenfabrik. — v. seidenwaare. 
Soil, eng., v. sol 3). — v. encrassement. 


Soil (to), eng., v. encrasser. 

Soilage, eng., y. enerassement. 

Soixantaine, f. fr., v. sixty. 

Soixante-douze, in. fr., v. grosdouble-
canon. 

Soje, f. hd., v sergette 1). 

Sol, wn. f'r., v. étage 4). ~ (Ter


reau), land, bouwaarde, akker; soil; cul


tivated or ploughed land; ackerboden, damm


erde. — (Terrain), bouwgrond, grond 
voor het fundament; ground, soil; ho--slag 

den, grundboden, grund, baugruod. — S. 

compressible, verzakkend; bouwgrond; 
compressible soil; sich setzende boden. — 

S. ferme, vaste bouwgrond ; strong-ground; 
feste boden. — S. mou, S. léger, slappe 
grond; soft ground; weiche boden. mm S. 
perméable, voor water doordringbare 
grond ; pervious ground; durch lässige boden. 
S. planchété, v. boarded-floor. 
~ Tracer un ouvrage sur Ie s., 
een gebouw uitzetten; to trace the ground; 
traciren, der, boden rilzeu. ~ v. fond a. 1) 
88* 


1050 SOLAIRE. -


^ S. keuprique, v. marne irisée. 

Solaire, m. fr., Solar, eng., v. loft 1). 

Solaire, adj. fr. Zonne ; solar; the sonne 

betreffend. 
Solamire, f. fr. Buil-of zeeftengaas ; 
stuff for sieves; zeug für siebe. 
Solar-microscope, eng., v. mi 
solaire.-croscope 
Soldatengatt, n. hd. Soldatengat ; 
lubber's hole; trou du chat. 
Sölde, f. hd. Zoutziederip ; salt•house; 
saline. 

Solde, f. fr. des matelots, Maandgeld, 
gage; wages; beuergeld der matrosen. 
Solder, eng., v. loth. — Hards., 

Y. brassure & hartloth. ~ Soft s., 
V. soudure blanche et molle. ••• 
S. for gold and silver, v. paillettes. 
— V. soudure. 
Solder (to), eng., v. löthen. 
Solderable, eng , V. löthbar. 
Soldering, eng., v. löthen 3) . — 

V. soudure 3) . — Het aaneensoldeeren; 
zusammen löthen; embrancher. ~ v. noeud 
e. 1). ~ Autegenous s., v. soudure 
autogène. ~ Defect in s., v. doublure 
f2). — V. brassure. ^ Rough 
s., slechte soldeernaad waarbij te veel sol 
gebruikt is; grätenartige, grobe lbth--deer 
stelle; soudure en dpi. ~ Strong s., v. 
étoffure. ~ Soft s., v. soudure 
tendre b. 

Soldering-board, eng., v.étamoir. 
Soldering-box, eng., v. botte a 
soudure. 
Soldering-iron, eng., v. copperbit. 
Soldering-lamp, eng. , v. lampe 
a souder. 
Soldering-pan, eng. , v. löthpfanne. 
Soldering-stick, eng. , v. löthstange. 
Soldering-stone, eng. , v. löths 
tein . 
Solder-stick, eng , v. barre de 
soudure. 

Sole, eng., V. boden 1). ~ v. empattement 
3). ~ v. écuelle de pivot. 
~ v. daehschwelle. — v. 
grundbalken t) . — v kleibalken. 
~ V. poalier t). — V. crapaudine. 
~ v couette. — v. bohle für die 
spindel. ~ v. pierre de fond, s. 
pierre c. — S. of a crane, v. bettung. 
— S. of the follies, v. bearingpart. 
— S. of the furnace, v. bassin 
de confrérie. — s. of a guncarriage, 
v. bodenstück 4) . ^ S. 
of a plane, v. face of a plane. — 

s. of a windmill, v. grundbalken 
1). 
Sole, f. fr., v. couche i;). r v. 
ground-sill 1). — v. aire du four. 
neau. — v. dead-bed. — v. grundbalken 
i & 3) . — S. d' un taquet 

SOLLE. 

a oreilles, v. kreuzholzklampe. 

— Vuurhaard van een stoomketel ; body of 
the furnace; herd der dampfrnaschine. 
Soleil, m. fr. Zon ; sun; sonne. 
Stralenkrans, zon als ornament; ornamental 
sun; sonne. ~ Soort fransch papier, breed 

869. m. ni. hoog 565 m. m.; kind of paper; 
sonnenpapier, format gleich columbier. ^ 
Avee le s., met de zon om, rechts; 
with the sun; mit der sonne. Contre 
le s., tegen de zon in, links; against the 
sun; gegen die sonne. 
Solénoïde, m. fr., Solenoid, n. hd. 
& eng. Solenoïde. 

Sole-plate, eng., V. bed-plate. 

Solfatare, f. fr., v. soufrière. 

Solid, adj. eng., v. massif, adj. 

V. massif de chaussée. 
Solid, eng., v. corps t). — v. mas 
-sif d'un ouvrage. — Regular s., 

V. corps regulier. ~ S. of revolution, 
v. corps de révolution, — 
S. of earth, hoeveelheid aarde die wordt 
weggeslagen bi het ontploffen eener mijn ; 
erdgarbe; gerbe de terre. ~ S. of a bat 
gedeelte der borstweering beneden de-tery, 
schietgaten ; briistung; coffre. 
Solid-antimonium-ore, eng., v. 
mine d'antimoine solide. 
Solide, m. fr., v. rigid body, s. 
body. 

Solidifier (se), v. r fr., v. Eiger (se). 

Solière, f. fr. Soort van plat staafj


zer ; kind of flat iron-bar; art flache eisen 


ruthe 

Solin, m. fr. & eng. Afstand tusschen 
twee sparren, sparren wijdte ; sparrenweite. 
Solitaire, m. fr. & eng. Solitär, m. 
hd Enkele ingezette diamant. 

Solivage, in fr. Het bepalen of berekenen 
hoeveel hout uit een zaagbalk kan 
komen ; calculation of the beans contained 
in a piece of timber; balkenberechnung. 

Solive, T. fr., v. balken 1). ~ S. 
armee, v. poutre armee. S. de 
brin, balk terlengte van den geheelen stam; 
trunk-beam; stammbalken. — S. de sciage, 
v . schnittbalken. —S. croisée, 

v. bande croisée, s. bande 3) . — 
s. d'enehevêtrure, raveeling ; beam 
joined with the trimmers; mit dem sticbbalken 
verbundener bodenbalken. S. passante, 
v. collar I). — S. supérieure, 
v. cap-piece. — S. méplate, 
op zijn plat gelegde balk ; patlaid 
joist; aufs flache gelegte balken. *^ 
S—s, v. boarding joists. 
Soliveau, m. hd. Kinderbindten ; small 
joists; bäiklein, kleiner balken. ~ S. do 
grillage de charpente, v. rostschwelle 
i). 

Solivette, f. fr. à corniche, v. 
baujoch. 
Solivure, f. fr. Bintlaag; framing of 
joists; balkenlage. 
Solle, f. fr., V. sole. 


SULLIES 

Bolles, r. pl. fr., v. moles of a 
paper-wind-mill. 
Soluble, adj. fr. & eng., v. au$ösb 
ar. 

Solution, f. fr. & eng., v. auflösung. 
— S. de céruse, v. bleiweissau$
Gsung. — s. aurifère, gouddrup 

goudoplossing; auriferous solution; gold--pels, 
tropfen. 

Solvent, eng , v. auflösemittel. 

Solviren, v. a. h.d., v. auflösen 3). 

Somerset, eng., v. selle a i'anglaise 
piquée et rembourrée. 

Sommaire, m. fr. Algemeeue inhoud; 
summaries; hauptinhalt. Composer 
un titre en s., v. die erste zeile 
eines titels durchgehend setzen. 

Somme, 1. fr., v. jongue. v. 
nails. — Tweeduizend kilo glas; load of 
glass; last glass. 

Sommerladen, m. hd , v. fanlight-
shutter. — V. jalousie. 

Sommet, m. fr. Tophoek, top; vertex, 
corner; scheitel, ecke, spitze. — v. firste 
t) . — S. d'un digue, v. Couronnement 
d'une digue. --m v. clé 
d' un arc. ~ S. du cóne de che 

v. cone 5). -minée, 
Sommier, in. fr. Bovenstuk van een 
muntpers ; upper part of a die; obertheil 
einer mtinzpresse. — v. cap-piece. i 

V. durehzug 3). — Dekstuk van de waterput 
in een mijn ; sump-planks; bohlen 
über den schachtsumpf. —y. laden--belag 
klotz. - v. arm 4) . — v. chandelle 
5). ~ S. d'arc, draagsteen; 
springer, springingstone; antänger, anfangsstein. 
~ S. d'en haut, v. oberbalken 
an einer buchdruckerpresse. 

S. d'en bas, beneden balk eener 
bouten drukpers; cross-piece, winter; unterbalken, 
druckbalken. — S. d'une grille, 
v, rostträger. — S. d'orgue, Seeret 
d'un orgue, windkast; wind-chest; 
windkasten. ~ S. d'un pont, v. brüsk. 
enbalken. ~ S. de porte, bovendorpel 
van een deur; wooden lintel; drischübel, 
holzsturz. — S. de solivure, moerbint; 
summer, sleeper; unterzug. 
Sommiéres, f. pl. fr. Wollen stof uit 
Languedoc ; woollen stuff from Languedoc; 
wollenzeug aus Languedoc. 

Son, m. fr., v. bran. ~ Eau de 
B., zemelen water ; bran-tea; kleienabsud. 
~ De s., zemelachtig, vol zemelen; branny; 

kleiicht. 
Sondage, m. fr. Het boren, aardboren; 
sounding soil, boring; erdbobren, sondiren. 

— v. forage. — S. à la cords, S. 
a, la chinois, het boren met een kabel; 
boring by means of a rope; seilbobren. •o• 
S. a tige rigide, bet boren met stangen 
; boring by means of rods; gestänge


bohren. 

Sonde, i. fr , v. bleiloth. o v. 
senkblei 3). — v. bécasse. ~ v. aus-

SOPHISTICATION. 1051 

räumer 4) . — S. de pompa, v. 
gauge-rod. ® S. a tarière, v. earthborer. 


Sonder, v. a. fr. Peilen, looden ; to 
sound; peilen, lothen, sondiren. ••• v. anhauen. 
— Beproeven ; to probe; sondiren. 
— Tikken, op bet geluid of de klank 
onderzoeken of glaswerk gescheurd is; to 
examine by the sound; durch den klang untersuchen, 
erproben. ~ S. le fond, de 
soort van grond onderzoeken met het dieplood 
; to sound to examine the ground; den 
grund auspeilen, ablathen. — S. le ter


rain, S. le sol, v. fouiller dans 
la torre. 

Sondiren, v. a. hd., v. sonder t & 2). 

Sonne, f. hd., v. soleil i). 

Sonne- und planetenrad, n. hd., 

v. getriebe t). 
Sonnenblinde, f. hd. , v. marquise 
1) . 
S onnendeek, n. hd., .v. marquise 2) . 

Sonnenmicroscoop, n. hd , v. mi


croscope solaire. (lairs. 
Sonnenuhr, t. hd., v. cadran so-
Sonner, v. a. fr., v. to chink 2) . 
Sonnerie, f. fr.. v. clock-work i) . 

•• S. électrique, electrische signaal 
klok op spoorwegen ; electro-magnetic ringing 
apparatus; electrisches geläute, electrisches 
läutewerk. 

Sonnetier, m. fr., v. bell-maker. 

Sonnette, f. fr. Tafelbel ; hand-bell; 
handglocke, klingel. — Huisbel; hause-bell; 
hausglocke, schelle. — v. pile-driver i). 
~ Losse letters, slecht opgesloten regels, 
van den drukvorm ; loose letters, lines badly 
justified; lose buchstaben , slecht ausgeschlossene 
zeilen. — v. mallet 1). ~ S. 
à deelis, S. artificielle, kunsthe steiling 
; pile-driving-engine with pincers; kunstramme, 
hakenramme ~ S. à tiraude. 
hollandsche heistelling ; common pile-drivingengine; 
zugramme, laulramme. — S. ä 
vapour, stoomheisteliing; locomotive piledriving-
machine, ringing-pile-engine; dampframme. 
~ (Mouton) valblok voor het 
beproeven van rijtuig assen ; monkey, frame 
and monkey; fallwerk. 

Sood, m. hd., v. archipompe. 

Soot, eng , v, kienruss. — Me

, 

-tallie s., V. cadmic. 

Soot-coal, eng., v. houille fuligineuse. 
Soot-impression, eng., v. fumé. 
Sooty, adj., eng. v. fuiigineux. 

Sope, Soppement, in. fr. Het aan 
de oppervlakte te voorschijn komen van een 
mijnader ; outcrop, bassit, basset; das ausgehende. 


Soper, v. n. fr. Te voorschijn komen 
aan de oppervlakte (van een mijnader); to 
crop out, to crop; ausgeben, ausbeissen. 

Sophistication, Sophistiquerie, 

f. fr. Sophistication, eng. Vervalsching; 
verfälschung. 


1052 SOPHISTIQUER 

Sophistiquer, v. a. fr., to Sophisticate, 
eng. Vervalschen ; verfälschen. 
Sophistiqueur, m. fr., Sophisti


cator, eng. Vervalscher : verfälscher. 
Sorb, eng., v. sorbier. 
Sorbate, m. fr. & eng., v. malato. 
Sorbie acid, eng. Sorbussäure, 

f. hd., V. acide malique. 
Sorbier, m. fr. Cormier, Tamme 
lijsterbes; sorb, sorb-tree; spierlingsbaum. — 

s. sauvage, wilde lijsterbes ; quicktree, 
rowantree, mountain-ash; maasbierbaum, vo 
- gelbaum, 
Sorbonne, f. fr., v. glueing-room. 
Sorglienen, f. pi. hd., V. rudderpendants. 
Sorie, f. fr. Soria, f. hd. Merinos 

wol ; merino-wool. 
Sorne, f. fr., v. schlacken 1). 
Sorraugen, n. pl. hd., V. échaudis. 
Sorrel, eng., v. braungelb. 
Sorren, v. a. hd., v. amarrer t). 
Sorring, f. hd., V. manage 1). 

S. des butluvs, v. haubans des 
minots. — S. der luvbäume, v. 
haubans des bout-dehors. 
Sorrtau, n. hd. Sjortouw ; lashing. 

seizing; ligue d'amarrage. 
Sorsalz, n. hd., V. natron. 
Sort (to), eng., v. déerampiller. 

— To s. the rags, v. delisser. 
To s. wool, v. détricher. mm v. auslesen. 
Sorten, Sortiren, v. a. hd., v. decrampiller. 
^ v. délisser. 
Sorter, ro. hd. & eng. Sortirer, m. 
hd., v. aussehiesser. 
Sortie, f. fr., v. ausfallthor. 
Tuyau de s., v. ausftihrungsröhre. 

Sorting, eng., v. auslesen. ~ v. 
délisser. ~ V. détrichage de la 
laine. — v. délissage. ~ v. éehantillonnage. 
— Het uitzoeken van het 
erts; handscheidung; triage à la main. ~ 

S. and distribution of pie, v. dépátisser. 
— S. of wool, Y. démêlage 
t). 
Sorting-chest, eng., v. cassot. 
Sortir, v. a. fr., v. to run over. ••• 

S. les crasses, v. ausschüren. •r 
S. des rails, v. dérailler. ® Sorti 
de l'embotture, uit de pennen of lippen 
losgaan van timmerwerk; out of joint; 
kammlos. 
Sortiren. ii. hd., v. délissage. ~ 

V. échantillonnage. — v. demèlage 
i) . 
Sortirkasten, m. hd., v. cassot. 
Sortirsieb, in. hd., v. égalisoir. 
Sosie, f. hd. Gemengde stof van ka


toen en zijde ; silk and cotton tissue; tissu 
sole et colon. 
Sosiseh, adj. hd. Siijberig, kleverig ; 
vozy, muddy; limoneux. 

Sotter, m. hd., v. gazon. 
Souage, m. fr., v. branning. 


-- SOUDURE. 

Soubassement, in fr., v. embasement. 
— 'Etage en s., v. erdgeschoss. 
— S. de fenêtre, v. fensterbrtistung. 
— S. d'une colonnade, 
v. piédestal continu. 

SOUL, m. fr. Hoofdbalk van een ba 
one of the chief parts of a tilt;-mergestel ; 
einer der haupttheile des hammergerüstes. 

Souche, f. fr. de Cheminée, v. 
chimney-shaft. — S. d'un corps 
d'arbre, V. butt-end. 

Soucherie, f. fr. , v. hammergebälk. 
Souchet, in. fr. des indes, v. curcuma. 


Souchon, in. fr. Korte en dikke ijzeren 
staat; strong and short iron-bar; dicke 
und kurze eisenstange. 

Soucis, m. fr. de hannetons, v. 

bunch-tuft. 
Soudable, adj. fr., v. löthbar. 
Soudage, m. fr., v. löthen 3). 
Soudant, adj. fr. Blanc s. , v. 

chaude suanto. 

Soude, 1. fr., v. natron. ~ S. boratée, 
V. borax i). — S. carbonatée, 
koolzure natron ; carbonate of soda; 
kohlensaures natron. — S. caustique, 
bijtende natron; caustic soda; átznatron. 

S. muriatee, zeezout, keukenzout, steen 
bergzout ; salt, rock-salt, common-salt;-zout, 
steiusalz, kochsalz, meersalz. S. nitratée, 
v. nitrate of soda. — S. 
sulphatée, v. glaub©rsalz. ~ S. 
brute, ruwe soda ; black balls; robe soda. 

— S. native, natuurlijke koolzure natron 
; native soda; natürliche soda. — S. 
rafñnée, gezuiverde koolzure soda ; re,ned 
soda; gereinigte soda. 
Souder, v. a. fr., v. löthen. 
Door weeven aan elkander verbinden ; to 
join by weaving; anstossen, ansetzen. S. 
à chaud, v. aufschweissen. — S. 
avee du bismuth, met lichtvloeiend 
metaal solleeren ; to solder with bismuth; 
wismutben. — S. ensemble, v. auf 

-schweissen. — S. le fer,

ijzer las• 
schen, wellen ; to well iron; das eisen 
schweissen. — Per a s., v. copperbit. 


Soudoir, m. fr., v. copper-bit. 

Soudure, t. fr , v. löthen 3) . 

V. loth. r Soldeerplaats, soldeernaad ; 
soldering; löthstelie, saum. ~ v. auf 
-schweissen.

n•-Plaats waar het ijzer 
geweld is, welnaad; shut; schweissstelle. 

— S. autogène, het solleeren met waterstofgas, 
zonder soldeer ; autogenous solde 
das lbtben durch zusammenschmelzen.-ring; 
® S. blanche et urolle, zacht soldeer, 
tinsoldeer; soft solder; weissloth. 

S. d'un canon de fusil, v. naht 
am Ílintenrohr. — S. de fer, v. 
eisenloth. mm S. forte, v. brassure 
& hartloth. — S. fondante, v. 
schnellloth. — S. grasse, s. mai

SOUFFLAGE 

gre, gemakkelijk vloeiend tinsoldeer, moeie. 
lijk vloeiend tinsoldeer naar gelang van bet 
loodgehalte ; soft and hart tin-solder; schnell 
flüssiges und strengflüssiges zinnloth. ••• S. 
de laiton, v. brass.-solder. ~ s. 
áa huit, zilversoldeer van 7 zilver en 
koper ; solder composed of 7 silver and 
copper; loth mit 7 theilen silber auf ein 
theil kupier — S. legère, tinsoldeer; 
tin-solder; zinnloth. a. S. tendre, 
zacht soldeer, tinsoldeer ; soft solder, tinsolder; 
schneilloth, weissloth, zinnloth. •^ 

b. S. tendre, het zacht soldeeren ; soft 
soldering; weichlöthen. — S. à tuyaux, 
V. röhrenloth. Mettre en s., v. 
einlöthen. 
Soufage, m. fr., v. blowing i & t). 

v. doubling of strakes. — s. 
en planches, houten bekleeding van den 
stoomcilinder; planking, clothing; cylinder. 
mantel, bekleidung. 
Souffiant, e, adj. fr., v. cylindre 
soufflant. — Machine s.-e. v. blast. 
apparatus. 

Souffle, m. fr. Luchtdrukking; con


cussion in the air; luftdruck. 
Soufflé, ni. fr.,v. preuve au saufé. 
Soufer, m. fr., v. soufll.eur. 
Soufer, v. a. fr., v. blasen, v. a. 

— V. anfachen. — Wijder maken, ver 
to blow out; zurückschlagen. —-wijden ; 
S. une pièce d'artillerie, een stuk 
uitbranden ; to blow-off the piece; das geschützrobr 
ausaammen. 
Souferie, f. fr., v. blast-apparatus. 
— S. hydrostatique, hydrostatische 
blaasinrichting ; hydrostatic blastengine; 
wassergebiäse, wassersäulengebläse. 

Soufll.et, m. fr., v. bellows 1). ~ 

S. de buis, houten blaasbalg; wooden 
bellows; hölzerne balgengebläse, schwinderling 
— S. à caisse, blaasbalg met windkast; 
chest-bellows, blowing-chest; kastengebläse. 
— S. à cha1nette, kettingblaas 
chain-blowing-apparatus; kettengebläse.-balg ; 

S. de chambre, v. feuerpüster. 
S. en cuir, v. balgengebläse s). 
S. eylindrique, v. eylindre soul 
fiant. — S. à double vent, v. 
doppelbalg. ~ a. S. de forge, v. 
minengebläse. — b. S. de forge, 
smidsblaasbalg; smith's blowing machine ; 
schmiedefeuergebläse. — S. de maréchal, 
v. doppelbalg. — S. de mines, 
v. minengebläse.. S. d'orgue, 
v, orgelbalg. ~ S. a piston, 
v. kolbengebläse. — S. simple, v. 
feuerpüster. — S. à tonneau, blaaswerktuig 
met tonnen of ketels; tun-blowingapparatus, 
blowing-tun; tonnengebläse. ^ 
Petit S. de forge, v. frischbalg. ~ 
Faire aller les s—s, de blaaswerktuigen 
in beweging brengen; to blow the bellows; 
das gebiäse anlassen. — Forcer le 
jeu des s.—s, de blaasbalgen met te 
groote kracht laten werken, overwerken ; 
SOULEVEMENT. 1053 

to force the bellows; das gebläse überspannen. 
— Suspendre le mouvement 
des s.—s, de blaasbalgen afkoppelen, bui 

werking brengen; to suspend the action-ten 
of the bellows; die bälge abhängen — Bascule 
du s., v. balgenstange. 

Soufetier, m. fr. , v. bellowsmaker. 
Souffleur, m. fr. de verre, v. félatier. 
~ y. bossetier. 
Soufflure, r. fr., v. flaw 7). ^ S. 
de fonte, v. blase i) . 

Soufrage, in. fr., v. sehwefelung 1). 

Soufre, m. fr., v. brim-stone. 

S. aérien, v. luftschwefel. — S. 
canon, v. schwefel in stangen. • 
S. cru, S. de grillage, ruw gesmolten 
zwavel, ongezuiverde zwavel ; torrefied 
sulphur; treibeschwefel ~ S . doré d'antimoine, 
v. goldschwefel. — S. 
vierge transparent, v arsénic sul 
-phuré rouge. ~ S. vierge en fllets, 
v. haarschwefel. — S. végetal, 
v. klopfpulver. — Boule 
de s., v. schwefelkugel i). — Chambre 
au s., v. schwefelkammer. — 
Estampe en s., Y. schwefelabdruck. 
— Fabrique de s., v. schwefeiwerk. 
- Fourneau à raffiner 
le s., v. fourneau de galerie. — 
Gateau de s., v cuivre sulphure. 

— Laitier de s., V. schwefelschlacke. 
— Moule de s., v. schwefelform. 
— Mine de s., v. ore of 
sulphur. ® Poêle a s., v. schwefelpfanne. 
— Purification du s., 
v. schwefelläuterung. — Retorte 
pour purifier le s., v. schwefelkolben. 
m Tuyau à s., v. flue of 
a sulphur-kiln •• Trou pour reeeuillir 
le s., v schwefelfang. m 
Vapour de s., v. schwefeldampf. 
Soufrer, v. a. fr., v. einschwefein 
t) . 

Soufrière, Solfatare, Minière 
de soufre, t. fr. Zwavelgroef; sulphurpit; 
scliwefelgrube. 

Soufroir, m. fr., v. ensoufroir. 

Sough , eng., v. ecoulement 4). 

Souillard, m. fr., v. brace t). mm 

Gootsteengat ; hole in a gutter-stone; sinkloch, 
wasserloch im rinnstein. — S. de 
pont, V. brise-glace. — S. d'un 
pressoir à tesson, opening, goot, pijpje 
aan de wijnpers ; gutter-piece of a winepress; 
auslauf der schau.felkelter. 

Souille, t. fr., V. bed of a ship. 
Souillure, F. fr. Het stoflenverven in 
meer dan eerie kleur; tainted dyeing; misch 


tärberei. 

Soul, eng., v. áme 4). ~ v. na


delbarre. 

Soulèvement, in. fr. Opbreken van 

de gesmolten metaalmassa bi het affineeren 

volgens duitsche wijze; breaking up; auf 

Dernier s., bet laatste op--brechen. — 


1054 SOULIEII 

breken van het gaarkoper; last breaking-up; 
garautbrechen. — Premier s., bet eerste 
opbreken van het koper; first breaking-up; 
robauibrechen. 

Soulier, m. fr. de l'ancre, Ankerschoen 
; shoe of an anchor; ankerschuh. 

S. du siphon, v. heuse. 
Soulière, f. fr., v. for on barres. 
Sound, engto examine by the 
S., V. sonder. 
4). 
Sound (to) , eng., v. sonder i & 5). 

— To s. the plate, v examiner 
la plaque par le son. 
Sound-board, Sounding-board, 
eng., v. abat-voix. — S. of an organ, 
v. sommier d'orgue. — S. of 
a violin etc. , v. résonnance. 

Sound-boarding, Sound-floor, 
eng., v entre-vous 2) . 
Sound-holes, eng., v. ouies du 
violon. 
Sounding, Sounding•lead, eng., 

V. senkblei 2). (sonde. 
Sounding-line, eng., v. ligne de 
Soupape, f. fr., v. clack. ~ S. 
d' admis sion, v. drosselklappe. 

S. a air , S. atmospherique, v. 
luftventil 1). — S. d'arrêt, S. de 
mise en train, afsluitklep voor den 
stoom op locomotieven ; stop-valve; absperrventil. 
— S. d'aseension, bovenklep 
van een zuig-en perspomp; top-clack; druck 
. ••• S. d'aspiration,-ventil, druckklappe

S. d'inspiration, benedenklep van een 
zuig-en perspo(np,. zuigklep; bottom-clack; 
suction-valve; saugventil, saugkiappe. — S. 
d'aspiration de la pompe ä air, 
V. clapet de pied. — S. à boulet, 
V. chapelle 5) . ~ S. en champignon, 
v. potlid-valve. •- S. en chapeau, 
v. glockenventil. — S. ä 
clapet, S. a charnière, v. clapet 1). 
S. à coulisses, v. bramah 1). 
S. conique, V. kegelventil. — S. 
en euivre–potin, klep van hard geel 
koper; valve of hard brass; ventil von hartmetall. 
— S. en D, D-schuif van de stoom 
D-valve; D-schieber. — S. de-machine; 
détente, v. cut-off-valve. — S. 
dormante, vaste klep, scharnier klep 
fixed valve; fixes ventil. ~ S. a double 
siége, v. D-schieber 2). — S. d'émission, 
v. auslassventil. ~ S. 
équilibrée, S. d'équilibre, v. equilibrium-
valve. — S. d'expiration, 
v. ausblaskiappe. ~ S. externe, 
vrije veiligheidsklep ; external safety-
valve; äussere sicherheitsventil. ~ S. 
glissante, v. bramah l ). — S. ä 
gorge, v. drosselkiappe. — S. à 
garniture, V. equilibrium-valve. 

— S. interne, binnen klep; internalvalve; 
innere ventil. — S. longitudinal 
, v. längenventil. ~ S. levante, 
v. hebventil. ~ S. plate, 
S. en$lee, vlakke stoomklep; fat steam-- 
SOUR,CILIER. 

valve; flaches ventil — S. d'une pompe, 

V. heuse. — S. de prise d'eau, 
voedingsklep; feed-valve; speiselila ppe. 
S. de refoulement, v. deliveryvalve. 
•••S. renifiante, v. sniftingvalve. 
— S. renversée, v. luftventil 
3). — S. régulateur, v. dros 
-sel-valve. — S. a siége conique, 

V. kegelventil. — S. de sortie, v. 
auslassventil. •• S. à soalèvement, 
v. hebventil. m S. de souffiet, 
v. balgenklappe. - S. de sí^reté, 
v. safety-valve. ••. S. de süreté 
du cylindre, v. escape-valve. 
r S. de s^.reté ä levier, veiligheids
-

klep met hefboom ; lever-safety•valve; sicher 

mit hebel. — S. de si reté-heitsventil 

a ressort, veiligheidsklep met veer; spring


safety-valve; sicherheitsventil mit Feder. 

S. tournante, v. drehventil. — S. 
de trop plein, v. escape-valve. w 
S. qui donne la vapeur pour 
purger le condenseur, v. upper 
blow-valve s. blow-valve. • Qui 
a de nombreuses s.-s, v. manyvalved. 
— A s., van kleppen voorzien; 
valved, with a valve; mit klappen versehen. 
Système de s.-s, v. klappensystem. 


Soupente, f. fr. Haagriem eeiier koets; 
mainbrace; hängriemen. m v, hänge– 
balken. — v. hängeboden- m Drager, 
ligger waarop de as van een onderslagrad 
rust ; supporter of a large undershotwheel; 
stellbolz des pansters, pansterstock. 
i Steunijzers van een hangende schoor 

iron support of a chimney;-steenmantel ; 
eiserne stütze eines rauchfangs. w v. for 
de manteau. 

Soupeser, v. a. fr. Met de band wegen 
; to weight in the hand; in der hand 
wägen. 

Soupirail, m. fr. Luchtgat; air-hole; 
Luftloch. •.• S. de cave, v. kéllerloch. 
- S. pour la vapeur, v. 
dampfioch. m S. dans la glace, 
opening in het ijs, wak, windgat; ice-hole; 
eisloch, waake, wuhne. 

Souple, adj. fr., V. biegsam. 
Soupoutre, (. fr., v. sommier de 
solivure. 
SOUquet, m. fr. Houten wig; wooden 

wedge; holzkeil. 
Sour (to) , eng., v. acidifier. 
Source, Souse, f. fr. Uitstekende 

steen, console, om een beeld op te plaatsen 
; bracket, perch; tragstein, console unter 
einer figur. 

Sourcil, ni. fr., v. casing 2). i S. 
de porte, V. cap-piece. m S. de 
corniche, v. architrab. o v. ober 

-plättchen. 
Soureilier, m. fr. Buitenbank, platvlak 
vóór de werkopeningen van een glas 
projection of the glass-furnace; vor-oven ;sprung 
am glasofen. 


SOURD --

Sourd, adj. fr., v. cloudy. 
Sourdine, f. fr. & eng., v. schlagsperre. 


Sourdre, V. n. fr. au vent, Dicht 
bij den wind zeilen ; to beat well to windward; 
gut dicht am winde liegen. 

Souricière, f. fr. Klauw, tang met 
veerende armen om gebroken boorstangen 
op te halen ; beche for catching the rod; 
bohrlänger, aufhöler. m V. souris. 

Souring, eng. Het behandelen in 't 
zuurbad der gebleekte stoffen ; das behandeln 
im sauerbade; opération d'acidifier. 

Souris, Souricière, f. fr. Monnik, 
muis ; trap, boxtrap; ztindschacbtel. m S. 
de Rugy, v. mouse 2). 

Sour-kettle, eng. Vat voor 't zuurbad 
; fass fier das sauerbad; chaudron ä 

eau sure. 

Sours, eng., v. eau sure. 

Sour-water, eng., v. branning. — 

S-s, v. farbsaure. 

Sous-acétate, m. fr. Onderazijnzuur 
zout ; subacetate; basiscbessigsaures salz. 
mw S. de cuivre, onderazijnzuurkoper ; 
subacetate of copper; basischessigsaures kupferoxyd. 


Sous-bande, f. fr. de l'affût, Tappan 
; trunnion-plate; schieldpfanne, schieldzapfenpanne. 


Sous-barbe, f. fr. de beaupré, 
Waterstag; bobstay; wasserstag. 

Sous-carbonate, m. fr. Onderkoolzuurzout 
; subcarbonate; basisch kohlensaures 
salz. 

Sous--chef, m. fr. de section, Weg. 
opzichter ; subordinate official of the line; 
strecken heamte. 

Sous—chloride, m. fr. do chau$, 
Chloorkalk, ondercblorigzure kalk; chloride 
of lime, hypo•chlorite of lime, bleaking-powder; 
chiorkalk, Bleichkalk, unterchlorigsaure 
kalk. 

Sous-chlorure, m. fr. • de mercure, 
v. calomel. 
Sous-chromate, m. fr. de plomb, 

V. chromblei. 
Sous-égalisoir, m. fr. Fijnste bus. 
kruit zeef; fineseperating sieve; feine schei 
-desieb. 
Sous-falte, m. fr.. V. giebelspitze. 
Sous-fondeur, m. fr. Ondersmelter, 

tweede smelter; under smelter; kleinschmelzer. 
Sous-garde, f. fr. au bois du 
fusil, v. bügel am gewehre. 
Sous-gorge, f. fr., v. gorge 4) . ~ 

v. kehlriemen. 
Sous-longueron, in. fr., v. bol 
2).-ster 
Sous—marin, ine, adj fr. Onder 
submarine; unterseeisch.-zeesch ; 
Sous-moulures, f. pl. fr. v. bedmouldings. 
Sous-nitrate, m. fr. de bismuth, 

V. magiste e de bismuth. 
SON. 1055 

Sous—normale, f. fr. Subnormaal lijn; 
subnormal; subnormale. 
Sous--Oxyde, m. fr. Oxidule, protoxide; 
protoxide; oxydul. 

Sous—phosphate, m. fr. Basisch phospborzuur 
zout; subphosphate; basisch phospborsaures 
salz. 

Sous-poutre, f.. fr., v. sommier 
de solivure. m V. bolster 2). 

Sous-tendante, f. fr. Koorde (die 
een boog bepaald); chord, subtence; chorde, 
sehne. 

Sous-traction, f. fr. Aftrekking; 
subtraction; subtraction. 

Sous-ventrière, f. fr., v. bauchgurt. 
m S. du harnais, Buikriem van 
den zadel ; belly-band of the harness; bauchgurt, 
bauchriemen m Cóté de s. qui 
porte la boucle, stooteinde van de 
buikriem ; buckle-side of a belly-band; schnallenende 
des bauchriemens. 

Sous-verge, m. fr., v. off-horse. 

S. de derrière, v. off-wheeler. 
m S. de devant, v. off-leader. 
Soute, f. fr. Bergplaats, hok (aan 
boord); room for ship's utensils; kammer zur 
aufbewahrung von schitfsbediirfnissen. 

S. au biscuit, broodkamer; bread-room; 
brodkoje. — S. aux cables, v. Gablestage. 
— S. au charbon, v. coalbanker. 
~ S. à goudre, v. powder-
room. — S. aux voiles, o. 
chambre aux voiles. 
Soutenir, V. a. fr. un intervalle, 
Een galerij van een bergwerk ondersteunen, 
schoren ; to support a bay; ein minenfeld 
abfangen. 

Souterrain, e, adj. fr. Onderaardsch ; 
subterraneous, underground; unterirdisch. 

Souterrain, m. fr., v. kellergeschoss. 
— v. casematte. — v. tunnel. 
— S. de caserne, homvrije kazerne 
; barrack-casematte; Wohnkasematte. 
Puits S. , lucbtkoker van een tunnel; 
tunnel-pit, tunnel-shaft; tunnelschacht. 
Construire au s., Faire un s., een 
tunnel boren of maken ; to tunnel; ein tunnel 
anlegen, bauen. 

Souterrain, m. fr. & hd. Beneden 
grond, ondergrond ; underground 

Soutènement, m. fr. Standvink ; stay, 
prop; strebepfahl. — Mur de s., v. 
breast-wall. 

South, eng. Zuid; sib; sud. ('gang. 
Southern-lode, eng., v. mittagsSouthwark-
fell, n. hd. South


wark—skin, eng. Engelsch kalfsleder; 
peau de veau anglais. 

Soutien, m. fr., v. abutment. ••• 

V. core 4) 
Soutrait, m. fr. Onderste persplank 
op handpapier fabrieken; lower press-board; 
unteres brett an der presse. 

Son, eng., v. lot de gueuse. — 

v. cochon 1). ~ v. saumon 7). 
V. eisengans. 

1056 SOWING—MACHINE — SPANIOLLT. 


Sowing-machine, eng., v. drillplough. 
Soyer, v. a. fr., v. ourler 2). ~ v. 

to crease. 

Soyère, adj. fr. Industrie s., v. 
Seidenzucht 2). 

Space, eng., V. espace 1). •• v. 

jour 2 ). ® S. between two teeth, 

v. creux d'une roue dentée. 
To manage the s., v. einrichten 
3). S-s, v. schrift 3). - S. in 
the head, v. espace dans la poulaine. 
— Intermediate s., v. entre 
-voie. ® Hair s., v. espace fine. 

— Stick s., v. espace forte. 
Middle sized s., v. espace moyenne. 
— S. between the main bitts 
and the fore-mast, v. musselwagen. 
Space (to), eng., v. écarter 2). — 

v. durchschiessen. 
Space-line, Space-rule, eng., v. 
durchschiesslinie. 
Spachtel, m. hd., V. palette 2). 
Spacing, Spacing-out, eng. , v. 

espacement. 
Spade, eng., Spadelle, f. fr. Keerbaak, 
roerhaak ; spaten, spatel. 
Spade, eng., v. pelle earrée. 

v. ecoupe. — Kolenscbop van den smid; 
spaten; beche. — S. to run the pigmould 
in the sand, v. charrue 1). 
Little s., v. palette 6). 
Spagnolettflügel, in. hd , v. mul


lion-swing. (lorgnette. 
Spähglass, n. hd. Lorgnet; spyglass; 
Spähschiff, n. hd. , v. brigantin. 
Spake, f. hd., v. handspake. • ~ 

S-n des steuerrades, v. poignée 
de la roue du gouvernail. 
Spalier, n. hd. Latwerk om boomen 
teen te leiden ; espalier; espalier. 
-Spallettwand, m. hd., V. ébrasement. 
Spalt, m. hd , v. breach 1). — v. 
spar. — V. cleavage 1 & %). 
Spaltaxt, f. litt. Kloofbgl ; woodman's 
ace; cognée à fendre du bols. 

Spalte, f. hd., v. gap 2). ••• v. 
colonne 2). — S. von ungleicher 
länge, V. colonne boiteuse. 

Spalteisen, n . hd., v fer a fendre. 
Spalten, n. hd., V. cleavage 1) . 
Spalten, v.-a. hd., V. to cleave. 

~ V. klöben. — v. refendre i ). ~ 

V. corrompre 2) . — v. to compose 
in columns. ~ v. fendre 1). 
S. nach dem wuchs, v. fendre le 
bois. 
Spaltenbuchstab, m. hd., v. SUperior 
letter S. letter. 
Spaltenlinie, f. hd., v. colombelle. 
Spaltenweis, adv. hd. setzen, v. 

travailler en paquet s. paquet. 
Spalter, m. hd., v. for a fendre. 

— v. coutre 1). 
Spaltfeile, f. hd. Kruisvijl, sleutelvijl; 
key-file; lime á clef. 
Spaltgabel, f. hd., v. fourchette 
de la fenderie. 
Spaltholz, n. hd., v. kliebholz. — 

v. bois de fente. — v. bois de 
refend. 
Spaltkeil, m. hd., y. ébuard. 
Spaltklinge, f. hd , v. coutre 1). 
Spaltmeissel, f. hd., v. durch


schlag 10) 
Spaltmesser, n h1. Entmes ; grafting. 
knife, splitter; fendoir, entoir, greffoir. 

V. ausräumer 1). 
Spaltsäge, f. hu,., v. égohine i). 
— V. brettsägo. 
Spaltsch imc1, rn. hdHakblok van
. 

den houthakker ; cle{lv„ng-block; selle Is 

(endre. 
Spaltstein, in. hd., v. spar 5). 
Spaltstück, n. hd. Leisteinblok dat 

gekloofd moet worden ; splinter; reparton. 
Spaltung, f. hd., v. cleavage 2). 

S. eines schieferbloeks, v. 
étreinte 2). 
Span, eng., v. brague 1). ~ S. of 
an arch, v. ouverture d'un arc. 

S. of a vault, v. échappée d'une 
voute. 
Span, m hd., v. copeau t). _ v. 
aissante. ~ v. coin 5). ~ v. aushebesp 
n. ~ v. carton glacé.

,

Dwarsdoorsnede van een schip; section, profile; 
coupe, profil. 

Spanbalg, m. hd. Blaasbalg van een 
orgel niet ééne vouw; bellows with one fold; 
souffiet Is un seul pil. 

Spanblech, n. hd. am schraubstock, 
v. mordache de l'étau. 
Spanbrett, n. hd. Krullenplank; rake 
for the chips; rabie a copeaux. 

Spandrel, eng. Driehoekige ruimte 
boven een hoog, ingesloten in een recht 
, dat met metselwerk gevuld is ; hin-hoek 
reins. -termauerung; 

Spandrell–wall, eng. Muur die op 
een hoog staat ; schwebende mauer; mur en 

air 

Späne, m. pl. hd. v. copeau. 
Spange, f. Spangenhaken, m. 
hd., v. agrafe. 
Spangeleisen, n. hd. , v. fonte 

blanche christalline. 
Spangles, pl. eng., v. flitter. 
Spangrün, n. hd. , v. grünspan. 
Spanhobel, m. hd., v. bouvet 

brisé. 
Spanholz, n. hd., v. éclisse ). -^ 

v. copeau 1). — Hout voor het maken 
van spaan ; chip-wood; bols qui se fend en 
copeaux. 
Spanhut, m. hd. Spanen hoed ; chip 
hat; chapeau de bois mince. 
Spaniol, eng., V. espagnol. 
Spaniolet, m. fr. Spaniolett, m. 

hd. Spagnolet, spanjolet; turning-bolt. 


SPANISCHE 

Spanische reiter, m. pi. lid., v. 

cheval de frise. 
Spanischer besen, m. hd., v. hog. 
Spanish-black, eng., V. noir d'es


pagne. 
Spanish grey-silver-copper,eng. 

V. negritos. 
Spanischschwarz, n. hd., v. noir 
d'espagne. 
Spanish-windlass, eng., v. crab 2). 
Spanker, Long baum sail, eng. 

Giekzeil ; gieksegel; voile à gul, voile à 

baume. 
Spankerboom, eng., v. giekbaum. 
Spankorb, m. hd. Krullernand ; chip


basket; corbeille à copeaux. 
Spann, Spant, n. hd , v. couple 
d'un vaisseau. 
Spannagel, m. hd. , v. bandoir 
J & 2). 
Spannbaum, tu. hd.. v. breastbeam. 
Spannblech, n. hd., v. mordache 
de l'étau. 
Spanndraht, m. hd. Binnennaad van 
een schoen ; bar-seam; tranche file. 

Spannen, v. a. hd., v. armer le 
chien. v, mettre le chien au 
crap de départ. v. abfangen. 
w Ein gewölbe s., overwulven, een 
toog of wulf over slaan ; to build an arch; 
bátir une voíite. — Auf den ramen 
s., V. ramage 1). 

Spannen, eng., v. clé anglaise. d•• 

V. cié de serrage. — Boutsleutel; bol 
a boulon. ~ Moersleutel -zenschl-üssel; clé; 
schraubenschlüssel; clé h désserrer les écrous. 
... v. chien 1). 

Spänner, m. hd Deelhebber in een 

zoutwerk ; copartner, partner; copartageant. 
Spannfeder, f. hd., v druckfader. 
Spannfessel, t. hd. Touw voor bet 

vasthinden van den paardepoot bij het beslaan 
. fetter; entrave 
Spannhammer, rn. hd., v. marteau 
à étirer. 
Spannholz, n. hd , v. garrot t & 

E. — v ausspanner. •- v. bending-
stick. v. check t;). •• v. 
étancon %). 
Spannjoch, n. hd. Dwarsbalk, juk 

in mijnwerken ; traverse; traverse 
Spannkeil, m. lid., v. Coin fr. t). 
Spannkette, f. hd , V. chaine 7). 
Spannkraft, t. hd., v. élasticité 

i). ~ v. expansif 3). 
Spannkraftmesser, m. hd., v. elaterometer. 


Spannkreis, m. hd. Omtrek van een 
gewelf of boog ; circle of a span; eercle 
d'un ecopan. 

Spannleder, m. hd., v. schuhleder. 

Spannnagelgriff,m. hd. Greep, handvat 
van den spannagel ; littering handle; 
manche du handoir. 

Spannrahmen, m. hd., v. rame 

SPITE-ANCHOR. 1057 

de séchage. — v. rame continue. 

— V. frame of a saw. 
Spannreif, m. hd , v. eereeau 1). 
— Rand, hoepei van een trom ; hoop; ver
-

gette. 
Spannriegel, m. hd., v. collar 5). 

-V. en trait. 
Spannring, m. hd. Span of trekring, 
spanhoepel ; ring for stretching; cercle pour 
tendre. •.'• Schuifring van den smeetang; 

ring of the toog-handles; anneau. 
Spannrolle, f. hd., v. expandingroller. 
Spannsäckchen,, n. hd Spanzakje 
van den passementwerker; satchel; sachet. 
Spannsäge, f. hd., v. frame-saw. 
••• V. cross-cut-saw. 
Spannschloss, n. hd. Sluitstuk. sluit 
trefketting ; horse-lock; ca--haak van den 
denas d'attelage. 

Spannstock, m. hd., v. dressingstake. 
v. bandoir 1). 
Spannstrebe, f. hd., v. contrefiche 
3). 

Spanntau, n. hd Zwaar bindtouw, 
touw om iets vast te zetten of vast te maken, 
sjortouw, tuitouw ; rope for binding; 

cable a tendre. •• v. echarpe 5). 

Spannung, f. hd. Vliegen, een buik 
krijgen of hebben, van een muur; bulging, 
jutting, arching; poussée. ••. S. des zjr


kels, v. bade. Electrische s., 
electrische spanning; electrical-tension; ten


sion électrique. 

Spannweite, f. hd. einer brücke, 
Spanning van een brug; span; Corde de 
1'arc d'un pont. ••• S. eines bogens, 

V. ouverture d'un are. ® s. eines 
gewölbes, v. éehappée d' une voute. 
Spannwerk,n hd , v. nothbrücke. 
Spannwinde, f hd. Werktuig om (ten 

boog te spannen der vroegere boogschutters; 
gale; cranequin. 
Spannzange, t. hd., v. étreignoir. 
.., V. pinchers 3). 
Spannzubieter, m. hd., v. meneur 
de billettes. 
Span-roof, eng. , v. comble à 

deux égouts. 
Span-new, eng., v. nagelneu. 
Span-saw, eng., v. frame-saw. 
Spant, n. hd. , V. couple d'un 

vaisseau. 
Spar, eng., V. poutrelle trainante. 

v, espars. ••• v. báti z ). •••• v. 
chevron a). v. boulin. ~ Spaath, 
spaathsteen ; spalt, spaltstein; spalt, spath. 

S. mixed with iron, v. neu 
-spar. 
Sparblock, m. Sparbrett, n. hd., 

v. hawk. 
Spar-deck, eng , v. faux-pont. 
Spare (to). eng , v. épargner. 
Spare, eng., V. rechange 2) 
Spare-anchor, eng-, v. anere de 
cale. 
89 


1058 SPARE—AXLE—TREE — 

Spare-axle-tree, eng., v. essieu 
de rechange. 
Spare-breast-harness, eng. , v. 
poitrail de rechange. 

Spare-cap, eng Waarloos, overcompleet 
slaghoedje; reserve zündhïctchen; capsule 
de rechange. 

Sparen, v. a. hd. die felle, De te 
looien vellen weeken ; to soak the hides; 
sauver, louver. 
Spare—pole, eng. Waarlooze lemoenboom 
of dissel ; vorraths deichsel; timon de 

rechange. 
Spare-stores, eng., v rechange 1). 
Spare-topmast, eng. , v. borg


stetige. (porte-roue. 
Spare-wheel-arm, eng., v. essieu 
Spare-yard, eng., V. borgraa. 
Spar—gate, eng. Uitvalopening in een 

palisaden rei ; ausfallgatter, gatterthor; bar


rière de sortie. 
Spargelstein, m. hd., v. apatit. 
Sparherd, m. hd. Economische, wei 

brandstof behoevende kachel of haard -nig ; 
economical hearth; foyer economique. 
Spark, eng., v. battitura. ~ Diamant 
s., V. demant-saamen. 
Sparkalk, m. hd , v. platre cru. 

V. platre cuit. 
Sparkapsel, f. hd. Vuurvaste koker 
van den porceleinoven zonder bodem ; economical 
saggar; gazette à cul de lampe. 

Sparkling-heat, eng., v. weldingheat. 


Sparkling-mine, eng. Schuimende, 
mouseerende wijn; schaumwein; vin mousseux. 


Sparlampe, f. hd. Spaarlamp ; econo


mical lamp; lampe économique. 
Sparofen, m. hd., v sparherd. 
Sparren, m. hd , v. chevron 1 2 

:& '). — v. espars. ~ Y. entre-toise 
i). — v. curb-plate 2). — S. befestigen, 
v. embrancher. ~ S. im 
obern, im untern dachstuhl, v. 
entrait i & t ). Gekrümmter s., 

v. chevron cintré. Langer s., 
v. chevron de long pan. Verkürzte 
s., v. chevron de croupe. 
S. der länge nach, v. cours de 
pannes. — S. auf das stutband 
befestigen, de sparren aan de muurplaat 
verbinden ; to Tx a rafter on a beam; brander 
un chevron sur la panne. 
Sparrenfeld, n hd. Ruimte tusschen 

de sparren ; square; champ. 
Sparrenholz, n. hd., v. chevron i). 
Sparrenkopf, m. hd , V. modil


lion. ® Viereckiger s. , v. dielenkopf. 
Sparrenkopfweite, f. hd., v. entre-
corbeaux. 

Sparrenloch, n. lid. Bulsinggat, bunsinggat 
; hole, pigeon -hole; ape, trou de boulin. 
Sparrenweise, adv. hd. Even als spar


ren ; rafterwise; à chevrons. 

SPEAR—HAND. 

Sparrenweite, f. hd. Sparrenafstand; 

solin; solin. 
Sparrenwerk, n. hd., v. carcass 3). 
Sparrenzimmerung, f. lid. Spar


renbetimmering; rafters; charpente a che 

-vrons. 
Sparrholz, n. hd., v. chevron 7). 
Sparrlatte, f. hd. Panlat; rafter-lath; 

latte de chevrons. 
Sparrnagel, m. hd. Latspijker; rafternail; 
clou is chevrons. — v. bandoir 1). 
Sparrwerk, m. hd., v. chevronnage. 


Sparry, adj. eng. Spathose, Bladerig, 
spaathacbtig; spathlihnlich; blätterig; 
spatique. ~ S. iron, v. fer spatique. 

Sparto, eng., Sparton, ni. fr. Espartog;
ras ; ginster, spanische geniste. 

Spartogras, n. hd., v. épart 7). 

Sparton, m. fr., v. floating-rope. 
Spat, ni. fr. mêlé de fer, v. neu


spar, — S. feuilleté, v. mengspath. 
Spät, adj. hd (zu), v. nachgehen. 
Spatel, m. hd., V. farbenmesser. 

V. palette 2). ® v. mouveron 2). 
— V. scheit. •• v. bossirholz. •• v. 
ramassoir. 
Spaten, in. hd., v. palette tij. — 

V. paddle. ® Schop, graaf; spade; bêche. 
Spatentiefe, f. hd. Steekdiep (van een 
schop); depth of a spade; hauteur dune 

bêche 

Spätgang, in. hd. Mijngang in de rich


ting van het westen of zuidwesten; lode 
streiching south-west; filon du couchant. 
Spatheisenstein, m. hd., v. for 

spatique. 
Spath fluor, m. fr. , v. chaux 
fluatée. 
Spaths'aure, f. hd., v. acide hydro-
fluorique. 
Spatien, n. pi. lid. (Die) einset


zen, v. durchschiessen 3). 
Spatique, adj. fr. Per s., v. s. fer. 
Spatium, n. hd., v. espace i — 4). 
Spattering-leather,eng., v. garde


crotte. 

Spattle, eng., v. palette 2). ••• v. 
farbenmesser. ~ v. farbenschaufel 
2). 

Spatula, eng. Schop van den glasblazer; 
Schaufel; houlette. S. for cutting 

the spring, V. mundspatel. 

Spatule, f. fr., v. palette 2). ~ V. 
paddle of salpeter-makers. ~ S. 
en boil, v. rührholz. ~ s. pour 
l'opération du fillet, v. mundspatel. 


Spatuler, V. a. fr. v. beating. 

S. du chanvre, v. écanguer. 
Speaking-trumpet, eng., v. porte 
-voix. 
Spear, eng., V. lances d'un cheval 
de frise. 
Spear-hand, eng., v. main de la 
lance. 


SPEAR-PYRITES SPEÏSEYENTILGEHÄITSE. 1059 


Spear-pyrites, eng., v. eisenkies. 

Specialkarte, f. hd,. Bijzondere kaart; 
particular map; carte particulière. 

Special-wire, eng., v. fil faconné. 

Species, f. pl. lad. (Vier), De vier 

hoofdregelen der rekenkunst ; four first 
rules of arithmetic; quatre premières règles 
de l'arithmétique. 

Specification, f. fr. & eng. Speci$
cirung, f hd. Beschrijving van een 
octrooi. 

Specifique, adj. fr. Specific, eng. 
Specifisch, hd. Soortelijk. 
Specimen, m. fr. de fondeur, v. 
éehantillon 2) . 
Specimen, n. hd. & eng., v. echan 

-tillon 1) . 
Specimen, eng., v. mass s) . ~ S. 
of the metal, v. essai de l'oeuvre, 


S. oeuvre. — S. of printing-types, 
V. échantillon 2). 
Specimen-page, eng. , v. page 
d'essai. 
Speck, eng., v. madrure. •= Pull 
of s., v. fleckig 2). 
Speck einer matte, m. hd., v. lard 
d' un paillet lardé. 
Speckdamm, m. hd. Hooge rijweg; 
raised causeway; chaussée levée. 
Specket, eng v. cadole, drücker

., 

1), falle 2), clinche. 
Speckkranz, m . hd. Spekkrans; blubber-
pudding; torche du trou du boudon. 

Speckschneider, ni . hd. Speksnijder, 
onderstuurman op een groenlandsvaarder; 
whale-blubber, cutter; découpeur. 

Speckstein, m. hd. Speksteen ; stea


tite; stéatite, lardite. 

Spectacle-furnace, eng., v. brill


ofen.. 

Spectraiprobe, f. hd. Spectro


metrie-assay, eng. , V. essai spec


trométrique. 

Spectre, m. fr. solaire, v. far


benbild. 

Specular-gypsum, eng., v. gips 2). 

Spectrum, eng., v. farbenbild. 

Spécular iron, Specular iron


stone,eng.,v. eisenglanz t ). ®•v. fonte 
blanche cristalline. ~ Common 
s., V. fer oligiste metalloide. — 
Micaceous s , v. schuppiger eisen 
-glanz s. eisenglanz. 

Specular-stone, eng., v. frauen


glas. 

Speculum, eng., v. metallic mirror. 
Speculum-metal, eng., v. s. metal. 
Speech, eng. of a wheel, wiel 

zonder velg, alleen de naaf met de speken; 

bock; bérisson. 

Speed, eng., v. allure 2). m SneI


beid ; geschwindigkeit; vélocité. — Re


quisite s., V. geschwindigkeit. — 

At a s. of, met een snelheid van .... ; 

mit einer geschwindigkeit von .... ; a la 

vitesse de. . . . — At full s., v. fast. 
~ At one's height of S., met de 
grootste snelheid ; in der höchsten ,geschwindi-
gkeit; de toute sa vitesse. — ]Proper 
s., V. normalgeschwindigkeit. — 
To set at full s., de grootste snelheid 
geven ; die höchste geschwindigkeit geben; 
lancer a toute vitesse. 

Speer, m hd., v. lance I). 
Spehnkopf, m. hd., v. kattenkopf. 
Speiche, f. hd. eines rades, v. 

rais d' une roue de voiture. 

S. an einem uhrrade, v. barrette 
d'une roue do montre. — v. Barret. 
Speichen, v. a. hd. Speken in een wiel 
zetten ; to spoke; enrager. 
Speichenhammer, m. lid. Speekliamer; 
mallet for fixing the spokes; masse à 

enrager. 

Speichenhobel, m. hd., v. bastringue 
1). 
Speichenmass, n. hd., v. mesure 

pour les rais. 
Speichenring, m. lid., v. fretto t). 
Speichenzapfen, ni. hd., . bro


che s). 
Speicher, m. hd., v. dachgeschoss. 
Speicherkammer, 1. hd., v. loft 1) . 
Speien, v. n. hd. (Funken) v. to 

furnace. 
Speigat, n. hd., v. orgues.' 
Speilarve, f. hd. Masker of kop van 

mensch of dier, in de bouwkunde, waaruit 
een waterstraal komt; spouting mask; dégueuleux. 


Speiler, an. hd., v. brochette 2). 
Speiröhre, f. hd., v. gargouille. 
Speise, f. hd., V. mortier c li. •^ 

V. alliage 1). — v assay-grain. ^• 
Schilferachtige aarde of grond, in mijnen ; 
flawy earth; paille, terre pailleuse. 
Speiseapparat, m. hd , v. feeder 1). 
Speisecisterne, f. hd., v. bache 
alimentaire. 

Speisehahn, m. hd. Kraan van de 
voedingspomp; feed-cock; robinet de prise 
d'eau. 

Speisekammer, f. hd., v. menager. 
Speisekessel, m. hd., v. chaudière 

alimentaire s. chaudière b. 
Speiseklappe,f.hd., v. speisehahn. 
Speisekobalt, m. hd., v. cobalt 

arsénical. 
Speisekubel, m. hd. Voorraadbak van 
den metselaar ; hod; oiseau. 
Speisemaschine, f. hd., v. petit 
cheval S. cheval. 
Speisen, V. a. hd., v. alimenter. 

V. aufschütten. 
Speisepumpe, f. hd.,v. feed-pump. 
Speiseröhre, f. hd., v. feed-pipe. 
Speiseventilgeh fuse, n. hd. Kleppenkast 
der voedingspomp; feed-valve-box 
for pump; boiie à soupapes pour pompe 
alimentaire. 


 

1060 SPEISEWALZEN ----

Speisewalzen, f. pl. hd., v. cylindres 
d'entrée. — v. cylindres alimentaires. 
— Ausbleiben der s., 
het minder snel aanvoeren der voedingsrollen 
bi den teruggang van de kar op de 
Mule-jenny; draw, gaining of the carriage; 
retard des cylindres alimentaires. 

Speisig, adj. hd. Met kobalt vermengd; 
mixed with cobalt; eobaltifère. 
Speiss, m. fr. & eng. Speise, f. hd., 

V. alliage 1). — Speis, metaalmengsel 
van arsenik met kobalt of nikkel. 
Speisseobalt, m. hd., v. cobalt 
arsénical. 
Speisungsapparat, m. hd., v. feeder 
t). 
Spell, eng. Handslag ; handanlegung; 
coup de main. 
Speltor, eng. Zink, natuurlijk onzuiver 
zink ; spiauter; spiauter. 
Spelter-solder, eng. , v. brasssolder. 
Spermaceti, m. fr. & eng., v. blane 
de baleine. 
Spermaceti-oil, eng., v. huile de 
blane de baleine. 
Sperrbohrer, m. hd., v. ratchet-. 
drill 2) . 

Sperrbühne, f. hd., v. duit. 

Sperre, f. hd , v. arrét 2) . ~ v. 

écluse 2). ~. S. einer strasse, barní 
kade ; barricade; barricade. - V. enrayure 
1). 

Sperreisen, n. hd., v. catch 2). — 

v. baton 1). 
Sperren, V. a. hd., v. écarter 2). 
V. bácler. — v. einrücken 1) . 
Sperren, n. hd , v. espacement 2). 
Sperrfeder, f.hd., v. Schlagsperre. 
Sperrglas, n. hd., V. glimmer. 
Sperrhahn, M. hd. , v. drosselklappe. 
Sperrhaken, m. hd., v. crochet 3). 

V. catch 4). — V. beak-iron. ~ 
Den s. ausheben, v. deerocher la 
roue. 
Sperrholz, n. hd., v. enture 4) . 
Sperrhorn, n. hd , v. enture 4). 
~ V. enclumeau. 

Sperrkegel, m. hd., v. catch 2). 
.•• V. arrét 2). — V. jumper 1). ~ 
Den s. losmachen, v. décliqueter 
I). 

Sperrkegeldraht , Sperrkegelstahl, 
in. hd., v. acier à eliquets. 

Sperrkeil, m. hd., V. schliesskeil. 

Sperrkette, f. hd. Afsluitketting; 

gate-chain, barring-chain; chame à fermer. 

Sperrklappe, f. hd. Afsluitklep of 
ventil van een orgelregister; valve of an 
organ; soupape. 

Sperrklinke, f. hd., v. sperrkegel. 
— S. mit kronensperrrad, v. 
click with ratched crown-wheel. 

Sperrmass, n. hd., V. perche a 
mesurer. 


SPICUL AIS. 

Sperrnagel, m. hd. Opsluitpen; steady


ing pin; broche d'arrêt. [delle i). 
Sperrpfosten, ni. hd. ; V. chan-
Sperrrad, n.hd., v. canting-wheel. 

— v. rack-wheel. ••• v. cog-wheel 
2). — V. ballast-wheel. 
Sperrriegel, m. hd. Grendel ; bolt, 
bar; verrou, barre. 
Sperrring, in. hd., v. ferrule annu


laire. — V. bague 5). 

Sperrruthe, f. hd., v. spannstock. 
Sperrscheibe, f. hd., v. disque i). 
Sperrstange, f. hd., v. claw 1). 
Sperrstift, m. hd., V. ecouteau 1) . 

v. arrét 2). 
Sperrung, f. hd. eines hafens, v. 
báelage. ~ S. an einem gewehre, 
rust van een geweerslot; stopping of a gun 
lock; arrêt. - v. curbing. 

Sperrventil, n. hd. Afsluitklep van 
een orgel ; valve; soupape. 
Sperrwage, f. hd. Broek van bet 
paardetuig; breeching; avaloire. 

Sperrzahn, m. hd. Tand van een palrad; 
tooth of a pinion wheel; dent d'une 
roue d'arrêt. 

Sperrzeug, n. hd. Stel keizers voor 
bet openen van sloten ; bunch of masterkeys 
and picklocks; trousseau de passe-partouts 
et de crochets. 

Spette, f. hd., v. ráble 7). 
Spewing of the muzzle, eng., v. 

drooping of the metal. 

Sphène, m. fr. , Sphen, in hd.. 
Sphene, eng. Titanit 

Sphère, f. fr. Sphere, eng. Kogel, 
bol, bal ; kugel. — v. basin 5). - S. 
d'activité, S. of action, werkingssfeer 
van een militaire mijn ; werkungssphäre. 
o S. de commotion, S. of 
commotion, sch uddingssfeer ; erschütterungssphäre 
- S. de friabilité, S. 
of rupture, v1erwoestingssfeer; brennungssphäre. 


Sphérique, adj. fr. , Spherical, 
eng. Sphärisch, hd. Kogelvormig. 
Spheroidal concretion of marl, 
eng., v. marne en géodes. 
Sphéromètre, m. fr. Spherometer, 
eng., V. kugellehre. 
Sphärosiderit, m. h.d. , v. clayiron-
ore. 
Sphygmometer, m. hd. & eng. 

Sphygmomètre, m. fr. Polsslagmeter. 
Spiauter, m. hd. & fr., v. spelter. 
Spiauterkupfer. n. hd. Broos koper 

na het eerste uitsmelten ; brittle copper from 
the first scoria; cuivre cassant extrait des 
premières scones. 

Spiekartkupfer, n. hd. Roodkoper 
van de tweede gieting ; copper from the red 
residu; cuivre de culots rouges. 

Spicken, v. a. hd. (eine matte) 

v. larder un paillet. 
Spieualar-carbonated-spar, eng., 
V. nadelspath. 

SPIEGEL - 

Spiegel, m. hd., v. looking-glass. 

V. miroir b. -Schijf in verschillende 
soorten van vuurwerkbullen ; dice; rouelle. 
V. bottom for pound-shot. •• 
V. fach 5) . — V. arcasse. r• v. 
mine d'antimoine. — Hohl s., v. 
miroir concave. — Erhabener s., 
V. miroir convexe. — S. im holz, 
v. couche de bois. 
Spiegelbelegung, f. hd., v. étamage 
3) . 
Spiegelblänke,f. hd.,v.dégrossi2). 
Spiegelbog, m. hd., v. couronne


ment de la poupe. 
Spiegelbogen, m. hd., v. séxtant 
à réflection. 

Spiegeldecke, f. hd. Zoldering van 
spiegelglas ; mirrored ceiling; plafond it miroirs. 


Spiegeleisen, n. hd., v. fer oligiste 
metalloïde. 
Spiegelerz, n. hd., v. chaux oarbonatée 
ferrifère. 
Spiegelfabrikation, f. hd., v. mi 
-roiterie. 
Spiegelfabrikant, m. hd., v. looking-
glass-maker. 

Spiegelfeld, n. hd. Paneel van een 
spiegel ; pannel for a mirror; panneau à 
miroir. 

Spi©gelfenster, n. hd. Raam met 
spiegelruit ; plate-glass window; fenêtre de 
glaces. 

Spiegelfernrohr, n. hd. Teleskoop, 
reflector ; catoptric telescope; télescope de 
réflection. 

Spieg©lfloss, n. hd., v. fonte blan


che christalline. 
Spiegelfolie, f. hd., v. feuille 3). 
Spiegelgewölbe, n. hd. Spiegelge


welf ; vault with a central disk; voute a 

miroir. 
Spiegelgiesserei, I. hd., v. halle. 
Spiegelgiesserwinde, f. hd. Wa


genlichter ; jack; chariot à potence. 
Spiegelglas, n. hd., v. glace 1). — 
Gegossenes s., v. glace coulée. 
Spiegelglasschleifen, n. hd., V. 
feindouciren. 
Spiegelhandel, m. hd., v. miroiterie. 
Spiegelholz, n. hd., v. bois d'é


mail. 
Spiegelhtitte, f. hd., v. miroiterie. 
Spiegelknecht, m. hd. Spiegelstand. 

aard ; looking-glass stand; valet de miroir. 
Spiegelkreis, m. hd., V. sextant 
de réfïection. 

Spiegelkühlofen, m. hd. Koeloven 
der spiegelglasfabriek ; cooling-oven; fourneau 
a refroidir les glaces. 

Spiegelkugel, f. hd. Kogelvormige 
spiegel , terugkaatsende bol ; globe glass; 
miroir spbérique. 

Spiegellampe, f. hd. Lamp met reflector 
; reflecting -lamp; réverbère. 

SPIEKER. 1061 

Spiegellehre, f. hd., v. catoptries. 
Spiegelleiste, f. hd. Spiegelrand; bevelment 
of a mirroir; facette. 

Spiegelleuchter, m. hd. Armblaker 
met reflector ; reflecting-sconce; chandelier à 
réverbère. 

Spiegelmacher, m. hd., v. lookingglass-
maker. 
Spiegelmetall, n. hd., v. speculum-
metal s. metal. 
Spiegelmikroskop, n. hd., v. mi 
a re$ecteur.-croscope 

Spiegeloetant , Spiegelquadrant, 
m. hd., v. sextant de réflection. 


Spiegelpfeiler, m. hd., V. pfeilerspiegel. 
Spiegelrahmen, m. hd., v. spie 
-gelleiste. 

Spiegelrand, m. hd. (schief gesehlifi'ener) 
Schuingeslepen kant aan een 
spiegel ; bevelment of a looking-glass; biseau. 

Spiegelseheibe, f. hd. Spiegelruit, 
ruit van spiegelglas; plate-glass-pane; vitre 
de cristal, carreau de glace. 

Spiegelschiff, n. hd. Schip met vierkanten 
spiegel ; square-sterned vessel; vaisseau 
a poupe carrée. 

Spiegelschleifen, n. hd., v. glasschleifen. 
Spiegelschleifer, m. hd., v. looking 
glass-polisher. 

Spiegelschleifmühle, f. hd. Molen 
of werktuig voor bet slijpen van spiegelglas 
; mill for polishing and grinding the 
glass-plate; moulin á polir les glaces. 

Spiegelsextant, m. hd., v. sextant 
de réflection. 

Spiegelspann, n.hd., v.cornière 4). 

Spiegelstein, m. hd., V. glimmer 
& fraueneis. 
Spiegelstütze, f. hd., v. alonge 
de cornière. 
Spiegeltafel, f. hd., v. spiegel


scheibe. 

Spiegeltaffet, m. hd. Gebloemd taf; 

flowered taffeta; taffetas á miroirs. 

Spiegelthür, f. hd. Glazen deur ; 
glass-door; porte à glace. 
Spiegeltisch, m. hd. Toilet, kleedtafel 
; dressing-table; toilette. 
Spiegelwaage, f. hd. , v. niveau 
réflecteur. 
Spiegelwagen, m. hd. Glaswagen; 
glass-coach.; voiture a glaces. 
Spiegelwand, f. hd. Met spiegels bekleedde 
muur eener kamer of zaal ; mirro


red wall; mur de glaces. 
Spiegelwerk, n. hd., V. couron


nement de la poupe. 

Spiegelworp, f. hd., v. barre d'ar


casse. 
Spiegelzimmer, n. hd. Met spiegels 
behangen kamer ; mirrored-room; cabinet t 

glaces 
Spieker, M. hd., V. clou. 
9Q* 


1062 SPIEKERBACCK 

Spiekerback, t. hd., v. équipet. 
Spielereisen, n. hd., V. calfat a 
clous. 
Spiekerhaut, f. hd., v. doublage 
en bois. 
Spiekerloch, n. hd. Spijkergat; nailhole; 
trou á clou 
Spiekern, V. a. hd., v. clouer. 
'Spiekernagel, f. hd., v. brettnagel. 


Spiekerpinne, I. hd., V. épite 2) . 

Spiekfirniss, - m. hd. Vernis met lavendelolie 
gemaakt ; varnish made of lavender-
oil; vernis d'aspic. 

Spiel, n hd , v. back-slitting. 

V. chasse 1). ~ V. detent 2). 
Spielansatz, m. hd., v. docke 4). 
Spieldocke, f. hd , v. docke 5). 
Spieldose, f. hd. Muziekdoos, speeldoos; 
musical-box; tabatiêre ä musique. 

Spielen, v n. hd., v. jouer. ~ 
Speelruimte hebben ; to fetch way; avoir 
jeu. -Los zitten (van een moer etc ) ; 
loosening; jeu dun écrou ~ v. auswerfen 
1). ~ S. der farben, v. to irisate. 


Spieljacht, f. hd. Plezierjacht, speel jacht 
; pleasure-yacht; yacht de promenade. 
Spielkarte, t. hd , V. cards t o). ~ 

Erste sorte s-n, v. fleur 1). 
Spielkartenfabrik, f. hd., v. cardfactory. 
Spielkartenmacher. ni. hd. , v. 
Cartier. 
Spielkartenpapier, n. hd., v. kar 
-tenpapier. 
Spielkragen, m. hd., v. bourrelet5) 


Spielkugel, f. hd. Knikker ; marble; 
galet. -S. zum Billard, biljartbal ; 
billiard-ball; bille. 

Spielraum, m hd. , v. back-lash 
i). ~ V. évent 5). — v. 9hasse i). 
^ S. eines mühlrads, v. cour 

-sière. 

Spieluhr, f. hd.. V. montre à ca


rillon. 

Spiere, f. hd. Spier ; spar; espart, épart. 

~ S. des leesegels, S. mit einer 

klaue, v. boom 3). — S. des fock


leesegels, V. backspier. — s.-n 

eines books, v. boek 8). 

Spierenringe, m. pl. hd. Spierringen; 
studding-sail-boom irons; cercles de baute 
hors 

Spierlingsholz, n. hd. , V. Cor


mier 1). 
Spiersäure,f.hd.,v.acide malique. 
Spiess, m. hd., v. palfer. — Piek, 

lans ; spear ; pique. - Spit ; spit; broche. 

Kooi ; peg ; cheville. -IJzeren stang 

waarvan het ijzerdraad wordt getrokken ; 

iron rod; moulinet. - v. skewer. 

Spiessbaum, m. hd. Trekboom van 
een paa rdemolen ; girder of a gin; poutre 
d'arrondissement. 

— SPIESSGLANZSALPETER. 
Spiesschen, a. hd., v. hátelet. 
Spiessdruse, f. hd. Groep naaldvormige 
kristallen in een mineraal ; group of 

neadle-formed crystals; groupe de cristaux 
aciculaTres. 
Spiesseisen, n hd Punt van een piek; 

iron hear], of a spear; Ier dune pique. 
Spiessglanz, n. hd , v. antimoine. 
Spiessglanzasche, f. hd., v. anti.. 

moine oxydé. 

Spiessglanzauszug, m. hd. Antimos 
nium -wijn ; antimonial-wine; teinture -d'antimoine. 


Spiessglanzblende, f. hd. Rood antimonium 
erts ; red antimony ore; antimoine 

rouge. 
Spiessglanzblumen, f. pl. hd., v. 

fleurs argentines d'antimoine. . 

Spiessglanzblüthe, f. hd., v. kar 
-thäuserpulver. 

S piessglanzbutter, f. Spiessglanzchlorid, 
n. hd., v. chlorure 
d'antimoine. 

Spiessglanzchlorid, n. hd., v. algarothi's 
powder. 

Spiessglanzdruse, f. hd. Naaldvormig 
zwavelantimoniurn ; acicular sulphuret 
of antimony; antimoine sulfuré aciculaire. 

Spiessglanzerz, n. hd , V. anti


monial ore. — Federiges s., v. 

mine d'antimoine. en plumes. — 
Stahlderbes s. , v. mine d'anti


moine solide. ~ Graues s., v. 

antimonglanz. 

Spiessglanzessig, m. hd. Spiesglansazijn 
; vinegar of antimony; vinaigre d'antimoine. 


Spiessglanzglas, n. hd. Antimoniumglas 
; glass of antimony; verre d'antimoine. 

Spiessglanzkalk, m. lid., v. antimonial 
ocre. 

Spiessglanzkermes, m. hd., v. 
karthäuserpulver. 

Spiessglanzkönig, m. hd., v. régule 
d'antimoine. 
Spiessglanzkönigschlacke, f. hd. 

Slakken van antimonium metaal ; scoria of 
regulus of antimony; scone de régule d'antimoine. 


Spiessglanzleber, f. hd., v. antimoine 
sulphuré. 
Spiessglanzmohr,m.hd.,v. éthiops 
antimonial. 

Spiessglanzocker, m. hd., v. anti


monial ocre. • 

Spiessglanzöl, n. h.d. Antimonium 

olie ; oil of antimony; huile d'antimoine. 

Spiessglanzoxyd, n. hd. (Salzsaures) 
etc., v. muriate d'antimoine. 
(glanzglas. 

Spiessglanzruben,rn. hd.,v. spiess 
-Spiessglanzsafran, n hd.,v, crocus 
d' antimoine. 

Spiessglanzsalpeter, m. hd. Salpe


terzuur antimonium; nitrate of antimony; 
nitrate d'antirnoine. 


SPIESSGLANZSALZ -- SPIN DELLAPPEN. 1063 


Spiessglanzsalz, n. hd., v. antimoniate. 


Spiessglanzsäure, f. hd., v. acide 
antimonique. — S-s bleioxyd, y. 
antimoniate of lead. 

Spiessglanzsilber, n. hd., v. antiimonial 
silver-ore. 
Spiessglanzvitriol, m. hd., v. sul 
-phate d' antimoine s. antimoine. 
Spiessglanzweiss, n. hdAntimo

. nium 
wit, wit antimonium oxide ; white oxyd 
of antimony; oxyde d'antimoine blanc. 

Spiessglanzzinnober, m. hd., v. 
antimoine sulphuré. 
Spiesskobalt, m. hd., v. cobalt 
arsenical. 
Spigot, eng., v. broche 6) . — S. 
and faucet-joint, v. faucet-joint. 
Spike, eng., v. clou 1). ~ v. ehe 

-ville. — V. dard 2). v. poignée 
de l.in. — v. glättzahn. ~ S. for 
spiking ordnance, v. clou a enclouer. 
Q•• V. angel 1) -. Temporary 
S. , V. clou d'enelouage a 
ressort. ® Broken s., v. dofjes. 

Spike (to) , eng., v. clouer 1). •• 

V. abspitzen. ® v. enclouer. 
Spike-iron, eng , v. calfat a clous. 
Spiköl. n. hd., v. spike-oil s. oil. 
Spill, eng., V. épite 2) . 
Spill, n. hd.. v. cabestan 1). ••• 
Doppeltes, Groszes, Kleines, Lo


ses s., v cabestan , 3 & 5). ~ S. 

eines flügels, stift van een windvaan 
staff of the vane; verge de girouette. 

Spillbaum, m. hd. Handspaak van de 
gangspil ; bar of the capstern; barre de cabestan. 


Spillbleeh, n. hd., v. écuelle de 
pivot. 
Spillbrett, n. hd., v. carlingue 
de cabestan. 

Spilldreher, m. hd. Matroos die op 
een haringbuis in het gangspil loopt om de 
vleet binnen te halen ; man who turns the 
capstern to heave up - the net; matelot qui 
tourne le vindas pour lever le filet 

Spillen, f. pl. hd. IJzeren staven der 
trekstangen ; iron-bars of the drag-sweeps; 
barres de ter des tirants. 

Spillen$öte, f. hd. Spitvormige pijp; 

fuseeform pipe; tuyau b. fuseau. 

Spillenschneider, m. hd. Werkman 
die het draad snijdt voor de speldenknoppen 
; he who cuts the wire for the pinheads; 
rogneur de tête. 

Spillgatten, n, pl. hd., v. mortaises 
du cabestan. 

Spillhaspel, m. hd. Gangspiltrommel; 
barrel of the windlass with holes for the 
handspikes; fusle de cabestan. 

Spilling-line, eng. , v. faussecargue. 
Spiliklampe, f. hd., v. fíasques 
du cabestan. 
Spillknopf, m. hd., v. eul-de-pore 

1). — Doppelter s., v. cul-de-pore 
a tête d'alouette. 

Spillrund, n. hd. Stang van 't stuurrad 
; tree of the rudder-wheel; arbre de la 
roue de gouvernail. 

Spillspake, f. hd , v. spillbaum. 
Spillspur, f. hd., y. carlingue de 
cabestan. 

Spin (to), eng., v. filer a 2). ~ 
To s. in the lathe, v. emboutir 
au tour. — To s. over (a batton), 
een zijden knoop maken ; mit der gespulten 
seide über flechten; filer en soie. 

Spindel, f. hd , v. fuseau i)... 

v. axe 2). — v. broche 3). ~ v. 
cannette Is). ~ v. pendelstange. 
-V. fusée a 3) . ~ V. areometer 1). 
V. échignole. e v. spindle is). 
— v. drehbankspindel. — v. crane 
7). ~ v Schraubenspindel. — s. 
der uhr, v. fusée a 3). ~ S. der 
unruhe, v. arbre a balancier. ~ 
S. einer wendeltreppe, v. newel. 
S. eines thurmes, v. fleche 2). 
S. der nadel, v. hause. ® S. 
der walze, v. spit of the double 
wheel. o S. des weber^schiffchens, 
v. áme 3) . — S. am blase. 
balg, V. cignole. — Den faden 
auf die s. laufen lassen, v. auf-. 
wicklen. 
Spindelbank, f. hd., v. bane a 
broches. 

Spindelbaum, m. hd., v. fusain. 

Spindelbaumschwarz, n. hd., v. 

noir de fusain. 

Spindelchen, n. hd., v. chante


relle. 

Spindeldocke, f. hd., v. head


stock. 

Spindeldraht, m. hd. Staaldraad voor 

horloge spillen ; fusee-wire; fil métallique a 

fusée. 

Spindeldrehbank, m. hd.,v.spind


le t 3). 

Spindelfeder, f. hd. Spiraalveer uit 
een slot ; spiral-spring; ressort en spirale. 
Spindelförmig, adj.hd., v. spindleshaped. 
Spindelgarn, n. hd., v. filage a 
la main. 
Spindelgewölbe, n. hd., v. cylindrical 
vault. 
Spindelhalter, M. hd., v. spindleholder. 
Spindelhemmung, f.hd., v. échappement 
à verge. 
Spindelhollunderholz, n. hd., v. 
elder. 
Spindelkasten, in. hd. , v. headstock. 
Spindelkelter, f. hd. W i n pers met 
schroef ; screw-press; pressoir á vis. 
Spindelkibbehen, n. hd., v. étau 
a queue à balancier. 
Spindellappen, m. hd., v. pallet



1064 SPINDELMACHER -- SPIR.LZANGE. 

tes de la verge. ~ v. lardon 1). ster; spinnerinn; fileur, fileuse, tireuse. ^. 
Das eingreifen der s., v. echap-V. filateur. s v. fileuse de soie. 
pement 2) . Spinnerei, f. hd., V. filature 2). 

Spindelmacher, m. hd., v. fuse-— Mechanische s., v. machine


her. spinning. 
Spindeln, v. a. hd., v. anköpfen. Spinning, eng., v. filature 1) . ••. 
Spi.ndelnieter, m. hd , v. noisette V. filure. ~ v. dernière ouvraison 

a river les verges. s. ouvraison. ~ V. filage de soie a. 
Spindelpresse, f. hd. Schroefpers; ~ S. in the lathe, v. emboutir 
screw-press; pressoir à vis, pressoir a fuseau. au tour. 

Spindelsäule, f. hd. Spilvormige ko-Spinning-frame, eng., v. machine 
lom ; spindle- formed column ; colonne fu-à filer. 
selée. Spinning-jenny, eng. , v. fein-

Spindelstock, m. hd. , v. head-spinn mas chine 2) 
stock. Spinning-machine, eng., v. ma-
Spindelwage, f. hd. , v. spindle-chine á filer. 

gauge. Spinning-mill, eng ., V. moulin a' 
Spindelwagen, m. hd., v. chariot soie. ~ Owner of a s., V. filateur. 
d'un mull-jenny. Spinning-mule, eng., v.feinspinn-

Spindelzapfen, m. hd., v. pivot maschine. 
d'un arbre. v, elé de poupée Spinning—room, eng. Spinzaal, plaats 
a vis. waar de spinwerktuigen staan ; spinnsaal; 

Spindle, eng., v fuseau i). •• salle à filer sur métiers. 
Spil voor het persen van patroonbuizen ; Spinning-wheel, eng., v. rouet t). 
schlagröhrstock; broche á étoupilles — V. •• Support of the s., v. marionangel 
3). ~ V. angelpunkt. — V. nette. — Two-handed s., v. dopcorps 
de révolution. ~ v. newel. pelspinnrad. 
.•. V. formspindel. — v. pivot d'un Spinnjenny, f. hd., v. feinspinnarbre. 
— V. broche 3). •• v. aiguille maschine 2) . 
aimantee. — v. axe 2) . ! (Spyndle) Spinnkopf, m. hd., v. araignee 1). 
Achtenveertig strengen garen ; zwei stück, Spinnkopfblock, m. hd., v. deadeine 
spindel; quarante•buit écheveaux. •• eye of a crow-foot. 
Draaibank zonder losse kop; spindeldreh-Spinnlappen, m. hd., v. list 4). 
bank; tour en air. . of a made— Spinnmaschine, f. hd., v. métier 
mast, kern, middelstuk, tong van een á filer. 
saamgestelde mast; zunge; mèche. — S. Spinnmühle, f. hd., V. moulin à 
of a spool, v. bobineuse 3) . soie. 

Spindle-full, eng., v, fusée a 1). Spinnrad n. hd., v. rouet 2) . ^.

,

Spindle—gauge, eng. Klosstelier, klos-Stütze des s.-es, V. marionnette. 
richter; spindelwage; ajusteur de broches. Spinnsaal, m. hd., V. spinning-
Spindleholder, eng. Spil-of klos-room.

— 

houder ; spindelhalter; travoulilette. Spint, m. hd., v. aubier. — spint, 
Spindle-maker, eng., v. fuselier. een oude maat.; peck; setier. 
Spindle-roving-frame, eng. , v. Spinthéromètre, m. fr. Spinthe


bane á broches. rometer, eng., v. funkenmesser. 
Spindle-shaped, eng. Spilvormig; Spiral, eng. Spiraalveer eener pendule; 
spindel¡brmig; fusiforme. spiral fader; spirale. 
Spindle-stick, eng., v. er oisée du Spiral, adj. * Spiraalvormig, slakken 

trousseau. schneckenförmig. -huisvormig; 
Spindle-tree, eng., v. fusain. Spirale, f. fr., v. haarfeder. •• 
Spindle-tree-oil, eng. Olie uit de Spiraallijn ; spiral-volute; spirale. 

zaden van de kardinaalsmuts ; öl von dem Spirale, f. hd. einer uhr, veer van 

saamen des spindelbaumes; bulle de fusain. een horloge ; main-spring of a watch; spi-
Spine, eng , v. kernwolle. rale. 
Spinelle, f. fr. Spinel, eng., Spi-Spiralfeder, f. hd., v. haarfeder. 

nell, m. hd. Spinel, een edelgesteente uit — v. feder 4). 

magnesia en aluinaarde bestaande. Spiralförmig, adj. hd., v. spiral. 
Spingole, f. fr., v. blunderbuss. Spiralfranse, f. hd., v. franse 4). 
Spinn (to), eng. in the lathe, y . Spiralkorb, m. hd., v. benne. 

emboutir au tour. Spiral-line, eng., v. spirale 2). 
Spinnen, v. a. hd., V. filer a 2). Spirallinie, f. hd., v. sehnecken-
Spinnen, n. hd., V. filature 1). ••• linie. — v. helical-line. 

V. feinspinnen. — V. filer en fin. Spirally, Spiry, eng. Spiraalvormig; 
S. ohne ende, v. filage par spiralförmig; en spirale. 
continu. Spiralspring, eng., v. haarfeder.
— 

Spinner, m . hd. & eng. Spinner, spin-Spiralzange, f. hd. Spiraaltangetje ; 


SPIRALZIERATH 

pincers for shaping the main-spring; pinte 

à former le ressort spiral. 
Spiralzierath, t. hui., v. enroulement. 
Spiralzirkel, m. hd., v. compas 

a volute. 
Spire, eng., v. épier. 
Spire, f. fr. & eng. Schroefgang ; schrau


benwindung. 
Spirit, eng., v. esprit 1 & 5). 

S. of coal-tar, v. coal-oil. ••• S. 
of nitre, V. acide azotique. — S. 
of salt, v. acide hydrochiorique. 
— S. of sal ammoniac, v. ammoniak 
fl.üssigkeit . of tartar, 
V. esprit de tartre. ~ S. of turpentine, 
V. essence de térébenthine. 
— S. of verdigris, v. esprit 
de vert-de-gris. — S. of 
vitriol, v. esprit de vitriol. ~ S. 
of wine, v. esprit 1). 
Spirit—color, eng. Wijngeestkleur in 
de katoendrukkerij ; der druck mit in weingeist 
gelösste farben; couleur dissout en 
esprit de vin. 

Spirit-level, eng., v. air-level. • 

S. quadrant, Y. quart de cercle 
a niveau. 
Spirit—orange, eng. Oranje wijngeest kleur 
in de zijdedrukkerij ; orange zinnfarbe; 
couleur d'orange de sei d'étain. 

Spirit—thermometer, eng. Wingeestthermomeler 
; weingeist thermometer; 
thermomètre a esprit de vin. 

Spiritualisation, f. fr. Spiritualization, 
eng. Vervluchtiging, verdamping; 
verflüchtigung, vergeistigung. 

Spiritueux, ado. fr. Spirituous, 

eng. Geestrijk ; geistig, geisthaltig. 
Spiritus, m. hd., v. esprit I) 
Spiritusmatte, f. hd. Verguld ver


nis ; varnish for gilding; vernis sur lequel 
on applique la dorure. 

Spirit—varnish, eng. Aieoholvernis, 
spiritusvernis; weingeistverniss; vernis spiritueux. 


Spirketing, eng., v. feuille bre


tonne. 
Spiroïde, adj. fr., v. spiral. 
Spiry, eng., v. spirally. 
Spit, eng of a shuttle, v. poin


ticelle. ~ S. of the double wheel, 
spil van de inktrol der drukkers; walzenspindel; 
broche du rouleau. 

Spit—sticker, eng. Graveerijzer met 
bolle zijvlakken ; spitzstichel; burin à ventre 
convexe. — Oval s., ovaal graveerijzer 
met bolle zijvlakken; ovale spitzstichel; burin 
ovale à ventre convexe. 

Spitt, m. hd., v. gazon i). 
Spitz, adj. hd., v. scharf. ~ v. 

keen. — v. durchdringend. 
Spitzaxt, f. hd., v. pointe 12). 
Spitzbogen, m. hd., V. lancet-arch. 
Spitzbogenfórmig, Spitzbogig, 

adj. hd., V. ogival. 

SPITZMFISSEL. 1065 

Spitzbohrer, m. hd., v. centrebit 
s).
Spitzbolzen, m. hd. , . v. eheville 
à pointe aigue. 
Spitzdocke, f. hd., v. fahrende 
docke s docke. 
Spitze, f. hd., v. cul-de-lampe 3). 

— S. eines segeln, bovenboek van een 
giekzeil ; piek of a boom-sail ; coin den 

haut dune voile aurique. ~ S. Stich 

v. ogive tronquée. — S.-bogen, 
löfelbohrer, v. mèche cuiller ä 
point. ~ v pointe 1). ~ v. denteile 
1). ~ V. pointe d'une lame. 
V. centre eng. 4). — Brabanter, 
Brüsseler s -n, V. dentelle 3, 4, 6 9, 
11 &' 2) — S. einer drehscheibe, 
v.formscheibe 2z) — seiner schalle, 
v. ardillon. 
Spitzeinziehen, n. hd.,v. diamant. 
draught. 
Spitzeisen, n. hd. Puntbeitel; rifle, 

ripe; rifla rd. 

Spitzen, v a. hd. Een bondepunt, slurp, 
aan een touw maken ; to point a rope; faire 

un cordage en queue de rat. ~ v. anspitzen. 


Spitzenarbeit, f. hd., v. mulquinerie 
Q). 
Spitzendrehbank, f. hd., v.centre


lathe. 

Spitzengarn, - n. hd. (holländi sches) 
V. sangles blanes. 

Spitzenglas, n. hd., v. fadenglas. 

Spitzengrund, m. hd,, v. bobbinnet. 
— v. entoilage z). 
Spitzenklöppel, m. hd , v. bob


bin 5) . 

Spitzer, m. hd., v. empointeur. 

Spitzfeile, f. hd., V. in einer spitze 
auslaufende feile s. feile. 
Spitzfiöte. f. hd., V. spillenfiöte. 

Spitzgewölbe, n. hd. Gothisch ge


welf ; ogive vault; voute gotbique. 
Spitzgraben, m. hd., v. fossé ' a 
fond triangulaire. 
Spitzhacke, f. hd., V. haue 2). 

V. pic-hoyau. ~ V. pointe 13). 
Spitzhaken, m. hd., v. fer a moulures. 
— V. kratzeisen 2). — v. 
burin losange. — Kromme rasp van 

den beeldhouwer; curved-rasp; fer á réparer. 

Spitzhammer, m. hd., v. marteau 
a pointe. ~ v. picot 1) . — v. grelet 
-i). 

Spitzkappenholz, n. hd., v. förmholz 
2) . 
Spitzklammer, I. hd., v. pointcrank. 
Spitzkolben, m. hd. Soldeerbout met 
punt ; pointed-copperbit; soudoir á pointe. 
Spitzkuppel, f. hd. Scherp, puntig 

koepelgewelf; needle-cupola; impériale. 
Spitzleistehen, n. hd.,v. feuillet 2). 
Spitzmeissel, m hd., v. broche 

pointue. ~ V. ansehlageisen. 


1066 SPITZMTJSTER 

Spitzinuster, m. hd., V. dessin a 
regard. 
Spitzmütterchen, n. hd., y. ca


pucine 4). 
Spitzpfahl, m. hd., y. pilotis 1). 
Spitzring, ni. hd, y. meule a re


pouser. Am s. spitzen, y. anspitzen. 
Spitzringspindel, m. hd., y. fu


seau 3) 
Spitzrbhre, f. hd., y. capueine. 
Spitzsage, f. hd., y. égohine. 
Spitzsäule, t. lid., y. obelisk. 
Spitzschraube, f. hd. Pu ntschroef; 

pointed screw; vis pointue. 
Spitzspaten, m. hd., y. langue de 
boeufb. 
Spitzstahl, m. hd., y. fer a noulures. 
Spitzstein, m. hd. , y. meule a 
répo user. 
Spitzstichel, m. hd., V. burin a 

ventre convexo. 
Spitzstöckel, n. hd., y. estibois. 
Spitzwinder, m. hd. Puntboor, lepel. 

boor met punt ; u'irnble; vilebrequin. 

pitzwinklig,adj./ta.,v. acutangle. 
Spitzzanga, 1. lid., y. spiraizango. 
Splaged piers-face, eng., y. Obra


sement. (crotte. 
Splash-leather, eng , y. garde-
Splay, eng., y. fensternische. 
Splay (to), eng., y. Obraser. 
Spleetfiagge, r. hei, y. split-flag. 
Spleisse, f. hd., y. éclisse 2). 
Spleissen, y. a. hä V. affiner 1). 

-V. épisser. 
Spleissherd, M. hd., y. fourneau 
d'affinage s. fourneau a. 
Spleissmeister, m. lid. Baas aan een 
puddeloven ; refiner; affineur. 
Spleissmesser, u. hd., y. ausräumor 
1). 
Spleissofen, f. hd , y. fourneau 
de raffinage s. fourneau a. 
Spleisstiegel, m. lid. Affineerkroes; 
reflnng -crucible; creuset de raffinage. 
Splethe, 1. hd., V. aissante. y. 
éclisse t). 
Splice, eng., V. fausse-coupe. -

V. épissure. - Bight s., y. cut-. 
splice. - Eye S., y. épissure d'é 
-tropo.

-Long 5., y. épissure 
longue. - Short s., y. épissure 
courto. - S. for splicing a stock, 
V. enture 3). 
Splice (to), eng., V. enture ij. -
V. épisser 1). - In eltander ploegen 
in die kerbe fügen; joîndre a onglet. 
Splicing-fid, eng., y. épissoir 1). 
Splicing-hammer, eng. , v. mar


teau a épisser. 

Splint, eng., y. éclisse ij. - y. 
écaille 4). -Lat, spaan om een gebroken 
speck tijdelijk te herstellen ; schiene; 
espèce d'attèle. - y• aissante. 

SPOKE-SHAVE. 

Splint, m hd., V. aubier. - y. 
clavette I & 4). 
Splintbolzen, m. hd., y cheville 
d'assemblage. 
Splint-coal, eng., y. houille schis


teuse. 
Splinter, eng., V. écaille U. 
Splinter-bar, eng,, y. volée de 

d errière. 
Splinter-proof, eng., y. blendung. 
Splintersehioss, 11. ltd., y. cade 

nas a quatre ressorts. 
Splinter-work, eng , y picotage. 
Splintgatt, o. hd. Opening voor de 

spie, spiegat in een bout cuz. ; hole for a 

forelock; lrou pour la goupille. 
Splissen, V. a. hd. , y. Opisser. -
Lasschen van ribbout ; to scarf; ëcarver. 

Splisshammer, m. hd., y. mar


teau a épisser. 
Splisshorn, n. hd., y. épissoir 1). 
Splissung, r. hd., y. épissure 1). 

-Doppelte S., y. cut-splice. 
Split (to), eng., y. fondre i & 6). 
Split-cutter, eng. , y. clavette 
fondue. 

Split-flag, eng. Spieetviag; spleet/lagge; 

pavilion en cornet. 
Split-bead, eng. Kopstuk van een 

hoofdstol ; lcopfsti.ck; dessus de tête. 
Split-ring, eng. Ring van bet zweng; 

sclieerring; anneau. 
Split-rod, eng., y. fenton 3). 
Split-spring, eng , V. druckfedor. 
Splitter, m. hd., y. copeau 1). 


. Ocaille 4). 
Splitterig, adj. hd. Splinterig, spun


teraclitig; full of splinters; esquilleux. 

Splitterkohle, I. lid., y honille 
schisteuse. 
Splittflagge, f. lid. , y. split-flag. 

Splittful (a), eng. lngeschoren riet


kam ; rietfull fäden; dents remplies de fl15. 
Splitthammer, m. hd., v. clawhammer. 


Splitting, eng., y. écorchure. -

S. of a slate-block, y. Otreinte 
d'un bloc d'ardoise. 
Splitting-iron,eng.,v.fer afendre. 
Splitting-machine, eng. , y. ma


chine a refendre les peaux. 
Spode, m. fr. Spodium, eng., y. 

cadmia. - y. beinschwarz. 
Spoil (to), eng., y. détériorer. 
Spoil, Spoil-bane, eng., y. depôt 

des torres. 
Spoke, eng., V. bras d'une roue. 

-S. of the steering-wheel, y 
poignée do la roue du gouver 
nail. 
Spoke-gauge, eng. , y mesure 
pour les rais. 
Spoke-hammer, eng,, y• speichen. 
hammer. 

Spoke-shave,Spoke-sheave,eng. 

V. bastringue. - y. glatteisen 1). 

-

SPONCION SPRENGKISTE. 1067 

Sponcion, Sponson, eng. Ruimte 
bezijden de raderkasten op een stoomboot; 
raum des raciqehäuses; jardin de tambour. 

Sponcion-beam, eng. , y. bau do 
force. 

Sponge (to), eng. Afveegen, schoonmaten 
; mit de-in wischer leberfahren; torcher. 
Sponge, eng. Wisch der metaagieters; 
u'iscke; torche-ler. mm y. écouvillon ). 

-Metallic s., y. éponge métallique. 
(tote.
. Sponge-cap, eng., y. fourreau de 
Sponge-head, eng. Kop van den wisscher 
; wischkolben , kolben; tête d'ëcouvillon. 
Sponges, eng. of the horse-shoe. 

V. éponges du for a cheval. 
Sponge-staff, eeg., y. hampo d'écouvillon. 
Sponge-tool,eng. ,v.porte.éponge. 
Sponning, f. kcl. , y. kielfuge. 
Spontaneous slacking on the 

air, eng., y, extinction spontanée. 

Spool, eng. , y. bobbin. y. 
poullo. y. ablaufer. - Short 
and big 5., V. rochot 2 ).Little

 

S., V. buhot. S. for gold threads, 

V. cazelle. S. of the shuttle, y. 
schiffehenspule. 
Spool (to), eng. , y. aufspulen. 
Spooler, eng. , V. espolour. 
Spool-groove, eng. , V. rebord . 
Spooling, eng., y. bobinage. 
Spooling-wheel, eng., y. bane a 

broches s. bane 6). 
Spool—ring, eng. Spoelband ; spul


ring; vétille. 
Spool-rod, eng. , y. fraseau. 
Spool-table, eng., y guéridon. 
Spool-wire, eng. , y. coulette.
Spoon, eng. Lepel voor de suikerproef; 

pustspohn; cuiller servant a lépreuve au 
petit soufflé. 
Spoon-bit, eng., V. mèche cuiller a point. 
Spoon-chisel, eng., v ciseau a 
cuiller. 

Spoon—gouge, eng. Kromme guds 
van den beeldhouwer ; au/geworfene lenkteisen; 
gouge-cuiller. 

Sporenleder, o. led. Spoorriempje; 
spur-leather; porte-éperon. 
Sporenradehen re. led, y. molette 
LO). 
Sporer, u. led. Sporenmaker; spurner; 

éperonn Ier. 
Sporn, o. led., y. bee i. 
Sporting-powder, eng , y. poudre 

de ehasse. 

Spot, eng. , V. madrure. Brown 
S., V. flecken ij. - Rough 5., y. 
rugosities. Thin s., y. dünne 
stellen. Clear s., heldere vlek in 
een diamant ; heller fleck im diamant; glaire. 

Spotted, eng., y. fleckig 1). S. 
with black, y. moucheté de noir 

S. noir. 
Spotty, eng., y. fleckig ).
Spoule, f. fr. Spoulin, in. fr., y. 

einsehussspule. 
Spouliner, y. a. fr., y. brocher 1). 
Spout, eng., y. anche 1). S. of 

a gutter y. gargouille 1). 
Spouting out, eng., y. bouillonnement. 
Spout-plane, eng., y. compass— 
plane. 

Sprachgewölbe, n. led , y. acou


stie vault. 
Spratzen, y n. led., y. roeher y. n. ij. 
Spray, eng. , y. abflussrinne. 
Spread, eng. of the balls, y. dis


persion des bailes. 
Spread (to), eng.,v. étendre s & i O). 

Een muur voegen ; die fiegen mit kalkmörtel 
vergiessen; sceller les joints en mortier. 
To s. the gold leafs, y. ra


valer i'or. 

Spread window-glass, eng., y. 
sheet-glass. 
Spreader, eng. , y. aufbreitmasahine. 
y. anhngestange. 
Spreading, eng., y. étendage ).

-S. the hides in the pits, y. 
mise en fosse. 
Spreading-engine, eng., y• étalouse 
francaise. 
Spreading-hammer, eng , y. marteau 
a chasser. 
Spreading-machine, eng., y. aufbreitmasehine. 
Spreading-oven, eng. , y. flattening-
furnace. 
Spreading—tail, eng. Bletten, veeren 
van een paalschoen ; lappen, blatt; branche. 
Spreissel, u. led. , y. brochette ).
V esquain. 
Spreissfeder, t. led. Slingerveer; pendulumspning; 
ressort d'attache. 
Spreisshaken, en. led , y. croe 
retirer les eharbons. 
Spreiten, y. a. led , y. étendre 8). 
Spreize, 1. led., y. étrésillon ij. 
Sprengbüchse, r. led., y. petard 

Ie art. 
Sprengdraht, m. led., y neckbreaker. 


Sprengen, y. a. led Sprikkelen (de 
snee van een boek); to marble; tacheter, 
moucheter. - y. einsprengen. - La. 
ten springen van een mijn ; to blow up; 
faire sauter. Uïtspiingen van een boog; 
to vault; voûter. 

Sprenggabel, r. led. Lichter van een 
klink ; lifting machine; grife. 
Sprenggraben, in. led. , y. fourneau 
l 1). 
Sprenggrber, m. led. , y pjOfl 

-nier. 
Sprenggrube,î led.. , y. fougasse 1). 
Sprengkeil, en. led , y moëilon 

-nier. 
Sprengkiste, r. led., y. feuerkiste. 


1068 SPRENGKTJGEL --SPRING-ROUNDING. 

Sprengkugel, r hd., v. bombe 1). 

Sprengladung, f. hd , v. bursting


charge. 

Sprengpinsel, m hd., v. goupil


lon des masons. e Sprikkeikwast van 

den boek binder ; marbling-brush; brosse à 

moucheter. 

Sprengpulver, n. hd. Mijnkruit, slecht 

soort buskruit ; miner's powder, blasting


powder; poudre de mine. 

.Sprengtonne, f. hd., V. feuerkiste. 
Sprengwage, f. hd., v. ortscheit. 
Sprengwerk, n. hd. IJzeren hek met 
figuren voorzien ; ornamented lattice-work; 

grille ornde de figures. 

Sprenkeln, v. a. hd., v. jasper. 

Spriet, n. hd., V. baleston. ~ S. 

der bulienen, v. bow-line-bridle. 

Sprietblock, m. , Sprietholz, n. hd., 

V. dead-eye of a crow-foot. 
Sprietsegel, n. hd., v. sprit-sail 2). 
Spriettau, n. hd. Touw van het bindzeil 
; sprit-sail-rope; corde de livarde. 
Sprietwurst, f. hd., v. quenouillette 
de trélingage. 
Sprig, eng., v. dükers. — v. fiche 
a barbe. 

Spring,eng., V. feder i). ~ v. brunnen 
1). V. catch-spring. •e• v. 
haarfeder. — v. clisson. ~ v. bandoir 
I). — S. of a vault, v. conlmencement 
d'une vofite. ~ S. 
of a ship, v. embassure. — S. centre 
and top pivot hinge, v. federthürnagel. 


Spring n. hd. des decks, v. en sollement. 
~ v. embassure. 
Springanker, m. hd., v. ancre à 
jet. 
Spring-arbor, eng., v. arbre du 
barillet. 
Spring -balance, eng., v. besemer 
& federwage fl. 
Spring-band, eng. Staat voor borlogeveeren 
; stahl;ederstreiren; lame. 
Spring-beam, eng., v. rabat d'un 

marteau a bascule. 
Spring-board, eng., v. federbrett. 
Spring-bolt, eng., v. bee de cane b. 
Spring-box, eng., v. federdose. 

V. ease eng. 7). 
Springbrunnen, m. hd., v. fontaine 
j aillante. 
Springbrunnenbeeken, n. hd. Fon 
basin of a fountain; bassin d'une-teinbekken ; 
fontaine. 
Springbüchse, f. hd., v. pétard 
le art. 
Springbüchsensehloss, n. hd., v. 
federschloss. 
Spring-callipers, eng., v. compas 
élastique. 
Spring-catch, eng., v. eccentric 
catch. 
Spring-chape, eng., V. federbieger. 


Spring-clamp, eng., v. clamp i). 
••• v. mordache de l' étau. 

Spring-clasp, eng , V. kinnstückchen. 


Spring-cramp , eng , v. federschraube. 
Springdeckel, m. hd , V. savonnette. 


. Spring-divider, eng., V. Bompas 

a vis. 
Springeisen, n. hd., v. épars I). 
Springer eng. of a vault, v. nais


sance de volte. ~ v. sommier 

d'arc. 
Springes eng. of the simple


cords, v. lass 2). 
Springfaden, m. hd. Niet afgekoelde 

glasdraad ; brittle glass-thread; Ill de verre 
cascant. 
Springfeder, f. hd. , v. catchspring. 
u• V. knife-spring. — V. 

feder 3). 

Springfl.uth, f hd., v. eau vive. 

Spring—frame, eng. Onderstel van 
een rijtuig ; untergestell; train d'une voiture. 


Springgardine, f. hd., v. jalousie. 
Spring-gold, eng., v. or à ressorts. 
Spring-hinge, eng., V. federan


gel. 
Spring-hole, eng. , v. logement 
du ressort. 

Springhölzer, n. pi. hd., v. jack 1 o) . 

Springing eng. of an arch, v. commencement 
d'une voíüte. S. 

course, v. assise des sommiers. 

a S. stone, v. sommier d'arc. 

S. wall, v. abutment. 
Spring-iron, eng., v. federbieger. 
Springkegel, m. hd., v. dédent 2). 
Spring-key eng. of a bolt, v. ciavette 
double. 
Springkiste. f. hd., v. coffre a feu. 
Spring-knife, eng., v. couteau à 

ressort. 
Springkolben, m. hd., v. bologna 

phial. 
Springkraft, f. hd , v. clasticite. 
Springlade, f. bd. Windlade met klep


pen ; wind-pipe with valves; porte -vent à 

sou pa pes. 
Spring-latch, eng., v.federklinke. 
Spring-lid, eng., v. savonnette. 
Spring-line, eng., v. croisièro 2). 
Spring-lock, eng.,v.federschloss. 
Springluke, f. hd., v. écoutillon 4). 
Springmesser, n. hd , v. couteau 

a grimace. 
Spring-pieces, eng., v. federn


träger. 
Spring-plate, eng., v. federblatt. 
Spring-ratchet-wheel, eng. , v. 

federsperrad. 
Springröhre, f. hd. Bek, spruit van 
een fontein ; jet-pipe; tuyau de fontaine. 
Spring-rounding, eng. Bocht van 


SPRINGS --- 

een slotveer ; ründung an einer schlossfeder; 
gorge. 
Springs, eng., v. getriebe 3). ••• v. 

drilling 2) . 
Springschiff, n. hd., v. bombard. 
Springschloss, n. hd , v. feder


schloss. 

Spring-shaft, eng. Hefboom die de 
scheerlijsten en treden verbindt ; wage; tirelisse. 
~ v. aufzugstängelehen. 

Spring-shuttle, eng , v. navette 
rétrograde s. navette i. 
Spring-spike, eng., v. clou d'enclouage 
a ressort. 
Spring-steel-yard, eng , v. feder


wage 1). 
Springstoek,m.hd.,v.brin d'estoc. 
Spring-stock-lock, Klink met veer 

en lichter; drückerschloss; serrure á deux 
penes. 
Springstroppen, m. pl. hd., v. étiers 
des marche-pieds. 

Spring-suspension, eng. Ophangen 
aan een veer (van slingers); aufhängen an 
einer uhr(eder; suspension a ressort. 

Springtaue, n. pl. hd., v. embos


sure 1) 
Spring-tide, eng., v. eau vive. 
Spring-tongs, eng., v. federheber. 
Spring-tool, eng., v. aufziehwerk


zeug. — v. blenometer. 
Spring-trier, eng., v. blenometer. 
Spring-trunk-lock, eng., v. fe


derfallschloss. (zange. 
Spring-vice, eng., v. federhakenSpring-
well, eng., v. fontaine. 
Spring-wheel, eng., v. drehling 

1 & 3). ~ V. getriebe 3). 
Springy, eng., v. federhart. 
Spring-yard, v. besemer. — v. 

federwage. 
Springzeit, f. hd., y. eau vive. 
Sprink (to), eng. Scheef worden, trek


ken van porselein en aardewerk bij bet bakken 
; verziehen; gauchir. 
Sprinkle, eng., V. mouillette. 

V. écouvette. 
Sprinkle (to), eng , to powder. 
— To s. the fire with water, v. 
aviver le feu. 
Sprit, eng.,. v. baleston. 
Sprit-sail, eng., v..civadière. — 

Sprietzeil ; sprietsegel; voile à baleston. 
Sprit-sail-brace, eng , v. bras de 
la civadière. 
Sprit-sail-halliards, eng., v. aus 
blinden segels.-holer des 
Sprit-sail top-sail, eng.,v. contre. 
civadière. 

Sprit-sail top-sail-halliards, 
eng., v. palan debout de la contre 
civadière. 

Spritzbewurf, m. hd., v. crépi 1). 

Spritze, f. hd., V. feuerspritze. 
Kleine s., spuitje zonder kleppen ; syringe; 
seringue. 

SPULEN. 1069 

Spritzenarbeiter, m. hd., v..pom


piers. 
Spritzenbohrer,m.hd.,v. alésoir 1). 
Spritzenkummme, f. hd. Bak van een 

brandspuit ; chest of a fire-engine; caisse de 
la pompe a feu. 

Spritzenmacher, rn. hd. Brandspuit. 
maker; fire-engine-?naher; faiseur de pompes 
á feu. 

Spritzenröhre, f. hd., v. lance 2). 
Spritzenröhrehen,n.hd.,v.canule. 
Spritzenstempel , Spritzen


stock, m. hd. Stift met zuiger van een 
spuitje ; piston of a syringe; baton de seringue. 


Spritzlappen, m. Spritzleder, n. 

hd., v. garde-crotte. 
Spritzsäge, f. hd., V. compass-saw. 
Spröde, ad j. hd., v. glashart. 

V. éeroui. — v. eager. ~ S. machen, 
v. ausschweissen. ~ S. 
bruchstein, v. moëllon bloqué. 
Spröderz, n. hd. Stralig loodglans; 
striated sulphurous lead; plomb sulfuré strié. 

Sprödglanzerz, n. hd. Broos zwavelzilvererts 
; brittle sulphureous silver-ore; mine 
d'argent sulpburée algre. 

Sprödigkeit. f hd , v. fragilité. 

Sprosse, t. hd., v. échelon. — v. 
croisillon 2) . ~ v. enture is) . — v. 
rouleau 8) . — v. lattes des bras 
d'un moulin. ~ v. épart de ridelle. 


Sprossenbalken, m. hd., v. échelier 
1). 
Sprossenbier, n. hd., v. spruce


beer. 
Sprotterz, n. hd., v. galena Y ). 
Spruce, eng. Spar, fijne spar; (Pinos 

abres, Abies excelsa) weisstanne; sapin. 
Spruce—beer, eng. Jopen bier ; bier 
mit extract der balsamtanne; sorte de bidre. 

Sprudelstein, m. hd. Kalkhoudende 
tufsteen ; thermal tuff; tuf calcaire. 
Sprühfeuer, n. hd. Vuurregen ; coruseating 
fire; pluie de feu. 
Sprung, nn. hd., v. pas. ~ v. éventure. 
— v. chap 5). ~ Einen fal


sehen s. machen, v. être hors le 
pas s. pas. 

Spuckel, m. hd., v. chevron 2). 
Spularbeit, f.hd.,v. bobbin-work. 

Spuldraht, m. hd., v. coulette. 
Spule, f. hd., V. bobbin I). ~ v. 

cannette l ). ® v. navette b 1). ~ 

V. roquetin. ® S. auf welche der 
vierte golddrahtzieher den dreht 
aufwindet, v. roquette á avan


eeur. ~ Kleine s., v. buhot. — 
Kurze und dicke s., v. rochet 2). 
Das zurückbleiben der s., v. 

drag 6). 
Spuleisen, n. hd., V. ame 4). 
Spulemaschine, f. hd., v. bane à 

broches. 
Spulen, v. a. hd., V. aufspulen. 
90 


1070 SPULENBANK 

— V. abrädeln. ~ v. abhaspeln. 
Spulenbank, m. hd., v. chariot 
d'une continue. 
Spulenlade, f. Spulenregister, 

n. hd., v. creel-frame. 
Spulenrinne, f. hd. Groef, sleuf van 
de spoel ; groove on the bobbin or spool; 
canal des espolins. 

Spulenwalze, f. hd., V. bobbincylinder. 
Spuler, m. hd., v. bobbin-maker. 

— V. espoleur. 
Spulerinn, f. hd., v. bobineuse. 
Spülkumpf, m. hd., v. basin 11). 
Spulmaschine, f. hd., v. cannetiére. 
Spulrad, n. hd., v. bane à broches. 
Spulrahmen, m. hd., v. creel 2) 
Spulring, m. hd., v. spool-ring. 

.• V. bobbin-ring. 

Spulrohr, n. hd. Riet geschikt om 
spoelen op te winden ; bobbin•reed; roseau à 
bobines. 

Spulröhrchen,n.hd.,v.cannette 4). 
Spülschleuse, f. hd. Spuisluis ; scour


ing-sluice; écluse à dégorger. 
Spülschüssel, f. hd., v. basin 11). 
Spulspindel,f. hd., v. bobineuse 3). 
Spulstängelchen n. hd. des zett


lers, v. fraseau. 
Spuistiel, m. hd., v.bobbin-handle. 
Spülstock, m. hd , v. épars i). 
Spultischehen,n. hd., v. guéridon. 
Spund, m. hd., v. bondon. ~ v. 

crique :i) . — v. porte d' aérage. — 

v. écluse t) . ~ v. bouchon 1) . ••• 
V. langue i). 
Spundband, n. hd. Eerste hoepel om 
een vat bij het spongat ; bung-hoop; premier 
cerceau en bouge. 

Spundbaum, f. hd. Boom geschikt 
om planken van te zagen ; tree fit for 
boards; arbre propre à faire des tables. — 

v. falle 3). ~ Zijplank in een mijnbekleeding; 
side-plank; planche laterale. 
Spundblech n. hd. im pochtrog, 
Zijplaat van een ertsstamptrog; side-plate; 
plaque de (er laterale. 

Spundbohle, f. hd., v. palplanche 
t) . (nière. 
Spundbohrer, m. hd., v. bandon


-- SQUADRON. 

Spundpfahl, M. hd., v. palpianche 
1). 
Spundpfahlreie, f. hd., v. file de 
palisades 2). 
Spundsäge, f. hd. Spongatzaag; bungsaw; 
scie h faire le boudon. 

Spundstück, n. hd., v. spundbaum 
3). — Spongatduig, stave with the 
bung-hole; pièce ou se trouve la bonde. 

Spundung, f. hd., v. kielfuge. 
Spundwand, f. hd., v. file de pa


lisades 2). 
Spundzapfen, m. hd., v. bondon. 
Spundzieher, m. hd. Spontrekker; 

pick to take out the bung; tire-bondon. 
Spunge (to), eng., n. décatir 2). 
Spunge, eng., v. écouvitlon 2) . 
Spun-silk, eng. , v. gesponnen 

seide s. seide.. 

Spun-silver, eng., v. file d'argent. 
Spunt, m. hd., v. fourrure. 

Spun—work, eng. Op de draaibank 
gedrukt werk ; gedrückte arbeit; ouvrage 
embouti au tour. 

Spun-yarn, eng., v. schiemannsgarn. 


Spun-yarn-reel, Spun-yarn


winch, eng. Haspel of wiel voor bet maken 
van schiemansgaren ; woit, woit zum schiemannsgarn; 
tour à bitord. 

Spur, eng., V. éperon 7). — V. 

pointe du tympan. ~ S. of bitts, 

v. betingskniee. 
Spur, t. hd., v. angelpunkt.

V. channel 2). — S. des masts, v. 
carlingue de mat. 
Spureisen, n. hd. Schop voor het ma


ken van bet afloopkanaal in de gieterij ; 

knife for cutting the furrow in the hearth 

of a forge; ter á tracer la rigole du foyer 

de cendre. 
Spuren, v. n. hd., v. garder l'ornière 
S. ornière. 
Spur-gear, eeg., v. cylindricalwheel. 
Spurherd, m. hd., v. fourneau à 

lunettes, 
Spurkranz, m. hd., v. krant 2). 
Spurnagel m. hd. am kund, Lei


stang, leipen van den bond; guide-nail of 
the drag; clou conducteur du chien. 

Spunddiel, m. hd. Vloerdeel ; deal_ Spur-nut, eng., v. getriebe 3). 
fit for flooring; ais propre à planchéier. Spurofen, m. hd., v. fourneau à 

Spunddiele, m. pl. hd. (ganze), v. lunettes. 
planche de 12 --4 pouce. Spur-pinion,eng.,v. pi goon droit. 
Halbe s., V. planche de 14 pouce. Spur-rowel, eng., v. mollette. 

Spünden, v. a. hd., v. bouveter. Spurstein, m. hd., V. concentra


— Spongaten maken; to bung a cask; Bon -tionsstein. (fusion. 
donner. — Inleggen (een vloer); to inlay; Spurtiegel, m. hd., v. bassin de 
parqueter. Spurweite, f. hd., v. ornière des 
Spundennagel, m. hd., V. brett-voitures. 

nagel. Spur-wheel, eng., V. cylindrical-
Spundhobel, m. hd., v. bouvet. wheel. 
Spundloch, n. lui., v. bonde. Spy-glass, eng., v. spähglass. 
Spundmesser, n. hd. Kuipers dissel; Squadron eng. of a fleet, v. es


cooper's hatchet; aissette. cadre. 


SQUALL •-- 

Squall, eng. Windstoot ; stosswind, bö; 

grain, rafale. 
Squamous, eng., v. écailleux. 
Square, eng., v. carré 6). ~ Vier


kant, tweede macht ; quadrat, zweite potenz; 
carré, seconde puissance. v. équerre 

a. 1). ~ V. carrée du bouton. 
V. check 1) . ~ v. composteur 2) . 
— V. quartier l). — V. carré 4). 
Square, adj. eng., v. carré adj. 
Square (to), eng., V. former le 
carré. ~ V. équerrer I). — V. brasser 
carré. — v. écarrir i). — v. 
enligner i I. 

Square-bit, eng., v. fleuret 5). 

Square-countersink, eng. Verzenkboor 
voor rechte koppen ; senker mit zwei 
schneiden; forel à goujon, foret à noyon. 

Square—coupling, eng. Vierkante 
koppelbus voor machine deelen ; quadratkuppeling; 
embrayage a manchon carré. 

Square-file, eng., v. carrelet 3). 
Square-foot, eng , V. pied carré. 
Square-franze—saw, eng., v. brett


säge. 
Square-framed-work, eng. , v. 
fachwerk. 
Square-graver, eng. , v. burin 
carre. 
Square-guillaume, eng., v. guillaume 
droit. 
Square-headed-bolt, eng., v. diamond-
headed-bolt s. bolt. 
Square-hole eng. of a mill-stone, 

v. oeillard d' une meule. 
Square-iron, eng., v. fer en barres 
de profil carré. 
Square-joint, eng., v. rechtwinklige 
fuge s. fuge. 
Square-metre, eng., v. métre 
carré. 
Square-mortice-chisel, eng. Hakfermoor 
; lochbeitel; two d'áne carré. 
Squareness, eng., V. écarrissage. 
Square-number, eng., v. nombre 


carré. 
Square—orillon, eng. Rechthoekige 


flank borstwering; schuiterwehr; orillon carré. 
Square-punch, eng., v. for carré b. 
Squarer, eng., v. fortbohrer. 
Square-rebate-plane, eng. , v. 


guillaume droit. 
Square-roof, eng., V. comble en 
équerre. 
Square-root, eng , v. quadratwurzel. 
Squares eng. of the nipple, v. 
pan 7 & 8). 
Square-sail, eng., v. raasegel. — 
Breefok ; brefock; voile de fortune. 
Square—sail—yard, eng. Begijnra; 
bagienraa; yergue de fortune. 
Square—seam, eng. Stootnaad; dwarsnath, 
quernath; couture en travers. 
Square-stern eng. of a vessel, v. 
poupe carrée. 

STABHOBEL. 1071 

Square-taper-bit, eng. , v. fleuret 
5). 
Square-thread eng. of a screw, 

v. filet carré b. 
Square timber, eng. Rechte spanten 
; gerade spant; couple droite. 
Square-tool, eng., v. danze. 
Square-work, eng., v. ouvrage 

par compartiments s. ouvrage c. 
Squaring, eng., v. ecarrissement. 
Squeeze (to) eng. against, v. to 

pinch against. — To s. in, v. ein 

v. to pinch-klemmen. — To s. off, 
off. — v. ausringen. 
Squeezer, eng., V. auspressmaschine. 
Squeezers, eng., v. cingleur. 
Squeezing, eng. Het uitwringen ; aus


ringen; presser. 
Squeezing-box, eng., v. eylindre 
presseur. 
Squelette m. fr. d' un batiment, 

V. carcass 3). 
Squirt, eng., v. feuerspritze. 
Squirted rounding, eng. Duhbele 
bocht, S-vormige bocht ; S-bugt; cou rbu re de 

la figure de S. 
Squirted skin, eng., v. crepi i). 
Stab, m. hd., V. croisée t) — v. 

lisserons. — V. bead s). ~ v rod 1). 

— V. baguette 4) . ~ v. astragal 1). 
Gebrochener s., v. baton rompu. 
Eingetheilter s., v. échelle t 5). 
(Doppelelle) Maatstok van twee el; 
ell; aurae. — Dicker s., zware lijn 
thick rule; filet gras. — Dünner s., 
haarlijn ; thin rule; filet niaigre. ~ S. am 
unteren theil des säulenschaftes, 

V. embatonnage 1). — Säule mit 
eingesetzten s-en, kolom met ingevoegde 
staven ; cabled column; colonne rudentée. 
Stäbchen, n. hd., v. kolumnensteg. 
~ s. zur kreuzbeweging, 

V. baton • de croisure. ~ v. barrette 
d'une roue de montre. 
Stäbe, in. pl. hd., v. dent 9). — V. 
ingot 1). 
Stabeinguss, m. hd., V. eingösse. 
Stabeisen, n. hd., v. for cylindré. 
Stabeisen abrichten, v. a. hd. 

Staafijzer richten, rechtzetten ; to beat out 
the rod-iron; dresser les barres de fer. 
Stabeisenschmied, in. hd., v. fendeur 
1) . 
Stabeisenwalzen, f. pi. hd., v. cylindres 
étireurs 1). 
Stabeisenwalzwerk, n. hd., v. cylindres 
forgeurs. 
Stabelectromagnet, m. hd. , v. 

electro -magnet 1). 
Stabförmig, adj. hd., v. bacillaire. 
Stabgold, n. hd. , v. goldzain. 
Stabhammer, m. hd., v. aplatis


soire. — v. fenderie. 
S tabhobel, m.hd., v. grain d'orge b. 


10 7 2 STABHOLZ --STAHLFRESSENDES GESTEIN. 


Stabholz, n. hd., v. douvain. 
Stabilité, f fr., Stability, eng., 
Stabilität, f. hd. Standvastigheid. 
Stability, eng. Duurzaamheid . dauerhaftigkeit; 
résumé. 
Stable, eng. Stal, paardestal ; stall; 
écurie. 

Stabrechnung, Stabrechenkunst, 
f. hd. Het rekenen met staafjes; 
rhabdology; rabdologie. 

Stabsilber, n. hd., v. argent en 
barre. 
Stabstahl, m. hd. Staafstaal, staal aan 
staafjes ; h un,gary steel; acier de Hongrie. 
Stabwalzwerk, n. hd., v. cylindres 
forgeurs. 
Stabzange, f. hd. Smeetang voor staf 
tongs for the iron-bars; tenailles pour-ijzer; 
forger le fer en barres. 
Stachelfutter, n. hd., v. flange


chuck. 
Stachelkette, f. hd., v. eilice. 
Stacheln, f pl. hd., v. artichant. 
Stack, eng., v. chimney-shaft. 
Stack (to), eng., v. déposer 2). 
Stacket, ni. hd., v. échalier. 
Stack-wood, eng., v. fadenhoiz. 
Stadel, m. hd. Plaats waar het erts 

geroost wordt ; place for roasting ore; lieu 
du grillage. m• Stel kuipen in een zoutziederij 
; pair of tubs; deux tinettes. 

Stafeisen, n. hd., v fer eylindré. 
Staff, eng., v. knuppel am hoofd. 

— V. baton de pavillon. ••• v. dragstaff. 
~ (Banderol, Bandrol) baken 
met vlaggetje, vlaggebaken ; mess fahne, jalon, 
bake; jalon . — V. épars 1). ••• S. for 
moulding, v. batte 3) . S. for 
measuring, v. caliber 2) 
Staffage, f. hd. Stoffage van een schil 
living figures in a landscape; figures-derq ; 
qui peuplent un tableau. 

Staffel f hd. einer trappe, v marche 
i) .® S. einer leiter, v. echelon. 
Staffel, Staffelei, f. hd., v. che


valet du doreur. 

Staffeleigemälde, Staffeleistück, 
n. hd. Geschilderd paneel ; easelpiece; 
tableau de chevalet. 

Staffettenzug, m. hd., v. express


zug. 
Staffholz, n. hd., v. douvain. 
Staffelholz, n. hd , v. eremaillère 

de moulin. 

Staffiren, v. a. hd. (ein kleid) Garneeren, 
opleggen ; to garnish; garnir. 
(ein gemalde) stoffeeren ; to enliven; 
peupler. 

Staffirer, m. hd., V. appareilleur. 

.. V. garnisher. ~ v. floreur. 
Stafñrrnaler, m. hd., v. floreur. 
Staffirmalerei, f. hd. Gedrukt schil 

decorative painting; peinture d'im--derwerk ; 
pression . 
Staffirnaht, f. hd. Naad als garnituur; 
garnish-seam; couture de garniture. 

Stag, n. hd., V. étai. ~ Loses s., 

V. faux étai s. étai. 
Stagauge, n. hd., v. collar of a 
stay. 
Stagbloek, m. hd. Stagblok ; block of 
a stay; poulie d'étai. 
Stage, eng., v. catch f2). ~ V. procédé 
I). — V. farbenstein 2). ~ v. 
échafaud i) . — v. échafaudage. •^• 

S. on a ship, v. échafaud 2) . 
Stag-feet-sculper, eng. Ovale guds; 
ovale stichel; espèce d'échappe ronde. 
Stagfock, f hd., v. fockstagsegel. 
Staggarnat, n. hd., v. garnet 2). 
Stagkragen, m. hd., v. collar of 

a stay. 
Stagleik, n. hd.., V. fore-leech. 
Stagnol, m. hd., v feuille d'étain. 
Stagsegel, n. hd., v. stay-sail. 

Stagtakel, n. hd., v. palan d'étai. 
Stagtalj e, f. hd., v. garnet 2) . 
Stahl, m. hd , v. acier. 

Stahlader, f. hd. Harde streep in het 
ijzer; steel-vein; veine d'acier. 
Stahlarbeit, f. hd. Staalwerk, stalen 
voorwerpen ; steel-work; ouvrage d'acier. 
. Stahlbahn, f. hd., V. face du marteau. 
~ S. des pfannendeckels, 

V. face de la batterie. 
Stahlblau adj. hd. anlaufen las sen, 
Blauw aanloopen van ijzer en staal ; 
to steel color; mettre en couleur d'eau. 
Stahlblech, n. hd. Staalplaat ; steel 
plate; tóle d'acier. 
Stahlbrennen, n. hdStaalvorming;

. 

transformation of iron into steel; fabrication 
de lacier. 

Stahlbrillanten, m. pl. hd. Stalen 
voorwerpen, tot opschik, in den vorm van 
geslepen diamanten ; steel-brilliants; pointes 
de diamant. 

Stahlderb, adj. M. Zoo fijn als staal; 
firm as steel; compacte comme lacier. 
Stahldraht, m. hd., V. fil d'acier 

— Geplätteter s., v. Flachdraht. 
Stählen, v. a. lid., v. acérer. 
Stahlerne seitendraht, m hd., v. 
music-wire. 
Stahlfabrik, t. hd., v. aciérie. 
Stahlfabrieation, f, hd. Het maken 

van staal ; steel-making; fabrication de lacier. 
Stahlfarbe, f. hd. Staalkleur; steelcolor; 
couleur d'acier. 

Stahlfeder, f. hd. Stalen pen ; steelpen; 
plume d'acier -Stalen veer ; steelspring; 
ressort d'acier. 

Stahlfederstreifen, m. hd , v. lame 

1 a). 
Stahlfelle, f. hd. Stalen vijl ; steelfile; 
lime d'acier. 

Stahlfressendes gestein, n. hd. 
Rotsgesteente dat zóó hard is, dat het gereedschap 
er door beschadigd wordt ; rock 
so hard as to spoil the tools working etc.; 

roche si dure que les meilleurs outils s'y 
usent. 


STAHLHAMMER 

Stahlhammer, m. hd. Stalen hamer; 
steel-hammer; marteau d'acier. 

Stahlhammerschlag, m. hd. Hamerslag 
van staal, afval van staal ; scales 
of steel; écaille d'acier. 

Stahlhart, adj. hd. Staalbard ; hard 
as steel; dur corurne lacier. 
Stahlhartung, f. hd. Harden van staal; 

tempering of steel; action de tremper. 
Stahlhütte, f. hd., v. aciérie. 
Stahlkette, f. hd. Ketting van staal; 

steel-chain; chame d'acier. 
Stahlkiste, f. hd., v. chementingchest. 
Stahlklumpen, m. hd., v. pain 

d'acier. 
Stahlknoten, m. hd., v. braunite. 
Stahlkobalt, m hd. Grijs kobalterts; 

grey cobalt-ore; mine de cobalt grise. 
Stahlnadel, f. hd. Stalen naald; steelneedle; 
aiguille d'acier. 
Stahlofen, m. hd., v. cementingfurnace. 
Stahlplatte, f. hd. Stalen plaat; steel


plate; plaque d'acier. 
Stahlsaite, f. hd., v. music-wire. 
Stahlschiefer, m. hd. Loovertjes van 

staal ; steel-scale; paillettes de lacier. 
Stahlschmied, m. hd. Staalsmid; 
forger of steel; forgeur d'acier. 
Stahlschmuck, M. hd., V. stahlbrillanten. 
Stahlschneider, m. hd., v. graveur 
1). 
Stahlspäne, m. pi. hd., v. fagottediron. 
Stahlspiegel, m. hd. Stalen spiegel ; 
steel mirror; rniroir d'acier. 
Stahlstab, ni. hd. Stalen staaf; steelrod; 
baguette d'acier. 
Stahlstecher, m. hd. , v. siderograph. 
Stahlstecherkunst, f. hd., v. si 

-derographie. 
Stahlstein, m. hd.,v. fer spathique. 
Stahlstich , m. hd. , v. gravure 

en acier. 
Stahlstreifen, nn. hd., v. coussin i). 
Stählung, f. hd. Het vormen van staal; 

steeling; acération. 
Stahlwalze, f. hd. Stalen pletrol ; steelroller; 
lanninoir d'acier 

Stain, eng., v. écoussage. ~ v. 
blase 1). S. of tin, tinvlek in een 
metalen kanon ; zinnfleck; tache d'ètain. 

Stain (to), eng., v. färben. ~ v. 
beizen 4). ~ To S. wood, v. beizen 
5). 

Stained, eng., v. pouilleux. 
Stainer, eng., V. buntfärber. 
Staining, eng., v. peinture 3). ~ 

S. of wood, het kleuren van hout met 
een bijtmiddel ; das beizen; teinture. 
Stair, eng., v. marche 1). 
Stair—carpet, eng. Traplooper ; trep


penteppich; tapis de Venise. 

STAMPFE. 1073 

Stair-case, eng., v. cage d'esca


lier. 
Stairs, eng., v. escalier 1). 
Stake, eng. Klein aanbeeld, tas ; stbck


chen, schlagstockchen; tas. ~ v. pal. ~ v. 

tasseau. — v. estaches. 
Stake, f. hd., v. boat-hook. 
Stake-head, eng., v. chevalet de 

commettage. 
Stakenbrett, n. hd. Paneel (van een 
vergaring); stake•pannel; polisson. 
Stakeneisen, n. hd. Palissadenijzer; 

stake-iron; fer à palissader. 
Stake-pannel, eng., v. palancon. 
Stakete, f. hd., v. palisade. 
Stalactite, eng. , -vi. concrétion 

stalactique. 
Stall eng. of a stable, Standplaats 
voor een paard op stal ; stand; loge, échoppe. 
Stalle, f. fr., Stall, eng. Koorstoel 
chorstuhl. 

Stallstand, ni. hd., v. étal. 
Stam, eng., V. alaunblumen. 
Stamfin, m.'hd., v. durant. 
Stamm, m. hd. Boomstam ; trunk, stock; 

tronc, pied d'arbre. — Aandeel in een mijnwerk 
; share; action. 
Stammbalken, m. hd. Balk waarin 
het hart zit ; trunk-beam; solive de brin. 
Stämmeisen, n. hd., v. ébauchoir 
1). 
Stammel, eng v. braunroth.

., 

Stämmen, v. a. hd., V. cooper le 

Bois. (brin. 
Stammholz, n. hd., v. bois de 
Stammnadel, f. hd. Schoenmakers


naald ; closing-needle; carrelet à renverser. 
Stammschaft, m. hd., v. füt 6). 
Stammwolle, f. hd., V. coaille. 
Stamp, eng., v. pilon 1). — v. 

griffe '7) . — V. merkeisen. — v. 
die 6) . — v. eindruck 1). — v. 
carré 3). w v. frappe 1). — v. patrize. 
— v. boujon. — v. anke. — 

V. boss 3) . — V. dorn 3) . ~ v. entêteur. 
— v. pilon de bocard. — 
v flitterstempel. — Matijzer, matstempel 
; stempel; matoir. 
Stamp-cutter, eng. , v. graveur 
en cachets. 
Stämpel, m. hd , v. gewichtzeichen. 


Stampen V. a. hd. der nadeln, v. 
anköpfen. — (Löcher im hufeisen) 
V. étamper 3). 

Stämper, m. hd., v. entêteu.r. 

Stamper, eng., v. pilon de bocard. 
~ V. d,étritoir. — v. hammer 
7) .— v. batteur i). — v. bocard 
i ). — v concasselur i ). — S. 
with hopper, v. bocard a trémie. 

Stampfe, f. hd., v. estampe 
étampe 1). — V. hammer 7). — v. 
dame 3). — V. bocard i). — v. 
beating-trough. om v. pilon de 
bocard.. — V. marteau vertical. 

t1^^^ 


1074 STAMPFEN 

Stampfen, V. n. hd., v. boeken. 
~ Auf's gath s., v. to pitch astern. 


Stampfen, v. a hd., v. égruger 3). 

V. anköpfen. — v bocarder. — 
v. darner I). ~ V. auftiefen. 
Stampfer, m. hd., v. estampeur. 
... V. pitcher. ® v. refouloir t ) . ••• 

V. flat rammer. — v. pilon de bocard. 
Stampfgang, m hd., v. bocard 1) . 
Stampfgeschirr, n. hd., v. mortar


machine. 
Stampf hammer, m.hd.,v chasing


hammer. 
Stampf haufen, m. hd., v. pilée. 
Stampfklotz, n. hd., v. bélier 1). 
Stamphoch, n. hd., v. bachat. 

V. mortier. des moulins à poudre. 
— V. auge 1). 
Stampfmühle, f. hd., v. moulin 
a pilons 
Stampfreiten, v. n hd., v. to pitch 
at anchor. 
Stampfsee, f. hd., v. coup de mor. 
Stampfstag, rn. hd. , v. étai de 

tangage. 
Starupfsteven, m. hd., v. étambot 
perpendiculaire. 
Stampfstock, m. hd., v. martin


gale. 
Stampfstoszen, v.n. hd., v. boeken. 
Stampftopf, m. hd., V. mortier 

des moulins à poudre. 
Stampftrog, m. hd., v. bachat. 
Stampfwelle, f. hd. Hoofdas, duim


spil vary een stampmolen ; arbor of the 

stamp-mill; arbre de bocard. 
Stampfwerk, n . hd., v.batterie a. 4) . 
Stamp-hammer, eng., v. marteau 

vertical. 
Stamping, eng., v. bocardage. — 

V. eindruck 2). 
Stamping-mill, eng., v. moulin 
a pilons. i V. moulin a bocarder. 
— Roofless s., v. bocard dé-
Couvert. 

Stamping-press, eng., v. coiningpress. 
Stamping-trough, eng., v. beat


ing-trough. 
Stamp-mill, eng., v. batterie a. 4). 
Stancenure, f. fr., V. porte de 

boisage. 
Stancher, v. a. fr. Dichtmaken ; to 
stop; verstopfen. 
Stanchion, eng., v. étancon Q & 5). 

— V. eisengitter 2). 
Stanchioning eng. of the decks, 
V. épontillage. 
Stanton, m. fr., Stancheon, eng., 
V. étancon 5). 
Stand, eng., V. fromage s). — Standaard, 
drager voor scheikundige werktuigen; 
träger; support. — Drievoet van een meetinstrument; 
statie, gestell; trépied. — v. 

STANDER. 

pitch-board. ~ Steunplaat ; stutzplatte; 
plaque de support. — S. of grape, 

V. grape-shot. 
Stand (to), eng., v. porter i ). — 
To s. to sea, v. porter le cap a 

la mer. — Tos . upon the course, 

V. porto en route. 
Standard, eng., V. étalon l ). 
V. montant de cloison s. montant 
b. ~ V. bearer 5) — v. munzwährung. 
— V. lisse à coulisse. ~ v. 
montant a. 1) — v. feingehalt. — 
V. écharseté de loi. — S. of the 
fineness of silver, v. denier de 
fin. — v. standarte. 
Standard-cylinder, eng., v. eylindre 
vérificateur. 
Standard—gold, eng. Goud van wettig 
gehalte : probegold; or au titre. 
Standard-knee, eng., v. capucine 
de pont. 
Standard-lever, eng. , v. levier 
régulateur s. levier b. 
Standard-piece, eng., v. denier 

de botte. 
Standard-piles, eng. Palen van een 
kistdam; grundpfáhle; pieux. 
Standard—plough, eng. Kogel om 
de maat van geweerloopen te bepalen .; ku


gel der büchsenmac,her; dez. 

Standard-powder, eng., v. poudre-
type. 
Standard-range, eng., v. portée 
de la poudre-type. 

Standard—scale, eng. Verboudingsschaal 
van de artillerie ; kaliberstab, artillerie 
maassstab; échelle de dimensions, écbelle 
de calibre. 

Standard-silver, eng., v. argent 
au titre. 

Standard-weight, eng., v. lagergewicht. 
— To cut to s., v. ausstückeln. 


Standarte, f. hd. Standard, groote 

vlag ; standard; éteudard. — S. auf ga— 
leeren, vlag eener galei ; vane, triton; girouette. 


Standbild, n. hd. Standbeeld ; statue; 

statue. 

Standblock, m. hd., v. apStres. 

Standbüchse, f. hd., v. arquebuse 
buttière. 

Ständer, m. hd., v. bucket i). ~ 

v. attache B). — Aluinkuip der handpapier 
fabrieken ; vat for aluming the paper; 
cove it aluner le papier — V. abzugsröhre. 
~ v. montant a 1). ~ v. 
montant de cloison s. montant b). 
~ v. coulombe. ~ v. poteau I). — 

v. poteau de cloison. — v. pilas 
schaft'. ~ v. cages-tre z). — v. 
formes. — V. mouton d'un pont 
roulant. 

Stander, m. hd., V. tornette i ). 
v étai d'une draille. o v. dor 
-mant Q). 


STANDERHOLZ -- STAPEL. 1075 


Standerholz, n. hd., v. baton de 
pavilion. 
Ständerkrahn, m hd., V. grue á 
poincon. 
Ständerwerk, n. hd., v. colombage. 


Standing-artillery, eng. Vesting artillerie; 
festungs-artillerie; artillerie de place 
ou de forteressè. 

Standi.ng-backstays,eñg.,v.backstays 
3) . 
Standing-block, eng., v. poulie 
fixe. 
Standing-buddle, eng., v. auge a 
laver. 
Standing-carriage, eng Vesting affuit 
; wall-la fíete; aff t, de place. 
Standing-rigging, eng., v. manoeuvres 
dormantes. 
Standing-vice, eng., v. benchvice. 
~ v. étau a agrafe. 
Standing-water , eng. , v. eau 
dormante b. 
Standlehre, f. hd., v. équilibre 
stable. 

Standlinie, f. hd., V. ligne de base. 

Standort, m. hd. Standplaats; stand


ing -place; station. 

Stand—pipe, eng. Bechtopstaande pip 
der gasfabrieken ; aufsteigende röhre; tuyau 
vertical. — Voedingspijp van den stoomketel 
van Watt ; speiseröhre; tuyau d'ali


mentation 
Standriss, m. hd., v élévation 3) . 
Standrohr, n. hd., v. biscaïen. 
Standuhr, f. hd., v. montre de 

toilette. 
Stanfile, eng., v. imprimure 1). 
Stange, f. hd., v. rod 1). ,-• v. perch 

3). v. gachette détente. — Ende 
einer halbgestreckte s., v. corrond. 
•e• Gewalste eisen-s., v. fer 
ébauché. •• S. am Schmiedeherd, 

V. bar 12). ••• Starkes., V. cottière. 
Stangen, f. pl. hd , v. gestänge.
S. zum halten der eisenbleche, 
V. courbure ij. 
Stangenbohrer, m. hd., v. évidoir. 
Stangeneisen, n. hd., v. fer en 
barres. ~ Gespaltenes s., v. cote 

de vache. 

Stangenfeder, f. hd., v. ressort 

de gáchette. 

Stangenfederschraube, f. lid. 

Stan gveerschroef"; sear-spring-screw; vis du 

ressort de gáchette. 

Stangenfederschraubenöhr , n. 

hd., v. oeil de la vis du ressort de 

gáchette. 

Stangenfederstiftlöcher, n. hd., 

V. mortaise. 
Stangengiessform, f. hd., v. giess-flasche. 
Stangengitter, n. hd. Hekwerk, latwerk, 
staketsel ; barred grate; treillage de 
perches. 

Stangenhammer, m. hd. Hamer voor 
het smeden van den beugel van een kel


derwind ; hammer to tooth the bar of the 

jack; marteau à denteler la barre du cric. 
Stangenkugel, f. hd., v. bar-shot. 
Stangenkupfer, n hd Koper aan 

blokken ; bar•copper; cuivre en lingots. 

Stangenkunst, f. hd. Wateropvoeringswerktuig 
voor groote diepten ; drag; 
machine hydraulique á tirants. 

Stangenlaterne, I. lid., v. falot. 
Stangenlack, m. hd., v. holzlack. 
Stangenleinwand,f. hd., v. diaper. 
Stangenleiter, f. hd., v. échelier 1). 
Stangenrolle,f.hd., v. rod-ferrule. 

Stangenschraube, f. hd. Stangschroef; 
sear-screw; vis de la gacbet te. 
Stangensilber, n. hd., v. argent 
en barre. 
Stangenstahl, m. hd. Staal aan staven, 
stafstaal ; bar-steel; acier en barres. 
Stangentriebwerk, n. hd., v. engrenage 
a crémaillère. 

Stangenwerk, n. hd. De gezamenlg'ke 
stangen van een wateropvoeringswerktuig 
bij mijnwerken ; perches; tirants. 
. Stangenzaun, m. hd., v. échalier. 

Stangenzinn, n. hd., v. étain en 
verges. 
Stangenzirkel, ni. hd., v. beamcompasses 
2). 
Stanghaken, rn hd., v. basket


pole. 
Stänglein, n. hd., V. estisseuses. 
Stanhope, *. IJzeren handdrukpers 

volgens de inrichting van Stanhope. 
Staniol, Stanniol, m. hd., v. feuille 
d'étain. 
Stannage, m. fr., v. eintauschen 
in eine zinnauflcsung. 

Stannate, m. fr. & eng. Tinzuurzout; 
zinnsaure salz. — S. de soude, S. of 
soda, tinzure soda ; sodastannat, zinnsaure 
natron. 

Stannic-acid, eng., V. acide stan


nique. 
Stannine, f. fr., v. étain sulphure. 
Stannum, eng., v. étain I). 
Stanseur, m. fr., v. étanconneur. 
Stanze, f. hd., y. die S). S—n, 

V. cylinder-stands. ••• S. einer 
ölstampfmühle, v. étampe d' un 
moulin à Thuile. 
Stanzenbunzen, m. hd., v. aus 
-treibeisen 1). 

Stanzenhammer, m. hd. Hamer voor 
bet uitslagizer; hammer to beat on a stamp; 
marteau à estamper. 

Stanzenstempel, m. hd., v. poincon 
ht). 
Stanzmaschine, f. hd., v. grooving-
machine. 

Stapel, m. hd., v. mèche de la 
lame. v. étape. V. chantier 
de construction. — Vom s. las 

wettre à l'eau.-sen, v. 


1076 STAPELBLOCK 

Stapelblock, m. hd. Kielblok ; block; 
tin. 
Stapelkeil, nl. hd. Kielwig; wedge of 
the stocks; coin de chantier. 

Stapeln v. a. hd. den kiel, De kiel 
leggen ; to t ay down the keel; mettre la 
quille en chantier. 

Staple, eng., v. mèche. •®• v. etape. 
v gáche I). v. crampe. — v. 
auberonnière, — v. gáchette %). 

S. for a bolt, v. crampon de 
tangette. 
Stappes, Staples, Staps, f. pl. fr. 
Kolenafval, kolengruis aan de Belgische kolenmijnen; 
gobbín, gob-stuff, waste, refuse, 
rubbish, stowing; versatz bei der kohlen 

-gewinnung. 

Star, eng., v. étoile i & 7). ~ v. 
asterisk. ~ S. of an ordre, v. Ordensstern. 


Starboard, eng. Stuurboord ; steuerbord; 
tribord, stribord 
Starch, eng., V. nachschlicht. 

V. amidon. 
Starch-gum, eng., v. dextrine. 
Starching-machine, eng., v. machine 
à empeser. 

Starch-paste, eng., v. empois. 

Starch-sugar, eng. Zetmeelsuiker, 
druivensuiker; stärkezucker, dextrinzucker; 
sucre de fecule ou d'amidon. 
Star-fort, eng., V. fort à étoile s. 
étoile. 
Star-headed-rocket, eng., v. fu


sée volante a étoiles. 

Starie, f. fr., v. liegetage. 

Stark, adj. hd. , V. massif adj 

Stärke, f. hd., v. dicke 1) . •.• S. 

der bewegung, v. laboring-force. 

V. fort b. 2). 
Starke, f. hd., v. empois. v v. 
fécule 2) . 
Stärkefabrik, f. hd. Stijfselfabriek ; 
starch-factory; amidonnerie. 
Stärkekörnháutchen, n. hd., v. 
amidin. 
Stärkemehl, n. hd., V. amidon. 
® V. fécule 2) . — S. aus der pfeilwurzel, 
Echt arrowroot; arrow-root; cassova, 
tapioca. (lacé. 

Stärkemehlartig, adj. hd., v amy-

Stärken, V. a. hd. Het verfbad aan 

to add lemon-juice to the bath; tirer-zetten ; 
le Bain. — v. to dress the warp. ®• 
Stijven ; to starch; empeser. 

Starling, eng., v. brüekenpfahl. 

Star—match, eng. Stervormige lout 
met zes of acht punten voor het ontsteken 
van mijnen ; stern; mèche d'étoile. 

Star-paper, eng., v. étoile 13). 

Starred, eng., v. étoilé. 

Stars, pl. eng. Sterren voor vuurpijlen; 

Sternputze; étoiles. 
Star-shoot, eng., v étoile tornbaute. 
Star-stone, eng., v. katzensaphir. 

--- STAUBBODEN. 

Start (to), eng. In beweging zetten, 
aan den gang maken ; gehen lassen, in gang 
setzen; mettre en train, faire pivoter 

Starting, eng., v. anise on train. 
Starting-bolt, eng., v. eheville à 
repousser. 
Starting-lever, eng., v. levier de 
distribution. 

Starting-steam cylinder, eng. 
Hulpstooruwerktuig om groote werktuigen 
aali den gang te maken ; anlassmaschine; 
machine de mise en marche 

Star-wheel, eng., v. cylindrical


wheel. ~ v. canting-wheel. 
Stately-tumb, eng., v. mole. 
Station, eng., v. station fr. ~ v. 

point de repère i). 

Station, t. fr , v. eisenbahnhof. 
~ S. pour l'alimentation, v. chateau 
d'eau. ~ S. intermediaire. 

S. de passage, tusschenstation ; intermediate 
station; zwischenstation. — S. de 
jonction, aansluitingsstation (van twee 
maatschappijen); junction-station; anschlussstation. 
— S. principale, v. hauptstation. 
— S. de t®te, S. de rebroussement, 
eindstation ; .cul-de-sacstation; 
kopfstation. ~ S. des voyageurs, 
personenstation ; passenger-depot; 
personenstation. — Chef de s., v. chef 
de gare s. gare. 
Station, m. hd., v. bahnhof. 
Stationary, eng., v. fix hd. 1). 
Stationary engine, eng., v. fest


stehende maschine. 
Stationer, eng., v. papetier. 
Stationery, eng., v. papeterie. 
Station-master, eng., Station


meister, m. hd., v. chef de gare s. 
gare. 
Station-meter, eng. , v. comptour 
au gas. 
Stationnaire, adj. fr. Stationary, 
eng. Stationär, hd. Stilstaand. 
Station-pole, eng., v. levellingpole. 
Statique, f. fr. Staties, eng. Sta 

f. hd. Leer van het evenwicht. ~-tik, 
S. des fluidos, S. of fluids, S. 
der flüssigen körper, v. hydrostatics. 
~ S. des huides aëriformes, 
S. of elastic-fluids, S. der 
luftförmigen körper, v. aerostatics. 
Statue, in. fr. pedestre, v. fussstandbild. 
Staub, I. hd. vom gerösteten erz, 

V. dust of roasted ore. 
Staubarbeit, t. hd. Fluweel behangselpapier 
met scheerwol gemaakt ; velvetpowder; 
tontice, tontisse, tapisserie. 

Staubbesen, i. hd. Kleine borstel van 
den goudsmid ; small brush; sale. 

Staubboden, m. hd. Stuitzolder ; loft 
where the dust is caught; réduit on s'amasse 
la folie tanne. 


STAUBDECKEL 

Staubdeckel, m. hd., V. cuvette :i). 
Stauben, n. hd., v. poncage. 
Stäuben, V. a. hd., v. to dust. 
S taubkalk, m. hd., v. chaux fusée. 
Staubkamm, m. hd., V. niszkamm. 
Staubkapsel, f. hd., v. cuvette 3). 
Staubkohle, f. hd., v. slack-caol 


S. coal. 
Staubpinsel, m. hd., v. epoussetoir. 
Staubsige, f. hd. Fijne, dubbele zaag 
voor kammen ; circular cutter, two bladed 
cutter; estadou, étadou. 

Stauch m. hd. eines mi hlrades, 
Wenteling van een molenrad ; stroke of a 
mill-wheel; poussée. 

Stauchen, V. a. hd., v. estoquer. 

— V. - abfassen 2). ~ V. refouler 2). 
~ Ein mtihlwasser s., een molen 
water opstuwen ; to dam up; engorger. 
Staucher, m. hd., v. muff. 
Stauchweger, m. pl. hd., v. floor


head-ceiling. 
Stauchzange, f. hd., v. molette 5). 
Staudeich, m. hd. Stuwdam ; stemming


dam; digue, levée. 
Stauen, v. a. hd., v. arrimer. 
Opstuwen ; to stem; engorger. 
Stauer, m. hd. Stuwer van een schip; 
stower; arrimeur. 

1 

Stauholz, n. hd., v. bols d'arrimage. 
Staukeil, m. hd., v. coin d'arrimage. 
Stauschleuse, t. hd. , v. écluse 
provisionnelle. 
Stauung, f. hd., v. arrimage. •e 

V. engorgements. 
Stauwasser, m. hd., v. eelusée 2). 
Stave, eng., v. daube. — s-s, v. 
douvain. — S. of a pinion, v. fu seaux 
d'une lanterne. — s-s, v. 
fer en barres d. — s-s of the counter 
weights, V. quills o. 

Stay, eng., v. étrésillon 3) . •• V. 
étaie 1). — V. coulombe. ••e v. 
arrêt 2). — V. einlesebrettehen. — 

V. blatt 4). — v. stand 5). — V. 
étane,on de la maille. v. clameau. 
^ V. ètai, i ). — S. of the 
frisket, v chevalet d'une presse 
d'imprimerie. ~ S. for the lockplate, 
V. potence 5). S. of the 
sheers, V. haubans des bigues. 
Stay-pin, Stay-peg, eng., v. anhaltstift 
& click 1). 
Stay—sail, eng. Stagseil ; stagsegel; voile 

d'étai. — s-s stay, v. draille I). 
Staysmaker, eng. , v. parfaiseur. 
Stay-tackle, eng., v. palan d'étari. 
Steady (to keep), eng., V. befes


tigen 1). 
Steam, eng , v. dampf. 
Steam (to), eng., v. eindunsten. 

V. décatir 2). ~ To s. trough, 
V. bruir. 
STEAM-PLOUGH. l 077 

Steam-apparatus, eng., v. dampf


apparat. 
Steam-bath, eng., v. dampf bad. 
Steam-boat, eng. Steamboat, m. 

fr., v. bateau a vapeur. 
Steam-boiler, eng , V. chaudière 
á vapeur s. chaudière b. 

Steam-box, eng., v. botte des tiroirs. 


Steam-carriage, eng., v. dampf


wagen 1). 
Steam-case, eng., v. chemise du 
cylindre. 
Steam-chamber, eng., v. chambre 
de vapeur. 
Steam-chest, eng., v. machine a 

sécher. — v. dampfbuchse. 
Steam-cock, eng., v. dampf haha. 
Steam-color, eng., v. dampfarbe. 
Steam-cylinder, eng., v. dampf


cylinder. 

Steam-cylinder-cover, eng., v. 
couvercle superieur du cylindre 
a vapeur. 

Stearn-distributor, eng , v. dis


tributeur de la vapour. 
Steam-dome, eng., v. dach z). 
Steam-engine, eng , v. dampf


masehine. 
Steamer, eng., & m. fr., v. navire à 
vapour. 

Steam-fire-ship, eng., v. dampf


brander. (fregatte. 

Steam-frigate, eng.. v. dampfSteam-
gauge, eng., v. dampfmesser. 
— v. manomèter i & 2). 

Steam-governor, eng , v. gover


nor 2) . 
Steam-gun,eng . v.dampfgewehr. 
Steam-hammer, eng., v. dampf


hammer. 
Steam-heating, eng., v. dampfheizurg. 


Steam-hole, eng., v. dampfoch. 
Steam-indicator, eng., v. mano


mètre à piston. 
Steaming and sailing-ship. eng., 

V. navire mixte. 
Steam-inlet, eng , v. dampfeinlasser. 
Steam-inlet-valve,eng.,v. dampfeinlassventil. 
Steam-jacket, eng., v. chemise 
du cylindre. 
Steam-navigation, eng. ,v dampf 
schifffahrt. 
Steam-outlet, eng., v. dampfauslasser. 
Steam-packet, eng., v. dampfpacketboot. 
Steam-pan, eng., v. augelot. 
Steam-pipe, eng., v. dampfrohr. 
Steam-piston, eng., v. dampfpis


ton. 
Steam-plough, eng., v. charrue 
a vapour. 


1078 STEAM-PORT — STEEL-JEWELLERY. 


Steam-port. eng., v. dampfweg. 

Steam -power,eng.,v.dampfkraft. 

Steam-ram, eng , v. mouton à 
vapour. 
Steam-room, Steam-reservoir, 
eng., v. ehambre de vapour. 
Steam-ship, eng. , V. navire a 
vapour. 
Steam-sloop of war, eng, , v. 
dampfeorvette. 

Steam-tight, eng., v. dampfdicht. 

Steam-trigger, eng., v. federklappe. 
Steam-tug, eng., v. bugsirdampf 
boot. 
Steam-valve, eng. , v. out-offvalve. 
Steam-vesicles, eng., v. dunst 
-blaschen. 
Steam-vessel, eng., v. navire à 
vapour. 
Steam-waggon, eng., v. dampf. 
wagen. 

Steam-wheel, eng., v. rotirende 
dampfmasehine s. dampfmascnine. 


Steam-whistle, eng., v. pfeife B). 

Steam-work, eng., v. dampfwerk. 

Steaning, eng., v. brunnenbriistung. 


Stéarate, in. fr., S tearate, eng., 
Stearinsaures salt, n. hd. Stearinzuurzout. 


Stéarine, f. fr. Stearine, eng. Stearin, 
n. hd Stearine, talkzuur. 

Stearinlicht, n. hd. Stearinekaars; 
stearin-chandle; chandelle de stéarine. 

Steasehiste, m. fr. Talkschiefer, talkleisteen 
; talcose-slate, talcose-schist; talkschiefer. 


Stéatite, f. fr., v. bildstein. 

V. pierre de savon. ® v. fettstein. 
Stechbeitel, in hd., V. brechbetel. 
® v bee d'áne b. 
Steehbolzen, m. hd., v. raban de 
ris de pointure. 
Stecheisen, n. hd., V. échoppe 1). 

— V. piercer 3) . ~ v. absteehstachel. 
•® V. onglet 7). — v. augeneisen. 
— (Gestoehenes eisen), v. 
cast-iron. 
Stechen, v. a. hd., v. buriner. — 

V. faire couler la fopte s. couler. 
~ ,;duf holzschnittart s., v. épargne 
f2).. Zierlich s., v. ausgraben 
v. a. 1). ~ luit den stechkamm 
s., V. piquer les papiers. ~ Pappblatter 
s., v. piquer les cartons. 
— Unrein s., V. bavocher. 
Stecher, m. hd., v. graveur i) — 
V. aale. - V. labour. ~ v. déelin. 
~ Bovenstuk van een vilten hoed; headcapade; 
capade de tête. -Stemdraad; valvewire 
to the flute pipe; pointeau. - v. 
genou 5). — V. alonge postiche. 
Stechgi dse, f. hd., v. gouge l). 

Stechheber, m. hd. Steekhevel, wijn 
siphon, taster; larron, táte--kooperspomp ; 
vin, siphon. 

Stechholz, n. hd., v. augenholz. 
Steehkamm, M. hd., v. pricking


comb. 
Steehkissen, n. hd. Kussen van den 

graveur; engraver's cushion; coussinet. 
Stechknie, n. hd., v. courbe ver 
-ticale. 

Stechloch,n. hd., V. oeil de coulée. 
Steehlbffel, m. hd., v. cuiller de 
moule. 

Stechmaschine, f. hd. , v. ausschlagmaschine. 
Steehmneissel, m. hd., v. chasing


chisel. 
Stechmesser, n. hd. Vormstaaf der 
munters ; forming-rod; verge à former. 

Stechprobe, f. hd. Schrap-of krasproef 
van liet gouderts ; essay of gold-ore 
by scratching; essaie a la rature. 

Stechschloss, n. hd., v. platine a" 

double détente. 

Stechstahl, m. hd., v. chisel. 
Steckamboss, m. hd., v. tasseau. 

Steckeisen, n. hd., v. for a dé


tirer. 

Steckelschraube, f. hd. Schroef van 
de pompbuis; screw of the pump-barrel; vis 
de tuyau de pompe. 

Stecken, m. hd., v. labour. 

Steekkiel, m. hd,. Zuigbuis; sucker


tube; tuyau appliqué sous la pompe. 
Steckkniee, I. hd., v. courbe verticale. 


Stecknadel, f. hd., V. épingle 1). 
m• Kleine s., v. camion 3) . — Grosse 
s., V. hausseau. — S. glanz geben, 
v. éclaircir. 

Steckzirkel, m. hd., v. compasa 
pointes tournantes. 

Steel, eng , v. acier. — v. feuerstahl. 
— S. of the hammer, v. 
face de la batterie. — S. of cementation, 
V. brennstahl. — S. for 
edge-tools, v. schartzstahl. 

Steel (to), eng , V. aciérer. — v. 
Blau anlaufen lassen. 
Steel-block eng. in the frog, Sta 
stuk in de korn eerier handdrukpers -len ; 

stahlblockche,n in frosch; grain. 
Steel-border, eng., v. coussin 4). 
Steel-brilliants, eng., v. stahl


brillanten. 
Steel-color, eng., v. stahlfarbe. 
Steel-color (to), eng., v. stahl-. 

blau anlaufen lassen. 
Steel-dust, eng., v. abschleifsel. 
Steel-engraving, eng., V. gravure 

on acier. 
Steel-grind-stone, eng., v. meule 

a repasser. 
Steeling, eng., v. aciérer. 
Steel-jewellery, eng. , V. stahl


brillanten. 


STEEL-MANUFACTORY -- STEILPFAHL. 1079 


Steel-manufactory,eng.,v. aciérie. 
Steel-ore, eng., v. fer spathique. 
Steel-peg, eng., v. lardon 3). 
Steel-pen, eng., v. metalifeder. 
Steel-plate, eng., v. stahlblech. 
Steel-roller, eng., v. dégrossie 3). 
Steel-wire, eng., v. fi1 d' aeier. •• 

Round s., v. music-wire. 
Steel-work, eng., v. aciérie. 
Steel-yard, eng., v. balance ro


maine. — S. ring, v. schnellwagering. 
Steening, eng., v. brunnenbrüs


tung. 
Steep, eng., v. escarp 2). 
Steep (to), eng., v. einquellen. — 

To s. in lime-water, v. chauler. 
To s. a stuff in galls, v. engaller. 
Steeper,eng. Steeping-vat, Steeping-
copper, V. fáulungskupe. 
Steeping, eng., v mouillage de 
forge. 
Steeping-tub, eng., v. mouillet. 

•• V. eintauchen. 
Steeple, eng., V. Blocher. 
Steeple-engine, eng. Staande boot


machine ; glockenturm maschine; machine à 
clocher. 

Steep–water, eng. Water dat gebezigd 
wordt om het graan te weekes, bij 
het mouten ; weichwasser; eau à mouiilage. 

Steer (to), eng., v. gouverner. 
Steerage, eng. Stuurplecht ; steuer


p f icht, hangpflicht; tille, timonerie. 
Steerage-way, eng., v. sillage 1). 
Steering, eng., v. navigation fr. a. 
Steering-tackle, eng. , v. palan 

de la barre. 
Steering-wheel, eng., v. roue du 
gouvernail. 
Steersman, eng., v pilote 1). ••• 

v. mate 1). 
Steert, m. hd., v. fouet 4). 
Steeve, eng. Steeving, Schuinte van 
den boegspriet ; erhöhungswinkel; angle de 

saillie. 
Steft, m. hd., v. broche 2). 
Steg, m. hd., v. foot-bridge. ~ v. 

filet 13). ~ V. bar 9). ~ v. bridge 
of the vat. ^ v. étancon de la 
maille. ~ v. embotture des por 

— v. étaie 1). — v. balance--tes. 
cock. — Gangplank ; gang-board; planche 
a débarquer. — Middelste groef van een 
triglyph ; middle leg of a triglyph; cuisse 
de triglyphe. 
Stegfach, n. Stegkasten, m. hd., 

V. forêt. 
Steglehne, f. hd., v. bri ckengelnder. 
Stehbolzen, ni. hd., v. entre–toise 
d'une machine à vapour. 
Stehende adj. lid. meiler, v. meule 
de-bout. — S. rahmenstuck, v. 
montant d'une porte encadrée s. 

montant b. ~ S-s tauwerk, v. ma


noeuvres dormantes. 
Stehknecht, m. hd , v. bench-vice. 
Steif, adj. hd., v. fort adj. — S-e 

ki hlte, v. grand frais s. frais a. 

Steile, f. hd., v. roideur. — Vastbeid 
van ligging, stabiliteit van een schip; 
stiffness; stabilité dun vaisseau. — v. em.-. 
pois, ~ v. étaie 1). — V. apprêt. 

Steifen, v. a. hd., v. apprêtar i ). 
Steifer, m. hd. , v. appréteur i). 
Steifkette, f. hd. Gesterkte ketting; 

stiff warp; chaine moyenne. 

Steifofen, m. hd. Oven voor bet opmaken 
van hoeden ; stove for dressing the 
hats; fourneau à apprêter les chapeaux. 

Steifung, f. hd., v. apprét 1). 
Steig, m. hd., v. drum 11). 
Steigbaum, m. hd., v. bridge


board. 

Steigbrunnen, m. hd., v. fontaine 

jaillaute. 

Steigbiigel, m. hd., v. étrier 1). 
Steigeisen, n. hd , v. kletteeisen. 
Steigen, v. n. hd., v. monter. 

S. des quecksilbers, rijzen van den 
barometer ; rising; ascention. 

Steigende, n. hd., v. ascent. 
Steigerkrusel, m. hd. Tuitouw; 

ruff; cravate. 
Steiglade, f. hd., v. drop-box. 
Steigrad, n. hd., v., balance 4). ~ 

V. rack-wheel. — v. auslbsung. 
Steigradfeile, t. hd., v. lime à 
roue de rencontre. 

Steigradkloben, m. hd., ,v. nez de 
potence. 

Steigradschieberfeile, f. hd., v. 

dovetail-file. 
Steigradschneidzeug, n. hd. Snij 

voor schakelradtanden ; balance--werktuig 
wheel-engine; instrument pour tailler les 
roues de rencontre. 

Steigradzange, f. hd., v. protrac


tor 2). 
Steigriemen, m. hd., v. étrivière. 

S. einschnitte, v. mortaises d'étrivières. 
Steigriemenring, m. hd., v. porte


étrivière. 

Steigrohr, n. hd., v. pompe aspirante. 


Steigráhre, f. hd., v. duct to the 
case. — Stijgbuis van een perspomp; 
upper tube of a pump; corps de degorge• 
ment. — Luchtpijp van den gietvorm; vent; 
évent. 

Steigung. f. hd., v, ascent. — V. 
montée de marche. 

Steigzeug, n. hd., v. aufzug B); 

Steilen, f. pl. hd., v. betingsspenen. 
— S. am netzen, drijflijnen 
van een haringnet ; bowl-cables of a herringnet; 
cables d'une drainette. 

Steilpfahl, m. hd. Rechtopstaande paal; 
upright post; pieu planté droit. 


 

1080 STEIN

Stein, m. hd., v. bleistein. — v. 
carreau 1) . - v. étoffe à carreaux 

S. carreau. ® v. pierre 1 a & b). 
— Edler s., v. edelstein 3) . S. 
mit weichem streife, v. pierre 
moye S. moye. ~ S. aushatien, 
molensteenen bakken ; to cut out the millstone; 
tailler. — S. treiben, v. griller 
les minerais. (roche. 
Steinalaun, m. hd., v. alun de 
Steinarbeit, f. hd. Het bewerken van 
steen ; working in stone; travail en pierre. 

-Uit steen gemaakt werk ; stone-work; 
ouvrage de pierre. 
Steinart, f. hd., v. gangart. 
Steinartig, adj. hd. Steenachtig ; stone


like, stony; lithogène. 
Steinausmesser, m. hd. Steenafschrjver; 
dresser; appareilleur. 
Steinball, m. hd. Kiezelsteen ; stoneball; 
ballon de cailloux. 

Steinband, n. hd. Rei rechthoeken in 
damasten stoffen ; stripe of diamonds; raie 
de carreaux. 

Steinbank. f. hd. Steenbedding; stonebed; 
assise. 

Steinbau, m. hd. Het bouwen in 
steen ; building in stone; bátisse en pierre. 
~ Steenen gebouw; stone bouldsng; batiment 
de pierre. 

Steinbett, n. hd. Plaats waar het ijzererts 
gelegd wordt ; bed for putting the ironore 
on; place pour mettre la mine de ter. 

Steinbild, n. hd. Steenen standbeeld; 

stone-statue; statue de pierre. 
Steinbloek, m. hd., v. dado. 
Steinblute, t. hd., v. amiant. 
Steinbohrer, m. hd., v. aiguille 6). 
$teinbreehen, n. hd. Het bewerken 

der steengroef; quarrying; tirage. 
Steinbrecher, m. hd., v. carrier 1). 
Steinbrenner, m. hd., v. erzroster. 
Steinbruch, m. hd., v. carrière. 
Steinbri eke, f hd., v. pont de 

pierre. 
Steindamm, m. hd., v. mole eng. 

V. kai. ~ V. chaussée 2) . 
Steindruck, m. hd , v. lithographie 
i & 2). 
Steindrucker, m. hd., v. lithograph 
2). 
S teindruckerei, f. hd., v. lithographie 
3) . 
Steindruckpresse,f. hd , v. presse 
lithographiquo. 
Steindrucktinte, I. hd., v. enere 
d'impression. 
Steineichenholz, n. hd., v. english 
oak s. oak. 
Steineinfassung f. hd. im hochofen, 
v. cótière 3) . 
Steinerde, I. hd., v. castina. 
Steinfaden, m. hd. Kettingdraden die 

het vierkante patroon vormen ; warp-thread 
of the lozenge; til de la chaine formant les 
carreaux. 

-- STEINKORB. 

Steinform, I. hd. Steenvorm ; stoneform; 
moule de pierre. 
Steinfutter, n. hd., v. enveloppe 
de la pierre. 
Steingalle, f. hd. Hard ganggesteente; 

dead and hard rock; pierre dure et stérile. 
Steingerinne, n. hd., v. pierree 2). 
Steingewebe, n. hd.. v. damboard. 
Steingrube, f. hd , v. carrière. 
Steingrund, m. hd., v. fond de 

roche. 
S teingut, n. hd., v. dry-bodies. 

V. faience 1). ^ V. cream-color. 
v. wedgewood. 
Steingutfabrik,f.hd., v. crockeryware-
manufactory. 
Steingutmacher, m. hd., v. crockery-
man. 
Steinhammer, m. hd , v. fegehammer. 
Steinhaue, m. hd., v. keilhacke. 
Steinhauer, m. hd. Steenhouwer; 

stone-cutter; tailleur de pierres. 
Steinhauerkunst, f. hd., v. coupe 
des pierres. 

1 

S teinindig, m. hd. Beste soort indigo; 
first quality of indigo; indigo de première 
qualité. 

Steinkalk, m. hd. Steenkalk ; commonlime; 
chaux commune. 
Steinkamm, m. hd., v. muraillement 
des galeries. 
Steinkies, m. hd. Zwavelpyriet ; ferruginous 
pyrites; pyrite sulphureuse. 
Steinkitt, m. hd. Steenlijm ; stonecement, 
iron glue; lithocolle. 
Steinkohie, f. hd., v. houille 2) . 
Entschwefelte s., V. coke. 
Steinkohlenbergwerk, 0. hd , v. 
houillèro. 
Steinkohlendampf, m. hd. Steen


kolendamp ; coal-smoke; vapeur de la houille. 
Steinkohlengas, n. hd., V. coal-gas. 
Steinkohlengrube, f. hd., v. coal


pit. 
Steinkohlengrus, m. hd., v. slack 
coal s. coal. 
Steinkohlenkampher, m. hd. , v. 
napthalin. 
Steinkohlenlager, n. hd., v. coalformation. 
Steinkohlenmeiler, m. hd. , v. 
coking-mound. 
Steinkohleni 1, n. hd., v. coal-oil. 

— V. essence de goudron d'houille. 
Steinkohlenschacht, m. hd Mijn


put van een kolengroeve ; shaft of a coalpit; 
puits dune houillère. 
Steinkohlenstaub, m. hd., v. coaldust. 
Steinkohlentheer, m. hd., v. coaltar. 
Steinkohlenverkohlung, f. hd., 

V. to coke. 
Steinkorb, m. hd. Minwerkersmand; 

miner's basket; panier de mineur. 


STEINKOST 

Steinkost, f. hd. Bak voor het gestampte 
erts; chest for the pounded ore; 
Baisse pour la mine bocardée. 

Steinkröpfe, f. hd., v. louve. 

Steinladung, f. hd. Steenlading van 
een mortier ; stone-shot; charge de pierres 
dans un mortier 

Steinlager, n. hd., V. dé en pierre. 
Steinloch, n. hd., v. oeillard d'une 

meule. 
Steinmark, n. hd., v. bergmilch. 
Steinmasse, f. hd., v. massif 3). 
Steinmehl, n. hd. Meel dat kraakt, 

meel dat bet eerst op een nieuw gebilde 
steen gemalen is; stony mill-flower; farine 
pierreuse. 

Steinmeissel, m. hd., v. fleuret i). 

— V. abstechstachel. 
Steinmergel, m. hd. , v. marne 
compacte. 
Steinmörser, m. hd. Steenmortier, 
steenstuk ; pederero; mortier-pierrier. 
Steinmortel, in. hd., v cement. 
Steinmuhle, f. hd., V. marmor


mi hle. 
Steinofen, m. hd., v. darrofen. 
Steinöl, n. hd., v. erdöl. 
Steinpappe,f hd.,v. carton-pierre. 
Steinpflaster, n. hd., v. pavé de 

pierre S. pavé b. — S. eines scales, 

V. carrelage 1). 
Steinpiatte, f. hd., v. slab 8). — 
V. dalle 1). ~ Steenplaat voor dakbedekking; 
stone-tile, stone shingle; lave, pierre 
lavée. 
Steinplattendaeh, n. hd. Dak van 
steenplaten ; stone-shingle roof; couverture 
en lave. 

Steinporzellan, n. hd., v. feldspathporzellan. 


Steinpresse, f. lid. Klem voor het 
vasthouden van steen bij het zagen ; benchpress; 
crochet d'établi. 

Steinramme, f. hd., v. dame 3). 
Steinring, m. hd. Beslaghand van den 

molensteen ; iron-hoop; cercle de fer. 
Steinsäge, f. hd., v. marmorsäge. 
Steinsalz, n. hd., V. erdsalz. 
Steinsalzgrube, f. hd., v. mine 

de sel. 

Steinsalzlager, n. hd. Bedding van 
steenzout ; bed of rock-salt; dépót de sel 
gemme. 

Steinsand, M. hd., v. gravier 1). 
Steinsarg, m. hd. Steenen doodkist; 
sarcophagus; sarcophage. 
Steinsatz. m. hd. Bedding aardsteen; 
layer of free-stone; assise de pierres. 

Steinsehafte, m. pl. hd. Schachten, 
lussen, die het vierkante patroon vormen 
bij de geweven stoffen ; tringles o f the threads 

which form the little squarres; tringles des 
Ills qui Torment les petits carreaux. 
Steinseheidung, f. hd., v. séparation 
du minérai. 
Steinschmirgel, in. hd. Amaril aan 

STELLFEDER. 10 81 

stukken ; stone-emery; émeri en pierre. 
Steinschlag, m. hd., v. moëllons 

concassés. 
Steinschneide, f. hd., v. gereure. 
Steinschneidekunst,f. hd. Het kloo


ven van edelgesteente; cutting of precious 
stones; art de tailler les pierres. 
Steinschneider, m. hd., v. lapidaire. 


Steinschneiderr dehen, n. hd. 
Steenklcoverswieltje; wheel for stone-cutting; 
touret. 

Steinschieht, f. hd., v. assise 1). 

Steinschleife, f. hd. Slede voor het 
vervoer van steen aan de mijnen ; stonesledge; 
traineau de mine. 

Steinschleifer, m. hd. Diamantslijper 
; polisher of stones; polisseur de pierres. 

Steinschloss, n. hd., V. flint-firelock. 
Steinschnitt, m. hd., v. seal-en


graving. — v. coupe des pierres. 

Steinschraube,f hd ,v. cock-nail. 
Steinsetzarbeit, f. hd., v. pavage. 

Steinsetzer, m. hd., V. paveur. ~ 
Metselaar die gehouwen steen verwerkt 
stone-layer; poseur, contreposeur. 

Steinsetzhammer, m. hd., v. marteau 
de paveur. 
Steinsinter, m. hd., v. eoncré


tion stalactique. 
Steinsplitter, m. hd., v. écaille t). 
Steinstock, m. hd., V. abdmm


ung 2). 
Steinsti ck, n. hd , v. steinmor


ser. 

Steinvergoldung, f. hd., v. dorure 
aver de l'or en feuilles. 

Steinwall, ni. hd. Steenen vestingwal; 
stone rampart; rempart de pierres. — v. 
faille. 

Steinwaize, f. hd. Steenen landrol ; 
stone-roller; boute. 

Steinwand, f. hd. Rotswand in berg


werken ; rock; roc. 
Steinweg, m. hd., v. chaussée 2). 
Steinwurf, m. hd., v. revetment. 
Steinzange, f. hd., v. louve à te


nailles. 

Steinzeiger, in. hd. Beeldhouwersbei


tel ; scalper; échoppe. 
Steinzeug, n. hd., v. faïence 1). 

V. gebrannte erde s. erde. 
Steiss, m. hd. Bodem van de zout mand 
; bottom of a salt-basket; fond, cut. 
Steil, n. hd. Stel (van zeilen) ; set, suit; 
jet de voiles. — Trog met klep of kraan; 
trough; auge à soupape. 

Stellbottich, m. hd , v. cuve gailloire. 
~ V. abseihekupe.

Stellen, v. a. hd., v. superposer.
Steller, m.- hd. Afregelaar van uur 

regulator; régulateur.-werken ; 
Stellfalle, f. hd., v. empellement. 
Steilfeder, f. hd., V. mouche i). 

••• V. hemmfeder. 
91 


10 8:2 STELLQARN 
Steligarn, n. hd. Stootgarentram


; 

mei; rets tramaiflé. 

Stellholz, n. hd, v. crémailiëro 
de moulin. 
Stelling, f. hd., v. échafaud 1). 
Stelikeil, rn. hd., V. coin de mire. 
Stelikiuft, f. hd. Eerste boutifiok waar


om de melter gestapetd wordt ; Ufl(Ier log 
for the pile; ûche du premier lit. 
Steliknecht, m. lid., v presse é 
main. 
Steilmacher, in. hd., v. cartwright 
& eharron. 
Stelimacherarbeit, t. d. Wagenmakerswerk 
; wheelwright's work; cliarro


nage. 
Stellmaeherholz, n. lid., v. cartwright's 
timber. 
Steilmutter, f. hd. , v. contreécrou 
Stoilnagel, n. lid. , v. cheville 
ouvrièro. 

Stsllpallen, r. p1. iu1. Stelpallen van 
het roipaard; steps of liie cheeks of a gun 
carriage; echelons des flasques dun affût. 

S tellpfahl,m 11(2. Stut,scboor ; proppingpole; 
pieu de soutien. 

Stelirad, n h(l . , v. roue de rosette. 
- Affuitwiel ; carriage-wheel; roue 
d'alTût. 

Steliramme, f. hd. Beweegbare heistelling 
; swivel piledriver; batterie mobile 
en tous sens. 

Steliriegel, in. hd., v. entre-toise 
de mire. 

Stellsäge, f. hd., v • frame-saw. 

Steilscheibe, f. hd. , v. rosette 
d'une montre 
Stelischraube, . hd., v. drLckschraube. 
Stellung f. hd , v. abzugsschnalle. 

-S. eines gebaudes, v. exposition 
d'un bâtiment. 
Stelize, f. hd., V. bow 5). 
Stelizeiger, M. hd. Wijzer van 't 

kompas van een horloge; pointer of the 
regulating plate; aiguiHe de rosette. 

Stem (to) the tide, Het anker werpen 
om den 'toed af te wachten; die zeit 
stoppen; jeter l'ancre pour attendre la marée. 

Stem, eng , V étrave. v. head 
1). - V. broche ij. - v. baumstamm. 
Wig van een kruisliout ; riegel; 
tige. 

Stemmaxt, f. hd. , v. cognée a 
équarrir. 
Stemmbetel . Stemmbeutel, m. 
U., v flat chisels. chisel. 
Stemmeisen, n. hd., v. brechbetel. 
v. chisel 2). - v. bee d'ane 

ou bédane. S. mit verdünnung 
der klinge, v. fermoir a nez rond. 
Stemmer m. hd. am haspel, Pal 

van de gangspìl; pal of the capstern; binguet, 
linguet. 

Stemmieder, n. lid. Kop en pooten 

— STEP. 

van een vel ieder ; bc, toe-piece; pâton. 

Stemmnadol, f. hd., v. carrelet t). 

Stemp(3l, m. hd. Schonr in bergwerken; 
prop; monlant. - V. dom 3). v. pi-
Ion 1). - V. hammer 7). mm v. entêteur. 
ma V anke. - v. étaie 1). 

-v. druckstempel. v. patrize. 
__ V. fabrîkzeichen. - v. marque 
1). v. marque d'aunage. - v. 
stamp t t). v. carré ). v.
drüeker 's). mm v. prick—punch. v. 
chasse i). v. coin de rélieur. 
-V. griffe n. mm v. petits fors. 
Stempelaxt, t hd. , v. merkejsen. 
Stempelboizen, in. hd,v. driver 3). 
Stempeleisen, n. ha , v. die 5). 

Stempelfaustel, m. hd. Vuist om 

schoren te plaatsen in mijnen ; hammer for 

liie stamps; marteau a thampes. 
Stempeihammer, m. M. , v. marteau 
vertical. mm v. mallet 1). 
Stempellüfter, in. hd., v. boatereau. 
Stempelmalerei, f. hd. , v. estam. 

pillage 5). [3). 
Stempelmaschine, f. hd., v. bouge 
Stempeln, V. a. hd., v. signer. -

V. controler ). - v. quinter l'or..
Stempelschneider, m. hd., v. grayour 
en cachets. 
Stompelschnitt, m. Stempelsehneidekunst, 
f. hd , v. seal-engraving. 


Stempelzeiehen,n. hd., v marque.
Stemsaule, r. hd., v. meeting-post. 
Stem-shore, eng. , v. accore do 

l'étrave. 

Stencil, eng. Patroon, model, voor 
speelkaarten eikenhout etc.; patrone, muster; 
patron. 

Stencil (to), eng. , v. patroner. 
Stenge, f. hd. , v. marsstenge. 
Stengel, m. p1. lid., v. caulicoles. 

-Ausgepresster s. des zucker-. 
rohrs, v bagasse. 
Stengenstag, n. hd. Stengstag ; top. 
stay; étai de bonier. 
Stengenstagsegel n hd. grosses, 
Grootstenslagzeil ; main-top-stay-sail; grande 
voile d'étai de hone. 

Stengenwant, f. hd., v. haubans 
de hune. 
Stengenwindreep, n hd. , v. gum-. 
deresse. 

Step eng. in Mills„ Kom van de ko. 
ningssti.jI in een molen ; pfanne, fusslager; 
crapaudine, bourdonnière. S. of the 
capstern, v. earlingue de cabestan 
S. of the bitt-pins, v. carlingue 
des bittes. - S. of a key


l 
e , v. kreuzholzklampe. - S. of 
the gangway. V échelon ). s. 
in a ship's carriage, v. entaillo 
de l'affût. - S. of stairs, v. marche 
1). - V. lager 1). - V. contreompoise. 



STEP—GROOVE 

Step-groove, eng., v. emmarehement. 


Steppdraht, m. hd., v. ligneuil. 

Steppen, V. a. hd., v. piques 2). 

Steppnaht, f. hd., v. couture a 
joindre 

Stepport, m. hd_, V. aale. (piqué. 

Steppung, f. hd., v. pigure du 

Sterblingscocon, n€ . hd.,v. chique. 

Sterbhngswolle,r. ltd., v. abwolle. 

Stère * . Metrieke maat van een ku


biek-meter. 
Stéreobate, ni. fr. Stereobate, eng. 

V. piédestal continu. 
Stéréographie, r. fr Stereography, 
eng. Stereographie, f. hd. Beschrivende 
meetkunst. 

Stéréornétrie, f. fr. Stereometry, 
eng. Lichaamsmeting ; lehre von der ausmessung 
der kbrper. 

Stéréoscope, m. fr. Stereoscop, 
eng. & n. hd. Stereoscoop. 

Stéréoscopique, adj. fr. Stereos. 
copied, eng Stereoscopisch, hd. Ste. 
reoscopisch. 

Steréotomie. f. fr. Stereotonny, 
eng. Stereotomie, f. hd., v. coupe 
des pierres. v. durchschnittsmesskunst. 


Stéréotypage, m. Stéréotypie, 

f. fr. Stereotyping, eng Het gieten van 
vaste lettervormen, stereotvpplaten ; stereotypen 
-giesserei 
Stereotypausgabe, f. hd., v. edition 
stéréotype. 

Stereotype, m. fr. Stereotype, f. 

hd. & eng. Vaste lettervoren, stereotyppiaat. 

Stereotype, adj. fr. Stereotype, 

eng. Stereotypiseh, hd. Uit een vaste 

lettervorm gemaakt. 

Stéréotypé, adj. fr. Op een vasten 

lettervorm gedrukt ; printed on stereotype; 

mit stereotypen gedruckt. 

Stereotyper, v. a. fr. To stereo


type, eng. Stereotypiren, hd. Vaste 

lettervormen maken of op vaste lettervor


men drukken 

Stéréotypeur, m. fr. Stereoty


per, Stereotypographer, eng. Druk


ker van vaste lettervormen ; drucker mit 

stereotypen. 

Stéréotypie, f. fr. Stereotypeprinting, 
eng. Stereotypdruckerei, 

f. hd. Drukkerij waar vaste lettervormen gedrukt 
worden. 
Stérile, in. fr., v. deads. 
Sterile mass, eng , V. mittel 7 ). 
Sterling, eng., v. bruckenpfahl. 
Stern, m. hd. & eng., v. éeusson 5). 

.. V. arrière-bec. 
Stern, m. hd. Stervormig gezette ju 
star; crachat. — V. étoile 7).-weelen ; 
Sternaehat, m. hd. Steragaat; starred 
agate; agate étoiiée. 
Stern-chase, eng., V. canon de 
retraite s. canon a. 

STE 1TERRU DE R. 1083 

Sternchen, n. hd., v. asterisk. 
Stern-fast, eng., v. amarre de 

poupe. 

Sternfigur, f. lid. Stervormige figuur; 
asterism; figure étoilée. 
Stern-frame, eng., v. écusson 5). 

Stern-gallery, eng., v. balcon 2). 
Sternhammer, in. hd. Hamer met 

stervormige figuur op de baan; hammer 
with a star-die; marteau étoilé. 
Sternkarte, f. hd., v. carte astro


nomique. 
Sternkeil, m. hd., v. chisel ,i). 
Sternkunde, t. hd, Sterrekunde ; as


tronomy; astronomie. 
Stern-port , Stern-chase-port, 

eng., v. kreuzpforte. 
Stern-post, eng., v. étambot. 
Sternputz, m. hd., v. étoile '2). 
Sternrad, n. hd., v. girandole. 
Sternrakete, f. hd., v. fusée vo


lante a étoiles. 
Sternschanze, f. hd., v. étoile 6). 
Sternschbrl, in hd., v. gramma


tit. 
Stern-sheets, eng. Achterste uk in 
een boot; bank; bane. 
Sternwarte, f. lid., v. observa


toire. 
Sternzeiehen, n. hd., v. asterisk. 
Stertspannsge, f. hd., v. brett


sge. 
Stertzucker, m. hd. Kandijsuiker; 
sugar-candy; sucre candi. 

Sterz m. hd. am windmii.hle, v. 
queue d'un moulin a vent. ~ S. 
am pfluge. v. pflugsterz. 

Steuer, n. hd., V. gouvernail 2). 
Steuerbaum, n,. hd., v. barre du 

gouvernail. 
Steuerbord, m. hd., v. starboard. 
Steuerbordsfeuer, n. lid., v. feu 

de tribord. 
Steuerbordwache,f.hd. Stuurboordswacht; 
starboard-watch; tribordois. 

Steuerbrucke, f. hd. Stuurstoel; 
seat of the steersman; travon, marche -pied. 
Steuercompass, rr3. hd.. v. compas 

de route. 
Steuerer, in. lid., v. pilote. 
Steuerlugel, m. hd., v dog-vane. 
Steuermall, n. hd. Model, real van 

het roer ; ruddermould; gabari de gouver


nail. 
Steuermann, m. hd., v. mate 1). 
Steuermanskunst, f. hd., v. na


vigation a. 
Steuermansmaat,m.hd., v. mate 2). 
Steuern, v. a. hd., v. gouverner. 
Steuernagel, m. hd., v. achsen


nagel. (vernail. 
Steuerrad, n. h.d., v. roue du gou-
Steuerreep, n. hd., v. drosse du 

gouvernail. 
Steuerruder, n. hd., v. gouvernail 
2). 


1084 STEUERSCHOTE 

Steuerschote, f. hd., v. écoute 
d'artimon. 
S teuertalj e, f. hd., v. palan de la 
barre. 
Steuerung, f. hd., V. navigation b. 

V. mouvement du tiroir. — V. 
distributeur ij. 
Steuerungshebel, m. hd., v. levier 
de changement. — v. ganghebel. 
Steven, Stevnen, v. n. hd Zeilen, 
stevenen ; to be under way; faire chemin. 
Steward, eng. Bottelier ; dépensier; 
bottelier. 
Steward's room, eng. Bottelarij; bottlerei; 
dépense. 
Stibiate m. fr. de plomb, v. antimoniate 
de plomb. 
Stibic-acid, eng., v. acide antimonique. 
Stibine, m. fr , v. antimoine sul 
-phuré. 
Stibium, eng., v. antimoine. 
Stich, m. hd., v. knopf an einem 

tau. - V. gravure 2) . — V. abstichloch. 
^ V. einschnitt 2). 

V. oeil de coulee. ~ S. in scha 
v. gravure en noir.-bemanier, 
Stichaxt, t hd , v. ébauchoir 1). 
Stichbalken, m. hd , V. entrait 
retroussé. — v. bloehet. — v. entretoise 
i ). — v. prop of a set of 
timber. (klotz. 
Stichbalkentrager,m. hd., v.brett-
Stichblatt, n. hd., v. garde fr. 6). 
Stichblattzapfen, m. hd., V. cross


bar 2) . 
Stichbogenfenster, n. hd., v. fe 

-nêtre bombée. 
Stichbohrer,m. hd., v. fretbohrer. 
Sticheisen, n. hd., V. anstech


eisen i) . 
Stichel, in. lad., v. grabmeissel. 

-IJzeren paal ; iron pile; pieu de ter. 
~ Ovaler s., V. stag-feet sculper 
S. sculper. — Rautenfôrmiger s., 
V. burin losange. ~ Viereckiger 
S., V. burin carré. 
Stichherd, m. hd., v. basin ) 
Voorste gedeelte van een gietoven nabij bet 

tapgat ; part of the furnace near the runninghole; 
bassin de percée. 
Stichhöhe, f hd. eines gewbl


bes, v. montée de voílte . 
Stichkappe, f. hd., v. lunette 6). 
Stichloch, n. hd., v. oeil de cou


lée. -Zacht werkhout; weals-timber; bois 
de construction faibie. 

Stichmass, n. hd., v. compas a 
trois. quatre branches. — Schoenmakers 
maat of duimstok ; size, slide; compas. 

Stichofen, m. hd., v. blast-furnace. 
— V. fourneau á soufet s. 
fourneau a. 

Stiehpresse, f. hd. Pers voor het 
koud glanzen van laken ; cold press; cati a 
froid. 

STIEFELLIEDERUNG. 

Stichprobe, t. hd., v. essai de 
percée. 

Stichsäge, f. hd., V. égohine. — 

V. compass-saw. 
Stichschmelzen, n. hd. Het smelten 
in ovens met tapgaten ; smelting by 
running off; fopte sur percée. 

Stichseite, f. hd. Kant van het blaasgat 
; vent-side; cóté de la percée. 
Stichstabeneintheiler, m. hd., V. 
gauger. 
Stichstahl, m. hd., v. burin a 

bois. 

Stichstange, f. hd. Breekstang voor 
de opening van het tapgat; stopple-rod driver; 
repoussoir 

Stichstreifen, m. pl. hd., v. entredeux 
5) . 

Stichwand, m. hd., v. bridge 18). 
Stichwort, n. hd., V. blatthuter. 
Stick, eng., v. composteur t & 3). 

— V. anlegestege. — v. baguette 
de direction. — v. glattholz. 
V. cureau. ~ v. baton de croisure. 
— V. beater 8) . ~ V. carteron 
3). — S. of the tap-hole, v. 
bois de percée. — S. ofthe warning-
wheel , v. avant-quart. ••• 
Simple s., v. baton de supple. 
Stick (to), eng., v. einkleben. 

Stiekgas, n. hd , v. azote. 
Stickgrund, m. hd., v. fond d'argile 
s. fond b. 

Sticking eng. on the blow-pipe, 

V. meute a. 
Stick-lac, eng., v. holzlack. 
Stieklien, f. hd. Stik € ijn ; six-thread 
rattling; ligne de six fels. 

Stickluft, f. hd., v. crouwjn. 

Stickmaschine, f. hd., v. embroidering-
machine. 

Sticknadel, f. hd., v. embroidery 
needle s. needle. 
Stickseide, f. hd., v. plattseide. 
Stick-space, eng., v. espace forte. 
Stiekstoff, m. hd., v. azote. 
Stikstoffhaltig, adj. hd., v. azoteux. 
(gas. 

Stickstoffoxyd, n. hd , v. lach 

-Stickstoffsaure, f.

hd., v. acide 
azotique. 
Stiekwolle, f hd., v. laine de 
Berlin. 
Stiefel, in. hd. Laars; boot; botte. •• 

S. einer pumpe, v. barillet 3). 
Stiefelbrett, n. hd., V. embouchoir. 
Stiefelcylinder, m. hd., v. cylindre 
principal. 
Stiefelfussblatt, n. hd. Voorschoen 
van een laars; upper leather of the shoe of 
a boot; avant pied de la botte. 

Stiefelkolben, m. hd., v. chopine. 

Stiefelliederung, f. hd. Bekleeding. 
pakking van het hart eener pomp; packing; 
revétement. 


STIEFELMUNDTJNG 

Stiefelmi ndung, f. hd. Opening van 
de pompbuis ; bore of the working barrel; 
calibre du canon de pompe. 

Stiefelröhre, f. hd. Staand stuk, V. 
barillet 3). 
Stiefelsehaft, m. hd Schacht van een 
laars; leg of a boot; tige de botte 

Stiege, f. hd. , v. escalier. ~ V. 
cage d'escalier. Twintig stuks; 
score; vigtaiue. 

Stiel, m. hd., v. haft eng. ~ v. 
hammer-helve. v. hampe 1). 

— Mit einem S. versehen, v. bestielen. 
Stielbi rste, f. hd., v. écouvette. 
Stielehen, n. hd. Korte stang; short 

rod; tigeron. 
Stiele, in. pi. hd , v. chandelle 4). 
Stielen, v. a. hd., v. to helve a 

knife. 
Stielklöbehen, n. hd., v. étau a 
queue à balancier. 
Stielkloben, i. hd , V. étau à 

queue. 
Stielloch, n hd , v. hammerloch. 
Stielmacher, m. hd., v. emman


cheur. 
Stiff, adj. eng , v. fort c. Stijf, 

onbuigzaam ; unbiegsam; inflexible. 
Stiffen (ivo), eng., v. bougraner. 
Stifle (to) eng. the cloth , v. 

étrangler le drap. 

Stiffly eng. (to go), Wat stijf zijn, 
wat moeilijk ingaan van cie pen in eer; gat; 
nicht recht eenpassen; cornail {er. 

Stiffness, eng., v. rigidité. 
Stiff-ryne, eng., v. nille ferme. 
Stifer, eng., v. camouiiet. 
Stift, in hd., V. crayon 1) . • v. 

ferret 4) . — v. rietnagel t) . v. 
clou d'épingle. Pen of stift van 
een slot ; tenon; tenon. v. etchingneedle. 
~ v. bolt 1). •• v. chaussée 
4). w v. broche t). v. paperholder. 


Stiftehen ti. hd. (mit) ausschiagen, 
v. clouter. 
Stifte, f. hd., v. clou au poids. 

S. abnieten, v. abnieten. 
Stiftenbaum, in. hd , v. rouleau 
piqué. 
Stiftenkl®behen, n. hd , v. étau 
a goupilles. 
Stiftenschmied, ni. hd , v. ferreur 
2). 
Stiftfarbe, f. hd., v. crayon de 
pastel. 
Stiftgemilde, n. hd., v. pastel :f). 
Sti.ftl®eher, n. pl. hd., v. middling. 

-m v point-holes. v. ouverture 
pour les goupilles. 
Stiftmalerei, f. hd., v . peinture 
a pastel. 
Sti ar, ni. fr. Een zweedsche kolenmaat; 
coal-measure; koblenmass. 
Stile, eng. wijzer, staafje dat de scha. 

STIRNRIEGEL, 1085 

duw werpt op een zonnewijzer ; zeiger; 
style. ••• Stijl van een raamwerk ; seiten* 
stuck; battant o• S. of a door frame, 

V. montant d'une porte eneadrée 
S. montant b. S. of a gun-port, 
V. montant de sabort s. montant e. 
~ S. of a window-valve, V. montan 
t b. 1). 
Still, eng , v. bouillerie. 
Still-head, eng., v. capital 1). 
Stills ure, f. hd., v. acide bo


rique. 

Stilistand, m. hd., v. joe t). . V. 

point d'arrêt. 
Still steken, v. n hd. Stilstaan (van 
weefgetouwen); to stop; cesser de battre. 
Stilpnosiderit, m. hd., v. fer oxidé 

noir vitreux. 
Stilt, eng., v. mancheron. 
Stilt-iron, eng , v. fercarillon. 
Stilts, eng., V. bru ckenpfahl. 
Stimmdraht, n. hd. Stemdraad ; stop


wire; rosette. 
Stimme, €. hd., v. orgelzug. 
Stimmer, m. hd. Stemmer ; tuner; 

accordeur 
Stimmgabel, f. lid. Stemvork ; tuningfork; 
diapason, fourchette tonique. 
Stinkkalk, m. hd Stinkstein, v. 
chaux carbonatée fétide. 
Stinkmergel, in. hd , v. marne 
bitumineux. 
Stinkpot, eng. Stinktopf, nn. lid., 

V. pot a feu 2). 
St € nkstond, eng , v. ölstein 2) . 
€tipes, f. pi. fr. Kleine sctoorpalen in 
koleniotnen om de overhande koot te steunen 
; punch-props for supporting the hanging 
coal; stempel zur stutzung des unteirsctbrhrnmten 
strebs. 

Stippelarbeit, Stippelform,f. hd., 

V. pieotage. 
Stippen, v. a lid. Stippelen ; to dot; 
pointiller, n^arqueter. 
Stipple (to), eng., v. greneler 3). 
Stippling, eng., v. grenelure. — 

v. punetirung 2). 
Stir (to) eng. hot metal, v. avaler. 
— To s. the silk pieces with 
a rod, de zijden stoffen in bet verfbad 
met een stok omroeren ; das seidenzeug mit 
einem stab uinruhren, barrer. 

Stirn, f. hd., v. bearing-part. ••• 

V. frontespice i). 
Stir. Brett, n, hd., v. acrotères. 
Stirufeld, n. lid. Boven paneel ; upper 
tympan; tympan supérieur. 
Stirnjlammer, in. id , v, marteau 

frontal. 
St:.ru mau er, f. hd. , v. mur principal.. 
v. retombées. 
St r1np ,'eieer•, til. hd. Veor sttiringez,ule 
zidl ; frontal column; colonne frontale. 

Stirnrad, n. hd , v. cylindricalwheel. 
(de voiée. 
S tirnriegel, a tai! , v. entretoise 


I086 STIRNE,IEMEN 

Stirnriemen, m. hd., v. browband. 
Stirnsehiene, f. hd., v. pan de la 

tê te de l' afff tt. 
Stirnseite. f. hd., V. front 1). 
Stirnwand, f. hd., V. fronton du 

fourneau. 
Stirr (to), eng , v. Aalier. 
Stirrer, eng , v. r^€ble tij. 
Stirring eng. up the fire, v. at


tisage. — V. palliement. 
Stirring-bar, eng., v. puddlingbar. 


Stirring-buddle, eng. Kast of bak 
voor het wasscben van bet looderts; kasten 
zum reinwaschen der erze; cofre à laver les 
mines de plomb. 

Stirring-pole, eng., v. émoussoir. 
Stirring-trough , eng ., v. lavoir 1). 
Stirrup, eng., V. étrier i). ~ v. 

étrier des marchepieds. 
Stirrup--bar, eng., v. porie-étrivière. 
Stirrup-eye, eng., v. oeil d'un 

étrier. 
Stirrup -leather, eng., v étrivière. 
Stitch, eng., v., ringelehen fur 

die schnure. — Loose s., v. mache 
4). ~ To let down a s., v. 
mathe 3). 

Stitch (to), eng., v. brocher 3). 
To s. together, v. empointer 2). 
Stitcher, eng. Innaaister op een boek 


binderij ; hefterinn; couseuse. 
Stitching, eng. , V. pigfx.re du 

piqué. 
Stitching-awl, eng., v. alène 2). 
Stitching-pin, eng., v. nadel 1) . 
Stithy, eng , v amboss. 
Stithy-crock, eng , v. fire-iron 3). 
Stithy-pick, eng., v. cure-feu. 
Stobholz, n. hd , V. tampon en 

boss. 
Stoc, m. fr., v. ambossklotz. 
S toeeade, eng., V. palanque. 
Stochelzange, f. hd., v. piece á 

élever le metal. 
Stocher, m. hd , v. einheizer. 
Stochern, v. a. hd., v. to stoke. 
Stock, eng., v. báti 3). — v. ap


parat einer fabriek. ••• v. magasin. 
1). — V. behálter. ••• v. fit 1). 

— V. font. — S. of anchor, v. jas. 
— S. of an anvil, v. chabotte. 
••^ S. of a plane, v. fut du rabot. 
•• S. of a rack and pinion jack, 
V. corps d'un eric. ••• S. of a spinning-
wheel,v, chevaletd'un rouet 
á filer. S. and bit, v. brace 
and bit. — s-s, v. tale de construction. 
• s-s and dies, v. diestock. 
— Rolling s., v. betriebsmaterial. 
Stook (to) eng. the anchor, v. 
enjaler. To s. a gun, v. to 
mount a gun. 

— STOC KROLLE. 

Stock, m. hd Stok ; stick; baton. ••• 

V. fleuron i) . ~ S. einer saule, v. 
fussgestell einer sule. ~ v. pied 
de tuyau. ~ S. eines houses, v. 
etage. 
Stockamboss, m. hd., v. boule 2). 
Stöekchen, n. hd., v. fleuron i). 

•^ V. chasing-stake. 
Stookdegen, M. hd., V. degenstock. 
Stocked tool, eng., v. outil a fût. 
Stbekel, m. hd., v. canon d'en


clume. 

Stoekeln, v. a. hd. Uit den oven nemen 
; to take out of the furnace; óter du 
fourneau. 

Stocken, V. a. hd., v. still stehen. 
~ V. locking. — v. enjoler. — Laken 
opvouwen, oppakken ; to roll up the 
cloths; rouser, bátonner les draps. 

Stocker, eng., v. bu.chsenseh ,fter. 

Stockerz, n. hd. Erts aan groote stukken 
; lunip-ore, ore in masses; minéral accumulé. 


Stoekfederspule, f. hd Groote slag


pen ; heod •quill; bout d'aile. 
Stockfleekig, adj hd., v. pouilleux. 
Stoekfowler, eng., v. blunder


buss. 
Stoekgetriebe, n. hd., v. drehling. 
Stockhaue, f. hd Hakhouweel voor 

het boomenrooien ; stump-hoe; hoyau servant 
à déraciner les souches. 
Stockholz, n. hd Hakhout op stoelen; 
stump wood; boss de souche. 
Stocking-frame, eng. , v. métier 
a bas. 

Stocking—net, eng. Met den breisteek 
geweven goederen ; tricot; tricot, strickge 
webe. 

Stockingweaver, eng., V. chaussetier. 
-
(coter. 
Stocking-yarn, eng., v. fil a tri 
-Stocklack, in. hd., v. laque en 

batons. 
Stocklaterne, f. hd., v. falot. 
Stoekleueb ter, m. hd. Kandelaar; 

candlestick; chandelier á pied. 
Stock-lock, eng., v. einsteck


schloss. 
Stockmaschine, f. hd.,v.chèvre 2). 
Stockmesser,m. hd., v. serpette 2). 
Stoekpanster, m. hd. Vastgezet on


dersla ;rad ; stocked undershot-wheel; biti à 
demeure. 
Stockpfl.ug, m. hd., v. charrue a 

roues. 
S tockpresse, f. hd., v. leaf-press. 
S to ckprobe, f. hd. , V. denier de 

botte. 

Stoekrohr, n. hd. Pijperoer in den 
vorm van een wandelstok ; walking-stick 
pipe; tuyau de pipe en forme de canne. 

Stockrolie, f. hd. As van den trom 
bij het ijzerdraad trekken; winder,-niei, 
axle; armre. 


 

STOCKSCHABE --

Stockschabe, f. hd. Krom haalmes 
des kuipers ; bent knife; couteau recourbé. 
Stockseheere, f. hd., v. bench


shears. — v. forces t) . 
Stoekschneider,m. hd ,v. gangart. 
Stocksehraube, f. hd. Schroef van 

de bankschroef ; více-screw; vis d'étau. 
Stock-shave, eng., v. serpette 2). 
Stock-shears, eng., v. eisaille a 

bane. 
Stoekuhr, f. hd., v. montre de 

toilette. 
Stoekwerk, m. hd., v. étage 1). 
Stoekwerk, * Een opeenlhooping van 

tinerts, dat in dunne lagen ligt. 
Stockwerkskasematte, t. hd , v. 

etage 5). 
Stockzange, r. hd., v. béquette. 
Stockzirkel, m. hd., v. compas a 

pointes tournantes. 
Stockzwinge, f. hd., v. ferrule 
annulaire. 

Stoechiometrie, eng. Stoechiométrie, 
f. fr. Stöchiometrie, t. hd. 
Maat of gewichtsverhouding der elementen; 


chemische messkunde. 
Stoff, m. hd., v. étoffe 1) . ~ v. 
matière. ~ Stof, grondstof, zelfstandig 
scheikundigen zin ; substance; sub--heid in 


stance. 
Stoffkufe, f. hd.. v. cuve a ouvrer. 
Stoffverwandschaft, f. hd-, v. af


finitt. 
Stoke (to) the fire, eng. Het vuur 
opstoken; toucher; stocbern. 
Stoke-hole, eng., v. embrasure 
de la chauffe. 
Stoker, eng., v. chauffeur. ~ v, 
sehi rer. 


Stollbaum, ni. hd. Staande stijl in 
bergwerken ; tree for staves; arbre de cuvelage. 


Stolle, f. hd., V. palisson. 
Stolleisen, n. hd., v. hard. 
Stollen, V. a. hd., v. cramponner 

$). v. harder. 

Stollen, m. hd. Voet, poot ; foot, stand; 
pied. v. galerie 2). — S. am hufeisen, 
v. éponges du fer à cheval. 
~ V. bois de chevron. ••• v loupe 
s). — V. bouterolle 6). 

Stollenarbeit, f. hd. Het bewerken 
eener mijn met galerijen ; stulmwork; travail 
d'une galerie. 

Stollenbefahrung, f. hd. Het nazien, 
opnemen van de mijngangen ; inspection of 
a stuim; inspection d'une galerie. 

Stollenfirste, f. hd. Zoldering eener 
galerij ; stulm-roof; tuit dune galerie. 
Stollengebaude, n. hd., v. charpente 
de mine. 
Stollengerïnne, n. hd., v. canal 
souterrain. 

Stollengestange, n. hd. Sporen waarover 
de hond loopt in mijnen ; rails in the 
gallery; solives de galerie. 

STOOL. 1087 

Stollenkluft, f. hd. Spleet om licht 
in de galerij te brengen ; crevice for admitting 
daylight to the stulm; fente qui donne 

jour au galerie 
Stollenlage, n. hd., v. opening of 

the lock-plate. 

Stollenmundloch, n. hd.,v. entrée 

de galerie. 
Stollenschaeht,m hd., v. puits b I). 
Stollenzimmerung, f. hd ,v. char


pente de mine. 

St0llner, m. hd. Ondernemer van het 
droogleggen eener mijn ; undertaker of a 
mine-drain; entrepreneur d'une galerie d'écoulement. 


Stollort, m. hd. Einde van een min


gang ; end of a ,gang-way; extrémité d'une 

galerie. 

S tollpfahl, ni. hd.. v. ane 1). 
Stollzien, n hd., v. étain a balles. 
Stolpen, m. hd., v. bouterolle 6). 

v nip. 
Stone, m. fr., V. de 11). 
Stone eng., v pierre 1) a. & b, ••• 

S. with soft vein, v. pierre moye 
S. moye. 
Stone-block, eng., v. dé en pierre. 
Stone-breaker, eng. , v. eassepierre. 
Stone-bridge, eng., v. pont de 
pierre. 
Stone-cap, eng., v. chemise d'un 

haut fourneau. 
Stone—case, eng , v. enveloppe. 
Stone-coal, eng., V. glanzkohle. 
Stone-dust, eng., v. bohrmehl. 
Stone-floor, eng., v. plate-forme 

en bois. 
Stone-flux, eng., v. castina. 
Stone-fougass, eng., v. fougasse


perrier. 
S tone-hammer,eng.,v.batterand. 
Stone-heart, eng., v. paillasse 1). 
Stone-lifting apparatus, eng. Kraan 

voor bet lichten van den looper, bij het 
amerikaanscbe maalsysteem ; krahn zur aufhebung 
des ldufersteines; grue pour enlever 
la meule. (work. 

Stone-masonry, eng., v. stoneStone-
mass, eng., v. massif 3). 
Stone-mortar, eng., v. pierrier. 

— V. bé ton. 
Stone-packing, eng., v. T-noëllons 
concassés. 
Stone-plinth,eng. Steenen plint; lamperie; 
lanmbris. 
Stone-seeker, eng., v. épaneur. 
Stone—retort, eng., v. cuine. 
Shone-ware, eng , v. dry-bodies. 
Stone—work, eng. Metselwerk in ge


bouwen steen ; mauerarbeit in stein; maconnerie 
en moëilons. 

Stool, eng. Stoeltje zonder leuning, ta bouret 
; trilling; tabouret, v. chain— 
wales. S. of a swort-hilt, v. 
basket 1). 


1088 STOOL-BED 

StooI-bed,eng,v semelle d'affût. 

Stop, eng., v. reiber ). - v. ab. 
zugssehnalle. v. arrêt 2 ). v. 
check ij. v. point d'arrêt ij. 

-S. of an organ, v. organzug. 
Stop (to), eng., v. arrêter 1). 
V. enrayer. - V étouper 3 & 6). 
-To s. lights in lead, v. plomber 
les vitres. - To S a steamengine, 
V. couper la vapeur. -
To s. by a flood-gate, v. abschüt-
Zen. - To s. the mill, v. joe ij. 
Stop-cock, eng., v. chantepleure. 
Stopeing, eng. , V. ouvrage par 
gradins droits s. ouvrage c. 
Stopfbüchse, 1. lid., v. boîte a 
étoupe. 

Stopfbüchsendeckel, m. hd. Pakkingbosdeksel; 
stuffing box-lid; couvre étoupe. 
Stopfen, v. a. hd., v. boucher. -

V. bosser 1) 
Stöpfel, m. lid., v. bouchon i. -
Schmelzbarer s, v. bouchon fusible. 


Stopfer, rn hd, v. étampeux. 

Stopifarbe, t lid. Verf voor het opmaken 
van schilderijen ; color for repainting 
a picture; couleur it réparer on tableau. 

Stopfholz, n. hd., v. tampon en 

bois. 
Stopfrneissel, m. hd., v. calfat a. 
Stopfznesser, n. hd. Stompmes van 

den kuiper ; knife for stopping the seams 
of the staves; d tanchoir. 
Stopfnadel, f. hd., v darning 
needle s. needle. 

Stopfsegel, n. hd Stopzeil ; dragsail; 

voile flottane. 
Stopfstange, f. hd., v. quenouillotte. 


Stopfstübbe, f. hd. Kleiprop voor 
bet sluiten van den ijzeroven ; tympstopping; 
brasque a boucher la percde. 

Stopfstück, n. hd., v. about ij. 
Stopftakel, n. hd. Galgtaltel van een 

gierpont ; winding tackle of the mast of a 
lighter; caliorne do baut do mat dun 

ponton . 
Stopfwassor, n. hd. Stopwater, 

eng. Tegentroom ; contre-courant. 

Stopfwerg, n. hd., v. étoupe 3). 

Stopfzange, f. hd. Span- of trektang 
van den stoffeerder ; stuffer's pincers; tenaille 
is tricoise. 

Stop-look, eng , v. platino de 
sûreté S. platine c. 
Stoppage, eng., v jOC 1). - V engorgement. 
Stoppen, v. a. hd., v stopfeu. -

V. ausbessern 1). mm Die zeit s., v. 
to stemm the tide. -s. mit der 
nadel, v. mending with the needle 
S. needle. 
Stopper, V. a. fr. to Stop, eng , v. 
arrêter I). 
Stopper, eng., v mundpropf. -

STÖSSEL. 

V. étampeux. - v. queuouillette. 
-V anstecheisen. - V. hemmfeder. 
-V bosse ij. -S. for the 
shrouds, v. bosse a fouet. S. at 
the cat-head, v. bosse-debout. 
Stopper (to), eng, v. bosser. 
Stopper-knot, eng. , v. noeud de 

bosse. 
Stopping, eng., v. joe 1). 
Stopping-motion, eng., v. auf


halter 2 ). 
Stopping-ring, eng , v. aufhaltring. 
Stopping-train, eng., v. anhaltezug. 
Stopping-up, eng. , v. engorge


ment. 
Stop-plank, eng , v. chevron ij. 
Stopple, eng., v. crique . v. 

tampon en bois. 
Stop-spring, eng., v. mouche I). 
Stop-valve, eng., v. sperrklappe. 

-V. soupape d'arrt. 
Stopwork, eng., v. arrêt ij. 
Stoqueur, m. fr., v. clearing-iron. 
Storchschuabel, in. M.,v.crane 1). 
-v panthographe. 
Store, T1. fr. Rolgordn ; rolling windowcurtain; 
roilvorhang, fenslerrolle, rouleau. 
Store, im fr. & eng. Rol gordijn met 
veer voor een portiergias ; springrouleau. 
Storm—pavement, eng., v.jetée gij. 
Storm—staysail,eng. Storwfok; sturm


fock; l)tite tringuette. 
Story, eng , V. étage. 
Stoss, in. hd. , v. choc. - v. flush


joint. - v. force d'impulsion. 

V. heel of a mast. v. poroussion. 
- V. impact ij. v.bodenstUck 
1) - V. btonnée. v. 
hoop of wood. - v. bauscht. -
V. absatz ij. —Einer s.bedrückeu, 
V. mouler mie pressée. 
Stossamboss, rn. h., v. encluano I). 
-V. doppelhorn. 
Stossapparat, tn. hd., v. buffingapparatus. 
Stossaxt, t. hd , V. besaiguë. 
Stossbalken, m hd , v heurtoir ij. 
Stossbank, f. hd , V. bankhobel. 
Stossbewegung, f. hd. , v. mouve 

mont de galop. 
Stossbolzen,rn. hd., v. heurtoir 
Stossbrett, n hd. Steunplank van een 

dijk ; supporting board of a dike; planche 

d'appui dune digue. 
Stossbühne, f. lid , v. absatz ij. 
Stosseisen, n. hd., v , anstechei


sen. om v. fechtdegen.v.augeneisen. 
mm v. boutoir ). 

Stössel, in. li (I. Pistil, stamper van een 
wrijtschaal; muller; nholel.te. mm V flat 
rammer.— v. bat t). - v.pilon t). 

-V. dame 3). - V. brayer. mm v. 
baguette t). - v. hinteres absehen 
s. absehen. 

 

STOSSEN

Stossen, V. n. hd., v. to kick. 

Stösser, m. hd., V. pilon ij. —Hy.
drauliseher s., v. bélier hydraulique. 


Stossfeile, f. hd., v. arm.feile. 
S tossfuge, f. hd , v. joint mon


tant. (de caret. 
Stossgarn, n. hd., v. fi1 (vieux) 
Stossgeerden, f. p1. hd., v. faux 

palans de retenue. 
Stossgetriebe, n. hd. Slagwerktuig; 
dynamic-machine; machine dynamique. 
Stossheber, m. hd., v. bélier hy


draulique. 
Stossherd, in hd., v. abfiaufass. 
Stosshobel, m. hd , v. compass


plane. 
Stossholz, kn. hd. Houten stamper; 

wooden pestle; pilon de bois 
Stosskissen, n. hd., v. buffer. 
Stossklampe, f. hd., v. cleat i). 
Stossklinge, f. hd. Degenkling; thrust


ing-blade; lame d'estoc. 
Stosskolben, m. hd , v. bat l).
Stosslade, f. hd., v. batte t).
Stosslappen, m. hd. Stootlap;; top


lining; tablier. 
Stosslasche, f hd., v. eelisse t - &) .
Stossmasehine, f. hd., v. grooving-
machine. 
Stossmatte, f. hd. Stootmat aan de 
ra ; mat for the yards; paillet. 
Stossnaht, f. hd. Overhandsche naad; 
fine drawing; rentraiture. 
Stosspunkt, rn. hd. Aangrijpingspunt 
van een stoot ; point of impact; point 
d'itnpact. 
Stossriegel, m. hd., v. entre—toise 
de mire. 
Stossring, m. hd , v. frette i).
Stossrinne, f. hd. Molenloop ; mill


leat; conduit dune roue de moulin. 
Stosssage, f. hd., V. égohine.
Stossschalen, f. pl. hd. Stootschalen; 

battens; taquets des vergues. 
Stossschaufel, f. hd., v. aube i)
S tossscheibe, t. hd , v. embase 

du tourillon. — v deichselbiech. 

~ v body-washer. 
Stossschiene, f. hd , v.éelisse 
Stossstange, f. hd., v ofenstosser. 
Stosstalje, f. hd., v. rolling-tackle. 
Stosstreil, m. hd., V. bogendrille. 
Stosstrog, m. hd. Haktrog ; chopping


trough; auge Is teacher. 
Stosswalze, f hd., v. driver 3). 
Stosswerk, n. hd , V. échappe


ment '2). — V. balancier a . vis. 
Stosswind, m. hd., v. squall. 
Stosswinkel, ni. hd. Invalshoek; 

angle of incidence; angle de percussion. 
S tosszeug, n. hd , v. bestossfeile 2) . 
Stot, m. fr. Grond op de halve diepte 

eener mijnput; ground between the lower 
and the upper part of a shaft; bergmittel 
eines schachtes. 

--- STRXHNFIANF. 1089 

Stoup, eng. Wijwatervat; weihwasserbecken. 
weihkessel; bénitier. 

Stouppure, P. fr. Het wegbreken van 
overhangende deelen in kolenmijnen ; goof, 
thurst; bruch. 

Stout-end, eng., v. breech-end. 
Stove, t. hd., v. étuve de corderie. 


Stove, eng., V. poêle l). — v. étuve 

1 -3) — Gloeioven van een draadtrekkerij; 

wdrmofen; terrasse. — S. for lustring, 

V. catissoir. 
Stove (to), eng , V. étuver. 
Stove-bench, eng , v, bodée. 
Stove-door, eng., v. ofenthi r. 
Stove-founder, eng , v. ofengiesser. 
(serei. 
Stove-foundry, eng., v. ofengies-
Stoven, V. a. hd , V. étuver. 
Stove-ornaments, eng , v. ofen


verzierungen. 

Stove-truck, eng , v. founder's 
truck. 

Stow (to) eng. the sails with 
rope-yarn, v. mettre les voiles à 
$1 de caret. 

Stowage, eng., v. arrimage. 
Stowage-billets, eng. , v. bois 

d' arrimage. 
Strack. adj. hd. Recht; straight; étendu 
en ligre droite. 

Straation, i. fr. Het uitnemen van 
een letter of kwadraat; changing a letter 
or quadrat; auswecbsein eines buchstaben 
oder quadrat. 

Straddling,eng., v empattement. 
Strafffeder, f. hd., v. hemmfeder. 
Straffiren, v. a. hd., v. croiser 3). 

Straffeil, m. hd. Strak gespannen 

• touw ; tight rope; corde rolde. 
Strahlbaryt, m. hd., v. bologneser 
spath 
Strahien, v. a. hd . v. radier. 
Strahlenbrechung, f. hd , v. far


benbrechung & brechung. 

Strahlenbusehel, m. hd., v. fais


ceau de lignes. 
Strahlend, adj. hd., v. radiant. 

Strahlenkegel, m. hd., v. cone 

de lumiére. 
Strahlrohr, n. hd. Straalpijp van een 
brandspuit ; hose pipe; canon. 
Strahlschdrl, m. hd., v. aetino. 

lite. Weisser s., v. grammatit. 

Strahlungsvermögen, n. hd , V. 

pouvoir rayonnant. 

Strahn, m. hd., v. docke 7). 

Strahn, m. hd., v. docke 8). -: v. 
échevette. — v moehe 2). •-Zwei 
s-e, v hesp. v. gebund 3. ~ S. 
zugerichteten drahts, v. cueillée. 

Strahnenhaspel, m. hd., v. garnhaspel. 
S trah nenverth viler, M. hd. , V. 
skein divider. 
Str hnhanf, in. hd. Ongehekelde hen



1090 STRAIGHT EDGE 

nep; unhekled hemp; chanvre non séranc. 

Straight edge, eng., v. abstreich 

lineal. mm V. Ieitholz. 

Straighten (to) eng., v dégauchir. 
wijm v. dresser le fl1. v. 
dresser de marteau. v. dresser 
Un canon. 

Straightening, eng., v. dressage. 

V. redressage. v. échappée 
8 & 9). 
Straightening board, eng. , v. 
engin 3) V. dressoir 1). 
Straightening-hammer, eng , v. 
abrichthammer. 
Straightening-iron, eng., v. dres 
soir I ). v. grattoir 3). 
Straightening-rod, eng., v. ausstreichlineal. 
v. grattoir 3) 
Straight jointing, eng. Het strijken 
en aaneenvoegen van twee planken das 
streichen, abrichten; opération le dresser 
sur les rives. 

Straight-lined motion, eng. , v. 
mouvement rectiligne. 
Strain, eng. , v. anstrebung. v. 

effort 1). 
Strain (to), eng , V. abseihen. 
Strainer, eng , v. seihelappen. 

V. civière ). v. durchguss t). 
Straining-beam, eng. . v. lisse 
horizontale d' arbalétriers slisse i. 
Straining-leather, eng. , v. saddle. 
seat. 
Straining-piece, eng., v. brace a). 
Strake, eng , v. band eng. t). v. 

breegang. 
Stramin, n. lid., v. beutelkasten. 

V. beuteltuch. 
Strarnine, 1. fr., v. canevas a & 3). 
Strand, enq., v. ducht 1). 
Strand, m. hd. Strand; sea-coast; 
rivage. 
Stranden, v. n. hd.: To strand, 
eng. Stranthn ; échouer. 
Strandgut, strandgüter, n. hd., 

V. épaves marines. 
Stranding, eng. Het stranden van een 
schip ; das stranden; échouernent. 
Strang, in. 1d, v cord I). v. 
ducht 1). V. écheveau 1). 
Streng van bet paardetuig; trace; trait. 

Strangförmig, adj. hd. Koordvorrnig; 
cord.shaped; Ian iforate. 
Stranghaken, rn. hd., v. crochet 
d'attelage. 
Strangleder, a. hd. Leder voor strengen 
; trace leather; fourreau de trait 
Strangring, rn. hd. Strengring; trace


ring; anneau de trait. 

Strap, eng., v. band - v. estrope. 
- V. étrope d'une poulie. 

-V. courroie. v. bague 4). 
S. of the limber-rail, v. écharpe 
de limonière. Iron s., v Ierrure 
de poulie. v. bielle du 
parallelogramme. 
- 

STRAWMATRESS. 

Strap (to), eng., V. encoquer. 
Strapaziren, V. a. lid. Strapasser, 
fr. Overladen (een schilderij met figuren); 

to overload. 
Strapazpunkt, m. hd. , v. point 
d'application d'une force. 

Strap—end, eng . B eelt te r wan gsluk 
van bet ttoofdstel ; rechte backenstuck; grand 
co ld. 

Strap-hinges, eng., v. pentures 1), 
Strapontin, in fr., v. hamac. 
Strap-speeder, eng. , v. éclipse


fleur en doux. 
Strass, * V. künstlicher edelstein 
s. edeistein. 
Strassbaum, m. hd. Slee van een 
zaagmolen ; slide; coulisses. 

Strasse, f. fr. , v. cardasse. 
G rof pa k pa pier ; coarse wrapping-paper; gro. 
bes packpapier. 

Strasse, f. hd., v. chemin 1). -

V. rae. 
Strassenbau, m. hd., v. construetion 
des routes. 
Strassenbeleuchtung, f. hd. Straat. 
verlichting; lighting or the streets; éclairago. 
Strassendamm, m hd , v. chants see 
t). 
Strassenkette, f. hd. Afsluitketting 
voor een straat ; street-chain; chamne de rue. 
Strassenlaterne, 1. lid. Straatlant(
a arri ; street-lamp; lanterne pour dclairer la 
rue. 

Strassensaule,r. hd. Wegwijzer, hand; 
itinerary column; colon oe itindra ire. 
Strassensperrung, t. hd Str atver. 

sperring, barricade barricade; barricade. 
Strassenstein, in. hd., v. pave a. 1). 
Stratification, r. fr. & eng. Het aan 

lagen, laagswze liggen van wolken, enz. 

schichtung. 
Stratifier, v. n. fr. : To stratify, 

eng. Zich in lagen afzonderen ; schichten. 
Stratum, eng., v. bed 9). 
Straube, r hd. Splinter van bet ijze


revi gereedschap in mijnwerken ; splinter from 
any srontool, éclat de fer qui se détache 
des outils. 

Straubrad, n. hd. , v. paddlewheel 
1). 
Strauchhaupt, a. hd., V. fasci


nage 1). 
Strapping, eng., v. encoqüre. 
Straw, eng , v. paulo 1) a. 
Straw-barn, eng , V. paillier. 
Straw—brick, tng. Gedroogde steen 

uit klei eri stroo ; lehrnbackstein; tulle sé. 

chde a 'air. (Paulo. 
Straw-chopper, eng. , v. hache 
Straw-file, eng., V. rough-file a. 
Straw-flax, eng. , v. fiachs im 

stroh. 
Straw-foil, eng., v. paillasson. 
Straw-gauze, eng , v. gaze eérès. 
Straw-matress, eng., v. paillas


se 2). 


STRAW-ROPE 

Straw-rope, eng. Strootouw, strohzeil; 
tortis de paulo. 
Straw-web, eng. Strooweefsel, ge we-
Ven stroo ; strolzqewebe; tissu paille. 
Straw-yard, eng , v pailler.

•

Streak, eng., v. breegang. am V. 
ader 1). V. band eng. ;fl. V. fi 
landres 2). 

Streak (to), eng., v. rayer. 
Streaked, eng , v. filandreux. 
Streaky, eng. Ongelijk geweven of ge


verfd ; ungleich gewebt oder ge/ärbt; vergé. 

Stream, eng., V. courant 1). V. 
jet 5). S. of water, sirooniloop; 
wasserstrom; courant. (jet. 

Stream-anchor, eng. , v. anere 
Stream-tin, eng. , v. rninerai d'étajn 
d'alluvion. ma v. flusszinn. 
Stream-work, eeg., v. mine d'étain 
de lavage. wwa v. fiuthwerk 1). 

Strebe, f. li (i., V. étaie 1). v. 
contre-fiche 2) v. buse 1). 
Plaats waar bet erts wnrdt uitgegraven ; 
place of extraction; lieu cl'extraction. v. 
bandstück. 

Strebebalken, in. luL, v. poteau 
1). om v brace ).
Strebeband, n. hd., V. empanon I). 

V. brace 2). 
Strebebogen, in. lid, v. arc-boutant. 
Strebeecke, r. hd., V gradin ij. 
Strebeholz, n. hd., v. fixture. -

V. bearer. 
Strebekraft, f. hd Neigung ; tendency; 
tenda rice. 
Strebemauer, f. hd., v. contrefort 
r 
Streben, v. n. lid , V. anstreben 1).

Strebepfahl, n. lid., v. poteau 1).
Strebepfeiler, in. hd. , v. arc


bon tan t. 
Strebestange, f l (L, v. étaie I). 
Strebestütze, f hd. . v. bearer. 
Streokbalken, m. lid., v. brace 2). 

-Kleiner s., v. bridle 4). -S. 
einer brücke, v. longeron 3). 
Streekbar, adj. lid., v. ductile. 


Streekbarkeit, f. hd., v ducti


lité. 
Streckbug, in. lid. Slagboeg; good 
board; bon bord 
Strecke, f. hd , V. drawing-head. 

-V. drawing-frame. - v. dém& 
loir rij. 
Streckeisen, ri. hd. , v. palisson. 
StrecIen, V. a. lid., v. laminer 1). 

-V. étirer 1). v. dégrossir . 
-V. étendre le verre. - v. diluer 
1). - V. ausdehuen. ~v. aushammern 
2). - v. ebauchage 3). 
-V. ausziehen. - V. détirer 1). 
-V. liser. - v. étirer les rubans 
de coton. - V étirer les peaux. 

-V. to hammer stretch. - v. to 
stretch ). 
STItEICHBTJRSTE. ioii 

Streeken 1. p1. hd. und pfeilerbau, 
v. ouvrage par galeries s. 
ouvrage c. - V. massif 2). 

Streckenmauerung, t. liet, Het be 
metselen der wijirgangen ; walling of mines; 
maçonnage des mines. 

Streckenzimmerung, f. lid. Het 
betirnmereri der rnijrigaogen ; limbering of 
mines; boage des mines. 

Streckfuge, f. hi., v. joint horizontal. 
Streekhammer, Ill. hd. , v. apla


tissoire. mm V. cinglard. (head. 
Streckkopf, in. hd , v. drawing-
Streckofen, in. hd.. v. flattening


furnace. - v. étenderie 2). 

Streckrahmen, in. lid. Spanraarn van 
den leerlooier; stretchingf'rarne; chassis a 
dtendre les peaux 

Streek.-and rolistange, 1. lid., v. 
stretching- and rolling-bar. 
Streeksaal, m. hd. Pletzaal, waar de 
staven op dikte geplet worden, in de munt; 

room for the frame of the laminating rol


lers; chambre du laminoir. 
Streckschicht, r. hd., v. assise 
de parpaing. 4 
Streckstatte, f. lid , v. aplatisserie 
Streckstahi, rn lid. Geplet staal 
rolled steel; acier laminé, madragon. 
Streekstuhi, rn. hd., v. drawingframe. 
Streekwalze, f. hd., v. laminoir 1). 

-V. durchiass. - v. aplatissoire. 
-V. cylindre étireur. 
Streckwerk, n. hd., v. blechwalz werk. 



v. dégrossi 2). V. durch 
lass 2). - V. snuliu a monnaie S. 
monnaie. - Ausserste ende eines 
5., V. collet 7). (tisserie. 
Streckwerkstãtte, f. hd., v. apla-
Streekwerkzeug, n. lid., v. ten 
dage 1). 
Strecksange, 1. hd. , v. glassange. 
Street-folding-door, eng. D u bbele 

iluisden r, voordeur ; zweifilegelige iraustliur; 
porte d'entrde a deux vaulaux. 

Street-main, eng. Hoofdbuis eener 
water- of gasleiding ; /iauptröhre, leitungsrd/
ire; tuyau de conduite. 

Streichbalken, in. lid., v. frotton. 
Streichband, n. hd , v. ceinture 4), 
Streichbank, f. lid., V. bane 

carder. 
Streichbaum, in. hd., v. cloth


beam. - V. chevalet de tanneur. 
Streichbleeh, n. lid., V. gâche 1). 
Streichbock, m. hd., v. chevalet 

pour l'espadage du un. 
Streichbrett, n. M , v. race 1). 

-V. ohr !i) V. sleeking-board. 
-Das s.aufdrucken,v. smoothingboard 
3). 
Streichbürste, f. lid. Kleurenborstel 
van den katoendrukker ; color-brush; brosse 


1092 STREICHE 

à couleurs. — Slichtborstel voor het kettingsterken; 
size-brush; brosse h gommer. 
Streiche, f. hd., V. cardinal. -. 

V. color—doctor. ~ V. ligne de défense. 
•• Bakkerskwast, om de broodkor 
te bestrijken ; baker's brush; doroir. -sten 
Streicheisen, n. hd., v. carreau 7). 

v. sleeking-iron. ~ V. for a 
détirer. - V. petits fors. v. fiche 
3). 
Streichen, V. a. hd. , V. essai de 

1'argent. ~ V. kimmen i). — v. to 

card. Glatt s., v. to planish 

earthenware. S. mittels der 

sehezbe, v. sleeking-board 2). 

Streichfeuer, n. hd., V. feu de 

réverbhre. 

Streichform, f. hd. Vormraam van den 

steenvorrner, mould; mooie. 

Streichgarnnetz. n. lid. Sleepnet ; 

drag-net, trommel; traineau, tirasse. 

Streichholz, n. hd . v. sleek. •• 

Strijkplank van den hoedenmaker ; roller; 

roulet. — Afstrijkiineaai van den steenvor


mer; striekle; plane. 

S Lreichholzchen, n. hd., v. allumettes 
allerhandes. 
Streichjunge, m. hd , v. brushboy. 
Streichkalk, m. hd., v. chaux 
grasse. 
Streichkasten, m. hd., v. bachasson. 


Streiehklinge, f. hd., v. étire. 

Streiehkubel, m. hd. Emmer of bak 
om 't graan in den molen te brengen ; bushel 
for charging the hopper; boisseau a engrener. 
Streichlammel, m. hd. Strijkstang 

der glasblazerjlen ; blade; lame. 

Streiehleder, n. hd., v. buff-stick. 

Streichleiter. f. hd. Laddervormige 
slede voor 't vervoer van vaten ; beer ladder, 
dray-ladder; avaloire. poulain. 
Streichlinie, f. hd., v. ligne de 
défence. — v. flans b. 1) . 
Streichmaschin.e, f. hd., v. carding-
engine. 
Streichmass, n. hd , v. equilbo


quet. — v: parallelmass. 
Streichmeissel, m. lid., v. lineal 2) . 
Streichmesser, n. hd., v palette 2). 

— v. fer a raturer. 
Streiohmodel, n. hd., v. échantillon 
4). 
Streichnadel, in. hd., v. aiguille 
d'essai. 
Streichofen, m. hd., v. fourneau 
à réverbère a. 
Streiehsehindel, t. hd. Plankenvloer 
met vette klei waterdicht gemaakt; shinpie 
plastered over with loam; bandeau enduit 
de terre grasse. 

Streichschuh, m. h.d., v. for de 
cheval a une branche. 
Streichspatel, m. hd., V. farben


messer. 

— STRETCHING—IRON. 

Streichstange, f. hd., v. boulin. 

Streichweger, rn. p1. hd. Strjkweegers, 
strijkweegeringen ; ceilings under and 
over the floor-heads; vaigres vu-dessus et 

au-dessous de celles d'empature. 
Streichwolle, f. hd , V. carding


wool. 
Streif, m. hd., v. band 3) . 
Streifen, m hd., v. brettures 2). 

V. pontuseau t). ~ v. filet i). 
— V. ader 1). ~ v. stripe 1) ~ v. 
boudine. ~ S. um omen eylinder, 
v. cordeline • 3) . — S. in wei 
eisen, v. nerf. A•• Glanzen-chern


der s., v. lisière du fer--blanc. 
Streifgeete, f. hd., v. babillard. 
Streifig, adj. hd., v. ge$am.rt. 
Streiflicht, n. hd. Vlak licht op een 

schilderij ; touch of light; jour échappé. 
Streifsehuh, m. hd., v. for de che


val a une branche. 
Streifzange, f. hd., V. beisszange. 
Strengflu.ssig, adj. hd , v. heiss


grädig.•• v. réfractaire 2). 
Strengfiiissigkeit, f. hd , v. re


frac taire 3) . 
Strengloth, n. hd., v. hardloth. 
Strength, eng., v. effort i) ~ V. 

anstrebung. 
Strengthen (to), eng., v. armer 
une poutre. ••o To s. with checks, 

V. jumeler 1). ~ To s. an ironbar, 
v. charger une bande de fer. 
Strengthened-beam, eng., v. poutre 
armee. 
Strengthening, eng. of the foreanvil, 
eng. , v. estomac de l'enclume. 


Strengthening-folly, eng., v. ne


benfelge. 
Stress, eng , v. anstrebung. 
Stretch, eng., v. aiguiltée. 
Stretch (to), eng., v. ausdehnen. 

— Gladstrijken van het bladgoud ; strecken, 
reeken, glad strecken,; détirer. — v. ausspannen 
1 & c). — To s. out, v. 
to lengthen. — To s. upon tenters, 
v. aramer. 
Stretcher, eng., v. beylier. ~ v. 
bonder. — v. fussstoeke. — v. anhaltleiste. 
— v. palisson. — v. 
cylindre a cingler. — v. aufspannor. 
— To put on the s., v. aufspannen 
3). 

Stretching, eng., v. étendage. 

V. extension. — S. and rolling 
bar of the beam, Trek-, rolstang van 
den kettingboom aan het baute-lisle getouw 
; streck- and rollstange am weberbaum; 
tentoi. — S. course, v. assise de 
parpaing. — S. machine, v. rams 
continue. ~ S. frame, S. mule, 
V. beylier. 
Stretching-hammer, eng., v. marteau 
a étirer. 
Stretching-iron, eng., v. palisson. 


STItEUBftHSE -- 

Streubuchse, f. hd., V. caster 2) . 
Streugabel, f. hd., v. dung-fork. 
Streuglanz, in hd. Geelkoper poeier; 

brass-powder; bronze moulu. 
Streuglas, a. hd., v. bruehglas. 
Streugold, n. hd. Strooigoud ; gold


powder; poudre dor. 
Streusandbuchse. f. hd. Zandko


ker ; sand-box; sablier. 
Streuung, f. hdd., v. dispersion. 
Stria, eng., v. strie. 
Stribord, m. fr., v. poge. 
Stricage, m. fr., V. ausrauhen. 
Strich, m. hd., v. boudine. — v. 

assay 2). ~ v. rameneret. —S. der 
linie, v. eye of the rule. ~ Den 

S. geben, v. to dress tij. — Den 
letzten s. geben, v ausrauhen. — 
Mit der scheibe dem tuck den s. 
geben, v. smoothing-board 2). — 
Mit dem s., v. dans le sens du 
poil s. poil. — v. ligne PA). 
Strichcompass, m. hd., v. corn


pas de route s. compas b 
Strichprobe, f. hd., v. essai 2). 
Strichstein. m. hd., v. basalt. 
Strichstempel, m. hd., v. back


tools. 

Strichtafeln, f. pi. hd. Tafels voor 
den schuinschen koers ; loxodromic tables; 
tables loxodromiques. verg. loxodrome. 

Strick, m hd., v. cord 1). 

Strickanhängerinn, f. hd Meisje dat 
de lissen van den jacquard -stoel vastknoopt; 
woman who thies the healds; attacheuse. 

Strickarbeit, f. hd. Het breien ; 

knitting; tricotage. 
Stricken, v. a. hd., v. brocher 2). 
Striekgarn, n. hd , v. fil à tri 

-coter. 
Strickgewebe, n. hd., v. stockingnet. 
Strickleiter, f. hd., v. échelle de 
corde. 
Strickmaschine, f. hd Breimachine 
; knitting-machine; machine a tricoter. 
Stricknadel, f. hd., v. knittingneedle. 
Strickpumpe, f. h(1., v. pompe 
de corde a véra. 

Strickrahmennadel, f. hd., v. 
knitting-frame needle s. needle. 
Strickscheide, f. hd. Breidopjes, brei 


werkschede ; knitting-sheath,; afpquet. 
Striekstoek, m. hd. Breipen ; knittingstick; 
aiguille It tricoter 
Strickstuhl, m. bd. Weefstoel voor 
den breisteek ; knitting-loom; métier à tri


coter 

Striekwalze, f. hd. Spit, ijzeren pen 
van 't braadspit ; fusee of the jack-barrel; 
fusée de tourne broche. 


Stricture f. fr. de l'embrasure, 

v. neck of the embrasure. 
Strident, adj. fr., v. knarrend. 
Strie, f. fr. Slier, draad, gebrek in 't 
STRIPPING-KNIFE. 1093 

glas ; stria, cord; streifen, striemen, strich. 

Striegel, m. hd . Roskam ; curry-comb; 
étrille. ~ Tap van bet afloopgat van den 
ertswaschkuip; tap, bung; broche de lavoir. 

Striegelblech, n lid. Roskaroíjzer ; 
iron for curry-combs; fer á étrilles. 
Striegelhaueisen, n. hd., V. drei


eekige feile s. feile. 
Striemen, f. pl hd., V. boudine. 
Strike, eng., v. grève. ~ v. ab


streichlinial. — v pince a élever 
le métal. — V. labour. ~ v. ráble 
s). — v. aushacker. 

Strike (to), eng., v. répéter. ~ 

V. ausmunzen. ~ v. klopfee i) . mm 
v. stossen. — v. amener. 
Striker, eng., V. frappeur. 
Striking, eng. Het wegbreken van een 
formeel ; abri sten des lehrbogens; opération 
de desceller on décintrer. — S. surface, 

v. face percutante. (work. 
Striking-work, eng., v. clock-
String, eng v. cordon en saillie.
.. 

~ V. balkwager. — S. of balls, 
Aaneenverbonden boden kogels zoo als zij 
uit den kogeltang komen ; kugeltresse; chapelet 
de balles. — S. of the workingband, 
fijn van den werkband ; wirkschnur; 
corde de calqueron. — S. of pearls, v. 
perle hd in). 

String-board, eng. , v. bridgeboard. 
String-course, eng. , v. cordon 
en saillie. 
String-end, eng. Signatuur van een 

gedrukt vel ; randzeuge; témoin. 
Stringer, eng., v. bridge-board. 
Stringing, eng., v checker. 
String-piece, eng., v. brücken


balken. ~ v. grundbalken t ). •.• 

v. bridge-board. 
String-wall, eng. , v. mur en 
échiffre. 
Stringy iron, eng., v. for fibreu$ b. 
Strip, eng., v jambette 2). 
Strip (to), eng , v. abfeilen. ~ v. 

débourrage 'a ). ~ v. écoter. 
Stripe, eng. Streep ; streifen; raie. .• 

v. pontuseau 2). — S. in soft iron, 
V. nerf de fer. — Blue s, , v liteau 
1). 
Striped, eng., v. rayé. 
Strip-iron, eng , v. päleisen. 
Strippen f. pl. hd. der backen


stucken, V. check-billets. 
Stripper, eng., v hanfbrecher, 

— V. débourreur. 
Stripperz, n. hd. Zilverhoudend zwavellood; 
striated shining ore; plomnb sulphuré 

strict a rgen tifère. 

Stripping, eng , v. écotage 3). ••• 

V. débourrage 2) . ~ v. peeling I). 
S. of feathers, V. federschleissen. 
Stripping-knife, eng., v. peelingknife. 


g^^ 


1094 STRIQUER - STRUT. 


Striquer, V. a. fr., v. ausrauhen. 

Stroh, n. hd , v. paille la). ~ S. 
holen oder faxsen, v. aller à la 
paille S. paille. 

Stroharbeit, f. hd. Stroonerk; strawwork; 
ouvrage de paille. 

Strohbinder, m. hd. Stroobossenbinder; 
straw binder; botteleur. 

Strohbrechmaschine, P. hd. Stroopletwerktuig 
; machine for breaking straw; 
machine à écraser la paille. 

Strobdach, n. hd. Stroodak ; strawroof; 
toit de chaume. 
Stroh dunntuch, n. hd., v. gaze 
eerès. 
Strohfeile, f. hd , v. rough file s. 
file. 
Strohfiachs, m. hd., v. fiachs im 

Stroh. 

Strohgewebe, u hd., v. straw-web. 

Strohkarde, f. hd., v. aufkratz


distel. 

Strohieekwerk, n. hd. Stroofilter van 
een zoutziederij ; place where the salt is filtered 
and drained over straw; cbambre graduée 
de paille. 

Strohmatte, f. hd. Stroomat ; strawmat; 
natte de paille. 
Strohmesser, n. hd., v. choppingblade. 
(paille. 

Strohpapier, n. hd., v. papier de 

Strohring, m. hd. Strooring; strawring; 
bourrelet de paille. 
Strohsack, m. hd., v. paillasse 2). 
Strohsatz, m. hd. Stroobundel ; bundle 

of straw; paillon. 
Strohschneider, m. hd. Hakselsnijder 
; straw-cutler; coupeur de paille. 
Strohschneidestuhl, m. hd. , v.* 
ehaffeutter. 
Strohschoppen, Strohschober, 

m. hd., v. paillier. 
Strohseil, n. hd , V. natte 2). 
Strohstatt, m. hd., v. pailler. 
Strohstuhl, m. hd. Stoel met zitting 
van stroo; straw-chair; chaise de paille. 
Strohuntersatz, m. hd., v, pail


lasson. 
Strohweide, r. hd., v. saule I). 
Stroke, eng., v. course du piston. 

— S. with a pump-staff, v. bátonnée. 
V. hub 3). v. entretailles. 
••• v. ramèneret. ~ Lijn, 
trek op een gegraveerde plaat ; zug; trait. 
— S. engraving, V. gravure en 
cuivre. 
Strokesman, eng. Voorman, voorste 
roeier in een boot ; vormann; vogue avant. 
Strom, m. hd., v. courant 1). -
Electriseher s., Galvanischer s., 

v. courant électrique. 
Stromanzeiger, ni. hd. Rheoscoop; 
rheoscope; rhéoscope. 
Stromateehnie, r. fr. Het tapij tweven 
; fabrication of tapestry; ta peten w irke rkunst. 


Strombett, n. hd. Stroombed ; tide


way; lit de rnarée. 
Stromgang, m. hd., V. courant 1). 
Stromkorb, m. hd. Damkorf; wear; 

paneer de clayonnage. 
Stromlauf, m. hd., v. fil de 1'eau. 
Stromleiter, m. hd , v. électrode. 
Strommesser, m. hd., v. reuma


meter. 
Stromstrich, m. hd , v fil de l'eawa. 
Stromumkehrer, Stromwender, 

m. hd., v. commutateur. 
Stromunterbrecher, m. hd., v. inbterru 
p teur. 
Strong eng. varnish, v. mordant 
encaustique. ~ S. and spiced 
brandy, v. negerkraft. 

Strontiane t. fr. sulphurée, v. 
celestine. 
Strop, eng., v. élingue 1). ~ v. 
étrope d'une poulie. 
Strop (to), eng., v. repasser sur 
le cuir. 

Stropp, m. hd. , v estrope. 
Touw * van de ankerboei ; rigging of the 
buoy; garniture de la bougie. 

Stroppe, I. hd., v. cosse 1). 
Stroppen, v. a. hd , v. encoquer. 
Stroppkette, f. lid. Stropketting; strap


chain; chalne servant d'étrope. 

Stropptau, n hd. Stropkabel ; strap


cable; cable d'étrope. 

Strosse, f. fr. & hd., v. gradin 4). 
Strossenbau, m. ihd., v. ouvrage 

par gradins droits. 

Strossenfaustel, m. hd. Hamer voor 

bet maken der treden of trappen; iron-mallet 
for banking; marteau à détacher les 
strosses. 

Strossenhâuer, ni hd. Mijnwerker 
dle de trappen bakt; banksman; mineur qui 
travaille aux strosses. 

Structure f. fr. d'une pierre, v. 

lit 4) . 
Structure, eng.,v. construction 2). 
Strudel, m. hd., v. cramponnet. 
Strumpf, m. hd. Kous ; stocking; bas. 
Strumpfband, n. hd. Kouseband; 

garter; jarretière. 
Strumpfi'abrik, f. hd. Kousenfabriek; 
stocking-fabric; fabrique de bas. 

Strumpfgarn, n. hd., v. fil à tri


coter. (à bas. 

Strumpfstuhl, in. hd , v. métier 
Strumpfwe ber, Strumpfwirker, 

m. hd , v. chaussetier. 
Strumpfwebernadel, f. hd., v. 
durchziehklinge. 
Strumpfwirkerei, f. hd., v. bon


neterie. 

Strumpfwirkergarn, n. hd., v. 

fil à tricoter. 

Strumpfwirkerstuhl, m. hd., v. 

métier a bas. 
Strut, eng., v. contre-fiche ). — 

v. brace 2). ~ v. ashlering. 

STRUT—BEAM 

Strut-beam, eng., V. Bontre-fi


che 4). 
Strutting piece, eng., v. lisle b 4). 
Stub, eng., V. caboche 1). 
Stubborn, adj. eng., v. heissgr^tig. 
Stubbornness, eng. , v. streng


fiu.ssigkeit. 
Stube, f hd., v chamber 1). 
Stubendeeke, f. hd , V. ceiling 1). 
Stubenthur, f. hd. Kamerdeur; room


door; porte de cbambre. 
Stuberrand, m. hd., v. coal-dust 

& slack-coal s. coal. 
Stub-nail, eng., v. caboche 1). 
Stuc, m. fr., v. enduit en pl€ tre. 
Stucateur, m. fr., v. plátrier. 
Stucco, eng ., v. enduit en plátre. 

— Worker in s., v. plátrier. 
Stucco (to), eng., v. enduire de 
chaux. 
Stucco-work, eng., v. ouvrage 
de stuc s. ouvrage a. 
Stuck, m. fr., v halbgefrischtes 
eisen s. eisen. 
Stuck, m. hd., v. enduit en plátre. 
~ v. gipsmortel. 
Stick, m. hd Stuk, stukje ; morsel; 
morceau. — Geheel stuk ; piece; pièce. 
Stuckarbeit, f. hd., v. ouvrage 
de stuc S. ouvrage a. 
Stuckarbeit, f. hd., v. job. 
Stuckarbeiter, m. hd., v. plátrier. 
Sti ckarbeiter, m hd., v. job


ber. 
Sti ckbeschauer, ni. hd., v. cutlooker. 
Sti ckbettung, f. hd., v. bettung 
für das geschütz. 
Stu.ctbohrer, ni. hd. Kanon -boorer; 

cannon-bohrer; perceur de canons. 
Stuckbohrerei, f. hd., v. forerie ,ij.
Stti.cke zu eingelegter arbeit, 

f. hd., V. eingelegte sttieke. 
Stu.ckeln, V. a. hd.. v. ausstuckeln. 
StUckelrosa, f. hd. Kleine diamant; 
small diamant; diamant de très petite dimension. 
Sti ckelscheere, f. hd., v. blankcutting-
machine. 

StUckelschiefer, m. lid. Stukjes leisteen, 
afval aan de groeve ; slate in small 
pieces; taillette. 

Sttickeltafel, f. hd. Snijtafel voor 
bet vet in een kaarsenmakerij ; choppingtable; 
table à dépécer. 

Sttickelung. f. hd. Het uitsnijden der 
muntplaatjes uit de strooken ; cutting to 
standard-weight; taille des pièces. 

St* eken, v. a. hd,. Aan stukken snij 

cut up; mettre en pièces.-den ; to 
Sti ckfaden, m. hd., v. fil retors. 
Stti.okfass, n. hd., v. cask. 
StUekfi gel, m. hd., v. lisse fixe 

S. lisse a. 
Stuckgeri st, n. hd , v. bettung 
für das geschi tz. 

STUD—CHAIN. 1095 

StUekgiesser,m. hd. Kanongieter; cannon-
founder; fondeur de canons. 
Stückgiesserei, f. hd., v. canonnerei 
& fonderie de canons. 
Stuckgut, n. hd., v. geschi tzmetall. 
Stuekguter, r,. pl. hd , v. mar


chandises en balles. 
Sttickkappe, f. hd.,v. chaperon 3). 
StUekkeller, m. hd , v. casemate. 
Stuekkissen, n hd., v. semelle 

d'affût. 
Stu.ckkohle, f. hd., v. eharbon 

gai. 
Stuckkugel, f. hd., v. boulet 3). 
Stuekkunstler, m. hd , v. plátrier. 
Sti cklaffette, f. hd., v. afifit. 
StUckler, m. hd. Uitbakker der munt


plaatjes ; cutter; coupeur. 
Stueklinien, f. pl. hd., v. durchschiesslinie. 
Stiff ekmesser, n hd., v. choppingblade 


Steekmessing, n. hd. Geelkoper aan 
blokken , block-brass; laiton en plaques 
épaisses. (canon. 

Stuckmetall, n. hd., v. bronze à 
Steekmodel, n. hd. Model van een 
kanon ; mould, model; trousseau. 
StUekofen, m. hd., v. fourneau à 
masses. 

Sti ckpforte, f. hd., v. geschutzpforte. 
— Lose s., Blinde s., v. 
faux-sabort. 

Stuckpfortenklappe, f. hd , v. 

panneau de sabort. 
Sti ekplatz, m. hd., v. coursive. 
Sti ckprobe, f. hd., v. épreuve 

des bouches a feu s. épreuve a. 
StUekrichter, m. hd. , v. levierdirecteur d'un affílt. 
S tuekrichtung, f. hd., v. poin


tage des bouches a feu. 
StUekring, m. hd., v. frette fr 1). 
Stucksetzer, m. hd., v paquetier. 
Stuckstahl, m. hd . v. acier fondu. 
Stuekweise, adj. hd. Bij bet stuk, 

op stuk ; by the task, by the piece, by the 
job; b la tache. — S. arbeiten . v. travailler 
en paquet s. paquet b. 

Stuckwinkelmass, n. lid. Standvizier 
maat ; compass.; compas de mire. 
Stiickwischer, m. hd., v. écouvillon 
5) 
Sti ckzapfen, m. hd. Tap van een 
kanon ; tampion; tampon de canon. 

Stud, eng., v. étrésillon 3) . v. 
poteau 1) . •• v. diebel. — v. montaut 
a. l ). v. beschlagnagel. 

V. etancon de la maille. — v. eckpfeiler 
3) . 
Stud (to), eng., v. elouter. 
Stud—chain, eng. Kabelketting, ket


ting met spijlen in de schalmen ; pette reit 
langen gliedern and stegen; chaine it long 
cbalnons et b étancons. 


1096 STU I )DING-SAIL 

Studding-sail, eng., v. bonnette 

Studding-sail-boom, eng., v. 
boute-hors de bonnettes. 
Studel, T. hd., V. colonne I). v. 

bridle v. bride de noix. 
Studelbau, in. hd., v. palée. 
Studelfeile, f. hd. Stoedelvijltje van 

den geweermaker; bridle-file; lime a picolet. 
Studelschraube, f. hd., v. bridlepin. 
Stud-hole, eng., v. ouverture 
pour la queue du battant. 

Stud-side, eng. Korte arm van een 
slagveer; kurze theil, kurze ende; petite 
branche. 

Stud-work,eng., v. frame-worki). 

Stufe, f. hd., v. marche. v. entaille 
s). ~ V. erzstufe. — v. gradin 
i). 

Stufenbreite, f. hd., v girora . 
Stufenerz, n. hd., v. minerai brut. 
Stufenfolge, f. hd. Optrede; grada


tion; gradation. 
Stufengraupen,f. pt. hd.,v.graupe. 
Stufenleiter, f. hd , v. échelle de 

Meunier. 

Stufenpochwerk, n. hd. Stampmolen 
die 't erts droog stampt; dry stamping 
apparatus; appareil á bocarder a sec. 

Stufenprobe, t. hd Ertsproef ; essay 
of an ore; essai du minerai. 
Stufensehacht, m. rad Schuine mijnput 
met treden ; sloping shaft with steps; 
puits inclind ayant des marches. 
Stufensehlioh, m. hd. Gestampt en 
gewasschen erts ; buddled slick; schlich lavé 
et purifié 

Stufentaxe, f. hd. Waarde bepaling 
van de ertsmonsters; tax on specimens of 
ore; taxe des échantillons des mines. 

Stufentrager, in. hd., v. contre


marehe. 
Stufenweise, adj. hd., v. pignonné. 
Stuff, eng., v. charpente. v. 

cloth. — v. pate 3). — v. feinzeug. 

v. couree. — v. Stange von eisen 
and Stahl s. eisen. — s. made by 
cords, v. étoffes faconnees à la 
tire. S. of different substances, 
V. chenavard. S. for sieves, v. 
solamire. — S. produced by the 
semple, v. sempel 5). 
Stuff (to) eng. the balls, De druk 
opvullen ; die ballen anstopfen; em--ballen 

plir les balles. (dépSt. 
Stuff—chest, eng., v. Baisse de 
Stuffen-box, m. fr. Stuffing-bog, 

eng., v. botte a étoupe. 

Stuffing, eng., v. filling 5) . •• v. 
bourre 2). ••• S. of the teeth, v. 
embourrage. 

Stuffing-box-lid, eng., v. gland 
of stuffing. 
Stuff-roller, eng., v. eylindre af-
fleurant. 

S` TJNDE. 

Stuff-shovel, eng , v. bacholle. 
Stuff-vat, eng., v. ordnungs kufe. 
Stuhl, m. hd. Stoel ; chair; chaise. ~ 

V. métier. ~ S. einor sule, v. 
fussgestell eiher saule. — v. haspel 
4). ~ S. zum bandweben, v. 
bandstuhl. ~ S. mit triebstange, 
V. métier a barre. S. mit triebstange 
fur einfaches gewebe, v . 
métier a barre tambour. — S. 
mit triebstange fur ziergewebe, 
V. métier à barre jacquart. 
Stuhibalken, m. hd , v. beam 8) . 

•• S. setzen, v. popteler. 

Stuhlbesehlag, m. hd. Beslagwerk 
van een stoel ; furniture of a chair; garniture 
dune chaise. 

Stuhi abrikant, m. hd., v. framemaker. 
Stuhlfeder, f. hd Stoelenveer; chairbottom 
spring; ressort de chaise. 
Stuhlflechter, m. hd. Stoelenmatter; 
chair•maker; empailleur. 

Stuhlgestell, n. hd., v. cage fr. 1). 

Stuhiknie, n. hd. Krommer van 't 
roer aan een boot ; knee of a boat-rudder; 
genou du gouvernail. 

Stuhlmacherbohrer, f. hd., v. 
gibelet. 

Stuhlpfette, f. hd., v. bandholz t). 

Stuhlrohr, n. hd., V. bindrittings. 
Stuhlsule, f. hd., V. dachstuhlbalken. 
Stuhlwerksttte, f. hd., v. atelier 
de métiers . métiers. 

Stulpe, f hd., V. ledge 3). 

Stulpen, m. hd , v. nip. 

Stulpen v. a. hd einen hut, De 
rand van een hoed opslaan of opzetten ; to 
cock; retrousser. 

StLlpleder, n. hd. Leder voor overslagen, 
teder om te hoorden ; leather for 
tops; cuir á revers. 

Stulpluke, f. hd. Luik met waterbord 
; bordered scuttle-cover; panneau è 

holte. 

Stump, :n. hd., v. mátereau. 
Stump, eng., v. mátereau. — v. 
caboche t) . — v. estampe 1). 

Stumpel, m. hd. Uitwateringsopening 
van de eerste goot, in mijnen ; head of the 
first gutter; partie supérieure de la première 
rigole. 

Stumpen, m. hd., v. déchet de 
cardette. 

Stumpf, adj. hd., v. blunt. ••• v. 
obtuse. — v miatereau. _- S. mathen, 
v. émousser. 

Stumpfeekig, adj. hd. Stomphoekig; 
obtuse-angled; à angle obtus, obtusangle. 

Stumpfer stoss, m. hd., v. écart t). 

Stumpfscheere, f. hd., v. clothshears. 
Stumpfwinklig,adj hd.,v. stumpfeckig. 
Stunde, f. hd. Uur; hour; heure. 


ST U NDENBEETT --- ST UTZE. , 1097 


Stundenbrett, n hd., v. logboard. 
Stundenfuss, m. hd., v. pied horaire. 
Stundenglas, n. hd., v. sablier. 

V. ampoulettes. 
Stundenkreis, m. hd. , v. cerele 
horaire. 
Stundenlinie, f. hd., v. meridianline. 
Stundenmesser, m. hd. [Jurmeter; 
horometer; horomètre 
Stundenrad, n. hd., v. hourwheel. 
Stundenring, m. hd., v. eercle 
horaire. 

Stundenscheibe,f.hd.,v.cadran 1). 

Stundenschláger, m. hd., v. jack 
that strikes the hours. 
Stundenwinkel, m. hd., v. angle 
horaire. . 
Stundenzeiger, m. hd., v. hourhand. 


Stupine, f. hd., v. étoupille I). 

Stuppwachs, n. lid. Stopwas ; propolis; 
propolis. 
Sturm, in. hd. Storm ; storm; tempete. 
Sturmbalken, m. hd., v. dreh


baum 5). 

Sturmblock, m. hd. Spaanscbe ruiter 
; cylinder filled with hand-grenades; cheval 
d'artifice 

Sturmbock, m. hd., v. bélier 1). 
Sturmbrett, n. hd. Stormplank; caltrops; 
bersillon. 
Sturmdeich, m. hd., v. breakwater 
2). 
Sturmfock. f. hd. Stormfok ; storm 
stay-sail; petite trinquette. 
Sturmgloeke, f. hd. Alarmklok, noodklok; 
tocsin; tocsin. 
Sturmhaspel, m. hd., v. cheval 
de frise. 
Sturmigel, m. hd. Stormbalk ; hensson; 
hérisson. 
Sturmkluver, m. hd., v. second 
foe s. foe. 
Sturmkolben, ni. hd. Vuurknods ; 
fire-staff; massue à feu. 
Sturmkreuz, n. hd. Vuurkruis ; firecross; 
croix d'artitices. 
Sturmleiter, f. hd. , v. echelle 

d'escalade. ~ v. échelle de corde. 
Sturmlucke, t. hd., v. breach z). 
Sturrnpfahl, m. hd., v. fraise 3). 

• v. fallpfahl ij. 
Sturmpforte, f.hd.,v. faux-sabort. 
Sturmsack, m. hd., v. sae foudroyant. 


Sturmsegel, n. hd., v. cross jack. 

Sturmspiess, m. hd., v. lance à 

feu a. 

Sturmsteigen, n. hd., v. erstei


gung eines walles. 
Sturmwind, m. hd., v. ouragan. 
Stutz, cn . lid,, v. chute 1) . ~ v. 

dish ij. ~ V. fenstersturz. — v. 
collar 1) . ~ v. cross-bar 1) — v. 
cap-piece. — v. mantle-tree. 

Sturzblech, n. hd , v. kreuzblech. 

Sturzbi hne, f. hd. Standplaats van 
de ton waarmede het erts uit de mijn wordt 
opgehaald ; tun stand; repos de la tonne. 

Stürzbechor, m. hd, Beker of glas 
met scharnierdeksel ; cup with a lid; coupe 
á couvercle. 

StL rze, f. hd., V. auge .5). — v. 
couvercle 1). 

Sti rzen V. a. hd. einen karren, 
eiree tonne, Een kar of ton ledígstorten ; 
to tilt; renverser. 

StUrzende, n. hd. Einde van krib 


werk ; end of the fascines; bout des laseines. 
Sti rzfass, n. hd., v. colander. 
Sturzgut, n. lid., v. charge en 

greasier s. charge b. 

Sturzhaken, m. hd. Haak van bet 
windas aan de mijnput ; chain-hoon; of the 
shaft-weel; barpon. 

Sturzhánge, f. hd. Dubbel scharnier; 
hinge-band pliant on both sides; penture 
pliante de deux cotés. 

Sturzkarren, m. hd., v. haquet. 
StUrzlatte, f. hd. Sluitlat ; closing


board; ais de fermeture. 
Sturzleder, n. hd., v. croupière 1). 
Sturzrad, n. hd Stortrad, keerrad voor 

de ton ; wheel for tilting the tun; roue 

destinée à renverser la tonne. 
Sti rzrinne, f. hd., v. cymaise. 
Sturzsehaufel, f. hd. Ballastschop; 

shovel; pelle. 
Sturzsee, f. hd., v. coup de mer. 
Sturzstange, f. hd., v. angeistift. 
Sturztrog, m. hd , v. sébile. 

Sti rzung, f hd , v. dish t»..o• v. 
éboulement 3). 
Sturzverkleidung, f. hd., v. casing 
3) . 
S tutzbalken, m h,d ,v. lambourde 

1) .. V. cross-bar. ® v brace 2). 
Stutzband, m. h,d., v. jambette i). 
Stitzbrett, n . hd., v. pitch-board. 

_ V. appui 1). 
Stutze, f. hd., V. accore 1). ~ v. 
alonge de couple. ~ V. appui 1). 

V. boek 2). m• V. étaie 1) V. 
étancon 5). — V. chambriere 1). 
~ V. core !i). V. disque 1) & 
panzen. . aufiage 1). ~ v. as-siette 
3). i— v. bandsti ck. — Klein 
vat, vaatje ; keg; barriquant. — S. des 
hebels am sicherheitsventil, steun punt 
van den hefboom der veiligheidsklep 
support of the lever of sa fety valve; support 
de levier de soupape de sureté. ~ S. 
eiher mauer, v. are -boutant. •^ 

S. eines muhlbalkens, V. stepp 
in mills. •w S. des schi reisens, 
V. fire-iron 3) . w S. des wellenlagers, 
drager van bet plungelblok ; suppo 
~t of the shaft-cushiov; plumeseuil. 
92k 


 

1O9' STU.i'ZEISEN --

Stutzeisen, n. hd. (hervorspringendes), 
V. bracket 3). 

Sttitzen, f. pi. hd. Mastwiggen ; careening-
props; aiguilles des mats. S. 
eines pressbalkens, v. contresommier. 
— S. der verschalung 
eines daches, v. ashlering. 

Stu tzen, V. a. hd., v. abfangen. 
Stutzer, m. hd., V. étampe ,i). 
Stutzgabel, f. hd., V. appui de 

f'ourchettes. 
Stutzhaken, m. hd., v. door-hook. 
Stützholz, n. hd., V. brace 2). 
Stiitzkegel, m. hd., v. fenster


haspe. 
Stiitzkeil, m. hd., v. cale 1). 
Stutzlauf, ra. hd. Kort kanon met 

getrokken loop; short rifled barrel; canon 
court et ray. 
Sti tzmauer, f. hd., v. rempart. 

~ V. époulement a. 1). 
Sti tzpiatte, f. hd., v. stand 5). 
Stutzpunet, m. hd., v. aufhan


gepunkt — v. bearing-surface. 
Stutzseheere, f hd., v. cisaille i). 
Sti tzstab, rij. hd. Staande teen van 

een mand ; main-splinter; colonnaille. 
Sti tzstrebe, f. hd , v. contrefiche 
3). 
Stutzuhr, f. hd., v. moutre de 
toilette. 
Stuvscherbe, f. hd., V. écart 
simple. 

a. Style, m. fr. & eng. Styl, m. hd. 
Stijl, in de tijdrekenkunde. 
b. Style, m. fr. & eng., v. bau hd. 2). 
— S. anglo-gothique, engelschgothische 
stijl ; englisch gothic style; englischgothische 
stijl. ~ S. anglo—normand, 
engelsch-romaansche stijl; norman architeclure; 
anglo-normannische bauweise. S. 
anglo—saxon, anglo-saksische stil ; early 
british style; angelsächsische bauweise. ^• 
S. arabe, arabische stil ; arabian style; 
arabische styl. — S. byzantin, byzant€
jnsche stijl; byzantine style; byzantinische 
stye. — S. flamboyant, v. famboyant 
style. ~ S. gothique, v. 
architecture 2). ~ S. latin, latijn scbe, 
oud -christelijke stijl ; old-christian style; 
altcbristliche, lateinische bauweise ~ S. 
moresque, S. mauresque, moorsche 
stijl ; morish, moorish style; mourische styl. 
S. mozarabe, rnoorsch-gothische 
stijl in Spanje; moresco, mozarabic style; 
mozarabische bauweise. S. ogival 
national, fransch-gothische stijl ; french 
gothic style; franzisisch gothische bauweise. 
® S. ogival pointu, spitsbogenstijl 
pointed architecture; spitzbogenstyl. ®• S. 
ogival primaire á lancettes pointu, 
oud gothnsche, streng gothische stijl; 
first pointed, lancet pointed style; friingothische, 
strenggothis'°he bauweise. S. 
ogival primaire national, S. ogival 
en lancette, S. pointu, S. 
STYLE. 

mystique pur, S. ogivique pur, 
S. gothique pur, S. du siècle 
XIII, oud fransch gothische stijl, fransche 
stijl van de dertiende eeuw ; early french 
gothic style; franztisich-gothische styl des 
dreizehnten jahrhunderts. ~ S. ogival 
primaire en Angleterre,oud-engelsch 
gothische stijl, early english style; friih 
english-gothische baustyl. •• S. ogival 
pur, S. gothique complet, zuiver 
gothische stijl ; perfect gothic, pure gothic; 
reingothische styl. — S. ogival quar— 
ternaire, S. ogival perpendieulaire, 
S. ogival bátard, S. ogival 
prismatique, Tudor stijl ; perpendicular 
style; gothische erfallstyl, verntichterte 
gothische stye. r S. ogival secondaire, 
s. ogival rayonnant, S. 
ogival orné, hoog gothische stijl, koning 
Eduard stijl; decorated style, middlepointed 
style; hochgothische styl. •• S. 
ogivo-roman, S. romano-ogival, 
S. roman tertiaire, S. roman de 
transition, romaansch-gothische stijl 
overgangsstijl ; semi-romanesque style; spätroma 
nische styl, spitzbogig romanische styl. 
~ S. a la renaissance, renaissance 
stijl; revival-style; renaissance styl, S. 
de la renaissance primaire en 
Angleterre, koningin Elizabeth stijl; 
Elizabethan-style; englische friihrenaissancestyl. 
~ S. romain, roonische, romein 

stijl; roman-style; riimische styl. ~-sche 

S. roman, rornaansche stijl; romanesque 
style; romanische styI •s S. roman 
primitif, S. gallo-romain, S. carlovingien, 
oud romaansche stijl ; early 
romanesque style; frtihromanische styl, carlovinger 
bauweise. S. roman tertiaire 
en Angleterre, engelsche overgangsstijl; 
semi-norman style, mixed norman 
style; iibergangsstyl in England. — S. 
roman teutonique, midden romaansche 
stijl ; romanesque style of the saxon 
emperors; mittel romanische styl. ~ S.—S 
romanesques, middeneeuwsche stijlen; 
romantic styles; romantischer stylen, mittelalterlichen 
stylen ~ S . romano byzantin, 
S. roman fleuri, s. secondaire 
a cintre, romaansch-byzantijnsche 
stijl van 't frankische keizerrijk ; 
later romanesque style of the french emperors; 

spat ro nanische styl der frankischen kaizerzeit. 


C. Style, m. fr. & eng. Stift van een 
zonnewijzer; zeiger. 
a. Style eng. in printing, v. genre 
d'impression 1). — China blues 
S., imitatiedruk van blauw porselein 
faenceblau; bleu de chine, bleu anglais. ~ 
Decoloring s., nlevage s., enievagedru 
k,niet bijtmiddelen die de kleur op sommige 
plaatsen wegnemen ; druck mit enlevage; 
emploi des enlevages. ®• Discharge 
s., Rongeant s., het drukken met bijt 
tevens voor een volgende-middelen, die 


STYLE -- SUCTION-RAM.. 1099 


kleur voorbereiden ; druck mil utzbeizen; 
emploi des rongeants. — Madder s ., v. 
genre garancé. — Padding s., 
het drukken op vooraf gebeizt katoen ; 
aufklotzen der buizen; plaquage, foulare. 

Reserve S., reservagedruk ; druck 
mit reservagen; emploi des reserves. S. 
of printing of foulard pieces, 
tafeldruk ; tafeldruck; impression à la plan 
che. — Mandarining s., v. mandarinage. 
— Steam-color s., v. 
dampffa.rbendruck. 

b. Style, eng., v. bati 2). ~ Plat 
s., V. échoppe plate. 
Stylobate, m. fr. & eng. Stylobat, 

m. hd., v. piédestal continu. 
Styrax, m. fr. liquide, vloeibare 
storax ; storax; fliissige storax. S. 
benzoin, V. benzoebaum. 

S tythe, eng., v. entzi ndbares 
gas, s. gas a. 

Suage, ni. fr., v. liegamboss. •^ 
Rand van tinnen schotels; border of tinplates; 
einfassung der zinnteller. Ornamentrand 
of lijst om zilveren vaatwerk ; 
fillet on silver-vessels; kranz am silberge


schirr. V. chamfering-hammer. 

Suager, v. a. fr Omhalen, overbalen 
(de rand van een koperen ketel); to chamfer 
the edge of a kettle; denrand eines kessels 
umbiegen and fügen. 

Sub, eng. Voorvoegsel der scheikundige 
benaming van zouten die bet minste zuur 
bevatten ; under -basisch: saus. 

Sub-acetate, Sub-carbonate, 
Sub -chloride, Sub -chlorate, ^ubnitrate, 
Sub-phosphate , Suboxyde, 
eng., v. sous-aeétate, souscarbonate, 
sous-chloride, souschlorure, 
sous-nitrate, sous .phosphate, 
sous-oxide. 

Suber m. Subérine, f. fr. Sube


rin, eng., v. korkstoff. 

Subérate, m. fr. Siiberate, eng. 

Kurkzuurzout; korksauressalz. 

Suberic-acid, eng., V. aside subérique. 


Sublimat, m. hd., V. corrosif ij. 

Sublimation, f fr. & eng , v. em


portreibung. S. nouvelle, v. 

resublimation. 

Sublimatoire, m. fr. Subliming


pot, eng. Sublimirgefss, n. hd. Su


blimeertoestel der chimisten. 

Sublime, m. fr. Sublimate, eng. 
Sublimat, hd. Het gesublimeerde, bet 
naar boven gedrevene (bij chimisten). •^ 

S. corrosif, v. corrosif ij. S. 
dour, v. calomel. 
Sublimer, v. a. fr.: To sublimate, 
eng. Sublimiren, hd. , v. emporlikutern. 


Submerge, adj. fr. Submerged, 
eng., v. ersoffen. 
Subnormallinie, f. hd. Subnor 
eng., v. sous-normale.-mal, 

Subsoil-plough , eng., v. charrue 
sous-sol. 

Substance eng. of a musketbarrel, 
IJzerdikte van een geweerloop ; 
eisenstärke der wande, épaisseur des parois. 

Substance, f. fr. & eng. Substanz, 

f. hd. v. stoff i). — S. cornee, v. 
hornsubstance. an• S-s impondérables, 
v. imponderabilien. — S. 
muqueuse, slgmstof ; mucous substance; 
schleimstoff. — S. solifiante, zoutvormer 
; salifiable base; salzbilder. 
Subsidence-vat, eng., v. abseiheküpe. 


Subtilisation, f. fr. Subtilization, 
eng. Subtilisirung, f. hd. Het 
sterk verdunnen of tot een hoogst fijn poe 

maken.-der 

Subtiliser v. a. fr. to Subtilize, 
eng. Vluchtig maken ; verfuchti.gen. 

Succin, m. fr.. v. ambre. 

Succinasphalt, in hd., v. ambre 
asoir. 

Succinate, m. fr. & eng. SUCCi.nat, 
n. hd , v. bernsteinsaures salz. 
Suceinite, f. fr. & eng. Suceinit, 

01. hd. Geele granaat. 
Sucé, m. fr. Het inzuigen van 't glazuur 
; absorbtion of the glazing; einsaugen 
der glasur. 

Sneer, v. a. fr., v. einsaugen. 

Suchort, m. h.d., v. drift-way. 

Suchtau, n. hd., v. drag-rope. 

Sucker, eng., v. kolben der pum


pe. v. sauge. 

Sucking-pump, eng., v. pompe 

aspirante. 

Sucre, m. fr, Suiker ; sugar; Zucker. 
~ S. d'amidon, zetmeelsuiker; starchsugar; 
sttirkezucker. S. de bette— 
rave, beetwortelsuiker; beetroot-sugar; riibeuzucker, 
runkelrübenzucker. r•• S. brut, 

v. moscouade. ~ S. candi, gekristalliseerde 
suiker, kandijsuiker ; sugar-candy; 
kandiszucker mm S. de canoe, v. rohrzucker. 
® S. d'érable, v. ahorn 
-zucker. ~ S. de la fécule, v. sucre 

d'amidon. ~ S. de gelatine, lijm


suiker; gelatine sugar; leimzucker. ® S. 

de lait, v. lactine. ~ S. de miel, 

honingsuiker ; honey -sugar; honigzucker.

 en pains, v. hutzucker. ~ S. 

de plomb, v. bleizucker. ~ S. de 

raisin, druivensuiker; grape sugar; trau


benzucker. — S. de réglisse, v. gly


cyrrhizin. •® S. de saturne, v. 

bleizucker. Terror le s., v. to 

bottom the sugar. 

Sucrerie, f. fr. Het suikersnaken, sui. 
kerbereiden ; manufacture of sugar; zuckerfabrikation. 


Sucrite, m. fr., v. oxalate. 
Suction-pump, eng. , v. pompeaspirante. 
Suction-ram, eng., v. bélier aspirateur. 



1100 STTCTIUN—T B L 

Suction-tube, eng., v. sauge. 

Suction—valve, eng., v. aufsteigeklappe. 
~ v. einlassventil. 
Sud, eng., v. bidanet. 
Sud, m. hd. (garer) Klaargekookte 

suiker ; liquid sugar-stuff; sucre à I'état 
liquide. 
Sudeln, v. a. hd., v. bavocher. 

V. to cloud. 
Sudern, v. a. hd. Het ijzererts met 
kleihoudend water begieten ; to wet the 
crude iron with muddy water; mouiller aver 
de 1'eau limoneuse. 

SL dkante, f. lid. Zuidelijke oever 

southern bank; bande du sud. 

Sudler, m. hd., v. papiersudler. 

Suer v. a. fr. le fer, Het ijzer op de 
welbitte brengen ; to heat iron completely; 
eisen voilkommen schmitzen. 
Sugar, eng., V. sucre (met de samen 
-stellingen). 
Sugar-cane, eng. , v. canne á 
sucre. 

Sugar-loaf, eng., v. pain de snore. 

Sugar-maple, eng. , V. ahornzucker. 
Sugar-mill, eng., v. moulin à 

sucre. 

Sager, m. hd., v. hank 1). 

Suie, f. fr., v. kienruss. S. de 

cuivre, v. copper-soot. 
Suif, m. fr. Talk, kaarsvet ; tallow, 
suet; talg, unschlitt. ~ S. minéral, 

S. de montagne, bergtalk ; mineraltallow; 
mineraltalg. 
Suffer, v. a. fr. Het plaatijzer in vet 
dompelen ; to dip the sheet-iron in grease; 
das eisenblech in fett taucben. 

Suin, m. fr. Neutrale glasgal; neutral 

glass-salt; glasmittelsalz. 
Suint, m. fr., v. fettiger sehweiss.
Suinter, v n. fr. v. durehsiekern. 
Suivable, adj. fr., v. even. 
Suiveur, [n. fr., v. fortgeschobe


nes lineal s. lineal. 

Suivi, adj. fr., V. contiguous. 

Sulfate, m. fr. Sulphate, eng. Zwa


velzuurzout ; schwefelsaure salz. ® S. d'alumine, 
S. of aluminia, zwavelzure 
aluinaarde; schwefelsaure thonerde S. 
d'ammoniaque, s. of ammonia, 

zwavelzure ammonia ; schwefelsaure ammoniak. 
om S. de cuivre, S. of copper, 
V. couperose bleue. ~ S. de 
fer, S. of iron, v. for sulphaté 
proprement dit. — S. de potasse, 

S. of potash, zwavelzure potasch; schwefelsaure 
kali. S. de zinc, S. of 
zinc, v. couperose blanche. 
Sulfaté, adj. fr. Sulphated, eng. Met 
zwavelzuur verbonden ; schwefelgesduert. 

Sulfite, m. fr. Sulphite, eng. Sul$
d, n. 'hd. Z waveligzuurzout ; schwefeligsaure 
salz. ®• S. de sonde, S. of 
soda, zwaveligzure soda ; schwefeligsaure 

natron. 

-- SUMMER. 

Sulfo-cyanure, m. fr. Sulphoeyanuret, 
eng. Z wavelcyanmetaal ; schwefelcyanmetall. 
~ S. de cuivre, S. of 
copper, z wavelcya n -koper ; kup fersulpho


cyanur. 

Sulfuration, f. fr. & eng. Vulvanisation, 
Het zwavelen, vulkaniseeren der 
gornelastiek ; schwefeln. 

Sulfure, m. fr. Sulphuret, eng. & n. 
hd. Verbinding van zwavel met een metaal 
of metalloïde. — S. d'argent et d'an;timoine, 
v. miagyrite. ~ S. de 
carbone, S. of carbon, zwavelkoolstof; 
schwefelkohlenstof. S. de cobalt, 

S. of cobalt, zwavelkobalt; schwefelkobait. 
— S. de fer, S. of iron, v. 
schwefeleisen & eisenglanz. ~ 

S. de for blane, dubbel zwavel-ijzer, 
markasiet; white pyrite, hydrous pyrite; 

weiclieisenkies, stralhikies. ~ S. de for 
jaune, zwavelkies; common iron-pyrite; 
schwefelkies, eisenkies. ® S. de for 
magnetique, magneetijzerkies, leverkies; 
magnetic iron pyrite; magnetkies, leberkies. 

~ S. de molybdène, S. of molybdena, 
v. molybdene. — S. de 
manganèse, S. of manganese, v. 
braunsteinblende. — S. de méthylène, 
S. of methylene, zwavelmethyl 
; meth ylsulphbr. ~ S. de plomb, 

S. of lead, zwavellood; schwe felblei. 
S. de plom.b et d'antimoine, woirsbergiet 
; wolfsbergit; federerz. — S. de 

potassium, S. of potassium, zwavellever, 
zwavelpotassium; schwefelkalium. 
Sulfuré, adj. fr. Sulphuretted, 
eng. Met zwavel verbonden ; mit schroefel 

gesduert. 

Sulfureux, adj fr. Sulphurous, 
eng. Zwaveligzure; schwefeligsauer. 
Sulfurique, adj. fr. Sulphuric, 

eng. Zwavelig ; schwe felig. 
Sullage, eng., v. eisenschlacke. 
Sullage-piece,eng , v. dead-head. 
Sulphovinic-acid, eng., v. acide 

sulphovinique. 
Sulphur, eng., v. soufre. 
Sulphur (to), Sulphurate (to), 

eng., v. einschwefeln 1). 

Sulphurated eng. match, v. mèche 
de soufre. — S. silver-ore, v. 
negrillo. 

Sulphur-chamber.eng., v. ensoufroir. 


Sulphuric eng. acid, v. acide 
sulphurique. — S. ether, v. ether 
sulphurique. 

Sulphuring-stove, eng , V. ensoufroir. 
Sulphur-works, eng., v. schwefelwerk. 
Sumac, m. fr. Sumach, in. hd. & 
eng., v. fárberscharte. 
Summarien, f. pl. hd., v. som. 
i). -maire 
Summer, eng., v. girder i). v. 


SUMMER—TREE -- 

arm hd. 3) • — S-s, v. beams of a 
wind-mill. ••• S. of a printingpress, 
v.oberbalken an einer btichdruckerpresse. 


Summer-tree, eng., v. lambourde 
1) . 

Summit eng. of a dam, v. couronnement 
d' une digue. ~ S. of 
a roof, v. falte 1). 

Sump, eng , Sumpf, m. hd , v. fond 
du puits. — V. passoire ij. — v. 
clay-ditch. 

Sumpferz, m. hd., v. bog-ironore. 


Sumpfig, adj. hd , v. marécageux. 

Sumpfkiel, m. hd. Ondereind van de 
zuigbuis eener mijnpomp ; working-barrel; 
tuyau den bas dune pompe de mine. 
Sumpfkorb, m. hd. Mandje onder 
aan de zuigbuis ; pool-basket; mannequin. 
Sumpf luft, f. hd., v. kohlenwas


serstof. 

Sumpfstrecken, m. M. Sumpf 
eines gruben tiefbaues, v. pahage. 


Sun, eng., v. soleil t & 2). •^ S. 
and planet wheel, v. getriebe 1). 

Sun-plane. eng. Kimscbaaf des kuipers 
; gestemmhobel; espèce de rabat servant 
à ecorner les douelles dun tonneau. 

Sun-stone, eng., v. avanturin. 
Supercompound, eng., v. doublecompound. 
Superficie, f. fr. Superficies, eng., 

V. oberfflache. 
Superfin, adj. fr Superfine, eng. 
Superfein, hd. Zeer fijn. 
Superieure (lettrine), f. fr., v. 
lettrine 2) . 
Superintendent, eng., v. chef de 
station. 
Supernumeraty sheets, eng., v. 
chaperon ii). 
Superoxide, eng. Superoxid, n. 
hd. Suroxide, m. fr., v. hyperoxide. 
Super-porte, m. fr., v. dessus 
dune porte. 
Superposer v. a. (r. to Superpose, 
eng. Opleggen, bovenop leggen; 
ïcber legen, darauf legen. 


Superposition, t fr. (souder par) 

V. corroyer 8) . 
Superrevision, ni. hd. , v. dernière 
épreuve s. épreuve b. 
Super-royal, m. fr., v. grandjésus. 


Supersalt, eng., v. sursel. 

Supersaturate (to), eng., v sur 

-saturer. 

Supersaturation, eng., v. sursa


turation. 

Supple, eng., v. bendable. 

Supple (to), eng.. v. assouplir. 

Supplément, m fr. Supplement, 

eng. & U. hd. Supplement van een boek, 
aanvulling tot twee rechte. 


STJRC.HHAUFFURE. 1101 

Suppleness, eng., v. biegsamkeit. 

Support, m. fr., v. etaie 1) . •• V. 
bearer I). , —• V. chevet 2). ••• v. 
bearing-block. — Draagbalk van een 
rijbrug ; bearer of a carriage-bridge; tragsclwelle 
einer wagenbrücke. ® v .standt). 

V. espalet. V. coussinet 5). 
~ V. aufiage 1). V. model iron. 
•• V. disque 1). — v. ashlering. 
.r V. auf hangepunkt. r•• S. au berceau, 
voorste poot van een gewone drukpers 
; stay of the carriage; stiitze am laufbrett 
— S. a chariot, v. chariot 5). 
~ S. de la curcubite, v. scheidebock. 
— S-s des cylindres, v. 
cylinder-stands. •• S. de coussinet, 
V. carriage 9) . — S. de la 
frisquette, v. bearer s. des 
glissières, stoel van de parallelstang 
motion-plate, bracket of guide bars; parallelleitungssti 
tze. ••• S. de levier de 
soupape de sûreté, v. sti tze des 
hebels am sicherheitsventil. 
S. du moufhe, v. mufi'elblatt. o• 
S. de grille, v. rosttrager. — S. 
en pierre, v. dé en pierre. ~ S. 
au tour, v. aufiage 1) . 
Support, eng., v. assiette 3). ^• 

V. disque 1). — v. fütterung t). ~ 
V. chambrière t). — S. of the 
bellows, V. balgengeruste. ~ v. 
collet 1) — S. of the beams, v. 
balkenstutze. — S. of a millbeam, 
V. step in mills. — S. of 
the fire-iron, v. frayeux. — S. 
of roller, V. empoise. — S. of the 
saggers in the shape of a cock's 
foot, V. patter-de-coq. — S. of 
the arms, v. museau. • S. of the 
muffle, v. muffelblatt. ~ Triangular 
S. for the plates in the 
saggers, V. nagel 5) & colifichet. 
Support (to) eng. a wall, v monter 
un mur. 
Support, m. fed., v. head-stock 2). 

— V. aufiage 1). 
Supporter of the cat-head, eng., 
V courbe du bossoir. 
Suppression, f. fr. (Feu de) v. 
dmpfeuer. 
Surachat, m. fr., v. over-pay. 
Suraffinage, m. fr., v. over-re$-


ning. (baissé. 
Surbased-arch, eng., v. are sur-
Surbout, m. fr., V. drehbaum 2). 
Surcharge, f fr., v. over-charge. 
Surcharger, v. a. fr. Overladen ; to 

over-charge; tiberladen. S. le fourneau, 
V. to over-charge the furnace. 


Surchauffage, m. fr., v. échauffement. 
~ S. de la vapeur, het 
overpitten van stoom ; overheating; iiber


hitzung. 
Surchauffure, t. fr. , V. overheating 
ij. 


1102 SUR-COL -- 

Sur-col, Sur-cou, m. fr. Halsriem 
van bet zadel ; wither-strap; basriemen. 
Surcomposé, adj fr., v. double.. 
compolind. 
Surcuit, m. fr. Doodgebrand (van ce


ment of gips) ; dead cement; todtgebrannt. 
Surdité, f. fr., v. cloudiness. 
Surdorer, v. a. fr. V. to double


gild. 
Surdos, m. fr. Rugriem ; back-band; 

kreuzriernen, kreuzgurt. 
Sureau, m. fr., v. elder. 
Surégalisoir, m. fr. Grofste buskruit 


zeef ; coarse seperating sieve; grobe scheidesieb. 


a. Surface, f. fr. & eng., v. ober 
convexe d'une py--11äche. ~ S. 
ramide ou d'un cone, mantel van een 
kegel of pyramide; convex surface of pyramid 
or cone; mantel einer pyramide oder 
eines kegels. ~ S. courbe, gebogen oppervlak 
; curved surface; gekrümmte flacbe. 

-S. gauche, windscheef vlak ; skew 
surface; windschiefe óache. 
b. Surface, f. fr., v. ebene. •@ S. 
de chauffe, v. fire-surface. — S. 
convexe des jantes, v. bearingpart. 
~ S. d'eau, watervlak, opperlak 
van het water ; surface of water; 

oberflaehe des wassers. •® S. du glacis, 
vlak van het glacis ; surface of the glacis; 
glacistäche. ®• S. de la grille, v. rostfl* 
che. ^ S. du milieu, v. mittelfiache. 
— S. oblique d'une 
moulure, afwateringsvlak van een lijst 
weathering; abwh•serung. •— S. de roulement 
d'un rail, bovenkant van een 
spoorstaaf ; upper-surface; laufflache elner 
schiene. ••• S. du terrain horizontal, 
v. bauhorizont. ~ S. unie, 
plane, v. level a i). 

Surface, eng., v. nappe du cone. 

— S. of the cone of the nipple, 
bovenvlak van het schoorsteentje ; schlagfläche; 
sommet. 
Surface (to), eng., V. to face a 
piece. 
Surface-lathe, eng., v. scheibendrehbank. 
Surface-plate, eng., v. planomètre. 
Surface-printing, eng., v. impression 
par la métier a surface 

S. impression b. 
Surface-printing-machine, eng., 
V. hernetine. 
Surface-rib, eng., v. nervure décorative. 
Surface-roller, eng. Houten drukcilinder 
der katoendrukkerij ; relief-cylinder; 
rouleau en bots dur pour les clichés. 

Surface-table,eng , v écharpe t t). 
Surfacing, eng., v. facing 2). 
Surfaix m. fr. de schabraque, 

Boven singel ; wantey, wanly; obergurt. 
Surhaussement m. fr. du rail 


SUSPENSION. 

exterieur, Het hooger liggen van het 
buitenrail bij spoorwegkrommingen ; elevation 
of the exterior rail; erhohung der dus. 
Bern sebiene. 

Surjalé, ée adj. fr. Onklaar; faul; 
unklar. ~ L'anere est s., v. s. ancre. 

Surj et, m. fr., V. mantuamaker's 
hem. En s., overshands; whipped; 
iiberwendlings. 

Surjeter, v. a. fr. Overstands naaien; 
to whip; überwendlings niihen. 

Surmoule, m fr. Versterking van den 
gietvorm, buitenvorm ; mantle; uberform, 
überguss. V. envelloppe du moule. 

Surmouler, v. a. hd . Een gietvorm 
versterken, bekleeden ; to cast a mantle on; 
ubermodeln, überformen. 

Surplomb, adj. fr. (en) v. overhanging. 


Surplus, eng., V. aufschlag. 

Surplus, m. fr. Overschot, te veel, 
overvellen ; surplus, over-plus; iiberschuss. 

Surpoids, m. fr., v. aufschlag. 

Sursaturation, f. fr. Oververzadiging 
; supersaturation; ii bersa tt i gu n g. 
Sursaturé, adj fr., v. over-saturatud. 
Sursaturer, v. a. fr. Oververzadigen; 
to supersaturate; ïibersattigen . 
Sursel, m. fr. Zuur zout; supersalt; 
übersalz. 
Surtondre, v. a. fr., v. to shear 
roughly.
Surtout, m. fr. , V. chemise 1). ~ 

v. épergne. 
Surtout, eng., v. erhohen des 
walles. 
Survey, eng., v. canevas 7 & 8). 
Survey (to), eng., v. abmessen. 
Surveying, eng., v. aufnehmen 4). 

v. feldmesskunst. 
Surveying-instrument ,eng. Hoek meter; 
messinstrument; instrument de l'arpenteur. 
Surveying-wheel, eng , v. pédomètre. 
Surveyor, eng., v. abmesser. 
Surveyor's leather-strap, eng., 

v. messriemen. 
Surveyor's level, eng., v. niveau 
a plomb en demi cercle. 
Surveyor's rod, eng., V. foldruthe. 
Surveyor's rule, eng., v. cross i). 
Surveyor's table, eng., V. mess


tisch. 

Sus-bande, f fr., v. cap-square. 

Suspendre v. a. fr. le mouvement 
des soufets, v. bilge ab-. 
hingen. 

Suspension, f. fr. & eng., v. aufh^
ngung. — S. a ressort,v. springsuspension. 
~ Point de s., v. aufhngepunkt. 


Suspension eng of the pendu


lum, v. couteau d'un pendule. 


SUSPENSION—BRIDGE 

Suspension-bridge, eng. Kettingbrug, 
hangende brug ; MngebrïicIie , kettenbrïecke; 
pont suspenthi. 

Suspensoir, in. fr.Ophangring van 
een weegsctiaal ; suspension-ring; hängering. 

Suspensoires, r. p1. fr. Flangstangen 
van een Ietting- of hangbrug ; suspensionrods; 
bingewerk. 

Suspente, Surpente, r. fr , v., 
hanger. 
Suss maehen,v. ti. hd., v.absüs


son-

Süsserde, f. li (rl., v. glucinjum. 
Süsshalbgeschlageuess gold, n. 
hd., v. blatt-gold. 
Suture, eng. , v. naht am flintenrohr. 
Swab, eng , v. écoupe 1). Hand 

S., V. faubert. 
Swab (to), eng., v. faubertor. 
Swage, eng., v. boss ij. 
Swage (to), enq., v. estamper 1). 
Swage—block, eng , v. gesenkam


boss. 
Swages, eng. , V. étampes. 
Swage-tool, eng. , v. machine a 

gouttine. 
Swaging (to), eng. , v. estamper. 
Swallow—tail, eng., v. dove—tail. 

— Zwaiuwstaart, papenkap ; scli'walbenschwanzförmige 
werk; bonnet.de.pretre,queue 
dlii ronde. 
Swamp-ore, eng. , v. for fibreux a. 

— V. fer limoneux. 
Swampy, eng , v. marécageux. 
Swandown, eng., v. rauher barchent 
s. barohent. 
Swan-neck, eng., v coudecygne. 
Swan's down, eng. Laken van vigo


nawol ; vigunatucli; drap de vigogne. 

Swan—skin, eng. Fijn gekeperd flanel 
met wollen ketting en inslag; molton; molleton. 


Swarf, eng., v. eisenfeilicht. 
Sway-bar, eng. , v. fore-bed. 
Sweating, eng. , v ressuage. 
Swedish-copper, eng., v. neu.


bergschlag. 
Swedish-iron eng. forged twice, 

V. osenmund. 
Sweep, èng , v. potence de brimbale. 
— v. drehbrett ij. To out 
a profile with a s., v. chantournor. 
v. échancrure 1). S. of 
the tiller, v. leitwagen des rudens. 
-Buitengewoon lange roeiriern 
petsche, lange ruder; espèce de long aviron. 

Sweep (to), eng., v. écouvillonner. 
Sweep-bar, eng. • V fore-bed. 

S. plate, v. bande de renfort 
Sweeping—mill, eng., v. fegemaschine. 
Sweepings, eng., v. dross . 


V. gekratz ij. v. lavure t ). v. 
münzabfalL 

SWIVEL. 1103 

Sweep-saw, eng. , v. bow-saw. 
Swell, eng., v. anschwellung. 


V. renfort a v. bouge t). — V. 
faussure. S. of thesea, deining; 
deining; mer ?ouleuse. . S of the 
ground, v.foisconnement de terre. 
Swelling, eng. Het zwellen van hout 
door vocht ; quellen; gonflement. — Bovengedeelte 
van den ketel van Watt, bocht 
van de bovenplaat ; ftesselwölbung; hanche 
de chau (l idre V. barrelling. 

Swifter, eng. , V. borgwanten. 
Swindling, eng., V. espadage. 
Swinestone, eng. , v. oeilstein ). 
Swing, eng., v. battant 3). 
Swing (to), eng , V. daguer. 
Swing—bar, eng. Wipplank van een 

vuurpijlstelting ; scli'wangbailcen; bascule. 
Swing—bed, eng. Beweegbare stelplank 
; beweglich.e richtsole; semelle mobile. 

— S. plate, stelplank plaat ; richtsolilenschiene; 
plaque de semelle. 
Swing-boom, eng., v. boute-hors 
de bonnettes. 
Swing-bridge, eng. , v. dreh.. 
brücke. 
Swingle, Swingle-dag, eng., y. 
écang. — V. came 1). 
Swingle (to), eng , v. daguer. 
Swingle-bench, eng. . v. cheva


let pour l'espadage du un. 
Swingle—tree, eng., v. ortscheit. 
Swingle-tree--clasp, eng., v. lamette 
du palonnier. 
Swingle-tree--hook, eng , v. crochet 
de volée. 
Swingle-tree-ring, eng. v. an-. 
neau du palonnier. 
Swinglo-tree-socket, eng , v. lametto 
du bout de palonnier. 
Swingling. Swinging, eng. , v. 
espaclage. V. branle. 
Swingling-machine, eng., v. ma


chine a teiller. 
Swing-plough, eng , v. sochet. 
Swing-purchase,eng. ,v. chasse i). 
Swing-sieve, eng , v. crible 

manivelle. 
Swing-splinter-bar, eng., v.volée 

mobile de derrière. 
Swing-tree, eng. , v. ortscheit. 
Swing—wheel, eng., v. balance 

eng. I). 
Swing-wheel-file, eng., v. lime 
a roue de rencontre. 
Swipe, eng., v. bascule .i). — v. 
balgenstange. 
Swipe-beam eng. of a drawbridge, 
v. flèche de pont-levis. 
Switch, t. fr. & eng., v. ausweich


schiene. 
Switch, eng., v. aiguille 9). 
Switch (to), eng., v. abschnüren. 
SwitQher, Switchman, eng., v. 

aiguilleur. 
Swivel, eng., V. grifi'e dii grand 


1104 SWIVEL--BRIDGE 

ressort. — v. capucine. — v. bat


tant i & 8). 

Swivel-bridge, eng. , v. dreh


brieke. 

Swivel-hook, eng. , V. balance a 

croc. 

Swivel-pin, eng. Riembeugeischroef; 

riemenbugelschraube; vis du battant. 

Sword, eng , v. épee 3) — v. de


gen 1). ~ v. baton 1). •a v. batte 

plate. — v. dague 1). 

Sword-bayonet, eng. , v. sabre 
baxonnette. 
Sword-belt, eng , V. degengehange. 
Sword-blade, eng., v. lame du 
sabre s. lame b. 
Sword-cutler, eng. , v. fourbisseur. 
Sword-handle, Sword-hilt, eng., 

V. monture de sabre. 
Sword-knot, eng., v. degenband. 
Sword-mould, eng. Scheen, staalstaaf 
voor sabeldingen ; schiene, zain zu 
.cdbelklingen; maquette pour sabre. 

Sword-ornament, eng , v degen 

-gefass. 

Sword-slings, eng., v. säbelge


hinge. 
Sylvin, n. hd. Sylvine, f. fr. & 
eng. Tellurium -erts. 

T., m. fr., V. messerheftschraube. 
•• V. elbow joint. — V. cross-bar 
ofthe connecting-rod. ~ v. crosshead. 
a• Axe en t., v. s. axe. ~ 
'Equerre en t., V. anschlaglineal. 

T. band, n. hd. Kruishengeles ; cross. 
garnet; penture en forme de T. 
T. schiene, f. hd., v. rail a champignon. 
Tabac, m. fr. Tabak, in. hd. Tabak 
; tobacco. — T. frisé, krultabak, fijne 
snee ; shag tobacco; krauss-krulltabak. — 

T. a fumer, rooktabak; tobacco for 
smoking; rauchtabak. ~ T. a mácher, 
.pruimtabak; tobacco for chewing; kautabak. 
T. à priser, snuif ; snuff; schnupftabak. 
— T. roule, roltabak, gesponnen 
tabak ; roll-tobacco; rollentabak. 
Tabaco, m. fr Benaming, in sommige 
departementen van Frankrijk, die men aan 
de acréoline geeft, die uit een zeepketel 
ontwikkelt, die aanbrandt. 

Tabaksbeize, f. hd., v. sauce. 
Tabaksbereitung, f. hd., v. manufacture 
de tabac. 
Tabaksblei, n. hd. Dun lood voor het 
inpakken van rooktabak en snuif; tobacco


-- TABBYING. 

Symbole, m. fr. Symbol, n. hd. 

& eng. Zinnebeeldige voorstelling. 
Symbole, m. fr., v. marque 4). 
Symbolt, eng., v. simple.. 
Synchronisme, m. fr. Synchro


nism, eng Gelijk, gelijktijdig, het zuiver 
even snel loopen van werktuigen; gleich


ze-itigheit. 

Synkrese, f. hd. Syncrèse, t. fr., 

V. coagulation. 
Syphon-wick, eng Hevelvormig gekrornde 
lampenpit; heberdocht; mèche a 
siphon. 

Syringe, eng., v. feuerspritze. 
Syringenholz, n. hd., v. elder. 
Syringue, f. fr., v. feuerspritze, 

a• S. à main, v. handspritze. 
Syrup, eng., v. sirop. 
Syrupy-water, eng., v. égout 7). 
System, n. hd., v. set 3). 
Systême, m. fr , v. set 3). ••• S. 

décimal, v. decimalsystem. — S. 
duodécimal, v. duodecimalsystem. 
— S. d' étoupilles à friction, 
v. friction-priming. ~ s. de 
éontre-mines, stelsel van tegenmijnen 
countermined system; vertbeidigungsminen. 
system. — S. à vis, v. schraubenkamme. 


Systyle intereolumniation, eng., 

V. entrecolonnement systyle. 
T. 
lead; plomb en feuilles à envelopper le tabac. 
Tabaksfabrik, f. hd. Tabaksfabriek; 
tobacco-factory; fabrique de tabac. 

Tabakshandstampfe, f. hd. Werktuig 
om snuif te stampen ; machine for 
pounding snuff.; machine à piler Ie tabac. 

Tabaksmuhle, f. hd. Snuifrnolen ; 
snuf mill; moulin a tabas. 
Tabaksrappe, f. hd. Snuifrasp; snuffgrater; 
rape à tabac. 
Tabaksspinner, m. hd. Karotten maker 
; tobacco-spinner; fleur de tabac. 

Tabaksstampfmuhle, f. hd. Snuifstampmolen 
; mill for pounding snuff; moulin 
á piler le tabac. 

Tabaksstange, f hd. Karot ; stick 
of tobacco; carotte. 
Tabatière, f. fr. Tabatiere, f. hd. 

Snuifdoos ; snuff-box. 
Tabatière, f. fr., V. dachloch. 
Tabby, eng., v. moiré. 
Tabby (to), eng., v. moirer. 
Tabby-back, eng., v. plain


back. 
Tabby-back-velvet,eng ,v.plainback-
velvet. 
Tabbying, eng., v. moirage. 


TABBYING—PR SS 

Tabbying-press, eng. Moireerpers; 
moirirpresse; presse b moirer l'étoffe. 
Tabellaire, adj. fr Tabalated, 
eng Tabellarisch, hd. Tabellarisch. 
Tabellarisiren, v. a hd. Op staten 
brengen, in den vorm eener tabel bron 
arrange in the form of a table;-gen ; to 

ranger en tableaux. 
Tabelle, f. hd , v. table fr. 1). 
Tabernacle, m. fr. Hostiel astje; sa


crament-house, lockersacramentshduschen; gottesh 
ittcben. — Bak onder den slijpsteen 
van den naalden-en speldenslijper ; chest 
bellow the grind-stone; kasten unter dom 
schleifstein 

Tabis, m.. fr. Moiré zijde ; tabby; moi


rirter zeug. 
Tabiser, V. a. fr.. v. moirer. 
Table, f. fr. Tabel, tafel ; table; tafel, 

tabelle. ~ v. index t). ® Tafel; table; 
tisch, tafel. — Blad, plaat, v. plaque 7). 

— V. gang 9). v. plateau d'une 
machine à raboter. ~ v. bleiplatte. 
V. durchschlagtisch. 
V. bahn 5). — V. dripping-vat. 
T. pour arconner, v. fachtisch. 
T. d'ardoise, v. schieferplatte. 
T. d'ardoise de 3 X 2 pieds, 
V. queen. T. en ardoise émaillée, 
geëmailleerde lei ; enamelled slate-table; 
emaillirte schiefertafel. •• T. astronomique, 
sterretafel ; astronomical table; astronomische 
tafel. — T. d'autel, altaar 
altar-slab; altartafel, altarplatte.-tafel.; 
(Assiette) v. auflage 2). ~ T. allemande, 
v. ablauterfass. — T. 
de boucanière, v. arbeitsklotz. — 

T. d'un brillant, vlak van een tafel 
table; tafel. — T. à carder,-steen ; 
V. carding-table. — T. a couler 
les glaces, v. giesstafel. ~ T. à 
coudre, v. nâhtisch. ••o T. conique, 
v. abfiaufass. ® T. dor 
-mante, v. kehrherd. ~ T. de 
déelinaison, declinatie-afwijkingstafel ; 
table of the sun's declination; declinationstabellen. 
— T. à dessiner, teekentafel 
; drawing-table; zeicbentafel. — T. 
pour dresser les glaces, v. schleifbank. 
— T. à décatir, v. decatirmaschine. 
— T. de l'enclume, v. 
aire 3). ~ T. à étaler, v. breitetisch 
& aniegemaschine. — T. a 
égruger, tafel voor 't fijn maken van buskruit 
; mixing-table mealing-tray; reibetafel. 

— T. pour l'étamage des glaces, 
foelietafel des spiegelmakers; silvering-table; 
belegetisch. ~ T. d'un établi, dekstuk, 
blad van een werkbank; bench-plank; 
blatt, platte des werktisches. — T. a 
feuille, v. falztich. ~ T. en fit 
de for, tafel van gevlochten ijzerdraad; 
wire-table; drahtgestell. ••. T. a forer, 
V. bane a forer. ~ T. à fourrer, 
V. serving-board. — T. d'harmonie, 
V. résonnance. — T. à im-
TABLEAU. 1105 

primer les indiennes, v. drucktafel. 
~ T. a laver les mines, v. 
abl uterfass. ® T.a lisser, v. 
glatttisch. — T. de loch, v. casernet. 
~ T. du marteau, v. face 
du marteau. — T. des matières, 

V. index i). — T. de métal, v. 
planehe de métal. — T. d'un 
moulin à poudre, v. bed 5) . ®•• T. 
de nuit, v. nachttisch. — T. a 
moule, v. formtisch. ® T. de 
plomb, v. bleiplatte 1). •• T. a 
plomb, v. siegelbank. — T. de la 
platine, v. corps de platine. ~ 
T. pliante, v. aufschlagtisch. •r 
T. dune presse, v. berceau i). 
T. de pierre, v. dalle 1). ~ T. salante, 
gedeelte van een zouttuin, waar 
het zout verzameld wordt ; basin in a seasalt-
work where the salt is gathered; salzbeet 
des salzgartens einer meersaline. 
T. sélénographique, v. carte sélénographique. 
~ T. du soleil, 
zonnetafel; tables of the sun; sonnentafeln. 
~ T. à sècher la poudre, droogtafel 
voor bet buskruit; tray; pulvertrockentafel. 
— T. à secousse, v. percussion-
table. — T. a tondre, v. absetztisch. 
— T. à travailler, v. 

arbeitstisch. ® T. tournante, v. 
drehscheibe 4). ~ T. traversals, 
ijzeren plaat op kruispunten van spoorwegen 
; traversing-table; ubergangsscbeibe. 

T. des tiroirs, v. klappenfiaehe. 
— T. de tir, V. practice-tables. 
T. à toile, v. frame in dressing 
ores. — T. a toile sans fin, Brunton'sche 
tafel voor de ertsbereiding ; Brunton's 
frame; Brunton'scbe heerd. ~ T. a 
trumeau, V. pfeilertisch. — T. de 
verre, v. glasplatte. ~ T-s du 
violon, bladen eener viool ; boards; platten 
~ T. de dessous du violon, 
onderblad eener viool ; bottom-board; boden platte, 
rucken. — T. d'harmonie du 
violon, dekplaat, klankplaat eener viool; 
breast-board, covering-board; deck platte, resonnanzplatte. 
Table, eng. Dekstuk ; tafel, tcfelchen; 
tablette. tablement. — v. table fr. 1). 
~ V. frame in dressing ores. 

V. perspective-plane. — v. plateau 
d'une machine a raboter. 
~ V. plate-forme de balance. ^ 

T. on which the iron is tinned, 
v. bane des écureurs. — T. on 
which mirrors are cast, v. giesstafel. 
~ T. of a launder, v. ablauterfass. 
Tableau, m. fr., V. board 2). •• 

V. bill of fount. — Schilderpaneel; 
picture-sheet; biidtaehe. Schilderij; pie. 
ture; gemalde. — T. d'avis, signaal 
waar spoorwegen elkander kruissen ; notice; 
warnungstafel. ~ T. d'autel, altaarstuk 
(schilderij); altarpiece; altarbild, al93 



1106 TABLE—RICK—IRON — 

targemiilde. •n• T. de baie, voorsprin 
gend gedeelte van den muur bij een ven sterkozijn 
; revel, reveal; äussere laibung. 

— T. de chevalet, v. stateleigem 
lde. ® T. des courbes, register 
der bochten van een spoorweg ; curve-table; 
curventafel. ® T. de marche des 
trains, lijst van vertrekuren van een 
spoorweg ; time-tables; fahrplan. ® T—X, 
V. aceidenzarbeit. 
Table-biek-iron, eng., v. bigorneau. 
Table-cloth, eng., v. nappe. . 
Tablée, f. fr. Breedte van den scheer 

table-width; scbertischlange, tisch--tafei; 
breite. 
Table-glass, eng., v. fensterglas. 

Tablement in. fr. d'une terrasse 
etc., Tegelvloer ; lining, dressing with fables 
of slabs; plattenverkleidung, hetdfelung. 

Table-soap, eng., V. tilseife. 
Table-spar, eng., v. wollastonite. 
Table-stones, eng., v. ecobase 

ment 1). 
Tablet (little), eng., v. équipette. 
Table-tieken, eng , v. drilch 2). 
Tabletier, m. fr., v. kunstdrechs


ier. 
Tablett, m. hd., v. box 2). 
Tablette, f. fr., v. board 3). ••• 

V. regal 2). — v. balkenkopf. ~ v. 
bri eke -2). — T. de cheminée, 
dekstuk van een schoorsteenmantel ; moulded 
table of fire-side; kaminabdeckungsplatte. — 
T. d'une console, v. table eng. i). 
T. d'une cuve pneumatique, 
V. sliding-shelf. ~ T. d'une mensule, 
v. messtisch. — T. d'un mur, 
V. coping. — T. d'un mur en 
baht t, ronde, bolvormige deksteen van 
een muur; rounded block of a cope; sattelstein, 
runde deckelstein. — T. de tablement, 
vloertegel ; lining-table, dressingtable; 
blendplatte, verkleidungstafel. — T -s, 
V. coping. 
Table-vice, eng., v. étau a agrafe. 
Table-with, eng., v. tablée. 
Table-work (defective), eng., v. 
loup 5). 
Tablier, m. fr., v. apron 4) . ® v. 
einlasstuch. — V. foot-board 2). 

V. stosslappen. — T. d'une carosse, 
sebootkleed; apron; kniedecke. — 
T. d'un piédestal, voorzijde van een 
voetstuk ; decorated fore-face of a piedestal; 

vordere seite eines fussgestelles. — T. 
d'un pont, v. brttckenbahn. — 

T. métallique d'un pont, ijzeren 
bovenbonw van een brug; iron superstructure 
of a bridge; eiserne oberbau einer 
brücke — T. d'un pont levis, klap 
van een wipbrug ; leaf or flap of a drawbridge; 
autzugsklapper einer zugbrücke. 
T. du mineur, v. fahrleder. 
Tabling eng. of a sail, v. renfort 
dune voile. 

 TAFELARTIG. 

Tablirholz, n. hd. Roerhout voor de 
suiker ; stirrer; Bois rond it rémuer le suere 
fondu. 

Tabloin, Tablouin, m. fr., v. 
bettung fur das geschi tz. 
Tabouret, ni. fr., v. stool 1). — 

T. électrique. T. isolateur, v. 
eleetrisirstuhl. 
Tabular-spar, eng. , Tabularspath, 
m. hd., v. wollastonite. 
Tabulat, n. hd., v. floor 2). 
Tache, f. fr., v. ecoussage. ~ 

T. d'étain, v. stain of tin. e T. 
du soleil, zonnevlek ; spot of the sun; 
sonnenflecken. 
Tache, f. fr. Aangenomen werk ; work 
upon terms; verding arbeit. — A la t., 

v. stuekweise. ® Travail a la t., 
V. job. — Ouvrier a la t., v. jobber. 
— T. du matin, v. fruhschicht. 
. 
Tachéotype, m. fr , V. casse ta 
-chéotype. 
Tacheron, m. fr. Opzichter over stukwerkers 
; task-master; meister. 
Tacheter, -v. a. fr., v. einspren


gen. 

Tachymètre, m, fr , v. geschwin


digkeitsmesser i ). 

Tack, eng , v. broquette. — v. 

cramponnet t) . — v. clou à sabot. 

V. bord i & 2). — v. amure i). 
T. of the fore-sail, v. fockhals. 
To ease the t-s, v. larguer les 
amures. 
Tack (to), eng. Door den wind gaan,.
bij den wind over wenden ; durch den wind 
wenden; wirer vent devant. 

Tack—knot, eng. Dubbele schildknoop; 
halsknop f, doppelte schildknopf; double culde-
port avec la tête d'allouette. 

Tackle, eng.; v. équipage 2). — 

V. block and fall. — T. on the 
sides of the ruder, v. nothtalje. 
Tackle-fall, eng., v.. fall of a 
tackle. 
Tackle-hook, eng., v. eros de 
palan. 
Tackle-pendant-block, eng., v. 
hangerbloek. 
Tack-tackle, eng., v. halstalje. 
Tacon, m. fr., v. fütterung. 
Tacot, m. fr., v. chasse-navette. 
Tactmesser, m. hd., v. metrome


ter. 
Tafel, f. hd., V. aussenbrett. ~ 

V. coète. — v. plateau d'une machine 
a raboter. v. marmor 1). 
V. diamant taille en table. — 
V. fach 5) . — v. bed. 
Tafelarbeit, f. lid. Kastenmakerswerk 
; table-work; menuiserie. — Misslungene 
t., v. loup ). 

Tafelartig, adj. hd. Tafelvormig, inbladen ; tabular, lamellar; tabulaire, lamel 
-liforme. 


TAFELATTFSATZ - 

Tafelaufsatz, nn. hd., v. epergne. 
Tafelbasalt, m. hd. Tafelbasalt ; tabular-
basalt; basalte tabulaire. 
Tafelbesteek, n. lid. Tafelgereedschap 
; knives and forks; cadenas. 
Tafelblei, n. hd. Plat lood, geplet 

lood ; lead plate; plomb en tables. 
Tafelbrett, n. hd., v. box 2). 
Tafeldruek, m. hd., v. block


printing. 
Tafelfarbe, f. hd., v. chemical 
color S. color. 
Tafelgeschirr, n. lid. , v. plate 

eng. 4) . 
Tafelglas, n. hd., v. glasplatte. 
Tafelglasfabrik, f. hd., v. kalle t). 
Tafelgrund, m. hd., v. grundli


nie i). 

T^felh.olz, n. hd. Hout voor beschot werk, 
paneelhout ; timbering, wainscot, wainscoting; 
boisage, boil de lambris 

Tafelindig, in. hd. Indigo in koeken; 
dutch indigo; indigo de hollande.
Tafelmessing, n. lid., v. brass in 
plates. 
Tãfeln, v. a. hd., v. lambrisser. 

— Laten uitlekken ; to drip; faire égouter. 
— Den fussboden t., een parket 
vloer maken ; to inlay the floor of a room; 
parqueter une chambre. 
Tafelrakete, f. hd. Vuurwervel; table 
rocket; tourbillon. 
Tafelscheere, f. hd , v. cisaille à 
bane. 
Tafelschiefer, m. hd. Gekloofde leisteen 
; slate in slabs; ardoise en tables. 
Tafelschneider, m. lid. , v. foreman 
in a tailor's trade. 


Tafelseide, f. hd. Bijzonder soort van 
zijde voor ketting; kind of organsine; espèce 
d'organsin. 


Tafelsilber, n. hd. Zilveren borden 
en schotels ; silver plate; vaissaille d'argent. 
Tafeistein, in. hd., v. diamant 
taille en table. (doise.
Tafelstift, m. hd., v. crayon d'ar-
Táfelwerk, n. hd., v. boiserie 1). 
Tafelzeugpapier, n. hd., v. da


mastpapier. 
Tafelzinn, n. hd., v. étain en 

briques. 
Tafelzwinge, f. hd., v. étreignoir. 
Taffet, m. hd , v. lustring. ® Chi


nesischer t., v. cha. — Florentiner 
t., v. florence. ••a Buntgedruckter 
t., zijden zakdoek ; handkerchief; 
foulard. Indischer t., indische 
zijde ; indian ta ffetta; arain, nérinde. 

— Ostindischer t., v. cotonis 1). 
Schillender t., V. changeant. 
~ T. am rande wischen, v. bongier. 


Taffetas, m. fr. Taffeta, Taffety, 
eng., Taft, Tafft, m. hd., v. lustring. 
Taffetas, m. fr. a miroir, v. spie


geltaffet. 

TAGEZEICHEN. 1107 

Taffetband, n. hd., v. ruban-taffetas. 


Taffetfabrication, f. hd. Het maken 
van doffe zijde of taf ; manufactory of 
taffeta; fabrication du taffetas. 

Taffetpflaster, n. hd. Engelsche pleister 
; court plaster; taffetas adhdsif. 
Taffetweber, m. hd. Zijdentafwever; 
taffeta-weaver; tisserand de taffetas. 
Taffetzeug, m. hd. (Chinesisclher), V. 

pélains. 
Taffrail, eng., v. couronnement 6) . 
Tafia, m. fr. & eng. Eerste kwaliteit 

rum ; feine rum. 
Tahement, m. fr., v. kranz 4). 
Tag, eng ., v. ferret d'aiguillette. 
Tag, m. hd., v. oberflache. 
Tagarbeit, f. hd., v. day-work. 
Tagbogen, m. hd. Dagboog; diurnal 

arc; are Biurne. 
Tagebuch, n. lid. Scheepsjournaal 
journal; journal. 

Tageers, n. lid. Erts dat aan de oppervlakte 
van den grond ligt ; day-ore; minerai 
an jour. 

Tagegeb ude. n. hd. Gebouwen la. 
ven den grond, tij mijnwerken ; bui ming 
above ground; bátiment is la surface de la 

terre. 

Tagekohle, f. hd. Steenkolen die loog 
liggen ; coal found at the surface; charbon 
tiré au dessous le gazon. 

Tagekreis, m. hd., v. tagbogen. 
Tagelohn,m . hd., v. arbeitslohn 2). 
Tagepoeher, m. hd. Dagarbeider in 

een ertsstampmolen ; day-stamper; bocardeur 
du jour. 

.Tagepumpe, f. hd. Pomp die nabij 
de oppervlakte werkt ; pump at the surface; 
pompe a jour. 

Tagerosche, f. hd. Mijngang aan de 
oppervlakte ; trench at the surface; tranche 
du jour. 

Tageschacht, m . hd., v. air—shaft. 
Tageschicht, f. hd. Dagtaak van een 
mijnwerker; day post; poste de jour. 

Tageschichter, m. hd. Mijnwerker 
die des daags werkt ; day-miner; mineur 
de jour. 

Tageslauf, in. hd., v. cinglage 2). 

Tagestollen, ni. hd. Bovenste galerij, 
in mijnwerken, die nabij den grond uitkomt; 
shaft leading to the surface; galerie du 
jour. 

Tagewasser, n. hd. Water dat van 
de oppervlakte van den grond in een mijn 
loopt; water from above; eaux eiternes. 

Tagewerk, n. hd. , v. day—work. 

— Dagwerk (zekere maat voor veldarbeid); 
acre; hommée. 
Tagewerkschicht, f. hd. Hoeveel beid 
erts in 12 uren boven gebracht; batch 
of ore extracted at a post; quantité de matières 
extraites dans un poste. 

Tagezeichen, n. lad., v. signal de 
jour. 


1101) TAGEZUG 

Tagezug, m. hd. Het meten aan de 
oppervlakte ; measurement at the surface; 
mesurage au jour. 

Tagger, eng ., v. ferreur tij. 

Tagging, eng., v. armure 3) . 

Taglufer, m. hd. Ertsader die aan 

de oppervlakte uitkomt ; superficial vein; 

coureur de jour. 

Taglieh, adj hd. Dagelijksch ; diur


nal; diurne 

Taglichsanker, m. hd., v. grande 

ancre s. ancre. 

Taglohner, m. hd., v. manouvrier. 

Tag-machine, eng., v. nestelstift 


maschine. 

Tail, eng., v. nase 2). —v. schwanz 

1 & 5) . — V. kolbenstange t) ••• v. 

écusson 3). ~ V. queue de la cu^ 

lasre. •® v. corde de rame. ~ v. 

fouet 4). — T. of the trenches, v. 

queue de tranchée. 

Tail–bay, eng Zoldervak tusschen den 

laatsten balk en den muur; fach zwischen 

dem letzlen trager and der wand; travée la 

plus procbaine du mur. 

Tail-block, eng. , v. poulie à 

fouet. 

Tail-cord, eng., v corde de rame. 

T. with three ends, v. rahmschnur. 


Tail-gate, eng., v. porte .'aval. 

Taillade, f fr., V. fehlschnitt 2). 

••• T. croisée, v. cross-cut, 

Taillage m. fr. des limes, v. filecutting. 


Taillan.derie, f. fr., v. blacksmith's 
work. ® v. edge-tools. 
Taillandier, m fr., v. eisenhandlor. 
— T.-grossier, v. blacksmith. 

— T.-vrillier, v. bohrschmied. ^•• 
T. en oeuvres blanches, v. blechschlager. 
T. en for blanc et 
nor, plaatwerker; tinker; blechschmied. 
Taillant, m. fr., v. cutter 9) & 
cutting-plate. ~ v. cutting-edge. 

a. Taille f. fr. d'une lime, v. cut 
of a file. ®• Douce t., Fine t., 
fijne kerf, fijne bouw, zoet houw; smoothcut; 
feine hie. ~ Grosse t., grove kerf, 
grove bouw ; rough-cut; grobe bieb. 
Superfine t., v . feinschlichthieb. 
~ Moyenne t., T. bátarde, v. 
bastard cut. o T. demi-douse, 
halve zoete kerf; second cut; halo feine 
bieb. — Première t., v. first course 
S. course eng. Seconde t., v. second 
course s course eng. 
b. Taille, f. fr. Trap, trede, in den 
mijnbouw; bank, breast; streb. ~ 0uvrage 
par grandes t-s, v. S. ouvrage c. 
Front de t., vlak dat uitgehakt 
wordt, (in een kolenmijn); face of the workings; 
abbaustoss — T. dans un abattage 
par massifs longs, v. coistresse. 
- V. abbaustrecke. 

c. Taille f. fr. de bois, v. holz -
TAIL—STICK. 

schnitt. — T. en cuivre, T.-douce, 

V. kupferstich. — T.-douce du 
frontispice, V. frontispice t). o•• T. 
doucier, V. imprimeur en tailledouce. 
••• T. dure, v. gravure en 
acier. 
d. Taille, f. fr., v. cutting-edge. 
— T. d'une épée, v schneide i). 
~ T. des pièces, v. ausstucken. 
® T. de monnaie, v. munzgewicht. 
Taillé adj. fr. en chanfrein, Afgekant 
; chamfered; ausgekelllt 

Taillement, m. fr. Doorgraving, opening, 
mijngang door het gesteente ; crosscut, 
arch; ort. 

Taille-mer, m. fr., v. brustholz 2). 
Tailler, v. a. fr., v. einschneiden 
1). o• v. to bit i). — v. carving. ^• 

T. en adent, V. adenter. -• T. le 
bois de long, v. refendre le bois. 
— T. le bois contre le fil, v. couper 
ij. — T. le cable, v. couper 8) . 
T. en chanfrein, v. to chamfer 
1). ~ T. e®ne, een buis puntig 
dichthalen, kegelvormi g aan het einde ver 
to taper; kegelförmig macben.-nauwen ; 

T. la frisquette, V. das ramchen 
ausschneiden s. ausschneiden. 
T. une meule, een molensteen billen; 
to cut, to hew the millstone; den muhlstein 
behanen. — T. la pierre, de steen in 
den ruwe bepakken ; to hew, to square the 
stone; den stein behauen. — T. les pierres 
aver mallet et honguette, V. 
s. pierre. •m T. les pierces avec 
la grosse pointe et la trance, v. 
S. pierre. — T. en pointe, heipalen 
punten aanpakken ; to point the piles; pfhhle 
spitzen. — T. le verre, tiet glas snij 
to cut glass; glasschneiden. •m T.-den ; 
sur le verre, v. einschleifen. — 

T. les hans, v. to clip the planchets. 
Tailleresse, f. fr., v. stuckler. 
Taillerolle, f. fr., v. couteau it 

velours. 
Taillet, m. fr., V. priming-iron. 
Tailleur, m. fr., v graveur 3). • 

T. de limes, v. feilenhauer. T. 
de verre, v. glasschneider. 
Taillis, m. fr., v. niederholz. 
Tailloir, m. fr., v. abacus. T. 

d'une console, v. mensole 1). 
Tail-motion, eng., v. lacet d'une 

locomotive. 
Tailor's goose, eng., v. carreau 7). 
Tail-piece, eng. , V. cul-de


lampe 3). 
Tail-pin, eng , v. breech 3). 
Tail-pipe,eng., v. porte-baguette 

d'en bas. ~ T. gouge, guds voor de 
laadstokgroef; ladestockmeissel; gouge it ba gette. 
— T. spring, V. ladestockfeder. 


Tail-stick, eng. Dwarsstuk waarover 


TAIL—TRANSOM 

de raamkoorden gaan bij het trekgetouw ; 
rahmstock; barre horizontale à. laquelle les 

cordes sopt attaches. 

Tail-transom, eng., v. entretoise 
de lunette. 

Tail-vice, eng., v. étau a queue. 

Taira, m. fr., v. appel 2). v. 
feuille d'étain. — Mise au t., v. 
étamage 3) . 
Tainted dyeing, eng., v. souillure. 
Taire (faire) le feu d'une batterie, 
v. a. fr. v. réduire 2) . 

Take (to) v. a. eng. on, v. titer 
Penere. ~ To t. the lettres from 
the mould, v. décrocher. ~ To 

t. a medium, v. mittel o. To 
t. up the old superficial diggings, 
V. naehschi rfen. — To t. out the 
elevation-screw, v. Ster la vis 
de pointage. • To t. with the 
adjusting file, v. nachfeilen. •^ 
To t. off parts, V. offrir de la 
depouille. To t. off the liquor, 
V. ouvrir le bairn. •e• To t. asunder,, 
to t. down, to t. to pieces, 
V. désassembler. ~ To t. off, v. 
to clean 2) . • To t. off the soldering-
mark, v. to tarnish. ~ To 
t. off the rough edge, v. beschroten. 
To t. off the top, v. decalotter. 
To t. to pieces, v. 
démonter 1). mm To t. down the 
sheets, v. assembler les feuilles. 
~ To t. up, v. aufnehmen 2). •®• 
To t. a precious stone from its 
mounting, een edelgesteente uit zijn kas 
losmaken, uitnemen ; einen smuckstein aus 
seiner fassung heben; óter one pierre pré 
-cieuse de son cadre. 
Take about carrier, eng., V. prisonnier. 
Take-in, eng., v. eylindre enle


veur. ~ v. break 9).
Takel, n. hd., v. caliorne. 
Takelage, f. hd., V. gréement. 
Takelgarn, n. hd., v. fis de caret. 
Takeln, v. a. hd., V. gréer. ••• Ein 

tauende t., v. faire une liure. 
Taken from a patern, eng., v. 
nach einero muster gezeichnet

S. muster. 
Take-off roller, eng., v. cylindre 
d' appel. 
Take-up roller, eng , v. dechargeur. 
Taking, eng Hoeveelheid copie die 
gelijk wordt genomen; portion manuskril)t; 
quantité de copie prise a la fois. 

Taking-off eng. the first earth, 

V. écrotage 1). T. the polish, v. 
dépolissage. 
Taking—up, eng. Hoeveelheid letters 
tegelijk in de hand genomen om te dis 
gri fl' lectern cum abwerfen; poi--trueeren ; 
gnée de distribution. v v. envoudage. 

-- TALON. 1109 

Talbotpapier, n. hd., v. calotype


paper. 
Talbotypie, f. fr., V. calotype. 
Talc, m. fr., v. pierre de savon. 

T. glaphique, v. bildstein. •^ 
T. schistolde, v. steaschiste. ^•• 
T. zoographique, v green-earth. 
® T. stéatite, V. fettstein. 
Tale, eng., V. pierre de savon. ^• 
English t., v. chaux sulphatée 
fibreuse s chaux. 

Talcite, eng., v. nacrite. 
Talc-slate, eng., v. sehiefertalk. 
Talg, m. hd., v. axonge. 
Talglieht, n. hd. Vetkaars; tallow. 

candle; chandelle de suif. 

Talgpfanne, f. hd. Smeltpan van den 
kaarsenmaker; tallow-copper; poéle (`t la 
the ndelle. 

Talgpresse, f. hd. Kanenpers; tallowpress; 
presse aux cretons. 
Talgsäure, f. hd., v. acide stéarique. 
Talgseife, f. hd., V. savon d'axonge. 
Talgseihe, f. hd. Vetzeef ; tallowstrainer; 
banatte. 
Talgtopf, m. hd, Vetemmer, vetkan 
cruet; burette. 
Talgtrichter, m. hd. Giettrechter ; 
funnel at the end of the mould; bulot. 

Talgtrog, m. hd. Bak waarin de getrokken 
kaarsen gehangen worden ; mould; 
abime. 

Talj e, f. hd., v. block and fall. 
Taljereep, n. lid., v. laniard 1). 
Talk, m. hd., v. pierre de savon. 
Talkerde, f. hd., V. magnesia. 
Talkstein, in. lid., v. magnesit. 
Tallow, eng., V. axonge i) . ~ Mi


neral t., V. bergfett. 
Tallow-soap, eng., v. savon d'ax


onge. 
Talon, eng., V. talon fr. p2). 
Talon, m. fr. Bosseerijzer; embossing


iron; bossireisen — (Cymaise renversée) 
Ojieflijst, papegaaienbek ; ogee, 
cyma reversa; kehlstoss. kebileiste. — T. 
rampant, omgekeerde ojieflijst, klokken 
rampant ogee, bell-shaped mould; ver-lijst ; 

vallende welle glockenleiste. ••• V.-kehrt 
schussboizen. — v. heel 1). .•• v. 
sehuh 3). — v. arm 3). — Achtereinde 
van het ploeghoofd ; back of the axletree; 
bintertheil des pflugbauptes. v. 
heel of the bowsprit. ~ v. heel 
of the keel. ~ v. heel of a mast. 

— T. de batterie, v. obertrieb. 
~ T. du cheval, bal, hiel van een 
paard ; heel of the horse's foot; ferse am 
pferdelb u fe. s T. de crosse, v. culde—
poule. T. de la culasse, hak 
van den tuimelaar ; neck of the breech pin, 
breech-pin butt; kreun, kreurt.lieii. ® T. 
du gouvernail, heling van het -roer 
heel of the rudder; heling des ruder. ww 
93,, 


 ]_ I 1 0 TALONNER 

T. d'une lame de sabre, v. panrung. 
' T. du manehe d'un vioion, 
einde van den staart eerier viool 
neck-end; haken des haizes einer violine. 
-T. du siphon, v heuse. 
Paine les t-s, v. abkehlen. T. 
d'une forme, v. fuss der bachstaben 
einer form. T. d'une 
pendeloque, haakje van een prisma of 
hanger,; kook of a pendant; triger an elnem 
angebánge. 
Talonner, v. a. fr. v. to heel by 
the stern. 
Talonniëre, f. fr. , v. talon du 
gouvernail. 

Talus, in. fr. , v abhang. T. 
d'amont, T. exténiour, buiten talud, 
buiten glowing; up stream slope, floodside . 
slope of a dam; dammbrust. - T. d'aval, 
T. intérieur, binnen talud, binnen 
glooiing ; inner slope, down stream slope; 
landandacbung, niederbösclmung. T. des 
remblais, glooling van een opgeworpen 
aarddaLn ; slope of embankment; auftragsbösebung. 
T. des tranchées, glooi. 
Ing eener afgraving ; slope of cutting; abtra 
gstoschung. T. a terre coulante, 
v. slope with base equal 
to its hight. En t., v. aslope. 

-Mise en t., v. dosirung. 
Talus, eng., v. böschung. v. 
dossirung. 
Taluter, V. 8. fr., v. dossiren. 
Tamariskenholz, n. hd. Tamarin. 

debout ; indian acacia; tamarinier. 
Tambao, eng., v. tombac. 
Tambour, eng., v. tambour a 

broder. - V. tambour fr. 3). 
Tambour * Houten overdekking van 
een stoep, tamboer. 
Tambour, m. fr. Trom, militaire trom; 
drum of infantry; trommel, militärtrommel. 

-V. cylinder. -Tamboer van een 
vestingwerk ; tambour; zwinger Windschut; 
wind-screen; tympan; windfang -
V. pearl-sieve. - v. marchoir. -
V. barrel 1). - T. des aubes, v. 
paddle-box. - T. du batteur 
éplucheur, V. siebtrommel. - T. 
a, broder, borduurraam ; embroidering 
frame, tambour; stickrahmen. - T. du 
bas d'un cure-môle, beneden rot 
van een baggermolen ; bottom-tumbler; un 
tare trommel. - T. d'un chapiteau, 
v. basket 3). - T. de colonne, 
schachtstuk eener zuil ; disk for constructing 
a column; säulentrommel, trommelstein. -
T. du cure-môle, rol van een bag 
germolen, waarover de emmerketting loopt; 
tumbler of a dredger; trommel einer bag. 
germaschine. T. caponniëre, v. 
palisade-caponier. - T. de dé 
charge, v. déchargeur i & ij. -
T. de dOme, rechtstand waarop een 
koepelgewel I rust; Iholobale; kuppelunter. 
atz. - T. de dossous d'un tamis, 

TAMPING. 

beneden trommel van een zeef ; bottom; 
untersalz. ww T. de dessus, deksel van 
een eef; lop; obersatz - T. a émeri . 

V. emery-wheel. T. d'éperon, 
V. blasebalken. - T. du haut 
d'une cure-môle, boven rot van een 
baggermolen ; top-tumbler; obere trommel. 
-T. laveur, wascbtrommel der papier. 
fabriek ; washcylinder; waschtrommel. 
T. de la machine a carder, v. gigbarrel. 
- T. d'une machine a 
réunir, v. cylindre enleveur. 
T. d'une montre, v. banillet 1). 
~T. de porte, tochtsebut ; wind-screen; 
windfangwand. - T. de poulie, v. 
drum 6). - T. sécheur, v cylin 
dre sécheur. - T. d'un tamis, 
trommel of delisel van een zeef; drum of a 
mixing sieve; siebtrommel. T. a voûter, 
v. lehrbogen ti). - v. drum 
met de samenstellingen. 
Tambour (to), eng. Op het raam 
borduren ; am stickrahmen sticken; broder 
au tambour 

Tambourin, m. fr., v. timbalsheaped-
peanl s pearl. -Werk. 
tuig voor bet sarnenvouwen van den ketting; 
warp-folding machine; mascbine sum 
kettenfa I ten. 

Tambourin * Soort van borduurraam. 
Tambouriren, v. a. hd. Taniboeree 
met het haakje borduren ; to tambour;-ren,
broder au crochet. 

Tambourirnadel, I hd. Tamboereerhaakje 
; tambour-needle; aiguille de tambon 
rin. 

Tamis, m. hd., v. étamin 1). 

Tamis, m. fr., v. crible. - v. haarsieb 
1). - V. claie ij. - T. a tambours, 
v. mixing sieve. - v. durch. 
wurf 1). 

Tamise, Tamisaille, î. fr. , v. leit


wagen des ruders. 
Tamiser, V. a. fr., v. cribler. 
Tamiseur, i. fr. Zifter,sifter; sieber. 
Tamisier, m. fr., v. siebmacher. 
Tamissage, m. fr. , v. criblage. -

T. du plomb de chasse, v. échantillonnage. 
Tamkin, eng , V. bouchon ij. -
Dekstuk van een pIjp met lipwerk ; hut, 
deckel; couvercle. 

Tammy, eng , v. durant.• 

Tamp, m. lid. Kort eind touw, kortjan 
; short piece of rope; bout de corde. 
Das ankertau auf t. ausstecken, 

V. faire le cable par le bout. 
Tampane, r. fr., v. getriebe 5). 
Tampe, f. fr. , v. sleeking-board. 
Tampon, v. a. hd Afstraffen aan boord; 
to beat with a rope end: chatier en trappant 
avec des bouts de câbles. 
Tamper, v. a. fr. , v. smoothing. 
board a 
Tamping, eng. Het vullen der boorgaten 
met buskruit of andere ontplofflngs



TAMPING- BAR 

middelen, ook de ontplofbare stof zelf; iadunq; 
charge 

Tamping-bar, eng , v. refouloir. 

Tampion, eno., v. tamkin ij. 
v mundpropf. 
Tampion, f1). f^ v. erweiterungskamm. 
,
Tampon, m. fr , v., bouchon t & 
mm v. 

v. bevelplane. 
. core 4). v. buffer. 
mm Kus5enWok van den sIij[)steen voor naalden-
en speldenpunten ; pivot of the grind
-
stone; lager des schleifsteins T. d'arg 
le, v. clay-plug. mm T. en bois,

i 

houten prop voor het sluiten van 't afloopgat 
des ovens ; plug, stopple; stopîholz. 

T. en bois blanc, houten stop voor het 
dicht afsluiten eener gesprongen vlampijp 
tube-plug; rohrstopfen. T. pour bonches 
a feu, . mundpropf. T. 
pour fusil, geweerprop ; plug to stop 
the muzzle of a musket barrel; ge wehipropi, 
regenpropf. mm T. de petard, vuurpijl. 
P101) ; ]ilUfj of a pelard; propf elner petarde. 
. T. rondelles de caoutchouc. 
stoothussen van gomelastiek ; endia-rubber 
butTer; liautscukbuffer. mem T de seau 
d'affüt, prop van den koelemmer ; bucketlid; 
propt des kühleimers. T. d'une 
pompe d'épuisement, klepkast eenermijnpornp ; ciackdoor-piece, clack piece; ventilkasten. 
T. pour former Ie trou 
d'un boulot, smeerprop ; shot-plug; 
schinierproplen. T. des écubiers, v. 

hawse-plug. T. de lame, v. 
bearer a.T-s stationajres, v.

 
buffing apparatus. mm T. taraudé,

T. a vis, v. choville visée. T. 
conique a ressorts, v . eisenbahn 
buffer -2). 

Tamponner, v. a. fr. Met een prop 
sluiten, dichtstoppen ; to stop, to stop up; 
zupropien, zuspunden. 

Tan, rn fr. & eng., v. lohe 1).
Tan (to), eng., v. gärben a.
To t. again the hides, v. nachgerben. 
Tandems, m. lid. Soort linnen uit 
Silesie; Silesia linen; toile de Sihsie. 

Tandrole, t. fr. , v. anatron. 

Tang, erg., v. nase ). - v. 
schwanz 5). 

Tangage, m. fr. Stampen en hielen 
van een schip ; pitching, sanding; stampfen. 

-T. d'un pont flottant, golvende 
beweging van een schipbrug; undulation; 
schwankung. 
Tangein, V. a. hd , v. chapler. 
Tangente, r. fr. & hd. Tangent, 
eng. Raaklijn, tangens. 
Tangente t. hd. in zahion ausgedrüekt, 
v. natural tangent. 
Tanget, Tanjet, to. fr., v. indian 
muslin s. muslin. 

Tangle, eng., v. bore ij. 
Tanguer, v. n. fr., v. boeken. 


- TAP. 1111 

T. en arrièro, v. to pitch astern. 
-T. sur son ancre, v. to pitch 
at anchor. 
Tangueur, m fr., v pitcher. 
Tan-house, eng., v. écorcier. 
Tani, in. fr., v. ersto sorte Ben


galiseher seide s. seide. 
Tank, eng., v. étang I). mm v. behalter. 
v. boho ij. 
Tankard ene. for measuring, v. 
messkanne. 
Tannate, in. fr. & eng. Looizuurzout; 

gerbeaure ,calz. 
Tanne, f. hd., v. fir. 
Tannée, r. fr., v. kiff. 
Tannenbalken, m. lid. (Vioreekig 

besehiagener), v. billon. 
Tannenbrett, n. hd., V. fir-plank. 

-Dünnes t., V. voligo. 
Tannenharz, in. hd., v. galipot. 
Tannenharzsure, t. lid. , v. acide 
abiétique. 
Tannenhoiz, n. hd.. V. bois de 
sapin. 
Tannenstamm, in hd. (knoten


loser) v. louchon . 
Tanner, v. a. fr, v. gärben :i;. 
Tanner, en , V. gärber & loh


gerber. 
Tannerie, 1. fr. Tannery, cap, v. 

garberei. 
Tanner's bark, eng. , v. lohe i) 
Tanneur, m. fr., V. garber. 
Tannic acid, eng , V. acide tan


nique. 
Tannin, * Looizuur. 
Tanning, cup. Tannage., in. fr. , v. 

lohgerberei. 
Tarinöl, n. lid., v. huile de térébenthine. 


Tanny, 1. hd. Zeer fijne chineesche 
zijde ; superfine china silk; soie de chine 
superfine. 

Tannzapfen, in. hd. Pijnappel ; firnut; 
pomme de pin. 

Tannzapfenei, n. hd. Pijnappelvormig 
ei als bouwkunstig ornament; fir-nut 
shaped ovolo; ove entailtd. 

Tannzapfenstein, m. hd. Versteetide 
pijnappel ; petrified fir-apple ; graptolittie 
strobulolde 

Tantoo, eng., v. bolz am schraubstock. 


Tanzmeister, rn lid Dansmeester, v. 
inside- and outside-callipers s. 
callipers. 

Tap, eng., V. fausset. - v. fihière 
simple s. fihière b. - v. bohrea 3). 

-Entering t., eerste schroeftap, voorsnijder 
; eiste bohrer; taraud premier. -
Expanding t., verstelbare schroeftap; 
expansions-schraubenbohrer; taraud a expansion. - Finishing t., laatste sebroel
-

tap, volsnijder; letzte bobrer; taraud dernier. 
- Plug t., v. master-tap. 
Tap (to), eng., v. ausbohron a. 


 

1TAP-BORER

-

1H 

To t. the cinder, v. écouler 4). 

Tap-borer, eng. Spotigatboor ; zap fen 
bokrer; espèce de tarière. 
Tape, eflg., v. plattschlag. 
Tapece, r. f2, v schiagbaum.

5

Tape-line, eng., v. baudmass. 

Tapement, m. fr. Het stippen, pain. 
teeren van mfniatuur schilderijen of koperen 
platen ; tapping; tiipfeln. 

Taper, v. a. fr. Den krjtgronl niet een 
lwast in de diepsels brengen ; to [once the 
white ground by liie brush in the hollows; 

den kreidegrund in die vertiefungen mit dem 
pinsel eintupfen. 
Taper (to), eng, V. donner du 
cône & faire cône. 

Taper, eng., v. 0fl epi s. èpi. 

Taper-auger, eng. Spitse lepelboor; 
konische hohlbohrer; taridre de forine con ique. 

Taper-bit, Taper-shell-bit, eaU. 
Splisboor z hohibokrer; mdclie anglaise qui 
s'adapte lans le vilebrequin et qui serf it 
agrandir les trotis. 

Taper-cotter-file, coy V. entering-
file. 
Taper-file, en ., V. spitzfeile s. 
feile. 
Taper-fiat-file, eng., v, spitzfia 
che feile s. feile. 

Taper-reel, eng. Buil in den vorm 
van eel) afgekootlen kegel, behoorende bij 
het amerikaansche maalsysleent ; bestelmachine 
in form eines abgeki.irzten kegeis; bInterie 
anidricaine en forme dun cone tronqud. 

Taper-tap, eng. Spitse sdhroeftap, 
voorsnijder ; gewindebohrer; taraud. 
Tapestry, eng. , V. papier point. 


v. hangings. - Fabrication oft., 
v. stromatechnie. - T. of the lowwarp, 
V. basso-lisse. - T. of the 
high-warp, v. haute-lissé. mm T. 
representing verdure, bebangsel dat 
landschap voorstelt ; (opeten mit laubwerk; 
verdure. 
Tapestry-worker, eng , v. tapis 
-sier. 
Tapete, f. lid. , v. tapisserie I ). 

V. papier point. 
Tapetenbahn, m. hd., v. pan de 
tapisserie 

Tapetenborden, t. p1. ltd. Randen 

(voor bebangsels); paper-borders; hordu res. 

Tapotendrucker, m. lid. Behangselpapterdrukker 
; paper-printer; imprimeur 
de tapisserie. 

Tapetenfabrik, t. lid. Behangselpapier-
fabriek ; tnanufactory of tapestry; manufacture 
de tapisseries. 
Tapetenmacherkunst, r. m., v. 
strornatechnie. 
Tapetennagel, m. /td., v. broquette. 
Tapetenpapier, U. lid , v. papier 
a tenture. 
Tapetenstange, 1. hd. , v. curtainrod. 


TAQUE. 

Tapetenthür, f. hd. Behangen deur; 
papered-door; porte de tapisserie. 

Tapetenweber,TapetenWirker, 

m. hd. , v. tapissier. 
Tapetenwirken, r. hd. Het tapijt. 
weven ; wending; tissage. 
Tapette, t. fr ,, v. firnjssballen. 
Tapezier, in. hd., v. colleur ij 
Tapezieren, v. a. lid., v. tapisser. 

-v to paper a room. 
Tapezierhammer, m. hit. Bekleedhamer, 
behangershamer ; upholsterer's hammer; 
marteati le tapissier. 

Tapeziernadel, t. hd. , v. embroidery 
needle s. needle. 

Tapeziernagel, m. lid. Behangselspijker, 
vertinde platkop ; bublen-nail, clan 
a tapissier. 

Tap-hole, eng , v. oeil de coulée. 

-Mortise t., V. mortaise 1). 
Tap-hole-plug, eng., v. clay-plug. 
Tapia, eng., v. piser. 
Tapioca, rn. fr. & t. hd. Tapiaca, 
eng Tapioca-arrowroot. 
Tapis, ni. fr., v. mixtion ij. v. 
carpet. 
Tapissendis, f. p1. fr ,, v. printed 
calico s. ealico 

Tapisser, V. a fr Met gesveven stoften 
bekleedeit ; to hang or cover the lapstry; 
tapezieren, beteppichen. -T.en 
papier, v to paper a room. 

Tapisserio, 1. fr. Tapijt., muuritekleeding 
met tapijten. V. hangings. - T. 
de basse4isse, v. basse-lisse. -

T. de haute-lisse, v. haute-lisse. 
-T. en papier, v. papier paint. 
Tapissier, m. fr. Behan ger, tapijtwerker 
; upholsterer, tapestry-worker; tapezier. 
tapetenwirker. 

Tapit, eng., V. bockstütze. 
Tappet, eng., v. came de detente. 

-V. came 1). - Eccentric t., V. 
eccentric. 
Tappezucker, m. lid. Bruine suiker 
in broaden ; brown sugar in loaves; cassonnude 
en fornie de pain de sucre. 

Tapping, eng., V. abstich. - Het 
snijden van scbroefmoeren ; schneiden der 
muttergewinde; taraudage. - v. tapemont. 


Tapping-bar, eng., V. anstech 

-eisen. 

Tapping-hole, eng., v. oeil de 
coulée. 
Tapsel, rn. fr. , v. bengal-calico 

S.calico. 
Tapsel, n. lid. Blauw katoenen stof; 
blemish calico; indienne bleuatre. 
Tap-wrench, eng. Wringijzer ; coendeei,
cen, windeelsen; iou me-b gauche. 
Taque, I fr. , v. frischzacken. -

T. de contrevont, plaat tegenover de 
blaasopening van een frischhaard ; blastplate 
of a getmtan fining-hearth; gichtzacken. 
1 . de fond, grondpiaat van een frisch

TAQIIIER - 

haard ; bottom-plate; frischboden, bodenzacken. 
- T. de hairo, T. de rustine, 
v. haire. T. laitior, v. 
laiterol. T. de tuyère, v. forrn. 
zacken. 

Taquer V. a. fr. la forme, v. die 
form klopfeu s klopfen. 
Taqueret, rn. fr., v. plate of the 
front-wall. 
Taquet, m. fr., v. angle-block. 

-v chasse navette. v. fiche 
marquer. - v. cleat. v. came 
). T. d'amure, v. chess-tree. 

-T. du beaupré, v. backen des 
bugsprits. T. du cabestan, v. 
ausfutterung des gangspils. 

T. a comes, T. a branches, v. 
belaging-cleats. T. d'échelle, 
V. éehelon ij. T. d'élinguet, v. 
fiasques d'élinguet. T. de futailles, 
v. cleat 3) T. de nage, 
V. dame 5). - T. de racage, v. 
rackklampe. T. gouge, v galoc'he 
3). T. dun chassis, v. 
flange 3). T. du chariot 
canon, v. bracket 10) . - T. sur 
lequel repose la baguette, stootplaat 
van den laadstok ; stopper for the 
rammer; stosseisen am flintenschafte. 

T. d'une hune, v. marsklampen. 
T. de bout de vergue, v nockgordingskiampe. 
Taqtoir, m. fr., v. klopfholz.
Taquon, rn. fr., v. fütteruug 1). 
Taquonner, v. a. fr., v. füttern. 

Tar, eng. , v. goudron vegetal. 

-Mineral t., v. barbadous-tar. 
Coal t. Gas t., v. goudron dé
houillé. Fossil t., v. erdöl. 
Taraison, f, fr., v. disque i).
Taranche, t. fr. , v. drehbolzen. 
Tarare, m. fr. , v. putzmühle.
Tararechnung, m. lid Tarrareke


ning ; tare-account; tares des marchandises. 
Taraud, tij. fr., v. gewindebohrer. 

V. mundrohr. mm T. équarrissoir, sebroeftap met vierkante punt ; square 
tap-rimer; ausrumbohrer. T. a expansion, 
T. compensateur, v expanding-
tap. T. mere, v. backenbohrer. 


Taraudage, m. fr. Het scbioevensnijden 
; screw-cutting; das schraubenscbneiden. 

Tarauder, v a. fr., v. fileter une 
vis. Een moer snijden ; to tap, to worm; 
Zn amer schraubenmutter aushobren . 

T. a la volée, v. fileter a la volée. 
Tar-cistern, eng. , v. reservoir a 
goudron. 
Tar-clearing-tube, eng , v. ent 

-theerungsröhre. 
Tare, 1. fr. & eng., v. abgang 1). 
Target, eng. , v, panneau pour 

le tir. 
Target-practice, eng., v. exercice 
a la cible. 

TARSOMARMOR. 1113 

Targette, t. fr , v. fensterreiber. 

V. handleder ij. - V. cremone. 
-I v. spaniolet. (plane. 
Taribiscot, m. fr. , v. cornice-
Tarière, Tarrière, f. fr., v. bank


bohrer. v. radbohrer. T. anglaise, 
v. bohrer ). T. bondonniëre, 
v. bondonnière. - T. 
a cuiller, v. löffelbohrer i). - T. 
a clapet, klepboor; sludger; bobrioffel 
mit bodenklappe. T. conique,spitse 
lepethoor; taper auger; konischer bobibobrer. 
T. a filet, schroefvormig gewon. 
den houtboor (voor bet uitdrjven van bet 
boorsel); screw-auger, twisted auger; gewundene, 
gedrebte bobrer, scilraubenbobrer. 

T. a glaiso, lepelboor (voor kleigrond bij 
putboringen); wimble-scoop; sebappenbobrer, 
schappe. T. a goujon, v. radboh 
rer. T. en hélice, T. a spirale, 
V. fretbohrer. T. a jantiëre, v. 
felgenbohrer. T. avec une mèche 
tranchante, v. chamferingdrill. 
T. avec deux mèches 
tranchantes, dubbele centerboor (voor 
kopshout); double cutting-drill, double cham


fered-drill; z weiscbneidiger sch dbob rer. 

T. a méche spirale, v. tarière 
a filet. T. a pointe aiguë, v. 
tarière conique. - T. á rivet, v. 
nietbohrer. T. avec soupape 
a boulet, grondboor met kogelkiep ; sluclger 
containing a ball-valve; bobrldifel mit 
kugelventil. mm T. a vis, v. tarière a 
filet. mm T. a vis doub1é fretboor 
met meer dan ééne. schroefgang ; double lipped 
screw auger; doppelt gewundene schneckenbobrer. 
T. a vis simple, Iretboor 
met ééne scbroefgang single lip screu' -auger; 

einfacti gewundene schneckenbohrer. 
Tarlatan, m. hd Gazen wollen of ka


toenen slof; kind of gauze; sorte de gaze. 
Tarlatane, m. fr., v. muslin. 
Tarnish (to), eng. Met de vijl de sal


deernaad wegnemen en mat maken ; an der 
luithstelle mattfeiien; mater. 
Tarnisher, eng. . v. mattbunzen. 
\7TerkmaI die metaalstukken mat ïaakt 

of bijt ; matimacher; mateur. 
Tarnishing, enp., v. to deaden l. 
Tarnishing-tub, eng., V. mattir


tonne. 
Tarockkarte, f. hd. Tarokkaarten 
taroc-card; carte de taroc. 
Tar-oil, eng. , v. essence degoudron 
d'houille. 
Tarpaulin, Tarpauling, Tarpawling, 
eng., V. prélat t & 3). 
Tarrace, Tarrass, eng., v duck


stein. 
Tarrass, m. hd., V. pierre de trass. 
Tarrassmauer, t. hd. Muur van tuf


steen ; wail of trass-stones; mur en trass. 
Tarreau, m. fr , v. mundrohr. 
Tarsomarmor, in. hd. Toskaanscli 

marmer ; hard Tuscan marble; tarso. 


 

1114 TARTAN --

Tartan, eng. Tartane, f. fr. & hd. 
Soort van schip op de middellandsche zee. 
O m. Wollenstof met groote blokken. 

Tartar, eng., v. tartre. ~ v. argol. 

Tartaric-aeid, eng., v. acide tartarique. 


Tartarine, eng., V. aschensalt. 

Tartar-lye, eng., v. bouture 2). 

Tartrate, ni. fr. & eng. Wijnsteen zuurzout; 
weinsteinsaures salt. 

Tartre, m. fr %\Tjnsteen ; tartar; weinstein. 
-T. brut, ruwe wijnsteen; argol, 
crude tartar; robe weinstein. - T. 
émetique, braakwijnsteen ; emetic tartar; 
brechweinstein. 

Tas, m. fr. Hoop, rook ; heap; ban fen. 
.•• V. enclumeau . Glansaambeeld van 
den koperslager ; polishing-block ; scblagstöckcben 
~ T. a dresser, v dressing-
stake. ^ T. à planer, v. planishing-
stake. ~ T. a rebattre, 
kantijzer ; hatchet-stake; umschlageisen. 

T. ' soyer, v. liegamboss. 
Tasche f. hd. der bergleute, Mijnwerkers 
zak ; miner's pouch; poche de mineur. 
-T. der f rber, houtzak voor 
bet koken der verfbaden ; coarse linen bag; 
sac de grosse toile. 

Taschenchronometer, m. hd. Zak. 
chronometer, zeehorloge ; pocket chronometer; 
chronometre de poche. 

Taschendach, n. hd., v. combie 
a potence. 

Taschenelectrometer, m hd. Reisgalvanometer 
; pocket electrometer; electrometre 
de poche. 

Taschenfernglass, n. hd. Z,akkijker 
; pocket-telescope; lunette de poche. 
Tasehenformat, n. hd., v. format 
portatif. 
Tasehenkamm, m . hd. Zakkammetje; 
pocket-comb; peigne de poche. 
Taschenkelle. f hd. Kleine gietlepel 
; small laddle; petite cuillére. 
Taschenkunst, f. hd., v. chainpump. 
Taschonmacher, in. lid. Beurzen maker; 
pursemaker; boursier. 
Taschenmesser, n. hd., v. couteau 
a ressort. 
Taschenschloss, n. hd., v. ser 

-rure a bosse. 

Taschenuhr, f hd., v. montre 4) . 

Taschenwörterbuch, n. hd. Zak


woordenboek; pocket-dictionary; dictionnaire 
de poche. 
Täschner, m. hd. , v. taschenmacher. 
Tasimètre, m. fr. Tasimeter, eng. 

V. dehnbarkeitsmesser. 
Task eng. (by the), v. sti ckweise. 
Task-master, eng. , v. táeheron. 
Task-work, eng., v. job. 
Tasseau, m. fr., V. haisamboss. 

• V. block hid. i). — v. chasing-. 
TATJD. 

stake. — V. bocksti tze. — Aan 
beeld der vroegere munters ; stake; munzamboss. 
~ V. bracket 3). ~ Kleine 
ingelaten klamp; little wooden clamp; kleine 
einschubleiste. - v. bindelatte. - v. 
echantignole l). — T. á ma^niele, 
v bur t) . — T. a arrondir la tole, 

V. rohrstock 2). — T. de l'exentrique, 
V. came de détente. 
Tassel, eng., v eichel 2). — v. 
bur ij. — V. signet. 
Tassel-form, eng., v. eichelform. 
Tassement, m (r., v. sackmass. 

••• Het zakken van den grond inklinken ; 
settling; sackung, senkung. ® v. saugen. 

Tasser, V. a. fr. Op boopen zetten of 
werpen van zand, steen, enz. ; to pile up; 
anfschichten, aufbilufen. 

Tasser (se), v. r. fr. Zetten van muren 
of aardwerken ; to settle; sick setzen, 
senken, Backen. 

Tastateur, f. lid. Registers, pedalen 
en klavier van een orgel ; keys; touches, 
marches et clavier. 

Tastbarkeit, f. hd. Tastbaarheid, voel 

palpability; palpabilité.-baarbeid; 
Taste, f. hd. Toets; key; touche. 
Tastenbrett, n. hd. Klavier; touch


board; clavier. 
Tastenleiter, m. hd. Toetsensteun ; 
guide; guide. 

Tastenschwanz, m hd. Achtereinde 
der toetsen ; extremity of the keys; talon 
des touches. 

Tastenwerk, n. hd. Klavierwerk; 
Keyed instrument; instrument a touches. 
Taster, m. hid. Sleutel ; key; touche. 

V. callipers 1). 
Tater v. a. fr. la roche, v. fi hlen. 
Táto-vin, m. fr., v. stechheber. 
Tasterhebel, m. hd. Hefboom van den 

sleutel ; key-lever; levier des touches. 
Tasterzirkel, m. hd..v. callipers t). 
Tasthaken, m. hd., v. cant-hook. 
Tatters . eng.. v. drapeau. 
Tau, m. fr., v. croix de Saint-

Antoine. 
Tau, n. hd., v. c ardage t ). — Ein 

t. befestigen, v. chabler. — Die 
t-e abputzen, V. mouther les cordes. 
~ Ein t. schiessen lassen, v. 
mouliner un cable. 
Taub, adj hd., v. dead. 
Taubfeld, n . hd , v. deads. 
Taubholz, n. lid., v. abholz. 
Taucherapparat, m. hd. Duiker


toestel ; diving-apparatus; appareil de plongeu 
r. 
Taucherglocke, f. hd., v. divingbell. 
Taucherschiff, n. hd., V. diving


ship. 
Tauehstange, f. hd., V. enfoncoir. 
Taud, Taude, f. fr. Geteerd dekkleed 

dat zeer groot is, V. prélat. 


UI)ER - TEIGRA1). 1115

TA 

Tauder, V. a. fr. Met een presenaing 
bedekken ; to cover with tarred canvas; mit 
getheerter plane abdecken.

Tauen, v. a. hd., v. mégisser. -

Boegseeren ; to tow; toner. 
Tauende, n. hd., v. bout de corde. 
Taugour, in. fr. , v. achsenrunge. 
Tauhalter, n. hd. Kabelhoudec ; corn


presser, cable-drag; tiernier. 
Taupel, m. hd. Vierkant vischnet; 
square fishing-net; carré, carlet, bumier. 
Taupière, f. fr. , v. maulwurfs


falle. 
Taurack, n. hd. (loses)v.drosse 1). 
Taureau, in. fr. De stier (sterrebeeld); 

taurus; slier. 
Taurine, f. fr. & eng. Taurine , gall


subslanz. 
Taurocolla, eng. , v. lederleim. 
Tauschlitten, m. hd., v. carrosse. 
Tausendbein, n. hd., v. rack ij. 

-V. sennit ).
Tauwerk, n. hd., v. manoeuvres. 
Tavaillon, m. fr. Dennen deel, dakdeel 
; fir plank, tatch-plank; tannene boble, 
dacbbohle. 

Tavèle, Tavelle, f fr. Smal passement 
; narrow lace; schmale borte. -Driehoekig 
zeer dun piarikje, dal gebezigd wordt 
om zeer smalle geweven stoffen aan le slaan 
batten; lade, anscblag. 

Taw (to), eng., v. mégisser. 
Tawer, eng., v. mégissier. 
Tawery, eng. , v. mégisserie. 
Tawing, eng., v. mégie. 
Taxation, t. fr. & hd. Schatting 

estimate. 
Taxe, f fr. & hd. Tax, eng. Geschatte 
waarde, belasting. 
Taxer, v. a. fr. Taxiren, hd.; to 
Tax, eng. Schatten. 
Taxordnung, f. hd. Verordening op 
het schatten ; assize; règlement. 
Taxprobe, t. act. Proef waarnaar de 
belasting bepaald wordt ; assay; essai pour 
la taxe. 

Taylor's ventilator, eng. Waterblaasbaig; 
tiarzer wet(ersatz; veiitilateur du 
Harz. 

Tchion m. fr. Gambot, Oppasser, 
wachler aan een deur in den mijngang; 
trapper; wetterth urwarter. 

Tehôque, f. fr. Dagwerk, dagtaak 
stem; tagewerk. 
Té, in. fr ,, v. fourneau gémeaux. 

-V. garnet 3). V. cross-head. 
-V. anschiaglineal. 
Tea-board, eng., v. cabaret. 
Teakholz, n. lid. Teak-wood, eng. 
Tiekhout, teekhout uit mdie ; bois de chéne 
des Indes. 

Team-railway, eng., v. chemin 
de for desservi par des chevaux. 
Tear, eng. , v. sieve in calicoprinting. 
- Dutch t., Glass t., 

V. larmos bataviques. 
Tease (to), eng., v. garnir ). -

V. aplaigner. 
Teasel, eng. , V. chardon. - v. 

aufkratzdistel. - Metallic t., v. 
chardon rnétallique. - T. with 
flexible teeth, v. nageante. -
Strongest t. that have been used, 

V. postels. - T. for mean stuffs, 
V. kratzdistel 2). 
Teasel (to) eng. the stockings, 
Licht opkaarden ; leicht ca/kratzen; éclaircir. 
Teasling, eng., v. dressing 2). -

T. shop, kamer waar het laken gerouwd 
wordt ; tuchwerkstdtt; lainerie. 
Technique, adj . fr. Technical,eng. 
Technisch, hd. Kunstmatig. 
Technological dictionary, eng. 
Technologisches wörterbuch, n. 
hd. Kuustwoordenboek ; clictionnaire technique. 


Technologie, t. fr. & hd. Technology, 
eng. Technologie, kennis van het 
fabriekwezen en de handwerken. 

Tecken, eng., v. dreidraht. 
Tedge, eng., v. anguss. - v. funnel 
4). 
Teers, Teersje, Teertsje, n. hd., 

V. grand épissoir s. épissoir. 
Teest, eng., V. polishing-block. 
-V. enciumeau. - v. stake.* 
Teeth, eng., v. brettures 1). -
V. crénelure. V. denture. v. 
dent ii, 8, 11 & 12). - v. aile 8). 
-V. came fr. 1). Space between 
two t., V. creux d'une roue dentee. 
- To put new t. in, v. tester 
un peigne. 
Teeth-cutting-engine, eng. , v. 
Cutting-engine. 
Teianker, in. hd. , v. ancre d'af


fourche. (fourehe. 
Teiankertau, ii. hd., v. cable d'af-
Teich, in. lid., v. étang 1). v. 

cake 3). 
Teichdamm, n. hd. Dijk rond een 
vijver,; pond-darn; chaussëed'étang. 

Teichfenster, n. hd. Waterafvoeringsopening 
van een vijver; opening in a 
pond; dgout dun dtang. 

Teigkasten, EU. hd., v. caise de 
dépôt. 
Teichmühle, f. hd. Watermolen die 
zijn waterkractit ut een vijver ontvangt; 

mill which receives the water from a pond; 

moulin qui recoit lean dun étang. 

Teichrechon, m. hd. Hark met Iangen 
steel om vijvers schoon te maken ; large 
rake for cleanings ponds; drague, dgrilloir. 

Teichschleuse, f. hd. Sluis van een 
vijver; sluice of a pond; dcluse d'ëtang. 
Teichzapfon, m hd. Aftapopening 

van een vijver; lock, tap; bonde dun étang. 
Teig, m. lid., v. dough. - v. masse. 
Teigmulde, t. hd. Trog, rneeltrog; 

trough, tray; sdbile. 
Teigrad, m. hd. Getande stang voor 


HI t3 TEILLAGE - TELLTJRATE. 

bet kneden van zwaar deeg; jaqijin(1 iron; 

rideue 
Teiliage, rn. fr., v. braking. 
Teille, f. [r., V. étoupe ). 
Teiller, V. a. fr., v. peeling. 
Teilleur, m. fr ,, v. hanfbrecher. 
Teilleuse, 1. fr ,

, v. peeling knive. 
Teincire, v. a. hd, v. to dye 1). 

-V. beizen ij. T. deux fois, 
v. to double-dye s to dye. T. 
en lame, v. to dye in grain. -
T. légèrement, zwak verven, licht 
verven ; to tincture; leiclit färbeu. mm T. 
en poil, V. to dye in grain. 
Teint, m. fr., v. dye ij. - Bon 
t., Grand t., v. fast dye s. dye. 

-Petit t., Faux t., Mauvais t., 
V. fugitive dye s. dye. - A petit 
t., V. bunt . 
Teinte, f. fr. Tint. kleirtoon ; tone of 
coiDring, tint; farbeton, tinte. T. dure, 

V. priming 4). 
Teintô, adj. fr. Licht geverfd, getint; 
tinctured; leichtgefarbt. 
Teinter, v. a. fr. Tinten, lichtkleurig 
verven ; to tint; eintönig färben, abtönen. 
Teinture, f. fr., v. dyeing. - T. 
de bois, v. staining of wood. -

T. en brun, v. braunfärben. -
T. de garence en rouge ordinaire, 
het verven in de ineekrap; simple 
madder-red.dyeing; ge wijn liche kra ppfärbe rel. 
-T. avec réserve, het verven met 
uRsparingsmiddelen, reservages ; dyeing with 
resists; färben mit reservagen. T. en 
rouge ture, het turkschrood verven 
turkey-red-dyeing; turkisch roth färberei 
Ve rfhad ; coloring-liquordye; färbebrtlhe. 
Bain de t., v. farbeflotte. - T. 
d'antimoine, antiwonium w))n ; antimonical-
wine;spiessglan sa uszug. T.d'or, 
goudoplossing, goudtinctuur ; tincture of gold, 
potable-gold; goldautlosung, goldtinktur. 
Teinturerie, f. fr , v dye-house. 

Teinturier, m. fr., v. dyer. - T. 
sur coton, latoenverver ; cotton-dyer; 
kaltunfarber. - T. en drap, v. cloth-. 

dyer. - T. fourreur, v. rauch-. 
farber. - T. sur lame, wolverver; 
woollen dyer; woll(ärber. T. en pastel, 
v. dyer in wood. - T. au 
petit teint, v. dyer of wearing 
apparel. - T. sur soie, v. seidenfarber. 
- T. du grand teint, 

V. buntfárber. 
T-eisen, n. lid., V. fer en barres ic. 
-Doppelt t., v. fer en barres i. 
Telamone, eng., v. atlante. 
Télégramme, m fr. Telegram, 
ii. lid., v. dépche têlégraphique. 
Télégraphe, m. fr. Telegraaf ; telegraph; 
telegraph. T. a aiguille, 
naaldtelegraaf of wijzertelegraaf ; needle-telegraph; 
zeigertelegraph oder nadeltelegraph. 

-T. éleetrique, v. electric -telegraph. 
- T. de jour et de fluit, 
v. sémaphore. - T. imprimeur, 
V drucktelegraph. - T. de nuit, 
V. nachttolegraph. - T. de Morse, 
V. drucktelegraph. - T. optique, 
gezichttelegraaf, telegraaf van Ctiappe ; optical-
telegraph; optische telegraph. T. a 
sonnette, spoorwe gsein kloklcentelegraaf; 
bell—telegraph; liiutetelegra ph , glockentelegraph. 
T. sousmarin, onderzeesche 
telegraaf ; submarine telegraph; unte rseeische 
telegraph - T. transportable, vervoerbare 
telegraaf ; portable telegraph; transportable 
telegraph. 
Telegraphendraht, m. Telegraphenseil, 
n. lid. Telegraph-wire, 
eng., v. conducting-wire. 

Telegraphenlinie, f. hd. Telegraaflijn, 
verbinding van verschillende plaatsen; 
line of telegraphs; ligne de télgraphie electrique. 


Tétégraphie, f. fr. Telegraphy, 

eng. Telegraphie, f. 1d. Telegrafie. 

Télégraphier, v. a. fr. To tele


graph, eng. Telegraphiren, hd. Te. 

legraferen, seinen. 

Télégraphique, adj. fr. Telegraphic, 
eng. Telegraphisçh, hd. Tele


grafisch 

Télescope, m. fr. Telescop, n. lid., 

Telescope, eng. , v. fernrohr. 


(Tabe) v. spahglass. 

Telescope-funnel, eng.. v. cheminée 
a coulisse. 
Telescope-gasholder. eng. Teles 
ineenschuivende gashouder -coopgashouder,
telescop gasometer; gazomètre a lunette. 
Telescope-level, eng., v. niveau 
a lunette s. niveau b. 
Télésie, f. fr., V. saphir 1). - T. 
astérie, v. elementarstein. 
Tell (to) eng. Tikken, knippen ; 1dmgen, 
schnappen; appeler. 

Teller, in. lid. Bord, schotel ; plate; 
assiette. - T. einer luftpumpe, tafel 
van de luchtpornp ; plateau; plateau. 

Tellereisen, n. lid. Vossen-of bunzlngval 
; plate-trap; brayori. 
Tellerhammer, m. lid., v. fusshammer 
). 
Tellerwärmer, m. lid. Borden warmer 
; plate-warmer; rdcbaud. 

Tellette, t. fr., v. haarsieb ij. 

Tel1ire, Teillère, C. fr. Fransche 
papiersoort breed 482 streep en hoog 366 
streep ; size almost like little demy; format 
fast gleich klein -demy. 

Tell-piece eng. of a chamberorgan, 
v. rapporteur ij. 

Tell—tale, eng. Zelfwerkende gasmeter, 
gasteller; eine art gasmesser die mit dean 
messapparat verbunden ist; appareil servant 
a montrer la quantité du gaz passée par Ie 
compteur pendant quelque temps T. of 
the helm, v. axiometer. 

Tellurate, m. fr. & eng. Telluriumzuur 
zout ; tellursaures salz. 


TELLURAURATE 

Telluraurate, ni. fr. Tellurorate, 
eng. Tellurium goudzout ; tellurgoldsalz. 
Tellure, m. fr., Tellurium, eng., 
Tellur, n. hd. Tellurium. ~ T. natif, 

V. nagyagite. ~ T. natif auroargentifère, 
V. syloin. 
Tellursäure, f. hd., v. acide tel 
-lurique. 
Tellurwasserstofsure, f. hd., v. 
acide hydrotellurique. 
Télon, in fr. Soort grove wollen stof ; 
coarse druggel,; ordindrer wollenzeug. 
Témaseale, f. fr. Droogoven voor de 
cochenille ; kiln for the cochineal; darrofen 
fiir die cochenille. 

Témoin, m. fr., v. string-end. 
dame !t). ••• V. éprouvette 7) . 
Tempe, f. fr., V. temple a 
Tempel, m. hd., V. filzruthe. 
Tempelbalken, m. hd. Sluisboom ; 

dike-beam; poutre servant á diguer une 
écluse. 
Temper (to), eng., v. adoucir 3). 

V. abbrennen 1). v. marcher 
1'argile. — Het aanmaken van de klei 
met water ; einmachen; broyer. e•v.acérer. 
Temperature,eng. Température, 

I. fr. Temperatur, f. hd., v. dégré 
de chaleur. 
Temperaturwasser, n. lid. Eerste 
lijmwater der vergulders ; water for the 
first sizing; eau pommée pour la première 
couche. 

Tempered eng. (finely) Goed gehard, 
van een geschikte hardheid ; wohl gehdrtet; 
de bonne trempe, dune bonne trempe, dune 
certaine trempe. 

Temperhafen, m. hd., v. rafraichissoir 
2 ) 
Tempering, eng., v adoucisse 
-ment.

— v. recuit de l'acier. ••• 
V. hardening. — v. délaiement. ••• 
V. kneading i). ••• T. anew, v. retrampe. 
Tempering-colors, eng., v. anlauffarben. 
(zange. 
Tempering-handle, eng., v, hartTempering-
room. eng., v. mar


choir 1). 
Tempering-tub , eng., v. knetfass. 
Tempering-water, eng , v.ehaly


beate. 
Tempering-workman, eng., v. 
hurter. 
Temperirbarer zinder, in. hd., v. 
fusée reglee s. fusée b. 
Temperirmesser, n. hd., v. malerspatel. 
Tempern, v. a. hd., v. adoucir 3). 

a. Temple, Templet,'m. fr. & eng, 
V. filzruthe, ~ T meeanique, T. 
continu, zelfwerkende spanner, roechaniscbe 
span- of rekinrichting; selfacting 
temple; zeugspanner, breitbalter. — T. a 
pinces, spanstok met knijpers ; nippertemple, 
jaw-temple; klemmspannstock. 
TENAILLES. 1117 

b. Temple, ni. fr. & eng. Tempel, 
m. hd. Tempel ~ T. am phiprostyle, 
tempel met voorportalen aan beide gevels; 
amphiprostylos temple; tempel mit vorhallen 
an beiden giebein. T. diptère, v. 
dipteron. — T. reonoptere, enkel. 
vleugelige tempel, gebouw met één zuilenrei 
omgeven ; monopteral temple; offene rundtempel 
. ~ T. périptère, v. périp tère. 
T. prostyle, tempel met zuilengang 
aan één zijde; prostylos temple; 
tempel mit säulengangen an einem giebel. 
~ T. pseudodiptère, v. pseudodiptère. 
Templer, v. a. fr ,v. aufspannen 3). 

Templet, m. fr. & eng. Ribbebandhouder 
aan de vroegere fransche naaibanken 
; vorschlag, hdkchenhalter. 

Templet, eng., v. drehbrott i ai ). 

— V. caliber '2). s• v. échantillon :ij. 
— V. curve 2). 
Templinfirnisz, in. hd. Harsvernis 
uit den berg-den ; varnish of the mountainpine; 
vernis de pin de montagne. 

Temps, m. fr. Tijd ; time; zeit. ^••• 

T. apparent, schijnbare tijd; apparent 
time; scheinbare zeit. — T. astronomique, 
astronomische tijd ; astronomical 
time; astronomische zeit. T. civil, 
burgerlijke tijd; civil-time; burgerliche zeit.~ 
T. moyen,middelbare tijd; mean-time; mittlere 
zeit. ~ T. sideral, sterretijd ; sideral 
time; sternzeit,sterrenzeit •® T. vrai, ware 
tijd ; real time; wahre zeit. Het weder; 
weather; das wetter, die witterung. Wind; 
wind; wind. ~ T. bas, betrokken lucht; 
covered firmament; bedeckte himmel. •• T. 
perdu de la vis, v. end-play. 
Temse-bread , Temsed-bread, 
eng., V. pain mollet fin s. pain a. 
Ténaeité, f. fr. Tenacity, eng 

. 

Taaiheid; kleverigheid ; zdhigkeit. 

Tenaille, f. fr. Tenail, eng. Tangwerk 
; grabenscheere, zangenwerk. ~ T. 
renforeée, versterkt tangwerk ; basti,onary 
tenail; verstbrkte grabenscheere. 

Tenaille-befestigung, f. hd., v. 

fortification angulaire. 

Tenaillée, f. fr., V. grime. 

Tenailles, f. pl. fr. Tang; pincers, 
tongs; zange. ~ V. molette 5). ••• v. 
pincers 6). V. beisszange. — 
Kroestang der gieters; pincers; giesszange. 

V. piece 6). — T. ? bec, v. attrape 
2). — T. à bouche droite, 
plattang ; flat-bit-tongs; zange mit geraden 
maul — T. a bouche courbée, v. 
hoop-tongs. — T. á large bouche, 
v. breitmaul. — T. a bouche 
etroite, v. schmalmaul. +•.^ 
T. a boucle, v. pin-tongs... T. à 
boulets rouges, kogeltang (voor de 
gloeiende kogels); pincers for hot-shot; kugelzange. 
— T. a chanfrein, v. bartklappe. 
~ T. a chanfrein, v. lockfiler's 
clamp. — T. a chanfrein, 
9. 

 

1118 ÏENAIEEE—SYSTEM

V. chamferclamp. T. a contourner, 
V. saw-set-plyer, — T. 
a couper, V. beisszange. — T. à 
couper les jets des balles, v. burrcutter. 
— T. creuses, v. hohizange. 
~ T. à creuset, v. lifting-tongs. 
••^ T. croissant, v hawk-bill. ~ 
T. des essayeurs, essayeurstang; assayer's 
tong; kluft. — T. a forger, v. 
molette 5). — T. à jèter en fopte, 
gieterstang; founder's pincers; giesszange. 
~ T. à loupes, v. bloom-tongs.— 
T. a main, v. hand-tongs. ~ T. 
a plier, v. biegzange. ~ T. pour 
rapprocher les crochets, tang van 
den geschutgieter, om de hoepels om den 
vorm te trekken; kidnippers, kidkneipers; 
anbindezange. — T. à ressort, v. fe 
les fieu--derheber. — T. à retirer 
rots rompus, V. klubb. — T. a 
souder, v. hawk-bill. — T. á tréfiler, 
v. pince 6). — T. a vis, v. 
étau a main. ~ T. a visa ouverture 
étroite, V. dog-nose handvice. 
~ T. à vis à large ouverture, 
V. cross-chap hand-vice. 

Tenaille-system, eng v. fortifiation 
angulaire. 
., 
Tenaillirte-front, m. hd., v. front 
tenaille. 
Tenaillon, ni. fr. & eng. Klein zaag 
brillenwerk. -werk ; 
Tenakel, n. hd., V. chassis en bols. 

— V. catch 6). 
Tenant adj. (r. or, v. aurifère. 
Tender, * Tender van een locomotief, 
voorraadwagen. 

Tendersieb, n. hd., v. papier conique 
de la caisse d'eau. 

Tendoir, n1. fr., V. bandoir 1). 

Tendoires, f. pi. fr., v. drying


poles. 
Tendre V. a. fr la tapisserie, v. 

tapisser. 

Tenettes, f. pl. fr., v. saekehen. 

— V. barrel-loop. ~ (Tepelles) 
Kleine tang der vertinners; small tongs; 
kleine zange. 
Teneur, f. fr. Het gehalte, percentsgewtze 
samenstelling der metalen ; yield; 
gehalt. 

Tenir v. a. fr. (1'ancro tient), V. 
Panere mord. •• T. le lof ou Ie 
vent V. S. lof. T. la mer, v. s. 
mer. ® T. le lof d'un vaisseau 

V. S. lof 
Tenne, f. hd., V. floor 1). — T. des 
pochwerks, bodem ran den starnptrog ; 
floor; aime du bocard. 

Tennenpatsche, f Tennenschlä-gel, 
m. hd., v. bat 1). 

a. Tenon, in. fr. & eng., v. hakenzapfen. 
— v. stift IS). T. en 
about, schuine lip ; end-tenon, bevelled 
tenon; hiinbolzzapfen, klinkwerk zapfen. 
T. a contre-clavette, opgewigde pen; 
TEPPIC. HSTICKER,. 

(oxtail-wedged tenon.; verkeilte zapfen. 

T. double, dubbele pen ; double tenon; 
doppelzapfen, doppelter zapfen. ~ T. a 
embrévement , pen met spatpen ; tusk 
tenon; zápfen mit versatzung. - T. de 
poêle, v. pfannenknecht. — T. 
passant, doorgaande pen ; passing-tenon; 
durchgehende zapfen. - T. a queue 
d'aronde, v. dovetail-tenon. 
T. a renfort, pen met verdikking of 
versterking ; axled tenon; gedchselter zapfen. 
-Trouer un t., v. emmortaiser. 
^ Cheviller un t., een pen en gat 
opsluiten ; to treenail a tenon; ein zapfen 
vernagel. 
b. Tenon m. fr. de l'ancre, Neut 
voor den ankerstok ;. nut of the anchor; ankernuss. 
-T. pour la baïonnette, 
schaft, haft van den geweerloop; bayonnetstud; 
bajonnethaft ~ T. du canon de 
fusil, v. barrel-loop. — T. de l'entretoise 
des allots, pen van het kalf 
van een affuit ; transom-tenon; zapfen eines 
laffetenriegels. — T. du ressort de 
gáchette, stift van de stangveer; searspring-
stud; stift der stangenfeder. ~ V. 
masttop. 
Tenon-saw, eng., v. absatzsage. 

Tension, f. fr. & eng. Spanning; spansung. 
T. de la vapeur, v. dampfdruck. 


Tension-bridge, eng. , v. pont 
suspendu a ceintres. 
Tent, eng , Tente, f. fr. Tent ; zelt. 
—v. marquise 2&4). 

Tenter, eng., V. drying-house. •• 
® V. rame continue. — v. kleber. 
^ V. bandoir 1). — To stretch 
upon t-s. V. aramer. 

Tenter-frame, eng. , v. potenceaux. 
Tenter-hook, eng. , v. clou a 

crochet. — v. kleber. 
Tentring, eng , v. ramage 1). 
Tentoi, m. fr., V. stretching and 

rolling bar of the beam. 
Tent-pole, eng , V. montant de 
tente s. montant c 
Tenture, f. fr., V. hangings. ~ 

V. paper-hangers-work. 
Tenue, f. fr. Het vastleggen, voor anker 
leggen van een vlot-of schipbrug ; 
anchorage; ankerung. 

Tenure, f. fr., V. éfaufilures. 
Tephrine, f. fr. endurcie, v. tra 

-chyte. 
Teppich, m. hd , V. carpet 1 - 5). 
Teppicharbeit, f. hd , V. stroma 

-technie. 
Teppichdrueker, m. hd. Tapijt 
carpet-printer; emprimeur de tapis.-drukker ; 
Teppichfutter, n. hd. , v. lati


bande 2) (quette. 
Teppichnagel, m. hd., v. bro-
Teppichsticker, n1. hd_ , v. ta


pissier. 


 

TEPPICHTAPETE —

Teppichtapete, f. hd., v.hangings. 

Teppiehwirkerei, f. hd., v. stromatechnie. 


Térebentine, f. fr. Terpentijn; turpentine; 
terpentin. ~ T. de venise, 
venetiaansche terpentijn; venetia-turpentine; 
venetianische ierpentin. Alcool t., 
vloeibaar gas, Hallo-gas ; turpentine-alcool; 
terpentinalkobol. 

Térébinthe, f. fr. Terpentijnboom ; 
turpentine-tree; terpentinbaurn. 

Terme, m. fr. Term, eng. Term; 
glied. ~ T. de congelationg v. degré 
3) . — T. d' ébullition, v. boiling-
heat. 

Terme, f. hd. & m. fr. Term, eng. 
Grenssteen, grenspaal. 
Terminal, eng. , v. bildsulenschaft. 


Terminalgeschwindigkeit, f hd. 
Terminal velocity, eng. Eindsnelheid ; 
vitesse finale. 

Terminologie, f. hd. & eng. Leer 
der kunstwoorden in de nijverheid in gebruik 
; technical language. 

Terminus, eng., v. débarcadèro. 
••• Borstbeeld, uitspringende van een vierkante 
kolom, waartoe het als voetstuk dient 
bste; buste. 

Ternaire, adj. fr. Ternary, eng. 
Ternar, hd. Drievoudig. 

Terne (Couleur) f. fr. Matte, niet 
heldere kleur op aardewerk; dull- dire-color; 
matte fdrbe. 

Terpentin, m. hd., v. térébenthine. 
(binthe. 

Terpenitinbaum, m. hd., V. téré-

Terpentinfirniss, m. hd , v. lackfirniss 
3) 
Terpentinharz, n. hd., v. eolophane. 
Terpentinol, n. hd., v. huile de 
térébenthine. 

Terrace, eng. Terrasse, f. fr Terras 
; terrasse, erdstu fe. — T. sur comble, 
T. above a roof, v. plateforme 
d'un toit. — T. maeonnée, 

T. -walk, v. perron & altan. 
Bomvrij dak, bovenste verdieping van een 
Martello-toren ; platform. 
Terra-cotta, t. hd. & eng., v. terre 
cuite. 
Terrage, m. (r., V. deeken n. hd. 


— V. droit de comptage. ~ Het 
met zand bestrooien der kokers van den 
porceleinoven ; powdering of the saggers; sandbestreuung 
der kapsein. 
Terraille, f. fr., V. poterie i).

Terrain, Terrein, m. fr., V. sol 
l & 3) . ®- v. nebengestein. s T. 
pour batir, v. building-ground. 

— T. compressible, v. sol oompressible. 
— T. ferme, v. sol ferme. 
— T. gras, V. marshy-ground. 
T. graveleux , kiezelachtige grond ; 
gravel-ground, gravelly ground; kiesige bo-
TERRAT. 1119 

den, kiesboden. s T. houiller, v. coalformation. 
— T. keupérien, v. 
marne irisée. — T. mort, Niveau, 
natte verweerde grond boven een groei; 
cover, wash; lose, wasserreiche deckgebirge. 
— T. mou, V. marshy-ground. — 

T. très mou, moerasgrond, zeer slappe 
grond ; very marshy-ground aquiferous soil; 
wasserhaltige boden, sehr weiche sumpiboden. 
T. naturel, natuurgrond, begroeide 
grond ; earth in natural state, grown 
soil; gewachsene ertle, nattirliche boden. 
T. pierreux., steenachtige grond, stonygroun(
l; steinige boden. — T. sablonneux, 
zandgrond ; sandy-ground; sandige 
boden, sandboden. — T. très resistant, 
zeer vaste grond ; very strong around, very 
heavy ground; friste boden, backboden. ~ 
T. de transition , overgangsformatie, 
grauwwakgrond ; grauwacke-group ; obergangsformation. 
— Attaquer le t. an 
pie, den grond loshakken ; to hack the 
ground; den boden losbauen. ~ Jeter le 
t. sur berge, tien grond opwerpen ; to 
throw out the ground; den boden auswerfen. 
— Remblager et pilonner lo t. 
autour des fondements, v. pilonnor 
le terrain. 
Terrain, n. hd , v. sol I & :1). 

Terra invetriata, f. fr. Italiaansch 
aardewerk; italian fayence; italihnischc iayence. 


Terra-Japonica, eng . v. cachou. 
Terral, m. fr., V. land-breeze. 
Terras, eng., v. pierre de trass. 
Terra-Sienna, eng , v. terre de 

sienne. 
Terra-sigillata, Terra-lemnia, 

eng., v. siegelerde. 
Terrasre, f. hd., v. terrace. 
Terrasse, I. fr., V. stove 3). — 

T. du marbre, zachte ader of plek in 
mariner ; 'moist vein in. the marble; erdgalle 
im mannor. — v. terrace. 
Terrassement, m. fr., v. erdar


beiten. 

Terrassenbau, m. hd. Het bouwen 
met trappen of terrassen ; terracing; construction 
en terrasses. 

Terrassengrber, m. hd., v. terrassier. 


Terrasser, V. a. fr. Aardewerken 
maken ; to execute earthwork; in erde ar


beiten. 
Terrasseur, ni. fr. Werkman die ge 

leem maakt of met leem in-bouwen in 
plaats van kalk metselt ; mud-wailer, claymason, 
loamer; kleiber, kleber, lehmpatzer. 

Terrassier, m. fr. Grondwerker, aard 
; digger; erdarbeiter, bodenplanirer.-werker 
Spoorwegwerker; navvy, excavator; eisen 


bahnarbeiter. 

Terrat, m. fr. Pot voor bet water, 
om de banden nat te maken van den draaier 
van aardewerk, potten en pannen; pot for 
wetting the hands; werkscherben. 


 11 20 TERRAYEUR --

T errayeur, in. fr. Grondeigenaar (van 
plaatsen waar mijnen zijn); lord of the land, 
lessor, bounds; grundeigenthiinner, grundherr. 

a. Terre, f. (r., v. sol 2). T. 
alluviale, v. atluvion. r T. alumineuse, 
v. alaunerde. ••• T. ampélite, 
v. ampélite. ~ T. argileuse, 
kleiaarde ; argillaceous earth; thonerde. 
•••• T. bolaire, v. bol. T. à 
briques, steenklei; brick-clay, brick-earth; 
ziegelerde, ziegellehrn. ~ T. brune à 
vernir les chaudrons de cuivre, 
V. furnace-brown. p•• T. calcaire, 
V. chaux i). ~ T. a cassettes, klei 
voor de vuurvaste kokers van den porceleinoven 
; sagger-clay; kapselthon. — T—s colorantes, 
aardverven, aardkleuren ; earthcolors; 
erdfarben. ~ T. ebulante, losse 
grond; loose earth; rollige erde, rutschige 
boden. ~ T. ereusee, uitgegraven grond; 
Jigged earth; ausgegrabene erde. T. 
cuite, gebakken klei, terra cotta ; burnt 
earthen ware, terracotta; terracotta, gebrannte 
thon. T. décantée, v. abgesehwemmte 
erde s. erde. ~ 
T. d'enterrage, V. pit-sand. ••• T. 
a foulon, V. fuller's earth. — T. 
franche, losse grond ; soft ground; lockere 
boden, stichboden. T. fusible, smeltbare 
klei ; fusible clay; schmelzbare thon. 
T. glaise, v. argil. — T. glaise 
battue, v. puddle. ~ T. limoneuse, 
v. lehm. — T. houille, aarde 
bevattende steenkool van de kanten der 
lagen ; humnphed-coal, dander-coal ; taube 
kohl, erdige kohle. — T. du japon, v. 
cachou. T. legère, lichte grond ; 
light ground; leicbte boden. — T. a 
mouler, v. formlehm. — T. naturelle, 
v. terrain naturel. ••• T. 
de noyau, v. kernlehm. — T. 
d'ombre, omber; umber; umbra, umbraun. 
— T. ordinaire, grove vormklei; 
coarse loam; grobe formlehm. T. à 
pipes, v. pfeifenerde. — T. de 
pierre, v. castina. — T. pondéreuse, 
v. baryt & bary.terde. ••• 
T. à porcelaine, V. kaolin i ). —
T. a potier, v. argile figuline. ~ 
T. pourrie a polir, v. englische 
erde. ~ T. rassise, gezakte, ineengezakte 
grond ; settled earth; gesackte boden 
~ T. à remblai, grond oor aan te 
vullen of op te hoogen ; fill-earth; fullerde. 
•• T. de Sienne, terra di sienna ; raw 
sienna; terra sienna. — T. de Sienne 
brû.lée, gebrande terra di sienna ; burnt 
sienna; gebrannte terra sienna. — T. sigillée, 
v. siegelerde. ~ T. savonneuse, 
v. fuller's earth. ~ T. sulphureuse, 
zwavelhoudende aarde; sul 
schwefelerde. T. vé--phouraus earth; 

gétale, v. sol 2) . •• T. de Vérone, 

V. green-earth. •• T. vitrescible, 
V. glaserde. — T. vierge, v. jungfernerde. 
TESSONS. 

b. Terre, t. fr., v. coast i). — T. 
de beurre, boterland ; cape fly-away; 
butterland. ~ T. claire, goed zichtbaar 
land ; clear-land; klare land. — T. embrumée, 
beneveld land ; foggy land; das 
von nebel bedeckte land. T. haute, 
hoog land ; high-land; hope land. _ T. an 
vent, v. cote au vent. — T. sous 
le vent, V. cote sous le vent. ~ 
La t. est noyée, het land is onder den 
horizon verdwenen, gezonken; the land is 
sunken; das land ist gesunken. — v. erdkugel. 
— T. de monnaie, v. dross 
4). T-s, aardmassa's; earth-masses; 
erdinassen. 
Terreau, m fr., v. sol 2). 
Terrelle, f. fr. Terrel, eng. Bolvormige 
natuurlijke magneet; aimant sphérique. 
Terre—plain, nr. fr. Vaste ondergrond 
; waste low ground; ebene niederung. 

Aardstorting achter een steunmuur ; 
platform of earth; erdaufwurf. — Binnenplaats 
; terre-plein; hofraum. T. du 
rempart, walgang; terre-plein of the 
rampart; waligang. 

Terre—plein, eng., v. terre—plein 
fr. 3 & U. 
Terrer, v. a. fr., v. to earth. ••• 

V. to bottom ij. 
Terrestre, adj. fr. Terrestrial, eng. 
Aardscb ; irdisch. 
Terrestréités,rn.pl.fr.,v. erdicht 2).
Terreux, ads. fr.. v. earth--colored. 
Terrier, eng., v. évidoir. — v. 

earth-borer. 

Terrification, f. fr. 'erweering, tot 
aarde overgaan van gesteenten ; transformation 
into earth; vererdung. 

Terrine, f. fr. & hd. Terrel, eng., 

V. earthen pan s. pan. (ner. 
Terrinier, m. fr., v. figurenbild-
Terrir, v. n. fr. Landen, aankomen, 
voet aan wal zetten ; to land; landen. 
Territoire, in. fr. Territorium, 

n. hd Territory, eng. Grondgebied. 
Terry, eng , V. maille I). 
Terry-fabrics, eng., v. moquette 
bouclée. 
Tertia, f. hd., V. grosse antiquaschrift 
s antiquaschrift. 

Tertie, f. lad. Terts, zestigste deel eener 
seconde; sixtieth part of a second; tierce. 
Terzerol, n. hd. Zakpistool ; pocket


pistol; pistolet de poche. 

Teschine, f. hd. Getrokken en met 
lood bekleede geweerloop ; rifled barrel and 
covered with lead; canon d'arquebuse ra^é 
et reconvert de plomb. 

Tesselate (to), eng. Tesseliren, 

V. a. hd. Mosaïkvloeren leggen ; faire de la 
mosaïque 
Tessellated pave ment, eng ., v. 
mosaic floor. 
Tessons, m. pl. fr ., v. calcin. ~ 

V. scherben. — T. degrès bro yés, 
V. sandstein cement. 

TEST 

Test, m. hd. & eng., v. mittel 5). 

V. coupelle. — V. abtreibscherbe. 
— v. erproben. V. essai 
i). 
Testasche, F. hd. Test-ashes, eng., 

V. eendree ij. 
Tester, eng., v. erprober. (Testoon) 
Hemel van een ledikant, troon enz.; 
Kimmel; cie]. 

Tester V. a. fr. un. peigne, Nieuwe 
rieten in een kam zetten ; to put new 
teeth; einen kamm neu bezahnen. 

Test-glass, eng., v. éprouvette R). 
Testi, Testif, m. fr., v. fil de 
turquie. 
Testing, eng., v. coupellation 1). 

— Reageeren ; prufung durch reagentien; 
operation d'éprouver tine solution par des 
réactifs. 
Testing-box, eng, v. nachsuche


bu.chse. 

Testkugel, f. hd , v.sleeking--ball. 

Test-paper, eng., v. papier réactil. 


Testschussel, f. hd., V. cupel-pan. 

Test—tube, eng. Reageerbuisje, v. 
éprouvette 8) . 
Test-weight, eng., v. poids d'essayeur. 


Tét, m. fr , v. casse 2). — v. 
écuelle à scori$er. T. de coupellation, 
v. coupelle. T. à la 
fusion, V. assay-crucible. ~ T. ' 
rótir, kroes om het erts te roosten ; calcining-
test; rost oder ansiedescherhen. 
Boule á lisser le t., v. sleekingball. 
. Cendre de t., v. claire i. 

Tétard m. fr. de timon, v. polefoot. 


Tête, f. fr., V. head l ). v. passage 
I ') . T. d'une aiguille, v. 
nadelknopf ij . T. d'aiiût, v. 
pan de la tete d' aff-t. T. de 
l'allonge de revers, kop van de langestut 
; timber-head; poller, puller. T. 
d'amont, bovensluishoofd; head-bay, headcrown; 
oberhaupt. ~ T. de l'ancre, 
kop van de ankerschacht; head of the anchor-
bar; ankerkopf. T. d'aval, v. 
queue d'écluse. •0• T. du barreau, 

V. bengelknopf. ••• T. de beaupré, 
kop van de boegspriet ; head of the bowsprit; 
dussere ende des bugspriets. T. 
de buttoir, v. bufferhead. ~ T. 
du cabestan, v drum-head. — 
T. du champignon, bovenzijde van 
een champignonrail; mushroom of a rail; 
kopf der eisenbahnscbiene. — T. du 
chien de fusil, kop, slagvlakte van den 
haan van een percussiegeweer ; head, cockhead; 
kopt, hammerkopf. m• T. d'•n 
clou, V. nagelkopf. T. d'un coin, 
V. bildseite. ~ T. d'une comète, 
hoofd eener komeet; head of a coirtet; kopf 
eines kometen. T. croisée de la 
tige, v. cross-head i). ~ T. d'é-
TE LJ ELSSC HUIFT. 1121 

cluse, sluishoofd; bay, crown of the lock; 
schleussenhaupt. ® T. d'écouvillon, 
V. sponge-bead. ~ T. de l'enclu.me, 
v. aire 3). p T. dune épingje, 
V. nadelkopf. — T. des flasques 
d'un afLit, kop van de affuitwangen ; 
breask of the cheeks; stirs. ~ T. de la 
glace, opstaande kant, verdikking van een 
gegoten spiegel ; head; kopt. m• T. de 
hausse, bovenkant van een standvisi^r ; 
tol) of the tangent-scale; schieberkopf (les 
aufsatzes. ~ T. de jetee, v. molehead. 
— T. du marteau, v. s marteau 
d. ® T. du mat de hune, top 
van de marssteng; topmast-head; top der 
marsstenge. — T. de monnaie, v. 
croix 3) . T. de mort, v. crown 
Ii). T. de mouton, v. cap de 
mouton. ®• T. du niveau, spiegel, 
oppervlak van het beneden water in mijnen ; 
surface of underground water; spiegel des 
wassers. ~ T. perdue, schroef niet ver zonken 
kop, ingedreven spijker; driven in 
nail or screw; versenkter nagel oder schraube. 

— T. de pipe, v. fourneau do pipe. 
— T. d'un pont. v. bruckenkopf. 
om T. de poutre, v. balkenkopf. 
T. du rabot, v. face of a plane. 
T. de refouloir, v. s. refouloir. 
— T. de soufet, v. balgenhaupt. 
— T. de sonde, kopstok, 
knik van een grondboor; stirrup, bracehead; 
bohrkopf, wirbelstück. T. de 
trusquin, v. appui. -2). ~ T. de vis, 
v. s.chraubenkopf. — T. de la vis 
de pointage, kop van de pointeerschroef; 
head; kopf, spindelkopf. * T. d'un 
voussoir, V. face d'une pièrre. 
Te-te--du-pont, eng., v. brüeken-


kopf. 
Téter, v. a. fr., v. ank.opfern. 
Tétes, f. pi. fr., V. card with f


gures . 
Tétier, m. fr., v. entéteur. 
Tétiére, f. fr., v. bois plat. mm 

V. ducht 2). m• v. bridle-headstall. 
Tétine, f. fr , v. bouton 8). - v. 
auche. 
Tétoir, m. fr., v. entétoir. 
Téton, in. fr., V. pin-drill. T. 

du grain, v. point eng. 7). 
Tétraêdre, m. fr. Tetrahedron, 
eng. Tetraëder, n. hd. Viervlak. 
Tétragone, tai. fr Tetragon, eng. 
Vierhoek; viereek 
Tétrapaste, m. fr , v-. fiaseh.en


zug mit 4 scheiben. 
Tétu, m. fr., v. brechhammer. 
Teufe, f. hd., v. profondevar Á . 
Teufel, fn. hd., v. devil 2) . 
Teufelskegel, m. hd., v. belemnit. 
Teufelsklaue, f. iid., v. balken


haken. 
Teufelsschrift, f. hd. (Grobe) v. 
grosse antiquaschrift s antiqua^
k 


 I 1 TEUL - 

schrift. Kleine t., v. brevior. 
Teul, in. lid., v. bloom ). 
Teulhaken, M. lid. , v. bloom


hook. 
Teungatt, ii hd., v. mortaise 

d'une poulie. 
Tew (to), eng., v. écanguer. 
Towel, eng. , v. balgrohr. v. 

düse 1). 
Towel-wall, enq., v. mureau. 
Towing-beetle, eng . v. écang. 
Texel, m. hd., v. addice. Ge


rader t. mit hammer, v. adze 3). 

-Krummer t. mit hammer, v. 
adze ij. 
Text, m. hd., v. parangon. Den 

t. in den formen lesen, v. lire 
sur le plomb S. plomb. 
Text, eng.. V. parangon. - German 
t., v. fracturschrift. - To 
read the t. on the forms, v. lire 
sur le plomb s. plomb. 

Texte, 'ii. fr., v. parangon. 
Gros t., v. grosse antiquaschrift 

8. antiquaschrift. v Petit t., v. 
brevier. 
Textile fabrix, eng. , v. gewebe. 
Textur, f. hd., v. texture fr. 2) 
Texture, f. fr. & eng., v. lit ij. -

Uiterlijk aanzien van de breukvialite van 
metalen enz ; gewebe. -Ti des pâtes 
céramiques, v. bosehaffenheit der 
masse s masse. 

Thackle without roll, eng., v. 
flachenzug ohne rolle. 

Thalassomètre, in. fr Thalassometer, 
eng., v. ebbs und fiuthmesser. 


Thaiweg, in. (r. & hd., v. ligne navigable 
d'une rivière. - Axe du 
t., V. ill de l'eau. 

Thanen, V. a. lid. Tanen van netten 

of zeilen ; to tan; tanner. 
Thatch, eng. v. deckrohr. 
Thaueisen, n. hd. IJzer om ijs te 


smelten ; iron for melting ice; fer a foodre 
la glace. 
Thaumesser, in. hd-, v. droso


meter. 
Thauröste, f. hd., v. dew-rotting. 
Thaurösten, v. a. & n. hd., v. to 


grass. 

Theer, m. lid., v. goudron végé tal. 
- Mineraliseher t., v. erd 
pech. 

Theerbrennen, n. hd. Teerstoken; 
distillation of tar; distillation du goudron. 
Theerbrennerei, f. hd. Teerstokerj; 
tar-stillery; go udronnerie. 


Theerdocke, f. hd. Dok waar schepen 
geteerd worden ; dock-yard where vessels 
are tarred; endroit ou ion braie les 
vaisseaux. 

Theeren, V. a. hd., v. goudronner. 
Theerfabriek, f. hd., v. thoor 
brennerei 

T1IEILIJNGSZEICIIEN. 

Theerfass, n. hd Teervat ; tarbarrel; 
gonne 
Theerfink, ri. lid., v. loup do 
mer . 
Theergalle, f. hd. Teerafval, bezinksel 
z tar-gall; fiel de goudron. 
Theergrube, f. lid. Theerbron of put; 
tar-pit; mine de goudron mineral. 
Theerhee, f. hd., v. rche do 
goudron. 

Theerhütte, r. hd., v. theerbren


norei. 
Theerkelle, t. hd. , v. cuillier a 
brai. 
Theerkessel, m. hd. Teerketel ; tarkettle; 
chaudière a goudron. 
Theerkochen, n. hd. Het teerkoken 
tar-boiling; distillation du goudron. 
Theerleiriwand, f. hd., v. tarred 
canvas s. canvas. 
Theerofen, m. M. Teeroven ; tarkiln; 
four a goudron. 

Theeröl, n. lid., v. coal-oil. 

Theerpapier, n. hd. , v. papier 
goudronné. 
Theerquast, m. hd, v. brosse a 
goudron. 
Theersand, m. hd. Kieverig zand; 

viscous sand; sable visqueux 
Theertonne, f. hd., v. theerfass. 
Theertrog, m lid. Teerbak ; tar


trough; auge a goudron. 
Théerwasser, m. hd. Teerwater ; tarwater; 
eau goudronne. 
Theerwerg, n. hd., v. étoupe goudronnée. 
Theetisch, m. hd. Theetafel ; teabord; 
table au thé. 

Thou, in. hd. Deel ; part; partie. T-
e wegreissen, v. offrir de la 
dépouìlle. 

Theilkreis, m. lid., v. eercle pri


mitif. 

Theilmaschine, f. lid , v. dividing


engine. (plate. 

Theilscheibe, 1. led., V. dividing-

Theilscheibengesteli, n. lid., v. 

btissage. 

Theilung, f. hd.. V. division. 

Theilungsgrube, f. hd. Welput van 

een waterleiding; drain-well of an aqueduct; 
puisard d'aqueducs. 

Theilungshahn, m. hd. Afsluiter van 
een zijbuis bij waterleidingen ; branch-spout; 
robinet partiel 

Theilungspunkt, m. hd Deelpunt; 
point of division; point de division. 

Theilungsregel, f. hd. Regel voor 

de deeling ; rule of division; règle de divi


sion. 

Theilungsriss, m. lid. Verdeeling van 

den straal (voor tandraderen); division of 

the radii; partage. 

Theilungszahl, t hd., v. dividend. 
Theilungszeichen, n. hd , v. bindestrich. 



THEILWEHR -- 

Theilwehr, n. hd. Dijk van een afwateringsgracht; 
discharge-dike; digue de 
décharge. 

Theilzahl, f. hd., V. quotient. 
Theilzirkel, m. hd., v. cotnpas a 

diviser. (trolabe. 
Theodolite, m. fr., & eng., v. as-
Théorème, m. fr. Theorem, n. hd. 

& eng. Leerstelling. 
T hermantide cimentaire, f. fr., 

V. eisenkitt 2). 
Thermobaromêter, m. fr. Thermobarometer, 
n. hd. & eng. Thermobarometer, 
werktuig om uit het kookpunt 
van water de drukking der lncbt te bepalen. 


Thermoéleetricité, f. fr. Thermo-
electricity, eng. Thermo-electricitit, 
f. hd. Therrno -eleetriciteit 

Thermo-manométre,rn fr. Thermometer—
gauge, eng. Stoomwarmte 
meter, werktuig om uit de warmte van den 
stoom, de drukking te bepalen ; uwarmedamp 
f messer. 

Thermométre, in. fr. Thermometer, 
n. tad. & eng. Thermometer. 

T. a l'alcool, v spirit-thermometer. 
~ T. atmosphérique, v. 
luftthermometer. T. a maxima 
et minima, maximum en minimum thermonieter 
; maximum and minimum thermometer; 
maximum and minimum thermometer. 
~ T. a mereure, v. mercurial 
thermometer. ~ T. métallique, 
metaal -thermometer ; metallic thermometer; 
metal! thermometer. T. de passage, 
V. durchgangsthermometer. 
Thermometerschale, f. hd , v. 
échelle de baromêtre. 
Thermoscope, m. fr. & eng. Thermoscop, 
a. hd. Thermoscope, werktuig 
tot het bepalen van kleine temperatuur ver 


-schillen. 
Thibet, m. hd. & eng. Fijn gekeperd 
bombazijn ; espèce de bombasin croisé. 
Thick, adj. eng. Dik ; dick; épais. ••• 
More t. than wide, v. méplat 4). 


Too t., te dik ; zu dick; gras. 
Thickness, eng., v. epaisseur 1) . 
^ T. of the banks, v étanfiche. 


T. of the brim of a bell, v. 
frappe 2). ~ T. of metal, v. epaissour 
3) . T. of a refining-furnace, 
v. chemise d'un haut-fourneau. 
Thickness-board, eng., v. echan


tillon de chemise. 
Thickset, eng., v. corduroy. 
Thick-stuff eng. of ships, v. ceil


ing 2). 

Thiergem^lde, n. hd. Schilderij met 
vee ; painting of animals; tableau d'animaux. 
Thierkohle, f. hd. , v. charbon 

animal. 
Thierkreis, m. hd. Dierenriem ; zo diac; 
zodiaque. 

THONBRJJST. I 123 

Thierkreislicht, n. hd. Zodiakaal 
licht ; zodiacal light; lumière zodiacale. 

Thierkreiszeichen, n. hd. Teeken 
van den dierenriem ; zodiacal sign; figure 
du zodiaque. 

Thierne, f. ;r., V. demi-montee. 
Thieröl, n. hd. Dierlijke olie ; animal


oil; buile animale. 
Thill, eng., v. deichsel ij. 
Thill-pin, eng , V. fahrnagel. 
Thill-prop, eng , v. gabelsti tze. 
Thill-rail, eng., v. épart du Li


mon. 
Thill-ring, eng , v. anneau de 
la chaine de tinion. 

Thimble, eng., v_ anke. v. 
cosse. — T. for pipes, v. rbhren.hut. 


Thin, adj., v. diinn. mm To make 
too t., V. étouffer t). 
Thin. (to) , eng., v. abschlagen i , . 

V. abfinnen t & t). — To t. by 
grinding, v. dunner schleifen s. 
schleifen. 
Thinning, eng., V. engschneiden. 

Thirty-twos (in) eng. in 3 2r111, 1 t 
pagina's per vel ; zwei and dreizigstel form; 
in treste rleux. 

Thistle, eng. (fullers), v. chardon. 
Thistle-cleaner, eng. , v. cardcleaner. 
Third eng. series of brine-pits, 

V. muant d'un marais salant. 
Thirling, eng., v. abbaustrecke. 
Thole, eng , V. dulle. 
Tholobate, ni. fr., v. tambour de 
dome. 
Tholes, m. fr , V. joining-beam. 
Thon, m. hd., v. argil. •• Bunter 

t., bonte klei ; variegated clay; argile panache. 
Former t., v. argile plastique. 
Gemeiner t. , v. lehin. 
mm Kalkhaltiger t., v. argile calcarifère. 
Klumpen t., k leibonk, 
kleistuk ; lump of plastic clay; boudin. 

T. modellires, v. ébaucher la pate. 
Ockriger t., v. eisenletten. — 
Steinchen inn, t., v. féramine. — 

T. vergleichen, T. koeten, v. malaxer. 
Thonartig, adj. hd , V. argileux. 
Thonasehe, f. hd. Poeiervormige klei; 

dust-clay; argile calcarifère pulvérulente. 
Thonback, ni. hd. Kleibak op de suikerra 
finaderij ; clay-trough; bac á délager la 

terre grasse. 

Thonbeschlag, m. hd. Kleibekleeding 
van retorten enz.; cover of clay; enduit 
d'argile. 

Thonbildnerie, f. hd., V. art cé


ramique. (ground. 
Thonboden, m. hd. , v. clayThon.
brust, f. hd. Kleibekleeding van 

een dijk; clay-lining of a dike; revêtement 
argileux d'une digue. 


11:2, 4 THOM)RAHT - 

Thondraht, flL lid. Snijdraad van den 

pottebakker ; potter's wire; scie des potiers. 
Thonerde, f. hd. Klei-of aluinaarde, 

V. alaunerde & argil. m Feste, 
Spröde t.„ V. tenacious clay s. 
clay. T. kneten, v. malaxer. 
-Kugelfôrmige, Nassfbrmige t., 
V. spherical clay s. clay. Mit 
t. überstreiehen, v. to earth. 
Thonerdehaltig, adj. hd, v. aluminifère. 
Thonerdesatz, m. lid. Klei voor fijn 
aardewerk ; fine clay; glaisine 
Thong, eng., v. lanière. - T. of 
a bell-clapper, v. klöpfelriemen. 
Thongeschirr, n. lid. Potten en pan-. 

nen, pottel)akkerswerk ; clay-vessel; vase 

dargile. 
Thongrube, t. hd, v. clay-pit. 
Thonhaltig, adj. lid., v. argilifère. 
Thonklumpen, m. lid., v. cake 3). 
Thonkugel, I hd. Kleikogel ; pellet 

of clay; boule d'argile. 
Thonlager, n. ad., v. clay-ground. 
Thonmergel, m. hd., v. calca 

reous clay s. clay. 
Thonmesser, n. lid. Kleimes; blade 
for cutting the clay; coupoir. 
Thonmühle, Thonmaschine, t. 
lid.., v. clay-mill. 
Thonreinigungsmasehine, t. hd., 

V. clay-mill. 
Thonsand, m. hd. Kleihoudend zand; 
argillaceous sand; sable argileux. 
Thonschoibe, t. lid., v. cake 1). 
Thonschiefer,mjid., v. clay-slate. 
Thonschlägel, in. hd., v. bat ij. 
Tbonschneide, t. hd., V. thoumesser. 
Thonseife, t. hd. Aluinzeep; alumi


noses soap; savon d'aluniine. 
Thonstein, in. hd., v. grès ). 
Thontiegel, in. lid., v. creuset tij. 

-Hessiseher t., V. creuset de 
Hesse. 
Thonverarbeitung, t hd., v. art 
céramique. 
Thonwaare, t. Pd. , v. thongeschirr. 
Thonziegel, m. hd. Dakpan ; clay. 
tile; tulle d'argile. 
Thor, n. lid., v. gate tij. T. mit 
flügeln, v. contre porte. 
Thorangel, t. hd., V. hinge 'ij. 
Thorband, n. hd.. v. clamp i). 
Thorbaum, ni. hd. Sluitboorn van een 

deur; bar; barre de porte. 
Thorfahrt, t. hi., v. porte co


chére. (porte. 
Thorfiügel, in. hd , v. battant de 
Thorkette, t. lid. Deurketting ; gate


chain; chaine dune porte. 
Thorklappe, t. hd., v. guichet 1). 
Thornagel, in. lid. Spijker niet ge


bornbeerde kop; gate-nail; don a tête de 
champignon. 

THREAP—COU TN" TER. 

Thorn-lock, eng., v. dornschloss. 
Thorough, eng., v. pertuis i) 
Thorpfosten, m. p1. hd , v. mon


taut d'huisserie s. montant b. 
Thorriegel, M. hd , v. fléau de 
porte. 
Thorsehioss, ii. hd., v. serrure 
elanches. 
Thorschwelie, t. hd., v. seuil de 
porte. om V. cap-piece. 
Thorweg, in. lid., v. porte-cochére. 
Thorwegangel, t lid., v. bour


donnier fl. 
Thowl, eng , v. dulle. 
Thowl-string, eng. , v. duilbaum. 
Thran, m. lid., v. fischthran. 
Thranherd, m. lid. Fornuis voor het 

smelten van walviscli spek ; fireplace for 
enelt'i'ng blubber; fournean a fo:idre le lard 
de baleine. 

Thranjuften, t p1. lid. Met traan 
bewerkt juchtleer ; train jufs; cuir graiesé 
d'huile de baleine. 

Thranseife, t. lul. Traanzeep ; coop 
made with train-oil; savon fait avec de 
l'huile de baleine. 

Thransieder, m. lid. Traankoker, 
blubber-boiler; tondeur d'huile de baleine. 
Thrashing.rnaehine,Trashin gmill, 
eng., v. dreschbank. 

a. Thread, eng., v. fl1 1). V. fl1 
de l'asple. mm v. bout de fl1. -
Blue t. for table linen, r. sangle3). 
-Coarse t., v. cacheron. * Chief 
t. in the cocoon, v. maltre-brin. 
- Cotton t., v. fl1 a coudre. -
Double t., v. doppeizwirn & enture 
1). mm To double the t., v. 
enter :l Dutch t., v. sangle ). 
-Front t., v. fl1 de devant. 
Gold t. for buttons, v. cerceau. 
- Hind t., V. fl1 de derrière. -
To miss the t., v. être hors le 
pas s. pas. - To pass t. in, v. 
einschiagen t). T. pulled out, 
V. éfaufllures. - Running in of a 
strange t., v. manage 1 ). - T. of 
a skein, V. fitze. - T. of the weft, 
V. duite. - T. of silk weft, v. estrain. 
b. Thread, eng., v. filet de vis. 
-V. minenast. - Angular t., v. 
filet triangulaire. - T. round a 
cylindrical surface, v. cordeline 
3). Round t., v. filet arrondi. 
Thread (to), eng., v. in form 
eines rings einfassen s. einfassen. 

-V. former aux petits coups. 
Threadbare, eng. (to become) v. 
absehiessen ). 
Thread-board, eng Srioerbord ; rokrnentrager; 
porte.rarnes. 
Thread-bundle, eng. ,v. cuissette. 
Thread-counter, eng. , V. compte. 

fl1 s). 


THREAD—DIVIDER -- 

Thread-divider, eng., v. fadentheiler. 
Thread-end eng. of a skein, v. 
fitzo. 
Thread-iron, eng., v. drahteisen 
i). 

Thread-lace, eng., v. leinenborte. 

Threads, pl. eng., v boudine & 
dechirure. ••• Of. . . t., v. ving 

ij.-tain. •• Crassed t , v. encroix~ Eighty t., toer ; tour; tour. — To 
extend the t., de draden spannen ; die 
fdden au (spannen; jeter ie fil. Interwoven 
with gold t., met goud doorwerkt 
; goldgewirkt; broché dor. He 
who passes t., v. eintrager. ^.. 
Silk t. in gold fabrics, v. accom pagnage. 
~ Twisted t., knot, ineengedraaide 
streng ; gewundener strang; cablé. 
~ Two t. , tweedradig ; zwei fddig; a 
deux fits. Uneven t., ongelijke draden 
; ungleiche Paden; vergeage. ••• To color 
the t. of the warp, v. chiner. 

Unequal distance between the 

t. of the warp, v. entrebas. — T. 
that have not been raised or lowered, 
kettingdraden die zijn blijven liggen 
; kettenfáden die der tritt nicht gezogen 
had; lienne. 
Three-coat-work, eng., v. enduit 

en trois couches. 
Three-colored,eng.,v. dreifarbig.
Three-cord, eng., v dreiling 1). 
Three-decker,eng ,v. dreideeker. 
Three-edged, eng., v. dreisehnei


dig. 

Three-hand-maul, eng., v. handpile-
driver. 
Three-ported-valve, eng , v. muschelventil. 
Three-skin-work, eng., v. enduit 
en trois couches. 
Threshing-floor, eng., v. dreschbank. 


Threshold, eng ., v. seuil de porte. 
~ T-s post, v étaie de buse. — 
T-s bed, v. faux-radier. 

Thrilling-tool, eng. , v. milling


tool. 

Throat, eng., v. gueule I). — v.
kehle eines kamins. ~ v. gorge ij. 

— V. encognure d'une courbe. 
Throat-brail, eng., v. brohk der 
besahn. 
Throat-lateh,Throat-band,eng.,

V. kehlriemen. 
Throat-sizing, eng., v. amarrage
bridé. 
Throstle, eng. Throstle-frame, 

V. continue 2). 
Throttle-valve, eng., v. drosselklappe. 
Through, eng , V. bonder. 
Through-train, eng., v. durch


laufzug. 
Throw, eng., V. drehscheibe I). 

T11I RBESCHILAG. 112 

~ T. of the eccentric, V. course 
de l'excentrique. 
Throw (to), eng., v. organsiner. 

To t. into gear again, v. wieder 
eingreifen lassen s. eingreifen. 
— To t. shells, v. jeter des 
bombes. .• v. abwerfen i). 

Thrower, eng., v. dreher 2). ~ 
T-s engine, T-s wheel, v. drehscheibe 
t). 

Throwing, eng. liet draaien op de 
pottebakkersscti,íjf ; drehen; opération áe tourner. 
— V. abdrehen. — v. aufdrehen. 
— V. ouvraison 2) . 

Throwing-mill, eng. , v. organsinmi 
hle. 
Throwing-weel, eng (to load 

the) v. charger le moulin. 
Throwster, eng., v. moulinier. 
Thrum, Thrumb, eng. Endjes steek 

om te spekken; speck; lard. ® Endje-garen 
garen om in een naald te steken ; drahm, 
trunt; bout, aiguillée. 

Thrust, eng., V. choc. 
Thrusting-blade, eng., v stossklinge. 
Thumb-iron, eng , v. daumeneisen. 


Thumb-lift eng. of a latch, 
Thumb-latch-handle, v. clinche. 
Thumbling-shaft, eng., v. arbre 

à cames. 
Thumb-lock,eng.,v.federschloss.
Thumb-plate, eng. , v. escut-



cheon 2) . 
Thumb—screw, eng. Vleugelmoer; 

flugelschraube; eerou aile. 
Thumb-stall, eng., v. doigtier. 
Thunder--gast, eng. Hard werken bij 

een doi€ derbui op zee ; travade; travade. 
Thunder-rod, eng., v. blitzableiter. 
Thunder-stone, eng , v. belem


ni t. — V. donnerstein 2) . 
Thunstein, in. lid., v. axinit. 
Thur, t. lid., V. door. ~ Hinter 

t., achterdeur; back -door; . porte de derrière. 
— T. mit einem zahneisen, 

V. rack-door. — Gespundete t. 
mit aufgenagelten leisten, deur met 
spiegelklampen ; batten-door, battened door; 
porte dunt les compartiments h cadres soot 
formes par des barrel. ~ Geleimte t. 
mit eingeschobene leisten,v.porte 
emboitée et collée. — Zusammengestemmte 
t., paneeldeur ; framed door; 
porte d'assemblage. ~ Gehobelte t., 
vlakke deur ; plamed door; porte pleine. ~ 
Gehobelte t mit eingeschoben 
leisten, v. porte pleine emboitée. 
Thurangel, t. lid, v. hinge 2').
Thi rband, n. hd , v. clamp •). 
Thurbekleidung, f. hd., v. cham.


branle 1). 
Thi rbesehlag M. hd., v. ferrure 
de porte. 
,


 

1126 THURCONTACT _.._. TIEFENMESSER. 

Thureontaet, m. hd. Beweegbaar Thi rschlussel, in hd. Deursleutel; 
contactpunt voor den galvanischen stroom door-key; clef de porte. 
aan een deur ; moveable contact; contact Thursehwelle r. lid. uber die 
mobile. thur, v. cap-piece. — T. unter 

. Thi reinfassung, f. hd., v. door-die thi r, v. seuil de porte. 
frame. Thi rspalte, f hd. Deuropening ; chink 
Thiirel, m. hd., v. clapet d'as-of a door; fente d'une porte. 
piration. Thi rstãnder, m. hd., v. door-post. 
Thurelrhre, f. lid. Pijp met klep; Thi rstange, f. hd., V. angelstift. 

pipe with a valve; tuyau ui clapet. Thu.rstein, in. lid., v. écoincon i). 
Thi rfeder, f. hd., v. door-spring. Thurstock, m. hd., V. montant 
Thtirfeld, n. hd. Paneel van een deur; de chassis s montant d. 

door-pannel; panpeau de porte. Thi rstriek, m. hd. Touw van een 
Thurfenster, n. hd. Glazen paneel deur; door-cord; corde de porte. 
in een deur ; glass of a door; vitre de porte. Thurstuek, n. hd. , v. dessus d'une 
Thurfli gel, m. hd., v. battant de porte. 

porte. Thursturz, m. hd., V. cap-piece. 
Thi rfutter, n. hd , v. fourrure 4). Thurverkleidung, f. hd.,v. cham-
Thurgerust, n. hd., V. door-frame. branle 1). 
Thurgesims, n. hd., v. cornice of Thi rverzierung, f. hd., V. door


a door. frame. 
Thi rgewende, n. hd. Pennant, deur-Thi rzarge, f. hd., v. fourrure t. 
pennant; door post; pieds-droits. Thwart, eng. , v. ducht 2). ~ 

Thurgiebel, in. hd. Strek of toog Middle t., v. segelducht. 
boven een deur; pediment of a door; fron-Thwart-rope, eng., ' v. filière a. 2) . 
ton d'une porte. Tick, eng. Ticken, Ticking, v. 

T hi rgrif f, ni. hd., V. bouton ij. gingas. 
Thiurhaken, m. hd. Deurhaak ; crot-Ticken-weaver, eng., v coutier. 
chet of a door; crochet de porte. Tide, eng , v. marée. 
Thhrhammer, m. hd., v. heurtoir Tide-gate, eng., v flood-gate. 

de porte. Tide-gauge, eng., v. fluthmesser. 
Thürkette, f. hd. , v. thorkette. Tide-mill, eng., v. fluthmuhle. 
Thu* rklinke, f. hd., v. cadole. •.• V. hollandaise. 
Thürklopfer, m. hd., v. heurtoir Tide-sluice, eng., v. écluse à sas. 

de porte. Tide-way, eng., v. ras de marée. 
Thurknopf, m. hd., V. bouton 2). Tie, eng , v. gabelanker. ~ v. 
Thürkratze, f. hd. Voetschrapper bij band U. — V. égrène. ^ V. briquet 

een deur ; door-scraper; ratissoir. 1). - V. ofenanker. — Krammetje ; 
Thurl, eng., V. ecoulement i). band; brochette. — T. on a cabstan, 
Thi rloch, n. lid. V. baie. V. sellette 3). 
Thurm, m. hd. Toren ; tower; tour. Tie (to) eng. in, v. einschnu ren. 

••• T. einer kirche, v. clocher. ® To t. up of Jacquart, v. an-
Thurmbefestigung, f. hd., v. for-schnirung. - To t. up, v. nouer. 
tification à tours. To t. two ends of rope to-
Thurmfort, n. hd., v. fort cir-gether, V. knüpfen ia,). — v. kni pculaire. 
fen 9 ). — To t. up the page, v. 

Thurmknopf, m. hd , v. knopf lier le page s. page. 
an einero thurm. Tie-band eng. of a king-post, v. 
Thurmtreppe, f. hd. Torentrap; étrier z). 

tower-steps; escalier d'une tour Tie-beam, eng., v. entrait i). — 
Thurmuhr, f lid., v. horloge 1). Half t., v. entrait de croupe. mm 
Thurmwindmuhle, f. hd., v. mou-Filling t., V. entrait de remplage. 

lin a vent hollandais. — V. poutre d'un pont. 
Thi rnagel, m. hd. Deurspijker; door-Tie- block, eng., v. plattblock. 
nail; clou de porte. ~ Stift van een ven Tie—bolt, eng. Trekstang, verbindingsnail 
of a pump-valve; clou de sou--tilklep ; stang van een kap ; spannstange; entrait. 

pape. Tief, adj. hd. Diep ; deep; de profon-
Tbi roffnung, f. hd., v. baie. deur. 
Thurpfosten, m. hd., v. montant Tiefbohrer, m. hd., v. fortboh


d'huisserie s. montant b. rer 
Thi rriegel, in. hd , V. bolt 1). Tiefe, f. hd., v. depth. — Zu 
Thurring, ni. hd., v. boucle 2). viel t., v. refuite. 
Thu.rscharre, f. hd. , v. thi r-Tiefenmassstab, m. hd., v. échelle 

kratze. fuyante. 
Thu* rsehloss, n. hd. Deurslot ; door-Tiefenmesser, m. hd., v. batholock; 
serrure de porte. meter. 


 

TIEFHAMMEl 

Tief hammer, m. hd., v. chasing. 
hammer. — v. eisenhammer. 

Tiefioth, n. hd., V. ligne de sonde. 

Tiefofen, m. hd. Laagoven ; law-fur. 
nace; calotte. ~ Rbmischer t., v. 
ferarie. 

Tiefseh ftiger hd. stuhl, v. lowwarp. 
® T. tapete, v. basse-lisse. 

Tiefzirkel, m. hd., v. compas aux 
engrenages. 

Tiegel, m. hd., v. creuset 2). 

V. ereuset pour la fusion du verre. 
— v patelin. — v assay-crucible. 
— v. bassin de fusion. ~ v. 
marbre de presse. ~ Den t. beschicken, 
v. s. beschicken. 
Tiegeibrenner, ni. hd. Kroezenmaker; 
crucible-maker; fabricant de creusets. 

Tiegelgiesserei, f. hd. Het metaalsmelten 
in kroezen ; melting in crucibles; 
fonte des minerais dans des creusets. 

Tiegelhaken, m hd. Kroezenbaak; 
hook; crochet. 

Tiegelprobe, f. hd., v. essai au 
ereuset. — V. essai de l'oeuvre s 
oeuvre. 

Tiegelzange, f. hd. Kroezentang 
cramp; happe. 
Tie-piece, eng.. v. entre-toise 1). 

— V. rouleau 8) . ® Angle t., v. 
coyau 2). — Newly forged t., v. 
latte 3) . 
Tier, eng., v. bed 9). •.• T. of cable, 
op elkander liggende slagen van een opgeschoten 
kabel ; scheibe; roue. — T. of 
guns, v. étage de feu. ••• In t., v. 
lagenweise. 

Tierce, f fr., v. tertie. v. durchsicht 
ij. — Voir la t., de laatste 
proef, de persrevisie nazien ; to read the 
press proof; die superrevision lesen. 

Tierceron, Tierceret, m. fr., v. 
nervure intermediaire. — v. bogenstiick. 


Tiers m. fr. ferme, Vast geslagen, 
(van touwwerk); hard twisted; hard, krabb 
geschlagen. — T. mol, zwak, licht geslagen 
; moderate twisted; welch, lehnig 
geschlagen. ~ T. de la feuille, derde 
gedeelte van een vel druks ; third of a 
sheet; drittelbogen. 

Tiers-point, m. fr., v. dreieckige 
feile s feile. 
Tiers-poteau, ni. fr. , v. dreilings


diele. 

Tiesse, f. hd., v. balgdeute., 

Tiffany, eng., v. gaze de soie. 

Tiftriegel, in. hd. Dwarsregel ; Ira


verse; traverse. 
Tige, t. fr., v. rod i ). ~ v. achse. 

V. épingle 2). — T. de Panere, 
V. anchor-shaft. ~ T. d' assemblage, 
v. link 8) . — T. de baguette, 
V. corps de baguette. ~ T. de blutoir, 
v. babillard. — T. de la cheminée 
d'un fusil, schroefdraad van het 
TILDE. 1127 

schoorsteentje van een percussie geweer 
screw-threads; gewinde. — T. a cour 

-roie, v. riemenwelle. ~ T. conductrice, 
v gleitstangen. — T. 
de communication, v. bielle t). 

T. de clef, v. schlusselsehaft. •• 
T. de ehoe, bufierstal,g, stang van het 
stootkussen aan spoorwegrijtuigen ; bufferrod; 
bufferstange. ® T. d'un clou, v. 
nailshank. — T. de colonne, v. 
fit i. — T. directrice, leidstang, geleidstang 
: guide-bar, guide-rod; leitstange. 
T. d'équerre, tong, blad, lineaal 
van een schrijfhaak ; blade of a square; 
zunge, blatt eines winkelmaasses. T. du 
foret, v. arbre a. ij. T. du frein, 
remstang van een tender; brake-rod; bremsstange. 
® T. latérale, v. nebenstange. 
— T. ligneuse, kern van vlas 
of hennep ; boon; holzige kern. ~ T. d'une 
gachette de platine, stang van den 
trekker ; shank of the ,sear; hintere stangenarm. 
— T–s des glissoires, leidstangen 
van het zuigerjuk ; guide bars, guiderods; 
geradfuhrungsstangen. — T. graduée, 
v. absehen 2) & blocksight. 
T-s du parallélogramme, v. 
bielle du parallélogramme. ~ T. 
de piston, v. kolbenstange 2). 

T. de pompe, v. barre de pompe. 
T. de pompe a air, luchtpomp. 
stang; air-pump-piston-rod; luftpumpen-kolbenstange. 
•••e T-s des pompes, v. 
kunstgestange. ~ T. de ressort, 
veerhand ; spring pin; federstutze. — T. de 
rinceau, stengel met bladeren en ranken, 
als ornament; twig, tige of a trail; rankenstengel, 
laubstengel. ® T. de sonde, 
T. de Bondage , boorstang; bore-rod, 
boring rod; bobrgestdnge, bobrstange. T. 
de suspension, v. étrier 3) . ~ T. 
de tiroir, v. bielle du tiroir. ~ 
T. d'un trusquin, balk van een kruis 
stein; riegel. ~ T. dune vis,-hout ; 
lijf van een schroef; shank of a screw; 
scbwanz einer schraube. 

Tigeron, m. fr., v. stielehen. 
Tight, adj. eng., v. étanche. 
Tile, eng., v. dachziegel. — Disk


shaped t. for the boccas, v. dis


que 1) . 
Tile-colored, eng., v. briqueté. 
Tile–dust, eng. Steenstof ; ziegelmehl; 

brique pilde. 
Tile-kiln, eng., v. four a tuiles. 
Tile-ore, eng., V. cuivre oxydulé 

ferrifére. 
Tiler, eng., v. couvreur 4). 
Tile-roof, eng., V. couverture en 

tuiles. 
Tiling, eng. Het dekken met pannen; 

das ziegeldecken; couverture en tuiles. 
Till, eng., v. brücke 2). 
Tillac, m. fr., v. deck 1). 
Tille, f. fr., v. lime-bast. ••• v. 

hammerbeil. — v. pflicht. ~ T. 


11?8 TILLS -


de l'arriére, achterplecht, stuurplecht ; 
after-caddy; hinterpflicht. T. de 1'avant, 
voorplecht ; fore cuddy ; vorder 

-ppicht. 

Title, f. hd., v. boss 1). 

Tiller, m. fr , V. peeling. 

Tiller, eng., v. anhalter 1). — v. 
helm eng. 3) . 
Tiller-rope, eng., v. drosse du 
gouvernail. 

Tilleul, m. fr. Lindeboom en lindehout 
(tilia grandifolia et parvifo {ia); limetree, 
linden-tree; lindenbolz. 

Tillotte, f. fr., v. brake i. 

Tilt (to), eng., v. étirer les maquettes 
de fer au marteau. v. 
marteler l). 

Tilt, eng., v. hammergeb^lk. ••• 

V. souc. — v, prince. 
Tilt-brace, eng v. moise d'ordon 
s. moise a. 
., 
Tilt-frame, eng., v. hammergeblk. 
Tilt-hammer, eng., v. marteau 
a queue. 

Tilter, eng., v. hammerarbeiter. 

Tilting, eng., v. forging 1). 

Timber (to) , eng., v. étanconner. 

Timber, eng. , V. bauholz. — v. 

arbeitsholz. — v. alonge. — v. log. 
wood 2). - V. fort b l ). — Backsided 
t., V. bois flache. ~ Cartwright's 
t., v. bois de charronnage. 
~ Crooked, curved t. for 
staircase, krom hout voor trapwangen ; 
schrap au fgehendes holz an einer wendeltreppe; 
bois d'escalier. ~ Guide of t., 

V. chimney-covings. — Hewn t., 
V. bois gisant. — Length of the 
t., V. balkeniange. — Middle-t., 
V. fi llgeb lk. Mortised t. , v. 
einblattung. ~ Old t., v. bols démolition. 
••• Plank t., v. membrure 
l ). — Round t., v. bois do 
grume. ~ Sound t., v. bois plein. 
~ Sawed t., V. bois d'équarrissage. 
~ Straight t., recbtdradig hout, 
rectitgegroeide boom; geradstdminiger Baum; 
Bois de brie, bois dun beau brin. — Standing 
t., V. bois de haute-futaie. 
Squared t., V. bois d'équarrissage. 
— Square t. partly rotten, 
v. malandreux. — Sawn t., 

V. bois de sciage. ® Store t., v. 
bauholz. — Strengthening t., v. 
sanglon. •• Thinned t., v. bois 
affaibli. -• Thin piece of t. , v. 
limande 1). — Wormeaten t., v. 
bois mouliné. ® Wheelwrigb t's 
t., V. bois de remontage. — To 
block out t., v. débiter i To 
out down t., v. abattre i). ••• To 
disunite t., v. dévetir I). ••• To 
hew t., v. bewaldreehten. To 
jack down t., V. décrouter. ~ 
To lay t. on its strong side, v. 
TINE. 

mettre sur son fort. ® To line. 
out t., V. aligner. — To race t.,

V. krabben. — To rough-hew t., 
V. bewaldrechten. ~ T. for fillingup, 
v fi llgebalk. ~ T. in logs, 
V. balken fl. — T. that warps, v. 
bois qui se tourmeute. 
Timber-bomb-proof, eng. , v. 
blendung. 
Timber-bridge, eng , v. pont en 
charpente. 
Timber-framing, eng., v. framework 
i & 2) . 
Timber-head,eng.,v. kevel-heads. 
Timber-hitch, eng., v. noeud al


lemand. 
Timbering, eng., v. boisage. 

T. of a mine, v. charpente de 
mine. 
Timbers and room,eng.,v.facken. 
Timber-scriver, eng. , v. rouan


nette. 
Timber-work, eng., v. char


pente 2 ). 
Timber-yard, eng., v. bauhof. 
Timbre, m fr., v siegel 1). ~ T. 

de la poste, v. briefstempel. •^ 

V. bell 3) . — T-s du tambour, v. 
brace of a drum. 
Time, eng. Tijd, v. temps. — T. 
of flight, v. durée de la trajectoire. 
— T. of oscillation, v. duree 
d'une oscillation. (meter. 

Time-keeper, eng., v. ehrono-
Timmerstich, m. hd., v. noeud 
de batelier. 
Timon, m. fr., v. deichsel 2). e• 

T. de rechange, v. spare-pole. ^• 
v barre da gouvernail. 
Timoneer, eng., v. helmsman. 
Timonerie, f. fr., v. steerage. 
Timonier, in fr. Van -de -handsche 

paard ; wheel,-horse; stangenpferd. — v. 
helmsman. 
Timpe, f. fr: Steen boven de aftapo


pening van een hoogoven ; tymp; tumpel. 
Tin (to), eng., V. belegen 2) . 
Tin, eng., V. étain. — White t., 

V. étain metallique. 
Tincal, eng., v. borax brut. 
Tin-canister, eng., v. bofte a balles. 


Tincture eng. of gold, v. goldauflösung. 
— T. of racou, v. aurorafarbe. 


Tincture (to), eng., v. teindre 

légèrement. 
Tinctured, eng., v. teinté. 
Tinder, eng., v. fangtuch. — v. 

amadou. 
Tinder-ore, eng. Soort van rood spies


glanserts; zundererz; mine d'amadou. 
Tindutritt, m. hd., v. pas de gaze. 
Tine, f. hd., v. gerlon. 
Tine, eng. Tand van een vork of hark; 

spitse; pointe, fer. 


TINETTE 

Tinette, f. fr., v. einseif bate. ^• 

V. gerlon. ~ v. cassias •2). — T. à 
la colle, V. glue-pot t). 
Tin-foil, eng , v. blattzinn. — v. 
feuille d'étain Dutch t., v. 
appel ij. •• First laying of t. on 
glass, v. avivage 1). 

Tinge (to) eng. wood, v. beizen 4). 
Tingel, m. hd., v. filling-piece. 
Tingiren, v. a. hd. Tingeeren, ver


anderen ; to convert; converter. 
Tin-glass, eng., v. bismuth. 
Tin-glove, eng., v. blechhand


schuh. 
Tinkal, m. hd., v. borax brut. 
Tinker, eng., v. chaudronnier au 

sif et. 
Tinkers-budget, eng., v. drouine. 
Tin-kettle, eng. Tinnen ketel ; , zinn


kessel; chaudron de ferblantier. 
Tinman, eng., V. blechschläger. 

— v. taillandier en for blanc et 
asoir. — v. blanchoeuvrier. 
Tin-mine, eng. Tinmijn ; zinngrube; 
mine d'étain. 
Tin-mordant, eng., v. mordant 
d'étain s. mordant a. 
Tinne, f. fr., v. suffat. ~ T. á 
malaxer, v. knetfass. 
Tinning, eng.., v. étamage. 
Tinning-cross, eng., v. chane. 
Tin-ore, eng., v. minerai d'étain. 
Tin-plate, eng , V. fer-blane. ~ 

V. paillon. ^• v. blattzinn. •^ Crystallized 
t., v. moire metallic. 
Border of t-s., v. suage 2). — 
Fine peruvian t., v. melac. 
Tin-pot, eng., v. pot d'étain. 
Tin-putty, eng., v. potée d' é


taZn 2). (phuré. 
Tin-pyrites, eng , v. é Lain sulTin-
salt, eng. Tinzout, tinchiorure 

zinnsalz; see d'étain. 

Tinsel, eng., v. clinquant. — v. 
lahn 1). -^ White t., V. lame d'argent 
en cannetilles. 

Tinsel-bobbin, eng. , v. lahn


spule. 
Tin—scum,eng., v. crasser d'étain. 
Tin-shop, eng. Werkplaats voor tin


bewerking; weissblechhamrcmer; blancherie. 
Tin-slips, eng., v. raturen d'étain. 
Tin-solder, eng., v. paillette t). 

— V. soudre blanche et molle. 
Tin-stone, eng., v. étain oxidé. 
Tint, eng., v. nuance. 
Tint (to), eng ., V. teinter. 
Tinte, f. hd., v. nuance. 
Tin-white cobalt, eng. , v. cobalt 
arsenical. 
Tin-work, eng., V. bleeharbeit. 
Tin-works, eng. Tinfabriek ; zinnfa


brik; usine d'étain. 
Tioul, m. fr., v. krueke a). 
Tip, eng. (half) V. for de cheval 

à lunettes. 

'MIRAGE. 1129 

Tipper, eng , V. came 1). 

a. Tir, m. fr. Schietbaan ; ground for 
target -practice; ort wo man mit feuerwaften 
nach der scheibe schiesst. ®• Schot, v. 
coup 1). ~ T. a balle, v. coup á 
balle. ~ T. a balles, kartetsschot ; 
practice of case-shot; karttitsebenschuss. -
T. á boulets rouges, schot met gloeiende 
kogels; practice with hot shot; gliihkugelschuss. 
- T. en breche, bresschot; 
shot for battering in breach; brescheschuss. 
— T. de but-en-blane naturel, v. 
coup de but-en-blanc. — T. pour 
déinonter, demonteerschot; shot for dis 
demontirschuss.-mounting the enemy's guns; 

T. dévié, verloren schot; shot which 
did not take effect; fehlschuss. ~ T. élevé, 
T. d'élévation, v. coup en are. ~ 
T. d'enfilade, v. enfilading-fire. 
— T. aver hausse, elevatieschot ; shot 
fired with elevation; aussatzschuss mm T. , 
mitraille, v. tir à balles. -T. à 
obus, granaatschot ; practice with shells; 
granatschruss. -T. a obus a balles, 
-schot met granaatkartetsen ; practice with 
shrapnell-shells; granatkarthtschenscbuss. ~ 

T. paralléle, kern scbot ; point-blancshot; 
kernschuss. ~ T. perdu, niet goed 
gericht schot; random-shot; verlohrene schuss. 
T. de plein-fouet, directschot; 
shot hitting its object without grazing; im 
vollen Huge treffende schuss. •m T. pongeant, 
T. au-dessous de 1'horizon, 
plongeerschot ; plunging-fire; depressionsschuss. 
T. rasant, strijkend schot; 
grazing-shot; niedrig bestreichende schuss. 
~ T. a ricochet, ricochetschot ; rebounding-
shot; recoschetschuss. - T. à 
ricochet mou, recochetschot niet zwakke 
lading en meerder elevatie ; recochet-shot 
with small charges; starkgek rum mie recoschetschuss. 
-T. à ricochet tendu, 
recochetschot met sterker lading en minder 
elevatie; recochet-shat with greater charges; 
flachgekrummte recoschetschuss. 
b. Tir, m. fr., v. fire b 1). T. 
des armes à feu, v. feu des armes 
a, feu T. des bouches à feu, v. 
feu d' artillerie. — T. à la crible, 
V. exercise à crible. - T. d'école, 
T. d'exereice, v. exercise 
au tir. — T. des fusees, v. rocketpractice. 
T. á obus, v. feu 
courbe. 
Tirage, ni. fr., v. appel 3). •. v. 
druck b 1). — V. gut-cord 2). — 

V. étendage 3). — v. drahtziehen. 
V. chemie de halage. — v 
draught 4). ~ Het afhaspelen der zijde 
van de cocons ; reeling of silk; haspeln der 
seide. — T. du chariot, v. draw of 
the carriage. T. d'nn coup de 
mine, het laten springen van een rotsblok 
; blasting; losschiessen eines bobrloches. 
— Outils pour le t. à la poudre, 
V. outils de pétardement.
95 


 1 30 TIRATLLELTRFEUER 

Tirailleurfeuer, n. /i1. 1 v. feu do 
tirailleurs. 
Tirant, in. fr. , v. gestnge. - v. 
gabelanker. uw V. gaule de pompe. 

-vr collar 5). V. drawing-rod. 
-V. collar-beam. mim Tre1stang, ankerreer 
; trU.crû(1, lie iron; zngesen , ankerboizen. 
' T. d'arbalèto, v. en~ 
trait t). mam T. d'une caisse do 
tambour, v noeud c. T. d'eau, 
V. draught of a ship. T. en for, 
V. ancre de muraille. T. excentrique, 
v. barre d'excentrique. -
T. du milieu, v. armons ij. - Faux 
t., V. entrat ij, 
Tirass, in. h (1, Tirasse, f. ft. Net 
om 's nachts vogels te vangen ; net for taking 
birds at night. 

Tirauclo f. fr. de sonnette, Trektouw 
van een heisteIIing; draw-line; zichleine. 


Tire, f. fr Zes aan elkander geregen 
lappen katoenen stof; six remnants of cambric 
attached by each other, pull; sechs an 
einander gereilite reste von hatit, ing. '
Etofl'e de la grande t., v. mit dem 
sempel gearbeiteter zeug s. sompel. 
' 'Etoffe do la petite t., v. 
knopfzeug. 

Tire, eng., v. band 3). - T. of 
the batten, v-bandage du battaut. 


Tire-balle,rn fr ,v.bullet-drawer.. 

Tire-botto, t. fr. , v. lemon 
borte. 
Tire-boucher, ni. fr., v axe eng 1). 
Tire-bonder, m. fr. , v. fugen


putzer. 

Tire-bourre, m. hd. , v. ausrumer 
3). V. fiiuterkrätzer. v. luin. 
penzieher. nm Tang voor het ophalen 

van gebroken boorstangen ; worm-screw; 
seli ran ben zich er. 
Tire-boute, a,. fr. , v. kolbenstange 
). 

Tire-braise, n. fr., V. coalpoker. 

Tire-clip, eng , V. lien de jante. 

Tire-don, in fr ,, v. claw-wrench. 

Tire-dent, to. fr., v. reedpincers. 

Tire-dog, Tire-hook , eng. , v. 
diable 3) 
Tire-étoupe, m. fr. , v. fiifltenkritzer. 


Tire-filets, in-fr., v. fileteisen. 

-V. filethobel. 
Tire-fond, in. fr. , V. bodensohraube. 
Tire-fusées, m. fr. Zundp)jpjes trek. 
ker ; fuze-engine for drawing fuzes; brand. 
zieher, brandröflrenzieher. 

Tire-lame, m. fr., v. screw for 
tbe woolprop 
Tire-ligne, in. fr., v. lineal t). -

V. reissfeder. 
Tirelles, t. p1. fr., v. aufzieh


schnur. 

— 

TIROIR. 

Tire-lisse, in. fi, V. aufzugstn


-. 

gelchen. 
Tire-nail, eng. , v- clasp-nail. 
Tire-piece, eng. , v. bloehet. 
Tire-plomb, m. fr-. , v. bleizug. 
Tire-poil, in. fr. , v itzwasser. 
Tirer, v. a. fr ,, v. drucken 1). -

V. to fire. - V. halen. V. ausdehnen. 
- V. abziehen i. - T. 
avant, V. to pull away. T. un 
bateau, v. haler un bateau. - T. 
le bain, een weinig limoenap hij het 
verfbad voegen ; to add a little lernonjuice 
to the bath; das bad sthrken. T. avec 
la brosse, v. abklatsehen ij. - T. 
le charbon de la meule, de kolen 
van den meiler wegnemen of wegvoeren 
to draw; kohien ziehen. T. le ouleur 
d'une étoffe, v , to boil the 
color out of a dyed stuff. T. 
la couleur sur le drap, de kleurstof 
op het raam brengen ; to teer; abscb lagen. 
-T. un coup, v- tirer un fusil. 
-T. le erin, het haar van een (IrUk 
bal uitploizen ; to touse, to drag the hair; 
die haare zansen. mm T. une épreuve, 
V. abziehen I). - T. l'épingle, v. 
to draw the pin-wires pin wire. 
-T. un fusil, een geweer afschieten 
to fire a musket; em gewehr abteuern. -
T. la perche, v. aufrauhen & 
aplaigner. - T. une perpendi. 
culairo, V. mener. mm T. an vrai, 
de laatste proef van een kopergravure drukken 
; to take off the last proof; den letzten 
probeabzug machen. 
Tirerie, t. fr. Draadtreltkerij ; wiredrawing-
room; z eb werksthtte. 
Tiret, m. fr., v. bindestrich. -

V. break 6). 
Tiretaine, f. fr.. v. petermann. 
Tiretenier,m. fr. , v. rasch macher. 
Tirette, t. fr. Sluitstuk voor het trekgat 
van een chemisch ovenije ; prop of the 
registers; pfrop cum verstopfen der zugid 
-ober. 
Tireur, n. fr. , v. brush-boy. 

V. draw-boy. - T. des cocons, v. 
fleur t). T. d'or, v. golddrahtzieher. 
- T. de soie, v. fileur do 
soie. - T. au treuil, draaier van bet 
windas ; man working the windlass; baspelzieher, 
zieher am haspel. 
Tireuse, f. fr , v., fileuse. 
Tiro-veille, rn fr, v. failreep. 
Tiring of wheels, eng , V. einbat


tage des roues. 

Tiroir, in. fr., v. olive. - v. bramah. 
-Getande cilinder aan de kaardebank 
; toothed cylinder of the friezing-table; 
gezahoter cylinder an der kratzbank. 

T. a coquille, v. musehelventil. 
-T. en D., v- D. schieber. —T. 
équilibré, v. equilibriumvalve. 
-T. régulateur, v. distributeur 
de la vapour. - T. trois orift

TISAGE 

ces, stoomscbuif met drie openingen ; threeported 
slide; dampfschieber mit drei o(Thun 

-gen 
Tisage, in-fr., v. nachsehüren. 
Tisard, to. fr., v. flue-hole. 
Tisch, m. hd, V. table 3). 
Tischbein, n hd Poot van een tafel 

leg of (1 table; pied de table. 
Tisohblatt, n. hd. Tafeiblad ; leaf of 
a table; dessus de table. 
Tischbreite, f. lid., v. scheer 

-tisehiange. 
Tisehehen, n. lid., V. équipette. 
Tisehdre11 tiL lid., v. diaper. 

T. mit steinmustern, v. dornock. 
Tischgestell, n. hd., v. chassis 
d'une table. 
Tischhange, I hd. Talelecharnier 
table-clamp; pen ture de table. 
Tischkorb, in. hd. Messenbak ; basket 
for the table furniture; manne. 
Tischleim, flL . lid., v. colle des 
chapeliers. 
Tischleinwand, t hd., v. linge 
de table. 
Tisehier, m lid., v. joiner. 
Tischlerarbit, Tischlerei, I Id., 

V. joinery. (poing. 
Tischlerhaue, t. hd., v. hache a 
Tischlerholz, n. hd., v. bois de 
marqueterïe. 
Tischlerkitt, m. hd., v. futée. 
Tischierkunst, f. hd., v. joinery. 
Tischierleim, m hd., V. colle ). 
Tisch1ersge, f. lid. Schrjnwerkers 

zaag ; joiner's saw; sate de rnenuiier. 
Tischierzeug, n lid. Schr)jnwerkers gereedschap 
; joiner's tools; affûtage de isienu 
i ster. 
Tischmesser, IL hd. Tafelmes ; table 
knife; couteau de table. 
Tischsehraube. f. hd., v. étau a 

agrafe. 
Tischtuch, n hd., v nappe. 
Tischuhr, J. hd, V montre de 

toilette. 

Tischzeugpresse, f. lid. Linnenpers; 
press for the tablelinnen; presse pour la 
linge de table. 

Tiseur, m. fr., V. chauffeur i). 
Tisonnier, ni, fr., v. coal-poker. 
Tissage, m. fr. Het weven ; weaving; 

weben, wirken. — v. gewebe. — T. a 
chaîne eroisée, v . cross-weaving. 

T. des étoffes façonnées, v. 
bildweberei 1). T. a. la main, 
T. au métier a bras, v. handweberei. 
— T. du velours, v. sammetweberei. 
Tisser, v a. fr. Weven ; to weave; 
weben. — T. au pompé, T. a trame 
mouillée, met een natten inslagdraad ive


ven ; to weave with a wet weft; mit feuchtern 
einschiag weben. 
Tisserand, rn. fr. Wever ; weaver; 
weber. - T. en drap, T. drapant, 

- TITRAGE. 1131 

V. cloth-weaver. T. a la main, 
T. an métier, v. handweaver. 
T. en bassins, v. cotton-weaver. 
T. drapant, v. friesmacher. 
T. en damas de soie, v. seiden. 
damastweber. mm T. fatainier, v. 
barchentwober. T. en ras, v. 
raschmaeher. T. en soie, v. 
bouracher. 
Tisserauderie, f fr. Weverij, kunst 

van weveri ; Wea ving weberel, weberbunst. 
Tisseur, in. fr., v. tisserand. 
Tissu, rn fr., v. gewebe. mm T. a 

boucles, v. moquette bouclée. — 

T. bois, hout weefsel ; wood-web; holzgewebe. 
ww T. en caoutchouc, gorn 
; caoutcliouc-(issue; kant--elastiek weefeiseb ukgewelie om r cellulaire, cel weefsd 
; cellular-texture; zellengewebe. T. 
er n, haardoek, paardehaarweefsel ; horsehair-
cloth; rosshaarstotf, )ferdehaargewebe. 

— T. erin pour tamis, v. Otoffe 
de cnn pour tamis. mm T. de çrin 
pour tapis, paardebaar tapijt horse-haircarpet; 
pferdehaar teppicb mm T. crinoline, 
paardeharen weefsel voor dam -•kken 
; horse hair coth for jupes; ct'inooeristoff. 
— T. double, v. doppelgewebe. 
T. élastique, veerhraclstig 
weefsel ; elastic tissue; elastieche gewebe. 
— T. impermeable, waterdicht cveefsd 
; waterproof-tissue; wasserdichte zeug. 
-V T. lame, wollen slof; woollen cloth; 
wolienzeu g — T. ligneux, v. holz-.. 
faser. mm T métallique, v. drahtgaze. 
T. paille, v. straw-web. 
Tissue, eng . v. gewebe. — v. papier 
de soie. Cellular t., v. 
tissu cellulairo. Woody t., v. 
holzfaser. 

Tissure, r. fr , v. gewebe., om T. 

double, V doppelgewebe. 
Tissutier, rn fr., V. tisserand I). 
Tissutier-rubanier, m.fr. ,'.band 

weber. 
Titanate, adj. fr. Tilaanzuur; lilanate; 
titansaner. 
Titanate de fer, rn. fr , v. ména-, 
konite. 
Titane, m. fr. & eng. Titan, n. hd. 
Titaan. — T. oxydé, v. rutil. 
Titaneisen, n. hd. Titanian-iron, 
eng., v. fer titané. 
Titansand, n. hd., w. fer oxydulé 
titané granuliforme. 
Titansaures eisen, n. hd., v. erichtonite. 


Titel, Titelbogen, Titelbuchstabe, 
rn. hd., v. titre. — Gestochener 
t., V. kupf'ertitel. 

Title, eng., v. titre. 

Titrage, rn fr. Titration, eng. 
Titriren, n. hd. Titreeren. T. de 
la soie, de fljnheidsgraad der zijde bepalen 
; determinating the litre of raw silk; 
titrirung der seide. 


 

113 21 TITRE 

-

Titre, in. fr., v. fabrikzeiehen.

__ V. feingehalt. V. denier de 

fin. V. f'einheitsgrad. om Titel 
(van een boek); title, title-sheet; titel, titelbogen. 
T. courant, v heading 2). 

T. des monnaies, v feingehalt. 
__ T. de la page, v. aufschrift.. 
Faux t., V. bastardtiteL Lettre 
a, t., diukietter voor titels ; titleletter; 
titelbucstabe. - Mettre les t-s, v. 
to letter 2). Grand t., groote, 
voornaamste, hoofdtitel ; principal title, hau pttitel. 
Titre.planehe, m. fr., V. kupfertitel. 
Titrer, v. a. fr. To Titrate, eng. 
Titriren, hd. Titreeren. T. la soie, 

V. to number the silk. 
Tjalk, m. hd. Tjalk (soort van schip); 
tialk; tialque. 
Tneek, in; hd. , v. indian muslin 

5. muslin. 
Tobacco-manufacture, eng., v. 
manufacture de tabac. 
Tobacco-pipe-bowl, eng.,v. fourneau 
de pipe. 

Töbel, in. lid., V. bolz . 

Toberich, n. hd. Taak, dagwerk van 
een mijnwerher ; task; tâche du mineur. 
Tobin, m. hd, v. tabis. 
Toe, m. f5-. Took, eng., v. buttoir 3). 
Tocage, m. fr., v. holzfütterung 

des ofens. 

Toe-feu, Tocque-feu, m. fr. lJze 
ren mand voor het vuur in sommige luchtmtjnputten 
; coal-pan; feuerbecken. 

Tockiren, v. a. hd. Stippen, pointee 

v. tapement.-ren,
Toe—toe, m. fr. Bus net vierkant gat 
voor verschillende boorijzers ; chuck; futter 
der bohrrn aschine ruit viereckigen loch. 

Todt, adj. lid., v. dead. 
Todtbrennen, n. lid. Volkomen ver


branding ; entire combustion; combustion 

en tière. 
Tödten, v. a. hd , v. amortir. 
Todter winkel, m. hd. Doode hoek, 

doode ruimte ; unflanked angle; angle mort. 

Todtliegendes, n. lid., v. deads. 

Todtsegeln, v. a. ha. (den Strom) 
Doodzeilen, tegen den stroom opzeilen; to 
stem the tide; refouler la marde. (Todtlaufen) 
v. dépasser un vaisseau. 

Tödtung der cocons, I. hd., v. 
éteindre les coeons. 
Tofstein, Tof, rn. hd. Tufsteen, duifsteen 
; tuf; tuf. 

Toggel, Toggle, eng., v. knebel ). 

Toile, 1. fr., v. leinwand. -Gor 
dijn voor het tooneel ; curtain before the 
stage; theatervorhang. -Grondketting van 
fluweel ; main-warp, ground; unterkette, 
grundkette. v. bavure 1). - T. 
blanche, v. bleached cloth s. cloth. 

-T. a bluteau, V. beutelgaze. 
T. a calquer, v. papier toile. -
TOLE. 

T. de chanvre, v. hanfleinwand. 
-T. cirée , v. oil-cloth. - T. 
cirée pour planchers, v. floorcloth. 
- T. pour chemises, v. 
shirting. - T. de coton, v. coton. 
nade. - T. de coton gaufrée a 
la reliure, v. embossed cloth. 
T. crêmée, linnen uit half gebleekt garen 
geweven ; cream-colored linen; leinen 
aus halbgebleichtem garn. - T. de donlens, 
v. créa. - T. d'écosse, v. 
dornock. - T. d'emballage , v. 
pack-cloth. - T. émeri, v. emery. 
cloth. - T. d'étoupe, v. towlinen 
s. linen. - T. de fl1 de main, 
linnen van uit de hand gesponnen gat-en 
linen of hand -spun yarn; handgarnleinen. -
T. de fl1 méchanique, linnen uit ma 
chinegarens geweven ; linen of machine-spun 
yarn; maschinengarnleinen. T. gom— 
mée, V glanzleinwand. T. gou 
dronnée, T. grasse, v. tarred canvas 
s. canvas. - T. grossière, v. 
coarse cloth s. cloth. - T. de 
Hollande, v. dutch cloth s. cloth. 
-T. imprimée, schilderdoek ; primed 
linen; gegrundete leinwand. - T. d'Irlande, 
Iersch linnen ; Irish linen; irlandische 
leinwand. T. de un, v. flachsleinwand. 
- T. a livrets, v. buchleinen. 
- T. a matelas, v. gingas. 
- T. métallique, v. drahtgare. -
T. ouvrée, v. hucka-back. T. 
d'or, v. goidgewebe. - T. peinte, 
v. druekkattun. - T. a pourrir. 
V. kranz 10). - T. de prelart, v. 
prélat I ). - T. de Russie, v. russia-
duck s duck. - T. a sacs, 
v. park-cloth. - T. verre, schuurlinnen 
; glass-cloth; glasteinwand, glaskattun. 
- T. a torchons, v. feiltuch. 

-T. vernie, V. painted canvas s. 
canvas. - T. a voiles, v. canevas 
1;). - T. a voiles de doublage, 
zeildoek voor stootlappen ; doubling canvas; 
verdoppelungs segeltuch. om T. pour four. 
rure, V. fourrure 3). - T. a voiles 
légère, v. russia-duck s. duck. 
Toilé, m fr., v. entoilage 2). 
Toilerie, f. fr., v. baumwollen


zeug 
Toilette, t. fr. Ongebleekt kamerdoek 

unbleached cambric; un gebleich le r ha tist. 
Toilier, m. fr., v. leinweber. 
Toise, f. fr. & eng. . v. fathom. 

Toison, f. fr., v. fell hd. 2). 
Toit, m. fr. , v. comble. - v. dach. 


-V. capot 1). - V. calotte b. ~v. 
calotte c 4) 
Toiture, f. fr. , v. bedaçhung. -

T. en ardoise. T. en cuivre, T. 
en zinc, v. couverture. 
Token, eng., v. cutting-line. -
Half riem papier ; halbes ries papier; demi 
rame de papier. 

Tôle, t. fr., v. eisenbiech 1). 



TOLERAN, I 

V. haled plate s plate. T. d'aeier, 
v. stahiblech. ~ T. d'acier 
fondu, plaat van gietstaal ; cast•steelplate; 
gussstahlblech. om T. á chaudière, 
v. boiler-plate. ~ T. de 
fattage, v. enfaltem.ent 2). ~ T. 
fine, T. mince, v. dünneisen. 
T. fonte, V. kreuzblech. ••• T gal,


vanisée, verzinkt plaatijzer ; galvanizedsheet-
iron; galvanisirte eisenbiech. T. 
gaufrée, V. corrugated plate. 

T. laminae, geplet plaatijzer ; rolled 
sheet-iron; geRwaizte eisenbiech. T. 
martelée, geslagen plaatijzer ; hammered 
sheet-iron; gesclula ene eisenblech. T. 
moyenne, v. funnel-plate. . T. 
ondulée. V. corrugated sheet-iron 
S.sheet-iron. ' T. a palatre, v. 
eisenbiech 4). T. á réchaud, 
dun plaatijzer ; thinsheet-iron; dannes eisen 
blech — T. en rouleau, v. rollsheet-
iron. — T. à tuyaux, v. 
funnel-plate. 
Toleranz, m. hd Tolérance, f fr., 

V. allowance. 
Tólerie, f. fr., V. eisenblechwerk. 
Tolel, ni fr Roeipen, riempen ; ruddernail, 
rother-nail; ruderspiker. 

Toletière, Tolletière, f, fr., v. 
dullbaum. 

Tolier, in. fr., v. blechhutte 42). 

Tollrasch, in. lid. Serge van Arras 

arras serge; ras d'Arras 
Tomaison, f. fr., v. bandbezeichnung. 
Tombac, rei fr & eng. Tombak, 

m. hd, v. laiton rouge. 
Tombe, f. fr. Tomb, eng. Graf ; grab 
— T. en pierre, grafzerk ; tomb-stone: 
grabstein, le;icbenstein. T. plate, T. 
gisante, gehakte, geforneerde grafzerk; 
monumental slab; steinerne graliplatte. mm 
T. gisante en bronco, v plaque 
tumulaire. 
Toonbeau., m. fr., v. sépulcre. ••• 

T. on autel, verhoog de, tafelvormige 
grafsteen ; altar-tomb, table-tomb; altargrab. 
— Hoorgat voor het verwijderen van 't zak water, 
in mijnen ; borehole for draining a 
mine; lbohrlocb fur abftibrung des grubenwassers. 
Tomber v. a. fr. en page, v. die 

seiten gut einrichten s einrich 


ten. T. sous le vent, in iij vatlen, 
te lij afdrijven ; to ƒal/ to leeward; 
leewi its at)treiben. 

Tombereau, m. fr , v. brouette i). 
® T. a bras, v. hand-cart. 
Tome, m. fr. Deel van een boekwerk 
volunie; band, tbeii. 
Tomer, v. a. fr. In deelen verdeelgin 
(van hoeken), Ie deelnummers op de dee


len zetten ; to divide into volumes; in blinde 
eintbeiien. mit der bandzahl hezeichnen. 

T©mpol, n) hd., v. filzruthe. 

Tompion, eng., v. mundpropf. 

TONNE. 1133 

Ton, eng. Tonne, f. hd. Ton (scheepsmaat 
van 1000 kilo); tonneau. 

Ton, m. fr., v. mast-top. 

Ton, m. fr. & hd. Tone, eng. Toon 
van de muziek en kleurnuance. 
Tonabstand, m. hd. Toonafstand, interval; 
interval; intervalla. 

Tondage, m fr., v shearing l). 

Tondaille, f. fr., v. iio3k i). 

Tondeur, m. fr., v. shearer. 

Tondeuse, f fr., v. machine á 
tondre. ~ T. hélicoïde, v. forces 
helicoldes. ~ T. longitudinale, 

S. langonscheermaschine. om T. 
oscillatoire, T. oscillante, v osciliating 
shearing-machine s. 
shearing-machine. T. transversale, 
V. transversal scheer 
-maschine s. scheermaschine. 
Tondin, € n. fr., v. pipe-form. 
v astragal 1). 
Tondre, V. a. fr., v. scheren I). 
••• T. d'affinage, v. affiner ij. ~ 

T. Ie drap a l'envers, v. abrechten. 
Tongs, er , , V. pince de déclie, 
mm V. crocher. mm V. pack hd. 1). 

V. huppe. ~ Blacksmith's t. , v. 
molette 5) ~ Crooked t., v.krummzange 
f2). — Crotchet t., v. ohrzange. 
— Parrier's t., V. beschlagzan.
ge. ~ Hollow t., V. hohizange. 
Large t., V. molette 5). c~ Large 
t., V. beisszange. Large t., v. 
estangues. Light t., v. badin.es. 
__ Little t., v. motet. v. tenailles. 
V. pince. — V. pincers. 

Tongue, eng., V. ardillon. mm v. 
baguette de la balance. v. 
angel t ). V. languette 2). v. 
langzee. Vorkvijl ; cgrabel felle; l angue 
de carps. .e V. feather-tongue. °® 
Toer van een orgelpijp ; zunne; échalotte. 
__ Neus van een (lakpaan; nase; crochet. 
.,m V. garrot C). 

Tongue-bit, eng. Bnoríjzer roet ,;ebogen 
snede ; bohrspitze m.it bogenfórrrsiger 
schneide; mèt he 1t tangre de carpe. 

Tongued, eng Geploegd ; gezünqelt; 
a languette. 
Tongue-plane, eng. , V. bouvet 
male. 
Tongue-plane-iron, eng., v. for 
du bouvet à languette. 
Tongue-way, eng., v. einschnitt 
f ür den langwagen. 

Tonlehre, i. hd., v. acou.stie . 

Tonloch, n. lint. Gat van een fluit 
sound-hole; ouïe. 
Toninass, n lint Maat ) n tle it uziek); 
measure, time; mesure. 
Tonmesser, m. hrl , v. phonomètre. 


Tonnage, eng., v. burden. 

Tonnage-duty, eng., v. droit de 

tonnage. 
Tonne, f. mem. & fr , V. fans & cask. 
95} 


1134 TONNER J -- TOPFEREI. 

Tonneau, m. fr., v. lass. — T. 
d'amalgamation, verkwikton, amalgameerton 
voor bet erts; barrel for amalgamation; 
anquickfass. ~ T. au mat, v. 
mattirtonne. T. mélangeur, 
mengvat; mixing-drum; mengtonne. a. T. 
melangeur à mortier, mortelmolen 

; 

mortar-plashing-mill; mortelmuble. wv.ton. 
Tonnelade, f. fr., v. breast


work s). 

Tonnelier, in. fr., v. binder 1). 

Tonnelle, f. fr. Kroesopening van een 
glasoven ; tunnel; tunnel, tiegelloch, aufbrecbioch. 


Tonnenband, n. hd., v. eerceau l ). 

Tonnenboden, m. hd., v. boden 2). 

Tonnenboj e, f. hd. , v. bouée en 
baril. 
Tonnenbri cke, f. hd., v. fassbrucke. 
(joists. 

Tonnenfach, n. lid., v. bay of

Tonnengehalt, m. hd., v. burden. 

Tonnengewolbe, D. hd., v. eylindrical 
vault. 
Tonnenmass, n. hd., v. burden. 
Tonnenmuhle, f. hd. , v. archimedes' 
screw. 

Tonnenpech, n. hd., v. poix noire. 

Tonnenreif, m. hd., v. Berceau 1). 

Tonnerre, m. fr., v. breech-end. 

Tonspan, m. hd. Hout voor orgelpij pen 
; cylinder; abrégé. 
Tonte, f. fr., v. shearing 1).
Tontice, f. fr., v. staubarbeit. 
Tontisse, f. fr., v. flockpapier


tapete. V. flock ij. 

fronture, f. fr., v. bouge 4). v. 
flock 2). ® Seconde et troisième 
t., V. schippscheere. — Donner la 
dernière t. au drag, v. ausscheeren 
I). 

Tool, eng., v. instrument. ••• 
Creasing t. , v. liegamboss. — 
Creasing t., v. bille à moulures. 

Cutting t., v. burin .). ~ Finishing 
t., v. ausbesserungseisen. 
~ Flat t., v. burin droit. — Lentieular 
t., v. linsenstahl. — Parting 
t., v. burin à bois (carrelet). 

Polishing t., v. ausbesserungs


eisen. — Round t., v. gauge à 

ébaucher. — Rounding t., v. 

rundgesenk. — Serrated t., v. 

outil bretté. — Side t., v. outil 

de cóté. — Turning t., v. dreh


eisen. — Unhooking t., v. aus


haker. 

Tool-box, Tool- chest, eng. Ge


reedschapkist, gereedscbapbak ; gezdhkasten, 

gezeugkasten; armoire aux outils. ^ v. 

caissetin. 

Tool-holder,eng. Beiteldrager van een 
groefmachine ; zwinge; curseur. 

Tools, eng., V. instrument. — v. 
aff etage 2) . — T. with helves, v. 
outils £ manche. 

Tool—smith, eng. Gereedsehapmaker; 
zeugschmied, instrumentenmacher ; faiseur 
d'instruments. 

Tooth, eng., v. catch 2). v. 
came. — V. alluehon. — V. éperon 
a) . ••• T. of the arbor, v. dent 

de l'arbre. — T. of the key-bit, 

V. bouterolle 3). — Polishing t., 
V. brunissoir. ~ Old woman's t., 
V. guimbarde 1). ~ T. and pinionjack, 
v. Brie eomposé. 
Tooth (to), eng., v. denteler. •••• 

V. engrener 3). 
Toothed eng. iron, v. fer dentelé c. 
— T. wheel, V. cog-wheel. 
Toothing-iron, eng., v. fer à déchiqueter. 
Toothing-plane, eng., v. rabot 
bretté. 
Tooth-ornament, eng. Bladornament 
; bldtter ornament; dent de scie. 

Top, eng , V. hune. ~ v. chapeau 
3). — v. chapeaux. — v. 
planche de dessus. — v. bottom 
for pound-shot. — V. schweifspule. 
— V. couronnement dune 
digue. ® v. fatte 1). — T. of an 
embankment, kruin van een dam.; 
dammkrone; crête du remblai. — T. of a 
gibbet, v. chaperon de potence. 

— T. of the front-fork, kop van de 
voorste zadelboom ; vorderlbfel; pommeau. 
— T. of the hind-fork, v. palette 
de 1'arcon. — T. of a waggonboiler, 
v. cover i). — T. and bottom 
centres, v. dead-point. 
Topas m. fr. de sage, v. schneek


entopas. 

Topaze, f. fr. & eng. Topas, m. hd. 

Topaas. — T. enfumée, v. rauch


topas. 

Topazogène, m. fr. Topaze-roek, 
eng. Topasfels, m. hd. Topaasrots. 
Topazolithe, m. fr. & eng. Topazolith, 
m. hd Geele grenaat. 
Top-beam, eng., v. faux-entrait 

s. entrait. 
Top-bent, eng., v. Bran du bandé. 
Top-block, eng. Stengewindreepblok ; 
stengew.vindreepsblock; poulie de guinderesse. 

Top-box,eng ,v.contre-chássis i), 

Top-braces, eng., v. bras b. 

Top-card, eng., v. chapeaux. 

Top-chains, eng., v. chalne des 

vergues. 

Top-cheek, eng. Bovenarm van een 

stang of trens ; oberarm; llaut de la branche. 

Top-cross-piece, eng., v. entre


toise superieure. 

Topf, m. hd., v. creuset 2). — Kol


benartiger t., v. chance. ® Irde 

ner t., v. earthen-pan s. pan. 

Topfer, m. hd.. v. hafner. 
Tópferarbeit, f. hd., v. poterie i). 
T opferblei, n. hd , v . bleierz. 
Töpferei, f. hd., v. pottery 2). 


 

TÖPFERERDE -

Töpfererdo, r. hd., v. potter's 
earth. v. céramite. - Peine 
t., V. fine clay s. clay. 

Töpfererz, n. lid. , v. galena t). 
Töpfergesehirr, n. hd., v. potene 
o om Verzieren des t-s, v. ap


.

plicage. 
Töpferkolik, f. hd. Loodkoflek ; bad 
colic; colique de plomb. 
Töpferkunst, r. hd., v. art céramique. 


Töpferrnodell, n. hd. Mal, vorm van 
den pottebakker ; potter's mould; moule de 
potier. 

Töpfermühle, r. hd. Molen voor het 
malen van verglasel ; pottery; moulin de 
potier. 

Töpferofen, m. hd. Pottebakkersoven; 
potter's oven; four de potier. 

Töpfersage, f. lid. Snijdraad van den 
pottebakker ; potters wire; scie de potter. 
Töpferscheibe, f. hd., v. dreh


scheibe 1). 
Töpferthon, m. lid , v. letten. 
Töpfertisch, ni. hd., v. potter's 

table. 
Töpferwaare, f. hd., v poterie 1). 

-Glazurte t., v. plonnure. 
Töpferwerkstatt, r. hd. Pottebak. 
kers werkplaats; potter's workshop; atelier 
de poteries. 

Topiform, t. hd Kroesvorm, kroesmal; 
mould; tnoule. 
Top-flask, ene., v. contre-châssis 
1). 
Topfglasur, f. hd. Potvergiasel ; pot


ter's varnish; vernis de terre. 
Topfhebel, m. hd., v. buche. 
Topfpapier(das)n. hd. bedrucken, 

V. mouler 1). 
Top—frame, eng. Bovenraam van de 
bekteeding eener mijn ; ohrramen, fluyel.
rakmen; cadre a oreilles. 

Topfstein, M. hd., v. pierre ol


laire. 
Topfstürze, f. hd., v. couvercie 1). 
Top-fuller, eng. , v. chasse ronde. 
Top-gallant-mast, eng. , v. bram


stenge. - Main t., v. main-royalmast. 
- Mizzen t., v. mt de perruche. 


Top-gallant-poop, eng. , v. dunette 
sur dunette. 
Top-gallant-royal, eng., v. perroquet 
volant. 
Top-gallant-sail, eng , v. bram


segel. 
Top-jeg, eng., v. S. jeg. 
Top-lantern, eng. , v. fanal de 


hune. 
Top-lining, eng., v . stosslappen. 
Top-locket, eng., v. locket ij. 
Topman, eng., v. gabier. Bo


venzager ; sager der siber dem blocke steht; 
seleur qui est au-dessus du bloc. 
Top-mast, eng., V. marsstenge. 


TORDAGE. 11135 

Pore t., V. fockstenge. - Mizzen 

t., V. mat de perroquet de fouge. 
Topmast-head, eng. , v. hummer. 
Topographie, r. fr. & hd. Topo


graphy, eng Plaatsbeschrjving. 
Topographisehe karte, t. hd., v. 

carte topographique. 
Topp, in lid., v. head 1). 
Toppauflanger, m. hd., v. alonge 

de revers. 

Topping, eng. De ras schuin stellen, 
toppen ; das au/kolen einer nock; opdration 
de hâler uno come. 

Topping-lift, eng., v. balancine 
du gui. 
Top-plane-iron, eng , v. breakiron. 
Top-plate, eng., v. couronne du 

piston. (iron. 
Top-plate-iron, eng., v. break-
Toppmast, m. hd. , v. marsstenge. 
Toppardun, t hd , v. guy. 
Toppschlitten, m. lid. , v. carrosse. 
Toppsegel, n. hd., v. hunier. 
Toppseute, t hd., v. lisse de plat


bord s. lisse c. 
Toppstander,mn hd., v. cornette 1). 
Top-rail, eng., v. oberes quer


stUck s. querstück. 
Top-rollers, eng. , v. calender


rollers. 

Top-rope, eng. , v. guinderesse. 
Top-sail, eng. , v. hunier. - v. 
kreuzsegel. - v flèche en cul. 
Top-shaft-frame, eng. , v. topframe. 
Topside-line, eng. , v. lisse d'accastillage 
s. lisse c. 
Top-swage, eng., v. dessus d'une 
estampe. 

Toptimber, eng. , v. alonge de 
revers. -Kaphout ; giebelholz; hots de 
faltage. - T. of a pontoon-boat, v. 
montant de semelle d'un ponton 

5. montant e. 
Top-timber-line, eng., V. driftrail 
2). 
Toquage, to. fr., V. eintritt. 
Torche, f. /r., v. bottes. 
Torche-fer, m. fr., V. sponge 1). 
Torche-nez, rn fr., v. barnacles. 
Torcher, v. a. fr. , v. to sponge. 

V. mit lehm oder sand mauern 
S. mauern. - v. kleiben. 
Torehère, f. fr., v. fackelstuhi. 
Torchette, t. fr. Ijzeren stang, aan 
het eene einde in den vorm van een schop 
uitgesmeed ; iron-bar ending in a shovel; 
eisenstange die in eine schaufel endigt. 

Torehis, m. fr., v. lehmarbeit. 

Torciner, v. a. fr. Reamlood winden 
(voor ruiten in 't lood te zetten); to wind; 
wInden. 

Tordage, fl1. fr. Het ineendmaaien 
twisting; zusammendrehen. v. seidonreederei. 



1136 TORDEIJR - 

Tordeur, tm fr. WoIpinner ; wool


twister; wolidreher. 
Tord-nez, to. fr. v. barnacles. 
Tordoir, ro. fr ,, v doubling and 

twisting machine. mm Vertikale rnolen 
om erts Ie malen ; vertical soill for 
cruslwng ore; IäufermWe, erzmühe. 

Tordre, v. a Ir., V. drehen 3). 
V ausringen. T. un cordage de 
main tor$e, een touw verkeerd slaan 
to twine a rope the wrong way; ein tau 
verkehrL drehen. T. des hards, teen 
ineendraaien ; to twist withes; hinile weiden 
drehen. T. le tas, de !m, tosclîen 
de cartonbladen nitgeperst, wegnemen ; to 
tahe off the glue form liie edge; den zwisçhen 
den ha rtenl)Iättern hera usgepressteri leim 
abstreichen. T. les torons d'un 
Cordage, de strengen van een touw in


elkander draaien ; to twist the strands of a 
rope; die duchten does taues drehen. 

Tore, nî. fr. Torus, eno v. bowtell. 
- T. mou, v rnoulure ovale. 
T. tordu, v • gewundener 
pfuhl s. pfuhl. was Kraalschaa( met 
een bandje ; lcefilobel fur einen rundstob 
sad sin pldttchen 

Toret, in. fr. Schuin nederdalende mijn


gang ; hauling jalIery; flache törderslrecke. 
Torf, in. hd Turf ; turf; lourhe. 
Torfoisenerz, u. lid , v.bog-iron


ore. 
Toriform, f. lid. Torivorm ; tUrf-flZOUfd 
mooie b tourbe 
Torfgraberei, f. lid Verveenderj 
turf-digging; exploitation de la tourbe. 
Torfgrube, f. hd Turfakker ; turfpit; 
lourhière. 

Torfkohle, 1. led. Turfkool, doovekool, 
gecartoniseerde turf; turf coal; tourbe carbonisde 


Turf'kohlenofen, m. lid. , v. tour 
a tourbe. 

Torfmoor, n hd Veengrond ; turfmoss; 
marais tourbeux 

Torfspaten, m. hd Turfsteker; turf. 

spade; bCche ii tourbe. 

Tornholz, n. hd., v. drome 1). 

Tornister, M. hd., v. havre-sac. 

Torntau, n hd., v. launching-

Toron, m. fr , v., ducht. (fast. 

Torpédo, Torpille, f. fr. Tor


pedo, enq. Torpedo; .cchlaqrnine, ceernine. 
Torqueur, m fr. Strengen draaier; 

instrument for twisting skeins; werkzeug 

u rn sirtihoe zusarumen zo drehen. 

Torréfaction, r. fr. Torrefaction, 
eny , v. rosten, n hd. 
Torrefac tion-wall, eng., v. darrblech 
Torréfier, v. n. fr. To Torrofy, 

eny . v. rosten V. n. led. ij. 

Torrent, m. fr. , V. ravine. 

Torricellian-tube, eny Torn


seilisehe röhre, f. h.d , v. barometerröhre. 


TOUCHEB. 

Tornicellian -vacuum , eny. Tornicellische 
leere, t hd. Het Torricellische 
ledig ; vide de Torricelli 

Tons, in. fr. v. drehung. 

Tors, adj fr. Gedraaid (van garens); 
twisted; gedreht, gewonden, ge.zwirnt. -
A trois t., V. dreidrätig. - T. 
sans filé, v. organsin 2). 

Torsade, f. fr ,, v. franse 4). -
Ged raaide, kabelvorm ig ge worden paari 
-snoer,

, twisted pearl cord; perlencewinde, 
gewunderie perlenscbnur mm V. gewundener 
pfuhl s. pfuhL - T. billettée, 
kabeIIijt met diamantkoppen ; billeted-
coble; tau4al) mit brillanleri. 

Torsion, f. fr. & eng. Het draaien 
van garens of kabels; drehen, zerdrehen. 

-T. faunae, verkeerde draaiing;wrong 
twist; falscho drel)Ung, verhebrie (Irebung. 
Torsionselast.icität, I hd , v. elasticité 
de torsion. 
Tortenpfanne, t hd. Taa riepan; tartpan; 
tourtiere. 
Tortenroile, f. lid. Toarterol ; pasteiron; 
rouleau a bone 
Tortillement, ni. fi. Het draaien 
van t draad voor speidekoppen ; twisting of 
the wire for pin heads; dis spinnen der 
sticknadelknöpfe. 

Tortiller, v a fr., v. bohron 1). 

-T. des hards, v. tordre des 
hands. - Machine a t., v. dreh-. 
maschine 2). 
Tortillon, m. fr. Wrong, ineengedraaide 
strengen garen ; twist; zopf. 
Tontis, m. fr., v. gebund 3). -

T. de paille, v. natte 2) 
Tortoir, to. fr., v. garrot. 
Tortoise-shell, eny . v. écaille 2). 
-T box, doos van schiidpad ; dose von 
schil(ƒkrdtenpatt; bol le d'dca I I le. 
Tortué, ad) fr. Kruin, verhogen (van 
spelden); crooked; verhogen. 
Toskanische ordnung, f. M. , v. 
ordre toscan. 
Tossing, eng , v. buttonwasche. 
Tossing-tub, eny., v. enzbütte. 
Tostion, f, fr., v. roasting 3). 
Totalleistung, f. Totaleffect, n. 

lid., v. whole effect 5. effect. 
Touaille, 1. fr. d'autel, Altaardwal 
(iltartowel; altartuch. 
Touch, eng , V. touche. - v. 
assay ij. V. farbenaufbrag. -

V. épreuve au filet. V. touche 5). 
Touch (to), eng , v. toucher 3). 
-V. ossai de l'argent. 
Touehau,m fr. v. aiguifled'essai. 
Touche, t. fr., v. farbenauftrag. 
- V. assay 2). mm V. about 2). -

V. taste. omm V. taster 1). -Voeler 
van een guilocheerbank ; touch; tester, an-
Ian I 
Toucher, v. a. fr., v. to stoke. -

V. essai de l'argent. -Raken ; to 
touch; hertibren. w T. la forme, v. 

TOTJCHETTES 

encrer. - T. le fond, v. muddern. 
Touchettes, f. p1. fr., v. collets 
de la Jaquarde. 
Toucheur, m. fr., v. einheizer. 

V. apparat zurn auftragen. 
Touch-hole, eng., v. lumière & s). 
Touching-line, eng., v. tangente. 
Touching-needle , Touch


needle, eng., v. aiguille d'essai. 
Touch-pan, enq., v. bassinet 1). 

-T. countersink, v. fraise a bassinet. 
Touch-stone, eng., v. pierre detouche s. pierre b. 
Touch-wood, eng., v. bois d'allumette. 
Tough, eng. , v. clammy. 
Toughening, eng., v. affinaga.
Toughness, eng., v. fragilité.
Touiller, v. a. fr. Ruwe soda zuive


ren ; to clean raw soda; robe soda reinigen. 

Touilloir, M. lid. Hoornen mes voor 
bet mengen van ontplofbare mengsels; powder-
horn; pulverspatel. 

Toulet, in [r., v. tolet. 
Touletière, t. fr., v. duilbaum. 
Toupin, in. fr. , v. gabien.
Tour, f. hd. & m. fr. Tachtig windin


gen of draden bij de spinnerij ; turn. 

a. Tour, m. fr,, v. revolution 1), 
-Slag, winding, omgang; turn; drehung, 
windung. Lengte van den draad om den 
haspel ; thread, bout; laden. - T. d'un 
cordage, v. sehlag eines taues. 

T. entier, winding van het papier 
om den roistok ; roll of the paper round 
the former; umschlag, umgang. -T. 
mort, geheele slag ; round-turn; ganze 
schlag. mm T. de l'arbro, v. roue sur 
l'arbre. T. de lit, iedekanteordijn ; 
bed-hangings; hettumhan g . L de pa—
lette, v. palettenkranz. T. de 
puits, v, brunnenbrustung.

b. Tour, m fr ,
, V. dreehselbank. 
-

Slijp of schrapbank van den koperslager; 
dressing machine; z u richtmaschine. v. 
arbor 1). V. drehscheibe. - v. 
aspe. T. en air, v. spindle 13). 

-T. anglais, draaihank voor aardewerk 
; turner's lathe; drelibank. - T. a 
l'arcet, v. fiddle-drill. - T. a 
barre. v. bar-lathe. T. a barrettes, 
draaibauk met verscheidene spillen 
voor het draaien van groeven ; lathe for 
scoring several staves at once; drekbank zum 
eindrehen von ketben auf viele stlben zugleich. 
T. a bitord, v. spun-yarnreel. 
T. a calibre, v, drehlade. 

-T. a crochet, draaibank voor metaal; 
lathe for turning metal; metalldrehbank. -
T. de cuve, rand van de werkkuip; 
border of the vat; einfassung der arbeitsbUtte. 
- T. cylindrique, v. cylin...
derdrehbank. - T. a double outil, 

V. doppeldrehbank. - T. a ébau 
cher, v. drehscheibe 1). - T. a 
- TOTJRILLON. 1137 

emboutir, v. druckdrehbank. -

T. pour émoudre le verre, v. 
grinding-lathe. - T. a étrangler, 
V. choking-frame. - T. a guillo 
cher, v. guillochirdrehbank. -
T. d'horloger, v. drehstuhl. -
T. en ligne spirale, spiraal -bank ; whirl, 
helix; schneckengewinde. - T. a la méehanique. 
V. engine-lathe. T. 
de moulage, V. core-frame. - T. 
a ovale, ovaalbank ; oval-lathe; ovaldreh. 
bank. T. parallèle, v. cylinderdrehbank. 
- T. a pas de vis, draai 
bank met register; screw-mandrel-lathe, drehbank 
mit sctirauben spindel. ~Laa perche, 
v drehbank mit der wippe. 

-T. au pied, v. drehbank mit 
dein tritt. T. a plateau, v. scheibendrehbank. 
- T. a pointes, v. 
centre-lathe. T. prosseur, v. 
druckdrehbank. T. de placages, 
v. figurirbank. - T. de potier, 
v. drehscheibe 3). - T. du 
potier d'étain, v. drehiade. - T. 
a rosettes, v. g uillochirdrehbank. 
-T. a tête, v. heading-machine. 
-T. a tourner les tourillons, v. 
abdrohmaschine. 
Tour, f. fr. Toren,; tower; thurm. -

T. d'église, v. clocher. - T. a feu, 
V. beacon. - T. a fondre la dragee, 
hagelteren ; shot-tower; schrotthurm. 
mm T. de puits, muur van een welput; 
sinking-masonry of a well-pit; senkmauerung. 
-T. tourellée, toren toet hoektorentjes 
; turreted tower; thurm mit ecktburmchen. 
Touraillage, m fr., v. abdarr 

-proces. 
Touraille, f. fr., v. darrbühne. 
Tourangette, f. fr. , v. fun. 
Tourbe, m. fr., v. moder. T. 

condense, saamgeperste turf; pressedpeat; 
ge'reste torf. - T. carbonisé, 

v. charbon de tourbe. - T. péché, 
baggelaarturf; drag-turf; baggertorf. 
Tourbière, f. fr. Veenierj ; peat-moor, 
turfy bog; torigrund. 
Tourelle, f. fr ,, v. pinnacle. 

T. ouverte, V. lantern ij. 
Touret m. fr. a archet, v. bogendrille. 
- T. d'avirons, v. tolet. 

-T. du cordier, touwslagers haspel; 
ropemaher's reel; reepschlhgers haspel. 
T. a forer, v. bohrrolle. - T. a 
rochet, v. cliquet pour percer. 
Tourette, 1. fr. , v tourelle. 
Tourillon. in. fr., v. drehzapfon. 

-V. prisonnier. - T. de l'ancre, 
V. tenon de l'ancre. - T. de l'ar 
bre, v. axle-end. T. a boulet, 
v. kugelzapfen. - T. de cloche, 
v. ear of a bell. T. de mani 
volle, v. bouton de manivelle. T-
s de la bogue dun gros marteau 
de forgo, tappen van den ring 

1138 TOURMALINE 

waarin de groote smeebamer zich beweegt; 
pivots of the helve ring; zal)fen der arnrnerlillise. 


Tourmaline, I fr. & eng. Tour


maim, rn. hd Tourrna1r. 
Tourmenter, v. r. fr. , v. to cast b. 
Tournage, in. [r. I-let uit den ruwe 

draaien van pottebakkerswerk ; rOlJ(/k turn


ing; grobes abdrehen. 
Tournant, rn. (r, v. gang 3), 
Tournaser, V. a. fr Op de poltebak


kersdraaibank afwerken ; to finish on the 
wheel; aal der drebbank auI,essern. 

Tournasin, ni fr. Verbeter mesje van 
den aarde werkdraaier ; finishing-tool; ausbesseruagseisen. 


Tournasine, f. fr. , v. mass for 

porcelain. 
Tournassage, m.fr., v. abdrehen. 
Tournassin, rn fr., v. abdreh


eisen. 
Tournassure, f. fr. , v. abdrehspáne. 
Tourné , ée, adj fr. Afgedraaid, ge. 
draaid ; turned; gedrecbselt, abgedrebt. 

Tourne.--gauche, in. fr.. V. tapwrench. 
v. fer a contourner. 
~v. breech-wrench. 

Tourne-bluteau, m fr ,

, v. beutolwelle. 
Tourne-cheminéo, m. fr., v. clé 

de cheminée. 
Tournelle, f. fr., v. bell-gable. 
Tourner, v. a. fr , v, drechseln 1). 

V. ausdrechseln 1). Orudraaien, 
otakeeren ; to turn; drehen, wenden T. 
une voiture, V. to lock a carriage. 
Op de potternakersbank draaien, vor 
men ; to throw; formen, drehen. 
Tournor, v. n fr. , V embourtir 

T. au gras, T. a lagraisse, 
lang worden (van Wijn); to pet ropy; fett 
werden. 
Tournesol, ru. Ir. , V. laakmus. 
Tournette, f. fr ,, v. drehgestell. 

V. abwinde. mm Soort van garenbaspeL 
v. asp3. 

Tourneur, in. (r , v. drechsler. 

V. dreher C). v. tireur au 
trouil. T. en metal, v. metall 
dreehsler. T. de roue, v. raddreher. 
Affû tagede t.,.drechs
v

lerwerkzeug. Art du t., v.dreh 

erkunst. -'Atelier de t., v. drechslerbude. 
Tournevis, t. fr., v. kiub. v. 

clé a vis. 
Tournille, t fr ,, v. mesh-hook. 
Tourniquet, in. fr., v. giobe t). 

V. reiber 2). V. tumbler. ma v. 
drehbaum 5). v. fensterreiber. 
Tournisse, f. fr., v. füilposten. 
Tournoiement, m. Ir. Het bewegen 

van het goud of zilver in de cope! ; circulation; 
das treiben des werI. 
Tournoir, m. fr. , v. fiaehstahl. 

- TRACE. 

V. gouge a ébaucher. v. drehstook. 
V. mill ij. 
Tournure, t. fr., V. copeaux du 

tour. V. drechslerarbeit. 
Tourque, f fr., v. bche 3). 
Tourte, f. f, v. aspe de tors. — 

V. foyer t) — v. fromage '). 
Tourteau, m. fr ,, v. ball . — T. 
de liquation, v. liquation-cake. 
Tour-terrière, ni fr. Rot van palm


hout ; boX-WOOd roller; waize. 
TourLeur, ni. fr , v. brake-man. 
Toutenague, in. fr. , v. argent 

allemand. 
Toutneaf, adj fr., V. nagelneu. 
Tout-ou-rien, I. . fr, v. repertir. 

feder. 
Toyère, t fr., v. douille ;). 
Tow, eng , v. abwerg. 
Tow-breaker, eng., v. carde a 

étoupes. 

Tow-cloth, Tow-linen, eng. Paklinnen, 
behangsellinnen, van snuit of werg 
geweven slof ; werpleinwand , liedelleinen; 
toile d'dtoupe. 

Tower, eng., v. tour f fr. 1). 
Tower-mill, eng. , v. moulin a 
vent hollanclais. 
Towersystem, eng. , v. fortifi 

-cation a tours. 
Towing, eng . v. halage. 
Tow-line, eng., v. jagtross. 
Tow-path, Towing-path, eng., 

V. chemin de hallage. 
Tow-yarn, eng,, v. fl1 d'étoupes. 
Toy-man, eng., v kunstdrechs 
ier. 
Toy-watch, eng. , v. montre forcée. 
T-pipe, eng. , v. auslassröhre. 
Träber, in Pl. hld, v. drècho 3). 

V. mare du raisin. 
Träberbier, n lid Dunbier ; small 
beer: petite hière. 
Traçage et coupage m fr. des 
voies, Het inrichten der mïnen voor de 
ontginning met galerjen winning. forewinning; 
dias einrichten der gruben zum 
abhau auf strecken. 

Tracaner, v. a. fr,v abhaspeln. 
Tracanoir, m. fr. Haspel van den 
goudclraadtrekker ; kind of reel; art baspel. 
Inrichting voor bet bepalen van de lengte 
en bet gewicht van het gouddraad ; machine 
for giving the weight and length of the gold 
threads; maschine urn das gewicht und die 

huge der goldfäcten vu t)estimmen. 
Tracas, in fr Luik in den zolder eener 
suikerraflinaderj ; floor-opening; langeloch. 

Trace, f. fr., V fahrgeleise. 
V égout 4). v. kartenpapier. — 
Grauw pakpapier; grey wrapping paper; 
traspapier, graues urnsehtagpapier , 

Tracé, m fr , v. plan de site. —, 

V. sketch 3) — V. découpure. 
Tracé, M. hd , v. direction-line 2 ). 

TRACE - 

Trace, eng, v. strang ij - v 
mark !i) V. trait de rcpèr. 

Trace (to), eng , v. durehzeichnen. 
V. tracer ij. mm To t. the 
wood, v marquer le bois.

•

Trace-bearer, eng ,v. porte-trait. 
Trace-hook,e?q , v. crochet d'attelage. 
Tracelet, Traceret, in. fr., v. 
abreisser. 
Trace-loop, eng. , v. lamette du 
bout de palonnier. 
Tracequin, is. fr ,

, v. beam-cornpasses 
1). 
Tracer, V. a. fr. , V. esquisser. -

V. to mortise ). -Een spoorweg uitbakenen 
; to tot a line; traciren. mm Den 
vorm van een gebouw, een Idoeruhed enz. 
op den grond afchrappen; to trace the ground; 
die contour auf dein boden einritzen 
Tracer, eng., v. traçoir 1-4 -
V paroir 1) —Iron t., v, rainette 3). 

-Small iron t., v. rouannette. 
Tracery, eng. Loofwerk van een goth 
iseli venster ; netzartiqe (thertheil des fenslers; 
réseau de la fenêtre. 


Tracery-rib,eng. , v. nerfde tracé. 
Trace-stud, eng , v. cap-square


lip-head-bolt. 
Traceur, m. fr., v. sketcher. 
Tracht, f. hd, V balkenlitnge. 

-Krouming van (Jeu zadelbooru ; curve 
of Iiie saddle-tree; courbure iles traverses. 
Trachtgarn, n. hd. Sleepnet ; drawnet; 
senne, traineao. 
Trachyte, in. fr & eng. Trachiet, 


m. M. rracluiet. 
Tracing, eng , V. contour. 
Tracing-cord, T.-line, eng , v. 
abs teckleine. 
Tracing -fascine, eng., v. fascine 
a tracer. 
Tracing-line eng. in ships, Hijsc touw 
; aufhioler; drisse. 
Tracing-paper, eng , v papier 
caiquer.
rfracjngpjcket, eng. , v. absteck


pfahl. (awl. 
Tracing-point, eng , v. marking-
Traciren, V. a. hd., v. esquisser. 
Tracirpfahl, rn. hd , v. absteck


pfahl. 
Tracirschnur, f. M. , v. absteekleine. 


Track, eng. , v. f'ahrgeleise. -

Width on the t., v. orniëre des 
voitures. V trainement. 
Trackingrope, eng. Touw, lijn; 
treil, linn; corde a hâler. 
Trackway, eng., v. chemin d'exploitation. 
Traçoir, in. fr., v cutting frame. 

-V. abreisser. - v. grabmeis. 
sel. - Graveertjzer voor knoopenvormen; 
tracer of the button-form; knopfformreisser. 
-T. mat, V. mattbunzen. 
TRiGEll. 1139 

Tractable, adj. eng. , v. bearbeitbar 
i) 
TractiC, adj fr, Tractive, eng. T rekbaar, 
trekkend ; ziehend. 
Traction, f. fr. , & eng. TrekIracbt, 
bet trekken ; dan z,ehen, der zug 
Tractoire, f. fe Tractrix, eng. 
Tractorie. f ha. Richttingslijn van de 

trekkracht 

Traetoire(Maohine), in fr. Tractive.
rnachine, Trekwerktuig ; zugwerk 
zugmaschine. -zeug,
Tractor, eng. Trekker, werktuig dat 
trekt. ; zieher; instrument de traction. 

Tractrix, eng. Evolvèiite van de kettingljn 
; evolvente der kettenhinie; dOveloppante 
de la cbainette 

Trade, eng , v. craft. - v boutique. 
Vakvereeniging; zunft, corporation; 
corps de métier. 

Traciefieet, eng. , v , flotte mar


chande. 
Trade-wind, eng., v. mousson. 
Traditoire, in fr ,, Traditor, eng. 

Keelhatterj van een bolwerk ; kehibatterie. 
Trafusoir, rn . fr. Strengen ve rdeeler 
bij de zijdespinnerj ; skein divider; strhb


neil ze ri beile r. 
Tragaltar, in hd. Verzetbaar, beweegbaar 
altaar ; portable altar; autel portatif. 
Traganker, rn. hd. , v. ancre de 
muraille. 
Tragant, in. hd , v. gomme adragante. 
Tragant auflösung, f. hd. (Mit) 

Uberbürsten, v. mouiller . 
Tragbahre, f. hd , v. civière. 
Tragbalken,m hd , v. durchzug 3). 
Tragband, n. hd , v. bracer. -

V. jambette 2 ). - V bandstück. -
V. beam t). 
Tragbare adj hr!. orgel, v. orgue 
portatif. - T. werkzeug, v. outil 
portatif. 

Tragbaum, M. hd. , V. arbor. 
Tragbohrer, rn M. Boor van den 
beeldhouwer ; borer; trépan. 
Tragbriicke, F. ltd. Vervoerbare brug; 

portable bridge; pont portatif. 
Tragbutte, f M , v erdkorb. 
Trage, adj. hd. Voltiardend ; inert; 

inerte. 
Trage, f. hd , v. civière. 
Tragehebel, C. hd., v. levier du 

second genre. 
Trageisen, n. hd , v. handle of a 

trunk. 
Trageklotz, M. hd., v bocksttitze. 
Tragepfosten, r. p1. hd., v. jamb. 
Trager m. hd. der ruderpinne, v. 

leitwagen des ruders. 
Trager, M. ha., v. montant a 1). 

-V. coussinet. - v. blatt ). 
V. arm hd. 3). - v. bracket. v. 
aufiage 1). - T. des gebisses, v. 
cheek-billets. 

140 TRAGERINN 

Trägerinn, f. hd„ V. caryatido 
Traghebel, in. hd , v. levier du 
second genre. 
Trägheit, 1. hd., V. beharrungs


vermögen. 
Traghimmel, m. fr., v baldachin. 
Tragorgel, ii. hd , v. orgue por 

-tatif. 
Tragriemen, m. hd , v. bretelle 

& bricole. 
Tragring, ni. hd., v. gche ij. 
Tragsattel, m hd, v. pack-saddle. 
Tragsäule, f. hd. Telegraafpaal ; post; 

potence. 
Tragsehenkel, t. na., v. essieu 
porte-roue. 
Tragschnur, f. hd., v gavaci


nière 
Tragseil, n. hd„ v. bricole. 
Tragsessel, tn. hd., v. palanquin. 
Tragspritze, r. hd., v. pompe por


tative. 
Tragstange, t. lid. Draagboorn, draagstok 
; pole, collotaff; perche ii porter 
Tragstein, m hd , v. sommier 
d'arc. 
Tragstempel, m. Tragstütze, r. 

hd.. v. étaie 1). 
Tragt, f. hd., v. burden. 
Trägwerk, n. lid. Houten vloer over 

de waterleiding in mijnen ; roof of the waterconduct; 
couverture lu canal. 

Trägwerkschlagen, V. a. hd. De 
waterleiding in mijnen overdekken ; to cover 
a water-conduct with boards; couvrir dais 

Un canal. 
T-rail, eng., V. champignon ). 
Trail, Cfl!:J• V. bracket-trail. -

V. middle-piece. 
Trail-board, eng , v. friso de l'éperon. 
Trail-box, eng., v. bracket-box. 
Trail-eye, eng., v. lunette de fiè


che. 

Trail-flying-bridge, eng Pont, overzetpont 
; fliegende id/ire am spanntau; traille 
sur pontons. 

Trail-handle, eng., v. poignée de 
la crosso d'affüt. 
Trail-hook, eng. T-transom..hook, 
v breast-hook. 
Trailing-axle, eng , v. essieu d'arrière. 


Trailing-wheels, eng. Achterwielen, 
draagwielen van de locomotief, die achter 
de drjfwielen geplaatst zijn ; liinterrüder; 
roues d'arrière. 

Traille, t. (r., v. horse-boat. -
T, sur pontons, v. flying-bridge. 

-T. d'un pont volant, v. fahr. 
seil. 
Trail-piece,eng.,v.middle-piecei). 
Trail-plate, eng., v. schwanz der 

laffette. 
Trail-ring, eng., v. anneau d'embrelage. 


- 


TRAJINESSE. 

Trail-transom, eng., v. entre 
tome de lunette. 

Train, eng , v. leitfeuer. - v minuterie. 
- T. of artillery. v. équipages 
d'artillerie - T. of a railway, 
v. bahnzug. 

Train, in fr,, v. bahnzug. -Stelling 
van een horloge; frame; gestell. 
Bepaald aantal schommelingen van een 511flger 
; certain number of vibrations; gewisse 
anzahl schwingungen. - T. d'aller, v. 
hinzug. - T. de l'armée, transporttrein, 
legertrein ; mililarylrain; arineetrain. 

-T. d'artillerie, v. equipages 
d'artillerie. m T. de bateaux, T. 
de pontons, v. equipage do pont. 
T. de bois, v. float ). . T. de 
chevaux, span paarden ; learn; gespann. 
-T. i six, a huit cheveaux, zesspan, 
achtspan ; leans with six or eight hor


ses; sechsgespann, achtgespann. m L de 

chariot. T. de carosse, v. frame 
of a waggon-body. T. de cylindre, 
v. frame of a roller. T. 
de derrière, v. arrière-train. -

T. direct, v. expresszug. - T. express, 
T. estafette, exprestrein, spoortrein 
die sneller gaat dan de sneltrein ; ex


press-train; courierzug. - T. ébaucheur, 

v. cylindres a cingler. - T. finisseur, 
v. cylindres finisseurs. m T. 
lent, langzaam loopende spourtrein ; slow 

train; langsamer ing T. de marchandiscs, 
v. güterzug. T. mixte, 
gemengde trein ; mixed train; gemischter 
zug. T. d'une presse, v. carriage 
of a printer's press. m T. parcourant 
toute la ligne, v. durch 
laufzug. T. de plaisir, plaiziertrein 
; excursion train; ausflugzug - T. 
de retour, v. horzug. - T. qui 
s'arrête aux stations intermédiaires. 
V. anhaltezug. m T. de 
transport, v. carriage-truck -

T. de grande vitesse, v. schnell-. 
zug. T. de petite vitesse, v. anhaltezug. 
- L de voyageurs, v. 
passagierzug. 
Train-channel, eng., v. leitfeuer. 
Traîfie,r Tralneau,m. fr., v. ege 3). 
Tralneau, m. fr. , v. schlitten ).

V. chariot de transport. m V. 
dard t). .. v. schleppkasten. ~T. 
frayer Ie chemin de for dans 
la neige, v. snow-plough. 
Tranée, f. fr de poudre, v. leitfeuer. 
Trainement, m. fr. Groef in kanonnen 
door herhaald schieten, schram, kogelgroef 
; track, indentation; kugelfurctie, 
schramme. 

Trainer, v. a. fr , v halen. 

Tralnosse t. fr. du jour, Vrouw 
die de mijnputhaspel, hij dag draait ; woman 
working on the windlass at the pitmouth; 

baspelzicherinn tiber tage. 


TRAINEUB - 

Traîneur, rn hd., v. eselauneur. 
Train-oil, eng , v fischthran. 
Train-tackle, eng., v einhoitalje. 
Trait, tIL fr ,, v. stroke 6) 

card-end. T. d'argent, v arg 
nt trait. T. d'argent doré,

e 

V. fl1 d'or. .- T. d'argent faux, 
onect zil verdiaad ; silvered copper-wire; 
unecbte silberdratit T. do charbons, 
hoeveeltieïd steenIoIen, die op eenmaal wordt 
opgehaald ; quantity of coal raised by one 
holing of the windinj engine; kolilenqwiutuni 
weicties mit eiriern zuge in dein fürIerschaeht 
zu tage kowot. T. cérnenté, T. de 
cuivre jaune, T. jauue, rood koperdraad, 
uttwendg door zinkdampeo geel gekleurd 
; copper-wire cemented on the surface, 
cementirte kupierdrait. mm T—s. de 
forces, V. schattenlinien. - T. de 
harnais, v strang . T. de Jupiter, 
v. éeart 3). T. de mesurer 
les mines, v. marksehoidezug. 
-T. dl or faux, T. de cuivre doré, 
oneclit gouddraad ; gilt copper-wire; vergol 
dete kupferdraht. T. de pinceau, v. 
pinseistrich. T. de rameneret, 
V. rameneret. T. do repro, 
aanzetp(int, paring, lijn van paring; stroke, 
touch, trace; verreissung, riss. T. de 
scie, c. korf. T. d'union, v. 
bindestrich. T. de tirage, v. 
strang to) 
Traitable, adj. (r. au fourneau, 

V. fusible I). 
Traite, f. fr., V. stouppure. v. 
réduetion :ij 
Traitomont n. fr. des minorais, 

V. dressing of ores. 
Traitor, v a. fr. , v. behandoin. 
-T. Un minorai, een erts voorbereiden, 
gereedmaken voor het smelten ;to dress ores; 
ein erz aulbereiten. 
Trajection, eng. Snnjpunt van twee 
elkander kruisende spoorwegen ; zusainmentreffen. 
durchschnitt zweier schienenwege; 

section 

Trajoetoire, f. fr. Trajectory, eng. 
Baan ; weg, hahn T. d'un projee-. 
tile, loogelbaan ; trajectory; Ilugbabo, floglinie. 


Trajot, m. fr. Traject, eng Over


zetveer, overvaart ; ïeberfahrt. 
Tram, eng , v. einschagseide. 
Tram, nu. hd., v. durchschuss. 
Trambaum, a. hd. Zware balk in 


den bergbouw ; main-beam; groese poutre. 
Trame, t fr., V. durchsehuss 1). 


-V. einschlagseìde. - v. duite 1). 
Tramer, v. a. fr., V. einschiagen 
1) 
Trameur, ni. fr. , v. eintragor. 
Trameuse, t fr. , v cannetière. 
Tramière, r. fr. Gewaikte serge 


fulled serge; gewalkte sarsche. 
Trammel,eng.,v. compas a ovale. 


-V. beam-compasses. 
TRA IKEN. 1141 

Trampe, t. hd. Polostok om bet water 
te roeren ; pole; trouble-coo, bouiile 

Trampein, v. a. lid Polsen, water 
in bewcgwg t)rengen ; to rake; bouiller. 

Trampein, ni. hd, V apprêt 1). 

Tracnpolrad, n. lid. Treerad ; treadwheel; 
trouw. 

Trainpeltonno, I Jut. Walkton van 
den bon twerker ; fulling-vat; toonneau it 
fouler. 

Tram—road, Tram—way, eng. 
Paardespoor ; schienenweg , ctneoiin de rails 
plat 

Trams, p1. eng., v. falzsehiene. 

Tramsaule, t. ha., V. étaie 1). 

Tramsoide, t. hd., v. ojnschlagseide. 


Tranchant, ro fr. , v. cuttingedge. 
V. débord. T. d'un for 
de mine, srPjdenide kant van een steenof 
bergboor ; boring bit; bolirscbnetde, bohrkopi. 
T—s. des cisailles, v. lame 
b. 3). 

Tranehe, 1. fr., v edge t). v. 
table d'autol. v. forinenmesser. 

V. cleaver ij. T. de la bouche, 
vlak van de monding van een kanon ; face 
of the piece; mtindungeflache. T. a, 
chaud, v abschrote. T. a froid, 
V. chisel 3). - T. d'un livre, v. 
edge 2). T. de marbre, v. marmorplatte. 
- T. d'une planehe, 
kant van een plank ; edge ofa board; hohe 
kante eines brettes 
Tranche, adj. fr. Warrig (vain bout); 
fi zschnittig, krürnm


with crooked bres; kurfase rig. 
Tranche-couteau, no. fr. , v. beschneidohobel. 


Traachée, 1. fr. V. fossé ij. v. 
ausgrabon ij. v. ligne d'atta-. 
quo. v canal souterrain. v. 
schürfschacht. - v. ditch. v. 
catch-water-drain. 

Tranchéo, f. fr Tranchee, t. led., 

V. ligne d'attaque. 
Traucheearbeiter, m. hi. v. pionnier. 
Trancheokatzo, f led., v. cavalier 
de tranchée. 
Tranche-fil, no. fr., v. carpetknife. 
. Tranche-file,t. fr. , v. head-band. 
Trauche-filer, v. a. (r., v. bestechen 
1). 
Trancher, v. a. fr., v. abschroten. 
Tranchet, m. fr. , v. bloekmeissel. 

-V. patch 1). - v. durchsehlag 
10). v. schwanz 1). 
. Tranahirmessor, n. led. Mesje van 
den beeldhouwer in bout ; carving-knife; 
couteau le ddcouper. 
Tranchoir, in. fr. , v. patch t). 


v. chopping-board. 
Tranken, v. a. hd , v. eintran-. 
ken ). 
96 



1142 TR&NKGFBISS -


Tr,nkgebiss, n. hd., v. mouthingbit. 


Trankrinne, f. Tranktrog, M. M. 
Nat bak, vochttrog; watering-trough; abreuvoi 
r. 

Transcendental curve, eng Tran-
Cendentale lijn ; trancenrlente curve; ligne 
trancendente. 

Transcript, eng., v. copie t). 
Transept, m. fr. & eng., v. eroisee 
d'eg.iise. 
Transfil, m fr., Draad voor papier 
mould-wire; formdraht.-vormen ; 
Transfuser, v. a. fr. To Trans


fuse, eng Overgieten ; uhergiessen 

Transit, eng , v culmination. 

Transit-instrument, eng Passage 
instrument; passagen instrument; instrument 
de passage. 

Transition, eng limestone. Over. 
gangskalh ; fsbergan skalk; calcaire intermédiaire 
~ T. rocks, overgangsgebergten 
; ubergangsgebirge; terrains transitifs. 

Transmission, f. fr. & eng. v, fortpflanzung. 


Transmutation, eng. Verandering 
van aggregatie toestand; verwandlung, ubergang; 
changement d'état physique. 

Transom, eng , v. croisillon 1) . 

v. cross-bar 1). ~ v. entre 
v. heekbalken.-toise d'afivlt. 
.. V. dent-de -loop 3). 

Transom-bed, eng , v. lisoir i). 

Transom-bolt, eng , v. boulon 
d'ent'etoise. 
Transom-knee, eng., v. courbe 
d'arcasse, s. courbe b. 
Transom-tenon, eng., v. tenon 
de l'ent.retoise des alfí ts. 
Transparence, f fr. Transpa


rency, eng., V. durchsiehtigkeit. 

Transparent, * v. durchsichtig. 

Transpierce (to), eng. Transpercer, 
fr., v. durchbohren. 

Transport in fr.. à la brouette, 
par charrette, au tombereau, Het 
vervoeren van zaken met karren ; carting, 
wheeling, cartage; karrentransport, an- and 
affuhr mit dem karren. T. intérieur, 
bet vervoeren der kolen of ertsen in de 
mijn ; conveyance underground; grubenforderung. 


Transport, ni. fr. & hd. Transportation, 
eng. Vervoer. 
Transportable, adj. fr & eng. 
Transportabel, hd. Vervoerbaar. 

Transporter, v a. fr To Transport, 
eng. Vervoeren ; fahren; uberftthren. 
— Overbrengen (de gedrukte voorwerpen 
op linnen) ; ubertragen. T. le terrain 
a la brouette, grond met den 
kruiwagen vervoeren ; to wheel, to cart the 
ground; die erde abfabren. 

Transporteur, m. hd., v. protractor. 
(roulante. 
Transportprobe,f. hd , v. épreuve 

TRAUBENSAFT. 

Transport-ship, eng. Transportschuif, 
n. hd. Transportschip; vaisseau 
de transport. 

Transportwagen, m. hd. Transportation-
car, eng. Goederenwagen ; 
chariot de marchanoises. 

Transportzug, m. hd , v. carriagetruck. 
Transposer, v. a. fr. To Trans


pose, eng., v. empointer 2). 
Transposition, * Overbrengen. 
Transsept, m fr. & eng., V. eroi


sée d'église. 
Transversal-beam, eng., v. épsure 
I). 

Trap, eng , v. botte de boules. 
~ v. rifle-trap. T. for catching 
marters, v. marterfalle. 

Trapan, m fr , v ass. — Boven 
een trap; stairs-head; austritt,-einde van 

treppenende. 
Trap-board, eng., v. fallklappe. 
Trap-door, eng., v. fallthu.r t.). 
Trapette, f. fr. Sluithoutje van den 

zijdewever; small rod; falistdbchen. 
Trapezium, eng , v. quadrilatère. 
Trappe, f. fr., v. military pit. 

V. falithiir 1) . — v. fallgrube. ~ 
V. falle 1). — v. coulisse t). — T. 
du bassin a ehaux, schuif van den 
kalkbak (voor bet lesschen van kluitkalk); 
paddle of the lime-chest; schieber an dem 
kalkkasten. ~ T. à nettogage, v. 
puisard 2). e T. d'un pont levis, 
V. flap of the draw-bridge. 
Trappel, f. hd. Droogplank van den 

papiermaker; drying-board; chevron. 
Traquet, m fr., v. anschlageholz. 
Trash, eng , v. bagasse. — v. ca


melote. 
Trass, m. fr , hd. & eng. v. pierre 

de trass, s. pierre a. 
Trassmuhle, f hd. Trasmolen ; tarras-
mill; moulin h trass. 

Trasspapier, n., hd., v. trace 4). 
Trattes, f. pl. fr., v. beam 21). 
Traube, f. hd., v. bouton de eu


lasse. 

Traubenbutte, f. hd Korf of mand 
om op den rug te dragen, kriel van den 
wijngaardenier ; vine-dresser's dorser; hotte 
de vigneron. 

Traubenerz, n. hd. Arseniklood; 
arseniated lead; plomb arséniaté de Rosières. 
Traubenformbrett, m. hd , v. 

cascable-mould. 

Traubengelnder, n. hd. Hekwerk 
of staak, waartegen de wijnstok groeit; 
vi ne-arbor; treille. 

Traubenhagel, M. hd , v grapeshot. 
Traubenkornrund, adj. hd. Druif 
having the shape of grapes; acineux.-vormig ; 

Traubenpapier n. hd (gross), v. 

grand-raisin. 
Traubensaft, ni. hd , v. mout. 


TRAUCHBOHRER -- 

Trauchbohrer, Traubenboh 

rer, rn. lid., -v. bohrwinde. 
Traufdach, n. lid , v abdach. 
Traufe. f hd.. v. ablaufriune 1). 

— V. daehtraufe. (lessive. 
Trs,ufelbutte, f. hd., v. cuvier a 
Traufleisten, m. hd., V. corona 1). 
Traufplatte, f hd., v. bavette. 
Traufrinne, t. hd., v. daehrinne. 
Traufrbnre, f. hd., v. gargouille. 
Traufsohle, t. hd. Lekpekel ; bride; 
eau saline. 

Travade, f fr. & hd. Zeer vera n der 
lke wind net rukwinden ; rapidly changing 
wind. o Zwaar werk ; hard work. 

Travail, in. fr., v. arbeit 1). m• v. 
effect 3-5). • V. brake i). T. 
a ciel ouvert, v. exploitation a 
ciel ouvert. ~ T. a col tordu, tiet 
ontginnen vary dunne aderen in kopergroev 
en ; longwall workeng on small veins; k r u m tnhklsearbeit. 
-'T. par compartiments, 

V. ouvrage par piliers et coznpartirnents, 
S. ouvrage c,. ••• T. en 
contre-partie, V. counterpartsawing. 
— T. cru, v roharbe i t. 
T. de oristallisation, V. cristallisation. 
— T. dynamique, v. labouring 
force, s force. T. a 
l'éehaufe, v. piling the hides. •• 
T. extraordinaire, V. nacharbeit. 
— T. an feu, v assaying by the 
copple. — T. d'une force, v labouring 
force, s. force. ~ T. a 
la journée, v. day-work. ~ T. à 
la jusée, V. piling of the hides. 
T. d'une machine, v. force fr. 
a. 1) ~ T. au inassif, v. massif 5) . 
T. méchanique. v. labouring force, 
s. force. ® T. mercenaire, v. 
job. — T. des mineurs, v. minenarbeit. 
— T. lno Leur, V. force rnatrice. 
- T. à forge, het zwellen van 
buiden; swelling; schweilen, treiben. T. 
de l'oxydation, oxidatie proces, het 
oxideeren ; process of oxydation; oxydationsprocess. 
m• T. préparatoire, voorbereidend 
werk in den mijnbouw (tiet maken 
der putten enz ); driving head-ways; vorrichtungsarbeit. 
~ T. préparatoires, 
V. etudes d'un cheiuin de for. ••• 
T. pressant, v. nothwerk. ^ T. 
de recherche, v reconnaissance. 
— T. repoussé, v. bosselage. 
T. résistant, v force résistance. ~ 
T. a la táche, v. job. — T. de 
terrassement, V. erdarbeiten. ~ 
T. au tour, v drechseln. — T. de 
veille, avondwerk (bij kunstlicht); work 
done by lighl; lichtarbeit - T. qui se 
fait avec les pieds, v. étoffes fa. 
connées a la marche. ~ T. de 
six au matin à midi, v. morgenschicht. 
~ T. de midi a six heures 
du soir, v. mittagschxcht. 
Travailler, v. a. fr. Werken, arbei-

TRAVERSE-TABLE 1143 

den ; to work; arb iten. ~ T. en bosre, 

V. bosseler. — T. en contrepartie, 
V. conterpart-sawing. — T. avee 
l'errninette, v deichseln. — T. en 
galée, T. en paquet, v s. paquet b. 
T. au marteau, v marteau d i o). 
T. en relief, V. bosseler. T. 
a forge, luiden zwellen ; to swell; trefben 
~ T. en regie, in dagloon werken; 
to build in day-work; in tagelottn bauen 
Travailier, v. n fr , v. arbeiten t). 

Travailieur, in. fr , v. apron man 
& operative. m• T-s., v. arbeitswalsen. 


Travaux in. pi. fr. des mines, v. 
mining operations. — T. de terrassernent, 
v. erdarbeiten. 

Travée, f. fr , V. donfach. — v. 
balkenreihe. 

Travel, eng , V. jeu des eylindres. 

Traveller eng of the jib, v. bilgel 
des kleivers. 

Travelling, eng. been en weer gaande, 
bewegend ; hin and her fahrend; voyageur, 
voyageuse. T. forge, v. feldseh rriede 
— T. hot es, v. encastrewwi is 
de route ~ T. table, v. boter tAsch. 

Traven, f pl. hd., v. drapant. •• 

V. mouton de potesse. 
r.I raven, Trawon, v. a. hd , v. 
estiver. 
Travers, in. pl. ;r. Traverses f. pl. 

fr. des canons, v évent 6). — v. 

ouvrage en travers. — Dwarslju, 

rileet op den rug van een boek ; cross-line 

on the back of a book; goldlinie auf dein 

rikken des bucbes. 

Traversage, m. fr., v abrechten. 

Traversant, Traversen in. fr. de 

la balance commune, v. t.áau de 

balance. 

Traverse, f. fr., V. crossbar. •^ 

v eisenbahnquerschvrelle. ~ v. 

cross-bow. — v. cross-hammer. 

~ V. fach 11). 

Traverse, eng , v. durchlauf. ~ 

v parclose. ~ v. pochiaden. •• v. 

dérive I) 

Traverse-beam, eng., v. cross


piece z). 

Traverse -board, eng Uurbord; uhr


bord; remaard du pilote. 

Traverse-gallery, eng. Dwar,gaierij 
in den mijnbouw ; quernretnengang; galerie 
tra usversa Ie. 

Traverse-horse,eng.,v. étai d'une 

draille. 

Traverser, V. a. fr., v. to plane 

across. ~ v. einbrechen z). — T. 

l'ancre, v kippen i). ~ T. une 

poutre, v. einziehen ij. 

Traverses, r pl. fr , v. pochiaden. 

Traverse-sailing, eng. , v. dé


rive I). 

Traverse-table, eng. , v. log


board. 


1144 TRAVERSIERS 

— 

Traversiers, rn. p1. fr., v. crosspole 
). 
Traversière, f. fr., v , poutre tra 

— v. amarre.-versière. 
Traversin, m. fr ,
, v. fléau de balance. 
V. crossbar 1). V. gahot 
).V fussstocke. — v. bo

 


denholz. 

Traversine, f. fr. , v. cross-piece 
2). V. oisenbahnquerschwelle. 
Traversing-beam, enq. Verbindingsbalk 
van een ponton'Iot; spannlatle;traverse. 
Traversing-bolt, eng. , v. cheville 

ouvrière. 
Traversing-handspike, eng , v. 
levier directeur de l'affût. 

Traversing-notch, eng Loopgroef 
van een (imortierbedding ; a.csc1initt, emschnitt; 
entaille 

Traversing-platform, eng. , v. 
chassis de plate-forme. 
Traversing—rest, eng Richtscbraag; 
zieirnaschmne; espèce de ctieva let. 
Travertin * Halikristalvorroige kalk


steen. 
Travet, eng., v. flormesser. 
Travon, rn [r., v. longeron 3). 

V. lisse b 1). 
Travouil, m. fr., v, garnhaspel. 
Travouiller, v.a. fr., v abhaspeln. 
Travouillette, 1. fr., v. spindleholder. 
Tray (to) the color, eng., v. 
ouvrir le bain. 

Tray, eng , V. auget t & 3). V. 
cabaret. Doogtafeltje in de hiiskruitfabrieken 
; pufver trockenta[el; table a sd(ber. 

Tray-board, eng , v. cadre sO


cher les étoupilles. 
Treacle, eng , V. decksyrup. 
Tread, eng , v gang 8). om v. 

mareho o. 
Tread-board, eng., v marehe i). 

Treadle, eng., v. pas.
, 
mm v. foot


board I) mm V. basse-marehe. 
Treadle-box, eng , v. sehemellade. 


Treadlo-work,eng. , v. fuss arbeit. 
Tread-mill, eng., v treuil a tambour. 
Tread—press, eng Pers met voettrede; 

tretpresse; presse a tynpan 
Tread-wheel,eng., v marchoir -ij. 
Treat (to), eng , v. behandein. 
Treble, eng , V. dreifach. 
Treblet, eng , v. mandrin an ti. 

rage. 
Trébuchant, adj fr., v. ausschiag 
1). 

Trébucher, v. n. Ir. Wichtig zijn, 
meer daii wictiti g zijn, doorslaan (vat) rnunten); 
to weigh clown the scale; etnen ausseblag 
haber 

Trébuchet, m. fr ,, V. biquet 1). 
Tréchoir, in. fr., v. ailette. 
Treekbank, t. hd , v. dégrossi 'i). 

TREIBEN. 

Treckeisen, a. hd , V. ras -2). 
Treeken v. a. hd ein schiff, v. 
haler un bateau. (das eisen), 

V. étirer. 
Treekgatt, o. hd Trekhuis van de 
droogkamer eener suikerraffinaderij ; stovepipe; 
tuynu de ldtuve. 

Trecksige,f hd., v cross-cut-saw. 

Treckseil, n. hd , v jagtross. 

Tree, eng , V. arbor. — T. of a 
rocket-lathe, v arbre du tour 
en air. T. of a saddle, v. arcon 
ij. T. of a mill-wheel, v. 
mühlradwelle. 

Tree-bar, eng. . v bande du 

rognon. 
Treenail (to), eng., v choviller 1). 
Treenail, eng. , v cheville. 
Treenail-wedge, eng , v. Opite 3). 
Tréfilage, rn fr., v. drahtziehen. 

— V. drahtzieherei ). 
Tréfiler, V. a fr. Draadtreklen ; to 
wire-draw; dralitziehen. 
Tréfilerie, f hd , v. drahtzieherei 
2) T. de cuivre jaune, V. messingdrahtmühle. 


Tréfileur, m. fi' , v. drahtzieher. 
Trèfle, in tr., V. kleeblatt. V. 
kleezug. 
Trétler, v. a. fr. Slecht munten ; to 
coin badly; verpr5gen. 

Trefoil, eng. , V. kleeblatt. 

Treibaehso,r. hd , V. driving-axle. 

Treibainboss, in. lid Aanbeeli met 
holteu. drijlannbeeld ; case-stoke; las it haltes. 
Treibanker, tm hd , v. anero de 
bossoir. 
Treibapparat, in. hd , v. contremarches 
-ij. 

Treibasche, f. hd , v. elairo ij. 

Troibbogen, in hd , v. drill with 
ferrule. 
Treibboizon, in hd„, v. roundheaded 
bolt, s. bolt. 

Troibbühne, t lid Krib, in riviren 
fascine -work to direct the course of the Water; 
ouvrae de fascinage pout' diriger le 
cours de 'eau. 

Trebbunzon, in. hd., V chasing. 
chisel. 

Treiboylinder, in. lid., v cylindro 
principal. v. cylindre a 
vapour. 

Treibeison, n. lid Vorinzer van den 
hoedeninaker; stamper; avaloire, choque. 

V. ehasse—bolte. 
Treibon, V. a hd., v cinder t). 
V. bossoler. v. auftiefen. v. 
gaufrer. — v coudror. v gril 
lor ) v etnboutir. 
Treiben v. n. hd. vor den wind, 
Voor den wind aldri.jven ; to drive; aller en 
ddrive, aller au gré do vent. Vor 
anker t., V. draguer le fond. 

Troibon, n hd , v. extraction ij. 

V. départ 2 ). V. martelage. 

TREI BER -- TTREMPE. 1145 


Treiber, in hd., v. chassoir. — 

o. dorp 3) . r V. driver-wheel 1). 
... v. chasse-navette. 
Treiberschnur, f hd , v. fly-cord. 
Treiberz, n. hd Erts dat &net een 

mgnputhaspel wordt opgebracht; ore extracted 
by machine; mineral eitrait par la 
machine à inoletter. 

Treibfarbe, f. hd., v. coudreinent. 

Treibfarbengr ube, f hd. Kuil of 
put voor de drgfkleur ; soaking-pit; fosse a 
coudrer les cuirs. 

Treibfass, n. hd Vat voor de drif


kleur ; soaking trough; emprimerie. 
Treibfaustel, n). hd , v. mahotte. 
Treibgarn, n. hd. Klein vischnet ; 

small nets; treble. 

Treibgöpel, in. hd , v. engin d'extraction. 


Treibhammer, in. hd., v. chasing. 
hamm er. — v. chasse 3). ••• V. 
drivingham user. 

Treibhaus, n. hd., V. ai inerie i). 
Warne kas ; hot-house; serre ct^aude. 

Treibherd, in. lid., v. foyer d'aff.nage. 
-• V. abtreibofen. v ab 
-treibeherd. ^ v. átre du fourneau 

de coupelle. 
Treibholz, n. hd., V. drift-wood. 

-V. cognoir. -Hout voor het stoken 
van den drolhaard; wood used in refining; 
bols d'allinaage. 

Treibhut, in. lid. Dekstuk van een 
drijfhaard; lid of a refining-furnace; chapeau 
de fer. 

Treibkeil, in. hd., v coin, fr. t). 
Treibkitt, n hd Drijfwal, pik ; cement 

for enzbossin. ; cement pour tiosseler. 

Treibkorn, n. hd. Zilverkorrels die 
zich aan den drijfhaard hechten ; grains of 
silver, remaining in the hearth; grains d'argent 
qui s'arrètent dans Ie foyer. 

Treibkugel, t hd , V. boulet ij. 

Treibkunst, f M. Werktuig on het 
erts op te halen ; machine for extracting the 
ore; maf^nine pour eitraire Ie mineral 

Treiblauge, f. id., v. coudrernent. 
Treibling, a hd. v. drehling t). 
Treïblohn, in. hd Kusten van a[drq


ven ; refining-fee; salaire d'atfivage. 
Treibrnaschine, f. hd , v. engin 
a ponipes. 
Trelbmeissel, ,fl. hd., v. chasingtool 
s). 
Treibnapf, ni. hd. Drijfst^hotel, groote 

cupel ; pan; hassine. 
Treiboftn, in. hd., v. abtreibofen. 
Treibpech, AN . hd., v treibkitt. 
Tretbpunzen, in. hd , v. chasing


chisel. 

Troibrad, n. hd., v driver-wheel 
1 & 2) . v grande roue d' engrenrage, 
s. engrenage. — v. getriebe 
.f). 

Treibrolle, t. hd., v. poulie fixe i). 
Treibsand, in. hd., v. flugsand. 

Treibschacht, m. hd., v. fdrderschacht. 
Treibscheibe, f. hd TandsnijMnachine; 
cogq?.ng (tisk; machine à endenter. 
Treibscherbe, t. hd., v. écuelle 
a scorifier. — v. coupelle. 
Treibschwefel, in hd., v. SOUfre 
cru. 
Treibsegel, n. hd , v. brodwinner. 

V. ancre flottante. 
Treibstab m. hd., v. babillard.
, 

2reibstange, f. hd., V. bielle de 
la manivelle. v. bar 4). 
Treibstock, in. hd , v. fuseau n). 
— V. fuseaux d'une lanterne. — 

v. fly-cord. 
Treibs tbekchen, I. hd.. v.. chasing- 
stake. 
Treibstoss, m. hd. Bodem van een 
ni+jnput ; end of a mine-well; extrérnite dun 
percement. 

Treibwelle,r hd., v. driving-axle. 
Treibwerk, n. hd , v. plornb de 

ressuage, — v. machine 1). 
Treil, t'. hd„ v. jagtross. 
Treilen, v. a. hd., v. bugsiren. 
Treillage, rn. fr., V. gitter. — v. 

balustrade. — v. gitterwerk. 
T reillageur, in . fr. 1) raad v i ec h te r,; 

lattice-maker; gitterflechter. 

Treille, m. fr. Hekwerk voor het aanbinden 
van den wgnestok ; vine-arbor, vine 
trellis; weinlaube, rebengelunde. 

Treille, f fr., v. gitter i) v. 
grille ij. 
Treillis, in fr , V. dreidraht. r* 

V. drahifenster. — T. de fer, v. 
eisengítter tt) •.. T. de ill d'archal, 
v. drahtgefiecht. T. a 
sacs, v. sacking ij. 
Treize, (n. fr., v. english 1). 
Trejetage, in. fr., v. lading. 
Tréjeter, v. a. fr , V. to lade. 
Trelacher, v. n. fr , v. chan


ger v. n. i). 

Trellis, eng , v. dreidraht. 
Trellised-moulding, eng., v. entrelaes. 
Trellised-tin, eng., v. etain en 

grilles. 
Trellis-work, engg., V. gitterwerk. 
Tremble, m. fr., V. asp. 
Trecnblé, in fr , v. filet tremblé. 
Trexnblement in. fr de terra, 

aardt,evii g ; earth-quake; eidbeben. 
Trembling, eng , v. broutage. 
Trémeau, rn. fr., v. fensterge


wande. 
Tréunie, f fr , V. hopper. T. 

d'egrappoir, v. erztriohter. 
Trëmion, tri. fr., v. rul:npfbaum.
Tréatolite, to fr., Tror.0 olite, enig., 

Treinolith, m hd., v. gram .uatit. 
Treinpage, in fr., V. freuchte. — 

V. eintauchen 1). 
Trempe, f. fr., v. hardening. — 
:iii ` 


1146 TREMPÉ 

v feuchte. - v. adoussissement. 

 V. 
feu technique (petit). v. 
case-hardening. T. des limes, 

V. feilenhartung. 
Trempé, adj. Ir., v. gehartet. 
Trempel, m. hd. , v étançon ) 
Trempein, v. a. lid., v. étançonnor 
).

Tremper, V a. fr., v. einfeuchten 
1). . V abbrennen. V. feuchten. 
T. les balies, v. mouiller 
les balies. - T. le dos d'un livre, 
den rug van een boek lijmen ; to glue the 
back of a books den rucken elnes buches 
mit leim bestreichen. T. l'orge, de 
gerst voor het mout weeIen ; to steep; einweichen. 
T. le papier, v. anfeuchten. 
(kammer. 

Tremperie, f. fr. , v. feucht-
Trempeur, ri) . fr. , v. harter. 
V papierfeuehter. 
Trempis, in fr. . v auge du trompia. 
V. aqua fortis 2) 
Trempoir, m fr.. v mouillet. 

v. fàulingsküpe. 
Trémure, t. fr. Houten koker ; wooden 
pipe; koker. 
Trench,eng , v. pochherd. v. 
ableitungsgraben. mom v approaches. 
UitLraving voor het fondarnent; 
fundarnentgrube; fonitle. 
Trench—cart, eng. Vakbe wagen, 
voor het vervoeren van rnortteren ; tranchée-
Icarre; eharrette de tranchée. 
Trencher, eng , v. choppingboard. 
Trench-fascine, eng , v. fascine 
de couronnement. 
Trenching-shovel, eng. Zodenschop, 
schempe schop om zoden te snijden ; 
scharpieschaufel; pelle tranchante, louchet 
a gazonner. 

Trench-plough, Trenching-

Trenchingplough, 
eng. , V. charrue a effon


(ere. 
Trend, eng , v. oncolure de l'an-
Trendie, eng. , v. nuns des töpfor


rades. mm v. drehling ij. 

Trenkwasser, n. hd. Zakwater, doorgezijpeld 
water (door dijken); filtering-water; 
eau qui liltre derrière les digues. 

Treunbarkeit, r. hd Verdeelbaarheid, 
deel laa rheid separability; sépa rabilit. 

Trennel, eng , v. cheville. 

Trenuen, V. a. fr., v. refendre 

le bois. 
Trennsdge, t lid., v. handsäge i). 
Trennung, f. lid., v seheidung 1). 

Trennungsfiãchen, r. p1. hd. Grensvlakken 
; natural joints; joints naturels. 
Trennungskreis , m. hd. On tploffend 

oppervlak eener oorlogsmijn ; explosive sur


face; survace dexplosion. 
Trense, f. hd , v. bridoon. 
Trensen, v. a. luL, v. fourrer avec 

de vieux cordages. - v. congréer. 

TREPPENT[TTURM. 

Trensengebiss m. hd mit gewun


denen mundstück, v. morn de 

bridon a canons tordues en spi


rale 

Trensgarn, n. hd , V. fl1 vioux de 

caret a congréer. 

Trensing, t. hd , V. cordage a 

congréer. 

Trente-deux,m fr.,v.petit canon. 

Trente-six, in. fr. , v. gros canon, 

5. canon C 
Trépan, in. fr., v. bit of borer. 
-V. pump-drill 1). T. a arcet. 
V. drill with ferrule. T. du 
drille, V. Mt a vis. - T. de sondage, 
V. earth-borer. 
Trepan of the vat, eng., v bridge 

of the vat. 

Trépied n. fr, a fusées, v. che


valet a fusées. T. d'une.pian 

chette, v. stand 3). 

Trépiguer v. a. fr les lames, 

erschilfende soorten van gekleurde wol onder 
elkanler mengen , to mix wool of diffew 
rent colors; vtelfarbige woUa rten untereinander 
tuischen. 

Trépoint, m. Trépointe, f. fr. , v. 
braudsohie. 
Treppe, 1. Id., v. esealier i ). 

V. perron. mm Gebrek in 't laken door 
slecht SCtIe(reo ; unevenness; dénarche. 
Treppenabsatz, m hd , v. absatz 
2). 

Treppenbauin, m. hd., v. newel. 

Treppenförmig, adj. hd. Trapvormig 
in form of steps; en ëchelons. 
Treppengelander, n. lid., v. gelinder 
2). 
Treppenhaus, n. hd., v. cage d'es


calier. (ion ). 

Treppenkiampe, t hd., v. Oche-

Treppenieufer, in. hd., v. stair.carpet. 
Treppenlehne,f hd.,v. ge1nder 2). 
Treppeuluke, I h41 , v. écoutiile 1). 
Treppenmauer, f. hd. , v. échiffre. 
Treppenschacht, m. hd. M)nput 

met in het gesteente gehakte trappen ; shaft 
having steps cut in the rock; puits it marches 
dans la roche. 

Treppensohie, 1. hd., V. patin 
d' esealier. 

Treppenspindel, t. hd., v. newel. 

Treppenspitze, f. hd. ., v. trapan. 

Treppensteine, om. p1. hd.. Steenen 
traptreden ; staircase stones; pierres a degté 
d'ecalier. 

Treppenstufe, t. hd. , v. marche 
l). T. zwischen zwei ruheplãtzen, 
v , flight of steps. 

Troppenstütze, r. hd. Trapschoor; 
stair-prop; ëtançon d'escalier. 
Trepponthür, r. hd. Trapdoor ; door 
to the stairs; porte d'escalier. 
Treppenthurm, m. hd. , v. lantern 
2). 


TREPPENWANGE 

Treppenwauge, f. hd V. bridgeboard. 
Trésaille, f. fr. SIuittuh ; stralting


piece; sperrleiste. 

Trésillon, m. fr., v. enture 4). 

Treniliou, rn. Ir. 1)raaisto, draaier 
turning -lid; dreliktilippel. 

Trésillonner, v. a. fr. wie pile 
de both, TI[nnertmout opstapelen net tasscbengëlegeri 
Latjes ; to pile op boards with 
interposed pegs; bretter mit dazwischeti ge 
Iegten sperrbiiilzer aufst.apeln. 

Trésoir ni fr. d'église, v. sacristie. 
Tresquillos, f. p1. fr., v. fett-. 
wolleij.

-

Tressaillée, f. [r., v. craquellée. 
Tressailler, Tressaillir, v. n. fr, 

V. to craze. 
Trossaillure, 1. fr ,
, v. gerç ure. 
Tressaut, iii. (r, v. ungleichheit 
in der münzprobe, s. rnünzprobe. 
Tresse, 1. fr, v bauorplatting. 

T. de ohanvre, v hatafliederung. 
T. de garniture, V.gareette ---î). 
Tresse, t hd., v borte. 
Tressel, Trestle, eng. , V chevalet 
1). V IiogestuhL mom V. formbank. 
T. before the stuff-vat, 

V. biittenstuhl. cum T. of the windlass, 
V. haspelgerüst. T. and 
stake-head, V. chevalet do cornmettage. 
Tresser, v. a fr, V flechten. 

Tressirbank f. Tressirstock, a. 
hd. Vlechtbank van den pruikernaker ; wigblock; 
tiessOU. 

Tressiren, v. a. lid. Raarvlechteri ; to 
plait hair; tresser. 
Trestle-bridge, eng. Brug op schra


gen; boekbrbcke; pont de chevaiets. 
Trestles, eng., v. échelie double. 
Trestle-tree, Tres sd-tree, eng, 

V. langsahling. 
Tréteau, M. fr., V. chevalet t) 
V. liegostuhi. tom v. formbank. 
V. bock 2 & 3). T. des défets, 
V. frame for the cases of imperfections. 
T. d'une forge de 

campagne, T. du soufflet, v. balgengerüst. 
Treten, v. a. ltd. . v. to knead. 

V. saboter ij.V. marcher l'argile. 
Treter, in. hd. , V. fouleur. v 
kneader by the feet. Trapper van 
de orgelblaa S ha gen ; bellows blower; soufileur. 

Trethaspel, in. hd. 1jnhaspe1 met 
treerad; wheel-capstan; inoulinet a roue. 

Tretkrahn, in. lid. , v. grue 
tympane. 

Tretkufo, r. lid. Treekuip van den 
wijnhoawer; treaclifJ-vat; Cave t fouler Ie 
raisin. 

Tretmaschine, 1. hd. Werktuig met 
voetirede ; tread-machine; machine it tympan. 
Tretplatz, m. lid., v. marchoir 1). 

— 

TRIIBBLINSEIDE. 1147 

Tretpresse, f hd., V . tread-press. 
Tretpumpe, r. hd Pomp niet voet


trede ; tread.painp; ' tympari 
Tretrad, n hd., V. marchotr ij. 
Tretsehetnel, (n . hd , v. gang li). 
Tretsh1eifmühle, t. hd . Polijstiio. 

len met voettrede ; treadmill; nioulin it po. 

hr b t%r1ij)1U. 
Tretsehnüro, n. p1. hd., v. laos 1). 
Tretstatte, t. hd., v marehoir I). 
Tretstock, m lid. Ton voor het was


schen der vellen ; vat for cleaning tire skins; 

tonrïau pour nettoyer les peaux. 
Trettrog, m. hd , v. fouloire. 
Treuge, ( hd , . drying-place ). 
Treuil, m f., v. haspel 4). V. 

cabestan 1). - T. dufférentiel, 
differeutiaal windas ; differential capstan; 
differentiaalliaspel. mm T. d'une grue, 
rol van een kraan, waar de lett in g op loopt; 
drum of a crane; trommel eines kratins. 

T. a leviers, v. kreuzhaspel. mm T. 
a mantvelie, wirrdas net een kruk 
common windlass; liuruhaspel T. de 
mine, '. sehachthaspel. T. de 
puits, V borghaspel. T. a tambour, 
trcdfl()len ; tread-mill, tretrnLihle, 
tretrad mmuz T. vertical, V. crab-capstan. 
T. de vaisseau, v. cabestan 
horizontal. 
Trévjre, t, fr . . v parbuckle. 
Trézalé, adj. fr. Trezalirt, hi., v. 

gerceux. 
Trézaler, V n. fr.. v. to craze. 
Triage, (ti. f1 , V. délissage. - v. 

auslosen I & ). . docirnacy. 

V. épluchage. om v- sci-leidage. 
T. a la main, v. sorting o. 
Triaille, t. fr. . V. cards of the 
meanest quality. 
Trial, eng , v. essai. - v. erproben. 
.- V. cock 3i. V. pet-cock. 

T. by carrying loads, v. épreu 
ve roulanto. T. by fire, v. 
feuerprQbe. T. by weights, v. 
épreuve en combrante. 
Trial-mortar, eng., v. mortier 

éprouvette. 
Trial-piece, eng , v montre 4). 
Trial-rod, eng., v. éprouvette i. 
Triangel, in. hd., v. dreieck. 
Triangle, eng. , v. droieck. 
Triangle, m. fr., v. équerre a. I). 

-V. dreieck. v. lunette 
. 

V. level b. ).
Triangle-gin, sng., v. chèvre ij. 
V. hebernaschine 1). V. hebkrahn. 
- Temporary t., v chèvre 
postiche. 
Triangulaire, adj. fr Tritngular, 
eng.. v. dreieckig. 
Triangular-arch, eng. , v. are en 
mitre, S mitre. 
Triangulation, eng., v. canevas 
trigonométrique. 
Tribblinseide, t. hd. Zijde om te 


1148 TRIBLET 

mazen van tweede kwaliteit ; second quality 
of netting silk; soie à filet de seconde 
qualité. 

Triblet, eng , V. dorp 3). 

Triboinètre, in fr Tribometper, 
enq., V. frictions mess or. 
Tribord, in fr., v. starboard. 
Triboulet, in. fr., v. dorp 3). 
Tribunal in. fr. do l'église, al


taarnis; apse; apsis. — T. des mines, 
gerecht voor liet mijn wezen ; stannary-court; 
berggericht. 

Tribune, f. fr. & eng. Tribune, f. 
hd. Streekgestoelte.' v. empore. — T. 
d'orgues, urgelgalero ; organ•loft; orgel bubne. 
- T. sacrée, predikstoel ; pulpit; 
ka vi 

Trio (Faire un), in fr. Het teeleen 
geven om te schaften ; to make a sign for 
leaving the room; ein zeichen inactien uni 
zu(n trinken zu gellen. 

Trichroïsme, in. fr Trichroism, 
eng , v. dreifarbigkeit. 

Trechter, m hd., V. entonnoir t 
& 3) . — v. hopper. v. cone d' un 
nmoulin a b1+á. • Glocke des t-s, 

V. bell of a funnel. 
Trichterbaum, in. hd , V. rumpf 
bau m. 
Trichterfbrmig, adj hd., v. funnel 
-shaped. 
Trichterhals, m. hd., v. étranguillon. 
Trichtermund, in hd., v mundung 
eines trichters. 
Trichterring, m. Trichterrbhrchen, 
n hd.. , v capucine 2). 
Trichterrbhre-, t. hd , v. funnelpipe 
t). 
Trichterscharrwerk, n. hd. Trechtervorinige 
orgelpijp voet tongwerk ; pipetongue; 
jeu d'anctie en forme d'entonnoir. 

Trickle (to) ener trough, v durchsickern. 
— To T. away, v. emboire 
3) . . 

Tricoises, t. pi. fr., v. beisszange. 

Tricolore, adj. %r , v. dreifarbig. 

Tricot, in. fr. & hd., V. stockingnet. 
Trident, i n. /r., v. dreistachel. 
Tridenté, adj. fr., v. dreizackig. 
Trieb, in. hd , v. drift i) . 
Triebe, in. pl hd., v. whirl. 
Triebel, m. lid., v. chassoir. v. 

drehstock. — Y. cognoir. 

Treiber, in hd., v. chasse-navette. 

Triebfeder, t. hd., V. ressort moteur. 


Triebfeile, f. hd., v. lime a pignon. 

Triebgrundfeile, IF hd.. v. hollowedge 
pinion-file, s. file. 

Triebhammer, in lad. Hamner voor 
het smeden der heugeltanden ; indentinghammer: 
inarteau a endenter Its cries. 

Triebkraft, f. hd., v. force d'impulsion. 


TRRIGONOMETRIE. 

Triebrnass, iv. hd., V. calibre à 

pignons. 
Triebrad, n. hd., v. driver-wheel 

1). .—v. pignon a. ij. ~ v d reh


ling 1). 
Triebsand, (n. hd., v. fiugsand. 
Triebstab, in hd., v. babillard. 
Triebstahl, u,. hd , v. acier àa 

pignons. 
Triebstange, t. hd , v. bielle de 

la lnanivelle. — V. bar i). 
Triebstecken, in. hd., v. alle 3). 
Triebstock,m. hd., v. fuseau d'une 

lan terne. 
Triebwelle, i.hd., v. driving-axle. 
Triebwerk, n. hd. v. kunstge


triebe. ~ V. commando I). v. 
naill-stone-shaft. ~ T des excentr, 
iks, v. eccentric; rod-gear. — T. 
tuit cylindriseher verzahnung, 

V. engrenage cylindrique. Konisches 
t., v. engrenage conique. 
Trlebwerksniacher, in. lid., v. engine- 
b uilder. 
['nor, v a fr., v. délisser. ~ v. 
éplucher t). — T. les patés, v. to 
pick up the pies. — T. les minerain, 
v. klauben. 

TrAetza, r. hd., V. fiascho 5). 
Trietzkopf, tn. hd., v. déclic 3). 
Triour, to. fr., v. ausschieuser. 
Trifle, eng., v. ea velo te 3) . 
Trifoire, w. rr. Trifolium, u hd. 

& eng. Opening of ruimte tusscuen Oet gewelt 
en tiet dak van een gotiiisctie kerk. 
Trift, f. hd , v. champagne. — v. 

engin 4) . 
Treftig, adj. hd. Driftig (van schepen); 
dra(lcg; t urté par ie courant. 
°2rifciger Anker, in., hd., v. l'an


ere labours. 
Trifurque, adj. fr., V. dreizackig. 
Trig (to) eng. a wheel, v. en


raver. 
Trigaminé, adj. fr., v. fenétre 
trigesninee. 
Trigger, eng , v. enray ure v) . ••• 

V. detect t). — V. absug I). o• v. 
abdruck 2). r•• To putt the t., attrekken 
(een geweer); abdrucken; littler Ia 
détente. 
Trigger-guard, eng., v. bugel am 
ge wehre. 
Trigger-plate, eng., v. abzugsblech. 
Trigger-plate-hole, eng., V. en. 
castrement de l'e. uussou. 
Trigger-slit, eng., V. lente pour 
le passage de la détente. 
Triglyphe, in. fr. Triglyph, eng., 

V. dreischlitz. 
Trigone, in. Ir. Trigon, eng., v. 
dreieck. 
Trigonométrie, r. fr Trigonometry, 
eng. Trigonometric, t. hd. 
Drieljoeksinetiiig. 


TRILATERAL 

Trilatéral, adj. fr. Trilateral, eng., 

V. dreiseitig 
Trilling, Em hd., v. stool 1). V. 
drehling ij. 
Trilobe, rn fr., V. trèfie. 
Trim, eng., V. assiette & 8). 
Trim (to), eng.. V. finir 1). v. 

ausfärben , v. planer 3). -V. 
mettre les bois en leur raison. 

-To T. in, v. enelaver 1). - To 
T. a joist, v. raccoureir. To 
T. a sail, v. orienter une voile. 
To T. a stuff, v. enverser. To 
T. with tassels, v. bequaster. 
Trimmer, eng , V. appareilleur. 
V. seidenbereiter. v. floreur. 
V. rumpfbaum. - v. ausputzer. 
V. beam 3). T-s, v. bandholz 2) 
Trimming, eng , V. ausarbeiten. 
-V. ausfarben. 
Trimming-joist, eng. , v. bracer. 
Trimming-maker, eng., v. nestel 
macher. 
Tringle, eng., v. liais 2). 
Tringle, t. fr. , v kranzleiste an 

einer dorisehen saule. -Rk met 
pennen ; 'rack 'with pegs; nagelbolz. v. 
fenstereisen. - v. coin 2). - v. 
lamb. moe T-s ô aplanir, dikteijzers 
van den giettafel voor spiegeiglas ; planingrods; 
gflhtt)eisteri. T. de boisage, v. 
batten I ). - T. de cloison, tingel, 
terigel ; ribbands of the • bulkheads; leiste zur 

bekleidung der scbotlenfugen. T. de 
connection d'un ehangement de 
voie, trektang van en visseispoor; switch. 
rod; verbuIdungs5tange der veictie. T. 
de courtine, v. curtain-rod. 
T-s dos fils, v. stoinsehafte. 

T. a fourrer, v. fourrure 1). T. 
gouttiëro, druiplijst van de doriche order; 
ledge. dropledge; tropfleiste, tragleiste. 
—T-s des mailles,v.ground.leaves. 
, T-s du paralléI gramine, kop. 
pelsetiahuen van het VVatt'sche paralleogram 
; connecting links; hngescIiienen. 

T. a ourdir, v. flechtstab. T. 
a rayer, v. rifling-rod. om T. a 
tamponner les tubes, stang voor het 
inbrengen dot proppen in de buizen van een 
stoou,keteE ; tube-plug-rain; roh rstopftange. 

-T. de toiture, roef van een metalen 
dak ; roll joint, roll; falzrolle. 
Tringler, v a. fr. , V aligner. 
Tringlette, t fr., v. bloiknecht. 

V. shoot-glass, 
Trinquetto, 1. fr., v. foekstagsegol. 
Trip, eng , V. colcothar. 
Trip (to) eng. an anchor, v. lever 

1' ancre. 
Tripartite, adj. fr. & eng., v. dreitheilig. 


Tripe de velours, f. fr. Nainaak 
van tiuweel ; imitation of velvet; samrntartiger 
zeug. 

TROCHILE. 1149 

Triple, adj. fr., v. dreifach. T. 
fl1, v. dreiling. 
Triple-canon, m. fr., v. gross


double-canon. 
Triplet, eng., V. kleezug. 
Triplicité, Ignée, t. fr., v. feuer


dreieck. 

Triplito, in. fr. & eng. Triplit, m. 
lid. Triplit, een zeldzaam ijzererts uit phos 
phorzuur, mangaan en. ijzer bestaande. 

Tripod—stand, eng. Drievoet ; static; 
trépied. 
Tripoli, m. fr. & eng. Tripel, m. 
lid. Tripel. 

Tripolir, v. a. fr. Met tripel poljsten 
; to polish with tripoli; mit tripel ahreiben. 


Trippsammt, M. hd., v. mo


quette I) (fro cru. 
Trippschwefel, m. hd , v, sou-
Triqueballe, f. fr., v. devil-car


riage 1). 
Triquet, in. fi-., v chovalet t). 
Trisection, f. fr. & eng , V. drei


theiligkeit. 
Trisel, in. fr., v. dreisalz. 
Trismégiste, m. fr. Trismegist, 

eng., V. gros-canon, s. canon c. 
Trisson, f p1. hd., V. bras b. 2 & 3). 
Trissen, V. a hd , v. to brace. 
Triste in. fr. d'un cordage, Honde


end ; ropeinaker's end; hundeende. 
Triterne, f. lid. Vel van 12 pagIna's; 
three sheets stuk; cahier de trois feuilles. 
Triticine, 1. fr. Triticin, t. hd., v. 
gluten. 
Tritt, in. hd , V. büttenstuhl. 

V. gang 8). mm V. foot-board t & 3). 
V antrit I). mm T. der bildteppichwirker 
, v. basso marche. 
mm Harte t., v. pas dur. 
Weichet., v. pas doux. mm Mit vier 
t-en arbeiten, V. croiser '. 
Musterwoberei durch t-e, v. Otoff'es 
faconnèes a la marche. 

r2rjttbrott, n. hd., v. gang 8). 

T. in bewogung setsen, v. marcher 
I) 
Trittehen, ii. hd , v. marchettes. 
Trittfolge, 1. lid., v. marchure. 
Tritthammer, in. hd. , v. oliver. 
Trittharfe, r. hd. Harp met pedalen 

pedal-harp; tiarpe a pédales. 
Trittlade, r. hd , v schemellade. 
Trittsgabol, f hd. Drietandige vork 

van den kousenwe'er ; three dented fork; 
fonrehe a trois dents. 
Triturablo, adj. fr. & eng. Fijn wrjfbaar, 
zerreibbar. 
Trituration, f. fr & eng. Fijnwrj 
; zerreibung. -ven

Triturer, V. a fr. To Triturate, 
eng. Fijnwrijven ; zerreihem. V. pulvériser 
1 ). V. égruger 3). 

Trochile, in. fr , v. einziehung 3). 
__ v. grain d'orge b. 


 

1150 TROCHILUS•--- TRON CHET. 

 

Trochilus, eng., V. eyniaise.Trogapparat, in. hd., v. batterie 
Trochonleter, eng , V. gesehwin-à la 'Wollaston. 

 

digkeitsmesser. Trogbaum, n.h,d., v. bachat long.

 

Troekenboden, rn. hd., v. drying-Trogscharre, f. M. Schrapmes of 

 

place t). •r v. drying-house.ijzer van den bakker ; scraper; racloir, ra

 


Trockenbrett, n. hd. Droogplank intissoit•e. 

 

de suikerraffinader ij ; d?•ying-board; glacis.Trogsteeher, m. hd. IJzer voor bet 

 

Troekeueylinder, f. lid., v. cy-kleisteken om de suiker te dekken ; stirrer; 

 

lindre sécheur.instrument t reinuer Ia terre destinde 2t 
Trockone adj. lid. doeke, v, bassin couvrir les pains de Sucre.

 

do construction. — T. farbon,Trogue, f. fr. Ketting voor gemengde 

 

droge verven, pastelerven ; dry-colors; cou-stof ; warp for mixed cloth; kette fur geleurs 
en pastel. •m T. vergoldung, v. miscbten zeug.

 

dorure au feu. Trois, m. fr., V. diamant I).

 

Troekenfarbe, f. hd., v. dryer.Trois-cinq, Trois-huit, in. fr., v. 
Troekenf áulniss, f. hd., v. f ául-esprit trois-einq & trois-huit.

 

niss 4)Troisième étirage du tin, in. fr., 
Trockenfeuer, n. hd., v. feu de V. second and third drawing.

 

tole. Trois--O, Trois-ronds, in (r. Fran

 


Troekenfirniss, in. hd. Sterk e-selie papiersoort 444 millira. breed en 319 


kookte olie; si.ccative varnish; vernis siccatif.inillitn. hoog ; size almost like derny; franzd-
Troekengeatälde, n. hd. Teekening sische papiersorte, zwisenen propatria and 
in pastel ; crayon-painting; pastel.medio in.

 


Trockenges tell, n hd., v. éten-Trois-quarts, in. fr. Driekante grof

 


dage 1) . vijl ; triangular rubber; dreikantige grobfeile.

 

Trockenhaus, n. hd., v. drying-Trornblon, in. [r., v. blunderbuss.

 

house.Trommel, in. fr. Draaiende harp ; se-
Troekenherd, rn. lid., v. core-parating-trommel; separdtionstrommel.

 

stove.Trommel, f hd., v. tambour. •• 
Trockenkammer, f. hd., v. darr-V. drum. ••r v. barillet, ~ v. tam

 


karnmer.bourin 2). ••• v. barrel i). ~ v. dé-
Troekenloch, n. hd , v. trou de chargeur.

 

mine.Trommelfeder, f. hd., v ressort 
Trockenmalerei, f. hhd., v. pein-moteur. 

 

ture a pastel.Trommelleine, f. hd., v. braces 
Trockenmauer, m. hd., v murtia. of a drum. 

 

Trockenmittel, n. hd , v. dryer.Trommelschlagel, in. hd. Trom

 


Trockenmoder, u1. hd., v. fául-inelstok ; stick; baguette. 

 

niss 4).Trornrneischleuse, f. hd.,v éeluse 
Trockennadel, f. hd , Naaipen ; pin; a tambour. 

 

epingle.Trommelstock, rn. hd., v. báton 
Troekenofen, mem. 11(/., v. étuve 1). do pavilion.

 

Trockenplatz, in. hd., v. drying-Trommelstuhl, m. hd., v. draw

 


place 1). loom t).

 

Trockenpoehen, n. lid. Het droogTromp, f. hd., V. embouchure 3).

 

stampen (ier ertsen; dry-potonding; bocar-Trompe, f fr , v. blaseröhre 1). 
dage a sec.— V. porte-voix. — V. canal de

 

Trockenpochwerk, n. hd. Droog coulage. Blaaswerktuig rwwet watertroin


stampwerk ; dry-pounding-rnill; bocard a sec.inels; trurnpe-blowing-apparatus; wassertroinT.
rockeuschleifen, n. hLt , V. dry mel cebliise. 

 

grinding.Trornpetenstich, in. hd., v. noeud 
Trockenseile, n. TrockenschnU-de jambe de chien.

 

re, in pi hd. v étendage I).Trolnpetenzug, in. lid. Troinpetre

 


Trockenstangeu, f pl. /d., v. dry-gister van een orgel ; trumpet-stop; jeu de 
in -line props. • v. drying-poles. trompette.

 

Trockens tube, f. hd., v. darr-T rotnpetergang, in/id., v. ménian. 

 

karniner. m• v étuve 1).Trornptau, n. hd., v. lasher. 

 

'I'rock©ntuch, n. hd., v. feutriere.Trona, in. fr., v. hydro-carbonate 
Trocknen, n. hd., v. drying. -• de Boude. 

 

T. an der tuft, v. first drying, s.Tr•onc in. (r. d'arbre, v. baum


drying. o stamm. om T. a boue, v. mu.d-chest.

 

Trocknen, v. a. hd ,,v. darren. ^•T. de colonne, v. fut d' un.e 

 

v. to dry 1). colonne. ~ T. de cone, v. eóne 
Trog, in hit , v. auge. -o• v. back-tronquée. 


trog. V. auget 2). ^ v. fraisureTronche, f fr., v. butt-end t). 

 

3). ~ V. créniat. Tronche, in. fr., v. ambossklotz. 


IRON CON -- TRTJMEAU. 1 151 


Troncon, m. fr., v. eisenbahnstrecke. 
— V. hanse. 
Troop-farrier, eng., v. fahnen


schmied. 

Tröpfel, n. hd., v. nalop. 

Tropfen, m. pl. M. Druppels; drop, 

gotta; gouttes, lartt,es. — T. vor dem 
hoehofen, v. eraehe. 

Tropffeuer, n. hd., V. feuerregen. 

Tropfhahn, m. hd. Kraan van den 
pekelbak op zoutwerken ; reservoir-cock; 
robinet de réservoir. 
Tropfstein, m. lid , V. concrétion 
stalactique. 

Tropftrog, m. hd Verzamelbal: van 
bet gradeerwater; reservoir of graduation; 
réservoir de graduation. 

Tropfzapfen, m. hd , V. clé de 
robinet. 
Tropics, eng. Tropiques, in. pl. fr. 
Keerkringen ; wendekreise. 
Trop—plein, .m. fr. Verklikker ; outlet; 
iiberfall. 

Troque, f. fr., v. trogue. 

Troquer, V. a. fr., v. aushacken. 

Tross, m. hd., v. hawser ij. 

Trottoir, m. fr., v. banquette i). 
... v. quai des voyageurs. 

Trou, m. fr., v. char. ••• v. auge 
1 & ij. — T. d' aisance, v. lunette 
de privé. ~ T. de l'ancre, v oeillet 
de 1'ancre. — T. de l'arbre 
de la noix, v. nusswellenloch. 

T. de la barre, opening in de ijzeren 
dwarsstaaf van den drukvorm ; hole in the 
long cross; loch im mittelstege. ••• T. de 
boulin, V. columbaria. ••• T. do 
la canne, v. boccarellas. — T. du 
chat, v. soldatengatt. — T. do 
clef, v. schlossgatt. ~ T. do coulee, 
v. canal de coulage. — T. do 
crampon, kramopening ; cramp-hole; 
klammerioch. ~ T. de la détente, v. 
pin-hole. ~ T. de la filière à 
tirer, v. drawing-holes. ® T-s de 
goupilles, v. ouvertures pour les 
goupilles. — T. d'homme, v. manhole. 
~ T. de laiterol, v. chio 4), 
~ T. do loup, v. military-pit. — 
T. de mine, boorgat voor het springen 
van rotsen ; blast-hole; sprengbobrioch. 
T. á nettoyage, v. mud-hole. 
T. des pointures, v. point-holes. 
T. de sel, v. mud-hole. — T. 
de serrure, v. entrée 2) . — T. de 
sonde, gat door de grondboor gemaakt, 
booropening; bore-hole; das tiefe bobrlocb. 
T-s du tuyau aspirateur d'une 
pompe d'avaleur, v. narines. 
Trouer, v. a. fr., v. auslochern. 

— Se t., Scheuren, bersten van de glas 
to crack; reissen.-potten ; 
Trough, eng., v. auge 1, 5, 8, 12, 
13, 14). — v caisse de cémentation. 
— v. bucket 1) ~ v. baquet 
1). ~ V. báehe 3). — V. bachat. — 

V. saueisson 5). ••e• Cementing t., 
V. cementing. ••• T. for dyeing, 
V. bac 2). t— Earthen t., v. ki bel 
4). r-T. for marbling. v. marmorirkasten.
rT. for paper-making, 
V. baquet t). — Stamping t., v. 
beating-trough. — Second t., v. 
chanée étrièro. — Wetting t., v. 
baquet 2) & bassine 2). 
Trough-beam, eng . v. bachat 
long. 
Trough-road, enq , v. auge de 
mouulin. 
Trousquin, m. fr., v. beam-compasses. 
Troussage, m. fr. Luchtgang in een 
mijn van de luchtminput naar het werk ; 

air-way from the longwall-workings to the 
shaft; evetterabzugsstrecke vom streb noch 
dem schachte. 

Trousse, f. fr , v. pack i). ® v. 
jeu d'outils. v. obertrieb. s 

T. eoupante, beslag, schoen van een 
gezonken mijn put ; shoe of a sinking-shaftwalling; 
senkschuh einer senkmauerung. — 
T. à picoter, v. rouet à picoter. 
Trousseau, m. fr., v. formspindel. 
— T. de passe-partouts, v. sperrzeug. 


Troussequin, m fr. Steeg, plaat van 
een zadel ; hind-peak; hinter pausche. 
Troussequiner v. a. fr. le bois, 

V. deichseln. 
Trouveur m. fr. d'un télescope, 
V. chercheur. 
Trowel, eng., v. mauerkelle. 
Trowelling, eng., v. trullisation. 
Troy-weight, eng., v. markgewicht. 
— v. poids d'or, s. or. 
Truand, m. fr., V. foot-stool 2). 
Trub, adj. hd., v. muddy. 
Truck, m. fr. & eng. Platte wagen op 

spoorwegen ; blockwagen: offener guterwagen. 
Truck, eng., v bahnzug. r v. 
camion 2). — v. blockkarren. — 

v. acorn. — v. schleppwagen. 
Truck—carriage, eng. Basterd affuit; 
blockraderlaffete; affut t roulettes. 
Truck-cart , eng., v. founder's 
truck. 
Truck-train, eng., v. schleppzug. 
True eng. out of, getrokken (van hout); 

verzogen; gauchi. — To get out of t., 

V. gauchir fl. 
Truelle, f. fr., v. mauerkelle. — 
T. d'essai, v. probekelle. 
Trug, eng Kleiton ; lehmkubel; oiseau. 
Truhe, f hd., v. bac 3). 
Truite, adj. fr., v. fleckig. 
Trullisation, f. fr. Spetie voor het 
berapen van een muur ; mortar to roughcast, 
trowelling; mortel zum berappen. 
Trum, Trumpf, m. hd., v. enchevéture 
pij. 
Trumeau, m. fr., v. fenstergewande. 



1152 TRUiIM 

Trumm, n., hd , v. garnenden. 
Mijnader die door bet gesteente Joopt ; vein 
extending trough the rock; veine qui s'étend 
en lorigeur dans In roche. 

Trurnmbalken, in. M. , v. enehevôtré. 
Trümmehen, n. M. Dunne, smalle 
mijoaler ; small vein; vëuule. 
Trümmererz, n., hd., v. cuivre 
pyriteux. 
Trümmerholz , n hd., V. bois déchiré. 
Trümmerstück, n. hd Schilderij 
voorstellende een bouwval ; ruin; mine. 
TrümmQrz, n. hd. Erts aaa Ideine 

stukken ; ore in bits; minerals (le déhris. 
Trumpet, eng., V. entonnoir 3). 
Trumpeter's round, eng , v. mé


niane. 
Trumpf, in. hd, V. trum. 
Trumpfen, v. a. lid. Het worteleind 

afzageLi ; to cut off the end; trooquer. 
Einen balken t., een balk irikorten 
to shorten a beam; raccourcim une poutme. 

Trundle, eng. , v. drehzapfen. -

V. drehling 2). 
Trundle-work,eng,v. getriebe 5). 
Trunk, eng., v. füt 6). - V. archipompe. 
- v. baumstamm. -

V. stamm. 
Trunk-beam, eng. , v. stamm 
-balken. 
Trunk-buddle, eng., v. CUVO 
rincer. 
Trunk-engine, eng. , v. machine 
vapeur a fourreau. 
Trunking, eng., v. débourbage. 
Trunk -lock, eng., v. falisehioss. 
Trunk-screw, eng., v. koker


schraube. 
Trunnion-brace, eng. , v. embrasseur. 
Trunnion-bracket, eng , v. braeket 
10). 
Trunnion—cleat, eng. Tapklamp aan 
sommige oude mortieren ; scliildzap/'enftngel; 

renfort de tourillon. 
Trunnion-hole, eng., v. encastre 

de l'affût. - v. crapaudine-moutd'un marteau de forge. - Firing 
t., V. eneastrements de tir. -
Travelling t., V. encastrements 
do route. 

Trunnion-machine, eng., v. machine 
á tourner les tourillons. 
Trunnion-nail, eng. Tappen pen , tapbout; 
sc/iildzap/ennagel; abu de tourillon. 
Trunnion-plate, eng. , v. SOUSbande. 


Trunnions, eng., v. tourillons de 
la bogue d'un gros marteau do 
forge. — Tappen van een kanon ; zap(en; 
touril Ions. 

Trunnion-shoulder, eng. , v. embase 
du tourillon. 
Trusquin, in. /r., v. beam-corn-

TUBE. 

passes I). - T. d'assornblage, v. 

équilboquet. - T. a lame, v cut


ting-gauge. 

Truss, Truss-frame, eng. , v forme 
en arbaléte & ferme 1). 
Truss, eng. , v. ancone. mm v. 

tard de racage. 
Truss (to), eng., v. armer 3). 
Trusse, 1. fr. , v. source. 
Trussed-beam, eng , v. poutre 

armée. 
Trussed-girder, eng., v. poitrail 
armé. 
Trussed-girder-bridge, eng. , v. 

pont L poutres armées. 

Trussed-partition, eng. , V. 010i


son avec déchargo. 
Trussel, eng,, v. ehevalet I). 
Truss-frame-bridge,eng. Hangende 

brug ; liangbrïecke; pont it armatures. 
Truss-girder, eng. , v. poutre 

armée. 
Truss-parrel, eng., v. drosse fr. 1). 
Truss-partition, eng , v. eloison 

avec décharge. 
Truss-tackle, eng. , v. palan de 
drosse. Double t., v. palan 1). 

Try (to), eng., v. prendre la goutte 
V. ablautern. - Aflooden, V. 
lothen. — Onder de rei schaven ; wagen; 
niveler. -To T. the rock, v. fühlen. 

Trying, eng, v. lying-to. - T. 
the dye, V. débouilli. 
Trying-plane, eng. , v. demi-var 

-lope. 
Try-sail, eng. , v. schnausegel. 
Tschockel, m. hd. Mijn werhersmes; 

miner's knife; couteau de mineur. 
T—sill, eng. T-vormige ligger; T-scliwelle; 

semelle CII T. 
T-square, eng., v. anschiaglineal. 
Tub, eng., v. baquet 1). - v. 

créniat. - V. abseiheküpe. T. 
for the ore, v. bâcho 3) 
Tubage, rn. fr. Tubbing, eng., v. 
cuvelage. 
Tube, [U. fr. & eng , v. pipe l ). 

T. d'alimentation, V. feed-pipe. 
-T. d'arrivé au gas, inlaatbuis van 
een gashouder ; inlet-pipe; zuleitungsro lir. 
— T. a air, luchtbuis; air-holder; tuftbehiîlter. 
- T. atmosphérique, v. 
luftröhre. - T. astronomique, v. 
spahglass. - T. capillaire, v. ca 
pillaire ij. - T. òn cuivre rouge. 
V. cuivre vide - T. de commu 
nication, verbindingsbuis; connecting tube; 
verbindungsröhre. — T. a fusées, T. 
directeur, v. rocket-tube. - T. 
de fumée, v. boiler-tube. - T. 
indicateur, waterpeilgias ; water-gauge; 
wasserstandszeiger. — T. percutant, 
T. a percussion, V. étoupifle a. 
percussion. - T.percutant coudé, 
,V. étoupîlle a. béquille. - T. de 
Pitot, v. pjtot's tube. - T. de 

TUBE-PRAMTING—MACHINE 

sortie du gas, v. outlet-pipe of a 
gazometer. ~ T. de sl reté, v. 
entwickelungsrc hre. d•• T. de 
Torricelli, V. barometerri hre. 

T. surchauffeur, pijp voor het overhitten 
van stoom ; overheating-pipe; uberbitzungsrobr. 
Tube-drawing-machine, eng., v. 
bane à tirer. 
Tube-engine, Tube-frame, Tube-
speeder, eng., v. bane a tubes. 

Tuber, v. a. fr. To Tube, eng. 
Een gemaakt gat voor een artetische put 
van een buis voorzien ; emn gebohrtes brunnenloch 
mit rohr bekleiden. 

Tube-wheel, eng. , v. wagen 
-rechtliegendes muhlrad,

s. muhlrad. 
Tobin, m hd. Gemoireerd, gewaterd 
taf ; watered taffeta; taffetas moiré. 
Tubular-boiler eng. Tubulardampfkessel, 
in. hd., v. chaudière 
a flamme directe, s. chaudière b. 

Tubularplatte f. hd. des feuerkastens, 
V. paroi antérieure de la 
botte à feu. 

Tubulé, ée, adj. fr. Tubulated, 
eng. Tubulirt, hd. Getubuleerd. 
Tubulure, f. fr. & eng. Tubulus, 

m. hd. Tubus 
Tubulure. f. fr., v. coude à vapeur. 
Tuch, n. hd., V. drap i. — v. dra 
1) -perie 
Tucharbeit, f. hd., v. drap erie t). 
Tuchart (nach) m. hd zurich


ten, v. draper ij. 
Tuchartig, adj. hd , v. drapé. 
Tuchbaum, in. hd., v. ensouple 

de devant. 
Tuchbereiter,m.hd.,v. clothier t). 
Tuchbereitung, f. hd.. v. dressing 

of cloth. 
Tuchende, n. hd., v. fag-end. 
Tucher n. pl. hd. an einer wind


mu.hle, v. fugeltuch. 
Tuchfabrik, f. hd., v. draperie 2). 
Tuchfárber,m. hd., v. cloth-dyer. 
Tuchgewebe, n. hd. Ruige wollen 

stof; piled-fabric; tissu t poils. 
Tuchhandel,m. hd., v. draperie 2). 
Tuchhàndler,m. hd ,v. clothier 1). 
Tuchkamm, m. hd., v. carding


engine. 
Tuchkarde, r. hd., v. chardon l). 
Tuehlappen, m. hd. Vilten van den 

papiermaker ; blanket; tange. 
Tuehmacher,m. hd., v. clothier 1). 
Tuchmacherei, r. hd., v. drape


rie t). 
Tuchmanufactur, t. hd., v. cloth


manufacture. 
Tuehnadel, I. hd., v. drapière. 
Tuchpresse, t. hd., v. cloth-press. 
Tuehpressspàné, n. pi. hd., v. 

carton 3). 

TUILAGE. 1153 

Tuchrahmen, m. hd., v. came à 
sechage. 
Tuchrauher, m. hd Lakenrouwer; 
napper; apleigneur, laineur. 
Tuchsammet, m. hd., v. drapvelours. 
Tuchscheere, f. hd., v. cloth


shears. 

Tuchscheerer, m. hd , v. clothshearer. 
Tuchseheererbi rate, f. hd., v. 
brosse a l'apprét. 
Tuchscheermaschine, f. hd., v. 
machine à tondre le drap. 

Tuchschragen, in hd, v. faudet 
2). 
Tuchschrote, f. hd., v. abschrote 
2). 

Tuchspinnrad, n. hd., v. rouet t). 

Tuchstempel, m. hd., v. bouille. 

Tuchwalker, M. hd., v. foulonnier. 
Tuchwascher, m. hd., v. clothcleanser. 
Tuchweber, m hd., V. clothweaver. 


Tuchweberei, c. hd., v. drape


. .

rie t). 
Tuchwerkstàtt, f. hd., v. teasl


ing shop. 
Tuchwolle,f.hd., v. carding-wool. 
Tuck, eng., v. einsehlag 4). 
Tuck (to), eng., v. einschlagen t). 
Tuck-pointing, Tuck-joint


pointing. Het snijden der voegen van 
metselwerk ; das ausstreichen, abreiben and 
harten der fugen; jointoiement avec joints 
tires au crochet. 

Tudor—style, eng. Tudorstipl ; eng 

spotere zeil; style-lisch-gothische baustyl 
gothique en Angleterre au temps de la reine 
Elisabeth. 

Tue-iron, eng., v. balgrohr. — 

V. dose 1) . 
Tue—vent, m. fr. Windscherm, tocht


schut ; wind-screen; windsch.irm, windschauer. 
Tuf, m. fr. & eng., v. duekstein. 

— T. marneux, v. mergeltuf. 
Tuf, m. fr. Groflaken voor het bekleeden 
van den scheertafel ; coarse cloth for 
shearing-tables; schertischtuch. 

Tuf, m. hd. & eng., v. tofstein. 

Tuf, m. hd., v. droguet. 

Tufa, eng., v. travertin. 

Tufau, T.f uffeau, m. (r. Zandachtig 
krijt ; sandy chalk; sandige kreide. 

Tuft, eng., v. pompon, ~ v. fre


luche i) — v. hoeken t). 
Tuft (to), eng., v. houpper. 
Tufted button,eng., v. freluche 2). 

Tug, eng., v. boueleteau. ~ v. 
baguette t). 
Tug-boat, eng., v. bugsirdampfboot. 
Tuilage,m, fr.,v.sleeking-board t). 
97 


1154 TUILE 

Tuile, f. fr., v. dachstein. — v. 
planched casting. — v. sleekingboard 
i). — V. matrice 5). ~Plank 
waarover de trektang loopt ; smooth-board 
for the wire-plyers; brett worauf die drahtzange 
lauft. — T. arêtière, T. de 
eroupe, V. enfatteau. ~ T. cornière, 
v. eckziegel. ~ T. a drainer, 
v. draining-tile. — T, de 
crête, T. d'endossure, v. cresttiles. 
— T. faitière, v.. enfalteau. 

T. flamande, T. courbe, v. 
hohlziegel. — T. plate, T. à 
crochet, v. fiachziegel. — T. verte, 
ongebrande dakpan ; unburned tile; ungebrannte 
ziegel. 
Tuileaux, m. pl. fr. Puin van dak 
; broken tiles; dachziegelbrocken.-pannen 
Tuiler, v. a. fr., v. smoothingboard 
2). 
Tuilerie, r. fr., v. four a tuiles. 

T. en pleine campagne, v. 
feldofen. 
Tuileur, m. fr , V. couvreur l). 
Tuilier, m. fr. Pannebakker ; file


burner; daehziegelbrenner. 
Tulipe, f. fr., V. bourrelet 6). 
Tulle, m. fr. Till, m. hd., v. bob


bin-net. 
Tullstuhl, m. hd., v. bobbin-netlace-
frame. 
Tumbler, eng. Tuimelaar ; nuss; noix. 

— V. arrêt 1). — V. tambour 15). 
V. écrou à pivot. — Groot drinkglas; 
grosses trinkglass; grand verre. 
Ledikantschroef ; ringschraube am bettstollen; 
tourniquet. 
Tumbler-axle, eng., V. arbre de 
la noix. — T. hole, v. nusswellenloch. 


Tumbler-gudgeons, eng. Armen 
van de richtschroef; zapfen, arme; touriUons. 


Tumbler-pin, Tumbler-screw, 

V. nut-screw. 
Tumbling-home, eng , v. emfallen. 
Tumelers, m. pl. hd., v. courbe 
d'arcasse. 
Titmmel, Tummelstein, m. hd. 
Bodem van een hoogoven ; sole-plate of a 
blast-furnace; aire du haut fourneau à fon


dre Ie fer. 

Tummelbaum, in. hd. Spil van den 
mUnputhaspel; axle-tree of a windlass; essieu 
de bourriquet. — V. crane 1). 

Tummler, m. hd., v. bricoteau. 
Tummler, m. hd., v. lisserons. 
Tumpel, Timpelstein, m. hd., v. 

timpe. — V. basin of reception. 
Tun, eng., V. faas. (baril. 
Tun-buoy, eng., v. bouée en 
Tiinche, f. hd., v. crépi i). 
Tttnchen, V. a. hd., v. erépir 1). 
Tuneher, m. hd. Witter; white-washer; 

barbouilleur. 

TURMINT. 

Tunchergeri st, n. hd. Stukadoors


steiger ; plasterers scaffolding; échafaud de 

barbouilleur. 

Tunchku.bel, m. lid. Kalkpot ; hod; 
auge au lalt de chaux. 
Ti nchpinsel, m. hd. Witkwast; 
white-washer's brush; brosse á blanchir. 

Tungstène, Wolfram, m. fr. 

Tungsten, eng., v. schwerrmetall. 

Tuning-wire, eng., v. stimm


draht. 

Tunke, f. hd. Witkalk ; whiting-size; 

laic de chaux. 

Tunken, V. a. hd. Indompelen in de 
glazuurmassa ; to insteep, to steep; mouiller. 
Tunkform, f. hd. Talkvat ; tallow


tub; abime. 

Tunnel, *• Tunnel van een spoorweg. 

— V. durchfahrt 3) . 
Tunnel eng. of an oven, v. ofenrbhre. 
Tupfballen, f. hd., v. bouchon 2). 

— v. bearer 3). 
Tupfelen, n. hd.. v tapement. 
Tupfeln, v. a. hd., v. greneler 3). 

Tupfpapier,n.hd., v. carta rigata. 

Turbine, f. fr & eng., v. wagenrecht 
liegendes muhlrad, s. muhlrad. 


Turbith mineral, m. fr. Dubbel 

zwavelkwik ; queen's yellow; mineralturpeth. 

Turcie, f. fr. Dam van steen langs 

een rivier ; dam of stones aside a river; 

uferdamm. 

Turcoin, m. fr., v. kameelgarn.

Turf, eng., v. moder. 

Turf-charcoal, eng., v. charbon 

de tourbe. 

Turf-coal-kiln, eng., v. four à 

tourbe. 

Turkey-red, eng., V. adriano


pel-red. 

Turkey-stone, eng., v. tiirkisehe 

ölstein, s. blstein. 

Turkisch-blau, n. hd. Turkeyblue, 
eng Turksch blauw; bleu turquis. 
Turkisch drum,eng.,v.big-drum, 

S. drum. 
Turkischer knopf, m. hd., v. sulde-
pore 'a tête d'alouette. 
Turkisch-papier, n. hd., v. buntpapier. 
Ti rkischroth, n. hd., v. adrianopelroth. 
Turkisch shoe, eng., v. fer de 
cheval à une branche. 

Turkois, eng., v. turquoise. 

Turkois-stone, eng., v. ti rkisehe 
ölstein, s. ölstein. 
Turmalin, m. hd. & eng., v. tour


maline. 

Turmeric, eng , v. curcuma. 

Turmin, m. hd. De zeven tusschenge


legen vakken der letterkas ; the seven intermediate 
boxes; les sept . cassetins intermédiaires. 



TURN 

Turn, eng., V. sehlag eines taues. 

— V. pas dune fusee. •• v. filet 
de vis. — v. tour a ij. •• v. tour, 
f.hd ~ T. of the scale v.schnoppen. 
Turn (to), eng., v. tourner 3). 
—To t. a carriage,

v. to lock 2). — 
To t. on the chuck-lathe, v. aus 
freierhand drechseln, s drechsein. 
~ To t. on a lathe, v. drechsein 
1) . — To t. hollow, To t. 
out, v. ausdrechseln l). ~ To t. 
letters, V. bloquer. ~ To t. on a 
pivot, V. pivoter. — To t. round, 
omkantelen (van een balk); kanten; abattre. 
— To t. up, V. coffiner 1). To 
t. in the wind, uitwaaien van vlaggen, 
wimpels enz.; auswehen, spieler; dejouer. 
Turn-back-strap, eng , v. breeching-
turn-backs. 
Turn-bench, eng , v. drehstuhl. 

V. centre-lathe. — v. drehlade. 
Turn-bridge, eng.,v.drehbru.cke. 
Turnbuckle, eng , V. moraillon i). 
Turn-crane, eng., v. grue a axe 
tournaaste. 

Turner, eng., v. drechsler. ~ T-'s 
lathe, v. drechselbank. ~ T-'s 
tools, v. drechslerwerkzeug. 

Turnery, eng., v. dreherkunst. 
•• V. drechslerarbeit. 
Turning, eng. Het draaien ; drehen; 

tourner. 
Turning-arbor, eng., v. arbor 1). 
Turning-bar,enq., v. hebeeisen 2). 
Turning-board, eng., v. drehge


stell. 
Turning-bolt, eng., v. spaniolett. 
Turning-chisel, eng., v. viseau 

a planer. 
Turning-chuck,eng., v. choque t). 
Turning-engine, eng. , v. engin 

a tourner un moulin. 
Turning-file, eng , v. seheibenformige 
feile s. feile. 
Turning-gouge, eng , v. drech


seleisen. 
Turning-graver,eng.,v. burin i o). 
Turning-lathe, eng , v. drechsel


bank. 

Turning—over, eng Het omdraaien 
van het laken in da walktrog ; wenden; 
tourner. 

Turning-punch, eng. , v. dreh


pfriem. 
Turning-saw, eng., v. bow-saw. 
Turning-square, eng , v. angle


bevil. 
Turning-staff, eng., v. palette 8). 
Turning-tool, eng., v. dreheisen. 
Turning-web, eng., v bow-saw. 
Turnings, eng , v. drehspane. 
Turnips—cutter, eng. Wortelsnijder; 

ríibenschneidemaschine; hachoir it betterave. 
Turnoir, m. fr., v. drehstock. 
Turn-out, eng , V. ausweiehplatz. 

— V. grève 1). 
-- TUYAU. 1155 

Turn-screw, eng., v. klub. 
Turnsol, eng., v. farbenfieehte. 
Turn-stile eng. of a window 

valve, v. montant b. 3) . 
Turn-stile-crane, eng., grue á 
poincon. 

Turn-table, eng., v. drehscheibe 
4). ^ T. keeper, v. drehscheibenwachter. 


Turn -wrest-plough, eng , v. char


rue tourne-oreille. 
Turpentine, eng., v.terébenthine. 
Turpentine-oil, eng , v. huile de 

térébenthine. 
Turpentine-tree, eng., V. térébinthe. 
Turquoise, m. fr. Turquois, eng., 

Turkis, m. hd. Turkoois 
Turrel, eng., V. bodenschraube. 
Turret, eng , v donjon I). 
Turzenelle, f. hd. Soort van tat; 

kind of taffet; sorte de taffetas. 

Tuscain, m. fr. & hd. Tuscan, eng. 
Drukletter waarbij de ophalen dik en de 
neerhalen dun zijn. 

Tuschblau, n. hd. Waterverf touw 

water-color-blue; bleu de lavis. 

Tusche, f. hd., v. enere de Chine. 
.• Waterverf ; water-color; lavis Gegrabene 
t., V. noir de schiste. 

Tusehen, v. a. hd., v. lavis ij. 
Tusehkasten, m. hd. Verfdoos; case 

of water colors; botte à lavis. 

Tuschmanier, f. hd , v. aquatinta. 

Tuschschwarz, adj. hd. Zwart als 
Oostindische inkt ; black as indian ink; noir 
comme de la suffe 

Tusk, eng , v. embrèvement. 
Tuskanische ordnung, f. hd., v. 
ordre toscan. 

Tute, f. hd , v. ereuset d'essai. 

— V. muff. 
Tutenag, * Cbineesche benaming van 
zink. — V. argent allemand. 
Tuteur, m. fr. Schoor onder een boom; 
prop, stay of a tree; baumpfabl, baumstutze. 

Tutia, Tutie, f. hd , v. cadmic. 
Tutie, f. fr. Tutty, eng., V. nichts 
(graues). ~ T. d'étain, T. of tin, 

v. hartwerk. 
Tuttanegomulm, m. hd. Natuurljke 
zinkbloemen ; natural zinc flowers; fleurs 
de zinc naturelles. 

Tutwork, eng., v. accordarbeit. 
Tuyau, m. fr., V. conduit I). ~ 

T. additionnel, bek van een afloopptjp ; 
short pipe; kurze ansatzruhre. — T. aéri


que, T. d'évant, lucbtververschings


buis ; ventilator:pipe; dunstschlot, dunstrohr. 

— T. alimentaire, T. d'alimentation, 
v. feed-pipe. ~ T. airage, 
V. air-pipe. ~ T. à anche, tongwerk, 
pijp met tongwerk van een orgel ; reedpipe; 
robrpfeife. ^ T. aspirant, T. 
d'aspiration, v. sauge. — T. atmosphérique, 
v. luftröhre. — T. 

1156 TUYERE -- 

d'apport, V. dampfrohr. T. 
appliqué sous la pompe. v. steekkiel. 
— T. bifurqué, v. gabelröhre. 
- T. a bouche, v. mouthpipe. 
~ T. en caoutchouc vol 

v. genouillère ij. ~ T. de-canisé, 
chaleur, T. de chauffage, v. bouilleur 
i). — T. a charnière, scharnierbuis 
; hollow-joint-wire; scha rnierrdhrchen. 
~ T- de cheminée, v chimneyflue. 
— T. de chute, v. abtrittsrbhre.. 
T. de chute, aanvoerbuis 
van een waterram ; pressure pipe; einfalirbhre. 
~ T. collecteur de drainage, 
verzamelbuis, hoofdbuis van een 
drainagestelsel ; collecting-pipe; sammeldrain. 
~ T. par compression, getrokken 
buis (van lood); compression-tube; gepresste 
rob re. — T. de conduite d'eau, 
hoofdbuis eener waterleiding; conduit-pipe; 
wasserleitungsrdhre. T. à conduite, 
v. conduit-pipe i) T. coudé, 
v. knieráhre. ~ T. eourbé, gebogen 
buis; bend pipe; krumme röhre. — T. 
en cuir, T. élastique, v. hose 1). 
T. eylindré, geplette buis ; rolledpipe; 
gewis i te röhre — T. de décharge, 
uitloopbuis van een waterram 
discharge-pipe; austragrobre T. de 
décharge, v. abzugsröhre & auslassrQhre. 
— T. de decharge de 
la vapour, T. de dégagement de 
la vapour. v. dampfauslasser. — 
T. de • deseente, v. abfallsrbhre. 
T. déversoir, uitloop van een mijn 
pomp ; hogger pump; ausgussrohr. v T. 
de départ, T. de dégorgement, 
v. abzugsröhre. ~ T. de dessechement, 
T. de drainage, v. drains. 
T. de distribution, v. servicepipe. 
— T. d'eau, waterpijp ; waterpipe; 
wasserrohr. — T. d'échappement, 
v. dampfauslasser. — T. 
d'écoulement, v. oberpumpstc ekel. 
— T. elévateur, v. steigrbhre 
2) T. d'embranchement, 
V. branch-pipe. — T. d'embranchement 
a gaz, v. nebengasrbhre. 
T. élastique, v. grenouillère. 
— T. à embottement, v fugröhre. 
T. d'essai, T. d'épreuve des 
pompes, v. proberbhre. — T. 
étiré, v. drawn tube. — T. d'évacuation, 
v. ausgussrbhre l ). ~ 
T. d'évent, v. tuyau aérique. 
T. flambeur, v. flambeur. ~ T. 
en foute, buis van gegoten ijzer; castiron 
pipe; gusseiserne roh re. ~ T. de fontaine, 
v brunnenráhre. — T. de 
fourneau, v. ofenröhre. ! T. à 
gaz, v. gas-pipe & gasleitungsrbhre. 
— T. d'injectiou, v. injection-
pipe. — T. de jointure, verbindingsbuis; 
joint-pipe; verbindungsrbbre. 
— T. de montée, v. duct to the 
ease. — T. d'orgue, v. orgelpfeife. 
TWINE-HOLDER. 

T. ouvert, V. open mouth-pipe 
s. mouth-pipe. — T. de pompe, 
v. pumpenröhre. ~ T. de plomb, 
V. bleiröhre. — T. principal, v. 
hauptgasrbhre. — T. de prise de 
vapour, v. dampfrohr. — T. à 
purger, v. blaseröhre 2) . — T. 
raméal de drainage, zijbuis van een 
drainage stelsel; branch-pipe; zweigrdbre. — 
T. rechauffeur, verwarmbuis van den 
watervoorraad op locomotiven ; tank warmingpipe; 
wirmerbhre. — T. de refoulement, 
v. druckrohre. — T. repousse, 
v tuyau par compression. 
~ T. à rotule, buis riet kogel 
scharnier; ball and socket-pipe; wasserleitung 
mit kugeleelenk — T. en s., v. 
S-pipe, ~ T. a soufre, v. flue of 
a sulphur-kiln. — T. de sortie, 
v abzugsröhre. ® T. tiré, v. drawn 
tube. •- T. de trop-plein, v. trop. 
plain. ® T. à vapour, v. dampf


rohr & dampfauslasser. T. á 
vent, blaaspijp, windpijp; wind-bohre; windröhre. 
— T. de verre, v glasröhre. 

Tuyêre f. fr de souff.et, v. baig


rohr. ~ T. de souferie, v. du.se. 
Tuyere, eng , v. di se. — v. balg


deute. 
Tuyere-arch, eng., v. encorbel 


lement 2) . 
Tuyere-hole, eng., V. bouche de 

la buse. 

Tweel, eng , v. eroise. ~ Broken 
t., Satin t., v. atlasköper. ~ Tour 
leavod t., vierdraadskeper ; vierfddiger 
koper; serge de quatre James. — Fancy 
t., V. batavia. 

Tweel (to), eng. Met den kepersteek 
weven, keper weven ; kuperstoffe weben; 
tisser des étoffes croisées. 

Tweeled, eng.' Gekeperd ; croisé; croisé. 

— T. bombazet, v. marrino. 
T. cloth, v. étoffes croisées. — 
T. gauze, v. gaze croisée. — T. 
mousseline-laine, v. mousseline 4). 
Tweer, enng., v. duse. 

Tweezers, eng , v. drehzange. 

v bereelle. — v. brucelle. 
Twell, eng., v. barehent i) 
Twibel, eng., v. besaiguë. 
Twiel, m. lid., v. écoupe 1). 
Twier, eng , v. duse. 
Twill, To twill, eng., v. tweel & 

to tweel. 
Twilley, eng., V. devil 2). 
Twill-weaver, eng., v. barehent


weber. 
Twinch, eng., v. burling-iron. 
Twin-cylinder, eng. , v. doppel


cylinder. 
Twine, eng., v. fil à eoudre. -• 

v. bindfaden. 
Twine (to), eng., v. to double 5). 
Twine-holder, eng., v. bindfa-. 
denbrucke. 


TWINER -- 

Twiner. m. hd. & eng. Twijnmachine; 
machine a retordre. 

Twines eng. neck, v. arcades. 

Twining, eng. Het twijnen, tweernen; 
zwirnen; retordage, retordement. ~ V. en-. 

trelacs. 
Twining-board, eng.,v.doublet t). 
Twining-Jenny, eng De mule Jenny

-

als tweernmolen ingericht ; Jenny-maschine 
als zwirnmaschine; Jenny ernployée an retordage. 


Twining-throstle, eng., v. continue 
à retordre. 

Twist, eng. Sterkte der draaiing van 
garen of touw ; drall; tors. - v. torsion 
1). V. gebund 3) . — v. cordonnet 
1 & 3). 

Twist (to), eng., v. to double 5). 

— V. Hechten. ~ To t. slightly, 
V. croiser i ). — To t. silk, v. mouliner 
la soie. 
Twisted, eng., V. tors adj. fr. •n• 

T. auger, V. fretbohrer. — T. 
snafi.e-bit, v. mors de bridon 2). 
~ T. silk, v. mi hlenseide. — V. 
moché. 
Twisting, eng., v. drehung t ). ~ 

V. croisement 1). 
Twisting-machine, eng., v. drehmaschine 
2). 
Twisting-mill, eng , V. moulin a 
soie. 
Twist-wheel, eng., v. drahtrad. 

V. pigeon de torsion. 
Twitch, eng , V. burling-iron. 
Two, m. hd. Zwarte brandbare aarde; 
black combustible earth; terre noire cornbustible. 


Two-decker, eng. Tweedekker, schip 
met twee dekken ; zweidecker; vaisseau à 
deux ponts. 

Two-fold, eng. Tweedradig ; zwei fddig; 
a deux Pils. 

Two-handed eng. hammer, Y. 
marteau á devant. — T.spinningwheel, 
v. doppelspinnrad. 

Two-hand-saw, eng. Trekzaag; 
grosser handsdgen; arpon, arpent. 

U. 
Udometer, eng., v. pluviométre. 

Ueben v. a. hd. eine kunst, Een 
kunst uitoefenen ; to practise an art; exereer 
un art. 

Ueberarbeiten, v. a. hd., v. ausarbeiten. 
~ v. réparer 4). 
Ueberbau, m, hd. Uitstek ; projec(
ion; étage saillant. 
Ueberbauen, v. a. hd. Uitstekken 
bouwen, overhangend werk maken ; to pro-

UEBERBRUCKEN. 1157 

Two-way-cock, eng., v. four


way-cock 
Twy-bill, eng., v. besaiguë. 
Twyer, eng , v. duse. 
Twyer-arch, eng , v. eneorbel


lement 2) 
Twyer-hole, eng , v. bouche de 

la buse. 
Tye, eng., V. drehreep. 
Tye-hole, eng., v. encornail. 
Tying-up, eng., v. armure 2). 
Tymbre-crest, eng., v. ferme


ture 2) . 

Tympan, m. fr. & eng., v. giebelfold. 
~ v. deekel 2) . ~ V. kabelrad. 
— V. fach 5) . 

Tympan, m. fr., v. getriebe 3). 

— V. heberad. ~ v. rack-wheel. 
~ v. marchoir 2). 
Tympan-sheet, eng., V. abziehbogen. 
Tympanum, eng., v. heberad. 
Tymp-arch, eng , v. arbeitsge


wblbe. 

Tympe, f. fr. Tymp, eng ,v. timpe. 

Type, m fr. & eng. Typus, m . 

hd., v. letter. 
Type-founder, eng., v. fondeur 2). 
Type-foundery, eng., v fonde


rie de caractères. 

Type-founding, eng. Het lettergieten 
; schriftgiesserei; fonderie de caractères. 
Type justifier, eng , V. schrift


justierer. 
Type-metal, eng , v. metal a fon


dre les earactères. 
Type-model, eng. , v. buehstabenrnodel. 
Type-mould, eng. , v. buehstabenform. 
Typographe, m. fr., Typographer, 
eng , v. buchdrucker. 
Typographic, f fr. Typography, 
eng , v. buchdruckerkunst. 

Tyre, eng., v. band eng 3). —Curvature 
of t-s, v. eintrage des bandages. 


Tzscherpe, in. hd., v. tsebhoekel. 

ject, to jut; Bonner de la sa it lie. 
Ueberblatten, v.a. hd., v. to fish I). 
Ueberbrand, ni. hd., v. over-re


fining. 

Ueberbrechen v. a. hd. das fold, 
Een mijngang verder doorbreken dan men 
eigenaar van den grond is ; to surpass the field 
of a mine; creuser une mine jusqu'aux 
bornes. (un pont. 

Ueberbru* eken, v. a. hd., v. jeter 
J 7' 


1158 UEBERBRUCKUNG -- 

Ueberbru.ckung, f. hd., v. bahnbrucke. 
Ueberchlorsäure, t. hd., v. acide 
perchlorique. 

Ueberdeich, m. hd. Dijk in den vorm 
van een halve maan ; half-moon-dike; digue 
en demi•lune. 

Ueberdrehen, v. a. hd. Het laken 

uit het eene in het andere verfbad over


draaien met den winder ; to pass from one 

vat into another; faire passer Ie drap en 

Ie devidant d'une cove dans l'autre. 

Ueberdruck, m. hd., v chaperon 
5). 
Ueberdruckpapier, n hd., V. papier 
autographique. 
Uebereinander liegend, hd. , v. 
fiotté 
Uebereinander schichtung, hd, 

V. stratification. 
Uebereisen, n. hd., v. beo de Cor 
b -bin 
Ueberfahren,v a hd., v. to sponge. 
~ Een dwarsgang in een mijnwerk maken; 
to work a traverse in a vein; faire une 
traverse dans un filon. 

Ueberfahrtschiff, n. hd. Vracht 
tenter, transport, barge; vaisseau de-schip ; 
transport. 
Ueberfall, m. hd. Overval, overloop; 
head of water; chute disponible. 

Ueberfallwebr, n. hd. Dijk met een 
insnijding, overlaat ; dike level with the 
water; digue à fleur d'eau. 

Ueberfalzen, v. a.hd., v. to groove. 
Ueberfangen, v. a. hd , v. doubier 
6). 

Ueberfangglas, n. hd Opgelegd glas; 
glass, partly colored, partly uncolored; verre 
moitid coloré, moitid incolore. 

Ueberfass, n. hd. Overtrek, buiten vat, 
pakvat; easing cask; double futaille 

Ueberfeilen, v. a. hd., v. to file 
over. ••• v. abfinnen 2). — v. ausräumen. 


Ueberfirnissen, v. a. hd. , v. firnissen. 


Ueberfiechten, v. a. hd. Knoopen 
met zijde bekleeden ; to spin over a button; 
filer en soie. 

Ueberflochten, adj hd. Met mandewerk 
bekleed ; wicked; clisse. 
Ueberf.ugelung, f.-fr., v. envergure 
3). 
Ueberfluss, m. hd., v. trop-plein. 

— V. rejet 14). 
Ueberform, f. hd., V. formmantel. 
Ueberformen, V. a. hd., v. surmouler. 
Ueberfi llen, v. a. hd. , v. surcharger. 
~ V. charger une feuille. 
Uebergang, in. hd., v. crossing I). 

— V. transmutation. 
Uebergangsscheibe, i. hd., v. table 
traversale. 
Uebergattern, v. a. hd. Ruiten op 

UEBERNASE. 

een schilderij strekken, om het zuiver te 
copiëeren ; to reticulate a picture; craticu-
Ier un tableau. 

Uebergehäuse, n. hd., v. fauxetui. 


Uebergewicht, n. hd., v. forcage. 
••• V. aufschlag 1). 
Uebergiepen, v. n. hd , v. chan


ger v. n. L). 

Uebergiessen, v. a hd., v. transfuser. 
Uebergittern, v. a. hd., v. griller 

une fenêtre. 
Uebergoldung, f. hd., v dorure i). 
Uebergurt, m. hd , v. bauchgurt. 
Uebergut, adj hd , v. large de 

loi. 
Ueberhang, m hd. , v. i berbau. 
Ueberhangig, adj. hd., v. over


hanging. 
Ueberhangsbau, m. hd. Overhan 
gebouw ; overhanging building ; báti--gend 
ment qui ddverse 

Ueberhärten, v. a. hd. Te hard ma


ken van staal ; to overharden; trop tremper. 

Ueberhebsieb, n. hd., v. durch


wurf ij. 

Ueberheizen, v n. hd , v. to overheat. 
Ueberhobene spitzbogen, m. hd., 

V. ogive exhaussée. 
Ueberhöhen, v. a. hd., v. cornmender 
1). 

Ueberkammen, n. hd., v. assem


blage á eretailles. 

Ueberkapsel, t. hd., v. faux-etui. 
Ueberkauf, m. hd , v. over-pay. 
Ueberkleidung, f. hd. , v. bor


dage 1). 
Ueberkleistern, v. a. lid., v. cobier 
la chalne. 

Ueberkranz, m. tad. Bovenkant van 
een dijk; upper border of a dike; bord su 
-périeur d'une digue 

Ueberladen, v. a. hd., v. surchar


ger. o V. charger une feuille. 
Ueberlast, f. hd , v. over-charge. 
Ueberlastig, adj . hd. Overladen ; over


loaded; surchargé. 

Ueberlauf, m hd. , v. deck t). 
Ueberlaufen, V. n. hd., v. to run 

over. 

Ueberlegen v. a. hd. das ruder, 

v. changer la barre. 
Uebermalen, v. a. hd Oververven; 
to paint over; repeindre. 

Uebermasted, adj. hd. Te hoog van 
masten ; overmastel; trop haut maté. 
Uebermauern, v. a. hd. Met muur


werk bekleeden ; to mure up; revétir de 

maconnerie. (tel. 
Uebermodel, n. hd., v. formman-
Uebermodeln, v. a. hd., v. sur


mouler. 

Uebernase, f. hd., v. bouche de 

la buse. 


UEBEB. N EHMUNG — 

Uebernehmung, f. hd., v. accordarbeit. 
Ueberoxyd, n. hd , v. hyperoxide. 
Ueberrappen, v. a. hd , v. bretteler. 


Ueberrechen, v. a. hd. Schatten, 
hoeveel pagina's de copie za! worden ; to 
calculate; calculer, suputer. 

Ueberrbsten, v. a. hd., v. to overrett. 


Ueberrüsten, v. a. hd. Een kraan 
boven een mijnput plaatsen ; to erect a whim 
vn a shaft; dresser une grue sur un puits. 

Uebersttigen, v. a. hd., v. sur 

 (turé.-saturer. 

Uebersattigt, adj. hd., v sursa-

Uebersattigung, t hd , v. sursa• 
turation. 
Uebersalz, n hd . v. sursel. 
Uebersatz, m hd. • v. sursatura


tion. 
Uebersatz, m. hd Insteekkamertje, 
zeet ; attic; attique 
Ueberscheeren, v. a. hd., v. abstutzen. 
Ueberscheiten , Ueberschneiden, 
n. hd., v. einschnitt i & t). 

Ueberschiessen, v. ti. hd. Overgaan 
(van de lading); to shift; rouler. - v. to 
cant. 

Ueberschlachtiges muhlrad, n. 
hd., v. s. muhlrad. 

Ueberschlag, m hd., v. anschlag. 

V. recouvrement Q). — V. ober 
r v over-fall.-pl.ttehen. 
Ueberschlagen, v. a hd., v. renverser 
1). 
Ueberschlichten, v. a. hd., v. ab 
-schlichten. 
Ueberschmieren, v. a hd., v. to 
daub. ~ Innen u., v. potever. 
Ueberschossen, v. a. hd (das 
sehiffchen hat) v. larder 1). 
Ueberschossene stofi'e, f. pi. hd., 

V. é tolles lancées. 
Ueberschreitung, t. hd., v. driving 
out. 
Ueberschrift, f. hd., v. inscription. 
— v aufschrift. 
Ueberschuh, m. hd. Overschoen; clog; 
claque, galoche. 
Ueberschuss, m. hd , v. lardureexcédant. 
~ v. surplus m. fr. 

V. ausladung. — v. complement 
& 5). 
Ueberschu.ssig, adj. hd ; v. ausspringend. 
Uebersetzen, v. a. hd., v. to overcharge 
the furnace. 
Uebersilbern, v. a. hd. , v. argenter. 
Ueberspanniges holt, n. hd. Te 

draad bewerkt hout; wood worked-gen den 
acros its fibres; bols travalllé en sens oblique 
des fibres. 

UHR. 1159 

Ueberspinnen, V. a. hd , v. guiper. 
Uebersponnene arbeit, r. hd , v. 
guipure. 

Ueberspringen, V. n. hd. Van zijn 
plaats geraken, losgaan in een uurwerk ; 
to become displaced; se déplacer, sauter. 

Uebersprung, m. hd., v. ausladung. 


Ueberstahl, m. hd Vermeerdering van 
gewicht, bij de staalbereiding ; augmentation 
of weight; augmentation de poids. 

Ueberstechen, v. a. hd , V. auf


stechen 1). 
Ueberstich, m. hd , v residu 3) 
U eberstossen, v. a. hd., v. aasgin. 
Ueberstreichen, V. a. hd , v. to 

daub. — Mit eiweiss u., v. to glair. 

— U. des holzes, v. priming Pt). 
Uebertrager, m Uebertragungsstation, 
f hd. Overdrager overdraaostation 
. translator; translateur. 

Uebertragungswelle, r. hd. , v. 

middle-shaft. 

Uebertreiben, v. a. hd. , V. emporläutern. 
Uebertretung, t. hd , v. contre


facon. 

Ueberwalkt, adj. hd., v fulled. 
Ueberwarf m. hd mit vorreiber, 
v. morallon et tourniquet. 
Ueberwendliche nakt, f. hd , v. 
mantuamaker's hem. 
Ueberwendlings, adj. hd., v surjet 
5). ~ U. ná,hen, v. surjeter. 
Ueberwichtig, adj. hd. sein, v. 

aussehlag. 

Ueberwichtigkeit, t. hd , v. for


gage.

Ueberwiegend, adj hd., v, pré


pondérent. 

Ueberw alben, V. a. hd., v. to arch. 
Ueberziehen, v. a. hd , v. to daub. 

— V. to incrust 1). — V. couvrir 5). 
— Das matte gold mit leim u., 
V. matter. 
Ueberzogen, adj. hd. , v. plaqué. 
Ueberzug, m. hd. , v coat t). 
Ueberzwerch, adj hd , v bevel. 
Lifer, n. hd , v shore a) . 
Uferbaukunst, f. hd. Oever verdediging 
; art of fortifying banks; art de for


tiller les rivages. 
Uferdamm, m hd., v. kai. 
Uhr, f. hd., v. clock I). — v. mon. 

tre de poche. - V. chronometer. 

-Electrische u., electrische klok 
electrical clock; horloge éleetrique U. 
mit schleifender hemmung, v. 
watch with a sliding escapement. 

— U. aus eipander nehmen, een 
horloge uitelkander nemen ; to take a clock 
to pieces; démonter une montre. - U. aus 
der ordnung, uurwerk dat niet goed 
gaat ; clock out of order; pendule détraquee. 
— U. reguliren, v. régler. — U. 
mit eiasem springdeekel, v. mon

1160 UHRBORD 

tre a savonnette. — Die u. stoekt, 
het uurwerk staat stil; the clock stops; 
I'florloge dort. ~ U. die vier and 
zwanzig stunden gekt, v. dayclock. 


Uhrbord, f. hd , v.traverse-board. 
Uhrdeckel, m. hd , V. cuvette 3). 
Uhrenrichter, m. hd., v. clock


setter. 
Uhrenunruhe, t hd., v. balance 3). 
Uhrfeder, f hd. Horlogeveer; watch


spring; ressort de montre. 

Uhrfournituren, f. pl. hd. Losse 
stukken van een horloge ; watch materials; 
diverser parties dune rnontre. 

Uhrfutter, n. hd. Horlogekas (losse); 

etui; étui de montre. 
Uhrgehange, t. hd., v. berloeke. 
Uhrgehiuse, n. hd. , V. botte 'a 

montre. 
Uhrgeh^usemacher, m. hd., v. 
monteur 3) . 
Uhrgestell, n. hd. Horloge standaard ; 
watch•stand; porte-montre. 
Uhrgetriebe, n. hd. Horloge rondsel; 
pinion of a watch; pignon de montre. 
Uhrgewicht, n hd. Klokgewicht; 
clock-weight; poids d'borloge. 
Uhrglas, n hd. Horlogeglas ; watch


glass; verre de montre. 
Uhrglasring, in. hd., v. lunette 2). 
Uhrglocke, f. hd , v. bell 3). 
Uhrhaken, n. hd. Horlogehaakje ; 

watch-hook; crochet de montre. 
Uhrkapsel, r. hd. , v. uhrfutter. 
Uhrkasten, in. hd. Klokkekast; clock


frame; cage. 
Uhrkastenmacher, m.hd.,v. clock


case-maker. (montre. 
Uhrkette, f. hd. , v. chatne de 
Uhrkloben, m. hd. Kleine handschroef, 

steel-, staartschroef der horlogemakers; little 
hand-vice; petit étau à main. 
Uhrmacher, m. hd. Horlogemaker; 
watch-maker; horloger. 
Uhrmacherbohrer, m. hd Dril 
voor horlogesleutels; drill for making watch.
keys; persoir à clefs de montres. 
Uhrnnacherfeile, f. h.d., v. clockmaker's 
file. 
Uhrmacherger i th, n. hd. Horloge

-

makersgereedscbap; watch-tools; outils d'horlogerie. 
Uhrmaeherkunst, f. hd. Het horlogemaken 
; watch-making; horlogerie. 
Uhrmacherstein, m. hd., v. bru


nirstein. 
Uhrplatte, f. hd., v. cadran 1). 
Uhrrädchen, n. hd., v. molette 4). 
Uhrröhre, f. hd. Pijp van een hor


logesleutel ; pipe of a watch-key; canon de 
clef de montre. 
Uhrschliessfeder, P. hd. Veer van 
de duvet van een horloge ; cock; coq. 
Uhrschlussel, m. hd. Horlogesleutel 
; watch-key; clef de montre. 

-- UMGANG. 

Uhrschwengel, m. hd., v. pen


dule 1). 
Uhrtafel, f. hd., v. cadran I). 
Uhrwerk, n. h^., v. clock-work .2). 
Uhrzeiger, m. hd., v. hand 1). 
Uhrzifferblatt, n. hd., v. cadran 1). 
Ulmate, m. fr. & eng. Humuszuur


zout; humussaure salz. 
Ulme, f. hd., v orme. — V. pan 

. latéral d' un haut fourneau. 
Ulmenholz, n. hd., v. elm. 
Ulmin.e, f. fr. U1min, eng. & n. hd. 

Humus. 
Ultramarine, f. (r. & eng. Ultramarin, 
n. hd., v. lasurblau. 
Umarbeiten, v. a. hd., V. retou


per. 
Umber, eng. & m. hd. Omber; ombre. 
Umbiegeisen, n. hd., V. bending


iron. 
Umbiegen, v. a. hd., v. biegen 1). 

— V. crochuer. — V. to bend 1). 
Den rand eines kessels u., V. 
suager. 
Umbieggriffel, m. hd , v. bending-
tool 2). 
.Umbinden, v. a. hd. (Die eisen) 
IJzeren gereedschappen omsmeden, herstelleu 
; to set the tools; refaire, reforger les 
outils. v Die wanttaue u., het staande 
rant aanhalen ; to fleet the shrouds; 
reprendre les haubans. 

Umblei, n. hd , V. came eng. 
Umbrassen, v. a hd , v. to brace 
at the other side. 
Umbrechen, v. a hd , v. to over

-

run. — v. formatbildner. 
Umdãmmung, f. hd., v. abdam-mung 
t ) 
Umdeeken, V. a. hd., v. remanier 
une toiture. 
Umdeichung, f. hd., v. abdmmung 
1). 
Umdrehung, t. hd , v. kreislauf. 

— V. révolution 1). 
Umdrehungsachse, f. hd., v. axe 
de rotation. 
Umdrehungsgeschwindigkeit , 

f. hd. Omwentelingssnelheid; speed of rotation; 
uitesse rotatoire. . 
IJmdrehungspunkt, in. hd., v. 
centre de rotation. 
Umdrucken, v. a. hd., v. to cancel. 
Umfang, m. hd., v circonférence. 
Umfarben, v. a. hd., v. aufl arben. 
Umfarbung, f. hd., v. bisage. 
Umfassungsmauer, f. hd., v. mur 

extérieur. 
Umformen, v. a. hd. Van vorm ver 
to transform; transformer.-anderen ; 
Umfriedigungsmauer, f. hd., V. 

mur de cloture, 
Umfüllen, n. hd., v. lading. 
Umgang, m. hd., v. tour eretier. 

.•• V. révolution. ® v. corridor 1). 


 

UMGEBEND --

Umgebend, adj. hd. Omgevend; ambient; 
ambiant 

Umgiessen, v. a. hd., v. refonte, 

Umgürten, v. a. hd Touwen onder 

om bet schip brengen en die vastsjorren ; 
to frail a ship; ceindrer. 
Umkehren. v. a. hd , v. bloquer. 

V. détourner. U. der sehbpf 
bretter im wasser, v pajotage. 
Umkehrung f. hd. der gleichungen, 
Het omkeeren eener vergelijking 
conversion of equations ; conversion des 
-équations. 

Umkehrungshebel, m. Umkehrungsstange, 
t. hd , v hebel fur die 
bewegung zum umkehren. 

Umkehrungs-mechanismus, n. 
hal., v. meehanique de renversement. 


Umkehrungssector, m. hd. , v. 
secteur du changement de marche. 


Umkreis, m hd , v. circonférence. 
Umladen, v. a. hd. Overladen van goederen 
; to transship; renverser la charge. 
Umlauf, m. hd., v. kreislauf. — 

V. révolution 1). 
Umlaufzeit, f. hd Omloopstijd; duration 
of a revolution; dure dune révolution. 


Umlegen, v. a. hd , v. changer 

les voiles. 

Umnieten, v. a. hd , v. nieten -2). 

Umpapieren, v. a hd. Het laken 

voor de tweede maal persen ; to press the 
cloth for a second time; presser le drap 
pour la seconde fois 

Umprägung, t. hd., V. refonte 3). 

Umpressung f. hd. des drahtes 

mit guttapercha, Het bekleeden van 

koperdraad met gutta percha ; coating with 

-gutta percha; recouvrement de gutta percha 
Umriss, m. hd., v. contour. 
Umri hren, v. a hd., v. brasser a :4) . 

— V. démácler. — v. to stirr 2) . 
Umrtthrtrog, ni. hd , v. lavoir 1). 
Umsehlag, m. hd., v. bourrelet t). 
v. retour 5j. — In einee u. legen, 
v. enchèmiser. 
Umschlagbohrer, m. hd., v. bohrerschneide. 
Umschlageisen, m. hd., v. tas à 
rebattre. 
Umschlagen, v. a. hd., v. remanier 
4). ~ v. changer 2). ~ v. to 
recoin. 


Umschlagpapier, n. hd., v. papier 

gris. 

Umschmelzung, r. hd., v. recast


ing. — v. refonte 3) . 

Umschmieden, n. hd. Omsmeden ; 

reforging; reforgernent. 

Omschrift, t hd., v. legend. 

Umschwung, m.hd ,v révolution. 

Umschwungspunkt, in. hd., v 

centre de rotation. 

UNDRESS 1161 

Umsetzen, V. a hd ,v. to over-run. 
Umsichtgemalde, n. hd. Panorama; 
panorama; panorama.
Urnstauen, n. hd. Verstuwen ; restowing; 
désarrimage. 
Umstulpen, v. a. hd., v. renverser 
i) . . (versoir. 
Umsturzgefass, n. hd., v. ren 

t. hd., v. révolution.-Umwâlzung, 
Umwalzungspunkt, n hd , v. eentre 
de rotation. 
Umwechseln, adj hd. (Ersatz 
zum, v. rechange t). 

Umwieklen, v. a. hd., V. rouler 3). 

Umzug, in hd , v. orle. 

Unbiegsam, adj. hd , v. stiff 92). 

Unbleached, eng. Ongebleekt ; unge


netzt; écru. 
Unboiled, eng., v. éeru. 

Unbolt (to), eng., v. aufriegein. 
Un bur (to), eng., v. égrateronner.

Unease (to) eng a jewel, v. des.

enchsser. 

Uncialbuchstabe, m. hd , v. capital 
Pt). 

Unclinch (to), eng., V. abnieten. 
'Uncog (to),eng., v. déeliqueter 1). 

Uncouple (to), eng., v. désaecoupler. 
Uncover (to), eng., V. entblbssen. 

Undeeagon, eng , v. elfeek. 
Underback, eng. Onderbak ; unterstock; 
reservoir. 
Underbeam, eng., v. breastbeam 
I). 
Underboard, eng., v. feuille d'en 
bas. 
Underdrain, eng., v . ableitungsgraben. 
Underframe, eng , v. frame of a 
waggon-body. 

Underground, eng water-level, 

V. nappe d'eau. 
Underlaying-wall, eng , v. mur 
d'un filon, s. mur b. 
Undermine (to), eng., v. miner. 
Undermining, eng., v. déehaus


sement. 
Underproof spirit, eng., v. proofspirit 
3) . 
Underprop (to),eng., v abfangen. 

Underrun (to) eng. the rigging, 

V. recourir les manoeuvres, s manoeuvres. 
Undershot eng. and overshot, 

V. lardure. — U. mill-wheel, v. 
unter schlagtiges muhlrad, s. 
mtthlrad. — U. mill, v. moulin 
a vannes. 
Undertaker, eng.,v. entrepreneur

de bátisse. 
Underwood, eng., v. niederholz. 
Undo (to), eng , v. efloeher. ••• 

To u. a stuff, v. détisser i). 

Undress (to), eng., v. entschlich


ten. 


1162 UNDULATED -- 

Undulated, eng., v. cordé 
Undulating, eng., v. ondulation. 
Undulation, eng. v. ondulation. 
Undulatory, eng ., v. ondulatoire. 
Undurchdringlich, adj. hd., V. 

imperméable. 

Undurchschossen, adj. hd. Unspased, 
eng. Zonder interlignes; non séparé 
par des interlignes. 

Undurchsichtig, adj. hd. Ondoorschijnend 
; opaque; opaque. 
Unebenheit, f. hd , v. barbe 1). •^ 

V. durillon. ~ v. projection, eng. 3) . 
Unebenheiten, r. pl. hd., v. rugo. 
sities. — V. bavure 2) 
Un.echt, adj hd., V. fourré. 
Unedele adj. hd. metalle, Onedele 

metalen ; ignoble metals; metaux imparfaits. 

— U. gange, V. faille — U-s erz, 
V. pocherz. 
Unelectrisch, adj hd., v. nonelectric 
2).
Unerschroten, adj. hd. Niet ontgon nen 
; untouched, virgin; intact, vierge. 
Uneven eng. page, v. page impaire. 
, 
Unevenness, eng , v. durillon. -^ 

V. barbe i) . — v fitickchen. s v. 
treppe 3). 
Unfinished eng. movement, v. 
mouvement en blanc, s. mouvenaent 
b 

Unfühlbare warme, f. lid , v. 

calorique latent. 
Unganz adj. hd. eisen,v.cendreux. 
Ungedrehte reide, F. hd , v. effi


loche. 
Ungefasst, adj hd., v. hors d'oeuvre 
2). 
Ungefirnisst, adj. hd., v. unvar


nished. 
Ungeleimt, adj. lad., v. fluant. 
Ungenetzt, adj, hd., v. éeru. 
Ungesauert adj. hd. brot, v. pain 

mollet. 
Ungeschmeidig, adj. hd., v. heissgrätig. 
Ungilt spots eng. on the goldwire, 
v moule 3) . 
Unglased, eng. Zonder glans, niet 
glimmend ; ungegldnzt; non lustré. 

Ungleich adj hd. machen, v. 
desaffleurer. — U. gefärbt, v. 
streaky. 

Ungleichartig, adj. hd , v. héterogéne.
Ungleichheit, f. hd., v. Crete t). 

— V. barbe i). 
Ungrained leather, eng., v. narbenloses 
leder. 
UYigrease(to) ,eng., v ausfetten 1). 
Ungreasing-machine, eng., v. 

entfettungsmaschine. 
Unguent, eng., v. ereduit 3). 
Ungumming, eng., V. absieden. 
Unhairing, eng., v. dépilage. 

UN MALLEABILITY. 

Unhmmerbarkeit, f. hd., v. unmalleability. 


Unhardened, eng. Zacht (van staal), 
niet gehard; ungehdrted; non trempé. 

Unhewn eng. quarry-stone, v. 
moëllon brut. 

Unhinge (to) , eng., v. dégonder. 

Unhook (to) eng. a wheel, v. décrocher 
1). 
Uni, ie, adj. fr., v. plain, adj. fr. 

— V. einfarbig. 
Uniforme, adj. fr. Uniform, eng., 
V. homogen. 
Union, eng , V. fug. U. printing—
luaehine,dubbel drukwerktuig voor 
katoen met in- en opwaarts gegraveerde 
drukcilinders; vereinigte druckmaschine; mule-
machine. 

Unir, v. a. fr., v. abfitzen. ••• v. 
abwalzen. ~ v. abziehen 3) . ••• U. 
les traits, V. to plank slives.

Unit of force or of weight, 
krachteenheid, dynamische eenheid ; einheit 
der mechanischen leistung; unité mechanique. 

— U. of heat, v. einheitder warme 
^n" U. of time, tijdeenheid; zahlein'lieit; 
unité de temps. 
Unité, f. fr., V. measure 1). o• U. 
de chaleur, v. einheit der warme. 

U. mécanique ou dynamique, 
V. unit of force or of weight. •^ 
U. de surface, U. de superfacie, 
eenheid van vlaktemaat ; measuring unit 
of surface; flaebeeinheit, einheit der fluiche. 
•• U. du temps, v. unit of time. 
Univers, m. fr. Universe, eng. 
Universum, n hd. Hemelruimte. 
. Universalausstellung, f. hd., v. 
exposition universelle. 
Universalgelenk, m. hd , v. joint 
universel. 

Universalgriff, m. hd., v. pad. 

Universal-joint, eng., v. joint 
universel. 
Universalschraubenschlu.ssel , 

m. lid., v. clé anglaise. 
Universal-screw-wrench, eng.,v. 
clé anglaise. 
Unjointed, eng. Niet verbonden, los; 
ungefugt; sans joint. 
Unklar, adj. hd. Onklaar; foul; embarrassé. 
~ U—s tau, v. manoeuvre 
empechée. 

Unknotted, eng., v. knorrenlos. 
Unkosten, t. p1. hd. Uitgaven ; expences; 
dépenses.
Unleavened bread, eng., v. pain 
mollet. 
Unliquored,eng. Niet gesmeerd, droog; 
ungeschmiert; non huilé. 
Unlock (to), eng , v. auflösen -4). 
~ V. aushemmen. 

Unlute (to), eng., V. ablutiren. 

Unluting, eng., v. délutage. 

Unmalleability, eng. Onsmeedbaar


heid ; unhdmmerbarkeit; non-malléabilité. 


TJNMESH — 

Unmesh (to) , eng., v. démailler. 
Unmounted, eng., v. hors d'oeu


vre 2). 
Unpeg (to) , eng., v. décheviller. 
Unplait (to) , eng., v. défroneer. 
Unpoised, eng. Niet in evenwicht 

nicht fin gleichgewicht; non en équilibre. 
Unpressed wine, eng., v. mère 
goutte. 

Unravel (to), eng., v. décoconner. 
_• V. ausfasern tij. ~ v. ausfaseln. 


Unraveler, eng , v. défeutreur. 
Unregulated, eng., v. ausser ordnung, 
S. ordnung. 
Unrein, adj. hd., v. fiawy t) . •• 

V. fleckig. 
Unrig (to), eng., v. abtakeln. 
Unrivet (to), eng., v. abnieten. 
Unrolling, eng., v. déroulement. 
Unround (to) , eng., v.désarondir. 
Unruhdrehstift, m. hd., v. arbre 
a balancier. 
Unruhe, f. hd., v. balance eng. 3) . 
.. V. pendule i). 
Unruhescheibe, t. hd., v. balan


ce-ring. 
Unruheuhr, f. hd , V. moutre 4) . 
Unrund, adj. hd. Onrond, uitmiddel


puntig ; out of center; faux rond. 
Unscheidbar, adj. hd , v. indé


composable. 
Unschlitt, n. hd., v. Suif. 
Unscotch (to) , eng , v. décaler 2). 
Unscoured, eng., v. eeru. 
Unscrew (to), eng., v. abschrau


ben. 
Unset, eng., v. ausser ordnung, 


S. ordnung. — Zonder handvat; ungefasst; 
non af áte. 
Unset (to), eng., V. ausheben 3). 
Unshackle (to), eng , v. déma


niller. 
Unship (to), eng., v. décaler i). 
Unsized, eng., v. fluant. 
Unskid, eng v. aushemmen.


., 

Unsolder (to) , eng., v. auflöthen. 
Unspool (to), eng., v. abhaspeln. 
Unstarch (to) , eng., v. évider l). 
Unsteel (to), eng., v. désaciérer. 
Unstitch (to), eng., v. dépiquer. 
Unstitching, eng., v. débroehage. 
Untempering; eng., v. pamer. 
Unterbalken, m. hd., v. sommier 

d'en bas. — v hauptbalk©n. 
Unterbau, m. hd., v. fondement 
2). — V. embasement 3). 


Unterbauen, v. a. hd Nieuwe fondamenten 
leggen; to underpin; faire une 
substruction. — v. miner fr. 


Unterbaum, in. hd., v. breastbeam. 
Unterbeistoss, m. hd., v. feuille 
d'en bas. 
Unterblatt, n. hd., v. foil of jewellers. 


UNTERIRDISCH. 1163 

Unterboden, m hd., v. blanc 2). 
~ V. platine des pilfers. — v. bot 
-tom-board. 

Unterbodenknopf, m. hd. Knoop 
met metalen grondplaatje ; button with a 
blank; bouton à calotte. 

Unterbogen, m. hd., v. gurt. 

Unterbonnette, f. hd., v. fatz. 

Unterbornmeister, m. hd. Onder


opzichter in zoutmijnen ; under-officer at 
salt-works; sous-officier des salines. 
Unterbrechen, n . hd., v. aussetzen 
1). 
Unterbund, m. hd., v. capucine 
première. 
Unterdeck, n. hd., v. erstes deck, 

S. deck. 
Unterdrempel, m. hd., v. lower 
port-sill, s. port-sill. 
Untererdgeschoss, n. hd., v. kellergeschoss. 
Unterfach, n. hd., v. bas de la 
chalne. 
Unterfahren, v. a. hd., v. unterbauen. 
v. reprendre en sous 
oeuvre, s. oeuvre. 

Unterf^€sschen, n. hd., v. bergkubel. 
Untergaden, m. hd., v. erdge


schoss. 

Untergebinde, n.hd., v. écheveau. 
Untergebunde, n. hd., v. fitte. 
Untergeflle, n. hd. Het aanslaan 

van 't water tegen de schoepen van een 
rad ; fall of the water on paddle-wheels; 
chute d'eau sur des roues á vannes. 

Untergelese, n. hd., v. bas de la 
chalne. 
Untergerinne, n. hd., v. auge demoulin. ~ v. chanée 2) . 
Untergeri st, n. hd. Benedensteiger; 
under scaffolding; échafaud d'en bas. 
Untergeschoss, n. hd., v. basso 
oeuvre, S. oeuvre. 
Untergesenk, n. hd., v. dessous 
d'une estampe. 
Untergesims, n. hd., v. moulure 
d'embasement. 
Untergesetzte, m. hd., v. ouvrier 
inférieur. 
Untergestell, n. hd., v. springframe. 
Untergrundspflug, m.hd., v. charrue 
á sous-sol. 
Unterhals, m. hd., v. hypotrachélion. 
Unterhaltungskosten, m. pl. hd., 

v. frais d'entretien. 
Unterhaupt n.hd. einor schleuse, 
Benedensluis ; tail-boy; écluse d'aval. 
Unterhieb, m. hd., v. course 6).
Unterholz, n. hd., v. oeuvre wive. 

~ U. eines verzahnten balkons, 

V. bottom-piece. 
Unterirdisch, adj. hd., v. souterrain. 



1164 UNTERIRDISCH E --

Unterirdische wasser, n. hd., v. 
nappe d'eau souterraine. 

Unterkasten, m. hd., V. flask 3). 

Unterkleid, n. hd., v. fatz. 

Unterkorb, m. hd. Benedengedeelte 
van een lantaarnrondsel; under-part of a 
wallower; dessous de lanterne. 

Unterlade, f. hd. Onderregel van de 
lade van bet weefgetouw ; bottom of the 
patten; bas du battant. 

Unterlage, f. hd., V. aufhangepunkt. 
v. couchis 2). ~ V. 
bracket -2 & 3) . ••a v. bed 8) . - v. 
étaie t) ~ V. billot 1). ••• v. dach. 
schwelle. ••• v. Patin d'escalier. 

V. foil of jewellers. — v. plumber-
block bottom. ~ v-couche 
s)..~ V. fütterung i). — V. portee 
). ® v. fondement 2). — V. cale 1). 
..V. bockstu.tze. — V. patter-decoq. 
— V. cover of the tympan. 
~ V. coussinet 5) — v. bearer ij. 
^ V. lambourde i). V. chevet 
t). ^ V. ceiling 2). (mise 1). 

Unterlagskeil, m hd., v. entre 
(. hd., V. ballast 1). -Unterlast, 
Unterlauf, M. hd , v. erstes deck, 

S. deck. ••• V. brion. 
Unterläufer, m. hd. Onderopzichter 
in een zoutziederij ; help; aide-saunier. 
Unterláuferruthe, f. hd. As van 
den onderboom ; rod of the cloth-bean; verge 
du déchargeoir. 

Unterleder, n. hd., v. sohle 1). 

Unterlefze, f. lad. Benedenlip van een 
orgelpijp ; underlip, bottom-lip; lèvre inférieure. 


Unterlegen, V. a. hd., v. futtern 
1). — v. rehausser 1). 
Unterleger, m. hd , V. blochet. — 

V. entretoise I). 
Unterlegholz, n. hd., v. braie t). 
Unterlegklötzehen, n. hd., V. 
bocksti tze. 
. Unterlegtrense,f.hd.,v.bridoon i). 
Jnterlegwalze, f. hd., v. rou


leau 7). 
Unterleik, n. hd., V. foot of a sail. 
Unterlitze. f. hd., v. maille d'en 

bas. 

Untermalen, v. a. hd. Gronden, in 
de grondverf zetten ; to ground; éboucber. 
Untermauern, v. a. hd., v. unter


bauen. 

Unterminiren, v. a. hd., v. miner. 
Untermiihlst'ein, m. hd., v. bed t). 
Unterphosphorsaure, f hd , v. 

acide hypophosphoreux. 

Unterring, M. hd., v. capucine 4).. 
Untersalpetersaure, f. hd., v. aside 
hypoazotique. 

Untersalz, n. hd. Zout met de minste 
hoeveelheid zuur, vergt. sub. 

Untersatz, m. hd., v. fussgestell 
,t & 3). ~ v. anke. — v. fourrure 1). 
~ V. fundation-plate. 

UNTERZUG. 

Untersaule, f. hd. Onderzuil ; lower 
column; colonne inferieure. 
Untersaum nn. hd. einer saule, 
Benedenlast eener zuil ; ceinture at the 
bottom; ceinture d'en bas. 

Unters chied n. hd. des metalles, 

V. dispart of a gun. 
Unterschiff, n. hd.,v. oeuvre wive. 
Untersehlachtig, adj. hd. Van schoepen 
voorzien, met schoepen ; undershot; Is 

aubes, Is palettes. — U—e muhle, v. 
moulin a vannes. 
Unterschlag, m. hd., v. entremise 
des étambrais. 
Unterschneiden, V. a. hd., v. ab 
i). -scharfen 
Unterschnitt, m. hd., v. Bran 
d'un caractère. 

Untersehi ren, v. a. hd. Het erts 
onder de stampers brengen ; to throw ore 
under the stampers; jeter du mineral dans 
l'auge du bocard. 

Unterschi rer,m. hd.,v. einheizer. 

Unterschurstemp.el, in. hd., v. 
first ore-stamper, s. ore. 
Untersehuss, m. hd., v. lardure. 
Untersehwefelsâure, f. hd., v. hy


persulphuric acid. 
Unterschwelle, f. hd., V. grundbalken 
1). 
Untersegel, n. hd. Benedenzeil, onderzeil 
; lower-sail; basse voile. 
Untersprung, m. hd , v. bas de 
la ehalne. 
Unterstammen, v. a. hd. Schoren, 
stutten ; to stay; accoter. 

Untersteiger, m. hd. Onderopzichter 
in een mijn ; second master-miner; sousmaitre 
mineur. 

Untersternrufutter, n. hd. Binnenzool; 
toe-piece; paton. 
Unterstempel, m. hd., v. coin de 
dessus. 
Unterstickstoffsaure, f. hd , v. 
acide hypoazotique. 

Unterstreifen m. hd. an saulen, 
Groeven onder aan een zuil; fluting of the 
base; cannelure d'en bas. 

Unterstrumpf, m. hd , v. sock. 

Unterstück n. hd. am bergbohrer, 
Onderstuk van de grondboor; bit of 
a terrier; mèche de tariére. 

Untersti tzen, v. a. hd., v. abfangen. 
— v. absteifen. 

Untersuchen v. a. hd. mit dom 
senkblei, v. sonder l). — U. durch 
den klang, v.sonder 4) . — U. durch 
anhauen, v. anhauen. 

Untertheil, in. hd., v. dessous 
d'une estampe. 

Untertrager, m. hd., v. appui t). 

Unterwall, m. hd., v. faussebraie. 
Unterwinkel, m. hd., v. escot. 
Unterzug, m. hd., v. durchzug 3). 

— V. massif long. 

UNTIE - 

Untie (to), eng., V. ausschnüren. 
Untin (to), eng., v. entzinnen. 
Untranspose (to), eng., v. dé


transposer. 
Untwine (to), Untwist (to), eng. 

V. détordre. 
Unvarnished, eng. Ongevernist ; ungefirnisst; 
sans vernis. 

Unverarbeitet, adj lid., V nonouvré 
1). 
Unverbrennbarkeit, t. lid. , v 1flcombustibilité. 
Unverbrennlich, adj , hd., v. incombustible. 
Unverweslich, adj. hd., V. impru


tesciblo. 
Unwashed, eng., v. éeru. 
Unweave (to), eng., v. érailler t). 

-V ausfasein. 
Unwedge (to) eng. a wheel, v. 
décaler ij. 
Unwiegbar, adj. hd., v. imponderable. 
Unwiegbarkeit, t. hd., v. imponderabilitat. 
Unwind (to), eng., v. décorder. 
Unwrought, eng., v. non-ouvré. 
Unze, t lici., V. ounce. 
Unzengespinnst, n. hd. Goud-en 

zilverdraad in strengen ; gold and silver 
thread in skeins; til dor et dargent en 
écbeveaux. 

Unzenperle, r. hd., v. perlen.. 
samen. 

Unzer, m. hd. Weegschaaltje voor 
minder dan een ons ; balance for objects under 
an ounce; balance pour des objets de 
moms dune ounce. 

Up-brow, eng. , V. montée 1). 
Upher, eng , v. attisoir. 
Upholsterer, ene., v. tapissier. 
Upper-case, eng., v. haut-de-. 

casse. 
Upper-case-vat, eng.,v. oberfass. 
Upper-chalk, eng., v. craie I). 
Upper-cringle, eng. , V. nook des 

segels. (S. deck. 
Upper-deck, eng., v. drittes deck, 
Upper-die, eng. , v. étampe su 

périeure. 
Upper-end eng. of a bore, v. 

oberstück. 
Upper-fluting, eng , V. oberstreif. 
Upper-frog, eng., V. femelle d'un 

pivot. 

Upper-leather, eng.,v. oberleder. 

Upper-lining, eng., v. oberfut


terung. 
Upper-mill, eng., V. obermühle. 
Upper-part eng. of the cornice, 

V. oberglied eines gesimses. - U. 
of the lip of the cock, v. oberlippe. 
- U. of the wallower, v. 
oberkorb. 
Upper-rigging, eng , v. manoeuvres 
hautes. 

USER. I 165 

Upper-scotia, eng., v. oberein


ziehung. 
Upper-shed, eng., v. oberfach. 
Upper-slope, eng. ruitenglooiing van 

een dijk ; seilenwand; talus turnout. 
Upper-stone, eng., v. laufer 't). 
Upper-story, eng., v. oberge


schoss. 
Upper-timber-work,eng . ,v.obergebalke. 
Upper-troehilus, eng., v obereinziehung. 
Upper-warp, eng. , v. dessus de 

la ehaine. 
Upper-works, eng , v. obenwerk. 
Upright, eng., v, bleirecht. v. 

montant 1) a, d & e. v. poteau 
de cloison. . v. aufriss i. v. 
mouton 't). - V. montant de tente. 

oven, v. stehender ofen, s. 
ofen. - U. drill, v. pomp-drill. 

-V. culotte 3). 
Up-setting, eng. to Upset, v. 
refouler 2). 
Up-stream-slope, eng. , v. upperslope. 
Up-take, eng., v. culotte ij. 
Uraconise, r. fr. & eng., v. ocre 

d'urane. 
Urane, m. fr. Uranium, eng. 
Uran, n. lid. Uranium. 
Uranglimmer, m. hd., v. chalcolite. 
Uranocker, m. hd. , v. ochre d'urane. 
Uranoxyd, Uranpecherz, n. hd., 

V. deutoxyd of uranium. 
Urao, rn. fr ,, v. hydro-carbonate 
de soude. 
Urate, in. rr. & eng. Piszuurzout; 
harnsaures salz. 

Urchin, eng. , v. carding-roller. 
Urée, f. fr. Urea, eng. Pisstof ; haren


stoff.. 
Urge (to), eng , v. anheizen. 
Urgent work, eng , v. nothwerk. 
Urin, en. hd., V. chamber-lie. 
Urinator, nu. led., v. diving-ship. 
trrinbad, n. hd. Pisbad der stoffen


ververs; urine -bath; bairn dui-tie. 
Urine, 1. Ir. V. chamber-lie. 
Urinoir, m. fr. Waterplaats, pisbak 

pissingplace; pissoir. 
Urinsäure, t hd., v. acide urique 
Urucu, m. hd., v. arnotto. 
Urwellen, v. a. hd. Het staatijzer 

pletten ; to flatten the iron rods; aplatir 
les barres de ter. 
Urweilhammer, m. hd., v. apla


tissoire. 
Urwellstürze, r. hd., v. doublons. 
Usé, adj. [r., v. abgenutzt. 
Use and waste, eng., v. déchet 1). 
Useful minerals, eng., v. mine


raux utiles. 
User, v. a. fr., v. dünner schleifen, 
98 


1166 USINE 

S. schleifen. — v. ausfarben. ~ v. 
abschleifen. 
Usine, r. fr., v. fabrik. — U. 
d'affinage, V. refining-works. ^• 

U. , á gas, v gasfabrik. — U. à 
laiton, v, brass-forge. — U. pour 
la sublimation de 1'arsenie, v. 
gifthut te. ~ U. à traitor le fer, 
V.eisenhammer 1) . 
Ustensile, in fr., v. gerath. ••• 
U-s de forge et de fonderie, v. 
huttengezah. ~ U-s de monnayage, 
V. minting implements. 

V. 
V, m. fr., V. burin a, bois. 
Vacat, n. hd., v. feuillet blanc. 
Vache, F. fr., v. aufhalter 4) . r 

V. de sel, hoop zeezout aan de ladingsplaats 
eener zouttuin ; pile of sea-salt; banlea 
sa l z. 
Vacuous adj. eng. In het luchtledige 

in der leere; dans Ie vide. 
Vacuum, * Luchtledige ruimte 
Vacuummètre, m. fr. Vacuum— 

gauge, eng. Vacuummass n. hd , v. 
condensorgauge.

-

Vacuum-pan, eng. Ketel voor het 
koken in 't luchtledige; pfanne zurn koehen 
irn lu(tverdtinnten raume; chaudière servant 
à cuire au vide. 

Vacuum-pipe, eng., v. luftröhre. 
Vacuum-valve, eng., v. luftventil 
3). 

Va-et-vient, m. fr., v. degen 2). 
mm Mouvement de v., v. motion 
to and fro. 

Vagon, cn. fr. ,v. eisenbahnwagen. 
Vague, r. fr., v. onde. — v. bierkri 
cke. 

Vaigrer V. a. fr. un vaisseau, De 
wegeringen aanbrengen ; to place the ceiling; 
die weltering in ein schifT legen. 

Vaigres, f. pl. fr , v. ceiling 2). 

V. d'empatture, v. balkwager. 
^•• V. du fond, V. floor-ceiling. 
Vaisseau, m. fr., v. navire. V. 
amiral, admiraalschap; admiral's ship; 
admiralschif. - V. d'avis, adviesboot; 
advice-boat; meldescbiff. V. dégréé, 
afgetakeld schip; unrigged ship; abgetakelte 
schaf. — V. dématé, schip zonder 
masten; dismastel ship; entmastete schuif. 

V. de bas bord, laag gebouwd schip; 
low-built vessel; niedrige schati. °n V. a 
deux ponts, tweedekker; two-decker; 
zweidecker. ~ V. glui a beaucoup de 
dévoiement, schip met sterk overhan 
boeg ; fairing-ship; schuif mit iiber--genden 
hangenden bug. V. 4ui a beau-

V ALEUR. 

Ustion, f. fr. & eng. v. combus


tion. 
Ustulation, f, fr., v. braten. 
Usure r. fr., v. déchet 7). — v. 

dépérissement. 

Utensil, eng , V. implement. r 
Distillatory u., v abziehzeug. — 
Iron u-s, v eisengertht. 

Utin.et, in. fr., v bodenhammer. 
Utsteeke, f. hd , V. fenêtre en 

sai.11ie. 
Uvula, eng , v. gurgelklappe. 
Uzifur, n. hd., v. bleizinnober. 

coup d'élancement, schip met sterk 
voorspringenden steven; ship with raking 
stem; schiff mit ausschiessendem vorsteven. 

-V. qui fait l'eau, lek schip; leaky 
vessel; leek schiff. ~ V. fin, scherp gebouwd 
schip ; sharp ship; scharigebaute 
schiff. — V. de fonds fins, schip met 
scherpe kiel ; sharp-bottomed ship; schiff mit 
schariem boden. ~V. de grands fonds, 
schip met stompe kiel ; broad-bottomed-ship; 
vollgebautes schiff V. fouler, v. 
fouloire.. — V. de garde, v. gardecóte 
& feuerschiff ij . — V. de 
guerre, V. btiment de guerre. 
-V. interlope, smokkelschip; smuggler; 
schmugglerschiff. - V. de ligne, v liniensehiff. 
— V. raarchand, v kauffahrer. 
— V. a poupe carré, schip 
met vierkanten, platten spiegel ; ship with 
a square stern; schifï mit plattgatt. - V. 
a poupe ronde, schip met ronden spiegel 
; ship with a round stern; schiif mit 
rundgatt. — V. de transport, v. 
transport-ship. ~V. à trois ponts, 
driedekker; three-decker; dreidecker. ••• V. 
a vapour, v. navire a vapour. 
V. bátiment. — v. navire. — v. 
gef' ss 2). 
Vaisselée, r fr. Hoeveelheid laken die 
op eenmaal in de volkuip kan; a trough 
full; walktrog vuil. 

Vaisselle, f. fr., v. gefáss 2). — 

V. de laiton, v. messinggeschirr. 
— V. martelée, v. hammerarbeit. 
w Potin a v., v. hartmetall. 

Valancine, f. fr., v balancine. 

Valet, m. fr., V. catch 2). — V. 

claw. — V. de pied, v. benchvice. 
~ V. de porto, deurveer; doorsecurer; 
thürzuhalter, spannstange - Prop 
op de lading van oud touw ; wadding; vorladung. 
— V. anhaltleiste. ~ v. gewichtstein. 


Valour, f. fr. Value, eng. Waarde; 
werth. — V. numéraire, Legal v., v. 


VALLEY 

satz i Z ). V. nominale, v. nennwerth. 


Valley, eng., V. daehkehle. 

Valley-rafter, eng., v. poulet. 

Vallonee, f. (r. Valonia, eng., v. 
eerres. 
Valvation, f. fr. Valuation, eng. 
Valvation, f. hd., v. schätzung. 
Valve f fr. d'admission, v. drosselkiappe. 


Valve, eng., v. soupape. 

Valve—casing-cover, eng., v. eouverele 
de bofte á tiroir. 
Valved, eng., v. à soupape. — V. 
window, v. fenêtre b 2). 

Valve-face, eng., v barrette 1). 

Valve-gear, eng. , v. levier de 
renversement. 
Valve-motion, eng , v. mouvement 
du tiroir. 
Valve-rod, eng., v. bielle du 
tiroir. 
Valve-seat, eng., v. siége duclapet. 

Van, m. fr, V. eylindre ém.otteur. 
~ V. d'une bigue, v. hanbans 
des bigo gis. 

Vanadic-acid, eng , v. acide va 
-nadique. 
'Vanadium, * Vanadium, een zeldzaam 
metaal. 
Vanau, m. fr. Soort van papier ; kind 
of paper; vanaupapier. 

Van-dyke, eng., v. festonné. 

Vane, eng., v. fane. v. alhidade. 
~ V. damper. 
Vane-board, eng., v. fiugeiheck. 
Vane-spindle, eng., v. fugelspill. 
Vane-stock, eng , v. flu.gelheek. 

Vangs, eng Keerjijnen, ophouders 
geerden; palans de retenue. 
Vannage, m. fr. Het schutten ; stoping 
and opening the flood-gates; anschtltz


ung 

Vanne, f. fr , v. pale fr. 4--6) •^ 

V. d'écluse, Schuif eerier sluis, schotdeur 
; sliding-valve, sash-gate; schutzfalle, 
ziehschiitze. ~ Koemestwater, koemeslaftreksel 
; sump; kothjauche. 
Vanner, v. a. fr., v. schwingen 
1). - V. le grain, bet koren met den 
zaadschoonder bewerken, schoonmaken ; to 
fan the corn; das korn schwingen. 

Vanneuse, f. fr., V. cylindre émotteur. 


Vannier, m. fr , v. korbmacher. 

Vannoir, m. fr. Hangende schuurbak 
van den speldemaker ; scouring-pot; schwingnapf, 
schwingschussel. 

Vantail, im. fr., V. folding-door 2). 
^ V. battant de porte. — v. leaf 
of a folding-door. 

Vantiller, v. a. fr., v, absehutzen. 
Vapeur, f. fr , v. dampf. ~ V. ábasso pression, stoom van lage druk 
low-pressure steam; niederdruckda!npf,-king ; 

VAIRNISH -MAKER 116 7 

tiefdruckdampf. ~ V. coupee, afgesloten, 
afgesneden stoom ; steam cut-off; abgesperrte 
dampf. — V. d'eau, waterdamp; 
steam of water; wasserdampf. — V. é


paisse, v. chock-damp. — V. á 
haute pression, stoom van hooge drukking 
; high,-pressure-.steam; bochdruckdampf. 

V. non saturee, niet verzadigde 
stoom ; not saturated steam; nicbtgesattigte 
dampf — V. saturée, verzadigde stoom; 
saturated steam; gesättigte dampf. ~ V. 
surchauffée, v. over-heat-steam. 
Vapor, eng , v. damp. — V. vapeur. 


Vaporation, * v. ausdunstung A) . 

Vaporimètre, * Vaporimeter, inrichting 
om het alkoho!gehalle van vioeistoffen 
uit de dampspanning te bepalen. 
Vaporisable, adj. f,., V. évaporable. 


Vaporisage, m fr. Het stoomen van 
weefsels, voor het vastleggen der kleurstof 
steaming; das dampten.-fen ; 
Vaporisation, ni. fr. (appareil 

de) v abdampfungs-apparat. 

Vaporiser, v. a fr., v. eind Liusten. 
— Verdampen ; to vaporize; v erd 
insten 

Varangue, f. fr., v. floor-timbers 
ij. ~ V. bauchs to ck. 
Varech, Varec, m. fr., & eng., v. 
seegras. 

Varechstoff, m. tad., v. iod. 

Vargue, m. fr., v. baritel. 

Variable, adj. fr., V. héterogéne. 

Variable, adj. fr. & eng. Variabel, 
hd. Veranderlijk. 

Variable motion, eng . v. mouvement 
varié. 

Variation, Veranderlijkheid, variatie 
- V . abweiehung. 

Variation-compass, eng., v. cornpas 
de variation, s. compas b. 

Varlet, m. fr., v. enke. 

Varlope, f fr Voorlooper, reeschaaf, 
elke schaaf met een greep en toot ; plane 
with handle; Kobel mit nose. — V. a eorroyer, 
v. fu.gebank. ••• V. á donbie 
for, v. doppelrauhbank. —V. 
a mouler, V. rocket-press. ~ V. 
onglée, v. gorge-fouille. — V. à 
recaler, v. glatthobel. 

Warme, t. fr., v. formzacken. 

Varnish, eng., v. firniss i). — v. 
couverte 4) . 

Varnish (to), eng., v. firnissen. 

Varnish-color, eng , v. firniss


farbe. 
Varnisher, eng., v. polisseur. 
; firnissarbeiter; vernisseur. 
Varnish—hause, eng. Vernisstokerij; 
firnissfabrik; fabrique de vernis. 
Varnishing, eng Het vernissen ; firnissen; 
vernissure. 
Varnish-maker, eng Vernisstoker; 
firnissfabrikant; fabricant de vernis. 


1168 VAIINISH-MAKING 

Varnish—making, eng. Het vernis stoken 
; /irnissfabrication; fabrication de 
vernis. 

Vase, m . f r., v. gefäss 2) . ••• V. 
à colle, v. glue-vat. — V. de départ, 
V. scheidegefäss. V. dis 

-tillatoir, V. destillirgefss. • V. 
de papin, V. autoclave. ••• (Tambour) 
v. drum tij. — V. servant 
de mesure, v. messgeschirr. 

Vase, f. fr., v. mud. — v. schl^mmschlieh. 


Valeau, m. fr. Vat, bak voor de 
speldenschaebten en koppen ; vessel for the 
pin-shafts and pin-heads; getass zo den nadeischhften 
and nadelkbpfeu. 

Valet, to. fr. Zoutwater vijver van 
een zouttuin ; reservoir of brine; soolbebhlter. 


Vasistas, ni. fr., v. look-hole. 
Vassole, f. fr., v. coamings. 
Vat, eng., v. euve de teinture. •• 

V. cuve à ouvrer. v. jane.
Vat-boy, eng ., v. aufsehilttj unge.
Vateau, Vautoir, m fr.,v. Blatt i).
Vater, Vaterschacht.m . hd Hoofd -, 

grootste mijnput; first shaft, main shaft; 
père de puits, premier filon. 
Vaterschraube, f. hd. Vaarschroef; 

screw-rod; vis male, broche à vis. 
Vat-man, eng , v. büttgesell.
Vat-press, eng , v. butténpresse.
Vat-room, eng , v. büttkammer. 
Vaucour, m fr.. v potter's table.
Vau—l'eau (à)), fr. Stroomaf ; down 

the stream; strora abwdrts 

Vault, eng., v gewölbe. ^ V. of 
a furnace, v. ofengewblbe. V. 
of a mine, v. minengewölbe. 

V. of a niche, v. nischengewfllbe. 
V. in full center, v. bogengewi 
lbe. — Bending of a v., v. bogenrundung 
1). 
Vault (to), eng., v. to arch. 
Vaulting shaft, eng., v. arc--boutant. 


Vauquelinit, m. hd. Vauquelinite, 
ni. fr. & eng Een erts uit chromiumzuur 
lood en koper bestaande. 

Veaua, m fr., v. ausschnitt t ). — 
Reliure en v. v. calf-binding. 
Vecteur, m. fr. Vector, in. hd. & 

eng.. v. radius vector. 
Védasse, f. fr., v drusenasehe. 
Veer (to), eng , v. halsen. ~ v. 

filer b :i 5) . 
Végéter, v. n. fr. Scheuren krijgen, 
van rotsen ; to scatter, to grow; spratzen, 

aussprotzen. 

Veilchenholz, n. hd., v. jacarán


daholz. 
Veilehenstein, m. hd., v. cordierit. 
Veille, t fr., V. Panere est à 

veille. 
Veiller, v. n. fr. Waken ; to wake ; 
weaken. 

VELOUTÉ. 

Vein, eng., V. filon. •- V. of metal, 
v. metallader. ~ V. in the 
glass, v. filandres du verre. 

Veine t. fr. de fluide, v courant 
de fluide. — v. ader. v.filon. ~ V. 
d'étain qui est pauvre en cuivre, 

V. course of tin. — V. du filon, v. 
nebentrum. ••• V. de métal, 
metallader. — V. de minerai formée 
d'une branche du filon, zij waarts 
loopende metaalader, tak ; leader; 
auslaufer — V. riche en minerai, 

v. erzmittel. ~ V. vierge, niet ontgonnen 
steenkoolbedding ; ungot coat; unverritzte 
koblen©ptz. — V. xhorree, 
steenkoolbedding die door een waterkanaal 
doorsneden wordt; level free vein; das durch 
einen stollen geluste fint z. 
Veiné, adj. fr. Veined eng , v. fllandreux. 
Veinette, f. fr. Dunne steenkoolbed 
thin vein; fldtzchen.-ding ; 
Veinule, f. fr. Kleine ertsader ; leading: 
gangtrummchen 
Vélin, m fr., v. parchemin vierge. 

v. papier vélin. 
Velinform, t. hd. , v. forme a 
vélin. (vélin. 

Velinpapier, n. hd., v. papier 

Vellum-lace, eng., v. guimp. 

Vellum-mould, eng., v caucher. 

Vellum-paper , Vellum-post, 
eng , V. papier vélin. 
Véloeité f. fr. Velocity, eng , V. 
speed v) 

Velours, m fr., v. sammet. •• V. 
eannelé, geribt fluweel ; ribbed velvet; 
gerippter sammet. — V. ciselé, fluweel 
dat bij afwisseling gesneden en ongesneden 
is en daardoor monsters of patronen 
oplevert ; velvet a part of which is cut, a 
part uncut and herely produces patterns ; 
sammet der abwechselnd geschnitteii and 
ungeschnitten ist, and dadurcb gewisse muster 
erhalten hat ••- V. a Cotes, v. cord 
6). — V. coton, v. baumwollsammt. 
~ V. coupé, gesneden fluweel; cut vel 

ge chnittene samcnet. — V. croisé,-vet; 

V. à fond croisé, gekeperd fluweel ; 
twelled velvet; gekbperte sa pret. ~ V. 
deug erevers, v. doppelsammet. 

V. épinglé, V. frisé, ongesneden 
fl uweel ; uncut velvet; ungeschnittene samniei 
— V. de gênes, v. genoa-backvelvet. 
— V. de laine, w oitluweel ; 
worsted velvet; wollsammet. — V. ras, 
V. simulé, Simuline, geribt zijde fluweel 
; ribbed velvet; gerippte sammet. 
V. à toile, V. uni, v. leinwandartiger 
manchester s. manches 
-ter. ~ V. d'Utrecht,

woifluweel voor 
buisraad; Utrecht velvet; mi beipliiscti. 
Velourteppich, m. hd., v. moquette 
veloutée. 
Velouté, m. fr , v. ruban en velours. 



 

VELOUT { --

Veloute, adj. fr., v. sammetartig. 
••• V. dunkelfarbig. 
Velouter, v. a fr. Weven als fluweel 
to weave in imitation of velvet ; sammet


artig veeben. 
Veloutier, m. fr., v. sammetwe


ber. 
Velpel, m. hd., v. feather-shag. 
Velu, adj. (r., v. rauhhaarig. 
Velutirte tapete, n. pl. hd. , v. 

Hoekpapier. 

Velverette, Velvetine, f. fr. Velvelet, 
Velveret, eng., v. baumwoilsammt. 


Velvet, eng , v. sammet. 
Velvet-black, eng., v. elfenbeinsch 
warz. ••• v. noir velouté. 
Velvet-down, eng., v. ruban en 
velours. 
Velveting, eng , v. ruban en velours. 
Velvet-knife, eng , V. flormesser. 
.•• V. couteau à velours. 
Velvet-lace, eng., v. - dentelle a 
chenille. 
Velvet-maker, eng , V. sammet


weber. 
Velvet-needle, eng., v. épingle).
Velvet-powder, eng., V. staub


arbeit. Scheerwol; wolistaub; poussière 
de lame tontisse. 
Velvet-protectors, eng., v. entacage. 
Velvety, Velveted, eng., v. sammetartig. 
Veneer, eng., v. einlegholz. •• v. 

auslegeholz. 
Veneer (to), eng , v. to checker. 
Veneer-cutting. frame, Veneer


mill, eng., v. furniersehneidmaschine. 
Veneer-cutting-machine, eng., 

V. furniermaschine. 
Veneering, eng. , v. eingelegtearbeit. 
Veneering-stick. eng. , v. goberge. 
Veneering-web, eng • v. furniersage. 
Veneers,eng.,v.eingelegtesti cke. 
Veneer-saw, eng. , V. furnier


sage. 
Venetian-blind, eng , v. jalousie. 
Venetian-carpet, eng., v. stair


carpet. 
Venir v. a. (r. bien, Goed afdrukken 
; to be a good impression; gut gerathen. 

V. mal, slecht afdrukken ; to be a 
bad impression; schlecht gerathen. 
Vent, eng., ' v. lumière 4 & 5) . -

V. copper-bouche. — v. balgenklappe. 
a••• v. ouverture de soupape. 
a. Vent, m. fr. Wind; wind; wind.~ 
V. alisé, v. mousson. — V. contraire, 
tegenwind ; head-wind; gegenwind. 
VENTOUSE.. 1169 

n•• V. faible, flauwe koelte ; feeble-wind; 
schwache wind V. frais, v frail a. 

V. grand largue, bakstagwind ; 
quartering wind; backstagswind. — V. impétueux, 
onstuimige, hevige wind; boisterous•
wind; heftige wind mm V. largue, 
dwarswind ; large wind; bathe wind. — V. 
de mer, v. sea-breeze. ~ V. trèsfort, 
sterke wind ; strong wind; heftige 
wind. ~ V. variable, veranderlijke wind; 
variable wind; verdnderliche wind. 
b. Vent, m. fr , v. blast. — V. 
echauffé , v. hot-blast. •• V. faible, 
zwakke luchtstroom ; soft blast; schwache 
gebidse — V. fort, sterke windstroom; 
sharp blast; startre gebitise. i V. froid, 
boude luchtstroom; cold blast; kalte wind. 
~ V. en pate céramique, v. blase 
1). ~ V. du boulet, V. de la balie, 
V. évent 5). 
Ventail m fr. de Porte, v. battaut 
de porte. 
Vent-astragal, eng. Kamerband 
zi2ndgurt, zundlochgiirtel; astragale de lu 
-mière. 
Vent-bit, eng , v. d'égorgeoir à 
vrilles. 
Vent-cover, eng. , v. cache-lumière. 
Venteau, m. fr., v. balgenklappe. 
Venteux, euse, adj. fr. vol blaasjes 

(van gietwerk); blown, blistered; blasig 
Vent -field, eng. , v. champ de 
lumière. 
Vent-hole, eng., V. air-hole. •• 

V. ebrasoir 5) . 
Ventil, n. hd., V. clapet. 
Ventilapparat, in. hd., v. clackgear. 


Ventilateur, m. fr ventilator, in. 
hd & eng. Draaiende blaasbalg, ventilatorblaasbaIg. 
•••A v. minengeblase. 

Ventilation, f. fr. & eng., v. aérage. 
Ventilbu* chse, f. hd., v bofte a 
soupape. 

Ventiler, v. a. fr. to Ventilate, 
eng Luchtverversching aanbrengen ; einen 
wind fang anbringen. 

Ventilfutter, n. hd., V. botte des 
tiroirs. 

Ventilhebel, m. hd., v. handgear. 

Ventilsitz, M. hd , v. siège du 

clapet. 
Ventilstock, no. hd , v. chapelle i). 
Ventilstöpsel, m. hd. (bleierner) 

V. bouchon fusible 
Ventilthür, t. tad. , clack-door. 
Venting-frame, eng., V. drillingmachine. 


Venting-wire, eng , v. aiguille i). 

Ventouse, t. fr., v air-hole. o• 

Kroesopening van den glasoven ; hole for 
the melting pot; tiegelloch. — V. dune 
conduite, luchtbuis op een riool of waterpijp 
; wind-pipe; windstock, luitsUinder. 
~ V. de fourneau, v. air-hole. 

98' 


 

1170 VENT-PIPE --


Vent-pipe, eng., V. blaserohre. 
Vent-punch, eng , v, dégorgeoir 
maillat 
Ventre, m fr., v. bauch des hoch


ofens. ~ V. d'une cornue, v pause 
i). — V. dune pièce de bois, v. 
bauch des krummholzes. — V. 
à planer, v. breast-board. 

Venturine, eng. Stofgoud ; goldstaub; 
poussière dor. 
Venturinstein, m. hd , v. avanturin. 


Vénus, t. fr , v étoile du matin. 
.• Esprit de v., v. esprit de vertde-
gris. ~ v eisessig, 

Ver à soie, in fr., v. seidenraupe. 
Verahnlichung, f. hd , v. assi— 
milation. 
Veränderlich, adj hd., v. variable 
fr. & eng. 

Verankeren, v. a. hd. Van ankers 
voorzien (een muur); to fasten with grappling-
irons; mettre des ancres à une inn. 
rai l le. 

Verarbeiten, v. a. hd., v mettre 
en oeuvre. 
Verbalken, V. a. it k. Met balken ver 
to tie by beams; joindre par des-binden ; 
poutres. 
Verband, in. hd. , v. appareil 3) . 

— v. brace 3). 
Verbändeln, v. a. hd., v. ficher 
les joints. 
Verbandsti cke, n. pl. hd. oberschneiden, 
v. moiser par entailles. 


Verbauung, f. hd., v cuvelage. 
Verbération, f. fr. Verberation, 
eng. Trilling; vibrirung. 
Verbergschirm, in hd , v. para 

-vent. 
Verbesserer, ni. hd., v. correeteur. 
Verbessern, v. a. hd., v. réparer i). 
Verbesserungsblatt, r,. hd. , v. 

berichtigungsbogen. 
Verbiegen, v. a. hd., v, fausser 
en pliant. 
Verbilden, V. a. hd. Slecht van vorm 

maken ; to formill; mal former. 

Verbinden, v. a. hd , V. to join. 

V. to bind. — V. to couple. 
V. enchevétrer 1). V. empointer 
2). 
Verbindung, t hd. zweier stoffe, 

V. combinaison chimique. V. 
der metalle, v. alliage I). •• v. 
assemblage. 
Verbindungsbahn, t. hd. , v. 
branch-line. 
Verbindungsgang, in hd , v. couloir 
3). • (verbindungsgallerie) 

V. galerie ij. 
Verbindungsverhältniss, n. hd , 
V. combining-proportion. 
Verbindungsvorsprunge, in pl. 
hd., v. bride 8). 

VER DIE IAEN. 

Verbindungszug, in. hd , v. accolade. 
Verbissenes holt, n. hd. Slecht ge


groeid hout ; deformed wood; bols rabougri. 
V©rblasen, v. a. hd., v. affiner t). 
Verbiaser, ni. hd , v. félatier. 
Verblattung, f. hd , v. feuillure t). 
Verblechen, v. a. hd. Met blik be


kleeden ; to cover with tin; couvrir de for 
blanc. 
Verbleien, v a. hd , v. frischen 
1) r V. to lead 1). 
Verblenden, v. a. hd , v. crépir. 

V. to face 5) . 
Verblendung, f. hd., v. face d'un 
mur. 
Verblumen, V. n . hd., v. blühen i). 
Verbogen, adj hd., v. tortué. 
Verbohren, v. a. hd., v. chevil


ler 1) 
Verboizen, v a. hd., v. chevil


ler ij. — V. to bolt. 
Verborgen, adj hd., V. occult. 
Verbramen, v a hd De wasrand 

om de gegraveerde plaat zetten ; to border 

with wax; border avec de Is cire. 
Verbrannt, adj. hd., v. burnt. 
Verbrennbarkeit, c. hd., v. defta


grability. 
Verbrennung, c. hd., v. combustion. 
V. déflagration. 

VerbrUsten, v a. hd. De voorkant 
van een smeltoven afsluiten ; to close the 
front of a furnace; fermer le devant d'un 
fourneau. 

Verbrustung, t. hd., v embranchement 
2). 
Verbürsten, v. a. hd , v. to dove


tail. 
Verdachung, f. hd., v. corona 1). 
Verdommen, v. a. hd , v. fermer 

par une digue. 
Verdampfen, v. n. hd , v. ab-. 
dampfen. 
Verdampfung, t. hd., v. évaporation. 
Verdditer, eng , v. gru* nspan. •• 

Blue v., v. bergblau. 
Verdeck, n. hd , v. deck. 
.Verdekken, v. a. hd , v. couvrir. 
Verderben, v. n hd., v. détériorer. 
Verdet, in. fr , v. gri nspan. ~ 

V. crystallisé, v. cristal de Vénus. 
Verdeu.r, f. fr. Sap van levend hout; 
greenness; sattigkeit. 
Verdichten, v. a. hd., v. to condense. 
~ V. rechausser ij. — v. 
to $g :s. 

Verdichter, ni. hd., v. condenser. 
Verdichtung, f hd. , v. condensation. 
Verdichtungsapparat, m. hd , v. 
condenser. t 
Verdickung, f. hd., v. épaississage. 
Verdielen,v.a.hd., v. planchéier 1). 


VERDIGRIS — VERGEHRUNr SBRETT. 1171 

Verdigris, eng., v. gri aspan. 

Verdillon, m. fr., v baumruthe. 
—v. esse t). 

Verdir, v. n. fr. Groen aanslaan (roesten) 
van koperen platen; to get covered with 
verdigris; snit grtinspan uberzogen werden. 

Verdit, m fr. Verditer, eng , v. 
acétate de cuivre. 
Verdoppeler, m. hd. , v. blitzstoffsammler. 
Verdoppeln, V. a. hd., v. doubler 
t). 
Verdoppler, m. hd., v doublingiron. 
Verdruckung t. hd. eines $ötzes, 
v. étranglement 1). 
Verdunkein v. a. hd. sine farbe, 

V. to deepen 3) . 
Verdunnen, V. a. hd., v. alléger. 
^ V. to rarefy. v. diluer. ~m v. 
abschlagen. — v délayer. 

Verdünnt, adj hd., v. rare eng. 

Verdünnung, t. hd , v. raréfaction. 
— V. subtilisation •• V. délaiement. 


Verdi restbar, adj. hd , V. évaporable. 
Verdunsten, v. n. hd., v. abdampfen. 
Verdunsten, v. a hd. , v abdampfen. 
Verdu.nster, m. hd., v abdampfungsapparat. 
Verdunstung, f. hd , v. évaporati 
Qn. 
Verdunstungsmesser, m. hd., V. 
atmometer. 
Verdure, r. fr , V. tapestry representing 
verdure. 

Veredlung, Verfeinerung, f. hd. 

Zuivering, verfijning; amelioration; amélio


ration. 

Vereinigungsbalken, m. hd., v. 
lintoir. 
Vereinzelung, f. hd., v. scheidung 
1). 
Verengerung, t. hd , v. échappée 
8). 
Verfachen, V. a. hd. Met paneelwerk 
betimmeren ; to prop with timber; garnir 

dune charpente. 

Verfahren, v C. hd., v. procédé 

1). — Das feld v., V. exploiter une 

mine. ~ Seine schicht v., zijn taak 

afwerken ; to work out one's task; faire sa 

tache, r Emre. takel v., een takel op 

nieuw inscheeren ; to overhaul a tackle; 

reprendre ure palan. 
Verfalschen, v. a. hd., v. to adul


terate. 

, Verfaischt, adj. hd. Dwalend (van de 

magneetnaald); defective; afiolé. 
Verfalschung, f. hd. Vervalsching; 
debaseinent; dénaturation 

Verfangen, v. a. hd., v. bosser. 

Verfassen, v. a. hd. (einem stan


der) Een schoor vastzetten ; to tie an 

upright; lier, recevoir. 
Verfault, adj. hd., v faul. 
Verfeineren, n. hd , v. subtilisa


tion. v epuration 1). 
Verfeinerung, t hd , v veredlung. 
Verfertigen, v. a hd, v. to fa


bricate. 
Verfertiger, m hd , v. fabricant. 
Verfertigung, t. hd , v. fabrica


tion. 
Verfinsterung, t. hd., v occula


tion. 
Ver$rsten, v. a. hd , v. enfalter. 
Verflachen (sich) v. r. hd. Platter 

worden ; to flat; s'aplatir. 
Verfiammen, v. n. hd., v. to deflagrate. 
VerflUgtigen, v. a hd., v. subtiliser. 
Verflugtigung, f hd , v. spiritua


lisation. 
Verfrachten, %,. a hd , v freight t). 
Verfrussen, v a hd De voet aan een 

kous weever of breien ; to foot a stocking; 

faire ie pied à on bas. 
Vergasen, V. a. hd , v. gazéiii.er. 
Vergattern, v. a hd , v. griller. 
Vergatthobel, m. hd Alkautsehoaf; 

straight-block-plane; ra bot h écorner 

Verge, f fr. Trouwring; wedding-ring; 
trauring, ~ V. épingle 2). v. rod 
t ). • V. de l'ancre, v. anchorshaft. 
••• V. d'arpenteur, v. lachterstab. 
— V. du balancier a vis, 

V. bar t i ). — V. de charpentiers, 
duimstok; foot-rule; zoilktock mm V. de 
calibre, V. caliber t) - V. du 
chevalet, v rossstat ge. m V-s a 
clous, v nail-rod. .•• V. du collier, 
v fore-wale. •• V. crénelée, 
V. fer dentele c. ••• V. d'essai, v. 
éprouvette 7) V. de fer, v. 
fenstereisen. — V. d'une inontre, 
V. arbre á balancier •o• V. d'or, 
V. Jacobsstab. .•• V. d'osier, v. 
osier-twig. •••• V-s de parallélograrnme, 
v bielle du p arailélogramme. 
V. de pendule, v pendeistange. 
w~ V. de pompe, v . 
barre de pompe. — V. d'un tour 
à barre, v. bar of a turning-lathe. 
Verge eng of a watch, v arbre 
à balancier. ~ V. over-banking. 
Vergé, adj. fr. Geribd ; laid ; gerippt. 
... V. streaky. 

Vergeage, m. fr., v. measuring 
by the rod s. rod. Ongelijke of 
slecht geverfde draden ; uneven threads, badly 
dyed; ungleiche oder schaecht gettrbte laden. 
Vergehren, V. a. hd. Dwars doorza 
to cut in a diagonal line; eouper dia-gen ; 
-gonalement. 

Vergehrungsbre tt, n. hd., v. beveiled 
board s. board. 


 117? VERGEHRUNGSKOLBEN -- VERKALKEN. 


Vergehrungskolben, m. M. , v. 
coppor-bit. 
Vergeistigung, f. hd., v. spiri


tualisation. 
Vergeoise, r. fr., v. cassonnade. 
Verge-rivetting-tool, eng , v. 

noisette à river les vergues. 
Vergeté, adj. fr , V. bruckig 1). 
Vergeten, V. a. fr.. v. brosser. 
Vergettes f. p1. fr do roulage, 

V. spannreif 2). 
Vergeure, f. fr. , V. formdr^€hte, 
._ V. formstreifen. 
Vergewerken, v. a. hd. De mijn. 
werkers in de mijn verdeelen ; to distri• 
bate miners; distribuer, départir. 

Vergipsen, v. a. hd., v. piátrer. 
Vergittern, v. a. hd , v. griller. 
Verglasbar, adj. hd. Tot een glas


achtig lichaam smeltbaar; vitrifiable; vi


trifiable. 
Verglasen, v. a. hd., v. enverrer. 
Vergiasung, f. hd Gezamenlijke ra


men van een gebouw ; glass-partition, glasswindows, 
windows; vitrage 
Vergleichen, V. a. hd , v. to dispart. 
• V. kneading 1). 
Vergleichplatte, I. hd., v. apéritoire. 
Vergleichung, f. hd., V. einrichtung 
2). 
Vergif hen, n. hd. , v. biscuitbaking. 
. Verglu.her, m. hd. , v. cuiseur. 
Vergli hofgin, m. hd., v. coolingoven. 
Vergoldbrettchen, H. hd., v palette 
5) . 
Vergolder, in. hd. Vergulder; gilder; 
doreur. 
Vergolderkunst, f. hd. , v. dorage 
1) . 
Vergolden, V. a. hd., v. dorer. ••• 

V. dorage. 
Vergoidgitter, n. M., v. grate -2). 
Vergoldlappen, m. hd., v. dra 
-peau 5) . 
Vergoldmesser, n hd., v. palette 

du doreur. 
Vergoldgrund, m. hd.,v. assiette 5). 
Vergoldpinsel, m. hd., v. an


schiesspinsel. 
Vergoldpolster, n. hd., v. agiau. 
Vergoldstaffel, t. hd., v. cheva


let du doreur. 
Vergoldstai bchen, a. hd , v. bil 
-boquet. 
Vergoldstein, m. hd , v. blood


stone 3). 
Vergoldung, f. hd., v. dorage. 
Vergrösserungsglas, n hd., v. 

microscope. 
Vergründen, v. a. hd., v. laver 

les balayures. 
Vergr enen, V. n. hd , v. déverdir. 
Vergue, f. fr., v. raa 1). V. 

d'artimon, V. baree, v. bagienraa. 
~ V. de la bonnette, v. leesegelraa. 
— V. à come, v. gadel. 

Grande v., groote ra ; main yard; 
grosse raa — V. du grand hunier, 

groote marsra ; main-topsail-yard; grosse 

marsraa. V. du grand perroquet, 
groote bramra ; main-topgallant-yard; grosse 
bramraa. — V. du grand perroquet 
volant, groote boven bramra; main-royalyard; 
grosse royalraa. V. de hune, 

V. marsraa. — V. de misaine, v. 
fockraa. - V. de paille-en-cul, 
broodwinderra ; diver yard; raa des treibers. 
~ V. du perroquet de fougue, v. 
kreuzraa. ~ V. de la perruche, 
V. mizzen-topgallant-yard. — V. 
de la perructie volante, . v. mizzen-
topgallant-royal-yard. V. 
du petit hunier, v fore-top-yard. 
V. du petit perroquet, v. fore. 
top-gallant-yard. ••• V. du petit 
perroquet volant, voorboven bram ra 
; fore royal-yard; vorroyal raa. ~ V. 
de rechange. v borgraa. — V. 
sèche, v. bagienraa. 
Vergutungsrbhre, f hd., v. feedpipe. 
Verhakung, f. hd. , v. assem 
-blage à queue d'aronde. 
Verhaltnisszirkel, in. tad., v. com,pas 
de proportion. 
Verhaltungsmassstab, to hd , v. 
échelle de proportion. 

Verhammern, v. a. hd. Dichtbatneren 
; to hammer up; fermer a coups de 
maneau. 

Verhaspen, v.a. hd. Afhangen, de heng 
knieren aanmaken ; to put the hinges-sels of

on; mettre les pentures. 
Verhau, m. hd., v. abattis. 
Verhauen, v a. hd , v. encom


brer 5). — V. abrechten. 
Verhuren, v. a. hd., v. to freight. 
Verh futen, v. a. hd. , v. doubler 

un navire. 
Verholen, v. a. hd. Verhalen ; to tow; 

toiler. 
Vericle, m . fr., v. glasdiamant. 
Vérificateur, m. fr. Onderzoeker; 

examiner; untersucber. ~ V. du eulot, 
zielmaat ; sliding-callipers; stossmesser. 

V. de l'oeil, v. fuzee-gauge. 
Verification-box, eng., v. naehsuehebi 
ehse. 
Vérin, m. fr. , v. crie a vis. .. 
V.-arraehe-pieux, palentrekker met 
schroef ; withdraw-screw; aufziehschraube. 

Verjongen, v. a. hd. Dunner maken; 
to diminish; diminuer. 
Verji ngter massstab, m. hd., v. 
echelle de réduction. 
Verjure, f fr., v. formdrähte. ••• 

V. formstreifen. 
Verkalken, v. a. hd., v. to calcie. 



VERKALKUNG --

Verkalkung, f. hd., V. oxydation. 
Verkmmen, n. hd. , v. assemblage 
a entailles. 
Verkkammung, f hd , V. emboltage. 
Verkatten, v. a. hd., v. empenneler. 
Verkehrter auflanger, m hd , v. 
alonge de revers. 

Verkeilen, v. a. hd. Opkooien ; to 
drive up the quoins; arreter avec des coins. 
Verkeiltes blatt, n. hd., v. écart 

double. 
Verkitten, v. a. hd , v. to ce


ment 2). 
Verkittung, f hd , v. lutation. 
Verkiammern, v. a. hd., v. cram


ponner I). — V. to dove-tail. 
Verkleiden, v. a. hd., v. emboutir 
i) •••• v. revêtir. 
Verkleinen, v. a. hd , v. pulvériser. 
Verkleinerungsglas, n. hd. , v. 

double concave lens s. lens. 
Verklicker, m hd , v. dog-vane. 
Verklinken, v. a. hd., v. to clinch. 
Verknisterung, f. hd., v. crépi


tation. 
Verkohlung, f. hd., v. carbonisation. 
Verkohlungsofen, rn. hd., v. four 

de carbonisation. 
Verkoken, v. a hd., v. to coke. 
VerI ritzen, v a hd , V. rayer 1). 
Verkrüppelu, v. a. hd. Een mijn. 

werk verkeerd beginnen ; to commence the 
working of a mine in a wrong manner; mal 

établier l'exploitation d'une gaine Een 
figuur of beeld verminken ; to cripple a figure; 
estropier une figure. 

Verkupfern, v. a. hd , v. to cop


per. 
Verkupplung, f. hd., v. coupling. 
Verki rzter thurstock, m. hd. , V. 

montant raccourci s montant d. 
Verlaath,m. hd., v.abdammung t). 
Verlagsrecht, n. hd. , v. droit 

d'impression. 
Verlangern, v a hd.,v.ausdehnen. 
Verlaugerungsst nge, f. hd , v. 

alonge 1). 
Verlaschung, f hd., v. éclisse


ment. 

Verlatten, v a. hd , v. to lath. 
Verleger, M. hd , v. éditeur. 
Verleihbueh, n. hd. Register der 

vergunningen tot mijnontginning; book of 
grants; régistre des concessions. 

Verlohren gehand. adj. hd. , v. 

bevel adj. 
Verlohsteinen, v. a. hd. De grenzen 
van een mijnwerk bepalen, de grens 
plaatsen ; to provide with meersto--steenen 
nes; aborner les limites d'une concession. 

Verlöthen, v. a. hd , v. löthen i). 

VERN ISS ER. 1173 

Verlbthung, f. hd., v. löthen 3). 
Verlust, m. hd., v. abgang 1). 
Vermauern, v. a. hd., v. maçon


nor. 
Vermeil, m. fr. Goudkleursel, gloei was 
; vermeil; belle. Verguld zilver 
gilt-silver; vermeil.-werk ; 
Vermeille f fr. oceidentale, v. 
pyrope. 
Vermeillonner, v. a. fr. V. ver 
-millonner. 
Vermessen, v a. hd , v. to measure. 
~ V. abmessen. 
Vermiculation, eng. Wormvormige 
beweging; wurmbewegung; mouvement ver 

-miculaire. (loaner. 
Vermilion (to), eng., v. vermil-
Vermillon, m. fr Vermilion, eng., 

V. cinabre artifiiciel. 
Vermillonner, v. a. fr. Gloeiwassen; 
to miniace; hellen. 
Verminderung f. hd der ge 
-sehwindigkeit, v. retardation. 
Vermodern, n hd., v fäulniss. 
Vermoderung, f. hd , v. erema 

-causis. 
Vermohren, v. a. hd , v. cheviller 
1) . 

Vermouler (se), v. r fr. Wormstekig 
worden; to be wormeaten; wurwstichig 
werden. 

Vermoulu, adj. fr v mouliné. 
Vermoulure f fr. du bois, v. 
pigûre des vers. 
Vernageln, v. a. hd., v. clouer l). 

— v. enclouer. — v nagelra 2). 
Vernier, * Nonius. 
Vernieten, v. a hd., v. to clinch. 
Vernir, v. a. fr., v firnissen. mm 
V. engommer 1). ~ v to polish 4). 
Vernis, m. fr. , v. firniss. v. 
couverte4). v. schellackpolitur. 
••e V. à l'alcool, V. à 1'espritde-
vin, V. spirit-varnish. V. 
a l' asphalte, v u u r ia k; blackjapan; asphaitiack. 
~ V. d'aspie, v. spickfirniss. 
V. an copal, V. St.-
Martin, V. kopalfirniss. V. á 
décalquer, V. mordant c. i). ~ V. 
d'ébéniste, v. schellacpolitur. 

V. épis, dikgekookte olie voor boekdruk 
thick varnish; dichte firniss — V.-inkt ; 
a I' essence, v. lackfiirniss a. — 

V. gras, v. drying-oil. ••• V. de 
graveur, v. aétzgrund. ••• V. a 
l'huile, v.oelanstrick. — V. d'imprimerie, 
v. vernis épais. — V. 
pour meubles, strijkpolitour; cabinetfamish; 
möbellack — V. d'or, v. goldfirniss. 
— V. au succin, V. d'am 
bre jaune, v. bernsteinfirniss. •. 
V. spiritueux, v. spirit-varnish. 
~ V. à sel commun, v. salt•glazing. 
Vernisser, v. a fr., v. firnissen. 

V. engommer I). 

1174 VERNISSEUR -- 

V©rnisseur, m fr , v. varnisher 2). 
Vernissure, f. Vernissage, m. fr. 
Het vernissen ; varnishing; das firnissen. 

V. au four, v. japanning. 
Verona green, eng., v. mountain 
green. 
Verpfählen, v. a. hd., v. palifier. 
Verpfahlung, F. hd , v. fraise 3). 
Verpflöcken, v. a. lad., v. anbol


zen. 
Verpiehen, v. a. hd , v. piehen. 
Verpragen, v. a. hd., v. ausmun• 

zen. 
Verpuffen, V. n. hd. , v. to ex


plode. •- v to detonate. 
Verpunte, m. fr , v. melting 1) . 
Ver putt, m. lid., v. enduit 4) . 
Vergliicken, V. a. hd., v. to amal


gamate. 
Vorquickung, f. hd., v. amalgamation. 
Verrammeln, v. a. hd., v. bácler. 
•• V. bourrer le trou. 

Verre, m. fr., v. glas. — V. af$
né, gezuiverde glasmassa; glass-metal, 
refined glass; metall. •• V. ardent, v. 
brennglas. ® V. blanc, v. kreideglas. 
~ V. de Bohème, v. crownglass. 
~ V. a boudines, v. bull's 
eye-glass. ~ V. à bouteilles, v. 
bouteillenglas., ~ V. de Berlin, 

V. alabasterglas. ~ V. en canons, 
V. muff. - V. colore, gekleurd glas; 
colored glass; farbige glas ~ V. de eonronne, 
V. crown-glass. — V. craquelé, 
ijsglas; frosted glass; eisgias. 
V. en cylindres, v. sheet-glass. 
~ V. demi-Blanc, halfwit glas; semiwhite 
glass; halbweisse glas — V. devitrifié, 
v. porcelaine de Réaumur. 
~ V. doublé, opgelegd glas; 
flashed glass; tiberfangene glas ~ V. f.– 
ligrané, v fadenglas. — V. á facettes, 
v. face Ltenglas, — V. a 
glaces, V. glace 1). — V. grossissant, 
vergrootglas ; magnifying-glass; vergrösserungsglas 
~ V. a gobeleterie, 
V. schleifglas. ~ V. en manchons, 
V. sheet-glass. — V-marbre, gemarmerd 
glas: marbled glass; marmorirte 
glas. — V. mosaïque, v. millefiori. 
^ V. de moutre, v. uhrglas. ~ 
V. de moscovie, v. glimmer. ~ 
V. moulé, geperst glas, (onjuist soms 
gegoten glas genaamd); pressed glass; gegossene 
glas. ~ V. objectif, v objectif'. 
— V. oculaire, v. ocularglas. 
— V. opale, v. alabasterglas. 
V. plaqué, v. verre doublé. — V. 
pulvérisé, V. glasmehl. — V. a 
pied, glas op voet, wijnglas; wine-glass; 

weinglas. - V. phosphorique, v. 
phosphorglas. — V. de plomb, 

V. bleiglas. ~ V. première classe, 
groen vensterglas; green window-glass; grüne 
fensterglas — V. soluble, waterglas; 
VERSATZHOLZER. 

soluble glass; wasserglas. ~ V en ta


bles, V. à vitres, v. fensterglas. 

~ V. terne. ongepolijst glas; unpolished 
glass; blindes glas. 

Verreisser, m. hd., v.mauerpinsel-

Verrel, eng. Onderlegplaatje onder den 
kop of de moer van een schroefbout; ring, 
sperrring; virole, ferrule. 

Verrerie, f. fr., v. glaswerk 1). 
a V. glaswaaren. — v. glasbereitungskunst. 


Verrichtung, f. hd., v. fondage. 

Ver. riegeln, v. a. hd. Met kespen verbinden 
; to bolt two pieces of wood; lier 
par des entraits. 

Verrier, m. fr., v. glasmacher. 

Glashandelaar; glass-man; glashdndler. 

— Glasmand ; glass-basket; glaskorb. 
Verrine, f. fr. Houten schroef ; wooden 
screw; bolzschraube. 

Verrosten, n. hd , v. rouillure. 

Verroston, v. n. hd., v. enrouiller 
2) . 
Verro teríe, t. fr., v. glasgeschirr. 
Verrotten, v, n. hd. De klei laten 

liggen rotten ; to get rotten; faire pourrir 

la pate. 

Verrou, m. fr., V. bolt i) — V. 
a coulisse, v. flush bolt. — V. 
glissant, v. fensterreiber. — V. 
monté sur platine, V. a platine, 

V. de loquet, plaatgrendel ; slip-bolt; 
schubriegel auf einem blech ••• V. du 
milieu, v. mittelriegel. •®• V. de 
nuit, V. nachtriegel. ~ V. plat, 
schuif, knip ; /l(1t bolt; glatte riegel. V. 
a queue, V. schwanzriegel..®• V. 
a iessort, knip niet veer ; spring-bolt, 
catch-bolt; riegel mit feller. 

Verrue, f. fr. Knoest, uitwas ; wart; 
warze. 

Verrufen, v. a. hd. Geldspetie intrekken, 
buiten circulatie stellen ; to call 
in; décrier, démonétiser. 

Verruqueux, ad j. fr. Knoesterig, vol 
uitwassen ; warted; warzig 
Versacken, v. n. hd. , v. einfallen. 
Versagen n. hd. des schusses, v. 
feu de l' amorce. 
Versalbuehstabe, ni. Versalie, 

f. hd., V. capital 4). 
Versat, in. fr. Rand van de zoutpan ; 
border of the salt-pan; pfannboid. 
Versatz, in hd., v. securer. ~ v. 
alliage 2). ~ V. embranchement 
Q). — Tweede looiing der huiden ; second 
tanning; second tan. ~ Das tuch in v. 
bringer, het slecht geschoren laken voor 
de tweede maal scheeren ; to rap again; 
retondre le drap mal tondu. 

Vers atzb alken, m. hd., v. fallpfahl 
1). 
Versatzfalz, m. hd. Dwarsche voeg; 
transversal batment; renton transversale. 
Versatzholzer, n. ph. hd. Dwarsche 


 

VERSA2ZMAUER -


liggers of platen ; transversal madriers; 

madriers transversaux. 

Versatzmauer, f. hd,, v. mur b 1). 

Versaubern, v.a. hd., v. abglatten. 

Verschalen, V. a hd., v. aus


schalen. 

Verschanzen, v. a. hd., v. to intrench. 


Verschärfen V. a. hd. die blaukupe, 
De indigokuip aanzetten; to streng/iten 
the vat; renforcer la cuve. 

Verscheerung, f. hd., v. emboitage.
Verscherben, v. a. hd., v. einfaizen 
-2). 
Verschiebung, f. hd.. v. déplacement. 
— V. dru.eker 5). 
Versch Tenen, v. a. hd., v. embattre. 


Versehiess, m. hd. Verilauwing der 
kleuren ; fading of colors; ddgradation des 
couleurs. 

Verschiessen, v. a. hd., v. déplaeer. 
— v. doubler les ecarts. ~ 
De schietspoel verkeerd door de draden 
werpen ; to shoot the shuttle wrong; passer 
la navette à faux. 

Verschiessen, v. n. hd. Verschieten 

(van kleuren); to fade; se décharger. 

Verschillen., v. a. hd. Verschepen; 

to ship; charger. 

Verschilfen, v. a. hd., v. berohren. 

Verschlackung, f hd , v. scori


fication. 

Verschlag, ni. hd , v. cap eng. 15).
~ V. eloison 1). — Zoutproef; trial 
with the brine; essai du sel. 


Versehlaghammer, m lid., v. marteau' 
á étirer. 


Versehlagsohle, f. hd. Pekel voor 
de aveeging ; brine for gauging; eau saline 
d'essai. 


Verschlagwand, m. hd., v. bretter


verschlag. 

Verschiechterung, f. hd , v. dé


térioration. (lacs. 

Verschlingung, f. hd., v. entre-

Verschlossen, v. a. hd., v. arc


bouter. 

Versehlucken, v. a. hd. Opslorpen; 

to absorb; absorber. 

Verschmalerung t. hd., eines 

flötzes, v. étranglement 1). 

Verschmelzen, v. a. hd., v. fon


dre les couleurs. ~ v. refonte 3). 

Verschmelzung, f. hd., v. emploi 

de la fopte. ~ V. der farben, v. 

melting of colors. 

Verschmieren, v. a. hd., v. be


schlagen t). — De ertsaderen merken 

om ze gemakkelijk terug te vinden (met 

klei); to clay the lodes; enduire les filons. 

Versehneiden, v. a. hd., v. planer 
i). 
Verschnellernd, adj. hd., v. beschleunigend. 


VERSPEICHEN. 1175 

Verschnellerung, f. hd., v. gra


vitation. 

Verschossene seiten, f. pl. hd. 
wieder in ordnung bringen, v. 
détransposer. 

Versehramen, v. a. hd. Een goot 
naast een ertsader graven voor den afvoer 
van het water ; to lig a drain near the 
lode; creuser une rigole près du filon. 

Verschroten, v. a. hd., v. anbre


chen. 

Verschu.tten, v. a. hd., v. encombrer 
2). 
Verschwachung f hd. der naba, 

V. neck of the nave. 
Versehwellen, v. a. hd. Nieuwe 

grondplaten aanbrengen; to put sills underneath; 
remettre des sablières. 
Verseau, m. fr. Waterman ; waterbearer; 
wassermann. 
Versegelt, adj. hd. Uit het gezicht; 
out of sight; hors de vue. 

Versehen v. a. hd. mit einem heft, 

V. bestielen. ~ Die takelage v., 
v recourir les manoeuvres, s. 
manoeuvres. 
Verseigen, v. a. hd. Een goot maken 
in een afwateringsgalerij ; to cut a gutter 
in a drain; faire une rigole dans une galerie 
d'écoulement. 

Verseisen, V. a. hd , v. to nip the 
cable. 
Versender, m. hd., v. comrnunicateur. 
Versenkbohrer, m. hd., v ausraumer. 
— v. chamfering-auger. 

Versenken, v. a. hd., v. einlassen 

2). — Een glas hol, concaaf, slijpen; to 

grind a glass concave; mouler un verre. 

Versenkte schraube, r. hd., v. 

schraube mit fiachem kopf. 

Versenkung t. hd. (trichterfár


mige), v. noyure. — Walsenfór


mige v., V. noyon. 

Verser, v. a. fr., v. durchgiessen. 

Versetzen, v. a. hd , v. coucher 

en fosses. — v. to face 5). ~ v. 

poser les pierres de taille, s. 

pierre C. — Van kleuren, v. mengen. 

~ V. charger les fusées. ~ v. é


puiser les caractères. 

Versetzgrube, t. hd., v. lohgrube. 

Versetzkopf, in. hd., v. eceentriek 

chuck. 

Versetzung, f. hd., v. déplace


ment. ~ v transposition. — v. 

auslassung. 

Verseur, m. fr., v. aufgiesser. 

Versilberung, f. hd., v. argon-. 

ture. 

Verso, m. fr., v. page paire. —

V. retiration. 
Versoir, in. fr., V. ohr i). ~ v. 
pfl.ugsterz. 
Verspeichen, v. a hd., v. enchausser. 



1176 VERSPERREN 

Versperren, v. a. hd., v. fermer 1). 

Verspieken, V. a. hd , v. clouer f ). 

Verstuben, v. a. hd., v. embátonner 
1) 
Verstabte stufe, f. hd., v. marche 
ehamfreinée. 
Verst bung, f. hd., V. embátonnage. 
Verstahlen, v a. hd , v. mit stahl 
belegen, s. belegen. 
Versturken, V. a. hd., v. concentrer. 
— V. jumeler. 

Verstarkung, m. hd , v. espalet. 
•• V. des vorderambosses, v. estomac 
de l'enclume. 

Versta.rkungen der mitte, t pl. 
hd., V. centre-boss. 
Verstarkungshoiz, n. hd ,v. sangion 
(en verander de W in n). 

Verstarkungszeiehen, n. hd. Teeken 
voor het spatieeren; sign of spacing; 
signe pour espacer les lettres. 

Versteehen, V. a. hd , v. ehoquer 
le cable. 
Versteinerung, f. hd.. v. lapidi . 
$cation. 
Versteinung, f hd., V. massif de 
chaussée. 

Verstocken, in. hd., v. druxey. 

Verstollen, v. a. hd., V. pareer 
des galeries. 
Verstreichen, V. a. hd., v. Eicher 
les joints. 
Verstricken, v. a. hd., v. entourer 
3) . 

Verstopfen, V. a. hd , v. étrangler. 

Verstrossen, V. a. lid. Trappen in 
een mijnput hakken ; to cut steps in a shaft; 
pratiquer des gradins dans on pulls 
Versussung, f. hd , v. edulcoration. 
^• V. dulcihcation. 

Vert, m. fr. Groene kleur ; green color; 
griine farbe.•• V. de Brunsvie, Brunswijkergroen 
; Brunswickgreen; braunschweigergrun. 
•n• V. de chrome, v. chrome-
green. ~ V. distillé, v. christal 
de Venus. , - V. des feuilles 
(chlorophyle), bladgroen ; leaf-green; 
blattgrtin. ••• V.d'émeraude, v. eme. 
raid-green. — V. en grappes, v. 
eristal de Vénus. ••• V.-de-gris, 

V. gru.nspan. •• V. de mer, v. 
meergrun. — V. de montagne, v. 
mountain-green. ~ V. de vessie, 
V. blasengrun. 
Vert, adj. fr. Groen ; green; griin. 
Vertereile f. fr. de verrou, v. 
hook on the bolt. v. bridle 5). 
Verteuen, V. a. hd., V. amarrer 1). 
Verteunung, f. hd , v. bullwark2). 
Vertex, m. fr. d'un are, v. elé 

d'un are. 
Vertheidigungslinie, f hd., v. 
ligne de defense. 
Vertheidigungsmauer, f. hd , v. 
mur erénelé b. 

VERVE' ITTERN . 

Vertheidigungswerk, n. hd., v. 

fortification de défanse. 

Vertheilung, f. hd., v. distribution. 
— V. der krafte, v. décomposition 
des forces. 

Vertheilungswaize, f. hd., v. ear


nor i & 2). 

Vertical, adj. * V. bleirecht. 

Vertical, [0. fr., v. seheitelwinkelkreis. 
Verticalfeuer, n. hd , v. feu 
courbe. 
Vertical-fire, eng , V. mortar 
practise. 
Verticalhammer,m.hd , v. dampf 
hammer. 
Verticalité, f. fr. Verticalness, 
eng. Reclltstand ; scheitelrechter stand. 
Vertical-line, eng., v. ligne perpendiculaire. 
Vertical-motion of bodies, eng., 

V. mouvement vertical. 
Vertical-pile, eng„ V. meule debout. 
Verticalprojection, f. hd. Vertical 
projection, eng ., V. élévation 3). 
Verticité adj. fr. d'un compas, 

V. neigung 2). 
Verticity, eng., v. eireulatoire. 
Vertiefen, v. a. hd., V. to deepen 
2& 3) ~ V. ausdrechseln. 
Vertiefstempel, m. hd., v. anke. 
Vertiefung, f. hd., V. cavée. •• 

V. fossé 1). 
Vertreibpinsei, m. hd. Daskwast ; 
brush for softening; pinceau pour noyer. 

Vertreibung f. h d. der farben, 
Het dassen ; blending of the colors; foute 
des couleurs. 

Vervielfá1tigen, v. a. hd , v. multiplier. 
Vervielfáitigung t. hd , v. mul 
-tiplication. 
Verwandlung, f. hd., v. transmutation. 
(valer. 

Verwandruthen, v. a. hd., v. cu-

Ver wandschaft, f. hd., v. minitut. 

Verwandschaftskraft, f. hd., V. 
force d' affinité. 
Verwaschen, v. a. hd., v. delaver. 

— V. fondre les couleurs. ~ v. 
laver la houille. 
Verweisung, f. hd., v. nachweisung. 
Verweisungsbuchstabe, f. hd., v. 
lettrine. 
Verwerfen, v. a. hd., v. delisser: 

V. to cast b. 
Verwesen, v. a. hd., v. to decompose 
2). 
Verwirren, v. a. hd., v. trampil. 
ier. — Sieh V. v. r. v. bourrer i). 
Verwirrung f. hd. der magnetnadel, 
v. affolement. 
Verwittern, v. n. hd., v. durchwittern. 



VERZAHNEN 

Verzahnen, v. a. hd., v. denteler. 

— V. endenter. 
Verzahnung, t. hd4 v. endenture. 
— V. assemblage a queue d'aronde. 
— v. engrenage. 
Verzapfen, v. a. hd., v. einblatten. 
Verzapfung, t. hd., v. einbiat


tung. 
Verziehen, v. a hd., v verwerfen. 

— V. to cast b. ~ V. to sprink. 
Verzieren, v. a. hd., v. orner. .•• 
V. durch randeleisen, v. molettage. 
Verzierhaus, n. hd , v. tin-shop.
Verzierung, t. hd., v. pleine


eroix. — v. ornement. — v. dentelle 
2) . — V.-en wieder gradmachen, v. bander. 

Verzieru,ngsstab, M. hd., v. filet 
orné. 
Verzimmern, v. a. hd., v. euveler. 
••• V. radouber. 
Verzimmerung, f. hd., v. radoub 
1). -• V. euveler. 
Verzinkung, t. hd., v. étamagegalvanique. 

Verzinnen, v. a. hd., v. étamer 
i). — v. to scour in the fire. ••• v. 
anzinnen. 

Verzinnkolben, m. hd., v. cop


per- bit. 
Verzinnkreuz, n. hd., v. chane. 
Verzinnkruke, f. hd., v. chance. 
Verzinntisch, m. hd , v. bane des 

eeureurs. 
Verzinnung, f. hd., v. étamage s).
Verzogen, adj. hd. Getrokken (van 

bout); out of true; Bauchi. 
VesicuIe, f. fr., v. blase 1). — V. 
de vapour, V. dunstblaschen. 
Vesiculé, ée, adj. , fr. Vol blaasjes ; 
blistered; blasig. 
Vésou, m. fr. Vezou, eng. Suiber


rietsap ; cane-juice; rohrzuckersaft. 
Vesper, eng., V. etoile du soir. 
Vessel, eng., V. navjre. --i V. for 

depuration, v. scheidegefáss. — 

V. without bottom, v. cercie a 3). 
— V. for the pin-shafts, v. vaseau. 
A V. for silk-dyeing, v. 

barque 3) . •••• Porous v., v. hydro. 

cérame. ~ Small v., v. barillon. 

V. standard-gold, v. or de 
vaisselle. 
Vestibule, m. fr. & eng. v. austritt. 
Vestipoline, t. fr. Wollen stof van 

Beasvais ; kind of woollen stuf from Beau


vais; art wollenzeug von Beauvais. 
Vestry, eng., v. sacristie. 
Vesuvienne, t. fr., v. idiocrase. 
Vétille, f. fr., v. spool-ring. 
Vexier, n. hd , v. bue,hstaben


sehloss. 
Viaduc, m. fr. Viaduct, m. M. & 
eng., v. bahnbrücke. 
Vibord, m. fr., v, gunwale. 

VIEI-tGE. 1177 

Vibration, * v. auswurf 1). 
Vibrations-rod, eng , v. pendillon. 
Vibratoire, adj. fr. Vibratory, 
eng., v schwingend. 
Vibrer, v n fr. To vibrate, eng., 

Vibriren, hd., v. oseiller. 
Vibrirung, f. hd., v. percussion. 
Vibrirungsstange, f. hd., v. pen.

dillon. 
Vice, eng., v. étau 1)..• v. blei 
-zug. ~ v. hold-fast. — v. ane 1). 
••• V. escalier en limace. 
Vice-chops, eng., V. backen am 
schraubstoek. 
Vice-clamp, eng., v. mordache 

de l'étau. 
Vice-pin, eng., v. étreignoir. 
Vjeogne, f. fr., v. Vigogne 1). 
Vidange f. fr. des décombres, 

Het wegruimen van puin, krullen, enz.; 
removing the chips and rubbish; das abr tumen 
des schuttes. ~ V. d'une fort, 

het uitdunnen van een boseb ; clearing of a 

forest; das abtreiben eines waldes. 
Vidanges, f. pi fr., v -culot 6).
Vide, m. fr. Luchtledige ruimte ; va


cuum; luftieere raum. ~ V. de torri


celli, V. torricellian-vacuum. 
Vide, adj. fr. Ledig ; vacuous; leer. 
Vider, v. a. fr., V. bohren t ). 

V. anbohren. ~ v. aufbohren. ~ 
V. durch bohren. ~ v. aléser. ~ v. 
aushöhlen i) . ~ v. ausgraben t ). 
~ V. ausra.ndeln. ••• V. eingehen 
t). 
Vie t. fr. d'un marais salant, 
Weg op den dijk, die de zoutwaterputten 
scheidt, in een zouttuin ; path by which the 

lost tables or brine pits of a sea-salt-work 
are seperated; weg zwischen den kristaliisa


tionsbeeten eines salzgartens. 
Vieille, f. fr., v. aufwindrad. 
Vieleck, n. hd., v. polygone.
Vieltaltig, adj. hd , v. multiple.
Vielfarbig, adj. hd., V. bunt ge,


fltrbt. — V. paillé. 
Vielsäulig, adj. hd ,v. mehrsulig.
V ielseit, n. hd., V. polygone. 
Vienna-green, eng., v. mitisgrin.
Vierbahnig, adj. hd. Vier breedten 

(van geweven stof); at four breadths; à qua


tre lés. 
Vierdraht, m. hd., v. petermann. 
Vierdrahtiges sail, a. hd. Touw 

van vier strengen ; four stranded rope; cords 
à quatre torons. 

Viereek, n. hd., v. quadrangle. 
~ Langliches v., v. parallélogramme. 
~ Geschobenes v., v. 
lozange. 

Viereckig, adj. hd., V. quadran


gulaire. 
Viereisen, n. hd , v. gouge carrés. 
Vierflach, n. hd., v. tétraédre. 
Vierge, t. fr. Virgo, Virgin, eng. 

99 


1178 VIERKANT 

De maagd ; jungfrau. Graines v-s, 

V. jungferneier. 
«Vierkant, n. hd. v. carré 6). •n• 
V. an der traube, v. bohrzapfen. 
Viérkantbrassen, v. a. hd., v. 
brasser carré, s. brasser b. 
Vierläufer, m. hd., v. palan à 
deux poulies doubles. 
Vierling, m. hd., v. cross-road. 
Vierpass, in hd.,v. embrassure 2). 
Vierpfünder, m. hd., v. pièce de 

quatre. 

Viersâuliger ad]. hd. ten el, Tempel 
met vier zuilengangen ; letrastyle; tetrastyle. 


Vierseh ftiger stuhl, m. hd. Weef 
treden ; loom wilh four-getouw met vier 
treadles; métier h quatre marches. 
Vierseitig. adj. hd., v. quadrangulaire. 
Vierstockig, adj. hd. Met vier ver


diepingen ; with fourstories; a quatre étages. 
Viertel, n. hd., V. quart 1). 
Viertelbuchlein, n. hd., v. quar


teron. 
Viertelform, Viertelgr osse, ' t. 
hd., v. in-quarto. 
Viertelhohlkehle, t. hd., v. anlauf 
ii. 
Viertelkarthaune, f. hd., v. pièce 
de douze. 
Viertelkreis, m. hd., v. quadrant 
á) — V. quart de cerele. 

Viertein, V. n. hd. De kwartieren 
slaan ; to strike the quarters; sonner les 
quaris. 

Viertelstab, m. hd., v. quart—derond 
a. 
Viertelstrich, m. hd., v. quart de 
rumb. 
Viertelwerk, n. hd., v. motion of 

the quarters. 
Vierteiziegel, m. hd., v. nicoteu. 
Vierweghahn, m. hd., v. four


way-cock. 
Vierwinkelig, adj. hd., v. quadrangulaire. 
Vieux adj. fr. fil de caret, v. 

s. $1. 
Vieux hommes, m pl. fr., v. vieux 
ouvrages, s ouvrage c. 
Vif in. fr d'une colonne, v. fi t 
d'une colonne. 
Vif, ve, add. fr , v. force viva. 
Vif-argent, m fr , v argent vif. 
Vigan, m. fr. Grof laken van Cevennes; 

coarse cloth from Cevennes; grebes tuck au : 

der Cevennen. 
Vigane, eng. v. vigogne. 
Vigie, f. fr. Klip; cliff; klippe. ~ v. 

look-out. 
Vigilant, adj., fr., v. qui-va-la 2). 
Vignette, * V. fieuron I). 
Vignette in the title, eng., v. 

frontispice 2). 
Vigogne, f. fr. Vigonasvol; wool of 

-- VINGT—QUATRE. 

the vicuna-sheep; vieunawolle. — Gemengde 
stof uit wol en katoen ; wool mixed from 

sheep-wool and cotton ; gemenge aus barim


wolle and wolle. (down. 

Vigunatuch, n. hd , v. swan's 
Vigunawolle, f. hd., v. vigogne. 
•o Dritte sorte v., v. pelotage. 

Vilebrequin, m. fr., v. bohrwinde. 
— V. drill 3). — v. bohrerschneide. 
~ v. bohrer 2). 

Ville de garnison, f. fr. Garnizoensplaats 
; garrison-town; garnisonsort. 
Vin, rn. fr. Wijn ; wine; wein. ~ V. 

cuit, wijn van ingekookte most bereid ; 
boiled wine; gekochte wein. — V. doux, 

V. sueré, zoete wijn, likeurwijn ; sweetwine; 
sdsse wein, ausbruch. — V. filant, 
langgeworden wijn ; ropy-wine; zähe wein. 
V. fort, sterke, zware wijn; strongwine; 
starke wein. ^ V. de fruits, 

vrachten wijn ; domestic 'wine; obstwein. 

V. mousseux, schuimende wijn ; sparkling-
wine; schaumwein. ~ V. de pail , 
wijn van gedroogde druiven ; grape; strohwein. 
— V. passé a Tamer, bitter 
geworden wijn ; wine that has turned bitter; 
bitter gewordene wein. — V. en rage, 
schuimende Bourgognewijn ; sparkling Burgundy-
wine; schihumende Burgunder. — V. 
see, v. vin de paille. 
Vinaigre, m. fr., v. essig. — V. 
de Bois, v. aside pyroligneux. ~ 

V. de plomb, V. de saturne, v. 
bleiessig. — V. radical, v. eisessig. 
V. de vin, wijnazijn ; vinegar of wine; 
weinessig. 

Vinaigrerie, f. fr. Azijnmakerij ; build


ing destined to make vinegar; gebhude zur 
essigfabrication. 

Vinaigrette, f. fr., v. brouette t). 
Vinaigrette,, eng. Reukzout; riech


salz; set de vinaigre 
Vinasse, f. fr., v. grunspanessig. 
Vinasses, f. pl. fr. Overschot van het 

distilleeren van beetwortel -spiritus; residuary 

liquors of the distelation of the syrop of 

beetroots; seblempe. 
Vinctier, m. fr , v. berberisholz. 
Vindas, in fr., v. cabestan volant. 

••r V. guindal. 
Vine-earth, eng , v. ampélite. 
Vinegar, eng., v. essig. — v. essig


säure. m• V. of saturn, v. blei


essig. 
Vinegar-man,eng.,v essigbrauer. 
Vinegar-manufactory, eng., v. 

essigbrauerei. 
Vine-knife, eng., v. rebmesser. 
Vingt, m. fr., v. petit parangon, 

S. parangon. 
Vingtain, adj. fr. Tweeduizend dradig; 

of -200 0 threads; 500 0 f adig. 
Vingt-puit, m. fr., v. doppelcanon. 
Vingt-quatre, m. fr , v. deux 
points de cicero, s. cicero. 


VINGT-ET-UN 

Vingt-et-un, Vingt-deux, m. fr. 

V. gros-parangon, s. parangon. 
Vinnet, eng., v. fleuron 1), 
Vinnetje, n. hd , v. ring-tail. 
Violbloek, m. hd., V. poulie double 
de palan. (holt. 
Violetholz, n. hd., v. jacaranda.. 
Violinbogen, m. hd. Strijkstok; 

fiddlestick; archet. 
Violine, f. hd . V. geige. — V-n,

V. backen des bugspriets. 
Violon, m. fr. Viool ; violin; geige. 

_ V-s du beaupré, v. backen des 

bugspriets. 

Virage m. fr du cabestan, Speling 
van het kaapstand ; play of a windlass; 
spieiraum der winde. 

Virboquet, m. fr., v. dachhaken. 

Vire m. fr. d'un tuyau de con-. 
duite, Afloop van een waterbuis; neck 
of a water-pipe; hals einer teichelröhre. 

Virebrequin, m. fr., v. vilebre-. 
quin. 
Virer, v. a. fr., V. tourner 3). •• 

V. aufziehen 2). — V. cap pour 
Cap, door den wind wenden, over stag 
wenden ; to stay the ship; das scbif stager. 
~ V. sur l'ancre, V. le cable, het 
anker winden ; to heave; das annertau aufhieven. 
~ V. à mettre les linguets, 
v pawl 3) . ••• V. un vaisseau en 
quills, v. to heave down. — V. 
vent devant, V. de bord, v. to 
tack. ~ V. vent arrière, v. halsen. 
Virer, v. n. fr., v. drehen v n. 
V. à une teinte plus brillante, 
Ophelderen ; to turn to a more brillant coloration; 
sick in sine lebbaftere ftrbung 
umbndern. 
Vireveau, m. fr., V. bratspil, 

Virgin—metal, eng. Gedegen metaal 

jungfernmetall; métal vierge 
Virgin-oil, eng.. v. huile vierge. 
Virgule, f, fr., v. comma 1). ^. 

V. hakenhemmung. — Klein koperen 
staafje van den wever ; little brass-rod; 
messingsthbchen. 

Virole, f fr., v. ferrule. 

Vis, f. fr., v. schraube 1). ••. V. 

ailée, v. flügelschraube. •• V. 
d'Archimède, v. Archimedes' 
screw. — V. d'Archimède pour 
les bateaux à vapeur, schroef van 
een vaartuig ; propeller; schifsscbraube. 

V. du bassinet, v. pfannenschraube. 
•• V. du battant, v. swivelpin. 
•• V. de batterie, v. hammernail. 
— V. à bois, houtschroef, v. 
clou a vis. ~ V. de bois, bouten 
schroef; wooden screw; holzerne sehraube. 
^ V. de la bride de noix, v. 
deekeisehraube. •• V. calante, v. 
druckschraube. V. du canon, 
V. de culasse, v. breech-nail 1). 
V. du carré, v. nut-screw. •• 
V. de carreau à Goudre v. n* h--- 
VISIERE. 1179 

schraube. — V. du chien, v. cock


nail. ~ V. de dessus, v. breech


nail 2) . ~ V. d' escalier, v. newel. 

V. differentielle, V. a deux 
filets, V à double pas de Prony, 
differentiaalschroef ; Hunter's screw; differentialschraube. 
~ V. a deux filets, 
V. ^ double filet, v. doppelschrau. 
be. ~ V. fenmelle, v. écrou I). •^• 
V. à filet simple, v. einfache 
gchraube, S. schraube. ~ V. á 
plusieurs filets , v. multiplexthread-
scréw. — V. à filet rectangulaire, 
schroef met vierkanten draad ; 
square-threaded-screw; flachgdngige schraube. 
V. à filet triangulaire, v dreieckige 
schraube, s. schraube. — 
V. à trois filets, V. à triple pas, 
V. schraube mit dreifachem gewinde. 
~ V. filetée a droite, v. 
right-handed-screw. — V. filetée 
á gauche, v left-handed-screw. 
— V. sans fin, v. schraube ohne 
ende & conveyor. — V. du frein, 
remschroef ; brake -screw; bremsscbraube. ~ 
V. de la gáchette, v. stangen 
-schraube. — V. de flacon, v. fiaschenschraube. 
— V. hollandaise. 
vijzel van een watermolen ; holland waterscrew; 
holldndische wasserschraube. V. 
hgdraulique, v. archimedes' 
screw. — V. d'imprimerie, v. 
press-screw 1) . ~ V. mole, v. male-
screw. ~ V. micrométrique, 

V. micronieter-screw. — V. de 
noix, v. nut-screw. ~ V. noyée, 
V. perdue, v. schraube mit fiachem 
kopf. ~ V. à pas simple, 
V. einfache schraube, s. schraube. 
~ V. de percussion, v. fly-press 
1), ~ V de pression, v. druek 
schraube. ~ V. à peignes, v. 
comb-screw. ^ V. à plaque, v. 
adjusting-screw. ~ V. de pointage, 
v elevating-screw. — V. 
des pointures, v. point-screw. • 
V. de la presse, v. press-screw. 
a. V. de rappel, v. adjustingscrew. 
— b. V. de rappel, v. nutscrew. 
~ V. du ressort de batterie, 
schroef van de pandekselveer ; hammcr-
spring-screw; batteriefederscbraube. ~ 
V. du grand ressort, v. schlagfederschraube. 
w V. triangulaire, 
v. dreieekige schraube, s. 
schraube.—V. torse,v. geflammte 
saule, s. saule. 
Viscine, f. fr., v. glutine. 

Viscosite, f. fr. Viscosity, eng., v. 

tenacité. 
Viscous, eng., V. schleimig. 
Viseur, m. fr., V. équerre a 1).
Visière, f. fr., v. look-hole. — 

V. absehen. — v. cran de mire. 
— V. à charnière, v. foldingsight. 

 11 S0 VIS INERTIA 

Vis inertise, eng., v. force d'inertie. 
Visir, n. hd., v. absehen. — v. 

aihidade. — v. Gran de mire. 
Visireisen, n. hd., v. chat i). 
Visirgraupen, f. pl. hd., v. étain 

oxydé cristallisé. 
Visirkorn, n. hd., V. bouton de 

mire. 
Visirkunst, f hd ,v. stéréometrie. 
Visirlinie, f. hd., V. droite. 
Visirmass, n. hd. Maat voor verge. 

lijk, normaal -, ijkmaat ; gauge-measure; me


sure de jougeage. 
Visirpunkt, m. hd., v. absehen. 
Visirring, m. hd., v. gauge g). 
Visirruthe, f. Visirstab, m. hd., 

V. gauging-rod. 
Visitor, v. a. fr., v. to examine i). 
Visitireisen, n. hd., V. chat i). 
Visorium, m. fr. & eng., v. catch 6). 
Visqueux, adj. fr., v. clammy. • 
V. schleimig. 
Vissage, m. (r., v. schrauben n.
~ V. schraubenlinie 2). 
Visser, v. a. fr., v. anschrauben. 
Vista, eng , V. durchhau. 
Visuel, adj. fr. Visual, eng. v. ra 

-diant. 
Vital, adj , eng Voor inademing ge 
athembar; respirable.-scbikt ; 
Vital-air, eng , v. air inflam


mable. 

Vitesse, f. fr., v. speed.
Vitrage, m. fr., v. glazing 5). 
Vitrail, m. fr. Groot venster, kerk. 

raam ; church-window, great glass-window; 

kirchenfenster, grosse fenster. 
Vitro, f. fr , v carreau de vitro. 

— V. fensterglas. ~ V pour les 
couches, v mistdeekenfenster. 
Rainure de v., v. glasnuth. 
Vitro, adj fr Positief, glas (electricitelt); 
vitreous; glasig. ... Nature v-e, 
glasacbtig; vitreousness; glasige beschaffenhelt. 


Vitreous, eng , v. vitré 1). 
Vitreousness, eng., v. vitré t). 
Vitrer, v. a. fr., v. to glaze 2). 
Vitrerie, f. fr. Glazen makerswerk 


plaats ; glazing; glaserei. ~ Glazenmakerswerk 
; glazier's work; glazerarbeit. 
Vitreux, Vitri$able, adj. fr. Vi


treous, .eng , v. hyalin. 
Vitrier, in fr., v. glaser. 
Vitrière, f. fr., v. croisillon i & 2). 
Vitrifiable, adj. fr. & eng., v. ver


glasbar. 
Vitrifiable-pigment,eng v emailfarbe. 
Vitrification, f. (r. & eng., v. v'er 
-glasung. 
Vitrification-furnace , eng., v. 
emaillirofen. 
Vitri$er, v. a. fr. to Vitrify, eng., v. 
verglasen. 

— VOGUER, 

Vitrine, f. fr. Glazen toonkast ; show; 
scbaukasten. — v. etalage 1). ~ v. 
cage a). 

Vitriol, * Zwavelzuur. — v. sul 

-phate. 
Vitriolage, in. fr., v. souring. 
Vitrioliither, m. hd , v. éther sul. 

phurique. 
Vitriolblumen, f. pl. hd., v. couperose 
blanche. 
Vitriolerz, n. hd., v. mineral de 
zinc. 
Vitriolgeist, m hd. Verdund zwavelzuur 
; diluted sulphuric acid; acide sulpbu


rique dilud. 
Vitrioljbekel m. hd. (gri ner), v. 

for sulphate proprement dit. 
Vitriolkies, m. hd., v. eisenkies. 
Vitriolki pe, f hd , v. blue-vat. 
Vitriolbl, n. hd., v. acide sul


phurique. 

Vitriolsäure, f. hd., v. acide sul 
-phurique. 
Vitriolsaure salze, n. pl. hd. Zwavelzure 
zouten ; sulphates; sulphates. 

Vitriolsiederei, f. hd. Fabriek, stokerij 
van Nordhauser zwavelzuur ; vitriolworks; 
fabrique de vitriol. 

Vitriolstein, m. hd., V. atramen


taire. 

Vitriolwasser, n. hd., V. dew. 
Vitriolzapfen, m. hd. Natuurlijke 

zwavelzure zouten in den vorm van stalactieten 
; stalactite of sulphates; vitriol en 
stalactites. 

Vitruvian-scroll, eng , v. mé


andre. 
Vive-eau, f. fr., v. eau-vine. 
Vivier, m. fr. Bun, vischbun ; well; 

fiscbkasten, buhne. 
Vivification, eng., v. frischmachen. 


Vliesmaschjne, f. hd , v. nap


peuse. 
Vliestrommel, m. hd., v. cylindre 
à nappe. 

Vogel, m. hd., v. chasse-navette. 
Vogelbeerholz, n. hd., v. ebere


schenholz. 

Vogelbeers ure, f. hd., v. acide 

malique. 
Vogeldunst,m.hd.,v. bleiascher 2). 
Vogelfiinte, f. hd., v. birding


piece. 

Vogelgarn, n. hd. Net om vogels te 
vangen ; bird net; filet à prendre les oiseaux. 
Vogelperspective, f. hd.,v. bird's


eye-perspective. 
Vogelzunge, f. hd., v. cuilier 3). 
~ v. cross-file. 

Vogue, f. fr. Slag met een roeiriem 
oar-tug; ruderscblag. - Het mengen van 
bet baar voor vilt ; scattering the hair; das 
fachen. 

Voguer, v. a. fr., v. eager 1) . 

V. fachen. ~ v. durcharbeiten 1). 

VOTE -- 

Voie, f. (r., v. chemin 1) . ~ v. 
channel ij. ~ V. kerf. — v. ge 
1). — V. abbaustrecke. — V.-leise 
d' aérage, V. d' airage, v air-shaft. 

V. d'allongement, v. felcdort 1). 
— V. d'une baguette, V. canal c t). 
~ V. en bois, v. holzbahn — V. 
de dessour, v. demi-montée. •• 
V. diagonale, v. crossing i ). ~ V. 
d'eau, v. leak. ~ V. d' é vitement, 
V. aiguille 9). — V. de fond, v. 
niveau de bure. — V. de fer, v. 
eisenbahn 1). — V. ferré, v. chemin 
ferre. — V. ferrée, spoorweg, de 
rails van een spoorweg; railroad; scbienenweg. 
~ V. de garage, bijspoor, uitwik spoor; 
side-track ; seitengeleise, nebengeleise. 
— V. humide, v nasser weg. 
~ V. latérale, v. junction-line. ~ 
V. montante, v. montée 7). — V. 
lac tee, V. galaxie i ). ^ V. de pont, 
V. br(lekenbahn. — V. parallèle, 
evenwijdige weg; parallel-road; parallelweg. 
~ V, principale, v. hauptlinie. — 
V. seconde, v. branch-line. ~ V. 
permanente, blijvende weg, spoorweg 
voor publiek verkeer ; permanent-way; bahnoberbau. 
~ V. provisoire, v. chemin 
de fer provisoire. ~ V. de 
roulage, v. fórderstrecke. — V. 
simple, v. geleise 5). — V. suplémentaire, 
v. nebengeleise. ^ V. 
de scones, v. schlaekengang. — 
V. de scie, v. chemin de la scie. 
V. d'une scie, wijdte der tanden, 
breedte eener zaagsnede ; breath of the set; 
schrank, schrankweite. ~ V. séehe, droog, 
langs den drogen weg (bij cbimisten); dry 
way; trockene weg. — V. unique, v 
chemin de fer à une seule voie. 
V. des voitures, V. ornière. 
Voile, m. fr., V. lawn. 
Voile, f. fr , v sail .) . - V. d' ar 
v. besan. — V-s auriques,-timon, 
v, lug-sail. ••• V-s de 1'avant, v. 
fore-sail 2). — V. à baleston, V. 
à livarde, V. sprit-sail 2i. ~ V. 
a baume, V. á gui, v. boom-sail. 
— V. carrés, v. raasegel. — V. à 
come, v. ruthensegel. ,•• V. à corne 
du perroquet de fougue, v flèehe 
en sul. — V. d'étai, v. stay-sail. 
— V. d'étai d'artimon, v. mizzenstay-
sail. — V. d'étai de forage, v. 
mizzen-topmast-stay-sail s. sail. 
® V. d'étai du grand perroquet, 
V. main-top-gallant-stay-sail s. 
sail. ~ V. d'étai de perruch e, 
kruisbramsteng stagzeil; mizzen-topgallantstay 
sail; kreuzbramstengestagsegel. •~ V. 
d'étai volant, v. flieger. ® V. flottante, 
v. ancre flottante. — V. de 
fortune, v.breefoek. ~ V. du grand 
punier, v. main-top-sail s. sail. 
V. latine, v. lateinisehes segel. 
V. à lest, v. prélat i) . — V. de 
VOLLESPINDEL. 1181 

misaine, v. fock. — V. de rechange, 
waarloos zeil ; spare sail; reserve 
segel. borgsegel ~ V. de la vergue 
sèehe, v. cross-jack. — v. sail & 
segel. 

Voiler (se), V. r. fr.. v. déjeter 

1 & 2). 

Voilerie, t. fr., v. sail-loft. 

Voilier, m. fr., v. sail-maker. • 

V. sailer. 
Voilure, f. fr., V. set of sails. 
Het krom trekken van hout of staal ; warping, 
distorting; das werfen, zieben. 

Voirie, f. fr , V. chaussée 2). 
Vo t tière, f. fr., v. montée 6) . 
Voiture, f. fr. Stel kaarden ; lot of 


cards; 5 kardentrackten, ~ V. carriage 
1). ~ V. de voyageurs, personen rij. 
tuig ; passenger-carriage; personenwagen. 

Voiturier, m. fr. Kaardenplank ; board 
of cards; brett tiir die kardentrachten. 

Volant, m. (r., V. fly ti). — v. 
beam 6) — V. batteur 1) . ~ v. 
clearer. 

Volant, m. hd., v, clearer-. 
Volatil, adj. fr. & hd. Volatile, eng., 

V. fiilchtig. 
Volatilisation, f. fr. & eng. , v. 
fuchtigmachung. 
Volatiliser, v n fr. to Volati-
Lise, eng., v. verfl.uchtigen. 
Volatilite, f. fr. Volatility, eng., 

V. fli chtigkeit. 
Volcan, m fr. Volcano, eng. Vuurspuwende 
berg; vulkan. 
Volcanic-glass, eng., V. laitier de 
volean. 
Volée, f. fr., v. chase 3). ~ v. ge1 
ader 2) — V. de devant, zwengboom 
; master-bar ; vorderwaage, vorder 

achterboom -bracke. — V. de derrière,; 
splinter-bar; hinterbracke. V. mobile 
de derriere, beweegbare achterboom ; 
swing-splinter-bar; bewegliche hinterwage. 

— V. d'une grue, V. fauconneau. 
V. d'une voiture, V. ortscheit. 
Valet. m fr., v . 2) — 
V. aube i ). — V. brisé, v. klappladen. 
— V. d'embrasure, sluitstuk 
van een schietopening; shutter of a loophole; 
sebartenladen. V. de plateforme, 
v chess of a bridge. 
Volette, f. fr. Wolzeef; wool-sifter; 
wolfslab 

Volige, f. fr., V. batten 1). ~ Con. 

struire en v., v. to batten. 

Voll saugen, v. n. hd. Goed werken 

(van een werktuig); to work well; fonc


tionner convenablement 

Volleirkelbogen, ni. hd , v. are 

en plein ceintre. 

Vollendewerkzeug, n. hd. Gladij. 

zer ; finishing-tool; gradine. 

Vollendung erhalten, v. a. hd., 

V. ausf ärbert. 
Vollespindel, m, hd., v. newel. 
99' 


1182 VOLLEY -- 

Volley rocket-carriage, eng., v. 
rocket -carriage. 

Vollwerk, n. hd. Dagwerk ; turf extracted 
in one day; tourbe extraite en un 
jour. 

Voltaïque, adj. fr. Voltaic, eng. 
Voltaisch, hd. Galvanisch. 
Voltaïsme, in. fr. Voltaism, eng 

Voltaismus, m hd., v. galvanism. 
Volue, f. fr., v. cannette 1). 
Volume, M. fr., v. tome. - v. 

size 8). 
Volume, m. fr. & eng. Volumen, 

B. hd. Lichamelijke inhoud. 
Volute, t. fr. & eng., v. corne de 
bélier. ~ v. spirale 2). 
Voluter, v. a. f r., v. aufliaspeln. 
Volution, eng., v. sehneckenge


winde. 
Vorarbeit, t hd., v.préparation 3) . 
Vorarbeiten, n. hd., v. dégros


sissage 2) . 
Vorbau, m. hd., v. avant-corps 1). 
Vorbogen, m. hd. Voorboog ; fore


arch; avant-arc. 
Vorbohrer,m. hd., v. amorcoir 1). 
Vorbramfall, f. hd., v. drisse du 

petit perroquet. 

Vorbramleesegelsfall, f. hd., v. 
drisse de la bonnette du petit 
perroquet. 

Vorbramraa, f. hd., v. fore-topgallant-
yard. 
Vorbramsegel, n. hd , v. foretop-
gallant-sail. 
Vorbramstenge, f. hd., v. petit 
mgt de perroquet s. mat. 
Vorbramstengestag, n. hd. , v. 

étai du petit perroquet. 
Vorbrett, n. hd., v. pale 3 & 4). 
Vordach, n. hd., v. appentis. 
Vorderachse, f. hd., V. essieu 


d'avant. 
Vorderansicht, M. hd., v. élévation 
du devant. 
Vorderaufwinddraht, m. hd., V. 
contre-baguette. 


Vorderbaekehen n. hd. des kegels, 
v. . face of the body of lettres. 


Vorderbaum, m. hd., v. ensouple 
de devant. 
Vordercastell, n. hd., v. chateau 
d'avant ou de proue. 
Vorderdeek, n. hd. Voordek ; foredeck; 
devant du pont. 
Vorderdoeke, f. hd. , v. frontpuppet.
Vordere handpferd, n. hd., v. 


off-leader. (guide. 
Vordereinnehmer, m. hd.,v. front-
Vordere sehartenweite, I. hd., v. 

ouverture exterieure de l' embrasare. 
Vordere stangenarm, m. hd. , v. 
neck of the sear. 


VORDER WAND. 

Vorderfaden, m. hd., v. $1 de 

devant. 
Vorderflagge, f. hd., v. gösch. 
Vorderfleck, m. hd. Voorste gedeelte 

van een schoenzool : fore-end of a sole; avantbout 
Vordergang,m. hd. Voorgalerij ; frontcorridor; 
corridor de devant. 
Vordergebaude, n. hd., v. avantcorps 
1). 
Vordergeschirr, n. hd., v. breastharness. 
Vordergestell, n. hd., v. avanttrain 
t). 
Vorderglied, n. hd., v. numérateur 
d' un rapport. 
Vordergrund, m. hd. Voorgrond (eeneF 
schilderij); fore-ground; devant, premier plan. 

V. avant-corps ij. 
Vorderherd, in hd., v. basin i o). 
Vorderhohe eines fensterfiugels, 
V. montant b 2). 
Vorderkastell, n. hd., v. chateau 
d'avant. 
Vorderleder, n. hd. Voorschoen ; foreleather; 
' cuir de devant. 
Vorderluke, f. hd. Voorluik ; fronthatchway; 
écoutille de devant. 

Vordermast, in. hd., v. fock-mast. 
Vordermauer, 1. hd. Voormuur ; 
front=wall; mur de face 
Vorderrad, n. hd. , v. roue de 

devant. 

Vorderrast, f. hd., v. Gran du 

repos. 

Vorderriegel, m. hd , v. buffer


beam. 
Vordersehaft, m. hd. Voorgedeelte 
van de geweerlade ; fore part of a gun-stock; 

fut de devant. 
Vordersehnitt, m. hd., v. fore


edge. 

Vordersegel, n. hd., v. lock. 
Vorderseite, f. hd., v. croix 3).-

V. effigie. ~ v. facade. 
Vorderspann, m. hd., v. couples 
de 1' avant. 
Vordersprung, in. hd., v. cross


shed. 

Vorderstab, m. hd., v. astragal ). 
Vorderstaude, f. hd., v. grippe 

de devant. 
Vordersteven, m. hd., v. étrave i). 
Vorderstich, m. hd. Rijgsteek van den 

kleedermaker; running stitch; point de devant. 
-Gewone steek van den zadelma


ker ; simple stitch; point simple 
Vorderstüek, n. hd. Voorstuk; frontpiece; 
pièce de devant. 
Vorderstudel, f. hd., v. cram


ponnet t) . 
Vordertheil n. hd. eines schiffes, 

V. bug 3). 
Vorderwagen, m. hd., v. avanttrain 
i) . (face. 
Vorderwand, f. hd., v. mur de 


VORDERZANGE 

Vorderzange, f. hd., v. presse de

devant. 

Vorderzeug, n. hd., v. breastplate 
3) . 
Vordruck, m. hd. Eerste druk ; original 
print; original. 
Voreilen n. hd. des schiebers, v. 
avance du tiroir. 

Voreselshaupt, n. hd. Ezelshoofd 
van de fokkenast ; cap of the fore-mast; 
chouquet de misaine. 

Vorfall, in. fr , v. detent 1)... v. 
compteur 1). ~ V. abzugsschnalle. 
Vorfallfeder, f. hd. Pal veer ; spring 
of the detent; ressort de la détente. 
Vorfallklöbchen, n. hd. Pen van de 

pal ; decent-pin; pivot de la détente. 
Vorfallrad, n. hd., v. notch-wheel. 
Vorfeile, f. hd., V. bastardfeile. 
Vorfenster, m . hd. , v. contre


chtssis 2) . 
Vorfluth, f. hd., v. montant g 2). 
Vorfluther, m. hd., v. auge de 

moulin. 
Vorgang,m. hd., v. avant-coulant. 
Vorghnger, m. hd., v. fore-run


ner. 
Vorgarn, n. hd., v. boudinage. 
Vorgehen, adj. hd. Voorloopen (van 

een uurwerk); fast; en avance 
Vorgemlde, n. hd , v. esquisse. 
Vorgespinnst, n. hd., v. boudin 

2). ~ Feines v., v. $1 doux. 
Vorhallo, f. hd , v. porehe. 
Vorhammer, m hd , v. marteau 

à devant. 
Vorhngschloss, n. hd., v. anh 
ngschloss. 
Vorhangshalter, m. Vorhangs spange, 
f. hd., v. embrasse. 

Vorhauen v. a. hd. ein loch, Een 
gat in de rots hakken of boren ; to chisel a 
hole; amorcer un trou 

Vorhaus, n. hd. Voorhuis ; vestibule; 
vestibule. -Gebouw boven een mijnput ; 
building above the shaft; édióce au-dessus du 
puits d'extraction. 

Vorherd, m. hd , V. avant-ereuset. 
Vorherdplatte, f. hd , v. foyer 
anterieur d' ane cheminée. 
Vorholen, v a hd., v. border les 
écoutes tout plat. 
Vorholer, m. hd., V. cartahu 1). 

~ V. des topreeps, V. ausholer 3) . 
Vorkasten, m. hd., v. bran-chest. 
Vorkeil, m. hd., v. clavette t). 
Vorkistung, f. hd. Versterking van 

de glooiing van een dijk ; strenghtening of 

the talus; renfort du talus dune digue. 
Vorkratze, f. hd., v. break 9). 
Vorladung, f. hd. , v. étoupin. 
Vorlage, f. hd., v. ballon. 
Vorland n. hd. des dammes, Uiter


waard ; foreland; terrain hors de digue. 
Vorlauf, 
-
m. hd., v. avant-coulant. 
Vorlufer, m. hd., v. fore-runner. 

-- VORSATZ. 1183 

._ v. machine pilots à vapour. 
Vorlegen, v. a. hd., v. charger 
la carde á loquettes. 
Vorlegewerk, n. hd., v anrichtung. 
Vorlegschloss, n. hd., v. anhängschloss. 
Vorlegtuch, n. hd., v. einlass


tuch. 
Vorleik, n. hd., v. fore-leech. 
Vorli ke, r. hd., v. fore-hatch


way.
Vormars, m. hd., v. foekmars. 
Vormarsfall, u hd., v. drisse du 

petit hunier. 
Vormarsleesegel, n. hd , v. bonnette 
du petit hunier. 

Vormarsleesegelfall, n. hd., v. 
drisse de la bonnette du petit 
hunier. 

Vormarssegel, n. hd. , v. petit 

hunier s. hunier. 
Vormauer, f. hd., v. bastion i). 
Vormittagswache, f. hd. Voorrnid


dag-wacht (aan boord); watch from 8 am 
morning to noon; quart de hult á midi. 
Voroberbramraa, f. hd., v. foretop-
gallant-royal-yard. 
Voroberbramsegel, n , hd., v. foretop-
gallant-royal. 
Voroberbramstengestag, m. hd., 

v. étai du petit perroquet volant. 
Vorofen, m. hd., v. arche 2). 
Vorpassiren, n. hd., v diamonddraught. 
Vorpfiicht, f. hd., v. tule de 1'avant. 
Vorplatz, m hd., v. vorhaus i). 
.. v. parvis 1). 
Vorpossekel, M. hd., v. marteau 
à devant. 
Vorrath, m. hd., v. apparat eioer 
fabrik. 
Vorrathachse, f. hd. , v. essieu 
de rechange. 
Vorr thige stt oke, n. pl. hd., v. 
rechange i). 
Vorrathschleuse, f. hd., v. écluse 
provisionnelle. 
Vorrathsradschenkel, m. hd., v. 

essieu porte-roue. 
Vorrathswagen, m . hd., v. tender. 
Vorr,

umer, m. hd., v. aufraumbohrer. 
Vorreiber, M. hd., v. fensterrei


ber. ^ V. reiber 2). 
Vorreissen, v. a. hd., v. piqueter 1). 
Vorreisser, in. hd., v. abreisser. 

V. reinette 3) . 
Vorriehten, v. a. hd. Voorbereiden 
to make preparations; faire des préparatifs, 

V. préparatoire. 
Vorricht ung, .f. hd., v. ballon. ^• 
V. contrivance. ~ v. mitre-box. 
— V. massif 5) . V. appareil 2) . 
Vorsatz, m. hd., v. ausladung. 

1184 VORSCHANZE 

Vorschanze, f. hd., v. redoute. 
Vorschicht, f. hd., v. brasque. 
Vorschieber, m. hd., v. fenster-


reiber. v... gabelanker t). 
Vorsehiebriegel, m. hd., V. fensterreiber. 
Vorschiessen, v. a. hd., v. aus


kragen. 
Vorschiff, n. hd., v. forebody. 
Vorschlag, m. hd., v. bouchon de 

charge. •• v. puss &). — v. avantquart. 
V. templet fr. 
Vorschlagen, v. a. hd., v. to mor 
-tise

2). — Het vloeimiddel bij het erts 
voegen ; to add the flux; ajouter les fondants. 


Vorsehlagfass, n. hd. Dubbelfust, 
pakfust voor kruitvaatjes; chape; cbappe 
Vorschlaghammer, m. hd. , v. 
marteau de devant. 
Vorschlagzieher, m. hd., v. ausràumer 
3) . 
Vorschneideeisen, n. hd., v. cleaver 
2). 
Vorschneidemesser, n. hd., v. 
carving-tools. 
Vorsehuss, in. hd., v. farina bigin 

blutée. 
Vorsegel, n. pl. hd., v. fore-sail 2). 
Vorsetzbleeh, n. hd., v. durch


guss. 
.. Vorsetzdeckel, m. hd. , v. COUverele 
1) . 


Vorsetzer, m. hd., v. écluse t). 
Vorsetzfenster, n. M. Tocbtraam ; 
outside window; contre-fenêtre. 
Vorsetzpapier, n. hd., v. feuille 
blanche ou marbrée. 
Vorsetzschirm, m. hd. Schoorsteen


scherm ; chimney-screen; écran de cheminée. 
Vorsetzung, t. hd., v. revetment. 
Vorsetzwand, f hd., v. chemise 

d'un Naut fourneau. — v. paravent. 
Vorsperrung, f. hd., v. encorbellement 
1) . 
Vorspinnen, n. hd , v. $lage on 
doux. — v. filage en gros. 
Vorspinnen, v. a. hd , v. filer en 

doux S. filer a. 
Vorspinner, m. hd., v. beyleur. 
Vorspinnkrámpel, m. hd., v. con


tinue 1) . 

Vorspinnmasehine, f. hd., v.bancà-
broches en $n. Zweite v., v. 
dandy-roving. 

Vorspinnmuhle, f. hd., v. beylier. 
Vorsprung, m. hd., v. axe fr. tij. 

V. buckel 4). — v. fanch. v. 
nervure i) . — V. am glasofen, v. 
sourcilier. 
Vorstagsegel, n. hd., v. fockstag


segel.
Vorstahlen, v. a. hd., v. anstahlen. 
Vorstechen, v. a. hd., v. to mor 

-tise a hole. 

-- VOUSSOIR. 

Vorstecher, m.hd.,v.prick-punch. 
Vorstechmaschine, f. hd., v. aus


sehlagmaschine. 
Vorstechort, m. hd., v. aale. 
Vorsteehung, f. hd , v. linch. 
Vorstecker, m. hd. , v. boulon, 

d'entretoise. ••• v. dent-de-loup 
3). V. élinguet. ~ v. clavette i). 
.• V. schliesse fur langstange. . 

Vorsteeklien, f. hd. , v. achsennagel. 


Vorstecknagel, m hd., V. fichon. 
••. V. happe 2). V. bo1Z 3). — v. 
arrêt 2) V. clavette i) . 

Vorsteekpfiock, m. hd., v. elavette 
1). 

Vorsteckstift,f. hd., v.étouteau 3). 
Vorsteher, m. hd., v. directeur. 
Vorstenge, f. hd., v. foekstenge. 
Vorstengestag, n. hd., v. étai du 

petit mát de hune. 

Vorstengestagflieger, m. hd., v. 
faux-foe. 
Vorstengestagsegel, n. hd., v. 
second foe s. foe. 
Vorstengestagsegeisfall, n. hd., v. 

drisse du second foe. 
Vorstengewant, f. hd , V. fore


top shrouds S. shrouds. 

Vorsteven, m. hd., V. étrave. 
Vorstieh, m. hd. Rijgsteek ; runningstitch; 
point d'avant. V. pereée 4). 
Vorstoss, m. hd., v. ausladung 1). 

_ V. linch. — V. pureau. — V. 
adopter. ~ V. einsatzröhre. — V. 
nare 2). 

Vorstrich, m. hd., v. bouterolle 
3) . — V. angriff 3) . 
Vorstueke, n. pl. hd., v. bow— 
chases. 
Vorsumpf, m.hd.,v. puisard d'une 
avaleresse. 

Vorthor, m. hd., v. contre-porte. 

Vortiegel, m. hd , v. basin s). 
Vorwand, M. hd., v. brust. — v. 

chemise du fourneau. 
Vorwanden, v. a. hd., v. refaire 
la chemise. 
Vorwandplatte, f. hd., v. plate 
of the front-wall. 
Vorw rtsgehen, n. hd., v. marche 

en avant. 
Vorwein, m. hd., v. mère-goutte. 
Vorwerk,n.hd.,v.ouvrage avance. 
Vorwind, m. hd., V. vent-arrière. 
Vorzeichenmeissel, m. hd. , v. 

broche pointue. 
Vorzeichnen. v. a. hd., V. to mor


tise a hole. — V. piqueter 1) . 
Vorzeichner, m. h.., v. sketcher. 
Vorzeiger, m. hd. , v. dent-de


loup 3). 
Voudeur, m. fr., v. bobbin-cy


linder. 
Vouède, m. fr., v. pastel f 1). 
Voussoir, m. fr. & eng., v. feather



 

VOUSSURE -


edged-brick. •• Roue à v., V. 
wheel, v. bogenrad. 
V ouss ure, f. fr., V. montée de 
voute. 

a. Voute, f. fr., v. gewblbe. ~ 
V. acoustique, v. acoustic-vault. 
~ V. annulaire, v. berceau 3). ~ 
V. en anse de panier, v. anse i). 
^ V. d'arêtes, v. cross-vault. ~ 
V. basse, v. are surbaissé. ^ V. 
en berceau, V. cylindrical vault. 
— V. biaise, v. oblique arch. 
V. de cave, v. kellergewölbe. ~ 
V. en eintre, half cirkelvormig gewelf; 
full-centre vault; rundbogengewblbe. — V. 
cloisonnée, V. en are de eloltre, 
V. klostergewc lbe. ~ V. conique, 
V. de trompe, kegelvormig gewelf ; co. 
nical vault, trompe-vault; trom pen gewölbe. 
— V. de décharge, v. dry-arch. 
— V. par dérobement, v. fachwerkgewolbe. 
~ V. droite, recht 
gewelf ; direct arch; gerade gewblbe. — V. 
elliptique, ovaalvormig gewelf ; elliptical-
vault; elliptische gewölbe. V. de 
fourneau, v. ofengewbibe. ~ V. 
gothique, V. ogivale, gotbiseb gewelf; 
gothic vault; gothische gewölbe. ••• 
V. hélicoïde, V. en limacon, V. 
en vis, spiraalvormig gewelf; helicalvault; 
spiralfnrmig ansteigende gewôlbe ~ 
V. de mine, v. minengewölbe. 
V. a nappe, V. en cul de four, 
gedrukt ovaal gewelf; surbased spherical 
vault; bumisehe gewolbe. — V. a nervures, 
V. ornée, gewelf met ribben, 
geribt gewelf ; rib-vaulting, fan-vaulting; rippengewnlbe, 
gurtgewölbe. w V.en niche, 
V. en hemieyele, nisgewelf ; nichevaulting; 
chorgewolbe, balbkuppel. — V. 
en plate-bande, v. plate-bande 
vautée. — V. en poterie creuse, 
gewelf van holle steen ; tubular-vaulting; 
topfgewiilbe. V. rampante, gewelf 
met ongelijke steunpunten ; raising-vault; 
steigende, abbbngige gewölbe. — V. renversée, 
v. contre—voute. — V. des 
WACHS. 1185 

soufets, v. eneorbellement I) . ~

V. sphérique, V. coupole. — V. 
surmontee, verhoogd gewelf ; surmount. 
ed vault; iiberbobene gewnlbe. — V. en 
tonnelle, v. cylindrical vault. 
b. Voíl.te, f. fr., v. counter t). — 
V. d'arcasse, v. counter 5). ~ V. 
d'un fer à cheval, opening van een 
hoetijzer ; vaulted part of a horse-shoe; boblung 
des hufeisens. 
Voyageur, Voyageuse, adj fr., v. 

travelling. 
Voyal, Voyol, eng., V. kabelaar. 
Voyant, in. fr., v. sliding-vane. 

— V. porte—lanterne, nivelleerkruis; 
boning-rod; absehkreuz, T-formige flucbtstab. 
Voyelle, f. fr. Vokaal, klinkletter ; 
vowel; vokal. 
Voyer, v a. fr., v. aufgiessen 2). 
Vrac, ni. fr. Wrak ; wreck; wrack. 
Vrille, f. fr., v. nagelbohrer. ~ 

Sponboor ; tap-borer; zapfenbobrer. — V. 
à barres, V. barroir. 

Vriller, V. n. fr. Dwarrelen van een 
vuurpijl ; to whirl about in the air; bogen 
scblagen. 

Vrillerie, f fr., v. bohrkunst. 
Vrillier, m. fr., v. bohrschmied. 
Vue f. fr accidentelle, v. pers 

-pective

a vue accidentelle. — V.. 
d'appui, venster met borstweering van 
drie voet ; regular window; Fenster mit dreiftissiger 
briistung. ~ V. de cóte, v. 

élévation longitudinale. — V. dé. 
robée, V. guckloch 2). — a. V. de 

face, voorkant, voorzijde; front-view; vorderansicht. 
~ b. V. de face, v. perspective 
en vue de face. — V. 

d'oiseau, V. bird's-eye-perspec


tive. — V. de terre, glazen kelder 
liggend keldervenster; cellar-sky-light;-luik, 
liegende kellerfenster. 

Vulcanisation, f. fr. & eng. Vul 
hd., v. sulfuration.-kanisiren, n. 
Vulcaniser, V. a. fr. To Vulcanize, 
eng. Vulkanisiren, hd. Gom 


elastiek met zwavel verbinden, vulkaniseeren. 

W. 
Waare, f. hd. Koopwaren, goederen ; 
ware; marchandises. ~ Irdene w., v. 
poterie. 

Waarenhaus, n. hd., v. magasin 1). 
Waarenkunde, f. hd. Kennis der 
handelswaren ; knowledge of wares; connaissance 
des marchandises. (match.
Wacher, m. hd , v. fore-castle-
Wachglas, n. hd., v. ampoulettes. 
Wachholderbaum, m. hd. Jene


verbessenboom ; juniper-tree; genévrier. 

Wachholderöl, n. hd. Jeneverbes 

juniper-oil; huile de genièvre.-senolie ; 

Wachpritsche, f. hd. Brits in een 
militaire wacht ; wooden couch; lit de corps 
de garde 

Wachrolle, f. hd. Wachtrol ; watchbill; 
role de quart. 

Wachs, a. hd., v. cire. — W. sum 
vergolden, v. cire a dorer. — Mi 
-schung aus terpentinál and w., 

V. encaustic. 

1186 WACHSABDRUCK 

Waehsabdruek, n. hd. Wasafdruk 
(van oude zegels); impression in wax; empreinte 
sur la cire. 

Waehsbank, f hd. Vloer van een 
mouterij ; floor of the malt-house; germoir. 

-Kristallisatie bak voor de salpeter ; tub 
for crystallisation; cuvier de cristallisation. 
Bank voor de wasbrooden; bench for 
the wax; bane à cire. 
Waehsbild, n. hd. Model van was; 
figure of wax; image de cire. 
Wachsbildnerei, f. hd. Het boet 
modelling in wax; art de-seeren in was ; 
modeler en cire. 
Wachsbleiehe,f. hd. Wasbleek ; place 
for bleaching wax; herberie. 
Wachsboden, m. hd., v. pain de 
cire. 
Wachsbossirer, m. hd. Wasboetseerder; 
embosser in wax; modeleur en cire. 
Wachschiff, n. hd., v. garde-cote. 
Wachsfass, n hd., v. masse fr. 
Wachsgemlde, n hd., v. encaus 


tique 1). 
Wachskasten, m. hd., v.. waseh-. 
bank 2). 
Wachskerze, f. hd. Waskaars; waxlight; 
bougie. 
Wachskitt, m. hd., v. mortier de 
veille s. mortier c. 
Wachsleinwand, m hd., v. oilcloth. 
Wachsliehtgiesser, m. hd , v. ci


rier. (tique.
Wachsmalerei, f. hd., v. encaus-
Wachspapier, n. hd., v. papier 

eire. 
Waehsperle, f. hd. Parel van was 
gemaakt ; pearl of wax; perle de cire. 
Wachspolitur, f. hd. , v. poli à 
la cire. . 

Waclispresse, f. hd. Pers voor bet 
uitpersen van den honig uit de honingraten 
; wax-press; presse it purifier la cire. 

Wachspuppe, f. hd. Waskop (van 
poppen); wax-doll; poupée de-cire. 
Wachsscheibe, f. hd. Waskoek, wasbrood; 
cake of wax; gaufre. 
Wachsschlger, m. hd. Braak ; waxbeater; 
é pu re u r. 

Wachsschmelze, f. hd. Smeltbuis 
eener wasbleekerq ; melting-house for the 
wax; fonderie pour la cire. 

Wachss-tange, f. hd Wasstok; waxreel; 
baton de cire. 
Wachsstockscheere, f. hd. Lem


methoedje ; taper-holder; bougeoir. 
Wachsstoff, m. hd., v. myricine. 
Wachsta$et, m. hd. Gewaste tal; 

oiled silk; taffetas ciré. 

Wachstraber, m. pl. hd. Overblijfsels 
bij bet wassmelten ; remains of the 
molten wax; restes de la cire fondue. 

Wachstuch, n. hd., v. oil-cloth. 
••• W. fur fussboden, v. floorcloth. 


- WAGEMACHER. 

Wachszieher, m. hd., v. cirier. 
Wachtafel, f hd., v casernet. . 
Wttchter, m. hd. Hamer voor het ge


ven van seinen aan den mijnput ; warning


hammer, warning; avertisseur. 
Wachthuren, m. hd., v. beacon. 
Wachzeit, f. hd. , v. quart de 

garde. 

Wad, eng., v. bouchon de charge. 
.• v. étoupin. •• (Wadding) v. 
nappe 2). 

Wad, m. hd., v. glasseife. •• v. 
manganschauer. 
Wadelzeit, f. hd., v. époque de 
l'abattage. 
Wad-hook,eng., v. lumpenzieher. 

.•• V. flintenkratzer. (schaft. 
Wafer-seal, eng., v. oblatenpet-
Waffelbaeker, m. hd. Ouwelmaker; 

wafer-maker; gaufrier. 
Waffeleisen, n. hd. Ouwelijzer; waferiron; 
gaufrier. 
Waffen, f. pl. hd., v. arme 1). 

W. zur hieb and stoss, v. arme 
d'estoe et de taille. ~ Stel gereedschap 
van den hoedenmaker ; tools; afidtage. 
Waffenfabrik, f. hd. Wapenfabriek; 
manufactory of arms; fabrique darmes. 
Waffenkammer, m Waffenhaus, 

n. hd., v. arsenal. 
Waffenri stung, f. hd., v. armor. 
Waffenschmied, m. hd. , v. ar 
-mourer. 
Waflenschrank, m. hd. Wapenkast 
; closet for arms; armoire darmes. 

Wafenstein, m. hd. Rotssteen die 
alleen door springen kan bewerkt worden ; 
blasting-rock; roche qui ne cède qu'à la 
force de Ia poudre. 

Wagbar, adj. hd., v. pondérable. 
Wägbarkeit, f. hd., v. pondérabilité. 
Wage, f. hd., V. balance. — v. 
spring-shaft. — v. ortscheit. 

V. balance :; & 4). — v. niveau a' 
plomb et demi-cercle. ~ v. oude 
3) . ••• v. areometer. — v. balance 
hydrostatique. — v. brimbale. — 
v. balancier d'une machine à vapeur. 
Wagebalken, in. hd:, v. $éau do 
balance. — v. balance-beam. 
Wagebrett, n. hd. , v plateau 
d'une balance. 
Wagehalter, m. hd., v. balancehook. 
Wagekette, f. hd. Ketting van een 
weegschaal ; scale-chain; chalne de balance. 
Wageklinge, f. hd., v. balanceblade. 
Wgekrahn, m. hd. Weegkraan; 
weighing crane; grue-balance. 
W gekunst, W€igelehre, f. hd., 

V. statique. ~ v. hydrostatics. 
Wagemacher, M. hd., v. bálaneier. 



WAGEMASCHINE ---

W gemaschine, f. hd., v. balance 
à bascule. 
Wagen, m. hd., v. chariot t). 

V. caisson 3). — V. chariot d'un 
mull-Jenny. 
Wagen, n. hd., V. pondération. 
Wagen v. a hd in der hand, v. 

soupeser. 
Wagenachse, f. hd., v. essieu 1). 
Wagenagel, n. hd. Schamelpen, scha


melbout ; pole-bolt; cheville ouvriêre. 
Wagenbaum, m. hd., v. brancard. 
Wagenbegleiter, m. hd., v. con


ducteur de convoi. 
Wagenbrüste, f. hd. RiUtuigborstel; 
coach- brush; brosse de voiture. 
Wagendeichsel, t. hd., v. deich


sel 2) . (leire. 

Wagengeleise, n. hd., v. fahrge-
Wagengestell, n. hd., v. frame 
of a waggon-body. 
Wagenhandler, m. hd., v. balancier 
1). 
Wagenkasten, m. hd., v. corps 
de carrosse. 
Wagenkastenmacherhobel, m. 
hd., v. outil de carossier. 
Wagenkelle, f. M. Mandewagen 
basket; panier. 
Wagenkette, f.hd. Slotketting; trigger; 

chaine de chariot. 
Wagenleiter, f. hd , v. ridelle. 
Wagenleitersperre, t. hd., v. é


part de ridelle. 
Wagenmacher, m. hd., v. balancier 
1) . 
Wagennagel, m. hd., v. wagenagel. 
Wagenrad, n. hd., V. roue de voiture. 
Wagenrecht liegendes mi hl


rad, n. hd., v. s. mi telrad. 
Wagenremise, f. hd., v. remise 2). 
Wagenrungen, m. pl. hd , v. cor


nes d'un chariot. 
Wagenschmiere, t. hd. Wagensmeer; 

cart-grease; graisse pour voitures. 
Wagenschoss, m. hd., V. esquain. 
Wagenschrot, n. hd., v. bois de 

charronnage. 
Wagensperre, f. hd., v. enrayure 
1). 

Wagensterz, m. hd. Priem, greep 
van een handwagen ; tail of a wagon; queue 
de chariot. 

Wagentritt , m. hd., v. foot


board 3). 
Wagenwinde, f. hd., v. cric. 
Wagenzug, m. hd., v. bahnzug. 

— V. draw of the carriage. 
Wager, m. hd., v. Ceiling t). 
Wages, pi. eng., v. gage, fr. .• 
Weekly w., v. semaine 2). Ádvance 
on weekly w., v. salé. — 
For unsettled w., v. à la j ournée 
du roi, S. journée. 

WAIDFRBER. 1187 

Wageschale, f. hd., v. bassin 
d'une balance. —v. plateau d'une 
balance. 

Wagetr^ger, f. hd., v. balancehook. 


Wagezunge, fr hd., v. aiguille 8). 

Waggon, m. hd. & eng., v. wagon. 

Waggon-axle, eng., v. essieu 1). 

Waggon-body, eng. Onderstel ; wagengestell; 
corps du train de dessous. 

Waggon-boiler, Waggon-headboiler, 
eng., v. chaudière à tombeau. 


Waggon-hoist, eng., v. grue poursoulever les waggons. 
Waggon-limber, eng., v. avanttrain 
1) . 

Waggon-side, eng., v. brancard. 

Waggon-train, eng., v. train de 

l'armée. 
Waggon-vault, eng., V. cylindrical-
vault. 
Wagknie, n. hd., v. potence de 
brirnbále. 
Wägmeister, m. hd Opperste weger 
in bergwerken ; master weigher; maitre 
peseur. 
Wagner, m. hd., v. Cartwright. •• 

V. charron. 
Wagnerarbeit, f. hd., v. stellmacherarbeit. 
W agnerholz, n . hd., v. c artwright'stimber. 
Wagon, Waggon, Vagon, in. fr., 
V.eisenbahnwagen. — V. carriage 
4), — W. à bagages, Bagagewagen; 
luggage-van; passagiersgepäckwagen. ~ W. 
baseulant, omkantelende wagen ; waggon 
to tip; kippwagen . ~ W. a bestiaux, 
beestenwagen ; cattle-waggon; viehwagen. — 

W. d'ensablement, zandwagen; ballast-
waggon; kieswagen, schotterwagen. n^ 
W. frein, remwagen; braket-van; bremswagen. 
— W. a houille, kolenwagen; 
coal -waggon; kob len wagen. — W. a plateforme 
découverte, v. bloekkarren. 
~ W. pour le transport des 
voyageurs, v. voiture de voyageurs. 
Wagschale, f. hd., v. bassin 
d'une balance. • v. plateau d'une 
balance. 

Wahlverwandschaft, t. hd., v. 
elective affinity. 
Wahnkante, f. hd., v. flachedosse. 
(cheux. 

Wahnkantig, adj. hd., v. $a— 

Waid, in. hd., v. guède. v. 

pastel t). 
Waidasche, t.hd.,v. drusenasche. 
W aidball, m. hd. Pastelbal ; ball of 
woad; boule de guède. 
Waidfarbe, r. hd. Pastelblauw ; woad 
dye; bleu de guède. 
Waidfárber, m. hd., v. dyer inwoad. 


1188 WAIDKUPE -- WALLPLATE. 


Waidküpe, t. hd., v. euve au 
pastel. 
Waidmuhle, f. hd. Pastelmolen; woadmill; 
moulin à pastel. 
Wainscot, eng , v. lambris. •• v. 
breast-work 4). ••• v. esquain. 

Wainscoting, eng., V. lambrissage. 
— V. tafelholz. ••• v. parquet 
de cheminée. 

Waist, eng., v. ecobelle. 
Waist-belt, eng., v. degenge


hange. 
Waist-cloth, eng., v. pavois. 
Waist-coating, eng , v. étoffes 

pour gilets. 
Waist-rail, eng., v. lisse de vi


bord. 
Waiteroule, f. fr . v. scheuleder. 
Wake, eng., V. ouaiche. 
Waker, eng., v. alarm. 
Wald, m. hd. Bosch ; forest; forêt. 
Waldaxt, f. hd. Houthakkersbijl 

woodman's ace;. cognée de bucheron. 
Waldeiche, f. hd., v. chéne. 
Waldförster, m. hd. Boschwachter; 

forester; garde de boas. 
Waidgeh ge, n. hd. Afsluiting, ras 
om een bosch ; park, warren; en--terwerk 

clos, clóture autour d'un boas. 
Waldgrün, m. hd , v. porphyre. 
Waldhammer, f. hd., v. marteau 

a layer. 
Waldkantig, adj. hd., v. flacheux. 
Waldkirsehbaum, m. hd., v. mé


risier. 

Waldklafter, n. hd. Vadem brandhout 
; fathom of wood; corde de boas mould. 
Waldrechten, V. a. hd., v. be


waldrechten. 
Wale, eng., V. eeinture i). ~ v. 

bergholz 2). 
Walegang, m hd., v. echelon 2). 
Wale-knot, Wall-knot, eng., v. 

oul-de-pore.
Walen, V. n. hd., v. vaciller. 
Wale-piece, eng., v. cap t 8). 
Walgerholz, n hd. Rolplank van den 

waskaarsenmakor ; roller; rouloir. 
Waling, eng ., V. basket-work. 
Walkbrett, n. hd , v. fulling


board. -
Walke, f. hd. Walken, n. hd., v. 
foulage 2) . 
Walken, v. a. hd., v. fouler. ••• 

V. naboter 2). 
Walker, m. hd., v. fouleur. 
Walkerde, t. hd.. v. fuller's 
earth. ~ Mit w. i berstreiehen, 

V. to earth. 
Walkerthon, m. hd., v. argile 
savonneuse. 
Walkfass, n. hd., v. fouloire. 
Walkhaare, n . p1. hd. Haar voor vilt; 

fulling-hair; laveton. 
Walkhammer, m. hd. Hamer. stamper 
van den volmolen ; fulling-hammer; 

marteau d'un moulin is fouler. ^ v. bat 

terie a 3) . — v. fouloir 2) 
Walkhaufen, m. hd , v pilée. 
Walkholz, n. hd., v. fouloir <t).
Walkig, adj hd , v. flawy ij. 
Walkkammer, f. hd., v. foulerie. 
Walkkessel, m. hd. Ketel voor het 

vilten ; copper for felting; ehaudiére is 
fouler. 
Walkmeister, m. hd., V. fullingmaster. 
Walkmi hle, t. hd , v. foulerie. 

— V. batterie a 3) . •• V. diekmiuhle. 
Walkpreis,. m:- hd., v. fullage. 
Walkrasch, m. hd , v. caddis. 
Walkrippe, f. hd , v. faux-ph. 
Walkrolle, t. hd., v. poulie fou


leuse. 
Walkstock, m. hd., v. fouloir 2). 
Walkstube, t. hd , v. foulerie. 
Waaktafel, t. Walktisch, m. hd., 

V. fouloire. 
Walkwerk, n. hd., v. dickmuhle. 
Wall, eng., v mauer. — v. crown 
of a blast-furnace. ••- v. mur (metde samenstellingen). 

Wall (to) eng. up, v. condamnor. 
~ To w. the bricks, v. mettre 
en haie. 

Wall, m hd , v. rampart. — v. 
mote. — V. shore 6) 
Wallanker, m. hd., v. anere de 
terre. 

Wallarbeit, f. hd. liet werken aan 
een vestingwal ; work on the ramparts; 
traveaux de rempart. 

Wall-arch, eng., v. formeret. 
Wallauftritt, m. Wallbank, f. 
hd., v. bank, hd. 4). 
Wallbekleidung, f. hd , v. revet


ment. 
Watibruch, m. hd , v. breach 2). 
Wallbiehse, t. hd., v. wall-piece. 
Wallet, eng , v. felleisen 1). 
Wall$schlien, f. hd. Harpoenlijn van 

den groenlandsvaarder ; whale-line; ligne de 
baleine. 
Wallgang, m. hd., v. terre-plain 
du rempart. 
Wallgrenade, eng., v. grenade 

de rempart. 
Wall-hook, eng., v. g^€ehe ij. 
Wallkatze, t. hd., v. batterie éle


vée, s. batterie d. 
Wall-knot, eng., v. cul-de-porn. 
Wallkugel, f. hd., v. botte à bal


les pour canons. 
Walllaffette, f. hd. Vestingaffuit ; 

frame of a garrison-piece; afflt de place. 
Wall-mass, eng., v. massif a). 
Wallower, eng., v. drehling s). 
Wall-piece, Wall-piece-ri$e, 

eng. Dubbelbaak ; wallbtichse; fusil de rempart. 
Wallplate, eng., v. filet demur. 


 

WALL-RATH -


Wall-rath, m. hd., v. blane de 

baleine. 
Wallrathfett, n. hd., v. eetin. 
Wall-rib, eng., V. formeret. 
Walisehild, n. hd., v. demi-luns. 
Wailsohiligel, m. hd., v. bat i). 
Wallstab, m. hd , V. dam-plate. 
Wallstein, m. hd , V. bridge i 8). 
Wallung, f. hd., v. blase 1). 
Wallwiud, in. hd., v. landbreeze. 
Walmblattsti ck, n. hd., v. ar


chitrab. 
Walmdach, n. hd., v. comble à 

croupe. 
Walmen, v. a. hd., v. dossiren. 
Walmsparren, m. hd., V. chevron 

de croupe. 
Walmstein, m. hd., v. hohlzj.egel. 
Walnut-oil , eng., v. huile de 

noix. 
Walnut-tree, eng., v. noyer 1). 
Walnut-wood, eng. v. noyer t). 
Walschhammer, m. hd., v. mar-


teau d'essayeur. 
Walzblech, n. hd., v. fer en lames 
cylindré. 

Walze , f. hd., v. arbor 1). V. 
barrel i ). •• V. tour-terrière.••• v. 
courroi. ~ V. barillet f & 2). ~ V. 
dégrossi i). v. apparat zum 
auftragen. — V. dandy-roller. 

V. chilled rolls. — v. oyylindre 
afeurant. — V. muff. ••• v. rouleau 
1). 
Walzeisen, n. hd., V. for eylin dré. 
~ V. axle. — v. achse. 
Walzen , V. a. hd., v. laminer. • 


V. eylindrer.
Walzen , n. hd., v. étirage des 
maquettes. 


1 

Walzendruck, m. hd , v. impression 
à rouleau. 
Walzendruckmaschine, t. hd., v 
cylinder printing-machine. 
Walzenfôrmig, adj. hd., v. cylin. 
derartig. 
Walzengerust, n. hd., v, frame 
of a roller. 
Walzengestell, n. hd., v. monture 

du rouleau d'imprimeur. 
Walzenglas, n. hd., v. glasplatte. 
Walzengurte t. hd , v. cylinder


tape. 
Waizenlager, n. hd., v. bearing 3) . 
Walzenmundstuck , n. hd. Gebit 


met een verdikking ; mouth with roller-beams; 
embouchure à olives. 
Walzenpresse , f. hd , v. presse 
d'imprimerie en taille douse. 
Walzenrad, n. hd., v. cylindri


cal wheel. (doctor. 
Walzenreiniger, in. hd., v. colorWalzens*
age , t. hd., v. cutting


cylinder. 
Walzenspindel, t. hd., v. spit of 
the double wheel. 

WANNEN. 1189 

Walzenwaschmaschine, t. hd., v. 
clapaud. 
Walzenwischer, M. hd , v. colordoctor. 
Walzfeile, f. lid , v. lime a ar-. 
rondir. 
Walzhammer, m. hd., v. marteau 
à devant. 

Walzholz, n. hd., v rouleau 7). 

Walzmaschine, f. hd., v. arron


dirmaschine. — v. outil a planche. 
Walzrad, n. hd., v. caster. 
Walzwerk, n. hd., v. laminoir 1). 

— V. durchlass f2). — v. cylindres 
á laminer. — V. drehwerk. — W. 
zum engreniren, v. gin 3). ~ W. 
zum satiniren, v. glaceur. 
Wand, f. hd., V. cloison i )`. — v. 

maner. — v. paravent. ~ v. living. 
— V. paroi de galerie. ~ v. 
flasques d'affít. — v. check 6). •• 

v. cob-wall. 
Wandbekleidung, t. hd., V. lam


bris. 

Wandering, f. hd., v. gang-way 2) . 

Wanderspiere, f. hd., v. lisse 
d'appui. 
Wandfest, adj. hd. Muurvast ; fast to 
the wall; qui tient un mur.
Wandhaken, m. hd., v. klinkenhaken. 


Wandhobel, m. hd., v. falzhobel. 

Wandkehle, f. hd , v. flashing t). 

W andleuchter,m. lid , v. sconce 2). 

Wandpfeiler, m. hd., v. pilastre 

1). ~ Kleine vorspringende w., 

V. dosseret 1). 
Wandputz, m. hd., v. ereduit i).
Wandrahmen, m. hd., v. rame à 
séchage. 

Wandrippe, f. hd., v. formeret. 

Wandruthe, f. hd. Balk eener mijn


put bekleeding ; lining timber; solive pour 
le cuvelage dun puits. 
Wands ule, f. hd. Halve kolom; wallpillar; 
demi -colonne. 
Wandsehrank, m. hd. Vaste kast; 
wainscot chest; armoire de muraille. 
Wandspiegel, M. hd., v. pfeilerspiegel. 
Wanduhr, f. hd. Hangklok ; houseclock; 
pendule de muraille. 

Wange, t. hd., v. bed 2). — v. 

backen des bleizugs. ~ v. bridge


board. — V. afterpiece of the rud


der. — V. jumelle. ~ v. flasques. 

Wangeneisen, n. hd. Straalijzers der 
schepborden ; iron-bands of the wings; bandes 
des alles. 

Wanholz, n. hd , v. bols fl ache. 
Wanke, t. hd., v. bur. 
Wanne, f. hd., V. fan 3). — v. ba


quet 1). — V. bad 3). — v. cove 
pneumatique.
Wannen, v, a. hd., v. schwingen. 
~ V. savonner t) . 
100 


1190 WANNMASCHINE - WARP-BEAM. 


Wannmasehine, f. hd., v. crible 

rotatif. 
Want, eng., v. abgang 1). 
Want, t. hd., v. haubans. 
Wantenneigung, t. hd., v. épate


ment. 
Wantey, Wanty, eng., v. surfaix. 
Wantgarn, n. hd., v. f it do cáble. 
Wanthaken, m. hd. Doggerlipn ; hook


line; ligne á hamerons. 
Wantklamp, í. hd. Wantklamp ; 
shroud•cleat; taquet de bauban. 
Wantklo te, t. hd. , v. shroudthrucks. 
Wantknoten, m. hd., v. noeud 

de haubans. 
Wantstropp, m. hd., v. estrope. 
Wanttau, a. hd., v. haubans. 
Wanzeit, f. hd. Wangety; tide and half 

tide; marée et contra marée. 
Wappen, n. hd. Wapen (íamilieteeken); 
arms; armes, armoiries. 

Wappen and brustbildstempel, 
m. hd., v. coin do dessus et de 
dessous. 

Wappenbild, n. hd., v. marque 4). 
Wappenhelm, m. hd. Helm van een 
wapen; helm; timbre. 
Wappenkunde, c. hd. Wapenkunde; 
heraldry; blason 
Wappenschneider, m. hd. Wapen


graveur ; heraldic-engraver; graveur d'armes. 
Wappenseite, t. hd., v. ecusson 3). 
Waradein, Wardein, m. hd., v. 

essayeur %) . 
Waradiren, Wardiren, v. a. hd., 
V.essayer. 
Ward, eng., V. besatzung. ••• v. 
mittelbruch. ••• v. cremillée. — 

W. in the key-bit, V. bouterolle 
3) . — Front-w., v. angriff 2) . 
Warde, m. fr. Mijnwachter in Belgie; 
watchman of the mine; grubenaw ebter. 
Warden of the mint, eng , v.mintmaster. 
Warder, eng., v. bahnw rter. 
Ward-room, eng., V. ehambre 4). 
Ware, eng. (small) v. borte. ~ 

V. bortenhandel. •• W. loom, v. 
métier a barre. 
Ware-house, eng , v. magasin 1) . 
Ware-house-crane, eng., V. grue 

a axe tournaaste. 
Warf, m. h4., v. chain 3). 
Wan, m. hd. Wartel ; swivelhook; tour


niquet. 
Warlblock, in hd. Wartelblok; swivelblock; 
poulie à tourniquet. 
Warm thun, v. a. hd. Het vuur ver 
to augment the fire; faire chaude,-sterken ; 

augmenter le feu. 
Warm .... adj hd., v. calefacient. 
Warmbeeken, n. hd. Metalen schaal 

omu iets in te verwarmen ; warming-pan; 
bassinoire. (s. plate. 
Wärmblech, n. hd., v. haled plate 

Warme, f. hd., V. chaleur. 
Warmecapacit t, f. hd., v. capaciousness 
2). 
Warmedampfinesser, m. hd., v. 

thermo-manomètre. 
Wrmeeinheit, r. hd , v. calorie. 
Wärmeerzeugend , adj. hd„ v.. 

calorific. 

Wrmegrad, m. hd., v. dégré de 
chaleur. 
W rmeleiter, m. hd., v. conducteur 
de la chaleur. 
Wrmemesser, m hd., V. ther


momètre. — v. calorimeter. 
Warmen, V. a. hd., v. to heat. 
Warmend, adj. hd., v. calefacient. 

W armesse, i. hd., v. chaufferie 1). 

Warmestoff, m. hd., v. caloric. 
Warmezeiger, m. hd , v. ther


moscope. 

Wrmgar, adj. hd. Warm gelooid; 

tanned by hot process; tanné à chaud. 

Wrmgitter, D. hd., v. grate i). 

Wttrmkastchen, n. hd. Stoor, vuurstoof; 
foot-stove; chauffe-pied. 
Wrmkorb, m. hd. Vuurmand ; basket 
for warming linen; panter à feu. 

Warmioch, n. hd., v. bouche de 

chaleur. 
Wärmofen, m. hd., v. stove 3). 
Wärmpfanne, t. hd., v. caléfac


teur. 
Warmrbhre, f. hd., V. tuyau ré


chaufeur. 
Wärmung, f. hd., v. calefaction. 
Warmwasserpumpe, c. hd., v. 

pompti à air b. 

Warmwasserspinnmaschine , t. 

hd , v. métier a décomposition. 

Warm-water-cistern, eng. , v. 
báehe de la pompti. 

Wärmzange, t. hd., v. bloomtongs. 


Warngloekchen, U. hd., v. avant


quart. 
Warngloeke, f. hd. Siggaalbel op 

meelmo'ens ; signal-bell; sonnette d'appel. 
Warning, eng., v. abzugsehnalle. 
Warnlocomotive, t. hd., v. ma


chine pilote à vapour. 
Warnungsrad, n. hd. Slagrad ; warning-
wheel; roue de sonnerie. 
Warnzeichen, t. hd., v. abzugsschnalle. 


Warp, eng., v. chain 3). — v. $1 
de chalne. — v. bugsirtau. — v. 
aussière a touer. n— v. anscheere. 
•- W. for mixed cloth, v. trogue. 

Warp (to), v. a. eng., v. anseheeren. 
~ To W. a ship, v. einki rzen 
2). ~ To W. a rope, v. ourdir 
une cords. 

Warp (to), V. n. eng., v. to cast b. 
~ V. cambrer t). — V. debotter. 

— V. envoiler. 
Warp-beam, eng., v. ensouple t). 

WARPS-BOBBIN -- WASH-GOLD. 1191 

V. kettenstange. ~ W. guide, Waschen, v. a. hd., v. laver. 
V. blin 2). Waschen, n. hd., v. lavage. ~ v. 
Warp-bobbin, eng., v. roquetin. lavis 1). 
Warp-cop, eng., V. cannette à Wascher, m. hd , v. blanchisseur. 
chaine. Wascherz, n. hd., v. minerai de 
Warp-cord. maker, eng. Ketting-lavage. 
maker ; keften?nacher; lissier. Waschfass, n. hd., v. lavoir 1). 
Warped, eng., v. déversé. — To Waschfässchen, n. hd. Wascbbakje

become w., v. to cast b. voor penseeles ; washing-coop; auget a laver 
Warp-ends, eng., v. garnenden. les pinceaux. 
Warper, eng., v. ourdisseur. Waschgold, n. hd., v. fliessgold. 
Warp-folding-machine, eng , v. Wasehhaus, n. hd., v. lavoir 2). 

tambourin 2) . Waschherd, m. hd , v. ablauter-
Warping, eng., v. fil de chalne. fass. 

— V. to cast b. — v. anscheeren. Waschmanier, f. hd., v. lavis 2). 
v. ourdissage 1). W. the Waschmaschine, f. M. Waschmayarns, 
V. ourdissage t) . chine; washing-machine; machine a laver 
Warping-block, eng , v. eros a le linge. 
poulie. Waschmuhle, f. hd. , v. moulin 
Warping-frame,eng ,v.anschwei-a toile. — v. ausspulstock. 
fer. — v. anschweifgarnwinde. Wasehpinsel, m. hd. Penseel om te 
Warping-mill, eng., v. ourdissoir wasschen ; pencil for washing designs; pincylindrique. 
— v. machine our-ceau à lavis 
dir. Waschprobe, f. hd., v. essai des 

Warping-rod, eng., v. flechtstab. minerais. 
Warping-spool, eng., v. sepoule Waschrad, n. hd., v. daschrad. 
a ourdir s. ourdir. Waschscheibe, f. hd., v. chassis 

Warp-reel, eng., v. machine a du chapiteau du moulin a cyourdir. 
— Long w., v. ourdissoir lindre. 
long. Waschseheidebank, t. hd., v. ab


Warp-rod, eng., v. kettenstange. láuterfass. 
Warp-staff, eng., v. lisserons. Waschsilber, n. hd , v. pigne. 
Warp-tie, eng., v. cheville de Wasehtrog, m. hd., v. abflaufass. 


derrière. V. lavoir 1). V. abseiehki pe. 
Wart, eng., v. auswuchs. — v. V. baquet 2) . 
gale 1) . Waschtrommel, f. hd., v. tam-

Wartbaum, m. hd. Zichtbaar teeken bour laveur. 
dat ergens gebouwd of gewerkt wordt ;pole Waschwerk, n. hd. , v. abflaufass. 
hung out; dé(ence. Waschwolle (Haufen) M. hd., v. 

Warte, f. hd., v. guérite. — v. lavee de laine. 

observatoire. Waschzapfen, m.hd.. v. épingle a). 
Warted, eng., v. verruqueux. Wasenläufer, m. hd., v. rasen-
Warter, m. hd., V. bahnwärter. läufer. 
Wartesaal, m. Wartezimmer, n. Wasenwall, m. hd Met gras begroeide 

hd., v. salle d' attente. vestingwal ; rampart covered with grass; 

Warze, f. hd , v. auswuchs. ~ v. rempart gazonné 
came 1). — V. bouterolle B). ~ v. Wash, eng., v. blatt des ruders. 
bouton de manivelle de l'excen-Wash (to), eng. , v. laver. — v. 
trique. ~ Vordere w., v. nip. éteindre 3) . — v. blanchir 1) . ••• 

Warzenring,m. hd., v. capucine 3). T. abfiauen..- v. abfetten. — v. 
Waschbank, f. hd , v. dégrais-clairer. •o• v. décrasser. ••• v. ésoir. 
brouer. v. abschlammen. — v. 
Waschbesen, m. hd. Bezem voor het abschweben. ••• v. ausschwem


ertswasschen ; launder-besom; boussoir. men. -Een kalfslederen band schoon 
Waschblauel, m. hd. Stamper (van waschen; nettoner. -maken ; 
den bleeker); washing-beetle; battoir de les Wash-board, eng., v. falque. 
-sive. v. blasebalken. — v. lambris de 
Waschbrett, n. hd. Waschplank ; scale. 

washing-board; ais a laver dessus. (faas. Wash-cylinder, eng., v. tambour 
Waschbi hne, f. hd., v. abläuter-laveur. 
Waschburste, f. hd., v. brosse B). Washer, eng., v. Hotte b. 1). ~
Waschbutte, f hd.. Waschtobbe ; vat V. bolzenblech. — v. body-washer. 

[or washing; cuve h laver •• V. cylindre effilocheur. 
Wasehe, f. fad., v. linen. Wash-gilding, eng. , v. dorure 
Wascheisen, n. hd., v. ter de la-au feu sur bronze. 

vage. Wash-gold, eng., v. $iessgold. 


1192 WASH-HEARD -- 

W ash-heard, eng ,v. glauchherd. 
Washing, eng., v. lavago 1). — v. 
débourbage. — V. decantage. •• 

V. déegorgeage 3). — v. blanehiment 
2). — W. out the gum, v. 
décreusage.
Washing-apparatus, Washingcylinder, 
eng., v. patouillet 2). 
Q aching-engine, eng., v. cylindre 
efilocheur. 

Washing-machine, Washingmill, 
eng , V. moulin a toile. ~ Cyunder 
w., v. clapaud. 

Washing-stock, eng. Stamper van 
een volmolen of waschbak ; waschhammer; 
pile. 

Washing-trough, eng., v. ausspi 
lstoek. 
Washing-tub, eng., v. ablauter


fass. (saw.
Washing-tub-saw, eng., v. drumWash-
pot, eng , v. chaudière a 

laver. 
Wash-stock, eng., v. washingstock. 
— V. daschrad. 
Wasser, n. hd., v. eau. v. moiré. 
~ Eisenhaltiges w., v. eisenwasser. 
Wasserableitungsziegel, f. hd., 

V. draining--tile. 
,w asserabschlag, m hd., v. abschlag 
3). ~ v. abzugschleuse 1). 
Wasserader, f. hd., v. veine d'eau. 
Wasseraiche, t'. hd., v. hydro


meter. 
Wasserback, 1. hd , v. manger. 
Wasserbau, m. hd. Watei bouw; struc


ture in the water; construction destinee à 
résister à 1'eau. 
Wasserbaukunst, t. hd. Waterbouw 
hydraulic architecture; hydrotechnie.-kunde; 

Wasserbaumeister, in. hd. Waterbouwkundige; 
hydraulic architect; architecte 
bydraulique. 

Wasserbeeken, n. hd. Vat of schaal 
voor de cocons; basin; bascine. ~ Watervoorraad 
van een fontein ; basin; bassin 
d'eau. 

Wasserbehalter, m. hd., v. eistern 
t). ~ v. caisse d'eau. 


Wasserbett, n. hd., v. auge de 

moulin. v. lit ij. 
Wasserblei, n. hd , v. molybden. 
Wasserbleisure, t. hd., v. acide 


molybdique. 
Wasserbleisaures blei, n. hd , v. 
molybdate of lead. 
Wasserbord, m. hd., v. falque. 


Wasserbu* hne, f. hd., v. ablei


tungskanal. 
Wasserdamm, m. hd., v. digue 1). 


Wasserdampf, ni hd., v. dampf. 
Wasserdicht, adj hd., V. imper


meable. ~ v. étanche. 
Wasserdruckmaschine, f. hd., v. 
machine a colonne d'eau. 


WASSERKNECIIT. 

Wasserdruekwerk, n hd., v. ma_ 
chine hydraulique. 
Wasserfahrstandmesser, m. hd., 

v. float 1). 
Wasserfall, m. hd. Verval van water 
aan een molen ; fall; chute d'eau, saut de 
mouliu. 

Wasserfarbe,f. hd , v. détrempe t). 
Wasserfass, n. hd , v. jatje. 
Wasserfestes schiff, n. hd. Water


dicht schip; watertight ship; vaisseau étanche. 
Wasserfeuerwerk, n. hd. Water


vuurwerk ; water-/firework; feu aquatique. 
Wasserfieck, m. hd , v. goutte 1). 
Wasserfrei, adj hd., v. anhydre. 
Wassorgang, m. hd., v. bief. 
Wassergarn, u. hd., v. $1 mé


chanique. 
Wassergeblase, n. hd , v. soufflerie 
hydrostatique. 
Wassergef mss, n. hd. (grosses), 

V. jarre 2). 
Wassergelte, i. hd. , v. seau 2). 
Wassergerinne, n. hd., v. conduit 
1). 
Wasserglanz, m. hd., v. moiré. 
Wassergöpel, m. hd Mijokaapstand 

dat door water gedreven wordt; waterwhimsey; 
machine t molettes que l'eau fait 
tourner. 

Wassergraben, m. hd., v. fossé 
d'irrigation. •• v. ableitungsgraben. 
~ V. cunette. 

W assergrube, f. hd., v. cistern i).

Wasserhahn, nn. hd. Onderste peilkraan 
van een stoomketel ; water-cock; robinet 
d'eau. 

Wasserhalter, m. hd. Werkman in 
de mijnen, belast met den geregelden afvoer 
van het water ; man who works the sumps; 
ouvrier chargé de tirer les eaux des mines. 

Wasserhammer, m. hd. Waterha


mer; water-hammer; marseau d'eau. 
Wasserhart, adj. hd., v. air-dried. 
Wasserhebemaschine, f. hd. Wa


teropvoeringswerktuig; water-wheel; escalier. 
Wasserheizung, t. hd., v. calorifère 
d'eau. 
Wasserhöhe, t. hd. Waterhoogte; 
height of water; hauteur des eau. 
Wasserhose, r. hd. Waterhoos; waterspout; 
trombe, trompe. 
Wasserig, adj. hd., v. aqueous. •• 

V. hydras i). 
Wasserig eit, f. hd., v aquosité. 
Wasserkarte, t. hd., v. carte marine. 
(son. 
Wasserkasten, in. hd., v. bachas-
Wasserkit, m. hd., v. cement 3 & i). 
Wasserklampe, t. hd,. Bodemstuk van 

een legger ; cleat for a water-cask; taquet 

de futailles. 
Wasserkluft, t. hd., v. fondant. 
Wasserknecht, m. hd. Waterschep 

mijnwerken ; scooper of water; pui-per in 
-seur. 


WASSERKRAFT -- WASSERSPRITZE. 1193 

Wasserkraft, t hd. Waterkracht; 
waterpower; force hydraulique. 
Wasserkraftlehre, t. hd., v. hydrodynarnics. 
Wasserkrahn, m. hd. Waterkraan, 

V. chantepleure. •• V. grue hydraulique. 
Wasserkugel, t. hd., v. bocal. 
Wasserkunde, t. hd., v. hydro


logie. 
Wasserkunst, t. hd., v eregin 5) . 
Wasserlaub, n. hd. Bladeren van wa• 

terplanten als bouwkundig ornament; water


leaves; teuilles d'eau 
Wasserlufer, m. hd., v. faille. 
Wasserlegger, m. hd., v. boute. 
Wasserleite, t. hd., v. canal b. 
Wasserleitung, t hd., v. aquedue. 
WasserleitungsriShre, 1. hd. , v. 

tuyau de conduite d'eau. 

Wasserlinie, t. hd., V. flottaison 
t & 3). — V. niveau d'eau s. niveau 
a. 

Wasserloch, n. hd., v. puisard 1). 

— V. egout 1). 
Wasserlos, adj. hd. , v. anhydre. 
Wasserlbse, Wasserltisung, t. hd., 
v, écoulement 3). 
Wasserlosungsstollen, m. hd., v. 
écoulemen t 4) . 
Wassermalerei, t. hd., v. peinture 
a gouache. 
Wassermanbvergraben, m. hd., 
v fossé à manoeuvre d'eau. 
Wassermarke, t. hd., v. niveau 
d'eau. 
Wassermaschine, t. hd., v. machine 
hydraulique.
Wasser-and luftmaschine, t. hd., 

V. hydréole. 
Wassermass, a . hd., V. niveau de 
chaudière. 
Wassermauer, t. hd. Steenen keerdam 
; stonewall raised in water; mur by


drauiique. 
Wassermenge, t. hd., v. ausfiuss. 
Wassermesser, m. hd., v. hydro


meter. ~ V. niveau de chaudière. 

— v. areometer. 
Wassermártel, t. hd , v. mortier 
hydraulique. 
Wassermilhie, t. hd., V. hydralète. 
Wtssern, v. a. hd., v. moirer. 


V. anfeuehten. ~ V. einweichen 
1 & 3). ~ V. diluer. 
Wassern, n. hd., v. moirage. 
Wassernase, t. hd., v. manton du 

larmier. 
Wasseropal, m. hd. , v. hydrophan. 
Wasserorgel, t. hd , v. hydraulic 
organ s. organ. 
Wasserpass, adj. hd., v. horizontal. 
Wasserpass, m. hd., v. niveau à 

l' eau. — v. spirit-level s. level G. 
Wasserpferdegöpel, in. hd., v. 

wassergöpel. 
Wasserplatz, m. hd., v. aiguade. 
Wasserpresse, t. hd , v. bramah's 

press. ~ V. büttenpresse. 
Wasserpumpe, f. hd. Waterpomp; 
water-pump; pompe pour éíever de 1'eau. 

Wasserrad, n. hd , v roue hydraalique. 
— Unterschlágtiges w., v. 
roue a palettes planes. — Obersehlagtiges 
w., v. roue à augets. 
~ Horizontales w., v. roue à axe 
verticale. — Mittelschl*agtiges w., 
v breast-wheel. ~ Rickenschlá,gtiges 
w., v. roue hydraulique par 
derrière. 

Wasserradschaufel, t. hd., v. aube 

1 & t). 

Wasserraum, M. hd., v. cale a 

l'eau. (rinne. 
Wasserrinne, t. hd., v. ablauf-
Wasserráhre, t. hd , v. conduit 1). 
Wasserröste, Wasserrotte, t hd., 

V . rouissage à l' eau. 
Wassersack, M. hd., v. calottage. 
Wassersäule, t. hd., v. colonne 
d'eau. 
Wassersaulenmasehine, t. hd., v. 
machine à colonne d'eau. 
Wasserschacht, m. rid., v. kunst


sehacht. 

Wassersehaufel, t. hd., v. scope 

t). - V. aube 1 & t). 

Wasserschenkel, m. hd. , v. jet 

d'eau b. 
Wasserschiff, n. hd , v. camel. 
Wassersehimmel, m. hd., v. mo


ther-ley. 

Wasserschlange, t. hd., V. mamiering. 
Wasserschloss, n. hd. Watertoren; 

waterhouse; chateau d'eau. 
Wassersehápfe, t. hd , v. bucket t).
Wassersehöpfer, m. hd. , v. scoop l). 
Wassersehöpfmuhle, t. hd. , v. 

heberad. 

Wasserschoten, t. hd. Schoot van 
bet waterzeil ; sheets of the lower studding. 
sails; dcoutes des bonnettes basses. 

Wassersehraube, t. hd., v. archimedes' 
screw. 
Wasserschweber, m. hd., v. balance 
hydraulique. 
Wasserschwimmer, M. hd_, v. 
broquette. 

Wassersegel, n. hd. Waterzeil (een 
lijzeil onder den broodwinder); watersail; 
voile d'eau. 

Wassersilber, n. hd., v. argent vif. 
Wasserspeier, m. hd., v. gar


gouille 2). 

Wasserspiegel, m. hd., v. éehar


pe 1e). 

Wasserspritze, f. hd., v. feuer


spritze. 
100e 



1194 WASSERSTAG -- 

Wasserstag, n. hd. Waterstag; bobstay; 
sousbarbe de beaupré 
Wasserstand, m. hd. Waterhoogte 
height of the water; hauteur de 1'eau. 
Wasserstandlehre, f. hd., v. hydrostatics. 
Wasserstandshahn, m. hd., v. 
gauge-cock. 
Wasserstandsmesser, m. hd., v. 
float t). 
Wasserstandszeichen, n. hd., v.
niveau "d'eau s. niveau a. 

Wasserstandszeiger, t. hd , v. 
niveau de chaudière s. niveau d. 
Wasserstation, f. hd., v. chateau 
d'eau. 

Wasserstein, m. hd., v. pierre à 
aiguiser à l'eau s. pierre b. 
Wasserstoff, m. hd , v. hydrogen. 
Wasserstoffblausäure, t. hd , v. 
acide cyanhydrique. 

Wasserstoffs ure, f. hd. Waterstofzuur 
; hydracid; hydracide. 
Wasserstollen, m. hd., v. abzugsrásche. 


Wasserstoss, m. hd. Stoot van het 
water in pompen ; shock of the water; cboc 
de I'eau dans la pompe. 

\\Tasserstrahl,m. hd., v. jet d'eau a. 

Wasserstrecke, t. hd., v. canal 
souterrain. 

Wasserstube,f. hd. Waterkelder eener 
waterleiding; water-chamber; reservoir de 
distribution. 

Wassertalke, f. hd., v. madrier i). 
Wassertheilchen, n. hd. Watermolekule 
; molecule of water; molécule d'eau, 
Wassertom, m. hd., v. mizzen— 

bowlines. 
Wassertracht, f. hd., v. draught 
of a ship a 
Wassertrense, f hd., v. bridon 
d'abreuvoir. 

Wasseruhr, f. hd., v. clepsydra. 

Wasserungsgraben, m. hd. Bevloei


ingskanaal ; ditch for irrigation; canal d'irrigation. 
Wasservergoldung, I. hd., v. do


rure a détrempe. 

Wasservorrath , m.hd., v.aiguade. 

Wasserwaage, f, hd. , v. niveau 
a 1' eau. V. level b 2 & 4) . ^ v. 
float 1). — v. areometer v. balance 
hydrostatique. — v. niveau 
d'eau á Holes. 

Wasserwàgekunst, f. hd., v. hydrostatics. 
Wasserwigen, n. hd., v. levelling 
2). 
Wasserwerk, n. hd., v. machine 
hydraulique. 
Wasserzeichen, n. hd., v. filagramme 
2) . 
Wasserzug, m. hd., V. draught 
of a ship a. 
Waste, eng., V. vieux ouvrages 

WATER-BELLOWS. 

s. ouvrage C. — V. déchet 1, 3 & 5). 
V. coal-dust. — v. boceages. ^••• 
V. trop-plein. a. v. chaperon 5). 
v. ofenzeug. ~ W. from reeling 
cocoons, v. bourrette. 
Waste-card, eng., v, cardasse. 
Waste-gate, eng , v. freigerinne. 
Wastematter, eng., v ausschuss.

-

— V. balayures de fonderie. 
Waste-paper, eng , v. maculature. 
— To put to the w., v. 
mettre a la rams. 

Waste-pipe, eng., v. abzugsröhre. 
Waste-remnants of hides, eng, 

V. of eurures. 
Waste-sheet, eng. , v. maculature. 
~ v. ausschussbogen. 
Waste-silk, eng., v. dechet de 
cardette. 
Waste-steam, eng., v. dampfauslassung. 
(auslasser. 
Waste-steam-pipe,eng.,v.dampf 
Waste-water, eng., v. eau de con


densation. 
Waste-water-pipe, eng., v. ab 

-zugsröhre. 
Waste-weir, eng , v. deversoir 3). 
Waste-wool, eng., v. bourre de 

laine. 
Wastringle, in. fr., v. bastringue. 
Watch, eng., v. montre 4 j . ~ v. 

quart de garde. ~ W, with sliding 
escapement, horloge met sle. 
penden gang; uhr mit schleifender hemmung; 
montre à 1'épine. 

. Watch-arbor,eng.,v. clock-arbor. 
Watch-case, eng. , v. botte à 
montre. 
Watch-case-maker, eng., v. monteur 
3) . 
Watch-file, eng , v. clock-makers's 
file. 
Watch-glass, eng. , v. ampoulet


tes. •• V. horloge de sable. 
Watch-holder, eng., v. main fr 3) . 
Watch-lid, eng , v. calotte e it). 
Watch-maker, eng., v. uhrma


cher. 
Watch-maker's anvil, eng., v. 
federeisen 1) . 
Watchman, eng , V. bahnwärter. 

— UV -'s horn, v. nachtwächterhorn. 
Watch-trinket, eng., v. berloeke. 
Watch-wheel (little), eng. , V. 

molette. 

Water, eng , V. eau. — v moiré. 
v W. of ammonia, v. ammoniak 
fiuesigkeit. 

Water - (to), eng.. v. einweichen 
1) . ~ V. moirer. — v. einsümpfen.
Nv ater-apparatus, eng., v. euve 

pneumatique. 
Water-bath, eng., v. bain-marie. 
Water-bellows, eng., v. Taylor's 

ventilator. 


WATER--BLOWING-ENGINE -- WAX-WORK. 1195 


Water-blowing- engine, eng. , v. 

trompe l). 
Water-board, eng , v. bardis. 
Water-bucket, eng. , v. seau 2). 
Water-can, eng , v. eintunk


schi sselchen. 
Water-cement, eng., v. cement 4). 
Water-cistern, eng., v. péehère.
Water-clock,eng , v. clepsydra 1). 
Water-closet, m. fr. & eng., v. 

lieu commun. 
Water-color, eng., v. détrempe i).
Water-crane, eng., v. grue hy


draulique. 
Water-engine, eng., v. engin a 

pompes. 
Water-fall, eng., v. wasserfall. 
Water-fascine, eng., "v. fascine 

fondrière. 
Water-frame, eng., v. continue 2) 
Water-furs tone, eng , v. depot s). 

.. V. absatz 3). 
Water-gage, Water-gauge, eng., 

V. marquer f. fr. v. muhl— 


pfahl. ~ v. float i) ••• v. niveau 
de chaudière. - v. échelle d'eau. 
Water-gate, eng., v. lansoir. — 

V. niveau de bure. 
Water-gilding, eng , v. dorure 
au feu sur bronze. — v. dorure 
a voie humide. 

Water-gold, eng., v. malergold. 
Water-gutter, eng., v. canal c 1). 
Waterhold, eng., v. sale à l'eau. 
Water-inch, eng., v. pouee d'eau. 
Watering, eng , v. moirage. ~ 

V. rouissage a l'eau. — v. mouillarde. 
Watering-bit, eng., v. knebelgebiss. 
Watering-brush, eng., v.éCOUvette 
2) . 
Watering-place, eng , v. aiguade.
Watering-pot,eng for moulding, 

V. burette a mouler s mouler. 
Watering-station, eng., v. eh-teau 
d'eau. 
Water-knot. eng , v. noeud d'anguille. 
Water-level, eng. , V. niveau à 
l'eau s. niveau b. ~ W. with bottles, 
v. niveau d'eau a fioles. 

Water-level-drift, eng., v. niveau 
de bure s. niveau c. 
Water-lime, eng., v. chaux hydraulique. 


Water-line, eng . v. ligne d'eau. 
•• V. flottaison. ~ Load w., v. 
fiottaison 3). — v. niveau d'eau. 

Water-mark, eng., v. indicateur 
du niveau d'eau. — v. filagramme 
2). 

Water-mark-post,eng., v. échelle 
d'eau. 
Watermaschine, f. ha., v. continue 
2). 

Water-mill eng. on a boat, v. 

moulin sur bateau. 
Water-mortar, eng., v. mortier 
hydraulique s. mortier c. 
Water-pipe, eng., V. conduit


pipe 3) 

Water-poise, eng., v. areometer. 
Water-press, eng , v. bramah's 
press.

Water-pressure-engine, eng., v. 

machine a colonne -d'eau. 
Water-proof, eng., v. imperméable. 
Water-ram, eng , v. bélier hydraulique. 
Water-rotting, eng., v. rouissage 
a l'eau. 

Water-sail, eng. Waterzeil, bij lijzeil ; 
wassersegel; bonnette sous une basre bonnette. 


Water--screw, Water-snail, eng., 

V. archimedes' screw. 
Water-spinning-frame, eng. , v. 
continue 2). 
Water-spot, eng , v goutte 41). 
Water-station, eng , v. chateau 

d'eau. 
Water-stone, eng., v. pierre à 
aiguiser a l'eau s pierre b. 
Water-stop -wall, eng. , v. mur 

de batardeau. 
Water-table, eng., v. écharpe 12). 
Water-tank, eng , v. Baisse a' eau. 
Water-tight, eng. , v. imper


meable. 
Water-way, eng., v débouehé 

— v leibhblzer. ~ v.. ossee. 
Water-well,eng. (hot) v. báehe 6) 
Water-wheel, eng., v. roue hydraulique. 
Water-willow, eng., v. osier 1). 
Water-work, eng. Waterwerk; .was


serwork; ouvrare hydraulique 
Watte, f. hd., v napee. 
Watten, f. pl. hd. Wadden ; flats;

basses. 
Wattenfahrer, m hd., v.semaque. 
Wattenmasehine, f. hd , v. auf


breitmaschine. 
Wattle-bark, eng , v. - fleehten


rinde. 
Wattling, eng . v. basket-work. 
Watt's parallelogram, eng., v. 

parallélogramme de Watt. 
Wau, in . hd., v. f arbeginster. 
W auki pe,f. hd.,v. cuve au pastel. 
Wave, eng., v. oude 5) . — W. of 

light, V. oude 3) . 
Waved rule, eng.,v. filet tremble. 
Wavings, eng., V. flandres 2). 
Wax, eng., v. cire. ~ v cire a 

border. 
Wax-cake, eng., v. pain de cire. 
Wax-polishing, eng , v. poli a 

la cire. 
Wax-work, eng., v. reset-work. 


1196 WAY-HEAD -- 

Way-head, eng., v. front do la 
galerie. 

Way-wiser, eng., v. hodometer i). 

Weak, eng. Bleek ; blass; délavé. 

Weaken (to) a color, eng , v. délaver. 


Weakening of the color, eng , v. 
rabat de couleur. 

Wear, eng , v. détérioration. — 

v. abgreifen. — v. déversoir 3). ••• 
V. abdämmung ij. 
Wear and tear, eng., v. déchet i). 
Wearing-end, eng , v. polo.foot. 
Weather (to), eng., v. auswittern 
ij. 

Weather-board, eng. , v. bardis. 

Weather-bowline, eng., v. bouline 
du vent. 
Weather-brace, eng., v. bras du 
dessus du vent s. bras b. 
Weathered eng step, v marche 
nclinée. — W. moulding, v. moulure 
taillée obliquement. 

Weather-gage, Weather-gauge, 
eng., v. avantage du vent. — v. lof 
3 & 4). 

Weather-moulding, eng., v. eouronne 
d'une oorniche. 
Weather-sheets, eng., v. ecoute 

de revers. 
Weather-shore, eng., v. e8te au 
vent. 
Weather-side, eng , V. c8té du 
vent. 
Weather-table, eng., v. couronne 
d' une oorniche. 
Weave (to), eng., v. tisser. r To 

-

w. like satin, v. satiner 3). 
Weaver, eng., V. tisserand. 
Weaver's beam, eng., v. clothbeam. 
Weaver's loom, eng , V. métier 
à tisser. 
Weaver's tweezer, eng. , v. nippers 
t). 
Weaving, eng., v. tissage 1). ••• 

V. tisseranderie. — V. gewebe. 
Weaving-room, eng., v. salle à 
tisser. 
Web, eng. , v. gewebe. ~ v. 
stocking-net. ~ v. égohine 1). ~ 

V. feuille de scie. — v. bras de la 
manivelle. ••• W. of gabions, v. 
basket-work. 
Webe, f. hd. Stuk geweven stof van 
60 el ; web of 60 ells; pièce de toile de 


60 aunes. 
Webeleinen, f. hd., v. enfléchures 
1) . 
Weben, V. a. hd., v. tisser. — v. 
enfléchures 2). ~ v. satiner 3). — 

v. durchfiechten. 
Weber, in. hd., v. tisserand i).
Weberbaum, m. hd. , v. clothbeam. 
~ v. ensouple. ~ Rinne 
im w., v. ohanée 3). 

WECHSELKLOTZE. 

Weberblatt, n. hd., v. blatt 3). 
Weberei, f. hd., v. tissage 1). 


V. tissanderie. — V. gewebe. 
Mechanische w. , weverij met zelf 
stoelen ; power-loom weaving;-werkende 
tissage mécanique. 
Webereinschlag,m. hd., v. durchschuss. 
Webergeräth, Webergeschirr, 

a. hd., v. equipage 2). 
Weberglas, n. hd., v. cloth-prover. 
Weberkamm, m hd., v. blatt a). 
Weberkarde, f. hd., v. chardon 

1). — W. deren haken nachgeben, 
v. carde nageante s. nageante. 

— St rksten schon gebrauchten 
w., v. postels. 
Weberkleister, m. hd , v. chas 3). 
Weberknopf, Weberknoten, m. 

hd , v. noeud de tisserand. 
Weberkunst, f. hd., v. tisseran


derie. 
Weberlade, f. hd , v. battant 1). 
Weberlatte, f. hd , V. gang 8). 
Webernest, n. hd., v. forláchure. 
Weberregulator, M. hd., v re


gulator a. 
Webersaal, m hd., v. salle à tisser. 
Weberschiffehen, n. hd., v. navette 
b. 
Weberschiffehenhbhlung, f. hd., 

V. botte 4). 
Weberschiffspule, f. hd:, v. schiffchenspule. 
Weberspule, f. hd , v. époulin. 
Weberstube, T. hd. Werkplaats van 

den wever ; weaver's workroom; atelier de 

tisserand. 
Weberstuhl, m. hd., v: métier i. 
Webertri tt, m. hd., v. gang S). 
Weberz* hne, m pl. hd., v. blatt t). 
Weberzange, f. hd., v. nippers 4). 
Weberzettel, m. hd., v. chain 3). 
Webmaschine, f. hd., v. métier 

mécanique. 
Wechsel m. hd. der wetter, Het 
veranderen van den luchtstroom in mijn 

change of currents of air; chan--werken ; 
gement d'air. ~ W. der zimmerung, 
vernieuwing van het houtwerk ; renewal of 
the woodwork; renouvellement. — (Vereinigungspunkt 
) verbindingsplaats; 
joint; endroit de jonction. — (Ruheort) 

V. demi-palier d'escalier s. palier. 
— W. der fáhrten, verbinding van 
twee minladders ; scarf of two shaftladders; 
jointure. — Ineengrijpende raderen zonder 
rondsels ; wheels turned by arbors; roues 
qui s'engrènent et qui n'ont pas de pignons. 
Weehselkldtze, n. pl. hd. Stukken 
boomstam die den onderrand van den houtmeiler 
uitmaken ; clumps placed round the 
kiln; grosses bíches qu'on met autour du 
fourneau. 


WF.JHSELLICHT 

Weeheellicht, n. hd. Tweede lamp, 
verwissellamp van den mijnwerker ; extra 
light, extra lamp; lampe au lumière extraordinaire. 


Wechselnd, adj. hd. Wisselend, heen en 
weergaard ; alternating; alternant. 

Weehselpistolen, f. pl. hd. Koppel 
pistolen zóó aan elkander gelijk, dat de stukken 
verwisseld kunnen worden; brace of 
perfectly like pistols; pistolets parfaitement 
égaux.

Wechselpiiug, m. hd., v. charrue 

tourree-oreille. 
Wechselrad, n. hd . v. ersatzrad. 
Weehselstunde, t. hd. Verwisseluur 

van werklieden ; alternate hour; heure al


ternante. 
Wechselung, i. hd., v. écart 1).
Wechselweise, adj. hd., v. weeh


seind. 
Wechselwerk, n.hd., v. wechsol 5).
Wechselzange, r hd , v. pinces.
Wacker, m. hd., v. alarm. ^ Tel


ler van een hamerwerk ; count-hammer; 
avertisseur. — Waarschuwer, bel van een 
koornmolen ; warning-bell; sonnette. 

Weckergiocke, Weekeruhr, r. 
hd., v. slarum-watch. 
Weekerwerk, n. hd. Wekkerwerk; 
alarum-work; rouage du réveil.
Weddingring, eng. Trouwring; trauring, 
[lechtring; alliance, verge.

W edge, eng , v. cale I). ~ v. coin 
2) . ~ v. fi llkeil. m• v fi tterun g 1). 
~ V. blei 3). ~ V. core t). — W.
of the millstone, v. engrain i).^

W. of hard wood, v. ébuard. 
Wedge (to), eng , v. futtern 1).
••• v. caler 1) — To w.. in, v. em


keilen & einzwangen.
Wedge-driver, eng., v. ehasse


bondieu. ~ V. keilzwinge.

Wedge-ring, eng.,v. froschelring.
Wedging, eng., v. einkeilen. ~ 

W. the clay, v. masse mit den 
hknden verarbeiten. 
Wedgwood, Wedgewood, * Zeer 
hard aardewerk, wedgewood.

Weed-ashes, eng., v. kesselasche. 
Wefel, n. hd., v. durchschuss. 
Wefetspule. t. hd., v. einschuss


spule.
Weft, eng., V. gewebe. ~ v. durchschuss 
1). — v. duite 3).
Weft-mark, eng., v. einsehlagzeichen. 
Weft-winding-machine, eng , v.

cannetière. 
Weft-yarn, eng., v duite 1) . 
Weg, in. hd., v chemin 1).
Wegatzen, n. hd., V. aetzdruck. 
Wegbau, in. hd , v. construction 

des routes. (thorn.
Wegdornholz, n. hd., v. buck-
Weger, m. pl. Wegeringen, r. pl. 

hd., v. ceiling 2) . 

WLIDENHOLZ. 1197 

Weghauen, v. a. hd., v. éboutir. 
Wegmesser, m. hd , v. hodometer. 
Wegrnumer, m. hd., v. chassepierre.
Wegschleifen, v. a. hd., v. to 
beard oi. 
Wegs€tule, f. hd. Mijlpaal ; road-column; 
colonne itinéraire. 

Wegweiser, m. hd., v. poteauguide. — v. dog-vane. ~ v. rack2). 
— V. cordage de rátelier. 

Wehr, n. hd., v. rampart. ••• v. 
abdammung i). ~ Lengte van veertig 
vadem ; measure of fourteen fathoms; 

mesure de quatorse toises. 

Wehrbaum, m. hd . v. palpianehe 
d'un moulin. ~ v. barrière. 

Wehrdamm, ni. hd., v. mole. 

Wehrgatter, n. hd. Hek op een keer 


dam ; lattice-work of a wear; barreau de 

batardeau. 
Wehrgehnge, n. hd., v. degen 
-gehänge. 
Wehrgeriist, n. hd., v. rátelier 
d'armes. 
Wehrlinie, t. hd., V. ligne de dé


fense. 

Wehrstoss, m. hd. , v. mur de 
sûreté s. mur b. 

Wehrzug, in hd. Derde, laatste me


ting ; third and final measuring; mesurage 

décisif. 
Wehse, m. hd , v. opale .1). 
Weiblich, adj. hd., v. female. 
Weiah, adj. hd., v. mou. 
Weichblei, n. hd., v. frischblei. 
Weichbottich, m. hd. Weekkuip van 

den brouwer; cistern; bac it forme. 
Weiche, f. hd , V. ausweichplatz. 
Weichenwarter, m hd., v. excen


trikw rter. 

Weicherz, n. hd., v. argent sul 
-phuré.

Weichgeleise, n. hd , v. neben


geleise. 
Weichglühhitze, f. hd., v. chaude 
suante. 
Weiehki bel, m. hd., v. auge du

trempis. 

Weichki pe, t. hd , v. faulungs


kupe. 
Weichloth, n. hd., v. schnelloth. 
Weichlöthen, n. hd., v. soudure 

tendre b. 

Weichschiene, r. hd.,v.ausWeich


schiene, 
Weichschienenwachter, m. hd., 

V. aiguilleur.
Weichzerrennfrischen, n. hd., v. 

hartzerren. 
Weide, f. lid., v. osier 1 & 3). 
Weidenband, n. hd. Band voor het 

hoepelsbinden ; with pleyou. — Mandemakers 
wilgenteen ; withy-band; torche. 
Weidenholz, n. hd., v. saule. 


1198 WEIDENRUTHE 

Weidenruthe, r. hd., v. osier twig. 
Weifa, f. hd , V. abwinde. 
Weifen, v. a. hd., v. abhaspeln. 
Weigh (to), eng., v. lever l'ancre. 

— To w. in the hand, v. soupeser. 
~ To w. down the scale, v. 
trébucher. 
Weigh-bridge, eng , v. bru* cken


wage. 
Weigher, eng , v. ajusteur. 
Weighing-crane, eng., v. wge


krahn. 
Weighing-lever, eng., v. bascule 
à besace. 
Weighing-machine, eng , v. balance 
a bascule. 

Weight, eng. , v. gewicht. v. 
heaviness. — v . page fr. b. — 'W. 
of eight ounces in the pound, v. 
markgewicht. — W. of a pulleydoor, 
V. gewichtslein. •• W. of a 
steel-yard, v. poire 2). — W. for 
safety valve, v. poids de charge 
de soupape de sflrete, ~ W. of 
pure metal in a coin, v. miinzgewicht. 
(zeichen. 

Weight-stamp, eng., v. gewicht-
Weiher, m. hd., v. étang i). 
Weilarbeit, f. hd., v nacharbeit 1). 
Weinblumensâure, f. hd., v. oe 

-nanthie-acid. 
Weinghrung, f. hd., v. fermentation 
vineuse. 
Weingeistfirniss, m. hd., v. spi


rit-varnish. 
Weinglas, n . hd., v. verre à pied.
Weinheber, m. hd., v. pompe de

colliers. 
Weinhefenasche, f. hd., v. dru


senasche. 
Weinmost, m. hd., v. mout. 
Weinniederlage, f. hd., v. lie de 

vin. 
Weinul, n. hd. Wijnolie, zwavelaether; 
twine-oil; huile de vin. 

Weinpfahl, m. hd. Stok of paal voor 
het aanbinden van den wingerd; vine-stake, 
vine-prop; échalas de vigne. 

Weinpresse, f. hd , v. kelter. 
Weinprobe, f. hd., v. eau sul 

-phureuse acidulée. 
Weinruthe, f. hd., v. weinpfahl.
Weins ure, f. hd., v. acide tar


tarique. — Brenzliche w., v. acide 

pyrotartarique. 
Weinsaurer, adj hd., v. tartrate. 
Weinschwefelsure, f. hd., v. 

acide sulfovinique. 
Weinstecher, in. hd., v. gibelet.
Weinstein, m. hd., v. tartre. 
Weinsteingeist, m. hd , v. esprit

de tartre. 
Weinsteinkrystalle, m. pl. hd., v. 
eristaux de tartre s. cristal. 
Weinsteinlauge, t. hd., v. bouture 
2). 

--- WEISSGOLD. 

Weinsteiniil, n. hd., v. oil of tartar. 
Weinsteinrahm, m. hd , v. cream 
of tartar. 

Weinsteinsalz, n. hd. Koolzure kali; 
carbonate of potash; carbonate de potasse. 
Weinsteinsauer, adj. hd., v. tar


trate. 
Weinsteinsáure, f. hd , v. acide 
tartarique. 
Weintrester, f hd , v. marc de 

raisin. 
Weinwage, f. hd., v. areometer 1) . 
Weir, eng., v. abschlag 3). 
Weiser, m. hd., V. gang 8). ~ v. 

barbin. — v.-guide fr. 2). ~ v. indicateur 
1). 

Weiserdraht, m. hd. Stift, draad, 
voor het maken van openingen in pottebakkerswerk 
; tube-wire; broche de fer. 

Weiserwerk, n. hd. , v. rouage 

des aiguilles. 
Weissblech, n. hd., v. fer blanc. 
Weissblechhammer, m. hd., v. 

tin-shop. 
Weissblechschmied, m. hd., v. 
blechschlager. 
Weissblechtafel, m. hd , v. feuille 
de fer blanc. 
Weissbohren, v. a. hd., v. auskolben. 
Weissbrennen, n. hd., v. blanchiment 
Q). 
Weissbrod, n. hd , v. pain blanc. 

— Fein w., v. pein mollet fin. 
Weissbuche, f. hd., v. charme. 
Weissdornholz, n. hd., v. aubépine. 
Weisseisen, n. hd. , v. fer cru 
Blanc. 
Weissen, v. a. hd., v. to bottom t). 

Weisser concentrationsstein, m. 

hd., v. metal blanc. 
Weisserraum, m. hd., v. durchschiesslinie. 


Weisserz, n. hd., v. fer spatique. 
Weissesnichts, n. hd., v. fleurs 

de . zinc. 

Weissfeilen, v. a. hd., v abfeilen. 
Weissgar, adj. hd. Aluingaar; Cawed; 

passé en magie. 
Weissgerben, n. hd., v. mégie. 
Weissgerben, v. a. hd., V. mé


gisser. 
Weissgerber, m. hd., v. mégissier. 
Weissgerberei, I. hd., v. mégisserie. 
Weissgiltigerz, n. hd., v. mine 
de cuivre gris argentifère. 

Weissgluhen, n. hd. , v. chaude 
blanche. ~ W. machen, v. chauf 
fer blanc. 

Weissgluhhitze, f. hd., v. chaude 
blanche. 
Weissgold, n. hd. Met zilver gele



WEISSHOLZER --- 

geerd goud; white-gold; or blanc. ••• v. 
platina a. I). 
Weisshölzer, n. pl. hd. Glad- of 
strijkhouten ; smoothing-sticks; lissoirs. 
Weissj(ikelgut, n. hd. Zwavelzuurzink 
; white vitriol; pierre de Galice. 
Weisskies, m. hd., v. arsenical 
pyrite. 
Weisskobalt, m. hd. ,. v. cobalt 
gris. 
Weisskupfer, n. hd , v. argent 

allemand. v. cuivre blanc. 
Weissloth, n. hd., v. schnellloth. 
Weissmachen, n. hd., v. blan


chiment 2). 
Weissofen, m. hd., v. feineisenfeuer. 


Weissölbad, n. hd. Oliebad bij bet 
turkscbrood verven ; white bath; Bain blanc, 
Bain d'huile. 

Weisspappel, f. hd , v peuplier 
blanc. 
Weissschleifen, v. a. hd., v. écacher 
2). 
Weissschmied, m. hd., v. blanchoeuvrier. 
Weissschweissen, n. hd , v. encollure 
2). 
Weisssieden, n. hd., v. blanchi_
ment 2). 

Weisssiedeofen, m. hd. Droogoven 
voor de blankgekookte muntplaatjes; kiln 
for drying the boiled blanks; fourneau à 
sécher les flans après le bouillitoire. 


Weissspiessglanzerz, n. hd. , v. 

antimoine oxydé. 
Weissstein, m. hd., v. métal blanc. 
Weissstuck, n. hd., v. enduit i). 
Weisssud, m. hd., v. blanching-

Composition. 
Weisssudkessel, M. hd., v. blanehing-
copper. 
W eisssudlauge, f. hd., v. blanching-
composition. 
W eisstanne, t. hd. , v. bois de 
spin a. 
Weisswerden, n. hd., v. déalbation. 
Weisszeughandel, m. hd., v. li 
-nen-drapery.

— Winkel van witte 
goederen; linen warehouse; spécialité de 
blanc. 
Weit, adj hd , v. clear 3). 
Weite, t. hd., V. amplitude. ~ v. 
distance 1). 

Weiten, f pl. hd. Openingen, holten, 
ledige ruimten in mijngangen ; wrought hollows; 
espaces, endroits creux. 

Weitenmesser, m. hd Afstandsmeter 
; apomecometer; apomécométre. 
Weitenmessung, f. hd. A(standsmeting; 
apomecometry; apomdcométrie. 

Weitenzirkel, m. hd. Afstandscirkel; 
circle of amplitude; cercle de distance.. 
Weitermachen, v. a. hd., v. re


vider. 

WELLENRING. 1199 

Weitsulige adj. hd. stellung, v. 
entrecolonnement diastyle, 
Weitspurig; adj. hd. Met breed spoor; 

wide-tracked; à vole large. 
Weitung, f. hd., v. échappée i). 
Weizenmalz, n. hd. Tarwemout; 

wheat-malt; malt -de froment. 
Weld, eng., V. gaude. ~ v. farbeginster. 
Weld (to), eng., v. aufschweissen. 
~ V. löthen 2). 
Welding, eng., v. eneollure 2) ~ 

V. löthen 3). 
Welding-furnace, eng , v. four 
à réchauffer a. 
Welding-heat, eng. , v. chaude 
suante. 
Welding-piece, eng. , v. erhbhungssti 
ck. 
Welding-seam, eng , v. soudure 
5) . 
Weckbank, f. hd. Bank van deu pottebakkers 
draaibank ; stool, lath-bench; siège, 
bauc de potter. 

Welkbodon, m. hd , v. darrkam


mer I). 
Well, eng. , v. brunnen 1). — v. 

bathe 2). — v. cistern 1). 

Wellbaum, m. hd. , v. arbor 1). 

• v. beam of a bell. — v. axletree 
3) . ~ v. haspelwelle. — v. 
haspel 4). ~ V. axis in peritrochio. 
~ V. arbre du barillet. 

Wellbaumseil, n. hd., v. ardier. 
Well-cleanser, eng., v. brunnen


feger. 
Welldaum, m. hd., v. came i). 
Well-digger, eng., v. brunnen


graber. . 
Welle, f. hd., v. Cylinder 2). ~ v. 

arbor i). ~ v. haspeiwelle. ~ v. 

axis in peritrochio. ~ v. achse. 
~ V. nuss des töpferrades. — Ge 

-krópfte w., v. double crank s. 
crank. ~ W. mit zwei hebeln, v. 
axe en t. ~ v. bobine d'une fi


liére. 
Wellen, f pl. hd., v. filandres du 
verre. — V. ordes d' un bouton. 
Wellenartig, adj. hd , v. fischbauchig. 
Wellenbrecher, m. hd., v break


water 2). 
Wellendaumen, in. hd., v. came 1). 
Wellenfc rmig, adj. hd., v. ondu


lataire. ^ V. festonné. 

Wellenfuss, m. hd., V. dent de 

l' arbre. 

Wellenholz, n. hd. Balken geschikt 
voor assen van werktuigen; wood fit for 
making arbors; Bois propre a faire des arbres. 
... V. palancon. 

Wellenlager, n. hd., v. lager i & 2). 
Wellenlinie, t. hd., v. spirale 2). 
Wellenring, in. hd., v. frette d'un 

arbre en bois. 


 

1200 WELLENSOHAUM --

Wellensehaum, m. hd., v. moutons 
de la mer. 
Wellensehiene, f. hd , v. fischbauchschiene. 


Wellenstab,m.hd ,v. filet tremble. 

Weller, rn. hd., V. rouleau 12). 

Wellerarbeit, t. hd., v. lehmarbeit. 


Wellerdeeke, f. hd. Zoldering of zolderbekleeding 
met leemkalk; ceiling of mudwork; 
plafond de bousillage. 

Wellern, v. a. hd., V. mit lehm 
odor sand mauern s. mauern. 

Wellerwand, f. hd., v. mud-wall. 

Welling, f. hd. Barghout dat overal 
even breed is ; wale of equal breath; pré ceinte 
á largeur égale. 

Wellkranz, m. hd., v. cam-ring. 

Wellrad, n. hd. , V. roue sur 
l'arbro. 
Well-room, eng., v. ossee. 
Wellsand, m. hd , v. Sugsand. 
Well-sinker, eng , v. brunnengraber. 


Wellzapfen, m. hd., V. axle-end. 

Welow, m. fr. Soort van katoenkaardemachine, 
willow; willow Willy, Willey; 
willow, zauseler, art wolf. - W. eonique, 
konische willow ; conical willow; konischer 
willow. 

Welt, eng., V. pincon. — V. edge 
t). — V. frange. 

Welt (to), eng. De wasrand om de 
koperen plaat zetten voor het etsen ; die 
kupferplatte berdndern; border la planclie. 

Weltausstellung, t. hd., v. exposition 
universelle. 

Weltkarte, f. hd., v.mappemonde. 

Weltort, m. hd., v. points cardinaux. 
Wendehöhle, f. hd., v. enclave 3). 
Wendeholz, n. hd., v. queue d'un 

moulin. 
Wendeisen, n. hd., v. drehschlttssel. 
Wendekreise, m. pl. hd., v. tropics. 
Wendelbaum, m. hd , v. arbor 1). 
~ V. newel 1) . 
Wendelboden, m. hd Klei-of leem vloer 
; mud-floor; plancher de bauge. 
Wendelbohrer, ni. hd , v. boh


rerschneide. 

Wendelstein, m. hd , v. láufer 7). 

Wendeltreppe, f. hd., v. escalier 

à noyau, en limace, á noyau rampant 
& a vis noyau. 
Wenden, v. n. hd , v. halsen. a•• 
Durch den wind w., v. to tack. 

V. tourner 3) . 
Wendenische, f. hd. , v. chardonnet 
2). 
Wendephug, in. hd., v. charrue 
tourne-oreille. 
Wendepunckt, m. hd. Keerpunt, 
zonnestilstand; solstitial-point; point solstitial. 

WERKHOLZ. 

Wenderohr, n. hd. Draaiende bek 
aan een spuit ; moveable tube; tuyau tournant. 


Wendes ule, f. hd. Achterstijl van 
een sluisdeur; upright; montant. 
Wendesehamel, m. hd., v. forebed. 
Wendestange, f. hd. , v. hebeeisen 
2) . v. -kolders to ek. 

Wendevorrichtung, r. hd., v. hebel 
fur die bewegung - z um um kehren. 


Wendisch werden, v. n. hd., v. 
to cast b. 
Wendung, f. hd., v. retour do 
galerie. 

Werf, n. hd., v. kai. 

Werfeisen, n. hd. Elger; fish-spear; 
fichure. 
Werfen (sich), v. r. hd. , v. to 

cast b, 

Werft, n. hd., v. chantier 4). 

V. chain 3) . 
Werftbri che, m. pl. hd. , v. bore 
eng. 4) . 

Werfte, f. hd., v. chain 3). 
Werftenzáhler, m. hd., v. liseur 

du dessin. 

Werg, n hd., v. abwerg. 

Wergbuche, f. hd., v. étoupe à 
garniture. 
Werggarn, n. hd., v $1 d'étoupes. 
Werggarnitur, m. hd , v. garniture 
d'un piston. 

Wergkratzmaschine, f. hd. , v. 

carde à étoupes. 

Wergleinwand, t. hd., v. tow-linen 
s. linen. 
Werk, n. hd., V. appareil 2). — v. 

raw-lead. ~ V. frit 1). — v. equi


page 5). — V. pate 3) . ~ v oeuvre 
I). — v. oeuvre wive. 
Werkbank, f. hd., v. arbeitstiseh. 

Tragbare w., v. bidet. 

\

Werkbehltniss, n. hd. Werkruimte, 

baard van een vlamoven ; laboratory of a 
reverberating furnace; laboratoire d'un fourneau 
a rdverbère. 

Werkblei, n. hd., v. raw-lead, r• 

V. bleiblatt. 
Werkbrett, n. hd., v écofrai. 
Werkbu.tte, f. hd , v. cuve reverdoire. 
— v. euve a ouvrer. 

Werkeisen, n. hd., v. boutoir i). 
Werkfi hrer, m hd., V. chasseavant. 
Werkger th, n. hd. , V. handwerksgerth. 
Werkgold, n. hd , v. or d'orfèvrerie. 


Werkhammer, m. hd., v. mar


teau à queue. 

Werkhaus, H. hd. , v. atelier 1) . 

Werkhof, m. hd., v. bauhof. 

Werkholz, n hd., v. arbeitsholz. 

— V. antreibeholz. 

WERKKTJNST 

Werkkunst, f. hd., v. mechanics. 
Werkkünstler, m. hd , v. mechanician. 
Werkladen, m.. d., v. atelier i ). 
... V. ouvroir. 
Werkleder, n. hd. , v. cuir à 
oeuvre. 
Werkleute, f. pl. hd., v. apronman. 
— V. operative. 

Werkmeister, w. h.d., v. manre 
des oeuvres. — v. engine-builder. 
Werkmesser, n. hd. , v. couteau 

a pied. — v. cutting-knife. 

Werkofen, n. hd., v. fourneau de 
verre s. fourneau a ~ v. tour de 
verrerie. 

Werkpfleger, m. hd. Aandeelhouder 
in een mijnwerk; shareholder of a mine; 
actionnaire de mine. 

Werkprobe, f. hd., v. essai d'oeu


vre. t 
Werkruth©, f. hd., v. rod 1). 
Wer) Satz, m. hd., v. enrayure 5). 

— V. careas 3). ~ v. balkenriss. 
— W. des lehrsgerusts, bogen van 
een formeel ; raising of the centre; levage 
du centre. 
Werkscherben, m. hd., v. terrat. 
Werkschuh, m. hd., v pied-deroi 
s. pied a. 
Werksilber, n. hd., v. argent orfévré. 


Werkstaffel, f. hd. Werkbankje der 
(oude) waskaarsenmakers; seat, step; graden, 
chaise. I 

Werkstätte, t. hd., v. laboratoire. 
Werkstein, m. hd., v. ashlar. 
NW erkstube, f. hd., v. ouvrier. 
Werkstick, n. hd. Steenblok ; block 


of free-stone; carreau de pierre. 
Werkstuhl, m. hd., v. métier i. 
Werktisch, m. hd., v. écofrai. 
Werkzange, f. hd , v. tenailles. 
Werkzeug, n. hd., v. implement. 

~ W. um strahne zusammen zu 
drehen, V. torqueur. •• W. zu 
den wassermodeln, v. modellingtool. 
W-e zum steìnsprengen, 

V. outils de pétardement. ~ Ge 
v. outil a flit. ~-schi,ftetes w., 
Gestieltes w., v. outil à manche. 
— Spiegelmacher w., v. danzé. 
Werkzeuggerth, n. hd., V. gespann. 
Werkzeugmaschine, f. hd., V. machine-
outil. 
Werpen, v. a. hd. Gooien, smijten, 
werpen ; to warp; touer. 
Werptross, m. hd. Werptros; warping-
hawser; aussière à touer. 
Werrig, n. hd., v. abwerg. 
Werth, m. -hd. (gesätzlicher) v. 

satz Ii). 
Werthbestimmung, f. hd. , v. 
seh € tzung. 
West, eng., v. eouchant. 

WETTING. 12OI 

Westenzeug, m. hd., v. étoffes 
pour gilets. 

Westkante, f. hd. Westerstrand, westelgke 
zijde; western bank; rivage occidental. 


Westlich, adj. hd., v. occidental. 
West-variation, eng., v. nordwestering. 
Wet (to), eng , v. anfeuchten. 

V. einfeuchten. ~ v. décatir t). 
To w. the cloth, v. netzen i). 
~ To w. the balls, v. mouiller les 
balles. — To w. down, v. feuchten. 


Wetter, eng., v. papierfeuchter. 

Wetter, n. hd , v. appel 3). 
Bose w., v. choke-damp. ~ Schlagende 
w., v. crouwin. 

Wetterableiter, m. hd., v. blitzableiter. 
Wetterbrett, n. hd.. v. bardis. — 

V. jet d'eau b. 
Wetterdach, n. hd. Afdak ; penthouse; 
abat-vent, avant -tolt. 
Wetterdaehelchen, n . hd., v. COping. 


Wetterfahne, t. hd., v. fane. 

Wetterfang, t. hd , v. bure d'airage. 
Wettergalle, f. hd. Ossenoog, tegenover 
de zon ; ox-eye; oeil de boeuf. 

Wetterglas, n. hd , V. baromètre. 

Wetterhäuschen, n. hd., v. hy


grometer. ~ v. anémoscope. 

Wetterkunde, f hd., v. meteoro


logy. 

Wetterlichter, n. pl. hd., v. cas


tor and pollux. 

Wetterlotte, f. hd., v. auge de 

moulin. 

Wetterlutte, r. hd , v. bure d'ai


rage. 

Wettermnnehen, n. hd., v. hy


grometer. — v. anémoscope. 

Wettermaschine, r. hd., v. ma


chine à vent. 

Wetterofen, m. hd., V. foyer d'aé


rage. 

Wetterrad, n hd Luchtververschinbs


toestel met windrad ; ventilating wheel; ven 

-tilateur. 

Wettersatz, m hd , v. air-pump. 

Wettersauger, m. hd. , v. foyer 

d' aérage. 

Wetterschacht, m. hd., v. bure 

d' airage. 

Wetterschenkel, m. hd., v. re


vers'eau. 

Wetterstreeke, f. hd. , v. galerie 

d' aerage. 

Wetterthür, f. hd., v. Porte d'aé


rage. (trap. 

Wettertrommel, f. hd. , v. air-

Wetteruhr, f. hd., v. hygrometer. 

Wetting, eng., V. feuehte. - y. 

matrissage. 
1101 



1202 WETTING-BOARD --- WHIRL. 


Wetting-board, eng., v. ais à 
tremper. 
Wetting-brush,eng , v. anfeuchtpinsel. 
M etting^-room, eng v. feuchtkammer. 
., 
Wetting-trough, eng , v. mouillet. 
Wetting-tub, eng., V. netzstander. 
Wetzschiefer, m. hd., v. novacu


lite. 
Wetzstahl, m. hd., v. fusil 1). 
Wetzstein, m. hd., v. abziehstein. 

... V. cour. ~ Halblinder w., v. 
Pierre demi douce. Linder w., 

V. pierre douce. ~ Rauher w., v. 
Pierre rude. 
Wewelinen, Wewelings, m. p1. 
hd., v. enflechures I). 
Wewen, V. a. hd , v. enfléchu


res 2). 

Whale—boiler, eng. Walvisehketel, 
ketel voor het opvoeren der loog bij garen bleekereien 
; wallfischpfanrce; espèce de cbaudière 
servant au coulage des tissus et du 
61 de coton. 

Whale-bone, eng., v. fischbein 1). 
Whale-fins, eng., v. fischbein 3). 
Whale-fisher,Whaler, eng. Groen 

-

landsvaarder ; wallfischfahrer; pècheur de ba 
-leine, baleinier. 
Whale-oil, eng., v. huile de ba 

-leine. 
Wharf, eng., v. kai. 
Wharfage, eng , V. droit de quai. 
Wharfinger, eng , V. maitre de 

quai. 

Wheel, eng., v. rad 1). ~ W. and 
axle, v. roue sur l'arbre. — W. 
for stone cutting, v. steinschneiderrdchen. 


Wheel-auger, eng ., v. radbohrer. 
Wheel-axles, eng., v. pagnones. 
Wheel-barrow, eng , v.- brouet


te 1) .

Weel-bush, eng., v. botte de roue. 
Wheel-cap , eng., v. nabenkappe. 
Wheel-chain, eng. , v. chafne à 

enrayer. 
Wheel--click, eng., v. ausheber 3). 
Wheel-crane, eng , v. travelling 

crane s. crane. — v. grue a tym


pane. 
Wheel-cutter, eng., v. fendeur 2). 
Wheel-cutting-machine, eng., v. 

cutting-engine 2). 
Wheel-drag, eng.-, v. enrayure 1). 
Wheel—driver, eng. Geleider van de 

achterste paarden van een rijtuig ; stangen 
conducteur de derrière. -reiter; 

Wheeler, eng Achterpaard van een 
rijtuig; stangenpferd; cheval de timon, cheval 
de derrière v. charron. 

Wheel-frame, eng., v. chaise de 

roue. 

Wheel-frame-post, eng., v. pan


stergattersäule. 
Wheel-fusees, eng , v. pagnones. 
Wheel-harnais, eng. Tuig der ach


terste paarden ; stangengeschirr; harnais de 

derrière. 
Wheel-horse, eng., v. wheeler 1).
Wheeling, eng , v. transport à 

la brouette. 
Wheellock, eng. , v. platine a

-

rouet. 

Wheel-lock-musket, eng. Haakbus 
met radslot ; deutsche blechse; arquebuse 
a rouet. 

Wheel-plough, eng., v. charrue 

a roues. 
Wheel-press, eng., v. radpresse. 
Wheel-pump, eng., v. radpumpe. 
Wheel-race, eng., v. auge de 

moulin. 
Wheel-rope, eng., v. drosse du 
gouvernail. 
Wheel-shaped, eng., v. radförmig. 
Wheel-skid-chain, eng.,v.chalne 

a enrayer. 
Wheel-turner, eng.,v. raddreher. 
Wheel-tyre, eng , v. band eng. 3) . 
Wheel-window, eng. , v. fenétre 

rayonnante. 
Wheel-work, eng., v. machine


rie. ~ v. anrichtung. 
Wheel-Wright, eng., v. charron. 
Whelps, eng , v. fiasques. 
Wherry, eng., V. fahrewer. ••• v. 

j olle. 
Whet (to), eng., v. abziehen 5) , 

— V. aiguiser. 
Whetstone, eng., v. abziehstein. 
Whetstone-slate, Whet-slate, 
eng., v. novaculite. 
Whim, Thim-gin, eng., v. auf


windmaschine. 
Whim-shaft, v. förderschacht. 
Whip, eng., v. peitsehe 2). ~ v. 

palan simple. ~ v. bras d'un 
moulin à vent. ~ W. of the throatbrail, 
v. palan de la cargue double 
d' artimon. 

Whip (to), eng., v. surjeter. — 

V. guiper. 
Whip-cord, eng., v. fly-cord. 
Whip-hand, ' eng., v. main de la 
lance. 
Whipped, eng., v. surjet tij. 
Whipper, eng. Vereenvoudigde ame


rikaansche wolf of willow; einfachsle art 

von willow; welow dune construction simple. 
Whip-saw, eng , v egohine. 
Whipstaff, eng , v. kolderstoek.

-

Whip-staff-hole, eng., v. kolder 
-gatt. 

Whirl, eng. Haak van het touwslagers 
wiel; trieb, getriebe; molette. v. 
émérillon. ~ v. schneekengewinde. 
~ v. whorl. 


WHIRLPOOL -- 

Whirlpool, eng., v. meerstrudel. 
Whisk, eng., v. campane 1). 
Whiskey, eng., v. brandy. 
Whistle, eng., v. dampfpfeife. 
White, eng., V. feuillet blane. ~ 

W. cloudy saphire. — v. milehsa-^ 
phir. (blanc. 
White-amber, eng. , v. ambre 
White-bread, eng., v. pain blane. 
White-ground, eng., v blane 1). 
White-hawthorn-wood, eng., v. 

alisier t) 
White-iron, eng., v fer cru blane. 
•• V. fer blane. 
White-lead, eng., v. blanc de céruse 
. ~ v. bleiweiss. 
White-lead-maker, eng., v. blei 

-weissfabrikant. 
White line, eng., v. colombelle. 
White—metal,eng., v. metal blanc. 
Whiten (to), eng., v. doler 3). — 

V. blanchir i). 
Whitener, eng., v. blanehisseur. 
MW hitening, eng. Gezuiverd, gewas schen 
krijt; schlennmkreide; blanc de Troyes, 
blanc de Meudon. - v. déalbation.— 


V. decken n. hd. 
White-oak, eng., v. english oak 
S. oak. 
White-pine, eng., v. edeltanne. 
White-powder , eng. , v. blei 
-rauch 2). 
Whittle, eng., v. drawing-knife. 
Whorl, eng. Schijfje op de spil van 

een spinnewiel; wirtel, -wirbel; rouet. 
Wiche des rouleaux, f. fr. , v. 


kettenstange. 
Wiehsen, V. a. hd., v. bohnen. 
Wiekel, m. hd. Hoeveelheid hennep 


die de touwslager gelijktijdig neemt; handful 
of hemp; cha n v rée. ~ v. fell 2) . 
1 notiger w. , v. nappe boutonneuse. 


Wiekelblatt, n. hd. Dekblad van een 
sigaar ; wrapping-leaf, outer leaf; surtou t, 
feuiile d'enveloppe. 


Wickelhaspel, M. hd., v. abwinde. 
Wiekelmaschine, f. hd., v. aufbreitmaschine. 
~ V. bascule 2)..•• 


V. ball-winding-machine. 
Wiekeln, V. a. hd., v. aufspulen. 
Wiekelwalze, f. hd., V. sufroller. 
Wicker, eng , v. osier. 
Wicker-work, eng , v. basketwork. 
Wicket, eng , V. einlassthu.r. 
Wiek-yarn, eng., v. dochtgarn. 
Widder, in. hd De ram (hemelteeken); 


ram, aries; bélier, arias -Hydraulischer 
w., v. bélier hydraulique. 
Widderhbrner, n. pi. hd , v. corne 
de .bélier b. 
Widen (to), eng., v. aufräumen. 


— V. écarrir un trou. — v. gourbiller. 
~ v revider. — v. hausser. 
~ V. écarter 2). 
WIEDERPRAGEN. 1203 

Widening-bit, eng. Tweede boor bij 
bet geschutboren ; erweiterungsbohrer; deuxième 
foret. 

Widerdruck, in. hd , v. forme 
seconde. 
Widergá,nge, m. pi. lid , v. araignée 
3). 
Widerlager, n. hd., v. contra-fort 
1). ~ v. areboutant. — v. bend t) .

-

— V. culée d'un pont. ~ v. abutment. 
Widerlager, m. M. Werkman die de 
fondamenten voor een bruggehoofd uitgraaft; 

workman who digs the foundation of a butment; 
ouvrier qui creuse les fondements 
dune boutée. 

Widersee, f hd , v. brandung. 

Widerstand, m hd., v résistance. 

Widerstandslinie, f. hd , v. ligne 

de résistance. 

Widerzeit, t. hd., v. change of 

the tide. 

Width, eng. , v. breite 1) . — v. 

empattement 4) ~ v. évasement 

du foyer. ~ W. of an arch, v. 

ouverture d'un arc. W. of a 

bay, v. ouverture de la travée 

d'un pont. ~ W. of the furnace


vault, v. weite des ofengewlilbes 

s. ofengewblbe. —W. on the track, 
V. ornière des voitures. 
Wiede, f hd., v. fascine-band. 
Wiederansti cken, n. hd., v. ansti 
ckung. 

Wiederaufgiessen, n. hd., v. coho


bation. 

Wiederaufziehen, n. hd., v. auf 

ziehen 1) . 

Wiederdruck, m. hd., v. forme 

seconde. — V. réitération. — v. 

neuer druck s. druek. — v. con


tre-épreuve. 

Wiederdruckseite, f. hd., v. page 

pasre. 

Wiedereinrichtung, f. hd , v. ra


j us tement. 

Wiedereintauchen, n hd., v. re


trampe. 

Wiederemportreibung, t. hd., v. 

resublimation. 

Wiederheizen, n. hd., v. aufwar


men. 

Wiederherstellbar, adj. hd. , v. 

réductible. 

Wiederherstellen, v. a. lid., v. 

anfrischen. 

Wiederherstellung, f. hd., v. ra 

-j ustement. — V. regénération. 

Wiederkehr, f. hd., v. fug. •o• v. 

extrémité 1). 
Wiederkehrungspunkt, m. hd., v. 
pointe de rebroussement. 
Wiederlebendigmachung, f. hd., 

V. frisohmachen 1). 
Wiederprägen, v. a. hd., v. prygen 
s). 


 

1204 WIEDERSCHEIN 

Wiedersehein, m hd. Terugkaat 
sing van licht (valsch licht) op een schil 
reflection; redet.-derij ; 
Wiederstehendes mittel, n. hd., 

V. milieu résistant. 
Wiederzuruckansetzen, v. a. hd. 
Een verlaten mijngang op nieuw bewerken 
to resume the work of a galery; reprendre 
le travail dune galerie. 

Wiederzusammensetzen and 
justiren, V. a. hd., v. anschaften. 
Wiegankohle, f. hd., v. candlecoal. 
Wiege, f. hd , v. berceau 2). —

V. bankmesser. 
Wiegeeisen, n. hd., v. biegeisen. 
Wiegemesser, n. hd. , v. bankmesser. 
Wiegen, v. a. hd., v. greneler 3). 
Wielen, t. pl. hd., V. défense i). 
Wieltross, m. hd. Geslagen tros; haw


ser made by the wheel; aussière faite a la 
roue. 

Wienergri n, n. hd. Parijsch groen, 
arsenikzuur koper ; arsenite of copper; arsénite 
de cuivre. 

Wiesenerz, n. hd , v. fer limoneux. 
— V. fer des prairies. 
Wildes gas, n. hd., v. kohlen. 

saures gas s. gas a. 
Wildes gestein, n. hd., v. deads. 
Wilkinson's furnace, eng., v. Cu


bilot. 
Will with the wisp, eng., v. feu 
follet. 
Willemite, eng. & f. fr. Willemit, 

m. hd. Willemiet, siliciumzuur zinkoxide. 
Willey, eng., v. devil 2). 
Willige erze, n. pi. hd., v. minerai 
fusible. 
Willow, m. hd., v. welow. 
Willow, Willow-tree, eng. , v. 

saule. — V. devil. 
Willow.ng, eng., v. deviling. 
Wilton carpet, eng., v. moquette 

V eloutée. 
Wimble, eng , v.. bohrwinde. ~ 

V. amorcoir I). — v. bankbohrer. 
~ V. évidoir. — v. drill 3 & ij. 
Wimpel, m hd , v. flamme 1). 
Wimpelfall, n hd., v. drisse de 

la flamme. 

Wimpelgast, in. hd. Wimpelgast, 
matroos belast met het bijschen en strijken 
der wimpels; sailer who has the care 
of the pendants; capitaine des Dammes. 

Wimpelscheide, f. hd , v. game 
de flamme. 
Wimpelstoek, m. hd Wirnpelstok ; 
stock of a broad pendant; baton de guidon. 
Winch, eng., v. crank t & 2). 

V. aufwindmaschine. ~ v. presshaspel. 
~ V. sehliissel 2). 
Winch-handle, eng. Slinger, kruk, 
van den slijpsteen enz. ; kurbel, knuppel; 
manivelle, coude. 

WINDFEDER. 

Winch-rope, eng. , v. knuppel. 
band. 

Wind, eng. & m. hd., v. vent. 
Wind (to), eng , v. auf haspeln 

1). ~ V. toreiner. ~ To w. on a 
bobbin, V. aufradeln. ••• To w. off, 

V. abhaspeln. ~ To w. off thread, 
V. abzwirnen. To w. up, v. 
aufwinden, aufbäumen, aufwick. 
len, doeken & aufziehen i). 

Windage, eng., v. ébattement. 
Wind-arm, eng., v. bras d'un 
moulin á vent. 

Windball, m. hd. Windbal ; balloon; 
ballon. 

Windbaum, in. hd. Boom van een 
kaapstand ; bar of the capstern; barre du 
cabestan. 

Wind-beam, eng., v. eretrait su


perieur. — v. crab-bar. 
Windbeschreiber, ni. hd , v. ané


moscope. 
Wind-bore, eng., v. tuyau a vent. 
Windbuchse, t. hd , V. air-gun. 
Windbruchig, adj. hd. vol wind 

scheuren ; chinky wood; bois roulé 
Wind-cutter, eng., v. biseau 3). 
Winde, f. hd , v. erie. ~ v. guin


dal. 
Windebaum, m. hd , v. haspel 
handspatie. -welle. — V. 
Windeb urne, ni pl. hd., v. cheel, 

of a windbeam. 
Winded, eng., v. oblique 2) 
Windeeisen, n. hd., v. drehschli s


sel. 
Windelbohrer, m. hd., v. bohrwinde. 
Winden, V. a hd., v. aufrdein. 
.• V. croiser 1) . 
Winden, m. pl. hd., v. filandres 
du verre. 
Windenmacher, in. hd. Kelder windenmaker; 
jack-maker; faiseur de cries. 
Windernschlu.ssel, in. hd., v. clé 

d' un eric. 
Winder, jn. hd , v. mandrin b. 
Winder, eng., V. marche dan 

-sante. — V. hakeneisen. — v. (.


-leur. 
Winderad, n. hd. Rad van een wind 
as ; wheel of a winch; roue de guindas. 
Windestange, t. Windestock, ni. 

hd. Looiers wringboom ; lever; torsoir. 
Windetau, n. hd., v. guinderesse. 
Windfallen-wood,eng.,v. fallholz. 
Windfang, m. hd., v. tambour ij. 

V. flying pinion. — v. fly 5). 
V. ébraisoir 5). 
Windfangfl igel, m. hd., v. dyingpinion. 
Windfanggetriebe, n. hd. , v. 
rouage du volant. 
Windfass, n. hd. Luchtvat ; air-cask; 
tonneau a vent. 
Windfeder, t. hd., v. acrotères. 


WINDFIERUNG -- WINDRUTHE. 1205 

Windflerung, f. hd., v. hanehe 
d'un navire. 
Windfierungstütze, f. pl. ltd., v. 

alonge de cornière. 
W indflage, f. hd , v squall. 
Windflugel, m hd., v. flying pi


nion. 
Windform, f hd., v. di se. 
Wind-furnace, eng., v. fourneau 

IL reverbère b. 
Wind-gage, eng., V. anemometer. 
WindgQpel, rn. hd Kaapstander der 

mijnen, die door wind wordt gedreven 
winding-engine moved by the wind; machine 
a molettes mue par le vent. 

Wind—gun, eng., V. air—gun. 
Windharfe, f. hd Eolusharp; aeolian 

harp; barfe éolienne. 
Windhaspel, m. hd., v. cabstan. 
Windhose, f. hd., v. piston pion. 

geur. 
Winding, eng., v. bobinage. 

W. off, v. tirage 8). — W. in rolls, 
V. sufrollen 1). — W! of a spring, 
slag van een spiraalveer; windunct, gewinde; 
bitse dun ressort. — W. up, v. envoudage 
& aufziehen i). 
Winding-engine, eng. Werktuig 
voor het ophalen der bakken uit den mijn 

middel van paarden ; berghaspel,-put door 
göpel; machine i molette. ~ v. machine 
a bobines. 

Winding-frame, eng , v. bane à 
broches. 
Winding-machine, eng , v. ballwinding-
machine. 
Winding-stairs, eng., V. escalier 
a noyau. 

Winding.-sticks, eng Twee linealen 
van gelijke breedte, die de meubelmaker gebruikt 
om te zien ot een stuk bout windscheef 
is ; doppelte richtscheit, réglet. 

Winding-strap, eng., v shabra


que-strap. 
Winding-tackle, eng., v. gien. 
Windinstrument, n. hd. Wind


instrument, eng Blaasinstrument ; instrument 
à vent. 

Windisch werden, v. n.hd., v. biegen 
3) . — v. cambrer 2) . — V. envoiler(
s' ). 

Windkasten, m. hd., v. air-chamber. 
— v. sommier d'orgue. 

Windkessel, m. hd , v. chopinette. 
— v. air-box. — v. airvessel. 
(valve. 

Windklappe, f. hd. , v. clack-
Windkunst, 1. hd. Wateropvoeringswerktuig 
(der mijnen) door wind bewogen 

hydraulic engine moved by the wind; ma


chine hydraul! que mue par le vent. 
Windlade, f. hd., v. ventilateur. 
Windlass, eng , v. cabestan ho


rizontal. — v. drehbaum 5). ~ v. 
kreuzhaspel. — v. cric 2). — v. 
hebezeug. 

Windlass-bitts, eng. Betingen van 
het braadspit ; bratspill•betingen; hittes katérales 
du visdas. 

Windloch, n hd , v. air-hole. 

Windmalz, n. hd., v. malt séehé 
à 1' air. 

Windmaschine, t. hd , v. machine 
a vent. — v. Bari tel. — v. cave 
a air. 

Windmesser, m. hd., V. anémoscope. 
Wind-mill, eng., v. moulin à 
vent. 
Windmuhle, f. hd., v. moulin à 
vent. 
Windmi hlengestell, n. hd., v. 
chaise de moulin á vent. 
W indmi hlflugel, m. lid., v. aile 
d'un moulin à vent. 
Windmi hlgehause, n. hd. , v. 
cage de moulin à vent. 

Windmi hlrad, n. hd Scheprad van 
een polderrnolen ; wheel of a wind-mill; roue 
de rno(liirz à vent. 

Windofen, m. hd., v. fourneau a 
vent. 
Window, eng., v. fenêtre a. 1). 

W. turning on hinges, v. gewin 
W-s, v. fenêtrage.-defeuster. 
Window-bar, eng., v. fenstereisen. 
Window-blind, eng.. v. fan-lightshutter. 
•m Double w., v. contrechassis. 


Window-fastening, eng., v. birloir. 
Window-frame, eng , v. fensterfutter. 
Window-glass, eng., v. fensterglas. 
Window-lead, eng., v. karniessblei. 
Window-shutter, eng., v. Bontre. 
vent ?). 
Window-sill, eng., v. appui de 

croisée. 

Windpfeifo, f. hd , V. air-hole. 

Wind—pipe, eng. Luchtbuis op een 

waterpijp ; windstock; ventouse. 
Windpistole, f. hd. Windpistool ; airpistol; 
pistolet à vent. 
,Windproef, m. lid. , v. mund


propf. 

Windrad, n. hd., V. roue a vent. 

Windradgeblase, n. hd., v. een 

-trifugalgeblase. 

Windraum, m. hd , v. air-cham


ber. ~ v. sommier d'orgue. 
Windreep, n. Oct. v,. guinderesse. 
Windriss, m. hd., v. gercure. 
Windröhre, f. lid., v. balgrohr. 

v. porte-vent d'une orgue. 
Windrose, f. hd , v. card 3) . 
Windruthe, f. lid. Windbord van een 
molenroe ; main rod of a wind-mill-sail; ante. 

— V. fenstereisen. 
101* 

1206 WIND-SAIL - WINKELSCHIENE. 


Wind-sail, eng., v. kuhlsegel. — 

V. aile d'un moulin a vent. 
Windschacht, m. hd., v. puits 
d' aérage. 
Windschauer, m. hd., v tue-vent. 
Windscheider, rn. hd., v. machi


ne aspirante. 

Windschief, adj. hd., v. oblique 
a travers. — W. werden, v. arbeiten 
t). 

Windschirm, m. hd., V. paravent. 
Windschi tier, m. hd , v bataille. 
Windseite, t. hd., v. lof 1). — v. 

contre-vent 3) . 
Wind-shaft, eng., v. arbre do 
moulin. 

Windstein, m. hd. Steen waarop de 
blaaspijp rust ; stone rest of the tewel; contrevent. 


Windster, eng , v. fileuse. 
Windstock, in hd. Dekstuk van een 

gesloten orgelpijp; cover of the pipe; chape. 
Windstössel,m. hd., v. baguette 7). 
Windsti t;ze, m hd , V. bande 

croisée. 
Windtrommel, t. hd. , V. marchoir 
f2). — V. ventilateur. 
Windung, t. hd , v. torsion t) . — 

V. channel 4). — Die w--en ver 
v. envider.-theilen, 
Windwage, t hd., v. anemometer. 
Windward—tide, eng. Getijde dat 
tegen den wind loopt ; windwdrts zeit; marée 
contraire au vent. 

Windwartszeit, f. hd., v. marée 7). 
Wind-wheel, eng.. v. roue a vent. 
Windzeiger, t. hd., v. anémos


cope. 
Windzug, m. hd. Luchtkanaal ; ven 


tiduct; conduit à vent. 
Windzunge, f. hd., v . tongue 8) 
Wine, eng., V. vin. 
Wine-black,eng.,v. noir de vigne. 
Wine-kernel-oil, eng. Druivenpit


ten olie ; traubenkernöl; guile de pepins de 

raisins. 
Wine-press, eng., v. kelter. 
Wine-stone, eng., v. tartre. 
Wing, eng., V. fugelmauer. ••• v. 

branche d'un ouvrage a comes. 

V. aube 1). — V. aile 1). 
Wing (to) eng a wind--mill, Een 
windmolen opbelsken ; austhuren; garnir les 

alles d'un moulin a vent. 

Wing—callipers,eng. Diktepasser net 
hoog; ch,arnierzirkel mit bogen; compas à 
charniére á quart de cerele 

Wing-compasses, eng., v. oom


pas a quart de cerele. 
Winged-nut, eng., *v. écrou ailé. 
Wing-transom, eng., v heckbal


ken. 

Wing-wall, eng., v. musoir. 
Winkel, in. hd., v. ecke 1) . ~ v. 
Goude 1). — V. angle fr. & eng. 

Winkelbalken, m. hd., v. coyau 2). 

Winkelband, n. hd., v. écharpe 
7). — V. équerre b. i). 

Winkelbeschreiber, m. hd., v. 
circumferentor. 

Winkelbewegung, f. hd. Hoekbeweging 
; angular motion; mouvement angulaire. 


Winkelbogen, m. hd., v. bogenstuck. 
Winkelbohrer, m hd., v eckenbohrer. 
Winkeldach, n. hd., v. comble en 
équerre. 

Winkeleisen, n. hd., v. bornière. 
••• V. équerre a. 1). ® v for en 
barres j. 

Winkelfasser, m. hd. , V. gradbogen. 
— v angle-bevil. 

Winkelf ader, f hd.,v . cock-spring. 

Winkelfbrmig, adj hd., v. angulaire. 


Winkelgeschwindigkeit, t. hd. 
Hoeksnelheid ; angular velocity; vitessse angulaire. 


Winkelhaken, m. hd., v. équerre 

a. i). — V. composteur i). ^ v. composoir. 
Winkelhebel, rn. hd. , v. levier 
brisé s. levier a 
Winkelklammer, F hd. Bocht houvast 
; bent cramp; crampon coudé. 
Winkelklotz, m. hd., v. angleblock. 
Winkelknie, n. hd , v. courbes 
horizontales. 
Winkelkreuz n. hd der gunge, 
Ertsaders die zich rechthoekig kruissen ; 

lodes crossing each other at right angles; 

felons qui se croisent en angles droit. 
Winkellasche, t. hd., v. éclisse à 
corniéres. 
Winkellinie, F. hd., v. diagonallinie. 
Winkelmass, n. hd. , v. équerre 

a. I). — V. anschlaglineal. — v. 
bornière. ~ v. composteur t). 
W. mit anschlag, v. équerre a 
épaulement. — W. mit falz, v. 
équerro à chapeau. — W. mit 
setzwage, V. frame-level s. level. 
Winkelmesser, m. hd. , v, astrolabe. 
— v goniometer. 
Winkelmessung, f. hd., v. goniométrie. 
Winkelreder, n. pl. hd., v. mitre 
wheels. 

Winkelrecht, adj hd , v. ortho


gone. — V. à i'équerre s équerre a. 

Winkelscheibe, f. hd., V. astro


labe. 

Winkelschief, +dj. hd,, v. à fausse 

équerre s. équerre a. ~ V. out of 

square. 

Win kelschiene, 1. hd., v. angleiron. 



 

WINKELSPIEGEL 

Winkelspiegel, m. hd., v. optical 
square. 
Winkelverbrechung, f hd., v. 
pan coupé. 
Winkelweiser, m. hd. , v. équer


re a 1). 

Winkelwerk, n hd. Vestingwerk met 
hoeken ; angulated work; ouvrage b angles 
Winkeizange, r. hd , v. krummzange. 
Winkelzirkel, m. hd., V. compas

de trisection. 

Winker, eng., v. scheuleder. 

winklig, ad]. hd., V. angulaire. 

Winne, r. hd., V. ru.mpf Baum.

Winning, eng., v. massif 5) . 

Winter, eng ., V. sommier d'en 
bas. 
Winterfenster, n. hd., v contrechássis. 
Wipe (to) eng. the stone, v nettoyer 
le marble. 

Wiper, Wipper, eng , v. came i). 

Wippe, f. hd., V. crane 1) ~ V. 
cartahu. ••• v. entetoir.. v bascule 
4) . — V. arbre du tour en 
fair. — v auslösung. v. archet. 

— V. orchelet. — v. kippe.
Wippen, v. a. hd , v. beschneiden 
5). 
Wippenband , n. hd. Wiepband ; with; 
lien d'osier. 
Wippensule, f. hd., v. entêtoir. 
Wippgalgen, m. hd., v. aufzieh-w 
werkzeug. 
Wipprahmen,m hd., v. $éau d'un 
pont lévis. 
Wirbel, m. hd , V. eddy. — v.
crank 1) . V. clé de robinet. ••• 
Kam van een viool ; peg; cheville. . v. 
reiber 2 ) 
'W irbelkasten, m. hd. Holte in den 
staart van de viool ; hollow of the neck; 
creux, sommier. 
Wire, eng., V. draht. v. manicorde. 
— v. vergeure. ••• v foil 8) . 
~ V. knopfdraht. W_s, v. drahtstäbe 
& collets de la Jacquarde. 
Wire-bench, eng , v. abführeisen. 
Wire-bobbin, eng ., V. draht-yspule. 
Wire-brush, enq , V. metallburste. 
— V. drahtbürste. 
Wire-cap, eng., V. drahthaube. 
Wire-cloth, eng., v. drahttuch. 
Wire—cutter,eng.,v drahtschnei.der. 
Wire-draw (to) , eng , v tréfiler. 
Wire-drawer, eng., v. drahtzi.eher. 
— v. ébroudeur. — v. grobdrahtzieher. 
Wire-drawing, eng , v. drahtziehen. 
.• v.. drahtspinnen. 
Wire-.drawing-mill ,eng ,v drahtmti 
hle. 

WIRKTJNG. 1207 

Wire-drawing-plate, eng., vdrahtzieheisen. 
Wire-drawing-room, eng. Draadtrekkers 
werkplaats; ziehwerkstätte; tinerie. 
Wire-drawing-work, eng., v. 

dégrossage. 
Wire-drill, eng • v. amorcoir 2). 
Wire-edge eng., v. faden i). 
Wire-end, eng., v. baguette t). 
Wire-form, eng., v. drahtform. 
Wire-gage, Wire-gauge, eng , v. 

drahtlehre. 
Wire-gauze, eng , v. drahtgaze. 

— W. lantern, V. lampe de Davy. 
Wire-grate, eng , v. drahtfenster. 
Wire-hook, eng., v. drahthakchen. 
o- v. drahthaken. 
Wire-iron, eng , v. drahteisen i). 
Wire lattice, eng., v drahtgitter. 
Wire-mark, eng , V. formstr3ifen. 
Wire-mill, eng , v. drah tmuhle. 
Wire-pin, eng. Beiageistift van een ge


weer ; laufstl jt; goupille. - W holes, 

V. ouvertures pour les goupilles. 
Wire pliers, eng , v béquette. 
Wire-ribbon, eng., v. bouillon. 
Wire-rope, eng., v. drahtseil. 
Wire-riddle, eng., v. aiguille j ). 
Wire-string, eng , v. drahtsaite. 
Wire-table, eng., v. table en fil 
de for. 
Wire-tack, eng ,v. clou d'épingle. 
Wire-trigger, eng , v. détente t ) 

v déclin. mm W. lock, v. pia


tine à double détente. 
Wire-wing, eng., v. coronelle. 
Wire-work, eng , v. drahtge


flecht. 
Wirkband, ri. hd., v. calqueron. 
Wirkbrett, n. hd. Kneedpiank ; knead


ing-board; tour. 
Wirkeisen, n. hd.. v. houtoir 1). 
I— V. abstossmesser. 

Wirken, V. a. hd , v pétrir ). ••^ 
Den paardehoef vlak snijden bij net beslaan 
to pare; parer, renetter. ~m De pekel koken, 
uitdampen; to boil; cuire. •o v. tisser 
1). 

Wirkerei, t. hd , v. diapering. ^• 

V. tissage I). v. gewebe. 
Wirkhaus, q . hd. Wever] ; factory; 
manufacture d'étoffes. 
Wirkkraft, c. hd., v. useful effect 

S. effect. 
Wirkliche bewegung, t. hd., v. 

mouvement réel. 
Wirkmulde, f. hd., v backtrog. 
W'irkschnur, f. hd. Touw an den 

werkband aan het weefgetouw ; string of 
the working-band; corde de caiqueron. 
Wirkstange, r. lid., V. balancier 

d'une machine á vapour.. 
Wirkstuhl, m. hd , v. loom. 
Wirktafel, f. hd.. v wirkbrett. 
Wirktapeten, rn. hd , V. hangings. 
Wirkurig, f. hd., v. effect 1). 


 

1208 WIRKUNGSLINIE --

Wirkungslinie, f. hd., v. ligne 
d'explosion. 
Wirkungsrauin, m. hd., V. electrical 
atmosphere. 
Wirkwaare, f. hd. Geborduurde goederen 
; stitched stuf; tissu a nailie. 
Wirrseide, t. hd., v. abseide. — 

V. morvolant. 
Wirthschaftshoff, m. hd , v. paillor. 
Wischen, V. a. hd , v. estomper. 
Wischer, in hd., v. écouvillon 2). 

V. estompe. — V. abwerg. ~ V. 
spange l). — V. oakum 3). ~ Met 
zeep gesmeerd vilt van den speelkaarten maker; 
felt for soaping; savonnoir. 
Wisehgold, n. hd., v. blattgold 2). 
Wischiappen, m hd , v. filzlap


pen 1). 
Wismuth, m. hd , v. bismuth. 
Wismuthweiss, m. hd., v. blanc 

d'Espagne. 
With , eng , V. cotière i). 
Withdrawn shrouds, eng., v. 

épaté 2). 

Withérite, m. fr. Witherite, eng. 
Witherit, m hd , V. kohlensauer 
baryt S. baryt. 

Withers eng. of a collar, Halskussen 
; genickkissen; partie rembourrée du 
collier. 

Wither-strap, eng ., V. sur-col. 
Without-doors, eng., v. hors 

d'oeuvre s. oeuvre. 
Withy, eng., v. bandweide. 
Witterung, t. hd., v. damp. 
Woad, eng , v. guède. •- To dye 

with w., v. guéder. 
Wochenlohn, m. hd , v.semaine 2). 
Wocheniohnsetzer, m. hd., v. 

accidenzsetser. 
W ohlgehartet, adj hd. Goed gehard; 
finely-tempered; de bonne trempe. 
Woilach, Woiloch, rn. hd., v. 

couverture en laine. 
Wölbbogen, m. hd , V. are 3). 
Wolben, v. a. hd, v. to arch. 
Wblbfeile, f. hd. Sterk gekromde vijl; 

curved-file; lime en voíite.. 
Wölbriehtscheit, t. hd ,v. echas


se 1). 

Wolbstutze, t. hd., v. bogengerust. 
Wölbung, f. hd., v. cintre 1). -^ 

V. bogenrundung. — v. barelling. 
~ Aussenfi the einer w., v. extrados. 
Wolf, ru. hd., v. faitage 1). r v. 
devil ia). — v. carcas. 
Wolf, eng., v. déversoir 4). ~ v. 


saddle-seat. 
Wolfen, n. hd., v. deviling. 
Wolfram, * v. eisenscheel. — 

White w., v. schwerstein. 
Wolframine, eng ., Wolframs aure, 
f. hd., V. acide tungstique. 


WOLLKAMM. 

Wolfsgrube, t. hd., v. militarypit. 
Wolfsofen. m. hd., v. fourneau à 
masses. 
Wolfszahn, m. hd., v. dent-de


loup. 
W blkchen, n. hd., V. flaw á) . 
Wolkig, adj. hJ., v. muddy. — v. 

milky. 
Wollarbeiter, ni. hd , v. bourgeteur. 


Wollastonite, m. fr. & eng. Wollastonit, 
m. hd Een soort van boornblende. 


Wollbereitung, t. hd. Het voorbereiden 
van de wol om te verwerken ; pre 
paration of wool; apprêt de la laine. 

Wollbogen, m. hd. Slagboog van den 

hoedenmaker; hatter's bow; arcbet. 
Wollbrecher, m. hd., v. devil 2-). 
Wolidreher, m. hd., v. tordeur. 
Wolle, f hd., v. laine 1). — Mi


sehen der gefarbten w., v. dressing 
of the dyed wool. 
Wolleindustrie, t. hd., V. wool


husbandry. 
Wollemischung, f. hd., v. fonts t). 
Wollenballen, m. hd., v. wool


sack. 
Wollendaumen, m. hd. , v. came i). 
Wollenfett, n. hd., v. fettiger 

schweiss. 
Wollenflieder, m. hd. Kaarde met 

wol ; card full of wool; cardée 
Wollengarn, n. hd., v. laine 3). 
Wollengu.ter, in. p1. hd., v. lai


nage i) . 
Wollenhandler, m. hd , v. wooldriver. 
Wollenmolton, m. hd , v. swan-skin 
. 
Wollenpack, m. hd. , v. vioolpack. 
Wollensammt, m. hd., v. worsted 
velvet. 

Wollenteppich, n. hd., v. droguet. 
— W. mit gold and Silber 
gewirkt, v. pluie. 

Wollenweber, m hd., v. bourgeteur. 
Wollenzeug, ni. hd., v. lainage. 

— Glatter w., v. étoffes rases. 
Grossgewürfelter w., v. tartan. 
••• Ordinarer w., v. télon. 
Wollesortirer, m. hd., v. wool


sorter. 
Wolifabrik, t. hd., v. draperie s). 
Wollfachen, m. hd Het met den 

slagboog bewerken der wol ; bowing; arconnage. 
Wollfarberei, f. hd. Het wolverven 

wool-dying; teinture dc laine. 
Wolifioeke, t. hd., v grappe. 
Wollgarn, n hd., v. fit d' es tante. 
Wollhandler, m. hd., v. lainier. 
Wollkamm, in. hd., v. peigne à 


WOLLKAMMER -- WORK. 1209 

laine. ~ Grosser w., v. droussette. 
Wollkmmer, m. hd., v. cardeur 
de laine. 
Wollkammmaschine, t. hd , v. 
combing-machine. 
Wollklopfer, m. hd. Wolslager ; woolbeater; 
batteur de laine. 
Wollkratze, t. hd. Wolkaarde, v. 
card 1-6). 
Wolfmarkt, ni. hd , v. woolmarket. 
Wollmusselin, ni. hd., v. mousseline-
laine. — Geköperter w., 

V. mousseline de 1-aine croisée. 
Wollpropfzieher, in hd , v. screw 
for the wool-prop. 
Wollrad, n. hd. Spinnewiel voorwol-, 
wheel for spinning wool; rouet A Gier la 
laine. 

Wollsack, m. hd. Wolzak (der mi


neurs); woolsack; ballot á laine. 
Woilscheere, t. hd., v forces t) . 
Wollschlagen, n. hd., v. woll


fachen. 
Woilschlumper, m. hd , v drous


seur. 
Woilsieb, n. hd., v. volette. 
Wollspinnerei, P. hd , v. filature 

de lame. 
Wollstaub, m. hd., v. flock a). 
Wolfstempel, m. hd., v. pilette. 
Wollstreicher, in. hd., v. apla


nisseur. 
Wolltapete, f. hd., v. flock-papier. 
Woliverpacker, m. hd , v. woolwinder. 
Wollwasche, f. hd., v. dégraissage 
3). 

Wood, eng. , v. holz 1) . • . W. 
without cracks, v. bois sans malandres. 


Wood-block, eng., v. cepeau. 
Wood—carver, eng. Houtsnijder; holzschnitzier; 
coupeur en Bois. 
Wood-carving, eng. , v. holz


schnitzerei. 
Wood-coal, eng., v. braunkohie. 
Wood-cross, eng. covered with 

rags, V. croix à essuyer. 
Wood-cut, eng , v. holzsehnitt. 
Wood-cutter, eng. , v. graveur 

en bois. 
Wood-cutting, eng , v. holzschneidekunst. 
Wood-frame, eng., v. cage fr. I). 

V. bátissage I). 
Wood-oil, eng., v. holzöl. 
Wood-pin, eng , V. wire-pin 1). 
Wood-rasp, eng , V. holzraspel. 
Wood-roof,eng., v. farberrothe ij . 
Wood—sorrel, eng Klaverzuring (oxa-
Iis acetosella); sauerklee; surelle. 
Wood-stock-lock, eng., v. einsteekschloss. 


Wood-tin, eng., v. étain de bois. 
Wood-vinegar, eng , v. acide py. 


roligneux. 
Wood-wax, eng., v. f arbeginster. 
Wood-web, eng., v. tissu bois. 
Wood-work, eng , v. hofzwerk. 
Woody, eng., v. ligneous. 
Woof, eng , V. durehschuss. -


v. gewebe. 
Woof (to), eng , v. einsehlagen 1). 
Wool, eng . v. laine t). 
Wool-basket,eng , v. bernaudoir. 
Wool-bat, eng., v. pilette. ~ W. 
in bundles, v. bourron. 
Wool-comb, eng. , v. peigne à 
laine. 
Wool-comber, eng , v. cardeur 

de lamme. 
Woolding, eng , V. rousture. 
Woolding-hitch, eng. , v noeud 

a garrot. 
Woolding-stick, eng., V. garrot. 
Wool—driver, eng. Wolhandelaar 

wollenhrndler; marcband (Ie lames 
Woolf's engine, eng., v. machine 
a vapeur à double cylindre. 

Wool—husbandry, eng. Woin(jverheid, 
wolbewerking; wolleindustrie; industrie 
lain ière. 

Woollen eng. cloth, v. drap 1). 

W. manufacture, v. lainerie Z). 
^ W. stuff, v. lainage. ~ W. flock, 
V. grappe. ~ W. thread, v. lame 
3). -- W. weaver, v. bourgeteur. 
Wool-mallet, eng., V. pilon 7) . 
Wool—market, eng. Wolmarkt ; woll


markt; lainerie. 
Wool-mill, eng., v. devil 2). 
Wool-pack, eng. Baat wol ; wollen


pack; ballot de lame. 
Wool—sack, eng. Wolbaal ; wollensack; 
balie de lame. 
Wool-shears, eng , V. ciseaux a 

tondre. 
Wool-sifter, eng , v volette. 
Wool—sorter, eng. Wol sorteerder 

wolle sortirer; trieur de lames. 

Wool-spinning-factory, eng , v. 
filature de laine.Wool-
staple, eng , v. wool-mar


ket. (ver. 
Wool-stapler, eng., v. wool-driWool-
twister, eng., v. tordeur. 
Wool-winder, eng. Wolpakker; woll


verpacker; emballeur de lames. 
Wool-worker, eng., V. leinier. 
Wootz * . V. acier des Indes. 
Worfmaschine, t hd., v. fan 3).. 
Work, eng., v. arbeit 1). ~ v. 

menu de mine. ~ v. oeuvre i). 

— W. of fortification, v. fortifi. 
cation 1) — W. in horn, v. horn 
arbeit. — W. done by light, v. 
travail de veille. — W. in marble, 
v. marmorarbeiten. — W. of 
necessity, V. nothwerk. 

1210 WORK -- 

Work (to), eng., v. arbeiten 2). 

— V. travailler I). ~ To w. in, v. 
entre tisser. — To w. the ink, v. 
broyer Penere. •••• To w. loose, 
V. jouer. — To w. out, v. ausarbeiten. 
~ To w. over, v réparer 
& finir. - To w. over again, v. 
rétoup©r. — To w. off a sheet, v. 
abziehen i) . — To w. a stuff with 
gold, v. brocher i). ••• To w. in 
the woof, v. einschlagen 1). 
Work-bench,eng., v. arbeitstisch. 
Work-block, eng., v. arbeitsklotz. 
Worker, eng., v. apron man. — 

V. operative. ~ v. arbeitswalzen. 
.••• V. ausfasermaschine. 
Working, eng , v. gang 4). ••• V. 
exploitation i) — v. allure t) 


V. manoeuvre d'évolution. — v. 
ouvrage c. — W. off, v. abziehen 
1). ~ W. of a railway, v. exploitation 
d'un chemin de fer. — W. 
up, V. durcharbeiten. — W. the 
white paper, de schoondruk maten; 
Weiss abziehen; tirage en blanc. — W. 
upwarts, v. feueressenàrbeit. 
Working-arches, eng , v. encorbellement 
2). 
Working-beam, eng., v. balancier 
d'une machine & vapeur. 
Working-condition, eng , v. état 
d'exploitation. 
Working-cylinder, eng., v. cy


lindre principal. 
Working-day, eng., v. arbeitstag. 
Working-door, eng , v. arbeits


thi r. 
Working-drawings, eng.,v.épure. 
Working-holes, eng • v. boccas. 


V. ouvreau. 
Working-point, eng., v. point 
d'application dune force. 
Working-power, eng. , v. usuful 
effect s. effect. 
Working-side, eng Lange zijde van 
een koepeloven waarin zich de deur voor 
de slakken bevindt ; arbeitsseite; face de 
devant. 

Working-square, eng., v. dose. 
Working-stook, eng., v. betriebsmaterial. 
Workman, eng., v. manouvrier. 


V . fabrikarbeiter. — W. paid 
by the day, V. accidenzsetzer. 
Workmanship, eng. , v. faconnage. 
Workmaster, eng , v. maatre des 
oeuvres. 
Work-people, eng., v. operative. 
Work-shop, eng , v. atelier i ). -

V. ouvroir. 
Work-table, eng., v. arbeitstisch. 
Worm, eng , v. ausraumer a). — 
V. bullet-drawer. — v. schraube 
ohne ende. V. filet de vis. ~ 
V. channel 4). — v. schlange 2). — 
WRICKEN. 

W. and wheel, v. engrenage à vis 
sans fin. 

Worm (to), eng , v. fourrer avee 
de vieux cordages. — v. tarauder 
s). 

Wormeaten, eng., v. mouliné. 

Wormeatenness,Wormhole,eng. 
V.piqüre des vers. 

Worming, eng., v. fourrure 3). 
Wormstichig, adj. hd., v. mouliné. 

— W. holz, v. bois mouliné. 
Worm-wheel, eng., v. roue hélice. 
Wornout, eng., v. abgenutzt. 

W. engine, V. maschine t). 
Worpen, m. pl. hd., v. barre d' ar. 
easse. — Het klotsen der golven; rolling 
weaves; mantures. 

Worsted, eng , v. lame 3 & 5) . — 

V. estame. — v. fil d'estame. 
Worsted-goods, eng., v. étoffes 

rases. 

Worsted-manufacture, eng. Bearbeiding 
van kamwolgaren ; verarbeitung der 
kammwolle; manufacture de la lame d'estame. 


Worsted-shag, eng., v. peluche 
de lame. 
Worsted-spinning, eng., v. filature 
de lame. 

Worsted–velvet, eng. Wol fluweel 
van kamgaren ; wollene sammt; velours de 
lame d'estame. 

Werst-oil, eng., v. huile d'enfer. 
Wort, eng., v. mout 2). — v. mé– 
tiers. 

Woulf' apparatus, eng. Gasopslorpingstoestel 
van Woulf; Woulrsche flaschenapparat; 
appareil de Woulf. 

Wounded, eng., v. moché. 
Wove-mould, eng., v. forme a 

vélin. 
Wove-paper,eng ,v. papier vélin. 
Wrack, eng., v seegras. 
Wrack, n. hd , v. débris d'un 

vaisseau. 

Wrackgut, n. hd. Strandgoed, van 
gestrande schepen afkomstige goederen 

wrecked goods; lagan. 
Wrackpapier, n. hd. , v. aus


schuss 2). 

Wracksehiff, n. hd. , v. débris 
d'un vaisseau. 
Wraith, eng. Geelkoperen kam ; messingner 
kamm; peigne en laiton. 
Wrapper, Wrapping-paper, eng., 

V. maculature grise. 
Wrapper, eng., v. baline. 
Wrapping-plate and hook, eng., 

V. happe a crochet. 
Wreek eng of a ship, v. débris 
d'un vaisseau. 
Wreck (to), eng , v. naufrager. 
Wrench, eng , v. anziehschlus


sel. — W. of a tap, v. tap-wreneh. 
Wrest, eng., v. cheville I). 
Wricken, V. a. hd., v. godiller. 


WRIEFHOLZER - WUSTENGERINNE. 1211 


Wrief hblzer, n. p1. hd., v. défences 
mobiles. 
Wriggle (to), eng , v. godiller. 
••^ To w. off, v. dérailler. 
Wring (to) often and slightly, 

eng., v. esgaliver. 
Wringeisen. n hd , v. épars 1). 
Wringen, V. a. hd , v. ausringen. 
Wring-frame, eng., v. fenster


fiigel. 
Wringing, eng., V. aasringen. 
Wringing-machine, eng., v. dé 


graissoir. 
Wringing-pole, eng., v. épars 1). 
Wrinkle, eng , v. faux-pli. 
Writing-materials, eng., v. four 


uiture ij. 
Writing-paper, eng., v. foolscap. 
Wrong-side, eng., v. envers. 
Wrought, eng., v gefass t. ^ W. 

gold, v. or ouvragé. ~ W. by the 
gold- of silversmith, v. orfévré. 
~ W. iron, v. fer eylindré.

Wry (to) , eng. , v. fausser en 
pliant. 
Wuchs (Gegenden) m. ñä , v. 
rebours 3) . 
Wuchsstrahl, m. hd., v. couche 

de bois. 
Wucht, f. hd., v. gewicht. 
Wuchtbaum, nn. hd., v. levier a I). 
Wulen, v. a hd., v. bewuhlen. 
Wuling, f. hd., v. rousture. ^•• 

W. des ankerstocks, woeling van den 
ankerstok; woolding of the anchor-stock; 
rousture du jas. ~ W. des bugspriets, 
V. gammoning of the bowsprit. 
~ W. der masten, woeling der masten 
; woolding of the masts; roustures des 
mats. 

Walst, m. hd , v. quart de rond 

a. ~ V. bourrelet s). — v. forewale. 
••• v. aal. — v. hornwulst. 
o• V. roll 9). — W-e machen, v. 
étrangler. 
Wurdigen, v. a. hd. Gehalte bepalen 
van goud en zilver ; to appraisse; évaluer. 


Wurf, m. hd., v. projection 1). — 

V. erépi 1). 
Wurfangel, f. hd. Sim ; fishing-line; 
ligne de fond. (jet. 
Wurfanker, m. hd., v. anere à 
Wurfankertau, n. hd. Lijn van het 

werpanker; stream-cable; cable de i'ancre a 

touer. (battery. 
Wurf batterie, f. hd., v. mortar-
Wurf bewegung, r. hd., v. motion 

of projection. 
Wurf blei, n. hd., v. bleiwurf. 
Wi rfel, in. hd., v. cube. — v. 

étoffe à carreaux s. carré. — v. 
check 1). — V. dado. — W. einer 
zahl, v. cube m. fr. 

Wttrfelerz, n hd., v. pharmacosidérite. 
Wurfelschiefer, m. hd., v. clay.
slate. 
W (irfelschuh, m. hd. , v. piedcube. 
Wi rfelspath, m hd , v. anhydritspath. 
Wi rfelthon, m. hd , v. argile $guline. 
Wurfelzahl, f. hd., v. nombre 

cube. 
Wurferde, r. hd. , V. déblai 2). 
Wurffeuer, n hd., v. feu courbe. 

-V. feu vertical. 
Wurfgarn, n. hd. Werpnet ; cast-net, 
drag-net; epervier. 
Wurfh.aken, in. hd., v enterdreg. 
Wurf kraf t, f. hd., v. force de 

projection. 
Wurflehre, f. hd., v. projectiles. 
Wurflinie, f. hd., v. projection I). 
Wurgeholz, n. Wi rgeknuppel, 

Ill. hd., v. levier pour fascinage. 
Wtirgelapparat,m. hd.,v. frotteer. 
Wurgen, v. a. hd., v. to choke. 
Würgung, r. hd., v. étrangle


ment 2). 
Wurm, m. hd., v. bandbezeichnung. 
Wurmbewegung, f. hd., v. vermicul.
i tïon. 
Wurmfrass, m. hd., v. pigure des 
vers. 
Wurmhaut, f. hd , v. doublage 

4 & 5). 

Wurmkolben, in. hd., v. schiange 
2). 
Wurmlinie, r. hd., v. vermiculure. 
Wurst, f. hd., v. hornwulst. 

V. fascine. ~ v. bouts de vieux 
cables. ~ v. band eng. 4). 
Würze, f. ltd , v. moût. — Erste 
and zweite w., v. métiers premiers 
& seconds. 

Wurzel, f. hd , v. bowtell. 
Wurzelartige adj. hd. zeichnungen 
anbringen, v. raciner. 
Wurzelfarbe, f. hd., v. couleur do 
racine. 
Wurzelkermes, m. hd., v. scar


let- berries. 
Wurzelstof , m. hd , V. base 1). 
Wurzeltafel, f. hd. Tafel van wor


telgrootheden ; table of roots; table des ra cines. 
. Wurzelzahl, f. hd., v. racine dune 
quantité. 


Wurzelzeichen, n. hd., v. radical 
i). 
Wi rzbrunnen, m. hd., V. eu v e 
reverdoire. 
Wu.stengerinne, n. yid., v. ablase. 


 

1212 x YTJTE. 

X. 
X, m. fr., v. foot-stool. 
Xanthate, m. fr. & eng. Zout van 
krapgeelzuur; krappgelbsaure salz. 
Xanthine, r. fr. & eng. Xanthin, 

n. hd., v. krappgelb. 
Xantic acid, eng. Xantins ure, 
I. hd., V. acide xantique. 
Xantoxyde, ni. fr. Xantoxyd, 
eng. Pissigzuuur; harnigesdure. 
Xebec, eng., v. chebee. 
Xemple, -n fr., v. simple. 
Xhancier V. a. fr. les eaux, De 

hoeveelheid water bepalen die in een mijn 
komt ; to gauge the feeders of a mine; die 
einer probe zugehei,den wasser messen. 

Xhaver, V. a. fr. De zijdelingsche goten 
in een kolenmijn uitbakken ; to cut; 
kerben, schlitzen. 

Xhaveur, m. fr. Mijnwerker die de 
goten hakt in een kolenmijn ; cutter; kerbhduer, 
schlitzhauer. 

Xhorre, f. hd., v. écoulement -i) . 

Y. 
Y, m. fr., v. hakeneisen. 
Yacht * Jacht (vaartuig). 
Yanolithe, in. fr., v. axinit. 
Yard * Engelsche el gelijk drie eng. 

voet ~ V. bauhof. ••• v. raa. 
Yard-arm, eng , V. bout de vergue. 
Yard-arm-horse, eng., v. marche 
pied des bouts de vergue. 
Yard-chain, eng , v. ehatne de 
vergue. 
Yard- tai: kle, Yard- arm-tackle, 
eng , v. nookgordingstakel. 
Yarn, eng., V. $1 ij. — v. ducht 
I ) . — Y. in bobbins for shoes, v. 

f.1 de cordonniers. ~ Y. for the 
warp, v. fil d'estame. 
Yarn-beam, Yarn-roller, eng., 

V. ensouple de derrière. 
Yarn-windle, eng., v. abwinde. 
• 

Yaw (to), eng. , v. embarder. 
Schuimen (van suiker); weissenschaum geben; 
se changer en deume. 

Yawl, eng., V. chaloupe I). 

Xhorre, adj. hd. Drooggelegd (van een 
koletrmtjn) ; drained ; gelost durch eihen 
stollen. 

Xhorrer, v. a. fr. Een mijn droogleggen 
door gehakte goten ; to drain a mine 
by means of an adit; die wasser einer grube 
durch eihen stollen Ibsen. 

Xylobalsame, m. fr. Xylobalsanum, 
eng., v. balsamholz. 

Xylog3ne, m. fr. Xylogen, eng., 

v. holzfaser. 
Xyloglyphe, Xyloplaste, m. fr. 
Xyloglyph, m. hd. & eng., v. holzschneider 
3). 

Xylogramme,m fr Xylogramm, 
eng , v. holzsehnitt. 

Xylographe, m. fr. Xylographer, 
eng Xylograph, m. hd., v. 
holzschneider 2). 

Xylographie, t. fr. & hd. Xylography, 
eng., v. holzsehneidekunst. 

— V. holzdruck. 
Yeast, eng. Gist ; hefe, oberhefe; levure. 
Yellow, eng., v. jaune. — Y. clayiron-
stone, v. for oxydé jaune. 

Yellow-color, eng., v. couleur de 

racine. 
Yellow-earth, eng., v. berggelb. 
Yellower, eng. Geelmaker, werkman 

die de naalden geel laat aanloopen ; gelber, 
gelbmacher; jaunisseur. 
Yellow-lead-ore, eng., v. molybdate 
of lead. 
Yellow-sulphuret of arsenic, 

eng., v. arsenic jaune. 
Yellow-wood,eng ,v. bois jaune a 
Yew, eng , v. eibenbaumholz. 
Yoke, eng., v. dritte hand. 
Yoke-hoop, eng., v. étrier d' es


sieu a bouts taraudés. 
Yolk, eng., v. fattiger schweis. 
York-pitch, eng., v. s pitch b. 
Young-flood, eng. , v. montant 

de la marée s. montant g. 
Ypernholz, n. hd., v. elm. 
Yute, c. fr., v. jute. 


 

AJKCHEN ZAHNSTANGE. 1213 

Z. 
Zackehen n. hd. am rande, v. 

dent-de-rat. v. bavure t). 
Zacke, f. hd., V. frischzacke. 
Zackeisen, n. hd., v. fer à dechi


queter. 
Zacken, v. a. hd., v. déchiqueter 
2). ~ V. ausfeilen 1). 
Zackenlinie, f. hd., v. ligneredans. 
Zackenmeissel, m. hd Getande bei 
beeldhouwer; notched chisel;-tel van den 
boucharde. 

Zackenwaize, P. hd. Landrol met 
punten ; dented roller; cylindre armé de 
pointes. 

Zackenwerk, n. hd., v. cheval de 
Frise. 
Zackig, adj. hd. Met punten ; pointed, 
toothed; qui á des pointes. 
Zaffar, Zaffir, Zaffre, eng Zaffra, 

f. hd., v. aesehel t). ~ Z. melting. 
pot, v blaufarbhafen. 
Zagel, m. hd , v. bloom 2).
Za,h, Zahe, adj. hd., V. clammy.

• V. ductile. 
Zahheit, c. hd., v. ténacité. 
Zahl, f. hd , v. nombre. - v. 
compte 2). 
Zahlbrett, n. hd. Tel- of rekenbord; 
counting-board; comptoir. 
Zâhlen, v. a. hd., v. to number. 

•. V. compter. 
Zahlenverhältniss, n hd., v. rapport 
3). 
Zahler, in. hd., v numérateur 1).
••• V. compteur I). 
Zahlerinn, f. hd., v. compteuse.
Zahlperle, t.hd ,v. i beraus grosse

perle s. perle. 
Zählrad, n. hd , v notch-wheel. 
Zahlstäbchen, n. hd., v. arrows. 
Zahltag, in hd , v. bank-day.
Zahituch, n hd , v. canevas 2). 
Zahm, adj. hd , v. fusible i). 
Zahn, m. hd., v. alluchon. ~ v• 

came 1). — V. brettures 1). ~ v. 
pointe 1). ~ v. éperon 5) . r v. 
alle d un pignon. ~ v. burin 9). 
~ Einschneidiger z., v. nicker. 
-- Krummer z., v. clink 1). ~ 
Einen z. einnieten, v. to forelock. 
[ture 6). 

Zahndecke, f. hd. , v. couver-
Zahne, in. p1. hd. , v dent 9). 

V. brettures i). v. denture 1 & 2). 
Z. einschneiden, v. fendre les 
dents. ~ Z. einsetzen, v. bezah. 
zien. — Z. en M., v. M. teeth. 
Zahneintheilung, t. hd , v. denture 
i & 2). 

Zahneisen, n. hd., v. fer dentelé 

a. b & c). ~ V. balleisen. — v. ébauchoir. 
~ v. crémaillère 3). — v. 
for bretté. 
Zahneln, V. a hd., v. ausfeilen. — 

V. endenter. 
Zahnen, v. a. hd., v. brotteler. 
Zahnfeile, f. hd., v. ausstreichfeile. 
Zahnhammer, ni. hd , v. pickhammer 
2). 

Zahnhohe, f. hd., V. creux d'une 
dent de roue. 
Zahnhobel, in. hd., v rabot bretté. 

Zahniianke, Zahnfflache, t. hd., 

V. flanc d'une dent. 
Zahnig, adj. hd , v. denté. 
Zahninstrum.ent, n. hd. Tandheelkundig 
werktuig ; tooth instrument; in trument 
de dentiste. 
Zahnlànge, f. hd., v. creux d'uno 
dent de roue. 
Zahnli cke, f. hd , v. creux d'une 
roue dentée. 
Zahnmasehine, f. hd., v. arrondirmaschine. 


Zahnmeissel, m.hd.,v . outil bretté. 

Zahnrad, n. hd., v. canting-wheel. 
..s V. cylindrical-wheel. ~ v. engrenage 
3). — Konisches z , v. 
mitre-wheels. Z. einer schraube, 
v. engrenage à vis sans fin. 

Zahnr€idchen, n. hd., v. minute. 
Zahnradziehbank, f. hd., v. bane 
à engrenage. . 

Zahnsäge, i. hd. Zaag voor de tanden 
van baarlammen ; saw for cutting the 
teeth of combs; dtadu, estadou. 

Zahnscheibe, t. hd., v. federsperrrad. 
— v. ratchet t). 

Zahnschmied, M. hd., v. cleaver 3). 

Zahnschnitt, m. hd., v. auszackung. 
Zahnschnitte, m. pl hd., v. denticul
©s. 
Zahnsichel, i. hd. Sikkel met tanden 
; toothed sickle; faucille dentelée. 
Zahnsilber, n. hd., v. argent en 
barre. 
Zahnspindel, m. hd. Tandspil; toothed 
spindle; (useau denté. 
Zahnspitzfeile, t. hd., v. carrelette. 


Zahnstange r. hd. and rad, v. 
engrenage à erémaillére. ••• v. 
erémaillère 1). 

1 02 


1214 ZAHNSTREIFEN ---

Zahnstreifen, Zahnstriehe, m. 
pi. hd., V. brettures 2). 
Zahnweite, r. hd., v. ereux d'une 
roue dentée. 

Zahnwerk, n. hd., v. denture 1). 

Z hrtiegel, m. hd Groote smeltkroes; 
large crucible; grand creuset 

Zain, in. hd., V. fillet 9). — Die 
z-e durchschneiden, v. aussti ckeln. 
— Z-e giessen, v. lingoter. •• 
Die z-e dureh das streekwerk 
laufen lassen, v. passer en blanc. 

Z. zu sabelklingen, v. swordmould. 
Zaineinguss, m. hd , v. ingotmould. 
Zaineisen, n hd., v. fer en barres 
a. 
Zainen, v. a hd., v. fenderie 1). 
Zainer, in hd., v. fendeur 1). •• 

V. hammerarbeiter. 
Zainhammer, m. hd., v. fenderie 
'2). 

Zainsehmied, m. hd., v. fendeur I). 

Zainzug, m. hd , v. ajustirwerk. 

Zampel, ni. hd., V. simple. 

Zampelhaken, m. hd., v. simplehook. 
Zampelschnur, f. hd., v. aufziehschnur. 
Zampelstoclr, ni. hd., v. baton 
de semple. 

Zampelstuhl, m. hd., v. simple. 

Zamtbrett, n. hd. Sempelstift; simplerod; 
tringle de semple. 

Zamten, V. a. hd Een sempelgetouw 
inscheeren ; to arrange the threads; monter 
Ie semple. 

Zam#nadel, f. hd., V. zantnadel. 
Zange, f. hd., v. pince i ). ~ v. 
nipper 3) . — V. moustache ij. 

V. presse à main. ~ V. tenailles. 
V. tenaille. — v. étau à main. 
V. pack 1). — v. badours. ~ 
V. huppe. — v. tenailles a bouche 
droite. — Die z-n auskammen, 
V. to notch the cross-pieces. 
Zingen, Z ngeln, n hd , v. einglage. 
— V. a. V. cingler la loupe. 
Zangenbefestigung, f. hd., v. fortification 
angulaire. 
Zangenbrett, n hd. Plaat van de 
tang van een weikbank; stay-cramp; arrêt 
de bots de l'établi. 

Zangenfront, 1. hd., v. front tenaillé. 
Zangenkli ppchen, n. hd., v. brucelles. 
Zangenring, m. hd , V. maillon 

de tenaille. 
Zangenwerk, n. hd., V. tenaille I). 
Zangenwinkel, m. hd. Hoek van een 

tangwerk ; angle of the tenaille; angle de 
la tenaille. 
Z nghammer, m. hd., v. marteau 
cingleur. 

ZAPFENOL. 

Znglein, n. hd , v. molet. 

Z ngwalzen, f. pl. hd., v. cylindres 
à cingler. 

Zanthoxyle, in. fr., v brasilien


holz. 
Zantnadel, f. lad. Naald van het sempelgetouw 
; needle; aiguille de semple. 
Zapfbottich, m. hd., v. cuve guil


loire. 
Zapfen, m. hd., v. angelpunkt. ~ 

V. pivot d'un arbre. — v. clé 2 ) 
~ v. bolz t). — v. drehzapfen. ~ 
V. tourillons de la bogue cl'un gros 
marteau de forge. — v hak(en)


zapfen. ~ v. broche 5 & s). ~ v. 
tenon a. — v. cannillon. ~ v. oulices. 
— Die z. einführen, v. mettre 

dedans. ~ Die z. herausziehen, 

V. decheviller. 
Zapfenband in. hd. am rollen, v. 
axe-tie of the pulley. 
Zapfenblech, n. hd , v. barret. 
Zapfenbohrer, in hd , v. pivot I). 

V. nagelbohrer. — v tap- borer. 
Zapfenbrett, n. hd., v. tringle 2). 

Zapfendeckel, m. hd , v. chape 
de boussole. (vota. 

Zapfenfeile, f. hd., v. lime a pi. 

Zapfenfeld, n. hd. Verdikking, borst 

van een kanon of mortier tap ; trunnion


ring; renfort des tourillons. 

Zapfenfett, n. hd., V. ereduit 3). 

Zapfengerust, n. hd. Stelling waarop 
de tap van een molenraaf rust; tino ( er-work 
of shuttless; charpente des vannes. 
Zapfenhalter, m. hd., v angelstift. 


Zapfenh*at schen, n. hd Huisje waarin 
de duikerschuif is geplaatst; lock-house; 
petit bátiment qui renterme la bonde d'un 
étang. 

Zapfenholz, n. hd., v tringle 2). 

Zapfenkasten, m. hd. Raamwerk van 
een duiker; frame-work enclosing the floodgate; 
chassis de la bonde de 1'étang. 

Zapfenklotz, m---isd , v. encastrement 
d'essieu. 
Zapfenlager, n. lid., v. abwelle. m• 

V. coussinet 5). ~ v. lager. — v. 
armilla. 
Zapfenlagerdeckel, In. hd., v. chapeau 
de palier. 
Zapfenlagermetall n. hd. welches 
weinig reibung erzeugt, Metaal voor 
kussens dat weinig wrijving geeft; anti 
frictionsmetall; métal pour les collets. 

Zapfenloch, n. hd , V. mortaise. 

— V. enlagure. — Kraangat ; tap-hole; 
trou de robinet. 
Zapfenlochbohrer, m. hd , V. guilboquet. 
~ V. evidoir. 
Zapfenmutter, f. hd., v. crapaudine 
d'une presse. 
Zapfennagel, I. hd., v. ételon 3). 
Zapfenbl, n. hd., v. huile de té


rébenthine. 


ZAPFENRAD 

Zapfenrad, n. hd., v. cylindrical 
wheel. 

Zapfen-reibahle, r hd., v. écarrissoir 
à pivots. 

Zapfenring, in. hd., v. frette 2). 

Zapfenschacht, in. hd. Mijnput der 

pompen ; shaft wherein the pump-poles are 
moving; puits ou les tirants des pompes ont 
leur mouvement. 

Zapfenschmiere, f. hd. mit metallspane 
vorm ngt, v. cambouis.
Zap fenschwefle ^ t hd. , v. raci


nat du buse. 

Zapfensonde, f. hd. Zapfenstreichmass, 
n hd., v. équilboquet. 
Zapfenstuck, n. hd , v. poalier 2).
d.. v. renfort i) . [ge t). 

Zapfensupport, rn. lid., v. aufla-

Zarge, f. hd , v. door-case. ••• v. 
chassis dormant. ••• v. presse a' 
main. r v. drageoir. ~ v. bate.

-V. kimme I) . 
Zargzieher, M. hd., v. croze. 
Zart, adj. hd , v. mou. 
Zaspel, f. hd , v. abwinde. 
Zaum, m. hd , v. bride i & 3). 
Zaun, n. hd., v. elóture. 
Zaundiele, 1. hd , v. flache-dosse. 
Zauneisen, n. hd , v. fer dentelé c. 
Zaunpfahl, m. hd., v. palis. 
Zaupf, interj. hd. Slop ! halt ! ; stop; 
halte. 

Zaupfer, m. hd. Opzichter over den 
inijn haspel ; overseer of the machine whim; 
conducteur du travail d'une machine h 

mo'ette. 

Zauseler, m. hd., v. welow. 

Zausen, v. a. hd., v. ausputzen. 

Zeche, r. hd , v. bergwerk.

Zecheisen, n. hd , v. marteau à 

marquer le for on barre. 

Zechenholz, n. hd. Hout voor minbekieeding; 
timber in the mines; bols de 
puits de reine. 

Zochenmeister, m. hd. Voorman der 
mijnwerkers, die de rekening houdt; foreman 
of a guild; chef de la comptabilité 

Zechenrauch, m. hd , v. arsénie 

oxydé. v. cadmia 2). 

Zeehenregister, n. hd. Register van 
een mijnwerk ; note-book showing the state 
of amine; note des travaux d'une mine. 

Zeehenschmiede, f. hd , v. mare


chaudage. 

Zeeklerhaar, n. hd. Friesche wol die 

lang van stapel is ; shag; long poll de la 

frise. 

Zeder, f. hd., v. eedar-wood. 

Zederfichte, f. hd. Siberische pijn. 
boom (Pinus Cembra); cembra; pin timbre. 
Zehneck, n. hd. Tienhoek ; decagon; 

décagone. 
Zehnpfunder, m. hd. Tienponder, v. 
pièce de quatre. 
Zehnsulig, adj. hd. Tienzuilig ; decastyle; 
décastyle. 

-- ZÉINE. 1215 

Zehrloch, n. hd., v. aschenfall. 
Zehrwasser, n hd , V. aquafortis 3) . 
Zehrzoll, m. hd. Toegestane overmaat 

voor de zaagsnede; inch of a allowance; 
pouce de su rmesu re. 

Zeichen, n. hd., v. marque. — v. 

bench-mark. ~ v. bogenbezeich-


nung. •• v. beacon. — v. faudage. 

— V. signer. 
Zeichenbuch, n hd. Schetsboek ; book 
of portraiture; album. 
Zeicheneisen, n. hd. , v. merk 
-eisen. 
Zeiehengarn, n hd. Teekenkatoen 
marking-thread; ril a marquer. 
Zeichengeber, m. hd. Teekenaan w ij 
zer: receiver; recepteur. 
Zeichenhammer, m. hd., v. marteau 
a marquer. 
Zeicheninstrument, n. hd. Teekenwerktuig; 
drawing-instrument; instru ment 
Is dessiner. 

Zeichenmacher, m. hd. Teekenge 


ver; communicator; communicateur. 
Zeichenpapier, n. hd., v. token. 
Zeichenstabehen,n hd.,v.arrows. 
Zeichenstift, m. hd., v. crayon 1). 
Zeichnen, v. a. hd., v. piquer 3). 
Zeichner, m. hd., V. sketcher. 
Zeichnung, t hd , v. design ij. 

Illuminirte z., gekleurde teekenir,g ; 
colored draught; dessin colorié. 

Zeiger, in. hd., v. index 1. — v. 
bead 3). mm v. aiguille 1 a). ~ v. 
grabmoissel. v. gnomon. •• v. 
aiguille ai mantée. ••• v. dame 4) . 

v. style c 
Zeigerhalter, m. hd. Pen van de 
minuutwijzer ; cock; style. 
Zeigerhulse, f. hd., v. canon d'une 
montre S. canon c. 
Zeigerplatte, f hd.,v index-plate. 
Zeigerrohre, f. hd , V. canon d'une 

montre s. canon c. 

Zeigerstange, t hd., V. pigeon de 
renvoie s. pigeon a. — v. style c. 
~ Stang van de wisselraderen van een 
wijzerwerk ; pinion of report; conduite. 

Zeigeruhr, f. hd. Uurwerk zonder 
slagwerk ; clock without striking; horloge 
sans sonnerie. (tung. 

Zeigerwerk, n. hd., v. anrich-
Zeigerzange, t. hd., v. pince aux 
aiguilles. 
Zeile, f. hd , V. ligne 5). -Rei 
aan elkander genaaid bont, rand van bont 
row of skins sewed together; rangée.-werk ; 

Zeilen, v. a. hd. Bontwerk op een rei 
naast elkander naaien ; to sew together 
several skins in one row; coudre par rangées. 

Zeilen, f. pl hd (sehiecht ausgesehossene) 
v.- sonnette 4). 
Zeilenspalter, m. hd., v. divisorium. 
Zéine, f. fr. Zeine, eng. Kleefstof van 
mais; maismehikleber. 


1216 Z.-EISEN. -- ZERTHEILEN. 


Z.-eisen, n. hd , v. for en Z. 
Zeit, i. hd., v. marée. 
Zeitbereehnung, f. hd. Berekening 

van den waren tijd ; casting up of the time; 
calcul de temps. 
Zeitbogen, ni. hd. Tijdboog ; arc in 
time; are chronométrique. 

Zeitdauer f. hd. der fiuth, v. 
montant de la marée s.^ montant 
g. 

Zeithafen, in. hd. Tijhaven, haven die 
alleen bij vloed kan worden binnengeloopeb 
; harbor which can only be used at certain 
times; port de barre, port de marée. 

Zeithalter, zeitmesser, m. hd., v. 

chronometer. 
Zeitstroin, m. lid., v. ras de marée. 
Zeitung, f. hd., v. journal. 
Zelchholz, n M. Rijshout ; bavin; 

ramille. 
Zelle, f. hd., V. cell. 
Zeilen, f. p!. hd., v. augets. 
Zellengang, m. hd., v. corridor 1). 
Zeilengewebe, Zellgewebe, n. hd., 

V. tissu cellulaire. 
Zelt, n. hd., v. pavilion a 5). 
Zeltbett, n. hd., v. pavilion a. s). 
— V. tent. 
Zeitdach, n. hd., v. pavilion a 6). 
Zeltstange, f. hd., v. montant de 
tente s. montant c. 
Zementirofen, m. hd., v. cemen


ting furnace. 
Zementirpulver, n.hd., v. cement. 
Zementstahl, m. hd., v. brenn


stahl. 
Zempel, n. hd., v. simple. 
Zenge, f. hd. Kolenmaat aan een gie


terij ; measure for coals; mesure Is charbon. 
Zénith, m. fr Zenith, m. hd. & 
eng., V. scheitelpunkt. 
Zenith-distance, eng., v. distance 

au pole. 
Zentilje, r. hd., v. étoupe g). 
Zentrumbohrer, m. hd., v. bung


bohrer. 

Zéolithe, f. fr. Zeolite, eng. Zoolith, 
m. hd. Zeolith. ••• Prismatischer 
z., V. mésotype. 

Zepter, n. hd., v. chandelier 6). 
Zerarbeiten, n. hd., v. kneading. 
Zerbrechlich, adj hd., v. friable. 
Zerbrechlichkeit, r. hd., v. fra


gilité. 
Zerbröcklen, n. hd., V. commi


nution. 
Zerfallen, n. hd., v. efflorescence. 
Zerfalien, V. a. hd., v. to decom


pose 2). 
Zerfllung f. hd. der kräfte, v. 

décomposition des forces. 
Zerfetzen, V. n. hd., v. to chap. 
Zerfliessbar, adj. hd., v. deliques


cent. 
Zer$iessen, v. n. hd., v. to deliquesce. 
— V. to deliquate. 

Zerfiiessung, Zerfiiessbarkeit, i. 
hd., v. deliquescence. 
Zergliederungsmesser, n. hd., v. 
messer fur anatomie. 
Zerhacken, v. a. hd., v. aufkrat


zen 5). 
Zerkli ften, V. n. hd., V. to craze. 
Zerlegen, v. a. hd., v. to decom


pose i & 2) . ~ v. démonter 1). ~ 

V. désassembier. m• V. décomposition 
des forces. — V. auflösen 3) . 
Zermalmbar, Zerreibbar, adj. hd., 

V. triturabie. 
Zermalmen, Zerreiben, v. a. hd., 
V. to grind &) . 
Zéro, m. fr. Zero, eng., V. dégré 
de congélation. — Etre á z., To 
beat z., v. auf null stehen s. null. 
Zerplatzen, V. n. hd., v. éclater 2). 
Zerreiben, v. a. hd., v. to levi


gate. 
Zerreissen, v. a. hd., v. eflocher. 
Zerreissung, t. hd , V. déchirure I). 
Zerren, v. a lad , v. mazer la fopte. 
Zerreneisen, n. lid , v. fonte épu


ree. 
Zerrenfeuer, n. hd., v. feu d'affinerie. 


Zerrengarbe, !. hd. Hoeveelheid ruw 
ijzer dat olp eens getriscbt wordt; heap of 
rough iron; morceau de fer brut. 

Zerrennen, v. a. hd., v. to bring 
down. 
Zerrenner, Zerrer, m. hd., v. ma


zeur. 
Zerrhammer, m. hd., v. affinerie. 
Zerseherbeln, v. a. hd. Het irisch


stuk verdeelen ; to divide the loop; partager 
la loupe. 
Zerschneiden, v. a hd., v. aufkratzen 
B).
Zersetzen, v. a. hd , v. auflösen 

3) . ® v analyser. ~ v. to break t) . 
Zersetzmittel, n. hd., v. mittel5). 
Zersetzung, f. hd., v. aufbsung. 
Zersetzungskunst, f. hd., v. ana


lyse.
Zerspaltung f. hd. der krafte, v. 
decomposition des forces. 
Zersplittern, Zerspringen, v. n. 

hd., v. éclater 1). 
Zerstossbar, adj. hd., v. triturable. 
Zerstossen, v. a. hd., v. to grind 'i). 
Zerstreuung, t. hd., v. disper


sion. 
Zerstreuungsglas, n. hd. Verklein glas 
; diverging-glass; verre divergent. 
Zerstreuungspunkt, m. hd., v. 

focus '2).
Zersti cklung, t. hd., v. défilage. 
Zerstufen, v. a hd . v. to break i). 
Zerter, in. lid Lijst der afmetingen van 

een schip ; tables of the dimensions of a 
ship; serre, devil dun vaisseau. 
Zertheilen v. a. hd. des eilens, v. 
fenderie 1). 


 

ZERTHEILUNGSKTIBEL ---

Zertheilungski bel , Zertheilungstrog, 
m. hd , v. auge à rompre 
les drapeaux. 

Zertheilungsmuhle , P. hd. , v. 
mill l). 
Zettel, tn. hd., v. chain 3). ~ v. 
aufzug 1). — V. combing-wool. 
Zettelbank, t. hd., V. bane a ourdir. 
Zettelbaum, m. hd., v. ensouple 

de derrière. 
Zetteler, m. hd., v. ourdisseur. 
Zettelgarn, n. hd., v. fil d'estame. 
Zettelhaspel, Zettelrahmen, rn. 

hd , v. machine à ourdir. 
Zettelspule, f. hd., V. roquetin. 
Zeug, n. hd, v. alliage 1). v. 

pate 3). ••• V. métal à fondre les 
caraetères. v. machine a élever 
l'eau. •••V gréement. ••• v. équipage 
). — v. étoffe 1). •^ v • feinzeug. 
V. geräth. Z. fur siebe, 

V. solamiro. ~ Z. von verschiedenen 
substanzen, v. chenavard. 
••• Z. zurichten, v. donner la main 
a une étoffe s. main. 
Zeugbaum, m. hd , v. ensouple 
au dessous du métier. • v roll 4). 
Zeugbutte, f. hd., v. auge du 

trempis. 

Zeugdiener, m. hd. Officier belast met 
het opzicht over het vervoer van buskruit; 
discharger; d chargeur. 

Zeuge, f. hd., V. randzeuge. -^
Gezogene z., v. étoffes lancées. 
Zeugfabrik, f. hd. Fabriek voor wol 
stoffen ; manufactory of woollen stuffs;-len 

manufacture d'étofes. 
Zeughaus, ti. hd., v arsenal I). 
Zeugkasten, m. hd. , v. auge €L 

rompre les drapeaux, e•• v. cais


setin. 
Zeugkufe, f. hd., V. cuve-matiére. 
Zeugmanufactur, f. hd., v. zeug


fabrik. 

Zeugmodler, m. hd. Werkman die 
gewaterde stoffen drukt ; gofferer; découpeur, 
goufreur. 

Zeugpritsche, P. hd. Lompenklopper 

der papierfabrieken ; beater; bate. 
Zeugrasch, in. hd., v.. ras a. 
Zeugringel, m. hd., v. boucle 5). 
Zeugrolle, f. hd., V. blockkalan


der. (schacht. 
Zeugschacht, m hd , v kunst 
-Zeugschmied, m.

hd., v. fourbisseur. 
— v. blacksmith. 
Zeugschrniede, f. hd . v. forge do 
taillandier. 
Zeugschmiedeschleifstein,m hd., 

V. ineulardeau. 
Zeugschmiedwerk, n. hd., v. oeuvres 
blanches. 
Zeugschnur, f. hd. Koord van den 
hoedemaners slagboog; string of a hatter's 
bow; cordon de l'a.rcon. 


ZIEGELSPARREN. 1217 

Zeugsichter, m. hd., v epurateur 

de pate. 
Zeugstampel, m. hd. , v. boujon. 
Zeugsteuer, t. h-d Huur van een wa


teropvoeringswerktuig ; rent to be paid for 
the use of an hydraulic machine; foyer d'une 
machine bydraulique. 

Zeugteich, m. hd. Vijver die een waterwerktuig 
van water voorziet ; pond from 
which an hydraulic machine is supplied with 
water; etang d'une machine hydraulique. 

Zeugwaare, f. hd., v. baumwollenzeug. 
Zeugwalze, f. hd., v. corroi t) . •• 

V. cylindres a cingler. 
Zeugweberstuhl, ni. hd. Weefstoel 
voor wollen stoffen ; loom for the manufac 
luring of stuffs; métier de manufacturier 
d'étofes. 

Zickzack, m. hd., v crankle. 
Ins z. schneiden odor bilden, v. 
to crankle. 

Zickzackrichtung, t. hd., v. zigzagging. 
Ziegel, ni. hd., V. brick eng. — v. 

dachstein. ~ v. dachziegel. 
Zi egelarbeit, r. hd ,v. brick-work. 
Ziegelbrennen, n hd. Het .steen - of 

pannebakken ; burning of tiles or bricks; 
cuisson, cuite de briques 
Ziegelbrenner, m. hd., v. brick


maker. (kiln. 
Ziegelbrennerei, f. hd., v. brick-
Ziegeldach, n. hd., v. couverture 

en tuiles. 
Ziegeldecken, n. hd., v. tiling. 
Ziegelerde, f. hd.. Panneklei, steen 

brick-clay, tile-clay; terre á tuiles, terre-klei ; 
à briques. 

Ziegelerz, n. hd. Steenrood kopererts; 
copper ore of a brick-color; mine de cuivre 
couleur de brique 

Ziegelfarbe, f. hd. Steenkleur; tile


color; couleur de brique. 
Ziegelfarbig, adj. hd , v. briqueté. 
Ziegelform, f. hd. Steenvorm, panne


vorm; brick-mould, tile-mould; mooie a tuiles. 
Ziegelhi tte, F. hd., v brick-kiln. 
Ziegellatte, f. hd , V. dachlatte. 
Ziegelm.achen, n. hd. Hat steen-en 

pannebakken ; making tiles; art de faire les 
briques. 
Ziegelmauer, t. hd. Muur van bak 
brick-wall; muraille de brique.-steen ; 
Ziegelmauerung, f. hd., v. bricknogging. 
Ziegelmehlmortel, m. hd. , v. 

mortier à chaux et à chamotte. 
Ziegelmeiler, m. hd , v. feldofen. 
Ziegelplatte, f. hd., v. carreau 1). 
Ziegelschicht, f. hd. Steer, koollaag 

die veel aarde bevat ; layer of earthy p?tcoals; 
couche de houille fortement inélangée 
de terre. 

Ziegelsparren, m. hd Spar van een 
pannedak ; tile-rafter; chevron à tuiles. 
102' 


1218 ZIEGELSTEIN — ZIMMERFLUCIIT. 

Ziegelstein, m. hd , V. brick eng. Ziehsäge, f. hd., v. cross-cut-saw. 
Ziegelstreichen, n hd., v. moul-Ziehschacht, m. hd, v. fôrderding 
of bricks. schacht. 
Ziegelstreicherkunst, f. hd. Het Ziehscheibe, f. hd Trekplaat voor 
steenvormen ; business of making tiles; mé-waspitten ; drawing-plate; filière 

tier de briquetier. Ziehschnur, f. hd., V. aufzieh-
Ziegelthon, m. lid., v. lehm. schnur. — (ziehschnüre) v. estriZiogelwand,
f hd., V. ziegelmauer. viéres. 
Ziegeiwerk, n. hd , v. brick-work. Ziehschraube, f h.d , V. bit of a 

— V. blacklead. cork-screw. 
Ziegenfuss, n) . hd., v brecheisen. Ziehstange, f hd , V. gauging-
ZIegenhaar, n. hd., v. dog-hair. rod. — V. querstangen. ~ v. bielle 
Ziegenhaarroth, n. hd. Roode kleur pendants du grand piston. 
op geitenhaar ; red of goat's hair; bourre. Ziehstrick, ,n. hd , v. strang I) 

Ziegenharenzeug, n hd. Geweven Ziehwage, f. hd , V. balance à 
stof van geitenbaar; stuff of goat's hair; croc. 
ehaly. Zieh vvalze, f. hd., v. cylindres 

Zieharm, m. hd , v. bras d'un alimentaires. 

levier. Ziehwerk, n hd , v. laminoir t). 
Ziehballen, m. hd , v. ball 2). ..a V. filière 5). — v. bleizug. 
Ziehband, n. hd , v. clameau. — Ziehwerkstatte, r. hd , v. wire -

V. étrier d'essieu a bouts taraudés. drawing-room. 
Ziehbandbolzen, m. hd., v. che-Ziehzange, f. hd., v. pines 6). 
ville de lieu. Zielen, v. a , hd , v mirer. 
Ziehbank, f. hd , v. bane de tré-Zierathdrehbank, t. hd., v. guilfiilerie 
mm v. bleizug. — v. établi 2). lochirdrehbank. 

V. machine a" raver les canons Zierathmaler, m hd., v. orne de 
fusil. — v. draw-bench I). maniste. 
Ziehbrunnen,m. hd.,v. draw-well. Zierknopf, m hd. an der scheere, 
Zieheisen, n hd , v. draw-ïron. V. ornamental knob s knob. 

V. drahteisen. o v. filière 5) .Zierlehm, m. hd., v. formerde. 
— V. Ier à détirer. Ziermeissel, M. hd., v. chasing-
Zieheisenklopfer, m. hd , v bat-chisel. 
filière. Zierrahmen, m. hd., v. cartouch 1) 
Ziehen, v. a. hd., v. ausdehnen. Zierrath, m. hd , V. entrelacs. ~ 
.•• V. carabiner. ~ v. étirer 1) . •^. V. anse 5) — V. ornaments. 

V. biegen 3). — v. abf(ihren. Zierrathenmacher, m. hd., v or-
Ziehen, n. hd , v. traction. nemaniste. 
Zieher, m hd., v. pompe des cel-Ziertitel, m - hd, v. cartouch 1). 
hers. — v tractor. Zifferblatt, n lid, v. cadran I). 
Ziehfarbe, f hd. Kleur van gebrut-•• V. dial-plate. 
eerd goud op lijsten enz ; gold lustre; lustre Zifferblattfeder, f. hd., v. feder ij. 
qu'on donne b )'or peint. Z ifferbruch, m hd , V. fraction i) . 
Ziehfenster, n . hd., v coulisse 2). Zigueline, eng. Zieguéline, f. [r, 
Ziehjunge, in. hd , v. draw-boy. V. cuivre oxydulé ferrifëre. 
Ziehk.ette, f lid , v. balgenstange. Zigzag, mn. fr. -& eng Ziekzaek, 
Ziehklinge, f. hd , v. bastringue. m. hd., v. crankle. — Couper, For-

Ziehkraft, f. hd. , v anziehung. mer en z., Im z. sehneiden oiler 
Ziehlo ch, n. hd , V. drawing-. bilden, v. to crankle. 

holes. Zigzagging, eng. Zickzackrich-
Ziehlüfter, m. hd, v. alésoir 1). tung, f. hd. Z igzagrich tin g ; direction en 

— v. boutereau. zigzag. (ches. 
Ziehmaschine, f. hd., v. band-Zigzag-trenches, eng , v. approamaschine. 
Zimmer, n. hd , v. chamber. — 
Ziehmesser, n. hd , v. drawing-v balken I). -Veertig pak vellen (van 
knife. den bontwerker); timber of skins; quarante 
Ziehpanster, m. hd. Onderslagrad paquets. 
dat booger en lager kan gesteld worden ; Zimmerarbeit, t. hd. , v. charwheel 
that can be raised or let down; roue pente 2).
qu'on peut hausser et baisser. Zimmeraxt, t. hd., V. cognée à 

Ziehpunzen, m. hd., v, cutting-équarir. — V. boil. 
frame. — Matter z., v. mattbun.-Zimmerbock, M. • hd ,v. chevalet. 
zenZimmerdeichsel, t. hd., v. addice. 

. 

Ziehrad, n. hd., v. bleizug. •• V. erminette. 
Ziehring, m. hd., V. filière à tuy. Zimmerfluoht, M. hd., v. enfilade 
aux. de chambree. 


ZIMMERG ERATH - ZINNASCHENBUCHSE. 1219 


Zimmerger^th, n . hd. Timmermans 
carpenter's tools ; outiis de-gereedschap; 

charpentier. 

Zimmerhandwerk, n. hd., v. carpentry 
1). 

Zimmerh€* uer, m . hd. Timmerman 
van een mijnwerk ; carpenter of a mine; 
charpentier mineur. 

Zimmerhieb, m. hd , v. charpente 
l). 
Zimmerhoff, m. hd , v bauhoff. 
.. V. chantier de construction. 
Zimmerholz, n. lid., v. bauholz. 

— B©schlagenes z , v. bois d'équarrissage. 
— Lang besehlagenes 
z., v. bois de brie. ~ Uebel 
besehlagenes z., v. bois fiache. • 
Z. auf dom lager zusammenpas-sen 
V. mettre les bols on leur 
raison. 
Zimmerkunst,t. hd ,v. carpentry. 
Zimmermansschraube, t. hd , v 
crie 2) 
Zimmernagel, ni lui. , v. clou a 

téte de champignon. 
Ziinmerplatz, m. hd , v. bauhoff. 
Zimmerpolier, n). hd., v. fore


man 2). 
Zimmerreihe, f. hd , v. enfilade 

de chambres. 
Zimmersäge, f. hd., V. passant 1) 
Zimmerschnur, t. hd., v. carpen


ter's chalk-line. 
Zimmerspan, m. hd., V. étèle. — 

V. copeau 4 ) 
Zimmersti ek, n. hd Stuk timmer 
piece of carpentry; pièce de char--werk ; 
pente 
Zimmerung, t. hd , v c uvelage. 
Zimmerwerk, n hd. , v. char


pente t) . 
Zimmtfarbe, t hd , v. cannelé. 
Zinc, m fr & eng. Zink , m. hd., v. 

speller. — Z. sulphuré j aurae, Yellow 
sulphurated z., v. kolophoniumblende. 
— Z. sulphuré aurifère, 
Auriferous sulphurated z., 

V. kolophoniumerz. Z. carbonaté, 
Carbonate of z., v. calamine 
t ). — Z. hydro-carbonaté, 
V. zinc-bloom. Z. laminé, v. 
sheet-zinc. — Z. oxydé silicifère, 
Siliceous oxide of z., v calamino 
3). ~ Z. sulphaté, Sulphate 
of z., v. couperose blanche.... Z. 
sulphuré, Sulphurot of z., v. 
black-jack. — Z. natif, Native 
z., gedegen zink; gewachsenes zink. — Z. 
oxydé, Oxyd of z., v. calamine 1) . 
Z. vitreux, Silicious z., v. calamine 
3) 
Zincage, m. fr , V. étamage au 
zinc. 
Zinc-bloom, eng. Koolzuur zinkhydraat 
; zinhbiuthe; zinc hydro-carbonaté. 
Zincographe, m. fr. Zinoogra


pher, eng. Zinkstecher, m. hd. Vervaardiger 
van zinken reiietpiaten. 

Zincographie r. fr. Zincography, 
eng. Zinkographie, t. hd, Het maken 
van relietdrukpiaten van zink, zinkographie. 

Zinc-ore, eng , v. minerai do 

zinc. 
Zinc-white, eng., v blane de Zinc. 
Zinc-work, eng Zinkwerk, het ver• 

werken van zink ; kleinpeer arbeit; ouvrage 

du zingucur. 
Zinc-worker, eng , v. zinqueur. 
Zinkarboit, c hd., V. zinc-work. 
Zinkarbeiter, in. hd , v. zinqueur. 
Zinkblech, n hd , v. sheet-zinc. 
Z inkbiende, f hd , v. black-jack. 
Zinkblumen, t. pl. h.d , v. fleurs 

de zinc. 
Zinkbutter, r. Zinkehior d, n 
hd., V. chlorzink. 
Zinke, t. hd., V. eaine 1). v. 
anschnitt. ~ v. dove-tail. 
Zinken, n hd., v assemblage a 
queue d'aronde. — Z. einsetzen, 

v. bezahnen. 
Zinkénite, r. fr. Zinkenite, eng. 
Zinkenit, m M, v. federerz 1) 
Zinkerz. n hd., v. minerai de 
zinc. 
Zinkgelb, n. hd , v. chromate do 
zinc. 
Zinkglaserz, n hd , v. calamine 3). 
Zinking, eng , V. étamage an 

zinc. 

Z. iron, eng. Z. eisen, n. hd., v. 
for en Z. 
Zinkiseher ofenbruch, m hd., v. 
cadmia. 
Zinkkalk, Zinkocher, m. hd., v. 
calamine I). 
Zinkordnung, f. hd , v. minerai 
de zinc. 
Zinkoxyd, n hd , v. flours de 
zinc. 
Zinksalz, n . hd Zinkzout, chloorzink 
^nuriate of zinc; sel zincique. 
Zinkspath, ni hd., v. calamine 
lamelleuse. 
Zinkstecher, m. hd ,, v. zinco 
-graphe. 
Zinkstecherei, r. hd , v. zinco

-

graphic. 
Zinkvitriol, m. hd., v. couperose 

blanche. ~ v. galitzenstein. 
Zinn, n hd., v. étain t. 
Zinnafter, ti&. hd. Afval van tinerts; 

refuse of tin-ore; rebut de la mine d'étain 

Zinnanbriiche, ni pl. hd. Eerste 
tinerts van een nieuwen gang ; first ores 
of tin discovered in a rein; premières mines 
d'étain découvertes dans us filon. 

Zinnasche, t. hd., v. potée d'étain 
t,. ^ Leichte aufibsung von 
z., v. séchée d'eau. 

Zinnaschenbi chse, f. hd. Doos voor 
tinasch; putty-box; botte a potée. 


1220 ZINNASCHENPULVER -- ZIRKULARS^ .GE. 


Zinnasehenpulver, n. hd , v. li 
-niguise. 
Zinnau$bsung, t. hi. Tinoplossing 
(der stoffenververs); solution of tin; solu


tion d'étain. 

Zinnballen, m. pl. hd., v. étain à 
balles. 
Zinnbeize, t. hd. , v. mordant 

d'étain. 

Zinnbergwerk, n. hd., v. mine 
d'étain. 
Zinnblatt, n hd., v. feuille d'é


tain. — v. paillon. 
Zinnblech, n. hd., V. blattzinn. 
Zinne, f. hd , v. battlement. 
Zinner, m hd , v. étameur. 
Zinnerz, n. hd., v. minerai d'étain. 
Zinnfabrik, t. hd., v. tin-shop. 
Zinnfeile, f. hd., v. lime d'étain. 
Zinnfeilicht, r^. hd.. Tinvijlsel, tin


schrapsel of draaisel ; tin•flings; limaille 

d'étain. 

Zinnfioss, n. Zinngang, m. hd. 
Tinader ; vein of tin; tllon d'ét,ain. 
Zinnfolie, t. hd., v. étain battu. 
Zinngatter, Zinngitter,n hd. Blok tin 
in roostervorm ; tin-grate; grille d'étain. 

Zinngeschiebe, n hd. Tinerts in 
kogelvormige stukken ; tin-ore in pebbles; 
minerai d'étain en galets. 

Zinngiesser, m. hd , v. potier

d'étain. 

Zinngiesserwerkst tte, t. hd. Tinnegieterij 
; tin-foundry; fonderie d'étain. 
Zinngranate, f hd. Tingranaten ; tingarnet; 
grenat d'dtain. 
Zinngraupe, t. hd., v. étain oxydé 
eristallisé. 
Zinngraupen, m. hd., v. étain 

oxydé. 
Zinngrube, f. hd., V. mine d'étain. 
Zinnhammer, m. hd. Orgelmakers


hamer ; organ•builder's hammer; marteau de 
facteur d'orgue. 
Zinnhaus, n. hd. Vertin werkplaats; 

tin- founder's shed; hangar à étamer. 
Zinnhobel, m hd , v fugehobel.
Zinnkalk, m. hd., v. étain oxyde. 
Zinnkessel, m. hd., v. tin-kettle. 
Zinnkies, m. hd., v. étain sul


phure. 
Zinnkrätze, f. hd., v Grasses d'étain. 
Zinnkreischen, n. hd., v. Breakingof tin. 
Zinnkri cke, t. hd. Roerijzer der orgelloodgieters 
; rake, strike; rdble. 
Zinn.loth, n. hd., v. soudure bianche 
et molle. 
Zinnmarkasit, m. hd. , v. bismuth 
1) 
Zinnober, ni. hd., v. cinabre i 

& t). 

Zinnofen, in. lid. .Oven voor het uitsmelten 
van tinerts ; furnace for melting 
tin; fourneau á fondre I'étain. ~ Oven 

voor het verhitten van het tin, bij het maken 
van blik ; furnace for tinning; fourneau 
d'étarnage. 

Zinnpfanne, f. hd. Kroes of pot voor 
het gesmolten tin bij het blik maken ; melting-
pot for tinning; creuset á étamer. 

Zinnpfeife, f. hd. Tinnen buis; tin


pipe; tuyau d'étain 
Zinnplatte, f. hd., v. paillon t). 
Zinnrost, m. hd. Geroost tinerts ; 

roasted tin-ore; minerai d'étain grillé. 
Zinnsalz, n. hd., v. tin-salt. 
Zinnsa'are, f. hd., v. aaide stan


nique.
Zinnspane, m. pl. hd , v. zinnfeilicht. 
Zinnstein, rn. hd., v. étain préparé 
pour la fopte. 
Zinnstook, in. hd Stok voor het uit 
tinbladen ; stick; baton á router-rollen der 
les feuilles d'étain. 
Zinnteller, m. pl. hd. (einfassung 

der) v. suage t). 
Zinnwasehe, r. hd , v. ab$aufass. 
Zinnwaseherei, f. hd., v. mine 

d'étain de lavage. 

Zinquer, Zinguer, v. a. fr. Galvaniseeren, 
ijzer met zink bedekken ; to overzink, 
to galvanise; verzinken. 

Zinqueur, Zingueur, m. fr. Zinkwerker, 
arbeider in een zinkwerk ; zincworker; 
zinkarbeiter. 

Zinquifère, adj. fr. Zinkhoudend; 
zinciferous; zinkhaltig. 
Zinzolin, adj. fr. Violetrood ; red violet; 

violettroth. 

Zinzoliner, v. a fr. Violetrood ver


ven ; to dye red violet; violettroth flirben. 
Zippeite, eng • V. oere d'urane. 
Zirkel, m. hd., v. Dompas a — v. 

cerele a 1). 
Zirkelabschnitt, m. hd , v. segment 
of a circle. 
Zirkelaussehnitt, m. hd. Cirkel sec


tor; sector; secteur de cercle. 
Zirkelbewegung, f. hd., v. circu


latoire 1). 
Zirkelbogen, m hd., v. cintre t). 
Zirkelfeuer, n. hd., v. cement


feuer. 
Zirkelflache, f. hd , v. cerele a 1). 
Zirkelkette, r. hd., v. radius-line. 
Zirkelmesser, n. hd , v. doppel


messer. 
Zirkelpunkt, in. hd., v. centre 1). 
Zirkelsá,ge, f. hd., V. circular saw. 
Zirkelscheere, r. hd., v. circular 

shears. 
Zirkeischnur, f. hd., v. radiusline. 


Zirkelspitze, f. hd. Passerpunt, passerbeen 
; point; pointe. •o• Mit der z. 
bezeichnen, v. racher. 

Zirkelvierung, f. hd , V. quadrature 
of the circle. (saw. 
Zirkulars ge, f. hd , v. circular 


 

ZITS

Zits, m hd , v. printed calico s. 
calico. 

Zitterschlag,m . hd. , v. batterie a fl. 

Zitterstiche, f. hd. , v. dotting. 

Zitz, m. hd., v. calenear. 

Zoeeo, Zocle, Zoceolo, eng , V. 
fussgestell 2). 

Zoeke, t. hd., v. fussgestell 2) . 

Zodiacal-light, eng. Zodiakallicht, 
n. hd., v. lumière zodiacale. 
Zodiaque, iii. fr. Zodiac, eng , V. 
thierkreis. 
Zögel, Zogelsehirbel, m. hd. Ge 

-

deelte van een frischstuk ; part of a loop; 
partie dune loupe. 

Zögelzange, f. hd. Tang om de ballen 
uit den puddeloven te halen ; big-tongs; 
grosse piece. 

ZOïsil, m. hd. Zoïsite, f. fr. & eng., 

V. epidot. 
Zoll, m. hd., v. pouce l). 
Zollstab, m. hd., v. norm 2). 
Zollstampel,m hd., v. décharge t). 
Zopfende, n. hd. Topeinde van een 
boom ; top-end; sommite d'un arbre. 

Zopfholz, n. hd. Tophout ; top-wood; 
branches de la cime d'un arbre. 
Zuber, m. hd , v. bucket. 
Zubrennen, v . a. hd., v. to calcine. 
Zubuhnen, v. a. hd. Een mijn put 

sluiten (met planken en aarde overdekken); 
to cover a shaft; fermer un puits. 

Zubussfaden, m. Zub ussgarn, n. 
hd. Kettinggaren om gebroken kettingdraden 
te herstellen ; thread for replacing the 
broken ones; 6l de rechange. 

Zubussgrube, f. lid. Mijn waarin lagere 
gangen moeten worden gemaakt ; mine 
requiring an increase of stocks; minière qui 
exige des avances do fonds. 

Zubussstempel, m. hd. Stempel der 
mijnstaten, waaruit blijkt hoeveel elk deel 
moet bijpassen ; stamp on the bills;-hebber 
estampille des billets. 
Zubusszettel, m. hd. Briefje aan 

hoeveel een aandeelhouder in een-wijzende 

mijnwerk moet bijbetalen ; bill of contin


gents; billet de la contribution, que doit 

fournir cbaque exploiteur. 

Zucker, m. hd., v. sucre 1). — 
Roher z., v. moscouade. ~ Raffinirter 
z., geraffineerde suiker; refined 
sugar; sucre raffiné. 

Zuckerback, f. hd. Suikerwaterbak; 
trough in which sugar-pots are washed; bac 
à Sucre. 

Zuckerbrod, n. hd., v. pain de 
sucre. 
Zuckerdicksaft, m. hd., v. melasse. 
(sucre. 

Zuekerhut, m. hd., v. pain du 

Zuekerhutform, f. hd., v. forme 

a sucre. 

Zuckerlauge, f. hd , v. lime eng. b. 

Zuekerm lthle, f. hd., v. moulin a 

Sucre. 

--- ZUGLOCH. 1221 

Zuekerpapier, n. hd., v. papier à 
pains de sucre. 
Zuckerra.nerie, f. hd. Suikerraffi


naderij ; sugar-refinery; raffinerie. 
Zuckerri be, f. hd., v. beet. 
Zuckersaft, m. hd., v. vesou. 
Zuckersaftkessel, m. hd.,v. propre 

chaudière. 
Zuckers^ure, f. hd. , v. acide 
oxalique. 

Zuckersieden, n. hd. Het raffinee ren 
van suiker; refining of sugar; raffinage 
du sucre. 

Zuekersieder, m. hd. Suiker raffinadeur 
; sugar-refiner; raffineur de sucre. 
Zuckersiederei, f. hd., v. zucker


rafiinerie. 
Zuckerstein, in. hd., v. albit. 
Zucklein, rn. hd , v. brimbale. 
Zufeilen, V. a. hd., v. évider une 

aiguille. 

Zufbrdern, v. a. hd. Het erts naar 
den mijnput vervoeren; to forward; transporter 
Ie minerai au lieu de décharge. 

Zufcrdersehacht, m. hd., v. fOrderschacht. 


Zug, m. hd., v. traction. ••• v. 
stroke b). — v. bahnzug. •e v. 
drallen. — V. aiguillée. — v. appel 
3). — v. gravitation. — Ge 

mixte. ~-mischter z., V. train 
Langsamer z., v. anhaltezug. 

V. enrayure 6). — v. extraction 2). 
~ v orgelzug. ~ v. air-hole. ~ 
Z. vorwarts odor ru ekwarts, v. 
coup d'arrière, coup d'avance. 
Zugangshahn, m. hd., v. dampfklappe. 
Zuganker, in hd., v. brace 2). 
Zugarbeit, f. tad., v. gezogene ar


beit s arbeit. 
Zugband, n. hd., v. gabelanker. 
Zugbaum, ni. hd., v. flèche de 

pont-levis. 
Zugbewegung, f. hd., v. gestangbewegung. 
Zugbohrer, m. hd., v. boden 

-schraube. 
Zugbrucke, f hd., v.draw-bridge. 
Zuge, m. pi. hd., v. carneau. 

Die z. breiter machen, v. regrossir. 
Zugeisen, n. hd., v. for fibreux b. 
Zugfeder, f. 'hd., V. ressort d'at


telage. — v. drag-spring. 
Zugfederhaupt, n. hd., v. chape 
fr. 7). 
Zuggarn, n. hd. Sleepnet ; drag-net, 
trammel; chalon, traineau. 
Zughaken, m. hd., v. boden 

-schraube. — v. crochet d'attelage. 
Zughulso, r hd , V. men's harness. 
Zugkiappe, f. hd., v. tablier d'un 

pont levis. 
Zugleichen, v. a hd.. v. abgleiehen 
i). 
Zugloch, n. hd., v. air-hole. ••• 


1222 ZUGLOCHERBEDECKUNG - ZUPFROPFEN. 


V. draught-hole. ~ v. soupirail 1). 
Zuglöcherbedeckung, r. hd., v. 
cavalet. 
Zugmaschine, t. hd., v. tractoire. 
... V. drawing-frame. 
Zugmesser, n. hd., v. drawingknife. 
Zugnestel, t. pl. hd., V. gut-cord 2). 
Zugofen, in. hd., v. fourneau à 

vent. 
Zugöse, t. hd., v. oeil des attelles. 
Zugramme, f. hd , v. sonnette á 

tiraude. 

Zugröhre, t. hd , v. abzucht 1). 
•• V. air-hole. — v. blaserbhre 
1 & Q). 

Zugrolle, f. hd., . v. drum .5). 
Zugschnur, t. hd., v. gavacine. 
Zugsehnurbnder, n pl. hd., v. 

gut-cord t). 
Zugseil, n. hd., v. brague 3) . — 

Z. mit halskoppel, v. men's harness. 
Zugstange, r. hd., V. drawingrod, 
v. gaule de pompe. 
Zugstrang, ni. hd , v. strang 4 ) 
Zugstuhl, m. hd , v. draw-loom 1). 
Zugtau, n. hd., v. jagtross. 
Zuguss, m. hd., v. affusion. 
Zugwalze, t. hd., v. cylindre d'ap


pel. — v. eylindre d'un bane d'etirage. 
— V. cylindres a cingler. 
Zugwebestuhl, m. hd., V. draw


loom. 
Zugwerk, n hd., v. $aschenzug. 

... V. haspel 4). 
Zugwinde, f. hd,, v. fl.asche ls).
Zuhaltung, t. hd., v. arrêt. — v. 

follower i) . 
Zuhaltungsfeder, t. hd., V. hemmfeder. 
Zuhaltun gssehloss, n .hd. (fransosisches), 
V. french--lock :.,. lock. 
Zulage, t. hd , V. frame of a timber-
work. — v. cale i ). 
Zulagen, Zulegen, v. a. hd., v. 
assembler 1). 

Zunasen (sick) v. r. hd Verstoppen 
(de opening van den gietoven); to ob 
se boucher. -struct; 

Zi nddeekel, m hd., v. chaperon 
3). 
Zilnddraht, in. hd., v. cartridgewire. 
Zunder, M. hd., v. amadou. ~ v. 
eisenschlag. 
Zinder, m. hd., v. boute-feu. •v 

v. fusée b. z). 
Zunderasche, f. hd , v. cendre de 
bois pourri. 
Zunderstein, in. hd., v. scone de 
for forgé. 
Zundfeld, n. hd., v. champ de

lumière. 

ZUndhQlzehen, n. hd., v. allumettes 
allemandes. 

Zündhu.tehen, n. hd., v. capsule 
$). — Z. mit umgebogenem rande, 

V. military-cap. 
Zu nd kanal, m. hd , v. nipplebore. 
Zundkanalsehraube, 1. hd., v. 
clearing. 
Zundkappchen, n. hd., v. cap


sule ij. 

Zandkegel, m. hd., v. cheminée 

d'un fusil a percussion. 

Zundkorn,n.hd.,v.copper bouche. 
Zundkraut, n. hd., V. amorce 2). 
ZUndkugel, f. hd , v boulet a 

incendier. 
Ziindlaterne, f lid., v flash-pipe. 

Zundlichterstoek, m. hd., v. 

moule7). 
Zundloch, n. hd., v. lumière 4 & B). 
Zi ndlochkappe, f. hd., v. cache


lumière. 
Zi ndlochseite, r. hd., v. pan de 

lumière. 
Zundmous, m. hd , v. mouse t). 
Zundnadelgewehr, n. hd., v. fusil 

a aiguille. 
Zundpfanne, f. hd., v. bassinet 
1 & 2). 
Zundpfannendeckel, m hd., v. 
batterie a 1). 
Zi ndpfannhbhlung, t. Zi nd


pfannbecken, n. hd., v. fraisure 2). 
Ziindruthe, f. hd., v. boute-feu. 
Zi ndschlauch, m. hd , v. saucis


son 2). 
Zundschwamm,m.hd., v. amadou. 
Zandstift, t. hd., v. cheminée d'un 

fusil à percussion. ~ Glatte z., 

Gereifte z., v. s nipple. 
ZindstoIlen, m. hd., v. loupe 6). 
Zi ndstrick. m. hd , v. étoupille I). 
Zundwurst, t. hd., v. saucisson 1). 
Zuneigend, adj hd , v. convergent. 
Zunge, f. hd., v. langue 1). ~ v. 

spindle of a made mast. ~ v. 
gilling 2). ~ V. langue de balance. 
— v. c®tière I) — V. languette 
5). — V. bras court du levier. 
— v. aiguille 8 & 10). 

Zungelblatt, Zungelblech,n. hd., 

V. eeusson.4). 
Zungenpfeife, f. lid. , v. tuyau á 
anche. 
Zungenstab, m. h I., v. bar of a 
chimney. 
Zungenstein, m. hd., v. flachziegel. 
Zi nglein, n. hd , V. feather-tongue. 
® V. main fr. 3) . ~ v. bodkin 
3). 

Zupfeisen, n. hd., v. bossirholz. 

Zupfen, V. a. hd Met bet bosseerhout 
afwerken ; to break off; ébaucher. - v. 
éplucher 1). ~ V. to burl. 

Zupfropfen, Zuspunden, v. a. hd, 

V. tamponner. 

ZUPUTZEISEN --ZWEISPITZAMPOSS. 1223 

Zuputzeisen, n. hd., V. langue deboeuf a. 

Zurecht setzen, v. a. hd , v. to 
dress a mill-stone. 

Zureibembrtel, ni. lid. Kalkspetie 
voor het volrapen van een muur ; mortar 
for roughcasting; mortier de la première 
couche. 

Zurichtbogen, m. hd , v. feuille 
de registre. 

Zurichteisen, n. hd., V. paroir 1) 

Zurichten, v. a hd., v. dresser de 
marteau. — v. einrichten t). v. 
planer 3) . ••e• v. befeilen. v. behobeln. 
~ v. ausriitteln. — v. 
faire la registre. ~ v. kneading 
t). —• V. garnir. 

Zurichter, m. hd , v. closer. 

V. gleichmacher. — v. garnisher. 
Zurichtmeissel, m. hd , v. ébauchoir 
1). — v. balleisen 2). 
Zurichtung, f. hit , v, dressage. 
Register van een gedrukt vel ; register; 
régistre. — Physicalisehe z-n, v. 
apparat 1). 

Zuri ckarbeiten, v. a. hd., v. estoquer. 
Zuri ckhaltbarkeit, f. hd.,v. coer


cibilité. 

Zuruckspringung,f.hd.,v. recul 1). 

Zuru.ckstossen,v. n. hd • v. to kick. 

Zurückstossen, adj. hd , v. réfiechissant. 
Zuri ckstossung, f hd. , v. abstossung. 
~ réflection ij. 
Zuruckstossungskraft, F. hd., v. 
force .répulsive. (tour. 

Zuruckstrahler, m hd., v. réiiec-

Zurucktretung, f. hd.. v. einri 
cken t). 
Zuruckweisung, f. hd., v. lettrine. 
Zuruekwerfen , Zuri ckstrah


len, v. a. hd., V. réfléchir. 
Zuruekwirkungsrad, n. hd., v. 
reaction wheel. 
Zusammenbinden, v. a, hd., v. 
entaquer. 
Zusammenblatten, v. a. hd. , v. 
assemblage à. demi-bols. 
Zusammendrehen, n. lid., v. drehung. 
Zusammendruekung, f. lid., v. 
compression. 
Zusammenfügen, v. a. hd., v appareiller. 
Zusammenlaufend, adj. lid., v. 
convergent. 
Zusammenschiessen, v. a. lid., v. 
poser une forme. 
Zusammenstossen, V. a. hd., v. 
assembler 1). 
Zu.satz, m. hd , v. ajoutag© t). -

V. fiuss 4). — v. adoucir 5). — v. 
correction. — v. beschickung. 
Zusch rfen, v. a. lid., v. abschlagen 
1). 

Zusohlag, nl. hd., v. ffluss l). 

Zusehlagen, v. a. hd. Het vloedmid del 
in den oven brengen of bij het erts 
voegen ; to mix; mettre le fondant. 

Zuschläger, m. hd., v frappeur). 

Zuschneidebrett, u. Zuschnei


debank, ni. Fid., v. écofrai. 
Zuschneideleiste, f. hd., v. équer


re a. 1) . 

Zuschneidemesser, n. hd , v. couteau 
pied. 

Zu,schneiden, v. a. hd , v. débiter 
5). — v. couper 6). ~ v. das 
ramehen ausschneiden s. ausschneiden. 
— v. refendre le bois. 

Zuschneideplatte,f.hd ,v.cutting


plate ij. 
Zuschrauben, v. a. lid , v. fermer 
a vis. 
Zuschuss, Zusehussbogen, m.hd., 

v. chaperon i). 
Zusetzen, v . a. hd., v. to adulterate. 


Zuspitzbank, f. hd , v. centre-. 
lathe. 
Zuspitzen, v. a. hd., v. dégrossir 
5). v spitzen 1) 

Zuspunden, v. a. hd , v. tampon


nor. 

Zutakeln, v. a. hd , v. gréer. 

Zutempeln, v. a. hd., V. abschut


zen. 

Zuwerfen, v. a. lid., v. ficher les 

joints. 
Zuzeugen, V. a. hd , v. garnir une 
vergue. 

Zwagen, V. a. hd. De voorgeschreven 

grootte aan een glazen voorwerp geven ; to 
give the required size; Bonner la grandeurprescrite. 

Zwangsehiene, f. hd , v. checkrail. 


Zwanzigflaeh, n. hd , v. icosaèdre. 

Zweck, ni. hd , v. broquette. — 

v. broche 6). — v. pointicelle. 
Zwei and dreizigstel form, adj. 
fr., v. thirty-twos. 
Zweibahnig, asij hd. Uit twee breedten 
; at two breadths; à deux les. 
Zweidecker, m. hd.,v two-decker. 
Zweidr€ihtig, Zweif dig, adj. hd., 

V. two-fold. 
Zweifarbig, adj. hd. Tweekleurig ; 
two-colored; doubieté 
Zweigbahn, Zweiglinie, 1. hd., v. 
branch-line. 
Zweigrohre, f hd., v. branchpipe. 
. Zweilichtenfenster, n. lid., v. fe 
-nétre geminée. 
Zweiling, m. hd , v. planche de2 pouces d'épaisseur. 
Zweispitze, f. hd., v. pic à deux 
pointes s pointe. 
Zweispitzamboss, m hd , v. doppelhorn. 



1224 ZWEIWEGHAHN -- ZYMOSIMÈTRE. 


Zweiweghahn, m. hd., v. fourway-
cock. 
Zwerchaxt, m. hd., v. besáiguë. 

— V. piochon. 
Zwerchhammer, in.hd.,v. grelet t). 
Zwerchmauer, f. hd., v. mur de 
traverse. (jumelles. 
Zwerchsparren, m. hd., v moises 
Zwerchstuck, n. hd., v. durchzug. 
Zwergkreuzdornbeeren, f. p1. hd., 

V. french berries. 
Zwiekbohrer, m. hd , v. gibelet. 
Zwickel, in. hd., v. Coin fr. 3). 
V. patch 1). 
Zwicker, m. hd., v. gibelet. 
Zwicksteine, ni. pI. hd., v. briquaillons. 
Zwickzange, F. hd.. v. beisszange. 
Zwiebackkammer, f. hd. Brood 


kamer aan boord ; biscuit-room; paillot. 
Zwiebelfisch, m. hd , v. feinte. 
Zwillich, m. hd., v. bed-tick. 

V. dreidraht. 
Zwillichweber, m. hd., v. coutier. 
Zwinge, •f. hd.. V. collar ' ri) . ® v. 
clameau. •m v. ferrule i.). — v. 
clamp 1). — V. étau a main.—v. 
hold-fast. ma v. holder. 

Zwinger, ni. hd , v. fausse-braie. 
Zwingstange, r. hd., v. goberge. 
Zwirn, in. hd., V. $1 retors. 
Zwirnband, n. hd , v. ohambrière 

de fileuse. 
Zwirnbrott, n. hd , v. doublet 2). 
Zwirnen, n. hd., v. twining. 
Zwirnen, v. a. hd., V. doubler la 

soie. ••r• v. organsiner. 
Zwirner, ni. hd., v. bandvereini


gungsmaschine. 
Zwirnhaspel, m. hd., v. aspe. 
Zwirnmaschine, Zwirnmuhle, 

f. hd., V. moulin à soie. 
Zwirnradchen, n. hd., v campane 
1). 
Zwirnspitze, t. hd , v. bauernspitze. 
~ Foine z., v. dentelle 
sans fond. 

Zwirnspitzenmacherinn, f. hd, 

V. bisettière. 
Zwirnweiss, n. hd., v. milchweiss. 
Zwischenbalkenlage, f. hd., v. 
faux-plafond. 

Zwisehenband, m. hd., v. chevron 

& t). 

Zwischendeck, n. hd., v. entrepont. 
Zwischengebalk, n. hd., v. fu.11gebalk. 
Zwischengeschoss, n.hd.,v. entre 
-sol. 
Zwischenlinie, f. hd., v. durchschiesslinie. 
Zwischenmaschine, f. hd.,v. cornmunicateur. 


Zwischenmauer, t. hd. , v. mur 
mitoyen S. mitoyen. ••• v. entredeux 
4). 

Zwischenrad, n. hd., v. carrier 3). 

Zwischenraum, m. hd., v. entredeux 
3). a• V. entre-colonnement. 
•••V. balkenreihe. •^ v. fenstergew 
nde. ~ v. entre-vous 1) . 

Zwischenschnitt, m hd., v. entretailles. 
Zwischenstander, m. hd., v. po


teau de remplage. 
Zwischenstift, m. hd., v. espace 1). 
Zwisehenstreifen, m. hd ,v. entre


toile. 
Zwischentiefe, t. hd , v. métope. 
Zwis c h enwand, f. hd., v. entre


deux 4) . 
Zwischenweite, t. hd., v. entre


deux 3). 
Zwischgold, n. hd., v. party-gold. 
Zwist, m. hd., v. fadenbruch. 
Zwisten nh hd. der reide, v. mou


linage de la soie. ~ v. minerai

d'étain. 

Zwitter, f.hd. (frische), Dicht, zwaar 
tinerts; compact tin-ore; mine d'étain cornpacte. 


Zwittergang, in. hd. Tinerts ader; 

tin vein; lion d'étain. 
Zwblfeck, n. hd., v. dodecagon. 
Zwb1f € ch, n. hd , v. dodécaèdre. 
Zwblfpfonder, in. hd., v. pièce 

de quatre. 
Zwölftelform , Zwolftelgrbsse, 

f. hd., V. duodecimo. 
Zymoma, eng., v. ferment. 
Zymosimètre, m. fr. Zymosimeter, 
eng , v. gährmesser.