K . TI - I :IZ LAANN' (I( LETTERKUND1G WOORDENBOEK NOORD BEN ZULU VOOR LETTERKUND1G WOORDENBOEK VOOR NOORD EN ZUID ioor K. TER LAAN Scbrijver van net Nieuw Groninger Woordenboek, de Beknopte Nederlandse Encyclopedic net Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland, bet Folkloristiscb Woordenboek van Nederland en Vlaams Belgie, en Nederlandse Spreekwoorden, Spreuken en Zegswijzen. Tweede, vermeerderde druk met medewerking voor Belgie van L. Roelandt. VGRAVENHAGE — 1952 — DJAKARTA G. B. VAN GOOR ZONEN's UlTGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V VOORBERICHT. In dit Woordenboek vindt men al het voornaamste bij een, dat betrekking heeft op de Nederlandse letteren in de ruime zin van het woord. Zo goed als de Nederlandse en de Indische schrijvers, dichters en letterkundigen zijn die uit Vlaams Belgie en uit Zuid-Afrika opgenomen, en naast de beoefenaren van onze algemene landstaal ook de beste vertegenwoordigers van het Fries en van onze dialekten. Het blijkt telkens weer, dat nevens de grote encyclopedieen een woordenboek over een bepaald gebied zijn goede diensten bewijst En dit vooral, als het onderwerp zo rijk is als de Nederlandse letterkunde en de geschiedenis daarvan. In dit boek worden de schrijvers vermeld met hun voornaamste werken, maar ook afzonderlijk de geschriften zelf, die van betekenis geweest zijn in hun tijd of dat nog zijn. Verder de letterkundige stromingen, zoals die in de loop der eeuwen optreden:ridderromans en mystiek, de abele spelen en sotternieen, rederijkerskamers, Hervormingsliteratuur, Renaissance, dichtgenootschappen, de Patriottentijd, de Romantiek, de Beweging van '80, enz. Aandacht is geschonken aan de volksboeken en de liedboekjes, evenzeer als aan de grote mannen uit onze geschiedenis, die schrijvers en dichters aanleiding gaven tot verheerlijking of felle bestrijding; de figuur van Prins Willem in onze letteren, Jan de Witt bij onze schrijvers, en zo velen meer. Men vindt er het voornaamste over de Muiderkring zowel als over de Dordtse school, over de Arcadia's, over de Vrijheidspoezie en over de Citadelpoezie. Het verloop van de Vlaamse Beweging, de Taal- en Letterkundige congressen, de Muzenalmanakken en al wat daarbij hoort, geen enkel onderwerp mocht ontbreken, dat in zijn tijd zin en invloed had of nog heeft. Zo is het mijn bedoeling geweest, om een werk samen te stellen, dat de aandachtige lezers van boek, tijdschrift en krant de nadere inlichting geeft, die ze verlangen, een boek echter ook dat bij de studie van de letteren van groot gemak kan zijn. De overstelpende rijkdom maakte de keuze niet altijd licht. Voor welwillende opmerkingen en aanvullingen zal ik zeer erkentelijk zijn. Wassenaar, Najaar 1941. VOOR WOORD BIJ DE TWEEDE DRUK. Met grote erkentelijkheid heb ik hierbij te vermelden, dat de bekende Vlaamse schrijver L, Roelandt zijn medewerking heeft verleend. Hij heeft niet alleen alles nagegaan, wat op de Zuidnederlandse dichters, schrijvers en letterkundigen betrekking heeft, doch tevens gezorgd voor zeer talrijke aanvullingen en verbeteringen, voornamelijk ten aanzien van de moderne letterkundige geschiedenis. In de tweede plaats zij het mij veroorloofd mee te delen, dat de titels van de in dit boek genoemde werken zoveel mogelijk zijn opgenomen, zoals de schrijvers zelf die hebben laten drukken. Wassenaar, Najaar 1951. a. Ags. Br. C, Chr. d. D. d.i. E. e.a. F. Fr. geb. G.G. Gr. Gron. H. h. =r = = = = = = = = - — - — — = = = hs., meervoud hst. Ind. It. kl. L. m. Mai. M.E. Mgr. Mhd. Mnl. = = = = = = = = = = =: AFKORTINGEN. aan | Angelsaksisch Brits Christus, Christelijk de, den Duits, Duitsland dat is Engels en anderen Frankrijk, Frans Fries geboren gouverneur-generaal Grieks Groningen heilig het hss. = handschrift. hoofdstuk Indonesia Italiaans klein Latijn met Maleis Middeleeuwen monseigneur Middelhoogduits Middelnederlands N. N.B. Ned. N.T. N.v.d.D. Nw. 0. 0. Ohd. O.I. O.L.V. O.T. Oudg. ps. R.K. Rom. soc. Sp. ts. V. ver. VI. V.O.C. W. W.B. wdb. Z. It = z= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =r = Noord Noord-Brabant Nederlands Nieuwe Testament Nieuws van den Dag. nieuw op onzijdig Oudhoogduits Oost-Indie Onze Lieve Vrouwe Oude Testament Oudgermaans pseudoniem Rooms-Katholiek Romeins socialistisch Spaans tijdschrift van, voor vereniging Vlaams Verenigde Oostindische Compagnie West Wereldbibliotheek woordenboek Zuid overleden A. Aa, Abr. Jac. v. d. ~ , 1792—1857, boekverkoper, schrijver van 't Aardr. Wdb. der Ned., 13 delen; van 't Biographisch Wdb. der Ned., 21 delen, en van vele andere werken. Letterkundige te Gorkum. Redacteur v. d. N. en Z. Hollandsche Volksalmanak, 1845. Aa, Mr. Christianus P. E. Robide van der ~ , 1791—1851, rechter te Arnhem, bezong 1827 de Dood van Lord Byron, in 1832 die van Van Speyck. Was 1837 met Potgieter de eerste redacteur v. d. Gids. Won de zilveren medaille van de Mij. t. Nut van 't Alg., (zie daar), voor 4 volksliedjes. Trad reeds 1838 uit de Gids-redactie. Naamloos was reeds in 1837 een hekeldicht tegen hem verschenen: Lofzang aan den gelauwerden Poeet omnis homo, van A. N. v. Pellecom. Aa, Cornells van der ~ , 1749—1815, uit Leiden, Prinsgezind schrijver en uitgever te Haarlem. In 1795 schreef hij Mijne politicque denkwijze, waarvoor hij veroordeeld werd tot 5 jaar tuchthuis. In 1799 ontslagen, vestigde hij zich in Utrecht; in 1807 kwam hij naar Amsterdam en schreef er, vooral geschiedkundige, werken. De Politicque Denkwijze beleefde in 6 maanden 4 drukken. Aa, M. v. d. ~ , zie Henry v. Meerbeke. Aa, P. J. B. C Robide van der ~ , 1832— '87, deed met Gerard Keller een reis naar Spanje; schreef veel over aardr. en geschiedk. onderwerpen; medeoprichter v. d. Ned. Spectator. Gaf een Catalogus van Geschriften over den Belgischen opstand uit; zie Citadelpoezie. Schreef onder ps. Robrecht van Peene, naar de naam van zijn grootmoeder. Aafjes, Bertus —, geb. 1914 te Amsterdam, dichter van Een Voetreis naar Rome, 1946. Daarna Maria Sibylla Merian, planten- en dierenschilderes in Suriname, f 1717. In 1948: Het Konings-graf; 101 sonnetten. In 1949 De lyrische Schoolmeester en In den Beginne, het verhaal der Schepping. Prozaschrijver: De Zeemeerminnen, novellen, 1946. Aantekeningen bij zijn Poezie, door G. Achterberg. Aagje, Nieuwsgierig ~ , zie Aegje. Aan de Belgen, zie Aen de Belgen. Aan de Belgische dichters, zie Maria van Ack ere. Aan de Griekenzangers, 1827, parodie van A. Boxman op de Griekenpoezie; zie daar. Aan de Jonckvrouwen van Hollandt, inleidend gedicht bij de Emblemata Amatoria of Emblemata van Minne van Theocritus a Ganda, d.i. Daniel Heinsius. Aan mijnen Geest, hekeldicht van Betje Wolff, met haar inzicht in zaken van godsdienst, wijsbegeerte en letteren, 1774. Aan Nederland in de Lente van 1844, tijdvers van Da Costa, toen de vrijwillige lening van minister Floris Adriaan van Hall geslaagd was. Zie Politieke Poezie. Met een hymne aan het slot, Beckers Duitse Rijnlied nagevolgd: Zij zullen het niet hebben Ons oude Nederland! Het bleef bij alle ellenden Gods en der vadren pand. Aan Neerland, een der Zangen des Tijds van Ten Kate 1840. De achteruitgang kan alleen worden tegengegaan door terugkeer tot het ware geloof. Aan d'oever van een snelle vliet, vertaling van een lied van Lossius, 1781; is door zijn sentimentaliteit een Ned. volkslied geworden en gebleven. (K. F. Lossius, 1753—1817, D. dichter en schrijver van stichtelijk werk). Aan den Rijn, in de lente van 1820, de bekende ode van Borger. Voorgedragen bij alle gelegenheden, o.a. op het avondje van de Familie Stastok door Mw. Dorbeen. Geparodieerd, o.a. door Hekkarpi, d.i. H. J. Prakke, in de Almanak voor Roll, blijgeestigen, 1861. Deze parodie werd weldra meer voorgedragen dan de Ode zelf. Zoo rust dan eindlijk 't lastig vrouwtje, Van razen en van kijven moe, En sloot de god des slaaps mijn boutje Haar kleine ligtgrijze oogjes toe. Aan de Stad Parijs, 1815, „vloekpsalm" van Staring; zie daar. Aan Twenthe, tijdzang van Potgieter, met hulde aan Thorbecke, de man van 1848: Toen de ure der hervorming sloeg, Toen 't nieuwe leven leiding vroeg, Toen vragen voor den vroedste rezen, Was Tweede Willem groot genoeg Te kiezen wien de tijden wezen Aan het Vaderland, 1° de oorspronkelijke titel van De Geuzen van Onno Zwier van Haren, 1769. Studie daarover van Jorissen, 1872; beantwoord door H. J. Polak in zijn Studien, 1888. Letterk. Wrdbk. — 2e dr. 1 Aan de Vaderlandsche J. 2° Gedicht van Zelandus in de Vaderlandsche Gezangen: Vaderland, mijn aardsche hemel! u zij mijn gezang gewijd! Troon der vrijheid, wieg der helden, groot geworden in den strijd In Maart 1782 gevolgd door een tweede gedicht onder dezelfde titel. Aan de Vaderlandsche Jongelingen, dichterlijke oproep van Zelandus tot de strijd met de wapenen; 4 dagen na de verschijning in Feb. 1782 overgenomen door de Patriottische Diemermeerscbe Couranf. Gordt nu de wapens aan, gij fiere jongelingen! Met een klacht, dat het de dichter niet vergund is, het staal aan de heup te hangen. Aan eenen Verrader des Vaderlands, gedicht van Zelandus, verschenen in de Post van den Neder-Rhijn, later in de Vaderlandsche Gezangen. Met de aanhef: 't Was nagt, toen u uw moeder baarde, Een nagt, zoo zwart als nimmer was. Aan het Volk van Nederland, het Patriottische geschrift van Van der Capellen, 1781, dat de diepste indruk maakte; werd over 't ganse land verspreid; fel pamflet van 76 biz. tegen Oranje en vooral tegen Willem V, „die ons tans ongelukkig maakt", die beschuldigd werd van heulen met Engeland, en die voor alles verantwoordelijk gesteld werd, hij zelf en niet de Hertog van Brunswijk. Verder werd aangedrongen op algemene volkswapening. Het pamflet werd verboden; er kwamen dan ook 12 drukken. Een beloning van / 14.000 werd uitgeloofd voor het ontdekken van de auteur. Daarover A. Loosjes, Een krachtig libel. Haarl. 1886. De schrijver werd pas honderd jaar later bekend. Zie Van der Capellen tot den Poll. Aanhangzel op de Historie van Willem Leevend, verscheen 1786 zonder naam van de schrijver; werd verboden. Het begint met een brief van Ds. Heftig, die verklaart de roman niet gelezen te hebben, maar die evenwel heftig te keer gaat tegen de schrijfsters, de dames Wolff en Deken, in 't bijzonder tegen Betje Wolff. Het boek bevat verder Het Leven van Willem de Redenaar of „Proeve eener Theologische Roman", N.B. Niet vertaald. Voor de schrijver hield men W. v. Ollefen. Aanslag op Amsterdam, 1650, op bevel van Willem II uitgevoerd door Willem Frederik, mislukte; doch uit vrees voor de handel gaf de stad toe, ontving de stadhouder en ontsloeg de burgemeesters Cornells en Andries Bicker. De woede over de aanslag gaf zich lucht o.a. bij Vondel. Abbink Geen adel, maar een schelm, heeft lust de Kroon der steden Te trappen met den hoef: zij wert te zuur gehaelt Met honderd jaeren krijgs; men heeft te lang gestreden: Bewaert dit Lantjuweel, dat over 't aerdrijk straelt. Deze regels zijn uit het gedicht Aen de Blokhuizen van Amsterdam. Verdere felle hekeldichten van Vondel: Grajschrift op een Musch en de bijschriften op de Bickers. Aarde, bundel gedichten van Albert Verwey, 1896; de eerste na de Verzamelde Gedichten van 1889; er blijkt uit dat Verwey zich losgemaakt heeft van het individualisme van de Tachtigers, waartoe hij zelf had behoord. De titel duidt aan, dat hij „met voile blijheid tot het Leven keerde". Aardenburgers, Twee ~, zie G. P. de Roos. Aardige Snaakse en niet min geestige Vertellingen, bundel verhalen van 1757-'58; getuigen van talent, maar vertonen een bedenkelijke inhoud: „een weinig Morale met zeer veel boert vermengd". Aardweg, H. P. van den ~ , geb. te Hoorn 1899; dichter van de bundel Van Leven, Liefde en Dood, 1925; criticus; romanschrijver: Menschen, 1941; Een Hollander trok uit...., 1941. Journalist. Red. v. Persoonlijkheden in het Kon. der Nederlanden, 1938. Incidentele Begeleiding, verzenbundel, 1950. De Overwintering op Nova- Zembla, 1944; Wedging, roman, 1950. Aart, R. van —, dichter uit de Forum-groep. Aarnout en Adolf van Egmont, treurspel van Claes Bruin, zie daar; 1716. Aernoud van Egmond, treurspel van Wiselius, 1819, met Snoek in de rol van Karel de Stoute. Aballino, de groote bandiet, toneeispel van Zschokke 1796, vol boosheid en geestesadel, rovers en jonkvrouwen, het toonbeeld der romantiek, vertaald en opgevoerd. Abba, Mr. Bartholomeus ~ , 1641—'84, te Amsterdam, geprezen door Vondel volgens Jan Zoet, die aan hem 1669 de Parnassus aan 't Y opdroeg, maar die met zijn „Dightschool" al spoedig vijandig tegenover hem stond. Abba beantwoordde niet aan de hoge verwachtingen; de gelegenheidsdichter eindigde als dronkaard. Ook politiek stond hij tegenover Zoet; hij maakte gedichten ter ere van de De Witten. Abbing, Justine ~ , ps. van Carry van Bruggen. Abbink, J. J. ~ , 1802—'70, translateur te Amsterdam, schrijver o.a. van het zangspel W. van Teisterkoord of de Gebroken Domper, door Ceratinus, 1826; een onbenullige satire op Willem van Teisterband. A^B^boek 3 Abrugge A-B-boek voor de Ned. jeugd, Vaderlandsch ~ , 1781, leerboekje van Patriottische beginselen, naar het D. voorbeeld van Weisze opgesteld door /. H. S wild ens; zie daar. Abbrfng, H. J. ~ , 1787—1874, uit Groningen, kapitein bij de genie. Schreef: Maurits van Werdenberg of de Vrijgeest, 1832. Van 1815—'25 diende hij op Curacao; hij beschreef zijn verblijf aldaar: Weemoedstoonen uit de geschiedenis van mijn Leven. A.B.C., Historisch ~ , zie Ridderus. Abcou, Het Slot van —, historisch drama van Schimmel, 1869, getrokken uit zijn roman Sinjeur Semeins; behandelt de inval der Fransen in 1672. Abd-el-Kader, romantisch verhalend gedicht van Ter Haar, 1849, algemeen bekend toen juist de Fransen zich meester gemaakt hadden van Algerie. (Abd-el-Kader, d.i. Knecht des Machtigen, de „Schrik der Woestijnen", Kabielenaanvoerder, die van 1832—'47 de strijd der Moren tegen de Fransen geleid had; 1852 vrijgelaten door Napoleon III; f 1883 te Damascus). Abeele, Albijn van den ~, 1835—1905, landbouwer en burgemeester te St. Martens- Laathem bij Gent, schreef verhalen uit het dorpsleven. abel dine ende een edel leere, Een ~ , zie Vander Zielen ende van den Lechame. abele spelen, d.i. ernstige spelen; 3 kleine volledige drama's, tweede helft der l4e eeuw; dichters en spelers onbekend; 1° Esmoreit; 2° Lanseloet van Denemarken; 3° Gloriant. Telkens wordt in de proloog alvast de inhoud van het stuk vermeld, die steeds van allerlei toevalligheden afhangt. De handelende figuren zijn of heel goed of heel slecht: Robbrecht, de oom van Esmoreit, en Floerant uit Gloriant zijn verraders; Lanseloets moeder is een boze vrouw, maar Esmoreit en Damiet, Sandrijn en de ridder zijn goede karakters. In alle drie stukken staan adeltrots, geloof en liefde op de voorgrond. De stukken werden gespeeld op een soke, d.i. een beun of plankier, een verhoogde houten vloer; men ging er met een graet (trap) op en af; daar zat ook het publiek of een deel er van. Na afloop van het abele spel volgde een sotternie. Begin van het wereldlijk drama. Abelkrombeen en Zijn Doorluchtige Hoogheid aan de Helder, klucht ter bespotting van de Erfprins en Abercromby na de Inval der Engelsen, 1799. Zie ook En gels en en Russen, en Feest. Abkoude, J. v. ~ , Naamregister van de bekendste Nederlandse boeken, welke sedert het jaar 1600 tot 1761 zijn uitgekomen (waar, wanneer en bij wie; formaat, aantal delen en prijs). Verb, driik door R. Arrenberg en vermeerderd tot 1772. Ablaing van Giessenburg, Rudolf d'~, 1826—1904, boekhandelaar te Amsterdam 1850, vriend van Multatuli, uitgever van zijn Ideen (als R. C. Meijer); liberale vrijdenker. Bij zijn dood verschenen Persoonlijke Herinneringen, waarbij d'Ablaings omgang met Multatuli in 1860—'66, geschetst uit brieven en bescheiden. Behalve de Ideen I en II gaf hij uit de Minnebrieven, Over Vrijen Arbeid, Japanse Gesprekken, De Bruid. Abraham, de Aartsvader, bijbels „heldendicht" in 12 zangen van Arnold Hoogvliet, zie daar. Opgedragen aan Mr. Johan van der Heim, burgemeester van Schiedam, 1727. In Parnastaal; in zijn goede gedeelten navolging van Vondel. Beleefde 1780 de tiende druk. Hij verheugde zich, toen het werk af was: Nu is mijn taak volbrocht; mijn dichtwebbe afgeweven. 'k Heb twalef boekjes van Helt Abraham geschreven. Abraham Blankaart, de oude vrijer uit de roman van Sara Burgerhart, een der mooiste figuren uit het werk, 1782. In 1787— '89 gaven Wolff en Deken Brieven van Abraham Blankaart uit, maar dan is hij met zijn betogen over alles en nog wat dezelfde niet meer; 't is een opvoedkundig werk in romanvorm. In de roman is Abraham de eerlijke, ronde koopman, die met zijn mime opvatting bezwaren uit de weg ruimt. Hij zegt ongezouten de waarheid, komt op tegen onrecht en helpt met de daad. In de Brieven keren de personen uit de roman terug: Mw. Willis, Stijntje Doorzicht, Henderik Redelijk enz., doch zij ontvangen enkel de brieven. Abraham a Sancta-Clara, zie S. Abraham de Haan, zie Gal en us. Abrahams Offerhande, 1° toneelspel van Claes Bruin, zie daar; 2° verhalend gedicht van Vondel; zie De Vaderen. Abrahams Uutganck, bijbels zinnespel van Coornhert, geschreven in zijn ballingschap te Kleef, ± 1570; allegorie op zijn eigen vlucht uit de Nederlanden. Op het titelblad: Hoe sich die ghelovige tot Godt moet dragen, 't Wijf totten Man, en die beyde tot svyants laghen, Sal dese wtganc Abrahams schriftuerlye gewagen, Coopt, leest, verstaet, en doet, tsal Gode behaghen. Abrahamsz, Dr. Swart ~ , zie 5". Abrugge, Mr. Mattheus ~ , d.i. a Brugge, geb. 1645 te Leiden, dichtte 1665 een sonAbsaloms Treurspel 4 Ackere net tegen de Engelsen en een Welvaert aen I de Zeyl-gaende Hollandsche Vloot; droeg | zijn dichtbundel Mengelmoes op aan Westerbaen, 1669. Absaloms Treurspel, van G. Smit; zie daar. Absalon, treurspel van A. Heems; zie daar. Absdal, bij Sint-Janssteen, plaats genoemd in Reinaert, met andere plaatsen in Oost- Vlaanderen: Elmare, Besele (Basel bij Rupelmonde), Hyfte (bij Oostakker), Hul- Abts, Cornells ~ , zie Kiliaen. [sterloo. Abtswoude, gezegd Papsou — Paapswoude, streek tussen Delft en Ketel. De Abtswouder Boer = de dichter Poot. Abydeense Verloofde, De ~ , vertaling van Byron's Bride of Abydos door J. v. Lennep. Met een motto, van Burns vertaald: Hadden wij nimmer zoo teeder bemind, Had ons de liefde zoo fel niet verblind, Waren wij nimmer vereend of gescheiden, Hartzeer en rouw waar' gespaard voor ons beiden. Academi, d'Amsterdamsche ~ , zie Amst. academie, zie hogeschool. Academie, Eerste Nederduytsche ~ , zie N. Academie van Wetenschappen, gesticht te Brussel door Maria Theresia, afgeschaft tijdens de Franse overheersing, in 1816 door Willem I hersteld. In 1808 had koning Lodewijk het Instituut ingesteld; dit bleef in Noord-Nederland bestaan tot 1851; zie daar. Toen vervangen door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, eerst voor wis- en natuurkunde, 1855 ook voor taal, letteren, geschiedenis, wijsbegeerte; dient nog altijd de Regering van advies. Daarnaast in 1904 de R.K. Vereniging tot beoefening der Wetenschap. In 1908 kwam de Zuidafrikaanse Academie voor taal, letteren en kunst; in 1938 de Friese en ook de Vlaamse Academie. Academische Idyllen, gedichten van Jacob van Lennep, 1826, opgedragen aan Bilderdijk; zie studenten. Berijmde schetsen uit het studentenleven. Achab, een der eerste treurspelen van De Koningh; zie daar. Achilles, treurspel van Balthazar Huydecoper, 1719, volgens de tekst van de I lias, in Frans-klassieke vorm. Het beste van alle treurspelen der 18e eeuw. Het 4e bedrijf begint met 5 coupletten; het laatste vers is telkens de bekend geworden regel: Maar zonder eer leejt Held Achilles niet. Achilles, rederijkerskamer te Amsterdam, 1844, waarvan J. v. Lennep de ziel was. Men speelde er Lucifer in zwarte rok met witte das; daar trok van Lennep een lijn met De Gids, die ook Vondel vereerde. De naam naar Huydecopers stuk, een der eerstgespeelde. Pas in 1855 een „voordracht in costuum". Achilles en Polyxena, klassiek treurspel in navolging van Seneca, het eerste drama van Hooft, 1597; klassieke stof, maar nog behandeld op de wijze der rederijkers, geschreven voor In Liefde Bloeyende. In 1614 buiten zijn weten uitgegeven te Rotterdam, met grove vergissingen. Toch heeft Hooft zelf er nooit een betere druk van bezorgd. Uitgegeven 1943 als proefschrift van Th. H. d'Angremond. Achtbaerheyt, Toonneel der Mannelicke ~ , leerdicht van Cats, waarin hij, evenals in Het Houwelyck, met klem van redenen betoogt, dat de vrouw minder is dan de man. Haar plaats is in huis, haar zinnebeeld is de wingerdslak, gedoken in haar schulp. Zie Mannelicke Achtbaerheyt. De inhoud is zo rijk, dat er uitgebreide registers op gemaakt werden. Achte Persone Wenschen, zie Wensliederen. Achterberg, G. ~ , geb. te Langbroek 1905, dichter uit de groep der Jong-Protestanten. Vele bundels poezie, sedert Afvaart, 1931. Daarbij Eiland der Ziel, 1939. Studie over hem van Ed. Hoornik. In 1946 verwierf hij de Pinksterprijs van Amsterdamse poezie-minnaars. Commentaar op Achterberg, met bijdragen van talrijke medewerkers, 1947. In 1950 de P. C. Hooftprijs. M. v. Loggem, Oorsprong en noodzaak. Het werk van G. A. 1951. XVIII Waerachtige Geschiedenissen, de vertaling van Bandello, zie daar, van Isaac de Bert, 1650. Zie ook Tragedische Historian. 1848, het Revolutiejaar; daarover Mw. Toussaint in de Gids: Een doorluchtige Val. Ten Kate dichtte een lied Parijs en Nog een zang des Tijds. Bernard ter Haar droeg op 't Letterkundig Congres te Gent een gedicht voor over Parijs op een der Junydagen. Boxman kwam ook met een gedicht: Blik op Europa. Maar de hoofdmannen waren: * Da Costa, met zijn tijdzang 1648 en 1848; zie daar; Potgieter met kritiek op die zang in zijn Hollandsche Politieke Poezij in De Gids. Over Onze Dichters en Schrijvers in 1848 een rede van Dr. J. C. Brandt Corstius in 't Utrechts Genootschap, opgenomen in het Vers lag van 1948. Acker, August van ~ , 1827—'97, werkman, notarisklerk, 1859 secretaris van Eekloo, zijn geboorteplaats, schrijver van novellen. Ackere, geb. Doolaeghe, Maria van ~, 1803—'84, Vlaamse dichteres, geb. en f te Diksmuiden. Haar man dokter te Kortrijk. Zij is bekend om haar geestdriftige oproep Aen de Belgische dichters, 1834; opgenomen in de Nederduitsche Letteroefeningen als eerste artikel. Zie Vlaamse Beweging. Ackct 5 Adama van Scheltema Acket, J. M. —, 1862—1933, leraar in 't Ned. te Breda 1887, voorstander van de moderne richting van het onderwijs in taal en letterkunde; schreef over Lodewijk van Deyssel (Gids, 1896); over de Navolgtng Christi, 1898. Verzamelde Opstellen, 1920. Studie over Jacques Perk, 1926. Acolastus (L. — onmatig), de naam van de Verloren Zoon in het L. schooldrama van Gnapheus, 1529, in de stijl van Terentius. Acoleyen, De Blauwe ~, zie B. Acoleyen, De Witte ~ , zie W. Acquoy, Dr. J. G. R. ~ , 1829—'96, Hervormd geschiedschrijver op kerkelijk gebied; predikant, 1878 hoogleraar te Leiden. Kerstliederen en Leisen, 1886. Het Geestelijk Lied voor de Hervorming, '87. Het Klooster te Windesheim, 1875—'80. met goud bekroond. Middeleeuwsche geestelijke liederen en Leisen, met een klavierbegeleiding, 1888. acrostichon =: naamdicht, d.i. een gedicht waarvan de eerste letters van de regels een naam vormen; b.v. het slot van Dire Potters der Minnen Loep\ ook de beginletters van de strofen van het Wilhelmus. Acta viros probant (L. = aan de daden herkent men de mannen), dichtgenootschap te Antwerpen, gaf 1682 het blij-eindende treurspel Mindate uit, in hoogdravende taal, met kunst- en vliegwerk. Acte van Stilstand, verklaring te tekenen door de Remonstrantse predikanten, dat ze zich van preken zouden onthouden, volgens besluit der Synode van Dordrecht 1619, op straffe van verbanning. Camphuyzen weigerde en werd verbannen. actiehandel, dolzinnige handel in allerlei vreemde aandelen, begonnen in 1716 met die van John Law, het ergst in 1720 met de Zuidzee-Compagnie\ zie daar. De actionisten gokten ook met aandelen der W.I.C. (van 40%—600%, 1719) en der V.O.C. (van 400%—1200%). Utrecht wilde havenstad worden, Woerden fabrieksstad. Tot diep in de nacht duurde de handel op straat. Snelle val. Twee toneelstukken van Langendijk: Arlequin Actionist en Quincampoix of de Windhandelaars, 1720. Verder Het Dolhuis der Actionisten van G. v. Maater; Nederland in Gekheit door Jacob Cleiburg. Jan Goeree dichtte een Windzang op de windhandel. Robert Hennebo won er zijn buiten Actiehoven mee; Roeland van Leuven berijmt in zijn Leevensloop, dat hij er zijn zijdehandel bij verspeelde. Over de actiehandel verscheen reeds in 1720 een werk in folio, Het Groote Jafereel der Dwaasheid. Actiehoven, zie Hennebo. Ada en Rynoud, romance van Staring, reeds opgenomen in de Eerste Proeven, het verhaal van Ada's avontuurlijke tocht, om Rijnoud, de aanvankelijk versmade minnaar te zo^ken. Met goede raad aan de „Meisjes, de sier van onzen tijd": Houdt vast, wanneer een Rijnoud komt, Houdt vast zoo duur een vrind! Te menig, die met Ada zoekt, En niet met Ada vindt. Ada van Holland, bezongen door Beets, 1839. Onderwerp van een historisch-literaire studie van Busken Huet, uitgegeven als „prijs der Kunstkronijk", 1866. Zij is de hoofdpersoon van Bilderdijks treurspel Willem van Holland. Staring schreef een romance tot haar eer. Reeds in 1754 verscheen Ada, treurspel van Frans van Steenwijk. (Ada, dochter van graaf Dirk VII, trouwde 1203 te Dordrecht met Lodewijk van Loon, toen het lijk van haar vader nog boven aarde stond. Haar oom Willem I zette haar gevangen op Tessel, 1203—'4; vandaar werd zij naar Londen gevoerd, 1204— '8; toen keerde zij terug naar haar man. Zij leefde nog in 1226; werd begraven in de voormalige abdij van Herkenrade in Z. Limburg) Adagia (L. = Spreektvoorden), werk van Erasmus vol wijsheid, naar aanleiding van gevleugelde woorden van antieke schrijvers. Bij zijn leven verschenen 62 drukken. Adam ende Eva uyt het Lust-Paradijs gejaegt, treurspel van /. F. Cammaert te Brussel. 1746, overgeschreven uit Vondels Adam in Ballings chap. Adam in Ballingschap, treurspel van Vondel, schoon van poezie, maar uit de aard zonder handeling en verwikkeling; 1664. Vondel noemde het aller treurspeelen treurspel'. Adam en Eva in het paradijs, bekleed met witte zijde, ten val gebracht door Lucifer, de zaligheid verkeert in wanhoop. Het stuk werd opgedragen aan de Vaders van het Oudemannenhuis en Weeshuis. De bouw van het stuk naar Adamus Exul van Hugo de Groot en die had op zijn beurt Seneca gevolgd. Het stuk werd in de 17e eeuw niet opgevoerd. Jacob van Steendam schreef er een satire tegen, de beeldhouwer Jan Pietersz Adams Antwoordt in toneelvorm. Het stuk werd voor 't eerst vertoond in 1909 door W. Royaards; Mw. Royaards speelde de rol van Eva. Adama van Scheltema, Car el Steven —•> 1815—'97, predikant, sedert 1849 te Amsterdam, dichter van godsdienstige liederen; drankbestrijder; heeft heel veel geschreven op kerkelijk en maatschappelijk gebied. Grootvader v. d. volgende. Adama van Scheltema, Carel Steven —•, 1877—1924, s.d. dichter; verfoeide het inAdams 6 Adriaensen dividualisme van de Tachtigers. Dichtbundels: Een weg van verzen, 1900; Uit den Dool, 1901; Van Zon en Zomer, 1902 enz. Grote gedichten: Londen, 1903; Dusseldorp, 1903; Amsterdam, 1904. De keerende Kudde is „een smartelijke belijdenis van teleurstelling" na de Oorlog van 1914. Van 1925 De Tors. In 1907 verscheen zijn werk tegen de Tachtigers: Grondslagen ener nieuwe Poezie. Van 1911 is de vertaling van Faust I met inleiding en toelichting. Vertaalde ook Peer Gynt van Ibsen. In 1930 verscheen Poezie en Proza uit zijn werken, ingeleid door Arn. Saalborn. H. Bolkestein schreef zijn Levensbericht voor de Mij. van Letterkunde, 1927—'28. A. M. de Jong, Margot Vos, J. F. Ankersmit en D. de Jong Jr. schreven In Memoriam, 1924. In 1929 verscheen een herdenkingsbundel van H. Bolkestein, W. A. Bonger, Aart v. d. Leeuw e.a. Van 1924 is de studie van A. van Lottum. J. F. Ankersmit werkte in 1929 ook aan Ter Herdenking mee, evenals H. P. L. Wiessing. Adams, Maria Hendrika ~ , de vrouw van Andries Snoek, een der beste toneelspeelsters uit het begin v. d. 19e eeuw. Addison, Joseph ~ , 1672—1719, de voornaamste medewerker aan The Tatler (Praatvaar), het weekblad van Richard Steele, in 1709 opgericht. Voorbeeld van Van Effen\ zie daar. Adegild, koning der Friezen, hoofdpersoon van een der Ned. Legenden van J. van Lennep; strijd met de Franken. Hij was de zoon van Radboud; gaat scheep om gevangenen te maken voor 't offerfeest. Tjetske, de wichelares, roept de bescherming in van Wodans wolf, van Thors arend en van de Maan als heerseres der zee. Adeka en Afron, episode in de 4e zang van Helmers' Hollandsche Natie\ Adeka, prinses van Banda en haar beminde, Afran, door verraad der Portugezen omgebracht. Misschien het voorbeeld van Multatuli's Saidjab en Adinda. Adel, De ~ , beschreven als de „wanstaltelijkste hersenschim" in de geest van Rousseau, 1786, door Anonymus Belga. Zie daar. Adel en Mathilda, 1815, treurspel van Wiselius; zie daar. Zijn beste werk. Adele en Theodoor, brieven over opvoeding, 1350 biz., vertaald door Betje Wolff; zie daar. Adieu, Den Langen ~ , zie Eduiuaert de Dene. Adieu-Liedt, een van de mooiste zangen van Bredero, gewijd aan Margriete Keyzer; zie daar. Vaertwel mijn Lief, mijn Leven: Hoe kranck is; laes! 't vermoghen by de Menschen, In Godt bestaet het geven Van 't luck en heil; dat wy den andren wenschen. Adinda, zie Saidjah. Ad interim (In afwachting), tijdschrift in 1944 te Utrecht opgericht onder redactie van Aafjes, Kelk, Emmy van Lokhorst, Jaap Romijn en Gabriel Smit. Ging op in De Gids. Admiraal, Aart ~ , 1833—'78, geb. te Goeree, directeur v. h. telegraafkantoor te Schoonhoven, schrijver over vragen van de dag. Dageraadsman en verdediger van Multatuli. Schrijver van Flakkeesche Vertellingen in Eigen Haard. Ook onder ps. Aramaldi. Adolf en Emma, romance van Staring uit zijn eerste tijd, vol romantische gruwelijkheden. Adolf keerde „van roem verzaad" terug naar zijn erfgoed in de Betuwe en naar zijn bruid. Maar die blijkt geschaakt door Folpert van Arkel. Adolf snelt naar 't kasteel van Folpert, dat verlaten blijkt; dwaalt door gangen en grafspelonken en vindt „een Maagdenlijk". Hij staart het aan, met scheemrende Herkent zijn Bruid! [oogen. En ademt, op haar koude lippen, Het leven uit. Adolf van Gelre, onderwerp van een historische roman van Huf van Buren, Hertog Adolf, 1887; en van een drama van Marcellus Emants, 1888; in verzen. Adonias, koning Davids oudste zoon, kroonzuchtig, stond met de aartspriester Abjathar en met de veldheer Joab naar het Rijk, maar verloor de strijd tegen Salomo, die hem liet ter dood brengen. Hoofdpersoon in Vondels drama Adionas of Rampzalige Kroonzucht, opgedragen aan Jacob de Graeff, Jongkheere van Zuidpolsbroek, burgemeester van Amsterdam, 1661. Adriaan de Merival, roman van Allard Pierson\ zie daar. Adriaantjes, realistische schetsen van Van Deyssel, in Kind-Leven, sedert 1904. Adriaensen, Cornells —, Broer Cornells, 1521—'81, Franciscaan, berucht om zijn sermoenen tegen de ketters, ook bij de Roomsgezinden. Over hem het volksboek: Historie van B. Cornelis Adriaensen van Dordrecht, Minrebroeder binnen die Stadt van Brugghe inde welcke warachtelick verhaelt wert de discipline en secrete penitentie of geesselinge die hij gebruyckte, oock veel bloetstortige sermoonen teghen de Calvinisten, Lutherianen ende Doopers vol leelike lueghenen en abominabile woorden, etc. Amst. C. Claesz. 1592. m. houtsn. op de titel. Adriaensen, Heynsoon ~ , zie Kethorycke. Adriaensen 7 Aen het VlaemscheVolk Adriaensen, }. B. C. ,1847-1917, onderwijzer te Leuven, 1880 schoolopziener te Lier, Vlaams schrijver en dichter, ook VOO! toneel. Stelde de bloemlezing Vlaamsche Poezy samen. Schreef oak onder ps. Jan jans, Adriaensens, Xaveer, pseudo Arie Sanden, uit Turnhout, 1867-1935, schreef cen dichtbundel "Licht en Leven", hurnoristische prozawerken en sociale studies. Adriani, M. J. (1771-1845), predikant te Oude-Peke1a, Nuts-schrijver, hield de feestrede bij 't eerste monument van Heiligerlee, 1826. Advocaat der Vaderlandsche Kerk, schreef 1770 een reeks Brieuen tot afweer van de aanvallen op de heersende kerk; reeds in 1771 was een tweede druk nodig. Fe! aangevallen door Betje Wolff in haar gedicht Aan mijnen Geest, Zie Barueth. Advocaat, De geleerde ~, d.i. de advokaat op de ladder, blijspel van ]. Hoogstraten. 1707, naar Den Vermaeelyken Auanturre. van Heinsius. Advocaat in de Caricatuur, De ~, studie van Corn. Veth, 1925. Adwaita, ps. van J. H. der MouU!. (Adwaita is de eenheid van de gehele bezie1de schepping volgens de Indische wijsbegeerte) . Aechte, Van Sente .--, zie Sint-Aecbte. Aeddon, gedicht van H ofdijk; zie claar. Liefdesgeschiedenis van Olwene en de Kelt Aeddon, als Iijst voor de beschrijving van Oud-Gerrnaanse zeden; 1852. Het zou een echt nationaal heldendicht der natie worden. Bij al zijn Ossiaanse rhetorica de eerste poging om de oud-Germaanse wereld te do en herleven. Aefgen Jansdr., werd 1583 de vrouw van Roemer Visscher, de moeder van Anna en Tesselschade en nog 4 andere kinderen; de gastvrouw in het Roemersbuis. Aegje, Nieuwsgierig ~, klucht van Bormeester, 1662, met haar avonturen te Antwerpen; - zelfde stof als Trynt]e Cornelis van Huygens. Opnieuw bewerkt door A. van Bogaert, 1679. }t Kl ucbti gb auontuurt]e van Aegbje uan Bnebuyzen komt voor in De gaven ran de JHilde St. Marten, 1654. Aemsterdam, Vanden Sacramente van .--, gedicht van Willem van Hildegaersberch over het "Mirakel van Amsterdam", 1345, waarbij het H. Sacrament allerlei wonderen verrichtte. Ter ere van het Sacrament werd de Nieuwe Zijds-Kapel gebouwd, waar ook verder vele wonderen geschiedden: Sule die quam met swaren pande, (Menigeen kwam met zwaar ongemak) Ende brocht twee crucken in sijn [hande, Ende ghinc te huus mit sonden leden. Aendachtigh Liedt-Boeck, de bunJel stichtelijke verzen van Bredero. Aen de Belgen, beroemd gedicht van Jan Frans Willems, 1818, verdediging van taal en vaderland, aansporing aan de Z. Ned. dichters tot samenwerking met de N. Nederlandse; inleiding tot zijn Verbandeling over de nederduytscbe Tael- en letterkunde. Het voegt u, Belgen, niet voor anderen te wijken. Uw tael draagt van uw' aert onloochenbare blijken. Aeneas, Trojaans held, 200n van Aphrodite, vader van Ascanius, stichter van Alba Longa in Italie en dus van Rome. Zijn omzwervingen zijn door de L. dichter Vergilius bezongen in de Aeneide, 24 v. C. De eerste Ned. Aeneide is van Heinric van Veldeke, 1175-'90. Dan komt die van Camelis van Gbistele, 1556. In 1552 was het spel van Eneas ende Dido gedicht door De Mol van De Goudsbloem te Antwerpen, met twee zinnekens: "Ongeleerd Begrijpen" (Berispen) en "Onwetende Schimpen"; zie Handel del' Am oreusbeyt, Vondel bouwde zijn treurspel Gysbrecbt op naar het verhaal van de ondergang van Troje in de Aeneis, 1637. In 1646 vertaalde hij al de werken van Vergilius, ook Eneas, in proza; in 1660 in verzen. Westerbaen vertaalde de Aeneis ; met 10fdichten van Constanter, ]. de Decker, Blasius, 1662. Focquenbroch maakte het oude he1dendicht nieuw in zijn burleske navolgnig De Eneas in zijn Zondaagspae naar Scarron. Hij voltooide echter slechts het 1e en 2e boek; daar voegde Langendijk in 1715 het 4e bij. Een navolging van Aeneas bedoelde Lambert van den Bos met zijn Batauias of Bataaiscbe Aeneas; zie daar. In Bodecheer Benninghs treurspel Dido, 1634, is het 2e en 4e boek der Aeneis verwerkt; Didoes Doot, treurspel van Andries Pels, is van 1668; Eneas of Vader des Vuderlands van ]. Neuye, 1667; het treurspel Eneas of Ondergang uan Tro]e van ]. v. Hoogstraten, 1710. Eneas en 'I'urnus is een treurspel van Rotgans; zie Eneas. De 1e-4e zang van de Eneas vertaald door Pieter uan Winter, 1804·'6. Zie daar. In 1828 verscheen de vertaling van Aeneas van A. W. Engelen; in 1862 de metrische vertaling van S. ]. E. Rau. Van 1929 is de vertaling der Aeneis van ]. ]. Terwen. [AeI12dJ. Aeneide of Aeneis == het verhaal van Aen het Vlaemsche Volk, vlugschrift voor de Vlaamse taalrechten van Lodewijk Gerrits, 1850 uitgegeven door de Olijftijk; zie daar. Aenleidinge ter Nederd. D. 8 Afrikaanse Taalbew. Aenleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste, 1650, van Vondel, handleiding voor jonge dichters; prijst aan het oprichten van' een "Parnas" als in Italie, een dichtgenootschap. Volgt Horatius, doch heeft daarbij veel eigen inzicht; verdedigt de moedertaal. Van Horatius is zijn stelling: "Natuur baert den Dichter, de Kunst voedt hem op". En onder de hoogste kunst, die van het treurspel, verstond hij aandoening, weergegeven in verheven taal. Een nieuwe Aenleiding werd opgenomen in de eerste jaargang van de Bydragen van Minima Crescunt, 1759. Vondels Aenleidinge werd 1750 berijmd door Jan van Gerwen. Aernout, bIijkens het hs. van Dyck een van de beide dichters van Reinaert; zie daar. De aanhef Iuidt daar: Willam die Madocke makede, Daer hi dicke omme wakede, Hem vernoyde so harde Dat ene avonture van Reynarde In dietsche was onvolmaket bleven, Die Aernout niet en hadde bescreven ..... Volgens Dr. Van Mierlo is aIleen Willem de dichter. Aernoutsgezellen, in de M.E. de naam van landlopers, bedelaars, zwervers en doorbrengers. Zij doen een pelgrimstocht naar Sinte Heb-niet langs Smachtenburgh, Droevendael, Krancken troost door Hongherije naar Zober Convent. Zij komen voor in verzamelingen als de V'eelderbande Genuecblijcee Dicbten, 1600. Studie van Dr. J. W. Muller, in Ts. Ned. T. en Lett. 38 en 39. Onder deze Aernoutsgesellen vond men muzikanten, zangers en dichters. Aerts, Huib ,......." 1908, Vlaams romanschrijver. Heimtoee 1941. Aerts, Jose, pseudo Albert Westerlinck. Aertzney der Sielen, satire op de onderscheiden sekten, van Coornbert, geschreven in 1570 tijdens zijn ballingschap te Xanten. Aesopus, zie Esopus. . Aesthetica, de leer der Schoonheid, kwam op in de 18e eeuw. Grote invloed ook te onzent oefende Laokoon van Lessing, 1766, over de grenzen van schilder- en dichtkunst. Evenzeer werd Winckelmann, de kunsthistoricus, hier bekend en vooral ook Sulzer,' Tbeorie der Scbonen Kiinste und Wissenschaften, vertaald door H. V. Alphen 1778. Afbeeldinge eenes rechten Huys-vaders, Korte ,......." gedicht van Cats, dat aan H et Houwelijck voorafgaat: mannen mogen hun vrouwen niet slaan; zij moeten geen brompotten zijn in huis en daarbuiten vrolijke Fransjes, enz. Afdrukken van Indrukken, bundel schetsen van Lodewijk Mulder en de Oude Heer Smits, 1854; humoristische copieerders van het dagelijks leven. Afflighem, Willem van ,......." 1210-'97, geb. te Mechelen, prior van het beroemde Benedictijnerklooster te Afflighem, Brabantse abdij bij Aalst. Hij dichtte tussen 1250 en '63 het Leven van St. Lut gart, Gestorven als abt van Sint-Truyen. Van her Leven zijn het tweede en derde boek over, samen 20 000 verzen. Daarin een beeld van de mystieke mtnne. Van hem bleef ook een L. leuen van Beatrijs van Nazareth bewaard. Verder wordt het Dietse Leven van [ezus, uit het L., de oudste Ned. bijbelvertaling weI aan hem toegeschreven. Affodillen, bij Homerus de bloemen, geplant bij de "toegang des doods"; grafbloemen. Titel van een bundel gedichten van Bilderdijk, 1814. Afrikaans, het Nederlands, dat in ZuidAfrika gesproken wordt; heeft zich tot schrijftaal ontwikkeld. 't Eerste stuk, in 't Afrikaans gedrukt, is te vinden in de Reize over Kaap de Goede Hoop van M. D. Teenstra, 1830. In 1916 erkend als taal der kerk naast het Nederlands. Nu de taal van schrijvers, dichters, kranten, bijbelvertaling; als officiele taal erkend naast het Engels, 1925. Kaapstad de zetel der wetgevende macht, Pretoria van de regering, Bloemfontein van het Hof van Appel. In 1933 kwam de Afrikaanse biibelvertaling gereed. Bibliogra/ie van Airikaanse boeke (1861-1943) door P. ]. Nienaber te Johannesburg. Over Herkomst en Groei van 't Afrikaans een werk van Dr. G. G. Kloeke, 1950. Zie ook t. Kamp. Afrikaanse Sofonisba, d' ~, roman in 1661 uit het F. vertaald van Francois de Soucy; navolging van een Amadis-roman. Afrikaanse Taalbeweging, Eerste ,......." sedert de oprichting van het Genootschap van Regte Afrikaners, 1875; onder de leuze Skfijf soos jij praat; onder leiding van S, ]. du Toit. Liep dood in de Tweede Boerenoorlog, 1899-1902. De eerste Afrikaansehe taalbeureging en zijn lettereundige ooortbrengselen, proefschrift van Lydia v. Niekerk, Amsterdam 1916. Reeds in 1880 verscheen Geskiedenis van die Airieaanse Taalbeweging door een "Lid van die Genootskap van Regte Afrikaners", d.i, S. [, du Toit, die ook SuidAffikaanse Volkspoezie uitgaf. Een overzicht in De Zuidaffikaanse Lettereunde, vlugschrift van A. Coetzee, Brussel 1938. Afrikaanse Taalbeweging, Tweede ~, na de Vrijheidsoorlog, vee! meer dan Taalbeweging aIleen; strekte zich uit over aIle kunsten en wetenschappen, over de gehele ontwikkeling en beschaving. Eerste man Afrikaens Thalia 9 Agon van Bantam Eugene Marais, met het gedicht Winternag, 1904. Eerste Driemanschap: Jan Celliers, Dr. J. D. du Toit (Totius) en Dr. C. L. Leipoldt. Tweede Driemanschap: C. J. Langenhoven, D. F. Malherbe en Dr. A. G. Visser. De grote overwinningen: toelating van het Afrikaans op de scholen, 1914; erkenning door de Kerk 1916—'19, door de Universiteit 1918, door de Staat 1918, volledig 1925. G. S. Nienaber gaf 1931 zijn studie uit over Die Afr. Beweging. Reeds in 1920 verscheen Taal en Poezie van de Tweede Afr. Beweging van E. C. Pienaar. In 1927 kwam Die Prosa v. d. Tweede Afr. Beweging van P. C. Schoonees; in 1937 Die Hollandse Taalbeweging van A. J. D. de Villiers; van 1939 is De Nieuwere Afrikaans e Poezie van W. E. G. Louw. Zie ook Bosman. Overzicht bij S. P. E. Boshoff, Volk en Taal van Suid-Afrika, 1921. In 1938 De Afrikaanse roman-tematologie van P. J. Nienaber; in 1940 Dr. F. E. J. Malherbe Aspecte van Afrikaanse literatuur. Van 1941 is Die Geskiedenis van die Afrikaanse Beweging door P. J. en G. S. Nienaber. In 1947 verscheen Ontwikkelingsgang der Z. Afrikaanse Letterkunde{ met bloemlezing, door Dr. Rob Antonissen te Antwerpen; geprezen door Greshoff. Van 1946 Stiebeuel (Stijgbeugel), bloemlezing van D. J. Opperman en F. J. le Roux te Kaapstad. De 4e druk der Afrikaanse Literatuurgeskiedenis is van 1947, van Dr. G. Dekker. Afrikaens Thalia, zie T. Afrikaner Bond, in de Kaapkolonie, gesticht 1880 door Ds. J. S. du Toit, om een verenigd Z.-Afrika tot stand te brengen; in 1883 werd er onder invloed van Hofmeyr bijgevoegd: onder Britse vlag. Voorman in Transvaal Generaal P. J. Joubert. De Inval van Jameson, Dec. '95, bracht Hofmeyr en vele anderen tot bezinning; de Bond verloor zijn betekenis tijdens de Boerenoorlog; bij de stichting der Unie in 1910 is hij verdwenen. Opgegaan in de Nationale Partij. Afrikaners, de afstammelingen van Nederlanders in Zuid-Afrika, die Afrikaans, d.i. Boeren-Hollands, spreken. Afrikaners, Genootschap van Regte —, tot bevordering van de Afrikaanse taal, gesticht 1875 door S. J. du Toit te Paarl en Arnoldus Pannevis, een Nederlander, leraar te Paarl. Begon met een krant Die Patriot, die in 1880 reeds 3000 intekenaren telde. Nog voor het jaar 1900 waren 100 000 Nederl. en 60 000 Afrikaanse boeken en werkjes gedrukt. Daarbij het v oiks lied van C. P. Hoogenhout en Du Toit; zie daar. Gedenkboek uitgegeven door de Afr. Studentebond; 1926. In 1880 ging het Genootschap over in de Afrikaner Bond. Afscheid, lyrisch gedicht van Bilderdijk, Januari 1811 voorgedragen te Amsterdam in de Mij. v. Fraaie Kunsten; de aanhef een somber gedicht op zijn aanstaand afscheid van de wereld; het slot met de voorspelling van Hollands verlossing. Dit werd bij de uitgave door de F. censuur geschrapt. Aftogt der Engelschen en Russen, De —, 1799, staatkundig toneelstuk; zie E. Agatha, ps. van Reintje de Goeje. (Agatha, Gr. = de Goede). Agatha Welhoek, zie W. Ageng, Agon, sultan van Bantam, d.i. de Grote, 1651—'83, streefde naar herstel van de oude macht van Bantam; oorlog met de V.O.C. 1656—'59; lokte behalve de Engelsen ook Fransen, Denen en Portugezen in zijn gebied. Tijdens de opstand van Troenodjojo werd de hulp van Aroe Palakka tegen Ageng ingeroepen, 1678. Ageng deed 1680 afstand ten behoeve van zijn zoon Sultdn Hadji, doch daar deze in onderhandeling trad met de V.O.C, liet Ageng zich opnieuw als sultan uitroepen. Maar hij viel in handen van zijn zoon, die hem naar Batavia zond, waar hij f 1692. Zijn naam was Abdoe'lfatah; hij was een van de merkwaardigste Indische vorsten en bracht Bantam tot grote bloei. Hoofdpersoon in het treurspel van Van Haren; zie Agon. Agent van Nationale opvoeding, titel van de minister van onderwijs tijdens de Bataafse Republiek. De eerste was Theodorus van Kooten, Feb. 1798—April '99, toen vervangen door J. H. v. d. Palm, 1799— 1805. Deze stelde Ds. Weiland aan voor 't opstellen van een spraakkunst en Siegenbeek voor de regeling der spelling. Agis of de Republiek Sparta, treurspel door Gerrit Paape, te Antwerpen 1788, „met broederlijke toegenegenheid opgedraagen aan de Hollandsche Emigranten, door hunnen Lotgenoot". In proza; 5 bedrijven. Agnes, gravin van Loon, spoorde Heinric van Veldeke, haar leenman, aan tot de berijming van de legende van Sint-Servaes. Agnes de Castro, zie Ines de Castro. Agnietenberg, klooster des Gemenen Levens bij Zwolle. Thomas a Kempis verbleef er 17 jaar. Afgebroken 1581. Agnietjes, de schetsen van de „burgervrijage" tussen Kobus en Agnietje in Van Effens Spectator. Agon van Bantam, Sultan —, treurspel van Onno Zwier van Haren, 1768. In Fransklassieke vorm, veroordeeld door de kunst,- Agricola 10 Alaerd reenters van zijn tijd: ,,het verzenmaken is 's mans zaak niet" (Vad. Letteroefeningen). En op de Schouwburg van Amsterdam werd het stuk niet opgevoerd; Corver probeerde het, maar slaagde niet. Het drama verklaart de haat der inlanders uit de dwingelandij van de Nederlanders. In Taal en Letteren IV verscheen een artikel van Van Heeckeren over Agon: „Een voorganger van Multatuli". Bestreden door W. M. F. Mansvelt in De Gids van 1920. Zie Ageng. Agricola, Johann ~ , 1494—1566,uit Eisleben, gaf de eerste verzameling Duitse spreekwoorden uit, 1529. Zie Spreekwoorden en vergelijk Erasmus' Adagia. Agricola, Rudolf —•, d.i. Roelf Huisman uit Baflo, 1442—'85, een der grootste Humanisten, kenner van het Latijn, was in Italie geweest, werd hoogleraar te Heidelberg „De pionier van West-Europa". Agrippine = Keulen. Aan Agrippine droeg Vondel zijn treurspel Maeghden op, dat I in Keulen speelt. Agrippijnse Zwaan, De ~ , de Agrippiner, naam voor Vondel, die in Colon/a Agrippina, d.i. Keulen, geboren was. Agulant, koning der Saracenen, die zich van Frankrijk meester maken wil. Stelt aan Karel de Grote voor, dat van weerszijden 12 ridders tegen elkaar strijden, dan 100, dan 1000 ridders. Dan volgt de bloedige strijd, verhaald in De Lorreinen. Zie daar. Ahacha, Guinese romance van Bilderdijk, 1788. Een negerin beschreit haar jeugdige echtgenoot Ahacha, die vermoord ligt. Ahasverus, I. de Wandelende Jood. Ten Kate schreef 1837 het berijmde verhaal De dood van Ahasverus, in 1839 gevolgd door Ahasverus op den Grimsel, bewonderd door de tijdgenoten. De geschiedenis van De Wandelende Jood opnieuw bewerkt door August Vermeyl^n, Rene de Clercq en v. Moerkerken. In 1947 een spel van Ahasverus, Ik zoek Christenen van Anthonie Donker. Ahasverus van Vermeylen is buitengewoon schoon van taal en rijk van inhoud. Hij is de geboren opstandige, vasthoudende dadenmens. II. toneelspel van Heyermans over de Jodenvervolging in Rusland; mystificatie na de val van Dora Cremer; zie daar. Aimonskinderen, zie Heemskinderen. Aiol, een van de F. Karelromans; een ridder, die voor zijn vaders recht opkomt. Tweemaal in 't Mnl. overgezet; fragment bewaard. Uitgegeven door J. Verdam, 1881. Aitzema, Lieuw.e van ~ , 1600—'69, uit Dokkum, resident der Hanze in Den Haag; schrijver van Saeken van Staet en Oorlogh, 15 dclen, van 1621—'68. Bij hem het bekende versje in 't kerkezakje te Amsterdam bij de plotselinge dood van Willem II: De Prins is doodt, Mijn gaef vergroot, Geen blyder maer In tachtig jaer. A. J, schuilnaam van K. J. L. Alb. Thijm, dat is Alberdingk Junior, als schrijver van een letterkundig levensoverzicht van zijn vader en later van Multatuli. Ajax, legeraanvoerder voor Troje; in Vondels treurspel Palamedes = prins Frederik Hendrik. Akademie, zie Academie, Amsterdamsche en Nederduytsche A. Akbar, de grote sultan (1556—1605) in Voor-Indie; titel van een roman, 1872, van Limburg Brouwer Jr., zie daar. Aken, Heinric van ~ , geb. te Brussel, pastoor van Corbeke bij Leuven, f voor 1330. Hij dichtte de berijmde ridderroman van Heinric ende Margriete van Limborch\ Heinric zoekt zijn verloren zuster, beiden hebben veel avonturen. Verder vertaalde Van Aken de Roman van de Roos, het uitvoerige F. gedicht over de liefde, ± 1280- 1300. Dan Hugo van Tabarie, een strofisch verhaal, hoe deze ridder, gevangen genomen door sultan Saladin, deze sultan tot ridder sloeg; voltooid 1299. Vertaald uit het F.: De I'Ordene de Chevalerie, uiteenzetting van het ridderwezen; uitgegeven door J. F. Willems in Belg. Museum VI. In 1950 gaf P. de Keyser het gedicht Van den Conine Saladijn ende van Hughen van Tabaryen opnieuw uit. Aken, Piet van ~ , geb. 1920 te Terhagen, Vlaamse romanschrijver. Schreef een novelle „De falende God" en twee zeer verdienstelijke romans, „Het Hart en de Klok" en „De duivel vaart in ons". Aken, Op de Vrede van ~ , lofzang van Sara Maria van der Wilp, 1748. Aker, W. v. d. ~ , geb. 1901 te Antwerpen, dichter, navolger van Wies Moens. Akerboom, De —, Kamer van Rethorycke te Vlaardingen, met de zinspreuk „Aensiet Liefde", gesticht 1433, in verval geraakt, opnieuw bevestigd, riep 1616 de Hollandse Kamers op tot het vertonen van een spel. Zie Vlaerdings Redenryckbergh. Akkerleven, beroemd geworden gedicht van Poot; tegenstelling tussen land en stad. Hoe genoeglijk rolt het leven Des gerusten landmans heen, Die zijn zalig lot, hoe kleen, Om geen koningskroon zou geven. Alaerd, Broeder —•, en andere Franciscanen uit Utrecht verzochtcn Maerlant Het Levcn Alba in Spanje 11 Alberdingk Thijm van Sinte Franciscus te dichten; Maerlant gaf een vertaling van het L. van Bonaventura en Vulcanius. Alba in Spanje, De Hertog van ~ , novelle van Mej. Toussaint, 1842. Een van haar „drie novellen uit Spanje". Albe, pseud, van Renaat Joostens, geboren te Mechelen in 1902. Mystiek dichter. Praeludium, Cherubijn en Mensch. Schreef ook katholieke toneelstukjes voor de jeugd en een bundel symbolische schetsen: Miniaturen. Alberdingk Thijm, Catharina ~ , 1849— 1908, dochter van Jos. Alb., romanschrijfster. Schreef ook /. A. Alb. Thijm in zijne Br i even, 1896. Alberdingk Thijm, Jan Karel ~ , S. J., 1847—1926, zoon van de volgende, schrijver van novellen en gedichten; f te Mariendaal. Alberdingk Thijm, Josephus Albertus —, 1820—'89, vestigde in zijn Volks-Almanak voor Katholieken de aandacht weer op Stalpaert van der Wiele, 1853, '54, '56. Gaf 1852 een bundel Oude en Nieuwere Kerstliederen uit. Zijn zinspreuk was N/7 nisi per Christum = niets dan door Christus. Hij werd 1876 hoogleraar aan de Academie voor beeldende kunsten te Amsterdam, letterkundige en geschiedschrijver, een der grote voorvechters voor de R.K. zaak in Nederland, vooral ook als redacteur, 1855—-'86, van zijn tijdschrift De Dietsche Warande. Schreef ook onder ps. Pauwels Foreestier, Buikslooter. Als dichter stond hij sterk onder de invloed van Bilderdijk: U min ik, Oude! met uw stroefgeplooide trekken! heet het in zijn gedicht Bij Royers Borstbeeld van Bilderdijk. Met zijn broer Lambert en zijn vriend /. W. Cramer gaf hij het critische en historische kunstblad De Spectator uit; zie daar; vooral voor toneel; 1843—'50. In deze jaren kwamen Thijms eerste dichtbundels en berijmde verhalen, o.a. De Klok van Delft, 1846. Gedichten tegen de verlichting en tegen de liberalen; verering van M.E. kunst, die immers de Christelijke kunst was. Hij dichtte het wonderverhaal van Huibert de Smid; hij bracht Beatrijs en Van Sinte Gheertruden min in nieuw- Nederlands over. In proza De Organist van den Dom, 1849. Van 1860 is zijn Claeghende Vraeghliedt, tegen liberalen en modernen, beantwoord in een Super lie Lie deken door Vosmaer. Een ander strijdstuk is Het Voorgeborchte (de plaats, waar de zielen der rechtvaardigen de komst van Christus afwachten), 1853. Overgedrukt uit de Muzenalmanak van 1851. Thijm had een handel in verduurzaamde levensmiddelen; in 1869 zette hij een uitgeverszaak op. Van 1850—'52 was zijn Bloemlezing van Ned. Gedichten; van 1851 zijn de vier Karolingische Verhalen; in 1852 begon hij met Van Nouhuys de Volksalmanak voor Ned. Katholieken. 7A.]n werk De heilige linie, 1858, is een studie over kerkbouw. En dan zijn er nog een 15-tal historisch-letterkundige novellen, b.v. Joannes Stalpaert van der Wiele, en andere R.K. Nederlanders, in de stijl van Meerhuyzen van Drost. In 1872 kwam hij op tegen de feesten ter gedachtenis van de Inneming van Den Briel; aan de hulde aan Mw. Bosboom en aan de Hooft- en Bredero- feesten nam hij deel. De „Dinsdagse Vriendenkring", die ten huize van Prof. Thijm vergaderde, bestond volstrekt niet alleen uit R.K. Daar bracht W. W. van Lennep b.v. zijn vertaling van Keats' Hyperion; daar kwamen ook Jacques Perk en Albert Verwey. Toch bleef Thijm de uitgesproken R.K. voorvechter; hij is de R.K. vertegenwoordiger van de Ned. Romantiek; hij vormde met Brouwers en Cuypers het Amsterdams „R.K. Abe". Aan Vondel wijdde hij zijn kracht: Portretten van Joost van den Vondel, 1876, als „laatste aflevering tot het werk van Van Lennep". Ten slotte zette hij zelf een nieuwe uitgaaf van Vondel op touw, doch hiervan verschenen maar twee delen. Bij Thijms dood verscheen een studie over hem door C. J. B. v. d. Duys. Zijn leven beschreven door zijn zoon onder ps. A. J., 1893; Brieven uitgegeven door zijn dochter Catharina, 1896; al zijn werken door Sterck. — F. A. Verkammen schreef Thijm en Vlaanderen, 1932; H. L. M. Can gaf 1936 uit: Alb. Thijm; zijn dichterlijke peri ode. Poelhekke schreef Een Pionier, d.i. Thijm van 1840—'53. Alberdingk Thijm schreef ook in De Gids, o.a. Baertien Hooft, 1873; Johanna Koerten, 1878; Twee Pieters, 1888. En in Nederland: Mejufvrouw Leclerc, 1849; Magdalena van Vaernewijk, 1851; Gerard de Lair esse, 1879. Alberdingk Thijm, Karel Johan Lodewijk ~, geb. 1864, zoon v. d. voorgaande, leerling van het gymnasium te Rolduc, later te Katwijk-Binnen. Van 1885—'94 redacteur v. d. Nw. Gids, daarna van het Tweemaandelijksch Tijdschrift en de XXste Eeuw, in 1909 weer van de Nw. Gids. In zijn eerste kritieken, Nieuw Holland, 1884 en Over Literatuur, 1886 (vooral tegen Frans Netscher), toonde hij zich de hartstochtelijke vereerder van het proza. Hij schold de Ietterkundigen, de schrijvers en Alberdingk Thijm 12 Albregt dichters van v66r 1880 uit voor liefdeJozen, hatelozen, hersen- en hartelozen. Het geschrift was in hoofdstukken verdee1d en bij ieder hoofdstuk stond de stemmingskleur aangegeven: Inleiding, licht-paars; Herinnering, bruin-geel; deze aanduiding werd bij de latere drukken weggelaten. Onder ps. Lodewijk van Deyssel verscheen zijn eerste roman Een Lieide, 1887, impressionistisch en naturalistisch, onder invloed van Zola en De Goncourt. Gedrukt in 500 ex., in enkele maanden uitverkocht. Het boek bevatte "schildering van zekere toestanden", die in de volgende drukken geschrapt werden. In 1888 kwam de tweede naturalistische roman De Kleine Republiee, alweer l'art pour'art, zonder enige strekking. Na 1890 verminderde de bewondering voor het naturalisme; De Dood van het Naturalism e, 1891; toen kwam de tijd van het impressionistiscb proza, waarbij het doe1 is de "sensatie weer te geven, die 't gevolg is van nauwkeurige observatie". Daarnaast onder ps. A. ]. de levensbeschrijving van zijn vader en een studie over Multatuli. Deel IV van de Verzamelde Werken bevat de kritieken: Nieutu Holland, Over Literatuur, Lideu/yde, Eline Vere, Zola, Dr. Scbaepman, Multatuli. Vooral zijn opstellen over de grote werken v.an Zola, in 't bijzonder over La Terre, zijn uitbundig. Toen Van Deyssel tot de overtuiging kwam, dat het naturalisme dood was, werd zijn houding tegenover Zola geheel anders; Zola was toen geen schrijver van betekenis meer. Van Deyssel beoefende ook de parodie, b.v. in zijn artikel Vondel, Hoojt en Rembrandt, lotgenoten van Bilderdijk en Multatuli, antwoord in de Nw, Gids op de beschouwingen van Prof. Jan te Winkel. In zijn jonge tijd stelde hij Zola ver boven Homerus, Shakespeare en Balzac. Het was de tijd van Nieuw-Holland met de geweldige vervloeking van de schrijvers der oude school. WeI geheel anders treedt hij op in de tweede helft van zijn leven. Reeds in 189'5 verscheen zijn studie Van Zola tot Maeterlinck; hij was nu een bewonderaar van deze Franse Vlaamse dichter "van tere mysterieuze toneelspelen" . In 1911 verscheen een dagboek, Uit bet leuen van Frank Rozelaar; het bleek, dat uit de aanbidder van het naturalisme, die om fatsoen niet gaf, een bedaarde, hoffelijke man gegroeid was. Ook is zijn verdienste erkend door een benoeming tot doctor honoris causa te Amsterdam 1935, heeft hij een ridderorde aanvaard en werd hij de voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen. In 1950 verschenen zijn Aantekeningen bij lectuur, over A. Roland Holst, E. du Perron, M. ter Braak e.a. Studie van Dr. P. H. Ritter: Lodewijk van Deyssel, 1913. Een bibliographie betreffende Thijm is te vinden achter zijn Multatuli door A. I., 2e druk, 1922, van Benno ]. Stokvis, Van ]. M. Acket een studie van 1896; in 1934 van A. den Doolder. De Nieuwe Gids van October 1939 was ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag aan Van Deyssel gewijd, met een hoofdartikel van Dr. Haighton: Dukdalf der Persoonlijebeidsidee, met fe1le aanvallen tegen Greshoff, Menno ter Braak en Garmt Stuiveling. Verder met artikelen van Louis Knuvelder, ]. F. M. Sterck, K. H. de Raaf, e.a. In 1942 proefschrift van F. ]ansonius Over woord en zin in het proza van Van Deyssel, Van 1947 is de 2e druk van de Gedenescbrijten, 1864-1924. Alberdingk Thijrn, Lambert joh. "'J, broer van I. A. 1823-'54, medewerker a. d. Spectator, 1843-'50, en aan de Kerstliederen. Alberdingk Thijm, Dr. Petrus Paulus "'J, 1827-1904, broer van J. A., 1870 hoogleraar te Leuven, geschiedschrijver en letterkundige; redacteur v. d. Dietsche Warande 1887-1900. Stelde een Spiegel van Ned. Letteren samen, geschiedenis en bloemlezing, 1877. Albericus Trium Fontium, Cirstercienser monnik, die een L. kroniek schreef, 10pende tot 1241. Hierin komen de voornaamste punten voor van de roman Carel ende Elegast, die verder geheel zelfstandig bewerkt is. Alberthoma, Robertus ,...,." 1690-1772, uit Groningen, predikant aldaar. Dichter van Bijbelpoezie, 1730; Liederen, 1754; Mengeldtcbten, 1754. Alberts, J. C. P. "'J, geb, 1893, dichter van 6 delen Feestelijke Ommegang, 1921- 28. Albertus Magnus, Der vrouwen beimelijebeid, Dichtwerk der 14e eeuw, aan Albertus toegeschreven; uitgegeven door Ph. Blommaert, Gent 1860. Albrecht van Beyeren, 1841, drama van A. Ruysch; zie daar en Aleid van Poelgeest en Liejdadigbeidspoezie. Albrecht, heer van Voorne, beschermer van Maerlant, aan wie deze zijn Graalroman opdroeg, 1261. Hij was burggraaf van Zeeland en raadsman van Floris V, die zijn ieugd op Voorne doorbracht. Albregt, J. H. "'J, 1829-'79, toneelspeler te Amsterdam sedert zijn 14e iaar, directeur te Rotterdam met Van 0 llefen 1867 -'76; van 1876-'79 bij het Ned. Toneel te Amsterdam. Ook zijn vrouw W. ]. AIbregt- Engelman was aan het toneel; zij was bekend om haar schitterend spel; 18341902. Alckmaerder Liet-boexken Alckmaerder Liet-boexken, mopsje (z.d.) derde druk 1667. Aldegonde, zie Marnix, Sint-Aldegonde en Psalm en. Aldegonde, Kasteel ~ , te West-Souburg, verkreeg die naam door 't verblijf van Marnix van St. Aldegonde, Maximiliaan ontving er 1478, Karel V in 1515, de hulde van Zeeland. aldicht, bij de Rederijkers, als al de woorden van een volgende regel rijmen op die uit de voorgaande: Voort, syt niet moe, wilt nu gaen versinnen, Hoort, swyt, siet toe: stildt, wi gaen beginnen. Aleid, onafgewerkt blijspel van Multatuli, uitgegeven in 1891 door zijn weduwe. Aleid van Poelgeest, jonge en schone beminde van Hertog Albrecht, uit een Kabeljauws geslacht. Vermoord op het Buitenhof met de hofmeester Willem Cuser, door de Hoeksen, 1392. Hoofdpersoon in een treurspel van W. Haverkorn de Jonge, 1778. En van een „romantisch tafereel" van J. E. Schut, 1836. Doch vooral bekend door het romantisch verhaal Willem Cuser van Beets. Opnieuw ten tonele gevoerd in een spel van G. H. Betz. Aleman, Mateo ~ , ± 1550—± 1620, Sp. romanschrijver, o.a. van Guzman de Aljar ache, schelmenroman, ook in het Ned. vertaald, en van zeer grote invloed op ons proza. Zie Guzman. Aletrino, Dr. Arnold ~ , 1858—1916, te Amsterdam, gemeentegeneesheer, medewerker a. d. Nw. Gids. Joods letterkundige. Novellen; impressionist en pessimist in zijn romans Zuster Bertha, 1891; Martha, 1895; Stille Uren, 1906. Alewijn, Mr. Abraham ~ , 1664—1721, uit Amsterdam, vertrok 1707 naar Indie, f te Batavia. Dichter en toneelschrijver, o.a. van de klucht De Puiterveense Helleveeg of Beslikte Swaantje aan den Tap, 1720. Herhaaldelijk gedrukt. Voor hij naar Indie vertrok, leidde hij het leven van een patricier op zijn buiten te 's-Graveland, wijdde zich aan muziek, studie en dichtkunst. Van 1694 is zijn bundel Zede- en Harpzangen. Hij is ook een van de eersten, die opera's schreven: Orpheus Hellevaart om Euridice, Muziekspel. Bekend was ook zijn blijspel Philippijn Mr. Koppelaar, 1707. Hij plaatste zich tegenover de opvatting van N/7 Volentibus door eigen werk hoger te stellen dan navolging en wenste bij navolging deze niet te verzwijgen. Van 1702 is reeds zijn Bedrooge Woekeraar, vrijage-spel. Jan Los of den bedroo- 13 alexandrijn gen Oostindies Vaer, is een stuk over een doordraaier, die naar Indie ging, 1721. Als advocaat-fiscaal der V.O.C. zal hij dit slag van volk gekend hebben. Drooge Fobert of de Boere Rechtbank, 1715, geeft tonelen uit het boerenleven; De Puiterveense Helleveeg is 't vervolg er op. Dan is er nog Latona of de verandering der Boeren in Kikvorschen uit Alewijns eerste tijd, een burleske operette in dialekt met zang en dans, een platte parbdie op het herdersspel. Alewijn, Mr. Z. H. —', heer van Mijnden, 1742—'88, lid v. d. regering van Amsterdam, richtte 1766 de Mij. v. Letterkunde mee op, letterkundige; schreef een parodie op Vondels Geuse-Vesper, lie daar. Daar mede stelde hij zich partij voor de Advocaat der Vaderlandsche Kerk, in diens strijd tegen Burman en de Santhorstianen. Alexander de Groote op het Poeetemaal, „kluchtig blijspel" van Langendijk, 1715. Zie daar en Krelis Lou wen, de eerste titel van het stuk. Alexanders Geesten, berijmde roman over de daden van Alexander de Grote, van Jacob van Maerlant, tussen 1257 en '60; een der Mnl. klassieke romans; naar het nieuw-Latijn van Gautier de Chatillon's Alexandres, welk werk buitengewoon hoog in aanzien stond. Het verhaal is vol wondergeschiedenissen; 14000 verzen, in een half jaar verdietst, d.i. tamelijk vrij bewerkt naar het verhaal van „Wouter van Castellioen". Voor Maerlant was het historic, „die waerheit, meer no min", al was het maar van heidenen. Verder vindt men ook daar al bij Maerlant verwijten jegens papen en klerken over hun simonie. Uitgegeven door Snellaert, 1860—'61; geheel wetenschappelijk door Franck, 1882. In de I4e eeuw twee prozabewerkingen. van Alexander, de ene uit het L., de andere naar Maerlants Spieghel Historiael; beide vol wonderen. Uitgegeven door S. S. Hoogstra, 1898. In de M.E. werd Alexander beschouwd als gelijkwaardig aan de bijbelse figuren; Daniel de profeet had zijn heerschappij voorspeld. Maerlant heeft later zijn Geesten veroordeeld als niet historisch, en in zijn Spieghel Historiael gestreefd naar een juister voorstelling. alexandrijn = zesvoetige jambische versregel, veelvuldig bijv. bij Cats, en in alle drama's van Vondel, behalve Jeptha. De dichtvorm bij uitstek van de F. Pleiade, met afwisseling van staand en slepend rijm; hoofdmari Ronsard, hier het eerst nagevolgd door Van der Noot. Aldus genoemd, omdat hij bekend werd door een F. Middeleeuwse roman over Alexander. Behield de heerschappij tot de Romantiek, bij ons tot ± A. L. F. 1 4 allitteratie 1840. En opnieuw bij Geerten Gossaert. u - l u - i u - l u - l u - l u I A. L. F., zie Th. v. Snakenburg. Alfarache, Guzman de ~ , zie G. Algemeen Dagblad voor Ned. Indie, opgericht door Bus ken Huet, 1872, waarin hij letterkundige kritieken en overzichten schreef, ook nog toen hij zich in 1876 te Parijs gevestigd had. Algemeene Konst- en Letterbode, zie K. Algemeene Spectator, De ~, 1742—'46, vervolg op de Holl. Spectator van Van Efjen; van onbekende redactie. Algemeen Letterlievend Maandschrift, 1816, spoedig „leuterlievend" gescholden. Algemeen Nederlandsch Verbond (A.N.V.), tot versterking van de volkskracht van de Ned. stam, gesticht door Hippoliet Meert, leraar te Brussel, 1896, met het maandblad Neerlandia. Aansluiting van Noord-Nederland op het Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht, 1897, onder leiding van Dr. H. J. Kiewiet de Jonge. Statuten goedgekeurd 1898. Verdeeld in de groepen Nederland, Oost- en West-Indie, Suriname, Vlaanderen; zelfstandige afdelingen in Z. Afrika en New-York. Al in de plantage, een van de volksliederen tegen drankmisbruik van Heije; zie daar. Alianora, Engelse prinses, 1332 vrouw van Reinald II van Gelre, verstoten, bij Reinalds dood in 1343 voogdes; koos Eduards partij in de strijd tussen haar zonen; f 1355. Haar huwelijk behandeld in een lyrisch spel in M.E. taal door Boutens, 1909, opgevoerd bij het Leidse lustrum, 1910. Alkemade, Cornelis van ~ , 1654—1737, notaris te Leiden 1677, stelde belang in de oude kloosters en adellijke huizen; werd om tijd voor studie te hebben 1687 ambtenaar bij de Admiraliteit te Rotterdam, en legde een grote verzameling van afbeeldingen aan. Schreef over het aloude Kampregt, 1699; bezorgde in het zelfde jaar de 3e druk van Melis Stoke; schreef over Het ceremonieel der begraavenissen, 1713. Met zijn schoonzoon P. v. d. Schelling schreef hij Nederlands displegtigheden, 1732—'35. Gaf de Muntspiegel der Graven van Holland uit. Alkmaar, Heinric van ~ , de schrijver van een nieuwe bewerking van den Vos Reinaerde, 1487; was Raad van bisschop David van Boergondie van Utrecht. 1477 verbannen en naar 't Gelderse hof uitgeweken. Oudste volledige druk van zijn Vos 1498 te Lubeck in nederduitse vertaling; herhaaldelijk gedrukt en in geheel Europa vertaald. Het is Reinaert II in verzen, afgedeeld in hoofdstukken met zedekundige verklaringen in proza. Alleays, Hilarius, 1873—1934, Vlaams regionalistisch schrijver, vooral bekend om zijn ,,'t Onzent in 't Westland". Pseud.: Herwin Eeckel en Jan van de Woestijne. Alledaagsche bokken in het gesprek, in de vorm van een gesprek van Ds. Bol met vier knapen, door Jacob van Lennep. allegorie = een beeldende voorstelling, waardoor een abstract begrip als een realiteit wordt voorgesteld, zo, dat men de verborgen betekenis in het voorgestelde herkent. Scheepspraet van Huygens; Aan de Beurs van Amsterdam door Vondel; 's Levens Kaartspel van Tollens; Niet en gaet voor d'eerste trou door Cats. In de M.E. de grote allegorie van de Roman van de Roos; in de nieuwe tijd Jan, Jannetje en hun jongste kind, van Potgieter, over verleden, heden en toekomst van Holland. Rouw om het jaar van Verwey. De kleine Johannes van Fr. v. Eeden. De allegorie was bij de Rederijkers zeer in aanzien, en ook nog in Coornherts toneelwerk; zie Abrahams Uutganck. Verder in zijn Comedie van Israel, 1576, „een klare spieghele der teghenwoordighen tyden", enz. Zo ook bij Vondels spelen: Pascha, Palamedes. Van Lennep en Jonckbloet legden, onafhankelijk van elkaar, ook Vondels Lucifer uit als een staatkundige allegorie: Lucifer zou Prins Willem zijn in zijn strijd tegen Philips II. Deze opvatting bestreden door Beets, Ten Brink, Doorenbos en Te Winkel. allegorische personen, traden op in de drama's sedert de l4e eeuw; (allegorie = zinnebeeld). Zo Nijt, Ontfermicheit, Gerechticheit. In de Eerste Bliscap ook Bitter Elende en Innich Gebet. Ook de Vroede en Dwaze Maagden zijn allegorieen; zo de beide duivels in het Spel van den Sacramente. In de moraliteiten zijn vaak alle personen allegorieen. 't Bekendste voorbeeld van een allegorisch spel is Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlyc. De Renaissance bracht de mensen zelf op het toneel in plaats van de allegorische personen. allgemeen Poeet, Een ~ , zedeprint van Huygens; zie huis poeet. Alliantie-Feest op het Dorp, Het —, klucht met zang van 1797, ter viering van de alliantie met „de braave Franschen". allitteratie, voorletterrijm, de oud-Germaanse versvorm, stafrijm; in 't Duits en Angelsaksisch tot in de 9e eeuw. Bilderdijk geeft er een schets van: Geef, Genadig God, Geef my steeds Goeden moed, Hoe de Hel ook Huil' En Heel de aard beroer'! Zie ook rijmstaven. Almagro 1 5 Alphen Almagro, de geschiedenis van een zeerover, I de eerste novelle van Mw. Toussaint, 1837. Verscheen in het Magazijn van Romantische Verhalen van de uitgever G. J. A. Beyerinck te Amsterdam, onder redactie van C. P. E. Robide van der Aa. Onder invloed van Walter Scott. De woesteling wordt tot inkeer gebracht door de prediker Selmer, de voorloper van Paul van Mansfeld in Het Huis Lauernesse en van Gideon Florensz in de Leicester-romans. almanak, zie Muzenalmanak, Volksalmanak, Holland, Tesselschade en Juno. Almanak voor Blijgeestigen, 1826 te Brussel; van 1831—'80 in Noord-Nederland als Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Daarin o.a. 1861 Prakke's parodie op Borgers Aan den Rhijn\ zie daar. In de voorrede van 1831 schrijft de uitgever Brest van Kempen, dat hij „als gezeten burger en boekverkooper in het befaamde Brussel door de schendige muitzucht der Belgische vrijgeestigheid uit zijn eerlijk bestaan verdreven is". En hij verzekert, dat „al wat naar Belgische vrijgeestigheid zweemt" aan deze nieuwe almanak te enemale vreemd zal zijn. Wat er wel in stond: een prent van het vertrek der Schutterij uit Amsterdam in 1830 en een brief uit Brussel over de gebeurtenissen van Juli-September. Verder Dichtstukjes van H. H. Klijn, Withuys, Brester e.a. In later jaren waren Gerard Keller, Van Zeggelen en Dercksen de voornaamste medewerkers. Almanak voor de Jeugd, 1828—'65. Van 1835—'47 door A. B. v. Meerten-Schilperoort en C. P. E. Robide v. d. Aa; 1850 —'51 door C. v. Schaick; 1855—'65 van A. L. H. Ising. Almanak, den Opregten Maestrichteren —•, zie Citadelpoezie. Almanak voor Ned. Katholieken, van Alberdingk Thijm, 1852. Almanak voor reizigers in het Koningrijk der Nederlanden, 1819—'21. Almanak voor het Schoone en Goede, 1822 —'60. De jaargang 1834 bevatte de novelle Meerhuyzen van Aernout Drost. Medewerkers o.a. Tollens, C. P. E. Robide van der Aa, Van Walre, J. W. Yntema, J. J. F. Wap, Spandaw, Staring (Jaromir, 1829), Potgieter. Mej. Toussaint was redactrice van 1849—'58; haar medewerkers waren o.a. Heije, Mr. H. J. Koenen, S. J. v. d. Bergh, Da Costa, Ten Kate, Van Zeggelen, De Genestet, Kneppelhout, J. v. Lennep, De Bull, Tollens en J. A. Alberdingk Thijm. Almanak voor het Verstand en Hart, 1798—1826; zie Muzenalmanak, Almanak door en voor Vrouwen, 1800—'11, met medcwcrking van Aagje Dekcn; in | 1801 haar lofdicht op L. W. van Merken. Daarin ook 3 plaatjes met taferelen uit Willem Leevend. Aloette (de leeuwerik), gedicht van een onbekende, in het „Haagsche handschrift", van een spreker uit de tijd van Albrecht van Beieren: Aloette, voghel clein! Dyn nature es zoete ende rein, So es dyn edel sane; Daer dienstu met den here allein Te love om sinen danc. Alonzo en Cora, zie Cora. Dezelfde stof ook bij Kotzebue, Die Sonnenjungfrau, 1791. Alpha ende Omega, kamer van Rethorycke te Yperen; speelde mee in 't Landjuweel van Gent, 1539. Een der oudste; bestond reeds in de I4e eeuw. Alphen, Beschrijving van ~ , door P. Plemper, 1714. Zie Guy de Vlaming. Alphen, Mr. Hieronymus van ~, uit Utrecht, 1746—1803, in 1793 thesauriergeneraal der Unie, welk ambt hij 1795 neerlegde. Als Ned. dichter volgde hij niet meer de F. voorgangers, doch Klopstock en Wieland, ook in het sentimentele. Met P. L. v. d. Kasteele gaf hij in 1772 Stichtelijke Mengelpoezij uit. Van 1778—'80 is zijn Theorie der Schoone Kunsten en Wetenschappen, waarbij hij de D. schrijver Riedel volgde. Beroemd werd hij door zijn Kleine Gedigten voor Kinderen, 1778—'82, en door zijn cantaten De Doggersbank en De Starr enhemel. Van zijn Pro eve van Liederen voor den Openbaren Godsdienst zijn verscheidene opgenomen in de Evangelische Gezangen. Hij kwam op tegen de zichzelf bewonderende dichterbent, waarvan hij de gebreken aanwees. Hij was een der eerste leden v. d. Maatschappij van Letterkunde. Zijn Nederlandsche Gezangen droeg hij op aan Willem V, 1779, ter ere van de Unie van Utrecht. Deze bundel draagt, ter onderscheiding van Van Harens Geuzen, een zuiver historisch karakter. De liederen waren bestemd voor de zang, b.v. de Zegezang der Matrozen na de verorcring der Zilvervloot. In 1772 was Van Alphen getrouwd met Johanna Maria van Goens, een zuster van Rijklof, die hem reeds in 1775 ontviel. Zijn rouwzangen, Gedichten en Overdenkingen, droeg hij op aan zijn drie kindertjes, 1777. In 1781 trouwde Van Alphen opnieuw, nu met Catharina Geertruid van Valkenburg uit Haarlem; zo zijn er minnezangen, doch om deugd en wijsheid te eren, in zijn Mengelingen van 1783. In proza kwamen nu de Fragmenten uit het Dagbock van E. C. W., d.i. Een Christen Wijsgeer. Dagboeken waren op voorbeeld van Alphonsus de Eerste 1 Gellert in de mode. Bij de komst der Pruisen in 1787 bood hij Prins Willem V een Advijs aan, waarbij alle vervolging werd ontraden. Maar het advies werd niet opgevolgd en zo nam hij ontslag als procureurgeneraal van Utrecht, welk ambt hij sedert 1780 bekleedde, en aanvaardde hij in 1789 dat van pensionaris van Leiden. In 1793 kwam zijn werk over De waare Volksverlichting, waarin hij zich keert tegen Rousseau. Na 1795 woonde hij op Oostbroek aan de Loosduinse Weg bij Den Haag, waar hij zich wijdde „aan den opbouw van het Rijk van waarheid en deugd". Daar behoorde zijn vroegere boezemvriend Van de Kasteele, die Patriot geworden was, niet meer toe. Hij dichtte nu Liederen voor den openbaaren Godsdienst, 1801—'2: Zwijgen, bukken, God verbeiden; Volgen, waar Hij ons wil leiden. Voor de letterkundige kritiek was Van Alphens Theorie van 1778 van grote betekenis; tot ergernis van de Dichtgenootschappen en zelfs van Van Haren en Feith wees hij op de achterlijkheid van onze dichtkunde; met De Perponcher wisselde hij er in 1780 gedrukte Brieven over. Daarna kwamen zijn Digtkundige Verhandelingen, 1782, als vervolg op zijn Theorie. Hij was de eerste, die ook prozawerken als poezie erkende, b.v. Telemaque van Fenelon, Rousseau en vooial Richardson; de invloed van Winckelmann is heel duidelijk te merken. Ook hij achtte het rijm geen „noodzakelijke eigenschap der poezij". Op zijn beurt oefende Van Alphen invloed op Bellamy. Deze prees de Theorie, doch beschuldigde Van Alphen van plagiaat in de Mengelingen, zowel uit de Oden van Kleyn als uit zijn eigen Gezangen myner ]eugd\ onder ps. L.D.E.D., 1783. Van Alphens kinderdichten nagevolgd door Riemsnijder, Pieter 't Hoen en Le Francq van Berkhey; zie kinderdichten. Van Alphen als Kinder dichter, proefschrift van Pomes, 1908. Van Alphens liter airaesthetische theorieen, door A. C. S. de Koe, 1910. Reeds in 1836 schreef Clarisse: Van Alphen als dichter en kinderdichter. Van Alphen werd uitgeluid door zijn leerling en vriend Kleyn en door Antoinette Ockerse. Zijn Dichtwerken met levensbericht herdrukt door Mr. J. I. D. Nepveu, 1839. H. J. Koenen had in 1844 in *t licht gegeven: Van Alphen als Christen, als Letterkundige en Staatsman. De Kindergedichtjes „nauwkeurig nagedrukt" naar de eerste uitgave, 1939. Alphonsus de Eerste, treurspel van Da Costa; van geen betekenis. Alpin, samenspraak in het gezwollen proza van Gessner tussen Alpin en de geest van | 6 Althuysen I zijn gestorven beminde Minona, „uit een oud handschrift", door Rhijnvis Feith, uitgegeven achter Julia, 1783. Tafereel van de uiterste droefheid bij opkomende maan. Alrik en Aspasia, romance van Feith, bespot in een parodie door Bilderdijk en Kinker, die niets anders deden dan in elk couplet een regel bij te voegen en er „ophelderende" noten bij te schrijven. Onze eerste letterkundige parodie, 1789. Alrik was de eerste romance van Feith, door hemzelf een prulletje genoemd, geschreven in de • hoop, „dat er iets beters in dit vak voor den dag kome". Aspasia is „een goelijk Maagdske"; zij treurt om haar minnaar, die vier jaar geleden naar 't H. Land trok. Maar 't loopt goed af, in tegenstelling met Moncriff; zie daar. Alrik komt terug, „hemelt" in haar arm, legt de lans voor altijd af, Om nu, met kalme zinnen, Ter zege van het heilig graf, Weer ridders aan te winnen. Als een visch op het drooge, satirische novelle van Potgieter, 1841; de geschiedenis van 3 proponenten zonder een plaats; de een wordt gouverneur, de ander gaat naar Indie; de derde, huichelaar, krijgt een beroep. Al siet men de luy men kensse niet, spreuk op het titelblad van de Spaansche Brabander. Als men 't niet verwagt of de Gewaande Prins, blijspel van H. v. Halmael onder ps. Pur gat et Ornat, 1713. Het was zijn 25ste toneelspel; gevolgd naar 't Spaans, doch: „ik hebbe ook niets van den Spangiaard als de Naamen ontleend". Ramiro, een boerenzoon, wordt voor de Prins van Athene gehouden en hij moet trouwen met Phenicia, de dochter van de koning van Tracien, maar hij ontkomt nog net op tijd aan het dreigende gevaar. Dit blijspel is een klucht en de platheid ontbreekt er niet aan. Al stond er de galg op, hekeling van het liefhebberijtoneel in de vorm van een blijspel, van O. C. F. Hojfham\ zie daar. Alst past, bi apetite, de zinspreuk van de Gentse Kamer van Rethorycke De Fonteine. Altaergeheimenissen, verheerlijking van het Sacrament des Altaars door Vondel, 1645. Gewijd aan de aartsbisschop van Mechelen. Beantwoord door Westerbaen in zijn Kracht des Geloofs. Vondels leerdicht is verdeeld in Ofjerspyze, Offereere en Offerhande. Op het titelblad stond Te Keulen, In de Nieuwe Drukkerye. Althuysen, Ds. Jan ~ , 1715—'63, predi- I kant te Hiaure en Bornwerd bij Dokkum, Alvoorder 1 7 Ammers-Kuller gaf in zijn Friesche Rymlery, 1755, ook de psalmen in 't Fries uit in de maat van Datheen; 52 van Gysbert Japiks, de overige van hem zelf. Alvoorder, De ~ , Vlaams letterkundig ts. uit het begin dezer eeuw. Alwart, de eerste novelle uit Onze Voorouders van J. v. Lennep, 1813; handelt over de strijd der Bataven met de Romeinen. Zie Brinio. Alwin en Alwina, overmatig sentimenteel dichterlijk verhaal van Tollens. Alwin is de wereld ingetrokken en zo lang weggebleven, dat zijn ouders, zijn zuster en zijn beminde Alwina allemaal dood zijn: Hij laat een zucht ten hemel varen En plompt zich in het hart der baren. Amadas, F. roman, genoemd door Maerlant en Hein van Aken; de Ned. bewerking is niet bewaard. Hieruit de naam Amadis. Het was een Keltische ridderroman; vandaar de bijvoeging Amadis de Gaula = van Wales. Amadis, held van een Sp. roman van Montalvo, 1465—'74, voortzetting v. d. Arturromans, vol avonturen, vol hoofse gesprekken, in voorname kringen en aan het hof. Gaf de toon aan in Europa. In 1546 verscheen het eerste deel der Ned. vertaling. De verhalen van Amadis van Gaule, d.i. van Gallie (Wales), waren zo algemeen bekend, dat b.v. Prins Willem bij zijn huwelijk met Anna van Saksen aanried, dat zij Amadis van Gaula „en andere boeken van kortswijl" zou lezen. Frans I las de Amadisromans in zijn gevangenis te Madrid. Op de boeken van Montalvo volgden allerlei fantastische verhalen van de zoon en de kleinzoons van Amadis en van zijn verwanten als Palmerijn van Olijven. Cervantes heeft ze bespottelijk gemaakt door zijn Don Quichotte. Stoffen uit de Amadisromans voor het toneel bewerkt door Bredero, Starter, K. Elzevier, Sal. Questiers, 1633; T. Arendsz, 1687, „treurspel in maatzang" naar Quinault. Het stuk van Questiers heet Den Griecxsen Amadis, tragicomedie gespeeld ter Academic Amadis van Griecken was een achterkleinzoon van Amadis van Gaule. Rechtstreekse Ned. navolgingen van de Amadisromans zijn er niet; wel van de hero'isch-galante F. romans, die in Frankrijk ontstonden onder invloed van Amadis. Amandus, 594—676, predikte het evangelie onder de Friezen, gesteund door Dagobert, koning der Franken (628—'39). Hij werd de apostel van Vlaanderen; stichtte het klooster St. Pieter op de Blandinusberg te Gent en ook St. Baafs aldaar; de eerste Ned. kloosters. Was bisschop van Maastricht 647—'49. Heilig. Zijn Leven uitgegeven door Blommaert, 1843; het is geschreven door Gillis de Wevel, 1366. Amazone, roman van Vosmaer over reisindrukken in Italie, 1880. Geeft een beeld van de kunst van Italie en de Klassieken; wekt belangstelling en eerbied voor hun schoonheidsidealen. Huet zei er van, dat het een schoolboek was, doch het heeft een zeer goede werking geoefend. Het oordeel van Van Deyssel luidde: samenbaksel van uit allerlei Duitse theoristen en Franse popularizatoren opgeviste denkbeelden over kunst. In vijf weken uitverkocht, schreef Vosmaer aan Multatuli. Ambacht van Cupido, Het ~ , bundeltje emblemata van D. Heinsius; 24 plaatjes met L., Ned. en F. bijschriften, geschreven onder ps. Theocritus a Ganda, 1595, uitgegeven 1615. Ambacht, De Muze van het ~, bloemlezing van gedichten over het ambacht van Han Hoekstra en Victor van Vriesland, 1949. Ambiorix, „Sanerdammer" die bijna alleen het woord voert in de V Boeken vande Saanlandsche Arcadia van Soeteboom, 1658, over de geschiedenis van de streek. Ameide, Th. van —', ps. van /. H. Labberton. Amelry, Francoys ~ , „Carmelyt binnen der stadt van Ypre", schreef een zinnespel tegen de dwalingen in de Kerk; op de Index van 1558. Amersfoordt, Mr. J. P. ~ , 1817—'85, burgemeester van Haarlemmermeer 1863—'69, stichter van een modelboerderij. Beschreef 1857 de gesch. v. d. Haarlemmermeer. Van hem in 1858 Willem Bardes, toneelspel in 5 bedrijven; poging tot verheffing v. h. historisch drama. Amersfoort, Het Mislukt Verraad op —, treurspel van Pypers\ zie daar. Amida of de verloste Afrikaansche Slaaf, toneelspel van Simon Rivier, 1779; een der stukken uit de tijd der Verlichting tegen de Slavemij; zie daar. Amiens, Vrede van —, 2 Juni 1802, bezongen door Bernardus Bosch: Op het Algemeen Vredefeest) door Loots: De Vrede op het Vaste Land. Aminta, herdersspel van Tasso, nagevoigd door Hooft in zijn Granida; oefende invloed op Vondels Leeuwendalers en op Daphne van Johan Beets. Vertaald in 1660 door M. S. en 1710 door Wellekens. Amiot, zie Amyot. Amiralen, De Twee ~ , schets van J. v. Lennep over de verzoening van De Ruyter en Tromp. Ammers-Kiiller, Jo van ~ , geb. 1884, romanschrijfster; De Opstandigen, 1925; Heeren, Knechten en vrouwen, in 3 delen verschenen sedert 1934, familie-roman uit Lctterk. Wrdbk. — 2e dr. 2 Amnon en Thamar 1 8 Ampzing de Franse Tijd. In 1941 opnieuw uitgegeven als De Tavelincks. Zij schreef in 1921 Een Pionierster, d.i. Mina Kruseman; zie daar. Verder de biografie van Twintig inter essante Vrouwen, 1933. Dan toneelstukken. Roeping, 1916; met A. Defresne De Opstandigen, 1929; Tantalus, 1930. Elzelina, historische roman, 1940. Ma, familieroman uit 1871—1901; 1943. In 1940 trad zij met een reeks voordrachten op voor het werk van de Duitse Volksontwikkeling en- werd haar door de Nationals ozialistische Partei-Korrespondenz dank gebracht voor haar trouw aan Duitsland. Verschillende van haar werken werden in het Duits vertaald. Uitgesloten tot 1 Juni 1951. Amnon en Thamar, toneelspel van de Kamer „de Roode Roos" te Hasselt, 1610; bijbelse geschiedenis behandeld als een wereldlijk drama. Daarover Van Veerdeghem en Van den Daele in De Roode Roos, 1899. Amoers, Jan ~ , Cistercienser monnik uit de abdij van Vlierbeek bij Leuven, schreef het rederijkersspel Van Onze Li eve Vrouwen miraculen, 1443 op verzoek van de overheid van Leuven. amoreus, zie ook amoureus. Amoreusen Colijn, Den —', zie Colijn van Rijssele. Amoreusheyt, Boeck der —•, liedboek van 1580. In 1589 gevolgd door het Amsterdamsch Amoreus Lietboeck; in 1602 door de Druyven-Tros der Amoreusheyt van P. L. v. d. Goes, in 1605 door het Nieuwe A?noureus Liedt-boek in 2 delen (met het lied van Graaf Floris en Geraert van Velsen). Zie liedboeken. Amoreusheyt, Handel der ~ , 1° bundel met „dry excellente Poetische spelen van sinnen van Jupiter en Yo, van Houwaert, 1583; 2° bundel met 4 spelen van 1621; Aeneas ende Dido van Jacob de Mol; Narcissus ende Echo van Colijn Keyaert; Mars ende Venus van Smeecken; Leander ende Hero, ongetekend. Alle vier werden ook op naam van Houwaert gesteld; Knuttel trachtte te bewijzen, dat ze alle vier van Colijn Keyaert, d.i. Colijn van Rijssele zijn. Amoreus Liedtboeck, Amsterdamsch —•, zie Boeck der Amoreusheyt. Amorie van der Hoeven, Abraham des ~ , 1798—1855, secretaris van de Tweede Klasse v. h. Kon. Ned. Instituut. Uit Rotterdam. Rem. predikant, 1827 hoogleraar bij de kweekschool. In 1831 schreef hij een verhandeling over het Schouwtoneel waarbij hij Kotzebue's stukken een sluipend vergif noemde. Hij was de redenaar bij de onthulling van 't standbeeld van De Ruyter, 1841 en bij dat van Prins Willem, 1845. Amorie van der Hoeven, Jr., Dr. Abraham des ~ , zoon van de voorgaande, 1821 —'48; Remonstrants predikant, 1844 te Boskoop, 1845 te Utrecht. Romantisch dichter van stichtelijke verzen; schrijver van de Academie-reis in 1843. Van hem ook de O-sprook, Colholmsroos, 1841, zie daar en A-saga. In de Gids van 1845 Aphorismen over het eigenaardig goede in de R.K. Afdeeling der Christenkerk, in vrijzinnige geest. Zijn vader gaf in 1850 zijn Proza en Poezy uit. Daarbij de Maasstroom, 1842, stroomdicht, hulde a. z. geboortestad R'dam. Amosis (koning van Egypte), treurspel van Jan Nomsz, zie daar. Hij had eerst Cortez en Titus uit het F. vertaald; dit was het eerste sruk van eigen vinding, 1767. Maar in 1768 kwam zijn Noodige Onderrichting, een verdediging tegen de beschuldiging van plagiaat; in 1769 gevolgd door Bescheidene Aanmerkingen naar aanleiding van de kritiek in de Letteroefeningen. Amoureuse, veel voorkomende figuur in de stukken der Rederijkers; b.v. in Spiegel der Minnen van Colijn van Rijssele; in Pyramus en This be; in Leander en Hero; in Jupiter ende Yo van Houwaert. Amoureuse, Refereinen int —, beoefend door de Kamers van Rethorycke naast die in 7 Vroede en in 't Sotte. Op het Gentse Landjuweel van 1539 moesten de 19 Kamers er een dichten en voordragen op den stoc: Och moghticse spreken, ic ware ghepaeyt. Amoureusheyt, zie Amoreusheyt. Amoureusje, figuur in Bredero's Stommen Ridder, die de rol van de toeschouwers vervult met zijn parodie van de verheven liefdedichten der hoofdpersonen. Amours, zie Amoers. amphibrachys (Gr. = aan beide zijden kort), versvoet, u — u ; geeft opgewektheid aan een vers, b.v. Het land van Kokanje in De Genestets St. Nicolaasavond: De wijzen alleen bleven stilletjes thuis En hielden zich af van het vroolijk u — u u — u u — u [gedruis. U — Ampie, roman in 't Afrikaans van /. v. Bruggen, zie daar. Beschrijft het leven van de arme blanken. Bekroond in Z. Afrika; 6e druk, Amsterdam 1934, met inleiding en aantekeningen van Prof. M. Bokhorst. Ampt der Jonck-vrouwen, de tweede titel van de Maeghden-Plicht van Cats. Ampzing, Samuel ~ , 1590—1632, predikant, gaf 1628 Lof der Stad Haerlem uit. Vertaalde de Saturnalia van Scriverius als Gcbruyk ende misbruyk vanden Tabak, Amstel 1 9 Amsterdam 1639. Voorstander van zuiver Ncderlands: Taelbericht der Ned. Spellinge. Toen Vondel een Eerdicht schreef op het vertrek van de heftige Contra-Remonstrant Boogaert uit Amsterdam, beantwoordde 1629 Ampzing het stuk met een felle Eer-verdedinge tegen de „Arminiaensche grimmigheyd". Voor Frederik Hendrik vlocht hij de Naszousche Lauren-Kranze, 1629, scherp tegen Spanje en Rome, in vloeiende alexandrijnen. In dezelfde geest schreef hij 1632 een vlugschrift tegen de Klopjes, de „Vrouweri- Jesuwijten". Zijn Eer-verdediginge was gericht „tegens verscheyde onbekende Amsterdamsche Pasquildichters"; hij wees er op, dat „Palamedes" nog altijd binnen Amsterdam woonde. Hij maakte een chronologicon, d.i. een tijdvers op de Zilvervloot en bezong de overwinning van Piet Heyn. Ook maakte hij een bijschrift bij de afbeeldinge van de admiraal Heynrick Komelisz. Lonk, die in 1630 Olinda veroverde. Amstel, Gijsbrecht IV van ~ , 1235—1303, in 1257 verslagen door bisschop Hendrik van Vianden van Utrecht, die hem aan zijn paard gebonden meevoerde; hij moest met 500 aanhangers in de Domkerk, barrevoets en in 't hemd, genade vragen. In 1279 gevangen, tot 1285. Moest zijn Utrechtse lenen, o.a. Muiden, afstaan aan Floris V. Samenzweerder tegen Floris V. Gevlucht; de heerlijkheid Amstel aan Holland. Het treurspel van Vondel, waarmee 1 Jan. 1638 de Amsterdamse stadsschouwburg geopend werd, is dus niet historisch. Zie Jan van Amstel. Amstel, Jan van ~, zoon van Gijsbrecht, vestigde zich weer te Amsterdam ter gelegenheid van de inval der Vlamingen, 1303. Verjaagd door de Haarlemmers 1304, die zijn kasteel begonnen te slopen. Deze Jan is Vondels „Gijsbrecht". Amsteldamsche Schouwburg, D'—, liedboek van 1775, 6e druk. Amsteldams Wellekomst aan Frederick Hendrick, gedicht van Vondel, 1628. Amstelredams eer ende opcomen, zie L. Mart us. Amstelsche Linde ofte 't Hof der Nymphen, 1627, liedboek van Jan Krul\ zie daar. Amstels Schouwtooneel, toneelblad van A. L. Barbaz, 1808 en '9, prees Snoek en zijn zuster; prees het F. klassieke drama; zie Barbaz. Amstelstroom, De ~ , zie Amsterdam. Amsterdam, voor 't eerst bezongen in een loflied van Spieghel. Het ware onderwerp van Vondels Gysbreght. Vondel verheerlijkte zijn stad: Aen d'Aemstel en aen 't Y, daer doet sich heerlyck ope Zij die als Keizerin de kroon draegt van Europe. (1631). Hij bezong alle belangrijke en vele bijzondere gebeurtenissen. Het begon al met de Hymnus over de Scheepsvaert van 1613. Verder: Lof der Zeevaert, 1623; Amsteldams Wellekomst aen Frederick Henrick, 1628; Op Amstelredam; Inwying der doorluchtige Schoole, 1632; Gysbreght van Aemstel, 1637; Op de blyde incomste van Maria de Medicis, 1638; Op het Oostindisch Huis, 1638; Henriette Maria t*Amsterdam, 1642; Aen de Beurs van Amsterdam, 1643; Aen de Blokhuizen van Amsterdam, 1650; Inwydinge van 't Stadthuis, 1655, een groots gedicht; Vrye Zeevaert naar Oosten, 1658; Zeemagazyn, 1658; De bruiloft van den Teems en Aemstel, 1660; De Ridderschap Van Amsterdam, 1660; Ter blyde maeltyt voor Maximiliaen Henrik, 1662; De zeetriomf der vrye Nederlanden, 1666 en alle andere gedichten op de grote zeeslagen en zeehelden in de Engelse oorlogen; gedichten ook op veel Amsterdammers. In 1671 kwam de uitvoerigste verheerlijking der stad van de hand van Vondels leerling Antonides: De Ystroom. Toen stond Amsterdam op het toppunt van zijn macht; Antonides uitte zijn bewondering in vier boeken in statige alexandrijnen; Romeyn de Hooghe tekende er zijn overladen prenten bij. En ander stroomdicht is de Roemster van den Aemstel door Campanus of Van Velden, ± 1627. Ook Huygens bezong Amsterdam in zijn Stedestemmen, waar de Stedemaagd sprekend optreedt, 1624: Roemt Roomen, prijst Parijs, kraeyt Cairos heerlickheit: Die schricklickst 1) van mij swijght, heeft aller best geseit. Een hooggestemd loflied is Het Gekroonde Amsterdam, 1648, van Reyer Anslo; zie daar. In de 17e eeuw is de stad met liefde en bewondering vijfmaal beschreven: Pontanus, Fokkens, Dapper, Van Domselaar en de Duitser Von Zesen. In 1709 verscheen Jan de Regts gedicht Lof van Amsteldam. Zie ook Thomas Arendsz. De schoonheid van Amsterdam en omgeving bezongen door Daniel Willink, 1676 —1722, schrijver ook van de Amstellandsche Arcadia, pas 1737 uitgegeven. Van 1755 is het stroomdicht De Amstelstroom van N. S. van Winter. Amsterdam, bezongen in de dagen der ver- !) met diepst ontzag. Amsterdam 20 Amsterdamsche Pegasus nedering van de Franse Tijd door Helmers. In zijn gedichten Aen het Vaderland, 1799, en Amsterdam stelt hij zich voor dat de roemrijke stad onder water bedolven is. In de 19e eeuw vooral Potgieter met zijn Rijksmuseum, en in gedichten: Halveeeuws- wake, Haesje Claesdochter, 't Uurtuerk van 't Metalen Kruis, 't Nieuwe Tolhuis enz. Het Amsterdamse leven uit de moderne tijd beschreven in Diamantstad van Heijermans en in Querido's Jordaan; in het Geslacht der Santellano's van Joost Mendes; in De Klop op de Deur van Ina Boudier-Bakker. Amsterdam bezongen, bloemlezing van H. v. d. Bijll, Han Hoekstra en Jac. v. Hattum, 1948. Amsterdam, een wijsgerig leerdicht van Adama van Scheltema, 1904. Amsterdam, Literatuur en Tooneel te ~, van Dr. G. Kalff, 1895. Over de rederijkers, de Renaissance, over Bredero, Starter, Hooft, Vondel en de overige dichters, over het proza, de kritiek en het drama. Amsterdam, Mijmeringen in en over ~, verhalen over de stad en over Amsterdammers uit de oude en de nieuwe tijd van Jacob van Lennep, uit de almanak Holland. Amsterdammer, De ~ , „De Groene", het weekblad, dat open stond voor de kritiek der Mannen van Tachtig, voor de Nw. Gids werd opgericht; 1877—1940 en na 1945. Amsterdammers Winter, ijstaferelen van Six van Chandelier\ zie daar. Amsterdams Amoreus Lietboeck, 1589; zie liedboeken en Boeck der Amoreusheyt. Amsterdamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap, 1785 opgericht door Bernardus Bosch en Brender a Brandis, waar de vergaderingen op rijm geopend en gesloten werden. Schonk de gouden erepenning aan Petronella Moens, 1785. Cornelis van Lennep sprak er 1791 de Feestgroet uit. Met 3 andere genootschappen in 1800 verenigd tot de Bataafsche Maatschappij, later de Hollandscbe Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. Amsterdamsche Academie, D ' ~ , „aen alle Poeten en Dichters der vereenigde Nederlanden, Liefhebbers van de goude vrijheyt", 1630, de „prijsvraag" van Vondel: Of huizeplondren vesten sticht? Of d'eedt geen burgery verplicht? En of zich Leeraers niet verloopen, Wanneer ze dezen bandt ontknoopen? 't Beste antwoord zou met een „Princenroemer" bekroond worden. Meer dan 50 antwoorden verschenen. Vondels gedicht en de antwoorden door de Regering verboden. (Zie M. M. Kleerkooper over deze Prijsvraag in Taal en Letteren van 1902; en Dr. P. H. Schroder, Parodieen). 't Bekendste antwoord was een hatelijk schimpdicht D'Amsterdamse Kakademie ofte Guitschool, waarop Vondels Amsterdamsche Kakastorie of Muitschool in even grove woorden volgde. Vondel dacht, dat Cats de schrijver was, doch waarschijnlijk is het stuk van Ds. Trigland. Deze wordt in het stuk de aerts-bacchant genoemd; Cats heet er Japik Priaep. Zie ook Maria Tesselschade Visscher en Nederduytsche Academie. Amsterdamsche Arcadia, 1737, en Amsterdamsche Buitensingel, 1738; verheerlijking van Amsterdam en omgeving door Daniel Willink; zie daar. Amsterdamsche Hecuba, De —, vertaling van Seneca's Troades door Vondel, 1625. Opgedragen aan Antonie de Huybert. Het drama was gericht tegen gruwelen, begaan „onder godsdienstschijn". Waarschijnlijk niet vertoond, doch herhaaldelijk gedrukt. Amsterdamsche Kamer, de vereniging van Egelantier en Academie van Coster; zie daar. Speelde in het gebouw der Nederduytsche Academie. Amsterdamse letterkunde-prijzen, 1947: B. en W. van Amsterdam hebben Fokke Sierksma bekroond met de prijs voor het beste essay (/ 1000) voor „Poezie als ernst". De prijs voor poezie (/ 1000) kreeg Gerard den Brabander met „De stenen minnaar"; die voor roman of novelle (/ 2000) Dola de Jong met „En de akker is de wereld". Op verzoek van de jury voor de toneelprijs is besloten deze te verdelen onder drie inzenders: Manuel van Loghem (De Chinese Fluitspeler), V. Sirols (De aanslag op de z.g. graaf van Ferdam) en L. Treves (De Ring en de Kelim). Over de poezie-prijs schreef Hendrik De Vries: „De S. M. bevatte, behalve volslagen wartaal, ook onzinnige zelfverheffingen". De eerste toneelprijs 1948 werd toegekend aan Jef Heydendael voor zijn volksstuk „Licht Geval", de tweede prijs aan Antoon Kern voor „Spiegel ener verdraaide wereld" en de derde prijs aan L. Treves (pseudoniem van Margreet Roselaar) voor „Winterwake". Gerrit Achterberg verwierf de prijs voor 1949 met zijn gedicht Afreis. Amsterdamse Mengel-Moez, De —, liedboek van 1658. Zo d'Amsteldamsche Minnezuchjens, \643; Amsterdams Minnebeeckie, 1645, 7e druk; Amsterdamsche Vreughdestroom, 2 delen, 2e druk 1655; Amsterdamse Vrolikheyt, 1647. Amsterdamse Mercurius, De Nieuwe —t met zijn Amoreuse Gesangen, liedboek, 1743. Amsterdamsche Pegasus, De —, 1627, liedAmsterdamsche Tempe \ boek van vier „liefhebbers"5 o.a. Matthijs van Velden. Amsterdamsche Tempe of de Nieuwe Plantagie van Daniel Willink, verheerlijking van Amsterdam, 1721. Amsterdamsche Tooneel van 1617—'72, Het ~ , zie C. N. Wy brands. Amter, Edward, 1898, uit Leuven. Katholiek toneelschrijver. Amurath-Effendi, zie Pieter van Woensel\ Hekim-Bachi, d.i. dokter der marine. Amyot, Jacques ~ , 1519—'93, vertaalde de roman van Heliodorus, Aethiopica of Theagenes en Chanclea, 1549. Dit boek werd in F. en weldra in geheel Europa beroemd. Amyot verdiende er de bisschopszetel van Auxerre mee, 1571. Zijn bewerking van een oud-Griekse roman van Longus werd uit het F. vertaald door J, Brouwer als De treffelijke historie van Daphnis ende Chloe. Amijs en Amelijs, vriendschapsnovelle, bewerkt in deel II van Die Brabantse Yeeste van Boendale. anagram, het vormen van een nieuw woord door verplaatsing van de letters van het oude. B.v. Sotje vol van Sonden, anagram door Cats bedacht voor Joost van Vondelen. Lucas de Heere bedacht zelf Schade leer u\ Carel Man der Elc man rader. Anakreon, 563—478, Gr. lierdichter van Teos, de verheerlijker van de liefde en de wijn. In het L. nagevolgd door Horatius; van Anakreons eigen werk zijn slechts fragmenten over. De Anakreontische poezie verheerlijkt de wijn en de vrouwen. Gleim was er in 1744 weer mee begonnen, twee jaar voor Uz en Gotz Anakreon in het D. vertaalden. In 't Ned. vertalingen van G. Dorn Seiffen, 1809, Hoeufft, 1816; later Ten Kate en v. d. Bergh. Bellamy volgde Gleim na in zijn lichte en bevallige gedichtjes; dat kleine en liefelijke 00k in de minnepoezie van Bilderdijk. Reeds voor de D. dichters optraden, was Anakreon in 't Ned. vertaald door Kempher, praeceptor te Alkmaar, 1726. Doch deze vertahng heeft blijkbaar geen indruk nagelaten. Die kwam pas door de Duitsers; het eerst trad /. H. Swildens op met zijn Bardietjes; dan H. Riemsnijder. Verder J. P. Kleyn met zijn Anacreontische Offerhanden. Maar de voornaamste was Bellamy. Ook Hoffhams Slaapliedjes zijn Anacreontisch, zomede verzen van Kinker in zijn M/nderjaarige Zangster, gewijd aan de liefde; ook de Minnedichten van Wiselius. analekta (Gr.) = bloemlezing. anapest, versvoet, u U —. Anckersmit, Adel ~ , ps. van Hendrik Mulder, geb>. 1884. Angeniet Andel, H. M. van ~ , beantwoordde in 1883 Van Vlotens Onkruid onder de Tarwe van 1875 met Een Onkruidzaaier. Anderson, Marie ~ , 1842—1912, schrijfster van romans en brochures, behoorde tot de kring van Multatuli in Den Haag na 1862. Na zijn dood schreef zij allerlei anecdoten onder de titel Uit Multatuli's Leven, en Multatuli-Wespen, 1888; ps. Veritas. Andrea de Piere, Peerdekooper, klucht van W. D. Hooft; zie daar. Andreas, Valerius ~ , 1588—1655, hoogleraar te Leuven, begon in 1623 met een woordenboek over de Nederlanden en beroemde Nederlanders, Bibliotheca Belgica. Hierin ook de levens van letterkundigen. Andria, zie V. d. Enden en Terentius. Andriessen, Andreas ~ , 1699—1768, uit Schoondijke, predikant te Vere, schreef Aanmerkingen op de Psalmberijming van P. Dathenus, 1756. Hij en Guepin waren de mannen, die de psalmbundel van 1775 wisten te doen aannemen. Andriessen, Pieter Jacob ~, 1815—'77, hoofd van een school te Amsterdam, schrijver voor de jeugd, vaak over onderwerpen uit de Vad. Gesch. Richtte 1875 hetmaandblad Voor 't jonge Volkje op. Andriessen, Suze ~ , 1850—1924, dochter v. d. voorgaande, schrijfster van veel meisjesboeken. Anema, Seerp —, geb. Minnertsga 1875, leraar, 1924 schoolopziener te Amsterdam, letterkundige, dichter {Van Hollands kusten), en romanschrijver. Calvinistische en Impressionistische Aesthetiek, 1935, en Eerherstel voor Schaepmans Aya Sophia, 1936; strijdschriften tegen de Nieuwe-Gidsbeweging bij 't halve-eeuwfeest. Schreef 1921 over Een verge ten Dich teres (Clara Feyona van Sytzama). Hij is een van de eerste Calvinistische dichters, die onder invloed kwam van de Beweging van Tachtig. Poezie, 1903. Romanschrijver: In 's Levens opgang, 1907; De Sjoenemietische, 1932; De Egyptische (het huwelijk van Salomo met een Egyptische prinses), 1939. Ange, J. Teissedre l ' ~ , zie T. Angelkot, Hermanus ~ , apotheker te Amsterdam, vriend, leermeester, „huiswaerdt" en executeur-testamentair van Broekhuysen\ f 1726. Dichter en toneelschrijver; hij vertaalde o.a. Moliere's Misanthrope. Van hemzelf is de klucht Vechter, 1679, een schoenmaker, die van zijn vechtlust genezen wordt door pakken slaag. Schreef een Lijk-klacht voor Isaac Swe'ers, die bij Kijkduin sneuvelde, 1673. Angeniet, vrijage-spel, een pastorale van Bredero, na zijn dood door Jan Starter voltooid en voorzien van een Praeludium ofte Voor-spel, waarin de maagd „In Liefd' 1 angier 22 Antidotum Bloeyende" de 9 Muzen toespreekt en de I toneelspelers „besprengt". Later verschijnt de geest van Bredero, om een toespraak te houden: hulde aan de dichter. A. v. Mildert schreef er een rouwdicht bij: De Faem roept over al, Al is ons Breedro doodt, hy nimmer sterven sal. angier, oude naam voor anjelier. De Witte Angieren, oude Rederijkerskamer te Haarlem. Zie Witte Angieren. Angierhof, Reijnsburchs ~, verzameling | van de stukken, gespeeld op 't Landjuweel van 1641 te Rijnsburg. Anjello, zie Mas Anjello. Ankersmit Wzn., J. H. ~ , 1825—76, koopman te Deventer, vriend van Van Vloten, door hem verdedigd in zijn Deventer Ketterjacht, 1867. Hij schreef o.a. een historisch drama Pseudo-Demetrius, 1871. Anna, zie Sinte-Annen. Anna, „Schets uit den Spaanschen tijd", de eerste novelle van Potgieter, geplaatst in de Almanak voor het Schoone en Goede voor 1836. Anna en Phyllis, Samenspraak tusschen ~ , in Houivelycks Eerste Deel, Maeght, Inleydinge, van Cats, meer dan 2000 regels. Phyllis heeft raad nodig: Daer is eylaes! een vreemd gewoel, Dat ick ontrent mijn herte voel. De ervaren Anna weet de raad: Ons net moet vangen sonder schijn, De vogel moet de vanger zijn. Een andere T Samenspraeck tussen Anna en Phyllis gaat vooraf aan de Maeghdenplicht\ daaruit blijkt dat de wijze Anna Roemers bedoeld wordt: Al spreekt ook Phyllis met bescheyt, Het is u best dat Anna seyt. Anna Bijns, zie Bijns. Anna-Marie, romantisch verhaal van Felix Timmermans uit het oude Lier van omstreeks 1830, over mijnheer Pirroen, de notaris, die zich doodschieten wil uit teleurgestelde liefde, maar eerst nog de vrienden uitnodigt op zijn begrafenismaal, waar alles terecht komt. En over zijn nichtje Anna-Marie, een heel droevige geschiedenis; 1921. Mijnheer Pirroen is dan ook een echte held voor het Vlaams toneel. Anna Roemers, zie Visscher. Anna Rooze, roman van Cremer, zie daar. Maakte bij zijn verschijnen, 1867, zeer grote opgang. Anneesens, Frans ~ , 1660—1719, stoelenmaker, opperdeken der natien (gilden) van Brussel, verdedigde de vrijheid der gemeente tegen de Oostenrijkse overheersing; f op het schavot. Verheerlijkt als martelaar in een gedicht van Prudens van Duyse, 1830. Standbeeld te Brussel. Annotatien, Guldene ~ , zie Heerman. anoniem — naamloos. Zie pseudoniem, Van Doorninck en De Kempenaer. Anonymus Belga (Naamloze Nederlander), ps. van P. de Wacker van Zon als schrijver van een vlugschrift tegen De Adel, 1786. Anseele, Eduard ~ , 1856—1938, letterzetter te Gent, opsteller van het dagblad Vooruit, leider van de s.d. beweging in Vlaanderen, 1918—'21 minister van Arbeid. Schreef Voor het Volk geofferd, roman, 1880; De Omwenteling van 1830, 1882. Anslo, Reyer, d.i. Reinier —, 1626—'69, van Amsterdam, navolger van Vondel als dichter; werd ook van Doopsgezind Rooms, en trok naar Rome, 1649; f te Perugia. Afscheit van Amsterdam, 1650. Zijn Poezy uitgegeven door J. de Haes, 1713. Hij schreef een treurspel over de Parijsche Bruilojt, 1649. In zijn lijkdicht op Hooft: Muiden in rou, gaf hij een beschouwing van het letterkundig werk van de vereerde dichter. Zijn vader was afkomstig uit Oslo; (Anslo is de oude naam van Oslo). Maar hij werd een goed Amsterdammer, blijkens zijn lofdicht op Het gekroonde Amsterdam bij de eerste steenlegging van "t nieuwe stadhuis in 1648: Was Nederland een ring, Gij zoudt, 0 stadt, de diamantsteen wezen! Daar kreeg hij een zilveren schaal voor. H. H. Knippenberg schreef 1913: Reyer Anslo, zijn I even en werk. Antal, Mevrouw Von ~ , z\t Wallis en Opzoomer. Antheunis, G. Th. ~ , 1840—1907, geb. te Audenaarde, 1868 vrederechter, later te Brussel, Vlaams dichter. Hij was leraar en werd de schoonzoon van Conscience. Dichter ook van liedjes; componist. Zijn vrouw voltooide 't laatste werk van haar vader en schreef diens levensbericht. anthologie (Gr) = bloemlezing. Witsen Geysbeek gaf in 1821 zijn Epigrammatische Anthologie uit of Keur van Puntdichten. Anthologie is ook de titel van een prozaj bundel uit de 17e eeuw, verzameld door Dr. J. Knuttel. Anthoni Janszen van Tergoes, ook Antheunis Jansz. zie Jans en. De vader van Antonides. Antichrist-spel, Het ~ , mysterie-spel in Limburgs dialekt, 15e eeuw. Antidotum (Tegengif), „tegen het Vergift der Geestdryvers", 1626, gedicht van Vondel tegen het drijven van Hans de Ries, een leraar der Waterlandse Doopsgezinden. Deze betoogde, dat men naast het beschre- I ven, ook het onbeschreven Woord Gods Antieke Verhalen 2 heeft, namelijk de werking van de geest van Christus. Vondel stond op zij van zijn tegenstander Nittert Obbesz. Antieke Verhalen, bundel vertellingen van Louis Couperus, o.a. over de dichter Ovidius, balling te Tomi (aan de Zwarte Zee ten Z. v. d. Donaumond). Antigonus, of de Volksklagten, gedicht van Th. v. Rijswijck, 1841. Antigonus, de reus van Antwerpen, door Brabo overwonnen, stelt Napoleon voor; Brabo = Koning Willem I, dankbaar door de dichter herdacht. Antink, Margo —', geb. te Zutfen 1869, nu Mtv. Scharten-Antink. Schreef de novelle Sprotje, 1905, en werkte samen met haar man in Italie, waar bijna al hun werken spelen. Het eerste was Een Huts vol menschen, 1908; van 1934 is De gave gulden, Zij staat vooraan onder de romanschrijfsters. Reeds aanstonds uit Sprotje bleek haar liefde voor de zwakken en onaanzienlijken en bleek tevens haar kunst van vertellen. Die toont zich 00k weer in het voornaamste van de werken van de beide Schartens: Het Geluk hangt als een druiventros, 1918. Naast al hun romantische werk de historische studie van Julie Simon; zie daar. In Het Lev en van V ranee sco Camp ana, 1924—'26, een studie over kinderleven. Hun laatste romans spelen in het fascistische Italie en vertonen grote ingenomenheid met Mussolini. Anti-Pamela, zie Pamela. Anti-Schund, zie Nu en Vrije Bladen. Antonides, Joannes ~ van der Goes, d.i. Jan Antheunisz uit Goes, 1647—'84, verhuisde op 4-jarige leeftijd naar Amsterdam, studeerde voor apotheker en werd 1674 doctor te Utrecht. In 1667 schreef hij zijn treurspel Trazil of overrompelt Sina; in 1671 gaf hij de Ystroom, zijn grote lofdicht op Amsterdam, uit; in 1673 bezong hij de gruwelen der Fransen, gepleegd te Zwammerdam en Bodegraven. In 1674 vestigde hij zich te Rotterdam, onder bescherming van Mr. Diderick Buysero, lid van de Admiraliteit van de Maas. Als dichter is Antonides de navolger van Vondel. Hij begon met twee gedichten op de grote oorlog ter zee: De Teems in Brant en Bellone aen Bant, 1667. Daarna vertaling van oden van Horatius. In 1670 onderwierp hij de Ystroom aan de goedkeuring van zijn medeleden van N/7 Volentibus; Pels, Meyer en anderen zouden het stuk nazien. 't Gevolg was, dat 1671 Antonides 't Genootschap verliet. Daarop volgde zijn satire Marsyas tegen Pels, Meijer en Bouwmeester. Beroemd werd hij door de Ystroom; hij kwam in kennis met Buysero, Joan Six, Mr. Laurens Bake, Joan van Antwerpen Broekhuysen en Joan Pluimer. De oude Vondel zocht hem bijna dagelijks op. In 1672 vertolkte hij de verslagenheid van 't land in zijn Oorspronk van 's Lands ongevallen, gewijd aan Oudaen; de Franse invloed krijgt de schuld. Herneemt den ouden moet, gy vrygevoghte steden. Verjaegt den vyant, maer verjaegt eerst zijne zeden. Men koopt den Franschen zwier te duur voor lijf en goet. Nu wascht die smetten af in 's vyants dartel bloet. Verder bezong hij de grote zeeslagen van 1673. In 1671 had hij een gedicht gewijd, alweer in Vondels geest, aan de Nederlaeg der Turken; in 1676 vierde hij de Uitvaert van De Ruyter. Hij maakte een gedicht ter ere van Nikolaes Witsen naar aanleiding van diens beroemd boek over scheepsbouw. Vondels dood bezong hij in een Uitvaert. Hijzelf werd uitgeluid door Pluimer, G. Brandt en Broekhuysen, Constanter, Buysero, J. Vollenhove, J. Oudaen, Laurens Bake, Kasper Brandt, D. v. Hoogstraten, P. Rabus, F. de Haes, T. Arends, J. van Hoogstraten en K. Verlove. Lofdichten op zijn werk van Katryne Lescailje, Geraert Brandt, Broekhuysen, Pluimer, e.a. Zo werd hij bij zijn leven bewonderd, deze „Zoon van Vondel" en bij zijn dood op jeugdige leeftijd oprecht betreurd, zij het met al te grote uitbundigheid. Zijn Gedichten werden door zijn vader in 1685 uitgegeven met een levensbeschrijving. Zijn Leven beschreven door David van Hoogstraten, 111 A. Zijn Ystroom verlucht' met prenten van Romeyn de Hooghe met heel de Griekse godenwereld in weelderige vormen. Bilderdijk gaf een herdruk van Antonides* werken uit. Antwerpen, bezongen en verheerlijkt in De Drie Zustersteden. Beschreven door Sleeckx in De Straten van Antwerpen; folklore. Het Antwerpse leven in Wintertijd van Jef van Overloop, 1905; doch vooral in de verhalen van Lode Baekelmans: De Dolaar en de Weidsche Stad, 1904 en in 't bijzonder in zijn meesterwerk Utile, 1912. Verder Lode Zielens. Antwerpen, Landjuweel van ~ , I. 1496, waarop 00k Noordnederl. Kamers vertegenwoordigd waren: Amsterdam, Reimerswaal. II, 1561. Zie Landjuweel. Antwerpen was in dit jaar ,,een lovertente en toverpaleis". Het Mariakransken van Brussel kwam met 340 ruiters, 7 praalwagens en 78 reiswagens. Het landjuweel werd onmiddellijk gevolgd door een' haagspel tusscn dc Kamers van Licr, Turnhout, Bcr- 3 Antwerps Liedboek 24 approbatie chem en de Korenbloem van Brussel. I Antwerps Liedboek, 't ~ , 1544. Kwam op de Index. Nog ontoegankelijk voor Willems bij de uitgave van zijn Oude Vlaemsche Liederen. 1848. Uitgegeven door }:oc' mann von Fallersleben, 1855; met 200 wereldlijke en enkele geestelijke liederen. Nieuwe uitgave Een Schoon Liedekens- Boeck, met toelichting van Dr. W. G. Hellinga, 1941. Over 't Antwerper Liedboek het proefschrift van Dr. Selma Hirsch, 1923. Alleen getypt. In 1654 verscheen Eenen Nieuwen Antwerpschen Liekensboeck, van de Kamer „de Goudt-Blom", in | tegenstelling met het eerste geheel zonder betekenis. Apolda, Dire van ~ , zie Griselde en Sint- Elizabet. Apoll Den Lachenden ~ , uytbarstende in Drollige Rymen, Amsterdams liedboek, 1667; 2e deel 1669. Apollinisch = wat op Apollo betrekking heeft. Het Apollinische in de kunst = de bewust bouwende Rede, tegenover het Dionysische, de onbewuste, innerlijke Drang, die de kunstenaar beheerst; ,,de lyrischf roes" van Dyonisos, in tegenstelling met de „rustig wijsgerig in schoonheid bouwende ernst" van Apollo. Apollo, in de Gr. Mythologie de zoon van Zeus; de god van zang en snarenspel, uitvinder van de lier, aanvoerder der Muzen. De god der dichtkunst. Zie Apollinisch. Apollo of Ghesangh der Musen, dichtbundel van 1615 met 12 sonnetten van Bredero; misschien gaf hij de bundel zelf uit. Deze sonnetten zijn niet opgenomen door Van der Plasse in het Liedtboeck van 1622. Sonnettencyclus, gewijd aan „Margriete". Ook Hooft stond er enkele gedichten voor af. Apollo, zie Sixtinus. De Muzen verschijnen ten tonele, om het „constlievend" volk van Amsterdam te danken voor de goede ontvangst. Apollo, ts. van Van Lennep en v. d. Hoop, 1827; zij vestigden de aandacht op de buitenlandse dichters: Scott en Byron, Lamartine en Victor Hugo; hidden het geen jaar vol; 39 nummers. Zie Ned. Mercurius. Apollo, maatschappij ten bate van hulpbehoevende tonelisten en van weduwen en wezen, gesticht 1849. Apollo, maandschrift voor literatuur en beeldende kunsten, van Tielrooy en Van Thienen, 1946—-'48. Apollo, De Haagsche ~ , zie H. Apollo en Pan, toneelspel van Willem van Haecht; zie daar; 1561. Apollo en Pan, Speelstrijt van ~ , vrolijk hekeldicht van Vondel, 1654, na 't verbod van de opvoering van Lucifer. (In de wedstrijd tussen Apollo en Pan, wie het mooiste zong, was Midas de rechter; hij gaf Pan de prijs en kreeg tot zijn straf ezelsoren). Apollo's Harp, bloemlezing uit de gedichten van C. Huygens, Vondel, Westerbaen, J. v. d. Burgh, Anslo, De Decker, Jan Vos e.a., door N. H. A. I. M., d.i. Gerard Brandt, die van zich zelf 37 verzen opnam; 1658. Vergelijk Verscheyde Ned. Gedichten. Apollo's Kermis-Gift, 3 delen, Apollo's Nieuwe-jaers-gift en Apollo's Vastenavond- gift, zie liedboeken op het jaar 1740. Apollo's Lusthof, Amsterdams liedboek, 1673. Apollo's Marsdrager, zie Tysens. Liedboek met platte en vuile stukjes. Apollo's Minnezangen, Amsterdams liedboekje van 1663. Gevolgd door Apolloos Snaaren, 1668. Apollonius van Thyro, Schoone ende suverlicke historie van —, een verhaal uit de Gesta Romanorum, 1493 afzonderlijk gedrukt. Uitgegeven in Penon's Bijdragen. Voor toneel bewerkt door Bor\ zie daar. De roman werd in 't Gr. geschreven en in 't L. vertaald. Er is ook nog een treurspel Appolonius van Tyrus van 1662 met een voorbericht van D. Lingelbach, doch dit heeft met de roman alleen de naam gemeen. apologie = verdedigingsschrift. 't Meest bekend is de Apologie van Prins Willem, 1580. In de letteren b.v. Apologie van Julia door Rhijnvis Feith; Apologie van Ds. Wolff voor zijn vrouw, 1772; Apologie en Tweede A. tegen de lasterende nieuwspapieren van Petrus Hofstede, 1785 en '86 Apologie for Poetrie (Verdediging der Dichtkunst), beroemd geschrift van Sir Philip Sidney, 1595. Rodenburgs Eglentiers Poeten Borstweringh was er grotendeels een vertaling van. Albert Verwey gaf een nieuwe vertaling: Dichters Verdediging, 1895. Apostelen, Spel van Sinnen op dwerck der ~ , eerste helft der l6e eeuw, beeld van de geloofsvervolging onder de schijn van een bewerking der Handelingen. Apostelen en Profeten, verzamelwerk 1851 —'52, met gedichten van Da Costa, Ter Haar, Hasebroek, Ten Kate, Beets, Van Lennep en Bennink Janssonius. Appelmans, Gheraert ~ , schreef ± 1325 een glose op het Vaderons\ scholastiek en mystiek schrijver. Appolonius, zie Apollonius. approbatie = (kerkelijke) goedkeuring van Aprilbeweging 25 Arcadia een boek, gewoon bij de R.K. Doch in de 17e eeuw ook wel bij de Gereformeerden. Zo werd Het Christelyck Overlijden van Prince Mauritius, geschreven door Bogerman, van approbatie voorzien door de Theologische Faculteit te Leiden; ook de Psalmen van Sluyter, 1659, en zijn Lofzang der H. Maegd, 1669, verschenen met approbatie. Aprilbeweging, 1853, gaf aanleiding tot vele, meest anonieme gedichten. Daarbij Beets, Nederlandsch Lied; Constanter, d.i. J. v. Lennep Volksgezang; Jan Tideman De Verguizing van het Voorgeslacht; Alberdingk Thijm, Huldegroet aan den Koning. Aquarellen, (waterverftekeningen), eerste bundel gedichten van Marie Boddaert, 1887, onder invloed v. d. Nw. Gids. Aquiria, zie Sint-Lutgert. Aran en Titus, treurspel onder invloed van Hooft en van Vondel, 1641, van Jan Vos; behandelt hetzelfde onderwerp als Titus Andronicus van Shakespeare. In 5 bedrijven, de 4 eerste met een rei besloten. De vorm was dus klassiek, maar de inhoud is vol van vertoonde en vertelde gruwelstukken. Het drama maakte grote opgang; Van Baerle bewonderde het, ondanks of van wege een gebraden prins, een gebakken Moor en geestverschijningen. Vos volgde hier Rodenburg na; hij wist, wat het publiek pakt. Aran is de minnaar van de gevangen koningin Thamera. Met haar beide zonen vermoordt hij twee zonen van Titus, des keizers veldheer; twee andere zonen van Titus krijgen de schuld. De beide zonen van Thamera, verliefd op Rozelijna, dochter van Titus, vermoorden ook haar verloofde en bovendien nog des keizers broeder. Zij maken zich meester van Rozelijna en om hun schelmstuk te bedekken, rukken ze haar de tong uit en kappen ze haar handen af. Dit is nog maar het begin. Alles naar de zinspreuk: „het zien gaat voor het zeggen". Aran en Titus of Wraak en Weerwraak werd gespeeld door 12 personen, waarvan 10 op het toneel omkomen; Casper van Baerle ging er 7 maal heen en dichtte: Die noyt gezeten heeft aan Grieks of Roomsche disch, Wijst nu de wereld aan, wat dat een Treurspel is. Travestie van het stuk door J. Rosseau, 1716. Een andere door Salomon van Rustingh. In zijn Boertige Beschrijving van den Amsterdamschen Schouwburg geeft Langendijk een komisch verhaal van de vertoning van Aran en Titus. Van het stuk zelf verschenen 23 drukken; het spel van Wraak en Weerwraak behaagde aan het publiek. Het stuk was opgedragen aan Barlaeus. Vos had volgens Moltzer en Worp waarschijlnijk Shakespeare's Titus Andronicus door E. spelers zien opvoeren. De scherpste kritiek op Aran en Titus kwam van Lucas Rotgans in zijn Boerekermis\ hij laat het klassiek treurspel daar opvoeren d. e. boerenrederijkerskamer. Aran Burfs, ps. van Frank Baur. Arantus, de minnaar uit het volksboek van Boekholt; zie daar. arbeiders in de moderne roman, voor 't eerst in Hanna de Freule van Cremer en in Gederailleerd van Gerard Keller, beide oppervlakkig, doch het laatstgenoemde al heel bijzonder. Arbez, D ' ~ , ps. van /. F. v. Oordt. Arbo, d.i. Alg. Romanbibliotheek Ontwikkeling, de uitgeverij van de Arbeiderspers, opgericht 1925, gaf een groot aantal werken uit van buitenlandse en Ned. schrijvers. Arcadia, landstreek op de Peloponnesos in Oud-Griekenland; door de Italiaanse dichter Sannazaro (1456—1530) beschreven als het liefelijke land der herders in zijn roman Arcadia. Vandaar is A. de naam van een herdersverhaal. Te onzent moest de A. dienen als lijst voor allerlei wetenswaardigheden op 't gebied van oudheidkunde, folklore en geschiedenis. De eerst Ned. was Batavische Arcadia van Heemskerck, 1637; de eerste druk was een perkamenten bandje. De herders en herderinnen zijn Haagse heren en dames: Reynhert en Rosemond, Diederick en Radegond enz. Zij doen een speelreisje naar Katwijk, eten daar gezellig en keren over Wassenaar terug. De drie eerste drukken, 1637, '47 en '57 naamloos; pas de 4e druk verscheen met de naam van de schrijver: 1662. Reeds in 1639—'40 verscheen D'Engelsche Arcadia te Amsterdam, een bewerking van Sidney. Nederlandse Arcadia's: H. Soeteboom, De Zaanlants Arkadia, 1658; L. van den Bos, Dordrechtsche Arcadia, 1663, en Zuyt-Hollantsche Thessalia, 1663; Mattheus Gargon, Walchersche Arkadia, 2 delen, 1715—'17; Claas Bruin, Kleefsche en Zuid-Hollandsche Arkadia, 1716. Dit zijn berijmde reisverhalen van een tochtje van 9 Amsterdammers en Haarlemmers door Utrecht, Gelderland en Kleef in 1713 en '14; zij genoten van het vette der aarde en waren van oordeei, dat de Nederlanders alle andere volken overtroffen. Claas Bruin, Noord-Hollandsche Arcadia, 1723, ook op rijm; Daniel Willink, Amsterdamsche Tempe of nieuwe Plantaadje, 1721, op rijm. Amsterdamsche Buitensingel, 1738, op rijm. Amstellandsche Arkadia, 2 delen, 1737. archaisme 26 Ariadne Mr. W. den Elger, Rotterdamscbe Arcadia, 1726; uitgegeven n.a zijn dood; K. Elzevier, Arkadia of vermakelijke ultspanningen, Rotterdam, 1739, in dicht en ondicht. jac. van der Valek, Noordwyckse Arcadia, in dichtmaat, 1748. Betie Wolff, Walcheren, 1769. T. D. Moor, Scboonbouenscbe Arcadia, ene dichtmatige beschriiving, 1783. A. Loosjes, Hollandsche Arcadia, wandeling in de omstreken van Haarlem, 1804; Katwijks Zomertogtje, 1805. Gelderscbe Arcadia of wandeling over Bilioen en Beekhuizen, 1820, door J. A. Nijhoff. Van ander karakter is de Hollandscbe Arkadia van A. Rademaker, C. Prank, D. Stoopendaal; beschreven door Gysbert Tysens; 1730-'72. Dit zijn "afbeeldingen van 576 gezichten" op Amsterdam, Rijnland, Alkmaar, "de Zeegepraalende Vecht" enz. Fraai uitgevoerd was ook Eemlands Tempe of Clio op Puntenburgb, 1803, van Pieter Pijpers, die zwaarmoedig werd tengevolge van de kritiek en in 1805 op zijn buiten bij Arnersfoort overleed. Tot de Arcadia's behoren verder: Roosendaalsche Vermaaklykheden' van joh. d'Outrein, 1700, toen predikant te Arnhem; 't Bataajscbe Atbene, in drie herderskouten van Le Francq van Berkhey te Leiden 1760. De eerste Arcadia, was van Boccaccio: Ninjale d'Ameto. Zeven nimfen schilderen voor de jager Ameto de lotgevallen van haar liefde en elk zingt een ecloge. De tweede en voornaarnste was Sannazaro's Arcadia van 1502; in een eeuw 60 drukken. Daarop volgde o.a. de Diana van Montemayor. De Arcadia van Sydney was het voorbeeld in Engeland, 1590. In 1610 volgde Astree van d'Urfe in Frankrijk in 5 dikke delen; herdersroman. De Arcadia van Sannazaro verscheen in 1730 in vertaling van P. Vlamingo Sydney's werk vertaald door ]. de Haas, 1742. De Batavische Arcadia opnieuw uitgegeyen door W. P. Wolters en H. C. Rogge, met inleiding. Beoordeling der Arcadia's met Veruolg, 1832, door G. D. ]. Schotel, archaisme in de taal, het opzettelijk gebruik van verouderde woorden, als middel om de kleur van het beschreven tijdvak aan te duiden, b.v. bij Mw, Toussaint en bij Drost, Pestilentie. Archief voor Ned. Taalkunde, tijdschrift van A. de Jager, 1847-'56. Arctoa Tempe (het Noordelijke Tempe), titel van Westerbaens hofdicht op Ockenburg. Zie daar en Tempe. Arend, Dr. }. P. ~, 1796-185\ leraar, taalgeleerde, schriiver van een Alg. Gesch. des Vaderlands, verschenen sedert 1840. In 1845 verscheen van hem Fingal, naar het Gaelisch van Ossian, met een onderzoek naar de echtheid. Arendsz, Thomas ""', 1652-1701, makelaar te Amsterdam, vriend van Andries Pels, beschermeling van burgemeester Johannes Hudde. Vertaalde van Racine, Moliere bn Corneille. Ook bewerkte hij zijn opera Roeland naar een stuk van Quinault, 1686. Een andere opera van hem is Amadis, Treurspel in maatzang, Van hem zelf zijn De Krooningen van lf7illem III en Maria, 1689 en Ter Lijkstaatsie van Koningin Maria, 1695, stukken met vertoningen. Dan schreef hij nog een uiteenzetting, wat een opera is en hoe er in Amsterdam een opera gevestigd worden kan. Hij schreef in 1687 de tekst van de opera Cadmus en Hermione, "treurspel in maatzang"; deze opera werd vertoond door Franse "Academisten", en was...... een verheerlijking van Lodewijk XIV, die de Verenigde Provincien zou bedwingen! Van 1691 Ter Gedacbtenisse, rouwzang bij de dood van Cornelis Tromp. Verbeerlvlst Amsterdam en andere gedichten ter ere van de stad, 1690. Verioelkominge van den Heer Admiraal W. B. Schepers. Arents werd lid v.an N.V.A.; het kunstgenootschap gaf zijn tweede toneelstuk uit, Ijigenie, vertaling van Racine; Pels had er aan meegewerkt. In 1673 bezong hij de overwinning bij Schoneveld en de verovering van N aarden door Willem III; in 1678 de Vrede van Nijmegen. Verder geen gedichten ter ere van Willem III; wel een lofdicht op Fleurus in 1690, maar daar voerde Georg van Waldeck bevel. Arent Pieter Gysen, de vechtersbaas uit Bredero's Klucbtigb Boeren Geselschap, uit het Boertigb Lied-bocce, 1622: Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaep en Leen, En Klaesjen en Kloentjen, die trocken t'sarnen heen Na 't dorp van Vinckeveen..... Arents, Prosper r->, geb. 1889 te Borgerhout; schrijver van regionalistische romans en bibliographische werken, namelijk "De Vlaamse schrijvers in vertaling' . Verder o.a. Het batisten Zakdoekje, Pantojjel en '1 Gebeimzinnig Kast]e. Argus, letterkundig tijdschrift van 1828' 29; waarschijnlijk van J. ]. F. W,ap. Aanmatigend schendblad; schold op H. v. Loghem, Warnsinck, Klijn, Ten Hoet en Vincent Loosjes. Begon met een gedicht van Bilderdijk. Ariadne, 10 toneelspel van P. C. H oojt; Arion 27 Armada zie daar; 1602; 2 0 de eerste opera van Govert Bidlo; zie opera. (Ariadne, dochter van Minos, koning van Kreta; zij redde Theseus, prins van Athene, uit het Labyrinth; werd op Naxos door hem verlaten; trouwde met Dionysos, de wijngod, Lat. Bacchus). Arion, Gr. dichter en luitspeler uit Lesbos, 7e eeuw v. Chr. Door schippers bedreigd ontkwam hij op de rug van een dolfijn Korinthe. Arions Vingertuig, Haarlems Iiedboek met minnedichten, 1645. Zie ook Spiegbel en Hartspiegbel. Ariosto, 1474-1533, beroemd vertegenwoordiger van de Renaissance in Italie; schrijver van Orlando [urioso (Razende Roland), waarin hij de oude ridderromans bespotteIijk maakt. Aristarchus, 216-144, Gr. taalgeleerde uit Samothrake; verklaarde critisch de gedichten van Homerus. Vandaar is Aristarch = kunstrechter, en vooraI de verbeteraar van een dichtwerk. 20 trad Huydecoper op als de Aristarch van Willem van Harens Friso, 1741. Aristo, "aIgemeen cultured en litterair Maandblad", opgericht 1930 door Wouter Lutkie, priester; 10 jaargangen. Aristoteles, 384-'22, een der grootste wijsgeren van Griekenland, leerling van Plato; 343 leermeester van Alexander van Macedonie; stichtte 331 in de wande1gangen van het lyceum bi; Athene zijn school. Op zijn naam staat een Poetica, in 1610 door Heinsius bewerkt. De eenheden van plaats en tijd in het drama, aan Aristoteles toegeschreven, voor 't Ned. toneel tot wet gemaakt door Heinsius en Vossius. Ook de F. klassieken hielden zich daar streng aan op voorschrift van I'Art poetique van Boileau. Met de derde eenheid, die van handeling, is het geheel anders gesteld; elk drama behoort van een leidende gedachte uit te gaan; de handeling moet noodzakelijk uit de omstandigheden en de karakters voortvloeien. Aristoteles en Phyllis, vertelling van Indische afkornst, algemeen verspreid in de M.E.; Aristote1es Iaat zich als rijpaard gebruiken door een jonge dame, die zich aldus op hem wreekt, omdat hij koning Alexander berispt had, die verliefd op haar was. Monografie van Dr. Borgeld, 1902. Ark, Aug. ~, pseudo van Luc van Brabant. Arkadia, zie Arcadia. -, Arkel, Gedenkschriften van Frank Floriszoon van """-', van M. C. van Hall, 1832 naamloos verschenen; schiIdering van Amsterdamse "bedrijven, gesprekken en omstandigheden", van "opgewonden jonge politid en verwaande rijmelaars", in de vorm van de geschiedenis van ceo denkbeeldige Van Arkel. Uit de Recensent der Recensenten, 1829-'32. Arkel, het Huis van "'-', onderwerp van de historische roman van ]. Huf van Buren, De Laatste der Arkels, 1885. En van een treurspel van Van Paffenrode Onder-gang ran Jonkheer Willem van Arkel, 1662. Deze was de zoon van Jan XIII, sneuvelde 1417 binnen Gorkum; de laatste der Arkels, bestemd als opvolger van Reinald IV van Gelre. Roman van A. D. V. Buren Schele 1837: Grootheid en Va! der Heeren van' Arkel. De stof is ontleend aan het Leven der Doorlucbtige Heeren van Areel door Abraham Kemp, 1656. Daarop berust ook Van Lenneps "legende" Jacoba en Bertha: de liefde van gravin Jacoba voor de Heer van Arkel. In veel vroeger tijd speIen Van Lenneps 13 vertellingen in De Reisgenooten, dat is de terugkeer der Ned. kruisvaarders onder jonker Jan van Arkel uit Acre (Akkaron) in 1272. Arke Noachs, De "'-', 1799, Spectatoriaal weekblad (54 nummers) van .4.. R. Falck, D. ]. van Lennep, R. H. Arntzenius, Jeronimo de Vries en C. Loots; later kwamen Helmers en Jac. ScheItema er bij. Gevolgd door Sem, Cham en [apbet, 1800, van Kinker, Helmers en Loots (21 nummers); ook dit weer in Patriotse geest, Over de Amsterdamse schouwburg en de letteren, maar ook over staatkundige en rnaatschappe1ijke vraagstukken, over Verlichting, Vrijheid enz, Ps. van Van Lennep Zwaaneveder; van Kinker Schouwgraag. Van D. ]. van Lennep de raad aan een Schouwburgdirecteur: 20 gij wilt voldoen door deugd en [ zedeIessen, Dan vrees ik, dat gij arm gelijk de [mieren wordt: Volg nu eens dezen raad: Zoek jonge [ danseressen, Maak uw balletten lang en hare [rokken kort. Arlekijn, zie Harlekijn, Van 1720 is Langendijks Arlequin Actionist; van 1759 De uerliejde Arlekijn door ]. Bouhon. Arlequin Tovenaar en Barbier is van 1730; Arlequin Jansenist of de berisping van de Geleerde Vrouw van G. Tijsens, 1732. Armada, De "'-', De Onoverwinnelijke Vloot van 1588, bezongen door Spieghel in zijn Dank/ied over de Ondergang. En in liederen van onbekenden: Ick meyn g'u veeren Vrij vind gekort, Hoogmoedigh Spaensch tyran, So sal m'u scheeren, Als u wat schort, Comt weder ecns rnaer an. Arme Edelman 28 Art poetique Arme Edelman, De ~ , roman van Con- I science, 1851. Arme Visschers, gedicht van De Genestet, vertaling van Pauvres Gens van Victor Hugo. Arminius, Beschermer der Duytsche Vrijheid, treurspel van Asselijn, 1686. Armoede, naturalistische familieroman, zie Boudier-Bakker. Beschrijving van de lotgevallen van een Amsterdamse familie, die niet in stoffelijke, doch in geestelijke armoede verging; zeer veel gelezen. Tegenhanger van de Roman van een Gezin van Robbers. Armoede, Lof van de —, zie Lof van den Kyckdom. Arm Vlaanderen, I. roman van Teirlinck en Stijns over de schoolstrijd in Vlaanderen, 1892. 't Zelfde onderwerp was reeds in 1885 behandeld door Virginie Loveling in haar roman Sophie, eveneens ant'-clericaal. II. de werkelijke toestanden van het arbeidende volk beschreven door August de Winne, redacteur van Le Peuple, met een brief van Ed. Anseele, 1911. Arnold Geesteranus aan Maria van Reigersbergen, 1775, rijmbrief van Betje Wolff, zie daar. Arnout, zie Aernout. Arntzenius, Mr. R. H. ~ , 1778—1823, vriend van Falck en D. J. v. Lennep, gaf 1801 zijn Dichtlievende Uitspanningen uit; verklaarde zich een tegenstander van de sentimentele poezie. Zie Arke. Arp, Jan van ~ , lid van In Liefd' bloeyende, toneelschrijver. Chimon, 1639; Droncken Goosen, 1640; Claes Klick, 2e druk 1640; Tolimond, Prince van Rodes, 1640. Droncke Goosen was een „singende klucht", op de regel: Selden raeckt men in de ly, Of men isser selver by. Arras, Jozef ~, geboren en gestorven te Lier (1890—1919); is bekend om zijn „Gekke Sprookjes", en vooral om zijn „Begijnensprookjes". Arrenberg, Reinier ~ , 1733—1812, uit Rotterdam, boekhandelaar, uitgever en sedert 1765 redacteur v d. Rotterd. Ct. Hij stelde samen een Naamregister van de Ned. boeken, sedert 1600 uitgegeven. Daarin ook de namen der Dichtgenootschappen. Arria, heldhaftige Rom. vrouw, gemalin van Paetus, doodde zich zelf (42 n. Chr.), om aan haar man, die ter dood veroordeeld was, het voorbeeld te geven. De Haarlemse Arria = de vrouw van Pieter Kies, novelle van Mw. Bosboom. Ars amandi (L. = de kunst der liefde), gedicht van Ovidius, vrij bewerkt door Westerbaen, als Avond-school voor vryers en vrysters. De eerste Ned. vertolker was Cornelis van Ghistele, op rederijkersmanier, zonder smaak en gevoel. Zie ook Heemskerk. Ars superat Fortunam (De Kunst gaat de Fortuin te boven), Haags dichtgenootschap; Schaaf was er lid van. Arsenaal (Gent), tijdschrift ter bevordering van het kort verhaal, onder redactie van E. Van Ruysbeek, Rik Lancrock e.a. Sedert 1945. arsis, beklemde lettergreep in een versregel, aangeduid met —, tegenover de thesis, de onbeklemde lettergreep, aangeduid met u . Bv. — u — u — u — Daar was laatst een meisje loos. Artevelde, Jacob van ~ , 1287—1345, uit een aanzienlijk Gents geslacht, lakenhandelaar, 1338 heer en meester van Gent met zijn schoonvader Zeger van Kortrijk; sloot met Engeland een verbond tegen Frankrijk en de Fransgezinde graaf van Vlaanderen; de wijze leider van het volk. Werd door hetzelfde volk vermoord onder aanvoering van Geeraert Denijs, deken der wevers. Standbeeld op de Vrijdagmarkt. Epos van Van Duyse, 1859- Gedicht van P. F. van Kerckhoven, 1845; bekroond. Hoofdpersoon in de roman van Conscience, 1849; grootse huldiging van de schrijver bij zijn komst te Gent; dankbewijs van de stad Gent in het Frans! Drama van Van Peene, 1841; ook van Verschaeve, 1912. Cantate bij de onthulling van 't standbeeld in 1863, van De Stanberg; zie daar. Door de eeuwen heen had Jacob van Artevelde een slechte naam door de kroniek van Froissart. Pas in 1812 kwam de Gentenaar Ph. Lesbroussart in het F. voor Artevelde op. Van Duyse volgde met een gedicht in 1838; een borstbeeld werd onthuld in 1845; in 1844 was het gedicht van P. F. van Kerckhoven bekroond. In 1845 kwamen ook G. J. Dodd en Mw. Van Ackere-Doolaeghe, in 1862 Frans de Potter, die in 1863 ook een volkslied dichtte, muziek van Karel Miry. In 1863 verschenen de toneelstukken van F. van Geurt, E. v. Driessche, E. v. Assche en H. Aelvoet. Uitvoerige studie in Oostvlaamsche Zanten van 1938. Zie daar. Artevelde, Philips van —, verschijnt 1830 in een werk van Von Tromlitz in 't D.; 1834 bij Sir Henry Taylor in Engeland; in 1839 in Frankrijk bij V. T. Dinoncourt. Pas in 1842 in een gedicht van Rens; daarna bij Van Duyse, Karel Boogaerd en Jan Bouchery. 't Best is het gedicht van Vuylsteke, getoonzet door Gevaert en het drama van Cyriel Verschaeve, 1912. Art poitique, L'~, F = de Dichtkunst, art pour Tart \ het wetboek van de kunst, vooral van de toneelkunst; rijmwerk van Boileau, dat als hoogste gezag gevolgd werd door de F. klassieken en bij ons door de mannen van Nil Volentibus en hun volgelingen in de 18e eeuw. art pour Tart, l'~, zie I'art. Artur, de konfng aan het hof te Carduel, met Ginovere, de koningin, het middelpunt der Arturromans, de Britse of Keltische ridderverhalen. Omringd door zijn beroemde ridders Walewein, Lancelot, Ywein en de gehele tafelronde. Van de Ned. bewerkingen der F. Arturromans zijn Lancelot, Percevael, Walewein, Ferguut, Torec en Merlijn geheel of gedeeltelijk bewaard. Dan is er een afzonderlijk Boec van koning Artur van Velthem; zie daar. De Ridders van de Tafelronde van Artur zijn te vergelijken met de 12 pairs van Karel de Grote, zoals duidelijk blijkt uit Van Velthems grote verzamelwerk Lancelot, gedeeltelijk bewaard, waarin ook de Graalqueste (het zoeken naar de Graal) en Arturs Dood. Volgens de overlevering was Artur een Keltische koning; deze Historia werd in het F. vertaald en zo kwamen in de 12e en 13e eeuw de F. dichters aan de stof voor hun ridderromans. Artur zelf wordt door zijn neef Mordred gewond en overgebracht naar het feeen-eiland Avalon. De Artur-romans dragen een hoofs karakter. De voornaamste F. schrijvers waren Robert de Borron en Chretien de Troyes. Van Frankrijk uit werden de verhalen in alle talen van W. Europa overgebracht. Arturs Dood telt bij Van Velthem meer dan 13000 verzen, steunende op de verhalen van Godfried van Monmouth; het werk behelst de verdere liefdesavonturen van Lancelot en Genovere. Arzaces of Edelmoedig Verraad, 1722, treurspel van Balthazar Huydecoper; zie daar. As, G. G. van ~ , 1876—1927, journalist, inspecteur v. h. L.O., romanschrijver onder ps. G. Schrijver, criticus in het Christelijk orgaan Ons Tijdschrift, later redacteur. Van 1908—'21 een der hoofdredacteuren v. h. dagblad De Nederlander. Schrijver van jongensboeken. A-saga, verhaal met geen andere klinker er in dan de a, van Prof. Bosscha, 1841. Zo schreef Jacob van Lennep een E-legende, en Des Amorie van der Hoeven Jr. een O-sprook. Van Ds. Jongeneel van Rotterdam, 1837—'87, kwam later nog een l-dicht. Volgens Braga ontbrak alleen het U-prul. In 't Duits verscheen een preek van Ds. J. Miillner over De Naam Jezus, zonder de letter r\ vertaald door J. Scharp, predikant te Rotterdam 1795; derde druk Asselijn 1834. In Van Lenneps jaarboekje Holland van 1855 nog een verhaal met alleen de klinker a; Gastmaal aan 't Strand, Abacadabra. Asmodee, zie Jan de Vries en A. van Brussel. Ook in 1858 was er een almanak Asmodee. Asmus, zie Matthias Claudius. Aspasia, Koningklycke Harderin, blijspel Jacob Cats; zie daar. Vertoond te Amsterdam 1655. Het verhaal van Cyrus en Aspasia in de Trou-Ringh behandelt hetzelfde trouwgeval. Assche, Piet van ~ , 1868—1950, uit Burcht; schreef drama's en naturalistische romans. Asschenberg, Hermanus ~ , 1726—'92, dichter te Amsterdam. Puntdichter; vertalingen. Vriend van Lutkeman, Pater en Bernardus de Bosch. Bekend om zijn rijmbrieven, o.a. Anna Boleyn aan Hendrik VIII. Gaf een herdersspel uit, Silvaan, 1783, vertaling van Marmontel. Voorstander van het klassieke treurspel; ontleende aan Gellert het toneelspel De Deugdzame Zoon. Zijn Poezy uitgegeven door Uylenbroek 1793. Asselbergs, Dr. Willem ~ , geb. 1903 te Bergen-op-Zoom, R.K. letterkundige en dichter onder ps. Anton van Duinkerken. Onder zijn bundels gedichten Lyrisch Labyrinth, met een afdeling Protest, hekeldichten tegen Molkenboer, Van Ginneken, A. M. de Jong e.a., 1930; Het Wereldorgel, kleine wereldgeschiedenis op rijm, 1931, en Hart van Brabant, 1936. Onder zijn essays: Hedendaagsche Ketterijen, 1929 en Katholiek Verzet, 1932, tegen Marsman, Ter Braak en Coster. In zijn Welaan dan, beminde geloovigen maakt hij Hadewych, Maerlant, Anna Bijns, Vondel, Thijm, Van Eeden en Gerard Bruning tot „getuigen voor de Katholieke levenswil van het heden". In 1941 Ned. vromen v. d. nieuwen tijd, gebundelde krantenartikelen. Van 1942 Ascese der Schoonheid, commentaar op de poezie van A. Roland Hoist. Hij gaf een bloemlezing De Katholieke Poezie uit in 3 delen. I. Middeleeuwen\ II. Dichters der Contra-Reformatie, 1932, met inleiding, bekroond met de Van der Hoogtprijs en met een Leuvens ere-doctoraat; III Dichters der Emancipate, 1700—1938. Studies over Twintig Tijdgenooten, 1934. Medewerker aan de nieuwe Gesch. v. d. Letterkunde voor de tijd na 1880. Hij was bijna van 't begin af de leider van De Gemeenschap\ ook redacteur van het R.K. dagblad De Tijd en sedert 1934 mederedacteur van De Gids, de eerste Katholiek. Bijzonder hoogleraar te Leiden, in de Vondelstudie, 1940. Dichters om Oranje, met P. J. G. Huincks, 1946. Asselijn, Thomas ~ , 1620—1701, toneel- 9 Assenede : dichter, de voornaamste navolger van Jan Vos. 7A\W eerste stuk is Den Grooten Kurieen, 1657, een nabootsing van Aran en Titus. Verder Mas Anjello, 1668; De Moordt tot Luyk, 1671, weer allebei vol beweging en moord. Hij kantte zich tegen N/7 Volenti bus; het Genootschap prees vertalingen aan. Asselijn kwam op voor eigen werk. Dr. Lodewijk Meyer antwoordde met een ongunstige beoordeling van Asselijns stukken. Deze liet dit niet op zich zitten. De strijd werd geschorst, omdat de Schouwburg in 1672 gesloten werd, tot 1677. Asselijn had de gedichten geschreven, waarmee Vondel verheerlijkt werd op het Sint- Lucasfeest van 1653. Zijn betekenis ligt in zijn kluchten en blijspelen. Hij was te Dieppe geboren, doch kwam reeds jong hier en werd geheel een Nederlander. Boekbinder te Amsterdam. Schreef eerst treurspelen; in 1685 nog Egmond en Hoorne; in 1691 Juliaansche Medicis; in 1692 Belegering van Samaria. In deze tijd komen ook de blijspelen: Jan Klaaz of gewaande Dienstmaagt, 1682 vertoond; Kraam-bedt of Kandeel-Maal van Zaartje Jans, Vrouw van Jan Klaazen, 1684; Echtscheiding van Jan Klaaz en Saartje Jans, 1685; een trilogie, het beste werk van Asselijn. Jan Klaaz bracht heel veel opschudding, omdat het stuk speelt onder de Mennisten. Saartje is de dochter van de makelaar Jan Jaspersen in 't Kattegat te Amsterdam; Jan Klaaz is een „ligtvink", die zich, als dienstbode verkleed, als meid verhuurt bij Jan Jaspersen en Dieuwertje. Als Jan Klaaz en Saartje eenmaal getrouwd zijn, doet hij zich zeer vroom en stemmig voor, maar hij verleidt Hillegond, een „collegie-suster"; deze wordt nu in een bakermat binnengebracht op 't kandeelmaal van Saartje, en Jan Klaaz krijgt in elke arm een kind. Hij int voor eigen rekening de vorderingen van Jan Jaspersen en gaat naar de gijzeling; Saartje trekt met dokter Gardenier naar een hofstee op Vreeland. Deze drie stukken werden de ganse 18e eeuw gespeeld en gelezen; Cornelis Troost schilderde de aquarellen, die nu in 't Mauritshuis hangen. "t Allereerste gevolg was een aantal schotschriften en het verbod van opvoering der „paskwilleuze klucht", het eerste blijspel, dat verboden werd. Men beschuldigde Asselijn, dat hij het stuk voor geld gemaakt had; hij was karmozijnverver geworden en in 1678 bankroet gegaan. Maar of de beschuldiging waar is, of dat Jan Klaaz geschreven is uit persoonlijke verbittering, is nooit uitgemaakt; in ieder geval waren er ook onder de vromen wel schijnheiligen. ) Asten De karakters in het stuk zijn buitengewoon goed getekend. De bekeerde „domenateur" is waard, naast Moliere's Tartuffe te staan, de F. schijnheilige. De Nederlandse schijnvrome kwam op het toneel met geschoren hoofd, toegeregen wambuis en ongesteven linnen. Het publiek hoorde hem zedig spreken: „wel, wel, dat is goed, dat is goed", tot hij naar de gijzeling gebracht wordt met een troep volk achter zich, dat nu ook roept, maar op andere toon: „wel,wel, dat is goed, dat is goed!" Maar Jan Jaspersen en Dieuwertje blijven achter, eenzaam, verarmd en verbitterd. Van 1684 is Asselijns klucht De Stiefmoer, de eerste stiefmoeder, die op het toneel komt, een Moffin, getekend als feeks; de vroegere dienstbode, die de baas speelt, tot de man zich verzet. Drie hannekemaaiers, haar verwanten, worden rijk onthaald; zo toont zij haar macht. Maar ten slotte moet zij vergiffenis vragen in de plunje, die zij aanhad, toen zij uit haar land kwam. In 1690 kwam De Stiefvaer, in 1691 De Schynheilige Vrouw, daarna De Spilpenning} een verkwistende vrouw, die tot inkeer gebracht wordt; Melchior, baron de Ossekop, 1691; De Kwakzalver, 1692 en De Schoorsteenveger door Liefde, ook van 1692; de 3 laatste zijn kluchtspelen; Dan is er nog het blijspel Gusman de Alfarache of de doorsleepene Bedelaars, naar Alemans Sp. schelmenroman. Hoeveel goeds er ook nog in de laatste stukken is, zij lijden aan de ,,deftigheid", die toen zo sterk opkwam. Asselijn is naast Hooft en Brederode de komische dichter der 17e eeuw. A. de Jager gaf in 1878 deel I van zijn werken uit. Het enige stuk, dat Asselijn niet uitgaf, is De Dobbelaar, blijspel in 3 bedrijven; Van Vloten nam er een paar fragmenten van op in zijn Ned. Kluchtspel; het werd afgedrukt in het Ts. voor Taal en Lett., XXVIII. Assenede, Diederic van —, ± 1230—± 1293, de dichter van Floris ende Blancefloer; lie daar. (Assenede, dorp in Oost- Vlaanderen, bij Sas van Gent. Diederic was er „clerc"). assonantie of halfrijm is aanwezig, wanneer alleen de klinkers rijmen: Het waren twee coninghskinderen, Sy hadden malcander so lief, Sy conden bi malcander niet comen, Het water was veel te diep. Asten, Jan Janssen van —, dichter van liedjes in de volkstoon, opgenomen in liedboekjes als de Haerlemsche Winterbloempjes, 1645—'51. Daarin o.a. een Kermisdeun, bij 't ontwaken: D'een zijnde wacker, geeuwt als een koe, Astrea 31 Avermaete D'ander, zijn macker, siet wonder toe: Hoe duycker, kom ick dus op een bank? Wat drommel, droom ick? 't Is door den dranck. Astrea, letterkundig maandschrift onder leiding van Dr. Wap, gesticht 1851. Nam 1881 en '82 Duitse en Nederlandse sonnetten van Kloos op. Astree, roman van D'Urfe, 1610; de F herdersroman, ontstaan onder invloed van Diana, de Sp. pastorale van Montemayor. Atalante in het Hof van Kalidon, 1711, treurspel van Schermer, evenals Meleager en Atalante van 't zelfde jaar. (Meleager, prins van Kalidonien, is verliefd op Atalante, prinses van Arkadie, die hem helpt bij de *jacht op het vervaarlijke everzwijn. Zijn ouders hebben hem evenwel bestemd voor de prinses Alkmene; na veel wederwaardigheden wordt het huwelijk van Meleager en Atalante gevierd). Athenaeum Ilhistre van Amsterdam, 1632, de oefenschool die door Costers Academie bedoeld was; Vondel schreef de Inwying der Doorluchtige Schoole: O goude lettereeuw! o wyse lent! O lucht vol geurs, na 's onweers [dreygement! Uit deze school kwam 1876 de Universiteit voort. {Athenaeum — tempel, gewijd aan Athene, de godin der wijsheid). Atlas, De —, Amsterdamsche Zondagskronijk, tijdschrift van Withuys, 1831. Van Potgieter daarin Wilhelms reize. Ats Bonninga, treurspel van Mr. A. van Halmael Jr., 1830. Ats was de vrouw van Jelmer Sytzama, Fries edelman te Warns; zij speelde met haar man een grote rol in de oorlogen van 1494 in Friesland. De dichter koos dan ook als motto twee regels van Vondel: Heldinnen stonden eer als onbeweeghde posten. De faem van vrouwen roemt, die stadt en volk verlosten. Het treurspel opgedragen aan Baron van Sytzama, generaal en provinciaal Commandant van Friesland, een afstammeling uit hetzelfde geslacht. Auberi le Bourgoing, F, ridderroman over een Bourgondische ridder; slechts enkele regels bewaard van de Ned. vertaling; 13e eeuw; Aubri de Borgengoen = de Bourgondier. Strijd met de Saracenen. De beide fragmenten gevonden 1838 door Dr. J. T. Bergman in een boekhandel te Leiden; uitgegeven door Mr. v. d. Bergh 1852; opnieuw in de Episcbe Fragmenten van Kalff, 1886. Auctor, pseud, van Jan Bruylants. Audretsch, Lucie d'~, ps. van Miv. Pierson- Franssen. Aufklarung, de D. naam voor de Verlichting\ zie daar. Augustusdagen, De ~, uitvoerige schildering van 't jaar 1830 van Drost. Augustijnken van Dordt, sprookspreker. Zijn gedicht Van (den) Sceepkene is een allegorie over de Hoekse en Kabeljauwse Twisten: de dichter laat zich drijven in een bootje op de Merwede. Hij was de voorganger van Hildegaerdsberch; sprookspreker aan de hoven van Albrecht van Beieren en Jan van Blois, o.a. 1358 en '68. Zeven allegorische gedichten zijn bewaard gebleven, uitgegeven door Blommaert in Oud-Vlaemsche Gedichten, III. Aulularia (Spel van de Pot), blijspel van Plautus, „nae 's Lants gelegenheit verduytst" door Hooft tot zijn blijspel Warenar, 1616. Aurea Legenda = Gulden Legende\ zie Passionael. Auriacus (Oranje), L. treurspel van Daniel Heinsius; zie daar. Aurora, een van de voornaamste mystieke werken van Jacob B'6hme\ zie daar en bij Jan Luyken. Aurora, jaarboekje uitgegeven door Nepveu, S. J. v. d. Bergh en Hofdijk, 1840—'76. Met bijdragen van J. A. Alberdingk Thijm, Tollens, Ten Kate, Van Koetsveld, De Genestet, Mw. Bosboom, Busken Huet, Schaepman e.a. Zie Muzenalmanak. In zijn Gidsartikel van Dec. 1864 Een Avond aan het Hof (zie daar) veroordeeld door Busken Huet. Het „jaarboekjen" was namelijk al die jaren opgedragen aan koningin Sophie. autobiografie, de beschrijving van eigen leven; Huygens, in het L., vertaald door Worp, maar ook in zijn gedichten Cluyswerck, Dagwerck en Hofwijck. Cats, Tachtigjarig Lev en. Poot, Algemeene Brief. Van Looy, Jaapje. Bergmann, Ernest Staes. Bosboom-Toussaint, in De Gids van 1886; ook opgenomen in de uitgave van De Prinses Orsini in de W.B. Amand de Vos, een Vlaamsche Jongen, 1878. Conscience, Geschiedenis mijner jeugd, 1888. Avallon, het eiland der feeen in de Keltische verhalen; zie Godfried van Monmouth en Artur. Avanturesse, De Vermakelijke —, zie V. Avanturier, Den Vermakelyken ~ , ofte de Wispelturige Levensloop van Mirandor, de schelmenroman van Dr. Nic. Heinsius Jr., 1695. Zie V. Avermaete, Roger —, geboren te AntwerAvond aan het Hof 32 Baccaert pen in 1893, schreef romans en essays in de beide landstalen. Avond aan het Hof, Een ~ , Gidsartikel van Busken Huet, verschenen Dec. 1864. Veroordeling van Aurora, „jaarboekjen voor 1865" van S. J. v. d. Bergh: „uitschot uit den portefeuille van poeten zonder talent en zonder roeping". Dit artikel zette kwaad bloed. Maar veel erger nog was het met een ander artikel in het zelfde Gidsnummer: De Tweede Kamer en de Staatsbegrooting voor 1865, insgelijks van de hand van Busken Huet met een beoordeling van de parlementaire welsprekendheid; dit wekte de toorn van alle liberale kopstukken. Maar Multatuli stuurde Huet zijn portret en ook Van Vloten koos zijn zijde. Het Hof vroeg eerst, of er een zeker blad bestond, dat De Gids heette; de Koningin schreef een brief, zonder het stuk over haar gelezen te hebben. Veth, Vissering en Buys eisten, dat Huet hen als mederedacteuren in 't openbaar ontlasten zou. Huet en Potgieter traden uit de redactie en gingen samen naar de Dante-feesten te Florence. De andere redacteuren hadden aangeboden, dat zij zouden opstaan en dat Potgieter zou blijven. De beide stukken afgedrukt in Huets Nalezing op de Litt. Fantasien. Avond bij de Baronesse de Stael, Een ~ , novelle van Schimmel in De Gids van 1851, gevolgd door Het Directoire en in 1852 door Achttien Brumaire. Te zamen uitgegeven als Bonaparte en zijn tijd, 18^3; episch-dramatisch werk. Avondschemering, dichtbundel van Bilderdijk, uitgegeven te Brussel 1828, op „aanzoek uit de Zuidelijker gewesten van ons Rijk gedaan". Avondt-school voor Vryers en Vrijsters, zie Jacob Westerbaen. Avonturen van Telemachus, zie T. Avontuur, tijdschrift van P. v. Ostayen, E. du Perron, G. Burssens e.a. Beleefde slechts 3 afleveringen. Awijts, Jacob ~ , dichter van een zinnespel, Een Meyspel van sinnen van menschelijcke broosheit de met zwerlts ghenuechte triumpheert inden ghemeynen beyart\ dit werd 1551 opgevoerd door de Kamer In Liefde Bloeiende. Aya Sofia, 1886, het grote gedicht van Schaepman over de kerk van de H. Sophia te Konstantinopel, wegens zijn gezwollen rethorische verzen bespot door Willem Kloos; zie Schaepman. Aye, Vrouw —, de moeder van de Vier Heemskinderen. Aymijn, d.i. Heem, de vader van de vier Heemskinderen. Aywi&res, zie Sint-Lutgert. Volgens Van Veerdeghem ligt A. drie uur van Luik in de richting van Hoei op de linker Maasoever; nu Awirs of Les Awirs\ klooster gesticht 1202, overgebracht 1217 naar Brabant tussen Waver en Nijvel. Ook dit heette Awirs, L. Aquiria — Aywieres. In 1796 door de F. verwoest. Lutgert verbleef daar van 1206—'46; Hadewych was haar abdis. B. B., Dr. —, ps. van Buitenrust Hettema als samensteller van Een Pic-nic in Proza en van Humor is ten in de XIXe eeuw. Baak, zie Baeck. Baane, Francina ~, de beminde „Fillis" van Bellamy, 1757—1837. Dochter van een koopvaardijkapitein te Vlissingen. Baardt, Pieter ~ , uit Stavoren, dokter te Leeuwarden, bewerkte 1634 L. emblemata als Deugden-Spoor. Baaren, Theo van ~ , geb. 1912, gaf in 1939 zijn Gedichten uit. Baars, Cornelia —, trouwde met Ds. Havius; later de huisbestierster van Cats op Zorgvliet: Sy die mijn Huys besorght, die kan een deuntjen quelen, Haer soon, een jongh Student, die kan op snaren spelen, Haer dochter doetter by een aerdigh Frans gesanck. Baart, Elize ~ , 1854—'79, uit Middelburg, hield voorlezingen met Mina Kruseman en alleen; trad 1875 op als Hanna bij de eerste opvoering van Vorstenschool. Trouwde met B. F. Korteweg, vroeger leraar a. d. Mil. Ac. te Breda, daarna effectenhandelaar te Groningen, en stierf met hem een tragische dood. Zij schreef novellen. Brieven van en aan haar in Mijn Leven van Mina Kruseman. Baarr, Lucie ~ , 1850—1932, geb. te Middelburg, schrijfster, begonnen als volgelinge van Multatuli en Mina Kruseman. Baas Gansendonck, de waard van St. Sebastiaan in de Kempen, novelle van Conscience, 1851; de gestrafte hoogmoed. Baas van Ommeren, Het Gezin van ~, 1870, burgerlijke roman van Schimmel: de opkomst der bourgeoisie; het verhaal speelt in 1839; de hogere standen en de volksklasse komen slecht weg. Baboe Dalima, opium-roman van M. Th. H. Perelaer, 1886; gericht tegen de opiumpacht. Baccaert, Herman ~, 1888—1921, uit Mechelen, schreef bibliographische studies Bacchus 33 Baekelmans over Peter Benoit, Emm. Hiel enz., als- | mede novellen. | Bacchus, Hymnus van ~*, „waerin 't ge- j bruyck ende misbruyck van de Wijn beschreven wort" van Daniel Heinsius: Wat kan men beter doen j des avonts voor de Vasten, Als dat men Bacchus prijst in 't midden van sijn gasten Aen eenen goeden dis? Met Uytlegginghen van de dichter. Backer, Franz de ~ , geb. 1891, Vlaams romanschrijver: Het Dochterken van Rubens, 1922. In 1934 kwam zijn oorlogsroman: Longinus, de Romein, die Christus' zijde doorboorde, telkens herboren om moorden te begaan, tot de maat vol wordt in de Wereldoorlog. Hij schreef 00k oorlogsverzen: Van wee en Glorie, 1923; alsmede een studie in het Engels over de Vlaamse letterkunde. Backer, Jan Aukes ~ , koopman te Harlingen; zijn zaak verliep en nu moest hij van zijn pen leven; dichter, toneelschrijver. Allardus of de Zelfmoord door liefde, treurspel 1786, d.i. Die Leiden des jungen Wert hers van Goethe op het toneel. Ook zijn Agnes de Castro, in 5 bedrijven en alexandrijnen, behoort tot de sentimentele richting, 1775. Ontleend aan Marmontel De beloonde Deugd, 1785. Badeloch, de vrouw van Gijsbrecht van Aemstel, in Vondels treurspel. Badens, Francesco —, 1571—1618, uit Antwerpen, sedert 1576 te Amsterdam, „Italiaans" schilder, de leermeester van Bredero. Badius, Otto ~ , 1594—1664, uit Aken, 1620 predikant te Amsterdam, eerst bij de Duitsers, 1626 bij de Ned. Gereformeerden, fel tegen de Academie van Coster, vooral toen in 1630 Costers lphigenia weer werd opgevoerd. Zijn preken beantwoord door Vondel in zijn spotdicht Een Otter in 't Bolwerck. Badon, Joannes ~ , 1706—'80, uit Leiden, raad en burgemeester en ontvanger der convooien te Vlaardingen; trouwde met Klara Ghijben uit Dordrecht, 1708—'47. Samen met het „zangkundig Klaartjen" beoefende hij de poezie. Badon Ghijben, Dr. Jan Karel ~ , 1805— '43, achterkleinzoon van Joannes Badon, 1829 conrector te Hoorn, 1839 rector te Arnhem. Citadelpoeet: Chasse. Baeck, Joost ~ , koopman, zwager van P. C, Hooft, tweede zoon van de heer van Scheybeeck, hield Hooft op de hoogte van de buitenlandse staatkunde; schreef Hoofts proza in het net. Zie ook Laurens Baeck. Baeck, Laurens Joosten ~ , heer van Scheybeeck te Beverwijk, wiens huis „een Parnas van wetenschappen" was, „ontfing, bergde en bezorgde" Vondel, toen deze wegens zijn Palamedes vervolgd werd. Vondel was er altijd erkentelijk voor en dichtte voor Jakob Baake, de zoon: Doen ik vervloeckte waerheyd sprack, Verstreckte my uw vaders dack Een toevlught, als zelf magen weecken... Vondels hartelijke genegenheid voor de beide dochters Katharina en Dianira gaf aanleiding tot een prachtige Renaissancelierzang Stryd of Kamp tusschen Kuyscbeyd en Geylheyd, 1624, en tot Wyckzangh. Voor Kataryntje waren het Christelyck Vryagielied op de wijze van Angenietje en de Beeckzang. Ook Casper van Baerle schreef een Lofgedicht op het eeuwigstromende beekje van L. J. Baeck. Baeck of Bake, Mr. Laurens ~ , heer van Wulvenhorst, zoon van Joost Baeck, de zwager van Hooft; 1650—1702. Bijbelsche Gezangen, 1682. Bibelstof, 1685. Lijkklagt op zijn vriend Antonides. Scherp gedicht tegen de Betoverde Wereld, beantwoord door een van zijn vijanden met een scheldpartij op „het kreupel, links, faamroovend duyveltje". Bake antwoordde, dat Bekkers „trony slechts bestaat uit neus en ooren". Mr. Abraham Alewyn vergeleek Bake bij Vondel. (Wulvenhorst, riddermatige hofstede bij Linschoten). Bake's Mengel-Poezy werd pas in 1737 uitgegeven door Lambert van den Broek. Daarin o.a. bruiloftsdichten voor Antonides en voor Koenraad van Beuningen en voor Jacob Hop. De strijd- en scheldpoezie van en tegen hem is opgenomen in de Nederduitse en Latynse Keurdigten, 1740. Hij was lid van N/7 Volentibus. Baekelant, Lodewijk ~, geb. te Lendelede, hoofd van een roversbende in West-Vlaanderen, onthoofd te Brugge 1803. Beschreven door P. D. Cracco en opnieuw door A. Denijs, „geschiedschrijver", 1895. Nog spreekwoordclijk in Vlaanderen. Denijs breidde het oude werk uit door volksoverleveringen in te lassen; hij had ook kunnen putten uit het werk van pastoor Victor Huys; zie daar. Baekelmans, Lode ~ , geb. 1879 te Antwerpen, schreef romans en verhalen over het havenkwartier, o.a. Tille, het leven van een verlopen vrouw; 1912. Stadsbibliothecaris. Met Victor de Meyere: Het Boek der Rabauxven en Naaktridders. Hij is de bestuurder van het Vlaams Letterk. Museum te Antwerpen. Ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag P leister en, een bundel verhalen, 1939. Hij schreef ook een studie De Letterk. Wrdbk. 2e dr. 3 Baelden 34 Bakhuizen van den Brink Vlaamsche Realisten, over Sleecx, Loveling I en R. Stijns; 1916. En het leu tig verhaal Mijnheer Snepvangers. In 1945 verscheen Lode Baekelmans ter eere, een groot boek in 2 delen, met tal van medewerkers, o.a. K. C. Peeters over Sociale Folklore; II, 233. In 1941 In den ouden Spiegel, keus uit zijn werken, door Lode Monteyne. Willemsfonds. Baelden, Hendrik Desideer ~ , uit Bulscamp bij Veurne, ingenieur bij de spoorwegen te Antwerpen, 1851—1921, schrijver van toneelwerk, o.a. van Christina Borluut, drama in verzen in 5 bedrijven, uit de strijd tegen Spanje, 1886. Baelen, Camille van ~ , 1915—'45. Deze veelbelovende Vlaamse romanschrijver — „De oude Symfonie van ons Hart", „Een Mensch op den Weg" en „Gebroken Melodie" — stierf in het concentratiekamp van Dachau. Baerle, Casper van ~ , Barlaeus, 1584— 1648, uit Antwerpen met zijn ouders naar Leiden gekomen, opgeleid aan het Staten- College; trouwde 1609 met Barbara Sayon uit Brugge, werd 1608 predikant van Oude Tonge, 1612 mede-regent van het Staten- College, 1619 afgezet als Remonstrant, 1631 hoogleraar aan het Athenaeum te Amsterdam; redenaar in het L., dichter in het L. van stukken voor de S.G. of voor de Stadhouder, die veel geld inbrachten in het grote gezin. Gezwollen van stijl. Zijn Ned. Poezy, uitgegeven door Mr. P. S. Schull, 1835, bevat slechts een 20-tal stukken. Van Baerle is vooral een belangrijke figuur door zijn omgang met vele grote tijdgenoten, de Muiderkring en Hooft vooral. Vondel schreef op zijn graf, aan het slot van zijn Lyckzang: Hier sluimert Baerle nevens Hooft, Geen zark hun glans noch vriendschap [dooft. Baerle, Suzanna van ~ , nicht van Huygens, met wie hij trouwde in 1627; de Sterre in zijn gedichten; 1599—1637. Bij haar dood dichtte Vondel een rouwzang: Het treuren weckt den doode niet, En voed des levenden verdriet. Baerle, Suzanna van ~, 1622—'74, dochter van Casper, trouwde met Geraert Brandt. Baers, Joris ~ , geb. te Antwerpen 1888, priester, diocesaan bibliotheek-opziener, hoofdred. v. d. Kath. Boekengids, redacteur v. h. Lectuur-Repertorium. Van hem ook toneelstukken; Europa-Hotel. Baerte metten breden voeten, vertaalde ridderroman uit de l4e eeuw, waarvan slechts een klein fragment over is. Zij is de dochter van Floris en Blancefleur; trouwt met koning Pepijn van Frankrijk, wordt vals beschuldigd, doch in eer hersteld; moeder van Karel de Grote. Avonturenroman van Adenet le Roi, ± 1275. Baeto oft Oorsprong der Hollanderen, treurspel van P. C. Hooft. Baeto, prins der Catten, vervolgd door Penta, zijn stiefmoeder, verlaat zijn land en sticht het rijk der „Baetauwers", d.i. Batavieren. Hij is voorgesteld als een vrome Aeneas; het stuk is geheel in de trant van Seneca; zelfs een geestverschijning ontbreekt niet. Het is van 1617, gedrukt in 1626. In 1786 in Patriotse geest omgewerkt door Simon Rivter\ zie daar. Baeto is bij Hooft de ideale vorst: De vree, de vree, de vreede is, Vorsten, u bevoolen, Te waeren ongeschent, voor 't sterfelycke saet. Wie vree te buiten gaat, Tenzij om vreedes wil, set buijten 't spoor sijn soolen. De godsdienst is „in voorspoedt 's menschen toom, in onspoedt 's menschen troost", maar de priesterschap is ondergeschikt aan de vorst. Bagatelle, La ~ , weekblad van Justus van Effen, in het F., 1718; verkondigde de beginselen van de Rede, kwam op tegen titelzucht, verwaandheid enz. Bagijnken van Parijs, Het ~ , geestelijke romance, 15e eeuw: van een jongedochter die de rijkdom en de wereld vaarwel zegt. Bake, zie Baeck. Bake, Mr. Constantinus ~ , 1856—1936, secretaris v. d. Raad van State, letterkundige; schreef veel artikelen in allerlei tijdschriften, ook onder ps. Mr. Constantijn. Baker- en kinderrijmen, verzameld door Dr. J. v. Vloten, 1873. In 1874 de 3e druk. Met melodieen, bijeengebracht door M. Brandts Buys. Bakerpreek, parodie op preken, zoals ze vroeger gehouden werden, in de Woutergeschiedenis van Multatuli, Idee 394. Bakhoven-Michels, M. G. ~ , ps. J oh. Breepoort; zie daar. Bakhuizen van den Brink, R. C. ~ , 1810 —'65, ging in 1831 als student naar Leiden, bij dag het schandaal van de stad en 's nachts het luidruchtigst. Aan de theologie deed hij niet veel, doch des te meer aan de wijsbegeerte, aan de klassieke en moderne letteren; vriend van Drost, bij wie hij in 1833 kennis maakte met Potgieter. I Zie De Muzen. Daarin plaatste Bakhuizen zijn eerste werk, dadelijk een meesterstuk, een verhandeling over Hemsterhuis. In 1838 trad hij toe tot de Gidsredactie. In 1843 ging hij voor zijn schuldeisers op de vlucht en vestigde hij zich te Luik. Hij was verloofd met Truitje Toussaint, maar I hij trouwde in 1847 met de dochter van Bakker 35 Bancket-Werck van Goede zijn huisheer, Julie Simon. In 1852 werd hij Rijksarchivaris; in het buitenland had hij zijn levenstaak gevonden; hij werd onze grote, moderne geschiedschrijver. Op het gebied der letterkundige kritiek b.v. de beoordeling van De Roos van Deeama, van Onderzoek en Phantasie en de beroemd ge· worden studie Vondel met Roskam en Rommelpot, 1837, in de Gids. Zeer uitvoerige levensbeschrijving door Potgieter, bleef onvoItooid; 1870. In 1843 had M. de Vries Warenar uitgegeven; hij stelde daarbij Costers Teeuuns beneden Polyxena; hij stelde Bredero's Moortje en Sp. Brabender beneden Griane en Rodderick, vanwege het fatsoen. Daartegen kwam Bakhuizen als onze eerste rnoderne criticus krachtig op. Van hetzelfde jaar nag is zijn eigen novelle Trudeman e11 zijn wijf. In 1860, toen hij reeds bekend was als onze grate geschiedschrijver, nam hij de leiding op zich van de Ned. Spectator, met Huet, Campbell e.a. C. en M. Scharten schreven 1914 Julie Simon, de leuensroman van B. u. d. Brink. G. Colmjon gaf in 1950 zijn levensgeschiedenis uit. Bakker, Bert ~, geb. 1912 te Huizum bij Leeuwarden, dichter, romanschrijver en letterkundige, was vertegenwoordiger van de Jong-Protestanten, medewerker aan Opwaartsche Wegen. Nu mede-directeur van Daamens uitgeverij in Den Haag. Bakker, Ina ~, zie Boudier-Bakker. Bakker, J. A. ~, 1796-1876, schilder en tekenleraar te Rotterdam; schreef o.a. een Verhandeling over de Socratische Gesprekken, 1831. Zie Geel. Medewerker aan de Letteroejeningen, Bakker, Piet ~, geb. 1897 te Rotterdam, prozaschrijver. Ciske de Rat, 3 delen, 1941-'47. De Slag, 1951. Eerst onderwijzer; redacteur v. H et V olk 1921-'/10, v. Elseuiers Weekblad sinds 19·15. Bakker, Pieter ~, 1713-1801, uit Gronin· gen, koopman te Amsterdam, noemde zich naar zijn moeder P. H uisinga Bakker. Beschreef in proza het leven van zijn zwager Jan Wagenaar, 1776. Van 1781 zijn verhandeIing over de Ned. versbouw. Dichter, o.a. van De Morgenstond, vertaIing van een gedicht van Von Haller. Bakkes, de naam van Bakhuizen onder zijn vrienden. Bal, Henrick ~, rethorycker uit MecheIen, vertoonde 1442 te Lier met zijn gezellen op de Grote Markt zijn Sinte Gommares Spel. Op het landjuweel van Lier, 1466, werden nog drie van zijn spelen opgevoerd. Balen, J. Hendrik van ~, 1851-1921, geb. te KraIingen, ambtenaar b. d. Waterstaat, uitgever in Den Helder. Schrijver van jongensboeken met reisavonturen. Balen, Mathilde van ,1898-1928, schrijfster van de roman 1-1et Eiland der Vergetelbeid, 1926. ballade, eenvoudig verhalend gedicht in strofen, lett. = danslied; nu = romance. Reeds in het Mnl. en in 't Anticerpscb Liedtboeh van 1544. Opnieuw beoefend door Feith (Alrik en Aspasia) , Staring (Adolf en Emma), Bilderdijk (Graal Floris IV), Vrouwe Bilderdijk (Leonore), Tollens (Kenatt Hasselaar), Bogaers (Het Leidscbe Wonder), en vooral Hofdijk met zijn grote bundeI Kennemer Balladen. Dan Potgieter: De Aleermin van het buis te Mttiden. Verder Dautzenberg, Helene Swarth, ]. F. Werumeus Buning (De Vliegende Hollander), A. den Doolaard. Wie wil hooren een goed nieuw lied? Balladen en romancen over allerIei bIijde en droeve zaken uit verIeden en heden. Verzorgd door M. G. Schenk en ]. B. Th. Spaan. Zie oak Politieee Balladen, Ballaer, Franchoys van ~, factor van de Brusselse Kamer van Rethorycke Het Korenbloemken, dichter van de 7 Bliscappen van Maria, 1444-'59. Ballings, Jaak ~, geboren te Gorcum en overleden te Brusse1, 1881-1941, schreef volkse toneelstukken en verhalen die zeer in de smaak vielen. Ballings, Martinus ~, S.]., geb. 1865 te Hamont, hoofdredacteur v. h. maandschrift De Bode van het H. Hart. Balsem, N. C. ~, 1835-'84, predikant te Langezwaag, redacteur van Mannen van Beteekenis. Schreef Dicbterleuen en leuenspoezie, 4 lezingen 1884, o.a. over Da Costa en over Bilderdijk. Balsembloem, De ~, de V/aamse Kamer van Rethorycke te Gouda. Balzac, Honore de ~, 1799-1850, beroemd F. romanschrijver, van grate invloed op het Ned. proza na 1880. Ban, Dr. Jan Albert ~, 1597-1644, uit HaarIem, priester, componist en schrijver over muziek, in letterkundig verkeer met Hooft en Huygens. Banck, Mr. John Eric ~, 1833-1902, kocht 1859 het eiIand Schiermonnikoog; dichter, o.a. van de Cantate van H eiligerlee, 1868; Vondel herdacht, 1879; Voor de Transvaal, 1881. Banck was rechter in Den Haag. Hij schreef Vlugmaren in de Spectator, 1879. Bancket-W erck ...-an Goede Gedagten, hoofdwerk van Joan de Brune Sr., zie daar. Opgedragen aan de "Raad van Zeeland". Met opmerkingen onder titels als: EIck zy met sijn staet te vrederr; BeIoften, By tijts op zijn Hoede. Soms met spreuken op rijm: Bandello : Men moet gheen win-lied dichten, Eer de vyand gaet zwichten. of De reys en is noch niet gedaen, Al ziet ghy kerck en torens staen. Bandello, Matteo ~ , 1480—1562, Dominicaan te Milaan, schrijver van een novellenbundel, Tragedische of Klaechlycke Historien\ lie daar. Hij werd in 1550 bisschop van Agen aan de Garonne. Bange, J. J. ~ , 1785—1859, Luthers predikant te Sappemeer, schrijver en rijmer, o.a. tegen het dragen van het oorijzer, 1856. Zijn zoon /. /. H. Bange, 1816—'96, insgelijks predikant te Sappemeer, maakte ook gedichten; schreef over De Komeet van 1858 en over De Luchtscheepvaart, 1874. Banier, De ~ , ts. van Marcellus Emants, Smit Kleine en Van Santen Kolff, 1875— '80. Volgde op Spar en Hulst. Blaadje van de voorhoede van de Beweging van Tachtig. Met Emants schreven M. Coens = W. Penning en Frederik Hemkes er in. Banning, H. A. ~ , 1818—1909, hoofdredacteur v. d. Kath. Illustratie, 1867; schrijver van novellen, in 17 delen uitgegeven. en van romans. Hij was ook de hoofdredacteur van Het Dompertje van den Ouden Valentijn R.K. strijdschrift, en medewerker aan het Huisgezin. Bara, Jan —, toneelschrijver, b.v. Galteno en Alimene of Verdoemde ontrouw, 1656, tragi-comedie. In de voorrede verdedigde hij de geestverschijningen, al zijn die in strijd met de F. toneelopvattingen. Dichtte verzen ter ere van onze grote zeehelden, b.v. een Treurzang op het sneuvelen van M. H. Tromp, 1653. Barbarossa, ps. van /. C. Schroder. Barbaz, Abraham Louis ~ , 1770—1833, boekhouder. Schreef 1795 het blijspel De Gelykheid. Hij was de mentor van Tollens bij diens eerste optreden. Begon zelf met fabelen in de Dichterlijke Handschriften. Schreef sedert 1806 Amstels Schouwtooneel, weekblad met toneelcritiek. Van dat jaar ook La Campagne des trots Empereurs, lofdicht op Napoleon. Toneelschrijver: de treurspelen op rijm, de „toneelspelen" in proza. In 1826 dichtte hij het treurspel Willem van Nassau, naar het F. van Arnault. Bardenzangen, tot opwekking en versterking van de volksgeest, begonnen onder invloed van Ossian in Duitsland met Gerstenbergs Gedicht eines Skalden, 1766. Daarna kwamen de z.g. Keltische Oden van Klopstock en diens dramatisch gedicht Hermannsschlacht, 1769; daar ook voor 't eerst de naam bardiet = bardenzang. Terzelfder tijd de lyrische Hermannstrilogie van Rhingulph, dat is de bardennaam van 5 Barok Kretschman. Bij ons kwamen het eerst de Bardietjes van /. H. Swildens\ zie daar; 1779. 't Bekendst werd het Vaderlandsch Lied voor de Patriotsche Juffer, naar Klopstock bewerkt: Ik ben een Neerlandsch maagdje! Mijn oog ziet vrij en zoet zijn blik. Ik heb een hart, Een edel hart! en fier en goed! Ook J. P. Kleyn en Ockerse dichtten bardietjes. Van Warnsinck nog een Bardenzang in 1831. 't Meest bekend werd de Bardenzang in de aanhef van De Hollandsche Natie. Ook nog Bardenzangen in Helmers' Nagelaten Gedichten. De harden waren de dichters en zangers bij de Kelten; in de voorstelling van deze D. en Ned. dichters waren het Germanen. Barendsz, Willem ~ , de beroemde zeevaarder, die in 1594, '95 en '96 deel had aan de drie tochten om de Noord; de hoofdpersoon bij Gerrit de Veer en bij Tollens in zijn Overwintering op Nova-Zembla. Barendsz stierf op de terugreis, 1597. Barlaam ende Josaphat, Van ~ , volksboek der 15e eeuw, beroemde legende van de Indische prins Josaphat of Joasaf, die door de kluizenaar Barlaam wordt bekeerd. De legende werd toegeschreven aan Johannes Damescenus; bij ons bewaard in de Spieghel Historiael, II, 7. Het is Boeddha's leven, omgewerkt tot een Christelijk verhaal. Barlaeus, zie Van Baerle. Barnard, W. ~ , geb. te Rotterdam 1920, predikant te Nijmegen, dichter onder ps. Guillaume van der Graft, verwierf 1950 de literatuurprijs der Gelderse dichters van de gemeente Arnhem. Barnouw, Dr. A. J. ~ , geb. 1877 te Amsterdam, 1921 hoogleraar in 't Ned. te New-York. Schreef 1925 een werk over Vondel; vertaalde de Canterbury Tales, 1930—'32. Barok, 0., het tijdperk dat volgde op de Renaissance en tot in de 18e eeuw duurde; streeft naar grote stijl. In de bouwkunst pracht tot overlading toe; 't slot Schonbrunn bij Wenen en 't kasteel van Versailles. Vandaar barok — grillig, zonderling, terwijl in wezen het Barok, juist op de klassieke stijl berust, immers voortkwam uit de Renaissance, 't Barok beheerste 't gehele leven. In de schilderkunst zijn Rembrandt en Rubens de voornaamste; als vorst is Lodewijk XIV het toonbeeld. De Barokpoezie is verheven of hoogdravend: Corneille, Racine; bij ons Huygens en om zijn gevoeligheid en om de weelderigheid van voorstelling en zijn verheven beelden vooral Vondel. Prof, van Es gaf uit: Barokke lyriek van protestantsche dichters in de Baron 37 Batavische Arcadia zeventiende eeuw. Rede. Groningen 1946. Barokstijl in de bouwkunst: kerken, o.a. te Antwerpen, Leuven en Brussel; de gildehuizen van Brussel; Rubens' huis te Antwerpen; 't Mauritshuis te 's-Gravenhage, stadhuis van Amsterdam. In de muziek de opera. Baron, Joh. Zacharias ~, letterzetter te Leiden. Klucht van Lichthart, 1653, met liedjes van Bredero en Starter. Klucht van Kees Louwen, 1661 \ deze „geschoren boer" behandelt hetzelfde onderwerp als de klucht van een Huysman en een Barbier, die toen op Bredero's naam stond. Dichtte een vers op de dood van M. H. Tromp, 1653. Bartas, Guillaume de Saluste, seigneur du ~ , Hervormd F. edelman, gewond voor Ivry, 1544—1590. Beroemd als dichter van La Semaine, on la Creation en sept journees (De Week, of de Schepping in zeven dagen). Ook in de Nederlanden veel gelezen. Vertaald o.a. door Zacharias Heyns, 1621—'23, „De Scheppinghe des Werelts". De Eerste Dag was ook reeds door Jan Moretus vertaald. Ook Vondel vertaalde een gedeelte; hij had zijn eerste letterkundige vorming voor een groot deel aan Du Bartas te danken, die zijn stof uit de Bijbe! putt. De eerste Weke der Scheppinge was reeds in 1609 vertaald door T. v. Liefveld. heer van Osdorp en te Brussel uitgegeven. De Eerste Week ook vertaald door Wessel van Boetzelaer, 1622. Ds. A. Hendriks schreef in 1892 zijn proefschrift over Vondel en Du Bartas. A. Beekman schreef 1912 Influence de Du Bartas sur la litterature neerlandaise. Bartelink, Jan —, geb. te Enkhuizen 1729, dichtte in Rotgans' trant. De Beemster Kermis, 111 A. Zie Kermisparnas. Bartelotti, Weduwe ~ , d.i. Heleonora Hellemans de tweede vrouw van Hooft; zie Hellemans. Bartoen, Jan ~ , ook Britoen, rederijker te Brugge, de eerste boekdrukker aldaar; tegen het eind der 15e eeuw. Barueth, Johannes ~, 1708—'82, predikant te Dordrecht 1745, met grote aanhang, streng gereformeerd en vurig Oranjeman, door de Patriotten met pamfletten bestookt. Gaf een reeks van 88 vervolgpreken uit; nam deel aan de Sokratische Oorlog, schreef ook veel onder ps. Paulus Dortsma, o.a. het echt karakter van een Tolerant, spottend antwoord op de Santhorstsche Geloojsbelijdenis van Betje Wolff; 1772. Basia, zie Everaerts. Bastiaanse, Frans ~, 1868—1947, geb. te Utrecht, leraar, schreef een Overzicht van de Ontwikkeling der Ned. Letterkunde, 4 delen, 1921—'27. Zelf lyrisch dichter, over liefde en over de natuur, uit de nabloei van de Mannen van Tachtig. Natuur en Leven, 1900; Zomerdroom, 1919. Schreef ook De Techniek der Po'ezie. Hij leverde het overzicht over Tool en Letter en in het verzamelwerk Ned. in de twintigste Eeuw. Bastiaansz, Adriaan ~ , zie A. B. de Leeuw. Basuel, Philip Clodius ~ , priester en organist te Mechelen, liet door de Peoene in 1680 vertonen het Bly-eyndend Treurspel van den H. Rom bout ; daarin een „gemen gelde clucht" bestaande in komische tonelen. Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunst, zie Amsterdamsch Dichtgcnootschap. Batava Tempe (L. = 't Bataafse Tempe), d.i. het Voorhout te 's-Gravenhage in Huygens' gedicht daarop van 1621, dat het Voorhout schildert in de vier jaargetijden en op de morgen, de middag en de avond van een zomerdag, met alles wat er zo al in dit Tempe gebeurt. Batavia, bezongen in een Lojdicht door Jacob Steendam, uitgegeven in de Oost-Indische Reis van Nieuhof. Beschreven in een roman van Conscience 1858; de eerste jaren van de vestiging der Nederlanders. Batavias, berijmd verhaal van Lambertus v. d. Bos, 1648; 2e titel Batavische Aeneas; hij landt aan de kust van Friesland, wordt er door Medea ontvangen en komt terecht in de Betuwe. Batavien, Beschrijvinghe van Out ~ , een Vaderlandse geschiedenis van Scriverius. Batavieren ten tijde van Julius Caesar, De —, vrijheidsgedicht van Cornelis Loots; zie daar; 1805. Tegenhanger van De Hollandsche Natie van Helmers, zijn zwager. Batavierse Vrijagie-spel, herdersspel van Rodenburg, 1616. Gevolgd door Den Trouwen Batavier, 1617. Batavische Arcadia, de eerste Ned. herdersroman, 1637, van Jo ban van Heemskerk. De eerste druk een perkamenten bandje, om in de zak te dragen; de 2e druk, 1647, heeft reeds meer geleerde aantekeningen dan verhalen. In 1708 kwam de 6e druk. De herders en herderinnen zijn Haagse jongelui op een pleizierrit naar Wassenaar en Katwijk, die zich bezighouden met „liefkooserytjes" en met de geschiedenis van Holland. De schrijver vindt gelegenheid voor bestrijding van 't geloof aan tovenarij en houdt een pleidooi tegen de pijnbank; 8ste druk 1765. Zie Arcadia en Heemskerk. Het werk opnieuw uitgegeven door W. P. Wolters en H. C. Rogge. Door zijn benoeming tot lid van de Hoge Raad, 1645, kon Heemskerk zelf niet zorgen voor de 2e druk; dit deed Barlaeus, die de geleerde aantekeningen van Heemskerk bewerkte over „Vrye Zee, Zeevonden, Batavische Gebroeders 8 Beaumont verborgen schatten, verbeurten van goede- I ren" enz. De gesprekken van de jongelui lopen over heksen en kollen, pijnbanken, de naam Katwijk, Batavieren en Romeinen; over Geertruyd van Saksen, Ada, Margareta van Henegouwen. De eerste navolger was Soeteboom. Batavische Gebroeders of Onderdruckte Vryheit, treurspel van Vondel, 1663. Opgedragen aan burgemeester Simon van Hoorn. De geschiedenis van Julius Paulus en zijn broer Nikolaes Burgerhart, d.d. Claudius Civilis. Batavus, zie Bern. Bosch. Bato, zie Baeto. Batrachomyomachia, lett. = kikvorsmuizenkrijg, parodie op de Ilias van Homerus, nagevolgd door Bilderdijk in zijn Muisen Kikvorsch-krijg. Battel, Wouter van ~ , rederijker te Lier, schreef een St. Gomarusspel, 1446. battement, zie esbattement. Baur, Dr. Frank ~ , geb. 1887, hoogleraar in de letteren te Gent, hoofdredacteur van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, waarvan het le deel 1939 verscheen. Behandelt daarin ook de Z. Ned. letteren van de 18e en 19e eeuw. Deel II: Van Mierlo, Middeleeuwen; III. Overdiep e.a. De Renaissance tot Roemer Visscher; IV. Van Es e.a. De Renaissance in de 17e I eeuw; VII. De Vooys, 19e eeuw. Bezorgde I 1930—'32 de jubileum-uitgave van Guido Gezelle. Ps. Aran Burfs, zie daar. Ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag stelden zijn vereerders een Feestbundel samen in 2 delen, die in 1948 verschenen. Daarin P. de Smaele over Leven en streven van Baur. Bauwens, Evarist ~ , 1853—1937, uit Aalst, Jezui'etenpater aldaar, stelde een bloemlezing, Zuid en Noord, samen in 4 delen. Schreef een literatuurgeschiedenis: Modernen. Bauwens, Isidoor ~ , geboren en gestorven te Aalst, 1855—1918, schreef toneelspelen en een lyrisch-historisch stuk Iwein van Aalst. Bavinck, H. ~ , 1854—1921, uit Hogeveen. Chr. Ger. predikant, 1882 hoogleraar te Kampen, 1902 aan de Vrije Universiteit; 1911 ook lid der le Kamer. Schreef o.a. Bilderdijk als denker en dichter, 1906. Bax, Dr. D. ~ , letterkundige, nu te Pretoria; gaf in 1944 met B. Veurman Liederen en Dansen van West-Friesland uit. Zijn proefschrift Ontcijfering van Jeroen Bosch is van 1949. Bayle, Pierre ~r 1647—1706, geb. in Foix, graafschap bij Carcassonne in Z. Frankrijk, om 't geloof gevlucht, 1681 leraar aan de | L. school te Rotterdam, 1693 als onrechtzinnig afgezet; hij was een volgeling van Descartes, medestander van Balthasar Bekker in zijn F. geschrift over de komeet van 1682. Hij is de geleerde samensteller van de Dictionnaire historique et critique. Ook in zijn maandblad Nouvelles de la republique des lettres had hij zich doen kennen als de eerste moderne criticus, 1684—'87, al liep dit tijdschrift vooral over geloof, geschiedenis en natuurkunde. Hij moest dit werk opgeven wegens ziekte; het werd overgenomeh door Jean le CI ere en in 1692 nagevolgd in het Ned. door de Boekzaal van Europe van Petrus Rabus. Bayle was te Rotterdam gekomen onder bescherming van de regent Adriaan Paets. Beaken, It ~ (De Baak), tijdschrift van de Fryske Akademy. Beatrijs, dichterlijke Marialegende. Het is het verhaal van een jonge non, die uit liefde het klooster verlaat, na zeven jaar door haar man verlaten wordt en dan zeven jaar van schande leeft; bij haar terugkomst blijkt dat Maria in haar gedaante al die jaren de dienst heeft waargenomen. Hs. ter Kon. Bibl. te '-sGravenhage. Uitgegeven door Jonckbloet 1841 en opnieuw 1859; door Kaakebeen en Ligthart 1902. Het verhaal komt voor in de Dialogus Miraculorum van Caesarius van Heisterbach, 1222. De Mnl. bewerking is mee van het allerbeste uit de Ned. letteren. Uiting van de M.E. Mariaverering: Die met trouwen Dient onser Vrouwen, Si loent 't hem wale. Herdicht door Boutens, 1908; door Felix Rutten, 1918. Eerste reproductie van het hs. van J. A. C. Verhofstede, met bijdragen van J. v. Mierlo, 1947, Antwerpen. Stracke S. J. gaf in 1930 te Brussel uit Beatrijs in de Wereldletterkunde. Beatrijs van Nazareth, ± 1200—'68, uit Tienen, stichtte 3 Trappistenkloosters, f als priores van 't klooster Nazareth bij Lier. Zij schreef Van Zeven manieren van Minnen, in proza, ± 1235; het opstijgen der goddelijke minne langs 7 trappen. Opgenomen in de Limburgsche Sermoenen. Beaufort, Mr. W. H. de ~ , 1845—1920, lid der Tweede Kamer; 1897—1901 min. v. Buitenl. Zaken; redacteur v. d. Gids. Geschiedschrijver. Beaumont, Mr. Simon van ~ , 1574—1654, uit Dordrecht, sinds 1601 te Middelburg, medewerker aan de Zeeuwsche Nachtegael. In 1623 werd hij pensionaris van Middelburg; van 1634—'49 was hij dit te RotterBeauvais 39 Beers dam. Hij hield de zijde van Oldenbarnevelt; stond in betrekking tot Barlaeus, Hooft en Reael. Maar ook met Cats: dichtte een Epithalamium bij diens huwelijk. Hij was in 1595 al begonnen met sonnetten; hij bewerkte epigrammen van Martialis, vertaalde een Ecloga van Vergilius. Behalve een gedichtje op de Zilvervloot heeft hij geen poezie over de grote gebeurtenissen van zijn tijd; voor hem was de dichtkunst enkel uitspanning. Rymspreuken. Tyts-snipperingen. De bundel boertige gedichtjes, die hij aan Scriverius opdroeg, noemde hij Grillen. Daarnaast berijmde gebeden en psalmen. J. Tideman gaf in 1845 de Gedichten van Beaumont uit. Beauvais, Vincent van ~, zie Speculum en Vincentius. Becanus, zie Van Gorp. \ Beck, Frans de ~ , 1810—'79, uit Gerardsbergen in O. Vlaanderen, journalist, 1840 vrederechter te Zottegem, 1843 schoolopziener, lid v. d. Provinciale Raad van O. Vlaanderen; dichter. Beckers, Frans ~ , ps. Frans Demers, geb. in 1905, schreef drama's en koloniale treurspelen als Eva, alsmede novellen en dichtbundels. Vlaams schrijver. Bedelbrief in de lange winter van 1844— '45; zie Tollens. Wij gaan met schaal en bussen rond En kloppen aan in al de wijken. De nood is klimmende in de stad: Geeft, burgerlui! geeft alien wat, En geeft wat veel, gij rijken! Bedevaartganger, De ~ , een van de verhalen in Onze Voorouders van Van Lennep; graaf Robert de Vries als pelgrim vermomd op weg naar Egmond, 1090. Bediedenisse der Missen, Die —, leerdicht der I4e eeuw, uitgegeven door A. C. Oudemans, vanwege „Letterkunde", 1852. Bedier, Joseph ~ , geb. 1864, professor aan het College de France te Parijs, verklaarde het ontstaan der chansons de geste uit kloosterkronieken, waaruit de jongleurs, de rondtrekkende zangers, hun stof putten voor boeiende verhalen. Zo ontstonden de Karelromans pas ten tijde van de Kruistochten: Legendes epiques, 4 delen. Bedrieger erfgenaam bedrogen, 1714, blijspel van H. v. Halmael; zie daar. Beeck, Nic van —, geboren te Turnhout in 1923. Dichter van De blanke Tuin. Beeckzangh, gedicht van Vondel aan Katharine Baeck; zie daar. Beek-de Haan, Setske ~ , zie Cissy van Marxveldt. Beeke, H. —, zie Krede ben Heik. Beeloo, Adrianus ~ , 1798—1878, uit Den Haag, lector a. h. Marine-instituut te Me- | [ demblik, 1857 inspecteur v. h. L.O. in N. Holland. Schreef Maria Tesselschade op 't slot te Muiden, blijspel, 1819; toneeldichter; citadelpoeet. Bekend werd zijn berijmd verhaal 's-Gravenhage, 1843. Verder zijn gedicht Gods-oordeelen, 1848. Beemster, De ~ , ingepolderd 1612 onder leiding van Jan Leegh water; 't eerste jaar 1000 zak koolzaad! De Windvorst, om den rouw van Hollands maag te paaien, Vermits door storm op storm zij schade en inbreuk lee, Schoot molenwieken aan en maakte na lang draaien Den Beemster tot een beemd en loosde 't meer in zee. (Vondel). Woonplaats van Ds. Wolff en 1759—'77 van Betje Wolff-Bekker. Haar Beemster Winter-Buitenleven is van 1778. Jan Bartelink dichtte De Beemster Kermis, 111 A. Been, Joh. H. ~ , 1859—1930, archivaris van Den Briel en onderwijzer aldaar; schrijver van geschiedverhalen. Beer, Taco de ~, 1838—1923, geb. te Maarseveen, leraar a. d. H.B.S. te Amsterdam, redacteur van Noord en Zuid, 1877—1907. Samen met Laurillard Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen, 1893—'99. Schreef een overzicht van de letteren van 1880—'90. Vertaalde stukken van Moliere en van Lessing. Hij was in 1877 een van de oprichters van het weekblad De Amsterdammer. In 1868 had hij een brochure geschreven, Madame Bovary in Holland tegen Huets roman Lidewyde. Zie Will em Paap. Beernaert, Adolf August ~ , 1825—1883, schreef een zestal goede Vlaamse dichtbundels. Beer Poortugaal, Mr. J. C. C. den ~ , 1775 —1813, Patriot, vrijwillig kapitein in de slag bij Bergen, 1799, lid der regering van Gouda. Sentimenteel dichter, bestreden in De Arke Noachs. Beers, Jan van ~ , 1821—'88, leraar te Lier, 1861 te Antwerpen, de dichter van Jongelingsdroomen, 1853, en in 1858 van Levensbeelden; Rijzende Bladen, 1884, bekroond met de 5-jaarlijkse Staatsprijs. Sentimentele poezie eerst. De zieke jongeling, 1846, geparodieerd door Piet Paaltjens: De bleeke jongeling. In zijn jeugd was hij lid van de kring van De Klok, waar ouderen als Conscience en Sleeckx samenkwamen met jongeren als De Geyter en Frans de Cort; te Antwerpen, zijn geboorteplaats. Ook deed hij mee aan het Heilig Verbond. Naast zijn romantische gedichten schildering van het Vlaamse volksleven: De Bestedeling. Na de dood van Ledeganck en Prudens van Duyse werd Beersmans 40 Beets hij de bekendste Vlaamse dichter. Was I ook als voordrager in N. en Z. Nederland beroemd. In zijn Lijkkrans voor Tollens erkende hij: En 't was bij 't luistren naar uw vollen toon, Dat 'k mij tot Neerlands taal, I mijn taal, bekeerde. j Hij werd bekend door de voordracht van zijn gedicht De Blinde op het Taal- en Letterkundig Congres te Utrecht in 1855. Beersmans, Catharina ~, geb. 1845 te Turnhout, f '99 te Rotterdam, toneelspeelster. Koningin Louise in de Vorstenschool. Beerte, zie Baerte. Beets, Dr. A. ~ , zoon van Nicolaas, 1860 —1937, geb. te Utrecht; 1890—1932 redacteur van het Ned. Woordenboek\ gaf de Disticha Catonis uit in 1885 in de Bibl. van Mnl. Letterkunde. Beets, Dorothea Petronella ~ , 1812—'46, zuster van Nicolaas, zijn „Serena"; trouwde met F. H. Bohn, uitgever te Haarlem. Haar enig boek Onze Buurt verscheen naamloos in 1861. Beets, Mr. Johan ~ , 1606—'68, neef van Hoogerbeets, advokaat der admiraliteit te Hoorn. Hij schreef 1626 het blij-eindigend spel Melissa. Verder gedichten. Volgeling van Rodenburg. Hij schreef een pastorale in de trant van Am in fa en Pastor fido, onder de titel: Daphne of boschvryagie. In een Vyer-werck bejubelde hij de overwinning op het Slaak, 1631. Beets, Dr. Nicolaas ~ , 1814—1903, geb. te Haarlem, student te Leiden, 1833—'38, predikant te Heemstede, 1854 te Utrecht, 1874 hoogleraar aldaar. Zijn eerste werk was een treurdicht bij de dood van Mw. Bilderdijk, 1830. Hij was een vereerder van Bilderdijk, doch die nog meer Scott, Sterne en Byron bewonderde. Hij kwam in kennis van de E. letteren door zijn vriend John Ingram Lockhart, zoon van een E. leraar te Haarlem. Hij gaf in 1834 een bloemlezing uit van vertalingen van Scott en Byron; zie daar. In 1834 kwam hij met zijn berijmd verhaal Jose, dat in Spanje speelt, en in zijn sombere romantiek Byrons Lara tracht na te volgen. Dan komen Kuser, 1835, en Gwy de Vlaming, 1836; onder invloed van Scott; maar beide weer vol opgeschroefde romantiek, die bij Beets nooit meer dan een aangeleerde les was. Zijn Maskerade, geschreven tussen die beide stukken in, is veel eenvoudiger en natuurlijker. Hij was de grote vriend van Hasebroek. Werkte mee aan De Muzen en aan De Gids, maar zijn Vooruitgang toonde in 1837 reeds, dat hij een man des behouds was. In 1841 weigerde De Gids zijn Lied in groote droogte\ sedert werkte hij niet meer mee. Ook in zijn gedichten toonde hij zich de gematigde volgeling van Bilderdijk en Da Costa. In 1839 was hij genezen van zijn voorkeur voor Byron, zijn „zwarte tijd" was voorbij. Van dat jaar was nog zijn laatste berijmde verhaal Ada van Holland, maar is ook reeds zijn Rijmbijbel. Doch eerst kwam nog in 1839 de Camera Obscura, schetsen uit zijn studententijd; hij moest nog bevestigd worden; in 1840 werd hij predikant te Heemstede. De Camera is het beste van de werken. die ontstonden door de „kopieerlust des dagelijkschen levens". Hildebrands 12 karakterschetsen, eerst opgenomen in het verzamelwerk De Nederlanden, De Markense Visser, de Schippersknecht, De Veerschipper enz., staan veel hoger dan de 12 typen in Waarheid en Droomen, De maatschappij van zijn tijd heeft Hildebrand afgebeeld, met alle kleinburgerlijke deftigheid, met braafheid en benepenheid, en er is humor in het werk; hij had „onze taal het zondagspak uitgetrokken". Hij laat de boeren spreken in dialect; hij geeft de volkstaal van het Diakenhuismannetje en de deftige spreekwijze van de Keggen en Stastokken. Vele typen in de Camera zijn afgekeken van Lamb en ook te vinden in de Sketches van Dickens. Beets trouwde in 1840 met Aleida van Foreest; als gematigd orthodox predikant kwam hij in nauwe aanraking met Da Costa, De Clercq en Koenen. Hij vertaalde uit het D. een Leven van Jezus en schreef 1842 zijn boek over Van der Palm. Van de wereldse poezie nam hij afscheid. Een dozijn liedjes van 1839 op de droogmaking van het Haarlemmermeer, het Putje van Heilo, het Boertje van Heemstee enz. waren de laatste. Ze waren geschreven voor de Volksalmanak van het Nut. Voortaan werd de bijbelse en stichtelijke poezie de hoofdzaak; Beets werd de Christelijke volksdichter en de maker van huiselijke verzen. Reeds in 1843 kreeg hij de Ned. Leeuw, in 1859 werd hij lid der Kon. Academic Hij was de gevierde spreker op congressen, hield letterkundige voordrachten; gaf Starings Gedichten uit. Zijn eigen gedichten verschenen in Korenbloemen, 1853, en vele volgende bundels. Daarin een groot aantal puntdichten. Hij was de spreker bij het Oranjefeest te Utrecht 1863, bij het Waterloofeest van 1865, te Heiligerlee 1868; hij schreef de Feest-Cantate bij de onthulling van het Gedenkteken voor 1813 op het Plein 1813 te 's-Gravenhage, 1869. Zo was hij de grote man. Maar hij was ook een goed letterkundig criticus: Friso\ over Vondel, Poot en Bilderdijk; uitgegeven als Verpoozingen, 1856. GeBegga * volgd door de Verscheidenheden, 1851— '73: Tollens, De Paradijsgeschiedenis, Walter Scott. In 1885 nog de Niemve Verscheidenheden', motto: non coquis sed convivis, niet voor de koks, maar voor de gasten. Het waren voordrachten, zo als in 1861 het Gesprek met Vondel, met de bekende regels: Dankt alien God en weest verblijd, Omdat gij Nederlanders zijt! In 1887 gaf Beets een toelichting bij de Camera onder de titel Na Vijftig jaar. Verder kwamen er tot 1899 nog verscheiden dichtbundels; de dichter werd oud en kon met de ontwikkeling van zijn tijd niet mee. Maar ook in zijn jeugd al twijfelde hij aan Vooruitgang (Gids, 1837). De grote massa bewonderden hem; de Mannen van Tachtig noemden hem een rijmelaar; zij ontbraken op het huldefeest van 1884. Beets gaf Alle de Gedichten van Anna Roemers uit, 1881. Met zijn Sticktelijke Uren wilde hij de opbouw van het godsdienstig gemoedsleven bevorderen. Beets-tentoonstelling 1903. Portret, geschilderd door Therese Schwartze, 1881. Zijn leven beschreven door Ds. Jon. Dyserinck, 1903, en door Chantepie de la Saussaye, 1904. In 1910—'19 verschenen de 3 delen van Nic. Beets door G. v. Rijn en J. J. Deetman. P. H. Ritter Jr. gaf 1939 uit Een kapper over een Professor, met een bespreking van de Camera. Zie daar. Van H. Ph. 't Hooft De Student Beets, 1914; met inleiding over humor. Begga, dichterlijk verhaal van Jan van Beers, in hexameters geschreven, van het kantwerkstertje, dat als Assepoester behandeld werd en die na lijden en laster ook haar prins vindt. Met „de besteek", het naamfeest, gevierd ten huize van de kuiper, zeldzaam geslaagde idylle uit het Antwerpse volksleven. Behoudenisse, De Sf>ieghel der menseliker —•, uitgegeven door L. M. F. Daniels naar het hs. in 't Brits Museum, 1950. Beiaard, De ~ , maandschrift voor R.K. van Ger. Brom, F. v. Cauwelaert, J. Hoogveld, B. Molkenboer en L. J. M. Feber; 1916 —'25. Bekker, Balthasar ~ , 1634—'98, rationalist; zoon van een predikant, geb. te Metslawier, zelf predikant te Franeker, Weesp en Amsterdam. Streed tegen het bijgeloof en voor de Verlichting; volgeling van Descartes. Schreef eerst een boekje over de kometen en daarna zijn hoofdwerk De Betooverde weereld, 1691—'93, waarin hij de strijd opnam tegen het geloof aan een persoonlijke Duivel. Om dat boek is hij te Amsterdam als predikant afgezet, 1692, Bellamy doch beschermd door de Stadsregering. Over Bekker een uitvoerig boek van Dr. W. P. C. Knuttel, 1906. Over de Betoverde Weereld verschenen 230 boeken. Bekker is te Jelsum overleden. Betje Wolff schreef in 1775 haar satire De Bekkeriaansche dooling wederlegd, waarin zij de orthodoxen te lijf ging. Bekker, Elisabeth ~ , zie Betje Wolff. Belachchelijke Jonker, De ~ , een van de bekendste kluchten van Dr. Pieter Bernagie. Eduard, de opsnijder, vrijer van Johanna, moet het ten slotte afleggen tegen Karel, de jonge koopman. Het stuk werd weer uitgegeven door G. Velderman. Belcampo, ps. van H. Schonveld Wichers, geb. 1899, schrijver van verhalen, 1935 —'43, en van Zwerftocht, 1938. Beld, Eb. van de ~ , geb. 1919 te Delft, een van de dichters van Het Jonge Hart. Belder, J. L. de ~ , geb. 1912 te Lier. Begaafd Vlaams dichter, die enige verwantschap vertoont met Rilke. Stilte, De gesloten Kamer, Uit de Herfst. Belgische Muzenalmanak, 1826—'30; zieAl Belgische Opstand, zie Citadelpoezie. Belgisch Museum, het tijdschrift voor Nederduitse Taal- en Letterkunde van J. F. Willems te Gent, 1837—'46. Belisarius, 490—565, veldheer in dienst van keizer Justinianus, bestreed de Vandalen in Afrika en de Goten in Italie, bracht 540 hun koning Witigis gevangen naar Konstantinopel; streed 547 tegen de Gotenkoning Totila en veroverde Rome. Stond aan nijd en wangunst bloot en verloor al zijn waardigheden, maar werd ten slotte in zijn eer hersteld. Naar hem genoemd een boek van de F. deist Marmontel, dat 1768 in het Ned. verscheen. Daarin wordt een deugdzame heiden op een lijn gesteld met de Christen, 't Boek werd heftig aangevallen. Bellamy, Jacobus ~ , 1757—'86, uit Vlissingen; zijn vader was een Zwitser, lijfknecht bij Hurgronje, raadsheer. Later werd de vader kommies en trouwde hij met Suzanna Hoefnagel,J een Walcherse boerin. Hij stierf vroeg, zodat Jacobus verder opgevoed werd door zijn grootvader Bellami, die ook lijfknecht geweest was. Jacobus werd 1772 bakkersknecht. Hij maakte ook verzen, die de aandacht trokken van Ds. Te Water. Die stelde hem in staat, zoveel te leren, dat hij in 1782 naar Utrecht kon gaan als student. Twintig heren verbonden zich tot een jaarlijkse bijdrage van 2 tot 8 Zeeuwse rijksdaalders; daarbij kreeg hij een beurs van / 300. In Maart 1782 vertrok hij naar Utrecht; hij had niet eens afscheid kunnen nemen van Fillis. Nu was hij dus student in de godgeleerdheid. Hii Bellamy 42 Belle was er de krijgszanger, die aldaar tot zijn voile ontwikkeling kwam: Wij dragen aan de sterke heup Een scherp en blinkend zwaard Hij werd er ook de minnezanger; zijn beminde was Francina Baane: Mijn Fillis' aangezicht is rond, Haar voorhoofd glad en hoog verheven; De wellust schijnt op haren mond, De min in haar gezicht te leven.... In Utrecht kwam hij in de kring van Unices ante omnia Musae, de dichters Hinlopen, Rau, Ockerse, Carp en J. P. Kleyn, die hem in kennis brachten met de Engelse en Duitse geschriften, o.a. met Richardson. Zij leerden hem beter de dichterswereld kennen; uit zichzelf was Bellamy reeds te Vlissingen vervuld met liefde voor de natuur in stille nachten en alle andere tedere gevoelens. Zij wijdden hem verder in in de schoonheid van Sterne en Ossian, van Gessner en Gleim, van Burger en Holty. Zo kwamen in 1782 reeds zijn Vaderlandsche Gezangen en de Gezangen mijner Jeugd, onder ps. Zelandus, minneliederen. Bellamy kwam ook bij Ds. Van der Palm te Maartensdijk, bij Ondaatje vooral, en bij andere Patriotten. Hij schreef dicht- en prozastukken in de Poetische Spectator, aan de kritiek gewijd, 1784—'86. Bellamy, onder invloed van Jung Stilling, streek er het vonnis over de dichtgenootschappen. Hij leerde beseffen, dat „losheid, waarheid, natuur" de vereisten zijn voor de dichtkunst. Reeds voor zijn komst te Utrecht had hij de aandacht op zich gevestigd door gedichten in de Post van den Neder-Rhijn, ook onder ps. Zelandus. Nu werd vooral Kleyn zijn raadsman. Hij beoefende het rijmloze vers, ook om de dichtgenootschappen te laten zien, dat de welluidendheid van een gedicht niet afhangt van het rijm. Met geestdrift dacht Bellamy aan een gewapend en geoefend volk; hij maakte een vers op de gewapende burgerij en zond het aan De Post van den Neder-Rhijn. Zijn Vaderlandsche Gezangen richtten zich tegen de Britten en tegen de Nederlanders, die vrede met Engeland wilden.Hijverheerlijkte Het Vaderlandsche Meisje en De Vaderlandsche Jongeling; in 1785 kwam de 2e druk. Van 1783 is zijn Brief aan Van Alp hen, waarin hij opkomt tegen de „poetische gasthuizen", de dichtgenootschappen. Hij nam met zijn vrienden zelf de kritiek ter hand in het tijdschrift: Proeven voor het verstand, den smaak en het hart, 1784 —'85, een verzameling van stukken in allerlei vakken van studie als voorbeelden; in proza en in poezie, voor een groot deel van Ockerse, wat het proza betreft, de gedichten van Bellamy, enkele van Antoinette Ockerse, Kleyn en Rau; van de laatste de romance Ewald en Elize, van Bellamy de vertelling Roosje. De verzen meest rijmloos en Anacreontisch. Zo ook in zijn laatste bundel Gezangen, 1785. Bellamy was de leiding gevende criticus geworden. Sedert 1784 liet de gedachte aan de dood Bellamy niet meer los; op 11 Maart 1786 is hij in Hinlopens armen ontslapen; op 15 Maart werd hij bij fakkellicht begraven in de Nicolaaskerk te Utrecht. Diepe droefheid heerste in de kring der vrienden: Der Barden liev'ling was hij, Een zonnestraal zijn lied. (Kleyn). Aagje Deken schreef een groot rouwdicht: „Traanen gestort bij het Overlyden van den Uitmuntendsten Dichter". Hij had inderdaad de onnatuur en de deftigheid in de poezie naar vermogen bestreden; bezieling was van hem uitgegaan; zijn gedichten en zijn kritiek waren een voorbeeld. De leden van de kunstenaarskring van Bellamy komen alle voor in het Dichter-Album van J. P. Kleyn; zie daar. Uitgegeven 1890 door Hasebroek. Tot zijn navolgers behoren Van der Woordt, Heron, Van Sonsbeeck, Gerrit van Lennep; ook is Bellamy's invloed in de Minderjaarige Zangster van Kinker, 1785 en in de Gedichten van Clarisse, 1792. Van der Palm schreef Herinneringen aan Bellamy, Van Vloten gaf Nagelaten Brieven en Papieren uit. In 1822 gaven W. A. Ockerse en zijn vrouw een overzicht van zijn leven en werken uit als een Gedenkzuil op zijn graf; het boek werd opgedragen aan Francina Baane. Vier Zeeuwse studenten plaatsten in 1825 een gedenksteen in de Nicolaaskerk te Utrecht; in 1881 werd een gedenksteen onthuld in zijn geboortehuis te Vlissingen en schreef Johs, Dyserinck Ter Nagedachtenis. Het proefschrift van Dr. J. Hoeksma over Bellamy is van 1903. Van 1917 Leven en Werken van Bellamy van Dr. J. Aleida Nijland. Bellay, Joachim du ~ , 1524—'60, F. taalvernieuwer. Defense de la langue franqaise, 1549. Een der voornaamste dichters uit de school van Ronsard. Nagevolgd door de Ned. Renaissance-dichters. Belle, Jan van ~ , 1690—1754, onderwijzer te Haarlem, kwam op een reis uit Frankrijk aan de Moerdijk, toen daar Jan Willem Friso „met zijn geliefde Moor" verdronken was. Berijmde Psalmen, 1733; stelde een Korte Wegwyzer ter Spel-, Spraak- en Dichtkunde in Nederduitse Dichtmate op. 100 Bladzyden, 1748. Bellemans Het Neederduits, der Batavieren Taal, Der Taalen pronk, hoe zeer van Mof en Waal Bezoedeld, steunt op onverwrikbre gronden, Niet nieuw gezogt, maar in 't gebruik gevonden. Bellemans, Daniel ~ , 1640—'74, pastoor te Horsen, dichter van de liederbundel Den lieffelycken Paradys-vogel, 1680, in de vrome trant der M.E. Daarin o.a. Jezus als bruidegom. In 1724 verscheen te Antwerpen de 7e druk. Van Bellemans ook: Het citherken van Jesus, spelende sestigh nieuwe liedekens op het Groot Jubile van het H. Sacrament van Mirakel tot Brussel. Bellerophon, dichtbundel van Pers\ zie daar. Bellettrie = de fraaie letteren; zuiver letterkundige werken; ontspanningslectuur. Bellingen, Thomas van ~ , zie Thomas van Cantimpre. Bellingeweer, burcht bij Winsum (Gron.). Zie Clara Feyona van Sytza?na. Bellone aen bant, gedicht van Antonides ter ere van de Vrede van Breda, 1667. ,.Het is zoo schoon, dat ik er mynen naem wel onder zetten wil", Vondel. (Bellona, de godin van de oorlog). Belpaire, M. E. ~ , 1853—1948, R.K. schrijfster uit Anttuerpen. Het landleven in de Letterkunde, 1902. Letterkundige; medewerkster aan Dietsche Warande en Belfort. Bemmel Suijck, C. J. v. ~, 1839—1900, predikant te Keppel, schreef verzen voor Aurora en andere almanakken; romansc'rijver. Benningh, zie Bodecheer. Bennink Janssonius, Roelof ~ , 1817—'72, gaf met zijn vrienden Hecker en Lesturgeon het Dichterlijk Mengelwerk uit, in 1838 door De Gids niet vriendelijk ontvangen. Het waren vertalingen van klassieken en modernen naast eigen werk. Van 1844 zijn zijn Lentebladen, een bundel vrome gedichten. Predikant-letterkundige, schrijver van kerkgeschiedenis. Medewerker a. d. Gron. Volksalmanak. Van hem zijn 23 liederen opgenomen in de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen, 1866. Sedert 1850 in Den Haag. Benoit de St. More, schreef ± 1160 de F. roman van Troje, die, 1264, door Ma«rlant vertaald werd en voor Maerlant reeds gedeeltelijk door Segher Dieregotgaf. Benoit, uit Touraine, had zijn gedicht opgedragen aan Alienor de Poitiers, koningin van Engeland. Hij kende Homerus niet, doch putte uit L. werken, die op naam gesteld werden van Dares Phrygius en Dictys Cretensis, zogcnaamde Griekse schrijvers. De figuren, die in zijn Troje 43 Bergen-op-Zoom optreden, waren verwant aan die in de Westerse Britse romans. Bentgenooten te Parijs, De Letterkundige ~, studie van Potgieter, 1837, over de Franse letteren, met telkens een terugblik op de Nederlandse, en met een overzicht van de Ned. „bentgenooten", die van Hooft, Cats, van de Sentimentelen, van Jeronimo en Bernardus de Bosch, die van het Koninklijk Instituut vooral, het „overdeftige" genootschap, dan die van Helmers en die van Tollens, „de huisselijke bent", om te eindigen met die van de allermodernsten van toen. Beowulf, Oud-Engels heldendicht, 8ste eeuw; 't oudste epos in de letteren van West- Europa. Berchmans, zie Courtmans. Berckenhoff, H. C.~, 1850—1920, uit Purmerend, journalist, toneelschrijver en schrijver over toneel. Berckmans, Mr. Joris ~ , notaris en schepen van Lier, prins der Kamer „De Ongeleerden", die van 1636—'88 veertig stukken van hem opvoerde, o.a. Jephta ende syne dochter\ f 1694. Bere Wisselau, Van den —, zie W. Beresteyn, Cornells van —, zie Guevara. Berg, Ahasuerus van den ~ , 1733—1807, predikant te Arnhem, dichter; lid der commissie voor de Psalmen 1772, voor de Gezangen 1803. Vriend van E. M. Post; schreef het voorwoord voor haar roman Het Land en stelde daarin de sentimentaliteit van Feith aan de kaak, 1788. Berg, Dr. Joh. ~ , geb. te Sappemeer 1887» schreef 1919 zijn proefschrift over de lnvloed der It. Letterk. op de Ned. gedurende de 19e eeuw. Bibliothecaris der U.B. van Amsterdam 1936—'41. Berg, Wilhelm "~, ps. van Una Schneider. Berge, Jan van den ~ , de schrijver van het esbatement van Hanneken Leckertant; hij was factor van De Violieren te Antwerpen en won met zijn stuk de ereprijs op het haagfeest van Diest, 1541. Uitgave v. C. Kruyskamp 1950. [R.K. dichter. Berge, Willem ten ~ , geb. 1903 te Leens; Bergen, Eduard van ~ , geb. 1853, Vlaams letterkundige, schrijver over De Vlaamsche Beweging, over Catharina Beersmans enz. Bergen-op-Zoom, belegerd door de Spanjaarden, 1622, bezongen in een der mooiste gedichten van Valerius. Het ontzet van B. o. Z. bezongen door Starter en door Revius. In Valerius' Gedenckclanck: Berg op Zoom Hout u vroom, Stut de Spaensche scharen; Laet 's Lands boom End sijn stroom Trouwlijck toch bewaren! Bergh l Geen wonder, dat een tijdvers werd gedicht, toen de stad ontzet was door Mauri ts: ICk, Berghen, ben ontzet, besChVt Voor SpaansChe banden, ICk ben door Godes MaCht tot Voordeel Van de Landen. In de Oude Kamer te Amsterdam werd 1624 ten tonele gevoerd D'ontsettinghe van Berg-op-Zoom. Hetzelfde onderwerp was de inhoud van het zinnespel, dat in 1622 gespeeld werd door de Blauwe Acoleyen van Rotterdam bij de terugkomst van Prins Maurits. Bergh, Adr. v. d. ~ , rederijker te Utrecht, vertaalde uit het E. een nu verloren toneelstuk, Andronicus. Waarschijnlijk putte Jan Vos hier de stof uit voor zijn Aran en Titus. — V. d. Bergh schreef verder Jeronimo, 1621 vertoond en gedrukt, naar het E. van Thomas Kyd. In 1622 werd zijn Poly door gedrukt. In 1638 speelde hij in de Amsterdamse schouwbrug; in 1639 was hij bij een Engelse troep. Bergh, P. T. Helvetius van den ~ , 1799— 1873, trad 1837 op met De Neven, ons laatste oorspronkelijke blijspel in verzen. Grote opgang. In 1841 kwam het blijspel De Nichten, 5 bedrijven in proza. Dit is gevallen, niet omdat het een slecht stuk was, maar omdat er een schijnvrome juffrouw en een onbeschaafde iuitenant in voorkomen. Zo kreeg de schrijver de officieren en de vromen tegen zich. Ook de nieuwigheid je en jij gaf aanstoot, zelfs bij De Gids. Er verscheen een schotschrift, vol onbeschoftheden. Van den Bergh antwoordde in 1842 met een Gesprek over de Nichten', hij betuigde dat hij noch personen, noch een stand heeft willen kwetsen. Maar hij besloot ook, geen blijspel meer te laten drukken of spelen. Bakhuizen leverde in de Gids van 1842 een ernstige kritiek op De Nichten. Van den Bergh gaf 1853 nog een bundel Proza en Poezij uit; daarbij de tijdzange Jan de Droomer en Achttienhonderdachtenveertig. Proefschrift over Helvetius v. d. Bergh van A. C. v. Waveren, 1925. Bergh, Herman van den ~, geb. 1897, dichter, 1918 oprichter van Het Getij, waaruit 1924 De Vrije Bladen en 1932 Forum voortgekomen zijn; de eerste vitalist; zie daar. Zijn gedichten verzameld uitgegeven in Vrije Bladen van 1925, als De Spiegel; zijn opstellen gebundeld als Nieuwe Tucht, 1928. Nu redacteur van Elseviers Weekblad. Bergh, Mr. L. Ph. C. v. d. ~ , 1805—87, leerling van Adam Simons, trok 1830 uit | 4 Berghen I met de Utrechtse jagers; letterkundige, geschiedschrijver en een van onze eerste folkloristen. Schreef 1836 over Ned. Volksoverleveringen, in 1846 zijn Critisch Wdb. der Ned. Mythologie. Hij gaf 1847 de roman van Heinric en Margriete van Limborch uit. In 1852 verscheen zijn Handboek der Mnl. Geographie. Eindelijk werd hij in 1854 adjunct-Rijksarchivaris en in 1865 volgde hij Bakhuizen van den Brink op als archivaris. Van 1864—'73 werkte hij aan het Oorkondenboek voor Holland en Zeeland. Van bijzonder belang was zijn uitgave De Nederl. Volksromans in 1837, waarmee hij de aandacht vestigde. op de oude volksboeken als „Tijl Uilenspiegel". Ook was Van den Bergh een der eersten, die weer de aandacht vestigden op Shakespeare; hij bracht een bloemlezing uit diens Dramatische Werken in dichtmaat over, 1834. Verder schreef hij: 's-Gravenhaagsche Bijzonderheden, 1847—'49, en Nijmeegsche Bijzonderheden, 1881. Zie ook Claes Willemsz. Bergh, Samuel J. van den —, 1814—'68, drogist in Den Haag, gaf 1861 Geest en Hart uit, liederen „Duitschlands dichters nagezongen", opgedragen aan C. G. Withuys. Volgeling van A. v. d. Hoop Jr., vriend van Van Zeggelen. In zijn huis kwamen ook Bennink Janssonius en De Kanter. Hij richtte met Van Zeggelen en W. P. van Stockum Oefening Kweekt Kennis op. In zijn gedichten volgde hij Helmers en Tollens; van Byron vertaalde hij Corsair, 1843, en Lara, 1845. Van 1844—'48 zijn de Zangen des Tijds. Redacteur v. d. almanak Aurora. Bergh van Eysinga, Dr. H. W. Ph. E. van den —, 1868—1820, socialisrisch predikant te Zutfen, schrijver van De Ziel der Menschheid, overzicht van de klassieke en moderne letterkunde der wereld, 5 delen;. 1914. Bergh van Eysinga-Elias, Mw. Dr. J. van den ~ , geb. te Amsterdam 1880, medeoprichtster v. d. School voor wijsbegeerte te Amersfoort, leidster v. d. Volksuniversiteit te Haarlem. Schrijfster over godsdienstige, wijsgerige en historische onderwerpen, ook van Multatuli's Leven en Werken, 1920 en van een bloemlezing uit die werken. Zij trouwde in 1906 met prof. Dr. G. A. v. d. B. v. Eysinga, predikant en bijz. hoogleraar te Utrecht. Berghe, Jan van den —, zie Berge. Berghe, Jan van den —, gestorven in 1439, schreef Een Tractaat van den Caetspele,. waarvan een moderne bewerking het licht zag. Berghen, Rene ~ , geb. te Antwerpen, 1901r I Vlaamse verteller: De kleine Isa. Schreef 4 Bergmann l verscheidene romans en een essai over Schopenhauer. Bergmann, Antonie ~ , 1835—'74. Vlaams schrijver uit Lier, pseudoniem Tony. Hij begon met novellen in de Gentse studentenalmanak van '/ Zal wel gaan en met Reisverhalen van den Rijn, 1870. Maakte naam met Ernest Staas, Advokaat\ Schetsen en Beelden, 1874; humoristisch werk met realistische beschrijving van het volksleven; de Vlaamse Kopieerlust, tevens autobiografie. Schreef ook een geschiedenis van Lier en een Leven van Marnix. Tony's Afstamming en Levensloop geschetst door Omer van Audenhage, leraar te Diest, 1936. Borstbeeld te Lier. Berg-op-Zoom, zie Bergen. Bergsma, Dr. J. ~ , 1854—1935, geb. in de gem. Slochteren, leraar in 't Ned. te Groningen; schreef over St. Brandaen, 1887; redacteur v. d. Driemaandelijksche Bladen voor Taal en Volksleven van "t Oosten van Nederland, sedert 1901. Gaf Karel ende Elegast uit. Berg van Licht, De ~ , historische roman van Louis Couperus, het verhaal van de zonden van keizer Helegabalus in Rome. Berispdichten, de hekeldichten van Jacob Zeeus. Berkel, J. —, ps. v. /. v. 't Lindenhout. Berken, Tine van ~ , 1870—'99, ps. van Anna Witmond-Berkhout; tot 1895 onderwijzeres te Amsterdam, schrijfster van kinderboeken. Schreef onder ps. Anna Koubert schetsen voor volwassenen. Berkenman, Paul —, ps. van Roger Thienpont, geb. te Gent 1926, dichter. Hij verwierf de prijs voor poezie van de stad Gent. Berkhey, zie he Francq van Berkhey. Berkhout, Anna ~ , zie Tine van Berken. Berlaer, Maria van ~ , edelvrouw te Antwerpen, belastte Lodewijk van Velthem met de voortzetting van Maerlants Spieghel Historiael. Bermherticheyd, Zeven spelen van die wercken der ~ , „in rijm ghemaeckt" gespeeld te Amsterdam 1591. Bernagie, Pieter ~ , 1656—'99, uit een voorname familie te Breda, bekend als de schrijver van de kluchtspelen Studente- Leven 1684 en Goe Vrouw, 1686, beide uitgegeven door W. L. v. Helten, 1871. Dokter te Amsterdam. Bernagie werd 1692 hoogleraar in de geneeskunde te Amsterdam. Hij zat sedert 1688 in het bestuur v. d. Schouwburg. Zijn Goe Vrouw geeft een aardige schets van een theepartij; zulk een schets ook in de Belachchelijke Jonker. Hij was 1684 opgetreden met 4 kluchten en met het treurspel Constantinus de ) Beroepen in de Letteren: Groote\ in 1685 kwamen twee kluchten, een blijspel en het treurspel Paris en Helen e\ in 1686 kwamen nogmaals 4 stukken. Dan pas in 1698 nog het zinnespel De Mode. Zijn Belachchelyke Jonker, 1684, behandelt hetzelfde onderwerp als De Hollands che Branschman van Pels. Als uitbeelder staat Bernagie ver achter bij zijn tijdgenoot Asselijn; wat de vorm betreft, volgt hij het F. toneel; wat de inhoud betreft, de professor heeft zelfs in de kluchten al te veel geleerdheid te pas gebracht. Ondanks dit alles is er veel goeds, vooral in de blijspelen en kluchten, b.v. de schets van een bedorven kind in Het Betaald Bedrog, 1684. En Bernagies werk geeft een goed beeld van het leven der burgerij tegen het eind der 17e eeuw. Zo beeldt hij in zijn Romanzieke Juffer, 1685, de zwetsende Hans naar het leven uit. In zijn blijspel Debauchant (Doordraaier) van 1686 is de F. invloed duidelijk in de „Franse Danssers" Arlequin en Politionelle. Zijn bedoeling was „vorderinge van de Deugd en goede zeden, bestraffing der Fouten". Bernlef, blinde zanger, bezong de daden van het voorgeslacht in harpzangen, die niet bewaard zijn. De apostel Liudger trof hem te Helwerd bij 't dorp Rottum, genas hem van zijn blindheid en leerde hem psalmen; ±L 785. Beroepen in de Letteren: GENEESHEER: J. Geerlinck: Vandaag geen spreekuur. — Tj. Franken: Tusschen leven en dood. TANDARTS: H. van Uden: Ivor en parade. VROUWENARTS: J. van Arkel Zegwaard: Vrouwenarts. VROEDVROUW: Martha Brouwer: Als het kindje komt.... VERPLEEGSTER: Zuster Sonja: Waar geleden en gelachen wordt. DIERENARTS: J. Gajentaan: Volgende ..patient!" A. Roothaert: Dr. Vlimmen. HOOGLERAAR: Net Houwink: Herfst in Juni. PASTOOR: Jac. Schreurs: Kroniek eener parochie. De kraai op de kruisbalk. PREDIKANT: H. J. de Groot: Schaap en bok in een hok. — Van een oud stadspomp je. — P. H. Ritter Jr.: De goede herder. RECHTER: Fr. Pauwels: Rechter Thomas. — Joh. Luger: De kleine misdaad. — Jan Mens: Hellend vlak of De misdaad in miniatuur. Zijnde de zittingen van de Amsterdamse politierechter. Anke Servaes: Wie volgt? BURGEMEESTER: F. le Maire: Magistraat in miniatuur. — G. le Maire: Groote man in kleine stad. GEMEENTESECRETARIS: Rimpels en golBeronicius 46 Bespiegelingen van Godt uen. Belevenissen van een dorpssecretaris. RECLAME-ADVISEUR: Dieuke Boissevain: Parade. BEROEPSMUSICUS: Leo Ott: Muzikale conjectie. JOURNALIST: Johan Luger: Naar wij oernemen.,... Roman uit de krantenwereld. ONDERWIJZER: A. Pleysier: De kostelooze school. - Theo Thijssen: Berend Wels. Sehoolland. De ge!ukkige klas. - BLOEMIST: P. H. Ritter Jr.: Vredenbo]. TUINDER: P. J. Risseeuw: Geleend goed, Familieroman uit het Westland. MIJNWERKER: E. M. Bunge: In bet scbijnsel van de mijnlamp, ZEEMAN: Karel van der Geest: Tbuisreis. - Willem de Geus: lVi/de uaart. - Jan de Hartog: Hollands glorie. Roman van de zeesleepvaart. - J. Gerhard Toonder: Vitvaart. VLIEGER: W. van VeenendaaI: Cocepit, - A. Viruly: "Voor vrij ?.... contact!" Van de Soesterbergse vIieghei. - In de scbroejtoind, - We vlogen naar Lndie. Logboek. Beronicius, P. ]. .-....., schoorsteenveger, taalgeleerde, kenner van Gr. en L. en dichter; dichtte in het L. o.a. Georgarcbontomacbia, d.i. Boeren- en Overheidsstrijd, n.l, de bestorming van Middelburg door de WaIcherse boeren, 21 ]uli 1672. Dit gedicht vertaald door Petrus Rabus, 1691; daarna nog herhaaldelijk, o.a. door J. B., 1766. Beronicius werd 1673 dood gevonden in een sloot bij Middelburg, waarschijnlijk in dronkenschap gestikt. Dirc Buysero maakte dit grafschrift: Hier ligt een wonderlyke Geest, Die Ieefde en stierf geliik een Beest. Hy was een misselyke Sater: Hij leefde in Wyn en stierf in W,ater. Hij bracht Antonides' Lijkdicht op de kapitein ter zee De Haze voetstoots in L. verzen over en daarna in het Grieks. Zijn Georgarehontomaehia is een navolging van de Batraehomyomaehia, de Kikvors- en rnuizenkrijg, het bekendste stuk burleske poezie der Oudheid. Bertius, Petrus .-....., d.i. Pieter de Bert, 1565 -1629, geb. te Beveren, in 1593 te Leiden als onder-regent v. h. Staten-College, 1606 regent; hield de lijk-oratie over Arminius, 1609. Was een der felste Arminianen; koning Jacobus I wilde, dat hij verbrand werd. In 1614 was hij hoogleraar geworden; na de Synode van Dordrecht afgezet en naar Frankrijk, waar hij 1620 Rooms werd en prof. in de geschiedenis. Jan van Hout had hem belast met zijn letterkundige nalatenschap; zie daar, Bertken, Suster .-., geb. i427, kluizenares die van 1457-1514 Ieefde aan de Buurtkerk te Utrecht; dichteres van een bundeltie proza en 8 gedichten, uitgegeven 1518. Zij wendt zich daarin tot Jezus om uitredding uit de benauwdheid van haar hart. Haar poezie verheerliikt "de rninne", de liefde van J ezus tot de zieI. Ook Bertha Jakobs. Haar boexken opnieuw uitgegeven door Johanna Snellen, 1924. Bervoete Broers, Esbatement van de .-..... , gespeeld 1559 door De Corenbloem te Brussel; Hans moet levensmiddelen brengen naar het Minderbroedersklooster, maar hij brengt ze naar zijn kinderen, die immers ook "barrevoeters" zijn. De BrusseIse Minderbroeders beklaagden zich over ·t stuk bij de procureur-generaal, maar de Kamerbroeders wisten zich vrij te pleiten. Uitgegeven door K. Stallaert, Antwerpen 1891. berijmde roman, zie i\1w. Horsting, berijmde verhalen, een van de vormen, waarin zich de romantiek uitte: Van Lennep, Legenden; Hofdijk, Kennemer balladen; Meijer, De Boelianier; Beets, Jose, Guy de Vlaming, Ada uan Holland; Ter Haar, H uibert en Klaart]«; Alberdingk Thijm, De Klok van Delft; A. v. d. Hoop Jr., Het Slot van Ysselm 0 nde, 1834; Prudens van Duyse, Gedicbten, 1831; W. R. Veder, Berijmde Verhalen, 1858; Tollens, Jan van Sehaffelaar, Albrecht Beiling, Kenau Hasselaar, Herman de Ruiter; Staring, Wichard van Pont, Arnbem uerrast, Het scbip van Bommel enz.; Bilderdijk, Wi//em Tell, De tuiee broeders voor Bommel, Het Wie! van Heusden; Schimmel, Margaretha van Henegoutoen, 1849; A. ]. de Bull, Eduard III voor Calais; De Genestet, SintNikolaasavond, Fantasia, Mailbrief; Jan van Beers, Begga. De nieuwe tijd werd zichtbaar in Lilith en Godenscbem ering van Emants. Beslikte Swaant]e en drooge Fobert of de Boerenrecbtbane, 1715, in Indie gedicht; gevolgd door De Puiteroeenscbe Helleoeeg of bet bes/ikt Swaantje aan den tap, 1720; de bekendste kluchten van A. Alewijn; zie daar. Besnard, Albert .-....., geb. 1887, journalist, hoofdred. v. d. Sumatra-Post, dichter. Zijn werk uitgegeven als Opstand en Wroeging, 1925, met een voorrede van Mr. Bloem. Bespiegelingen over het Genoegen, de eerste bundel van Betje Wolff, 1763, leerdicht: het ware genoegen geeft allen de deugd. Bespiegelingen van Godt en Godsdienst, 1662, leerdicht van Vondel, dat het bewijs wilde brengen van het bestaan van God, met als vervolg De Heerlijckbeit der Besselaar 47 Beyerinck Kercke, 1663, in 3 boeken, de geschiedenis van de kerk in de eerste 10 eeuwen. Besselaar, Prof. Dr. G. ~, geb. te Rotterdam 1874, lector a. d. Universiteit van Pretoria en prof, te Pieter Maritzburg 1910—'30, bijzonder hoogleraar in het Afrikaans te Amsterdam 1933. Schreef in 1913 zijn proefschrift Zuid-Afrika in de Letterkunde. Medewerker aan Dichterschap en Werkelijkheid, 1938. Schreef o.a. Holl. Rijmlust in de lie Eeuw en Geuzenpoezie en Eerste Afr. Bewegingskunst. Besselaar, Herman —', geb. 1904, journalist bij 't Rott.-Nwsbl. 1922; schreef 1936 zijn roman Reis naar de volwassenheid. Besten, Ad. den ~ , geb. 1923, dichter. Dubbel Leven, 1946. bestiaris (F. bestiaire = beestenboek), M.E. dierkunde op rijm, zinnebeeldig toegepast: de leeuw = Christus; de krokodil = de duivel enz. Willem Utenhove, priester te Aardenburg, had er een uit het F. bewerkt. Er was 00k een bestiaris van minnen, toegepast op de liefde. Van die van Utenhove is niets tot ons gekomen. De beschrijving van de „viervoete" beesten, de vogels, zeemonsters, vissen en insekten in Maerlants Naturen Bloeme is eveneens een bestiaris. Betoverde Weereld, 1691, het grote werk van Balthasar Bekker; zie daar. Betuwsche en Overbetuwsche Novellen, 1852—'66, van Cremer, die ze voordroeg en waarmee hij grote opgang maakte, omdat men de karakters der dorpelingen voor echt hield en men dacht, dat men werkelijk de taal der Betuwe hoorde. Betz, Mr. G. H. ~ , 1850—1900, zoon van de minister G. H. Betz, 1880—'93 commies- griffier der Ie Kamer, schrijver van romans en toneelstukken, maar vooral van Het Haagsche Leven in de tweede helft der zeventiende eeuw, 1900. Zijn historische stukken zijn: Jan van Leiden, Karel de Stoute en Aleid van Poelgeest. Betz, Dr. H. J. ~ , 1842—1905, geneeskundige, werkte mee aan De Levensbode van Van Vloten en aan de Ned. Spectator. Schreef vooral over wijsgerige onderwerpen. Levensschets van Spinoza, 1876. Beugem, Isidoor van ~, ps. van Is. Verdoodt. Beuken, Dr. W. H. ~ , geb. 1898 te Valkenburg (L.), schreef 1928 zijn proefschrift over Vanden Levene ons Heren; gaf 1931 Mariken van Nieumeghen uit. Dichters der Middeleeuwen, 1936. Leraar a. d. R.K. Hogere Burgerschool te Helmond. Beunke, H. E. ~ , 1851—1921, ingenieur bij de S.S., schrijver van Walchersche Schetsen onder ps. Heins; 1875. Beurs van Amsterdam, tot stand gekomen 1845 naar het plan van Zocher volgens prijsvraag van 1836; gehekeld door Potgieter in zijn Een Wonder is de nieuwe Beurs! geen bezielende gedachte, Die van geslacht spreekt tot geslachte, In onze bouwkunst trad aan 't licht. De nieuwe beurs van Berlage, voltooid 1903, geprezen door Alex. Gutteling in Potgieters Eeuwfeest, 1908. Hij laat Potgieter zeggen: Een ras dat zoo kan bouwen Dee 't zuilental dat mij deed grouwen Terecht verzinken. Beversluis, Martien ~ , d.i. M. B. Versluis, geb. 1894, dichter: Zwerversweelde, 1920. Gaf 1926 een maandschrift voor jongeren, De Sikkel, uit. In 1928 adviseur van de Vara; in 1937 adviseur van de uitgeverij Bosch en Keuning en Christelijk dichter; Chimera's. In 1939 redacteur v. d. Nw. Gids, onder leiding van Dr. A. A. Haighton. In de oorlog N.S.B.-burgemeester van Veere. Zijn vrouw, Joh. Verstraate, is de schrijfster van de Zeeuwse roman Jikkemien. Beverwijck, Johan van ~ , 1594—1647, uit Dordrecht, dokter en lid der Staten; schrijver van De uytnementheyt des Vrouwelijken Geslaghts, doch vooral bekend om zijn Schat der Gesontheyt, 1636. Op aandrang en met hulp van Cats in 't Hollands uitgegeven. Huygens zond hem in 1639 een Toe-maet op het ,,Lof der Vrouw en". Maar Daniel Jonctys handhaafde Der Mannen Opperwaerdigheid tegens de vrouwelijke Lofredenen. Proefschrift over hem van E. D. Baumann, 1910. Beweging, De —, maandschrift voor letteren en kunst, van Albert Verwey, 1905—'19. Tot de ,,Groep van De Beweging' behoorden Is. P. de Vooys, Nico v. Suchtelen, Nine v. d. Schaaf, P. N. v. Eyck, A. v. d. Leeuw, G. Gossaert, Jan Prins, J. I. de Haan, A. Roland Hoist, Alex Gutteling, F. Pauwels, J. C. Bloem, Maurits Uyldert. Zie Verwey. Ook nu bleef de poezie „een gave van weinigen voor weinigen" bij deze generatie van 1910. Medewerking van Berlage, bouwmeester, en van Is. P. de Vooys, inspecteur van de arbeid. Bloemlezing uit de poezie in De Beweging, samengesteld door A. Gutteling en Maurits Uyldert: Bloemlezing uit de nieuwste Ned. dichtkunst, 1905—'10. Bewys van den waren Godsdienst, „in ses boecken gestelt by Hugo de Groof, 1622; zie daar. Stichtelijk leerdicht; overgezet in het L. en daaruit in de meeste talen van Europa. Beyaert, zie ros. Beyerinck, G. J. A. ~ , uitgever te AmsterBeyerman dam, gaf 1836 drie prachtwerken uit met E. staalgravures: Zwitserland door Van Kampen; Bijbelsche Lands chapp en door Des Amorie van der Hoeven; De Rijn door Robide van der Aa; afgekeurd in de Vad. Letter oejenin gen. Dit was de aanleiding tot de oprichting van De Gids, 1837. Beyerman, Mr. Hugo ~ , 1791—1870, uit Rotterdam, leraar aan het Instituut voor de Marine te Medemblik, dat hij in 1829 opende met een rede over de betekenfs van de Marine; in 1831 hoogleraar in de Ned. taal en letterkunde te Deventer, in 1839 te Amsterdam met voorbijgang van Jacob van Lennep, opvolger van Van Kampen; Nutsvoorzitter. Beijerman, Hugo ~, 1836—1913, officier, schreef als Glanor het toneelstuk Uitgaan, 1873, lof van de huiselijkheid; greep uit het Haagse leven. Verder Zijn Geheim, 1874, en De ware Joseph, 1883. Beylinc, Albrecht ~, aanvoerder der Kabeljauwsen tegen Jacoba van Beieren; volgens de overlevering 1425 te Schoonhoven levend begraven; hij had het kasteel verdedigd tegen Floris van Kijfhoek. Zie Siffle. J. A. Binger schreef 1917: Albr. Beylinc in de gesch. en in de literatuur. Besetting door de Duitsers, gedichten van Van Randwijk, Muus Jacobse en Jan H. de Groot, die ook de Geuzenliedboeken verzorgden. Verder van W. A. P. Smit en Bert Bakker, Jan Campert, Yge Foppema, Gerard Diels, Fedde Schurer, Fokke Sierksma en zeer vele anderen. Over de bezetting verschenen een aantal romans: Johan van der Woude, Arnhem, betwiste Stad\ Willy Corsari, Die van ons\ Ed. de Neve, Glorieuzen; Maurits Dekker, De laars op de nek; Theun de Vries, De Laars; Focke Sierksma, Grensconflict; B. Schierbeek, Terreur tegen Terreur. Verder Nico Rost, Goethe in Dachau. Bezige Bij, De ~ , bracht / 800 000 op in de jaren der bezetting. Uitgeverij, door samenwerking van schrijvers en drukkers; 't geld was voor „bijzondere noden". Na de oorlog voortgezet als cooperatie van schrijvers. Bezwaren tegen den geest der eeuw, 1823, geschrift van Da Costa als leerling van Bilderdijk; felle uitbarsting van de bekeerling tegen vrijheid van drukpers, tegen afschaffing der slavernij, tegen de Grondwet. Beantwoord door N. G. v. Kampen met Het Goede der 19e eeuw, 1823. Biblia (Gr. lett. = boeken), de Bijbel. Van Gr. byblos ~ papyrusmerg. Biblia Pauperum = Bijbel der Armen. M.E. verzameling platen met bijbelse taferelen, meest met de geschiedenis der Verlossing. Bibliografie, Ned. —, Maandblad voor Boe- 5 Bicker kenvrienden, 1857 tot heden. Nu onder redactie van D. de Jong, bij Sijthoff te Leiden. Bibliographisch Woordenboek, over de werken in N. en Z. Nederland van 1900— '29, door J. Verschueren; Turnhout 1933. Bibliophilen (boekliefhebbers), Vlaamsche —, zie V. Bibliotheek, De ~ , letterkundig bijblad van Noord en Zuid, 1883—'86; medewerkers Dr. J. te Winkel, Dr. J. ten Brink, J. H. Rossing, J. B. Meerkerk, J. H. W. Unger, W. G. Brill e.a. Bibliotheek voor Middelned. Letterkunde, reeks van uitgaven van Mnl. schrijvers onder redactie van Dr. Jan te Winkel en Dr. H. E. Moltzer; bij Wolters te Groningen; in 't begin in 1869 onder leiding van Moltzer alleen. Weldra met medewerking van W. G. Brill, J. F. J. Heremans, Jonckbloet, Verdam en M. de Vries. Bibliotheek der Ned. letteren, uitgegeven door de Vlaamse Akademie te Gent en door de Maatsch. der Nederlandse Letterkunde onder red. van A. H. Cornette, P. N. v. Eyck, J. v. Mierlo, B. H. Molkenboer, R. Verdeyen, J. de Vries en J. Wille, 1939—'43. 18 din.: P. v. Limburg Brouwer, Leesgezelschap van Diepenbeek. Vondel, Toneelspelen, 2 din. A. Drost. Hermingard v. d. Eikenterpen. Geestelijke Epiek der Middeleeuwen. Coornhert, De dolinge van Ulysse. Busken Huet, Vijf portretten van Nederlanders. Ridderverhalen uit de Middeleeuwen. Vijf geestelijke toneelspelen der Middeleeuwen. Protestantse poezie I6e en 17e eeuw. Limburg Brouwer, Akbar. Staring, Gedichten. Gorier, Mei. Noordnederl. rederijkersspelen. Vermeylen, Proza. Bredero, Toneelspelen. Bilderdijk, Gedichten. Langendonck, Gedichten. Hegenscheidt, Starkadd. In 1950 weer voortgezet. Het gehele plan omvat 100 delen. Daarvan zijn nu verschenen: Hadewych, Bloemlezing (v. Mierlo), Protestants e poezie der l6e en 17e eeuw II (Heeroma), H. Teirlinck, Mijnheer Serjanszoon, Johan Doxa, R. C. Bakhuizen v. d. Brink, Studien en schetsen, Zuid-Ajrikaanse letteren I (Bax); Een beeld van Tachtig (Donkersloot). Bibliotheek van Ned. Letterkunde, dichten porzawerken van de 15e—19e eeuw, opgericht door T. Terwey, voortgezet door J. Koopmans en Dr. de Vooys; begonnen met Vondels ]ephta\ verder Hooft, Potgieter, Bredero enz. Bicker, Andries —, heer van Engeleburgh, 1586—1652, en Cornells, 1592—1654, heer van Swieten, de eerste oud-burgemeester, de tweede regerend burgemeester van 4 Bidloo 49 Bilderdijk Amsterdam tijdens de Aanslag van Willem II, in 1650, leiders van de politiek van vrede met Spanje, hoofden van het verzet tegen Willem II, 3 Aug. 1650 voor altijd uit de regering gezet. Bezongen door Vondel: Men kroon' die Vaders van hun stadt Met haer cieraet, de Wapenkroon; En setze op Beurs of Dam ten toon In Marmer Bidloo, Govard ~ , 1649—1713, in 1701 lijfarts van Willem III, 1694 hoogleraar.te Leiden. Navolger van Vondel, aan wie hij raad vroeg bij zijn gedichten. Vijand van Balthasar Bekker, die hij „Helhond" noemde in zijn gedicht De Christekerk. Schreef een treurspel over Karel, erfprins van Spanje, 1679, en een Vertooningsspel op de Vrede van 1678, De Krooninge van Willem Hendrik en Maria Stuart, 1689, en De Vrede H erst eld, 1697. Zijn zinnespel De Muitery en Nederlaag van Midas is gericht tegen de opkomende critiek. Van 1684 is zijn opera Ariadne, de allereers.e of een der eerste, die opgevoerd werden. Bidloo, Lambert ~ , 1633—1724, broer van Govard; geletterde apotheker. Zijn bekendste werk is Panpoeticon Batavum of „Kabinet, waarin de afbeeldingen van voorname Nederl. dichteren, verzamelt en konstig geschildert door Arnold van Halen"; 1720. Bie, Cornelis de —, 1627—na 1711, uit Lier in Brabant, zoon van een schilder, notaris te Lier, toneelschrijver, samensteller van een schilderboek: Het gulden cabinet van de edele vry schilder-const, dichter van stichtelijke geschriften. Onder zijn meer dan 30 toneelstukken zijn kluchten en heiligenspelen, maar ook Spaanse navolgingen. Hij verheerlijkt de R.K. kerk en stelt de „Geusen-Predicant" voor als een laatdunkende botterik, die niet lezen en schrijven kan. Toch blijkt, dat hij met dichters als Vondel en Cats bekend ^ | s , al heeft ,,Cornelio de Clapper" niets dichterlijks met hen gemeen. Van hem is ook een verhandeling over de Antiquiteiten der stadt Lier, tot 1699. En een boek met zinnebeelden: Faems weergalm der Nederduytsche Poesie, 1670. Biekens, Aertholf —, ps. van Marcel Breyne. Biekorf, blaadje van Guido Gezelle, 1889. Bienboec, d.i. Bijenboek, de Mnl. vertaling van het Liber apum, van Thomas van Cantimpre, stichtelijk prozaboek vol verhalen; uitgegeven 1488 bij Peter van Os te Zwolle. Thomas heeft het geschreven tussen 1256 en '61, een vergelijking tussen het leven der bijen en dat der mensen. In de 15e eeuw vertaald, 't oudste hs. is geschreven tussen 1450 en '58. 't Boek was in de M.E. algemeen bekend om zijn exempelen. Over dit werk een uitvoerige studie van W. A. v. d. Vet, 1902. De titel is volledig Bonum universale de apibus — „dat gemeen goet van den Byen". Uit het Bienboec zijn talrijke exempelen overgenomen door Jan Matthijsen, Gerard van Vliederhoven, Arnold Geilhoven, Johannes Pauli (Schimpf und Ernst) en vele andere schrijvers in binnen- en buitenland. Ze lopen over Maria, Jezus, de Duivel, de Joden, het Sakrament, boete en biecht, de Vier Utersten, de geestelijkheid. Bienkorf der H. Roomscher Kercke, zie Mar nix. Biens, C. P. ~, te Enkhuizen, schreef 1623 het Treurspel van Piramus en Thisbe. 1623, tweede druk 1640. Verder stichtelijke en andere liederen. Volgeling van Rodenburg. Biestkens, C. ~ , d.i. Nicolaes Jr., 1577— 1638, geb. te Emden, boekdrukker te Amsterdam, dichter van de klucht van Claas Kloet in 3 delen, gespeeld 1617, gedrukt 1619. Hij is de drukker van Costers I phigen i a en I thy s, van de Sp. Bra bander en van Warenar. Ook van werken van Rodenburgh en Abr. de Koningh. Claas Kloet is een hovaardige smid, die tenslotte trouwt met een vrouw, die hem bedriegt; die doet of zij zich verdrinken wil, maar hem dan buiten de deur sluit en van ontrouw beschuldigt. Het is een verhaal uit de Decamerone; door Moliere bewerkt als George Dandin. Biestkens, Nicolaas ~, van Diest, gaf 1560 te Emden een Doopsgezinde bijbel uit; f 1585. Vader van de voorgaande. Bilcke, Maurits —, Vlaams dichter, geboren in 1913. Verzen, Zegen der Stilte. Bilderdijk, Dr. Isaak —, 1720—'98, in 1745 dokter te Amsterdam, 1757 „opziender over de hoofd- en ondergaarders" der belastingen. Schreef een navolging van een F. toneelstuk: Arria en Paetus. Vader v. d. dichter. Bilderdijk, Louise Sibille ~ , 1785—1832, dochter van de dichter, trouwde 1808 met Dr. Burckhardt. Bilderdijk, Mr. Willem ~, 1756—1831, geb. te Amsterdam, zoon van Isaak B. en Sibilla Duyzenddaalders, Orthodox-Christelijk van opvatting. Zijn vader was dokter; zijn praktijk verliep, maar hij kreeg een ^oedbezoldigd ambt bij de belastingen met een druk kantoor tot ergernis van moeder Sibilla. In huis was 't niet prettig en de jonge Willem zat er door een ongeluk aan zijn voet van zijn 6e tot I6e jaar als gevangen. In die jaren studeerde hij L. en Gr., moderne talen, wiskunde enz. enz. Het waren Letterk. Wrdbk. 2e dr. 4 Bilderdijk 50 Bilderdijk bittre stonden In mymrend zelfgevoel of twisten met mijn lot. Maar in die jaren wijdde hij ook zijn aandacht aan de dichtkunst. In 1776 werd hij boekhouder bij zijn vader. Maar in dit zelfde jaar kreeg hij ook de gouden erepenning voor zijn gedicht De invloed der Dichtkunst op bet Staetsbestuur van 't Leidse dichtgenootschap Kunst wordt door Arbeid verkregen. En in 1777 voor De waere liefde tot bet Vaderland, wederom met gedachten, „aan de Ouden ontleend"; het woord Patriot is nog een erenaam. Cornells van Hoogeveen nam met zijn dichtgenootschappers het werk onder handen; zij „verbeterden" tal van plaatsen in het gedicht; Bilderdijk moest toegeven, maar werd nu nog meer bewonderd. Hij kwam in kennis met De Lannoy, Uylenbroek, Feith e.a. Zijn portret werd opgenomen in het Panpoeticon Batavum; hij werd lid van „Letterkunde"; hij bezong de dood van Pater. In 1779 won hij de prijs over Het Verb and van Dichtkunst en Welsprekendheid met de Wijsbegeerte en ging hij daarbij Van Alphen te boven. Dan vertaalde hij Oedipus Tyrannus van Sophokles in alexandrijnen. In 1781 kwam een bundel minnepoezie zonder naam Mijn Verlustiging, van hartstochtelijke zinnelijkheid, voor 't merendeel vertalingen of bewerkingen van klassieke voorbeelden, gewijd aan „Cinthia", met een beroep op ,,'t heilig zilverblank der reine deugd". Zie ook Galante Dichtluimen. In Mei 1780 werd hij student in de rechten te Leiden. In 1781 werd hij wederom bekroond met een prijsvers op Onze Voorvaders en kwam de tweede, wederom naamloze druk van de Verlustiging. Feith werd zijn grote dichterlijke vriend; tot 1785; zie Feith. Bij zijn promotiefeest in 1782 werd op de Prins gedronken, „aan wien onze vrijheid hangt". In November was hij advocaat in Den Haag. Weldra was hij er, naar zijn eigen mening afstammeling van de graven van Kleef en de heren van Teisterbant, de pleitbezorger voor vervolgde Prinsgezinden; bekend werd hij als de verdediger van de Rotterdamse visvrouw Kaat Mossel, 1785. Bilderdijk had een liefdesbetrekking met Anne Luzac uit Leiden, verheerlijkt als Chloe. Maar Catharina Rebecca Woesthoven, Odilde, uit Den Haag werd zijn vrouw; het huwelijk werd 21 Juni 1785 in de Oude Kerk te Amsterdam „in alle stilligheid"' gesloten. Zijn vader, Berkhey en Kumpel maakten bruiloftsdichten. Maar het huwelijk bleek een mislukking. Bilderdijk kwam tot de overtuiging, dat hij van vorstelijke afkomst was. Als heer van Teisterbant dichtte hij in 1789: Verdrukte onnoozelheid, in hut en troongewelven, Zie daar, waarvoor dit bloed sints zes paar eeuwen vloeit. Bij de inval der Pruisen in 1787 vergezelde hij als afgevaardigde van Willem V de .aanvoerder, de hertog van Brunswijk. Op Mijn Verlustiging was in 1785 een nieuwe bundel minnepoezie zonder naam gevolgd, Bloemtjens. Daarnaast waren de romancen gekomen: Olinde en Theodoor, 1785, d.i. Catharina Rebecca en Bilderdijk; Eli us, ± 1786, d.i. de Zwaanridder, de voorvader van Bilderdijk, die de bedreigde erfdochter van Teisterbant, belegerd te Nijmegen, ontzet; de stamvader van de Nassau's en van Bilderdijk. Van Alrik en Aspasia, romance van Feith, maakte hij een parodie; van Kidder Sox, boertige romance van Voltaire, leverde hij een vrije navolging, 1793. Daarnaast hield hij zich bezig met vertalingen van de klassieken: Theokritus, Tyrteus, de Ilias, De Dood van Edipus van Sophokles. Na de komst der Fransen in 1795 weigerde Bilderdijk de eed van trouw aan 't nieuwe bewind; hij moest binnen 24 uur Den Haag verlaten. Hij trok per schuit over Leiden naar Amsterdam, vandaar naar Groningen; op 3 April kwam hij er aan, op 6 Mei moest hij de stad verlaten en trok hij uit het land, vooreerst naar Hamburg. Zijn verbanning was meteen een verlossing: het ging niet langer met Catharina Rebecca en ook niet met de schuldeisers; bij zijn vlucht liet Bilderdijk een schuld achter van / 18000. In zijn gedichten is hij de ongelukkige balling; die stemming is in de Treurzang van Ibn Doreid, uit het Arabisch vertaald, „zij het niet rechtstreeks". Van Hamburg trok Bilderdijk naar Londen. Zijn vrouw moest haar inboedel verkopen en kleiner wonen. Maar reeds had Bilderdijk te Londen kennis gemaakt met Katharina Wilhelmina Schweickhardt, de dochter van een D. schilder, die tot 1786 ook op de Prinsegracht in Den Haag gewoond had; op 18 Mei 1797 tekende hij in zijn bijbel aan: uxor em accepi, d.i.: ik heb tot vrouw genomen Met die vrouw woonde hij sedert 1797 te Brunswijk, waar hij het nodige verdiende met lesgeven. Zij was nu Mevrouw van Heusden. Nu diende de eerste vrouw een eis tot echtscheiding in; M. C. van Hall was haar advocaat, Kinker die van Bilderdijk. De eis werd 1802 ingeBilderdijk 51 Bilderdijk willigd wegens kwaadwillige verlating. De I zoon Elius bleef bij de moeder, de dochter Louise bij de vader. Sedert 1798 woonde de tweede vrouw bij hem in en is zij met onuitputtelijke liefde alles voor hem geweest. Het waren zeer moeilijke jaren in Brunswijk. Maar er kwam een eind aan. Jeronimo de Vries en Van Hall stelden voor, dat Bilderdijk voordrachten zou houden voor de „Bataafsche Maatschappij"; | zij werden in commissie benoemd met Helmers, Kinker en Mr. Abraham Verheul. Bilderdijk kwam aan boord van de tjalk „De Hoop" in 1806 in 't Vaderland terug: 'k Heb dan met mijn strammen voet Uit den ongestuimen vloed Hollands vasten wal betreden; 'k Heb mijn kromgesloofde leden Op zijn bodem uitgestrekt Hij ging te Leiden wonen; Pieter van Winter schonk / 1000; enkele leden der Bataafsche Mij. samen / 875. Bilderdijk wees het lectoraat voor de Bataafsche Maatschappij van de hand; Siegenbeek weigerde voor hem op te staan als secretaris van „Letterkunde"; als professor wilde men hem niet. Zo was het een uitkomst, dat hij leermeester in 't Ned. werd van koning Lodewijk op een wedde van / 3000, later / 6000. Lodewijk werd door Bilderdijk in gedichten Hollands Tuinleeuw genoemd, ja zelfs Hollands Heiland. Ook droeg Bilderdijk aan hem het treurspel Floris V meer dan onderdanig op. Bij de Ramp van Leiden bood Bilderdijk de Ziekte der Geleerden aan als zijn aandeel in de steun; 't gedicht bracht / 1400 op. In 1811 moest de Desolate-Boedelkamer zijn zaken regelen; De Vries, Tydeman, Bussirigh en Wiselius moesten weer bijspringen. In 1813 werd hij auditeurmilitair; hij nam weldra ontslag, maar kreeg een pensioen van / 1800, dat hij levenslang behield. Door voordrachten en werken trachtte hij door de moeilijke tijd te komen. Hij had tijdens de regering van koning Lodewijk de Ode aan Napoleon gedicht, 1806; bij de intocht van Napoleon te Amsterdam kwamen huldeverzen. Maar in 1811 was Napoleon ,,'s warelds beul". Met Steenwinkel gaf Bilderdijk in 1811 de derde Partie van Maerlants Spiegbel Historiael uit, maar zijn grote Geschiedenis des Vaderlands werd door de Censuur verboden. In 1813 stierf zijn zoon Elius, geprest als F. fuselier, in Beieren. In hetzelfde jaar kwam Da Costa voor 't eerst in zijn huis. In de jaren van zijn ballingschap en in de Franse tijd werd Bilderdijk de dichter van het geloof in de Goddelijke Openbaring en de strijder tegen de Verlichting. Met Feith knoopte hij 1812 de vriendschapsbanden weer aan. Doch met „de geest der eeuw" kon hij het niet vinden, niet in Nederland, noch bij „Duitschlands domheid", noch bij „het schaamteloos Albion", noch bij „het Fransche helgespuis". Overal zag hij achteruitgang en verval, overal vijanden om hem heen. In 1810 maakte hij zelfs een gedicht Op mijn vervolgers. Van zijn werk in de Franse tijd is het voornaamste: Urzyn en Valentyn, 1795, romance, tegenhanger van Eli us \ Aristus en Ismeene, 1795, idem, over Bilderdijk en zijn eerste vrouw; Graaf Floris de Vierde, idem; bewerking van Zangen van Ossian, 1795—1805; Mengelpoezy, 1798, met navolgingen van Ossian, „uit het oorspronkelijke zelf bewerkt". In de voorrede reeds dan de verwachting: „Waarschijnlijk zullen deze bundels wel de laatste snik mijner Poezij wezen". Hierin de romance Urzyn en Valentyn. De Ondergang der Eerste Wareld, 1809—'10, uitgegeven 1820. De verhandeling van Van der Palm Over de Reuzen der Oude Wereld hielp hem aan de stof; 5 zangen waren weldra voltooid; toen kon Bilderdijk niet verder. Het werk is Ossiaans: „een Nevelheim vol schimmen", met een „grootspraak die aan Jan Vos doet denken". In 1808 schreef Bilderdijk in 3 dagen zijn treurspel Floris de Vijfde, dat vertoond zou worden bij de komst van koning Lodewijk te Amsterdam. Een week later was W'tllem van Holland gereed. Kort daarna kwam Kormak, dat de terugkomst van Odysseus behandelt. In 1808 verscheen ook de verhandeling over Het Treurspel, waarin het Griekse en het Franse klassieke drama bovenaan gesteld worden. Op verzoek van koning Lodewijk vertaalde Bilderdijk in 1809 Cinna van Corneille. Beter dan in epos en drama slaagde Bilderdijk als didactisch dichter, in de geest van Cats: Het Buitenleven, 1800—'2, navolging van I'Homme des Champs van Delille van 1800; De Mensch, 1804—'5, navolging van de Essay on Man van Pope; De Ziekte der Geleerden, 1806, leerdicht over pijn, spijsvertering, denkvermogen enz. Op het gebied der lyrische poezie vertoont Bilderdijk zich van zijn beste zijde. Leidens Ramp, 1808. In 1813 begroette Bilderdijk de terugkomst van Oranje met geestdrift; de Souvereine Vorst zond hem in 1814 en 1815 geschenken voor zijn gedichten. Reeds in 1811 had hij zijn Ajscheid (van het leven) voorgedragen in de Mij. van Wetenschappen; daarin de beroemde regels: Bilderdijk 52 Bilderdijk Ach, de dagen I Onzer plagen, Lieve broeders, gaan voorby. Uit dit duister | Rijst de luister I Van een nieuwe heerschappy. | Het was, toen zijn poging tot toenadering tot Napoleon mislukt was. Toen deze „heldraak" „opnieuw ten afgrond uitge- i broken" was, wekte Bilderdijk op tot de strijd met Krijgsdans en Wapenkreet. Maar hij was tegen de Grondwet, daar deze een herinnering was aan de F. omwenteling. In 1815 werd J. P. van Capelle tot hoogleraar benoemd; Bilderdijk gevoelde zich ten zeerste verongelijkt. En toen zijn leerling Da Costa in 1816 naar Leiden ging, volgde Bilderdijk hem in 1817. Daar waren nog zijn vrienden onder de professoren: Tydeman, vader en zoon, V. d. Palm, Siegenbeek, Kemper. Daar begon hij een privaaf-college over Vad. Gesch. voor Da Costa, Capadose, Willem en Dirk van Hogendorp, Carbasius en Bodel Nyenhuis. Tot 1827 najiien een 40-tal aan dit privatissimum deel: Groen van Prinsterer, Rau, Jacob van Lennep, Elout. Daar toornde Bilderdijk tegen de Grondwet, de Verlichting, de nieuwe wijsbegeerte, de rede, de volkswil; tegen Lamartine en Chateaubriand; tegen de Liberalen en vrijmetselaars; tegen de afschaffing der slavernij. De Liberalen kwamen tegen hem op, Kem- i per vooraan. Bilderdijk schreef de voorrede van de Eerezuil ter gedachtenis aan de Synode van Dordrecht van Ds. Schotsman. Hij verdedigde de Bezwaren tegen den geest der eeuw van Da Costa, 1823. In zijn geschrift Aan de R.K. dezer dagen, cokvan 1823, wekte hij hen op om met de gelovige Hervormden te strijden tegen de „Dei'sten". Wiselius en Tydeman Jr., Van der Palm, Kinker, Siegenbeek kwamen tegenover hem te staan; pamfletten, spotverzen en parodieen verschenen tegen hem: zie Jurriaan Moulin. In 1827 verhuisde Bilderdijk naar Haarlem. In zijn Leidse tijd gaf hij een aantal versbundels uit. Dat was al begonnen met de Winterbloemen, 1811, en de Affodillen (Doodsbloemen) in 1814. Van 1817 zijn de Nieuwe Uitspruits els \ van 1818 de 2 delen Wit en Rood (te zamen met zijn vrouw); van 1819 de Nieuwe Dichtschakeering; van 1820 Perzius Hekeldichten en Zedelijke Gispingen\ van 1821 de Muis- en Kikvorschkrijg en een bundel Sprokkelingen; van 1822— '23 drie delen Krekelzangen; van 1824 twee bundels Rots gal men; van 1826 Navonkeling en Oprakeling; van 1827 Nieuwe Oprakeling en De Voet in 't Graf; van 1828 Avondschemering en Vermaking (d.i. | testament); van 1829 Schemerschijn. Daarnaast kwam in 1817 het leerdicht De Dieren, waarin de geschiedenis van Adam en Eva uitvoerig verteld wordt en hoe de dieren hen dienden. Van 1817—'25 veel strijdpoezie tegen de Liberalen; daarbij spotverzen op Van der Palm, Kinker, Borger en Van Kampen. Op Klyns treurspel Montigny kwam almede een spot vers: Ja, goede Klyn, gij meent het wel, Maar verzen maken is geen spel; Blijf liever aan het suikerkoken En toen Feith in 1820 de oude Prinses Wilhelmina uitgeluid had, dichtte Bilderdijk een spotdicht op die Lijktranen: Ja, schrei, mijn goede Feith, schrei [door! Geen traantjen gaat er van te loor.... Maar er was in al die bundels ook veel ander werk, zo als de beroemde Uitvaart van 1827. Van grote betekenis is het politieke werk van Bilderdijk geworden; de „Christelijke" staatspartijen leefden bij zijn beginsel. En op godsdienstig gebied is hij de man, die de stoot gaf aan het Rereil. Scherp is zijn oordeel over andersdenkenden: de laffe en altijd onkiese pen van Juffrouw Wolff; Richardson „de gevaarlijkste aller vergiftmengeren"; Jan Wagenaar. 1789: Een schrijver van beroep, die, aangespoord door 't voordeel, Slechts schaars de stof zijns werks, en nooit zijn taal verstond. Van der Palm is „tijdslaaf zonder eer, steeds draaiend naar den wind"; Kinker heeft een „verdorven hart en dom vooroordeel"; Borger is „slecht en domkoppig"; N. G. van Kampen heeft een „varkenssnuit" en „Judaswenkbraauw"; Loots is een „gemeene karel zonder geboorte of opvoeding"; de Letteroefeningen heten „Lasteroefeningen". Van zijn eigen moeder getuigde Bilderdijk, dat zij hem het leven tot een vloek maakte. Siegenbeek was een „taalbederver". Pitt is „een ellendig verstand en bijna zoo'n wurm als Van der Spiegel plag te wezen". Schiller heet „een Dweeper, wiens beste bladzijden hem een plaats in het dolhuis verdienen". Op taalkundig gebied schreef Bilderdijk: Verhandeling over het letterschrift; Taalen Dichtkundige Verscheidenheden, in 8 delen; Geslachtlijst der naamwoorden, 1822; Nederduitsche Spraakleer, 1826. Hij gaf Hooft, Huygens en Antonides uit. Zijn aantekeningen voor het Leidse privatissimum werden later uitgegeven als de Geschiedenis des Vaderlands, een groot werk in sterk Anti-Patriotse zin, met verheerlijking der grote Oranjes, met minachting voor de kooplieden, die de Staten Bilderdijk 53 Bilderdijk vormden; Prins Willem is „de grondlegger | der ware gezuiverde Kerk"; Oldenbarnevelt is een misdadiger; Willem II is van een „waarachtig edele inborst"; Jan de Witt is een „hals". I Bilderdijk gaf in 1785 De Geuzen van I Onno Zwier van Haren „verbeterd" uit, j en droeg dit Vaderlandsch Dichtstuk op | aan Prins Willem V. Bijdragen tot de Tooneelpoezy, 1823; opstellen over Aran en Titus van Jan Vos; over de Cid\ over Pietjen en Angcnietjen en over de Tyranny van Eigenbaat. Met Mw. Bilderdijk te zamen: Wit en Rood, \ bundel gedichten in twee delen, 1818, na j de Vaderlandsche Uitboezemingen van 1815, opgedragen aan den koning, nu Willem I, door twee | hartlijke Onderdanen, I Wier ziel, geheel aan U verpand, Voor de eer van Uwen scepter brandt. De Rouwzangen „ter Nagedachtenis van Julius Willem Bilderdijk, op zijn zeetocht overleden 1818", werden te Amsterdam uitgegeven in 1837. In 1835 verschenen j zes luimige brieven aan zijn enige zuster, j geschreven in 1788 en '89, als Dichter- j lijke Uitspanning. Zo waren ook reeds in | 1832 afzonderlijk uitgegeven Het Nico- j tiaansche kruid (1827) en Uitzicht op mijn j Dood (1828), voorafgegaan door een Levensbericht „van een oud vriend". ] Brieven van Bilderdijk, in 5 delen, in 1836 en '37 door W. Messchert te Amsterdam met behulp van zijn vrienden Da Costa en De Clercq. Zijn gericht aan Ds. Outhuys, Rhijnvis Feith, Baronesse de Lannoy, P. J. Uylen- i broek en vele anderen. Deel IV bevat alleen brieven aan Da Costa. Deel II bevat vooral de brieven aan Jeronimo de Vries, die ook de inleiding tot dit deel opstelde. Bilderdijks zegel vertoonde de letters HK T O B, d.i. Heusden, Kleef, Teisterbant, Orsini en Bilderdijk. In de opdracht van Urzyn en Valentyn staat de verzekering, dat zijn geslacht van de eerste dezer helden en dat het geslacht van Katharina Rebecca Woesthoven van de ander afstamt 1795. Rechtstreekse volgelingen waren Mw. Bilderdijk en Da Costa; onder zijn sterke invloed stonden Wiselius, Beets, Hasebroek, Kneppelhout, Ter Haar, Ten Kate, Hecker, v. d. Hoop, Alberdingk Thijm en Engelen. — Drost en Heije, Hofdijk en Meijer, Oltmans en Potgieter stoorden zich niet aan hem; Bakhuizen viel hem aan. Hij werd bovenmatig vereerd door de orthodoxie en scherp aangevallen door Vosmaer, Huet en Multatuli. Na 1850 nam zijn invloed af ook bij zijn geestverwanten, die Vondel, | bij anderen, die Da Costa hoger stelden. Gedichten op Bilderdijk: Beets, Lijkzang op Mw. Bilderdijk; Hasebroek; Da Costa; Alberdingk Thijm; Lesturgeon. Lulofs dichtte een sonnet op Bilderdijks dood: Een zon verdween aan Neerlands [hemeltransen; 't Herdenken slechts blijft ons van hare [stralen. En duister heerscht daar, waar zij eens mogt pralen.... A. de Jager gaf in 1847 uit: Invloed van Bilderdijks dichtwerken op onze taal\ Mr. A. Bogaers in 1878 het Woordenboek op Bilderdijks dichtwerken. Overzicht van het Leven en de Werken van Bilderdijk, door Da Costa, 1844. In 1859 gevolgd door De Mensch en de Dichter, bij de uitgave van De Dichtwerken in 15 delen. De Brieven aan M. en H. W. Tydeman verschenen 1866. Ds. ten Brummeler Andriessen gaf de brieven uit aan de eerste vrouw in Bilderdijks Eerste Huwelijk, 1873. Da Costa schreef Bilderdijk herdacht, 1856; Wap gaf zijn werk over Bilderdijk in 1874; Dr. Kollewijn zijn standaardwerk in 1891. Van groot belang waren verder de artikelen van Huet in dc Litt. Fant. en Kritieken, van Multatuli in de Ide'en en die van Vosmaer in de Vogels van Diverse Pluimage. Verder H. Bavinck, Bilderdijk als denker en dichter, 1906. Dan Gust. v. Elring Een Dichterstudie, 1908. In het Stedelijk Museum van Amsterdam werd 1906 een Bilderdijktentoonstelling gehouden; Willem Kloos en Gust. v. Elring gaven bloemlezingen uit. In de Universiteitsboekerij van Amsterdam werd een Bilderdijkmuseum ingericht. Verder schreef Kollewijn 2 deeltjes Zwolsche Herdrukken en bezorgde Kat een bloemlezing uit de Gewijde Poezy. In 1906 kwam een grote Bilderdijkcommissie tot stand, om de dichter te huldigen, samengesteld uit leden van Christelijk- Orthodoxe, R.K. en Liberale richting. Deze gaf een grote bundel verhandelingen uit, bet Gedenkboek, waarin: Dr. H. C. Muller, J. Postmus, Prof. M. C. Nieuwbarn, Jan te Winkel, Dr. J. C. Breen, Mr. Th. a Th. v. d. Hoop, A. Brummelkamp en C. W. Wormser hem beschouwen als dichter, Calvinist, wijsgeer, taalgeleerde, geschiedkundige, advokaat, profeet en humorist. Bilderdijks familie wordt er in behandeld door Mr. M. W. L. S. Bilderdijk. In 1943 Bilderdijk, dichterlijke zelfbeschrijving, keuze uit zijn korte gedichten, door J. Wille. — Van 1929 J. Smit, Bilderdijk et la France; van 1933 R. Schokker, Bilderdijk en Duitschland. Bilderdijk-Schweickhardt f Bilderdijk-Schweickhardt, Katharina Wilhelmina ~ , 1776—1830, Bilderdijks tweede vrouw, 1796. Zij volgde in haar groot gedicht over Rodrigo de Goth het Engels van Southey; het behandelt de ondergang der Westgoten in Spanje, 711. Verscheen 1823. In 1820 verscheen van haar afzonderlijk een bundel Poezy. Zie Bilderdijk. Treurdicht bij haar dood, van Beets. In haar jeugd had zij te Londen reeds een E. treurspel gedicht, Fatal Love; het verscheen als Elfriede in het Ned. Bilders, A. G. ~ , 1838—'65 uit Utrecht, opgegroeid te Oosterbeek, waar Kneppelhout hem voorthielp; schilder, met letterkundige aanleg, gelijk blijkt uit zijn Brieven en Dagboek, in 2 delen, 1876 uitgegeven door Kneppelhout. Binckhorst, De ~ , buiten tussen Den Haag en Voorburg, aangekocht door de gemeente Den Haag. Bezongen door Philibert van Borselen; zie daar. Bingley, Ward ~ , 1757—1818, toneelspeler, eerst te Rotterdam, later te Amsterdam, vormde 1795 een reizende troep; bespeelde de schouwburgen van Den Haag en Leiden. Te Amsterdam verdiende hij / 900, later verhoogd tot / 1200. Binnendijk, D. A. M. ~ , geb. 1902 te Leiden, leraar te Amsterdam, 1926—'31 mederedacteur van Erts en Balans en van De Vrije Bladen; sinds '45 administrates van de afd. Kunstzaken v. Amsterdam; dichter, letterkundige en prozaschrijver. Schreef* 1925 een studie over Herman v. d. Bergh; in 1930 Prisma, bloemlezing uit de poezie na 1918. Van 1942—'46 drie bundels essays: Tekst en Uitleg, d.i. verzen van Bloem, Roland Hoist, Werumeus Buning e.a. met de verklaring. Hij bezorgde in 1941 ook een aanvulling van de 13e druk van Dichters van dezen tijd (zie Van Hall); deze 13e druk, 1939, was van J. Greshoff; zie daar. Binnendijk voegde er aan toe: Dichters van dezen tijd, Oogst 1940; bloemlezing van de poezie van dat jaar. Van 1942 Gewikt, gewogen, beschouwingen over moderne poezie. Binnenwiertz, A. M. J. \ ~ , 1870—1915, pastoor te Scheveningen, R.K. dichter in de trant der Tachtigers. biografie = levensbeschrijving, b.v. Leeven van De Ruyter door Brandt; Leven van Jan Punt door Simon Stijl. Van belang als kunstwerk in proza op zichzelf; van belang ook voor de kennis van schrijvers en dichters als: Leeven van Hooft, 1611 en Leeven van Vondel, 1682, beide van Brandt; Het Leven van Geeraert Brandt door een van zijn kleinzoons Joan de Haes, 1712, gedrukt 1740; de levens van Broekhuysen, i Blaman 1712, Oudaen, 1712, Antonides, 1714 en Heiman Dullaert, 1719, alle van David van Hoogstraten. Biografische Aantekeningen, over levenden, in Nederland en Indie, in Wie is dat? 5e druk 1948. Biographisch Handwoordenboek, 2 delen, van G. Engelberts Gerrits, 1840—'50. Biiagraphisch Woordenboek der Nederlanden, 1° door J. A. de Chalmot, 1788— '99, loopt van A—Dr, niet verder verschenen; 2° door A. J. v. d. Aa, 21 delen. Voortgezet door K. J. R. v. Harderwijk en G. D. J. Schotel, 1851—78, 27 banden. Biografisch Woordenboek, Nieuw Ned. ~, eerste deel verschenen 1911 onder redactie van P. C. Molthuysen en P. J. Blok, met medewerking van vele geleerden. Met het lOe deel, onder redactie van Dr. Molhuysen en Dr. F. K. H. Kossmann, 1937, is de uitgave van het grote werk gestaakt. Biographisch Woordenboek der N. en Z. Ned. Letterkunde, door J. G. Frederiks en voor Belgie F. Jos. v. d. Branden, tweede druk 1891. Bisschop, Dr. Willem ~ , 1827—'97, directeur der H.B.S. te Delft, schreef over Justus van Effen en gaf 1870 met Verwijs de Gedichten van Hildegaersberch uit. Zijn studie over Van Effen was het antwoord op een prijsvraag van 't Prov. Utr. Genootschap, met de gouden ereprijs bekroond 1857, uitgegeven 1859. Blaeu, Dr. Joan ~ , 1596—1673, zoon van Willem, maakte diens drukkerij tot de beste van Europa; cartograaf der V.O.C; uitgever van atlassen, o.a. van de elfdelige reuzenatlas van 1662. Schepen van Amsterdam, 1672 afgezet door Willem III. Blaeu, Willem Jansz. ~ , 1571—1638, neef van P. C. Hooft, uitgever, drukker en boekverkoper te Amsterdam; zijn catalogus voor de Frankforter mis telde 300 biz. Globemaker en uitgever van wereldberoemde kaarten en atlassen. Gaf de werken uit van Guicciardini, 1612; J. Sems, 1612; S. H. Cardinael, 1617; W. Cz. Schouten, 1618; W. Snellius, 1622; Adr. Metius, 1631; M. Vossius, 1635; P. C. Hooft, Roemer Visscher e.a. Blaman, Anna ~ , ps. van Mw. J. F. Vrugt, geb. 1906 te Rotterdam, was in 1949 voorgedragen voor de aanmoedigingsprijs van Letterkunde, doch zodanig dat zij er voor bedankte, eer het tot stemming kwam over haar Eenzaam Avontuur, le druk 1948, 3e druk 1949. Lerares in 't Frans. Van haar verscheen Vrouw en Vriend, 1942; Ontmoeting met Sehna, 1943. Voor haar „Eenzaam Avontuur" ontving zij de literatuurprijs- Amsterdam 1949. Ook verwierf Blankaart zij de reisbeurs voor letterkundigen van de Regering voor haar novelle Avond bij Rosnak. Blankaart, Abraham ~ , zie A. blanke verzen, naam uit het E. overgenomen voor rijmloze verzen. Bias, Geert ~ , ps. van B. H. de Graaff. Blasius, Mr. Joan ~ , 1639—'72, inplaats van Dr. Lodeivijk Meyer tot regent van de Schouwburg verkozen, 1669, en daardoor het mikpunt van N/7. Hij was in Leiden geboren, werkzaam als advocaat te Amsterdam. Dichter van gering talent: minneliederen en toneelwerk. Over hem een studie van Dr. J. te Winkel in diens Bladzijden, 1881. Hij vertaalde Orondates en Statira van Magnon, 1670; N/7 Volentibus bracht hem aan 't verstand, dat zijn werk niet veel zaaks was. Het antwoord bleef niet uit. Mr. Hendrik de Graef, Blasius zelf en vooral Asselijn trokken tegen N/7 Volentibus van leer. Verder gar hij in 1670 Dubbel en Enkkel, Jok-en-Ernst-Spel uit, naar de Menaechmi van Plautus. Nog in "t zelfde jaar gaf N.V.A. een bewerking van hetzelfde blijspel uit als De Gelyke Twelingen. Blasius vertegenwoordigde de romantische richting in onze letteren. Bewaard bleef een Album ami cor urn van Blasius met gedichtjes van Vondel, Huygens, Antonides, Jan Vos, Westerbaen enz. Zijn oudste stuk was van 1659; De Edelmoedige Vijanden, een vertaling van L'escolier de Salamanque ou les genereux ennemis van Scarron, die zijn drama ontleend had aan het Spaans van De Rojas. Een graaf ontrooft de eer aan een juffer, doch wraak blijft uit wegens belofte van trouw; vandaar het motto: De Trouw verwint de spijt en wraecklust wordt verdreven. 't Is beeter sonder Wraeck, dan sonder Trouw te leven. Blauwe Acoleyen, De ~ , I. de Rotterdamse Kamer van Rethorycke, met de zinspreuk „Met minnen versaemt". Schreef 1561 een groot landjuweel uit. Men moest ,,schimp, vileynie, abuys en heresie met alder manieren schouwen". Elke kamer kreeg een ton bier van regeringswege; de „chaerte" beloofde de komst van vele zotten: Want men sal daer nu op veel Sotten passen, Die daer in sesthien iaren niet hebben gheweest. De Bl. Acoleyen nodigden in 1599 de Kamers, maar ook de „constliefhebbers" uit tot een refereinwedstrijd. 5 Blieck II. de Kamer te Vlissingen met de spreuk: „Den geest ondersoeckt al". Gaf 1597 een bundel gedichten uit. Schreef 1641 een landjuweel uit, waaraan 17 Kamers deelnamen. De vraag luidde: Wat oeff'ningh is elck best en noodigst voor 't gemeen? Blauwe Beul, De ~ , in zijn eerste jaren de bij naam van De Gids, die in een blauw omslag verscheen. Blauwe Bloemen, bundel gedichten van Helene Swarth, 1884; opgedragen aan de nagedachtenis van Jacques Perk. Blauwen Scute, Vander ~, zie Jacop van Oestvoren. Uitgegeven door Eelco Verwijs in Van Vrouwen ende van Minne, 1871. Blauwvoeterij, de Vlaamse studentenbeweging onder leiding van Rodenbach, 1876. Blauwvoet = zeemeeuw, het zinnebeeld van de beweging, naar aanleiding van Rodenbachs vers: Vliegt de blauwvoet, storm op zee! En dit weer uit De Kerels van Vlaanderen van Conscience. blazoen, het wapenbord van een ridder, overgenomen door de Kamers van Rethorycke, die een afbeelding van Christus, Maria of een heilige aannamen, doch nog vaker een bloem of plant. Daaronder een devies of zinspreuk. Op 't blazoen b.v. van de Egelantier hing Christus aan een wilde-rozenstruik in kruisvorm; het devies in In Liefde Bloeyendc duidde op de bloeiende boom en tevens op ,,Christus bloedende". blazoenfeesten, Rederijkerswedstrijden, waarbij prijzen werden gegeven voor het „ter Cameren brenghen" van het schoonst uitgevoerde blazoen. Bekend blazoenfeest te Mechelen, 1620. Blecourt, Mr. A. S. de ~, geb. te Appingedam 1873, schreef als student1 in Damster dialect Fivelgoer Landleven; 1917— '39 prof, te Leiden in oud-vaderlands recht. Beklemrecht, 1920, en andere rechtsgeleerde werken, f 1940. Bleeke Jongeling, De ~ , parodie van Piet Paaltjens op De Zieke Jongeling van Van Beers. Bles, Dop, d.i. Adolf ~, 1883—1940, schreef Mijn Dagboek onder ps. Ida de Wilde, 1906, en een bundel parodieen, Schrijven zooals onder ps. R. Brevier. Hij was toneelbeoordelaar in De Stem; dichter van Parijsche Verzen, 1923. Bleu, Francois le ~ , geb. 1621 te Leiden, droeg aan Cats en Huygens zijn Minnevlam op; zie Thyrsis. Blieck, Frans Joseph ~, 1805—'80, uit Wervik, notaris, vriend van Prudens van Duyse, schreef romantische balladen als De Heilige Dympna en verdere Mengelpoezy, 5 Blinde Rosa ! 1839—'59, waaronder verzen tegen de revolutiegeest van 1848. Blinde Rosa, novelle van Conscience, 1850; een soldaat van Napoleon komt na 34 jaar in zijn dorp terug; zijn Rosa is hem trouw gebleven. , Bliscap van Maria, de Eerste ~ , het eerste van 7 mysteriespelen) ± 1444 vertoond door Het Korenbloemken te Brussel. Het tweede was een Kerstspel, het derde liep over de Drie Koningen, het vierde over Jezus in den Tempel; het vijfde behandelt de verrijzenis, het zesde de uitstorting van de H. Geest, het zevende Maria's Hemelvaart. Alleen het le en het 7e bleven bewaard. De Eerste Bliscap omvat de geschiedenis van het mensdom tot op Christus' geboorte, n.l. tot de boodschap van Gabriel. In de Eerste Bliscap het pleit om de ziel tussen Ontfermicheit en Gerechticheit, echter zonder de figuur van Maskeroen. In de proloog roept de dichter Maria's zegen in voor de hertog en de hertogin en voor de jonge hertog Karel. Uitgegeven door Moltzer, 1875, W. de Vreese, 1931; J. J. Mak, 1949. De Zevende Bliscap behandelt de laatste levensdagen van Maria, haar dood en begrafenis en hemelvaart. De apostelen begeven zich naar het graf, maar vinden het ledig. Maria's sterfbed was omringd door de apostelen en werd belaagd door de duivelen. Kern v. d. oude tekst volg. uitg. v. Stallaert met zijn aantekeningen herdicht d. V. Delille. Met inl. over Middeleeuws tooneel d. L. v. Puyvelde. Maldeghem 1909. (No. 77 Duimpjes-uitg.) De Zevende Bliscap is het enige rederijkersspel zonder zinnebeeldige personen; dit stuk opgevoerd te 's-Hertogenbosch 1913 en toen uitgegeven door W. Smulders, met een inleiding van Moller. Block, Agnes ~ , 1629—1704, geb. te Emmerik, aangetrouwde nicht van Vondel, die hem verzorgde na de dood van zijn dochter Anna in 1675. Zij was getrouwd in 1649 met Vondels neef Joan de Wolf en hertrouwde 1674 met Sybrant de Flines, koopman te Amsterdam. Zij liet het buiten Vijverhof te Loenen aanleggen, 1670. Over haar een studie van Mw. Dr. v. d. Graft, 1943. Block, Bruno ~ , 1828—'99, uit Gent, onderwijzer, leraar, schoolopziener; schreef 1849 het historische drama Jan Hyoens en verder nog zeer veel toneelstukken. Bloem, Mr. J. C. ~ , geb. 1887, dichter o.a. van een bundel verzen, Het Verlangen, 1921. Schreef de voorrede bij de gedichten van Besnard. Red. v. d. Nw. Rott. Ct., 1920—'27; criticus. Ambtenaar aan Sociale Blok Zaken, 1934—'42. In 1942 Over poezie. En Enkele Gedichten. Van 1942—'AG griffier te Zutfen. Dichtbundel Sintels, 1945. Constantijn-Huygensprijs 1949. In 1950 werden zijn Verzamelde Gedichten uitgegeven en 00k zijn Verzamelde Beschouwingen, o.a. over Verweij, Van Ameide en Van Eyck. Bloemaerdinne, Heilwig ~ , zie Heilwig en Hadewych. Schrijfster over „hemelse minne", uit het begin der l4e eeuw. Paul Frederic schreef over de ketterin Hadewych; Pater van Mierlo houdt Bloemaerdinne voor een slechtbefaamde ketterse vrouw, een ander dan Hadewych. Bloemaert, Hendrick ~ , 1601—'72, schilder, leverde 1650 de eerste rechtstreekse vertaling van Guarini's Pastor fido\ door Vondel geprezen. Bloemendaler Minnezangster, De ~ , „zingende Huwlijks-Zangen", liedboekje dat nog altijd verschijnt; 3e druk ± 1900. Bloemen Waanders, F. G. van ~ , 1825— '92, resident sedert 1864. directeur van Binnenl. Bestuur 1867, min. v. Kolonien van April—Nov. 1883, toen zijn begroting verworpen v/erd. Behalve verschillende politiek- economische geschriften verschenen van hem Indische Sc het sen. Bloemhof van de Nederlandsche Jeught, verzameling gedichten van 1608, o.a. met sonnetten van Hooft; door Pers uitgegeven. Bloemken Jesse, Het ~ , De Kamer vati Rethorycke te Middelburg; sedert 1430; zinspreuk „In minnen groeijende". Speelde 1539 Den Boom der schriftueren; zie daar. Begroette Prins Willem en later Prins Maurits bij hun komst. Bloemkrans van verscheiden gedichten, Amsterdam 1659, met verzen van Anslo, Asselijn, v. Baerle, Jonctys, Vondel enz. Bloemkrans, Een ~ , zie /. P. de Keyser. Bloemlezingen van de nieuwere dichters, zie Van Hall en D. Coster. Voor 't Afrikaans E. C. Pienaar: Patriot-digters en Digters, l4e druk 1947. Stille opmars, door F. W. van Heerikhuizen. Twee recht twee averecht, door A. Bosman en C. Buddingh. Moderne Nederlandsche religieuze lyriek, door Jan H. Eekhout en A. J. D. van Oosten. Bloemtjens, bundel minnepoezie van Bilderdijk; zie daar. Zonder naam uitgegeven 1785; met naam herdrukt na Bilderdijks dood, 1836. Uw stem, uw' keur, uw hart, uw' voorkeur weg te dragen, Zie daar mijn' wensch, Odilde, en heel mijn' wensch alleen! Bloetbeuling, zie Heeling. Blok, Dr. P. J. ~ , 1855—1929, uit Den Helder, hoogleraar in de Geschiedenis >6 Blom 57 Boeckx te Leiden, 1884. Gesch, v. h. Ned. Volk. Blom, Jan Gelinde van ~ , 1796—1871, notaris te Drachten, Fries dichter en schrijver, o.a. over Drachten. Blome der Doechden, d.i. Bloem der Deugden, het tweede werk van Dire Potter, zie daar. „Dit werk is eerst onlangs ontdekt en, op uiterst gebrekkige wijze, uitgegeven door Fr. Stephanus Schoutens; minderbroeder, onder de titel Dat Bouck der Bloemen, te Hoogstraten, 1904". (Dr. G. Kalff). Blommaert, Jhr. Mr. Philippus ~ , 1809— '71, Gents letterkundige, voorman der Vlaamse Beweging. Gaf 1836 Theophilus uit, en van 1838—'51 drie delen Oud- V loams e Gedichten\ Het Lev en van St. Amand, 1842—'43; Grimbergsche Oorlog, 1852—'54 en veel geschiedkundige werken. Daaronder De Nederduitsche Schrijvers van Gent, 1861, en Politieke balladen en rejereinen der XVIe Eeuw. Reeds in 1832 verschenen zijn Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduytsche tael. In 1834 begon hij met Serrure het Vlaamse ts. Nederduitsche Letteroefeningen. 7At daar. Blommardinne, zie Bloemaerdinne. blijspel, dramatisch werk, waarbij niet zo als in het treurspel de hoofdpersoon strijdend ondergaat, doch waarvan de stof genomen wordt uit het dagelijks leven. Klassieke voorbeelden Aristophanes en Plautus. Bij ons pas sedert de 17e eeuw: Bredero, Hooft, Asselijn; Huygens, Trijntje Cornelis. 18e eeuw: Langendijk; 19e eeuw Helvetius v. d. Bergh, Lodewijk Mulder, De Koo, Justus van Maurik, van Eeden; 20ste eeuw Mw. Simons-Mees. Tot het blijspel behoren ook de sotternieen der l4e eeuw, gevolgd door de cluten of cluyten der 15e eeuw, de esbatementen der Rederijkers en de kluchten sedert de 17e eeuw, die alle vrolijke of hekelende taferelen uit het dagelijks volksleven op het toneel brengen. Zie op deze woorden. Blijstra, R. ~ , geb. 1901 te Harlingen; chef van de kunstredactie van Het Vrije Volk; redacteur van het Critisch Bulletin. Prozaschrijver. Evemvijdige lijnen, 1950. B. N. M. = Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, de nalatenschap van Prof. W. de Vreese, bij de U. B. te Leiden. Bo, Leonard Lodewijk de ~, van Beveren aan de Leie in W. Vlaanderen, 1826— '85, deken te Poperinge, schrijver van 't W. Vlaamse Idioticon, 1870—'74, heruitgegeven door J. Samyn 1892. Van 1887 is Scbatten uit de Volkstaal, over Vlaamse spreekwoorden. Hij was vriend van Guido Gezelle. Na zijn dood verscheen zijn Kruidwoordenboek, 1888. Boccaccio, 1313—75, bcroemd Italiaans humanist, tijdgenoot van Petrarca; schreef de bundel novellen II Decamerone, d.i. de Tien Dagen, in alle talen overgezet. Bij ons herhaaldelijk. Het eerst verschenen 50 Lustigbe Historien „van nieus overgheset" door Dirick Coornhert, secretaris van Haarlem, 1562; de overige 50 werden in 1605 uitgegeven door Gerrit Hendricksz van Breughel. In 1903 gaf Dr. G. A. Nauta 20 van de 50 Historien van Coornhert opnieuw uit. Verschillende novellen van Boccacio werden voor het toneel bewerkt; b.v. F. Duym, Het Leven verwekt in den Do ode, 1745; Chimon van Van Arp, 1639. Bock, Eugene de ~ , geb. 1889, stichter en directeur v. d. uitgeverij De Sikkel te Antwerpen, Vlaams prozaschrijver. Overzicht der Vlaamsche Letterkunde; Hendrik Conscience. Lode Baekelmans. Boddaert, Jnkv. Marie ~ , 1844—1916, later Mw. Gelderman, dichteres, begon met een bundel Aquarellen, 1887, onder invloed van de Ntv. Gids. Haar man, officier der infanterie overleed reeds in 1877. Boddaert, Mr. Pieter ~ , 1694—1759, schrijver van Sticbtelyke Gedichten, 1726—'38, fel tegen Rome en Spinoza. Hij was uit Middelburg en werd er president van 't Gerechtshof. Boddaert Junior, Mr. Pieter ~ , 1766— 1805, kleinzoon v. d. voorgaande, geb. te Utrecht, gaf 1790 een Verzameling van Gedichten uit van buitengewoon erotische aard; volgde Pope na in zijn Geroofde Haarlok, 1791; schreef een treurspel De Dood van Abel. Werd spreekwoordelijk berucht, zodat in zijn Nagelaten Portefeuille van alles op zijn naam gesteld werd; 1805, 2e druk 1827. Bespot in de Post van den Helicon. Bodecheer Benningh, Johan ~ , geb. 1606 te Loosdrecht, vriend van Van der Burgh en Brosterhuysen, 1630 hoogleraar te Leiden, trok 1638 voor onderzoek naar Brazilie, keerde terug en f 1642. Gaf in 1630 Leydsche Oorlojdaghen uit, een bundel gedichten onder invloed van Huygens. En in 1634 het treurspel Dido oft Heylloose Minnetocht, in 5 bedrijven en alexandrijnen, in de trant van Seneca. In zijn Goude Muntgodin maalde hij de geldzucht af. Boec der Minnen, Dat ~ , uitgegeven als proefschrift van Dr. J. M. Willeumier- Schalij, 1946. Boeckaert, Remi —, geb. te Aarsele 1918, medestichter van Arsenaal, dichter. Het Verzuurde Hart. Boeckx, Bertelmeus ~ , 1570—1611, prins van „De ongeleerden" te Lier, dichter van liederen in een hs. ter Kon. Bibl. te BrusBoehme ! sel. Smit rekent hem tot de dichters der Reformatie; Van Duinkerken tot die der Contra-reformatie. In de Geuzentijd was hij om 't geloof vervolgd; in 1611 was hij prins van de Rederijkers te Lier. Zijn spreuk: In lijden verduldich. Boehme, zie Bohme. boekanier, flib ustier, zeerover uit de 17e eeuw in de Sp. Kolonien. (Van F. boucan — vleesrooster, want ze waren oorspr. buffeljagers). Titel van een berijmd verhaal van H. A. Meijer, 1840; zijn Boekanier is een romantische held naar 't voorbeeld van Rokeby van Walter Scott, 1813; vol Byroniaanse woeste hartstocht; de laatste van zijn stam. Boekdrukkunst, maakte in de 15e eeuw het afschrijven van hss. overbodig. De eerste drukken zijn ridderromans: Karel ende Elegast, Segbelijn; geestelijke werken: Dboec van den Houte, Tondalus; leerdichten: Wapene Martijn, Melibeus, Dietsche Catoen\ het abel spel: Lansloet en Sandrijn. Naast deze oude stoffen nieuwe geestelijke en stichtelijke werken; ook de proza-bewerkingen van de oude ridderromans. Maar vooral de prozageschriften der moderne devotie uit de kring van Geert Grote en zijn volgelingen. Uitgevonden door Gutenberg te Mainz of door Laurens Jansz. Coster te Haarlem; zie daar. Boeken, Dr. Hendrik Jan ~ , 1861—1933, doctor in de klassieke letteren, uit Amsterdam, dichter uit de school van Kloos. Redacteur v. d. Ntv. Gids. Sonnetten in de bundel Goden en Mens en, 1895. Prozavertaling van Dante. In 1936 verscheen een bundel Proza en Poezie, oud en nieuw werk. Boekenoogen, Dr. G. J. —, van Wormerveer, 1868—1930, schrijver van 't Zaanse woordenboek, mederedacteur van 't Groot Ned. Wdb. Gaf de Ned. Volksboeken uit. Zijn Verspreide Geschrijten uitgegeven door A. A. v. Rijnbach, 1949. Boekenschouw, R.K. bibliografisch maandblad, 1906—1939. Sedert 1928 onder redactie van J. v. Heugten S. J. Boekenwurm, ps. van Dr. Jan Walch als schrijver van artikelen in 't Vaderland, in 1928 uitgegeven als Uit de Geschiedenis van Woorden. Boekeren, Rinse Koopmans van —, zie K. Boekholt, Baltus ~ , van 1659—'89 boekhandelaar te Amsterdam, schreef De wonderlijke Vryagien en Rampzaalige, doch blijeindige Irouivgevallen van Arantus en Rosemondt, Granadus en Cielinde, 1668. Herhaaldelijk gedrukt en nagevolgd. Deze oorspronkelijk roman was een navolging van de F. heroisch-galante romans; hij bevat 5 liefdesgeschiedenissen vol sentimen- Boendale taliteit en avonturen. Nog in 't zelfde jaar een vervolg van hemzelf: Nobelaer en Lauw'ra: in 1678 weer een vervolg: Hollandsche Irouivgevallen van Timotheus ten Hoorn. Boekholt vertelde ware geschiedenissen onder verdichte namen, o.a. de mingevallen van Cornelis Tromp. Hij kwam met een derde deel in 1684: De Edelmoedige Mintriomphe. boekhouder, de naam voor de souffleur tot in de 17e eeuw. Boekraad, Leo ~ , geb. 1914 te Boskoop, journalist bij De Tijd. Dichter. Boek van Nu, Het —, maandblad voor boekenvrienden, 1948, onder redactie van Gerard van Eckeren, Dr. P. H. Ritter, Dr. G. Stuiveling en P. J. G. Huincks. Boekzaal van Europa, De ~ , letterkundig tijdschrift, gesticht door Petrus Rabus. Boekzaal der Geleerde Wereld, 2-maandelijks critisch tijdschrift, gesticht 1692 door Petrus Rabus, leraar te Rotterdam; bestond in verschillende gedaanten tot 1865. Vooral gezocht om zijn academie- en kerknieuws. In 1867 vervangen door Stemmen voor Waarheid en Vrede. Boele van Hensbroek, P. A. M. ~ , 1853 —1912, boekhandelaar en uitgever, letterkundige en dichter. Hij was lid van de firma Martinus Nijhoff; redacteur van de Ned. Spectator. Schrijver van een Wereldletterkunde. Boelen, H. Th. ~ , geb. 1825, cargadoor te Amsterdam, dichter, roman- en toneelschrijver, meest onder ps. N. Donker; werk zonder betekenis. In de trant van Schimmel; Maria van Utrecht, historisch drama, 1873. Boelens, Adrianus ~ , 1840—1921, ambtenaar bij de Ned. Bank, verhuisde op zijn oude dag naar Den Haag en werd daar de Paradijsdichter; hij vertolkte de gevoelens van het Schellinkje in de Schouwburg. Boeles, Mr. W. B. S. ~ , 1832—1902, geb. te Noorddijk bij Groningen, president van 't gerechtshof te Leeuwarden. Schreef 1860 De geestelijke goederen in de provincie Groningen en vele andere werken op kerkelijk en historisch gebied, o.a. Frieslands hoogeschool, 1878—'89; De patriot J. H. Swildens, 1884; De uitvinder van de boekdrukkunst, 1897. Boendale, Jan ~ , 1280—1365, uit Tervuren, schepenklerk van Antwerpen, schrijver van de Lekenspieghel en van het andere leerdict Jans feestije (overtuiging) met de stelling: Die best leejt, best es, en met scherpe aanklacht tegen de „papen", de geestelijken van zijn tijd. Hij is de navolger van Jacob van Maerlant, doch hij staat aan de zijde der patricische geslach- , ten in de steden tegenover de gilden. De 8 Boens 59 Boeren Categismus voornaamste leerdichten der 14e eeuw. Schrijver ook van de Brabantsche Yeesten en Vanden derden Edewaert, Eduard III van Engeland en zijn tocht tegen Frankrijk. Der Leken Spiegbel, zijn hoofdwerk, is van 1325-'30; een leerboek voor het volk, dat spreekt van God en van de rnensen; 22000 verzen. Boendale bestrijdt de zinnelijkheid en andere ondeugden, Zijn Teestije keert zich scherp tegen de vrouwen, al is er ook een hoofdstuk "vanden goeden wiven", Ook dit gedicht werd opgedragen aan Rogier van Leefdale, kanselier van Brabant en burggraaf van Brussel. Voor de vorm beginnen de hoofdstukken met een vraag van Wouter, die dan uitvoerig door Jan beantwoord wordt. Uitgegeven door Snellaert in Ned. Ged. uit de 14e eeuw. In der Leken Spiegbel komt reeds een uiteenzetting voor van wat een goed dichter nodig heeft, en dat is in de eerste plaats liefde voor de waarheid: Dichten moet uut herten vri Comen ende uut elaren zinne, Daer God behoude inne Elken dichter die waerheit mint, aldus de oudste Ned. poetiek, misschien de eerste Europese in de volkstaal. Boendale verkondigt, dat de ware poezie aIleen geboren wordt uit aandoening. Bij hem ook een opsomming van de namen onzer dichters, onze eerste geschiedenis der letteren, met lof voor Maerlant: Noit men ooc en ondervant, Dat Jacob van Maerlant Loghene dichte of voort brochte, Hoe nouwe dat ment ondersochte. Boendale heet ook Jan Deckers en Jan de Clerc. (Boendale, gehucht bij Tervuren, bij Brussel). Boens, Daan --.-, geb. 1893 te Oostende, frontsoldaat, 1925 lid der Belgische Kamer voor de Werkliedenpartij; directeur van het Gentse s.d. dagblad Vooruit; dichter van opstandige oorlogsverzen: Van Glorie en Lijden, 1917, sonnetten uit de loopgraven, uitgegeven te Harderwijk. Zijn latere bundels zijn expressionistisch en getuigen van veel fantasie. Boer, De Lof van den --.-, bloemlezing van P. J. Meertens en Jan H. de Groot, loopt van de M.E. tot heden; 1942; zie Landleuen. Boer die in een calfsvel benaeyt was, "laccheIijke cluchte" uit het begin der 17e eeuw: dronken boer, wordt in een kalfsvel genaaid, aan een slager verkocht; deze haalt er een "duyvelbeleser" bij; Joep, ontnuchterd, wordt al door zijn vrouw gezocht en in genade weer aangenomen. De stof is bewerkt naar een L. schooldrama. Boer, Jan --.-, geb. 1899 te Rottum, onderwijzer te Groningen, schrijver in dialekt. Twee bundels Groninger gedichten Nunerkes (schelpjes) en Vonken van 't Verleden (balladen en over leveringen) . Boer, J. W. de '""-', geb. 1893 te Goor, 1921 redacteur v. h. Rott. Nieuwsblad, 1945 van Het Parool; romanschrijver; leverde ook bijdragen in Erts. Boer, Jo --.-, geb. 1907 te Soerabaja, schilderes en romanschrijfster. Catharina en de A1agnolia's, 1938. In 1949 verwierf zij de Jan. Campertprijs met haar Haagse roman Kruis of Munt, een verhaal uit haar jeugd over Duinoord en Zorgvliet, Zij woont nu al 10 jaar in Frankrijk. In 1949 ook haar romans Beeld en Spiegelbeeld en Ben Zacbtmoedige. Boer-van-Rijk, Esther de --.-, 1853-1937, uit Rotterdam, Joodse toneelspeelster, de beroemdste uit de nieuwe tijd, vooral door de rol van Kniert]e in Heyermans' Op Hoop van Zegen. boerden, goede --.-, 10 M.E. berijmde komische verhalen. Eelco Verwijs gaf X goede boerden uit, 1860. De boerden uit mondelinge overlevering of naar F. fabliaux. Zie ook Jan Splinter. 20 de naam van de sotternieen, kluchten uit de boerden ontstaan. 20 heet Drie dagbe here "ene zotte boerde". Boerekermis, 't enige gedicht van Rotgans dat niet in Parnastaal is geschreven, en ook het enige van blijvende waarde. Beschrijft taal en zeden, voorkomen, vermaak en ruzie van 't boerenvolk in een gezang van 1300 regels, 1708: Gins klonk een dorpsmuziek van meer dan dartig keelen, Een wiltzang zonder zin, verminkt in aIle deelen. Maar Ioome Lammert zat op radde Wyburgs schoot, En zong van Venzens wraak, en landtheer Floris doodt. ·t Is een parodie op het heldendicht. Boereklucht van Teeuwis de Boer, zie T. Boeren, Dr. P. C. --.-, geb. 1909 te Etten, 1946 red. van De Linie; geschiedschrijver, dichter van verzenbundels. Boeren Categismus, De --.-, satire van Vondel, 1628, in de vorm van een gesprek tussen boer en student. De schutters van Amsterdam weigerden Jan Claesz. Vlooswyck als kapitein te erkennen, omdat hij Remonstrant was; Frederik Hendrik stuurde soldaten onder aanvoering van Jacob Witz. De voornaamste van de aanstokers was Ds. Kloppenborch, waarvan de Boer zegt: Boeren- en Overheidsstrijd 60 Bogcheljoen Al was 't ondanckbaar kreng gestroopt, Gebraden en met Smout gedroopt, 'k Wedt sich geen hont om 't aes verloopt. Smout was de andere felle drijver. Boeren- en Overheidsstrijd, zie Berontcius. Boeren Geselschap, Kluchtigh ~~, een van de gedichten uit Bredero's Boertigh Liedboeck, 1622, weldra door heel Amsterdam gezongen. De geschiedenis van een ganskopaftrekkerij met gevecht op 't mes als gevolg: Sy gingen in 't selschip; daer worden soo eschrangst, Gedroncken, gesongen, gedruemelt en gedangst, Gedobbelt en gekangst! Boerenkrijg, De ~ , de Brabantse boeren in strijd met de Franse heerschappij, 1789; beschreven in een roman van Conscience, 1853. Op het toneel gebracht door Peeters, 1886; zie daar. Boeren Lieties, zie L. Boerenoorlog, 1899—1902, gaf aanleiding tot een zeer groot aantal volksliedjes. Zo Lafhartige Wraak der En gels en, over de ellendige concentratiekampen. 't Refrein alom gezongen: Arme vrouw en kinderen Stuurt men naar de moordenaars- [kampen henen, o Wat een schande, Lage wraak van Engeland. Verzameld door D. Wouters, 1940, die daar ook bijvoegde gedichten van Kloos, Boutens, Verweij, Van Looy, Beets, Koster, L. Penning, W. Zuidema, J. H. Been, Jeanne Reyneke van Stuwe, Van Eeden, Schaepman en Laurillard, alle over de oorlog. Boere Opera, Het —, herderszangspel van 1688; Kloris is er de herder, Roosje komt er nog niet in voor. In 1700 omgewerkt tot Kloris en Roosje; in 1707 nogmaals omgewerkt tot zijn tegenwoordige vorm. Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Liedt-boeck, van Bredero, eerst 1622 verschenen. Daarin o.a. het Kluchtigh Boeren Geselschap, Een oudt Bestevaertje met een jongh Meysjen, Haarlemsche drooge harten nu. Boethius, 480—525, Romeins wijsgeer, die de Grieken vertaalde en zelf schreef Over de Troost der Wijsbegeerte. Onder Theodorik de Grote belasterd en onthoofd te Pavia. In 1585 gaf Coornhert zijn boek Van de Vertroosting der wijsheyd uit, opgedragen aan de broeders van „In Liefde Bloeyende". Proefschrift van J. M. Hoek over de Mnl. vertalingen, 1943. Boetius a Bolswert, zie Bolswert. Boexel, August van ~ , geb. in 1888, Vlaams dichter. Boeye, Eugenie ~ , geb. in 1903, Vlaamse dichteres en prozaschrijfster. Bogaerd, Alfred ~ , 1870—1938, Vlaams toneeldichter en romanschrijver, o.a. In en om het arresthuis, roman uit het Meetjesland. Bogaerd, Karel, 1834—1906, stationschef; werktuigkundige a. d. Nijverheidsschool te Brussel; ambtenaar aan 't Ministerie van Openbare Werken, 1880. Vlaams dichter: Bloemen in het wilde gegroeid, 1861; Vooruitgang, 1879; Wilde Rozen, 1899- Redevoeringen voor het Willemsfonds. Bogaerde, Henric vanden ~ , zie Pomerius. Bogaers, Mr. Adrianus ~ , 1795—1870, advocaat te Rotterdam, dichter uit de school van Tollens, won 1836 de ereprijs van de Hollandsche Mij. v. Fraaie Kunsten met De Togt van Heemskerk naar Gibraltar in 1607, navolging van De Togt naar Nova- Zembla van Tollens in 1819. Van 1842 is zijn dichtstuk Jochebed, het verhaal van de moeder van Mozes, in alexandrijnen. Zijn werken uitgegeven met een Levensbericht door Nicolaas Beets, 1871. Van hem een Verhandeling over de Uiterlijke Welsprekendheid, 1840. Bogaers werd vice-president der rechtbank te Rotterdam. Voorstander van verdraagzaamheid. Hij dichtte tal van verhalen en beschrijvingen: Teunis Ruwhart, Het Leidsche Wonder, Winterkermis op de Maas, Otto Clant. In zijn Dichtbloemen uit den vreemde, 1852, o.a. balladen van Schiller: De Duiker en De Kamp met den Draak. Hij is ook de dichter van de Feestcantate bij de onthulling van Tollens' standbeeld, 1860; muziek van Verhulst. Mr. J. G. Gleichman schreef Bogaers' Leven, 1875. Bogaert, Abraham —, 1653—1727, apotheker te Amsterdam, scheepsdokter, opperchirurgijn te Batavia, reisde door Bengalen, Ceylon en Indie als koopman, 1706 terug in 't land. Schreef toneelspelen, vertalingen, gedichten. Gaf 1696 Alle de Werken van Focquenbroch uit. Schreef Reizen door de Oostersche deelen Van Asia, 1711. Gaf ook de werken van Paffenrode uit en schreef 2 boeken over munten en penningen. Verder een hofdicht in alexandrijnen over Geuzevelt bij Sloten. Bogaert', Anthony van ~ , schreef een klucht over Het nieuwsgierig Aegje van Enkhuizen, 1679. Bogaerts, Theo ~ , geb. 1893, te St. Niklaas- Waas, schreef fantastische verhalen en reisbeschrijvingen. Bogcheljoen, Piet ~ , ps. van Heije als dichter van ontboezemingen, opgenomen in De Gids. Bogerman 61 Bolte Bogerman, Johannes ~ , 1576—1637, recht- I zinnig predikant te Leeuwarden, voorzitter van de Synode van Dordrecht, 1618. Maakte het voortbestaan van Starters Kamer van Rethorycke Och, mocht het rijsen! onmogelijk. Bogor = Buitzenzorg. Zie IJzerman-Junius. Bohl, Mr. Joan ~ , advokaat te Amsterdam, 1836—1908, heeft heel veel geschreven en vertaald; belangrijk is zijn vertaling van Dante, 1876—'83. Dichtte zelf Canzonen in terzinen van Dante, 1886. Werkte eerst met Schaepman samen, doch lag weldra met hem overhoop; hij behield het tijdschrift De Wachter bij rechterlijk vonnis; zodat Schaepman sedert 1875 zijn orgaan Onze Wachter moest noemen. Beide dichters afgemaakt door Willem Kloos; van Bohl heette het: „Ieder woord is ridicuul". Bohme, Franz M. ~ , gaf 1877 zijn beroemd geworden Altdeutsches Liederbuch uit, aanleiding tot de studie van Dr. Kalff Het Lied in de M.E., 1883. Bohme, Jacob ~ , 1575—1624, uit de buurt van Gorlitz, schoenmaker aldaar, beroemd mystiek wijsgeer, bijgenaamd Philosophus teutonicus; oefende grote invloed op de Nederl. reformateurs, vooral op Jan Luyken, die waarschijnlijk Bohme's Aurora \ vertaalde. Bohn, Erven F. —, uitgeverij te Haarlem, gesticht 1752. Gaf o.a. de Camera en Waarheid en Droomen uit. Bohn-Beets, D. P. ~ , zie Dorothea Beets. Bohtlingk, Madeleine ~ , geb. 1885 te Arnhem, schrijfster van twee drama's: Astrid, 1919; Demo's Verraad, 1922. Boileau, Nicolas Despreaux ~, 1636— 1711, de grote F. kunstrechter. Zijn voorschriften over de dichtkunst, L'Art poetique, werden ook het wetboek der Dichtgenootschappen. Boissevain, Charles ~ , 1842—1927, redacteur v. h. Handelsblad en sedert 1872 van De Gids, letterkundige. Bekend om zijn Van Dag tot Dag, zijn artikelen als hoofdredacteur. Boitet, Reinier ~ , uitgever te Delft, drukte 1722 de derde druk van de Gedichten van Hubert Korneliszoon Poot „voor den Autheur" omdat de eerste druk van de Mengeldichten „zoo ruw en ongevylt" was en de twede druk „geheel zonder toezigt" gemaakt werd. De uitgave verscheen met platen van Francois Bleiswijk. De voornaamste uitgave van Boitet is de Beschrijvinge der stad Delft, 1729, naar het werk van Bleyswijk. Boitet werd de vriend van Poot, de uitgever voor wie Poot verder werkte; hij beschreef ook Poots Leven. Bokkenrijders, bende dieven en moordenaars in 't Land van Overmaas, vooral te Kerkrade, nog spreekwoordelijk: volgens de overlevering reden ze op bokken door de lucht. Van 1773—-'78 werden er 180 opgehangen. Beschreven door S. I. P. Sleinada, d.i. A.Daniels, pastoor te Schaasberg, 1779. Het verhaal opnieuw verteld door Mr. L. H. J. Lamberts Hurrelbrinck, Jozef Kerkhoffs, hoofdman der Bokkenrijders, 1895. Reeds van 1845 is het verhaal van Ecrevisse: De Bokkenrijders in het land van Valkenburg, 1854 en '64 herdrukt. Van Eeden schreef in 1917 zijn toneelwerk De Bokkenrijders. Verder behandeld door Jongeneel en Rutten. W. Gierlichs schreef de Gesch. der Bokkenrijders. In 1949 verscheen Kapitein der Bokkerijders, door B. Bekman. Bokma de Boer, Sjoukje ~ , zie N. v. Hi ch turn. Boldingh-Goemans, W. L. —, geb. 1875, houdt letterkundige voordrachten; gaf bloemlezingen uit, o.a. De Moeder, 1933. Bolhuis, E. G. van ~, geb. te Blankenham 1887, schrijver van romans en toneelwerk (Ada van Holland) en van De Gabbertaal} woordenlijst van het Bargoens, 1937. Seer, v. h. Genootschap W. Bilderdijk. Bolland, Jan ~ , 1596—1665, geleerde Jezuiet te Antwerpen ten tijde van Albertus en Isabella, legde 1643 de grondslagen van de beroemde verzameling der Acta Sanctorum, de Levens der Heiligen. De Bollandisten zijn Jezui'eten, die dit werk voortzetten; nu reeds meer dan 50 delen gereed. Bols, Jan ~ , 1842—1921, pastoor van Alsemberg bij Waterloo, gaf 1897 Honderd Oude Vlaamsche Liederen uit, waarvan 37 alleen uit zijn geboortedorp Werchter bij Leuven. Voorvechter van 't Vlaams: Over volksspraak en boeketaal. Bolswert, Boetius a ~ , d.i. Boete Adams, van Bolsward, ± 1550—1633, Noord-Nederlander, die zich in het Zuiden gevestigd had, plaatsnijder, schreef een prozawerkje: Duyfkens en Willemynkens Pelgrimagie tot haren Beminden binnen Jerusalem, de voorstelling van het leven als een pelgrimstocht. Duyfken is de goede zuster, die niet ophoudt Willemynken te vermanen; deze woont ook in „Sparendam in Holland" en komt tot „uterste elende". Eerste druk 1628. Meer dan 20 maal herdrukt. Opnieuw uitgegeven door Dr. H. J. A. Ruys, 1910. i Pas 1678 verscheen de beroemde Pelgrimsj reis van Bunyan. Bolte, Dr. Johannes ~ , 1858—1937, uit Berlijn, de grote folklorist, leraar aan een gymnasium aldaar; grondlegger van het Bom 62 Booven sprookjesonderzoek; medewerker aan Het I oude Ned. Lied van Florimond van Duyse. Heeft ook heel veel geschreven over andere Ned. onderwerpen; Alte flamische Lieder, 1917; Ein Antwerpener Cluchtboek von 1576, 1891; Zu Hoojts Granida, 1891. Bom, Emmanuel de ~ , geb. te Antwerpen 1868, medeoprichter van Van Nu en Straks, Vlaams schrijver. Bibliothecaris te Antwerpen, journalist, romanschrijver: Wrakken, 1898, verhaal van het havenkwartier. Portretten en studies in Het Levende Vlaanderen, 1917, en Dagwerk voor Vlaanderen, 1928; dit zijn gebundelde dagbladkronieken. Hij is de redacteur van Vlaanderen, o Welig Huis, „zoo als 19 Vlaamsche schrijvers hun land zien", een bundel schetsen, van Verschaeve en De- | medts over de Yserstreek enz., 1939. Bibliografie van De Bom door P. v.Tichelen, 1947. Bomans, Godfried ~ , geb. 1913 te 's-Gravenhage, journalist, redacteur van Elseviers Weekblad; schrijver o.a. van Erik of het klein insectenboek, humoristische wijsheid over de mensenmaatschappij, 1940. Bonaparte en zijn Tijd, zie Avond bij de Baronesse de Stael. Bondt, Reynier en Willem de ~ , zie Bontius en Bont. boneliederen, minnedichten vol zinnelijke levenslust, sedert de 15e eeuw; de bloeiende bonen maakten volgens het volksgeloof de jongelui verliefd. Bonifacius, schuilnaam van Bakhuizen als toneelbeoordelaar. Bonn, S. ~ , 1881—1930, Joods dichter uit Amsterdam. Wat Zang en Melody, 1910; Gewijde Lieder en, 1926. Bont, Mr. Willem de —, zoon van Reinier, prof, in de rechten te Leiden, 1619 schout aldaar, vervolger der Remonstranten, door Vondel beschimpt; f 1646. Zie Bondt en Bontius. Bontekoe, Willem Ysbrantz ~ , 1587—16.., uit Hoorn, voer 1618 Tessel uit op de Nieuw-Hoorn, bekend door zijn ongelukkige reis, waarop het schip in de lucht vloog in de buurt van Sumatra. Zijn eigen Joumael van 1618—'25 gaf hij uit in 1646. Opnieuw uitgegeven door Dr. G. J. Hoogewerff voor de Mij. v. Letterkunde. Meer dan 50 maal gedrukt. Bontekoe, Liedekens van —, gedichten van Potgieter, 1840; de voorstelling is, dat Bontekoe ze zingt, gezeten in een boot, om zich daardoor de wilden van 't lijf te houden. Het zijn 10 liedjes in volkstrant naar Bredero, Starter en Hooft. Bontius, Reynerus —, d.i. Reynier de Bondt, 1576-—1623, schreef het „Treur-, bly, eindespel" Belegering ende Ontset der Stadt Leyden, 2e druk 1646, 3e druk van 1659. Hij was hoogleraar in de geneeskunde en lijfarts van Prins Maurits. Zie Bondt en Bont. Booleman, Alex. ~ , geb. 1873, dichter en schrijver van Amsterdams-Joodse romans. Boom, Harm ~ , 1810—'85, dagbladschrijver te Assen; zie Lesturgeon. Boom der Schriftueren, Den ~ , zinnespel, opgevoerd te Middelburg, 1539; veroordeelt de zedeloosheid der geestelijken, is Hervormd van opvatting. Opnieuw uitgegeven door G. D. J. Schotel. Het stuk werd opgevoerd door „St. Anna's kinderen" van Vere. Christus is er de „Medicijn der Sielen" voor „Elck bysonder", d.i. voor ieder; dit wordt bestreden door „Menschelycke Leeringhe", de leer van de Kerk, die „den Boom der Schriftueren" vellen wil. Boomgaard, De —, vrijzinnig tijdschrift van Vlaamse schrijvers voor de Oorlog: P. G. van Hecke, G. v. Roosbroec, Andre de Ridder; 1909—'11. Boon, Jan Filip ~ , geb. 1898 te Halle bij Brussel, hoofdred. v. De Standaard, R.K. Belgisch dagblad, secretaris van het Vlaamsche Volkstoneel; schrijver van toneelwerk en van de reisroman Per boot tot Spitsbergen. Boon, Jozef ~ , geb. 1900 te Halle bij Brussel, Redemptorist, leraar te Esschen, schrijver van R.K. spreekkoren en toneelwerken. Boon, Louis-Paul —, geboren in 1912, schreef Vlaamse romans als De Voorstad groeit, Abel Gholaerts en De vergeten Straat, die zeer de aandacht trokken. Boon van Engelant, Kornelis ~ , 1680— 1750, uit Rotterdam, dichter van Herders - zangen, Helden- en Mengeldichten, waarin de Zeetriomf voor Vigos. Verder Tooneelpoezij, 1730. Hij was baljuw van Heenvliet; Engelant was daar in de buurt een kleine „heerlijkheid". Boonen, Jaak ~ , geboren in 1876, Vlaams regionalistisch schrijver, die veel vertalingen verzorgde uit het Frans, het Engels en het Duits. Boot, Mr. Dr. J. C. G. ~ , 1811—1901, trok mee uit tegen de Belgen, 1851 hoogleraar in de klassieke talen te Amsterdam, sedert 1863 secretaris v. d. Academie v. Wetenschappen; schreef in het Latijn. Vond de hss. van Huygens terug en rangschikte ze. Booth van Wesel, Mr. Dominicus —•, geb. 1584, trouwde in 1624 met Anna Visscher. Zijn vader was dijkgraaf van de Wieringerwaard, waar Roemer Visscher ingeland was. Zijn gelijknamige zoon, 1625—'93, I advocaat en dichter. Booven, Henri van ~ , geb. 1877, uitgezonden naar Midden-Afrika, 1898—'99. JourBor ( nalist en schrijver; Tropenwee, 1904; 17e druk 1936. Leven van Couperus, 1933. Bor, Pieter Christiaensz ~, 1559—1635, zoon van een apotheker uit Utrecht, geschiedschrijver, schreef 00k Twee Tragicomedy en in Pros a, van Apollonius Prince van Tyre ende van den selven ende van Tharsia syn dochter, verschenen 1617. Rederijkersdrama. Hij was eerst notaris, werd rentmeester van N. Holland; schreef de Nederlandsche Oorlogen. Ook: „in liedekens vervaet", 1617; „in dicht beschreven'", 2e druk 1747; 3e druk 1762. Borcherds, Ds. Meent ~ , 1762—1832, -eb. te Jemmingen in Oost-Friesland, 1786— 1830 predikant te Stellenbosch, schrijver van het eerste boek dat in Z. Afrika gedrukt is: De Moan, een leerdigt, 1802. Borchgrave, P. J. de ~, 1751—1819, uit Wacker in W. Vlaanderen, ontvanger aldaar, toneelspeler in rederijkersstukken; vaderlands dichter: Ode aan de Vrijheid, 1790; De Belgen, 1810. Borchgrave van Couchi, Vanden ~ , oorspronkelijke ridderroman der I4e eeuw; hij is een vazal van Karel de Kale en voert strijd om de Ardennen; liefde en avonturen. Uitgegeven door M. de Vries in het Tijdschr. voor Ned. T. en L. VII, in 1887; twaalf perkamenten bladen met 3284 regels waren toen gevonden in de abdij van Berne te Heeswijk. Borchgravinne van Vergy, vertaalde F. ridderroman, 1315; in zijn geheel bewaard. Zij is de beminde van een Bourgondisch ridder; wordt tot zelfmoord gedreven door de ijverzuchtige hertogin. Het gedicht uitgegeven door Stoett in '/ Klassiek Lett. Pantheon, 1892. Nieuwe uitgave van Paul de Keyser, 1947. In de 15e eeuw verwerkt als volksboek in proza, met een waarschuwing tegen overspel en een gebed om rustig slapen in de lange „nacht der doot". Nog weer herdrukt te Amsterdam, 1648. Borcht, Willem vander —, zie Borght. Border-minstrelsy, oude volksliederen van de Schotse grens, van Walter Scott; zie daar. Bordewijk, Mr. F. ~ , geb. te Amsterdam 1884, advokaat; romanschrijver. Pantastische Vertellingen, 3 bundels, 1918—'23. Karakter, 1938; Eiken van Dodona, 1946. Novellenbundel De Wingerdrank, 1937. Over hem een studie van V. E. van Vriesland met een keuze uit zijn werk, 1949. Borel, Henri ~ , 1869—1933, uit Dordrecht; bracht 2 jaar in China en lange tijd in Indie door. Wijsheid en Schoonheid in China; Kivam Yin, „een boek van de Goden en de Hel". Indische verhalen; Een droom uit Tosari; Het Recht der Liefde. 3 Bornecolve Haagse romans: Het Jongetje, 1899; Het Zusje, 1902; Vlindertje. Uit Indie terug 1913 werd hij criticus aan Het Voder land. Borger, De ~ , spectatoriaal geschrift 1778 —'79, kweekte vaderlandsliefde aan: „De Borger" is volgens Betje Wolff, de voornaamste medewerkster, zoveel als het F. citoyen, de burger die naar ontvoogding streefde. Borger, Elias Annes ~ , 1784—1820, uit Joure, 1815 prof, in de godgeleerdheid te Leiden, „in minder dan een jaar man, vader en weduwnaar", dichtte lets voor mijn Kind, 1815. Bekend gebleven door zijn Ode aan den Rijn. Vriend van v. d. Palm, geleerde en kanselredenaar. Van der Palm en Tollens vierden De nagedachtenis van Borger. Borger dichtte ook in 't Fries en zijn Ode aan den Rijn werd in 't Fries vertaald door R. Posthumus. Behalve van Tollens rouwdichten o.a. van Spandaw, Lulofs en P. Moens. Borght, Jan Frans van der ~ , schoolmeester te Lier, deken van de Kamer „De ongeleerden", toneelschrijver van geestelijke stukken. Zijn Urbina, 1738, bleef een eeuw lang op het toneel. Borght, Willem van der —, Gu Hi elm us a Castro, 1622—na 1657, uit Brussel, gaf 1641 Den Brusselschen Blomhof van Cupido uit, minneklachten, herderszangen en boertige liedjes. Borluut, Guilliaume —, 1535—'80, edelman uit Gent, gaf in 1557 Ovidius' Metamorphosen uit in houtsneden met bijschriften. In 't zelfde jaar uitgeweken naar Lyon; later secretaris van Damme. Hij had ook houtsneden met bijschriften gemaakt uit het O. en N. Testament. Bormans, J. H. ~, 1801—'78, Vlaams letterkundige, 1837 hoogleraar te Luik, uitgever van verscheiden M.E. werken, o.a. Leven van Sinte Christina de Wonderbare, 1850; Der Naturen Bio erne, 1852; Sinte- Lutgardis, 1857; Sint-Servatius, 1858; Karel ende Elegast, 1873. Bormeester, Abraham —, schrijver van 4 kluchten; Doeden, 1643, over echtbreuk; 1662 '/ Nieuwsgierig Aegje\ Infidelitas of Ontrouiue Dienstmaagt, 1644, over de meid thuis, als zij daar alleen de baas is, met de prachtige figuur van de loszinnige Bely. Dan nog Zytje Fobers, 1643, met een duivelsverschijning. Born, Honorius van den —, 1574—1646, ook Henrik van den Putte of Erycius Puteanus, uit Venlo, leerling en, 1606, opvolger van Lipsius te Leuven. Schreef zeer veel in het L., doch in het Ned. een gedicht Sedigh Leven, „met Spreuckbeelden". Bornecolve, Willem van —, schout van Antwerpen, spoorde Jan van Boendale aan Borremans 6 tot het schrijven van de Brabantscbe Yeesten\ le deel 1317; 2e deel 1347. Borremans, Nicolaas ~ , uit Amsterdam, 1649 Remonstrants predikant, gaf 1649 de eerste Gedichten van Geeraardt Brandt uit onder ps. N.B.A. Zelf ook dichter. Vertaalde uit het L. van Matthaeus Vossius de Historische Jaarboecken ran Holland en Ze'eland, 1677. Borron, Robert de ~ , ± 1200, schrijver van een F. roman in proza, door Maerlant vertaald als Historie van den Grale en Merlijns Boeck. Hij stelde de avondmaalschotel van Christus gelijk met de Graal uit de oude Britse verhalen, op voorbeeld van Chretien de Troyes. Borselen, Jhr. Philibert van ~ , ± 1575— 1627, burgemeester van Tholen, dichter van het hofdicht den Binckhorst, 1613. Zijn naam wordt vermeld op het titelblad van De Zeeusche Nachtegaal, maar de bundel bevat van hem geen bijdrage. Zijn eerste werk was Strande oft ghedichte van de schelpen, 1611 uitgegeven. Hij was een afstammeling van een der bastaarden van het adellijke geslacht van Borselen, werd geb. te Goes, studeerde te Leiden. In zijn gedichten blijkt van medeleven met de grote gebeurtenissen van zijn tijd. Het buitenleven verheerlijkt hij bijv. in Den Binckhorst ofte het Lof des Gelucsalighen ende Gherustmoedighen Land-Levens, opgedragen aan Jhr. Jacob Snouckaert, de heer van de Binkhorst (kasteeltje tussen Den Haag en Voorburg). De beschrijving van het landleven gaat gepaard met stichtelijke bespiegelingen. Maar hij is ook de dichter van het gevoel voor de schone natuur. Facsimile-uitgave van Dr. P. E. Muller van Strande en Binckhorst, in zijn proefschrift over Van Borsselen; 1937. Strande werd gemaakt op verzoek van zijn zwager, Cornelis van Blyenburch, die een verzameling schelpen bezat. Borssele, Wolferd van —, treurspel van /. Bosscha, 1865; behandelt zijn strijd tegen de opkomende macht der burgerij. Borssum Waalkes, G. H. van ~ , 1829— 1907, predikant te Huizum bij Leeuwarden, gaf godsdienstige en geschiedkundige werken in het licht; bezorgde de uitgave van Dat boeck van den Oerspronck, 1882. Borstweringh, Eglentiers Poeten —, zie Rodenburg en Egelantier en Poetiek. Bort, Balthazar ~ , zie Matthijs Cramer. Bos, Jan —, zie W. E. Keuning. Bos, Lambert van (den) —, Sylvius, 1610 —'98, conrector te Dordrecht, wegens dronkenschap ontslagen, dichter van Batavias of Batavische Eneas, een verhaal van Bato, 1648, en van Britannias of Her stelde Majesteyt over Karel II 1660. Hij dichtte t Bosch 1661 zijn treurspel Wilhem of Gequetste Vryhtyt, navolging van Hooft en Vondel. Van 1648 was zijn zinnespel Lingua ofte Strijd tusschen de Tong en de vyf zinn en, uit 't Engels. Schrijver van Dordrechtsche Arcadia en van Zuydt-Hollandtsche Thessalia, 1662—'63. Hij zette Aitzema's Saken van Staet en Oorlogh voort van 1669—'79, met hartstochtelijke vijandschap tegen de De Witten. Ook schreef hij Tooneel des oorlogs (sedert 1669) en Lev en en Bedrijf van Willem III, 1694. In 1692 Het Toneel der Ongevallen, daarna Treurtoneel der Doorluchtige Mannen. Ook gaf hij een vertaling van Don Quichote en nog zeer veel ander werk, o.a. een grafschrift op Jan en Cornelis Evertsen, 1666 en andere gedichten op onze zeehelden; ook veel geschiedkundige studien. Daarbij De reysende Mercurius van 1674 over de oorlog van 1672 met beschuldigingen tegen de De Witten; het was Cornelis de Witt, die hem ontslagen had! Oudaen kwam hevig tegen die beschuldigingen op: het ware beter geweest, een tweede Arcadia ,,toe te stellen", „vol zenuwlooze vertellingen"; dan had hij alleen de jeugd maar wat ontsticht. Bosboom, Nicolaas ~ , 1849—1941, ambtenaar der telegrafie, bezorgde de uitgave van de briefwisseling van Mw. Bosboom met Potgieter. Bosboom-Toussaint, Mevrouw ~, zie T. Bosch, Bernardus ~ , 1747—1803, uit Deventer, predikant, sedert 1782 te Diemen, Patriot; in 1784 verscheen onder ps. Batavus „de kinderagtige daden van een Admiraal Generaal", in 6 zangen. Hij vluchtte 1787 bij de inval der Pruisen, 1795 representant te Amsterdam, afgezet bij de Staatsgreep van 1798. Leefde voortaan van zijn letterarbeid aan de Scheveningse Weg in een optrekje in armoe. Schreef een Lofzang op de nieuwe psalmberijming, 1775; een Lijkzang op Bellamy, 1786, en vele andere gedichten. Richtte 1783 het Amsterdams Dicht- en Letteroefenend Genootschap op, waar de vergaderingen op rijm geopend en gesloten werden. Van 1785 is zijn gedicht De Eigenbaat in verheven alexandrijnen, in sterk Patriottische geest; nog in hetzelfde jaar beantwoord door Kinker met een boertige parodie onder dezelfde titel, naamloos verschenen. IJverig lid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Na de komst der Pruisen gaf hij met Nieuwenhuizen het weekblad De Menschenvriend uit en met Van Hamelsveld, gewezen hoogleraar, De Godsdienstvriend\ in 1790 begon hij met een derde weekblad De leerzame Praatal, tot November 1792. Toen kwam, met Mw. Bosch 65 Bossche Moens, De Vaderlandsche Praatal, bij 't eerste nummer al dadelijk verboden, en vervangen door beider Mengelingen. Daarop volgde met de Zaanse Menistenleraar P. Beets zijn Algemeen Letterkundig Magazijn, waarvan 13 nummers verschenen. Vervangen door De Wereldbeschouiver, tot de Omwenteling van 1795. Hij begroette de „Nationale Conventie" met een triomflied, 1795: Die maar klinkt door mijn vaderland, De Stichtsche Unie ligt in 't zand. Het monster, met zijn zeven koppen, Is door een enklen slag geveld. Ook na 1798 heeft hij nog veel geschreven. Zo gaf hij in 1800 De Burger Politieke Blixem uit, zeer fel tegen de opkomende reactie. Bosch, Bernardus de ~ , dichtgenootschapper en kunstbeschermer te Amsterdam, 1709—'86. Verklaart van zijn Dichtlievende Verlustigingen, 1741, dat men ze wel zou kunnen missen, doch de poezie was nu eenmaal „eene allervermaakelykste verpoozing". Vriend van Lucas Pater en Lutkeman; medelid van „Oefening beschaaft de kunsten", de Maecenas van Pieter Nieuwland. Bosch, Jeronimo de ~ , 1740—1811, apotheker te Amsterdam, in 1773 eerste klerk ter secretarie, opvolger van Wagenaar, voorganger van zijn neef Jeronimo de Vries. Behalve zijn L. en zijn geleerde werken schreef hij over de Invloed der Dichtkunst op de beschaving, 1788. Leerling en geestverwant van Petrus Burmannus. Verheerlijkte 1797 Bonaparte als bedwinger van de omwenteling en als brenger van de vrede. In 1781 werd zijn antwoord op de prijsvraag van Teylers Genootschap over de Regelen der Dichtkunst bekroond; hij beroept zich zowel op de klassieken als Plato als op de modernen, b.v. Addison en Van Alphen, doch voor alles wenst hij nog de navolging der Ouden. Ook schreef hij de eerste Gesch. der Ned. Dichtkunde. Hij gaf Latijnse les aan Nieuwland. Bosch, Lambertus van den ~, zie Bos. Bosch, M. v. Heyningen ~ , zie H. Bosch, Maria ~ , 1741—'73, dichteres te Amsterdam, werd in haar ziekte verzorgd door Aagje Deken, die haar vriendin werd en in 1775 haar Siichtelijke Gedichten uitgaf. Bosch, J. H. v. d. ~ , 1862—1941, leraar te Gouda; maakte zich zeer verdienstelijk voor 't onderwijs in 't Nederlands. In 1943 verscheen te Brussel een In memoriam J. H. v. d. Bosch, van Dr. H. J. de Vos. Bosch, Pieter van den ~, uit Amsterdam, Remonstrants predikant te Zoetermeer-Zegwaard, 1757, te Leiden 1769—'83, lid van „Kunst wordt door Arbeid verkregen", dichter en schrijver. Om zijn zwakke gezondheid ging hij weer in Zoetermeer wonen; daar werd hij in 1787 door de Oranjeklanten mishandeld en ellendig om 't leven gebracht. In 1769 was hij in een Lierzang aan den heer P. Hofstede tegen deze heftige drijver opgekomen. Boschvogel, F. R. ~ , Vlaams schrijver. Historische romans, volksromans, biographieen en jongensboeken. Pseud, v. F. Ramon; geb. 1902. Boschwijk, het buiten van Rhijnvis Feith, nu raadhuis van Zwollerkerspel. Boshof, S. P. E. ~ , Z. Afr. schrijver van historische boeken. Bosken, Het ~ , bundel gedichten van ± 1567 van Van der Noot; zie daar. De eerste Renaissance-gedichten, oden en sonnetten in jamben. Daarin ook de ode aan den He ere Van der Noot, He ere van Carloo: Wat de mensen bedryven Wat loffelycke daden In stryden oft in raden, Het moet vergheten blyven, Den tyt verwinnet al. Maar het werk van dichters is onsterfelijk. Bosnian, Elise —, ps. van Marie hinde. Bosnian, F. C. L. ~ , schreef Drama en tooneel in Suid-Afrika; deel I, 1652—1855, verscheen te Kaapstad 1928. Boss, M. ~ , 1898—1937, Chr. romanschrijver onder ps. P. K. v. Eerbeek; Strooschippers, 1935. Lichting '18\ Gesloten grenzen\ Beumer & Co. Bosscha, Johannes —, 1797—1874, broer van Petrus, preceptor in Den Haag, waar hij bevriend werd met Willem de Clercq\ 1828 hoogleraar aan de Mil. Academie, 1838 te Amsterdam; 1853—'58 lid der Tweede Kamer; 1858—'61 min. v. Hervormde Eredienst. Schreef: Neerlands Heldendaden te Land, 1836—'56 in 8 delen; Leven van Willem II, 1852; Pruissen en ' Nederland, 1866, beantwoord door Multatuli. Verder: Willem de Clercq herdacht. Van hem is de A-saga. Naamloos in 1865 het treurspel Wolferd van Borssele, historisch drama. Bosscha, Mr. Petrus ~ , 1789—1871, hoogleraar in de Oude Letteren te Deventer 1815. Schreef een lierzang bij de Inlijving, 1810; Vad. Zegepraal, 1815; Intocht van Napoleon, 1811. Bosschaerts, Eugeen ~, geboren in 1901, schreef verzen en novellen; onderging de invloed van Elsschot. Bossche, Albrecht van den ~, ps. van Sleeckx als schrijver van toneelstukjes, 1841. Letterk. Wrdbk. 2e dr. 5 Bossu 66 Bourbon Bossu, de aanvoerder van de Spaanse vloot op de Zuiderzee, 1573, bezongen in de Geuzenliederen; 10 Slag op de Zuiderzee: Bossu heeft ghenade ghebeden Onsen Ammirael triumphant, Zijn Signet streeck hy van zijn hant. .. 20 Een cIaegh-Liedeken: Maximilianus de Bossu Ben ick een Graef geheeten, Due d'Alba diend' ick seer getrou, Die heeft my nu vergeten ..... Boterbloempjes, door [ant]« Paradijs Corneliszoon (zie L. M. Hermans), satire op Frederik van Eeden en parodie op diens Grassprietjes; zie daar. Botermans, A. ]. ,-,." 1870-1944, schreef in 1898 zijn proefschrift over de Seven Wijse mannen van Ramen en gaf de volksroman van 1479 in facsimile uit. Dir. der H.B.S. te Zwolie. Bouber, Herman ---, toneelspeler en regisseur, bewerkte v. h. toneel Frank van Wezels roemrucbte [aren van A. M. de long (500 opvoeringen); De Jordaan van Querido en 1939 Kriebeltjes Hoogtepunt van W. v. Iependael. Schrijver van 18 stukken voor het volkstoneel: Bleeke Bet, 1917; De [antjes, 1921; De Commensaal. Bouchery, Jan ,-,." 1846-1911, uit Gent, leraar en boekhandelaar te Antwerpen; dichtte cantaten: Philips van Arteuelde, 1872; De Zee, 1873. Schreef o.a. de levensschets van ]. F. Willems, 1876, en van Snellaert, 1877. Bouckart,}. ,-,." ontleende zijn treurspe1 D; Nederlaag van Hannibal (1653) aan Livius. Het maakte grote opgang; 5e druk 1702. Merkwaardig om de eenpersoons rei. Boudewijn, ps. van Van der Vliet. Boudewijn van der Loren, zie L. Boudewijns, Katherina ---, 1520-1603, uit Brugge, dichteres van Het prieeleen der gbeestelijeer u/ellusten, "dochter van goeden huize", verhief zich tegen de leer van Calvijn. Trouwde met Nicolaas de Zoete, griffier van de Geheime Raad van Brabant, Vlaams edelman. Zij droeg haar werk op aan de gravin van Arernberghe, geb. Van der Marek. Verhuyst ghy Calvinisten, Vol muyteryen ende twisten, Ghy hebt te Brussel te langhe [ghewoont.. ... Haar werk opnieuw uitgegeven door Dr. H. van Belle, Antw. 1927. Boudier-Bakker, Ina '""-', geb. 1875 te Amsterdam, getrouwd met de directeur v. h. postkantoor te Utrecht. Zij schreef toneelwerk: Het Hoogste Recht. Maar vooral werd zij hekend ais rornanschrijfster: Kinderen, 1905, schetsen uit het kinderleven; Armoede, 1909, naturalistische Amsterdamse familieroman; 13e druk 1949; Het Spiegeltje, 1917; De Klop op de deur, 1930, de geschiedenis van een voornaam kunstminnend geslacht in Amsterdam van af 1850, 15e druk 1949. Vrouw Jacob; historische roman, 1934. Deze roman toonde de schrijfster niet in haar kracht; bovendien werd zij op ernstige wijze van plagiaat beschuldigd, waartegen zij zich vruchteloos verweerde. In 1939 opnieuw een grote roman Aan de Grote Weg. De 5traat, meesterlijke beschrijving van de kermis in Vianen, 1924. Dr. P. H. Ritter Jr. schreef over haar Leven en Werken: De Vertelster uieerspiegeld, 1931. Zij zelf trachtte een overzicht te geven in De Moderne Vrouto en baar Teeo rt, 1921, van de uitkomsten der vrouwenbeweging; de moderne vrouw moet kiezen tussen haar gezin en een werkkring; het moederschap is haar roeping en tevens haar beste beroep. Oak gaf zij, met anderen, een bundel Kerstuertellingen uit, onder de titeI Het Licht daalt neder, 1940. Haar roman Goud uit Stro speelt in de tijd van de Belgische Opstand; 1950. Bouhon, Cornelia ---, "de oude", bijgenaamd fuffr. Panhaaring, toneelspeelster te Amsterdam, 1730- ? Zij was de dochter van Elizabeth Ghyben; zie daar. Haar debuut was in 1752 in het treurspel Scilla van Rotgans. Zij trouwde 1756 met Jean Bonbon, een Brabander, die in 1755 als "danzer" aan de Schouwburg aangesteld was. Bij de opening van de nieuwe schouwburg in 1774 kreeg zij een jaarwedde van f 1200. "In hare oogen stak eene Romeinin", hoogste lof van Simon Styl. Bouhuys, Mies ---, geb. 1927, bekroond met de Reina Prinsen-Geerligsprijs voor haar dichtbundel Ariadne op Naxos. Bouman, Klaas Harms ---, 1785-1870, hoerenknecht te Noorddijk, gaf 1810 een Proeve van Gedichten uit, aangemoedigd door Ds. Driessen, Spandaw en Ds. Sannes. In 1820 kwamen zijn Heidespruitjes, later nog Verspreide Gedichten en Herjstrrucbten. Bouman werd kruidenier en dan deurwaarder in de Stad. Sedert 1854 arnbteloos te Beerta, waar zijn zoon Herman. de hervormer van het leesonderwijs, toen hoofd der school was. Zie lf7. u. Palmar. Bourbon, Mr. Louis de "-', geb. 1908, te Renkum, als afstammeling van Karl Wilhelm Naundorf, die zich vereenzelvigde met Koning Lodewijk XVII van Frankrijk. R.K. dichter en prozaschrijver; journalist; 1941-'-16 burgemeester van Os. Zuierrin«, Boutens 67 Brabant 1932, poezie. Onder zijn proza: H et Licht acbter Golgotha. 1934. Moest onderduiken. Boutens, Dr. P. C. ,...." geb. te Middelburg 1870, t 1943, dichter en vertaler uit het Gr. Schreef 1908 voor de Delftse studenten het Spel van Platoons Leven. Leraar in de klassieke talen. Zijn bundel Verzert van 1894 en 1898 verscheen met een voorwoord van Lodewijk van Deyssel. Verder o.a. Praeludien, 1902, Sonnetten, 1907, tot Tusscbenspelen, 1939. Zijn bundel Zomerwolken van 1922 werd in 1925 bekroond met de prijs voor meesterschap van "Letterkunde", 1925. Bewerking van de sproke van Beatri]s, 1908. Zijn spel Middelburgs overgang in 1574 werd in 1924 op de Markt v66r het Stadhuis opgevoerd. Zie ook Alianora. Naar zijn opvattingen is hi; "de Helleen in de Ned. letteren". In 1937 Homeros' odvssea. Bibliografie van zijn gehele werk door A. A. M. Stols, J926-'30. Bloemlezing met Inleiding door W. Kramer, 1926; door J. W. F. Werumeus Buning, 1930. J. A. Reichling schreef 1926 Het Platoniscb denken bij Boutens. Over Boutens schreef D. A. M. Binnendijk Bell Protest tegen den Tijd 1945. Boutens vertaalde werk van Plato, Aischylos, Sophokles, Goethe, Oscar Wilde. In 1939 verscheen het eerste hoek van zijn vertaling van de Ilias in hexameters. Bouwen Langh-Iijf en zijn wijf Sinnelijcke Nel van Gooswegen, oprechte Hollandse I huislieden, melkhoeren hij Amsterdam, verschijnen als een kluchtig tussenspel in de wereld van de Byzantiinse Amadisridders in Bredero's spel van Griane. Bouwmeester, Frits ~, geb. 1885, toneelspeler, was leider v. h. Nieuw-Schouw-toneel: nu aan het radio-toneel en leraar aan de Toneelschool. Bouwmeester, Louis ,...." geb. 1842 te Middelharnis, beroemd toneelspeler, t 1925. Shylock. Zijn zuster is de eveneens beroernde toneelspeelster Mw. Tbeo Mann-Bouwmeester, geb. 1850, de Sarah Bernhardt van Nederland, t 1939. Zijn broer Frits, 1846-1906, toneelspeler vooral van klassieke drama's. In 1901 verscheen van A. A. van Raalte een overzicht van de Veertigjarige tooneelloopbaan van Louis Bouurmeester; in 1910 J. H. v. d. Hoeven, studie over Bouiameester. Theo Mann-Bouwmcester schreef zelf Atfijn [eugd en Tooneelberinneringen, 1916. In 1942 verscheen een studie over Louis van C. Dommelshuizen Jr. Boxhorn, Marcus Zuerius van r-«, 1612' 53, reeds in 1633 hoogleraar te Leiden, schreef meer dan 60 werken, waarvan veel in 't L. Verder Cronyck van Zeelandt, 1644; over het weer opgedolven beeld van Nebalennia, 1647, '48. Ook twee boekjes over de dracht van lang haar (de oude mode) en van kort haar (de nieuwe mode), 1644. Schreef een gedichtje op Huygens' Hofwijck. Boxrnan, Mr. Abraham ,1796-1856, burgemeester van Gorkum, lid der Tweede Kamer, dichter, Ten Kate gaf 1861 zijn Nalatenschap uit. Vriend van vaderland, vrijheid, verlichting. Braak, Dr. Menno ter .-..., 1902-'40, geb. te Eibergen, letterkundige; sedert 1934 redacteur van Het Vaderland. Criticus: In gesprei: met de uorigen, gebundelde opstellen, 1939. Romanschrijver. Redacteur van het ts. Forum met Du Perron en Roelants, 1932-'35. Zijn proefschrift had De laatste der Ottonen tot onderwerp. Zie Vitalisten. In zijn Afscheid van Domineesland, een bundel kritieken van 1931, richt hij zich tegen de preektoon, tegen de vrees voor het gewone woord. Zijn bundel essays Man tegen Man, ook van 1931, komt op voor het individualisme. Van 1937 zijn studie Douioes Dekker en lHttltatuli. Over hem een studie van Marsman, 1939. Mw. ter Braak-Faber gaf in 1946 zijn In Gesprek met de onzen uit, artikelen uit Het Vaderland en Groot Nederland van 1934-·39. Over Ter Braak en Du Perron schreef S. Tas Ben critis cbe Periode, 1946. Braat, L. P. J. ~, geb. 1908 te Arnhem, beeldhouwer en letterkundige. Droomboels, 1931. Brabander, Gerard den "-', ps. van G. J. Joiriet, geb. in Den Haag in 1900, ambtenaar der Posterijen, gaf verschillende dichtbundels uit, met Van Hattum en Hoornik Drie op een perron, 1938-'41. "Toen enige jaren geleden de critici Den Brabander, Van Hattum en Hoornik gingen beschouwen als Du-Perronnisten, hebben zij gemeenschappelijk in een bunde1 "Drie op een perron" bewezen, hoezeer een dergelijke opvatting ernaast was". (Goudriaan.) Zie Amsterdamse letterhundeprijzen. Brabanders, op het toneel gebracht als pochhanzen met een wonderlijk dialect; in Hoofts Warenar en vooral in De Spaanscbe Brabander van Bredero. Verder veel in de kluchten: Jan Saly van Willem Hooft, 1622; Giert]e Wouters door Jan Franssoon, 1623. Dan in de Ouerzeescbe Zege- ell Bruylolt-zangen van Jan van der Veen, uit Deventer. Brabant, zie Ncord-Brabant. Brabant, Luc van .-..., pseudo Aug. Ark, geboren te Lokeren in 1909. Schreef verscheidene bundels schalkse, tedere gedichten. Op de Hielen van mijn Leven, Brieuen zonder ZegeJ, Zeoen Ellen Lie/de. Hij reBrabantse Kamer 68 Brandt digeerde Klauerendrie, met Coole en Daisne. Brabantse Kamer, te Amsterdam, de rederijkerskamer Het Wit Lauendel, opgericht door uitwijkelingen, bloeide reeds 1585 naast In Lie/de Bloeiende. Brabantsche Yeesten, rijmkroniek van ] an van Boendale, gedicht in opdracht van heer Willem Bornecolve uit Antwerpen; ± 1350. Uitgegeven door ]. F. Willems, vervolgd door Bormans, 1839-'69. Brabbelingh, (beuzelingen), de naam die Roemer Visscher gaf aan zijn poezie: 1° Quicken, 7 "schock" (60-tal) puntdichten; 2° Rommelsoo (kleinigheden) ; 3° Raedtselen; 4° Tuyters (klinkdichten) ; 5° [ammertjens (klaagdichten); 6° Tepelwercken (knutselarij; dit woord leeft noc volop in het Gronings; vergelijk Tiepelwaark van G. Teis). Van Vloten deed een keuze: Uitgelezen Brabbeling, 1851. Dr. N. van der Laan schreef er zijn proefschrift over, 1918, en gaf het werk uit 1918, '23. De Brabbelingb bestaat voor een deel uit vertalingen of navolgingen naar 't Gr., L. en F., vooral van Petrarca, Marot en Ronsard. Bracken Vloedt, Jan van den ~, PS, van Jan Weiland, geb. 1894 te Vlaardingen, kunstschilder te Lunteren. Gaf in 1944 een verzenbunde1 Gevlekte Sater uit, die "in het verborgene werd gedrukt". Braga, "dichterlijke rnengelingen, uitgegeven door een Dichtlievend Geze1schap onder de nooit gebruikte zinspreuk: "Utile Dulci", Tijdschrift heel in rijm, verschenen in 't eind van 1842; beleefde 2 jaargangen, De onbekende redactie kwam op tegen De Gids en wenste felle kritiek te oefenen op de almanakkenrijmelaars en de romantische akeligheden van Beets en Hasebroek. De redactie bestond eerst uit Ten Kate en Winkler Prins, met medewerking van Dronrijp Uges, Van der Vliet, Leendertz en Kretzer, die het grootste aandeel leverde aan de tweede jaargang; De Hoop Scheffer was daar de redacteur van. In 1854 verscheen een bloemlezing uit beide jaargangen, Bragien«; bezorgd door Ds. G. T. Kits van Heyningen. In 1875 gaf Servaas van Rooijen, archivaris van 's-Gravenhage, zijn Bragastudien uit. Bovendien werd in 1863 de gehele Braga herdrukt onder leiding van Ten Kate en nogmaals in 1883 door 'Wrinkler Prins. En dan is er nog een dichtbundel Braglaantjes, "aan de schim van Braga gewijd" door "een beunhaas in bijschriften", d.i. Ten Kate, 1859. In 1890 verscheen Braga rediuious, nieuwe mengelingen door ongenoemden, tijdschrift tegen de N w. Gids, waarvan slechts 2 afleveringen verschenen; in boekvorm uitgegeven. De voornaamste schriivers waren Winkler Prins, Coster en H. C. Muller. Braga of Bragi, de Germaanse god v. d. dichtkunst, zoon van Odin en Freya; het was een teken des tijds, dat geen naam gekozen werd uit de klassieke godenleer. Bragi, in de Noorse mythologie de god der dichtkunst. Naar hem genoemd een epos van Schepers. Brakel, Jan van r-«, 1618-'90, de zeeheld die zich onderscheidde in de Vierdaagse Zeeslag, bij Chatham, Solebay en Schoneveld, vocht tegen de Algerijnen en sneuvelde bij Bevesier. Gehuldigd door Antonides, Sylvius, A. v. Ackren, K. Brandt en ]. Pluymer. branches (F. = takken), in de M.E. afzonderlijke verhalen, die te zamen een groot onderwerp behandelden. B.v. de branches van de F. roman van Reinsert, Brand van Cabauw, Mr. Jean .-., 17851847, verwierf in 1815 de 2e prijs voor een volkslied met "Wij leven vrij" tegen Tollens, die met "Wien Neerlands bloed" de Ie kreeg. Brandaen, zie Sint-Brandaen. Brande, Geeraard van den ~, rederijker uit Antwerpen, lid van de Olijftak, schreef spelen onder invloed van het Sp. drama, o.a. La Gitanella, bet Spaens Heidinneken, 1649. Branden, F. J. van den ~, 1837-1922, uit Antwerpen, archivaris aldaar sedert 1865. Toneelschrijver; bewerkte o.a. Baas Gansendonck, 1868; schreef historische drama's. Met Huberts 1878 en 2e druk met Frederiks de samensteller v. h. Biographisch W db. der Ned. Letterhunde. Schreef een studie over Anna Bijns, 1911. Brandligt, Walter ,1901-'43, prozaschrijver. Door de Duitsers om hals gebracht. Brands, Dr. G. A. ~, geb. 1883 te Zutfen, schreef zijn proefschrift over Tspel van de Cristenkerkcke; gaf Afax Have/aar verkort uit met inleiding; bezorgde met R. W. Lieve Gouden Aren, leesboek voor middelbare scholen in 5 delen, met Overzieht der Ned. Letteren. Ook gaven zij de Gedicbten van De Genestet uit. Brandt, Cornielie ~, soldaat uit het Staatse Ieger; dichtte 1595 een Himne oft Lojsanek van Hollandt, op hoop van zegen opgedragen aan de Staten. Vermoedelijk heeft hij het Beleg van Groningen in 1594 meegemaakt, Brandt, Geraert '--', 1626-'85, klokkenmaker, later Remonstrants predikant te Hoorn en 1667 Amsterdam, vriend van Hooft en Van Baerle, bewonderaar van Vondel; zelf ook dichter. Hij volgde Hooft na in zijn Brandt 69 Brant Historie der Rejormatie, 1668 en '74, tegen Baudart gericht. Hij werd over dit werk heftig aangevallen, vooraI door Ds. Hendrik Ruyl of Rulaeus, Amsterdam, en hij schreef een Verantwoording tegen diens beschuldigingen, 1675. Maar hij kreeg genoeg van kerkelijke geschiedenis en theologie en wijdde zich aan de letteren. (Zie het proefschrift, 1864, van Dr. Loeff over Brandt als Kerkgeschiedschrijver.) 20 vond hij gelegenheid voor de uitgave van Hoofts Historien en Vondels Poezy, 1683, voor het Leven van Hoojt, 1677, van Vondel, 1682, en van Michiel de Ruyter, ter perse bij zijn dood; in de stijl van Hooft. Reeds in 1643 werd Brandt bekend door zijn treurspel De oeinzende Torquatus; zo kwam hij in kennis met zijn Maecenas Caspar van Baerle, wiens dochter hij trouwde. In 1647 sprak Van Germez in de Schouwburg de lijkrede op Hooft uit, door Brandt geschreven; Van Germez was een toneelspeler; zie daar. Brandts rede was een vertaling van de lijkrede van Du Perron op Ronsard, die hij voor eigen werk liet doorgaan. Een fel verwijt trof hem in een geschrift Aen den onbeschaemden letter-die], Six van Chandelier beproefde een verdediging. In deze rede was Hooft "d'eenige Poeet, die d'Amstel had voortgebracht", een volledige en opzettelijke miskenning van Vondel; z.e daar. Zijn eigen eerste Gedicbten verschenen 1649. Brandt liet zijn vak van uurwerkmaker varen, om Suzanna van Baerle tot vrouw te krijgen; hij leerde Latijn en studeerde vlug af. Als dichter munt hij uit in zijn Puntdicbten. Een van zijn eerste werken is de Historie van Enkhuizen. Het meest bekend van zijn bij- en grafschriften zijn die op Prins \VI1lem, Kortenaar en De Ruyter en andere grote mannen van zijn tijd: Dit 's Vader Willems beelt. Verlosser van Cons landt, Wat hebt gy staals gekeert op 't punt van [uw verstandt! Met zijn Stichtelijke Gedicbten, 1664, wilde hij weer goed maken, wat hij in zijn jeugd voor minder stichtelijke rijmen uitgegeven had. Voor zijn gedicht op de verovering van Hulst in 1645 kreeg hij f 100 van Frederik Hendrik. Hij is de samensteller van de Verscbeyde Ned. Gedicbten, 1651 en '53. Uitvoerige studie daarover met brieven van en aan Brandt in de Bijdragen van Dr. Penon. Daaruit blijkt ook, dat Brandt zich liet gebruiken door de F. gezant D'Avaux, om Amsterdam tegen de Stadhouder op te zetten, 1678-'80. Het Leven van Vondel opnieuw uitgegeven door ]. Hoeksma, 1905; Het Leven van H oojt e11 de Lijkreede door ]. C. Matthes, 1874; He! Leven van De Ruyter door Kalff. Brandts eigen Leven werd beschreven door Joan de Haas, 1740. Brandt, jr., Geraert '--', 1657-'83, predidikant, vervolgde over 1674 en '75 Het Ontroerde Nederland van Domselaer.. Brandt, Joannes ~, 1660-1708, jongste zoon van Geraert, geb. te Nieuwkoop, Remonstrants predikant, het laatst te Amsterdam. Schreef o.a. Leven van Maria Stuart, koninginne van Engeland, met de Lijkreden, 1695; Vredezang, 1697; Menge/dichten, 1701. Brandt, Kaspar ~, ps. van J. Winkler Prins als romanschrijver. Brandt, Kasper ~, 1653-'96, oudste zoon van Gernert, geb. te Nieuwkoop, Remonstrants predikant, het laatst te Amsterdam. Dichter. Schreef het Leven van H uig de Groot, vervolgd door A. v. Cattenburgh; 1727-'30. In 't L. het Leven van Arminius. In zijn Poezy vindt men Bespiegelingen op 's Menscben Leven, "door zinryke gedachten in de Getyden des Jaars verbeeld", Brandt, Willel1l '--', pseudoniem van W. S. B. Klooster, schrijver van Indische romans: De Gele Terreur; lndonesiscbe Nacbten; De Aarde van Deli, 1948. Brandt, jhr. H. F. van den ~, uit Antwerpen, toneeldichter naar F. klassiek model. Bela, prins van Hongarijen. Veru/eirde Sotbuys van Antu/erpen, 1678. Brandt van Doorn, ps. van ]. A. Heuff. Brandt van Doorne, C. P. ~, ps. van R. A. Kollewijn .als romanschrijver. Brandwag, Die r-«, tydskrif voor Huisgesin, in 't Afrikaans, 1910-'22. Medewerker Celliers. Gevolgd door Die Nuwe Brandwag, "tydskrif vir Kuns en Lettere", 1928-'33. Brandwyck, de Heer van ~, zie Westerbaen. Hij trouwde in 1625 met Anna Weytsen, de weduwe van Reinier van 01denbarnevelt, geb. 1588. Zij was ambachtsvrouw van het dorpje Brandwijk bij Sliedrecht en bewoonde het "Huis te Brandtwyck" in het Noordeinde te 's-Gravenhage, nu koninklijk paleis. Brans, J. M. ~, 1853-1940, leerling van Sleeckx, vriend van Hiel, medeoprichter v. h. Vlaams Toneelverbond en van het ts. Land en Volk. Geb. te Asch in Belgisch Limburg; dichter; schrijver van Limburgsche Scbetsen, 1873; vertaler van de Nibelungen; leraar. Brant, Sebastian .-" 1475-1521, syndicus van Straatsburg, schrijver van Nurrenscbii], 1494; vertaald in de 15e eeuw. AIle zotten varen op een schip naar Narragonie; de schrijver vindt gelegenheid, aIle dwaasheden te bespotten; de vertaling gedrukt in 1500. Brata Yoeda, ps.van Courier dit Dubekart. Brauns, pater M. ""-', geb. 1913, Vlaam. dichter. ZangeJl van Onmacht. Bredero, Gerbrand Adriaensen ,-...." 15851618, zoon van een schoenmaker in de Nes te Amsterdam, "slecht-recht Amsterdammer", eerst leerling van de ,,1taliaanse" schilder Francisco Badens. In 1613 lid van de Eglantier en vaandrig bij de schutterij. Zocht zijn vermaak bij Wijntje en Trijntje. Minnedichter, daarnaast dichter van stichtelijke liederen en van 't Boertigb LiedtBoeck. Hij dichtte 3 tragi-cornedien, ontleend aan de Amadisroman Palmerijn van O/ijven: Roddrick ende Alpbonus, 1611; Griane, 1612 en Den Stammen Ridder. Dan is er van hem het begin van cen vrijagespel Het daghet uyt den Oosten, voltooid door Van Velden of Campanus. Hetzelfde pastorale karakter heeft een ander vrijagespel Angeniet, door Starter na zijn dood bewerkt. Verder heeft Bredero een F. toneelspel Lucelle nagevolgd, 1616; opgedragen aan Tesselschade. Kenmerkend zijn in de tragi-comedien de kluchtige tussenspe1en tussen knecht en meid, boer en vrouw enz. in kleurige volkstaaI. 20 is de taal ook van zijn Boertigb Liedt-Boecb, b.v. in Boeren Geselscbap, Bredero's kracht ligt juist in de tekening van 't maatschappelijk en huise1ijk leven van het gewone en het lagere volk: Klucht van de Koe, 1612; van den Molenaar, 1613; Symen sonder Soeticbeyt, gedrukt 1619. Veel meer betekenis hebben de beide blijspelen Moortie, 1615, en Spaenscbe Brabander, 1617. Moortje is een levensbeeld uit de middenstand, naar het model van Eunuchus van Terentius. Het dage1ijks leyen in Amsterdam wordt geschilderd in de Sp. Br., die opgebouwd was naar het verhaal van Lazarillo de Tormes, de bedeljongen uit de Sp. schelmenroman. Beide stukken, hoe vrolijk ook, missen hun stichtelijke strekking niet. Deze komt nog veel sterker uit in Bredero's Aendacbtigb LiedtBoeck, een werk naar de levensopvatting van Spieghel, neergelegd in de Wellevensconste. Daarnaast staan zijn amoureuze en boertige liederen, die vee! groter verdienste hebben dan de tragi-cornedien. Voortreffelijk is zijn werk in de schildering van figuren als Leceerbeet]e in Lucelle en van die der kluchten; in de tekening van 't Amsterdamse volksleven in de beide blijspelen, in de portretten van de Sp. Brabander en van zijn knecht Robbeknol weI het allermeest. In de Opdracht van zijn Brata Yoeda 70 Bredero Sp. B~abander heeft Bredero de poezie verheerlijkt, "die als een goddelicke sonne heme! en aarde verheugt en verciert", Achter de 2e druk van het Scbilderboeh staat het Leven van Van Mander, van Bredero, 1618. Hij dichtte ook de versies bij de Emblemata Horatiana en bij de 2e druk van T hronus Cupidinis, Zie Emblemata. In 1622 verschenen G. A. Brederoos Nederduytscbe Rijmen, "als is: verscheyden Brieyen; ook het Lof van Riickdom en Armoede", met zijn zinspreuk ,,'t kan verkeeren". Onder de lijkdichten dat van VondeI: Hier herbercht 't lijf, wiens geest in schertsen munten uyt, En met vee! boertery steeds swanger ging van herssen, Wien Charon willig voert om sunst in d' oude schuyt, Vermits de zieltjens droef noch lachten om zijn farcen. Hij had Vondel geprezen met een lofdicht bij Het Pascha, 1612. "Alle de wercken, soo spelen, gedichten, brieven en kluchten' van Bredero werden opnieuw uitgegeven in 1644, opgedragen aan Albrecht Koenraad, burgemeester van Amsterdam en bewindhebber der W.1. C. Bezorger van deze nieuwe uitgave was de uitgever Cornelis Luidewijck van der Plasse. Deze voegde er bij het nooit gedrukte spel Het daghet uyt den Oosten, dat Bredero onvoltooid achterliet en dat nu "van andere liefhebberen voltoit werdt". De uitgave werd ingeluid met sonnetten en verder met een ode van ]. Colevelt. In 1678 kwam er weer een uitgave; sedert begon men hem te vergeten. Nieuwe volledige uitgave van Bredero, 1890, van ] an ten Brink, Moltzer, KalffI Kollewijn, Unger en Te Winkel. Dr. Jan ten Brink zette een grote studie over Bredero op touw; 2e omgewerkte druk 1888. Een Bredero-tentoonstelling werd gehouden te Amsterdam, 1885. C. H. den Hertog schreef Over de bronnen van Bredero's romantische spelen in De Gids van 1887. Dr. F. Buitenrust Hettema gaf in de Zwolsche H erdrukken een bundeItje Liederen van Bredero uit. De Dramatische Werken opnieuw uitgegeven door Dr. }. A. N. Knuttel. In 1943 verzorgde A. A. v. Rijnbach Bredero's Toneelwerk; in 1944 kwam zijn nieuwe uitgave van 't Groot Liedboek. De naam Bredero naar het uithanghord van zijn vader. Woordenboek op zijn gedichten van A. C. Bree ' Oudemans Sr., 1857. Dr. J. B. Schepers gaf in 1918 minnedichten van Bredero uit, met muziek. Reeds eerder twee belangrijke studies van J. B. Schepers: Bredero's Liefde voor Margriete en B.'s invloed op tijdgenoten, N. Gids 1913 en '14. Studie over Bredero van Dr. Prinsen, 1919- In het Leidse Tijdschrift van 1895 heeft H. J. Eymael aangetoond, dat de berijming van Schynheiligh van Bredero is, en aannemelijk gemaakt, dat deze daarbij de beschikking had over de prozavertaling van ho Ipocrito van Aretino; het stuk 1624 uitgegeven. Bibliografie van Bredero door J. H. W. Unger, 1884. Bree, Matthijs van ~ , 1773—1831, de schilder, geb. te Antwerpen, schreef o.a. Albrecht Beiling, treurspel in 5 bedrijven. Zie Siffle. Breen, Daniel de ~ , 1594—1664, van Haarlem, leerde in zijn proponentstijd Grieks aan Vondel. Breen, Joost van ~ , leraar aan de zeevaartschool te Amsterdam, kluchtspeldichter: De Swarte Minnaers\ Bedroge Jalouzy, 1659; Klucht van 't Kalf, 1656; Jean de la Roy of d'ingebeelde Rijke, 1665, het bedrog met een ton met waardeloze inhoud; De ziende Blindeman met een minnaar als speelman, 1660. Breen, Leo van ~, geb. te Goes, 1906; journalist; dichter en romanschrijver. Breevoort, Johanna —, ps. van M. G. Bakhoven- Michels, 1869—1942, Chr. romanschrijfster. Vrouwenweelde en Vrouwensmart, 1901. Over schuimende golven, 1925. t Breideldief, De ~ , de kapelaan van Sint- Brandaan, die een zilveren toom wegneemt uit de pronkzaal van een kasteel in de nabijheid van het Paradijs. Duivels grijpen hem, doch Brandaan verlost hem door zijn gebed. Bekende episode uit de roman van Sint-Brandaan. Brender a Brandis, Gerrit ~ , 1752—1802, van Duitse afkomst, onderwijzer en wijnroeier te Amsterdam, 1795 secretaris der Municipaliteit; secretaris van het Nut; schrijver van heel wat werken. Daaronder Het waare doel der Mij. tot Nut van 't Algemeen, 1788. In zijn Taal-, Dicht- en Letterkundig Kabinet, 1781—'84, nam hij anakreontische stukjes van Bellamy en vertaalde verhandelingen op, b.v. van Schlegel en Marmontel. Hij was 1785 de oprichter van het Amsterdamsch Dicht- en Letter! ievend Genootschap. Reeds in 1780 gaf hij De Schilderkunst in Drie Zangen uit; in de voorrede blijkt, dat hij bekend was met Winckelmann en Riedel en Van Alphens Theorie. Ook maakte hij hier Lessing be- Breydel kend; zie daar. Van 1785—'87 verscheen zijn Taal-, Dicht- en Letterkundig Magazijn. Als Patriots dichter maakte hij 1779 een Lierzang aan de Britten, d.i. tegen Engeland, wegens de aanranding van het convooi onder Van Bylandt: Zo sticht ons Nederland Een Tweeden Chattams brand, En jaagt uw Vloot op 't Strand. Beeft, trotsche Britten! beeft: of volgt 't verbond der Vreeden. Van 1793—'95 gaf hij een Almanak tot Nut van 't algemeen uit. In 1797 zijn Welkomstgroet aan Jan Willem de Winter, bevelhebber der vloot bij Kamperduin. Brest van Kempen, C. P. ~ , 1815—'65, resident van Bantam 1855—"57, leeft voort als Slijmering, zoals hij afgebeeld is in Max Havelaar. Brester, Jan ~ , 1805—'62, koopman te Amsterdam, dichter van grappige stukjes in de almanakken en van ijsliedjes. Breughel, Gerrit Hendrik van ~, boekverkoper te Amsterdam, lid v. d. Brabantse Kamer, gaf 1612 en '13 zijn fioertighe Cluchten uit. Daarbij Van een droncken sleper met zijn nuchteren peert, 't eerste pleidooi voor dierenbescherming. Als kluchtdichter beoefent hij nog het ouderwetse refrein; zijn stukken beginnen met een rondeel\ 't zijn tafelspelen. B.v. Van een droncken Boer, die door droomen nuchteren tvordt, en die dan preekt over zijn eigen zonden. Hij vertaalde de 50 Lustighe Historien van Boccaccio, die Coornhert overgelaten had, 1605. Breuk, H. R. de ~ , 1814—'62, dichter. Breuker, Henk ~ , geb. 1918 te Amsterdam, ging in de Bezettingstijd naar Frankrijk, wist 1943 uit een kamp te Bordeaux te ontvluchten. Prozaschrijver. Breviarium (Overzicht) der Vlaamse Lyriek, Het ~ , Vlaamse gedichten, ingeleid door Mamix Gijsen. Daarin o.a. Een Grande (danklied) van Cornells Crul; zie daar. brevier (L. breviarium = kort overzicht), 1° getijdenboek, gebedenboek voor priesters en kloosterlingen naar de getijden van de dag. Uit de M.E. kostbare hss. bewaard met L. of Ned. gebeden, psalmen, liederen, heiligenlevens. 2° voorschriften omtrent het gedrag, als lekenbrevier, vrouwenbrevier. Breydel, Jan ~ , en Pieter de Coninck, de beide aanvoerders der Bruggelingen in de Guldensporenslag van 1302, verheerlijkt in De Leeuw van Vlaanderen van Conscience. Standbeeld op de Grote Markt van Brugge, 1887. 1 Breyne 72 Brink Bfeyrie, Marcel ~ , pseud. Aertholf Biekens, I geboren te Roubaix in 1890. Schrijver van een bijbels toneelstuk Samuel en talrijke dichtbundels, o.a. Uit mijn Ballings chap. brieven, als kunstproza, reeds bij Cicero en Plinius; daarna bij de Humanisten, vooral bij Erasmus, in het Latijn. In de landstaal te onzent het eerst bij Hooft. Als letterkundige vorm kwamen de brieven op in de 18e eeuw. Brieven over onderscheiden onderwerpen, 3 delen, van Wolff en Deken, 1780; Brieven van Abraham Blankaart, 3 delen, 1788; Vertrouwde Brieven, 1800. brieven, van bekende landgenoten, o.a. van Hooft, Bilderdijk, Multatuli, Busken Huet, Potgieter, Vincent van Gogh. In 1941 verscheen Het hart op de tong, 101 brieven van Nederlanders, door W. G. Hellinga. brieven, roman in ~ , kwam op in Engeland met die van Richardson; zie daar. Daarna in Frankrijk Rousseau en in Duitsland j Goethe met Die Leiden des jungen Werthers. Bij ons nagevolgd in de roman Sara Burgerhart en later in Willem Leevend en Cornelia Wildschut van de dames Wolff en Deken. Daarna Rhijnvis Feith, Mw. v. d. Weyde, Mw. Post, De Witte Jr., A. Loosjes Pzn. en Mw. De Neufville. Later Majoor Frans van Mw. Bosboom. In Vlaanderen nog in 1928: De Leemen Torens van Teirlinck en V. d. Woestijne; zie daar. Dr. J. ten Brink schreef een uitvoerige studie over de roman in brieven, 1889. Brieven van Abraham Blankaart, van Wolff en Deken, 1787—'89; zie daar en Abraham. Samen 59 brieven van meer dan 1000 biz., „zo lang als een lynbaan"; over opvoeding, over de verhouding van ouders en * kinderen, over erfelijkheid. Brieven der Heilige Maeghden, martelaressen, 1642 door Vondel uitgegeven met een opdracht aan de Heilige Maagd; herdrukt in 1687, 1702 en '21. Beschrijving van de geschiedenis der Martelaressen in briefvorm naar het model van Ovidius' Heldinnebrieven\ zie daar. Van S. Aeght, aan Makaria, hare speelgenoot; S. Barber aan Dioscorus, haren vader; S. Agnes aan Esmerens, hare zuighgenoot, enz. Vondel gaf in deze brieven zijn eigen gedachten weer en leverde aldus een Roomse tegenhanger van De Helden Godes uit zijn jonge jaren. Geestelijke epiek met verheerlijking van de H. Maagd. Brieven over verscheidene Onderwerpen, 1780—'81, van Wolff en Deken, het eerste gemeenschappelijke werk, in de geest van de Spectatoriale Geschriften, met opvoedend karakter. Brill, Dr. W. G. ~ , 1811—'96, hoogleraar in het Ned. te Utrecht, 1859—'81, taalgeleerde. Spraakleer, 1846; Rijmkroniek van Melis Stoke, 1885. Hij was de man, die de studie van Goethe opvatte en aanprees; hij gaf een verklaring van Faust II in het licht. Zijn studie over Stoke is een gericht over de uitgave van Huydecoper. Brinck, Ernst ~ , Geldersman, 1612 de secretaris van het eerste gezantschap naar Konstantinopel, bezocht voor zijn vertrek Roemer Visscher en tekende in zijn Memorabilia bijzonderheden aan over Visscher en zijn dochters. Later werd hij burgemeester van Harderwijk. Brinckerinck, Johannes ~ , geb. 1359 te Zutfen; 1393 rector van het Meester- Geertshuis te Deventer; 1408 stichter van het vrouwenklooster te Diepenveen; f 1419. Schreef collatien, d.i. preken, in de geest van zijn leermeester Geert Grote. Brinio, historisch verhaal van Jacob van Lennep, opgenomen in Onze Voorouders. Hij volgde daarbij Drost, die zijn schets De Kaninefaat onvoltooid had moeten laten. Brink, Melt J. ~, de Afrikaanse volksdichter in de trant van Van Zeggelen. Grappige Stories en andere Versies, 7e bundel 1909. Schreef 00k een groot aantal blijspelen voor 't liefhebberijtoneel. Brink, Barend ten ~ , 1803—'75, uit Harderwijk, 1828—'54 rector te Appingedam, daarna praeceptor te Utrecht. Levensbeschrijving van R. M. van Go ens, 1869. Vader van Prof. Jan ten Brink. Brink, Jan ten ~ , 1771—1839, ijverig Patriot, 1796 praeceptor, 1804 hoogleraar te Harderwijk, 1815 te Groningen in de Oude Letteren. Grootvader van de bekende schrijver, zijn naamgenoot. Behalve door zijn klassieke werken is hij bekend als Vrijheidspoeet; naamloos verscheen in 1812 een gedicht aan Napoleon; gevolgd door Napoleons Straf, 1815. Hij bezorgde de nagelaten gedichten van Helmers, 1814, en van Van Heyningen Bosch, 1824. Tegen de Belgen een gedicht in 1830. Brink, Dr. Jan ten ~ , 1834—1901, geb. te Appingedam, promoveerde I860 te Utrecht in de godgeleerdheid, belastte zich 1860— '62 te Batavia met de opvoeding van enkele jongelui, 1862 leraar te 's-Gravenhage, 1884 hoogleraar in 't Ned. te Leiden. Hij schreef reeds in 1859 zijn studie van het Ned. blijspel G. A. Bredero, opgedragen aan Van Lennep, de uitgever van Vondels werken. Zijn werk was het bekroond antwoord op een prijsvraag van de Groninger Akademie. Tweede, geheel omgewerkte druk, 1888. In 1860 volgde Dirck Volckertsen Coornhert. Verder: Oost-Indische Dames en Heeren, 1866, opgedragen aan J. D. Fransen Brink 73 Broecke van de Putte, mrruster van Kolonien; Vier Bladzijden uit de Gesch. der F. Reuolutie, 1868; Vondel behroond, 1868; Het VUtfr dat niet wordt uitgebluscbt, 1868 en andere novellen uit het provincieleven (Appingedam); Nederlandscbe Dames en Heeren, 1873, opgedragen aan Henri Havard; Lettereundige Scbetsen, 1874-'75; Drie Volksliederen, 1874; Slacbtojjers en Helden der Fransche Reoolutie, 1875; De Opstand der Proletariers (Commune van Parijs), 1876; Emile Zola, 1879; Onze Hedendaagscbe Letterkundigen, 1882-'87; Litterariscbe Scbetsen en Kritieken, 1882' 88, in 17 delen; de rede, waarbij hij het hoogleraarsambt aanvaardde over De Gescb. der Ned. Letterk., 1884; een studie over de Holl. Schelmenroman, Dr. Nic. Heinsius, 1885, opgedragen aan Busken Huet; De Roman in Brieuen, 1889; Jan Starter, 1890, en Brecbt]e Spiegbels, 1898, twee letterkundige noveIIen; De Oude Garde en de [ongste School, "studien over de letterkundige geschiedenis van den dag", dee! 1. 1891. Over Vosmaer, Hofdijk, Zimmerman, Schimmel, Thijm, Goeverneur, Huet, Virginie Loveling e.a. Deel II, over Couperus, J ac. van Looy enz. met een overzicht der buitenlandse letteren. Ten Brink werd fel bestookt door de Mannen van Tachtig. Tot zijn Iaatste werken behoren: De oorsprong uan de Graal, 1897; een grote studie over de Prozaromans, 1899; niet voltooid; Geillustreerde Gesch. der Ned. Letterkunde, vooral voor het grote publiek bestemd, 1899. De Gesch. der N. Ned. Letteren in de XIXe EeuwJ 1888- I '89, is een omwerking en aanvulling van de H edendaagscbe Letterkundigen; daarin een overzicht over Jan ten Brink zelf van Smit Kleine; 2e druk van Taco de Beer. De betekenis van Ten Brink als de geschiedschrijver van onze letteren ligt daarin, dat hij voortdurend verband legt tussen de onze en de buitenlandse Iiteratuur. In 1873 was hij redacteur geworden van het maandblad Nederland, waarin hij Zola bij ons bekend maakte. Deze artike!en verschenen in 1879 in boekvorm. Het oordeel van Brom over Ten Brink in Gescbiedscbrijcers van onze Letterkunde is zeer ongunstig. [zen. Brink, Bakhuizen van den r-oJ, zie BakhuiBrinkman, C. L. r-oJ, 1820-'81, boekhandelaar en uitgever te Amsterdam, begon de bibliografie van Ned. schrijvers, waaraan nog steeds wordt voortgewerkt. Brinkman, Naatje r-oJ, 1760-1828, trouwde 1784 met Coenraad van Streek, berijmde een vertaling van De Fransche Catecbismus; was in 1800 redactrice van de Constitutioneele opregte Woensd, Bataafsche Courant. Gaf 1804 een roman in 2 delen uit: Charakters en Lotgeoallen van Adelson, Heloise ell Elius, nabootsing van La Nouvelle Heloise van Rousseau en van de romans van Wolff en Deken. Zij dichtte op de ramp van Leiden 1807 en begroette koning Lodewijk met een Welkomstgroet na de watersnood van 1809 en in 1813 de Souuereine Vorst enz. Brit, Gezine /"'oW, uit Blokzijl,' huisvrouw van Jacob van Gaveren, dichteres van stichteIijke poezie, Zie A. Houbraken. Britse romans, de M.E. Arturromans, over de Ridders van de Ronde Tafel. Ook Keltiscbe romans genoemd. Zie Artur. Studie over de vrouw in de Britse romans van B. M. v. d. Stempel, 1910. brochures, volgden in de 1ge eeuw de pam[ letten van vroeger op. Na 1848 Groen van Prinsterer, na 1870 Dr. Kuyper; van liberale zijde Fruin en Vreede; op kerkelijk gebied de voor- en tegenstanders der moderne theologie; daarna maakten anderen er ruim gebruik van. AIleen over de Aprilbeureging 1853 meer dan 300. Broeckaert, .Herman r-oJ, 1874-1930, nit Wetteren, Vlaams schilder van de Scheldestreek, dichter. Liederenbundels Van den Minnestreel en Vii bet Scheldeland, met 't Maseurken, door Emile Hullebroeck alom bekend geworden. Oorlogsgedichten, 1919. 200n van Jan. Broeckaert Jan r-oJ, 1837-1911, griffier van het vredegerecht in zijn gehoorteplaats Wetteren in O. Vlaanderen; dichter; gaf een bundel Rederijkersgedichten der 16e eeuw uit, 1893; schreef met Fr. de Potter de Gesch. der Gemeenten van Oost-Vlaanderen (46 delen) en met Th. Coopman de Biographie v. d. Vlaamse Taalstrijd (10 dIn.). Broeckaert, Karel r-oJ, 1787-1826, Vlaams Voltairiaans srhrijver. Borgers in de Estamine en Den [ongen Tobias. Broecke, Mattheus van den r-oJ, opperkoopman, admiraal der retourvloot van 1670, bewindhebber der V.O.C. en burgemeester van Dordrecht, t 1685. Bezongen door J. Oudaen en D. v. Hoogstraten. Broecke, Pieter van den /"'oW, 1575-1640, uit Antwerpen, kwam 1597 naar Amsterdam, deed 4 reizen naar Afrika, ging 1613 met de G.G. Reynst naar Indie, werd directeur van de handel te Soerate in VoorIndie; 1618 bevelhebber van het fort te Jakatra bij Coens afwezigheid, verraderlijk gevangen genomen door de vorst Widjaja Krama, door Coen verlost en aan 't hoofd der vloot geplaatst; ging terug naar Nederland als bevelhebber der retourvloot. Zijn Reisjournael werd 1634 uitgegeven en herhaaldeliik gedrukt. Keerde terug naar InBroedelet 74 Brcens die en f gedurende het beleg van Malakka. Broedelet, Johan Wouter ~ , 1877—1946, geb. te Batavia, eerst toneelspeler; schrijver van romans en toneelstukken. Toneelbeoordelaar van De Haagsche Post. Verwierf 1941 de V. de Viesprijs. Broedelet, Lucie ~ , geb. te 's-Gravenhage 1875, dichteres, medewerkster a. d. Nu>. Gids. Schreef ook onder ps. Stella ViolantilU. Broeder Benjamin, de gewezen slagersknecht, die oefenaar was geworden en optrad als „herder en leraar", in de roman van Saartje Burgerhart\ geschilderd als afschrikwekkend voorbeeld van huichelarij. Broeder Gheraert, zie Geraert. Broedermin en Taelyver, rederijkerskamer te Gent gesticht 1840 door Karel Ondereet; zie daar. Voor deze Kamer werd in 1847 de Minard-Schouwburg geopend, genoemd naar de eigenaar en bouwmeester. Broeders, De ~ , naar de vorm een drama, De Tragedie van het Recht van Frederik van Eeden, 1894. Het drama, in 15 bedrijven, moet bewijzen, dat het recht een „voetveeg van het lot" is. Het stuk stelt een zwerftocht van Psyche voor; een aantal tonelen spelen op aarde tussen een czaar Peter en zijn halfbroer Iwan, andere in de hemel tussen Jahwe en Satan. Tweede druk heet Broederveete. Broeders des Gemenen Levens, d.i. van het in-gemeenschap-leven, 1381; zie Geert Groote en Radewijnsz. Zij waren aan geen regel gebonden, maar hidden die van gehoorzaamheid, kuisheid, en armoede in ere. Wegens hun ijver in het preken hetcn ze ook collatie-broeders. Zij liepen in broek en rok van grof, grijs laken met een grijze kap op het hoofd en trippen of muilen aan de voeten. In hun preken tastten zij ook de misbruiken van monniken en geestelijken aan. Zo verwekten zij daaronder vijanden, die ook tegen hen opkwamen wegens hun preken in de volkstaal. Zie Modcrne Devotie. Ze gaven onderwijs aan de stadsof aan de kapittelscholen. Geert Groote gaf de raad, dat ze opgenomen werden in de orde der Reguliere Kanunniken, om ze te vrijwaren tegen de beschuldiging van vrijgeesterij, die ook niet lang uitbleef. Velen volgden Geert Groote's raad en zo ontstond het Klooster Windesheim, weldra gevolgd door vele andere; in 1475 waren er 84 kloosters, waarvan 13 voor vrouwen. De Broeders vormden een Ned. godsdienstig genootschap tegen het einde der M.E. van zeer grote betekenis voor de volksontwikkeling. Fraterhuizen o.a. op de Agnietenberg bij Zwolle, te Windesheim en in de stad Groningen, in het tegenwoordige Prinsenhof. De Broeders des Gemenen Levens hebben zich verdienstelijk gemaakt door het schrijven van en vooral door het afschrijven van prozawerken. De lihrarius had het opzicht over de boekerij van het klooster, de rubricator zorgde voor de verluchting, de ligator voor de band. Broeders gevangenisse, zie W. de Groot. Broek, Lambertus van den ~ , zie Paludanus. Broek, Lambrecht van den ~ , 1805—'63, uit Rotterdam, schreef 1824 zijn eerste gedicht in de Muzenalmanak en werd verder voortgeholpen door de redacteur Immerzeel. Hij had niet veel onderwijs gehad, maar wist zich te ontwikkelen. Zijn eerste bundel Gedichten van 1828 bevatte een afdeling Oostersche Poezy, iets nieuws in onze letteren. Van 1832 is zijn Reis naar Java in dichterlijke taferelen; van 1836 het dichtstuk De Onder gang van Jeruzalem. Van den Broek moest van zijn pen leven en heeft veel gedichten, ook voor kinderen, gemaakt. Broekema, B. H. ~ , 1901—'44, slager te Warfum, die zich opwerkte tot schrijver in Gron. dialekt, vooral van toneelwerk. Weggevoerd naar Duitsland. Broekhuizen, Johan van —, 1649—1707, uit Amsterdam, diende als luitenant in de Holl. Waterlinie 1672, op de vloot van De Ruyter 1674, kreeg als hopman zijn ontslag bij de vrede van Rijswijk. Hij stond 1686 in ondertrouw met de weduwe van Antonides, weigerde te trouwen en kreeg een proces, dat 7 jaar duurde. Van 1697 —1707 woonde hij te Amstelveen en wijdde hij zich aan de L. en Ned. letteren. Zijn Ned. Gedichten werden 1712 uitgegeven door D. van Hoogstraten, met lijkdichten van A. Moonen, Ludolph Smids, H. Angelkot, F. Halma, Wellekens, J. de Haas, P. Vlaming, L. Schermer, D. Willink e.a. Hijzelf maakte een lijkdicht op Antonides. Ook van Pluimer was hij een vriend. Hij was meer geleerde dan kunstenaar of krijgsman; hij was een klassiek filoloog; hij volgde Propertius en Tibullus na. Verder schreef hij herderszangen, minnedichten, en L. gedichten op de Derde Engelse Oorlog. Te Amstelveen werd hij bedlegerig, begon hij te peinzen over „den toekomenden staet des eeuwigen levens"; zijn vrienden, waaronder David van Hoogstraten, verpleegden hem. David beschreef ook zijn leven, 1712. Een nieuwe uitgaaf van zijn werken kwam in 1883 van Dr. R. A. Kollewijn. Broens Jr., G. ~ , 1813—'80, journalist te Amsterdam, schreef onder ps. H agios inlander in 1861 Max Havelaar! Ben beroep op Broere 75 Brouwer de Ned. orouu/en. Hi; was redacteur van het Effectenblad en verzamelde zijn artikelen daarin als Papillotten uan Oom GCUi't, 1863. Broere, Cornelis '"-, 1803-'60, uit Amsterdam, priester, hoogleraar a. h. Seminarie Hageveld, destijds te Velzen en te Voorhout. Schreef: De terugkeer van Hugo de Groot tot het Kath. gelooj, 1856. Ditbyram- i be op het Allerbeiligste, 1845. Broes, Wilhelm """-', 1766-1858, uit Amsterdam, predikant aldaar sedert 1804. Leerredenen en kerkelijke geschriften. Brolsma, Reinder """-', zie Friese dichters. Brom, E. Th. J . ......." geb. 1864 te Amsterdam, directeur van een verzekeringskantoor; R.K. dichter; t 1935. Onder invloed der Beweging van Tachtig. Bloemlezing uit zijn werken door Anton van Duinkerken, 1932. Brom, Dr. Gerard ......." geb. 1882 te Utrecht, R.K. letterkundige, 1923 prof. te Nijmegen in Ndl. en ala. letterk. IIoll. scbilders en schrijvers in de uorige eeuio, 1927. Zijn proefschrift liep over: Vondels behering, 1907. Verder o.a. Barok en Romantiek, 1923; Romantiek ell Katbolicisme, 1926; De Dominee in onze literatu ur, 1924; Vondels Geloo], 1935: Scbaepman, 1936; Java in onze hunst, 1931; Gescbiedscbrijoers uan onze Letterkunde, 1944. Zie Mtlx Hairelaar en Potgieter, slot. Was van 1916-'26 redacteur- secretaris van De Beiaard. Bronbeek, invalidenhuis voor Indische rnilitairen bij Arnhem, schenking vall \\1 illern III, 1863. Bezongen door Potgieter, 1864. De aanhef is een hulde aan de vaderlandse vlag: Gij, die wat heme1en u omvingen, Eens in die aIle een bee1d van macht, Ons prikkelt door de erinneringen .... Bron der Minnen, Grooten '"'-', het amoureus liedboek van Bredero. Brondgeest, Henri '"-, 1867-1928, toneelspeIer, geb. te Tjeribon, t te Batavia. Brongersma, Titia -..., dichteres van de bundel mengeldichten De Bron-suiaan, 1686. In 1685 stelde zij een onderzoek in naar het hunebed te Borger; in haar bundel is opgenomen Lof op 't H unnebed, Bronsveld, Dr. A. W. """-', 1839-1924, uit Harderwijk, predikant, schreef 1864 Rijmpies, Iekedichties, De Genestet nagevolgd, om De Genestet, Busken Huet, Dr. Pierson en andere Modernen te bestrijden. Hij verzamelde een bloemlezing uit Lodenstein, 1867. Schreef veel op kerkelijk gebied, b.v. De Evangelische Gezangen, historischletterkundig onderzoek, 1917. Sedert 1868 redacteur van de Stemmen uoor Waarheid ell Vrede. Hi; was de stichter van de Chr. Historische Unie. Bron-swaan, De '"-" zie Brongersma. Brooshooft, Mr. P. '"-, 1845-1921, tot 1904 hoofdred. v. d. Locomotiej te Sernarang; schreef de roman Plicbt, premie van het Nieuws van den Dag, 1886. Zijn toneelstuk Zijn meis]e komt uit! geeft een beeld van Indisch leven; 1883. Hi; was ook de schrijver van een Gesch. v. d. Atieb-oorlog, 1887. En van Afultatuli, de Natie en Thorbecke. Broosscer Naturen, Van der siecten der '"-, moraliteit uit het begin der 15e eeuw. De Broze Natuur is ziek, vraagt Maria om hulp; deze wendt zich tot ]ezus. ]ezus schrijft voor, dat Kennisse, Vreeze en Inspiracie een "purgacie" moeten gereed rnaken van berouw, biecht en hete tranen. Gedrukt te Brussel, ± 1510. Brosterhuysen, Johan van ......." 1596-1650, uit Leiden, hield zich bezig met muziek en tekenen, lid v. d. Muiderkring, 1639 secretaris bij de Kastelein van Heusden, 1646 prof. aan de nieuwe Illustre School te Breda. Zijn verdienste ligt niet in zijn gedichten of geschriften, maar in zijn vriendschap en belangstelling voor Hooft, Vande! en Huygens. Hij spoorde zijn vriend Joh. v. Heemskerck aan, zijn Raat uoor de Lie/de uit te geven. Van hem zelf Grol uerouert, opgenomen in Bloemkrans van uerscbeiden Gedicbten, 1659. Hij vertaalde uit het E. van Francis Godwin De Mat! in de Alaan "oft Verhae! van een reize decwaerts, gedaen door Domingo Gonzales, de spoedige bode". Brouerius van Nidek, Mr. Mattheus '"-, 1677-1743, uit Amsterdam, vermogend en letterlievend, gaf 1726 de Rym-Oeffeningen van Jeremias de Decker uit. Schreef teksten bij plaatwerken als Het Zegepralende Kennemerlant en de Zegepralende Vecbt, 1719. Gaf oude kronieken nit ais Analecta Medii aeui, b.v. die van Sikke Beninga, 1725. Verder Kleejscbe Oudbeden, 1727-'33. Brouwer, A. """-', ps. van [ac. v. Looy, in de Ie jaargang v. d. Nw. Gids. Brouwer, Abe '"-, Fries dichter en romanschrijver, schrijver voor 't Friese -toneel. In 1949 werd zijn novelle Trou voor de Friese boekenweek bekroond. Brouwer, Dr. Jelle H. '"-, geb. 1900 te Beetsterzwaag, Fries letterkundige en dichter; secretaris v. d. Fryske Akademy. De Gouden Ure, een verzenbundel van 1930. Gaf Gysbert [apicx Wirken uit met ]. Haantjes en P. Sipma, 1936. Studie over Starter, 1940; over Joost Hiddes Halbertsma, 1941. In 1941 hoogleraar in 't Fries en 't Gotisch te Groningen. Brouwer 76 Brouwer, Dr. Joh. ~ , 1898—1943, doodgeschoten. Schrijver van Johanna de Waanzinnige, van Philips Willem en van Montigny. Onder ps. J. Geerlinck schreef hij een doktersroman Vandaag geen spreekuur, onder ps. V. d. Meer De Schatten van Medina- Sidonia, 1939- Brouwer, Reind ~ , geb. 1910 te Siddeburen, onderwijzer te Assen, schreef 1941 de streekroman Dautv over dorstig land, die de aanmoedigingsprijs van de Regering ontving. Met 2 vervolgen. Brouwer, Van Limburg ~ , zie L. Brouwers, Jan Willem ~ , geb. 1831 te Margraten, hoofdredacteur van De Tijd, 1863—'72; daarna pastoor. Schrijver en spreker; een van de drie van 't R.K. Amsterdamse ABC (Alberdingk, Brouwers, Cuypers) f 1893. Brouwers, P. J. H. ~ , 1831—?, uit Stokheim a. d. Maas in Belgisch Limburg; onderwijzer, leraar, hoofdopziener van het onderwijs in W. Vlaanderen te Ieperen. Schreef schoolboeken en gedichten; bestuurder van het Davidsfonds. Schrijversnaam /. Brouwers. Brouwersgild, Van de Hel van het —•, ,,spel van sinnen", 1545, in 't archief van Trou moet blycken, hekeling van de rijkdom en van de hebzucht; Lucifer laat al de „uitzuigers" alvast opschrijven voor de hel. Brown, Henry —, E. graveur, die de tekeningen maakte voor het verzamelwerk De Nederlanden. Zie daar. Bruer Willeken, Van ~ , zinnespel in 1565 te Hasselt gespeeld, een verdediging van de R.K. kerk. Een kloosterbroeder hangt de kap op de tuin, maar keert terug. Brug, De ~ , ts. van 't verbond van Christelijke Letterkundige Kringen, 1921—'41; organisatie van lezers en schrijvers tezamen. Brugge, beschreven in de verhalen van Maurits Sabbe. Verheerlijkt in De Drie Zustersteden van Ledeganck, om de grootheid van zijn verleden; beklaagd om het droeve heden, 1846. En met de wens: Dan moge ons nakroost Brugge eens niet slechts schoon hervinden, Maar schoon en levend als weleer. Bruggen, Carry van ~ , 1881—1932, uit Zaandam, dochter van de rabbi De Haan, romanschrijfster. Beschreef het leven van haar jeugd in Het Huisje aan de Shot, 1921. Zij was getrouwd met Kees van Bruggen, zie daar. Later met Dr. Pit, kunsthistoricus. Haar Prometheus is „een bijdrage tot het begrip der ontwikkeling van het Individualisme in de Literatuur". Heleen, met autobiografisch karakter, is een bijdrage tot het vrouwenvraagstuk. | Bruid daarboven De Verlatene, 1909, is een realistische roman uit het Joodse leven. Schreef ook onder ps. Justine Abbing. Bruggen, Jochem van ~ , geboren te Groede 1881, Afrikaans prozaschrijver van 't maatschappelijk leven, over de arme blanken, de „bijwoners". Roman Ampie, realistisch- humoristisch, 1924—'28. Booia, de roman van de Kaffer. — Nu te Steenkoppies in Transvaal. Bruggen, Dr. J. R. L. van ~ , 1895—1948, geb. te Johannesburg, promoveerde 1922 te Amsterdam, leraar te Potchefstroom 1927, Afrikaans dichter en romanschrijver; ps. Klein jan. Bruggen, Kees van ~ , geb. 1874, journalist, redacteur v. d. Deli-Courant, daarna letterkundig criticus voor het Handelsblad. Romans: Het verstoorde mierennest, 1916. Zie Carry van Bruggen. Brugman, Johannes ~, 1399—1473, uit Kempen in de Rijnprovincie, leidde in zijn jeugd een lichtzinnig leven, maar kreeg een „inslag", gelijk blijkt uit zijn twee liederen. Hij kwam onder invloed van Dionysius de Karthuizer en trok 20 jaar lang predikend door deze landen. Een aantal sermoenen of collatien zijn bewaard in het Diets, dat hij volkomen beheerste. Ook zijn Leven van Jezus zal in het openbaar zijn voorgedragen. Hij is de eerste in onze geschiedenis, die bekend bleef van wege de macht van zijn woord, die spreekwoordelijk gebleven is. Hij maakte zich verdienstelijk als vredestichter in Friesland, stelde 1455 het nieuwe stadsrecht van Bolsward samen. IJverig voorvechter der Observantie, de hervorming der Franciscaner kloosters, waarvan hij de strenge geest had leren kennen in het broederklooster van St. Omer. Toen dichtte hij: Hadieu der werelt minnen, Hadieu, tis al ghedaen! Ic heb in minen sinnen Wat niewes aen te gaen. Ic wil gaen avonturen Te gaen enen anderen ganc, Al solt mi werden sure: Och ewelijc is so lane! Van hem is ook het L. Leven van de H. Lidwina. Hij f te Nijmegen. De betekenis van de mystiek in 't licht gesteld door Moll's boek over Brugman, 1854. In 1925 zijn 20 preken van Brugman weergevonden. Uitgegeven door P. Nootens, 1949. In 1948 gaf A. van Dijk Verspreide Sermoenen uit. Bruid daarboven, De ~, toneelspel van Multatuli; gedicht in de tijd van zijn schorsing te Natal als De Eerlooze, 1843. Sentimenteel, zo als de romans van de Duitse schrijver Lafontaine, die hij navolgde. Bruin 77 Holm, de arme muziekmeester, verliefd op freule Caroline van Wachler, eerloos door de laster van een schurk, blijkt een edelmoedige graaf te zijn. Uitgegeven 1864. Bruin, Anna Maria de ,......" kwam 1730 als toneelspeelster aan de schouwburg te Amsterdam; trouwde 1733 met Jan Punt; t 1744. Wordt geprezen door Simon Styl. Bruin, Claes ,......" 1670-1732, boekhouder te Amsterdam, schrijver van toneelspelen, o.a. De deugdzaame beveling. 1720; De Dood van Willem I, 1721; verder Zedelijke Mengeldicbten 1707 en Aandacbtige Bespiegelingen 1708; Kleejscbe en Zuid-H oil. Arcadia, 1716; Zededicbten, 1715, 3e druk 1741, met lofdichten van]. B. Wellekens en Ludolf Smids. Hij nam voor zijn spelen ook bijbelse onderwerpen: Abrahams Offerbande; Sauls Dood; Davids gestralte Hoogmoed, 1735. Uit de vaderlandse gesehiedenis: Aarnout en Adolf van Egmond, 1716. Uit de Alg. Geseh. De Dood van ]ohan en Garcias of de onzydige regtspleeging van Cosmos de Medicis, 1715. Zijn gediehten zijn in de trant van Jan Luiken; van hem ook 40 Samenspraken, met prenten van Jan Luiken. Een Arcadia is zijn Speelreis langs de Vechtstroom, 1719; zie Vecht. Verder de Noordbollands cbe Arcadia, 1732. En De lustplaats Soelen in dichtmaat uitgebreid , 1723; dit was de plaats van de kooprnan-dichter Ch. Beudeker bij Sloterdijk. Bruin, H. de r-«, 1899-1947, uit I]lst, 1932-'40 red. van Op toaartse Wegen, Chr. diehter en romansehrijver: lP at blijft, 1934; Schalm ell scbarnier, 1936. 'I Rad der Geboorte, Bruin, Servaas de ~, 1821-1901, romansehrijver en vertaler. Brulez, Raymond ---, geb, 1895, Vlaams romansehrijver. Andre Terval, oorlogsherinneringen. Oak toneelsehrijver. In zijn symbolisehe verhalenbundel Sbeberazade of de Literatuur als Losprijs hekelt hij de instellingen en opvattingen van onze tijJ. De roman Huis ter Borgen (d.i. Blankenberge) is een autobiografie; gevolgd door Mijn Woningen. Brulez is direeteur der Vlaamse uitzendingen te Brussel. Brummel, Dr. L. ,......" geb. 1897 te Arnhem, sedert 1937 directeur v. d. Kon. Bibliotheek, waarvan hij de gesehiedenis schreef; 1939. Zijn proefsehrift handelt over Frans Hemsterbuis, 1925. In 1950 gaf hij Roemer Visscher's Sinnepoppen uit. Brummeler Andriesse, Ds. J. C. ten "-', 1809-'92, aangehuwde kleinzoon van Bilderdijk, gaf in 1873 diens Briejtoisseling mel vrouw en docbter uit, 1784-1807. Brumund, Ds. J. F. G. "-', 1814-'63, uit Amsterdam, predikant te Soerakarta, sehreef Bruno over Indie, over evangelisatie, onderwijs enz. Dan Scbetsen eener mailreize, 1862. Brunclair, Victor J. ,......" 1899-1945, Vlaams expressionistisch dichter: Omhelzen wij absurditeit, de groote konkubine, heet het aan 't slot van De Duiaze Rand schouw. Verdedigt zijn kunstbegrip in een groot aantal kritische opstellen. Volgeling van Ostayen. Hij stierf in het Duitse concentratiekamp bij Daehau. Brune, Joan de ,......" 1589-1658, Middelburger, medewerker aan de Zeeuu/scbe Nachtegaal, maar vooral prozaschrijver: Nieuu/e Wyn in oude Leer-zacken. Reeds in zijn Emblemata van 1624 nam het proza een ruime plaats in. De 1\/ieuure Wyn bevat spreekwoorden op rijm, met hun toepassing, 1636. In 1649 werd hij raadpensionaris van Zeeland; in 1657 droeg hij aan "den Raed van Zeeland" het eerste deel van zijn hoofdwerk op: Banket-werk van Goede Gedagten; 2e deel 1658. In 1647 had hij een bewerking van Salomons Hoogb-lied uitgegeven. Overal toont hij zijn vreugde over de rijkdom van de Ned. taal: die behoeft voor geen andere taal te wijken. Hij is de beste prozasehrijver der eeuw, na Hooft. Dreef de spot met de Parnastaal. . C. H. v. Winning schreef 1921 over ]oh. de Brune de 0 ude, "Een Zeeuwsehe Christenmoralist en humanist". Brune de Jonge, Mr. Joan de "-', 1616,49, neef van de raadpensionaris, leerling van zijn oom Franeiseus Junius en van Vossius; advocaat in Den Haag. Hij gaf in 1643 het Ie deel uit van zijn prozawerk Wetsteen der Vernujten, opgedragen aan Jacob Cats; het 2e deel verseheen 1659. Aneedoten, novellen met redenering over aIIerIei onderwerpen. 20 ook in zijn bundel ]ok en Ernst, 1643, met "kortswillige" verhalen. Bewonderde Vondel, Hooft en Huygens, doeh braeht in zijn werken heel veel kennis van buitenlandse letteren onder de aandaeht. Bruning, Gerard "-', 1898-1926, R.K. dichter, door de jongeren als hun voorbeeld besehouwd. Henri Bruning en Marsman gaven 1927 zijn Nagelaten Werk uit. Bruning, Henri ~, geb. 1900 te Nijrnegen, R.K. diehter en schrijver. Essays: Verworpen Christendom. Ging over tot de N.S.B. In 1944 Gelaat der dicbters, "hedendaagsehe revolutionaire poezie". Brunings, P. F. ,......" 1820-99, geb. te Antwerpen, Ned. militair, 1880 gepensioneerd als overste, romansehrijver. Bruno, Alida ---, zuster van H endrie, vriendin van Tesselschade. Gedichten van haar Bruno 78 Buelens opgenomen in KJioos Kraam, 1657; Bloemkrans van Verscbeiden Gedicbten, 1659 en Hollantscbe Parnas, 1660. Bruno, Hendrik ""', 1617-'64, uit Middelie bij Edam, kwam 1634 in het Statencollege; werd onderwijzer bij de kinderen van Huygens, maar voldeed niet: conrector te Hoorn, voldeed ook niet. Gaf een psalmvertaling 1656. Onder zijn veIe dichtwerken is 't meest bekend zijn lHengel-Moes, 1666. Zie ook Ramp van Delft. Brunswijk, zie BrUUllSUlYC. Brunswijk-Wolffenbuttel, Lodewijk Ernst, hertog van ,1717-'88, Oostenrijks veIdmaarschalk, sedert 1750 in de Nederlanden, raadsman van \Villem IV, voogd en later raadsman van Willem V, bij de Patriotten de gehate man; moest 1784 zijn ambt neerleggen. Tegen hem verschenen ontelbare pamfletten. In dramatische vorm: [urjen Lankbein of de Mof Commis; De door Patricius cerlicbte Vaderlanders, 1779; [aloursen Joseph; De Mof Meesterknegt, 1781; De Aristokraten, 1785; De Hertog van W ol[ienbuttel; Het Politicq en Staatkundig MarionettenSpel. Brusse, M. J. ---, geb. te Amsterdam 1873, t 1941; schrijver van Boejje; maakte grote opgang, l8de druk in 1938. Omgewerkt als toneelstuk, 800 opvoeringen. Journalist, sedert 1893 verbonden aan de Nw. Rott. Ct. Schreef Van AI- tot Aanmonsteren, 1899; Landlooperij, 1906. Slavernij voor mooie kleeren, 1909. Onder de menseben. Het rosse leuen en steruen van de Zandstraat (te Rotterdam). Brussel, A. A. van --', ps. van A. A. Th. Visscher; zie daar. Bruunswyc, Het abel spel en edel dine van den hertog van ~, zie Gloriant, Bruylants, Jan ""', 1834-'76, onderwijzer, dan redacteur van De Koopbandel, Vlaams schrijver van volksdrama's als Min,,1 de Zinnelooze. Zijn zoon Jan, 1871-1928, was schrijver van blijspelen. Jan, geboren en gestorven te Antwerpen, schreef ook volksromans. De Reis rand de Wereld door tu/ee Vlaamscbe [ongens, Pseudoniem Auctor. Bruylofts Reffereyn, Schriftuerlyck ~, "op 't houwelyck van Jacob Haesbaert met Clara van Tongerlo", van Vondel, 1605. De bruidegom was uit Keulen, de bruid woonde in de Warmoesstraat. Misschien is dit gedicht het oudste, dat van Vondel bewaard bleef. Bruyn, Anna Maria de ---, zie Bruin. Bruyn, Cor ---, geb. 1883 te Wormerveer; schoolhoofd te Hilversum, schrijver VOO! de ieugd, o.a, van: Sri de Strandiutter, streekroman. Koent]e van Kattenburg, Strijd om den Eenboorn, d.i. de ondergang der Zaanse windmolens; 1943. Zijn Zaadsjoutoers is een proletarische roman uit de tijd toen het socialisme opkwarn. Bruyn, P. M. L. de ~ Prince, 1851-1934, vice-president v. d. Raad v. Indie, verzarnelde de Oijiciele Bescbeiden betreijende l'rlu/tatuli. Beantwoord door de Wed. Douwes Dekker, 1901. Tweede, vermeerderde druk 1910. Bruyne, Jan de ~, te Antwerpen, schreef 1579-'83 een verzameling van 144 re[ ereinen over, van Anna Bijns, \/illcm van Haecht, Frans Fraet, Jan Fruytiers, Pieter Heyns e.a. Uitgegeven door K. Ruelens, 1879-'81, in 3 delen. Brijs, A. ~, leraar in 't F. te 's-Gravenhage, folklorist. De Vlaamscbe Scbrijuers, t 1949. Buchanan, James ~, 1506-'82, Schotse humanist, leerrneester van Murray. Hij schreef van Franciscanus, een scherpe satire tegen de Franciscanen, waarvoor hij in 1539 naar Frankrijk moest vluchten. Dit stuk vertaald door Jan van Ho nt; zie daar. Buchel, Arend van ---, 1565-1641, bereisde Duitsland, Frankrijk en Italie, advocaat te Utrecht; oudheidkundige, humanist, R.K. opgevoed, Hervormd geworden; schrijver van een L. Diarium == Dagboek, van groot belang voor de kennis van personen en toestanden. Arend of Aernout was de zoon van een kanunnik te Utrecht. Buck, Dr. H. de ---, geb. 1893 te Oostkapelle, sedert 1929 directeur van de D.B. te Groningen. De studie ran bet Aliddt-;nederlands, proefschrift, 1930. Buckinx, Pieter ""', geboren in 1903, Vlaams individualistisch dichter: Wachtvltrerl, De Dans der Kristallen en Droomuu ur e.a.. waarin hij een droomwereld oproept, . bucolische poezie = het herdersdicht. Buddingh, C. ""', geb. 1918 te Dordrecht, dichter van balladen. Buddingh, Derk --', 1800-'74, geb. te Driel, onderwijzer, later bibliothecaris aan de Kon. Ac. te Delft, een van de stichters van het Ned. Ond. Genootschap. Heeft zeer veeI geschreven, ook op het gebied der folklore, o.a. Verbandeling over he! Westland, 1844; Drinkplegtigheden, 1842. Buelens, J. B. -." 1788-1868, nit Antwerpen, R.K. priester te Mechelen, trad op tegen ]. F. Willems, omdat deze de roem verkondigd had van Marnix en andere Hervormde schrijvers. Buelens wenste ook een afzonderlijke spelling voor het Vlaams. Behalve zuiver kerkelijke geschriften gaf hij werken tegen het "eerloos toneelbeBuevijne van Austoen \ roep" uit en tegen het „zondige bywonen der hedendaagsche schouwspelen". Buevijne van Austoen, volksboek vertaald uit het F. Oudst bekende druk 1504. Buggenhaut, Constant van ~ , geb. 1879 te Koekelberg. Vlaams romanschrijver. Wondernacht, 1907. Buis, F. A. ~ , ps. van A. N. J. Fabius. Buisero, zie Buysero. Buitenleven, Het ~ , vertaling van L'Homme des Champs van Delille door Bilderdijk\ zie daar en natuurgevoel. Beschrijving van de vier jaargetijden, 1800—'2. Buitenrust Hettema, F. ~ , geb. 1862 te Harlingen, f 1922; taalgeleerde van moderne richting; ps. Dr. B. Redacteur van Tad en Letteren, 1891—1907. bulderdicht, zie Swaanenburg. Bulgaarsche Letterkunde, De ~ , bespotting van de Ned. letteren tussen 1870 en '80 door Lodewijk van Deyssel. Opgenomen in deel I van de Verzamelde Opstellen. Bull, A. J. de ~ , 1823—'88, dichter van berijmde verhalen, vriend van Van Lennep en Schimmel. Met Van Lennep richtte hij de rederijkerskamer Achilles op. Hij was redacteur v. d. conservatieve Amsterdamsche Courant. Vooral zijn gedicht De Ledige Stoel, 1842, werd overal voorgedragen; ook Eduard III voor Calais. Levensbericht van Dr. H. C. Rogge. Schreef 1869 een Levensschets van Jacob v. Lennep. Als dichter wilde hij in plaats van de Roomse „Petruskerk" en van de Hervormde „Pauluskerk" een algemene „Johanneskerk". Bulthuis, Rico ~ , geb. 1911, „tekenaar, fotograaf, cineast, ambtenaar, poppenspeler en journalist"; schrijver van sprookjes, novellen en romans. Het andere verleden, 1948. Buma, Johannes ~, 1694—1756, uit Leeuwarden, schilder en schrijver. Boerebruilojt of het Huwelijk van Moddeworst, 1767. Buning, Werumeus ~ , zie W. Bunyan, John ~ , 1628—'88, E. volksprediker, schreef Holy war, 1682, reeds in 1685 vertaald als Den Heyligen Oorlogh. Zijn hoofdwerk A Pilgrim's Progress, 1678— '84, is een van de meest gelezen boeken van de wereld. Vertaald als- Een Pelgrimsreis naar de Eeuwigheid, ook in Nederland tot op heden van grote invloed. Dr. J. H. Gunning J. Hzn. gaf er een bloemlczing uit, Blikken in Bunyan\r Pelgrimsreize. Burch, Jacob van der ~ , zie Burgh. Buren Scheie, A. D. van ~~, 1801—'74, schrijver van talrijke historische romans: Magdalena Moons, 1835; Grootheid en Val der Heeren van Arkel, 1837. In 1851 gaf hij onder ps. Veritas uit: De Waar- Burghoorn heidsvrienden te Hoogenbeek, tegenhanger van Het Lees gezels chap te Diepenbeek. Zie Van Limburg Brouwer. Burfs, Aran ~ , gaf 1909 een bloemlezing uit 25 Dichters uit Vlaanderen, opgedragen aan pater Lod. Adriaensen; vol Vlaamse stamtrots. Ps. van Baur\ zie daar. Burg, Hermanus van den ~ , 1682—1752, uit Amsterdam, gelegenheidsdichter en toneelschrijver. De gehorende Schout, klucht van echtbreuk, 1712. Burger, C. P. ~ , 1858—1936; bibliothecaris van de U. B. te Amsterdam, bibliograaf, redacteur van Het Boek. burgerlijke kunst, de uitingen der burgerij tegenover die van adel en geestelijkheid; het werk van Maerlant, Boendale, Jan de Weert, Melis Stoke; dan Vanden Vos Reinaerde. burgerlijk toneelspel, zie drama. Burgersdijk, Prof. Dr. L. A. J. ~ , 1828— 1900, uit Alfen a. d. Rijn, 1852 hoogleraar a. d. Mil. Akademie, 1864 leraar aan de H.B.S. te Deventer in de natuurkunde, 1866 directeur; voltooide de metrische vertaling van Shakespeare, 1884— "89. Bracht daarna nog alle stukken van Aeschylus en Sophokles in *t Ned. over. Burgervryagie, Hollandsche ~ , zie Kobus en Agnietje. Burgh, Albert Koenraadtsz. —, sedert 1618 in de regering van Amsterdam, schepen, zocht Vondel aan om een treurspel te maken op de dood van Oldenbarnevelt. Burgh, Mr. Jacob van der ~ , 1599—1659, uit Leiden, vriend van Brosterhuysen, lid van de Muiderkring, vriend van Huygens, op wiens huwelijk met Suzanna van Baerle hij een bruiloftsdicht schreef, 1627. Hij was toen juist secretaris geworden van kolonel Johan Wolfert van Brederode; in 1628 werd hij secretaris van Ernst Casimir; in 1634 was hij weer bij Brederode. Zijn grote verdienste is de uitgave van de volledige Gedichten van Hooft, 1638. In 1642 werd hij agent der Staten te Luik; in 1646 secretaris van de gezanten te Munster; daarna moest hij weer naar Luik. Waarschijnlijk was hij sedert 1651 ambteloos te Amsterdam. In 1658 schreef hij een lofdicht voor Huygens' Korenbloemen. Zijn betekenis ligt niet in zijn eigen gedichten, maar in de omgang met zijn grote tijdgenoten. Zo was hij ook reeds van 1621 —'24 op reis geweest door Europa met Johan van Heemskerk en Doublet. Burghoorn, Isaac ~, uitgever te Leiden, later te 's-Gravenhage, gaf 1651 den Uytheemsen Oorlog van Van der Merwede uit. Zelf ook dichter van allerlei grappige stukken: Swart en Duyvel, verthoonende wonderlycke grillen, 1635; Overwinninge van '9 Burlage ? Breda, 1637; Nieuwe Werelt vol gee ken, 1641; Klugthoofdige snorrepijpen, quacken en quinckslagen, 1644. Burlage, Mr. J. H. ~ , 1806—'73, dichter, o.a. van Academische Tafereelen, 1836. burleske poezie, plat-boertige verzen met koddigheid in plaats van geestigheid; werd een letterkundig genre in de 2e helft der 17e eeuw, op voorbeeld van Scarron in Frankrijk. Zie Focquenbroch, Van Over- •beke, Beronicius, die pathos en ernst in tegenstelling brengen met hun opzettelijkt platheid. Verder Dr. Salomon van Rusting en Dirk Schelte, Jan Pook, Jan van Gysen, Jan Goeree, Robert Hennebo en de prozaschrijver Jakob Campo Weyerman, alien uit de eerste helft der 18e eeuw. Burman, Dr. Pieter ~ , 1668—1741, uit Utrecht, ontvanger der tienden aldaar, 1696 hoogleraar in de geschiedenis, vriend van Joan van Broekhuysen, schrijver van L. werken op het gebied der klassieke letteren; van 1708—'15 in hevige strijd met Jean le Clerc e.a., 1715 prof, te Leiden in de klassieke talen; de grote filoloog. Gaf in 1713 in zijn Geleerde Vrouwen een zeer goede bewerking van Moliere's blijspel. Hij hield 1711 een openbare rede Pro Comoedia, die aanleiding gaf tot fel en langdurig twistgeschrijf, toen de rede vertaald werd uitgegeven. De Utrechtse predikanten schreven een Kortbondig Vertoog tegen de comedien, waarop een Wederlegging volgde enz. Zie ook De Gewaande Weuwenaar. Burman, Pieter —•, Petrus Burmannus junior, 1713—'78, hoogleraar in welsprekendheid en geschiedenis te Franeker 1736, te Amsterdam 1742; dichter en redenaar; de Nieuwe Kerk was te klein, om de toehoorders te bevatten. Maar vooral is hij de man van Santhorst, het buiten bij Wassenaar, dat hij in 1749 gekocht had, het hoofdkwartier der vrijheidsbeweging op kerkelijk en godsdienstig gebied, voor vrijheid, vroomheid, vriendschap, vrede en verdraagzaamheid. Daar werd Paoli feestelijk ontvangen en de Wittenoorlog ontketend. Maar hij wilde toch niet voor antistadhouderlijk doorgaan en hij verloochende Betje Wolff, {oen deze al te hard gevallen werd over de berijmde Santhorstsche Geloofsbelijdenis. Zie daar. Hij had Hendrik van Brederode, de Grote Geus, in een L. gedicht als vrijheidsheld vereerd, 1766; had hulde gebracht aan de De Witten en aan Oldenbarnevelt, 1767; hij had Vondels stukken over Oldenbarnevelt in het L. vertaald. Hij gaf ook L. schrijvers uit. Burssens, Gaston ~ , geb. 1896, Vlaams dichter, de enige die door O stay en als zo- ) Busken Huet danig erkend werd. Hij schreef een studif over Paul van Ostayen, en gaf ook een studie uit over de Vlaamse schilder Floris Jespers. Buskenblazer, De —, een der sotternieen uit de I4e eeuw; een oude man, die weer jong wil worden en daartOe in een bus moet blazen, wat hem alleen een pak slaag van zijn vrouw oplevert. Busken Huet, Conrad ~ , 1826—'86, geb. te 's-Gravenhage uit een Nederlands geslacht. De refugie Gedeon Huet had zich in 1689 in ons land gevestigd. Conrad studeerde in de godgeleerdheid onder prof. J. H. Scholten, de Moderne hoogleraar. Huet werd 1851 predikant bij de Waalse kerk te Haarlem; nam ontslag 1862 met een Afscheidsrede, die in druk werd uitgegeven. Nu kwam hij aan de redactie van de Opregte Haarl. Ct. In 1863 werd hij lid van de redactie van De Gids, die hij met Potgieter verliet in 1865, naar aanleiding van 2 artikelen van Huet in het Decembernummer van 1864. Zie Avond aan het Hof. Van 1866 is zijn Ongevraagd Advies, een geschrift tegen de Moderne Richting. Van 1868—'72 was Huet redacteur van de Java-Bode, sedert 1871 op een traktement van f 24000. In 1873 stichtte hij zijn eigen Algemeen Dagblad van Ned. Indie; hootdredacteur 1872—'76; Europees correspondent te Parijs, 1876—'86, onder ps. Fantasio. De overtocht naar Indie in 1868 was bekostigd door de toen conservatieve Ned. Regering; de liberaal Busken Huet aanvaardde de opdracht tot het samenstellen van een verslag over de breideling van de drukpersvrijheid. Zelfs zijn grote vriend Potgieter wist niet wat er gaande was. Als schrijver werd hij de grote prozai'st en criticus, die Sainte-Beuve en Taine als voorbeeld nam. Zijn voornaamste werken zijn: Litterarische Fantasien en Kritieken, 25 delen; Het Land van Rembrand, Het Land van Rubens, Parijs en Omstreken, 1878, Van Napels naar Amsterdam, 1877; dit zijn beschavingsgeschiedenissen van grote betekenis; Lidewijde, roman; Brieven over den Bijbel, de inleiding tot de moderne theologie, 1858, voor ontwikkelde leken; Ada van Holland, 1866. Hij was begonnen als Thrasybulus (Gr. = Koenraad) met een bundeltje schetsen Groen en Rijp, 1854. Daarop volgden in 1858 de Overdrukjes onder eigen naam. De Brieven over den Bijbel werden gewisseld tussen Machteld en haar verloofde Reinout; de rechtzinnigen achtten ze godBusken Huet 81 Bussingh deloos. In deze tijd begonnen ook de letterkundige kritieken; de eerste was over Vosmaers Studie van het Schoone, 1857. Van 1860 op '61 hield hij 9 voordrachten over de Letteren tijdens de Bataafse Republiek; een er van was Daags na het Feest. Zijn beoordeling van Bilderdijk verscheen in de Ned. Spectator, 1860. Als redacteur van De Gids kreeg Huet een letterkundige afdeling onder de titel Kroniek en Kritiek. Nu werd hij de grote vriend van Potgieter, die meer en meer de kritiek aan hem overliet. De Gids werd weer „de Blauwe Beul": Withuys, Bogaers, Ter Haar, Van Lennep moesten Huets scherp oordeel ondergaan. Ook lichtte hij voor in het veld der buitenlandse letteren; Uhland, George Eliot, George Sand. Alles in het beste proza, dat tot toen geschreven was. Tevens hield Huet zijn wekelijkse toespraken in de Haarlemse Concertzaal tot de leden van zijn vroegere gemeente. In 1864 gaf hij een bloemlezing uit Potgieters Proza. Huet getuigde er van, dat Potgieter geloofde aan de wedergeboorte van Jan Salie; hij zelf was dit vertrouwen kwijt. Toen reeds bleek zijn geringschatting van de Hollandse natie, die zich in Het Land van Rem brand nog veel sterker toonde. Na het afscheid van De Gids wijdde Huet zich geheel aan de letteren: Poot, 1865, Multatuli, 1867; Klaasje Z evens ter, 1866, onder de titel Ernst of Kortswijl. In 1868 kwam zijn eigen roman, een navolging van Feuillet en Dumas, Lidewyde; zie daar. In 1868 ging hij naar Indie; Huet verwachtte niets meer van de Ned. liberalen en wenste vrijheid, om eindelijk vrijuit zijn mening te zeggen. Hij schreef de romans Robert Bruce3s Leerjaren en Jozejine, 1875; een bloemlezing uit zijn hoofdartikelen waren de Nationale Vertoogen. Vooral daarin tastte hij de tekortkomingen der Liberalen aan; alleen in een betere kieswet zag hij heil. In 1876 trok hij over Italie en Nederland naar Parijs. In 1877 verscheen zijn reisverhaal Van Napels naar Amsterdam. Te Parijs ging hij voort met zijn kritieken, geschreven voor zijn Indische krant onder ps. Fantasio, en voor De Gids. In die Europeesche Brieven voor zijn Indisch Mad schreef hij in 1885 een artikel, beledigend voor koningin Emma. De redacteur, Joost L'Ange Huet ging voor deze majesteitschennis een jaar de gevangenis in. Ook schreef hij zijn Persoonlijke Herinner in gen aan Potgieter, 1877; Parijs en Omstreken en Het Land van Rubens, 1879 en ten slotte Het Land van Rembrand, 1882 —'84. Toch is Huet het belangrijkst als de grote criticus van Ned., maar ook van F., E. en D. werken, en van Vergilius. Hij prees Geel en Potgieter, Beets en Mw. Bosboom. Zijn opvatting van de kritiek is doorgaans hoog en zijn levendige stijl boeiend. Het Land van Rembrand ook is een schitterend werk, maar er is geen geestdrift in voor het verleden. Ook voor het heden voelde Busken Huet niet; hij vond meer geest in De Lantaarn dan in De Nieuwe Gids. Toch hebben de mannen van Tachtig hem gewaardeerd. Huet kwam niet in Nederland terug; hij ligt begraven op Mont- Parnasse te Parijs. De Brieven van Busken Huet aan Potgieter zijn uitgegeven 1890; die van Potgieter aan hem verschenen in 1901—'2. Verder: Huet, Brieven aan Potgieter, uitgegeven door Albert Verwey, 1925. Studie over Busken Huet van J. B. Meerkerk, 1911; door Dr. A. G. v. Hamel in Mannen van beteekenis, 1886; door J. Saks, Potgieter en Huet, 1927r; door Gerben Colmjan 1944; door De Vooys, 1949. Busken Huet, Gideon ~ , 1860—1921, letterkundige en folklorist. Zoon van Conrad. Gaf in 1903 de Litt. Fantasien opnieuw uit met een Nalezing, waarin de beide Gids-artikelen van Dec. 1864, die aanleiding gaven tot de breuk met de overige redactie-leden. Busken Huet-Van der Tholl, Anna Dorothea ~ , 1827—'98, de Machteld in de Brieven over den Bijbel van Conrad Busken Huet, met wie zij in 1859 trouwde. Zij hielp hem voortdurend bij zijn werk voor de krant en stelde in alle stilte een studie over hem samen, uitgegeven in De Gids van 1880 als Een Schrijversleven door C. Hasselaar. In 1890 gaf zij de Brieven van Huet uit. Verder verschillende vertalingen. Buskens, Emiel ~ , geb. 1879 te Mechelen, dichter. Vertaalde Monna Vanna van Maeterlinck; schreef toneelspelen. Busleyden, Mr. Jeroen of Hieronymus ~, 1470—1517, lid v. d. Grote Raad van Mechelen, 1503; vriend van Erasmus, stichtte onder diens invloed het Collegium Trilingue, d.i. de School der Drie Talen, Gr., L. en Hebreeuws, ook C. Buslidianum genoemd, verbonden aan de Hogeschool van Leuven. Kweekplaats van nieuw leven in wetenschap en kunst; er waren toenmaals 5000 studenten in Leuven. Busleyden had in Italie gestudeerd. Te Mechelen leidde hij in zijn prachtig huis het leven van een Maecenas; humanist. Ook Thomas Morus was zijn vriend; diens Utopia in 1516 te Leuven verschenen. Bussingh, J. W. ~ , 1761—1828, predikant Letterk. Wrdbk. 2e dr. 6 Buttingha Wichers 82 Bijbel te Gouda, afgezet 1795, hersteld 1802. Zijn Brief over de Remotie aan zijn zwager Van der Palm werd in 1795 driemaal herdrukt. Dichter van vrome gezangen en redenaar. Trachtte een Gedenlczuil op te richten voor Van Alphen, doch vond onvoldoende medewerking. Buttingha Wichers, Mr. J. van ~, 1858' 91, uit Leiden, secretaris v. d. Ned. Schaatsenbond, gaf 1888 uit Scbaatsenrijden, waarin een overzicht van de Ned. ijsgedichten. Buyle, Frans ---, geboren in 1913 te St. Niklaas, Vlaams dichter. Zijn beste werk is Breu]: met bet Verleden. Verder Soldatenliedjes, 1940. BuyIe, Huibrecht '"'-', ps. Gery Helderenberg, geb. in 1891 te Nieuwkerken-Waas. Vlaarns lyrisch dichter. De Smeltliroes, Schreef ook godsdienstige toneelstukken. Spel van bet Lam Gods; Pastorale uoor Marla. Buyse, H. J. ~, 1886-1941, journalist te Brussel, schriiver van Faust in Vlaanderen, Buysero, Dirck ---, heer van Heeraertsheiningen, 1644-1708, uit 's-Gravenhage, secretaris van Vlissingen, 1674 lid der Admiraliteit van de Maas te Rotterdam. Beschermer van dichters; Vondel droeg de Herscbeppingen aan hem op; Antonides werd door hem voortgeholpen. Van 1662-1721 verschenen van hemzelf 17 blijspelen en kluchten, o.a. De Scboonste of het Ontzet van Scbeuening, 1717, 't verhaal van de dappere strijd van Constantijn van Sterrevelt tegen een zeernonster; gedeeIteIijk in Schevenings dialect. Hij was lid van Nil Volentibus, maar scheidde zich af evenals Antonides. Van hem is het grafschrift op Beronicius, Hij is de eerste, die teksten leverde voor een opera; zijn Triomjeerende Min is een Vredesspel van 1678, "gemengt met zang en snaarenspel, Vliegwerken en Balletten", Dan de Vrijadje van Cloris en Roos]e, 1688, en de Bruilojt van Kloris en Roos]e, 1707, "Het Boere Opera". Zijn treurspel Astrate, koning van Tyrus, 1670, is een vertaling van Quinault; zie daar. In 1662 had hij verzen gemaakt, Seljsqueller, naar een prozavertaling door Zwaerdecroon van H eautontimoroumenos van Terentius. In 1675 bezong hij de dood van Amalia van Solrns; in ] 678 schreef hij ter ere van de Vrede van Nijmegen; dit gedicht is De Triomi eerende A1ill. In 't laatst van zijn Ieven volgde hij Moliere na, zij het ook met minder geest; zijn blijspel De Gezusters of bewoge H uwelykshaatsters is een bewerking van Les Precieuses ridicules; een van de gezusters houdt het met boeken, de andere met de kriigskunst. Verschenen 1716. De Italiaanse Pantalone komt voor in de klucht Ar/ekyn, versierde Erfgenaam, gedrukt 1719. Buysse, Cyriel ,....." 1859-1932, geb. te Nevele bij Gent, neef van de dames Loveling. Medeoprichter van Van Nu en Straks, 1893, maar uit de school van het F. naturalisme, zodat hij niet voelde voor de Vlaamse Beweging. Hij schilderde geen zachtaardige boeren en beminnelijke boerinnen als Conscience; hij tekende ze "met een onthutsende waarachtigheid". In zijn werk is de sociale nood van Vlaanderen; de maatschappelijke toestanden blijken duidelijk in zijn 20 romans en in zijn boerentoneelstuk Het Gezin van Paemel. Romans: "n Leeuto van Vlaanderen; Sursum Cordal; Rozeke van Dalen enz. Bij Van Nit en Straks hield hij het niet lang uit; in 1903 richtte hij Groot Nederland mee op. In 1890 was hij begonnen met De Biezenstekher, opgenomen in de Nw. Gids. Ziin eerste roman He! Recht van dell Stereste. 1893, toonde de invloed van Zola; reeds daarin toont hij zich de grote verteller van het landleven. Zijn werken zijn "het v01ledigste open-Iuchtmuseum" van Vlaanderen, Zijn Vlaanderen is nog altijd het Arm Vlaanderen van Teirlinck en Stijns en van De Winne: "het land met de rijke grond en de schamele gezichten", Over hemzelf schreven Ach. Mussche 1929 en ook H. v. Puymbrouck Cyriel Buysse en zijn Land, 1929. Buysse, Emile ,....." geb. te Sluis 1910, letterkundige te Brugge, mederedacteur van Ntderland; gaf in 1938 een bundel opstellen over Vlaanderen uit onder de titel Vlaanderen roept. Buyst, Leonard ,....., 1847-1918, gevoelvol Vlaams dichter. BuytenIeven op Zorgvliet, de tweede titel van Cats' Ouderdom en Buytenleoen; deze titel met de afbeelding van Zorgvliet op de titelbladzijde, en met als inleiding Lof van Sorgb-Vliet van I. V. Vliet en dan een lange berijmde inleiding van Cats zelf; dan als 2e deel Bescbrijuingh van het Buyten-leuen; als 3e deel 't Beleyt van een goeden onderdom. Daarop volgen als afzonderlijk gedicht de Hofgedachten, invallen op 't eesichte van boomen, planten, bloemen enz. Bijbel, bewerkt als Rijmbijbel door Jacob van Maerlant. Eerste vertaling van het a.T., 1361. De vertaler ging tot zijn werk over, omdat hij zich ergert aan leken, die op feestdagen in de taveerne spclen en Jansen, en aan priesters, die een kwaad voorbeeld zijn, en die hij aantast met dezelfde vrijmoedigheid aIs Ruusbroec en Jan van Leeuwen. Ruim 30 afschriften zijn over, doch aIle uit de 15e eeuw. Proefschrift daarover van Ebbinge Wubben, 1903. Bijbel voor de Jeugd 5 De Delftse Bijbel, van 1477. Tussen 1522 en '30 verschenen vier verschillende bijbelvertalingen. De beste is van Liesvelt, 1526; 6e druk 1542. Hij volgde Luther, voor zover die voltooid was; Luther kwam er 1534 mee gereed. Jan Utenhoves Nieuwe Testament is van 1556. Zijn medewerker Ds. Van Wingen schreef de Bijbel van Deux Aes, 1562; gewijzigd 1565, steeds herdrukt tot 1635. Zie Deux Aes. Daarna verdrongen door de Statenvertaling, op last der Staten-Generaal, volgens besluit der Synode van Dordrecht, 1619. Het geweldige werk werd tussen 1626 en '36 voltooid; 1637 uitgegeven. Sedert 1929 verschijnt de Katholieke uitgave van de Peterus-Canisiusvereniging. De Bijbel, opnieuw uit de grondtekst overgezet, het O.T. door Prof. Dr. H. Th. Obbink, het N.T. door Prof. Dr. A. M. Brouwer, doch deze nieuwe vertaling heeft evenmin de Statenbijbel verdrongen als daarvoor de z.g. Leidse vertaling. De nieuwste vertaling is van het Ned. Bijbelgenootschap met samenwerking van geleerden van verschillende richting; het Nw. Testament gereed 1939. In een dag uitverkocht. C. C. de Bruin schreef De Statenbijbel en zijn voor gangers, 1937; K. F. Proost, De Bijbel in de Ned. Letterkunde, 3 delen, 1932—'35; H. v. Druten, Gesch. der Ned. Bijbelvertaling, 1895—1905 in 3 delen. In 1943 verscheen de volledige Friese bijbelvertaling van Dr. Wumkes; voor de verschijning uitverkocht; 2e druk 1946. Bijbel voor de Jeugd, uitvoerige verhalen van Van der Palm, begonnen in 1811; herdrukt in 24 deeltjes, 1825—'34; in 3 delen, 1855—'57. Bijbelsche Vrouwen, dichterlijk album door A. C. Kruseman in 't licht gegeven, 1847 —'53. Deel I gedichten over „Vrouwen des Ouden Verbonds", van Beets, Da Costa, S. J. v. d. Bergh e.a. over Eva, Hagar, Rebekka enz. Zo Deel II over De Samaritaansche, De Overspelige, De Dochter van Herodias enz. door J. P. Hasebroek, Tollens, Ter Haar e.a. Bijbelse drama's, vooral bij Vondel: Gebroeders, Jeptha, ]ozej\ verder bij De Koningh, Heinsius, Coster, Revius; G. Smit, Absaloms Treurspel, 1620. Afgeraden door Mr. Andries Pels; dat was het gebied van de „Leeraar". Bijbelse gedichten, zeer talrijk sedert de opkomst der Hervorming. De bekendste bundel bevat Veelderhande Liedekens ghemaect ut den Ouden ende nieuwen Testamente. Zie 00k Hans de Ries en Schriftuurlijke Liedekens. 5 Bijns Bijbelse heldendichten, berijmde levensgeschiedenissen van bijbelse figuren. Johannes de Boetgezant van Vondel; Abraham van Arnold Hoogvliet. Bijbelse Spreuken, zie Laurillard en Herderschee. bijbelstof op het toneel, zeer gewoon bij de rederijkers; zie misteriespelen en bijbelse drama!s. Voortzetting in de 17e eeuw, vooral bij Vondel: Lucifer, Adam in ballingschap, Hierusalem Verwoest, Joseph, Jeptha, Noah. Bijdragen, Taalkundige ~, van Cosijn, Kern, Verdam en Verwijs, verschenen 1877 —'79. Zie Taal- en Letterbode. Bydragen, Tael- en Dichtkundige ~, maandblad van het Leidse studentendichtgenootschap Minima Crescunt; zie daar; 1758—'62. het eerste Ned. letterkundigcritische ts. Gevolgd door Nieuwe Bydragen tot opbouw der vaderlandsche Letterkunde, 1763—'66. Voornaamste leden F. v. Lelyveld, H. v. Wyn en Paludanus; medewerkers Sara v. d. Wilp, A. Kluit, Le Francq van Berkhey, N. S. v. Winter, Bruining en Hinlopen. 't Eerste deel opgedragen aan Huydecoper, het tweede aan Bijenboek, zie Bienboec. [Lucas Trip. Byenkorf der H. Roomsche Kercke, boek van Marnix, geschreven 1568—'69 op 't kasteel Liitzborg van Unico Manninga bij Norden, fel Calvinistisch geschrift tegen de R.K. kerk, opgedragen aan.... bisschop Sonnius. Zie Marnix. Bijll, Dr. H. v. d. ~ , 1898—1948, conservator aan de U. B. te Amsterdam, schreef o.a. Gesch. v. h. Amst. Studentenleven, 1932; Amsterdam Bezongen, 1947. Bijns, Anna ~ , 1494—1575, schoolmeesteres te Antwerpen; gaf 1528 haar eerste bundel refereinen uit, tegen de vermaledijde Lutherse sekte. Deze werden in 't L. vertaald en in 't Ned. herhaaldelijk gedrukt in de l6e eeuw. In 1548 en '67 verschenen haar 2e en 3e bundel. Alle drie weer uitgegeven door Van Helten, 1875. In hs. bewaard bleven een 100-tal refereinen „int vroede, int amoureuze, int sotte", waarvan enkele in de Refereinen van Jan de Bruyne, uitgegeven door Ch. Ruelens. Vlak daarop werden nog 2 hss. gevonden te Brugge en te Brussel; uitgegeven door Jonckbloet en Van Helten 1880 en verder door de Vlaamsche Bibliophilen, 1886. Meet suers dan soets, was haar spreuk; zij bleef in de school, tot ze tachtig jaar was. Begraven op O.L.V. kerkhof, „zo eenvoudig mogelijk". Bijzonder fel was zij tegen Maarten Luther, die zij in een hekeldicht als erger uitschildert dan Maarten van Rossum: Byron 84 Caesarius van Heisterbach Al heeft de duvel dees twee Mertens by der kelen, Noch schijnt Merten van Rossom de beste van tween Al en is der keuze niet weert een platte peere, Noch schijnt Merten van Rossom de beste van tween. Zij staat op een rij met Hadewych en Zuster Bertken, maar zij staat veel meer midden in het leven; het was geen tijd en in de drukste koopstad ook geen plaats voor een overgave aan de hemelse „minne"; er is kracht en hartstocht in de volkstaal, waarvan zij zich bedient. Naast de stichtelijke poezie beoefende zij ook het minnedicht, zo in het referein: Totter doot blijf ik u, lief, getrouwe. Daarnaast: Ongebonden best, weeldig wijf [sonder man. Van de geestelijke refreinen: Och hoe schoon moet hij zijn, die 't al heeft geschapen! De Refereinen uitgegeven door M. A. Bogaers en Dr. W. v. Helten; verder door Dr. E. Soens in Leuvensche Bijdragen IV en in 1949 door Lode Roose. J. v. d. Branden gaf uit Anne Bijns, leven, werken en tijd, Antw. 1911. Byron, Lord George Noel Gordon ~ , 1788 —1824, uit Dover, de beroemde E. dichter, hoofdman van de Romantiek, trok de jongelingschap in heel West-Europa aan door zijn fantazie, zijn bezielende taal, zijn natuurbeschrijvingen, zijn opstandigheid en zijn sombere wereldhaat. De eerste canto's van zijn Childe Harold (Ridder H.) verschenen 1812. Hij trouwde in 1815; het huwelijk werd reeds 1816 ontbonden. Sedert woonde hij te Venetie en op een eiland in de Gr. Archipel. In 1821 nam hij deel aan een opstand in Italie; in 1823 deed hij mee aan de Gr. vrijheidsoorlog tegen de Turken. Hij ondersteunde de Gr. regering met 12000 pond sterling en met een eigen brigade van 300 man. Zijn dood te Missolonghi wekte allerwegen bewondering bij de romantische jeugd. De eerste Ned. vertaling was Cain van Da Costa, maar deze voegde reien in de vertolking, om de verderfelijke invloed van de onchristelijke dichter te keren. Ook De Clercq roemde Byrons meesterschap. Loots vertaalde Bare thee well (Vaarwel!); Vinkeles o.a. Siege of Corinth (Beleg van Corinthe). Maar de grote dwepers met Byron waren: 1. Jacob van Lennep. Deze vertaalde in dichtmaat Marino Falieri, 1832; De Abydeensche Verloofde\ Het Beleg van Corinthe, Beppo. De aanhef van Het Huts Ter Leede en 't Lied der zeelieden in Adegild zijn aan Byron ontleend. 2. Nicolaas Beets; vertalingen: De Gevangene van Chillon, Mazeppa; Parisina; 1835—'37. Navolgelingen, de berijmde verhalen Jose, 1843, Kuser en Guy de Flaming. Bespot door Braga: Neem een heks of anderhalf Met een dozis tooverzalf En een paddestoel of veertien. Smeer ze op Hem en 't Maagdelijn, Tot ze broer en zuster zijn. 3. H. Meijer, die in zijn Boekanier Byron trachtte na te bootsen. 4. Ten Kate: Parisina, 1837; Giaour, 1840. Alle vier zijn op tijd bekeerd van hun verering voor de revolutionnaire dichter; hun „zwarte tijd" was weldra over. Ten Kate deed hard mee aan de spot van Braga. Verder S. J. v. d. Bergh, die 1843 Corsair en 1845 Lara vertaalde. A. W. Engelen bracht een deel van Cain over en wijdde een groot gedicht Aan Byron. Dr. T. Popma schreef Byron in de Ned. Lett., 1928; U. Schults Jr. Het Byronianisme in Nederland, 1929. Byrons invloed maakte een eind aan de leerdichten en bracht een groot aantal berijmde verhalen, doch niet meer in alexandrijnen. Byvanck, Dr. W. G. C. ~ , 1848—1925, sedert 1896 directeur der Kon. Bibl.; geschiedschrijver. De Jeugd van Isaac Da Costa, 1894—'96', Poezie en Leven in de 19e eeuw\ Dor us Droefheid, studie over Van Kooten, onze eerste minister van onderwijs, 1901, opnieuw uitgegeven als Bataafsch Verleden, 1920. Byvancks Levensbericht in Letterkunde van de hand van F. J. W. Drion. C. Cabeljau, Mr. Jonas ~ , 1623—'80, uit Den Haag, advocaat van den Hove van Holland. Schreef L. rechtsgeleerde werken en vertaalde Heldinnenbrieven; zie daar. Caerte, zie chaerte. Caesarius van Heisterbach, 1170—1240, monnik, beroemd geworden door zijn Dialogus Miraculorum, Tweegesprek over de wonderen, een grote verzameling wonderverhalen, waarvan sommige ook in de Nederlanden spelen, b.v. dat van Beatrijs; bij hem de oudste mededeling van deze legende, ± 1223. Schreef een levensbericht v. d. H. Engelbertus. (Heisterbach, klooster a. d. voet v. h. Zevengebergte bij Konigswinter). caesuur 85 Camera Obscura caesuur (L. snijding), de rust midden in een versregel. Caetspeel, Dat ~, gbemoraliseert door Jan van den Berghe van Brugge, 1431, behandeld door Van Veerdighern 1895. Prozawerk, navoIging van het Schaakspel, afgewisseld door verhalen, o.a. Griselde. Het kaatsspel wordt er "ghemoraliseert in gheesteliken ende waerliken iusticien" ~ de sehrijver behandelt het geestelijk en wereldlijk reeht. Van meer belang voor de kennis van het oudvaderlands reeht dan voor de letteren. Nieuwe uitgave in de Bibl. '['. Mnl. Lett. door ]. A. Roetert Frederikse, 1915. Caeymaex, loris ""-', geboren te Antwerpen in 1885. Gediehten, reisindrukken, lyrisch proza en eritisehe essays; vooral bekend om zijn moderne hewerking van Beatrijs van Nazareth's Zeven manieren van Minne. Caignan de l'Ami, A. A. ""-', schreef 1793 een treurspel op De Dood van Maria Antoinetta, opgedragen aan Willem V en prinses Wilhelmina. Caillieu, Collijn ""-', rederiiker te Brussel, Stadsdichter 1474, waarschijnIijk t 1481. Dichter van het zinnespel Pas der Doot. Calcar, Elise van ""-', geb. Schiotling, 1822 -1904; romanschrijfster, in 1853 Ben Star in de nacht, historische roman over Savonarola; in 1873 de spiritistische roman Kinderen der Eeuw. Zij werd 1845 onderwijzeres, trouwde 1853 met H. C. v. Calcar, burgemeester van Sommelsdijk, 1853 van Wassenaar. Zij woonde sedert 1873 in Den Haag, ijverde voor Frobelonderwijs en opvoeding der vrouw. Ais spiritiste gaf zij sedert 1877 haar tijdsehrift Op de grenzen van twee uierelden uit. Leoensscbets, uitgegeven door M. Beversluis, 1922. Een andere studie over haar, van J. H. Sikemeier, verseheen 1921. Calchas, Gr. priester in de Trojaanse oorlog; tegenstander van Palamedes. In Vondels treurspel is met Calchas Bogerman bedoeld. Calfstaf en Noydekin, in Maerlants Spiegbe] Hist, genoemd aIs de vertalers van Esopus. Calfsvel benaeyt was, Boer die in een ~, zie B. Calisch, E. M. ""-', 1806-1880, onderwijzer, later chef der administratie bij Enthoven in Den Haag; dichter en vertaler. Calisch, I. M. ~, geb. 1808 te Amsterdam, onderwijzer en woordenboeksehrijver, VOO[ganger van Van Dale; t 1884. Calisch, S. M. N. ""-', 1847-1917, medewerker aan He! NOO1"den en He! Vaderland, 1872 aan 't Hande1sblad; schreef 1870-'72 over Mannen van Beteeeenis; in 1872 Een zesdaagscb Lnternationaal Debat, de ondergang van de Eerste Internationale te 's-Gravenhage, Callant, Alexis r«, geboren en gestorven te Gent 1858-1931, schrijver van het vermakelijke jongensboek Pliek, Callewaert, pater Julius ""-', geboren in 1886, schreef talrijke werken over de opvoeding van· de ieugd. GloedvoI redenaar. Calvinisme, zie Dr. A. Kuyper. - W. ]. C. Buitendijk behandelde in zijn proefschrift Het Calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse Literatuur, 1942. Cambon-Van de Werken, M. G. de ~, Prinsgeziade ge1egenheidsdiehteres te Amsterdam. Heldendicbt op Willem IV, 1756~ Inbuldiging van Willem V; Dicbtoijer aan Willem den Geduldigen, 1787. Zij vertaalde toneelwerk uit het F., o.a. Hamlet van Shakespeare; zie Ducis, 1778; zij verdedigde dit stuk tegen de Letteroejeningen. In 1786 volgde Koning Lear. Zij vertaaide uit het F. De beoredigde Vyanden in proza; uit het E. van Richardson De [onge Grandisson of de geboorzame zoon; 2e druk 1798. Cambroen, 't Spel van den Smid van ""-', mirakelspel uit de 15e eeuw, verloren gegaan. De inhoud bewaard in de Kroniek van den clerc uten lagben landen bider see, 1316. Cambroen was een klooster in Henegouwen, waar een iocd in 't jaar 1316 een Mariabeeld doorstak; de H. Maagd openbaarde zich aan een smid, die nu als kampvechter optrad tegen de jood en hem overwon, ofsehoon hij "oud en traag' was. De baljuw nam de jood en hing hem aan een galg. Camera Obscura (L. = donkere kamer, het toeste1 van de fotograaf) , de beroemde bundel sehetsen van Hildebrand, d.i. Nicolaas Beets, eerste druk 1839; fotografie van het leven, in navolging van Dickens; Potgieter sprak van de "kopieerlust des dagelijksehen levens". Met een narede toegewijd aan Dr. Abraham Scholl van Egmond, Hildebrands oudste aeademievriend. In 1939 de 40ste druk met 200 tekeningen van Jo Spier aIs jubileum-uitgaaf. Tentoonst. 1940. De tweede druk verscheen in 1840; de 3e in 1851, vermeerderd, de 4e in 1854, negmaals verrneerderd; daarna kwamen er geen nieuwe stukken meer bij. De Camera werd onvriendelijk beoordeeld in de Vad. Letteroejeningen, en ook door Geel en Potgieter. Het motto op de titel Iuidt: Nee lusisse pudet, sed non incidere ludum, cell spreuk van Horatius; men sehaamt zich niet gespeeld te hebben, maar weI dat men met het spel niet ophoudt. Zulk werk heeft Beets dan nadien ook niet meer ge1everd; het werden nu preken en predikantenliedereno In 1882 schreef ]. Dyserinek Hildebrsnds carnerspeelders 86 Camera Obscure. Schregel leverde Stilistiscbe en Syntactiscbe bescbouioingen over de C.O. De Camera voorzien van "nodige en overbodige" toelichting in Hildebrands Na Vijftig faar. Uitgegeven met aantekeningen door ]. M. Acket. Over Het Tijdperk 1h11Z de Camera O!}\Cl/I'd II. E. van Gelder e.a. camerspeelders, (reizende) beroepstoneelspelers, tegenover de Rethoryckers; Ite eeuw. Zij trokken ook wel over de grens, b.v. in 1594 en 1602 naar DIm. Engelse csmerspelers kwamen hier in 1591 en volgende jaren. Cammaert, Jan Frans ,-., 1710-'80, uit Brussel, schrijver en vertaler van zeer talrijke toneelwerken. In zijn Adam ende Eva schreef hij Vondel na, 1746. Estbet en Atha/ie van Racine gaf hij voor eigen werk uit! Zijn stukken werden vertoond in de schouwburg te Brussel voor de aartshertogin Maria Elisabeth. Camp vander doot, Ned. vertaling van Le chevalier dillber« van Olivier de la Marchc. 1426-1502, de aanhanger van het Bourgondische Huis. Zijn allegorisch gedicht is een herdenking van de dood van Philips van Bourgondie, Karel de Stoute en Maria en een terugblik op zijn eigen Ieven; 1488 gedrukt. De vertaling is gedrukt in 1503. Dr. Bolte vond het werk in de Stadsbibliotheek van Hamburg. De vertaling is van Jan Steenmaer, alias Pertcheval, rederijker te Brussel. Nieuwe uitg. in 1948, met in l. van Gilbert Degroote. Facsimile van 1503. Campanus, Matthijs ,-., zie M. uan Velden. Campbell, J. W. ,-., zie Kumpe/. Campbell, Dr. M. F. A. G. .-., 1819-'90, uit Kampen, sedert 1868 directeur der Kon. Bibliotheek. Bekend door zijn boek over de wiegedrukken: Annates de la typograpbie neerlandaise au XVe siecle, 1874-'84. Hij gaf uit Vanden uagbeuier, dat Sente Patricius uertogbet was, 1848, het vervolg en slot van Beka; Reynardus Vulpes van 1473. Medewerker a. d. Ned. Spectator, vriend van Vosmaer. Oprichter v. d. Ver. voor Lijkverbranding, 1874. Campen, C. J. van .-., zie Kampen. Campen, M. H. van ---, geb. te Amsterdam 1874, letterk. criticus. Schreef o.a. Ned. romancieres van onzen tijd, 1921. Begon als diamantbewerker. Sedert 1912 critisch medewerker aan De Gids, Over Literatuur, 1915. Camper, Dr. Petrus --, 1797-1852, naamgenoot en kleinzoon van de beroemde professor, schreef 1817 zijn proefschrift over Vondel a/s Treurspeldicbter. In 1823 schreef hij De Peniciscbe Vrouu.en, vertaling van Euripides; in 1834 Antigone, ver- Campo Weyerman taling van Sophokles. Hij was conrector te Zutfen, werd 1838 Katholiek en nam zijn ontslag. Camper Steurtje, een van de befaamde tractaten van Paschier de Fijne, toen "men tot Campen wederom Arminiaensche Predicanten began te vangen.' Campert, J. R. Th. '"-', 1902-'43, geb. te Spijkenisse, journalist, letterkundige en dichter, gaf 1922 met Hendrik Scholte Rejereinen uit; 1931 met Ben van Eysselsteyn de roman Het Cbineescbe Mysterie; in 1932 met Willy Corsari de roman Klokslag Twaal/, twee detective-romans. Wier, een Zeeuwse roman, 1935. Alsem. Critieken in de N w. Rott. Ct. Zijn gedicht Acbttien Doeden was de eerste rijmprent van De Bezige Bij; 1941. Hij is bezweken in eell concentratiekamp. Zie Jan Campertsticlting, Studie over hem door Han S. Hoekstra, 1948. Camphuysen, Dirk Rafaelsz. ,1586- 1627, zoon van een heelmeester uit Gorkum van adelliike afkomst, vroeg wees, opgeleid voor schilder, maar huisonderwijzer en secretaris bij de heer Van Boetzelaer, waar hij zijn beminde, Anna Alendorp, binnensmokkelt als "gouvernant", d.i. huishoudster. Weldra werden ze weggestuurd en werd Camphuysen leraar aan de Hieronyrnusschool te Utrecht. Daar studeerde hij in de godgeleerdheid. Van 1617' 19 was hij predikant te Vleuten en ook uit Utrecht stroomde het volk zijn kerk binnen. Maar hij werd als Arminiaan afgezet bij besluit der Synode van Dordrecht en trok naar Norden in Oost-Friesland. Mansfelts benden dreven hem met vrouw en kinderen vandaar. Hij vestigde zich in het vrijzinnige Dokkum en vond er een bestaan in de handel in vIas; hij werd de dichter van de Sticbtelyee Rymen in zuivere taal 1625. Eenvoudig en innig is zijn Maysche' Morgenstond, die bekend bleef onder het volk, evenals zijn versje: Daar moet veel strijds gestreden zijn, Vee! kruys en leeds geleden zijn, ... Zoolang wij hier beneden zijn, Zoo zal 't hierna in vreden zijn. In zijn kracht is hij ook in de Uytbreyding over de psalmen Davids, zijn zwanenzang. De Sticbtelyke Rymen be1eefden in de 17e eeuw 50 drukken. Ook zijn 30 preken werden veel gelezen. Bloemlezing van ]. Kops, 1839, en in het Pantheon van Van Vloten. Proefschrift over Camphuysen van L. A. Rademaker, 1898. Carnphuysen's Rymen veroordeelden het werk van Starter, waardoor deze twee eeuwen lang een slechte naam had. Zie Starter. Campo Weyerman, Jakob .-., zie W. Candidatuur van Bommel 87 Candidatuur van Bommel, De "", blijspel van t. de Koo, 1898. Cannegieter, H. G. ,....,.", 1880-1951, geh. te Tzum, predikant van 1906-'19, red. v. Eigen HtUtrd 1919-'22, van De Holl. Revue/ 1933-'36. Schreef o.a, Van het U'OJ'lJere ambt, 1909; De Priescbe Beueging, 1917. cantate = dichtwerk, bestemd voor de zang, bestaande uit een verhaal, het recitatief, met aria's en koren. Van Alphen, De Sterrenbemel, Staring, Ariadne en De Zee. Hid, De Scbelde. Feith, Het Onu/eder en De Menschlievendbeid. Julius de Geyter, De u/ereld in. Schimmel, Bij de on/hulling oan Thorbecke's standbeeld. Jan Bouchery, Bij de onthulling van bet standbeeld ran Ledeganck, muziek van Benoit, 1897. Cantecleer = de haan in 't epos van de Vos Reinaerde. Cantens, Lode "", geboren te Antwerpen in 1911; schreef verscheidene romans en toneelstukken, publiceerde ook twee bundels gedichten. Canter, Bernard ~, geb. 1871, journalist en schrijver van schetsen, romans en verzen. Ben droomer ter barlngoangsI, 1894. Kaluerstraat, 1903, realistische roman. Twee weken bedelaar. Cantimpre, zie Thomas. canto = gezang, lied. Canu, Robbert Robbertsz. Ie .--, 15631630, uit Amersfoort, "schoolmeester der grooter zeevaert" te Amsterdam, 1586; hekelde in pamfletten en liederen de onderlinge onverdraagzaamheid der Doopsgezinden. canzone (It.) , vorm van het minnelied bij de troubadours met begeleiding van instrumenten. Later: lied in de volkstoon, aI of niet met begeleiding, veelal in kunstige vorm. Joan Bohl dichtte canzonen; Wi1lem Kloos stelde tegenover die "bombastische" verzen de "fijn-beeldende" poezie van Winkler Prins. Capadose, Abraham .-., 1795-1874, vriencl van Da Costa en 1822 met hem tot het Christendom overgegaan onder invloed van Bilderdijk; dokter in Den Haag; schreef godgeleerde werken; ijverde tegen de vaccinatie en andere uitingen van het liberalisrne; bevorderde de inwendige zending; aanhanger van het Reveil. Capellen tot den Poll, ]ohan Derek, baron v, d. .-w, 1741-'84, democratisch lid der Staten van Overijsel, schreef 1781 zijn pamflet Aan bet Volk van Nederland (zie daar); onder invloed van de opstand der Amerikaanse kolonien; wekt op tot volkswapening, scheIdt Prins Willem V uit als een tiran; leider der Patriotten. Wist 1783 Casimir afschaffing der drostendiensten door te zetten. Hij werd verheerlijkt in een ton eelwerk Jonkheer Dirk de Braaue, in tal van dicht- en prozastukken na zijn dood en op verschillende gedenkpenningen. Maar zijn graf in 't open veld te Gorse! werd in September 1787 door de Oranjeklanten geschonden en in Aug. 1788 met buskruit vernield. Capelle, Johannes Pieter van '"'"', 17831831, hoogleraar te Amsterdam in 't Ned. 1815, tot grote teleurstelling van Bilderdijk. Schreef o.a. Bijdragen tot de Gesch. der Wetenschappen en Letteren, 1821. Daarin Simon Steoin, Incloed der Holl. Letterk. op de Hoogduitscbe, Daniel Heinsius, Bredero, allen 17e eeuw. Van Cappelle was wis- en natuurkundige; in 1819 werd hij bovendien nog hoogleraar in de geschiedenis. Carbasius, Mr. Nicolaas ---, 1795-1834, uit Hoorn, rechter te 's-Gravenhage. Schreef over Jan van Heelu, Van hem ook Levensoverzicht ell «[beeldsel van Vrouwe Bilderdijk in de Muzenalmanak van 1831. Carel ende Elegast, Mnl. Karolingiscb ridderdicht, waarin Karel de Grote met de ridder B/egast op stelen uitgaat. Zie Karel. Carelsen, Fie .-w, geb. te Amsterdam 1891, toneelspeelster. Over haar een studie van B. v. Eysselsteyn, 1946. Carelsen, Geertruida ,--..." ps. van G. de Leeuio. Carelsz, Adam ""-', zie Van Germez, Carmiggelt, Simon "'-', geb. 1913 te 's-Gravenhage, journalist bij Vooruit in Den Haag 1932-'40, nu kunstcriticus bij Het Parool. Dichter. In 1947 Leder kent ze, "geill. Parade van Prorninenten", o.a. over H. de Greeve, G. Bomans, W. Corsari, Corry Vonk en Heintje Davids. Carolus, de voorganger van Douwes Dekker als assistent-resident, had reeds de bouwstoffen verzameld voor een aanklacht tegen de regent, doch overleed plotseling, 1855. Carp, Dr. Willem -., 1763-1821, behoorde als student te Utrecht tot de vriendenkring van Bellamy; werd 1788 predikant. Carton, Charles .-., 1802-'63, directeur van een doofstomrnen-instituut, Vlaams geschiedschrijver. Gaf Oud-Vlaamscbe liedefen uit. Cartouche, Het Leven van ""-', gezochte boevenroman in de 18e eeuw, verraald nit het F. In 1756 kwam daarbij De Vrotlwttyke Cartoucbe of de doorsleepene Landen Zeeroojster, die op een eenzaam eiland tot bekering komt; schrijver was Petrus Lievens Kersteman. (Cartouche, 1693-1721, berucht misdadiger te Parijs.) Casimir, Remmert -., geb. 1877, onderwijCassamus £ zer, 1909—'30 rector van 't Ned. Lyceum te 's-Gravenhage, sedert 1918 hoogleraar in de opvoedkunde te Leiden; met Jan Ligthart redacteur van School en Leven. Bekend spreker en schrijver. Lessen in Letterkunde, 1909. Humor in Holland, verzameling geestige schetsen; 1940. Cassamus, vertaalde F. ridderroman uit de 14e eeuw, waarvan een groot fragment over is; behoort tot de Alexander-romans. Uitgegeven 1869 door Verwijs. 't F. gedicht is van ± 1312, van Jacques de Longuyon. 't Fragment bleef bewaard in het Amsterdamse hs. van Die Rose. Cassiere, Jacob ~ , schrijver van een zinnespel uit de l6e eeuw, met de personen Jonste, Vriendschap en Trouwe, die op Nieuwjaar als present ontvangen: een fles wijn, een vat honig en een bus zalf, waaronder de bijbel verstaan moet worden. Dr. W. van Eeghem, Het Raadsel der vier Cassieres, Gent 1938, denkt dat dit presentspel propaganda moest maken voor de Leuvense Bijbel, die kerkelijk goedgekeurd was en die het Protestantisme tegen moest gaan. Jacob was uit 's-Hertogenbosch. Castalia, bron der Muzen aan de voet van de Parnassus; vandaar de naam van een der Muzenalmanakken; zie daar. Verscheen 1867—75. Casteleyn, Matthys de ~ , 1485—1550, uit Oudenaarde, geestelijke, apostolisch notaris van Pamele, een voorstadje van Oudenaarde in 1530; factor der kamer Pax Vobis. Hij schreef 36 esbatementen, 38 tafelspelen, 12 spelen van sinne en 30 wagenspelen; alleen Pyramus en This be is over. Dan nog 30 Liedekens en vooral zijn Const van Rhetoriken, het leerboek der rederijkers van 1548, gedrukt 1555; naar het F. van Molinet. Proefschrift van J. v. Leeuwen, 1894. Van De Casteleyn is er een dansliedje bij de geboorte van Philips II, 1527. De Baladen van Doomycke verheerlijken de verovering van Doornik door Karel V, 1521; uitgegeven 1571. Zijn zinspreuk was: Wacht wel 't slot. Castelioen, Wouter van ~, zie Chastelioen. Castillon, Leonce du ~ , pseud, van Max van Vijve, 1869—1941, Vlaams toneelschrijver en dichter. Castro, Guilielmus a —, zie Willem van der Borght. Cat, Herman de —, geb. 1914 te Antwerpen, een van dichters van de Waterkluisgroep. Schreef eenvoudige verzen, klassiek naar inhoud en vorm. catastrophe, zie K. Catechismus van Heydelbergh, Disputatie over den ~, „openbaerlyck voor den volcke gehouden op 't Hof van 's-Graven- Cats Haghe", door Coornhert tegen Saravia van 27 October tot 30 November 1582, eerst 7 dagen en later nog een rede van Saravia van 4 dagen. Uit vrees voor een even lang antwoord werd de zaak schriftelijk verder behandeld. Coornherts „disputatie" verscheen 1583. Catechismus der Natuur, zie Martinet. Caterine, Van sente ~ , zie Sint-Caterine. Catoen, Dietsche ~ , zie Disticha Catonis. Cats, Jacob ~ , 1577—1660, uit Brouwershaven, 1588 op school bij rector Kemp te Zieriksee, student te Leiden en te Orleans, 1603 advocaat te Middelburg en weldra pensionaris. Hij trouwde 1605 met Elisabeth van Valkenburg; kocht de hofstede Munnikenhof bij Grijpskerke; verdiende veel geld aan inpolderingen in Engeland en Zeeland. Maar zijn 3 jongens verloor hij door de dood; twee dochters bleven hem over. Bij een verblijf te Cambridge kwam hij onder invloed van prof. William Perkins, de vader van het pietisme en van diens geestverwant Hall. Zo werd Cats bevriend met Willem Teellinck, predikant te Middelburg van 1613—'19, en met Godfried Udemans, dominee te Zieriksee. Hij werkte nu de „ydele Minnebeelden" van zijn jeugd om tot Sinnebeelden „van stichtelycker bedenckinghen". Deze Sinne- en Minnebeelden waren versjes bij prenten van Adriaan van de Venne, daarbij bijschriften in proza; dan proza en poezie naarnaast in F. en L. Met allerlei raad voor de Liefde. Dan volgen te Middelburg Maechdenplicht, 1618; Selfstrijt, samenspraak tussen Jozef en Potiphars huisvrouw, 1620; Tooneel van de Mannelycke Achtbaerheyt, 1622. In 1623 werd Cats pensionaris van Dordrecht. Daar verschenen Houwelijck, 1625; Galathee ofte harder minneklachte, een pastorale, 1629; Klagende Maeghden, 1633; Spi egh el van den ouden en Nieuwen Tydt, berijmde spreekwoorden, 1632; alle met prenten van Van der Venne en Matham. Cats werd daardoor de meest gelezen dichter, de grote leerdichter. In 1630 stierf zijn vrouw; in 1632 begon hij met de aanleg van Zorgvliet aan de Scheveningse Weg; in 1636 werd hij raadpensionaris van Holland en vestigde hij zich in Den Haag. Hij bleef dit tot 1652; poezie van hem uit dit tijdperk is niet bekend. Zijn grote werk 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trouringh, 1637, is nog uit Dordrecht. Na 1652 bewoonde hij zijn huis op Zorgvliet; de „eerbare" juffrouw Cornelia Baers, weduwe van Ds. Matthias Havius, ging mee als „gouvernante". Daar beschreef hij zijn 8 Cats 89 Cats leven in Tachligiarig Leven en in Twtten- tacbtigjarig Leven. Verder verschenen Ouderdom, Buytenleoen en Hojgedacbten, 1656 en Gedacbten op slapelooze Nacbten. Hij werd bij zijn vrouw in de Kloosterkerk begraven; hij lift 21/ 4 mill. gulden na. Cats is de dichter van de burgerlijke samenleving; vooral op het huwelijk richt hij de aandacht. Hij vereert de vrouwen, al behoorden zij ook onder de man te staan, zo als Cats betoogt in het Toonneel der Mannelicke Acbtbaerheyt en in het Houwelyck. Hij verdiept zich in het huiselijk leven; leidt de vrouw op tot de Christelijke moeder. Hij onderwijst ook de mannen; aan het Houtaelyc]: gaat vooraf Korte a/beeldinge eens recbten Huys-vaders. En hij vergeet de kinderen niet: ze moeten godsdienstig worden opgevoed, waarheid en gehoorzaamheid leren, maar niet met slaag. Cats heeft ook nog een herdersspel geschreven, Aspasi», Koningklycke Harderln, vertoond op de Amsterdarnse Schouwburg, 1655. Aspasia, een bevallige herderin, afkerig van de aanzoeken der jonge herders, wordt naar 't hof gevoerd van koning Cyrus, die haar stelt boven aIle hoofse jonkvrouwen en haar tot vrouw neemt: Langh leve 't edel Paer, en tele jonge Vorsten, Waer na dit rnachtigh Rijck en aIle menschen dorsten. De Spiegel van den ouden en nieuwen tyt bevat voorschriften voor de gezondheid; de 'I'acbtigbjarige Bedenchingen vormen een levenskunst met toepasselijke verhalen, een vervolg op Coornhert. 20 werd Cats de grote zedenvormer in pietistisch-Calvinistische zin, Slechts enkele malen bezingt hi] de grote gebeurtenissen van zijn tijd; gedicht op de Synode, op Karel I, op A1aerten Harpertszoon Tromp. Zijn poezie is alledaags, maar zijn taal is zuiver. Meer dan in zijn beschouwingen is Cats toch een dichter in tal van zijn verhalen, b.v. in het Houtoelycls en vee! meer nog in de Trou-ringb. Daar o.a. het Spaens H eydinnetjen. Door al die verhalen is Cats de nieuwe dichter van sproken en boerden en de opvolger van Dirc Potter. Hij was het voorbeeld van veel andere dichters, o.a. van Huygens in diens eerste werken. Cats bezorgde 1621 de eerste druk van Costelick Mal; Huygens schreef een lijkdicht bij de dood van Cats, 1660. Hun vriendschap werd versterkt door verwantschap van geloof. Maar Cats is de volksdichter bij uitstek, Huygens zoekt het ongewone en schrijft voor geletterden; Cats vond lezers en bewonderaars onder aIle standen. Maar Hooft en Vondel zwijgen over hem, behalve dat Vondel hem uitscheIdt in een van zijn hekeldichten. Cats werd ook in 't buitenland beroemd; zijn volledige werken zijn ± 1700 in 't Duits vertaald. Doch reeds Van Effen schreef in 1732, dat Cats algemeen geminacht werd, en Bilderdijk in 1776, dat Cats aIleen gelezen werd door ,,'t plompe gemeen", Kalff komt tot de slotsom, dat het voorbeeld van Cats neerdrukkend gewerkt heeft op onze ganse dichtkunst. Dit onder de invloed van de critiek van Busken Huet. Westerbaen daarentegen zegt in zijn grafschrift op Cats: Sijn gladde Rijm-pen en zijn klaeren heldren int, Die hebben hem gemaeckt by duysenden bemint. Huygens schreef ook een paar grafdichten en dit korte grafschrift: Hier light Cats: waer 's de mann die een Cats-waerdigh Dicht Sal konnen singen op dit Lyck, nu Cats hier light? Van zijn werken werden bij zijn leven 25000, ja soms 50000 exx. verkocht. "Vader Cats" was zijn erenaam. Busken Huet daarentegen noemde hem langdradig en eentonig, smakeloos en zelfs vaak onkies. Het geslacht der 17e eeuw waardeerde zijn rustig vertellen, zijn vroomheid en zijn humor. Hij is door zijn romantische verhalen zonder twijfel de dichterlijke verteller bij uitnemendheid. Twee eeuwen lang bleven zijn gedichten de tweede huisbijbel. In zijn gedichtenbundels bevindt zich ook uitstekend proza. Zie verder Steertsterre en Jaer-bescbryoer. Tot de school van Cats behoren Pers, Anna Visscher, Poirters, Krul, Sluyters: de Dordtse School. Zie verder Dordtse poeten en Zeeuscbe Nachtegael. Over Cats zie G. Kalff, Studien over Ned. dichters der 17e eeuto, 1901 en Dr. A. Kuyper, Het Calvinisme en de Kunst, 1888. Van Vloten gaf in 1862 Alle de Werken uit in twee zware delen met ruim 400 platen. \VJ. C. M. de ]onge van Ellemeet beschreef zijn Museum Catsianum; 1870. Over Cats in Dordrecht het proefschrift van H. Smilde, 1938. Van Roel Houwink in 1941 een bloemlezing Gedicbten en Spreueen, Het leven van Cats tot 1623 is behandeld door Dr. P. ]. Meertens in zijn proefschrift Lettereundig Leven in Zeeland, 1943. Cats, Nicolaes van --.-, 2eeuws edelman, aan wie Maerlant zijn boek Der Natueren Bloeme opdroeg. (Zie De Lange van Wijngaarden, Heeren en Stede van der Goude.) Nicolaes was tot zijn dood in 1283 raadsman van Floris V. Caudron Caudron, W. ~ , 1607—"92, de „Aalsterse gelaurierde poeet", trachtte Hooft na te volgen in zijn Leven der grote Catharina van Alexandria; pas 1771 uitgegeven. Cautereels, Peter ~ , 1833—1885, Vlaams Katholiek schrijver. Cauwelaert, August van —, 1885—1945, R.K. Vlaams dichter. Liederen voor Maria, 1924. Reenter te Antwerpen; broer v. d. burgemeester; directeur v. h. R.K. maandblad Dietsche Warande en Belfort; romanschrijver. Schreef De Vlaamsche Jongeren van gisteren en heden, 1910—'27, bedoeld als een aanvulling van de Nieuwe Geluiden van Dirk Coster. Cauwenbergh, Cesar ~ , geboren en gestorven te Kortrijk, 1870—1926, schreef zeer conventionele toneelstukken. Cedo nulli (L. = ik wijk voor niemand), de leus door Vondel geplaatst boven zijn Tooneelschilt\ zie daar. Celadon, de mode-herder in de pastorale; zie daar en d'Urfe. Bij Cats: Celadon en Galathee; zie G. Celen, Dr. Vital ~ , ps. V. van Hulst, geb. 1887 te Hulsthout, leraar te Antwerpen. Gaf met Huysmans en Sabbe Werken van Mi c hi el de Swaen uit, 6 delen. Celestina, Spaanse roman van 1499, van een koppelaarster, met voor het eerst uitbeelding van 't maatschappelijk en huiselijk leven met zedenschildering en geregelde ontwikkeling. Vertaald in 't Ned. 1550, als „Tragi-Comedie van Calisto en Melibea"; van grote invloed op onze Renaissance- dichters. Celestine, ps. van Cath. v. Rees. Celliers, J. F. E. ~ , 1865—1940, Afrikaans dichter van huisclijke poezie, maar ook natuurdichter. Hij was hoofd v. d. Staatsbibliotheek te Pretoria; vocht mee in de Boerenoorlog. Prof, te Stellenbosch 1919; voorman van de Tweede Afrikaanse Beweging. Zijn gedicht Die Vlakte, 1906, was gedurende zijn ballingschap in Zwitserland geschreven. Verder drama's, verhalen, vertalingen. In 1909 de 2e bundel gedichten Die Revier; in 1910 de Unie-Kantate, de gesch. van Z. Afrika. In 1918 Die Saaier, met vaderlandse gedichten. Mede-oprichter van Die Brand wag, 1910. Over hem schreef Dr. Pienaar in Taal- en po'esie van die Tweede Afrikaanse TaaWeweging. Celosse, Jacobus ~ , rederijker te Leiden, schreef een Spel van Sinne voor de inkomst der Vlaamse Kamer van Leiden, de Orangie Lelie, te Haarlem, 1617. Hij had in 1610 zijn „Vreughteyndigh spel, hoe de Konst van Redenrycke misbruyckt wordt" laten opnemen in de Nederduytsche Helicon. Daarin verdedigt hij nog de opvattingen van Casteleyn en de oude vormen van 90 Chansons de geste ketendicht, refcrem, retrograden enz. Hij was tot zijn dood in 1631 factor der Kamer. cenaculum, o. = 1° eetzaal; 2° groep van schrijvers of dichters. censuur, Franse ~ , besnoeide o.a. De Laatste Zeetogt van de Ruiter van Loosjes. Had nog veel meer aanmerkingen op De Hollandsche Natie; in Feb. 1813 kwam het bevel tot inhechtenisneming van Helmers, juist toen de dichter overleden was. Over de censuur schreef A. C. Kruseman De F. wetten op de Holl. Drukpers, 1889. De censor in het Dep. v. d. Zuiderzee was Duterrage; zijn handlanger Van Ray; zie daar. Zie ook Index; Sepp; drukpersvrijheid. Centaur, internationaal cultured Maandblad van Binnendijk, Vestdijk e.a. verscheen van Oct. 1945 tot Maart 1947. cento, gedicht samengesteld uit dichtregels van verschillende schrijvers, b.v. de Keesiade. Cervantes Saavedra, Miguel de ~ , 1547— 1616, geb. te Alcala de Henares, studeerde te Salamanca; trad in dienst van kardinaal Aquaviva; daarna soldaat, gewond in de slag bij Lepanto; vijf jaar gevangen in Algiers. Hij werd de schrijver van de herdersroman Galatea, 1584, doch zijn roem dankt hij aan de roman van Don Quichote; zie daar. Ondanks die roem is hij arm gestorven. Onder zijn novellen La Gitanella de Madrid, d.i. het Spaans Heidinnetje. Deze novellen zijn de Novelas exemplares van 1612, gedeeltelijk vertaald door F. v. Sambix, 1643. Cesar, ridderroman uit de I4e eeuw, door N. de Pauw uitgegeven in zijn Mnl. Gedichten III. Chaerte van Rethorycke De ~ , bevatte de uitnodiging van de ontvangende Kamer aan de andere ,,cameren"; op rijm. Changuion, Dr. A. N. E. ~ , 1803—'81, prof, in de letteren te Kaapstad 1831, 1842 hoofd van een eigen instituut, leermeester van Hofmeyr, Brand, Burgers e.a., strijder voor het Nederlands. Belette 1849—'50, dat de Kaap een strafkolonie werd. Chansons de geste (F. = liederen van heldendaden), de Franse Karelromans, die in de elfde eeuw opkwamen, over Roland en de andere helden rondom Karel de Grote. Ook in de Nederlanden vertaald: Roland, Lorreinen, Aiql, Willem van Oringen. Daarna wendden de F. dichters zich ook tot andere onderwerpen dan de nationale poezie; toen kwamen de Klassieke en de Keltische of Britse berijmde ridderromans, de Arturromans. Ook deze vertaald en nagevolgd in de Nederlanden. De oudste Chantepie de la Saussaye 91 chrestomathie Nederlandse bewerking is juist een klassieke roman: Aeneas van Veldeke. Chantepie de la Saussaye, Dr. Daniel ~, 1818—74, Waals predikant sedert 1842, kwam onder invloed van 't Reveil, werd de hoofdman der ethische richting, trad in 't krijt met de modernen Prof. Scholten en Allard Pierson. Predikant bij de Ned. Hervormden te Rotterdam, 1862; prof, te Groningen 1872. Chantepie de la Saussaye, P. D. ~ , zoon van de voorgaande, 1848—1920, hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden, Ned. schrijver over godsdienstgeschiedenis. Leven van Nicolaas Beets, 1904. Portretten en Kritieken, 1909. Redacteur van Onze Eeuw. Chaos en het Licht, De ~ , zesde en laatste Tijdzang van Da Costa, 1850. Chapelle-Roobol, Suze la ~ , 1855—1923, romanschrijfster en toneelschrijfster. Een Boete. Chappuis, H. Th. ~ , 1844—1906, officier; romanschrijver en schrijver van geschiedkundig werk. Napoleon. Schetsen uit N. Brabant. Charicles en Euphorion, roman van Limburg Brouwer; uiteenzetting van de Platonische wijsbegeerte. Charietto, een Frank, te Trier gevestigd, in Rom. dienst met de verdediging van de Rijngrens belast, joeg de Chamaven terug, sneuvelde tegen de Alemannen, 366. Wordt beschreven als een reus. Hoofdpersoon in een van de verhalen in Onze Voorouders van J. v. Lennep. Charivarius, ps. van Dr. G. No 1st Trenite. Charles, J. B. ~ , zie W. H. Nagel. Charon de helsche Schipper, spel van Sinne van 1551, uitgegeven door Dr. W. de Vreese, 1896. Charriere, Mevrouw de ~ , zie Belle van Zuylen. charter = officieel stuk; Regerings- of Raadsbesluit; vrijheidsbrief; privilege, 't Oudste Ned. charter is van schepenen van Bouchoute, 1249; in de I4e eeuw is de moedertaal algemeen in de stukken. In 1290 werd voor Vlaanderen bepaald, dat de burgerlijke rechtsgedingen in 't Vlaams behandeld moesten worden. Chartres, stadje a. d. Eure ten Z.W. v. Parijs. Het Wilhelmus ontstond ± 1569; werd gedicht naar een bekend F. lied, het lied van Chartres. Chasalle, Frederik ~ , ps. van C. v. Wesson. Chastelioen, Wouter van ~ , d.i. Gautier de Chattllon of de Lille, de F. dichter, die tussen 1170 en '81 in het L. zijn Alexandres schreef, waarnaar Maerlant Alexanders Gees ten bewerkte tussen 1257 en '60. De F. dichter verzette zich tegen de fantastische verhalen, die de trouveres van Alexander gedicht hadden; hij putte zijn stof uit de L. geschiedenis van Quintus Curtius. Hij was kanunnik te Amiens. Chavonnes Vrugt, tenorzanger, maakte Wien Neerlandsch bloed door heel Nederland bekend door zijn voordrachten tijdens de Belgische Opstand. Cheops, groot episch gedicht van J. H. Leopold: de gestorven pharao treedt uit zijn mummie, zwerft door heel de wereld en keert eindelijk terug naar de grafkamer in de grote piramide. Chierheit der geesteleker Brulocht, Die —, (de schoonheid v. d. geestelijke bruiloft), het meest geprezen prozawerk van Ruusbroec, zie daar. Op het bijbelwoord: „Ziet de Bruidegom komt." In nieuw Nederlands overgebracht door Mr. Frans Erens. Chiliasme, o. — 't geloof aan het Duizendjarig Rijk\ zie D. Chimon, toneelspel van Van Arp, ziedaar. Ontleend aan de Decamerone, 1639. China, in de Ned. letterkunde, 't eerst genoemd in Tresoor der Zeevaart van Lucas Waghenaer van Enkhuizen, 1592. 't Eerste stuk over China is het treurspel Trazil van Antonides, vereerd met een vers van Vondel, die vlak daarna hetzelfde onderwerp behandelde in zijn drama Zungchin, 1667. De rijmelaar Matthijs Cramer „bezong" in 1670 Borfs voyagie naar de kuste van China. Nicolaas Witsen schreef zijn groo[ werk Noord- en Oost-Tartarije in 1692. In de 18e eeuw is er geen oorspronkelijk werk meer. In 1765 verscheen De Vorstelijke Wees of het veroverd China, vertaling van een toneelstuk van Voltaire: noe eens vertaald door Nomsz als Het Weeskind van China, 1782. Uit het Engels werd een Chinese roman vertaald: Chineesche Geschiedenis, 1767. Pas in onze tijd herleefde de belangstelling voor China; zie Henri Borel. Prof. Dr. Duyvendak's rede over China in de Letterkunde is opgenomen in het Jaarboek van „Letterkunde", 1937— '38. De vertaalde romans van Pearl Buck over Chinees leven von den in de laatste jaren veel belangstelling. Chineesen te Batavia, Op den Moord gepleegd aan de ~ , verontwaardigd gedicht van Jhr. W. v. Haren, 1740. Chloe, 1° ongenoemde Leidse jongedame uit de Briefwisseling van Bilderdijk, die de vlag moest strijken voor Odilde. Haar klassieke afscheidsbrief is van Febr. 1785. 2° naam, gegeven aan Katharina Wilhelmina Schweickhardt in de Ode van 1796; zij was de opvolgster van Odilde. Chonia, ps. van /. C. Kindermann. j chrestomathie (Gr.) = bloemlezing. Chretien de Troyes 92 Chretien de Troyes, ± 1140-'90, F. dichter aan het hof van Filips van de Elzas in Vlaanderen; grootmeester van de hoofse dichtkunst. Arthur; Parcival. Zie 1Honmouth. Chretien is de eerste dichter, die de wonderschotel de H. Graal noemt, naar het L. woord gradalis, de schotel die in de Britse verhalen zulk een grote rol speelt. Chrispijn, zie Krispijn. Chrispijn, L. H. i"J, 1854-1926, toneelspeler en regisseur. Christelijke dichters der 20ste eeuw. Aan Verzeild Bestek, ter gelegenheid van het tweede lustrum van de Christelijke Auteurskring, werkten mee: G. Kamphuis, H. Kuyper-van Oordt, C. Rijndorp en P. T. Risseeuw als redacteuren. Verder: ]0 Kalmijn, ]. K. v. Eerbeek, Spierenburg, Totius, Anne de Vries, Willem de Merode, Ignatia Lubeley, Roel Houwink, Jan Eekhout, Rie van Rossum, Muus ]acobse, Joh. v. Hulzen, A. Wapenaar, ]. H. de Groot, Mary Pos, Fedde Schurer e.a. Zie Anema, Gossaert, Rispens, Joh. Breevoort, L. Blickmann, Willem de Merode, Jacqueline v. d. Waals; voor de jong-Protcstanten zie Derde Reveil. Christelyck Vryagielied, de liefde van Christus voor de ziel, gedicht van Vondel, opgenomen in Minne-plicht en Kuysbeytskamp van 1626. Christemeijer, J. B. i"J, 1795-1872, streed bij Waterloo, ambtenaar te Utrecht, schreef o.a. over Lijfstraffelijke Recbtspleging. Christenkercke, Tspel van de ---, met aantekeningen uitgegeven door G. A. Brands, 1921. De schrijver was Reynnier Pouwelsz, boekbinder en rederijker te Utrecht. Het was een strijdstuk voor de R.K. Kerk, 16e eeuw. Christen Tempel, Op den Bou van den i"J, gedicht van Vondel op de bouw van de Remonstrantse Kerk te Amsterdam, 1630. Gevolgd door een lofzang op de Inwying, door Episcopius, in September. Christiaens, A. G. i"J, geb. 1905 te Beveren aan de Leie, schreef onder ps. N. A. Drojina ironische en melancholische dichtbundels als De algemene Regel, 1934, lrrequietum en Uit de Toren. Christina de Wonderbare, Christina van Sint-Truyen, 1150-1224, uit Brustem bij Sint- Truyen, wonderdoende heilige. Haar leven in het L. beschreven door Thomas van Cantirnpre en Jacob van Vi try, in 't Mnl. vertaald. Christo Sacrum te Delft, zie Van Haastert. Chronogram, o, = Tijdvers; zie daar. Cies van Gent, ps. van Napoleon Destanberg. Cinna, gunsteling van Augustus en minnaar van Augustus' pleegdochter, held van een treurspe1 van Corneille, nagevolgd door Citadelpoezie Bilderdijk, die zijn werk opdroeg "aan den Koning", d.i. koning Lodewijk, van wie hij zingt in de opdracht: De lauwer bloeit in schaduw [van Uw' kroon; De kunst heraarnt waar heen Uw [oogen stralen. Circe, de Toveres, treurspel met Kunst en Vliegwerken, Nieuw Muzyk en Balletten, door A. Leeuto, zie daar. In de voorrede staat vermeld, dat Leeuw dit stuk van Calderon bewerkte wegens "de gelukkige uitslag, die Medea van Jan Vos, voor eenige maanden gehad heeft", het moet dus van 1660 zijn. De kunst- en vliegwerken en de toverijen waren zodanig, dat een lofdicht van Leeuw kon getuigen, dat hij "Circe doet: Ter Schouwburg daveren en donderen, Dat zich een ieder moet verwonderen: Want de aarde siddert op haar wenk." Citadelpoezie, de gedichten ter verheerlijking van Nederland in de strijd tegen Belgie, 1830 en volgende jaren. Genoemd naar de dappere verdediging in 1832 van de Citadel van Anttoerpen door Chasse. B.v. De Jager op Verlo], "toegezongen aan het Utrechtsche jagerkorps" door Mr. S. H. Vernede; Aan Neerlatids Kri gslredcn in Nov., 1830, door G. H. v. Senden, predikant te Middelbert; De Roemuolle Dood van Van Speyk, door Petronella Moens, 1831; A. v. Halmael, Ter Nagedachtenis aan Van Speyk, 1831. Van 1831 oak De Heldendood van Van Speyl: van H. H. Klijn. Tollens dichtte Avondbede in Dec. 1830, 's Konings Verjaardag, De algemeene bededag, De val der Citadel, Aan Chasse; Christemeyer, Vad. Vitboezemingen; Van Eelde, Krijgszang voor mijne wapenbroeders; Thouars, Landen en Parijs of de bel op aarde; Zimmerman, lnstallatie van den Belgiscben regent, Erasmus II; A. Beeloo, Zeljopojiering van Van Speyk, 1831; A. v. d. Hoop, De Tiendaagsche Veldtocht, 3 drukken 1831; Aan generaal Chasse, 1833. Een Noord-Nederlander nan de oproerige Zuid-Nederlanders, door Jan ten Brink, 1830. C. Loots, Bij de heldendood van Van Speyk, 1831. En in 1832: Chasse op het puin der Citadel. A. W. Engelen gaf in dit jaar zijn Dicbtstukjens uit. Zie oak Immerzeel, Van Lenneps toneelstukje H et Dorp aan de Grenzen bezorgde hem de orde van de Ned. Leeuw; zijn Dorp over de Grenzen maakte minder opgang, maar de dichter werd tach in 1832 lid van het Kon. Ned. Instituut. Hasebroek, Gewin, Van de Linde, de beide Veders, Heije en Goeverneur namen dee! aan de Tiendaagse Veldtocht. Prof. N. G. van Kampen gaf 1834 een Gedenkboek van citaten 93 Claesdochter De beul tradt aen om worgen, Doen sloot sy haer oogen fijn, Hebbende in 't hert verborgen Een trooster, niet om sorghen, Verlanghende thuys te zijn. Neerlands moed en trouw uit. Reeds dade-I Cittert, J. W. van ---, 1888-1945, dichter lijk in 1830 verscheen het Taiereel van de en toneelschrijver; Witte van Haemstede. Belgiscbe on/us/en, in dichtmaat, van D. Schrijver van een toneelgeschiedenis. Valkenburg: Claegh- ende Vraeghliedt, "in de heylighe De beste keus, die u ter redding over is, Vrijheyd der Knoedelpoesye ghemaekt" Is deze: toont berouw door ]. A. Alberdingk Thijm; kritiek op en vraagt vergiffenis! De Gids, 1860. In de Dietsche Warande. 20 dichtte ]. Olivier l11erkwaardigheden Kritiek oak op de Leekedicbtjes van De uit den Tiendaagschen ueldtogt, 1834: Genestet; aanval op de Modernen. Beant- Tot leering, Vorsten van Euroop'! woord door Vosmaer. Bid ik u, komt en ziet: Claerbout, Joost "'-', uit Vlissingen, schreef Getrouwer, braver Vorst en Yolk een "droefbly-eyndig vertoog" op 't Over- Vindt gij op aarde niet! gaen van Middelburg in 1575, 1661; ver- Tot de Citadelpoezie behoort ook Het Slot toningen, waarbij gesproken werd. Loevestein in 1570 door ]. F. Oltmans, Claes, Desire .--, 1836-1910, uit Neerlin- 1833; zie daar. In 1833 ook Welkomst- ter, onderwijzer te Antwerpen, daarna groet aan de verdedigers der Citadel van leraar in 't Ned. te Tienen, Hasse1t en Na- W. Kraan. Verder E. W. van Dam van men. Schrijver van gedichten en van toneel- Isselt en kapitein ]. Th. Buser, Mr. ]. H. werk. Burlage, A. P. van Groningen, Van Hall, Claes, Dr. Ernest "'-', geb. te Zichem 1885, v. d. Hoop, Bogaers, Loots, Mr. A. F. Vlaams schrijver. De lJ7itte, avonturen van Siffle, joh. Hilman, ]. van Oosterwyk een jongen uit zijn geboorteplaats, 1920; Bruyn, Mr. B. W. A. E. baron Sloet tot de 65ste druk in 1950. De vulgaire gescbie- Oldhuis, L. v. d. Broek en Dr. J. F. Wap. denis van Chare/ke Dop, satire op een De uitbundigste van allen was C. G. Wit- O.W.-er, 1923. Oorlogsnovellen. Echt huys in H et Bombardement van Antu/er- Vlaamse verteller, Hoofd v. d. vertaalpen, 1831. Hij had op dezelfde wijze ook dienst bij de Be1gische Kamer. Herman reeds in 1815 De Slag bij Quatre-Bras ver- Coene, boerenroman, 1925 en '30. Sicbemheerlijkt. In 1831 kwam ook nog zijn Iier- scbe Novel/en, 1921. Reisverhaal, 1939. zang op De Prins van Oran]e. Staring Claes Kloet, klucht van C. Biestkens; zie dichtte zijn Lied aan de ] ongelingscbap: daar. Minerva greep haar oorlogsspeer; Claes van Haerlem, Ver Brecbten sone, zie Ten strijde! was haar kreet. Willem van Oran]e. Zie Clays. De Iaatste Citadelpoeet was W. [, Hofdijk, Claes-Vetter, Stephanie ,geboren te din in 1857 een Schetsboek uit de drie-en- Zutfen in 1885, echtgenote v.an Ernest tuiintig dagen schreef, een "lyriesch-drama- Claes. Novellen en romans. Verscheidene tiesch gedicht", (De Citadel werd pas na harer gedichten werden getoonzet door 23 dagen, in puin geschoten, overgegeven Edgard Tinel. aan de Fransen.) Van Belgische zijde De Claesdochter, Haesje --.-, ook Haes]e Claes, dulle Griete, "Vlaemsche Liedekens op den stichtte volgens overlevering 1523 een tyd", van Pierre Lebrocqui, Ieerling van groot weeshuis te Amsterdam. N aar haar Kinker, pas uitgegeven 1839. Tegen de noemde Potgieter 1855 een van zijn ge- Walen en de leiders van de opstand. dichten, haar voorstellende als de Stede- Tegen de Hollanders werden in Belgie maagd: Iiederen gezongen. Een er van is te vinden Haesje Claes, die's werelds hulde in Den 0 pregten lvlaestrichteren Almanak Plag te ontvangen in haar bloei, van 1831, gedrukt te Hasselt. Daarin staat WijI de zee geen schepen duldde, het Liedeken op de Vreede Tiranie begaen Daar haar wimpel niet van woei ... door de Hollanders.' Zij klaagt over haar verbanning uit het be- Zij randen de twee meiskens aen roemde Stadhuis, sedert koning Lodewijk D'een tien en d'ander negen jaeren als paleis in gebruik. Hebben zeven steken ontfaen Claesdochter, Wendelmoed ,IVeyntjen Van de hollandsche barbaren. Claes, weduwe uit Monnikendam, 1527 te Is de vreedheyd ooyd gehoord 's-Gravenhage als ketter verbrand. Honderd zestig pencionaren Bekend door een van de aandoenlijkste Hebben zij in een school vermoord martelaarsliederen: Naer dat zij tot hun lusten waren. (bis.) citaten, aanhalingen uit dichters en schrijvers. Van Lennep legde er een verzameling van aan, lets over Citaten. Citters, Jhr. Mr. J. de Witte van "'-', zie w. Claeys 94 Clercq Claeys, T>6siri ~ , geboren en gestorven te Brussel, 1876—1937, toneelschrijver. Claeys, Dr. Hendrik ~ , 1838—1908, pastoor te Oostakker bij Gent; dichter; sprak de lijkrede op Conscience uit in O. L. V. kerk van Antwerpen, 1883. Schreef over Jan van Ruusbroecs Taal en Stijl, 1894. Clagende Maeghden, zie K. Claghe, Der Kerken ~ , zie K. Clais, zie Claes. Clarazel de Gontarnos, Don ~ , ofte den buitenspoorigen dolenden ridder, 1691, met platen van Caspar Luyken; zie Nic. Heinsius Jr. Clarissa Harlowe, 1748, de tweede roman van Richardson, door Feith geprezen, door Betje Wolff een meesterstuk genoemd. Clarissa, een meisje van 18 jaar, ontvlucht met Lovelace het ouderlijk huis, doch zij verlaat hem, als het haar blijkt dat hij een lichtmis is, maar zij bezwijkt onder al haar wederwaardigheden. Zie Lovelace. Deze roman van grote invloed o.a. op Wolff en Deken. L. v. Ollefen maakte een toneelspel Clarissa of de mislukte Boosheid, 1781. Clarisse, Dr. J. ~ , 1770—1846, hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden, van ethische richting; kwam op tegen het rationalisme der 18e eeuw. Schreef over fragmenten van de Spieghel Historiael en over Stoke, 1818; over Van Alphen, 1836; gaf 1847 de Natuurkunde van 't Geheel-al uit van broeder Gheraert, een leerdicht van i t 1300. In zijn jonge jaren dichtte hij een ode ter ere van Schiller. In 1792 werd hij predikant te Doom; toen verschenen zijn Gedichten met rijmloze oden en een vers tegen De Weelde en verder liederen ter ere van het voorgeslacht. Deze bundel was tevens zijn afscheid van de poezie. Classicisme in de letteren. de navolging van de Klassieken, de Gr. en Rom. schrijvers, begon in 't eind der 16e eeuw; daarna Vondel, Hooft. Verder de invloed der F. letteren, tot en met Bilderdijk. Zie Frans klassiek treurspel. Daarna de Roman t;ek. classiek is de naam voor alle grote kunst der Grieken en Romeinen; fig. voor alle grote kunst. Claudius, Matthias ^ , 1740—1815, de vrome D. huiselijke dichter, gaf 1771 zijn Wandsbecker Bote uit; van grote invloed op Feith, Bellamy, Staring; doch vooral op Tollens. Schreef onder ps. Asmus; woonde te Wandsbeck bij Hamburg. Tollens vertaalde een hele bundel IJedjes van Claudius, waarbij de bekende Reize van Jurriaan rondom de wereld. Claudius Civilis, de vrijheidsheld in treurspelen van Le Francq van Berkhey en Haverkorn; zie daar en Batavische Gebroeders. Claus van Euskerken, zie E. clausule (lett. = slot), de M.E. naam van een strofe of couplet van 13 regels, dat sloot met 2 op elkaar rijmende regels. Bij Maerlant b.v. Die Clausule van der Bible, een verheerlijking van Maria door de gelijkenissen van het O.T. Zie ook Wapene Rogierl Clavareau, Aug. —, 1787—1864, uit Luxemburg, zette gedichten van Tollens, Bilderdijk en Spandau en ook de kindergedichten van Van Alphen over in F. verzen. Clayes Hendrik ~ , 1838—1910, talentvol Vlaams redenaar en dichter. Verscheidene zijner gedichten werden getoonzet door Edgard Tinel. Clays, Ver Brechten Sone, zie Willem van Oranje en Claes van Haeriem. Cleerdin, Vincent ~ , uit 's-Hertogenbosch, 1888—1946, griffier der Brabantse Staten, letterkundige. Brabantse Sagen, 1929. Gesprekken met Erasmus, 1936. Cleiburg, Jacob —•, zie Clyburg. Clein notabel verskine, reeks spreuken over de minnedienst, over „niders" en „wroegers", opgenomen in het Hulthemse handschrift, uitgegeven door Willems in Belgisch Museum, 1837 en door Dr. Verdam in het Ts. voor T. en Lett., 1883. Uit de 13e eeuw. clerc, de Mnl. naam van wie lezen en schrijven kon; 1° lagere geestelijke; 2° geleerde; 3° dichter en dan vaak hetzelfde als menestreel\ 4° student; 5° geheimschrijver, b.v. de scepenclerc, de stadssecretaris. Zie daar. Clerc uten lagen landen, schrijver van een Mnl. kroniek in proza, ± 1300. Uitgegeven door Scriverius, weer door Frans van Mieris, 1740, en opnieuw voor 't Historisch Genootschap, 1867, door Mr. B. J. Lintelo de Geer van Jutphaas. Clerc, Jan de —', d.i. Jan Boendale, omdat hij scepenclerc van Antwerpen was; zo noemt hij zichzelf ook in Jans Teestije. Clerck, Claude de ~ , 1587—1645, rederijker te Yperen, bierkruier van zijn vak, factor van De Koornbloem op een jaarwedde van / 60, waarvoor hij ieder jaar een treurspel en een esbatement moest vervaardigen. R.K. dichter; schrijver van het toneelspel Het Guese ghejanck. Vereerder van Cats, Zonne van de dichters, Die bewonen 't water-landt. Volgens de overlevering heeft Cats hem te Yperen bezocht en hebben de beide dichtrs drie dagen lang elkander op rijm toegesproken. Zijn gedichten uitgegeven door de „Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen." Clercq, Mr. Gerrit de ~ , 1821—'57, in 1848 referendaris aan Financien, 1852 secretaris der Handelmij., zoon van WilClcrcq Hz, 95 Cloete lem\ redacteur v. d. Gids, 1843—'49. Vrijzinnig journalist. Op zijn aandrang werd De Gids sedert 1847 een algemeen, inzonderheid een politiek tijdschrift. Over De Jeugd van G. de Clercq een studie van Dr. P. J. Meertens. Clercq Hz., Izaak de ~ , vertaalde het treurspel Eduard en Eleonora van Thomson, 1787, en Saint Valori van R. Cumberland, 1791. Dichter der Verlichting, f 1794 te Amsterdam. Clercq, Pieter le ~ , 1692—1759, uit Naarden, commissaris der uitheemse depeches van de S.G., vertaalde o.a. De Engelse Spectator van R. Steele, 9 delen, 1725; 2e druk 1742. In 1743 vertaalde hij het F. weekblad van Justus van Effen, Le Misantrope, 1711—'23, insgelijks een Spectatoriaal Geschrift. Schreef zelf De Mensch dwazer dan het dier, satire, 1712. Ook vertaalde hij The tale of a tub van Swift als Vertelsel van de ton, 1735; dan Tom Jones van Fielding als De Vondeling Thomas Jones, 1749. Dichter en schrijver, o.a. van Gesch. der Ver. Nederlanden. Zijn geschrift over Jan de Witt gaf aanleiding tot de De-Wittenoorlog. Van hem ook het leerdicht Huwelijks Mintafereel, 1722, derde druk 1773. Clercq, Dr. Rend de ~ , 1877—1932, geb. te Deerlijk bij Kortrijk, Vlaams dichter van lyrische poezie en van drie „drama's der opstandigheid": Ka'in, Saul en David, Absalom. De Clercq ging 1891 naar 't priestercollege te Thielt; in 1896 werd hij weggezonden. Daarna studeerde hij te Gent in de letteren en werd hij leraar te Nijvel. In Harmen Riels heeft hij zijn eigen leven beschreven, 1926. Hij kwam in 1914 naar Amsterdam met zijn gezin, werd er» leraar aan de Belgische school en redacteur van 't dagblad De Vlaamsche Stem. Afgezet door de Belgische regering, omdat hij activist was geworden. Sedert 1916 verschenen zijn Noodhoomliederen. In 1917 werd hij met medewerking van de Duitsers conservator van het museum Wiertz te Brussel; in Nov. 1918 week hij opnieuw uit naar Nederland. Hij werd ter dood veroordeeld; zijn beeltenis op de Grote Markt te Brussel verbrand. In 1919 opende De Clercq een kunsthandel te Bussum. Hij trad op met voordrachten en concerten; sedert 1924 woonde hij te Amsterdam met Ria, aan wie hij zoveel liederen heeft gewijd. In 1929 keerde hij, na afkondiging van de amnestie, naar Belgie terug. Verschillende van zijn liedjes zijn op muziek gezet en bekend geworden door de kunstavonden van Emiel Hullebroek. De Clercq bewerkte de vertaling van Don Qnichote naar die van Schuller tot Peursum, 1930. Uitgegeven met platen van A. Hahn Jr. Gedenkteken op zijn graf te Lage Vuursche. Zijn proefschrift liep over Guido Gezelle. Over hem zelf een studie van Mr. J. J. Wijnstroom, 1938. Clercq, Willem de ~ , 1795—1844, beantwoordde 1824 de prijsvraag van het Kon. Ned. Instituut: Welken invloed heeft vreemde letterkunde gehad op de Nederlandsche? Bekroond met de gouden erepenning. Hij had L. en Gr. geleerd door privaatles, doch gevoelde zich meer aangetrokken tot de nieuwere letteren. Hij bewonderde de Frans-klassieke werken en genoot van Talma, toen deze Achilles voorstelde in Iphigenie van Racine. Maar ook Bilderdijk trok hem aan. Hij zelf was zich bewust geworden van zijn gave, om te improviseren; het was in het jaar 1815, toen hij verloofd werd met Caroline Boissevain. Hij dichtte voor de vuist verzen op een onderwerp, hem door anderen opgegeven. Na 1821 trad hij ook voor gezelschappen op. Hij was in 1820 bevriend geworden met Da Costa, die hem in 1822 bij Bilderdijk bracht. De Clercq begon als korenkoper te Amsterdam. In 1820 schreef hij zijn Verhandeling over de Vrijheid van Handel voor de Mij. van Letterkunde. In 1822 werkte hij mee aan de Memorie over de Graanhandel, door de kooplieden gericht tot de Koning. In 1824 werd hij secretaris van de Handelmaatschappij; tot 1831 woonde hij dus in Den Haag. In die 7 jaren vindt men 150 improvisaties vermeld, hoe 1 anger hoe meer evangelie-verkondiging in de geest van het Reveil; in 1828 had hij voor 't eerst een „oefening" bijgewoond. Het proza van De Clercq wint het van zijn gedichtjes. Dit blijkt ook uit zijn verhandeling over De Cid, voorgesteld als het Ideaal van den held der Middeleeuwen. Deze verhandeling vertolkt de gevoelens van de Romantiek in de Nederlanden. Willem de Clercq naar zijn dagboek, 1888, door Prof. Dr. Allard Pierson; 1811—'44. Deze schreef over hem in zijn Oudere Tijdgenoten. Van 1938 W. de Clercq, de mensch en zijn strijd door E. E. te Lintum. Clignett, Mr. J. A. ~ , 1756—1827, uit Leiden, 1813 raadsheer te 's-Gravenhage -bij het Hoog Gerechtshof. Gaf 1804 de Teuthonista uit. En met Steenwinckel Maerlants Spiegel Historiael, 1784—'85. In 1819 Esopet. Lid v. h. Instituut, 1809. Taalkundige. Zie ook Claes Willemsz. Clinge Doorenbos, J. P. J. H. ~ , geb. 1884, journalist, maker en zanger van het „levenslied". Clock, Leenaert —, zie Klock. Cloete, Stuart ~ , schrijver van de ZuidClopinel ! afrikaanse roman Wentelende Wielen, een verhaal van de Grote Trek, 1938. In 1939 volgde Eens komt een nieuwe dag, de geschiedenis van Slagtersnek in romantisch kleed. Clopinel, zie Jean de Meung en Rose. Cloppenburch, Johannes ~ , geb. 1592 te Amsterdam, 1621 predikant aldaar; fel tegen de Remonstranten; door Vondel gehekeld; moest 1629 bedanken en werd dominee in Den Briel; 1641 prof, te Harderwijk; 1644 te Franeker; f 1652. Cloris en Roosje, zie Buysero. Closset, Fr. ~ , schreef Die van 't Fonteintje, inleiding, aantekeningen en bibliografie. Verder een studie over Raymond Herreman, de dichter en de criticus. clute, cluyt, sotte kluit, in de 15e en l6e eeuw de naam voor de klucht, de sotternie van de l4e eeuw. Opgevoerd na de abele spelen\ lie daar. Cluyswerck, beschrijvend gedicht van Huygens, over het werk, dat hem in zijn „kluis" bezig hield, een van die gedichten, waarin hij van alles meedeelt over zija openbaar, huiselijk, dichterlijk en gezellig leven, zo als ook in Dagh-Werck en Hofwyck. Beschrijft zijn leven in de stad, in het grote huis aan 't Plein, waar nu 't Departement van Justitie staat; 1680—'83. Pas in 1841 gedrukt door Jonckbloet. Cluyte van Playerwater, ± 1450. De vrouw van heer Werrenbracht veinst zich ziek en zendt haar man van huis, om playerwater voor haar te halen uit Tonvreen int Oestlant\ nauwelijks is hij weg, of zij nodigt een priester bij zich. Een koopman licht hem in en brengt hem binnen in een hoenderkorf. 't Verhaal is ook te vinden bij Ludolf Gockinga, 1699. De Cluyte werd 1838 uitgegeven door F. H. Mertens naar een Antwerps hs. En opnieuw in de Mnl. Dram. Poezie van Moltzer, 1875. Het stuk richt zich tegen de overspelige vrouwen. Werrenbracht zegt zelf: Wij willen alle eerbaer vroukens eren, Die gherne sijn bij hueren eyghen man. Clyburg, Jacob ~ , gaf in 1727 zijn Poezy uit. Verder vier treur- en kluchtspelen, waaronder Nederland in gekheid, „Staaten zinnespel op de Windnegotie." Waarschijnlijk zijn verscheiden andere van zijn toneelstukken anoniem uitgegeven. Hij schreef zijn naam ook als Cleyburg, Cleiburg en Kleiburg. Cnape van Dordrecht, Vanden —, ene sotte boerde, van een jonge man die tegen betaling bezoeken aflegde bij dames tot in het huis van de baljuw. Algemeen verspreid in Europa; komt o.a. voor bij Poggio in zijn Facetiae. 5 Coers Cneudt, Richard de ~ , geb. 1887 te Gent; onderwijzer aldaar; dichter en schrijver. Cock, Alfons de ~ , 1850—1921, hoofdonderwijzer te Denderleeuw, de Vlaamse folklorist. Stichtte met Pol de Mont het ts. Volkskunde; samen gaven ze de Vlaamsche Wondersprookjes uit, 1896; en de Vlaamsche Vertellingen, 1898. Met I. Teirlinck gaf hij het Brabantsche Sagenboek uit en ook Kinderspel en Kinderlust, 8 delen, 1902—'10. Dan van hem alleen: Spreekwoorden over Vrouwen, en Spreekwoorden, afkomstig van oude volksgebruiken, 1905. Vlaamsche sagen. Volksgeneeskunde in Vlaanderen, 1891. Studien over oude vertelsels, 1920. Cock, Jef de ~ , geb. 1877 te Herdersem, humoristisch Vlaams schrijver over Leuvens leven; hij was hoogleraar te Leuven. Cock, Symon ~ , uitgever te Antwerpen, drukte 1539 Een devoot ende profitelyck Boecxken en in 1540 de Souterliedekens. Codde, Dr. P. A. ~ , 1605—'67, dokter, uit de R.K. tak van het geslacht, dat „de codde in den gevel" had. Hij maakte een treurspel van de Herdoopers Anslagh op Amsterdam (op 10 Mei 1535), in 5 bedrijven met reien, 1641, in de trant van Gysbreght van Aemstel. Coelde van Munster, Dire ~ , zie D. Coenders, Rudolph —, 1638—'66, vice-admiraal van Groningen, sneuvelde bij het gevecht op de Vlaamse banken. Als een der grote helden van de Vierdaagse Zeeslag bezongen door Johan Schoyerus, gelegenheidsdichter te Groningen, in zijn Droeve Lycktraenen. Verder door Egbertus Tuydema, candidaat tot de Heilige Dienst, in Tritons Rampsnicken. Coenen Jr., Mr. Frans ~ , geb. te Amsterdam 1866, f 1936. Sedert 1895 conservator v. h. museum Willet-Holthuysen te Amsterdam. Redacteur van Groot-Nederland. Studien van de Tachtiger Beweging, 1924, een van de beste werken over dit verschijnsel. Criticus. Zijn romans zijn beelden uit het kleinburgerlijke leven: Bleeke Levens, 1899; Zondagsrust, 1902; In Duisternis, 1903. Van 1936 Onpersoonlijke Herinneringen, de geschiedenis van het oude huis op de Keizersgracht. Studie over Dickens. — Mr. B. de Goede deed een keuze uit de kleine geschriften: F. Coenen, 40 jaar commentaar, 1947. Coenraads, Eduard —, ps. van Pieter Endt. Coens, Jan ~ , 1585 pastoor te Kortrijk, de steller van het tweede strijdschrift tegen de Bienkorf van Marnix, 1598, onder de titel Confutatie ofte wederlegginghe\ t 1604. Coens, M. ~ , ps. van W. L. Penning, Coers, F. R. ~ , 1867—1938, gaf het LieCohen 97 Colmjon derboek pan Groot-Nederland uit, 1903. Propagandist van het Ned. lied; verzamelde 7000 oude liederen. Zijn eerste werk was het Studenten-Liederboek van Groot-Nederland, 1896. Hij bleef 43 jaar student te Utrecht. Cohen, Josef ~ , geb. te Deventer 1886, oud-directeur der Openbare Leeszaal te Groningen. In de stijl van de Tachtigers bewerkte hij Ned. Sagen, 1917—'19. Poelhekke veroordeelde in Van onzen Tijd 1918 deze „dekadente precieusigheid". „Zonder eenvoud en oprechtheid is de levende volkssage niet weer te geven". — In 1950 verwierf Cohen de Amsterdamse prijs met zijn novelle De Tocht van de Dronken Man. Een Overijselse boerenroman is Het vervloekte Geslacbt. Verder romans en gedichten. Cola Rienzi, zie R. Coleners, Rosiana ~ , geb. te Dendermonde, vriendin van Anna Bijns. Lucas d'Heere richtte een gedicht tot „d'excellente Rosiane"; zij antwoordde er op: Ghy schrijft tot een die simpel is [in de Practicque, Onwijs, aerme gheboren, en noch niet [riicke. Haar gedicht bleef bewaard in Den Hof en Boomgaert der Poesyen van De Heere. Zij f 1560. Zij kon niet lezen of schrijven. Colevelt, Jacob Jansz. ~ , heelmeester en toneeldichter te Amsterdam; Graaf Floris en Gerrit van Velzen, 1628; navolging van Hooft; gespeeld op de Brabantse Kamer. Niet in bedrijven verdeeld; veel beweging op het toneel, met komische elementen; tragicomedie. Zijn Hartoginne van Savoyen, blij-eindend spel, 1634, is ontleend aan de Tragedische His tori en, een novellenbundel, waarvan in 1649 en '50 negen deeltjes verschenen, door het F. ontleend aan Bandello, volgeling van Boccaccio. Hij schreef een Ode of Gesangh bij de uitgave van Bredero's gezamenlijke werken in 1644: Hoe Bredero leeft in minnery, Hoe Bredero sweeft in vryery, In 't end als in 't beginnen. Colinet, Ph. ~ , 1853—1917, geb. te Aalst, hoogleraar te Leuven. Vlaams taalgeleerde, stichter v. d. Leuvensche Bijdragen. Collaer-Feytmans, Mevrouw ~ , Dina Demers, geboren in 1886 en gestorven te Brussel. Schreef meisjesboeken. Collegianten, leden van een college, samenkomst van vromen, waar ieder het woord kon voeren tot stichting. 't Bekendst wei*- den de Rijnsburger Collegianten onder leiding van de gebroeders Van der Kodde. Camphuysen behoorde tot hun geestverwanten; Pram Oudaen werd een der voormannen. Collegium trilmgue, collegium trium lin* guar urn, de school der drie talen (Latijn, Gr. en Hebr.), beroemde stichting van Busleyden te Leuven, 1518. Erasmus had groot aandeel in de regeling van het onderwijs en de benoeming der hoogleraren. Collem, Abraham Eliazer van ~ , 1859—• 1933, te Amsterdam; Communistisch dichter. Liederen van Huisvlijt, 1917; Liederen der Gemeenschap, 1918—'22; Opstandige Liederen, 1918, enz. Bloemlezing uit zijn werk door E. Vos—Van Collem, met inleiding van Mw. Roland Hoist, 1932. Collet, P. ~ , ps. Maxim Krojer. Colloquia (L. = Samenspraken), beroemd werk van Erasmus, oorspronkelijk bestemd als een leerboek voor goed Latijn. Doch ze richten zich tot de volwassenen, bespotten titelzucht, speelzucht, dronkenschap, losbandigheid; 1516. Vertaald als Gemeenzame fsamenspraken, 1610 en daarna herhaaldelijk, o.a. door Scriverius en in 1684 door Petrus Rabus; in 1840 door B. H. Lulofs. Collot d'Escury, Mr. Hendrik Baron ~, 1773—1845, schrijver van Hollands Roem in Kunsten en Wetenschappen, in 7 delen, het eerste deel kwam in 1824. Hij was na 1815 lid v. d. Tweede Kamer, later v. d. Raad van State. Colm, Jan Sieuwertsen —, 1575—1637, kunstschilder, later bode op Antwerpen, uit Antwerpen, 1613 lid van '/ Wit Lavendel te Amsterdam, treurspeldichter. Ook de klucht van Malle Jan Tots boertige vryery, 1633. Zijn Battaefsche Vrienden-Spieghel, treurspel, is opgedragen aan Rodenburg, 1615; het leert deugd verkiezen boven schoonheid, maar dichterlijk is het niet. In zijn Nederlants Treurspel behandelt hij „den oorspronck der Ned. beroerten", ook alweer met „onbegaefde hant". In dit stuk 't sterven der Graven v. Egmond, Hoorn ende der Batenborgers. Vertoond bij de Brabantsche Camer Uyt levender jonst, 1616. Beter is de klucht, waarin het dagelijks leven uitgebeeld is. Colmjon, Gerben —, 1828—'84 uit Leeuwarden, Fries schrijver, dichter, voordrager. In 1868 provinciaal-, in 1871 Rijksarchivaris. Reeds in 1871 toonde hij aan, dat het Oera Linda Bok onecht was. Studie over hem van Ds. J. J. Kalma, 1946. Colmjon, Gerben —, geb. 1899 te Leeuwarden, schreef De oorsprongen van de Renaissance der litteratuur in Nederland in het laatste kwart der 19e eeuw, 1947. In 1941 was de eerste druk van deze studie verschenen als De Renaissance der Cultuur. Letterk. Wrdbk. 2e dr. 7 Colom 98 Coninck Colmion toont met de stukken aan, dat aan de beweging der Tachtigers heel veel nieuw leven in Nederland voorafging en dat de Ned. letteren ook toen zeer sterk onder de invloed stonden van het buitenland, vooral van de Engelse dichters en de Franse naturalistische prozaschrijvers. Colmjon schreef ook een studie over Busken Huet, een groat Nederlander, 1944; en over Bakhuizen uan den Brink, 1950. Ook verscheen van hem De blauwe Wereld, Twentse streekroman; verder Onze Zeeuaart, 1951, over 40 scheepvaartmaatschappijen. Van 1926-'40 was hij red. van de Litteraire Gids. Colom, Jacob Aertsz ,....,." ook Kalom of Ca10m, 1599-1673, uit Dordrecht, 1616 drukker, uitgever en boekverkoper te Amsterdam. Onder zijn talrijke uitgaven: Vondel, Strijd of Kamp, 1624; Amst, Hecuba, 1625; Palamedes, 1625, 8 drukken; Camphuysen; Coornhert; Sal. de Bray, Minnesugbies, 1627; Jer. de Decker, 1656; Meerman, Comoedia Vetus, 1663. En voor alles zijn beroemde zeekaarten. colophon, de vermelding van de naam van schrijver en drukker, van jaartal en plaats en andere bijzonderheden achter in een incunabel; deze had namelijk geen titelblade Ook nog weI of weer in gebruik. Colijn de dichtere, Colin Caillieu van Brussel, dichter van mysteriespelen, 1474 benoemd tot prince de rbetorique. Colijn Keyaert, zie Colijn van Rijssele. Colijn van Rijssele, misschien dezelfde als de Amoreuse Colijn Keyaert, dichter van de Spiegel der Minnen, 6 aaneensluitende batementen uit het begin der 16e eeuw. Liefdesgeschiedenis van een jonge Middelburger en een naaister. Nederlandse stof, maar onder leiding van Saturnus, Phoebus en Venus; het eerste burgerlijke drama. Dierick den Hollander is een koopmanszoon, te voornaam voor Catharina Steermertens volgens zijn ouders, die hem naar Dordrecht sturen. Ziek van liefde komt hij terug, maar het is te laat; beiden sterven. Naast de hoofdpersonen ook allegorische als .Begheerte van hoocheden" en "Vreese voor Schande". Catharine is de tragische figuur. Uitgegeven door M. W. Immink, 1913. Dan is er nag een spel van Narcissus ende Echo, waarvan het hs. getekend is met Colijn Keyaert. Zie Handel der Amoreusbeyt, Comburg, Komburg, slot a. d. Cocher in 't N. v. Wurtemberg; klooster van 1079. Het Comburgse bandscbrijt bevat o.a. het gedicht Vanden Vos Relnaerde, een van de beide Brandaentebsten, een bewerking van Die Rose en Den Bouc van Seden. Bij de ontdekking werden verschillende stukken uitgegeven door Kassler; sedert 1840. Het hs. telt 347 bladen perkament en bevat 40 Mnl. stukken. In 1805 werd het klooster opgeheven en het hs. overgebracht naar Stuttgart. comedie, zie blijspel. comedic larmoyante, (F.) = een aandoenlijk blijspel, zo als dit in de mode kwam door de stukken van Diderot. Comedien ende Dansseryen, Remonstrantie noopende de --- , door de synodes van Zuid- en N. Holland gericht aan de Staten, 1654. Comestor, Petrus ,...".., zie P. Cometen-werck, gedicht van Huygens op de geweldige staartster van 15 Nov. 1680-6 Feb. '81. Vrees ick se? neen. Veracht ick se? noch min: De vrees waer Goddeloos, 't verachten sonder sin! Over deze zelfde komeet schreef Balthasar Bekker heel wat stelliger. comische intermezzo's = kluchtige tussenspelen; zie daar en komische gedeelten. Commedia dell' arte, tonee1spel waarin de spelers gedeelten moesten spreken voor de vuist. In Bredero's Moortje wordt vermeld, dat de Engelse toneelspelers "spreecken uyt haer geest", Soms aangewend als kluchtig tussenspel, ook te onzent. Afkomstig uit het It. drama der 16e eeuw. De Hanssop, die Rodenburg op het toneel bespottelijk maakte, zal aldus "uyt syn geest" gesproken hebben. Commelin, Johannes Kasparsz, --.., 16621715, notaris te Amsterdam 1685, schreef voor Nil Volentibus een blijspel Jodelet of de knecht meester en de meester knecht, naar Scarron, 1682. Opgedragen aan zijn neef Wouter Va1ckenier, secretaris van Amsterdam. Cornoedia Vetus (de oude comedie) of anders gbenoemt Het Bootsmans praetgen, 1612, van Willem Meerman, zoon van de burgemeester van Delft, fel tegen de godsdiensttwisten tijdens het Bestand en even fel tegen de Roomsen. ,,'t Oude klugtspel", omdat er bij die twisten geen beterschap te bespeuren viel. concordantie, woordenboek op een beroemd werk of op een schrijver. Beroemd werd de Concordantie oj) de Bijbel van Trommius; zie daar. Concordia et Libertate (In eendracht en vrijheid). Amsterdams genootschap met aIs leden Corn. v. Lennep, Jeronimo de Bosch, Messchert van Vollenhoven, P. V. Winter, Lublink de Jonge; ijverde voor gelijkheid, vrijheid en broederschap. Conders, zie Coenders. Coninck, jhr. Frederico Cornelio de ,....." Coninckx 99 1606-'49, te Antwerpen, reisde in Spanje en Duitsland, lid der Violieren, schepen van Aalst, t te Sevilla. Schrijver van rederijkerstoneelspelen, tragi-cornedien onder invloed van de Sp. mantel- en degenstukken van Lope de Vega. Bedwonghen liefde baert veel onrust, leet en pijn; Maer vry verkoren trouw is hey! en medecijn. Coninekx, S. M. ,-.." 1750-1839, Limburgs fabeldichter. Conines Summe, Des ,-.." zie Somme le Roi. Uitgegeven door Dr. D. C. Tinbergen in de Bib. o. Mnl. Lett., 1900. Coningh, Thomas de ,-.., , deurwaarder in Den Haag, droeg 1635 zijn treurspel Den Onderganck van de Monarchye der Persen op aan de Hoven van Holland, Zeeland en W. Friesland. Conradie, Dr. Elizabeth Moller ,-.." 19031939, geb. te Tulbagh in de Kaapprovincie, schreef 1933 te Amsterdam haar proefschrift over Hollandse Skryioers uit ZuidAfrika. In 1938 haar voorwoord bij Verschaeves Voortrekkerspad. Zij nam de colleges in 't Afrikaans van Prof. Besselaar sedert 1938 waar. Conscience, Hendrik ,-.." 1812-'83, geb. te Antwerpen, zoon van een F. soldaat en een vrouw uit het volk; nam dienst als vrijwilliger in het Belgische leger 1830 en werd foerier; 1835 gedegradeerd wegens ongeschiktheid, 1836 ontslagen. Toen schreef hij zijn eerste roman H et Wonderfaar (1566) en las het voor in de kunstenaarskring van Wappers en andere jonge schilders en dichters; zie Het Zwart Paerdeken. De schilders tekenden er plaatjes bij. De Laet was vol bewondering voor deze eerste proeve van een Vlaamse roman. Daarop verscheen Pbantazy, proza en poezie, o.a. het verhaal Godsgenade met de folkloristische figuur van De Lange Wapper. Toen kwam een reisie door WestVlaanderen met De Laet naar het slagveld der Gulden Sporen. In 1838 had hij zijn grote roman voltooid, de beroemde Leeuto van Vlaanderen; hi] deed wakker mee aan de strijd der Flaminganten. In 1841 gedwongen Het Wonderjaar te wijzigen naar de zin der geestelijkheid. In 1849 ziek naar de Kempen, waar hij De Loteling schreef. Langzamerhand werd hij bekend: in 1857 werd hij "arrondissements-commissaris" te Kortrijk, in 1868 conservator van 't Museum Wiertz te Brussel; in 1883 gestorven "omringd van glorie". Hij was de opvoeder van zijn volk door middel van goede prozawerken, die liepen over het Vlaamse verleden, doch ook over het heden. Hij beeldde in deze laatste de werkelijkheid Constantinade uit, doch schuwde het realisme, omdat hij de zedelijke en geestelijke ontwikkeling van het volk wilde bevorderen. Schreef meer dan 100 boeken; "hij leerde 't Vlaamse volk lezen". Daarbij 1849 Jacob van Arteoelde; in 1853 De Boerenkrijg; in 1854 Hlodwig ell Clotildis; 1858 Batavia; ]870 De Kerels van Vlaanderen. Daarnaast romans uit het heden: De Arme edelman, 1851; Ben uituinding des Duiuels, verhaal tegen de drankzucht, 1864. Verder vertellingen uit het dorpsleven; De Loteling, 1849; Baes Gansendonck, 1850, zijn beste werk. Met al dit werk werd Conscience de gevierde schrijver, ook in N. Nederland. In 1881 verscheen het honderdste werk en werd hi] op grootse wijze gehuldigd, Nog bii zijn leven richtte Antwerpen voor hem een standbee1d op, 1883. Zijn Gescbiedenis mijner jeugd werd uitgegeven in 1888. Zelf gaf hij in 1858 uit De Omwenteling van 1830. Een nagelaten dorpsverhaal De Duivel uit het Slangenbosch werd uitgegeven door Mw. Antbennis-Conscience. Zijn leven beschreven door Max Rooses, 1872, door Pol de Mont, 1883 en opnieuw door Eug. de Bock, 1920. Grootse eeuwfees ten te Antwerpen 1912, met De Loteling en Gansendonck als toneelspelen. Zie Pol de Mont. Bij die gelegenheid ook een studie van A. Hans. Mijne berinneringen aan Conscience, 1905, van zijn vriend A. C. v. d. Cruycen, Const Ie ) der Minnen, zie Corn. Ii. Ghistele. Const van Rhetoriken, de verhandeling over dichters en de dichtkunst van Matthys de Casteleyn, 1548. De dichter moet zich oefenen met balladen, rondelen en liedjes, tot hij een zinnespel kan samenstellen. Zijn regels zijn met voorbeelden toegelicht. Van de invloed der Renaissance is nag weinig te bespeuren, evenmin als in zijn voorbeeld L'aft de retboricque van Jean Molinet. Ais rederijker plaatste hij zich tegenover de .,straetdichters", de dichters van beroep. Zijn Const is opgesteld in hal/aden, coupletten van 9 regels; gedrukt te Gent, 1555. Constanter, ps. van Constantijn Huygens, naam door zijn vader gegeven ter ere van de standvastigheid van Breda; constanter = standvastig. Constantia et Labore (door volharding en arbeid), Amsterdams dichtgenootschap; zie P. A. De Huvbert en Willink en Poeten- Oorlog. - Constantinade, heldendicht met Constantijn de Grote als hoofdpersoon, door Vondel ontworpen 1632-'35, doch niet voltooid en weer vernietigd, Deze studie bracht de Constantijn 1 dichter in aanraking met de vroegste geschiedenis van de R.K. kerk. Bedoeling was een Christelijk epos in de trant van Tasso, die hij voor dit doel reeds vertaald had. In Aug. 1632 zond hij het le deel van zijn Constantijn aan Hugo de Groot; in 1634 bood hij Hooft aan, het 5de deel te komen voorlezen op 't Muiderslot. Na de dood van Maria kreeg hij er weerzin in. Constantijn, zoontje van Vondel, zeer jong gestorven; het „zaligh kyntje" uit het rouwdicht Kinder-Lijck. Geboren, toen Vondel bezig was met zijn heldendicht over Constantijn de Grote; 1632. Zie Constantinade. Constantijn, ps. van Mn>. Storm-Van der Chijs. Constantijn-Huygensprijs, prijs om 't meesterschap van de Jan-Campertstichting, 1947 toegekend aan P. N. van Eyck, 1948 aan A. Roland Hoist, 1949 aan J. C. Bloem. Conste van Rethorycken, De ~ , zie Mattbys de Casteleyn en Const. Const-riick Beroep, zie Leiden. Const-thoonende Juweel, bundel van de 12 spelen van sinne, intreden, refereinen en liedekens van het landjuweel van Trou moet blycken te Haarlem, 1607. Zie Witte Acolijen. Dit is het mooiste boek, ooit door rederijkers uitgegeven, met prachtige platen van de intreden, blazoenen en optochten. Conte, Lode ~ , geboren te Antwerpen in 1907, schrijver van boeken voor de jeugd. Contra-Reformatie, Het Calvinisme in de Spiegel van de Zuidned. literatuur der —, door W. J. C. Buitendijk, 1942. Beschouwing van Calvinistisch standpunt. Vroeger verschenen van Katholieke zijde de studien van Van Duinkerken, Rombouts en Vercammen over de Contra-Reformatie; in de tijd van de strijd over 't Belgisch Verdrag schreef Sabbe er over, 1927. Conviva (d.i. Gast), ps. van Gerard Keller als schrijver van Het Servetje, 1878. Zie Oefening kweekt Kennis. Conync, Pieter de ^ , deken der Brugse lakenwevers en Jan Breydel, deken der slagers, hoofden van de Clauwaerts, de Vlaamse volkspartij, die zich eerst in Damme nestelden, 1301. In 1302 de aanvoerders der Bruggelingen in de Guldensporenslag. Verheerlijkt in de Leeuw van Vlaanderen van Conscience, 1838. Standbeeld op de Gr. Markt te Brugge. Coole, Marcel ~ , geb. 1913 te Kortrijk, Vlaams dichter die de liefde en het huwelijksleven bezingt; zijn epische gedichten zijn minder goed. Hartstocht, Moederschap, Het Gevecht met het Hart. Zoeklichten, 1933, in samenwerking met Desmedt. Lid van de Waterkluisgroep\ zie Van Brabant. Coolen, Antoon ~ , geb. 1897 te Wijlre, eerst journalist; romanschrijver van het Coornhert Limburgse en Brabantse leven; Peelromans en novellen. Oude legenden opnieuw verteld in Zegen der Goedheid, 1936. Verwierf 1930 de Van der Hoogt-prijs. In 1938 Her berg in 7 misverstand. Schreef ook 3 toneelspelen. Over hem een studie van Van Duinkerken, 1949. Cools, Frans ~ , geboren te Wuustwezel in 1923. Redacteur van Arsenaal. Behandelt in de roman De grote Tijd het probleem der oorlogsjaren. Coomans, Johanna, „weerde huysvrouw" van Johan van der Meerschen, rentmeester van de Staten van Zeeland, de enige vrouw naast Anna Roemers, die meewerkte aan de Zeeusche Nachtegael. Geprezen door Abraham v. d. Mijle en door Cats. Cooper, Benjamin ~ , trad in 1939 op met twee bloemlezingen; De Zingende Walvisch\ zie Werumeus Buning; In het Doolhof der Liefde, verzameling van Ned., Vlaamse en Afrikaanse minneliederen. Cooplandt, A. J. —, ps. van Ary Prins. Coopman die vyf pondt grooten vercuste, Esbatement van den ~ , 1513, van Cornells Everaert; zie daar. Een koopman komt om zijn geld, maar de schuldenaresse, de waardin, betaalt met kussen. En als de koopman weer nuchter isf eindigt het spel met een waarschuwing aan het publiek: ....hebbic so vyf pondt groote vercust? Ic salsme voort wachten, in elcken wycke. Elc zie voor hem, es hy aerm of rycke. Dronkescip maect menich meinsche berut. Coopman Thzn, Hendrik ~, 1876—1950, geboren te Brussel, schreef drama's, novellen en monographieen, en tezamen met Maurits Sabbe en Lode Monteyne, een geschiedenis van het Vlaamse toneel. Coopman, Theophiel ~ , 1852—1915, uit Gent, bureeloverste in 't Ministerie van Spoorwegen te Brussel, dichter; stichtte met Victor de la Montagne in 1877 De Ned. Dicht- en Kunsthalle. Schreef met Scharpe een Gesch. der Vlaamsche Letterkunde, 1910. Met Jan Broeckaert een Bibliographic v. d. VI. Taalstrijd, in 10 delen, 1904—'14. Coopmans, O. J. ~ , Zee-Clio, of Gedichten in 's Lants Vloot gemaeckt, 1672 en 1673. Begrepen in drie deelen. Behels. in helden mengel-dichten, en liedekens het gebeurde in de vier segenrijcke zeeslagen...., met aenteeckeningen.... 1673. Coopmans, Valere —, geb. 1921 te Hoepertingen in Belgisch Limburg, sedert 1944 leraar te Maaseik. Gaf Vlaamse verzen uit: Cirkels en Spiralen in Arsenaal, 1949. Medewerker aan 't Nw. Vlaams Tijdschrift, De Vlaamse Gids en Arsenaal. Coornhert, Dirck Volckertszoon '—', 1522— '90, zoon van een lakenkoopman te Amsteroo Coornhert 101 Coornhert dam, deed een reis naar Spanje en Portugal: trouwde daarna tegen de zin van zijn ouders en werd concierge op Brederodes Kasteel Batenburg (Batestein) te Vianen, maar verhuisde ± 1542 reeds naar Haarlem en werd er plaatsnijder. Om de kerkvaders te verstaan, leerde hij L. op 30-jarige leeftijd. Uit zijn eerste geschriften blijkt reeds zijn strijd tegen misbruiken in de R.K. kerk, maar ook dat zijn vrijheidsliefde zich niet verenigen kan met het Calvinisme. Bewondering der Klassieken bracht hem tot vertalingen, o.a. van D' eerste twaelf boecken Odysseae, 1561, en van 50 novellen uit de Decamerone. In 1561 werd Coornhert notar is, in 1562 secretaris van Haarlem. Hij kantte zich in 1566 tegen de Beeldenstormers en tegen Hendrik van Brederode, maar in 1567 werd hij evengoed gevangen gezet op de Voorpoort. Vrijgesproken, maar balling, van 1568-'72 te Kleef en Xanten. Dan secretaris der Staten van Holland op aanbeveling van de Prins, maar nu opnieuw uitgeweken voor Lumey en weer te Xanten, 1572-'77. Dan weer notaris te Haarlem. In al deze jaren schreef hij stichtelijke verhandelingen, zinnespelen en een stiehtelijk liedboee, 1575. Verder zijn Comedie van Israel, "vertoonende Israe Is sonden ende verlossinge", bedoeld als waarschuwing voor de Nederlanders; 1575. Na 1577 werkte hij onverdroten door met pen en woord: hij hield twistgesprekken met Calvinistisehe predikanten, o.a. in 't Groot Auditorium te Leiden. Maar vooral werkte hij aan een groot aantal betogen en strijdsehriften als een Christelijk-Stoicijns wijsgeer. Zo vertaalde hij in 1585 De Consolatione Pbilosopbiae, Van de Troost der Wijsbegeerte, het beroemde gesehrift van Boethius; zijn vrouw was in 1584 gestorven. Nu ook schreef hij zijn hoofdwerk Zedeeunst, dat is WeJlevenskunste, 1586, "de eerste zedeleer in enige nieuwere taal" (Verwey), "in een bewonderenswaardig Nederlandsch". Toegewijd aan Spieghel. In 1587 wilde hij zich te Delft vestigen, maar de burgemeesters lieten hem niet toe en zo trok hij naar Gouda. Daar werkte de diehterlijke godgeleerde leek voort aan zijn werk der verdraagzaamheid. De spreuk van deze humanist was Weet of rust, Met Marnix was hij de grondlegger van het Nieuw-Nederlandse proza. Maar hoofdzaak voor hem bleef zijn ganse leven lang het geloof; bij al zijn strijd heeft hij zieh nooit van de R.K. kerk losgemaakt, al veroordeelde hij nog zo zeer de kettervervolging en gewetensdwang, al stond hij dichter bij het nieuwe dan bij het oude geloof. Tegenover Calvijn was hij overtuigd, dat de mens bekwaam is tot aIle goed. En in zijn Zedekunst wordt Christus niet genoemd, maar weI Seneca en andere wijsgeren. Maar in zijn Hert-Spiegbel Godtlijcker Scbrijturen wordt Christus "de Waerheit selve' genoemd en is de Bijbel het boek, "daer ende duydelyck", In zijn gedichten hield Coornhert zich aan het oude maatloze rederijkersvers. In een zeer lange reeks van geschriften heeft hij zijn eigen opvatting verdedigd tegen ieder en vrijheid van gedaehte geeist voor ieder. Luthersen, Doopsgezinden, Gereformeerden, Roomsen, veroordeelden hem allen als iemand, die God noeh kerk had. Tegen het Wonderboeck van David loris sehreef Coornhert zijn Kleyn Munster; beantwoord met een Verantu/oordingbe van David ]0ris. Spieghel schreef zijn grafsehrift: Hier rust Diens lust en vreught was deught en 't waer, hoe swaer 't oock vieI. (St. ]anskerk, Gouda.) Coornhert gaf ook een bundel emblemata uit: Recht Gbebruycl: ende Misbruyck uan tijdlicke Haue; de bijschriften zijn sonnetten, maar met de oude rederijkersverzen; 1585. Studie over Coornhert en zijn Wellevenskunste door Dr. ]. ten Brink, 1860; opgedragen aan Potgieter. Geeraerdt Brandt getuigde van hem: Twee pesten hebt gy met uw pen (te rug gedreven: Het noodlot van Kalvijn, den mutsaart (van Geneven. Maar de orthodoxe tegenstanders seholden op voorbeeld van Calvijn zelf hem uit voor "Hollantsehe Boeve, Rasenden Hondt, Onbesneden Goliath en judas", Zijn staatkundige, godsdienstige en zedekundige traktaten en pamfletten (kijfboeeken) vullen 3 folianten, 7000 kolommen druks. Spieghel schreef bij 't verschijnen van Coornherts Recht Ghebruyck een naamdieht: Die rijk en milt is, laat sich hier merken. Vol kaarsen der kennis, die opentliek lichten, Koorn, wijn en voetzel, tot's gheest versterken Hertelij~ uytdeelende, om elck een te stiehten. Coornherts Odysseie in 1939 opnieuw uitgegeven in de Bibl. der Ned. Letteren aIs De Dolinge van Ulysse, boek I-XVIII. In 1941 verscheen ook Coornherts spel van De Rijke Man in de Noordned, Rederijkersspelen van N. v. d. Laan. In 1941 kwam een studie over Coornhert van H. Bonger; in 1942 ook een nieuwe uitgave van Zedekunst, met aantekeningen Cooth 102 Corver van Dr. Becker. In 1946 De comedies, proefschrift van P. v. d. Meulen. F. D. J. Moorrees schreef 1887 Coornbert de Libertijn; Prof. B. Becker gaf in's Rijks geschiedkundige Publicatien uit Brannen tot de kennis van bet leuen van Coornbert, 1928. Van 1941 is het proefschrift van Dr. G. Kuiper over de Brannen van Coornbert, Cornelius Valerius en S. B. Morzillus. Cooth, A. M. C. van -.., 1840-1913, priester, redacteur van De Katholiek, leraar aan het seminarie Hageveld, letterkundige. Prof. Molkenboer gaf een bundel van zijn geschriften uit. copieerlust, zie K. Copla's, zie Hendrik de Vries. In zijn bundel Voor tu/ee stuiuers anjelieren gaf Werumeus Buning ook oorspronkelijke copla's, Cora of de Peruanen, treurspel van Jan Nomsz, 1784, onder invloed van Marmontels roman Les Incas. Cora is de zonnernaagd, die ter dood veroordeeld wordt, omdat zij liefde geschonken heeft aan Alonzo, een edelmoedige Spanjaard. Alonzo spreekt zo roerend voor het recht op liefde en tegen gewetensdwang, dat de Peruaanse vorst haar vrijspreekt. Nomsz heeft van het geval een nu nog leesbaar drama geschapen, veel beter dan de bewerking van Jan Verveer, Cora of de zegepraal der lie/de op het bijgeloo], 1790: Kotzebue heeft in 1791 dezelfde stof hehandeld in zijn Sonnenjungjrau, (De naam Cora is uit de Gr. mythologie; daar is zij dezelfde als Persephone.) Corernans, Eduard -.., van An twerpen, 1835 -1912, leider der Vlaamsgezinde Katholieken in de Belgische Kamer. Hield 1868 de eerste Ned. redevoering in de Kamer; ijverde voor de Vlaamse Taalwetten. Coren, Van 't ~, spel van de factor Lauris [ansz. van de Haarlemse Wijngaertrancken tegen de kwade praktijken van de korenkopers; 1565. Uitgegeven in Trou moet blyceen door Dr. Kalff, 1889. De korenkopers heten Onversaedige Begeerte en Nimmermeer Genoch! Corneille, Pierre -.., 1606-'84, uit Rouaan, F. dichter van klassieke drama's, veel vertaald en nagevolgd; hij was de schepper van het F. klassieke treurspel. Le Cid, Cornelia Slimpslamp en breeder. Benjamin, de huichelende oejenaars in de roman van Sara Burgerbart. Cornelia Wildschut of de Geuolgen der 0 puoeding, roman in brieven van Wolff en Deken, 6 delen, 1793-'96. Onder invloed van Clarisse Hariawe van Richardson. Richt zich vooral tot de jongelui. Cornelio de Clapper, zie Cornelis de Bie. Cornelissen, Jozef ,...,.", 1866-1942, folklorist, schrijver van het Annoerps Idioticon, 1899-1906, en van Ned. Volkshumor op Stad en Dorp, 1930-'33. Cornelisz., Pieter -.., uit Alkmaar, 1564 voorganger der Hervormden, weldra verbannen, 1572 predikant. Hij begroette Prins Maurits na de Verovering van Groningen in 1594 met een Rejreyn ende Liedt, Hij bleef predikant tot 1610. Cornette, Prof. Dr. Arthur """, 1880-1945, uit Antwerpen, conservator aan het Museum voor schone kunsten, leraar in de letterkunde, schrijver over schilderkunst, doch ook over Vondels Leeuu/endaelers, 1936. Coronel, Dr. S. R. -.., schreef 1862 Scbet.. sen uit het Markensche Volksleuen. Corsari, Willy -.., ps. van S. Schmidt, geb. te Jette St. Pieters 1900, zangeres en letterkundige. Krontjong, Indisch toneelspel. Meisjesboeken en romans. Over haar Henriette van Eyk, met bijdragen van Jan van Zutphen, Vestdijk, Kommer Kleyn, Den Doolaard, Bomans e.a., 1949. Cort, Aime de ,...,.", 1883-1943, schreef Vlaamse boeken voor de ieugd. Cort, Frans de -.", 1834-'78, uit Antwerpen, in 1861 secretaris v. d. auditeur-militair te Brussel. Dichter van Liederen, van Zingzang, vertolker van de liederen van Burns. Schoonzoon van Dautzenberg, Zijn gedichten in 1912 opnieuw uitgegeven door Maurits Sabbe, met I nleiding van Paul Fredericq. Cort Rosijn, Cortrosijn, zie Historie-liederen. Corte, Bert de -.., geb. 1915 te Retie in 2. Brabant, dichter. Germinal, 1937. Corver, Martinus -.., 1727-'94, beroemd toneelspeler; gaf 1777 een vertaling uit van Tartuffe van Moliere. Hij is de toneelhervormer, die lette op de kledij van de spelers en de historische costuums invoerde. Schreef Toneel-Aantekeningen, 1786. Hij werd de grote tegenstander en rnededinger van zijn leermeester Jan Punt. Tot 1763 bleef hij te Amsterdam; vormde toen een eigen gezelschap en trad op in Leiden en Den Haag; daarna directeur te Rotterdam. De Toneel-Aantekeningen waren een antwoord op Het Leven van ] an Punt van Simon Styl; deze antwoordde met Vier samenspralsen tusscben Oom en Neel. Daarop Corver weer: lets voor Oom ell Nee], 1787. Corver volgde de F. toneelspeler Lekain na, keerde zich af van de onnatuurlijke "heldentoon", wendde zich tot natuurlijkheid. De scheiding tussen hem en Jan Punt kwam 1762. Toen hij daarop zelf directeur werd, bracht hij zijn jongeren zijn begrippen bij. 20 brak hij met de "toneelrang", d.i. de vaste schikking der spelers op het toneeI. Corvers opvatting kon Simon Corijn 1 03 Costa Styl evenmin bekoren als het gehele burgerlijke toneelspel. Ook de Tooneelspel- Beoordeelaar van 1784 noemde hem „Poezybederver". Passe echter hield het met Corver; v. d. Palm prees hem en de E. beroemde speler Garrick hield hem voor de „grootste acteur". Corijn, Gustaaf ~ , 1830—'85, uit Gent, bracht de armoede van Vlaanderen op het toneel, o.a. in zijn drama De Eabriekwerkers, 1858. Cosinus, ps. van /. A. Heuff als schrijver van Kippeveer; lit daar. Cosman, Mr. H. ~ , 1862 geb. te Amsterdam, dir. van naamloze vennootschappen te Amsterdam; trad als dichter op met Wilde Halmen, 1884; Nosca, 1886. Costa, Mr. Isaac da ~ , 1798—1860, uit Amsterdam, kwam in 1813 als jong Joods dichter in aanraking met Bilderdijk, kreeg 1815—'16 les van hem, 1816 student te Leiden, waar Bilderdijk zich in 1817 ook vestigde. Deze gaf sedert September een college in Vaderl. Gesch. aan Willem van Hogendorp, Da Costa, Abraham Capadose, Nicolaas Carbasius en Joh. Tiberius Bodel Nijenhuis. In 1818 promoveerde Da Costa in de rechten; in 1821 ook in de letteren. Kort daarop trouwde hij met zijn nicht Hanna Belmonte. In 1822 werden zij gedoopt door Ds. Lucas Egeling in de St. Pieterskerk te Leiden, tegelijk met Dr. Abraham Capadose. Hij werd de verdediger van de leer van Bilderdijk, in proza en poezie; als dichter de man van „eene lier met eene snaar" (Busken Huet), waarmee hij zijn orthodox-Gereformeerde beginselen bezong. Hij stamde af van een adellijk Portugees- Joods geslacht. David Jacob van Lennep leerde hem de schoonheid der Klassieken kennen, die hij huldigde in zijn eerste gedicht Lof der Dichtkunst, 1812. In 1818 gaf Da Costa een romantisch treurspel uit, Alfonsus I, koning in Spanje in de l ie eeuw. Zijn volgende stukken verschenen in 1821 en '22 als twee bundels Poezy met de verheerlijking van „gevoel, verbeelding, heldenmoed", moed vooral om te strijden tegen de vrijheidsbegrippen van de Liberalen en tegen de „rampzaal'ge volksverlichting". Daarbij ook vertalingen van Aeschylus. En bewerkingen van Lord Byron en Lamartine. Daarnaast eigen werk in de geest van Bilderdijk, b.v. de Vijf Bijschriften aan Willem van Hogendorp, gedichten over de stadhouders. Verder een romance, Eurydice in 74 vierregelige verzen. Dan gedichten aan Abraham Capadose, Willem de Clercq, aan Bilderdijk. En vooral de Inleiding tot de hymne Voorzienigheid, waarvan Kinker zei: jammer, dat zoveel talent aan het obscurantisme gewijd wordt. In Aug. 1823 verschenen Bezwaren tegen den Geest der Eeuw, prozageschrift tegen de Verlichting, de verdraagzaamheid, de wijsbegeerte van Kant, de vrijheid van drukpers. Dominees preekten, kranten schreven er tegen. Da Costa begon in 1823 met zijn lezingen; deze voordrachten wekten zelfs de argwaan der Regering, die reeds in 1824 liet nagaan, wie er kwam en. Daaronder burgemeester Huydecoper, Abraham des Amorie van der Hoeven, D. J. van Lennep. Da Costa werd de verkondiger van de denkbeelden van Bilderdijk; hij werd de dichter van de hymne God met ons, 1826, en van de Geestelijke Wapenkreet, 1825. Daarop volgde het proza-vlugschrift Aan Nederland. Toen de verdedigers van de Citadel terugkwamen, werd te Gorkum wierook gebrand op Griekse drievoeten; Da Costa uitte zijn ergernis over dit Gorkumsche Heidendom. Maar overigens kwam er in de jaren tussen 1823 en '40 van hem niet veel poezie. Sinds 1826 hield hij 's Zondagsavonds bijbeluitleg; daarmee begbn hij onder invloed van de Zwitserse predikant Chavannes, die toen in Holland vertoefde. Ook werd hij met H. J. Koenen, De Clercq en A. M. C. van Hall redacteur van De Nederlandsche Stemtnen, 1834—'40, van 1839 af Stemmen en Beschouwingen geheten. Toen kwam het gedicht Vijf en twintig jaren. Hij was in 1839 benoemd tot lid van het Instituut op aandrang van De Clercq, D. J. van Lennep en Wiselius; in de eerste vergadering trad hij op met het dichterlijk overzicht van de gebeurtenissen van 1815—'40. Daarna kwamen nog drie andere grote politieke gedichten: Aan Nederland in de lente van 1844', Wachter, wat is er van den nacht? (1847) en 1648 en 1848. Alle vier zijn opnieuw Bezwaren tegen den geest der Eeuw, nu op maat en rijm. Daar tussen in Hagar, 1847. In 1853 nog De Chaos en het Licht, onder het motto „Hereeniging met God!" Verder hield hij bijbellezingen en schreef hij bijbelse gedichten en gelegenheidspoezie. In 1844 wilden D. J. van Lennep en M. C. van Hall hem benoemd zien als buitengewoon hoogleraar in 't L. en Gr., maar B. en W. weigerden. In 1855 werd hij niet benoemd tot lid der nieuwe Academie van Wetenschappen, evenmin als... Thorbecke. Sedert 1854 hield hij zich bezig met de uitgaaf der Dichtwerken van Bilderdijk; in 1856 was hij de feestredenaar bij de herdenking van Bilderdijks geboorte in 1756. Van De Ondergang der Eerste War eld stelde hij een ontwerp op, later verbeterd door Rau. Da Costa schreef in 1844 een Overzicht van het Leven en de Werken Costelyck Mai 104 Coster van Bilderdijk) in 1859 omgewerkt tot De Mensch en de Dichter, onder het motto „Indien ik U vergete...," (Ps. 137:5). In 1859 kwam zijn zwanenzang De Slag bij Nieuwpoort. De boekhandelaar Van Brederode te Haarlem had om een gedicht gevraagd bij een plaat van De Keyzer, die de slag voorstelde. De dichter deed meer: hij schilderde de slag in de grote lijst der Hervorming en verheerlijkte de Nederlandse Opstand. Op 14 Januari 1859, zijn 61 sue verjaardag, droeg hij het werk voor op de gewone Vrijdagse samenkomst. Weldra hield Hasebroek zijn lijkrede. Zijn leven kent drie tijdperken: 1° Verering (van Bilderdijk) en bekering, tot 1822; 2° Belijden en strijden, tot 1840; 3° Dichten en stichten. Begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam; uitgeluid door Potgieter in De Gids. „Kompleete Dichtwerken" uitgegeven door J. P. Hasebroek, 1861. Over Da Costa 1865 een Gedenkrede van Pierson; zie ook diens Oudere Tijdgenooten. Byvanck schreef over De Jeugd van Da Costa; Jakob Meijer een proefschrift over Da Costa's weg naar bet Christendom, 1946; O. N. Oosterhof, Da Costa als polemist, 1913. Costelyck Mai, satire op de weelde, van Huygens, 1622. Ds. Teellinck te Middelburg had hetzelfde onderwerp behandeld in zijn preken; Huygens tekent de pronker uit en de zeer werelds geklede dame, die... naar de kerk gaat. Hij tekent ze met grimmige spot. Opgedragen aan Cats, die antwoordde: Hier komt een nieuwe swaen met ongemeene pennen, Hier komt een hooger geest door onse landen rennen. De tweede titel van de satire luidt Korcyreische Roede; op Corcyra, het Noordelijkste der Ionische Eilanden, werden geselroeden van bijzondere kracht vervaardigd. Het werk werd door Cats tegelijk uitgegeven met het Voorhout, terwijl Huygens als secretaris van het gezantschap in Engeland was. Coster, Charles de ~ , 1827—'79, geb. te Miinchen als zoon van de intendant van de „aartsbisschop van Tyrus" aldaar. Charles studeerde aan de hogeschool te Brussel, maar hij was enkel kunstenaar. Onder de armelijkste omstandigheden verwierf hij zich naam in de F. letteren. In 1863 werd hij lid van de „Vrije Gedachte" te Brussel. Zijn naam werd beroemd door zijn groot F. werk, vertaald als Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderen. Maar hij bleef arm tot zijn dood. Hij f te Elsene (Ixelles) bij Brussel, waar in 1927 een gedenkteken is opgericht voor Tijl en Nele en een beeld op zijn graf is geplaatst. Coster, Dirk —, geb. 1887 te Delft, letterkundige en criticus, die de kunst en de ethica als een geheel beschouwt. Zo kwam hij in 1912 in felle polemiek met Kloos. In 1919 verschenen zijn Marginalia (kanttekeningen), die getuigen van zijn levensopvatting, 2e deel 1939. Zijn studie over Dostojewski volgde in 1920; in het zelfde jaar nog De nieuwe Europeesche geest in kunst en letteren en met Just Havelaar de oprichting van het ts. De Stem, het orgaan der humanistische en vrij-religieuze jongeren. Zijn Verzameld proza, 1925—'27, is een tegenhanger van de Literatuurgeschiedenis van Kloos. In 1925 kwamen ook de Nieuwe Geluiden, een bloemlezing uit de jongere dichters met een belangrijke Inleiding; 5e uitgebreide druk 1941. Gevolgd door De Ned. Poezie in 100 verzen, X^ll, over de oudere dichters. In 1926 had hij de Van der Hoogtprijs verworven. Van 1935 is Het Kind in de Poezie, van 1939 zijn drama over Prins Willem; in 1942 verscheen de bundel Menschen, Tijden en Boeken. Aangevallen door Du Perron in diens Uren met Dirk Coster. Coster, Franciscus ~, 1532—1619, uit Mechelen, S. J. ,provinciaal der Orde te Brussel, „de hamer der ketters"; schreef Bewijs der ouder Katholijker Leeringe, 1595. Coster, Laurens Janszoon —, 1436—'83, van Haarlem, wellicht de uitvinder van de boekdrukkunst; zie Costeriana. Er is heel veel over gestreden. In zijn Gidsartikel van 1888 kwam Prof. Fruin tot de slotsom, dat de kans veel gunstiger stond voor Gutenberg te Mainz; maar Enschede heeft het weer voor Coster opgenomen. Waarschijnlijk heeft Coster voor het eerst gegoten loden letters gebruikt. Het verhaal van de kuierende grootvader in de Haarlemmerhout, die letters uit de beukenstam sneed, voor 't eerst bij Junius, 1568. Het standbeeld op de Markt te Haarlem, 1856. Van 1947 is Jan Poortenaar, Coster — niet Gutenberg. Bij het eeuwfeest van 1823 verschenen XII Liedekens „ter vervrolijking", door Democriet. Coster, Dr. Samuel ~ ,1579—1665, lid der Oude Kamer te Amsterdam, stichter van de Eerste Nederduitsche Academie, 1617, voor hoger onderwijs en toneel, vijand van Rodenburg, die daar niet van weten wilde. Hij schreef een toneelstukje tegen Rodenburg en bestreed hem opnieuw in de voorrede van zijn Isabella. Hij kocht grond Coster 105 Couperus aan de Keizersgracht en bouwde er een loods op; een deel van de opbrengst der spelen kwam ten goede aan het Weeshuis. Maar reeds in 1619 werd de beoefening der wetenschap verboden en in 1621 werd hij ter verantwoording geroepen over zijn treurspel lphigenia\ hij kreeg een vermaning en beloofde beterschap, misschien uit vrees voor ontslag als dokter van 't Gasthuis. Costers vader Adriaen Lenaertsz was koster van de Oude Kerk te Amsterdam sedert zijn terugkeer uit Emden, 1578; ook de zoon was een Geus. Zijn eerste stuk Teeuwis de Boer werd 1612 in de Eglantier vertoond; in 1613 werd hij dokter aan het Gasthuis. Toen kwam ook zijn spel van Tiisken vander Schilden, eveneens een klucht, getrokken uit een oude romance. Daarna zijn treurspel Ithys, ontleend aan Ovidius' Metamorphosen, behandeld naar de voorbeelden van de Romeinse treurspeldichter Seneca. In 1617 kwam zijn Iphigenia, treurspel naar de vorm, in wezen strijdschrift tegen de Calvinistische predikanten. In 1618 Isabella, waarmee Prins Maurits zou verwelkomd worden, uit Orlando Fur to so van Ariosto. Polyxena volgde 1619; afgewisseld met zang. Ds. Trigland, Fabritius en vooral Smout wisten in 1621 te bewerken, dat Coster voortaan de mond gesnoerd werd; in 1622 moest hij zijn Academie aan het Weeshuis verkopen. Maar in 1630, toen Smout uit de Stad verbannen was, werd de geest weer vaardig over hem en schreef hij een pamflet Schets van Due d'Alva, d.i. tegen Francois van Aerssen, de Brabander, die zo fel was opgetreden tegen Oldenbarnevelt: Ondankbre Vreemdeling, gy stichter van [de brand, Gy voeder van de twist in onze [Vader-Land. In dit jaar 1630 werd ook Iphigenia „vermeerderd" weer opgevoerd. Coster eiste vrijheid van geloof. Nieuwe stukken heeft hij niet meer gedicht, maar hij werkte mee aan de ontvangst van Maria de Medicis in 1638 en van de koningin van Engeland in 1642. Vondel dichtte zijn grafschrift. Zie De Droes in 't War-gaern. Costers werken uitgegeven door Dr. Kollewijn, waarop J. H. W. Unger een uitvoerige kritiek schreef in de Ned. Spectator van 1883. Bij zijn leven werd Coster geprezen door Johan van Heemskerk, Barlaeus, Jan Vos en Vondel: Den Hollantschen Parnas heeft hy [aen 't Y gebouwt. Zijn zinspreuk was: „Overal Thuys". Hij was ook thuis in de rederijkerspoezie; zijn Rijcke Man is een zinnespel. Toch is de Academie opgericht tegen de oude rederijkerij; de Klassieken werden vereerd. Uit Costers Eerste Duytsche Academie de Byekorf is 1632 het Athenaeum illustre en in 1876 de Universiteit van Amsterdam voortgekomen. In 1648 maakte hij Ses Vertooningen op de Eeuwige Vrede; in 1653 een lofdicht Op het verkiezen van Jacob van Wassenaer. Costeriana, de drukwerken die men aan Laurens Jz. Coster toeschrijft. J. H. Hessels noemt ze in zijn werk Haarlem, geboorteplaats der boekdrukkunst, 1888. Ch. Ensched6 kwam op voor Coster in zijn Technisch onderzoek, 1901, en in L. J. Coster, 1904. Bewijsstukken in 't Frans Halsmuseum. Een oudere voorvechter was Dr. A. v. d. Linde; De Haarlemsche Costerlegende wetenschappelijk onderzocht, 1870. Cosyn, A. J. ~ , 1844—'81, uit Somergem, leraar te Antwerpen; stichtte in 1870 De Vlaamsche Kunstbode, die onder zijn leiding bleef tot zijn dood. Dichter. Cosijn, Dr. P. J. ~ , 1840—'99, hoogleraar in het Ned. te Leiden 1879. Red. v. d. Taal- en' Letterbode en van Taalkundige Bijdragen. Cosijns, Adrianus —, 1658—1711, uit Antwerpen, Jezui'et, in Friesland werkzaam, verbannen, f te Kortrijk. Dichter in de manier van Cats. Couchi, zie Borchgrave. Couperus, Louis ~ , 1863—1923, uit Den Haag, begon met Een Lent van Vaerzen, 1884, en met Orchideeen, een bundel poezie en proza. In de Nw. Gids bespot. Doch in 1890 verscheen zijn opzienbarende roman Eline Vere, de ondergang van een jonge Haagse vrouw, waaraan zij niet ontkomen kon, omdat het haar noodlot was. Hetzelfde beginsel ook in het volgende werk, dat Noodlot heet. In zijn studie Noodlottig Determinisme kwam C. H. den Hertog er tegen op. Maar ook in later werk van Couperus is ditzelfde fataliteitsgevoel, b.v. in Langs lijnen van geleidelijkheid en in de grote romans Een berg van licht, 1906, en Iskander, 1920. Zie Fatal is me. Na 1890 kwamen een groot aantal romans: Majesteit, 1893; Wereldvrede, 1895; Extaze, Een llluzie, enz. Ook Reisimpressies. Couperus werd een van de grote prozaschrijvers. Een psycholoog is hij in De Boeken der Kleine Zielen, weer een Haagse roman, met meesterlijke karakteruitbeelding, 1901—'3. Couperus schreef samen 70 delen! Van zeer verschillende aard; Majesteit en Wereldvrede zijn grote verhalen Courage 1 06 Couvee vol fantazie; Psyche, 1898, en Fides sa, 1899, zijn sprookjes; Xerxes, 1919 en Iskander, 1920, zijn historische romans. Dan is er nog Het zwevende scbaakbord, 1917, een fantasie uit de Tafelronde van koning Artur. Alles met onmatig gebruik van vreemde woorden. Van Couperus' romans over de klassieke oudheid is De Berg van Licht de oudste, grootste en geweldigste (Dr. Byvanck). Hij behandelt de geschiedenis van keizer Elagabalus, doch is niet historisch getrouw. Verder De Komedianten, 1917 en Is kander (koning Alexander). Op zijn 60ste verjaardag boden zijn vereerders hem een landhuis aan in De Steeg, maar nog geen maand later kwam het einde van de grote romanschrijver, voortgekomen uit de Beweging van Tachtig. In 1903 w.erd hij met Nouhuys en Buysse red. v. Groot-Nederland. De Indische roman De stille kracht is van 1900. Henri van Booven schreef Leven en Werken van Couperus, 1933. Van 1921 een studie van J. L. Walch In 1947 proefschrift te Leuven van Theo Bogaerts: Couperus en de Grieks-Romeinse Oudheid. Dr. A. J. de Jong en Jacob Hiegentlich verzorgden een bloemlezing. De uitgevers L. J. Veen te Amsterdam en Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam zullen de oorspronkelijke werken van Louis Couperus uitgeven. Daarvoor is een commissie benoemd, bestaande uit mevr. Top v. Rhijn-Naeff, Mr. F. Bordewijk, Victor E. van Vriesland, Johan van der Woude, A. A. M. Stofs en G. H. 's-Gravesande. De omvang wordt geschat op 15 delen van 800 bladzijden. Het werk zal in chronologische volgorde worden geplaatst, onderverdeeld in drie groepen, nl. romans, kleine prozastukken en gedichten. Albert Helman heeft de opdracht aanvaard, om een biographische inleiding te schrijven. In dat deel wordt 00k een bibliographic opgenomen. Werk van Louis Couperus uit tijdschriften, weeken dagbladen zal tevens opgenomen worden. Courage, Jan ~ , ps. van A. A. van den Stempel, schrijver van kluchten en voordrachten. Stotteraars in soorten, 1887. Courier dit Dubekart, Agathon ~ , 1839— '85, uit Kloetinge, schreef 1869 Feiten van Brata Yoeda of Ned. Indische Toestanden. Veroordeeld tot 6 maanden gevangenis wegens laster. Multatuli betoogde in de 4de Bundel Ideen, dat de schrijver gelijk had, doch veroordeeld is, omdat hij de authentieke bewijsstukken niet overleggen kon, daar men hem die onthield. Court, Pieter de la ~ , 1618—'85, uit Leiden, de grote staathuishoudkundige, vriend van Jan de Witt, schreef niet alleen over Het Welvaren der stadt Leyden en Interest van Holland, 1662, doch 00k Sinrycke Fabulen, „toegepast op allerley zeedelessen". Courtmans-Berchrrtans, Mw. J. D. ~ , 1811 —'90, geb. te Oudegem bij Dendermonde, trouwde 1836 met de Gentse onderwijzer Courtmans; weduwe 1856; kostschoolhoudster te Maldegem; schrijfster van novellen. Het Geschenk van den Jager, zie daar; bekroond in 1864. Studie over haar van Dr. Julius Pee, 1933. Zij vertelde een aantal Vlaamse sprookjes aan Dr. J. W. Wolf voor zijn Niederlandische Sagen, 1842. Eerst laat begon zij zelf te schrijven; haar novellen staan onder invloed van Conscience. Zij had het in Maldegem niet gemakkelijk; al was zij goed katholiek, zij kwam op voor het openbaar onderwijs; zij verzette zich tegen de uitbuiting van de kinderen op de kantwerkscholen, zo als er 00k een te Maldegem was; daarbij tekende zij het arme Vlaanderen uit in haar geschriften. En toen zij de 5-jaarlijkse prijs kreeg, mochten de klokken niet geluid worden; 1865. Bij haar graf sprak Karel Bogaerd van het Willemsfonds van „fanatieke misdadigers, die haar laatste levensjaren vergalden." Het aantal geslaagde novellen is zeer groot; tot de nietgeslaagde behoort Nicolette, een navolging van Klaasje Zevenster. Haar gezamenlijke werken uitgegeven door De Seyn-Verhoogstraete, 1883—'90 en opnieuw door Lodewijk Opdebeek, 1921. Bij de viering van haar eeuwfeest in 1911 boden haar vereerders bij monde van Karel Lybaert, hoofdredacteur van het Katholieke Fondsenblad, een borstbeeld aan; de gemeente aanvaardde het, maar in 1936 bleek, dat het beeld in een „rommelkot" weggestopt was. En het staat nog altijd niet opgesteld. Bij 't 50-jarig overlijden verschenen Maldegemsche Momenten, met bijdragen van Julius Pee, Jan Schepens e.a., 1941. Coussemaker, Ch. E. H. de ~, 1805—'76, gaf 1856 de Chants populaires des Flarnands de France uit, de volksliederen van F. Vlaanderen, uit de volksmond opgetekend. Hij was uit Bailleul of Belle; reenter; schrijver van muziekgeschiedenis. Coussens, Arthur ~ , 1883—1925, Vlaams schrijver van reisindrukken en essays. Verzorgde 00k goede vertalingen van Auerbach, Jorgensen, Newman en Mark Twain. Couteele, Floris ~ , geboren en gestorven te Antwerpen, 1897—1931, ps. Willem Meyboom. Zijn Dagboek van een Arrivist is merkwaardig. Couvee, Ds. D. J. ~ , geb. 1889 te RotterCoye 11 dam, predikant te Ridderkerk, Meppel, Brussel, Rotterdam en sedert 1946 te Aksel; romanschrijver onder ps. C. v. Maardinck. Als de Tarwe, 1937. De Onwaardige, 1946. Redacteur van Herleving, 1934 —'41; toen verboden evenals zijn studie over de Bergrede. Coye, Joos van ~ , retorisien van Oudenaarde, ontving van schepenen een som gelds, om hem voor de stad te behouden, 1513. Craandijk, Jacobus —, 1834—1912, dominee te Rotterdam, schreef Wandelingen door Nederland, met de schilder Schipperus; 1874. Cracco, Domien ~ , 1791—1860, Vlaams dichter uit Roeselare. Craen, Hendrik Jansz. ~ , schrijver van het dagboek van de reis van 1603—'6, naar Goa op de kust van Malabar en naar Tidore, uitgegeven door De ]onge, „De Opkomst van het Ned. Gezag in O. Indie". Craene, pastoor Basiel de ~, geb. 1880, Vlaams dichter van landelijke verzen. Inrichter van de ,,Vlaamse Poeziedagen van Merendree". Cramer, Dr. J. W. ~ , 1817—'84, dokter te Amsterdam, vriend van Alberdingk Thijm, sedert 1846 tot 1857 mederedacteur v. h. R.K. dagblad De Tijd\ richtte met Thijm, Brester, G. de Clercq, Mr. S. Vissering, Heije e.a. de bekend geworden „Vrijdagse Vereniging" op. Schreef in 't Fr. en Ned. over R.K. kerkgeschiedenis. Cramer, Matthijs ~, vergezelde 1662—'68 Balthazar Bort, directeur-generaal, naar China. Berijmde Bort's Voyagie, 1670. Woonde toen in Zaandam. Gaf 1670 ook een liedboek uit: D' Indiaensche Tyfferboom, „met heylsame, nuttige en ziel bedenckende rymen"; de tijferboom levert de palmwijn; vergelijk De Indische Theeboom. Cramer, Rie ~ , geb. te Soekaboemi 1887, schrijfster van kinderboeken, door haar zelf geillustreerd. Verzen van Verzet, 1945. Toneelspelen. Crane, Dr. J. W. de ~ , 1758—1842, hoogleraar te Franeker, schreef o.a. Bijzonderheden over de familie Hemsterhuis, 1827. Cranenburgh, H. Frederik Reyniersz van ~ , dichter van Drie Vraeghliedekens, vragen van Katholieken, die de Gereformeerde predikanten niet konden beantwoorden, in 1643 te Antwerpen uitgegeven, maar van veel vroeger tijd. Cras, Mr. H. C. ~ , 1739—1820, hoogleraar te Amsterdam 1770, afgezet 1798, doch later hersteld. Letterkundige en verhandelaar; keurmeester bij de prijs van Van Kinsbergen over de verlossing van Nederland in 1813; zie v, d. Palm. 7 Crispyn Cremer, J. J. ~ , 1827—'80, bekend door zijn Over-Betuwsche en Betuwsche Novellen, die hij ook overal in het land voordroeg: de zeven hoofdzonden, gelijk die zich vertonen in een boer. Cremer leverde verder in Wouter Linge een pleidooi voor de Maatschappij van Weldadigheid, 1860; in Fabriekskinderen een protest tegen kinder arbeid, 1863; bekroond door de wet van Van Houten, 1874. De roman Anna Rooze, 1867, keert zich fel tegen de voorlopige hechtenis en in zijn Tooneelspelers, 1875, kwam Cremer op tegen de vooroordelen tegen hun stand. Hij behoorde tot de kring van de Ned. Spectator met zijn vriend Keller. Eerst was hij schilder, toen schrijver van een historische roman, De Lelie van 's-Gravenhage, 1851; pas daarna werd hij de verhaler der novellen; hij is de bekendste Ned. schrijver van de dorpsnovelle in dialect; bewonderd door de tijdgenoten, behalve door Huet, die schreef over Cremers „banketbakkersgaven". Het dialect van de boeren is heel fatsoenlijk gemaakt. Van 1853—'71 schreef Cremer een aantal sentimentele Ned. novellen: Kees Springer, Arme Samuel. Cremers kracht lag in de novellen, niet in de romans: Daniel Si Is, 1856, Anna Rooze, 1867; Dokter Helmond, 1869. Sedert 1857 woonde Cremer in Den Haag; in 1878 schreef hij zijn laatste Betuwse novelle: '/ Hart op de Veluw. In zijn roman 1873: Hanna de Freule treden voor 't eerst werklieden op tegen de patroons, maar dit werk is een mislukking. Cremers toneelspelen, Emma Berthold en Boer en edelman zijn herhaaldelijk gespeeld. Emma verscheen 1869 in het Geillustreerd Stuiversmagazijn\ het is een strijd tegen laster, met een scherpe verdeling van het mensdom in deugdzamen en ellendigen. In 1874 kwam ook nog Titulair, klucht of geen klucht. Cremers laatste novelle Monte-Carlo, 1880 uitgegeven door Gerard Keller. Navolgers Justus van Maurik en A. Werumeus Buning. Cremers, Marie ~ , geb. 1874 te Amsterdam, schilderes en dichteres, behoorde tot de Noordwijker Kamer. Crestien de Troyes, zie T. Creten, Pieter-Huibrecht ~, 1823—1894, Vlaams volksverteller; onderging de invloed van Dickens. Crets, Jozef ~ , geb. 1871, Vlaams dichter; De Leeuw van Vlaanderen} lyrisch drama, 1903; Katn, 1923. Crick, Jef ~ , geb. 1890, uit Aalst; dichter van Sonnetten\ romanschrijver, criticus, journalist. Crispyn, zie Krispijn. Crispyn bedrieger of de geu/aande baron, blijspel van A. van Cristenkerke 1 Halmael, 1705. Van hem ook Crispyn, Boek- en Kashouwer, 1706, Crispyn en Chrispiaan bedriegers, 1708, en Chrispyn, weezenplaag en bloedverzaker, zedenspel, 1708. Alles onder de spreuk Pur gat et Ornat. Merkwaardig is ook Crispyn of de geremoveerde Staatsman, kluchtspel van J. A. Schasz, d.i. P. 't Hoen, 1798. Zie P. de la Croix. Cristenkerke, Tspel van de —, van Reijnier Pouwelsz., uitgegeven als proefschrift van Dr. G. A. Brands, 1921. Criterium, letterkundig maandblad onder leiding van Cola Debrot, Han Hoekstra en Ed. Hoornik, orgaan der jongeren, 1940. In 1945 traden Morrien, Van der Veen en Hermans in de redactie. Het blad ging in 1949 op in Libertinage. critiek, zie kritiek. Critisch Bulletin, behorende bij De Stem, in 1930 opgericht door Anthonie Donker, „voortgekomen uit een sterke onvoldaanheid" over de critiek van toen; poging om de critiek samen te brengen, doch Ter Braak en Du Perron verleenden geen medewerking. In 1948 zijn naast R. Blijstra en Anthonie Donker tot de redactie toegetreden de Vlaming Karel Jonckheere en de Afrikaan N. P. v. Wijk Louw. Croix, Pieter de la —, toneelschrijver te Amsterdam, bewerkte naar Moliere De Ingebeelde zieke, 1686, en in 't zelfde jaar naar Moliere's Tartuffe het blijspel De Schynheilige; daar had hij De Labadie op het oog. Van 1685 was zijn vertaling van De belachchelyke Hoofsche Juffers. Van hem het eerste Krispijnspel: Krispijn Medicijn. Zie ook Crispijn. Crols, Frans —, 1882, uit Turnhout. Bekend om zijn paedagogische causerieen in briefvorm, Heeroom en zijn nichtje, in verscheidene delen. Crombalch, Allard Jansz. ~ , zeeofficier, Hervormd, trouwde 1623 met Tesselschade; bruiloftsgedichten van Vondel, Hooft en Huygens. Hij schijnt verder ambteloos geleefd te hebben; in 1634 overleed zijn dochtertje aan de pokken en hij zelf een dag later aan bloedspuwing; Tesselschade bleef tot haar dood in 1649 te Alkmaar wonen. Crone, C. C. S. ~ , geb. 1914 te Utrecht, dichter en prozaschrijver. Het feestelijk leven; Muziek over 't water, 1940. In 1947 De Schuiftrompet, verzameld proza. t 1951. Cronike van Brabant, berijmde kroniek ± 1414, van Hennen, d.i. Jan van Mechtenen. Croon, P. ~ , 1634—'82, kloosterling te Leuven, navolger van Poirters. Cocus bonus ofte geestelyke zinnebeelden op al de ge- Cupido reedschappen van den kok, 1661. Moy-al, „vermaeckelycke beschryvinge op verscheyde ambachten, 1666. Almanack poor heden en morghen, 1663. Crul, Cornelis —, rethorycker uit de eerste helft der l6e eeuw te Antwerpen, schreef de schoone ende gheneuchlicke Historie oft cluchte van Heynken de Luyere: het leven van een beroepsdichter. Opnieuw uitgegeven door Lode Baekelmans, 1920. Hij maakte een gedicht op de brand van O. L. V. kerk in 1533; gaf 1543 Eenen gheestelijcken A. B. uit, verder refereinen. Door Dr. Smit wordt hij gerekend tot de „dichters der Reformatie", terwijl Anton van Duinkerken hem opnam onder zijn Dichters der Contra-Reformatie! Zijn vertaling van Sommighe Schoone Colloquien ofte Tezamensprekingen, uut Erasmo Rotterdamo werd pas 1611 gedrukt. Cruysberghs, Karel ~, geb. 1891 te Meerhout, R.K.-priester, proost v. d. Belgische Boerenbond, gaf voordrachten en preken uit; schreef theologische en moraliserende essais. Crych, 't Spel vande ~, toneelspel van Everaert, over de hebzucht die alle standen regeert; verboden te spel en. Cunaeus, Johannes —, 1617—'73, Raad van Indie, bekend door zijn reis als gezant naar Perzie, 1651—'52 voor de V.O.C., waarvan Cornelis Speelman als secretaris het Journaal opstelde. Cunera, volgens de legende op reis naar Rome te Keulen gevangen, 337. De koning van de Rijn, Radboud, voerde haar mee naar Rhenen, waar zij aan tafel bediende. Door de koningin vermoord en in een paardestal begraven. Naar haar is de Cunera- toren van Rhenen genoemd. Haar heven werd uitgegeven door Nap. de Pauw naar een legende uit de I4e eeuw. Van St. Cunera (8e eeuw) is weinig bekend. Volksboek van Sinte Kunera, 1515; in facsimile herdrukt 1902. Cupido, de gevleugelde minnegod der Romeinen, die met zijn pijlen op de harten mikt. Titel van liedboekjes: De vermakelyke Cupido of de verliefde Minnares; Cupido's Lusthof, Amsterdam 1662, met bijdragen van Vondel, Blasius, Bruno, Jan Zoet, e.a.; Delfs Cupidoos Schighje, bij Arnold Bon, 1656; 2 delen; mopsjes. 't Lof van Cupido, door E. P. de Jonge, Amsterdams liedboekje in 12mo, langwerpig, in perkamenten omslag. Cupido, Plockhaertje met ~ , gedicht van Anna Visscher in de Zeeusche Nachtegael van 1623. Gevolgd door Muytery tegen Cupido: 38 Cuppens 1 Neen, neen, ick acht soo veel geen lichaem schoon en fris Als een oprecht gemoet daer deucht gewortelt is. Een jaar later was de dichteres getrouwd. Cuppens, Aug. ~ , 1862—1924, priesterdichter uit Belgisch Limburg (Beeringen). Volgeling van Gezelle: Jaarkrans ran geestelijke liederen. Vertellingen uit Limburg, 1923. „Pastoorke Cuppens" te Loksbergen in het Hageland bij Diest maakte een gedicht op De Slag der Zilvere Helm en, daar in de buurt geleverd door Belgische soldaten tegen de Duitsers in 1914. Cuser, Willem —•, hofmeester van Graaf Albrecht, tegelijk met Aleid van Poelgeest vermoord door de Hoekse edelen op het Buitenhof, 21 Sept. 1392. Hij was door graaf Albrecht verheven tot baljuw van Amstelland, Waterland en Rijnland. Beets maakte in zijn „zwarte tijd" van de moord een zwaar romantisch en somber berijmd verhaal. En dit gaf Ruysch in 1841 weer aanleiding tot zijn drama Albrecht van Beyer en. Cuwaert, de naam van de haas bij Reinaert. Cuypers, Julia —•, geb. 1871, toneelspeelster, uit St. Jans Molenbeek, trad eerst op te Brussel, later te Amsterdam. Cyrillus, De Parabelen van ~ , uitgegeven door C. M. Lely, 1930. D. Daad van eenvoudige rechtvaardigheid, Een ~ , zie Willem Kloos. Daags na het Feest, zie Feest over de Aftocht der Russen. Daalberg, Bruno ~ , ps. van De Wacker van Zon. Daar was eens een meisje loos, voorval uit de werkelijkheid, verwerkt tot het bekende romantische volkslied der 17e eeuw, nog altijd gezongen. Da Costa, zie C. dactylus (Gr. = vinger), versvoet, bestaande uit een geaccentueerde en twee niet geaccentueerde lettergrepen. dadai'sme, richting in de letterkunde, genoemd naar dada, het eerste kindergestamel, opgekomen in Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zie Paul van 0 stay en. Woorden zonder verband, uitingen van „de waanzin der Muzen". Bij ons zonder betekenis. Halbo Kool gaf een overzicht in Den Gulden Winckel van 1940. Daele, F. D. van ~ , 1737—1818, uit Ieperen, dokter aldaar, gaf 1805—'6 zijn weekblad in dicht en proza uit Tydverdryf; vooral 00k over de spelling. Gaf een nieuwe Dageraad bewerking uit van Boileau's Dichtkunde, 1810. Daelen, Siska van ~ , pseud, van mevrouw Fanny Resseler, geboren in 1879, Vlaamse dichteres van opgeruimde Lentevooizekens en Uit Dagen van Nood. Daems, Servaas Domien ~ , 1838—1903, kanunnik, hoogleraar in de godgeleerdheid en bibliothecaris der abdij van Tongerlo, schreef liederen en gedichten en drama's, o.a. Sinte Dimphnds Marteldood, 1874, in verzen, een nieuw heiligenspel, met muziek. Schreef 00k een bundel Mnl. liederen: Dit syn suverlike liedekens. Daeten, Petrus —, zie Dathenus. dagbladzegel, zie zegel. Dagboek mijner goede werken, van Feith, 1785, geen gewoon dagboek, doch op Lavaters voorbeeld een biecht, met bespiegelingen over deugd en God. Dagboek van Jacob van Lennep, van een reis door Noord-Nederland van 28 Mei —2 Sept. 1823, met verzen over Purmerend, Hoorn, Gaasterland, Bolsward, de Ontmoeting te Groningen, de Noord-Polder, Drente, het Oranje-Woud en Bentheim. Hij deed die voetreis met de jonge Dirk Van Hogendorp. Dagboek van Multatuli, aangehouden toen hij secretaris van Menado was; artikel daarover en aanhalingen daaruit in Huets Litterarische Fantasien, deel XXII. Ook reeds in 1843 had Multatuli Losse bladen uit het Dagboek van een oud man ontworpen. Dagboek van Gerrit Verbeet, zie V. dagboeken, als letterkundig verschijnsel, 18e eeuw: Van Alphen, Feith, van Loo. dageliederen, wachterliederen, minneliederen sedert de 13e eeuw, waarbij de wachter van het kasteel de minnaar waarschuwt, dat de dag aanbreekt: Ic sie den dach opdringhen Al door die wolcken claer. Er zijn een twaalftal over, uit het D. vertaald voor 't merendeel. Ook bij Hooft een dagelied in de vorm van een tweespraak tussen Minnaar en Galathea: Galathea, siet den dach comt aen. Zij antwoordt: Neen mijn lief wilt noch wat marren, 't sijn de starren, Neen mijn lief wilt noch wat marren, *t is de maen. Dageraad, De ~ , tijdschrift voor vrijdenkers, gesticht door R. Ch. d'Ablaing van Giessenburg, 1855. In 1857 werd de vereniging De Dageraad opgericht. Gaf in 1892 fer Gedachtenis aan Multatuli uit met verschillende bijzonderheden uit zijn leven en met verspreide brieven. Opnieuw een gedenkschrift in 1910 Een Zaaier ging uit om te zaaien met een rede )9 Dagh-werck 110 Dante Alighieri van Mr. J. N. v. Hall en bijdragen van Dr. W. Meyer, A. H. Gerhard en A. E. Mendell. Dagh-werck, gedicht van Huygens over zijn eigen leven, 1627—'38; onvoltooid; hij werkte er niet verder aan na det dood van „Sterre", zijn vrouw. Het gedicht is bespiegelend en duister van voorstelling. Met lofdichten van Hooft, G. R. Doublet, Westerbaen, Daniel Mostart, Franc Le Bleu, en in 't L. van Barlaeus, Boyus en Boxhorn ius. Daifilo, de naam van de herder in Hoofts Granida. Daisne, Johan ~ , ps. van Dr. Herman Thiery. Dale, Jan van den ~ , „vermaard Retoricien" tijdens Philips de Schone. Zijn gedicht De Stove ('t badhuis) is van 1528, een gesprek van twee vrouwen over 't huwelijk. Zijn Ure vanden Doot is voor 't eerst gedrukt in 1543; met dit stichtelijk werk hoopte hij de zonde van battementen en refereinen weer goed te maken. De coupletten van 14 regels zijn Middeleeuwse teksten bij een schilderij als „Het Laatste Oordeel" van Lucas van Leyden: 1st u lief of leet, wilt of en wilt: Want tegen de Doot en is geen schilt. G. Degroote gaf in 1944 de „gekende werken" uit met inleidende bronnenstudie en aantekeningen; Antwerpen. Dale, J. H. van ~ , 1828—72, hoofd der school te Sluis, geschiedkundige; schrijver van het Woordenboek der Ned. taal. Dalen, Jan van —, kluchtschrijver. D'aardige Colicoquelle, 1654, De jalourse Jonker, 1654; De Kale Edelman, 1657. Toneelspeler 1648—'80. Schreef gedichten voor liedboekjes en in dichtbundels. Dalsum, Albert van ~ , geb. te Nieuwer- Amstel 1889, toneelspeler. Dam, Dr. C. F. A. van ~ , geb. 1899, hoogleraar' in 't Spaans te Utrecht 1927; vertaalde met J. W. J. Werumeus Buning Don Quichot, 1943. Dam van Isselt, E. W. van ~ , 1796—1860, tweede luitenant in 1813, hoofd van de door hemzelf uitgeruste ,Jagers van Van Dam" in de Tiendaagse Veldtocht, sedert 1829 lid der Tweede Kamer; dichter van krijgsliederen; vertaler van het gedicht Hassar uit het F., tegen de slavenhandel. Vrijmetselaar; in 1837 grootredenaar bij het Groot Oosten; een der Negenmannen van 1844. Zie Uurwerk van 7 Metalen Kruis. Damas, ps. v. Frederik van Hogendorp. Damastbloem, De ~ , Kamer van Rethorycke te Antwerpen; zie Jacob van Middeldonck. Damiate, aan de Nijlmond, ingenomen op de 5e Kruistocht door Friezen en Hollanders, onder graaf Willem I, 1218—'19. In 1221 weer in handen v. d. Egyptenaren. Volgens de overlevering zijn de Damiaatjes opgehangen in de oude St. Bavo-toren van Haarlem, om te luiden tot een eeuwige herinnering. De Tocht naar Damiate, groot berijmd verhaal van Tollens; zie daar. Damme, ontstaan in 1181, toen graaf Philips van Vlaanderen een dam liet leggen tot Aardenburg toe door Hollandse arbeiders. Werd de voorhaven van Brugge. Geboortepl. van Jacob van Maerlant; in I860 standbeeld. Nu nog 1200 inw. Danckdicht aan Boreas (de Noordenwind, die Hugo de Groot dwong, nog een tijd in Amsterdam te blijven op zijn reis van Frankrijk naar koningin Christina van Zweden, 1645), een van de lofdichten van Vondel op „den grooten Huigen". Dander Martijn = d'andere M., de tweede M., zie Martijnsdichten. Dit werk voltooid te Damme; 26 strofen of clausulen. Danielken, Heer —, heeft zeven jaar een zondig leven geleid in de Venusberg en streeft nu naar vergiffenis van zonden; ridderromance der 15e eeuw: Wanneer desen stock rosen draecht, Dan zyn u sonden vergheven, dit zegt de Paus. Maar na 3 dagen draagt zijn dorre stok rozen! De dichter heeft een D. lied nagevolgd. Daniels, J. A. ~ , 1738—'99, pastoor te Scheydt (Schaasberg), beschreef onder ps. Sleinada de geschiedenis der Bokkenrijders. Zie daar. Dans, Mr. Johan van ~ , zie Thirsts Minnewit. Uit zijn nalatenschap werd nog een tweede deeltje vergaderd: Aerdige en Soetvloeyende Minnerijmtjes. Danser, Joh. Gustaaf ~ , 1894—1920, dichter. Zijn Gedichten na zijn dood bezorgd door Greshoff. Dante Alighieri, 1265—1321, de grootste It. dichter, geb. te Florence, bezong in Vita Nuova (Nieuw Leven) zijn liefde voor Beatrice Portinari, een buurmeisje. Daarna kwam zijn grote werk, de Comedia, des dichters tocht door Hel, Louteringsberg en Paradijs, Comedia genoemd, omdat het droevig begint en blij eindigt, Divina Comedia genoemd door het bewonderend nageslacht. Zie de studie over Dante van B. Molkenboer. Dante werd vertaald door A. S. Kok, 1863 —'64\ door J. C. Hacke van Mijnden, 1867—'73; door U. W. Thoden van Velzen, 1864—'75 en door Mr. Joan Bohl, 1880—'85; J. K. Rensburg, 1906—'8; A. J. H. v. Delft, 1920—*21; door P. F. C. Kops O.F.M., 1923—'24; door A. Verwey, Daphne of boschvryagie 1 11 David 1923; De Hel, in proza overgebracht door Dr. H. J. Boeken. Bilderdijk dichtte 1826 Ugolijn, 100 alexandrijnen uit De Hel Ten Kate vertaalde Inferno, De Hel. Studie over Dante in de Ned. letterk. van J. L. Cohen, 1929. Daphne of boschvryagie, pastorale van Mr. Johan Beets; lie daar. Daphnis, de naam van de herder in de pastorale, sedert Amyot de oud-Griekse roman van Longus in net F. overzette. Nieuwe Nederl. uitgave van Daphnis ende Chloe in vertaling van J. Brouwer, 1947. Daraide, tragi-comedie van Jan Starter, uit een van de Amadisromans, voor 't eerst vertoond 1618. Op de regel: Seght niet, dit wil ick dus, o Mensch! Want God schickt alles na syn wensch. Met het tussenspel van Jan Soetekauw. De eerste vertoning was in de Kamer Och mocht het rysen! te Leeuwarden; in 1621 werd het stuk opgevoerd in de Academie te Amsterdam. Daraide is de held Agesilas van Colchos, die zich vermomt als amazone, om de prinses Diana van nabij te bewonderen aan het hof van koningin Sidonia van Guindaye. Dares Phrygius, d.i. Dares de Phrygier, zou ooggetuige geweest zijn van de Trojaanse Oorlog. Het L. werk, dat op zijn naam staat, is uit de 5e eeuw n. Chr. Op dit werk en op dat van Dictys Cretensis berusten de M.E. romans van Troje. Zie Troyen. Dathenus, Petrus ~ , 1531—'90, uit Berg- Cassel bij Hazebroek, monnik bij Yperen, kwam in Sept. 1566 als Calvinistisch predikant uit de Palts; deed het voorstel aan de Consistorien om / 3 000 000 bijeen te brengen, z.g. om er godsdienstvrijheid van de Koning mee te kopen. De steden waagden het echter niet, om dit plan aan de landsregering voor te leggen. In 1567 verzamelde Dathenus een legertje tot ontzet van Valenciennes; te Lannoy door Noircarmes uiteengejaagd. In 1578 werd hij de leider van het Calvinistisch verzet tegen Prins Willem te Gent; weigerde godsdienstvrijheid aan de Katholieken. Hij vertrok 1584 uit Gent, toen Parma er baas werd, en trok naar Sleeswijk; f te Elbing. Graftombe. Zijn psalmberijming, van 1566, zeer veel gebruikt ...daer is de wereld sot na; Hoe soo? — 't is 't oudste kind en daerom goet en soet; De vroome zijnder mee te vreen in haer gemoed. 't Magh wesen; maer ick vrees, 't is all te vreen op God na. (Wegens de zeer gebrekkige berijming. Puntdicht van Const. Huygens). Hij is ook de vertaler van de Heidelbergse Cathechismus. De psalmvertaling volgt de F. vertaling van Marot en De Beze, op de wijze van Louis Bourgeois; was de eerste volledige overzetting, verscheen juist voor de Hagepreken en de Beeldenstorm, kreeg door de invloed der Calvinisten de voorrang en werd in 1578 voor alle gewesten aangenomen. Revius leverde een verbeterde uitgave. Bleef de alleenheerschappij voeren gedurende bijna 200 jaar. Het eerst kwam Ds. A. Andriessen te Vere er tegen op, 1756; dan Jean Guepin, zie daar. Studie over Petrus Dathenus van Th. Ruys, 1919. Daum, Paul Adriaan ~ , 1849—'98, eerst spoorwegambtenaar, toen journalist aan Het Vaderland, dan oprichter en hoofdredacteur v. h. Bataviaasch Nieuwsblad; schrijver van toneelwerk en van 10 Indische romans over de werkelijkheid in 't Indische leven: Uit de suiker in de tabak\ Hoe hij Road van Indie werd enz. Volgeling van Zola. Ps. Maurits. Zijn roman Goena-Goena over de „stille kracht", 1889, is door de Wereld- Bibliotheek herdrukt, 1936. Van Ups en downs in het Indische leven verscheen in 1947 de 5e druk. Dautzenberg, J. M. ~ , 1808—'69, volgeling van P. van Duyse\ gaf 1850 zijn Gedichten uit; kwam op voor 't behoud van du inplaats van jij. Zijn schoonzoon Brans de Cort gaf bij zijn dood zijn Verspreide Gedichten uit. Zijn Loverkens zijn een navolging van Hoffmann von Fallersleben: Ic wil eene keurighe, rijcke, Ic wil eene guldene tael. Hij was geb. te Heerlen, was er eerst onderwijzer; vestigde zich in Brussel, in een administratieve betrekking. Maar steeds dacht hij in zijn dicht aan Heerlen terug. IJverig Flamingant; f te Elsene. David in ballingschap, Koning ~ , 1660, treurspel van Vondel. Met herinnering aan het leed, dat de dichter trof in zijn zoon: Tusschen bloet en bloetverwant Is een bant Van natuur, niet licht te breecken. Van een boom scheurt nimmer tack Zonder krack, Zonder zucht en jammerteecken. Nog in 't zelfde jaar gevolgd door Koning David herstelt. Het eerste stuk opgedragen aan Andries de Graef, burgemeester van Amsterdam; het tweede aan Kornelis van Vlooswyck. David, Jan ~ , 1546—1613, Jezuiet uit Kortrijk, gaf in 1600 een geschrift uit tegen de Bienkorf van Marnix, onder de titej Den Christelijcken Bie-corf. Verder schreef hij Kettersche Spinnecoppe, 1595, David 1 12 Deckers en veel ander polemisch werk. Zijn laatste was: His tori e van de kettersche Kercke, gehenaemt de Vuyle Bruydt, 1611. Van hem ook Lot van wysheyt, berijming van 300 spreekwoorden, onder ps. Donaes Idinau, „liefhebber der dichten, die stichten", 1606. David, Jan Baptist ~ , 1801—'66, uit Lier, strijder voor 't Vlaams onder invloed van Willems; 1823 priester; 1834 hoogleraar te Leuven. Naar hem is het Katholieke Davidsfonds genoemd 1875, ter bevordering van Vlaamse ontwikkeling naast het liberale Willemsfonds van 1851. Onder zijn talrijke uitgaven zijn van belang die der werken van Ruusbroec, 1858—'68. Ook gaf hij het maandblad De Middelaer uit en begon hij met een Vaderlandsche Historie, waarvan 11 delen verschenen. Van 1840—'66 was hij de voorzitter van het studentengenootschap „Met Tijd en Vlijt". Hij schreef studien over Bilderdijks Geesten wareld, 1842, en gaf diens Ziekte der Geleerden uit, 1848. Standbeeld te Lier. In 1897 verscheen het Gedenkboek van de Davidsfeesten te Lier. David, L. F. ~ , 1818—'83, uit Harelbeke, onderwijzer te Aaltre in O. Vlaanderen, dichter en schrijver. In 1852 getrouwd met de dichteres Mathilda van Peene. David Jorisz., zie /. Davids, Louis ~ , 1883—1939, cabaretzanger, dichtte zijn eigen liedjes en schreef de wijzen er bij. Davidsfonds, Het ~, zie /. B. David. Richt ook voordrachten in, voert toneelspelen op, houdt feestavonden en leergangen; 80 000 leden; zetel te Leuven. Maandblad Leiding met 3-maandelijks De Belleman. Looft letterkundige prijzen uit: nl. 1. de prof. Em. Vlieberghprijs (50 000 fr.) voor een roman; 2. de prof. A. Boonprijs (20 000 fr.) voor een essay of studie over een religieus, cultured, artistiek, literair of historisch onderwerp. 3. de Kan. Am. Joosprijs (12 000 fr.) voor een verhaal voor de jeugd (11—16 jaar). Jaarlijks. Debauchant (doordraaier), blijspel van Bernagie. Zie Lichtmis. De Bo, zie Bo. Debrot, Mr. Cola ~ , geb. 1912, arts, Curacaose dichter en romanschrijver; een der redacteuren van Criterium, met Hoekstra en Hoornik. Novellen; Mijn Zuster de Negerinf 1935. In 1948 de grote roman Bewolkt Bestaan. Decamerone, De ~ , d.i. Tien Dagen, naam van de beroemde novellenbundel van Boccaccio, ± 1350: om de pest te ontvluchten, begeven tien jongelui uit Florence zich naar buiten; 10 dagen lang vertelt ieder van hen 66n verhaal. Coornhert vertaalde er 50 van; zie Boccaccio. Bron van veel kluchten en blijspelen in de 17e eeuw, b.v. Chimon door Van Arp, 1639; Andrea de Piere, Peerdekooper, van Willem Dirksz. Hooft, 1628, d.i. Andruccio van Perugia; hier voorgesteld als de zoon van een rijke Antwerpse koopman, die naar Amsterdam komt met 500 dukaten; Doeden door A. Bormeester, 1643; Hans van Tonghen door Jillis Noozeman, 1644. De Decamerone is tot op onze tijd altijd weer opnieuw vertaald en nagevolgd. Moderne Decamerones noemt Carel Scharten: 1° Daadlooze Droomen van Ada Gerlo, 2° Van J. L. Walch: Vertellingen in den donkeren winter, 1920. Bij Ada Gerlo komen de vertellers samen door een tramongeluk; bij Walch zo maar in een villa in de oorlogswinter van 1917. Decker, Jeremias de ~ , 1610—'66, Ned. lierdichter. Al zijn Rym-Oeffeningen werden 1726 uitgegeven door M. Brouerius van Nidek, met het Leven des Schrijvers vermeerderd, en met de lofdichten van Westerbaen, J. Oudaan en H. Sweerds. De Decker was afkomstig uit Antwerpen; zijn ouders vestigden zich eerst in Dordrecht, waar Jeremias geboren werd en daarna te Amsterdam. Er werd hard gewerkt in het gezin, maar Jeremias vond gelegenheid om zonder meester L., It., E. en F. te leren. Hij begon met vertalingen: de Psalmen, de Klaagliederen, Horatius en het L. treurspel Baptistes (De Doper) van Buchanan, 1652. Een reeks godsdienstige gedichten heet Goede Vrydaghr, zijn Lof der Geldzucht is een ironisch hekeldicht. Hij is een van de eerste beoefenaren van de huiselijke poezie. Zo zacht als hij zich daarin toont, zo fel is hij in zijn afschuw van Rome, geestverwant van Westerbaen. De Decker is een volgeling van Huygens en Cats. Maar hij was een arme kruidenier en kon zijn vleugels niet uitslaan. Hij bleef ongetrouwd. In zijn Puntdichten volgt hij Huygens; zijn Lof der Geldzucht is ontleend aan Lof der Zotheid van Erasmus. Rembrandt schilderde zijn portret; Vondel prees zijn „cierlyke netheit"; Jeronimo de Vries beschreef zijn leven, 1807; J. Karsemeijer gaf in 1935 een studie over hem uit. Jeremias de Decker zelf prees Cats en zei: Dat Cats alleen door zijn gedicht Meer blinde zielen brogt tot licht, Meer dartelen tot schamen, Als al ons' Dichters samen. Decker Zimmerman, Joh. ~ , 1785—1867, predikant te Utrecht, dichter, gaf 1814— '29 het ts. Euphonia uit; daaruit 5 delen Kinder en der Vergetelheid, 1825—'28. Deckers, Jan ~ , de naam van Jan van BoenDe Cort 1 13 Delcroix dale in de uitgave van Der Leken Spiegbel door M. de Vries in 1845, en van de ten onrechte aan hem toegeschreven Dietsche Doctrinael door Jonckbloet, 1842. Ook Jan de Gere. De Cort, Frans ~ , zie C. Decorte, Bert ~ , Vlaams dichter, geb. 1915 te Retie bij Turnhout. Verwierf in 1946 de driejaarlijkse Staatsprijs voor poezie (1941—'43). Dichtbundel Antiforen. (Antifo — tegen fascisme en oorlog). Zijn voornaamste werk is Rejreinen. De Coster, Charles ~ , zie C. Decretum horribile (L. = verschrikkelijk besluit), Gods raadsbesluit omtrent de Voorbeschikking. Vondels Decretum Horribile is een hekeldicht vol hartstocht tegen deze Calvinistische opvatting, 1631; met de ondertitel Gruwel der Verwoestinge. De naam Decretum horribile is van Calvijn zelf afkomstig. Deduction, Viet —', van Onno Zuier van Haren ten betoge van zijn onschuld, waarin hij zich beriep op zijn 30 jaren dienst aan den Lande. Deelman, A. M. J. ~ , geb. 1894 te Stadskanaal, referendaris van de Prov. Waterstaat te 's-Gravenhage, dichter en toneelschrijver in Groninger dialekt. Deene, Eduwaert de ~ , zie Dene. Defoe, Daniel —, 1661—1731, de beroemde E. verteller, de schrijver van Robinson, 1719—'20. Zie daar. Vertaalde ook het Leven van Cartouche en schreef boevenromans als Moll Flanders, d.i. Vlaamse Mie. Zijn Robinson vertaald in heel de wereld. Defresne, M. A. A. A. ~ , geb. te Maastricht 1893, schrijver van romans en drama's, o.a. van de bewerking van Opstandigen van Jo van Ammers-Kuller, 1929. Letterkundige en regisseur. Hij schreef De Psychologie van den Vos Reynaerde, 1923. Dekama, oude state bij Jelsum, in de I6e en 17e eeuw in het bezit van het oud-Fries adellijk geslacht van die naam. De Roos van Dekama (dochter uit dit geslacht), historische roman van Van Lennep, die de tocht van graaf Willem IV naar Friesland in 1345, behandelt. Deken, Aagje ~ , 1741—1804, uit Amstelveen, opgevoed in „de Oranje-appel", het weeshuis der Collegianten te Amsterdam; gezelschapsjuffrouw bij Mw. Bosch en verpleegster van haar zieke dochter Maria. Toen deze in 1773 gestorven was, gaf Aagje haar gemeenschappelijk werk uit als Stichtelyke Gedichten, 1775. Sedert 1777 woonde en werkte zij samen met Betje Wolff. Zij leefde in bekrompen omstandigheden, toen zij bij Betje kwam inwonen, doch in 1783 erfde zij ± / 20 000. De dames Wolff en Deken leefden daardoor en door de opbrengst van haar werken in welstand, ook in de 10 jaren van haar verblijf in Bourgondie. Toen verspeelden zij haar fortuin door 't bankroet van haar zaakwaarnemer; zie Betje Wolff. In de Haagse jaren leverden zij vooral vertaalwerk. Aagje schreef o.a. nog haar opvoedkundige Liederen voor den Boerenstand, 1804; het zijn boeren, die naar de „Philomeelen" luisteren. Nog in het zelfde jaar werd zij, negen dagen na Betje, uit het leven verlost. Aagje Deken schreef een groot rouwdicht bij de dood van Bellamy. In haar droevige laatste jaren kwam nog haar boekje lets voor Ouderen en Kinder en\ zij betoogde daarin reeds, dat Van Alphens Gedichtjes niet kinderlijk genoeg en dat diens godsdienstige versjes helemaal niet kinderlijk waren, en zij gaf als haar laatste werk een geestig bundeltje kinderverhaaltjes. Verdere werken, zie Betje Wolff. Archivalia betreffende Aagje Deken en Betje Wolff, uitgegeven door H. A. Howeler, 1949- Dekker, Dirk ~ , 1822—'98, geb. op Tessel, hoofd van een school te Den Helder; schreef 1867 Texelsche Vertellingen, en veel andere verhalen. Dekker, Eduard Douwes —y zie Douwes. Dekker, Maurits ~ , geb. te Amsterdam 1896 romanschrijver. Oranje en de Opstand, 1935;' Oranje en Alvds tyranniek betvind, 1937; Oranje en de geboorte der Nederlanden, 1938. Hij was in 1923 begonnen met Doodenstad, schetsen uit de gevangenis. Daarna kwamen zijn revolutionnaire romans, o.a. Brood, 1932. Onderwijl psychologische werken als: Waarom ik niet krankzinnig ben, 1929. De Laars op de nek, roman uit de bezettingstijd, 1945. Over hem een studie van David de Jong, 1947. Toneelwerk: Willem van Oranje, 1937. In 1949 zijn drama over de atoombom: De Wereld heeft geen wachtkamer. Dekking, Henri ~ , geb. te Rotterdam, 1871 —1939, journalist, letterkundige, voordrager} romanschrijver, toneelschrijver; 1937 voorzitter v. d. Journalistenkring. Sedert 1892 was hij de verzorger van de afdeling Kunst in het Rott. Nieuwsblad. In 1909 Van de Rotte tot de Schelde, zwerftochten over de eilanden. Delang, J. —, ps. van Jan Hofker\ zie daar. Delbeke, Frans ~ , 1890, schreef tezamen met Walschap Lente, en alleen een roman en toneelstukken. Delcroix, Desideer ~ , 1823—'87, uit Deinze, onderwijzer te Brussel, later afdelingsoverste aan Binnenl. Zaken; schrijver van Letterk. Wrdbk. 2e dr. 8 Delecourt 1 14 Dene romans en historische drama's. Philippine van Vlaanderen, 1875; bekroond. Delecourt, Hubert ~ , 1806—'53, rechter te Brussel, een der eerste Vlaamsgezinden na 1830, geb. te Bergen, de Nederlandse Waal, die zich zelf Vandenhoven noemde. Medewerker aan De Broederhand en andere bladen; voorman der Vlaamse Beweging met Dautzenberg, Stallaert, Dodd. Delen, Arie ~ , geboren te Leuven in 1883, schreef regionalistische werken als Prinskensdag, doch is vooral bekend om zijn essays en zijn kunsthistorisch of folkloristisch getinte studien als Het Poppenspel in Vlaanderen en Het Huts van P. P. Rubens. Delf, Dire van —, Dominicaan, hofprediker van hertog Albrecht, bevond zich 1401 en '2 te Erfurt; was 1404 weer in Holland. Hij schreef Die Tafel vanden Kersten Ghelove, 1399—1404, een groot werk in de geest van de Lekenspiegel: de wetenschap samengevat voor leken, opdat zij ontzag verwerven voor geloof, kerk en priesters. In schoon proza, dat herinnert aan Hadewych, Ruusbroec en Mande. Een kerkelijk, maar tevens een maatschappelijk handboek, opgedragen aan „hartoch Albert", die Dire had laten studeren in de godgeleerdheid. Over Meester Dire van Delf een studie van F. A. M. Daniels, O.P. 1932. Delf, Willem van —, sprookspreker, kreeg in 1331 een beloning van 8 pond van Willem III; in 1337 had hij een vast inkomen van „een paer cledere mitten voeder" en 5 pond Hollands. Delfs Cupidoos Schighje, liedboek met minnezangen, bij Aernold Bon en gedeeltelijk van hem.zelf, 1653; 2e deel 1656. Delfsen Helicon ofte Grooten Hollandschen Nachtegael, liedboek; van 1720 is de 44ste druk. Delft, verzameling proza en poezie, ingeleid door Dirk Coster, 1948. Uitgave van de Delftse studenten. Delft, Ramp van —,12 Oct. 1654 door het springen van het kruitmagazijn. Bezongen door Vondel: Op het Onweder van 's Landts bussekruit. Ds. P. de Witte preekte er over met een „korte aanspraecke", gedrukt 93 biz., getiteld Delftsche .Donderslagh. Daarachter een gedicht van Hen rick Bruno, conrector te Hoorn: Godt trof u Raedhuys oock, omdat daer vele komen (ick spreeck niet van de vromen) vol staetsucht, eygenbaet, vol haet, vol nydt, bedrog, vol [goddeloose raet. Een van die „vele" antwoordde met Te gengift op het lasterrijm, waarin staat, dat God juist de kerk sloeg en het Raadhuis maar weinig schade had. De overheid verbood Bruno's gedicht en nu kwamen zijn aanhangers met een Aenspraeck aen de verkeerde ijveraers enz. Delftse Bijbel, eerste volledige Ned. vertaling v. d. Bijbel, 1477 gedrukt. Delftse Wonderdokter, zie Graswinckel. Delille, Abbe Jacques ~ , 1738—1813, De F. dichter van I'Homme des Champs, 1800; door Bilderdijk nagevolgd in Het Buitenleven, 1802. Delille, Victor ~ , zie De Lille. della Neve, Fiora ~ , zie van Loghem. Delprat, Dr. G. H. M. ~ , 1791—1871, Waals predikant te Rotterdam, schreef over de Broederschap van Geert Groote en verder veel over kerkgeschiedenis. Delrue, Emiel ~ , pseud. E. Vander Straeten. Demedts, Andre —, geb. 1906, schrijver van Vlaamse romans en novellen; dichter. Het Leven drijft, 1936, prozaverhaal. De Vlaamsche Poezie sinds 1918, 2e druk 1945. Demedts, Gabrielle —•, geboren in 1909, zuster van Andre, zeer gevoelige dichteres. Morgen is alles uit. Demers, Dina ~ , pseud, van mevrouw Collaer-Feytmans. Demers, Frans ~ , pseud, van Frans Beckers, geb. 1905, Vlaams schrijver van koloniale toneelstukken. Demokriet, letterkundige vriendenkring van 1789, met A. Loosjes Pzn. en Van Walre als leiders. Demolder, Eugene ~, 1862—1913, Belgisch schrijver; schreef in het F. Dendermonde, Max —, geb. 1919 te Winschoten, journalist, daarna aan de radio. Dichter. Water en brood, 1942. Dene, Eduwaert de ~, 1505—'79, uit Brugge, R.K. dichter. Leidde eerst een losbandig leven; zat 1545 voor schuld in de gevangenis. In 1562 gaf hij de werken van Anthonis de Roovere uit. In 1567 schreef hij berijmde bijschriften bij de fraaie afbeeldingen van dieren door Marcus Gheraerts: Warachtighe Fabulen der Dieren. Zijn moraliteiten zijn niet bewaard; zijn Testament Rhetoricael is niet gedrukt. Bij de prentjes voor de Fabulen dichtte Vondel later zijn Warande der Dieren. De Dene was de opvolger van Everaert als factor van De Drie Santinnen. Hij schreef Den Langen Adieu, d.i. Vaarwel bij de dood: Adieu, Poorters van Brugge, Adieu, Heeren van Gendt, Adieu, Kindren van Ipre, Dengotgaf 115 devies wijdt verre bekent, Adieu, Daryncbarners van den [Vrije mede, Adieu, Schotters van Douay, [ende daeromtrent, en 20 aan de Speerebrekers van Rijssel, de Ledichghanghers van Oudenaerde, de Pasteyeters van Curtrijcke enz. Dengotgaf, zie Dieregotgaf. Denker, De ~t Spectatoriaal Geschrift van 1763—'75, van Van Engelen, met medewerking o.a. van Martinet, Nomsz, P. Loosjes, Dr. Simon de Vries en Hoffham. Denkmaler alt-niederlandischer Sprache, zie Kausler. Denuce, Dr. J. ~ , 1878—1944, archivaris van Antwerpen, schrijver over geschiedenis en kunstgeschiedenis, o.a. over de Antwerpsche Kunstkamers, en Vlaanderen door de eeuwen been. Depauw, Valere ~, geboren te Ronse, schrijver van veelgelezen volksboeken. Dercksen, J. M. E. ~ , 1825—'84, notaris te Leiden, schreef 1858 een drama Leiden in 1514\ verder Het Leven van een groot man, d.i. Tollens en zijn tijd, 1861; Een Poortersdochter uit de lie Eeuw, roman over de moord van Jan de Witt, 1871; Uit drie Eeuwen, historische novellen, 1878, en veel meer. Alles nu reeds vergeten. Der Minnen Loep, d.i. de Loop der Min, leerdicht over de liefde van Dire Potter 'van der Loo. Zie daar. Der Mouw, Dr. J. A. ~ , 1862—1919, doctor in de klassieke letteren, wijsgeer, schreef twee mystieke bundels gedichten: Brahman, onder ps. Adwaita. Na zijn dood uitgegeven. Sonnetten. Oosterse mystiek in Westerse vormen; vijandig aan het Christendom: zo als de Brahman de wereld heeft geschapen, schiep de dichter zich zijn eigen wereld. Der Naturen Bloeme ( = de bloem der natuur), berijmde natuurlijke historie, leerdicht van Maerlant. Dessel-Poot, Marie van ~ , geb. 1895 te Vlaardingen, Protestantse romanschrijfster. Destanberg, Napoleon ~ , zie Stanberg. Destructie van Jherusalem = Wrake van ]., zie daar. detective-romans, zie speurder-romans. deterministische romans, romans waarin de handelende personen de slachtoffers zijn van het noodlot. Noodlot en Eline Vere van Couperus; studie daarover van C. H. den Hertog. Zie Fatalisme. Deughd verheucht, spreuk van Spieghel. Deurhoff, Willem ~ , 1660—1717, mandemaker en Spinozist. Schreef over Waarheid en Deugd. Rationalist. Tegen zijn verklaring van 't boek Job werd een strafvervolging ingesteld; Noordkerk verdedigde de uitgever. Amsterdammer; trad op als godgeleerde en stichtelijk schrijver; had heel wat volgelingen. Stichtelyke Gezangen, 1111!). Alle gedichten voor en tegen hem werden 1717 verzameld uitgegeven. Deus ex machina (L. — een god uit de machine), de ontknoping van een drama, niet door de natuurlijke ontwikkeling der karakters van de hoofdpersonen, doch door het plotseling optreden van een persoon, die buiten de handeling staat. (In de klassieke treurspelen kwam het voor, dat plotseling een god met een machine op het toneel neergelaten werd.) Zo wordt de ontknoping van Vondels treurspel Gijsbrecht gebracht door de verschijning van de engel Rafael. Eveneens de Stroomgod van de Vecht in Hoofts Geeraert van V els en. deux aes, in de M.E. de beide enen in 't dobbelspel. Vandaar: een man van deux aes = een geringe man. De Bijbel van Deux aes, gedrukt 1562 te Emden; aldus naar een aantekening bij Nehemia 3 : 5, aan het spel ontleend: Deux aes en heeft niet, six cinq en geeft niet, quater dry die helpen vry. Deventer, Charles M. van ~ , 1860—1931, gaf uit: Hollandsche Bellettrie van den Dag, zijn letterkundige kronieken uit de Locomotief, 1901 en '4. Hij bracht in Indie de kennis van de Nieuwe-Gidsbeweging. Schreef ook Platonische Studien. Deventer, Mr. Conrad Th. van —, 1857— 1915, vrijzinnig-democratisch lid der Tweede Kamer 1905—'9 en 1913—'15, voorstander van de ethische koloniale politiek. Sedert 1897 medewerker aan De Gids; Een eereschuld. Hij plaatste in De Gids van 1910 de beide brieven Multatuli aan den Koning van 1860, voordat de Havelaar verschenen was, en gaf die ook afzonderlijk uit. Deventer, Dr. J. Chr. van ~ , 1824—92, conrector en in 1865 directeur der H.B.S. te Dordrecht, vertaalde de blijspelen van Terentius, de Wandsbecker Bode van Claudius, de Abderieten van Wieland, Debet en Credit van Gustav Freytag, enz. Deventer, L. W. van ~ , 1828—'98, leraar aan 't gymnasium te Zetten, schreef o.a. onder ps. Wamba De Jasoniade, „een I eposje", 1855: j In 't oude Iolcus was voor lang j vorst Aeson aan 't regeren. De lezer moet vooral hem niet met Ezau confunderen devies, de zinspreuk van de Kamers van Re- | thorycke, geborduurd op de banier bij het Devilliers-Duterrage 11 6 dichtgenootschappen Mazoen. B.v. In liefde bloeyende bij 't blazoen de egelantier\ Ut lavender Jonsten bij dat van 't Wit Lavendel. Devilliers-Duterrage, directeur-generaal der politie in de tijd der Inlijving, had vergunning te geven voor het opvoeren van een toneelstuk. Devoet sermoen, nieuwjaarspreek voor de religieuse jonkvrouwen van Mariendael binnen Diest, 1514; een moralisatie van het Spinrocken. Zie daar. Devonshire, De Graaf van ~ , zie G. Devoot ende Profitelyck Boecxken, Een ~ , verzameling geestelijke liederen en leisen uit de 15e en I6e eeuw; daarbij liederen ter ere van heiligen. Uitgegeven door D. F. Scheurleer, 1889, naar de druk van 1539 bij Simon Cock te Antwerpen. De bundel was gericht tegen de „ontamelike, weerlike liedekens". Niet meer dan 2 exx. van deze ene druk zijn over; deze bundel vertegenwoordigde het oude geloof tegenover de Souterliedekens. De inquisiteurs Petrus Titelman en Mathias Wensen noemden hem vroom en nuttig. 't Boecxken bevat 259 liederen, veel Kerstliederen en Marialiederen, verder liederen der minnende ziel; ook zeer veel verge este- Ujkingen van wereldlijke liederen; dan een 7-tal oude L. Kerkhymnen. Het boek is even belangrijk wegens de zangwijzen als wegens de teksten. Devotie, Moderne —, zie M. Dewachter, Richard ~, 1897, uit Puurs, schreef Christelijke verzen als Bottende verzen, en romans als Levensvlam. Deyssel, Lodewijk van ~ , ps. van K. /. L. Alberdingk Thijm\ zie daar. Hij nam die schuilnaam aan, toen hij op 16-jarige leeftijd een artikel plaatste in De Dietsche Warande van zijn vader tegen Dr. Schaepman, om Victor Hugo te verdedigen. Dhene, Eduwaert de ~ , zie Dene. Diakenhuismannetje, Keesje, het ~ , de sentimentele figuur in De Familie Stastok in de Camera. dialogus, dyalogus, zie disputacie, samenspraac, tweespraac. Dialogus Creaturarum (L. =: Tweegesprek over de Schepselen), bundel verhalen met zedelijke strekking, waaronder dierfabelen; 1488 „overgheset in goeden duytsche" en gedrukt te Delft. Diana, verhaal van Mw. Toussaint, 1847; geeft een schildering van Bossuet. Dicht- en Kunsthalle, De Nederlandsche ~ , 1878—'84, opgericht door De la Montagne en Th. Coopman, het voornaamste Vlaamse tijdschrift voor Van Nu en Straks. Ook Van Langendonck werkte er aan mee. Dichter aan de Bank van Leening, Een —', drama van J. v. Lennep, ter gelegenheid van de onthulling van Vondels standbeeld, 1867. Dichter-Album, aangelegd door J. P. Kleyn in zijn Utrechtse studententijd, met een handschrift en een portret van zijn vrienden, onder het motto Der Vriendschap heilig. Onder de titel: Een Dichter-Album van voor honderd jaar gaf J. P. Hasebroek er 12 van uit, en wel uit de kring van Bellamy, met een beknopte levensbeschrijving, 1890. Het zijn J. P. Kleyn en Mw. Kleyn-Ockerse, W. A. Ockerse, Bellamy, Francina Baane, Hinlopen, Rau, Clarisse, Staring, M. Tydeman, Van Alphen en Jung Stilling. Dichterlijke Handschriften, Kleine ~ , verzameld door P. J. Uylenbroek, 1788— 1809, werk van toen levende dichters, o.a. van Van Alphen, Fokke, Helmers, Kinker, Van Lennep, Bilderdijk, Boddaert, Moens. Elk jaar een nieuwe „Schakeering"; 't laatste deel van Witsen Geysbeek. Herdrukt 1923—'27. [halen. dichterlijke vertellingen, zie berijmde ver- Dichterschap en Werkelijkheid, I. opstel in De Beiveging van 1909 door Albert Verwey\ zie daar. II. Daarnaar genoemd een gei'llustreerde literatuurgeschiedenis onder redactie van W. L. M. E. van Leeuwen, met medewerking van Moller, Karsemeyer, Staverman, Besselaar en Goris. 1937. Dichters van dezen tijd, bloemlezing van J. N. van Hall; zie daar en Binnendijk. Dichters van het jaar, bloemlezing onder red. van Anton van Duinkerken, Roel Houwink en Victor van Vriesland, verscheen in 1937 en '38.^ Dichters Verdediging, de vertaling van A defence of Poetry van Shelley en van An apologie for Poetrie van Sidney door Albert Verwey, 1891. dichtgenootschappen, verenigingen van dichters ter toetsing van elkanders werk; aanbevolen door Vondel in zijn Aenleidinge, 1650. In praktijk gebracht door de Dight- Scboole van Jan Zoet\ daarna 1668 het belangrijkste genootschap N/7 Volentibus Arduum, dat de poezie aan vaste, Franse regels bond. De Eeuw der Dichtgenootschappen, de 18e eeuw; er waren er ongeveer 40. Streefden naar sierlijke netheid, gladheid van vorm, zoetvloeiendheid; kenden geen hartstocht, waren er bang voor. Zij legden alien de nadruk op oefening en vlijt, waardoor de kunst verkregen wordt. Ze waren de opvolgers van de oude Kamers van Rethorycke. Volgelingen van Pels en Feitama. Mr. W. Sieuwertsz van Reesema gaf een Redevoering over de Dichtgenootschappen uit. Dichtkunde 117 Dier Verzet openbaarde zich het eerst bij he Francq van Berkhey, 1776; zie daar. Doch vooral bij Bellamy en zijn kring. Opnieuw bij Geel, want de genootschappen bleven nog lang bestaan; in 1828 verschenen 114 dichtbundels, waarvan vele van de genootschappers. Vandaar, dat Geel de Lof der Proza verkondigde. Potgieter gaf een beschouwing over onze dichtgenootschappen in De Letterkundige Bentgenooten te Pari)' s. Van Lennep tekende er een uit in Ferdinand Huyck. Dichtkunde, Geschiedenis der Nederduitsche ~ , van Jeronimo de Vries, 1810; de eerste Ned. letterkundige geschiedenis. Uitgegeven door de Mij. van taal- en dichtkunde en reeds in 1805 met de gouden erepenning bekroond. Zie Letterkunde. Dichtkundig Praal-Tooneel van Neerlands Wonderen, in 6 delen te Emden verschenen, 1748—'54, groot boek met politieke satiren en caricaturen; o.a. met de plaat der Patriottenvergadering in De Doelen te Amsterdam, 1748. Door E. Luzac, N. de Pesters, J. Tijken e.a. Dickens, Charles ~ , 1812—'70, de beroemde E. schrijver, o.a. van Pickwick, was ook in Nederland algemeen bekend. De Camera bevat veel navolgingen, o.a. van de Sketches, 1839; Vlerks Polsbroekerwoud van 1840 is een langwijlige navolging van Pickwick. De Sketches waren van 1833— '37. Verdere navolgers: Klikspaan en de Oude Heer Smits. Over Dickens en de Roman tiek een studie van F. Coenen. Dictys Cretensis, d.i. Dictys de Cretenser, zou het beleg van Troje aanschouwd hebben; het boek dat zijn naam draagt is een werk uit de eerste eeuwen na Chr., in het L. geschreven; met het verhaal van Dares Phrygius de bron van de M.E. verhalen over Troje, ook van Maerlants Roman van Troyen\ zie daar. didactische poezie, zie leerdicht\ heeft lering tot doel. didactisch-dramatische poezie is die der Spelen van Sinne van de Rederijkers. Ook De Broeders van Frederik van Eeden, „de tragedie van het recht" is er een voorbeeld van. Dideriksz, Jan ~, ps. van Ds. J. Jac. Thomson. Diderot, Denis ~, 1713—'84, uit Langres, wijsgeer. Zijn eerste boek kwam op de brandstapel; voor het tweede kwam hij in de gevangenis, 1749. Voltooide met D'Alembert 1751—'72 de geweldige arbeid van de EncyclopSdie. Romanschrijver. Hij is ook de voorman van het burgerlijk toneelspel. Fils nature!, 1757, vertaald door Betje Wolff als De Natuurlijke Zoon, 1774; Pere de famille, 1758. Dido, koningsdochter uit Phoenicie, vluchtte met haar dienaren en schatten, stichtte Carthago; pleegde zelfmoord, toen Aeneas haar verliet. Treurspel van Andries Pels, begroet door Vondel, 1668: De geest van Pels herbaert [verstorve minne. Elk spiegle zich aan zijne Koninginne. Didymus, ps. van Th. J. Werndly. Diederic van Assenede, zie A. Diels, Gerard ~ , geb. 1897 te Amsterdam, de leider van Het Woord. Schrijver van essays. Dichter van verzetsverzen: Het Doornen Zeel, 1946. Diels, Joris ~ , geb. 1903, Vlaams toneeldirecteur. dienstbodenromans, Geertje van Johan de Meester, 1906. In 't zelfde jaar Sprotje van Margo Scbarten-Antink. dienstmeid op het toneel, 't eerst de „maerte" in de sotternie der Truwanten, in twist met de meesteres, 13e eeuw. Dan in de cluyt van Tielebuys. Veelvuldig sedert de 17e eeuw: Reym in Hoofts Warenar; Angeniet en Klaartje Klonters bij Bredero; Bely in Costers spel van Teeuwis de Boer. Zie Bormeester. Asselyns Jan Klaaz begint met een kijfpartij tussen Dieuwertje en de dienstbode; ook in zijn andere stukken en bij Bernagie. Diepenbeek, Leesgezelschap van ~, zie L. Diepenbrock, Alphons —, 1862—1921, componist van R.K. kerkmuziek en liederen, schrijver onder invloed der Tach tigers: Melodie en Gedachte. Diependaal, W. van —, pseud, van Arthur Rol tiers. Diepenheim, Andreas ~ , werd 1521 uit het klooster Albergen ontboden naar Windesheim, om onderricht te geven in het verluchten van handschriften. Diepenveen, klooster te ~ , kwam voort uit het Meester-Geertszusterhuis te Deventer, op dezelfde wijze als het klooster te Windesheim uit het fraterhuis; 12 zusters maakten het begin, eerst in arme hutten. Weldra kwamen er meer, zo als Zwedera van Rechteren en de Vrouwe van Vreden, van de hoogste adel, die nu het vuilste en zwaarste werk deden. Daarbij adellijke meisjes uit Holland: Katharina van Naaldwijk, Lysbeth van Heenvliet; zo sterk was de drang naar onthouding en zelfverloochening, zo als Geert Grote zelf een stijf, hard, haren kleed gedragen had. Zwijgende werkten ze in spinhuis en ziekenhuis; zwijgen was het voorschrift in reefter en dormter. Zusters der „Moderne Devotie". In de Bibl. v. Mni. Lett, is opgenomen; Van den doechden der vuriger en stichtiger susteren van Diepenveen. Dier, van Muden, Roelof ~ , 1384—1458, Dieival 1 trad in *t Fraterhuis te Deventer, schreef een L. geschiedenis van Geert Groote en de stichting tot 1450. Dier-al, dit is Klaegliet over den droevighen toestand der eeuwe, in de 8-regelige coupletten van Huygens' Voorhout, gedicht door Ds. F. Martinius; zie daar. dierdicht, = dierfabel en dieren-epos. Van ± 1140 is de uitvoerigste en belangrijkste bundel Vlaamse dierenverhalen, Ysengrimus, in het L. geschreven. Veel hoger staat het epos V and en Vos Reinaerde, ± 1260. Dieregotgaf, Segher ~ , zie Troyen. De naam is de vertaling van L. Deodatus. Dieren, De —, groot leerdicht van Bilderdijk, 1817. Dieren zijn gevallen engelen, opmerkelijk in hun verhouding tot Adam en Eva. De geschiedenis van het eerste mensenpaar en van de slang beslaat een mime plaats in het gedicht. Adam wandelt door het Paradijs en onderricht de dieren. dierenboeken, van Maerlant tot Leeuwenhoek en Swammerdam, behandeld in de Schouwburg der Dieren van Dr. A. Schierbeek, privaat-docent in de geschiedenis der biologie, 1944. dierenepos, verhalend gedicht waarin dieren optreden, handelend als mensen: Vanden Vos Reinaerde. Dies est laetitiae (L. = dit is de dag der vreugde), kersthymne, in de 15e eeuw vertaald; 4 redacties zijn er van over. Diest, Jan van —•, factor van de Violieren te Antwerpen, dichter van Het Leenhof der Ghilden, een luimig hekeldicht over de gildekens, de loszinnige meisjes; in refereinen; gedrukt 1564, toen de schrijver al overleden was. Diest, Petrus van —•, zie Pieter Dor land. Diets, de M.E. Vlaamse vorm voor Duits, dat tot in de I6e eeuw de betekenis had van Nederlands; zie het Wilhelmus. In de 19e eeuw kwam de oude naam weer op; zie Dietsche Warande. In Z. Nederl. is Diets = Vlaams, tegenover Waals. (Diets, lett. = taal van het diet — het volk.) Dietsche Catoen (de Dietse Cato) = Disticha Catonis; zie daar. Dietsche Doctrinael, over deugden en ondeugden, leerdicht van 1345 uit Antwerpen. Ook over de „caritate", de liefde van God tot de mens, doch meer over het werkende dan over het schouwende leven. Door Jonckbloet bij zijn uitgave van 1848 toegeschreven aan Jan Deckers, d.i. Jan Boendale, een onderstelling die niet meer aanvaard wordt; de dichter is onbekend. Dietsche Warande, ts. van J. A. Alberdingk Thijm gedurende 1855—'84. Daarna onder leiding van zijn broer Paul, hoogleraar te disputacie Leuven, van 1887—'99; verschijnt nog heden, 1900 verenigd met Het Belfort, onder leiding van August van Cauwelaert, Mw. Belpaire, Ernest Claes e.a. Dietse Keur, Kleine ~ , nieuwe reeks van herdrukken onder leiding van H. Godthelp en A. J. Schneiders, 1941. I. De legende van St. Christoffel, 1490; II. De verheerlijcte schoenlappers van De Swaen; III. Goede Vrydagh van De Decker. Dietse rime, geestelijke gedichten uit de 13e —15e eeuw, naar een hs. uit de 15e eeuw uitgegeven door K. de Gheldere, Brugge 1896. Differee, H. C. ~ , 1874—1936, conservator aan de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, geschied- en letterkundige. Uitgave van Vondel. Gedenkboek 1813. Dight-Schoole, van Jan Zoet\ zie daar; het eerste dichtgenootschap. Dillen, Ine van ~ , 1896—1943, dichteres uit Amsterdam, Brekende luchten. Dils, Geert ~ , de Ned. minstreel, bracht het Middelnederlandse lied weer in ere; geb. 1876 te Roermond; herbergvader op slot Assumburg; f 1945. Dinsdagse Kring, ten huize van Prof. Alberdingk Thijm; zie daar. Daar werden de Grieken en Vergilius, maar ook de Ned. dichters van Vondel tot Potgieter gelezen. Dinter, Joh. van ~ , S.J., geb. 1887 te 's-Gravenhage, schrijver van schetsen in De Heraut en andere R.K. bladen. Diogenes, de Atheense wijsgeer, bezongen door Focquenbroch, zie daar. Drinklied: Diogenes, den wyse, Die woonden in een vat; Hier uyt kan men bewysen, Dat wysheydt woont by 't nat. Dionysisch = wat op Dionysus betrekking heeft; zie Apollinisch. (Dionysos, de Gr. naam van Bacchus, zoon van Zeus; god van de wijn en van levenskracht en -vreugde.) Diophanes, van Van Limburg Brouwer Sr., 1838; historische roman, die een trouw beeld geeft van zed en, gewoonten en toestanden in Oud-Griekenland, doch op de toon van goedmoedige Hollandse gezelligheid. Het is de levensgeschiedenis van een Kretenzer, die Sparta, Thebe en Athene bezocht, die zijn vermogen verliest en ook weer terugkrijgt. Dire van Delf, Mr. ~ , zie Delf. Dire van Munster, Dire Coelde, 1435—1515, een der dichters van de Moderne Devotie. Bewaard bleef een gesprek tussen Jezus en de ziel. Franciscaan, gardiaan te Leuven. Zijn Kerstenspieghel werd 20 maal herdrukt. Diricksens, Joost Jozef ~ , zie Zetternam. disputacie, tweespraak als dichtvorm der 13e en I4e eeuw; ook debat. 't Bekendst zijn Disputacie tusschen eenen 1 de Martijn-gedichten. Verder b.v. Jans Teesiije, samenspraak tussen Jan en Wouter buiten Antwerpen, van Boendale, o.a. over de vrouwen. Zie ook Seneka leren, Lucidarius, Scale ende Clerc en Vander Helen ende vanden Lechame. Disputacies of dialogen zijn leerdichten. Deze dichtvorm weer in ere bij Cats: Tsamensprake tussen de Doot en een Out Man en T'Samenspraeck tusschen Ziel en Lichaem. Disputacie tusschen eenen Clerc ende sinen Meester, loopt over de vraag wat het beste is: geld of geluk: 't Gelt en es niet dan gierechede Boven 't Geluc en es dine negheen. Opgenomen in Vad. Museum II. Disputacie vanden Cruce, zie Strofische Gedichten van Maerlant. Disputacie van Rogiere ende van Janne, zie R. Navolging van Maerlant door Jan de Weert, ± 1350. Disticha Catonis, d.i. Spreuken van (een onbekende) Cato, L. verzameling van zedelessen uit de eerste eeuwen der Chr. jaartelling, in alle talen overgebracht, als bouc van seden als schoolboek gebruikt, reeds 1253 te Yperen. In 't Mnl. vertaald in vierregelige spreukjes, als: Ne merke 1) niemens quade daet, Dat vele merken dat es quaet, Want en es no man no wijf Die sonder sonde leet zijn lijf. 2) 1) berisp; 2) zijn leven sleet. De Ned. vertaling, de Dietsche Catoen uitgegeven door Jonckbloet in 1845 en opnieuw door Dr. A. Beets, 1885. In de Spieghel Historiael van Maerlant leest men reeds: Cato screef een boec van seden, Dien vint men in vele steden In dietse ghemaect. Het Comburger handschrift heeft er een afschrift van; in 't geheel zijn er 9 hss. en incunabelen bewaard. Vroeger schreef men het werk toe aan Porcius Cato, de censor; Scaliger noemde Dionysius Cato als schrijver. distichon, o. (Gr.) = tweeregelig couplet, bestaande uit een hexameter en een pentameter. Later elke tweeregelige strofe; b.v. Het Lied van de Zee van Helene Swarth. dithyrambe, oorspr. lied ter ere van Dionysos, d.i. Bacchus; nu algemeen: hartstochtelijke ode vol dichterlijke verrukking. Bij Bilderdijk: Vreugdezang, bij de geboorte van de zoon van koning Lodewijk Bonaparte, en later, toen de Bonapartes weg waren Wapenkreet. De Genestet: Epicurisch Feestgezang. Jan van Beers, Licht, bij 't genezen van zijn blindheid. Herman Gorter, de blijde Intocht van Mei. Divagatien over zeker soort van Liberalis- 9 Dodd mus, studie van Multatuli voor het ts. Nederland, 1870. Niet voltooid. Opgenomen bij de Verspreide Stukken. (Divageren — afdwalen van het onderwerp.) Divisiekroniek, 1517, samenhangend verhaal van de Noord-Nederlandse geschiedenis; eerste Vaderlandse geschiedenis in de landstaal. De naam ziet op de indeling in afdelingen. De stof gedeeltelijk ontleend aan Jan Gerbrandsz. Tot Wagenaar het gewone boek. Dixmuide, Olivier van —, 15e eeuw, burgemeester van leper, schreef een geschiedenis van zijn tijd. Djojopoespito, Mevr^ Soewarsih ~, Buiten het gareel, Indonesische roman. Geschreven 1938, 1940 gepubliceerd met inleiding van Du Perron; geeft scherpe kijk op de Indonesische samenleving en op wat er daar leefde onder de intellectuelen. Dobbrauski, Ferdinand ~ , een Rus die in Nederland woonde, lid van „Kunstliefde spaart geen vlijt" te 's-Gravenhage en van „Kunst wordt door arbeid verkregen", vriend van Bilderdijk, die aan hem gedichten gaf, welke hij zelf niet wilde uitgeven. Zo goed als zeker dezelfde als Hendrik Riemsnijder; zie daar, en Galante Dichtluimen. Dochtere van Syon, Van der ~ , wiegedruk van Gerard Leeu, 1492; in facsimile uitgegeven door de Antwerpse Bibliophilen, 1941; met inleiding van Prof. Van Mierlo. De „dochtere" is de minnende ziel. Doctor Juris, p's. van /. de Koo als schrijver van het blijspel De Candidatuur Van Bommel, 1910. doctrinael (Mnl.) — leerboek der zedekunde. 1° zie Dietsche Doctrinael. 2° Nieuwe Doctrinael, van Jan de Weert, heelmeester te Yperen, ± 1351; over de 7 doodzonden en de 10 geboden, over beeldenverering enz. Ook Spieghel der Zonden genoemd. Uitgegeven door Blommaert in zijn Oudvlaamsche Ged. der 12e—14e eeuwen. Het werk gispt heftig de gebreken van de maatschappij, zowel van geestelijkheid en adel als van de burgerij. Opnieuw uitgegeven door Jacobs, 1915. Doctrinael des tijts, behandeld in het proefschrift van Dr. W. J. Schuijt, 1946. Doctrinael Savage, leerdicht uit de I4e eeuw, vertaald uit het F. van de rijmer Savage. Uitgegeven door Kausler in de Denkmaler, 1866, uit het Comburger hs. Slechts 130 regels groot. Dodd, Geeraert Jan ~ , 1821—'88, uit Antwerpen, kwam onder invloed van Conscience's Wonderjaar, werd 1844 mederedacteur van het dagblad Vlaemsch Belgie\ 1854 archivaris der Brusselse gasthuizen. Dichter, novellen- en toneelschrijver. Dodendans 1 Dodendans, de voorstelling van de dood als „de lustige broeder, die met trom of fluit, rinkelbom of hakkebord" alle mensen tot hun laatste dans geleidt. M.E. voorstellingen, daarvan geschilderd, bewaard te Bazel, Bern en Liibeck; ook Holbein heeft er een getekend. Anthonis de Roovere van Brugge, f 1482, schreef er een gedicht over, Van der Mollenfeeste: Legaten, bisschoppen, dekens, [officialen, Prochiepape, Predicare, Jacopijn, Freermineuren, Vrouwenbruers ende [Augustijn, Piresters, Clercken ende Meesters wijs Trecken ter feesten te mollengijs. In de hal van het stadhuis te Haarlem vindt men de afbeeldingen van de graven van Holland; de rij wordt gesloten door de dood: Ghij hollantsche graven hier al [ghemeene, Ghij gravinnen, ghij voochden die syt voorleden, daer en isser ghebleeven thants uwer gheene, Maer syt an mijnnen dans getreden.... Ook waren er getijboeken met dodendansen als randversiering, soms met gedichtjes er bij. Zo zijn er ook gedrukt bij Thielman Kerver te Parijs. Zijn uitgave van 1509 heeft 66 afbeeldingen met Ned. bijschriften. Zo de Hertoginne: Het si edel of oeck buer, Wi moeten al in ene scuer. Onder de talrijke geschriften over de Dodendans: —. Abraham van Sta. Clara, De kapelle der dooden, of de algemeene doodenspiegel.... 2e dr. 1741. 68 fraaie kopergrav. — Lydius, J., Vrolcke uren, ofte der wysen vermaeck. (in dicht). Dordr., 1640. Hetz. werk. 2e dr. ond. d. tit.: Vrolicke uren des doodts, enz. Met 11 fraaie grav. d. S. Savry. — Rusting, S. v., Het schouw-toneel des doods; waar op na 't leeven vertoont wort de doot op den throon des aard-bodems, heerschende over alle staatten en volkeren (in dicht). Vergiert met dertig zinnebeelden. Amst, 1707. m. titelpr. en 30 grav. — Wolschaten, G. v., De doodt vermaskert met des weerelts ydelheyt. (Het masker van de doodt.) Verciert met de constighe belden van den vermaerden schilder Hans Holbeen. Antw., 1654. Een geheel andere betekenis heeft Starings berijmd sprookje De Doodendans; dit is de oude overlevering: Does De Kerkhof roert zich; graf bij graf, Wier diep zich openspert: 't Is Uitgaansnacht voor elken Doo, Die tot Geraamte werd. Dodonaeus, Robertus ~ , d.i. Rembert Dodoens, 1517—'85, de kruidkundige, was ook prof, in de sterrenkunde. Hij was uit Mechelen, lijfarts van Maximiliaan II, 1582 hoogleraar te Leiden. Zijn Cruydtboek verscheen 1644. Dodt, Jen Jensen ~, van Flensburg (in Sleeswijk), 1800—'47, amanuensis a. d. Utrechtse U.B., stelde de catalogus samen. Schreef veel over oude Vad. Gesch. Zijn voornaamste werk is Archief voor kerkelijke en wereldlijke Gesch., 1838—'48, 7 delen. Doechden, Van den —, der vuriger ende stichtiger susteren van Diepenveen, door D. A. Brinkerink, zie Diepenveen. Doedelzak, De —, jaarboek van jongere Vlaamse dichters, 1929. Doeden, bekende klucht van Bormeester, zie daar. Klucht van echtbreuk; een man, verkleed als priester, neemt zijn eigen vrouw de biecht af, wat niet belet, dat zij hem bedriegt; 1643. De stof is uit de Decamerone. Doekes, Simon ~ , geb. te Emden 1672, gaf 1738 de Gedichten van Scriverius uit; schreef 1748 Eeuwgetyde der Ned. Vryheld. Does, Mr. Frank van der ~ , Vranck Verdoes, 1569—1645, adelborst, schrijver van het Cort Verhael van de navigatie gedaen bij oosten de cabo Bona Spey, met 4 schepen, 1595~'97. Het verhaal van deze eerste tocht naar Indie onder Cornelis de Houtman mist het slot, vermoedelijk wegens ziekte.^ In 1598 ging Van der Does opnieuw uit met de eerste tocht van Van Neck; 1603 terug. Does, Jacob van der —, 1641—'80, door Willem III in 1672 benoemd tot thesaurier van Den Haag, schreef Mengeldichten, 1661; Aeneas ende Lavinia, 1663; Tragedie van Dido, 1662. Bekend bleef hij door zijn berijming van het Haagse leven in zijn 's Graven-Haghe, met de voornaemste plaetsen en Vermaecklyckheden, 1668. Does, Jonker Jan van der ~ , 1545—1604, Janus Douzaf Hollands edelman, studeerde te Leuven en Douay, maakte te Parijs kennis met Dorat en Bai'f, leden der Pleiade, 1566; lid v. h. Verbond der Edelen. Gaf 1569 een bundel L. poezie uit, was 1572 gezant in Engeland, 1574 een der verdedigers van Leiden, 1575 curator der Universiteit; gaf in 1576 zijn Nova Poemata uit. Hij was de eerste bibliothecaris der Universiteit. In 1584 en '85 gezant naar Engeland; in 1591 werd hij lid v. d. Hoge 20 Doesborch 1 21 Donker Raad in Den Haag. In 1599 gaf hij zijn Annates uit. Begraven in zijn heerlijkheid Noordwijk. Hij was bij uitstek L. dichter, geiijk hij zelf te kennen geeft in de berijmde Voorreden van Stokes Rijmkroniek, die hij in 1591 uitgaf. Toch vertaalde hij de Basia van Janus Secundus in bekoorlijke jambische maat. Ook dichtte hij een 40-tal 4-regelige versjes bij de dood van zijn twee zoons in 't Ned., maar met de L. titel Elegia Belgica, Zo is hij een van de eerste Hollandse Renaissance-dichters. In 1585 werd hij de opvolger van Junius als de geschiedschrijver van Holland. Zijn gedicht Den Lof der Vrouwen verscheen 1662 naamloos te Gorinchem. Doesborch, Jan van ~ , drukker uit het begin der I6e eeuw, gaf een bundel rejreinen uit int vroede, int amoureuze, int sotte, d.i. geestelijke en wereldlijke. Met houtsneden. Uitgegeven door Kruyskamp, 1939 en '40. Drukte 1528 ook de IX quaes ten. Doff, Neel ~ , 1858—1942, geb. te Buggenum bij Roermond, dochter van een Friese vader en een Luikse moeder; sleet haar jeugd te Amsterdam; vestigde zich later in Antwerpen; schreef op haar 50ste jaar haar eerste werk (in 't F.), vertaald als Dagen van Honger en Ellende, door Mevr. van Gogh. Woonde na de Wereldoorlog te Brussel als Mw. Serigiers. Doggen van Floris, De —, bekende romance van J. v. Lennep, ingevoegd in De Strijd met Vlaanderen. Doggersbank, Zegezang op de overwinning bij ~ , gedicht van Rhijnvis Feith. Zie ook Vierde Engelse Oorlog, Le Francq van Berkhey en Nomsz. Dan verscheen er nog een liedboekje A la Zoutmans Victorie bij S. en W. Koene te Amsterdam; 8e druk 1783. dokter, figuur in 't kluchtspel der 17e eeuw, afkomstig uit het It. blijspel, die zijn geleerdheid lucht. Hooft schetst dokter Lambert Loscop in zijn Schynheiligh naar 't voorbeeld van Aretino; hij was de eerste. Vele anderen volgden. Studie van J. H. F. v. Gils, De dokter in de tooneelliteratuur, 1917. doktersromans, litteratuur uit de 20ste eeuw. In 1950 A. H. v. d. Feen, De Redder, Max van Amstel, Dr. Jacob de Leeuw; A. Keijer-de Jongste, Vroedvrouwenschool. dominee-dichter, zie Hondius, Revius, Camphuysen, Vollenhove, Sluyter. Verder in de 17e eeuw Ampzing, Paschier de Fyne, Goddaeus, Martinius, Geeraert Brandt en zijn beide zoons, Lodensteyn en Moonen. Bij de R.K. de priesters Stalpert van der Wide en pater Poirters. In de 18e eeuw Johan Verschuir, Rutger Schutte, Schortinghuis. In de 19e eeuw o.a. J. P. Hasebroek, De Genestet, Haverschmidt, Van Koetsveld, Ten Kate, Ter Haar en Beets.. De laatste drie vooral bespot in het Predikantenlied in de Grassprietjes. Dommelen, Carolina van ~ , geb. 1874, toneelspeelster, voordraagster en schrijfster.. Dommisse, Fre ~ , geb. 1900 te Ophemert. in de Betuwe, romanschrijfster. Krankzin-. nigen, 1929. Waren wij kinderen? 1933. Domselaer, Tobias van —, regent van de Amsterdamse schouwburg, vriend van Jan Vos, tegenstander van Dr. Lodewijk Meijer.. Van hem is de geschiedenis van de Doorluchtige Heeren van Aemstel, 1664; de Beschrijvinge van Amsterdam, 1665; en Het Ontroerde Nederland, waarvan het vervolg over 1674 en '75 geschreven werd' door Geeraert Brandt Jr. In 1680 werd. Domselaer herbenoemd aan de schouwburg. Hij werkte mee aan de Verscheyde Ned.. Ged. en gaf in 1660 zelf ook zulk eeni bloemlezing uit als Hollandtsche Parnas. Donckanus, Martinus ~ , 1505—'90, uit Kempen in de Rijnprovincie, 1541—'58. pastoor te Wormer, daarna te Delft, van, 1572—'78 pastoor te Amsterdam, gaf 1578. zijn Wederlegginghe van den Bien-corff van Marnix uit. Doncker, M. de ~ , geb. 1903 te Gent.. Vlaams dichter met sociale strekking.. Menschelijk Inzicht, Het schoon Bedrog. Don Clarazel de Gontarnos, de tweede schelmenroman van Nic. Heinsius, 1697,. met kopergravures van Caspar Luyken. De tweede titel luidt Den buyten-spoorigen- Do I end en Ridder. Het was een bewerking. van Le Chevalier Hipochondriaque van Du. Verdier; geschreven te Kuilenburg. Navolging van Don Quichote. Donderslagen, De Zeven —, zie Z. Donder-slagh, Delfschen ~ , zie Ramp van- Delft. Donker, N. ~ , ps. v. H. Th. Boelen. Donker, Anthonie ~ , geb. 1902 te Rotterdam, letterkundige, dichter, romanschrijver, vertaler; ps. van Dr. N. A. Donkersloot. Hij schreef zijn proefschrift over De episode van de vernieuwing onzer poezie, 1880—'94 in 1929. Verder Gestalten van Tachtig, bloemlezing. Sedert 1930 red. van 't Critisch Bulletin bij De Stem, en leraar a. h. Lyceum te Zuoz in Engadin. In 1936 hoogleraar in 't Ned. te Amsterdam. Zijn roman Schaduw der Bergen, 1935, handelt over het leven in 't sanatorium van Davos. Hij vertaalde Faust I. Redacteur van De Stem, 1937. In 1940 Hannibal over de Helicon?, een studie over een nieuwe dichtgeneratie. Sedert 1945 weer red. v. 't Critisch Bulletin en van De Nieuwe Stem. Donker Curtius 1 Karaktertrekken der Vaderlandsche letterkunde, 1946. Ik zoek Chris tenen, spel van Ahasverus, 1947. Donkersloot is sedert 1945 lid der Eerste Kamer; P. v. d. A. Donker Curtius, Boudewijn ~ , 1746—1832, nam van zijn moeder de naam Curtius aan. Hij schreef 1784 het Legaat van Gillis Blasius Stem, navolging van Sterne's Sentimental Journey, een levensgeschiedenis met allerlei overdenkingen. In 1795 werd hij secretaris v. h. Comite van Algemene Zaken, bedankte 1798. Hij werd president van het Hooggerechtshof en in 1813 lid van de commissie, die de notabelen moest kiezen. Donkersloot, Dr. N. A. ~ , zie Donker. Domkop, De ~ , of Nationaal Volksboek, spectatoriaal politiek tijdschrift, 1795; 140 nummers. Donne, John ~ , 1573—1631, uit Londen, de E. dichter, die het voorbeeld van Huygens werd. Hij was predikant en werd 1621 deken van de St. Paulskerk. Don Quichote, meesterwerk van Cervantes, parodie op de romans van Amadis en Palmerijn, tevens het grote epos van de naar waarheid en recht strevende mens. Don Quichote maakte een eind aan de Amadisromans. Vertaald door Lambert van den Bos. In 1746 verschenen De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot van J. C. Weyerman. Don Quichot met Sancho op de boerenbruiloft van Kamacho, onderwerp van een blijspel van Langendijk, ± 1700. De verzierde ontvoering van de gravin Trifaldi, klucht van J. Soolmans, 1681. Het gouvernement van Sanche Panche, blijspel van S. v. d. Kruyssen, 1681. Den grooten en onverwinlycken Don Quichot, door Cornelia Wils, 1682. Don Quichots verlossinghe, door J. v. Hoven, 1723. In de 19e eeuw vertaald door Mr. C. L. Schuller tot Peursum; in de 20ste door Rene de Clercq, en d. J. Wer. Buning en C. F. A. v. Dam (1941—'43). Betje Wolff vertaalde De geestelyke Don Quichot uit het Engels van Smollett, 1798 —'99. Dood, De Dichter en de —, een bundel dodenlyriek, door C. Leeflang, 1946. Doodsgedachte, De ~ in de moderne poezie, door Adriaan de Roover, Antwerpen 1947. Doolaard, A. den ~ , ps. v. C. Spoelstra, geb. 1901 te Zwolle, tot zijn 26ste jaar boekhouder, „sindsdien zwervend". Letterkundige, romanschrijver. Het verjaagde water, 1947; roman van de drooglegging van Walcheren. Doolaeghe, Maria —, zie Van Ackere. 2 Doom Dool-hof van Socia, 1643 en '46, eerste Ned. navolging van de heroi'sch-galante F. roman. Socia is een aanzienlijke jonkvrouw uit Leeuwarden, verliefd op Philidan, Fries edelman. Doon de Mayence, Karolingisch epos uit de 13e eeuw; drie ridders bevechten drie Saraceense vorsten; fragment bewaard. Doopsgezinde Kerkliederen, eerst van Menno Simons, Obbe Philips, Hans de Ries, De Lusthof der Zielen van Pieter Jansz Twisk. In 1897 gaven Sepp en Boetje de Leidse Bundel uit. [van Ryswyck. Door, Den ~ , de volksnaam van Theodoor Door Een is 't nu voldaan, spreuk van Vondel. Zie Justus. Doorenbos, Dr. W. ~ , 1820—1906, uit Rauwerd, van 1862—'84 leraar in de geschiedenis te Amsterdam, letterkundige, met grote invloed op de Beweging van '80. Schreef een Alg. Gesch. der Letterkunde, 1869—'73. F. v. der Goes, Verwey, Perk en Kloos behoorden tot zijn leerlingen. Medewerker a. d. Spectator. Studie over hem van Eliza A. Haighton, 1906. Verwey dichtte hem ter ere een sonnet, uitgegeven in Persephone, 1885: Ik was een kind en wist niet [wat ik wilde, Maar zocht naar een ziel onder [al die velen En gij waart mij de goede, rijke, milde, Die mij begreep en mijn verlangen [stilde. Colmjon deelt mee, dat Verwey dit gedicht in 1889 niet opnam in zijn Verzamelde Gedichten. Proefschrift over Doorenbos van C. G. L. Apeldoorn, 1948. Doorluchtige Schoole, Inwying der ~ , gedicht van Vondel bij de opening van het Athenaeum te Amsterdam; 8 Jan. 1632, met een rede van Prof. Vossius. Op 5 April dichtte Hooft een vers Aen den Heere Huigh de Groot\ hij spoorde het „hooghgerezen Amsterdam" aan, hem als hoogleraar te benoemen: Een aerdekloot versiert en drukt Het spansel uwer kroone. Rukt Die blaeuwe perel van haer' top En zet er t' oog der wijsheit op, Den overgrooten Huigh de Groot, Apolloos dierbaerste kleinoodt. Doorman, Christine ~ , geb. te Utrecht 1858, t 1941; kinderschrijfster. Uren met Andersen, 1924. Leven van Selma Lagerlof, 1928. Bij haar 80ste verjaardag verscheen een bundel uit haar werk: Waarvan de Nixen bij hun gouden harpen zongen\ inleiding van Jan Walch. Doom, Dr. W. van ~ , geb. te Arnhem Doornik 1 1875, 1903—'40 leraar in het E. te Zaandam, letterkundige, privaat-docent te Amsterdam; dichter: 'n Tuin op 't Noorden, 1917. Zaunsche Spitsbroeders, verhaal voor jongens, 1928. In 1940 gaf H. J. Wielink een keurbundel uit zijn werk uit als Face tt en. Doornik, Jan Gerard ~ , Kantiaan, vertaler van F. toneelwerk; vertaalde 1794 De gelijkheid der menschen uit het L. van Jeronimo de Bosch; vriend van Kinker en H. H. Klyn; ± 1765—1807. Doorninck, Mr. J. I. van ~ , 1840—'89, uit Deventer, 1869 archivaris van Overijsel. Hij gaf uit een lijst van Vermomde en Naamlooze Schrijvers, 1881—'85. Zijn talrijke werken zijn meest geschiedkundig. Zijn werk over de Anonymen en Pseudonymen vervolgd door De Kempenaer. 1928. Doorzichtige Heremyt, De ~ , zie Weyerman. Doot-kiste voor de Levendige of Sinnebeelden uyt Godes Woort, aenwijsende de kortwijligheyt, ydelheyt en onsekerheyt van 't menschelyck bedryf, 1647, uitvoerig gedicht van Cats. Het Leven vergeleken met een spin, met een schip met fruit, met een weg enz. Hierin ook het gedicht Op een vallende bijl, n.l. de guillotine: Daer is een seker tuygh in ouden tijt gevonden, Waer door al menigh mensch ter aerden is gesonden. Dop, Dr. Moesman —, 1647—?, ijverig lid van N/7 volenti bus arduum; zie daar; werkte met Dr. Lodewijk Meyer mee aan het Onderwijs in de Tooneel-poezy. Plaatste een lofdicht voor de Ystroom van Antonides. Dora Cremer, eerste toneelwerk van Heijermans, werd uitgefloten. Toen herhaalde zich de /^//^-geschiedenis: hij schreef een stuk Ahasverus, spel van de Jodenvervolging, zette dat op naam van de Rus Janckowitz, en.... Rossing, de toneelcriticus vloog er in met een uitbundige verheerlijking. Daarop kwam Het Ghetto. Zie Heijermans. Dorbeck, Didericus ~ , 1815—'88, dokter te Alkmaar, dichter. Dordrechtsche Arcadia, bevattende oude en nieuwe, soo binnen- als buyten-lantsche Geschiedenissen, van Lambert van den Bos, 1663. Opgedragen aan Anna Cornelia de Castillegos, dochter van een Sp. officier in Staatse dienst. Deze Arcadia is een roman a tiroirs, d.i. een verzameling van novellen, verteld door twee Napolitaanse edellieden, die bij Zwijndrecht in een karos over de Merwe komen en daar een tweegevecht houden op een stuk weiland. De een wordt Dorpen gekwetst; de ander vertelt in een novelle de oorzaak der vete, enz. Daarbij de beroemde novelle van de Onzichtbare Minnares. Dordrechts Lijstertje, „liedt-boecxken" door A. A. Plater, 1624. Dordtse poeten, zie Cats. Verder Jongtys,, Jacobus Lydius, predikant, 1610—'79; Lambert van den Bos of Sylvius, 1610— '98; J. van Someren; Cornelius a Staeyen a Colibrant; Pieter van Godewyck en zijn geleerde dochter Margaretha; Adriaan van Nispen. Buiten hun kring M. v. d. Merwede. Doris oft Herder-Clachte, gedicht van 1618 van Huygens aan Dorothea van Dorp: Doris, 't proeffstuck van naturen, D'allerliefste van ons bueren. Het kwam niet tot een huwelijk, al bleven ze nog lang in briefwisseling. Zie D. v. Dorp. Dorland, Pieter ~ , 1454—1507, uit Diest, dichter van de Spiegel der Salicheit van Elckerlyc\ een rechtzinnig gelovige, die de biecht verheerlijkt en de priesters eert; vrij zeker zelf een geestelijke. Ook Pieter van Diest. Hij behaalde met zijn moraliteit de eerste prijs op het Antwerpse Landjuweel van 1496. Dorn Seiffen, Mr. G. ~ , 1774—1858, uit Den Haag, rector te Utrecht, vertaler van klassieken, o.a. van de Was, 1855. Zie Homer us en Ana kr eon. Dorp, Dorothea van —, buurmeisje van Constantijn Huygens in het Voorhout. Zij wees hem af; zie Doris. Maar ze bleven levenslang vrienden. Huygens wijdde gedichten aan haar en schreef brieven. Van haar brieven uit 1624 zijn er 5 afgedrukt door J. A. Alberdingk Thijm en 1 door Jorissen. Aan haar droeg Huygens zijn gedichten op De Dorpen op. Dorp, Maarten van —, Dorpius, Martinus ~ , vriend van Erasmus te Leuven, deed 1508 Aulularia van Plautus vertonen door zijn leerlingen, later Miles Gloriosus. Dorp aan de Grenzen, Het ~, gelegenheidsstuk van J. v. Lennep tijdens de Belgische onlusten, Dec. 1830. In 1831 gevolgd door Het Dorp over de Grenzen. Het eerste stuk werd in 5 maanden 5 maal gedrukt; van het tweede was geen nieuwe druk nodig. Het Dorp aan de Grenzen werd op uitnodiging van Commissarissen van de Schouwburg in 14 dagen geschreven, op muziek gezet en gespeeld, 20 maal achtereen. Blijspel met zang, maakte de Belgen bespottelijk. Dorpen, De —, gedichtjes van Huygens op verschillende Z. Holl. dorpen, 1624. Op Valkenburg, Loosduinen, Scheveningen, Rijswijk, 's-Gravezande, 's-Gravenhage: 3 dorpsnovellen 1 Het Dorp der Dorpen geen daer yeder Steeg een pad is, Maer Dorp der Steden een daer yeder Straet een Stadt is. dorpsnovellen, bij ons begonnen met Meester Maarten Vroeg van Vosmaer, 1826; dan Schetsen uit de Pastory van Mastland van Van Koetsveld, 1844. Ook in de Camera Obscura, 1851, komen dorpsvertellingen voor: Teun de Jager. Het meest bekend werden de Overbetuwsche Novellen van J. J. Cremer. Conscience is de grote man voor Z. Nederland: De Loteling. In het buitenland Fritz Reuter, Klaus Groth en Jeremias Gotthelf, d.i. Ds. Albert Bitzius uit Bern; verder in 't F. de Elzassers Erckmann en Chatrian. Onder de talrijke navolgers van Cremer: Dr. S. R. Coronel, '/ Mar kens che Volksleven, 1862; D. Dekker, Texel, 1864—'71; Ds. Van Schaick, Geert, een Drentse schets, reeds van 1847; L. H. J. Lamberts Hurrelbrinck, over Limburg. Zie. verder Beunke, Hollidee, Seipgens, Maaldrink, Heering, Thineus; in 't Gronings De Blecourt, Mw. de Haas-Okken, B. H. de Graaff, Mw. S. Jensema. In Z. Nederland na Conscience ook Snieders, Sleeckx, Zetternam, de Lovelingen, Streuvels. In Indie schetsen in Indisch Leven van Van Hoevell. Multatuli: Satdjah en Adinda. De opkomst van de dorpsnovelle is een uiting van verzet tegen de Romantiek. Dort, Seger van ~ , gaf 1550 Den Metamorphosis van Ovidius uit, de eerste vertaling op rijm. Van 1551, insgelijks te Antwerpen; '/ Vonn'ts der Dieren oft Spieghel der Archilsticheit, een volksboek op rijm van Reinaert; zie daar. Dortsma, Paulus —, ps. van Johannes Barueth\ zie daar. Betje Wolff koos hem als mikpunt in haar zeer vrijzinnige Brieven van Constantia Paulina Dortsma, ondsic dochter van wylen den Heere Paulus Dortsma, 1776, die Betje uitgaf onder de naam van Mr. Paulus Dortsma Secundus, „zoon van den Ouden". Dosfel, Mr. Lodewijk ~ , 1881—1925, uit Dendermonde, advokaat, dichter, letterkundige; ps. Godfried Hermans. Activist; hoogleraar te Gent tijdens de oorlog; kreeg na de oorlog genade. Schreef o.a. een Gesch. der Vlaamsche Studentenbeweging. Dothan, landstreek in Palestina ten N. van Samaria, waar de kuil was, waarin de broeders Jozef wierpen; Genesis 37 : 17. Daarnaar noemde Vondel zijn treurspel Jozef in Dothan. Doubleth, Mr. George Rataller ~ , 1600— '55, uit Den Haag, 1640 lid van de Hoge Raad, vriend van Hooft, Huygens, Hugo A Douwes Dekker de Groot, Vossius en Nic. Heinsius; 1653 lid der Chambre-Mipartie. Schreef toen zijn Journael van de Mechelsche Reyse, „secreet memoriael". Dousa, Janus —•, zie Jan van der Does. Douwes Dekker, Eduard ~ , 1820—'87, uit Amsterdam, zoon van een koopvaardijkapitein; ging 1837 naar Indie en begon er 1838 zijn loopbaan als ambtenaar. Hij raakte er al heel spoedig in kennis met Caroline Versteegh te Batavia, werd om haar R.K., doch er kwam niets van een huwelijk. Tot de schrijvers, die in zijn jeugd hem bekoorden, behoorde in de eerste plaats de D. romanschrijver Lafontaine. In 1842 werd hij controleur te Natal; geschorst door generaal Michiels, de gouverneur van Sumatra's Westkust, wegens slordigheid in zijn administratie, hoewel Dekker trachtte aan te tonen, dat die buiten zijn schuld was ontstaan. In zijn ergernis en droefheid dichtte hij nu zijn toneelstuk De Eerloze, 1843, later uitgegeven als De Bruid daarboven; lie daar. Van 1844— '48 was hij weer werkzaam op Java. In 1846 trouwde hij met Everdine Hubertine barones van Wijnbergen. In 1848 werd hij secretaris van Menado, in 1851 assistent-resident van Ambon. Van 1852 —'55 was hij met verlof in Nederland; in 1856 werd hij assistent-resident van Lebak. Daar trok hij op tegen de knevelarijen van de Regent; de resident van Bantam, Brest van Kempen, stond niet aan zijn zijde; gevolg was overplaatsing naar Ngawi door de G.G. Duymaer van Twist. Maar Dekker zei: Anders dienen kan ik niet, en hij nam zijn ontslag. In Indie vond hij geen werk; zo trok hij naar Europa, waar hij ook niets vond. In 1858 schreef hij de bekende brief Aan den G.G. in ruste om hulp; hij kreeg geen antwoord. Zo schreef hij in de uiterste nood in een kroegje in Brussel zijn beroemde werk Max Havelaar of de koffieveilingen der Ned. Handelmaatschappij, onder ps. Multatuli, pleidooi voor de bevolking van Indie en voor hemzelf, 1860 uitgegeven door bemiddeling van Jacob van Lennep. Een prozawerk als de Ned. letteren nog nooit hadden gekend; in zijn strijd tegen het gouvernement toonde hij zich „de virtuoos van het sarcasme"; in zijn strijd tegen de Nederlandse verhoudingen schiep hij Droogstoppel. Zijn eersteling was een meesterstuk en maakte hem tot een beroemd man; de dure oplaag van 1300 exx. moest nog in 't najaar van 1860 herdrukt worden. Maar hij werd niet weer in zijn eer en ambt hersteld en hij beklaagde zich bitter over Van Lennep, die door de hoge prijs van het boek en door de trage Douwes Dekker 125 Douwes Dekker verspreiding hem tegenwerkte; Van Lennep I had het boek mooi gevonden, maar wilde van een beroep op het volk niet weten. De roem bracht hem vereerders en vereersters, Marie Anderson; Sietske Abrahamsz, zijn nicht; Mimi Hamminck Schepel. Sietske is zijn „Fancy" in zijn tweede werk, Minnebrieven, 1861, geschreven ten bate van een ander, evenals zijn stuk Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb, gedrukt werd ten bate van de slachtoffers van watersnood in Indie, 1861. Nog in 1861 schreef hij Over vryen Arbeid, de liberalc leus van de dag; voor Multatuli „lood om oud ijzer", of de inlander wordt uitgezogen door het Gouvernement of door particulieren. In 1862 begonnen de Ideen en tevens zijn voordrachten in het land; hij gaf zelfs toe aan het droombeeld, dat hij gekozen zou worden als lid van de Kamer. Met dat al leed hij te Amsterdam en zijn gezin te Brussel armoe. Totdat Tine met de kinderen hulp zocht in Italie, terwijl Dekker uitweek naar Duitsland, waar Mimi zich bij ' hem voegde en voortaan bij hem bleef. Huet verschafte hem werk voor de Opregte Haarlemsche Ct. Pogingen tot herstel bij de G.G. Mijer in 1866, bij minister Rochussen in 1868 liepen op niets uit. Tijdelijk kwamen in 1869 Tine en de kinderen weer bij hem in Den Haag, doch reeds in Mei trokken ze weer naar Italie. Het was voor beide partijen onmogelijk geworden. Multatuli schreef, behalve de Ideen: Japans c he Gesprekken, 1862; De Zegen Gods door Waterloo, een satire, 1865; Een en ander naar aanleiding van J. Bosschds Pruissen en Nederland, 1867; Divagatien over zeker soort liberalisme, 1870; Nog eem Vrije-Arbeid, 1870. Hier kwam hij op voor de Javanen tegen de liberalen, die niet naar hun beginsel handelden; tegen het geloof. Een geniale hervormer, ook in de letteren: Woutertje Pieterse, Telasco en Kusco, Satdja en Adinda, Toespraak tot de hoof den van Lebak, De Kruissprook. Doch een arme man, een berooide zwerver. De Multatuli-Commissie van 1870 zou hem helpen, doch Douwes Dekker verzocht, gekwetst door de wijze waarop, het werk te staken. Vosmaer schreef in 1874 zijn bewonderende studie Een zaaier\ Van Vloten kwam daartegen op in zijn Onkruid onder de tarwe, 1875. In 1879 schonken vereerders een zilveren beker met 100 gouden tientjes; in 1882 bracht een tweede commissie / 20000 bijeen. Van 1870—'77 verschenen nog 5 bundels Ideen, waarin het drama Vorstenschool, 1872. Verder Millioenenstudien, 1870— '73; Specialtteiten, 1871. In 1880 hield hij nog 37 voordrachten in Nederland. Maar hij bleef wonen te Wiesbaden, 1870—'82; sedert 1882 in een eigen huis te Nieder- Ingelheim. Maar altijd bleef zijn hart in Holland. Hij kwam op voor beter leven voor de arbeider, hij streed voor de rechten van de rechteloze massa en van de vrouw; hij ijverde voor wat hij eerlijkheid en waarheid achtte en tastte daarom Bilderdijk aan in zijn kritiek op diens Floris V, opgenomen in de Ideen. Daarin ook de geschiedenis van Woutertje Pieterse, met een fijne schildering van het leven der kleine burgerij in het Amsterdam van zijn jeugd. Grote invloed oefende Multatuli op de Beweging van Tachtig. Hij is de laatste grote vertegenwoordiger van de Romantiek. De weduwe van Douwes Dekker gaf 1890 —'96 tien delen Brieven van hem uit en in 1907 nog de Briefwisseling tussen hem en Roorda van Eysinga. Bij de dood van Douwes Dekker verscheen Eene ziektegeschiedenis van zijn neef Dr. Swart Abrahamsz, 1888; beantwoord door F. v. d. Goes. Beide werken behandeld in de Multatuli- studien van Van Deyssel, die tot de slotsom komt, dat M. noch een groot kunstenaar, noch een groot denker geweest is. Bovendien schreef Van Deyssel 1891 een afzonderlijke studie Multatuli, als 2e druk Multatuli en V. Lennep en M. en de Vrouwen\ onder pseudoniem A. /.; 1922. In 1903 Multatuliana van Dr. A. S. Kok en Louis D. Petit, met opgave van de werken van en over Multatuli; van 1909 Dr. De Vooys, De invloed van Multatuli's werk; van dat jaar ook Dr. Prinsen Multatuli en de Romantiek. Reeds in 1904 verschenen de Multatuli-Opstellen van S. Kalff. Verder onder de buitengewoon talrijke geschriften over Multatuli: G. Jonckbloet, Multatuli, 1894; J. B. Meerkerk, Eduard Douwes Dekker, 1900; H. Padberg, S. J., Multatuli, 1920; De Bruyn Prince, Officieele Bescheiden, 1900, beantwoord door Mevr. Douwes Dekker-Hamminck Schepel, 1901; tweede druk 1910; D'Ablaing van Giessenburg, Persoonlijke Herinneringen, 1904; Dr. H. J. Polak, In Memoriam, 1887; Dr. Te Winkel, Bilderdijk, lotgenoot van Multatuli, 1890; J. Versluys, Een en ander over Multatuli, 1888; L. G. Gerhard, Multatuli, 1889; „De Dageraad", Ter Gedachtenis, 1892, en Een zaaier ging uit om te zaaien, 1910; R. A. van Sandick, Leed en Lief in Bantam, 1892; Jhr. de Kock, Lebak en de Havelaar, 1926; Joost van Vollenhoven, Multatuli en conge, 1909; A. Klaver, Harmonische en onharmonische levens, 1913; 2e druk 1920. 't Comite voor de Multatuli-herdenking in 1920 droeg aan Mw. V. d. Bergh v. Douwes Dekker 126 drama Eysinga op, een bloemlezing uit de werken samen te stellen; bovendien schreef zij toen Multatuli's Lev en en Werken. Bij de herdenking van het overlijden van Multatuli, in 1937, verscheen van J. Saks E. Douwes Dekker, zijn Jeugd en Indische jaren, een bundel opstellen tegen Multatuli. Beantwoord door E. du Perron in De Man van Lebak, 1937, en in Tweede Pleidooi, 1938. Van 1937 ook het werk van Dr. Julius Pee, Multatuli en de Zijnen, verdediging van Multatuli. En van Menno ter Braak, Multatuli en zijn Zoon, 1938. Dit alles beantwoord in De waarheid over Multatuli en zijn gezin door zijn schoondochter, de weduwe van Eduard Jr., geb. Post van Leggelo; 1939; Daarop weer Multatuli en de luizen van Du Perron, wiens laatste werk De Bewijzen uit het pak van Sjaalman bracht; 1941. In 1942 gaf Dr. Pee de Reisbrieven van Multatuli uit. Nog steeds vloeit de stroom van nieuwe werken over-Multatuli. Daarbij: Dr. Julius Pee, Brieven aan Vosmaer e.a., 1942; Dr. G. L. Funke, Briefwisseling tusschen M. en Funke, 1947; Henri Ett, De beteekenis van M., 1947; Brieven aan Waltman, 1947; L. Roelandt, Batavus Droogstoppel, 1947; A. J. de Mare, Lijst der Geschriften van en over Douwes Dekker, 1948; meer dan 2000 titels; K. ter Laan, M., Mansholt en De Raaf. 1949; Dr. H. de Leeuwe, Het Drama en het Toneel bij M., het eerste proefschrift over M., 1949; Dr. G. Stuiveling, Max Havelaar, voor 't eerst uitgegeven naar het authentieke handschrift, 1949; Mr. Josine Meyer, M. en Tine, 1950. Zie ook /. H. van Droogenbroeck. In 1950 verscheen het eerste deel van he.' Volledig Werk van Multatuli, onder leiding van Dr. G. Stuiveling. De uitgever G. A. v. Oorschot te Amsterdam gaf bij die gelegenheid een bundel essays over Multatuli uit, van Menno ter Braak, Busken Huet, Van Duinkerken, Du Perron, Vosmaer e.a. In 1950 verscheen ook een zeer uitvoerig werk van Dr. G. Schmook te Antwerpen: Multatuli in Vlaanderen. Henri Ett gaf Twee Brieven uit Menado met een inleiding in het licht, 1948. Multatulianen: Willem Paap, Aart Admiraal, Roorda van Eysinga, Feringa, Vitus Bruinsma, Jan Versluys; vrienden waren Vosmaer en de uitgever Funke. Vertalingen, o.a. in 't Duits door Wilhelm Spohr, 1900—1906; in *t Frans Batavus Droogstoppel en Pages Choisies door Lode Roelandt te Mere bij Aalst, 1938 en 1949; Max Havelaar door dezelfde, 1942. Nic. Steelinck, Once more free Labor, New York, 1948. In 1910 herdenking van de verschijning van Max Havelaar en stichting van het Multatuli-Museum in de U.B. van Amsterdam; in 1920 herdenking van de geboorte van Multatuli. Douwes Dekker, Ernest F. G. ~ , geb. te Pasoeroean 1879, ging 1900 naar Z. Afrika en vocht voor de Boer en; 1902 terug in Indie en journalist, richtte 1912 te Bandoeng het dagblad De Expres op, revolutionair-nationalistisch; promoveerde 1915 te Zurich in de staatswetenschappen; in 1919 terug in de Indische politiek. Sedert 1922 leider van Indische scholen. Schreef o.a. Een merkwaardig Regeringsbesluit{ 1909, over Multatuli; Het Boek van Sim an den Javaan, roman van rijst, dividend en menselijkheid, 1908; verschillende toneelstukken. In 1945 voorman van de Republiek Indonesia. Douwes Dekker-Post van Leggelo, Annette —, geb. 1870 te Foxham bij Hogezand, weduwe van Eduard D. D. Jr., schreef 1939 De Waarheid over Multatuli, antwoord aan Julius Pee, Menno ter Braak e.a. Douza, Janus —', zie Jan van der Does. Doyer Tz., Antonie ~ , 1787—1853, Doopsgezind predikant te Leiden, schreef o.a. zijn Redevoering over Iphigenia in Tauris van Euripides en die van Gothe. Doyer, J. I. ~ , 1817—'87, uit Zwolle, gaf in 1847 Gedichten en Vertellingen van Hebel uit. Dozy, Dr. G. J. ~ , 1841—1911, directeur van het Instituut Schreuders te Noordwijk, gaf na de invoering der Wet op 't Middelbaar Onderwijs met F. de Stoppelaar een Ned. leesboek uit, Proza en Poezie. Schreef veel over aardrijkskunde en geschiedenis. Draaijer, W. ~ , 1847—1933, schreef 1896 '/ Woordenboekje van 't Deventer Dialekt. Draayer-de Haas, Albertine ~ , geb. 1876 te Middelburg, medewerkster aan de N. Rott. C., schrijfster: Vrouwen, 1915; De Gelukzoeker, 1920, enz. In 1932 In den Stroom, 't verhaal van een gezin van een Haagse schilder. drama, eerst kerkelijk; evangelische verhalen en heiligenlegenden werden in de kerk dramatisch voorgesteld, aanvankelijk door priesters, met hulp van akolythen en andere klerken, later ook met medewerking van leken, verenigd in geestelijke gilden. Van deze liturgische en geestelijke drama's is niets over bij ons; in de F. letteren zijn 40 gedramatizeerde Maria-mirakelen bedrama waard. Van het wereldlijk drama zijn de oudste stukken uit de l4e eeuw: een spel van den Winter ende van den Somer, 3 abele spelen en 6 kluchten. Uit de 15e eeuw de geestelijke drama's, de mirakelspelen en de moraliteiten; van het wereldlijk drama is niets over dan 2 Tafelspeelkens en de beide kluchten van Vlayerwater en Nu nochl Het toneel werd opgeslagen op de markt; men speelde 's namiddags. De plaatsen van de handeling waren naast elkaar in een „huseken" of „camere", de hemel, het paradijs. Jeruzalem enz. De hemel kon door gordijnen worden afgesloten; zo ook de hel. De „husekens" werden ook gebruikt voor de wagenspelen. De voorstelling werd met een proloog geopend. De vrouwenrollen werden vaak door vrouwen gespeeld. De „boekhouder" vervulde de rol van souffleur. Wanneer de dichter wenste, dat een bepaald gedeelte der voorstelling langer te zien bleef, dan kwam er een tooch: de optocht bleef stilstaan; Maria, biddende, Maria op haar doodbed, de open hemel, telkens het meest spannende of het mooist uitgedoste, bleef langer zichtbaar. De indruk van de tooch werd versterkt door zang of muziek. In de mysteriespelen zong men kerkliederen; in de kluchten vrolijke deuntjes. De Rhetoryckers speelden dikwijls hun stukken ook in andere steden. De spelen werden besloten met een „naeprologhe". De vertoners waren geen beroepsspelers, doch burgers, leden van de Kamers van Rhetorycke. In de 17e eeuw komt naar *t klassieke voorbeeld van Sophokles de grote verandering; zie verder Heynsz, Kolm, De Koningh, Rodenburg, Coster, Bredero, Starter, Hooft en Vondel. Komen ook de kluchtspeldichters. Dan Nil volentibus arduum en de dichtgenootschappen. De blijspeldichters Asselijn, Alewijn, Langendijk. In de tweede helft der 18e eeuw is het drama van minder belang: zie Feith, Styl, Bilderdijk, Kinker, Helmers en Tollens. Het aantal uit het F. vertaalde stukken was nog altijd zeer groot, maar het nieuwklassieke drama maakte onder de invloed der Verlichting plaats voor het burgerlijk toneel; Diderot had het voorbeeld gegeven; Betje Wolff vertaalde zijn Natuurlijke Zoon, 111 A. Een groot aantal stukken volgden nu in proza, over het leven niet meer van koningen en helden, maar van gewone mensen. Nu ook veel spelen uit het D. van Gellert, Cronegk, Gessner, enz. Lessing vertaald sedert 1774, Schiller sedert 1789; Don Karlos van M. E. Post, 1800 van M. Westerman; Maagd van Orleans en Maria Stuart van Kinker, 1807. Goethe werd 127 drama overgebracht sedert 1781. Inzinking van het toneel in de eerste helft van de 19e eeuw; gezwollen vertalingen, platte kluchten, zangspelen en draken als Lazaro de Veehoeder of Misdaad en Wraak. Ernstig streven naar verbetering van Wiselius en Van Halmael; scherpe kritiek van Potgieter en Kneppelhout; wederopleving met Schimmel. Ook in het midden der eeuw enkele goede spelers: Anton Peters, Mw. Kleine-Gartman, daarna Willem van Zuylen, Dirk en Jaap Haspels, Cath. Beersmans en de Bouwmeesters. J. v. Lennep wist 1851 de belangstelling van de Koning te winnen voor toneelhervorming; een commissie werd ingesteld met Van Lennep, Schimmel en De Bull als medeleden. Deze kwam met plannen, die voorlopig onuitgevoerd bleven. In 1869 kwam Mr. J. N. v. Hall op het Letterk. Congres te Leuven op die plannen terug. Zie Tooneelverbond. Na 1880 een groot aantal tOneelschrijvers: Jo van Ammers-Kuller, Joh. Broedelet, Bernard Canter, Suze la Chapelle-Roobol, H. Dekking, Van Eeden, Emants, Feber, Heijermans, Mw. Roland Hoist, Kelk, Mijnssen, H. Martin, Top Naeff, Inte Onstman, Querido, Mw. B. Ranucci-Beckman, H. Roelvink, C. P. v. Rossum, F. Rutten, N. v. d. Schaaf, W. Schiirmann, Mw. Simons-Mees, N. v. Suchtelen, B. Verhagen, A. Verwey, Jan Walch, A. den Her tog. Het drama verdeeld in treurspel, toneelspel, blijspel, klucht. Bij elk drama in het verloop der handeling de expositie of uiteenzetting, de intrigue of verwikkeling, de peripetie of plotselinge ommekeer, de beslissende wending en de catastrophe of ontknoping. In elk drama is eenheid van handeling nodig; volgens de z.g. wetten van Aristoteles ook eenheid van plaats en tijd; zie A. Standaardwerken: Drama en Tooneel door Dr. J. A. Worp; Het drama en tooneel in hun ontwikkeling door Dr. L. Simons, in 5 delen, 1921—'32; Het decoratief en de opvoering van het Mnl. drama, proefschrift van Dr. Endepols. C. N. Wybrands, Het Amsterdamsch Tooneel van 1617—1772. Verder Vondels Dramatiek van L. Simons; Tooneel en Gemeenschap van J. B. Ubink, 1927; Tooneelherinneringen, 3 delen over de laatste helft der 19e eeuw, door Dr. M. B. Mendes da Costa, 1900—'29; J. H. Gallee, Dramatische Vertooningen gedurende de M.E., 1873. Drama en tooneel in Suid-Afrika, door F. C. L. Bosman, deel I, 1928. Dramaturgie, door Balthazar Verhagen. Inleiding tot de dramatologie, door H. van Wagenvoorde, 1948; eerst verschenen in Tooneelschild Dramatische Poezy van 1946. Het Drama en bet Toneel bij Multatuli, door Dr. H. de Leeuwe, 1949. Dramatische Poezy, Hollandsche ~ , ernstige kritiek van Potgieter, die de stoot gaf aan de wederopleving van het toneel, 1850. Dramatische Poezie, Middelned. ~ , zie M. Draulens, Ivo ~ , pseud, van Jozef Simons. Drentsch Gemeente-assessor, Een ~, met zijn twee neven op reis naar Amsterdam in 1843\ 1844—'53 naamloos uitgegeven door Lesturgeon\ zie daar. Drie daghe here, sotternie, l4e eeuw: voor een kostbare pels mag een man drie dagen lang in huis de baas zijn; nu vraagt hij zijn buurman met zijn vrouw te eten en laat zijn eigen vrouw draven. „Ene zotte boerde", het eerste blijspel in onze taal, doch slechts gedeeltelijk bewaard. Drieduym, Femme Gerbrandtsz ~ , onderwijzer te Enkhuizen: Drie-Duym die kent de jeught haer ongestadigheden, Midts hij sijn meeste tijdt moet onder haer besteden. Dichter van minneliedjes en matrozenliederen; ook van een gedicht op de Wreede daedt van de Engels-man in het Vlie, 19 Aug. 1666. Hij was de samensteller van het liedboek d'Enchuyser Ybocken en medewerker aan het Medenblicker Scharrezoodtje, 1650. Drie ruitertjes, Van de —y de romance: Ic stont op hoghen berghen. Drie Santinnen, De —, kamer van rhetorycke te Brugge; Cornelis Everaert was er j actor van. Drie seylagien, zie Gerrit de Veer. Drien Coninghen, Van den Heilighen —, uitgegeven als proefschrift van Dr. T. J. A. Scheepstra, 1914. Driessche, Albert van —, pseud. Berto van Kalderkerke, geboren te Grembergen in 1885, schreef verdienstelijke verhalen en een roman Rietvelde. Driessens, Victor ~, 1820—'85, stichtte „Het Vlaamse Toneel" te Antwerpen. Tot zijn gezelschap behoorden N. Destanberg en Cath. Beersmans. Hij was geboortig uit Rijssel, leider van de Kamer „De Lustige Vrienden", maar ging van 1842—'45 naar Parijs, om zich als toneelspeler te bekwamen. Hij werd de beroemdste Vlaamse speler. Schreef en vertaalde veel toneelwerk. Drie Studentjes, weemoedig-dichterlijk humoristisch verhaal van Piet Paaltjens van 1853: Daar waren eens drie studentjes, Drie vrienden in lust en in nood; Ze sprongen zoo moedig de wereld in En de wereld — trapte ze dood. !8 Droogleever Fortuyn-L. Twee gingen onder in de strijd, maar met de derde liep het erger af; die kocht een stel witte dassen. Drievoudichede, Van der ~ , strofisch gedicht van Maerlant in de vorm van een tweespraak, over de H. Drievuldigheid; 39 clausulen van 13 regels, in de vorm der Martijnszangen. Wordt ook Derde Martijn genoemd. Drie Zustersteden, De ~ , zie Z. drinkliederen en gedichten over drank, verzameld in een bundel Hoog het glas! van Gustaaf van Elring, 1926, reclame voor de wijnhandel, „de Muze als kroegmeid" volgens Dr. G. Stuiveling. Een nieuwe dergelijke bundel van Han G. Hoekstra. De dorstige dichter, 1939. Zie ook /. W. F. Werumeus Buning. Droefliken Strijt van Roncevale, Den ~, zie R. Droes in 't Warr-gaern, De ~ , felle aanval op Dr. Samuel Coster na de opvoering van Iphigenia en na de Prijsvraag van 1630: Coster is een bankroetier; bij snollen heeft hij de pokken opgelopen en zijn „Meyt" heeft een kind gekregen. Drogon, neo-romantische historische roman van Arthur van Schendel. Drojina, N. A. ~ , ps. van A. G. Christiaens. Dronke Jaap de Boer op het Concert, ruwe dramatische parodie van /. v. Elsland\ zie daar. Dronrijp Uges, H. C. C. ~ , 1817—'56, Doopsgezind student te Amsterdam, richtte in 1838 N. E. K. op; zie daar. Hij was geboren te Winschoten, werd predikant te Uithuizen. Van hem zelf Allerlei, rijm en onrijm, 1853. Droogenbroeck, Jan van ~, 1835—1902, onderwijzer te Schaarbeek, volgeling van Dautzenberg, Vlaams dichter, die voorkeur had voor kunstige vormen: Makamen en Ghazelen, onder ps. Jan Ferguut, 1866. Navolging van Ruckerts navolging van het oorspronkelijke van Abu Zaid, Arabisch dichter. Droogenbroeck, J. H. van ~, geb. 1902 te Mere bij Aalst in Oostvlaanderen, medewerker aan Ned. en F. bladen en tijdschriften. Vertaalde werken van Barbusse, Romain Rolland e.a. F. schrijvers, en bracht werk van Henriette Roland Hoist, Sam Goudsmit, Noto Soeroto e.a. in 't F. over. Gaf met Julius Pee Keur uit Multatuli uit, alsmede een studie Multatuli de Beeldenbreker. Ook gaf hij Max Havelaar uit met vertaling van alle vreemde woorden; dit werk was in enkele weken uitverkocht. Zijn schrijversnaam is L. Roelandt. Droogleever Fortuyn-Leenmans, Mw. M. ~ , zie M. Vasalis. l Droogstoppel 1 29 Ducaju Droogstoppel, Batavus ~ , de makelaar in koffie uit Max Havelaar, de satirische voorvoorstelling van de brave, vrome, bekrompen Ned. burgerman. Drost, Aernout ~ , 1810—'34, Amsterdammer, een der eersten van het nieuwe letterkundig geslacht der 19e eeuw; voorganger der Ned. romantiek. Zijn roman Hermingard van de Eikenterpen is van 1832, bezield door Walter Scott en D. J. van Lenneps Verhandeling. Zijn stof koos hij uit de dagen, dat het Christendom het heidendom verdreef; de hoofdpersonen Ermingard en Siegbert zijn door 't geloof verdeeld; het verleden herleefde in een romantisch kunstwerk. Drost was student in de godgeleerdheid aan het Athenaeum te Amsterdam. Hij was met Heije redacteur v. d. Vriend des Vaderlands; zie Heije. Vriend van Bakhuizen\ mede-oprichter van De Muzen\ zie daar. Potgieter en Bakhuizen gaven uit zijn nalatenschap de Schetsen en Verhalen uit, 1835. Daarbij Meerhuyzen en De Pestilentie te Katwijk uit de 17e eeuw; De Augustus dagen uit 1830. Zijn werk was van invloed op Van Lennep en nog veel meer op Potgieter. Deze voltooide 1838 de „nauwelijks aangelegde schets" Het Christenleger van Drost, uit de laatste dagen van Bonifacius. Studie over Drost door Mw. J. M. de Waal; proefschrift, 1918; De Pestilentie uitgegeven met Inleiding van Verwey en met aantekeningen van De Vooys. Opnieuw in de Bibl. der Ned. Letter en, 1939; zie daar. Drost van Muiden, De —, zie P. C. Hooft. Droste, Coenraet ~ , 1642—1734, uit Dordrecht, kapitein bij de Tocht naar Chatham; streed ook bij Solebay en 1676 in de Slag bij Senef. Woonde daarna ambteloos in Den Haag. Schreef De Haegsche Schouwburg, een verzameling van 16 toneelstukken, waaronder De Haegsche kermis en Vrouw Jacob a van Beijeren, 1710—'14; berijmde de Odyssea, 1719—'22, en de Was, 1721. Bleef alleen bekend door zijn Overblijfsels van geheughenis, 1728, uitgegeven door Prof. Fruin, 1879. Drukkunst, De ~ , bezongen en verheerlijkt door Helmers, 1804. drukpersvrijheid, beperkt door 't Plakkaat van 1723, toch altijd zeer groot ten tijde van de Republiek. Censuur onder Napoleon; zie daar. Vrijheid van drukpers zeer beperkt onder Willem I; zie Van der Straeten. Drukpersvervolgingen ± 1820, opnieuw 1828. Nog in 't zelfde jaar moest de Regering de intrekking van de Perswet voorstellen; afgekondigd 16 Mei 1829. Nieuwe drukperstvetten voorgesteld 11 Letterk. Wrdbk. 2e dr. Dec. 1829, begeleid door een uitvoerige Koninklijke boodschap, in het Noorden toegejuicht als mannelijke daad tegen de ,Jezui'eten" en ,Jacobijnen" van het Z, Toegezonden aan de rechters en de andere ambtenaren, die binnen 48 uur hun instemming betuigen moesten. De wet, zij het ontdaan van de scherpste bepaling, aangenomen met 93—12 stemmen; 1830. A. J. Servaas van Rooyen schreef 1896 over Verboden boeken in de 18e eeuw, 2 delen. W. G. C. Knuttel gaf een beredeneerde catalogus uit van Verboden boeken in de Republiek, 1914. In 1947 Vrijheid en onvrijheid in de Republiek, door H. A. E. van Gelder. Daarop volgde Mw. M. E. Kronenberg met Verboden Boeken in de Hervormingstijd in de Patria-reeks. Druyven-tros, door Cats aangenomen als zinnebeeld der maagdelijkheid; een gedicht over dit Wapen-schilt gaat vooraf aan de Maeghdeplicht, 1618; zie daar. Wij leven in een tijdt, dat yder een syn Wapen Weet, na syn eyghen sin, van hier of daer te rapen. Cats koos voor de maagden geen „vreemde beesten", doch een druyf-tack; in zijn gedicht eindigt hij met de raad: En ghy, 6 teere Maeght, voelt ghy u Trosjen rijpen, So laetet op sijn tijdt, en by sijn Steeltjen grijpen. Druyventros der Amoureusheyt, zie P. L. v. d. Goes. Dryakelprouver, Esbatement van den *—', spel van Everaert over een wonderdokter, die zijn kwakzalverspoeiers en kruiden aanbeveelt. 't Zelfde onderwerp behandeld in het tafelspel van Me ester Kackadoris. Drijver, Ds. F. W. ~ , geb. 1860 te Utrecht,. folklorist. Mozaiek, 1892; Schetsen en Beelden, 1925. Duarte, Francisca ~ , uit een Portugees Joods geslacht te Antwerpen, de Franse nachtegaal van de Muiderkring, vriendin van Tesselschade; getrouwd te Alkmaar; 1638 als weduwe weer naar Antwerpen; hertrouwd 1644. Dubbel en Enkkel, blijspel van Blasius; 2ie daar. Een vertaling van Plautus, „verbeterd" door Nil Volentibus; bleef meer dan een halve eeuw op het Amsterdamse toneel. Dubekart, Agathon Courier, dit ~ , f te Soerabaja. Zie Courier. Dubois, Pierre ~ , geb. 1917 te Amsterdam, journalist bij De Tijd\ prozaschrijver en dichter. In den vreemde, 1941. Ducaju, Jan Jacob ~ , 1826—'83, boekdrukker te Antwerpen, schrijver van vrolijke 9 Ducis 1 kluchten en van een drama De hand Gods. Ducis, Jean Francois ~ , 1733—1816, F. dichter, leerling van Voltaire, kende Shakespeare slechts uit vertalingen, bewerkte de treurspelen zodat het gehele wezen er uit verdween. Zijn stukken werden vertaald opgevoerd; het begin in 1778 met Hamletr vertaald door Mw. Cambon-v. d. Werken. De vertaling van Othello, 1802, van P. J. Uylenbroek, werd geparodieerd door Barbaz, die evenmin iets van Shakespeare begreep. Duclari, de eerste luitenant te Rangkas Betoeng uit Max Havelaar, d.i. Collard, later opgeklommen tot overste. Duclos, A. J. ~ , 1841—1925, uit Brugge, priester, medewerker aan en na Guido Gezelle 25 jaar lang redacteur van Rond den Heerd, schrijver van geschiedwerken: Veurnes beschermheiligen; Jan Breidel. Dueghd verhuecht, spreuk van H. L. Spieghel: Dien dueghd verhuecht, Genuecht en vrueghd Is staagh zijn lot: Zijn rust staat vast, In lust of last, Door hulp van God. Duikerius, Joannes ~ , d.i. Duker, uit Amsterdam, proponent, die geen beroep kreeg om zijn stotteren; schrijver van rechtzinnige werken, die Holland in beroering brachten; de aanvaller van Deurhoff; schrijver van Voorbeeldsels der oude wijzen, 1700. Duim, Frederik ~ , zie Duym. Duim, Izfcak ~ , 1696—1782, beroemd toneelspeler. Duim, Jacob —, zie Duym. Duimtjesuitgave, „volksuitgave onzer beste schrijvers", bij Victor de Lille te Maldeghem in Oost-Vlaanderen (bij Aardenburg), in kleine deeltjes, 1895—1914. Daarin o.a. De Oude Belgen van Lodewijk Gerrits; Drie bekroonde Verhalen van August van Acker. Duinen, T. van —, geb. te Groningen 1817, dichter van verzen in de Gron. Volksalmanak; schreef als Thineus „Ons Dorp", de Groninger Camera Obscura, 1846. Hij was predikant en f te Mantgum 1857. Duinglo, d.i. Dwinglo, Jacob ~, factor van de „Roo Rosen" te Schiedam, regelde de dichtwedstrijd voor die kamer in 1603; behaalde de prijs met een lied in 1606 te Haarlem. Zie Const-thoonende Jutveel. Duinkerken, Anton van ~, ps. van Asselbergs. Duins, Slag bij —, 1639; zie Triomfliederen. Duinzang, Hollandsche —, van D. J. van Lennep, 1826 voorgelezen in het Instituut. Duitse invloed Deze zang diende Da Costa tot voorbeeld van zijn Voorzang der Vijf en twintig Jar en, 1840. Duirkant, G. Andries ~ , navolger van Bredero in zijn tragi-comedie Sistiliaen, 1628 vertoond ter Brabantse Kamer Uit levender Jonste. Met komische intermezzo's. Van 1632 is zijn klucht Lichthartighe Joosje, over het kroegleven. Duisberg, Jan van ~ , boekverkoper te Amsterdam, gaf 1658 „De Dichtkunst van Jan Vos" uit. Hij berijmde 85 Lutherse psalmen, 1680. In zijn jeugd schreef hij liedjes, opgenomen in Calliope of Vermakelijke Zanggodin, door hem zelf uitgegeven. Vertaalde uit het D. Den Perssiaenschen Rosengaerd, een novellenbundel, 1654. Duits, naar de betekenis van het woord hetzelfde als Diets, n.l. = wat tot het volk {diet) behoort. Nog tot in de 17e eeuw = Nederlands. Zo in 't Wilhelmus „van duytschen bloet". En Dr. S. Coster noemde 1617 zijn Nederl. oefenschool te Amsterdam de Duytsche Academie. Maar sedert de 18e eeuw uitsluitend = wat op Duitsland betrekking heeft. Duitse invloed op de Ned. letteren vertoont zich al dadelijk bij 't begin, in de vertaling van de Nibelungen, in de bewerking van Sinte-Brandaen en Vanden here Wisselaw, 13de eeuw. Dan de Mystiek; zie daar. In de I4e eeuw D. getinte liederen, b.v. in het hs. van Gruythuyse, en D. sprooksprekers in het Beierse Tijdperk. Onder de liederen ook de wachterliederen en de ruiterliedjes\ zie daar. In de I6e eeuw de invloed der Hervorming. Op letterkundig gebied is de D. invloed pas in de 18e eeuw van zeer grote betekenis; dan vertaling en navolging van Von Haller, Gellert, Schlegel en weldra ook van Klopstock. Daarnaast Gleim, Gessner, Kleist, Lavater, Wieland, Herder, Nicolai. Klopstock vooral werd bewonderd, vooral als de Christelijke dichter. Van de Kasteele vertaalde 1798 zijn Oden. Vooral de Messias van Klopstock maakte diepe indruk; alleen Le Francq van Berkhey wilde er niets van weten. Tussen 1776 en 1805 verschenen vier vertalingen, o.a. van J oh an Meerman. David van Lennep stelde hem hoger dan Milton. Johannes Lublink de Jonge vertaalde 1781 —'5 de beroemde Fabelen van Gellert en de Zedekundige Lessen; Van Alphen vertaalde zijn liederen. De gezamenlijke werken van „den Wandsbecker Bode", Matthias Claudius, verschenen vertaald, met platen; hoofdman was Feith. Later oefende dit werk grote invloed op Tollens. In 1778 verscheen de „Theorie der Schone Kunsten" naar het Duits van J. F. 30 Duitse Lier 131 Dullaert Riedel, met bijvoegselen, door Hieronymus I van Alphen. Onder Duitse invloed de sentimentaliteit en de romance. In 1788 vertaalde Feith de romance Agnes van Stolberg: Rudolf, de vader, Agnes en haar beide aanbidders sterven alle vier! Op het gebied van de roman talrijke vertalingen van de Duitser Lafontaine. Veel groter nog was de invloed van D. wijsgeren als Leibniz, Wolf, Kant; op kerkelijk gebied die van de „abt" Jerusalem, die de oorzaak werd van het „afdrijven der kerk met de stroom der eeuw", zo als bleek bij Betje Wolff. Van de drama's van Schiller werden vertaald: De Rovers, 1789; Don Karlos door E. M. Post, 1789 en door Westerman, I 1800; Maria Stuart en De Maagd van Orleans door Kinker, 1807. Deze vertaalde ook de ode An die Freude, 1805, en Das Lied von der Glocke. Clarisse schreef een Ode aan Schiller. Goethe trok ook dadelijk de aandacht. Die Leiden des jungen Wert hers, 1774, werd in 1776 tweemaal vertaald; verder nagevolgd, o.a. door Rhijnvis Feith. Hinlopen dichtte een lierzang ter ere van Goethe. Lessings dramaturgic, zie Spectatoriale schouwburg. Kotzebue en Iffland beheersten het Ned. toneel gedurende lange tijd. In 't begin der 19e eeuw vertalingen van Holty, Burger, Uhland, Korner, Jean Paul, Matthison, Claudius. Lulofs, vertaler van Luise an Voss in proza, 1811; C. ten Hoet Jr. idem van Hermann und Dorothea. Door Jean Paul leerde men de humor kennen: vertaling door Weil and, 1818. Van geweldige betekenis was de Tiibinger School op kerkelijk Hervormd gebied, die in 1835 gevolgd werd door de Groninger Richting van Hofstede de Groot, waaruit het Modernisme voortkwam: Leekedichtjes van De Genestet. Tollens volgde Schiller na in zijn balladen. Verder werden in de 19e eeuw tal van romans vertaald: Zschokke, Hoffmann, Spindler, Tieck; daarnaast toneelwerk. Duitsers als Hoffmann von Fallersleben wekten de liefde voor het Middel-Nederlands. Over de Invloed der Duitsche Letteren op de Nederlandsche schreef G. G. Kaakebeen. Over die invloed in de 2e helft der 18e eeuw H. C. A. Spoelstra, 1931. Duitse Lier, zie Duytse L. Duivel, De —, treedt op in de mysterie-, heiligen- en mirakelspelen, vaak in een komische rol, b.v. in de Bliscappen en in de Vroede en Dwaze Maagd en. In het Sacramentsspel vervullen de twee duivels zelfs de hoofdrol. Zie duvelrye. De duivel verscheen op het toneel, afzichtelijk toegetakeld, met vreselijke bedreigingen. De indruk was groot op het volk: Wy sijn verveert als de duvelen [komen ende sprecken, Zy sijn so vervaerlycke van aenzigt [en hebben soo groote becken. Studie over De Duivel in het drama der M.E. van E. J. Haslinghuis, 1912. Duizend en een Avond, verhalen van vreemde en Ned. schrijvers, onder redactie van E. van Lokhorst en C. J. Kelk, 6 delen, 1945. Duizendjarig Rijk, Geloof aan het ~ , bij de dichters onder de Reformateurs, vooral bij Jan Zoet, en onder de Collegianten, b.v. bij Joachim Oudaen voorspeld in zijn Voorschaduwing, 1666. Dit Chiliasme opnieuw bij Da Costa. Duker, Joannes ~ , zie Duikerius. Dulces ante omnia Musae (Liefelijk boven alle dingen zijn de Muzen), Utrechts dichtgenootschap, 1759, waarvan in 1765 Van Alphen lid was; in Bellamy's studententijd befaamde letterkundige kring. Gaf Pro even van Oudheid-, Taal- en Dichtkunde uit, 1775 en 1782. Leden waren M. Tydeman, A. v. d. Berg, Van Alphen, Van de Kasteele, Rhijnvis Feith; dan de eigenlijke kring van Bellamy: Hinlopen, Kleyn, Ockerse, Carp en Rau. Dullaert, Heiman ~ , 1636—'84, uit Rotterdam, 7 jaar leerling van Rembrandt, vriend van Joachim Oudaen, van Samuel en Frans van Hoogstraten, de boekhandelaar, wiens zoon David het leven van Dullaert beschreef en zijn gedichten uitgaf, 1719. Tot zijn werken behoren mooie psalmberijmingen. Verder Minnezuchten en andere gedichten, die aan Vondel doen denken, o.a. zijn Passie-sonnetten. Maar zijn werk werd onverdiend vergeten; Bellamy kende hem; Verwey vestigde opnieuw de aandacht op hem in het Tweemaandelijksche Tijdschrift, 1898. Dullaert was ziekelijk; hij bleef ongetrouwd. Oudaen schreef zijn lijkdicht. Hij was Prinsgezind en ouderling bij de Waalse kerk. Hij was zwak en lange jaren liidend; de dood was hem een verlossin^: Ik ga door de dood uit mijne duister- [nissen Naar 't onuitbluslijk licht, dat in den [Hemel schijnt. Studie over hem door J. Wille, 1926. Behalve zijn oorspronkelijk werk gaf Dullaert een vertaling van de gedichten van I Joachim du Bellay. Dullaert, Joan ~, toneelschrijver, vergeleek de mannen van N/7 Volenti bus bij razende leeuwen. Zijn treurspel Karel Stuart of Rampzalige Majesteit, van 1652, is een navolging van Vondel. Jan van Leiden en I Barent Knipperdolling, 1653; derde druk Dullemen 132 Duyse 1669. Daarna nog veel andere stukken, o.a. I de vertaling van Mithridate van Racine; Alexander de Medicis of 't Bedrooge Betrouwen, 1653 opgedragen aan Joan Hulft, bewindhebber der V.O.C., „Raet van Amsterdam". Hij vertaalde 7 Verloste Jeruzalem van Tasso in proza, 1658. Dullemen, Inez van ~ , geb. 1926, dochter van de volgende, schreef haar roman Ontmoeting met de under, 1949. Dullemen—de Wit, Jo van ~ , zie Jo de Wit. Duncan, Mr. Joan —, van Schotse afkomst, 1690—1753, raadsman van Willem IV, rekenmeester der domeinen, 1732 gezant naar Berlijn over de erfenis van Willem III. Hij verzamelde 20 000 pamfletten, die hij aan het Land vermaakte; nu in de Kon. Bibl. Duncanus, zie Donckanus. Duribeux, Gaston ~ , geboren te Oostende in 1903, bekend om zijn romans Bruun, De Laatste Visschers, De Roeschaerd e.a. Durkerdammer Kramer, zie Overtoomsche Marktschipper. Du Toit, zie Toit. Duutsce loy, Die —, de Duitse wet, namelijk de Saksenspiegel van Eike von Repkow, schout in Anhalt, die ± 1220 het Saksische landrecht optekende. Op hem beroept Maerlant zich in zijn Wapene Martijn: Martijn, die Duutsce loy vertelt, Dat van onrechter gewelt Eygendoem es comen. duvelrye, toneeltje in de rederijkersspelen, waarin duivels optreden, b.v. in het spel van St Trudo en vooral in het Sacramentsspel, waar b.v. Lucifer, sittend in de helle, zijn trawanten oproept: Bor, waer sy dy, alien der hellen [ghespuys gruys? Duyvels, hoe sidt ghy dus stille [als een muys t'huys? Als die trawanten verschijnen Sondich Becoren en Belet van dueghden. Zie Duivel. Duvilliers, Constant-Amandus ~ , 1803— 1885, schrijver van De Fransquillonade of dichtproef op de verbasterde Belgen, de fransquiljons en C°. Duyfkens en Willemynkens Pelgrimagie, zie Bolswert. Opnieuw uitgegeven door Hilletje Ruys, 1910. Zie 00k De Vynck. Duykers, Louisa ~ , geboren te Antwerpen in 1869, schreef Katholiek getinte romans en novellen. Duym, Frederik ~ , geb. 1674 te Amsterdam, toneelspeler en toneelschrijver; leefde nog in 1751. De Gemartelde Deugt hinnen Thorn, 1728, de geschiedenis van burgemeester Rosner, die door de Jezuieten op het schavot is gebracht; het stuk is een pleit voor vrijheid van godsdienst. De vlugt van Huig de Groot, blijspel, 1742, en in 't zelfde jaar nog 3 stukken over Hugo de Groot. In 1743 Menalippe, treurspel, door de „Heeren Visitators" verworpen, door Duym verdedigd met opmerkingen van Corneille. De stof van een novelle van Boccaccio verwerkte hij in zijn blijspel Het Leven verwekt in den Do ode, 1745. In zijn Zaire, hekeerde Turkinne „verbeterde" hij Voltaire. Van 1745 is 00k zijn treurspel De broedermoord van Komelis en Joan de Wilt. Duym, Jonkheer Jacob —, 1547— voor 1624, uit Leuven, kapitein in 't leger van de Prins, vestigde zich 1588 te Leiden en werd er hoofd van de Vlaamse Kamer D'oraigne Lelie\ in 1608 ging hij naar Brabant. Schreef 12 toneelstukken, uitgegeven in het Spiegelboeck, 1600, en het Ghedenckboetik, 1606. Het eerste bevat 6 „spiegels" van deugden; het tweede 6 spelen ter gedachtenis aan de moedwil der Spanjaarden: de moord op Prins Willem, 't beleg van Leiden, de inneming van Breda enz. Zijn stukken zijn verdeeld in 5 bedrijven en gedicht in „de Fransoische maet", 00k heeft hij komische tussenspelen. Toch is het nog in hoofdzaak rederijkerswerk. Maar hij heeft 00k al een figuur als de Spaanse Brabander en hij is de voornaamste toneelschrijver van 't eind der l6e eeuw. Proefschrift van K. Poll, 1898. Door zijn kunst- en vliegwerk is hij de voorloper van Jan Vos; zie Nassausche Perseus. Duymaer van Twist, Mr. Albertus Jacobus ~ , 1809—'87, trok uit met de Leidse studenten; advocaat te Deventer, 1843 lid v. d. Tweede Kamer, middenman, maakte een ontwerp voor de Grondwetsherziening gereed zonder rechtstreekse verkiezingen, 1847. G. G. van Indie 1851—'56; verbeterde het muntwezen, regelde de vrije handel in de Molukken, voerde het Regeringsreglement van 1854 in, raakte niet aan het Cultuurstelsel; verleende ontslag aan Eduard Douwes Dekker en weigerde hem te ontvangen. Minister van Staat 1857; lid v. d. Tweede Kamer 1858—'62, van de Eerste 1865—'81. Proefschrift over hem van Dr. J. Zwart, 1939; beantwoord in Groot Nederland van 1940 door Du Perron: Van Twist geeft Multatuli gelijk. Duyse, Mr. Florimond van ~ , 1843—1910, zoon van Prudens, Vlaams musicus; auditeur- milifair van Oost-Vlaanderen te Gent, bekend door zijn verzamelwerk Het oude Ned. Lied, 1903—'8. Daarin een overzicht van de schrijvers over het Wilhelmus. Afzonderlijk: W'tlh. v. Nassouwe, teksten, vertalingen en melodie. Duyse Hij gaf 1882 de Nagelaten Gedichten van zijn vader uit. Verder Het ierste en het tweetste musijckboexken van Susato, van 1551. Duyse, Dr. Prudens van ~ , 1804—'59, uit Dendermonde, Vlaams dichter, Vaderlandsche Poezy, 1840; Godfried of de Godsdienst op 't Veld, dichtstuk van 1842; De Spellingsoorlog, luimig heldendicht in vier zangen, 1842. Zie Spelling. In 1851 werd zijn Verhandeling over den Versbouw door het Kon. Ned. Instituut bekroond, op voordracht van Van 's-Gravenweert, van Lennep en Da Costa. Van 1849 is De Zang des Germaenschen Slaefs, een geestdriftig lied van Rotholf, strijdmakker van Ambiorix, krijgsgevangen te Rome. Zijn Jacob van Artevelde is een episch verhaal in 8 zangen, 1859; het was zijn laatste grote werk. Tijdens de Belgische Opstand week hij naar het Noorden uit; in 1836 werd hij leraar. in 1838 archivaris te Gent en de grote voorvechter van de Vlaamse Beweging. „De laatste rederijker". Hij schreef ook de geschiedenis der Rederijkkamers in Nederland, uitgegeven door F. de Potter en F. v. Duyse, 1900—1902. J. Micheels gaf in 1893 te Gent een uitvoerige studie over hem uit. Zijn Nagelaten Gedichten in 10 delen uitgegeven door zijn zoon Florimond. Standbeeld te Dendermonde, 1894; gedenkteken op zijn graf te St. Amandsberg. Duytsche Academie, van Coster, zie A. Duytse Lier, 1671, bundel minnedichten van Jan Luyken; zie daar. Opnieuw uitgegeven door Dr. Maurits Sabbe in het Pantheon. Opgedragen aan Antonides, gewijd „Aan de Juffrouws". Antonides had Mars de bepluimde helm opgezet, nu zou Luyken „de schoone Venus met een geschakeerde rozekrans kronen." Hij zong voor de „allerschoonste voorwerpzels der aarden". Boven de gedichtjes staat de zangwijze aangegeven. Gedicht voor zijn aanstaande, Maria de Oudens. 't Boekje heeft 10 afdelingen, elk met een emblema, liederen, verhaaltjes. In 't eerste deel al dadelijk Lucella met de verheerlijking van de liefde: Liefdens-hof braveert het al, Laat 'et haaglen, laat 'et waajen, Laat den Hemel blixems swaayen, Met een sware donder val. Andere liederen verheerlijken de natuur: De dageraat begint te blinken, De Roosjes zijn aan 't open gaan; De Nuchtre Zon komt peerlen drinken, De zuyde wind speelt met de blaan. 133 Dijkstra Daarnaast andere gedichten: De bloemenkrans braveert de gouden [kroon, Die 's konings zorg bij nacht doet [waken: Geruster zit men onder daken Van riet geboud, als op den hoogen [troon. Toen Luyken tot bekering kwam, kocht hij alle exemplaren van De Duytsche Lier op. Hij kocht er meer op dan er verschenen waren: men had ze al nagedrukt. Duyzenddaalders, Sibilla ~, 1731—'89, trouwde 1753 met Dr. Izaak Bilderdijk\ moeder van Willem\ door de dichter in geen enkel vers bezongen of herdacht. Zij had hem, volgens Herinnering aan mijne Kindsheid, het leven tot een vloek gemaakt van zijn 5e jaar af. Dwars, W. A. ~ , 1793—1855, uit Amsterdam, opgeleid voor predikant, doch te zwak voor het ambt. Letterkundige en dichter; zie Vervolgbundel. Zijn ps. W. D—s werd door Potgieter overgenomen. Dwinglo, Jacob ~ , zie Duinglo. Dyalogus (Dat) of twisprake tusschen den wisen coninck Salomon ende Marcolphus. Naar de Antwerpse druk van Henrick Eckert van Homberch in 1501 uitgegeven door Willem de Vreese en Jan de Vries. 1941. Dijck, Jacob van ~ , 1567—1631, gezant van Zweden bij de S. G., vriend van Prof. Daniel Heinsius, die hem zijn Lof-sanck op Jesus Christus voorlas. Bredero droeg hem Moortje en Sp. Brabander op. Scriverius wijdde hem de Nederd. Poemata van Heinsius en getuigde: Al sijn hem wel bewust de spraecken altemael, Soo is de meeste lust tot zijne moeders tael. Dijk, J. C. van ~ , geb. 1882 te Arnhem, predikant te Bloemendaal; schrijver van letterkundige opstellen in Onze Eeuw en in St em men des Tijds. Dijkstra, Jelte ~ , geb. 1879 te Grijpskerk, schrijver van novellen en gedichten in. Groot-Nederland, De Gids enz., dichter van schoolliederen, koorliederen en met Frieso Molenaar van cantates; bekend schrijver in het Gron. dialect, ook onder ps. Nikl. Griep; vertaalde o.a. Van den Vos Reinaerde in 't dialect van 't Oldambt; redacteur van het maandblad Groningen; schreef teksten voor Gron. liederen en zangspelen. Was hoofd van een school te Groningen. Dijkstra, Tiede Roels ~ , 1821—'62, medeWercken. Van Roomse zijde daartegenover echodichten over de nieutoe predicanten: Ebbinge Wubben, Dr. C. H. ~, geb. 1874 te Staphorst, onder-bibliothecaris van de Kon, Bibl, Schreef 1903 zijn proefschrift over Mnl. Vertalingen van bet O.T. Bewerkte 1932 het slot van Verdams Handwoordenboek van 't Mnl. Ecbasis Captivi (L. = de ontsnapping van de gevangene), het eerste dierdicht, ± 940, van een monnik uit Saint-Evre bij Toul, in het L. geschreven. In 1834 te Brussel gevonden door Jacob Grimm, uitgegeven door hemzelf in 1838, door E. Voigt 1875. De schrijver verwerkte fabels van Esopus, maar ook Arabische verteIlingen. Zie ook Y'sengrinus, echo-dicht, bestaat uit vragen, door een zogenaamde echo beantwoord. Zo die van Heynsoon Adriaensen; zie Retborica. Hij long de vraag; zijn zoon gaf het antwoord: Wat sijn nu Papen en Moniken, die songen als een lijster? stichter v. h. Selskip for Fryske Tael en Scbrijtenkennisse in 1844; 1858 archivaris van Friesland. Medewerker aan het ts. Iduna. Dichter; verzamelde Friese sagen en sprookjes; vertaalde de Mhd. Kudrun. Dijkstra, Waling ~, 1821-1914, Fries schrijver en voordrager; De Priske Tbll Ulespegel, 1860. Novellen, dichtstukjes, toneelwerk. Fries Woordenboek, 1910' II. De Friese volkskunde behandeld in zijn werk Uit Pries lands Volesleoen, 2 delen, 1895. Gedenkteken te Leeuwarden voor Waling-om. Hij was eerst bakker, dan boekverkoper; droeg voor op winter[ ounenocbten; de Friese Redacteur van Sljucb: en Rjucbt; schrijver van romans en van 33 tonee!stukken. Over zijn Leven en Werk een beschrijving door zijn zoon ]. 'W. Dijkstra, 1949. Dyserinck, Ds. Dr. Johs. ~, 1835-1912, uit HaarIem, beschreef 1903 het leven van Nicolaas Beets. Zo had hij in 1881 een Ter Nagedachtenis gewijd aan Jacobus Bellamy bij de onthulling van de gedenksteen te Vlissingen. Hij schreef 1884 Hulde aan W o/ff en Deben en gaf in 1904 haar Brieuen uit. Van 1908 is zijn boek over Haverschmidt; van 1907 Ver Huell; van 1908 ook H et Studentenleuen in de Litteratuur. ("De Medewerkers van Klikspaan".) Doopsgezind predikant. 134 Economische Liedjes Wat sijn 't dan voer lieden, trotsich en vermeten? Valsche profeten. Wat hebben sy onder hun schaepsc1eet ghedolven? Grijpende wolven. Een echo-dicht is ook Vondels Gesprek op bet Graf van Oldenbarneuelt, 1619. In de vorm van een echo-dicht het toneel tussen Velzen's schildknaap en Timon de Tovenaar, die geraadpleegd wordt over de uitslag van de onderneming tegen Floris V in Hooft's treurspel Geeraert van Velsen. Echtscheiding, De ,....,;, een van de bekendste gedichten van Tollens, met nawerking van Feith: de rechter, die de zaak voor zich krijgt, schreit mee. Vee! voorgedragen. Echtscheiding van Jan Klaaz en Saartje jans, zie Asselijn en Jan Klaaz. Eckart, 1260-1327, Dominicaan; "de vader der Duitse mystiek", te Keulen. Zijn leer na zijn dood veroordeeld, 1329. Zie mystiee. Zijn tractaten, sermoenen en exernpelen zijn herhaaldelijk vertaald; 14e eeuw. En ook bestreden, o.a. door Jan van Leeuwen, de kok VCil1 't klooster Groenendael van Ruusbroec; v66r 1355. Over Meister Eckart en de Ned. mystiek een artikel van De Vooys in 't Ned. Arch. v. Keregescb, Zie ook Ruusbroec, Gustav Landauer's bloemlezing uit Meester Eckhardt's mystieke geschri/ten werd in 't Ned. vertaalJ. H. Aalbers verzamelde een nieuwe bloemlezing en schreef er een I nleiding bii, 1939. Eckeren, Gerard van ~, ps. van Maurits Esser. Eckhardt, Meester I"-w, zie Eckart. Eckmar, F. R. ~, ps, van Jan de Hartog als schrijver van detective-verhalen. eclogae (uitgezochte gedichten), de naam van een 10-tal idyllen van Vergilius, ± 40 v. Chr. Geleidelijk verkreeg ecloga de betekenis van idylle, Economische Liedjes, van Betje Wolff, tot opvoeding van het volk, tot verlichting en verzachting van zeden "van de mindere man", en tot verbetering van de volkszang, 1781; eerste werk met Aagje Deken samen. De 3 deelties bevatten samen 120 Iiedjes bij 120 plaatjes; er kwamen tot 1792 acht drukken van, ofschoon de prijs niet gering was. Gezongen op bekende wijzen. Opwekking tot braafheid, vroornheid en vooral tot tevredenheid, dankbaarheid en plichtsvervulling: De vrolijke Eindermeid, De dankbare dienstmeid, De Economiscbe Liedjes waren zo in trek, dat een Amsterdamse uitgever in 1781 reeds Matrooze Liedjes uitgaf als een "vervolg' er op, ofschoon ze in 't geheel niet van Betje of Aagje waren. Bijster. E. Wat sullen sij nu moeten doen, dese geleerde clercken? Diikstra Ecrevisse 135 Eeden Ecrevisse, Mr. Peter -", 1804-'79, geb. te Obbicht bij Sittard, 1839 vrederechter te Eeklo, schrijver, o.a. van De Bokkenrijders, 1845, en van veel verhalen. De Nicht uit de Kempen, 1864. De Teuten, 1844; 2e druk De drossaert Clercx, 1846. edele conste, de edele kunst, n.l. die der Kamers van Rethorycke volgens hun eigen hoge opvatting; gering geschat door de Renaissance-dichters, te beginnen met Jan van Hout, die de klassieken volgden. Bij hem was nog meer verheerlijking der poezie, maar het was andere poezie, Zie poetiee. Edelman onder de ploerten, Een -..., pleidooi van Van Vloten voor Onno Zwier van Haren; zie daar. Edewaert, Vanden derden -..., geschiedwerk van Jan van Boendale over de strijd van Eduard III van Engeland tegen Frankrijk, 1338-'40, die van Antwerpen uit gevoerd werd. Fragment van 2000 regels bewaard; 1347. Uitgegeven door J. F. Willems, 1840. Edipus, Koning -..., treurspel van Sofokles, I. door Vondel vertaald, 1660. Opgedragen aan Joan Huydecoper, heere van Maerseveen, burgemeester van Amsterdam. De stukken van Sopbokles voeren helden ten tonele, die vruchteloos tegen het noodlot strijden. 20 Oedipus, als vondeling opgevoed, die zijn vader, de koning van Thebe, doodt; met zijn moeder trouwt; dit vernemende zich van het licht der ogen berooft en als balling zijn rijk verlaat. II. vertaling van Bilderdijk, 1779, Edipus, koning van Thebe, in 1789 gevolgd door De dood van Edipus, de vertaling van Oedipus op Colonus. Editha, zie E. ]. Hasebroek. Eduard van Gelre, 1336-'71, zoon van Reinoud II en Eleonora van Engeland, zette 1361 zijn broer Reinoud III (de Dikke) gevangen op 't kasteel Nijenbeek en regeerde voortaan als hertog. Sneuvelde tegen de hertog van Brabant. Zijn tragisch einde gaf Jacob van Lennep aanleiding tot het dichten van de "legende" E. v. Gelre; 1847. Van Lennep had verklaard, geen verhalende dichten meer te schrijven na het optreden van Beets. Nu antwoordde deze: Van Lennep, mooi is 't niet, Dat gii mij hebt bedrogen, Maar mooi en meer dan mooi is 't lied, Waardoor gij 't deedt. Hetzelfde onderwerp in treurspe1vorm door Van Oordt, 1902, uitgegeven 1909. Eeckel, Herwin -..., pseudo van Hilarius Alleays. Eeckels, Constant -..., geb. 1879 te Antwerpen, R.K. schrijver en dichter. Medeoprichter van het ts. Vlaamscb« Arbeid. Hi] was eerst drukkersgezel, toen klerk, daarna ambtenaar aan 't min. v. Laodbouw te Brussel; t 1934. Eeckhout, loris ,...,." geb. te Deinze 1887, aalmoezenier te Gent, Vlaams schriiver en criticus. Ben inleiding tot Karel V. d. Woestijne, 1936. Onze Priester-dicbters, 1922. Proza van Vlaamscbe priesters, 1923 -'27. Eeclo, stad in O. Vlaanderen, ten Z. van Aardenburg. Standbeeld van Ledeganck, onthuld 1897 met de eerste Vlaamse rede van kroonprins Albert. Eeden, Dr. Frederik van --.., 1860-1932, geb. te Haarlem; schreef als student toneelstukjes: Het Sonnet; Frans Hals; Het Poort]e, 1884; De student tbuis, 1886; Don Torribio, 1887. Van betekenis zijn pas De Kleine Johannes en Johannes Viator, 1892. Ais socioloog kwam hij tot zijn cooperatieve communistische hoeve Walden te Bussum, die weldra te niet ging. De naam Walden is de titel van een boek van de Am. schrijver H. D. Thoreau, 1886, vertaald in 1902 door Suze de Jongh van Damwoude. In 1903 verscheen een scherpe kritiek, Braga op Walden door N. N. (d.i. J. H. de Veer). Henriette Holst Hendrix, een journaliste, had reeds in 1901 uitgegeven: Ben week in de Kolonie der Internationale Broederscbap, Als criticus is Van Eeden vooral de dichter van Grassprietjes of Liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland, door Corne1is Paradijs, oud-rnakelaar in granen, onder het motto: Dankt allen God en weest verblijd, Omdat gij Nederlanders zijt! Twee regels ontleend aan Beets, die met Ter Haar en vooral Ten Kate scherp aangevallen werd, 1885. De huiselijke poezie werd geparodieerd: Ach hemel, wat moet ik beginnen! Dat God zich nu mijner erbarm! De dokter ging flusjens naar binnen, En reeds is de luiermand warm. "Verse lauwerblaadjes" werden gevlochten om de hoofden van Neerlands "Dichterhelden"; het Predikantenlied was een "hulde" aan onze geestelijke stand: Ten Kate! Ten Kate! Hoe glanst gij in uw state Van ethisch en irenisch licht! Beheerscher van 't godsdienstig dicht! Van Eeden was een van de voornaamsten in de Beweging van Tachtig, medeoprichter van De nieuwe Gids, 1885. Trad uit de redactie 1894, omdat "de ethische schoonheid meer moest worden gehandhaafd." De eerste jaargang van de Nw. Gids begon met het eerste hoofdstuk van Eeden 1 36 Eerekrans van Rethorica De Kleine Johannes. In 1905—'6 schreef Van Eeden er een twede en derde deel bij, met een scharenslijper Marcus Vis als Christusfiguur; vergeleken bij het zeldzaam mooiste eerste deel van geen waarde. Daarover een ^studiebeeld" van P. Landsberg, 1924. Verder schreef Van E. zijn Studies, 1890— 1908; dan gedichten als Van de Passielooze Lelie; Ellen, een Lied van de Smart, 1891; het wijsgerig gedicht Het Lied van Schijn en Wezen, 1895; vertalingen van Rabindranath Tagore, een Hindoe-wijsgeer. Van 1902 is zijn geschrift Over Woordkunst, een felle aanval op de Ntv. Gids, waarin hij betoogde dat de volgelingen van Perk en Kloos door hun rethoriek weer vervallen zijn in dezelfde fouten, door Kloos zo heftig bestreden. Dit werd ook betoogd door Van Deyssel: Over Wankunst. Verder Langs de Weg, verspreide opstellen. Ook de Brieven aan Henri Borel zijn uitgegeven. In 1922 ging Van Eeden tot de R.K. Kerk over. Zijn toneelwerk is weinig gespeeld: De broeders, tragedie van het recht, 1894, in verzen; Lioba, drama van trouw, 1897, ook in verzen; Minnestral, 1907, over het communisme; 1Jsbrand, 1908, de miskende profeet; Het Bel oof de Land, 1909, spot met zijn eigen mislukte kolonie Walden\ De Heks van Haarlem, 1915, historisch toneelspel. Van de koele meren des doods, 1901, is een psychologische roman over een zenuwlijderes. Een romantisch toneelwerk leverde Van Eeden in zijn Bokkenrijders, van 1917. Over hem schreef Dr. G. Kalff Jr., De Psychologie van den Tachtiger, 1927; „niets meer dan een zwaarlijvig schotschrift", schreef Greshoff. Dr. W. H. v. Tricht wijdde 1934 zijn proefschrift aan Van Eeden, Denker en Strijder. Feber schreef over zijn Ontwikkelingsgang, 1922. In 1939 verscheen uit de nalatenschap van Verwey F. v. Eeden, aan de hand van brieven, beoordeling van Van Eedens werken. Zie ook Lieven Nijland en H. Padberg. Van Eeden was getrouwd met Martha van Vloten, een dochter van Dr. Johannes; hij was de zwager van Albert Verwey. Het huwelijk werd ontbonden. De studie van Verwey is een vernietigend vonnis (M. ten Braak). Van Eeden's Dagboek is uitgegeven. Het 9e (laatste) deel verscheen in 1946. In de U.B. te Amsterdam bevindt zich het Van- Eedenmuseum. Liber Amicorum, 1930, aangeboden door Van Deyssel, Verwey e.a. Monument te Bussum, 1950. Eeghen, Jakob van ~ , 1818—'34, te Am* sterdam. Een Keuze uit zijn Nagelaten Gedicht jes werd uitgegeven 1835. Eekhoff, Wopke ~ , 1809—'80, archivaris van en uitgever te Leeuwarden, schreef heel veel over de geschiedenis en aardrijkskunde van Friesland; over Friese spreek* woorden; Bijzonderheden omtrent Borger, 1842; Bloemlezing uit Starter, 1862. Levensschetsen van Friezen. Levensbeschou* wing van Dr. Eeltje Halbertsma. Eekhout, J. H. ~ , geb. te Sluis in 1900, journalist, dichter en romanschrijver: De Boer zonder God, 1933; Patriciers, 1934, met beschrijving van het prachtige land van W. Zeeuws-Vlaanderen; Warden, een koning, 1937. Gilga?nesj, 1934; Tijl Uilens pie gel. In 1939 gaf hij een dichterlijke vertaling uit van het Finse heldendicht Kalevala naar het Duits van Schiefner. In 1942 een bloemlezing, De betoverde pelgrim, uit Eekhouts werk, door R. Houwink. — Zijn Hart van Holland, „keur uit onze historische zee-lyriek", 1941, lokte ernstig verzet uit van de uitgever Nijhoff, daar alle verzen voorkomen in Varen en Vechten; zie daar. Van 1941 is ook de roman Pastoor Poncke van Damme. Eelen, Jan ~ , geboren te Antwerpen in 1877, schreef gevoelige gedichten en vertaalde verscheidene werken van Maeterlinck. Eembd, Govert van der ~ , rederijker te Haarlem, volgde Hooft na in Haerlemse Belegeringhs Treur-Blij-eynde-Spel, 1619 gespeeld door de Wyngaerd-ranken, en in het treurspel Sophonisba, 1620, gebouwd naar Seneca's model. Hij vertaalde 1618 Den getrouwen Herder van Guarini. Een en dertig uit, of beurt om beurt, dat is zooveel klinkkerts, bestaende in lof, verwyt, aanmoediging en eersporen: opgezongen voor en na de bevochte zegen tegens d'Engelsche vloot. Amst, 1666. Gedichten op de Ruyter, de stad Amsterdam, Duke of York, Corn. Tromp, de Oost Ind. Comp.,. v. d. Hulst, e.a. Door D.J.V.P. eenheid van handeling, plaats en tijd, zie Aristoteles. Een is noodigh, lijfspreuk van Carel van Mander. Eens Meien morgens vroe, een van de minnedichten van hertog Jan I van Brabant. Eenzaamheid, De —, uitvoerig gedicht van Rhijnvis Feith, met dezelfde sombere stemming als De Wereld, welk stuk in dezelfde band uitgegeven werd in 1821. Eerbeek, J. K. v. —, ps. van M. Boss. Eerekrans van Rethorica, verzameling van stukken, voorgedragen op het „Kerkmis- Feest" van Noordwijk-Binnen, 1709. Deelnemers waren de Kamers van Noordwijk, Eerenbeemt 1 37 Effen Wassenaar, Schiplui, Schiedam, Scheveningen en Katwijk. Eerenbeemt, pater Dr. B. C. J. M. van den ~ , leraar; in 1935 Het Kind in onze Middeleeuwsche Literatuur (diss.); Vondel en Engeland (Vondelkroniek, 1935); Joseph in Dothan (id., 1939). Eerenbeemt, Herman van den ~ , 1890— 1951, letterkundige, red. v. het R.K. weekblad Opgang; uitgever. Dichter van toneelspelen: Judith, 1916; Samson, 1918; heldenspelen in verzen. Eerloos, drama van W. G. van Nouhuys, waarin de kas van de Rijksontvanger bestolen wordt door zijn zoon; veel opgevoerd, ook vooral door rederijkerskamers. Eerlooze, De ~ , toneelstuk van Multatuli, 1843; later omgedoopt als De Bruid daarboven. Zie daar. Eerste Bliscap, zie Bliscap. Eerste Dag eens nieuwen Levens, De ~9 de eerste historische roman van Schimmel, 1855; de overgang van Enkhuizen naar de Prins in 1572. Ees, Anny van ~ , geb. te Leiden 1896, zie v. d. Lugt Melsert. Ees, J. C. van ~ , geb. te Leiden 1896, toneelspeler; leider van de hoorspelen van de A.V.R.O. Eeuw, Twaalfde ~ , oudste overblijfselen der Ned. letteren; Van Veld eke. Eeuw, Dertiende ~9 tijd van de vertaalde en nagevolgde ridderromans. Vanden Vos Reinaerde. Dichterlijke werken van Hadewych. Didactisch en lyrisch werk van Maerlant, 1235—1300. Eeuw, Veertiende —; school van Maerlant: Jan van Boendale. Mystiek van Jan van Ruusbroec. Sprooksprekers: Willem van Hildegaersberch. Abele spelen en sotternieen. Verval der ridderromans. Vervolg op Reinaert. Marialegenden als Theophilus en Beatrijs. Eeuw, Vijftiende ~ , Dire Potter, Der Minnen Loep\ opkomst der Kamers van Rethorycke; heiligen- en mirakelspelen; Eerste Bliscap; Mariken van Nimwegen; Sacramentsspel. Uitvinding der Boekdrukkunst. Ridderromans verwerkt tot volksboeken. Geestelijk en wereldlijk lied. Stichtelijk proza van de moderne devotie. Eeuw, Zestiende —•, bloei der Rederijkers: Cornelis Everaert; Matthijs de Casteleyn. Zinnespelen: Elckerlijc. Opkomst der Hervorming: 1°. in de Rederijkersstukken; 2°. in de Souterliedekens; 3°. Psalmberijmingen; 4°. Geuzenliederen. Daartegen Anna Bijns. Opkomst der Renaissance; zie daar. Twespraeck der Nederduitsche Letterkunst: taalzuivering onder leiding van de Egelantier. Proza: Biencorf van Marnix. Wilhelmus. Coornhert, Spieghel en R. Visscher. Eeuw, Zeventiende ~ , bloeitijd der Renaissance: Hooft, Bredero, Coster, Cats, Huygens, Starter. Eerste Duytsche Academic Vondel. De Gouden Eeuw. 't Nieuwklassieke drama. Het Houwelyck van Cats. Proza: Statenvertaling en de geschiedwerken van Hooft. Schouwburg van Amsterdam. Stukken met kunst- en vliegwerken; Jan Vos. Kluchten. De blijspelen van Michiel de Swaen, Willem Ogier, Bernagie, Alewijn en van Asselijn; Jan Klaaz. Godsdienstige werken van' Van der Wielen, Revius, Jan Luyken, Camphuysen, Poirters. Eeuw, Achttiende ~ , Tijd der Dichtgenootschappen, maar ook van Poot, Langendijk en de Van Harens. Proza van Van Effen en Stijl. In het laatste vierde deel opgewekt leven: de Verlichting: Bellamy, Feith, Van Alphen. Proza van Wolff en Deken. Eeuw, Negentiende —; Vrijheidsdichters: Helmers, Loots. Liberalen en hun bestrijders, de anti-revolutionnairen Bilderdijk en Da Costa. Sedert ± 1830 de Romantiek: Potgieter, Van Lennep, Mw. Toussaint, Oltmans. Copieerlust des Dagelijkschen Levens. Humoristen. Opkomst der Vlaamse Beweging: Jan Frans Willems, Conscience, Ledeganck, Van Duyse. Begin der Vernieuwing: Multatuli, Vosmaer. Kritiek: Busken Huet. Beweging van Tachtig: Jacques Perk, Kloos, Nw. Gids. In Vlaanderen: Gezelle; Van Nu en Straks; Pol de Mont; De Geyter. Eeuw, Twintigste ~ , Verwey en de Beweging; Van Eeden. Socialistische kunst: Gorter, Mw. Roland Hoist, Adama van Scheltema, Heyermans. De moderne roman: De Meester, Robbers, A. M. de Jong. Kritiek: Dirk Coster; E. du Perron. Ontplooiing in velerlei richting: Chr. en R.K. dichters en schrijvers; grote ontwikkeling in Vlaanderen; opkomst van het Afrikaans. Dialectliteratuur. Eeuwgetij der Heilige Stede te Amsterdam, gedicht van Vondel ter ere van het Mirakel van Amsterdam van 1345, toen een wonderdoende H. Ouwel werd ontdekt, die sedert in de Kapel der Heilige Stede bewaard werd tot de dagen der Hervorming; 1645. Zie ook Marius. Eeuwgetij, Nederlands ~ , bundel klinkdichten van Izaak van Nuyssenburg, 1772. Effen, Mr. Justus van ~ , 1684—1735, tijdgenoot en vriend van Swift. Hij bleef bekend door zijn Hollandsche Spectator, een weekblad. In 't begin schreef hij in het F. Hij was geb. te Utrecht als zoon van een officier, werd huisonderwijzer bij voorname familien, en gezantschapssecretaris. Maar hij keerde zich af van het F. en schreef 1731—'35 voor zijn Spectator zijn 400 vertogen, aanschouwelijke schetsen over het Effen 1 Hollandse leven, geschreven door iemand die het buitenland gezien had. Hij was in Engeland en Zweden geweest; van 1724—'27 woonde hij met zijn leerling Huysman te Leiden en promoveerde er zelf ook. Daarop ging hij met een andere vroegere leerling, graaf van Welderen, als gezantschapssecretaris naar Londen. Door diens bemiddeling is hij in 1732 commies geworden van 's Lands oorlogsmagazijnen te 's-Hertogenbosch, zodat hij sedert tijd had voor zijn letterkundig werk. Zijn bekendste schets is Kobus en Agnietje, een burgervrijage. Het Frans was Van Effens tweede moedertaal. In 1711 was hij lid van een letterkundige kring, waar alles in het F. behandeld werd. Deze Haagse kring gaf van 1713— '36 een tweemaandelijks tijdschrift uit Journal de la Haye. Hierin werd ook in sterke mate de aandacht gevestigd op het werk van de Engelse wijsgeren, dichters en schrijvers. Van Effen waardeerde in het bijzonder het weekblad The Tatler (De Praatvaar) van Richard Steele, 1709, met Joseph Addison als voornaamste medewerker, dat over allerlei vraagstukken handelde. Van Effen gaf van Mei 1711—Dec. 1712 het weekblad Le Misantrope (Mensenhater) uit; werkte daarna 1713—'21 aan Le Journal Litter air e\ stichtte 1718 het weekblad La Bagatelle en in 1724 Le Nouveau Spectateur Frangais. Van Effen had in E. kennis gemaakt met Newton, Swift en Pope; was er lid geworden van de Royal Society. Hij vertaalde 1710 werk van Shaftesbury, een pleidooi voor verdraagzaamheid van Swift, 1721; de vrije gedachten over godsdienst van Mandeville, 1722. In 1731 begon hij met zijn weekblad De Hollandsche Spectator, hij had nu vrijmoedigheid genoeg, om voor zijn eigen volk als mentor en moralist op te treden. Maar hij vermeldde zijn naam niet, ook nog niet, toen zijn blad tweemaal in de week verscheen. Nu keerde hij zich tegen het gebruik van F. woorden in 't Nederlands en tegen de navolging van F. zeden en gebruiken in het algemeen. Hij was de eerste, die Robinson Crusoe van Defoe vertaalde. Zijn blad maakte opgang, toen hij in het 6e Vertoog de mildheid en in het 8e de kloekmoedigheid der Hollanders geprezen had. Maar meer was er te laken: het provincialisme, de onverdraagzaamheid, de schijnvroomheid, de bekrompenheid, de gulzigheid, de malle moeders, de petitsmaitres (fatten). Medewerkers waren P. A. Verwer, Snakenburg, Mr. J. Elias, Jan van Rijsen, W. Suderman en Lucas Pater, die echter samen 8 Eichstorff nog niet het tiende leverden van de vertogen. N. G. v. Kampen schreef een studie over Justus van Effen en de prozastijl. De Brieven en Uitboezemingen van de Oude Heer Smits zijn geheel in de geest en in de stijl van Van Effen. Van Effen geschetst in Leven en Werken door Dr. W. Bisschop, 1859. Zijn vertrouwdste gegevens zijn uit de levensbeschrijving door P. A. Verwer in de 2e druk v. d. Spectator. Proefschrift over Van Effen van Dr. W. Zuydam, 1922. Van Effen als criticus in de Spectator volgde Horatius en Boileau; zie Kritiek; ook prijst hij Telemachus van Feitama; hij veroordeelde de dichtgenootschappen in hun eigendunkelijkheid. Van Vloten gaf een bloemlezing uit Van Effen in het Pantheon; Koopmans bezorgde een bloemlezing met Inleiding in de Bibl. v. Ned. Lett. In 1889 had Stellwagen ook al een Bloemlezing uitgegeven met Inleiding. Egelantier, zie Eglantier. Eggink, Clara ~ , geb. 1906 te Utrecht, nu Mw. Bloem, verwierf in 1940 de Van der Hoogt prijs met haar dichtbundel Het Schiereiland. Schreef ook kritieken in Den Gulden Winckel en 't Critisch Bulletin. Egidius, reizende zanger uit de l4e eeuw, alleen bekend door twee klaagliederen van zijn gezel bij zijn dood: Egidius, waer bestu bleven? Eglantier (wilde roos), De ~ , zie In Liefde Bloeiende. Eglentiers Poetens Borstweringh, leer der dichtkunst van Rodenburg, 1619. Zie daar, en ook Poetiek. Bevat ook 80 Liefds-zinnebeelden, 3 tafelspelen, 11 bruiloftsdichten en 200 klinkdichten. Egmond, Klooster van ~, gesticht door graaf Dirk I; stenen gebouw onder Dirk II, 977; bekend om zijn boekerij,, aanvankelijk alleen, later vooral L. boeken. De boekenlijst van broeder Baldewinus werd uitgegeven door Van Wijn in zijn Huiszittend Leven en opnieuw door Dr. H. G. Kleijn, 1887. Egmond en Hoorne, De Dood van de Graaven ~ , treurspel van Asselyn, 1685; de kerkeraad van Amsterdam kwam er tegen op, omdat Alva in dit stuk de Hervorming scherp veroordeelt. Eiber van Egmond, De ~ , berijmde overlevering van Jacob van Lennep, ingevoegd in de „legende" van Jacoba en Bertha; de ooievaar, die tot dank een gouden ring meebrengt. Eichstorff, P. F. L. von ~ , 1799—1848, uit Oldenburg, 1816 kadet der artillerie in Eigenbaat 139 elegie Ned. dienst, sedert 1827 ontvanger. Vertaalde de Frithjofs Saga van Tegner, 1851. Bracht Ned. gedichten in 't D. over. Eigenbaat, De ~ , deftig gedicht in alexandrijnen van Bemardus Bosch, in 1785 geparodieerd door Kinker in een paar honderd trippelverzen. Eigenbaat, Tieranny van ~ , zie T. Eigen Haard, geillustreerd weekblad, opgericht 1875. In 't begin was Jeronimo de Vries de voornaamste medewerker; redacteur in 1886. Eigenhuis, Jan ~ , 1866—1944, uit Aalsmeer, hoofd van een school te 's-Gravenhage 1902—'22. Beschreef in zijn verhalen het leven in Waterkerk (Aalsmeer) en de Vlaspolder, d.i. de Haarlemmermeer. De De roman Groei is uit de onderwijzerswereld. Eigen Volk, tijdschrift voor volkskunde onder redactie van J. Rasch, 1929- Zie Volkskunde. Eiland van Verwarring, Het ~ , blijspel van Elvervelt\ zie daar. Bewerking van de Menaechmi van Plautus. Eilkema de Roo, J. —', zie J oh. Tersteeg. Ekama, Dr. C. ~ , 1824—'91, stadsgeneesheer te Haarlem, bibliothecaris van Teyler's Stichting, Keizer van de Wijngaertrancken tot de opheffing 1874, bekend om zijn kostbare verzameling boeken en platen; schreef veel over geschiedenis, vooral van Haarlem. Elbers, Elisabeth —, Afrikaanse dichteres. Elberts, W. A. ~ , 1820—1903, kostschoolhouder te Leiden 1850, schoolhoofd te Zwolle 1857, leraar a. d. Rijks H.B.S. aldaar, 1867. Schreef behalve veel werken voor de school en over geschiedenis Chronologische Handleiding van de Ned. Letterkunde, 1843. Bewerkte 1878 voor Noord-Nederland de eerste druk van het Biografisch Wdh. der Letterkunde; 2e druk door Frederiks en Van der Branden. Elburg, Jan G. ~ , geb. 1919, dichter van Klein T(er)reurspel, 1946 en van Door de Nacht, 1948. Elckerlyc, Spiegel der Salicheit van ~, moraliteit uit de 2e helft der 15e eeuw. Elckerlyc is het mensdom; dit stuk herinnert aan het uur van de dood. De Dood daagt Elckerlyc voor Gods rechterstoel; Elckerlyc die zonder zorgen geleefd heeft! Gezelschap, Vrienden, Magen, Het Goed en Kracht weigeren hem te vergezellen, maar Deugd en Kennis gaan mee en helpen hem in de hemel. Het stuk is van Pieter Dorland van Diest, die de priesters in hoge ere houdt, vrij zeker zelf een priester. Volgens Th. de Jager in het ts. Roeping van 1943 moet daarom Anthonis de Roovere de dichter geweest zijn. Hij begint het stuk met God zelf, in verheyenheid ten troon gezeten, die de verschrikkelijke Dood afvaardigt, om de zorgeloze Elckerlyc in zijn schitterend gewaad te halen. Het stuk werd ± 1485 op een Landjuweel te Antwerpen bekroond. Het is niet geheel zeker, dat het stuk geen vertaling is van het E. zinnespel van Every Man; waarschijnlijk is het Ned. spel in het E. overgebracht evenals Marieken van Nimwegen. Uitgeg. d. Logeman te Gent 1892 en 1902; Dr. K. H. de Raaf, 1897; ook door H. Endepols. Prof. Dr. J. v. Mierlo schreef: De prioriteit van Elckerlijc tegenover Everyman gehandhaafd, 1948. Dan Nieuwe bijdragen met een geemendeerde uitgave, 1949. Het Ned. stuk werd door de humanist Christianus Ischyrius omgewerkt tot een L. drama Homulus, 1536. De uitgever was een Keulse drukker Jasper van Gennep. Deze gaf in 1540 een D. drama Homulus uit, dat in 1556 weer in 't Ned. vertaald werd. Uitgegeven door J. W. v. Bart, 1904. Bovendien behandelde de Ned. humanist Macropedius dezelfde stof in zijn drama Hecastus, 1538, in Hervormde zin. Elckerlyc werd vertoond door Willem Royaards in 1909; Dr. P. H. v. Moerkerken schreef daar een inleiding bij. In Salzburg werd de D. bewerking Jedermann als openluchtspel opgevoerd. In 1951 op voering van Elckerlyc op de Markt van Delft. Elckerlyc-studien van L. Willems. 1934; over Elckerlyc van J. W. Muller, 1935. De stof werd bewerkt door Isaac Vos; zie daar. Elck wat wils, zinspreuk van Roemer Visscher; ook wel elck syn tydt. Elden, Gerard van —•, is de schuilnaam van een in 1923 geboren Vlaams dichter. Gaf met Frank Meyland en Luc van Geertsom Podium uit. Werkte mede aan De Faun en aan Nieuw Gewas. Elebaers, Karel ~ , geboren te Antwerpen in 1880, schreef gedichten, verhalen en essays, o.a. een studie over Walschap. Elegast, roofridder uit nood; zie Karel ende Elegast. Elegast = Elvegast, de Elfenkoning; D. Alberich, verfranst tot Aubry, Auberon, Oberon. In de Mnl. roman heeft Elegast nog heel wat van de elfennatuur: hij kan sloten laten openspringen, met toverwoorden iemand doen inslapen en de taal der dieren verstaan. Zie Oberon. E-legende, van J. van Lennep; zie A-saga. elegie = klaaglied; weemoedig gedicht ter uitdrukking van verloren geluk of verdriet. 't Menschelijk Leven van Willem van Haren; Ode aan den Rijn van Borger; Ada Elektra 1 van Holland door Staring; De Ledige Stoel van De Bull; Lijkzang op mijn Dochtertje en Vertroostinge aan Geeraart Vossius van Vondel; Brugge van Ledeganck. Elektra, dochter van Agamemnon en Klytemnestra, vrouw van Pylades, spoorde haar broeder-Orestes aan, de dood van Agamemnon op Klytemnestra te wreken. Treurspel van Sophokles, vertaald door Vondel, 1639, opgedragen aan Tesselschade. Elger, Mr. Willem den ~ , 1677—1703, uit Den Haag, schrijver van uit het F. vertaald toneelwerk, o.a. Wagt me voor dat Laantje, klucht, 1698. Zijn Rotterdamsche Arcadia verscheen 1699 en opnieuw 1726. Verder Zinnebeelden der Liefde, 1732. Elias = Elius, de Zwaanridder. Elias Michielsz., Mr. Jacob ~ , 1698—1750, uit Amsterdam, gedeputeerde ter Generaliteitsrekenkamer voor Utrecht, dichter van kluchten, medewerker aan Van Effens Spectator; lie Snakenburg. Elias, Michel ~ , 1650—1702, toneelschrijver te Amsterdam, schreef 1693 en '94 Waersckouivingen aan de E.E. Heren Regenten van de godshuizen over de directie van de Schouwburg. Daarin o.a. dat er te weinig kleren zijn, zodat verschillende natien met hetzelfde gewaad op het toneel verschijnen. Zelf dichtte hij de klucht De ontvoogde vrouw, 1688; De bekerde dronkaart, 1691. Eline Vere, roman van Louis Couperus, 1889, waarmee hij plotseling naam maakte. Naturalistische psychologische noodlotsroman uit aristocratische Haagse kringen; uitbeelding van het leven zonder geestkracht in een decadente weelderige omgeving. Elisabeth Musch is de hoofdpersoon in een roman van J. v. Lennep. De geschiedenis leert haar kennen als zedelijk minderwaardig; Van Lennep stelt haar voor als een zachte, liefhebbende, reine vrouw. Daardoor was hij genoodzaakt een „misdadig verwrongen" voorstelling te geven van Jan de Witt. (Zij was de dochter van de griffier Musch; in 1664 getrouwd met de F. ritmeester Buat, die in het Staatse leger diende en 1666 ter dood gebracht werd wegens landverraad.) Elise, ps. van Mw. E. van Calcar-Schiotling. Elius, de zwaanridder, die volgens de overlevering de Rijn afvoer en de vorstin Beatrix of Heile van Kleef en Teisterbant verloste van haar vijanden en met haar trouwde, in 713 of daaromtrent volgens Bilderdijk, die de stof bewerkte in een romance. Hij deelt mee, dat hij een afstammeling is van gemelde Elius van Grail, een beroemd Overste in het Griekse keizerrijk. Een van diens nakomelingen was Robert I, heer van Heusden, „uit wien ik dale", schrijft Bil- K) Elseviei derdijk. Deze was dus niet alleen heer van Kleef en Teisterband, maar ook van Heusden. Zijn ega, de eerste mevrouw Bilderdijk, was met de romance zeer ingenomen. Bilderdijk schreef aan Uylenbroek, dat haai voorouders Bergse edelen waren en dus vazallen van zijn eigen voorouders, en dat zij haar kind, als het een zoon werd, Elius zou noemen. Zie Helias. Volgens Bilderdijk stamden alle vorsten van Europa af van Beatrix of ze waren er mee verwant. In 1812 deelde hij mee aan H. W. Tydeman, dat de papieren van een overgrootmoeder weg waren, evenals de grafstenen in de Oude en de Nieuwe Kerk te Amsterdam en in de St. Sofiakerk te Konstantinopel. Elius, de zoon van Bilderdijk uit zijn eerste huwelijk, geb. 1789, geprest als fuseliei in het leger van Napoleon, stierf in Beieren in het begin van 1813. Eliza's Vlucht, berijmde vertelling van Ter Haar, uit het leven der negerslaven in Noord-Amerika, maakte grote opgang, ook als voordrachtsstuk; 1853. Geschreven onder invloed van De Negerhut ran Oom Tom van Mw. Beecher-Stowe. Ellen, „een lied van de Smart", van Van Eeden, 1891. Verwey" schreef een brochure met een ongunstige beoordeling van dit gedicht en mede van Van Eedens Johannes Viator. Ellen Forest, zie Pierson-Franssen. Elliot Boswell, G. H. J. ~ , 1830—74, ambtenaar in Den Haag, dichter, vriend van Vosmaer. Elring, Gustaaf van —, ps. van Heyting. Elro, H. van ~ , ps. v. Roel Houwink. Elsensohn, J. W. ~ , geb. te Amsterdam 1884, toneelspeler, schrijver van veel toneelwerk. Elsevier, Kornelis ~ , 1717—.'61, uit Rotterdam, apotheker te Gouda en dichter o.a. van Lierzangen en een Arkadia, 1739- Deze Vermakelijke Uitspanning is een zwakke navolging van Sannazaro. Elsevier, Lodewijk ~ , 1540—1617, uit Leuven, werd drukker bij Plantijn 1560; vluchtte 1567 naar Luik, Wezel en Douai; vestigde zich in 1580 te Leiden. Zijn kleinzoon Isaac, 1596—1651, werd 1620 de drukker der Hogeschool en van dit ogenblik af begon de opgang der beroemde drukkerij. Hij was de eerste Elsevier, die zelf een drukkerij had; vader en grootvader waren boekverkopers. Maar die drukkerij deed hij over aan een oom en een broer, 1626. Hij ging in 's Lands dienst en werd 1632 kapitein. In 1648 was hij deelgenoot in een brouwerij te Delft. De door hem in 1617 gestichte drukkerij had huizen te 's-Gravenhage, Amsterdam, Utrecht, Kopenhage; hier werden de klassieke werken geElsevier 141 emblemata drukt, door heel de wereld geprezen. De Elseviers deden zaken in Engeland, Frankrijk en Italie. Zij drukten Metre Liberum van Hugo de Groot, doch ook Mare Clausum van Selden. Zij drukten de werken van Spaansgezinde schrijvers als Bentivoglio en Strada, doch zonder vermelding van de uitgever; deze kwam ook niet voor op de Imitatio van Thomas a Kempis, noch op de Confess tones van Augustinus. In 1681 overleed Daniel Elsevier, waarmee de zaak eindigde. De tegenwoordige uitgeversmaatschappij Elsevier te Amsterdam heeft in de 19e eeuw de naam overgenomen. Deze geeft uit o.a. de Encyclopedic van Winkler Prins en vroeger Elseviers Maandschrift. Elsevier, Mr. Pieter ~ , 1643—'96, uit Rotterdam, boekverkoper te Utrecht, 1678— '84 schepen. Schrijver van 4 kluchtspelen: De Springende doctor, 1666, vertaling van Moliere en in het zelfde jaar De broekdragende Vrouw, een nieuwe bewerking van Moorkensvel. Van 1662 Scheele Griet of Gestrafte Wellust. Elsevier's Geillustreerd Maandschrift, gesticht door Schimmel en Jan ten Brink, 1890; van 1905—'37 het ts. van Robbers; tot 1940 onder red. van Top Naeff, A. M. Hammacher en Dr. J. G. v. Gelder; dan onder leiding van Prof. Dr. J. Tielrooy; gestaakt in 1*940. Nu Elsevier's Weekblad. Elsland, Jan van ~, 1671—1736, dichter en toneelschrijver te Haarlem. Schreef o.a. Gezangen, of het vrolijk gezelschap der negen Zanggodinnen, met muziek en platen, 1717; een der talrijke liedeboekjes. Dronke Brechtje, klucht, ± 1710. Dronke Jaap de Boer op het Concert, dramatische parodie in burleske stijl. Elsryk, buiten van Mr. v. d. Noot, aan de Amstel, Juist daar de mijlpaal staat, uit blaauw arduin gehouwen, Die 't Land- en Halsrecht scheid, de beeken en landsdouwen Van 't prachtig Amsteldam en 't nedrig Amstelveen. Bezongen in 5 Gezangen door Wellekens. Elsschot, Willem ~, geb. te Antwerpen 1882, ps. van Alfons de Kidder, romanschrijver en dichter. Het Huwelijk. Zijn roman Villa des Roses, 1913, is het verhaal van het leven van de kostgangers in een pension te Parijs, een sarcastische, realistische roman. Zijn latere werken getuigen zijn onbetwistbaar meesterschap. In 1923 verscheen de roman Lijmen, die de schrijver eerst recht bekend maakte om de bekrompenheid van de wereld, door hem beschreven. Van 1933 is de volgende grote roman Kaas. Op zijn 60ste jaardag verwierf hij een Vlaamse prijs voor zijn letterkundig werk. Hij kreeg in 1948 de driejaarlijkse prijs voor verhalend proza voor Het Dwaallicht, te Brussel; Staatsprijs. Elst, Willem van der ~ , pastoor te Boekhoute, gaf 1621 zijn Gheestelijcke Dichten uit. Elter-Woesthoven, Maria Petronella ~, 1760—1830, zuster van Bilderdijks eerste vrouw, trouwde 1785 met Samuel Elter, notaris te Amsterdam. Werkte mee aan de Kleine Dichterlijke Handschriften. Elvervelt, Henrik van ~ , ± 1700—'81, heelmeester te Amsterdam, schrijver van heel veel toneelwerk. Het eiland van Verwarring, 1765, een bewerking van de stof der Menaechmi van Plautus. Veel vertalingen van F. kluchten en blijspelen. „Ka- Elzevier, zie Elsevier. [merspelen". Emancipatie der Katholieken, zie J.A. Alberdingk Thijm, Schaepman; Asselbergs schreef een bloemlezing Dichters der Emancipatie, 1939. Emancipatie der vrouw, zie Mina Kruseman, Betsy Perk, Elise van Calcar, Mw. Goekoop, Mw. Romein en Vrouwen. Emants, Marcellus ~ , 1848—1923, stichtte 1872 het ts. Spar en Hulst\ leidde 1875— '80 De Banier met Smit Kleine en Van Santen Kolff, om kritische leiding te geven. Hij werd bekend door twee gedichten: Lilith, in 3 zangen 1879; zie daar; Godenschemering, 1883, in 1906 uitgegeven als Loki. Door dit werk werd Emants de voorloper van de Beweging van Tachtig. Ook al zijn eerste roman Jong Holland, 1881, deed hem kennen als een man van de nieuwe tijd. In zijn romans is hij de beschrijver van het Haagse leven in gedegenereerde kringen met onbevredigde, overgevoelige vrouwen en willoze, slappe mannen; Inwijding, Haagsch Leven, 1901, in een jaar 2 drukken; het beste werk misschien was Juffrouw Lhia, 1888, of wel Een nagelaten bekentenis, 1894. Verder reisverhalen: Monaco, 1878; Langs den Nijl, 1884; Uit Spanje, 1886; Drama's: Adolf van Gelre, in verzen, 1886; bekendste stuk: Domheidsmacht, 1904; Juliaan de Afvallige, 1874, in verzen. Proefschrift over De Levensbeschouwing van Emants door F. Boerwinkel, 1943. emblemata (zinnebeelden), plaatjes met bijschriften, mode-litteratuur in de I6e en 17e eeuw. 't Eerste voorbeeld is een incunabel van 1480 Dyalogus creaturarum (Tweegesprek der Schepselen), in 1488 vertaald als: Een genoechlick boeck gheheten dyalogus der creaturen. emblemata 1 De voornaamste zijn: Der Sotten Schip, Brussel, 1548. De waerachtighe Fabulen der dieren, Ed. de Dene, 1567; Marcus Gheeraerts tekende er 107 prenten bij. Recht Ghebruyck ende Misbruyck van tydlycke Have, 1585, van Coornhert, gedrukt bij Plantijn te Leiden, 2e druk 1610 bij Pers. Emblemata Amatoria, door Theocritus a Ganda, d.i. Daniel Heinsius, 1608. Het Ambacht van Cupido, ook van Heinsius, 1615. Verderf-traps Beeld-Schrift ofte Heilighe Letteren, van H. L. Spieghel. Emblemata Horatiana, met 103 platen met versjes van Bredero, 1607; de platen van Vaenius. Herhaaldelijk uitgegeven ook met andere gedichtjes, o.a. in 1608 als Amorum emblemata, met gedichtjes van Hugo de Groot, Daniel Heinsius e.a. in L., It. en Frans. In de emblemata van Vaenius van 1618 zijn 70 platen met bijschriften van Anna Roemers; in die van 1683 zijn de versjes van Anthoni Jansen. Emblemata Amatoria, 1611, van Hooft. Cupido's Lusthof, door G. H. y. Breughel. Den Gulden Winckel, door Vondel, 1613. Sinnepoppen, door Roemer Visscher, 1614. Bellerophon, door D. Pz. Pers, 1614. Vorsteliicke Warande der Dieren, 1617, met de meeste prenten van Eduard de Dene, en Fabulen der Dieren, met veel van dezelfde prenten, naar het Frans van E. Perret, 1617; door Vondel. Jacob Cats, Sinne- en Minnebeelden, 1618; Maeghdenplicht, 1618; Silenus Alcibiadis of Proteus, 1619. De Maechdenplicht opgedragen aan Anna Roemers. Rodenburg, in zijn Borstweringh. Johan de Brune, Emblemata of Zinne-werck, 1624. Zacharias Heijns, Emblemata, 1625. Zevecote, Emblemata, 1626. Anna Roemers Visscher vertaalde de Emblemata van Georgette de Montenay, schreef de bijschriften bij de Sinnepoppen van haar vader en bij de platen van Otto Vaenius. Bredero schreef 1618 versjes bij de 2e druk van Thronus Cupidinis\ zie daar. Vondel, Helden Godes, 1620. J. Moorman, De Cleyn Werelt, 1608. Adriaan van de Venne, Sinne-Mal, 1623; Hollandtsche Turf 1634, Belacchende Werelt, 1635; Woudt van Sinne-Fabulen der Dieren, 1632. Zacharias Heyns, Wegwyser ter Salicheyt, 1629, een Christenreize naar de eeuwigheid in proza, met versjes. J. Cats, Spiegel van den Ouden ende Nieuwen Tijdt, spreekwoorden en zinspreuken, 1632; 122 zinnebeelden; bijzonder bekend geworden. Zo ook zijn Dootkiste voor de Levendige of Sinnebeelden uit Godes Woordt. J. Krul, Minne-Beelden, 1634; Minne- 12 Emblemata moralia I Spiegel, 1639. Adrianus Hofferus, Nederduytsche Poemata, 1635. Jan van der Veen, Zinne-beelden oft Adams Appel, 1642. Guil. v. d. Borcht, Sedighe Sinne-beelden, 1642, te Brussel. Adrianus Poirters, Ydelheyt des Werelts, 1645; te Antwerpen. Ook in Het Masker vande Wereldt afgetrocken komen 20 emblemata voor. Verder zijn Heyligh Herte, 1659, en zijn Heyligh Hof v and en keyset Tbeodosius, pas 1698 uitgegeven. Pieter Baardt, Deugden-Spoor, 1634. C. Udemans, Het geestelijck gebouw, 1659. Jan Luyken, Voncken der Liefde Jesu, 1687, en volgende bundels etsen met bijschriften. Anthony Jansen van Tergoes, Zinnebeelden uit Horatius. 1683. A. Spinniker, Leerzaame Zinnebeelden berijmd, 111 A. Fedrus, Ezopische fabelen. Vert. d. D. v. Hoogstraten, Amst. 1704. M. fraaie portr. v. V. Hoogstraten en 105 gravures. Moons, Iacobus, Sedelyck vermaeck tonneel Antw. 1675. Met 27 embl. v. G. Bouttats. Vaenius O., Emblemata horatiana. Amst. 1684. Verryke, E., Zederyke zinnebeelden. Amst. 1713. Bloemboj der doorluchtige Voorbeelden, door Maria Heyns, 1649. El. Jocelyn-Brook, Uyterste wille van een moeder, 1698. Verzameling van Zinspreuken, door order I van zijn Czaarsche Majesteit Peter Alexio, 1741. Abr. a Sancta Clara, De Kapelle der Dooden, YTbl. Houbraken, Stichtelyke Zinnebeelden, 1723. Lassenius, De Hemelsche Morgendauw, 1737. Proefschrift van Dr. A. G. C. de Vries, 1899, maakt melding van 245 verschillende uitgaven. Zie verder Zinnebeelden en W. den Elgerr. Van A. E. Drijfhout 24 Emblemata, 1932. J. Hoefnagel gaf uit Patientia, 24 politieke emblemata, 1935. Emblemata amatoria, „afbeeldingen van Minne', I. van Theocritus a Ganda, 1608; II. het eerste gedrukte werk van Hooft, 1611, 30 tweeregelige versjes bij platen; deze bovendien vertaald in het L. door C. G. Plemp en in het F. door De Nere>. In de bundel bovendien een dichterlijke inleiding Tot de jeucbt; verder 45 zangen en sonnetten, het tafelspel De Mommerij en 6 velddeuntjes. Emblemata moralia, van Cats 1627, versjes bij de prentjes, die ook al in de Maegb- I den-plicht van 1618 voorkomen. Emden 1 Emden, wijkplaats der Hervormden bij de komst van Alva. De Biencorf van Marnix werd er 1569 gedrukt. Emerix, Jan ~ , uit Bilsen; zie misteriespelen. Emmius, Ubbo ~ , d.i. Ubbo, zoon van Emmo, 1547—1625, in 1614 eerste rectormagnificus v. d. Groninger hogeschool, streng rechtzinnig; benoemde 1615 Gomarus tot hoogleraar. Schreef zijn geschiedwerken (Oost-Friesland; Willem Lodewijk) nog in 't L. Geb. te Greetsiel in O. Friesland; kwam 1594 in Groningen. Emmius was een van de herzieners van de Statenbijbel. Enchiridion, (Gr.) = handboekje, in het bijzonder een ethisch geschrift van Epictetus, vertaald door H. M. R. Leopold; ook door D. F. Scheurleer, Zedekundig Handboekje, 4e druk, 1939. Erasmus schreef Enchiridion militis christian!, handboek voor moraal, vertaald als Christen Krijgsman. Enckhuyser Botschuytjen, liedboek der 17e eeuw; zo ook d'Encchuyser Ybocken van F. G. Drieduim. Encomium (Gr.) = lofdicht. Encomium moriae = Lof der Zotheid, van Erasmus. Encyclopedic, een woord dat samengesteld is uit Gr. woorden = volledige kring der kennis, overzicht van de gehele wetenschap. In de M.E. verschenen L. werken onder de titel Speculum — Spiegel, of Summa —. de som. De eerste Ned. werd in de nieuwere vorm gedrukt te Haarlem: Dat Boeck van den Proprieteyten der Dinghen, uit het L. vertaald. Dan o.a. Bayle, 1702; Chomel, 1778; Fokke, 1794; Witsen Geysbeek, 1836. De grote Winkler Prins verscheen 1869, Sij:- hoff 1890; Vivat in 1899, verschijnt nu als Oosthoek; Het Zoeklicht, van de nieuwe druk verscheen in 1948 het 5e deel; De Kath. Enc, 1933—'38, K. ter Laan, Enc. Wdb., 1937, 4e druk 1949. Encyclopedisten, de mannen die in de 18e eeuw de grote F. Encyclopedic in vele delen samenstelden, met de denkbeelden der „Verlichting" over koningschap, adel, kerk en gezag, op rationalistische grondslag. Hoofdman Voltaire; verder Diderot, d'Alembert en vele anderen. Van geweldige invloed in geheel Europa, de voorbereiders van de Grote Franse Omwenteling. Endeldijk, hofdicht van W. v. d. Pot; zie daar. Enden, Dr. Franciscus van den ~, 1602— '74, uit Antwerpen, medicus en letterkundige, 1645 te Amsterdam als boekhande- Iaar, 1652 rector van een Latijnse school, liet zijn leerlingen klassieke stukken op- Engelberts voeren, vooral van Terentius, in 't Ned. vertaald. In 1657 kwam de kerkeraad op tegen de opvoering van Andria door „de paapse schoolmeester". Vondel behoorde tot zijn kring; Spinoza tot zijn leerlingen. In 1671 vestigde hij zich te Parijs, waar hij weer een L. school hield. In 1674 werd hij opgehangen als samenzweerder tegen Lodewijk XIV. Enden-hout, buiten bij Haarlem; hofdicht, 1709, van Wellekens. De naam = einde van de Hout, tegenover de Spanjaardslaan. In 1719 werd dit landhuis beschreven door Mr. Mattheus Brouerius van Nidek in Het Zegepralend Kennemerland. Endepols, Dr. H. J. E. ~, geb. te Maastricht 1877, schreef over Het Decoratief en de Opvoering van het Alnl. Drama in 1903 zijn proefschrift. Verder over Sunte Patricius' Vegevuer, 1919. Gaf Den Spieghel der Salicheyt van Elckerlijc opnieuw uit, 1925. Met Dr. Van Ginneken: De Regenboogkleuren van Ned. taal en met Dr. Verdeyen: Tondalus' Visioen. Rector te Maastricht, 1929. Endt, Dr. Pieter ~ , 1883-—1936, staathuishoudkundige; een tijdlang directeur v. d. Wereldbibliotheek; romanschrijver onder ps. Eduard Coenraads. Fakkeldragers, roman over de Radenrepubliek Beieren. Eiland van geluk, kunstenaarsroman, aan en van de Italiaanse meren. Eneas en Turnus, treurspel van Rotgans; de stof is uit de Aenetde. Aeneas landt in Italie; hij vecht met Turnus, de verloofde van Lavinia, de dochter van koning Latinus. Deze is verliefd op Aeneas en Aeneas verslaat zijn tegenstander en houdt een schitterende bruiloft. Het drama opgedragen aan Josef Huy decoper, heer van Maarseveen, raadt der Stadt Amsterdam, neef van Rotgans. De Ridderlijke Strijd tusschen Eneas en Turnus om Lavinia, boertig berijmd verhaal van J. v. Walre, 1826. In deze trant, aan het slot: Zoo sprekend duwt hij 't flikkrend [lemmer Diep in zijn pens, met eenen stoot; Baas Turnus bloedt een ganschen [emmer, Maar is toen ook ineenen dood! — Eneide, zie Aeneas. Engelberg, G. ~ , pseud, van Eliza Jozef Vercammen. Engelberts, E. M. ~, 1731—1807, uit Noordlaren, sedert 1763 predikant te Hoorn, schreef 1763 Verdediging van de eer der Hollandsche Natie, n.l. tegen aanvallen van E. geschiedschrijvers. Hij volgde 13 Engelberts 1 44 Engelse Invloed Thomson's Seasons na in zijn Bespiegelingen over de vier Getijden des J oars, 1769, en maakte er werk van vol vervelend gepreek, 500 biz. dik. Engelberts, F. J. G. W. C. ~ , 1880—1929, uit Vorden, schrijfster van historische verhalen, o.a. Silhouetten, 1906; De Sterkste, over Clant en Van der Borch op de Burcht Nittersum bij Stedum; Een Vergeten Proces, (dat van Willem, een zoon van Onno Zwier van Haren), 1925; Anna Maria de Sandra, 1927. Zij schreef onder ps. L. E. Ook haar tweelingzuster /. /. D. A. J. Engelberts, ps. Ignatia Lubeley is schrijfster, o.a. van Novellen. Engelberts Gerrits, Gerrit ~ , 1795—1881, hoofd van een onderwijsinrichting te Amsterdam, later te 's-Graveland. Heeft zeer veel geschreven op school- en geschiedkundig gebied. Daarbij een Biographisch Handwoordenboek in 2 delen, 1848—'50. Engelbrecht, Simon ~ , 1606—71, uit Aken. Vandaar in Vondels schimpdicht: Wie vroet des Amstels schouwburg om? Een Akervarken, bot en dom. Hi; had zich namelijk als regent van de Schouwburg verzet tegen de vertoning van Gijsbrecht, 1637. Engelen, Mr. A. W. ~ , 1804—'90, trok 1830 met de Groninger flankeurs uit, kantonrechter te Tiel, 1848—'53 lid der Tweede Kamer. Vertaalde de Aene'is, 1828; gaf een bundel Poezy uit in 1829, de Kusjens in 1830, Roosjens, een verzameling minnedichten in 1832. In dit jaar ook Dichtstukjens aan Godsdienst en Vaderland gewijd, met hulde aan Van Speyk, een „Vaderlandsche Feestdronk" enz. In 1845 klonken hem uitdrukkingen als „Belgisch roofgedrocht" wat vreemd in de oren, maar wees hij toch in zijn Staatshervormen de Grondwetsherziening af. Later schreef hij nog heel wat „Wandelingen", Geschiedkundige werken en Gedenkschriften; Herinneringen, 1884. Engelen, Dr. Cornells van ~ , 1722—'93, Doopsgezind predikant, beantwoordde de prijsvraag van de Mij. v. Letterkunde over de Oogmerken van een dichter, 1779- Wegens zijn zwakke gezondheid moest hij zijn ambt neerleggen en werd hij schrijver, vooral in de Spectator/ale Geschriften. Hij was redacteur van De Denker 1763—'65 en van De Philosooph 1766—'69- Ook van de Spectatoriale Schouwburg', maakte daarin Lessing bekend; zie daar. Na 1771 schreef hij in De Rhapsodist. Engelman, Jan ~ , geb. 1900, te Utrecht; journalist; R.K. dichter, medeoprichter van De Gemeenschap, 1925. Zijn bundel De Tuin van Eros werd 1934 bekroond. Letterkundige kritiek in Parnassus en Empyreum, 1931. (Empyreum — verblijfplaats der zaligen.) Schreef ook 2 spelen voor een studentenlustrum. Van 1942 Noodweer, gedichten. Van 1946 Vrijheid, een bundel oorlogspoezie. In 1947 belast met de vertaling van de tekst van de Matthaus-Passion. Engelman, Reinier ~, 1795—1845, toneelspeler te Amsterdam. Engelman, Wilhelmina ~ , 1834—1902, toil eelspeelster te Amsterdam; trouwde 1852 met Jan Hendrik Albregt, 1829—79, toneelspeler. Engels, Jan ~ , geb. 1920 te Roermond, dichter. Engelse Invloed, openbaart zich in het begin der 17e eeuw in het Ned. drama, toen hier te lande E. toneelspelers optraden. Rodenburgs Wraedk-gierigers Treurspel is een E. vertaling; de eerste 45 biz. van zijn Egelentiers Poet ens Borstweringh, 1619, zijn een vertaling van Sidney's Apologie for Poetry, die in 1595 verschenen was. Misschien is Aran en Titus van Jan Vos, 1641, ontstaan onder invloed van Titus Andronicus van Shakespeare; Dr. Worp denkt, dat Shakespeare en Vos uit dezelfde bron geput hebben; Burgersdijk verwijst naar Englische Komodien und Tragodien, een uitgave van 1620. Zie verder Shakespeare en Abraham Sybant. De Engelse jigs werden nagevolgd door Jan Starters zangspelen, door Krul en door Isaac Vos met zijn klucht Pekelharing in de kist, 1640. Starter vertaalde ook E. liedjes; ook zijn Menniste Vrijagie is naar een E. voorbeeld. Eerst Justus van Effen vestigde stelselmatig de aandacht op E. schrijvers; hij zelf volgde Addison en Steele na. Huisinga Bakker bewerkte een deel van Milton's Paradise lost. Miltons epos werd vertaald door L. Paludanus en door Van Zanten. Zo ging het met Bunyan, Pope, Thomson, Swift en vooral ook met Defoe's Robinson. Maar de grote betekenis van de invloed der Engelsen ging uit van Young, Ossian en Richardson; zie daar. Verder Sterne. Ook Shakespeare kwam weer in ere. En Sheridan, 't eerst vertaald 1793. In de 19e eeuw de invloed van Walter Scott op de historische roman en op Legenden als die van Van Lennep. Dan de navolging van Lord Byron; zie daar. Onder de mannen van de Romantiek werd ook vooral Thomas Moore beroemd en bemind. Vooral zijn Paradijs en Peri was bij ieder bekend. Zijn bewonderaar S. J. v. d. Bergh bracht zijn Godgewijde Zangen over; Bakhuizen stelde holla Rookh zelfs boven de Orient ales van Victor Hugo; J. P. HaEngelsen en Russen 145 Engelsc Oorlog sebroek gaf 1836 zijn Proeven van Vettaling. Potgieter bewonderde de E. schrijvers. Hij vertaalde werk van Lamb; Rienzi van Bulwer; Midshipman Easy van Marryat (Stuurman Flink); Table Talk van Hazlitt; verder stukken van Leigh Hunt, Coleridge en Longfellow. Te gelijk kwam in onze letteren de „Kopieerlust des dagelijkschen levens," zie daar; navolging van Dickens e.a. Bovendien gaf Bernard Gewin in zijn Reisontmoetingen een langdradige navolging van Dickens' Pickwick. Keats en Shelly waren de bewonderde voorbeelden van de dichters van Tachtig. N. G. v. Kampen schreef een Verhandeling over den invloed der Engelsche letterkunde, 1832. Engelsen en Russen; Inval der ~, bezongen door A. Loosjes Pzn. in Het Vaderland aangevallen en verlost in 6 zangen, 1799. Zie ook Abelkrombeen en Feest. De aanhef van Loosjes luidt: Zou dit Bataafsche hart niet gloeijen, Geen lofzang van deez' lippen vloeijen, Daar Brit en Rus, bedekt met schand', Den bodem ruimt van 't Vaderland! Ook kwamen er nog een toneelstuk De Aftogt, 1799 en een blijspel De Vaderlandsche Boer, 1800. Engelschen te Rome, verhaal over Paus Sixtus V, 1587, geschreven door Mw. Toussaint, 1839. Engelse Oorlog, Eerste ~ , 1652—'54, bezongen door Jan Zoet, met een schimpdicht op Den Afgrijsselikken Staartman Kromwel. Door Jan Vos: Zeekrijgh. Zie verder M. H. Tromp en Van Galen. Engelse Oorlog, Tweede —•, 1665—1667, 1°. Klinck-dicht van Westerbaen met aansporing om de tanden te laten zien, 1665; 2°. De Bedroogen Hoop, gedicht aan de Vredelievende Hollanders; van Jan Zoet; 3°. Aan den Hollandschen Leeuw, van Antonides; 4°. Welvaart aen de zeyl-gaende Vloot, door Abrugge; ook: Verlies van de eerste zee-slagh. 5°. Op het gezegent voorspel, van Vondel. 6°. Aan alle de Kapiteinen, in de slag bij Lowestoff doodgebleven, van Dullaert. Zie verder Wassenaar en Kortenaer. Vondel bezong de Havenschenderij te Bergen in Noorwegen, 1665; Oudaen het optreden van Johan de Witt, die de vloot bij Tessel in zee bracht 1665; W. v. Focquenbroch de verovering van vier Engelse schepen door kapitein Pruyst, 1665; Drieduym de Wreede Daedt van de Engelsman in het Vlie, 1666. De Zeetriomj der Vrije Nederlanden van Vondel is een triomflied op de Vierdaagse Zeeslag, 1666. Zie De Ruyter en Cornells Tromp en Rudolph Coenders. Cornells Evertsen bezongen door Joan Blasius en C. Udemans; Abraham van der Hulst door Vondel; kapitein Simon Blok door Antonides. J. Westerbaen maakte een gedicht Op het Victory-Br and en van de Engelsen; er was namelijk eerst het gerucht verspreid, dat zij de Vierdaagse Zeeslag gewonnen hadden. Daarop ook een gedicht van Huygens, 1666: Twee vochten lijf om lijf, en die 't krackeel begon Geraeckt' in 't onderspit, en roemde dat hij 't won. Van 1666 ook een gedicht van Jan Vos over de Zeetocht van Johan de Witt en van 1667 een gedicht van J. Oudaen over de Tocht naar Chattam ter ere van Cornelis de Witt. Doch vooral Zegevier der Vrije Nederlanden en De zeeleeuw op de Teems van Vondel en De Teems in Brant van Antonides. Verder de Victory-Vreught van A. van Overbeke. De Vrede van Breda, 1667, bezongen door Vondel. Uit later tijd o.a. Tafereel van den Vierdaagschen Zeeslag van Tollens. Engelse Oorlog, Derde ~, 1672—'74. Vondel wenste Behouden reis aan Mr. Johan Bergh, die in 1672 met door hem geworven zeelui deelnam aan de Slag bij Solebay. K. Lescailje vierde Hollands zege ter zee bij Schoneveld, 1673; zo ook J. Wybrants, Antonides, D. Schelte; K. Lescailje bezong ook Nederlands darde zeetriomj, de Slag bij Kijkduin, 1673; van haar ook een lofdicht bij de beeltenis van Cornelis Tromp. Vondel en Oudaen en O. J. Coopman herdachten De Liefde, die bij Kijkduin sneuvelde. Ook Isaac Sweers liet daar het leven; uitgeluid door O. J. Coopman en H. Angelkot. Zie ook De Ruyter en Tromp. De Vrede van Westminster burlesk bezongen door Focquenbroch. Over de Oorspronk ran 's Lands ongevallen, zie Antonides. Engelse Oorlog, Vierde ~ , 1780—'84. Lierzang aan de Britten, 1119, van Brender a Brandis; zie daar. In 1780 Matroozelied, Zang en Tegenzang op de Gewapende Neutraliteit, voorafgaande aan de Oorlog, van Betje Wolff: Batavieren! weest te vreeden! Letterk. Wrdbk. 2e dr. 10 Engelse Oorlog 1 't Is met Engeland ras gedaan, Die u op het hart durft treeden Ziet ge eerlang ter neder slaan; Want de Neuteraliteit Is voor u ten strijd bereid! Toen de oorlog verklaard was, een groot aantal volksliedjes: Buurpraatjes; Werfliedje van Betje Wolff en van haar nog een drietal Matroozeliederen, een opwekking na de verovering van Sint Eustatius door de Engelsen en een Klaaglied Op het sneuvelen van den wakkeren admiraal Krul, die 1781 bij Sint-Eustatius viel. Ook Le Francq van Berkhey luidde hem uit. Betje Wolff dichtte ook een lied Op het afsteken in zee van de 7 schepen van Zoutman, 1781. Toen kwam de Slag bij Doggersbank met een zegezang van Feith en een groot aantal victorieliedjes, o.a. van Lucas Trip, Kleyn, Betje Wolff, W. v. Ollefen, Le Francq van Berkhey en Bellamy. Pieter Vreede dichtte een Lyk-sang voor baron Bentinck, die aan zijn wonden overleed; Betje Wolff kwam met een loflied voor hem; R. Schutte met een grafdicht. Onder de talrijke hekelschriften op het vastzeilen van 's Lands schip Prins Willem, 14 Sept. 1781, ook een gedicht van Betje Wolff: Wy zyn uit Goeree gevaaren, Om voor 't Land ten strijd te gaan, En wy moeten door de baaren 't Schip hier zien aan splinters slaan. In 1782 overvloed van schotschriften op de werkloosheid van de vloot; daarbij weer een gedicht in 't kerkezakje, toen er een bidstond uitgeschreven werd: Bedestonden, stomme honden! Dooden geenen Engelschman. Maar een vloot in zee gezonden, Stomme honden! Dat is 't wat ons redden kan. Engelse Oorlog, Vijfde ~, 1795—1802; zangen van C. H. Spijkerman, 1797; van Karel de Pecker, 1796; van C. v. d. Reijden, 1796; Krijgsliederen van Winter Tromp; een Scheeps-Lied van G. J. Loncq, 1797; Aan Neerlands Matroozen en Soldaten, van Dibbetz, 1797; Bij het uittrekken der Bataafsche Troupen, 1797, door A. v. d. Willigen. Wraaklied van Pieter Vreede 1797; Welkomstgroet aan admiraal De Winter, 1797, door G. Brender a Brandis. Zie verder Engelsen en Russen. Loflied Op het algemeen Vredefeest, 2 Juni 1802, van Bernardus Bosch. Engelse Oorlog tegen Transvaal en Oranje- Vrijstaat, zie Boerenoorlog. Enighe Sprake ende vereneghinge, Die ~ , die Sunte Augustinus hadde met God, Mnl. bewerking mit de tijd van Brugman van 6 epos een L. werk, dat ten onrechte aan Sint- Augustinus toegeschreven werd. De 19 hst., die bewaard bleven, uitgegeven door Dr. Moltzer in de Bibl. v. Mnl. Lett., 1890. enjambement (F. = overstappen) = het doorlopen van een zin in een volgende versregel. Enschede, Haarlem, Ned. drukkerij van grote betekenis, gesticht door Izaak Enschede, 1681—1761. Uitgever ook, sedert 1737, van de Opr. Haarl. Ct., de oudste krant der wereld, in 1656 opgericht. epiek, zie epische poezie. Epiek der Middeleeuwen, Geestelijke ~, verzorgd door J. v. Mierlo, uitgegeven in de Bibl. der Ned. Letter en, 1939. epigoon = navolger, in de letteren: schrijver, die geen tijdperk opent, doch die werkt in de geest van een voorganger. epigram (Gr. = opschrift), puntdicht. Bekend zijn: Brabbelingh van Roemer Visscher; Sneldicht van Huygens; Puntdicht en van Jan Vos, Jeremias de Decker en Geeraerdt Brandt; in de 19e eeuw van Staring; de Leekedichtjes van De Genestet. Verhandeling over het Puntdicht van Witsen Geysbeek, 1834. Zie Anthologie. In 1946 een verzameling van Punt- en Sneldichten onder de titel Hamertjes door J. B. Th. Spaan. epiloog = narede; zie proloog. Epische fragmenten, Middelnederlandsche, —, uitgegeven door Dr. G. Kalff, 1885; de overgebleven brokken van Mnl. verhalende gedichten, nl. van de Nevelingen, Bere Wisselau, Roeland, Willem van Oringen, Lorreinen, Aubri de Borgengoen, Geraert van Viane, Gwidekijn van Sassen, Doon de Mayence, Flovent, Valentijn en Nameloos, Huge van Bordeeus, Ridder metten Zwane, Loyhier. epische poezie = verhalende dichtkunst; zie epos. (Gr. epos = woord.) Verder: mythen, overleveringen, legenden, sprookjes, dichterlijke verhalen, novellen, idyllen, romans; epische volksliederen, balladen, romancen. episoden (Gr. lett. = een tocht begeleidend), tussengevoegde verhalen in een epos. epitasis = de verwikkeling in een drama. epithalamium, o. = bruiloftslied. Epkema, Dr. Petrus ~ , 1799—1871, praeceptor te Haarlem en leermeester van Beets, later te Amsterdam hoofd van een eigen inrichting. Schreef o.a. over Vergilius en Sophokles. epos = heldendicht, het dichterlijk verhaal van belangwekkende gebeurtenissen. Model zijn de beide epen van Homerus, de lliade en de Odyssee. Nagevolgd door Vergilius in het L. met Erasmus 1 de Aenetde. Daarna in alle Europese talen: Tasso, Jeruzalem Verlost; Milton, '/ Verloren Paradijs. Tot het epos behoren ook de ridderromans der M.E. Bilderdijk's Ondergang der Eerste Wareld bracht het maar tot 5 van de bedoelde 20 zangen. In het dierenepos spant Reinaert de Vos de kroon. Tot de „heldenpoezie" van onze 18e eeuw behoren Abraham de Aartsvader van Hoogvliet; Friso van Willem van Haren; De Geuzen van Onno Zwier; David van L. W. v. Merken; Willem III van Rotgans. Voorbeeld van de bijbelse heldendichten was Johannes de Boetgezant van Vondel. Johannes (1662) en Willem III (1698—1700) waren het eerste Ned. bijbelse en wereldlijke heldendicht naar het voorbeeld van Virgilius. Beide voldeden aan alle eisen, die men toen aan het epos stelde. In 1741 kwam de eerste navolging: Friso. Erasmus, Desiderius ~ , 1467—1536, uit Rotterdam, de grote Humanist. Hij was te Deventer op de school van de Broeders des Gemenen Levens onder leiding van Hegius; daarna werd hij tegen zijn zin opgenomen in het klooster Steyn bij Gouda, 1486—'93. In 1492 werd hij priester. Een tijd lang was hij secretaris van de bisschop van Kamerijk, maar eindelijk verkreeg hij zijn wens: hij studeerde te Parijs. Daarna leefde hij een leven van reizen en trekken, in de Nederlanden, in Engeland, langs de Rijn, in Italie, altijd onder de mensen, wereldburger en niet de burger van een land. Korte tijd vertoefde hij te Kortgene bij Anna van Borselen; daarna was hij te Parijs, in Engeland en te Rome. Hij was de vriend van More en Wolsey; in Engeland schreef hij 1509 De Lof der Zotheid. De Bazelse uitgever Frobenius bezorgde 1516 zijn uitgave van het Griekse N. Testament. Daarop volgde een vrij langdurig verblijf te Leuven, dat hij in 1521 voorgoed verliet uit vrees voor de pauselijke nuntius Alexander. Hij vestigde zich te Bazel en gaf daar zijn beroemde Colloquia (Samenspraken) uit. De Hervorming dreef hem naar Freiburg. In 1534 was hij in Bazel terug, waar hij f 1536 na een onrustig leven vol theologische strijd. Hij verhief zijn stem tegen de gebreken der Kerk, maar trok geen partij voor Luther; hij schrikte terug voor de heftigheid der Hervormers. Aan Maria van Hongarije droeg hij zijn Vidua Christiana Christelijke Weduwe) op, ook Viglius en Hopperus waren zijn geesteskinderen. Voor hem was het Latijn de enige schrijftaal; door het Latijn werd hij de leermeester van tijdgenoot en hageslacht en was hij 7 Ere-doctoraten de eerste Nederlander, die nog bij .zijn leven in de hele wereld beroemd werd. Tot zijn werken behoren Laus Stultitiae, de Lof der Zotheid, 1509, en zijn Colloquia, 1522, (Samenspraken). Beide vol van het maatschappelijk en geestelijk leven van zijn tijd en vol van een nieuwe levensbeschouwing: de oorlogen ontstaan door de heerszucht der vorsten; de vorst is er om het volk. In de Laus Stultitiae worden de monniken aan de kaak gesteld en de priesters niet gespaard. Ook de wetenschappen krijgen een beurt, de verouderde juristerij, de wijsbegeerte, alle bekrompen geleerdheid. Erasmus moet ook van de mystiek en het ascetisme niets hebben; hij spot met bedevaarten, aflaat en reliquieen; hij acht vasten en biechten niet nodig; alleen het gezag der Kerk en de gewoonte weerhouden hem van openlijk verzet. Van geweldige betekenis was zijn Griekse uitgave van het Nieuwe Testament; alleen in Frankrijk werden in korte tijd 100000 ex. verkocht. De Adagia (Spreekwoorden) beleefden 62 drukken bij het leven van Erasmus; Laus Stultitiae 43 drukken. Daarnaast kwamen de vertalingen, het eerst Van die Kerstelycke Kidder, 1523. Erasmus' werk heeft de Hervorming voorbereid en bevorderd. Zijn werken 1559 op de eerste klasse van de Index geplaatst, die der ergste ketters. Alexander Hegius, Gosewinus van Halen, de Groninger rector, Gnapheus te 's-Gravenhage en zovele anderen in de Nederlanden waren zijn volgelingen; zij wensten hervorming in de Kerk. Zijn portret geschilderd door Holbein. In 1549 werd voor Erasmus een houten beeld opgericht te Rotterdam, 1557 ver vangen door een van arduin, dit door de Spanjaarden vernield 1572. Nieiiw standbeeld, 1622, van De Keyser. Klinkdicht van Vondel: Die onlangs was van steen, nu glinstert van metaal. En zo den Nijd zich steurt aan deze pracht of praal, Zo giet men licht van goud den Rotterdamschen Heilig. Een ander gedicht ter Gedachtenis van Desideer Erasmus droeg Vondel op aan Scriverius. Over Erasmus studien van J. Huizinga, 1924; van G. Stuiveling, van B. de Ligt, 1936; H. J. J. Wachters, van R.K. standpunt, 1936. Erasmus in de Spiegel zijnet brieven, door Dr. O. Noordenbos en T. v. Leeuwen. Ere-doctoraten aan dichters en schrijvers: Mw. Roland Hoist, Asselbergs, Teirlinck, Erens 148 Esopus KJoos, Verwey, Van Deyssel, Van Eyck, Van Wijk Louw, Totius. Erens, Emile ~ , geb. 1865, schrijver van heiligenlevens. Erens, Frans ~ , 1857—1935, geb. te Schaesberg (bij Heerlen), R.K. schrijver onder de invloed van de Tachtigers; Liter aire Wand el in gen, 1906, „fragmenten en aantekeningen", over Flaubert, Dostojewski enz. Literctire Meeningen, 1929. Mederedacteur v. d. Nw. Gids. Dansen en Rhytmen, 1893. Vertaalde Augustinus, Thomas a Kempis en Ruusbroec. In 1938 verschenen zijn herinneringen onder de titel Vervlogen ]aren, bezorgd door Bern. Verhoeven met inleiding van Van Duinkerken. Ereraad, De ereraad voor de letterkunde, bestaande uit Mr. F. Bordewijk, Prof. Tielrooy, Mr. M. Nijhoff, A. E. J. B. ter Gast, Mevr. A. Romein—Verschoor, Prof. W. Hellinga en A. Defresne, heeft (Nov. 1946) een brief aan de minister van O., K. en W. gezonden, waarin hij ontslag vraagt. Deze houding vindt haar oorzaak in de ontstemming over de beslissingen van de Centrale Ereraad, waardoor vrijwel alle • uitspraken van de ereraden teniet worden gedaan. Ermanarich, Ermenrike, koning der Oostgoten. Misschien is zijn schat de schat van Ermelync bij de Kriekeputte; {Reinaert.) Ernest Staes, advocaat, de eigen levensbeschrijving van Anton Bergmann uit Lier, de Vlaamse Camera Obscura, 1874, „vol waarheid en leven, geest en gevoel." Bekroond met de vijfjaarlijkse prijs. Ernst en Boert voor de XIXe eeuw, van Arend Fokke, 1799; zie Muzenalmanak. Ernst of kortswijl? de fel afkeurende beoordeling van Klaasje Zevenster door Busken Huet; opgenomen in De Dietsche Warande van Thijm; wekte veel opzien. Eros op den Parnassus, minnepoezie uit alle tijden, verzameld door V. E. van Vriesland. erotische liederen, verheerlijken de liefde. (Eros = de god der liefde bij de Grieken; Amor of Cupido bij de Romeinen.) Hooft, minneliederen; Bredero, Amoureus Liedtboek\ Starter, Friesche Lusthof; Vondel, Maydeuntjes; Jan Luyken, Duytse Lier, Jonctijs, Roozelijns oogjes; Poot; Bilderdijk. Erp, Christina van ~ , 1591—1624, de eerste vrouw van P. C. Hooft, 1610. In Hoofts sonnetten vereeuwigd; ook in haar grafschrift: Cristina, de Drostin van Muiden, eert dit graf. Nooit vrouw meer gunst verdiende, en min zich diende eraf. Erts, almanak van 1926, met verzen en proza van de jongere dichters en schrijvers als Beversluis, Menno ter Braak, Dirk Coster. Verscheen ook 1927—'30. Es, Dr. G. A. van ~, geb. te Leeuwarden 1904, hoogleraar in 't Ned. te Groningen 1946; taal- en letterkundige. esbatement, in de tijd der Rederijkers de naam van een klucht; in de I4e eeuw sotternie\ in de 15e clute of cluyte. Bv. Hanneken Leckertant. In 1936 gaf M. de Jong Drie 16e eeuwse Esbatementen uit, nl. De blinde die 7 gelt begroef, De luystervink en Tielebuys. Zie ook Everaert en Rode Lelye. Eschenbach, Wolfram von ~ , zie W. Esgers, Johannes Nicolaas ~ , dichter en toneelschrijver. Zacharias of de ontaarde voder, blijspel, 's-Gravenhage 1781; in proza. Esmoreit, ,,'s conincs sone van Sicilie," wordt door zijn valse oom Robbrecht verkocht aan de koning van Damascus. Volwassen geworden gaat hij op zoek naar zijn ouders; hij wordt herkend door zijn moeder, die in de gevangenis zit; de koningin wordt bevrijd. Daar is Damiet al, de koningsdochter van Damascus, die haar beminde is nagereisd als pelgrim. Nu doet de oude koning afstand; Esmoreit en Damiet worden koning en koningin van Sicilie; „Robbrecht hangt men hier". Bekoorlijk abel spel, 2e helft der l4e eeuw, met als slot van de epiloog: Al dus eest menichwerf ghesciet: Quade werken comen te quaden loene. Het stuk bleef bewaard in het Hulthemse hs. Uitgegeven in de Horae Belgicae, 1838, en in de Mnl. Dram. Poezie van Moltzer, 1868—'75. Opnieuw door Kaakebeen en Ligthart, 1901. Het spel werd weer opgevoerd ter gelegenheid van het Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht, 1897, en sedert 1900 door het Rott. Onderwijzerstoneelgezelschap onder leiding van C. Regoor. Later door die ghesellen vanden spele van Alex de Haas telken jare te Utrecht. Esopet, zie Esopus. De Nieuwe Esopet, bundel aforismen van Van de Woestijne. Esopus, Gr. fabeldichter, 6e eeuw voor Chr. De fabelen, in L. vertaling, verdietst door Calstaf en Noydekijn, bekend als Esopet; 13e eeuw. Uitgegeven door Clignet, 1819; Huydecoper was de eerste, die er weer de aandacht op vestigde. Opnieuw in de Bibl. v. Mnl. Lett, door Jan te Winkel, 1881. Er bestaat maar een hs. van, waarin ook Ferguut, Floris ende Blanchefloer, Ystorien Bio erne, Bediedenis der Misse en Dietsche Doctrinael, nu in 't bezit der Mij. v. Letterkunde. Te Winkel wijst als bron van de Esopet aan een L. verzameling van fabels uit de lOe eeuw, Romulus geheten, omdat die in Esopus in Europa 1 49 Even de M.E. toegeschreven werd aan keizer Romulus Augustulus. Esopus in Europa, Gedruckt na de Romeinsche copy, Amsterdam 1701—'02. Verzam. Pamphletten, met titelpl. v. Romein de Hooghe. Esopus-ezel op 't Toonneel, parodie op Vondels Prijsvraag van de Amsterdamsche Academi, beantwoord door een voorstander der Academi met Esopus-ezels op de stoel, d.i. op de preekstoel. Espriaen, de koning der reuzen in de speelmanspoezie Vanden Bere Wisselau. essai (F.), essay (E.) = opstel, korte verhandeling, letterkundige schets, b.v. bij de Oude Heer Smits\ bij Simon Gorter: Een jaar levens\ bij Beets: Verscheidenheden en Verpoozingen. De Studies van Van Eeden, 1890—1908, zijn essays over letteren, zielkunde, spiritisme enz. Bij ons het eerst in de Spectator van Van Effen. Veelvuldige letterkundige essays bij de nieuwere schrijvers: Van Deyssel, Van der Goes, Verwey, Coster, Havelaar, Matthijs Vermeulen, Gerard Bruning, Vestdijk, Jan Engelman, Van Duinkerken, Stuiveling. Uit Chr. kringen, Dr. J. v. Ham, Dr. J. Haantjes, H. v. d. Leek, B. v. Noort. In Belgie wordt een Staatsprijs om de 5 jaar toegekend voor critiek en essay; in 1941 aan Jozef Muls voor zijn studie over Memlinc. Zie Meulenhoff. Esser, Jr., Is. ~ , 1845—1920, uit Buitenzorg, ps. C. Terburcb, ps. Soera Rana, dichter. Hij was 1878—1910 leraar a. h. gymnasium te Haarlem en daarnaast red. v. d. Haarl. Courant. Schreef in Nederland 1885 tegen de Mannen van Tachtig, o.a. een sonnet als parodie op die van Perk: Klinkt eindloos voort, eendeunige [Sonnetten! Gij dichterzenuw tergend marteltuig; Met Rede en Zin maakt vrij de kortste [metten; Dat voor uw macht Natuur en Taal [zich buig . . . Studie over Soera Rana van G. Kalff, 1921. Esser, Maurits ~ , geb. 1876, zoon van de voorgaande, schrijft onder ps. Gerard van Eckeren romans en novellen. Directeur v. d. Hollandia-Drukkerij van 1904—'29; 1906 red. v. Den Gulden Winckel. Criticus. f 1951. Ett, Henri ~ , geb. 1909, schreef over De beteekenis van Multatuli, 1947 en over Balthasar Huydecoper. Ook gaf hij Multatuli's Brieven aan Waltman uit; 1947. Etzerodt, Stefanie ~ , zie Omboni. Eufrasia of Oogen-troost, gedicht van Huygens voor zijn vriendin Lucretia van Trello, die een oog verloor. Troostdicht: er zijn zoveel mensen blind, die beide ogen nog hebben; 1647. (Euphrasia of ogentroost is een wildgroeiend bloempje, aangewend bij oogziekten, reeds bij Dodonaeus en nu nog.) Euphonia, ts. onder leiding van Dekker Zimmerman, predikant te Utrecht, verscheen 1814—'29. In dit ts. schreef Lublink Weddik stukken in de geest van Jean Paul. Sedert 1826 nam het ts. ook prozavertalingen van Byron, Washington Irving en Moore op. Euphuisme, gekunstelde stijl en gezochte woordkeus, toonbeeld van valse smaak aan het hof van Elisabeth, genoemd naar Euphues, een werk van John Lylie, 1581; vertaald door J. H. Glazemaker, 1668. Euripides, 480—406, beroemd Gr. treurspeldichter. Zijn Iphigenia vertaald door Vondel, 1666, en bewerkt door Samuel Coster; zijn Medea bewerkt door Jan Vos. In 1668 vertaalde Vondel nog de Feniciaensche of Gebroeders van Thebe. Europesche Brieven, geschreven door C. Busken Huet te Parijs voor zijn Algemeen Dagblad van Ned. Indie, 1876—'78; uitgegeven onder ps. Fantasio. Eusebia = de Vrome, de naam waarmee Vondel in zijn opdracht van Peter en Pauivels Tesselschade aanspreekt, 1641. Zij had zich zelf de Alkmaarse Eusebia genoemd. Euskerken, Claus van ~ , een van de mannen der Moderne Devotie, frater van Heer Florens' Huis, f 1521, schrijver van collatien (preken) met tal van beelden uit het dagelijks leven. Euterpe, „tijdschrift ter bevordering van fraaije kunsten en wetenschappen", van Jacobus Kantelaar en M. Siegenbeek, 1810. Vervangen door Siegenbeeks „Museum", 1812—'17. (Euterpe is de Muze der muziek.) Evangelien vanden Spinrocken, Die ~, zie S. Evangelische Gezangen, 1807, voorgesteld in de provinciate synode van N. Holland; de Gezangencommissie was in 1805 gereed, ingevoerd in de Ned. Hervormde Kerk naast de Psalmen, heftig bestreden door de Orthodoxen en Gereformeerden. Ds. H. de Cock van Ulrum noemde ze sirenische minneliederen. Zie Vervolgbundel. In 1941 een nieuwe gezangenbundel; deze werd in de Nw. Taalgids van 1942 veroordeeld als onbeholpen en onbehouwen door R. Kuitert. Evangelische Kerkbode, fel anti-papistisch predikantenweekblad 1841. In 1842 daartegen de oprichting van De Katholiek. Even, Eduard van ~ , 1821—1905, archivaris van Leuven, letterkundige, toonde 1856 aan, dat Jan van Boendale in 1365 overEvenhuis 150 exempelen leden was. Geschiedschrijver van Leuven; I ook van het Landjuweel van Antwerpen, 1861. Evenhuis, Eddy ~ , geb. 1920 te Groningen, was redacteur van 't Gron. Dagblad. Gaf J een drietal dichtbundels uit. j Everaert, Cornells —•, 1480—1556, verver en voider te Brugge, clerc van den Aerdchiers, d.i. secretaris van de boogschutters, Katholiek dichter uit het volk, schrijver van 35 toneelwerken tussen 1509 en '38; tien geestelijke spelen, tien moraliteiten over maatschappelijke toestanden; zeven esbatementen. Zijn eerste stuk is Tspel van Maria Hoedeken, d.i. Maria's Rozenkrans, de bekering van een clerc, die zijn goed verdobbelde. Van 1526 is '/ Spel van Gheivillich Labuer (de boer) ende Vole van neeringhe (de ambachtsman), ter gelegenheid van de Vrede van Madrid. Het Spel van den Wyngbaert keert zich tegen de „Lazarussche sonde der Ketterye", 1533; het stuk is een bewerking van de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Maar meer dan het geloof trekt de wereld hem aan; het Spel van den Zoeten Reyn behandelt de overwinning bij Pavia, 1525; de Zoete Reyn (zachte Regen) slaat de Hooge Wynt neer. Het Spel van den Crych, d.i. van de Hebzucht, werd verboden omdat hij er „te veel de waarheid in noopte"; zo ook het Spel van d'Ongelycke Munte. In de kluchten toont Everaert zijn talent. Hij heeft het vooral op de vrouwen gemunt. Vigelie; Co op man; Stout ende Onbescaemt\ zie daar. In 't Esbatement van den Visscher biecht de vrouw in nood aan haar eigen man op, dat van de drie zonen alleen de oudste van hem is. 't Bekendste spel evenwel was het Esbatement van Scam el Gemeente ende T fibulas ie. Scamel Gemeente (de kleine luyden) begeert weelde; Tribulacie (de beroerelijke tijden) bewaart hem voor dit verderf. Everaert was factor van de Dry Sanctinnen te Brugge. De Spelen uitgegeven door Dr. J. W. Muller en Dr. L. Scharpe, 1898—1900. Muller schreef ook: Everaert's Spelen als Spiegel , van de maatschappelijke toestanden; Gent 1907. Everaerts, Jan ~ , 1511—'36, Joannes Everardi, uit Den Haag, verwierf als Nieuw- Latijns dichter Janus Se&undus grote roem met zijn Basia (Kusjes), een bundel minnedichten, 1535. Hij was een humanist, zoon van de president van het Hof van Holland, vertrok 1528 naar Mechelen en vandaar naar Bourges; was 1534 secretaris v. d. bisschop van Toledo. De Latijnse Basia zijn nog geen 20 in getal; ze werden bewonderd en nagevolgd. Het was „hartstocht, gebreideld door schoonheid." Eerste volledige uitgave 1619 met 22 Basia. Vertaald door Jan van Hout, Douza en Westerbaen; in 1830 door Engelen, en opnieuw in 1902 door J. H. Scheltema. Ook 1899 door G. Ellinger, Berlijn. Een navolging waren de Ocelli van Lernutius, bewerkt door Jongtys als Roseliins Oochies. Janus heette Secundus, omdat hij de tweede zoon was, die Janus heette. Zijn vader was Nicolaas Everardi en zo heet hij ook Joannes Nicolai. Hij won de gunst van Karel V en zou mee naar Tunis, maar werd ziek en keerde naar Nederland terug. Werd geheimschrijver van George van Egmond, bisschop van Utrecht, die zich te Doornik bevond. Joannes stierf daar reeds op de 4e dag na zijn aankomst. Hij werd in de kerk van St. Amand begraven; gedenkteken vernield in de Beeldenstorm, later hersteld. Levensbijzonderheden, vertalingen ook in 't F., D. en E., en navolgingen bij J. H. Scheltema, Het Boek der Kusjes. Everaerts, Merten ~ , uit Antwerpen, gaf in 1598 Tragiscbe of klachlijcke Historien uit, uit het F. van de Histoires Tragiques van Boistuau, die Bandello vertaald had. Verhalen zonder het moralizerend karakter der M.E. legenden en exempelen. Everardi, Joannes ~ , zie Jan Everaerts. Everts Jr., Johannes ~ , geb. 1878 te Kralingen, prozaschrijver. Werkte een jaar in Indie op een suikerfabriek, toen een jaar in Rotterdam op een kantoor, werd daarna schrijver, voortgeholpen door Brusse. Uit het lev en van een hypochonder, 1907. Everts, Willem ~ , 1827—1900, priester, directeur van Rolduc 1868—'93, toen lid der Tweede Kamer. Gesch. der Ned. Letter en. Every Man, zie Elckerlyc. Ewald en Elize, romance van Rau. Hij en Bellamy maakten de afspraak, dat ieder er een zou dichten. Rau kwam voor den dag met een onnatuurlijk romantisch verhaal; Bellamy had geen verstand van ridderhistories en dichtte zijn vertelling Roosje; beide opgenomen in de Proeven. Ewich is so lane! Och —! lied van de prediker Johannes Brugman; zie daar. Exel, Philip ~ , 1886—1946, onderwijzer te Amsterdam, schrijver van een hele reeks jongensboeken en romans. Timon en het Lev en, 1946. exempelen, ware of verdichte verhalen waaruit iets te leren viel, zeer talrijk in de M.E. letteren. Studie over de Mnl. exempelen van Prof. Dr. C. de Vooys. Ze komen talrijk voor in het Vaderboec, in de Dialogus miraculorum van Caesarius van HeisterExemplaer 1 51 Faassen bach, het Bienboec van Thomas van Cantimpre, in de Spieghel Historiael van Vincentius van Beauvais en in de Aurea Legenda, d.i. het Passionael. De exempelen zijn dikwijls ontleend aan klassieke schrijvers als Cicero en Seneca. Beroemd was o.a. Een suverlijc exempel van een Soudaensdochter. Exemplaer, een werk van de dichter der Dietsche Doctrinael, over de 1111. doeghden cardinale, de 4 hoofddeugden. Het is verloren gegaan. expositie (lett. = tentoonstelling), de uiteenzetting in het begin van elk drama, waardoor de toeschouwer inzicht krijgt in de omstandigheden; zie drama. expressionisme, kunstrichting, die streeft naar de expressie, de uiting van gevoelens, zonder acht te slaan op de weergave der werkelijkheid. Eybers, Elisabeth ~ , geb. 1915 te Klerksdorp in Transvaal, Afrikaanse dichteres; Belijdenis in die Skemering, 1936. Die Stil Avontuur, 1939. Die Vrou, 1945. Die ander Dors, 1947. Eyck, Dr. P. N. van ~ , geb. 1887 te Breukelen, dichter, schrijver, letterkundige uit de groep van De Beweging. Beschouwingen over Leopold, Nijhoff, Verwey, Marsman, Bloem. Zijn eigen opvatting van het wezen der poezie zette hij uiteen in zijn essay: Leven en Dood in de Dichtkunst, 1945. Zijn eigen tijdschrift Leiding bestond maar een jaar (1930—'31); daarin kwam hij op tegen naturalisme en ook tegen individualisme. Zijn oudste bundel gedichten De Getooide Doolhof is van 1909: het leven een doolhof, die zich tooit met schoonheid. Verder Getijden, 1910; De St err en s 1911; Voorbereiding, 1926. Van 1921 is zijn studie over De lersche Kwestie, waarin hij de vrijheid van Ierland verdedigt. Ook vertaalde en verklaarde hij Plato: Uren met Platoon. Hoogleraar in 't Ned. te Leiden; opvolger van Verwey,. 1935. Als redacteur van Leiding, werkte hij een tijd samen met Gerretson en Geyl. Van 1927 een bundel gedichten, Inkeer; van 1939 een nieuwe bundel, Herwaarts\ van 1940 Verzen. Studie over hem van CI. Bittremieux, 1946. Van hem zelf Medousa, de verheerlijking van Medusa in 4 grote zangen, 1947. Hij werd eershalve tot Dr. bevorderd. Eyk, Henriette van —, geb. te Amsterdam 1897; schrijfster o.m. van De Kleine Parade, 1932, en van Gabriel, een modern sprookje, 1935; Hobbelkeipleintje, 1941. Humoristisch prozawerk. Bedelarmband, 1948. Eyk, Jan van ~ , 1757—1822, uit Amsterdam, predikant, sedert 1788 te Loosduinen; dichter van 3 deeltjes Liederen van den Landman, 1794—'96, en van 3 bundeltjes Liederen voor Dorp- en Stedelingen, 1798—1818. Ter verdediging van de godsdienst. Daarin Melkliederen, liederen over De Moestuin, De Bloemhoj en De Rups. Eyk, W. B. J. van ~ , 1826—'99, modern predikant, sedert 1856 te Deventer, 1864 —'75 redacteur v. d. Vaderl. Letter oejeningen, was in 1867 de tegenstander van Van Vloten; zie daar. In 1877 schoolopziener, 1886 inspecteur van het Middelb. Onderwijs. Eymael, H. J. ~ , geb. 1848 te Heerlen, leraar te Amsterdam. Studien over Huygens. Eysden-Vink, Marie van ~ , geb. 1864 te 's-Gravenhage, toneelspeelster 1879—1924. Schreef Mijn Tooneelleven. Trouwde 1890 met P. D. van Eysden, toneelspeler, eerst bij Le Gras en Haspels, later dir. v. h. Rott. Toneelgezelschap; 1864—1934. Eysselsteyn, Ben van ~ , geb. te Hellevoetsluis 1898, redacteur v. d. Haagsche Courant en de Haagsche Post; dichter, schrijver van novellen, romans en toneelwerk, ook van detective-romans. Nieuwe bundel gedichten Momento Grazioso, 1951. Voorzitter van Oefening kweekt kennis. Onder zijn romans: Tussen Zuiderkruis en Poolster, „epos van de zee"; Dorre Grond, Drents verhaal. Eysselsteyn, Lidy van ~ , geb. 1904 te Nw. Pekela, zuster van Ben; dichteres. Tristan en Isolde, 1948; Kyrieleis, 1950. Ezel, Een ~ , verhaal van Limburg Brouwer van de man, die in een ezel veranderd werd, doch die zijn menselijke gedaante herkreeg. De stof ontleend aan Lucianus van Samosata in Syrie en aan Apulejus van Madaura in Afrika. Opnieuw uitgegeven voor de Wereldbibliotheek door Dr. P. H. Damste. Dergelijke verhalen verzameld door K. Weinhold: Das M'drchen vom Eselmenschen, 1893. De stof ook verwerkt in Starings Marco. Ezerman, Lou ~ , 1892—1940, toneelspeler. F. Faassen, Alexander ~ , 1839—1931, toneelspeler te Rotterdam. Zijn zoon Alexander Jr., 1873—1911, bekend toneelspeler in de stukken van Heijermans. Zijn dochter Marie, geb. 1872, toneelspeelster te Amsterdam. Faassen, Rosier ~ , 1833—'1907, toneelspeler te Rotterdam, toneelschrijver van 23 fabel 1 52 Fallet volksstukken: Zwarte Griet, 1882; Hannes, 1883; Manus de Snorder, 1878. Hij was opgetreden in 1872 met De W'erks taking, een waarschuwing voor de arbeiders. Zijn laatste stuk was De Amsterdamsche kaartlegster, 1894. De hoofdrollen met glans gespeeld door Catharina Beersmans. Hij gaf een eigen levensbeschrijving uit. fabel, van een drama, de korte inhoud; verdeeld in de expositie of uiteenzetting; de epitasis of verwikkeling en de katastrophe of ontknoping. fabels, in de M.E. Esopet; zie daar. In de 17e eeuw De Vorstelijke Warande der Dieren van Vondel. Ook bij Cats en weer bij Bilderdijk. Over de fabel, „ontwikkeling van een literatuursoort", J. F. Heybroek, 1941. Fabius, A. N. J. ~ , 1855—1921, kapitein der artillerie, klom op tot generaal; arch;"- varis van Naarden; schrijver onder ps. F. A. Buis, van romans en toneelstukken. Onder eigen naam Het Leven van Willem III, 1912; Joban Mauri ts, 1914. Fabius, Dr. Henricus ~ , 1827—'97, dokter te Amsterdam; schreef als student een parodie op Van Alphen: Kleine Gedichten voor de lieve jeugd aan de hoogere scholen, 1846. 7e druk 1858. Sedert 1858 redacteur van De Goede Raadgever, het orgaan van de Ned. Ver. tot Afschaffing van Alkoholhoudende Dranken. fabliaux (F.) = boerden. Fabricius, Jan ~ , geb. te Assen, 1871, tori eelschrij ver; o.a. De Rechte Lijn, 1910; Do lie Hans, 1916; Eenzaam, 1907, de ondergang van een mensenziel in de Tropen. Onder een dak, 1914. Over Fabricius en zijn werken proefschrift van Dr. Karel Loos te Antwerpen, 1923. Fabricius was • letterzetter, werd 1892 chef van een drukkerij te Batavia, kwam 1902 terug; werkte 1910—'14 opnieuw in Indie; hoofdredacteur v. h. Bataviaas Handelsblad. In 1947 gaf hij zijn Jeugdherinneringen uit. Fabricius, Johan ~ , geb. 1899, te Bandoeng, eerst schilder, dan romanschrijver; trilogie: Komedianten trokken voorbij, 1931; Melodie der Ver ten en De Dans om de Galg, 1934. Dan heeuwen hongeren in Napels, 1934. Ook kinderboeken en toneelwerk. In 1947 de Indische roman Half bio ed. In 1949 De Grote Geus, roman van het leven van Hendrik van Brederode. Fabriekskinderen, schets van J. J. Cremer tegen de kinderarbeid, 1863. Werkte krachtig mee tot de aanneming van de wet Van Houten op de Kinderarbeid, 1874. Fabulen, Leersame ~ , dichtbundel van Cats, deel van de Mengeldichten, die na de Sinne- en Minne-Beelden verschenen: de leeuw en de muis, de muis en de kikvors, de pompoen en de eik enz. Facsimile-Uitgaven, Leidsche ~, No. 1 Een Klein Cronyxken. Waer in vertoont wordt/ hoe over eenige hondert Jaren veel Steden en Dorpen by en om Wieringen waren/ en met een oock vande Wieringer-waerts bedijckingh/ en veel oude Geschiedenisse die op verscheyden Plaetsen zijn voorgevallen. Door Dirck Burgher van Schoorel, Chyrurgijn. t'Enchuysen. No. 2. Beschrijvinghe der stadt Rotterdam, hare oudtheyt, ende hare grootheyt ende oock hare ghelegentheydt. 1623. No. 3. Ordonnantie van de bedelarije waer in begrepen is/ hoese haer hebben te dragen/ die in de voorsz. faculteyt begeeren te studeeren. Mitsgaders, een Reglement om de meeste Aelmoessen te bekomen. ± 1750. No. 4. Cupidoos Post-ryder, voorzien met geh'eime en bedekte Brieven. Gedrukt voor de Nieuwsgierigen. ± 1750. No. 3 en 4 zijn Nederlandse volksboekjes. factie, (komisch) toneelspel dat uit samenspraken bestond, vertoond bij bruiloften of andere feesten of na een zinnespel; I6e eeuw. factor, de dichter-secretaris van een Kamer van Rethorycke. Faessen, Jan —•, matroos die de samenzwering tegen Maurits aan 't licht bracht, 1623. Roman van Lodewijk Mulder. Faeton, zoon Phoebus, de zonnegod, verkrijgt vergunning, de zonnewagen een dag te regeren, bederft de wereld en wordt door Zeus neergebliksemd in de Eridanus (de Po). Stof bewerkt tot een treurspel door Vondel: Faeton of Reuckeloze Stoutheit, 1663, een van zijn zwakste stukken. Met herinnering aan zijn eigen zoon, in de woorden van Juno tot Phoebus: Hoe menig vader lijdt in zijnen zone alleen. Faeton kreeg 1685 een voorspel met zang van Govert Bidlo, die verder ook decoraties en verlichte vertoningen aanbracht en zang en dans. Dit „verbeterde" stuk nog 1761 zevenmaal opgevoerd. Fagan, Adv. H. A. ~ , geb. 1889, Afrikaans prozaschrijver. F.A.K. = Federasie van Afrikaanse Kultuurverenigingen, 1929, met de spreuk „Handhaaf en bou". Falkland, Samuel ~ , ps. van llerm. Heijermans, als schrijver v. schetsen in het Handelsblad. Van de Falklandjes verscheen in 1912 de l6e bundel. Fallersleben, zie Hoffmann. Fallet, Mr. Gideon ~ , 1544—1615, uit Mechelen, 1587 secretaris van Amsterdam. Vriend van Van Mander, die aan hem zijn Familic en Kennissen 1 53 Feest der Gedachtenis Uytleggingh op den Metamorphosis op- I droeg, 1604. Lid van In Liefde Bloeyend, taalzuiveraar. Zie Twe-spraack. Familie en Kennissen, 1876, bundel novellen van Haverschmidt, in de geest van de Camera. I Familie Stastok, De ~*9 een van de drie grotere schetsen van het huiselijk en maatschappelijk leven in de Camera Obscura, met de beroemd geworden geschiedenis van het Diakenhuismannetje en met het Theeavondje. De beide andere schetsen zijn De Familie Kegge en Gerrit Witse, die pas opgenomen zijn in de 3e druk, 1851. Familie van Ons, bundeltje humoristische schetsen van Den Ouden Heer Smits, 1856: Moeders, Vaders, Kinderen, Broeders en Zusters, Grootouders, Ooms en Tantes, I Neven en Nichten. Zie Undo. I Famke, zie Veen-Brons. Fancy — de Verbeelding, de Fantasie, in de Minnebrieven van Multatuli. Fantasio, „gedicht der jeugd" van De Genestet, 1847; geestig verhaal van een jongeman, die bij 't balspel een briefje voor „freule Mary" bij vergissing werpt in de kamer van de gouvernante, en hoe alles terechtkomt. Evenals in de latere gedichten De S. Nikolaasavond en De Mailbriej speelt de humor, en vaak het komische, een grote rol. Het gedicht werd pas bij de Nalezing uitgegeven; naar de vorm is het evenals De S. Nicolaasavond een nabootsing van Don Juan en Beppo van Byron. Fantasio, zie Europese Brieven. Fastraets, Christiaen ~ , zie Sint-Trudo. Fatalisme = geloof aan 't Noodlot. Louis Couperus schreef de fatalistische romans Eline Vere en Noodlot. Fatum (L.) = noodlot. Ds. van Loenen Martinet hield een inleiding over het Fatalisme, veroordeelde de boeken van Couperus en betoogde, dat alleen de godsdienst de wereld verlossen kan van het determinisme. In zijn rede voor de Bond van Ned. Onderwijzers te Amsterdam in Feb. 1891 beoordeelde C. H. den Hertog de werken van Couperus geheel anders: alleen het oppervlakkig determinisme acht hij noodlottig. Faust, Waarachtighe Historie van Doctor Johannes —, 1592, uit het D.; volksboek over bijgeloof en tovenarij, een waarschuwing voor Christenen. Bewerkt als toneelstuk De Hellevaart van Dr. Faustus door Floris Groen, omgewerkt door Jac. v. Rijndorp, uitgegeven 1731. Herdrukt in 1910 door E. F. Kossmann. De inhoud komt overeen met het E. stuk van Chr. Marlowe. De geschiedenis, dat Faust zijn ziel verkoopt; dus ver voor Goethe. Zie ook Wagenaer. In 1926 verscheen de studie van | B. H. van 't Hooft, Das holl Volksbuch vom Doktor Faust. Fayd'herbe, Hendrick ~, 1574—1629, beeldhouwer, factor van De Peoene van Mechelen bij het Refereinfeest, 1620. Besloot het feest met een Esbatement van vier personagien. Feber, Ir. L. J. M. ~ , geb. 1885 te Bergenop- Zoom, ingenieur in Indie 1909—'20; lid der He Kamer 1922—'36, R.K.; 1933 wethouder van 's-Gravenhage; journalist en letterkundige; romanschrijver: In de schaduw der waringins, 1921; De gordel der aarde, 1922; De strijd om de stilte, 1923; Het uur van Azie, 1937. Schreef ook Frederik van Eeden's Ontwikkelingsgang, 1922. Van 1923 is zijn letterkundige studie Opgaande Wegen met een verhandeling Van Ary Prins tot Claud el. Feber schreef 2 bijbelse drama's David en Holofernes, uitgegeven 1924. Ondergronds verscheen in 1941 zijn Strijd om de Persoonlijkheid. In 1946 Van H err en en Herrenkultur; in 1947 Mensch en Humanisme. Fedrus, ,,Ezopische fabelen", vertaald door D. van Hoogstraten, met gravures van Jan van Vianen. 1703. Feen, A. H. van der ~, geb. 1873 te Heinkenszand, Rijksontvanger te Amsterdam tot 1938, schreef onder ps. F. de Sinclair allerlei humoristische verhalen. De Tante van Aardenburg. Van hem ook Prijsvraag in de Hel, een geschiedenis door de schrijver verteld in de stijl van Couperus, dan in die van Querido, Speenhoff, Jeanne Kloos enz., 1919; parodieen. Ook toneelwerk. Onder eigen naam o.a. Herfstleugen, Middelburgse roman, 1927. Feen, M. G. S. van der ~ , 1850—?, schrijfster van novellen en romans onder ps. M. v. Walcheren. Sedert 1886 Mw. Hoyer. Zij begon 1874 met haar novelle Penserosa, die zeer veel gelezen werd. Van kind tot vrouw, 1876. Zij vertaalde 1885 Aurora Leigh, het laatste dichtwerk van Elisabeth Browning-Barrett, de leerlinge van Shelley, in rijmloze verzen. Feest over de Aftocht der Russen en Engelsen, 19 Dec. 1799. Daags na het Feest, een van Huets Litterarische Fantasien; er was toen een feestje bij de secretaris van Den Haag, Arnolds, in het Westeinde, voor de vrienden van Wolff en Deken. Daar waren o.a. M. C. van Hall, representant, Lublink de Jonge, idem; Kinker. Zie Kalfskop. Feest der Gedachtenis, Het ~ , reeks verhalende gedichten van Mw. Roland Hoist, verheerlijking van strijdende vrouwen als Katharine Bresjkofsky, balling in Siberie, de grootmoeder der revolutie; Louise MiFeesten 154 Feith chel, aanvoerster bij de Commune van i Parijs; Mary Wollstonecraft, de Engelse pionierster van de vrouwenemancipatie: o Zusters, gezellinnen die ik groet, Licht is de aarde en het leven zoet Feesten, Van der ~ , l4e eeuws gedicht over de leer der min en de voortreffelijkheid van de vrouw; een Mnl. ars amandi: Als twee herte ende twee moede, Die verre verscheden waren, Eens zijn worden, joncfrouwe goede, Dats minne ende el niet; [(en anders niet). Uitgegeven door Eelco Verwijs in Van Vrouwen ende van minne, 1871. Ook door Blommaert in zijn Theophilus, 1858. Feitama, Sybrand ~ , 1694—1758, uit Amsterdam, vriend van Hoogvliet; dichter bij zijn leven hemelhoog geprezen. Hij vertaalde 11 F. treurspelen en maakte twee zelf; alles volgens onze begrippen zonder enige betekenis. Hij berijmde Les Aventures de Telemaque van Fenelon, 1733; de Henriade van Voltaire, 1753. Men prees hem, omdat hij de voorschriften van Pels opvolgde over het verschaven en hersmeden der verzen. Zijn Hendrik de Groote was 20 jaar oud, toen hij het gedicht uitgaf; zijn Telemachus had hij 25 jaar onderhanden. Van hem ook een zinnespel De Schadelijke Eigenliefde, 1738. Met hem bereikte de verering van het F. Classicisme het hoogtepunt. Door zijn fortuin kon hij zich geheel wijden aan de letteren. Hij was de „hoofdpoeet", de kunstrechter, de kampioen voor „cierlijkheid" en zuiverheid van taal. Van hem een gedicht Ter uitgeleide van Hendrik Grave, die in 1744 admiraal was geworden op 74 jarige leeftijd en met 8 schepen uitvoer. De Lijkzangen ter gedachtenis van Feitama werden in een bundel uitgegeven. Daarin gedichten van Sara Maria v. d. Wilp, L. W. v. Merken, Lucas Pater, Bernardus de Bosch, N. S. v. Winter, Hermanus Asschenbergh, Joh. Lublink de Jonge e.a. Swaanenburg kreeg van hem de naam van „aartspauker". Feith, Jhr. Jan ~ , 1874—1944, geb. te Amsterdam, journalist; toneelschrijver; schrijver van jongensboeken, novellen en romans. Oud-hoofdredacteur v. De Kampioen. Feith, Mr. Rhijnvis ~ , 1753—1824, bij zijn leven bewonderd en bemind; evenals Van Alphen en de dames Wolff en Deken een opvoeder van zijn volk. Geboren te Zwolle, gepromoveerd op zijn 17e, getrouwd op zijn 20ste jaar, 1780—'87 burgemeester van Zwolle, des zomers op Boschwijk in de buurt. Daarna werd hij ontvanger der convooien en licenten, zodat hij zo goed als geheel vrij zich wijden kon aan de letteren en de poezie. Hij begon met een Verhandeling over het Heldendicht, 1781. Vriend van Bilderdijk, volgeling van Klopstock: poezie en natuurgevoel en godsdienst; volgeling van Young: overpeinzing van dood, graf en onsterfelijkheid, ofschoon hij rijk, geeerd en gelukkig echtgenoot en vader was. Eerst kwam Fanny, 10 elegieen over de liefde van Eduard en Fanny en over Eduards dood; 1783. Maar Feith was ook Patriot. Dit was gebleken in de redevoering op rijm Karel de vijfde aan zijn zoon Philips, in zijn vers op Doggersbank, in zijn oden De Ruiter en Aan de Vrijheid, 1783: Wie nog een droppel bloeds kan [plengen, En 't juk eens dwinglands wil [gehengen, Is de afkeer van het menschdom [waard! Zo kwam de breuk met Bilderdijk. Die werd openbaar bij Bilderdijks uitgave van De Geuzen van Onno Zwier van Haren, 1785, met een dankbetuiging aan Feith voor zijn medewerking in de voorrede, en met. . . anti-Patriotse noten bij de tekst. Feith eiste een openlijke uiteenzetting, die geweigerd werd. Bilderdijk koos de zijde van Oranje; Feith beoefende de vrijheidspoezie, b.v. Volkslied in den smaak van Tyrtaeus, 1785. Daarnaast kwam de roman Julia, onder de sterke invloed van Goethe's Wert her: tafereel van twee gevoelige harten, 1783. Eduard bemint Julia, maar de vader weigert; nu doolt hij door de wereld, totdat de vader toegeeft, maar dan is Julia dood. Eduard holt een den op haar graf uit voor zijn doodkist. En dan volgt er nog een hoofdstuk Aan de Maan, „heilige kuische vriendin van mijn hart"; Feith behoorde tot de toen zo talrijke maanaanbidders. De invloed van Millers Siegwart is dan ook veel groter dan die van Goethe's Werther. Eerst had hij de dichtgenootschappen gewaardeerd, maar weldra scheidde hij zich er van af. In zijn Brieven, 1784—'93, gaf hij zijn inzicht weer over de dichtkunst, bv. Over het sentimenteele, Over het bevallige, Over de Romance, Over het Minnedicht, Over de waarde der zinnelijkheid, Over de navolging der Natuur. In brieven is de roman van Ferdinand en Constantia, 1785, vol genoegelijke droefgeestigheid; geschreven om aan het verzoek van vele lezers van Julia te voldoen. Opnieuw vol gevoel en tranen in de stijl van Gessner en Siegwart van Miller. Van dit jaar is ook het Dagboek mijner Feith 155 Ferguut goede werken, bespiegelingen over deugd en geloof. Van Cats bezorgde Feith in 1790 een nieuwe druk; hij was in 1787 bij de komst der Pruisen ambteloos geworden. Zie Vriend van 't Vaderland. Hij schreef de treurspelen Thirsa of de Zegepraal van de Godsdienst, 1784; Johanna Gray, 1791; Ines de Castro, 1793; Mucins Cord us, 1795 en De Patrioften. Daarnaast Het Graf, leerdicht in vier zangen, opgedragen aan zijn mede-Patriot Jacubus Kantelaar, 1792. En in 1788—'89 een paar bundels Zedelijke Verhaalen, eveneens vol sentimentaliteit. Maar vooral in Het Graf gaf de dichter uiting aan de zwaarmoedigheid, onder invloed van Young en van de Reveries van Rousseau van 1778: o Heilloos jammerdal, o beuzelachtig leven, Ware ons geen uitzicht op de onsterfelijkheid gegeven. Overigens moest Feith van Rousseau en de moderne wijsgeren niets hebben; vooral tegen Kant stelde hij zich te weer. In zijn Brieven aan Sophie, 1806, verdedigde hij het openbaringsgeloof tegen de godsdienst der Rede. Beantwoord door Kinker met Brieven van Sophie. In de Oden en Gedichten van 1797 is geen verheerlijking meer van de Patriotse helden: wat baten Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, als ze slechts een klank zijn? Bij de inlijving in 1810 een gezang Aan het Vaderland en een ander Aan Napoleon, „de Geweldnaar". Zijn autobiografisch leerdicht De Ouderdom in 6 zangen is van 1802, in de trant van Cats. Dan nog een paar cantaten, Het Onweder en De Menschlievendheid. In 1813 De Val van Napoleon. Met Kantelaar gaf Feith 1793—'96 de Bijdragen ter bevordering der Schoone Kunsten uit. Zij schreven over het Treurspel, over het Rijm, over de Sakontala. In 1818 kwam nog Verlustiging van mijnen Ouderdom. Met Bilderdijk had hij zich in 1809 verzoend. Gellert, de gemoedelijke vrome D. dichter, bleef zijn voorbeeld. De sentimentaliteit werd grof geparodieerd door De Wacker van Son in De Steenbergsche Famille en in Jan Perfect. Het was een verschijnsel, dat voorbijging. Wat er van Feith overbleef is o.a. zijn Evangelisch Gezang: Uuren, dagen, maanden, jaren, Vliegen als een schaduw heen . . . Het Levensberigt door N. G. van Kampen, geplaatst voor de uitgave der Dicht- en Prozatsche Werken, 1824. Warnsinck gaf een schets van Feith: uit zijne gemeenzame Brieves Ook voor hem werd een Gedenkzuil opgericht; Van Hall, Loots, Tollens, Staring, Klyn, Warnsinck, Nierstrasz werkten er aan mee; 1825. Duizenden tekenden in op zijn werken. Van Hall hield de Lofen Lijkrede. Nieuwe studie over Feith van H. G. ten Bruggencate, 1911, die ook een Bloemlezing verzorgde voor het Pantheon. Kloos gaf een bloemlezing uit voor de W. Bibl. Feitsma, Sake K. ~ , 1858—1918, onderwijzer, Fries schrijver van sprookjes: Der wier ris, 1893. Schetsen in realistische stijl over de armoede: Ut e modder fen e maetskippij. Fekkes, Jan ~ , geb. 1923 te Groningen, journalist, nu werkzaam bij de Akademie van Wetenschappen te Amsterdam; dichter. Felix meritis (gelukkig door verdiensten), maatschappij voor kunsten en wetenschappen, te Amsterdam gesticht in 1717; in de Patriottentijd het middelpunt der vrijzinnigen. Loots en Helmers droegen er hun gedichten voor. Femke, het blekersmeisje uit het verhaal van Multatuli's Woutertje Pieterse; „hun liefde is een bekoorlijke idylle geworden" (Te Winkel). Fenelon, Francois, 1651—1715, priester, leermeester van de kleinzoons van Lodewijk XIV, 1695 aartsbisschop van Kamerijk; schrijver van Les aventures de Telemaque, bedoeld als leerboek, uitgegeven 1717. Vertaald door Feitama, 1733; in proza reeds in 1720 door Isaac Verburg. Feniciaensche, De —, of Gebroeders van Thebe, treurspel van Euripides, vertaald door Vondel, opgedragen aan Burgemeesteren van Amsterdam, 1668. De Feniciaensche is koningin Jokaste, uit Phoenicie afkomstig, de moeder van de beide strijdige gebroeders, die in een tweegevecht omkomen, waarop Jokaste zich met eigen hand het leven beneemt. Ferdinand en Constantia, roman in brieven van Feith, zie daar; 1785. Zie ook Hainbund. De held van 't verhaal dweept met Young, Ossian en Von Kleist. Ferdinand Huyck, historische roman van Jacob van Lennep, 1840; beschrijving van het leven der 18e eeuw; leven der patriciers; justitie; dichtgenootschappen; hofsteden en buitenplaatsen. Met een stevige romantische inslag: de Vliesridder en zijn dochter, Zwarte Piet en Andries. Navolging van Walter Scott, maar meer van Van Effen en van de dames Wolff en Deken. Suzanna Huyck is een tweede Saartje Burgerhart. Uitstekend is ook de schets van Lucas Helding als huisdichter en van kapitein Pulver. erguut, Roman van ~ , een der Arturverhalen\ Ferguut, een boerenzoon, trekt op Ferguut 156 Flanor avonturen uit, tot hij de ridderslag ontvangt van koning Artur. Het Ned. werk uit de 13e eeuw werd bewerkt naar de F. roman van Fergus van ± 1200 van Guillaume Ii Clerc. Uitgegeven door L. G. Visscher, hoogleraar te Utrecht, 1836; opnieuw door J. Verdam uit de nalatenschap van Ee1co Verwijs, 1882; 't laatst door G. S. Overdiep, 1939. Ferguut, Jan -.", ps. van J. u. Droogenbroeck. Feringa, Dr. Frederik -.", geb. 1840 te Groningen, doctor in de wis- en natuurkunde, radikaal vrijdenker: Democratie en Wetenscbap, 1871-'73; redacteur van De Vrije Gedaehte, 6 delen 1872-'74; Multatuliaan. Leefde nog in 1890. Festus Hommius, 1576-1642, leerling van Gomarus, bijbelvertaler; predikant te Leiden; 1618 secretaris van de Dordtse Synode. Geb. te jelsum bij Leeuwarden; Fries Fetse Homminga. Over hem 't Proefschrift van Dr. Wasscher. Feylbrief, J. K. -.", geb. 1876 te 's-Gravenhage, directeur v. d. Kanselarij van 't gezantschap te Berlijn tot 1933, t 1951. Prozaist onder ps. J. v. Oudsboorn. Hij verhaalt van geeste1ijke en lichamelijke ondergang in zijn roman Willem Mertens' Leuensspiegel, 1914. Achier groene barren, 1943. Doolbo] der Zinnen, Feys, J. M. E. -.", 1819-1901, gaf in 1868 met Adolf Lootens uit: Oude Kinderoertelsels, in de Brugse tongval. Gaf ook De Keure van Oudenburg uit. Fidaments kusjes, Minnewysen en Byrijmen, bundel gedichten van Mr. Joan Blasius. 1663. Fierabras, F. ridderroman vol van de strijd tegen de Sarracenen: fragment van de Ned. vertaling uit de 13e eeuw bewaard. Fierabras is een heidense reus, die bekeerd wordt na een gevecht met Olivier, Rolands vriend. Filliaert, juul -.", geboren en gestorven te Nieuwpoort (1891-1949), schreef volksromans als De laatste Vlaamse l jslandvaarders en Jan Bart. Fillis, de beminde van Bellamy in de Gezangen mijner ]eugd, zie Franeina Baane. filologie = de wetenschap der taal- en letterkunde. Nederland voerde de scepter der filologie van de stichting der Leidse hogeschool in 1575 tot de Vrede van Utrecht, 1713. (Busken Huet.) Voormannen Justus Lipsius, Josephus Justus Scaliger, Salmasius, Grenovius, Graevius, Gerard Vossius met zijn zoons Dionysius, Matthaeus en Isaac, Gruterus, Daniel Heinsius, Barlaeus, Meursius, Erpenius, Golius. De aandacht was toen nog gericht op de klassieke talen. Fingal, koning der Caledoniers op de N.W. kust van Schotland uit de 3e eeuw na Chr. volgens de Gedicbten van Ossian. Een van deze gedichten is naar hem genoemd. Vertaald door Bilderdijk, in 6 zangen, 1805. Fiore della Neve (It. =bloem der sneeuw), ps. van Mr. M. G. L. van Logbem, als dichter van Bene Liejde in het Zuiden, 1881, Liana, 1882, en Van eene Sultane, 1884. De Lie/de in het Zuiden heette voor Kloos en Verwey het bespottelijk voorbeeld van hun Julia; zij hebben dit echter ontkend. Het is "een reeks van dichterlijkromantische taferelen, die met elkaar een liefdesgeschiedenis voorstellen." Het verhaal van de schone Rosaura, die haar beminde in de steek heeft gelaten en met een picador (stierenbevechter) uit Valencia is gevlucht; die nu door die picaro wordt verlaten en in ellende sterft. Nabloei der Romantiek, onder invloed van Victor Hugo. In enkele jaren 5 drukken. Liana daarentegen is een gedicht van trouw. De Sultane is een verzameling van afzonderlijke gedichten. In 1892 kwam er nag een dichtwerk, Walter, de geschiedenis van een onechte zoon van een D. hertogin; wederom cen hoog-romantisch stuk met veel avonturen en wraaktonelen. Fischer, Dr. F. H. -.", 1876-1945, geb. te Amsterdam, schreef 1910 zijn proefschrift Het lndividualisme in Nederland in de 1ge eeuto. Sedert 1933 privaat-docent in cultuurgeschiedenis te Amsterdam. Schreef o.a. De Romantiek in Duitsehland, en Scbets der Cultuurgescbiedenis van W. Europa. Flarninganten, ijveraars voor de Vlaamse Beweging; zie daar. Flandrijs, Vlaams ridderverhaal uit het begin der 14e eeuw, met talloze ontleningen aan de andere Britse en klassieke romans, gevechten met reuzen, verloste jonkvrouwen. Uitgegeven door ]. Franck, Straatsburg, 1876; vijf fragmenten, bijna 1800 regels. Flanor, ps. van Gerard Keller als de schrijver van de Vlugmaren in de Ned. Spectator. Toen hij in 1864 redacteur van de Arnbemscbe Courant werd, nam Vosmaer de rubriek van hem over. N a diens dood in 1888 werd Boele van Hensbroek zijn opvolger. Flanor, op voorstel van Jan C. de Vas de naam van de letterlievende vereniging te Amsterdam, opgericht in 1881 door F. v. d. Goes, Dr. H. C. Muller en Dr. M. B. Mendes da Costa. De naam was een hulde aan Vosmaer. Leden waren o.a. Aletrino, Boeken, Van Deventer, Van Deyssel, Van Eeden, Erens, Kloos, Van Looy, De Meester, Paap en Verwey. Vijf jaar lang verFlaubert 1 gaderde men op Dinsdagavond in „De Karseboom". Mendes da Costa haalde Flanorherinneringen op in de N. Gids van 1925. Flaubert, Gustave ~ , 1821—'80, uit Rouaan, beroemd F. romanschrijver. Zijn roman Madame Bovary (1853) was het model zowel van Een Liefde van Van Deyssel als van Eline Vere van Couperus. Zie ook De Beer. Fleerackers, Emiel ~ , S. J., 1877—1948, Vlaamse Jezuiet, schreef eenvoudige, humoristische en schilderachtige prozastukjes, alsook geestige gedichtjes. Flines, Gilbert de ~ , 1690—1739, uit Amsterdam, oorspr. uit Doornik; het geslacht als Doopsgezind uitgeweken; zijdehandelaars in de Warmoesstraat. Schreef 1719 de roman De ontrouwe Voedster, „tegelijk aangenaam en leerzaam". Flines, Mr. Quirijn de ~ , 1771—1847, uit Amsterdam, schrijver van taal- en geschiedkundige werken; medewerker aan de Kleine Dichterlijke Handschriften; dichter van romances. Floovent, zie Flovent. Florence, groot gedicht van' Potgieter, ontstaan na zijn bezoek aan Florence, ter gelegenheid van de Dante-feesten in 1865, in gezelschap van Busken Huet, aan wie het w.erk bij voltooiing in 1868 werd opgedragen. Zo rijk van inhoud en moeilijk van vorm, dat de verklarende aantekeningen groter omvang hebben dan 't gehele dichtstuk. Proefschrift over Florence, zie Potgieter, slot. Florens of Floris Radewijnsz, zie R. Florianus, Johannes ~ , 1522—'85, uit Antwerpen, predikant te Brussel, als ketter verdronken. Vertaalde voor 't eerst de Metamorphose van Ovidius, in proza, 1522. Floris en Blancefloer, F. liefdesgeschiedenis, ±1170 bewerkt in Limburgs dialect; fragmenten bewaard. Een tweede bewerking uit de 13e eeuw van Diederik van Assenede is geheel bewaard; na veel avonturen wordt Floris Christen en trouwt hij met Blancefloer; zij worden de grootouders van Karel de Grote. Deze roman eerst uitgegeven door Hoffmann von Fallersleben in de Horae Belgicae, 1836. De ridderlijke Oosterse roman van Arabische oorsprong opnieuw uitgegeven door Dr. Moltzer, 1879, opgedragen aan Matthias de Vries; en weer door P. Leendertz Jr., 1912. In de 15e eeuw werd de berijmde ridderroman van Diederic van Assenede omgewerkt tot een volksboek in proza, in meer burgerlijke zin, al staan er stukken rede- Floris de Vijfde rijkerspoezie tussen. Floris is de zoon van een Moorse koning Fenus; Blanchefloer de dochter van een Frankische gravin. Deze wordt gevangen genomen en zo groeien de kinderen samen op aan Fenus' hof. Floris wordt van het h6f weggezonden, als het blijkt dat hij met Blanchefloer trouwen wil; zij wordt als slavin verkocht aan de emir van Babylon. In een bloemenmand wordt Floris in haar kamer gebracht; de emir laat hen naar hun land terugkeren. Oudste druk 1508. Een van de bekoorlijkste verhalen uit de M.E., naar onze opvatting; volgens Witsen Geysbeek in zijn Woordenboek van 1821 een „allerellendigst voortbrengsel en walgelijk wanschepsel". Het volk dacht er anders over; nog in 1750 verscheen te Utrecht het volksboek opnieuw. Ook Alberdingk Thijm, die de roman bewerkte in zijn Karolingische Volksverhalen van 1851. en H. C. Rogge die het volksboek in nieuw Nederlands oververtelde. Het volksboek zelf werd naar de druk van 1642 opnieuw uitgegeven door Boekenoogen, 1903. Opnieuw door Paul de Keyser, 1946. In de toelichting is opgenomen het, uit het volksboek getrokken, lied van Floris en Blancifleur; dit lied werd ,door De Coussemaker nog opgetekend bij Duinkerken en is volgens Boekenoogen nog in N. Holland bekend. Met het slot: Den Keyser heeft haar doen pardon [gegeven, En liet haar trouwen samen in de kerk, Dat Floris met zijn Blancifleur sou [leven, In vrolijkheid al tot een Zalig werk... Ook is er nog een spel geweest van Floras se ende van Blanch eflo ere, 1483 gespeeld te Deinze. De stof is ontleend aan de Duizend en een nacht. Floris de Vierde, Graaf ~ , romance van Bilderdijk over de dood van de Hollandse graaf op het steekspel te Clermont 1234. Ook 't onderwerp van een romance van L. v. d. Broek, 1827, en nog weer van een dichterlijk verhaal van Robide van der Aa, 1836; beide in de Muzenalmanak. Floris de Vijfde, treurspel van Mr. W. Bilderdijk, 1808, opgedragen aan koning Lodewijk, om te worden gespeeld in de Amsterdamse Schouwburg bij diens intrede. 't Stuk was in 3 maal 24 uur ontworpen en opgesteld, maar in drie weken waren de tonelisten er nog niet mee gereed, zodat het plan mislukte. De opdracht is in 't Frans: je suis avec le plus profond respect, Sire, de Votre Majeste* le tres-humble, tres-obeissant, tresfidele et tres-devoue serviteur et sujet. 7 Flou 158 Fokke In de ldeen bracht Multatuli zeer veel bewijzen voor zijn stelling: de taal, de versificatie, de ontwikkeling der karakters zijn slecht; de strekking is.... infaam. Floris is ook de hoofdpersoon in Hoofts treurspel Gernert van Velsen en in Colevelts Droej-Eyndend Spel tussen Graef Floris en Gerrit van Velsen, 1628. Weer in een treurspel van Adriaan van Oordt, 1902. Flou, K. F. I. de ......." 1853-1931, uit Brugge, provinciaal ambtenaar aldaar, medeopsteller v. h. maandblad De Halletoren, schrijver over De Straten van Brugge en andere historische onderwerpen. Werd lid der Vlaamse Academic en Dr. h.c. Zijn hoofdwerk is het Wdb. der Toponyrnie van W. Vlaanderen, Vlaams Artesie, het Land van den Hoek, Guines en Boulogne, Ponthieu, 1914-'30. Flovent, de held van een der Frankische ridderromans, in fragment bestaande, 13e eeuw. 200n van koning Clovis, in oorlog met de Sarracenen. Eerste uitgave door Karl Bartsch in Pfeiffer's Germania, 1864; daarna in de Episcbe Pragmenten van KaHf. Fock, Mr. }. }. --..,., geb. te Batavia 1889, schreef onder pseudo Jan van Lumey:Sardapalus (treurspel) ; De Touerbron (sprookjesspel); Politiehe Vrouu/en (fantastische comedie); Ben Vrouw van de Wereld (5 dialogen), 1937; ltaliaanse lmpressies (reisherinneringen), 1925; Op de Kentering (essays); De Roman van een Scbilder, 1930. Fock, Meester --..,., veel gebruikte naam voor Focqenbroch. Fockens, Melchior ......." Groninger, trok naar Amsterdam, schreef een drietal kluchten. Dronkken Hansie, 1657, het spel van de genezen dronkaard; Verliejde Grijsert, 1659; ltaliaanschen scboorsteenueger, 1662, dezelfde stof als in LeJ precieuses ridicules van Moliere: een vrijer wordt aangenomen, die een schoorsteenveger blijkt te zijn. Hij gaf ook een Beschrijving van Amstelredam uit, 1662, en een Bescbrijoinge van Marokko. Focquenbroch, W. G. v. ......." ± 1630-'75, schreef het kluchtspel Verwarde Jalouzij, 1663, vertaling van Moliere. Hij leefde als student in Leiden losbandig en maakte het als dokter in Amsterdam niet beter, zodat hij in 1666 als fiskaal in dienst der W.I.C. naar de kust van Guinea ging en geplaatst werd te St. George del Mina. Daar dichtte hij de bundel Afrikaansche Thalia en het blijspel De Min in het Lazarushuys, 1674. Hij keerde niet in het vaderland terug. In 1696 gaf Abraham Bogaert al zijn "nagelaten volgeestige werken" uit als Thalia of Geurige Zanggodin; herdrukt 1723 en '76. Hij is de eerste Ned. burlesl:e dichter op voorbeeld van Scarron. Hij vertaalde uit het F. van Scarron Typhon of de Reuzenstrijd en De Eneas van Virgilius in. zijn Zondagspak. Vooral in zijn bruilofts-, verjaars- en minnedichten is een buitengewone zinnelijkheid, platheid en vuilheid; in een eeuw verschenen er 8 drukken. Bogaert vergeleek hem bij Hooft en Vondel; nu is nog aIleen zijn drinkliedje bekend van: Diogenes de wijze Die woonden in een vat, Daeruit kan men bewijze Dat wysheyt woont bij 't nat. Toch verschenen zijn werken met lofdichten van LudoH Smids, T. Asseli]n en A. V. HalmaeI. AsseIijn werkte in 1692 ook zijn Klucbt van de Quacksalver om. In 1911 gaf Lode Baekelmans een keus uit zijn werk uit met een Inleiding. Hij schreef ook gedichten op de grote gebeurtenissen van zijn tijd, o.a. Op 't verwoeste van de Zweedsche Vlood door Cornelis Tromp, een "verdubbeld rondeel", door Scheurleer op 1676 gesteld in zijn Varen en Vechtel1. Bloemlezing uit de lyriek door W. F. Hermans. Foere, Leo de --..,., 1787-1851, uit Tielt in W. Vlaanderen, priester te Brugge, 1817 veroordeeld wegens zijn felle bestrijding van koning WiBem I; 1830 lid van het Belgisch Nationaal Congres, 1831-'48 Volksvertegenwoordiger; schold in de Kamer de voorstanders van een verbeterde spelling van het Vlaams uit voor intriganten en oproermakers, die het Hollands in Belgie wilden binnensmokkelen, om de taal der Vlamingen te onderdrukken. Hij schreef daarover Eenige Vlaemscbe samenspraeken, door eenen waeren Belg, 1844. Zie Spelling. Fokke, Arend r-: Simonsz., 1755-1812, uitgever te Amsterdam 1783-'99, daarna onderwijzer, schrijver en voordrager in boertige trant. Was 1795 red. V. h. Dagblad der Municipaliteit en zelfs representant, maar die rijkdom duurde slechts kort. Fokke leefde doorgaans in rnoeilijke omstandigheden. Hij heeft veel geschreven; zijn naam bleef bekend door zijn Boertige Reis door Europa, 7 delen, 1794 en ander "boertig" werk, by. De Vad. Historie vermakelijk uoorgesteld, 1809; Verzameling van Spreekwoorden, "op een vrolijke wijze verklaard", met caricatuurplaten, 1810; De Vrouw is de Baas, 1807, 2e deel, 1810; Proeve van een ironiescb comiesch woordenhoek, 1797-'98, derde druk 1821. Dit boertige werk viel in de smaak; van 1833 Fokke 1 —'35 verschcnen de verzamelde werken van Fokke in 12 delen. Nu zijn ze niet meer te lezen. Fokke is vooral de encyclopedist: Cathechismus der Weetenschappen, 1804; hij schreef over Rousseau, Helvetius, Leibniz, Winckelmann, over wijsbegeerte, sentimentaliteit, toneel, over de duivel, over de letteren {Moderne Helicon, 1802; Antieke Helicon, 1803). Hij streefde naar verlichting en volksopvoeding. Studie over hem door H. Frijlink, 1884. Bekend om zijn boeken met boertige, smakeloze grappen, was hij veel meer gezocht dan de dames Wolff en Deken. Hij is ook de dichter van een Nieuw Volksgezangboekje „tot gezellige vreugde", dat in 1833 nog een tweede druk beleefde. Fokke, Jan ~ , 1745—1812, broer van Arend, schreef toneelspelen en over de Vad. Geschiedenis; zette van het 20ste deel het Vad. Weordenboek van J. Kok voort. Dichter van romancen. Fokkens, zie Fockens. Foliobijbel, De —, letterkundige novelle van Potgieter: Poot kreeg voor zijn Mengeldichten geen ander honorarium van de uitgever Arnold Willes, 1716, dan een grootmediaanbijbel: de gevraagde foliobijbel van 4 dukaten was te duur. Potgieter laat, in de boekwinkel van Willis, Poot samenkomen met prof. Frederik Ruysch en de gevierde kunstschilder Adriaen van der Werf, de man „van de gladde gemanierdheid zijner eeuw" met al zijn „nymphen en satyrs in plaats van inheemsche natuur". Folium, tijdschrift voor boekenverzamelaars, onder redactie van H. L. Gumbert, 1951. Folkertsma, Eeltsje Boates —', geb. 1893, onderwijzer, voorman van de Christelijke Friese taalbeweging. Trok zich 1920 terug uit de Jong-fryske Mienskip en stichtte het tsl Tsjugenls. Hij werd redacteur van Yn us eigen Tael en van het weekblad De Stim fen Frysldn. Vertaalde de Bekentenissen van Augustinus; revisor bij de Friese Bijbelvertaling. In 1934 verscheen een keurbundel uit zijn werk Toer en Tsjirke (Toren en Kerk); in 1939 weer een bundeltje Swier Lok. Fonteine, De ~ , beroemde oude Rederijkerskamer te Gent. Schreef 1539 het bekende landjuweel uit met de vraag: Welc den mensch stervende meesten troost es. Vierde 1848 met grote luister het 400-jarig bestaan. Toen gaf P. Blommaert de geschiedenis van De Fonteine uit. Sedert 1943 verschijnt een Jaarboek van De Fonteine. Zinspreuk: Als 't past bi appetite. Fonteintje, *t ~ , Vlaams tijdschriftje te Gent, 1921—'24. Dichters van 't Fonteintje zijn Karel Leroux, M. Roelants, Reimond Herreman en Richard Minne. In 9 Forest 1924 stelde Van Nijlen een bundel samen uit hun werk. Zij kwamen op tegen de moderne expressionistische dichters; zij wilden het werk van Van Nu en Straks voortzetten; zij vereerden Karel v. d. Woestijne; ze heetten schertsend: de dichters van het Woestijntje. Zij waren de conservatieven; ze hadden alle pathos afgezworen. Stonden tegenover de groep van Ruimte. Zie Closset. Fonteyn, Dr. Bernard ~ , 1602—.'49, dokter te Amsterdam 1631, Doopsgezind, regent van de Schouwburg 1642—'45. Toneeldichter. Fortunatus Beurs en Fortunatus Soonen, 1643; met komisch tussenspel. Sullemans soete vriagie, 1633, zingende klucht, naar een Engelse jig. Fonteyn, Johan ~ , 1574—1628, dokter te Amsterdam, factor der Oude Kamer, vader van Bernard en Nicolaas. Vondel droeg aan hem zijn Helden Godes op. Hij was de aanvoerder der oppositie in De Eglantier tegen Van Campen, Hooft en Coster, 1615; Bredero viel hem aan als ,Jan de Voorlooper". Fonteyn, Dr. Nicolaas ~ , dokter te Amsterdam 1631, lijfarts v. d. aartsbisschop van Keulen 1644; schrijver van geneeskundige en van toneelwerken. Aristobulus, 1638, ontleend aan Flavius Josephus. Casta ofte Spieghel der Kuysheid, 1637, met stichtelijke strekking, evenals Esther ofte 't Beeldt der Ghehoorsaamheid, 1638. Tengnagel verhaalt van hem: Klaes dee my so vaakmael zwijmen, Als ik in zijn huys moest treen, Door het lezen van zijn rijmen; Was ik niet, hij was te vreen. Fonteyne, N. E. ~ , 1904—'38, schrijver van Vlaamse romans en van het fantastisch verhaal van een kruistocht Toen de Vlamingen te laat kwamen. De Folder, realistische roman over de tijd van de Duitse bezetting, 1937. Nagelaten werk: Kinderjaren, 1939, Brugs verhaal, evenals de roman Pension Vives, 1936. Foore, Annie ~ , ps. van Mw. IJzerman- Junius. Foppe, H. J. ~ , 1796—1836, vruchtennatmaker te Amsterdam, toneeldichter; dichter ook van ,,'t Wordt duister, mijn Roosje." Foppema, Yge ~ , geb. te Dedemsvaart 1901, redacteur-secretaris van De Groene Amsterdammer, verwierf 1945 voor zijn Verzetspoezie / 1000 van de Regering: Spijkerschrift, uitgave van „De Bezige Bij". In 1946 Oude en Nieuwe Geuzenliederen. Foreestier, Pauwels ~ , ps. van /. Alberdingk Thijm voor zijn polemische bijdragen in de Dietsche Warande. Forest, Ellen ~ , ps. van Mw. Pierson- Franssen. Forjit my net 1 60 Francq van Berkhey Forjit my net (Vergeet mij niet), het tijdschrift van het Selskip for fryske tael, het Aid Selskip. Fornenberch, Alex, van ~, ± 1600— ±1675, schilder, bewonderaar van Quinten Matsijs, wiens leven hij 1658 beschreef; lid der Violieren te Antwerpen, dichter. Fornenbergh, Jan Baptist van ~~, 1624— '97, reizend toneeldirecteur, vestigde zich 1678 te 's-Gravenhage. Hij schreef 1680 de klucht Duifje en Snaphaan, een minnaar als dokter vermomd, gelijk in I'Amour medecin van Moliere. Sedert 1665 wordt hij vermeld met zijn gezelschap te Hamburg, Stockholm, Riga en Kopenhagen. Reeds in 1648 stond hij met Gilles Nooseman aan 't hoofd van een reizende troep; ook heeft hij Vondels Gebroeders te Amsterdam vertoond. In 1682 ging hij stil leven. Fortunatus, Historie van —', half sprookje half volksroman; een jongeling uit Cyprus heeft een onuitputtelijke beurs en een wenshoedje. Vertaling van 't D. verhaal van 1509; uitgegeven in Nieuw-Nederl. door H. C. Rogge. Als drama bewerkt in 2 stukken van Bernard Fonteyn; zie daar. Fortunio, ps. van J. N. v. Hall als schrijver van parodieen in De Gids van 1885— '87 tegen de Tachtigers en tegen hun dichtvorm, het sonnet. Forum, letterkundig ts., opgericht 1932 door E. du Perron, Menno ter Braak en Maurice Roelants. Kwam onder redactie van Ter Braak, Vestdijk en Victor van Vriesland voor Nederland, van Marnix Gijsen, Raymond Herreman, Maurice Roelants en Gerard Walschap voor Vlaanderen. Scheidde zich af van de Vrije Bladen, hield het vol tot 1935. Du Perron zegt er van, dat Forum bedoelde: strijd tegen de halfzachtheid, het symbool van de zelfverheffing zonder reden. Het was dan ook een polemisch ts. Fraet, Frans ~ , 1605—'58, factor van De Violieren te Antwerpen, zie Rethorycke. Op 30 Dec. 1557 gepijnigd, 4 Jan. 1558 onthoofd. Schreef Morale jiguren, uitleggingen bij houtsneden. Fragment en, Mnl. Epische ~ , zie E. Francesco Campana, Het Leven van ~, 1924—'26, trilogie van Scharten—Antink, de roman van de ontwikkeling van een jongen: I. De Jeugd; II. De duistere Waarheid\ III. Het Eeuwige Licht. Franciscaender, 't eerste Ned. gedicht in alexandrijnen, ± 1580, van Jan van Hout; zie daar. Franciscus, Mr. Petrus ~, 1645—1704, uit Amsterdam, 1674 hoogleraar in geschiedenis en welsprekendheid aldaar, 1687 ook in 't Grieks. Behalve zijn L. en Gr. werken schreef hij o.a. een Lijkzang op De Ruyter, 1677, en op Antonides, en een lijkrede op Maria Stuart, de gemalin van Willem III, 1697. Hij was een leerling van Adam van Germez. Franck, Dr. Joh. ~ , 1854—1914, geb. te Bendorf bij Coblenz, hoogleraar in 't Ned. te Bonn, 1886. Hij gaf 1882 Alexanders Gees ten van Maerlant uit en 1883 zijn Mnl. Grammatik. Etymologisch Wdb., 1884. Franck, Mr. Louis ~ , geb. 1868 te Antwerpen, hoogleraar te Brussel in 't zeerecht; 1906 liberaal Kamerlid, werkte tijdens de bezetting voor de belangen van Antwerpen, 1918 gei'nterneerd; min. v. Kolonien 1918 —'24; gouverneur van de Nationale Belgische Bank; stabiliseerde de franc; 1926. IJverde voor de Vlaamse taalwetten: de wet Franck-Seghers op 't M.O., 1910; voorstel tot vervlaamsing der Gentse hogeschool met Van Cauwelaert en Anseele, 1912. De drie „kraaiende hanen". Francken, A. —, Z. Afrikaans schrijver, die 't Dagverhaal van Van Riebeek in 1908 als toneelstuk bewerkte: Susanna Reiniers. Francken, Fritz ~ , pseud, van Frederik Clijnman, geboren te Antwerpen in 1893. Prozaschrijver en dichter. Munt uit in korte verhaal tjes. Francken Azn., W. ~ , 1822—'94, uit Doetinchem, predikant te Rotterdam, schreef veel op kerkelijk gebied, vooral in zijn ts. Geloof en Vrijbeid; bestreed prof. Opzoomer. Als directeur van het Zendingsgesticht te Rotterdam schreef hij een brief aan Multatuli, waarin hij opkwam tegen de voorstelling van Ds. Wawelaar als type van de zendingsvrienden. In de Brief aan Ds. Francken, opgenomen in de Verspreide Stukken, erkende Multatuli dit, maar vroeg hij meteen, waarom Ds. Francken de enige was, die hem rekenschap vergde. Francq van Berkhey, Dr. Johannes le ~, 1729—1812, Prinsgezind schrijver, lid van een Leids dichtgenootschap, werd evenwel weldra tegenstander van de „hedendaagsche Dichter-Cabale", 1776. Hij was dokter te Leiden en 1773 lector in de natuurlijke historie, 1795 ontslagen; verloor zijn huis bij de ramp van 1807. Onder zijn zeer talrijke werken Eerbare proefkusjes van Vaderlandsch naif in de Arkadische vrijerijen van Dichtlief en Gloorroos, 1782, een navolging van Heemskerks Arcadia. In de voorrede een heftige aanval op de dichtgenootschappen. Berkhey had een moeilijk bestaan; de poezie diende hem ook als wapen in de strijd en als broodwinning. In 1769 begon hij met een groot werk, Natuurlijke Historie van Holland, 1779. Van 1760 was '/ Bataafsch Atheene, d.i. Leiden, zijn vaderstad, die hij Frank 161 Franse taal en letteren met liefde „bezong" in de2e drie „Herders- Kouten." Behalve de stad Leiden vereerde hij Prins Wiflem V; toen deze 1766 te Leiden kwam, dichtte hij Het Rhijnlandsch Wedspel. Onder zijn strijdverzen is het Hekeldicht tegen Jan Nomsz, 1769. Bij het 2e Eeuwfeest van Leidens Ontzet droeg hij in de Pieterskerk zijn groot gedicht voor Het verheerlijkt Leyden, beantwoord met een lofdicht van Jan de Kruyff: Berkhey! uw Heldenpreek drong door tot in 't gebeente Der braafste Burgerij, der mindere Stadsgemeente. Maar de vrijzinnigen noemden hem „Jan Vlegel", om zijn „dollen ijver voor Oranje" en zijn „haat tegen de Remonstranten". Reeds voor Van Alphen dichtte hij een Kinderzang\ in 1779 kwam zijn bundel De vaderlandsche Kindervreugd. Zijn voornaamste werk is zijn vaderlandse poezie, b.v. Zeetriumph der Bataafsche Vrijheid op Doggersbank, 1782, in 2 delen. Daarnaast de geschriften tegen de Patriotten, b.v. Snerpende Hekelroede tegen de „Logen-Courantiers". Zie ook Praatmoer. In 1793 dichtte hij nog Het feestvierend Leyden, ter ere van de herovering van Maastricht. Reeds van 1764 is zijn vrijheidsdrama Claudius Chilis. Hij is een van de voorstanders van het ontwakend nationaal bewustzijn; in politiek en godsdienst de man der reactie tegen de Dei'sten, tegen de Santhorstianen, tegen Spinoza. Bewonderaar van Bilderdijk. Toen hij in 1812 stierf, schreef Bilderdijk een lijkdicht: Geen hand, hoe dier verplicht aan zijn Bataafsche zangen, Bracht bloem, of telgj' of loof, op 's Grijzaarts grafgesteent. Maar in 1842 kwam er een gedenksteen in de Hooglandse kerk. In 1813 schreef A. Loosjes Pzn. over De Geest der Geschriften van Berkhey. Frank, Julia —, zie Tersteeg. Franke, Simon ~, geb. 1880 te Middelie, eerst werkzaam in Ned. Oost-Indie, dan agent van de Raad van Arbeid te Amsterdam, schrijver van 30 kinderboeken en folkloristische verhalen. Sagen rond de Zuiderzee. Indische romans. Frankische ridderpoezie, de Karelromans. Frank Rozelaar, Uit het Lev en van ~ , 1911, „dagboek" uitgegeven door Van Deyssel; zie daar. „Gemoedsverhaal van een gevoelig mens . . . . zo, dat hij zich min of meer bewust mag worden van de schoonheid, waarin we leven". Franquinet, Mr. G. D. L. ~ , 1826—1902, uit Maastricht, archivaris aldaar, schrijver van geschied- en letterkundige werken. Franquinet, Robert ~ , geb. 1915 te Amby bij Maastricht; journalist, dichter en romanschrijver. Tijdens bezetting opgesloten in Buchenwald. Fransen van Eck, Cornells ~ , 1764—1830, uit Amsterdam, predikant, hoogleraar te Deventer, 1816 ook in Ned. Taal en Letteren. Leerredenen en redevoeringen. Franse taal en letteren oefenden steeds een grote invloed op de Nederlandse. Dit begint reeds met de Chansons de geste, 13e eeuw, en met de Roman du Renart uit dezelfde tijd; zie Karel-romans en ridderromans. Verder in de 13e eeuw Die Rose van Heinric van Aken. Wat de lyrische poezie aangaat, Veldekes minneliederen staan al dadelijk onder invloed der F. lyriek. Grote invloed ging van F. uit op de vorming der Kamers van Rethorycke, vooral van het Bourgondische Hof. De taal der 15e eeuw werd geheel verfranst en ook in de I6e eeuw komen in de zinnespelen zeer veel F. woorden voor. De Renaissance beheerste in de I6e eeuw de F. letteren. Zeven dichters, de Pleiade, vertegenwoordigen het nieuwe tijdperk; zij kwamen met nieuwe lyrische vormen en met een nieuwe maat. Hun onmiddellijke yoorgangers, Marot e.a. hadden ze ingevoerd, de Pleiade heeft ze verbreid, vooral de alexandrijn, het vers van 12 lettergrepen. Ronsard, de hoofdman, bracht er de afwisseling van staand en slepend rijm in. Bij ons in de 2e helft der I6e eeuw de navolgers: Lucas de Heere, Jan van der Noot, Karel van Mander, Jan van der Does, Van Hout, Coornhert, Spieghel. Dan komt de tijd van de grote invloed van Du Bartas, vooral op Vondel in zijn eerste jaren, b.v. in de Helden Godes, Pascha en Hierusalem. Daarnaast oefende Garnier grote invloed op Vondel. Zie Camille Looten, Etude sur Vondel, en 't proefschrift van Dr. A. Hendriks over Du Bartas, 1892. Scarron was de grote man van het burleske in Frankrijk; het zinnelijke, het ruwe en het vuile werd voor komisch gehouden. Zijn eerste Nederl. navolger is Focquenbroch; zie daar. De romans van liefde en avonturen nagevolgd in Dool-hoj van Socia, Leeuwarden 1643—'46; in de beide romans van Samuel van Hoogstraten, schilder te Dordrecht: Schone Roseliin,l650, en De gestrafte ontschaking of „zeeghafte herstelling van den jongen Haegaenveld", 1669; Hier leeren losse en wufte zinnen De Hofkunst van een loflijk minnen. (Dullaertj Letterk. Wrdbk. 2e dr. 11 Franse Tijd 162 Frederik III en Karel de St Heemskerks vertaling van het treurspel he Cid van Corneille is van ±: 1640; die van Horace door Jan de Witt van 1647; Meyndert Voskuyl ontleende zijn Fiameta, 1460, aan de Heptameron. De eerste waarschuwing tegen de invloed van Frankrijk is te vinden in de IJstroom en andere gedichten van Antonides. Doch voorlopig zonder baat. N/7 Volentibus leerde met nadruk dat het F. toneel tot voorbeeld moest genomen worden; dit was ook reeds gedaan door Jan Vos in zijn Medea. Daarbij kwam de navolging van het F. blijspel, vooral dat van Moliere, Pierre Corneille en Quinault, en de F. mode van de opera. Naar Moliere's L'amour Medecin is b.v. het kluchtspel De Liejdendokter van A. Leeuw, 1666. En vele andere. Nog veel meer in de 18e eeuw. Zie Moliere, Frans klassiek treurspel en Poetenstrijd. In de 2e helft der 18e eeuw wijkt de F. invloed voor die van D. en E. Toch bleef de betekenis van verschillende schrijvers heel groot: Fenelon, Fontenelle, Voltaire en vooral Rousseau. Betje Wolff noemde Voltaire nog de grootste dichter van Europa, 1770; vooral prees zij de Henriade. Maar in 1776 is Rousseau de volmaakte dichter en Voltaire „veragtelijk". Van grote betekenis bleef de gehele 18e eeuw door de invloed van het F. drama. De letterkundige kritiek begint met Pierre Bayle; zie daar. Hij gaf 1684—'87 zijn Nouvelles de la republique des lettres uit, vooral over godsdienst, geschiedenis en natuurkunde. In de 19e eeuw volgde het realisme in Frankrijk de Romantiek op; de grote prozaschrijvers zijn Honore de Balzac, 1799— 1850; Gustave Flaubert, 1821—'80; Emile Zola, 1840—1902. Hun volgeling is Van Deyssel. Verder Netscher, Cooplandt, Aletrino. Onder hun invloed staan Emants, Couperus, Robbers, De Meester. Franse Tijd in onze letteren, zie Feith. Bilderdijk en Kinker. Verder als prozaschrijvers Arend Fokke Simonsz., Bruno Daalberg, Adriaan Loosjes, van der Palm; als dichters Helmers en Loots. Zie Vrijheidspo'ezie. Over de Franse Tijd hield Busken Huet in 1860 zijn bekend geworden voordrachten: Daags na het Feest\ Een borstbeeld van De Ruyter. Franskiljon, scheldnaam door de Flaminganten gegeven aan de voorstanders van '/ Frans in Vlaanderen. Spotlied op de Franskiljons van Theodoor van Ryswyck in zijn Politieke Rejereinen: Er naderde ons van Frankrijks grens Een troep. Zij eischten voor hun mager pens la soup', En vonden nergens goesting. in: 't Ging alles beter naer hun zin Chez nous. Frans klassiek treurspel, het ~ , hoofdmannen Corneille en Racine, in de 18e eeuw Voltaire, komt overeen met het Nederlandse, b.v. van Vondel. Maar zonder relen en in strenger vorm: de bedrijven even lang, ieder van ten hoogste 8 tonelen. Als model genomen door N/7 Volentibus; zie daar. Tientallen van hun stukken in de 18e eeuw vertaald; ontelbare navolgingen. Boileau met zijn Art poetique werd het hoogste gezag. Onderwerp moest zijn een grootse gebeurtenis uit de klassieke geschiedenis of mythologie. Navolgers: Huydecoper, Feitama, F. Duim, Van Merken, Juliana Cornelia de Lannoy, Stijl, Rotgans, Onno Zwier van Haren. Het Frans-klassieke treurspel handhaafde zich in de 19e eeuw; zie Wiselius. Ook H. H. Klijn hield het in ere en vooral Hilman met zijn Karel de Stoute en Karel van Anjou, 1861. Doch in 1847 trad de Romantiek ten tonele met de Twee Tudors van Schimmel. Navolging der klassiek-Franse tragedie, studie van Ch. Van Schooneveldt, 1906. Franssoon, Jan —•, schreef de klucht Giertje Wouters, 1623, naar een verhaal van de Decamerone. Giertje weet zich te ontslaan van drie onwelkome vrijers. Frantz, G. H. —, Afrikaans prozaschrijver. frater- en zusterhuizen, van de broeders en zusters des gemenen levens, verrezen in de Noordnederl. steden, naar het voorbeeld van Radeivijnsz., eerst onder tegenstand der bedelmonniken. Maar het Concilie van Constanz erkende hun bestaansrecht, 1418. Fr&tericq, Paul ~ , 1850—1920, Vlaams geschiedschrijver, hoogleraar te Gent. Geschiedenis der Inquisitie, 1897; De Nederlanden onder Keizer Karel, 1885. In zijn artikel over De Geheimzinnige Ketterin Bloemaerdinne trachtte hij aan te tonen, dat deze de dichteres Hadewych was. Gaf 1894 Onze historische Volksliederen uit; verder Marnix en zijne Ned. geschriften, 1881; Gesch. der Vloamsche Beweging, 1906—'9, in 3 delen. Werd 1916 naar Duitsland weggevoerd. Flamingant; leider van het Willemsfonds. Frederik III en Karel de Stoute te Trier in 1473, beschreven in een Mnl. gedicht door een ooggetuige; fragment van 540 regels bewaard; uitgegeven door Moltzer in de Bibl. v. Mnl. Lett., 1890. Hetzelfde onderwerp behandeld in een roman van Mw. Frederik van Genua 163 Friese taal Bosboom. Een kroon voor Karel den I Stoute. Frederik van Genua, Van Heer ~ , novelle uit de l6e eeuw, een Griseldis-verhaal uit de Dedamerone. Frederik Hendrik, bezongen door Vondel in zijn lierzang Begroetenis en in zijn Princelied, beide 1625; in de Geboortclock ter gelegenheid van de geboorte van Willem II, 1626; De Verovering van Grot, 1627. Opnieuw heeft Vondel de stadhouder in I 1628 begroet met Amsteldams Wellekomst\ verheerlijkt in een Zegesang, Sept. 1629, en met een sonnet voor de Triomfeerende Aemelia; in 1632 gevolgd door de Stedekroon. Ook Hooft had hem in 1629 geprezen in zijn Hollandsche Groei, en opnieuw in de Klachte der Princesse van Oranjen\ hij droeg hem zijn Ned. His tori en op. „Maar vermoedelijk begreep de prins zo min de verzen van Vondel als het proza van Hooft. De schilder- en de bouwkunst waren zijn uitspanning". (Huet.) Pieter Nootman(s) verdedigde hem na de vergeefse belegering van Leuven in 1635 in zijn gedicht Orangens-Leliens-Blijf-Faem. J. v. d. Veen dichtte Zegezangen; Anslo bouwde een Zegetempel. Geraert Brandt dichtte bij de uitvaart Het Klaghende Hollandt. Ook Westerbaen dichtte een Uytvaert, vertaling van het L. van Barlaeus. Loots dichtte een Lofzang op Frederik Hendrik. Onderwerp van een dramatisch stuk van J. Huf van Buren, De Stedendwinger, geschreven voor de kroningsfeesten van 1898, maar niet aanvaard. Frederiks, J. G. ~ , 1828—1896, onderwijzer, daarna leraar in 't Ned. te Zutfen en Amsterdam, schreef met Van den Branden het Biographisch Wdb. der N. en Z. Ned. Letterkunde, 1891. Freidank, Mhd. Vridanc, d.i. vrij denkend, Zwabisch dichter van Bescheidenheit (Levenswijsheid), een sprookspreker, die met Keizer Frederik II naar 't Heilige Land ging, 1229. Zijn werk bevat berijmde spreuken, ook in 't Ned. vertaald. Zie Rijmspreuken. Zijn naam was Bernhard; f 1230. De Ned. vertaling uit de l4e eeuw uitgegeven door M. de Vries, 1847; door Verwijs en Bisschop, 1870; door Suringar 1887. Frick in 't Veur-huys, bekende klucht van Tengnagel, 1642; een losbol, die de bruigom wordt, aangesproken door 2 meisjes, die welbewezen rechten hebben. Friesche Bouwmeester, De ~ , een der verhalen van Van Lennep in Onze Voorouders. De bisschop van Utrecht, Koenraad, wilde de Dom laten bouwen en ontfutselde aan de bouwmeester zijn geheim, dat de toren op ossehuiden moest staan, 1082. Volgens de overlevering nam de bouwmeester in 1099 bloedige wraak op de bisschop. Friese culturele prijzen, 1° de Gysbert Japicx- prijs; 2° de Dr. J. H. Halbertsma-prijs. Friese dichters en schrijvers, zie Starter, Gijsbert Japiks, Sytstra, Halbertsma, Van der Meulen, Jan Hof, Troelstra, Waling Dijkstra, Schuitmaker, Simke Kloosterman, Kalma, Schurer, Wumkes, Piebenga, De Zee. Verder noemen wij Liuwe Brolsma, Abe Brouwer, Dr. Obe Postma, B. Folkertsma, R. P. Sybesma, D. H. Kiestra, G. N. Visser, D. A. Tamminga, Anne Wadman. In 1941 werd de Harmen Sytstraprijs voor Friese letteren ingesteld van wege het Dept. v. Volksvoorlichting; toegekend aan Reinder Brolsma. De Gysbert Japiksprijs (1948) toegekend aan Nycle J. Haisma, voor zijn in de interneringskampen Bandoeng en Tjilatjap — in dit laatste kamp overleed de schrijver — geschreven novelle „Simmer." In 1949 verscheen er een bloemlezing Frieslands Dichters uit de lyriek na 1880, met vertalingen in het Nederlands, van Drs. Anne Wadman. Friesche Lusthof, dichtbundel van Starter, 1621; geprezen door Scriverius en Rodenburg. Minneliedjes, gedichten en kluchten; met platen; met muziek van Jaques Vredeman. Uitgegeven door Van Vloten, 1864. De Lusthof maakte grote opgang: drukken van 1621, '23, '24, '26, '27, '28, '34. Friese Spreekwoorden, zie 5. Friese taal, het Fries, gesproken in Friesland, verder nog door ± 1 5 000 inwoners van Noord-Friesland (Sleeswijk) en 2500 in Saterland (Oost-Friesland). In de 17e eeuw allereerst Jan Starter in het tussenspel van Timbre de Car done. Dan de dichter Gijsbert Japicx; in de 19e eeuw opleving der Friese letteren: Gebr. Halbertsma; 1844 S els kip for Fryske Tael. Nu beweging van grote betekenis op velerlei gebied: 1908 oprichting van het Kristlik Frysk S els kip; stichter en leider Ds. S. Huismans. In 1915 de Jongfriese Beweging onder aanvoering van Douwe Kalma; in 1917 het Roomsk \ Frysk Boun; 1938 stichting van de Fryske Akademy; 1939 de Fryske Folkshogeskoalle. Het Selskip for Fryske Tael en Skriftenkennisse stichtte het ts. Iduna, 1845—'61, onder leiding van Sytstra; zie daar. Jac. van Loon en M. de Boer gaven 1876 het Frysk Lieteboek uit. Schrijvers voor het volk waren Waling Dijkstra en T. G. v. d. Meulen; zie daar. In 1860 begon het volkstoneel; nu zijn er reeds over de 1000 I gedrukte stukken. Pieter Jelles Troelstra Friesch Genootschap 164 FrijIink gat-met O. Sytstra en S. Koldijk een bunde1 stukken uit, It [onge Fryslan, 1881; met Tj. E. Halbertsma het Ny Frysk Lieteboek, 1886; hij was van 1888-'95 redacteur v. h. tijdschrift For Hus en Hiem, Het Pries Woordenboek, begonnen door ]. H. Halbertsma en G. Colmjon, werd 1911 voltooid door Waling Dijkstra, op last van Ged. Staten. In 1933 kwam de vertaling van het Nieuwe Testament van Dr. Wumkes gereed; aan het Oude Testament is nu ook de laatste hand gelegd. De psalmen en gezangen werden vertaald door A. M. Wijbenga en F. Schurer. Friese colleges worden gegeven te Groningen, Amsterdam en Utrecht. Een nieuw groat Fries Wdb. wordt op last der Fryske Akademy voorbereid door Y. Poortinga. Wumkes schreef in 1926 zijn groat werk over de Badders yn de Fryske Striid, de Zwoegers in de Friese strijd. Van ]. Piebenga Koarte Shiednis fen de Fryske Skriftekennisse, 1939. Zie verder Friese dicbters en scbrijuers, Friesch Genootschap, Provinciaal ,....." ter beoefening van Fr. Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, 1827; zie Wassellbergb. Stichtte het Pries Museum te Leeuwarden. Fries volkslied, zie Schnoor. Friezen. te Rome, een van de verhalen in Onze Voorouders van Van Lennep. Zij veroverden Rome voor Karel de Grote en verwierven daarmee volgens de overlevering het privilege, dat zij aan geen vorst onderworpen waren behalve aan de Keizer. Betzelfde onderwerp ook behandeld door Maerlant in zijn Spiegbel His toriael, 3e partie, 8ste boek, en door Metis Stoke; beiden spotten met het privilege. Zie Vriesen. Fris, Dr. Victor ,....." 1877-1925, uit Gerardsbergen, archivaris van Gent. Schreef o.a. over De Brannen van Conscience. Frisia, Fries maandblad, opgericht 1918. Zie ook Pompebledden. Friske Thil Ulespegel, De ,....." 1860, verhaal in 't Fries van Waling Dijkstra. Friso, koning der Gangariden en Prasiaten, de legendarische held uit Voor-Indie, die de Vliestroom inzeilde ten tijde van Alexander de Grote, "den Persiaanschen Godsdienst toegedaan," stichter van het rijk der Friezen. In een boek van 12 zangen verheerlijkt door Willem van Haren, 1741, met dankbetuiging aan Balthasar Huydecoper, die de gebreken in het werk verbeterde. Het "heldendicht" omgewerkt te Brussel 1754-' 58 naar de smaak van "kunstrechters", d.i. in de stijl van Telemaque van Fenelon. Van Haren had in zijn hoofdwerk de bloei van het volk op het oog, maar hij slaagde er niet in, een onderhoudend gedicht te maken. Toch rekende in 1824 Jeronimo de Vries "zander aarzeling" Priso voor 't beste heldendicht ter wereld na de Ilias en de Aeneis. Maar Feith had er in zijn Verhandeling over het Heldendicht van 1781 slechts met een enkele ongunstige aantekening gewag van gemaakt. Van Haren heeft getracht de stijl der grote heldendichten na te volgen. De aanhef van de Gevallen van Friso luidt: Mijne onderneming is am van dien Prins te spreken, Die, voor Agrammes woede, uit Gangaris geweken, Veel volkeren doorkruiste, en grote mannen zag, Wier voorbeeld hem een baak verstrekte in zijn gedrag. Fruin, Dr. Robert ,....." 1823-'99, hoogleraar in de Geschiedenis te Leiden 1860; geschiedschrijver. Tien [aren uit de 80jarige oorlog, Fruytiers, Jan ,....." 1559 in Leiden gevestigd, moest uitwijken, in 1574 Commissaris der Requesten bij Prins Willem, was in Leiden tijdens het beleg; t v66r 1582. In 1567 vertaalde hij uit het F. Den Standt der Religien in Prankrijk; in 1572 Den Francoysen ende buerder nagebueren Morgbentoeceer; hierin beschrijft hij, hoe een volk zich verzetten moet tegen een tiran. Twee liederen zijn van hem opgenomen in 't Geuzenliedboek: de slag bij Heiligerlee en de belegeringen van Haarlern en Alkmaar. 't Bekendst is zijn verhaal van het Beleg van Leiden, 1577. Dan vertaalde hij nag een F. schimpschrift op de hostie: Warachtige Legende van Jan de Witte. Het F. stuk is van 1575. Fruytiers was factor der Rode Angieren te Rijnsburg. Zijn spreuk was: Weest die ghy syt, Zijn bijbelse poezie bestaat uit de bewerking van de Ecclesiasticus (De spreuken van jezus Sirach), 1565; uitgegeven door D. F. Scheurleer, 1898. Verder Scbrijtmetige Gebeden of deerste Boeck Moysi, 1573; en de Sendtbriej Pauli tot de Romeynen op sticbtsangben gbeset, 1582. Frijlink, Hendrik ,....." 1800-'86, werd van loopjongen een uitgever van naam te Amsterdam, die zelf ook zeer vee! schreef en vertaalde, o.a. kinder- en leerboeken. Zette in 1834 naast de 3 bestaande tijdschriften Het Leeskabinet op "tot gezellig onderhoud"; het had in 1847 40 000 lezers. Gaf 1831-'38 een Volksalmanak en van 1839 -'42 de almanak Tesselscbade uit. Hij schreef o.a. over Wolff en Deken, 1862; over Arend Fokke, 1884. Uit dit jaar is ook zijn Rijmtooordenboee. Hij vertaalde Frysk Boun 165 Galatea liederen van Burger, Schiller en Goethe, 1859, en Goethe's Faust. Van hem is ook de vertaling van de Jobsiade van Kortum, 1872. Frysk Boun, Roomsk ~ , de Roomse Friese Bond, opgericht 1917. Fryske Librije, reeks van Friese geschriften voor het volk. Fryske tael en skriftekennisse, Selskip for ~, opgericht 1844 naast het Prop. Fries Genootschap, voor de Friese taal en letteren. Hoofdmannen Waling Dijkstra en Tsjibbe Gearts van der Meulen. Fryske Winterjounenochten (Friese winteravondgenoegens), voordrachten in het Fries in de dorpsherbergen. Fuchs, Anna ~ , 1844—1916, toneelspeelster te Rotterdam. Funke, G. L. ~ , uitgever te Amsterdam van de werken van Multatuli, stichtte 1870 het Nieuws v. d. Dag\ 1836—1885. De Briefwisseling tussen Multatuli en Funke is in 1947 uitgegeven in de W. B. door zijn gelijknamige kleinzoon. Fuyck, Afbeeldinge van het huwelyck onder de gedaente van een ~ , voorstelling die bij Cats reeds voorkomt in Maeghdenplicht\ later uitgewerkt als afzonderlijk gedicht. Fuyter, Leonard de ~ , 1622—'55, toneelspeler, dichtte zijn vertaalde toneelstuk, het treurspel Bedekten Verruder, 1646; opgedragen aan Van Germes. Hij is een bewerker van Sp. drama's. Fijne, Paschier de —', zie P. G. Gabbema, Simon Abbes ~ , 1628—'88, uit Leeuwarden, 1659 historieschrijver der Staten, werkte mee aan Klioos Kraam, 1656 en aan Den Hollantschen Parnas, 1660. Hij berijmde het Hooglied en gaf de 2e druk van Gijsbert Japiks zeer slordig uit, 1681. Gaestmar, Jan fen 'e ~, ps. van J. J. Hof. Gaete, Hendrik van de ~ , 1682—1719, uit Deventer, boekverkoper te Amsterdam, dichter en toneelschrijver: De Brassende Dienstmeiden, 1709; De ontmantelde Apotheker met de gefopte Hoorndrager, blijspel van echtbreuk. Gaidoen, de naam door Willems in 1843 gegeven aan het door hem uitgegeven fragment der Lorreinen. Gaillard, Edward ~ , 1841—1922, drukker te Brugge, archivaris te Brugge en te Antwerpen. Gaf Maerlants Istorie van Troyen en De Keure van Hazebrouck uit. Galaad, zoon van Lancelot; hij wordt om zijn kuisheid de winnaar van de Graal en Graalkoning; zie Graalqueste. Bij zijn dood werd ook de Graal ten hemel gevoerd. Galama, Hero ~ , boekdrukker te Harlingen, uit een adellijk geslacht; gaf Jan de Brune's Wets teen der Vemuften uit, 1661. Vriend van Gijsbert Japiks. Werkte mee aan Klioos Kraam, 1656. Ligt begraven voor de toren te Harlingen: De drukker Galama tot rust koos [deze ste, Hij minde vrijheid, kunst, gerechtig- [heid en vre. Galante Dichtluimen, bundeltje sterk-erotische versjes, 1780 naamloos verschenen, toegeschreven aan Hendrik Riemsnijder; zie daar. Opnieuw uitgegeven 1859, en door Dr. J. van Vloten in 1869- Voorafgegaan door het facsimile van een brief van Tollens, die zegt dat hij weet, boven alle bedenking verheven, dat de versjes van Bilderdijk zijn. Dat Riemsnijder de dichter was, is een bewering van zijn vriend Marron, Waals predikant, herhaald door De Jager. In de Inleiding van Van Vloten vermeldt deze, dat Bilderdijk verzen, die hij zelf niet wilde uitgeven, afstond aan Dobbrauski en dat deze zo goed als zeker dezelfde is als Hendrik Riemsnijder. De Gal. Dichtl. zijn dan van Bilderdijk en Riemsnijder te zamen. Daartegenover een studie van Bosch in het Bilderdijkmuseum van 1940. Galante Leven der Amsterdamsche en Rotterdamsche actrices, Het ~ , schotschrift uit de tijd der Familie Bouhon met mededelingen over het toneelleven. Galatea, herdersroman van Cervantes, 1584. In de herdersroman Astree van D'Urfe, 1610, is Galathee de koningin der nimfen. (De naam is uit de Gr. fabelleer: Galatea was een zeenimf, dochter van Nereus en Doris, beminde van de cycloop Polyphemus.) Sedert de naam van de beminde in de herderspoezie. Zo in Hoofts dagelied: Galathea, ziet de dagh komt aan. — Neen, mijn lief, wilt noch wat marren, 't zijn de starren. Neen, mijn lief, wilt noch wat marren, 't is de maan. En in de pastorale van Cats: Galathee of Harderminneklacht, 1629. Een andere Galathee treedt op in Cats' Houwelyck, vierde hoofdstuk, Vrouwe. Zeerovers maken zich meester van Galathee; haar man, de herder Celadon, wil haar niet verlaten en begeeft zich vrijwillig in gevangenschap. De koning van Tunis, geroerd door zoveel liefde, maakt hem tot zijn hoftrawant. Galen 166 Gargon Galen, Christof Bernart van ~ , bisschop van Munster, 1650, door Vondel met een lofdicht begroet. Dezelfde, die in 1665 en 1672 een inval deed in de Nederlanden! Galen, Jan van ~, 1604—'53, de beroemde zeeheld, die voor Livorno sneuvelde en begraven werd in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Bezongen door T. Asselyn, J. de Decker, J. Six, Jan Vos, Vondel, M. Keusers, J. Bara, G. Styls. Grafschrift: Hier leidt in 't graf van eer de dappere Van Gaalen, Die eerst ging buit op buit Castilien afhaalen, En met een Leeuwen hart, bij 't Toskaaner strandt, De Britten heeft verjaagt, verovert en verbrandt. Galenus, Abraham —•, ook Gal en us A brahamsz de Haan, 1622—1706, dokter en leraar der Doopsgezinden te Amsterdam, leider der Galenisten, de nieuwlichters. Werkte mee aan het geestelijk liedboek Der Zielen Lusthof. Galiene, de dochter van een ridder, gastheer van Ferguut; zij verklaart hem in bedekte woorden haar liefde, maar hij antwoordt: Joncfrouwe, omme ander dine ben ic [uut Dan omme dusdane saken comen: Ene battaelgie hebbic genomen . . . Maar als zij in radeloosheid vlucht, dan trekt hij de wereld rond, om haar te zoeken. Gallandat Huet, Mr. Dr. R. H. J. ~ , 1836 —1902, leraar in 't Ned. te Zutfen 1864, te Rotterdam 1866; erfde van zijn schoonvader een builgaasfabriek te Haarlem 1870; wijdde zich sedert 1880 aan de studie der letteren. Schreef Van en over Betje Wolff, 1884. Galle, Francisca Jacoba ~ , 1840—'90, leerling van Busken Huet; zij was geb. te Amersfoort en opgeleid voor het onderwijs, maar wijdde zich aan de letteren en schreef romans. Gallee, Dr. J. H. ~ , 1847—1908, geb. te Vorden, 1882 hoogleraar in 't Oud-Germaans te Utrecht. Gesch. der dramatische vertooningen, 1873. Woordenboek v. h. Geldersch-Overijselsch dialect, 1896. Het Boerenhuis in Nederland, 1907. Gallee richtte met G. J. Klokman de „Ver. tot onderzoek van taal en volksleven in het O. v. Nederland" op, 1901, die de Driemaandelijksche Bladen uitgaf. Hij ijverde voor een museum voor volkskunde. Ganda, Theocritus a —, d.i. van Gent, ps. van Dan. Heinsius, die daar geboren was, als schrijver van Het Ambacht van Cupido en van de tweede bundel Emblemata Amatoria, zinnebeelden van Minne, opgedrageh „aen de Ionckvrouwen van Hollandt": Ghy liefelick geslacht, dat Venus heeft gegeven Te voeren in haer hart den sleutel van ons leven. 24 prentjes met L., Ned. en F. versjes. De derde bundel emblemata heet Spiegel van de Doorluchtige Vrouwen, „genomen uyt Gr. ende L. schrijvers", 8 plaatjes met alleen Ned. versjes. Ganderheyden, A. A. ~ , 1859—1935, uit Groningen, 1893 ambtenaar aan de U.B. te Amsterdam, schreef o.a. Groningana, aanvulling op Molema's Gron. Wdb., 1897; gaf de gedichten van Ds. G. Bakker uit in de Driemaandelijksche Bladen, 1910 en ' 1 1. Gandersheim, Hrotsvitha van ~ , Leesdramds. Vert., ingeleid en van aanteken. voorzien door H. J. E. Endepols. (Monumenta Christiana. Bibliotheek van Christelijke klassieken.) Ganelon, de verrader in het Rolandslied; hi; legt de Sarracenen uit haat tegen Roland in hinderlaag in het dal van Roncevaux, om een deel van Karels leger met Roland en andere pairs te vernietigen. Gans, Jacques ~ , geb. 1907, schrijver van de roman Liefde en Goudvisschen, 1940. Gansendonck, Baes ~ , novelle van Conscience, 1850, waarin de hoogmoed aan de kaak gesteld wordt. Een van Conscience's bekendste werken; als toneelstuk opge- ' voerd in 1912 te Antwerpen bij de herdenking van zijn geboortedag. Gansfort, Johan Wessel ~ , 1419—'89, van Groningen, kwekeling van de Broeders des Gemenen Levens te Zwolle, een der eerste Ned. Humanisten, bezocht Italie, vriend van paus Sixtus IV, professor te Heidelberg, lux mundi, het licht der wereld, en Magister Contradictionis = meester in Twistgesprek. Moest uitwijken voor de Dominicanen en ging naar Groningen, 1479- Ofschoon leek, schreef hij bijna uitsluitend over godsdienstige vraagstukken, waarbij hij veel stellingen verdedigde, die later door het Protestantisme overgenomen zouden worden. Lijfarts van bisschop David van Bourgondie, waar hij bescherming vond tegen de Inquisitie. Na 1482 verbleef hij veel in de abdij van Aduard bij de abt Hendrik van Rees; na diens dood in ,,'t oldeconvent" van Clarissen te Groningen. zijn Leven uitgegeven 1614 door Albert Hardenberg. Studie over Gansfort van P. Hofstede de Groot 1871, en van M. van Rhijn, 1917. Gansoirde, Zuster van —, onbekende dichteres uit een Amsterdams klooster, 15e eeuw. Zie Van Duinkerken, Dichters der M.E. en Van Mierlo, Gesch. der Letterk. Gargon, Ds. Mattheus ~ , 1661—1728, geb. Gamier 167 Gedroomd Paardrijden te Haarlem uit ouders, die uit Doornik I uitgeweken waren; 1707 predikant en rector te Vlissingen. Psalmberijmer. Gaf 1715 zijn Walchersche Arcadia uit met nasporingen over de heerlijkheden, ambachten, vliedbergen enz. Met beschrijving van het smeltsteken, een vismaal, een rijtoer enz. Gamier, Robert ~ , 1545—1601, staatsraad van Hendrik IV, schrijver van 8 F. treurspelen in de stijTvan Seneca. Daarbij Les Juifves (de Jodinnen), welk stuk nagevolgd werd door Vondel in zijn HJerusalem Verwoest. Hij was de man, die met Jodelle het F. toneel hervormde door vertaling en navolging van de Grieken; de voorganger van Corneille en volgens Busken Huet en Looten de eerste wegbereider voor Vondel. Zie Camille Looten, Etude sur Vondel. Garoeda-prijsvraag, voor boeken voor de Indische jeugd. In 1946 eerste prijs aan Mw. L. v. Suchtelen-Leembruggen; tweede prijs aan W. v. d. Bogaard. garrulus (L. = de snapper), de naam van de vlaamse gaai, in Maerlants Naturen Bloeme. De dichter vergelijkt er de menestrelen bij, de ijdele vleiers aan de hoven en op de kastelen: Garrulus dit dinct mi vele Bedieden some menestrele, Die altoes sijn onghestade Ende callende vroe ende spade.... Daer si scone sijn omme gheplumet. Zie menestreel. Gastmaal, Het —, satire van Juliana de Lannoy, op het leven van de aanzienlijken; beschrijving van een feestmaal bij Mw. v. Langenstijl; 1776. Gast-Vertellers, De —-, „een serie pogingen tot een eenigszins fatsoenlijk Cabaret", boekje van de schilder Chris Beekman en de schrijver Sam. Goudsmit, 1924. Gauthier de Chatillon, de schrijver van de F. roman van Alexander, door Maerlant vertaald als Alexanders Geesten. Gavere, Marnix van —, pseud, van Fernand Pauwels, geb. 1897 uit Deinze. Schreef verscheidene bundels zeer melodieuze gedichten {Het eeuwig Rijk), alsmede een essay Kleine Schrijturen. Gawein, de beroemde neef van koning Artur, een der hoofdpersonen uit de Britse ridderromans van de Ronde Tafel. Gebed van den Onwetende, Het —, van Multatuli, „een afscheidskreet van het geloof". Opgenomen in de Verspreide stukken, 1861. Geboorteclock van Willem van Nassau, in 1626 door Vondel gedicht bij de geboorte van prins Willem 11. Gebroeders, treurspel van Vondel over de 7 zonen van Saul, door David ter dood veroordeeld op raad van de hogepriester Abjathar; 1639. Opgedragen aan Vossius. Hetzelfde onderwerp was ook behandeld door Jean de la Taille, 1540—1608, in zijn treurspel Gabaonites, 1573. Gebruik en Misbruik des Tooneels, handleiding van Pels; zie daar. Met de opvatting: Die dan verdiende lof in 't stichten van de Jeugd Behaalen wil, geef straf aan Ondeugd, loon aan [Deugd. Verkondigde de denkbeelden van N/7; zie daar. Ghebruyck en onghebruyck van 't orgel. werkje van Huygens, 1641. Beantwoord door Jan Jansz. Calckman uit Den Haag, 1641, met zijn Antidotum, Te gen-gift. In 1660 een nieuw geschrift van Huygens: Orgelgebruyck. De Provinciale Synode van Dordrecht, 1574, had het orgelspel verboden; zo ook de synode van Edam, 1574 en de Nationale Synode van 1578. Ghebruyck ende Misbruyck van tydlicke Have, Recht —', zie R. Gedachten op slaepelose nachten, gedicht van Cats, 1656—'60, met autobiografisch karakter. Tot een gedachtenis aan Jan Lambrechts te Brugge gezonden; aldaar voor 't eerst in 't licht gegeven in 1689. Ghedenck-boeck, Een —•, met 6 spelen over de strijd tegen Spanje, van Jacob Duym\ zie daar. De 6 stukken zijn: 1° Nassausche Perseus; 2° Baithasar Gerards; 3° Bel eg van Leiden; 4° Beleg van Antwerpen; 5° Inneming van Breda; 6° Betvijs dat beter is eenen goeden Crijgh dan eenen gheveynsden Peys. Gedenck-clanck, zie Valerius. Gedenklied voor de Bataaven, hekeldicht van 1799. Gedenkschrift, Geschied- en Redekonstig ~, zie v. Kinsbergen en V. d. Palm. Opnieuw uitgegeven in het Pantheon. Gedenkzuil, verzameling van stukken ter ere van een overleden dichter. Zo voor Bellamy, 1822, zie Ockerse; voor Feith, 1825; voor Bilderdijk, 1833; voor J. F. Willems 1847; zie daar. Gederailleerd, novelle van Gerard Keller, waarin arbeiders voorgesteld worden in staking, 1873, in hetzelfde jaar als Cremers Hanna de Freule. Als roman en als beeld van stakende arbeiders mislukt. Gedroomd Paardrijden, zie Potgieter. Het grote werk opgenomen in de bundel Nalatenschap van den Landjonker, d.i. van de schrijver zelf; hem overhandigd op zijn laatste ziekbed. Gedichten over 19 onderwerpen: in Frankrijk Hendrik IV, Mazarin, Lodewijk XIV; hier Frederik Hendrik, Amalia van Solms, Huygens, Vondel, Jan Geel 168 Geeraerdt van Velsen de Witt, Willem III. Uitgegeven door Verwey, 1912. Geel, Dr. Jacob ~ , 1789—1862, leerling van D. J. v. Lennep, 1810—'23, huisonderwijzer bij Dedel te 's-Graveland; 1823 onder-bibliothecaris te Leiden, 1833 bibliothecaris. Bewonderde Walter Scott, ofschoon klassiek opgevoed. Sprak in 1826 voor „Letterkunde" over Romantiek en klassiek in een rede Over den Smaak\ hij had daarmee zelf zijn kunstvorm gevonden, de verhandeling, waarvan hij de inhoud verrijkte en afwisseling aanbracht. In 1838 kwamen 8 prozastukken uit als Onderzoek en Phantasie, verhandelingen vol humor en spot, o.a. met de deftige verhandelaars. Afzonderlijk verschenen Lof der Proza, 1830, en Gesprek op den Drachenfels, 1835. Geel kwam op tegen de talrijke bundels der dichtgenootschappen; de verzenmaker prof. Simons nam het tegen hem op. Zie ook Tweegevecht. Over de eisen van het proza handelde ook Geels voordracht van 1837 Nieuwe Karakterverdeeling van den stijl\ deze was gericht tegen prof. Van Kampen en anderen, die voorschriften over stijl hadden gemaakt. Zijn Gesprek op een Leidschen buitensingel, 1834, leerde dat poezie een moeilijke arbeid was. Over klassiek en romantiek — Bilderdijk tegenover Schiller — loopt zijn rede: lets opgewondens over het eenvoudige, 1832. Hetzelfde onderwerp behandelde Geel in zijn beroemd Gesprek op den Drachenfels, tussen Diodes, de classicus, Charinus, de romanticus, en de schrijver zelf. Opnieuw tegen zijn geleerde vriend Van Kampen en diens Verhandeling over den historischen stijl, 1830, en over de K las si eke Po'ezy van 1823. De Platonische dialoog was Geels voorbeeld; ook de Drachenfels is een Socratisch gesprek, Geels meesterstuk. Als prozaschrijver toonde hij verder zijn kracht in de vertaling van de Sentimental Journey van Sterne. Zie V. de Hey. Zo werd Geel de voorganger op 't gebied van 't moderne proza, voorganger vooral ook van Leidse studenten als Bakhuizen, Beets en Hasebroek. In 1835 gaf hij een gunstige beoordeling van Jose en Maskerade van Beets, in 1838 van Gwy de Vlaming. Doch toen kwam zijn veroordeling van Vooruitgang, naamloos verschenen in De Gids van 1838, later opgenomen in de Camera Obscura. Geel, de man der Verlichting, kon die bezwaren tegen de geest der eeuw niet verdragen; met deze kritiek begon de eerste druk van Onderzoek en Phantasie. Beets was er zeer boos over en antwoordde met Humoristen en Genoegens smaken, beide ook later opgenomen in de Camera, beide gericht tegen Geel. Deze weigerde in 1840 de werken van Beets en Hasebroek in De Gids te beoordelen. Hij kwam op voor vrijheid van overtuiging in de letter en en tegen de verouderde kunstvormen; ondersteunde de redactie van De Gids. Had grote invloed als Ned. letterkundige, maar nog veel meer is hij de klassieke filoloog; met Bake en Cobet vestigde hij de studie der klassieken op wetenschappelijke grondslag. Hij is de schoonheid beminnende wijsgeer; hij verhief het proza tot dezelfde hoge rang als de poezie. De uitgave van Geels Onderzoek en Phantasie van 1886 bevat een levensschets van de schrijver door W. P. Wolters. Opnieuw uitgegeven door Dr. De Vooys met een inleiding in de Wereldbibliotheek, 1911. Jacob Geel, naar zijn brieven en geschriften geschetst door Mw. Dr. M. J. Hamaker, 1907; proefschrift. Geel, C. J. van ~ , geb. 1865 te Dubbeldam, journalist; gaf in 1941 zijn verzenbundel Bij de kruising uit. Geel, Joost van ~ , 1631—'98, Collegiant, vriend van Joachim Oudaen, schilder en dichter van stichtelijke gelegenheidspoezie. Uitgegeven door K. v. Arkel, 1724. Geeraerdt van Velsen, een der moordenaars van Floris V, leefde voort in een volkslied, waarin Floris wordt voorgesteld als dwingeland. Dit werd gedrukt achter Melts Stoke, uitgegeven door Spieghel. Zo werd dit lied de aanleiding tot het dichten van Hoofts treurspel Geraerdt van Velsen, ons eerste nationale drama, 1613. Met een voorspelling van de grootheid der Nederlanders en van Amsterdam: Dan sullen zy voorby seylen en [overtreffen Al wat er is van volck [dat haven heeft oft ree: En bruisen door het blaeuw [als Vorsten van de Zee. De ideale figuur in Hooft's stuk is Gijsbrecht van Amstel, die opkomt tegen de dwingelandij van graaf Floris. In het stuk komen nog op rederijkerswijze allegorische personen voor: Eendracht, Trouw, Onnooselheydt, Geweldt, Bedroch, Twist en de Vecht. Deze spreekt de voorspelling uit. Wat de bouw van het stuk betreft, het staat onder invloed van Seneca. Hooft werd nagevolgd door de Kamer De Sonnebloem te Ketel (bij Schiedam), welk stuk voorkomt in Vlaerdings Rederyck-bergr 1617. Ook door Suffridus Sixtinus, 1628, en in datzelfde jaar door Colevelt in zijn Spel tusschen Graef Floris en Gerrit van Velsen. Geerlinck 169 Geestelijke Lustwarande Mr. A. v. Halmael schreef zijn treurspel Gerard van V els en in 1817. Geerlinck, Johannes ~ , ps. van Joh. Brouwer, schrijver van Vandaag geen spreekuur, het verborgen leven van een oude stad, 1942. Geert, Frans van ~ , 1786—1873, overste, Belgisch toneelschrijver; Montigny, 1855; Jacob van Artevelde, 1863, bewerkt naar Conscience's roman. Geert Groote, 1340—'84, uit Deventer, zoon van aanzienlijke ouders, studeerde te Parijs en Keulen, kwam tot bekering 1374 door Hendrik van Kalkar, prior van Monnikhuizen te Arnhem, waar hij drie jaar bij de Karthuizers bleef op Klarenbeek. Daarna trok hij als prediker de wereld in. Met zijn vriend Johannes Cele, rector te Zwolle, bezocht hij Ruusbroec in het Sonienbos en ook daarna kwam hij er herhaaldelijk. Hij legde met zijn vriend Floris Radewijnsz. de grondslag van de broederschap des gemenen levens. Hij stierf aan de pest, eer hij zijn plannen kon uitvoeren, maar Floris zette ze door; als Geert Groote was blijven leven, dan was hij gekomen tot de stichting van een klooster voor regulieren, zo als dat na zijn dood te Windesheim verrees. Wei stichtte hij het eerste zusterhuis te Deventer, naast het Broeder- of Fraterhuis. Tot dit doel stond hij in 1374 zijn ruime woning af aan de Stadsoverheid als een verblijf voor vrome arme maagden of weduwen. Ook de zusters gingen eenvoudig gekleed; zij hidden zich bezig met handenarbeid, ziekenbezoek en onderwijs. Geert Groote had zijn kamer in het zusterhuis; later stond Johannes Brinckerinck aan het hoofd van 't Meester-Geertshuis. Geert Groote vertaalde psalmen en litanieen en van Suso: Des ewighen wijsheits ghetiden. Zijn Dietsche Vertalingen toegelicht door W. Moll, 1880. Geert Groote spoorde de Broeders des Gemenen Levens aan tot het afschrijven van boeken, om in het bezit te komen van stichtelijke werken en om de inkomsten der gemeenschap te vermeerderen. Ook G err it of Gerijt de Groote, Gerardus Magnus; zijn leven beschreven door Thomas a Kempis. Hij kwam fel op tegen de misbruiken in de kerk, maar evenzeer tegen de ketters; de kerken waren te klein, als hij preekte, in Holland, het Sticht en Gelre. Daar hij geen priester was, werd hem wegens zijn fel optreden in 1383 het preken verboden. Over hem: Dr. G. H. M. Delprat en in 1875 Dr. J. G. R. Acquoy, Het Klooster te Windesheim. Zijn Leven was beschreven in het L. door Rudolf Dier van Muiden. N. van Wijk gaf in 1940 Het Getijdenboek van G. G. uit. Prof. Van Ginneken betoogde, dat Geert Groote de schrijver is van de Navolging van Christus\ hij gaf over hem zes boeken uit. Geert je, het hoofdwerk van Johan de Meester\ zie daar. Realistische roman, 1906; de geschiedenis van een dorpsmeisje en haar liefde in een grote stad. Geertruid van Oosten, zie 0. Geest, Wilhelm ~ , boekverkoper te Leeuwarden, schreef in „Parnas"-taal zijn „Droef Bly eindent spel" Aldegonda en Barsime, 1663. Geest, Wybrandus de ~ , schilder en toneelspeler te Amsterdam; schreef o.a. het kluchtspel De tvederspannige zoon, 1702; tekening van een lichtmis. En De Manzieke Vrijster, 1700. Hij liet een herdersspel na, Philander en Kalis te, 1716. Geest, K. v. d. ~ , geb. 1903 op Schiermonnikoog, stuurman op de grote vaart; prozaschrijver. geestelijke broederschappen, volbrachten gezamenlijk hun godsdienstplichten en zorgden voor elkaars begrafenis; zij werkten sedert ± 1400 mee aan de vertoning van de kerkelijke drama's en werden misschien geleidelijk de eerste Kamers van Rethorycke op het voorbeeld van F. steden. Geestelijke Liederen, bloemlezing van Willem de Merode; 2e druk van A. Teunis, 1949. Geestelijke Lustwarande, De —, poezie op het gebied van Kerk en Staat, door P. van Os Jr., met portret en levensberigt, 1867; mystificatie naar aanleiding van het protest van de orthodoxe Niv. Goessche Courant tegen de bijzondere biddag van 1866. Dr. J. Rutgers en Jhr. Mr. J. de Witte van Citters te Den Haag lieten toen parodieen van orthodoxe poezie opnemen in de Niv. G. Ct. onder ps. Pieter van Os Jr. In deze stijl: Neerland, ontwaak! dat de Koning [regeere! 't richtsnoer zijns doens zij het woord [van den Heere! 't Levende Woord en geen wet van [papier! De bundel was reeds afzonderlijk ter perse te Goes, toen de mystificatie werd ontdekt en de Lustwarande in Den Haag werd uitgegeven. Zij deden het voorkomen, dat Van Os in 1799 geboren was te Antwerpen en dat hij van 1830—'65 een zaak gedreven had in Rotterdam; daarna had hij zich aan de dichtkunst gewijd en verdedigde hij zogenaamd de rechten des Konings. Uiting van de toenmaals zo felle strijd tussen de Liberalen en de Kerkelijken; de zaak zette bij velen kwaad bloed en kostte geestelijke poezie 1 aan Mr. P. A. S. van Limburg Brouwer zijn Kamerzetel. geestelijke poezie, kwam in de 13e eeuw op tegen de ridderromans. Heiligenlevens, zo als dat van Sinte-Lutgart van Willem van Afflighem. Vanden levene ons Heren. Rinclus. De Mystiek; zie daar. De werken van Hadewych. In de 15e eeuw tal van liederen en leisen; vaak wordt de ziel voorgesteld als bruid en Jezus als de bruidegom, b.v. in de romance van het Soudaens dochterkijn. Zie 00k geestelijk lied. Geestelijke toneelspelen, vijf ~, uit de M.E., uitgegeven door H. J. E. Endepols, zie Toneelspelen. Geestelijke Voorouders, d.i. Israel en Hellas; zie Allard Pierson. Deze voltooide 4 van de 6 delen; in het Hellenisme bleef hij steken. Dit hoofdstuk is verder bewerkt door prof. K. Kuiper, terwijl prof. D. Hesseling het grote werk besloot met zijn studie over Byzantium. Geestelick Kruydt-hofken, veel gebruikt stichtelijk zangboek der 17e eeuw; gevolgd door '/ Groot Achterhofken. geestelijk lied, kwam tot grote ontwikkeling in de 15e eeuw; zie lets. Verder kerst-, nieuwjaar-, driekoningenliederen enz. Vooral 00k liederen ter ere van Jezus, Maria en de heiligen. Dan vertalingen van L. Kerkliederen als Stabat mater en Dies est laetitiae. Het Geestelijk lied voor de Hervorming, behandeld door Prof. Acquoy, en daarna in het uitvoerig proefschrift van Dr. J. A. N. Knuttel, 1906. Dr. C. Lecoutere gaf 1899 een studie over Mnl. geest. Liederen uit, te Lier. Zie liedboeken. Menig geestelijk lied is herdicht uit een wereldlijk lied, b.v. Tis goed in Gods taveerne te gaen, Betalen is daer off gedaen . . . geesten, zie yeesten. geesten, in de 17e eeuw de naam voor de beoefenaars der letteren, de leden der Kamers, de toneelspelers. Geestenwareld, De ~ , uitvoerig gedicht van Bilderdijk, 1811, over de gemeenschap met de wereld der geesten: Wei hem, die Zijn maagschap boven 't zwerk, in lucht en firmament, En 't stofloos Geestendom als wachters om zich kent. geestverschijningen op het toneel der 17e eeuw, navolgingen van Seneca, zeer talrijk; zo in Hoofts Baeto; verder bij N. Fonteyn, H. Moor, J. v. Arp, Rodenburgh, Struys, Van Velde. Geheughenis, Overblijfsels van ~ , herinneringen uit het leven, van Coenraet Droste; zie daar. Geilhoven, Arn. van ~ , eerste helft van de 0 gelegenheidsgedichten 17e eeuw. Vlaams jurist en bibliograal. Onderging de invloed van de Renaissance. Geiregat, Pieter ~ , 1828—1902, uit Gent, kaarsenmaker, die hoofdredacteur van de Gazette van Gent werd; roman- en toneelschrijver; Volksverhalen. De Lotelingen onder Napoleon, 1856. Gekortwiekte Faam, Utrechts studentenblad 1825—'27, in de geest van De Arke Noachs; zie daar; uitgegeven door Falck, Hora Siccama e.a. Gekroonde na haar dood, De —, zie Ines de Castro. Geld en Adel, de lOOste roman van Conscience, 1881, waarop een grootse huldiging volgde. Geldenhauer, Gerardus ~ , Noviomagus, 1482—1542, uit Nijmegen, vriend van Van Dorp en Paludanus, hoogleraar te Leuven, later humanist-hoveling bij bisschop Philips van Bourgondie; schreef L. satiren en gedichten en werd in het openbaar als dichter gekroond te Tienen. Bewijs hoezeer de wijsheid en de schoonheid van het Heidendom geeerd werden naast of tegenover de waarheid van het Christendom. Geldenhauer is het onderwerp van het proefschrift van Dr. J. Prinsen, 1898, die in 1901 00k zijn Collectanea uitgaf. Noviomagus werd te Wittenberg Hervormd, hoogleraar te Marburg, vermoord op reis naar Wittenberg. Beschreef het leven van bisschop Philips. Leerling van de Deventer fraterschool. Gelder, G. van ~ , geb. 1912 te Middelharnis; dichter en prozaschrijver. Gelder, Dr. Hendrik Enno van ~ , geb. te Amsterdam 1876, directeur v. d. Gem. Dienst van Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage 1912—1941. Schreef o.a. een Kunstgesch. der Ned., 1936. Gelder, Dr. Herman Arend Enno van ~ , geb. te Gouda 1889, schreef 1918 zijn proefschrift over De levensbeschouwing van C. P. Hoojt, 1547—1626; leraar in de geschiedenis te 's-Gravenhage; 1938 hoogleraar te Amsterdam. Gelder, Jan van —, geb. 1912, dichter van Droom en Werkelijkheid, 1946. Gelderschen Playsier-Hoff, Den ~ , koddig liedboek van Fidament de Bedarides, 1670. Gelderse dichters, en schrijvers: 17e eeuw, Willem Sluyter; 18e eeuw, H. K. Arkstee, E. M. Post; 19e eeuw, Staring, J. J. Cremer, D. M. Maaldrink, G. W. Lovendaal, pater Van Meurs; 20ste eeuw; L. E. = Lete Engelberts, H. J. Krebbers, Kerst Zwart, H. W. Heuvel, Jan van Riemsdijk, G. v. d. Wall Perne, K. Lantermans, Mw. v. Osselen—Van Delden. Geleerde Advokaat, De ~ , zie A. gelegenheidsgedichten, veelal van geen beGele huis te huur 1 71 Genestet tekenis als gedichten bij geboorte, huwelijk of overlijden, doch ook vaak van algemeen belang of van bijzondere waarde: Hooft, gedichten aan Christina van Erp en Suzanna Bartelotti; Klaghte der Pr ins esse van Oranje; Vondel: Gysbreght van Aemstel\ Triomf-torts over de neerlaagh der koninglycke vloote op het Slaeck; Kinderlijck; Olijftack aan Gustaaf Adolf; hekeldichten; Leeuwendalers; Huygens: Scheepspraet; Dood van Sterre; Poot: Op de doot van myn dochtertje; Da Costa: Vijf en Twintig ]aren\ Tijdzangen; Biiderdijk: Ode aan Napoleon; Willem van Haren: Leonidas\ Staring; Tuchtiging der Algerijnen; Tollens: Bedelbrief; J. v. Lennep: Dorp aan de Grenzen\ Potgieter: Aan Nederland in 1844; Zangen des Tijds; Jan van Beers: Lichtl; Helmers: Lijkzang op het Graf van Nederland, 1795; Adam Simons: Aan Nederland, 1810; Vuylsteke: Optocht der Fahrieksarbeiders, 1855; Antonides: Theems in Brant; Onno Zwier van Haren: Pietje en Agnietje. Gele huis te huur, Het ~, bundel stukken over hetzelfde onderwerp, van Bordewijk, Zernike, Sweding, Walschap, Van Eyk, Last, Coolen e.a. Gellert, Christian Furchtegott ~ , 1715— '69, prof, te Leipzig 1751; dichter van fabelen en liederen. Zijn werken vertaald; hij had „Een naam die met gejuich weergalmt [in 's Hemels hof." Hij zelf stond onder invloed van Richardson. Geloofsbelijdenis, het verhaal van Lijstermannetje, het eerste gedrukte werk van Douwes Dekker, opgenomen in De Dageraad, nog voor Max Havelaar voltooid was. Nu in de Verspreide Stukken. Gelre, een heraut uit de I4e eeuw; bewaard bleven 14 gedichtjes op het wapen van aanzienlijke ridders, o.a. 1332 het wapendicht Van den "Ever voor Jan III van Brabant; verder 13 lijk- en lofdichten. Leefde nog 1370. Geluk hangt als een druiventros, Het ~, verhaal van 1918 van Scharten-Antink uit de omgeving van Florence. De titel is een regel uit een drinklied bij het oogstfeest; de geschiedenis is die van een landheer, die nog juist uit de handen van een woekeraar verlost wordt. Gelukkige Familie, De ~ , het voornaamste romanwerk v. Herm. Robbers, met „alle vormen en verschijningen van de liefde", het leven van alle dag geschilderd in figuren, die alle te gronde gaan; de titel is ironisch. Gemeenschap, De ~ , tijdschrift der R.K. jongere schrijvers, 1925—'41; Van Duinkerken, Engelman, Coolen, Van Oosten. Zij maakten zich los van Roeping. Genderen Stort, R. van ~ , geb. 1886, letter kundige en romanschrijver: De kleine Inez, 1925. Sedert zijn 30ste jaar blind. In 1938 Het Goede Leven, in 1939 Rondom een balling, t 1942. Generatie van '8o, zie Tachtig. Generatie van 1910: de dichters met Verwey als leider en De Beweging als tijdschrift. Zie daar; Jan Prins, Aart van der Leeuw, P. N. v. Eyck, Bloem, A. Roland Hoist, Keuls, Jacob de Haan, Geerten Gossaert, Adwaita, Adama van Scheltema,, Van Collem, Speenhoff, Seerp Anema, De Merode, Eduard Brom. Verder de prozaschrijvers: Johan de Meester, Top Naeff, Ina Boudier-Bakker, P. H. v. Moerkerken, Van Oudshoorn, Scharten-Antink, Carry van Bruggen, Brusse, Querido, Gerard Brom. Toneel: Mw. Simons-Mees, Schurmann. Generatie van 1920: de Vlamingen Wies Moens, Mussche, Van Ostayen. In Nederland: J. C. v. Schagen, Anton van Duinkerken, Dop Bles, Marsman, Slauerhoff. De schrijvers: P. H. Ritter, Dr. Bierens de Haan, Just Havelaar, Dirk Coster; P. H. v. Moerkerken, Van Genderen Stort, Mw. Zoomers-Vermeer; Antoon Coolen, Herman de Man, Theun de Vries, A. M. de Jong, Ina Boudier-Bakker, Top Naeff; Werumeus Buning. Generatie van 1930; dichters: Jan Greshoff, E. du Perron; Jan Engelman, Van Oosten. Schrijvers: M. ter Braak, S. Vestdijk (de Forum-groep), Anthonie Donker. Over de allerjongsten K. Lekkerkerker in zijn bloemlezing In Aanbouw, 1939. Genestet, Petrus Augustus de ~ , 1829—'61, dichter van vrijzinnig-godsdienstige poezie, in zijn Leekedichtjes de vertegenwoordiger van de Moderne Richting. Zijn eerste gedicht is gewijd Aan de Hollandsche jongens van Hildebrand. Hij vereerde Van Lennep in Morgen is mijn dichter jarig, 1846. Hij was leerling van A. des Amorie van der Hoeven aan het Remonstrants seminarie. De Clercq's jongste zoon Gideon was zijn boezemvriend. In 1851 verschenen zijn Eerste Gedichten zonder de dichterlijke verhalen Fantasio, 1848, en De Sint-Nikolaasavond, 1849; dit laatste een bespotting van de jacht op de Ned. Leeuw. In 1852 werd hij Rem. predikant te Delft; in 1857 kwamen Huets Brieven over den Bijbel, in 1860 de Leekedichtjes van De Genestet, in 1861 zijn tweede bundel Laatste der Eerste met Het Haantje van den Toren. De Leekedichtjes gveen een heldere voorstelling van de strijd Genlis 1 72 Gepasseerd Leven der Modernen in de Ned. Herv. Kerk. Naast de godsdienstige poezie in zijn gedichten ook de huiselijke. De Genestet verloor vrouw en kind en moest als gebroken man zijn ambt neerleggen; hij vestigde zich 1859 te Amsterdam en was des zomers te Bloemendaal; in 1861 stierf hij te Rozendaal. Busken Huet was de spreker bij de onthulling van 't gedenkteken, 1862. Als dichter vereerde hij Beets en Victor Hugo: Arme Visschers. De Genestet werd vooral om zijn huiselijke poezie en om de Leekedichtjes bemind bij het volk; toch waren de Eerste Gedichten van 1851 ongunstig beoordeeld door Zimmerman in De Gids. Maar de Leekedichtjes werden in De Gids van 1859—'60 opgenomen. Onder de huiselijke poezie: Jong Hollandsch Binnenhuisje; Benjamin of. Toen hij gestorven was, dichtte Ter Haar de rouwzang Op bet Kerkhof te Roozendaal\ hij werd er later zelf ook begraven evenals Hofdijk. De Dichtwerken verzameld en uitgegeven door C. P. Tiele. De Genestet hield een voorlezing over Kinderpoezy te Rotterdam in de „Holl. Mij. van Fraaye kunsten," opgenomen in Nederland, 1858, afzonderlijk uitgegeven 1865. Hij noemde Van Alphen verouderd, prees Goeverneur en Heije. Levensschets door Tiele; Levensbericht van A. Pierson. Studie over hem door Dr. J. B. Schepers. De Gedichten uitgegeven door Dr. H. L. Oort, nu alweer de 9e druk. Genlis, Madame F. C. Comtesse de —•, 1746 —1830, trouwde met de Graaf de Genlis, die in 1793 te Parijs onthoofd werd; zij werd toen gouvernante; schrijfster. Van haar 80 boeken lopen er verscheidene over opvoedkunde; haar Adele en Theodoor, haar blijspelen voor jongelui vertaald door Betje Wolff; zie daar. Gennep, Jasper van ~, zie Elckerlyc. Genovere, Ginevra, de koningin in de Arturromans, de beminde van Lancelot. In de M.E. zijn Genovere en Lancelot het hoofse voorbeeld van een minnend paar, en is Genovere het toonbeeld van schoonheid: Si hadde enen hals scoen ende ront Entie scoenste vlechten mede Die hare sloegen, daer ter stede, Toten gordele nederwaert. . . . Si en was te mager no te vet, Maer tuscen den beiden, dat best set. (Merlijn, ± 1261.) Genovere wordt tot de brandstapel veroordeeld, doch Lancelot schaakt haar. Door bemiddeling van de Paus keert zij tot Artur terug. Deze belegert Lancelot, die naar zijn stad Benoyc in Gaule was teruggekeerd. Onderwijl dwingt de boze Mordred haar tot een huwelijk, maar zij vlucht en eindigt haar leven in een klooster. Zo wordt verhaald in Arturs Dood, het laatste deel van de roman van Lancelot. Genoveva, de heldin van een volksboek, hertogin van Brabant, ± 750; gemalin van Siegfried, paltsgraaf aan de Rijn, volgens de overlevering te Mayen in de Eifel. 't Volksboek in goedkope druk nog tot heden gelezen. Een zeer merkwaardige uitgave verscheen in 1743 te Antwerpen: Het leven van de heylige Ned. Susanna of Genoveva, huysvrouwe van den doorluchtigen palatyn Sifridus, uit het F. vertaald door P. C. v. d. Houke. De stof bewerkt in een historische roman van Stijn Streuvels, 1918. Gent, bezongen door Ledeganck als een van De Drie Zustersteden: Gij zijt niet meer Gelijk weleer De trotsche wereldstad, die koningen [deed beven; Gij zijt niet meer dat leeuwennest, Dat wijdgeducht gemeenebest. . . . P. de Keyser gaf in 1935 uit Gent in de Liter at uur en in de Folklore. Gent, Hogeschool van ~ , gesticht door Kon. Willem I, 1817, na 1830 geheel verfranst. In 1854 kwamen er 2 leerstoelen voor het Nederlands, bezet door de hoogleraren C. Serrure en J. F. J. Heremans. Tijdens de D. bezetting vervlaamst; 1918 weer verfranst; 1923 gedeeltelijk vervlaamst, 1930 Vlaams. Gent, Landjuweel van ~ , 1539; duurde 23 dagen. Zie L. Gentse Onze-Vader, 't ~ , paskwil, 15 Maart 1572 aangeplakt tegen Alva: Helse duvel, die tot Bruyssel sijt, Uwen naem ende faem sij vermaledijt, U rijck vergae sonder respijt, Want heeft geduyrt te langen tijd. Nagevolgd als schimpdicht tegen de Marquis van Sante-Croce, opvolger van Spinola, 1633. Gentse Toneelprijskamp van 1841—'42, grote wedstrijd, een teken van herleving na een lange tijd van verval. Gentse Zinnespelen van 1539, onder de invloed der Hervorming; zie Landjuweel. De Spelen van Zinnen van 't Landjuweel van Gent opnieuw uitgegeven door Dr. L. M. v. Dis en Dr. B. H. Erne, 1939. Georgarchontomachia, zie Beronicius. Gepasseerd Leven, Mijn —, gedicht van Onno Zwier van Haren op zijn oude dag over al de teleurstellingen, die het leven hem bracht als mens, staatsman en dichter. Zo over zijn Geusen: „Een stokoud Man" zei tot hem: Geraert 1 73 Geschiedbijbels Bespaar uw Moeyte en uwen Gloed. De Geusen waren Inboorlingen, 't Is thans de tijd der Vreemdelingen: Men zoekt niet meer naar 't Geusen- [bloed. Zinspeling op de Hertog van Bmnswijk, die hem ten val bracht. Geraert, Broeder ~ , 1° Franciscaan, vertaalde ± 1400 het Leven van Sinte Kerstinen uit het L. van Thomas van Cantimpre op rijm en insgelijks dat van St. Lutgardis; 2° M.E. berijmer van Natuurkunde van het Heelal, uitgegeven door Clarisse, 1847. Geraert van Velsen, zie Geeraerdt. Geraert van Viane, Karelroman waarvan slechts 192 regels zijn bewaard; bewerkt naar het F. Girard de Vienne van de jongleur Bertrand de Bar-sur-Aube. Uitgegeven door Bilderdijk, 1823, en opnieuw in de Epische Fragmenten van Kalff. Gerardus Magnus (L.) = Geert Grote. Gerbrandsz., Jan ~ , uit Leiden, Karmeliet te Haarlem, schreef ± 1480 zijn Chronicon Hollandiae. Bewerkte ook een Chronicon Egmundanum tot 1524 en een krontek der Brederodes tot i486. Hij leverde de stof voor de Divisie-kroniek. Gerdener, G. B. A. —, Zuid-Afrikaans dichter, die aan het Hoog-Hollands vasthoudt. Uit mijn Jonkheid, 1911; volgeling van Bilderdijk en Beets. Gerdes, Eduard ~ , 1821—1898, uit Kleef, schrijver voor kinderen. Gerhard, L. G. —, leraar aan de H.B.S. te Batavia, schreef 1889 Multatuli, tegen het geschrift van Dr. Swart Abrahamsz. Gerhardt, Ida —, geb. te Gorkum 1905, lerares te Kampen, dichteres. Kosmos, dichtbundel. V. d. Hoogtprijs 1945 met 't Veerhuis. Buiten Schot, gedichten, 1947. Gerhardt, Truus ~ , geb. 1899, dichteres. De Engel met de Zonnewijzer, 1935. Laagland, 1937. Nu Mw. Niehorster. Gerlacus, Joh. ~ , schreef TI even van Liedwy die maghet van Scyedam, zijn bloedverwante, gedrukt 1487. Door Brugman 3 maal in het L. bewerkt. Gerlo, Ada ~ , ps. v. Annie Salomons. Germez, Adam Carelsz. van ~ , 1610—'67, van Zjermes, geb. te Amsterdam, toneelspeler, sprak 1647 de lijkrede op Hooft uit, opgesteld door G. Brandt. Ook toneeldichter. Prof. Francius was zijn leerling. Verder barbier. Als toneelspeler verdiende hij de hoogste bezoldiging, f 5 per avond. Zijn stukken zijn vertalingen van Jean de Rotrou: Vervolgde Laura, 1654; Klaagende Kleazjenor en doolende Doris tee, 1647; Eduard, anders stantvastige weduwe, 1660, opgedragen aan Joan Huydekooper. Trad zelf op in ernstige rollen, b.v. als de Cid, als Aran, als Daifilo, Herman van Woerden enz. Maar ook als Frederick in Het Moortje, als Ritsaert in Warenar en als een der patriotten in de Sp. Brabander. Volgens verhaal was zijn vader een edelman uit Doornik, Charles de Vangermez; de zoon bracht het van barbier tot „den vermaarden Toneel-speelder ende Poet", aan wie L. de Fuyter in 1646 zijn Bedekten Verrader opdroeg. Germonprez, Fred ~ , Vlaams prozaschrijver, geboren in 1914. Gerretson, Dr. Frederik Carel —, geb. 1884 te Rotterdam, 1920 seer. v. d. directie der Kon. Petroleum-Mij., 1925 bijzonder hoogleraar te Utrecht in de Koloniale geschiedenis. Werkte mee aan de uitgave van de Schriftelijke Nalatenschap van Groen van Prinsterer, 1925 en 1947, en aan die van de Briefwisseling van Willem Bentinck, 1934. Hij schreef ook de geschiedenis van de „Koninklijke". In zijn Essays van 1947 een studie over Bilderdijk. Schreef gedichten onder ps. Geert en Gossaert\ zie daai. Was medewerker aan De Beweging. Gerrits, Lodewijk ~ , 1827—'73, Vlaams prozaschrijver: De Oude Belgen, 1854. Flamingant; zie Olijftack. Schreef ook 2 drama's, 1850. Lid v. d. Raad van Antweipen en van de Kamer. Gerrits, Soetjen ~ , ook Vrou Gerrits, uit Rotterdam, f 1572 te Hoorn, van haar geboorte af blind, dichtte of verzamelde Een nieuw Gheestelijk Liedt-boecxken; gedrukt 1592 en herhaaldelijk herdrukt. Gerversman, Dr. P. A. J. H. ~ , geb. te Sittard, 1892, leraar te Rotterdam; dichter, en toneelschrijver. Walter Rathenau, de trage die van den tijd, 1929. Gerwen, Jan van —, boekverkoper te Dordrecht, berijmde Vondels Aenleydinge, 1750. Geschenk van den Jager, Het ~ , romantisch verhaal van Mw. Courtmans-Berchmans; 't geschenk is een ring van graaf Lodewijk van Male, die 500 jaar later arme, brave mensen uit de nood helpt. Verscheen in de Gazette van Gent, 1864; werd met de 5-jaarlijkse Staatsprijs bekroond en opgenomen in het Willemsfonds; het werk bevat beschrijving van het arbeidersbestaan in Gent, maar evenzeer van het leven en de natuur buiten. In 1933 de I4e druk. Geschiedbijbels, de beide Ned. vertalingen van de historische boeken van het O.T., met het leven van Alexander de Grote; de een van 1358, de tweede veelal gesteld op 1361; in veel hss. bewaard. Zie Vranke Callaert. De tweede lag ten grondslag aan de Delftse Bijbel van 1477, het eerste gedrukte Ned. boek. GeschiecU en Redekonstig 174 Geuzen Geschied- en Redekonstig Gedenkschrift over de verlossing van 1813, door J. H. v. d. Palm, 1816; zie Kinsbergen. Geschiedenis der Letterkunde, zie L. Geschiedkundige Bloemlezing uit de Letteren, door E. F. v. d. Bilt, W. G. T. A. Jacob en H. C. M. Wijffels, 1931. Geschiedschrijvers van onze Letterkunde, door Gerard Brom, 1944. (De Gids, Jonckbloet, Busken Huet, J. ten Brink, J. te Winkel, Kalff en Verwey.) Geschiedzangen, Ned. ~ , verzameld door Van Vloten; eerste bundel 863—1572; tweede deel 1572—1609. Eerste druk 1852; 2e druk 1864. Een proefschrift over dit onderwerp van Dr. C. v. d. Graft onder de titel Historieliederen\ zie daar en Paul Fredericq. gesellen vanden spele, zie geestelijke broederschappen. Later de naam van de leden der Kamers van Rethorica. Geslachtboom der goden en godinnen, handboekje voor de Gr. fabelleer van Mr. Joan Blasius, 1661. Op diens eigen bruiloft in 1662 keurde Joachim Oudaen al zulk „arm bedelaars-gesmuk" af. Daartegen kwam Antonides weer op in de voorrede van De IJstroom, 1671. Gespreck op het graf van Joan van Oldenbarnevelt, hekeldicht van Vondel: de bezoeker vraagt, de galm der hofkerk antwoordt. Gesprek op den Drachenfels, 1835; zie Geel. Gesta Romanorum (L. = Daden der Romeinen), beroemde bundel L. verhalen met geestelijke uitleg, ontstaan in Engeland en in talloze hss. over Europa verbreid; 't oudste E. handschrift 1342. Bron van veel Mnl. exempelen. Nieuwe D. uitgave van Grasse, 1905. Gesten of gheschienissen van Romen, de Ned. vertaling der Gesta Romanorum, 1481 Gouda, 1483 Delft, 1484 Zwolle. Hierin het volksboek van Apollonius. Vergelijk geesten en gesta. Gestoorde Bruiloft, De ~ , volgens een der verhalen in Onze Voorouders van Van Lennep die van graaf Dirk III en Withilde van Saksen in 't jaar 1000; gestoord door de Noormannen; gered door Sicco, 's graven broeder, die de eerste heer van Brederode werd. Getemde Mars, De —, een van Vondels gedichten, 1647, ter ere van de Vrede van Munster\ zie daar. Opgedragen aan de Burgemeesters van Amsterdam. Getrouwe Hollander, De —', de aanduiding van Hugo de Groot in Vondels opdracht van Hippolytus\ zie daar. Getij, Het ~ , letterkundig ts., 1916—'24, van die jongeren, die niet behoorden tot de socialisten, noch tot de Chr. en R.K. schrijvers en dichters; onder redactie van Ernst Groenevelt. In 1924 vervangen door De Vrije Bladen; zie daar. De voornaamste dichters waren Herman v. d. Bergh en Hendrik de Vries; verder C. J. Kelk en Johan Theunisz. Leider was Constant van Wessem. Verder Marsman, Slauerhoff, ter Braak, Du Perron. getijboek, zie brevier. Geuns, J. J. van ~ , geb. 1893, dichter. Geurt, Jozef ~ , geboren te Antwerpen in 1871, schreef een „Nederlandsche Metriek", een Geschiedenis van het Rijm in de Nederlandsche Poezie, en nog veel andere studies. Geus, W. de ~ , ps. van W. P. L. Spruyt, geb. 1899 te -s'Gravenhage; prozaschrijver. Geuse-Vesper of Zieke-Troost van de 24 rechters van Oldenbarnevelt, een van de scherpste hekeldichten van Vondel; ± 1625. In zijn goed Vond men nooit de Pistoletten Van 't verraad, Uitgestrooid om scharp te wetten 'sVolleks haat! Vondel stelt het voor, alsof de rechters berouw hebben over hun vonnis, en hij neemt nu de rol van ziekentrooster op zich, maar hij doet het zo, dat ze hun vergrijp nog dieper moeten gevoelen; hij luidt voor hen de vesperklok, om hun geweten wakker te schudden, en hij waarschuwt alle anderen: Spiegelt, spiegelt u dan echter, Wie ghy zyt; Vreest den worm, die desen Rechter 't Hart af-bijt. Beantwoord door Mr. Z. H. Alewijn met Parodia Vondeliana of Kranke-troost voor de vijanden van de Nationale Synode. Het gedicht is te zingen op de wijze van Brande Partinice; (brande = danswijze; in de 17e eeuw schreef men meer ernstige stukken op vrolijke wijzen). Geuzen, eerst de naam der verbonden edelen. Zij droegen een grijs kleed met een bedelnap als herkenningsteken en een penning met het randschrift: fideles au roy jusques a la besace, d.i. getrouw aan de koning tot de bedelzak. Reeds in 1566 werd Geuzen de naam voor de Calvinisten, gedragen als ere- en strijdnaam. Geuzen, De ~ , „Vaderlandsche Dichtstuk" van Onno Zwier van Haren. Van Haren had in 1769 een deel van zijn gedicht in 't licht gebracht onder de titel Aan het Vaderland\ in 1772 verscheen het voltooide werk. In 24 zangen verhaalt de dichter de heldendaden der Watergeuzen, van de inneming van Den Briel tot de Geuzengejank 175 Geyter komst van Prins Willem te Enkhuizen; in 3 hoofddelen: 1°. de inneming van Den Briel; 2°. de reis van De Rijk naar Engeland; 3°. de ondernemingen van de Geuzen uit de havens van Vlissingen en Vere. Aan het slot treedt „De Hoop" op, die aan Prins Willem in een reeks van beelden de toekomst van Nederland laat zien tot en met de verheffing van Willem IV. Van Haren had mede het oog op zijn eigen tijd; hij herdacht Fagel, 's-Gravesande en Leeuwenhoek, Bynkershoek en Boerhave; hij maakte melding van Voltaire. Het gedicht werd „beschaafd en opgesierd" door Bilderdijk, met een opdracht aan Prins Willem V, Dec. 1784. En met dank aan Feith, die hem geholpen had „aan de volmaking van dit werk." Van Haren had altijd Frans gesproken; eerst op zijn 55ste jaar begon hij, na studie van Bor, Van Meteren, Hooft en Vondel, met Ned. verzen. Zijn grote gedicht is een verheerlijking van de Prins van Oranje in een reeks van ontboezemingen over de grootse daden bij de strijd tegen Spanje. De Geuzen, opnieuw uitgegeven in het 'Pantheon en in 1943 door Arnold Stakenburg. Geuzengejank, Het ~ , Guese ghejanck, toneelspel van Claude de Clerck uit Yperen, gericht tegen de Hervorming. Geuzenliederen weerklonken dadelijk na de aanbieding van het Smeekschrift der Edelen, 1566: Ick hope dat den tijdt noch comen sal Dat men sal roepen overal, Eendrachtich voor een leus, Als Brederode met blijden gheschal: Vive, vive le Geus! En al dra klonk de Geuzenmars van Arent Vos: Slaet opten trommele, van dirre dom [deyne, Slaet opten trommele, van dirre dom [deus, Slaet opten trommele, van dirredom [deyne, Vive le Geus is nu de leus! Verscheiden Geuzenliederen zijn berijmde nieuwstijdingen over Heiligerlee, Egmond en Hoorne, Bossu enz. Zie Tiende Penning en het Wilhelmus. De Geuzenliederen zijn in bundels uitgegeven, o.a in 1581, 1588 en 1603; daardoor bleven ze bewaard. Ze waren een bezielende kracht in de strijd tegen Spanje; de tegenpartij hoopte op de koning: Die coninck compt ut Spaengien, Dan sal hy se straffen alle ghelijck. . . . Laet varen de Guesen met hunne [luesen, Godt bringhe den coninck te lande. Enkele dichters van geuzenliederen zijn bekend: Joris Sylvanis, predikant te Antwerpen; Jan Cooman van Delft; Pieter Sterlinckx van Heenvliet; Jan Fruytiers; Willem van Haecht; Laurens Jacobsz. Reael, f 1601. Het Geuzenliedboek uitgegeven door H. J. van Lummel, 1872—'74, en opnieuw uit de nalatenschap van E. T. Kuiper door P. Leendertz Jr., 1924—'25. Aanvankelijk werden de Geuzenliederen op losse blaadjes uitgegeven en langs de huizen gevent. Verschillende van deze liederen waren ook reeds opgenomen in Van Vlotens Geschiedzangen, 1852—'64. In 1941 een nieuw Geuzenliedboek, gedichten uit de Oorlogsdagen, met in 1944 het derde vervolg, verzorgd door Van Randwijk, Muus Jacobse en Jan H. de Groot. In 1947 Oude en Nieuwe Geuzenliederen, van Yge Foppema. Er is een studie over Het Nieuwe Geuzenlied opgenomen in de Steekproeven van Stuiveling, 1950. „Bij de schrijvers van verzetswerk treft men enkele begaafde dichters aan en onder dat verzetswerk zelfs enkele geslaagde gedichten." Geuzen-Vesper, zie Geuse-vesper. Gewaande Prins, De —, „blijspel" van H. v. Halmael, 1713, onder de titel Als men 't niet verwagt. Zie daar en Halmael. Gewaande Weuwenaar, De —, kluchtspel van ± 1700 in 3 delen, ieder van 5 bedrijven, beschimpt de minnarijen van P. Burman. Gewin, Bernard ~ , 1812—'73, student te Leiden, 1830, predikant. Schreef onder ps. Vlerk Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud, 1840, met de humor van zijn tijdgenoten Hildebrand, Jonathan en Klikspaan, maar veel minder geslaagd. Navolging van Pickwick. In 1902 herdrukt. Verscheen in 12 afleveringen bij H. Frijlink. Gewin, E. E. ~ , geb. te Abcoude 1879, schreef 1920 In den Reveilkring\ 1930 Studien over Volksgeloof. Gewin, J. Chr. ~ , 1808—'87, schrijver van een aantal opgeschroefde romans en novel len. Geysbeek, P. G. Witsen ~ , zie W. Geyter, Jan de —, noemde zich steeds Julius de Geyter. Geyter, Julius de ~ , 1830—1904, uit Lede bij Aalst, nam ijverig deel aan de Vlaamse beweging. Hij was onderwijzer, ambtenaar en sedert 1874 bestuurder van de bank van lening te Antwerpen. Onder zijn vele gedichten: Ode aan Vlaenderen, 1847. Reinaert de Vos in Nieuw-Nederlands, 1874; doch vooral zijn epos in Mnl. dichtvorm Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden, 1888. In plaats van dit dichterlijke werk Gezag 176 Gezelle verwierf Hilda Ram de vijfjaarlijkse Staatsprijs. De Geyter was de vriend van Multatuli. Sedert 1877 was hij de grote medewerker van Benoit, o.a. met zijn lied In Transvaal over de eerste Boerenoorlog van 1881. Zijn gedichten De Wereld in, 1878, Vlaanderens kunstroem, '11 en De Zee op muziek gezet door Peter Benoit. Zijn Geuzenlied van 1872 werd het strijdlied van de liberalen op de muziek van Alexander Fernan: „de goedendag der Vlaamse keerlen". De Geyter was een hartstochtelijke vijand van clericalen en aristocraten: Drie menschen van de wieg tot aan het graf, 1861. In zijn ouderdom stond hij door zijn ziekelijke zwaarmoedigheid geheel buiten de maatschappij. Gezag, Geschiedenissen van ~9 komen voor in de Minnebrieven van Multatuli, negen allegorieen. Zie Thugater. Gezangen, Evangelische —, zie E. Gezegent Voorspel van den zeestrijt, Op het ~ , gedicht van Vondel, gewoonlijk gesteld op 't jaar 1665; door Te Winkel gehouden voor een gedicht op de Eerste Engelse oorlog. Gezelle, Caesar ~, geb. 1876 te Brugge, f 1939, priester. Als dichter volgeling van zijn oom Guido, van wie hij in 1918 een levensbeschrijving in 't licht gaf. Gezelle, Guido ~ , 1830—'99, uit Brugge, priester 1854, Vlaams dichter, bemind bij zijn leerlingen als „leraar van Poesis" aan 't seminarie van Roeselare, 1857. Afgezet 1859 en aan hetzelfde seminarie aangesteld als „surveillant du pensionnat," opzichter over de inwonende jongelui. In I860 overgeplaatst naar Brugge; 1872 „onderpaster" te Kortrijk, waar hij werkzaam bleef tot 1899. In April van dat jaar werd hij bestuurder van het klooster van de Engelse Augustijner kanunnikessen te Brugge. Na de moeilijkheden te Roeselare zweeg Gezelle als dichter voile dertig jaar, schreef zijn leerling en vereerder Hugo Verriest. Die moeilijkheden worden toegeschreven aan de tegenwerking der kerkelijke overheid, die de Vlaamse Beweging ongezind was. In zijn studie van 1926 wees Urbain van de Voorde op een andere mogelijkheid. Zie daar. De liefde voor het Vlaams bracht Gezelle in 1865 tot de stichting van het volkstijdschrift Rond den Heerd, 1865—71. Met De Bo werkte hij aan de samenstelling van het Westvlaams Idioticon, 1873. Met Dr. Karel de Gheldere in briefwisseling ontstond het „wisselgedicht" De Nachtegale, van elk der beide dichters bij beurten een couplet, 1881. Maar verder leefde hij eenzaam te Kortrijk, tot de geest weer vaardig over hem werd: Tijdkrans, 1893; Rijmsnoer 1896. Daarin toont Gezelle zich de grootste der Vlaamse lyrische dichters, de Westvlaamse „particularist." Toen pas werd hij bekend. Zijn Vlaamsche Dichtoefeningen en Kerkhofblommen zijn reeds van 1858. Hij verheerlijkt in zijn gedichten zijn geloof en daarnaast de schoonheid van het land en de taal van Vlaanderen: De Vlaamsche tale is wonderzoet, Voor die heur geen geweld en doet, Maar rusten laat in 't herte, alwaar Ze onmondig leefde en sliep te gaar, Totdat ze, eens wakker, vrij en vrank, Te monde uitgaat heur vrijen gank. (Kleengedichtjes.) Uit Rond den Heerd afzonderlijk uitgegeven U its tap in de Warande, beschrijving van dieren; Ring van het Kerkelijk Jaar, de godsdienstige feesten. In zijn Gedichten, Gezangen en Gebeden vindt men de uiting van zijn leed in de dagen van miskenning, 1862, uitgegeven door Hugo Verriest en andere leerlingen. Zijn vader was boomkweker bij een van de Brugse poorten; het huis nu ingericht als Museum. Voor alles is Gezelle de natuurdichter: Het schrijverke, 1856, Het ruischen van het ranke riet, 1857, in een Westvlaams, vaak op eigen hand. Zijn liefde voor taal en volksleven toonde zich in een paar kleine tijdschriften: Loquela, 1881—'95, en Biekorf, 1890. En met die Westvlaamse taal tovert hij ook weer in de laatste bundels: Bonte abeelen. Maar daarnaast ook heel wat gerijmel. De dichter stierf te Brugge, waar ook zijn standbeeld staat. Gezelle werd in Nederland bekend door een Gidsartikel van Pol de Mont in 1897; in Belgie door Hugo Verriest en zijn broer Prof. Dr. G. Verriest. Aleida Nijland gaf in 1904 een bloemlezing uit, in 2 maanden uitverkocht. Zie ook Walgrave. In Z. Nederland werd hem pas in 1896 de eerste hulde gebracht in Van Nu en Straks. Van zijn leerlingen hield Dr. Verriest de „aansprake" op zijn „eredag" te Kortrijk, 1902. Over Gezelle een studie van A. Walgrave, 1923—'24 en van Bernard Verhoeven, 1930; verder van Mw. Roland Hoist, 1931; van Ab Visser, 1949. Zijn eigen werk verscheen van 1903 —'5 te Amsterdam in 13 delen; van 1930 —'35 kwam er een Jubileumuitgave in 18 delen, met onuitgegeven verzen en brieven. F. Bauer kwam in 1931 met Uit Gezelles Leven en Werk. Zie ook Zantekoorn. Over Gezelle's Eros (de leraarstijd te Roeselare) ghazelen 177 Gids Urbain v. d. Voorde. Gezelle's Prozawerken verschenen in 1943. Gezelle vertaalde o.a. van Longfellow Hiawatha in verzen en De Doolaards in proza. In 1949 een studie van Ab. Visser over Gezelle, mens en dichter. Navolgers: K. de Gheldere, E. van Oye, Hugo Verriest, Rodenbach, Lod. Mercelis, Jac. Lenaerts, Aug. Cuppens, J. M. Winters, Caesar Gezelle, Rene de Clercq, Alice Nation en Omer de Laey. In 1860 verschenen Ale tine Poesie de3 poeti celesti, Rollario, d.i. te Roeselare. Het was een verzameling Latijnse, Italiaanse en Spaanse gedichten met vertaling, door Alois Walgrave, Gezelle en Eug. v. Oye. ghazelen (Ar.), Perzische dichtvorm in tweeregelige strofen, nagevolgd door Bodenstedt in het D. en daarna door Van Droogenbroeck op voorbeeld van Ruckert en Von Platen. Gedichten gewijd aan wijn en liefde, doch 00k andere onderwerpen: Ontwaak! ten einde is ons geduld! — Vlaanderen. — Boeien knellen, al zijn ze verguld — Vlaanderen! Zie Makamen. Ghebruyck, zie Gebruyck. Ghedenck-boeck, zie Gedenckboeck. Gheelen, Jan van ~ , uitgever te Antwerpen, gaf in 1600 de Veelderhande geneuchlyke Dichten in het licht. Gheldere, Dr. Karel de ~ , 1839—1913, uit Torhout, dokter te Koekelare; leerling en vriend van Gezelle. Zie daar. In zijn Landliederen, 1883, komt het wisselgedicht van beide dichters op de nachtegaal voor: Nachtegale Schuifelare Meester van het" machtig lied, dat uw gorgel levende orgel, uit de groene takken giet. . . . Gheraert, Broeder —•, zie Geraert. Gheraert van Velsen, zie Geeraerdt. Gherwen, Jan van ~ , zie Genu en. Gheschier, Petrus ~~, pastoor te Brugge, dichter van Des Wereldts proejsteen, 1643, een bundel emblemata. ghesellen van den spele, aanvankelijk de gehesellen van den choere, de koorzangers of akolythen. Deze gezellen traden later 00k zelfstandig op buiten de kerk; zo in Den Haag 1393 en '95; in 1396 te Arnhem; in 1399 in Den Haag. Zie gesellen. Ghetto, burgerlijk treurspel in 3 bedrijven, 1897, het eerste van de geslaagde toneelspelen van Heijermans. Schildert een Joodse omgeving, predikt de bevrijding uit het geestelijke en zedelijke ghetto. Ghewillich Labuer ende Vole van neeringhe, 't spel van ~ , zie Everaert. Ghistele, Cornelis van ~, factor v. d. Goudsbloem van Antwerpen, vertaalde de Hero'ides van Ovidius, 1553; de Aenets, 1556; Terentius' Comedien; De Arte Amandi van Ovidius, vertaald als De Conste der Minnen, voor 1570; Satiren van Horatius. Hij trad zelf 00k als L. dichter op. Ghistele, Joos van ~ , geb. te Gent, 1446— 1516, erfschout van Axel en Hulst, 1492— '94 hoofdbaljuw te Gent, deed van 1481— '85 een reis over Rome naar Syrie, Palestina en de Nijl. Zijn reisverhaal werd in de 17e eeuw nog veel gelezen. Ghulde Vlies, spektakelstuk van Dr. Lodewijk Meijer, 1667, naar La Toison d'or van Corneille, 1660. Zie Kunst- en vliegwerken. Reeds in 1669 door hemzelf veroordeeld; zie N/7. Ghyben, Elizabeth ~ , geb. Moor, 1710—'59, beroemd toneelspeelster te Amsterdam, uitmuntende in vorstinnenrollen. Zij werd de moeder van Cornelia Bouhon. Ghijben, Klara —, zie Joannes Badon. Ghyselers, Antonius ~ , stelde tussen 1505 en '18 een aantal gedichten samen. o.a. over de strijd tegen Karel van Gelre, die hem 1507 te Tienen gevangen nam, en over de Lever-eters, de ambtenaren die de bevolking uitzogen, 1512. Ook berijmde hij Griselde. Ghijzen, Hendrik ~ , nam uit 17 psalmberijmingen de beste regels en gaf die in 1686 uit als Honing-raat der Psalmgedichten. Hij was voorzanger te Amsterdam en goudsmid van zijn vak. De verbeterde psalmberijming van 1773 nam heel wat van hem over, f 1693. Gideon Florensz., hoofdpersoon van een roman van Mw. Bosboom, die hem ten tonele voert als Leycesters geestelijke leider. De roman opgedragen aan de Raad der stad Alkmaar, 1854. Gids, De ~ , opgericht 1837, mogelijk geworden ten gevolge van een twist tussen Yntema, redacteur der Letter oejenin gen en de uitgever Beyerinck. Zie Blauwe Beul. Potgieter, de redacteur, wenste het schone te huldigen, wars van partijdigheid. Er kwamen dadelijk 220 intekenaren. Robide van der Aa trok zich terug; in 1838 kwamen Bakhuizen en J. v. Hasselt in de redactie; met nog 2 dokters, Van Geuns en Schneevoogt. De namen van de redacteuren bleven voorlopig onbekend. Geel beval 1837 het nieuwe ts. aan, maar wenste niet toe te treden, omdat hij niet wist wie meer werden uitgenodigd. Dat waren in 1840 Dr. H. Pol en J. F. Oltmans; in 1843 Ter Haar, die echter maar een jaar bleef. Erger was verschil van gevoelen tussen Potgieter en Bakhuizen, doch deze laatste moest in 1843 het land verlaten. In zijn plaats kwa- Letterk. Wrdbk. 2e dr. 12 Gids 1 men Gerrit de Clercq, 1843—'49, en Mr. Vissering, 1843—'51; er waren toen 400 intekenaren. Sedert 1845 kwamen ook de beoordelingen van zaken van godsdienst, staatkunde en wetenschap; nu kwamen er geleidelijk 700 intekenaren. Zo werd De Gids het liberale tijdschrift, dat Thorbecke verdedigde tegenover Da Costa, Willem de Clercq en Groen van Prinsterer. In 1849 traden Dr. Riehm en Miquel in de redactie; in 1851 Schimmel. Sedert 1860 de staatkundige artikelen van de liberale professoren Vissering en Buys; in 1860 het bekende artikel van Prof. Veth over Max Havelaar. Over het vertrek van Potgieter en Busken Huet, zie Een Avondje aan het Hof, 1865. In 1885 tegenover De Gids opgericht De Nieuwe Gids. Desondanks is De Gids ook nu nog altijd een der belangrijkste tijdschriften. In 1886 schreef F. v. d. Goes van De Gids: „In het literaire uitgepraat, verdeeld in het staatkundige, in beide zonder idealen, beginselen of zelfs voornemens". Doch De Gids kwam door de moeilijkheden heen onder leiding van de secretaris J. N. v. Hall. Reeds in 1890 schreef Couperus in De Gids; weldra ook Van Eeden en Van Deyssel en vooral Van Nouhuys en De Meester. In 1950 verenigd met het ts. Ad Interim. Tegenwoordige redactie: E. J. Dijksterhuis en Jaap Romijn. Redactieraad: Anton van Duinkerken, B. A. van Groningen, C. J. Kelk, K. Kuypers, Ferdinand Langen, Emmy van Lokhorst, A. N. Molenaar, Gabriel Smit, Bert Voeten en J. W. F. Werumeus Buning. Studie van Albert Verwey, 1897, Toen de Gids werd opgericht. Gids, De Jonge —•, maandblad van Herman Heijermans, 1897—1901. Van hem zelf b.v. De Machien, volksdrama in een bedrijf, 1899. Medewerking van Is. Querido (Meditaties over Liter at uur en Leven)\ L. H. A. Drabbe, Henri Polak (vertaling van Droevig Engeland van Blatchford), Jan de Roode, J. F. Ankersmit, Frans Mijnssen, L. M. Hermans, A. v. Collem, Alb. Plasschaert, J. v. d. Tempel e.a. Met studies over wijsbegeerte, recht, maatschappelijke vraagstukken, militarisme, socialisme enz. Heijermans stelde in zijn tijdschrift de gemeenschap tegenover het individualisme van de Tachtigers; hij zelf plaatste het naturalisme op de voorgrond. Gids, De Nieuwe —, het maandblad „voor letteren, kunst, politiek en wetenschap" van de Mann en van Tachtig, opgericht 1885 onder redactie van Van Eeden, Van der Goes, Kloos, Paap en Verwey. Paap ging reeds heen in 1886, Verwey in '90. gildekens In 1890 kwam P. L. Tak, die met Van der Goes en Van Eeden ontslag nam in 1894. Toen verenigde Kloos zich met Tideman en Boeken. In 1909 nam de Nw. Gids het ts. XXste Eeuw in zich op. In den beginne was ieder nummer „een verrassing en een verheugenis". Met 1890 was de grote tijd voorbij; de „scheldverzen" van Kloos bewijzen het. Het Octobernummer van 1925 werd ingericht als Historische Aflevering, toen onder redactie van Boeken, Van Deyssel, Erens, Kloos en Van Looy. Daarin opgenomen De Onbevoegdheid der Holl. Lit. Kritiek. Zie Julia. Na de dood van Kloos werd het tijdschrift verkocht aan een nieuwe uitgever, die een fascistische redacteur benoemde, waarop 28 medewerkers bezwaar maakten verder mee te doen; 1938. Sedert 1939 onder redactie van Lodewijk van Deyssel, Martien Beversluis, Dr. A. A. Haighton, Louis Knuvelder, H. G. Schmitz en Jeanne Kloos als secretaresse. Na de dood van Haighton vond het ts. een roemloos einde. In 1896 Het Kunstbegrip der N. Gidsschool van Moltzer; zie daar. Moltzer is van oordeel, dat de kunst van de mannen van Tachtig een vruchtbare slib zal achterlaten op de akker van onze belletrie en kritiek. Een bloemlezing uit de Nw. Gids werd als Een Pic-nic in Proza uitgegeven door Dr. B. = Buitenrust Hettema. Register op de jaargangen 1—50, door D. de Jong, 1936. Gids, De Vlaamsche ~ , zie V. Gielen, Dr. J. J. ~ , geb. te Rucphen 1898, dir. v. d. R.K. middelbare school te Hulst; van 1938—'46 inspecteur L.O.; 1946 min. v. Onderwijs tot 1948; daarna hoogleraar te Nijmegen. Schreef 1931 zijn proefschrift over de Wandelende Jood. Verder Letterkundige Opstellen, 1925; De Dichter Verwey, 1946. Gielijs van Molhem (bij Afflighem), de bewerker van Rinclus; 13e eeuw. Zie daar. Giganten, in de Gr. mythologie de Reuzen, tenslotte door de Goden overwonnen in de Gigantomachie (Reuzenstrijd) en begraven onder de vulkanen. Gilde viert, De ~ , feestliedje van Rene de Clercq, opgenomen in Uit Zonnige Jeugd; overal gezongen, met het refrein: Het beste biertje lust hem niet; Het liefste liedje sust hem niet; Het mooiste meisje kust hem niet. Hoog het glas, hoog het hart, hoog het [lied! (De gilde is hier het studentengenootschap.) gildekens, ghilden, in de M.E. en de 16e 78 Gilias 1 eeuw de naam voor lichte meisjes en zwierbollen, die naar „Bijsterveldt" gaan; komen veel voor in de liederen der 15e eeuw, o.a. in Veelderhande Genuechlycke Dichten. Gilias, Genoechlycke History vanden reus ~ , zie Reus Gilias. Gilliams, Eugene ~ , geb. te Antwerpen, 1889; dichter; schrijft onder ps. Frans de Wilde. Gilliams, Maurice ~ , geb. 1900, Vlaams dichter en romanschrijver. Elias of het Gevecht met de Nachtegalen, 1936. Gils, J. H. F. van ~ , zie dokter. Gimberg, Louis ~ , toneelspeler, geb. 1880. Over hem een studie van Cor Dommelshuizen, 1947. Ginevra, zie Genovere. Ginneken, Dr. Jac. v. ~ , 1877—1945, uit Oudenbosch, Jezui'et, 1923 prof, in de taalwetenschap te Nijmegen. Red. v. 't Maandblad Onze Taaltuin. Schreef o.a. De Regenboogkleuren van Nederlands taal, 1917, een overzicht der dialekten, (met Dr. Endepols). Hij gaf in 1929 uit: De navolging van Christus „of het dagboek van Geert Groote in den oorspronkelijken Ned. tekst hersteld en met de oudste L. vertaling vergeleken". Verder veel taalgeleerde artikelen en werken. Bij zijn 60ste verjaardag werd hem een bundel bijdragen voor taalen letterkunde aangeboden. Ginovere, Ginovra, zie Genovere. Giovanni di Procida, toneelstuk van Schimmel, 1849, over de Siciliaanse edelman, de leider van het onderdrukte volk in de opstand tegen Karel van Anjou. De koele ontvangst was oorzaak, dat Schimmel zijn volgend drama, Napoleon Bonaparte, van 1851, pas 1866 ter vertoning afstond. Gitje, vertelling van Busken Huet, 1857, met herinneringen aan zijn jongensleeftijd. Gitje is nl. Brigitta, de huisnaaister. Gittee, August ~ , 1858—1909, uit Gent, leraar, folklorist. Gittens, Frans ~ , 1841—1911, uit Antwerpen; toneelschrijver. Hoofdbibliothecaris in zijn geboortestad, 1903; eerst scheepsbevrachter. Melusina, sprookje van een lentedroom met muziek van Emiel Wambach; Karel van Gelderland met muziek van Benoit, 1882; Parisina, muziek van Edward Keurvels, 1877. Glanor, zie Hugo Beijerman. Glaucomastix, zie Guepin. Glazenmaker, J. H. ~, te Amsterdam, treurspeldichter; vertaler uit L., F. en It. Zo De Deugdelijke Vrou, 1643, een bundel verhalen als handleiding voor meisjes. Ook vertaalde hij de „onvertaalbare" roman Euphues or the anatomy of wit van John Lily als De vermaakelijke Historie, glossenliederen Zee- en Landt-Reyze van Euphues, 1668. Van John Reynolds vertaalde hij de novellenbundel Tonneel der wereldtse rampsaligheden, 1667, 30 gruwelverhalen. Van 1674 is zijn vertaling van de Essais van Montaigne. Ook bracht hij de Alkoran van Mahomet uit het F. in 't Ned. over. Gleichman, J. G. ~ , 1834—1906, schreef 1875 het Lev en van Mr. Bogaers. Hij was directeur der Ned. Bank, 1871; minister van Fin. 1877—'79, liberaal. Lid der He Kamer 1880; voorzitter 1891—1901. Gleim, J. W. L. ~ , 1719—1803, uit Ermsleben bij Halberstadt, bekend D. dichter. Hij begon in 1744 met zijn Anakreontische poezie; Bellamy was een van zijn navolgers. In 1756 gaf hij een drietal romancen uit en voerde die naam bij de Duitsers in. Voor de tweede maal gaf hij de stoot aan een nieuwe beweging door zijn Preussische Grenadierlieder, godsdienstige liederen ter ere van koning Frederik II. Ook weer te onzent de navolging in de vaderlandse gezangen, b.v. van Bellamy. Gleuns Jr., Dr. Willem ~ , 1808—'81, uit Groningen, leraar aldaar, 1842 schoolopziener; medewerker a. d. Gron. Volksalmanak, dichter van schoolliederen en andere verzen, schrijver van reisverhalen en leerboeken. Gloriant, hertog van Brunswijk, versmaadt alle liefde, tot Florentijn, dochter van Rodelioen van Abelant, hem haar beeltenis zendt; nu trekt hij er op uit en voert hij haar naar zijn land. Een Christenedelman, die verliefd wordt op een heidense prinses. Een der abele spelen. Deze spelen bekommeren zich niet om eenheid van plaats of tijd, maar de eenheid van handeling wordt streng in acht genomen. Gloriant, overwonnen door de liefde, dat is de wraak van Venus, omdat hij eerst kwaad van de vrouwen gesproken had. Nu roept hij uit, bijna met Maerlants woorden: O minne, du best een edel cruut, Du best dat aldersoetse fruut, Dat god op eerde nie wassen dede! Nieuwe uitgave van H. Godthelp en J. Verjaal, 1941. Van Jef Notermans, 1948. Glorioso, roverroman in de stijl van Rinaldino, 1805 en '6, 3 delen; het boek van Woutert]e Pieterse. Nog in 1838 herdrukt. glossarium — verklarende woordenlijst. '/ Glossarium Belgicum van Hoffmann von Fallersleben is het 7e deel van zijn Horae Belgicae, 1845. Opgedragen aan Arie de Jager, Wilhelm Muller te Gottingen, M. de Vries, Wilhelm Wackernagel te Bazel, Karel Weigand te Giessen en L. A. te Winkel. glossenliederen, verklaarden de woorden van een L. kerkelijke tekst. {Glosse = uitleg- 79 Gnapheus 180 Goekoop-de Jong van Beek ging.) B.v. op het Te Deum. Sedert de 14e eeuw. Bewaard bleven ook twee van Jan van Hulst, uitgegeven in de 0 udvlaemscbe Liederen van C. Carton, 1849. Gnapheus, Willem .--, ook Fullonius, d.i. De Voider, een der eerste Hervormden, uit 's-Gravenhage, vluchtte en werd Raad van Albert van Brandenburg, hertog van Pruisen; 1493-1568. Hij was rector in Den Haag; 1523 gevangen gezet te Delft en in 1525 weer met Jan de Backer op de Gevangenpoort; 1535 -'43 rector te Elbing, toen hoogleraar te Koningsbergen; 1547 als anabaptist in de ban; vluchtte naar Oost-Friesland; t te Norden. Humanist; schrijver van grote invloed. Van hem is het verhaal over het martelaarschap van zijn vriend Jan de Backer, 1525. Hij schreef 1529 het eerste L. bijbelse schooldrama over de Ver loren 200n, onder de titel Acolastus (= onmatig); 47ste druk 1585. En in de volkstaal: Een Troost ende Spiegel der Siecken, 1531, een sarnenvatting van de nieuwe leer in de vorm van een tweegesprek bij het ziekbed van de arme man Lazarus. Gockinga, Ludolf .--, 1671-?, uit Groningen, gaf 1699 Groningaasch adelaar uit, proza en poezie, en nog in 't zelfde jaar Zegezang, aan den Grootmacbtigsten Koning William III, in welke bundel ook 2 toneelstukjes voorkomen en verder mengelpoezie en proza; daarin o.a. de Cluyte oan Playerwater, zie daar. Hij behoorde tot de regentengeslachten van de Stad. Goddaeus, Conradus .--, 1612-'58, predikant te Vaassen, gaf in 1656 uit Nieu u/e Gedichten sonder rym. Noit voor desen in Neder-duits gesien. Christelijke verzen in Griekse en Latijnse maten; opgedragen aan de Gelderse Staten. Daarbij 24 psalmen. Eerste bundel zonder rijm. Godelaine, Constant-Jan ,1888-1942. Deze Vlaming schreef talrijke essays over kunst en dramatische literatuur. Godenschemering, het tweede verhalende gedicht van Marcellus Emants; zie Lilith. De listige Loki, Alvaders zoon bij de wijze reuzin Laufeja, doodt de geliefde god Balder en veroorzaakt de ondergang der goden. Dit stuk, al had het nog zulke goede eigenschappen, bevredigde de jonge dichters van Tachtig niet, zo als Lilith gedaan had, die gevoel en verbeelding veel meer in werking bracht. Loki was veel te verstandelijk. (Godenschemering, volgens de Edda de ondergang der goden.) Zie Loki. Godevaerts kintshede, Mn1. berijmde roman over Godfried van Bouillon; slechts 123 regels bewaard. Godewyck, Margaretha van ---, 1627-'77, dochter van Pieter, dichteres, zangeres, schilderes. Haar devies luidde: Tot Gode is ons wyck. Godewyck, Pieter van --.., 1593-1660, conrector te Delft, dichter van verzen en van een schooldrama. Hij schreef een Segenkrans op bet innemen van Breda, 1637; eeu Zegenv/ag op de overwinninge· van Tromp, 1639; een Lijk-klagt over Henrie Kasimir, 1640. 't Bekendst is zijn blijspel Witte-Broodskinderen of Bedorven [ongelingen, 1641, het eerste Ned. blijspel in 5 bedrijven en alexandrijnen; een schooldrama: een paar jongens, die van school weglopen en van de galg gered worden door de rector. Navolging van Cats, opnieuw uitgegeven door Dr. G. D. ]. Schotel, 1867. Godin, Frans --.., Brussels rederijker; bij hem het eerst het woord Franskilion, Hij schreef o.a. een allegorisch drama, De krooningh des Keysers, toen Leopold I gekozen werd, 1657. Hetzelfde onderwerp in Vondels gedicht Op bet kroonen van Leopoldus; zie Leopoldus, God met 005, hyrnne van Da Costa, 1826: Ik zag Hem, ik gaf mij! De hel is geweken, de hemel ging op met Uw woord in mijn zieI! Godsdienstige Liederen, de gezangen in gebruik bij de Protestantenbond, met de Vercolgbundel van 1920. Goede, Mr. Barend de ---, geb. 1915, gaf in 1946 een studie uit over Willem Paap, het Paard van Tro]e. over de eerste tijd van de Nw. Gids. Van hem ook Kort dag, keur uit de poezie van jong gestorven dichters na 1880; 1946. Zie Scbeeibals. Goede Vrydagh, De ---, groot stichteliik rijmwerk, 1651, van De Decker, zie Passie. Goedroen, koningsdochter, hoofdpersoon van een overlevering, in 't Ned. niet bewaard, doch bekend uit het Mhd. verhalend gedicht Kudrun. De stof weer bewerkt in een drama van Rodenbach Gudrun, in verzen, 1878; uitgegeven na zijn dood in 1882, een liefdesgeschiedenis verwikkeld in de bevrijding van Moerland uit de macht der Romeinen. Bekroond. Voorstelling in allegorische vorm van de bevrijding van Vlaanderen; in verkorte vorm opgevoerd te Antwerpen, 1876; als drama mislukt. 't Plan was opgezet door Pol de Mont. Goeje, Reintje de ---, 1833-1903, uit Lippenhuizen, redactrice van Voor 't ] onge Volkie, kinderschrijfster onder ps. Agatha. Goekoop-de long van Beek en Donk, C. ---, schrijfster van de feministische roman Hilda van Suylenburg, 1898. In 1898 verschenen 4 drukken. Verder: Pater familias. Een man over Hilda v. Suylenburg. 2e dr. Haarl. 1898. - ]. B. Meerkerk, Hilde van Goemans 1 81 Goethe Suylenburg na haar succes. 1898. — D. S. van Embden, De vrouw en de wet naar aanleiding v. Hilda v. Suylenburg. Utr. 1898. De schrijfster hertrouwde met een Fransman te Parijs en werd R.K. Goemans, Dr. L. ~ , geb. 1869 te Leuven, taalgeleerde, medestichter van de Leuvense Bijdragen, 1896. Secretaris v. d. Kon. Vlaamse Academie, 1923. Goens, Rijklof Cornells van ~, 1753— 1803, toneeldichter, commissaris van de Amst. Schouwburg. Goens, Rijklof Michael van ~ , 1748—1810, hoogleraar in 't Grieks en de geschiedenis te Utrecht 1766, de vernieuwer der vaderlandse letterkunde, medewerker aan de Nieuwe Bijdragen van „Minima Crescunt." Hij vestigde de aandacht op Lessing, Gellert, Sterne en Rousseau; wees op de gebreken der Ned. letteren, bijna alleen vertalen en navolgen, al bewonderde ook hij Feitama. Hij schreef een verhandeling Over de vergelijking der oude dichters met de hedendaegsche en gaf Proeven uit den dichtkundigen ligger en een verhandeling over de kanselwelsprekendheid, de briefstijl en de novellen. In 1769 vertaalde hij naar Mendelssohn de Verhandeling over het Verhevene en Naive; daarin de vertaling van De stervende Godloochenaar van Klopstock en de alleenspraak van Hamlet. In Utrecht moest hij zijn professoraat opgeven als Oranjeman; hij vestigde zich 1782 in Den Haag. In 1781 verscheen zijn strijdschrift Zeeven dorpen in brand, „gedrukt op het Casteel te Batavia", onder ps. C.P.L.P. Zijn weekblad De Ouderwetse Ned. Patriot was te hoog voor de gewone burger en legde het af tegen de Patriotse Post van den Neder-Rhijn, 1783. Ziek en verbitterd verliet Van Goens in 1786 ons land; hij vestigde zich in Duitsland en hield omgang met Lavater, Gleim, Jung Stilling, Wieland en Riedel; t te Wernigerode. Hij was de leider geweest van de jonge Maatschappij van Letterkunde. Over Van Goens de studie van J. Wille, 1924, en van P. J. C. de Boer, 1938. Tegen Van Goens verschenen dramatische pamfletten: Het vroolijke Ochtendgezeischap\ Den ouderwetschen Patriot ontmaskerd; De mislukte Begrafenis van den ouderwetschen Patriot, 1782. Hij was de zwager van Van Alphen. Na 1795 werd hij door jicht hulpbehoevend. W. H. de Beaufort gaf 3 delen Brieven aan Van Goens en stukken over hem uit; 1884—*90. Goeree, Jan ~ , 1670—1731, schilder, leerling van Lairesse, tekende de zolderbeschildering van de burgerzaal in 't stadhuis van Amsterdam; burlesk dichter, die zich niet stoorde aan de regels der dichtgenootschappen. Hij trad in zijn Mengeldicht op naar het voorbeeld van Abraham a Santa Clara, zo in zijn Wind-Zang op de Kommerlyke Commercie van 1720. Zie Scarron. Goeree, Willem ~ , 1635—1711, schreef veel over Joodse Oudheden\ boekhandelaar te Amsterdam. Vader van Jan. Goes, Antonides van der ~ , zie A. „De Goesche zwaan". Goes, Frank van der ~ , 1859—1939, uit Amsterdam, medeoprichter van De Nieuwe Gids, 1885, schrijver over toneel en letteren. Schreef 1886 Majesteitsschennis, naar aanleiding van het vonnis waarbij Domela Nieuwenhuis tot een jaar werd veroordeeld; werd daarop „van de beurs gedrongen", waar hij als verzekeraar zijn bestaan had; werd 1889 socialist, in 1894 „de geestelijke vader der S.D.A.P." In 1933 bij de O.S.P. In 1888 kwam hij op tegen Dr. Swart Abrahamsz., die Multatuli's optreden had gekenschetst als een ziektegeschiedenis. In 1896 schreef hij in De Nieuwe Tijd een artikel Multatuli en het Socialisme, waarin hij aantoonde, dat Multatuli volgens zijn brieven geen socialist was, doch als anarchist moest worden beschouwd, die de grootsheid der proletarische beweging niet heeft beseft. Van 1931 zijn Liter aire Herinneringen, over de Nw. Gids. Nog verder terug ligt de oprichting van de letterlievende vereniging Flanor. Zie daar. In 1878 schreef hij in Het Tooneel een artikel over de Familie Bouhon, toneelspelers der 18e eeuw. Op zijn 80ste verjaardag boden zijn vereerders een bloemlezing Uit het Werk van Van der Goes aan, met een voorrede van Henriette Roland Hoist, 1939. Goes, P. van der ~ , zie Pieter van der Veer. Goes, Pieter Lenaertsz. van der ~ , gaf 1602 het liedboek Den Druyventros der Amourensheyt uit. Opnieuw uitgegeven in de Liederen van Groot-Nederland van Coers, door P. J. Meertens, 1929. De liederen met veel mythologische overlading, nog in de stijl van ± 1500. Goethe, Johann Wolfgang von ~ , 1749— 1832, uit Frankfort a/d Main, wordt beschouwd als Duitslands grootste dichter. Werd het middelpunt van een beroemde letterkundige kring in Weimar. Herder, Schiller. Van overwegende betekenis voor het gehele Europese geestesleven. Die Leiden des Jungen Werthers, Goethe's beroemde boek, verscheen 1774; reeds in 1776 tweemaal vertaald; door Feith gepreGoethem 182 Gorter zen. Hinlopen wijdde aan Goethe een lierzang; Feith, H. -C. v. Hall, v. d. Palm kwamen onder zijn invloed. Feith volgde Werther na in zijn roman Julia, 1783. Proefschrift over Goethe in de Ned. Lett van J. E. v. d. Laan, 1933. En Uren met Goethe, door G. H. Streurman. Goethem, Emiel van ---, 1847-1907, uit Gent, boekdrukker, schrijver van vee! toneelwerk, o.a. Vriend Kobus, in proza, bekroond, 1874. Goetman, Lambertus ---, schrijver van Den Spyegbel der [ongbers, Antwerpen 1488; putte uit Die Dietsche Catoen. Uitgegeven door Serrure, 1860. Goeverneur, }. }. A. ---, 1809-'89, kwam in 1816 te Groningen, trok als student mee uit; hij schreef in 1833 een spotdicht op het Rijmwoordenboek van Witsen Geysbeek; gaf in 1837 zijn Fabelen en Gedicbtjes voor kinderen uit. In 1843 richtte hi] De Huisuriend op, die hij 40 jaar lang verzorgde, Vriend van Hecker, die zijn Levensbericht schreef. Van 1878 De Keesiade, spotdicht tegen een Groninger hoogleraar. Als kinderdichter zeer geprezen in de verhandeling van De Genestet. Hij is ook de bewerker van Prikkebeen en van de Jobsiade van C. A. Kortum, 1848. Ps. Jan de Rijmer. Gogh-Kaulbach, Anna van ---, geb. 1869, romanschrijfster; in 1927 verscheen haar 25ste boek, Het Brandende Hart. Nu samen 36. Ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag de 17e druk van Moeder. Ook vertaalde zij de levensgeschiedenis van Neel Doff, die zelf in het F. haar werk schreef, als Dagen van Hanger en Ellende. Verder vier toneelstukken. goliarden, reizende "klerken" , 11e-r-13e eeuw; traden op als menestrelen, oak met zang en muziek. Gomperts, H. A. ---, geb. 1915, schrijver in de geest van Ter Braak en Du Perron, tedacteur van Libertinage 1948. Reeds in 1940 was hij in zijn essay Catastrophe der Scholastiek opgetreden tegen Van Duinkerken. Studie over Du Perron, 1949. Gon, Cornelis van der ---, te Amsterdam, schrijver van treurspelen en van het bliispel Het Scbeeps-Leuen, 1714, met een uitbeelding van het ellendige matrozenbestaan. Bij de dood van Willem III dichtte hij Herders Klagten. Gondebald, dramatisch gedicht voor rederijkers, door Schimmel opgedragen aan de Kamer Achilles, 1848. Gondebald is een zoon van koning Radboud, door Klotilde tot het Christendom bekeerd; onderwerp: de moord op Bonifacius 754. Gonggrijp, G. ---, won 1946 de toneelprijs van Amsterdam met Hier is Londen. Gooyen, Henrik van ~, ps. van Jan Vetb. Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij, G. B. van ~, gesticht 1839 te Gouda door Gerard Benjamin van GOOf, geb. 1816 te Buren (Geld.), t 1871 te Wildungen; 1906 Naaml. Vennootschap; 1929 verplaatst naar ,s-Gravenhage. Goossens, Korneel ---, geb. 1900 te Mechelen, Vlaams regionalistisch schrijver, richtte zich naar Toussaint van Boelaere. Judokus, 1928. Goris, Dr. }. Albert ---, schrijft onder ps. Marnix Gijsen. Gorkum, Dr. Gerrit van ---, 1833-1905, Remonstrants predikant te Amsterdam, redacteur van Los en Vast, 1864-'74, met De Veer. Beiden waren Ieerlingen van Prof. Opzoomer; Van Gorkum was 1868 predikant geworden bij de Ned. Herv. kerk te Amsterdam, maar hij ging 1875 tot de Remonstranten over . .Gorp, Van ---, uit Hilvarenbeek, vandaar Goropius Becanus, dokter te Antwerpen, vriend van Plantijn, professor in de heelkunde; taalgeleerde, die betoogde dat het Nederlands de oudste taal was; vluchtte 1567 voor Alva naar bisschop Geraard van Groesbeeck te Luik, waar hij t 1573. Gorter, Herman ---, 1864-1927, zoon van Simon; de vertaler van Ethica, het hoofdwerk van Spinoza; kwam met zijn grote gedicht Mei in 1889, de grootse hymne aan de natuur; invloed van Keats. In 1892 volgden Verzen, wederom verheerlijking van de natuur en van de liefde; sensitiuisme, d.i. wel zeer in -'t bijzonder "de individuele expressie van individuele ernotie", zo als de leer der Tachtigers van een dichter eiste. De Verzen werden in 1897 opnieuw uitgegeven als De School der Poezie. Daarin ook zijn sonnetten. Deze zijn in 1948 opnieuw uitgegeven door Garmt Stuiveling. Daarna wendde Gorter zich naar het socialisme; hij schreef 1897 een Kriiiek op de Litteraire Beu/eging van '80 en socialistische gedichten. Ben Klein Heldendicht, 1899. Pan, 1912, is een groot epischdramatisch gedicht, het ideaal van een nieuwe mensheid, met Dante aIs voorbeeld, volgens Dr. v. Ravesteyn zijn beste werk. Na zijn dood verscheen een literatuurbeschouwing onder de titel De Groote Dicbters, 1935. Hij zelf is een van de dichters, die uit de Beweging van Tachtig voortkwamen. Met Henriette Roland Holst was hij 20 jaar lang redacteur van De Nieuwe T ijd, s.d. tijdschrift. Bracht zijn laatste jaren eenzaam door te Bergen. Over Gorter een studie van Dr. W. v, Ravesteyn 1928, en een werk van Mw. Roland Holst, 1934; idem van}. C. Brandt Corstius, De mens en dicbter, 1934. T. }. Gorter 183 Graaf Langeveld-Bakker schreef 1934 over H. Garters dichterlijke onuoikkeling; H. Marsman gaf in 1937 zijn Aanteekeningen bij de poezie van Gorter uit. Zie oak Mussche. Van 1946 oak Rob Antonissen, Herman Gorter en Henr. Roland Holst, met portretten en bibliografieen, In 194:2 het Kaapse proefschrift van Dr. E. G. Louw, De invloed van Gorter op Leopold. In 1947 ]. de Kadt, Herman Gorter, Neen en [a; in 1950 een studie van Dr. G. Stuiveling over de Kenteringssonnetten in de Steeeproeoen. De Verzamelde lJ7erken worden uitgegeven in 8 delen. Gorter, Simon ~, 1838-'71, predikant te Wormerveer 1863; de tering dreef hem naar Arcacbon, 1864. Daar werd hij een van de beste medewerkers van De Gids. Hij schreef over Lodensteyn, 1868; over Anna Rooze en Lidewijde, 1869; ook over Bilderdijk. Hij stichtte Het Nteutos van den Dug; zijn opvolger als hoofdredacteur, Hendrik de Veer, gaf na zijn dood zijn artikelen uit als Ben jaar levens 1100r de Dagbladpers. Brieuen van S. Gorter, uitgegeven door G. Stuiveling, 1940. In de Volksalmanak van 1870 schreef Gorter Over Beeldspraae. Daarin komt hij op tegen de valse en versleten beeldspraak; de voorloper van de "Mannen van Tachtig", ook in zijn letterkundige kritiek. Gorter, Willem de --.-, geb. 1585 te Mechelen, dichter met de spreuk Na 'I suer het soet, week uit naar het Noorden; dichrer van refereinen, balladen en Iiederen. In Den Nieuu/en Lustbo] van 1602 zijn 8 opgenomen. Bewonderaar van Prins Maurits. Gosler, W. ~, geb. 1858, sedert 1883 uitgever te Haarlem. Schrijver en vertaler. Stichtte 1881 het ts. As/rea, in 1884 De Leesu/ijzer; sedert 1881 ook redacteur van Europa. Uitgever van Guido's ] ulia, zie daar. Vloog er in als beoordelaar: "gij zijt een beetie zoetsappig, een beetje valsch, een ,?eetje vermakelijk, maar niets helemaal . Gossaert, Geerten ~, ps. van Prof. Dr. F. C. Gerretson als dichter. Verdedigde tegen-I over de opvatting van Kloos het "welbegrepen en zuiver gebruik van klassieke beelden" in de poezie. Hij gaf maar een bundel uit; de gedichten van zijn jeugd: Experimenten, 1911. Schreef een verhandeling over Swinburne en verder essays over letteren en staatkunde, gebundeld in 1947; o.a. over VondeI en Bilderdijk. Zie Gerretson, Nee-Calvinist. Gosses, Dr. G. '"'"'-I, geb. 1877, onderwijzer, leraar, 1934 hoogleraar in het Fries te Amsterdam. Schreef 1935 Friesland en de Wereld en Het Priescb nationaal beset. Gothe, zie Goethe. Gottinger Dichterbond, zie Hainbund, Goudeket-Philips, Marianne ~, zie Philips. Gouden Bruiloft, De ~, gedicht van Willem Messchert, 1825. Gouden eeuw, de tijd van bloei van de Ver. Ned., in 't bijzonder de tijd van Frederik Hendrik. Gouden Legende, Aurea legends, bekende verzameling van heiligenverhalen in het L. van Jacobus de Voragine, kloosterling uit de 13e eeuw. Zie Passionael. Goudestein, luisterrijk buiten aan de Vecht, van ]oa~ Huydecoper, te Maarseveen, in een bojdicbt bezongen door Lucas Rotgans. Goudhoeven, Wouter van '"'"'-I, 1'577-1628, uit Dordrecht, verbeterde 1620 de oude Hollandse Divisie-kroniek. Gouds Chronycxken, dorre opsomming, 863 -1437, met vervolgen tot 1477, de eerste gedrukte Hollandse kroniek, opnieuw uitgegeven door Scriverius. Verscheen 1663. Goudsmit, Sam '"-', geb. te Kampen 1884, prozaschr. ] ankef' 5 [ongste, 1929. Simcba, de knaap uit Worms, 1936. Goudvischje, Het '"'"'-I, veel gespeeld toneelwerk van W. G. v. Nouhuys; zie daar. Gouts-bloemken, 't ~, de Goudse Kamer van rethorycke. Gouw, Jan ter ~, 1814-'94, hoofd van een school te Amsterdam, 1843; beschreef de Gescb. van Amsterdam. Verder: De Gilden, 1886. Met J. v. Lennep De Uithangteeeens, 1868. Volksoermaken, 1870. G. R. A. = Genootscbap van Regte Afrikaners. Graadt Jonckers, zie ]. Graadt van Roggen, Willem ,1879- 1945, geb. te Nijmegen, journalist, sedert 1916 secretaris-generaal v. d. jaarbeurs. Ietterkundige en dichter. Hij schreef Eeu Sticbtscbe Sleutelroman, waarin Von Zesen een hoofdrol speeIt. Graaf Pepoli, roman van Mw. Bosboom (1860) over graaf Pepoli, hertog van Bologna, die in 1585 het slachtoffer werd van de politiek en de inquisitie van paus Sixtus V. Door Huet geprezen. Graaf van Devonshire, De --.-, na de novelle Almagro de eerste historische roman van Mej, Toussaint; een verhaal uit de jeugd van koningin Elisabeth. 1838; Koningin Maria en Elisabeth zijn beiden op hem verliefd. De roman door Potgieter geprezen in De Gids, maar met de raad er bij, een Nederlands onderwerp te kiezen. Graaf, D. A. de ~, geb. 1906 te Utrecht, schrijver. De Hedendaagsche jeugd, 1938. Graaf, J. de ~, geb. 1882 te GarreIsweer, Groninger dialectschrijver van korte verhalen. Grunneger Bee/den, 1946. Graaf 184 Gramaye Graaf, Nicolaus de ~ , uit Egmond, heelmeester bij de V.O.C., daarna schout in zijn geboorteplaats. Schreef Reysen na Asia, waarbij gevoegd Oost-lndische Spiegel, beschrijving van Batavia en wijze van leven der Hollandse vrouwen, 1701. Hi] was ±1625 geboren en f in of voor 1701. Graaff, Chr. de ~ , geb. 1890, R.K. dichter en romanschrijver. Graaff; B. H. de ~ , 1861—1941, schrijver in voortreffelijk Groninger dialekt; proza en toneel. Ps. Geert Bias. Dorpsstried, blijspel. Graal, De Heilige ~ , in de oude Keltische verhalen een tovervaatwerk met kostelijke spijzen. Volgens Oosterse overlevering een meteoorsteen met toverkracht. In 1175—'90 werkte Chretien de Troye aan zijn Conte del Graal, het eerste F. Graalverhaal; bij hem is niet duidelijk wat hij onder de Graal verstaat; zijn werk is niet voltooid. In Wolfram von Eschenbach's Parzival is de Graal weer de toversteen volgens de Oosterse voorstelling. Pas tegen 1200 kwam Robert de Borron met de opvatting, dat de Graal de beker was, waarvan Christus gebruik maakte bij het Laatste Avondmaal. Deze beker werd door Pilatus geschonken aan Jozef van Arimathea, die er het bloed van Christus in opving bij de kruisiging. Later kwam hij terecht in de Graalburg, waar hij bewaakt werd door de Graalkoning Amfortas. Dit is de beker, waarnaar in de Arturromans de Graalridders zoeken en die eindelijk gevonden werd, niet door de grote helden Lancelot of Walewein, doch door Galaad, de zoon van Lancelot. Maerlants Historie van den Grale is een berijmde vertaling van de F. prozaroman van Robert le Borron; hij droeg 1261 zijn werk op aan Albrecht van Voorne. Bij Maerlant volgt er het verhaal van Merlijn op, evenals bij De Borron. Beide werken uitgegeven door Van Vloten als Maerlants Merlijn, 1880—'82. Andere Mnl. graalromans zijn Lancelot en Moriaen\ zie daar. Graalqueste (het zoeken naar de Graal), berijmde Keltische roman van 11160 verzen, die bij Van Velthem volgt op Lancelot; het verhaal, dat Lancelot niet vermocht de Graal te winnen wegens zijn liefde voor Genovere, doch dat dit voorbehouden bleef aan zijn zoon Galaad wegens zijn volmaakte kuisheid. Deze kon dan ook plaats nemen op het „vreselike sitten" aan Arturs tafel; zie Tafelronde. Gradus ad Parnassum (L.) = trap tot de Parnassus, d.i. een hulpboek voor het maken van (klassieke) verzen. Het eerste was van Paul Adler, een Jezuiet, 1702. Graef, Mr. Hendrick de ~ , vertaalde 1669 Agrippa van Quinault; N/7 leverde daarop een betere overzetting. De Graef viel dan weer de „Tooneelkrijters" aan in de opdracht van Den Dullen Admiraal, 1670, waarin hij Vondel tegenover hen verheerlijkt. Van 1671 is zijn Alcinea of stantvastige Kuysheydt, in dezelfde „Parnas-taal met uytgekipte woorden": Zijt gy in het barbaersch gewest Bij 't ondier opgevoet? Graeff, Mr. Jacob de ~ , 1642—'90, in 1672 met zijn oom Andries en zijn broer Pieter uit de regering van Amsterdam gezet; trok te velde met Willem III bij Senef en Bonn. Vondel had hem in 1661 zijn Adonias opgedragen. Graf, Het ~ , leerdicht van Rhijnvis Feith, opgedragen aan zijn vriend J. Kantelaar, 1792. Robert Blair was begonnen met The Grave, onder invloed van Young; Betje Wollf had in 1765 dit Graf vertaald. Feith stond het meest onder invloed van Klopstock, met zijn verering van graftomben, zerken en urnen, 4 zangen vol. Grafhoulik of Leven uyten doot, het huwelijk met een vrouw, die als schijndode begraven was, een der verhalen uit de Trou-Ringh van Cats. Komt ook weer voor in de Pestilentie van Katwijk door Drost. Grafnaelt van 's Konings Stadthouder in Yrlandt, hekeldicht van Vondel op de terechtstelling van graaf Strafford op last van het Lange Parlement, 2 Mei 1641. Deze was de trouwste en bekwaamste dienaar van koning Karel I, die hem uit lafhartigheid in de steek liet. Grafschriften op Thorbecke, meer dan 100, van Multatuli, opgenomen in de Ideen als antwoord op de hulde, aan de minister gebracht bij zijn overlijden. Graft, Dr. C. C. van de ~ , geb. 1874, uit Tolen; Mnl. Historieliederen, 1904. Gaf 1918 een bundel Marialegenden uit. Folkloriste. Was lerares te Utrecht. Verzen van Vondel, 1929. Studie over Agnes Block, Vondels nicht, 1943. Dodenbezorging, 1947. Graft, Guillaume van der ~ , geb. 1920, ps. van W. Barnard, dichter van In Exilio en Achterstand, beide in 1946. Grale, Historie vanden ~ , zie Graal. Gram, Johan ~ , 1833—1914, stenograaf bij de S.G., 1866, schrijver van novellen. Als toneeldichter zonder betekenis. Van waarde is zijn 's-Gravenhage in onzen tijd, 1893, met bijzonderheden over Oefening. Was 1891—1903 redacteur v. h. Leeskabinet. Van 1903 zijn Schets eener Kunstgeschiedenis. Gramaye, Joh, Bapt. ~ , zie Nassousche Perseus. Gramberg 1 85 Greshoff Gramberg, J. S. G. ~ , 1823—'88, uit Maastricht, dokter in Indie, schreef Indische schetsen, o.a. Madjapabit, „historischromantisch tafereel," 1868. Gramsbergen, Matthijs ~, schrijver van kluchten te Amsterdam: Kluchtighe Tragoedie of den Hartoog van Pierlepon, 1650; in 1700 uitgegeven als het spel van Pyramus en Tbisbe, uit de Midzomernachtsdroom van Shakespeare. Klucht van de hevendighe Doot of Bedrogen Kassier, 1648. Grandison, Sir Charles ~ , de derde grote roman in brieven van Samuel Richardson, zie daar; 6 delen, 1753—'54. Granida, herdersspel van Hooft, gedicht na zijn Italiaanse reis naar Den Getrouwen Herder van Guarini. Granida is de erfprinses van Perzie; haar herder is Daifilo, aan wie zij de voorkeur geeft boven de beide vorsten Ostrobas en Tissaphernes. Beiden afgebeeld op een schilderij van Johan Mytens in het Rijksmuseum. Granida verkondigt: 'K en acht geen beuseling van onderscheidt der stammen, De deucht maeckt edel. De dichter acht de Liefde de leidsvrouw der deugd en de kracht om te streven naar het hoogste. Naast Guarini heeft allicht ook een Engels drama Mucedorus, aan Sidney's Arcadia ontleend, invloed op Hooft geoefend. Uitgegeven door Van den Bosch in de Zwolsche Herdrukken met een gedegen Inleiding. Grassprietjes of Liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland, 1887, door Cornells Paradijs, makelaar in granen, d.i. Frederik van Eeden, satirische gedicht jes tegen Beets, Ten Kate, Tollens, Ter Haar enz. Met een open brief van P. A. Saaije Azn. en een voorrede van Sebastiaan Slaap. Onder het motto van Nic. Beets: Dankt alien God, en weest verblijd, Omdat gij Nederlanders zijt! Saaije verheerlijkt in zijn open brief Tollens, Borger en Helmers, „groot door vreeze Gods en roem van 80-jarigen krijg." Het feist is de dichter tegen Ten Kate: Zing op! zing op! Ten Kate! (Gij kunt het toch niet laten) Laaf onze ziel aan Harmonie, Al wat gij zingt is Poezie! Graswinckel, Jacob ~ , 1536—1624, werd in zijn jeugd reeds bekeerd tot een „innig" of „stichtig" mens, die zich als dokter wijdde aan het heil, vooral het zieleheil der medemensen. Beschreven als De Delftsche Wonderdokter in een van de romans van Bosboom- Toussaint, „een nieuwe incarnatie van Gideon Florensz.", 1870; de roman bevat een aantal bekeringsgeschiedenissen. Graswinckel is begraven in de Oude Kerk te Delft. Grauls, Armand ~ , 1889, Vlaams expressionistisch dichter. Grave, Jan Everhard ~ , suikerraffinadeur en dichter te Amsterdam, medeoprichter van Felix Meritis, verbeterde het Lutherse kerkgezang; vriend van Wolff en Deken; 1729—'81. Vertaalde de liederen van Gellert. Te zijnen huize had de eerste ontmoeting plaats tussen Betje Wolff en Aagje Deken. Graven-Haghe, 's—, gedicht van Jac. v. d. Does, zie daar. In de vorm van een wandeling door Den Haag, Scheveningen en Rijswijk; 1668. Zie verder Den Haag. Gravenweert, Mr. Jan van ' s ~ , 1790—1870, ontvanger te Amsterdam 1811, referendaris bij Buitenl. Zaken 1831; deed grote reizen. Schreef o.a. toneelspelen; vertaalde de Was, 1818—'19 en de Odyssea, 1823. Ook Vrijheidsdichter. Vad. Uitboezeming, 1815. Vriend van Willem de Clercq, leerling van D. J. v. Lennep en Uylenbroek; klassiek dichter. Zijn reisverhaal Het Noorden en het Oosten, 1840—'41, telt meer dan 1000 biz. Hij schreef ook een F. schets van de Gesch. der Ned. Letterkunde, 1830. Gravesande Pannekoek, G. H. ' s ~ , geb. 1882 te Buitenzorg, journalist, dichter, letterkundige medewerker aan Het Vaderland. Schreef o.a. journalistieke herinneringen over Du Perron, 1942. Verder: Onze Letterkunde in Bezettingstijd, 1945. Aan 't slot er van een reeks van 96 pseudoniemen! Van 1935 zijn de gesprekken met letterkundigen: Sprekende schrijvers. In 1947 Het Leven van Du Perron, en ook Het conflict tussen Kloos en Van Eeden. In 1948 De Lieven Nijlandktoestie. In 1950 Inleiding tot de Bibliografie van Jan Greshoff. Greb, F. H. ~ , 1813—'68, mislukt als toneelspeler te Amsterdam, boekhouder en schouwburgdichter bij het toneelgezelschap van J. E. de Vries, vertaalde o.a. Ruy Bias van Victor Hugo, 1838, in 1854. Bij de verbouwing van de Rotterdamse schouwburg in 1853 dichtte hij het zinnespel Het feestvierend Rotterdam. Greenwood, Frans ~ } 1680—1760, uit Rotterdam, werkzaam bij de belastingen te Dordrecht, dichter o.a. van De boere Pinxtervreugt, Yltt. Zie Kermisparnas. Greeve, Henri de —, geb. te Amsterdam 1892, R.K. priester; prozaschrijver. Het vierde beest, toneelstuk, geschreven tijdens de gijzeling, na de Bevrijding door de schrijver voorgedragen. Greshoff, Jan ~ , geb. 1888 te Nw. HelGreve II voet, dichter van bundels, die pas bekend werden bij de verzamelde uitgave Gedichten in 1934, met hekeldichten tegen de duffe burgerlijkheid; herdrukt in '36 en '37. Hij schreef met Prof. Dr. Jan de Vries een Gesch. der Ned. Letterkunde, 1925; was met Gerard van Eckeren red. v. d. Gulden Winckel. Werd 1935 mederedacteur van Groot-Nederland, dat hij tot het tijdschrift der allerjongsten maakte na de opheffing van Forum. Was tot 1939 00k redacteur van het Roll. Weekblad. Toen vestigde hij zich in Zuid-Afrika. Zie 00k /. N. v. Hall. Zijn eerste bundel kritieken, Het Gefoelied glas, is van 1911. Zijn bundel Steenen voor brood, 1939, bevat een brief aan Menno ter Braak, invallende gedachten en overpeinzingen, met de herdenking van Penning, Aart v. d. Leeuw, K. v. d. Woestijne, Frans Coenen en Slauerhoff. Van 1934 een studie over Arthur van Schendel. Onder ps. Otto P. Reys schreef hij in 1925 Dichters in het koffiehuis, Herinneringen, (J. C. Bloem, J. v. Nijlen, R. Herreman, v. Schendel e.a.). Zijn gedichten zijn uitgegeven met een voorrede van J. C. Bloem en een bibliografie van 's-Gravesande; 1934. Verder: In de Verstrooiing, bijdragen van schrijvers buiten Nederland, 1940 —'45. Zeer groot is zijn betekenis als gangmaker voor beter drukwerk. Hij is de man van De Zilverdistel, 1909, de uitgeverij van het schone boek, en van De Witte Mier. Zijn Verzameld Werk wordt in 5 delen uitgegeven. Greve, Dr. H. E. —, geb. te Ambarawa, 1878; 1918—'49 dir. v. d. Openb. Leeszaal te 's-Gravenhage. Schreef o.a. over De Bronnen van Carel van Mander, 1903- Grevelingen, H. van —, 1910—'47, ps. van J. W. C. Verhage, romanschrijver. Het onverbreekbaar zegel, 1946; Spel zonder inzet, 1948; Stilte om een paleis (Catharina de Grote), 1949. Griane, tragi-comedie van Bredero, bewerkt naar de Amadisroman Palmerijn van Olijven, 1612. Grieck, Claude de —, boekdrukker te Brussel, toneelschrijver, b.v. van Don Japhet van Armenien, blijspel naar Scarron, 1657, opgevoerd te Amsterdam. Ulysses in 't eylandt Circe, 1668. Grieck, Joan de ~ , boekverkoper en toneelschrijver te Brussel, gaf sedert 1675 een aantal stukken uit, in 1700 verzameld in de bundel Het Brussels Klucht-Tooneel, stukken met zedelijke strekking. Zinnespelen, als tegengif tegen het „zielvenijn" der „oneerlijke Comedien". Bekend waren De Gedempte Hoogmoedt en De gedwonghe Griethuysen Griet. In zijn Dolenden Pel grim van 1670 zijn de 7 hoofdzonden als personen voorgesteld. P. de Keyser gaf drie van zijn Brusselsche Kluchten uit; Antwerpen, 1924. Griekenpoezie, de gedichten naar aanleiding van de Griekse Vrijheidsoorlog tegen de Turken. De Holl. Mij. v. Kunsten en Wetenschappen schreef 1827 een prijsdicht uit over Missolonghi, de plaats waar Lord Byron bezweek in 1824. Er kwam geen antwoord in; alleen leverde C. P. E. Robide van der Aa een gedicht op De Dood van Lord Byron. De beste Griekenpoezie was van Loots: Bij 't verbranden van het Turkse admiraalschip voor Scio, 1822. Verder Vinkeles: Marco Bozzaris (een der edelste Gr. helden, gevallen 1823); Willem de Clertq: Bij het afloopen van het schip Marco Bozzaris op de werf van Staring en Booij, 1824. A.- Boxman, de burgemeester van Gorkum en 00k dichter, kwam met zijn parodie Aan de Gr'iekenzangers, 1827. Ernstig nam N. G. van Kampen de zaak op in zijn geschrift Aan de Nederlanders bij den Kampstrijd der Grieken, 1827. Griekse Antigone, De ~ , treurspel uit het F. van Rotrou, door de schouwburgregenten uitgegeven 1670, met een nabericht tegen N/7 Volentibus, getekend E.B.l.S.K.A. Voor de schrijver hield men Blasius, tegen wie een pamflet verscheen. Griekse tragedie, van invloed op het Ned. toneel, sedert Vondel er mee in kennis kwam door Vossius, ± 1637. Toen kwam Vondel tot het inzicht, dat de vereerde Seneca zelf maar een onvolmaakte navolger was. Hij begon met de vertaling van Elektra van Sophokles. Grieten, Klucht van de Quae ~ , gespeeld op de Amsterdamse Schouwburg, 1644. Grietens, Julius ~ , 1884—1936, Vlaams prozaschrijver die 00k verscheidene letterkundige studies in het licht zond, o.a. over Snieders. Griethuysen, Sibylle van ~ , 1620—?, geb. te Buren in Friesland, trouwde 1644 met Upke Wytzema, apotheker te Appingedam; in 1654 verhuisden ze naar Groningen. Zij werd de in haar tijd zo beroemde, geleerde Groninger dichteres. Reeds in 1645 verschenen te Emden haar berijmde Claeglieden Jeremiae. Van 1651 is haar Hemelsche T roost-Borne, „teghen de banghste aen-vechtinghe". Toen Willem II in 1648 de Stad bezocht, dichtte zij een vers op zijn Triumphante Inkomst. Dit en nog 11 andere gedichtjes van haar zijn opgenomen in Klioos Kraam, 1656, '57. Veel andere van de „Damster Sappho" staan in de werken van Johan van Nyenborch, tot wiens Paddepoelster Kring zij behoorde. Lofdich- 56 Griettens 187 Groningen ten van haar vindt men in werken van Blasius; zij zelf werd bezongen door Jan I Vos, Hendrik Bruno en Joan de Brune Jr. Griettens, Joos ~ , advocaat en schout te Ieperen, schreef Lusthoj van de doorluchtige Vrouwen, 1633, ook Spiegel der Vrouwen geheten. Grievencommissie, zie Vlaamse Beweging. Griever, Ger ~ , geb. 1900, handelaar te Appingedam, in de bezettingstijd bestuursraad van Groningen; romanschrijver. Zorg om den jongen. Toneelwerk in dialekt. Grimbergsche Oorlog, tussen de heren van Grimbergen en de hertogen van Brabant; het rijmwerk uitgegeven door Serrure en Blommaert 1852—'4; bijna 13000 verzen. (De heren van Grimbergen, bij Brussel aan de Willebroekse Vaart, waren uit het geslacht Berthout.) Griselde, Van —, novelle uit de 15e eeuw, als volksboek vertaald uit het L. van Petrarca. Een der bewerkers, broeder Dire van Apolda, een Dominicaan uit Thuringen, maar die goed „Duyts" schreef, maakte er een stichtelijk verhaal van. Griselde is de vrouw, die door haar man aldoor op het allerdiepst vernederd wordt, doch die onveranderlijk trouw en onderworpen blijft. De sproke in 1500 als volksboek uitgegeven in de Vronwenpeerle\ zie daar. Het verhaal komt het eerst voor in de Decamerone. In dichtmaat bewerkt door Potter in Der Minn en Loep; zij heet dan Lympiose. Bewerkt door de rederijker Antonius Ghyselers, 1517. Door Coornhert uit het F. vertaald. 't Oudste afzonderlijke volksboek is van Antwerpen, 1622; het jongste bij D. Koene te Amsterdam, 1810. Griss, J. J. ~ , 1870—1945, leraar in 't Ned. te Rotterdam, stelde met Dr. de Raaf de grote bloemlezing Zeven Eeutven samen. Groen, Floris ~ , toneelspeler 1662—'81 te Amsterdam; reisde '81—84 met de „Rode Tent"; daarna bij Rijndorp; f 1689. Hij schreef veel toneelstukken, o.a. De bellevaart van Dr. Faustus, omgewerkt door Rijndorp, uitgegeven door Jan van Hoven, 1731. Groen, P. ~ , 1878—1946, geb. te Noordbroek, inspecteur van 't L.O. te Delft tot 1938, samensteller van het Groninger Liedeboek, 1930, over de 100 oude en moderne liederen met historische aantekeningen. Groen van Prinsterer, Guillaume —-, 1801 —'76, uit Voorburg, geschiedschrijver, voorman van het Reveil als volgeling van Bilderdijk, voorvechter voor de bijzondere school, anti-revolutionnair lid der Tweede Kamer sedert 1849, de grote tegenstander van Thorbecke. Gaf een patriotse bloemlezing Vaderlandsche Gezangen uit, „nuttig voor de jeugd", met gedichten van Bilderdijk, Da Costa, Van Alphen enz., 1842. Groene, De ~ , zie Amsterdammer. Groenendaal, het klooster van Ruusbroec in het Sonienbos bij Brussel. Groenevelt, Ernst ~ , geb. 1887 te Amsterdam, de oprichter van Het Getij, 1914; kunstbeoordelaar van De Avondpost; dichter en schrijver. Groenewald, Dr. C. F. ~ , gaf 1919 te Groningen zijn Afrikaanse Rijmpies en Raaisels uit. Groenewegen, J. H. ~ , schreef een bibliografie van en studien over Potgieter. Groenewoud, Abraham ~, 1690—1762, heelmeester te Broek, dichter en toneelschrijver; De Verkwistende theedrinkster, klucht, 1719, en nog een stuk tegen de thee, De verloore Diamantring, 1719. Groeninge-Cantate, getoonzet door Karel Mestdagh, hulde aan de Vlamingen op het Kouter van Groeninghe, d.i. het bouwland buiten Kortrijk, waar in 1302 de Guldensporenslag gewonnen werd. Groeningen, Aug. P. van ~ , 1866—'94, uit Utrecht, naturalistisch schrijver van novellen en van de roman Martha de Bruin, 1889. Onderwijzer te Rotterdam. Werkte mee aan de Nieuwe Gids, 1888—'89. Zijn novellen zijn in 1895 uitgegeven als Ben nest menschen. Grol, Verovering van ~ , door Frederik Hendrik, 1627, bezongen door Vondel in een groot lofdicht. Verder door Reael en Brosterhuysen, en in het L. door Barlaeus en Huygens. Hooft schreef 3 klinkdichten. Van G. J. Quintijn, boekverkoper in Den Haag, Oraeniens Grolsgewin\ tot dank verloste Frederik Hendrik hem uit de gijzeling. Groningen, De inneming van ~ , rhetor ijkelijk verheerlijkt, opstel van Jan te Winkel in het Gedenkboek der Reductie van 1894, over de gedichten ter ere van Prins Maurits. Groningen, Op de doorluchtige zege van —, lofdicht op de verdediging van 1672 en danklied, van Vondel: O Groninge, uit het puin en as en stof verrezen, Vergeet de weldaat niet, die Godt u heeft bewezen. Het zelfde onderwerp behandeld in een drama van Ruyl, Groningen Ontzet, 1832 en in een drama van Meeter, 1839; zie daar. Van een tijdgenoot C. H. een „Tragi- Comedie": De Bisschop voor Groningen, met spot voor Barend van Galen en met een scheldpartij tussen de burgers en de Munstersen. In 1772 kwam de Eeuwzang op het Verlaten Peleg van Lucas Trip: Groningen 188 Groot Geen Groninger, met mannenmoed I [gebooren, Liet zich van Vorst of Bisschop [ringelooren. Groningen, Ontmoeting te —•, vers in het Dagboek van Van Lenneps voetreis, hoe Van Hogendorp en hij door studenten op een feestpartij werden lastig gevallen, omdat Van Hogendorp Jr. zich eens verklaard had met de denkbeelden van Bilderdijk. Groningen, Opkomst v. h. Tooneel te ~ , studie van K. R. Velthuis, 1883. Groningen, A. P. van ~ , 1798—1861, dichter van vaderlandse en godsdienstige verzen, bewonderaar van Bilderdijk, predikant te Ridderkerk. Groninger dichters, zie Sibylle van Griethuysen, Johan van Nyenborch, Brongersma, Ludolf Smids, Lucas Trip, M. Fokkens, L. Gockinga; Hecker en zijn kring: Goeverneur, Bennink Janssonius en Lesturgeon; verder K. H. Bouman en Spandaw. In 1915 verscheen een studie van Aug. Heyting over Gron. Dichtkunst, over Johan Borgman, M. H. Werkman en David Moolenaar. Van 1934 is de bundel verzen van Groninger dichters, opgenomen in De Vrije Bladen, van dichters geboren of wonende te Groningen: Jan Eekhout, H. de Vries, H. Kool e.a. En in 1941 verscheen een dergelijke bundel Gron. Poezie van P. Dorrius Kleine. Dichters in 't Groningers: zie Geert Teis, J. Dijkstra, Jan Boer; uit de tijd van het eerste begin: Reynders. Prozaschrijvers in dialect: zie W. v. Palmar, Mr. A. S. de B16court, J. Rietema, Geert Teis, Sien Jensema, Geert Bias, Mw. de Haas-Okken, J. de Graaf en Ger Griever. Zie Gror. Overleveringen. Groninger Paasliedje, zie Kyrie eleison. Groninger Passie, Fries kreupelrijm op de nederlaag der Groningers voor Franeker, 1496, waardoor Westergo ontkwam aan de overheersing van Groningen, de stad der „westfaelsche gecken". Gronloh, J. H. F. ~ , geb. 1882 te Amsterdam, directeur van een handelsvereniging aldaar, schreef onder ps. Nescio (ik weet niet) prozaschetsen: De Uitvreter, 1911; Dichtertje, 1918; Titaantjes, 1915, vol ironie en galgenhumor. En dan in 1946 Mene Tekel. Gront-houwelick, d.i. de bruiloft van Adam en Eva in het Paradijs; het eerste verhaal in Cats' Trou-ringh. Groot, Dirk de ~ , 1825—'95, uit Meppel, onderwijzer, leraar, 1880 schoolopziener in het district Utrecht; schreef een Ned. spraakkunst en stelde met L. Leopold en R. Rijkens een zeer veel gebruikte bloemlezing uit de voornaamste schrijvers der 4 laatste eeuwen samen. Groot, Gerijt de ~ , zie Geert Groote. Groot, Hugo de ~ , 1584—1645, uit Delft, humanist, het Delfts Orakel, grondlegger van het volkenrecht; 1613 pensionaris van Rotterdam. Gevangen genomen 1618; veroordeeld tot eeuwige gevangenis 1619; ontvlucht uit Loevestein, 1621, in een boekenkist met behulp van zijn vrouw Maria van Reigersbergh, met wie hij 1608 getrouwd was. Schreef zijn beroemde rechtsgeleerde werken in het L. Maar weldra en met trots ook in de moedertaal: Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-geleerdbeid, 1621. In 1622 zijn stichtelijk leerdicht Bewijs van de ware Godsdienst, opgedragen aan Holland: . . . .des aerdbodems merkt, o bloem der [Nederlanden, Schoon Holland: laat dit sijn in plaets [van my by u, Mijn koningin! Dit stuk, met de „overige Nederduitsche gedichten" in 1844 uitgegeven door Jeronimo de Vries. Dit zijn bijna uitsluitend godsdienstige en bijbelse verzen. Een paar uitzonderingen: Op den Zeylwagen van Prins Maurits en de allermerkwaardigste Klachte der Vrouwe van Mechlen over de Min des Princen van Oranje (Maurits): Verslagen droevigh hart, dat in uw [jonge jeught Soo langh genooten hebt met lust des [werelts vreught, Begint, want het is tijdt, u daervan af [te wennen En uwen staet te kennen. Hugo de Groot heeft dit gedicht nooit uitgegeven, „en het is dus welligt buiten hem bekend geworden". Toen hij in December 1631 waagde naa'r Amsterdam te komen, begroette Vondel hem met zijn Wellekoomste van den Heere Huygh de Groot. Bij zijn dood dichtte Vondel zijn Uitvaert, opgedragen aan „de Wethouders" van Delft: Daer d'afgunst, entlijk afgeronnen, Zijn dood gebeente rust moet gonnen. In 1628 had Vondel zijn Hippolytus opgedragen aan „den getrouwen Hollander": Ick bid, neemt u in schut en scherm mijn Hippolyt: Sijn kuyscheyt heb ick u getrouwicheyt gewijdt, Die 't Vaderlandt, en alle onnoselen, verdedicht. | Op 8 Jan. 1632 had De Groot de inwij- ! ding der Doorluchtige School bijgewoond, zie daar. Hij dichtte in het L. Sophotn- | paneas, d.i. Jozef; vertolkt door Vondel Groot 189 Grysaard 1635. Reeds van 1603 is De Groots L. I treurspel Adamus Exul, d.i. Adam in Ballings chap. En toen hij zelf balling was, droeg Vondel hem zijn Gijsbreght op: Ick offer dan uwe Exc. in zijne ballingschap mijnen Gijsbreght, den godvmchtigen en dapperen balling," 1637. En na de dood van Hugo wees Vondel de aanvallen van de Leidse hoogleraar Andreas Rivetus af in zijn gedicht Aen den Lasteraer van wijlen den koningklycken Gezant. Ook schreef hij nog Grotius Testament of Hooftpunten getrocken tut sijn jongste antwoort, uitgegeven „in Vredestadt bij Gerusthart de Wit", 1645, proza-aantekeningen bij het L. antwoord van De Groot aan Rivetus, om aan te tonen dat Grotius sterk overhelde ! tot de R.K. kerk. Geraert Brandt dichtte een rouwzang. Zie ook Willem de Groot en F. Duym. De Groots Leven beschreven door Caspar Brandt, vervolgd door Adr. v. Cattenburgh, 1727. Zeer merkwaardig is de Delftse uitgave van A. Voorstad, 1722: Oovergebleeve ryrnstukken of vervolg der versen van en op Jan, Huyg, Willem en Pieter de Groot; nu wel zeer zeldzaam geworden. Over de invloed van Hugo de Groot op Vondel een studie van R.K. standpunt in Grotius in „Peter en Pawwels" door W. M. Frijns, 1938. De Groots Lijdende Christus werd in 1941 „rhytmisch verklankt" door Dr. J. Vandervelden. Groot, Jan H. de —, geb. te Alkmaar 1901, telegrafist; dichter van de richting der Jong-Protestanten, 1931 redacteur v. h. tijdschrift Het Korenland. Zie ook Poetisch Appel. Sedert 1937 werkzaam aan de bibliotheek v. d. Ac. van Wetenschappen. Ook prozaschrijver. Won 1946 de poezieprijs van Amsterdam met zijn bundel verzetspoezie Moederkoren. Omhoog, omlaag, keus uit zijn gedichten, 1945; met inleiding van Muus Jacobse. Na de oorlog redacteur van 't Vrije Volk. Sedert 1941 ook van Vrij Nederland. Groot, Mr. Pieter de ~ , 1615—'78, geb. te Rotterdam als zoon van Hugo, 1660—'67 pensionaris van Amsterdam, 1669 gezant bij Lodewijk XIV, 1672 onderhandelaar bij deze vorst te Laag-Keppel. Ook bekend als dichter, bv. in de Venscheyde Nederduytsche Gedichten, 1651, en in Apollo's Harp, 1658. Zijn Stichtelijke Gedichten droeg hij op aan Geeraerdt Brandt, 1665. Ook schreef hij politieke gedichten, waaronder misschien Hollants Venezoen, zie V. Zijn hoofdwerk Uitbreiding der Psalm en pas 1724 uitgegeven. Bij zijn vrijspraak van landverraad dichtte Oudaen Blydschap en Zegenwensch\ bij zijn dood vertaalde hij het L. gedicht van Cornelis Dankerts als De zegepralende Deugd. Geeraerdt Brandt maakte zijn grafschrift: Gevlucht, gekeert, beticht, maar loflyk vry gesproken. Over hem J. P. Cornets de Groot, 1847, en M. v. Leeuwen, 1917. Groot, Willem de ~ , 1597—1662, broer van Hugo, 1618 advokaat te 's-Gravenhage, schreef behalve rechtsgeleerd werk een Dagboek, betreffende het verblijf van si'jnen broeder op Loevestein, uitgegeven door Mr. H. Vollenhoven 1842, onder de titel Broeders gevangenisse. Groot Nederland, letterkundig maandschrift voor de Ned. stam, van C. Buysse, L. Couperus en W. G. v. Nouhuys, 1903- Voor de Oorlog onder leiding van J. Greshoff, Jan van Nijlen en S. Vestdijk. Na de Oorlog niet meer verschenen. Grosskopf, Dr. J. F. W. ~ , 1885—1948, Afrikaans prozaschrijver en schrijver van toneelwerk. Hij was hoofd van de afdeling Ekonomie en Markten te Kaapstad. Grote, Geert ~ , zie Geert. Grotius = zie H. de Groot. Gruuthuse, zie Gruythuyse, Gruyter, J. de ~ , 1859—1932, geb. te Lekkerland, s.d. schrijver van Het Leven en de Werken van Multatuli, 1920. Hij was ambtenaar geweest in Oost-Indie. Gruyter, Dr. Jan Oscar de ~ , 1885—1929, Gents toneelkunstenaar, regisseur, grondlegger van het moderne Vlaamse toneel. 1922 directeur v. d. Ned. Schouwburg te Gent; stichter v. h. Vlaamse Volkstoneel, 1919. Voerde de klassieke, F. en onze ei^en 17de eeuwse stukken weer op; beproefde zijn krachten ook aan Shakespeare. Reisde met het „Vlaamsche Volkstoneel" door het land. Zijn opvolger, Johan de Meester Jr., probeerde het met allerlei expressionistische stukken en een zeer moderne regie. Gruythuyse, aanzienlijk geslacht in Brugge; het paleis nog in wezen, nu museum. Het handschrift van Gruythuyse, „Rhetorycke ende Ghebedenboek van Mher Loys van den Gruthuse", l4e eeuw, bevat 150 minneliederen, voor een groot deel van D. afkomst. Die altflamischen Lieder daaruit vormen het onderwerp van het proefschrift van Dr. N. Geerts; Zurich 1909. Zie Jan v. Hulst. Gryphius, Andreas —•, geb. 1616 in Silezie; studeerde 1638 te Leiden; leerling van Heinsius, Hooft en Vondel als dramadichter; f 1664. Grysaard, De ~, spectatoriaal geschrift 1768—'69, grotendeels van Betje Wolff; 2 delen, samen 52 vertogen. Haar ps. was Silviana. Gryse 190 Guy de Vlaming Gryse, Dr. Edward de ~ , 1848—1909, uit I Roeselare, pastoor-deken te Kortrijk. Ons roemrijk 1302. Guarini, Giovanni Battista ~ , 1537—1612, uit Ferrara, de dichter van het beroemde herdersspel // Pastor fido, De Getrouwe Herder, 1585, vertaald en bewerkt in alle Europese talen. Bij ons het eerst in Den Trouwen Batavier van Rodenburg, 1601, | maar mislukt. Beter in Hoofts Granida. Gucht, Sylvain van der —, geboren en gestorven te Aalst. Schreef volksromans als Gaston Blanckaert en De eerste Binders in Vlaanderen. Gudrun, zie Goedroen. Guepin, Jean ~ , 1715—'66, uit een geslacht afkomstig van Dieppe, schepen van Vlissingen. Schrijver van een satire, die de psalmen van Datheen onmogelijk maakte, onder ps. Juvenalis Glaucomastix, 1758; de titel was Datheeniana, de vorm een lofdicht met woorden en regels uit de psalmen zelf. Guevara, Antonio de ~ , f 1545, als bisschop, Sp. schrijver, hofprediker van Karel V; schrijver van Relox de principes, d.i. Het Uuriverk der Vorsten, een vorstenschool voor Karel V, getrokken uit de geschiedenis van keizer Marcus Aurelius. In 1562 in 't Ned. vertaald. In 1586 verscheen een andere vertaling van Cornelis van Beresteyn te Antwerpen als T Gulde-boeck van den loflijken Keyser ende welsprekenden Oratoor Marcus Aurelius. Guido, zie Julia. Guido-Gezelle-prijs; aanvangende met het jaar 1946 wordt de Guido-Gezelle-prijs der Kon. Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde iedere vijf jaar toegekend aan de Belgische schrijver, die de beste, in het Nederlands gestelde verzenbundel zal hebben geschreven. Zie Gezelle. Guitschool, zie Amst. Academie. Gulde-boeck van Marcus Aurelius, T ~, zie Guevara. Guldene Annotatien, zie F. Heerman. Gulden Harpe, bundel geestelijke liederen, 1599, van Van Mander, zie daar. Gulden Legende, Gouden Legende, zie Passionael. Gulden Legende van den Nieuwen St. Jan, pamflet tegen de gevangen Oldenbarnevelt, een vuilaardig stuk, zo erg, dat de Staten van Holland het 6 Nov. 1618 deden ophalen. Vermoedelijk van Frangois van Aerssen. Gulden Passer, Den ~, de naam van de drukkerij van Plantijn te Antwerpen; zie daar. Nu de naam van het „Bulletin der Antwerpsche Bibliophilen". Guldens-Editie, reeks van werken met de bedoeling, om ze verkrijgbaar te stellen voor het volk, 1858—'82, van de Oude Heer Smits, Lod. Mulder, Ger. Keller, Koopmans van Boekeren e.a. Bij D. A. Thieme te Arnhem; zie daar. Gulden throens, Boec des ~, zie Ouden. Gulden Vlies, zie Ghulde Vlies. Gulden Winckel, Den ~ , bijschriften van Vondel, in de „Fransche dichtmaet" bij prenten, ter vervanging van de verouderde verzen van Mr. Jan Moerman; 1613, bij Pers. Opgedragen aan Vondels zwager Abraham de Wolf. Verhalen over goden, helden en wijsgeren bij platen, waarschijnlijk van de Vlaming Gerard de Jode. Tienmaal herdrukt. Zie Moerman. Gulden Winckel, Den ~ , maandschrift voor de Boekenvrienden in Groot-Nederland, 1902 opgericht, onder redactie van F. Smit Kleine. In 1925 onder leiding van Gerard van Eckeren en Jan Greshoff; na 1945 niet meer verschenen. Gunning, J. Hzn., Dr. J. H. ~ , geb. te Hilversum, 1858—1940; predikant, redacteur v. h. weekblad Pniel. Bracht 1880 het Hooglied in dichtmaat over als Het Lied der Liefde. Schreef 100 boeken op godsdienstig gebied. Over hem Gunning tragicus, door Prof. Dr. de Vrijer. Giinst, Dr. Frans Christiaan ~ , 1823—'86, geb. te Amsterdam, eerst bestemd voor R.K. geestelijke, studeerde te Bern, als revolutionnair uit Zwitserland gebannen, uitgever te Amsterdam; gaf 1854 Licht- enSchaduwbeelden van Junghuhn uit, 1855—'67 het tijdschrift De Dageraad. Voorzitter van de onafhankelijke demokratische vrijmetselaarsloge Post nubila lux. Als Dageraadsman ontslagen als secretaris van de Schouwburg. Werkte 1879 mee aan Recht voor Allen. Bestreed de Katholieken in zijn brochures. Gusman, zie Guzman. Gutteling, Alex ~ , 1884—1910, dichter. Gaf met Uyldert een Bloemlezing uit de nieutvste dichtkunst uit; beiden behoorden tot de kring van De Beweging. Hij vertaalde Prometheus ontboeid van Shelley en Het Paradijs verloren van Milton. Guy de Vlaming, dichterlijk verhaal uit „de zwarte tijd" van Beets, 1837. De stof vond hij in de Beschrijving van Alp hen, 1714, door P. Plemper. In het slot Poelgeest was een zaal met zwart fluweel behangen, herinnering aan Guy de Vlaming en zijn vrouw Machteld, die er in liefde leefden, tot zij ontdekten dat ze broeder en zuster waren; het Noodlot had het aan de heidin Mara „aan de blauwe lucht in heldre starren" voorspeld. 't Meest Byroniaanse gedicht van Beets en tevens zijn laatste in deze trant; zijn Ada van Holland, 1840, is reeds in I geheel andere toon. Guy werd opgedragen Guzman de Alfarache 1 aan Beets' toekomstige zwager Jhr. Corn, van Foreest. Het stuk werd voorgedragen in de Mij. van Fraaije Kunsten. In de afdruk voor zijn vrienden plaatste Beets 13 verzen over het oud-adellijk geslacht van dezelfde naam. Guzman de Alfarache, Sp. schelmenroman van Mateo Aleman; vertaald in 1655 als Het Leven van Gusman d'Alfarache, Spaenschen landtlooper en bedelaer. Op het toneel gebracht door Asselyn, 1693. Gwidekijn van Sassen (Saksen), Ned. bewerking van een Karelroman, 13e eeuw; fragment over, uitgegeven door Kalff in de Mnl. Epische fragmenten (1885). Gwidekijn = Wittekind\ zie daar. Gyges, Ring van ~ , Verlichtingsroman van Willem Kist, 1805. Zie daar. (Gyges had een onzichtbaarmakende ring gevonden, toen hij als herder in een grot kwam. Zo kreeg hij toegang tot de koningin van Lydie, bracht de koning om het leven en werd zelf heerser. Dit zou in 687 voor Chr. geschied zijn.) Gysbert Japiks, zie /. Gysbert Japicx-prijs, ingesteld door de Staten van Friesland, in 1949 toegekend aan Fedde Schurer voor zijn lyrisch-dramatisch werk Simson en zijn Friese psalmberijming. In 1950 aan Dr. Y. Poortinga voor de historische roman Elbrich. Gijsbrecht van Aemstel, treurspel van Vondel, eerst vertoond op 3 Jan. 1638 bij de opening van de Amsterdamse Schouwburg. Vondel had de kroniek van Beka geraadpleegd. Dit is zijn eerste stuk, dat niet meer onder de invloed staat van Seneca; Vondel had kennis gemaakt met de Gr. treurspeldichters. Het stuk had de bedoeling een verheerlijking te zijn van Amsterdam. Het moest Amsterdams ondergang schilderen in de trant van de ondergang van Troje in de Aene'is van Vergilius; vandaar dat de hoofdpersoon Gijsbrecht geen Middeleeuwse ridder is, doch een nabootsing van de vrome en brave Aeneas, terwijl de eigen scheppingen van Vondel, vooral de spion, de geestelijken en met name vrouw Badeloch vol leven zijn. Er zijn 4 verschillende reien in het stuk, waarvan de inhoud zich aansluit bij het bedrijf, dat zij besluiten. Uit het stuk viel op te merken, dat Vondel overhelde tot de Roomse kerk. Nieuwe uitgave in de Zwolse herdrukken door Hoogstra. Ook van De Vooys. Het stuk heeft een Voorspel, d.i. een opdracht aan Schout, Burghemeesters, Schepens en Raed van Amsterdam. Het verhaal is niet geschiedkundig, gelijk Wagenaar en Van Spaan hebben aangetoond; zie Amstel, Gijsbrecht en Jan van Gijssels ~ , Boven^ien stelt Vondel het voor, alsof het dorpje van Gijsbrechts tijd de stad was, gelijk die getekend is op de platte grond van Gornelis Anthonisz van 1544. Op de wijze van M.E. misteriespelen verschijnt aan het slot de engel Rafael op de wolken, om als Deus ex machina een oplossing te brengen van de moeilijkheden van Vrouw Badeloch. Het drama is opgedragen aan Hugo de Groot. Studie over Gijsbreght van Dr. Th. Jorissen, 1879. B. Albach schreef Drie Eeuw en Gijsbrecht, kroniek van de opvoeringen, 1937. Gijselen, Blanka ~ , geb. 1909 te Antwerpen, Vlaamse dichteres, schreef eerst brandende liefdesgedichten. Haar later werk is bezadigder. Gysen, Jan van —, 1668—1722, wever te Amsterdam; daarna burlesk dichter, „broodpoeet" zegt hij zelf; trad op in de rol van „Harlequin reyzende met zijn Rarekiek"; leverde liedjes voor de talrijke liedboekjes van zijn tijd. Zijn toneelspelen De Varkemarkt en De Ossemarkt zijn taferelen van maatschappelijk leven, maar. . . vol dubbelzinnige gezegden. Gaf 1711—'25 het weekblad Amsterdamsche Mercurius uit, met berijming van nieuws en van schandalen. Een van zijn liedboekjes is De vermaaklijke Haarlemmerhout; dit beleefde ten minste 3 drukken. Ook dichtte hij op de Vrede van Utrecht, 1713. Gijsen, Marie ~ , geb. 1856 te Gouda, romanschrijfster van 't N. Brabantse platteland; onder invloed van Streuvels. Gijsen, Marnix —•, geb. 1899 te Antwerpen, R.K. letterkundige, dichter, criticus. Schreef over Bredero, over Karel van de Woestijne 1921, over Karel van den Oever. Ps. van Dr. J. Albert Goris. Schreef ook reisindrukken: Ontdek Amerika, 1927. In 1927 hoogleraar te Leuven in de economische gesch. Breviarium der Vlaamsche Lyriek. Medewerker aan Dichterschap en Werkelijkheid, 1938. Met Herreman Vlaamsche Verzen van nu. Zie ook Ruimte. Van Bredero gaf hij uit De 12 Sonnetten van de Schoonheyt, 1919- Ging in 1940 naar Nw. York als directeur van de Belgische Voorlichtingsdienst. In 1940 verscheen De Literatuur in Z. Nederland sedert 1830. In 1947 de roman Joachim van Babylon, over de Kuise Suzanna; in 1948 Telemachus in het Dorp, vrij zeker autobiografisch. Ook zijn In Paradisium is een meesterlijke roman. Goed en kwaad, 1950. Gijssels, Willem ~ , 1875—1845, dichter van talrijke cantaten, die zeer in de smaak van het volk vielen. n Haafner 1 H. Haafner, Jacob Godfried ~ , 1755—1809, geb. te Halle, werkte "voor de V.O.C. op de kust van Coromandel. Reisbeschrijver. Keize door Ceylon, 1810. Haag, Den ~ , getekend door Huygens in zijn Voorhout, 1621. Van 1651 is Hofwyck, van 1667 De Zeestraat. Cats beschreef het leven op Sorgh-vliet, b.v. in zijn Ouderdom, Buitenleven en Hof-gedachten; Westerbaen bezong zijn buiten Ockenburgh, 1653. Jacob van der Does maakte 1668 een gedicht op ' s-Gravenhage\ C. Droste op De Haegsche Kermis, 1710, naamloos; J. C. v. d. Kasteele op Het 's-Gravenhaagsche Bosch, 1821. Het Haagse Bos ook bezongen door Jacob van Lennep, in de 4e zang van Jacoba en Bertha, 1827. Potgieter wijdde er twee gedichten aan, Aan d'lngang en Aan d'Uitgang. Van Jonckbloet was de naamloze Physiologic van Den Haag, 1843, gevolgd door de Physiologie door een Buitenman (E. W. v. Dam van Isselt), 1844. Arnold Ising gaf Haagsche Schetsen uit, 3 delen, 1877—'88. De Haagsche Omtrekken van Damas, d.i. F. Hogendorp, zijn van 1886—'87. Piet Vluchtig gaf in 1883 zijn Haagsche hopjes uit. Gerard Kellers Neteldoekjes, 1854, openbaren de fatsoenlijke armoede van een Haags ambtenaarsgezin; zijn Geschiedenis van een dubbeltje schetst bureaucratische kleingeestigheid. Mr. G. H. Betz schreef een studie over Het Haagsche Leven in de 2e helft der lie eeuw. Zie de volgende artikelen. Haaghlopers, zie '/ Malle Ventje. Haagsche Apollo, De —, spotnaam voor P. A. de Huybert, die groot rumoer verwekte door zijn stelling, dat Vondels spelen niet zo goed zijn als die van Corneille en Racine. Een hele bundel Gedichten voor en tegen de Haagse Apollo volgde; het eerste van Jan Haverkamp; beantwoord met een Keerdicht en dit weer met een Wederkaats met als ondertitel Smeerdicht. Zie Poeten- Oorlog III. Haagsche Bosch vol vrolyke zangers, Het ~ , liedboekje ± 1850 met gedichten o.a. op Napoleons ondergang, op Koning Willem I en zijn gemalin, „Neerlands Moeder", op de dood van Willem II, op de Zilvervloot (van Heije), op Het Metalen Kruis, op Chasse en op De Klagende Minnares enz. Heeft zich tot heden gehandhaafd. Haagsche Broeder-moord of Dolle blijdschap, treurspel van Joachim Oudaen, met 2 Haan als handelende personen Nassau-Odijck, de onechte zoon van Maurits; Nassau-Zuylestein, natuurlijke zoon van Frederik Hendrik; verder Verhoeff, Tichelaar, de predikanten Simonides en Landman, die te zamen de moord op de Witten voorbereidden. Haagsche Joffer, Een ~, 1856, novelle van Schimmel; zie daar. Beoordeeld door Bakhuizen in de Spectator. Zie ook Tserclaes. Haagse Liederhandschrift, met facsimile van 't oorspronkelijke, inleiding en bewerking uitgegeven door E. F. Kossmann, 1940. Perkamenten hs. der K.B. uit het midden der 15e eeuw. Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe ~ , liedboek van 1659. Haagse romans en verhalen: Gerard Keller, Novellen; Frans Netscher, Egotsme, 1893. Mw. Jeanne Reyneke van Stuwe. Henri Borel, Vlindertje, 1901; Het Jongetje; Het Zusje. Marcellus Emants, Inivijding, 1901. Louis Couperus, Eline Vere, Noodlot, Extaze; doch vooral de beschrijving van het alledaagse leven in voorname kringen in De Boeken der Kleine Zielen, 6 delen. Mw. Goekoop Hilda van Suylenburgh. Du Perron, Schandaal in Holland. haagspel, landjuweel op kleine schaal, b.v. te Diest 1541. Oorspronkelijk een landjuweel, dat omging buiten het bondgenootschap der Brabantse Kamers in 't begin der I6e eeuw. Zo werd het grote Landjuweel van Antwerpen van 3 Aug. 1561 gevolgd door een haagspel op 24 Aug., waaraan de kamers van Lier, Turnhout, Berchem en een uit Brussel deelnamen. De spelen afgedrukt achter die van 't Landjuweel: Spelen van sinne waer inne alle oirboirlijcke ende eerlijcke handwercken ghepresen ende verhaelt worden. . . . Ghespeelt. . . . binnen de stadt van Antwerpen op thaeck-spel naer dlandtjuweel, by die vier cameren van rhetorycke ... 24 Aug. 1561. Op de questie: VVelck handtvverck, oirboirlijcste is van doene, en eerlycste, nochtans seer cleyn gheacht? Antw,, W. Silvius, 1562. Met houtsn. Later rederijkerswedstrijd te plattenlande; ook de naam voor landjuweel in 't algemeen. Ook de naam van spelen tijdens de kermis op de dorpen: 1676 Naaldwijk, 1684 Zoetermeer, 1709 Bleiswijk. Haan, Cissy Beek, geb. de ~ , geb. te Oranjewoud, 1889, schrijfster van meisjesboeken onder ps. Cissy van Marxveldt, waarbij vooral bekend werd De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, met de vervolgen. Haan, Dr. Galenus Abrahamsz. de —, 1622 —1706, uit Zieriksee, dokter en leraar bij de Vlaamse Doopsgezinden van Het Lam te Amsterdam. Fel bestreden door Sam. Apostool en andere Doopsgezinden van De Zon, 1660. Deze Lammerenkrijg aanleiding Haan 1!9 3 Haasloop Werner tot pamfletten op rijm. De Haan zelf schreef stichtelijke gedichten. Haan, Dr. Jan Carel de ~ , 1884—1942, schreef in 1923 zijn proefschrift Studien over de Romeinsche elementen in Hooft's niet-dramatische poezie. Leraar in Indie; geschiedschrijver en letterkundige. Haan, Mr. Jacob Israel de ~ , 1881—1924, geb. te Smilde, opgegroeid te Zaandam, schr. van Pijpelijntjes, 1904 e.a. realistisch werk, o.a. van een bundel schetsen Kanalje, 1904. Dichter. Orthodoxe Jood, ging voor 't Handelsblad in 1919 naar Palestina, werd er lector in 1921; raakte er in strijd met de moderne Zionisten en werd vermoord. Libertijnsche Lie der en, 1914; Het Joodse Lied, 1915 en '21. Zijn zuster Carolina = Carry van Bruggen, later Carry fit. Haan, Dr. Tj. W. R. de ~ , geb. 1919, schreef 1950 zijn proefschrift over Volk en Dichterschap. Haan Kalkoen, zie Haantje en Haen. Haantje Dikkop van de Maze, de scheldnaam van Smout in Vondels Rommelpot van 't Hanekot, 1627. Haantje, 't Kalkoensche ~ , spotnaam van Trigland in de Rommelpot. *t Kalkoensche Haantje, Dat zoo bloost om zijne kam, En de jongens na de Dam Op leert trekken met een vaantje, Of na 't brouwers Haantje, 1) dat Hem bestoven zag van 't nat. Een ander schimpdicht van Vondel heet Op Haan Kalkoen; het was nadat Trigland geijverd had voor de terugroeping van Smout. 't Gedicht geeft een duidelijke naamsverklaring: Kalkoentje is wat root van vel En suyver geus, Om dat de Rijnsche muskadel Met al het suyver nat Van 't Heydelbergsche vat Treckt in sijn neus. Haantje van den Toren, Het ~ , gedicht van De Genestet over het lijden en sterven van de vrouw van Daniel de Clercq, vriend van de dichter; motto: fiat voluntas = Uw wil geschiede. Opgenomen in Aurora, 1859. 't Bekendste gedicht van De Genestet. Haar, Bernard ter ~ , 1806—'80, domineedichter uit de school van Tollens. Maakte naam met een berijmd verhaal Joannes en Theagenes, 1838; Theagenes, de leerling van de apostel, wordt rover, doch ook weer bekeerd. Christelijke romantiek. Daarop volgden een groot aantal godsdienstige en huiselijke gedichten. Fel is zijn gedicht Aan 1 Brouwerij De Haen op de Nieuwmarkt. Letterk. Wrdbk. 2e dr. een Apostel des Ongeloofs, 1841, d.i. aan Strauss, de man van de moderne bijbelkritiek, die voor een verleider wordt uitgemaakt. Het meest bekend werd zijn dichterlijk verhaal Huibert en Klaartje, 1843. Ter Haar was nu predikant te Amsterdam en werd lid v. d. redactie van De Gids, maar reeds in 1847 nam hij ontslag uit die liberale kring. In 1846 kwam n.l. het grote verhaal van de schipbreuk op de Sint-Paulusrots, navolging van Tollens, vol rhetoriek. Potgieter kwam in De Gids tegen Ter Haar op; Alberdingk Thijm verdedigde hem, en. . . . er volgden 7 herdrukken in de loop der jaren. Ter Haar was de opsteller van het verzoekschrift, dat aan de Koning met 53000 handtekeningen werd aangeboden tijdens de Aprilbeweging van 1853. In 1850 had hij een gedicht geschreven tegen Het Communisme onzer dagen\ in 1866 kwamen er verzen tegen Ernest Renan. Hij was in 1854 hoogleraar geworden te Utrecht. Van datzelfde jaar is Eliza's Vlucht; de Negerhut was van 1851. Een ander, zeer geprezen romantisch berijmd verhaal is: Abd-el- Kader, 1849. Hij werd begraven op het kerkhof te Rozendaal, dat hijzelf bezongen had bij de vroege dood van De Genestet. Als prozaschrijver: Gesch. der Kerkhervorming, 1845, door 't Haags Genootschap met goud bekroond. Levensbericht door Nic. Beets. Haarlem, zie Haerlem. Haarlem, Beschrijvinge ende Lof der Stad ~ , lofdicht van Samuel Ampzing, 1616. Daarbij Laurekranz voor Laurens Koster. Zie ook G. v. d. Eembd. Haarlems beleg op het toneel: De herstelde hongersdwang, door S. T. v. d. Lust; zie daar. Haarlemmerhout en Spar en, Het ~ , lofdicht op Haarlem van Schermer, vertaald uit het L. van Mr. Jan de Witt, secretaris van Amsterdam. Haarlemmerhout, Een onaangenaam mensch in den ~ , de schets van Robertus Nurks in de Camera Obscura. Haas-Okken, Mw. T. K. E. de ~ , 1853— 1928, dochter van Ds. Okken te Solwerd bij Appingedam, vrouw van Ds. De Haas te Wirdum in Friesland, schreef 1906 haar eerste bundel verhalen Olle Vrunden in Gronnegerland; gevolgd door vele andere schetsen en vertellingen in 't dialekt van Appingedam. Haasloop Werner, H. G. ~ , geb. te Kleef 1792, moest mee naar Rusland 1812, Hep naar de Russen over, kapitein, vestigde zich 1842 te Elburg. Met O. G. Heldring Wandelingen over de Veluwe, 1845. 13 Haasse 194 Haecht Haasse, Hella S. -"', geb. 1919 te Batavia, plaatste gedichten in het ts. Werk; trad 1943 op als tonee1spee1ster in Mariken van Nieumegen, werkte in 't cabaret van Wim Sonneveld. Bundel gedichten: Stroomuersnelling, 1945. Haar novelle Oeroeg, de geschiedenis van een ]avaanse jongen, werd in 1948 bekroond als geschenk in de boekenweek. Haar Balladen en Legenden verwierven een eervolle vermelding bij de poezieprijs van Amsterdam, 1948. De roman H et Woud der Vertoacbting, 1949, behandelt het leven van Charles van Orleans, Frans dichter der 15e eeuw. De uerbergen bron, roman 1951. Haastert, Isaak van --.., 1753-1834, schilder en tekenaar te Delft, dichter van stichtelijke verzen in de richting van Feith. Maakte 1813 een verheugde parodie op Simons gedicht Aan mijne Landgenooten van 1810. Van Haastert was jaren lang leraar aan 't Delftse genootschap Christo Sacrum, gesticht 1797 als een poging tot hereniging van het gescheurde Christendom; het eigen gebouw werd 1802 ingewijd met gezangen van Van Haastert; in '38 werd het verkocht. Habbema, Dr. Johannes --.., 1732-1800, uit Leeuwarden, predikant, sedert 1767 te Rotterdam, gaf 1774 met Ds. Petrus Hofstede De Ned. Bibliotheek uit tegen de Iiberale Denker (Betje Wolff) en Vad. Letteroeieningen. Habbema, Koos "'""", ps. van Herman Heijermans als schrijver van Kamertjeszonde, Habets, jos. --.., 1829-'93, uit Oirsbeek bij Sittard, 1856 kapelaan, 1881 Rijksarchivaris te Maastricht. Schreef een groot aantal geschiedkundige studien; gaf uit: De Echtuerbintenis van Maria, een Limburgs Misteriespel, 1876; de Legende van S. Seroatius, Mnl. prozahandschrift, 1881. Hack van Oudheusden, ps. van Frank van der Goes. Jlacke van Mijnden, ~fr. J. C. --.., 1814' 73, vertaalde Dante, 1867-'73; platen van Dore. Hij was heer van Eikenrode bij Loosdrecht. Hadewych, abdis van Aywieres (Acquiria), die Thomas van Cantimpre bewoog tot het schrijven van zijn L. Leven van Sinte-Lutgart, 1246; t 1248. Waarschijnlijk is zi] de mystieke schrijfster en dichteres van 14 uizioenen, 31 brieuen, liederen en gedichten; soms is zij dagen achtereen "opgenomen van geest". De Vizioenen staan onder invloed van de Openbaring van ]ohannes; haar gedichten onder die van het Hooglied. Het hs. van Hadewych bleef bewaard in 't Rode Klooster in het Sonienbos; het bevat het oudste proza van onze letteren, en gedichten, die op een hoge trap van ontwikkeling staan. 20 van de Lente: Tsaermeer 1) sal in corten tide Tsap van den wortelen opwaert slaen! Daerbi sal, verre ende wide, Beemt ende cruut sijn loof ontfaen. Zij is ten onrechte aangezien voor de ketterin Bloemaerdinne; zie Paul Fredericq. Zij is de dichteres van de hemelse minne, "de troubadour der geestelijke rninne": Bi wilen lief, bi wilen leet, Bi wilen verre, bi wilen gereet.R) Die dit met trouwen 3) van minnen Dat is jubileren: 4) [versteet, Hoe minne verslaet Ende ommevaet 5) In een hanteren. 6) De Brieuen, 1908-'12, uitgegeven door Dr. ]. v. Mierlo S.].; de Werken door ]. F. ]. Heremans, C. ]. K. Ledeganck, ]. Vercoullie en K. Ruelens, in 3 delen, 1875-1905; de Liederen door Johanna Snellen, 1907 en in 1931 diplomatisch door Van Mierlo. Deze betoogt, dat Hadewych aan ' t hoofd stond van een bagijnenbeweging te Nijvel. In 1938 kwam er in het Pantheon een bloemlezing van Hadewych met inleiding van H. G. 't Hooft. Studie van M. H. v. d. Zeyde over Hadewych, 1934; deze gaf ook haar Brieuen uit met een nieuw Ned. overzetting er naast, 1936. Ook Joh. Snellen bezorgde een bloemlezing, uit poezie en proza, 1932. De Visioenen uitgegeven door]. v. MierIo, 1924 (Leuven). haechspel, zie baagspel. Haecht, Laurens van --.., schreef een bundel L. emblemata, Mikrokosmos, 1579, letterlijk vertaald als De Cleyn Werelt door Jan Moerman of ] an van der Kiele, 1584; bewerkt door Vonde! in 1613 als Den Gulden Winckel. Zie emblemata. Haecht, Willem van --.., 1558 factor der Violieren te Antwerpen, dichtte een spel van Apollo en Pan, dat in 1561 werd vertoond voor het begin van het Landjuioeel. Het was een toepasselijk stuk: de scheidsrechters werden herinnerd aan Midas, die oordelen moest tussen de zang van Apollo en van Pan. Deze dichter gaf 1579 de CL Psalmen Davids uit, verder een Spel van de Bekeeringe Pauli en 1578 De vij! claecbliederen Jeremie. Van hem zijn twee liederen opgenomen in 't Geuzenliedboee. Hij was de ziel van 't grote Landiuweel van Antwerpen in 1561; de zinnespelen en 1) nu. 2) dichtbij; 3) in trouwe, waarlijk; 4) juichen; 5) omvat, omhelst; 6) tegelijk. Haeck 195 hagiograaf andere dichtwerken verschenen in 1562 met een voorrede van hem. Zijn eigen Spel van Sinnen op dwerck der Apostelen werd 1564 in de ban geslagen; hij week uit naar Aken en vandaar naar Noord-Nederland en stierf ± 1600. Zijn psalmberijming bleef tot 1688 bij de Luthersen in gebruik; toen kwam de bundel van Jan van Duisburg. Haeck, Herman ~, S.]., geb. 1888 te Mechelen, prozaschrijver. haeckspel, zie baagspel. Haec libertatis ergo (L. = dit is voor de vrijheid), devies op de Leidse noodmunt tijdens het beleg van 1574. Titel van een hekeldicht van Vondel, 1630, daaraan ontleend. Gericht tegen de dwang der Calvinistische predikanten, vooral tegen Smout en Kloppenburgh: Geen paep, geen stokebrant, Magh hier den wervel draeyen. De toghtschuyt leydt gereed Voor all' die oproer kraeyen. Vondel laat de Hollandse Leeuw sprekend optreden: Sijn munt roept dat hy heeft Voor 't Vaderland gevochten, En niet sijn tuyn aIleen voor Bogerman gevlochten, Voor Wad of Vlaming, die 's lands ingeboren terght. Haeften, Benedictus van .-, 1588-1648, uit Utrecht, 1616 proost van Afflighem, dichter van Den Lusthof del' Cbristelijcke Leeringbe, Antwerpen 1622, R.K. liedjes, om de ketterse liederen te bestrijden. Haegaenveld, zie Samuel van Hoogstraten. Haegse Mercurius, 1699, tijdschrift met schandaaltjes over bepaalde personen, in de geest van de latere geschriften van Weyerman, uitgegeven door Mr. Hendrik Doedijns; herdrukt 173(). Haene, E. J. d' --', 1808-'82, uit Kortrijk, pastoor, Vlaams dichter. Haenen, Huibrecht --', geboren te Hasselt in 1908. Melancholische natuurdichter. Haen Kalkoen, spotnaam van Ds. Trigland te Amsterdam, wegens zijn al te blozende kleur en zijn geestelijke hoogmoed. Z1e Haantje. Haerlem, Lofkrans van de Stadt ~, gedicht van Langendijk, 1720. Haer!emsche Somer-Bloernpjes, liedboek, 2 delen, 1646. Gevolgd door de H. .i\1eybloempjes, 1649 en de Haerlemscbe Winter- Bloempjes, 1645-' 51. Daarnaast: Sparens Vreugbden-Bron, 2 delen, 1646. En later Het Haerlems Minne-Duyfje, 1671. Het Hacrlems (Judt Liedt-boecl: beleefdc zijn 27ste druk in 1716. Dan was er ook nog Het Haerlems Leeuwerckje, 1672. Haes, Frans de .-, 1708-'61, zoon van Joan, vriend van Dirk Smits, bewonderaar van Poot, neef van L. W. v. Merken, uit Rotterdam, maakte Stichtelijke Gedicbten, 1746, o.a, Op bet Beeeeneel van D. R. Kampbuizen. Naar aanleiding van de aardbeving, die Lissabon verwoestte, dichtte hij Het uerbeerlijkte en uernederde Portugal, 1758. Lid van Natura ei Arte, door hemzelf mee opgericht 1726. Haes, J. de ---, geboren te Haacht in 1920. Dichter van "Aanhef". \X!erkte mede aan V ormen en Podium. Haes, Joan de '""-', 1685-1723, kleinzoon van Geeraert Brandt, beschreef het Leven van Geeraert Brandt, 1712; uitgegeven 1740. Koopman te Rotterdam. Dichter. Hij vertaalde ook het werk van Sidney, 1712. Hij roemt Vande! als de "grootmeester" en hij komt krachtig op tegen de navolging van al wat Frans is: Zoo blijkt, dat alles Fransch in Neder[ land moet zijn, In Vrankrijk is aIleen de gout- en [zilvermijn... Poot gaf 1724 zijn gedichten uit. Haesbaert, Jacob '""-', zie Bruylojts Rejjerey». Haese, Jan d' --.-, geb. 1922 te Aalst in Vlaanderen; aristocratisch, klassiek dichter. Verzen. Haesje Claesdochter, zie C. Haet en Nydt, een van de Seven Hoojt-Sonden van Ogier; ziedaar. De schoenmaker Teeuwen is lui en lasterlijk, hij brouwt allerlei ellende, haalt dieven in het huis van zijn buurman, doch vindt er zelf zijn dood bij. Hagar, gedicht van Da Costa, 1847; schildering van Hagar en haar zoon Ismael, stamvader der Arabieren; de geschiedenis der Arabieren en van Mohammed, van de Kruistochten; strijd tussen Christendom en Islam. Het grote dichtwerk verscheen in de bundel van Kruseman, Bijbelscbe V rouioen; zie daar. Opnieuw uitgegeven door ]. H. v. d. Bosch. Hage, J. v. d. ~, ps. van Oltmans. Hagendoren, Eliza van '""-', geboren in 1904, uit Gembloers. Schreef voor de jeugd, hoofdzakelijk dierenverhaaltjes. hagespel, zie haagspel. Haghen, Steven van der --.-, 1563-1624, uit Amersfoort, trok 1599 als admiraal van 3 schepen naar Indie; voer 1602 voor de V.O.C. met 13 schepen uit, kwam 1606 met rijke lading terug. Voer weer uit in 1613, kwam 1620 terug. Vestigde zich te Utrecht; begraven in de ]acobikerk. Heel wat van zijn reisuerbalen is overgebleven. Uitgegeven door Tiele; verder in de Opkomst van De jonge. hagiograaf = beschrijver van .t leven van Hagiosimander 1 96 Hall heiligen, zoals Thomas van Cantimpre. Over de zeer talrijke hagiografieen zie heiligenlevens. Hagiosimander (alarmtoestel der Grieken in de oorlog tegen de Turken om hun vrijheid), ps. van Broens. Haighton, Dr. Alfred A. ~ , 1897—1943, sedert 1939 de nationaal-socialistische redacteur van De Nieuwe Gids. Haighton, Elise ~ , 1841—1911, uit Amsterdam, gouvernante; schreef onder ps. Brunehilde en Hroswitha. 7A) was een van de leerlingen van Dr. Willem Doorenbos en gaf in 1872—'75 diens Voorlezingen over Geschiedenis uit in 4 delen. Haiman, Paul ~ , ps. van L. C. W. Laugs, geb. in 1913 in Ohe en Laak, secretaris van de redactie van 't Limburgse maandblad Zuidenwind en redacteur van Roeping. Dichter. Haimonskinderen, de 4 zonen van graaf Haimon of Haymijn van Dordogne; zie Heemskinderen. Hainbund, d.i. Woudbond, nl. voor de dichters der natuur, verbond van dichters als Holty, J. H. Voss en Johann Martin Miller, alien volgelingen en vereerders van Klopstock, en dus van godsdienst, deugd en gevoel. Gesticht te Gottingen 1772. Stonden onder Engelse invloed; oefenden op hun beurt weer grote invloed op de Ned. letteren. Millers roman Siegwart, eine Klostergeschichte, in brieven, dagboeken en verzen, 1777, maakte de diepste indruk op Rhijnvis Feith. Ook Van Alphen stond onder invloed der D. dichters. Halbertsma, Joost Hiddes ~ , 1.789—1869, en zijn broer Dr. Eeltje, 1797—1858, uit Grouw, gaven in 1822 in de vorm van een almanak de Lapekoer fen Gabe Skroar uit, d.i. de Lappekorf van Gabe de snijder, rijmpjes en vertellingen; Rimen en Teltsjes heette het boek later, vermeerderd. Joost werd 1813 leraar bij de Doopsgezinden te Bolsward; hij wijdde 1823 het beeld van Gijsbert Japiks in. Eeltje was dokter te Grouw; Joost stond te Deventer van 1822 —'56. Proefschrift van P. A. Jongsma over Dr. J. Halbertsma, 1933; Herm. Hylkema schreef over hem een studie in 1919. Proefschrift in 't Fries over Eeltje van G. Dijkstra, 1946. Over Eeltje ook reeds een gedenkschrift van J. Hepkema, 1898. Halen, Arnoud van —•, f 1732, schilder en dichter; bracht een kabinet bijeen van door hem zelf geschilderde portretten van geleerden en dichters; Lambert Bidloo bezong en beschreef het als Panpoeticon Batavum, 1720, „schatkist met 200 Duytse Digters". Later nog sterk uitgebreid door M. de Roode; zie daar. Halewijn, Heer ~ , Mnl. ballade van een ridder, die meisjes meevoert en doodt; 15e eeuw. Heer Halewijn sane een liedekijn, Al wie dat hoorde wou bi hem sijn. Totdat hij zelf door een koningsdochter gedood wordt: En eer sijn kleet getogen was, Sijn hooft al voor sijn voeten lach. Met dat hoofd keert zij zegevierend terug: En toen si aen haer vaders poorte [quam, Si stac den horen als een man. Pas opgetekend door Willems van een los blaadje, als volksliedje gedrukt. In nieuw Nederlands oververteld door Joh. Vorrink. Gezongen door Dils. halfrijm of assonantie, bv. Het waren twee conincskinderen, Si h add en malcander so lief, si conden bi malcander niet comen, het water was veel te diep. Hall, Mr. J. N. van ~ , 1840—1918, letterkundige, zond Iris aan Jacques Perk terug; zie Fortunio; maar hij gaf in 1894 een bloemlezing uit: Dichters van dezen tijd, waardoor de mannen van Tachtig algemeen bekend werden; bezorgde 10 drukken; daarna prof. Prinsen; in 1939 kwam de 13e druk van /. Greshoff, doch zo dat er van de oude opzet niet veel meer over is. Zie echter Binnendijk. Op Van Halls voorstel op 't Letterk. Congres te Leuven 1869 werd het Toneelverbond opgericht; hij werd er secretaris van en 1870—'78 redacteur van het ts. Het Ned. Tooneel. Van 1883—1916 was hij redacteur v. d. Gids. Hij was ambtenaar ter secretarie; 1895—1907 wethouder van onderwijs te Amsterdam. Was reeds in 1868 begonnen met XX kleine liederen. Vertaalde 1876 De Viool van Cremona van Francois Coppee; gaf met C. N. Wijbrands Tooneelstudien uit. Hall, Mr. Maurits Cornelis van ~ , 1768— 1858, zoon van de substituut-drossaard van Vianen, moest voor de Pruisen vluchten 1787. Advocaat in Amsterdam, lid van het Kezengezelschap Concordia et Libertate. In 1795 procureur der gemeente, d.i. hoofdschout, 1798 afgezet om zijn gematigdheid; lid en voorzitter van het Wetgevend Lichaam, tot 1803 in Den Haag, vriend van Wolff en Deken, Loots, Helmers, Bilderdijk en Feith. Napoleon dienen wilde hij niet en hij bedankte in 1815 ook nog voor 't lidmaatschap der Eerste Kamer. Maar met de jaren werd de republikein conservatief. Hij werd voorzitter v. d. rechtbank te Amsterdam; in 1842 nam hij het lidmaatschap der Eerste Kamer aan. Onder zijn talrijke geschriften een VerhanHallen 197 Hamel deling over het Hekeldicht. Verder lijk- j dichten op Nieuwland 1794; op Wolff en Deken, 1805, op Helmers 1814, op Cornells Loots, 1834; lijkredenen voor B. Klijn, 1822; J. Kantelaar, 1829; R. Feith, 1825. Dan is er nog een afscheidsdicht In de laatste vergadering van de Eerste Kamer, 20 Dec. 1848. En een hulde Aan David Jacob van Lennep bij zijn 50-jarig hoogleraarsambt, 1849. In 1850 gaf hij de Levensbeschrijving van Kinker uit. Zijn eigen gedichten hebben niet veel betekenis. Bekend werd De Gevallen Eik, treurdicht in 1810; zie Vrijheidspoezie. Van meer betekenis zijn twee letterkundige klassieke romans, over Plinius Secundus, 1808 en Valerius Messala Corvinus, 1813. H. J. Koenen gaf zijn Levensbericht. Zie ook Frank van Arkel. Hij was de vader van F lor is Adriaan, de bekende minister. Proefschrift over Van Hall als letterkundige door Emile Cohen, 1928. Hallen, E. van der ~ , geb. te Lier 1898, journalist, Vlaams schrijver van verhalen en over schilderkunst; f 1948. Hallen, Oskar van der *—, geb. 1904, Vlaams schrijver. Halma, Frangois ~ , 1653—1722, levensbeschrijver van Rotgans, drukker en uitgever te Utrecht, zelf ook dichter. Dankbaar vermeldt hij zijn bezoeken op Kromwijk, het buiten van zijn vereerde vriend Rotgans, de gastheer, die de wijn niet spaarde, als Ds. Moonen en andere dichtvrienden er waren. Bij Rotgans' dood in 1710 dichtte hij Rouklagten en in 1715 gaf hij, inmiddels naar Leeuwarden verhuisd, diens gezamenlijke werken uit. Daar verschenen ook zijn eigen Bijbelsche Mengelzangen, 1718. Ook stelde hij er zijn woordenboeken samen. Hij dichtte een Zang op de Vrede van Utrecht, 1713. Halmael, Mr. A. van ~ , 1788—1850, auditeur- militair te Leeuwarden en Amsterdam; schreef 1817 Gerard van Velzen, treurspel; Reinier en Willem v. Oldenbarnevelt, 1825, mede een treurspel; 1830 Ats Bonninga, treurspel; Ter Nagedachtenis van Van Speyk, 1831; Mathilde en Struensee, 1837; Bijdrage tot de Gesch. v. h. Toneel, 1840; De Twist om Bolsward, 1841, historiespel „in den trant van Shakespeare." Chauvinisme is er in zijn blijspel Henri Pi card of de Ned. Zanger te Parijs, 1846. Halmael, Hendrik van ~ , 1654—voor 1720, toneeldichter te Amsterdam meest van kluchten en blijspelen; Als men 't niet verwagt of de Gewaande- Prins, 1713, onder ps. Purgat et Ornat. Maar ook van het treurspel Hoop en Vrees of Roemruchtige Overtocht van Willem III, 1709. Hij bewerkte Mostellaria van Plautus als De herstelde Zoon, 1711; Trinumnus als De edelmoedige vrienden; Adelphi van Terentius als D'ongelijke Broeders, 1709. Zijn blijspel De gestrafte Pasquyn, 1713, voert een Sp. Brabander ten tonele. Hij staat onder invloed van Plautus, maar ook van Asselijn. Zo in zijn Geveinsde Kwaaker, blijspel geschreven na Jan Klaaz en opgevoerd, uitgegeven 1708; Schijnheilig of de Vermomde Bedrieger, 1708; Vervolg van de Geveinsde Kwaaker, 1708; De Bedrieger Erfgenaam bedrogen, 1714; hierin komen zelfs de namen Reinier Adriaensz., Saartje Jans en Jan Jasperse voor, regelrecht overgenomen uit Jan Klaaz. Verder nog De Fijne bedriegerijen ontdekt, 1713, en De Prins van Platte Mary of de Schijnheilige Bedrieger, 1713. De stof is dezelfde, maar het talent van Asselijn ontbreekt. Dan is er nog een zinnespel van hem, Overdaad en Gierigheid. Stukken genoeg, maar het werk was er naar. Hein Halfmal, zei Langendijk. /jils men 't niet verwagt was zijn 25ste toneelspel, gevolgd naar het Spaans. Maar in de voorrede zei Halmael: „wij zullen met vertaalingen ons niet meer vergrijpen,. . . . 't getal van onse eigen vindingen zal dit gebrek haast vervullen." De eigen vindingen kwamen telkens weer uit op een stuk met bedriegerijen. Zie Crispyn. Halve Eeuw, Eene —, verzamelwerk in 1898 uitgegeven bij de komst van Koningin Wilhelmina, 36 overzichten over de geschiedenis sedert 1848, ook over de letter en. Van het Nieuws v. d. Dag; onder redactie van Dr. P. H. Ritter. Domela Nieuwenhuis voegde er ongevraagd zijn Vergeten Hoofdstuk (over de arbeidersklasse) aan toe. Het overzicht over Letteren en Taal is van Dr. J. te Winkel. Halve-eeuws-wake, Eene ~, gedicht van Potgieter, 1851, waarin de Hollandse Muze gericht houdt; zij geeft lauweren en cypressen aan Bredero en Vondel tot aan Bilderdijk en Staring, doch dan niet meer. Hamburger, Salomon Herman ~ , 1898— 1946, uit Woerden, koopman, dagbladschrijver van Joodse afkomst, 1927 R.K. geworden. Schrijver onder ps. Herman de Man. Zijn roman Het Wassende water, 1927 bekroond door „Letterkunde", 14e druk 1934, Roman van het boerenleven in Z. Holland bij Lek en IJsel. In 1924 verscheen Rijshout en Rozen; rijshout is nuttig, maar rozen zijn zonde. Nog eerder Weideweelde. Van 1932 is Maria en haar Timmerman. Hamel, Dr. A. G. van ~ , 1842—1907, predikant bij de Waalse gemeente tot 1879, Hamel 198 Harduyn hoogleraar in het F. te Groningen, de eerste in ons land. Redacteur van Los en Vast, 1880—'84; sedert 1887 van De Gids. Schreef de levens van Hamerling, Alph. Daudet en Busken Huet voor de Mannen van Beteekenis. Bestuurslid v. h. Toneelverbond. Hamel, Hendrick ~ , 1630—'92, uit Gorkum, boekhouder aan boord van de Sperwer, die strandde op ,,'t Quel-paarts Eylant," 1653; de bemanning 13 jaar in slavernij op Korea; 8 man ontkwamen 1666; terug in 't vaderland 1668. Joumael van Hamel nog in 't zelfde jaar gedrukt. Hamelberg, Mr. H. A. L. ~ , 1826—'96, ging 1855 naar Z. Afrika, 1857—'71 secretaris v. d. Volksraad van Oranje-Yrijstaat, daarna vertegenwoordiger in Europa. Dichter v. h. Volkslied. Hamelius, Paul ~ , 1868—1922, hoogleraar te Luik 1904, maakte door zijn geschriften de Vlaamse Beweging bekend onder de Walen. Hamelsveld, IJsbrand van ~ , 1743—1812, uit Utrecht, predikant, 1784 hoogleraar te Utrecht, 1787 als Patriot afgezet; 1796 lid der Nationale Vergadering, voorzitter; bij de Staatsgreep van 1798 gevangen, doch weldra ontslagen; verder ambteloos. Onder zijn zeer talrijke en omvangrijke werken: De zedelijke toestand der Nederl. Natie, 1791, een doorlopende aanklacht; overal ziet hij bederf en verval. Hij klaagde vooral over de verwaarlozing van opvoeding en onderwijs. Hamerken, Hemerken, Thomas ~ , zie Th. a Kemp is. Hammenecker, Jan ~ , 1878—1932, Vlaams priester-dichter, de zanger van de Schelde. Ook prozaschrijver. Hamminck-Schepel, Mimi ~ , zie M. Handel der Amoreusheyt, zie A. Handschriften, Kleine Dichterlijke ~ , zie D. Ongeveer 100 dichters in de 20 jaarlijkse „schakeeringen." Hanekop, Cornelis ~ , 1577—1655, uit Breda, sedert 1616 predikant aldaar, vluchtte 1625 voor Spinola en werd predikant te Amsterdam. Daar trad hij op als een verdraagzaam man, zodat hij fel bestookt werd door Trigland en Smout en in 1627 zijn ontslag kreeg „om gezondheidsredenen", maar burgemeesteren lieten hem zijn „gaadje" behouden. Vondel nam het voor hem op in zijn Rommelpot. Hanekot, 't ~ , spotnaam voor de Gereformeerde predikanten van Amsterdam in Vondels Rommelpot, 1627. Zie ook Haantje. Hanna de Freule, roman van Cremer, waarin voor 't eerst arbeiders tegen de werkgever optreden; de fabriek wordt vernield; 1873. j Als uiting van meegevoel met het droevig lot der fabrieksarbeiders eerbiedwaardig; als roman mislukt. Voortzetting van de veel betere schets Fabriekskinderen, 1863. Hanneken Leckertant, Esbatement van —, de geschiedenis van een verwend kind, van Jan van den Berge, factor der Violieren, die er in 1541 op het haagspel van Diest de hoogste prijs mee behaalden. Uitgegeven in Trou moet blycken van Kalff, 1889; en door Joh. Vorrink in Nederlandsche Schrifturen. Hanneman, Adriaan ~ , 1601—'69, portretschilder in Den Haag; schilderde Huygens. Hanou Jzn., J. ~ , 1810—'82, liet Krijgsherinneringen van een N. Holl. jager, uit het jaar 1831, na. Hij was de scheepsdokter van de Jan Hendrik, die in 1845 schipbreuk leed op de S. Paulusrots. Zijn dagverhaal stelde hij in handen van Bernard ter Haar, die het als bijlage bij zijn gedicht op de St. Paulusrots uitgaf. Hans, A. ~ , 1882—1937, Vlaams journalist en letterkundige, feuilletons in '/ Laatste Nieuws\ schreef een buitengewoon groot aantal verhalen voor de jeugd. Hans, D. ~ , 1882—1945, voorzitter van de Nederlandse Journalistenkring 1920—'37; oud-hoofdredacteur van De Avondpost. Hansen, Constant Jacob ~ , 1833—1910, hoofdbibliothecaris van Antwerpen, leider van de „Aldietsche Beweging", Vlaams romantisch dichter, geb. te Vlissingen, Deen van afkomst. Hij bracht in 1868 de vertelling van zijn vriend Klaus Groth uit Ditmarschen, Rothgeter meester Lamp un sin dochder, in verzen over. Hanssop, d.i. Hans Soep, de Ned. grappenmaker op het toneel; zie Pantalone. Door zulk een „boertige parsonage" werd Rodenburg op het toneel bespottelijk gemaakt. Han van IJsland, „dramatisch tafereel" van Van der Hoop, 1838, naar Victor Hugo's roman Han d' Islande van 1823. Haps, Pieter Willem van ~ , toneeldichter. Sop bonis ba, treurspel 1698; keurt vertalingen af, wenst onze eigen grootste vernuften na te treden. Hij schreef 1694 het blijspel Huwelijk door list, waarin Liefdes Vossevel van Cats op het toneel gebracht werd. Van 1691 is De Mansmoer, een der eerste schoonmoeders op het toneel. Van 1700 Verliefde Brechje, kluchtspel tegen de „fijnen." Harderwijk, Jan van ~ , 1790—1858, uit Huizum, koffie- en theehandelaar te Rotterdam, een van de rijmelaars, waarmee Hecker afrekende in Quos Ego. Hard Labeur, 1904, de naturalistische Vlaamse boerenroman van Reimond Steins. Harduyn, Justus de ~ , 1582—1640, uit Gent, pastoor van Oudegem bij DenderHardy 1! 99 Haren monde, 1607; dichter van Goddelijcke wenschen, 1629, en van Goddelijcke Lofsangen, 1620; berijmer van psalmen. Schreef ook Den Val ende Op-stand van David, „met By-voegh van de seven Leed-tuygende Psalmen", 1620. Voor zijn priesterwijding schreef hij sonnetten: De Weerlijcke Liefde tot Roosemond, naamloos verschenen in 1613. Over hem een studie van O. Dambre, 1926, die ook Koning David opnieuw in 't licht gaf, 1928. De weerliicke Liefden uitgegeven door Dr. Robert Foncke; ze bevatten ook een aantal vertaalde gedichten van Du Bellay en Belleau. De Goddelijcke Lofsangen zijn deels omdichtingen van de Weerliicke Lief den. Hardy, Adrianus —, predikant te Waardenburg 1747—'56, verdedigde de poezie en de rijmelaars in zijn Schets der Gepreze Dichtkunde, 1759. Haren, Onno Zwier van ~ , 1713—'79, broer van Willem, studeerde te Franeker en te Utrecht, volgde zijn oom Duco in 1742 op als grietman van Weststellingwerf te Wolvega. Toen was hij al lid der S.G. en sedert 1739 lid van de R. v. S. In 1738 was hij getrouwd met Sara Aleida van Huls uit Delft; hij werd de vader van een groot gezin. Hij trad op als Oranjeman, was vriend van Willem IV en speelde een grote rol aan het hof van prinses-gouvernante Anna. Maar in 1760 werd hij door zijn politieke tegenstanders ten val gebracht: zijn eigen schoonzoons Van Sandick en Van Hogendorp beschuldigden hem van onzedelijke handelingen; hij erkende schuld in een geschrift, dat hij later in een 4-tal deduction herriep. Maar de Hertog van Brunswijk en zijn aanhang sloten hem uit van de S.G. en zijn staatkundige loopbaan was voorgoed uit. Hij woonde voortaan des zomers op Lindenoord te Wolvega en des winters tc Leeuwarden, zich wijdende aan de dichtkunst. Zijn treurspel Agon, Sultan van Bantam, zag 1769 het licht; hij was de eerste, die een stuk Indisch leven op het toneel bracht. In 1769 verscheen ook Aan 't Vaderland in 20 lierzangen, over de daden der Geuzen, over Oranje in het verleden en Oranje in het heden, over de grote dagen der Nederlanders; eindigend met de komst van Willem IV te Amsterdam. Verder dan deze 20 zangen kwam de dichter niet wegens een moordaanslag, op hem gepleegd buiten Wolvega. De Letteroefeningen vonden, dat rijm en maat „volstrekt zijne zaak" niet waren. Toch was het een eerste poging, om twee eeuwen van vaderlands verleden als een geheel dichterlijk te overzien. Al stond Van Haren buiten de Dichtgenootschappen, hij werkte telkens zijn groot werk weer om; vier maal gaf hij het gewijzigd voor eigen rekening uit, het laatst in 1776 onder de titel De Geuzen, zie daar. Onderwijl had hij zang X bewerkt als Het Leven van Joannes Camphuys, 1772. Van 1773 is zijn treurspel Willem de Eerste, in 3 bedrijven in alexandrijnen, een nieuwe poging om de gunst van Willem V te winnen. Dan kwam in 1775 het prozawerk Japan met betrekking tot de Hollandsche Natie en in 1779 de Proeve van eene Nationaal zedelijke Leerrede ter herdenking van de Unie van Utrecht. Dit werk op voorbeeld van Ds. Engelberts; zie daar. Het is een doorlopende verheerlijking van de Nederlandse natie. Bovendien maakte Van Haren nog een gelegenheidsstuk ter ere van de Unie van Utrecht: Pietje en Agnietje of De Doos van Pandora. Dan schreef hij nog 10 lierzangen. Alles te zamen een dichter, die in de tijd van inzinking de eer van het Ned. volk trachtte hoog te houden. Maar hij stierf vergeten en onbetreurd te Wolvega. Hij was in 1748 afgevaardigde geweest bij de Vrede van Aken; hij had zijn oude glorie niet kunnen missen en was 1761 weer in de Staten-Generaal verschenen tegen de afspraak. Daarmee begon zijn ellende. De stukken betreffende het rechtsgeding, 1761—'62, in folio uitgegeven, bevatten de deducties van Van Haren, de verdediging van Van Sandick en Van Hogendorp; samen 40 geschriften. Reeds in 1761 verscheen van L. P. van Ganzenoort de Extra-ordinaire Letter-courant, dat is: Zonderlinge naamlijst van schriften, raakende de zaak O. Z. v. Haaren. Een onpartijdig verslag komt voor in de Ned. Jaarboeken van 1762. Het gehele geval wordt behandeld in Tijdwinst van Lucas Trip; zie daar. Van Vloten verzamelde Onno's prozaschriften, gaf een studie uit over de beide broers en verdedigde Onno, 1874. Ook J. Halbertsma had zich in 1829 en '40 met de zaak bezig gehouden. Dan Beets in zijn Verpoozingen. Nu stelde Busken Huet een onderzoek in naar de beschuldigingen en hij kwam tot de slotsom: geen onpartijdig rechter kan Onno Zwier geheel en al vrijspreken, 1875. Daarop volgden de Hareniana van Moltzer, 1876, en een studie van Dr. H. J. Polak\ in 1907 schreef Koopmans zijn artikel in De Beweging. De geschiedenis werd opnieuw behandeld in Een Vergeten Proces van L. Engelberts, 1925. En weer door E. du Perron, Schandaal in Holland, 1939. In 1943 verscheen het proefschrift van Dr. A. Starkenburg over De Geuzen. Onno zelf schreef een hekeldicht: Mijn Haren 200 Harmansz. gepasseerd leven. Van Willem V heet het daar: De moeder werd naar 't graf gedragen, De zoon deed, of hij mij niet kend'! En van zijn verwanten: Daarop maakt elk een reverentie, Neemt afscheid van mijne Excellentie. Het lot vervolgde Van Haren tot het einde; in 1776 verbrandde zijn buiten te Wolvega met zijn kostbare boekerij. Haren, Willem van ~ , 1710—'68, uit een Z. Ned. adellijk geslacht, sedert de Geuzentijd in Friesland gevestigd, zoon van de grietman van 't Bildt, als kind speelnoot van prins Willem IV, student te Franeker en te Groningen, op 18jarige leeftijd zelf grietman, zetelend te Sint-Anna-Parochie. Hij trouwde 1737 met Marianne Charles, kamerjuffer van prinses Anna, elf jaar ouder dan hij. Maar toen had hij al een vrouw in onwettig huwelijk, de dochter van een hellebaardier, die nu verstoten werd, maar die hij met haar familie moest onderhouden. Als dichter trad Willem op met een epos over Friso, koning der Gangariden en Prasiaten, dat in 1741 verscheen. Als lid der S.G. voor Friesland woonde hij 1740—'47 in Den Haag. Daar dichtte hij zijn lierzang Leonidas uit verontwaardiging over de slappe houding der Republiek bij 't begin van de Oostenrijkse Successie- Oorlog; 1742. Ondanks zijn voorname betrekkingen raakte hij in schulden, ook al door de eisen van de eerste vrouw; brand vernielde zijn boekerij; hij werd van oneerlijkheid beschuldigd als ontvanger-generaal van Friesland. Een nieuw huwelijk, met Mw. Natalis uit Luik, kostte hem de gunst van de Prinses- Gouvernante, 1758. Friso moest een nationaal Fries heldendicht worden en meteen zou het werk een Spiegel zijn voor de bedorven, hebzuchtige, onrechtvaardige regenten van zijn tijd. Zo is Friso niet alleen het reisverhaal van de held, uit Indie over Perzie en Rome naar Friesland, maar het is tevens een handboek voor regeerders en onderdanen. Het slot van het gedicht is een vizioen van het herstel van de macht van Oranje. Het werk heeft veel goeds, doch de dichter was vrijwel altijd gewoon geweest, Frans te spreken; zo verzocht hij Balthazar Huydecoper zijn werk na te gaan; voor ons heeft het alleen historische waarde. Na de Vrede van Aken was Van Haren ambassadeur te Brussel geworden; daar werkte hij onder leiding van „kunstrechters" van 1754—'58 aan een nieuwe uitgave van zijn hoofdwerk, die geen verbetering is. Hij had intussen nog andere gedichten geschreven, o.a. een jubelzang Op de Verheffing van WHlem IV, 1747. Op aandrang van de griffier Fagel berijmde hij enkele Psalm en. Hij raakte hoe langer hoe meer in moeilijkheden, ja zelfs in behoeftige omstandigheden: Nu vlood de slaap reeds in den [vroegen morgen Jaa, somtijds had de nagt voor hem [geheel geen rust. Deze regels zijn uit zijn ode Het Menschelijk Leven, 1760, zijn laatste en zijn beste werk, een weemoedige lierzang, alsof de dichter toen reeds afscheid nam van zijn eigen leven. Hij nam in zijn radeloosheid vergif in op zijn buiten Henkenshage te Sint-Oedenrode; de S.G. lieten hem op 's Lands kosten begraven. Hij was ook Gedeputeerde te Velde geweest en was b.v. aanwezig bij 't beleg van Bergen-op-Zoom 1747. Van Vloten gaf de volledige werken van de beide Van Harens uit. Naar aanleiding van Leonidas kwam een hele reeks van lof en blaam; alles te zamen uitgegeven in een Verzameling van Gedichten van, voor en tegen Jr. W. v. Haren; 130 stuks in 7 banden, 1741—'45. De eerste uitgever van de volledige werken der Van Harens was Jeronimo de Vries, in 6 delen, 1824, opgedragen aan zijn broer Abraham. Van Vloten beschreef het Leven en Werken van de beide Van Harens. J. H. Halbertsma gaf in 1829 Het geslacht der Van Harens uit. In 1922 verscheen een studie over Friso van H. J. L. van Haselen. Hareniana, Brieven van W. en O. Z. v. Haren, uitgegeven door H. E. Moltzer, 1876. Ze waren gericht aan G. D. Heerkens te Groningen. Haringlied, zie Spandaw. Harlekijn, zie Pantalone\ ook Buysero. Treedt vaak als de grappige knecht op in de kluchten der 17e en 18e eeuw. Harleveensche Doedel-sack, De nieuwe ~ , „kweelende boere-deunen, minne-klagten, harders-zangen", liedboekje van K. v. Regten, 1721. (Harleveen = Aarlanderveen.) Harm, Hein —, pseud, van Maurits de Praetere. Harmen Sytstra, zie S. Harmansz., Tonis — van Wervershoef, vroom R.K. dichter, 2e helft der I6e eeuw. Zijn toon is zacht; hij bidt voor zijn tegenstanders. Maar ook bij hem scherpe aanvallen op de nieuwe leer, vooral in zijn Echodichten: Wat sijnt dan voer lieden, trotsich [en vermeten? Harmodius Friso 2! 01 Hasebroek Valsche propheten. Wat hebben sy onder hun schaepscleet [ghedolven ? Grijpende wolven. Het liedboek gedrukt 1600 als Een suyverlick Boecxken, met geestelijke liederen; daarin ook de geestelijke romance van Des Soudaens Dochterkijn. Harmodius Friso, pseudoniem van P. Vreede als schrijver van een dramatisch pamflet tegen Willem V: De Bloedraad of de gevloekte Zaamensweering op 't Loo, 1786. Harpoen, hekeldicht van Vondel, 1630, tegen de heerszuchtige predikanten. Tegenover Wolfaerd, de Calvinistische dwingeland, wordt de vredelievende Godefried gesteld. Opgedragen aan ,Jonkheer Landeslot, heer van Vryburgh"; 1631, d.i. aan de wettige Overheid. Harpzangen, Koning-Davids ~ , de psalmvertaling van Vondel, 1657, met overstelpende rijkdom van maat en rijm en strofenbouw. Opgedragen aan koningin Christina van Zweden. Harrebomee, Pieter Jacob ~ , geb. 1809 te Heemstede, schoolhoofd te Utrecht; t 1880. Spreekwoordenboek. Harten Zeven, bundel verzen van zeven dichters uit het N. van 't land: Marja, Ale Brouwer, Eddy Evenhuis, A. v. Pelt, Hendrik de Vries, Koos Schuur en Albert Redeker, 1945. Hartog, Dr. A. H. de ~ , 1869—1938, hoogleraar in de wijsbegeerte van de godsdienst te Amsterdam. Onder zijn talrijke werken in 1915 Uren met Jacob B'6hme\ zie daar. Hartog, Henri ~ , 1869—1904, schrijver van Sjofelen, een bundel schetsen, uitgegeven met een voorrede van Lodewijk van Deyssel, in naturalistisch proza. Onderwijzer te Schiedam. Zijn geschrift Een eigenwijs schrijfster is gericht tegen Anna de Savornin Lohman en verdedigt het impressionisme van Van Deyssel. Hartog, Dr. Jan ~ , 1829—1904, uit Westzaan, Doopsgezind predikant, 1854 te Zaandam, 1871 te Utrecht. De Spectatoriale Geschriften van 1741—1800, bekroond antwoord op een prijsvraag, 1872. De patriotten en Oranje van 1747—'87, 1882. Hartog, Jan de ~ , geb. 1914, schrijver van toneel- en filmwerk, novellen, detectiveromans en van de roman over de zeeslepers, Hollands glorie, 1940. Gods Geuzen, roman, 1947, over het Heilsleger in Indie. Schreef ook onder ps. F. R. Eckmar. Harts, Herman —, 1625—'85, uit Aarschot, deken aldaar. Gaf Het gheestelycke Bieken uit, liedboekje, 1674. Hartsen, Anthony ~', 1719—'82, koopman te Amsterdam, Doopsgezind dichter, lid van Oefening beschaaft de kunsten, vertaalde het D. blijspel De Adelijke Landman van Nesselrode, 1779. Als lid van Laus Deo gaf hij 1779 zijn vertaalde Tooneelpoezy uit. Hartspieghel, het uitvoerigst gedicht van H. L. Spieghel, tegenhanger van de Zedekunst van Coornhert; ingedeeld naar de Muzen in 9 boeken, waarvan 7 voltooid werden. Opwekking tot deugd, niet op Christelijke grondslag, doch door op stoi'cijnse wijze te streven naar zelfkennis. Dit verhinderde niet dat het boek kerkelijk goedgekeurd werd; de Leuvense hoogleraren begrepen de al te kernachtige tekst niet en hadden dus geen bezwaar. De uitgave kwam 2 jaar na Spieghels dood met op de titel een tekening van Corn, van Haarlem, Arion op de dolfijn, en een versje met toespeling op Spieghels zinspreuk: In 't midden van de zee, en schrylings op een vis, Daer 't naeste schip ten vyand, gheen lyfberging is, Gherust en heel vernoecht, vrolyck te zingen meugen, Die moet vast van ghemoed, in God, in deughd verheuge. Nieuwe uitgave van 't eerste gedeelte door A. C. de Jong, 1930. Zie ook Hertspiegel. Hasebroek, Elisabeth Johanna ~ , 1811— '87, zuster van de volgende, de Edit ha in de Pastorie van Heilo van Jonathan, schrijfster van sentimentele romans: Te I oat, 1838; Elize, 1839. Van haar De Vrouwen der Hervorming, 1859. Hasebroek, Johannes Petrus ~ , 1812—'96, zoon van een apotheker te Leiden, kleinzoon van Kleyn; trok uit met de Leidse studenten, romantisch dichter. Zijn eerste gedicht was Bilderdijks dood, 1833. Hij vertaalde gedichten van Thomas Moore, 1836; van 1837 is zijn eerste bundel Poezy. De Tiendaagse Veldtocht had hij meegemaakt met Gewin, Van der Linde, de beide Veders, Heije. Kneppelhout, Beynen en Beets behoorden met hem tot de in 1833 opgerichte studentenrederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid, opgericht als daad van verzet tegen Prof. Siegenbeek. Zo werd 1836—'43 de pastorie van Heilo de verzamelplaats van een letterkundige kring. Gastvrouw was zijn zuster Betsy; gasten waren Beets in de eerste plaats, maar ook Potgieter en Bakhuizen, Van Lennep en Willem de Clercq, Gewin, Kneppelhout en Brill, Geertruida Toussaint, Beijnen, Koenen, Da Costa en Hofdijk. Reeds in 1837 sprak hij van de „zwarte verbeelding van Byron," nog voor Beets gewaagde van zijn zwarte tijd. Aan de sentimentaliteit heeft hij even goed zijn deel als Hildebrand; hij Haslinghuis 2 geeft in zijn boek overpeinzingen en stemmingen weer. Dit boek was Waarheid en Droomen, schetsen verschenen onder ps. Jonathan-, een van de werken, geschreven uit Kopieerkunst des dagelijkschen levens. In zijn boek komen 12 typen voor, uit de lagere standen: Zeeuwse arbeider, Rotterdamse sleper, haringkoper enz. Zo ook bij Hildebrand, doch daar veel meer levend. Beiden staan onder invloed .van Lamb en Dickens; Hasebroek heeft zelfs zijn schuilnaam Jonathan aan Lamb te danken. Een andere naam kreeg hij van Hecker in Quos Ego, 1844: „de waterlandsche kwezel." Als dichter gaf Hasebroek in 1859 zijn Windekelken uit en in 1864 de Nieuu/e Winde-kelken, vroom en zachtzinnig. Hij bezorgde in 1861 de Kompleete dichtwerken van Da Costa. In 1890 kwam Een Dichter-Album, zie daar; een letterkundige studie over het vriendenalbum van zijn grootvader Kleyn. Hasebroek was van 1840 —'49 predikant te Breda, van 1849—'51 te Middelburg, daarna te Amsterdam; man van het Reveil. Studie over hem en Brieven van hem aan Potgieter en aan De Gids over 1836—'40 uitgegeven door J. H. J. Willems, 1939, die zijn proefschrift aan Hasebroek wijdde, over de jaren 1830—'40. Haslinghuis, Dr. E. J. ~ , geb. te Rotterdam 1881, schreef 1912 zijn proefschrift over De Duivel in het Drama der M.E.; 1918 onderdirecteur v. h. Rijksbureau voor Monumentenzorg; 1923—'33 red. v. h Gildeboek, orgaan voor R.K. kerkelijke kunst. Haspels, Dirk ~ , 1837—1903, en zijn broer Jacob, 1829—'98, Rotterdamse toneelspelers; zie he Gras. Haspels, G. F. ~ , 1864—1916, predikant, schrijver van schetsen: Vreugden van Holland 1900, Onder den Brandaris enz. Redacteur van Onze Eeuw, tijdschrift door hem opgericht in 1900 met Blok, Chantepie de la Saussaye en Van der Wijck. Zijn David en Jonathan is een roman uit het zakenleven te Rotterdam. Hasselaar, C. ~ , ps. van Mw. Busken-Huet; zie daar. Hasselaer, Nicolaes —, de majoor die optrad, toen de Gomaristen een godsdienstoefening verstoorden van de Arminianen te Amsterdam, 1627. Leeft voort in De Rommelpot van 't Hanekot en in Vondels Amsteldams Wellekomst aan Frederik Hendrik, 1628. Hasselman, Johannes —, 1815—'95, assistresident in Pandeglang, 1847; res. van Djokjakarta 1851, min. v. Kolonien 1867 —'68; lid der Tweede Kamer 1869—'71; lid v. d. R. v. S. 1874—80. Conservatief. )2 Havenschenderij Droeg aan Busken Huet een verslag op over de toestand van de drukpers in Indie en stelde hem daardoor in staat, naar Indie te gaan. Zie Koorders. Hassels, L. F. J. ~ , 1824—'84, uit Rijnsburg, boekverkoper te Amsterdam, schreef als Slessah een navolging van de Schoolmeester: Mensch en Dier, 1859; gaf met Hofdijk De Keurgarve uit, 2 bundels om uit voor te dragen, 1870. Hasselt, Andries Hendrik van —•, 1806— '74, uit Maastricht, Vlaams dichter. Hasselt, Mr. Gerard van ~ , 1751—1825, uit Arnhem, 1789 burgemeester aldaar, historieschrijver van Gelderland, lid der S.G., in 1795 afgezet; van 1803—'10 chartermeester van Gelderland; woonde daarna op Daalhuizen bij Velp. Geschiedschrijver. Schreef ook Over de Eerste Vad. Klugtspelen, 1780, en gaf Kiliaans Woordenboek uit, 1777. Hasselt, Jan van ~ , pseud, van Lambrecht Lambrechts. Hasselt, Mr. W. J. C. van ~ , 1795—1864, rechter te Amsterdam, 1838—'45 mederedacteur van De Gids. Hattum, Jac. van ~ , geb. 1900 te Wommels in Friesland, onderwijzer te Amsterdam, Ned. dichter. De Pothoofdplant, 1936. Bilzenkruid, 1939; Een Zomer, 1946. Met Den Brabander en Hoornik Drie op een perron. Van hun ook de roman Dancing El Dorado. Haugen, Jef ~ , 1861—1941, dramaschrijver uit de school van Nestor de Tiere, behandelt vooral sociale onderwerpen. Haute, Delfien van —, geb. 1866 te Ardooie, pastoor-dichter; Parcifal. Een der Twintig Vlaamse Koppen van Hugo Verriest. Havart, Dr. Daniel ~ , ± 1650—na 1702, ging als dokter naar Indie, werd kassier der pakhuizen te Golconda. Vertaalde Den Persiaenschen Bogaerd, een verzameling Perzische geschiedenissen, ook wel toegeschreven aan Daniel Heinsius Jr., 1688. Ook schreef hij de geschiedenis van Coromandel. Havelaar, Just ~ , 1880—1930, richtte in 1920 met Dirk Coster het ts. De Stem op. Zijn beginsel was, dat de kunst ethische waarde brengen moest: studies over Van Gogh, Rousseau en Van Deyssel, 1910— '12; Humanisme, 1920; Democratie, 1921, De Nieuwe Mensch, 1928. Streefde naar „nieuw humanisme." Hij was eerst schilder, sinds 1910 schrijver over letteren, schilder- en beeldhouwkunst. Sinds 1915 kunstbeoordelaar van de Groene Amsterdammer, sinds 1919 van Het Vaderland. Havelaar, Max ~ , zie M. Havenschenderij te Bergen in Noorwegen, Haverkamp 2 gedicht van Vondel tegen de Engelsen, die de Indische retourvloot aantastten op onzijdig gebied; de vloot door de Ruyter gered, 1665. Haverkamp, Jan ~ , schreef het treurspel De Dood van Nero naar het F., 1709. Verder nog veel toneelwerk, gedichten, Bijbelpoezij, 22 deeltjes geschiedenis van Europa en in 1753 nog 's Landts verijdelde hoope, de geschiedenis van Willem IV. Hij was lid van Constantia et Lahore en deed mee aan de Poeten-Oorlog tegen. de Haagse Apollo; zie daar. Haverkorn van Rijsewijk, P. ~ , gaf in 1882 in het licht De oude Rotterdamsche Schouwburg. Haverkorn Willemsz., Willem ~ , 1753— 1826, commissaris van de Amsterdamse schouwburg, schrijver van treurspelen, o.a. Robbert de Vr/es, 1778; Claudius Chilis, 1779; Ale'td van Poelgeest, 1778. Haverschmidt, F. ~ , 1835—'94, studeerde te Leiden onder Scholten en Kuenen, werd onder hun leiding modern predikant, ook door Huets Brieven over den Bijbel. Reeds als student school onder zijn vrolijke dwaasheden een droefgeestige aandoenlijkheid. Zijn vader was apotheker te Leeuwarden; zijn grootvader predikant te Dantumawoude; de triestigheid was erfelijk. Hij trachtte zich er van te verlossen, door de sentimentaliteit bespottelijk te maken in zijn gedichten; daarin treedt hij op als Piet Paaltjens. (Leidse studentenalmanak 1856—'59; gebundeld als Snikken en Grimlachjes. 1867.) Soms is de weemoed heel echt, zo als in de Drie Studentjes; ook in dit opzicht kwam hij overeen met De Schoolmeester. In 1859 werd Haverschmidt predikant, sedert 1864 te Schiedam. De zwaarmoedigheid bleef hem bij. In 1876 gaf hij nog een bundel novellen uit: Familie en Kennissen. In 1894 werd het leven hem te zwaar. Reeds in 1888 schreef hij aan Adrianus Arena, d.i. Adriaan van Wessem te Tiel: 't Gaat al voorbij. De dag zal komen, Janus, Dat het met u en mij Voorgoed gedaan is. Studie over Haverschmidt van Dyserinck, 1908. Havius, Mr. Jac. ~ , 1637—'80, genoemd naar Jacob Cats, bij wie zijn ouders in dfenst waren, droeg 1658 aan Elisabeth Cats zijn drama op: Zariades en Odates ofte geluckige Droomliefde, bewerkt naar een verhaal uit de Trou-ringh. Havius, Joffer ~ , zie Cornelia Baars. Haymijn, de vader der Vier Heemskinderen, zelf ook een van de hoofdpersonen in de Hedendaaghsche Karelromans, vazal van koning Karel, doch met zijn vorst in strijd. Hazart, Cornelius ~ , 1617—'88, van Oudenaarde, S.J., schreef een Kerkelijke Historie en meer dan 70 strijdschriften tegen Calvinisten en Jansenisten. Hazeu, Joh. ~ , 1754—1835, boekdrukker, dichter van veel gezongen stichtelijke liederen, de Haze use Gezangen. Hecke, Firmin van ~ , geb. 1884, Vlaams dichter. Zijn Gedichten verwierven 1925 de vijfjaarlijkse Staatsprijs. Hecke, Paul Gustaaf ~ , pseud. John Meylander, geboren te Gent in 1887, criticus, essayist en toneelschrijver. Schreef verscheidene dichtbundels in het Frans. Hetker, Dr. Willem ~ , 1817—1909, verzamelde als student te Groningen een letterkundige kring om zich heen: Goeverneur, Bennink Janssonius, Lesturgeon. Die kwam op tegen de rijmelarij en vooral ook tegen de romantiek van Beets en Hasebroek. Daartegen schreef Hecker twee vlugschriften op rijm: Hippokreen-ontzwaveling, 1838, en Quos ego! (Ik zal je!), 1844. In 1846 verscheen zijn uitgave van Hoofts Historien. Toen in 1854 Van Lennep meende geestig te zijn met zijn Vermakelijke Vad. Gesch., trad Hecker op met een Strafdicht. Hij was sedert 1855 hoogleraar in de geschiedenis te Groningen; verontwaardigd riep hij uit: Dat dacht uw vader niet, toen hij van geestdrift gloeide En Hollands dal en duin weergalmen deed van 't lied. . .. Van Lennep antwoordde, dat hij graag zijn hulp aanbood, opdat de verzen van Hecker ,,in ronding en kracht nog zullen winnen". Hecker vertaalde Hecuba van Euripides, 1841; Agamemnon, 1888 en Prometheus, 1890, van Aeschylus. Hecuba, De Amsterdamsche ~ , 1620, vertaling van Vondel van Troades, treurspel van Seneca. (Hecuba, koningin van Troje, in Amsterdam ten tonele gevoerd.) Heda, Wilhelmus —, proost van Arnhem, kanunnik van Utrecht, geschiedschrijver van de bisschoppen tot 1524, prijst David van Bourgondie als humanistische beschermer van kunsten en wetenschappen. Hij was geb. te Alphen a. d. Rijn en werd geheimschrijver van Maximiliaan; vervolgde de Kroniek van Beka; f te Antwerpen 1525. Hedendaaghsche Mantel-eer, 1636, hekeldichten van Jan Zoet tegen de macht van het geld: Is 't oneerlijk, broeds of mal, Moye Mantels dekken 't al. 33 Hedensdaegse Venus 2 Hedensdaegse Venus en Minerva, zie Jonctijs. Hee, Alfons van ~ , 1846—1903, pastoor van Moere, schrijver van humoristische vertellingen, volgeling van Gezelle; een der 20 Vlaamse Koppen van Verriest. Heeckeren van Walien, E. C. baron van ~, geb. 1894 te Breda, directeur van verzekeringsmaatschappijen, schrijver van blijspelen, onder ps. Ernst. Heelu, Jan van —', ook Jan van Lee u we, de Brabantse dichter van de Slag van Woerone, 1288, en waarschijnlijk ook van de Grimbergsche Oorlog. Hij leefde aan het hof van Jan I van Brabant; hij wordt door een afschrijver „broeder" genoemd. Hij schreef ook de geschiedenis van Brabant van 1261—'88. Uit de school van Maerlant. Uitgegeven door Jan Frans Willems, 1836. H. van Wijn schreef: Letter- en geschiedk. aanteekeningen op de Rijmkronyk van Jan van Heelu, betreff. den slag van Woeringen in 1288. Uitgeg. d. Jonckbloet en Kroon. 1840. Heems, Abraham —, wever te Haarlem rh 1725, dichter en toneelschrijver. Absalon of gestrafte Heerschzucht, treurspel. Verder Bijbelpoezy. Heems, Femina —•, 1724—'81, dochter van Abraham, Doopsgezind dichteres. Trouwde 1745 met Gerard Hugart. Heemse, zie Clara van Sytzama. Heemskerk, Jacob van —•, 1567—1607, voer 1596 voor de Amsterdamse regering uit met Jan Cornelisz. de Rijp, om de N. zeeweg naar Indie te vinden: de beroemde Tocht naar Nova Zembla, beschreven door Gerrit de Veer. Van hemzelf bleef een journael bewaard van zijn tocht van 1598 —1600. In 1598 voer hij uit met Van Neck, werd 1599 vice-admiraal, zeilde van Jacatra naar Toeban, Grissee, Ambon en weer naar Bantam; 1600 in Nederland terug. Sneuvelde voor Gibraltar. Zijn tocht naar Nova Zembla bezongen door Tollens in de Overwintering; Bogaers behandelde zijn Tocht naar Gibraltar; H. A. Meijer vereerde hem in zijn groot romantisch dichtverhaal Heemskerk, zijn laatste gedicht. De slag bij Gibraltar werd verheerlijkt in een Triumphe-lied op de wijs van Ps. 68, in een Liedeken op de wijze van Maximiliaan de Bossu, en in nog een Victory liet. D. Heinsius schreef een lijkdicht, Scriverius een grafdicht; Hooft dichtte een bijschrift bij de glasschilderij in de Zuiderkerk en maakte Heemskerks grafschrift in de Oude Kerk van Amsterdam: Heemskerck die dwers door 't ijs, en 't ijser dorste streven, 4 Heemskinderen Liet d'Eer aen 't landt, hier 't lijf, voor Gibraltar het leven. En dan is er nog een gedicht op de kogel, die Heemskerk het leven nam en die in Velzen gebruikt werd, om mosterd mee te malen. (Varen en Vechten.) Heemskerk, Mr. Johan van ~ , 1597—1656, vriend van Verburgh en Brosterhuysen, 1640—'45 schepen van Amsterdam, daarna lid v. d. Hoge Raad te 's-Gravenhage. Schreef de eerste Ned. herdersroman, Batavische Arcadia, 1637. Maar een herdersroman, die tevens diende als les in de vaderlandse geschiedenis. Sidney's Arcadia bevat een reeks van avonturen; As tree is vol van herders, rovers en tovenaars; bij Heemskerk is degelijke nationale wetenschap als een stevige lijst voor de minnekout. Deze vaak in de „hoge stijl" van Lyly's Euphues. Heemskerk was de eerste, die onder de invloed kwam van de nieuw-klassieke Franse tragedie; hij vertaalde Corneille's Cid 1641. Omstreeks 1626 had hij Ars Amandi, de Minnekunst, van Ovidius naar 's lands gelegenheid verdietst. In 1622 verscheen zijn Minnekunst, minnebaet, mengeldichten; in 1625 zijn Minneplicht, „tentoongesteld in de vrijagie van Diana en Flandre", uit As tree. In de Batavische Arcadia bestreed hij de heksenvervolging. Hij is in onze letteren de voorname heer, die, evenals Huygens, Hooft en Cats, liefde gevoelt voor dichtkunst en proza en beide kunstvormen beoefende, doch die zijn naam niet gezet had onder zijn Mingedichten, omdat die geen „achtbaerheid bijsetten." Zonder naam gaf Heemskerk uit de roman van Den ongestadigen Hylas, „verduytst" naar H. d'Urfe. Mr. Jac. Scheltema gaf in 1811 een Redevoer in g over Heemskerk uit. Van 1933 is het proefschrift van D. H. Smit. Heemskerk, Willem Jacobsz. van ~ , 1613 —'92, glasschrijver, lakenbereider en 1674 staalmeester te Leiden; vriend van Oudaen. Koning Konradijn, treurspel, 1649. Zijn treurspel Hebreeuwsche Heldinne, 1647, is ontleend aan het Aprocriefe boek Judith; met reien op Vondels voorbeeld. Triomflied op de Slag bij Duins, 1639. Heemskinderen, De Vier ~, d.i. de vier zonen van Haymijn, gezeten op het ros Beyaert, de hoofdpersonen in een van de Karelromans; het gedicht in Ned. vertaling is alleen in fragment over. Zie Renout van Montalbaen. In de 15e eeuw bewerkt als volksboek; uitgegeven 1872 door Matthes. Met het volledige verhaal van Reinout, Ritsaert, Writsaert en Adelaert in hun strijd tegen Karel Heer Danielken 2 de Grote, tot het Ros Beyaert verdronken wordt in de Maas bij Dinant. Nieuwe uitgave naar de druk van 1508 door G. S. Overdiep, 1931. Van het Volksboek zijn uitgaven bewaard van 1718 en 1767. Dan is er nog het grote volksboek Malegijs, de geschiedenis van de oom der Vier Heemskinderen, een tovenaar. Heer Danielken, Van ~ , M.E. Ned. lied van Tannhauser, die 7 jaar met Vrouw Venus verkeerde in de berg, en die vergiffenis van zonden zou verkrijgen, indien een dorre stok rozen zou voortbrengen. Troosteloos keert D. in de Venusberg terug en nu baat het niet meer, dat na drie dagen rozen aan de stok bloeien en de paus boden zendt om D. dit wonder te vertellen. Bewaard in het Antwerps Liedtboek. Heere, Lucas de ~ , 1534—'84, uit Gent, psalmdichter, 1565, op de wijzen van Marot. Van zijn vak was hij schilder; de leermeester van Karel van Mander, zelf leerling van Frans Floris. Zijn eerste bundel gedichten, ook van 1565, is Den Hof en Boomgaerd der Poesien; daarin zijn minnedichten aan Eleonora Carboniers, dochter van de burgemeester van Vere. Opgedragen aan heer Adolf van Bourgondie. De Heere komt op voor zuiver Nederlands in zijn Renaissance-poezie: oden, epigrammen, sonnetten in de trant van Marot. Daarnaast echter nog ouderwetse refereinen. De Heere was toen nog Katholiek; zijn 37 psalmen zijn kerkelijk goedgekeurd. Maar toen Alva in het land kwam, week hij naar Londen uit. Tot 1577 werkte hij als schilder in Engeland; toen keerde hij naar Gent terug, werd griffier der Rekenkamer en pensionaris van de Prins. Na de moord op Prins Willem week hij uit naar Parijs, waar hij is overleden. Hij was in Gent lid v. d. Kamer Jesus metter Balsembloeme. Tijdens zijn ballingschap, 1567— '77, schreef de Heere over Engeland. Deze Beschrijving der Britsche Eilanden werd naar het hs. uitgegeven door Dr. Th. M. Chotzen en Dr. A. M. E. Draak. Als anagram van zijn eigen naam koos hij Schade leer u. Heerikhuizen, F. W. van ~ , geb. 1910 te Enschede, dichter. De nieuwe Elckerlyc, symbolisch spel, 1945; Verzen: De poort, 1941; In Ajwacbting, 1944; boek over Rilke, 1946; Overzicht v. d. Wereldletterkunde, 1947; Spiegel der eeuwen (Ndl. Lett), 1949; Gestalte der tijden (de wereldletterkunde in hoofdtrekken); Ziel en gedachte (bloemlezing), 1951. Zie Stille Opmars. Heering, Pieter ~ , 1838—1921, geb. te Enkhuizen, predikant te Steenwijkerwold 1862 —'691 in Indie 1869—'81, daarna in Den Hegenscheidt Haag. Gaf 1883 zijn Overijselsche Vertellingen uit. Heerkens, Dr. Gerardus Nicolaas ~ , 1726 —1801, uit Kleinemeer (bij Sappemeer), waar hij zich aan de wetenschap en de letteren wijdde, Ned. en L. gedichten maakte en een pennestrijd voerde met de Groninger dichter Lucas Trip. Heerjick bewijs van des Menschen ellende, Het ~ , zie J. v. d. Voort. Heerlyckheit der Kerke, De ~ , van Vondel, Roomse Kerkgeschiedenis in de vorm van een groot leerdicht, 1663. Opgedragen aan Paus Alexander II. Opnieuw uitgegeven door Moller, 1897. Heerlyckheyd van Salomon, De —, „of het tweede deel van de vierde dagh der tweeder weeke, gedicht bij wijlen Guilliaume de Saluste, Heere van Bartas, vertaald door Vondel, 1620. Heerman, Mr. Franciscus —, 1610—na 1670, vriend van Tesselschade, advocaat te Amsterdam. Guldene Annotatien, de daden en deugden van koningen en andere „heroique Personen", 1634, 29ste druk 1699; 30ste druk 1715. In de vorm van uitspraken van Plato, Thomas More enz. Heeroma, Dr. K. ~ , geb. 1909 te Hoorn op Terschelling, mederedacteur van Opwaartsche We gen, 1932, van De Werkplaats, 1936. Gaf 1934 Het Derde Reveil uit, een jong-Protestantse bloemlezing; Tn 1935 een bloemlezing uit Camphuysen. Promoveerde 1935 op Dialektstudies. Nieuwe dichtbundel Het bescheiden deel, 32 sonnetten, 1941. Zie Pro Patria, Verzorgt het Handwoordenboek van M. J. Koenen. Dichter van de Verzetsbeweging, verwierf 1945 de Van der Hoogtprijs met Vuur en Wind. Redacteur van het grote Ned. Woordenboek, 1936. In 1949 naar Batavia als hoogleraar in het Nederlands. Chr. dichter onder ps. Muus Jacobse. Heever, Prof. C. M. v. d. ~ , geb. 1902, Afrikaans schrijver: Die Grootpad; Die Droogte; Somer. Schreef een studie over Die Afrikaanse Gedagte, 1935. Behalve 6 romans, twee bundels verhalen en een aantal kritieken, ook nog 4 boeken met gedichten. Zijn romans schilderen het leven op de Afrikaanse boerderijen. Heever, Toon van den ~ , geb. 1894, Afrikaans dichter. Hegenscheidt, Alfred ~ , geb. 1866 te Sint- Jans-Molenbeek, leraar te St. Gilles. Medewerker van Van nu en Straks. Drama Starkadd, 1898, in rijmloze 5 voetige jamben. Dichter van Sonnetten. Starkadd is een skald naar de oude overlevering; het stuk behandelt de strijdvragen van zijn tijd. Het bleef zijn enigste toneelwerk; Hegenscheidt was lange jaren ziekelijk. Het stuk opge- 35 Hegius 206 Heine nomen in de Bibl. v. Ned. Lett., 1939, verzorgd door Maurice Gilliams en Dr. M. Rutten. Hegius, Alexander ~ , 1433—'98, een der eerste Ned. Humanisten, van zeer grote invloed; rector van de fraterschool te Deventer, waar de eerste Humanistische beginselen werden onderwezen; 2000 leerlingen. Heiblocq, Jacob —', 1620—'90, rector te Amsterdam; gaf uit Farrago Latino-Belgifa of Mengelmoes van Latijnsche en Duitsche gedichten; 1662. Heiden-priester van Harrago, De ~ , roman van M. P. Rosmade, d.i. E. Masdorp, 1858. Over de strijd van de Franken tegen de Friezen en Saksen in de 6e eeuw. De hoofdpersoon is Fredegonde, minnares, later vrouw van koning Chilperik. Heile van Berseele, hoofdpersoon in een van de M.E. boerden: haar minnaar, opgehesen in een bak, snijdt het touw door uit vrees voor zondvloed, waarvan de pastoor met levendige kleuren vertelt. Heilighe Daghen, bundeltje van 9 sonnetten van Huygens op 's Heeren Avondmaal, Nieuwe Jaer, Drij Coninghen Avond enz., door Barlaeus uitgegeven 1645, in 14 dagen uitverkocht. Opgedragen aan Leonora Hellemans. Huygens zond het toe met een vers aan Dorothee van Dorp, Anne Marie Schurman, Lucretia van Trello en met een uitvoerig gedicht aan Tesselschade: Komt, Tessel, uyt de Miss en uyt het misverstand. Ick weet een rechter pad naer het beloofde Land. Jan Zoet schreef er tegen in zijn Geestelikke Door-zichten, ± 1646. Huygens antwoordde, dat er in Jan Zoets naam een e te veel was. Heilige Geest, De ~ , de oude Kamer van Rethorica te Brugge. Zie De Roovere. Heilige Maeghden, Brieven der —, zie B. heiligenlevens of hagiograjieen behoren tot de geestelijke poezie der 13e en l4e eeuw. Tot de oudste stukken in het Ned. behoren berijmde heiligenlevens: Sint-Servaes van Veldeke; Sinte-Brandaen\ nog in de 12e eeuw. Maerlant dichtte een leven van Shite Franciscus, de woordelijke vertaling van het L. van Bonaventura van 1261. Onbekend is de schrijver van het Leven van Sinte Lutgarde. In een hs. zijn bewaard Van sente Marie-Egyptiake, 1290; sente Eustaesse\ sente Aechte, 1286; sente Caterine\ sente Waerneer, 1287; dit is het hs. van Martijn van Thorout, in fragment over. Sint-Amand, 1366; zie verder ook St. Lutgart, St. Christina, St. Kunera. In de I4e eeuw ook heiligenlevens in proza, b.v. Sinte Kunera; in de 15e nog meer. heiligenliederen, veelvuldig in de M.E., b.v. op St. Agniete, Cecilia, Jan, Lebuinus, Margriet, Catharina, Ursula, Barbara, Hieronymus en Franciscus. Stalpaert v. d. Wiele dichtte 3 bundels: 7 Hemelrijck, 1621, (St. Adrianus), de Evangelische Schat, 1621, (St. Laurens en St. Hippolytus); Vrouwelick Cieraet van Sint-Agnes versmaedt, 1622. heiligenspelen, werden sedert de M.E. opgevoerd; *t oudst vermelde, De Passie van Sente Aechte, 1409 te Tiel; 't oudst bewaarde is Sint-Trudo; zie daar. Ze handhaafden zich nog in de 18e eeuw in de Z. Nederlanden: bisschop Audas, 1727; Cmpinus en Crispinianus, 1739; Amandus, 1742; Barbara, 1780. Heilige Tocht, De ~ , 1913, de roman van een kruistocht van Ary Prins; neo-romantiek. Herman Robbers bezorgde een nieuwe druk. Heilige Venus, de eerste van de Zangen van Hooft, ook reeds opgenomen in Minneplicht ende Kuysheitskamp van 1625: Heilige Venus, die 't roer houdt aller [harten, Hoe komt mijn Nimfjes hart zoo [ongevoelijk, Daar z'is zoo goelijk? Heilig Verbond, Het —•, ,,de eerste graad" van het genootschap De Toekomst, geheim verbond met romantische vrijmetselaarsplechtigheden, de vorm waarin Wolf de Vlaamse Beweging in 1845 tot macht wilde brengen; Jan van Beers was een der leden. Heilo, de Kring van ~ , zie /. P. Hasebroek. Heilwig, dochter van Willem Bloemaert, schepen van Brussel, f voor 1310, Heilwych Bloemaerdinne genoemd. Zij had vaste goederen bij de kerk van St. Goedele, klaarblijkelijk ingericht tot begijnhof, waarin ze zelf ook woonde tot haar f in 1335. Zij werd gehouden voor dezelfde als Hadewych. Heimans, Eduard ~ , 1861—1914, gaf met J. P. Thijsse het ts. De Levende Natuur uit. Samen schreven zij ook een reeks boeken over de levende natuur: Langs dijken en wegen\ In Shot en Plas; Hei en Dennen enz. Heimelicheit der Heimelicheden van Maerlant, schets van een handleiding voor vorsten; gevolgd naar Liber de Secret is Secretorum, dat toen aan niemand minder dan Aristoteles werd toegeschreven. Uitgegeven door J. Clarisse en opnieuw in 1917 door A. A. Verdenius. Werk van ± 1266, misschien bestemd voor Floris V. Heimelijcheit, Der Mannien ende Vrouwen —, zie M. Heimelykheit, Der vrouwen —, zie V. Heine, Heinrich ~ , 1797—1856, D. lyrisch dichter. Van grote invloed op Vosmaer en Heinken de Luyere 207 Hekeldichten Multatuli. In andere zin op de Snikken en Grimlacbjes van Piet Paaltjens, Heinken de Luyere, zie Heyneen. Heinrec van Hollant, zie ,iHane. Heins, zie Beunke. Heinsius, Daniel ~, 1580-1655, de beroemde Leidse hoogleraar, het lichtend voorbeeld van Martin Opitz in zijn Bucb der deutscben Poeterei, L. en Ned. dichter. Hij was te Gent geboren, maar kwam al vroeg naar Zeeland; studeerde te Leiden; 1603 hoogleraar in de dichtkunst, later ook in het Grieks, en bibliothecaris. Behalve zijn L. lyrische gedichten schreef hij twee L. treurspelen: Auriacus (Willem van Oranie), 1602, en Herodes, 1632; in de trant van Seneca; het laatste een schooldrama, opgedragen aan Huygens. In zijn jeugd had hij onder ps. Tbeocritus a Ganda drie bundels emblemata gedicht: Het Ambacht van Cupido, Emblemata Amatoria en Spiegel der Doorlucbtige Vrouwen; zie daar. In 't Holl. dichtte hij verder: Hymnus oft Lojsanck van Bacchus, ,,'t gebruyck ende misbruyck van de wijn." Deze zang droeg hij op Vastenavond 1614 voor aan zijn vriend Scriverius. Deze gaf in 1616 zijn Nederduytsche Poemata uit. Daarin een lijkdicht op Jacob van Heemskerk en een gedicht op 't Belecb van Oostende. Van 1616 is ook Lo/sanek van Jesus Cbristus, opgedragen aan Jacob van Dijck, gezant van Zweden bij de S.G. Ook deze Lofzang was in alexandrijnen. Een Uytlegginge was er bij ter verklaring van de mythologische opsmuk. Soms is er ook poezie i. d. verzen van de hooggeleerde, b.v. in het lijkdicht 01' Heemskerck. Zijn voornaamste betekenis is de grote invloed op zijn oudere en jongere tijdgenoten, Huygens vereerde hem; Reuius droeg hem in 1630 zijn poezie 01'; Rodenburg prijst hem hogelijk; hij zelf schreef een lofdicht voor Zacharias Heyns; Bredero bewonderde hem; Hooft schreef een lofdicht op Auriacus, Heinsius was niet van plan zijn Ned. gedichten in het licht te geven; Scriverius had ze hem "door eene soete dievery afhandich gemaeckt"; hij zette voorin een voorrede in proza en daarna nag een "in Rijm", ter ere van de Heere Ambassadeur" Jacob van Dijck. In 1627 werd Heinsius histoneschrijver van Holland. Oever hem een studie van D. ]. H. ter Horst, 1934. Heinsius, Daniel ---, 1652-na 1700, zoon van Nicolaas Sr., Raad van Indie, zie D. Havart. Heinsius, Dr. Jacobus r-«, geb. te Amsterdam, 1872-1947; redacteur v, h. Woordenboek, 1906-'37; gaf gedichten van Huygens uit en de Resolutien betreffende de taal van den Statenbijbel, waarover hi] in 1897 zijn proefschrift sehreef. Heinsius, Nicolaas ~, 1620-'81, geb. te Leiden; L. dichter, uitgever van L. teksten; gezant van koningin Christina van Zweden; resident der S.G. te Stockholm, belast met zendingen naar Pruisen, Denemarken, Rusland. 200n van Daniel, vader van N icolaas Jr. Zie daar. Schreef geen Ned. gedichten. Hoogleraar te Leiden, taalgeleerde; verklaarde de L. schrijvers, Hij had 2 kinderen bij Margaretha Wullen en werd bij proces gedwongen, met haar te trouwen, 1665. Heinsius jr., Dr. Nicolaes ---, 1656-1718, zoon v. Nicolaes Sr. en Margaretha Wullen. Werd 1677 wegens manslag verbannen en leidde verder een zwervend leven. Tot 1687 was hij de lijfarts van Christina van Zweden; daarna V. d. keurvorst van Brandenburg; in 1695 trok hij naar Kuilenburg; in 1707 verzocht hij aan de S.G. om opheffing van zijn banvonnis. Schreef 1695 Den Vermakelijken Avanturier en 1697 Don Claraze! de Gontarnos, schelmenromans. Hij staat onder invloed van Lazarillo; verder van Aleman, Quevedo en Scarron. De romans bieden een reeks van avonturen; zi] keren zich doorlopend tegen de heroischgalante boeken. lets nieuws is het gebruik van veel Franse woorden, maar overigens is het verhaal alleronderhoudendst verteld en tintelt het van geest en leven. 't Portret van zijn moeder getekend in Mirandor, den Vermakelijken Avanturier. Ook vertaalde hij Le romant comique van Scarron, almede een sche1menroman, in 1678" als De Kluchtige romant of de edelmoedige comedianten. Te Kleef, bij de keurvorst, schreef hij zijn werken over de geneeskunde, o.a. De Kwynende Venus, 1697; over 't Podagra, 1698; over 't Kwikzilver, 1704; Over de Venusziekte; over de .A1elk-cuur, 1693. Studie over Heinsius door Dr. ]. ten Brink, 1885. Over Heinsius in dienst van Christina van Zweden het proefschrift van Dr. F. F. Blok, 1949. Heisterbach, ber. M.E. klooster ten N. van het Zevengebergte; bouwvallen nog aanwezig. Zie Caesarius. Heitelan, It ~, Fries = het Vaderland, orgaan van de Jong-Fryske Mienskip, opgericht 1919, onder hoofdredactie van P. Sipma. Eerst weekblad, later rnaandblad, "waarin het gehele Friese leven zich uit." Tegenwoordige redactie: J. Winkelman, S. J. v. d. Molen en J. Piebenga; een van de belangrijkste Friese geschriften. hekeldicht, zie satire. Hekeldichten, Vondels ,..."." I. over de strijd Hekelzang 2 08 Heldinnebrieven tussen de Remonstranten tegen de Contra- Remonstranten, waarbij Weeghschael van Holland?, 1618; Gesprek tusschen een wandelaer en den galm der hofkerke, echodicht; Het Stockske van Oldenbamevelt; Geusevesper; Jaargetijde van Oldenbarnevelt; Rommelpot\ Reintje de Vos} 1627; d'Amsterdamsche Akademie, aen alle Poeten en Dichters, 1630; Amsterdamsche Kakastorie; Roskam, 1631; Harpoen, 1631; Otter in 't Bolwerk; Op Haen Kalkoen; Decretum Horrible; Wellekomste van Huygh de Groot\ samen 46; II. de strijd van Karel I tegen de Puriteinen; Vondel verdedigde het goddelijk recht der vorsten en keurde dus de opstand der Engelsen af. Morgenwekker; Het Rat van Avonturen; Op den Vadermoordt; De Pinksterbloem van Schotlant\ Protecteur Weerwolf; III. de strijd van Amsterdam tegen Willem II: Aan de Blokhuizen van Amsterdam; Grafschrijt op een Musch; IV. het verbod van 't spelen van Lucifer: Uitvaert van Orfeus; Speelstrijt van Apollo en Pan; V. de moord der De Witten; VI. toestanden te Leiden: Haec libertatis ergo; Hondeslagers. De z.g. Amerfoortse uitgave, 1705, met aantekeningen van Geraerdt Brandt, was gericht tegen de Prinsgezinden; 11 herdrukken! De uitgever was Pieter van der Veer, ps. P. v. d. Goes, te Rotterdam; hij gaf de Hekeldichten uit als P. Brakman. Opnieuw uitgegeven door Dr. J. Bergsma in het Pantheon. Hekelzang, van Onno Zwier van Haren tegen zijn wederpartijders op staat- en letterkundig gebied, waarin hij zijn „Gepasseerd Leven" overziet. Zie daar. Hekkarpi, ps. van H. J. Prakke. Heks van Haarlem, De —•, „treurspel der onzekerheid" van Frederik van Eeden. De heks is de visvrouw Hille Babbe, de boze demon voor Arent van Byland, koopman te Amsterdam, die kruit en lood levert aan de Spanjaarden te Antwerpen; geschiedenis uit de tijd van Frederik Hendrik. Hektor, Enno ~ , 1820—'74, Oostfries dichter en toneelschrijver, overgebracht in 't Groninger dialekt: Harm op 'n bal; Harm op Vrijersvouten; Harm op Weddermaark. Hel, De —, een van de drie delen van Dante's Commedia Divina, vertaald door Ten Kate, 1876. Hel, Twee zestiende-eeuwsche spelen van de ~ , uitgegeven door B. H. Erne, 1934. heldendicht, zie epos. Het eerste Wilhem de Derde van Rotgans, 1698—1700. Verhandeling over het Heldendicht, 1781, van Rhijnvis Feith; zie daar. Maakte van Willem van Harens Friso alleen gewag in een ongunstige aantekening. Parodie van het heldendicht is de Proeve van dichterlijke vlucht van De Schoolmeester. heldendkhten, Bijbelse ~ , Vondel, Johannes de Boetgezant, 1662; Petrus Rabus, De Kruis-held, d.i. Paulus, 1681; Jan van Hoogstraten, hetzelfde onderwerp, 1712; Coenraet Droste, David, 1767; Dirk Smout, Jesus Christ us, 1721; Joan de Haes, Judas, 1714, en Jonas, de Boetgezant, 1723; Laurens Steversloot, Jona, de Profeet, 1730; Govert Klinkhamer, De Kruisgezant, d.i. Petrus, 1725; Arnold Hoogvliet, Abraham, 1727; F. v. Steenwijk, Gideon, 1748; F. Duym, Jacob; Jan Maan, Daniel, 1753; W. H. Sels, Salomon. Helden Godes, De ~ , de derde bundel emblemata van Vondel, gedichten bij 38 afbeeldingen van personen uit het O.T. en de Aprokriefen, 1620. De prenten zijn van Johan Sadeler naar Crispijn van den Broeck; de gedichten staan onder invloed van Du Bartas. heldensagen verhalen de grootste daden van een held; zie sage. Bij de Germanen voor alles Siegfried en Diederik. Verder Frankische, Karelsagen. Diederik v. Bern is hef middelpunt van de overleveringen, die op de Volksverhuizing betrekking hebben (de Bourgondiers, Goten, Hunnen onder Attila). Van de Noordzeekust is waarschijnlijk de Goedroensage afkomstig. Karel de Grote is de erote koning van het gevestigde Frankische Rijk. In onze eigen letteren geen oorspronkelijke heldensagen; alleen vertalingen en navolgingen. Helderenberg, Gery ~ , zie Hubert Buyk. Helding, Lucas ~ , zie huispoeet. Heldinnebrieven, Ovidius' ~ , de vertaling in proza van de Hero'ides door Vondel, ter voorbereiding van zijn Brieven der Heilige Maeghden, 1641. Pas uitgegeven in 1716 door David van Hoogstraten. Het zijn brieven van beroemde vrouwen der Oudheid aan haar man of beminde: Penelope aan Ulysses; Phyllis, prinses in Thracie, aan Demophoon, zoon van Theseus; Brisei's aan Achilles; Phaedra aan Hippolytus; Sappho aan Phaon, enz. Zie heroides. In rijm werden de Minnebrieven der vorsten en vorstinnen van Ovidius en van Aulus Sabinus overgezet door Mr. Jonas Cabeljau, 1657. Dit was ook al geschied op rederijkerswijze door Cornelis van Ghistele, 1553: Der Griecxser Princerssen clachtige Sentbrieven; dit werk beleefde 10 drukken. Twaalf van de Treurbrieven der blakende vorstinnen beantwoord met de hulp van Christoffel Pierson; zie daar. Een Nederlandse navolging is Jacoba van Beieren aan Frank van Borselen door E. Bekker. Zie ook Pieter van Schelle. Heldring 209 Hellinga Heldring, Otto Gerhard ~ , 1804—76, predikant te Hemmen 1827—'67, waar hij zich wijdde aan zijn stichtingen van liefdadigheid. Man van 't Reveil. Daarnaast schreef hij o.a. W andelingen ter opsporing van Bataafsche en Romeinsche Oudheden, 1838, '48; ook was hij redacteur v. d. Geldersche Volksalmanak. Proefschrift over hem van A. v. d. Hoeven, 1942. Helena van Constantinopel, De Verduldighe ~ , novelle gedrukt als volksboek sedert de l6e eeuw. Helena trouwt met de koning van Engeland, moet 27 jaar in ellende rondzwerven en komt weer tot ere. Helena, De Ontschaakte ~, „behelzende de wonderlijke avonturen, die een voorname juffer van Amsterdam overgekomen zijn," 1768. Hel en Hemel, „Poetische Vertooningen van de Spaansze en Fransze Oorlogen, eindigende met het huwelijk van Lodewijk XIV met Maria Tereza", door Jan Zoet. Personen zijn Pluto, Staatzugt, Eigenbaat, Geweld, Moord enz. Heliand (Heiland) Oudsaksische berijming van het Nieuwe Testament, in stafrijm; 9e eeuws. Helias, „ridder van aventueren, genaemd den ridder met de Zwaen", volksboek, 15e eeuw. Zie ook Elius. Het volksboek naverteld door Jon. Vorrink. De inhoud is, dat Oriant, koning van Lillefort (Rijsel), bij zijn vrouw Beatrijs 7 kinderen krijgt, zes zonen en een dochter; een boze vrouw legt er 7 hondjes voor in de plaats; de kinderen moeten worden omgebracht; Helias, een kluizenaar, redt ze. Een van de kinderen heet nu Helias; hij brengt later alles aan het licht. Het 2e deel der overlevering speelt te Nijmegen op de Rijksdag van keizer Otto I. Daar wordt een hertogin van Bouillon vals beschuldigd. Helias, getrokken door een zwaan in een bootje, komt te rechter tijd en treedt als haar kampvechter op. Hij trouwt met de dochter der hertogin en wordt de grootvader van Godfried van Bouillon. Zo stammen de hertogen van Brabant af van wonderlijke, goddelijke helden. Nog in 1763 verscheen het volksboek bij Kannewet te Amsterdam, met een kerkelijke approbatie van 1547. Helicon, bergtop in Beotie in Griekenland, ten N. van Corinthe, bij de Ouden verheerlijkt als de woonplaats der Muzen, de Zangberg. Men zag er de Hippokrene, d.i. de Hengstebron. Helicon, De Moderne —, van A. Fokke Simonsz., maakte voorgoed een einde aan het misbruik van de namen uit de Gr. godenwereld; 1802. In dit boertige werk bezdekt de schrijver de Helicon in een droom; de Helicon is een magazijn van poezie van de koopman Mr. Phoebus Apollo. De sentimentelen worden bespot. Deze droom voorgelezen in en opgedragen aan „Felix Mentis". Helicon, De Nederduytsche ~ , zie N. Helicon, Post van den ~, zie Kinker. Helicon, De Redenrijcke Rhijnsche ~ , de stukken van de dichtwedstrijd, 1616 uitgeschreven door De Patientiebloem te Leiderdorp. Helikon, ts. voor poezie, opgericht 1931. Onder redactie van A. A. M. Stols, daarna van Jo Landheer; later van Ed. Hoornik. In elk nummer van de latere jaargangen slechts verzen van een dichter. Heliodorus, een Phoenicier, ± 300 na Chr., schrijver van een Gr. roman Aethiopica, of Theagenes en Chariclea. Deze roman werd in 1549 vertaald door Jacques Amyot, zie daar. In 1610 volgde een Ned. vertaling van het werk van Amyot door C. K., d.i. Charles Quina. Theagenes was een voorname Thessalier; Chariclea een Aethiopische prinses. Hellas = Griekenland. Hellas is ook de titel van de tweede afdeling der Geestelijke Voorouders van Allard Pierson. Het daarop volgend deel Hellenism e, de invloed en betekenis van de latere Griekse beschaving van Athene, Alexandria, Antiochie en Pergamum, de invloed ook van de Grieken op de beschaving van Rome, bleef door Piersons dood onafgewerkt; Prof. K. Kuiper voltooide dit deel en prof. D. Hesseling voegde er Byzantium aan toe. Hellemans, Eleonora ~ , geb. 1596, in 1627 de tweede vrouw van P. C. Hooft, de gastvrouw van de Muiderkring. Aan haar was Hoofts gedicht: Leonor, mijn lieve licht, Voor uw oogh de zonne zwight Met haer blonde straelen, Die gansch niet, in myn gezicht, Bij zijn gloory haelen. Zij was de weduwe van Jan Baptist Bartolotti van den Heuvel, bij wie zij twee dochters had van 14 en 3 jaar. Zij was uit Antwerpen en woonde als weduwe te Zevenbergen. Maakte eerst bezwaar, omdat Hooft tot geen kerk behoorde, doch ten slotte zegende Ds. Adriaen Smout het huwelijk in. Daaruit werden een zoon en een dochter geboren. Hellenisme, zie Hellas. Hellevaart van dokter Faustus, De —•, zie Faust. Hellinga, W. G. ~ , geb. te Haarlem 1908, sedert 1946 hoogleraar te Amsterdam, gar" in 1941 uit: Het Hart op de tong, 101 brieven van Nederlanders: Maurits, Frederik Hendrik, Corn, de Witt enz. In dit Letterk. Wrdbk. 2e dr. 14 Hellwald 210 Hemert jaar ook Ben scboon Liedekens Boeck, d.i. een nieuwe uitgave van het beroemde Anttoerpse liedboee, zie daar. Van 1944 is de uitgave Van den Vos Reynaerde. Hellwald, Ferdinand von .-., 1843-'84, uit Wenen, secretaris v. d. Maltheser ridderorde te Rome, 1874. Hij ontdekte in de bibliotheek te Wenen de lle Partie van Jacob van Maerlants Spiegbel Historiael, die hij mee uitgaf, 1873. Hij schreef Gesch. des bolliindiscben Theaters, 1874. Zijn Gesch. der niederliindiscben Litteratur werd 1887 uitgegeven door Frau Lina Schneider. Helman, Albert .-., ps. van Lou Lichtveld, geb. 1903 te Paramaribo, prozaschrijver en componist. Met Albert Kuyle reisbeschrijvingen: Van Pij en Burnous, 1927. ZuidZuid- West, herinneringen aan zijn geboorteland, 1926. In De Dolle Dictator, 1935, en Aansluiting gemist, 1936, verzet tegen de wereld van het groot-kapitaal. Een historisch toneelstuk: Overwintering, 1931. In 1939 Het Vergeten Gezicht, roman over Mexico, over een vrouw, die uit liefde voor haar overleden man tracht zijn leven voort te zetten. Onder eigen naarn: Het Sesam der kunst, 1942. Hij kwam in 1922 aan de jU~1asbode en daarna aan De Telegraaf; was ook redacteur van De Gemeenschap. Met loris Ivens maakte hij de eerste Ned. geluidsfilm. Tot de verzetspoezie behoort zijn Diepzeeduiker, een bundel verzen. In 1946 als reis-redacteur van Het Vrije Volk naar West-Indie. In 1947 verscheen Omnibus, 50 verhalen. Over hem een studie van M. Nord, 1949. Van 1949 tot '50 was hij min. v. onderwijs in Suriname. Helmers, Jan Frederik .-., 1767-1813, de vrijheidsdichter, lofdichter van De Drukkunst, van Socrates, 1790. Hij was metselaar en makelaar te Amsterdam; trad als dichter op met uitingen tegen de "sentimenteele wartaal", en v66r verlichting en verdraagzaamheid. 20 vereerde hij Sokrates om zijn deugd, om zijn dood voor de waarheid. Het stuk was in de geest van Germanicus van Lucretia Wilhelmina van Merken, die hij ook prees in een rede in het genootschap Concordia et Libertate, 1792. Reeds in zijn Socrates vertoont de dichter zich in zijn vurig verlangen, om het Ne~ derlandse volk te verheffen tot zijn oude roem en grootheid. Dit zelfde streven in Nederland in 1672 ell 1678 van 1793. Daarnaast de gedachte, dat "heel 't aardsch geslacht" een huisgezin is, in Het lf7ereldburgerschap, 1805. Van 1795 Lijkzang op het graf van Nederland; van 1799 zijn Vaderlandsche Lierzang; van 1804 De Drukkunst, in naam der Verlichting. Aldoor is Helmers vervuld van droefheid over het lot van het vaderland. Dit blijkt ook weer uit zijn gedicht op Amsterdam en uit zijn oproep Aan de Vaderlandscbe Dicbters: de dichters hebben tot taak het volk weer op te voeren. Dit deed hij zelf vooral in zijn voornaamste werk De Hollandscbe Natie, 1812. Zie daar. Reeds in de aanhef van De Wereldburger had hij geklaagd over Neerlands droevig lot: Onze onafhankelijkheid is slechts een [waterbel, Het Vaderland een naam, de vriiheids- [Iiefde een spel. Met Loots en Uylenbroek gaf hij het ts. De Amsterdamsche Nationals Scboutoburg uit ter bevordering van het tonee1. Lc[zang op Helmers, geplaatst achter de verzamelde werken, van M. C. v. Hall. Aldaar ook de lojrede van H. H. Klijn en de zangen, gewijd aan Helmers, van B. Klijn Bzn. Deze zangen met muziek van ]. W. Wilms uitgevoerd in Felix Meritis, 25 Nov. 1814. Zijn Nagelaten Gedichten uitgegeven door M. C. v. Hall, C. Loots en H. H. Klijn, 1815. Heloise, ps. van Mimi Hamminck Schepel als de uitgeefster van de eerste Bloemlezing uit Multatuli. Helpt nu u selfs, schimpdicht op de Tiende Penning; zie daar. Helpt den herder, die voor u strijdt, Of helpt den wolf, die u verbijt, Weest niet meer neutralisten! Vernielt den tyran, 't is meer dan tijt, Met al sijn tyrannisten. Helten, Dr. W. L. van .-., geb. te HedeI 1849; 1882 hoogleraar in 't Ned. te Groningen; t 1917. Mnl. Versbouw en Spraal: kunst, 1884 en '86. Hij gaf de nalatenschap van Bogaers en de Rejereinen van Anna Bijns uit, 1876; bezorgde een uitgave van den Vos Reynaerde, 1887; opgedragen aan M. de Vries. Helu, zie Heelu. Helvetius van den Bergh, P. Th. -.-, zie B. Helwerd, Heleu/yret in de levensbeschrijving van Liudger, bij Rottum in de gemeente Kantens, de plaats waar Liudger de blinde Bernlef vond, de zanger der oude heldenliederen. Hemeldonck, Emiel van .-., 1897, Vlaams regionalistisch romanschrijver. Zijn proza is zeer verzorgd, Hemelsche Berg, De ""-', landgoed onder Oosterbeek bij de Westerbouwing, eigendom van C. P. E. Robide van der Aa, 1830-'41; van 1847-'85 van Kneppelhout. Nu bezit van de gemeente Renkum. Hemerken, Thomas .-. 7 zie Thomas a Kempis, Hemert, Paulus van -.-, 1756-1825, prediHemkes 211 Herckmans kant te Wijk-bij-Duurstede; legde zijn ambt neer, toen hij van onrechtzinnigheid aangeklaagd werd; 1790 hoogleraar bij de Remonstranten te Amsterdam, de grote voorvechter van de Kantiaanse wijsbegeerte; in zijn laatste jaren secretaris v. d. Mij. v. Weldadigheid. Behalve zijn wijsgerige werken schreef hij 10 delen Lektuur bij de outbijt- en theetajel, 1804—'8; voorstander der Verlichting. Van 1804 is zijn Redevoering over het Verhevene. Hemkes, F. L. ~ , 1854—'87, uit Noordwijk, f te Jagersfontein. Dichter van maar een bundeltje, XL Gedichten, 1882. Daarin '/ Geuzenvendel op de Thuismarsch en Het Kindeke van den Dood, geprezen door Kloos. Leraar in het Engels. Hemsterhuis, Francois ~ , 1722—'90, de nieuwe man op 't gebied der klassieke talen, vereerder van het Grieks; schreef in het Frans, om zoveel mogelijk lezers te bereiken. Hij was Commies van Staat in Den Haag. De grote beoefenaar der Gr. wijsbegeerte, vooral van de Socratische; geestverwant van Rousseau; geeerd door Herder, Goethe, A. W. Schlegel en Sophie de la Roche. P. H. Tydeman schreef 1834 een Lofrede op deze geniale wijsgeer, „de Hollandse Plato". Ofschoon hij al zijn werk in het F. schreef, oefende hij ook op de Ned. letteren grote invloed, omdat hij een helder begrip gaf van de klassieke dichters en schrijvers en hun opvattingen; hij werkte aldus hier op dezelfde wijze als Lessing in Duitsland. Over hem het proefschrift van Dr. Brummel. Hendrickx, August ~ , 1846—1910, Vlaams schrijver van blijspelen met uitbeelding van het volksleven. Hendrickx, P. J. N. ~ , 1822—'79, adj.- archivaris te Antwerpen, schreef zijn drama Laatste Dag der eerste Wereld in verzen, 1847. Hendrik de Grote, d.i. koning Hendrik IV van Frankrijk, wiens leven beschreven werd door Hooft, 1626. Voltaire dichtte op hem zijn Henriade; zie daar; een groot epos, 1753 vertaald door Sybrand Feitama als Hendrik de Groote, onder de zinspreuk „Studio fovetur ingenium" (Door ijver wordt de lust geprikkeld), met op het titelblad: 't Verstand door kunst ter Deugd [geleid, Vind lust en rust in werkzaamheid. Hendrik-de Vriesprijs, zie De Vries. Hengel, Elisabeth van ~ , zie W. v. Ulsen. Hennebo, Robert ~ , 1685—1737, geb. te Leiden, liep weg en ging in dienst, kroop na de Slag bij Oudenaarde onder de gekwetsten en doden vandaan; cadet bij de garde in Den Haag; verkwistte, meerderjarig geworden, zijn erfdeel van f 40.000, zette een „vaantje", d.i. een kroeg op in Den Haag; werd toneelspeler en romanvertaler; trok 1716 naar Amsterdam en verdiende 1720 een kapitaal in actien; kocht er een buitenplaats voor bij Gouda en doopte die Actiehoven; 1728 makelaar te Amsterdam. Begraven met pracht en praal in de Nieuwe Kerk. Burlesk dichter: Lof der Jenever, 1723; ook een Parodie op het Treurspel Polyxena. Le Francq van B'erkhey noemde hem de Jeneverkoning. Doch voor IJsbrand Vincent Jr. dichtte hij een boertige „Bruiloftsvertooning" in de vorm van een Proces Crimineel. Hennert-de Timmerman, P. J. ~ , zie T. Henriade, het grote gedicht van Voltaire over koning Hendrik IV van Frankrijk; vertaald door Klinkhamer, 1744; door Feitama 1753; door Barbaz 1819. Geprezen als een volmaakt dichtwerk door Betje Wolff. Zie Hendrik de Grote. Henric van Alkmaer, zie Reinaert de Vos. Henrik de Grote, zie Hendrik. Hensen, Herwig ~ , pseud, van Flor. Mielants, geboren te Antwerpen in 1917, leraar in de wiskunde te Antwerpen. Onderging de invloed van Karel van de Woestijne, Rilke, Stefan George en Nietzsche. Zeer vruchtbaar dichter. De oprechtheid van zijn biecht is enig in de Vlaamse letterkunde. Geeft in zijn gedichten uiting aan zijn innerlijk leven. Verwierf de Pol de Montprijs voor zijn gedichten en in 1942 de driejaarlijkse Staatsprijs van 20000 francs. heraut, letterlijk = legerleider; de man, die bij openbare plechtigheden de afkondigingen verricht; gezant met belangrijke tijdingen. Hij was in de M.E. de ceremoniemeester van het Hof en moest alle wapens kennen. Vandaar Heraldiek. De herauten werden ook vaak de wapendichters, omdat zij een gedicht maakten op het wapen van hun heer; de menestrelen der l4e eeuw, die de roem van hun meester bezongen bij zijn leven en bij zijn dood. Dan heten ze vaak hirauden. Herckenrath, Adolf ~, geboren te Aalst in 1879. Schreef dromerige, melancholische, zeer verzorgde gedichten. Herckmans, Elias ~ , 1596—1644, zeeman, schrijver van het rederijkersstuk Slack van Vlaenderen, 1624, ter verheerlijking van Prins Maurits; een historisch kijkspel. Met komische tonelen afgewisseld. In 1631 dichtte hij de Sweedsche zeegtrompet; in 1635 Lof der kael-koppen. Zijn hoofdwerk is Der Zeevaert Lof, 1634, in 6 boeken. In 1635 ging hij naar Brazilie, waar hij deelnam aan verschillende tochten, o.a. als Hercules 2 bevelhebber naar Chili, 1643. Hij f op het Recif. Nicolaes Witsen nam verzen van zijn Lof der Zeevaert op in zijn Aloude en hedendaegsche Scheepsbouiv en bestier van 1671; hoe het op de schepen toegaat, met aan het slot de landing in Den Helder, en dan: De Voer-man Paert en Wagen ment Tot Beverwijk of Purmerent, Van daer te schuit, te water, bly Tot over 't scheep-rijk swalpent Y, Belant men aen het Veen-moeras, Dat over'al om 's werelts as Met zoo veel macht van kielen zweeft, Daer in de kracht van Holland leeft. Hercules, zie Herkules. Herder, Johan Gottfried ~ , 1744—1803, die wees op Homerus en Shakespeare als de grote voorbeelden; leerde aan Europa de waarde van de volksliederen kennen, die hij van vele volken verzamelde als predikant te Riga; kwam 1770 in Straatsburg in aanraking met Goethe, op wic hij grote invloed oefende; sinds 1776 in Weimar; geniaal criticus; Stimmen dei Volker, 1778. Van Nederland was er geen enkel lied bij! Herder, die de bijbel beschouwde als een dichtwerk, oefende grote invloed op Van der Palm door zijn gesprekken Vom Geist der Ebraischen Poesie, 1782, die weer ingegeven waren door Lowth, een E. bisschop, 1753. Herderschee, Dr. Joh. Hooykaas —, 1822— '86, predikant te Nijmegen, voorman der ethisch-moderne richting, wegens onrechtzinnigheid berispt en geschorst, maar door het hoger bestuur vrijgesproken. Onder zijn talrijke werken Nam en en Spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. herdersdicht, bucolische poezie, idealiseert het leven op het land; verheerlijkt trouwe en reine liefde van eenvoudige, onbedorven buitenlieden. Als voorbeeld golden de Eclogae van Vergilius; zeer veel vertaald en nagevolgd. Ook geparodieerd; zie Ulius. Zie ook idylle. In zijn verhandeling over het herdersdicht noemt Wellekens Granida van Hooft, Aspasia van Cats, Daphne van Mr. Johan Beets, Diana en andere toneelstukken van Krul, De Leeuwendalers van Vondel, de 13 Heilige Herderszangen van Arnold Moonen; 1715. Onder de vertalingen roemt W. Vondels Landgedichten van Virgilius; Den Trouwen Batavier van Rodenburg naar Guarini; De Getrouwe Herderin van S. Ingen, 1658, naar Contarini; Amintas van Tasso door C. Hoofman (en door Wellekens zelf); De Buitenspoorige Herder van H. Angelkot, naar T. Corneille. Aan het slot komt hij 2 Heringa op de visserszangen, die hij in de Ned. letteren inleidt. Sedert 1690 herleefde de bucolische poezie in Italie. In de schilderkunst was Antoine Watteau uit Valenciennes er de hoofdman van: elegante, galante gezelschappen in de landelijke omgeving van buitenplaatsen. De eclogae van Virgilius werden het voorbeeld. Bij ons Broekhuizen, Pluimer, Kath. Lescailje, Willem Mylius, doch bovenal Wellekens; zie daar. Verder Vlaming, Schermer, Kath. de With, Pieter Visscher, Droste, Gerardus Kempher, J. van Hoogstraten, E. Greenwood, Zeeus, Korn. Boon, Langendijk. Een met goud bekroonde Verhandeling over het Herdersdicht van Kantelaar verscheen 1813. herdersroman, begon met de Arcadia van Sannazaro in Italie, 1504. In 1542 gevolgd door Diana van Montemayor in Spanje; van hier uit ging. hij over de wereld. In 1559 vertaalde Amyot Daphnis en Chloe uit het Gr. van Longus in het F. In 1590 werd de E. Arcadia van Philips Sidney gedrukt. 't Allerbekendst werd As tree van Honore d'Urfe, de grote F. roman, 1610 —'25, met 33 ingevoegde verhalen. Bij ons alleen vertalingen en Arcadia's; zie daar. herdersspel, zie pastorale. Herderszangen, van Virgilius, door Vondel vertaald, in proza 1646; in dicht 1660. herdichten = het omwerken van een wereldlijk tot een geestelijk lied; 15e eeuw. Heremans, J. F. J. ~ , 1825—'84, uit Antwerpen, 1854 hoogleraar te Gent, strijder voor de Vlaamse zaak. Verweet in het Nederduitsch Tijdschrift van 1863 Gezelle bekrompen provincialisme en eentonigheid. Was redacteur van Het Ned. Museum, 1874—'93. Hij bracht de liberale beginselen aan de Gentse hogeschool. Hij verdedigde de invoering van een spelling voor N. en Z. Nederland bij de opzet van het grote Woordenboek in 1864. Heren, de Passie ons liefs ~ , geestelijk gedicht der 15e eeuw; zie Jezus. Heren, Vanden levene ons —, in rijm ghemaect, zie Jezus. Uitgegeven door P. J. Vermeulen, 1843 en door W. H. Beuken, 1929. Heren Verrijsenis, Des —, bijbels drama, gespeeld door „de deken van Oudenburch ende andre zijne medeghesellen" op de markt, 1433. (Oudenburch, in W. Vlaanderen, tussen Brugge en Oostende.) Heren wonden, Van ons —, een van de lyrische strofische gedichten van Maerlant. Heren Wrake, Van ons ~ , M.E. legende over de val van Jeruzalem. Vergelijk Wrake van Jerusalem. Heringa, Hidde ~ , geb. 1921 te Soest. Prozaschrijver. Herkaauwer 2 Herkaauwer, De ~ , tijdschrift van Kinker van 1815—'17; orgaan der bezadigde Verlichting; nakomer v. d. Spectatoriale Geschriften in de geest van Voltaire. Herkules, volgens de Gr. overlevering de zoon van Zeus en Alkmene, de grote held beroemd om zijn twaalf wonderlijke daden. Het treurspel van Sophokles Herkules in Trachin door Vondel „verduitscht" in 1668; opgedragen aan Jacob Hinlopen Vermaes, „out bewintheere der Groenlantsche Maetschappije". Het treurspel behandelt de ondergang van Herkules in Thracie, doordien hij zich wikkelde in een kleed met vergiftig bloed bestreken. Hermans, Dr. C. R. ~ , 1805—'69, rector te Den Bosch, Gesch. der Rederijkers in N. Brabant, uitgegeven door 't Prov. Genootschap, 1867. In de Bijlagen o.a. opgenomen het Spel van den Sacramente en de Cluyte van den Patroon van den Alven. Hermans, Godfried ~ , pseud, van Lodewijk Dosfel. Hermans, L. M. ~ , geb. 1861 te Amsterdam, kellner, spreker en schrijver van de S.D. Bond, ± 1888; in de Roode Duivel fel tegen de jonge S.D.A.P., 1894; trad tot deze partij toe 1898; lid der He Kamer 1918; daarna van de Ie Kamer tot 1937. Schreef Boterbloempjes of liederen op het gebied van kolonisatie, onder ps. Jantje Paradijs Corneliszoon, aanval op Frederik van Eeden's „Walden" en parodie van diens Grassprietjes. Sociaal-democraat geworden, schreef hij In Abrahams Schoot, „koalitiegedichten uit het politieke Kanaan", met 110 afbeeldingen van Albert Hahn; satire tegen Dr. Kuyper. Hermans, Ward —, geb. 1897 te Turnhout, lid der Kamer, een der bekendste Dinasoleiders; dichter, journalist. Hermans, W. F. —, schrijver van gedichten, essays, novellen en romans. Bekroond door de gemeente Amsterdam, waar hij in 1921 geboren werd. Redacteur van Criterium. Hermingard van de Eikenterpen, roman van Drost; grotendeels herdrukt in De Beweging van 1907—'8. Het is de bekering van een jonge Germaanse vrouw tot het Christendom in de 4e eeuw, op de Veluwe. De roman meer onder invloed van Chateaubriand dan van Scott. Opgenomen in de Bibl. der Ned. Letter en, 1939- Hero, priesteres te Sestos aan de Hellespont, beminde van Leander te Abydos aan de overzijde, die elke nacht overzwom, geleid door het licht van haar fakkel. Totdat het licht gedoofd werd en hij verdronk. Verhaal bij Ovidius in de Heldinnenbrieven, door Vondel vertaald; bezongen in Het war en twee koninxkinderen\ ook verteld door Potter in Der Minnen Loep. Hertog heroides = heldinnenbrieven, in dichtvorm, toegeschreven aan een heldin der Oudheid. Bv. die van Ovidius, door Van Ghistek en later weer door Vondel vertaald, 1641. Zo dichtte Betje Wolff: Jacoba aan Frank van Borselen, 111r3. Zie ook de Vaderlandsche Brieven van Jan Nomsz. en de Rijmbrieven van Van Merken. Vondel vertaalde die van Ovidius ter voorbereiding in 1642 van zijn Brieven der Heilige Maeghden, Martelaressen. Zie Heldinnenbrieven. heroische roman, 1° in de l6e eeuw de Amadis- en Palmerijn-romans; zie daar; 2° de hoofs-galante romans, die er uit voortkwamen, met de lotgevallen van een vorst of grote held, met talloze avonturen, vol vrouwendienst op hoofse toon in overladen stijl; kwamen op in de F. salons der 17e eeuw; ook in Nederland in de mode. Jn 1723 werd Ibrahim van Madame de Scudery voor de tweede maal vertaald; nog in 1743 verscheen een herdruk in 6 delen van Cleopatra. Zie Baltus Boekholt. Heron, Pieter Johannes ~ , 1778—1803, uit Middelburg, stierf reeds als student in de rechten. Medewerker aan de Kl. Dicht. Handschriften\ volgeling van Bellamy. Letter kransje, 1803. Herp, Henric van ~ , zie Spiegel der Volcomenheit. Hij vervaardigde bovendien honderden Latijnse preken. Herpener, Peter de ~ , dichter van de „factie" (zinnespel), in 1556 opgevoerd door de Violieren te Antwerpen ter ere van het bestand met Frankrijk in tegenwoordigheid van koning Philips met zijn gevolg. Herreman, Reimond ~, geb. 1896, Vlaams lyrisch dichter, een van de mannen van '/ Fonteintje. Het helder gelaat. Zie Closset en Minne. Herreweghen, Huibrecht van —, geboren in 1920. Veelbelovend Vlaams dichter. De Minnaar en de Vrouw. Herscheppinge, d.z. de Metamorphosen van Ovidius, de verhalen van de gedaanteverwisselingen van mensen, die in een dier of boom door de goden veranderd werden; vertaling van Vondel, 1671, alle 15 boeken, Vondels laatste grote werk, gedicht op de leeftijd van 83 jaar. Opgedragen aan Diedrik Buisero, „Raet en Sekretaris van Vlissinge." Vondel deed een Lev en van Ovidius Nazo in proza voorafgaan. Op vermakelijke wijze vertaald door Nolst Trenite; zie daar. Hertog, Ary den ~ , geb. 1889 te 's-Gravenhage, officier, schrijver van Drama's in zakformaat, o.a. van Des duivels prentenboek, blijspel; in 1941 het toneelstuk Operatie geslaagd, herhaaldelijk opgevoerd. In 1934 de roman Vrouwen naar Jacatra\ in 1931 De nar van Jacatra\ in 1933 Willem 3 Hertog 214 Het daghet uyt den Oosten van Oranje. In 1948 Het Wonderlijk Uur, opgevoerd op 't Binnenhof. Schreef ook onder ps. Richard Ellon. Hertog, C. H. den ~, 1846—1902, van 1872—'91 hoofd van een school te Amsterdam, taalgeleerde, schrijver van een spraakkunst, redacteur van Noord en Zuid. Kwam 1891 in Noodlottig Determinisme op tegen de noodlotromans van Couperus. Gaf een studie uit over De Bronnen van Bredero, {Gids 1885). Was ijverig werkzaam op schoolgebied; lid v. d. Raad van Amsterdam; 1901 lid der Tweede Kamer. Hertogenbosch, Inneming van ' s - ~ , 1629, verheerlijkt in een lierzang van Hooft, Hollandsche Groet en in zijn Klachte der Princesse van Oranje. Verder in Vondels Zegesang, door Pieter Nootmans, Z. Heyns, S. Ampzing, Westerbaen, Hendrik van Kannenburch, Hendrik Moor, David van Horenbeeck, G. J. Quintijn, boekverkoper in Den Haag. De Eglantier en de Academie voerden spelen op. Barlaeus schreef een L. Sendbriej aan Princesse Amelia, door Scriverius in Ned. verzen overgebracht; Westerbaen liet een Antwoord van den Prince volgen. Hertspiegel, zie Hartspieghel. Bilderdijk bracht het leerdicht in nieuwer Nederlands over. Hertzog-prijs, om de 3 jaar toegekend aan 't beste werk in proza, poezie of drama van Z. Afrika. In 1939 aan D. F. Malherbe voor zijn bijbelse romans. Hervet, Gentianus —, geb. 1499 bij Orleans, leraar aan de Sorbonne, kanunnik van Rheims, afgevaardigde naar 't Concilie van Trente. Schreef 1561 een Send brief voor de van het R.K. geloof afgedwaalden. De Bijenkorf van Marnix geeft voor te zijn een duidelijke en grondige uitlegging van die brief, welke in 1561 en opnieuw in 1566 in 't Ned. vertaald was. Hervorming, oefende grote invloed op de ontwikkeling van de volkstaal door 't gebruik van de moedertaal op 't voorbeeld der Modeme Devotie als de taal der kerk, met uitsluiting van het Latijn. Herwerden, H. van ~ , 1831—1910, hoogleraar te Utrecht, vertaalde in verzen Antigone en Koning Oedipus van Sophokles, 1891. Zijn vertaling van de Ores tie van Aeschylus verscheen reeds 1878. Herxen, Dire van ~ , f 1457, een van de voormannen der Modeme Devotie, maakte een L. gedicht De Laude virginitatis et castitatis (over de Lof der maagdelijkheid en kuisheid), op de scholen gezongen. Door de dichter vertaald: Mi lust te loven hogelye Die reynicheit so pure. Rector v. h. Fraterhuis te Zwolle. Een ander lied van hem is Och Heer der hemelert stichter. Proefschrift over hem van Dr. J. Knieriem. Hese, Johannes Witte de ~ , zie W. Hesiodus, een der oudste Gr. dichters, rt 700 v. Chr. Zijn Werken en Dagen zijn vertaald door D. J. v. Lennep, 1823; beschrijving van het landleven met bespiegelingen. Hesperiden, d.i. Avonddichten, bundel van Da Costa, 1855; idem van Roel HouwinL Hesseling, Dr. D. C. ~ , geb. 1859 te Amsterdam, schrijver van Het Afrikaans, gesch. der Ned. taal in Z. Afrika, 1899, en van Het Negerhollands der Deense Antilien, 1905. Hij was tot 1929 hoogleraar in het Nieuw-Grieks te Leiden. Hessels, Willem ~ , geb. 1906 te Zaamslag, f 1949 te Grahamstad; Chr. dichter (ps. voor H. A. Mulder); „door omstandigheden gedwongen" sedert 1934 een Hollandse dichter in Z. Afrika. Voelde zich er aanvankelijk in 't geheel niet thuis: Wanneer ik dood ben, zal men mij [begraven in deze rode grond, die ik niet ken, daar lig ik als een schip in vreemde [haven, in een vreemd graf waar ik verbannen [ben. Van hem verschenen Bevrijdingen, 1931; Winds til te, 1934; een studie over Het Werk van Hendrika Kuyper-van Oordt, 1937. Bloemlezing uit Heiman Dullaert. Van 1941—'46 was hij lector in de Ned. Cultuurgeschiedenis te Pretoria. Daarvoor werkte hij aan het Staatsvertalersburo. Nog bij zijn leven verschenen zijn verzamelde gedichten onder de titel Con Sordino, 1949. Het daghet in den Oosten, het lichtet overal, hoe luttel weet myn liefken, och, waer ic henen sal. Ridderromance uit de l4e eeuw, van een ridder, die de minnaar van een jonkvrouw verslagen heeft in 't bos. Zij verneemt het van hem: Dmeysken nam haren mantel ende si ginc enen ganc al totter linde groene, daer si den doode vant. Een van de schoonste Mnl. liederen, bewaard in het Antwerps Liedboek van 1544. Herdicht tot een geestelijk lied: Het daghet in den Oosten, Die sonne scijnt over al: hoe geerne soude ic weten Waer mijn siel varen sal. Zie ook Geertruid van Oosten. Het daghet uyt den Oosten, vrijagespel beHettema 215 Heije gonnen door Bredero; voltooid door Van Velden of Campanus, voor 't eerst uitgegeven door C. L. v. d. Plasse, 1638. Het oude lied gaat aan de druk vooraf, maar Bredero heeft er een echt spel van gemaakt met Juffrouw Margarita en haar „staetdochters," met edellieden, een biechtvader, een ratelwacht, een „heremijt", met Mieuwes en Jan Tyngh, twee „borger-luyden" en met een „rey van Jufferen" en een „Rey van Nonnen". Maar evengoed gaat Margriet „met haer nacht-mantel" naar de linde. Doch nu wordt er een vigilie „achter het tooneel" gezongen op de wijze van Ps. 116. Hettema, zie Buitenrust Hettema. Het waren twee coninxkinderen, een van de bekendste M.E. liederen; zie Hero. Heuff Azn., J. A. ~ , 1843—1910, uit Avezaat bij Tiel, ps. Huf van Buren, schrijver van historische romans; Her tog Adolf van Gelre, 1887. In 't Hamas, 3 historische novellen, 1888. De Laatste der Arkels, 1885. Schreef ook het drama De Stedendwinger, antwoord op een prijsvraag van het „Ned. Tooneel" van 1896, om te worden opgevoerd bij de kroningsfeesten van 1898. Heuff was uit een deftige Tielse familie; hij was er directeur v. d. Waterleiding. Hij wijdde zich aan de letteren. De meeste opgang maakte hij met Kippeveer, onder ps. Cosinus, vermakelijk geschreven verhaal over spiritisme en doleantie, 1888. Eerst na zijn dood is gebleken, wie de spotter was. Hij schreef ook een aantal blijspelen. Een ander ps. van hem is Brandt van Doom. Heugten, Pater J. van —, geb. 1890 te Asten; S.J., R.K. essayist; (Boekenschouw). Heuiter, Pontus de ~, He uterus of De Huyter, 1535—1602, uit Delft, geschiedschrijver van de Bourgondische Tijd tot 1569; kanunnik te Deventer. Schreef 1581 zijn Nederduitsche Orthografie\ streefde naar £en algemene taal naast de tongvallen, onder invloed der Renaissance. Hij week na de inneming van Deventer door Prins Maurits in 1592 naar het Zuiden. Op zijn reizen doorzocht hij veel boekerijen. Heusden, Mevrouw van —, de naam, door Bilderdijk gegeven aan zijn tweede vrouw. Heusden, Het Wiel van ~ , zie W. Heuvel, H. W. ~ , folklorist uit de Gelderse Achterhoek, gaf 1909 zijn werk over Volksgelooj en Volksleven uit. Zijn belangrijkste boek in Oud-Achterhoeksch Boerenleven; 3e druk 1946. Van 1913 is zijn studie over Elisabeth Maria Post. Heuvelmans, Mr. Flor. ~ , 1858—1931, als student te Leuven redacteur van Het Pennoen, 1877—'80. Schreef Jan Blokker, schetsen uit het studentenleven. Heux, J. W. N. le ~ , geb. te Deventer 1880, hoogleraar aan de Kon. Mil. Academie sedert 1910; schreef onder ps. David Tomkins kindergedichten, padvindersliederen en kinderboeken. Illustrator. hexameter = versregel van 6 dactylen, waarvan de 6e onvolledig is: — uu — uu — uu — uu — uu — u- Met een pentameter verbonden een distichon. Vosmaer's vertaling van de Iliade en de Odyssee zijn in hexameters geschreven. Voorbeeld van distichon: Goed is het leven en schoon, de natuur [en de geest een verheffing, Schijnen z'u lelijk en slecht, ziek is uw [ziel of gewond. (Vosmaer.) Hexameters vindt men ook in nieuwe Ned. poe'zie, b.v. in De Bestedeling van Jan van Beers en in zijn Begga, 1868. Verder bij Hofdijk: In 't harte van Java. Hexe, sotternie, I4e eeuw. Drie vrouwen treden op: zij weten dat „Juliane met een oor" een heks is; zij trekken er heen en het stuk eindigt met een gevecht. Hey, Johannes van der —, boekverkoper te Amsterdam, f 1840. Reeds in 1786 dichtte hij een Eerzuil voor Neerlands Hooge Magten. Toen Geel in 1837 zijn vertaling uitgaf van De sentimenteele Reis van Sterne, was hij redacteur van De Recensent en weigerde hij een beoordeling; Geel gaf daarop in 2 vlugschriften de briefwisseling uit en in 1842 kwam de 2e druk. Heije, Dr. J. P. ~ , 1809—'76, trok in 1830 uit met de Leidse jagers, 1832 dokter te Amsterdam, zijn geboortestad. Met Drost 1832—'34 redacteur van De Vriend des Vaderlands van de Mij. v. Weldadigheid, met letterkundig mengelwerk. Hij schreef er proza in en poe'zie; verder werkte hij mee aan de Muzen. In de Vriend van 1833 verschenen zijn Hollandsche Liederen. Potgieter vroeg hem niet om medewerking bij de oprichting van De Gids; hun wegen liepen uiteen. Heije stichtte 1844 de „Ver. voor ziekenverpleging"; hij werd voorzitter van het Nut; hij richtte in 1849 „De Toekomst" op voor verwaarloosde kinderen, bevorderde lichaamsoefening en volkszang; werd 1843 secretaris van ,,Toonkunst". In 1844 gaf hij zijn eerste bundel volks- en kinderliederen uit, waarvoor het Nut hem huldigde met een gouden krans als de volksopvoeder. Hij kwam op tegen drankmisbruik: Al in de plantage, daar is er een Heijermans 216 Heyns kroeg. Zijn kinderliederen, het Vlaggelied, de Zilvervloot, De Ruyter, De kabels los, hebben jong Nederland veroverd. Onder de kinderliederen het meest gezongen: Zie de maan schijnt door de boomen en In een blarnv geruite kiel. Van 1845—'60 was Heije de redacteur v. d. Volksalmanak van het Nut. Zijn liederen zijn op muziek gezet door Wilh. Smits, Verhulst, Viotta en Richard Hoi. Als lid van de Raad van Amsterdam regelde hij in 1853 de geneeskundige armenzorg; in 1857 werd hij niet herkozen! Als eigenaar van 9 boerderijen in en bij de Haarlemmermeer, vond hij ook gelegenheid zich te beijveren voor landbouwbelangen. Te Abbenes ligt hij begraven. Monument. Zijn Levensbericht werd geschreven door J. E. v. Renesse, 1909. Heijermans Jr., Herman ~, 1864—1924, schrijver van twee realistische Amsterdamse romans: Diamantstad, 1904, en Kamertjeszonde, 1897, welke verschenen onder ps. Koos Habbema. Kon eerst geen uitgever vinden; bij de 7e druk in 1906 sprak de schrijver zijn „rustige minachting" uit over het Hollandse publiek. Heijermans werd bekend door zijn schetsen in Het Handelsblad onder ps. Samuel Falkland, doch bovenal door zijn toneelwerk, dat maatschappelijke toestanden behandelt: Ghetto, 1898; Ora et Labora, spel van het land, 1902; Schakels, 1903; De Opgaande Zon, spel van de middenstand; Gluck auf! geschreven naar aanleiding van de gruwelijke ramp in de mijn Radbod in Westfalen, 1908; De Meid, komedie van haat. Doch vooral door Op Hoop van Zegen, 1900, het spel van de zee. Zie Dora Cremer. Tot Heijermans' laatste werk behoren twee romans, met liefde voor het kind geschreven: Droomkoninkje, 1924 en Vuurvlindertje, onvoltooid gebleven. Uit zijn Berlijnse tijd de roman Duczika, een stuk uit het leven in de kunstenaarswereld van de grote stad. Zijn toneelspel De Vliegende Hollander, in 1920, werd ondanks zijn goede eigenschappen uitgefloten. Diamantstad en ander werk waren eerst verschenen in Heijermans' tijdschrift De Jonge Gids, 1897—1901. Zijn allereerste „schets" Trinette, 1893, had hij opgedragen aan Van Eeden. Over hemzelf Heijermans-herinneringen van Frans Hulleman, 1924. Zijn vrouw schreef Met Heijermans in kernel en put, 1927. Henri Dekking en Frans Mijnssen verzamelden een bloemlezing uit de 18 bundels Schetsen van Falkland. Bij zijn dood bleef ondanks al zijn inspanning het gezin in ellende achter, doch de vereerders van de kunstenaar stichtten een fonds van f 70.000. Heijermans, Ida ~ , zuster van Herman, geb. te Rotterdam 1866, onderwijzeres tot 1927, schrijfster van kinderboeken. Ook van Onze Jongeren in de moderne litteratuur, 1919 en 1920. Heylige Dagen, zie Heilige Daghen. Heyman, Johannes ~ , 1667—1737, uit Wezel, predikant te Smyrna, 'deed een reis ter beoefening van 't Arabisch en Perzisch, betaald door curatoren van Leiden; werd 1710 hoogleraar in de Oosterse talen. Het verhaal van de reis, waar ook de schepen van Leiden, J. A. v. d. Nyenburg, aan deelnam, werd in 1757 en '58 in 2 delen uitgegeven. Heyningen Bosch, M. van ~, 1773—1821, uit Groningen, uitgever van de Prov. Gron. Ct., Patriots dichter, schrijver van zeer veel gebruikte schoolboekjes; zijn Kleine Kindervriend beleefde in 1861 de 45ste druk. Heynisdr., Nieske ~ , trouwde in 1614 met Jan Starter. Haar leven geschetst in de novelle Jan Starter en zijn Wijf van Ten Brink. Heynken de Luyere, „die de refereynkes kan stellen", zwervend dichter te Antwerpen, grappenmaker, steeds in de herberg, voorgesteld in 3 kluchten op rijm van Cornelis Cruls, gedrukt 1582. Opnieuw uitgegeven door Lode Baekelmans, 1920, en door C. H. A. Kruyskamp, 1950. Heyns, Maria —', 1621—?, te Schoonhoven, gaf 1647 uit Bloemhof der doorluchtige voorbeelden, een verzameling van „ware, vreemde en deftige geschiedenissen," opgedragen aan Sybille van Griethuysen. Heyns, Pieter ~ , 1537—'98, had te Antwerpen een meisjesschool, hielp Antwerpen verdedigen tegen Parma en week 1585 uit, eerst naar Frankfort a. d. Main, dan naar Stade in het bisdom Bremen en woonde sedert 1592 te Haarlem. Hij was factor geweest van Den bloeyende Wyngaerd te Berchem (bij Antwerpen); zijn stukken werden vertoond op het Landjuweel van 1561. Hij was een vriend van Ortelius, de grote aardrijkskundige. Hij maakte van diens Theatrum Orbis Terrarum met de 75 kaarten een uittreksel: Spieghel der Wereldt, „ghesteld in rijme," 1577, en vertaalde dit zelf in F. proza. Van 1576 is zijn vertaling van de Reizen naar Turkije door N. de Nicolay. Vader van Zacharias. Heyns, Zacharias ~ , 1560—1640, uit Antwerpen, week uit naar Nederland, 1585; graveur en boekdrukker te Amsterdam, sedert 1606 te Zwolle. Daar gaf hij in 1607 het Const-Thoonende Juweel uit, een redeHcynsius 25 17 Hildebrand rijkersbundel, „bij de loflijcke stadt Haerlem, ten versoecke van „Trou moet blycken", „in 't licht gebrachf; gaf 2elf Emblemata uit, 1615, '16 en '25; verschillende zinnespelen staan op zijn naam, alle strekkende „tot Christelicke Bedenckinghe". Van 1621 tot '28 gaf hij de vertaalde Wercken van Bartas uit. Hij schreef zijn drama's in de vorm der oude moraliteiten; zijn uithangbord had tot opschrift „/» de Hooft- Deuchden" en hij schreef ook een zinnespel van de Dry Hooftdeuchden. Von del prees zijn „heylich Rijm," maar schoonheid, zegt Kalff, zoekt men er te vergeefs. In proza gaf Heyns een verzameling Indische fabels uit: Voorbeelsels der Oude Wyse, 1634. Hij is de stichter van de Brabantse Kamer Het wit havendel te Amsterdam. Heynsius, Nicolaas ~, zie Heinsius. Heynsoon Adriaensen, zie A. Heyst, D. F. van ~ , 1834—1910, uit Gouda, toneelschrijver en letterkundige, van 1875 —'81 redacteur van hef* Leeskabinet. Schreef een historisch drama, George de Lalaing, in 5 bedrijven, met goud bekroond door Teylers Tweede Genootschap, 1872. Greep uit de geschiedenis van Groningen: George is de graaf van Rennenberg, die de stad verried in 1580. Heyting, A. Th. A. ~ , geb. 1879 te Poerworedjo, -letterkundige; studies over Bilderdijk, 1908, '31, '32, '40; over Willem Kloos; Het Boek der Sonnetten, 1911; over Groninger dichtkunst, 1915, over '/ rondeel, 1929; gaf Onze Dichters en andere bloemlezingen uit en ook versdrama's en ander eigen dichtwerk, veel onder ps. G. v. Elring. Hij was in 1906 en '31 de secretaris van het Bilderdijk-Comite. Van 1927 Hoog het glasl zie drinkliederen. "Zijn hoofdwerk is Yggdrasil, een Germaanse Cosmogonie in 3 delen. In 1946 verscheen zijn berijmd Verweer tegen zijn veroordeling door de ereraad: Reeds lang, hoe lang al Schuilt ge op mij te loeren, Doch voor mijn dood Zal ik u alien vloeren. Hichtum, Nienke van ~ , 1860—1939, ps. van Mw. Troelstra—Bokma de Boer als schrijfster van kinderboeken. Afkes Tiental, Jelle van Sipke Froukjes, 1934, Schimmels voor de Koets, Drie van de Oude Floats, 1939; bovendien vele Sprookjesboeken. Mijn laatste vertellingen, (1940). Hiel, Emanuel ~ , 1834—'99, volgeling van Prudens van Duyse; Vlaams dichter; de ongeroepen spreker bij de onthulling van het standbeeld van Ledeganck te Eeklo, 1897. Hij was geb. te Dendermonde, werd 1867 hoogleraar aan het Conservatorium te Brussel; vurig Flamingant. Zijn oratoriums Lucifer, 1865, en De Schelde, 1866, op muziek gezet door Peter Benoit. Studie over hem van H. Baccaert, 1909- Door de oratoriums en liederen van Hiel werd Benoit de grootmeester der Vlaamse muziek. Hiels Lojlied op Gent werd op muziek gezet door Florimond van Duyse. In Hiels Gedichten van 1868 twaalf vertalingen van liedjes uit Shakespeare's blijspelen en elf Denderliedekens. Van 1870 is zijn bundel De liefde in het leven, 61 gedichtjes. Hieman, Francies ~ , 1522—'85, deken van St. Barbara, Kamer van Rethorycke te Gent, maakte gedichten op Philips II, maar ook op de Prins van Oranje. Er is niets van hem meer bekend. Hierusalem Verwoest, 1620, treurspel van Vondel; zie daar. Onder invloed van de Juifves (Jodinnen) van Gamier, en ook van Du Bartas en reeds van Seneca, wat de vorm betreft. In wezen zijn de Joodse stammen hem liever dan de Klassieke: ,Jerusalem wijckt niet voor thien Troijens". Het stuk opgedragen aan burgemeester C. P. Hooft. Vondels broer Willem, 1603—'28, maakte er een klinckert op. Het treurspel werd gevolgd door David's Lofzangh van Hierusalem. Higt, E. W. ~ , 1723—1762, uit Dokkum, rector te Alkmaar; L. en Ned. dichter. Vertaalde Het Menschelijk Leven van Willem van Haren in het L. Dichtgenootschapper als zijn vriend Jan de Kruyff. Medewerker aan De Neder lands che Spectator, 1749— '60. Vertaalde 1746 de Redevoertng over de Tooneelspelen van Samuel Werenfels uit het L.; deze Werenfels was hoogleraar in de godgeleerdheid te Bazel; hij verdedigde het toneel als een middel om gunstige invloed uit te oefenen. Lierzang op Willem IV, 1747. Hilarides, Johannes ~ , ± 1648—1726, uit Leeuwarden, conrector en boekverkoper te Dokkum, 1699 te Bolsward rector. Vertaalde Nepos en Phaedrus; schreef over Ned. taal en spelling. Had op zijn uithangbord aan de ene kant de Bijbel, aan de andere zij vijf speelkaarten. Hilda Ram, ps. van Mathilda Ramboux. Hilda van Suylenburg, feministische roman van Mw. Cecile Goekoop—de Jong van Beek en Donk, verscheen 1898 ter gelegenheid van de tentoonstelling van vrouwenarbeid; 6 drukken in een jaar. Hildebrand, huiswaarts rijdend en in gevecht met zijn eigen zoon, die hem onbekend is: In drie en dertich jaren Vrouw Goedele ic niet en sach. Hildebrand, vazal van Diederik van Bern, beroemd uit de D. heldensagen, onderwerp Hildebrand 2 van een ridderromance der 15e eeuw, vertaald uit het Duits, opgenomen in het Antwerps Liedboek. Opnieuw de hoofdpersoon van een Bly-einde-spel van Voskuyl, 1639. Ook over hem een volkslied. Dit Hildebrandslied werd omgewerkt tot een Geuzenlied ter bespotting van Alva: Een Oorloff-lied van Duckdalve, „op de wyse Van den ouden Hillebrant": Ick wil te land uit rijden Sprac daer den ouden Gijs, Wie sal my nu ten tijden Die paden maken wijs? Hildebrand, ps. van Nicolaas Beets als schrijver van de Camera Obscura, 1839; 46ste druk 1946. In 1887 schreef hij Na V iff tig Jaar, „noodige en overbodige opheldering van de Camera", binnen 4 weken uitverkocht. Hierin verklaart hij, zelf niet te weten, waarom hij de naam Hildebrand heeft aangenomen. Hildebrand leverde voor De Nederlanden de schetsen; de Veerschipper, de Barbier, het Noordbrabantsche Meisje en de himburgsche Voerman\ verder de Peueraar, de Markensche Visscher, de Huurkoetsier, de Schippersknecht; ten slotte De Jager en de Polsdrager, 1841—'42; opgenomen in de Camera 1851. Hildegaertsberch, Willem van —, „spreker" van groot talent uit de l4e eeuw, van wiens werk veel overgebleven is; geb. ± 1350, trad op voor 1375, leefde nog in 1408. Hij sprak aan 't grafelijk hof, 1382, en voor andere hoge heren. In zijn werk vindt men stichtelijke stukken, fabels, boerden, historische gedichten. Latijn kende hij niet, maar Boendale kende hij des te beter. Const is die alrehoochste schat Die men ter werelt ye besat, Zo had Boendale ook betoogd in zijn hoofdstuk: Hoe dichters dichten sullen. Willem voegt er aan toe: . . gherechte dichters zeede Dat is, die waerheit bringhen voert. Maar hij zelf komt niet verder dan zachte ironie, zo als in het hekeldicht Van Mer, d.i. over het woordje „maar". Onder zijn gedichten: V and en Sacrament e van Aemsterdam, het verhaal van het vinden van de ouwel en van de mirakelen. Over de vrouwen is Willem het meer met Maerlant eens dan met Boendale; een van zijn stukken heet Wat een reyn wijff waerdich is. Allegorische personen treden bij hem op: Rede, Trouw, Gerechtigheid. Overal wekt hij op tot een goed leven, om zalig te sterven. Met „wychelinge" (tovenarij) moet men zich niet afgeven. En men moet niet letten op wat de priesters doen, maar wat Hippokreen-ontzwaveling zij leren: ook uit een slechte mand kan men goed zaad strooien. Tot zijn beste werk behoort de sproke van Sinte Gheertruden min\ ook zijn boerden zijn levendig verteld. In zijn gedicht „Hoe d'ierste partien in Hollant quamen" koos hij partij voor „Hertoghe Willem" en tegen „des keysers wijf van Romen"; het is het verhaal van 't begin der Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Willems werken zijn uitgegeven door Bisschop en Verwijs, 1870. Hille-Gaerth£, C. M. van ~ , geb. te Zwolle 1881, schrijfster van romans: Achtergrond, De Heg, en boeken voor jongelui. Onder 't Stroodak, Aan de zonzij, Floats, waarop Gij staat, Verstopte Huuske e.a. Hillebrant, Van den ouden ~ , zie Hildebrand. Antwerps Liedboek. Hiilegonda Buisman, 1814, roman van Adriaan Loosjes; zie daar. Hilman, Johannes ~ , 1802—'81, koopman, later rentenier te Amsterdam, toneeldichter: Genoveva, 1835; Willem I, 1848; Karel de Stoute, 1861. Hij was de man, die de herbouw v. d. Stadsschouwburg in 1873 tot stand bracht. In 1843 had hij De Spectator gesticht; zie daar. Hij bleef voorstander van het F. klassieke toneel, tegenstander van de Romantiek van Victor Hugo. Zijn Demetrius, Keizer van Rusland, 1838, werd 1844 gespeeld op de Amsterdamse Schouwburg. Maar ook zijn stukken brachten niet de nodige toneelhervorming; zie Schimmel, Potgieter en J. N. v. Hall. Hinlopen, Mr. Jan ~, 1759—1808, uit Utrecht, 1782 lid der vroedschap, 1783 sekretaris van het Gerecht; lid van de kring van Bellamy, J. P. Kleyn, Ockerse, Carp; 1795 ambteloos. Lid en voorzitter van de Tweede Klasse van het Instituut. Werkte mee aan de Poetische Spectator en aan de Proeven van Bellamy, later aan Mnemosyne; dichtte drie van de Evangelische Gezangen. Hij was de grote vriend van Bellamy; zie Dichteralbum. Aan Goethe wijdde hij een lierzang. Hij werd lid v. d. Raad van State onder koning Lodewijk. Hinlopen, Nikolaas ~ , 1724—'92, conrector en later notaris te Hoorn. Schreef de Gesch. v. d. Ned. overzetting des Bijbels, 1777. Bezorgde het 3e deel van Huydecopers Proeve in 2e druk; zie daar. Oom van Jan. Hippokreen, d.i. Hengstebron, op de Helikon, ontstaan door een sprong van Pegasus; zijn water maakt iemand tot dichter. Hippokreen-ontzwaveling, hekeldicht van W. Hecker, anoniem verschenen 1838, tegen de ouderwetse rijmers en tegen de jonge romantische dichters. Zelf was hij 18 Hippolytus 219 historiespelen klassiek gevormd door Van Limburg Brouwer en Jan ten Brink. Hij had het bijzonder begrepen op Warnsinck, Siffle, Van Oosterwijk Bruyn, Pellecom en Robide van der Aa, alsmede op Yntema. Beets en Hasebroek moeten een veer laten, omdat ze alles aan Byron en Moore ontlenen. Van Lennep, Bilderdijk en Ten Kate worden geprezen. Beantwoord in de Ontzwaveling van d. H. Ontzwavelaar, waarschijnlijk van Dr. A. Hirschig\ daarna in Nieskruid, de Hippokreen-ontzwavelaar toegediend, door Mohrman, 1839. Hecker had de dichters en de uitgever Yntema met hun voile naam aan de kaak gesteld. Hippolytus, zoon van Theseus en de Amazone Antiope; zijn stiefmoeder Phaedra speelt de rol van Potiphars vrouw; zij klaagt nu Hippolytus aan, die jammerlijk om het leven komt. Bij Vondel de hoofdpersoon in zijn vertaling van Seneca's Phaedra als Hippolytus of Rampsalige Kuysheid, 1628. Opgedragen aan Hugo de Groot, „den getrouwen Hollander". Uitbeelding van de liefde als hartstocht. De uitgever durfde het klinkdicht ter ere van Hugo de Groot niet opnemen; dit is pas te vinden in de tweede druk van 1649. hirauden, zie heraut. Hirschfeld, Christian ~ , zie E. M. Post. Hirschig Czn., A. ~ , 1802—71, dichter. Zie Hippokreen-Ontzwaveling. Hijzelf behoorde tot de door Hecker aangevallenen. Hij was rector te Alkmaar en vertaalde Tibullus, 1840. Historia scolastica (gewijde geschiedenis), L. werk van Petrus Comestor, d.i. Pierre de Troyes, kanunnik aldaar, later te Parijs; vertaald door Maerlant als Rijmbijbel. Historie van Troyen, zie T. historieliederen bewaren de indruk, die een grote gebeurtenis maakt op het volk. Zo is er een lied bewaard op de moord van Floris V, die verklaard wordt, doordien de graaf Machteld van Velzen had onteerd, wat ook door Van Velthem mogelijk geacht werd. Het lied is bewaard, omdat het afgedrukt is achter de eerste uitgave van Melis Stoke's Rijmkroniek, 1591. De oudstbewaarde historieliederen zijn uit de I4e eeuw, b.v. Van cort Rozijn, d.i. Segher de Curtroysijn, Zeger van Kortrijk, de schoonvader van Jacob van Artevelde, onthoofd op last van graaf Lodewijk van Nevers, 1337. Uit de 15e eeuw: Dood van hertogin Maria, 1482; Strijd van Maximiliaan tegen Karel VIII, 1491; De Heer van Lelidam (L'lsle- Adam), doodgeslagen door de Bruggelingen, 1437; Slag bij Blangijs, 1479; Beleg van Nieuwpoort, 1489; Mechelen in oorlog met Brussel en Antwerpen, 1432; Bedevaart van de Hertog van Kleef, de graaf van Hoorn en de heer van Batenburg naar 't H. Land, 1450. Uit de I6e eeuw: Philips de Schone naar Spanje, 1506; Karel V keizer, 1519; Klaaglied van de Hertog van Gelder, 1505; Een Liedeken van Thyenen, 1507, insgelijks over Karel van Gelre; Gerrit van Raephorst, die in 1509 Catharina de Grebber schaakte, een aanzienlijk meisje uit Leiden. Verder een aantal over de oorlogen van Karel V, te beginnen met de Slag bij Pavia; over Maarten van Rossem en over de vernedering van Gent, 1540. Liederen tijdens de Vrijheidsoorlog verschenen in overgroot aantal: op bisschop Sonnius van 's-Hertogenbosch, op de inquisiteur Mr. Petrus Titelman, op de paters goedleven: O, pater, schept doch eenen moet En cust eens u abdisse! Beantwoord door R.K. dichters, vaak niet minder fel. Zie Geuzenliederen. Zie ook Van Varen en van Vechten. De historieliederen zijn het eerst verzameld door Van Vloten als Geschiedzangen\ zie daar. Verder uitgegeven door Paul Fredericq. Een proefschrift over Historieliederen uit de M.E. is van Dr. C. C. v. d. Graft, 1904; haar verzameling loopt tot 1543. Zij heeft 49 liederen, waarvan er 28 voorkomen in het Antwerps Liedboeck. Ned. Historiedichten sedert 1521, door P. H. Muller, 1940. Historien, Nederlandsche ~ , het beroemde prozawerk van P. C. Hooft; zie daar. Met de aanhef: Ik gaa een werk aan, dat opgeleit is van lotwissel en menigerley geval; gruwzaam van veldslaagen, waaterstrijden, beleegeringen; bitter van twist; warrigh van muiterij Historien Bloeme, Der —, lie Ystorien. historiespelen, komen op in 't begin der 17e eeuw; zie Jac. Duym, Willem van Oranje, Rodenburg, Hooft, Jacoba van Beieren. Verder o.a. bij Bilderdijk en Van Peene. Zie ook J. F. Roelants en H. B. Peeters. Haagsche Broedermoord van Oudaen enz. De historische drama's zijn veelvuldig in onze letteren: Rodenburg, Hoe ex en Cabeliaus; Vrou Jacoba. Hooft: Geeraerdt van Velzen-, Baeto. Vondel: Palamedes, 1625; Gijsbreght, 1637, Batavische Gebroeders; Leeuwendalers, 1647; verder Maria Stuart, 1646; Zungchin, 1667. Herckmans: Slack van Vlaenderen, 1624. Van Haren, Willem /; Bilderdijk, Floris V. Kwam in nieuwe vorm weer op sedert Historische Landschappen 220 Hoen 1840; Schimmel, Twee Tudors, 1847; Na- I poleon, 1851. Juffrouw Serklaas, 1857; Struensee, 1868; Kind van Stoat; D. F. van Heyst, George de Lalaing, 1872; Marcellus Emants, Adolf van Gelre, 1888. Historische Landschappen, bundel beschrijvingen van romantische plekken door W. J. Hofdijk; zie daar. historische romans, in Nederland begonnen | met Maurits Lijnslager van Loosjes in 1808, dus voor Walter Scott. Na hem kwamen de schrijvers onder invloed van Scott. Diens eerste, Waverley, verscheen 1814. De eerste Ned. is De Schildknaap van De Neufville; dan volgde Drost met Hermingard, 1832; daarna Van Lennep met De Pleegzoon, 1833 en de Roos van Dekama, 1836; Conscience met De Leeuw van Vlaanderen, 1838; Mej. Toussaint met Het Huis Lauemesse, 1840; Van Lennep met Ferdinand Huyck, 1840. Zie verder Oltmans, Schimmel, Wallis, Huf van Buren. Onze historische romanschrijvers uit de school van Scott zijn te verdelen in 4 groepen: 1. de klassieken: Van Limburg Brouwer met zijn Gr. romans en zijn zoon met Akbar, 1872; Vosmaer met Amazone, 1880. 2. Van Lennep, Oltmans, Lodewijk Mulder, de gezellige vertellers van verhalen; 3. Drost, Potgieter, Bakhuizen en Mw. Bosboom-Toussaint, die in hun romans een ideaal belichamen. 4. de Vlaamse schrijvers, onder leiding van Conscience: De Leeuw van Vlaanderen, 1838; Artevelde, 1849; Hlodwig en Clothildis, 1854; Batavia. 1858; De K ere Is van Vlaenderen, 1870. Uit de nieuwe tijd Ary Prins, Van Oordt, Couperus, Van Schendel, Querido en Van Moerkerken. Bij Van Schendel, Van Oordt en Moerkerken is het de sfeer van het verleden, die opgeroepen wordt; de historische feiten treden geheel op de achtergrond. Bij anderen treedt een bepaalde persoon op de voorgrond: Hugo de Groot, van Mw. Romein; Rembrandt, van Teun de Vries: Vrouw Jacob, van Ina Boudier-Bakker. Schevenhels, L.: Rubricering van Noorden Zuidnederlandse historische romans en novellen naar periodes en figuren (1790 —1945). 1950. In Zuid-Afrika J. J. H. de Waal; in Vlaanderen: K. v. d. Ooever, Streuvels, Andre de Ridder, Paul Kenis. Studie van Prinsen over De oude en de nieuwe hist, roman in Nederland, 1912. Hobeyn, beschermer van Hollands Vlag, gedicht van Beets, 1831, ter ere van de matroos, die de vlag van een sloep haalde onder vijandelijk vuur. Ook Van der Hoop wijdde hem een romance. Hobson, G. C. en S. B. ~ , Twee broers. Geboren in 1888 en 1890. Engelssprekenden, maar schrijven in Afrikaans. Schrijven samen. Hun werk bekroond door de S. A. Akademie met de Hertzogprijs. Schreven onder meer: Kees van die Kalahari (1929), Skankwan van die Duine (1930) en Buks (1933). Hoecx en Cabeliaus „oft Hartoch Karel den Stouten en Bataviana" drama in 2 delen van Rodenburg, 1628; over de rechtspraak van Karel over zijn stadhouder in Zeeland. De overlevering is ook behandeld door Pieter Verhoek in zijn treurspel Karel de Stoute, en als blijspel door Shakespeare in zijn Measure for measure (Leer om leer). Hoede, Lied van den ~ , d.i. van de krans, een van de mooiste M.E. minneliederen. Hoe d'ierste partien in Hollant quamen, een van de gedichten van Willem van Hildegaersberch, over de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Hoedt, J. H. ~ , 1779—1-846, schoonzoon van Ward Bingley, lid van diens gezelschap. Hoefnagel, Nicolaas ~ , f 1783 te Utrecht, een der vruchtbaarste en vuilste pamfletschrijvers; fel Patriot, maar ook fel tegen de Joden, o.a. in zijn weekbladen Neerlandsch Echo en De Nederlandsche Overwee ger, ±: 1770. Hoei in 1595, De Verrassing van ~ , historische roman van Mw. Bosboom, 1866, met goede raad van Potgieter en Huet, totdat zij schreef: „Laat mij buiten u om tobben." Hoek, Ds. Johannes ~ , 1813—'93, trok 1830 mee uit, 1843 predikant, vanaf 1857 te Kampen. Schrijver van talrijke romans en novellen in moderne richting, en van rederijkerstoneelwerk. Hoekstra, Han G. ~ , geb. 1906 in Den Haag, begon als Chr. dichter. Zijn eerste werk Dubbelspoor verscheen in 1933 in Vrije Bladen; Het ongerijmde Leven, 1940. Mederedacteur van Criterium, met Cola Debrot en Ed. Hoornik, 1940. Van 1937 —'42 red. v. d. Gulden Winckel. Zie ook drinkliederen. Na de Oorlog redacteur van Het Parool. Onder zijn werken Over Jan Campert, 1947. Hoe loopt de Dusse, zie plagiaat. Hoen, Pieter 't ~ , 1745—1828, uit Utrecht, redacteur van de Patriottische Post van den Neder-Rhijn, 1781—'87; schreef Klijne Gedichten voor kinderen, 1776, '79 en 1803. Onder ps. /. A. Schasz schreef hij politieke toneelstukken, o.a. Het Engelsche en Americaansche kaartspel, 1778, De Geplaagde Hollander en De Misrekening, alle drie over de Amerikaanse Vrijheidsoorlog. Hij was in 1787 naar Duinkerken gevlucht Hoet 221 hofdichten en schreef daar De Vlugtende Wysgeer, I in de vorm van brieven over de zeden in de Republiek; verder een aantal vaderlandse toneelspelen in proza, onder invloed van Iffland en Kotzebue. Daarbij Godefroy de Dwingeland of de Redder van zijn voderland, 1793, tegen Willem V en de Koning van Pruisdn. In 1795 kreeg hij zijn zin en werd secretaris-generaal van Utrecht; in 1796 begon hij met de Nieuwe Post van den Neder-Rhijn\ in 1799 was zijn rol uitgespeeld. Reeds in 1796 schreef hij „Klugtige blyspelen" tegen de, nu leiders geworden, Patriotten en tegen de Franse vrienden, nu weer onder zijn oude schuilnaam Med. Dr. Schasz. In 1810 moest hij een brief om hulp schrijven aan zijn oude vriend, Ds. Marron te Parijs; hij had geen middelen om te zorgen voor zijn 6 kinderen en 3 kleinkinderen. Zijn eerlijke strijd voor zijn overtuiging had beter verdiend, | maar toen hij stierf was hij al lang vergeten. Op de Vrede van Amiens, 1802, dichtte hij het „boertig godenspel" Mars in boeijen en het blijspel Het Verjaringsfeest. Hoet, Cornells ten ~ , 1796—1832, notaris te Beek bij Nijmegen, vertaalde Hermann und Dorothea, 1826. Schreef zelf ook een idylle: Gustaaj en Amanda. Hoet, Mr. W. J. ten ~ , 1823—'97, uit Nijmegen, advocaat te Amsterdam, schreef Het Woud van de vier perken', „een Nijmeegsch fantazystuk", 1879; romans, verhalen en schetsen; romantisch humorist. Hoeufft, Mr. Jacob Hendrik ~ , 1756— 1843, Ned. letterkundige en L. dichter, stelde een jaarlijkse prijs in voor 't beste L. gedicht. Hoeve, A. H. v. d. ~ , 1803—'98, schreef theologische romans; vriend van J. P. de Keijser, van wie hij 1878 het Levensbericht schreef. Hij was modern predikant te Keppel. Hoevell, W. R. baron van ~ , 1812—'79, uit Deventer, predikant in Indie, medeoprichter en van 1841—'49 redacteur v. h. Tijdschrift voor Ned. Indie, kwam op voor de belangen der Javanen, 1848 lid der Tweede Kamer, 1862 lid v. d. Raad van State. Dichter van Harpe en Psalter, Christelijke liederen, 1837; schrijver van schetsen Uit het Indische leven, 1860— '65. In zijn jonge jaren medewerker met gedichtjes aan de Gron. Volksalmanak. Hij was het, die in 1860 in de Tweede Kamer verklaarde, dat Max Havelaar een rilling deed gaan door het land. Hij schreef ook onder ps. Jeronimus, o.a. De Japansche Steenhouwer. Hoeven, Abraham des Amorie van der —, zie Amorie. Hoeven, Emanuel van der ~ , toneeldichter. De Drie Hamburgers, klucht, 1727. Hoeven, Willem van der ~ , toneeldichter. In zijn blijspel De Schrandere Tooneelspeelder, 1693, speelt voor 't eerst een acteur de hoofdrol. Hij was zelf toneelspeler; zijn stuk was uit het F. vertaald. Verder o.a. zijn blijspelen De Vermomde Minnaar, 1714, en De Vermomde Minnares, 1717, opgedragen aan Jacob Voordaagh, met de regel: 't Bedrog is loffelyk, Wanneer 't op weldoen munt. Beide ontleend aan een Sp. schelmenroman. Aan Scarron dankte hij De rechter in eigen zaak, 1718. Zijn hof- en landspel Isabella, Princesse van Iberie, 1720, staat onder invloed van het Sp. drama. Zie ook hofdichten. Hoey in 1595, De Verrassing van ~ , zie Hoei. Hof, Jan ~ , ps. Jan fen e Gaestmar, geb. te Gaastmeer 1872, red. v. h. Leeuwarder Nieuivsblad, Fries dichter, schrijver en taalkenner. Zijn schoolboekje Yn eigen tun werd 1907 bekroond. Fjirtich jier taelstriid, 4 delen, 1939—'42. hofdichten, gedichten op buitenplaatsen, zeer in de mode in de 17e en 18e eeuw: Cats, Ouderdom, Buytenleven en Hofgedachten, 1656. Huygens, Hofwijck, 1651. Hondius, De Moffeschans, 1621. Jhr. Philibert van Borselen, Den Binckhorst, 1613. Westerbaen, Ockenburgh, naar 't voorbeeld van Hofwijck. Willem v. d. Pot, Endeldijk, 1768. Pieter Vlaming, Hogerwoert, 1708. Jan Bapt. Wellekens, Endenhout, 1709; Voortwijk (aan de Vecht) en Elsryk. Willem v. d. Hoeven, Key neve en en Westermeer, „lustplaatsen", in Kennemerland en bij Heemstede. Arnold Hoogvliet, Zijdebalen, 1740. Balthasar Huydecoper, Het Maar s eve ens che Tempe. Claas Bruin, De lustplaats Soelen (aan de Haarlemmer Trekvaart), 1723. Philip Sweerts, Scheibeek, 1759. Lucas Rotgans, Goudesteyn, 1690; verder Heemstede, insgelijks een Stichts buiten- I goed (ten O. v. Jutfaas). Clara Feyoena van Sytzama, Heemse, 1783. Frans Rijk, Westermeer (bij Heemstede). J. A. v. Orsoy, Koldenhoven (bij Oldebroek), 1722. Abraham Bogaert, Geuzevelt (onder Sloten), 1724. Daniel Willink, Groot Heerema (bij Franeker), 1734. I Jan de Marre, De Dageraad, onder BenneHofdijk 222 Hoffham broek; Rustryk bij Muiderberg, met de I echo; Groeneveld onder Eemnes, van P. C. Hasselaer, gebouwd naar 't Huis te Voorst; Boom-en-Bosch bij Breukelen. Pieter de la Rue, Rustryk (bij Muiderberg). J. Pluimer, Roosendaal, 1692. Dirk Smits, „Schielands Tempe", B2ommersdijk, 1729. Dr. Joh. d'Outrein, Roosendaal, 1700. Hofdijk, Willem ~ , 1816—'88, gaf in 1839 Rosamunde uit, een onstuimig-Byroniaans verhalend gedicht. In 1849 kwam het berijmde verhaal van De Jonker van Brederode, in 9 zangen, met aantekeningen, ingeleid door een brief van Jacob van Lennep. In 1850 volgde de balladenbundel Kennemerland. Zijn prozabundel Historische Landschappen beschrijft het Hunebed te Rolde, de grafheuvels van Alfen tussen Tilburg en Baarle, De Hunenschans, het Huldtoneel te Noorddorp en meer romantische plekken, 1856. Hij had door Van Lenneps Ned. Legenden de Romantiek leren kennen; De Pleegzoon oefende verdere invloed. David Jacobs Verhandeling liet hem het romantisch verleden van Kennemerland zien en de schoonheid van het historische landschap. Hofdijk was de zoon van een goudsmid te Alkmaar; hij werd in 1836 secondant op een kostschbol in de Betuwe; in 1839 klerk ter secretarie te Alkmaar. Door Mw. Toussaint kwam hij in aanraking met de kring van Heilo. In 1842 trouwde hij en in hetzelfde jaar trad hij op met zijn eerste Kennemer verhaal, De Bruidsdans. Hij werd, onder invloed van Van Lennep en Walter Scott „de minstreel van Kennemerland": Ik zon mij in de poezy, den klank, de kleur. de kracht, De Grootheid en den heldenmoed van 't middeleeuwsch geslacht. Hij werd ook de tekenaar van de schoonheid van het landschap; de Raad van Alkmaar gaf hem een jaar verlof met behoud van wedde, om zich in Gelderland als schilder te oefenen. Dit werd hij5 doch me. de pen. Door Van Lennep werd hij in 1851 leraar in 't Ned. aan 't gymnasium te Amsterdam. Toen bracht de kennismaking met de hunebedden hem tot zijn episch gedicht A'eddon, 1852, in de stijl van Ossian, in 10 zangen, elk met een ets van K. F. Bombled; in alexandrijnen, volgens Te Winkel het beste gedicht uit onze gehele Romantiek. Aeddon, de zoon van de heer van Borgar in Drente, gevangen genomen door de Kimbren, volgt na veel wederwaardigheden zijn vader op. Zijn vriend Angor komt om het leven, wordt verbrand en een nieuw hunebed wordt gebouwd voor zijn as. Zijn Heiligerlee is een lyrisch-dramatisch verhaal. Hij schreef een Gesch. der Letterkunde, 1853—'56; Ons Voorgeslacht, 1858 —'64; De Kloosterorden, 1862—'64. In zijn letterkundig werk is te veel rederijkerij; de natuurbeschrijvingen daarentegen zijn geslaagd: De teere en smeltende avondgloed Omweeft het eenzaam duin, En kleurt de blinkerts rozenrood, En bruin de wilde abeelenloot, En rosch de berkenkruin. En door geheel zijn werk is Hofdijk een van de voornaamsten in de Ned. Romantiek, welke in zijn tijd het hoogtepunt reeds had bereikt. Daartoe behoren ook de acht toneelstukken, die hij voor rederijkers schreef, o.a. De laatste dag van Heemskerks beleg, 1851, tafereel uit de strijd van Hoeksen en Kabeljauwsen in 1359. In 1870 verzamelde hij met Hassels een bundel voordrachten, ernst en luim, onder de titel De Keurgarve. Toen Hofdijks zoon in Indie was, bracht hij een Indische bibliotheek bijeen; zo kwam hij er toe epische werken te dichten, die in Indie spelen: In 't Harte van Java, 1881; In het Gebergte Di-Eng, 1884 en Dajang Soembi, 1887. In 1886 was hij uitgeluid als leraar met een groot feestmaal in Felix Meritis, met een lijfrente, de Ned. Leeuw en de Leopoldsorde. Hij vestigde zich nu te Arnhem en schreef er nog De Kennemer Avonturier, d.i. de zeerover Claes Compaen uit Oostzaan; schets opgenomen in De Gids van 1888. Kort daarna werd Hofdijk begraven op het kerkhof te Rozendaal bij De Genestet en Ter Haar. Studie over Hofdijk het proefschrift van A. Hendriks, 1928; van C. J. B. v. d. Duys, 1893. Met Van Lennep voltooide hij het grote werk over de Merkwaardige Kasteelen in Nederland, 6 delen met platen. Hof en Boomgaerd der Poesien, Den ~, Gent, 1565; zie Lucas de Heere. Hofferus, Adrianus ~ , 1589—1644, burgemeester van Zieriksee, Zeeuws dichter, neef en volgeling v. Cats, gereformeerd, lid v. d. Synode van Dordrecht; maakte een lang gedicht op de schrikkelijke droogte van 1615 en droeg het op aan Scriverius. Hij werkte mee aan de Zeeuwsche Nachtegael; in 1635 gaf hij zijn Nederduytsche Poemata uit, meest bijbelse en stichtelijke poezie, o.a. tegen de jezui'eten. Met talrijke emblemata. Werkte mee aan Boxhorns Chronieck van Zeelandt, 1644. Hoffham, Otto Christiaan Frederik ~, 1744—'99, uit Kiistrin, zoon van een gereformeerd predikant; kwam 1754 te AmHoffmann von Fallersleben 223 sterdam, werd er klerk en vertrok weer in 1774 naar zijn land; t te Prenzlow. Hij begon met een sonnet op de verjaring van zijn vriend Uylenbroek, 1767. Beoefende satire en boertige poezie en schreef een blijspel Al stond 'er de Galg op, 1783, in proza, ter bespotting van de liefhebberijtonelen. Was medewerker aan het spectatoriale geschrift De Denker, 1763—'74, en leverde het grootste aandeel aan De Kosmopoliet, 1776—'77, o.a. een verhandeling over het rijm en een ander tegen de dichtgenootschappen. Onder invloed van Bellamy schreef hij de Slaapdichten, 1784, anacreontische poezie in rijmloze verzen. Van betekenis is zijn Proeve eerier Tbeorie der Nederduitsche Poezy, 1788, satire op de rijmelaars. Uylenbroek gaf bij de uitgave der Nagelaten Geschriften een levensschets van zijn vriend. Zie ook Medea. Hoffmann von Fallersleben, August Heinrich ~ , 1798—1874, uit Fallersleben bij Luneburg; 1823 custos aan de bibliotheek, 1830 hoogleraar te Breslau, wegens zijn Unpolitische Lieder in 1842 als liberaal afgezet. Sedert 1860 bibliothecaris van de hertog van Ratibor op 't kasteel Corvey. Hij dichtte romantische kinder- en minneliederen; daarnaast politieke liederen. Zijn eigen geschiedenis in de 6 delen van Mein Leben, 1868. Van grote betekenis is deze D. geleerde door zijn onderzoekingen en ontdekkingen op het gebied van het Mnl. Hij gaf van 1831—'62 twaalf delen Mnl. poezie uit als Horae Belgicae, de Nederlandse Horen (Tijdgodinnen): I. Overzicht der Mnl. poezie. II. Ned. Volksliederen; bevatte nog slechts 31 wereldlijke liederen en maar 3 liederen uit het Devoot ende Profitelyck Boecxken. III. Floris ende Blancefloer, 1836. IV. Card ende Elegast, 1836. V. Lanseloot ende die scone Sandrijn en Renout van Montalbaen, 1837. VI. Abele spelen ende Sotternieen, 1838. Een beghinsel van alien spelen ging vooraf, een opsomming van alle vermakelijkheden, waarmee de mensen zich bezig houden; blijkbaar wil de oude dichter zeggen, dat zijn voorkeur is bij de gedichten en de toneelspelen. VII. Glossarium, 1845. VIII. Loverkens, Oud-Nederl. liederen, 1852. IX. Oud-Ned. Spreekwoorden, 1854. X. Geestelijke Liederen der 15e eeuw, 1854. XI. 't Antwerpse Liedeboeck, 1855. Hij Hofmeyr de Waal had dit boek ontdekt in Wolfenbuttel, 1821. XII. Brokstukken van Mnl. Gedichten en Loverkens. Hij werd ridder van de Ned. Leeuw. In 1856 schreef hij een overzicht van de Vlaamse Beweging, met een voorwoord van A. de Jager, opgedragen aan het 5e Taalcongres te Antwerpen. Onder zijn D. gedichten Deutschland, Deutschland iiber al~ les, het bekende volkslied. Over hem een studie van Berneisen, 1914. Verder van Dr. K. H. de Raaf, 1944. Hof-gedachten op Zorgh-vliet, invallen op 't gesichte van boomen, planten, bloemen enz. van Cats, 1656; zie Buytenleven. Opgedragen aan Elizabeth en Marie Musch, des dichters kleindochters. Daarna een gedicht aan de eerbare juffrou Cornelia Baers, zijn gouvernante en „waerde vriendinne": Vriendinne, na mijn leste reys, Die ick haest doen sal uyt het vleys, Sal dit hier voor een teycken staen, Dat ghy mijn huys hebt wel gedaen. Dan komen de 40 gedichten, beginnende met de kickvorsschen. Verder een druyventros, onge-inte boomen, de lente-tijdt enz. Hofker, Jan *~, hoofdambtenaar bij de P.T.T., f 1945; medewerker tussen 1890 en 1900 van De Nw. Gids, onder ps. J. Delang. Gedachten en Verbeeldingen, 1906. Hofman, J. B. J. ~ , 1758—1835, geb. te Kortrijk, schoenmaker, daarna omroeper, en vader van 8 kinderen; won als dichter meer dan 60 prijzen, waaronder 25 met toneelwerken. Bij zijn dood verschenen Treurzangen, o.a. van Maria Doolaeghe, Blieck, P. v. Duyse en Rens. Over hem een studie van Joz. v. Hoorde, 1876. Hofman Peerlkamp, Mr. Petrus ~ , 1786— 1865, geb. te Groningen, hoogleraar in de Ned. letterkunde te Leiden 1822—'49. Schreef veel in 't L. Maar ook Hulde aan A. Loosjes. 1818. Hofmeyr, J. H. ~ , 1845—1912, hoofdredacteuf van De Volksvriend, richtte 1877 het Zuid-Afr. Tijdschrift op en in 1889 de Afrikanerbond. Strijder voor het Nederlands; „Onze Jan" stelde voor dat ook Nederlands in 't Kaapse parlement gesproken mocht worden, 1882. Aangenomen. Taalmonument te Burgersdorp; standbeeld te Kaapstad. Hofmeyr de Waal, Mr. Jan Hendrik ~, 1871—1939, schrijver van de Afrikaanse historische roman Johannes van Wijk\ verder van Stompies en Die Twede Grieta. Ook van toneelwerk: Angelina. Een van de stichters van de Afrikaanse Taalbeweging, 1906; verdediger van het Afrikaans als Hofsche Rommelzoo 2 schrijftaal. Redacteur v. h. Afrikaanse ts. De Goede Hoop. In 1932 gaf hij My Herinnerings aan ons Taalstrijd uit. Hij was de eerste, die voor het Kaapse Hooggerechtshof pleitte in het Afrikaans. Ook was hij lid en in 1929 voorzitter van de Volksraad. Hofsche Rommelzoo, Nieuwe ~ , zie R. hofspel, naam die in de 17e eeuw voorkomt voor treurspel; ook wel Staat-spel. Hofstede, Petrus ~ , 1716—1803, orthodox predikant, 1749 te Rotterdam met de titel van prof, in de godgeleerdheid, een der heftigste Oranjepredikanten. Hij uitte zich met de grootste felheid tegen de verdraagzaamheid, gepredikt in Marmontels Beltsaire; groot vijand van Betje Wolff. Beschreven door Van Vloten in zijn Levensbode als Een geestelijk woelwater. Hij schreef 1769 De Beltsarius veroordeeld\ Marmontel had betoogd, dat ook een deugdzame heiden zalig kon worden. Daarmee werd de Socratische Oorlog ontketend. Hofstede trad zeer fel op tegen Prof. Van der Marck te Groningen, die ontslagen werd, en tegen Prof. Van Goens te Utrecht, die eveneens zijn zetel verloor, 1776. Reeds in 1747, nog predikant te Zaandam, was hij bekend geworden door zijn buitensporige lof in zijn Leerrede over Willem IV. In 1751 strooide hij Bloemen op diens graf. Zie W. IV. Over hem een studie van J. P. de Bie, 1899. Hofstra, J. W. ~ , geb. 1907, romanschrijver. Hofwijck, het buiten van Constantijn Huygens aan de Vliet te Voorburg, 1639 gebouwd door Pieter Post. Bezongen in een uitvoerig hofdicht van de eigenaar, 1651, met veel vertoon van belezenheid, zwaar om te lezen, vaak meer proza dan poezie. Met allerlei uitweidingen, o.a. over verdraagzaamheid, geloof en Bijbel: De Waerheit isser in, dat 's klaerheit [sonder vleck; d'Onklaerheit is alleen der Leseren [gebreck. Huygens is er overleden, 1687. Nu Huygens- museum. Het gedicht is uitgegeven door H. J. Eymael, 1888. Huygens' Hofwyck lokte lofdichten uit van Westerbaen, gelijk Huygens op zijn beurt het hofdicht Ockenburg bezong. Ook Boxhorn en Bruno maakten gedichten op Hofwyck. Zie Vitaulium. Hoge huys te Muiden, 't ~ , het Muiderslot; zie Muiderkring. Hogendorp, Carel Sirardus Willem graaf van ~ , 1788—1856, geb. in Bengalen als zoon van Dirk, officier, streed in de F. legers en in 1809 in Zeeland, ging 1812 mee naar Rusland, bleef in F. dienst, o.a. hogeschool bij Waterloo; werd 1818 resident van Buitenzorg, 1823 van Batavia; 1838 lid v. d. Raad van Indie; 1840—'41 waarnemend G.G. In 1853 in 't land terug. Hij schreef Tafereelen van Javaansche zeden, opgenomen in de Recensent v. 1833. Hogendorp, Dirk van ~ , 1761—1822, zoon van Willem, ging 1783 als officier naar Indie, 1798 als gezaghebber van Java's Oosthoek geschorst wegens zijn verzet tegen de misbruiken; 1802 lid der Staatskommissie over 't bestuur van Indie; nog in hetzelfde jaar gezant, eerst te Petersburg; generaal onder Napoleon; vestigde zich 1815 in Brazilie. Hij maakte van zijn vaders Kraspoekol een toneelstuk, 1800. Hogendorp, Mr. Frederik baron van ~, 1843—'89, kleinzoon van Gijsbert Karel en van Limburg Stirum, letterkundige, schreef 1884—'86, in „Het Vaderland" zijn Haagsche Omtrekken onder ps. Damas. In 1887 werd hij hoofdredacteur van 't Dagblad voor Z. Holland. Hogendorp, Gijsbert van ~ , zie Hoghendorp. Hogendorp, M. Willem van ~ , 1735—'84, schoonzoon van Onno Zwier van Haren, 1760; vertrok 1774 als koopman naar Indie; resident van Rembang. Schreef Kraspoekol tegen de mishandeling van slaven, een zedekundige vertelling, 1779. Ook in dat jaar Sop bonis ba of de gelukkige moeder door de inenting van haar dochters. Zetf had hij zijn vrouw en kinderen achtergelaten; hij was een doorbrenger, die door voorspraak naar Batavia kwam; het was in de slechtste dagen van de V.O.C.; hij zou zo spoedig mogelijk zijn verwoest fortuin herstellen, maar hij kwam op de terugreis met zijn buit in de golven om. Hij was medeoprichter van 't „Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen". V. Hogendorp was met Van Sandick de man, die zijn schoonvader Onno Zwier onmogelijk maakte. Toen deze de erkenning van zijn schuld getekend had, ging het huwelijk met zijn dochter door! Uit dit huwelijk werd Gijsbert Karel geboren. Over Mr. Willem een studie van E. du Perron, Een lettre uit de 18e eeuw, 1940. Hogerbeets, Dr. Petrus ~ , 1542—'99, uit Hoorn, dokter aldaar; werd het slachtoffer van zijn hulp aan pestlijders. Dichter van L. en Ned. verzen. Sonnet op de jonge Anneke Roemers Visscher. Lofdicht op Van Mander. Rombout was zijn neef. Hogerwoert, buiten van Vlaming bij de bouwval van het Huis te Kleef bij Haarlem, door hem in een hofdicht bezongen. hogeschool, te Leuven 1428, de oudste in de Nederlanden; Leiden 1575, na 't beleg; 4 Hoghendorp 2! 25 Hollandsche Natie Franeker 1585, in de tijd van de allergrootste moeilijkheden met de Spaanse benden; Groningen 1614, eerste rector Ubbo Emmius; Deventer 1630; Amsterdam, 't Athenaeum, 1632, ter vervanging van Costers Academie van 1617; Utrecht 1636; Harderwijk 1647. Alle Noordnederlandse in de Tachtigjarige Oorlog; alleen voor Zeeland mislukten de plannen te Zieriksee. De hogescholen van Leiden, Utrecht en Groningen gehandhaafd door Napoleon. Daarnaast kwamen in Belgie Gent, Luik en Leuven bij besluit van 1815. Harderwijk opgeheven 1817; Franeker leefde nog voort als athenaeum tot 1843; Deventer tot 1876. Toen kreeg Amsterdam zijn gemeentelijke Universiteit, terwijl er de Vrije Universiteit van Dr. Kuyper werd opgericht 1880. R.K. Universiteit te Nijmegen 1923; Openbare Handelshogeschool te Rotterdam 1913, de R.K. 1927 te Tilburg. Technische hogeschool te Delft 1905. Landbouwhogeschool Wageningen 1918. In Belgie nu 2 Rijks-hogescholen: Luik (Frans) en Gent (sinds 1930 Vlaams); een vrije R.K. hogeschool te Leuven en een liberale te Brussel. In Indie hogeschool te Ba tavia en Technische hogeschool te Bandoeng. In Zuid-Afrika in 1829 de hogeschool te Kaapstad en die van Witwatersrand 1922. Daarnaast de overwegend Afrikaanse hogescholen van Stellenbosch, Pretoria, Bloemfontein en Potchefstroom. Hoghendorp, Gijsbert van ~ , 1589—1639, rederijker te Delft, officier in de garde van Prins Maurits, schreef het Treurspel vande Moordt begaen aen Wilhelm van Orangien, waarmee 1617 Costers Academie geopend werd. Ging over in Zweedse dienst, werd na de dood van Gustaaf Adolf bevelhebber van Mainz. Na dappere verdediging moest hij de stad 1635 overgeven aan de Keizerlijken onder Graaf von Dohna; hij keerde toen naar Den Haag terug. Voor zijn treurspel had hij van het Hof van Holland 12 pond Vlaams ontvangen. Stamvader der Van Hogendorpen. Zijn Spelen uitgegeven door Dr. F. K. H. Kossmann, 1932. Holberg, L. ~ , 1684—-1754, Deens blijspeldichter, o.a. van De Politieke Tinnegieter. Over hem S. Ferwerda, Holberg en Holland, waarin zijn verhouding tot Langendijk; 1939- Onderaardscbe reize van Claas Klim, eene nieuwe beschrijvinge van den aardkloot met de historie der vijfde tot nog toe onbekende monarchic Uit het Latijn vertaalt. 's-Grav., 1741. M. portr. v. Claas Klim „Keizer der onderaardsche waereld". Deze eerste Nederl. vertaling verscheeni in het zelfde jaar als het Deense origineel. Letterk. Wrdbk. 2e dr. Holland. De hemel grootsch en grauw, daaronder het geweldig laagland met de plassen; boomen en molens, kerktoren en [kassen, verkaveld door de slooten, [zilvergrauw. H. Mars man. Holland gij hebt zwellende wolken- [stoeten, uit verre hemel-velden aangevlogen, gij hebt horizonnen, zacht omgebogen van oost naar west zonder eenmaal te ontmoeten lijn die ze snijdt. H. Roland Hoist. Groot is uw hemel Holland Met zijne matelooze klaarten, Met al zijn oneindige kleuren, En die verandrende wolkengevaarten, Waarmee groote dingen gebeuren. C. S. Adama van Scheltema. Al wat gij zijt, is der Vaderen werk; Uit een moeras wrocht de vlijt van die [helden, Beide de zee en den dwingland te sterk, Vrijheid een tempel en Godsvrucht een [kerk. Potgieter. Met de spot van Speenhoff: Ach Nederland, wat zijt gij groot, Vooral uw waterkant. Nooit zag ik rooder avondrood Dan aan uw blinkend strand. En met de klacht van De Genestet: o, Land van mist en mest, Van vuilen, kouden regen. Bundel gedichten Holland van P. J. de Haan en G. J. v. d. Woude, 1940. Holland, almanak van Van Lennep, 1849 —'66. Zie Muzenalmanak. Holland, Jan —, ps. van A. J. Vitringa, als schrijver van opvoedkundige schetsen. Keesje Putbus, 1859. Hollands Arcadia, plaatwerk over de Amstel, met rijm van Gijsbert Tysens, 1730. Hollandsche Duinzang, zie D. Hollandsche Groet aan den Prinsse van Oranien, De ~ , lierzang van Hooft bij de terugkeer van Frederik Hendrik na de inneming van Den Bosch, zie daar; 1629. Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, zie Amsterdamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap. Hollandsche Natie, De ~ , in 6 zangen, 1812, van Helmers. Met een voorzang tot Lof van het Eiland der Batavieren, ingeleid door een Koor van Barden: Barst los, bezielt u, heilge snaren! De lofzang ruisch dees bosschen rond. 15 Hollandsche Revue 226 Homerus Geschreven tijdens de Franse overheersing: Ik juich, schoon thans geen zan [van welvaart ons meer streelt, Dat ik, 0 Nederland, ben op uw' grand [geteeId. Vooraf waren gegaan: 10 Verdediging uan de Eer der Hollandsche Natie van Engelberts, zie daar; 2 0 Japan met betrekking tot de Hollandsche Natie van O. Z. v. Haren, 1775. Maar dit gedicht van Helmers kwam in de tijd der grootste vernedering en moest de volksgeest weer ten leven wekken; geen wonder dat het chauvinistisch is en dat de F. censuur veel te schrappen vond. Het bevel om Helmers gevangen te nemen trof geen doel meer; iuist was de dichter gestorven; 25 Feb. 1813. In De Hollandsche Natie een uitvoerig verhaal van de Oueriointering op N01'a Zembla. Bij ieder van de 6 zangen een gravure van Vinkeles naar een tekening van Van Bree. Opnieuw uitgegeven in het Pantheon. Zang I: Zedelijkheid (d.i. Deugd}; II, III. Heldenmoed te Land en ter Zee; IV. Zeevaart; V. Wetenschappen; VI. Schoone Kunsten. Hollandsche Revue, De ~, zie R. Hollandsche Spectator, tiidschrift van Justus van Etten; zie S. Hollands grond en oudheden, Over de belangrijkheid van ~, voorlezing van prof. D. ]. v. Lennep, 1826, gevolgd door de H ollandsche Duinzang. Hollands grote tijd, Romans can: Max van AmsteI: Het schip Nieu-Hoorn, ]. C. van Andel: 0 HZ de heerschappij. (Prins Willem III-Johan de Witt.) W. J. van Balen: Johan Maurtts in Brazilie. Joh. Brouwer: Philips Willem. De Spaanse prins van Oranje. Montigny. Afgezant der Nederlanden bij Philips II. K. van der Geest: 't Sal waerachtigh wei gaen. (Corn. de Houtman.) Willem de Geus: Piet Heyn. A. den Hertog: Machti?, Holland. Johan van Hulzen: Witte de With. Van J acatra tot Duins. H. A. Lunshof: De stusaman van "De groene leeuu/', Leven en bedrijf van MichieI de Ruyter. Karel Willem van Meerbeke: Ik zal het zijn . . .. Histor. roman van Willem van Oranje. K. NoreI: Dispereert niet! (]. P., Coen.) [anmaats en sinjeuren. J. Roe1ink Jr.: Onder de ulag van Piet Hein. Johan Theunisz: [oban de Witt. Theun de Vries: O/denbarneveldt. Constant van Wessem. De Ruyter. Koning-stadbouder Willem III. Johan van der Woude: Coen. - Straat Magellanes. Daan van der Zee: Vermetel uoorgeslacbt, Hollands Muze, zie M. Hollantsche Transformatie, het bekende hekeldicht van Vondel, 1618: Gommer en Armijn te Hoof Dongen om het recht Geloof. Yders ingebracht bescheyt In de weegh-schael wert geleyt, Vandaar ook de naam lf7eegb-scbael uan Ho//ant. Armijn legt de rok van de Advokaat (Oldenbarnevelt) en "de kussens van den Raet" op zijn weegschaal, maar "meneer de Prins" legt zijn stalen kling in die van Gommer. Het gedicht verscheen eerst onder een prent in folio. Pas in 1625 kwam de scherpe toon in Vondels hekeldichten. Holleman, ]. F. ~, zie Holmer [obannsen. Hollidee, H. ~, zie R01!ers. Holmannus, johannes --., 1523-'86, uit Staden, hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden, 1582; beide partijen rekenden hem als medestander, de strenge Calvinisten zowel als de Libertijnen. Hij werd de grondlegger van de Universiteitsboekerij. Holst, zie Roland Holst. Holtrop, Mr. J. W. ~, 1806-'70, dir. der Kon. Bibliotheek, 1835; schreef o.a. met zijn zwager Campbell l\;1onuments typograpbiq ues des Pays-Bas au 15e siecle, 1857-'68. Gaf 1856 de catalogus dier incunabelen uit. Hij was de rapporteur van de commissie tot verbetering van het toneeI met Van Lennep, Burlage, Schimmel en De Bull, 1851. Holtrop, T. --., 1865-1935, uit I]lst, gaf 1925 zijn vertaling van Hamlet in het Fries uit; 1928 Julius Caesar. Werkte mee aan de tijdschriften Porjit my net en Swanneblommen. Holwinde, Holwien, gehucht ten O. v. Rotturn, bekend door de prediking van Ludger bij Helu/erd. Zie daar. Homerus, de voornaamste Gr. heldendichter, ge eeuw v. C. I/ias en Odyssee in hexameters. De Renaissance bracht ook Homerus in West-Europa; onder de eerste vertalers behoort Coornbert; zie daar. Van Mander leverde een overzetting van de I lias naar een F. vertaling. Homerus werd in 't Duits vertaald door J. H. Voss, en daardoor algemeen bekend. Bij ons was Homerus reeds in 1658 vertaald door J. H. Glazenmaker en in 1719 -'22 door Droste, opnieuw door Siegenbeek 1807 en door 's-Gravenweert in 1818; aIle in alexandrijnen. Daarop volgde Dorn Seiffen in 1855 met hexameters, doch pas de vertaling van Mr. C. Vosmaer stond op Hommius 227 hoofse lyriek hoog peil; llias, 1878-'80; Odyssee, 1888. Dit was werk, op de wijze van Voss: een vertaling in de oorspronkelijke versmaat en zoveel rnogelijk in de oorspronkelijke geest. Karel v. d. Woestijne vertaalde 1910 de !lias in proza. Boutens gaf 1937 Homerus' Odyssea uit; in 1939 het eerste boek van de [lias. Zie Timmerman. Hommius, Festus ~, 1576-1642, leerling v. Gomarus, gereformeerd predikant te Leiden, bestrijder van Arrninius, steller van de Contra-remonstrantie, 1611; secretaris van de Dordtse Synode, 1618-'19; een der bijbelvertalers. Geb. te ]elsum bij Leeuwarden; Fries Fetse Homminga. Homulus, zie Elckerlyc. De Utrechtse vertaling van het D. stuk uitgegeven door Drs. ]. W. v. Bart, 1904. 't Beroemdste toneelstuk der 16e eeuw. Hondeslagers en Hondebeuls, Aen aIle ~, schimpdicht van Vondel op Mr. Willem de Bont, schout van Leiden, die zijn hond plechtig liet begraven, waarop een grote rouwmaaltijd volgde; 1634. (Deze schout was een vervolger van de Remonstranten; vandaar de felheid.) Hondius, Petrus ~, 1578-1621, uit VIissingen, predikant te Ter Neuzen 1604, L. dichter en hofdichter. Hij bezong nl. de buitentuin, de Moffeschans genoemd, omdat daar een sterkte had gelegen, aangelegd op last van Hohenlohe; uitgegeven 1621. Hij is een geestverwant van Cats en Huygens, ook beiden hofdichters, maar van hun eigen goed. Hondius bezong dat van burgemeester ]ohan Serlippens, bij wie hij inwoonde. Maar hij beschreef er meteen zijn eigen leven in en zijn haat tegen Spanje en Rome en vooral regen de jezuleten. 20 rijmde hij de 20000 regels van de iYIoffeschans vol. Ook voltooide hij 't eerste deel van de Geschiedenis van den Vrijbeidsoorlog. Werkte mee aan de 2e druk van Dodonaeus' Kruidboek. Gelijk Huygens hekelde hij het "costelyck mal" en andere uitingen van weelde. Hondsholredijk, buitenverblijf van Frederik Hendrik bij Naaldwijk, gebouwd door Van Campen en Pieter Post; voltooid 1646. Militair hospitaal 1799; cadettenschool 1807; gesloopt 1815. Betaald van de Zilvervloot. Mw. Bosboom-Toussaint schreef een historische roman over 't Huis Honselaarsdijk. Hondt, Gustaaf D' -.-, 1865-1938, OostVlaams romanschrijver. Ook drama's. Hondt, Pieter de ,....,.." zie Petrus Hondius. Honich, Tymon Claesz. ,....,.." ± 1550-±1610, waarschijnlijk zeeman, Doopsgezind schrijver te Amsterdam; zie Schriftllltrlijke Liedekens. Honig Jz. jr., Jacob ~, 1816-'70, uit Zaandam, burgemeester van Zaandijk, redacteur v. h. Zaanlandsch [aarboeete, 1841-'56, schreef de Gesch. der Zeenlanden, 1849; Truydeman ell zijn Wijf, novelle, 1852~ verder veel historische bijdragen in tijdschriften. Honig-bije, De ,....,.." specratoriaal geschrift, Leeuwarden, 1765-'78. Met gedichten van P. de Groot, Van W;nter, Mauricius, HoogvIiet e.a. Honigh, C. ,....,.." 1845-'96, onderwijzer te Zaandam 1864, leraar te Wageningen 1872, mederedacteur van De Gids, 1881; dichter en letterkundige. Met G. ]. Vos de reeks schoolleesboekjes Van Eigen Bodem, 1883. Bezorgde de 4e druk van ]onckbloets Gesch. der Ned. Letterk. Zijn eigen eerste bundel gedichten, J\1ijn Lente, 1871, werd in 1880 gevolgd door Geen Zomer. Kort voor zijn dood was hij directeur der R.H.B.S. te Zwolle ,geworden; 1895. Als dichter volgeling van Goethe, Heine, Geibel en vooral Ruckert, in Lente. Daarna hoe langer hoe zwaarmoediger poezie. Honselaarsdijk, Het Huis ,....,.." zie Hondholredijk. Hoofdige Boer, De ,....,.." dichterlijke vertelling van Staring over Scholte Stuggink van Almen, die door de beek liep ook nog, toen er een brug over gelegd was. Hoofdkamer, zie Jesus metter Balsembloeme, Souvereine Kames en Rethorycke. Hooff, N. W. op den ,....,.." heelmeester te Amsterdam, t 1765. Vertaler van F. toneel. werk. Hoofman, Mr. Cornelis ,....,.." geb. 1672 te Haarlem, stichtte te Koningsberg een handelshuis, dat tot grote bloei kwam. Broer van Elisabeth. Schreef 1717 het "BoschTonneel- Spel" Adelbeide, "samengevoegd" uit Pastor [ido en Tasso's Aminta, een herdersspel. In 1711 had hij Aminta vertaald, In 1723 verscheen zijn treurspel Papinianus of Regts-Geleerde H eldenmoed, in de trant van Corneille en Racine. Hoofman, Elisabeth ,....,.." zie Koolaert, Hoofs, Adolf ,....,.." 1814-'86, uit Mechelen, pastoor te Eigen-Brakel, vertaalde in verzen de Fabelen van La Fontaine. hoofse epos, het ,....,.." zie boojse ridderpoezie. hoofse lyriek, vooral de hoofse minnezang, kwarn op in de l l e eeuw aan de hoven van Zuid-Frankrijk; ridderpoezie naast de romans, verspreidde zich over geheel W. Europa, met name ook in D. Bij oris Hendrik van Veldeke, Jan van Brabant, Iiederen uit het hs. van Gruuthuse. De vrouw voorgesteld als een ideaal van schoonheid en reinheid. Deze wereldse poezie oefende grote invloed uit op de Mariaverering en op de geestehoofse ridderpoezie 228 Hooft lijke minne-lyriek, gelijk die van Hadewych, ofschoon aan de hoven van Henegouwen, Brabant en Vlaanderen de F. menestrelen de toon aangaven, bv. Chresiien de Troyes. hoofse ridderpoezie, de Britse en de Oosterse romans der M.E. De eerste was de Ene'ide van Heinric van Veldeke, 1174— ±1190. De speelmanspoezie, van zwervende dichters en voordragers, staat er buiten. hoofs-galante romans, zie heroi'sche romans, II. Hooft, Cornelis Pietersz. ~ , 1547—1626, burgemeester van Amsterdam, vader van Pieter. Getekend als Een hoofd vol kreuken, een geweten [zonder rimpel, en geprezen om zijn „deeghe deeghlijkheit" in Vondels hekeldicht Roskam. Vondel maakte 00k een gedicht bij zijn overlijden. Hooft hield de verheffing van de Prins tot graaf van Holland tegen. In 1616 waarschuwde hij tegen het drijven der Contra- Remonstranten; opnieuw in 1618, toen Maurits in Amsterdam kwam. H. A. E. van Gelder schreef 1918 Levensbeschouwing van C. P. Hooft. Hooft, Mr. Daniel ~ , 1763—1828, leerling van Petrus Burmannus, schepen van Amsterdam, afgezet 1787, later ontvanger der gemenelandsmiddelen; letterkundige en dichter. Hooft, Pieter Cornelisz. ~ , 1581—1647, uit een geslacht dat in de nieuwe orde van zaken opkwam. Zijn vader werd burgemeester van Amsterdam, vrijzinnig Hervormd. Hij was balling geweest om 't geloof. De zoon kon studeren en voltooide zijn studie door een reis naar Italie 1598—1601. Van uit Florence zond hij in 1600 een dichterlijke brief aan de leden van de Eglantier, zie Zendbrief. Op zijn vaders kantoor 1601—'06. Terug in het land, beginnen de minnedichten. Eerst was Brechtje Spieghels zijn uitverkorene, f 1605; sedert 1608 Christina van Erp. Zij werd zijn vrouw in 1610; in 1609 was Hooft door Maurits aangesteld tot drost van Muiden. Hij woonde voortaan des zomers op het Muiderslot, des winters te Amsterdam op de Keizersgracht. Naast zijn liederen en velddeuntjes heeft Hooft een 50-tal sonnetten gedicht, die tot de beste behoren van de Ned. letteren. Zijn vroegste toneelwerk was: Achilles en Polyxena, 1598; Ariadne na de Italiaanse reis, 1602; Granida, 1605, en een viertal tafelspelen, waarbij Paris O orde el, 1607; alles ter verheerlijking van de min, in de vormen der Renaissance. Granida is een pastorale: een prinses, verliefd op een herder, ontvlucht met hem het hof. Het stuk is in de trant van de Pastor fido van Guarini; het geeft het ideaal van de dichter zelf weer: Liefd en Min aen een vertuyt. En dat ideaal vertolkt in zuivere en sierlijke taal, afgewisseld met bevallige liederen. Zijn taak als Muider drost trok hem niet af van de beoefening der letteren. Ook na 1610 kwamen er een aantal mooie liederen. Hij schreef een lofdicht op Auriacus van Dan. Heinsius, 1610, prees Wessel van den Boetzelaer voor zijn vertaling van Du Bartas, klaagde bij de dood van Pieter Dirxz. Hasselaar, 1616. Maar zijn voornaamste werken zijn de klassieke drama's: Geeraerdt van V els en, 1613; Baeto oft Oors prong der Hollanderen, 1617. Ondanks Scriverius vatte Hooft het verdichtsel op van Baeto, zoon van 't volk der Katten, die als balling met zijn volk naar Nederland trekt. Beide stukken eindigen met een voorspelling van toekomstige grootheid. Beide bevatten op Seneca's voorbeeld een geestverschijning. Beide vol kracht en pracht van poezie. Baeto keert zich ook tegen de heerszucht der predikanten; daarom werd het stuk pas in 1626 uitgegeven. Van 1616 is het blijspel Warenar, de herschepping van Aulularia van Plautus. Dit blijspel moest het geld inbrengen, dat de dure Baeto zou kosten. In 9 dagen was het voltooid. Warenar is de vrek, die ten slotte bekeerd wordt. Omstreeks 1617 bewerkte Hooft L'Ipocrito van Aretino als Schijnheiligh in proza. Het was gericht tegen de Contra-Remonstrantse drijvers, maar Hooft hield het blijspel voor zich. Toen Maurits op 't Muiderslot zou komen, 1618, begon Hooft met Isabella; het stuk werd door Coster voltooid. Voor Tesselschade en Allart van Krombalgh dichtte hij een Bruyloftzang, 1623. Hooft ontwierp in 1613 een nieuwe „schick" of inrichting van de Kamer „In Liefde Bloeyend", om een eind te maken aan de verdeeldheid. Volgens zijn plan was er een ,,voocht" of voorzitter, een „stadhouder" of tweede voorzitter; een „taelman" of dichter en een schrijver of secretaris. Deze „schick" is afgedrukt door Van Vloten in zijn uitgave van Hoofts Br i even, 1. Reeds ± 1610 drong Hooft in een Red en van de waerdicheit der Po'esie bij de overheid op een groter toneel aan. Opnieuw uitgegeven, 1924. Wat zijn godsdienstige opvatting betreft, sloot hij zich bij geen gezindte aan. Noch Hooft 229 Hooft in zijn poezie, noch in zijn brieven is er I sprake van zondebesef, berouw of verlossing. Het leed, dat hem trof, droeg hij gelaten; drie kinderen stierven en in 1624 zijn vrouw. Hij dacht daarna aan Suzanna v. Baerle, maar die gaf de voorkeur aan Huygens, 15 jaar jonger, en Hooft schreef in 1627 hun bruiloftslied. In hetzelfde jaar nog trouwde hij met Leonora Hellemans, een weduwe uit Antwerpen. Vondel schreef daarbij het prachtige gedicht Bruyloftbed van P. C. Hooft en Heleonora Hellemans. Hooft werd de letterkundige gastheer na de dood van Spieghel en Roemer Visscher. Vooral na zijn tweede huwelijk werd het | „hooge huys" te Muiden de verzamelplaats van de Muider Kring. Barlaeus en Vossius waren hoogleraar geworden aan 't Athenaeum; geleerden, letterkundigen en musici kwamen mee, zo ook zijn zwager ]oost Baeck, Samuel Coster en soms Vondel. Dan Daniel Mostaert, Plemp, Laurens Reael, Verburgh, Brosterhuysen, Maria Tesselschade, Francisca Duarte. Soms ook Huygens, aan wie hij reeds in 1621 een sonnet gewijd had, door Huygens met een sonnet beantwoord. Hij vond geen reden voor lof: Dies vinde ick in u Dicht (Puyckdichter van ons landt) Const, jonst, geneghentheyt, Maet, rijm en reghel-trant, (Vergeeft mij 't redelyck ontkennen) Maar gheen reden. Daarop weer een sonnet van Hooft, beantwoord met een sonnet tot afscheyt van Huygens, „staende opde reyse naer Engelandt." Hooft is de „schitterendste vertegenwoordiger der Renaissance in onze letterkunde." In 1628 begon hij met de bewerking van zijn Historien. Eerst schreef hij het Lev en van Hendrik IV, koning van Frankrijk, 1626. Daarvoor werd hij in 1639 Ridder van St. Michiel met erfelijke adel. Omstreeks 1635 „verschreef" hij zijn „jeugdelyke rymen" op aandrang van Brosterhuysen en Van der Burgh; de volledige uitgave der Gedichten kwam 1638. Van 1629 is de Klacht der Pr ins esse van O ran}en over 't Oorloogh voor ' s-Hartooghenbosch: Schoon Prinssenoog gewoon te flonkren Met zuyver' hemelvlam, kan ook De grimmichheidt u dan verdonkren En smetten met een aerdschen rook? En toen de zege behaald was, De Hollandsche Groet aen den Prinsse van Oran'ten. Doch sedert 1628 was Hooft geheel vervuld van de Ned. Historien. Hij nam de L. geschiedschrijver Tacitus ten voorbeeld, vertaalde eerst zijn werken, om zich diens stijl eigen te maken, 1623—'35. Hij vormde onder zijn werk een aantal nieuwe Nederl. samenstellingen en afleidingen; hij besteedde al zijn kunst aan zijn proza, dat zich door bijzondere kernachtigheid onderscheidt. Onder het grote werk door voltooide hij Rampzaaligheden der Verhejjinge van den Huize Medicis, 1638, gewijzigd uitgegeven 1649. De Ned. Historien beginnen met de overdraft der heerschappij van Keizer Karel V op Philips II. Daarin vertalingen van vreemde woorden, die gedeeltelijk opgang maakten, deels ook al te gezocht waren als: vernufteling = ingcnieur; moordkuil ~: casemat; bouwstad = kolonie; stadhuishavenaar =z concierge; loopmare = krant; vertrouwenaar = crediteur; Pleithof = Parlement; Voorlezer = Professor. Reeds ver voor 1628 had Hooft de geweldige stof der Historien verzameld en geschift. Alle schrijvers had hij zorgvuldig bestudeerd, om tot een eerlijk oordeel te komen. Hij was de vaderlander, die de ganse strijd om vrijheid voor zich zag als „een tooneel van schoone schrikkelykheit". Meesterlijk is hij geslaagd in de schildering der aangrijpendste taferelen als de terechtstelling van Egmont en Hoorne, 't beleg van Leiden en Antwerpen, de overgang van Amsterdam. Hij streeft naar waarheid en verzwijgt de gruwelen van Sonoy niet, al kost het hem moeite ze te verhalen. En het verhaal zelf is het beste proza, ooit tot die tijd geschreven. De Historien zijn tegelijk het standbeeld voor de nieuwe Staat en voor de schrijver. Ook was Hooft de eerste, die het schrijven van brieven tot een kunst verhief; honderden van die brieven zijn over: aan de raadsheer Van den Honert, aan Joost Baeck, Barlaeus, Anna en Maria Visscher enz. En in de trant van de Hero'ides van Ovidius schreef hij de Brief van Menelaus aan Helena, ± 1611. Bewaard bleef ook de brief van 21 Juli 1646, waarbij Vondel zijn vertaalde Aeneas aan Hooft aanbood in roerende bewoordingen: „Onse Maecenaten smelten vast: Reael leit in de Westerkerk; Plemp, Baeck, Victorijn en Mostert leggen in de Nieuwe Kerk onder de zercken gekropen; een teken dat wij volgen zullen: Godt geve ter zaliger ure. Onze goede en wijse Grotius is oock al hene... . Kom, mijn Heer Hooft, mijn edele Heer, „laat het eens Sint-Virgiliusdagh zijn. . . . Misschien sterven wij morgen: Hier is mijne hand." Hooft nam de hand niet aan. De Historien verschenen 1642, opgedragen aan Frederik Hendrik, beloond met zilveren lampetkan en schotel. Dit waren de eerste 20 Hooft 2 „boeken." Hooft werkte langzaam verder; net 27e boek bleef onvoltooid. Hij werd ziek ter gelegenheid van de begrafenis van Frederik Hendrik en stierf te 's-Gravenhage ten huize van Johan van der Meyde, schoonzoon van Leonora Hellemans. Hij werd begraven bij zijn vader in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Adam van Germez, toneelspeler, droeg in de Schouwburg de lijkrede voor, door Brandt geschreven. Daarna werd Geeraerdt van Velsen opgevoerd, ter ere van de man, die gelijkelijk schoonheid, vrijheid en wijsheid verheerlijkt had. Vondel maakte 't grafschrift: Hier sluimert Baerle neffen Hooft, Geen zerk hun glans noch vriendschap [dooft. R. Anslo schreef een lijkdicht Muiden h: rou. De His tor ten waren verschenen in 1642 in 2 dikke delen; in 1671 kwam de uitgave van Verzamelde Werken, bezorgd door A. Hooft. In 1703 verscheen een grote prachtuitgaaf van de Ned. Historien met platen; voorafgegaan door het Leven van Hooft van Geraart Brandt, door Hoofts opdracht van zijn werk aan Frederik Hendrik en door een lofdicht op de nieuwe druk van J. Vollenhove. In 1704 kwamen daarbij de Mengelwerken, bezorgd door David van Hoogstraten; zie daar. Verder nog Tacitus met een voorrede van Brandt uit het jaar 1683. In 1750 voegde Balthasar Huydecoper er een vijfde deel Brieven bij. De werken van Hooft (Gedichten), 1861 uitgegeven door P. Leendertz Wzn. en opnieuw geheel herzien door Dr. Stoett, 1899- Dr. Breen schreef 1894 zijn proefschrift over Hooft als schrijver der Ned. Historien. Hoofts denkbeelden over staat en godsdienst zijn behandeld in de Letterkundige Studien van J. Koopmans, 1906; zijn opvattingen over de godsdienst door G. Heringa: Invloed van de Renaissance op de Godsd. en Zedelijke denkbeelden van Hooft, 1899. Uitlegkundig Wdb. op Hooft, 1825—'38, verbeterd door Oudemans; zie daar. Dr. G. Kazemier schreef 1939 een studie over Het Vers van Hooft. Van 1946 het proefschrift van Dr. F. Veenstra over De invloeden op Hooft. Zie ook J. C. de Haan. Dr. C. C. de Bruin, leraar aan het Marnixgymnasium te Rotterdam heeft in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam een handschrift van P. C. Hooft ontdekt, bevattende ,,Virgilius eerste boeck van Aenaeas int rymeloos (vertaald)". Dr De Bruin houdt zich thans bezig met Hoogeveen de transcriptie van dit handschrift. De uitgever A. A. M. Stols te 's-Gravenhage zal zowel de reproductie van het origineel als een letterlijke uitgave van de tekst in eerste druk het licht doen zien (1946). In 1947 een studie van A. Romein- Verschoor. Van 1948 de Liederen, met de oude wijzen in hedendaagse toonzetting, bewerkt door Henri Geraedts en Dr. G. Kazemier. In 1881 gaf Eigen Haard een Hooftnummer uit, met medewerking van D. C. Meijer Jr., J. ten Brink, A. D. de Vries Azn., N. de Roever, M. de Vries, W. Doorenbos, H. de Veer en F. v. d. Goes. Hooft is nagevolgd in de gedichten van Joan van Broekhuizen. Zijn zinspreuk was „Omnibus idem", voor alien dezelfde. Hooft, Willem Dircksz. ~ , 1594—1658, toneelschrijver; kluchtspelen. Jan Saly, 1623; Doortrapte Melis, 1623; Andrea de Piere, Paerdekooper, 1628; De Hedendaegsche Verloren zoon, 1630. In 1638 behoorde hij tot de eerste 6 regenten van de Amsterdamse Schouwburg; hij was bestuurslid geweest der Oude Kamer. Glasschrijver van beroep. Zijn klucht van Stijve Piet, 1628, loopt over een schaking, die op een huwelijk uitdraaide. Andrea is ontleend aan de Decamerone. Hooft is een navolger van Bredero. In de Verloren Soon vindt men toneelaanwijzingen, die inlichten over de inrichting van het toneel der Academie\ er blijkt b.v. uit, dat men draaibare doeken had met aan de ene zijde een bos geschilderd, aan de andere zij een stad enz. Proefschrift over W. D. Hooft van J. F. Haverman, 1895. Hooftprijs, P. C. ~, zie Staatsprijs voor letterkunde. Hoog, G. C. van 't —, geb. 1869 te Hagestein, leraar in 't Ned. en later directeur van een H.B.S. te Amsterdam, dichter. Sonnetten-cyclus. Hoogenbemt, Albert ~ , geb. te Mechelen in 1901, verwierf met zijn psychologische roman De Stille Man de driejaarlijkse Staatsprijs 1939. De schrijver is ambtenaar aan het Departement van Onderwijs te Brussel. Beschreef Mechelen, gedoofde stad in „Vlaanderen, o Welig Huis", 1939. Secretaris v. d. Ver. v. Vlaamse Letterkundigen. Hoogenhout, C. P. ~ , schreef het eerste prozawerkje in 't Afrikaans, Die Geskiedenis van Josef, 1873. Van hem ook de eerste Afrikaanse novelle: Catharina, die dogter van die Advokaat, 1879, over de strijd van 't Afrikaans met het Engels. Hoogeveen, Cornells van —, 17'40—1812, boekverkoper te Leiden, oprichter en vooro Hooghduytschen 231 zitter van "Kunst wordt door arbeid verkregen", Schreef Lof der Tooneeldicbtkunde, dichterlijke klacht over het verval van de kunst, 1771. Hooghduytschen Quacksalver, Klucht van den ""-', op naam van Brederode, met een Duitse zwetser, 1619. De Duitse opschepper moet van "Drooghe Lammert" , eel I oude bruidegom, een jonge man maken, maar hij geeft hem een verkeerd geneesmiddel. Dr. Ten Brink betoogde, dat deze klucht niet van Bredero kan zijn, doch allicht onder zijn papieren gevonden is na zijn dood. Hooghen Wynt, 't Spel van den ""-', zie Everaert. Hooglied, Het ""-', berijmd door Revius, 1646; door S. A. Gabbema, 1654; door V. v. Oosterwyck, 1655; door Laurens Baeck of Bake (1629-1702), heer van Wulvenhorst; in dichtmaat overgebracht als Het Lied der Lieide door ]. H. Gunning ].Hz., theol, cand., 1880. Beschouwd als een lied van reine aardse liefde. Opnieuw bewerkt door A. B. Kleerekoper, 1903. Hoog omhoog, het hart naar boven, lied van ]. Vollenhove. Hoogstraten, Dr. David van ""-', 16581724, zoon van Frans, conrector te Amsterdam tot 1721, vriend van Petrus Rabus. Schreef zelf heel veel en gaf de gedichten uit van Broekhuysen, 1712, Oudaen 1712, Antonides 1714 en Heiman Dullaert, 1719, met hun levens. Hij schreef ook Beginselen der Rederykkunst, uitgegeven door P. de Vlaming, 1725. Zelf dichter, verzamelde hij de nalatenschap van zijn oudere en jongere tijdgenoten en tekende zijn herinneringen op; de "doodgraver der letterkunde", maar tevens de eerste beoefenaar v. d. Ned. taalwetenschap. Schreef ook een L. Woordenboek. Ook vertaalde hij de Esopiscbe Pabelen van Fedrus, 1703. Dit gaf aanleiding tot de Poetenoorlog; zie daar. Jean Ie Clerc was 1711 begonnen met een ongunstige beoordeling in zijn Bibliotbeque cboisie van deze berijmde vertaling. Het onderwerp was de waarde van de Neo-Latijnse gedichten van Nederlanders; Abraham Bogaert verdedigde Hoogstraten, zo ook ]ohan de Haes. Hoogstratens vrienden gaven schimpdichten uit, verzameld in de bundel De Gulden Legende van den Geneejscben St. Jan. ] oan de Haes verdedigde de eer van Antonides en Vondel tegen de "Fransche nachtuilen"; Jan van Hoogstraten viel hem bij. Een grappenmaker schreef een prijsvraag uit met dezelfde rijmwoorden als die der Duytsche Akademie van 1630; 8 antwoorden kwamen in, die weer bespot wer- Hoogstraten den door Jakob Zeeus, die wel voor Vondel, doch tegen De Haes was. Ook De Huybert, Mr. Pieter de Bye (1687-1749), Arnold N achtegael en zijn vader Arnold Clemens, Jan van Hoogstraten en Langendijk deden mee. De strijd duurde tot 1716. Poot betreurde het getwist in zijn gedicht Poetenstrijt, Th. Nolen beschreef het leven van David van Hoogstraten, 1886. Van Hoogstraten plaatste een lofdicht voor de Gedicbten van Poot. Hij dichtte ook een Victorielied op de overwinning op de F. vloot bij La Hogue, 1692. Van belang was ook zijn grote uitgave van P. C. Hoofts Mengelwerken, waarin Henrik de Groote, Medicis, brieven, gedichten, vertalingen, de toneelspelen, psalmen en Minnezinnebeelden. Voorafgegaan door Brandts Lijkreede. Zie Hoojt, aan het slot. Hoogstraten, Frans van ""-', 1632-'96, broer van Samuel, boekhandelaar te Rotterdam en te Dordrecht, dichtte Zedezangen en Sticbtelijee Liederen en een Kerstliedt, dat werd opgenomen in De Herstelde Zeeg Triumph van Koning Karel II, 1660. Vertaalde klassieke schrijvers, o.a. Boethius, Thomas Morus en De Lo] der Zotbeid van Erasmus. Hoogstraten, Jan van ""-', 1662-1756, broer van David, boekverkoper te Dordrecht, later te Gouda. Hij schreef o.a. De geleerde (d.i. geladderde) advocaat of de bespotte druiuendie], uit den Vermakelijken Aoenturier, 1707. Hij verdedigde Vondel in zijn Eerspore voor den duytsen Helieon. Mr. Arend van der Burg, burgemeester van Gouda, was zijn Maecenas. In 1724 verscheen zijn kluchtspel Tys Onverstand of de Bruilojt van Anne met 'er baard, d.i. prinses Anna van Enge1and, de gemalin van stadhouder Willem IV. Ook is hij de dichter van De Kruisbeld of het leven van den Apostel Paulus. Vereerder van Bacchus en Venus, in gezelschap van Maecenassen als Dirck Buysero. Keerde zich in de Poetenoorlog van 1713 tegen zijn broer David; werd geprezen door Langendijk. Hoogstraten, Samuel van ""-', 1627-'78, schilder te Dordrecht, schrijver van 2 heroisch-galante romans: Schone Roseliin, 1650, en De gestrajte ontschaking of de zeegbajti ge herstelling van den [ongen Haegaenveld, 1669, met avonturen, minnebrieven en zuchten. Daarbij een lofdicht van Heiman Dullaert: Hier leeren losse en wufte zinnen De Hofkunst van een loflijk minnen. Ook leverde hij een toneelspel Diery]: en Dorothe of de Verlossing uan Dordrecht, 1666. Verder schreef hij een Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkunst, 1678. In zijn jeugd Goude Scbalmey, een liedboek Hoogstraten 232 Hoop Jr. "klinkkende van Heylige Gesangen", 1652. Hij was Mennist, maar werd uit de broe.. derschap gezet, omdat hij te werelds was en een degen droeg. Hoogstraten, P. F. Thomas van -." D.P., 1845-1907, leraar in de wijsbegeerte te Huisen, R.K. dichter, navolger van Bilderdijk en Da Costa; schrijver van 3 delen Studien en Kritieeen, 1890-'95. Hoogstraten.Schoch, A. A. van ,......" 18691951, redactrice en medewerkster aan Chr. bladen, schrijfster van veel romans en noveIlen; getrouwd met Ds. H. te Katwijk, Haar roman Gouden Teugels van 1927 beleefde 6 drukken in 3 jaar; het boek behandelt het vraagstuk van de moderne jeugd. Hoogt, C. W. van der ,......" 1857-1928, geb. te Kampen, man van zaken in Amerika, schreef tijdens de Boerenoorlog A century of injustice, kwam 1920 in Nederland terug. Hij stichtte een fonds voor een jaarlijkse prijs van f 1000 ter aanmoediging van jonge letterkundigen, uit te keren door de Mij. v. Letterkunde. Winnaars waren: R. van Genderen Stort, " Klein e Inez" (1925). . Dirk Coster, "Verzameld Proza" (1926). Herman de Man, .Het wassende water" (1927). Aart van der Leeuw, IJHet aardscbe paradijs" (1928). Anthonie Donker, "Grenzen" (1929). Antoon Coolen, "Het donkere licbt' (1930). Arthur van Schendel, .Het [regatscbip Johanna ~arid' (1931). Johan Fabricius, .Komedianten trokken voorbij" (1932). Anton van Duinkerken, .Dicbters der Contra-Rejormatie' (1933). J. Slauerhoff, .Soleares": (1934). H. Marsman, "Porta Nigra" (1936). Henriette van Eyk, "Gabriel" (1937). S. Vestdijk, .u» vijfde zegel" (1938). Ed. Hoornik, Mattheus, 1939. Clara Eggink, Het Scbiereiland, een bundel gedichten, 1940. M. Vasalis, Parken en Woestijnen, 1941. Dr. Heeroma (Muus Jacobs), Vuur en Wind, 1945. Bep Vuyck, Het laatste huis van de toereld, 1945. Ida Gerhard, 't Veerbuis, 1945. Bert Voeten, Doortocht, oorlogsdagboek, 1947. J. J. Klant, De geboorte van Jan Klaassen, 1947. In 1949 stelde de Commissie voor, de prijs toe te kennen aan Anna Blaman voor haar Eenzaam Auontuur, doch zodanig toegelicht dat de schrijfster bedankte. Leo Vroman, Gedicbten, 1950. Alfred Kossmann, De Nederlaag, roman, 1951. Hoogvliet, Arnold -." 1687-1763, dichter van Abraham de Aartsvader. Uit Vlaardingen; op 12 jarige leeftijd op een notariskantoor; boekhouder in de bank van lening te Dordrecht; later van een suikerraffinaderij te Amsterdam; 1720 tafelhouder bij de bank van lening te Vlaardingen. Leerde Latijn; vertaalde Ovidius' Fasti (Feestdagen). Zijn vader wees hem op zijn sterfbed een bijbels onderwerp aan. In zijn dichtwerk toont hij zich een volgeling van Vondel, Doch niet aan zijn Mengeldichten, aan Abraham had hij zijn roem te danken, 1727; een epos in de trant van Johannes de Boetgezant van Vondel, evenzeer met bespiegelingen en natuurbeschrijvingen, doch met minder dichterIijke kracht. Toch haalde hij het einde van de 12 zangen: Nu is mijn taak volwrocht, rnijn dichtwebbe afgeweven. 'k Heb twalef boekjes van Helt Abraham geschreven. Abraham de Aartsvader beleefde de lle druk in 1841. Hoogvliet was ook hofdichter: Zijdebalen, 1740; dit was het buiten van Jacob van Mollem buiten Utrecht aan de Vecht; titelprent van Jan Punt. Hoon, Dr. Pieter de ,......" 1848-1903, Flamingant, ijveraar voor 't Willemfonds te Brussel. Hoop jr., A. van der ,......" 1802-'41, koopman in drogeriien te Rotterdam, citadelpoeet: De Koning en bet Leger; lierzang Aan Holland; De Tiendaagscbe Veldtocbt; de heldenzang De Toeht naar Ter-Vueren; Het Metalen Kruis; Aan Chasse. Vriend van Van Lennep; vereerder van Bilderdijk. Met Van Lennep gaf hij 1827 het ts. Apollo uit; zie daar. Volbloed dichter der Romantiek; vereerder van de vrijheidlievende Zwitsers, Polen en Grieken, maar .... de Belgen zijn muiters. De Muzen en De Gids veroordeelden zijn "kakelbonte opschik". Teleurstelling was zijn deel; hij werd somber van Ievensopvatting en zocht troost in de drank. Ook in het drama slaagde hij niet; Hugo en Elvire, 1831, romantisch treurspel, zie daar. De Dood eens Spelers; Han van Llsland, ontleend aan de roman van Victor Hugo, 1838. Van 1834 was zijn berijmd verhaal Het Slot van l jsselmonde; van 1838 zijn noodlotsdrama De Horoscoop in hoog-romantische stijl. Zie Renegaat en ook Lierzang aan de Vorsten van Europa. Van der Hoop was in 1830 medewerker aan De Vriend der Waarheid, waarin hij Tollens en zijn school aanviel. In 1832 gaf hij met Mr. P. S. Schull de Bijdragen tot boeken- en menscbenkennis uit, tot 1838. Hij kwam onder invloed van de romantiek Hoop [rsz. 233 Horatius van Victor Hugo, zo als ook blijkt uit zijn treurspel Johanna Shore, een geschiedenis uit 1483, uit de tijd van Koning Richard III. Hoop jrsz., Adriaan van der ---, 1827-'63, uit Rotterdam, dichter van Daguerreotypen, 1851-'53; van Poezy en Proza (vertalingen van Heine), 1856. Van de geest van Heine blijft bedroefd weinig over. In 1859 vier delen Gedicbten. Hoop Scheffer, J. G. de ---, 1819-'93, Doopsgezind student te Amsterdam, lid van N.E.K., 1838; predikant 1843; hoogleraar a. h. Seminarie 1859. Schreef o.a. over Lodewijk van Velthem in de Letteroejeningen van 1837 en verder veel artikelen over kerkgeschiedenis. Hij was met de luitenant Hendrik Kretzer redacteur van de 2e jaargang van Braga. Hoorn, Anna van ~, ...-1669, vrouw van burgemeester Kornelis van Vlooswijk; zie daar. Hoorn, Timotheiis ten '"'-', uitgever en schrijver van pornografische romans te Amsterdam. Van hemzelf Hollandscbe Trouwgeuallen, 1678; zie daar; verder de Hedendaagsche Zalet-jujjers, 1696. Vrij zeker ook De boosaardige ell bedriegeliee Huisvrou, 1682. Het ergst van al De Hedendaagsche Koopman. Zie ook B. Boekholt. Hoornik, Eduard --"", geb. 1910 te 's-Gravenhage, begon als R.K. dichter van verschillende bundels. Hij beschreef het leven van Amsterdam in 't epische gedicht Mattheus, 1938, waarvoor hij de Van der Hoogtprijs ontving. Steenen, 1939. Hoornik was journalist bij De Tijd; 1933-'43 bij 't Handelsblad. Sedert 1948 recto V. 't Alg, Dagblad. Medewerker van De Vri)e Bladen, Helieon en Groot Nederland; leider van het nieuwe ts. voor jongeren, lJ7erk, dat slechts een jaar bestaan heeft, 1939. Schrijver van een studie over Greshoff, 1939. In 1940 de leider van Meulenhoff's nieuwe kunsttijdschrift Criterium; dit wil "aan de toenemende verwording paal en perk stellen." Hoornik gaf in 1940 uit: Tajelronde, studies over jonge dichters, en een verzenbundel De Erjgenaam, ook 1940. In 1941 een bloemlezing uit eigen werk. In 1945 Doodenberdenking, een rede; in 1948 Ex Tenebris «Dit de Duisternis) ; dit is onder de indruk van de langdurige gevangenschap in Buchenwald en Dachau. De Verzamelde Gedicbten, uitgegeven met een voorwoord van Bloem, 1951. Hoorns Liedboek, Nieuw Groot -." het bekendste van aIle mopsjes, zie daar; 70 bij 44 mm, dikte 21 mm, dus geschikt om in de vestzak mee te dragen. Bevat toch 311 blz. vol "stigtige en vermakelvke Bruvlofts Liedekens" met een register op de beginregels; Ie druk 1687. Daarnaast 't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-Boek, Ie druk 1720, ook in de 18e eeuw aldoor herdrukt. Hoornse Speelwerck, Het Nieuwe ---, "bestaende uyt verscheyden Ernstige en vroolycke gezangen," 2e druk 1732. Met gedichten van C. Groeneveldt, V. de Hof en C. G. Kleyn, verzameld door C. Croock. Hoorns Treckschuytje, een van de oude liedboekies; 2 deeltjes, elk van 188 bIz. in 12 0 , 1663. Met liederen van Hendrik Bruno, C. Prins Jzn. e.a, Hooyer, J. H. -." 1844-'92, uit Zalt-Bommel, predikant, legde 1890 zijn ambt neer; redacteur van De Gids 1876. Prozaschrijver. Hopman, Frits r--I, 1877-1932, schrijver van romans en novellen; leraar in 't Engels te Leiden, later red. v. d. NW. Rott. Crt. Hopman Ulrich, blijspel van Joan van Paffenrode, 1659. De hopman staat met zijn knecht op post tegen een medeminnaar, die al lang binnen is. Hopper, Rika r-«, geb. te Assen 1877, toneelspeelster, directrice van een schouwburg te Amsterdam. Nu Mw. Van HovenHopper. Hora Adema, J. '"-', geb. 1852 te Holwerd, 2e luitenant in 1874, kreeg een ongeval in 1878, werd componist en schrijver. Novellen en schetsen in de N. Gids; ook bet drama Ben Visioen. Horae Belgicae, zie Hoffmann von Fallersleben. (Horae (L.) == de Horen, in de Gr. mythologie de 3 godinnen der jaargetijden: ontkiemen, bloeien, rijpen; de dochters van Zeus en Themis. Vandaar ook L. hora == uur.) Horae successivae (opeenvolgende uren) of Tijt-Snipperinge uan de ]onckheyt tot in den ouderdom, 1640, van Simon van Beaumont; zie daar. Horatius, 65-8 v. Chr., beroemd Romeins dichter uit Venusia in Apulie; Virgilius stelde hem voor aan Maecenas en deze aan Keizer Augustus. Van hem bleven bewaard de Oden, Satiren en Briecen, onder welke laatste de Ars poetica, de leer der Dichtkunst. Dit geschrift werd als de hoogste wet beschouwd en had de allergrootste betekenis voor de Renaissance-dichters. Daniel Heinsius en Vossius volgden de voorschriften van Horatius voor de dichtkunst en vooral voor het ton eel. Vondel verwees er naar in zijn Aenleidinge; hij droeg zijn prozavertaling van Horatius' Lierzangen in 1654 op aan de "kunstgenooten van SintLukas," die hem kort te voren als dichter gekroond hadden~ Horemans 234 Hout De wetten voor het toneel werden algemeen bekend door deze vertaling. Maar reeds in 1641 was Jan Vos daattegen opgekomen door zijn treurspel Aran en Titus en in 1665 deed hij het in de Voorrede van Medea. Daar verwierp hij de eenheden van plaats en tijd; hij wilde de dingen zoveel mogelijk naar het leven vertonen. Nil wierp al zijn beschouwingen weer ondersteboven; Mr. Andries Pels schreef in 1677 Horatius Dichtkunst op onze tyden ell zeden gepast; daarin werden die oude voorschriften de nieuwe wet vor r toneel en dichtkunst. Zie poetiei, Oudaen schreef Aanmerkingen op het werk van Pels; die werden echter pas in 1713 gedrukt. De Oden van Horatius werden vertaald door Antonides; Zinnebeelden uit Horatius door Antonides' vader Anthony Jansen. De eerste vertaler van Horatius was Cornelis van Ghistele geweest, die reeds in 1559 de Satiren overbracht in 't Ned. Coornhert vertaalde de bekende ode Bed Ius ille en nam die op in zijn Liedtboecb . Horemans, Jef ~, geboren te Antwerpen in 1887, modernistisch dramaschrijver. Horen, zie Horae. Horenbeeck, David van ~, "schrijfmeester der Latijnsche school" te Haarlem, dichtte 1618 NaSSOltS Lo]-gesangb ter ere van Prins Maurits. Na de verovering van 's-Hertogenbosch hief hij een Trom pets-gheclanc]: aan. Horrel in de Wacht, pamflet van 1677 regen Nil; zie daar. Horst, Adriaan van der "-', 1870-1942, toneelspeler. Stukken uan Heijermans. Sedert 1919 toneeldirecteur te Amsterdam: "Het Schouwtooneel" met Jan Musch. Sedert 1933 leider van het "Hofstadtooneel' , te Rotterdam. Hij was getrouwd met W. E. ]. van der Lugt Melsert, 1871] 928, toneelspeelster van grote naam. Horst, Anna van der ~, uit Enkhuizen, dichtte De gevallen uan Ruth in 6 zanuen en Debora in 4 zanzen, Verder Be~ fpiegeljngen uan Joseph bij de bevalling uan zijn ondertrou uide bruid Maria, 1766, en Het oud Enkbuizen, in 7 zangen, 1767; De belegering van Groningen, 1772, "door sprekende personen uitgebeeld." Bekend is zij ook, doordat Betje Wolff haar steunde met geld en dit niet terug kon krijgen. (H. C. IvI. Ghysen, Betje If/olif, 1919.) Zij trouwde ] 76'5 met J. Roelfsema uit Groningen. Horsting-Boerrna, A. A. M. ~, geb. 1883 te Veendam; schreef kinderboeken en verhalen. Onder ps. Roelofje Hart gaf zij cell bundel verzen uit: De gevulde scbaal, 1937. Onder eigen naam een berijmde roman Tot ouer de oren. Hoste, Julius ~, 1848-1933, uit Tielt in W. Vlaanderen, 1875 beheerder v. d. Ned. Schouwburg te Brussel, werkzaam in de handel, journalist; Flamingant; toneelschrijver: Breidel en De Conine, in 6 bedrijven, 1889. In 1868 redacteur van het weekblad De Zureep te Brussel; in 1888 de stichter van Het Laatste Nieuws, het voornaamste vrijzinnige dagblad. Houbraken, Arnoldus ~, 1660-1719, uit Dordrecht, schilder te Amsterdam, schreef Groote Schouwburgh der Ned Konstscbilders, 3 delen, 1718-'21. Ook schreef hij Sticbtelyke Zinnebeelden op deugden en ondeugden in 57 taferelen. Verrijkt met tienregelige bijgedicbten van Gezine Brit; zie daar. 1723; 2e druk 1782. Zijn Scbousoburgb bevat levensbeschrijvingen van schilders. Leermeester van Jacob Zeeus. Hout, Cornelis Meesz. van ~, t 1595, vader van Jan, zelf ook dichter; 8 brieven van hem zijn bewaard; opgenomen in 't Leidse Tijdscbrijt, XXXV. Grootvader van Jan Orlers. Hout, Jan van ~, 1542-1609, vriend van Jan van der Does, beiden verdedigers van Leiden. Van Hout werd 1564 secretaris der stad; op aandrang van Bossu ontslagen 1569, balling te Emden, 1573 terug, 1575 secretaris van Curatoren der Universiteit, beheerder der Stadsdrukkerij; bij zijn dood een rijk man: Hout en wint was zijn lijfspreuk, maar "met God en met ere". Wilde Ds. Taling "van de preekstoe1 lichten" met een geladen pistool, omdat deze bezwaar maakte tegen het opschrift Haec Libertatis ergo, dat op de papieren noodmunten stand; dat moest Haec Religionis ergo zijn! De dominees moesten hem, geestverwant van Oldenbarnevelt, de wet niet stellen. Hij was de vriend van geleerden als Lipsius en Bertius en van de dichters Spieghel, Roemer Visscher en Coornhert. Zijn eigen dichterlijke nalatenschap stelde hij in handen van Bertius. \Xlat er mee f-,edaan is, weet niernand. Hij was een warm voorstander van de opbouw der Ned. taal en van de nieuwe vormen in de dichtkunst en een felle vijand van de "Rethrozynen", die hij minachtte om hun onkunde en hun zuipzucht. Hij zelf dichtte onder invloed van de Pleiade zijn Franciscaender in de nieuwe maat. Dit stuk was cen vertaling van Franciscanus van Buchanan, een hekeldicht tegen de monniken. Hij zette het stuk over in alexandrijnen, om 't ander met mannelijk en vrouwelijk rijm; 't eerste voorbeeld in onze letteren, dat een dichter de leer van de alexandrijn uiteenzet; 1576. En tach dichtte hij zelf ook nag een spel in oude Houte 235 Houwaert rethoryckersverzen. Dat was bij een wedstrijd tussen de Kamers in 1596, waarvan de opbrengst moest dienen voor de verbouw van het Sinte-Kathrynegasthuis; hij schreef toen het welkomststuk, dat door de Leidse Witte Acoleyen opgevoerd werd, Hij vertaalde o.a. de Emblemata van Petrarca, oden van Horatius, de Basia van Janus Secundus, maar lang niet alles van zijn werk is bewaard. Eigen werk is zijn Lojzang op 't ontzet van Leiden, 1575; Het ajbreeen van het slot V reeburg te Utrecht, 1579; Leidens Verlossinge uan de Burggraven; Onrijmicb V reucbden-liedt ter verwelkoming van Prins Maurits na de verovering van Groningen, 1594: o keyserlicke starn Nassauwen, gy die van Zo cIeynen spruytselken Een boom gewerden zijt, ... Dit is het eerste Ned. rijmloze vers. Van Van Hout is ook het opschrift op het Leidse stadhuis, voltooid 1594: Indien Godts goetheit U brengt voort Geluk en spoet, niet trots 't gemoet, Maar neer wilt dragen. Van Hout is pas "ontdekt" door Dr. J. Prinsen; hij was de eerste N. Nederl. Renaissance- dichter, tevens een staatsdienaar van grote betekenis; hij regelde het Hollandse belastingwezen en bracht een rapport uit over armenzorg, die hij gemeentelijk wilde maken. Zijn Dienstbouc is een verzameling van de oude Leidse oorkonden. Studie van Prinsen over Van Hout, 1907. Prinsen gaf ook Van Houts toneelstuk uit; (Leids Tijdschrift XXIII). In 1941 werd het opnieuw uitgegeven in de Noordned. Rederijkersspelen, door N. V. d. Laan. "Levensbeeld" van Van Hout door J. C. H. de Pater, 1946. Meer dan Coornhert, Spieghel en Roemer Visscher zijn Van Hout, Van der Noot en Van Mander de eerstelingen van de Ned. Renaissance. Van Hout's Franciscaender is niet tot ons gekomen, maar wel de proza-opdracht, die buitengewoon fel is tegen de rederijkers.. Houte, Dboec vanden ""', verhaal over de voorgeschiedenis van ] ezus' kruis, 14e eeuw. De vertelling begint al bij Adams zoon Seth; de stof ontleend aan 't L. Uitgegeven door ]. Tideman, 1844, zowel het berijmde als het prozaverhaal. Het verhaal heet ook Vanden drie gaerden, d.i. 3 10ten, een ceder, een cypres en een pijnboorn, zinnebeelden van Vader, Zoon en H. Geest; van hun hout werd ]ezus' kruis gemaakt. Door Tideman toegeschreven aan Maerlant; Serrure toonde aan, dat dit onjuist was. Bewaard in 't Hulthemse hs., verder te Zutfen en te Utrecht; tegen 1500 gedrukt. Houte, Soetken van den ""', ± 1500-'60, om het geloof te Gent verbrand; schreef een testament voor haar drie kinderen, met "cen schoon liedeken"; zie martelaarsliedereno Uitgegeven te Amsterdam 1579 en te Delft 1586. Houten Clara, historische novelle van Conscience, 1848 gedrukt in het Taeloerbond, de geschiedenis van Clara d' Almata, opgevoed in 't Maagdenhuis te Antwerpen, waar haar beeld nog te zien is; 1589. Hout Middelmate, spreuk van !louwaert. Hout en Wint, spreuk van Jan van Rout. Houtte, August van ""-', zie Venboutte. Houwaert, Balthasar ""', 1525-1576?, uit Brussel, broer van de volgende, Dominicaner monnik, 1566 Luthers predikant te Antwerpen, 1568 veldprediker bij de tocht van Prins Willcm, daarna predikant te Aken; misschien aan de pest gestorven. Mogelijk de dichter van het lVilhelmus. (Egbert Smedes, in Ts. ooor Gescbiedenis, 1948, 130). Zie Wi/he/mus. Houwaert, jehan Baptista ""', 1533-'99, uit Brussel, eerst vriend van Van Haecht en aanhanger van de Prins, in 1568 gevangen op Treurenborch boven de St. Goedelepoort. In die tijd dichtte hij Milenus Clachte: Milenus uit de Donau-landen klaagt te Rome over de onderdrukking van de Romeinse stadhouders, d.i. "den handel van desen teghenwoordighen tyt c1aerlyck ontdeckt." Maar hij bleef in 't land en werd 1'578 rekenmeester van Brabant. Als rethorycker regelde hij de blijde inkomst van Don Jan, Matthias, Anjou en Parma; in 1594 nog die van Aartshertog Ernst van Oostenrijk. Van zijn talrijke zinnespelen zijn maar 3 over. Het laatste, een Comedic van den Peys werd na zijn dood in 1599 vertoond bij de inkomst van Albertus en Isabella. Zijn beroemdste werk is Pegasides Pleyn ende dell Lustbo] der lvfaeghden, in 1583 bij Plantijn verschenen, een wellevenskunst voor vrouwen, met veel verhalen daartussen. Hij raadde haar aan, te leven naar zijn spreuk: Houdr middelmate. Later werd al deze hoofse kunst ijdelheid voor hem; toen sloot hij in De Vier Uterste zijn rekening met de hemel af, 1598. Reeds geschreven in 1583. Zijn kunst is ouderwets, vol allegorische personen; zijn werk is gerijmel. De Lesthoi, 58 000 regels, werd in cen winter vervaardigd. Maar Willem van Haecht vergeleek hem in een lofdicht met Marcus Tullius. Reeds in 1571 werd te zijner ere een penning geslagen, de eerste voor een dichter. Houwelyck 2 Drie van zijn werken, Tragedie van der Orloghen, Comedie van den Peys en een Dialoog zijn pas ± 1890 teruggevonden. Zie ook Handel der Amoreusheyt. Hij woonde op Klein-Venetie in het Sonienbos. Over hem Karel Stallaert in het Ned. Museum, 1885. Houwelyck, Het ~ , hoofdwerk van Cats, 1625, „het gansch beleyt des Echten-Staets, afgedeylt in ses Hooftstucken, Maecht, Vrijster, Bruyt, Vrouwe, Moeder, Weduwe; Behelsende mede de mannelycke tegenplichten." Beide eerste afdelingen zijn samenspraken tussen twee jonkvrouwen; de vier laatste behandelen de plichten der vrouw; groot leerdicht; encyclopedic voor vrouwen met menig ingevlochten verhaal. Houwink, Mr. Net ~ , geb. 1898 te Zwolle, romanschrijfster. Houwink, Mr. Roel ~ , geb. 1899, letterkundige, schrijver; met Marsman in 1925 redacteur van De Vrije Bladen. Dichter onder. ps. H. v. Elro. Trad toe tot de jong- Christelijke beweging en werd redacteur van Opwaartsche Wegen. Schrijver van een Inleiding tot de Hedendaagsche Ned. Letter kunde, 1932. Kritieken in de Nw. Rott. Ct. Gedichten en Spreuken van Vader Cats, 1941. Bloemlezing De betoverde pelgrim uit het werk van Eekhout en Gebroken kleuren uit dat van Jacq. v. d. Waals. Ook een bloemlezing uit De Merode. Van hemzelf Hesperiden (gedichten) en Marcelina (roman). Ging over tot het nationaal- socialisrne. Hoven, J. van ~ , 1681—1750, in 1720 directeur van een reizende troep toneelspelers te 's-Gravenhage, 1744 tabakverkoper op het Spui aldaar; toneeldichter, bv. van de klucht De Gelukte List op Driekoningen avond, 1715, met een voorstelling van het Driekoningenfeest. Zijn Schilderij van de Haagsche Kermis is een gedicht van 1715; zie Kermisparnas. 7A]n toneelleermeester was Jacob van Rijndorp; deze liet een Hellevaart van Dokter Johan Faustus na, door V. Hoven voltooid, 1731. Hij bezorgde een omwerking van Kloris en Roosje, welk stuk het eerst in 1688 verschenen was. Opvolger van Van Rijndorp als toneeldirecteur. Hoven, Therese ~ , 1860—1941, uit 's-Gravenhage, schrijfster. Zoo men zaait, Indische roman; samen 100 romans en kinderboeken. Hoyer-Van der Feen, M. G. S. ~ , zie F. Hroswitha, schuilnaam van Elise Haighton. Hubbard, L. —, zie Smeeks. Hubert, Antonius de ~ , zie Huybert. Huberts, Dr. W. J. A. de Witt ~ , 1829— 1909, uit Harderwijk, dir. v. d. H.B.S. te Zwolle 1867—'90; onder zijn vele werken Hugo van 't Woud het Biographisch Wdb. der N. en Z. Ned. Letterkunde, met W. A. Elberts en F. J. P. v. d. Branden, 1878; 2e druk van Frederiks en V. d. Branden. Huet, zie Busken Huet en Gallandat Huet. Huet, P. <—', gaf 1867 Afrikaansche gedichten uit. Huf, Paul ~ , geb. te Amsterdam 1891, toneelspeler. Huf van Buren, ps. van /. A. Heuff Az. Huffel, A. J. van ~ , 1865—1947, apotheker te 's-Gravenhage, gaf 1939 met inleiding van Dr. L. Brummel uit: Ned. Schrijvers in vertaling, van Emants tot Jan Eekhout. Vervolgd in 1946. Redacteur van de le druk van Wie is dat? Huge van Bordeeus, zelfstandige ridderroman uit de I4e eeuw. Huge, leenman van Karel de Grote, moet de baard en vier tanden van de soudaan van Babylon halen. Oberon, de toverkoning, helpt hem. Gedrukt als volksboek, 1490, als Een schoone Historie van Huyghe van Bourdeus, „noyt wonderlijcker avontueren"; herdruk 1532. Zie Oberon. Hugo van Craenhove, historische roman uit de l4e eeuw van Conscience. Hugo van Tabarie, zie Heinric van Aken. Hugo Victor ~ , 1802—'85, de hoofdman der Franse romantiek, de revolutionnaire kunstenaar, die het classicisme afbrak. Zijn eerste werken waren de roman Han d'lslande, 1823, naast zijn Odes et Ballades.. In de voorrede van zijn drama Cromwell,. 1827, gaf hij het manifest der nieuwe F. romantiek, aanvaard door een grote groep van schrijvers en dichters. in Frankrijk en: daarna in alle landen. De treurspelen Marion de Lorme en Hernani volgden in 1829;, het was het einde van het F. klassieke drama; het romantisch drama begon. Te onzent was het eerste vertaalde stuk van, Victor Hugo Angelo, in 1835 in proza,, door de toneelspeler Cornells J. RooboL Verdere volgelingen: Van der Hoop, Roorda van Eysinga en Schimmel. Hugo en Elvire, romantisch treurspel van A., v. d. Hoop Jr., 1831, een vertaling van Die Schuld van Miillner, een moderne Oedipus-geschiedenis. Hugo vermoordt Don: Carlos en trouwt met Elvire, de weduwe.. De vader van Don Carlos zoekt de hele wereld door naar de moordenaar; het blijkt,, dat Hugo zijn eigen broer vermoord heeft;, een heidin had het al voorspeld. Nu doorsteekt Elvire zich en graaf Hugo volgt haar voorbeeld. Noodlotsdrama, zie daar. Zo> bij Miillner. Van der Hoop vond twee doden op 66n toneel te veel en liet Hugo> leven. Hugo van 't Woud, oorspr. idylle van Joh.. Immerzeel in alexandrijnen, 1813; onder 36 Hulbert 237 I-Iulft invIoed van Luise van Voss en van Hermann und Dorothea van Goethe. Huibert, P. A. de -.;, zie Huybert, Huibert de Smid, dichterlijk wonderverhaal van J. A. Alberdingk Thijm; de smid, die door ]ezus van zijn hoogmoed genezen wordt. Huibert en Klaartje, gedicht van Ter Haar, 1843. Berijmd verhaal uit de school van Tollens, verscheen in Aurora. Alom voorgedragen. Bewerkt naar De arme Joost un Greetie, Oostfries gedicht van I-I. Woortman. Huidecoper, zie Huydecoper. Huigen van Linschoten, Jan r-«, zie L. Huis Honselaarsdijk, Het .--, "historische novelle" van A. L. G. Toussaint, 1849. Beschrijft een tafereel op het vorstelijk lusthof in 't Westland in 1638. Huis Lauernesse, Het .--, historische roman van Mej. Toussaint, 1840, over de opkomst der Hervorming in Nederland en het hof van Philips van Bourgondie, bisschop van Utrecht, Humanist; het eerste Nederlandse onderwerp van de schrijfster. Met de figuur van de predikant Paul van Mansfeld, natuurlijke zoon van hertog Karel van Gelder, die Ottelyne van Lauernesse wint voor de nieuwe leer. En met de historische figuur van Johannes Pistorius van Woerden. Het hof van Karel van Gelder wordt met grote nauwkeurigheid geschetst. Drie drukken van 1840-'43. Niet aangekondigd in De Gids: het boek was te zeer een verdediging des geloofs. Huis ter Leede, Het .--, 1828, een van de "legenden" van Jacob van Lennep, door de tijdgenoten bewonderd om de overdreven romantiek: een ridder op een zwart ros in een zwarte mantel op weg naar een slot, waar het spookt. (Ter Leede bij Leerdam.) De heer van "Lederdam" was in de macht van de duivel geraakt; de onbekende ridder kwam de slotvrouw, zijn zuster, halen; maar 't paard heeft in 't vervloekte slot gegeten en neemt broer en zuster mee de Lek in. Berijmd verhaal als navolging van The Lay of the last Minstrel van Walter Scott, 1806. Huis van het Zeewijf, Het .--, novelle van Oltmans, 1840. huiselijke poezie, beoefend door Jeremias De Decker. In de 18e eeuw door Arnold Hoogvliet, Dirk Smits, Corn. v. Lennep. Kenmerkend voor de 1ge eeuw voor 1880: De Genestet, long Hollandsch binnenbuis[ e; hoofdman Tollens, Op den eersten tand, Vervolgd door Beets: Thuiskomst van het eenjarig Koosje. Verder S. J. v. d. Bergh. BespotteIijk gemaakt door Fred. v. Eeden in de Grassprietjes, "een tuiltje poezie voor het huisgezin". Huisinga Bakker, Pieter "'-', zie Bakkef'. Huisje aan de Sloot, Het "'-', vertelling van Carry van Bruggen over haar eigen jeugd in Zaandam. Huismans, Sipke .--, 1873-1924, uit Loenga, predikant 1900; oprichter van het Kristlik Frysk Selskip 1908; Fries schrijver. huispoeet, in de M.E. de meistreel in dienst van een bepaalde heer; sedert de 17eeeuw, bv. Jan Vas, de beschermeling van Joan Huydecoper van Maarsseveen; zie Maecenas. Huygens dacht al niet vriendelijk over de brooddichters, die leven moesten van hun lof- en rouwverzen. Hij tekent zulk een allgemeen Poeet in een van zijn zedeprinten: Hij is een krakend wiel, dat stadich [maelt en knarst, Van all dat in hem leeft zijn d'hers[ senen 'tverwars t, De Maegh het onverzienst, 't vermoedste [Tong en Longer; Een Waersegger, van dorst, een Logenaer, [van honger; Een aIler paerden SaeI; een kruijper [inder daedt, Een vlieger sao hij meent; een muffer [waer hij gaet; Een suffer waer hij sitt; een allgereedt [bedichter Van rouw, van vrolickheit; een [haestigh woorden-vlichter. In de Spiegel der Vad. Kooplieden treedt Rymer op als huispoeet; in Van Lenneps Ferdinand Huyck Lucas Helding. Huizenga-Onnekes, Mw. E. J . .--, geb. 1883 te Vierhuizen bij Ulrum, verzamelde Groninger overleveringen, gaf Gron. Volesuertellingen uit. Het Boek van Trijnt]e Soldaats, 1927. Huizinga, Prof. Dr. ]. -.;, 1872-19)45, geb. te Groningen, kunst-historicus, toonde zich een meester in het proza in zijn hoofdwerk Herjsttij der Middeleeuwen, 1919, Erasmus, 1924, en In de schaduwen van Morgen, 1935. Ook schreef hij over Shaws Saint Joan en gaf beschouwingen over Franse moderne literatuur. Huizinga, Mr. Leonhard r-«, geb. 1906 te Groningen, zoon van de hoogleraar, dagbladschrijver, letterkundige, schreef o.a. de humoristische roman Adriaan en Olivier, in 1941 oak op het toneel gebracht. In 1942 het blijspel Om de lieue urede. Verder Het Withelmus, verhaal van een tbuiseomst, Ie druk Mei 1940, 4e druk 1941. En 0, zei ik, 10 avonturen. Huizinga Bakker, P. -.;, zie Pieter Bakker. Hulft, Gerardus -.;, 1621-'56, secretaris van Amsterdam, streed als vrijwilliger met 24 door hem betaalde matrozen op ·t schip van Witte de With 1653-'54; ging als Hullebroeck 238 humor directeur-generaal naar Jodie; sneuvelde bij 't beleg van Colombo. Bezongen door Vondel en door Joan Six van Chandelier. Hullebroeck, Ernie! ~, geb. 1878 te Gent, Vlaams musicus, bracht het lied onder het yolk. Dichtte verscheiden hundels. Hulleman, Frans ~, geb. te Amsterdam 1879, als letterkundige verbonden aan het Ned. Toneel, 1903-'15, daarna bij Heijermans. Schrijver van novellen en romans en van Heijermans-Herinneringen, 1924. Hulst, Jan van r-t, ± 1400, dichter van een pelgrimslied; misschien ook de verzamelaar van het hs. van Gruuthuse. Hulst, Dr. Nic. v. d. r-t, 1759-1834, dokter te Rotterdam, dichter, ook van vrijheidspoezie; kinderschrijver. De uitnemende BijbelJche Verhalen. Over hem Rie van Rossum, De [ongen met de Toreriluit. Hulst, V. van --, pseudo van Vital Celen, geboren te Hulsthout in 1887. Schreef een studie over Michiel de Swaen, en verhalen als 't Pastoorke uan Vossendoncb 1928. Hulster, Leo d'~, 1784-1843, uit Thielt, schoolmeester, leraar, 1815 te Gent, won in 1806 de prijs te Wacken met de bean twoording van Den mensch, door Adams val gebragt in slaverny, gerukt door's Heylands dood uit Satans heerschappy. Schreef ook over de spelling van het Vlaan1s. Hulthem, Ch. J. E. r-t, 1764-1832, bekend om zijn verzameling boeken en hss., stichter van de Botanische tuin te Gent. Zie volgend artikel en Veelderlei Genuecblijcke Gedicbten. De gehe1e boekerij werd door het Rijk gekocht voor 370 400 frs. Hulthemse handschrift, be1angrijk VI. hs. van 1410, nu ter Kon. BibI. te BrusseI. Bevat o.a. St. Brandaen en Tbeopbilus. Maar vooral Esmoreit, gevolgd door Luppijn en Gloriant met de Buskenblaser en nog Lanseloet van Denemarken. Hulzen, G. van ""-', geb. te Zwolle 1860, schreef (1903) Van de zelfkant der samenleuing; De Man ,uit de slop; Zuieruers 1899; De ontredderden, alles bee1den uit de lagere volksklassen. Verder behandelde hij het liefde1even: Getrouu/d, 1900; Liefdes Tusscbenspel, 1910; t 1940. Humanisten, de aanhangers der Renaissance, omdat zij de letteren der Ouden, de litterae bumaniores beoefenden. Zij leidden de jeugd op in Grieks en Latijn en andere wetenschappen, maar ook in sport en spel; zij toonden zich onverschillig tegenover de Kerk, Humanisten, in Italie sedert de 14e eeuw, in West-Europa sedert het midden der 15e; onder allen is EraS1TIUS de grootste Een deel der hogere geestelijkheid was het humanisme welgezind; paus Nicolaas V was zelf humanist. Maar we1dra zag de geesteliikheid in, dat de humanisten de leiding narnen in de wetenschap en innerlijk loskwamen van de kerk. De Hurnanisten sloten zich ook niet aan bij het yolk; zij zagen er op neer; spraken en schreven liefst Latijn; zij waren een aristokratie van wetenschap en kunst; beoefenden de klassieke talen, de geschiedenis en de oudheidkunde. Over de Ned. humanistische schrijvers een overzicht van ]. Lindeboom, Het Bijbels Humanisme, 1913. humanistische drama's, Nieuw-Latijnse toneelspelen uit de 16e en 17e eeuw; bv. van Heinsius Auriacus en Herodes; van Hugo de Groot Sopbompanaes. humor, verschijnsel in de moderne letteren, opkomende bij de Engelsen in de 18e eeuw; Fielding, Smollett, Swift en vooral Sterne; later Lamb en Dickens. Bij ons het eerst in de Wandelingen van Maar/en Vroeg door Jacob Vosmaer. Dan komen Jonathan en Klikspaan, Van Koetsveld en Hildebrand met de Camera Obscura. In Groningen Thineus, d.i. Th. v. Duinen. Verder treft men humor aan bij Helvetius V. d. Bergh in zijn bliispel De Neven en in zijn verhaal van De Gelukkige, die geen hemd aan 't lijf had. Dan de humor bij Lesturgeon, Harm Boom, J. L. van Vliet; weer in andere vorm bij de Oude Heer Smits en Lodewijk Mulder; in de werken van Van Lennep en in de Gedicbteu van zijn vriend De Schoo/meester. Humor van geheel andere aard in de werken van Multatuli, een weemoedige humor bij Piet Paaltjens. Humoristische Nutslezingen van Koopmans van Boekeren, zo als later van Justus van Maurik. Zie Eopieerlust. In 1845 verscheen er zelfs een Proeve van een Humoristiscb Woordenboek van Iz. ]. Lion. De gedichten van Staring en vooral van De Genestet vertonen menige trek van fijne humor. Boertige gedichten leverden Jan de Rijmer, Van Oosterwijk Bruyn, Van Zeggelen en S. ]. V. d. Bergh. Reeds Braga maakte bezwaar tegen de humoristen met .. humoristische parodieen, die niet beter waren. Hildebrand waarschuwde tegen dat lagere humorisme in de Camera; Huet rekende af 111et \Tan Zeggelen en v. d. Bergh. Studie over Humoristen in de 1ge Eeuw van Dr. B. E. Tjeenk Willink. Zie ook J. A. Weiland, Lublink Weddik, L. W. V. Deventer en ]asoniade. Humor bij de nieuweren: Brusse, Boej]e; Heijermans, Ghetto, De Meid, Eva Bonbeur; in de schetsen van Samuel Falkland; Speenhoff; Barbarossa; P. H. v. MoerkerHumor in de mod. Ned. lit. 239 Huybert ken: De Bevrijders. Onder de schrijvers in de perikelen of De bungalow van Mozes van nu: Nescio, Willem Elsschot, Steynen, Inktvis. - Paps. - Maarten ell de cirkel. De Sinclair, Henriette van Eyk, Chariva- - De uerdtoenen bruidegom, rius, Greshoff, Du Perron, Mien Proost, Theo Thijssen: He/ grijze kind. - Bell A. ]. D. v. Oosten. bonte bundel. Een Ned. verzameling van Scberts, humor Erik Uyldert: Wonderlijke beleuenissen uan e11 satire werd 1895 uitgegeven door C. F. den Baron uan lHunchhausen Junior, opgev. Duyl en L. Leopold. Humoristen in de tekend en stijlvol vervalst. XIXe eeuui; bloemlezing van Dr. B., 1922. Henri van Wermeskerken: Suikerireule. Een Een nieuwe Humor in Holland verscheen vrolijke Indische roman. - Tropiscbe in 1940 van R. Casimir, ]. Karsemeyer en zo utioaterliejde. G. Kazemier. Luc Willink: De blauwe smaragd, Een Humor in de moderne Ned. literatuur, De luchthartige roman. - j\1ijn wolkenkrab- '""-', door C. Veth, 1929. ber. - Bij ons in Podorouu. Humor in die algemen en sy uiting in die Hunenborg, De '""-', een van de verhalen in afrikaanse letterkunde, zie Alalherbe. Onze Voorouders van Van Lennep, vast- Humorcultus van de Romantiek, De , geknoopt aan de oude schans in Twente proefschrift van Dr. E. ]ongejan, 1933. tussen Ootmarsum en Oldenzaal, door de Bijdrage tot de psycbologie der Humoris- schtijver op zijn wandeling door Nederten, studie van C. HazewinkeI, 1922, over land bezocht. De geschiedenis van een von- E. en Am. humoristen en over Beets en deling uit de 10e eeuw. Hasebroek. I Hunningher, Dr. B. '""-', geb. te Vlissingen Potgieter was begonnen in 1836 met zijn 1903, sedert 1948 hoogleraar in het Ned. Proeuen van een humorist, dat waren de te New-York. Zijn proefschrift handelde vertaalde Essays van Charles Lamb, 1833. over Het Dramatiscb lf7erk van Scbim- In 1840 volgde Tajel eout uit Tabletalk mel, 1931. van William Hazlitt" 1818. Van] 842 ziin Hups, Willem '""-', zie Willem. de Studies en Scbetsen, vertaling van]. H. Hurrelbrinck, L. H. J. Lamberts '""-', zie L. Leigh Hunt. De Gids van ]837 bevatte Hurtado de Mendoza, Diego '""-', zie M. proeven van vertaling van Pickwick. De Hussem, W. '""-', geb. 1900, dichter. De Engelse humoristen zijn herdacht in de Kustlijn, 1940. Uitzicbt op Zee, 1942. bundel Luimig Proza, verzameld en ver- Huwelijcks-Fuyck, zie Fuyck. taald door Frank van der Goes. C. Haze- Huwelijk sluiten, Het '""-', blijspel van Berwinkel schreef over de Psycbologie der nagie, satire tegen de ouders, die hun doch- Humoristen, 1922. In 1940 kwam een over- ters aan een rijke man brengen, al is 't een zicht van W. H. Staverman: Humor ell ploert. bumoristen. Huwelyx-haeter, rijmloze verzen van Hooft, humoreske == komisch verhaal. de vertaling van Misogamos, een L. satire Humoristische Romans, uit de hedendaag- van Huygens. se Nederlandse literaruur. Huyben, J. J. '""-', geb. 1894 te Oosterbout, F. K. van Casander: Lawijt random Vera. eerste overste van het in 1935 opnieuw Henriette van Eyk: De kleine parade. - gestichte Benedictijner klooster van Eg- Gabriel, de gescbiedenis van een mager mond. Studies over 't geestelijk leven in mannet]e. - De lotgeuallen van Therese. de M.E. Medeoprichter van het tijdschrift - Als de u/ereld donker is. - Het eenig Ons geestelijk Er], ecbte. - Truus de nacbtmerrie. Huybert, Mr. Anthonie de '""-', 1583-1644, johan Fabricius: H et meis]e met de blauwe lid der Admiraliteit te Amsterdam, t te hoed. Roman uit het soldatenleven. Leiden, Zeeuws dichter, aan wie Vondel Leonhard Huizinga: De gestroomlljnde zijn Amsterdamscbe Hecuba opdroeg. Uit uiereld, - ,,0 ... .", zei ik. - Adriaan Zieriksee; vestigde zich te Leiden aIs weell Olivier. De ware geschiedenis van een reldlijk af'gevaardigde bij de Bijbelvertastraatarme maar beschaafde tweeling van ling. Berijmde de Psalmen; 1624. Ook zijn redeIijk goede familie. dochter Charlotte, geb. 1622, beoefende Hans Martin: Cocktail. de dichtkunst. A. P. M. Moussault: }n Reis zonder def- Huybert, Petrus Anthonius de --, ]693- tigbeid, 1780, uit 's-Gravenhage, heer van Krui- Nono: Amsterdammers, - Dubbel zes, - ningen, drost van Muiden, toneelschrijver. Vernis. - Half om half. - Zeueu. De uermiste molenaar, 1713. Vriend van P. H. Ritter jr.: Een week minister of "De Willem van Haren, Y. Vincent en J. ]. glorierijke dagen der rapaljepartij"., Mauritius; een der laatste leden van N.V.A. F. de Sinclair: De bridgeclub van Oom Raakte 1713 in twist met de leden van het Sorry. - Instituut Zombo. - Oom Sorry I Amst. genootschap "Constantia et Labore"; Huydecoper 2' de poetenoorlog met de schouwburgdirecteur Pluimer, met Langendijk en Jacob Zeeus. In zijn Dubbelde Schaking, ± 1712, leverde hij een vrijage-spel. Plaatste een sonnet voor de Po'ezy van Schermer, in 1712 uitgegeven door Vlaming. Zie Poeten-Oorlog; hij werd spottend De Haagse Apollo genoemd; zie daar; en ook wel Pieter Teunis Huyp. Hij was de leerling en tevens de Maecenas van Ysbrand Vincent. Op zijn beurt was hij de voorlichter van Willem van Haren bij diens Friso. Hij is vrij zeker ook de dichter van De Zangberg gezuivert, 1716, tegen Jakob Zeeus, en tegen de noten bij klassieke schrijvers. Zo schreef hij onder ps. Dr., Chrysostomus Matanasius zelf veel bespottelijke aantekeningen bij zijn gedichten. Huydecoper, Balthazar ~, 1695—1778, schepen van Amsterdam, baljuw van Texel, geleerde en letterkundige; vertaalde Horatius en schreef L. verzen. Schrijver van toneelwerk; Achilles, 1719. Ontleende aan een F. roman het treurspel Triompheerende Standvastigheid, 1717; aan de oude geschiedenis Arzaces (stichter van het Rijk der Parthen), 1722. Als taalgeleerde schreef hij Proeve van taal- en dichtkunde op Von dels Herscheppingen van Ovidius met dezelfde eerbied, die tot dusver ten deel gevallen was aan klassieke schrijvers, 1732. Hij gaf de Rijmkroniek van Melis Stoke uit, 1772, en de Brieven van P. C. Hooft, 1738. Van de Proeve verscheen in 1782 de tweede druk, bezorgd door P. v. Lelyveld en na diens overlijden het 3e deel door N. Hinlopen, 1788. Hij had Edipe van Corneille vertaald en beantwoordde de kritiek in zijn Corneille verdedigd, 1720. Hij is met Lucretia van Merken de grote vertegenwoordiger v. h. F. klassiek treurspel in de 18e eeuw. Medeoprichter v. d. Mij. v. Letterkunde. Zie Triumpheerende Standvastigheid. Studie over hem van Henri Ett, 1947. Huydecoper van Maerseveen, Joan —, 1601 —'61, sedert 1651 burgemeester van Amsterdam, beschermheer van Jan Vos; zie daar. Vriend van Huygens, die zijn buiten Goudestein prees in een gedicht. Vondel droeg aan hem zijn vertaling van Edipus op, 1660. Aan zijn zoon, die dezeJfde naam droeg, vereerde Vondel in 1666 Ifigenie; zie daar. Huygelaere, Augustin d'~, 1774—1849, uit Deinze, prijsdichter. Huygens, Constantijn —, 1596—1687, uit Den Haag. Zijn vader was uit Brabant en werd secretaris van de R. v. S., Calvinist en Humanist tegelijk evenals zijn vriend Marnix. Constantijn ging 1616 naar Lei- Huygens den „in de studie", in 1617 reeds kwam hij terug. Van 1618 is zijn gedicht Doris oft Herderclachte, ter ere van Dorothea van Dorp; het werd geschreven te Londen, waar Huygens was in 't gezelschap van de E. gezant Carleton. Zo vergezelde hij 1620 Aerssen van Sommelsdijk naar Venetie. Hij kwam aldus in aanraking met geleerden en kunstenaars, te Londen bv. met Bacon en de dichter John Donne. In 1620 schreef hij Misogamos, zie Huwelyxhaeter. Van 1622 is zijn satire Costelyck Mai, opgedragen aan Cats. In 1625 werd hij secretaris van Frederik Hendrik en sedert was hij voortdurend met de Prins te veld. Tot zijn dood bleef hij de secretaris der Oranjes. Hij trouwde in 1627 met Suzanna van Baerle, uit Amsterdam, de Sterre van zijn gedichten. Zij overleed in 1637, juist toen het nieuwe huis op het Plein in Den Haag gereed was. Nu bouwde hij er tot afleiding het buitentje Hofwijck bij aan de Vliet bij Voorburg, en legde daar een grote tuin aan. Huygens' ereste bundel gedichten noemde hij Otia of Ledighe Uren, 1625. Hij had ze geschreven: voor anker bij Rammekens, in de legerplaats bij Bergen, op een rit tussen Putten en Amersfoort enz. Hij stelde belang in de gebeurtenissen van zijn tijd, dichtte op de zeilwagen, op prins Maurits, op de godsdiensttwisten van 1617. Daghwerck beschrijft zijn huwelijksleven, 1627 —'30; Hofwyck, 1651, geeft een beeld van zijn verblijf buiten; Zeestraet is een pleit voor een betere weg naar Scheveningen, 1667; Cluys-Werck beschrijft weer des dichters leven, 1683. Reeds in 1621 had hij in zijn Voorhout het Haagse leven geschetst. Zedeprinten zijn karakterschetsen, 1624; Oogentroost is een moralizerend satirisch gedicht, 1647. Zijn Stedestemmen zijn gewijd aan de stemhebbende steden van Holland, 1624. 't Meest bekend werd de Scheepspraet bij de dood van Prins Maurits: overzicht van de toestand van 't Land, 1625. Dan is er nog de aardige klucht van Trijntje Cornelis, 1653, terwijl het aantal van zijn Sneldichten in de duizenden loopt. Ook heeft Huygens een groot aantal F. gedichten geschreven, meestal gericht aan buitenlandse gravinnen enz. Al zijn werken dragen een Calvinistisch karakter; reeds in 1619 gaf hij een dichterlijke bewerking van de Artikelen des Geloofs. Van de F. pietist De Labadie moet hij niets hebben; hij Scheldt hem uit voor een geslepen vos en voor een „haen in 't vrouwhock." Maar als Humanist spreekt hij met bewondering van Erasmus. 40 Huygens 2 Bij hemzelf overheerst steeds het verstand het gevoel. Hij is er daarbij op uit om te leren en te stichten. Door zijn werkkring kende hij de allerhoogste standen; zelf werd hij ridder en heer van Zuilichem; maar hij kende ook het volk en voelde er voor; zo als b.v. voor de Scheveningers. Ook voelde hij voor de schoonheid en de rijkdom der Ned. taal. In zijn L. eigen-levensbeschrijving vertelt hij, dat hij in zijn gedichten 't nuttige met het aangename wil verenigen. Maar hij zoekt vooral het vernuftige, pittige en is daardoor dikwijls moeilijk te verstaan. Een zeer bijzondere figuur in onze letteren; al komt hij als dichter te kort aan verbeelding en hartstocht, hij vergoedt dit dikwijls door zijn oorspronkelijkheid en geestigheid. Houdt zich buiten de politiek. Toen de Aanslag op Amsterdam heel Holland beroerde in 1650 en Vondel zich te buiten ging aan de grofste hekeldichten, schreef Huygens een epigram: Hoe quam 't, dat Amsterdam soo [gramm was, En waerom was 't niet voor den Prins? In seven woorden gaet veel sins: Om dat de Prins voor Amsterdam was. Zijn zinspreuk is samengevat in 2 van zijn eigen regels: Uyt de wegh, ontijdigh pruylen! 't Leven is soo korten span. Op zijn oude dag dichtte hij: Mij, Heere! laat vrij gaen; Mijn rol is afgespeelt en al wat kan gebeuren Van lachen en van treuren Is mij te beurt geweest. . . . Gastheer van kunstenaars; leerdichter. Ook componist. Van zijn 800 composition zijn slechts de 39 der Pathodia Sacra et Profana over, 1647 te Parijs gedrukt. Huygens dichtte op een „stilzwijgende weigeringe" in Maart 1676 van de zijde van de stadhouder: 'k heb aen een deur geklopt, Die steen of ijser was. Hij was: van de stoep geschopt Als een stout Bedelaer. . . . Zijn Daghwerk bleef reeds in 1630 onvoltooid liggen; hij was nog maar tot de nanoen gekomen. De studie-uren en dus de gedachten over kunsten en wetenschappen moesten nog volgen en ook zijn gedachten over godsdienst en opvoeding. Uitgegeven 1658. Huygens schreef een L. autobiografie, die onvoltooid bleef; uitgegeven door Adriaan Loosjes in 1817; door Dr. Worp, 1897; door A. H. Kan, 1946; vertaald. Letterk. Wrdbk. 2e dr. Huysvaders A. D. Schinkel gaf in 1842 een Bijdrage tot de kennis van bet karakter van Huygens uit, ontleend uit aantekeningen wegens het beheer zijner goederen. In 1851 volgden nog Nadere Bijzonderheden. Over hem verder Jorissen, Studien /, 1871, niet verder verschenen; zijn Dagboek door J. H. W. Unger, 1885; H. J. Eymael, Huygens- studien, 1885; Prof. G. Kalff, Ned. Dichters, 1901. De Gedichten van Huygens uitgegeven in 9 delen door J. A. Worp, 1892—'99, die 1911—'17 ook de Brief wisseling bezorgde. Huygens-tentoonstelling, 1896. Proefschrift over Huygens' letterkundige opvattingen van Dr. G. J. Buitenhof, 1923. Over Hofwijck zie In Gesprek. Trijntje Cornells werd voor 't eerst na 300 jaar opgevoerd in Den Haag, 1951. Dichters uit zijn school: Westerbaen, Adr. v. d. Venne, Elias Herckmans, Tengnagel. Huygens Jr., Constantijn ~, 1628—'97, oudste zoon van Constantijn Sr., 1672 secretaris van Willem III. Zijn Journalen zijn uitgegeven door 't Historisch Genootschap; hij behandelt daarin de chronique scandaleuse van 's Prinsen omgeving. Huygens, Cornelie ~ , 1848—1901, trad 1896 toe tot de S.D.A.P., schreef 1897 de roman Barthold Meryan, die een beeld gaf van de voormannen der Socialistische beweging; beleefde 3 drukken in 4 jaar tijd. Zij schreef 1899 De Liefde in het Vrouwenleven voorheen en thans, antwoord op De Liefde in de Vrouwenkwestie van Anna de Savornin Lohman. Huygens, Susanna ~ , 1637—1725, dochter van Constantijn, trouwde 1660 met haar neef Philips Doublet. Huyghen van Linschoten, Jan ~, zie L. Huyp, Pieter Teunis ~ , zie De Huybert. Huys, Victor ~ , 1829—1901, uit Geluwe in W. Vlaanderen, schoolvriend van Gezelle, pastoor van Zillebeke; schreef Baeckeland of de Rooversbende van 't Vrijbusch, 1867. huyskens, 1° de plaatsen der handeling op het toneel der M.E., konden worden afgesloten met gordijnen, naast elkaar. Ook nog in de 17e eeuw; de gordijnen nog in gebruik bij de Academie; 2° In de 17e eeuw de naam van de loges in de r.chouwburgzaal, waarin de gegoeden zaten. Zij omringden de „bak", waar het gewone publiek zat of stond. Huysman en een Barbier, Klucht van een ~~, „huismanspraatje in een barbierswinkel," gevonden onder de nagelaten schriften van Bredero. Huysvaders, Afbeeldinge eenes rechten ~, zie A. 16 11 Huyswijf 242 Huyswijf, Christelyck ~, een der delen van Cats' Houwelyck, vertoond in de gestalte van bedaagde moeder en daarna van weduwe. Vergeleken met de winter. Huyter, De ~ , zie He utter. Huyts, J. L. V. A. ~ , geb. te Rotterdam 1897, schrijver over Rusland en van Sovjetpoezie. Hye, Jacob ~ , 1667—1749, dichter van De Fonteine van Gent, de oude hoofdkamer. Hylkema, Dr. C. B. ~ , schreef een belangwekkende studie over de Reformateurs. Hij vermoedt, dat de Collegiant Frans Kuyper is uitgetekend als Jan Klaasz in het blijspel van Asselijn. Hijmans-Hertzveld, Estella ~ , 1837—'81, uit 's-Gravenhage, dichteres; werkte mee aan verschillende jaarboekjes. hymne, loflied ter ere van God, bv. de rei in 't eerste bedrijf van Vondels Lucifer en God met oris van Da Costa, 1826. Ook hooggestemde lofzang in 't algemeen, bv. Hymnus oft Lofsanck van Bacchus, 1614, van Daniel Heinsius, en Hymnus ofte lof-gesangh over de wijdberoemde Scheeps-vaart, 1622, van Vondel, in De Vernieuwde Gulden Winckel; later onder de titel Lofzang van de Zeevaert; zie daar. Iersel Ic stont op hoghen berghen, ridderromance uit de 15e eeuw, bewerkt naar motieven uit de roman van Lancelot; tot ons gekomen als een der ruiterliedjes. Iddekinge, A. A. van ~ , 1711—'88, het type van de 18e eeuwse regent, Prinsgezind burgemeester van Groningen. Zie De Oude Staatsman. Ideen, tijdschrift op ongeregelde tijden van Multatuli, waarin hij optrad tegen het geloof; bracht de jonge gemoederen in heftige beweging, ook door zijn revolutionnaire beschouwing over de maatschappij, o.a. over de positie van de vrouw. Sedert 1862. In de Ideen het verhaal van Woutertje Pieterse, De Vorstenschool en de kritiek op Floris V van Bilderdijk. Twee bundels waren gereed in 1865; in 1870 werden de Ideen hervat; in 1877 verscheen het 7e en laatste deel. Idenburg, Mr. P. J. ~ , geb. te Hillegers berg 1898, schreef 1927 de Gesch. v. h. Athenaeum Illustre in de 19e eeuw; 1928 —1946 seer, van Curatoren te Leiden; sedert 1946 secr.-generaal van het Afrika- Instituut. Idinau, Donaes ~ , zie Jan David. idioticon, dialektwoordenboek, zie De Bo. Ido, Victor —, zie Hans van de Wall. idylle, dichterlijke schildering van het leven van eenvoudige mensen als herders, vissers en boeren; uitbeelding van de geneugten van het landleven; onderdeel van de pastorale of herderspoezie. Nanno van Vosmaer; De Verjaardag en De Vorstin in het Dorp van Staring; bundel Jdyllen van Pol de Mont, 1882. Reeds beoefend door Theokritos bij de oude Grieken. Bij ons in de Arcadia's in proza; zo ook Meester Maarten Vroeg van Vosmaer Sr. In de Camera schetsen als Teun de Jager. Van Cremer de Betuwse Novellen. Bij uitbreiding ook beschrijving van een genoegelijk leven als in De Gouden Bruiloft van Messchert, en in de „besteek" bij de kuiper van Jan van Beers in zijn Begga; zie daar. Verder: Immerzeel, Hugo van 't Woud\ Prudens van Duyse, Godfried of de godsdienst op }t veld, in 5 zangen, 1842. In proza Rikke-tikke-tak van Conscience, 1846 opgenomen in Het Taalverbond, de liefdesgeschiedenis van een smidsdochter. Verder o.a. De Loteling en Bavo en Lieveken, 1865. Van Multatuli: Sa'idjah en Adinda\ Wouter en Famke. (Idylle, Gr. = beeldje.) Studie van Dr. Marie M. Prinsen, De idylle in de 18e eeuw, 1934. Voornaamste dichters van toen: Broekhuyzen, Wellekens, Schermer, Poot. Idylle, prozaschets van Vosmaer, behandelt het bezoek aan Multatuli te Wiesbaden en de wandeling naar Ramsbach, 1874. Opgenomen 1879 in de Vogels van diverse pluimage. Zie Zefiro Bueno. Ie blijft in eele doen, anagram van In Liefd' bloeiende. Iemant en Niemant, 1° een bewerking van Isaak Vos van Elckerlyc, 2° opnieuw bewerkt als „zinnespel" door Jan Nomsz, 1768. Iependaal, Willem van ~, ps. v. W. v. d. Kulk, geb. Rotterdam 1891; trad 1932 op met Liederen van de Zelfkant, in 1934 met Over de leuning en langs de kaai, in 1935 met Liedjes van ordelijke ellende; schreef 1935 de roman van Polletje Piekhaar, in 1937 vervolgd met Lord Zeepsop. In 't zelfde jaar Kriebeltjes Hoogtepunt, in 1939 voor het toneel bewerkt door Herman Bouber. Vervolg daarop: Adam in Ongenade. In 1939 ook nog de roman De dans om de Rinkelbom; 2e druk als Madame Pedasco. Ook gaf hij een historische roman uit: Op last van Her en Zeventien. Na de oorlog verscheen Achter de Horizon, een trilogie over de daarvoor verlopen jaren; in 1950 Alle Liederen van de zelfkant. Iersel, Charles van ~ , 1896—1951, geb. te Iersele 2 Amsterdam, romanschrijver. Ook De psychologic in de modern? liter at uur, 1925. Iersele, Pieter van ~ , misschien uit Eersel bij Eindhoven, l4e eeuw, schreef Wis en raet van Vrouwen en Hoe een Kejser twee princhen dede verso en en, Ietswaart, Jan ~ , geb. 1911, Chr. dichter. Ifigenie in Tauren, treurspel van Euripides, door Vondel vertaald, 1666, en opgedragen aan Joan Huydecoper Jr? heere van Maarseveen, voorzittend schepen van Amsterdam. Zie Iphigenia en Thomas Arendsz., die Racine's Ifigenie vertaalde. Iffland, August Wilhelm ~ , 1759—1814, D. toneelschrijver, toneelspeler, schouwburgregent; van 1790—1813 werden 30 stukken van hem vertaald en opgevoerd, burgerlijke drama's met grote bijval begroet, sentimentele stukken. Ilias, het epos van de strijd der Grieken voor Ilium, d.i. Troje, door Homerus; zie daai Van Mander was de eerste vertaler: De eerste 12 Boecken van de Ilyados uit het F. Ilpsema Vinckers, Harco ~, zie V. Imitatio Christi (L.) = Navolging van Christus, het wereldberoemde boekje van Thomas a Ketnpis, 1380—1471. Misschien van Geert Groote. Matthys Acket gaf in 1898 uit: Over de Navolging Christi. Nieuwe vertalingen van Frans Eerens, van Willem Kloos (W.B. 1907) en van I. v. Dijk. W. G. A. J. Roring schreef Thomas a Kempis, zijn voorgangers en zijn tijdgenooten, 1902. Imme, Willem ~ , 1762—1823, pastoor van Loosduinen, schrijver van toneelwerk, o.a. van De jonge Walburg of de gevolgen van het Sentimenteele, 1790, een bestrijding van de sentimentaliteit. Immerzeel Jr., J. ~ , 1776—1841, uit Dordrecht, eerst werkzaam aan Binn. Zaken, vestigde zich als boekhandelaar en kunstkoper in Den Haag; toneelschrijver en dichter, o.a. van Hugo van 't Woud, een idylle in 4 zangen, 1813. Citadelpoeet. Sedert het begin van 1819 de redacteur en uitgever van de Muzenalmanak. In 1839 gaf hij Stalen van geestigen schrijfstijl, vertaling van proza van Paul Louis Courier. Vriend van Tollens. Uitgever van zijn werk en van dat van Bilderdijk, Feith en Helmers. Immortellen, 13 liedjes van ingebeelde liefdesmart van Piet Paaltjes, 1850—'52: Voor alles is er een oorzaak, — Maar hebben mijn tranen een bron? impressionisme, de individualistische prozakunst, waardoor de schrijver nauwkeurig alle stemmingen weergeeft in zeer persoonlijke taal; Van Deyssel is het bekendste voorbeeld ervan; verder Marcellus Emants. Zie naturalisme. 3 Indie Daarnaast de impressionistische dichters: Edward Koster, Bastiaanse, Boeken, Reddingius, Jan Prins, Annie Salomons. Over Het Impressionisme in de Vlaamsche Letterkunde een studie van R. F. Lissens, Amsterdam 1934. improvisatie — gedicht, gezegd of geschreven zonder voorbereiding, bv. de kniedichten van de Rederijkers; het opzeggen van een gedicht op een opgegeven onderwerp wordt meegedeeld van Beronicius; zie ook Willem de Clercq. In de uitgave van diens Dagboek door Pierson de onderwerpen met tijd en plaats, sedert 1815. incarnatie = tijdvers. incunabel = wiegedruk; drukwerk uit de eerste tijd van de boekdrukkunst, voor 1501. Daarna de post-incunabelen, tot 1540. (L. cunabula ~ wieg.) In Dagen van strijd, historische roman van Wallis, d.i. Adele Opzoomer, over de laatste jaren van de landvoogdes Margareta van Parma en het optreden van Alva; vooral over de geestelijke strijd in dat tijd perk. Indestege, Dr. Luc. ~ , geb. 1901 te Zonhoven, schreef zijn proefschrift over Mw. Roland Hoist. Leraar aan het Athenaeum te Brussel. Verwierf 1942 de August Beernaertprijs voor zijn bundel Orpheus en Eurydice. index, lijst van verboden boeken, door de R.K. Kerk 1546 opgesteld; herhaaldelijk aangevuld; nieuwe uitgave 1930. Indie, werd het eerst bezongen in De Ystroom van Antonides. De eerste koloniale dichter was Jacob Steendam, 1616—'73; zie daar. Maar vooraf gaan de berichten der ontdekkingsreizigers in hun journalen, bv. Bontekoe, Van Neck en Van Haghen. Daarnaast de verslagen als die van Rijklof van Goens, en berijmingen als die van Matthijs Cramer. In de 18de eeuw Jan de Marre met zijn lofdicht op Batavia, in 6 boeken, in alexandrijnen, 1740. Van 't zelfde jaar het verontwaardigde gedicht over de Chinezenmoord door Willem van Haren. Van 1701 de Oost-Indische Spiegel van N. de Graaf; zie daar. Van 1726 Oudt en Nieuw Oostindien van Valentijn. Van Onno Zwier van Haren is het treurspel Sultan Agon van Bantam, 1769, en het Leven van Camphuys, 1772. Bestrijders van de slavernij waren Mr. Willem en zijn zoon Dirk van Hogendorp\ zie ook C. S. W. v. Hogendorp. Strijd tegen het Cultuurstelsel bij Van Hoevell. Het gehele Indische bestuur bij Multatuli in zijn Max Havelaar en zijn twee vlugschriften over Vrije Arbeid. Indie 2A Van Multatuli ook zijn lyrisch proza in I Wijs mij de plaats, waar ik gezaaid heb, geschreven tot steun van de slachtoffers van een banjir. Kapitein Weitzel gaf in 1860 in het licht: Batavia in 1858; Ds. J. F. G. Brumund schreef 1862 Schets eener Mail-reize; Dr. Gramberg 1868 Madjapahit; Conscience in 1858 de historische roman Batavia. Geestverwant van Multatuli de vrijdenker Junghuhn: Licht- en Schaduwbeelden, 1854. Beschrijver van het Indische leven: Jan ten Brink in Oostindische Dames en Heeren. En ondeskundig Hofdijk. Majoor M. Th. H. Perelaer: De opiumroman van 1886, Baboe Dalima. Het Kamerlid Van Berkenstein in Ned. Indie, 1888—'90. Zie verder Ph. P. Roorda van Eysinga, W. A. v. Rees, Brooshooft, Damn, Hofdijk. Melati van Java, De jonkvrouw van Groenenrode, 1874; Pamilie van den Resident, 1875. Annie Foore, d.i. Mw. IJzerman-Junius, Bogoriana, 1889; Therese Hoven, Onder de Palmen en Waringins, 1893; Van een dessakind; In sarong en kabaai. Mina Kruseman, Een huwelijk in Indie. roman; 1873. Dr. J. Groneman, Bladen nit het Dagboek van een Indischen geneesheer} 1874. Justus van Maurik. S. Kalff, Uit Oud- en Nieuw Oostindie, 1894. R. A. v. Sandick, heed en Lief uit Bantam, 1892. P. A. M. Boele van Hensbroek, Moesapi, een toneel uit de Atjeh-oorlog. Werumeus Buning, In en om de Kampong. Van de nieuwere schrijvers: Augusta de Wit, De godin die wacht, Orpheus in de Dessa; Raden Adjeng Kartini, Door Duisternis tot Licht; Henri Borel, Een droom in Tosari; Marie van Zeggelen, Gouden Kris; Victor Ido, De Paupers, en zijn drama De Paria van Glodok\ Jan Fabricius, toneelspelen: Dolle Hans; Sonna; Eenzaam; Mr. C. W. Wormser, Het Graf op den Soembing, roman. Carry van Bruggen, Goenong Djatti (de naam van een plantage), roman, 1909. Couperus, De stille kracht. Mw. Overduyn-Heyligers, Om zijn eer. Bar. Veth, hoofd van een handelszaak te Padang, die in Indie forruin maakte, schilderde Indie uit als het beeld van alle ellende in zijn boek Het Leven in Ned. Indie, 1900. Tegenover hem staat Heilig Indie van Rusius. Johan Koning, Het Verloren Land, roman, 1928. Mw. Szekely-Lulofs, begon met haar roman Rubber, 1931, beschrijving van 't losbandig leven der Delianen; dan Koelie, \ i4 Ingelheim I 1932, over het lot der inlandse contractanten. Toen waren echter de toestanden reeds zeer veel veranderd en verbeterd. Verder De andere Wereld, 1934. Daarna Hongertocht, roman over Atjeh. Bep Vuyk, die in haar verhaal De Duizend eilanden de Indo verheerlijkt, 1937. Het laatste huis van de wereld, 1939. Het Hout van Bar a, 1947. Martha Waldens, Schandaal om Benvenuto Barrera. Jan Prins (Schepp), lyrisch dichter, Tochten; Getijden; Indische gedichten. Noto Soeroto, navolger van Tagore, gedicht in proza: De Geur van Moeders haarwrong. E. du Perron, Land van Herkomst. Ook bracht hij 1939 in zijn bloemlezing De Muze van Jan Companjie een aantal stukken bijeen, die op Indie betrekking hebben, uit de jaren 1600—1780. In 1949 kwam het vervolg op deze bundel: Van Kraspoekol tot Saidjah (1780—1860). individualistische dichters, de mannen van Tachtig en hun nabloei: Helen e Swarth, Bastiaanse, Reddingius, Beversluis, Jan Prins, Annie Salomons, J. H. Leopold, Karel v. d. Woestijne, A. Roland Hoist, Jan Greshoff, M. Nijhoff e.a. Iedere dichter drukt zijn individuele emotie op individuele wijze uit; 't grootste voorbeeld is Gorters Met. Proefschrift van F. N. Fischer: Het Individualisme in de 19e eeuw, 1910. Zie ook Prometheus. Inenting, De —. bezongen in een Lierzang door Onno Zwier van Haren, opgedragen aan zijn schoondochter, 1777. Ines de Castro, treurspel van R. Feith; de stof genomen uit de Lusiade, het heldendicht van Camoens. Ines, een adellijke Portugese jonkvrouw, heimelijk getrouwd met Prins Pedro, doch uit ijverzucht ter dood gebracht. Er was ook een Sp. toneelstuk van gemaakt, dat 1701 in 't Ned. vertaald werd door Th. de Koning als De Gekroonde na haar Dood, herhaaldelijk te Amsterdam vertoond. Feith maakte er een stuk van ter verheerlijking van de deugd; 1793. Het Sp. stuk (van Don Louis Velez de Guevarra) werd 1740 opnieuw vertaald door M. v. Heulen en nog in 1853 te Amsterdam opgevoerd. In 1775 verscheen nog een oorspronkelijk stuk Agnes de Castro van J. A. Bakker. Bilderdijk maakte een gedicht op haar, Mengelingen IV, 1808. Da Costa bezong in 1821 Ines' droevig einde. Ingelheim, aan de linkeroever van de Rijn tussen Mainz en Bingen; met de palts van Karel de Grote, die aldaar met Elegast uit stelen ging; ,// Ingelem opten Rijn." I Zie ook Nieder-Ingelheim. Ingels 245 Ingels, Mr. Simon ~ , te Vreeland, gaf 1658 een „lantspel" uit: De Getrouwe Herderin, een bewerking van Fida Nimfa van Contarini van 1598, op een ongedwongen natuurlijke toon. Met een lofrede op het leven der landlieden: Behoeftig maar vernoegt Brengt gij uw dagen deur.. . . Maar met aanvallen op de vrouwen: Met recht wordt gy van veele Voor 't snootst geslacht gehouwen, Alleen geschapen tot een anders schade en last! De vertaler zal 't niet zo erg gemeend hebben, want hij bezong de ziekte en dood van Maria Crombalch, de dochter van Tesselschade, 1647 en eveneens de dood van Tesselschade in 1649. Hij was geb. te Amsterdam 1618, werd er advocaat, ging in 1660 als consul naar Barcelona. Op zijn werk staat S. I., zodat men hem tot voor korte jaren Simon van Ingen noemde. Zo ook nog bij Kalff. Over hem: Sterck, Oorkonde over Vondel. Ingen, Simon van ~, lie Ingels. In Gesprek met de Vorigen, bundel essays van Dr. M. ter Braak. In 1946 verscheen nog In Gesprek met de Onzen. Daarin De Paaen van Hofwijck. Ingooigem, Ingoygem, dorp in W. Vlaanderen, O. v. Kortrijk; woonplaats van Deken Verriest en Stijn Streuvels. Praalgraf van Hugo Verriest. initialen (L. = beginletters), in de M.E. handschriften de versierde beginletters, geschilderd in verschillende kleuren. Ontwikkelden zich sedert de 13e eeuw tot randversieringen. Inkomst, Blijde —, vier Vlaams-BourgGndische gedichten, uitgegeven door Gilbert Degroote, Amst. 1950. In Liefde Bloeiende, het devies van de Amsterdamse Rawer van Retborycke „De Eglantier." Uit de I6e eeuw zijn zinnespelen over: Menschelijcke Broosheit 1551 en Van Moortdadigh werk en manhatighe tanden uit dezelfde tijd, een toneelvertoning van de oorlog. Kwam tot grote bloei in het eind der I6e en in 't begin der 17e eeuw: De Oude Kamer, naast de nieuwe Brabantse 7 Wit Lavendel. Een van de grootste verdiensten der Kamer is de zorg voor taalzuivering en taalopbouw, zo hoog nodig in die dagen, toen het Hollands krioelde van basterdwoorden. Spieghel schreef met medewerking van Coornhert en Roemer Visscher vier werken over de nieuwe taalbeginselen: 1° Twespraeck van de Nederduytsche Letterkunst; zie daar; 2° Ruyghbewerp van de Redenkaveling, d.i. schets van de redeneerkunde; In magnis voluisse sat est 3° Kort begrip des redenkavelings, in slechte rijm (eenvoudig berijmd); 4° Rederijckkunst, in rijm op 7 kortst vervat, een handleiding voor dichters; 1587; naar Cicero. Samen onder de titel Kort Begrip, leerende recht Duidts spreken. Het tweede boek was opgedragen aan de „H66fden des Hoghen Schools van Ley den" met verzoek tot behartiging van „onse moederstale", maar de deftigheid hield zich aan 't geleerde Latijn. Leden waren in 1581 vijf burgemeesters en acht schepenen; later Reael, Reynst, Rendorp; dan Samuel Coster, Bredero en Hooft, Albert van der Burch, Hendrik de Keyser en Theodore Rodenburg. Met de Brabantse Kamer, 7 Wit Lavendel, was de verhouding goed, maar er kwam scheuring in de Oude Kamer zelf. Deze leidde tot de stichting van Costers Nederduytsche Academie. Eerst in 1635 smolten Eglantier en Academie ineen. Toen Rodenburg in 1619 vertrokken was, nam Jan Hermansz. Krul de leiding. Zijn blijspel Diane werd 1623 opgevoerd. Maar hij kon de achteruitgang niet tegenhouden; in 1635 kwam de verenigde Amsterdamsche Kamer. In 1602 kwam het liedeboek Den Nieuwen Lusthoj, in 1610 Den Bloemhof, in 1615 Apollo. Mw. E. Ellerbroek-Fortuin gaf in 1937 uit Amsterd. Rederijkersspelen in de 16e eeuw. Inlijving, Dichters uit de tijd der ~ , Tollens, Lierzang aan de Vaderl. dichters; Aanblik op de Noordzee. Daartegenover Bilderdijk: Hulde aan Z. Keizerlijke en Koninklijke Majesteit, 1810; maar ook Afscheid van 1811, doch dit dichtstuk weer verloochend bij de F. gouverneur-generaal der Nederlanden Lebrun. Loots, lierzang De Holl. Taal, met het antwoord van Van Hall: Aan Corn. Loots. Tollens dichtte nieuwe vaderl. romances: Kenan Hasselaar, 1811; Herman de Ruiter, 1812; Het Turfs chip van Breda, 1813- Kinker, Het Alleven, een wijsgerig gedicht, 1812. Immerzeel, Hugo van 7 Woud, 1813, Idylle; ook luimige gedichten. Helmers, De Slag bij Nieuwpoort en vooral De Holl. Natie, 1812. Adr. Loosjes: De laatste zeetogt van De Ruiter, in 12 boeken, gehavend door de censuur. Ook v/erden 56 toneelstukken verboden. Cornells van Marie, Katabasis, in Maart 1813 in hs. verspreid. Feith voorspelde in Maart 1813 De Val van Napoleon. n magnis voluisse sat est [In grote (dinInstituut voor wetenschap. 2 gen) gewild te hebben voldoende is], kunstgenootschap opgericht ± 1680 door Frans Rijk naast Nil Volentibus. Leden waren o.a. Mr. Laurens Bake en Mr. A. Alewijn. Instituut voor wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten, Koninklijk —, ingesteld door Koning Lodewijk 1808. Onder de dichters werden benoemd Bilderdijk, J. v. d. Bosch, Meerman, Loots, J. Hinlopen, J. W. Bussingh, D. J. v. Lennep, M. C. v. Hall, Jan Schaap, P. v. Hemert en Feith. De vergaderingen waren in het Trippenhuis. Gaf 1817—'36 vijf delen Verhandelingen uit, met werk o.a. van Kinker, A. R. Falck, Reuvens en Geel. Het instituut werd ingesteld in navolging van dat te Parijs; omgezet in de Kon. Akademie 1851, eerst alleen voor wis- en natuurkunde, 1855 ook voor taal, letterkunde, geschiedenis en wijsbegeerte. Zie Academie en Da Costa's Vijf en Tiuintig Jaren. In de nieuwe Academie werd Da Costa niet benoemd; tot verontwaardiging van Groen van Prinsterer, die nu zijn benoeming ook weigerde. Men wilde de uitersten niet; ook Thorbecke kwam er niet in. Insulinde (L. insula = eiland), naam door Multatuli aan het slot van Max Havelaar gegeven aan Ned. Oost-Indie. Internationale, soc. arbeidersstrijdlied, tekst van Pottier, 1871; wijze van Degeyter, arbeider uit Rijssel, f 1915. Ned. Vertaling van Mw. Roland Hoist: Ontwaakt, verworpenen der aarde, Ontwaakt, verdoemd' in hongers sfeer! Redelijk willen stroomt over de aarde En die stroom rijst al meer en meer. Intimis, roman van Allard Pierson, 1861. Het boek was in 1857 uitgekomen als Een Pastory in den vreemde\ behelst de levenservaringen van zijn verblijf te Leuven 1854—'57. Intocht der Franschen, De ~ , klaaglied van Bilderdijk, 1795. intrige = de verwikkeling in het drama\ zie daar; de botsing tussen de karakters, de strijd der belangen. in usum delphini (L. = ten gebruike van de Dauphin), gezegd van boeken, die de zoon van Lodewijk XIV moest gebruiken, gezuiverd van aanstotelijke gedeelten. Daarna in 't algemeen. Inval der Engelsen in Zeeland, 1809; zie Wapenkreet. Verder dichtte Bilderdijk Bath hernomen, ofschoon generaal Cort Heyligers het fort verlaten vond. Invallende gedachten op voorvallende gelegentheden, dichtwerk van Cats, voor 't eerst verschenen in 1655 bij de uitgaaf van Alle de Wercken. Een Schevenings Iphigenia visvrouwtje, een melkmeisje, een vrouwe die met beulinghen te sieden besigh is, spreken. Samen 52 stuks; een van Cats' laatste werken. Inwijding, 1° de tweede roman van Vosmaer met reisindrukken van Italie en met beschouwingen over de Italiaanse kunsten; voor de vorm is het de geschiedenis van een jong paar, dat ingewijd wordt in die schone wereld. Het werk werd niet voltooid; 1888. De reizigers komen niet verder dan Rome; 2° roman van Marcellus Emants; de liefde tussen een jonge man uit hogere kringen en een eenvoudig meisje; daartegenover gebrek aan liefde in het wettig huwelijk. Inwijdinge van 't Stadhuis van Amsterdam, 1° groot lofdicht van Vondel, beloond door burgemeesteren met een zilveren schaal, 1655: De Zeven volcken, alle uit eenen [Duitschen stam, Bekennen dat hun heil, van Godt en [Amsterdam, Gelijck een morgendau en zegen, neer [komt vallen. Dit groots gedicht werd toegeeigend aan heren ,,Burgemeesteren en Regeerders" der stad. Zie Stadhuis; 2° groot lofdicht van Jan Vos, eveneens opgedragen aan de burgemeesteren. Iperen, Dr. Josua van ~ , 1726—'80, uit Middelburg, predikant te Lillo en te Vere, lid van de commissie voor de Psalmberijming 1772, 1778 naar Indie. Schreef Young's Nagtgedagten nagezongen, 1767. Verder over taal, geschiedenis en opvoedkunde. Hij was de eerste, die in de Taalen Dichtkundige Bijdragen van 1762 een oproep plaatste „tot het helpen toestellen van een Nederduitsch Woordenboek." Iphigenia, klassiek treurspel van Coster, 1617, gericht tegen het consistorie: O, wel gheboren volck! dat noyt en wierd gedwongen Van 's Werelts dwingelandt! Werdt ghy nu noch gedrongen Te moeten buygen onder 't moeyelijcke juk Van malle Papery! Maar Reinier Pauw was burgemeester van Amsterdam en het stuk werd niet uitgegeven en niet vertoond voor 1621. Toen werd Coster voor burgemeesteren geroepen op klacht van Ds. Rudolfus en Ds. Smoutius. Het stuk was ook zo fel tegen de predikanten: Gecken, Die kosteloos, om ander' goeder Luyden geld, Gemackelijcke sijn ter hooger school besteld. 16 Ipocrito 2 Toen Smout in 1630 uit de stad geleid werd, werd het drama weer opgevoerd en verscheen reeds de 6e druk. Iphygenia, dochter van Agamemnon en Clytemnestra, werd geofferd in Aulis, omdat tegenwinden de afvaart naar Troje verhinderden, gered door Artemis, wier priesteres zij werd in Tauris, waar haar broeder Orestes haar weervond. [Tauris = de Knm.] Zie Ifigenie. Bij de opvoering van Costers stuk was de zaal te klein voor de toeschouwers. Het heette nog bij Jacob van Lennep, die 66k orthodox was, „een toonbeeld van boosaardigheid." Ipocrito (de schijnheilige) van Aretino, door Hooft in proza bewerkt. Bredero's berijming er van bleef onvoltooid; de uitgever Van der Plasse liet het afmaken en gaf het stuk in 1624 uit. Iris, 1° gedicht van Jacques Perk; zie daar; de mythe van Iris en Zephir behandeld als het eeuwige verlangen van de dichter naar hemelse schoonheid. Het gedicht, nu beroemd, werd door De Gids geweigerd; door De Tijdspiegel opgenomen, 1881. Opgedragen aan Johanna Blancke; 2° bundel gedichten van Pol de Mont, 1894. Irmenlo, neo-romantische historische roman van Adriaan van Oordt; beschrijving van het oud-Germaanse leven vol fantazie, 1896. Irmenlo, dorp op de Veluwe ten tijde van Karel de Grote, nog vol strijd tussen heidendom en Christendom, is Ermelo. Isabella, toneelspel door Hooft opgezet uit Orlando furioso (Razende Roland) van Ariosto. Hij schreef alleen het grootste deel van 't le bedrijf; • Coster nam het werk over; 1619 gedrukt. Het stuk moest dienen voor de ontvangst van Prins Maurits op 't Muiderslot in 1618. Rodenburg was hun voor met zijn Rodomont en Isabella', zie daar. Toen Costers Isabella verscheen, plaatste deze er een voorrede voor, tegen Rodenburg gericht. Isengrinus, zie Ysengrimus. Ising, Arnold ~ , 1824—'98, stenograaf bij de S.G., geb. te Heusden, schrijver van Haagsche Schetsen, 1877—'88. Schetste Jan Klaaszen en andere Kluchtspelen „aan de hand van Troost", 1879. Was van 1860 —'98 redacteur v. d. Ned. Spectator, was ook voorzitter van Oefening kweekt kennis. Een „idyllische optimist" onder invloed van Cremer. Hij schreef in 1867 een historische roman De graaf van Saint-Ybar. Deze F. graaf was te 's-Gravenhage het middelpunt van de kring, die aanstuurde op afzonderlijke vrede met Spanje in 1648. Israel, 1887, Hellas, 1893, Het Hellenisme (vervolgd door K. "Kuiper), samen Onze Jaarfke Geestelijke Voorouders, het rijke werk van Allard Pierson; zie daar. Italiaanse letterkunde, Over de invloed van de ~ , van Dr. J. Berg, 1919, behandelt de vertaling van Dante en van andere It. schrijvers. Zie ook C. Ypes. Iterson, F. H. G. van ~ , 1804—'84, predikant 1830, te Weesp 1837. Daar vond hij hss. van stichtelijke werken uit de 14e eeuw in het archief van 't oude nonnenklooster. Hij gaf ze uit als Stemmen uit den Voortijd, 1857; ze bevatten uitingen der Moderne Devotie. Ithys, eerste treurspel van Samuel Coster; zie daar. Het stuk, vol van schokkende tonelen, werd het voorbeeld van Aran en Titus van Jan Vos, 1641, en van zovele toneelspelen vol van afwisseling en gruwelen. Coster had de stof ontleend aan de Metamorpbosen van Ovidius. (Ithys was de zoon van koning Tereus volgens de Gr. mythologie; deze onteerde zijn schoonzuster Philomela. Zij en Tereus' gade Prokne doden Ithys en zetten hem als spijs voor aan zijn vader. Deze vervolgt de beide zusters, welke worden veranderd in een zwaluw en een nachtegaal.) Buiten Costers weten had de uitgever in de eerste druk in het gruwelijke stuk een „boertighe clucht" ingevoegd van „een Quacksalver met zijn knecht." Itinerario (L. = Reisverhaal), zie Linschoten. Itys, zie Ithys. Ivans, ps. van Mr. J. v. Schevichaven, 1866 —1935, schreef meer dan 50 detectiveromans. Ixo, ps. van F. Smit Kleine als schrijver van een Naturalistische Passie-cyclus van Elf Zangen, opgedragen aan Cornelis Paradijs, mislukte parodie op Verwey en andere Tachtigers; 1889- J. Jaakske, zie Jacke. Jaapje, autobiografische aantekeningen van Van Looy; zie daar. Uit zijn leven als kleine weesjongen in Haarlem. Gevolgd door Jaap en Jakob. Jaar der Dichters, Het ~ , muzenalmanak voor 1911—'15; door J. Greshoff. Met verzen van Bloem, Gossaert, v. d. Leeuw, v. Nijlen e.a. Jaarboek, zie Vlaamsche Letterkundigen. Jaarboek 1946, De kunst gaat door het vrije land, onder redactie van Bloem, Clira Eggink, Hoornik, Kelk en Morrien. Jaarfke, Groninger visser en profeet uit de 15e eeuw. Zijn Prophecije opnieuw uitgegeven door K. ter Laan, 1931. 17 Jaargetijden 2 Jaargetijden, Zangen der ~ , verzameling gedichten over lente, zomer, herfst en winter, van Heije, Pol de Mont, Staring enz.; 1887. In 1888 gevolgd door Zangen en Schetsen over zonsopgang, middag, schemering en maanlicht, o.a. van Heije, Van Beers, Pol de Mont, Ten Kate. — Dichters over 't Jaargetij, bloemlezing van G. v. Vladderacken. Jaarsma, D. Th. ~ , geb. te IJlst 1878, gaf 1927 Karakteristieken uit, van Heijermans, Frans Mijnssen, Top Naeff e.a. Romanschrijver, o.a. van Thiss, cyclus in 12 delen, sedert 1921 in bewerking. Het Gelukkig Jaar, 1925. Jaarsma was onderwijzer, werd directeur van onderwijs der gemeente Amersfoort; wijdt zich nu geheel aan zijn letterkundig werk. Jacke, Van den Jongen geheeten ~ , een half dramatisch, half episch gedicht over de toverfluit, van 1528, navolging van een E. stuk. Uitgegeven door Dr. J. Bolte, Berlijn 1892, en door Boekenoogen in de Volksboeken. Moderne herdruk als Jaakske met zijn jluitje door Jozef Cantre, Antwerpen 1932. Jacoba van Beieren, heldin van een treurspel van Rodenburg, 1638; van Paffenrode, 1662, in het drama Willem van Arkel\ van Cornells Sweerts, 1691; in Parnastaal, van Jan de Marre, 1736; van Coenraad Droste, 1714. Rijmbrief Jacoba aan Frank, 1773, van Betje Wolff. Van A. Loosjes in 1790 een dramatische schets, Frank van Borselen en Jacoba; 5e druk 1855. Pieter Vreede, treurspel 1808; opnieuw door Loosjes 1810. Jacoba en Bertha is een romantisch verhaal van J. v. Lennep, 1829; daarin is Bertha, de dochter van Willem Eggerts, haar vertrouweling. Zijn gedicht Jacobaas weeklacht op het Huis te Teylingen droeg hij 1838 voor in het Instituut. Ook treedt Jacoba op in het drama Albrecht Bey ling van Siffle; daar heeft zij op grond van Bilderdijks Vad. Gesch. een zeer slechte rol. Zie Siffle. Verwey behandelde haar leven in een drama; Mw. Steenhoff-Smulders in een roman, 1908. Zo ook Vrouw Jacob van Ina Boudier-Bakker, 1934. Studie van Willemine Peletier, Jacoba in het Ned. treurspel, 1912. Ook werd Jacoba's geschiedenis fantastisch voorgesteld in De Gek van 's-Gravenhage van H. v. Peene, 1846. En behandeld in een oratorium door Em. Hiel, 1876, met muziek van J. B. v. d. Eeden. Jacobs, Bertha ~ , zie Bertken. Jacobse, Muus —, ps. van K. Heeroma. Jacobsen, Dr. R. —, schreef 1906 zijn proefschrift over Caret van Mander. Jammerliche clage Jacob Simonsz. de Rijk, zie L. W. v. Merken. Jacobsz, Gijsbert ~ , zie Japiks. Jacobus de Voragine, 1230—'98, Italiaanse Dominicaan, schrijver v. d. Gulden Legende, verzameling van heiligenlegenden, in alle Europese talen overgebracht. Jaer-beschryver, De vermeerderde wyse ~ , van Jacob Cats, in 4 delen uitgegeven 1661 en '62; tweede druk 1663. In 1669 gevolgd door 't Ontdekte voordeel van alle wereltsche din gen, hetzelfde werk, met Verstandige huishouder, Ervaren landtbouwer, Wisse beelkonstenaar; Hoofsekoek- en Pasteybacker. Met platen. Jaerboekje, Nederduitsch letterkundig ~, van Frans Rens, verscheen te Gent 1848 —'56. Jaer-Getyde van Joan van Oldenbarnevelt, hekeldicht van Vondel, ± 1631. 's Lands treurspel weer verjaert: om wiens gedoemde trouwe, Als weeu of wees, in rouwe, Bedruckt en troosteloos, treurt Hollands goe gemeent, Op Grootvaers koud gebeent. Jager, Dr. Arie de ~ , 1806—'77, leraar te Rotterdam, taalgeleerde. Redacteur van het Taalkundig Magazijn, 1834—'42; Archief voor Ned. Taalkunde, 1847—'54 en met L. A. te Winkel van De Taalgids, 1859— '67. Jager, G. R. ~ , geb. te Slochteren 1877, schoolhoofd te Zaandam tot 1935, bewerkte de muziek voor 't Groninger Liederboek van Groen, 1930. Jaghtzang, 1656, dankdicht van burgemeesteren van Amsterdam aan Johan Maurits van Nassau voor wildbraad; gedicht door Vondel. Jagt, G. Wt v. d. ~ , 1750—1834, notaris te De Rijp, dichter, vereerder van Betje Wolff. Jakobs, Bertha —, zie Bertken. jambe, versvoet, u —. Zie alexandrijn. De jamben veel gebruikt voor epos en drama; Vondels Jeptha bv. is in rijmende 5 voetige jamben. Op Herders aanbeveling verdrongen de 5 voetige jamben in Duitsland de alexandrijnen. Jamben, gedicht van Staring van 1790, doch herhaaldelijk omgewerkt; satire op koketterie en galanterie en vooral op de dubbelzinnigheid; oorspronkelijk luidde de titel dan ook Tegen de Equivoque. James, Ds. —, romanschrijver. Rozenbof. Jammerliche clage, Ein —, 1345, over de dood van graaf Willem IV, naar 't Haagse hs. uitgegeven door Van Vloten in de Dietsche Warande van 1871. Half Duits, van „Vrudengher, ein wolgeboren wande- *8 Jammertjens 2 ler". Opnicuw uitgegeven door Penon in de Ned. Dicht- en Prozawerken, Jammertjens, naam door Roemer Visscher gegeven aan zijn elegieen of klaagdichten in de Brabbelingh. Jan Baptist, zie pornenburgh. Jan van Beverley, heiligenlegende, gedramatizeerd als mirakelspel, 15e eeuw. Verloren gegaan, maar bewaard in een volksboek, deels in proza, deels in verzen. Jan is de zoon van de graaf van Beverley, die in een bos als kluizenaar gaat leven, daar in dronkenschap zijn zuster verkracht en vermoordt, maar door oprecht berouw vergiffenis van zonden verwerft bij de bisschop van Cantelberg. Het stuk stelt de strijd voor van de mens tegen de zonde: Die werelt, die viant ende dat vleesch, Als dese drie hebben haren heesch, C(eis), Dan blijft die edel siele verloren. Het stuk is vol wonderen; de zuster staat op uit de doden. Uitgegeven door Dr. G. J. Boekenoogen in de reeks Ned. Volksboeken van de Mij. v. Letterkunde, 1903; naar de druk van Jacob van Liesvelt te Antwerpen, 1543, en naar de druk van Thomas vander Noot te Brussel. Jan I, geb. 1253, hertog van Brabant van 1267—'94, de Overwinnaar, een van de schitterendste ridders: En sprac men anders niet Over alt dietsche lant Dan vanden hertoge van Brabant Ende vanden levene dat hi leidde, aldus Jan van Heelu in zijn gedicht over de Slag bij Woeringen, waar hertog Jan de graaf van Gelre gevangen nam en Limburg won. Jan was ook een der hoofse minnedichters. Op zijn naam staan 9 minneliederen, in 't Mhd. bewaard in het Gr. Heidelberger Liederhs. In 't Mnl. zijr vijf er van gemakkelijk terug te brengen; zo een stampiee, (dansliedje): Eens meienmorgens vroe Was ic opgestaan; In een scoen boemgaerdekijn Soudic spelen gaen. Daer vant ic drie joncfrouwen staen; D'ene sane voren, d'ander sane na: Harba lori fa. Vertaald in 't Mnl. door J. F. Willems. Mone en Kalff betwijfelen, dat de liederen van Jan I zijn. Opgenomen in Willems' Oude Vlaemsche Liederen, 1858; opnieuw in het Ned. Museum, verbeterd door Heremans. Jan van Brabant, ps. van J. A. Heuff als schrijver van de Gedenkschriften van een Burgemeester, 1874. Jan Campertstichting, stelde 1948 een Constantijn Huygensprijs van f 2000 in voor Jan van Leiden 't gehele werk van een schrijver; de eerste toegekend aan P. N. van Eyck. Verder een prijs van f 1500 voor een Haagse roman, na de Bevrijding verschenen. En een Jan Campertprijs van f 500 voor een gedicht of essay van een schrijver beneden 30 jaar. De Jan Campertstichting herdenkt de strijd der letterkundigen tegen de Duitse bezetting en wil de letterkunde bevorderen. £ie Zie /. R. Th. Campert. De romanprijs is toegekend aan Kruis of Munt van Jo Boer en de andere aan Jan G. Elburg voor zijn Klein T(er)reurspel; 1949- In 1950 aan Prof. Dr. F. C Gerret son en Michel van der Plas, in 1951 aan W. Elsschot, Jos. Mendels en Hans Lodeizen. [en E. du Perron. Jan Companjie, De Muze van ~ , zie Indie Jan Contant, een van de zonen van Jan in Potgieters Jan, Jannetje. Komt reeds voor in Ruelens Rejereinen en andere gedichten in de l6e eeuw. Jan Crediet, zoon van Jan en Jannetje in Potgieters allegoric Ook reeds de hoofdpersoon in een zinnekluchtspel van Enoch Krook, 1706. Jan Faessen, de matroos die de samenzwering van 1623 tegen Prins Maurits aan het licht bracht; hoofdpersoon van een historische roman van Lodewijk Mulder. Opgedragen aan Lindo; 1856. Jan Holland, ps. van A. J. Vitringa. Jan, Jannetje en hun jongste kind, schets van Potgieter, 1841, over de grootheid der 17e eeuw en tegen Jan Salie van zijn eigen tijd. Uitgegeven door Van den Bosch in de Zwolse Herdrukken. Potgieter koos als motto de woorden van O. Z. v. Haren: En leer op nietwes staat te maken, Dan 'tgeen in eigen krachten is. Zie De Staatsman. Jan Jaspersen, de vader van Saertje Jans, de schoonvader van Jan Kiaaz; zie Asselijn. In een vierde stuk, Schijnheilige Vrouw, de „Uitvaert van Jan Jaspersen". Jan Klaaz, klucht van Asselijn, opgevoerd te Amsterdam 1682, maakte veel gerucht en lokte een aantal schotschriften uit, die door Asselijn beantwoord werden. Ook werden er „vermakelijke liederen" gedicht. De Doopsgezinden kwamen op tegen het stuk, waarin de „fijnen" werden bespot. In 1737 en '38 tekende Cornelis Troost er drie platen bij, nu in het Mauritshuis. Uitgegeven door F. Buitenrust Hettema, N. A. Cramer en K. Poll in de Zwolsche Herdrukken, 1900. Zie Am. Ising, 1879- Jan van Leiden en Barent Knipperdolling of Oproer binnen Munster, treurspel van 1653, van /. Dullaert. 19 Janmaat en Jan Compagnie 2 Hy stort te gront, met al zijn wankel [rijksgebouw, En krijgt voor troon en graf een ysre vogelkouw. Ook weer een treurspel van G. H. Betz. Janmaat en Jan Compagnie, Van ~9 fragmenten uit de Scheepsjournalen van de 17de eeuw, bijeengebracht door P. L. v. Eck Jr., 1912; uitgegeven in de Zwolsche Herdrukken. Jan van Parijs, De schoone Historie van den edelen ~ , prozaverhaal van een koning van Frankrijk, die een Sp. prinses wint; I6e eeuw. Volksboek. Jan de Poeet, een van de zonen van Jan en Jannetje; hij heeft Vondel en Hooft bewonderd, maar nu volgt hij Cats, en Jan Salie prijst hem er voor, dat hij Jan de Rijmer geworden is. Jan Potage (d.i. Jan Soep), een Pantalonefiguur, in de 17e eeuw overgenomen uit de F. kluchten, speelde vaak voor kwakzalver; in een bonte harlekijnsrok. Jan Rap, in de Leekedichtjes de bespotting van oppervlakkige ongelovigen. Jan de Rijmer, zie Jan de Poeet. Jan de Rijmer, ps. van Jan Goeverneur. Jan Saly, klucht van Will em Hooft: de sufferd, een verliefde oude vrijer, die de zwangere Martijntje tot vrouw krijgt; 1622. Zie Jany Jannetje en hun jongste kind. Jansen, Anthony ~~, ook Jans sen van der Goes, 1621—'96, uit Goes, 1651 te Amsterdam, vader van Antonides, zelf ook dichter. Zinnebeelden uit Horatius. 1683; Gedichten op Otto Vaenius' Zinnebeelden, 1684, enz. Over hem wordt gehandeld in Geletterd Zeeland van De la Rue. Jansen, Henri ~ , 1741—1812, uit Den Haag, drukker en boekverkoper te Parijs, 1811 censor van Ned. boeken; zie De Pommere ul. Jansen Wellens, Boudewiin ~ , Fries dichter en componist, gaf 1612 een amoureuze liederenbundel uit, T'Vermaeck der Jeught. In de 2e druk van 1616 vindt men bovendien 15 gedichten van Starter, later opgenomen in de Friesche Lusthof. Wellens zelf dichtte op zijn beurt een lofzang op Starters Timbre de Cardone. Jan Soetekauw, Klucht van ~ , ingelast in Daraide van Starter, gedrukt 1621. In hetzelfde jaar ook nog in de Friesche Lusthof; in 1627 ook afzonderlijk uitgegeven te Amsterdam. Jan Splinters Testament, een der Veelderhande geneuchlyke Dichten, 1600, een boerde: Jan, de rentmeester der zusterhuizen te Delft en Schiedam, laat zich vertroetelen door de zusters, die hopen op 0 Jansz. de erfenis in Jans grote koffers. Oudst bekende druk 1584. Janssen, Emiel ~ , S.J., geb. te Vlimmeren 1897, schrijver van verhalen en kritieken en verzen. Bezorgde 1938 de 13e druk van de bloemlezing Zuid en Noord van E. Bauwens S. J. Janssen, Jos. ~ , geb. 1888, Vlaams toneelschrijver over de boerenbevolking met folkloristische inslag; De Koning drinkt. Janssen, L. J. F. ~ , 1806—'69, sedert 1840 conservator v. h. Mus. v. Oudheden te Leiden, schreef zeer veel over oudheidkunde; 1860—'62 red. v. d. Konsh sn Letterbode\ plaatste de gedenksteen voor Berkhey. Janssen, Miek ~ , geb. te Arnhem 1890, schrijfster van romans, gedichten, toneelwerk en studies, bv. over Jan Toorop. Janssens, Alfons J. M. ~, 1841—1906, Vlaams dichter, schreef eenvoudige, roerende verzen. Janssens, Lodewijk ~, 1842—'96, opgegroeid te Tessenderlo in Belgisch Limburg, beeldhouwer, 1872 opsteller v. h. Handelsblad van Antwerp en, schrijver van (historische) romans, b.v. Het Valkennest, geschiedenis uit de dagen der Bokkenrijders, 1876. ,,De Limburgse Conscience." Janssens, Magda ~ , geb. te Antwerpen 1884, toneelspeelster. Janssens, Nicolaes —, uit Rozendaal (N.B.), gaf 1618 zijn Nieu Devoot Geestelyck Liedt-Boeck uit. Janssonius, R. Bennink ~ , zie B. Jans Teestije, zie Boendale. Het hs. werd 1845 ontdekt door Dr. R. P. A. Dozy in de Bodleyaanse Bibliotheek te Oxford. Uitgegeven door Snellaert in zijn Ned. Gedichten uit de 14e eeuw, 1869. Het was geschreven tussen 1330 en '33, het sterfjaar van Rogier van Leefdale. Teestije '= getuigenis. 't leerdicht is beknopter dan de Lekenspiegel. 't Is in de vorm van Maerlants Wapene Martijn. Jansz., Lauris ~ , factor der Haarlemse Kamer De Wijngaertrancken\ in 1565 schreef hij een zinnespel tegen de opkopers van het koren. Afgedrukt in de bundel Trou moet blijcken van G. Kalff, 1889. Fel tegen de leugen en het bedrog van de hebzuchtige rijken: Hebdy u overschot oick den armen [gaen deelen? Syn u juweelen voor delendigen [gebrocht? Zie ook Minnevaer. Kalff gaf van de Haarlemse verzameling 5 spelen uit; er zijn 69 spelen van zinne bewaard, waarvan 13 van L. Jansz. Drie van de laatste Jan Tots Boertighe vrijerij 251 verschenen in 1941 in de Noordned. Rederijkersspelen van Dr. N. v. d. Laan. Jan Tots Boertighe vrijerij, Malle ~, klucht van Kolm\ uitbeelding van het dagelijks leven in 't begin der 17e eeuw. Janus, tijdschrift 1787, onder het motto suum cuique, d.i. Ieder het zijne, Hoofdredacteur P. de Wacker van Zon, met medewerking van een gezelschap jongelui te Utrecht. Verder van Nomsz, J. de Kruyff, Le Francq van Berkhey, Kinker, Van Liebeherr e.a., 35 nummers. Het laatste bevatte Janus Testament. Van 179 ^— '98 Janus Verrezen, met medewerking van Kinker. Ook Nomsz en J. Scheltema als schrijvers genoemd. Janus Secundus, zie Everaerts. Jan uut den vergiere, verloren geraakte hoofse ridderroman, bekend uit een D. vertaling uit de 2e helft der l4e eeuw. Jan, vondeling, zoekt en vindt zijn ouders en trouwt met des Keizers dochter. Jan Willem Friso, rouwdicht van Francois Halma, 1711; van Wybrand de Geest; van Frederik Duim, en vooral van Jakob Zeeus, die voor zijn Ter Gedachtenisse een gouden penning verwierf van 't Hof van Friesland. Jan van Zutphens afscheidsmaal, romantischaandoenlijk- humoristisch dichterlijk verhaal van Piet Paaltjens, 1857; de promotiepartij van G. J. B. Henny, f 1866. Japansche Gesprekken, een der Verspreide Stukken van Multatuli, over fatsoen en deugd en beschaving, 1861. Japansche Steenhouwer, De —, parabel van Multatuli, in Max Havelaar. Komt ook voor in Van Hoevell's schetsen Uit het Indische Leven. Japick Priaep, zie Priapus. Japiks, Gysbert ~ , 1603—'66, uit Bolsward, dichter in de Friese taal, onderwijzer en voorzanger. Zijn Friesche Rymlerye verscheen 1668; minnepoezie, liedjes, psalmen, gelegenheidsdichten, herderszangen. Zijn zinspreuk was „sliuecht en riuecht." Slechts een paar verzen lopen over de tijdsomstandigheden: verovering van Hulst, dood van Gustaaf Adolf. In 1823 werd zijn borstbeeld gezet in de kerk van Bolsward, met het opschrift: Loytser, nim it for lieaf, it iz sliuecht in riuecht as dy fen Boalsert. 1823. In 1936 gaven J. H. Brouwer, J. Haantjes en P. Sipma Gysbert Japicx Wirken opnieuw uit. Haantjes gaf 1929 een studie over hem; D. Kalma, een in 't Fries, 1938; C. Kramer in 't Fries in 1943; E. B. Folkertsma, De Christen Gysbert Japiks, 1946. Jaromir, de hoofdpersoon van een cyclus Jeptah of de Offerbelofte van 4 dichterlijke vertellingen van Staring; de strijd van pater Jaromir met de Duivel; verklaring van de naam der Duivelskolken bij Lochem en van de hondetree in St. Walburgskerk te Zutfen. De vertellingen verschenen eerst in de Almanak voor Holl. Blijgeestigen. Jason, Roman van ~ , volksboek der 15e eeuw uit het F. van Raoul le Fevre, kapelaan van Philips de Goede. (Jason was de aanvoerder van de Argonautentocht naar Kolchis, die hij tot een goed einde bracht met behulp van de prinses Medea.) Jasoniade, „een eposje", berijmd boerttg verhaal van Wamba, d.i. L. W. v. Deventer; zie daar. Proeve van het humorisme van die dagen; zo bij de vlucht van Medea met Jason: Nu men een achtbre rijksprinses Zoo'n stukje had zien brouwen, Wie kon nu van den burgerstand Zijn dochter nog vertrouwen? Jaspar, Mr. E. J. H. ~ , 1872—1946, dichter en schrijver in Maastrichts dialekt. Java in onze kunst, studie van G. Brom, 1931. jeesten, gees ten, zie yeesten. Jelgerhuis, Johannes ~, 1770—1836, uit Leeuwarden, schilder te Amsterdam, werd toneelspeler en de opvolger van Bingley. Hij gaf 1827 zijn Theoretische Lessen uit. Jeltes, Mr. H. F. W. ~ , geb. 1875 te 's-Gravenhage, sedert 1920 subst. griffier van 't gerechtshof te Amsterdam. Schreef: Uit het Leven van een Kunstenaarspaar (Bosboom-Toussaint), 1910; Die Mennoniten in der holl. Literatur (in het Mennon. Lexikon van 1936.) Jenettebloemken, Het ~ , (lychnis diurna of melandryum rubrum, de rode dagkoekoeksbloem), Kamer van Rethorycke te Lier, met de spreuk Uut jonsten versaemt. Jenneval, aangenomen naam van de Brusselse toneelspeler Dechet, geb. 1801 te Lyon, dichter v. d. Brabangonne, gesneuveld te Lier, 1830. Jensema, Sien ~ , geb. 1906 te Stedum, prozaschrijfster in voortreffelijk Groninger dialekt. Berend Kopstubber, 1039. Jeptah of de Offerbelofte, gewijd aan Anna van Vlooswyck; drama van Vondel, 1659; zie daar. Vondel streefde er naar, in dit toneelspel de regels van het klassieke drama volledig te volgen. Opnieuw uitgegeven door Koopmans, en door Kaakebeen in 't Pantheon. Abraham de Koning's Jephthah verscheen in 1615; Vondel dichtte een sonnet op dit treurspel. Voor Vondels spel stelde Jan Vos „de Vertooning" toe: een „moordtschavot", een brandend Quter, enz, Maar in het J$erecht} Jeroense 2 dat Vondel voor zijn stuk plaatste, trad hij op tegen de nieuwe geest, die streefde naar de toejuiching der menigte, waarvan Jan Vos de hoofdman was. En sedert dat Berecht was het met hun vriendschap gedaan, ja werkte Vos Vondel tegen. Opgevoerd te Keulen 1887 bij de herdenking van Vondels geboorte in de vertaling van Una Schneider. Uitgegeven door Terwey, 1890. Jeroense, Jeroen —•, ps. van H. Sweerts als dichter van Koddige opschriften, 1684. Jerolimo, de naam van de ijdele opschepper in Bredero's Sp. Brabander, parodie op de Brabantse pronkzucht. Jeronimus, zie Van Hoevell. Jerusalem, De Historie van de deerlijcke Destructie ende Onderganck der stadt ~ , prozawerk, als volksboek herhaaldelijk gedrukt. Keizer Vespasianus wordt van melaatsheid genezen door de zweetdoek van Veronica, wordt Christen en trekt tegen Jeruzalem op, om de Joden te straffen. Jerusalem, Het verloste —', vertaald uit het It. van Tasso door Tesselschade; niet uitgegeven en niet bewaard. Ook Vondel begon er mee, waarschijnlijk als oefening voor zijn Constantinade. In 1658 verscheen de prozavertaling van J. Dullaert te Rotterdam. Jesu des soons Syrach, De wijse sproken ~ , onder de titel Ecclesiasticus, „nu eerstmaels deurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen, naer uitwijsen der musijck-noten daer by ghevoecht", deur Jan Fruytiers; zie daar. „Niet alleen seer stichtelijck, nut ende profitelyck voor alien Christen menschen. Maer oock seer plaisant," 1565. Herdrukt in facsimile door D. F. Scheurleer, 1898. (Ecclesiasticus .= De Prediker.) Fen dichterlijke aanbeveling van Lucas d'Heere ging als ode vooraf. Jesus Christus, Lof-sanck van ~ , gedicht van Daniel Heinsius, opgedragen aan Jacob van Dyck met een voorrede in proza en met een vers, toen „den auteur" de lofzang voorlas op Nieuwjaar 1606: Ich late Venus gaen, En met het blinde kint zijn blinde wercken staen. Den Hemel eyst het zijn. Scriverius schreef een lofzang op deze lofzang. Heinsius voegde er zelf in proza Uytleggingen bij. Jesus en de ziel, bundel etsen met gedichten van Jan Luyken, 't eerste getuigenis van zijn bekering, vol vrome mystiek. Jesus metter balsembloeme, Kamer van Rethorycke te Gent, 1493 tot souvereine JCamer verheven door Philips de Schone, 2 Jezus van Nazareth echter zonder gezag gebleven. Aan het hoofd plaatste hij zijn kapelaan Pieter Aeltuers. Lucas de Heere was er lid van. Jeucht-spieghel, Den Nieuwen ~ , liedboek van 1620, „ter eeren van de Jonge Dochters", oude liedjes, refereinen, moderne liederen, sonnetten. Jeune, Mr. J. C W. le ~ , 1775—1864, uit Den Haag, ambtenaar bij Financien 1805 —'22, daarna ambteloos te Wageningen, letterkundige, medewerker aan Mnemosyne. Gaf 1825 zijn Overzigt der Ned. Volkszangen sedert de 15e eeuw\ geschiedenis en voorbeelden, o.a. De Soudaens Dochter. Jeune Belgique, La ~ , ts. van de Frans schrijvende jongeren in Belgie onder leiding van Max Walter, Verhaeren en Maeterlinck, 1881; het voorbeeld van de beweging van Van Nu en Straks, 1893. De Waalse Beweging van '80. Jeurissen, Alfons ~f 1874—1925, schrijver van verhalen uit de heide van Belgisch Limburg en van Heksendans, van belang voor de folklore. Jezus, Leven van —, van Brugman, waarschijnlijk in 't openbaar voorgedragen; met uitvallen tegen de „bose Joden." Uit de l4e eeuw is Dat Lyden ende die Passie ons Keren Jhesu Christi, eveneens vol warm meegevoel en ook vol haat tegen de Joden. Uitgegeven door Dr. Alfred Holder in de Bibl. v. Mnl. Lett.; afkomstig uit de kringen der Moderne Devotie; 1877. Uit de 13e eeuw is een Evangelienharmonie, uitgegeven in 1835 door G. J. Meyer als Het Leven van Jezus, en beter door Dr. J. Bergsma in de Bibl. v. Mnl. Lett. Limburgs werk, misschien uit de abdij van Sint-Truien. Het is een rechtstreekse vertaling van de L. evangelienharmon'e van Tatianus in voortreffelijk Nederlanas proza. Dan is er nog een ander Leven van Jezus, misschien ook van Brugman; vol innig medeleven bij grote kracht van uitbeelding. Uitgegeven door Dr. De Vooys in Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie, I. Dit zijn alle prozawerken. Reeds in 1290 bestond de berijming Vanden Levene ons heren, uit Oetingen in Z. Brabant, in 5000 verzen. Uitgegeven door P. J. Vermeulen, 1843 en W. H. Beuken, 1929. De dichter schreef zijn verhaal omdat meneghe rime es ghemaect, die ter zielen luttel smaect. Dan is er nog Die Passie ons liefs Heren, gedicht naar de Evangelien in 932 verzen, misschien pas uit de 15e eeuw. Jezus van Nazareth, Lofzang op ~-, van Helmers, 1813 voorgedragen in de Holl. pg 253 Jonckbloet Maatschappij; uitgegeven in de Nagelaten Gedichten, 1814—'15, met weglating van 28 regels, waarin de bijbelse wonderverhalen bijgeloof genoemd werden. jig (E.) = zingende klucht\ zie daar. Joachim van Babylon, roman van Marnix Gijsen over de Kuise Suzanna, 1948. Daarop Het Antwoord van Suzanna door Esther de Raad; 2e druk 1951. Joachim Polsbroekerwoud, zie Gewin. Joanna Grey, treurspel van Joachim Oudaen, „tegenstel" van Vondels Maria Stuart. Zie Johanna Gray. Joannes Nicolai* Secundus, zie Jan Everaerts. Joan Woutersz., vaderlands toneelstuk van Schimmel, 1847; de hoofdpersoon is een aanhanger van Prins Willem, zijn vader dienaar van Spanje. In verzen, met lyrische ontboezemingen, in de geest van Helmers. Opgedragen aan J. v. Lennep. Joan Woutersz. sterft aan een wonde, hem door zijn vader toegebracht. Jochem Jool „ofte Jalourschen Pekelharing", 1637, een platte klucht van Jan Zoet, vertaald uit de Englische Komodien und Tragedien van 1620. De stof is uit de Decamerone, VIII, 3. Het zelfde onderwerp bij Jan Vos in de Klucht van Oene. Zie daar. Jodelle, Etienne —, 1532—'73, hervormde het F. toneel door navolging en vertaling der Gneken, in samenwerking met Garnier. Hij begon in 1552 met Cleopatre captive in de trant van Seneca. Jofriet, J4 G. ~ , zie G. den Brabander. Johanna Gray, Lady —, treurspel van Feith, 1791, over de ongelukkige jonge koningin van Engeland, die 1553 op het schavot stierf; een navolging van een werk uit de jeugd van Wieland, 1758. Johannes de Boetgezant, uitvoerig episch gedicht van Vondel; 1662. Didactisch werk in de vorm van een levensbeschrijving, begrepen in zes boeken. Opgedragen aan Johan Maurits in welluidende en verheven verzen. Johannes, De Kleine ~ , de ontwikkeling van een kinderziel in de vorm van een sprookje, waarmee Frederik van Eeden de eerste jaargang van de N. Gids opende. In 1905 en '6 gevolgd door deel II en III: de scharenslijper Marcus Vis zal Johannes inwijden in de levensgeheimen; geheel mislukt Johannes en Theagenes, „legende uit de Apostolisch eeuw", zie B. ter Haar; 1838. Naar het voorbeeld van Tollens en onder invloed van Schiller en De Lamartine. Johannes Viator (de Reiziger), „het boek der Liefde" van Frederik van Eeden, 1892; een eenzame, die het allerhoogste wil bereiken: het ware wezen is offering. Een fantastische zwerftocht. Zie ook Lieven Nijland. Johannsen, Holmer ~ , ps. van J. F. Holleman, Afrikaans romanschtijver, geb. 1915. Die Onterfdei, over het leven in de arbeiderswijk van Kaapstad, 1944. Jolles, Dr. Andre ~ , 1874—194"7, geb in Den Helder, 1918 hoogleraar te Leipzig in het Ned. Schreef veel in het D. Zijn Ned. letterk. schetsen uitgegeven als Bezieling en Vorm, 1923. Kunstzinnig geleerde. Jonathan, ps. van Hasebroek als schrijver van Waarheid en Droomen. Joncfrouscap, Dat Boec van der ~ , Mnl. beschouwingen, uitgegeven door E. Bergkirst te Goteborg, 1925. Jonckbloet. G. ~ , 1848—1926, pastoor te Batavia, pater der Jezui'eten, schreef 1894 een geschrift tegen Multatuli, toegewijd ,„aan de Ned. jongelingschap". Verder 1888 een metrische bewerking van Jesaja. Stichtte De Express, het eerste R.K. weekblad in Indie, later opgegaan in de Javapost. Was ook dichter en criticus. Uit Nederland en Insulinde, letterkundige opstellen. Jonckbloet, Willem Jozef Andries ~ , 1817 —'85, uit 's-Gravenhage, zozeer bekend door zijn letterkundig werk, dat hij eredoctor werd in de Ned. letteren, 1841. Hoogleraar te Deventer, 1848; te Groningen 1854. Van 1864—'77 liberaal lid der Tweede Kamer. In Maart 1866 schreef hij zijn vlugschrift over Schoolwetagitatie, scherp tegen Groen van Prinsterer. Beantwoord door de A. R. graaf J. P. J. A. van Zuylen met Agitatie of Plichtsbetrachting. In 1877 werd hij weer hoogleraar, nu te Leiden. Hij is de eerste, die de Ned. letteren behandelde volgens een wetenschappelijke methode; zo staat hij tegenover zijn voorgangers, „begaafde dilettanten", als Jac. Scheltema, Collot d'Escury, Van Kampen, Witsen Geysbeek, Jeronimo de Vries, Lulofs en Visscher. Hij zag in Jan Frans Willems, Hoffmann von Fallersleben, Mone, Grimm, Gervinus en Paulin Paris zijn voorgangers. Met Matthias de Vries richtte hij in 1843 de Ver. tot bevordering der Oude Ned. Letterkunde op. Hij gaf uit: Aanteekeningen op Jan van Heelu, 1840; Beatrijs, 1841; Die Dietsche Doctrinale, door Jonckbloet „toegekend" aan Jan Deckers, 1842; Karel de Groote en zijne XII pairs, 1844; Walewein, 1846—'48; Lancelot, 1846—'49; Gesch. der Mnl. Dichtkunst, 1851—'55; V and en Vos Reinaerde, 1856. Van 1868—'72 verscheen van zijn hand de eerste wetenschappelijke Gesch. der Ned. Letterkunde, door Van Vloten Jonckers 254 Jong fel en beledigend aangevallen in 1876. Maar ook van andere 2ijde kwam verzet, o.a. tegen de behandeling van Vondel en tegen Jonckbloets opvatting van de letteren in de 18e eeuw. Hij is de zoon der Romantiek; de ridderpoezie trok hem aan, de burgerlijke didactiek der M.E. achtte hij ondichterlijk, de poezie van Cats minderwaardig. Aan de behandeling van de dramatische poezie schonk hij bovenmatig veel aandacht. Zijn Geschiedenis werd een handboek der aesthetica; wat tegen zijn eigen opvatting inging, deugde niet. Bij zijn intreerede moest hij zijn standpunt uiteenzetten, ook tegenover Van Vloten. Van grote verdienste was ook de uitvoerige studie over Reinaert, in het F. gesteld, 1863. Van geheel andere aard de Parlementaire Portretten van 1869, onder ps. Sagittarius. In zijn jonge jaren had hij geschreven Physiologie van Den Haag „door een Hagenaar", met portretten van verschillende leden van Oefening. Jonckers, Roelof Hendrik Graadt —, 1805 —'86, uit Heteren, 1823 predikant te Huisen, vertaalde 7 Verlost Jeruzalem van Tasso, 1834; De Betooverde Roos van Schulze, 1835; schreef met O. G. Heldring in 1841 De Veluwe, een Wandeling, enz. Onder ps. Wamba verscheen 1855 Jasoniade, „een eposje", ten onrechte aan hem toegeschreven; zie L. W. v. D event er. Jonckheere, Karel ~, geb. 1906 te Oostende, leraar, medewerker van Vlaanderen, Welig Huts; dichter en prozaschrijver. Conchita, 1939; Gedichten 1942; Spiegel der Zee, 1946. Zijn proza is spottend en pessimistisch getint. Ook reisverhalen. Jonctijs, zie Jongtijs. Jones, John Paul ~ , 1747—'92, Pauwel Jonas in 't volksliedje; Amerikaanse kaper, bracht een paar van zijn prijzen op de rede van Tessel, 1779; verklaarde geen kaper, doch officier te zijn, verkocht zijn buit en werd te Amsterdam en Den Haag gevierd als een held. Hield zich 3 maanden bij Tessel op; toen hij eindelijk weg moest, vertoonde hij een Franse lastbrief. Grondlegger van de Am. marine. Het volksliedje heeft tot titel Op de Berugte Held Pauwel Jonas. Hier komt Pauwel Jonas aan, Het is soon aardig ventje. . . . Een ander volksliedje is Zamenspraak tussen de Koning van Engeland en Paul Jones: Ik ben Paul Jones En nog konstant, Ik vrees geen Koning Van Engelarit, Krijg ik u maar op zee, Gy moet wel met ons mee... . •ng, A. M. de ~ , 1888—1943, geb. te Nieuw-Vosmeer in N. Brabant; onderwijzer te Vrijenban en Delft; in 1917 bij de Landstorm, schrijver van de Notities van een Landstormman, later omgewerkt tot Frank van Wezels roemruchte jar en; 1919 —'25 werkzaam aan Het Volk; 1918—'19 redacteur van het ts. De Nieuwe Stem; 1927—'28 met Querido van het ts. Nu. Romanschrijver, vooral bekend door de cyclus Marijntje Gijzens Jeugd, 1925—'28; 4 delen; later vervolgd, nu 8 delen; zeer veel gelezen. Het verhaal van een jongen uit Brabant, Merijntje, en zijn vriendschap voor de stroper De Kruik, en zijn verdere ontwikkeling. Van 1923 Bloemlezing van Revolutionaire Poezie; in 1933 een studie over Israel Querido; in 1939 Thanatos de Vreemdeling, d.i. de Dood, die als vreemdeling onder de mensen vertoeft, „een groteske fantasie", reeds voor 1927 geschreven. Nieuw is, ook van 1939, Mustapba „of de Tragedie van het Geweten", het „gevecht" tussen een windhond en zijn meester. In 1940 verscheen de familieroman De Vreemde Broeders; in 1941 Poeske, in 1942 het 3e deel van deze reeks: De Heks van de Riethoek. — Vermoord in 1943 in zijn huis te Blaricum. Beschouwingen over Merijntje Gijzens jeugd d. P. Stegenga, 1928, en C. Tazelaar. In J 947 verscheen nog De Dolle Vaaidrig, roman van Breero's leven. Jong Jr., David de ~ , geb. 1898 te Amsterdam, van Friese afkomst, winkelbediende, amanuensis bij de bibliotheek v. h. Kol. Instituut, klerk bij een sanatorium, boekverkoper te Amsterdam; schreef 1920 zijn eerste verzen in de Soc. Gids; schrijver van schetsen en romans. Het Rijpen van de Tijd, roman van drie geslachten, 1939. Een burgerkoning, roman over Coenraad van Beuningen, 1947. Jong, Dirk de —•, geb. 1906, bibliograaf, redact, v. Brinkman's Catalogus (1. en 5- jaarlijks); id. v. Nijhoff's Index; id. v. De Nederl. Bibliografie; id. v. Nieuwe Uitgaven van Nederland; samenst. v. registers v. Tijdschr. Ned. Taal- en Letterk. - (dl. 26-50), De N. Gids (jrg. 1-50), Stemmen des Tijds (jrg. 1-50); id. v. Bibliografie des ouvrages clandestines parus aux Pays- Bas pendant l'occupation. Jong, Dola de ~ , geb. 1905, schrijfster van de roman En de akker is de wereld. Jong, Dr. K. H. E. de ~ , geb. 1872, doctor in de oude letteren, 1910 privaat-docent te Leiden in de wijsbegeerte, schreef over wijsgerige onderwerpen. Ook Bilderdijk's Gesch. des Vaderlands, 1934. Jong, Hzn., M. de ~ , schreef 1927 Het Geheim van het Oera-Linda-Boek; hij beJange 255 [oostens weert dat Verwijs de schrijver is. Van 't zelfde jaar is zijn rede voor 't PhilologenCongres: Voor en na de koersverandering te Amsterdam in de eerste [aren na 1620. jonge, Jhr. ]. K. ]. de ~, 1828-'80, adjunct- Rijksarchivaris, schrijver van De Opkomst uan bet Ned. Gezag in Indie. jonge van Ellemeet, Jhr. Mr. W. C. M. de ~, 1811-'88, uit Den Haag, nam deel aan de Tiendaagse Veldtocht, liet 1839 het grote landgoed Overduin bij Oostkapelle bouwen, richtte daar het Museum Catsianum in, gaf er zelf in 1870 een beschrijving van, die hij vereerde aan de Ieden van het 12e Letterkundig Congres in 1872. De verzameling schonk hij aan de Mij, v. Letterkunde, 1887. Jonge Gids, De ~, zie Gids. Jonge Hart, Het """-', bundel met 35 gedichten van 20 van de 1500 inzenders, uitgekozen door M. Beversluis, Roel Houwink, Adr. v. Hees, ]. A. v. Kersbergen en Dr. ]. v. Ham, 1943. Jonge Most, bloemlezing uit dichters van Het Getij, De Vrije Bladen en Forum door G. H. 's-Gravensande, 1936. Jonge Priester, De """-', gedicht van Potgieter, Gotenburg, 1831. Jongfryske Beweging, 1915; zie Douwe Kalma. Leidde tot de stichting van de [ongjrysee Mienskip (Jong-Friese Gemeenschap); doel: ontplooiing van het Friese volksleven door de taal; weldra Mienskip for Fryske Folksuntjounn g, jongh, Frater P. CorneIis de ~, te Antwerpen, gaf 1680 Ben deuoot spel over de val van Lucifer uit, een misteriespeL Jonghe, Jan Antoon de """-', 1797-1861, uit Lokeren, taalleraar, wijdde 3 zan gen aan Waterloo, 1821 en dichtte in 1841 een lierzang op De leeuw van Waterloo; medewerker aan Het Belgiscb Museum. Jonghe, Sylva de ~, 1904, Vlaams koloniaal schrijver. Storm Oller de Rimboe, Waanzin in de Tropen. Jonghe Dochters Tijdt-cortinghe, Der ~, 10 1591, novellenbundel, waaraan verschillende toneelstukken werden ontleend; 18 verhalen, o.a. uit de Decamerone; 20 een bundel van 13 novellen van 1623, als vervolg op Den N ederlantscbeu u.egblrorter; 14 maal herdrukt. jong-Katholieke schrijvers en dichters, zie Gerard Bruning, Bernard Verhoeven, ] ac. Schreurs, A. v. Dumkerken, G. Srnit, Engelman, E. Hoornik. jongleurs (F., uit het L. joculatores) , rondreizende kunstenaars, die de chansons de geste bewerkten en voordroegen; de menestrelen of meistreels. jong-Protestamen, zie Derde Reveil. Jongtys Ewoutsz., Dr. Daniel """-'. 1600- '54, dokter uit Dordrecht, dichter van Roseliins Oocbies, een bewerking van een L. navolging der Basia, 1620-'23. Trad op als bestrijder van de pijnbank, 1651. Zie ook ]. v. Beverwyck. Zijn gedicht Hedendaegscbe Venus ell Minerva, 1641, is in de geest van Cartesius en tegen -de Calvinistische predikanten; daardoor werd zijn verblijf in Dordrecht onrnogelijk; hij vestigde zich te Rotterdam. Ook schreef hij Over de Toouerziehten, In 1666 werd zijn Toneel der [alouzyen uitgegeven, een novellenbundel. jonitas en Rosafiere, Marialegende uit de 14e of 15e eeuw; een navolging van Beatrijs, echter zonder de schoonheid van dit verhaal. Uitgegeven door N. de Pauw in zijn Mnl. Ged. ]onitas, een jonge vrome ridder, verIaat zijn berninde Rosafiere op last van Maria; Rosafiere leidt 7 j aar een zondig leven, doch Maria neemt haar dienst in het klooster waar als "portersse", ter wille van ]onitas. Jonker, A. H. ----, geb. 1905, Afrikaans prozaschrijver. Jonker, Jacob ~, te Amsterdam, gaf in 1697 een liedboekje uit: De vrolijke Bruilojts-Gast; zie liedboeejes, Jonker van Brederode, De ~, groot historisch berijmd verhaal van W. ]. Hofdijk, 1849: de strijd tussen Dirk VI en. Floris de Zwarte. Naar 't voorbeeld van Van Lennep en Scott. jonstig Versaem, Het """-', zie Violieren, Joodse schrijvers en dichters: Da Costa, Querido, Heijerrnans, Carry van Bruggen, 1. I. de Haaf1" Sam. Goudsmit, Herman de Man, Estella Hijmans, B. H. BroekeIna en de criticus M. H. van Campen. In 1950 kreeg Hanny Michaelis een Regeringsopdracht tot een werk over de joodse schrijvers, die in de Oorlog orncekornen zijn. joos, Amaat """-', kanunnik, 1855-1937, uit Hamme bij Dendermonde, priester 1881, schreef behalve taalkundige werken Raadsels en Vertelsels van bet Vlaams cbe Volk, 1888-'92; Vlaamsche Volkss preueen, 1880; Vlaamsche Zanten, maandblad, 1899-1901; voor t Land van Waas zijn dialekrwoordenboek IV;1asch I diotic.,n, 1900. joostens, R. A. """-', geb. 1902 te Mechelen, letterkundig leider van het R.K. Vlaamse weekblad Elceerlyc, schrijver van verzen, novellen en toneelwerk. PS, A/be. Kloosterbroeder. Secretaris v. d. Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsteri. Paradijsvogel, 1930, en andere bundels gedichten. Ook toneelwerk voor kinderen. Jordaan 2 Jordaan, Jacobus ~ , komiek uit de troep van Corver\ schreef 1743 het herdersspel Fillis en Damon, 1762 het bijbels epos De lydende en verheerlykte Heiland. Jordaan, De ~ , „epos van Amsterdam", grote roman van Querido, 1912, schilderij vna het leven van het volk van Amsterdam. Voortgezet in Van Nes en Zeedijk, Manus Peet en Mooie Karel\ voltooid 1925. Met veel plat-Amsterdamse taal er in, in een soort van fonetische spelling en met een uitvoerige verklarende woordenlijst voor 't Bargoens. Jorissen, Dr. Th. Th. H. ~ , 1833—'89, leraar, 1865 hoogleraar aan 't Athenaeum te Amsterdam in het Ned. en Gesch. Schrijver van geschiedkundige werken. Daaronder studien over Huygens 1871; O. Z. v. Haren, 1872; Wolff en Deken; Palamedes, 1879; Gysbreght, 1879. Jorisz., David ~ , 1501—'56, glasschilder uit Delft, 1525 hoofd van een sekte der Wederdopers; 1528 verbannen; week uit naar Duitsland. Zijn werken behoorden tot de meest gelezen boeken. Hij was te Brugge geboren. Even fel bestreden door de Hervormden als door de Katholieken. Leefde sedert 1544 te Bazel als Jan van Brugge. Hij had tussen 1529 en '36 Een geestelijk Liedboekje samengesteld met enkele geloofsgenoten, liederen van berusting naast heftige bedreiging tegen de aanhangers der oude leer. Reizend vertoner van Bijbelse zinnespelen. Een geestelyck liedtboecxken, opnieuw ujtgegeven door G. C. Hoogewerff, met muziek, 1930. Zie 00k Coornhert. Josaphat, zie Barladm. Er is 00k een vertaling in verzen geweest; slechts 90 regels over. Jose, 1834, dichterlijk Spaans verhaal uit de „zwarte tijd" van Beets, geprezen in De Vriend des V ad er lands. Verschrikkelijk ernstig bedoeld, maar in zijn overdrijving komisch: Zijn tanden klapperden; zijn hand Trilde als een riethalm in d'orkaan. . . Jose, Sp. edelman, wil wraak nemen op de man, die zijn beminde Florinde geroofd had; Florinde bezweert hem vruchteloos, van zijn boos opzet af te zien. Het stuk, opgedragen aan Serena, d.i. aan Beets' zuster Dorothea Petronella, verscheen naamloos. Joseph in Dothan, treurspel van Vondel, 1640; opgedragen aan Joachim van Wickevort, „Ridder, Raedt van hare Hoogheit van Hessen". Bij Vondels leven 8 maal en daarna nog 13 keer gedrukt. In hetzelfde jaar gevolgd door het treurspel Joseph in Egypten, opgedragen aan Mr. Joan Vechters of Victorijn. Zie Jozef. Het stuk op- Julia nieuw uitgcgeven door Dr. Stoett. Zie Jan Tonnis. Josselin de Jong, Kitty de ~ , geb. 1903 in Den Haag, schrijfster van romans, novellen en gedichten. Secretaresse van 't P.E.N.-centrum in Den Haag, 1945. Joubert, H. H. ~, geb. 1874, Afrikaans dichter. Verse o'er Piet Retief, 1911. Dageraad en ^onveskijn. Hij was sedert 1905 notaris te Middelburg in Transvaal. Jouffroy, J. B ~-', blauwverver te Mechelen, 1734—'59 factor van De Peoene. journaal, 0. = 1° dagboek van de reis van een zeeschip. De scbeepsjournalen van de ontdekkingsreizen en van de reizen naar Indie, Amerika en de N. IJszee in de l6e en 17e eeuw van uitnemend belang, niet alleeen voor de geschiedenis, maar 00k voor taal en letteren. Zie Linschoten de Veer, Bontekoe, Schouten\ 2° dagboek, aangehouden door een letterkundige of geschiedkenner, van belang voor e?n bepaald tijdperk of voor personen van betekenis, als dat van Constantijn Huygens Jr. Jozef, hoofdpersoon in een trilogie van Vondel: Jozef in Dothan. 1640; Jozef in Egypten, 1640 en Jozef in 't Hof, 1635, de vertaling van Sofompaneas, L. treurspel van Hugo de Groot. In 1639 verscheen een andere trilogie over Jozef, van Jan Tonnis•; zie daar. En in drie stukken bewerkt is 00k De Historie van den suyveren Patriarch Joseph, toneelspel van pastoor Willem Zeebots; zie daar. Zie Joseph. Bij Cats het berijmde verhaal van Jozef en Sephyra, Potifars huisvrouw, in Selfstryt, 1620. Jubel-jaar-liedt, „op simpelijk geloven en weldoen," 1600, door Spieghel gedicht voor In Liefd' bloeyende: 't Is huyden een dach van vrolicheit, Zo wij dit Jubel-jaere Verlaten alle partijdigheit, In Christus vree bewaaren. Judels, Nathan ~, 1815—1903. toneelspeler, begon in Salon des Varietes v. Duport te Amsterdam. Richtte 1844 met Boas een eigen Salon op in de Amstelstraat, waarvan hij tot 1879 directeur bleef. Toen deed hij de zaak over. Judith, De Moderne ~ , een „allerhandcbundeltje" van Mina Kruseman, 1873. Juffers, De Boekzaal der <~, zie R. Steele. Julia, 1783, „eenvoudig tafereel van twee teedere harten", van Rhijnvis Feith, het toppunt van sentimentaliteit in onze letteren. Gevolgd door de Apologie van Julia, een verdediging van Richardson en van zijn eigen werk. Tweede druk van Julia nog in 1783. De geschiedenis valt meest voor in een groot dennebos met „eeuwig duister"; het verhaal is geheel in de trant van Millers Siegwart, wiens pathos 6 Julia 2 toen ook in Duitsland zulk een opgang maakte. Julia, Een verhaal van Sicilie, door Guido, te Haarlem bij W. Gosler, 1885. Een zeer romantisch verhaal op rijm in hoogdravende taal, in 39 zangen met hoofdstukken als Rassche Redding en Toch Verloren! In de trant van Beets en Ten Kate, besloten met twee laatste coupletten ,onder den indruk van het onlangs gevierde Beetsjubile": Wie zingt als hij — al is 't met zwakke [toon — Wint voor zich-zelf en voor zijn land [de kroon! Zeer gunstig beoordeeld. Het werk was samengeflanst door Kloos en Verwey ter misleiding van de letterkundige kritiek. Toen de opzet gelukt was, schreven zij onder hun eigen naam De Onbevoegdheid der Kritiek. Als voorbeeld van hun Julia diende Bene liefde in het Zuiden van Fiore della Neve. Alleen De Gids was er niet ingevlogen. Kloos verklaarde dat zij „een hoop banaliteiten, obsceniteiten, opgeschroefdheid en volslagen onzin bijeenverzameld hadden." Nu werden in de brochure Fiore, Holda van de Spectator, Gosler, Smit Kleine en andere critici aan de kaak gesteld. In de Nw. Gids schreef Van der Goes er over, vooral tegen de Spectator. Junius, Adrianus ~ , uit Dordrecht, deed 1586 met Arminius een reis naar Italie, 1597 raadsheer in 't Hof van Holland, 1600 afgevaardigd naar Groningen om de geschillen bij te leggen; 1618 gedwongen om als een van de 24 rechters op te treden, waarschijnlijk tegen het doodvonnis van Oldenbarnevelt; f 1620. In Vondels Palamedes treedt hij op als Nestor. Junius, Egberdina Anna ~ , geb. 1868 te Letjesbosch in de Kaapkolonie, schrijfster van romans en 20 jaar lang redactrice van Nieuw Vrouwenleven. De Bakens Verzet, feministische roman, 1906. Junius, Francisca ~ , 1847~'90, uit Tiel, trouwde 1873 met Ir. W. J. IJzerman te Padang. Schrijfster van Indische romans onder ps. Annie Foore. Junius, Franciscus ~ , de Jongere, 1589— 1677, taalgeleerde, woonde meestal in Engeland, kreeg door zijn neef Vossius de Codex argenteus van Ulfilas in handen en bezorgde de eerste uitgave. (Dordrecht 1665.) Jan de Brune was zijn neef. Bezongen door Vondel. Junius, Hadrianus ~, geschiedvorser en dokter, 1511—75, uit Hoorn; beroemd geleerde. Vertrok na 't beleg van Haarlem naar Middelburg. Bekend is o.a. zijn geschiedwerk Batavia, waarin het verhaal over Laurens Jansz. Coster. Hij was his- Letterk. Wrdbk. 2e dr. 7 Kaap de Goede Hoop torieschrijver van de Staten van Holland en verleende als dokter bijstand aan prins Willem in 1572. Junius, Sophia ~ , 1853—1904, geb. te Tiel, zuster van Francisca, trouwde met J. v. Wermeskerken, notaris te Rotterdam; schrijfster van romans onder ps. Johanna van Woude, o.a. Hollandsch Binnenhuisje\ redactrice van De Holt. Lelie, tijdschrift voor jonge dames, 1887—'89. Juno, „mengelwerk voor den beschaafden stand", uitgegeven door Roelants te Schiedam. Medewerkers Lublink Weddik, Heije, Jacob Honig Jz. Jr. en velen die nu geheel vergeten zijn; proza en poezie; 1840. Een van de vele almanakken van die dagen. Justus fide vivit, L. = de rechtvaardige leeft door het geloof, spreuk van Vondel bij de uitgave van de Altaergeheimenissen, 1645, en later. De vertaling kan ook zijn: Joost leeft door zijn lier, en ook: Jcost leeft door 't geloof. (Te voren w;is zijn spreuk: Door een is 't nu voldaan.) Spottend puntdicht op Vondels spreuk: Soo een rechtveerdig mensch door het Geloove leeft, Hoe seecker gaet gy dan, Heer Vondel, boven andren! Gij hebt strax weer een nieuw, als u het out begeeft, De beesten dijen best die veel van wey verandren. Juvenalis en Persius, de bekendste Rom. hekeldichters, vertaald als Alle de schimpdichten, 1709, door 16 dichters, o.a. W. de Geest, P. Nuyts, P. Vlaming, A. Bogaert, J. Westerbaen, L. Schermer, L. Bake, W. Sewel. Juvenalis Glaucomastix, ps. van Jean Guepin\ zie daar. juweel, prijs uitgeloofd op een landjuweel. Oudfrans joel — hetgeen verheugt, namelijk een kostbaar voorwerp; in 't Nieuwfrans joyau. Juweel, Const-thoonende ~ , zie C. Daarnaast verscheen nog in 1608 Haerlems Juweel, „tot nut van de oude arme uyt liefden ten thoon gestelt nae de voorgegevene caerte van Speelcorentken". K. Kaakebeen, C. G. ~ , schreef Over den invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche; bekroond antwoord op een prijsvraag van Noord en Zuid, 1887. Kaap de Goede Hoop, De Kaap, bereikt in i486 door de Portugees Bartholomeus Diaz; omzeild door Vasco da Gama 1497. De Nederlandse vaart om de Kaap begon 17 Kaapkolonie 258 Kalfstaf 1595 onder Cornells de Houtman. Stichting van een kleine kolonie onder leiding van de scheepsdokter Jan van Riebeek, 1652—'62. In 1746 een gedicht van Jan de Marre: Bespiegelingen en eerekroon van de Caap de Goede Hoop. Kaapkolonie, werd van betekenis onder 57- mon van der Stel, 1679—'99, door vestiging van Hollanders, Duitsers en Refugies, 1688. In de Vierde Engelse Oorlog genomen door de E., heroverd door de F. Weer genomen door de E. 1795, bij de vrede van Amiens teruggegeven 1803; onder generaal Janssens als G.G. aangevallen met grote overmacht door de Engelsen in Jan. 1806; Janssens verslagen bij Blauwberg; Kaapstad overgegeven; de Kolonie ging in E. handen over en bleef er in bij het verdrag van 1814. Toch handhaafde zich de Nederlandse taal in de kolonie. Bij 't begin van 't E. bestuur waren er 26 000 kolonisten en 30 000 slaven; Kaapstad had 16 000 inw., waarvan 6000 blanken. De E. regering deed het voorkomen, alsof de Kaap door Nederland verkocht was. Stuurde 1820 ongeveer 6000 E. kolonisten, die ieder een stuk grond kregen; ook bleven er veel E. officieren en soldaten wonen. Zie Afrikaans. Kackadoris, Meester —, tafelspel van 1596; een kwakzalver in de rol van de Buskenblaser. Meester Kackadoris geneest „een doof wijf met ayeren," die zo geel is „als roet" en weer blank worden wil. Kaetspel, zie Caetspeel. Kakademie, zie Amst. Academie. Kalbergen, Dirk ~ , toneelspeler, bewerkte naar het Engels Muliassus de Turk, treurspel vertoond in 1652. Ook zijn vrouw, Elisabeth de Boer, was aan het toneel. Zij was weduwe in 1660. Het treurspel ingeleid met gedichten van J. Noozeman en H. Verbiest. Kaldekerke, Berto van ~, pseud, van Albert van Driessche. Kaldenbach, Adam Leonard ~, 1767— 1830, rector te Breda, gaf in 1789 het eerste deel van zijn Ledige Uuren uit, waarin ook de verzen van zijn vriend Vonk. Hun werk werd in de Recensent een „misgeboorte" genoemd. Daartegen plaatsten zij een advertentie in de „nieuwspapieren": zij vragen binnen 8 weken bewijs; anders zullen zij „krachtdaadiger" optreden! Kalevala, het heldendicht der Finnen, de strijd tussen de Finse helden en de barbaren van het Noordland, in volkszangen, ruim een eeuw geleden verzameld door Dr. Elias Lonnrot. Vertaald in 't Ned. 1°. door Maya Tamminen, Finse van geboorte, die met een Nederlander trouwde. Zij gaf het werk uit in haar Finsche Mythen, bij Thieme, in 1938 omgewerkt als Kalevala] 2° door Wies Moens en 3° door Jan Eekhout, zie daar. Beide uit het D.; Moens in proza, Eekhout berijmd. Kalff, G. ~ , 1856—1923, hoogleraar in het Ned. te Leiden. Maakte zich al aanstonds bekend door zijn proefschrift over Het Lied in de Middeleeuwen, 1883. Gaf 1885 de Mnl. Epische Fragmenten uit; in 1895 Liter at uur en Toneel te Amsterdam in de lie eeuw. Hoofdwerk Gesch. der Ned. Letterkunde, sedert 1906, in 7 delen. Verder Trou moet blijcken, fragmenten van kluchten der l6e eeuw, 1889; Vondels Leven, 1896; Ned. Dichters der lie eeuw (Vondel, Cats, Huygens, Hooft en Camphuysen), 1901. Bloemlezing Dichters van den Ouden Tijd. Van 1905 Van zeevarende Luyden en Zee-Poeten, een boekje tot inleiding van Varen en Vechten van D. F. Scheurleer. Van 1914 Inleiding tot de studie der literatuurgeschiedenis. Zijn werk over de West-Europeesche Letterkunde, deel I, verscheen 1923; deel II na zijn dood in 1924. Kalff heeft door zijn werk een grote invloed geoefend op de studie van de geschiedenis der Ned. letteren; de Beweging van Tachtig vond bij hem slechts matig waardering. Hij was een v. d. oprichters van Volksweerbaarheid. Kalff Jr., Dr. G. ~ , geb. te Amsterdam 1889, leraar te Amsterdam; schreef De Sage van den Vliegenden Hollander, 1923. In 1927, Frederik van Eeden, Psychologie van den Tachtiger. In 1924 Leven van Dr. G. Kalff; in 1926 P. H. v. Moerkerken in zijn werk. Kalff, Martin ~ , 1842—1897, uit Nieuwer- Amstel, opgeleid aan 't seminarie Hageveld te Voorhout, werd redacteur van 't Handelsblad. Onder zijn geschriften het toneelspel Machteld van Velzen, 1873, de vertaling van de Jobsiade, 1881 en '88, Amsterdam in praatjes en plaatjes, 1878. Kalff, S. ~ , hoofdredacteur v. h. Soerabaiaasch Handelsblad, schreef schetsen Uit Oud- en Nieuw-Oostindie, 1894, o.a. over Valentijn en over Kraspoekol. Multatuliopstellen, 1904. De loffelijcke Compagnie, 1916. Kalfskop, Op het gesicht van een beproefden vriend en een ~, Catsiaans gedicht van Aagje Deken aan vriend Hendrik Vollenhoven te Amsterdam, Jan. 1801, om toezending van een kalfskop, waarop de Haagse vrienden zouden worden onthaald. Het feestmaal geestig beschreven door Huet in zijn schets Daags na het Feest, want hij stelt het voor, alsof de partij plaats had na de Aftocht der Engelsen en Russen in 1799. Zie Feest. Kalfstaf, zie Calfstaf. Kalfsvel 259 Kantelaar Kalfsvel, zie Boer. Kallefs-val (d.i. Calvijns val), klucht verschenen en vertoond in 1628 te Amsterdam, waarin Mieuwes en ]aucke de spot drijven met Dry-askers of Kalkoen-neus (Trigland), Smout en andere predikanten. Waarschijnlijk van Coster. Kallenberg v. d. Bosch, R. J. A. '-', ] 822 -'92, vriend van Multatuli. Brieven aan hem uitgegeven door Dr. Julius Pee, 1942. Officier; later rentmeester van Prins Frederik. Kalma, Dr. Douwe -.., geb. 1896, Fries dichter, schrijver van Fryske Skriftekennisse, 1929-'31, de gesch. der Friese letteren. Hij begon in 1914 met zijn opstellen Fen Prysl.ins Fjilden (Van Frieslands Velden) en was 1915 de voorman van de [ongjryslze Beureging, Richtte 1919 het ts. Frisia op. Toneelschrijver: Kening Aldgil/ is, 1920; De Roardisten, 1934. v«. talingen van werk van Shelley, Moliere, Shakespeare. Gaf kritieken, redevoeringen en Friese bloemlezingen uit. In de Jongfriese Beweging kwam verdeeldheid; R. P. Sybesrna e.a. konden zich niet verenigen met Kalrna's Groot-Friese denkbeelden. Toen richtte deze het Frysk Selskip op met Us striid als orgaan. Kalmijn-Spierenburg, Jo r-I, geb. 1905 te Utrecht, Chr. romanschrijfster en dichteres. V rouwen-Vredesgang, Kameristen, leden der Kamers uan Retboryeke; zie R. Kamp, J. ....." de eerste hoogleraar in de Ned. letteren in Z. Afrika. Hij gaf in 1909 een proeve van inleiding tot de Ned. letterkunde uit onder de titel De Dicbtuormen. Kamp was medewerker geweest aan De Standaard van Dr. Kuyper. Kampen, Cornelis jacobsz. van ~, 15641638, neef van Roemer Visscher, oom van de bouwmeester Nicolaas; koopman; bestuurslid van de Egelantier, in 1616 de voorzi tter. Kampen, N. G. van --.., 1776-1839, beoefenaar van geschiedenis en letteren, 1815 lector in het D. te Leiden, 1829 hoogleraar te Amsterdam in Gesch. der Ned. letteren. Van zijn ontzaglijke werkzaamheid getuigen o.a. Gesch. van Europa van 1802-'14; Mnemosyne, met H. W. Tydeman, 10 delen, 1815-'21; Bekn. Geseh. der Ned. Letteren, 3 delen, 1821' 26; Verdediging tegen de Bezuiaren ran Da Costa} 1823; Gedenkboek uan Need. moed en trouw, 1834; Inuloed der Eng. letterkunde, 1836. Hij schreef het Levensberigt van Feith, geplaatst voor de uitgave der IVel'ken van 1824. Verder over [ustus uan Ellen. Hij wijdde zijn leven aan de studie der moderne schrijvers. Van 1825' 29 verscheen zijn Handboek der Hoogduitscbe lettereunde; van 1831-'36 zijn Bloemlezing uit de Franse Ietteren; van 1834-'36 zijn Gescb. der nieuuiere Letterkunde. Hij was de eerste, die de strijd tussen klassiek en romantiek doorgrond neeft, Reeds in 1823 beantwoordde hij een prijsvraag der Holl. Maatschappij met ziin Verhandeling over de klassieke poezy ell de Romantiscbe. Voor het Nibelungenlied en voor de geestdrift van Hoffmann von Fallersleben gevoelde Van Kampen nog niet veel; hij stond nog op classicistisch standpunt; hij wil de romantische stof in klassieke vormen. Nag in 1838 schreef hij over de "gruweIen en gemeenheden" van Victor Hugo, Dumas, Paul de Kock enz, Van 1830 was zijn Verhandeling over de Historiscbe Stijl; zie Gee/. Van 1806' 29 werden 10 van zijn antwoorden op prijsvragen bekroond. Zijn leven beschreven door S. Muller. Zie ook Magazijn voor Wetenschappell. Kamper steurtjes (naam van een gerecht van harde eieren met mosterd), titel van een pamflet van Pasehier de Fijne. Kamphuis, G. "....." geb, 1906, Chr. dichter en letterkundige. Hij gaf uit: Stalpaert lJan der Wielen, bloemlezing met inleiding, 1937; De Weegschaal} essays van Protestantse critici; Vertaling van gedichten van Rilke, enz. Seer. v. d. Christelijke Auteurskring 1928-'40; sedert 1945 red. van Ad Interim. Medewerker aan 't Panorama, 1948. Kamphuisen-Snoek, Anna Maria ""'-', 1779 -1849, toneelspeelster tc Amsterdam. Kamphuysen, Dirk Rafelsz. t---I, zie C. Kandeelmael van Saertje Jans, een van de spe1en uit de trilogie van Jan Klaaz van Asselijn; zie daar. Met rneesterlijke beschrijving van oud-Hollandse gebruiken. Kandia op haer uiterste, 1669, opwekking van Vondel om ten strijde te gaan tegen de Turken; zie daar. Een vervolg op Maerlant's Vanden Lande van Oversee. Kannewet, joh. r-I, uitgever te Amsterdam 1747--'78; 35 Iiedboeken; volksboeken. Kant, Immanuel ,1724-1804, hoogleraar te Koningsbergen, de grondlegger van de critische wijsbegeerte, van onberckenbare invloed op het moderne denken. Bestreden door Feith in zijn berijmde Brieuen aan Sophie, 1806; verdedigd door Van Hemert en door Kinker in zijn Brieven van Sophie aan Mr. Feith, 1807. Kantelaar, Jacobus ,-....I, 1759-1821, predikant te Almelo 1783, vluchtte 1787, lid der Nat. Vergadering 1795, gevangen 1798, kassier in Den Haag tot 1810; vriend van Van der Woordt; scnrijver ('11 Kanter 260 Karel de Stoute dichter. Met Feith gaf hij 1793—'96 de Bijdragen ter bevordering der bthoone Kunsten uit. Lid van het Instituut 1808. Siegenbeek hield zijn lijkrede en gaf na zijn dood zijn Redevoeringen uit. Hij was een groot voorstander van het Nut en werd in 1789 redacteur van de Vaderlandsche Bibliotheek. Zijn verhandeling over het Herders dicht werd 1790 te Leiden met goud bekroond; gedrukt 1813. Van 1792 —'95 werkte hij mee aan de Letteroefeningen\ met Siegenbeek gaf hij Euterpe uit, 1810. Kanter, B. Ph. de ~ , 1805—'65, klerk bij de registratie in Den Haag, vriend van S. J. v. d. Bergh, dichter naar het voorbeeld van Bellamy en V. d. Woordt, schreef het eerste versje op Het Zeebad, 1836; schrijver in de almanakken; vertaler van Holty, 1864. Kaperslied, een der eerste gedichten van Zelandus, als vliegend blaadje uitgegeven, 1782. Karakterverdeeling van den Stijl, verhandeling van Geel; zie daar. Schetste b.v. Siegenbeek als schrijver van de goedhartige stijl. Kardoel, Carlioen, Karadigan, Carduel, ramen van het hof van koning Artur en Genovere in de Britse ridderromans. Karel I, koning van Engeland van 1625— '49, geraakte met zijn eigen volk in burgeroorlog; de Puriteinen onder leiding van Cromwell behaalden de overwinning en brachten de koning voor het gerecht; ter dood veroordeeld en onthoofd. Aanleiding voor Vondel tot het schrijven van Hekeldichten; zie daar. Karel II, koning van Engeland in 1660, gehuldigd door Vondel in zijn drama Koning David herstelt. (Volgens Brandt.) Verder verheerlijkt in een grote bundel gedichten: Herstelde zeeg-triomf, te Dordrecht, met medewerking van Cats, L. v. d. Bos, Samuel en Frans van Hoogstraten, Willem en Cornelis van Beveren e.a., maar ook van Westerbaen, Oudaen en Vondel. Van den Bos kwam in 1661 met een heldendicht Britannias of herstelde Majesteyt. Maar in de zegezangen van Vondel tijdens de Tweede Engelse Oorlog was het blaadje gekeerd. Karel V, bij zijn geboorte te Gent begroet met 21 refereinen: Triumphe van die Gheboorte van Keyser Carolus van Lieven Bogaert of Bautken, priester, factor v. d. Barbaristen te Gent. Pas gedrukt in 1561. Zo werden ook schitterende rederijkersvertoningen gegeven bij zijn inhuldiging in 1515, en telkens bij zijn overwinningen. Zie ook Julius de Geyter. Michiel de Swaen vond de stof van zijn klucht De verheerlyckte Schoenlapper in de Heerelycke en Vrolycke Daeden van Keyser Car el van Jan de Grieck, 1675. De Swaen's laatste werk was een toneelspel De zedelycke Doodt van Keyzer Carel, over zijn troonsafstand; 1707 uitgegeven door Pieter Lobus te Duinkerken; herdrukt door J. F. Willems in Bclg. Mus. 1843, en opnieuw door C. Looten in de Annates du Com'tte flamand de France, 1900. Historiespel Carolus den V, van Philippus Justinius te Brugge, 1727. Treurspel van J. B. Schaken te Lier, 1767. In 1782 verscheen een gedicht van J. C. de Lannoy, Karel V aan zijnen zoon Philips, met goud bekroond door Kunstliejde in Den Haag. Bij zijn leven bezongen in historieliederen. Zie Keizer Karel. Karel ende Elegast, zelfstandige Mnl. bewerking van het verhaal, dat een engel in de nacht Karel de Grote gelast te gaan stelen; de Keizer houdt verblijf op 2ijn kasteel te Ingelheim (Ingelum); op zijn zwerftocht in de nacht ontmoet hij de ridder Elegast, vroeger door hem op valse aantijging verjaagd en die nu van roof leeft, maar de Keizer trouw is en die de samenzwerin.'$ tegen KareJs leven a?n het licht brengt; 13e eeuw; gedrukt te Delft 1488. Uitgegeven door Jonckbloet, 1859; door Hoffmann von Fallersleben, 1836; door Dr. E. T. Kuiper, 189.1, door J. Bergsma in het Pantheon. Karel en de Elegast oorspronkelijk? studie van M. Ramondt, 1917. Diplomatische uitgave door Dr. G. G. Kloeke, 1948. Karel, Erf-Prins van Spanje, treurspel in F. klassieke zin van Govert Bidlo, 1679. Behandelt hetzelfde onderwerp als Schillers Don Carlos later: de dood van de zoon van Philips II op aandrang van geestelijkheid en adel; bleef een eeuw lang op het toneel. Karel de Groote en zijne XII Pairs, naam door Jonckbloet gegeven aan de fragmenten van de Lorreinen, door hem in 1844 uitgegeven voor de Vereniging voor Oude Ned. Letterkunde. Karel de Grote, koning der Franken van 768—814, middelpunt van de Frankische ridderromans, de Karelromans. Met zijn beroemde genoten, de 12 pairs: Roland en Olivier, bisschop Turpijn, Ogier van Ardennen, hertog Naimes van Beieren enz. Wat er van over is, te vinden bij G. Kalff, Mnl. Epische fragmenten. Zie verder Karelromans. Karel de Stoute, treurspel van Verhoek, over de bestraffing van de onrechtvaardige stadhouder van Zeeland; hetzelfde onderwerp in Hoecx en Cabeliaus van Rodenburg. Karel den Stouten 261 Kate Karel den Stouten, Eene kroon voor ~ , f roman van Mej. Toussaint, verschenen in De Gids van 1841. Karelromans, M.E. berijmde verhalen met Karel de Grote als middelpunt, o.a. Karel en Elegast en Roland. De helden zijn de vorsten uit het huis der Merovingen en der Karolingen, en hun vazallen, maar de voorstelling is alsof het Karel de Grote betreft. De verhalen doen zich voor als chansons de geste, als de beschrijving van geschiedkundige feiten, doch ze zijn historisch geheel onjuist. Zij zijn, volgens de leer van de F. onderzoeker Bedier, geen overleveringen, die nog onder het volk gangbaar waren, doch berijmde L. kloosterverhalen, vooral naar de Historia, toegeschreven aan Turpinus. ' De verhalen lopen over de strijd der Franken met de Saracenen {Roland, Willem van Oringen, Aubri de Borgengoen) of over de strijd van de grote vazallen tegen Karel {Ogier, De Lorreinen, Renout, Maleghijs). Verder Floovant, Aiol, Beerte metten breden voeten. De helden zijn moedige barbaren, die voor geen wreedheid terugdeinzen. Karelsz., Adam ~ , zie Van Germez. Karlmeinet (naam = de kleine Karel de Grote), Nederrijns uit 5 Karelromans, waaronder ook Nederlandse *eksten, samengesteld verzamelwerk, ± 1300; uitgegever. door A. von Keller, 1858. Karolingische Renaissance, de bloei van letteren en wetenschappen onder Karel de Grote. Karolingische Verhalen, 4 schetsen van J. A. Alberdingk Thijm, geschreven uit liefde voor het Katholieke verleden: Willem van Oranje, Karel en Elegast, Vier Heemskinderen, Floris en Blancefloer; 1851; 2e druk 1873 met de tekst van het volksboek der Vier Heemskinderen. Karsouwieren, De ~ , kamer van rethorijcke te Duinkerken, de voornaamste van Vlaanderen. Zie M. de Swaen. (Karsouwe = madeliefje.) Karta Nata Negara, raden adipati, regent van Bantam-Kidoel, door Douwes Dekker aangeklaagd van knevelarij, 1856; getekend in Max Havelaar. Kastalia, zie C. Jaarboekje 1867—'75. Kasteel in de dertiende eeuw, Het ~ , studie van Dr. J. te Winkel ever het leven van de ridders, 1879. Daarbij voegde hij in 1894 Het Riddertvezen in de lie eeuw. Kasteel Westhoven in Zeeland, zie W. Kasteele, Mr. J. C v. d. ~ , 1780—1835, zoon van P. L., berijmde Het 's-Gravenhaagse Bosch, 1822. Kasteele, Mr. Pieter Leonard van de ~, 1748—1810, in 1782 pensionaris van Haarlem, 1787 ontslagen, 1796 lid v. d. Nationale Vergadering, unitaris. Als dichter gaf hij met Van Alphen in 1772 Stichtelijke Mengelpoezij uit. In 1792 kwam zijn vertaling van Ossian; in 1798 de Oden van Klopstock en Wieland. Dichter van natuurgevoel: De Sneeuw, De Zee, De Hoop der Lente. De Dichtwerken uitgegeven door zijn kleinzoon Mr. J. C. v. d. Kasteele, 1844, '45. Hij had in zijn jonge jaren geijverd voor de nieuwe Psalmberijming, ook dichtte hij Evangelische Gezangen. Kasteele, R. P. v. d. ~ , 1767—1845, predikant sedert 1801 in Den Haag, preekte soms in versmaat. Dichter en schrijver, o.a. Over de verwantschap tussen den Dichter en den Schilder, 1818. Kasteleyn, P. Jt ~ , 1746—'94, apotheker, Doopsgezind dichter en toneeliiefhebber, bewonderde Shakespeare. Schreef o.a. het toneelspel De Graaf van Olsbach, 1778. In 1781 De Vaderlandsche Zanger. Schreef Doopsgezinde Gezangen. Vertaalde toneelstukken uit het D. Over het toneel schreef hij Geschenk voor tooneel- dichters en tooneel-speelers, 1781. Katabasis (Gr. = neergang, terugtocht), titel van een gedicht van C. van Marie, waarin Napoleon na zijn terugtocht uit Rusland bespottelijk gemaakt wordt, 1813. (De Gr. veldheer Xenophon had de Terugtocht van de 10 000 Grieken beschreven, die in 't jaar 401 voor Chr. onder zijn eigen leiding volbracht was; zij hadden deelgenomen aan een opstand tegen de koning van Perzie. Zo kwam Van Marie er toe, Napoleon voor te stellen als Xerxes II.) Er verscheen in IS 14 al een tweede druk. katastrophe, de ontknoping in een drama, de val van de held; komt na de peripetie, het punt in de handeling, waar het lot zich ten goede of ten kwade keert. Kate, J. J. L. ten ~ , 1819—'89, domineedichter van gematigd-orthodoxe richting naast Beets en Ter Haar. Hij was geboren te 's-Gravenhage, maakte al heel vroeg verzen en werd dadelijk lid van Oefening. Door de hulp van Ds. O. G. Heldring te Hemmen werd hij in 1838 student in de godgeleerdheid te Utrecht. Reeds van 1836 was zijn eerste bundel Gedichten, geprezen door Withuys, door De Vriend des Vaderlands, door Kneppelhout. In 1839 kwam hij bij N.E.K. als gast. i Parisina, dichtstuk van Lord Byron, was in 1837 alleen voor vrienden gedrukt. In 1841 verscheen Maria Magdalena, groot bijbels verhaal in stromen van verzen. Zijn Zangen des Tijds van 1840 werden in De I Gids scherp beoordeeld; nu richtte hij met Kate 2! 62 Keats Winkler Prins, toen predikant te Tjalleberd, en De Hoop Scheffer, zijn kamergenoot, een nieuw tijdschrift op; Braga, 1 Dec. 1842, zonder vermelding van de namen der redacteuren. In het eerste jaar leverde Ten Kate het voornaamste en het beste; toen trok hij zich terug. Hij dichtte 1843 Hollands Muze over 't verval der dichtkunst; Bakhuizen wees in de Gids dit „Bilderdijksch manifest" af. In 1845 werd Ten Kate predikant; sedert maakte hij alleen nog bijbelse en stichtelijke verzen en vertalingen, alles in menigte. Hij vertaalde werk van Dante in terzinen, 1847. Predikant te Middelburg 1850, te Amsterdam 1860; preekte ook in 2ijn gedichten. Vertaalde werk van Tasso, Schiller, Tegner, Andersen. „De getrouwste uitdrukkin^ van zijn talent" was zijn gedicht De Schepping, 1866; 2e deel 1867; 3e dr. 1869; vertaald in 't D., E. en Zweeds; poging om de wetenschap dienstbaar te maken aan het geloof: Geloof en steenkool! spotte Multatuli. 't Gedicht is in de trant van Bilderdijk. Opgedragen aan koningin Sophia. Ten Kate voegde uitvoerige aantekeningen bij zijn groot gedicht, over de geschiedenis van de aardkorst. Hij legde de 7 Scheppingsdagen uit als 7 tijdperken van vele duizenden jaren. In 1869 kwamen De Planet en \ in 1871 De Vier Jaargetijden. Onder zijn vertalingen zijn het verdienstelijkst Maria Stuart van Schiller, 1866, Faust van Goethe, 1878, en Frithiofsaga van Tegner, 1860. Ten Kate ging door met zijn verzenbundels en grote gedichten als De Nieuwe Kerk van Amsterdam, 8 zangen, 1885, een geschiedkundige berijming, en met vertalingen: Tasso, Dante, Goethe, Milton. Niemand van de domineedichters werd zo bespot in de Grassprietjes als „de koning der Cantate". Studie over hem van J. Ch. Blok, 1889. Kate, Lambert ten ~ , 1674—1731, uit Amsterdam, van Overijselse afkomst, huisonderwijzer, taalvorser: Gemeenschap tusschen de Gottische spraeke en de Nederduytsche, 1710; Aanleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduytsche sprake, 1723. Door deze werken werd hij de eerste moderne Germaanse taalgeleerde, voorloper van Grimm, die zijn waarde heeft erkend. De Duitse reiziger Uffenbach noemt hem een Doopsgezinde graankoper, in het bezit van rijke verzamelingen afgietsels, beelden en tekeningen. Dat dit dezelfde is, werd aangetoond door Dr. L. Bnimmel in Oud-Holland van 1942. Tot zijn vrienden behoorden Hoogvliet, de schilder Van der Werff, de beeldhouwer Xavery; Feitama was zijn leerling. Proefschrift over L. ten Kate van Dr. A. v. d. Hoeven, 1896. Onder zijn nagelaten hss. was een Oeffen- Schets over het vereisch der Dichtkunst, geschreven 1724, in de geest van Boileau. katharsis (Gr.) = de verzoening van de toeschouwer met de wil der goden, met het noodlot in de Griekse treurspelen, bij de ondergang van de held. Katholiek, De ~ , godsdienstig, geschieden letterkundig maandschrift, 1842, onder hiding van professoren uit Warmond, Voorhout en Katwijk. Sinds 1924 driemaandelijks als Studia Catholica. Katholieke moderne dichters, zie Gezelle, E. Th. J. Brom, Mw. Steenhoff, Marie Koenen, Felix Rutten, Wies Moens, Karel v. d. Oever, Anton van Duinkerken, Jan Engelman, Pierre Kemp, Jac. Schreurs. In 1943 verscheen van Gerard Knuvelder Katholieke Poezie na 1880. Katholieke Reveil, 't ~ , de opkomst van het Katholicisme in de letteren. Behandeld door Gerard Brom: Romantiek en Katholicisme, 1926; en door Van Duinkerken in Dichters der Emancipate, 1939. Dit is het 4e deel van zijn Bloemlezing, met inleiding. Katmaecker, Batement van den ~ , in 1578 door de Pellicanisten van Trou moet Blycken te Haarlem opgevoerd; een dolle klucht, waarin de buurvrouwen aan Hein wijs maken, dat hij vader geworden is van een ingebakerde kat. Kats, Jacob ~ , 1804—'86, wever te Brussel, demokratisch schrijver, toneeldichter, o.a. van de klucht Pier-la-la, 1854, met zang, over de strijd van liberaal tegen clericaal; redacteur van volksalmanakken. Richtte een schouwburg „De Volksbeschaving" op, 1835, met demokratische strekking, en schreef V oiks gedichten. Kats, Jan Hendrik ~ , 1834—'67, uit Brussel, zoon van Jakob, toneelschrijver. Ging 1861 naar Amerika, om mee te strijden voor de afschaffing der slavernij en daarna voor de vrijheid van Mexico. Hij f aan de gele koorts; was kolonel. Kausler, Dr. Eduard ~ , archivaris te Stuttgart, gaf 1840—'44 zijn Denkmaler altniederldndischer Sprache und Litteratur uit; met Hoffmann von Fallersleben en Mone de Duitser, die de aandacht vestigde op het Mnl. Hij gaf de Ned. stukken uit, die teruggevonden waren in het Comburger hs. Het eerste was de Vlaamsche Rijmkroniek, 1840; zie daar. Verder: Die Rose; de Bouc van Seden; Catoens leeren; Wapene Martin e.a. Keats, John ~ , 1796—1821, Engels dichter, die door zijn Hyperion en Endymion een machtige invloed oefende op de dichters Keerlen 263 Keller van Tachtig. Gorters Met is gedicht naar zijn voorbeeld. Reeds in 1878 vestigde Busken Huet nadrukkelijk de aandacht op deze dichter. G. Dekker schreef 1926 over De Invloed van Keats en Shelley, Keerlen, minachtende naam voor de boeren. Der Keerlen God — Floris V. Ook voor de burgerij der steden, de gilden, tegenover de patricische geslachten. De Kerels van Vlaanderen wonnen mede de Guldensporenslag, 1302, maar werden door de adel verpletterd bij Cassel, 1328. '/ Kerehlied, schimpdicht tegen de Keerlen, gedicht door een ruter; er zijn er twee, beide l4e eeuw: het ene is van ± 1382, toen Philips van Artevelde sneuvelde bij Rozebeke; de dichter was de gevangene der Kerels. Uitgegeven door E. Verwijs in zijn Van Vrouwen ende van Minne, 1871, en door Em. Spanoghe in 1884, te Antwerpen. Het andere is misschien reeds uit de tijd van de Slag bij Cassel. De dichter tekent ze in hun ruwheid en in hun overmoed: Wi willen van den kerels singhen, Si sijn van quader aert; Si willen de ruters dwinghen, Si draghen enen langhen baert. . . . Wronghele ende wey, broot ende caes, Dat eet hi al den dach; Daerom es de kerel so daes, Hi etes meer dan hi mach. Dit Kerehlied uitgegeven in de Oud- Vlaemsche Liederen, 1847; in de Geschiedzangen van Van Vloten, 1852; in de Bloemlezing van Eelco Verwijs; in Keizer Karel van Julius de Geyter en in de Historieliederen van Cath. v. d. Graft, 1904. Zie ook Kerels van Vlaanderen. Keerom, ps. van Dr. Doorenbos in de Spectator. Keesiade, De ~ , spotdicht van Goeverneur, gemaakt toen hij als student in arrest zat, uit het hoofd uit regels van veel dichters in allerlei talen. Pas 1878 gedrukt. Een cento tegen prof. C. de Waal. Kees Springer in de Kerk, met al zijn afdwalingen onder de preek, novelle van Cremer, gevolgd door Kees Springer buiten de Kerk, waarin men leest hoe edelmoedig Kees is en hoe alles nog terecht komt. Twee verhalen, waarmee Cremer een buitengewoon grote opgang maakte; tevens twee pleidooien voor de Moderne godsdienst. Keet, A. D. ~ , geb. 1888, Afrikaanse dichter; schreef ook een studie over Jan Celliers, 1917; dokter in de Vrijstaat. Keezenvervolg, Het ~, zie Jan Wagenaar. Kegge, De Familie —, zie Familie Stastok. Kehrer, Albertine ~ , 1826—'52, uit Gorkum; haar gedichten verschenen na haar dood met een voorbericht van Beets en een vers van Ten Kate. Potgieter wijdde aan haar zijn studie Pietistische Poexy, 1853; beantwoord door Beets. En terecht, want de kritiek gold heel de pietistische dichtkunst en heeft gemaakt, dat al dergelijke stichtelijke bundels, ook die van Beets zelf en van Hasebroek en Ten Kate, alleen nog bij gelijkgezinden in ere blijven. Het antwoord van Beets opgenomen in De Recensent en later in zijn Persoonljjke herinne* r in gen, Keie, zie Keye. Keiser, Thomas de —} zie Keyser. Keizer Karel en de Berchemsche boer, blijspel van Van Peene, 1841, het eerste moderne Vlaamse toneelwerk. Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden, epos in Mnl. versbouw door Julius de Geyter, uitgegeven door het Willemsfonds, opgedragen aan het Taalminnend studentengenootschap 't Zal wel gaanl te Gent, 1888. Met als slot: Het heilig vuur slaat uit tot vlam. . .. o Broedervolk der Nederlanden, Sticht nog het Rijk van uwen Stam! In plaats van dit grote dichtwerk werden verzen van Hilda Ram bekroond. Het epos schetst Karel V, die te gronde ging omdat hij zich niet aan het volk hield, maar de leiding volgde van de Heer van Chievres en de andere voorname edelen uit het geslacht Croi. Zo werd de Keizer de man, die zijn eigen vaderstad Gent vernederde. De Vlaamse keerlen werden in het epos verheerlijkt in een lied, getoonzet door Florimond van Duyse. Keizer Karel en de Schoenlappers, blijspel in een bedrijf van Sleeckx, 1848. Keizer Karels-Universiteit, de R.K. hogeschool te Nijmegen, 1923 geopend door de St. Radboudstichting. Kelk, C. J. ~ , geb. 1901 te Amsterdam, dichter, letterkundige, redacteur van De Vrije Bladen, 1925—'28. Rondom tien gestagen, overzicht van de romans der laatste 5 jaar, 1939. Schreef ook toneelwerk en romans. In samenwerking met J. W. F. Werumeus Buning en C. v. Wessem: Mauonettcn, 1925. Met Anton van Duinkerken: Poezie uit den Pruikentijd, 1937. Jan Steen, roman, 1932. 1939 De Vos en zijn staart, roman uit het kapitalistisch Amerika. Met Halbo Kool stelde Kelk een bloemlezing samen uit de minnepoezie De liefde zingt, 1941. In 1948 verscheen De Ned. Poezie, bloemlezing na 1880. Sedert 1945 red. van Ad Interim en medewerker \an de Groene Amsterdammer. Hij schreef ook onder ps. Thomas Beker. Keller, Gerard ~ , 1829—'99, uit Gouda, doch reeds 1830 in Den Haag, 1850—'64 Kamerstenograaf; dan redacteur v. d. Keltische romans 2i Anthems che Courant. Novellenschrijver. Schreef.als Flanor I860—'64 Vlugmaren in de Spectator. Onder Potgieters invloed: Een zomer in het Noorden, 1860, en Ben zomer in het Zuiden, 1863. Zijn naam werd bekend door De Neteldoekjes, 1854, de fatsoenlijke armoede in een Haags ambtenaarsgezin. In 1873 de roman Gederailleerd, waarin hij voor het eerst in de letteren stakende arbeiders laat optreden. Het werk is mislukt. Keller leverde ook een nieuwe bewerking van de Duizend en een Nacht. Verder schreef hij enkele toneelstukken. Zie ook Conviva. Keltische romans, F. ridderromans sedert de 12e eeuw, afkomstig van Keltische zangers, vol wonderbaarlijke avonturen, met koning Artur, koningin Genovere en hun hof te Kardoel als middelpunt, en met dappere, hoofse ridders daaromheen. In deze romans speelt de liefde een hoofdrol, die in de Frankische Chansons de geste zo goed als ontbreekt; de vrouwen treden op de voorgrond. Verhalen van koning Arfur en de ridders van de Tafelronde, afkomstig uit Bretagne. Ook Britse romans. De ridders wagen velerlei gevaarlijke tochten, om de Heilige Graal weer te vinden. De verhalen zijn te onzent vertaald en nagevolgd: Lancelot, Percheval, Ferguut, Walewein, Merlijn, Tristan en Isolde. Kemp, Abraham ~ , geb. te Gorkum, schreef 1623 het treurspel Van de moordt van sultan Osman en beantwoordde in een ander stuk de vraag van de Kamer van Rijswijk: Beeld af, hoe Bataviers soo veel en [lange tijden Kloek hebben wederstaen haer vyant [in het strijden. Opgevoerd te Gorkum, 1643. Bekend bleef Kemp door zijn Leven der Doorluchtige Keren van Arkel, na zijn dood in 1656 uitgegeven door zijn zoon. Zijn treurspel is merkwaardig door vele komische en amoureuze vermakelijkheden, met gevechten, muziek en geestverschijningen. Kemp, Jacobus ~ , toneelspeler te Amsterdam, uit Gorkum, schreef de Klucht van de Bedrbgen Smith, 1661. Na zijn dood werd 1665 uitgegeven: Medea off Wraek van Verlaten Min, de eerste vertaling van dit stuk van Seneca. Kemp, Matthias ~ , R.K. dichter, geb. 1890 te Maastricht. Ook prozaschrijver. Romans. Gesch. v. Limburg, 1946. Over de Limburgsche Mijnen, 1935. Limburg in de een van de kleinere werken van Ruusbroec. Kersten Ghelove, Tafel van den ~ , zie Dire van Delf. Kerstens, V. A* ~, geb. 1896 te (pinneken, onderwijzer in Indie, 1941—-44 minister van handel te Londen, 1946 lid der Eerste Kamer, R. K. Hij schreef o.a. De KathcKerstliederen 266 Keyaert lieke Litteratuur sinds de Hervormmg, 1926. Kerstliederen en Kerstleisen, in groot aantal sedert de 15e eeuw; vooral over Maria en het kind: Si lechden in een cribbekijn Mit haren sneewitten handen, Si cusseden voor sijn mondelijn, Des had haer seer verlanghen. Verhandeling van Prof. Acquoy, 1880. Kerstliederen verzameld door J. J. Mak, met de zangwijzen, verzorgd door E. Bruning, 1948. Kerstspelen, over de geboorte van Jezus, zeer talrijk sedert de 15e eeuw. Slechts een is er over: Die eerste bliscap van Maria, en dit stuk eindigt al met de Blijde Boodschap. Pas de Tweede Bliscap was een echt Kerstspel. Ook Vondels Gijsbreght is een kerstspel. Kesteloot, Dr. J. L. ~ , 1778—1852, uit Nieuwpoort in Vlaanderen, vriend van Bilderdijk, hoogleraar te Gent in de geneeskunde, 1817. Hij was uit Belgie geweken om de conscriptie en had te Leiden gestudeerd, kwam in dienst van koning Lodewijk. Wijdde zich na 1831 geheel aan geschiedenis en letteren. Zijn briefwisseling met Bilderdijk uitgegeven 1842. Ketel, Cornelis ~ , 1548—1616, uit Gouda, schilder, leerling van Crabeth, sedert 1581 te Amsterdam. Ook dichter; in Den Nederduytschen Helicon staan 7 sonnetten en 2 andere gedichten van hem; 16 gedichtjes van hem staan in zijn levensbeschrijving in Van Manders Schilderboeck, 1604. Andere stukjes in liedboekjes als Den bloeyenden Mey-waghen, 1608 en Apollo of ghesangh der Musen, 1615. Zijn spreuk was „Deucht verwint." Ketel, dorpje bij Schiedam, met de Kamer De Sonnebloem. Refereinfeest 1615. In 1682 een wedstrijd, een „beroep". Zie Ketels-Beroep. Ketels-Beroep, bundel poezie, voorgelezen en voorgedragen en gezongen op het feest van de „Sonnebloem", de Kamer van Ketel in 1682, uitgegeven door Cornelis Blommesteyn te Delft, 1683. ketendichten, bij de rederijkers de versregels met herhaling van het rijm in een of meer woorden van de volgende regel: Wi lesen dat Socrates was boven [screven Verheven in syn leven ende vul [practycke. Zulk kettingrijm verbond vaak vele regels achtereen: Mijn Heeren, coopt daerof, die geef [ik om een oort, Maer zegtet niet voort, gij zult daarof \gcnietenf Mijne heeren, ik wil, of 't u gaet [verdrieten, Ik wil 't nu laeten scieten tot een [ander tijt. (Tafelspel van een coomen, d.i. koopman.) kettingrijm, zie ketendichten. Kettmann, George Wilhelm ~ , geb. 1898 te Amsterdam, redacteur van het nat. soc. Volk en Vaderland. In zijn roman De glanzende draad der goden behandelt hij opkomst en verval van de kunstzijdenijverheid. Dichter, ook van toneelwerk: De dag die komt, 1933. Kettmann, L. A. J. ~ , 1830—'89, smidsjongen uit Westervoort, die hoofdregisseur werd bij het toneel te Amsterdam, sedert 1882 te Antwerpen. Toneelschrijver onder ps. Floris van Westervoort. Ketyvigheyt der menschelicker naturen, Boucxkin van der ~ , lang gedicht over de slechtheid van de mens en over de dood, door Andries van der Meulen. Keuls, Mr. H. W. J. M. ~ , geb. te Obdam 1883, dichter. Toneelcriticus van 't Handels blad; sedert 1925 dir. v. h. Bur. v. Auteursrecht van Letterkundigen. Rondeelen en Kwatrijnen, 1941. In 1948 verwierf hij de Tollensprijs en de poezie-prijs van Amsterdam. Verzamelde Werken, in 4 clelen. Keuning, P^ ~ , uitgever te Baarn, schreef deels in dialekt Groninger schetsen. Kinder en in verstand en boosheid. Arb eidersmenschen. Keuning, Willem Eduard ~ , 1887—1939, geb. te Spijk in Groningen, dichter uit orthodox Christelijke kring, ps. Joost van Keppel en Willem de Merode. Schreef onder ps. Jan Bos verhalen in het dialekt van Fivelgo. Moot Volk, 1929. Gedichtenbundels sedert 1916; De steile Tocht, Langs den heirweg, De stille tuin, De Verloren Zoon. Chineesche Gedichten, 1933, Ruischend Bamboe; 30 psalmen, 1934. Bij zijn 50ste verjaardag stelde Roel Houwink een bloemlezing samen met inleiding: De Wilde Wingerd. B. de Goede schreef Herinneringen aan W. de Merode, 1941. Keurdichten, Nederduitsche en Latijnsche —, zie Ned. Keurgarve, De ~ , zie Hassels. Keurvels, Edward ~ , 1853—1917, uit Antwerpen, musicus, leerling van Peter Benoit. In 1894 gaf het Ned. Lyrisch Toneel onder zijn leiding de eerste voorstelling in de Nederl. Schouwburg van Antwerpen, gesticht 1874. Opgevoerd werd De Vrijschutter van Weber. Weldra kwamen nu Vlaamse opera's. Keurvels zelf schreef Parisina, Rolla, Hamlet. Keyaert, Colijn ~ , zie C. Keye 2 67 kind Keye, een der ridders van koning Arthur, zijn drossate (schenker). Hij bespot Ferguut bij diens aankomst aan het hof, maar wanneer Ferguut ridder geworden is, moet Keye het tegen hem afleggen in de strijd om de schone Galiene. Eerst zegt hij: Ic moet hebben die eerste joste (stoot) Ende josteren vore dese vrouwe. Maar weldra moet hij om hulp roepen; Helpt mi alle oft ic verdrinke, Want ic hebbe al te grote minke. . . . [(verminking). Zie Ferguut. Hij pocht op zijn eigen moed, doch verliest steeds het spel tot vermaak van de anderen. Zie ook Percevael en Walewein. In 't verhaal van Walewein en Keije wordt hij voor zijn lage handelwijze gestraft en verlaat hij het hof met de vloek van Artur: Hi heeft menege quaetheit gedaen, Laettene ten duvel volen gaen. Keymeulen, Paui van ~, geb. 1920, Vlaams dichter. Keyser, J. P. de ~ , 1818—78, predikant te Arnhem, dominee-letterkundige. Onder zijn talrijke werken Een Bloemkrans, bloemlezing uit de beste Ned. schrijvers, aanvankelijk bedoeld voor meisjesscholen, 1871; nog altijd in gebruik. Sedert 1857 redacteur v. d. Tijdspiegel\ ijverde voor de openbare school en het moderne geloof. Keyser, Dr. Paul de ~ , geb. 1891 te Gent, gaf tijdens de Wereldoorlog les aan de Belgische ge'interneerden in Nederland, hoogleraar te Gent in taalwetenschap en folklore; redacteur van de Oostvlaamsche Zanten, ts. voor volkstaal en volkskunde; inrichter v. h. Museum voor Folklore. Hij schreef over Lodewijk van Velthem; gaf Drie Brusselsche kluchten van Johan de Grieck uit, 1926. Van 1935 is zijn werk: Gent in de Literatuur en in de Folklore. Bestuurslid van de W.B.-vereniging voor Vlaanderen. Keyser, Sidy de ~ , geboren te Gent in 1907, dichter van Gedichten 1933, De zatte Matroos 1935, enz. Keyser, Thomas de —-, 1597—1651, uit Utrecht, neef van de bouwmeester, beursknecht te Amsterdam en tevens met Adam van Germez de beroemdste toneelspeler, vooral in heldenrollen. Hij droeg Vondels Prijsvraag voor in de Schouwburg. Keyser Karel den V, De heerelycke ende vrolycke daeden van ~ , volksboek. Keyser Otto den derden en Galdrada, 1616, drama van Rodenburg, naar de novellen van Bandello; eerste deel van een trilogie. Met sterrekundige wijsheden, bespot door Bredero in de voorrede van Griane. Met liedjes en vertoningen. Keyzer, Margriete ~ , dochter van een burgemeester van Hoorn, voor wie Bredero enkele van zijn mooiste liederen schreef: 0 Paarl en puyck der Vrouwenl en Ay schoone Dochter blont en het prachtige Adieu-Liedt. Kiehl, Mr. Dr. E. J. ~ , 1827—'73, leraar te Middelburg, schrijver van geschiedkundig werk, dichter van In Memoriam bij de dood van Cavour, om de vorm geparodieerd door Lodewijk Mulder met De do ode Langoor Hans, 1861. Kiel, Cornells van ~ , zie K/liaen. Kiele, Jan van den ~, zie Jan Moerman. Kies, Pieter ~ , brouwer te Haarlem, bracht 1572 zijn stad op zijde van de Prins; herhaaldelijk burgemeester; na de verovering van Haarlem door de Spanjaarden in 1573 onderhandelaar met Verdugo; door Alva ter dood veroordeeld; gered; f 1597. Zijn vrouw, de Haarlemse Arria, geschetst door Mw. Bos boom. Zie Brecbt Proosten. Kiesvereeniging van Stellendijk, De ~ , politieke karikatuur van Lodewijk Mulder, 1877; opgevoerd door Le Gras, Van Zuylen en Haspels; satire op het duffe openbare leven van die dagen en op de liefhebberij in vergaderen. Kievit, C. J. ~ , 1858—1931, hoofd van een school te Zaandam, schrijver van jongensboeken. Dik Trom. Kiewiet de Jonge, Dr. H. J. ~ , geb. te Groningen, 1847—1935, leraar in de oude talen te Dordrecht, voorzitter van het Nederlands Verbond. Kikvorsen- en muizenstrijd, zie Muis. Kiliaen, d.i. Cornells van Kiel, 1528—1607, corrector aan de beroemde drukkerij van Plantijn te Antwerpen 1558, schrijver van het eerste Ned. woordenboek met vertaling der woorden in het L. en F., 1574; herdrukt 1588, '99 enz. Voor de tegenwoordige taalwetenschap nog van grote betekenis. Dr. Kluyver schreef in 1884 Proeve eener critiek op het Wdb. v. Kiliaen. Deze was geboren te Duffel en studeerde te Leuven; zijn naam was Cornelis Abts. Hij yertaalde ook Guicciardini's Beschrijving van alle de Nederlanden. (Duffel, tussen Mechelen en Antwerpen.) Standbeeld te Duffel, 1882; vernield door een Duitse granaat 1914; vervangen door een borstbeeld 1920. Herdenkingsfeest en tentoonstelling in 1929. Levensschets van Corn, van Kiel, door P. Gerard, Antwerpen 1874. Kina, Charles ~ , zie Quina. kind in de letteren, het —, 19de eeuws verschijnsel: Multatuli, W outer tje\ Van Eeden, Kleine Johannes-, Van Suchtelen, De Stille Lach\ 1903. M. J. Brusse: Boefje. Rotterdam. 1917. Jac. van Looy: Jaapje. Haarlem. 1920. Ernest Claes: De Witte. Vlaanderen. Kind van Staat 2! 68 Kindermann 1921. Marie Schmitz: Marietje. Jeugd van een doof meisje. 1922. J. P. Zoomers— Vermeer: Het boek van Gijs. Het boek van Koosje. 192A. C. en M. Scharten— Antink: De jeugd van Francesco Campana. Italie. 1924. Theo Thijssen: Kees de jongen. Amsterdam. 1925. Nico van Suchtelen: Eva's jeugd. 1925/1928. A. M. de Jong: Merijntje Gijzen's jeugd. Noord-Brabant. 1926. G. Schrijver: Jobje's avontuurlijke jeugd. 1927. Josine Reuling: Siempie. Roman van een kind met sprietharen. 1928. A. Pleysier: De roemrijke avonturen van Leen W outers (op zolder). Vlaardingen. 1928. J. P. Zoomers—Vermeer: Het boek van Flip en Jantje. 1930. Het boek van kleine Rikie. 1931. Diet Kramer: Razende Roeltje. 1931. Alie van Wijhe—Smeding: Harlekijntje. Nieuwveen. 1935. Anne de Vries: Bartje. Drente. 1936. Johan Fabricius: Flipje. 1937. Cor Bruyn: Koentje van K'atten burg. Amsterdam. De jeugd van Jan van Zutphen. 1938. Willem Kramer: Roelie. 1939. S. Vestdijk: Sint Sebastiaan. De geschiedenis van een talent. 1940. Ennest Claes: Jeugd. Vlaanderen. 1941. Riekes Groenhout: Gijsje. 1941. Peter van Groningen: Anno groet het leven. 1941. Jan Mens: Koen. Amsterdam. 1941. Annie Slot: Blauwe konijnen. 1941. Theo Thijssen: In de ochtend van bet leven. Jeugdherinneringen. Amsterdam. 1941. Jan van Vrijenban: 0, brandende jeugd! Delft. Boudier-Bakker, Kinderen, 1905; Heijermans, Droomkoninkje en V uurvlindertje\ S. Goudsmit; Jankefs jongste, 1929; Mw. Antink, Sprotje; Nienke van Hichtum, Afke's Trental; Drie van de oude plaats; A. v. d. Leeuw, Kinderland; Carry van Bruggen, Het Huisje aan de Shot, 1921; Stijn Streuvels, Prutske, 1921; Horieneke, het communicantje uit zijn eerste boek Lenteleven, 1899; Anton Coolen, Uit het kleine rijk, 1939- G. P. Smit, Het spionnetje, roman uit de Jordaan, 1939. In 1915 schreef F. J. v. d. Molen over Het kind in de literatuur\ in 1935 pater Dr. B. C J. M. v. d. Eerenbeemt over Het kind in onze M. E. literatuur. Dirk Coster stelde een bloemlezing samen: Het kind in de poezie. Zie ook Riemens- Reurslag. Van D. L. Daalder verscheen Wormcruyt met suycker, overzicht van de Ned. kinderliteratuur, 1950. Kind van Staat, d.i. opgevoed op last en op kosten der Staten, Prins Willem III, 1666. Onder leiding van Jan de Witt. Hovelingen en gouverneur ontslagen. Dramatisch tafereel met de uitbeelding van Willem III, Jan de Witt en 's prinsen gouverneur Frederik van Nassau-Zuilenstein, 1859, door H. J. Schimmel. Kind van twaelf jaren, zie Kindt. Kind van Weelde, Het ~ , zie schelmenroman. Kindeke van den Dood, Het ~ , berijmd sprookje van F. L. Hemkes, van een ziekelijk kind, dat sterven moest, maar dat vroeg om telkens een lange Meidag weer op de hei te mogen spelen. En zo is het een dag in 't jaar: 't is of de nevel, koud en kil, het breede land begraven wil; de zon schijnt vreemd en rood, — en op de hei speelt bleek en stil het kindeke van den Dood. kinderarbeid, in al zijn ellende aan de kaak gesteld in gedichten van Vuylsteke en in de novelle Fabriekskinderen van Cremer. Dickens was- de strijd reeds eerder begonnen in zijn roman Hard Times (Zware Tijden). kinderdichten, van Hieronymus van Alphen, 1778—'82. Nagevolgd door Le Francq van Berkhey en 't Hoen; vrijwel gelijktijdig kwamen de versjes van Riemsnijder; zie daar. In 1786 Vaderlandsche Gedichtjes voor kinderen van L. v. Ollefen. Vooral van Alphen werd in zijn tijd hoog geroemd en bv. in 't F. vertaald; later als onkinderlijk veroordeeld. In 1837 kwamen de stukjes van Goeverneur, in 1861 die van Heije, terwijl er een verhandeling verscheen over Kinderpoezie van De Genestet; zie daar. Parodie op Vaa Alphen door een student: Kleine Gedichten voor de Lieve Jeugd van de Hoogere Scholen, 1846; 7e druk 1858; van H. Fabius. Jan van Droogenbroeck gaf in zijn bundeltje Dit zijn zonnestralen een verzameling keurige kinderliedjes en versjes; ook Antheunis schreef zangerige kinderliederen, met eigen muziek. Uit de latere tijd Lovendaal. Proefschrift van Mw. L. J. T. Wirth, 1925: Een Eeuw Kinderpoezie, 1778—1878. Studie over Van Alphens gedichtjes door Dr. H. Pomes, 1908. Kinder Liedekens ofte Jeughds-Boecxken, te Hoorn, 1630, 12m°, in leren bandje met sloten: o Jonge Jeught, schickt u tot deught, Soo verwacht ghy naemaels vreught. Voorloper van Van Alphen. Kinder-Lyck, rouwklacht van Vondel: Konstantijntje, 't saligh kijntje, Cherubijntje, van om hoogh D'ydelheden hier beneden Uytlacht met een lodderoogh. 1632. Kindermann, J. C. ~ , 1804—'76, Luthers predikant te Doetinchem. Schreef: Wat er van Diepenbeek werd, 1849; Het Beeld van Dirk Rafelsz. Kamphuysen, 1852. Ps. Kinderrijmen 2! 69 Kinker Chonia. Gaf ook een dichterlijke bewerking van Nathan der Weise. Schreef een „historische roman die geen roman is": Rome contra Utrecht ten tijde van Petrus Codde, 1873. Van 1853 was zijn roman over De Val van La Rochelle in 1627. Van 1855 Een flaauwe in dagen van kracht, d.i. de geschiedenis van graaf Willem van den Berg. Kinderrijmen, Ned. Baker- en ~ , verzameld door Dr. J. v. Vloten. Kinder-spel, 1° gedicht van Cats, toegevoegd aan de Sinn'- en Minnebeelden, bij een plaat: kinderen spelende in de hof der abdij te Middelburg. De kinderspelen opgevat als zinriebeelden van 't menselijk bedrijf: 2° Inleiding van Maeght in Cats' Houwelyck. Kindt van twaelf jaren, Vant ~ , op de konijnejacht door de Heer van Bruyswijc gevangen genomen en opgehangen; deze getroffen door de goddelijke wraak. Ridderromance uit de 15e eeuw; berust op een gewelddaad van Enguerrand de Coucy (in F. Vlaanderen), ± 1250. Kinker, Johannes ~ , 1765—1845, zoon van een fabrikant te Nieuwer-Amstel, student te Utrecht en lid van Dulces, 1782; ging om met Bellamy en diens kring, al behoorde hij er zelf niet toe. In 1785 gaf hij een bundeltje anakreontische poezie uit, deels rijmloos: Mijne Minderjaarige Zangster, gewijd aan de liefde. Een der stukjes, De Taal der Meisjes, is bekend gebleven: Loop heen, zei Niesje, maar al lachend, tegen Piet: Piet ging, want hij verstond de taal der meisjes niet. De Vaderlandsche Letteroefeningen prezen de verbeeldingskracht en het vernuft van de dichter, maar ze vonden hem toch al te „darteF'; De Recensent beschuldigde hem van onzedelijkheid; Kinker nam Bilderdijk als advocaat en begon een proces, dat hij echter verloor. In zijn kracht is Kinker in de letterkundige parodie. Reeds had hij in de voorrede van de Zangster de sentimentele dichters bespot; in hetzelfde jaar 1785 maakte hij een parodie op de deftige alexandrijnen van De Eigenbaat van Bernardus Bosch, naamloos verschenen. Van 1787 is zijn Orosman de Kleine, parodie van Zaire van Voltaire, een treursel vol hoogdravendheid, strijd tussen godsdienst en liefde bij de favorite van sultan Orosman. Nu is Zaire een poesje; de rhetoriek van de F. dichter wordt een poppekastvertoning. In 1778 kwam De Post van den Helikon, weekblad tegen de sentimentelen en tegen de dichtgenootschappen: Mercurius vertelt op boertige toon al wat er op de Helikon geschiedt en er was een kaart van de Nederl. Helikon bij met de Sentimenteele Weg, de Brievenlaan, het Oratorie-kasteel enz. Er verschenen 40 nummers, waarin de rijmelaars werden bespot en kritiek geoefend werd op Nomsz, Elizabeth Post, Nieuwland e.a. In 1778 vestigde Kinker zich als advocaat in Den Haag. Bilderdijk werkte met hem mee aan de Post van den Helikon met romances en met zijn aandeel aan de parodie van Alrik en Aspasia van Feith. Aan Bilderdijk droeg hij zijn eerste ernstig bedoelde drama op: Van Rots, in 5 bedrijven in proza, een zonderling al te romantisch stuk, 1789. Daarop volgde in alexandrijnen Clelia, 1792, een Christin, verliefd op de Kalif van Egypte. Kinker ging 1793 naar Amsterdam. Hij ontmoette er M. C. v. Hall in „Concordia et Libertate", het „Kezengezelschap"; daar waren ook C. v. Lennep, Pieter van Winter, Richeus van Ommeren en vele andere Patriotten. Hij werkte mee aan het tijdschrift Janus Verrezen, 1795—'98; aan De Arke Noachs, 1799, en met Helmers en Loots aan Sem, Cham en Jap het, 1800. Kinker gaf verder weer een 3-tal dramatische parodieen in het licht; hij schreef een treurspel Almanzor en Zehra, 1804, een vorstenschool; hij gaf vertalingen van Shakespeare en Schiller, o.a. De Maagd van Orleans, 1807, met de bedoeling Iffland en Kotzebue van het toneel te verdrijven. In zijn eigen lyrische gedichten toont zich de invloed van Schiller, Klopstock en Herder. Hij schreef in 1801 een zinnespel, Eeuwfeest bij den aanvang der 19e Eeuw\ 15 maal opgevoerd in de Schouwburg. Daarop maakte hij zelf een parodie: De Menschheid in het Lazarushuis. Kinker beantwoordde de Brieven aan Sophie van Feith (zie daar) met Brieven van Sophie, 1807, in de geest van Kant en de godsdienst der Rede. Hij bleef de vaan der Verlichting trouw; Feith kwam niet weer tegen zijn spot op. Kinker dichtte een aantal Kantiaans-wijsgerige verzen. Maar ook Stille Bemoediging bij de Inlijving van Holland, 1810, in de geest van Helmers en Loots. Van 1815—'17 was Kinker redacteur van het ts. De Herkaauwer, van belang voor 't geestelijk en staatkundig leven, verdediger der Verlichting. In 1817 werd hij op aanbeveling van Falck hoogleraar in 't Ned. en in de Gesch. te Luik; hij deed er tot 1830 zijn best voor de bevordering der eenheid tussen Noord en Zuid. Na 1830 ambteloos te Amsterdam. In zijn nalatenschap vond men De dood Kinsbergen 270 Klagende Maeghden van Minette of bet Eerste faar der Turkscbe Vrijbeid; daarin een parodie op de Marseillaise, op de vrijheidsbomen en de rechten van de mens. Hij is ook de schrijver van de Proeue eener Holl. Prosodie, bekroond door de Bataajscbe Maalschappij, gedrukt 1810. Bestrijder van Bilderdijk. Kinkers Ieven beschreven door M. C. v, Hall, 1850; Kinker als u/ijsgeer, 1864, van Prof. v. d. Wijck. Zijn Verspreid en onuitgegeoen Dicbt en Ondicbt werd naar tijdsorde gerangschikt en toegelicht door }. v. Vloten, 1877. (Eigenbaat, Orosman, Alrik en Aspasia, Post van den Helikon en Machteld van Velzen.) Daarin oak de kaart van de Helicon herdrukt. Kinsbergen, Jan Hendrik van .-., 17351819, onderbevelhebber bij Doggershank 1781, admiraal-opperbevelhebber 1793; in hechtenis te Amsterdam 1795, spoedig weer vrij, doch niet meer op de vloot, "Graaf van Doggersbank" onder koning Lodewijk. Hij stelde in 1815 voor een "geschied- en redekunstig gedenkstuk in den smaak van Sallustius" f 700 beschikbaar; Van der Palm won de prijs. Insgeliiks stelde hij f 700 ter beschikking voor een dichtstuk ter verheerlijking van de herstelling van Nederland in 1813. Dan nog f 500 voor een lierzang en wederorn f 500 voor een volkslied met de muziek. Deze laatste prijs verwierf Tollens met lJ7ien N eerlandscb bloed, terwijl Brand van Cabauw de tweede prijs verwierf met Wij leven vrij. Van Kinsbergen gaf in 1817 beide bekroonde Volksliederen uit. Kippeveer, roman van Cosinus, 1888, hedoeld als een vermakelijk verhaal van doleantie, oefeningen en spiritisme, van]. A. Heuff Az. Als tegenhanger Haneueer van Sinus, d.i. ]. A. de Vletter. Kiroul, Paul .-., pseudo van Edward Peeters, geboren te Antwerpen in 1873, schreef talloze hoeken voor de jeugd. Kisselius, Johannes .-., 1778-1858, uit Dordrecht, koopman, vertaalde De Dood van Socrates van Lamartine, 1829. Kist, Ewald .-., 1762-1822, uit Woerden, vriend van Van der Palm, predikant, sedert 1797 te Dordrecht. Leerredenen; die Over Gods deugden hadden grote naam. Redeooeringen. Verhandeling over Gellert en zijne Scbrijten. Over hem Hulde van B. F. Tydernan, 1823. Broer van Willem. Kist, Mr. Willem ~, 1758-1841, uit Woerden, 1784 rector te Middelburg, Patriot; 1797 lid van het O. 1. comite, directeur der Gazette Nationale en 1816 van de Staats-Courant. Romanschrijver: De Ring van Gyges uiedergeoonden, 1805; hoek tot verlichting en verbetering van de natie, over verdraagzaamheid, opvoeding, slavernij enz. Schreef 31 verhalen in de geest van A. Loosjes Pzn., onder invloed van Sterne. Kistemaker, Frans '''-', 1828-'79, toneelspeIer te Amsterdam. Klaasje Zevenster, roman van Jacob van Lennep, 1866, geschiedenis van de pleegdochter van de zeven Dorstige Pleiaden; het boek gaf aanstoot aan de mensen van fatsoen wegens de beschrijving van enkele taferelen. Er verscheen een geschrift van Mr. A. van Brussel: Van Lennep, dar's weer nieuw, dat boek mag treffend heeten, Vuil als sinds Piet Boddaert geen smerig hoek verscheen. Groothande1aar in het slijk, als gij [bestaat er geen! De schrijver van het vlugschrift was hoofdredacteur van Asmodee en zijn pamflet heette Bell scbandelije Boek. Zijn eigen naam was A. A. Th. Visscher; zie daar. Busken Huet kwam tegen het bock op in zijn Ernst of Kortswijl? Hi; achtte de roman beneden het middelmatige, Maar hij werd afgestraft door H. ]. Polak, praeceptor te Leiden, en door Albert Reville in de Reuue des Deux Mondes van 1868. Dan verscheen nog van S. A. Z. Bene damestbeeuisite, alles in 1866. Van Lennep had bedoe1d een zedelijk verhaal te schrijven in de geest van Clarisse Harlowe. Er verscheen in 1867 een "vervolg" op door Bell der Pleiaden, "KI. Zecenster is niet dood," De vroegere Klaasje werd nu Hermine Dotema, geb. Atlas. Voor de schrijver werd W. R. Veder gehouden, die echter in de Nauorscber ontkende, iets van het hoek af te weten. Navolging is Nicolette, novelle van Mw. Courtmans-Berchmans; mislukt. Een vondeling in plaats van een pastei komt ook voor in De Braadpan hij Lefrancq van Berkhey en in Poirters' Masker, zij het nog niet in de Ie druk van 1646. WeI is hetzelfde verhaal ook te vinden in De Klugtige 'I'yd-uerdryuer van S. de Vries, 2e druk 1663. Van Lenneps roman werd driemaal voor het toneeI bewerkt. Klaerbout, zie Claerbout, Van hem oak De Klucht van 'I Kal], 1662. Klaere, wat heeft er uw hartje verlept, een van de liederen, die Hooft dichtte op bekende zangwijzen voor Christina van Erp, die een leerling was van Sweelinck. Klagende Maeghden ende Raet voor deselve, met een toespraak van de Maeght van Dordrecht aen aIle maeghden van HolIandt, een schets van ionge lieden met een schicht Klaghte der Princesse 27 1 Kleine Zielen van trou-sucht getroffen, Mey-gifte van Jacob Cats, 1634. Daarbij Klaagliederen van Dina, Jacobs dochter; van Thamar, Abisach, van Jephte's dochter, van Hagar, van Herodias; van Lucille, dochter van Marcus Aurelius; van de vijf dwase maeghden; van Susanna. Klaghte der Princesse van Oranien, door Hooft in de mond gelegd van Amalia van Solms; zie Hooft. Klant, J4 J. ~, geb. 1915 te Warmenhuizen, nu in Z. Afrika, verwierf 1947 de Van der Hoogtprijs van Letterkunde met de roman De Geboorte van Jan Klaassen, „vertegenwoordiger van het moderne levensgevoel". klassieke drama's, gedrukt in de 15e en vooral in de l6e eeuw. Toen ook vertaald. Ook nagevolgd, bv. in de Nieuw-Latijnse schooldrama's Acolastus en vele andere. Het classicisme zette geleidelijk zijn stempel op de Nederlandse stukken der I6e eeuw, bv. op de spelen van zinne van het Landjuweel van Antiverpen van 1561; telkens treft men onderwerpen, aan de oudheid ontleend. Zie Colijn van Rijssele en Cornells van Ghistele. Anna Bijns verzette zich tegen de Griekse poezie en de antieke filosofie, de naakte beelden en de heidense goden. Maar ook zij heeft in haar refereinen reeksen van klassieke namen. Zo ook Matthijs de Castelein. In de 17e eeuw werd het nagevolgde klassieke drama overheersend, vooral onder invloed van Seneca, zie daar; in Vondels later werk onder invloed der Grieken. Zo ging het ook in Frankrijk en de nieuwklassieke Franse tragedie kreeg geheel de boventoon; ook in Nederland door N/7 Volentibus. Corneille en Racine en vele anderen werden vertaald en nagevolgd. Het klassieke drama speelt onder goden en vorsten, in paleizen en hoven, in ernstige verheven stemming. Er is eenheid van nandeling, tijd en plaats; er zijn 5 bedrijven; de vier eerste worden afgesloten door een koor of rei als ideale toeschouwer. Zo is het voorbeeld van Sophokles, Euripides en Seneca; zo zijn Vondel, Hooft, Coster, Jan Six, Oudaen enz. Zo zijn de navolgingen der Fransen, maar zonder reizang. Zie Frans-klassiek. Proefschrift Over de navolging der klassiek- Fransche tragedie van Dr. Schoonneveldt, 1906. Het klassieke treurspel, nog beoefend door Styl, Bilderdijk en Helmers, moest wijken voor het burgerlijk drama in proza. klassieke romans, 1° Ned. bewerkingen van F. ridderverhalen uit de M.E., waarvan de onderwerpen ontleend zijn aan de Oudheid, overigens in wezen geheel gelijk aan de Keltische romans. Bv. Maerlants Alexander en Historie van Troyen. Van alle romans werd toevallig een klassieke het eerst vertaald, nl. Veldekes Enetde; 2° romans uit de 19e eeuw, uitbeelding van het leven der klassieke oudheid: M. C. van Hall, Plinius Secundus, 1818; Messala Corvinus, 1813; P. v. Limburg Brouwer, Charities, 1831; Diophanes, 1838. Klaverendrie, tweemaandelijks ts. voor poezie (in Belgie), opgericht in 1937 door Marcel Coole, geb. 1913 te Kortrijk, Luc. van Brabant en Johan Daisne, d.i. Dr. H. Thiery. Opgeheven 1948. Kleef, De Stad —, haar gezondheidsbron en omliggende landsdouwen, beschrijving van Langendijk, 1747. Kleefsche en Zuid-Hollandsche Arcadia, zie Arcadia. Kleengedichten, XXXIII ~ , bundel verzen van Guido Gezelle, I860: De Vlaemsche tale is wonderzoet Voor die heur geen geweld en doet. Klein, Peeter ~ , pseudoniem van Servaes Daems. Kleine Dichterlijke Handschriften, zie D. Kleine-Gartman, Maria Joh. ~ , 1818—'85, toneelspeelster te Amsterdam; begon 1846 —'56 in de Salon des Varietes van Duport. Lerares aan de Toneelschool. Kleine Johannes, De ~ , 't verhaal van de ontwikkeling van een kind in de vorm van een sprookje; met de figuren Windekind, de verbeelding, Wistik de zucht om te weten, Pluizer, het alles ontledend verstand. Door dit werk maakte Van Eeden zich bekend als een der grote nieuwe schrijvers. Later voegde hij er twee delen aan toe, die weinig betekenis hebben. Met het eerste deel begon de eerste aflevering van de eerste jaargang v. d. Nw. Gids. J. A. N. Knuttel heeft in De Gids van 1922 aangeduid, dat De Kleine Johannes zijn ontstaan dankt aan Das Fremde Kind van E. Th. A. Hoffmann, een sprookje in de verzameling Die Serapionsbriider. Aan het einde van het eerste deel verschijnt de Christusfiguur; die is er in het 2e en 3e deel weer als de scharenslijper Marcus Vis; Vis naar het teken waarmee de eerste Christenen de Verlosser aanduidden; Marcus naar de evangelist. Nu komt Johannes in deel II bij Marcus' vrienden, kermisreizigers, waarbij het paardrijdstertje Marjan. In deel III komen nog veel wonderlijkheden; daarin ook een caricatuur van de arbeidersbeweging. Kleine Republiek, De —, roman van Van Deyssel, 1888. Kleine Zielen, De Boeken der —, Haagse karakterroman van Louis Couperus\ zie daar; 1901—'2; psychologisch, determinisKlein Jan 2> tisch, realistisch werk in 6 delen. Beschrijving van de Haagse „soriety." Klein Jan, d.i. Pieter de Vos van Amsterdam, die in 't begin der 18e eeuw liedjesdrukker was. Een bundel van 900 biz. op 116 vellen, volks- en straatliederen, in 1938 teruggevonden, nu in de Bibl. v. „Letterkunde". Zie ook Jac. Scheltema. J. H. Scheltema vermeldt de 4e druk van een liedboekje De nieuive Kleine Jan of de vermakelijke Tyd-verdryver. Een nieuw boekje is: De vrolijke Kramer, met Klijn Jans pleizierig en vermakelijk marsdragend hondje. Bestaande in de aangenaamste gezangen op de nieuwste en hedendaagse vooisen. Verzorgd door G. A. van Riemsdijk 1946. (De Dwergenreeks.) Kleinjan, ps. v. J. R. L. v. Bruggen. Klerikaansche voorvechteren, de aanhangers van Jean le Clerc in de Poetenoorlog van 1713. Klerk, C. R. de ~ , geb. 1873 te Woubrugge, doctor h.c. Ontwerper en leider van de grote uitgave van Vondel, 1927—'37. Kultuurbeschouwende inleiding tot Vondels spelen, 1912. Hij gaf voor de Wereldbibliotheek verscheiden spelen van Vondel uit met inleiding en toelichting. Kleyn, Adelaide Geertruid ~ , dochter van J. P. Kleyn en Antoinette, geb. te Hoge Zwaluwe, gaf 1814 een bundel Gedichten uit. Zij trouwde met Ds. H. J. Schippers, 1821—'29 predikant te Middelharnis en aldaar overleden. Zij stierf 1858. Kleyn, Antoinette ~ , geb. Ockerse, 1763 —1828, werd 1784 de vrouw van J. P. Kleyn; zelf ook dichteres. Gaf met haar broer, W. A. Ockerse, in 1822 de Gedenkzuil voor Bellamy uit. Zie ook Dichter- Album. Van haar waren de verzen Aan mijn Vaderland met verering van Van der Capellen; met haar man te zamen de Gedichten van 1792. In 1824—'27 gaf zij Mengelingen in Proza en Poezy uit. Kleyn, Mr. J. P. ~ , 1760—180% raadsheer in het Hof van Gelderland; lyrisch dichter. Met Bellamy, Hinlopen en Ockerse bevriend; trouwde 1784 met Ockerse's zuster Antoinette, met wie hij 1786 Krijgsliederen uitgaf. Ode aan Van Alphen, 1803. Van Alphen was een van de vrienden} die opgenomen zijn in Kleyn's Dichter- Album; zie daar. Kleyns vader was rentmeester van Prins Willem V; hij erfde het buiten te Zwaluwe. In 1794 moest hij wijken; hij vestigde zich.te Wageningen, werd er 1795 lid der Regering en in 1796 raadsheer te Arnhem. Zijn Anacreontische Ofjerhanden dagtekenen uit de tijd van de kring van Bellamy, doch werden pas in 1794 uitgege- Klomp ven als Juvenilia (gedichten der jeugd); het waren „offerhanden" op het altaar van liefde en deugd. Hij en zijn vrouw gaven samen een bundel Gedichten uit, 1792, „Deo, Patriae et Amicis," d.i. gewijd aan God, aan het Vaderland en aan de vrienden, onder invloed van Klopstock en Ossian. Daaraan was ook gewijd hun bundel Oden en Gedichten, uitgegeven met de muziek voor zang en klavier van C. F. Ruppe, 1788. Klikspaan, zie Kneppelhout. klinkdicht, zie sonnet. Klinkenberg, Dr. Gerard van ~ , geb. 1900 te Amerongen, doctor in de scheikunde, dichter. De Cactus, 1932. T us sen St err en en Stenen, 1946. Klinkert, Bastiaan ~ , 1794—1854, uit Amsterdam, verzamelde alles wat betrekking had op Nieuwland, Tollens en Bilderdijk. Als bijvoegsel van De Navorscher verscheen 1853 zijn Lijst der Werken van Bilderdijk en Vrouwe B. Klinkhamer, Govert ~ , 1702—'74, zijdehandelaar te Amsterdam, dichter van De Kruisgezant „of het Leeven van den Apostel Petrus," 1725 en van stichtelijke Zinnebeelden. Vertaalde Zaire en Hendrik IV van Voltaire, 1744. Klioos Kraam, bundel gedichten, verschenen te Leeuwarden 1656, met verzen o.a. van Sibylle van Griethuyzen en een lofdicht op haar van Gabbema. Verder van Oudaen, Anna en Maria Roemers, Vondel, Anslo, Asselijn, Westerbaen, Vollenhoven e.a. Klock, Leenaert ~ , uit het Keulse, was 1589 reeds in Holland, leraar bij de Doopsgezinden te Haarlem, schrijver van Schriftuerlicke Liedekens, doch vooral bekend om zijn Groote Liedeboeck, 1604, vermeerderd uitgegeven 1625. Bevat 435 liederen. Ook Clock. Kloeke, Dr. G. G. ~ , geb. 1887, hoogleraar te Leiden in 't Ned., 1934; dialectkundige. Kloet, klucht van Claes —•, van C. Biestken, 1619, over ontrouw van de vrouw, maar met een streven tot verbetering der zeden. Klok, De —, herberg in Antwerpen. De Kring van De Klok volgde op die van Het Zwart Paerdeken; zie daar en Jan van Beers. Klokman, Gerrit Jan —, 1864—1943, schrijver in Achterhoeks dialekt. Klok van Delft, De —•, romantisch berijmd verhaal van J. A. Alberdingk Thijm: over de liefde van Ewout, kunstenaar uit Mechelen, en Josina, dochter van de klokgieter Heynrick van Trier. Klomp, H. ~ , geb. 1902, R.K. dichter onder 2 Kloos 273 Klopstock ps. Mien Proost. Schreef 1929 een bundeltje verzen Het Middelbaar onderwijs. Werd propagandist voor de N.S.B. Kloos, Willem ~ , 1859—1938, studeerde in de klassieke letteren, gaf in 1882 de gedichten van Jacques Perk uit met een voorrede van Vosmaer; alleen de Spectator vond het werk mooi. Richtte 1885 De Nieuwe Gids op, met Frederik van Eeden, Albert Verwey, Frank van der Goes en Willem Paap. Kloos vooral trad zeer scherp op tegen de „dichtertaal" van mannen als Beets en Ten Kate en Schaepman, tegen rhetoriek en valse of versleten beeldspraak. Zijn opvattingen zijn die van Shelley, aan wie hij ook zijn stelling ontleende: „Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie". Kloos was de theoreticus van de Beweging van Tachtig en tevens de dichter van ontroerende Verzen. Met Albert Verwey stelde hij het „verhaal van Sicilie" Julia samen; 1885; zie daar. Hij schreef de Inleiding tot de gedichten van Jacques Perk met de opzienbarende verheerlijking, ja vergoddelijking der Poezie, en hij dichtte: Ik ben een God in 't diepst van mijn [gedachten En zit in 't binnenst van mijn ziel ten [troon Over my-zelf en 't al, naar rijks-geboon Van eigen strijd en zege, uit eigen [krachten. Van de poezie schreef hij: „Geen genegenheid is zij, maar een hartstocht, geen bemoediging, maar een dronkenschap, . .. .een gloed en een verlangen, een gezicht en een verheffing, een wil en een daad, waarbuiten geen waarachtig heil voor den mensch te vinden is. . . ." Naast zijn sonnetten Okeanos, naar de vorm epische fragmenten, Rhodopis, 1879 en Sappho, naar de vorm dramatische stukken; alles in wezen lyrisch. In de eerste bundel Verzen, 1894, bovendien nog de felle scheldsonnetten; toen juist hadden Van Deyssel, Verwey en Van Eeden de Nieuwe Gids verlaten. Zijn kritieken gebundeld als Veertien Jaar Literatuurgeschiedenis, later Nieuwe Literatuurgeschiedenis en Letterkundige Inzichten en Vergezichten, 1916—'38, 28 delen. Zijn eigen sonnetten maakten grote opgang; uitgegeven in 1894 als Verzen; 1902 en '13 gevolgd door Verzen II en III. Verder schreef Kloos Een Daad van eenvoudige Rechtvaardigheid, studie over de schrijvers der 18e eeuw, 1909, en bloemlezingen uit Feith en Bilderdijk. Als criticus leverde hij baanbrekend werk tot ± 1890; daarna is het herhaling van het vroegere betoog, soms met een zeldzame ongelijkheid; Aletrino, Gorter, Verwey hooggeprezen, later fel aangevallen. In 1909 kwam hij nog eens op Jacques Perk terug; Perk en zijn beteekenis in de historie der Ned. Literatuur, met de oude aanvallen op de predikantenpoezie en op Jonckbloet. Kloos trouwde in 1900 met Jeanne Reyneke van Stuwe. De Liefdesbrieven (Juni '98— Sept. '99). Zij gaf in 1947 uit Het menschelijke beeld van Kloos, vernietigend beoordeeld door Greshoff. Monografie over de dichter van Dr. K. H. de Raaf, 1934; en van Aug. Heyting, 1938: Kloos in de lijst van zijn tijd. Van 1934 Max Kyzer, Kloos, Zijn binnengedachten. Van 1931 Kloos en de Dichtkunst, door Khouw Bian Tie. Over Het conflict tussen Kloos en Van Eeden schreef 's-Gravesande, 1947, en G. Stuiveling in de Steekproeven van 1950. Zie ook F. Smit Kleine. Kloos werd eershalve doctor. Klooster, W. S. B. ~ , geb. 1905 te Groningen, 1935 hoofdred. v. d. Deli Courant; dichter onder ps. Willem Brandt. Kloosterman, Simke ~ , 1876—1938, Friese schrijfster en dichteres: verzen, vertellingen, sprookjes, een roman over het boerenleven in de Wouden, een historische roman uit dezelfde streek. Klop op de Deur, De ~ , 1930, roman van Ina Boudier-Bakker, wil een overzicht geven van het geestesleven van de voorafgegane halve eeuw in Nederland en van de vrouwenbeweging; indrukken in gegoede kringen te Amsterdam; trok zeer de aandacht: 12 drukken in 3 jaar. Prof. Geyl wees op de grote historische gebreken van het werk in Leiding van 1931, doch dit had geen invloed, omdat het boek de geest van de Hollandse gezeten burgerij weerspiegelt. Kloppenburg, zie Cloppenburch. Kloppers, A. G. ~ , geb. 1919 te Semarang; dichter. Klopstock, Friedrich Gottlieb ~ , 1724— 1803, uit Quedlinburg, huisonderwijzer, Deens legatie-raad te Hamburg, voltooide zijn beroemd gedicht Messias 1773. De dichter van het verhevene; van oden en bardieten\ zie daar. Hij oefende grote invloed op Van Alphen en Van de Kasteele, die zijn Oden vertaalde; op Feith vooral, die hem ontmoette in 1778 te Ottense bij Hamburg. Hij is de grote D. dichter van het natuurgevoel; zijn invloed is zichtbaar in het werk van E. M. Post. Klopstock was de eerste, die zich rekenschap gaf van het verschil tussen het Germaanse en het klassieke vers, het eerste met zijn rhytmiek Letterk. Wrdbk. 2e dr. 18 Kloris en Roosje 274 kluchtig tussenspel (verschil in klemtoon), het tweede met zijn metriek (verschil in lengte der lettergrepen); met inachtneming van dit verschil bracht hij klassieke versmaten in het Duits over. Nagevolgd door Ds. Wolff in zijn lofdicht op de Beemster, 1763. Klopstocks invloed ook bij Rau en Hinlopen en Betje Wolff. Zijn Messias vertaald 1803-'5 door Mr. Joh. Meerman, die hem in 1800 te Hamburg zelf mocht begroeten. Kloris en Roosje, 1707, zie opera. Volgens Te Winkel is Het Boere Opera van 1700 van Buysero; daaruit zijn de eerste toneeltjes overgenomen; verder zal het stuk bewerkt zijn door Thomas van Malsem, die als Kloris' vader de rol van Thomasvaer vervulde, met Petronella Vlieg, de vrouw van Daniel Kroon, als Pieternel. Dan is er nog een uitgave van 1727 op naam van Jacob van Rijndorp. De nieuwjaarswensen werden van 1813' 52 gedicht door Marten Westerman. Verschillende liedies zijn van anderen overgenomen, by. uit 't Hoornse Mopsje en uit Bidlo's opera Zonder spys en wyn kan geen lie/de zyn: Al die niet meugen, o Vrolyke God! Die Iekkere teugen, Zijn suffent of zot. Nieuwe uitgave van ]. H. Rossing, 1886. klucht, ontwikkelde zich uit de M.E. sotternieen, esbatementen en cluyten in 't begin der 17e eeuw tot het hogere blijspel: Bredero, Coster, Hooft, later Asselyn en Bernagie. Maar dat waren de uitzonderingen. De kluchten der 17e eeuw zijn buitengewoon talrijk. Zij behandelen de toestanden en verhoudingen in 't maatschappelijk en huiselijk leven in kleurige volkstaal, maar ook dikwijls zeer plat en onfatsoenlijk. Tegen het einde der 17e eeuw de invloed van 't F. blijspel en daardoor een streven naar meer zedelijkheid en fatsoen. Ofschoon er onder de kluchten vee! goed werk voorkomt, werden ze veel lager gesteld dan de ernstige stukken: Hoe hoogh men drave in stijl en toon, Het Treurspel spant aIleen de kroon. (Vonde!.) Van Vloten gaf uit Het Ned. kluehtspel tot de 18e eeuw, 2e druk 1881~ Van Moerkerken Het Ned. Klucbtspel in de 17 e eeuw; 1899. Kluchten der 17e eeuw, bij Samuel Coster, Bredero, Hooft, Starter, Huygens' Trijnt]e Cornelis, Blasius, Jan Vos, W. D. Hooft, Nooseman, Tengnagel, Focquenbroch, Paffenrode, Asselijn, Bernagie. Stoett gaf in 1932 Drie kluchten uit de 16e eeuu: uit, over een dronkaard, een hoereerder en een speler, n1. De Schuyfman, Hanneken Leckertant en De Katmaecker. In de Wereldbibliotheek verscheen ten uitgave van Vier excellente hlucbten nit de 16e eeuw, 0.1. Een spel van drie minners, Cornelis Everaert's Esbatement van den uisscber, Louris jansz' Cluyt van onse Lieven Heers minneuaer en G. H. van Breughel's Clucbte van d'een ende d'ander. Met inleiding van Dr. ]. J. M,ak; 1951. kluchtboeken, volksboeken met kluchtige verhalen, 15e en vooral 16e eeuw: Tijl Vi/enspiegel; Fortunatus; [aeclss]:« met zijn [luit]«, zie Jacke; Evangelie vanden Spmroeken; Virgilius, Een Cluchtboeck, "inhoudende vele recreative prepoosten", Antwerpen 1576, werd door joh. Bolte teruggevonden te Danzig en behandeld in het Tijds. v. "I'aal en Letters. 1891. Verder o.a. Der [ongbe Docbters Tijtcortingbe, Amsterdam, 1591; St. Niklaes-Gift, 1647; De Geest van Jan Tamboer, 1656; 't Leven en Bedryf van Clement Marot, 1717; Franciscus Ridderus, Nuttige Tijdkorter 1/00r Reysende, 1667; De Nieuwe Vaakverdri}vet', 1669; Spiegbel der Historien, Brussel, 1673; H et W onderlijk Levell van Kleyn Kobis]e, alias Koningb sander Onderzaten, ± 1717; De Gaven van de mild e St. Marten, 1654; Groot Klugt-Boeek, 1680; Den Roomseben Vylen-Spiegel, 1671; Vermeerderde Neederlandscben Wegh-Korter, 1734. Zie Broer Ruyseh. Kluchtigh-T'Samengesang van dry personagien, gedicht van Starter; van Krelis Joosten, een half-backen Vrijer, Lijsjen Flepkous, sijn Vrijster en Griet Kaeks, de waerdinne. Met het motto: Tracht niet arghlistelijck een Maeghd van 't pad der eeren Te leyden door den dronck, wilt ghy haer min begeeren. Het was dus een stuk met zedelijke strekking, doch zeer verheffend is het niet geworden. Het was de eerste "singhende klucht" in onze letteren, het begin der operette; navolging der Engelse jigs. Starter was dus al v66r Krul begonnen met zangspelen. kluchtig tussenspel, aanwezig als duvelryen in de heiligen- en mirakelspelen en in de spelen van zinne. Van grote betekenis in de spelen van Bredero: 10 Bouwen Langlijf en Sinnelycke Nel in Griane; zij worden Palmerijns pleegouders; 2 0 Nieuwen-Haen en Griet Smeers in Rodderick; staan buiten het spel; 30 de nar Amoureusje, Manshooft en Moersgoelick in Den Stommen Ridder; Arnoureusje bespot de voorname heren; 40 de koks Lecker-beetje en Pannetje-vet in Lacelle; de handeling in 't stuk opgenomen. Kbit 275 Kneppelhout Verder bij Jan Starter, o.a. in zijn Dara'ide de klucht van Jan Soetekouw en zijn moeder Neel Snaversnel. In Starters Timbre de Cardonne, blijeindig treurspel, de vermakelijke ,,sotteclucht van een advocaat en een boer" op 't plat Fries. Zie ook lthys. Bij Coster ook het toneel tussen Bely, de meid, en Jan Soetelaer, in Teeuwis de Boer. Ook comische intermezzo's genoemd: zie komische gedeelten. Kluit, Mwt Dr. M. E. ~ , geb. te Utrecht 1903, secretaresse van 't Reveil-archief; haar proefschrift heeft ook het Reveil tot onderwerp, 1936. Sedert 1940 is zij werkzaam aan de U.B. te Amsterdam. Medewerkster aan het Panorama der Ned. Letter en. Zie Reveil. Kluit, Mr. Willem Pieter Sautijn ~ , 1838 —'94, de geschiedschrijver van de Ned. kranten, vooral van die in de Franse Tijd. Kluppell, K. L. ~ , 1792—1852, dichter. Kluyver, Prof. Dr. A. ~ , 1858—1938, begon met zijn proefschrift Proeve eener Kritiek op Kiliaen. Hij was redacteur van 't Wdb. der Ned. Taal; 1911—-'28 hoogleraar in 't Ned. te Groningen. In 1929 verschenen zijn Verspreide Opstellen. Klyn, Barend ~ , 1774—1829, dichter evenals zijn broer Hendrik Harmen, evenals hij man der Verlichting. Eerstelingen der Vrijheid, 1814. Klyn, H. H. ~ , 1773—1856, met zijn broer Barend suikerfabrikant te Amsterdam tot 1829- Dichtte o.a. een Lierzang op Oldenbarnevelt, 1806; op Loots, 1806; op de Verlichting, 1810. Schetste Helmers, 1814. Treurspel Montigny, 1820. Gedicht op de Heldendood van De Ruyter, 1822. Met D. J. van Lennep, Hulde aan Van Swinden, 1824, en met J. H. v. d. Palm en Barend Klyn De Nagedachtenis van J. M. Kemper gevierd (in Felix Meritis, 1824). In 1831 De Heldendood van Van Speyk. Vrijmetselaar. In zijn jeugd lid der burgervergaderingen, ijveraar voor de vrijheid; Kantiaan. Navolger van Feith, bv. in zijn groot leerdicht De Driften, 1812, in de geest der Verlichting. In 1813 kwamen de Vaderlandsche Z an gen, op de wijze van Helmers; in 1815 zijn Krijgslied der Nederlanden. Daarna kwam de tijd der tevredenheid in de stijl van Tollens. Van 1828 een groot gedicht over Zwitserland met schildering van de schoonheid der natuur; van 1835 is zijn uitval tegen de romantiek van het buitenland: Wie vraagt naar 't ware en 't schoon? weg met dien zachten wijn! 't Moet bruisende champagne — en weer champagne zijn!. . . . Klyn schreef nog twee treurspelen: Filips van Egmond, 1826, en Agathocles, 1832 (overwinning van het Christendom in Nicomedie in de 4e eeuw). Beide in nieuwklassieke stijl. Bilderdijk was er niet zo mee ingenomen als de tijdgenoten: Ja, goede Klijn! gij meent het wel, Maar treurspelmaken is geen spel.... Klijn Jan, zie Klein Jan. Knappert, Dr. L. ~ , 1863—1943, hoogleraar te Leiden, schrijver over kerkgeschiedenis en folklore, voorzag Sara Burgerhart van inleiding en aantekeningen; dit werd de eerste uitgave van de W. B. Van hem ook: Het zedelijk lev en onzer vaderen in de 18e eeuw, 1910. Kneppelhout, Johannes ~, 1814—'85, schrijver van Studententypen, 1839—'41, en Studentenleven, 1839—f44, onder ps. Klikspaan. Als student in Leiden was hij met Beets en Hasebroek en Gewin lid van de letterkundige rederijkerskamer, als jeugdig dichter vereerde hij Bilderdijk, doch meer bewonderde hij de Romantiek; evenals Beets doorleefde hij zijn „zwarte tijd," waarin hij zich „rampzalig" voelde. Van 1831—'39 schreef hij zijn romantisch werk in het F. in de stijl van Victor Hugo, doch het maakte geen opgang. Beets wekte hem op, om in 't Nederlands te schrijven en zo kwam hij tot de Studententypen. Hij was rijk, deed geen enkel examen, zocht geen betrekking; nu kon hij als gids optreden voor de jongere studenten; in 1839 was het Leids Studentencorps tot stand gekomen. Vooral het Studentenleven, 1844, is een pleidooi tevens voor reinheid van leven en een leidraad voor de studie. Hij streefde „naar de meest nauwgezette en tastbare waarheid" en hij slaagde er in aan zijn Typen leven te geven: De Klaplooper, de Aflegger, De Liefhebber enz. Hij deed het in modern proza, in een taal, die weer bij ieder type past. Ook verscheen nog De Studenten en hun bijloop, 1840 —'44, en Na het Studentleven, 1847. In 1849 en '50 volgden nog 2 delen Jonge Heeren. Tot zijn medewerkers behoorden S. C. Snellen van Vollenhoven (De Jurist-Literator), Gerrit de Clercq en Jonckbloet. Zie Dyserinck. Zijn beelden uit het studentenleven zijn in hoge mate oorspronkelijk. Hij gaf in 1846 nog een 4-tal Verhalen uit; ook studentengeschiedenissen. In 1848 schreef hij een vlugschrift voor de rechtstreekse verkiezingen. In zijn Studentenleven oefende Kneppelhout scherpe kritiek op het toenmalige toneel. Hij vestigde zich op de Hemelse Berg te Oosterbeek en schreef er zijn reisKnibbe 2\ 76 Kock schetsen: Mijne Zondagen in het Vereenigd Koninkrijk, 1860. Hij schreef ook een naamloos vlugschrift Aan Busken Huet, naar aanleiding van Een avond aan het Hof, 1865. In 1875 schreef Kneppelhout Een Beroemde Knaap, ter herinnering aan Jan de Graan, de violist, 1852—74. Proefschrift over de Studentenschetsen door Dr. A. J. Luyt, 1909. Knibbe, Jan ~ , uit Brussel, heraut, dichtte Die Claghe vanden Grave van Vlaenderen op de dood van Lodewijk van Male, 1384 en Die Claghe van Wenceslaus bij de dood van hertog Wenceslaus van Brabant. kniedichten, kniewerk, dichterlijk antwoord op een „caert" met een opgegeven regel bij een wedstrijd tussen de Rederijkerskamers, wie de opgave het best en 't vlugst beantwoordde. Iedere deelnemer kreeg een schoon papier, twee versierde pennen, een inktpot, een doosje zand en de „caert". Van een tafel mocht men geen gebruik maken. Kniertje, de oude vissersvrouw in Op Hoop van Zegen van Heijermans; beroemde rol van Mw. De Boer-van Rijk. Knippenberg, Dr. H. H. ~ , geb. 1879 te Maastricht, schreef 1913 zijn proefschrift over Anslo\ dir. v. d. R.K. H.B.S. te Helmond en leraar aan de R.K. leergangen te Tilburg. Schreef o.a. Sint-Ursula en hare gezellinnen, 1922; een boek over He/ ,,Wien Neerlandsch bln^d" en zijn dichter, 1936; Stalpaert v. d. Wielen, 1924. Met J. Kleyntjens 3 delen Limburgse, Gelderse en Brabantse Sagen. Knip-zang, reeks van 19 coupletten van 19 verschillende dichters en dichteressen; vormen te zamen het vervolg op Hoofts minnedichtje: Rozemond die lag en sliep, Blies vyoolen uit haar lippen; Pan die zag 't, en ylings liep Zoetjes op haar borsje knippen; Mids dat hij zijn duim liet slippen Viel een beez' van 't Moerelof, Die 't recht op haar boezem mikte; Dies hij riep (want hy verschrikte) Ach, ach, ach! De speen is of. De 19e is Vondel, die een ernstig slot maakte aan dit herdersdicht met zijn woordspelingen op knippen: Laat het kostelijkst van al U niet reukeloos ontslippen, Dat 's de tijdt, die snel gaat glippen, Zonder dat hij keeren zal. Och! hoe dun is dit getal, Dat zijn uren meet bij stippen, Eer de doodt den draadt komt knippen Van hun leven onverwacht, Meest verlooren, minst geacht. Tegenover elk couplet was een tegenknip gedicht door I. D. Klijn, te zamen onder de titel Kermisgift, met toespelingen op de dichters. Alles opgenomen in het liedboekje De Nieuwe Hofsche Rommelzoo, 1655. Opnieuw in de verzameling van T. H. Scheltema, alsmede in de Bijlagen van de uitgave van Vondels werken door Van Lennep en Unger, op het jaar 1654. Zie ook Olipodrigo, 2. knittelverzen, versregels zonder regelmaat, zoals bv. de Schoolmeester ze opzettelijk schreef. Knop, G. ~ , 1873—1949, geb. op Terschelling, verdienstelijk als een van de helden der zee, verwierf de Joost-Halbertsmaprijs voor zijn boek Schylgeralan (Terschelling). Knuttel, Dr. J. A. N. ~ , geb. te Delft 1878, schreef 1906 zijn proefschrift over Het geestelijk lied voor de Kerkhervorming. Onder ps. K. T. Nieulant schrijver van de roman Liefdes Kronkelpaden. Sedert 1906 redacteur van het Woordenboek. Hij gaf 1921—'29 de werken van Bredero uit. Van 1919—33 en sinds 1946 lid van de Raad van Leiden voor de Communisten. Knuttel-Fabius, Elise ~ , 1857—1944, geb. te Weltevreden, schrijfster van kinderboeken, romans en gedichtjes. Schrijfster van een studie over Oude Kinderboeken. Knuvelder, Gerard —, geboren te Arnherc 1902; 1926—44 redacteur van het R.K. ts. Roeping, 1922; richtte 1925 mee De Gemeenschap op. Schreef schetsen van letterkundige figuren (D. Heinsius, Vondel, Verwey, Van Duinkerken enz.) als Bouwers aan eigen cultuur, 1934. In 1943: Katholieke Poezie na 1880. In 1948 Van Zwervers en Vagebonden, Middeleeuws ,,uitschot". Inleiding tot de Ned. Letterkunde, 4 delen; Handboek tot de Gesch. der Ned. Letterkunde. 3 deWi, 1948—'51. Knuvelder, Louis ~ , geb. 1907 te Arnhem; letterkundige; piozasrhrijver. Kobus en Agnietje, „een burgervryage", de bekendste schets uit de Hollandse Spectator van Justus van Effen; zie daar. Kock, Jhr. W. H. W. de ~ , 1850—1932, oud-Indi'sch ambtenaar, schreef Lebak en De Havelaar, fel tegen Multatuli; 1926. Met een voorrede van Prof. Valckenier Kips. De schrijver noemt Max Havelaar het boek van het schandelijk en fijngesponnen samenraapsel van leugens en valse aantijgingen. Beantwoord door Dr. Pee en door Du Perron; zie ook De Gruyter. Het boek werd opgedragen aan de nagedachtenis van Tine en van alien, die door Multatuli belasterd en onverdiend uitgescholden zijn. Koddigen Opdisser 277 Koerten Koddigen Opdisser, Den ~, liedboek in 2 delen, Amsterdam 1677. Koe, klucht Vande ~, 1612, de beste van Bredero. Een gauwdief ontsteelt een boer zijn koe; de boer brengt het beest zelf ter markt voor de bedrieger. Dezelfde anekdote ook als een spel bij Hans Sachs, 1550, en ook in een F. bundel verhalen van 1558. Koele Meren des Doods, Van de ~, 1901, "de geschiedenis van een vrouw" van Frederik van Eeden. Een overspannen vrouw, getrouwd, verliefd op een ander, gevlucht, verlaten; leert in Londen en Parijs al de ellende van het leven kennen; leeft dan weer in Holland braaf bij boerenmensen, totdat de "koele meren" verlossing brengen. Avonturenroman met veel redeneringen; grote teruggang vergeleken bij De kleine Johannes. Koelensmid-Van der Staay, J. J. ~, geb. 1893 te Buitenzorg, schrijfster van sprookies onder ps. De v. d. Staay: De oeruulde uienscb, 1931. Koelman, Dr. Jacobus ---, 1632---.'95, uit Utrecht, predikant te Sluis 1662, in 1674 afgezet door de Staten van Zeeland, omdat hij zich niet aan de overheid en de kerkordening wilde onderwerpen op het stuk van feestdagen en op dat van de formulieren; hij was voor strenger Sabbatsrust en tegen het Cartesianisme. Dichter van Geestlyke gezangen, Koeman, Jacob ---, schreef 1662 in alexandrijnen zijn Schouwspelbeschouwing, ojte ware afbee/ding van de Tooneelbandel, voornamelijk gericht tegen Vonde1s T00neelscbilt, Koene, Bareot ---, uitgever van volksliedboekjes te Amsterdam, sedert 1777. Verder S. en W. Koene 1781-1805; B. Koene, 1817. Dan komen F. G. L. Holst en daarna G. v. d. Linden, die de zaak tot op onze tijd hebben voortgezet. Goedkope boekies als De Overtoomsche Mark/schipper, Het Haagscbe Bos, De Domburgscbe Speeltoagen; voortzetting van de boekjes der 18e eeuw. Koenen, Mr. H. J. ---, 1809-'74, letterkundige, geschiedkundige en dichter te Amsterdam. Gesch. der [oden, 1843, Hieronymus van Alphen, 1844, Lijkrede op D. ]. v. Lennep, 1853, Leven van M. C. uan Hall. Vriend en geestverwant van Da Costa. Koenen, Marie ---, geb. in N. Brabant 1879, zeer jong te Maastricht; zie Felix Rutten. R.K. dichteres en romanschrijfster: Sproken eft Legenden; Limburgscbe Verhalen; Parci[ al, 1920, uitgewerkte graalsage. Kinderboeken. ]aargang 1949 van Roepin.; begint met een H uldenummer ter ere van M. Koenen. Koenen, M. J . .-., schrijver van het Handwoordenboek der Ned. Taal, nu verzorgd door K. Heeroma. Koenerding, Jan ~, 1632~1705, uit Gronau, heelmeester te Amsterdam, regent van de schouwburg, toen in 1669 Lodewijk Meijer er uit "gebonst" was. Hij had 2 blij-eindende treurspelen geschreven: Amalazonte, 1667 en De mildadige minnaar, 1668; dit laatste stuk naar Cervantes' novelle, het verhaal van Leander en Leonize, die in Turkse slavernij geraken, doch daaruit ten slotte gelukkig ontkomen. Zijn Landt-Leuens-loj, aan ]ufvr. Petronelle Kats, verscheen 1658, met "byveersen van verscheyde poeten", o.a. van Vondel. Koepp, Dr. J. ,Duits letterkundige, geb. te Berlijn 1895, in 1930 directeur van het Aldrkische Volkslied-Arcbio, Schreef Untersuchungen iiber das Anttoerper Liederbucb uom Jahre 1544. Antwerpen, 1928. Deutsche Liederkunde, over de betrekking tussen het Ned. en 't Nederduitse Volkslied, 1933. Koerbagh, Dr. Adriaan ---, 1632-'69, doctor in de medicijnen en meester in de rechten, schreef in 1664 't Nieuw WoofdenBoeck der Regten in duodecimo, in de geest van Spinoza. Daarop volgde 1668 Ben Bloembo] van allerley lieflijkheyd, onder ps. Vreederiik Waarmond, in 't zelfde formaat, een verklaring van duizenden uitheemse woorden, maar vaak zo krenkend van uitleg, dat de schrijver naar Kuilenburg moest vluchten. Nog scherper kwam Koerbagh tegen de Gereformeerde leer op in een derde werk Bell Ligt scbynende in duystere plaatsen. Koerbagh bevond zich toen in Leiden, werd verraden en veroordeeld tot 10 jaar rasphuis, 10 jaar verbanning en f 4000 boete. Na een jaar rasphuis is hij bezweken. De leden van Nit Volentibus werden voor zijn medestanders gehouden; Dr. Bouwrneester was zijn zwager. Over hem P. H. v. Moerkerken in Vrije Bladen. 1948. Verder: Meinsma, Spinosa en ziju bring, Koerten, Johanna ---, 1650-1715, te Amsterdam, trouwde 1691 met Adriaan Blok, evenals zij Doopsgezind. Zij was bekend om baar vaardigheid in borduren, kantwerk, boetseren, glassnijden, doch bovenal beroemd om haar knipkunst. Czaar Peter bezocht haar verzameling; zij ontving f 4000 voor een bloemstuk voor de Keizerin van Duitsland. In 1735 werden de Gedicbteu op de otJt"fheerliJke papie1f Snveunst uan uiyle [ob. Koerten uitgegeven; daarin werk van 117 dichters! Zij zelf is het onderwerp van een historische novelle van ]. A. Alberdingk Thijm, verschenen in De Gids van 1878. Zie Stamboek. Koets 2 Koets, P. J. ~ , 1818—'68, uit Groningen, priester, leraar te Katwijk, dichter. Koetsveld, Cornells Eliza van ~, 1807— '93, geb. te Rotterdam, dominee van Westmaas (De pastorie van Mastland, 1843); predikant in Den Haag 1849, sedert 1878 hofprediker. Was in 1853 de oprichter van de Haagse Idiotenschool. Zijn Pastorie is de beeltenis van het leven, „geheel gelijk het is"; hij laat de gemeente zien van hoog tot laag in dit werk, dat op oorspronkelijkheid bogen mag. In zijn Haagse tijd kwamen nog zeer veel Godsdienstige en zedelijke Novellen, als sociale novellen van grote betekenis, omdat ze de ellende van het opkomende kapitalisme bloot legden; „men vindt er dezelfde beginselen in als in zijn Evangelie-prediking." Daarbij.£>£ Schoone onbekende, „een tooneel uit de achterbuurt," en Klaas de Landverhuizer, verder De oude Jonas uit Ideaal en Wet kelijkheid en Poldergasten. Hij leefde een tijd onder de poldergasten, om hun aard te leren kennen. Lijkrede op koning Willem III. Zie Mastland. Koffieveilingen der Ned. Handelmaatschappij, De ~ , tweede titel van Max Havelaar van Douwes Dekker; zie daar. Kohler, Charlotte ~ , geb. 1897, toneelspeelster, voordrachtskunstenares. kok van Groenendael, de ~ , zie Jan van Lee u iv en. Kok, Adam Lodewijk ~ , schreef het Blyendendt truerspel Het Radt van Avonturen, 1653, uitgegeven door Lodewijk Meyer, die hem ook prijst als de eerste samensteller van lijsten van kunstwoorden, 1654. Meyer nam zijn werk over. Kok vertaa'de 1648 het leerboek der Rhetorica van Vossius. Kok, Dr. A. St ~ , 1831—1915, leraar te Tilburg, vertaalde Dante, 1863—'64, en in proza Shakespeare, 1872—'80. Gaf 1898 Van Dichters en Schrijvers uit, studien die in Noord en Zuid verschenen waren over Hooft, Huygens, Cats, Broekhuyzen, Potgieter enz. Van hem en Louis D. Petit Multatuliana, 1903, met vermelding van de werken van en over Multatuli. Een van zijn eerste studien: Vondel in eenige van zijn vroutuenkarakters, 1864. Ook vertaalde hij Cain van Byron, met inleiding over Satansvoorstellingen, 1906. In 1872 had hij Het Leven een droom van Calderon overgebracht. Kok, Jacobus ~ , f te Amsterdam 1788, boekhandelaar, schrijver van het Vaderlandsch Woordenboek in 35 delen. Kok, Truida ~ , Mw. Wilbrink Hoitsema- Kok, 1869—1949, schrijfster van een 40-tal kinderboeken. Kokanie, 't Land van ~ , vertelling van 8 Kommelijn De Genestet, ingevlochten in zijn 57. Nicolaasavond; zie '/ Luye-lecker-lant. Bij De Genestet spot met de lintjesregen. Kollewijn, Dr. R. A. ~ , 1857—1942, leraar, mederedacteur van Tool en Letter en, 1891. Stelde in dit jaar voor, de spelling van De Vries en Te Winkel te vereenvoudigen; zijn voorstellen in 1934 in hoofdzaak overgenomen door minister Marchant. Schreef in 1891 Bilderdijk, leven en werken. Als romanschrijver £s. Brandt van Doorne. Reeds in 1882 had hij een tekstuitgave van Samuel Coster verzorgd. In 1880 promoveerde hij te Leipzig: Vber den Einfluss des holl. Dramas auf Gryphius. In 1883 verscheen zijn ukgave van Broekhuizen. Van zijn toneelwerk is de klucht van 1900, De Spreektaalveredelingsbondt bekend geworden. Kolm, zie Colm. Kol-Porrey, Nellie van ~ , 1851—1930, uit 's-Hertogenbosch, de vrouw van het s.d. Kamerlid. Redactrice van De Vrouw, 1893 —1900. Schrijfster over opvoeding en voor kinderen, o.a. van Ons groot Sagenboek I—VI. Later schrijfster van godsdienstig werk. Haar dochter Lily Schaanck-van Kol en Ida Heijermans schreven 1931 Richtingslijnen, „verzamelde beschouwingen." Kolijn, Klaas —, zou een monnik van Egmond geweest zijn, die een grote rijmkroniek had geschreven, „beginnende m. d. Simberschen Vloed, en eyndigend met de dood van Graaf Dirk, 1156." Eerst uitgegeven door Gerhard Dumbar in zijn Analecta, 1729. Daarna op grootse wijze door G. v. Loon, 1745. De schrijver was Reinier de Graaf, graveur te Haarlem. Bedrog ontdekt door Huydecoper. Zie mystificatie. De Graaf had de bedoeling, deze „oudheid" te verkopen aan de oudheidkenner Cornells van Alkemade. 't Geval behandeld door J. W. Muller in De Tijdspiegel, 1912: Over historische en liter aire namaak. Kolijn, een brave boerenzoon, bekend gebleven volkslied, uit de Volks-liedjens van het Nut, 1802. Komburg, zie Comburg. kometen, gaven in de 17e eeuw aanleiding tot pamfletten; zie Mulerius. komische gedeelten, ter afwisseling van treurige en ernstige tonelen, zeer veelvuldig in de tragicomedien der 17e eeuw; bestreden door N/7 Volentibus. Ze komen reeds voor in de M.E. heiligen- en mirakelspelen, waarin sinnekens, veelal duivelveltjes, twisten en vechten. Zo in de beide Bliscappen van Maria en in de V vroede en dwaze Maeghden. Zie kluchtig tussenspel. Kommelijn, zie Commelin. Kompas 2! 79 Konst- en Letterbode Kompas, jaarboek der lctterkunde voor 1946, verschenen 1947; onder redactie van Clara Eggink, Bloem, Hoornik en Morrien; bijdragen van 116 schrijvers van nu. Koninck, Lodewijk de ~ , 1838—1924, uit Hoogstraten, onderwijzer te Antwerpen, R.K. dichter van het heldendicht Het Menschdom verlost; het zou een gedicht worden in de trant van Miltons Verloren Paradijs in 25 000 alexandrijnen; de „taferelen" kwamen uit van 1872—'83. De dichter, inmiddels schoolopziener geworden, schreef een Ode voor Vondel, en vereerde ook Rubens en Paus Leo XIII met lofzangen. Aangevallen om zijn „heldendicht in 12 zangen" door Nolet de Brauwere van Steeland, zie daar. Verdedigd door Dr. Hendrik Claeys. Koning, Hermanus ~ , f 1704, beroemd toneelspeler te Amsterdam; verliet met zijn vrouw Anna Admiraal de schouwburg in 1687, toen Pluimer en De la Croix pachters waren. Zie Pluimer en Poeten-Oorlog II. Koning, Johan ~ , geb. 1887 te Utrecht, 1912—'19 journalist in .Indie, sedert 1924 red. v. d. Haagsche Courant; schrijver van Moot en nijver Insulinde, 1924, en van de bekroonde roman Het Verloren Land, 1929, Indische roman. Was ook redacteur v. d. Hollandsche Revue en leider van het tijdschnft Nederland. Koning, Philips de ~ , 1619—'89, schilder te Amsterdam, die uit liefde voor de dichtkunst Vondel zesmaal schilderde. Koning, P. W. de ~ , 1867—1931, dichter onder ps. Volker. Sonnetten. Koning Arturs boek, 1226, het vervolg van Lodewijk van Velthem op Merlijn, zie daar. Het verhaalt: hoe dat Artur began regneren altemale by Merlijns leren. Vertaling van een werk van een onbekende F. dichter. Merlijn is Arturs raadsman, tot hij zelf vervalt in de strikken van de boze fee Viviane. Koningh, Abraham de ~ , 1586—1619, uit Belle in 't Z. v. Vlaanderen, uitgeweken om 't geloof. In 1615 woonde hij als kunstverkoper in 't „gezegent Amsterdam". Hij schreef er 7 spelen: Jephthahs ende sijn eenighe Dochters Treurspel, 1615. In alexandrijnen en verdeeld in „handelingen" en met een „choor" of „rey" aan het slot daarvan, hetgeen iets nieuws was. Zijn beide andere bijbelse spelen Achab en Simson verschenen in 1618; beide zijn tragi-comedien, om hun vermenging van het tragische met het komische. Vondel getuigt in een sonnet, dat hij diep ontroerd werd bij de vertoning van De Koninghs Jepbthah. Veel later bewerkte hij zelf de stof hn van Jephta en van Simson. In Achab komen ook Lucifer, „die schoon Morghen-sterre" en de gevallen engelen voor in hun verbittering en afgunst op de mens. De Koningh is de voorloper van Vondel; hij behoort nog tot de dichters van rederijkersstukken; voor de loterij van het Oudemannenhuis schreef hij een Spel van sinne. Lid v. d. Brabantse Kamer Het Wit Lavendel. Koningin Sibille, zie S. Konings komst tot den troon, 's ~ , lied gedicht door Bilderdijk voor koning Lodewijk, 1806. Onder dezelfde titel dichtte Tollens in 1814 zijn lied voor Willem I. koningsspel, in de tijd van 't ridderwezen de behandeling van minnevragen op een bijeenkomst van ridders en edelvrouwen; F. cour d'amour. Een beschrijving komt voor in de roman van Heinric ende Margriete van Limborch\ ook bij Verwijs Van Vrouwen ende van minne. Koninklijke Bibliotheek, 1808 opgericht door koning Lodewijk, uit de nagelaten boekerij van Willem V; eerst in 't Nationaal Hotel, d.i. het tegenwoordige gebouw der He Kamer, toen in het Mauritshuis, sedert 1821 in het gebouw aan het Lange Voorhout te 's-Gravenhage, dat als paleis gediend had voor Willem I, tot het Oude Hof in 't Noordeinde gereed was, en toen voor de Kroonprins. Bibliothecarissen waren: Ch. S. Flament, 1806—'35; J. W. Holtrop, 1835—'68; M. F. A. G. Campbell, 1869—'90; Dr. Th. Ch. L. Wijnmalen. 1S90—95; Dr. W. G. C. Byvanck, 1896—1921; Dr. Ph. C. Molhuysen, 1921 —'37; nu Dr. L. Brummel. Van 1842 tot zijn dood in 1848 droeg W. H. J. van Westreenen van Tiellandt de titel van Directeur der K.B., een ereambt. Dr. Brummel gaf 1939 de Gesch. der Kon. Bibliotheek uit. Koninklijk Ned. Instituut, zie Instituut. Koninkrijk Holland, Dichters uit de tijd van het —, Bilderdijk, Feith, Kinker, Tollens, Loots en Van Hall, die door Helmers geprezen worden in de voorrede van zijn Gedicht en van 1809—'10: Mij is 't genoeg van verre U, aadlaars, na te staren. Haverkorn, Loosjes en Barbaz noemde hij rijmers. Zie ook Lodewijk Bonaparte. Konstantijn, zie C. Konst- en Letterbode, De Algemeene ~, weekblad gesticht door P. Loosjes 1788, voortgezet door zijn zoon Adriaan, behoorde tot de 3 wetenschappelijke bladen, die in 1811 mochten blijven verschijnen. Daarna onder zijn kleinzoon Vincent Loosjes. Konijnenburg 2 Wijdde zich aan wetenschap en aan kritiek. In 1861 smolt het samen met De Tijdstroom en de Ned. Spectator van Lindo. Sedert verscheen er een letterkundig Weekblad onder de laatstgenoemde titel. 2ie Ned. Spect. De mannen van De Letterbode waren in 1861 Bakhuizen van den Brink, De Wirte van Citters en M. Nijhoff. Konijnenburg, Jan ~ , 1767—1831, Remonstrants predikant, 1790 hoogleraar te Amsterdam, sprak 1805 de Lofrede op Wolff en Deken uit, schreef 1816 het Nationaal Gedenkboek der Hernieuwde Ned. Unie van 1813. Koo, J. de ~ , 1841—1909, red. v. d. Groene Amsterdammer, het weekblad dat de eerste stukken van de Tachtigers opnam. Schreef als Doctor Juris het blijspel De Candidatuur Van Bommel, 1897. Kool, Halbo C. ~ , geb. 1907 te Groningen, directeur v. d. Arbeiderspers te Amsterdam, schrijver en dichter. De Burgers van Calais, „lekenspel" opgebouwd uit de kroniek van Froissart. Het spel 1939 opgevoerd door de Rotterdamse A. J. C. Van 1930 De Tooverformule\ van 1932 Scherven. In de Oorlog redacteur van De Bezige Bij. Gaf samen met C. J. Kelk uit: Nieuwste dichtkunst\ Moderne Lyriek; Middeleeuwse Lyriek. Koolaert-Hoofman, Elisabeth ~, 1664— 1736, uit Haarlem, trouwde 1693 met de koopman Pieter Koolaert, die beider goed verkwistte. Zij moesten Amsterdam verlaten voor Lisse, tot Koolaert commerciedirecteur werd bij de landgraaf te Kassel. Deze f 1730 en kort daarna haar man; zij bleef arm achter. Dichteres. Naagelatene gedichten, 1744 uitgegeven door Willem Kops. In 1871 gaven W. P. Wolters en H. C. Rogge een bloemlezing uit, ook met haar verzen. D. Everts beschreef haar Lotge vail en, 1855. Koopman, Wanda —, geb. 1912, dichteres. Zij kwam in 1933 uit met een Proeve in Strategie, met inleiding van Marsman. Koopmans, J. ~ , 1860—1926, geb. te Holwerd, onderwijzer, letterkundige, red. v. Taal en Letteren. Zijn Letterkundige Studien werden in 1931 verzameld door Van den Bosch en De Vooys. Koopmans, Rinse Klaasses ~ , 1770—1826, uit Grouw, doopsgezind predikant, 1814 hoogleraar aan het Seminarie. Schreef Kamphuizen geschetst, 1805. Koopmans, W. J. ~ , 1869— , Friese volksdichter te Akkrum. Koopmans van Boekeren, R. —, 1832—'96, schrijver van Schoenen op Keur, 1864. Geb. te Groningen, predikant te Leiden, schrijver van zeer veel novellen. Gaf in 1869 Kopieerlust een verkorte bewerking van De Graaf de Monte-Christo. Spreker in Nutsvergaderingen; humorist. Begon als Frans Tinarlo in Goeverneurs Huisvriend. Roman: Weduwe met negen kinder en, 1867. Genoeglijk werk in de geest van die tijd. Koorders, Mr. Dr. Daniel ~ , 1830—'69, uit Maarsen, promoveerde in de godgeleerdheid en in de rechten, 1860. Oostindisch ambtenaar; in 1868 lid der Tweede Kamer} conservatief, uiterst rumoerig. Hij bracht Busken Huet in aanraking met Hasselman, conservatief minister van Kolonien; deze zond Huet uit naar Indie. Kooten, Dr. Theodorus van ~, 1749— 1813, uit Leeuwarden, rector te Kampen 1772, hoogleraar te Franeker 1784, afgezet 1787. Week uit naar Frankrijk en maakte er Patriotse gedichten in het L. In 1796 secretaris van het O.I. comite, in 1798 „agent van opvoeding", onze eerste minister van onderwijs, doch reeds in 1799 vervangen door Van der Palm. Van Kooten ging toen als secretaris van 't gezantschap van Valckenaer naar Spanje; in 1801 terug, bleef hij verder veelal de huisgenoot van Valckenaer, f op Bijweg onder Bennebroek. Zijn vrouw en kinderen woonden te Kampen in armelijke omstandigheden. Man van talent, beroemd als L. dichter, doch die heel weinig tot stand bracht. Zijn leven geschetst in Dorus' Droefheid door W. G. C. Byvanck; zie daar. Kopieerlust des dagelijkschen levens, naam door Potgieter gegeven aan uitingen van Nederl. schrijvers van zijn tijd in een artikel van 1841. Het was de zucht tot uitbeelding van de werkelijkheid. In Engeland waren Sterne, Lamb en Dickens voorgegaan; in Duitsland Jean Paul; in Frankrijk Victor Hugo en Balzac. Bij ons Hildebrand, Jonathan, Klikspaan, Ds. van Koetsveld en Thineus, in hun Camera, Waarheid en Droomen, Studententypen, De Pastorie van Mastland en Ons dorp; verzamelingen van schetsen. Veroordeeld om hun „kaas-, jenever- en tabakslucht" door Hecker in zijn Quos Ego, 1844. Verder de prozaverhalen van Helvetius v. d. Bergh en de schetsen van de Oude Heer Smitr> en zijn vriend Lodewijk Mulder, de novellen van Cremer en Keller, ook die van De Veer en Haverschmidt. In poezie De St. Nicolaasavond van De Genestet. Bij Multatuli het Avondje bij Juffrouw Pieterse en de Jodenbuurt. In Z. Nederland Tony, Ernest Staas, 1874. De kopieerlust openbaarde zich opnieuw bij Van Hulzen: Zwervers, 1899; Van de zelfkant der samenleving, 1903; bij M. J. Brusse, eveneens journalist: Boefje\ Van aftot aanmonsteren\ Het rosse leven in de so Koppen 281 Koster Zandstraat\ verder bij Xan Feith, Bernard Canter, Dekking. Koppen, d.i. Hanecop in Vondels Rommelpot. Kops, O. F. M., Christinus ~ , 1877— 1951, leraar aan de Franciscaanse colleges te Megen en Venraai, dichter en bekend Dante-vertaler. Kops, Jan ~ , 1765—1849, ult Amsterdam, Doopsgezind predikant te Leiden, Patriot, onder "t nieuw bestuur directeur v. d. Landbouw, 1799—=1812; hoogleraar in de landbouwkunde te Utrecht 1812—'35. Gaf een Redevoering over Cats uit en bezorgde de Uitgezochte stichtelijke gedichten van Camphuysen, 1839. Kops, Willem ~ , 1724—-'76, uit Haarlem, schreef de Schets eener Gesch. der Rederijkers, gaf gedichten van El. Koolaert en Langendijk uit. Korcyreische Roede, zie Costelick Mai. Korenbloem, De ~ , Haagse Kamer van Rethorijcke in de 17e eeuw; zinspreuk: Met geneugten. Korenbloemen, De ~^, I. de verzamelde Ned. gedichten van Huygens, 1658; dat zijn de Otia, de Heilighe Daghen, 1645; Ooghentroost, 1647; Tryntje Cornells, 1653; met nog 7 boeken Sneldichten en Spaensche wysheyt. Onder het motto: De Bloem is noodeloos in 't koren, en nochtans, Daer 's geen weerseggen aen, sy geeft de Tarw een glans. Cats getuigde van het werk: Het laght, het schreyt, het scherst, het kust, het streelt, het bijt, Het treurt, het juycht, het bidt, en al te sijner tijt. Lofdichten op de Korenbloemen van Cats, C. Boey, Westerbaen, J. v. d. Burgh, Vondel, Catharina Questiers, Bruno, Jan Vo^, Henricus Nierop, J. de Decker. Bij de 2e druk, 1672, ook van S. Simonides, Vollenhove en Antonides. II. Bundel gedichten van N. Beets, 1853. Korenbloemken, Het ~ , de Brusselse Kamer van Rethorycke; voerde 1444 Maria Bltscap op van Franchoys van Ballaer, op de Grote Markt. Kormak, treurspel van Bilderdijk, 1808, de geschiedenis van de terugkeer van Odysseus, met namen ontleend aan Ossian. Kormak is de als bedelaar vermomde koning Odysseus. Kort begrip, leerende recht Duidts spreken, zie In Liefde Bloeiende. Kortenaer, Egbert Meeuwisz. —, geb. te Groningen, vice-admiraal van de Maas, sneuvelde in de Slag bij Lowestoff, 1665. Bezongen door Dullaert, Abrugge, P. Elzevier, P. A. Wakkerdak; bekend grafschrift van Brandt: De Helt der Maas, verminkt aan oog en rechterhaot^ En echter 't oog van 't roer> de vuist van 't vaderland, De grote Kortenaar, de schrik van 's vyants vloten, d'Ontsluiter van de Zondt, legt in dit graf besloten. Korthuys, Piet ~ , Chr. romanschrijver en criticus. Kortjackje of 't leve en bedrijf van een Secrete Vrouw in dese stad, die so gaere de Borrel had, volkslied uit de 18e eeuw: Altijd is Kortjackje ziek, Midden in de week en Sondags niet. Dan gaet zij haer hart versterken, Midden in de week wil zij niet werken.. Kosmopoliet, De ~ , d.i. de Wereldburger,, spectatoriaal geschrift, 1776—'77; Uylenbroek werkte er aan mee en vooral zijni vriend Hoffham. Kossmann, Alfred ~ , geb. 1922 te Leiden, dichter, schrijver van de roman De Nederlaag over 't leven in de Duitse arbeidskampen, 1950. Van der Hoogtprijs 1951. Kossmann, Dr. E. F. ~ , 1861—1945, geb\ te St. Petersburg, leraar te 's-Gravenhage; 1916—'18 hoogleraar te Gent, D. letterkundige, schreef o.a. Der deutsche Musenalmanach, 1909; Das Niederl'dndische Faustspiel, 1910, d.i. De hellevaart van Dr„ Faust us; zie daar. Nieuwe Bijdragen tot de Gesch. v. fr. Ned. Tooneel, 1915; daarin o.a. de pamfletten van de Poetenoorlog van 1713. Kossmann, Dr. F. K. H. ~ , geb. te 's-Gravenhage 1893, directeur v. h. Nieuw Ned. Biografisch Wdb. Schreef 1922 zijn proefschrift over het Ned. Versrythme; bezorgde de 3e druk van Wilhelmus van Nassouwe van F. v. Duyse, 1923; de Gedichten van Anna Roemers, 1925; de Spelen van Gijsbrecht van Hogendorp, 1932. In 1941 verscheen De Ned. straatzanger in vroeger eeuwen. Kostelick Mai, zie C. Koster Jr., Bernard ~ , ps. van J. C. Zimmerman. Koster, Dr. Edward B. —, 1861—1937, gaf 1888—'89 Liejdes Dageraad en andere gedichten uit. Leraar in de klassieke letteren. Verzamelde Gedichten 1903. Vertaler van Shakespeare. Schrijver van epische poezie: Niobe; Adrastos. In 1904 schreef hij Over Navolging en overeenkomst in de Literatuur, waarin Shelley wordt getekend als het voorbeeld van Kloos en Verwey. Koster, Laurens Jansz. ~f zie Coster. Koster, Samuel ~ , zie Coster. Koster, Simon ~ , geb. te Rotterdam 1900, Kost-verlooren 2 film-regisseur, schreef de tekst voor de Zuiderzee-film Dood Water. Schrijver van romans en toneelwerk; bewerkte een Mirakelspel van Onze L. Vrouwe naar het Frans, 1923. Kost-verlooren, gedicht van Westerbaen van 1668: het geld dat de predikanten ontvangen „van het gemene Land" is weggegooid! Beantwoord door prof. Guilielmus van Ingen te Harderwijk met zijn gedicht Thersites en door J. Toledo, boekbinder, in zijn gedicht Papier-verloren, opgenomen in 't Mengelrym van Westerbaen van 1672. Kotzebue, August von ~ , 1761—1819, D. toneelschrijver, van wie 120 stukken vertaald en opgevoerd werden. Menschenhaat en Berouw, 1790. Vruchteloos bestreden in De Arke Noachs, 1791. Zijn Onechte Zoon werd in 1816 „het troetelkind van het gemeen" genoemd. Door zijn stukken kreeg het proza de overhand op de berijming. De Spanjaarden in Peru of de dood van Rolla, 1796. J. S. van Esveldt Holtrop vertaalde 50 stukken, Arent Fokke 17. Kotzebue werpt een helder licht op de goede, vaak edele hoedanigheden van zondaars; hij laat de helden spreken met pathos. Kraan, Willem ~ , 1789—1863, turfschipper uit Waddingsveen, Citadelpoeet; zie daar. Zijn Gedicht en verschenen 1841. Krabbendam, J. —, 1803—'84, zoon van de tuinman van Nijenburg te Heilo, zadelmaker te Alkmaar, schreef 72 boeken, vooral volksverhalen als De Vrijwilliger of de Belegering van Groningen in 1672\ 1837. Kracht der Deughden: Bestaande in de overwinninghe van tegen-strijdende minnelusten tussen Prophyrus en Rozette; Amsterdam 1634, toegeschreven aan Cats. Kracht des Geloofs, antwoord van Westerbaen op Vondels Altaergeheimenissen; 1658. krachtig libel, Een ~ , geschrift van A. Loosjes 1886, waarin hij aantoonde dat Van der Capellen de schrijver was van het pamflet Aan het volk van Nederland; zie daar. Krafft, Jan Lodewijk ~ , geb. te Brussel 1710, plaatsnijder, taalmeester en rederijker. Het Lyden van onsen heere Jesus Christ us, 1736, op de wijze der mysteriespelen, doch in 5 bedrijven en alexandrijnen. I phi genie ofte Orestes en F*i lades, 1722. Ook Den Schat der Fabulen, 3 delen met platen, 1733. Kraft Andries ~ , f 1810, „huisbestierder van Hope, koopman te Amsterdam", schreef het treurspel Alonzo of de Zegepraal der liefde, 1798; zie Cora. Verder Czaar Peter III, 1801, en James Cook. 12 Krelis Louwen Kramer, Diet ~ , geb. te Amsterdam 1907, schrijfster v. kinderboeken en romans aanv. v. Chr. richting. Van 1939 Onrustig is ons hart, de roman van een moeder, die zich opoffert bij de opvoeding van haar kinderen; de titel is een aanhaling uit Augustinus' Belijdenissen. Zij woonde in Indie. Haar roman Thuisvaart, 1948, behandelt het leven in een Indisch kamp. Krancken-troost voor Israel in Holland, 1663, gedicht door Westerbaen over het bevel dat de predikanten eerst moeten bidden voor de Staten van Holland. Kranen, Abraham Petersz. ~ , broer van Vondels moeder, liet 20 erctische liedjes drukken als Pastorellen of Bosch-Gesangen\ lid v. d. Nederduytsche Academie, dichter van Nieuiv-Jaer-Lieden; een vrolijke drinkebroer, die bij zijn zuster bij haar dood nog voor f 2223 in 't krijt stond. Kranke-troost voor de vijanden van de Nationale Synode, zie Geuse-Vesper en Z. H. Alewijn. kranten, verschenen eerst als loop- of nieuwmaren ongeregeld; sedert het Twaalfjarig Bestand als weekblad te Amsterdam. In de Franse tijd der Inlijving in ieder departement maar een krant, half Frans, half Nederlands. Na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 nieuwe bladen en vergroting van bestaande; nu ook met letterkundige bijdragen en kritieken. Dr. K. Baschwitz, hoogleraar te Amsterdam schreef: De krant door alle tijden, 2e druk, 1949. Over De eerste couranten in Holland een studie van A. Stolp, 1938. Kraspoekol, zie Dirk en Willem van Hogendorp. Krayestein, Hendrik —, uit Amsterdam, toneeldirecteur, daarna hotelhouder te Mid- . delburg, f 1831. Toneeldichter, o.a. van het Toover Zangspel Klein Duimpje en de Reus Fay el, 1814. Krede ben Heik, ps. van H. Beeke, schrijver van Achmed, gezegd de dorst naar het schoone, 1906. Geprezen door Kloos. Kreeft, Bart ~ , 1854—1933, toneelspeler, bekend om zijn komische rollen. Krekelzangen, 3 bundels gedichten van Bilderdijk uit de tijd „der volkomen grijsheid"; hier is het nu alles „de onbehaaglijke ouderdom." „En (wat er als het slimste nog bij komt!) de oude sukkel is met de Tijdgeest niet meegewandeld", zo luidt het in het voorbericht; 1822—'23. Geparodieerd door Jurriaan Moulin om de vele schimpende verzen. Krelis Louwen, blijspel van Langendijk; 1715. Een dronken boer, wie men wijs maakt, dat hij Alexander de Grote is. Zelfde onderwerp ook behandeld in RobKretzer 283 kritiek bert Leverworst van I. Vos en in Dronkken Hansje van Fokkens. Krelis wordt in zijn slaap in een bakermat uit zijn huis gedragen naar het buiten van Ferdinand, die trouwen wil met Alida, „gewaande voordochter" van Krelis en die de boer genezen zal van zijn grootheidswaan. Op het buiten zijn juist een troep toneelspelers, die de boer tot koning maken. Vandaar de tweede titel Alexander op het Poeetemaal. Het verhaal is bij Cats in zijn Dood-kiste voor de levendige op naam van Philips de Goede gesteld. Kretzer, Hendrik ~ , 1818—'50, luitenant, met De Hoop Scheffer de redacteur v. d. 2e jaargang van Braga. Kribbetje, 't Duinkerker ~, kerstdrama, in 1853 opgetekend uit de mond van een oude vrouw, in de Annules du Co mite flamand de France afgedrukt. Tot 1820 werd het jaarlijks nog vertoond. Aem. W. Wybrands vestigde er de aandacht op in de enige jaargang van Het Tooneel, 1878. Kriekende krrekske, 't —, een van de Overbet uwse novellen van Cremer, 1856; tekent de droevige gevolgen van laster. Krige, Uys —, geb. 1910, Afrikaans dichter en prozaschrijver; zwierf om in 't buitenland, als kellner, filmfigurant, journalist, vooral in de Spaanse landen. Keerde 1940 naar Zuid-Afrika terug: Op Meyerton in die Transvaal wil ek weer hoor hoe klink my taal skoner, welluidender as Provencal. . . In 1947 gaf hij oorlogsverzen uit als Die einde van die pad en andere Oorlogsgedigte. Hij was met het Afrikaanse leger mee geweest naar Noord-Afrika. kring, groep van dichters, schrijvers en andere kunstenaars. Zie Roemer Visscher, Muiderkring, Leidse Kring, Hecker, Hasebroek (te Heilo), '/ Zwart Paerdeken, de Spectator-club, Alb. Thijm en W. W. v. Lennep. Zie ook bentgenooten. Kring van Develstein, buitengoed in de Zwijndrechtse Waard, van burgemeester Willem van Beveren, f 1631, zijn zoon Cornells f 1633 en zijn kleinzoon Willem, f 1672. Tot deze grote dichterskring behoorden Margareta van Godewyck en haar haar vader Pieter. Kring van Langendijk, te Amsterdam, 1702: J. v. Hoogstraten, H. Angelkot, de beide Bidloo's, L. Smids. Krinke Kesmes, zie Smeeks en Robinson. Krinkelen, Lode J. W. van ~ , 1894, Vlaams prozaschrijver. Krispijn, figuur geschapen door de F. toneelspeler en schrijver Raymond Poisson, 1630. Krispijn treedt op bij Scarron, 1654, in zijn tragi-comedie L'escolter de Salamanque, door Blasius in 1658 vertaald als De edelmoedige vijanden: de trouwe, handige en nooit verlegen knecht. Dan volgde Pieter de la Croix 1685 met Krispijn medicijn en K. muzikant, en in hetzelfde jaar M. v. Breda met K. poeet en off icier; Herman Benjamin, 1694, met K. baron en afs lager. Sam en 24 kluchten. Van Halmael gaf in zijn bewerkingen van Plautus aan een slaaf de naam Crispijn; zie daar. In zijn eigen stukken Crispijn bedrieger, 1705, Crispijn boek- en kashouwer, 1706, en C. weezenplaag, is C. een schelm. Verder: J. Pluimer, Krispijn, Poeet en off icier, 1685. J. v. Hoven, Krispijn soldaat, koopman en advocaat. Van Pluimer ook nog Krispijn Starrekijker, 1709. Nog veel meer in de 18e eeuw: Jacob Cleiburg, Crispijn Mogol, 1718; Seger, Krispijn Praktisyn, 1720. Van Rijndorp, Krispyn Soldaat, 1728; Van Elverveldt, Krispijn Vrij-metselaar, 1772. Van Simon Styl in 1754 Krispyn Filozoof. Zie verder Crispyn. Kristal, verzameling van bijdragen uit 1935; o.a. van Nescio, Engelman, Hoekstra, Marsman, M. Nijhoff, Ter Braak; onder redactie van E. v. Lokhorst en V. v. Vriesland. Dit „letterkundig jaarboek" verscheen ook in 1936 en '37. Kristlik Frysk Selskip, Fries genootschap, 1908. Daarnaast sedert 1930 het Grifformeard Selskip. kritiek, letterkundige ~ , voor 't eerst te vinden in de Lekenspieghel van Boendale. Stelselmatig en opzettelijk in de Const van Rhetoriken van Matthys de Casteleyn, 1550, een verhandeling over dichters en dichtkunst, op voorbeeld van Uart de rhetoricque van Jean Molinet. Toen kwam de Renaissance: Daniel Heinsius gaf 1611 zijn werk in 't L. uit over de voorschriften van Aristoteles; daarnaast kwamen de poetische wetboeken van Vossius, insgelijks in het L. Daartegen kwam Rodenburg op met zijn Eglentiers Poetens Borstweringh, 1619; hij verdedigde de romantiek van Lope de Vega. Ook Jan Vos verkondigde: „het zien gaat voor het zeggen" in de voorrede van Medea, het beste wat hij geschreven heeft. Daarop volgde de verdediging van het F. klassieke treurspel, het werk van N/7 Volentibus; zie daar. De eerste moderne letterkundige volgde spoedig; het was Pierre Bayle\ zie daar. Zijn werk in 't Ned. voortgezet door Petrus Rabus\ zie daar, en ook Go vert Bidlo. De eerste, die een dichterlijk leven schetste met beoordeling van de mens en de kunstenaar, was Geeraert Brandt in zijn Leeven van Hooft, 1677, en zijn Leeven van Vondel, 1682. Kritiek beoefend door Justus van Effen in Krojer 2.8 4 Kruisinga zijn Spectator onder F. invloed, met verering van Horatius, Boileau, Moliere en Voltaire. Hij prijst de Ned. stukken in F. klassieke stijl: Huydecoper, Feitama, Rotgans. Daarnaast prijst hij Cats als verteller; Holl. Spectator, 1731—'35. Zie verder Macquet en Lublink de Jonge, Van Alphen, Feith en De Perponcher. Dan treedt de groep van Bellamy op met De Poetische Spectator', zie daar. Verder Kinker met de Post van den Helicon, 1788. Zij verkondigden, dat er ook nog andere schoonheid is dan de F. klassieke; wezen op Shakespeare en Schiller. Het eerste Jetterkundige tijdschrift was de Vaderlandsche Letteroefeningen\ zie daar. Hoffman leverde in zijn Proeve eener Tbeorie der Nederduitsche Po'ezy, 1788, een satire op de dichtgenootschappen in de vorm van een deftige verhandeling. Ook Van der Palm wees in zijn redevoeringen in moderne richting. Maar de moderne kritiek begon met het optreden van Potgieter en Bakhuizen in De Vriend des Vaderlands, De Gids en De Spectator. Daarnaast de voorlichting van Geel. In de tweede helft der eeuw naast Potgieter is Huet de grote man; ook de kritieken van Beets zijn van betekenis. Dan die van Allard Pierson. Van de Mannen van Tacbtig Kloos, Van Deyssel, Verwey, Van Eeden, Van Nouhuys, Scharten. Om de voosheid van de toenmalige kritiek aan te tonen, schreven Klocs en Verwey het berijmde verhaal van Julia; zie daar; 1886. Van Eeden had in de Gras sprietjes de huiselijke en de predikanten poezie bespot. Van de nieuwe tijd Adama van Scheltema, 1907; Frans Coenen, L. Simons, M. H. v. Campen, Andre Jolles. Van nu: Vestdijk, Ter Braak, Marsman, Dirk Coster, Anthonie Donker, A. M. de Jong, 's-Gravesande, Ritter, Stuiveling. Voor Vlaanderen Vermeylen, Van Langendonck, Karel v. d. Woestijne: Kunst en Geest in Vlaanderen en Over schrijvers en boeken, na zijn dood uitgegeven. Van R.K. standpunt Verschaeve en Van den Oever. A. G. v. Hamel schreef over Zeventiende eeuwsche opvattingen over litteratuur, 1918. Krojer, P. S. Maxim ~ , pseud, van P. Collet, geboren te Mechelen in 1901, modernistisch dramaschrijver: Het Wonder, De dubbele Dood e.a. Krollende Ritzaart, De ~ , klucht van Molenhoff, 1658. Gericht tegen de advokaat Mr. Joh. v. Tongeren, alias Swart Jantje, die in 1679 nog in de Spuistraat te Den Haag woonde. Krombalk, Allert ~ , zie Allard Crombalch. Kromwijk, buiten aan de Vecht bij Utrecht, I bezitting van Lukas Rotgans. Kronenberg, Dr. A. J. ~ , 1847—1932, uit Vollenhove, schreef 1875 zijn proefschrift [ over Nil Volenti bus arduum; in 1876 over Twee Politieke Zinnespelen uit de 17e en | de 18e eeuw; over Politieke To on eel-lib el - len uit het laatste gedeelte der 18e eeuw, I 1878; over Gerrit Paape, 1886 enz. Leraar te Deventer. Kronenberg, M. E. ~ , geb. 1881, schrijfster van de Ned. Bibliograpbie van 1500— 1540. Verder o.a. Verboden Boeken, 1948. Kronenburg, J. A. F. ~ , geb. 1853, Redemptorist. Schreef o.a. Neerlands Heiligen, 10 del en; Maria's Heerlijkheid in Ned., 8 delen. Kroniek, De ~ , zie P. L. Tak. Kroniek van Joh. de Beka, De ~ , studie van H. P. Coster, 1914. Kroniek van Zuid-Afrika, overzicht van de Z. Afrikaanse letter en in 1938, verzorgd door Dr. J. Haantjes, uitgegeven in de Elckerlyc-boekjes te Baarn. kroniekschrijvers, zie rijmkroniek en Clerc uten lagen landen. Krook, Enoch —, f 1732, toneelschrijver te Amsterdam. De Spiegel der Zotten, 1699, is een navolging van de Precieuses van Moliere: juffer Heldelief houdt van Alexander de Grote, juffer Dichtelief van gedichten en toneel. Zijn zinnekluchtspel Jan Crediet, 1706, prijst Jan Crediet en Jan Contant in de handel. Dit stuk uitgegeven door 't genootschap Door yver bloeid de Konst. Krook werd 1713 aangesteld als leermeester van aankomende toneelspelers; werd 1719 toneelmeester op een wedde van f 300. Hij was in 1677 aangenomen aan de Schouwburg als toneelspeler, schreef stukken met zijn vriend Daniel Kroon of alleen, het eerst De buitenspoorige toebacksnuiver, 1697. In 1703 de klucht Het bedurven Huishouwen. Kroon voor Karel den Stouten, Eene ~, zie Karel. Kroon, Daniel ~ , zie Krook. Kroon, Willem ~ , boekverkoper te Utrecht, gaf 1754 het eerste Ned. Rijmwoordenboek uit. In 1724 had hij de Geestelyke Gezangen uit het D. vertaald van Lampe, hoogleraar te Utrecht, Coccejaan en Pietist; in de tale Kanaans. Kruis, Van 't Heilige ~, legende uit de I4e eeuw: de Denen doen een inval in Brabant, zij hebben een wonderdoend kruis, dat na hun verdrijving naar Breda gebracht werd. Uitgegeven door Dr. L. Wirth in de Bibl. van Mnl. Lett.; daarop de critiek van Stoett in 't Museum, 1893. I Kruisinga, Dr. E. ~ , gew. hoogleraar a. d. Kruisklaght 285 Kruseman School voor Taal en Letterkunde te 's-Gra- I venhage, schreef 1938 Het Nederlands van nu, 1875—1944. Kruisklaght, de titel van Vondels vertaling van het L. kerklied Stabat Mater. Iesus nat bekrete Moeder Stont bij 't Kruis, daar ons Behoeder, Haar beminde Zoon, aan hing; En haar docht, terwijlze steende, Hem betreurde en druckigh weende, Dat een zwaart door 't harte ging. Op de wereldse wijze van: let moet ick u Laura vragen. Kruissage, de voorgeschiedenis van het H. Kruis; zie dboec van den Houte. Behandeld door Koopmans in Taal en Letteren VII. Kruissprook, het derde „sprookje" in Multatuli's Minnebrieven: Komt mee, komt mee, daar wordt een man gekruist, Daar is wat schoons te zien op Golgotha! Het verhaal van de kruisiging, toegepast op Multatuli zelf. Kruitwagen, F. J. ~ , geb. 1874, Franciscaan, kloosternaam Bonaventura, kenner van de geschiedenis der boekdrukkunst; 1934 Dr. hon. causa van Amsterdam. Een Huldeboek werd hem aangeboden in 1949. Krul, A. P. ~ , 1904—'45, postambtenaar, folklorist, schreef onder ps. Arend Tael de Scheveningse roman Martijntje (1941) en gaf zijn gedichten uit: Schevenings Prentenboek. Letterkundeprijs 1942. Krul, Jan Hermansz. ~ , 1602—'46, smid te Amsterdam, R.K. en toch ijverig lid van In Liefde Bloeyende. 7A.)n Diana, blijspel, werd er 1623 opgevoerd. Verder gaf hij Zinnebeelden en Minnedichten; vooral ook Pampiere Wereld of wereldlicke oeffeninge, 1644. In 1634 had hij het plan geopperd tot stichting van een musyck-kamer, een concertgebouw, maar deze had geen levensvatbaarheid. De Inleydinge had plaats in Mei 1634 door de „Uyt-beelders" Musica, Rhetorica, Liefde en Apollo. Krul was ook een vruchtbaar toneelschrijver. Uit het F. vertaalde hij Tirannige Liefde en Blinden Minnaar van Smirne. Na zijn Diana kwamen er van 1628—'45 tien stukken in de trant van Rodenburg, meest „bly-eyndende spelen", waarin heel wat gebeurt, afgewisseld met lyrische ontboezemingen en liedjes. Daarnaast invloed van Hooft, bv. in het herdersspel Alcip en Amarillis, 1639, en in Chris en Philida, 1631. Zijn klucht Drooghe Goosen, 1632, is een vrijagespel; Goosen overlegt met zijn moeder, welke vrijster hij zal nemen. Zijn Amstelsche Linde ofte }t Hof der Nimphen is een liedboek van 1627. Veel pochen op 't vermaeck en 't schoon van Linde-pracht, Maer d'Amstel bralt met pronck van 't Maeghdelijck geslacht. Van hetzelfde jaar als dit wereldse liedboek ook een geestelijk bundeltje Wereldt- hatende Noodtsaekelyck. Ook dichtte Krul een bundel emblemata, Het A.B.C. der Minnen, 1628, vermeerderd opgenomen in de Pampiere Wereld als Minnebeelden. Van 1628 zijn de Vermakelycke Uyren; de Minne-Spieghel ter Deughden verscheen 16.39, sterk onder invloed van Cats. Vooral vereerde hij Rodenburg, die in de Amsterdamse Kamer zijn beschermheer was. Rembrandt schilderde zijn portret; nu te Kassel. Proefschrift over Krul van G. Morre, 1894. Kruseman, At C. ~ , 1818—'94, uitgever te Haarlem, schrijver van Bouwstoffen tot de Gesch. v. d. Ned. Boekhandel, 1830— '80; verschenen 1887. Verder: De Frmscbe Wetten op de Hollandsche drukpers, 1806 —1814, verschenen 1889; Boekhandel in de 17e en 18e Eeuw, 1893. Kruseman, Mina ~ , 1839—1922, deed 1871 —'72 een kunstreis als zangeres door N. Amerika, hield voordrachten in Nederland, speelde voor Louise in de Vorstenschool bij de eerste opvoering in Utrecht, 1875. Zij had in 1873 haar Huwelijk in Indie uitgegeven, een roman. In haar voordrachten, eerst met Betsy Perk 1873, later alleen, kwam zij op voor vrouwen-emancipatie. Zij wekte daarbij veel opzien, vooral als dochter van een Indisch generaal. Zij trad op met een onafhankelijke geest tegen de afhankelijkheid van kunstenaars van een uitgever of een impressario; zij trok te velde tegen het ontbreken van een auteurswet; zij bestreed de oneerlijke kritiek in de kranten. Zij kreeg bij de vervulling van haar Louise-rol weldra moeite met Multatuli; zij en Elize Baart werden 3 Mei 1875 op zij gezet. Schreef opnieuw, als Stella Oristorio di Frama, een satire Meester Kritiek, opgedragen „aan haren vyand Ds. H. de Veer, redacteur v. h. N. v. d. D.", 1874. In 1877 volgde daarop een verzameling van haar Brieven in 3 delen, onder de titel Mijn Leven, met portret, opgedragen aan haar „trouwen vriend Publiek"; geen aanval, ook geen bluf, zelfs geen reclame; het is een verdediging. Hierin opgenomen Een Blik in de Kunstenaars wereld, dramatische schets in 4 bedrijven, met een voorspel, gespeeld door de schrijfster en haar twee leerlingen, 1875. Zij vestigde zich in Kruyff 286 Kunst Parijs; gaf midden in de Wereldoorlog een brochure uit tegen aIle oorlog. Over haar schreef 11w. v. Ammers-Kiiller Ben pionierster. Kruyff, Jan de "'"', 1706-'76, fabrikant te Leiden, de dichter der verdraagzaamheid. Schreef 1763 Spoore tot Eigen Vinding, doch wijdde dit gedicht aan een genootschap van dichters. Zijn 3 zoons gaven bij zijn dood zijn Gedicbten uit. Kruyff, Jan de "'"', 1753-1821, zoon v. d. voorgaande, fabrikant te Leiden, wethouder, later vrederechter. Lid van "Kunst wordt door arbeid verkrezen." Beschreef het leven van Feitama en Hoogvliet. Dichter en lofredenaar, o.a. van Jan Nieuwenbuyzen, 1806. Verhandelingen over Borger en Hooft . Krijgsdans en Wapenkreet, de beide stukken van Bilderdijk, waarin hij opwekt tot strijd tegen Napoleon en de Fransen, "verbasterd Kainskroost, uit Duivlenzaad geteeld." Dit, toen Napoleon van Elba teruggekeerd was; zie Bilderdij]: Krijn, ]. "'"', uitgever te Brussel, die in zijn jeugd de beweging van Van N u en Straks bevorderde, stelde de Krijn-prijs van 100 000 fro in. Deze werd in 1942 toegekend aan Louis P. Boon voor zijn roman De Voorstad groeit, Krijn, Leo --.., 1878-1940, Vlaams schrijver van fantastisch proza. Leuen 1914, De Alan met den Baard, 1939. Kiihn, C. H. --.., geb. 1903, Afrikaans schrijver over het leven der kleurlinzen. Kuiper, E. T. "'"', zie Geuzenliederen. Kuiper, Dr. G. --.., geb. 1904 te Zwartsluis, leraar, 1949 hoogleraar aan de Vrije Universiteit in het Nederlands. Zijn proefschrift handelt over de Brannen van COO1'nbert, 1941. Medewerker aan het Panorama der Ned. Letteren. Kuipers, Ane "'"', 1833-1905, schoenmaker te Zeerijp, rijmer in de Gron. volkstaal. l-Iaardriederij op scbeuuels. Kuipers, Reinold "'"', geb. 1914 te Groningen, criticus en dichter; hoofd van de Uitgeverij van de Arbeiderspers. Vertaalde ook Verzen van Rilke, 1938. Kuitert, Berend "'"', 1817-'91, uit Groningen, graveur en goudsmid, dichter; rnedewerker aan de Groninger Volksalmanak en aan De H uisuriend; sedert 1869 redacteur van Hazelboji's Almanak. Kulk, W. V. d. "'"', schrijft onder ps. W. V. Iependaal, Zie daar. Kiiller, Jo --.., zie Van Ammers-Kiiller, Kultuurkamer, ingesteld 1942, vakvereniging van kunstenaars onder leiding van de N.S.B. Gaf een blad uit, De Schouw geheten. Verdwenen 1945. Kumpel, Mr. Jan Willem --.., 1757-1826, zich noemende Campbell, vriend van Bilderdijk; schreef een gedicht bij diens huwelijk met Odilde, 1785. Deze zelfde Odilde liet hem in 1808 te Amsterdam in gijzeling stellen en daar dertien jaar lang zitten! Daar schreef hij in 1814 lets nit de Gijzeling, een verzameling dichtstukken. In 1821 werd hij ongevraagd ontslagen, omdat het bleek dat hij ten onrechte was opgesloten en nu zwierf hij op straat rond met pepermunt. Toen schreef hij nog Proces- Verbaal, een pamflet over zijn opsluiting. Kunera, zie Cunera. De legende van SinteKunera, studie van E. M. Th. Ewouds, 1922. Kunst, Mr. jaap --.., geb. 1891 te Groningen, muziekkenner, verzamelde in Indie meer dan 1000 inheemse instrurnenten; schreef over Ned. en Indische liederen en dansen; conservator Kon. Instituut v. d. tropen. Terscbellinger Vollssleuen, 1915; Noord-Ned, uolksliederen, 1916-'18; Het leuende Lied, uit de volksmond opgetekend, 1918. Schreef een inleiding voor een verzameIing minneliederen In de doo/ho/ der liejde van Benjamin Cooper, 1939. Verzamelde Oude Westersche Liederen in de Timor-Archipel, 1934, en gaf ze uit voor het Indische Cornite voor Wetenschappelijke Onderzoekingen. Hij was de conservator der Musicologische Verzameling van 't Bataviaasch Genootschap. Kunst der poezy, De --.., bekend leerdicht van Bilderdijk, 1809 voorgedragen in Felix meritis, tegen de dichtgenootschappen. Toen was de vrije vlucht der geestdrift hoogverraad En ware poezie de afgrijselijkste [euveldaad. kunst om de kunst, De "-', zie I'art pour Part. Kunst wordt door arbeid verkregen, in 1766 gesticht door 3 dichters onder leiding van Corn. v. Hoogeveen, 1772 een volledig dichtgenootschap, te Leiden, Voornaamste leden verder o.a. Jan de Kruyff jr., Feith en Bilderdijk; deze traden er het eerst op. In 1800 verenigd met Studium scientiarum genetrix te Rott. en met Wy streeuen naar de volmaaktheid van Amsterdam tot de Bataajscbe (later Holl.) Mij. van Fraaije Kunsten. Daarbij kwam 1818 Kunstliejde spaart geen vlijt van Den Haag. Tael- en dichtlievende oefeningen V. h. genootschap "Kunst wordt door Arbeid verkregen" en Prijsvaersen; 3 dIn., Leid. 1775. Dl. I: Wetten v. h. Genootschap. II: Prijsvaerzen, op het tweede eeuwfeest V. de Leidse Hogeschool. III: Mengeldichten, waarin o.m. de complete verzameling van de Kunstenaarsbrieven 287 Kuyper klankverzen v. J. Le Francq van Berkhey. Het Leidse genootschap loofde 1780 een prijs uit voor een Verhandeling over het Heldendicht; Feith werd bekroond, 1781. Reeds in 1776 was Bilderdijk bekroond met zijn verhandeling over De invloed der dichtkunst op het Staetsbestuur. Kunstenaarsbrieven, voor het Van Eedengenootschap uitgegeven, 1937. (Brieven van Van Eeden, Diepenbrock, Van Looy, Jan Veth, Israels en Toorop.) Kunstenaarsverzet 1942—''45, stichting die elk jaar prijzen beschikbaar stelt. In 1949 verwierf Maurits Dekker de eerst uitgereikte letterkundeprijs voor zijn gezamenlijk werk. Kunst- en Letterblad, verscheen te Gent 1840—'43 onder leiding van Snellaert, met Blommaert, Serrure en Willems als medewerkers; in 1844 waren Conscience en Van Rijswijck de hoofdopstellers; in 1845 versmolten met Het Taelverbond. Kunst- en Letterbode, Algemeene ~ , zie Konst. kunst- en vliegwerken, de nieuwe toneelmachines in de Schouwburg te Amsterdam, aangeschaft voor de vertoning van Medea van Jan Vos, 1665, en gebruikt voor vele toneelstukken met vertoningen. Ook reeds vroeger had men van die toestellen: engelen daalden neer op een wolk; de toneelvloer kon zich openen, om duivels en geesten op te laten komen. Maar in de nieuwe schouwburg van 1664 kwamen de vliegwerken, waarmee men mensen en wagens kon in beweging brengen heen en weer, op en neer; men kon nu paleizen en steden, hoven en bossen, bergen en duinen, hemel en hel enz. laten zien. Nu kon men opvoeren toneelstukken als: De toveres Circe van Adriaen Leeuw, 1665; De liefde van Diana van David Lingelbach, 1669; Cleopatra van Dieverina van Kouwenhoven te Utrecht, 1669. Hippolutus den Kroondrager van Jacob Vinck, 1671. Ghulde Vlies van Dr. Lodewijk Meijer, 1667; naar Corneille; Didoos Doot van Mr. Andries Pels, 1668; eveneens naar Corneille. kunst-epos, groot episch verhaal, ontworpen en uitgewerkt door een dichter, in tegenstelling met het voiksepos, dat mondeling overgeleverd werd, totdat het werd opgetekend. Kunst-epen bij ons: De Geuzen van Onno Zwier van Haren; De onder gang der eerste Wareld van Bilderdijk; Johannes de Boetgezant van Vondel. In de M.E. de Artur-, Karel- en Alexander-romans\ de beide eerste groepen bevatten grote delen voiksepos. De voornaamste kunst-epen uit de wereldletterkunde zijn: Aeneis van Virgilius; Razende Roland van Ariosto; Jeruzalem Verlost van Tasso; De Goddelijke Comedie van Dante; Het Verloren Paradijs van Milton; Henriade van Voltaire. kunstgenootschappen, zie dichtgenootschappen. kunsthistorische novellen, zie letterkundige novellen. Kunst-Kronijk, ts. in 1840 te YGravenhage gesticht door de uitgever Fuhri; medewerkers waren Jos. Alb. Thijm, S. J. v. d. Bergh en W. J. v. Zeggelen. Kunstliefde spaart geen vlijt, het Haagse dichtgenootschap 1772—1818; Bellamy werd er 1779 „aankweekeling"; Staring werd 1783 tot lid benoemd. Van 1774— '99 verschenen de genootschapsdichtbundels. De raadpensionaris Steyn was er de Maecenas. De leden waren verplicht tot jaarlijks 4 dichtstukjes, groter dan een sonnet, maar zij konden met een dukaat vrij. Men vergaderde in het Mauritshuis. Bellamy had er reeds in 1783 genoeg van. Over Kunstliefde een studie van H. A. Howeler, 1937. kunst-sprookjes, bv. van Frederik van Eeden, De Kleine Johannes; van Couperus: Psyche en Fidessa; van Mw. Metz-Koning Van het Viooltje dat wet en wilde. Kuser, zie Cuser. Het gedicht, anoniem, was opgedragen aan Hasebroek. Kusjes, zie Everaerts. Kuyk, Henri van ~ , 1846—1906, toneelspeler te Antwerpen. Hij bewerkte Max Havelaar voor het toneel; trad op in de hoofdrol met Victor Driessens als Droogstoppel; 1873. Kuyper, Den nieuwen —, „afbeeldende den staet van den tegenwoordighen tijd, door een tsamenspreeckinge tusschen een monsieur ende een kuyper." Gedicht van Starter met het refrein: Is 't kuypen wat ghemeen, het is weer heel profijtelijck. Kuyper, Dr. Abraham ~ , 1837—1920, Ned. Herv. pred. te Beest 1863, te Utrecht 1867, te Amsterdam 1869; redacteur v. h. nieuwe A.R. dagblad De Standaard, 1 April 1872; de grote propagandist der A.R. beginselen. Stichter van en hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, 1880. Een der leiders van de Doleantie 1886. Bracht met Schaepman het verbond tussen Rome en Dordt tot stand, 1888. Ministerpresident 1901—'5; weer lid der Tweede Kamer 1905—'12; daarna v. d. Eerste. Schreef zeer veel. In zijn geschrift Het Calvinisme en de Kunst verwees hij naar Bilderdijk en Cats, ook als leidende krachten voor de toekomst, 1888. In 1906 schreef hij Bilderdijk in zijn nationale betekenis. Zijn eigen leven beschreven door W. F. A. Winckel, 1919. Kuyper 288 Labberton Kuyper, H. ~ , 1790—1873, uit Amsterdam, directeur van 's Rijks belastingen in Zeeland, dichter en toneelschrijver. Vaderlandse Gedichten. Kuyper-Van Oordt, Hendrika ~ , 1875— 1943, schnjfster van Chr. romans; getrouwd met Dr. A. Kuyper Jr., Gereformeerd predikant. In 1939 Een Martelaarskroon voor Joris Praet, beschrijving van het leven van welgestelde burgers uit de 19e eeuw. Zij was geboren op het buiten De Schoutenlaan te Kralingen. Haar jeugdherinneringen zijn te vinden in de roman Het Goed van Cronaert, 1925. Over haar een studie van H. A. Mulder, 1937. Kuypers, Julien ~ , te Vorst bij Brussel, secr.-generaal van Op. Onderwijs, letterkundige, stelde met Dr. Th. de Ronde, Dr. J. G. M. Moormann en D. Wouters een platenatlas der Ned. letterkunde samen: Onze Litteratuur in beeld, 1934. Prozaschrijver. Donderkoppen (1945), panorama van de Brusselse samenleving voor de Oorlog, roman. Kuyscheydskamp, gedicht van Vondel, „geheylight aen de eerwaerdige en aerdige jonckvrouwen Catharina ende Dianira Baeck," zie daar; 1624. Het is een tweegevecht tussen Vrou Kuyscheyd en Venus; de eerste overwint. kwatrijn, zie quatrain. 'k Wil U, o God, mijn dank betalen, het bekendste van de zes liederen van H. A. Bruining, opgenomen in de 192 Evangelische Gezangen van 1805. kijfboecken, naam voor de strijdschriften, vooral voor die van Coornhert. Kyrie eleison (Gr. = Heer, erbarm u!), sedert de 6e eeuw smeekbede in het begin der Mis; refrein in M.E. geestelijke liederen. Van daar ons woord Wis = M.E. geestelijk lied; zie daar. Men was er zo aan gewend, dat zelfs wereldlijke liedjes in deze vorm gedicht werden. Zo is er een Groninger Paasliedje bewaard, door kinderen gezongen in 1506, toen Vyth van Drachsdorf, de aanvoerder der Saksische benden verslagen was door graaf Edzard van Oost-Friesland: Christi is upgestande, Heer Vyth moet nu uth dussen lande, Des willen wy alle froh syn, Grave Edsard wil onse troost syn, Kyrie eleison. L. Laan, Kornelis ter —, geb. 1871 te Slochteren, s.d. lid der Tweede Kamer 1901— '37 en burgemeester van Zaandam, 1914 —'37. Schrijver van het Ntv. Groninger Woordenboek, 1927; Groninger Overleveringen, 1929 en '31; Ned. 0verleveringen, 1931; Jaarfke, de Groninger profeet, 1932; Olipodrigo, 100 schimpdichten op Groninger kosters uit de lie eeuw, 1933'; Joodse Overleveringen, 1937; Groningen voor honderd jaar, studie over folklore, 1938; Wat de Torens vertellen, 1940; Encyclopedisch Wdb., 1937; Wdb. der Vad. Gesch., 1939; Letterkundig Wdk., 2e dr., 1952; De Boer in de Groninger Letter en, 1949, Folkloristisch Woordenboek v. Nederland en Vloams Belgie, 1949; Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen, 2e druk 1951; Hoezen van Gruindiek, 1951. Laan, Remko ter ~ , 1896—1928, dichter van Enkele Verzen, 1920; vertaler van Shakespeare's W inter avondsprook)e, 1923, en van Strindberg De Vader, Doodendans en Freule Julie. Laar, J. J. van —, marineofficier, daarna leraar te Middelburg. Stelde het Register op de Ideen van Multatuli samen, 1886. Laar, J. W. C. van —, „letterkundige deugniet," ouderling der Eng. Kerk, molbrouwer te Middelburg, actiehandelaar te Hoorn, in 1743 naar Curasao „besteld", wist te ontsnappen, voorganger bij de Herrnhutters, vriend van Hennebo. Schrijver o.a. van Den bedrieger bedroogen of den gevangen smous, 1736, onder ps. C. Lonius. Laars op de nek, De —, oorlogsroman van Maurits Dekker, 1945. laatste van zijn stam, De ~ , geliefd onderwerp in de Romantiek: bij Cooper De laatste der Mohikanen\ bij Bulwer De laatste der baronnen\ bij Chateaubriand he dernier Abencerage. Moore bezong de Last Rose of Summer; Scott dichtte de Zang van de laatste minstreel. Bij ons Meijer, De Boekanier, de laatste van zijn stam, en Heemskerk, „de laatste telg"; Van Lennep in Het Huis ter Leede. Labadie, Jean de ~ , 1610—'74, F. priester die predikant werd, 1666 te Middelburg, afgezet als onrechtzinnig; verwekte veel gerucht als leider van een schare volgelingen. De Labadie is de „held" van het blijspel Steyl-oor of de Schynheilige Bedrieger van P. Schaak, zie daar; 1674. Zie 00k De la Croix. Labare, Jan Antocm —, uit Brugge, toneeldichter, schrijver van een Konst der Po'ezye in Nederduytsche Veirzen, 1721. Kruystocht door Diederyck van Elsatien, blij-eindend treurspel, 1741; met vertoningen. Maria de Valois, 1727. Labberton, Mr. Jt H. ~ , geb. 1877, refeLabberton 289 Lambrecht rendaris ter secretarie van Den Haag, dichter onder ps. Th. v. Ameide, aanvankelijk in De Beweging. Verzamelde Gedicbten, 1912. Labberton, Mien ,-.., geb. te 's-Gravenhage 1883, schrijfster over kinderleven en van kinderboeken, novellen en romans. Labberton-Drabbe, Henriette ~, 18681928, dichteres uit de groep van J)(; Beuieging, Enkele Ver.zen, 1912. Lacarijse den Katijf, Van ,-.., een van de .\. goede boerden van Eeleo Verwijs. Te Lokeren verraste een man zijn vrouw met cen priester; zij maken den katijf (de sukkel ) wijs, dat hij dood is. De stof komt voor bij vele M.E. vertellers, o.a. bij Boccaccio. Laer, Jozef van ---, S.]., geb. te Turnhout 1908, schrijver voor de jeugd. Laet, Jan de ~, 1815--'91, reeds als jongen te Antwerpen vriend van Conscience; dichtte eerst in het ~. Dokter te Antwerpen, Flamingant, dichter en schrijver. Zijn gedichten verschenen 1848. Hij had zijn beroep laten varen; in 1844 stichtte hij met Sleeckx en Van de Velde te Brussel de eerste Vlaamse krant, Vlaemscb Belgie. Hij gaf 1847-'48 met L. Vleeschouwer De Roskam uit; ging daarna in de politiek en werd in 1863 R.K. lid van de Belgische Kamer. Schrijver van de historische roman Het Huis van Wesenbeke, 1842. In 1847 tegelijk met Conscience uit De Olijftak gezet door hun politieke tegenstander Van Kerckhoven. De Laet en Conscience wilden een Vlaamse Staatspartij, Van Kerckhoven was liberaal. ' Laey, Mr. Orner de ~, 1876-1909, geb. te Hooglede, advocaat te Antwerpen, Vlaams dichter. Flandria lllustrata, 1905. Ook toneelschrijver. Invloed van Gezelle. Zijn werk uitgegeven 1911 door Vlieberg en Persijn. Lafontaine, August ~, 1758-1831, D. romanschrijver, wiens werken in Nederland grote opgang maakten. In 1802 werd Het Leven van een arm dorps-prediennt vertaald, enz. De lievelingsschrijver van Multatuli in zijn jonge jaren; zie Bruid daarbouen. Lagae, Julius r-,,;, 1862-1931, geb. te Roeselare, beeldhouwer. Standbeeld van Ledeganck te Eeclo; Rodenbach te Roeselare; Gezelle te Brugge; gedenkteken v. d. Sporenslag te Kortriik. La Hague, Slag bii Kaap ,-.., 1692, waar de E. Ned. vloot onder Russell en Philips van Almonde de F. versloeg, bezongen door Ludolf Srnids, D. v. Hoogstraten en S. v. d. Heiden. Lairesse, Gerard de ---, 1640-1711, geb. te Luik, schilder, werd 1690 blind, doch Letterk. Wrdbk. 2e dr. oefende ook dan nog grote invloed door zijn verhandelingen, die in 1707 werden uitgegeven als Groot Scbildevboek; vertaald in 't D., E. en F. Zijn opvatting beheerste de 18e eeuw. In zijn jonge jaren was hij de gastheer van Nil Volentibus. Hij is geschetst in een historische novelle van ]. A. Alberdingk Thijm, verschenen in Nederland, 1879. Laman Trip de Beaufort, Hetty r-,,;, geb. 1890 te Baarn, schrijfster in Protest. geest. Onder de zon; Parodieen; Vondel; Zijn ell worden; Nansen v. d. Noordpool tot Geneve. Toneelspel Willem 1'. Oran]e, 1916. Lamartine, Alphonse de r-,,;, 1790-1869, F. romantisch dichter van Europese betekenis. Te onzent gehuldigd en nagevolgd, in 't bijzonder door Siffle, Spandaw, Tollens, \\lap en Goeverneur. In 1848 werd De Lamartine minister van Buitenlandse Zaken; hij hieid het maar tot 1851 vol en verspeelde er zijn verrnogen bij; in 1867 kende de Regering hem wegens zijn verdiensten 700 000 francs toe. De Lamartine was ook geschiedschrijver, vooral van de tijd der grote F. Omwenteling. Lamb, Charles ~, 1775-1834, uit Londen, romanschrijver en dichter, vooral in zijn schetsen en novellen de E. humorist, bewonderd en nagevolgd door Hasebroek, die ook zijn pseudoniem Jonathan aan hem ontleende; bij de Nederlanders ingeleid door Potgieter. Bekend zijn ook Lambs Tales from Shakespeare. Lambeaux, lef, d.i. [oze] ~, 1852-1908, beeldhouwer uit Antwerpen. Conscience en de Brabofontein te Antwerpen. Lamberts Hurrelbrinck, Mr. L. H. J. ,-.., 1856-1941, schrijver van Limburgscbe Novellen, 1890; De Bokkenrijders, 1895, Limburgiana, 1914 en andere verhalen. Gesch. v. h. Leidscbe Tooneel, 1890. Lamberty, Max ---, geb. 1895, schreef Pbilosophie der Vlaamsche Beweging, 1933. Hij kwam op tegen de socialistische beschouwing van Hendrik de Man; zie daar. Volgens Lamberty is de Vlaamse Beweging niet het werk van de volksmassa, doch van intellectuelen; niet het gevolg van maatschappelijke verhoudingen, doch van ideeen en idealen. Lambin, Jan Jacob r-,,;, 1765-1841, ontvanger en archivaris te Yperen, als dichter 39 maal bekroond; geschiedschrijver. Lambrecht, Jan ~, 1626--'90, prins der rederijkers te Brugge, rechtsgeleerde, gaf 1656 onderdak aan Karel II van Engeland. Dichter van het gelegenheidsstuk V laemsche Vrede-ureucbt, 1659. Volgeling van Cats: Rachel, bijbels herdersspel, 1659. Lambrecht, J005 .-, drukker en taalgeleerde te Gent, schreef de eerste Nederlandscbe 19 Lambrechts 290 landjuweel Spellijnghe, 1550; lette reeds op het verschil der dialekten. In facsimile nagedrukt in 1882 te Gent. Lambrechts, Lambrecht ~ , 1869—1932, beschrijver van het volksleven in Belgisch Limburg. Uit de Demergouw, DiernoveU len, 1910; 13 it Belgisch Limburg, 1911. Dichtte liederen. Met E. Hullebroeck red. v. De Muziekwarande. Lambrechtsen van Ritthem, Mr. N. C. ~ , 1752—1823, uit Vlissingen, tot 1787 pensionaris aldaar; werkte mee aan de B't'jvoegsels op Wagenaar; schreef over Nieuw- Nederland, 1818. Van 1819 is zijn Gesch. v. h. Bloemken Jesse, de Kamer van Rethorycke van Middelburg. Lampo, Hubert ~ , geb. 1920 te Antwerpen, secretaris van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, Rijksinspecteur der Openbare Bibliotheken; Vlaamse romanschrijver. Beschouwd als de opvolger van Vermeylen wat de grond, en van Toussaint van Boelaere wat de vorm betreft. Don Juan^ en de laatste Nimf, Helene Defraye; De Ruiter op de Wolken, 1949. De jeugd is zijn inspiratiebron. Lancelot, Roman van ~ , grote Mnl. Arturroman, samengesteld uit verschillende F. verhalen door Lodewijk van Velthem: 1° Lancelot-, 2° de Graalqueste\ 3° Arturs dood. De voorrede kondigt aan: Ghi suit hier horen scone die jeesten 1) Bede2 van rouwen ende van feesten, Van ridderscape grote daet, Van selsieneheden3 menich baraet.4) Het is de roman van de dolende ridders. Van Lancelot eerste boek, zijn maar rt 400 regels bewaard, uitgegeven als De Kidder met de kar\ zie daar. Van het tweede boek is bijna alles over, 37 000 verzen; van de Graalqueste 11 000 en van Arturs Dood 13 000 verzen. Lancelot, zoon van koning Ban, werd opgevoed door de fee Viviane op de bodem van een meer; hij kwam aan het hof van koning Artur, vatte liefde op voor koningin Genovere of Ginevra en versmaadde dus Morgane, Arturs zuster. De roman is uitgegeven door Jonckbloet, 1846. Van Velthem bracht verder nog 6 andere romans in verband met zijn Lancelot: Perceval, De Wrake van Ragisel, Walewein, De Kidder metter mouwen, Moriaen en Torec. Ook bestaat er een prozaroman van Lancelot. Lanckrock, Rik ~ , geb. te Gent 1923, prozaschrijver. Humanisme, Cultuur en Socialisme. 1) verhalen; 2) beide; 3) zeldzaamheden; 4) bedrog. Land, Het ~ , zie E. M. Post. De roman is van 1788; in 1792 de vierde druk. Beschrijving van de natuur en van de landelijke werkzaamheden en van de genietingen en vermaken buiten. Land van Rembrand, Het ~ , van Busken Huet, studien over de Noordnederlandse beschaving in de 17e eeuw, voorafgegaan door een brede inleiding over de M.E. Met zeer belangrijke hoofdstukken over de Letteren; 1882—'84. Opgedragen aan Prof. J. H. Scholten te Leiden, de voorganger in de Moderne Richting. Lande van Oversee, Van den —, lyrisch gedicht van Maerlant na de val van St. Jean d'Acre, 1291. Fel tast hij de „Kerk van Rome" aan: Die Kerke van Rome is dusdaen vraet, Si is dronken ende al sonder raet, Die hovet is van Kerstijnhede. Noch de kerk, noch de vorsten, noch de edelen trekken zich er iets van aan, dat het Heilige Graf verloren is gegaan. Hij roept op tot een nieuwe Kruistocht: Kersten man, wats die gheschiet? Slaepstu? hoe ne dienstu niet Jhesum Christum dinen here? Waarschijnlijk onder invloed van La Complaint e d'Outremer van Rutebeuf; vol dichterlijke gloed en innig gevoel. Lande, Jacobus de la ~, 1739—1817, vriend van Aagje Deken, medestichter van de maatschapDij Felix meritis. Landell, Olof J. de ~ , ps. van J. B. Wemmersleger van Sparwoude, geb. 1928, schreef de bekroonde novelle De Porseleintafel, 1951. En de roman De Appels bloeien, 1951. Landgenoten. Met het oog op God, blijft Nederlanders en verenigd, vlugschrift van Da Costa ter aanbeveling van de Vrijwillige Lening van Van Hall bij de „Capitalisten", 1844. Toen de lening geslaagd was, volgde zijn Tijdzang Aan Nederland; het lijdelijk verzet der vermogenden was gebroken. Landheer, Jo ~ , 1901—'41, geb. te Rotterdam, dichteres. landjuweel, feestelijke wedstrijd tussen de kamers van Rethorycke. Prijzen waren zilveren schalen, wijnpinten e.d. en een roosenhoet, een krans. De Kamers schreven de wedstrijden uit, soms ook de vorsten, als Philips de Schone in 1492 te Mechelen. Op het landjuweel van Antwerpen, 1496, waren behalve Z. Nederlandse Kamers ook Reimerswaal en Amsterdam. Beroemd Landjuweel van Gent, 1539; 19 Kamers gaven antwoord op de vraag: „welc den mensche stervende meesten troost es" in Spelen van Zinne. De Kamers van Nieuwpoort en Thielt hebben eerbied voor de sacramenten; die van Oudenaerde en landjuweel 291 Lange Yperen voor de goede werken, welke an- I dere Kamers nutteloos achten; Brugge en Antwerpen bevelen het geloof aan; dit was het antwoord op de bloedplakkaten. De Gentse stukken werden in 1540 verboden. De „chaerte" ter uitnodiging tot het Landjuweel van Rotterdam, 1561, luidde: Schout heresie, schimp, met alder [maniere. (Schuwt ketterij en schimp op de [priesters.) De vraag was: wat meest gheacht en schadelycxst vercreghen is, te beantwoorden | met refereinen in 't vroede. En voor de zinnespelen: Wie den meesten troost oyt quam te [baten, dien schenen te zijn van God verlaten. Negen stukken werden vertoond, o.a. van Noordwijk, Rijnsburg en Gouda; gedrukt 1564. Behalve de spelen van zinne, die werden opgevoerd, waren er op de landjuwelen refereinen, die werden voorgedragen. Ze gaven ook antwoord op een vraag. Deze luidde voor 't Gentse feest van 1539: Wat dier ter waerelt meest fortse [verwint? (Welk dier overwint de grootste [kracht?) Antwoord: de mens of fijner nog: de vrouw. Dit was de vraag int wijse. Item int sotte: Wat vole ter werelt meest sotheyt toocht. Item int Amoureuse: Och mocht icse spreken, ic ware ghepaeyt. Beroemd is vooral het Landjuweel van Antwerpen, 1561. Daar waren godsdienstige vraagstukken verboden. De Kamer der Violieren legde 24 vragen aan de Overheid voor. Gekozen werd: Wat den mensch aldermeest tot [consten verwect. Dit landjuweel werd met luister gevierd. Er waren groepen ruiters bij de intocht van 40 tot 300 man; triomfwagens, bijna 200; de gevels der huizen waren behangen met groen en tapijten. Des avonds vlamden grote vuren. De feesten en spelen duurden weken; de Overheid onthaalde de Kamers op een banket; een Oorlofspel der Violieren besloot het geheel, dat begonnen was met de Mis in de hoofdkerk van Antwerpen. Over dit landjuweel een studie van E. van Even, 1861; en van Fl. Prims in Antwerp i ens a, 1940. Van de landjuwelen van Gent, 1539, en Antwerpen, 1561, zijn twee afbeeldingen | bewaard van de tonelen, waarop gespeeld werd, beide met 2 verdiepingen. Zelfs kinderen hidden landjuwelen. Zo werden in 1539 drie prijzen opgehangen op de Melkmarkt te Antwerpen; het kinderfeest duurde van 24—31 Aug. En op 29 September hingen „die van de Cammerstrate eenen prijs op van battementen, refereynen en cingen." De Spelen van Zinne, vertoond op het Landjuweel van Gent in 1539, nu opnieuw uitgegeven door L. M. v. Dis en B. H. Erne, 1939. De Blauwe Acoleyen van Rotterdam schreven 1599 een wedstrijd uit met de vraag: Hoe sal den Leerling recht oordeelen van zijns Leeraars leer? De W ijngaertranexkens te Haarlem en 't Wit Lavendel te Amsterdam hadden beide een wedstrijd in 1613; Vlaardingen in 1616; Mechelen in 1620. Het Leidse landjuweel van 1546 mocht niet doorgaan; wel hidden de Leidenaars een landjuweel in 1596 met de spreuk: voor een beveynsde pays een rechte krijg te prysen is. Prijzen werden gegeven: 1° voor 't beste zinnespel; 2° voor de beste sotternie; 3° voor het verst inkomen; 4° voor 't mooiste blazoen; 5° voor de grootste zot. Laatste landjuweel, te Mechelen, 1620. 't Oudste te Doornik, 1394, doch misschien een schuttersfeest. De oudst bekende dichtwedstrijd is van 1426 te Duinkerken. Sedert bijna ieder jaar. Bewaard bleven ook: Schiedam, 1603; Wat tnooddichst is om d'arme weesen te onderhouwen; 7 kamers; Mechelen, 1620; zie Peoene; Rijnsburg, 1641; zie Angierhof\ Vlissingen, 1641; zie V lis sings Redenslusthof. landleven, bezongen door Van Borselen in Den Binckhorst 1613; na hem in de hojdichten van Huygens en Cats. In de 18e eeuw Poot en E. M. Post. In 1794—'96 drie stukjes Liederen voor den landman door J. v. Eyk. Landleven in de Letterkunde der XIXc Eeuw, studie van M. E. Belpaire, Antwerpen 1902. Van Vlaanderen behandelt zij Conscience en' Virginie Loveling. Verder van Engeland George Eliot en Ian Maclaren; van Frankrijk Georges Sand en Rene Bazin; van Duitsland Rosegger, Anzengruber en Auerbach; van Noorwegen Bjornson. Landspel, pastoraal toneelspel. Vondel, Leeuivendalers. Lange, Leendert van ~ , geb. te Rotterdam 1894, schrijver van de roman De donkere aarde, 1924; dichter. Lange, Petrus de —, geschiedschrijver; o.a. Langen 292 Lannoy Bat.uise Romeyn, 1661, d.i. de beknopte beschrijving van de oorlogsdaden van 1492 -1661. Langen, Ferdinand ~, geb. 1918, met Koos Schuur redacteur van Het IVoord. Schrijver van de roman Helene in bet Heelal, 1945, en van Jacques en Jacqueline, 1948. Langendonck, Prosper van ~, 1862-1919, medeoprichter van Van Nu en Straks, 1893. Hij was werkzaam bij de Vlaamse dienst van de Belgische Volksvertegenwoordiging. In 1902 stichtte hij met Vermeylen, Hegenscheidt, Streuvels, Herman Teirlinck en De Born het ts. Vlaanderen. R.K. dichter van "beminnelijke natuurdichten en sonnetten." Kritische opstellen, waardoor hij de "richtende kracht" werd van de nieuwe beweging in de Vlaamse letteren; "de eerste moderne dichter van zijn land." Zijn Herleuing der Vlaamscbe Poezie werd het manifest van die beweging. De mannen van Van ]\.Tit en Straks droegen hem grote verering toe. In de laatste jaren was zijn kracht gebroken door teleurstellingen en ziekte. In 1904 verzamelde hij een bloernlezing Vlaamsche Oogst, Studie over hem van Dr. ]aak Boonen, 1918, met keur uit de gedichten. Idem van Albert Westerlinck, Brugge 1946. Gedichten, opgenomen in de Bibl. v. Ned. Letteren; 1939. Verzorgd door Maurice Gilliams en Dr. M. Rutten. Langendijk, Pieter ~, 1683-1756, verloor zijn vader, toen hij 6 jaar oud was; zijn moeder leidde een verkwistend leven. Zijn vader was een metselaar uit de streek, waaraan hij zijn naam ontleende; hij had zich te HaarIem gevestigd. Pieter kwam onder leiding van W illem Sewe1, taalgeleerde te Amsterdam. Maar hij werd wever en patroontekenaar; ging 1721 met zijn moeder te Haarlem wonen. Weldra werd hij factor van Trou moet blijcken, 1721-'56. De rnoeder stierf 1727, maar met zijn vrouw, ]oanetta Sennepart, trof hij het niet beter. Zij t 1739. Ook daarna bleef het tobben: in 1747 moest Langendijk zijn boeken en prenten verkopen. Eindelijk kreeg hij een kosteloze plaats in het Stedelijk Proveniershuis; daarvoor moest hij dienst do en als Stads Historieschrijver. Op 16-jarige leeftijd schreef hij zijn eerste toneelstuk, Don Quicbot op de bruilo]t uan Kamacho; daardoor kwam hij in kennis met Ludolf Smids, Laurens Bake en Daniel Willink. Hij schreef bruiloftsdichten en burleske poezie, b.v. een Boertige Beschrijving van den Amsterdamscbeu Schouwburg, waarin een sterk komisch verhaal van de vertoning van Aran en Titus. Verder: De Aeneas uan Virgilius in zyn Zondags Pak. Doch aIleen door zijn kluchten en blijspelen bleef Langendijk leven: Het Wederzyds Hn u-elyes Bedrog; De Ztoetser, 1712, die overeenkomt met De iHof van 1. Vos; Krelis Louuen, een dronken boer, die zich laat aanleunen dat hij Alexander de Grote is; De IFiJkunstenaars, 1715; Quincampoix, een beeld van de windhandel evenals Arlequin Actionist, 1720; Xantippe, klassieke stof voor 't ccrst als blijspel bewerkt, wat hij ook in zijn Papirius deed. Langendijks voornaarnste werk is Spiegel der Vederlandscbe Kooplieden. In dit blijspel munt hij Hit; zijn vertaling 'van Cato van Addison, 171 5, is van geen betekenis. Als blijspeldichter staat Langendijk onder invloed van Moliere, maar bij hem moet het blijspel dienen tot apleiding tot deugd. Hij staat naast Asselijn en Bernagie. Nap; in onze tijd worden zijn stukken vertoond. Langendijk gaf ook een Bescbrijuing tian Kleef uit, 1747. En De Graaven van R 01land in [aardicbten bescbreuen, 1745. Zijn geschiedenis van De Stad Haarlem werd 1765 uitgegeven. Hij deed met hekeldichten rnee aan de Poetenoorlog van 1713; hij dichtte herders-, veld- en visserszangen. Langendijks leven beschreven in het uitvoerige proefschrift van Dr. C. P. Ch. ,-'1eijer, 1891, en door F. M. Mehler, 1892. Langenhoven, ~r. C. ]. ~, 1873--1932, Afrikaans dichter. Van hem is het nieuwe volkslied Die Stem van Suid-Afrika. Hij was ook als prozaschrijver de "volkskunstenaar"; journalist, advokaat, een van het tweede driemanschap der Afrikaanse Beweging. Begon pas op zijn 40ste jaar Afrikaans te schrijven, doch leverde 20 prozawerken. In 1914 verscheen zijn pleidooi: Afrikaans als uoerteal. Onder zijn werken novellen, detective-romans en spookgeschiedenissen. Als schrijver van scherpe artikelen ondertekende hij "Sagmoedige Neelsie". Zijn Ligte-Leee-Preeies zijn schetsen in de trant van Van Effen. Ook schreef hij voor het tonee1: Die Trouiobelojte, Die Hoop van Suid-Afrika, Die Vrouw van S. A. Langerack, Christoffel van ~, zie Starter. Langevelt van Hemert, zie Verbrugge. Lannoy, Flora de ---, 1895, Vlaamse dichteres. Lannoy, Johanna Maria de r-«, geboren in 1890, pseudo van mevrouw van Rompaye, schreef boeken voor de jeugd. Lannoy, Juliana Cornelia baronesse de ---, 1738-'82, dichteres van grote naam in haar tijd. Dichtte de treurspe1en Leo de Groote, 1767; Belegering uan Huerlem, 1770; Cleopatra, 1776, in 5 bedrijven en alexandrijnen, Van 1777 is haar lierzang Lans 293 Lastman De ware lieide voor het Vaderland. In 1780 droeg zij haar Dicbteundige Werken op aan Prinses Wilhelmina; Bilderdijk gaf in 1783 haar Nagelaten Dicbtuiereen nit; daarin Lijkdichten o.a. van Bilderdijk, Feith en Uylenbroek. Zij was geboren te Breda en overleed te Geertruidenberg. In haar hekeldicht Het Gastmaal schetst zij de zeden van haar tijd; 1776. Het berijmde gastmaal is op het ouderwetse adellijke huis van 1Iw. van LangenstijI. Voor haar ontwikkeling had de dichteres Ies genomen bij Schonck, toen rector te Breda. In haar eerste gedicht, Aan mijn Geest, 1766, was zij reeds opgekomen tegen het vooroordeel, dat vrouwen minderwaardig zijn. Cleopatra, koningin van Syrie, 1776, lokte een spotdicht uit, dat er wel 100 godennamen in voorkwamen, "aIle Mannetjes Gooden"; dit weer beantwoord met een Zotskap]e, "gepent op het harselose bolletie van de zotte maaker der Mannetjes Goden." Lans, J. R. v. d. "-', geb. 1855 te Den Haag, onderwijzer, 1879 redacteur v. d. Katb. Illustratie, romanschrijver. Lanseloet van Denemarken, verleidt de schone Sandrijn en verstoot haar; zij vlucht naar Afrika, ontmoet een ridder nan een fontein, vertelt hem haar weervaren. Nu komt Lanseloet, in wie berouw is ontwaakt, maar hij komt te Iaat en sterft van droefheid. Een der abele spelen, Uitgegeven als dee! V van de Horae Belgicae, 1837, naar de Goudse druk van ± 1490, bewaard in de stadsbibliotheek van Lubeck. Hoffmann kende geen andere bron; hij vernam van Willems, dat het stuk bewaard is in het H ultbemse hs., waaruit hij in het volgende jaar de abele spelen uitgaf. Lanseloet werd voor 't eerst weer vertoond door het Rotterdams Onderwijzers Toneelgezelschap, 1902. Opnieuw uitgegeven door K. H. de Raaf, 1907 en door P. Leendertz Jr., ook in 1907. Lantaarn, De "-', almanak van Van IFoensel onder ps. Amurath-Effendi, Hekim-Bachi, 1792, '96, 98, 1800 en 1801. In 1800 werd de verkoop belet wegens de Historic van een Trojuenscb Paerd, een scherpe kritiek op de heerschappij der Fransen in de Bataafse Republiek. Lantaarn, D~ "-', Haags tijdschrift, 1885 -'87. Laokoon, baanbrekende kunstbeschouwing van Lessing: openbaring voor geheel W. Europa. Lapidarijs, leerdicht van Maerlant over de gesteenten; verloren gegaan. Vermeid in zijn Historie uan Troyen. Een lapidarium is evenwel opgenomen als een onderdeel van Der naturen bloeme, vooral over de kracht der edelstenen. Vertaling uit het L. van Marbodeus, bisschop van Rennes. Lapidoth, Frits ---, 1861-1932, Ned. letterkundige en dagbladschrijver. Was getrouwd met Helene Swarth. Van 1894-'97 redacteur van Los ell Vast; 1898-1904 van Blseoiers Maandschrift; van 1918-'32 van Het Tooneel. Sedert 1901 de' letterkundige redacteur v. d. N ieuwe Courant. Larissa, de enige novelle van P. C. Hooft, voor 't eerst gedrukt door Van Vloten in zijn Onuitgegeuen dicht ell ondicht uan Hoolt, achter de Brieven. Het is een vertaling van een L. verhaal d. d. F. dichter Theophile de Viau; een mingeval met als slot: "gebruikt uw leven ende spint den soeten draedt van een gelukkigh geleide jeugd tot de grijsheit toe." l'art pour l'art = de kunst om de kunst, d.i. zonder enige bijbedoeling; het devies van Willem Kloos en andere J.1annen ran Tachtig, vooral van Van Deyssel; kunst zonder stichte1ijke, vaderlandslievende, lerende of huiseIijke strekking. Laseur, Cees "-', geb. te Koetaradja 189(), toneelspeler; 1932 artistiek leider van het Centraal Tooneel. Last, Jef "-', geb. te 's-Gravenhage 189R, dichter en schrijver, eerst s.d., later communist. Lie/de in de porsieeen, 1932. Parti] remise, 1933. Zuiderzee. 1934. Last was mijnwerker, kandidaat in de Chinese letteren, matroos, fabrieksarbeider in Arnerika, bedrijfsleider van Enka te Ede en chef vail de filmdienst van 't Instituut voor Arbeidersontwikkeling. Van 1937-'38 was Last kapitein in het Sp. leger. In 1939 verscheen Kruis gang der ]eu!!.d, de Rijksdagbrand. Daarna De Vliegende Hollander, 1939. Dichter. Dog in oog, 1945. Van '1951 de roman De rode ell de untie lotus. Lastdrager, A. J. "-', 1788-1855, ambtenaar bij de belastingen, daarna Ieider van een instituut voor jonge juffrouwen te Amsterdam. Schreef het Gedenkboek der Verlossing in 1813, door 't Nut met goud bekroond. Schrijver van leerboeken en met D. Ouwersloot van Bloemen van Ned. Dichtkunst voor de [eugd, Lastertongen, "een blik in de jongste Amsterdamsche letteren", 1890~ geschrift van Frans Netscher, naar aanleiding van een N. Gidsartikel van F. v. d. Goes over Ten Brinks Gesch. der N. Ned. Letteren in de 1ge eeuto. Onder de titel Leidscbe Letteren. Ten Brink had in zijn werk geen woord geschreven over De Nieu u.e Gids. Netscher verdedigde Ten Brink tegen Van der Goes en Van Deyssel. Lastman, Pieter "-', 1583-1633, schilder te Amsterdam, Ieermeester van Jan Lievens Latemsche Brieven 294 Lavater en van Rembrandt; door Vondel bezongen als „de Apelles onzer eeuw", door Oudaen en L. v. d. Bos. Latemsche Brieven, van Karel van de Woestijne, evenals sommige van zijn gedichten geschreven te Sint-Martens Latem aan de Leie buiten Gent. Daar was hij bij zijn broer Gustaaf, schilder van de ,,Latemsche School", ± 1900. Lateur, Frank ~, schrijft onder ps. Stijn Streuvels. Latewaert, Loy ~ , zie Seghelijn. Lattin, Armand de —, geboren te Antwerpen in 1880, schreef romans en novellen over het stadslevcn, alsmede een essai over stedenbouwkunde. Lattin, Gustaaf de ~ , geboren en gestorven te Antwerpen, 1858—1918, schreef middelmatige drama's. Latijn, de schrijftaal, die tot de 13e eeuw bijna uitsluitend gebezigd werd: Jacob van Maerlant en Stoke, zijn [vriend, Twee mannen van helder verstand, Schreven niet langer 't geleerde Latijn, Maar kozen de taal van het land. Ook de spreektaal onder gestudeerden. Zo getuigt in 1237 Menko, abt van Wittewierum, van zijn voorganger Emo, dat hij keurig Latijn sprak, maar niet welsprekend was in de volkstaal en daarvan cok niet hield. Een poging om het onderwijs aan de Leidse hogeschool, toen nog de enige, in het Nederlands te doen geven, werd gedaan door de Kamer In Liefde bloeyende; zie daar. Deze poging mislukte geheel, evenals het plan van Samuel Coster met zijn Nederduytsche Academie. Tot in 't midden der 19e eeuw bleef het Latijn in gebruik bij de colleges aan de hogescholen en bij promoties;.doch Simon Stevijn onderwees reeds in 't Ned. Zie ook Hugo de Groot. Latijnse en Nederduitsche Keurdichten, zie Nederd. Lauernesse, 't Huis ~ , voormalige ridderhofstede buiten Utrecht a. d. weg naar De Bilt, bekend door de roman van Mw. Bosboom; zie Huis. Laugs, zie Paul Haiman. Laurentius, Jacobus ~, 1584—1644, predikant te Amsterdam, schreef een rijmkroniek, 1628, met lof voor de bouwmeester der Noorderkerk, Heinrich Staets. Weer uitgegeven in 't Jaarverslag van 't Oudheidk. Genootschap van 1886. Laurillard, Dr. E. ~ , 1830—1908, van 1862—'95 predikant te Amsterdam. Zijn Spreuken en Gezegden aan den Bijbel ontleend werden met de gouden erepenning bekroond door de Holl. Mij. v. Fraaije Kunsten, 1875. Zijn eerste bundel gedichten, Primulae Veris, 1853; dan Peper en Zout, in 1869 Rust een weinig, enz. Op uw stoel door uw land, 1894: bijzonderheden op historisch en folkloristisch gebied van tal van plaatsen. Zijn luimige stukjes werden veel voorgedragen, vooral Een vers, dat als een nachtkaars uitgaat. Lauris Jansz., zie Jansz. Laurman, M. Th. ~ , 1788—1868, predikant te Westerbroek bij Groningen 1819, te Oosterlittens 1828, een Fries, die ook aandacht schonk aan het Gron. dialekt; een der eerste schrijvers over de volkstaal. Laus Deo, salus populo (L. = ere zij God, heil het volk), genootschap voor de nieuwe psalmberijming, kwam gereed 1760. Leden waren L. W. v. Merken, N. S. v. Winter, Lucas Pater, Pieter Meijer, Bernardus de Bosch, Antony Hartsen, H. J. Roullaud, A. Asschenbergh, van wie 39, 25, 19, 6, 11, 16, 19 en 15 berijmingen werden opgenomen. Deze nog in gebruik bij de Remonstranten. Laus Stultitiae (L.) = Lof der Zotheid, van Erasmus. Stultitia is de zotheid, geboren uit Plutos (de Rijkdom) en Neotes (de Jeugd); zij is de overvloeiende dartelheid, die de katheder beklimt en een verhandeling houdt over zich zelf. . . . en die ievens monniken en geestelijken aan de kaak stelt. De monniken scholden op hun beurt Erasmus uit voor Errasmus (dwaler), Arrasmus (wroeter), Behemoth, Duivel en Vijand van de Godsdienst. Van Laus Stultitiae verschenen bij Erasmus' leven 43 drukken. Lauts, Ulrich Gerard ~ , 1787—1865, hoogleraar te Brussel, na 1830 aan 't Instituut voor 't zeewezen te Medemblik; schrijver over aardrijkskunde en geschiedenis, o.a. van een werk over die van Indie in 7 delen; vader van de Pro-Boer-beweging en vertegenwoordiger der Boerenrepublieken in Nederland. Van hem 't eerste geschrift over de Voortrekkers: De Kaapse Landverhuizers, 1847. Lauwer-stryt, zie Cath. Questiers. Lavater, Johann Caspar —, 1741—1801, predikant te Zurich, gelaatkundige, als schrijver van zedekundige werken hoog vereerd, in veel talen overgezet. Ook in Nederland van zeer grote invloed. Zijn Tagebuch, 1772, werd 1780 vertaald, en nagevolgd o.a. door Van Alphen, Feith en Kleyn. Wolff en Deken noemden hem 1789 „ vriend der menschheid". Ook op Bellamy oefende Lavater grote invloed. Jacob van Loo schreef in zijn Dagboek: God spare hem nog lang tot eenen zegen voor de wereld. Lavendel 2 Lavendel, 't Wit ~, de Brabantse Karrier te Amsterdam, opgericht in of kort na 1585. Oudste leden o.a. Zacharias Heyns, Anthoni Smijters; in 1613 Abraham de Koningh, Kolm en Van Breughel, Verbiest, Quina, Vondel. Deed mee aan 't Haarlems Landjuweel, 1606 en 1613; aan *t Leidse 1613; te Ketel 1615; te Vlaardingen 1616; 1629 te Haarlem. Schreef zelf een landjuweel uit in 1613 (14 Kamers) en 1624 (25 Kamers). Spreuk: Ut levender jonste. Loste zich 1630 op in Coster's Academic Zie ook In Liefd' Bloeyende. Lawet, Robert ~ , rethorycker en kastelein te Roeselare, schreef tussen 1571 en '83 bijbelse toneelstukken. Uitgegeven door Prof. L. Scharpe in Leuvense Tekstuitgaven, 1906. Proefschrift over 2 spelen van de verlooren zoone door E. G. A. Galama, 1941. Lawets zinspreuk was Al quaelcke ghewedt. Lazarillo de Tormes, Sp. prozaverhaal, in 1579 vertaald, de eerste schelmenroman, van grote invloed op de Sp. letteren. Van een onbekende, anti-kerkelijke schrijver; 1554 te Burgos gedrukt, te Antwerpen nog in 't zelfde jaar herdrukt. Schets en satire van de Sp. maatschappij in de taal v. h. gewone leven; realistisch, tegenover de hovelingentaal van Amadis. Door deze en de volgende schelmenromans en door Don Quichotte werden de Amadisromans geheel verdreven. Bredero's Sp. Brabander is er aan ontleend. Lazarillo werd tot 1888 toegeschreven aan Don Diego de Mendoza, staatsman en geschiedschrijver. Bredero koos er het derde hoofdstuk uit: de bedeljongen in dienst van een trotse, doodarme edelman, die mee eet van het brood, door Lazarillo gebedeld. Zo leeft Jerolimo van de brokken van Robbeknol. Het boek vertaald door Sophie Erens Bouvy. Lazaro de Veehoeder, toneelspel van Bouchardy, vertaald en opgevoerd in 1842, een „draak" bij uitstek in de tijd van 't verval van het Ned. toneel. Lazarus, Van "*~, de dialoog van Gnapheus. „Een Troost ende Spiegel der Siecken." Lazarus doot ende hoe dat Christus hem opwecte, Van —, zinnespel van de Amsterdamse Kamer De Egelantier, ± 1525, met toespelingen op de priesters die hun plicht niet doen. Cayphas en Annanias beramen maatregelen tegen Jezus' leer: ieder begreep dat dit op de vervolging der Hervormden sloeg. L. E., ps. van F. J. G. W. C. Engelberts. Lebak, assistent-residentie in Zuid-Bantam; hoofdplaats Rangkas Betoeng. Bekend als de standplaats van Max Havelaar, 1856. In dit stuk de beroemde Toespraak tot de hoofden van Lebak. Fel tegen Multatuli Ledeganck was Lebak en de Max Havelaar, zie Jhr. de Kock. Lebeau, Paul ~ , 1908, Vlaams dichter. Lecker-beetje, de kok uit Bredero's spel van Lucelle; zie kluchtig tussenspel. De schildering van deze figuur is een van Bredero's grootste triomfen. Lecoutere, Dr. Charles ~ , 1865—1921, uit Oostende, hoogleraar te Leuven, oprichter der Leuvensche Bijdragen. Schreef een Inleiding tot de Taalkunde. Gaf Mnl. geest. Liederen uit, Lier 1899. Zijn Schets van den Ontwikkelingsgang der Ned. Letterkunde verscheen 1921 in 2e druk. Lectuur, zie Lektuur. Lectuur-Repertorium, Auteurslijst, bevattende 12000 bibliografische schrijversnota's en 1300 portretten onder redactie van Joris Baers. Antwerpen, 1936. 2 din. Supplement I. 1939. Uitgave van het A.S.K.B. (Algem. Secretariaat voor Kath. boekerijen). Lectuur-Gids, maandblad in Protestants- Christelijke geest, verscheen sedert 1927. Onder red. van P. J. Meertens, Dr. A. J. Plooy, Dr. C. Tazelaar en Prof. Dr. J. de Zwaan. Ledeganck, Mr. K. L. ~ , 1805—'47, geb. te Eeklo in Oost-Vlaanderen op de Ned. grens; werd eerst bij een linnenwever in de leer gedaan, maar weldra voortgeholpen om in Gent te studeren. In 1835 gepromoveerd, werd hij vrederechter te Caprijke en daarna te Zomergem. In 1841 vertaalde hij het Burgerlijk Wet boek uit het F.; in 1842 werd hij schoolopziener te Gent. Hij werd „de veldmaarschalk van de Vlaamse Beweging." In zijn verzen verkondigde hij: Wees Vlaamsch van hart en Vlaamsch van aard! Wees Vlaamsch in uwe spraak, en Vlaamsch in uwe zeden! Onder zijn gedichten werden De Drie Zustersteden beroemd. Ledeganck was de eerste, die in de Provinciale Raad Vlaams sprak. Zijn vroege dood sneed een schone toekomst af. Hij werd begraven op de St. Amandsberg bij Gent, waar een jaar te voren Willems uitgeluid was. In 1897 onthulde Prins Albert zijn standbeeld te Eeklo met een Vlaamse rede; de burgemeesters der drie Zustersteden hidden een voordracht; Jan Bouchery dichtte een cantate; Peter Benoit schreef de muziek er bij; Julius Lagae maakte het standbeeld; vele duizenden Flaminganten uit heel het land waren opgekomen. Lodewijk Opdebeek schreef bij die gelegenheid een Levensschets; die van Heremans was reeds in 1856 en '89 verschenen. In 1947 Ledeganck- herdenking te Gent ,,onder de hoge bescherming van het Stadsbestuur." Behalve zijn oorspronkelijk werk heeft )5 Ledige Uren 296 Leesmuseum Ledeganck vertalingen uitgegeven, o.a. verzen van De Lamartine en De Geuangene 1/an Cbillon van Byron, 1841. Dat was zijn al te romantische tijd; ook zijn eigen gedicht op het Burgslot te Zomergem is een verdicht hoog-romantisch verhaal. Hij was een volgeling van Feith in zijn eerste gedichten, als Het Gra! myner moeder, 1839. Ledige Uren, de Otia van Huygens, 1625; zie Huygens, Begroet met een sonnet van Hooft en nag met een uitvoerig gedicht; met een sonnet van Laurens Reael; met gedichten van Westerbaen en ]. v. d. Burch; met een versie van Vondel. Leede, Het Huls ter ,-.." zie Huis. Leede, Pelgrim van Ter ,-.." ballade van Tollens, een berijmde overlevering van het jaar 1304, hoe de boze Pelgrim, heer van Ter Leede, na een strooptocht in het Utrechtse, zijn dood vond in de Lek. Leefdale, Rogier van '"-', kanselier van Brabant; aan hem droeg Boendale zijn Leeenspiegel op, ± 1330, en zijn Jans Teestye. Zijn goederen lagen bij Tervueren. Hij steunde Boendale, zo als Floris V de beschermer was van Maerlant, Leeghwater, Jan Adriaensz. '"-', 1575-1650, toonde zich een goed prozaschrijver in zijn Haarl emmer-meerboeclz, Hij leidde 1612 de inpoldering van de Beemster; geroepen als raadsman van Bordeaux tot Holstein. Over hem een studie van J. C. de Roever, 1944. Leek, H. v. d. '"-', 1895-1941, redacteur van Opwaartsche If/egen, door de Duitse bezetters gefusilleerd. Leekedichtjes, van De Genestet, voor de vorm afkomstig van een leek; verdedigden de moderne opvatting in de Ned. Herv. kerk en oefenden zeer grate invloed; zij kwamen op tegen de steile rechtzinnigheid en tegen oppervlakkigheid en onverschilligheid. Uitgave met Toelichting door Prof. H. U. Meyboom, 1894. BundeItje van 114 versjes; no. 63 was van Potgieter (tegen Beets); no. 68 en 69 zijn van Allard Pierson. Over de vragen van de dag op kerkelijk gebied, over Prof. Scholten en Prof. van Heusde; oak over Jan Rap. Leendertz, P. '"-', 1817-'80, dominee-letterkundige, 1855 redacteur v. d. Nauorscber. In zijn jonge jaren medewerker aan Braga. Gaf 1845 Van den Sacramente van Amsterdam van Hildegaersberch uit; in 1846 Dey Minnen Loep, Hij bezorgde de gedichten van Hooft, 1871-'74, en was bezig met de uitgave van Huygens. Na zijn dood verschenen er afleveringen van voor de H oll. Mij. v. Fraaie Kunsten onder leiding van zijn zoon. Doch wegens de kritiek van Dr. Penon moest deze uitgave worden gestaakt, Leendertz, Jr. Dr. p• .-;, gaf 1893 als zijn proefschrift het Mnl. leerdicht Rinclus uit. Voor de Zioolscbe Hefdrukken bezorgde hij Warenar en Lanseloot, Hij bezorgde ook een nieuwe uitgaaf v. d. Mnl. Dramatiscbe Poezie. In 1910 kwam zijn Leuen van Vondel; in 1935 Uit de Muiderkring, Verder 1924 Het Geuzenliedboek, uit de nalatenschap van Dr. E. T. Kuiper, en IIet "U7 ilhelmus, 1925. Bibliografie van Hooft. Leenheer, Jan de '"-', 1642-'91, nit Brussel, Augustijner rnonnik, dichter van Toonee/ der Sotten, 1669, in de trant van Pater Poirters. Leenhof der Ghilden, Het '"-', zie Jan van Diest. Leent, F. H. van '"-', 1830-1900, uit Gouda, banketbakker, daarna in de boekhandel; dichter in de geest van De Genestet; kinderschrijver; almanakredacteur. Leerdicht, 't f"oowI, de didactische poezie, bij uitstek de dichtkunst der gemeenten sedert de ] 3e eeuw; Dietsche Catoen; Bestiaris; Maerlant. In de 14e eeuw Jan de Weert, Jan Boendale; Spiegel der Zonden; Bediedenis der Misse; Sidrac, 1329; verder veel allegorische gedichten, disputatlen enz. Weer "an grate betekenis bij Vondel, Heerlijckheit der Kercke, Altaergeheimenissen; Huygens (Costelick Mal, Oogentroost) ~ Cats (Houwelijck, Trou-Ringb, Ouderdom ell Buitenleuem ; Spieghel (HartSpieghel); L. \~1. v. Merken, H et Nut der Tegenspoeden; Bilderdijk, Ziekte der Geleerden; De Dieren. Tot het leerdicht behoren ook de fabel, de satire en het epigram. Leeringhe der Zalichede, zie Jan Praet. Leerling van Pankrates, De '"-', humoristisch gedicht van Staring, 't verhaal van de leerling in de toverkunst, die reeds als meester optrad. Leerzame Verdichtzelen, een groat dichtwerk van Lucas Rotgans over de verhalen uit de Griekse oudheid, over de Guide Eezaoe, de Wederspatfnige Reuzen, de Wereldtuloedt enz, Ook genoemd Zedelessen uit de oude uerdicbtzelen. leesdrama's, toneclwerk naar de vorm, niet bestemd voor opvoering; bv. De Breeders van F. v. Eeden. Leesgezelschap van Diepenbeek, Het , zie P. v. Limburg Brouwer; l e druk 1847; in 1848 reeds de 2e. Opgenomen in de Bibl. der l1\led. Letteren, 1940; inleiding van Dr. Jan de Vries. Leeskabinet, Ret '"-', gesticht door H. Frijlink 1834, die tot 1874 redacteur bleef. Telde in 1847 reeds 40 000 lezers, In 1874 opgeheven. Leesmuseum, Het '"-', bladen voor gezellig onderhoud en gce~tbcschav: ng, verscheen sedert J 844. Leeu 2! 97 Leeu wen Leeu, Gerard ~ , drukker te Gouda, ging om met Erasmus, toen deze in 't klooster Stein woonde. Zijn eerste drukwerk is van 1477: Epistelen ende evangelien van den geheelen jure. Verder o.a. de Vier Uterste van Vliederhofen, 1477; '/ hyden Jesu Christi, 1477; Karel en Elegast; 't Passionael; Die Cronike van Holland, van Zeelant ende Vrieslant enz. Zijn laatste uitgave is van 1493: Chronicles of England. Zijn Goudse Kroniek liep tot 1437, „toen vrou Jacob stierf." Leeuw, Mr. Aart van der ~ , 1876—1931, dichter van de levensvreugde. Liederen en Balladen, 1911; Het Aardsch Paradijs, 1927, bekroond met de Van der Hoogtprijs. Schrijver van schetsen en verhalen en landelijke idyllen, vol liefde voor de natuur, vol eerbied voor de arbeid. Dan de verhalen van jeugd en jongelingsjaren: Kinderland, 1914, De My the van een jeugd, 1921, De Kleine Rudolf, 1930. Zijn bekendste werk is Ik en mijn speelman, 1928. Hij was geb. in Hof-van-Delft\ werd chef van financier! bij de Levensverzekeringmaatschappij Dordrecht; tot 1906. Proefschrift over Van der Leeuw van Dr. J. Hulsker, 1946. Studie over hem van J. Haantjes, 1950. F. W. v. Heerikhuizen, De Strijd van Aart v. d. Leeuw, 1951. Leeuw, Adriaan Bastiaansz. -—, kluchtdichter. Pyramus en This be, 1669, vertaling van de Absurda Comica oder Herr Peter Squentz van Gryphius. Van Moliere vertaalde hij De Liefdendokter, opgedragen aan Johan van Vlooswijk, 1666. De vryerzieke Vryster of het Huwelyk van Niet, 1662, ook uit het F. Zijn stukken herhaaldelijk gedrukt en lang gespeeld; hij was zelf een toneclspeler van naam. Hij was ook een van de medewerkers aan de Parnassus aan het Y, 1663, van Jan Zoet. Hij gaf ook Circe van Calderon uit, „kunstig verschikt en berijmd,. met nieuw gemaakt Muziek, nieuwe Balletten, enz. versierd, 1660. Zie Circe. Was 1689 reeds overleden. Leeuw, Geertruida de —, 1843—1938, schrijfster onder ps. Geertruida Carelsen, naar haar vader Carel. Noord-Holl. Vertellingen. 1903. Leeuw, Dr. G. v. d. ~ , geb. te 's-Gravenhage 1890, sedert 1918 hoogleraar in de godgeleerdheid te Groningen. Schreef verschillende werken op 't gebied der kerkgeschiedenis; in 1931 Bekn. Gesch. v. h. Kerklied, teksten en zangwijzen. t 1950. Leeuw, Jan van ~ , zie /. v. Heelu. Leeuw van Vlaanderen, De ~ , roman van Conscience, 1838, geschreven in het huis van De Laet\ zie Conscience. „De Leeuw" .is Robbrecht de B£thune, de zoon van de graaf. Het boek is nationaal geworden in Vlaanderen; het heeft aan het volk het besef van zijn groots verleden weergegeven. Dit kwam tot uiting bij de oprichting van het standbeeld voor twee andere helden uit het verhaal, Jan Breydel en Pieter de Coninck, op de Grote Markt van Brugge. Opgedragen aan Wappers. Leeuwe, H. H. J. de ~ , geb. 1916 te Essen (D.), leverde 1949 zijn proefschrift over Multatuli, het Drama en het Toneel. Leeuwen, Freek van —, geb. 1905 te Leiden, arbeider; 1935 te Antwerpen als medewerker aan tijdschriften; proletarisch dichter. De Kruistocht der Bedelaars, sonnetten-cyclus, 1947. Leeuwen, Jan van ~ , kok van Ruusbroec, zelf ook schrijver van 23 boeken: die rolie van der woedegher minnen, d.i. het boek of de rol van de vurige minne. Verder: een boecxken van meester Eckaerts leere\ zie Eckart. Eckart heet er „een duvelijc mensche"! Later herroepen. Ook Van Leeuwen ergerde zich aan de hebzucht, gulzigheid en wellust van veel geestelijken, die zo ver afstonden van het „schouwende leven", dat ook hij deelachtig was. Zijn tractaat Vati vijf manieren broederliker minnen uitgegeven door J. W. N. Delteyk, 1947. In 1943 gaf pater S. Axters O. P. een bloemlezing met inleiding uit. Leeuwen, Dr. J. van ~, schreef zijn proefschrift over Matthys de Castelein, 1894. Leeuwen, Jan van ~ , 1854—1924, hoogleraar te Leiden, vertaalde uit het Gr. van Sophocles de treurspelen Ajas, 1881, Philoctetes, 1882, en Antigone, 1897. Leeuwen, Simon van —, 1627—'85, rechtsgeleerde uit Leiden, schrijver van Batavia lllustrata met allerlei wetenswaardigs over Holland, 1685. Leeuwen, W. L. M. E# van —, geb. 1895 te Amsterdam, leraar in 't Ned. te En-" schede, schreef 1929 een overzicht over De Ned. Dichtkunst sinds 1880, met bloemlezing. Drift en Bezinningi beknopte gesch. der nieuwe Noord-ned. letterk., 1936. Dichterschap en Werkelijkheid, 1938; ge'illustreerde literatuurgeschiedenis van N. en Z. Nederland en Z. Afrika. Letterk. criticus in Tubantia, De Opbouiv, Het Parool. Met Marnix Gijsen Schrijvers en Schilders, 1939, keur van verzen en verhalen uit Noord en Zuid, verlucht met platen van onze schilders. In 1941 De liefde tot zijn land is ieder aangeboren, lof van Nederland in proza, poezie en beeld. In 1947 Dichter land, inleiding tot het genieten van poezie; Drie Vrienden (over Marsman, Du Perron en Ter Braak); Lezende onder de lamp (over nieuwe Ned.' letteren). Van 1948: HonLeeuwendaal hersteld 298 Leiden derd [aar Nederland. In 1950 verscheen de 2e druk van Drift en Bezinning, een volledig overzicht van de nieuwe NoordNederlandse letteren met een groat aantal portretten. Verder nog een bloemlezing uit Woutertje en De Luoren Toren, over Iitteratuur en leven, 1950. Leeuwendaal hersteld, zinnespel ter ere van de Vrede van Aken, 1749. De ~,Vrede'' kwam op het toneel in een hoepelrok. Zie Lucas Pater. . Leeuwendalers, landspel van Vondel, naar het voorbeeld van Aminta van Tasso. Gedicht 1647 ter ere van de vrede. Met beschrijving van het Hollandse landschap en met verheerlijking van de toekomstige vriendschap tussen Noord en Zuid, voorgesteld door Adelaert en Hageroos: De Zuid- en Noordzij paren Zich in dit paar te hoop. De tweedracht is vervaren, Men leit een vasten knoop. Het "lantspel" voerde de spreuk Pax optima rerum (L. = Vrede is het beste goed). Het was opgedragen aan Michiel le Blon, gezant van Zweden te Londen. Opgevoerd 7 Mei ] 648 te Amsterdam; toen 5 maal gespeeld. Ook in 1879 bij de herdenking van Vondels sterfdag. Uitgegeven door Eelco Verwijs, 1864; de derde druk herzien door Dr. ]. Verdam. Legenda au rea (L. = gulden legende) , verzameling van heilingenlevens van ] acobus a Voragine van Genua, t 1298. Over dit werk het proefschrift van Dr. J. ]. A. Zuidweg, 1941, die in 1948 een aantal legenden daaruit verzamelde als De 1001nacbt der beiligenlegenden. legende = schriftelijke over levering over heiligen en martelaren; (L. legenda = wat gelezen moet worden). In proza de A1arialegenden, aIle uit de M.E. Ten onrechte heeft van Lennep overleveringen als Eduard van Gelre, Jacoba en Bertha enz. Nederl. Legenden genoemd; 1828-'31. Uit de 15e eeuw legenden in het Vaderboec en het Passionael; verder afzonderlijk van Maria Magdalena, Sinte Elizabeth, Sint-Annen, Brandanus, Sint-Pantbalioen, Sinte-Franciscus, Sinte-Barbara, aIle II proza. Uit de 12e-14e eeuw de berijmde verhalen van Sint-Brandaen, Sint-Seruaes, SintCatbarina enz. Uit de 13e eeuw ook de bekende Dialogus Miracttlorum (Tweegesprek over de Wonderen) van Caesarius van Heisterbach. Verder in de Dialogus van Gregorius de Grote, in het Exordium, het Bienboec, in Vincentius' Spiegbel en in de Legenda Aurea. fUnl. Legenden en Exempelen, uitgegeven door Dr. De Vooys; vele uit de becoemde verzarneling, de Legenda aurea. Op rijrn Beatrijs, Tbeopbilus, Des soudaens docbterkijn. Uit de 1ge eeuw De Paradijsroos van ]. v. Lennep; lf7i/lem uan Oran]e van Thijm; Sint-Cbristopborus, De Zevel1 st; pers e.a. bij Ten Kate, 1846; 't bezingen van dergelijke Middeleeuwse onderwerpen afgekeurd door Tollens in zijn inleiding tot De Gouden Bruilojt van Messchert, en ook bij de uitgave van zijn eigen Philemon in 1855. Tollens zelf gaf in 1832 een bundel Romancen, balladen en legenden uit. Le Gras, Van Zuylen en Haspels, Rott. toneelgezelschap, dat zich toelegde op de opvoering van oorspronkelijk Ned. toneelwerk: De Kiesuereeniging van Stellendije, stukken van Rosier Faassen en vooral de eerste vertoning van De Vorstenschool, 1875. Medewerksters: Catharina Beersmans en Sophie de Vries. Lehmann, L. Th. -..", geb. 1920 te Rotterdam; dichter. Sub;ectieve Reportage. Dagen Nachtlawaai, 1940. Verz. Gedicbten, 1947. Leicester, de E. landvoogd in de Nederlanden van 1585-'87, uitgebeeld in een roman van Mej. Toussaint, De Graa/ van Leycester in Nederland, 1846. Daarin treden Marnix, Coornhert, Duifhuis, Leoninius, Uitenbogaert en Sidney op, maar de 1000 bladzijden zijn desondanks Iangdradig. In 1850 volgden De Vrouwen uit bet Leycesterscbe tijdvak; in 1855 de grote roman Gideon Plorensz: samen 10 delen. De trilogie bevat voortreffelijke levensbeschrijvingen en karakterbeelden, o.a. van Leoninius. Maar tegenover Oldenbarnevelt is de schrijfster al zeer partijdig. En vee! te mooi is haar beeld van Reingoud. Leiden, Beleg en Ontzet van ,-...."J, bezongen in de Lc[zang van Jan van Hout, 1575; verheerlijkt in het Gedence-boece van Jacob Duym en in Ben dialogus van tuiee personagien over de toonderlijcke oerlossingbe van Willem van der Haecht, 1578. Verder in een treurspel en een blijspel van Zevecote. Beschreven door Jan Fruytiers, 1 '577. Reynerus Bontius schreef het "Treur-, bly-eindespel' Belegering ende Ontset der Stadt Leyden. Dan. Heinsius dichtte een loflied op Leiden bij de beschrijving der stad door ] an Orlers. In 1666 werd een spel Op 't Ontset van Leiden te Amsterdam opgevoerd met prachtige "vertooningen" van Jan Vos. Kornelis Boon schreef zijn spel Leiden uerlost in 1711. In 1774 bij 't eeuwfeest kwam het bly-eindend treurspel Het Beleg door L. \XT. van Merken, en ook het grote gedicht Verbeerlykt Leyden van Le Francq van Berkhey. Ook Helmers herdacht LeyLeiden 299 Leipoldt dens Ontzet. Het Ontzet van Westerman is van 1809- In 1833 gaf A. v. d. Hoop Jr. zijn dichterlijk verhaal hey den ontzet uit. Leiden, Kamer van Rethorica te ~ , zond 1613 op 't woord hiefd est Fondament een kaart .aan alle kamers met de vraag: Waer door ter werelt meest en alder sterxt Godts wet, Van Waerheyt ende Vree, den voortgang wert belet. De stukken werden door J. de Geyn gebundeld als Constriick Beroep, 1614. Vergelijk Constthoonende J u wee I en Ketels Beroep. Leiden des jungen Werthers, Die ~ , 1774, briefroman van Goethe; de geschiedeni? van een jonge man, die om teleurgestelde liefde zelfmoord pleegt. Het sentimentele werk, dat alom in Europa van onberekenbare invloed was, bij ons bijv. op Rhijnvis Feith. Reeds in 1776 verschenen 2 vertalingen. In het verhaal van Julia van Feith ontmoet de troosteloze minnaar Eduard nog een „ellendeling"; deze grift zijn smart in een rots en sterft. Zijn naam was Werther. Leidens Ramp, door het springen van een schip met buskruit 1807, bezongen door Bilderdijk, beschreven door Siegenbeek, te zamen uitgegeven met de levensbeschrijving van de hoogleraren Kluit en Luzac, die er bij omkwamen; opgedragen aan Jeronimo de Bosch, curator der Universiteit. Leiding, tijdschrift van P. N. v. Eyck, C. Gerretson en P. Geyl, 1930 en "31. Leidschen Buitensingel, Gesprek op een —, Socratische dialoog van Jacob Geel, 1834, over Poezie en Arbeid. Leidsche disputatie, Van de ~, geschrift van Coornhert van 1578, opgesteld voor de vroedschap van Leiden tegen de predikant Pieter Cornelisz in een geschil over de keuze van ouderlingen en diakenen. Hij kreeg er het „stadswapen in vierkanten fijnen goude" voor en een brief van Jan van Hout. Maar het stuk mocht pas in 1583 gedrukt worden. Leidsche Drukken en Herdrukken, sedert 1936 van de Mij. v. Letterkunde. J. W. Muller, Reynaert, Dr. N. v. d. Laan, Uit het Archiej der Pellicanisten, 4 esbatementen uit de 16e eeuw. De Refereinenbundel van Jan van Doesborch. Het Getijdenboek van Geert Groote, 1940. Leidsche hoogeschool, Geschiedenis der —, door M. Siegenbeek, 1832. Dr. G. D. J. Schotel schreef zijn studie De Academie te heiden, 1875. Leidse Kring, de groep jonge letterkundigen om Nicolaas Beets, die de Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid had opgericht, 1833. Zie Kring. De eerste voorzitter was Bernard Gewin; leden waren o.a. Beynen, Hasebroek, Kneppelhout, Jonckbloet, Beets en S. C. Snellen van Vollenhoven. Kweekplaats voor humor. Leidsch student, Een ~ , historische roman van Mw. Bosboom, 1859; de geschiedenis van Floris van Culemborg, 1593. Leidse vertaling van de Bijbel, door A. Kuenen, I. Hooykaas, W. H. Kosters en H. Oort; O. T. 1900—'1; N. T. 1912. Leidsche Wonder, Het ~, ballade van Bogaers, de berijmde overlevering van Vrouw Mathild, die in tijd van hongersnood toch alle armen aan brood hielp en die voor die mildheid beloond werd: Want, schoon ze trouw had blijven [geven, De zak met graan was vol gebleven. Zeer veel voorgedragen. Uit de Kroniek van de „Clerc uten lagen landen." Leidsch Vlaemsch Oraengien Lely-hof, Het ~ , bundel gedichten van „de broeders In Lief den groeyende" van de Orangie-Lely, de Vlaamse Leidse rederijkerskamer, 1632. Vijftig refereinen, met lof voor Jan van Hout, die de regelmatige afwisseling van beklemde en toonloze lettergrepen ingevoerd had. Leiker, Sjoerd ~ , geb. 1914 te Drachten, leider van de R. O. N. (Regionale Omroep Noord) te Groningen; prozaschrijver. Prie Getuigen, roman. Schreef ook onder ps. Menno Haarsma. Van 1946 is zijn roman Spionnen in het Rijk van At til a. Leipoldt, Dr. C. Louis ~, 1880—1947, Afrikaans dichter van oorlogsverzen en prozaschrijver. Werkte ook voor het toneel: Die Heks, 1920; Die laatste Aand. Hij behoorde met J. F. E. Celliers en J. D. du Toit tot het eerste driemanschap der Afrikaanse poezie. Dichtbundels: Oom Gert vert el, 1911; Dingaansdag 1919. Beschreef het leven van Jan van Riebeek. Verder verhalen, romans en spookhistories. Vooral ook de dichter van aangrijpende natuurpoezie: Somer en son en safier daarbowe; Rink van die keurbos rondgesprei; Kort klein skadu's oor die klowe; Somer en son en safier vir my! Wonder van kleure uitgesprei. .. . Laatste bundel: Skoonheidstroos, 1932. W. E. G. Louw gaf Vijftig Gedigte van hem uit. Van P. J. Nienaber: heipoldt, eensame, veelsydige met bijdragen van D. F. Malherbe e.a. (Johannesburg 1948.) Leipoldt was eerst journalist, daarna student in de medicijnen en dokter te Londen; in 1914 schoolarts in Transvaal. leis 300 Lennep leis, geesteliik lied sedert de 14e eeuw, genoemd naar het refrein Kyrie eleison (Gr. = Heer, erbarm u!). Daarna geestelijk lied in 't algemeen, waarbij een koor een referein zong; kerst-, paas-, bedevaartszangen enz., veelal gezongen in de kerk, gelijk het bekende lied: Christus is opgestanden Al van der rnartelijen allen. Een 30-tal zijn opgenomen in Horae Belgicae, X. Zie Acquoy. Deze geeft oak voorbeelden met een ander referein, in koor gezongen: Het was een maget uutvercoren Daer Jesus af woude sijn gheboren, Dies ben ic vro. o 0 0 benedicamus domino. Het L. koorgezang = laat ons de Heer loven. Le jeune, J. C. w. ~, 177')-1864; zie J. lekedichtjes == godsdienstige epigrammen, vooral van De Genestet; ook van Beets; zie Leeeedicbtjes. Leken Spieghel, Der r--.-, leerdicht van Ian Boendale; stelt zich herhaaldelijk tegenover de priesters. Uitgegeven door M. de Vries, 1847-'48. Het werk is een berijmde samenvatting van kerkgeschiedenis, godsdienst en zedenleer, 1325-'30; een M.E. Wel-lettens-eonste. Het belangrijkste leerdicht der 14e eeuw. Lekkerkerker, K. ---, gaf 1939 een bloemlezing uit van allerjongste dichters en schrijvers, onder de titel In Aanbouto, met enkele aantekeningen over hun Ieven en werk. Lektuur bij de Ontbijt- en Theetafel, 10 delen 1804-'8, in eenvoudige stijI over godsdienst, zeden, letteren, staatkunde, van P. v. Hemert; zie daar. Lelidarn, de Heer van ---, onderwerp van een bistorielied over de strijd van Brugge tegen de troepen van de heer van l'Isle-Adam, die er bij omkwam, 1436. Hij heette Jean de Villiers en was ridder van 't Gulden Vlies, aanvoerder van Philips van Bourgondie, die er zelf her leven afhracht, omdat een smid hem de poort opende. Nu belegerde hij de stad een jaar lang. Toen was hij de baas; de heer van L'Isle Adam kreeg een eervolle begrafenis in de kerk van Sint-Donaes (nu al lang gc, sloopt) . Het lied is uit het Antuierpse Liedboek van 1')44. Lelie onder de doornen, De ---, Kamer van Rethorycke van Noordwijk, met de zinspreuk "Uit Liefd bestaan." Le Long, Izaac ~, zie Long. Lelyveld, Frans van ""', 1740-'85~ de voornaamste van Minima Crescunt, koopman en letterkundige, medeoprichter der Mij. van Letterkunde en secretaris, 1766. Bezorgde de 2e druk van Huydecopers Proeue, 1782-'91. Medewerker aan de Taelen Dlcbthundige Bydragen, door hem opgericht als critisch tijdschrift, 1758-'62, gevolgd door de Driemaandelijese Niestoe Bijdragen, 1763-'66. Vatte toen ook reeds het plan van het Groot Ned. ~roordenboek op en van een Geschiedenis der Letterkunde. Lemire, abbe Jules '--', 1853-1928, hield als Kamerlid zijn redevoeringen in het Vlaams, ijverde in zijn werken voor de VI. taal en geschiedenis, stichtte 't museum voor folklore te Hazebroek; in 1914 om zijn politiek door zijn bisschop geschorst, maar door paus Benedictus XV daarvan on tslagen. Lemmers, Jaak ~, 1887-1930, Vlaams schrijver van historische verhalen. Historiscbe Verbeeldingen, 1926. Lemmers, Jan --.,." van 1638-'49 toneelspeler te Amsterdam, een der voornaamsten. Speelde o.a. David in Vondels Gebroeders. Leverde alJerlei benodigdheden aan de Schouwburg. Vertaalde het treurspel Scipio nit het Frans, gespeeld 1649, gedrukt 1651. Lemmers, Jasper ---, lid van Nil volentibus, schreef 1680 de klucht De [aloursse Lammert. Lenaerts, Jac. ---, 1862-1914, priester-dichter uit Belgisch Limburg. De Verdwijning der Alcermanneeens, 1890. Volgeling van Gezelle. Lenaerts, Pieter ~, zie P. L. o, d. Goes. Lennart, Clare ~, d.i. Mw. G. Klaver, geb. 1904 te Hattem, verwierf de prijs in de boekenweek 1949 met haar novelle Twee Negerpopjes. In 't zelfde jaar verscheen haar roman Kasteel te buur. Lennep, Mr. Cornelis van ---, 1751-1813, Patriot, van een geslacht, dat in 1747 mee omhoog kwam; heer van het Huis te Manpad; dichter van F. verzen, die zijn Neder landse brieven Iaat krioelen van F. woorden. Lid van Diligentiae Omnia en van het Amsterdamscb Dicbt en Letteroejenend Genootsehap. Dichter van Ned. verzen, gewijd aan Vriendschap, Vreugde, Vrijheid, Vaderland, en van huiselijke poezie. Lid der Vroedschap van Amsterdam, werkte hij mee aan beleefde brieven aan de Hertog van Brunswijk en Prinses Wilhelmina, 1787. Toen de Pruisen weer weg waren, vergeleek hij Amsterdams "verlossing" bij Leidens ontzet! In 1795 lid der Nationale Vergadering, voorzitter van de Representanten, narn 1798 ontslag; daarna weer gekozen als lid v. h. Wetgevend Lichaam; in 1803 lid v. d. Raad van Amsterdam. Woonde des zomers op 't Manpad bij Heemstede, genoot er van het leven Lennep 301 Lennep en van de Ietteren. 20 vertaalde hij de ode Aan Bonaparte van Jeronimo de Bosch. Mr. J. v. Lennep gaf in 1862 uit He! Leuen van Mr. C. van Lenncp en Mr. D. J. van Lennep, Lennep, David Jacob van ~, 1774-1853, zoon van Cornelis, leerling van rector Vtm Ommeren; 1793-'96 student te Leiden. Toen wijdde hij een lierzang aan de Polen, die voor hun vrijheid vochten tegen de Russen. Zelfs maakte hij een Latijnse ode aan Charlotte Corday. P. van Lelyveld leidde hij binnen in de kring van "Letterkunde" . In 1796 advokaat te Amsterdam; 1799 prof. in de klassieke talen, opvolger van Wyttenbach; in 1800 getrouwd met Cornelia van Orsoy, dochter van een Amerikaanse bankier, beroemd verzamelaar en man van studie, en voordochter van P. v. Winter. Vrolijke stukjes maakte hij voor de Arke Noachs, onder ps. Zwaanenveder. De klassieken bleef hij trouw in navolgingen, vertalingen en eigen werk. In 1809 was hij een tijdlang op Het Loo, om koning Lodewijk Nederlands te leren. Hij schreef over Hannibal, Cicero, Danae; De Herder op bet Slagveld uan Cannae is cen grote lierzang. In 1823 kwarn de vertaling van lVerkell en Dagen uit het Gr. van Hesiodus. Daarnaast kwam in 1826 zijn belangrijke Verbandeling over het belangrijke van Hollands grond VOOf gevoel en uerbeelding, onder invloed van \X!alter Scott. Aan het slot er van stond de H ollandsche Duinzang met herinneringen aan het voorgeslacht. Van Lennep nam in 1843 Roothaan, de generaal der jezuieten te Rome, in bescherming, toen deze in het Kerkelijk Archief van Prof. Kist werd genoemd als de steller van een grievende allocutie. Siegenbeek schreef zijn Leoensbericbt; zo deed ook K. Sybrandi. Hij zelf schreef ten Lojrede op ]er. de Bosch, 1820, uit het L. vertaald d. C. W. Westerbaen. Da Costa schreef 1853 zijn Herinneringen. Lennep, Gerrit van ~, 1774-1833, uit AIrnelo, navoIger van Bellamy in zijn Jeiigdige Gedicbten, 1794. Lennep, Mr. Jacob van "-', 1802-'68, 200n van David Jacob. was als student een tijdlang bij de leerlingen van Bilderdijk, doch weldra wendde hij zich van hem en Da Costa af. Deed als student met Dirk V. Hogendorp een voetreis door de N oordeIijke provincien, en maakte er gedichtjes op, 1823. Daarvan zijn Dagboeebladeu uitgegeven door M. Elisabeth Kluit, 1942~ onder de titel: Nederland in den goeden ouden tijd. Reeds vroeg kende hij naast de I-Iollandse en Franse dichters Ossian; Byron's Marino Faliero van 1820 vertaalde hij in 1822. In 1824 werd hij Mr. in de rechten en trouwde hij met Henriette Roell; hij werd secretaris van curatoren van 't Athenaeum; in 1829 Rijksadvocaat. Hij heeft vee! van zijn grootvader: ook hij hield van de 18e eeuw, maar de Romantiek boeide hem meer dan de Verlichting, Daarbij kwam een zeldzame zin voor scherts. In 1826 kwamen zijn Academiscbe Idyl/en, in 1827 zijn eerste bundel Gedicbten met vertalingen van Byron en Scott. Het was "roof en diefstal," waarvan hij leefde, zo ais hij zelf verklaarde in 1858 op het Brusseise Letterkundig Congres. Veel duidelijker bleek dit nog in de Nederlandscbe Legenden, 1828-'31: Het Huis ter Leede, Adegild, Jacoba en Bertha en De Strijd met Vlaanderen, navolging van Scott. Toen Beets met zijn verhalende gedichten opkwam, erkende Van Lennep diens meerderheid op dit gebied. Maar toen was hij al een beroemd man, vooral ook door het toneelstuk Het Dorp aan de Grenzen tijdens de Belgische Opstand en door De Roem uan Twintig Eeutoen. Hij werd ridder van de Ned. Leeuw, lid V. h. Instituut, 1832, en weldra een groot man onder de vrijmetselaren. Daarbij kwamen nu zijn historische romans in de stijl van Walter Scott. De Pleegzoon, 1833; De Roos van Dekarna, 1836, Ferdinand fluyck, 1840, Onze Voorotlders. Daarna kwamen nag een aantal schetsen als De Twee Amiralen, Eene Schaking in de 17 e eeuw, Cornelia Vossius. Van 1840 is de navolging van Southey: Hoe loopt de Duss e langs het hoi van J\Teander, staaltje van technische vaardigheid, evenals de E-Legende, zie ASaga. Van 1842 is het leerdicht De Bouwkunst. Op toneelgebied wijdde Van Lennep zijn krachten aan de kamer "Achilles." Hij schreef verder 5 opera's, o.a. Saffo, 1834, om zijn vriend ]. B. V. Bree in de gelegenheid te stelIen, muziek te schrijven bij een groot werk. In 1851 schreef hij een harlekinade, een dramaballet in verzen, "rijk aan onwaarschijnlijkheden", De betoorerde viool of het Bloemen-oproer, naar een E. voorbeeld. Maar wat bedoeld was als een kasstuk, werd een schadepost. Zijn Droom in Caliiornie was een kluchtspel in proza, met zang, over de goudkoorts. Van meer betekenis waren zijn historische spe1en. Rtnoaardes Geertruida speelt in Dordrecht 1063; het stuk is van 1846. De Sticbting van BatC1via, 1858. De Vrouwe van Waardenburg, d.i. Katharina van Egmond, weduwe van Arkel; een draLennep 302 Leonidas rna uit 1601, in proza. Ben Amsterdamscbe I [ongen of bet Buskruitverraad van 1622" Van Lenneps beste stuk, met Veltrnan in de verradersrol; in proza, 1859. Met De Bu II had Van Lennep in 1850 het treurspel De Vat van Jeruzalem in verzen gedicht voor de Kamer Achilles. Op verzoek van Peters gaf hij in 1852 een vertaling van Shakespeare's Romeo en Julia, ten einde te ontkomen aan de jammerlijke verknoeiing van Ducis. In 1853 kwam er aIzo een echte Shakespearevertolking op het toneel, de eerste na De Dolle Bruilo[t van Sybant van 1654. In 1854 voegde Van Lennep er Othello bii. In 1855 Filoktetes op 't eiland Lemnos, een navolging van van Sophocles. Naast dit werk gelegenheidsstukken. Ben Amsterdamscbe winteravond in 1632 voor het 2e eeuwfeest van het Athenaeum; Vondels droom bij het 2e eeuwfeest van de Schouwburg, 1838; Ben dicbter aan de Bank van lening bij de onthulling van Vondels standbeeld, 1867 ; Van Lennep was de voorzitter van de feestcommissie. In 1852 gaf hij zijn Dramatiscbe Werken uit, ",met kritische beschouwingen". Daarbij: Marino Faliero van Byron, Fiesko van Schiller, Het Dorp aan en Het Dorp over de Grenzen, Vondels Droom, Romeo en Julia en Othello. Hij moedigde jonge talenten aan, hie1p bv. Hofdijk voort. ZeIf gaf hij in 1848 nog een nieuwe "Ned. legende" uit, Eduard van Gelre. Van 1853-'56 was hij lid der Tweede Kamer; hij was de grote voorstander van de Duinwaterleiding te Amsterdam en van de doorgraving van Holland op zijn Smalst; met Schimmel en De Bull benoemde de Koning hem in een cornmissie van onderzoek tot verbetering van het toneel, 1851. Maar hij wekte ergernis door zijn Vermakelijke Vaderlandscbe Gescb., 1854. Van 1850 is zijn historische roman Elizabeth Musch; in 1866 kwam Klaas]« Zeoenster en vroeg Huet: Ernst of KortswijJ? Dit ",marionettenspel" bracht Van Lennep f 5000 OPt maar deed aan zijn naam geen goed. Hij hield nu eenmaaI van een grapje, zoals ook bIijkt uit zijn Alledaagscbe bokken in bet gesprek en vee! meer nog in zijn verhaal van De Trojaanscbe Oorlog, 1852. In 1855 was hij begonnen m. e. uitvoerig verhaal v. Vondels Leven en hij is de man, die de eerste wetenschappeIijke uitgave van Vondels We,ken tot stand bracht, 1850-'68. Bovendien had hij geschreven: V'oornaamste Gescbiedenissen van Nederland, 1845' 49; Merkwaardige Kasteelen, met Hofdijk, 1852; Zeemans-Woordenboek, 1856; H et Leven van Mr. C. en Mr. D. J. v. Lennep, 1861-'62; Vermake/ijke Spraakkunst, 1865. Met ]. ter Gouw gaf Van Lennep drie delen uit over De Uitbangteeeens 1867, en een deel over de Opscbrijten 1869" in verband met geschiedenis en volksleven. De jongeren vereerden hem; De Genestet huldigde hem in 1846 met Morgen is mijn dicbter jarig; 40 jaar lang is hij de gevierde schrijver gebleven. De 18e eeuw kende hij het best, vandaar is Ferdinand Huyck het meest geslaagd. Hij is de meest romantische van alle Ned. schrijvers, geestig en onderhoudend, zo als bv. in de Mijmeringen in en 01 Jer Amsterdam in zijn almanak Holland. Deze verscheen 1849-'66. Onder Van Lenneps gedichten Zeemansliedies. Hij was ook de man, die Eduard Douwes Dekker in 1860 hielp aan een uitgever voor AJax Hauelaar. Maar hij zorgde er voor, dat de uitgave zo hoog in prijs was, dat het boek niet kwam in handen van het volk. Hij verving de narnen door stippeltjes, Multatuli kwam daar heftig tegen op. Doch Van Lennep had het handschrift gekocht en al was dit naar de opvatting van Douwes Dekker enkel een kwestie van vorrn, deze verloor in 1861 het proces. A. ]. de Bull schreef 1869 een Levensscbets, Lennep, Jan Hendrik van "'-',- 1825-'95, halfbroer van Jacob, oprichter van De Navorscher en redacteur van 1851-'53; dichter. Lennep, jhr, Dr. M. F. van "'-', geb. 1859, erneritus-predikant sedert 1904,. schreef 1909 Het Leven van Jacob uan Lennep, zijn grootvader. Binnen een maand was het boek uitverkocht; in 1910 tweede druk van het uitvoerige werk in 2 delen. Lennep, Mr. W. W. van "'-', 1833-1903, jongste zoon van David Jacob, halfbroer van Jacob. Hij was een der vrienden in de Dinsdagse kring van Prof. Alb. Thijm, met Van Vlijmen, Rossing en De Marez Oyens; hij vertaalde Keats' Hyperion en bracht het gedicht in die kring; uitgegeven met aantekeningen en Inleiding, 1879. Van Lennep was van 1881-'95 wethouder van Amsterdam. Lentervertelsels, met als enige klinker de e, 1880. Zie A-saga. Leonidas, 1. lierdicht van Willem van Haren, toen de Republiek in 1740 niet ter hulp kwam aan Maria Theresia, .geIijk bij verdrag overeengekomen was, 1742. Genoemd naar de koning van Sparta, die Athene ter hulp snelde bij de aanval der Perzen en als een held stierf op het slagveld. Verontwaardiging maakte dit gedicht tot het beste van die tijd. Lokte regenLeopold 3 spraak uit: Echo; Weerklank op de Echo; Keerklank op de Weerklank. Maar er werden in Amsterdam in 3 dagen 100 000 exx. verkocht en in 1743 steunden de Staten Maria Theresia met 20 000 man. De gedichten voor en tegen Van Haren, samen meer dan 100, werden in 4 bundels uitgegeven. Leonidas werd 1742 in 't F. vertaald en met een geestdriftig gedicht van Voltaire begroet. Moorman schreef zijn gedicht Pausanias in dezelfde geest. II. treurspel van Van Steenwijk, 1788. Leopold, Jan Hendrik ~ , 1865—1925, geb. te Arnhem, dichter, medewerker van de N. Gids, individualistisch. Studie over hem van P. N. v. Eyck in De Gids, 1924. Leopold vertaalde verder veel Oosterse poezie en schreef 1915 een episch gedicht Cheops; zie daar. Boutens had tegen de wil van de dichter zijn werk verzameld en uitgegeven voor de vrienden; daarop bezorgde Leopold in 1913 zelf een uitgave van zijn Verzen. Hij is de rationalist bij uitstek; hij kent slechts intelligente menschen zonder [vroomheid en vrome menschen zonder intellect. Joh. Huyts schreef een studie over hem, 1925; die van A. Roland Hoist verscheen 1926. Dr. J. M. Jalink, lector in het Ned. te Bonn, schreef 1949 zijn proefschrift over Leven en Werk van Leopold. Leopold was van 1891—1924 leraar aan het gymnasium te Rotterdam; hij is een verheerlijker van de Schoonheid. Zijn Verzamelde Verzen werden in 1935 uitgegeven met toelichting van P. N. v. Eyck. Een bibliografie vindt men in het ts. Folium van 1951. Leopold, Johan Albert ~ , 1846—1922, dir. der Rijkskweekschool te Nijmegen, schrijver over opvoedkunde en letteren; zie L. Leopold. Leopold, L. ~ , 1839—1916, schreef sedert 1866 een reeks leesboekjes voor de L.S..; gaf met De Groot en Rijkens een bloemlezing uit der Ned. letteren en met Joh. A. Leopold 1881—'82 de grote dialectbloemlezing Van de Schelde tot de Weichsel. Directeur der Rijkskweekschool te Groningen. Leopold, Martinus ~ , 1830—1905, directeur der kweekschool voor meisjes te Arnhem sedert 1870. Gaf met zijn broer L. Leopold bloemlezingen uit, o.a. Oud en Nieuw, 1886—1890, in 2 grote bundels. Leopoldus, Op het kroonen van ~ , gedicht van Vondel bij de komst van keizer Leopold I, 1657; Vondel hoopte voor hem vrede met Spanje, die in 1659 kwam, en strijd tegen de Turken. De Brusselse rede- Lesturgeon rijker Frans Godin dichtte 2 drama's bij dezelfde gelegenheid. Leroux, Karel ~ , geb. 1895, schrijver en dichter van de groep van '/ Fonteintje. Medewerker aan De Stem. Journalist en criticus. Vriend van Herreman en M. Roelants. Lesage, Alain Rene* ~ , 1658—1747, F. schrijver v. schelmenromans: Gil Bias de Santillano, 4 delen, 1715—'35, vertaald 1736; Le Diable boiteux, vertaald in 1732 als De kreupele duyvel; Le bachelier de Salamanque, vertaald in 1740 als De Student van Salamanca. Lescaille, Jacob ~ , 1611—'77, uit Geneefse ouders, boekverkoper en uitgever te Amsterdam. Zijn eigen gedichten gingen bij brand verloren. Over bleven o.a. Lijkklacht op Gerard Vossius en een gedicht aan zijn grote vriend Hero Galama. Zijn winkel werd de plaats, waar leden van N/7 elkaar ontmoetten. Lescaille, Katharijne ~ , 1649—1711, dochter van Jacob, dichteres en toneelschrijfster, bv. van het treurspel Herkules en Dianira, 1688. Zij bleef ongetrouwd. Haar erenaam was „De Amsterdamse Sappho," ook om haar vertalingen, o.a. van Nicomedes, „treurspel uit het Fransch van Corneille gerymd," 1692. Lessen, Dr. J. H. van ~ , geb. 1897 te Groningen, redactrice van het Wb. der Ned. Taal sedert 1931. Lessing, Gotthold Ephraim ~ , 1729—'81, D. criticus en dichter, bestrijder van de invloed der F. klassieken op de D. letteren in zijn Hamburgische Dramaturgic. Man der Verlichting: Nathan der Weise. Toneeldichter: Emilia Galotti; Minna von Barn helm. Deed ook zijn invloed gevoelen in de Nederlanden; brak bv. het gezag van de z.g. wetten van Aristoteles voor het drama; hij bracht het burgerlijk drama in de plaats van het klassieke. Van Goens maakte hem bekend in de Bijdragen van 1766; Cornells van Engelen vertaalde zijn toneelwerk 1776—'80; G. Brender a Brandis leverde in zijn Kabinet werk van Lessing en ook Lessings Levensschetse; in 1780 was Nathan der Weise vertaald en in de Letteroefeningen aangekondigd. Toch wordt Lessings naam niet genoemd in de Verhandeling van Willem de Clercq. al stond een man als Kinker geheel onder zijn invloed. Daarna Potgieter, Bakhuizen, Limburg Brouwer, vader en zoon, Huet en Vosmaer, die zich verzetten tegen de nieuwe orthodoxie, het gevolg van het Reveil; die vrijheid in geloofszaken voorstonden als Nathan der Weise. Lesturgeon, A. L. ~ , 1815—'78, vriend van Hecker en Bennink Janssonius als student 33 Letterbode 304 Letterkunde te Groningen; 1844 predikant te Oosterhesselen, 1864 te Zwelo, Hij schreef: Ben Drentscb gemeeute-assessor op reis naar Amsterdam (met Harm Boom), 1843, en op rijm Verstrooilingen. Met H. Boom en D. H. v. d. Scheer: Drentbe in vlugtige omtrekken gescbetst door drie podagristen, 1842-'51. Letterbode, Konst- en ~, zie K. Letteren, Nederlandse ~, lopen over 3 tijdperken: 1. Middeleeuwen, ± 1175-± 1550. Tijd van overgang onder invloed van Renaissance en Hervorming, 15501() OO. 2. De tijd van de Republiek, ± 1600± 1780. Tijd van overgang onder invloed van de Verlichting, 1780-1830. 3. De jaren van het Koninkrijk, 1830heden. Tot 1880 de invloed van de Romantiek. Dan de Beweging van '80 en de nawerking daarvan. Letteren, Bibl, der Ned. ---, zie Bibliotbeee. Letterjuweel, verzameling van 32 eigenhandig door Anna Visscher geschreven gedichten van 1620-'45, Alkmaars hs., ontdekt in 1877 bij een verkoping, boekie van 56 hlz. in 12°; uitgegeven door Nic. Beets in 1881 als onderdeel van Aile de Cedicbten. letterkeer = anagram. Letterkunde, Geschiedenis der 1">0..1,; begin te vinden in de Bibliotbeca Belgica van Valerius Andreas, 1588-1655, hoogleraar te Leuven. Dit is een woordenboek met vermelding van beroemde Nederlanders, waaronder ook letterkundigen. Daarop volgde het Panpoeticon Batauum van Lambert Bidlo, 1720; afbeeldingen van dichters met bijschriften. In de 18e eeuw levensbeschrijvingen als die over Jan P1Jnt door Simon Styl, 1781. En verhandelingen, zo als van Feith Ouer bet Heldendicbt, ook van 178]. De "vader der geschiedbeschrijving onzer letterkunde" is Hendrik van Wijn, maar hij kwam niet verder dan tot in de 16e eeuw in zijn Historiscbe en Letterhundige Avondstonden, 1800. Ockerse en Antoinette Kleyn beschreven de ontwikkeling van Bellamy. In antwoord op een prijsvraag van 1804 schreef Jeronimo de Vries de eerste Gesch. der Ned. Dichtkunde. u itgcgeven 1810; 2e druk l836. Daarop volgde ]. F. Willems met zijn V'erbnndeling orer de N ederduytscbe Tael- en Letterlsunde. 1819-'24. En Willern de Clercq met "de zijne over de [nvloed der ureemde letterkunde, 1821-'24, antwoord op een 'prijsvraag van het I nstitusa. Van 's-Gravenweert schreef 1830 een Essai sur l'Histoire de la Litterature Neerlandaise; N. G. Van Kampen een Beenopte Gescb. der Ned, Letteren in 3 delen, 1821 -'26. Oak Collot d'Escury behandelde het onderwerp in Hollands Roem, 1824-'44. \'XTitsen Geysbeek schreef van 1821-'27 zijn Biograpbiscb Wdb. der Ned. Dicbters. Siegenbeeks Beknopte Gescbiedenis is van 1826. De nieuwe tijd begon met kritiek in De Vriend des Vuderlands. De Gids en De Spectator. ' De beoefening van de letterkundige geschiedenis als wetenschap is een verschijnse1 der Romantiek. De moderne grote man is de Duitser Hoffmann ron Fallen/eben) die de Nederlanders opwekte en zelf voorging. Zie claar. 20 verscheen in 1851 het standaardwerk Gescb. der Mnl. Dichtkunst van Dr. W. ]. A. ]onckbloet, voltooid 1855, en zijn Gesch. der Ned. Letterleunde. 1868-'72. Daarnaast die van Vloten en' minder omvangrijk die van Hofdijk, 1853-'56. Voor Vlaanderen Serrure, Letterk. Gescb., 1872. Snellaert, Ned. Dichtkunst in Belgic, 1838. Ten Brink schreef 1882-'87 over Onze hedendaagsche Lettereundigen, aangevuld uitgegeven in 1888·-'89 als Gesch. del' N. Ned. letteren 111 de ){IXe Eeuw. In 1897 verscheen zijn Geill. Gesch. der Ned. Letterkunde. Van de nieuweren: Twee standaardwerken zijn: G. Kalff, Gesch. der Ned. Letterk., 7 dln, 1906' 12, en ]. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. Leuerk., 5 dIn., 1908-'21, 2e dr. 7 dIn., 1922-'27. ]. Prinsen, Handboek tot de Lett. Gescb.. 1916, 3e dr. '28. L. D. Petit, Bibliographie der Mnl. letterkunde, 1888-1925; C. G. N. Vooys, Historiscbe Scbets, 1908; Dr. C. P. E. Lecoutere, Scherr ran den ontwikkelingsgang, . ]918; ]. Greshoff en ]. de Vries, Gesch. der Ned. Lettere., 1925; De Raar en Griss, Zeuen Eeuuren; F. Bastiaanse, Overzicht v. d. Ontwikkeling der Ned. Letterk., 1921-'27; P. Kenis, Overzicht der Vlaamsche lett. na Van N11 en Straks. 1930. Vervolg op de Gesch. der Vlcl'lmfch~ Letterk. van Coopman en Scharpe, 19] O. Daarnaast Verrneylen, Van Gezelle tot Heden. In 1938 Dicbterscbap en WerkelijklJeid van Van Leeuwen; zie daar. In 1939 begint de Gescbiedenis van de Letterkunde der N ederlanden, onder hoofdredactie van Dr. F. Baur, in 10 delen. Bet eerste dee! bevat de Inleiding over de historiografie en methodes der literatuur van Baur; veroordeeld door M. ter Braak als buitengewoon slecht van stijI en begrip. Letterkunde 305 Levensbeschrijvingen ]. L. Wralch, Nieuw Handboek der Nederl. Letterk. Gescb., 1940; 21947, ter vervanging van het Handboek v. Prinsen. Ger. Knuvelder, Hundboei: lot de gescb. der Ned. Letterk., 1948 vlg. In de serie "Petits dictionnaires des lettres et des arts en Belgique" is verschenen een "Dictionnaire des litterateurs," samengesteld door prof. Francois Closset, Raymond Herreman en Etienne Vauthier. Hierin zijn korte bio- en bibliographische aantekeningen bijeengehracht over Frans en Vlaams schrijvende auteurs. Letterkunde, Maatschappij der Ned. zie At Letterkunde, Oude Ned. ,-.., zie O. Letterkundige Almanakken, zie almanak en Muzenalmanak. letterkundige novellen, geschreven sedert de 2e helft der 1ge eeuw: J. A. Alberdingk Thijm, Verspreide uerbalen, o.a. over Vondel en Hooft, Tesselschade, Stalpaert v, d. Wiele; 1879-'84; Portretten uan Vondel, 1876. Jan ten Brink, De eerste lie/de van Bredero, 1874; Jan Starter en zijn Wijf, 1889; Brecbt]e Spiegbels, 1898; Willem Otto, Elsen en Scbetsen, 1882. Letterkundige prijs voor jongeren 1946, Den 24sten November 1946 was het drie jaar geleden, dat Reina Prinsen Geerligs te Oranienburg werd gefusilleerd. Ter ere van de nagedachtenis van alle jonge meisjes en vrouwen, die in de illegaliteit hun leven lieten, werd opgericht een Reina Prinsen Geerligs Stichting. Jonge rnensen zullen ieder jaar een prijs van f 200.kunnen verwerven voor het beste prozastuk of de beste gedichtenbundel. De leeftijd is bepaald op minstens 20 en ten hoogste 25 j aar. In het bestuur van de stichting kregen zitting dr. H. C. Prinsen Geerligs, voorzitter; jhr. dr. Nico van Suchte1en, Dr. Meertens, J. Kuilman en D. A. M. Binnendijk. De jury werd gevormd door mevr. Jeanne van Schaik-\\?il1ing, Ed. Hoornik en H. J. Smeding. Letterkundige Prijzen, 10 • zie Maatschappij van Letterlsunde; 20 • zie Staatsprijs; 30 ingesteld door 't Dep. van Volksvoorlichting 1941; toegekend aan Jan Eekhout, ]. R. W. Sinninghe en R. Brouwer; 4°. van de gemeente Amsterdam, 1941. Zie Amsterdam en Ouwendijk; 50. zie F. d. Viesprijs; 6°. zie Nutsprijs; 7°. l~C Hendril: de Vries. Letterkundige Werken in de 18e eeuw, De Illustratie van ,-...., proefschrift van Mw. E. de Ia Fontaine Verwey, 1934. Zij richtte als assistente van de Nat. Bibl. ook een tentoonstelling van die illustratie in, 1940. Letterk. Wrdbk. 2e dr. letterkundig leven, in Nederland sedert de 18e eeuw, behandeld in De Ned. auteur en zijn publlel«, door G. W. Huygens, 1946. Letterlievend maandschrift, Algemeen I"--.; , zie A. Opgericht 1816. In Braga uitgescholden voor Een lummel van de straat, Die prijzend voor een slokje En ranselend voor een oortien Belachlijk of verachtlijk is. Van der Hoop was in 1838 redacteur geworden; van 1845 af uitgegeven door ]. I. D. Nepveu en C. L. Schuller. Heette aanvankelijk Amsterdamscb L. lH. Letteroefeningen, Nederduitsche ---, zie N. Letteroefeningen, Vaderlandsche ---, zie V. Leuter, Pieter '"-',. uit Rotterdam, 1729-'85, dichter, bv. v. d. vertaalde Brief van Abelard aan Eloiza, 1776. Hij was de leider van bet genootschap Studium Scienttarum Genetrix (studie is de moeder der wetenschappen), lid van Kunstliejde spaart geen ulijt in Den Haag en van Kunst u/ordt door arbeid oereregen te Leiden. Vriend van Frans de Hacs. Steenhouwer van beroep. Leuven, Roeland van ,-.., 1691-175GAmsterdamse rijmelaar, koopman tot de Windhandel van 1720: Geen snooder list bragt ooit het He1s bedrog te vooren Als d'Actiehandel, tot Europaas ram p gebooten. Nu werd hij "knecht," d.i. makelaar, en ook legde hij zijn ambt van diaken neer. Leuvensche Bijdragen, tijdschrift voor moderne filologie, gesticht door Ph. Colinet en L. Goemans, 1899. Nu onder L. Grootaers, A. Carnoy en J. V. d. Wijer. Leuvensche Teksruitgaven, 1906 en '7: Esopet; Lauiet, gheestelicke rneyspel"; Hasselts e bistoriaelspelcn. Leven afgebeelt door ecn wakenden droom, 't ,-..." gedicht van Cats in de Doot-kiste uoor de leuendige, bevat de geschiedenis van Krelis Lou wen; zie daar. [even van jezus, Z!C [ezus, Levene ons Heren, Vanden ---, opnieuw nitgegeven door W. H. Beuken, 1928 en '29; z:e [ezus. Levensberichten; van de Mij. V. Letterkunde, uitgegeven sedert 1849; van de Acadernie van ~Tetenschappen, sedert 1857; beide aIleen van de overleden leden. Levensbeschrijvingen, zie bij de namen van dichters en schrijvers. Een paar beksnde voorbeelden zijn: Carel van Mander; Brandt, Leven van Vondel, Leven van De Ruyter, Levell uan Hoojt, Da Costa, Bilderdi) k. Oscar de Gruyter, Multatuli. Van Vloten, Elizabeth W o/ff. Johanna Naber, Bet]e W 0/11 en Aagje Deken. M. C: v. 20 Levensbode 306 Lidewyde Hall, Kinker. C. H. Ph. Meijer, Pieter Langendijk. S. Anema, Een vergeten Dichteres, (C. F. v. Sytzama), 1921. Beschrijving van eigen leven: Cats. Twee en tachtigjarig leven. Betje Wolff, Geschrift eener bejaarde Vrouw. Constantijn Huygens, De Vita propria, vertaald door Adriaan Loosjes; opnieuw uitgegeven door J. A. Worp. Zie verder Levensberichten en Biografische Woordenboeken. De grote encyclopedieen bevatten verder een aantal zakelijke levensbeschrijvingen. Over De moderne biographie een studie van J. F. Otten, 1932. Levensbode, De ~ , ts. van J oh. v. Vloten\ zie daar. Over letteren, tegen de Modernen, aanvankelijk voor fyfultatuli; over kinderarbeid en volkswapening. Verscheen in 12 delen van 1865—'81. Levensgang, 1901, roman uit het leven der diamantbewerkers, van Querido; zie daar. Vol van overdadige, vermoeiende beschrijvingen. levenslied, begeleid met zang of muziek in een zaal, in zwang gekomen te Parijs, met onderwerpen uit het volksleven. Bij ons ingevoerd door Speenhoff; zie daar. Verder Manna de Wijs-Mouton, Clinge Doorenbos, J. L. Pisuisse en Dirk Witte. Levensromans, het leven van een kunstenaar, staatsman, held, enz. beschreven door een kunstenaar; b.v. Felix Timmermans: Pieter Bruegel. Zo heb ik u uit uw werken geroken; Theun de Vries: Rembrandt; C J. Kelk: Jan Steen. Willy Corsari: De jeugd van Florence Nightingale. (Herdr. van De weg naar Scutari). G. H. Wallagh: In „De Trou". Een Amsterdamse roman. Vondel. 1941. E. du Perron: Schandaal in Holland. (Onno Ztvier van Haren) 1939- G. Brugmans: George Sand. Een leven van liefde. 1932. Arthur v. Schendel: Verlaine, het leven van een dichter. 1927. A. M. de Jong: De Dolle Vaandrig. {Br e der 0s). levertjes, dichtregels toegesproken aan de bruid op het bruiloftsmaal door een der gasten met een stuk lever op de punt van zijn mes, heel vaak van nu onbegrijpelijke vuilheid. Bruilofs Levertjes, kus-, drinken blaas-levertjes o.a. in De vrolijke Bruidlofs Gast door J. Jonker, 1697. Ook Lever- Rymen. Leverzee, d.i. de geronnen zee, komt reeds voor bij Pytheas ten tijde van Alexander de Grote; verschijnt in het Leven van St. Brandaen en andere Mnl. stukken. Heet ook het Wendelmeer, omdat men er voor omkeren moet. Levita, A. S. de ~, de dichter van de Socialistenmars, op muziek gezet door Otto de Nobel. Leycester, zie Leicester. Leydsch Vlaemsch Orangien Lely-Hof, zie Leidsch. Leynen, Hubert ~ , 1909, pseud, van Hubert van Pelt, Vlaams regionalistisch schrijver van somber gestemde romans en novellen. Het eeuwig Beginnen, 1942. Leynen, Jozef ~ , geboren te Hasselt in 1880, schreef melancholische gedichten en verhaaltjes. Liber Apum, zie Bienboec. Libertinage, 1948 tijdschrift der jonge schrijvers onder redactie van W. F. v. Leeuwen en Gomperts. Zie Criterium. Lichte Klaertje, blijspel van Nooseman, 1669', op het spreekwoord: Sieje 't visje, tast het aan, Of anders sal 't u wel ontgaan. Lichtenberger, Allan ~ , ps. van Albert Verwey; zie Pierre Louys. Lichte Wigger, kluchtspel van G. C. van Santen over een doorbrenger, . . . . met een preekje over de verkwisting. lichtmis, figuur in de blijspelen der 17e eeuw: Van Santen, Lichte Wigger; W. D. Hooft, Verlooren Soon; J. de Mol, Bedrogen Lichtmis, 1671; A. du Moulin, De Lichtmis of Mai Moertje mal kintje, 1687; Jan Klaaz, trilogie van Asselyn; W. de Geest, De Weerspannige Zoon, 1702. In proza de eerste schelmenroman Het Kind van Weelde of de Haagsche Lichtmis, 1679. Lichtveld, Lou ~ , schreef onder ps. Albert Helman. TXt daar. Lidewyde, roman van Busken Huet, 1868; geschreven om te tonen, dat hij niet alleen de afbrekende criticus was. Hij leerde, dat passie in de kunst het eerste vereiste is, maar hij schreef een echtbreukgeschiedenis en verwekte daarmee bij een groot deel der lezers ergernis. Onder de aanvallers was S. J. v. d. Bergh; Huet had hem „de uit de nachtschuit gekomen Tollens" genoemd. Nu sloeg het uur der wraak: Waar ooit de Duivel kwam, liet hij iets stinkends achter, De lucht verpestend met zijn haat en [hoovaardij; Hij die zich zelf vergoodde als feilloos Pinduswachter Van Neerland, trok naar d'Oost en liet ons — Lidewij. Lidewyde verscheen pas, nadat Huet reeds in Indie was. Ook Taco de Beer noemde het boek „een Liduina 307 Liedboeken schande" in zijn vlugschrift Madame Bo- I vary in Holland. Liduina, Lidwina, 1380—1433, meisje uit Schiedam, kreeg 1395 een ongeluk op het ijs, verdroeg 38 jaar haar lijden met onuitputtelijk geduld; 1890 heilig verklaard. Jan Gerlachszoon, een bloedverwant, beschreef '/ Leven van Liedwy die Maghet van Scyedam\ daaruit putte Brugman zijn L. levensbeschrijving; deze vertaald en bewerkt door G. A. Meijer O.P. | lied, van zeer grote betekenis sinds de M.E.; 1° het geestelijk lied, waartoe behoren: kerkelijke hymnen, leisen, Marialiederen, liederen van minne, Paasliederen, nieuwjaarsliederen, heiligenliederen; 2° het wereldlijk lied; minneliederen, balladen en romancen, liederen van het huiselijk en maatschappelijk leven, leugenliedjes, dansliedjes, Meiliederen. Zie op deze afzonderlijke afdelingen en zie liedboeken. Lied in groote droogte, 1841, van Beets, geweigerd door De Gids. Lied der Middeleeuwen, Het Dietsche ~, bloemlezing van H. Godthelp en A. F. Mirande, 1939. Lied in de Middeleeuwen, Het —, proefschrift van Dr. G. Kalff, 1883. Een werk van de allergrootste betekenis; gaf voor 't eerst, met uitsluiting van de historieliederen, een volledig overzicht en een vergelijkende studie in een boek van 750 biz. Met aanwijzing van de bronnen. Lied in de Nederlanden voor de Kerkhervorming, Het Geestelijk —, proefschrift van Dr. J. A. N. Knuttel, 1906. Liedboeken, Geestelijke ~, zeer talrijk, o.a.: Een suverlyc boecxken, Antwerpen, 1487, gedrukt 1508. Suster Bertken, 1518. Een devoot en profytelyck boecxken, Antwerpen 1539, met 259 liederen. Een nieu d.e.p.b., 1549. Souterliedekens, Antwerpen, 1540. Veelderhande Liedekens uit den Ouden en Nieuwen Testamente, Amsterdam, 1542, herhaaldelijk gedrukt. Psalmberijmingen; zie daar. Offer des Heeren, I, 1562; II. 1563. Zie daar; Doopsgezinde Martelaarsliederen. Schriftuerlicke Liedekens, zie daar. Telkens herdrukt. Het Hofken der geestelijcker liedekens, 1577. Zie ook Jan Fruytiers en Jesus Sirach. Een schoon suyverlyck Boecxken, 1570. Coornhert, Liedboeck, 2e druk 1575. Katharina Boudewijns, Prieelken der gheestelycker Wellusten, 1587. David Jorisz, Een geestelyck Liedt-Boecxken, 1529—'36. Het Prieel der gheestelicker melodiie, Antwerpen, 1617; R.K. liederen. 't Kleyn Hoorns-lietboeck, 1614. Met aenhangsel. Justus de Harduyn, Goddelicke Iofsanghen, 1620. D. R. Camphuysen, Stichtelycke rymen, 1624. Tonis Harmans van Warvershoef, Een suverlyc Boecxken, gedrukt 1600. G. A. Bredero, Aendachtigh Liedtboeck, 1622. D. P. Pers, Bellerophon of lust tot wysheyd, 1514. Hans de Ries, Lietboeck, 6 delen, 1582. Nicolaes Janssens, Een nieu Devoot Geestelyck Liedtboeck, R.K., 1618, Antwerpen. Leenaert Klock, Het groote Liedeboeck, 1604 en 1625; zie Klock. Hugo de Groot, Christelicke gesanghen, 1621. Joh. Stalpaert v. d. Wiele, Den Schat der gheestelycke lofsangen, 1634: op iedere dag van 't jaar. Een gheestelyck Lust-Hoofken door eenen Catholijcken Pastoor, 1632. Rijper Liedtboexken, doopsgezind, 1664. Doopsgezind is ook het Geestelijc Kruydt- H of ken, 9e druk, Alkmaar 1664. Reeds in 1593 verscheen het Doopsgezind Nieu Geestelyck Liedboecxken van Claas Ganglop, oudste bij de Vlamingen te Emden. Te Alkmaar verscheen nog in 1664 '/ Groot Acbterhojken. Jan Luiken, Voncken der liefde Jesu, 1687; De zedelyke en stichtelyke gezangen, 1709- Dit zijn etsjes met als bijschrift een bijbeltekst en dan het gezang, op de wijze van een wereldlijk lied of psalm. Het Gheestelyck Maeghden-Tuyltjen, door Elisabet van Wauwe, Wed. Coenraed Pannes, Antwerpen, 1708. C. Maertsz, Het Singende Nachtegaeltje, 1671. Daniel Bellemans, Den lieffelycken Paradys- vogel, te Antwerpen, 1670; 6e druk 1686. Poirters, Het Pelgrimken van Kevelaer, en De Pelgrim van Halle, zangboekjes voor bedevaartgangers, 1657. Missen en Gezangen, R.K. liedboek, Utrecht 1745. De Nieu we Hollandsen Boots-gezel ofte Bataviers Helden-stuk, 1704. Catharina van der Meulen, Het eensaem Tortel-Duyfken, Antwerpen 1694. Het nieuw Kevelaars Trompetteken, 1760. J. Hazeu Czn., verschillende bundels Gezangen, 1793, '97, '98, 1806, 1830. Evangelische Gezangen; zie daar. Liederen en gezangen voor de openbare godsdienst, 65 stukken van Van Alphen, 1801—'2. W. Holtrop, Gezangboek voor vrijmetselaren, 1806. Lieder der niederl. Reformierten van Wackernagel, 1867. Over het geestelijk lied zie Kalff en Knuttel. Het lOde deel van de Horae Belgicae Liedboeken 3 van Hoffmann von Fallersleben bevat Ned. geestelijke liederen der 15e eeuw, 1854. Zie verder Acquoy en F. v. Duyse. Proefschrift van Wieder over de Schriftuurlyke Liedekens. Wilhelm Baumker, Niederlandische geistliche Lieder des XV. Jahrhunderts, 1888. Prof. Dr. G. v. d. Leeuw gaf 1939 een Beknopte Gesch. v. h. Kerklied uit met teksten en zangwijzen. R. Bennink Janssonius schreef de Gesch. v. h. Kerkgezang bij de Hervormden. Liedboeken, Wereldlijke ~ , buitengewoon talrijk; o.a.: Een Schoon Liedekens Boeck, het beroemde Antwerpse Liedboek van 1544, slechts in een ex. bewaard te Wolfenbuttel; uitgegeven in 1855 door Hoffmann von Fallersleben als deel XI der Horae Belgicae en opnieuw door W. G. Hellinga, 1941. Zie ook Koepp. Het eerste tot elfde Musyck Boecxken, van Tielman Susato te Antwerpen, 1551 —'61. Een Duytsch Musyck-Boek, te Leuven en te Antwerpen, 1572. Dboec der Amoreusheyt, met andere gedichten als Epistels of Minnebrieven van Casteleyn en Questien oft Raetsels der Minnen van M. v. Vaernewijck; Antwerpen 1580. lepersch oud-liedboek, opnieuw uitgegeven door A. Blyau en M. Tasseel, 3 afleveringen, 1900—'3. Coornhert, Lied-boeck, nu verbetert, 1575. Geusen Lieden Boecxken, 1581; zie Geuzenliederen. Een Aemstelredams Amoreus Lietboeck, 1589. Nieu Amstelredams Lied-boeck, 1591. Pieter Lenaerts van der Goes, Druyven- Tros der Amoreusheyt, 1602. Den Nieuwen Lust-Hof, 1602, het liedboek der Oude Kamer te Amsterdam; „verbeterd" 1604, '7 en '10. Eerste Amoureus Liedt-Boeck, Amst. 1605. Tweede Nieu Amoureus Liedtboeck, idem. Nieu Groot Amstelredams Liedtboeck, idem. Den Bloem-Hof van de Nederlantsche jeught, 1608; 2e druk 1610. Al deze Amsterdam - se boekjes vol bruilofts-, drink- en nieuwjaarsliederen. Sommige drukken van Den Lusthof en Den Bloem-Hof bevatten ook nog Den bloeyenden Meywaghen, „vol amoreuse ghesanghen." Den Nederduytschen Helicon, 1610. Boudewijn Jansen Wellens, t'Vermaeck der jeucht, Franeker 1612, met verzen van Starter in de uitgave van 1617. Bernardt Ruissenberch, Flora of boomgaerd der lieflijcke bloemen, 1615, bij Pers. Apollo of Ghesangh der Musen, 1615, bij Pers; verzameling van Bredero; 13 liedjes Liedboeken van Hooft, 2 van Coster, 4 van hem zelf. G. A. Bredero, Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Liedboeck, 1622. De minneliedjes ook afzonderlijk als De groote bron der minnen, 1622. Jan Starter, Friesche lusthof, 1621. Nieuwen Jeucht-Spieghel. Ter eeren van de Jonge dochters, 1620. Venus Minne-gifjens, 1622, Amsterdam. J. C. Wydstraet en A. E. Drost, Schoonhoofs Lust-prieelken; 1624. Navolging van Hooft, Bredero, Starter. Minne-plicht ende Kuysheyts-kamp, 1626. Valerius, Nederlandtsche gedenck-clank, 1626. Amsterdamsche Pegasus, 1627; zie M. v. Veld en. Hollands Nachtegaeltien, 2 delen, 1633- Dan. Jonctys, Roseliins ooghies, 1639. K. Zweerts, Boertige en Ernstige Minnezangen. Eenen nieuwen Antwerpschen Liekens- boeck, van de Kamer „De Goudtblom," 1654. Guilliam v. d. Borcht, Brusselsche Bloemhof van Cupido, 1641. H. J. Prins, Medenblicker Scharre-Zoodtje, 1650. De Olipodrigo, 1654, gevolgd door De Koddige Olipodrigo, 1654. Met gezangen en levertjes, platen en muziek. Jacobus de Ruyter, Den vrolycken Speelwagen. Alcmaerder Liet-boexken, 3e druk, 1667; een mopsje. Zie daar. Enchuyser Lied-boexken, 1668. Jhr. Livinus van der Minnen, Den eerelycken Pluck-voghel, 1669; Antwerpen. Joan Luycken, Duytse Lier, 1671. Het nieuwe Hoornse Speel-werck van C Croock, 1672; tweede druk 1732. 't Hoorns Treck Schuijtje is van 1663. Calliope of Vermakelijke Zanggodin, 1655, uitgegeven bij Jan van Duisberg; zie daar. Haerlemse Mey Bloempjes, 1649. Amsterdamsche Minne Zuchiens, 1643. Apollo's Minnezangen, 1663. Fr. Verloo, D'Amstelsche Zang-goddin, 1660. De Lachende Apol, 1669. Den Koddigen Opdisser, Amsterdam, 1678. Amsterdamse mengel-moez, bestaande in Kusjens, minne-deunen, drinkliederen, 1658. Pans Fluitje, 1640; zie daar. Amsterdamse Spin-huys ofte Lust-hof der adellijcke jufferen, 1680. 't Groot Hoorns Liedt-boekje, 1687; een der allerbekendste mopsjes. J. Jonker, De vrolyke bruiloftsgast: Bestaande in boertige bruidlofs levertjes en vermakelyke minnedigten, 1697. Lieties en Contredansen, zie daar. Thirsis Minnewit, 1708—'11, drie delen. Zeer vaak herdrukt. Achter de druk van 1752 De Vrolyke Zanggodin. Liedboeken 23 09 Liedboeken Jan van Gyzen, De vermaackelyke Haarlemmerhout, 6e druk 1715. Jan van Elsland, Het vrolyk gezelschap der negen Zanggodinnen, 1717. Het Vermaakelyke Haagsche Bosch, 1714. De Amsterdamse Gaare-keuke, 1714. Gysbert Tysens, Apollo's Marsdrager, 1715 en '17, twee delen. De Scheveningsche Pinxter-vreugd, 1729- Apollo's Kermis-gift, 2 delen, 1740; een van de duurdere boekjes evenals Apollo's Nieuwejaers-gift, 1742, „aen het bekoorlijke Holl. jufferschap", en Apollo's Vastenavond- gift, 1745. Clio's Maeszangen, Rotterdam 1745. De Haarlemse Hartjesdag of de Vermakelijke Konijnenvangst, 1738. Bevat het lied van Floris en Blanchifleur. Delftschen Helicon ofte grooten Holl. nachtegael, 1720. Princelyke Nieuw-jaars-gift of het Oranje Hof in vreugde, 1747, en Het Oranje Vreugde-Maal, 1747. De nieuwe vermakelijke Snuyf-doos, 1750. De nieuwe Overtoomse Marktschipper, tot heden herdrukt; 2 delen. Ook Durkerdammer Kramer genoemd, met als vervolg De Zingende Zwaan, 1759. Het nieuwe Medemblikker Scharrezoodje, 1766. Het springende Haasje. Vermakelijke Haagsche Taptoe, 1774. De Amerikaansche Koopman. De Oost-Indische Theeboom, 1767. De Nieuwe Oost-Indische Roozeboom, ± 1765, met het lied van de Soudaansdochter. De vermakelijke Cupido of de verliefde minnares, bij S. en W. Koene te Amsterdam. Het Hernhutsche Nachtegaaltje, 1757—'64 in 2 deeltjes, „zingende honderd nieuwe airtjes." H. van Vijfderlye, Den Vlaemschen Papegaey, Brugge. Het vrolijk gezelschap op Amstels zangburg, 2 delen, 1780. De Vroolyke Oost-Indies-vaarder, 1782. De Vrolyke Kramer, zeer gezocht l i e druk 1747. Het Hollands Water-Baarsje, 1787. De Amsterdamsche Kermisvreugd, 1793. De Bloemendaler Minnezangster. De Vrolyke Schoorsteenveger, 1791. De Lustige Jager. De Zingende Kruijer. Het Vermakelyke Vrouwen-Tuyntje, 1786. De drie vrolyke Reizigers, Amsterdam 1798. Patriotse Liedboeken, o.a. Bataviesche Liederen, 1785. Vaderlandsche Liederen voor de gewapende Studenten, van J. 't Hooft; lofzangen „voor de helden van dezen tijd." Zie ook Bellamy. Zeven Utrechtsche Gezangen, 1786. Dan in 1787 Het Oranje Trompetje, Het Oranje Tortelduyfje en De Oranje Nachtegaal, Gedrukt in de Oranje stad Daar Prins Willem vrienden had. Maar in 1795 de Volkszangen van het Comite Revolutionair, Nationaale Volksliedjes en Nederlandsche Vrijheidszangen. In 1804 nog Bataafsche Volksliedjes, met een Vrijheidslied op de wijs der Marseillaise. In de 19e eeuw: Het Spreeuwtje, uitgegeven door 't gezelschap Democriet te Haarlem, 1808. Volksliedjens van het Nut, 5 deeltjes, 1788 —1807; Zie Maatschappij. Volksliedjes van Th. v. " Ryswyck, 1846; Antwerpen. Vrijheidsliederen in 1813— '15; daarbij Nieuw Liedenboekje van Mr. Bilderdijk, Mw. Bilderdijk en Wiselius; het Nieuwe-Haringlied van Spandaw; in 1815 Wien Neerlands Bloed en Wij leven vrij. Daarop de Bekroonde Volksliederen van Withuys en Mr. G. P. E. Robide van der Aa. Tot op onze tijd worden nog als volksliedboekjes gedrukt, o.a.: Overtoomsche Marktschipper, Zingende Zwaan, Zingende Nachtegaaltje, Zingende Kruier, Vrolijke Schoorsteenveger, Lustige Jager, Bloemendaler Minnezangster, Vrolijke Zanger, Stoomboot Apollo, Het Vrolijke Bleekersmeisje, Het Haagsche Bosch, De Spoorwagen, (12e druk). Zie Kalff, Valerius, Bols, J. H. Scheltema, F. v. Duyse. Overzicht bij D. F. Scheurleer in zijn Ned. Liedboeken, 1912; eerste vervolg van A. J. de Mare, 1923; bij Le Jeune, 1828. Verzameling bij Hoffmann von Fallersleben, Horae Belgicae, Ha en XI; bij Blommaert Politieke Ballad'en; bij Willems, Oude Vlaemsche Liederen; bij Van Vloten, Ned. Liedeboek, 1850; bij Snellaert, Oude en Nieuwe Liedjes, 1852— '64\ bij Lootens en Feys, Chants populaires jlamands, 1879. Liederboeken uitgegeven door het Willemsfonds, 1892, en door het Nut, 1896. Liederbaek van Groot-Nederland door F. R. Coers, 1896—1902. Dr. C. C. v. d. Graft, Mnl. Historieliederen. Dr. Scheurleer, Van Varen en van Vechten. Zie ook Klein Jan. Frysk Lieteboekje for eltsenien, van het „Selskip", 1911. Oude en Nieuwe Groninger Liederen, door P. Groen, 1930, met de zangwijzen, voor piano bewerkt door G. R. Jager. Zie verder Jaap Kunst en D. Wouters. H. F. Wirth schreef in 1911 Der Untergang des niederl. Volksliedes. Nieuwe uitgave: Het Dietsche lied in de M.E. door Liedekens Boeck 310 Lier H. Godthelp en A. F. Mirande. Op 1 I April 1944 verscheen in bezet Nederland Het Vrij Ned. Liedboek, bloemlezing van gedichten, natuurlijk zonder namen, sedert I Mei 1940. Liedekens Boeck, Een schoon ~ , de titel van het Antwerpse Liedboek van 1544; zie Wereldlijke Liedboeken. Liedekens van Bontekoe, bundeltje gedichten van Potgieter 1840. Liedenboekje, Nieuw ~ , „strekkende tot opwekking van Vaderlandschen moed," Nov. 1813, van Bilderdijk en zijn vrouw en Wiselius: Met lust, met lust het zwaard aanvaard, Den oorlogsstandaart opgestoken, En lauwren om de kruin gegaard, Die versch van 't bloed des vijands [rooken. Beleefde 1829 nog een 3e druk. Liederen, Oude Vlaemsche ~ , uitgegeven door Willems, 1848. Liederhandschrift, Het Haagsche ~, ± 1400, heeft toebehoord aan Johan IV van Nassau in de 15e eeuw, ging uit de bibliotheek van stadhouder Willem V over naar de Kon. Bibl. Bevat Mhd. en Duitsgekleurde Mnl. liederen. Mw. J. A. Nijland gaf er in 1896 een 20-tal van uit in haar proefschrift. Liedwy, zie Liduina. Liefdadigheidspoezie, uit de moeilijke jaren na 1840. Hoofdman Tollens: Bedelbrief. A. Ruysch gaf zijn drama Albrecht van Beyer en in 1841 uit ten voordele van „behoeftige arbeidslieden" te Vlissingen; Boudewijn zijn Proza en Poezy in 1845 voor Twente. Tollens dichtte 1850: Goeden nacht van de armen aan de rijken. Liefde, Een —, roman van Lodewijk van Deyssel, 1887, een van de belangrijkste werken uit de Beweging van Tachtig, realistisch onder invloed van Zola; de fijne beschrijving van het zieleleven van een teleurgestelde vrouw. Zie Van Deyssel. In de 2e druk van 1888 werden de aanstotelijke gedeelten weggelaten. Het werk verdedigd door Verwey in Mijn meening over L. van Deyssels' roman Een Liejde, 1888; door Kloos in de Nw. Gids; aangevallen door Van Eeden, Een onzedelijk boek, 1888. Liefde, Jan de ~ , 1625—73, zeeheld die sedert 1652 aan de grote zeeslagen deelnam en sneuvelde bij Kijkduin. Bezongen door Vondel, Oudaen, Antonides. Liefde, Jan de ~ , 1814—'69, schreef 1845 De Diligence of de reis naar de St ad der Erfenis, d.i. naar de Hemel. Hij was Doopsgezind predikant. Medewerker aan de Vervolgbundel der Evangelische Gezangen. Liefde, J. C. F. de ~ , geb. 1875, dichteres en romanschrijfster, werkt mee aan het Christelijk orgaan Ons Tijdschrift. Liefde in het Zuiden, Een ~ , zie Fiore dell a Neve. Liefdes-kortspraeck, het gehele leven in spreekwoorden beschreven, met opmerkingen in proza van Jacob Cats. Liefdespoezie, bundel verzen verzameld door Hendrik de Vries, 1950. Liefdes Vosse-vel, het trou-geval van Faes en Alette, uit de Trou-ring van Cats. Alette is een jonge weduwe, die Faes afwijst; Faes evenwel gaat des morgens in de deur staan, alsof hij al haar man is; ieder ziet hem er voor aan en een liedjeszanger klimt al op een bank: Weeuwen, naer ick heb bevonden, Houwen niet van lange praet, Want hier vrijt men met de daet En zo werd het 00k. Cats had eerst dit verhaal achter gehouden, maar hij plaatste het in de tweede druk met een vermanende fSamen-sprake er achter, waarin hij 't gedrag van Faes afkeurt. Het geval is verwerkt in een klucht van 1694 van P. W. van Haps, Het Huwelijk door list. Liefdewraak, romance van Piet Paaltjens, 1850; parodie op Jenny, romance van J. L. v. d. Vliet, opgenomen in de Mengelingen van „Oefening", 1844: Zoo zong weleer de droeve luit Van wijlen Van der Vliet. — Wie, die wat doet aan belletrie, Kent zijn gedichten niet? — Lief en Leed in 't Gooi, proza en poezie van Potgieter, geplaatst in zijn almanak Tesselschade van 1839; romantisch werk in de vorm van een reisverhaal van vier studenten in het land van Hoofts minnezangen. Opnieuw uitgegeven 1919 door W. H. Staverman. Lief veld, Theoodorich van ~ , uit Osdorp bij Amsterdam, vertaalde 1609 in verzen De eerste weke der Scheppinge van Du Bartas; zie daar. Uitgegeven te Brussel. Liens, Jonkheer Cornelis ~ , 1580—1636, dokter te Zieriksee, dichtte in de trant van Huygens zijn Kleyne Werelt, een diepzinnig leerdicht, nog ingewikkelder dan Coornherts Hertspiegel. Hij had aan zijn erfgenamen de verplichting opgelegd, zijn werk uit te geven; ze voldeden er aan in 1655. Lier, beschreven in het werk van Anton Bergmann. En uit onze tijd door Timmermans, Antoon Thiry en Jozef Arras. Lier, A. van ~ , 1812—'87, directeur v. h. Grand Theatre in de Amstelstraat te Amsterdam, 1852; liet de grootste tonelisten uit het buitenland optreden. Lier, Allegonda van ~ , de dichteres van Lier 3I ll Limborch Moet gij steeds met onspoed strijden, een der Evangelische gezangen; f aan de Kaap, eer deze verschenen. Lier, R. van ~ , geb. 1914 te Paramaribo; dichter. Bijdragen in Forum. Prozaschrijver. lierdicht, zie lyrische poezie. Lierzangen behandelen op verheven wijze een onderwerp lyrisch. Voorbeeld: de Lierzangen van Horatius, vertaald door Vondel; de reien in Vondels treurspelen; de hymnen aan het slot van de zeven zangen van Ten Kate's Schepping. Lierzang aan de Vorsten van Europa, van A. v. d Hoop Jr. in de tijd der Citadelpoezie. Van der Hoop verheerlijkte de drang naar vrijheid bij de volken, maar. . . de Belgen waren mu iters, tegen wie hij de vorsten te hulp riep. Van der Hoop huldigde in een ander groot gedicht, Warschau, de Czaar van Rusland, die de Poolse opstand neergeslagen had, in de hoop dat hij nu ook helpen zou tegen de Belgen, 1832. Lies veldt, Jacob van ~, te Antwerpen, uitgever, gaf 1526 de Bijbel uit. In de 6e druk, 1542, tekende hij Satan af in de gedaante van een monnik; dit kostte hem in 1545 het leven. Over hem J. I. Doedes, Voor driehonderd jaar, 1869. Lieties en Contredansen, Oude en Nieuwe Hollandtse Boeren —•, verschenen in *t begin der 18e eeuw bij Estienne Roger te Amsterdam, in 5 delen, meer dan 1000 stuks. Julius Rontgen heeft er 28 danslied jes van bewerkt. Lieve, R. W. —, geb. te Venlo 1885, stelde met G. A. Brands een letterkundig leesboek voor de middelbare scholen samen als Gouden Aren, deel I—V, met een overzicht der Ned. letteren en een keuze uit het werk van de belangrijkste dichters en schrijvers; verder ook afzonderlijk een Overzicht der Ned. Letteren en een geillustreerde uitgave van de Gedichten van De Genestet. Lieven Nijland, zie Nijland. Lievens, Jan —•, 1607—'74, schilder uit Leiden, sedert 1643 te Amsterdam. Onder zijn vele werk is een prent van Vondel bewaard, met een rol in de hand: Dit 's Vondel, met zijn rol, Apelles trof Apol. (Joan Six.) Lievevrouw-Coopman, Lodewijk ~ , geboren te Gent in 1862, dramaschrijver en folklorist. Ligny, A. de ~ , 1823—48; zie G. P. de Rons. Ligthart, G. J. ~ , 1859—1916, uit Amsterdam, hoor'd van een school in Den Haag, 1885, opvoedkundige van naam tot in het buitenland; met H. Scheepstra de schrijver van een reeks moderne schoolboekjes: De Wereld in en Dick bij huis, met plaatjes van De Bruin en Jetses, waaraan het gedenkteken Ot en Sien in het Haagse Zuiderpark herinnert. Redacteur van School en Leven, 1899—1921, sedert 1902 onder medewerking van R. Casimir. Mederedacteur van letterkundige uitgaven in de reeks Van alle Tijden, waarin o.a. Vanden Vos Reinaerde. Schrijver Over Opvoeding. Ook van letterkundige studies, over De Kleine Johannes, 1902, en over Van Eedens Schijn en Wezen. En van Toch Timmerhout!, toneelstukje voor kinderen. Een kwart eeuw na zijn dood verscheen zijn „geloofsbelijdenis" In de lente des levens. Over hem R. Casimir, Jan Ligthart herdacht, 1916. Likkersveem, Het ~ , spotnaam door Betje Wolff gegeven aan de dichtgenootschappen. Lilith, verhalend gedicht in 3 zangen van Marcellus Emants, 1879. Volgens Verwey het eerste van de Beweging van Tachtig. Emants schiep de heilige Jehova om in een wellustige god, die bij de luchtgeest Lilith eerst Adam, dan Eva verwekte; Lilith, die Adams eerste vrouw werd en die de oorzaak werd van ijverzucht in de Hof van Eden. Het gedicht is vol van prachtige beschrijvingen en lyrische gedeelten; Kloos verdedigde het tegen de aanvallen van onchristelijkheid. Lille, Victor de ~ , 1863—1939, uitgever te Maldegem, stichter van het Vlaamsgezinde weekblad 't Getrouwe Maldeghem en van de Duimtjesuitgave; schrijver van Vertellingen. Limborch, Heinric ende Margriete van ~ , ridderroman van Heinric van Aken, voor 1318; later omgewerkt als volkshoek. Uitgegeven door Mr. L. Ph. C. v. d. Bergh, 1847, in de „Werken v. d. Maatschappij der Letterkunde." Bedoeling was de verheerlijking van 't hertogelijk huis van Limburg. Doch de dichter verwart Hendrik, die in 1206 tot keizer van Konstantinopel werd gekroond, met Hendrik, die in 1227 met keizer Frederik meetrok naar 't H. Land, 't Geheel is niet meer dan een verdichtsel. In het proza-volksboek is een andere geest: de liefde moet zegevieren over standsverschil; de rechter weigert Margrieta van Limborch als heks te verbranden, omdat zij onschuldig is, ook al gelast hem dat de gravin van Athene, zijn landsvrouw. In het gedicht zijn heel bijzonder: het verblijf van Heinric van Limborch in de burcht van Venus en de beschrijving van een koningsspel te Konstantinopel. Samen 22 000 verzen, in 12 boeken. Limburg 35 12 Linde Het Volksboek werd nog in 1773 weer uitgegeven, gedrukt te Deventer. De wonderlijke avonturen, die Heinric beleefde op zijn tochten ter opsporing van zijn verdwenen zuster Margriet, wekten nog steeds belangstelling bij het volk. Ook de mingevallen zullen steeds velen geboeid hebben. Limborch behoort tot de Oosterse romans en is een oorspronkelijk werk. De dichter schreef 9 boeken, waarschijnlijk in of kort na 1291 ter ere van haar, die „vrouwe es van minen sinne"; in de proloog van het lOe boek noemt hij zich ,,versleten." Limburg, treedt van alle gewesten het eerst op in de gesch. v. d. Ned. letteren; zie Oudnederlandse psalmen, Heinric van Veldeke en Limburgse Sermoenen. Daarna pas weer Dautzenberg en Ecrevisse, M. Smits, 1830—'85, dichter; A. M. H. Ruyten, 1855—1908, vertaler. Bekend werden in de tweede helft der 19e eeuw: Majoor Perelaer, G. D. Franquinet, Emile Seipgens, Mr. L. H. J. Lamberts Hurrelbrink. Dan Mr. Frans Erens en zijn broer Emilc, schrijver van heiligenlevens en novellen. Uit de 20ste eeuw: H. H. J. Maas; Alphonse Laudry met zijn bijbelspel De Paradijsvloek, 1916, meer dan 100 maal opgevoerd; Marie Koenen, Felix Rutten, Hilarion Thans, Pierre en Matthias Kemp, Jacq. Schreurs, Aug. Defresne; Dr. H. Knippenberg, proza; Robert Franquinet, dichter. In 1941 tentoonstelling; gids met een inleiding van F. P. Huygens en M. Kemp. P. C. Boeren gaf in 1946 Van Maas tot Schelde uit, Limburgse en Brabantse gedichten van 1925—'44. Limburg Brouwer, Dr. Petrus van ~ , 1795 —1847, de voornaamste vertegenwoordiger van het classicisme in onze letteren in de eerste helft der 19e eeuw. Als dokter te Rotterdam ging het niet voor de wind; hij vatte de studie weer op, promoveerde 1820 in de Oude Letteren; conrector te Rotterdam; 1825 hoogleraar te Luik, 1831 te Groningen, schoonzoon van de klassieke dichter Wiselius. Hij behandelde de Gr. oudheid in romans als Charicles, 1831, en Diophanes, 1838. Van 1843 is Een ezel en eenig speelgoed; reactie tegen de Romantiek. De Ezel is een bewerking van de stof, gevonden bij Lucianus en Apulejus: het ,,speelgoed" is een gesprek tussen Fausf en Mephisto voor „mcer romantische lezers." Grote opgang maakte zijn prozawerk Het Leesgezelschap te Diepenbeek, 1847, een verdediging van de moderne Groninger Richting en een hekeling van de godsdienstige opvattingen van het Reveil, in de vorm van een roman. Chonia, d.i. J. C. Kindermann, gaf er een vervolg op: Wat er van Diepenbeek werd, 1849. Zie ook Van Bur en Scheie. Van Limburg Brouwer beschreef het Leven van S. I. Wiselius, 1846. Zijn eigen leven vond 1848 een beschrijver in C Huber. Limburg Brouwer, Mr. P. A. S. van —, 1829—'73, schreef Akbar, „een Oosterse roman", 1872. Hij was een liberale, vrijdenkende vrijmetselaar. Zijn roman Akbar behandelt de geschiedenis van de grote sultan in Voor-Indie in boeiende vorm; de bedoeling van de schrijver was, een voorstelling te geven van de Indische godsdienstige en wijsgerige begrippen. Zijn Akbar stelt, naar de denkwijze der Liberalen van de 19e eeuw, de rede tegenover het geloof. Hij was de zoon van de voorgaande. Zijn vriend Vosmaer beschreef zijn Leven. Van 1854—'65 redacteur v. d. Gids; in 1856 werd hij ambtenaar aan 't Rijksarchief in Den Haag; in 1864 voor Almelo lid der Tweede Kamer, doch in 1868 verloor hij zijn zetel wegens zijn aandeel in de Geestelijke Lttstwarande\ hij was lid van de Spectatorkring. Na zijn Kamerlidmaatschap werd hij bestuurslid van het Instituut voor Indische taal-, land- en volkenkunde. Limburgsche Sermoenen, bundel van 48 preken, deels uit het Duits; vertonen de invloed der D. mystiek tussen 1320 en '50. ^ Uitgegeven door Dr. J. H. Kern, 1895. limerick (E.), limmerik, 5-regelig gelegenheidsversje met een geestigheid of met onzin; rijmschema aabba. Zo van Kelk: Er was eens een dichter H. Marsman, Daar kreeg Het Getij menig vars van, maar ze vonden 't niet mooi, 't was van Dada-allooi, daarom keek hij de redactie heel [barsch an. De naam afkomstig van 't refrein van een E. vers: Will you come up to Limerick? Reeds in 1820 bekend, begin steeds There ^ was. . . . In Nederland bij Charivarius. Linde, Marie ~ , Zuidafr. romanschrijfster; ps. Elise Bosman. Linde, Dr. Antonius van der ~ , 1833— '97, uit Haarlem, predikanr, ging naar Duitsland en werd h-bliotht-caris te Wiesbaden. Hij schreef o.a. Het oudste gezangboek in de Geref. Kerk, 1869; De Haarlemsche Costerlegende onderzocht, 1870. Linde, Gerrit van der ~ , kostschoolhouder te Londen, vriend van Van Lennep; maakte de bekende verzen van de Schoolmeester. Hij had gestudeerd in de godgeleerdheid te Leiden; moest 1834 zijn schuldeisers ontvluchten. Voor zijn weduwe stelde Van Lennep de bundel Gedichten samen, 1859; Lindebladen 313 Lion verschillende er van waren verschenen in de almanak Holland van 1851-'57. De Schoolrneester nagevolgd o.a. door Neeiie van den Scbaolmeester (]. M. S. Dereksen). Negental lees- en leerlesjes over de natuurlijke historic en nog wat anders voor de lieve jeugd, in rederijkers- en huiskamers. 2e dr. Arnst. 1859. Verder: G. Ribbius 28 Vooru/erpen uit de Natuurlijke Gescbiedenis, 1866. Hij zelf werkte in de trant van de Ingoldsby Legends van Richard Harris Barham, 1837-'47. De Proeue van dicbterlijl:e vlucht, de inIeiding tot de Gedicbten, is een parodie op het hoogdravende heldendicht. Nieuwe uitgave van de Gedicbten van den Scboolmeester, ingeleid door C. ]. Kelk. Lindebladen, Amsterdamsche "'-', berijmd pamflet over dichters en toneelspelers, 1640, van T engnagel; zie daar, Lindenhout, johan van 't '""', 1893-1916, schreef gedichten in De Beu/eging onder PSt ]. Berkel. Lindo, Dr. Mark Prager "'-', 1819-'77, ps. De Dude Heer Smits, geb. te Londen, volgde Dickens na bij "de copiering van het dagelijks leven", humoristisch, als Hildebrand en Klikspaan. Zijn schetsen in de Anrhemsche Courant van 1850-'53 werden uitgegeven als Brieuen en Ontboezemingen. Daarna kwamen Clementine, 1858~ en Losse Scbetsen in en over Parijs, In 1856 begon hij met de uitgave van de Nederlandscbe Spectator, waarvan hij eerst aIleen de redacteur was. Zie daar. Hij was als onderwijzer in 1838 in Nederland gekomen, werd 1842 leraar te Arnhem, in 1853 leraar aan de Mil. Academic, in 1865 inspecteur van het L.O. in Den Haag. Hij is de humoristische schrijver onder invloed van Thackeray, bv. in Familie ran 011J. Met Lodewijk Mulder te zamen Afdrukken uan indruhleen, 1854; derde druk 1873. Zijn Uittreksels uit het dagboek van Janus Snor bevatten de geschiedenis van een klerk, die rijk wordt, voor Maecenas speelt en ten slotte weer even arm is als voorbeen. In 1853 werd Lindo doctor honoris causa na 't schrijven van zijn aantekeningen op Shakespeare's treurspe1 Macbeth. Lingelbach, David "'-', 1641-'88, heelmeester te Amsterdam, lid van Nil uolentibus, toneeldichter. In de opdracht van zijn treurspe1 Cleomenes, 1687, gaat hij in tegen de opvatting van Nil, dat vertalen beter is dan eigen werk. Zijn klucht Ontdekte Scbijndeugd, 1687, behelst de zelfde geschiedenis als die van Lichte Klaart]e van Nooseman. Dan is er nag een treurspel Apollonius, koningh van Tyrus, 1662, opgedragen aan Anna van Hoorn, de vrouw van Cornelis van Vlooswijck; zijn eerste werk, naarn Ions II itgegevcn: ecn gruwe1- stuk. Aan Jan Vos dreeg hij in 1664 zijn treur- en bliieindend spel De spookende mtnnaar op. Van 1669 is zijn spel met kunst- en vliegwerken De Lie/de van Diana en Endimion. Hi] erfde van zijn vader de helft van de Doolhof op de Rozengracht. In 1686 werd zijn opera Amintas ell Aniarillis opgevoerd in de schouwhurg te Buik-. sloot; in 1687 pachtte hij met Joan Koenerding die van Amsterdam, gesteund doorKatharina Lescailje, Frans Ryk en Emanuel' v. d. Hoeven. Linguaeque animoque fideles, "In taal en; in gezindheid trouw," dichtgenootschap teo Leiden 1757; omgezet in j\fillimcl crescunt, 1761; hieruit kwam 176G de i\lij. del' Ned:. Letteresnde voort. Linschoten, Jan Huygen van ---, 1563-· 1611, geb. te Haarlern, doch reeds vroeg te Enkhuizen, vertrok 1579 naar Portugal, ging 1583 als secretaris van de Portugese aartsbisschop van Goa rnee naar VoorIndie; keerde 1592 naar Nederland terug. Schreef zijn Itinerario, Voyage oite Scbipvaert naer Oost ojte Portugaels Indien, 1596, en in 1595 zijn Reys-Gescbrijt uan de Navigatien der Portugaloysers in Ortenten, dat Houtman bij zich had op zijn reis naar Indie. Linschoten hevorderde de plannen, 001 zelf naar Indie te varen; ook die van De Moucheron voor een tocht om de Noord. Hij deed in 1594 en '9'5 zclf de beide eerste reizen mee, toen men Straat \'Vaigatz bereikte. Schreef over deze reizen een getrouw journaal, 1601. Intussen verscheen 1598 zijn boek over de lf7 esterscbe Indien. Na zijn rei zen was hij tbresorier van Enkhuizen. Linschoten.vereniging, geeft sedert 1908 werken uit over de eerste ontdekkingsreizen. Een beredeneerd register op dee! 1XXV van D. Sepp in 1939 uitgegeven als Tresoor der zee- en landretzen, Daarbij de Reis van Jan )\tfay naar de l jszee, 1611' 12; Henry Hudson in Holland; de ltinerario van Linschoten zelf: de Reis uan Roggeueen naar bet Zuidland, 1721-'22; Deeerste schipuaart van Cornelis de Houtman: enz. Lioba, drama van trouw, van Frederik van Eeden, 1897. Harold, de koning der Noren in Nederland, ontmoet bij een klooster aan de Maas Lioba. Hij trouwt met haar, maar zij heeft de jonge Tancolf lief. Zij wordt van ontrouw beschuldigd en op een brandend schip in zee gestuurd, waarop het lijk van Tancolf. Lion, H. J. ~, 1806-'68, uit Elberfeld" Pruisisch onderofficier, ging in Ned. Indische dienst en werd 1841 ontslagen met officiersrang. \Vijdde zich sedert aan industrie en cultures, werd de stichter V. d. Indische journalistiek, leider v. h. BataLion 314 Lodewijk Bonaparte viaasch Handehblad. Tegen dergelijke fi- I guren werd Busken Huet naar Indie* gezonden. Lion, Izaak Jacob ~ , 1821—'73, hoofdredacteur van het Dagblad van Zuid- Holland. Schreef een Hulde aan Willem II, 1840. Viel Boudewijn aan; Nieten ook zonder loterij, 1849; zie V. d. Vliet. Naast zijn vele politieke geschriften ook een sentimenteel toneelspel, De Vrouw, 1843. Lion Cachet, Frans ~ , 1835—'99, d.i. Levi Stempel, geb. te Amsterdam, uit Joodse ouders, kwam onder invloed van Da Costa, ging 1858 naar Z. Afrika, 1862 predikant te Ladysmith, 1866 in Nederland terug; I 1875—'80 weer in de Kaapkolonie; dan weer predikant, laatstelijk te Rotterdam; ging 1887 tot de Gereformeerden over. Schreef 1882 De Worstelstrijd der Transvalers. Lion Cachet, Jan ~ , 1838—1912, broer van Frans, ging als onderwijzer naar Z. Afrika, predikant, professor te Potchefstroom. Schrijver in 't Afrikaans; hij schreef het beste prozawerk der Eerste Afrik. Taalbeweging: Die Sewe Duiwels, 1882—'92, volksboek over de 7 hoofdzonden, tevens een Afrikaanse Camera Obscura, in de stijl van Cremer. Oom Jan. Lippijn, een der sotternieen. Lippijn betrapt zijn vrouw met een minnaar en krijgt een pak slaag op de koop toe. De sotternie volgde onmiddellijk op Esmoreit: Niemen en wille thuusweert gaen: ene sotheit sal men u spelen gaen, die cort sal sijn, doe ic u weten. Wie hongher heeft, hi mach gaen eten. Lipsius, Justus ~ , d.i. Joost Lips, 1547— 1606, hoogleraar te Leiden, van Brabant afkomstig, een der grootste klassieke taalgeleerden, de verklaarder van Tacitus; vriend van Van Hout en Douza, van Coornhert, Spieghel en Roemer Visscher; werd R.K. en in 1590 professor te Leuven. In 1589 verscheen zijn werk Libri sex Politicorum: een godsdienst in de Staat en de heilzaamheid van het ketterdoden, een aanval op Coornhert. Lisbloem, De ~ , Kamer van Rethorycke te Mechelen, kwam op 't Landjuweel te Antwerpen in 1561 met 46 man te paard. Lissens, Rene ~ , geboren te Leuven, schreef essais over de Vlaamse letterkunde. Het impressionisme in de Vlaamse letterkunde. Listrius, Gerardus ~ , geb. dt 1470, rector der fraterschool te Zwolle, daarna te Amersfoort, bewonderaar en vriend van Erasmus; L. schrijver. Literatuur, Over —, brochure van 1886 van Van Deyssel; zie Alb. Thijm. Literatuurgeschiedenis, zie Letterkunde. Veertien Jaar L. en Nieuwe L. van Kloos dragen een verkeerde titel; het zijn bundels artikelen voornamelijk uit de Nieuwe Gids. Litterair-aesthetische studien, vervolg door W. Kramer op diens Inleiding tot de aesthetische interpretatie van litteraire kunst. Verzamelde opstellen gekozen uit publicaties, in de afgelopen kwarteeuw verschenen, waaronder drie Vondelstudien. Litteraire Gids, De ~f maandblad van Gerben Colmjon en Lex Verbraeck, 1927 —'40. Gaf een zeer rijk overzicht over de buitenlandse letteren; daarnaast een Cornmen taar van de verschijnselen op 't gebied van de Ned. literatuur. Litterarische Fantasien en Kritieken, het voornaamste werk van Busken Huet; beoordelingen van buitenlandse en binnenlandse schrijvers, gebundeld in 25 delen, die de letterkunde der gehele wereld bestrijken; in keurige stijl geschreven. Litterarische Schetsen en Kritieken, van Dr. Jan ten Brink, van 1882—'87 alleen al 20 bundels. Liudgardis, Ludgardis, zie St. Lutgart. Lobo, David J. ~ , 1884—1926, toneelspeler. Ook zijn vrouw Greta Lobo-Braakensiek, 1882—1926, was een zeer bekende figuur op het toneel. Beiden kwamen om bij een spoorwegongeluk. Lodensteyn, Jodocus van ~ , 1620—'77, uit Delft, werkte met Voet en Anna Maria Schuurman aan de benoeming van De Labadie tot Waals predikant te Middelburg, 1666. Maar weldra keerden hij en Voet zich tegen de nieuwe Messias uit Frankrijk: strijd van de Pietisten tegen de Reformateurs. Joost had onder Voet te Utrecht gestudeerd; hij werd predikant, sedert 1653 te Utrecht. Daar ging hij om met pietisten: Anna Maria, Voetius, Ds. Teellinck Jr. Hij bleef ongehuwd, was vegetarier en geheelonthouder. Met 13 anderen weggevoerd naar Rees door de Fransen, 1673; gevangen tot de brandschatting betaald was. Hij werd al spoedig vermaard door zijn preken tegen de overdaad en de weelde, tegen de ontheiliging van de Zondag en tegen het toneel. Hij is de dichter van stichtelijke Uytspanningen in de tale Kanaans, vele malen herdrukt. Van hem ook: Hoofd omhoog, het hart naar boven. In zijn gedichten is hij bij uitnemendheid pietist; „ze handelen uitsluitend over de verborgen omgang tussen de ziel en God." Proefschrift over Lodensteyn van Dr. P. Proost, 1880. Zijn leven beschreven door Van der Hooght. Lodewijk Bonaparte, 1778—1846, koning van Holland van 1806—'10, door Bilder- | dijk verheerlijkt in een gedichtje op zijn I Ajbeeldseh Loeff 315 lofdichten Lees, Neerland, uw geluk in d'oogstraal van uw' Koning: Die spreide u 't zuiverst hart, den braafsten Vorst, ten toon! En in een ander vers Op het zelfde afbeeldsel: Met palmen van den Krijg, met Vrede- en Kunstlauwrieren, Omvlecht zich de eedle kruin van Koning Lodewijk. Opnieuw bezong Bilderdijk de koning in zijn Vreugdezang van 1808, toen de zoon geboren was, die later Napoleon III zou worden. In 1809 kwam een cantate bij 't derde verjaarsfeest van 's Konings komst tot den throon\ Mevrouw Bilderdijk dichtte: God stelde, onwrikbaar vast, dien zetel in ons midden. In Bilderdijks gedicht Aan den Koning van 1810 smeekte hij Lodewijk, uit Parijs terug te keren bij zijn smachtend verlangende onderdanen. Om hem te huldigen bij zijn komst te Amsterdam ontwierp Bilderdijk het treurspel Floris V\ zie daar. Loeff, Dr. G. M. C. ~ , 1838—'84, predikant te Gennep. Zijn proefschrift liep over de Kerkgeschiedschrijver Geeraardt Brandt. Met een lijst van Brandt's werken. Loemel, Gaudentius van ~ , kanunnik van Eyndhoven, dichter van een geestelijk liedboek Den geestelycken Orpheus, 1660. Loenen, Gabrielle van ~ , ps. van Jeanne van Schaik-Willing. Loevestein, Het Slot —, historische roman van /. F. Oltmans, die veel opgang maakte. 1834; het verhaal van de verrassing door Herman de Ruyter in 1570. Verscheen onder ps. J. v. d. Hage; pas in 1852 maakte de schrijver zijn naam bekend. Lof van een blaeuwe scheen, Het —, gedicht van Roemer Visscher in 6 regelige coupletten: Nederlaech doet de Crychsluy voordach- [ter beginnen, Scheen stooten maeckt den Vryer [voorsichtich en wijs. Lof van Cupido, liedboek van 1626, opgedragen door Evert Pels aan „de Amstelredamsche juffertjes"; hij voegde er Het Amsterdams Fluytertje bij. Lof der dankbaarheid, gedicht van Le Francq van Berkhey, het oudste bekroonde prijsvers, 1773 (door 't Haagse dichtgenootschap Kunstliefde spaart geen vlijt). Lof van Dansen, Het —, gedicht van Spieghel in 6 regelige strofen: 't Dansen in hem selven dat is seer [pryselijck, Met dansen loofde David God [jolyselyck. Lof der Geldzucht, laatste gedicht van Jeremias de Decker; 1667 in 't licht gcgcven. Een navolging van de Lof der Zotheid in de vertaling van Westerbaen. Lof van de gevangenisse, uitvoerig gedicht van Coornhert, „begonnen ende voleyndt in de gevancknisse", 1567, n.l. op de Gevangenpoort te 's-Gravenhage. Lof der Jenever, van Robert Hennebo, 1723. Lof der Kaalkoppen, encomium calvitiir gedicht van Elias Herckmans, 1635. Lof van Nederland, zie /. W. F. Werumeus Buning. Lof van Rethorica, d.i. van dichtkunst en welsprekendheid, het eerste van de Tepelwercken in de Brabbelingh. Daarin ook Het Lof van een blaeuwe scheen en Het Lof van de Mutse (de huwelijksliefde). En daarachter gedrukt Het Lof van Danssen van Spieghel. Lof van de Ryckdom, gedicht van Bredero, 1613, opgenomen in zijn Poemata; gevolgd door Lof van de Armoede, 1614: De Armen vinden troost aen Godts Als haar de Werelt schots bespot, Verachtet als onnutte slaven. Lof van de toback, gedicht van Starter, die eerst al een ander gedicht in minder gunstige zin gemaakt had, Den Oorsprong van tobackdrinken. Nu roemt hij de tabak als de bestrijder van ziekten. Lof, Veeler wonderens wonderbaarelijck ~ , verzameling van 3 delen, 1664; „het lof" van 't podagra, van 't zwemmen, van de olifant, van de luis, van 't lachen, van de koorts, van de wil enz. Uitgegeven in 12° in 3 delen. Zie lofdichten II. Lof der Zeevaert, Het ~ , van Vondel, 1623. Hierin de bekende regels over het „Zalig Roemershuis"; aan het slot. Hetzelfde onderwerp was reeds in 1613 door Vondel bezongen in zijn Hymnus over de wijd beroemde scheepsvaert. Zie ook Herckmans. Lof der Zotheid (Encomium Moriae), L. werk van Erasmus, satire op de maatschappelijke en kerkelijke toestanden; de L. titel: Laus Stultitiae, 1511. Gaf aanleiding tot verschillende navolgingen, hekeldichten in de vorm van lofdichten; b.v. Lof der Geldzucht van Jeremias de Decker, en Lof van de Ghevangenisse van Coornhert. De Lof der Zotheid voor 't eerst in 't Ned. vertaald, 1560. Daarna herhaaldelijk. Op rijm door Westerbaen, 1659, met voorrede in proza; verder door Adriaen Sticke, 1689, en door Corn. v. d. Port uit Zieriksee, 1706. Opnieuw vertaald voor de W. B. door J. B. Kan, 1909; door Dirkzwager en Nielson, met Lat. tekst, 1949- lofdichten I, begeleidden in de 17e en 18e eeuw de dichtwerken, die in druk verLoffelt 31 6 Londinias schenen. Heinsius, Van Baerle, Jali Vos, Pels, Joan Pluimer en alle mindere goden werden er in bewonderd. Zo zei Broekhuysen van Antonides: o Eelste proefstuk, dat Natuur Heeft sedert duizend jaar doen leven! Zie Antonides. II. Gedichten in de trant van Erasmus' Lof der Zotketd, zo als de Lof der Gevangenis enz., mode in de l6e en 17e eeuw. In 1664 kwam er een parodie op van een onbekende: Veeler Wonderens Wonderbaarelijck Lof, „behelsende het Lof van Het hatelick Podagra, Het Lijfbergende zwemmen, Dat gruwelick groot beest der Oliphant enz." Loffelt, A. C. ~ , 1841—1906, leraar in 't Engels te Dordrecht 1869—'75; wijdde zich daarna gcheel aan letteren en toneel in zijn woning aan 't Lange Voorhout in Den Haag. Van 1876 Jupiter van Vloten en zijn kritiek; deze had hem een Thersitis genoemd. Hij maakte zich verdienstelijk als toneelcriticus in Het Vaderland. Lof-sanck van Bacchus, vastenavondgedicht van Heinsi-us; zie daar. 1614. Gevolgd door de Lofsanck van Jesus Christus, in ,,poetische woorden" en in alexandrijnen. In een uitvoerige voorrede opgedragen aan Jacob van Dijck, met nog een gedicht daarbij, waarin de verklaring: Ick late Venus gaen, En met het blinde kint Zijn blinde wercken staen. Lof-sanck van Jesus Christus, van Daniel Heinsius; hooggeeerd bij de tijdgenoten. Bredero schreef: „ich mach wel seggen, dattet mijn hoogste Poezie geweest is." Lofzang van de Zeevaert, groot gedicht van Vondel, 1622; zie Hymn us. Daarop volgde 1623 Het Lof der Zee-vaert, zie daar; opgedragen aan Laurens Reael; gedrukt in de Zeespiegel, boek over zeevaartkunde en beschrijving der zeeen en kusten van Willem Blaeuw. Logchem, Mr. H. van ~ , zie Loghem. Logeman, Dr. Henri ~ , 1862—1936, uit Haarlem, hoogleraar in het Engels en Skandinavisch te Gent. Gaf 1892 met J. W. Muller Die hystorie van Reijnaert die Vos uit en in 't zelfde jaar Elckerlijk. Loggem, Em. van ~, geb. 1916 te Amsterdam, dichter (De Schulp, 1947) en romanschrijver (Mozes, 1949). Loghem Jr., Mr. Hendrik van —, 1775— 1845, secretaris van Deventer, dichter, uitgescholden in Argus\ zie daar. Loghem, Mr. M. G. L. van ~ , 1849—1934, uit Den Haag, schreef novellen als redacteur van De Oude Huisvriend, en romans, Fokel, 1898; Victor, premie van het Nieuws van den Dag, 1888. Schreef gedichten onder pseudoniem Fiore delta Neve. Redacteur van Nederland, 1887—1919. Sedert 1920 te Florence. In 1877 had hij met Taco de Beer De Groene Amsterdammer opgericht. Ook maakte hij zich zeer verdienstelijk voor Het Ned. Tooneel. In 1871 verwierf hij de middelbare akte voor Frans en tot 1876 was hij leraar te Goes; in 1880 promoveerde hij als Mr. in de rechten. In 1894 werd hij letterkundig raadsman bij het „Ned. Toneel"; tot 1919- Lohman, zie De Savornin Lohman. Lokhorst, Emmy van —, geb. te 's-Gravenhage 1891, schreef 1917 het verhaal van Phils Amoureuze Perikelen, in 1934 De Toren van Babel. Daartussen en daarna heel wat andere romans. Van 1925 tot 1940 red. v. d. Telegraaf. Loki, in 1906 bij de tweede uitgave, de nieuwe titel van Godenschemering van Emants. Zie daar. Loki de godenzoon, is ook de hoofdpersoon. Loki is de zoon van Odin en de reuzin Laufeja; hij wenst Odins opvolger te zijn; hij weet te bewerken, dat de blinde Hodur met een twijg van mistelkruid de lichtgod Balder doodt, die voor andere pijlcn onkwetsbaar was; maar hij bereikt zijn doel niet; hij wordt gebonden aan een rots en gepijnigd met slangengif. Het verhaal verplaatst de lezers beurtelings van Asgaard, het verblijf der goden, naar Midgaard, de woning der mensen, en naar Hel, de onderwereld. Het gedicht verheerlijkt het ideaal der schoonheid: voorloper van de Tachtigers. Loman, A. D. ~ , 1823—'97, Luthers predikant, 1856 hoogleraar te Amsterdam, gaf 1871 Oud-Nederlandsche liederen bij Valerius en in 1872 Geuzeliederen uit, met de muziek. Hij bracht Valerius' Gedenckclanck weer in ere; muziekkenner. Op godsdienstig gebied was hij van de radicale richting. Sedert 1874 blind. Lommerlust, de woning van Betje Wolff en Aagje Deken te Beverwijk. Zie ook Rieten Kluisje. De dames kregen beiden een erfenis en kochten de buitenplaats in 1782 voor f 6500. Londen, Brand van ~~, 1666, voorgesteld als straf des Hemels voor de verwoesting van Terschelling, bezongen door Johannes Vollenhove, Vondel, Westerbaen, De Decker en door Samuel van Hoogstraten, die er toen woonde. Londinias, de reis van Vosmaer naar Londen; zie daar. 1873. Bij de tweede druk werd een zang tussengevoegd, gewijd aan Townsendhouse, woning en museum van Alma Tadema. Het werk werd in de Spectator aangekondigd met een geestige nabootsing van het Long 317 Loosjes gedicht zelf, door Lodewijk Mulder, onder de naam van Muloothros. Long, Isaak de ~, 1683-na 1762, uit Frankfort a. d. Main, bibliograaf en geschiedschrijver te Amsterdam, gaf 1717 Lodewijk van Velthem uit. Hij ging 1744 naar Hanau. Schreef Rejormatie uan Amsterdam, 1729. Zijn boek over de Koopbandel van Amsterdam, 1714, beleefde verscheiden drukken. Van 1732 zijn Boekzaal der j'Jederduytscbe Bijbels. H. v. Druten behandelde het onderwerp opnieuw in zijn Gesch. der Ned. Bijbeluertaling, 1896. Zie verder Ebbinge Wubben. Longerstay, Antoon ,...."" 1897, Antwerps regionalistisch prozaschrijver, Lobbe en Seja. Longus, Grieks schrijver, ± 400 n. Chr.; eerste herdersroman, Daphnis en Chloe, opnieuw uit het Frans van bisschop Amyot vertaald door J. Brouwer, 1947. Loo, kasteel tussen Voorburg en Den Haag, bewoond door Dirk Potter van der Loo. ± 1400; zie daar. Loo, Jacob van ~, 1754-'97, als student te Utrecht lid van Dulces en vriend van Ockerse vereerder van Klopstock en Lavater, predikant te Ootmarsum. Schreef een dagboek, 1777-'97, uitgegeven 1814, op voorbee1d van Lavater; de eerste Nederlander die zijn innerlijk leven van dag tot dag te boek stelde. Loo, Thomas van ~, 1778-1851, uit Oostende, leraar in de natuurkunde te Brugge, dichter en Flamingant, won de eerste prijs te Oudenaerde met een gedicht tegen Napoleon, 1814~ beschreef de Vlaemsche dichtkttnst in 4 zangen, 1842. Loockmans, Fransoys ,...."" uit Antwerpen, gaf 1589 een bundel Lustige Historien oft Niesioicbeden uit. Looi, Minus van ~, ps. van B. Vandervoort, geboren te Tessenderloo in 1892. Regionalistisch romanschrijver. Aloud Boerenbloed, 1941, De Bastiaensen 1943. Loon, Gerard van ,...."" 1683-1758, uit Delft, beschrijver van de Hisioriepenningen van ] 555-1714. Geschiedkundige; hij gaf de Rijm-chroniek van Klaas Kolijn uit. Studie over hem door Edward van Even in de Dietsche TVarande van 1871. Hij schreef ook neg Plautjanus, een oorspronkelijk treurspel, Loon, Dr. Hans E H. van ~, geb. te Rotterdam 1885, schreef zijn proefschrift over Ned. uertallngen van lVlo!iere, 1911. Schrijver van vertellingen en romans; correspondent v, d. Nw. Rott. Crt. te Parijs; daarna redacteur van de afdeling bee!dende kunst; t 1942. Ioopmaren, nieuwmaren, de oudste kranten, die op ongeregelde tijden verschenen, sedert het Bestand; 't woord is de vertaling van courantes nouuelles. Loos, Dr. Karel ,-,." zie Jan Fabricius. Loose Visschertjen, Van 't ~, volkslied: Des winters als het regent, Dan zijn de paedtjes diep, ja diep.... Komt voor in Het Nielt AmsterdamsLiedt- Boeck van 1591. Hoffmann von Fallersleben nam net op in het 2e dee! der Horae Belgicae. Loosjes Pzn., Adriaan ,1761-1818, boekhandelaar te Haarlem en zeer vruchtbaar schrijver; vriend en navolger van de dames Wolff en Deken. Hij begon als Patriots vaderlands dichter met De Vaderlandscbe Zeebeld, 1781; At A. de Ruiter in X boeeen, 1785; in 1812 gevolgd door De laatste Zecto gt uan den Admiraal De Ruiter, in 12 boeken. Man der Verlichting; tegenstander van kerkelijke overheersing. Zijn Volksliedjes van 1785 waren in de geest der Maatschappij tot Nut van 't AIgemeen; bij Bellamy's dood dichtte hij een Visserszang. In 1795 werd hij lid v. d. Gewestelijke Vergadering van Holland; in 1798 dichtte hij de Worstelingen der Bataajscbe Vrijbeid, Van 1791 was zijn treurspe1 Cuenn«, d.i. De Ruyter voor Messina. Tussen 1791 en 1801 schreef Loosjes dramatische voorstellingen uit het verleden: Frank van Borselen, Huig de Groot, Loutse de Coligny, [oban de Witt. In 1799 dichtte hij H et Vader/and aangevallen en verlost in zes zangen, naar aanleiding van de inval der Engelsen en Russen. Van 1807 is Hollands Arkadia. Dan beginnen oak zijn omvangrijke romans: Historie van Susanna Broneborst, in brieven, 6 delen, 1807. Van al zijn werken is het meest bekend gebleven de 17e eeuwse familiegeschiedenis Mauri ts Lijns lager, 1814; opnieuw uitgegeven door Dr. Jan ten Brink naar de 3e druk van 1823. De roman vertolkt de denkbeelden der Verlichting, al zijn de handelende personen dan ook uit de tijd van Frederik Hendrik en De Witt. Loosjes dichtte na de ramp van Leiden in 1807 het treurspel Amelia Fabricius of Delft door buskruid uertooest; zie Ramp van Delft. Zo schreef hij na de overstroming in Zeeland van 1808 het treurspel Ewoud van Lodijke of de ondergang van Romerswael. Verder Kenau Hasselaar, 1808; Magdalena A1oo1lJj 1810, Albrecht Beiling, 1810, Baarte van Ysselstein, 1810. Het Leven van H illegonda Buisman behandelt de tijd van Cats als raadpensionaris; 1814. Loosjes 318 Loots In 1809 bracht hij een dichterlijke hulde I aan het Nut. Zie ook Sentimentaliteit. Van bijzonder belang Characterkunde der Vaderlandsche Gescbiedenisse, 1783, uiting van het streven, het eigen volkskarakter uit te doen komen. In 1813 gaf Loosjes zijn verhandeling over De Geest der Geschriften van Le Francq van Berkhey uit, die in dit opzicht zijn medestander was. In 1821 werd nog uitgegeven Het Leven van Constantijn Huygens, door hemzelven beschreven, uit het L. in dichtmaat overgebracht door Loosjes. Als uitgever liet hij om de 14 dagen de Jaarboeken der Bataafse Republiek verschijnen. Over Loosjes 't proefschrift van Mw. Dr. M. H. De Haan met bibliografie, 1934. Loosjes, Mr. Adriaan ~ , 1883—1949, uit Blokzijl, stelde met Dr. Kalff en Dan. de Lange het 2e deel van het Ned. Volksliederenboek samen; schreef over Torenmu- j ziek in de Nederlanden, 1916; verzorgde j de tekst bij Nederland in be eld, 19 delen; | sedert 1920 seer. v. d. Ver. tot bevordering van de belangen des boekhandels en sedert 1931 van de Diets che Gedachte, maandblad. Tekende in De Nw. Gids van 1940 Marnix als Filips, de kleine Savoyaard. Loosjes, Cornells ~ , 1723—'92, uit Zaandam, Doopsgezind leraar te Gouda 1744 —'51, te Zaandam 1751—'63, te Haarlem daarna. Vriend van Betje Wolff; oprichter der Vaderlandsche Letteroefeningen, 1761. Hij bewonderde Voltaire en Rousseau. In de Vad. Letteroef. kwam hij voorzichtig op tegen valse verhevenheid en overdreven loftuiting. Loosjes, Petrus ~ , 1735—1813, geb. te Zaandam, halfbroer van Cornelis, vader van Adriaan, doopsgezind predikant te Haarlem, bijna een halve eeuw lang. Redakteur der Vad. Letteroefeningen, 1792. Schreef van 1786—1811 het Vervolg op Wagenaar, 48 delen; anoniem. Ofschoon vurig Patriot, streeft hij naar onpartijdigheid. Werkte reeds sedert 1764 aan de Letteroefeningen mee. Opgevolgd in 1813 door de uitgever Jacob Wybrand Yntema. Loosjes, Vincent ~ , 1786—1841, zoon van Adriaan, boekhandelaar te Haarlem, de dichter van o Groote koopman in tabak! d.i. Oranje-snuifje aan Napoleon, 1813 algemeen gezongen. Verder Velds lag bij Waterloo; zie Vrijheidspoezie. Daartoe behoren ook nog zijn gedicht: De Holl. Zanggodinnen bij de verlossing van Nederland en Parijs aan de voeten van keizer Alexander, 1814. De Dood van Socrates, 1828. Hij gaf in 1826 de Wandelingen van Meester Maarten Vroeg en de overige Nagelaten Letterarbeid van Jacob Vosmaer uit. Looten, Dr. Camille ~ , 1855—1941, uit Frans Vlaanderen, priester, hoogleraar in 't Engels te Rijsel; promoveerde 1889 op een proefschrift over Vondel, te Parijs; gaf 3 spelen van Michiel de Swaen uit; bewerkte de instelling van een Ned. leergang te Rijsel. Gaf studien uit over taal, jetteren, geschiedenis en volkskunde van Frans Vlaanderen. Zie Gamier. Lootens, Adolf ~ , 1835—1905, uit Brugge, gaf met Peys in 1879 de Chants populates flamands recueillis a Bruges uit,. Vlaamse volksliederen, verzameld te Brugge. Folklorist; in die tijd nog Franse aantekeningen bij de Vlaamse tekst. Loots, Cornelis ~ , 1765—1834, in 1796 makelaar te Amsterdam; anders dan zijn vrienden Kinker en Van Hall moest hij hard werken voor zijn brood. Ook droeg hij de zorg voor de nagelaten kinderen van zijn zwager Helmers. Desondanks was hij de dichter van heel wat goede verzen. Man der Verlichting. Zijn eerste grote gedicht is over Het Bijgeloof, 1796. Met Kinker werkte hij aan het ts. Sem, Cham en Japhet. Vaderlands dichter als Helmers: De Overwinning bij Chatham, 1799. In later tijd: Lofzang op Fred. Hendrik. Vereerder van Socrates in zijn gedicht De Dwingelandij, 1800. Hij schreef een gedicht tegen De Slavenhandel en voor de ontvoogding van De Vrouw. De Vrede van Amiens van 1802 verheerlijkte hij in zijn gedicht De Algemeene Vrede\ met Kinker te zamen stelde hij een toneelspel op: De Vrede op 't Vaste Land. Van 1802 is ook zijn stuk De Volkswoede, ter ere van Jan de Witt. Dat over De Batavieren, 1805, wekte de verontwaardiging der Fransen; de eis om hem gevangen te nemen geweigerd door koning Lodewijk. Door al dit werk is Loots bij uitstek de dichter van de Bataafse Republiek: in 1808 werd hij lid van het Instituut van koning Lodewijk. Maar hij huldigde de Fransen niet. Hij behoort tot de Vrijheidsdichters: De Hollands che Taal, 1810; Nederlands Verlossing, 1813; Lijkzang op Helmers; Lierzang tot Opwekking van de Nederlan- I ders bij de terugkeer van Napoleon en De Slag bij Waterloo, 1815. Zijn liefde voor zijn vaderstad Amsterdam komt treffend uit in Het Ttveede Eeuwgetijde der Beurs, 1813, met een slotzang, die een gebed is. Loots was een vereerder van Vondel, voor- I al om de Hekeldichten. Van 1818 is zijn Looy 319 Loterij Hulde aan Vondel; in 1819 droeg hij zijn I grote lierzang Vondel voor na de vertoning van Gijsbreght. Ook onder Willem I bleef hij de Verlichting trouw: Feestzang bij het Eeuwfeest der Drukkunst. Tevens bleef hij vaderlands j dichter: Van Speyk, 1831; Chasse, 1832. Als dichter behoort hij tot de groep van Feith, Helmers en Tollens. Hij werd uitgeluid door Van Hall, Kinker, H.H. Klijn, J. v. Walre en Tollens. Bij zijn overlijden schreef Potgieter een doorwrochte studie over hem in De Muzen. Tollens en Van Hall gaven 1856 zijn Nagelaten Gedichten uit. Looy, Jacobus van ~ , 1855—1930, geb. te Haarlem, opgevoed in het weeshuis, schilder, verwierf 1883 de Rome-prijs en bracht twee jaar in Italie en Spanje door. Prozaschrijver: Proza 1892; Gekken 1894; Feesten, 1902. Zijn eerste schetsen verschenen in 1886 in de Nw. G'tds. Gekken schildert het leven in Marokko. In 1917 Jaapje, 1923 Jaap, na zijn dood Jakob, 1930, autobiografische schetsen. Schreef ook gedichten en vertalingen. De wonderlijke Avonturen van Zebedeus, 1910, „fijn weefsel van hartstocht en ironie, bespiegeling en droom", gedachten over tijdgenoten. Bloemlezing uit zijn proza v. G. Bolkestein, 1908. Van Looy behoorde lange jaren tot de redactie van de N. Gids. Over Van Looy en zijn Werk een studie van M. J. Brusse. Lope de Vega, 1562—1635, uit Madrid, moest vluchten wegens een tweegevecht, nam dienst, was aan boord van de Onoverwinnelijke Vloot, werd rijk door zijn toneelwerken, doch ging 1619 uit verdriet over de dood van zijn zoon in een klooster. Hij schreef over de 1800 toneelspelen, waarvan 25 delen bewaard zijn. Hij oefende door zijn stukken een zeer grote invloed in geheel West-Europa. Bij ons het eerst Rodenburg, die 4 stukken bewerkte en die in zijn eigen werk de Spaanse meester navolgde. Lope de Vega wisselde in zijn stukken het tragische met het komische af; hij is de man van de komische intermezzo's. Verdere navolging bij Isaac Vos, Asselijn e.a. Hij schreef een werk over de nieuwe toneelkunst, waaruit Rodenburg putte bij het opmaken van zijn Borstweringh. Loquela (L. — de spreektaal), maandblaadje van Guido Gezelle over het West-Vlaams, zo als het gesproken wordt, 1881—'95; tot woordenboek omgewerkt in 1907—'9 door J. Craeynest. Lore, Bouden van der —, zie Lor en. Loren, Boudewijn van der ~ , uit Gent, stads-sprookspreker en dichter. Zijn Magbet van Ghend, 1381, loopt over de strijd van de stad tegen graaf Lodewijk van Nevers. Hij is ook de dichter van een wenslied: Achte Persone Wenschen. Zie Wensliederen. Zijn werk uitgegeven in de Oud-Vlaemsche Ged. door Blommaert. Lorreinen, d.i. Lotharingers, zeer grote F. Karelroman, over de veede tussen de hertogen van Lotharingen en die van Bordeaux; 15 fragmenten van de Ned. vertaling bewaard, samen 10 000 verzen. 't Eerste fragment uitgegeven door J. F. Willems in zijn Belgiscb Museum, 1843. Daarop volgde 1844 Jonckbloet met zijn Karel de Groote en zijne XII pairs; in 1876 gaf Dr. J. C. Matthes 5 fragmenten uit, in 1883 Dr. M. de Vries nog weer 4. De in het verhaal bedoelde strijd had plaats onder Karel Martel en Pepijn, die te kampen hadden met oproerige vazallen. Nieuwe uitgave van 't belangrijkste fragment door Prof. Dr. G. S. Overdiep, 1940. Lorris, Guillaume de ~ , de dichter van het eerste deel van de F. roman van de Rose; zie daar; ± 1230. Uit de school van Crestien de Troyes; prediker der hoofse liefde, vereerder van de vrouwen. Los en vast, ts. opgericht 1866 door Dr. Van Gorkom te Utrecht, Koopmans van Boekeren te Leiden en andere moderne predikanten, van betekenis niet alleen voor de godsdienstgeschillen, maar ook voor de letterkundige kritiek. Van 1867—'72 gaf De Veer met Van Gorkum de toon aan; zij richtten zich tegen Huet en Pierson, die uit de kerk getreden waren en vooral tegen Van Vloten, die de modernen fel aangevallen had. Los en Vast ging 1875 over aan Jeronimo de Vries, Aart Admiraal, A. G. v. Hamel en C. v. Nievelt. Tot 1881 werkte De Veer mee. Loteling, De ~ , verhaal uit de Kempen van Conscience, 1849, een van de allerbekendste. Opgevoerd als toneelstuk in de Vlaamse Schouwburg te Antwerpen ter gelegenheid van de herdenking van Conscience's geboorte, 1912. Loterij voor 't Oude-Mannenhuis, gesteund door de opvoering van toneelstukken, o.a. van De Rijcke Man en de arme Lazaro van Samuel Coster, 1615, en van een stuk van Abraham de Koningh, in hetzelfde jaar gespeeld in de Lavendelbloem. Zo was er ook een loterij verbonden aan 't Leidse Landjuweel van 1596. Zie Jan van Hout. In 1593 werd te Zandvoort een loterij aangemoedigd door een wedstrijd, uitgeschreven door de Kamer „De Wilde Appelboom" met de spreuk Aensiet de Kindsheyt. Te Amsterdam was in 1591 een loterij ter Louris Jansz 3 uitbreiding van het dolhuis; daarbij vertoonde de Eglantier Zeven spelen van de wercken der bermherticheyd, die daarna in een bundel gedrukt werden. En in Haarlem schreef De Pelicaen een landjuweel uit ter ondersteuning van een loterij voor het oudemannenhuis, een der schitterendste, die ooit in N. Nederland gehouden zijn. Louris Jansz, zie /. Louw, N. P. van Wijk — , zie W. Louw, W. E. G. ~ , Gladstone Louw, geboren 1913, broeder van de voorgaande, Afrikaans dichter. Schreef 1939 een overzicht over De Nieuwe Afrikaanse Poezie. Verder: De invloed van Gorier op Leopold. Hij is nu hoogleraar in 't Ned. aan de Rhodes-Universiteit te Grahamstad. Adam, 1944. Louwerse, P. ~ , 1840—1909, schrijver voor de jeugd, redacteur van Voor 't jonge Volkje. Dichter van een bundeltje verzen over Vad. Gesch. voor de school jeugd. In 1912 onthulling van zijn borstbeeld te Oost-Souburg. Louys, Pierre ~ , 1870—1925, F. prozaschrijver en dichter. Gaf in 1894 de Chansons de Bilitis uit naar de Griekse tekst. Verklaarde later, dat die tekst niet bestond, maar dat het gedichten van hemzelf waren. En toch verschenen in De Beweging van 1911 Negen Zangen van Bilitis, „voor de eerste maal uit het Grieks in het nederlandsch overgezet" door Allan Lichtenberger, d.i. Albert Verwey! (Colmjon, biz. 282.) Lovelace, de verdorven minnaar van Clarissa Harlotve in Richardsons roman van die naam; hij brengt haar ten val, verdoofd door opium, brengt haar in een slecht huis; zij vervalt in een slepende ziekte en sterft; Lovelace sneuvelt in een tweegevecht tegen Clarissa's neef. Deze figuur nagevolgd in de Europese romanlitteratuur, o.a. in Van Arkel, de minnaar van Cornelia Wildschut bij Wolff en Deken. Ook reeds als „de heer R." in haar roman Sara Burger hart. En als Louis Kraaijestein in Susanna Bronkhqrst van Adriaan Loosjes. Loveling, Rosalie —, 1834—'75, zuster van Virginie, schrijfster. Novellen, samen met Virginie, over het Vlaamse buitenleven, 1874; ingeleid door Dr. J. F. J. Heremans. Verder een aantal zwaarmoedige gedichtjes. Heremans hield ook de lijkrede. Loveling, Virginie ~ , 1836—1923, uit Nevele bij Gent, schreef 1885 een roman over de schoolstrijd in de Vlaamse dorpen, Sophie; verder gedichten en novellen. Zij begon met gedichten, die in 1870 in een bundeltje uitgegeven werden. Kwam daarna tot de novellen; Meester Huyghe; in 1895 Men dure Eed; (bekroond). Zie Walter. Lublink Weddik Lovendaal, G. W. ~ , 1847—1939, uit Nijmegen, maakte naam met zijn Lied der Liejde, 1880, een bundel minnedichtjcs. Schreef in 1885 zijn episch gedicht Magen en Hilda, een „stamsage". Hoofd der school te Grave. Kindergedichten: Lentedagen en Aan Moeders schoot, Loverkens, de naam die Hoffmann von Fallersleben gaf aan de nagemaakte oude liederen, door hem opgenomen in deel VIII van de Horae Belgicae, 1852. Ook Dautzenberg dichtte zulke Loverkens. Loy Latewaert, zie Seghelijn. Loyhier ende Malaert, ridderroman der l4e eeuw, waarschijnlijk vertaald uit het F. In fragment over. Loyhier is een zoon van Karel de Grote; hij trekt met zijn vriend Malaert naar het Oosten en wordt keizer van Constantinopel. Het F. voorbeeld is verdv/enen, doch 't hs. van een Neder-Rijnse vertaling en een Straatsburger volksboek bleven bewaard. Lub, J. ~ , 18158—1926, schrijver van Z. Afrikaanse novellen in de trant van Justus van Maurik. Lubeley, Ignatia -—, ps. van /. 1. D. A. J. Engelberts. Lublink de Jonge, Johannes ~ , 1736— 1816, vertaalde de Fabelen van Gellert 1781—'85 en zijn Zedekundige Lessen, 1785. Van 1787 is zijn vertaling van Thomsons Jaargetyden, in proza. Maar zijn belangrijkste werk is de vertaling der Nachtgedachten van Dr. Edw. Young, zie daar; 1766; 2e druk 1785. Zoon van een rijke koopman te Amsterdam, wijdde hij zich aan de letteren; in 1795 werd hij lid der Nationale Vergadering. Hij was zwak van gezicht en werd geheel blind. Hij tekende, schilderde en speelde muziek; sprak F., D., E., Deens, Italiaans. Hij ging om met Feitama, Van Winter, Pater; zij ontmoetten elkaar in de boekwinkel van Pieter Meyer. Patriot; in Den Haag kwam hij in aanraking met Kantelaar, V., d., Palm en de dames Wolff en Deken. Later woonde hij te Utrecht en des zomers op Stadwijk bij Eemnes-Buiten of op Drakenburg bij de Vuursche. Hij schreef van 1783—'94 Verhandelingen, o.a. over den goeden schryfstyl, en Over het vertaalen, alles in de geest van het F. classicisme, zodat hij Shakespeare niet waarderen kon. Van hem ook een Verhandeling over de Kritiek met allerlei moderne begrippen. Lofrede op Lublink van C. H. Westerbaen, 1817. Lublink Weddik, B. Th. ~ , 1801—'62, kleinzoon van de voorgaande, predikant, prozaschrijver: De binnenkamer van een kruidenier, 1852. Dichter: Asters, 1861. Ps. Spiritus asper et lenis. Hij schreef in 20 Lucella 321 Lulofs de stijl van Jean Paul in Euphonia en had | zelf een humoristisch ts, Pandora van 1833 —'40. In de geest van Sterne zijn verzameling humoristische schetsen Oudoom Jakobs Blaauw Zakboekje, 1856. Hij stichtte 1844 De Tijdspiegel. Lucella, minnedicht uit De Duytsche Lier\ zie daar. Lucelle, toneelstuk van Bredero, naar het F. bewerkt, ± 1616, opgedragen aan Tesselschade. De stof uit de Decamerone. Met de koks Lecker-beetje en Pannetje-vet als kluchtig tussenspel; zie daar. Lucidarius, leerdicht van ± 1350, voor de vorm een gesprek tussen „Meester" en „Clerc," de vertaling van een L. handboek voor theologen, Elucidarium. Er was ook een Lucidarius in proza, een catechismus voor leken, uit het Duits vertaald. Het leerdicht uitgegeven door Blommaert in zijn Oudvlaamsche Gedichten als Die dietscbe Lucidarius, 1851. {Lucidarius = uitlegger.) Lucifer de aartsengel, die in oproer komt tegen God; hoofdpersoon van Vondels verhevenste treurspel; 1654. Lucifer en de engelen vertolken Vondels eigen opvattingen; het stuk moest strekken „ten klaren Spiegel van alle ondanckbare staetzuchtigen." Volgens Jonckbloet was Lucifer een politieke allegorie: de opstand van Prins Willem tegen de koning van Spanje. Beets kwam in zijn Verscheidenheden tegen deze voorstelling op, zo ook Jan te Winkel in zijn Bladzijden. Maar Alberdingk Thijm was het er mee eens. Van Lennep had in 1844 het eerst die gedachte geopperd. In een versje van Apollo's Harp van 1658 werd reeds beweerd, dat Lucifer tegen Cromwell gericht was. Lucifer gaat met de oproerige engelen te gronde, nadat hij Adam en Eva tot zonde verleid heeft; aan het slot van het drama komt de voorspelling van de uitredding van het mensdom door de Verlosser: Wy tellen d'eeuwen, en het jaer, ja [dagh en uur, Dat uw gena verschyn'. Het stuk vertoont alzo de val der engelen, de val van 't mensdom en de komst van Christus in een groots M.E. mysteriespel. Adam in Ballings chap, 1664, is er het vervolg op. Lucifer werd opgevoerd op 2 en op 5 Februari 1654; in het Protocol van de Kerkeraad van 5 Februari staat aangetekend dat Luisevaers treurspel verboden werd, te beginnen met „morghen" en dan „noyt na desen dagh." Er kwamen in 1654 zes uitgaven en in 1661 nog een; toen pas weer in de 19e eeuw. In 1844 werd Lucifer \ voorgedragen onder leiding van Jacob van Lennep door spelers in zwarte rok. Pas in onze tijd is het stuk weer gespeeld door Royaards. Lucifer was opgedragen aan Ferdinand III, „gekozen Roomschen Keizer." In de opdracht de bekende regels: Hoe hoogh men drave in styl en toon, Het Treurspel spant alleen de kroon. De grote tegenstander van het toneel en van Lucifers opvoering was Ds. Wittewrongel\ lit daar; „Trompetter van de Zeeuwen" spotte Vondel. Otto Badius preekte er tegen. Op het treurspel verschenen heel wat schimpdichten, waarvan een in de vorm van Een Otter in 't Bolwerck onder de titel: Op Joost van Vondels Gruwel-spel: Daer is die lant-Pest Lucifer, Een averechtse morgensterr', O jeemy, Hij haspelt zielen in de werr', Dat's 't heyl van d'Akademy. Jan Vos zorgde voor de toestellen bij de vertoning en voor „de wijzen, om op te danssen, nu droef, dan blijdt"; brief van Vos aan Vondel, opgenomen in de Bijlagen bij Vondels Werken door Van Lennep- Unger, op 't jaar 1654. Lambertus Bidloo trok nog weer heftig te velde tegen Lucifer in zijn Panpoeticon Batavum, 1720. In de 19e eeuw opnieuw herhaaldelijk uitgegeven, o.a. door Dr. N. A. Cramer, 1891. En met een belangrijke Inleiding door B. H. Molkenboer. Luctor (L. = ik strijd), ps. van Marie Boddaert. Lugt Melsert, Cor van der ~ , geb. te Rotterdam 1882, sedert 1917 directeur v. h. Hofstadttoneel te 's-Gravenhage. Trouwde met de toneelspeelster Anny van Ees. In 1938 dir. v. h. Ned. Toneel te Amsterdam. Lugten-Reys, Susanna ~, 1880—1944, uit 's-Gravenhage, ps. Nannie van Wehl, schrijfster van meisjesboeken, medewerkster aan de N. R. Crt. Luiken, Joan ~~, zie Jan Luyken. Luilekkerland, in de M.E. bekend als „dat edele lant van Cockaengen", zie Luye- Leckerlant. Luisevaers treurspel, zie Lucifer. Luitingh, Miep ~ , geb. 1914, dichteres, romanschrijfster. Werk van haar in Stille Op mars. Lulofs, Mr. Barthold Hendrik ~ , 1787— 1849, hoogleraar in 't Ned. te Groningen, 1815. Onder zijn vele werken: Opheldering over Vondel, 1830, '33; Gelderlands Voortreffelijke Dichter Staring geschetst, 1843. Vertaalde Luise van Voss in proza, 1811; toonde ook verder zijn voorkeur voor Letterk. Wrdbk. 2e dr. 21 Lulofs 322 Luyken de Romantiek door vertalingen van Schiller, Goethe en Victor Hugo. Maar toch stond ook hij nog onder de invloed der Klassieken, al erkende hij voluit de waarde van Starings romances en die van de toneelspelen van Shakespeare en Schiller. Zelf ook dichter, o.a. van Krijgslied, Citadelpoezie. Zijn intreerede, 1815, Over de noodzakelijkheid van de beoejening der eigene taal en letterkunde werd anoniem veroordeeld in de Vad. Letteroefeningen van 1817 door Adam Simons. Beantwoord met 16 gedichtjes onder de titel Bloedverkoeling of Distelkransje en in proza met Een hand vol hulstbladeren. Lulofs, M. H. ~ , zie Szekely. Lumey, Jan van ~ , zie /. /. Fock. Lummel, Hendrik Jan van ~ , 1815—'77, hoofd van een Chr. school te Utrecht, gaf het Nieuw Geuzenliedboek uit, 1872—'74. Lund (in Zweden), Minneliederen van ~, zie M. Lus, Tilly ~ , geb. te Zaandam 1891, toneelspeelster. Trouwde met Cor Ruys. Lust, Steven Teunisz. van der ~ , lid van de Kamer „De Wyngaertrancken" te Haarlem, liet in 1644 zijn Kinder-moort van Herodes opvoeren. Zijn treurspel Ongeblanckette Maria Stuart is gericht tegen Vondels drama; 1644. Van 1652 is zijn spel over het beleg van Haarlem, De herstelde Hongersdivang. Lusthof, Friesche ~ , de dichtbundel van Starter; zie daar. Herdrukt door Van Vloten. De eerste druk verscheen met elf „kopere Figueren." Scriverius dichtte: Jan Starter, so men my oock in dees konst gelooft, Ick sie de Eeuwigheyd u hangen over 't hooft. Lusthof der Maeghden, Den ~ , zie Houwaert en Vegas ides Pleyn. Lusthof, Den Nieuwen ~ , liedboek van 1602; daarin vormt het Bruilofts-Bancket van Michiel Vlack „binnen der Goude" de geestelijke helft. Het liedboek van de Oude Kamer. De 3e druk van 1607 en de 4e van 1610 heten Den nieuwen verbeterden Lusthof. Met gedichten van Vondel, Vlack, J. F. Stam, Van Mander, Spieghel en Hooft. Lusthof van Rhetorica, de bundel stukken van het landjuweel van Leiden, 1596. Daarnaast de bundel van de Zotten; zie zot. Lusthof van de wonderlycke gheschiedenissen, verzameling verhalen en kwinkslagen van Johannes Balde, 1637. Lusthofje Sions, stichtelijk zangboek, 1668. Met liederen van Karel van Mander, J. P. Schabaillie, J. J. Deutel e.a. Lustige Jager, De ~ , „zingende vele vrolijke liederen voor alle lieve Meisjes, die met hem ter Jagt willen gaan". Met o.a. De Stokvischmaaltijd van Napoleon in Moskou, maar ook nog met „Een droevig Lied van 't vergaan van De Zwarte Haan in 1673." Verschijnt nog in onze tijd. Lutgarde, Lutgardis, Lutgart, Lutgert, zie Sint-Lutgart. Lutherse Gezangen, eerst de bundels van 1565 en '67; de Psalmen van Willem van Haecht, 1597; een Woerdense bundel met psalmen en liederen, 1589; verbeterd door Jan van Duisberg 1680. De tegenwoordige Synodale Bundel is van 1884; die van de Hersteld Luthersen van 1906. Lutkebuhl, C. L. ~ , 1846—1916, telegrafist; dichter. Lutkeman, Jacob —, dichtgenootschapper te Amsterdam, lid van „Oefening beschaaft de kunsten," f 1782; toneeldichter. Lutma, Joan ~ , 1588—1669, uit Emden, goudsmid te Amsterdam, bezongen door Vondel, die ook een grafschrift dichtte. Ook maakte Vondel verzen op het werk van de zoon Joan Lutma Jr., 1624—'89. Lux mundi (L. = het Licht der wereld), erenaam van Wessel Gansfort. Luye-lecker-lant, 't —y een van de gedichten in Veelderh. Geneuchl. Dichten, 1600, onder het motto: Luy, en lecker, en veel te meughen, Dat zijn drie dinghen die niet en deughen. De satire tegen de gulzigaards geschilderd door P. Brueghel, de Oude, als het Land van Cockanje. Onder deze titel maakte De Genestet zijn genoeglijke vertelling gereed van de St. Nicolaasavond; zie Kokanje. Luy ere, Heynken de —, zie H. Luyken, Caspar ~ , afkomstig uit Essen, trouwde 1633 met Hester Coores uit Zeeland, sloot zich te Amsterdam aan bij de Collegianten van Galenus Abrahamsz de Haan; schoolmeester, schrijver van godsdienstige geschriften, waarin hij de rede stelt naast de Openbaring. Vader van Jan. In zijn Onfeylbare Kegel van Winste sonder Verlies, 1663, en in De Wisselbanck geopent wijst hij de rijken met scherpe woorden op hun plichten tegenover de armen. Luyken, Caspar ~ , 1672—1708, zoon van Jan, werkte met hem samen als graveur; van hem zijn 1187 prenten bekend. Luyken, Jan ~ , 1649—1712, gaf 1671 te Amsterdam een bundeltje liedjes uit als Duytse Lier. Hij werd voor schilder opgeleid bij Saeghmolen; hij was lid van de Wijngaardranken, de kunstenaarsvergadering in de herberg van Jan Zoet. Hij trouwde in 1672, de minnedichter was in veilige haven geland. Zijn minneliedjes behoren tot de allerbeste der 17e eeuw; zijn natuurpoezie overtreft Luyt 323 lyrische poezie die van aIle andere oudere dichters. Opgedragen aan Antonides. In 1675 kreeg Luyken een inslag en voegde hij zich bij Abraham Galenus en andere vromen, bij Reformateurs en Pietisten. Hij kwam vooral onder invIoed van Bohme. Nu is de eerste bundel, Jezus en de ziel, mystiek van inhoud, 1678; ook de volgende bundels zijn van dezelfde strekking, doch bevatten oorspronkelijk werk. Jan Luyken werd 1682 weduwnaar; alleen zijn zoon Caspar bleef hem over. In 1699 ging hij buiten Haarlem wonen en in 1703 te Schellinkhout bij Hoorn. In plaats van schilder was hij etser geworden; bij zijn etsen voegde hij bijschriften: Voneken der Lieide [ezu, 1687; Spiegel van het Menselijk Bedriji, 1694; Zedelijke en Stiehtelijke Gezangen, 1704; Besehouwing der We reld, 1708; Byekorf des Gemoeds, 1709; Onwaardige Wereld, 1710; Leerzaam Huisraad, 1711; Des Mensehen Begin, Midden en Einde, 1712, alle met gedichten die dikwijls aan Vondel herinneren. Ze zijn het werk van een Christelijke, maar onkerkelijke mysticus. Een levensbericht van Luyken door Dr. 1\:1. Sabbe in zijn uitgave van de Duytse Lier in het Pantheon. Dr. Hylkerna stelde een bloemlezing samen uit de Sticbtelijhe Verzen, 1904. P. v. Eeghen en Van der Kellen gaven in 1905 Het Werk van Jan en Caspar Luyken uit. In 1941 Gediehten en Spreueen, ingeleid door Roel Houwink. Over Jan Luyken schreef P. van Eeghen, 1889. Luyt, Mr. Jacobus ~, de advokaat die Vondel verdedigde voor de schepenbank van Amsterdam in de zaak van Palamedes, 1625. Luzac, Anne ~, zie Bilderdijk. Zij was de dochter van Elie. Luzac, Mr. Elie ~, 1723-1796" geb. te Noordwijk, boekdrukker te Leiden, rechtsgeleerde, wijsgeer en letterkundige, trad 1770 op als de voorman der Leidse boekverkopers tegen de Staten van Holland, die het plan hadden een censuur in te stellen. Hij gaf 1759-'63 een Letterkundige Courant uit ter bespreking van de uitkomende boekwerken, en in 1765 bezorgde hij de uitgave van Montesquieu, Prinsgezind; verdedigde het goede recht van de stadhouders in de Openbartige Brieven onder ps. Reinier Vry-aard, 4 delen, 1781 -'84. Stichter van de Gazette de Leyde. In 1780 verscheen Hollands Rijkdom, 4 delen, naar zijn eigen F. werk. Hij werd 1783 te Utrecht door leden van een vrijcorps deerlijk geslagen. Lycidas, "herderszang" van Bilderdijk ter verjaring van Prinses Wilhelmina, 4 Oct. 1787, ter verheerIijking van de Pruisen, die toen juist op Amsterdam aftrokken. Lyden en de die Passie ons Heren Jhesu Christi, Dat "-', zie Leven van Jezus, Lydius, Jacobus ~, 1610-'79, predikant te Dordrecht, dichter van Vrolicke Uren ojte der Wysen uermaech, 1640. Hij schreef o.a. Belgicum gloriosum, door hemzelf vertaald als Het Verbeerlijkte Nederland, 1668, de ergernis van koning Karel II. Eerst had hij nag wel meegedaan aan H erstelde ZeegTriomf; zie Karel de Tweede. Van hem was ook Den Roomseben Uylen-spiegel, 1671; zie daar. Lydius, Rudolf ~, te Enkhuizen, schreef Vermaekely]:e Tydkorting, 1674, "waarin de Jufferschap ten hoogsten trap van eere werd verheven." Daarin ook mededelingen over het toneel en over toneelspelers als Jan Baptist van Fornenburgh en Jan Tamboer. lijkdichten, bij ,t overlijden van kunsten, aars; 't eerste in onze letteren van Jan Bartoen of Britoen, ",medegheselle" van De Roovere, de Clacbte over diens dood, 1482. Op De Casteleyn reeds 10 epitapbien; dan op Karel van Mander en Bredero en daarna in de 17e en 18e eeuw in steeds grater getal. Op Schermer 29, op Poot 18, op Feitama 15, op Rotgans, Dirk Smits; op L. W. v. Merken 19, op De Lannoy, op Pater; op Bellamy, op Nieuwland; op Uylenbroek; 16 op Feith in de Gedenkzuil; op Loots. Zie ook M. C. v. Hall en J. B. flofman. Lijkkrans voor rnijn dochtertje, gedichtje van Dirk Smits: Een rei van Englert zag, Door 't dunne wolkfloers heen, Of ergens, hier beneen, Een zuivre parel lag .... Tegenhanger van Vondels Kinder-Lye]: en zijn Uituaert uan mijn dochterken en van Poots gedicht Op de doot van mijn docbtert] e. Lylie, John ~, zie Bupbuisme. Oak Lilly. Lympiose, bij Dirc Potter de naam van Griseldis. Lijn, Corn. Jac. van der ""'-', 1730-'99., koopman te Amsterdam, toneeldichter, werd na de brand van 1772 "gecommitteerde" tot de Schouwburg. lyrische poezie, vertolkt gemoedsaandoening; zo genoemd naar de lier, die de zangen begeleidde; lierdicbt, De klassieke lierdichters bij uitstek waren Pindarus en Horatius. Tot de lyriek behoren de hymne, de ode, de dithyrambe, de elegie, het lied; episch-Iyrisch zijn de ballade en de idylle. Ned. lierdichters, o.a. Hooft, Bredero, Vondel, Jan Luyken, Willem van Haren Bilderdijk. ' Lijsvelt 324 Maatschappij Letterkunde Evenals het ridderlijke epos begint het Ned. lierdicht met Heinric van Veldeke. Dan volgt hertog Jan I van Brabant, de ridder bij uitstek, „der eren vader," de overwinnaar bij Woeringen, die zijn leven liet op het tournooi te Bar in Lotharingen. Uit de 13e eeuw zijn ook de geestelijke liederen van Hadewych en de clausulen, de strofische gedichten van Maerlant, die daardoor de voornaamste lyrische dichter der M.E. is. Onder de nieuweren: Jacques Perk, KIoos, Boutens, Gossaeft, Leopold. In 1947 verscheen Lyriek der Nederlanden (tot de Devotio Moderna), van Dr. R. Antonissen. Keuchenius, Th. E. C. en D. C. Tinbergen, Nederlandsche lyriek van de 13e eeuw tot 1880. Geill. Leiden, 1920—'24. 4 delen. In 1949 Lyriek en Leven, rede van prof. P. Minderaa te Leiden. Lijsvelt, zie Liesveldt. M. Maaldrink, Ds. D. M. ~ , 1851—'91, de schrijver van Kwik-me-dit, Kwik-me-dat. schetsen uit het Achterhoekse dorpsleven, 1889. Reeds eerder waren zijn schetsen Uit de Graafschap verschenen. Hij was geboren te Geesteren bij Borculo, het Starveld in zijn verhalen; werd 1878 predikant, doch moest reeds in 1882 wegens ziekte aftreden en verder van zijn pen leven. Hij schreef vier drama's, o.a. Cleopatra, 1891 en De terugkomst van den Koloniaal, 1890. Dit was het laatste stuk in de vorige Amsterdamse schouwburg, die nog dezelfde nacht afbrandde,'1890. Maardinck, C. van ~ , ps. van D. J. Couvee. Maarlant, zie Maerlant. Maarten. Vergelijking tussen Maarten Luther en Maarten van Rossum bij Anna Bijns, zie daar. In 1652 kwam de derde er bij:1 Maarten Tromp. Eerst in een schimpend puntdicht, toen hij uit de gunst was na de neerlaag tegen Ayscue: Eertijts twee Martens de Werrelt [ontroeren, Luther de Papen, en Rossum de [Boeren, Nu komp den derden, Marten Tromp, Blinthoekt Hollant, al is hij plomp. Doch in 1653 na de Driedaagse Zeeslag keerde het blaadje: Drie Maertens brogten de wereld in [roeren. d'Een bruide de Papen, en d'ander de [Boeren: Maar onze Maarten Harpertse Tromp Kan de Engelsche de staart af kappen; want zijn zwaard is niet plomp. Maarten Vroeg, Het Leven en de Wandelingen van Meester ~ , eerste humoristische dorpsnovelle van Jacob Vosmaer; zie daar. Maar zonder eer leeft Held Achilles niet! zie Achilles. Maas, Adriana —', „de koningin van alle actrices," weduwe van de toneelmeester Paulus van Schaagen, reeds in 1731 berucht wegens haar losbandig leven, aan de drank geraakt en 1742 ontslagen; in 1744 weer aangenomen; f 1746. Maas, H. H. J. ~ , geb. 1877 te Venraai, onderwijzer, schrijver van Verstooteling, 1907 roman uit het Limburgse leven; 1910 gevolgd door Landelijke Eenvoud en 1909 door Het Goud van de Peel. Zie H. N. Ouwerling. Maas beschreef de opkomst van Eindhoven in een cyclus Onder de gloeilamp, 1947. Maas-Van der Moer, Agnes ~ , geb. 1888 te Grave, schrijfster van romans. Maasland, Onlusten in ~ , 1775 bij gelegenheid dat de S.G. de lang gewenste nieuwe psalmberijming invoerden. Maasparnas, De —, de vrienden van Joan de Haes van Rotterdam in de Poetenoorlog van 1713. Maas-Sluysche Hoekertje, Het Nieuw ~, van C. L. Denik, liedboek, 1755; lOe druk. Er kwamen 3 deeltjes uit. Maes-Sluysche tydt-verdryf, 't —, liedboekje van G. L. Boxhoorn, „na syn leven" uitgegeven door zijn zoon L. G. B., 1671. Een geestelijk liedboek was de Maessluyse Vrede-krans van Jacob Henderickse van Dyck, 1669. Maasstroom, De ~ , gedicht ter ere van Rotterdam, 1842, van A. des Amorie van der Hoeven Jr. Maastricht, Verovering van ~ , 1632, bezongen door Vondel in zijn Stedekroon. Een L. gedicht van Barlaeus werd nagevolgd door Jacob van der Burgh in zijn Verovering van Limburg. Maastrichts Paasspel, zie P. Maatschappij tot verspreiding van goede en goedkoope Lectuur z=z de Wereldbibliotheek; zie daar. Maatschappij der Ned. Letterkunde, gesticht te Leiden 1766; stelde zich ten doel, de Ned. „letterrepubliek" te hervormen. Ontstond uit de vereniging van 3 dichtge'nootschappen: 1° Minima Crescunt (kleine dingen groeien) te Leiden: Frans van Lelyveld, Hendrik van Wyn, Paludanus en Cras, een studentengenootschap; 2° Dulces ante omnia Musae (Liefelijk voor alles zijn de Muzen) te Utrecht* Meindert Tydeman; Maatschappij 325 Macquet 3° Magna mol'tmur parvi (Wij, kleine mensen, ondernemen grote dingen) te Hoorn. Erkend bij Octrooi van de Staten van Holland 1775. Telt nu ± 650 leden; de boekerij telt 1900 hss. en 64 000 werken. De Maatschappij begon met het uitschrijven van prijsvragen. Siegenbeek was voorzitter van 1825—'47. Onder leiding van Dr. M. de Vries begon de uitgave van vele belangrijke Mnl. werken. Sedert 1881 bestaat het Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde. De Maatschappij looft om de 5 jaar een prijs uit voor het beste werk (f 1000); daarnaast bestaan particuliere prijzen. Winnaars waren: Prijs van de maatschappij der Ned. letterkunde, later genoemd: Mees terse haps prijs: 1921. Jac. van Looy: Jaapje. 1925. P. C. Boutens: Zomerwolken. 1931. Dr. A. E. van Giffen: De hunnebedden in Nederland. 1934. Henr. Roland Holst—v. d. Schalk. 1939. Dr. Wobbe de Vries. 1950. Dr. J. S. Bartstra voor zijn geschiedkundig werk. Haagsche Post-prijs: 1921. Elisabeth Zemike: Het schamele deel. 1922. Carry van Bruggen: Het huisje aan de shot. 1923. Jo de Wit: Open zee. Voortgezet als Jaarlijkse prijs, later: Prijs van aanmoediging, thans: Lucie B. en C. W. van der Hoogt-prijs: zie daar. In 1948 Hendrik de Vries, Toopettuhi\ in 1950 Leo Vroman, Gedichten. Mei-prijs (ter beschikking gesteld door Jacob Mees): 1932. Theun de Vries: Rembrandt. 1934. A. den Doolaard: De herberg met het hoefijzer en Jan Engelman: Tuin van Eros. Dr. C. J. Wijnaendts Francken-prijs; zie daar. 1935. Dr. N. Japikse: Prins Willem 111, stadhouder en koning. 1937. Dr. Annie Romein—Verschoor: Vrouwenspiegel. 1939. Dr. M. D. Ozinga: Daniel Marot, de schepper van den Hollandschen Lodetvijk XlV-stijl. De Maatschappij geeft een Jaarboek uit met de Levensberichten van overleden leden. Geeft nu ook in 100 delen de beste werken als „Bibliotheek der Ned. letteren" uit. Zie daar. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht door Jan Nieuwenhuyzen, Doopsgezind leraar te Monnikendam, 1784, tot verspreiding van meer kennis; deed ontzaglijk veel voor de verbetering van het onderwijs. Had weldra „departementen" in 't gehele land. Gaf 1788—1807 een vijftal boekjes uit met Volks-liedjens, tot veredeling van de volkszang, tot bestrijding van het straatlied en tot opwekking tot deugdzaamheid en berusting: Ik juich in mijn gezegend lot: Ik heb hetgeen ik vroeg; Aan rang en rijkdom, buiten God, Heeft niemand ooit genoeg. Herhaaldelijk gedrukt, ofschoon voor het grote merendeel „armzalige voortbrengselen van magere vernuften", zonder verheffing, pruikerig. deftig, braaf, met „een popachtige smaak". In het 5de stukje, 1807, het lied van Colijn, een brave boerenzoon, Het puikje van de dorpelingen, Arbeidzaam, welgemaakt en schoon, Dorst naar Lisettes hand te dingen. Onder de dichters A. Fokke, A. Loosjes en M. Nieuwenhuyzen; de overigen geheel vergeten. In 1827 schreef het Nut een prijsvraag uit voor nieuwe volksliederen. Withuys kreeg de gouden medaille voor 7 stukjes; Mr. C. P. E. Robide van der Aa de zilveren voor een viertal. Uitgegeven 1835. Ontplooide zich bijzonder in de 2e helft der 19e eeuw onder invloed van de Liberale Partij en van de Modernen. Maccage, L. J. ~ , 1751—1828, overste van 't minderbroedersklooster te Yperen, 1799 naar Oleron gevoerd, daarna kapelaan te Yperen, vertaalde 1814—'15 De Treurdigten van Ovidius. Machteldis Visioenen, mystiek prozageschrift uit de l4e eeuw, ook Machteldis revelacien; in de 15e eeuw nog in hs. in de kloosters. Maclaine Pont, M. W. ~ , zie P. Mac Leod, Julius ~ , 1857—1919, hoogleraar in de natuurkunde te Gent, voorman van de vervlaamsing van de hogeschool. Macpherson, James ~ , 1736—'96, gaf 1766 zijn Poems of Ossian (Gedichten van Ossiaan) uit, die hij liet doorgaan voor oude Keltische poezie. Ze hebben een wondergrote invloed geoefend op heel W. Europa, omdat men ze bewonderde als primitieve volkskunst. Men kwam onder de bekoring van het geheimzinnige van deze voorloper der Romantiek. Goethe stelde Ossian boven Homerus; Feith en Bilderdijk dweepten er mee. Macquet, Jan Daniel —, 1731—'98, uit Brouwershaven, dokter en burgemeester van Zieriksee, medewerker aan de Nieuwe Bijdragen van Minima Crescunt. Verhandeling over de voortreffelykheit der oude Macropedius 3! en hedendaegsche Poeten, 1764. Een ander critisch werk is Proeven van Dichtkundige Letteroefeningen, 1780a over Hoogvliet, Vondel, Antonides enz. Hij hield zich evenals Van Effen aan de F. regels der dichtkunde; vereerde vooral Racine. Vondels hekeldichten zijn „vuile paskwillen", maar Abraham de Aartsvader is een model; Jan Vos en Shakespeare schrijven straattaal. Macquet bezong zelf ook De vier jaargetijden, 1762. Macropedius, Georgius —, d.i. J oris Langeveld van Gemert, rector te Utrecht en te 's-Hertogenbosch, schrijver van L. drama's; t 1558. Zie Elckerlyc. Madelghys' Kintsheit, roman uit de I4e eeuw; zie Malegijs. De fragmenten uitgegeven door Nap. de Pauw, Gent, 1889. Madoc, gedicht van Willem, die de avonturen van Reinaerde in 't Diets verhaalde, genoemd in de aanhef van Reinaert; verloren. Het wordt ook genoemd in de Borchgravinne van Conchy. madrigal, velddeuntje; herderspoezie. Maecenas, vriend van keizer Augustus, 65 —8 v. Chr. Hij was de vriend van Horatius en bleef bekend door zijn bescherming van kunstenaars. Het Maecenaat dringt onze letteren binnen met Jan Vos, de huispoeet van Joan Huydecoper van Maarseveen. Antonides vindt zijn beschermer in Buysero; Bidloo in Willem Hooft, kastelein van Woerden; de gebroeders Brandt in Hendrik Hooft, drost van Muiden; Jan van Hoogstraten in Mr. Arend van der Burg, burgemeester van Gouda; Halma in Rotgans. Zie huispoeet. Een artikel over Jan Vos en het Amsterdamsche Maecenaat van J. Koopmans verscheen in de Beweging van 1915. Maeghdeburghs Lyckoffer, lofdicht van Vondel ter ere van koning Gustaaf Adolf van Zweden, die in 1631 de keizerlijke veldheer Tilly bij Leipzig versloeg en aldus wraak nam over het uitgemoorde Maagdenburg. Maeghden, treurspel van Vondel: Sint-Ursula met haar 11 000 maagden te Keulen vermoord door de Hunnen van Attila; 1639; opgedragen aan Agrippine, d.i. Keulen. Maeghden, Brieven der Heilige —, zie B. Maeghden, Klagende —, zie K. Maeghden-roof der Benjamyten, berijming van Richteren XXI door Cats, een van de verhalen uit de Trou-ringh. Maeghde-plicht, de tweede bundel emblemata van Cats, 1618; met opmerkingen en raad en waarschuwingen over de liefde, die als een fuik wordt voorgesteld. Met een samenspraak tussen Phyllis en Anna, 6 Maerlant d.i. de wijze maagd Anna Roemers. Het Wapensch'ilt alle eerbare maeghden toegeeygent, gaat vooraf; dit was de druiventros, een wapen door Cats bedacht. Maeght, Johan de ~, f 1938, Vlaams schrijver en journalist. Maele, Fons van de ~ , 1874—1938, eenvoudig Vlaams arbeider, die verscheidene bundels „Verzekens voor ons volk" schreef. Maen bij Endymion, De ~ , bekend gebleven idylle van Poot; bezoek van de maangodin aan de slapende herder op de berg Latmos. Maerlant, dorpje bij, later deel van Brielle. Als koster aldaar kwam Jacob van Maerlant in aanraking met het wereldse hof van Voorne en zo hield hij zich bezig met de vertaling van de ridderromans. Maerlant, Jacob van ~ , ± 1235—1300, geboren in de buurt van Brugge, was eerst koster te Maerlant in Oost-Voorne. Daar schreef hij waarschijnlijk Alexander, 1260; dan Die Historie vanden Grale en Merlijns Boeck, een vertaling van de beroemde prozaroman van Robert de Borron over de Graal, opgedragen aan heer Albrecht van Voorne. Daarop volgden Torec, 1262 en Van Troy en, 1264; misschien ook nog Wapene Martijn. In 1266 verhuisde Maerlant naar Damme, waar hij scepenclerc (stadssecretaris) zou geweest zijn. Daar schreef hij zijn grote werk: der Naturen Bloeme, 1269; Rijmbijbel, voor 1271; Sinte-Franciscus, 1272, en Stnte-Clara. Sedert 1282 werkte hij aan zijn voornaamste boek, de Spieghel Historiael. Hij bewerkte de eerste partie\ liet de tweede rusten, de geschiedenis der kerk tot op Constantijn de Grote; voltooide de derde partie, 1284—'86, en schreef nog 18 000 verzen van de vierde partie, tot het jaar 1113. Zo werd hij „de vader der Dietsche dichteren algader". Zie Spieghel Historiael. In de Rijmbijbel betuigt hij zijn leedwezen, dat hij zich met Merlijn en dergelijke leugenverhalen heeft beziggehouden; zo ook in Sinte-Franciscus Leven. Hij keerde zich voortaan af van de F. romans: Wat wals es Vals es. In zijn Strofische Gedicht en behandelde hij godsdienstige vraagstukken; hij verheerlijkte Maria en gispte het wangedrag der geestelijken. Strofisch zijn ook de Martijnsdichten. Doch de gewoonlijk genoemde Strofische Gedicht en zijn: 1° Vanden Vijf Vrouden (Vreugden); 2° Van ons Her en Wonden; 3° Clausule van der Bible; 4° Van der Drievoudichede, vrije bewerking van een L. gedicht over de Drie Maerlant 3 eenheid; het eerst uitgegeven door Prof. G. J. Meijer, 1838; 5Q Disputacie vanden Cruce} behandeld als het geschil tussen Maria en het Kruis, een didactische dialoog, 20 als die voorkwamen in de L. geschriften en ook veelvuldig in de F. debats. Na de Martijnsdichten schreef Maerlant de Heimelickeit der Heimelicbeden; tit daar. In zijn Spieghel Historiael toonde hij zich de grote leerdichter; hij trok te velde tegen de leugens der menestrelen. In zijn ouderdom schreef hij nog de lyrische gedichten Vanden hande van Oversee en Der Kerken Claghe, waarin , hij opnieuw opkwam tegen de aanmatiging en het plichtsverzuim van adel en geestelijkheid. Hij is de hoofdman van de Dietse dichters der 13de eeuw. Begonnen als minstreel met zijn romans, dichter in zijn Strofische Gedichten, bv. in de aanhef van De Eerste Martijn; zie daar. Maar vooral was Maerlant de geleerde leerdichter: Der Naturen Bloeme, dieren en planten; Rijmbijbel, bijbelse geschiedenis; Spiegel Historiael, wereldgeschiedenis; Heimelicheit, staatkunde. Zie ook Wrake van Jerusalem. Alles te zamen 225 000 versregels. Voor Maerlant was de adel geen ideale instelling meer. Hij klaagde over de weelde van de geestelijken en de hebzucht der kloosters; hij voer uit tegen de prebendejagers en tegen simonie en dronkenschap. Zie Martijnsdichten. De Spieghel Historiael werd voortgezet door Philips Utenbroeke, daarna door Lodewijk van Velthem. Maerlant werd begraven in 1300 in het Oostelijk deel van de toren van de parochiekerk te Damme; in de 19e eeuw stond de steen nog overeind. Tot de school van Maerlant behoorden Jan de Weert, Jan van Heelu, Melis Stoke, Molhem, Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem, Jan Praet. De Belgische regering richtte voor 't stadhuis van Damme een standbeeld voor hem op, 1860. Ingewijd met een bekroond lierdicht van Jan van Beers. Bij die gelegenheid ook Mr. C. A. Serrure: Maerlant en zijne werken. K. Versnaeyen gaf de Beschrijving der Maerlant's feesten uit. Matthias de Vries hield de feestrede. Verder: Dr. J. te Winkel, Maerlant als Spiegel der 13e eeuw, J. Koopmans: Maerlant-studien in Taal en Letteren VII—IX. A. Arents, bibliothecaris te Antwerpen, gaf een Proeve van Bibliographie uit, met inleiding van Van Mierlo, 1943. Deze zelf gaf zijn studie over Maerlant uit in 1946. Magito Een Brusselse maecenas hccft een der oudste huizen van het stille dode Damme, dicht bij Brugge, aangekocht met het doel aldaar een Van Maerlantmuseum in het leven te roepen, In Aug, 1943 werd dit perceel, alwaar- in 1468 het huwelijk tussen de hertog van Bourgondie, Karel de Stoute, eq Margaretha van York werd voltrokken, vrijwel geheel gejestaureerd. Met de indenting van het museum is een begin gemaakt. Allerlei boekwerken, platen, prenten enz. betrekking hebbend op de dichter en zijn tijd worden er bijeengebracht, Dit museum heeft een paar belangrijke werken, verband houdend met „den Vader der Dietsche dichteren altegader" uitgegeven. Het eerste is een nieuwe editie, in modern Nederlands, naar de bewerking van dr. A. E. Van Beughem, van de „Wapene Martijn". Het tweede werk is de genoemde bibliografie door Am. Arents. Maerseveen, Huydecoper van —, zie H. Maertsz., Cornells ~ , boer en ouderling te Hoogkarspel, stichtelijk dichter, weer bekend door een bloemlezing van Van Vloten, 1851. Hij was geb. te Wervershoof, waar hij later weer heen trok. Leefde nog 1671. Zijn stichtelijk boekje heet Het Singende Nachtegaeltje, 1671. Verschillende van zijn gedichtjes zijn ook opgenomen in het Hoorns Vermakelijk Treckschuytje. Zijn Stichtelijke Gesangen zijn van 1661. Maesen, Martin Jacob van der ~ , 1789— 1820, uit Antwerpen, dichter. Maestrichteren Almanak, Den Opregten ~ , zie Citadelpoezie. Magazijn van Romantische Verhalen, uitgave van G. J. A. Beijerinck te Amsterdam, 1834—'40. Zie Almagro. Magazijn voor Wetenschappen, Kunsten en Letteren, het ts. van N. G. van Kampen, dat op Mnemosyne volgde, 1821—'31. Daarop kwam het Hollandsch Magazijn, 1832, in 3 stukken, met J. de Vries. Het Magazijn van 1827 bevatte Hollands Grond en Oudheden van D. J. v. Lennep, met de Duinzang; dat van 1826 bracht Geels Verhandeling Over den Smaak. Magerman, Pieter ~ , geboren te Brussel in 1892, schreef pessimistische toneelstukken met sociale ondergrond. Magito, Christiaen ~ , koorddanser uit het begin der 18e eeuw te 's-Gravenhage; reeds in 1736 vervangen door Noel Masito, goochelaar. In de Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden is sprake van „kwanten uit de troep van Magito". Ook in 1779 was de „tent van Mazito" er nog. Bilderdijk noemt hem in zijn fabel van De Waarheid en Esopus Maziton en zegt: Dan danst m'er zeker op de koord, Of goochelt met de tas, n Magna molimur parvi 328 Malle ventje En brengt een hoen uit bekers voort Met. hokus-pokus-pas. Magna molimur parvi, dichtgenootschap te Hoorn, gaf 1763 zijn Mengelpoezy uit. Zie Maatsch. v. Letterkunde. Mailbrief, De —, een van de uitvoerige dichterlijke vertellingen van De Genestet; het verhaal van een meisje uit Delft, wier verloofde in Indie is; onvoltooid. Motto: ^Daaarom zal een mensch zijn vader en zijn moeder verlaten." Mainartz, Egbert ~ , huidekoper, factor van In liefd' bloeyende, dichter van 2 refereinen, afgedrukt bij K. Ruelens; gestorven in de gevangenis, na zijn dood als ketter onthoofd, 1568. Mainzer Beobachter, niet bestaande krant, door Multatuli aangehaald bij zijn D. berichten voor de Oprecbte Haarl. Ct. Toen het bleek, dat Multatuli zelf die „aanhalingen" schreef, was het met zijn medewerking uit; 1869. Majesteit, roman van Couperus, speelt aan het hof van een Oosters fantazie-land; verscheen in De Gids van 1893. Gevolgd door Wereldvrede, 1895. Majofski, Theodorus Joh. ~ , 1770—1836, uit Leiden, een der beroemdste toneelspelers. Getrouwd met de actrice Johanna Adams, 1767—1844; zij speelden in 't gezelschap van Snoek sedert 1792 te Rotterdam, Geprezen door Barbaz. Majoor Frans, psychologische roman in dagboekvorm van Mw. Bosboom-Toussaint; karakterroman uit haar eigen tijd. De schrijfster wil het nadeel van onvrouwelijk optreden van geemancipeerde vrouwen in 't licht stellen. Makamen en Ghazelen, 1866, bundel poezic van Jan van Droogenbroeck; bewerking en navolging van Riickerts Perzische poezie, met een zeer ingewikkeld rijmschema. Makeblijde, Lodewijk ~ , 1564-—1630, pater Jezui'et uit Poperinge, gaf een liedboek uit Den Berch der gheestelicker vreughden, 1617. Hij was toen al, sedert 1611, missionaris in Holland; f te Delft. Een der dichters van de Contra-Reformatie. Malbergse Glossen, Nederfrankische verklaringen bij de Lex Salica, misschien nog uit de 6e eeuw; ons oudste taaldokument. Male, Joh. P. van ~ , 1679—1735, uit Brugge, pastoor te Vladsloo, gaf een dichtbundel uit Gheestigheden der Vlaemsche Rijm const in de trant van Cats. Hij klaagt over het verval van de dichtkunst in Vlaanderen. Schreef over Brugge. Malegijs, tovenaar uit de roman van de Vier Heemskinderen; hun oom. In de I4e eeuw is hij ook nog de held van een zelfstandige ridderroman, maar dan het toonbeeld van het verval der ridderpoezie. In de 15e eeuw held van een volksboek, bewerkt naar de Frankische roman Reinout van Montelbaen, De roman Van Malegijs alleen in f ragmen - , ten over; 't eerste uitgegcven door Bilder* dijk, 1825; alles te zamen als Madelghijs* Kintsheit door Jhr. Mr. Napoleon de Pauw, 1889. Deze dacht eerst, dat Malegijs het* zelfde werk zou zijn als de verloren Madoc, 1887; deze opvatting weerlegd door Dr. J. W. Mulder, 1888. Het volksboek werd tot in de 19e eeuw op dik grauw papier herdrukt te Amster« dam; een nieuwe bewerking door J. d. B. = J. de Busco = J. C. Hezenmans werd 1861 uitgegeven onder toezicht van Alber* dingk Thijm. He.t volksboek zelf werd voor de Mij. v. Letterkunde uitgegeven door E. T. Kuiper, 1903; naar de druk van 1556 bij Jan van Ghelen te Antwerpen, „eene schoone ende nieuwe historie autentyck. Die dat vervaerlijck paert Ros Beyaert wan. En die veel wonderlycke ende avontuerlycke dingen bedreef met zijn consten." Malen, Jetske Reinou van der ~ , geb. 1687 te Leeuwarden, bezong De Zegepraal der Bondgenooten, 1706. Vlocht een Olyfkrans bij de Vrede van Utrecht. Verder Zede-, Men gel- en Lykgedichten, 1728. Malherbe, Prof. D. F. ~ , geb. 1881, Afrikaans dichter en romanschrijver. Die Meulenaar. Verheerlijker van de arbeid; liet voor 't eerst de kleurling optreden anders dan als grappige figuur. Bijbelse romans en drama's: de Afrikaners tegen Engeland als Israel tegen Moab. Trekboerromans. Hij werd 1910 hoogleraar te Bloemfontein in de moderne talen, sedert 1918 in 't Afrikaans. Zijn roman Hans-die skipper, 8ste druk, 1936. Over de strijd van de Afrikaners de romans Loutervure, Die Hart van Moab, Saul die Worstelheld en Die Profeet. Malherbe, Dr. F. E. J. ~ , hoogleraar in 't Afrikaans en Ned. te Stellenbosch, schreef over Humor in die algemeen en sy uiting in die afrikaanse letterkunde, 1924; Aspekte van Afrikaanse Literatuur, 1940, een bespreking van letterkundige voortbrengselen. Dit boek verscheen in 1948 opnieuw als Wending en Inkeer, ,,'n Beskouing oor die nuwere Afrikaanse Letterkunde". Redakteur van Ons eie boek, driemaandelijkse boekengids, sedert 1935. Mallants, Petrus ~ , Kartuizer uit Brugge, dichter van de bundel zinnebeelden De Heijr-Baene des Cruys, 1667. Malle ventje, 't ~ , Jan Willemsz. Bogaert uit Vondels hekeldichten, een Gereformeerde drijver, die tot de Haaglopers behoorde, d.i. tot die Amsterdamse burgers, die in 1628 tijdens de onlusten over de schutterseed in Den Haag een adres indienden met Malle-Waeghen 32 9 Mander klachten over de Reeering van Amsterdam. Er verscheen een schimpdicht, volgens Vondel van Mostart: Het nam sijn kraeehje, Het trok na 't Haeghje, Met sijn Kaffa broertje. Voor al het resje Deed hy het lesje Wt broer Smouten boeckje. Een ander schimpdicht op Malle Jan de Vent is van Hendrik Hooft, „broeder des Drossaarts." Malle-Waeghen, De ~ , zie W. Meerman. Malle wedding, De ~ , blijspel van Joan Blasius 1670, naar Lope de Vega; de weddenschap loopt over de vraag, of „het onmooglijk is een Juffer te bewaaren." Nagerijmd door N. V. A. als De malle wedding of gierige Geeraardt, welk stuk langer dan een eeuw op het toneel bleef. Het is niet alleen een verbetering van de vertaling, maar ook van het stuk van Lope de Vega zelf. Malpertuis, de naam van Reinaerts kasteel. Malsem, Thomas van ~ , lid van het gezelschap van Rijndorp, sedert 1700 toneelspeler te Amsterdam; de schepper, met Petronella Kroon, van de rollen van Thomasvaer en Pieternel; f 1719- Zie Kloris en Roosje. Man, Prof. Dr. Hendrik de ~ , geb. 1885 te Antwerpen, hoogleraar te Brussel, de s.d. min. v. Financien in het kabinet-Van Zeeland, tot 1938. Ontwerper van het Belgische Plan van den Arbeid en andere soc. werken. Schreef 1931 Nationalisme en Socialisme, studie over de oplossing van de Vlaamse Kwestie, mogelijk in het Belgische Staatsverband bij volledige vrijheid. Man, Herman de ~ , zie Hamburger. Man, W. de ~ , ps. van Maurice van de Moortel. Mande, Hendrik ~ , 1360—1431, volgeling van Geert Groote, stort zijn godsdienstig gemoedsleven uit in het proza der Moderne Devotie, bv. in zijn Clage of enighe sprake der minnende ziel en in zijn Devoet boeckskijn van der bereydinghe ende vercieringhe onser inwendigher woeninghen. De Clage uitgegeven door W. Moll, 1860. Zijn Devoet boexken van der volmaecter hocheit der minne is volgens Dr. J. v. Mierlo een overzetting van Hadewychs Brieven. Hij was uit Dordrecht, was hofschrijver, maar voegde zich in 1392 in 't klooster te Windesheim bij de broeders des Gemenen Levens en werd daar de mystieke prozaschrijver. Hij f te Beverwijk. Studie over Hendrik Mande door G. Visser, 1899. Mander, Karel van ~ , 1548—1606, schilder uit Meulebeke in W. Vlaanderen, werkte sedert 1583 te Haarlem, begraven in de Oude Kerk van Amsterdam. Ook dichter, o.a. van de Olyf-Berch, waarin hij zich een overtuigd voorstander toont van £en algemene Ned. taal. Doch zijn hoofdwerk is zijn Schilderboek, 1604, de beschrijving van het leven van beroemde schilders. Hij zelf was een leerling van Lucas de Heere; van 1575—'77 deed hij een reis naar Italie. Als Doopsgezinde moest nij uitwijken; .in 1583 stond hij aan 't hoofd van een schnaersschool te Haarlem, met Hendrik Goltzius. In 1603 verhuisde hij naar Amsterdam. Met een lauwerkrans versierd werd hij begraven: hij was een man van zeer veelzijdige gaven. In zijn gedichten ijvert hij voor zijn Christelijk geloof, maar hij kon de Heidense Renaissance-elementen niet buitensluiten. In zijn Olijf-Berch uit zich zijn verontwaardiging over de Roomse kettervervolging. Zijn eigen geloofsgenoten, de Doopsgezinaen, schetst hij: Schattingh en tol oock niemant liever [gheeft; Ut vreese Gods vermijdt ghy tquaet [met luste, Stilwesich ghy niet quetst ghemeene [ruste. Hij heeft hier een nieuw vaderland gevonden. In 't Geuzenliedboek is een gedicht van hem op de verovering van Rijnberk door Maurits. Hij was begonnen met bijbelse zinnespelen, die verloren zijn gegaan. Zijn geestelijke liederen zijn bewaard in de bundel De Gulden Harpe, uitgegeven 1597; langdradige berijmingen van bijbelse verhalen, die de lezers moesten stichten met bijbelse woorden. Als schilder stelde hij belang in de klassieken. Zo kwam hij tot de vertaling uit het F. van de I lias, die pas in 1611 werd uitgegeven. nog in rederijkersverzen. Maar de nieuwe beweging raakte ook hem aan; zijn vertaling van de Bucoltca en Georgica van Virgilius is in de jambische maat. Zo ook zijn Utlegginghe op den Metamorphosis. En met het nieuwe rhythme kreeg Van Mander ook smaak in het sonnet. In de Voor-reden op den Schilder-consten grondt zet hij de leer van de alexandrijn uiteen: volgens hem moest de rust in 't midden van een regel samenvallen met het eind van een zin. Dit is het eerste deel van 't Schilder-boeck\ de Utlegginghe vormt het slot, 't Schilder-boek is een navolging en gedeeltelijk een vertaling van de Italiaan Vasari, 1550. Ten aanzien van de Ned. en D. schilders is Van Mander zelf de levensbeschrijver en is hij in zijn kracht en vertelt bijzonderheden in de rijkdom van zijn proza. Op 't eind van zijn Mandeville 330 mantel- en deqenstukken Ieven verzamelde hij een aantal geesteliike liederen in de bundel Bethlehem, dat is bet Broodhuys. bijbels van inhoud, naar de vorm van Virgilius. Maar zijn laatste werk was het Christeliik gedicht 0/ijf-Berch ojte Poema van den laetsten Dagh, geschreven onder invloed van de Semaine van Du Bartas van 1579. Deze beschrijving van de Dag des Oordeels werd 1607, eerst na Van Manders dood, uitgezeven. Evenals de Semaine is de Olijf-Berch een groot episch-didactisch gedicht, beantwoordende aan Van Manders lijfspreuk: Ben is noodigb. Proeiscbrijt over Van Mander door Dr. R. Tacobsen 1906, gebouwd op het Leven van Van Mander, door Brederode achter de 2e druk van het Scbilderboee, 1618; dit is de enige bron. Zie Scbilderboee. H. E. Greve schreef Over de bronnen van Van Mander, 1903. Het Scbilderboeh, in nieu~Nederlands overgebracht door A. F. MIrande en G. S. Overdiep 1936, 4e druk 1Q~p. Het leerdicht is in 't Duits vertaald uoor R. Hoecker en van aantekeninzen voorzien. 1916. Van Mander was het middelpunt van een kring van letterkundigen te Haarlem, Leiden en Amsterdam; zij hebben sarnengewerkt aan Den Nederduytscben Helicon; zie N. Van Mander had het plan ontworpen; Jacob van der Schuere te Haarlem, ook een Z. Nederlander, voerde het uit, Van Manders anagram was Elc man rader. In zijn gedichten prees hij de vrijheid van geweten, die de Vlamingen in Holland ~enoten. Bij zijn dood verschenen 27 Bpitaphien ofte Graiscbriiten, gedrukt 1609. Mandeville, Jan van """-', 1300-'72, reiziger, die zijn tochteri in Azie beschreef. 't Verhaal bewaard in tal van hss. en drukken sedert ± 1350. Gebleken is, dat Mandeville heel veel ontleend heeft aan oude L. reisverhalen en dat hij zelf weI niet verder gekomen is dan Palestina. Dr. N. A. Cramer schreef 1908 als proefschrift zijn InLeiding op eene Uitgave der Reis van Mandeville. Mandeville vermeldt noc de sultan, die in 1342 regeerde; hij heeft zicl misschien in 1343 te Luik gevestigd. Hij vult de reisverhalen van de Franciscaan Odoricus aan met stukken uit Vincentius. Hij vertelt, dat hij een ridder was uit St. Albans in Engeland en dat hij reisde van 1322-'42. Zijn verhalen schreef hij in het F.; de Ned. vertaling is van 1378. Zijn avontuurlijke reisbeschrijvingen waren in geheel Europa bekend. Mandraghende Maeght, de berijmde overlevering van de liefde tussen Emma, dochter van Karel de Grote en Eginhard, de secretaris; in Cats Trou-ringb, Mane, die cracht der ""'-', van Heynric van Hollant, 14e eeuw, uitgegeven door N. de Pauw, 1893. Er zijn ook nog 2 andere gedichten over dit onderwerp. Zie Oude Ned. Letterk. Manesse, Rudiger ~, 1252-1304, raadsheer en ridder te Zurich, verzamelaar van D. Iiederen. Naar hem genoemd het beroemde Handschrift van Manesse, minneliederen uit de 14e eeuw, 7000 strofen van 141 dichters met 137 platen, bewaard te Heidelberg. Daarin 9 minneliederen van Jan I van Brabant; zie claar. De hertog zal ze in het Mnl. gedicht hebben. Manhave, Johannes ---, geb. te Sluis 1850, kwekeling bij Van Dale, meclewerker aan het Wdb., dat na Van Dale's dood in 1873 gereed was. Manhave trok naar Den Haag en werd corrector bij Het Vaderland, Manilius, Cornelius ---, t 1559, schreef over de Gentse feesten ter ere van Karel V en Philips" de kroonprins: Declaratie van den trium]e beu/ezen den Prince van Stiaengen. Mann-Bouwmeester, Theo ---, 1850-1939, zuster van Louis. Nederlands grootste toneelspeelster naast Esther de Boer-van Rijk. Uit Zutfen. In 1930 verscheen van haar Mijll Leven, met medewerking van A. M. de Jong. Mannelicke Achthaerheyt, Tooneel vande ---, aengewesen in de voor-sprake, tegensprake ende uytsprake, gedaen over de weygeringe van de Coninginne Vasthi aen de Gesanten des Conincx Assuerus. Tot verbeteringhe van de huys-ghebreken deser eeuwe, door Jacob Cats, 1627. mannelijk rijm, zie rijm, Mannen ende der Vrouwen Heimeliicheit, Der ---, leerdicht der 14e eeuw, over de bestanddelen, waaruit de mens gevormd is, over de vier cornplexien of humoren, over de eigenschappen van mannen en vrouwen. Uitgegeven door N. de Pauw, 1893. Daarnaast Der Vrou u/en H eimelijcbeit, handleiding voor vroedvrouwen, uitgegeven door Ph. Blommaert, 1846. Mannen van heteekenis in onze dagen, sedert 1895 Afannen en Vrou uren van betekenis, reeks levensbeschrijvingen sedert 1870, ook van letterkundigen: Van Lennep, Potgieter, Heije, Staring, Cremer, Conscience, Bosboorn-Toussaint, Beets, Busken Huet, Multatuli, Vosmaer, Max Rooses. Manpad, Huis te ~, onder Heemstede ten Z. v. Haarlem, in 't bezit van David Jacob van Lennep, die de historische herinneringen verwerkte in zijn Duinzang. Mantel-eer, Hedendaagsche ~, "voorstel· lende de groote Geldzugt deezer bedorven eeuwen," hekeldicht van Jan Zoet; zie - daar. mantel. en degenstukken, de romantische Mantellius 331 Margadant spelen, navolgingen van de Spaanse van Lope de Vega; zie Rodenburg. Mantellius, Johannes ~, 1599—1676, schreef in het Latijn en in het Vlaams Dag van Devotie, 1633. Mantel van eren, De ~ , sproke of exempel uit de I4e eeuw; deze mantel is het eenvoudige kleed van de vrouw, die al haar geld had besteed tot steun van haar man, toen deze „twaalf jaer in heydenesse lach", om aldaar „die felle Gods viande" te bestrijden. Uit het Hulthemse hs. uitgegeven door Willems in Belg. Museum X. Man van eer, Een ~ , gedicht van Willem van Haren. Met dit stuk en met zijn lierzang Aan den Baron van Imhoff en vooral met Leonidas beroemde hij zich, 20 000 man op de been gebracht te hebben voor hulp aan Maria Theresia, 1742. Een man van eer, die op het pad der [braven De kwade zaak verfoeit, de goede zaak [bepleit, De vrijheid met zijn bloed wil staven, Terwijl zij half vertreden leit: Die schrikt niet voor verwaande [dwingelanden. Mar, Fientje de la ~ , geb. 1898, toneelspeelster en film-actrice, dochter van Nap de la Mar, eveneens een bekend toneelspeler. Marais, Eugene —, 1871—1936, de eerste dichter in het Afrikaans; ook schrijver van verhalen: Die Huis van die vier Winde; Die Lee us van Magoeba. En van twee toneelstukken. Voorman van de Ttueede Afrikaanse beweging. Als journalist in Transvaal had hij zich verzet tegen de staatkunde van president Kruger, omdat die naar oorlog leidde. Toen de oorlog er was, deed hij wat hem mogelijk was; hij trachtte uit Europa medicijnen en springstoffen in te voeren, maar kwam niet verder dan tot het' eilandje Chilo aan de mond van de Sabie bij Sofala in Portugees Oost-Afrika, 1902: God van ons Vaders, bly U wil bestaan, leer ons genadiglik die dood blymoedig in te gaan. Hij verloor alles en leefde ten slotte teruggetrokken op het buiten van zijn vriend Gustav Preller. In 1936 verschenen zijn Versamelde Gedigte\ in 1938 Burgers van die Berge (de bavianen). Marche, Olivier de la ~ , 1426—1502, Bourgondisch dichter, trouw aanhanger van Karel de Stoute, bezong het Bourgondische vorstenhuis in een allegorisch gedicht Le chevalier delibere (De bevrijde ridder), vertaald als den Camp van der Doot, gedrukt 1503 te Schiedam. Een ander werk van hem werd vertaald als Den triumphe ende tpalleersel vander vrouwen\ het bevat moralisatien over de vrouwenkledij met verhalen over Sinte Maria van Egypte en andere vrouwen. Het meest is hij bekend als de schrijver van Memoires over het leven en het hof van Karel de Stoute en Philips de Schone. Hij was er hofmeester en kapitein van de lijfwacht, later hoveling en staatsman. Hij was geboortig uit La Marche aan de Saone in Bourgondie. Marcke, Mw. Leen van —, geb. te Sint- Jansmolenbeek 1902, schrijfster voor de jeugd. Haar sprookje Kabouter Tip-top verwierf in 1936 de prijs der Vlaamse Provincien. Met Schipperskind, een studie over kinderen, behaalde zij de prijs voor 't beste jeugdboek van de provincie Antwerpen, 1950. Haar toneelstukken voor de jeugd worden regelmatig opgevoerd. Verder worden haar radiospelen voor groot en klein uitgezonden door Radio-brussel. Marcolf, zie Salomon. Marcus Aurelius, 't Gulde-boec van ~, bracht ook hier te lande kennis der Oudheid en inzicht in de leer der Stoa. Zie Guevara. Mare, A. J. de ~ , geb. 1868, conservator der Kon. Bibl. 1919—'33, custos van het Museum Meermanno Westreenianum 1921 —'40, waarvan hij de catalogus der gedrukte werken uitgaf, 1937—'40; schreef over Ned. liedboeken, 1912—'23; gaf de lijst der geschriften van Byvanck uit, 1926, ook die van Scheurleer en van Dr. Campbell, 1941. Catalogus van de muziekbibliotheek van Scheurleer, 1923—'25. In 1943 Van Flament tot Holtrop, een overzicht over leven en werk van de 4 eerste directeuren der Koninklijke Bibliotheek. In 1948 verscheen Multatuli-Literatuur, lijst der geschriften van en over Douwes Dekker; ruim 2000 nummers. Mare, Eline —, schrijfster van de Vlaamse novelle Cleemke's Fortuintje, 1910. Uitgegeven door de Mij. voor goede en goedkope Lectuur; zo ook haar vertelling van Lieveke. Marest, Aime de ~ , geboren te Vlissingen in 1898, bezingt op ontgoochelde toon de moderne stad en de verscheurde mensheid in De Wassenaar en Het Brandglas. Marez, Hendrik de ~ , 1870—1906, uit Ronse, dichter, verteller, toneelschrijver. De bruid van Quinten Metsys. Guido Gezelle. Margadant, S. W. F. ~ , 1887—1946, uit Den Haag, sedert 1915 seer, van Oefening kweekt kennis; schreef de geschiedenis daarvan 1934. Twintigduizend citaten, 1935. Margaretha van Oostenrijk 3S 32 Maria hoedeken Margaretha van Oostenrijk, 1480—1530, dochter van Maximiliaan en Maria de Rijke, landvoogdes der Nederlanden 1507—'15 en 1520—'30, te Mechelen. Volgens Dr. Heremans zijn er van haar 2 liederen bekend: Mijn hertken heeft altijd verlangen en Gekwetst ben ik van binnen; door hem opgenomen in De Ned. Dichterhalle. Mijn hertken heeft altijts verlanghen Naer u, die allerliefste mijn! U liefde heeft mij so seer bevanghen! U vrij eigene wil ic sijn. Marginalia (Kanttekeningen), bundel opmerkingen over wijsheid en schoonheid, verzameld door Dirk Coster, zijn eerste werk, 1919. Gevolgd in 1939 door een tweede deel; over vriendschap, laster, dankbaarheid, zeggen en zijn, noodlot en toeval, liefde en huwelijk. Maria, Den lof van ~ , „ghemaect op drie staven", gedicht uit de I4e eeuw: drie meesters in de kunst houden een wedstrijd, wie 't best de lof van Maria verkondigt: Albrecht van Keulen, Heynric Formator van Doornik en Jacob van Maerlant, die de prijs wint Uitgegeven naar 't Hulthemse hs. door N. de Pauw, 1893. Maria-Bliscap, zie B. Maria van Bourgondie, bezongen bij haar dood in 1482 in een Adieu (Antw. Liedboek), overgenomen door Mw. v. d. Graft. Op net toneel gebracht door L. W. v. Merken, 1774. Maria Cranske, Het —, kamer van rethorycke te Brussel; 340 man te paard trokken op naar Antwerpen ter gelegenheid van het Landjuweel van 1561; kreeg de ..opperprijs van 't schoonst incomen der groote steden." Maria van Lalain, vaderlands treurspel van Jan Nomsz, 1778. Toen dit stuk in de winter van 1783—'84 opgevoerd werd, vervulde Passe de rol van Parma en zei: Nassau's, Prins, de pest van Neerlants staten. „Deze taal klonk als hemelmelody in de ooren der Amsteldammeren". (Toneelspelbeschouwer.) Maria de Medicis, koningin-weduwe van Frankrijk, in Amsterdam 1638 schitterend ontvangen. Begroet door Van Baerle in opdracht der Regering met L. verzen, door Vondel vertaald, die 00k het proza van het gedenkboek met platen in *t Ned. overbracht in zijn Blyde Inkomst, 1639- Over haar verblijf in Nederland de roman Het Huis Honselaarsdijk van Mw. Toussaint, 1849. Maria van Oosterwijk, De Bloemschilderes —•, roman van Mw. Bosboom; haar liefde voor de bloemschilder Willem van Aalst, die zo droevig afliep. Kunstenaarsroman uit de 17e eeuw. Verscheen in de Kunstkronijk van 1862. Maria-Jozefa, zuster ~ , geboren te Turnhout in 1883, schreef gevoelige, godsdienstige gedichten. Maria Magdalena, Legende van ~ , uit het L. vertaald heiligenleven, prozawerk der 15e eeuw. Maria Stuart, 1542—'87, koningin van Schotland 1561, gevlucht naar koningin Elisabeth van Engeland, doch gevangen gezet 1568; onthoofd wegens samenzwering. Treurspel van Vondel, die haar als een halve heilige voorstelde. De tweede titel luidt: Gemartelde Majesteit; het was Vondels tweede drama na zijn overgang tot de R.K. Kerk, 1646. Alleen dit jaar 6 drukken. Opgedragen aan Eduard, Palts- Grave by den Ryn, Hertoge van Beieren, achterkleinzoon van Maria Stuart, de enige die tot het R.K. geloof was teruggekeerd. Vondel kreeg / 180.— boete voor dit treurspel, wegens belediging van de bevriende mogendheid Engeland. Maria Stuart ging vergezeld van een Triomf in verzen, getekend Prudenter; van een Getuigenis uit Kamdeen, protestants historieschrijver; van een L. grafschrift en grafdicht door koning Jacobus, haar zoon. Er kwamen verscheiden schimpdichten, o.a. Distelroe en Vasten-Avonts Gift ,,aen den onbeschaemden Paepsche leughen-dichter, het Sotje vol van Sonden". Verder Geest vande coningin Elisabeth. Dan Vagevier voor Joost van Vondelen, „ghestoockt door Juffr. Gondina van Weert". Joachim Oudaen maakte een treurspel over de Hervormde Johanna Grey; zo als Vondel geput had uit een Protestantse schrijver, beriep Oudaen zich op Roomsgezinden. Ongeblanckette Maria Stuart, treurspel van 1652 van S. T. v. d. Liest, tegen Vondels stuk. Maar Vondel werd verdedigd in een gedicht van Jan Vos Aan d'algemeene Rymers. Maria Stuart, dochter van koning Jacob I van Engeland en koningin Henriette Maria; zuster van de latere koning Karel I; bij haar huwelijk met Prins Willem II bezongen door Vondel in zijn Hymen van Oranje en Britanje. Toen zij in 1660 met haar zoon Willem III luisterrijk in Amsterdam ontvangen werd met vertoningen van Jan Vos, dichtte Vondel De bruiloft van den Teems en Aemstel. Maria Stuart, gemalin van prins Willem III, bij haar dood in 1695 uitgeluid door Vollenhove, Pluimer, Rabus, Arents, Buysero, Droste, Christoffel Pierson, David en Jan van Hoogstraten. Maria hoedeken, Spel van —, 1509, van Cornelis Everaert; een losbandige clerc Marialegenden 3i3 3 Marie wordt door Maria gered, omdat hij dagelijks een „hoedeken" (krans) maakte voor haar beeld. Marialegenden, zeer talrijk in de Mnl. letteren. In de I4e eeuw 3 dichterlijke: Theophilus, Beatrijs, Jonitas en Rosafiere. Uit de 15e zijn een groot aantal prozalegenden tot ons gekomen, ontleend aan 't Bienboec, 't Vaderboec, 't Passionael en de Dialogus van Caesarius van Heisterbach. Telkens zijn het verhalen over Maria's wondermacht; andere legenden wekken op tot vroomheid en biecht. De Dominicanen vooral bedienden zich van legenden en exempelen in hun preken. Mariken van Nimwegen is een gedramatiseerde Marialegende. Zie verder Onset Liever Vrouwen Miraculen, Dr. v. d. Graft en De Vo'oys. Ook Jan Walch gaf Marialegenden uit. Marialiederen, zeer talrijk in de l4e en 15e eeuw, over haar smarten en over haar heerlijkheid, lofzangen en gebeden: O bloeyende minne, o vloeyende trouwe, O moederlic herte, o maechdelic lijf, O lichte voor 't helsche ongherijf, Com, los mijn herte uut alien rauwe. Maria-mirakelen, o.a. 39 in de eerste partie van de Spiegel Historiael van Maerlant, uit het L. van Vincent van Beauvais. Ook de sproken van Beatrijs en Theophilus en het spel van Mariken van Nimwegen zijn Maria-mirakelen; verder Jonitas en Rosafiere. Nog in 1658 berijmde Peeter Vloers, monnik te Antwerpen, De wonderbaere mirakelen van den H. Roosen-Crans. Mariaspelen of Spel en van Onser Vrouwen, zeer veelvuldig sedert de 15e eeuw, o.a. de Seven Bliscappen en de Seven Weeen\ verder 't Spel van Maria Hoedeken van Everaert; zie daar. Zij behoren tot de mirakelspelen. Maria Tesselschade, zie Visscher. Mariaverering, spreekt zeer sterk in de M.E. letteren; zie Marialegenden, Marialiederen, Maria Bliscap. Verder o.a. bij Maerlant, Disputacie vanden Cruce. Johannes Brugman: Ic heb ghejaecht myn leven lane al om een joncfrou scone. Marie Egyptiake, Van sente ~ , zie Martijn van Thorout. Mariken van Nieumeghen, nicht van een geestelijke, gaat naar Nijmegen voor inkopen. Zij vindt bij haar moei geen onderdak en roept de duivel aan; deze verschijnt als Moenen; zeven jaar lang leven zij in losbandigheid. Dan krijgt ze berouw en Moenen brengt haar naar Nijmegen terug, juist als men het wagenspel van Maskeroen speelt. Zij gaat nu met haar oom naar Rome om vergiffenis, krijgt 3 ijzeren ringen te dragen, tot die afvallen in het klooster te Maastricht. Deze geschiedenis is de inhoud van een mirakelspel, bewaard in een volksboek, vol van taferelen uit het dagelijks leven uit de tijd van hertog Aernout van Gelre en diens strijd met zijn zoon Adolf. Mariekens Moei pleegt zelfmoord bij de verlossing van Aernout uit zijn gevangenis. Het stuk is als Sinte Gheertruut, Beatrijs en Theophilus de bevestiging van de regel; door tussenkomst van Maria: goet berou macht als ghewouden, oprecht berouw kan alles goedmaken. Het is geschreven tussen 1498 en 1519; de oudste druk, van 1518, is in een ex. bewaard; nagedrukt 1608 en 1615. Misschien is het spel niet in zijn oude vorm overgeleverd. Het is, of het proza tussen de verzen er niet bij behoort. Dr. P. Leendertz Jr. nam het op in zijn Mnl. Dram. Poezie, 1907; J. Koopmans gaf het uit in de Bibl. v. Ned. Lett., 1917; Dr. W. H. Beuken in het Klassieke Lett. Pantheon, 1931; Endepols in de Lyceumherdrukken. P. Leendertz Jr. bezorgde in 1904 een facsimiledruk. Een E. bewerking als proza-volksboek kwam reeds in 1518 of '19 uit bij Jan van Doesburch te Antwerpen. Marineschetsen, een verzameling vertellingen van A. Werumeus Buning, 1880. Vermeerderd uitgegeven als Binnen en buiten Boord, 1894. Marinisme, overdreven gezwollen stijl, met gezochte woordspelingen, zo als in de gedichten van Huygens. Genoemd naar de It dichter Marini, 1569—1625. Marino Faliero, doge van Venetie 1354, reeds in 1355 door een bijzondere rechtbank ter dood veroordeeld en onthoofd. Onderwerp van een romantisch treurspel van Lord Byron; door Van Lennep omgewerkt in klassieke vorm, 1822; uitgegeven 1829. Marius, Leonardus ~ , 1588—1652, pastoor van 't Begijnhof te Amsterdam sedert 1630. Schreef Amstelredams eer ende ope omen door de denckwaerdighe miraklen aldaer geschiedt anno 1345. Misschien is Vondel door hem bekeerd, zoals door pastoor Klonne en later door Schaepman met klem is betoogd. Begraven in de Oude Kerk. Marja, A. ~ , ps. van A. Th. Mooij. Marktlied, Het ~ , wat de liedjeszangers zongen, studie van A. de Lattin, met platen; Antwerpen, 1943. Marie, Mr. Cornelius van ~ , 1783—1859, verloor 1809 zijn vermogen en werd ambtenaar bij de belastingen door Gogel; in 1814 werd hij inspecteur van de kantoren van waarborg in geheel Belgie; in 1816 redacteur der Algem. Ned. Courant, door de koning benoemd. In 1830 rnoest hij Brussel verlaten, doch pas in 1834 werd hij te Utrecht weer aangesteld. Hij had zijn opkomst te danken aan zijn bundel Rijmelari] van 1814, waarin Napoleon bespottelijk gemaakt was: Katabasis (Terugtocht) en Malbroekius Rediviuus. In 1833 schreef hij een brochure ter verdediging van het beleid van WilIem I; 1840 werd hij inspecteur-generaal bij de Waarborg. Marmontel, Jean Francois ~, 1727-'99, encyclopedist, vriend van Voltaire, F. treurspeldichter en letterkundige; zijn wijsgerige roman Belisaire, 1767, vertaald in 1768, wekte de grootste verbittering bij de Gereformeerde predikanten wegens de verdediging van de "natuurlijke godsdienst" en de verdraagzaarnheid; het boek was ook door de Sorbonne veroordeeld. Zie Petrus Hofstede. Zie Belisarius. Een ander beroemd werk van Marmontel, Les Incas, 1777, de geschiedenis der Inca's in Peru, is wederom een pleidooi tegen vervolging van andersdenkenden. Uit dit geschrift putte Jan Nomsz de stof voor zijn treurspe1 Cora; zie daar. Marnix van St.vAldegonde, Philips van ~, 1540-'98, dichter, prozaschrijver, staatsman, godgeleerde; de rechterhand van Prins WilIem. Zijn hoofdwerk is de Biencorj der H. Roomscher Kercke, 1569" een felIe aanval op de R.K. kerk, naar de vorm een uitleg van de Zendbrie] van Heruet; zie daar. Spottend opgedragen aan bisschop Franciscus Sonnius, "Vader alIer nieuwe Bisschoppen in deNederlanden". Het boek heette gemaakt te zijn door Isaac Rabbotenu van Leuven, .Jicentiaet in de Pauselicke Rechten". Ook staat het Wilhelmus op naam van Marnix. Hij was een edelman uit Brussel, studeerde te Geneve bij Calvijn, trok bij de komst van Alva naar Duitsland, sloot zich aan bij Prins WilIem; werd 1583 burgemeester van Antwerpen dat hij in 1585 moest overgeven; trok zich terug op zijn kasteel te West-Souburg; werd 1594 door de Staten- Generaal uitgenodigd, de Bijbel te vertalen en vestigde zich te Leiden, waar hij t. Repos ailleurs was zijn levensspreuk. Proefschrift over Marnix van Dr. G. Tjalrna, 1896. Zijn grootvader was een edelman uit Savooie, die met Margareta van Parma te Brussel kwam; zijn moeder was een Bourgondische edelvrouw. Hij zelf is v66r alles de strijder voor 't Hervormde geloof. Met zijn broer Jan van Thoulouse sloot hij zich aan bij ,t Verbond der Edelen. En dan kwam weldra zijn eerste geschrift, een verontschuldiging van de Beel- Marmontel 334 Marnix van St. ...Aldegonde denstorm: Van de beelden ajgbeuorpen In de Nederlanden. En daarnaast in het F.: Vraye Narration et Apologie des cboses passees au Pays-Bas en I'an 1566. In deze beide geschriften de gedachte, dat men de koning eren moet, maar dat men meer gehoorzaamheid schuldig is aan God. Al waren ze naamloos verschenen, Marnix week uit en werd tot eeuwige verbanning veroordeeld, 1567. De Biencor] van 1569 was zijn antwoord, het belangrijkste Ned. werk der 16e eeuw en na Erasmus het meest gelezen. Marnix verdedigt er de gevoelens der Calvinisten en uit zijn bittere verontwaardiging over de kettervervolging. Van een vergelijking van de R.K. kerk met een bijenkorf is maar weinig sprake, maar dat zal de schrijver niet gehinderd hebben: op de strijd om het geloof kwam het aan. De bisschop van Roermond liet het boek verbranden, maar nog in de 16e eeuw verschenen 7 drukken. Aan zijn psalmvertaling bleef hij voortwerken; eerste druk 1580; in 1591 verscheen de 2e verbeterde druk, bijna een geheel nieuwe berijming. De eerste druk was afgekeurd door de Synode van Z. Holland, 1581, omdat Marnix vreemde woorden door Nederlandse vervangen had. Hij had bovendien, evenals Utenhove en Wingius, het woord du behouden. En in 1591 was Datheen reeds geheel ingeburgerd; al zijn "schaven" (het woord is van hemzelf) had niets geholpen, al behoort zijn vertaling tot de beste, met afwisseling van maat en zangwijzen, in zuivere, eenvoudige taal: Straf doch niet in ongenaden Mijn rnisdaden, Heer, maer heb met my gedu1t! De Nationale Synode van 1586 in Den Haag narn het besluit tot invoering van Marnix' Psalmen, maar het ging niet meer. In 1588 na de ondergang der Armada verscheen Marnix' vlugschrift Heylige Bulle ende Crusade des Paus van Rome; in 1589 kwam zijn Trouwe Vermaningbe aende Cbristelycee Gbemeynten, uit bekommering over het lot der Hervormden in de Z. Nederlanden. Voor hen vooral waren ook zijn Scbrijtuerlicke Lo[sangen. Tegen de Libertijnen gericht was zijn Ondersoeckinge ende grondelycke u/ederlegginge der geestdrijoische leere; tegen mannen als Coornhert, zowel als tegen wederdopers en dwepers als David Joris. De Biencorj werd bestreden door Martinus Donckanus, pastoor te Amsterdam met een Corte Conjutatie ende Wederlegginghe van den Biencorj], 1578. Verder door pastoor Jan Coens, joannes Molanus (in het L., 1570) en de ]ezuiet Jan David. Maar van meer betekenis was de beroemde kardinaal Marnix van St. ....Aldegonde 335 Marre Belarrninus, die van 1576-'89 te Rome voordrachten hield, van 1581-'92 uitgegeven, Daartegen bedoelde Marnix op te komen in een groot F. werk Tableau des Differends de fa Religion (overzicht van de verschillen in de godsdiensten} d.i. de Biencorf vermeerderd en uitgebreid. De uitgave is bezorgd kart na Marnix' dood. Marnix is de eerste voorname vertegenwoordiger van het Calvinisme in onze letteren. Zijn invloed strekte veel verder. In 1576 kwam de eerste D. vertaling van de Biencorf, in 1579 die van Fischart, herhaaldelijk herdrukt; in 1598 kwam de E. overzetting. Voor de geschiedenis is ook van grate betekenis zijn vurige opwekking van 1572, om de Prins een goede ontvangst te bereiden in de Nederlanden: Ras, seventien provincen! Stelt u nu op de voet, Trekt de coemste des princen Vriendelijck te ghemoet! Fel was hij tegen andersdenkenden; tot in zijn ouderdom betoogde hij, dat ketters vervolgd moesten worden. Hij was tevens de steller van menig politiek strijdschrift; een van de grondleggers van ' t moderne proza. Marnix' Godsdienstige en Kerkelijke Gescbriiten zijn 1871-'90 uitgegeven door Dr. ]. ]. van Toorenenbergen. Dr. ]. Wille schreef 1919 over Marnix Bijencor]; Paul Fredericq reeds in 1881 Marnix en zijn Ned. gescbrijten. De F. en Ned. werken van Marnix zijn van 1857-'60 uitgegeven door E. Quinet, Alb. Lacroix en Alphonse Willems; daarbij de Biencor]. Gedenkteken te Souburg, 1872, opgericht door Antwerpenaren. Proefschrift over Marnix door G. Tjalma, 1896; een historisch-dogmatische studie. Van Toorenenbergen gaf ook de Marnixiana anonyma uit, 1903" de naamloos verschenen stukken van Marnix. In 1938 toonde Prof. Dr. Bakhuizen van den Brink in een Gidsartikel aan, dat Marnix in 1540 geboren was. Maar toen was in Belgie het plan reeds geheel gereed voor een grootse herdenking en een groat gedenkboek. Maurits Sabbe zou de samensteller zijn, maar de dood nam hem weg. Het verscheen in 1940. Het wordt ingeleid door Frans Wittemans, waarop Prof. Dr. Hans van Werveke het boek opent met een schets van Marnix' levensloop. Verder: Prof. Dr. Leo van der Essen over de verdediging van Antwerpen; Prof. Dr. Paul de Keyser over Marnix in de letterkunde; Prof. Dr. L. Knappert over de Psalmberijming; Prof. I Dr. R. Verdeyen over de taal; Prof. Tobie ]oncheere over Marnix als opvoedkundige; Prof. Dr. ]. H. Kernkamp over het huwelijk van Marnix' dochter; Dr. H. A. Enno van Gelder over de eerste jaren van verzet tegen Spanje, Prosper Arents stelde een bibliografie samen. Afzonderlijk verschenen Prof. Dr. A. A. van Schelven's grate werk over Marnix, 1939, en de studie van Dr. R. v. Roosbroeck, Marnix de Rebel. Briefkaarten met Marnix' beeltenis werden uitgegeven ten bate van het Nationaal Comite ter herdenking; beschermvrouwe de Koningin, voorzitter Prof. Dr. Slotemaker de Bruine. Daartegenover het artikel van Mr. Adriaan Loosjes; zie daar. Maronier, H. ~, 1792-1872, Rotterdammer, schrijver en vaderlands dichter. Bij de on/hulling van 't standbeeld van Tollens. Marot, Clement ---, 1496-1544, de eerste F. Renaissance-dichter; de voorganger der Pleiade. Nagevolgd door Lucas de Heere. Dichtte nag balladen en rondelen, maar maakte ook reeds modern werk. Van nog veel meer belang voor de Nederlanden werd zijn psalmberijming (met De Beze); deze werd namelijk vertaald door Dathenus en tweehonderd jaar alom gezongen, zij het ook dat aIle noten werden aangehouden als van gelijke waarde. Marots psalmvertaling zag in 1539 buiten zijn weten te Straatsburg bet licht; in 1542 gaf hij ze zelf uit. In 1561 kwam het volledige werk, 1/3 van Marot, 2/3 van Beza. Hij was dienaar van koning Frans I, gevangen te Pavia, 1525, daarna in F. gevangen als ketter, vluchtte naar Margareta van Navarra en naar Ferrara; 1535 terug aan 't F. hof. Opnieuw gevlucht, naar Geneve; vandaar wegens zijn ongeregeld gedrag verdreven naar Turijn. 2ijn avonturen beschreven in 't Leven en Bedrijf uan Marot, uyt bet Pranscb, door Jan 2oet; 5e druk 1660. Marre, Jan Harmensz. de ~, 1696-1763, uit Amsterdam, zeeman gedurende 23 jaar sedert zijn 12de; vriend en leerling van Feitama. Dichter van Batavia, 1740, met een nauwkeurige beschrijving van de stad en de geschiedenis van de Hollanders in Indie. Hij is bezoldigd directeur van de Amsterdamse schouwburg geworden, zelf ook dramatisch dichter, o.a. van Jacoba' van Beieren, 1736, het spel van Jacoba's geheime huwelijk met Frank van Borselen, dat tot in de 1ge eeuw op het toneel gebleven is. Tot zijn doad bleef de Marre de directeur van de Schouwburg, die een tijd van grate bloei beleefde met spelers als Duim, Punt, Spatzier en Corver. Hij .schreef oak een leerdicht Bespiegelingen van Gods wijsheid. Zijn laatste reis naar Marsman 3 Indie was in 1728. Van hem ook nog Kaap de Coede Hoop in 3 zangen, 1746; Hof- en Mengeldichten, ook 1746. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Schouwburg dichtte hij een zinnespel Het Eeuwgetijde, 1737. Marsman, Mr. H. ~ , 1899—1940, geb. te Zeist, dichter en prozaschrijver, essayist en criticus; begon 1919 in De Beweging; 1925 redacteur der Vrije Bladen met Roel Houwink. — Verzen, 1923. Penthesileia (de koningin der Amazonen), 1925. Marsman was de woordvoerder van de kunst der jongere dichters. Criticus: Verzameld Werk, 1938 (3 din.); dan studie over Menno ter Braak, 1939. Vitalist, aanvankelijk onder invloed van H. v. d. Bergh. Roman: De Dood van Angele Degroux, opgedragen aan A. Roland Hoist, 1933. In 1933 schreef hij zelf De dood van het Vitalisme, omdat „de brand, die in hem ontbrandde", niet oversloeg „op een groep, op een jeugd". Zijn jeugd was voorbij. Zijn tijdschrift moest in 1932 plaats maken voor Forum. Studie over Herman Gorter, 1937. Zijn bundel Porta Nigra (de Zwarte Poort), die in 1935 geweigerd was, verwierf in 1936 de Van der Hoogt-prijs. Van 1940 een nieuwe reeks gedichten, Temp el en Kruis. Met Vestdijk schreef Marsman de roman Heden ik, morgen gij; met Du Perron stelde hij samen De Korte Baan, Nieuwe Ned. verhalen, 1935. Hij schreef een inleiding bij de Verzamelde Werken van Slauerhoff, die in 1936 overleden was. Over hemzelf, Ter Braak en Du Perron: Een critische Peri ode, door S. Tas. Hij kwam op tegen het alledaagse en het provinciale van de streekromans van A. M. de Jong, De Man, Coolen en Fabricius in zijn Derde Dimensie en Europeesch Peil. Marsman kwam om, toen het schip dat hem van Frankrijk naar Engeland zou brengen, getorpedeerd werd. Zijn essay over Menno ter Braak was nog in 1939 verschenen; zijn vertaling van Zarathustra van Nietzsche, door Eduard Coenraads begonnen, kwam in 1940 uit. In 1947 verscheen het 4e deel van het Verzameld Werk, met critisch proza. Marsyas, dong met Apollo om de prijs bij 't spelen op de fluit; werd daarvoor gevild. Vandaar Marsyas als titel van een satire van Antonides tegen de mannen van N/7, die Vondel durfden berispen, vooral tegen Pels, Meijer en Bouwmeester. Martelaarsboeken: 1° Ludwig Rabus uit Ulm, met ook verschillende Ned. martelaren, 1558; 2° Adriaen van Haemstede, t 1562. Zijn Geschiedenisse, 1559, is zeer betrouwbaar; 3° Offer des Heeren, Doopsgezind martelaarsboek, 1562; 4° Haar- 6 Martin lemsch Martelaarsboek, 1615; 5° Boek der Martelaren van Hans de Ries, 1615; 6° Bloedig Tooneel door Van Braght, 1660; met platen van Jan Luyken. R.K. martelaarsboek van Opmeer. Studie over de Martelaarsboeken van F. Pijper, 1924. Zie ook Wendelmoed Claesdr. De zeer talrijke martelaren bezongen in martelaarsliederen. De martelaarsboeken noemen ongeveer 2000, die om het geloof het leven verloren, maar er zijn er veel meer geweest en vele duizenden zijn vervolgd en gestraft. Ook vrouwen. Zo werden ze te Antwerpen Opt Steenl) verdroncken, niet openbaer, In 't Scheldt geworpen daernaer; Daar heeft men se sien drijven Opt water, met schone witte lijven, Dat bleeck wel also claer. Van 1629 is het Groot rechtgevoelenJ Christen Martelaarsboek door Abr. Melle; bestreden door de Klaere Ontledinge van Arnold van Geluwe, 1656. In 1885 gaf J. M. J. Hoog een nieuwe bewerking van de Martelaarsboeken uit als De Martelaren der Hervorming. martelaarsliederen, komen voor in Het Offer des Heeren. Zie ook Wackernagel, Soetken van den Houte en Wendelmoet Claesdochter. Martens, Gaston ~ , geb. 1883, Vlaams toneelschrijver en schrijver van boerden als Prochievrijers, 1921, en De Groote Neuzen, 1926. Stukken over de plattelandsbevolking. Met zijn toneelspel De Pans van Hagendonck verwierf hij de driejaarlijkse Staatsprijs, 1922. Zijn toneelstuk Paradijsvogels werd verfilmd en geniet wereldvermaardheid. Martens, Jan Basiel ~ , 1824—1900, kanunnik, leraar te St. Nicolaas, gaf Wetenschappelijke Volksvoordrachten uit en reisverhalen. Martha de Harde, vrouw van koopvaardijkapitein in Willem Leevend; een van de keurigste scheppingen in het proza van Wolff en Deken. Toen de schrijfsters in 1786 door haar vijanden bestookt werden, verscheen op haar naam een Brief van Martha de Harde, doch zonder haar geest. Martialis, Romeins puntdichter, 40—100. Met geestige en niet altijd zeer ingetogen gedichtjes. Nagevolgd door Roemer Visscher: de Hollandse Martiaal. Martin, Ernst ~ , 1841—1910, uit Jena, 1877 hoogleraar te Straatsburg, gaf veel dichtwerken uit in 't Mhd., Middelfrans en Mnl., waaronder Reinaert, 1874; later ook Reinaert II. Van 1882—'87 gaf hij de branches van de F. Roman de Renart uit. l ) de citadel. Martin 337 Masker Martin, Hans 1'-..1, geb. 1886, letterkundige en journalist, 1921 secretaris v. d. K.L.M., 1934 hoofd van de dienst op Batavia. Schreef verzen en vertellingen, o.a. Malle Geaallen, 1913, .,een kluchtig verhaal". Martinet, Dr. J. F. 1""'0-/, 1729-'95, predikant" sedert 1775 te Zutfen, schrijver v. d. beroemde Catecbismus der Natuur, in 4 delen, 1777-'79, 6e druk 1829, tot in het Japans vertaald; beschouwing der natuur tot verheerlijking van God; de schepping enkel geschied tot welzijn van de mens. Wekte toch bij schrijvers en dichters liefde voor de natuur. Martinius, Franciscus .--, 1611-'53, uit Kampen, predikant te Epe, de maker van een Treurgedicht over 't Lyden van [ezus en van Triumpbe der Opstandinge Christi in de geest van Heinsius en Huygens. Zijn Dier-al is een klacht over de duurte van 1631. Over hem een studie van Dr. ]. C. v. Slee, 1904. Deuntjes van hem in de Hollantsche Parnas, 1660. Hij dichtte ook Op de inbuldiging der Gelderscbe academie. Martijn van Thorout, uit de abdij van Eename bij Oudenaarde, schreef het hs. van S. Marie Egyptiake, S. Eustaesse, S. Aecbte, S. Caterino, S. Waerneer en Vanden Levene ons II eren, in verzen, tegenover de wereldse romans; ± 1265. Christus wordt er in voorgesteld als levende in de Middeleeuwse maatschappij. Martijnsdichten, strofische gedichten van Tacob van Maerlant, aldus genoemd omdat het tweespraken zijn tussen Jacob en zijn vriend Martijn. lODe Eerste l'rfartijn begint: ~rapene (0 weel ), Martijn, hoe sal 't Sal die werelt iet lange staen [gaen, In dus cranken love, So moet Vrou we ver Ere saen Rumen heren hove: als het met de were1d nog langer zo slecht geste1d blijft, dan moet de Eer (voorgesteld als een hoge vrouw) spoedig de hoven der heren verla ten. Zo loopt deze disputacie over maatschappij en kerk, over handel en wandel" over de standen. 't Gedicht is vol eerbied voor de vrouwen: heeft Eva het mensdom tot verderf gebracht, Maria heeft het weer verlost. Maar op aarde ziet het er slecht uit: Maerlant ziet de goeden bespot, de slechten in ere. En wat de adel betreft, het komt er niet op aan, wie iemands vader en moeder geweest zijn. 2° IY ander Martijn behandelt minnevraagstukken; 't gaat over de vrouw, die wij liefhebben en de vrouw, die ons lief heeft; misschien allegorisch: de wereld en Maria. 30 • De derde Martijn, oak vaak Van der Drieooudichede genoemd, is een verheven Letterk. Wrdbk. 2e dr. gedicht over God-Vader, Zoon en Heilige Geest; een geloofsbelijdenis. Door deze gedichten werd Maerlant beroemd. 4°. De Eerste Martijn werd nagevolgd in 1299 door een onbekende. Deze Vierde Martijn werd uitgegeven door Serrure in Vad. Afuseum IV; hij hield Hein van Aken voor de dichter; de schrijver was een Brabander. 50. Dan is er nog De Vereeerde Martijn, waarin de redeneringen uit de Eerste zijn orngekeerd; slechts in fragment van 104 regels bewaard, met dezelfde rijmwoorden. Deze ironische parodie kan weI niet van Maerlant zelf zijn, zoals is verondersteld. Dr. Eeleo Verwijs gaf in 1857 Wapene Martijn met de ueruolgen uit; in 1880 de Stropbiscbe Gedichten in hun geheel; 3e druk 1918. De eerste druk van Wapene Martijn en de beide vervolgen Antwerpen 1496. Marx-Koning, Mode 1'-..1, zie Metz-Koning. Marxveldt, Cissy van 1'-..1 , ps. van Cissy Beek-de Haan, 1889-1948, geb. te Oranjewoud, schrijfster van bakvis-boeken. Mary Hollis, grate historische roman uit de omgeving van koning Karel II van Engeland, door Schimmel, 1860; zie daar. In deze roman treedt de held op, door Schimmel het meest vereerd: Willem III. Deze weet van zijn oom Karel II het Geheim Verdrag van Dover gewaar te worden, dat juist in 1670 gesloten was tegen de Republiek. Mas Anjello, Masaniello, d.i. Tomasso Aniello, Napolitaans visser, aanvoerder van de opstand tegen Spanje, vermoord; 1623-'47. Hoofdpersoon in een treurspel van Thomas Asselijn, 1668. En in De Stomme van Portici, de opera van Aubert. die de naaste aanleiding werd van de Belgische Opstand in Aug. 1830. Asselijn echter stelde Anjello voor als "dien grooten muytmaaker, waar voor alle nakomelingen zullen verzet staan". Hij droeg zijn treurspel op aan Joan van Vlooswyk, heer van Maare en secretaris van Amsterdam. In de voorrede trad hij op regen N.V.A. door zijn betoog, dat een dichter "tragten moet eygen vindinge voort te brengen". Mascaroen, zie Maskeroen. Masdorp, Evert .--, 1818-'71, bakker te Alkmaar, schreef onder ps. Rosmade de roman De Heidenpriester uan Harrago, een verhaal uit de 6e eeuw over de berurhte koningin Fredegonde, de vrouw van Chilperik. Hofdijk, zijn schoolvriend, schreet 1874 zijn Leoensbericbt. Zij waren door de Ned. Legenden tot de Romantiek gekomen. Masker van de wereldt afgetrocken, Het 22 Maskeroen 338 Matthys "'""'-', hoofdwerk van Poirters, beleefde meer dan 30 drukken; leerdicht; met platen, waarbij een aanspraak in proza tot Philothea, de Godminnende ziel, en met gedichten en dan nog "toemaatjes" in proza en op rijm; vol afwisseling; emblemata behandeld door een volksschrijver. Uitgegeven door J. Salsmans, S. ]., prof. in de godgeleerdheid en Dr. F. Rombauts, te Oosterwijk, 1905. Maskeroen, procureur van Lucifer, die het mensdom opeist, in een gedicht uit de 14e eeuw. Maria stelt zich als advokaat regenover hem; Erbarming en Vrede staan haar ter zijde; Mascaroen verliest het pleit. Een spel van Masscheroene werd 1475 opgevoerd te Petegem bij Deinze; verloren gegaan. Maar bewaard is hetzelfde pleidooi in Marieken van Nimwegen, en ook in de Berste Bliscap van Maria. Verder in Me,.lijn, 2013-2900. Het gedicht uitgegeven door Snellaert in de Ned. Gedichten. Zie ook W. A. P. Smit. Masquerade, vrolijk gedicht van Beets in 1835 tussen de akeligheden van Jose en Kuser in, naamloos verschenen. In een groot aantal achtregelige stanza's, maat en rijm van Byron's Don Juan nagevolgd. Geschreven voor eigen genoegen, uitgegeven voor dat van anderen. Beschrijving van de optocht van Ferdinand en Isabella in 1492 te Granada; met tal van humoristische uitweidingen. Zo over Leiden: En Leyden heeft vermaardheid: boven al Door 't zwaar beleg, zoo manlijk doorgedreven; Door hoogeschool, kaas, burcht en lakenhal, Door 't springen van het kruitschip in 't jaar zeven ... Masscheroen, zie Maskeroen. Mastenbroek, Fenna "'""'-', 1788-1833, uit Sneek, schrijfster van Wilhelmina Noordkerk, "eene geschiedenis ter aanprijzing van Oud-Vaderlandsche Zeden", 1818. En van Onderhoud voor huisselijke en gezellige kringen, 1823-'25. Mastland, Schetsen uit de Pastory te "'""'-', ernst en luim uit het leven van de Dorpsleraar, d.i. Van Koetsueld, 1843. .Kopieerlust des dageIijkschen levens", gepaard met de zucht, om zijn "medebroeders" van dienst te zijn; een handboek voor predikanten. (Mastland == Westmaas.) Een antwoord erop was De Stadspredilsant, "door den Burgemeester van Mastland", d.i. door Van Koetsveld zelf, 1845. Mater, Govert van "'""'-', toneeldichter te Haarlem; Langendijk droeg aan hem zijn Wederzyds Huwelyks Bedrog op, 1720. Van .hem o.a. Het Do/huh der Actionisten, 1720. Mathilde, "Sonnettenkrans" van Jacques Perk, geschreven 1879. Ontmoeting en scheiding; zwerven in angst en verlangen, in strijd en aanbrekende vrede; de gelukkige oplossing, als de vergankelijke vrouw voor de dichter geworden is de onvergankelijke Schoonheid. Zuiver lyrisch; elk van de sonnetten is een stemming. Mathilde is de vergoddelijking der schoonheid: Schoonheid, 0, Gij, Wier naam [geheiligd zij, Uw wil geschiede; kame Uw [heerschappij; Naast U aanbidde de aard geen [andren god! Wie eenmaal U aanschouwt, [leefde genoeg: Zoo hem de dood in dezen stond [versloeg... Wat nood? Hij heeft genoten ['t hoogst genot! Er zijn in 't geheel 107 sonnetten, door Kloos in 4 boeken verdeeld, uitgegeven in andere volgorde dan de dichter ze zelf in zijn hs. heeft opgeschreven; in 1901 voor 't eerst "volledig" uitgegeven. Zie Perk. Mathilde Thomas was de naam van de aangebeden schone; zij kon zijn liefdesverklaring niet aanvaarden, omdat zij al verloofd was. Van de sonnetten nam Jan ten Brink in 1880 vijf en in 1881 vier op in Nederland. De Spectator nam er in 1880 ook vijf van op en in 1881 de cyclus van Helle- Ell H emeloaart, d.i. het bezoek aan de grotten van Rochefort en Han; samen 10 sonnetten, Maar toen was Joanna Blancke reeds in de plaats getreden van Mathilde; ook Joanna was reeds verloofd. Zie M. Thomas. In 1940 werd de Atlathi/de- krans naar de handschriften volledig uitgegeven door Dr. G. Stuiveling. Mathot, Lodewijk "'""'-', 1830-1900, uit Antwerpen, hoedenfabrikant, Vlaamsgezind lid van de Raad 1863-'72, geschiedschrijver; schrijver van verhalen. Mattelaer, }008 "'"-', de dichterlijke smid van Kortrijk, 1646 prins van de Kamer De Kruisbroeders, dichter van ouderwetse refereinen en balladen, met de spreuk Almet- raet, anagram van zijn naarn; t 1687. Matthes, }. C. "'"-', 1836-1917, predikant, 1877 hoogleraar te Amsterdam, schrijver van godgeleerde en letterkundige werken ~ vrzorgde 1873 de uitgave van het volksboek der Vier H eems einderen, in 1875 gevolgd door de roman van Reinout uan Monta'baen, in 1876 door nieuw ontdekte gedeelten van de Roman de?" Lorreinen, opgedragen aan Jonckbloet. Matthys, Marcel "'""'-', geb. 1899, uit Oede1em bij Brugge, schreef 1939 de roman Bell spook op zolder, opgedragen aan Stijn Matthijsen 339 Maurits Streuvels met een motto uit Faust: "Der Menschheit ganzer ] ammer fasste rnich an", roman uit de diepte der ellende. In N. Nederland verschenen als Filomeentie; bekend geworden door de voordracht van Charlotte Kohler. In 1940 volgde de roman Scbaduu! 01Jer Brugge, "de glorie en ondergang van het Huis Beuselinck". In dit jaar verwierf Matthys de tweejaarlijkse prijs van de Vlaamsche Academie. Weid in 1941 burgemeester van Oedelem; in 1947 veroordeeld tot 4 jaar gevangenis. In 1942 verscheen zijn roman De Gouden Vogel. Matthijsen, Jan ~, schrijver van het Recbtsboek van Den Briel, ± 1407. Mauhs, Else ~, geb. 1885 te Keulen Ned. toneelspeelster; 1933 leidster van de groep ,,,Het Masker". Zij werd het meest bekend door de titelrol in H et Adelaarsjong van Edmond Rostand en door haar optreden in de Vorstelijke Emigranten; zij verwierf in 1934 de Theo Mann-Bouwmeester-ring. Mauleon, Mejonkvrouw de ~, historische roman van Mei. Toussaint, 1847, over de liefde van Yolande Desvieux voor ] acques Bossuet, later beroemd kerkredenaar. Maupertuis, het kasteel van Reinaert. Mauricius, Mr. Jan Jacob ~, 1692-1768, uit Amsterdam, commies van de raadpensionaris Van Hoornbeek, 1719 resident te Hamburg, 1742-'51 gouverneur van Suriname, 1753 gezuiverd van tegen hem ingebrachte beschuldigingen; 1755 opnieuw resident te Hamburg, waar hij overleed. Dichter en toneelschrijver, o.a. van De Promotie van den ingebeelden zieke naar Moliere, 1752. Van 1717 zijn klucht Het Leids cbe Studentenleoen. Ook sehreef hij het Voorspel tot opening van den Hoil. Schouwburg te Hamburg. Van 1712 was zijn treurspel Sesostris, koning van Egvpte, uit het F. Zijn uitvoerigst gedieht is De Kruisbistorie, 1714. Mauricius was een wonderkind; nog geen 7 jaar oud hield hij een preek in de volle Gasthuiskerk te Amsterdam; nog geen 16 jaar was hij gepromoveerd. Van 1719-'25 was hij de afgevaardigde van Purmerend ter Statenvergadering in Den Haag en dichtte hij het reglement, de "Wet der Twaalf Taferelen voor het Logement van de Gedeputeerden van Hoorn, Edam, Munnikkendam, Medemblik en Purrnerende". Artikel II luidt: Al wie in Holland, of ter Generaliteit, Een Ambt verkrijgt, voor al zijn leeven, Zal met een vrolyk hart, ten blijk van dankbaarheid, Een koud Collation en volle stoopjes [geven. Voor ieder Krytertje, hetwelk uw Vrouwtje haalt, Wordt mede 't oude loon van een dukaat betaald. Toen hij in Suriname, door felle vijanden omringd, dacht te zullen sterven, dichtte hij alvast zijn eigen grafschrift: Zijn ziel, in 't Hemelsch licht, beschouwt nu van omhoog Zijn bittre haaters met een medelydend oog. Maurik, Justus van ~, 1846-1904, schrijver van humoristische schetsen uit het dagelijks leven; voordrager; toneelschrijver. Fijne Bescbuiten, satire tegen kwezelarij, 1882. Zijn eerste stuk Ben bittere pil, 1874, bespotte het overdrevene in de strijd om vrouwen-ernancipatie. Met Janus Tulp, barbier-aanspreker, vestigde hij zijn naam, 1879; S of Z bestrijdt het vooroordeel tegen de joden, 1881; Men zegt laat de gevolgen zien van lasterpraatjes, 1885. Zijn "dramatische grap" Pakketten voor dames, 1877, de vertoning van iemand, die zich zelf verloot, werd uitbundig toegejuicht. Samen 16 stukken. Het was geen grote kunst, maar het was oorspronkelijk en vrolijk. Veel bekender nog werden zijn schetsen uit het Amsterdamse volksleven, uitgegeven in 14 bundels: Uit bet Volk, 1879, enz. In Met zn acbten, 1886, de vrolijke schets van Klaas Komijn op de Beurs, Daarnaast een uitvoeriger verhaal: Krates, 1885, een levensbeeld in de stijl van Dickens. Met tekeningen van Braakensiek. Van Maurik was sigarenfabrikant te Amsterdam. Mederedacteur van De Groene, 1885. Toen zijn sigarenfabriek aan het Damrak afgebrand was, deed hij een zakenreis naar Indie; Indrukken van een T0tok zijn de reisherinneringen. Mauritius, J. ---, schrijver van een zeldzaam geworden werk: Zeege-pralende lof-tooneel d. vrouwelijke sexe, tegen dat vuyl en leelyk A, B, C, vol hatelyke namen d. vrouwen, uytgebraakt V. de Papen, en vnl. V. de Predikheer Antoninus, enz. Arnst. 1704. Maurits, Prins ~, bezongen door Charles van Trello bij de verovering van Geertru idenberg, 1593. Door Herckmans verheerlijkt in de Slach van Vlaenderen, 1600. Door Huygens uitgeluid in de Scbeepspraet, 1625. En, anders, door Vondel in zijn treurspel Palamedes; en weer anders door Geeraert Brandt: . . .. Gij hebt den tuin met vestingen gesloten. Maar oeh! De Kerk en Staat is in uw tijd gescheurd, Daar Spanje om heeft gejuicht, dat Holland nog betreurt. De verbittering der partijen was zo groot, dat de felle Arminianen 'pamfletten rondstrooiden met schimpende verzen: Maurits 340 Medaellie God salder ons saeck Met strenge wraeck Noch voeren uyt, Eer de Moff syn oogen sluit. D. Beck" schoolmeester in Den Haag, geb. 1591, bezong "de Trofeen van den Ned. Mars" in 200 sonnetten en andere gedichten, 1622. Maurits geprezen als overwinnaar van Groningen in het Onrymicb Vreucbdenliedt van Jan van Hout, 1594: Zo zien wy dezen Held Gebruycken zwaert en schilt, Zoo dat aIleen den strael Van zyn gezicht, zyn stem, Zijn glinsterende helmet Ons crachten dwijnen doen. Jan Starter dichtte een Lof-zangh en andere verzen ter ere van Maurits. Jan Orlers schreeef 1610 Nassauscbeu Laurencrans, de beschrijving en afbeelding van al de overwinnigen van Maurits. Ook Carel van Mander schreef een lofdicht. Na de aanslag van 1623 bood Rodenburg een uitvoerig gedicht aan Prins Maurits aan: Amstel's Eglentiers Trouwe Landsatens I klacht. Nassau's Loj-gesangb, 1618, van D. v. Horenbeecke; zie daar. De beraamde moort, treurspel van Frederik Duym, 1745. Heldendicht van Jan Nomsz, 1789, in c zangen. Maurits verheerlijkt in De Slag bi) Nieuurpoort van Da Costa; 1859. Maurits, ps. van P. A. Daum. Maurits Lijnslager, familiegeschiedenis uit de 17e eeuw van A. Loosjes Pzn, 1808; beeld van onze gIorietijd; "lievelingsboek van de ieugd". De 2e druk werd in 1'813 door de F. censuur verboden. Deze historische roman is v66r de invloed van WaIter Scott. Maurits, geboren in 1600, zag aIle gebeu rtenissen der Gouden Eeuw kwam in aanraking met aIle grote mannen, beleefde nog juist de Vierdaagse Zeeslag. Max Havelaar, naam van Eduard Douwes Dekker als assistent-resident van Lebak in het boek, dat hij als Multatuli schreef over zijn zaak; Ie druk 1860. Het boek heet Max Havelaar of de Kojiy-ueilingen der Ned. Handelmaatscbapplj; het is een pleidooi voor de rechten van de J avaan en tevens een pleit voor hem zelf. Tot de schoonste gedee1ten behoren de Toespraa]: tot de hoofden van Lebak en het aangrijpend verhaaI van Saidjah en Adinda. Het werd geschreven te Brussel in de Prince Beige; zie daar. Uitgegeven door tussenkomst van Jacob van Lennep, die evenwel belette dat het een volksuitgave werd; de uitgever De Ruyter zond slechts 30 exx. naar Indie. Multatuli deed Van Lennep een proces aan over het eigendomsrecht en verloor. In 1862 verscheen Regtsgeding ge· voerd te Amsterdam en oak Van Lenneps Brief aan E. Douwes Dekker. Max Havelaar werd in 1949 voor 't eerst naar 't handschrift uitgegeven door Stuiveling. Daarover Gerard Brom, De berziening van M. Havelaar, 1950. Maximiliaan Hendrik van Beieren, 1621' 88, sedert 1650 keurvorst van Keulen, verwelkomd door Vondel in naam van burgemeesteren van Amsterdam, die hem f 30.- vereerden; 1662. Bij die gelegenheid ook bezongen door Jan Vos. Hij lag echter doorlopend overhoop met zijn steden Keulen en Luik; bouwde de citadel van Luik, om de stad in bedwang te houden. In 1672 verbond hij zich met Lodewijk XIV en deed een inval in de Neder landen, te zamen met de bisschop van Munster; vrede 1674. In 1683 werd hij ook nog bisschop van Munster. Maysche Morgenstond, de verheerlijking van God in de natuur, beroemd gedicht van Camphuysen, met de bekende regels: Ach, waren aIle menschen wijs En deden daerbij wel, De aerd waer haer een paradijs: Nu is ze vaek een hel. Mayvogel, Jacob Coenraadsz. ,..-." uit Hoorn, stichteIijk schrijver, dichter van het treurspel Thamars ontschakingh of de uerdoolde liejde van Ammon, 1646. Gaf 1646 ook de Gulden Spiegbel uit, ojte Opweckinghe tot Cbr. Deugden, goeddeels berijmde bijbelteksten. Ook is van hem Vermakelycke Bruylojts-Kroon, "doorvlochten met verscheyden Leersame Gedichten en verrnakelycke Liedekens" . Er is een samenspraak tussen Philis en Philida, enz. Zijn werk werd tot ver in de 18e eeuw herdrukt en... als schoolpriis uitgereikt; 't is in de trant van Cats. In 1633 dichtte Mayvogel een Rouwklacht op de dood van zijn vrouw. Mechelse Refereinfeest, zie Peoene. Mechlen, Klachte der Vrouwe van ----, ballade van Hugo de Groot; zie daar. Mechtild van Maagdenburg, 1212-'77, een begijn, legde haar zieleleven bloot in gedichten en proza; bij haar vindt men beschouwingen over de minne; zie daar. Hadewych staat onder haar invloed. Zo oefenden in de 14e eeuw de grote D. mysticus Meester Eckart en zijn leerlingen Suso en Tauler hun invloed op het proza van Ruusbroec. Medaellie voor de Gommariste Kettermeester, hekeldicht van Vondel, fel tegen Van Aerssen, nog meer tegen Hugo Muys van Holy, die evenwel reeds t 1626. 't Gedicht is van 1630. De "kettermeester en inquisiteur te Dordrecht", Medea 341 Meermin Bijtschaep in het geuse Trenten, de wolf in Dordt, is Ds. Gosewinus van Buytendijk, Medea, dochter van de koning van Colchis, vermaarde toveres, die de vrouw werd van Jason, de aanvoerder der Argonauten; later verstoten ter wille van Creusa, dochter van de koning van Corinthe. Uit wraak doodde zij niet aIleen Creusa, maar ook haar eigen kinderen. Haar geschiedenis behandeld in een treurspel van Euripedes; het Griekse spel nagevolgd door Seneca in het Latijn. Dit L. spel oefende grote invloed op het toneel der 17e eeuw, o.a. op Hooft's Baeto. Medea, treurspel van Jan Vos, 1660. Zic daar. In de voorrede tekent Vos verzet aan tegen de regels en wetten van de Oudheid, toegepast op het treurspel van zijn tijd. Het stuk werd "boertig berijmd" door Jacobus Rosseau, 1722. En nog in 1784 schreef O. C. F. Hoffham De Broek, "voorspel geschikt voor de vertoning van Meded', bespotting voor de ijverzucht der vrouwen in het stuk. Jan Vas behandelde de stof op hoogst ernstige wijze en hij droeg zijn treurspel op aan Cornelis \V/itsen, burgemeester van Amsterdam. Medea werd pas in 166') vertaald, door Jacob Kemp uit Gorkum. Medenblicker Scharre-Zoodtje, zie S. Media Noche (Sp. == middernacht; middernachtelijke maaltijd), berucht gezelschap in Den Haag, waar o.a. de jonge keurprins van Brandenburg een tijdlang aan deelnam; 1634. De novelle Media Noche van Mw. Bosboorn-Toussaint, 1852, loopt over zulk een feestmaaltijd op 1 Augustus 1678 ter gelegenheid van de Vredesonderhandelingen te Nijmegen ten huize van de Ned. gezant van Nassau-Odyck. Medicis, Rampsaligheden der Verheffinge van den Huize ---, geschiedverhaal van Hooft, geschreven ter afwisseling bij zijr: studie voor de Ned. Historien, herinnering aan zijn eigen verblijf te Florence, 1638. Meditatics over literatuur en leven, he: eerste boek van Querido, 1895, studies over letteren, wijsbegeerte en geschiedenis, voortgezet in De [onge Gids van Heijermans, over Voltaire en Locke, ook over Frank van der Goes en andere tijdgenoten. Meeckeren, Johan van ~, schrijver van blijspelen en kluchten; De doorlugtige dienstbaden, 1714. Meekel, Kees ---, geb. 1884 te Amstelveen, studeerde aan het seminarie Hageveld; zwierf door Europa, Palestina en Arnerika; werd schrijver van schetsen, toneelspelen en romans. Van cowboys en pioniers, Adel. Meer de Walcheren, Pieter van der ~, geb. 1880, leider van de beweging der Kath. jongeren; prozaschrijver, o.a. van zijn bekeringsverhaal Mijn Dagboek, 1913. Branding, 1926. Eerst was hij socialist en medewerker aan De [onge Gids van Heijermans. Na zijn bekering in 1911 schreef hij in De nieutoe Eeuw en in Roeping. Studie en bloemlezing van Knuve1der, 1940. Meerbeke, Henry van .--, ps. van M. W. v. d. Aa, 1830-1905, schreef in 1869 een roman Zoo word! men lid van de Tioeede Kamer, waarin hij de verkiezingen belachelijk voorste1de. Deze Amsterdammer was van 1869-'84 hoofdredacteur van het R.K. dagblad De Tijd. Ook red. van De Katholiek. Meerhuizen, 10 buiten van Spieghe1 aan de Amstel even buiten Amsterdam, in 1913 gesloopt en als bouwterrein verkocht. Beschreven in een novelle van Drost. Zag uit op het Diemer Meer. Ook Meerwyck; 20 lusthuis aan de Amstel, bezongen in De Amstelstroom van N. S. van Winter. Meerhuysen, Jan Pietersz. ---, zie Jan Tamboer. Meerkerk, J. B. ~, 1856-1926, gaf in 1900 Ed. Douwes Dekker uit, "eene karakterstudie, eerbiedig opgedragen aan Nannie en aan Max". Max, de zoon, was toen leraar in het F. aan de H.B.S. te Sappemeer en Meerkerk was de directeur; hun verhouding was toen nog goed. Max stond zeer vijandig tegenover zijn vader. Meerkerk schreef ook een studie over Ibsen. Tweede gehee1 omgewerkte druk van Multatuli, 1912. Meerman, Mr. johan ---, 1753-1815, heer van Vuren en Dalem, schrijver over geschiedenis en staatkunde. Vertaalde Klopstocks Messias in hexameters, 1803-'15. Directeur van Kunsten en \XTetenschappen onder koning Lodewijk; 1810 lid van Napoleons Senaat. Zie Museum At Meerman, Willem ~, uit een voornaam Delfts geslacht, schreef 1612 over de godsdiensttwisten Comoedia Vetus (de oude komedie). Hij had lang ter zee gevaren; voer 1612 opnieuw uit, om de N.W. Doorvaart naar Indie te vinden, doch is op die reis gebleven. Hij noemde zijn pamflet ..'t oude Klugtspel", omdat het met de Gereformeerde twisten niets beter was dan onder het oude Rome; het stuk, in gesprekvorm als Bootmanspraat]e, heeft letterkundige verdiensten in zijn los, geestig en krachtig proza. Met De Mallewaegen, een vervolg en verantwoording. 2e druk 1732. Meermin van het Huis te Muiden, De '"'-, een van de gedichten, opgenomen in Lief en Leed in bet Gooi, 1839: De wachter stak de hoorn ter ruste Op 't hooge huis aan Flevoos meer; En 't riet des strands en ·t woud der Gaf dof zijn Iuide tonen weer. [kuste Meersch 342 Meiliederen Meersch, A. A. van der ,1720-'92, hoogleraar bij de Remonstranten te Amsterdam 1756, man der Verlichting, vertaalde Sebaldus Nothanker van Nicolai: en verwekte daardoor veel ergernis onder de orthodoxen. Meersch, D. ]. v, d. .-., 1789........1863, uit Oudenaarde, dokter aldaar, schreef de Kronyl: der Rederykkamers uan Audenaerde. Meersseman, Pieter ,-.-, geb. te Lendelede 1889, leraar, schreef kindergedichten onder ps. P. v. Moerlande. Meer suers dan soets, spreuk van Anna Bijns en kart begrip van haar leven. Meert, Hippoliet "", 1865-1924, geb. te Aalst, letterkundige, stichter van het AIgem. Ned. Verbond, 1895. Meert, Leo ~, 1880, Vlaams prozaschrijver. Meertens, Dr. P. ]. ~, geb. 1899 te Middelburg, gaf 1929 Den Druyuen-Tros de. Amoureusbeit, 1941 De Zeeutoscbe Nacbtegaal opnieuw uit. Van 1942 is De lof van den boer, de boer in de letterkunde. In 1943 kwam zijn proefschrift Letterkundig Leuen in Zeeland in de 16e en 17 e eeuu-. Meertens is de secretaris van de commissies voor dialekten en folklore van de Akademie van Wetenschappen. Ook secretaris van het ts. Volkskunde. Meerwyck, zie Meerhuizen. Mees Azn, Mr. Gregorius ,1802-'83, uit Rotterdam, hoogleraar in 't Nederl. te Deventer, 1839; rechter te Rotterdam 1847. Geschiedschrijver. Onder zijn werken Casper van Baede, 1836. Over Bilderdijk, 1850. Zijn hoofdwerk is de Historisehe Atlas. Mees-Verwey, Dr. Mea ~, geb. te Noord- .wijk 1892, dichteres en letterkundige. Haar proefschrift liep over haar grootvader J0bannes van Vloten, 1928. Dichtbundel De Melodie, 1946. Nu Mw. Nijland. Meester, ]ohan de .-., 1860-1931, uit Harderwijk; journalist; 1891-1927 redacteur voor letteren en kunst a. d. N w. Rott, Ct. Schreef Vertellingen en romans. Red. V. d. Gids. Geert]e, roman, 1906. De Zonde in bet dejtige d01'P, 1912. Naturalistisch proza. Vooral Geertje is een meestcrwerk: een verheerlijking van de liefde, een ",hymne van de rnensenliefde". De Meester schreef een studie over De Mensehenlie/de in de werken van Zola. In zijn werken satire op en kritiek van de toestanden in de maatschappij. Kritiek over de letteren o.a. in zijn Nutsvoordracht van 1907: lets over de literatuur dezer dagen. De Meester is de man geweest, die door zijn werk aan de N U'. Rott, Ct. de grote verdediger werd van de Beweging van Tachtig. Ook schreef hij Goethe's Liejdeleuen, 1921. Van M. J. Brusse: Herinneringen aan De Meester, 1931. Meester jr., ]ohan de "", geb. te Rotterdam 1897, toneelspeler 1918, regisseur van en speIer bij het Vlaamse Volkstoneel te Brussel, 1924-'29; toneeldirecteur en regisseur te Amsterdam, sedert 1938 regisseur b. h. Residentietooneel. Meester Huyghe, novelle van Rosalie Loveling, over de oude veteraan van Napoleon, die naar het armhuis moet. Opgenomen in Ned. Museum van 1874. Meeter, Eillert ~, 1818-'62, zoon van een onderwijzer te Oude-Pekela, nam in 1833 dienst, was van 1840-'43 redacteur van De Tolk der Vrijheid" een schendblad te Groningen, waarin hij de gravin d'Oultremont belasterde. Werd in 18')1 als redacteur V. d. Zieriezeescbe Nieutosbode veroordeeld tot 5 jaar; week uit naar Engeland. Ook in 1846 was hij reeds naar Engeland gevlucht en in 1848 verscheen in het Engels een boek Holland, vol schandaal over koning Willem II. Van deze zelfde man De belegering van Groningen, 1839 en een drama over hetzelfde onderwerp, Rabenbaupt, Ook schreef hij een lief vers in de Gron. Volksalmanak. Meganck, Em. '"'-', 1837-1907, schrijver van Vlaamse novellen. H et H uisgezin van den Bakker, 1873. Hij was onderwijzer te Assenede. Mei, het grote natuurgedicht van Herman Gorter: de schoonheid van Mei, die eeuwig zijn wou en toch zo vergankelijk is; 1889. Zij wilde eeuwig zijn door het huwelijk met de god Balder, de ziel der wereld, maar zij wordt afgewezen. Het gedicht is vol van de bekoring van zee en land, water en hemel, van jeugd en schoonheid; maar het weergeven van die bekoring vergt het onmogelijke van de taal. Verdeeld in I. De Aankomst van Mei; II. Mei zoekt, vindt en verliest Balder; III. De Dood van Mei: Zoo als een bloem van zomerrood [in 't gras, Rode papaver, die nu nederligt, Zoo lag ze en der zonne laatste licht Scheen op haar, maakte haar een [weinig rood En goud voor .t laatst - en ging toen [met haar dood. Meiliederen, rninnedichtjes sedert de 15e eeuw, bevestigd aan een bloeiende meidoorn ter ere van de liefste, of gezongen bij de meiboom voor haar huis. Ocb ligdi nu en slaept; H et uiel een bemels douwe; Deh nachtegael, clein voghelkijn. Schoon lief, hoe light ghy hier en In uwen eersten drame? [slaept Wilt opstaen en den mey ontfaen, Hy staet hier also schone. Meinesz 3 Verschillende crvan bcwaard in hct Antwerpse Liedtboek. Meinesz, Sjoerd ~ , 1850—1938, Fries dichter. In 1941 verscheen een bloemlezing ll rieke per, bezorgd door J. Piebenga. Meinsma, K. O. ~ , 1865—1929, schreef 1896 Spinoza en zijn knng, studie over Holl. Vrijgeesten. Van 1902 zijn proefschrift Middeleeuwsche bibliotheken. Meispelen, opgevoerd door de rederijkers op de eerste Mei. Genoemd worden o.a.: Grisildis\ 't Mirakel van Cambroen; Meispel amoreus, „daer Pluto Proserpine ontscaect", Gent, begin der I6e eeuw. meistreel, zie menestreel. Mei-waghen, Den bloeyenden ~ , 1610, liedboekje, aanhangsel van Den Bloem-Hof van de Ned. Jeugt, die in 1608 verschenen was bij Pers; met 24 liederen van Jan Sieuwertsz. Kolm. Mejufvrouw Leclerc, een van Alberdingk Thijms Verspreide Verhalen, 1849; navolging van Walter Scott en Mw. Toussaint; romantische geschiedenis met schildering van het huiselijk leven en de toestanden in de 18e eeuw. Melancholijen-verdrijver, De ~ , volksboek met verhalen, i : 1600; vaak gedrukt voor in Der jonge Dochters Tijdt-Cortinghe, een dergelijke verzameling. Melati van Java, ps. van Marie Sloot. Mel eager, zie Atalante. Melibea, ,,treur-bly-eyndespel" van Rodenburg, trilogie van 1617: de heldin heeft 7 „lievers", die haar in 7 verschillende talen toespreken. De dichter noemt zich een „A. B. C. Klercxken", naar aanleiding van een schimpdicht van Coster: Leert eerst uw A.B.C ter degen. . . . Meliboeus, „boec van troeste ende van rade", leerdicht uit het Latijn van Albertanus van Brescia, voltooid 1342 door een Antwerpenaar; bestemd voor de hertog van Brabant. Raad, hoe men zich in het leven gedragen moet; misschien van Boendale. (Kalff.) Uitgegeven door Snellaert in zijn Ned. Ged. uit de He eeuw, 1869; 4300 regels uit een Oxfords hs. Een disputacie tussen Melibeus en zijn vrouw Prudentia. Meliboeus = die honich, der werelt soetecheijde drinct. In 1950 verscheen: B. G. L. Overmaat, Mellibeus, een geschrift van Dire Potter, inleiding en tekst, met enkele nieuwe gegevens en aantekeningen over de bron. Melis, Hubert ~ , geb. 1872 te Antwerpen, prozaschrijver, dichter, toneelschrijver. Bezorgde een bewerking van Reinaart de Vos, 1922 en vertaalde gedichten uit het Duits en het Tjechisch. Melis, Jan ~ , geb. 1902 te Beringen, Vlaams toneelschrijver en dichter. Rythmen en Memenestreel lodi'en, 1927, Zang en Tegenzang, 1938, Con Sordino, 1940. Melis van Buren, opvolger van Radewijns als rector v. h. Meester-Florishuis te Deventer, f 1404. Levensschets van Thomas van Kempen. Melis Stoke, 1° Holl. dichter van ± 1300. Rijmkroniek, voor 't eerst gedrukt 1591, op naam van Douza, waarschijnlijk echter van Spieghel. Deze uitgave door brand bijna geheel vernietigd. Nadruk in 1620; 3e druk van Alkemade, 1699, ook zonder enig hs. te raadplegen. Uitgave van Huydecoper 1772; van W. G. Brill, 1885. 2° ps. van Herman Salomonson. Melle, J. van ~ , schrijver en dichter, m Nederland geboren 1887, schreef in 't Afrikaans een roman Dawid Booysen. In 1939 een Ned. roman, Bart Net, de Opstandeling, met de gesprekken in 't Afrikaans. Behandelt de opstand van 1914. melodrama, lett. = toneelspel afgewisseld met muziek; in de mode gebracht door Rousseau en door Guilbert de Prixericourt te Parijs, trok ook hier sedert de 18e eeuw veel publiek naar de F. schouwburg. Fig. een „volksdrama", waarbij heftige indrukken gewekt worden door moord, ontsluierde geheimen, opofferende edelmoedigheid, verraad enz.; een draak. Beheerste het Ned. toneel in de tijd van Lazaro de Veehoeder, de Schipbreuk van de Medusa, De Voddenraper van Parijs, ± 1840. Tegen zulk toneel kwamen Van Lennep en de zijnen op; Potgieter trad op met zijn kritiek; Schimmel toog aan het werk. Melusynen, Historie van die wonderlike vreemde ende schone ~ , gedrukt 1491, een elfenverhaal, uit het F. vertaald, Volksboek. memoires (F.) = gedenkschriften; bij ons b.v. die van Gijsbert Karel van Hogendorp en van Troelstra. Mendels, Josepha ~ , geb. 1902; prozaverhaal Rolien en Ralien, 1947. Mendes, Joost ~ , ps. van Em. Querido. Mendes da Costa, Dr. M. B. ~ , 1851— 1939, geboren te Amsterdam, leraar in de klassieke talen, 1922 conservator del hss. te Amsterdam, schreef behalve zijr. boeken op het gebied der klassieke talen Tooneelherinneringen, 3 reeksen 1900— '29. Mendoza, Don Diego Hurtado de ~ , 1503 —'75, Sp. dichter en geschiedschrijver, werd vroeger gehouden voor de schrijver van de schelmenroman Lazarillo; zie daar. menestreel, meistreel, minstreel, rondreizende voordrager en verdichter van fabelen, verhalen van oorlog en min, van ridderromans; dienaar en vleier van de adel (L. ministeriales = dienaren) tot in de l4e 13 Mengelingen 3S 44 Merken eeuw; speelman aan vorstelijke en adellijke hoven, naar het voorbeeld der F. troubadours. Maerlant waarschuwde er tegen als leugen vertellers. Uit zijn Alexander blijkt, dat ze met muziek hun werk begeleidden: Daer was menich trompe langhe, Vedelen, haerpen ende symphonien, Cystolen die wel leren vrien, Salterien, orghelen ende sciven. Zie garrulus. Mengelingen, bundel gedichten van Bilderdijk, 1804, aangeboden „als de laatste vrucht, die mijn Winter te wachten geeft", doch gevolgd door nog 3 andere bundels Mengelingen en 2 delen Nieuwe Mengelingen, 1805. In de Mengelingen de vertaling van Ossian, voor zover die al niet reeds verschenen was in de Mengelpoezy en in de bundel Poezy. Mengelingen van Vaderlandschen Inhoud, uitgegeven door J. F. Willems, 1827—'29, met oude volksliederen, studien over Maerlant enz. Mengelpoezy, I. van Bilderdijk 1798, met vertalingen van Ossian, met een Ode aan Chloe, d.i. aan Katharina Wilhelmine Schweickhardt, 1796; met Kidder Sox, De Waarheid en Ezopus, Ursijn en Valentijn en vele andere romances. Uitgegeven, toen Bilderdijk in Brunswijk was aangekomen. „Waarschijnlijk zullen deze bondels wel de laatste snik mijner Poezy wezen." II. van J. v. Lennep, met Jacoba's Weeklacht, Het sterfbed in de hut en met de Verzen uit het Dagboek van de voetreis door Noord-Nederland 1823. In het tweede deel o.a. de Academische Idyllen, de Abydeensche Verloofde, Het Beleg van Kormthe, Beppo. Menichfuldicheit des bedrochs, Tafelspel van die ~, zie T. Me/inekens, Jef ~ , 1877—1943, sekretaris van St. Jans Molenbeek, dichter en toneelschrijver; schreef ook over Kinderpoezie. Dood geschoten door een sluipmoordenaar. Menniste vryagie, een van de bekendste stukken uit de Friesche Lusthof, schertsend dichterlijk verhaal van een vrijer, die eerst door een Mennisten-zusje wordt afgewezen, omdat hij te werelds gekleed is, maar die een andere keer heel welkom blijkt met een eenvoudige mantel en kort haar. Uit een E. pleasant comedy. Mennoos Kerck, gedicht van Lambert Bidloo, over de Vlaamse Doopsgezinden, 1653. Mens, Jan ~ , geb. 1897, verwierf 1938 de Kosmosprijs met Menschen zonder geld. In 1940 de roman De gouden reael, het | leven van de Eilanders van Amsterdam. | Verder de romans Goud onder Golven (Leeghwater), Amsterdam, paradijs der \ herinnering\ De Blinde Weerelt; Meestet Rembrandt. Zoon van een diamantslijper, werkte 12 jaar in een biljartfabriek. Menschelijcke Broosheit, zie Awijts. Menschelyk Leven, Het ~ , de beroemde weemoedige lierzang van Willem van Ha ren: Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen, Hoe spoed zich ieder uur met onzen [luister heen! Menselyk Bedryf, Spiegel van het ~ , van Johannes en Caspar Luiken, zie Spiegel en Luyken. Menschenvriend, De ~ , Spectatoriaal geschrift, 1788—'98, van M. Nieuwenhuizen en B. Bosch, later ook van Petronella Moens. Menschenwee, de roman van Beverwijk, 1903, van I. Querido; zie daar. menuet, de statige en sierlijke dans der 18e eeuw, mocht niet gedanst worden bij de Gereformeerden. Toen dit toch geschiedde bij de bruiloft van een Groninger ouderling, die er voor geschorst werd, dichtte Betje Wolff haar satirische scherts De Menuet en de Domineespruik. Mocht een ouderling niet dansen, de dominees mochten geen pruik dragen, en dat deden ze toch ook. Mepsche (Mepske), Rudolf de ~ , in 1731 grietman in 't Westerkwartier, die 21 mannen onschuldig liet martelen en ter dood brengen. Ab Visser tracht in zijn roman de razernij van deze Heer van Faan te verklaren uit zijn aanleg en omstandigheden. (Hij schrijft ten onrechte De Mepse.) mer, zie Van mer. Mercelis, Lod. ~ , 1857—1918, dichter van de Kempen, priester, volgeling van Guido Gezelle. Kempische harp, 1889. Merck toch, hoe sterck nu in 't werck sich al steld, de aanhef van het alom bekend geworden lied op het beleg en ontzet van Bergen-op-Zoom in 1622, in Valerius' Gedenck- clanck van 1626. Mercurius, Hollantse ~ , wekelijks verschenen van 1650—'90, in 40 delen. Gevolgd door de Europische Mercurius, 1690— 1754. De Mer cure historique, maandschrift van 1688, bestond bijna een eeuw lang. Op de „Europische" volgde de Nederlandsche Mercurius, 1756—1806, een kleurloze vermelding van alles wat er in die jaren gebeurde. Mercurius, De Nederlandsche ~~, anoniem tijdschrift, waarvan J. v. Lennep en Van der Hoop de leiders waren; 1828—'29. Merken, Lucretia Wilhelmina van ~ , 1721 —'89, dichteres van grote naam, geprezen door Betje Wolff, vooral wegens haar berijmde verhandeling over Het Nut der Tegenspoeden, 1762. Verder haar rijmbrieMerkman 3J 45 Messalina ven, verjaar- en lijkdichten, haar heldendicht David in 12 boeken, 1768, en haar heldendicht Germanicus, in 16 boeken. 1779, berijmd proza. Zij werd de tweede vrouw van N. S. van Winter, 1768. In haar vaderlandse toneelstukken verheft zij de Nederlandse heldenmoed: Beleg der Stad Ley den, 1174; Jacob Simonsz. de Rijk, 1774. Beide stukken uit Hoofts Historien. De Rijk, admiraal van Vere, zit in 1574 gevangen op het Gravensteen in Gent en Requesens heeft geen genade voor hem; reeds wordt hij geboeid naar 't schavot gebracht; doch op 't laatste ogenblik wordt hij uitgewisseld tegen Mondragon en wordt aan zijn eis voldaan, dat ook zijn kameraden vrij gelaten worden. Blij eindigend treurspel vol edelmoedigheid. Haar rijmbrieven zijn: Charlotte van Bourbon aan Willem I, Maria de Medicis aan Lodewijk XIII, Louise de Coligny aan Frederik Hendrik enz.; Van Alphen stelde deze „Maagdebrieven" ver boven die van Vondel. Sedert 1783 woonde zij te Leiden en des zomers op het buiten Blijdorp, daar in de buurt. Merkman, Pieter ~ , 1699—1760, medewerker van Justus van Effen^aan de Spectator; lid van de Wijngaardranken te Haarlem. Merlijn, Keltische roman, door Maerlant bewerkt, ± 1261, als vervolg op de His tori e van den Grate; zie Graal. Merlijn is de zoon van een der duivelen en een onschuldige maagd; hij heeft bovennatuurlijke wijsheid, maar wendt die aan tot heil der mensen. Hij helpt koning Uter aan Ygerne, „des hertogen wijf van Tintaveel"; zij worden de ouders van koning Arthur, heer van Logres. Maerlants bewerking is later voortgezet door Lodewijk van Velthem in een Boec van koning Arthur, 1326. Daar wordt Merlijn gebannen in 't woud van Broceliande door de fee Viviane: Al heet hi vroet ende conde vele, Nochtan heeften l een wijf bi [horen spele 2) Datsi hem toende menechfoude, Bracht in 't nette daer si woude. Merlijn uitgegeven naar het enig bekende Steinfurter hs. door Van Vloten, 1882. De eerste 11000 regels van Maerlant; de volgende 25000 van Velthem. Het werk was opgedragen aan heer Albrecht van Voorne. Bewerkt naar een F. prozaverhaal, dat weer een bewerking was van het berijmde verhaal van Robert de Borron. Lodewijk van Velthem voegde aan Maerlants vertaling het omvangrijke Boek van koning Arthur toe. In Merlijns boeck van Maerlant het 1) heeft hem; 2) door haar veinzerij. pleit van Maskaroen, procureur der duivelen, tegen Maria, advokaat der mensen, om de zielen. Dit „Satansproces" komt niet voor in het F. voorbeeld. Het einde van het boek is de kroning van koning Arthur. Merode, Willem de ~ , ps. van W. E. Keuning. Merswin, Rulman ~ , zie Oerspronck. Mertens, Angele ~ , geb. 1915, dichteres van Zoo zingt de Rotonde. Mertens, Frans Hendrik ~, 1796^—1867, uit Antwerpen, vriend van Willems', leraar te Antwerpen 1834, tevens bibliothecaris. Stond Th. v. Rijswijk en Conscience bij; werd de schoonvader van Jan van Beers. Hij gaf uit de Cluyte van Playerwater, 1838; Gesch. van Antwerpen in 8 delen, 1845—'55; De Lange Wapper, 1846; Het Landjuweel van 1561, 1855. Merville, Alfons ~ , 1856—1942, pastoor, Westvlaams dichter, leerling van Guido Gezelle. Merwe, N. J. van der ~ , geb. 1888, predikant, schoonzoon van President Marthinus Theuni's Steyn, wiens leven hij beschreef. Merwede, A. v. d. —•, pseudoniem van prof. Geijl. Merwede van Clootwyck, Matthys van der ~, 1625—na 1677, uit Geertruidenberg, deed een reis naar Rome, waar hij niet al te stichtelijk leefde, was 1650 terug, gaf in 1651 zijn Uytheemsen Oorlog ofte Roomsche Mintriomfen uit, brutale minnepoezie, maar ook met indrukken uit Italie. Er kwamen drie herdrukken. Maar de dichter zelf beterde zijn leven, trouwde en vestigde zich te Dordrecht. De nieuwe bundel verzen heette Geestelyke Minne-Vlammen, 1653, en droeg nu des dichters voile naam. Nu berijmde hij het Hooglied en de zeven Boetpsalmen en Pauli Bekeeringe, maar met de poezie was het gedaan. Doch de dichter, wiens eerste boek door de beul was verbrand, mocht nu weer in Dordrecht terugkeren. (Klootwijk, heerlijkheid in 't Land van Heusden.) Over M. v. d. Merwede schreef Schotel een artikel in de Z. Holl. Volksalmanak van 1839; aangevuld door J. L. v. Dalen in Oud-Holland, deel XVIII. De Uytheemse Oorlog, 3e druk 1676, ofschoon op de verkoop een boete stond van / 25.— Merijntje Gijzen, zeer veel gelezen vervolgroman van A. M. de Jong; in 8 delen. Messalina, gemalin van keizer Claudius van Rome, onderwerp van een treurspel van Vondel, dat in 1638 geheel gereed en reeds in handen der toneelspelers was. Wegens toespelingen op Amalia van Solms, die men er in zag en die door Vondel in 't geheel niet bedoeld waren, nam hij het Messchaert 346 Meulen stuk terug en verbrandde het. Messalina was berucht om haar wreedheid en schandelijk gedrag. Messchaert, Nicolaas ----, 1774-1833, predikant en schoolopziener te Rotterdam ~ t op reis naar zijn kinderen te Ede aan de cholera. Leerredenen. Rede Over den uolmaakten Redenaar, 1821. Sieuwerts van Reesema hieid bij zijn dood een Rede orer den u/aren urlend der menscbbeid, Messchert, Willem ----, 1790-1844, uit Rotterdam, dichter van de Gouden Brullojt, 1825, "voor beschaafde vrouwen". Hij was eerst brouwer, later uitgever en boekhandelaar en gaf 1836-'37 Brieueu van Bilderdijk nit. Tollens verzamelde zijn Nagelaten Gedicbten, 1849. Hij had ook het Voorbericht geschreven bij de huiselijke, vrome, genoegelijke Gouden Bruilojt, al was dan ook Messchert een man van het Reveil, Messchert van Vollenhoven, Jan ~, 1748 -1814, dichter van de Zeeslag van de Ruyter voor Soulsbay. Messias, Komst van den r-o./ , verwachting van Da Costa en de zijnen. Zie Dtiizendjarig Rijk. Mestdagh, Karel r-o./, geb. 1850 te Brugge, t 1924; componist van de Groeningbecantate en van vele liederen, die door hem onder het yolk gebracht zijn; 1900 bestuurder van het Conservatorium te Brugge. Metamorphosen == gedaanteverwisselingen, herscheppingen. De M. van Ovidius verhalen, hoe mensen door de goden veranderd zijn in dieren of planten. Vertaald door Van Mander in zijn Utleggingb op den Metamorphosis, opgedragen aan Gedeon FaIlet, secretaris van Amsterdam, Italiaan van afkornst; 1604. Zes drukken en een D. vertaling. Vondel ontleende aan de .i\1etamorpbosen zijn treurspe1 Faeton, 1663. In 1671 vertaalde hij het gehe1e werk als zijn dichterlijke Herscbeppinge. Ook in de 16e eeuw waren de Metomorphosen reeds vertaald, n.1. door ]. Florianus, 1552, en door Guillaume Borluut, 1557. Schilders en rederijkers putten er stof uit voor hun taferelen. De uitgave van Borluut bestond uit 174 houtsneden met bijschriften. Zie Schilderboek. metaphora (Gr. == overdracht), beeldspraak die op vergelijking berust. B.v. Ben Koningb van Huygens: Hij is een Menighte besloten in een Kroon, Een yeders Opper-knecht; een slave zonder loon. Meteren, Emanuel van r-o./, 1535-1612, geb. te Antwerpen als zoon van een boekdrukker, koopman, Ned. consul te Londen, de schrijver van N ederlandsche H istorie, 1599. Daarin de beschrijving van de landiuuelen van Gent, 1539, en van Antwerpen, 1561. Het werk werd eerst verboden, omdat de Staten-Generaal van oordeel waren, dat sornmige prinsen en heren sich beledigd konden gevoelen. Ook de predikanten verzetten zich regen een herdruk, die dan ook pas in 1608 verscheen. N a van Meterens dood droegen de Staten van Holland aan Ledenberg en Hugo de Groot op, de nodige "verbeteringen" aan te brengen. Zo ontstond de uitgave van 1614, die sedert steeds herdrukt is. metriek, de leer van het metrum, de versrnaat; bij Grieken en Romeinen naar de quantiteit (de lengte) der lettergrepen; bij de Germanen naar de klemtoon, die de lettergrepen al of niet hebben. Van F. Kossmann een studie Ned. uersrbytme, 1922. Met Tijd en Vlijt, het Leuvens studenten, genootschap; David was er 1840-'66 de voorzitter van. Gesticht 1836 door Em. v. Straelen. Albrecht Rodenbach en Pol de Mont zijn er uit voortgekomen. Metz-Koning, Morie ---, 1868-1926, vroeger Marx-Koning, romanschrijfster en dichteres. Zij begon met sprookjes: Van het uioolt]e, dat weten wilde, 1900, en Het Beeld op de Rots, 1901, navolgingen van De Kleine Johannes. In 1902 de roman Gabrielle; aIle drie bij de verschijning geprezen en veel gelezen. Zij schreef ook dramatische schetsen. Meulen, Andries van der r-o./, kreeg 1501 van de stad Oudenaarde "eene geldelyke heuschede" voor een refrein ter ere van de verloving van Karel van Oostenrijk met een dochter van Lodewijk XII van Frankrijk. Hij schreef een Boucxkin van der Ketyuigbeyt (sIechtheid) der menschelicker naturen, overgezet uit het L. van Innocentius III, 1543; met houtsneden. Daarin een voorsteIling van de pijnen in de hel: Dien dagh zal zijn een dagh van thoorne, Den dagh van anxte voor de verloorne... Het lange gedicht is uit het L., doch naar inhoud en vorm een zuiver Vlaams werk geworden. Hij was toen 52 jaar en schreef: De smnen die my God heeft ghegheven Hebbe ick in een onreinigh leven Besteedt, ten snooden ende vulen daden In ydel dichten, onreine BaIladen. Misschien is ook D' ystorie van Saladine van hem; 200 coupletten van 8 rege1s; hij was een "excellent rhetorisien" en ondergriffier van Oudenaarde. Meulen, Catharina van der ~, 1634-1719, uit Antwerpen, kloosterzuster, dichteres van drie bundelties liederen: Den aengbenamen Roozelaer, 1687; Het eensaem Tortel- Duyjken, 1694, en Het Hemels LustH a/ken, 1705. Meulen 347 Meyer 1835-1915, Meulen, Dr. R. van der 1"-1, geb. 1882 te Rotterdam, van 1912-'35 redacteur van het Woordenboek, 1925 lid der Akademie van Wetenschappen; thans hoogleraar in de Baltoslavische talen in Leiden. Meulen, R. R. van der 1"-1, 1850-1925, uit Bolsward, medestichter van de boekhandel van Brinkman te Amsterdam, 1880-1909 bibliothecaris van 't Rotterdamse Leeskabinet. Bibliograaf; gaf o.a. sedert 1873 van Brinkmans N aamlijst van boeken, in Ncderland verschenen, 51 jaargangen uit. Verder De Courant, oorsprong en geschiedenis, 1885; Het Boek in onze dagen, 1892; Over de liejbebberi] voor boeken, 1896. Meulen, Tjibbe Gearts van der 1"-1, 18241906, klokkemaker en 1864 brievenbesteller te Bergum, 1873 uitgever v. d. Bergumer Ct., een der eerste Friese dichters en schrijvers; medewerker van Waling Dijl.stra. Spreker op de Winterjottnenochtell. de winteravondfeesten. Zijn werk door zijn zoon verzameld in Aid en Nij; daarbij ook toneelwerk. Meulenaer, Klucht van den 1"-1, zie Molenaar. Meulenhoff, J. M. ~, 1869-1939" geb. te Zwolle, uitgever te Amsterdam 1906. De Meulenhoff-editie telt meer dan 200 uitgaven; verder 30 oorspronkelijke romans, enz. Daarbij de eerste Ned. vertalingen van Ibsen, Bjornson en Strindberg. In 1946 stelde de directie de MeulenhoffEssayprijs in, jaarlijks flOOD. De jury bestond uit Mevrouw Du Perron, Jan Engelman en Victor van Friesland. Meulman, Isaac ---, 1807-'68, uit Amsterdam, makelaar in suiker aldaar, werd ziekelijk op zijn 40ste jaar en begon toen met de verzameling van boeken en rneer dan 20 000 pam fletten , die beroemd werd. Zijn pamfletten zijn gekocht door de Universiteit van Gent; zijn stukken over de Kerkhervorming door de Lutherse gemeente te Amsterdam; ongeveer 700 werken. Meung, Jean de ---, de tweede dichter van de F. Roman de la Rose, 1260-1320, bijgenaamd Clopinel, d.i. de kreupele. Hij minacht de vrouwen, schrijft over de geestelijke orden, de edelen, de gehele rnaatschappij der 13e eeuw. Zie Rose, Lorris en Hein van Aken. Hij voltooide de Rose op verzoek van koning Philippe le Bel, 18 000 verzen; hij werd Ie Pere de I'Eloquence. (Meung Iigt aan de Loire bij Orleans.) Meurier, Gabriel ~, uit Avennes, schoolmeester te Antwerpen, schreef 1557 een Frans-Vlaams woordenboek en verder een aantaI werken op Frans en Vlaams taalgebied, Meurs, Bernardus van ]ezuiet, leraar aan het R.K. seminarie te Kuilenburg 1867, geb. te Nijmegen, werd bekend door zijn Betuwse Gedichten Kriekende Kriees]:e, 1879. Humoristisch, ook in zijn Pepermuntjes, een verzameling puntdichten. Dichterlijk vertaler van Germania's Dicbtbloemen, 1874. Zijn eigen ge· dichten verschenen sedert ] 868 in De Katholieke lllustratie. Meyboom, Willem 1"-1, pseudo van Floris Couteele. Meijer, Dr. C. H. Ph. ,1861-1940; proefschrift over Langendijk, 1891. Gaf een bloernlezing van Starter uit met inleiding, in het Pantheon, 1893. Meijer, Dr. G. j, --.-, 1781-1848, huisonderwijzer bij Van Oudermeulen te Amsterdam 1804; hoogleraar aan 't Athenaeum te Brussel 1818, te Leuven 1822, na 1830 te Groningen. Onder zijn werken Lojrede op Helmers, 1814~ Het Leven van [ezus, zie daar; 1835; Nalezing, 1838. Meijer, Hendrik Arnold ---, 1810-'54, roman tisch dichter, onder inv Ioed van Scott en Byron. Zeeofficier. Twee berijmde verhalen: De Boekanier, 1840; Heemskerk, 1847; t te Soerabaja. Meyer, Lieven de ~, 1655-1730, Jezuiet uit Gent, rector te Leuven, berijmde een leerdicht De Gramschap, 1725; in de stijl van Cats en Poirters; "het beste leerdicht van zijn tijd." Meyer, Dr. Lodewijk ---, 1630-'81, dokter te Amsterdam, schreef in 1666 een L. werk over de wijsbegeerte als vertolker der H. Schrift; rationalist. De rede moet heersen over het geloof, maar.... ook over de dichtkunst; zo werd Meyer in 1669 de medestichter van het dichtgenootschap Nil Volentibus Arduum, dat het verstandelijke element in de poezie vooropstelde. Meyer ging tot de stichting over, omdat men zijn vijand Mr. Joan Blasius in zijn plaats tot regent van de Schouwburg benoemd had; overwinning der romantische richting! Zijn medestichters waren Dr. Joh. Bouwmeester en andere dokters, de advocaat Andries Pels, de schepen Willem Blaeu, verder Antonides, Ijsbrand Vincent e.a. Daarbij kwamen Laurens Bake, Dirk Buysero en meer leden. Meyer schreef 1667 Het Gbulde Vlies, treurspel, ontleend aan Corneille, maar met kunst- en vliegwerken. Van 1668 is zijn andere spektakelstuk De Verloojde Koninksbruidt, dat van verschillende zijden aangevallen werd en Meyer aanleiding gaf tot zijn Verdeediging van de aangetogene plaatsen. Eerst in 1669 ging hij tot de Franse klassieken over. In 1677 werden Meyer, Pels en Bouwmeester regenten van de schouwburg, bij de heropening; de schouwburg was sedert 1672 niet bespeeld. Meyer 3 Hij pachtte 1681 de Amsterdamse schouwburg met Joan Pluimer en P. de la Croix voor / 20 000 per jaar; Meyer overleed nog in 't zelfde jaar. Meyer is ook de schrijver van Woordenschat, woordenboek van bastaard-, kunst- en verouderde woorden; herhaaldelijk gedrukt; 1654. In 1677 gaf hij met J. Jelles de nagelaten werken van Spinoza uit. Meyer, Pieter ~ , 1718—'81, boekverkoper te Amsterdam, het hoofd van een letterkundige kring, vriend van Lublink de Jonge; dichter. Le Francq van Berkhey kwam tegen hem op, 1766. Lid van Laus Deo. Meyere, Victor de ~, 1873—1938, uit Boom, werkzaam in gemeentedienst van Antwerpen. Dichter; medewerker aan Van Nu en Straks; romanschrijver over het leven in de streek van de Rupel. Maar vooral de folklorist. Redacteur van het ts. Volkskunde; schrijver van De Vloamsche Volksvertehels. Met Baekelmans Het boek der Rabauwen en Naaktridders, 1914. Alleen: Vlaamsche Vertelselschat, 3 delen, 1925—'29. Meyier, Fenna de ~ , 1874—1943, geb. te Indramajoe, lerares, romanschrijfster. Meyland, Frank ~, pseud, van Hubert Ascoop, Vlaams dichter. Andante, 1942, Memoria, 1943. Meylander, John —, pseud, van Paul-Gustaaf van Hecke. Meys, P. C. J. ~ , 1830—1900, directeur v. h. telegraafkantoor te 's-Hertogenbosch, schreef blijspelen voor rederijkers. Meyspel amoreus daer Pluto Proserpina ontscaect, een der oudste spelen waarin Romeinse goden optreden, naast de Rederijkers- allegorieen, 1519, Dendermonde. Meyster, Everart —, 1617—'79, een zonderling te Utrecht, die des zomers op Nimmerdor woonde bij Amersfoort, gaf in 1655 in zijn Hemelsch Land-spel een beschrijving van de Stichtse buitens. In 1660 bracht hij de Kei naar Amersfoort en in 1661 kwam de Key-klucht van Jock en Ernst, een hekeldicht. Dan is er nog een Klucht pan de Spitshoedige Menschen, waar hij zich zelf „een drolligen oom- Kool" noemt, en nog heel wat meer, b.v. Bedencking over d'Eemsche zeevaerd, 1670; hij wilde van Utrecht een zeehaven maken. Zijn huis te Utrecht was „De Krakeling". Hij was ook de dichter van Eerplicht aan Jacob van Camp en, al staat er D.. Stalpert onder. Meyvogel, zie Mayvogel. Michaelis, Hanny —, geb. 1922, dichteres. Klein Voorspel, 1949. Zij is de secretaresse van de redactie van 't Nu/. Isr. Weekblad. Michel, Ernest —, geb. 1899, R.K. dichter. :8 Middelnederlandsche Michels, Dr. L. C. —, geb. 1887 te Schijndel, leraar a. een lyceum te Tilburg, 1946 hoogleraar te Nijmegen, letterkundige; schreef over Stalpaert v. d. Wiele, 1931; medewerker a. d. Vondeluitgave v. d. Wereld- Bibliotheek; promoveerde 1941: Bijdrage tot het onderzoek van Vondel's Werken. Michiels, A. V. ~ , geb. 1797 te Maastricht, streed tegen Diepo Negoro, werd commandant op Sumatra's Westkust; nam 1837 met Cockius Bondjol in en maakte een einde aan de Padri-Oorlog; gouverneur van Sumatra's Westkust 1837—'48, onderwerping van Singkel en de gehele kust; bekend uit Max Havelaar, als generaal Van Damme. Hij sneuvelde als generaal 1849 op Bali. „Jan Schorsal". Midas, De muitery en nederlaag van —, zinnespel van Govert Bidlo, 1685, die Vondels Faeton en Salmoneus „opgesierd" had met zang en dans en vertoningen. Zie Vondel, slot. Gevolgd door een groot aantal schimpdichten en een spotprent van Romein de Hooge. Middelaer, De —, het tijdschrift van J. B. David, nadat Het Belgisch Museum met de dood van Willems ophield te bestaan. Middeldonck, Jacob van —, deken van de Damastbloem, Kamer van Rethorycke te Antwerpen, in 1546 ter dood veroordeeld, omdat hij stukken had laten opvoeren tegen de R.K. geestelijken. Middelnederlands, Mnl. — het Nederlands van 1200—1500. B.v. Reinaert, Maerlant, en Abele spelen, Mariken van Nimwegen. De studie van het Mnl. begon 1772 met de uitgave van Stoke door Huydecoper. Daarop volgden Clignett en Steenwinkel. Vooral 3 Duitsers maakten zich verdienstelijk: Hoffmann von Fallersleben sedert 1821, F. J. Mone, 1828 en E. Kausler, die in 1840 zijn Denkmaler uitgaf. Daarnaast kwam J. F. Willems in het Zuiden met Blommaert en Snellaert, terwijl in het Noorden de wetenschappelijke beoefening van het Mnl. werd ter hand genomen door Jonckbloet en M. de Vries, gevolgd door Brill, Moltzer, .Verwijs, Verdam, Van Helten, Te Winkel en de Duitsers Martin en Franck. Het oudste Mnl. is een Limburgse bewerking van Floris ende Blancefloer, ± 1170. Zie verder Veldeke. Mnl. verzen werden nagemaakt in de Loverkens van Dautzenberg en in die van Hoffmann. Ook in de satire van Verwijs Van enen manne. Dr. H. de Buck schreef 1931 zijn proefschrift over De studie van het Mnl. tot het midden der 19e eeuw. Middelnederlandsche Dramatische Poezie, ingeleid en toegelicht door Mi. H. E. Moltzer, hoogleraar te Groningen, 1875. Middelnederlandsche 34 9 Milton Bevat de abele spelen met hun sottemieen, verder Plaijerwater en Nu Noch, dan twee Tafelspeelkens; ook De eerste Bliscap en het Sacramentsspel; met als bijlage een fragment van een Paasspel. Het werk toegewijd aan M. de Vries. Middelnederlandsche Epische Fragmenten, zie E. Middelnederlandse versbouw, regels met 4 beklemde lettergrepen of heffingen en een onbepaald aantal dalingen. Zo uit Esmoreit, vers 279: O uutvercoren jdnghe figuere, Du best die scoenste criatuere, Die ic met oghen nie ghesach. Met rechten ic Mamet dancken mach. .. Dit bleef leven in aftel- en raadselversjes: Als ik was jong en schdon, Droeg ik een blauwe kroon, Als ik was oud en stijf Sloegen ze mij op het lijf.... Middelnederlands Woordenboek, zie W. Middendorp, Herman ~ , geb. 1888 te Wolvega, leraar in 't Ned. te Amsterdam, dichter, schrijver van romans en detectiveverhalen. f 1941. Mielants, Flor ~ , pseud. Herwig Hensen. Mier, De Witte ~ , zie W. Mieris, Frans van ~ , 1689—1763, uit Leiden, schilder en geschiedvorser en penningkundige. Verdedigde de echtheid van Klaas Kolijn; gaf de Chronyk van den Klerk uit de Laage Landen uit in 1740 en het Antwerpsch Chronykje in 1748; verder het Groot Charterboek der Graven van Holland en Zeeland, 1753 en veel andere historische werken. Directeur der teken-academie van Leiden. Mierlo Jr. S. J., Prof. Dr. Jos van ~, geb. 1878 te Turnhout, hoogleraar a. h. Philosophische College te Namen, gaf 1939 De Geestelijke epiek der Middeleeuwen uit, een bloemlezing, waarin o.a. uit Vanden Levene Ons Her en, Lutgart, Beatrijs, Sente Brandane. In 1928 verscheen van hem te Antwerpen Gesch. der Oud- en Mnl. Letterkunde. Over Hadewijch, 1929. Medewerker a. d. nieuwe Gesch. v. d. Nedl. Letterkunde voor de M.E. In 1939 zijn Nieuws over Heynrijck van Veldeke, een bestrijding van Gunther Jungbluth, een D. geleerde, die betoogde dat de dichter van de Enetde een ander was dan die van de Sint-Servatiuslegende. In 1949 gaf hij Het Leven van St. Franciscus opnieuw uit; met Franse teksten en met de Lofzang der Zonne van Franciscus, vertaald door Guido Gezelle. Mildert, A. van ~ , schrijver van Virginias Treurspel, 1618, vertoond op Costers Academie, een tragi-comedie, met lofdichten van Kolm en Suffridus Sixtinus. In 1632 werd zijn Harcilia vertoond op de oude kamer „In Liefd' bloeyende", naar een novelle van Boccaccio. Dan schreef hij nog de Boertighe Clucht van Sr. Groengeel, 1633; dit is een sukkel, die van zijn vrouw verneemt, dat hij dood is; een „Groninger", die zich op zijn adel laat voorstaan en die zecr krom Hollands spreekt. Milenus Clachte, berijmde klacht over de Spaanse onderdrukking, door Houwaert, 1578; zie daar. Deze volgde daarbij een werk van de Sp. schrijver Antonio de Guevara over keizer Marcus Aurelius van Rome. Miles Gloriosus (de snoevende krijgsman), blijspel van Plautus, figuur uit het Ned. drama der 17e eeuw in talrijke navolgingen. Dan is er bij Plautus in zijn blijspel Eunuchus eenzelfde type, Thraso, die door Bredero in zijn Moortje getekend is als Hopman Roemer, en in zijn Sp. Brabander als Jerolimo, de kale opschepper. Dezelfde figuur in Hopman Ulrich van Paffenrode en ook in Geschaakte Cinthia van Ludolf Smids. Millennium, o. = 't Duizendjarig Rijk. 't Geloof aan de spoedige komst van 't Millennium straalt door in en verklaart verschillende gedichten van Da Costa; slot van Vijf en Twintig Jaren en van Wachter, en van De Slag bij Nieuwpoort. Verder in Hagar en Rouw en Trouw. Miller, Johann Martin ~ , 1750—1814, D. predikant, schreef Siegwart, eine Klostergeschichte, 1776, vertaald 1779- Van grote invloed op de Europese sentimentele letteren. Kampfath schreef Das Siegwart-Fieber, 1877; Kroeger een studie over Miller 1893. Ten Bruggencate toonde in zijn studie over Feith, 1911, aan, dat Feith's Julia toch meer dan onder Millers invloed geschreven is onder de bekoring van de F. novellen en drama's van Baculard d'Arnaud. Millioenenstudien, van Multatuli, verschenen in het dagblad Het Noorden; daar afgebroken, omdat de lezers er niets van begrepen. Geen groot wonder: het werk bchandelt velerlei onderwerpen over moraal en politiek en maatschappij, heengevlochten om het eigenlijke onderwerp: de kansen aan de speelbank; 1873. Milst, Nicolaus van ~ , 1645—1706, uit Antwerpen, pastoor te Breda, schreef ,een aantal vrome werkjes, deels in dichtvorm. Studie over hem van Anton van Du inkerken, 1947. Milton, John ~ , 1608—'74, beroemd E. dichter, vriend van Cromwell; werd blind. Zijn grootste werk is het epos Paradise lost = het verloren Paradijs. Nagevolgd Mimi Hamminck 350 minnedicht door Huisinga Bakker. Paradise Lost werd verder vertaald door L. Paludanus in rijmende, door Van Zanten in rijmloze verzen. Oefende invloed op Van Alphen. Vertaald op rijm door Ten Kate, 1880. Mimi Hamminck Schepel, tweede vrou w van Eduard Douwes Dekker, zijn trouwe steun; gaf na zijn dood 10 delen Brieven uit; 1839-1930. Min in 't Lazarushuys, De ~, 1674, zeer bekend bliispel van Focquenbroch, vertsling van Lope de Vega. 't Amsterdarnse leprozenhuis was toen een gekkenhuis voor ongevaarlijke krankzinnigen; de hoofdpersoon veinst zich krankzinnig; bleef tot 1800 op het toneel. Mincoff-Marriage, Elizabeth ~, zie Souterliedekens II. Minderaa, Dr. P. ~, geb. 1893 te Amsterdam, schreef zijn proefschrift over Karel v. d. WoestijneJ 1942. In 1949 benoemd tot hoogleraar te Leiden, gaf hij zijn intreerede uit als Lyriel: en Levell. Dichter van Klarende Luchten onder PS, Peter van Maarn, 1919. Minderbroeders in onze middeleeuwse literatuur, proefschrift van W. A. Schmitz, 1936. Minderjaarige Zangster, Mijne ,zie Kinker; 1785. Mingevallen, Zeldzame ~, "met gelukkige uitkomsten bekroond. Uit verscheide vreemde talen by een verzameld". Bundel van 1755. . miniaturen, in de verluchte hss. van kooren gebedenboeken en andere godsdienstige geschriften der 14e en 15e eeuw, sierlijke beginletters met lofwerk, figuren en beelden op de randen, taferelen uit de bijbel en heiligenlevens; begin der Ned. schilderkunst. Mi~iatuuralmanak, 1837-'50, van Ten Kate; zre Muzenalmanak. Minima Crescunt (kleinen worden groot) , 1759 Leids studentendichtgenootschap, met F. v. Lelyveld, H. v. Wijn en Paludanus als leden, gaf 1766 de stoot tot de oprichting der Mij. v. Letterls., zie daar. Gaf een maandwerk uit: Tael- en Dichtkundige Bydragen, 1759-'62, en Nieuwe Bydragen, 1763-'66. Minnaert, G. D. ~, 1836-1919, uit Gent, onderwijzer, 1863 Ieraar aan de Gentse normaalschool, 1876 bestuurder van de stadsscholen; bestuurslid v. h. Willemsfonds; schrijver o.a, van een overzicht der Ned. Letterkunde en uitgever van bloemlezingen. minne, de M.E. naam voor de gewijde liefde, de middelares tussen God en de ziel; het verlangen naar de Hernelse Bruidegorn, dat zich in vizioenen openbaarde bij een groot aantal extatische vrouwen; 13e eeuw. Zie mystiek. Het verschijnsel is bekend uit de L. levens van Maria van Oignies, Christina van St. Truyen, Margareta van Yperen en Lutgart van Tongeren, doch vooral uit de Ned. bewerking van Lutgerts leven door Willem uan AIIlighem. En niet minder uit de werken van Hadewych. Minne, M. ~, pseudo van Maurits Roelants. Minne, Richard ~, geb. 1891 te Gent, Vlaarns dichter, hoofdrnan van 'I Ponteinlie, ijverde tegen de uitwassen van het modernisme. Aanteekeningen uan een Genienaar, in "Vlaanderen, 0 Welig Huis", 1939. Verwierf in 1946 de Staatsprijs met zijn bundel W oljijzers en scbietgeuieren. Schreef ook proza. Gaf met R. Herrernan Album 1944 uit, proza en verzen, "zin en onzin". Om zijn gezondheid was hij een tijdlang boer. Daaraan herinneren de Houeniersgedicbten. Studie over hem van A. de Medts, 1946. In 1948 verscheen de 2e druk van de W011ijzers, "bijeengegaard door R. Herrernan en M. Roelants, met inleiding en bloemlezing." Minnebrieven van Multatuli, 1861; brieven aan Fancy en aan Tine, met de Geschiedenissen van Gezag en de Kruissprook en met de bewijsstukken in de zaak van Havelaar. minnedicht, 12e eeuw: Ve1deke" ± 1175; 13e eeuw: Jan I van Brabant; 14e eeuw: talrijke minneliederen, b.v. in 't Hulthemse hs; 15e eeuw: de minne-refereinen in de bundel, gedrukt bij Jan van Doesborch. Minne1iederen, wachterliederen, molenaarsliedies, Meiliederen; 16e eeuw: Anna Bijns; minneliederen, o.a. in 't Antwerps Liedtboek 1544 en ook in het Amsterdamscb Amoreus Lietboeck van 1591 enz. Jan van der Noot, Jan van Hout, Janus Douza; 17e eeuw: Dan. Heinsius; Bredero, den grooten Bron der Minnen; Starter, Tesselschade en Anna Roemers; Joh. v. Heemskerck; Hooft; Cats" Sinne- en Minnebeelden, 1618; De Zeeuioscbe Nachtegaal; Westerbaen, ]ongtys; M. v. d. Merwede, Joan de Brune, Veirzjes, 1639; 18e eeuw: de liedboekjes; Poot; Jacob Eduard de Witte, Dicbtbloempjes aileen voor de meisies, 1789; Hendrik Riemsnijder; Bilderdijk; Bellamy, Kinker. Verbandeling over het minnedicht van Feith; 1ge eeuw: Tollens, 3 deeItjes lHinnezangen, Bogaers; Heije, Van Vrijen ell TrOltwell; A. W. Engelen, de vertaler van de Kusjens van Janus Secundus, 1830; de dichter van Roosjens, 1832. Van Vloten gat in 1850 zijn Ned. Liedeboek uit, een verzameling oude liedjes. In Z. Nederland: Minne-konst 3 Frans de Cort; Em. Hid, Denderliedekens. Van de nieuweren: Kloos, Adoratie\ Van Eeden, Voor de Liefste; Helene Swarth; Pol de Mont; Jacques Perk, Mat hi Id e; C. Honigh, Mijne Lente\ G. W. Lovendaal, Lied der Liejde, met muziek van J. Worp (12 volksliedjes). Van Joh. Vorrink een studie over Het Minnedicht in de He Eeuw, 1919. Hij verdeelt zijn stof in het spontane, het gekunstelde, het boertige en het didactische minnedicht en geeft daarnaast een hoofdstuk over het bruiloftsdicht. Een bundel minneliedjes uit verschillende eeuwen verscheen in 1939 als In het doolhof der liefde van Benjamin Cooper, met voorwoord van Jaap Kunst. C. J. Kelk en Halbo Kool stelden in 1941 een bloemlezing samen, De Liefde zingt in verzen. Willem Pijper gaf een nieuwe uitgave van Oud-Hollandsche minneliederen, 1943. Victor van Vriesland, Eros op den Parnassus, minnepoezie uit alle tijden. Minne-konst, zie Minne-kunst. Minnekunst, Minnebaet, Minnedichten, Mengeldichten, 1626, gedichten van J. v. Heemskerk. De Minnekunst is de vertaling van Ars amandi van Ovidius. Minnebaet is „Raet teghen de Liefde". minnelied, zie minnedicht. Minneliederen van Lund, 16 liederen, bedorven tekst, uitgegeven door Erick Rooth in 1928 kort na de ontdekking; Een Limburgsch Minnedichter uit de 13e eenw. Minnen, Jhr. Livinus van der —•, dichter van Den eerelycken Pluck-voghel, met minneliedjes, gedrukt 1669 te Antwerpen. Minnen Loep, Der —, d.i. De Loop det Min, leerdicht over de liefde van Dire Potter, zie daar. Bevat 60 sproken van minne; meest uit de Heroiden en de Metamorphosen van Ovidius. Minneplicht ende Kuysheits-kamp, bundel gedichten door Vondel verzameld van 1625; daarin van Vondel o.a. Stryd of Kamp tusschen Kuyscheyd en Geylheyd met een afbeelding van Scheibeek; van Heemskerk Minneplicht; van Reael een aubade; van Tesselschade een lied; van Hooft 13 gedichtjes. Verder van Van der Burgh en Brosterhuyzen. Van Vondel ook de Wyckzangh en Christelyck Vryagielied. Zie Kuyscheydskamp. Minnepligt, gedicht van Johan van Heemskerk, vertaling van een van de aardigste stukjes uit de As tree, 1625. Minnepoppen, het vierde boek van Roemer Visschers Sinnepoppen. Minne-spiegel ter deughden, emblemata in de trant van Cats, met prentjes en muziek, van J. H. Krul, 1639. Daarbij een tweede deel De Weghwijser ter deughden. mirakelspel Minnevaer, Van ons lieven heeren ~ , esbatement van de Eglantier, 1561. De pastoor vertelt aan de boer Cleyn Betrouwen, dat God de vader en hijzelf alleen maar de „minnevaer", de pleegvader van zijn gezin is, en dat hij niet naar aardse goederen moet streven. Het stuk verdedigt de R.K. kerk en bestrijdt de opinie, dat geloof alleen zalig maakt. Lauris Jansz van Haarlem schreef in 1583 een stuk onder dezelfde titel; ook hier een vader, die tot de ontdekking komt, dat hij maar pleegvader is en dat God de zorg voor de kinderen heeft. Minnevaer en Lubbeken, zijn vrouw, trekken naar Rome naar de Paus als stedehouder van Onze Lieve Heer, om van hem geld te krijgen voor de opvoeding der kinderen. Maar deze zegt: Wij zijn wel ontfangers, maer niet om uit te keeren, Al die met ons accordeeren sijn oock van dien aert. Zo toont zich de nieuwe leer in dit stuk. Uitgegeven in het Ned. Kluchtspel van Van Vloten. Minnezinnebeelden, emblemata amatoria, bundeltje van Hooft; zie daar. Prentjes met 2-regelige bijschriften in 't Ned.,, L. en F. minstreel, zie menestreel. Minstreel van Kennemerland, De ~ , d.i. Hofdijk. Minstrelsy of the Scottish Border, 1802, de oude volkspoezie van de Schotse grens, van Walter Scott. Mirakel van Amsterdam, zie Eeuwgetij en W. v. Hildegaertsberch. In 1845 bij het 5e eeuwfeest verschenen lofzangen, gebeden en polemische stukken, alsmede de geschiedenis van Het H. Sacrament van Mirakel door A. J. Pluym, hoogleraar aan 't seminarie te Warmond. mirakelspel, M.E. drama waarin mirakelen vertoond werden; 't Spel v and en Sacramente vander Nieuwervaert\ Mariken van Nieumeghen; 15e eeuw. Stelde het leven en de wonderen van heiligen voor: Spel van Sint Trudo van Christiaen Fastraets, monnik te Leuven. De strijd om de ziel van de mens tussen God en de Duivel wordt voorgesteld; zie Maskeroen. Vondels Peter en Pauwels en zijn Maeghden zijn mirakelspelen in nieuwere vorm; ook zij brengen martelaarslegenden op het toneel. Een mirakelspel nog van Guilliam Baseler, Zegenprael der onwinbare Kercke, 1674 te Leuven; van Daniel Danoot, „borgher van Brussels 1670: Aller wonderheden wonderenschat, ter ere van het H. Sacrament van St. Goedele; van Zeebots de spelen van St. Adriaen en van St. Hubert us; van Cornells de Bie een Spel van St. Gommaer te Lier, 1669, 51 Mirandor 352 met een ingevlochten klucht van Jan Goedu hah en syn wyf\ van hem ook De Heylige Cecilia, 1671. Mirandor, de „Vermakelijke Avanturier" van N. Heinsius, schelmenroman; voor 't eerst de taal van het dagelijkse leven in een roman, 1695. Mirandor, de zoon van een kleermaker, vlucht naar Antwerpen en verder de wereld in. Mirra, het eerste oorspr. treurspel van Kornelis Boon, uitgegeven 1714, opgedragen aan Zeeus. De stof ontleend aan de Metamorphosen, de geschiedenis van Myrra. die in een myrreboom veranderd werd. Miry, Karel ~ , 1823—'89, uit Gent, zwager van Van Peene, schreef de muziek bij De Vlaamse Leeuw en bij de toneelstukken van Van Peene. Miskotte, Dr. K. H. ~ , geb. te Utrecht 1894, predikant, 1945 hoogleraar te Leiden, schreef een studie over Het Messiaanscb verlangen. Het lyriscb werk van H. Roland Hoist, 1941. Zijn proefschrift handelde over Het Wezen der Joodsche religie, 1932. Missen, Die Bediedenisse der —, zie B. Mississippi-Compagnie, tot ontginning van de F. kolonie Louisiana in N. Amerika, zwendelmaatschappij van John Law, 1718, die ook in Nederland zeer velen tot speculatie bracht en tal van slachtoffers maakte. Zie Actiehandel. misteriespel, spel van misterien, geestelijk of bijbels toneelstuk, 15e eeuw. Het L. woord ministerium (dienst, verrichting) werd in verband gebracht met het Gr. mysterie (geheim). De stof ontleend aan het Nieuwe Testament, doch ook wel aan het O.T. en de Apocriefen. Hoofdzaak het lijden en de opstanding van Christus; daarnaast de herders, Herodes, de Drie Koningen; verder de H. Maagd. Uit het O. T. Abraham, David, Goliath enz.; uit de Apokriefen Suzanna. Van al die stukken zijn over: Mascaroen, twee bliscappen van Maria, de Vroede en de Dwaze Maagd en en een fragment van Abraham. Nog in zwang in de 17e eeuw in de Z. Nederlanden; nog in 1700 een Kerstspel van Cornelis de Bie te Lier: De verlichte Waerheyt. Het beste stuk is van 1686 uit de Kamer „De Veltbloemen" van Bilsen in Belgisch Limburg: De mens-wordingh van het Eeuwig Woort, van Jan Emerix; uitgegeven door F. v. Veerdeghem in het Leidse Tijdschrift van 1892. Het misteriespel kwam tot zijn hoogste ontwikkeling in Vondels drama's Lucifer en Adam in Ballingschap en ook in zijn Oud-Testamentische spelen. Het oude misteriespel bestond uit 3 delen: 1° zondeval en straf; 2° het mensdom onder de Wet; Moderne Richting 3° de verlossing. Over de opvoeringen Em. Morice: La mise* en-scene depuis les Mysteres, en bij ons Dr, Endepols: Het decoratief en de opvoering van het MnL drama. Mithra Granida, de naam van Christina van Erp in Hoofts sonnetten. Mnemosyne, tijdschrift van N. G. van Kampen en H. W. Tydeman, 10 delen, 1815 —'21. Voortgezet onder dezelfde titel als „Mengelingen voor wetenschappen en fraaie letteren, verzameld door H. W. en B. F. Tydeman en J. T. Bodel Nijenhuis"; 1822 —'31. {Mnemosyne was de godin van het geheugen; zij werd bij Zeus de moeder der *Muzen.) modepoezie, zie herdersdichten, sonnetten, lijkzangen, Byronianisme. Moderne of Nieuwe Devotie, het streven van Geert Groote en de zijnen, van de Broeders des Gemenen Levens, van de kloosters van Windesheim en Diepenveen, naar mystieke vroomheid, onder invloed van Ruusbroec en Suso. Schrijvers uit deze kring: Hendrik Mande, Johannes Brinckerinck, Claus van Euskerken, en vooral Geert Groote en Thomas a. Kempis, en nog 4 hss. van onbekenden. Kenmerkend voor deze werken zijn de goede punten: korte gezegden, zwaar van zin; spreuken. Modern heette deze devotie, wijl rheer gericht op het practische leven. Hoofdwerk Over de Navolging van Christus, in het L. geschreven door Thomas a Kempis. Dr. R. R. Post gaf in de Patria-reeks zijn studie uit over De Moderne Devotie. Moderne Helicon, De ~ , zie H. Moderne Richting in de Ned. Herv. Kerk; eerste geschrift: Brieven over den Bijbel van Busken Huet, 1858. Openbaart zich in onze letteren vooral bij De Genestet, Pierson, Haverschmidt en De Veer, alle vier predikant. Maar evenals Huet verlieten Pierson en De Veer de kerk. Opgekomen in Tubingen, 1837; verwierp het wondergeloof; in de Ned. Hervormde Kerk voorbereid door Prof. v. Heusde te Utrecht en de Groninger School v. Hofstede de Groot; verkondigd door Prof. Scholten te Leiden; bestreden door de confessionele richting onder leiding van Groen van Prinsterer. Sedert 1852 kwam Prof. Abraham Kuenen op de voorgrond, insgelijks te Leiden. De meesten bleven in de Kerk en trachtten daar hun invloed te verbreiden. Omstreeks 1870 gaf de Moderne Richting in het land de toon aan, doch alleen door 't beperkte kiesrecht. Aan de ene zijde bestreden door de orthodoxen, aan de andere zijde door al degenen, die het Modernisme als ,,halfheid" beschouwden en vooral onder invloed van Multatuli tot het ongeloof overgingen. Moeder 3 Onder de schrijvers De Bull, Schimmel, v. Limburg Brouwer, Cremer, A. H. v. d. Hoeve, Ds. Joh. Hoek, J. P. de Keyset, Mw. van der Does-Scheltema. Moeder, monument ter ere van de moeders opgebouwd door 75 Vlaamse schrijvers, onder leiding van Geo Verbrugge, 1941. Moelder, Hieronimus de ~ , ordebroeder te Antwerpen, schreef een leerdicht Den lyde? tden Christus, 1666. Moenen, de ,,meester vol consten" in het mirakelspel van Mariken van Nieumeghen, met wie zij leeft totdat zij, te Nijmegen terug, het wagenspel van Masscheroen ziet spelen. Moens, Petronella ~ , 1762—1843, dochter van de predikant van Cubaard bij Franeker, werd 1766 blind. Verwierf 1785 een gouden erepenning ter waarde van 30 dukaten voor haar gedicht De waare Christen van het Amsterdams Dicht- en Letteroefenend Genootschap. Zij schreef op voorbeeld van de dames Wolff en Deken in 1807 Willem Erfstee, zedenroman, daarna Caroline van Eldenberg en in 1813 Karel van Rozenburg of de zegepraal der deugdzame liefde, alles in brieven. Met haar proza en dicht kon men tweemaal haar grafzerk bedekken volgens de Gedachtenisrede van Ds. Decker Zimmerman. Daarbij De Gebroeders de Witten in 5 zangen, 1791; Johan van Oldenbarnevelt, \192\ Hugo de Groot. in 7 zangen, 1790. Zij was ook de redactrice van de Almanak voor het verstand en hart; zie Muzenalmanak. Haar leven beschreven door W. H. Warnsinck en J. Decker Zimmerman, 1843. Hollands blinde dichteres, door Maria van Ackere, 1872. Moens, Wies ~, geb. te Dendermonde 1898, R.K. dichter. Als activist 1V2 jaar in de gevangenis: Celbrieven, 1920. Als dichter de man van het Vlaamse „expressionisme" na 1918. Met Johan de Meester Jr. leider van het „ Vlaamse Volkstoneel". Zie Ruimte. Hij vertaalde ook Kalewala, het epos der Finnen, uit het Duits in proza; Wereldbibl. 1938. Schreef Der tig dagen oorlog, 1940, en De Ned. Letterk. van een volksch standpunt gezien. In 1947 bij verstek ter dood veroordeeld; hij was directeur van de omroep te Brussel tijdens de Bezetting. In 1925 had hij met Joris van Severen Verdinaso opgericht, d.i. Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen. Van 1933 is zijn ts. Dietbrand voor de jonge Vlaamse nationalisten. Hij week uit naar Nederland. Moer, Ank van der ~ , geb. te Amsterdam 1912, toneelspeelster, behaalde 1944 de Van der Vies-prijs met haar toneelwerk Waar is mijn dochter? Letterk. Wrdbk. 2e dr. '3 Moerman Moerentorf, Jan ~ , zie Moretus. Moeringh, Corn. Ger. ~ , —1758, burgemeester van Gouda, schreef tal van toneelstukken. Bedrooge geldgierige koppelaars, blijspel, 1738. Moerkerken, P. H. van ~ , 1839—1901, uit Deventer, onderwijzer, 1861 leraar, 1872 te Middelburg, 1882 te Utrecht. Gaf uit: Meesterstukken uit Vondel, 1870 en veel schoolboeken. Beantwoordde 1893 de Utrechtse prijsvraag Over den invloed van Seneca. Moerkerken, Dr. P. H. van ~ , geb. 1877 te Middelburg, leraar in 't Ned. te Haarlem 1904—'26; daarna hoogleraar a. d. Ac. voor Beeldende Kunsten. f 1951. Schreef De Satire in de Ned. kunst der M.E., proefschrift 1904. Hij was opgeleid voor schilder. Hij schreef in 1913 De Ondergang van het Dorp, d.i. de verwording van Laren in het Gooi als kunstenaarsdorp; verder vele werken, vooral historische romans, o.a. De Wil der Goden, 1933, met Claudius Civilis als hoofdpersoon en zes historische romans onder de titel De Gedachte der Tijden, 1918—'24. Als slot daarvan Het Lange Leven van Habhabalgo, de wereldgeschiedenis zinnebeeldig voorgesteld; de roman Het nieuwe Jeruzalem, de eerste van de reeks, geeft een beeld van het optreden der Wederdopers in Munster; De Verwildering behandelt het beleg van Haarlem; In den Lusthof Arcadie, dat is Nederland ten tijde van het Twaalfjarig Bestand. De romans van Van Moerkerken hebben de geschiedenis der beschaving tot onderwerp. Het Demonische Eiland is een schildering van Parijs, de hoofdpersoon sterft tijdens de Commune van 1871. In Habhabalgo beeldt Van Moerkerken de kapitalist, de priester, de rechtsgeleerde en andere vertegenwoordigers der maatschappij uit, ook de vrouw. De Bevrijders, 1915, is een ironische roman over de bevrijding van de Fransen in 1813. Verder Het kluchtspel in de 17e eeuw, 2 delen, 1898. Over Van Moerkerken een studie van Dr. G. Kalff Jr., 1926. Van Moerkerken gaf in 1900 XII Oude Liederen uit en is zelf ook dichter. Ook schreef hij dramatische werken, o.a. De Dood van keizer Otto III, 1910. Moerman, Mr. Jan ~ , 1556—1621, van den Kiele, d.i. uit Kiel bij Antwerpen, richtte 1583 de kamer d'Olyjtak te Antwerpen weer op. Waarschijnlijk was hij de schoolmeester van O.L.V. kerk te Antwerpen. Van hem is De Kleyn Werelt, 1584, rederijkersbijschriften bij de platen, waarbij Vondel in 1613 zijn Gulden Winckel uitgaf. De oude versjes van Moerman nog in 1608 bij Dirck Pietersz Pers herdrukt. Zie 23 Moes 3 Gulden Winckel. De Kleyn Werelt was een vertaling van de L. Mikrokosmos van Laurens van Haecht, 1579. Moes, Wally ~ , 1856—1918, schilderes in het Gooi, waarover zij haar Dorpsvertellingen schreef. Moesman, Dop ~ , zie Dop. mof, figuur op het toneel sedert de 17e eeuw als hannekemaaier of herenknecht, met minachting en spot geschilderd. Bv. bij Isaac Vos De Mof fin, 1644. Ook nog in de 18e eeuw; J. Pook, Hans Koekop; Langendijk: De Zwetser. Mohr, Joh. Chr. —, dichtte een Treurzang na het verbranden van de Schouwburg, waarbij 18 mensen omkwamen; Mohr zag daar „de godlijke Gerechtigheid" in, 1772; zijn „beschouwing" werd 6 maal gedrukt. Hij f 1787. Mok, M. ~ , geb. 1907 te Haarlem; schrijver van romans en jongensboeken; dichter: Exodus, 1938. Poetisch Appel, bloemlezing, met J. H. de Groot, 1939. De Vliegende Hollander, 1941. Silhouetten, 1948. Molen, F. J. v. d ~, 1868—1948, hoofd van een school, schreef Het kind in de Literatuur, 1915 en '20. Molenaar, Klucht van den —, van Bredero; Trijn Jans, een vrouw uit de stad, komt 's avonds laat om nachtverblijf; de verliefde molenaar wordt door zijn eigen vrouw en door de vreemde voor de gek gehouden. Bewerking van een M.E. verhaal, in opgewekte beeldrijke verzen; 1613. Het geval ook reeds in Der Minnen Loep en bij Boccaccio, zowel als in de Heptameron\ ook weer bij Lafontaine. Bredero dichtte zijn klucht op de spreuk: Al-sietmen de luy, men kentse niet. Molenaar, M. S. C. M. ~ , R.K. priester, geb. te Sneek 1886; medeoprichter van het ts. Roeping. Schrijver o.a. van twee hagiografieen: Geertruid van Helfta en Mechtild de Begijn. Molenaar, P. J. ~ , 1868—1943, uit Rotterdam, 1909 predikant te 's-Gravenhage, medeoprichter en secretaris van de Stemmen des Tijds, 1911; schrijver van letter - kundige kritiek. Molenaar, Johan de ~ , geb. 1894 te Amsterdam, directeur van het Stedelijk Orkest te Utrecht; dichter. molenaarsiiedjes, een vorm van het minnedicht der 15e eeuw. B.v. Het lose visschertje. Molenhoff, J. —, zie Krollende Ritzaart. Molhem, Gielijs van ~ , vertaalde in 't begin der 13e eeuw de aanvang van het werk van de F. dichter Le Reclus de Moliens; uitgegeven als Rind us door C. P. Serrure in Vaderlandsch Museum III, 1860. 4 Moller (Reclus, Rinclus = kluizenaar.) Zie Rinclus. Molhem ligt bij Affligem. Gielijs kwam maar tot 97 strofen; een onbekende Heinrec tot 121; slechts de kleinste helft van het Miserere is vertaald. Nieuwe uitgave in het proefschrift van Dr. Leendertz, 1893. Molhuysen, Dr. Ph. C. ~ , 1870—1944, van 1921—'37 directeur der Kon. Bibliotheek; redacteur v. h. Biografisch woordenboek\ leider van de beweging voor openbare leeszalen. Onder zijn werken: Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, 7 delen, 1913—'24. Moliere, d.i. /. B. Poquelin, 1622—'73, de grote F. blijspeldichter, van overwegende invloed op het Ned. toneel, nagevolgd en vertaald; eerst in De Liefdendokter van A. Leeuw, 1666; Focquenbroch, De Verwarde Jalousy (Sganarelle), 1663; J. Dullaert, Oratyn en Maskariljas (I'Etourdi), 1669; P. Elzevier, De Springende Dokter. Zo ook in de 18e eeuw: G. van Maater, Don Jan, 1719; J. J. Mauricius, De promotie van den ingebeelden zieken, 1742; Van Ryndorp, Tertuffe, 1733; F. Ryk, De doorslepen Vleyer, 1708; P. Burman, De Geleerde Vrouwen\ Corver, Tartuffe, 1777; Nomsz vertaalde hetzelfde stuk in 1789. Ook in het begin der 19e eeuw steeds nieuwe vertalingen, o.a. van Fokke Simonsz. Studie over Ned. vertalingen van Moliere, H. E. H. van Loon, 1911. Molinet, Jehan, f 1507 te Valenciennes, het voorbeeld van De Casteleyn voor zijn Const van rethorycken\ aan deze F. kunstenaar ontleende hij de techniek der poezie. Molinet studeerde te Parijs, keerde naar Vlaanderen terug; hij werd kanunnik te Valenciennes en geschiedschrijver van 't Bourgondische Huis. Molkenboer, Dr. Bernard ~ , 1879—1948, Dominicaan, prof, te Nijmegen, Vondelkenner. Vondelschetsen, 1913; Bilderdijk over Vondel, 1934. Van hem verscheen in 1950 De jonge Vondel. Moll, Dr. Willem ~ , 1812—'79, diende als vrijwilliger in 1830—'31, predikant, 1846 hoogleraar te Amsterdam. Dichter; schrijver op het gebied der kerkgeschiedenis. Kerkgesch. v. Nederland voor de Hervorming, 1864—'71, Johannes Brugman, 1854, De Boekerij van het St. Barbaraklooster te Delft in de 2e helft der 13e eeuw, 1857. In 1840 had hij Het Lied van den Laatsten Meistreel van Walter Scott vertaald. Mollen feeste, Vander —, zie De Roovere. Opgenomen in Belg. Mus. IX, 1845, van Willems. Moller, Dr. H. W. E. —, geb. te Amsterdam 1869, stichtte 1912 de R.K. leerganMoller Conradie 355 Mont gen te Tilburg; 1929—'35 wethouder van Tilburg en sedert 1925 lid der Tweede Kamer. Zijn proefschrift handelde over Vondel's Heerlijckheit der Kercke. Hij is een. van de medewerkers aan de Vondeluitgave van de W.B. en aan Dichterschap en Werkelijkheid. Gaf een uitgave van een gedeelte van de werken van Ruusbroec in nieuw Nederlands, met inleiding. f 1940. Moller Conradie, El. ~ , zie Conradie. Moltzer, Dr. H. E. ~ , 1836—'95, hoogleraar in 't Ned. te Groningen en te Utrecht. Zijn proefschrift handelde over de Gesch. v. h. Wereldlijk Tooneel, 1862. Hij gaf met Jan te Winkel de Bibl. v. Mnl. Letterkunde uit sedert 1868 en publiceerde daarin De Mnl. Dramatische Poezie, 1875; Floris ende Blancefloer, 1879. Werkte mee aan de uitgave van Bredero. Zijn Studien en Schetsen, 1881, lopen over de Invloed der Renaissance, over Broekhuizen, Bredero, Starter en Vondels Jeptha. Hij wilde in 1896 als zijn rectorale rede Het Kunstbegrip der Nieuwe-Gids-school voordragen, do'ch de dood overviel hem; de rede werd uitgegeven door zijn zoon. Een andere bekende rectorale rede liep over de V olksverbeelding in het Rijk der Taal, 1881. Een andere studie was Shakespeare's Invloed, 1874. Mommerij, samenspraak van drie (verklede) minnaars en de Min(negod): de Wanhopende, de Hopende en de Genietende Minnaar, tafelspel van Hooft, opgenomen in de Emblemata, 1611. Mommerij, De —, groep dichters en schrijvers in de streektaal van Maastricht, voortgekomen uit de societeit Momus: G. D. L. Franquinet, Laurent Polis, 1845—1915, J. K. J. Breuls, 1838—1923, J. Systermans, 1855—1939. Momus, de god der spotternij. Een spotlied op Vondels Palamedes werd gedicht door Den Gereformeerden Momus, die zich tekende „Momus de schoorsteen-vegher." Moncrif, F. A. de Paradis de ~ , 1687— 1770, F. romancedichter, voorlezer van de Koningin; volgde het volkslied na; geprezen door Herder, nagevolgd door Feith. Van hem is de uitspraak: de romance is het nai'eve verhaal van een aandoenlijke daad. Zijn Alix et Alexis, een droevige geschiedenis van twee gelieven, was het voorbeeld van Feith's Alrik en Aspasia. Mone, Franz Josef ~ , 1796—1871, geb. bij Bruchsal in Baden, 1819 prof, in de geschiedenis te Heidelberg, 1827—'31 te Leuven, daarna archivaris te Heidelberg; gaf in 1838 zijn Obersicht der niederlandischen Volksliteratur met een opgave van onze oude lyrische poezie. Hij vond te Atrecht fragmenten van M.E. gedichten. Hij beschreef ook voor 't eerst een hs. uit het klooster Rodendael of Rode Cluse bij Brussel, dat de werken van zuster Hadewych bevat. Monmouth, Godfried van ~, f 1152, verhaalt de dood van koning Artur, die gewond werd door zijn neef Mordred en overgebracht werd naar het eiland Avallon, het feeenland met zijn toverzwaarden en zijn schotels, die zich zelf weer vullen met spijs en drank. Godfried was aartsdeken van Monmouth (ten N.W. v. Londen); zijn Historia regum Brittaniae (gesch. der Britse koningen) werd in de M.E. veel gelezen en in 1508 gedrukt. Het werk werd in her F. vertaald. Zo werd de strekking van de Artur-romans bekend aan de F. dichters, waarvan Chretien de Troyes de belangrijkste was. monografie = verhandeling over een onderwerp, bv. Van der Palm, Gedenkschrift van Neerlands hers telling; Dr. J. te Winkel over Biasius; Jan ten Brink over Bredero; J. Micheels over Prudens van Duyse; Dr. R. R. Post over De Moderne Devotie. Monsters onzer Eeuwe, De ~ , hekeldicht van Vondel, 1650: Men hoeft om Monsters niet te reizen Naer Africa: Europe broetze in haer palaizen Vol ongena. Het zijn nl. degenen, die Maria de Medicis verdreven, die koning Karel I onthoofdden, die Kandia niet verdedigen tegen de Turken, en het is vooral Willem II, die Amsterdam aanvalt: Oranje, in 't harnas opgezeten, Ruckt Hollant in, Op Amsterdam te helsch gebeten, 's Lants nootvriendin. Op de wijze van Vondels gedicht schreef Dr. Schaepman zijn lied Voor de Boeren: De maar gewaagt van reddingskampen In dezen nood, Daar heerscht met heel zijn stoet van [rampen De vale dood. Mont, Paul de ~ , 1893—1950, neef van Pol, oorlogsinvalide, lid v. d. Senaat, toneelschrijver: Willem de Zwijger; De Slag der Zilveren Sporen, 1929. Mont, Pol de ~ , d.i. Karel Maria Polydoor de Mont, 1857—1931, uit Wambeke in Z. Brabant, „de Brabantse Leeuwerik," om zijn gedichten: Lentesotternieen, 1883; Idyll en, '82; FI adder ende V Under s, '85; Loreley, '86, Iris, 1894. Beschreef 1883 het Leven van Conscience. Wambeke ligt in het Pajottenland, de streek ten W. van Brussel, geprezen in een van zijn gedichten. Pol de Mont was student te Leuven Moore schreef een Spreeckonst, 't eerste werk over de Ned. fonetiek. Montenay, Georgette de ~, 1540-'81, F. schrijfster van Emblemata, vertaald door Anna Visscher als Honderd Cbristelijee Zinnebeelden. Monteyne, L. ~, geb. 1886, beschreef de geschiedenis van het Vlaamse tonee1 en schreef zelf Vlaams toneelwerk. Montigny, Floris van ~, heer van Montmorency, geb. 1527, broer van Hoorne, afgezant naar Spanje, in 1567 in de gevangenis te Segovia vermoord. Onderwerp van een treurspel van Hendrik Harmen Klijn, 1821; antwoord op een prijsvraag van het Instituut. Het was op dit stuk dat Bilderdijk schreef aan Klijn: Blijf liever aan het suikerkoken, Dan helden, even voos als gij, Met bloed en brein van rijstenbrij, Op 't schouwtooneel te laten spoken. Het leven van Montigny beschreven door Dr. ]. Brouwer, 1941. Monument, By die ~, bundel klaagliederen van Totius (Du Toit), 1908, bij de inwijding van het Vrouwenmonument buiten Bloemfontein ter gedachtenis aan de 26000 vrouwen en kinderen, slachtoffers van de Tweede Boerenoorlog. Moonen, Arnold '--', 1644-1711, uit Zwolle, predikant te Deventer, navolger van Vondel. Zijn werken verschenen in 1700 in 2 dikke delen: verjaars- en lijkdichten, gedichten op de gebeurtenissen van zijn tijd. Geprezen door Brandt om de zoetvloeiende verzen. Hij stelde bovendien een Nederduytsche Spraekleunst samen, 1706. Moons, Jacob --.., 1639-1721, uit Antwerpen, pastoor te Borsbeek in de buurt; gaf 1675 zijn eerste bundel uit: Sede/yck vermaechtooneel, zinnebeelden. Moordadich stuck van Balthasar Gerards, Het ~, vertaling door Jacob Duym van het treurspel Auriacus (Oranje) van Daniel Heinsius, opgenomen in het Gbedenkboeck, 1606. Moorddam, de naam van Amsterdam in de Geuzenliederen, zo lang 't nog de Spaanse zijde hield; zo in een refrein v. 1574: o Amsterdam, moordaedich, vol bloetgierrige honden,..... Bloetdorstige Papisten, Sijt ghy noch niet sat bevonden? Moore, Thomas -.., 1779-1852, E. dichter uit Ierland. Bakhuizen van den Brink stelde zijn Lalla Rookh en Loves of the Angels boven de Orientale van Victor Hugo. Moore was een van de grote dichters der Romantiek. Vooral Lalla Rookh, de geschiedenis van H et Paradijs en de Peri, werd in heel Europa bewonderd; door Robert Schumann op muziek gezet. Vereerd en na- Montagne 356 tegelijk met Rodenbach; hij werd leraar tc Antwerpen en van 1904-'18 conservator van het Museum van Schone Kunsten. Hij beschreef De Schilderkunst in Belgic van 1830-1921. In 1897 was hij de eerste, die de aandacht vestigde op Guido Gezelle. In 1898 verscheen zijn Inleiding tot de Dicbteunst, Hij stelde een bloemlezing samen, Sedert Potgieters Dood, 1896; tweede druk in 1904 als Verzell van N. ell Z. Ned. Dicbters. Hij was cok de redenaar bij aIle rnogelijke gelegenheden: bij 't grat van Jan van Beers, 1888; van Conscience, 1883; van Max Rooses, 1914; over Ogier, I Dautzenberg, De Cort, bij het Consciencejubileum van 1912. In 1921 gaf Lode Monteyne 21 redevoeringen van Pol de Mont uit. Hij was dichter en prozaschrijver, kenner van de kunstgeschiedenis en folklorist. Maar bij al zijn gaven was hij niet de hervormer der Vlaamse letteren. Kloos zei, da: zijn gedichten herinnerden aan de natuur, zo als men die op de deksels van chocoladedozen vindt. De mannen van Nu en Straks sloten hem uit, ondanks zijn grote verdiensten voor de Vlaamse Beweging. Tot die verdiensten behoort ook, dat hij de mannen van Tachtig in Belgie bekend maakte. Stu die over hem van A. de Ridder en G. van Roosbroeck, 1910. Van hemzelf Drie groote V lamingen (Benoit, Van Beers, Conscience). Nieuwe studie over zijn leven en werken, met bloemlezing, door Dr. G. Meir, Antwerpen 1932. Montagne, Victor de la ~, 1854-1915. uit Antwerpen, beambte aan 't Ministerie van Justitie, dichter. Stichtte met Theophiel Coopman in 1878 de Dicbt- en Kunstballe. Zijn Gedicbten opnieuw uitgegeven in de Ned. Bibl. van 1907 doer Emmanuel de Born; t te Havre. Met Coopman gaf hij in 1880 bij de Belgische JubeIfeesten uit: 0 nze Dicbters, een halve eeuui Vlaamsehe poezie, met werk van 143 dichters. Montaigne, Michel de ~, 1533-'92, uit Montaigne in Perigord, burgemeester van Bordeaux, wereldberoemd F. schrijver, de bewonderde leermeester van Coornhert, Spieghel, Hooft en van al onze Libertijnen, de grote Humanist. Montalbaen (Witte Berg), het kasteel van Renout aan de Gironde; 20 geheten omdat het is up 1. roche gestaen Die algader es marberijn. Montanus, Petrus ~, d.i. van 's-Herenberg, 1467-1507, leerling van Hegius, rector der fraterschool te Amersfoort, humanist: geleerde en L. dichter. Montanus, Petrus ~, d.i. Pieter Berch, 1595-1638, predikant te Nieuwenhoorn, 357 Morgenwecker gevolgd, o.a. door Hasebroek. Verteld op het avondje bij de Hallemannetjes in de Wouter-geschiedenis. Moorkensvel, klucht der 16e eeuw; een man temt zijn boze vrouw door haar in een zwart paardevel te wikkelen. Opgenomen in de Veelderb. Geneucbl. Dichten. Moormann, Dr. J. G. M. --.., geb. 1889, was van 1921-'44 leraar aan de R.K. leergangen te Tilburg. Zie Straatlied, Schreef zijn proefschrift over de Geheimtalen, 1932. Moorman, Mr. Johan --.., 1696-1743, burgemeester van Hulst. Zijn gedicht Pausanlas was een tegenhanger van Leonidas van W. v. Haren. Wie 's vyands zeden kiest voor vaderlandsche zeden, Is meer dan half des vyands vrint. Zijn nagelaten Gedicbten, 1745, bevatten een aanval op 't laffe en zoutloos woordenlym van 't oude en ongerymt Datheensche [rym. Aanleiding voor Ds. Andriessen tot zijn strijd voor een betere psalmberijming. Moorsel, Maurice van de --.., geb. 1896 te Laken; dichter onder ps. W. de Man. I-Iumanitair en sociaal; schreef de schrijnende roman Vrouwen treden uit de schaduw. Moort-dadich werck en manhatighe tanden, Van --.., spel van de oorlog, van In Liejde Bloeyeude te Amsterdam, ± 1551. Moortje, blijspel van Bredero, 1615, bewerkt naar Eunuchus van Terentius, met zeer vee! comische intermezzo's en beschrijvingen van het volksleven van Amsterdam. En.... met de uitbeelding van zijn regenstander Rodenburgh als Hopman Roemer. Uitgegeven in het Pantheon door A. C. Oudemans Sr. Het stuk was opgedragen aan Jacob van Dijck, gezant van Zweden bij de StatenGeneraal. Een Reden aen de Latijnscbe Geleerde ging vooraf tot verontschuldiging, dat hij die alleen maar wat "kindtsschool- frans" kende het gewaagd had, de hand aan Terentius te slaan. Hij heeft de hande1ing naar Amsterdam verplaatst en daarom de Eunuchus vervangen door een Moorse vrouw. Mooy, A. E. J. de --.., zie Raedt de Canter. Mooij, A. Th. --.., geb. 1917 te Oude Leie in Friesland, journalist te Groningen. Me deoprichter van de Regionale Omroep Noord. Nu Ieider van de U.M. Kroonder te Bussum. In zijn geschriften verdedigt hij Vestdijk, Greshoff, Du Perron en Ter Braak. Gedichten, romans; ps. A. Marja. Van i\tlens tot Mens, herdruk van verzen uit vroegere bundels, 1948. Binnendijks Buitendijks, essays en kauserieen, 1949. Ook gaf hij een bundel bijdragen uit van schrijvers uit Groningen: Sin/-Maarten op de Mont-Pm'nas, 1946. Mooy, Henriette --.., schrijfster van Acht dagen wieltocht, 1921, en van de trilogie /'vfaalstroom, 1927-'30" in brieven en in de vorm van een dagboek, beschriiving van eigen leven. Verzell onder ps. Hendrik Fasmer, 1943. Mooy, P. de --.., te Rotterdam, gaf 1699 een maandblad uit Mooyeriana; daarin een burleske vertaling van de llias, I en II. mopsjes, de liedboekjes der 17e eeuw, had men in ziIver of in krettebandjes (schildpad). 't Kleinste model, in 32 0 , waren de Hoornse. Soms verenigd met de Enkhuizer en Alkmaarder (dttbbele mopsjesi, Op deftige partijen op zilveren bladen aangeboden; oak gemakkelijk meegebracht in ebbenhouten of baleinen emmertjes of mandjes. Vol stichtelijke en amoureuze liederen. Mopsus, de herder voorkomende in Virgilius' Bucolica en sedert de naam van de herder in de veldzangen; dan de minnaar in de waarschijnlijk naar hem genoemde mopsjes. Mopsus en Dorinde, beurtzang tussen een oude man en een jong meisje: Al klimmen de jaren, al dalen de krachten, De liefde bIijft leven in ziel en gedachten. Moquette, Dr. Hermine Christine Helene ,....,.., geb. te Sluis, t 1945, gaf 1898 haar proefschrift uit Over de Romans van Wollf en Deken, ,,,in verband met de romantische scheppingen van Richardson." moraliteiten, zie zinnespelen. Moretus, Jan --.., d.i. Jan Moerentorf, 1543 ---.1610, trouwde 1570 met de tweede dochter van Plantijn, bij wie hij sedert 1557 in dienst was. Hij vertaalde de Eerste Dag van Bartas. Hij was de trouwe en bekwame medewerker van Plantijn en stond zelf aan het hoofd der drukkerij sedert 1589. Zijn zoon Balthasar I volgde hem op; t 1641; vriend van Rubens, t 1640. Toen kwam diens neef Balthasar II; Vondel dichtte hem ter ere een ode aan De Drsclzkunst, 1645. De laatste Moretus verkocht de zaak aan de stad Antwerpen voor Frs. 1 200 000 in 1875 en het gebouw aan de Vrijdagmarkt werd 1877 als museum geopend. De Eerste Dag werd pas in 1922 uitgegeven door Maurits Sabbe in de Verslagen van de VIaamse Academic. Van Sabbe ook een studie over Moretus in de Patriareeks. Morgenwecker der Sabbatisten, geestig en fel hekeldicht van Vondel tegen de "oproersrotten," de Puriteinen, die in opstand Morqen-Wekker 358 Mourik waren gekomen tegen Karel I van Engeland, 1644. Hierin Cromwell vergeleken bij Lucifer. Morgen-Wekker aan Joost van den Vondel, zie Jan Zoet. Moriaen, zelfstandige Mnl. roman, behorende tot de groep der Keltische verhalen, bewaard in de bewerking van Lancelot door Lodewijk van Velthem. Moriaen is een Moor, voorgesteId als een zoon van Percevael. De roman uitgegeven door Dr. J. te Winkel, 1879. Jrloriaen is het voorbeeld van een zoon, die zijn onbekende ouders zoekt; zie Ridder metter mouuien en Esmoreit; ook hij vindt zijn vader, Perceval, en zijn moeder, een Moorse koningin. Maar eerst heeft hij als onbekende ridder een groot gevecht met Lancelot; daarna gaar Lancelot, Wlalewein en Moriaen te zarnen op "queste". Moriaen is een van de beste Mnl. ridderromans; de dichter is onbekend; van eel' F. voorbeeld is ook niets bekend. In 1942 gaf A. T. W. Bellemans te Antwerpen uit Dat scone bediet van Moriane. Morian, }offrou Anna ~, 1650-'98, u it Zwolle, woonde te Genemuiden, tot de oorIog van 1672 haar en haar zuster naar Amsterdam dreef. Haar Dichtkunst na haadood op verzoek van vrienden uitgegevcn. 1698. Morin, Pierre Auguste ---, 1818-'95, toneelspeler te Amsterdam. Morks' Magazijn, geillustreerd maandblad voor letteren en kunst, gesticht 1899 te Dordrecht; hoofdredacteur was C. v. Son. Morrien, Adriaan .-., geb. 1912 te Ijmuiden, dichter, criticus. Redacteur van Luterair Paspoort, van Criterium en van Libertinage. Het Vaderland, bundel poezie, 1946. Morsch, Pieter Cornelisz van der .-., t 1620, stadsbode van Leiden 1570-'98; de befaamde kamernar van de Rederijkers; zie zot. Hij noemde zich Piero en tekende met de spreuk 1. x. n. Tyt, d.i. el eks en Tyt, elk zijn tijd, Hij nodigde 1598 met een berijmde "chaerte" zijn medezotten van de andere kamers uit, am op het toneel zijn bruiloft mee te vieren. Negen kwamen Ope Mostart, Mr. Daniel .-., 1590-1646, in 1622 secretaris van Amsterdam" hielp Vondel bij de vertaling van Sojompaneas van Hugo de Groot, d.i. [oze] in 't Ho], 1635. Lid v. d. Muiderkring. Schreef zelf twee tonee1stukken: Moord der Onnoozelen, 1639, op de wijze van Seneca: 5 bedrijven, met een rei aan 't slot der eerste vier; en Marianne, 1640. Hij was de vriend van Vondel en misschien R.K. Hij zag de Historien van Hooft na. Heet oak Sinapius. In proza schreef hij over zijn eigen ambt De Nederduytscbe Secretaris of Zendbrie]scbrijuer, 1637. Zie 't Malle Vent]e. motto = aanhaling van een treffende regel uit een schrijver, hoog in de mode in de tijd der Romantiek, b.v. in de Pleegzoon als motto op het titelblad: Schoon dat de Spreeuw zijn huis in aIle lucht ontmoet, Hij nestelt graag in 't nest, daar hij is uitgebroet. (Dullaert.) En verder boven aIle hoofdstukken. 20 oak in De Roos ran Deeama, waar 't motto op de titel door Van Lennep zelf bedacht is. Invloed van Walter Scott. Moufe-schans, d.i. Moffeschans, zie Hondius. Een nieuwe Naturen Bloeme. Moulin, Andreas du .-., notaris, schrijver van het kluchtspel De Licbtmis of Mal moert]e mal Eind]«, 1687. De lichtmis naar Oost-Indie gestuurd. Moulin, ]urriaan ~, 1798-1854, redacteur v. d. Kamper Courant. Hij schreef onder ps. Spiritus Lenis de Rots-galmende Rekelzang, 1825, uitgegeven 1827, parodie op Bilderdijks verdediging van De Bezwaren tegen de geest der Eeuw, waarin deze te velde was getrokken tegen het gebruik van aardappels, tegen de vaccinatie en in het algemeen tegen de Verlicbting; zie Rotsgalmen en Krekelzangen. Na nieuwe uitvallen van Bilderdijk kwam Moulin met een satire, nu genoemd naar Bilderdijks Opraeeling en Nauoneeling: Mijn Leejtijd, Bene opgeraeelde nauoneeling, 1829. Wederom alsof Bilderdijk zelf aan het woord is: o Bram! blaas jij de wraaktrompet; De groote boetbazuin, Da Costa, Met geestdrift aan den mond gezet! (Bram is Capadose.) Moulin gaf in 1835 een goede vertaling van Macbeth. MOulijn-Haitsma Mulier H. H. ]. .-., geb. 1877. te Oldeboom, dichteres. Verzamelde gedicbten, 1935; Spiegelingen, 1947. Zij gaf 50 sonnetten van Shakespeare in vertaling uit; 1923. Mount Vernon, in Virginia, aan de Potomac, de plaats waar president Washington begraven werd in 1799. Gedicht van Potgieter uit 1861, toen in de Slavenoorlog de N. en de Z. Staten elkaar zelfs M. Vernon betwistten. Mourik, Bernardus van .-., was van 1734 -'84 boekverkoper te Amsterdam, schreef 1759 een blijspel De Slagt-tijd of de uerkeerde huyshousters. Van hem 3 kluchtspelen over het IJsvermaak. Hij heeft zich verdiensteIijk gemaakt door zijn Naamrollen; 10 van de medische en natuurkundige schriivers, 20 van de rechtsgeleerde en hisMouw 359 Muller torische schrijvers en 30 van de godgeleerde schrijvers; 1740-'75. Ook gaf hij jarenlang De' Ned. Mercurius uit. Mouw, J. A. der ~, zie Der Mouw. Mouwen, Roman van den riddere metter ~, Britse roman, opgenomen in Lodewijk van Velthems Lancelot; afzonderlijk uitgegeven door B. M. van der Stempel, 1914. De ridder draagt een mouwe, die hij van Waleweins nicht Clarette heeft gekregen. Hij is een vonde1ing, die door Genovere tot ridder geslagen wordt. Hij vindt zijn moeder en vader en krijgt Clarette tot vrouw. Van deze roman is geen F. voorbeeld bekend; hij is van ± 1300. De ridder, die Miraudijs heet, overwint in verschillende gevechten en bevriidt jonkvrouwen. Ook hij wordt aan Arturs hof door Keije beledigd. Moyses Bosch, de Kamer van Rethorycke te 's-Hertogenbosch, Moyson, Emiel ~, van Gent, 1838-'68, Vlaams socialistisch dichter; offerde zijn fortuin en zijn gezondheid op in de moeilijke jaren van het begin der socialistische beweging. Flamingant. Mucius Cordus of de Verlossing van Rome, treurspe1 van Rhynvis Feith, 1795, met toespe1ingen op de Inval der Pruisen van 1787 en op de komst der Fransen in januari 1795; als drama zonder betekenis, merkwaardig als uiting der Patriottische gevoe1ens. Muden, Rudolf Dier van ~, 1384-1459, beschreef in het L. het leven van Geert Groote. Hij was sedert 1442 rector v. h. Meester-Geerts huis te Deventer en beschreef ook het Leven van zuster Lutgert van Buderick. Muelen, Andries van der ~, zie Meulen. Muette de Portici, d.i, de Stomme van Portici, tonee1stuk van Auber, over de opstand v. de Napolitaan Masaniello tegen de Sp.; gaf 25 Aug. 1830 aanleiding tot samenscholing te Brussel. De bureau's van Le National en de woning van Libry Bagnano geplunderd; 't huis van Van Maanen in brand. Het oproer niet beteugeld zodat de bevolking zelf een burgerwacht vormde. De Brabantse vlag op de Regeringsgebouwen. Zie Mas Anjello, Miihler, Heinrich von ~, 1813-'74, sedert 1862 de conservatieve orthodoxe minister van onderwijs in Pruisen. Had in 1840 het vrolijke studentenlied gedicht onder de titel Bedenklichkeiten: Grad aus dem Wirtshaus nu kornrn' ich heraus, Strasze, wie wunderlich siehst du mir aus..... Vertaald door Van Zeggelen en opgenomen in Policbinelle van 1849 en in de Almanak van Blijgeestigen voor 1850. Oak door pater Bernard van Meurs als Dronkenmanspraatie, 1868. Muiderkring, 10 zie P. C. H ooit en P. Leendertz Jr. 20 letterkundig tijdschrift, opgericht in 1941 door Joh. Winkler, F. van Engen en L. Veenstra. Daarnaast uitgave van Ned. romans, het houden van voordrachten enz. Het geheel mede onder leiding van Top Naeff, Van Duinkerken en Dr. H. Brugmans. Muiderslot, 1270· gebouwd door Floris V, 't enige echte kasteel, dat in N. Nederland ongeschonden bewaard is. Floris zat er gevangen, 1296. Zie Hoc[t, Muis- en Kikvorsch-Krijg, De ~, "Homerus nagezongen", d.i. een parodie op de llias, de krijg tussen Grieken en Trojanen, door Bilderdijk; navolging van de Batrachomyomachia, 1821; Bilderdijk voegde er geleerde aantekeningen en een Lierzangetjen op Homerus bij. V66r hem had reeds Lucas Schermer het Gr. stuk vertaald. Muitschool, zie Amst. Academic. Mulder, H. A. ~, zie W. Hessels. Mulder, Lodewijk ~, 1822-1907, officierleraar aan de Mil. Academic te Breda, 1851, vriend van Lindo; had opgang gemaakt met Stoeoiscb-orders, parodie op de administratie; 1859 te Den Haag; 1868 -'72 inspecteur van het L.O. te Utrecht. Hij gaf het [ournael van Anthonis Duyck uit, 1862-'66. Met Lindo Afdrukken van Indrukken, 1854, copieen van het leven vol humor. Van hemzelf leerboeken over geschiedenis en de roman Jan Faessen, 1856. Dan nog het blijspel De Kiesuereniging van Stellendijk, 1877, een satire op de vergaderzucht. In 1901 kwam er nog een blijspel Op glad ijs, tegen de socialisten. Weer in proza. Zijn Humor en Satire werd in 1907 uitgegeven door W. G. v. Nouhuys. Hij was lange jaren medewerker aan de Ned. Spectator. Zijn Buitenpartijtie is een van onze beste novellen, terwijl de Losse Scbetsen uit mijn Reisdagboek, 1883, tot de zeer geslaagde reisverhalen behoren. Hij maakte onder ps. Muloothros een nabootsing van Vosmaers Londinias; opgenomen in de Ned. Spectator van 1878. Mulerius, Dr. Nicolaus ~, d.i. Des Muliers, 1564-1630, uit Brugge; zijn moeder 1568 levend begraven. Hij promoveerde tot dokter te Leiden, deed aan sterrekunde en verzette zich tegen de Gregoriaanse kalender. In 1614 werd hij de eerste hoogleraar in de wis- en geneeskunde te Groningen. In 1616 gaf hij een L. geschrift uit tegen het stelsel van Copernicus. In 1618 de Hemelscbe trompet oite comeet met een lange baert, Muller, Frederik ---, geb. te Amsterdam Muller 360 Museum 1817, handelaar in oude boeken, beroemd bibliograaf, t 1881. Muller, Dr. H. C. .-", 1'856-1927, leraar in de oude talen aan 't gymnasium te Amsterdam, privaat-docent a. d. Universiteit, Ned. letterkundige; in zijn jeugd medewerker aan Recht uoor Allen, in 1917 tegen de Grondwetsherziening met algemeen kiesrecht. In 1886 gaf hij Zangen des Tijds uit onder de titel: 1.J7acbter, urat is er oan den nacht? Daarin een sonnet aan Domela Nieuwenhuis. Zie Flanor. In 1888 had hij de Pbilbelleenscbe Vereeniging opgericht, ter bevordering van de Nw. Griekse letterkunde; geparodieerd door Van DeysseI. Muller, Dr. Jacob Wijbrand .-", 18581945, redacteur v. h. Ned. Woordenboek 1888-1902, hoogleraar in het Ned. te Utrecht en Leiden, 1902-'24. Proefschrift De oudere en de [ongere bewerking van den Reinaert, 1884. Bij de aanvaarding van het hoogleraarsambt hield hij zijn rede over De Taak der Ned. Pbilologie. Bekend door zijn Reinaert-studien, Hij gaf met L. Scharpe de Spelen van Everaert uit, 1898-1920. Na het vinden van het tweede hs. gaf hij in 1914 vanwege de VI. Academie een cri· tische uitgave van Reinaert; 2e druk 1939. Muller, P. H. ~, bibliograaf, gaf 1941 een nieuwe bundel Ned. Historiedicbten uit, van Weyntgen Claes, 1527, tot het Nieuu. Ned. Lied van Van Duinkerken, 1940. Muller, Samuel ~, 1785-1875, geb. te Krefeld, Doopsgezind predikant, 1827 hoogleraar a. h. Seminarie te Amsterdam. Schreef o.a. H et Leven van N. G. v..Kampen. Muloothros, zie Lod. Mulder. Muls, Jozef .-", geb. 1882 te Antwerpen, conservator aan 't Museum van Schone Kunsten, Ietterkundige, schrijver van reisherinneringen in zijn Steden, 19] 3. Van 1905-'30 leider van het ts. Vlaamsche Arbeid. Studie over Hugo Verriest, 1929. Multatuli (L. = veel heb ik gedragen), ps. van Eduard Douuies Dekker. Zie daar. Multatuliana, 10 met vermelding van de werken van en over Multatuli, van Dr. A. S. Kok en Louis D. Petit, 1903. 20 met enkele oorkonden, niet eerder openbaar gemaakt, 1937, overdruk uit de Vlaamsche Gids. Multatuli-Museum, opgericht 1910, ondergebracht in de Universiteits-bibliotheek te Amsterdam. Multatuli-Wespen door Veritas, d.i. Marie Anderson, geschrift van Dec. 1888. In 1902 gevolgd door Uit Multatuli's leuen. Muncq, Mr. AI. de ~, 1655-1719, burgemeester, 1679, van Middelburg, schaakte in 't zelfde jaar een getrouwde vrouw, kreeg van Willem III in 1681 ",brieven van abolitie", werd weer burgemeester en bewindhebber der v.a.c., hoogbaliuw en rentmeester-generaal. In 1702 na 's Prinsen dood afgezet. Vestigde zich nu op zijn prachtig buiten 't Is niet altijd zomer tussen Middelburg en Vere; dichtte als een bekeerde zondaar stichtelijke verzen. Eenzame Bezigbeden, 1711, begroet met een lofdicht van Ds. Tuinman. Munnikenhof, bij Grijpskerke, buitentje van Jacob Cats: Ick las, ick dicht', ick schreef, ich maeckte zinnebeelden, Terwijl mijn kleyne jeugt omtrent de boom en speelden. Munster, Dire van --..., zie D. Muntz Gelderman-Boddaert, Mw. M. A. , zie Marie Boddaert, 1844-1914. Sedert 1877 weduwe. Haar man was oHicier. Musch, Cornelis --..., 1592-1650, prinsgezind griHier der S.G., 1628; schoonzoon van Jacob Cats, had een inkomen van f 2100 en liet f 2 000 000 na; "corruptie" ontdekt; zelfmoord. Hij had ook van Frankrijk veel geld gekregen, maar zo was het ook met Cats, De Knuyt en ve1e anderen. In 1646 werd hij aan de kaak gesteld in "Den Ongeveinsden Patriot" en vele andere pamfletten. Hij was een van de raadgevers van prins Willem II; hij maakte ook het verslag op van de handelingen van de Prins in 1650, welk stuk, eerst verzegeld, door Cats werd overge1egd aan de Grote Vergadering. Vondel maakte een ",grafschrift op een Musch": Zij schon en at het lekkerst ooft, En pikte, zonder schrik en schroom, De rijpste karssen op den boom. Musch, Elisabeth ~, trouwde 1664 met ritmeester Buat. Berucht wegens losbandig leven. Roman van Jacob van Lennep, 1850. Haar vader was de griHier Musch; haar moeder was Elisabeth, dochter van Jacob Cats. Eerst later zag Van Lennep in, dat zij een lichtekooi was en dat dus zijn portret in 't gehee1 niet deugde. Hij had het geschetst onder invloed van Bilderdijk. Ook de voorstelling van Jan de Witt en de zijnen en van Buat is geheel verkeerd. Fruin tikte Van Lennep hierover in 1850 op de vingers. Musch, Jan ~, geb. 1875 te Amsterdam, toneelspe1er en toneeldirecteur. Over hem een stu die van C. Dommelshuizen, 1946. Museum, verzameling van stukken ter bevordering van fraaije kunsten, door At Siegenbeek, 1812-'17. Over Lambert ten Kate, Laurens de Medicis, Medea van Euripides, over de Sirenen, over Vondel en Milton, over Plato enz. Van verschillende rnedewerkers. Museum, Belgisch ~, zie B. Museum 3> 61 Muzenalmanak Museum, Ned. ~ , tijdschrift voor letteren, Gent 1874—'93, van Heremans; zie daar, Museum, Vaderlandsch ~ , „voor Nederduitsche Letterkunde, oudheid en geschiedenis" van C. P. Serrure, 1855—'63, te Gent. Museum Meermanno-Westreenianum, voor hss., wiegedrukken en kunstvoorwerpen te 's-Gravenhage, in 1848 aan de Staat vermaakt door baron van Westreenen van Tiellandt (1783—1848), die in 1824 een belangrijk deel van de boekerij van Johan Meerman had gekocht. Mussche, Achille ~ , geb. 1896 te Gent, „maar een sjofel kind van grommende fabrieken en dokken", dichter van de ellende der fabrieksarbeiders, die hij als socialist met hartstocht uitbeeldt. Met zijn bundel De Twee Vaderlanden verwierf hij 1927 de Staatsprijs. Studie over Cyriel Buysse, 1929; over Herman Gorter, „de weinig bekende", 1946. Over hemzelf een studie van Jan Schepens, 1946 (te Hoogstraten). Mussem, Jan van ~ , uit Wormhout, schreef in 't Westvlaams een leerboekje over de letterkunde: Rhetorica. Die Edele Const van Welsegghen. Hij neemt Cicero en Quintilianus als voorbeelden en komt op tegev< de wansmaak der Rhetoricienen met hun onbequame opgheblasen vreemde woorden. Zijn werk, uit het L. vertaald, is *t vroegste voorbeeld van de invloed der klassieke poezie; 1553. Muurling, Dr. Willem ~ , 1805—'82, predikant 1832, hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker 1837, te Groningen 1840; sloot zich aan bij de Groninger Richting\ later modern. Muusses, Martha ~ , geb. 1894, dichteres uit de school van Verwey. Muyldermans, kanunnik Jacob ~ , geboren en gestorven te Kapellen-op-den-Bosch, schreef essays over Conscience en Tollens, alsmede verhalen. Sansculot en Brigand. Muyr, Hendrick van der ~ , factor van de Kamer „De Segelbloem" te Gorkum, maakte een gedicht ter ere van het Twaalfjarig Bestand, 1609; was op 't refereinfeest te Ketel, 1616; te Vlaardingen 1617; te Rijswijk 1643. Van 1644 is zijn Klucht van den Ketel-boeter, de geschiedenis var Kleine Klaas, onder het motto: Wie dat d' onkuyze min wellustich wil hanteren, Die moet somwylen in een verckenschot logeren. Op hetzelfde woord in 1643 de klucht van Frans Joppen en Gerittge de Licht\ de laatste is de vrolijke Ketelboeter. Van der Muyr dichtte een Eer-gift voor Kemps Heeren van Arkel, 1656. Muys van Holy, Hugo ~ , burgemeester van Dordrecht, een der 24 rechters van Oldenbarnevelt; f 1626. Volgens Vondel „de Gomariste Kettermeester, Grote Lands-dief, Hollands kruis". Muyser, Gerard ~ , 1726—'57, gaf 1751 zijn Mengeldichten uit; stichtte 1752 te Utrecht het dichtgenootschap Tempore et studio; vertaalde van Thomas Otway in 1755 het treurspel Het gered Venetie, een van onze eerste E. stukken. Aan hem is Kroons Rijmwoordenboek opgedragen. Muze, Hollands ~ , naamloos klaagdicht van J. J. L. ten Kate, 1843, tegen het Byronianisme; zie Ten Kate. Geprezen door Ter Haar. Muze op Reis, De ~, zie Reis. Muze van het Ambacht, De —, zie Ambacht. Muze van Jan Companjie, De ~ , zie Indie en E. du Perron. Muzen, De ~, in de Gr. mythologie de godinnen, van de schone kunsten en wetenschappen, dochters van Zeus en Mnemosyne. Zij hielden verblijf op de Helikon, de Pindus en de Parnassus. Daar bevonden zich de Hippokreense bron en de Kastalische bron, die de gaven tot dichten schonken. Apollo was de leider der Muzen: Apollo Musagetis. De Muzen waren: Klio, geschiedenis; Thalia, het blijspel; Erato, het minnedicht; Euterpe, lyrische dichtkunst; Polyhymnia, muziek; Kalliope, heldendicht; Terpsichore, dans; Urania, sterrekunde; Melpomene, het treurspel. Muzen, De ~ , beoordelend tijdschrift, 1 Sept. 1834 gesticht door Bakhuizen, Drost, Heije en Potgieter. Potgieter leverde het meeste en het beste, o.a. De Nalatenschap van den Landjonker; daarnaast een studie over Loots. Bakhuizen heeft er zijn proefstuk in geplaatst, de meesterlijke studie over Hemsterhuis. Verder beoordelingen van buitenlandse letteren, van Beets, Schotel, Willems, Lulofs. Maar met dat al, reeds in 1835 moesten De Muzen het opgeven. Voorloper van De Gids, al waren het dan maar 6 afleveringen geweest; verschenen bij Marten Westerman. Muzen-Album, Het ~, zie Th. v. Rijswijck. Muzenalmanak, jaarboekje met uitsluitend of vooral gedichten, 't eerst de Almanack des Muses te Parijs, 1765. In 1770 de Leipziger en de Gottinger Musenalmanach\ in 1795 Schillers Musenalmanach. Tegen 1800 is het in het buitenland afgelopen, maar bij ons begon het toen pas goed: Dicht- en tooneelkundige almanak, 1791— '96; Almanak tot nut van 't algemeen van Brender a Brandis, 1793— '95; Almanak voor meisjes door meisjes, 1794—-'95; Almanak door en voor Vrouwen, van 1800 tot 1811; zie daar. Almanak voor het verMuze- toren-hof 3< stand en hart van Petronella Moens, 1798 —1826, nog eens 1837; Vaderlandsch Zakboekje, 1798, van 1802—'18 uitgegeven als Almanak van vernuft en smaak, en nog eens in 1822; Almanak van Vernuft en Kunst, 1799 enz.; Ernst en boert of Almanach van beschaafde kundigheden, van Arend Fokke Simonsz., 1801 enz.; De Almanak der Muzen en Gratien, 1809—'18; Almanak voor Liefde, Deugd en Vriendschap, 1815—'16; Almanak voor liefde en vaderland, 1819—'20. De Ned. Muzenalmanak, 1819—'47. Medewerkers: Prudens van Duyse, B. H. Lulofs, Immerzeel, S. J. v. d. Bergh, Ten Kate, Van Oosterwijk Bruyn, Beets, Potgieter (Jonge Priester, 1832; Zangeres, 1834), Engelen, Withuys, Van Zeggelen. Beets werd 1840 redacteur. In 1848 verenigd met Vergeet mij niet\ bestond als Muzenalmanak tot 1863. De uitgever was Immerzeel. Later was Ten Kate redacteur. Immerzeel werkte in 1818 bij de voorbereiding samen met Tollens, die ook Feith wenste onder de leiders. Met portretten: een zeer hoge onderscheiding. Almanak aan bevalligheid en deugd gewijd, bij M. Westerman, 1819—'23. Almanak voor het schoone en goede, onder redactie van N. Swart, 1821—'61. Robide van der Aa werd 1839 redacteur, Mw. Toussaint 1849. Almanak voor blijgeestigen, 1826—'37, en voor Hollandsche Blijgeestigen, 1831—'80, zie Almanak. Belgische Muzenalmanak, 1826 —'30. Medewerkers: Robide v. d. Aa, Boxman, Van Oosterwijk Bruyn, Van Duyse, Loots, Lulofs, Rens, Serrure, Siffle, Tollens, Van Walre, Wap, Warnsinck, Willems e.a. Te Gent verscheen 1815 en volgende jaren Nieuwen Dobbelen Schapers Almanach. Het Departement Leens van de Mij. tot Nut van 't Algemeen gaf 1828 —'38 een Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak uit. De Ned. Volks- Almanak verscheen voor 't eerst 1831. Miniatuuralmanak, onder redactie van Ten Kate, 1837—'50. Later was Hofdijk redacteur. Almanak tot gezellig onderhoud, 1838 enz.; Tesselschade, van Potgieter, 1838—'40. Juno, 1840 enz. Vergeet mij niet, 1844—'63, onder redactie van Ten Kate. Aurora, 1841—'76; zie daar. Almanak aan luim en ernst gewijd, 1831. Holland, van Jacob van Lennep, 1849— '66. Met de Vermakelijke Vad. Gesch. en met de eerste gedichten van den Schoolmeester. Castalia, 1867—'75. Van 1911—'15 verscheen een nieuwe Muzenalmanak van J. Greshoff als Het Jaar der Dichters. Muze-toren-hof, *t *—', de dichterlijke naam van Meerhuysen van Spieghel, met een koemystiek pelgebouw van 3 verdiepingen, dat uitzag over de Diemermeer tot Haarlem toe en naar 't Oosten over 't Gooi. Muziek en Poezie, bloemlezing van 150 gedichten over muziek, door Johan de Molenaar, 1941. Muziekkamer, zie Krul. Mylady Carlisle, roman van Schimmel, in 2 jaargangen van De Gids verschenen, bleef onafgewerkt en kwam in 1864 zo goed als ongewijzigd uit. Zij is Lucy Percy, de minnares van Strafford, wiens ondergang in de roman behandeld wordt. Daar koning Karel Strafford verraden heeft, gaat Mylady Carlisle over naar Pym, de voorman van het Parlement en zo wordt zij de oorzaak van de val van Karel I. Zie Schimmel. Mijle, Abraham van der ~ , geleerde Vlissinger, vertaalde in 1593 Den Slag van Lepanten van Jacobus I; werkte mee aan Den Nederduytschen Helicon; schreef in 1612 een taalvergelijkend werk in het Latijn, Lingua belgica, over de Ned. taal. Mijlen, Dat boec van den drien —, ook Van den drien Dachvaerden, d.i. „berouwe, biechte ende voldoen". Vertaling van een L. werk van Robert de Sorbon, kapelaan van Lodewijk de Heilige, waarschijnlijk l4e eeuw. Mijne Geboortsbestemming, dichterlijke levensbeschrijving van Bilderdijk, in de Najaarsbladen van 1808. Alle omstandigheden hebben samengespannen tot zijn ondergang en de redding van de grootmoedige koning kwam te laat. Mijn gepasseerd Leven, zie G. Pas 1835 gedrukt door J. H. Halbertsma. Mijnheer Serjanszoon, roman van Herman Teirlinck: veelsprekende wijsgeer, de „orator didacticus", rentenier in een dorp in Brabant in de 18e eeuw, die het hedonisme verkondigt, de kunst om het leven te genieten, geschilderd in zijn landelijke omgeving. Teirlinck deed het voorkomen, alsof deze verbeelding historisch was; hij liet een inleiding met jaartallen voorafgaan en droeg het werk op aan „Hare Doorluchtigheid Mevrouw Botteldoorn-Sas, Markiezin van Baesrode". Ook de antieke titelprent is van hemzelf. Mijnssen, Frans ~ , geb. 1872 te Amsterdam, directeur van verzekeringsmaatschappijen, letterkundige; toneelcriticus. Dramatis che studies I—III, 1906—'14. mysteriespelen, zie mister/e. mystiek, stroming in het godsdienstig gemoedsleven, die zich in onze letteren openbaart sedert de 13e eeuw; het gevoel van onmiddellijke vereniging van de mens met het Oneindige, het geheel opgaan in God. Ging vaak gepaard met extase, visioenen en openbaringen. In Duitsland traden in 2 mystificatie de 12e eeuw reeds op Hildegard von Bingen, 1104—'78, en Elisabeth von Schonau, 1129—'65, beiden abdis van een Cistercienserklooster, de eerste te Rupertsberg, de tweede bij Schonau bij Bingen; voerden een ascetisch leven vol vizioenen. Later Tauler, Meester Eckhardt, Suso. Bij ons Ruusbroec, Hadewych, Geert Groote. De Duitse mystiek openbaart zich ook in de Limburgsche Sermoenen, 48 preken, vertaald tussen 1320 en '50. Het Ned. mystieke proza, verzameld en ingeleid door S. Axters 6. P.; 1944. In 1946 verscheen De mystieke poezie. De gehele uitgave heet Mystiek Brevier. mystificatie, handig opgezet bedrog bij de uitgave van een boek. 't Bekendste voorbeeld is de Rijmkroniek van Klaas Kolijn; zie daar. Zie ook De Nalatenschap van den Landjonker. Verder de Clapper der Calkoens, samengesteld door A. v. Steenbergen; De Vermakelijke Slaa-tuintjes, anoniem uitgegeven door Schonck, 1775. De Loverkens van Van Lennep in de aantekeningen op het Recht van Bruiloftsavondkout. Vanden clerc Matthise, door Johannes Franck samengesteld uit regels van ridderromans, toepasselijk op Matthijs de Vries. Dan het Oera-Linda-Boek en De Geestelijke Lustwarande. Zeer bekend werd Julia van Kloos en Verwey. En in 't buitenland Ossian\ zie daar. Zie ook Li even Nijland. mythe, verhaal dat betrekking heeft op goden en verpersoonlijkte natuurkrachten. De Griekse en de Germaanse mythologie (godenleer), beide van grote betekenis voor de letteren. De Edda, een verzameling van 24 liederen, tussen 800 en 1250 opgetekend in Noorwegen, bevat de Germaanse mythen. De Griekse zijn te kennen uit Ilias, Odyssee en de Gr. treurspelen. mythologie in de gedichten, kwam op met de Renaissance in de I6e eeuw; zie Dan. Heinsius; heerste in de werken van de 17e eeuw, (Ystroom)] werd „het noodzakelijk kostuum der poezie" tegen het einde van die eeuw: Rotgans, Willem de Derde; Schermer in zijn gedichten op de Spaanse Successie-oorlog. N. naamvers, gedicht waarin b.v. door de beginletters van de regels een naam te lezen is. Zo staat de naam Dire Potter in de laatste 10 regels van Der Minnen Loep en Wilhelmus van Nassou in de beginletters van ieder couplet. Naber, Johanna ~, 1859—1941, feministe, schrijfster van geschiedkundige werken. 363 Nagtglas Vrouwenarbeid, 1898; Van de Revolutie tot de Restaur atie, 1913; Elizabeth Wolff en Agatha Deken, 1913; Jeltje de Bosch Kemper, 1918. Vorstinnen van Oranje- Nassau. De Inlijving bij Prankrijk, met goud bekroond door Teylers Genootschap, evenals het boek over Wolff en Deken. Naber, Dr. S. A. ~ , 1828—'98, hoogleraar in de klassieke talen te Amsterdam, redacteur van Mnemosyne. Schreef 1897 Allard Pierson herdacht. Gaf Plavius Josephus uit, 1888—'96. Nachtegael, Arnold ~ , schreef 5 blijspelen, verder Mengeldichten, 1726. Hij was onderwijzer in Amsterdam en Den Haag; vriend van Zeeus. Nam deel aan de Poetenstrijd van 1713 met een gedicht tegen Jan van Hoogstraten. Moest vluchten in 1730, beschuldigd van onzedelijke handelingen. Schimpdichten daarop in de Ned. en L. Keurdigten. Nachtgedachten, van Dr. Edward Young, 1745, zie daar. Vertaald door Lublink de Jonge, 1766. Nagevolgd door Betje Wolff in haar Eenzame Nachtgedachten, 1765. Naeff, Top ~ , d.i. Antoinette Naeff, geb. te Dordrecht 1878, sedert 1904 Mw. A. v. Rhijn-Naeff, schrijfster van meisjesboeken, schetsen, romans en van de drama's De Genadeslag en Aan Plarden\ schrijfster ook van Dramatische Kronieken, 4 bundels. Zij was toneelredactrice van De Groene Amsterdammer; sedert 1938 bij Elseviers Maandschrift. Zij richtte de Ned. P.E.N. club mee op. Van de romans zijn De stille Getuige en Voor de Poort het meest bekend geworden. Van belang is cok haar studie over Charlotte von Stein, Goethes vriendin, alsmede haar vertaling van Figaro van Beaumarchais. Studie over Willem Royaards, 1947. Top Naeff schreef Zo was het ongeveer, 1950, met veel bijzonderheden over haar eigen leven en omgeving, vooral over schrijvers en toneel. Naer Oostlant willen wi riden, beginregel van het lied der uitwijkelingen naar kolonies aan de Oostzee, 13e eeuw: Naer Oostlant willen wi me, Al over die groene heiden, Frisc over die heiden, Daer is er een betere ste. Zie het Vrolijke Bleekersmeisje en Thirsis Minnewit. Nagel, Mr. W. H. ~ , geb. 1910, onder ps. J. B. Charles mederedacteur van Podium. Volg het spoor terug, 1949. Ook dichter. Verwierf 1950 de Hendrik de Vriesprijs. Nagtglas, Frederik ~ , 1821—1902, bibliothecaris te Middelburg, geschiedschrijver, biograaf, schrijver ook van schetsen Uit het Nahon 364 Narrensteinsche Courant Zeeuwsche uolksleoen, 1864. Hij schreef ook het vervolg op De la Rue's Geletterd Zeeland als Leuensbericbtcn ran Zeeu uen, 1888-'93. Nahon, Alice ~, 1896-1933, uit Antwerpen, dichteres: Vondelingskens; o» zacbte vooizekens, 1921; Schaduw, 1928. Over haar en haar gedichten een studie van C. Tazelaar, 1936. Nalatenschap van den Landjonker, De ~, zie Potgieter. Bewerkt 1865-'75; zes van de gedichten waren reeds in De j\;ftlZen verschenen, onder ps. Joan Unico, 1834. Nu aangevuld, omgewerkt, uitgebreid; zelfs Huet wist het geheim niet, wie de dichter was. In 1875 verschenen in het 2e deel van Potgieters Poezy; 15 gedichten in verschillende maten; gekunsteld en du ister. Het laatste, Gedroomd Paardrijden, is groter dan de andere tezamen. Nanning, F. P. Gisius f'OoooJ, 1798-1832, genie- officier, als dichter volgeling van Tol lens. Nanning, Joannes ,1689-1761, uit ,s-Graveland, pastoor, sedert 1737 te Buitenveldert onder Amstelveen; hij vertaalde Prudentius' Lc[zangen op de Martelat'en: 1740, en schreef veel godsdienstige werken. Alberdingk Thijm schetste zijn portret in de novelle Joan Nanning, 1857. Nanno, idylle van Vosmaer uit de tijd, dat hij de Odyssee vertaalde; een Griekse liefdesgeschiedenis, in antieke versmaat, van Nikias en Nanno; 1883. Verheerlijking van de schoonheid als ideaal; in de vorm van taferelen op Melos, uit de 5e eeuw v. Chr., de tijd van Alcaeus en Sappho. De vers maat is telkens in overeenstemming met de inhoud, Napoleon, Lierzang op Bonaparte van He! mers, 1801; bezongen als de bedwinger van regeringloosheid. 20 ook in L. lierzangen van Jeronimo de Bosch, vertaald door C. v. Lennep, Pieter Pijpers en R. H. Arntzenius. Door Ruloffs in zijn Gezang op de Vrede; door Loots De Vrede op 'I vaste land, 1801. Maar reeds geheel anders is de toon in Helmers' dichtwerk De Wereldburger en in het dramatisch taferee van Loots De Batavieren ten tijde van Cesar, 1805. 20 ook Kinker in zijn Nachtgroet, Toen Napoleon aan de macht kwarn, oak in Nederland gehuldigd, voornamelijk door Bilderdijk; zie volgend artikel. A. L. Barbaz maakte 1806 een F. lofdicht: La Campagne des Trois Empereurs (de Veldtocht der 3 keizers). Anderen kwamen in hun poezie tegen Napoleon op; zo Feith in 1810 Aa1'l Napoleon, "de Geweldnaar"; in 1813 De Val van Napoleon. Na die val began een weerzinwekkend sche1den; zic Val van Napoleon. In 1841 kwam nog een hekeldicht van ]. Th. van Rijswijck, Antigonus, waarmee Napoleon bedoeld werd. Napoleon, Ode aan ~, van Bilderdijk, 180(,. Gedicht op uitnodiging van Du Pre" secrctaris en hofdichter van koning Lodewijk. Bilderdijk had Napoleon een onmens genoemd in 1801, in herinnering aan de moord op D'Enghien. De ode van 1806 evenwel is een geestdriftige hymne, die gevolgd werd door het Zegejeest, 1807. en Echtviering van 1810, toen Napoleon trouwde met Marie Louise. In 1813 heet dezelfde Napoleon de Minotaurus. Kloos haalt de regels aan, waarbij zelfs de moeder het ontgelden moet: Wat overspelige boelinne, Van al wat menschlijk heet ontbloot, Ontfing uit beestelijke minne Dit ondier in haar vloekbren schoot? Napoleon, Val van '"'-', bezoncen door Wiselius. Ook verscheen er een 1''/ jet!tu Liederenboelsje, met 7 liedjes van Bilderdijk en 4 van zijn vrouw en met de Katabasis van Van MarIe. Bilderdijk: Hollands Verlossine, 2 bunde1s. Verder kwamen er gedichten van A. C. Schenk, ] an Scharp, Da Costa" Vincent Loosjes, Cornelis Loots, Barend Klijn, Feith, Spandaw, ] an ten Brink. De Kamer Het Kersouwken te Oudenaarde schreef 1814 een dichtwedstrijd uit, Hoe God dat schrik-dier heeft ontrukt de Fransche kroon, am met een vrede-zon Europa te bestralen. Thomas van Loo won de eerste prijs onder meer dan 20 dicl..crs. Napoleon, van Schaepman, 1873; gedicht gewijd aan Napoleon III bij diens dood. Napoleon Bonaparte, toneelspel v. Schimmel, 1851, niet rneer overdreven romantisch, gelijk zijn eerste stukken; nu in de geest van Schillers 117allenstein. Schimmel tracht Napoleon te schetsen in zijn grootheid. Daartoe rnoesten ook de rijrnloze vijfvoetige jarnben dienen, de eerste op het Ned. toneel. Eerst 1866 vertoond. Generaal Bonaparte en zijn Tijd is ook het onderwerp van een uitvoerige prozaschets van Schimmel. Narcissus ende Echo, toneelspel van Colyn Keyaert, de Amoreuse Colyn, 1522. Klassieke stof, verwerkt op de wijze der Zinnespelen in verfranste taal. Nardusbloem, De ~, de Kamer van Rethorica te Goes, 1481, met zinspeling op de nardusbalsem, waarrnee de vrome discipelin jezus' voeten overgoot. Zinspreuk: "Met gan tscher herten". N arrensteinsche Courant, De ~, van Arend Fokke, in 1811 misschien de reden dat hij als staatsgevaarlijk in hechtenis genornen Narsius 3 werd. Deze gevangenschap heeft niet lang geduurd, doch heeft hem geknakt; f 1812. Narsius, Johannes ~ , d.i. Van Naarssen, 1580—1637, uit Dordrecht, predikant, 1615 te Zalt-Bommel, nam 1618 als Remonstrant ontslag, werd dokter in Frankrijk, lijfarts en geschiedschrijver van Gustaaf Adolf; ging na diens dood naar Indie. Hij was de dichter van Een Vlomscb gebray perken, met 60 rijmen op atie, hekeldicht tegen de predestinatie, dat vaak aan Laurens Reael toegeschreven is. Afgedrukt in Taal- en Letterbode IV. Over Het album van Narsius schreef G. J. Beeldsnijder, 1837. Nassau la Lecq, Lodewijk Theodorus, graaf van —, 1697—1781, een der afstammelingen van Maurits en Margareta van Mechelen, heer van Beverweerd en Odijk, voorzitter van de ridderschap en opperhoutvester in Utrecht, schreef o.a. een toneelspel De Noord-Amerikaan in Holland of de bedrogen Hoogmoed) 1778, naar aanleiding van de oorlog der Amerikaanse kolonien tegen Engeland. Nassousche Mey-kransken, 't ~ , beschrijving van de vertoningen van de Brabantse Kamer te Amsterdam bij 't bezoek van Prins Maurits, 23 Mei 1618. Nassousche Perseus, d.i. Prins Willem in het treurspel van Duym; allegorisch drama, ontleend aan de Metamorphosen van Ovidius. Zo als Perseus Andromeda verloste, zo verloste de Prins de Nederlandse Maagd. Perseus verschijnt op een paard in de lucht; een draak spuwt vuur en water. Zo is Duym met dit kunst- en vliegwerk de voorloper van Jan Vos, 1606. Een tegenhanger van Een Nassousche Perseus is Andromeda Belgica van Joh. Bapt. Gramaye, Leuven 1600. Daar is Albertus van Oostenrijk de Perseus, die de Nederlanden, voorgesteld door Andromeda, verlost. Natalis, Anna —, kapiteinsdochter die te Brussel de minnares werd van Willem van Haren; werd de moeder van drie kinderen. Toen trouwde Van Haren haar in 1758, zeer tegen de zin van de Gouvernante Anna. Zij was aan het spel verslaafd en verkwistend. Reeds in 1760 dichtte Van Haren zijn droevige lierzang over Het Menschelijk Leven. Zij werd de moeder van Henriette Amalia Nerah, de beminde van Mirabeau, in armoede f 1818. Nationale Vergadering, 1796; onder de 124 leden de hoogleraren Jan Valckenaer, Van Hamelsveld en De Rhoer, en de letterkundigen Pieter Vreede, Simon Stijl, H. v. Wijn, J. Lublink de Jonge, P. L. v. d. Kasteele, J. Kantelaar, Ockerse, G. J. L. natuurgevoel Bacot, C. v. Lennep, Bernardus Bosch, Jacob van Manen, A. J. Zubli en P. de Wakker van Zon. Feith moest wegens ziekte bedanken. Natura et Arte, kunstgenootschap te Rotterdam, gaf 1726—'41 zes delen Tooneel-, Dicht- en Taalkundige werken uit; Dirk Smits en Frans de Haes behoorden tot de leden; ontbonden 1747. naturalisme, de kunst van een schrijver, om nauwkeurig weer te geven wat hij om zich aanschouwt; te onzent Van Deyssel, Van Looy en Emants; onder invloed van Zola, gelijk Ary Prins, Frans Coenen, Netscher, Heijermans, Johan de Meester, Van Hulzen, Querido, Aletrino, A. P. v. Groeningen, Robbers, Buysse en Streuvels. Ook Couperus in Eline Vere\ Robbers in zijn romans over het leven van welgestelde, gezeten burgers. Heijermans bracht het naturalisme op het toneel. Zie op deze namen. Naturen Bloeme, Der —, (Bloem der Natuur), van Maerlant, volledig overzicht van al wat men in de 13e eeuw van de natuur wist, de verdietsing van De Naturis Rerum, het grote werk van Thomas van Caniimpre, 1269. Opgedragen aan heer Niclaes van Cats. Uitgegeven door Bormans, 1857, I—IV, en door Verwijs, 1872 —'78, I—XIII, het gehele werk. Maerlant dacht, dat hij Albertus Magnus van Keulen vertaalde. Hij maakt allerlei toespelingen op het menselijk leven; bij de planten en dieren let hij op hun voedingswaarde en op hun geneeskracht; men kan uit het gedicht een gehele lijst van artsenijen samenstellen. Verder vindt men in het grote werk ,,scone reden ende leringhe"; Maerlant vergelijkt b.v. de mieren met roofridders: Dus doen verdorvene edelinghe, Diene doen ghene neringhe, Maer si nement sonder verbueren Den goeden ghetrouwen gheburen... . Het gedicht telt 16660 regels, verdeeld in 13 boeken. Natuur en Kunst, zie N. E. K. natuurgevoel, reeds vertolkt in de gedichten van Hildegaersberch en in het wereldlijk lied der 15e eeuw. Komt krachtig tot uiting in de Duytsche Lier van Jan Luyken, 1671. Waarneming van de natuur treedt ook aan de dag bij Vondel in zijn drama's, reeds te beginnen met Pascha, en verder in gedichtjes als Wiltzangh; zo ook bij Bredero, Camphuysen, Dullaert, Hooft. Doch nergens zo duidelijk als bij Luyken, ook in zijn latere vrome werken, waarin de schoonheid van de wereld afschaduwing is van de hemelse zaligheid. Daarna kwam Wellekens met zijn Herderszang. In zijn Zielrust bezingt hij Bergen in N. Holland. 55 Natuurkunde 366 Nederduytsche Academie In de 18e eeuw vooral Poot, maar ook Dirk Smits, N. S. van \Vinter en De Marreo In proza Justus van Ellen: 85ste en 89ste Vertoog. Zie verder H. Snakenburg; daarna Van de Kasteele en vooral Elisabeth Maria Post en Feith, (Herjstzang, 1790). Ook Van Alphen (De Starrenheme/). De Perponcher schreef De Beschouwing der Natuur op hooge Bergen; Simon Stijl dichtte Zanglust bij het zien der stille Zee. De voornaamste der dichters van natuurgevoel in de 1ge eeuw was Staring, en na hem zijn landsman Sloe! tot Oldbuis. D. ]. van Lennep droeg 1826 zijn Hollandsche Duinzang voor in het Instituut. Bilderdijk vertaalde H et Buitenleuen uit het F. van Delille. Bij de Vlaamse schrijvers Conscience en Gezelle en daarna het uitbundigst van allen Stijn Streuvels. In het Afrikaans Leipoldt. A. E. C. V. d. Looy van der Leeuw schreef 1910 Naiuurgeuoel in de M.E. Ned. Letteren. Natuurkunde van het geheel-al, M.E. didactisch gedicht: zie Broeder Geraert, Navolginge Christi, zie Thomas a Kempis, Navorscher, De ----, tijdschrift, "een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer", begonnen 1851, onder leiding van P. Leendertz \Vz. Met bijdragen van A. ]. V. d. Aa, ]. H. V. Dale, Mr. A. Backer, Fred. Muller e.a. Gestaakt na de 90ste jaargang van 1941; daarna verschenen nog 1945 en 6 afleveringen van 1946. Nayler, B. S. ----, E. boekverkoper te Amsterdam, stichtte aldaar 1823 de E. Literary Society, die grote invloed kreeg op de Ned. letteren. Potgieter vertaalde werk van Lamb, Hazlitt, Leigh Hunt en Dickens; Geel De Sentimenteele Reis van Sterne. Nazareth, Cistercienserklooster bij Lier (Antwerpen}; zie Beatrijs. Haar Seuen Manrefen van Minne in 1928 uitgegeven door ]. V. d. Kun, Antwerpen. Met een weergave in nieuw-Nederlands 1929. Neander Hippophilus,' zie Ph. N uman, Neck, Jacob van ----, 1564-1638, uit Amsterdam, voer 1598 met Wybrand van Waerwijck als bevelhebber van 9 schepen naar Indie. Van deze Tweede Tocht naar Indie is zijn zeer belangrijk reisverhaal bewaard. Voer 1600 opnieuw uit voor de Compagnie van Verre. Later burgemeester van Amsterdam. Zijn reisverhaal uitgegeven door Dr. Colenbrander. Nederduits, lOde oude naam voor Nederlands, kwam op in de 16e eeuw; daarv66r en b.v. nog in 't Wi/he/mus aIleen Duits, in Vlaanderen Diets. Plantijn, Spieghel en Daniel Heinsius gebruikten 't woord Nederduits, dat nog voortleeft in N ederduits Heruormd; 2 0 Platduits, het Duits, dat de Germ. klankverschuiving niet heeft medegemaakt, gesproken in 't N. deel van Duitsland langs de Noord- en Oostzee. Nederduitsche en Latijnsche Keurdichten, bundel gedichten met een l l-tal vervolgen, 1710-'51, over de gebeurtenissen van de dag en over bepaalde personen, satirisch van aard, vaak fel, nog vaker grof en soms vuil. 20 over de Doopsgezinden. Fyne stoffen zonder koorden, Valsche schyn en schoone woorden, Eygenbaat en stille twist, Luy en lekker, dat 's Mennist. Ook Poot werd er in beschimpt; 't Be en ge dee1 verboden. Zie P. V. d. Veer. Nederduitsche Letteroefeningen, tijdschrift van Ph. Blommaert, 1834. Begin der Vlaamse Beweging; het eerste artikel was de oproep aan de Vlaamse dichters van Marie Doolaeghe, de ode Aen de Belgiscbe Dicbters, waarin deze met name worden genoemd en opgewekt. Het ts. was slechts een korte vreugd, ofschoon ook Serrure medewerkte. . Nederduitsch Tijdschrift, van Frans de Cort. In de jaargang 1866 plaatste De Geyter zijn artikel over Multatuli. Verdere medewerkers: Dautzenberg, Virgine Loveling, Hiel, Frans de Potter, Henry Dodd, Ferguut. Nederduytsche Academie, Eerste ----, de nieuwe instelling van Samuel Coster te Amsterdam, niet aIleen voor beter toneel dan de 0 ude Kamer van Rethorycke bieden kon, maar ook en vooral om een gelegenheid te scheppen voor hoger onderwijs in de volkstaal. Bredero en Hooft waren zijn medestanders. Op 23 Sept. 1617 werd de Academie ingewijd met Apollo, een stuk van Suffridus Sixtinus, gevolgd door het Treurspel uande moordt begaen aen WTlhelm van Orangien van Gijsbert van Hoghendorp. In een houten gebouw. De Academie kreeg aIs blazoen een bijenkorf onder een eglantier met als zinspreuk het woord Iluer. De Calvinistische predikanten drongen voortdurend bij de Vroedschap aan, dat de nieuwe instelling zou verdwijnen. Het tonee1 beviel hun niet. Ook niet, dat de beide eerste professoren Menist waren. Dat waren Sibrant Hansen Cardinael in de Arithmetica en Jan Thonis in 't Hebreeuws. In 1619 werd de beoefening der wetenschap verboden. Maar de aanvallen duurden voort. Nog in 1631 dichtte Vonde1 zijn Vraghe van d' Amsterdamscbe Academi aan aile poeten en dicbters, die zulke heftige antwoorden van de Calvinisten uitlokte. In 1632 verrees de "Oeffenschool" toch, die de Academie bedoe1d had: het Athenaeum lllustre werd nu gesticht van stadswege.... doch met opoffering van Nederduytsche Helikon 3 de moedertaal. In 1635 werden Academie en Eglantier op aandrang van het Weeshuis en Oude-Mannenhuis verenigd tot de Amsterdamsche Kamer. De kracht der Academie zat in het blijspel en de klucht: Coster, Teeuwis de boer en Tysken vanden Sckilde\ Bredero, Lucelle, De Koe, Symen, De Meulenaer, Het Moortje, Spaansche Brabander, Hooft, Warenar, opgevoerd op de tweede dag van de opening in 1617. Nederduytsche Helikon, 1610, bundel poezie en proza, verzameld door Van Mander, uitgegeven door Jacob van der Schuere te Haarlem, ook Zuid-Nederlander van ?.fkomst. Opgedragen aan Simon Stevin, de strijder voor zuiver Nederlands. Verder stukken van Cornelis Ketel van Gouda; Van der Does, Celosse en Orlers van Leiden; Abraham van der Myl uit Zeeland; van Zuid-Nederlanders als Duym, Heinsius, rederijkerswerk en nieuwe poezie, ook vertalingen van Petrarca, Marot, Ronsard enz. „De Nieuwe Gids der Renaissance" genoemd, doch van geen betekenis vergeleken bij het werk van Hooft, Bredero en Vondel. Het boek geeft een goed beeld van de letteren van de voorafgaande 20 jaren. Zo heeft het ook 2 tafelspelen van Celosse, een vriend van Van Mander. De verschillende gedichten verbonden door proza van Van der Schuere, die van zichzelf 19 gedichten opnam. Uit de gehele bundel blijkt grote verering voor Ronsard; hij telt niet minder dan 34 sonnetten. Van Mander is vertegenwoordigd door 9 gedichten. Over de Ned. Helicon een studie van C. G. N. de Vooys en P. Valkhoff met fragmenten en Franse parallel-teksten, 1920. Neder-Duytsche Poemata, I. de gedichten van Daniel Heinsius, 1616 in 't licht gegeven door Scriverius; II. poezie en proza van Bredero, behalve zijn toneelspelen en liederen; uitgegeven 1620. Nederland, „Nationaal Maandblad voor Staatkunde, Economie en Cultuur",, gesticht 1850. Schimmel was redacteur 1854—'67, en werkte ook weer mee van 1882—'86. Van 1867—'70 Tobias van Westrheene; in 1871 Tersteeg; in '72 Straatman; van 1873—'86 Ten Brink; in '87 Van Loghem. In 1942 het ts. voor wijsbegeerte, gesteund door het Departement van Volksvoorlichting, onder redactie van W. Haighton, R. Steinmetz, V. Nijland en M. van Lokhorst. Nederland, Lof van ~ , bloemlezing van 100 gedichten tot verheerlijking van 't Ned. landschap, van de M.E. tot heden, door J. W. F. Werumeus Buning, 1941. Nederlanden, De —, verzamelwerk van 1840, waarvoor Beets 12 karakterschetsen schreef, later opgenomen in de Camera. Met tekening van klederdrachten, houding Ned. Tooneel en voorkomen van verschillende standen. Uitgegeven door de „Mij. voor schoone Kunsten", met tekst van „de beste schrijvers". Maar het zijn omroepers, aansprekers, schoorsteenvegers enz. Van Lennep behandelde een kruier; Ten Kate leverde 7 schetsen; Heye 6. De gravures waren van de Engelsman Henry Brown. Nederlanders door Nederlanders geschetst, o.a. door Ten Kate en Warnsinck, 1842. Nederlands, het oudst bewaarde ~ , administratief: de schepenbrief van Bochoute, in O. Vlaanderen, 1249. Voor Noord-Nederland het Handvest van 's-Gravenzande 1246 en de grote Middelburgse keur van 1254. Het oudste stuk in verzen een Limburgse bewerking van Floris ende Blanchefloer, ± 1170, uitgegeven door Steinmeyer in Zeitschrift fur deutsches Alterthum, XXI; fragmenten, 368 regels van de 3000. Nederlandsche Bibliotheek, De ~ , maandschrift, 1774 opgericht tegenover de vrijzinnige Vad. Letter oejeningen door Ds. P. Hofstede en Ds. Joh. Habbema, onder de zinspreuk Candide et Modes te (rein en nederig); bestreed Betje Wolff. Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, tijdschrift van Victor de la Montagne en Th. Coopman, verscheen sedert 1878. Nederlandtsche Gedenck-clanck, zie Vale- Nederlandsche Historien, zie H. [rius. Nederlandsche Legenden, zie /. van Lennep en legenden. Nederlandsche Letteren, Bibliotheek der ~ , zie Bibl. en Mij. v. Letterkunde. Nederlandsche Letterkunde, Maatschappij der ~, zie M. Nederlandsche Letterkunde, Vereeniging tot bevordering der oude —, 1844—'48, gaf M.E. teksten uit, onder leiding van Jonckbloet en M. de Vries. O.a. Der Minnen Loep van Dire Potter, 1845. Nederlandsche Mercurius, De —, tijdschrift van Van Lennep en Van der Hoop, 1828, hield het slechts een jaar vol. Anoniem; bespotte de „watermelk vaerzen" van de Muzenalmanak in de vorm van een gesprek van de Muzen zelf. Nederlandtscher Oorlogen, Den oorspronck der ~, „in liedekens vervaet" door Pieter Bor, zie daar. Zes liederen uit 1555—'73; vijf van 1574. Nederlandsche Stemmen, het tijdschrift van Da Costa, Koenen en W. de Clercq, 1834 —'40, het orgaan van het Reveil. Nederlandsch Magazijn van Romans en Verhalen, onder redactie van C. P. E. Robide van der Aa; nam 1837 Almagro op, het eerste werk van Mej. Toussaint. Nederlandsch Museum, letterkundig tijdschrift van Heremans; 1874—'93. Ned. Tooneel, Het ~ , zie Tooneel. 57 Nederlandsch Verbond 368 Neurdenburg Nederlandsch Verbond, Algemeen ,tot versterking van de volkskracht van de Ned. stam en tot handhaving van de Ned. taal, met het maandblad Neerlandia. Opgericht 1898. . Nederlandse Bibliografie, zie B. Nederlandse taalgrens, de scheiding tussen Nederlands en Frans" loopt van de N. Zee bewesten Duinkerken naar 't Z. tot de Leie, gaat bij Meenen naar het Oosten op de grens van Vlaanderen en Henegouwen, snijdt Brabant ten Z. v. Brussel bij Waterloo, volgt de grens tussen Belgisch Limburg en Luik, bereikt de Ned. grens ten Z. v. Maastricht, maar buigt rechts van de Maas weer naar 't Z.O., bereikt de D. grens ten Z. v. Eupen. neefkens, zie zinneeens. Zo ook nicbtkens. Neerlands zonen, N eerlands heIden, oude Iiederen, verzameld door T. Guermonprez, 1942. IX besten, Vanden '"'-/, leerdicht der 14e eeuw, met als voorbeelden de 9 beste vorsten, die ooit ge1eefd hebben, o.a.: Hector, Alexander, Cesar, Artur; de 3 vermaardste helden uit Heidendom, ]odendom en Christendom. Uitgegeven door Kausler, Denemaier III. IX quaesten warachtighe historien, Der ~, de _9 kwaadsten: Jerobeam, Achab, Joram uit het Jodendom; Caym, Nero en Pilatus uit het Heidendorn; Judas Iscariot, Machamet en Julianus apostata: Kerstenen, die een onsalich eynde hadden. Prozawerk der 15e eeuw; gedrukt bij Jan van Doesborch, 1528 negerslaven, zie slavernij. N. E. K., (Natuur en Kunst), dichterlijke kring onder de studenten van 't Doopsgezinde Seminarium te Amsterdam: Harting. P. Leendertz De Hoop Scheffer, Dronrijp Uges, J. Kerbert, A. Winkler Prins, 1838. Men was afkerig van de romantiek van Beets en de zijnen; men vereerde de grote dichters der 17e eeuw. Maar ze waren zelf romantisch genoeg: zij drcegen bij plechtige ge1egenheden een wit kleed met een rode gordel en een witte mijter. In 1895 gaf A. Winkler Prins Feestaoonden van N. E. K. uit. Neomagus, Gerardus '"'-/, zie Geldenbauer. N eo-romantiek, het weer opkomen van de romantiek in de moderne Ietteren; bij ODS b.v. Ary Prins, Van Oordt, Van Schendel, Querido, Van Suchte1en, Van Moerkerken. Reactie op het onbevredigende naturalisme. Zie Romantiek. Dan Aart van der Leeuw en R. v. Genderen Stort. Ook Nine van der Schaaf. Nepveu, Mr. J. I. D. '"'-/, 1810-'87, griffier bij het Hof te Utrecht, schrijver van het Leuensbericbt van Van Alphen voor diens Verzame1de Werken, 1838. Redacteur van Aurora, 1840-'54. Nerrincq, Frans ~, 1638-1712, uit Kortrijk, pater-jezuiet te Mechelen, gaf 1710 uit: Joseph, Onderkoninck van Egypten, "verciert met sinnebeelden". Nes-Uilkens, G. van '"'-/, dochter van de predikant van Ezinge, geb. 1877; onderwijzeres tot 1907; romanschrijfster. Nescio (ik weet niet), ps. van J. H. F. Gronlob. Neteldoekjes, De '"'-/, novelle van 1854 in de Letteroejeningen, door Gerard Keller; zie daar. Uit deze beschrijving van het Haagse arme ambtenaarsleven bleek, dat de tijd van de Romantiek voorbij was. Netscher, Frans '"'-/, 1864-1923, schreef 1886 zijn Studies naar het naakt model, in ] 888 Menseben om ons. Impressionisme in de letteren. Leerling van Dr. Jan ten Brink, die hem ook tot bestudering v. Zola bracht. De Studies waren in 3 weken uitverkocht. Netscher was stenograaf i. d. Tweede Kamer en maakte onderdehand Parlementaite Portretten, 1889 als boekie verschenen: In en om de de Tweede Kamer. Was ook medewerker aan De Nieutoe Gids. In 1893 verscheen zijn eerste Haagse roman Egoisme. In 1895 kwam de tijd van de Hollandsche Revue; tot 1920 elke maand een karakterschets; de eerste was van Dr. Kuyper. Netscher deed in 1901 mee aan de oprichting van de Vrijz. Dem. Partij. In 1909 redacteur v. d. N. Gids. Zie Lastertongeu, Neufville, Christina Leonora de '"'-/, 1713' 81" dichteres van Bespiegelingen in briefvorm, 1741, en van 7 rijmbrieven, deels naar Voltaire, als De Y delbeid der Wacreid; van rationalistische strekking. Uit Amsterdam: bleef ongetrouwd; volgens Betje Wolff "een Genie van de allereelste soort". Neufville, Margaretha Jacoba van Gelder de '"'-/, 1775-1856, schrijfster van De Kleine Pligten, roman in brieven, 1824' 29. Daarop volgde in 1829 De Schildknaap, onze eerste bistoriscbe roman onder invloed van Walter Scott; zie Loosjes. In 1830 vertaalde zij de historische roman Cinq-Mars van De Vigny, Van Aug. 1830 -Aug. '31 loopt haar verhaal T waalf l'vfaanden uit de Vad. Gescb, Verder schreef zij kinderboeken. Proefschrift over haar van Dr. P. A. A. Boeser, 1889. Er is nog een derde roman van haar: Elisabeth Basmootb of eene Engelsche plant op H ollandscben bodem, 1836. Neurdenburg, Dr. Elisabeth ---, geb. te Breda 1882, lector in de kunstgeschiedenis te Groningen 1918; hoogleraar 1948. Proefschrift over N yeuoont, Loosbeit ende Practike, 1910. Neuye 3 Neuye, Jan ~ , toneeldichter uit de school van Vondel: Aeneas of Vader des Vaderlands, 1667. Neve, Edouard de ~ , geb. 1889 te Tilburg, reizend dagbladcorrespondent. Prozaschrijver. Nevelingen, zie Nibelungenlied. Neven, De ~ , blijspel, 4 bedrijyen, 1837, v. Helvetius v. d. Bergh. Maakte grote opgang. In alexandrijnen. Voor 't eerst weer een goed blijspel na de Vaderlandsche Koopliederi\ met Peters en Roobol als vertolkers van de hoofdrollen. Onderwerp: adel en geld; zedenspel: adeldom verplicht om ook edel te zijn. Neyn, Mr. Pieter de ~ , geb. 1643, ging 1671 als fiscaal naar de Kaap, 1674 naar Batavia; kwam met een verwoeste gezondheid terug. Dichter van Lusthof der Huwelijken en Vrolycke Ueren. Leefde nog in 1697. Van zijn ambt aan de Kaap werd hij ontheven wegens zijn aanstoot gevend leven. Neyts, Jacob ~ , 1727—'94, uit Brugge, leider van een toneelgezelschap, dat ook te Amsterdam en Haarlem optrad, ook met zangspelen; 1780 dagbladschrijver te Mechelen, 1789 naar Frankrijk uitgeweken, f te Boulogne. Hij bewerkte een groot aantal stukken voor het toneel uit het F., daarbij zangspelen. Een er van, De Deserteur, werd door zijn Vlaamse troep gespeeld te Amsterdam, toen de vreselijke brand van 11 Mei 1772 uitbrak. N. H., ps. van Nicolaas Heinsius Jr. Nibelungenlied, het voornaamste Mhd. heldendicht, geschreven ± 1205 in Oostenrijk. Verhaalt het huwelijk van Siegfried en Kriemhild; de moord op Siegfried, Kriemhilds wraak en de Nood der Nibelungen. (De Nibelungen, een volk van dwergen, door Siegfried overwonnen; daarna wordt de naam gebezigd voor de Germaanse stam der Bourgondiers: Kriemhild was een Bourgondische prjnses). Het epos vertaald in 't Mnl.; 2 kleine fragmenten zijn over; 't eerst uitgegeven door Prof. G. J. Meijer, 1838. Uit de 13e eeuw. Opgenomen in Kalff's Epische Fragmenten. Nichten, De ~ , het tweede grote blijspel van Helvetius van den Bergh; zie daar; 1842; uitgefloten. In proza. Verdedigd door de schrijver in zijn Gesprek over de Nichten. Zie De Neven. Nickers-praetjen, 't ~, zie so, so. Nicolai, Adrianus ~ , 1542 lid v. d. Raad van Mechelen, 1545 van 't Hof van Gelderland, 1546 kanselier van Gelderland. tegen zijn zin 1567 lid v. d. Raad van Beroerten, t te Brussel 1568. Bezorgde de uitgave van de gedichten van zijn broer Johannes, d.i. Jan us Secundus. Zie Jan Everaerts. Letterk Wrdbk. 2e dr. Nieuwe Doctrinael Nicolai, Johannes ~ , zie Jan Everaerts. Nidek, zie Brouerius. niders, afgunstigen en lasteraars, die in het M.E. minnelied de gelieven belagen. Nielen, Gerard ~ , 1890—1947, schrijver van stukken voor 't liefhebberijtoneel. Gebr. Kalkoen. Nieder-Ingelheim, dorp in Hessen a. d. Zuidzijde van de Rijn bij Mainz; laatste woonplaats van E. Douwes Dekker, die er 1887 overleed. Zie Ingelheim. Nienaber, G. S. ~, en Dr. P. J. Nienaber, gaven 1943 Die Opkoms van Afrikaans uit; 3e druk, Pretoria 1949. P. J. Nienaber schreef Die Vrystaatse Taalbeweging, 1947. Zijn proefschrift handelt over De Afrikaans e roman-tematologie, 1938. Nienhuis, Jam ~ , geb. 1897 te Oldehove, schrijfster van de Groninger streekromans Waar mensch en koren rijpen, 1941, De Strijd om het Wad, 1949, en Pioniers, 1951. Niermeijer, Antonie ~ , geb. 1814 te Vlaardingen, predikant, 1853 hoogleraar te Leiden. Schreef Het Booze Wezen in het Bijgeloof, 1840; f 1855. Nierstrasz, Joh. Leonardus ~ , 1796—1828, jonge vriend en vereerder van Feith, kwam op tegen de „godsdienstige dwaalbegrippen". Zijn Gedichten van 1827 gaven aanleiding nog in 't zelfde jaar aan een onbekende tot een fel schotschrift Nieskruid, 88 biz. groot, misschien van G. T. Mohrmann, medewerker van Braga, doch waarschijnlijker van Jan Wap. Nierstrasz, uit Rotterdam, was een volgeling van Tollens, o.a. in zijn bekend gedicht Brans Naerebout. Niervaart, d.i. Nieuwervaart, het tegenwoordige Klundert. Zie Sacramente. Niesken Heynisdr., zie H. Nieskruid, zie Nierstrasz. Nieuhof, Johan ~ , 1618—'72, uit Ulzen in Bentheim, ging 1638 als koopman naar Brazilie, in 1655 met de gezanten naar China, reisde 1658—>'70 in Indie; vermoord door de inboorlingen op Madagascar. Schreef veel over zijn reizen. Zijn Oost- en West-lndische Zee- en Jjxndreize, uitgegeven 1682 door zijn broer, bevat het Lofdicht op Batavia van Jacob van Steendam. Zijn ander merkwaardig werk is Braziliaansche Zee- en J^antreize, uitgegeven 1662. Nieulant, K. Tt ~ , ps. van /. A. N. Knuttel. Nieuwe Bydragen, zie B. Nieuwe Devotie, zie Moderne Devotie. Nieuwe Geboort, De —, bundel gedichten van Mw. Roland Hoist, waarin zij van haar geloof in het socialisme getuigenis aflegt, 1903. Nieuwe Doctrinael, zie Jan de Weert. 24 59 Nieuwe Geluiden 3 Nieuwe Geluiden, bloemlezing uit hedendaagse poezie door Dirk Coster, 1925. Met een essay als inleiding. Nieuwe Gemeenschap, De ~, tijdschrift met nat. soc. strekking, opgericht 1934 naast de R.K. Gemeenschap. Nieuwe Gids, zie Gids. Nieuwe Haring, De ~ , bekend gebleven lied van Spandaw: Triomf! de vreugde stijgt ten top: Hijsch, Holland, vlag en wimpels op! Minder bekend is dat het stuk behoorde tot de vrijheidspoezie van 1813 en '14: Triomf! de nacht van schande zonk; Triomf, de dag van glorie blonk Voor 't vrije vaderland. J. v. Boom te Utrecht behaalde in 1818 de uitgeloofde prijs voor de zangwijze. Nieuwe Kerk van Amsterdam, De ~ , berijmde geschiedenis van Ten Kate, in 8 zangen, 1885; met een ets van P. J. Arendzen uitgegeven. Nieuwelandt, William van ~ , 1584—1635, schilder, dichter en toneelschrijver uit Antwerpen, 1598 te Amsterdam, 1606 weer te Antwerpen, ouderman van De Olijftak; 1628 weer te Amsterdam. Geprezen door De Harduyn in een ode voor de tragicomedie Saul, 1617. Een van zijn treurspelen is Sophonisba Aphr'tcarta, gedrukt 1639- Behalve Saul dichtte hij nog 2 oud-testamentische toneelstukken: Salomon, 1628, en Jeruzalems verwoestingh, 1635. Van 1624 is zijn Aegyptica ofte Aegyptische tragoedie van M. Anthonius en Cleopatra, ontleend aan Gamier. Klassiek toneelwerk. Nieuwenhuis, Willem ~ , 1886—1935, R.K. prozaschrijver. Nieuwenhuyzen, Jan ~ , Doopsgezind predikant te Monnikendam, 1724—1806. Stichtte 1784 de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Steeds vriend van Waarheid en Verlichting, Van Godsdienst, Deugd en Vaderland. Bij zijn dood gedachtenisrede van Jan de Kruyff Jr. Nieuwenhuyzen, Dr. Martinus ~ , 1759— 1793, zoon van Jan, secretaris van het Nut, vertaalde Shakespeare's Othello uit het E. en dus niet naar Ducts, 1789, onder de titel Desdemona. Dokter te Edam, ging 1787 als secretaris van 't Nut naar Amsterdam; schreef schoolboekjes, o.a. Schoolboekjen van Ned. deugden, 1788. Zwager van A. Loosjes Pzn. Nieuwen Lusthof, Den ~ , liedboek van Hans Mathys, uitgever te Amsterdam, 1602. Met Bruylofts-Bancket van Michiel Vlack uit Gouda. Nieuwentijdt, Dr. Bernard ~ , uit West- 0 Nieuwland grafdijk, dokter en burgemeester te Purmerend, bekend door Het regt gebruik der W ereldbeschouwingen, 1716, vertaald in 't F. en E. Bestrijder van Spinoza; f 1708. Nieuwe Stem, De —, zie De Stem. Nieuwe Stemmen, Vlaams tijdschrift onder redactie van A. Magerman, F. Meyland, A. de Swaef. Nieuwe Testament, in de Griekse uitgave van Erasmus, 1516. Door Luther vertaald in 't D. In 't Nederlands overgezet 1523. Over de Mnl. vertalingen van het N.T. het proefschrift van C. L. de Bruin, 1934. Nieuwe Tijd, De ~ , 1° socialistisch maandblad, onder leiding van F. v. d. Goes, Herman Gorter en Mw. Roland Hoist, de „Nieuwe-Tijdgroep", 1897—1921. 2° Vlaams weekblad van Hugo Verriest, 1896—1901. Met de eerste schetsen van Streuvels. Verriest zelf schreef er o.a. de Twintig Vlaamsche Koppen in. Nieuwe wyn in oude leer-zacken, 1636, lessen van levenswijsheid, bespiegelingen over deugden en ondeugden, over liefde en huwelijk, over dansen en mode enz. van Joan de Brune; zie daar. Nieuw Holland, 1884, een hartstochtelijk opstel in proza van Van Deyssel vol geestige en scherpe spot over de werken van dichters en schrijvers voor de opkomst der Tachtigers. nieuwjaarsliederen, komen voor bij Hadewijch. Daarna verscheiden in de 15e eeuw. 't Gebruik werd ook nog in ere gehouden door de Kamer In Liefde Bloeyende, waarvoor Spieghel een aantal dichtte, o.a. in 't jaar 1600. Ook de Academie gaf van 1618 —'22 telkens Nieuwjaarsliederen uit. Een overzicht van „het leven van het nieuwjaarslied" met een bloemlezing van Hadewych tot Albert Verweij in Al in dit soete nieuive-jaer van Korneel Goossens, 1941. Nieuwjaer voor Smout, zie S. nieuw-klassieke drama, 't —, zie klassieke drama's. Het ontwikkelde zich in de 17e eeuw, voornamelijk bij Vondel, tot toneelwerk vol hoge en edele gevoelens in schone vorm op verheven toon. Nieuwland, Pieter —, 1764—'94, zoon van een timmerman uit Diemermeer, van zeldzame begaafdheid, ontdekt door Bemardus de Bosch, die hem van 1775—'83 bij zich in huis nam. Lector in de zeevaartkunde 1789; hoogleraar in de wiskunde te Leiden 1793. Begraven te Diemen, buiten de kerk. Geleerde van grote naam; ook dichter en vertaler van klassieke schrijvers. Lierzang op de Slag bij Doggersbank, in rijmloze verzen; lierzang Orion. In zijn Nagelaten gedichten een Levensbericht van S. J. Brugmans. J. H. van Swinden hield de lijkrede. N. zelf had een ontroerend geNieuwpoort 371 dicht geschreven Ter Gedachtenisse van mijne Echtgenoote, 1792. Studie over hem van Dr. Wap, 1870. Nieuwpoort, Slag bij ~ , zie S. Nieuwsgierig Aegje, klucht van Bormeester, over de avonturen van een schippersvrouw onder boeven en lichtekooien te Antwerpen, 1662. Zelfde onderwerp als Trijntje Cornells van Huygens, 1653. Ontleend aan de novellenbundel De gaven van de Milde St. Marten. Nogmaals bewerkt door A. v. Bogaart, 1679. Nieuws van de Dag, Het ~ , gematigd liberaal dagblad, opgericht 1870 onder redactie van H. de Veer, daarna van Simon Gorter, jaren lang veel gelezen; gekocht door De Telegraaf. Nieuw Vlaams Tijdschrift, gesticht door August Vermeylen, 1947. Redactie: R. Brulez, J. Daisne, M. Gijsen, M. Gilliams,, R. Herreman, H. Teirlinck, W. Elsschot e.a. Te Antwerpen. Nievelt, C. van ~ , 1843—1913, uit Delfshaven, romanschrijver. Was ambtenaar in Indie; kwam 1869 aan de Nw. Rott. Ct. Hij schreef grillige, spookachtige verhalen, o.a. Phantasieen, 1874; Ahasverus, 1883. Als /. v. d. Oude schreef hij letterkundige kritieken, gericht tegen de nieuwe geest in de letteren. Uit de poppenkraam onzer Roman tiek, 1908. Nil volentibus arduum (L. = niets is moeilijk voor die willen), kunstgenootschap te Amsterdam, 1669 opgericht door Lodewijk Meyer, zie daar. Kwam 2 maal in de week samen, sedert 1676 ten huize van Lair esse. De stichting was een herhaling van Costers Academie, maar trad daarbij als wetgever en kunstrechter op. De wijsbegeerte werd mede beoefend, voordrachten werden gehouden; Pels sprak b.v. over '/ Misbruyk van de Mode. Maar hoofdzaak werd het toneel en de dichtkunst. In het werk van Pels Horatius Dichtkunst, op onze tyden en zeden gepast3 werden de regels en wetten vastgesteld, 1677. Gladheid en zoetvloeiendheid werden de wachtwoorden; daarvoor moesten de dichters aldoor „verschaven" en „hersmeden". Aan pamfletten tegen N/7 en Lodewijk Meyer geen gebrek, zo in 1677 Hon el in de Wacht. Het genootschap beleefde 10 jaren van bloei; toen werden Pels, Meyer en Bouwmeester door de Schouwburg te veel in beslag genomen. Pels f 1681. Het genootschap werd ook fel bestreden, omdat sommige leiders aanhangers van Spinoza waren. Zo wordt Dr. Bouwmeester voor atheist uitgescholden in De Koeckoecxzangh van de Nachtuylen, 1677. Zie ook Koerbagh. Verder kwam er verzet tegen de „poetische inquisitie". Joan Dullaert vergeleek de mannen van Nil bij Nil volentibus arduum „een partij rasende leeuwen". Veel lomper is het pamflet Dorsch-vlegel van 1677. Het beste stuk uit die poetenstrijd is de satire Marsyas van Antonides. Deze was namelijk met zijn medeleden in strijd geraakt. De mannen van Nil waren in 1669 begonnen met een boekje Onderwys in de Tooneel- Poezy, over de eisen van het drama. Hun doel is verbetering der zeden, gelijk nader wordt uitgewerkt in Gebruik en Misbruik des Tooneels van Pels,. 1681. Hun streven is navolging van het idealistische nieuwklassieke Franse toneel, strijd tegen het realisme als van Jan Vos. Zij achten vertalingen beter dan eigen werk. Maar zij „verbeterden" al vertalende hun voorbeeld. Zo verbeterden zij de Menaechmi van Plautus, toen zij het stuk overbrachten als De Gelyke Twelingen. Ook Andries Pels heeft Sicilien ou I'amour peintre van Moliere „merkelyk verbetert". Sommige stukken werden door N/7 uitgegeven zonder naam van de schrijver, als De Vryer in de kist, 1678; De Gelukte List of Bedrooge Mo], 1689, een waarschuwing aan schrijvers van toneelstukken, om eerst grondig de taal en de eisen van een drama te bestuderen. In 1684 verscheen De Verwaande Hollandsche Franschman, grotendeels het werk van Pels. Volgens de beginselen van N.V.A. was de stof voor een treurspel enkel te vinden in een ongemene geschiedenis onder koningen, vorsten of andere aanzienlijken. Daardoor werd het gewone maatschappelijke leven uitgesloten van de tragedie. De klucht alleen putte uit het leven van de kleine burgerij en van de arbeiders. Het drama moest zich voegen naar de voorschriften der klassieken; voor de klucht kwam dat er niet op aan. Wei drong N.V.A. er op aan, dat de kleding der spelers in overeenstemming was met hun rol. Een voorbeeld van de toenmalige kritiek is Dichtkundig Onderzoek en Oordeel over het Treurspel van Orondates en Statira van Blasius, waarin de mannen van Nil gebreken en fouten aanwijzen. Het genootschap bestond nog in 1713; zie De Huybert. Nil Volentibus werd het allerfelst bestreden in het zinnespel De muitery en nederlaag van Midas van Govert Bidlo, ter verdediging van zijn bewerking van Vondels Faeton en Salmoneus met zang en dans en vertoningen, 1685; zie Vondel, slot. Van 1702—'19 werden 26 kluchtspelen van N/7 uitgegeven bij J. Lescailje te Amsterdam, maar dat was geen nieuw werk, nl. De vrijer in de kist, kluchtspel. — De wanhebbelijke liefde, kluchtspel. — (Lingelbach, D.,), De bekeerde alchemist. — (Vincent, J.), Pefroen met het schaapshoofd. — Idem. Loon naar werk. — Id. De benimfen 372 Nomsz lachelijke serenade. - Id. De leuendige doode - De dichtkunst en de scbouioburg. - Fielebout of de dokter tegen dank. (Moliere), Het geduiongene huwelijk. ( Pels, D. A.), De scbilder door lieide. List, De bedrooge Mo]. - (Rijndorp, ]. van), De geschaakte bruid. - (Vincent, ].), De listige vrijster of de oerschalkte voogd. - Quimault, Agrippa of de gewaande Tibertinus. - (Lingelbach, L.)" Het huwelijk van Orondates en Statira. - Racine, Andromache. U. h. Fr. vertaald. Id., Ifigenia in Aulis. - CorneiIle, P., Cinna of goedertierenbeid van Augustus. - (Pels, A.,) De tyranny van eigenbaat. ( Meyer, L.), Het spookend toeeuiot]e. Blijspel. - Plautus, De gelijke tureelingen. De malle wedding of gierige Geeraard. ( Pels, A.), De verwaande Hollandsche Franschman. Het blazoen van Nil stelde een man voor, die tegen een rots opklimt; boven op de rots een laurier. Over N.V.A. het proefschrift van Dr. A. J. Kronenberg, 1875. De regels van Nit betekenden de dood van het klassieke treurspel in de stijl van Hoofr en Vondel, maar veel meer nog de doad van het romantisch drama van Jan Vos en Blasius. nimfen, de minnaressen in de herderspoezie; bij Hooft o.a. Deianira, Electra, Phillys, Galathea, ontIeend aan de minneliederen van Grieken, Romeinen, Italianen, Spanjaarden, Fransen. De Gooise zijn Rosemondt, KIaere, Eerrijckje enz. Verder in de galante romans der 17e eeuw; in Samuel van Hoogstratens Haegaenueld leest men van "de wonderlijke bejegeningen der HolIandsche Nimfen". Nispen, Adriaan van ,1633-'94, uit Dordrecht, vertaalde uit het Gr. "de beroemde vryagien van Klitophon en Leucippe, Ismenias en Ismene, en Hero en Leander" als De Grieksche Venus. Nissen, Christiaan van ,...." Deen van geboorte, koopman te Amsterdam, kolonel bij de Patriotten van 1795, beheerde het geld van de dames Wolff en Deken. In 1798 kwam het bericht te Trevoux, dat hij bankroet was. Nissen, M. ,...." zie Spreeeu/oorden (Friese). Nivardus, Magister ,...." te Gent, schreef 1152 Y'sengrim us, d.i. de Wolf, de "hoofdpersoon" in een L. dierdicht. Bij Nivardus dragen de dieren voor 't eerst eigennamen; zo is hij de voorloper van Reinsert. Uitgegeven door E. Voigt te Halle, 1884. In 1946 uit het L. vertaald door J. v. Mierlo. Noah, treurspel van Vondel op zijn 80ste jaar, 1667. Dit spel van de Ondergang der -Eerste Weerelt werd opgedragen aan Joan de Wael, heere van Ankeveen. Vondels laatste oorspronkelijke spel, Nojorkarn, zie N. ]. Scbepens. Nolet de Brauwere van Steeland, Dr. }. C. H. ,...." 1815-'88, geb. te Rotterdam, kwam reeds in 1825 in Belgie, dichter van verhalend werk als Naomi, 1840, Ambiorix, 1841, doch vooral van luimige versjes. Vriend van prof. Dauid, Ofschoon ook Katholiek, vervolgde hij jarenlang Lodewijk de Koninck om zijn "heldendicht in 12 zangen" Het A1enschdom uerlost, het uitvoerigste Roomse gedicht der 1ge eeuw, Nolst Trenite, Dr. Gerard ,...." 1870-1946. uit Utrecht, doctor in de staatswetenschappen, leraar te Batavia en van 1901-'18 te Haarlem, medewerker aan de Groene Amsterdammer; ps. Charivarius. RuizeRijmen, 5 bundels, 1914-'18; Gescb. des Vaderlands, op rijm, 1927-'29 enz. 2ie ook Vermakelijke Vad. Gesch. 20 bewerkte hij ook de Herscbeppingen van Ovidius en De Storm van Shakespeare op zijn eigen wijze met moraal, aIs die na de geschiedenis van 10, die in een koe werd veranderd: Duidelijk blijkt nu aan elk, die het wezen doorziet van de dingen, dat om de koe en haar melk de studenten ,,,10 vivat' zingen. Hij gaf ook Potgieters Weeuwt;e uit als toneelscbets. In 1941 verscheen zijn studie: Is dat goed Nederlandscb? Nolst Trenite, Mr. ]. G. L. ---, geb. 1863, broer v. d. voorgaande, advokaat te Rotterdam. Schreef een parodie op Zaire van Voltaire, met coupletten en muziek; bewerkte ook Le Cid. Nomsz, Johannes ,...." 1738-1803, eerst in zeedienst, trouwde 1771 met de weduwe van een suikerraffinadeur, kon de weelde niet verdragen, werd broodschrijver en kwam terecht in 't Sint-Pietersgasthuis te Amsterdam. Onder zijn werken de vaderIandse treurspelen Antonius Hambroeh, 1775; Maria van Lalain, 1778; Ripperda of de inneming van Haarlem, 1779; MichieJ de Ruiter, 1780; dan W illem I, 1780, in 24 zangen; Afaurits van Nassau in 6. zangen, 1789. Hij dichtte ook een lijkzang op Pater en was 1792 redacteur van de Toonee/ spectator; schreef blijspelen in proza, treurspe1en op rijm; samen 50. Feitama was zijn leermeester geweest; reeds in 1764 berijmde hij De Graaf uan Warwick, naar een drama van La Harpe. Bekend werd hij door zijn eerste eigen stukken Amosis, 1767, en Zoroaster, 1768; hij werd van plagiaat beschuldigd door Le Francq van Berkhey. In 1771 kwam hij met vertaIingen van Corneille tle Cid), Racine en Voltaire. Zijn heldendicht Willem de Eerste verscheen met uitbundige 10f voor Willem V, non 373 Noorden maar daarna liep hij naar de Patriotten en de vrijcorpsen over. Daarvoor werd hij gehekeld in de Rommelpot voor de Dolende Ridder, 1786. Uit die tijd is zijn Historic van Pieter Sneeg of de goede Regent, een satire op de orthodoxie, 1786—'87. Verboden. — In 1787 keerde hij terug naar „de hofzijde", gehaat door de Patriotten, veracht door de Prinsgezinden. Onderwijl ging hij voort met zijn treurspelen: Oldenbarnevelt, 1787; De Graaf van Rennenberg, 1789; Cora, 1784; zie daar. Hij kwam op tegen „de ongerymdheden" van Calderon en Shakespeare, ma£r bracht in zijn eiger. stuk Zingha van 1791 zoveel ijselijkheden. dat de regenten van de schouwburg het weigerden. Naast het treurspel beoefende Nomsz het toneelspel en het blijspel. Dc Doggersbankers, 1781, was een nastukje in alexandrijnen. Van 1789 is De Huigchelaar, vertaling van Moliere's Tartuffe. Hij bleef doorwerken, tot hij ziek werd en in he: Gasthuis kwam, waar de regenten hem ee: eigen kamer gaven. In 1801 kwam nog zijr vertaling van S emir amis van Voltaire, maai hij was toen al vergeten. In zijn opkoms was merkwaardig zijn „Zinspel" lemani ei: Niemant, zie daar. En in 1785 zijn Vadolands che Brieven, op rijm: van Louiza dc Coligny, Maria van Lalain, Christ, v. Mon dragon, de Hertogin van Parma enz., toen nog alles voor Vaderland en Vrijheid en voor de gelijkstelling van alle burgers. Op het gebied van het drama verdedigde hij in zijn blad Amstels Schouwtooneel, 1808, het oude F. klassieke treurspel als het enige, dat deugde; hij prijst daarom De Lannoy, De Marre, Huydecoper, Styl en Van Steenwyk. Een stuk in de nieuwe stijl, zelfs Emilia Galotti van Lessing, behaagt hem niet; het mist goede smaak. Shakespeare kan onveranderd op het toneel niet worden a,gedoogd"; daarom is het goed, dat Ducis hem van zijn „ongerymdheden" ontdaan heeft. Hij maakte een parodie op Othello, als de Jaloersche Zwart, 1814. non coquis sed convivis (L. = niet voor de koks, maar voor de gasten), motto van de Verscheidenheden van Nic. Beets. Noodhoorn, De ~ , 1916, bundel politieke activistische strijdzangen van Rene de Ciercq. Noodlot, gedicht van Hooft van ± 1618, waaruit zijn opvatting van het leven blijkt: Gelukkig, die de oorzaken van de [dingen Verstaat, en hoe zij vast zijn onder- Gemalied. . . . [lingen Elke oorzaak heeft haar moederoorzaak weder. 't Gaat al zoo 't moet, en daalt van Gode neder. Noodlot, deterministische roman van Louis Couperus; zie daar. Het verhaal van een decadente jonge man, die door zijn eigen vriend vermoord wordt, waarop die vriend en zijn beminde vergif innemen en met „wellust" doodgaan. noodlotsdrama, toneelspel waarbij de held te gronde gaat ten gevolge van de vooraf bepaalde inwerking van de goddelijke macht. Zo is de gehele Gr. tragedie er toe te rekenen; 't beroemde voorbeeld is Oedipus van Sophokles. Schiller volgde in zijn Braut van Messina zulk een klassiek voorbeeld na. Toen kwam in D. de S chicks alstragodie, het noodlotsdrama, in de mode; stukken, waarin het lot van de held afhangt van de een of andere geheimzinnige macht. Miillner en Zacharias Werner waren daarbij de voornaamste schrijvers. Die Schuld van Adolf Miillner, 1813, werd nagevolgd door A. v. d. Hoop Jr., in alexandrijnen, 1831; toen heette het stuk Hugo en Elvire. Een oorspronkelijk noodlotstreurspel van Van der Hoop is De Horoskoop van 1838, een geval van oudermoord in Spanje, juist in dat jaar voor 't Gerechtshof behandeld; het lot van de held Gonzales is door 't noodlot bepaald. noodlotromans, zie L. Couperus. Noodsaeckelick Mai, 't —•, gedicht van Westerbaen over de dwaasheden der liefde in de trant van Huygens. Noodweer, verdediging van Huygens; zie Trijntje Cornelis. Noordaa, Pieter Jasper van der ~, 1831 —'81, uit Delft, dichter onder ps. Ada Nore, medewerker aan tijdschriften en jaarboekjes. Noord-Brabant, zie Brabant. Antoon Coolen gaf in 1950 Land en Volk van Brabant uit, bijdragen van schrijvers, dichters en geleerden. Zie Coolen, Van Duinkerken, A. M. de Jong, L. de Bourbon, Paul Vlemminx, Poirters, Roothaart. Noorden, Het ~ , 1836—1840, eerste prozawerk van Potgieter, „omtrekken en tafereelen", indrukken van zijn reis naar Zweden in 1831, beelden van het volk in zijn heden en verleden, verenigd met de aandoeningen van de schrijver; romantisch werk, afgewisseid door gedichten, besloten met het Afscheid: Vaartwel! vaartwel! mijn ziel vergeet In lief noch leed U, verre Vrinden! Noorden, Het ~~t de krant, waarin de Millioenenstudien van Multatuli verschenen; deze moesten worden afgebroken, „omdat de lezers er niets van begrepen". Noorden, Dr. P. van ~~, zie Revolutionnaire Liederen. Noord en Zuid 3 Noord en Zuid, taalkundig tijdschrift, van Taco de Beer, later met C. H. den Hertog, 1878—1907. Noordhollandsche Synode, Blixem van 't —, hekeldicht van Vondel, toen de Synode van Enkhuizen in 1613 partij koos tegen de Regering van Amsterdam. Vondel gaf aan zijn verontwaardiging tegen de orthodoxe predikanten lucht in een gedicht met dezelfde eindrijmen als de Vraag der Academie. Op zijn Blixem kwam een antwoord onder de titel Soete-weer-licht. Noordhout, W." S. ~ , ps. van J. \V. Schulte Nordholt, geb. 1920, dichter van Het Bloeiend Steen, in 1942 en '43 in de gevangenis geschreven verzen; 1946. Noordkerk, Mr^ Hermannus —, 1702—'71, bekend advokaat te Amsterdam, man van verdraagzaamheid en gewetensvrijheid. Nam het op voor Deurhof, 1746. Nam Elisabeth Bekker bij zich in huis na haar uitstapje met Gargon. Bleef haar vriend, tot wie zij in vertrouwen opzag. Bij zijn dood schreef zij een Lijkzang: Roemt Delft op Gfotius, gy moogt, o Ystad! roemen Op uwen Noordkerk, die zich aan uw dienst verbond. Bij zijn leven had zij een Lierzang aan Aristus aan hem gewijd. Noordse Oorlog, bezongen door Vondel in zijn Vrye Zeevaert, Staetwecker (opwekking tot strengheid tegen plichtverzakende bevelhebbers), Lofdicht op Wassenaer en in zijn Zee?nagazijn, alle van 1658. Triomf van Koppenhagen, Triomf over Funen, De Noortsche Nachtegaal, 1659. Noordstar, De ~ , zie Van Kerckhoven. Noordstar, J. C. ~~, ps. van A. J. P. Tammers, geb. 1910, dichter van de fantasie De Zwanen, 1930. Noordwijker Kamer, De —, de dichtersgroep om Albert Verwey, die in Noordwijk woonde: Is. P. de Vooys, Marie Cremers, W. v. Doom, A. v. d. Leeuw, Nine v. d. Schaaf, N. v. Suchtelen e.a. Noort, B. van ~ , f 1947, leraar in 't Ned. te Haarlem, letterkundige van de Jong- Protestantse richting, schrijver van essays en van De Letterkundige Inleiding, bibliografisch naslagboek. Verzorgde de letterkundige afdeling van de Opr. Haarl. Ct. Noortsche nachtegael, De —, gedicht van Vondel, 1659, op de ijdele poging van Zweden, om de Sont te sluiten. Nooseman, Ariana ~ , dochter van Adriaen van den Bergh, vrouw van Jillis Noseman, de eerste vrouw die in de Amsterdamse schouwburg optrad, 1655; t 1661. Nooseman, Jelis ~ , 1626—'82, uit Amsterdam; blijspeldichter. Beroyde Student, 1646; 4 Noot Lichte Klaertje, 1645; klucht van Krijn Onverstant, 1659, op de regel: Daer is geen vrouw quaet, zoo 't de man niet toelaet. De Bedrooge Dronkkaart, 1648; wordt door zijn vrouw van de drank afgebracht. Nooseman was toneelspeler en begreep, welke eisen het publiek aan een stuk stelt. Van Lichte Klaertje en de Beroyde Student is de inhoud een verhaal van echtbreuk; zo ook van zijn Hans van Tonghen, 1644, ontleend aan Boccaccio. Maar het is er om te doen, te tonen, „dat het vreemde vrouwe vervolgen niet en past voor een getrout man". Als toneelspeler nam hij allerlei rollen voor zijn rekening; hij is Pekelharing in de kist, maar ook de koning in de Cid, dan weer de „held" in de klucht van Isaac Vos. Hij was de schoonzoon van J. B. van Fornenberch en werd in 1682 ook zijn schoonvader, toen deze trouwde met Maria, zijn voorkind. Noot, Jan van der ~ , 1539—'95, was 1568 als balling in Londen. Hij was van adel, „patricius van Antwerpen", geboren te Brecht; schepen der stad; streed tegen Spanje en Rome; Calvinist. Van der Noots eerste bundel gedichten, Het Bosken, is van ± 1568; er zijn psalmen in, deels naar Marot, deels naar Datheen. Het is onze eerste bundel lyrische Renaissance-gedicnten. Zijn tweede bundel is Het Theatre oft Toonneel, 1568; ook hierin toont zich de invloed van Ronsard, vooral in de sonnetten en liedjes. Dan is er de Ode aen den Heere Casper van der Noot, Heere van Carloo, een bloedverwant, die gestreden had in de Slag bij Grevelingen, 1558. (In 1573 gesneuveld bij het Manpad.) Hei Theatre is opgedragen aan Rogier Martens, opperburgemeester van Londen, met felle aanvallen tegen de R.K. kerk. Er zijn 11 sonnetten in over de verdorvenheid van Rome, vertaald naar Du Bellay; 6 andere sonnetten zijn naar Marot. De edelman in ballingschap werd brooddichter en weer katholiek; in 1576 schimpte hij op de ketterj. Hij zwierf door Europa, kwam in 1578 te Parijs in aanraking met Dorat en Ronsard. Daar beval de gezant Ogier van Boesbeeck hem aan bij landvoogd Matthias en Van der Noot kon eindelijk naar Antwerpen terug. Daar dichtte hij een onderdanige ode aan Matthias en in 1580 den Lofsang van Brabant. Zich zelf vergelijkt hij in de opdracht bij Homerus, Virgilius en Petrarca. Hij had immers in 1579 zijn groot werk Olympias uitgegeven, een poging om zijn eigen leven in beeld te brengen als epos: „01ympia is het ideaal, waarnaar hij streefde en dat hij vereerde als Dante Beatrice en als Petrarca Laura vereerde". Mercurius Nootman(s} 375 novelle vertoont 'hem Olympia (de Hemelse) in de slaap; hij gaat uit om haar te zoeken en eindelijk vindt hij haar in "lustige velden", bij goden en godinnen. Dit alles met navolging van Dante en Petrarca. Om nieuw werk te kunnen maken, vroeg hij van de Raad van Antwerpen f 100 ter leen; hij kreeg f 50. Doch 't werk kwam niet gereed. En toen in 1581 de Calvinisten baas werden in de stad, bezong hij ook hen. In 1585 werd Parma de heer en waren de Calvinisten weer oproerige dwazen. En hij bezong Spanjaarden, de hoofden der vreemde ,,,natien" (de kooplieden) en leden der Overheid. Geen wonder, dat zijn grote roem snel is vergaan, temeer daar veel van zijn stukken vertalingen zijn. Maar hij heeft de verdienste, dat hij de Pleiade in de Nederlanden vertegenwoordigt en er in slaagt, om in sonnetten en oden (de nieuwe dichtvormen) fijnheid van gevoel te vertolken. De hoge dunk, die hij van zijn eigen werk had, maakte hem tot een "Spaanse Brabander"; Lucas de Heere is de enige dichter van naarn, die hem prijst. Verwey gaf in 1895 Gedicbten van hem uit met een inleiding; Verrneylen schreef in 1899 zijn proefschrift over hem. Hij is met Van Hout en Van Mander de eerste man van de Ned. Renaissance. Nootman(s), P. --.", 1601-v66r 1652, bracht zijn toneelspel Borras ojte urulp scbe Minstocbt over uit het Frans; 1627 vertoond ter Academie. Schreef verder stukken over Den Slagh van Pauyeu, 1627; Victorie uan 's-H ertogenboscb, 1629" bij de uertboningen van de Kamer De [onge Bataviers te 's-Gravenhage, enz. Zijn [eugdige MinneSpiegel, 1634, is een liedboek. Hartstochtelijk Oranjeman, b.v. in Orangens-LeliensBlijj- Paem ter ere van Frederik Hendrik, 1635. N oozeman, zie N ooseman, Nord, Max --.., geb. 1916 te Gorkum, kunstredacteur van Het Parool. Dichter. Schreet een essay over Albert Helman. Met Menno ter Braak vertaalde hij Hitlers eigen WOOl' den van Hermann Rauschning, 1940. Norel, Jan ...-., 1635-1700, uit Norel bij Epe, dichter van de l jsselstroom, 1693, ",de roem der Overysselsteeden". 00k schreef hij Ter Lijkstaatie van De Ruyter, 1677. Norel, Karel ...-., geb. 1899, prozaschrijver. Noseman, zie Nooseman. notabel, woord in de M.E. gebruikt voor een gelijkenis, een (beriirnd) verhaal; zo bijv. Willem van Hildergaersberch Een Notabel van een bont, Notermans, leE --, geb. 1898 te Maastricht, I leraar in Indie tot 1947. Schreef over VelJeke, 1928. Studien over Vondel. Noto Soeroto, Raden Mas --.., geb. te Diokjakarta 1888, dichter onder invloed van Rabindranath Tagore. De geu« van Moo?ders Haariorong, met sonnetten op de BoroBoedoer, 1916; Wa;ang-Liederen, 1930. Ook prozaschrijver. Uit het vorstelijk Huis van Pakoe Alam; studeerde sedert 1906 in Nederland. werd in de oorlogsjaren 191·1 -'18 reserve-luitenant en daarna uitgever. Dan ambtenaar van Prins Mangkoe Negoro te Soerakarta. In 1926 verscheen van L. J. Ch. v. Beeten De ontmaskering van R. 1\1. Noto Soeroto. t 1951. Nouhuys, H. ]. C. van ...-., 1821-'53, geb. te St. ]ans-Molenbeek, uit Ned. ouders R.K. dichter; gaf met Alberdingk Thijrn de V olksalmanak voor Ned. Katbolieeen uit, 1852. Nouhuys, W. G. van ...-., 1854-1914, toneelschrijver: Eerloos; H et Goudoiscbte, 1892. Dichter. Stichtte met Buysse en Cou~ perus het ts. Groot-Nederland, 1903 Schreef ook onder ps. lVaalner. Novellen, studien, kritieken. Werkte mee aan de Spectator sedert 1888, en aan Het Vaderland. Hij schreef Letterkundige Opstellen; Studien en Kritieken; Uren met scbrijuers. enz. Nouveau Spectateur francais, Le ---, zie justus van Effen. Nouvelle Heloise, La ---, (de nieuwe Heloise), roman in brieven van Rousseau; oefende geweldig grote invloed, o.a. door de verheerlijking van de natuur; 1761. Onder de talloze geschriften, die deze inv loed tonen, Sara Burgerhart en Willem Leeuend. Nova Zembla, Russisch dubbeleil. in de N. I]szee, 100 inw. Bekend door de overwintering van Barentsz. en Heemskerk, 1596 -'97; bezongen door Tollens. novelle, het verhaal in proza van een enkele gebeurtenis. Novellen kwamen voor bij de klassieken, en ze kwamen ook uit het Oosten: Duizend en een N acht. Maar de novelle kwam vooral in ere met de Renaissance: Boccaccio en Bandello in Italic; Cervantes In Spanje; de Heptarneron in Frankrijk; Chaucer in Engeland. Uit al deze werken werd door Ned. schrijvers geput. Bij ons vertoont de prozanovelle zich het eerst in de 15e eeuw met Griseld e en in de Seven wyse mannen trail ROm2J1, De novellen van Boccaccio, 1313-'7 '), ell die van Cervantes, 1547-1616, vindt men in tal van bundels terug. Opnieuw treedt de novelle te voorschijn tijdens de Romantiek. Bij ons b.v. in de Camera Obscura: Stastok, Kegge, Gerrit Witse. Verder bij Van Lennep en 1-1w. Bosboom-Toussaint; bij Schimmel: Een deugniet (De Ruyter). Godsdienstige en Zedelijke Nooellen, van Koctsveld. illa1,ja Tess elscbade van ]. A. Noviomagus 376 Nut der Tegenspoeden (schus = schors.) Nurks, Robertus .--, de onaangename mens in de Haarlemmerhout, figuur uit de Camera, overgegaan in het dagelijks leven. Nut van 't Algemeen, Maatschappij tot .-., zie M. Nut der Tegenspoeden, Het .--, leerdicht van L. At v. Merken, 1762, toegeeigend aan Mw. N. S. v. Winter. In zijn tijd beroemd. Toen Mw. v. Winter gestorven was, duurde het geen jaar of Lucretia volgde haar op. In de Fami/ie Stasio]: neemt Hil- Alberdingk Thijm. Sleeckx schreef novellen I Winkel uitgegeven in zijn Inleiding bij over 't leven in Lier; verder August en Esopet. Hij is evenwel van oordeel, dat dit Renier Snieders, Mw. Courtmans, Dodd" een ander is uit de 14e eeuw. de gezusters Loveling. Letterkundige no- I Nozeman, Ds. Cornelis .-., Rem. predikant, vellen van Jan ten Brink: De eerste liefde schreef Socrates' eer gehandhaafd. van Brederoo, 1874; Jan Starter en zijn Nozeman, Gilles .-., zie [elis Nooseman. Wi}!, 1890; De Bredero's, 1892; Brecbtie Nu, maandblad van Querido, 1927-'28, me: Spiegels, 1898. Dan treedt Justus van Man- bijdragen van H. Roland Holst, A. M. de rik op. Verder: Mw. La Chapelle-Roobol, Jong, K. v. d. Woestijne, F. v. Eeden. Virginie Loveling, Cyriel Buysse, Therese Daartegen Anti-Scbund (D. = tegen de Hoven, C. Noordwa!. Frans Netscher noem- vuilnis), pamflet van Marsman, Ter Braak, de zijn Menschen om ons een bundel no- Kelk, Engelman, Eric Wichmann, Lichtveld, vellen. Heijerrnans schreef een groot aan- Den Doolaard, Kuyk, Van Wessem en Bintal novellen als Falklandjes; ook Gerard nendijk. Zie Vrije Bladen. Ook bestreden van Hulzen en Top Naeff leverden er heel door A. A. Haighton: Ben nieutoe komeet wat. aan den literairen bemel, 1928. De Wereldbibliotheek gaf een boekje met Numa ofte Amptsweygheringe, zinnespel Drie Vergeten N ovellen uit (Mw. Bos- van Spieghel; zie daar. Niet voor opvoering boom, Huet en Simon Gorter). bestemd en nooit vertoond. Spieghel had Als een geschenk in de Boekenweek van geweigerd zitting te nernen in de Raad 1938 diende een bundeltje van drie, van der Adrniraliteit, omdat hij zich niet ver- F. Bordewijk van Marie Koenen en van enigen kon met het optreden der Stads- Marianne Philips. In 1940: Ontueer van regering in Amsterdam, na de Alteratie van M. Vasalis; De Getuige van Egbert Ee- 157 8. wyck, en Dees' kleine hand van Jan Cam- Numan, Philip .--, ook Hippopbilus Neanpert. De Korte Baan, bundel novellen on- der, vriend van Ho uu/aert, schreef twee der red. van H. Marsman en E. du Perron grote moralizerende werken: De Striit des Zie ook dorpsuertellingen, Novellen in ver- Gemoets, 1590 en De Spiegbel der Menzen, zie berijmde verhalen. Doch ook reeds scben, 1595. Verder de Historic van de in de M.E., b.v. Karel ende Elegast, en de Mirakelen van O.L.V. van Scberpenbeuoel, boerden; zie daar. Verder bij Cats; de 1604. Hij t 1617 als secretaris der stad Trou-ringb is een grote novellenbundel met Brussel. 15 verhalen. Nu noch!, klucht waarbij de man klappen In December 1945 schreef de uitgeverij krijgt van de vrouw en op raad van de Nederland's Boekhuis te Tilburg een prijs- buurman telkens moet zeggen: nu nocn! vraag uit voor de beste novelle, als inlei- (nag meer!). De vrouw vreest, dat de man ding voor de nieuwe novellenreeks De krankzinnig is; men haalt "den pape'' erbij Zonneu/ijzer, waaraan de beste Nederlandse en de vredc wordt voorlopig hersteld. Voornovellisten zouden medewerken. Het aantal Iopig, want de vrouw komt er achter en inzendingen was buitengewoon groat. zij slaat er opnieuw op. Werd vertoond De jury bestaande uit Ed. Hoornik, Wou- als clute of sotternie na een abel spel; een ter Paap en Jac. Schreurs M. S. C. heeft der oudste stukken, in onze taal bewaard; de eerste prijs (f 1000, boven het hono- tweede helft der 14e eeuw. Uitgegeven door rarium) niet toegekend. De tweede prijs Moltzer. De buurrnan had de man van (f 500) werd toegekend aan Gabriel Gor- goede raad gediend, maar krijgt aan het ris voor zijn novelle "Palabroea" de witte slot te horen: uil van Mato" en de derde prijs (f 250) En weetty niet, dat hem mesvalt aan Klaas de Wit voor "Agape, de liefdc [met vlaghen, tot leven en dood". Die syn hant steect tusschen In 1948 was de premie-novelle van .le [schus en boom? Boekenweek Oeroeg, een Indisch verhaal van Hella Haasse; in 1949 Twee Negerpopjes van Clare Lennart; in 1950 De zaak Beueenoot door Marianne Philips; in 1951 De Porceleintajel van Olaf de Landell. Noviomagus, zie Geldenbaser. Noydekin, een van de vertalers van Esopus; wakow wokaw bog kokdwag wokawogdw a, zie daar. Hoffmann von Fallersleben vond 1821 ter Kon. Bib!. te 's-Gravenhage 3 gedichtjes van Noydekin; later werden er nag 3 bi] gevonden; deze 6 door Jan te Nutsprijs 377 debrand een Ioopie met het ook toen nog bekende gedicht. Nutsprijs, ingesteld door het Departement Rotterdam, in 1949 voor 't eerst toegekend, aan B. Stroman voor zijn roman Kleine dieiies worden groat. Nuyssenburg, Izaak van .--, 1738-'73, predikant te Geertruidenberg, dichtte 1772 Nederlands Beuwgetij in sonnetten. Hij was lid van het "Dichtlievend Genootschap" te 's-Gravenhage. Zijn bundel opgedragen aan Willem V, "den Vader des Vaderlands". Met een lofdicht op de dichter van zijn medelid Juliana Cornelia (~C Lannoy. Het Eeuwgetij herdenkt 1572 ell 1672, Den Briel, Eersteling van's Lands Vrijheid, Vlissingen op de zijde van de Prins, Vere, Enkhuizen enz. Met een welkom aan de pasgeboren Erfprins. In 1773 nog een Jubelreden over de verlossing der stad Geertruidenberg uit de macht der Spanjaarden in 1573. Nuyts, Pieter .-., t 1709, uit Breda, schout van Etten en Leur, toneeldichter: Admetus ell Alcestis, 1694. In een lofdicht daarvoor de bewering, dat het Ned. voorbeeld voortaan een wet voor het F. toneel moet zijn, met lof voor de Hoofddichter Vondel. Ook vertaalde hij 4 satiren van Juvenalis. Van 1697 is zijn dichtbundel De Bredaascbe Klio. Hij werd in 1699 opvolger van Bernagie als directeur v. d. Schouwburg te Amsterdam. N.V.A. == Nil Volentibus Arduum. Nijenborgh, Johan van .--, 1612-'70, genoemd naar zijn buitentje in de Paddepoel, een half uur buiten Groningen, waar hij een letterkundige kring om zich vergaderde; hofdichter en prozaschrijver. Groninger Historijen. Scboole der Wysheyt, 1662, in de trant van Cats. De bekendste uit zijn kring was Sibylla van Griethuyzen. Hij zelf bleef bekend door zijn Weeck-werckell der ghedenckwaerdige bistorien, 1657, en door zijn Tooneel der Ambacbten, midisgaders Het Bericbt van dell Koopbandel, in 4 delen, met portret en gravures, 1659, waarin verzen van Cats. . Nyeuvonr, loosheit ende practike, Van .--, moraliteit of zinnespel, van Roland van den Dorpe, ± 1500, beeld van het maatschappelijk leven. Nyeuvont (List) verheft Vrouw Lortse, het bedrog; zij vraagt Practike en Loosheit, om Meest elc in de macht te krijgen; men besluit Vrouw Lortse te vereren als een nieuwe heilige; de "cassenaer' roept alle loszirrnige mannen en vrouwen op, om zich te laten inschrijven. De zot Schoon Toogh (Schone Schijn ) hekelt de maatschappelijke verhoudingen in zijn gesprekken met de marot. Proefschrift van Mw. Dr. E. Neurdenburg, 1910. In tegen- Nijland stelling met Elckerlyc spot dit stuk met de kerk en de geestelijkheid, Nijevelt, Van Zuylen van .--, zie Z. (Nijevelt is een dorpje Z.O. v. Harme1en.) Nijhoff-Wind, Mw. A. H. """, geb. 1897 te 's-Gravenhage, de vrouw van Mr. M. Nijhoff, schrijfster van de roman Ttoee meisjes en ikJ 1931, en van de novellenbundel Medereizigers, 1942. De Vier Do" den, 1950. Nijhoff, Martinus .--, 1826-'94, vestigde 1853 in Den Haag zijn beroemd geworden uitgeverij en boekhandel. Hij is de man, die in 1860 van de Ned. Spectator het orgaan maakte van de modernen en liberalen. Zie daar. Hij stichtte Het Vaderland, het oudste liberale Haagse dagblad, 1869. Nijhoff, Mr. M. .--, geb. 1894 te 's-Gravenhage, letterkundige, tot 1934 redacteur van De Gids; criticus in de Nw. Rott. Ct. Won in 1925 de Amsterdamse prijs voor poezie met zijn dichtbundel Vormen, Schreef verzen in De Beweging en in Het Getij. In 1930 De Vliegende Hollander, drama in verzen; in 1933 Heer Haleunjn, dramatisch gedicht met muziek van Willem Pijper. Ais criticus is hij voor de jongeren "een moderne Huet", een ,,,magister artium" (rneester in de kunsten). Hij vertaalde o.a. Storm van Shakespeare. Gedichten Awater, 1934 en Het uur U, 1936. In 1941 het Kerstspel De Ster van Bethlehem. Verder een Paas- en een Pinksterspel. In 1951 in een bundel uitgegeven: Het Heilige Hout; versdrama's. Ook verscheen in 1951 in rijrnende verzen If egeneia in Taurie van Euripides in vertaling van Nijhoff. Over hem Theun de Vries, Nijhoff, wandelaar in de werkelijkheid, 1946. Nijland, D. V. .-", geb. 1914, rornanschrijver. Nijland, Dr. J. Aleida .--, 1870-1950, lerares tot 1929. Schreef 1896 haar proefschrift over de Gedicbten uit het Haagsche Liederbandscbrijt, Gaf 1904 een bloernlezing uit Gezelle, 1905 uit Rodenbach, 1906 uit Perk. Schreef 1917 Leven en u/ereen van Bellamy, 1950 J. V. d. Vondel. Nijland, Lieven .--, schreef in de N. Gids van 1892 Aan den beer F. V. Eeden. De schrijver was Van Eeden zelf, die met een heftige kritiek kwam, die aanleiding werd tot zijn uittreden uit de redactie. Daarover Willem Kloos" Gedachten en Ajorismen en P. Tideman, Jan de Scbenner, Hn Boek der Verdommenis, beide in de N. Glds van 1894. Greshoff vertelt in de Nw. Courant van 21 Feb. 1948, dat Van Eeden zijn stuk instuurde, omdat hij Kloos niet meer vertrouwde. Oak zond hij onder dezelfde schuilnaam een brokstuk in van Johannes Nijlen 3 Viator, waar KIoos zeer geestdriftig over was. Doch toen het op Van Eedens naam uitkwam, liet hij het door „zijn satelliet Tideman" belachelijk maken. — Van Eeden heeft zijn lezing van het geval opgesteld in De Groene van 17 Mei 1919. — De geschiedenis wordt behandeld in de Steekproeven van Stuiveling, 1950; 's-Gravesande heeft in 1947 de dokumenten uitgegeven. Nijlen, Jan van ~ , geb. 1884 te Antwerpen, werkzaam -op 't bankierskantoor van zijn vader, 1914 uitgeweken naar Nederland,, bureeloverste aan Justitie te Brussel. Verzen, 1906, en volgende bundels; criticus in Groot Nederland. Zie ook '/ Fonteintje. Hij ontving tweemaal de 3-jaarlijkse Staatsprijs. Van 1947 De DauwPrapper, gedichten opgedragen aan zijn zoon, die in Duitse gevangenschap overleed. In 1948 kwamen zijn Verzamelde Gedichten uit. NijriDegen, Gerardus van ~, zie Geldenhauer. Nijmegen, Mariken van —, zie M. Nijnatten-Doffegnies, H. J. van ~, schrijfster van romans over het Achterhoekse boerenleven. Nijs, Aegidius ~ , advokaat te Antwerpen. Dichtte Goede en salige gedachten op den Roocktabak, 1704. O. Oan 't kleine rivierke, 1862, een van de Overbetuwse novellen van Cremer; behandelt de gevolgen van luiheid. Met het „rivierke" is de Linge bedoeld. Veel voorgedragen. Obelt, Theodorus ~ , 1763—1850, toneelspeler te Amsterdam, getrouwd met Debora van Es, 1773—1839, toneelspeelster. Oberon, de tovenaar in het verhaal van Huge van Bordeeus, zie daar. Deze volbrengt met Oberons hulp de onmogelijkste opgaven; ook bevrijdt Oberon hem uit de gevangenschap. Zie Elegast. Observanten, de hervormers van de orde der Franciscanen onder leiding van Bernardino da Siena, zo genoemd omdat zij de regels der Minderbroeders streng in acht namen. Sedert 1414 verbreidde de Observantie van St. Omaars zich ook over de Nederlanden uit. Zie Brugman. Och, mocht het rysen!, de naam van Starters Kamer van Rethorycke te Leeuwarden, 1619 opgeheven op last van Ds. Bogerman; „cleedingh en speeltuich" verkocht aan Dr. Samuel Coster. Ockenburgh, buitengoed bij Loosduinen, door de eigenaar Westerbaen in een hofdicht bezongen; behoort thans a. d. Gem. 's-Gra- 8 Odilde venhage. Huygens maakte een gedicht op het hofdicht, dat aan hem was opgedragen. Ockenburg bevat ook een overzicht over de Ned. dichters. Verder o.a. de overlevering van de gravin van Hennenberch te Loosduinen. Ockerse, Antoinette ~~, zie Kleyn. Ockerse, W. A. ~ , 1760—1826, zoon van de notaris van Vianen, student te Utrecht in de kring van J. P. Kleyn, Van Alphen, Hinlopen, Rau en later Bellamy; 1783 predikant te Baarn, 1784 te Wijk-bij-Duurstede, deed mee aan de Patriottische beweging. Vroeg 1795 ontslag wegens zijn zwakke gezondheid, ging naar Amsterdam, werd 1797 lid van de Nationale Vergadering; 1798 afgezet; verloor als kassier zijn vermogen en werd 1810 weer predikant, toen te Limmen. In 1818 werd hij tweede secretaris v. d. Maatsch. v. Weldadigheid en redacteur van het tijdschrift der Mij. „De Star". Bekend als redenaar. IJverde tegen het begraven in de kerken. Werkte als jong dichter mee aan de Proeven van Bellamy en dichtte Bardietjes. Bekend werd hij door zijn Ontwerp tot een Algemeene Karakterkunde, 3 delen, 1788, '90, en '97. Met zijn zuster, Mw. A. Kleyn-Ockerse, richtte hij 1822 de Gedenkzuil op het Graf van Bellamy op. Hij werkte mee aan de Vaderlandsche Letter oejeningen en werd de redacteur van De Recensent ook der Recensenttn. Stond onder invloed van Klopstock. Zijn laatste werk Vruchten en Res u I tat en van een zestigjarig leven werd in 3 delen uitgegeven door H. W. Tydeman en J. Clarisse, 1823—'26. Zijn Napoleontische Redevoeringen van 1814 toonden reeds, dat hij van geestdriftig Patriot een warm Oranjeman was geworden. octaaf, o. =z de beide quatrains van een sonnet. ode = lyrisch gedicht, gewijd aan een verheven onderwerp. Van Gr. afkomst, ook bij de Romeinen beoefend: Horatius. Kwam weer in ere met de Renaissance: Heinsius, Lofzang op Christus; Vondel, De Rijnstroom. Opnieuw beoefend sedert Klopstock. Bij ons: Feith, De Ruyter; Van Alphen; Mr. J. P. Kleyn en zijn vrouw, Oden, 1788; Bilderdijk, Ode aan Napoleon', Borger, Aan den Rijn. In Vlaanderen, Dautzenberg; Ode aan Vlaenderen, 1847, van Julius de Geyter. Schaepman, De Paus. In de nieuwe tijd: Van Looy, Ode aan Rembrandt. De Pindarische ode bezingt een held, zo als de Gr. dichter Pindaros de overwinnaars in de spelen bezong. Odilde, naam door Bilderdijk gegeven aan zijn eerste vrouw in zijn minnedichten. Deze werden in 1796 als Oden en GedichOdyssee 379 Oerspronck ten door de boekverkoper Elwe te Amsterdam buiten kopierecht slordig uitgegeven. Bilderdijk bezorgde zelf een tweede druk als Odilde, 1808. Odyssee, het verhaal van de omzwervingen van Odysseus, een der Gr. helden voor Troje; van Homer us \ zie daar. Vertaald in hexameters door Vosmaer; in 1937 ook door P. C. Boutens; verder o.a. ook door Timmerman. De eerste Nederl. vertaling is van 1561 van Coornhert: Deerste twaelf boecken Odysseae uten Latijne in rijm verduytscht. In het 18e boek bleef Coornhert steken; zijn vervolg werd door een onbekende voltooid en 1605 uitgegeven. Oedipus, 1° zie Edipus; 2° ps. van Dr. Doorenbos in De Portefeuille, oefenaars, deelnemers aan godsdienstige oefeningen, aan de kaak gesteld als huichelaars in de personen van Cornelia Slimpslamp en broeder Benjamin in de roman van Sara Burger hart. Een oefen-„avondje" beschreven in Woutertje Pieterse van Multatuli. Oefening beschaaft de Kunsten, dichtgenootschap te Amsterdam; Lutkeman, Pater, Bernards de Bosch, Dirk Willink, Van Winter waren lid; meest kooplieden. Kwamen onder de invloed van de Duitse schrijvers. Oefening kweekt kennis, Haags letterkundig genootschap; liet bekende sprekers optreden en hood hun na afloop een souper aan, „het Servetje" geheten. Opgericht door S. J. v. d. Bergh, Van Zeggelen en W. P. v. Stockum, 1834. Bij het 50-jarig feest in 1884 maakte Marcellus Emants de „allegorisch- historische Vertooning" Veleda. Zie Conviva. Ten Kate, De Veer, Haverschmidt behoorden in hun tijd tot de bekendste sprekers. Het meest echter trok Justus van Maurik, sedert 1880. Een andere voordrager was Arnold Werumeus Buning. Bij het eeuwfeest in 1934 schreef S. W. F. Margadant de geschiedenis van Oefening. Oegema, Th. ~ , geb. 1907 te Leeuwarden, journalist, sedert 1937 te Parijs; dichter. Oene, Klucht van ~ , van Jan Vos, 1642. Oene, bedrogen door zijn vrouw Fijtje, laat zich door Ritsaart, de minnaar, overtuigen dat zij hem trouw is. Jan Zoet viel Vos aan in een vuil stuk Drolligen afval en beschuldigde hem van plagiaat: Laat Heerom op den stoel van vroomigheid vry praaten, Den Vos zal daarom nooit het hoendersteelen laaten. Jan Zoet had namelijk in zijn Jochem Jool hetzelfde onderwerp op dezelfde wijs behandeld, 1637. Beleefde 13 drukken. Oera-Lindaboek, Het ~ , de uitgave van een z.g. Oudfries hs., bevattende een familie- I kroniek van het geslacht Over de Linden, door J. G. Ottema. Cornelis Over de Linden, Rijkshellingbaas te Den Helder, had 1869 het hs. gezonden aan Dr. Eelco Veiwijs te Leeuwarden; deze waagde zich echter niet aan een uitgave. Ook J. Beckering Vinckers bestreed aanstonds de echtheid; hij achtte zeker, dat Over de Linden zelf het hs. had vervaardigd. De uitgaven waren: Thet Oera Linda bok, d. Dr. J. G. Ottema. Leeuw. 1872; Dr. J. G. Ottema, Geschiedkundige aanteekeningen en ophelderingen bij Thet Oera Linda Bok. Leeuw. 1873. Verder: De Koninklijke Akademie en Thet Oera Linda bok, 1874. Prof. Vitringa, Historische schetsen met eenige in- en uitvallen naar aanleiding van Thet Oera Linda bok. Dev. 1874. J. Beckering Vinckers. De onechtheid van het Oera Linda bok, aangetoond uit de wartaal waarin het is geschreven. Haarl. 1876. En: Wie heeft het Oera Linda boek geschreven? Kampen 1877. Daar bleef het bij, tot in 1927 M. de Jong in zijn proefschrift het vermoeden opperde, dat Eelco Verwijs toch de mystificatie op zijn geweten had, om de ophemeling van. al wat Fries was aan de kaak te stellen. Mr. P. C. J. A. Boeles bleef bij de vorige opvatting; J. J. Hof dacht aan Over de Linden en Verwijs te zamen. H. Brugmans schreef Nieuws over het Oera Linda Bok? 1928. De enige, die nog aan de echtheid geloofde, was Herman Wirth, in zijn boek Die Ura Linda Chronik, Jena 1933. Zie Ottema. Doch in 1951 verscheen de 2e druk van het boek van J. F. Overwijn met de oorspronkelijke tekst en de Ned. vertaling; de eerste druk is van 1941. Schrijver betoogt dat het Oera Lindaboek uit het Keltisch is en in verband staat met het verzonken werelddeel Atlantis. Verder verscheen van C. Molenaar een nieuwe studie over Het Geheimzinnige Handschrift van de familie Over de Linden, 1951. Oerloy (horloge) der Ewigher Wijsheit, de Mnl. vertaling van Horologium Sapientiae door Henr. Suso O. P., uitgegeven door Dr. H. v. d. Wijnpersse, 1938. A. G. M. v. d. Wijnpersse schreef er 1926 een studie over. Oerspronck, dat Boec vanden ~ , het boek dat de mens de weg wijst, om weer te keren tot zijn oorsprong, n.l. tot God; bewerking van Von den neun Felsen, Van de negen Rotsen, van Rulman Merswin, de geestverwant van Ruusbroec uit het Broederhuis Zum grilnen Wort op een eilandje in de 111 bij Straatsburg. In zijn boek leest men van vissen, die uit een hoog bergmeer Oestvoren 3i8 0 Ogle met het water mee naar beneden zwemmen en langs de rotsen weer opstijgen; 15e eeuw. Uitgegeven door G. H. van Borssum Waalkes, 1882. (Verkort.) Oestvoren, Jacop van —, een spreker, die 1413 Van der blauwen scute dichtte, „de spotstatuten van het gilde der verloren kinderen, van de ghesellen van wilde manieren en van vrouwen van hetzelfde slag": ridders, die hun goed naar de lombard brengen; geestelijken, die brassen met schone vrouwen; verkwistende poorters; vrouwen belust op minne. God onse Heer is rijc ghenoech; Laet ons nemen ons ghevoech Van den onsen sonder sorghen: Laet si sorghen die ons borghen. De Blauwe Schuit was het schip op wielen, waarop men rondreed in de carnavalsdagen. Ook Langhe Waghen, Schip van Armoede, Schuyt van Sinte Reynuit, in de M.E. liederen en in stukken als de Veelderhande Geneuchlycke Dichten. Zie J. H. Gallee, Dramatische Vertooningen. Dr. D. Th. Enklaar, Varende luyden. Studien over M.E. groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden; Uit Uilenspiegels Kring. Het gilde van de Blauwe Scute was in Antwerpen en Vlaanderen in de M.E. inheems; in 1413 kreeg het ook zijn handvesten in Brabant, bij wijze van Vastenavondgrap; deze werden door Jacob op rijm gesteld voor de „ verloren kinderen". Maar vorsten en bisschoppen en kooplieden waren ook leden. Oever, Karel van den ~-', geb. 1879 te Antwerpen, f 1926 aldaar, R.K. dichter, de apostel van het expressionisme; schrijver van novellen en schetsen. Sloot zich 1922 aan bij de groep van de Ruimte. Tijdens de oorlog 1914—'18 woonde hij te Baarn. Hij schreef een groot aantal kritische beschouwingen, o.a. De Hollandsche Natie voor een Vlaamscben Spiegel, als vurig voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte. Van zijn eigen prozawerk: Kernpis cbe Vertelsels, 1905; De Geuzenstad, 1911, verbeeldingen uit de I6e eeuw. Een der voornaamste medewerkers aan de Vlaamsche Arbeid, het ts. dat volgde op Vlaanderen. Geestelijke Peilingen, 1925. Off el, Edmond van ~ , geb. 1871 te Antwerpen, tekenaar, boekverluchter en dichter. Offer des Heeren, Het ~ , het oudste martelaarsboek, 1562, in de I6e eeuw 11 drukken; brieven en belijdenissen van Doopsgezinde martelaren sedert 1527. Het 2e deel is een Liedtboecxken met Doopsgezinde martelaarsliederen, 1563. Uitgegeven door S. Cramer in de Bibl. Reformatoria, 1904. Ogelwight Jr., Hendrik ~ , 1764—1841, makelaar te Amsterdam, toneelschrijver; een der 4 commissarissen van de Schouwburg, toen deze 1798 Staatsinstelling werd. Ogier, zelfstandig bewerkte ridderroman der l4e eeuw, in fragment over. Ogier is een der 12 „genoten" van Karel de Grote. Willems gaf in 1838 de teruggevonden 187 regels uit. De inhoud van de roman is bekend door een D. vertaling uit de 15e eeuw. Ogier strijdt eerst mee met Karel de Grote, raakt dan jaren lang in vete met hem, totdat de aartsengel Michael de verzoening bewerkt. Ogier, Barbara ~ , 1648—1720, dochter van Willem, trouwde 1680 met Willem Kerricx, beeldhouwer en dichter te Antwerpen. Schrijfster van toneelwerken, o.a. van Overwonnen Mars ter ere van de Vrede van Rijswijk. Ogier, Willem ~ , 1618—'89, schoolmeester, factor van „De Olijftak" te Antwerpen, schreef toneelspelen, die de zeven hoofdzonden behandelden: Gulsigheydt, 1639; Hooveerdigheydt, 1644; Grams chap, '45; Onkuysheydt, '46; Haet en Nydt} 1647; Traegheydt, '11 en Gierigheydt, '18. Daarna 1687 Belachelyk Mis vers tant ofte Boere- Geck, waarin nog eens een zot met zijn marot ten tonele verschijnt. Stukken in kleurige volkstaal. Toen in 1661 de Kamer „01ijftak" en „Violieren" verenigd werden, werd Ogiers stuk Mahomet en Erena opgevoerd, ontleend aan de Turkse geschiedenis. Maar in de Zeven Hoofdzonden is hij in zijn kracht, meester van de volkstaal en uitbeelder van het volksleven, die aan Bredero herinnert. In 1644 werd hij schoolmeester te Antwerpen; hij is de beste toneelschrijver van de Z. Nederlanden in de 17e eeuw. Herdacht in 1889 in de Ned. Schouwburg te Antwerpen; marmeren borstbeeld onthuld en naast Vondel gezet; Haet en Nydt opgevoerd en op de Markt de klucht Belachelyk Misverstant. Ogier werd ook door Max Rooses behandeld in zijn Schetsenboek van 1882. De Zeven Hoofdzonden zijn opnieuw uitgegeven door Dr. W. van Eeghen te Schaarbeek, 1921. Studie over Ogier van J. v. d. Branden, Antwerpen, 1913. Ogle, Utricia ~ , van Engelse afkomst, vriendin van Huygens, bekend om haar muziek en zang. Huygens wijdde gedichten aan haar: Ic hebber soo veel aen te sien Soo soeten keur van dingen, Dat icker niet ontrent en dien, Soud' ickse hooren singen; 1642. Hij droeg haar in 1647 zijn eigen muziekwerk Pathodia sacra et prof ana op. Zij was o Heer 381 Ollefen in 1645 getrouwd met kapitein William I Swann. o Heer die daer des Hemels tente spreyt, een van de roerendste liederen uit Valerius' Gedenck-Clanck, aanroep tot God en danklied: Hadd' ons de Heer, Hem sij de eer, Alsoo niet bijgestaen, wij waren lang, ons was soo bang, Al in den druck vergaen. Zang bij de komst van Leicester in de Ne- j derlanden, 1585. Okeanos, onderwerp van een epos van Willem Kloos, mede onder invloed van Keats (Endymion) en Shelley (Prometheus unbound); is fragment gebleven. Daarin de idylle van Ganymedes, de herder, de lieveling van Zeus. o Kersnacht, schooner dan de daegen, een van de schoonste zangen van Vondel, tot besluit van het 3e bedrijf van Gijsbrecht van Aemstel, gezongen door de rei van Klarissen. Oldenbarnevelt, Johan van ~ , 1547—1619, raadpensionaris sedert 1585. Fel bestookt in het pamflet De Gulden Legende van den nieuwen Sint Jan, 1618. Even heftig verdedigd in Vondels hekeldichten als Het stockske van J. v. 0., Gespreck op het Graf, Geuse-Vesper, Weeghschael van Holland^ Jaergetyde. Hoofdpersoon in Vondels treurspel Palamedes of Vermoorde Onnoselheyt. Verheerlijkt in een gedicht van Petronella Moens. Zie ook Burman. Lierzang van Hendrik Harmen Klijn, 1806. Treurspel van Jan Nomsz, 1787. Drama van Albert Verwey, 1895; in moeilijk verstaanbare verzen geschreven. De hoogleraar C. W. Opzoomer vertaalde in 1885 een treurspel Sir John van Olden-Bar navelt van een onbekende Engelsman van 1619- In 1922 vertaalde A. J. Barnouw de E. tragedie van J. Fletcher en Ph. Massinger. Olifant, de ivoren wonderhoren van Roland, een van de twaalf paladijnen van Karel de Grote. Olinde en Theodoor, de eerste romance van Bilderdijk, 1785. De dappere ridder Theodoor, van 't hof van koning Arthur, ziet aan het hof van koning Karel de schone Olinde; hij velt zijn vijanden, waaronder een koning der Saracenen en kan dan pas komen tot een „Godgeheiligde echt". Hierin de geschiedenis van Mr. Willem zelf en de schone Catharina. Olipodrigo = mengelmoes, van Sp. olla podrida = ratjetoe van vlees en groente. Titel van verschillende werken: 1. Spotdicht op de Spanjaarden, na de slag op het Slaak, 1631; 2. Liedboek in 2 delen te Amsterdam. 1654, met vrolijke gezangen, kusjes, rondeeltjes, levertjes enz. Met bijdragen o.a. van H. Sweerds, J. Dullaart, G. Verbiest, J. Bara, H. Bruno, Cath. Questiers, Asselyn, Vondel; ook met de eerste 13 coupletten van de Knip-Zang\ 3. Oli Podrigo in den Staet, dat is Van Elcks wat, gedicht over allerlei dingen in verband met de Tweede Engelse Oorlog; 4. Schotschrift met 100 versjes op 100 Groninger kosters, d.i. schoolmeesters, ± 1695; Olipodrigo, dat is 't Malle-Kosters • boekje; opnieuw uitgegeven door K. ter Laan, 1933; 5. Liedboekje van 1723; 6. Bundel van 264 rijmpjes van Dr. Sal. v. Rusting, 1693; 7. Olipodrigo ofte Dordtrechts vermake lijcheydt, mopsje, 8e druk 1676. Huygens dichtte in 1625 Olla podrida, een schertsend gedicht aan J. van der Burch, met afwisselende F., Ned., Sp., L., D., E. en Gr. regels. Oliva, Renerus ~ , schreef een lofdicht voor de Friesche Lusthof. Oliveira, Elias d'~, geb. 1886, schrijver van letterkundige kritieken. De Mannen van '80, 1907. Studien over Goethe, 1908. De Jongere Generatie, 1914; een bundel interviews met De Meester, K. v. d. Woestijne, Mw. Simons-Mees e.a. D'Oliveira is de leider van de Stichting voor Individualpsychologie te Amsterdam. Olla podrida, zie Olipodrigo. Ollefen, Daniel H. N. van ~ , 1824—1900, toneelspeler, Rotterdam en Amsterdam. Ollefen, Lieve van ~ , 1740—1816, lid van „Oefening kweekt Kunst" te Amsterdam, dichter die van zijn pen moest leven en in 't werkhuis stierf. Hij dichtte 1784 De Wereld is geen tranendal in 4 zangen, ten betoge dat een vroom Christen op aarde veel genieten mag. De Synode van Amsterdam veroordeelde het stuk als „hoogst schandelyk". Van hetzelfde jaar is Het Riete Kluisje van Mejuffrouw E. Wolff op Zomerlust in de Beverwijk. Zijn toneelspel Clarissa of de mislukte Boosheid, 1781, is de zegepraal der deugd. Ook schreef hij nog een Leven van Vondel, 1783. Aan Francina Bane, 1786. Met R. Bakker de Ned. stad- en dorpsbeschrijver, 1791— 1811, met veel platen. Onder zijn toneelwerk Het revolutionaire huishouden, geschreven in Mei 1798, toen hij gevangen zat; het eerste stuk over de emancipatie der vrouw. Ollefen, Willem van ~ , broer van Lieve, lid van „Kunstliefde spaart geen vlijt", toneeldichter. Hij wordt gehouden voor de schrijver van het Aanhangsel bij Willem Oltmans 382 Ondere Leevend, 1786. Zie Willem V. Zeker zijn van hem de Proeven van Muzikaale Uitspanningen, „Mengelzangen naar den nieuwsten Italiaanschen smaak geschikt", 1783. Hij dichtte ook een Heldenzang ter ere van Zoutman en de Slag bij Doggersbank: Vaderlandsche heldenschaeren, 'k Stel ter uwer eer myn snaaren Oltmans, J. F. ~ , 1806—'54, schrijver van historische romans onder invloed van Walter Scott. Onder de indruk van Van Speyks heldendaad schreef hij in 1833 Het Slot Loevestein, onder ps. J. v. d. Hage. Hij was de zoon van de Rijksontvanger in Den Haag. Onder dezelfde schuilnaam verscheen 1838 De Sckaapherder, de geschiedenis van Jan van Schaffelaar en zijn doodsvijand Perrol met de Rode Hand. Dit werk was oorzaak, dat Oltmans redacteur van De Gids werd. Zo schreef hij in 1840— '46 voor dit maandblad een 10-tal verhalen, o.a. Het Huts van het Zeewijf\ verder deed hij er weinig aan en nam in 1845 ontslag. In 1847 ging hij voor zijn gezondheid naar Steenderen. Olyfbergh ofte Poema van den laetsten Dagh, nagelaten uitvoerig dichtwerk van Karel van Mander; zie daar. Met mythologische beelden; in jamben; invloed der Renaissance. Olijfkrans der Vreede, zie Vrede van Munster. Olyftack aan Gustaaf Adolf, gedicht van Vondel, toen de Zweedse koning zijn vaderstad Keulen bedreigde, 1632: Een heimelicke treck Verleit het hart naar mijn geboortstad Daer heb ick eerst [Keulen. om honigh uitgevlogen, Ontrent den blonden Rijn, Beplant met Rinschen wijn; En als een bie violendau gesogen. Olyftack, De ~ , de M.E. rederijkerskamer van Antwerpen, was aanwezig in 1613 te Amsterdam en Haarlem; werd 1660 verenigd met de Violieren. Weer opgericht 1836 als een der eerste uitingen van de Vlaamse Beweging. Gaf in 1850 een vlugschrift van Lodewijk Gerrits uit Aen het Vlaemsche volk. Zie Th. v. Rijswijck en De Laet. De geschiedenis van De Olijftak wordt verhaald in Het jonstich versaem der Violieren door F. Donnet; Antwerpen 1907. Olympias, zie Jan van der Noot. De voile titel luidt: Cort Begrijp der XII Boecken Olympiados; het werk is in 't Ned. en F. met platen van Coornhert. Van der Noot stelde zich voor, een nog veel groter Olympiade te dichten, doch hij heeft dit werk niet voltooid. Omazur, Nicolaas ~ , 1603—?, koopman in zijde te Antwerpen, dichter, o.a. van een liedboek Labyrinthus Cupidinis, dat is Den doolhof der Liefde; 1663. Omboni-Etzerodt, Stephanie ~ , geb. te Londen 1837, dochter van de directeur van een gasfabriek te Brussel, vriendin van Tine, d.i. Mw. Douwes Dekker. Zij werd lerares te Milaan, waar zij 1864 de vrouw werd van Prof. Omboni; f 1917. Door haar bemiddeling kwam Tine in Italie. Ommeren, Richeus van ~ , 1757—'96, rector te Amsterdam, leermeester van Kemper, D. J. v. Lennep, Jer. en Abr. de Vries, Siegenbeek, Wiselius, Van der Woordt; zie deze namen. Behalve zijn L. werken schreef hij in 't Ned. over Horatius. Omnia vincit Amor (De liefde overwint alles), een der emblemata amatoria van Heinsius, in zijn Ambacht van Cupido. Amor, zittende op een gebreidelden leeuw. Den stercken ben ik sterck, den sachten sachte banden En toomen werp ick om: het wijckt doch al mijn handen, Al wat de schoone son bestraelt. omnibus idem (L. = voor alien dezelfde), spreuk van P. C. Hoojt. Omwenteling van 1830, De ~ , herinneringen van Conscience, die in de Slag bij Leuven gewond werd; 1858. Onaangenaam Mensch in den Haarlemmer Hout, Een ~ , de befaamde schets van Robertas Nurks in de Camera Obscura. Onbekende Leek, 't Geschrift van de ~, samenspraak tussen die leek en Meester Eggaert; zie Eckardt. Keert zich tegen priesters, die zijn: „apostelen in die tonge ende rabau.de in die oefeninghe" (schurken in de praktijk). Komt op tegen de vervolging van beggaarden en begijnen door de inquisitie; l4e eeuw. Onbevoegdheid der Holl. litteraire Kritiek, De ~ , brochure van Kloos en Verwey, 1886; zie Julia. Ondaatje, Mr. Dr Pieter Philip Juriaan Quint ~ , 1758—1818, geb. te Colombo op Ceylon als zoon v. e. predikant, student te Utrecht, heftig patriot, kamergenoot van Bellamy, vaandrig bij het vrijcorps der „Zwarte Knechten" en weldra majoor, moest 1787 vluchten voor de Pruisen; 1792 in 't F. leger; onder Dumouriez bij Neerwinden 1793; 1795 in Nederland terug; 1798 secretaris-generaal van 't Departement van Politie en Binn. Zaken; werd 1816 lid v. d. Hoge Raad van Justitie te Batavia, verzoend met het herstel van Oranje. Medewerker aan Bellamy's Proeven. Ondere, Jochem van ~ , ps. van A. J. Vitringa. Ondereet 3 Ondereet, Karel ~ , 1804—*68, uit Gent, boekbinder, toneelspeler in Broedermin en Taalijver, 1840, professor van declamatie aan net Conservatorium; schrijver van een groot aantal toneelstukken, o.a. in verzen het treurspel: De dood van Hugonet en Himbercourt (terechtgesteld als raadslieden van Maria van Bourgondie, 1477), 1849. Ondergang der Eerste Wareld, heldendicht van Bilderdijk over het vergaan der wereld door de zondvloed; van de 20 zangen zijn er bijna 5 voltooid, 1810; uitgegeven 1820. Uitgegeven door Mr. S. J. E. Rau „met een ontwerp van den epos", 1890. Er is ook zo'n ontwerp van Da Costa. Een verhandeling van Van der Palm Over de Reuzen der Oude Wereld deed Bilderdijk de stof aan de hand; hij meende Homerus na te bootsen, maar het was Ossian: Ik zing den ondergang van d'eersten fwareldgrond, En 't menschdom dat, met Hel en [Duivlen in verbond, In gruwelen verhard, Gods Hoogheid [durfde trotsen En 't aardsche Paradijs beklautren [langs zijn rotsen. De aanval van mensen en reuzen op Eden is het onderwerp van het heldendicht. De bron is te vinden in het Boek van Henoch, in 't Aethiopisch teruggevonden. Onderscheidt tusschen een Wilde en Tamme Zanghster, gedicht van Tesselschade met de bekende aanhef: Prijst vry den Nachtegael, Als hij uw menighmael Verlust, en schatert uyt; Een zingendt veedertje en een gewieckt gheluydt. Met muziek van Ban. Zie Zangh-Bloemzel. 't Gedicht was gemaakt „ter eeren van de Jonck-vrouw Maria Pilt". Onderwys der H. Dryeenigheit, gedicht van Vondel, 1659, later opgenomen in de Bespiegelingen. Door Oudaen anoniem bestreden in zijn groot gedicht Naerder onderrechtingh. Onderwys in de Tooneelpoezy, een der eerste werken van N/7 Volenti bus; verdediging van het F. Nieuw-klassieke toneel, verder over de dicht-genres, over het heldendicht enz. in de geest van Horatius; 1669—'71 voltooid en nagezien door Dr. Lodewijk Meyer en Dr. Moesman Dop. Uitgegeven 1765. Gevolgd naar Pierre Corneille en andere F. kunstrechters. Onderzoek, bibliographisch tijdschrift voor letteren, kunst en wetenschap, te Brussel, opgericht 1939. Onderzoek en Phantasie, 1838, bundel ver- 3 Ontset van Leyden handelingen van Jacob Geel\ zie daar. Opnieuw uitgegeven door Dr. De Vooys in de Wereldbibliotheek, 1912. Geel behandelt daarin de verhouding van de wetenschap tot de kunst. In de voorrede een aanval op Beets naar aanleiding van diens Vooruitgang, opgenomen in De Gids van 1837; later in de Camera Obscura. Onderzoeker, De ~ , Spectatoriaal geschrift te Amsterdam, 1769—'72. Gevolgd door De Opmerker, 1772—'78. o Nederland! let op u saeck!, waarschuwing tegen het Spaans bedrog in het jaar 1576. Uit Valerius' Gedenck-clanck. Onghena, Jan ~ , zie Rethorycke. Onkruid onder de Tarwe, felle aanval van Van Vloten op Multatuli, 1875. In 1883 beantwoord door H. M. v. Andel met Een Onkruidzaaier. Van Vloten vergeleek Multatuli bij Bilderdijk, een vergelijking, die later door Prof, te Winkel uitgewerkt werd. Hij verdedigde ook Bilderdjjks Florts V om „de onmiskenbaarste verdiensten in taal en dicht"; een grief van Multatuli was juist, dat Van Vloten het stuk in een bloemlezing had opgenomen. Ons eie boek, zie F. E. J. Malherbe. Onser Liever Vrouwen Miraculen, Haags hs. met 117 Maria-Legenden, waaronder die van Beatrijs; in proza. Behandeld door Alberdingk Thijm in de Dietsche Warande van 1860, onder de titel Maria-legend en. Zie daar. Reeds in 1477 werd te Delft gedrukt het Boeck van O. L. V. Miraculen met 119 Maria-verhalen. Ons Heren, Vanden Levene —', 13e eeuw, bevat verhalen over Jezus' leven, dood en opstanding; met felle haat tegen Herodes en de Joden, die als afgodendienaren worden voorgesteld; romantisch opgezet rijmwerk in de trant der ridderromans. Uit het L. Behandelt uitvoerig Christus' hellevaart. Uitgegeven door P. J. Vermeulen, 1843; door W. H. Beuken, 1929. Zie Leven van Jezus. Ons Heren Jhesu Chfisti, Dat Lyden ende die Passie —, zie Leven van Jezus. Ons Heren Wrake, Van ~ , zie Heren. Ons Klyntji, zie Di Patriot. Ons Tijdschrift, 1897—1914, het orgaan der Christelijke schrijvers: S. Anema, G. Gossaert, Adel Ankersmit enz. en critici: Go3- saert, L. Buckmann, Dr. J. v. d. Valk, G. Schrijver. Ontwikkelde zich als het ts. der Chr. Historischen, naast Onze Eeuw, 1902 —'24, van Ds. Haspels (oud-liberaal) en Stemmen des Tijds (anti-revolutionnair) sinds 1911. Ontmoeting te Groningen, zie G. Ontset van Leyden, Lofsang opt ~ , van Jan van Hout, opgenomen in zijn Dienstbouc, 1602. Ontzwaveling 3 Ontzwaveling, zie Hippokreen-ontzwaveling. Onwaardige Wereld, De ~ , „vertoond in 50 zinnebeelden, met godlyke spreuken en stichtelyke verzen", door Jan Luiken, 1710. De „spreuken" zijn bijbelteksten. Onze Eeuw, oud-liberaal tijdschrift op 't ge bied van staatkunde, sociaal leven, letteren en kunst, 1902—'24. Met Haspels als letterkundig beoordelaar, en daarna met over zichten van Mw. Dr. A. S. C. de Koe. Onze Vader, het gebed des Heren, door Perk nagevolgd in een gebed aan de Schoonheid. Onze Voorouders, romantische verhalen uit de Vad. Gesch. van Jacob van Lennep: De Friezen te Rome, De Gestoorde Bruiloft, De Friescbe Bouwmeester enz., 1838—'44. De geschiedenis begint met Brinio\ het geheel staat sterk onder invloed van Walter Scott. Ooghentroost, satirisch leerdicht van Huygens, 1647; zie Eufrasia. Uitgegeven door A. W. Stellwagen, 1886; later opgenomen in Korenbloemen (Pantheon) met aant. van J. van Vloten, derde druk door J. Heinsius. Oogst, De ~ , novelle van Stijn Streuvels, opgenomen in de bundel Zonnetij, het verhaal van de pikkers (zichters), die uit Vlaanderen trekken naar de korenvelden van N. Frankrijk. Grootse beschrijving van het landwerk onder de felle zon in de eindeloze uitgestrektheid van het bouwland, met daartussendoor de droevige geschiedenis van de jonge Rik, die dood bleef, getroffen door een zonnesteek. Oogst 1940, zie Binnendijk. Oom Jan, ps. van J. Lion Cachet. Ooms, J. W. —•, romans over de Alblasserwaard. In 1940 De grote Ommekeer. Oorda, I. —, zie Cyriel Verschaeve. Oordt, Adriaan van ~ , 1865—1910, schrijver uit de school der Tachtigers\ Irmenlo, historische roman uit de tijd der Germanen, 1896; Warbold, 1906, roman uit het jaar 1200; individualistisch van stijl, zijn laatste en voornaamste werk. Toneelschrijver: Floris V, 1902; Eduard van Gelre, 1909. Van Oordt was uit Hollandse ouders te Dresden geboren; werd postambtenaar te Amsterdam; nam ontslag wegens zijn gezondheidstoestand en woonde in zeer eenvoudige omstandigheden in het Gooi. Oordt, J. F. van ~ , gaf onder ps. D'Arbez de Zuid-Afrikaansche Historie-Bibliotheek uit, 12 romantische boeken over de gesch. v. Zuid-Afrika. In 1907 richtte hij de Z. Afr. Volksbibliotheek op. Oorlog, De —, oratorium van Jan van Beers, 1868, poging tot vervlaamsing van de kunst. Muziek van Peter Benoit. Oorlog, Schrijvers getuigen tegen —, bij- Oosterdijk dragen van Ter Braak, J. Eekhout, R. Houwink, Du Perron, Vestdijk, Coolen, Dirk Coster e.a.; 1936. Oorlog, Uytheemsen —•, zie Van der Merwede. Oorspronck, zie Oerspronck. Oorspronk van 's Lands ongevallen, 1673, een van de beste stukken van Antonides; zie daar. Opgedragen aan Joachim Oudaen, Oort, Petrus van ~ , 1834—'93, uit Helmond, eerst stuurman bij de grote vaart, later ingenieur bij de Waterstaat. Schreef de zeemansroman Schipper Verduin, 1880, over 't leven op de Zeeuwse stromen. Oost, Harm ~ , geb. 1877 te Oostwold in het Oldambt, ging als onderwijzer naar Z. Afrika; nam deel aan de Boerenoorlog 1899—1902, was secretaris van generaal De Wet en hoofd van zijn lijfwacht. Begon met Ds. G. S. Preller in 1906 de Tweede Afrikaanse Taalbeweging; stichter en uitgever van de eerste nationalistische krant in Transvaal. Nam deel aan de opstand in 1914 en zat er 18 maanden voor in de gevangenis. Schrijver o.a. van On Daniel, het eerste toneelstuk van de Tweede Taalbeweging. Lid v. d. Volksraad voor Pretoria. Oostbroek, het buiten van Van Alphen aan de Loosduinse Weg bij Den Haag. Oostdijk, Susanna van ~ , trouwde 1627 met Arnoldus Geesteranus in 't slot Loevestein, waar hij van 1624—'31 gevangen zat, en mocht bij hem blijven. Ontvlucht. Oosten, A. J. D. van ~ , geb. 1898 te Delft, Katholiek dichter en romanschrijver; hij behoorde aanvankelijk tot de Jong Protestantse groep. Satiren op de fabrikanten; het arme leven der arbeiders. Was huisschilder te Delft tot 1923; werd journalist; in 1932 red. v. De Gemeenschap. Slagen op de ruit, 1935. Een bundel gedichten, Vuur en Droom, is fel tegen het oorlogsgeweld; een ander bundeltje Scbip en Vrouw\ beide 1937. Oosten, Geertruid van ~ , begijn te Delft, f 1358, herdichtte Het daghet in den Oosten, d.i. zij maakte er een geestelijk lied van. En zij kreeg er haar naam door, omdat zij het altijd zong. Jos. Alberdingk Thijm schreef er over, zijn eerste historische novelle, 1853. Oost ende West-Indische Spieghel, reisverhalen van 1614—'18, van Joris van Spilbergen en Jacob le Maire, twee geheel verschillende reizen in een boek, 1621. Oostenrijkse Successie-oorlog, zie Leonidas en Will em van Haren. Oosterdijk, H. G. ~ , 1731—'95, uit Katwijk, dokter te Amsterdam, voorman van het dichtgenootschap Concordia et Libertate, dat door Bilderdijks vader in 1748 gesticht was, het Vrijdagsgezelschap, later 54 Oosterse romans 3£ het Keezengezelschap. Hij vertaalde Ho I merus en Horatius. Jer. de Bosch hielc! 1795 een Lofrede op hem. Oosterse romans, door de kruistochten bijzonder in trek: Seven Vroeden van binnen Rome, doch vooral Floris ende Blancefloer en Partonopeus of Parthenopeus van Blois, Verder Huge van Bordeeus, Die Borchgrave van Couchi, Valentijn ende Nameloos en Segbelijn van Jheruzalem. Oosterse vertellingen in een ridderlijk kleed, vol van de liefde. Een oorspronkelijke Oosterse roman is die van Heinric ende Margrieh van Limborch. Oosterwijck, Volkerus van ~ , 1603—'75, uit Delft, predikant aldaar van 1640— '70; dichter van stichtelijke verzen, o.a. Rymen en Zangen over 't Hooglied. Zijn Chrisielijcke Seneca is de vertaling van 300 Guide Spreucken van Joseph Hall, bisschop van Norwich. Oosterwijk Bruyn, J. v. ~ , 1794—1874, „humoristisch" dichter: De boertige Zang ster, 1837; 6e druk 1877; Luimige dichtstukjes, 1824 en 1830. De Kamerjagt. Zijn Jan Jacob of de Regietabak is samengesteld uit hoogdravende parodieen van tonelen uit bekende treurspelen. Oosterzee, Dr. J. J. van ~ , 1817—1882, predikant, 1863 hoogleraar te Utrecht, schreef veel, meest op godgeleerd gebied, doch ook Chr. Lift. Opstellen, 1877. Beroemd kanselredenaar van orthodoxe richting; gaf een Leven van Jezus uit. Volgens Potgieter „het redevoerende Nijlpaard". Oosthout, Nel ~ , geb. 1902 te Apeldoorn, voordrachtskunstenares. Nu Mw. van Doom. Oost-Indie, zie Indie. Oost-Indische Dames en Heeren, 1866, vier novellen van Dr. J. ten Brink, die als gouverneur van 1860—'62 te Batavia was geweest. Gevolgd door Nederlandsche Dames en Heeren, 1873. Oost-Indische Thee-Boom, De ~ , een van de goedkope liedboekjes van de uitgever Koene te Amsterdam; le druk 1767. Oostkamp, Jan Antonie ~, 1778—1845, godsdienstonderwijzer te Zwolle, schrijver van ± 30 veel gelezen werken voor de jeugd. Zeereizen. Op Amstelredam, komt voor in Vondels Verscheide Gedichten van 1644. De aanhef luidt: Het Y en d'Aemstel voen de hooftstadt van Europe, Gekroont tot Keizerin; des nabuurs steun, en hope, 't Gedicht werd door Van Lennep gesteld op 1631. Zie Amsterdam. Opdebeek, Gabriel ~ , pseud. Geo de la Violette. \ Letterk. Wrdbk. 2e dr. 55 opera I Opdebeek, Lodewijk ~ , geboren en gestorven te Laken, 1869—1930, schreef boeken voor de jeugd, verhalen en geromanceerde historische werken. Opdrachten van letterkundigen. In de loop van 1947 zijn de volgende door de ministei van Onderwijs verleende opdrachten gereed gekomen: prof. dr. W. Asselbergs, Vondel's Leeuwendalers (reeds verschenen); dr. L. Brummel, Roemer Visscher's Sinnepoppen\ dr. L. M. Daniels O.P., een uitgave met inleiding en aantekeningen van het handschrift Die bediedenisse van der Misse\ Jan Engelmari, de vertaling van de tekst van de opera Les Contes d'Hoffmann van Offenbach; dr. P. J. Meertens, Petrus Hondius' Moufescbans; mevr. A. Romein-Verschoor, een voor het buitenland bestemd overzicht van onze letterkunde sedert 1900 (intussen in druk uitgekomen onder de titel Slib en Wolken en in Franse vertaling als Alluvions et Nuages); mevr. A. Romein-Verschoor, biografie van P. C. Hooft (intussen verschenen); Th. de Vries, de vertaling van de tekst van de opera Boris Godounow van Moussorgsky. In 1950: Dr. P. J. Meertens en dr. J. B. Knipping, de Nederlandse emblemata-literatuur. Anna Mertens, het vertalen van het toneelstuk Chatter ton van A. de Vigny. Hanny Michaelis, de Nederlandse Joodse schrijvers, omgekomen in de periode 1940 —1945. Prof. dr. L. C. Michels, Liederen in het Gruuthusehandschrift. C. Rijnsdorp, een essay, waarin de hedendaagse Calvinistische Nederlandse literatuur en critiek worden getoetst aan de aesthetische beginselen van Calvijn; aan Peter van Steen, een roman of novelle, spelende in Frankrijk, Italie en/of Oostenrijk. opera, reeds ingeleid door de zangspelen van Krul, was in Italie ± 1600 ontstaan; (Jacopo Peri te Florence, 1594). De It. opera te Parijs 1647; daar de F. opera geopend 1671; eerste opera van Battista Lully 1672, op woorden van Quinault. It. opera in Amsterdam 1680, van Theodoro Strijker, die zijn jeugd te Venetie had doorgebracht. De F. opera in Den Haag 1682. Eerste Ned. van Dirk Buysero, De Triomfeerende Min, Vredesspel van 1678. Zie Vrede van Nijmegen. De eerste Ned. opera op de schouwburg was 1684 Ariadne van Govert Bidlo, de vertaling van Ariane van Perrin en Cambert van 1661. Verder van Govert Bidlo, 1684: De dood van Pompeius, naar Corneille; 1685 Faeton en Salmoneus van Vondel, bewerkt met zang en dans. Zie I Vondel slot. Dan 1686 De prachtige min- 25 operette 386 nears, naar Moliere; Het Zegepraalende Oostenrije, en Zonder spys en wyn kan geen liejde zijn. Thomas Arents, 1686, Roeland; 1687 Amadis en oak Cadmus en Hermione; zie Pluimer en Poeten-oorlog. Naast de Amsterdamse Schouwburg was er in 1686 een opera te Buiksloot. Daar o.a. Amintas en Amarillis van David Lingelbach. Thomas Arents kwam ± 1690 met een Voorstel op uiat toyze een Opera in het Nederduytseh binnen deze stadt geuestigt kan u/orden. Alewijn werkte samen met de componist Petersen, Cornelis Sweerts met Andersen, Buysero met De Koning, Bidlo met Schenk In 1688 kwam de pastorale Vryad]« van Cloris en Roos]e uit, aan Buysero toegeschreven; muziek van Servaas de Koninck. In 1700 verscheen Het Boere Opera of Kloris en Roosje, zonder Roosje en met Cloris als herderin. Daarop volgde de nu ong bekende Bruilojt van Kloris en Roos]e. 1707. Zie Kloris. Tegenstanders van de opera waren de toneeldirecteur J ac. van Rijndorp, 1690, en o.a. Coenraet Droste in zijn Overblijfsels van Gbebeugenis, vanwege het onnatuurlijke. Maar de zucht om de Fransen na te voIgen was veeI te sterk; zie Arendsz, Vlaanderen bracht in de 1ge eeuw de lyrische drama's voort van Peter Benoit; dan kwamen Jan Blockx en Edgar Tine!. Het zangspel beoefend door Em. Hullebroeck. Zie zangspel. In 1947 S. A. M. Bottenheim, De opera in Nederland, geschiedenis van af de 17e eeuw. operette ; de eerste was een "singhende klucht" van Starter, Me/is Tyssen; navolging der E. jigs. Op Hoop van Zegen, drama van Heijermans, 1900, over de onzeewaardige logger, die met man en muis vergaat. Tendenz-stuk van geweldige werking. Opitz, Martin ~, 1597-1629, D. dichter, schrijver van het Bueh von der deutscben Poeterey, dat als richtsnoer voor de D. dichtkunst gebruikt werd, volgens de regels van Heinsius en Ronsard. Grondlegger van de Silezische school. Vertaalde Hymnus ojte Lo/sanek van Bacchus en de Lojsancl: van Jezus Cbristus van Daniel Heinsius, "den Nederlandsen Apollo", door hem het allerhoogst geeerd. Tot de stad Leiden sprak hij: Der ganze Helicon ist bey dir [ eingezogen, Nach dem der hohe Geist von Gent hieher geflogen, Der Phoenix unsrer Zei ten, der Sohn der Ewigkeit. Opkomst en Bloei der Vereenigde N eder- Opzoomer landen, 1774, van Simon Stvl.-Weer uitgegeven in het Pantheon, Opmars, Stille ~, verzen van de nieuwere generatie (M. Nijhoff, Vestdijk, Van Hattum, Den Brabander, Achterberg, Hoornik e.a.), verzameld door F. W. v. Heerikhuizen, 1942. Opperman, D. }. ---, Afrikaans lyrisch dichter. Opschriften, zie [eroense en ]. Van Lennep, Opstandelingen, De ~, "lyrisch treurspel" in 3 bedrijven door Mw. Roland Holst, uitgegeven door de Mij. voor goede en goedkope lectuur, 1910. Het is het spel van de opstand in Rusland; werd opgevoerd in de kringen der s.d. arbeiders; Mw. Stoop--Snouck Hurgronje te Dordrecht schreef er een Leidraad bij, Opstelten, Dr. G. E. ---, 1889-1927, uit Amsterdam, schreef 1916 zijn proefschrift over Briere» van Staring; leraar, sedert 1920 aan het Kennemer Lyceum te BIoemendaal; oprichter van de Haarlemmer Volksuniversiteit, 1918. Gaf 1917 ecn Bloemlezing uit Benjamins Vertellingen door W. L. Penning uit en 1920 Keur uit de gedicbten van Staring. Opvoeding, Proeve over de ~, geschrift van Wolff en Deken. 1779. Zij hebben zich ook in haar verdere werken met het onderwerp bezig gehouden, voornamelijk in Cornelia Wilsehut en in het Gescbrijt eener bejaarde VrouUJ~ strijd voor de emancipatie der vrouw. De Proeve was een pleidooi voor moederrecht en moederplicht; het was een beroep op de Hollandse moeders, een klein vlotgeschreven werkje; de verdediging van de blijde, onbczorgde jeugd; striid tegen de kwezelachtige schijnvroomheid. Opwaartsche Wegen, Chr. letterkundig tijdschrift; 1923-'40. Enkelen scheidden zich af in 1935 en richtten De Werkplaats op. De hoofdman der Opu: We!!,en was Van Ham, later Roel Houwink, die eerst meewerkte aan de Vrije Bladen. Van 1923 -'40 was Herman van der Leek de redacteur. Verder \Xtrillem de Merode, Jan Eekhout, Jan H. de Groot, W. A. P. Smit en Muus Jacobse. Opzoomer, Adele ~, 1857-1925, dochtei van de volgende; schreef 2 Duitse drama's: Johann de Witt en Sturz des Hauses Alba, 1875. Toen kwam onder ps. A. S. C. Wallis haar historische roman In Dagen van Strijd, 1877, over het begin van de 80-;arige OorIog. In 1883 de tweede roman Vorstengunst, die in Zweden speelt. Zij trouwde met Prof. Von Antal in Papa (Hongarije) . Van 1887 is haar vertaling van Emerich Madach, De Trazedie van den Alenseh, naar het Hongaars bewerkt en ingeleid, premie van het Nieuu/s 1/. d. Dag, Opzoomer 3f een „Fausttragedie". Daarop kwam zij pas I in 1906 met een ,,,tragische idylle", Een Liefdedroom in 1793. Over haar het proefschrift van S. J. R. Rameckers, 1947. Opzoomer, Cornells Willem ~ , 1821—'92, hoogleraar te Utrecht, 1846; prediker van de wijsbegeerte der ervaring, „de geestelijke vader van zovele moderne predikers". Beroemd redenaar; vertaler van Gr. en E. treurspelen. Schreef over de aesthetica of schoonheidsleer in Het Wezen en de Grenzen der Kunst, 1875, een afzonderlijk geschrift. Had ook reeds het onderwerp behandeld in zijn wijsgerig hoofdwerk De Waarheid en hare kenbronnen, 1859. Oraengien Lely-hof, Het Leydsch Vlaemsch ~ , zie Leidsch. Ora Linda, zie Oera Linda. Oranje, roman in 3 delen van Maurits Dekker^ 1935—38. Oranje, Dichters om ~ , bloemlezing van Anton van Duinkerken en Paul Huincks, 1946. Oranjeboom, De ~ , gedicht in 7 zangen van 1782 door Frank de Vrij, d.i. Pieter Vreede, pamflet tegen de Stadhouder, met een ironische Toewying aan Willem V. De titelprent was een oranjeboom met het opschrift: „Ten dage, als gij daarvan eet,- zult gij den doot sterven". De „Oranjeboomen" zijn de 7 Oranjevorsten. De Staten stelden 1000 gouden rijders op het ontdekken van de schrijver. Oranje en Nederland, dramatisch tafereel in proza van Schimmel, 1849: de verzoening van De Ruyter en Tromp door Willem III in 1672. Oranje Lely, d' ~ , de Vlaamse kamer van rethoryke te Leiden, met de spreuk: in Liefd' groeyende. Zie Leidsch Vlaemsch. Oranje May lied, zang van Vondel bij de geboorte van Prins Willem II, 1626. oratorium, grote cantate met een verheven onderwerp, vaak van godsdienstig karakter, gelijk Messias van Handel of Die Schopfung en Die Jahreszeiten van Haydn en de Johannes- en de Matthaeus-Pass ion van J. S. Bach. Bij ons: J. v. Beers, De \ Oorlog', Antheunis, De Vlaamsche Nacht; Lodewijck de Koninck, Sint-Franciscus, met : muziek van Tinel. Een oratorium is een dramatisch muziekwerk met koren, instrumenten en solozangers; oorspronkelijk op muziek gezette bijbelse verhalen, het eerst I door de Oratorianen, een congregatie van wereldlijke geestelijken, gesticht te Rome 1575 door Philippus van Neri. I Orden, Gerrit van ~, 1774—1854, uit Zaandam, burgemeesier aldaar, penningkundige. Schreef Over de liedboekjes, mopsjes genaamd, o.a. over het Medemblicker schar- \ 7 Orthodoxe dichters rezoodtje, de Enckhuyzer Ybockens en 't Hoorns trekschuitje. orewoet (Mnl.) = de toestand van verrukking, de geestvervoering, waarin de dichteres Hadewych en andere mystieken verkeerden als gevolg van de hemelse „minne": Het en mochte nie herte noch sin gheraden, hoe hi syn lief met minne anestaert, dien minne met minne hevet verladen. Organist van den Dom, De ~ , verhaal uit de Utrechtse Oorlog van 1482 door J. A. Alberdingk Thijm. Omdat de Utrechtenaren de bisschop verdreven hadden, mocht het orgel niet meer bespeeld worden. Maar zodra de bisschop, met behulp van Maximiliaan, weer in de stad is, speelt het weer. Daartussen in de romantische geschiedenis van Janes Organiste. Orgelgebruyk, „verrykt met eenige Zangen", 1660, van Huygens, pleidooi voor het orgel in de kerk. Zie Ghebruyck. Oringen, Willem van ~ , zie Willem van Oranje. Orlers, Jan ~ , 15£0—1646, uit Leiden, neef van Jan van Hout; burgemeester van Leiden. Schreef Der Nassauschen Laurencrans, het verhaal der overwinningen van Maurits, 1610. Verder de Beschryvinge der stad Ley den, 1614, door Jan van Hout op touw gezet, waarin ook een paar gedichten van Van Hout opgenomen zijn. Orpheus, die zijn vrouw Eurudike (Eurydice) uit de Onderwereld tracht terug te voeren, geschilderd door Karel v. d. Woestijne in De Terug-tocht, opgenomen in de Interludien. Dezelfde Gr. overlevering bewerkt door Da Costa in zijn gedicht Eurydice. Schets van Couperus: Cameeen (Antieke Verhalen); lyrisch drama in drie bedrijven door de It. Calzabigi. Orpheus, maandschrift voor dichterlijke letterkunde onder Laurens van der Waals, 1923—'24. Met bijdragen van Boutens, Prins, V. d. Woestijne, Adama van Scheltema, W. Moens e.a. Beleefde 8 afleveringen. Orpheus in de Dessa, roman van Augusta de Wit, 1903; het verhaal van de Javaan Si Bangkok, de fluitspeler. Orpheus, Uitvaart van ~ , hekeldicht van Vondel^ Februari 1654, na het verbod van het opvoeren van Lucifer. Orsoy, Joan Arnold van ~, 1700—'53, koopman te Amsterdam. Hij vertaalde uit het Duits De zalige Sterfkunst, 1735. In 1722 had hij de lustplaats Koldenhoven bij Oldebroek „in verzen afgebeeld". Orthodoxe dichters, in hun strijd tegen de liberale en moderne begrippen der 19e eeuw: Bilderdijk, Da Costa, de predikanten Van Koetsveld, Beets, Hasebroek, Ten Ortt 3 Kate, Ter Haar; de R.K. Alberdingk Thijm. Ortt, Ir. F. L. ~ , geb. te Groningen 1866, van 1888—'99 ingenieur van de Waterstaat; sedert 1907 redacteur v. d. Vegetarische Bode; schrijver van romans. Naar bet groote Licht, 1899. Os, Pieter van ~ , ps. van Dr. J. Rutgers en Jhr. Mr. J. de Witte van Citters als schrijvers van De Geestelijke Lustu>arande) 1867. Zie daar. O-sprook, Colholms Roos, 1841 door Des Amorie v. d. Hoeven Jr. gedicht in navolging van Van Lennep's E-legende; zie ASaga. Ossian, Songs of ~ , Zangen van Ossiaan, sedert 1760 door de Schot Macpherson uitgegeven, „nevelbeelden uit een lang vervlogen voortijd", door die Schot zelf gemaakt, „onmatig bewonderd door de tijdgenoten", die de „bardenzangen" voor echt aanzagen. De eerste vertaling, van E. D., kwam al in 1763. Van de Kasteele gaf De Gedichten van Ossian in 't licht in 1793; in 't zelfde jaar kwam er ook nog een andere vertaling. Feith schreef zijn Alpin in proza; het was een navolging van de Songs of Selma. Ook Bilderdijk kwam onder invloed van Ossian; verder de natuurdichteres E. M. Post en vooral Helmers, die De Dood van Ossiaan bezong. Volgens James Macpherson was Ossian de dappere held der Oud-Ierse verhalen, door hemzelf in zijn ouderdom opgetekend. Deze Ossiaanse Zangen oefenden in de tijd der Romantiek grote invloed op de Europese letterkunde, al bleken ze later vervalst te zijn. Grote strijd over de echtheid, die o.a. door Bilderdijk verdedigd werd, die de gehele Ossian vertaalde. Zie Mengelingen. Dr. Johnson doorzag reeds het bedrog. Dr. J. P. Arend schreef er een proefschrift over na zijn benoeming tot Dr. honoris causa; hij droeg het op aan Siegenbeek en Peerlkamp. Ossian zou de zoon van Fingal geweest zijn, maar een held Fingal is er nooit geweest; het gehele gedicht „Fingal, een oud heldendicht in 6 boeken" is door Macpherson opgebouwd uit 2 oude Schptse balladen. In 1807 verschenen Ossians werken in het „oorspronkelijk" Gaelisch. Over Ossian schreef Beets in zijn Verscheidenheden, VI, 1868. Ostayen, Paul van ~ , 1896—1928, uit Antwerpen, dichter van zeer moderne verzen, schrijver van novellen en kritieken: Krities Proza. Na de oorlog in 1918 gaf hij een bundel uit als Het Sienjaal, waarin hij zijn programma ontvouwde. In beslag genomen door de Regering. Activist; week tot 1920 uit naar Berlijn en ging over tot het dadai'sme. In 1921 verscheen zijn Bezette Stad% oorlogsboek, gedrukt met „rhytmische 8 Otter in 't Bolwerck typografie", d.w.z. de woorden, waar het op aankomt zeer groot en vet gedrukt, de andere kleiner en weer kleiner en nog veel kleiner, tot haast niet meer te onderscheiden. En dan de woorden zelf zonder verband, in regels die in alle richtingen over het papier lopen; uiting van geestesontwrichting na 1918. De klanken moeten de gevoelens van de dichter vertolken. B.v. Boeren Charleston: Tulpebollen bolle tulpen tulpetuilen rozetuilen boererozen boerewangen boerelongen boerelongen ballen wangen wangen bolle bekkens ballen bolle bekkens bugel en basson — o hop! Schreef ook een aantal humoristische verhalen. In zijn l.aatste stuk Self-Defense verdedigde hij: „Poezie = woordkunst". Op zijn graf te Miavoye-Hanthee bij Dinant staat: „Hier rust de dichter van Het Eerste boek van Schmoll"; men huldigde hem als de schrijver van enkele muzikale gedichten. Vooral Karel van de Woestijne vereerde hem. „Zijn kritische opstellen munten uit door helderheid en pittige betoogtrant" {Panorama, 485). Gaston Burssens bezorgde een keuze uit zijn Brieven. Otia oft Ledighe Uren, van Constantijn Huygens, de verzameling van zijn L., F., It. en Ned. gedichten, uitgegeven 1625. Begroet met een lofdicht van Hooft in de trant van Huygens. Ott, Leo ~ , geb. 1898 te Zutfen, hoofdred. v. h. Rott. Nieuivsblad, schr. van romans uit het kunstenaarsleven. In 1939 HetHuis „De En gel", fantasie over de geschiedenis van Rotterdam in de Geuzentijd. Menschen onder scbijnwerpers, 1935. Ottema, Dr. J. G. ~ , 1804—'79, conrector te Leeuwarden; schrijver van veel godgeleerde en historische werken. Hield de Gelegenbeidsrede bij de oprichting van het monument voor Stijl, te Harlingen 1860. Was de uitgever van Thet Oera Linda Bok, 1872 en van werken daarover. Otten, Dr. J. F. ~ , 1901—'40, schrijver op sociaal, staatkundig en letterkundig gebied; schreef over Het Fascisme, 1928, over De moderne biographie, 1932; tolk in 't Italiaans en Spaans. Schreef als Jo Otten essays, romans en novellen: Bed en Wereld; Angst, dierbare Vijandin; Muizen en en Demon en. Werd door een bom getroffen. Otten, Mr. P. ~ , geb. te 's-Gravenhage 1885, secretaris van curatoren der Universiteit te Amsterdam 1928; dichter. Schaduwen, 1926. Otter in 't Bolwerck, Een ^ , hekeldicht Otterloo 389 Oude Kamer van Vondel, tegen Ds. Otto Badius, die I de Academie van Coster had uitgescholden voor een kweekplaats van Libertijnen en I Arminianen. Nu werd in 1630 Costers \ Iphigenia, het felste stuk, opnieuw ten to- | nele gevoerd, terwijl de predikanten Cloppenburg en Smout uit Amsterdam werden • verbannen; Otto Badius preekte opnieuw | tegen de Afiademie; Vondel antwoordde | met dit spotdicht, dat naamloos verscheen. I Het was op de wijze van een volksliedje: Betteken voer naar Maryemont. De dichter veronderstelt, dat Dominee verliefd is op de dochter van Jan Willemse Boogaerd; die zou hij winnen door uit te varen tegen de Academie. Otterloo, Dr. A. A. van ~ , 1847—'95, predikant te Zutfen 1883. Proefschrift over Johannes Ruysbroeck, 1874; 2e druk door Dr. Van Slee, 1896. Otto, Willem ~ , 1849—?, uit Amsterdam, telegraaf-ambtenaar aldaar; schreef o.a. Etsen en schetsen op letterkundig gebied, 1882. Hij behandelt daarin Starter, Maaike de Wolf, Elisabeth Hoofman, Jan Luyken en Dirk Smits op novellistische wijze. Ottoburg, het buitentje van Tollens te Rijswijk. Oudaen, Joachim ~ , 1628—'92, uit Rotterdam, Collegiant als zovelen onder de aanzienlijken en ontwikkelden; diaken bij de Doopsgezinden. Oudaens vader was bakker te Rijnsburg; Jan Jacobsz van der Kodde was zijn grootvader. Hij werd een leerling en weldra de secretaris van Scriverius te Leiden. In 1656 trouwde hij met de dochter van een tegelbakker te Rotterdam en voortaan dreef hij de zaak. Hij verkeerde met Adriaen Paets, de notaris, en andere mannen van betekenis. Evenals Jan Zoet en Van Beuningen was hij Ghiliast. Bewonderaar van Camphuysen in de eerste plaats en ook van Jeremias de Decker. Tevens vervuld met liefde voor de wetenschap; hij leverde aan Brandt stukken voor diens Historie der Reformatie en voor het Leven van Vondel. Maar hij hekelde Huygens, toen deze in 1658 Tryntje Cornells uitgaf. Hij zelf begon met treurspelen: Johanna Grey, 1648; Koning Konradyn, 1649. Het eerste stuk was een bestrijding van Vondels Maria Stuart; het tweede tornde op tegtn „de aangematigde macht der Pauzen". Zijn treurspel Servetus van 1665 richt zich tegen de onverdraagzaamheid; Het verworpen Huts van Eli tegen de uiterlijke vormen van de godsdienst, 1671. Niet alleen tegen Rome was Oudaen fel, ook tegen Spinoza. Hij dichtte tegen „dit gedrogt" naar aanleiding van een werk van Adriaen Verwer: de Atheisterye het Momaanzigt afgerukt. In zijn Stoats gevallen behandelde Oudaen de gebeurtenissen van zijn tijd; zijn treurspel Haagsche Broedermoord of Dolle blijdschap, 1672, geeft uiting aan zijn afkeer van de gruwel, bedreven tegen de De Witten. Dit drama is te vergelijken met Vondels Palamedes. Als dichter koos hij Vondel tot zijn voorbeeld; hij stelde hem zelfs boven Homerus en Virgilius en prees vooral Lucifer. Hij volgde hem na in. 1*667: Brittannische Vernedering. Zijn bijscnriften op de Graven van Holland herinneren aan Hooft en Brandt. Hij is een van de beste dichters uit de tweede helft der 17e eeuw. Van hem ook de Lijkrouw der Maasstrootu bij de dood van De Ruyter. Hij schreef 1650 tegen Cromwell, „den vermomden Lucifer" en maakte bij zijn dood een gedicht De neergeplofte Lucifer, 1659. Dichtte een lied op de benoeming van Pieter de Groot tot pensionaris van Rotterdam, 1670. Willem III prees hij pas, toen deze koning van Engeland geworden, godsdienstvrijheid zou handhaven. Zijn werk Rootnsche Mogentheit, 1664, droeg hij op aan Adriaan Paats, lid der vroedschap van Rotterdam, 1672 gezant naar Spanje. Verder De Koningklyke Gedenk-Penning, toen Karel II penningen liet slaan na de Slag bij Lowestoft. Dan een loflied op Johan de Witt, toen deze 1665 de vloot bij Tessel in zee bracht. Hij noemde Aran en Titus „een wanschikkelyk geschep" en Medea „een dollemans raesgety". Sterk kwam hij ook op tegen het aanhalen van namen uit de Griekse mythologie als strijdig met de Christelijke opvatting. In zijn Lykgedachtenis van Vondel dreef hij de spot met N.V.A. en zijn blazoen. Oudaen schreef een uitvoerig gedicht op het lijden van Christus: Aandachtige Treurigheyd en hooggereeze Vreugde, 1660. Hierin volgde hij Jeremias de Decker, aan wie het stuk ook is opgedragen. Het is verdeeld in 17 verhalende zangen. Een ander groot gedicht is gewijd aan het Duizendjarig Rijk, waarin Oudaen geloofde: Voorschaduwing van het Zegepralend Rijk onzes Heeren, in 12 zangen. Oudaen's leven beschreven door D. van Hoogstraten, 1712. In hetzelfde jaar gaf Poot 3 delen Gedichten van hem uit. Oude, J. v. d. ~ , ps. van C. v. Nievelt als schrijver van Uit de Poppekraam onzer Romantiek, 1903. Daarin beoordelingen van M. Antink, Ina Bakker, Henri Borel enz. Eerst opgenomen in '/ Nieuivs v. d. Dag, gelijk ook zijn Litterarische Interlude en. Oude Heer Smits, zie Lindo. Oude Kamer, De —, van Amsterdam, de Egelantier, zie In Liefde Bloeyende. Oudemannenhuis 3 Oudemannenhuis te Amsterdam, genoot de voordelen van de toneelvertoningen. Coster deelt mee, dat die alleen al van Juli 1615 —April 1616 / 2000 bedroegen, enkel door de zorg van hem en Bredero. Oudemans, A. C. ~ , 1798—1874, onderwijzer in Indie 1834—'40, schoolopziener te Leiden. Onder zijn vele geschriften het Wocrdenboek op Bredero, 1857 en op Hooft, 1868, thans niet meer geheel betrouwbaar. Uitgegeven door „Letterkunde", het laatste werk ter verbetering van het Uitlegkundig Wdb., door het Kon. Ned. Instituut uitgegeven 1825—'38, bewerkt door D. J. v. Lennep, Siegenbeek, Van Capelle en 9 anderen. Oude Nederlandsche Letterkunde, Vereeniging ter Bevordering der ~ , gaf 1844 —'48 werken uit van Mnl. schrijvers, b.v. Der Leken Spiegel door M. de Vries; Maerlant, Dboec van den Houte en Leven van S. Franciscus door J. Tideman; Roman van Karel de Groote (De Lorreinen) door Jonckbloet; Potter, Der Minnen Loep door P. Leendertsz; Walewein door Jonckbloet. Tideman was er secretaris van. Ook verschenen van 1844—'48 de Verslagen en Berichten met medewerking van De Vries, Jonckbloet, Campbell e.a. Daarin Cracht der Mane door Heynric van Hollant, Vaghevier van Sente Patricius enz. Ouden, 't Boec des gulden throens of der 24 —, vertaald uit het Duitse proza van de mysticus Otto van Passau, 1386. D< 24 Ouden uit Openbaring IV: 4 leren de minnende ziel, hoe die de gouden trooi verwerven kan; het eerste populair-ascelische D. handboek. Gedrukt te Haarlem, 1484. Ouderdom, De ~ , leerdicht in 6 zangen van Rhijnvis Feith, 1802. Over dood, graf en eeuwigheid, onder invloed van Klopstock. Ouderdom, Buytenleven en Hofgedachten, beschrijvend gedicht van Jacob Cats met veel bijzonderheden over zijn huiselijk bedrijf op Sorghvliet; 1656. Oudere Tijdgenooten, studie van Allard Pierson, 1882—'84 in De Gids, als boek 1888. Over A. G. Heldring, H. J. Koenen, W. de Clercq, Groen van Prinsterer, Capadose, De Liefde, Van der Brugghen, Bilderdijk; verder Da Costa naar zijn brieven. Oude Staatsman, De ~ , anoniem „drama", 1785, tegen de Groninger Prinsgezinde regenten onder leiding van A. A. v. Iddekinge, waarin zich al de ergernis van de Patriotten uit. Oude Strijd, De ~ , bundel kritieken van Verwey; bevat zijn werk voor de oprichting van De Nu>. Gids en ook zijn beoordeling van Een Liefde van Van Deyssel. 0 Overbeke Oude Tijd, De ~ , tijdschrift, dat aandacht schonk aan overleveringen, volksverhalen, spreekwoorden, kunst, klederdrachten enz., van 1869—'74, onder leiding van D. v. d. Kellen; sedert 1871 van Ter Gouw. Oude Vlaemsche Liederen en Gezangen, samengesteld door J. Fr. Willems, in 1848 door Snellaert uitgegeven. Oude Waereld, De ~ , romancyclus van Querido over „het Land van Zarathustra", groots opgezet met uitvoerige toelichtingen: I. Koningen met de geweldige figuur van koning Darius van Perzie; II. Zonsopgang\ III. Zonneland. Oud-Nederlands, de Ned. taal voor het Mnl. Er is heel weinig van over, nl. alleen 25 z.g. Karolingische of Wachtendonckse psalmen. (Proefschrift van Dr. Borgeld, 1899.) Dr. Lipsius vond ze in de nalatenschap van Wachtendonck; zie daar; in 1864 werden ze onder de papieren van Lipsius ontdekt te Leiden door de bibliothecaris Pluyger en Dr. L. A. te Winkel. Dr. Cosijn toonde aan, dat de psalmen zijn uit de tiende eeuw en afkomstig uit de tegenwoordige Rijnprovincie op de Limburgse grens. Oudshoorn, J. van —, ps. van Fey I brief; overleden te 's-Gravenhage 1951. Oud-Vlaamsche Gedichten, uit het Hulthemse handschrift, uitgegeven door Blommaert\ zie daar en Wensliederen. Sedert 1838. Oud-Vlaemsche Liederen der XIV en XV eeuwen, uitgegeven door C. Carton, Gent 1849, afkomstig uit het Gruythuyser hs. Outhuys, Gerrit ~ , 1773—1835, predikant, sedert 1812 te Minnertsga, vergezelde Bilderdijk als student, toen deze in 1795 van Den Haag naar Groningen ging en bleef zijn vriend. Werkte mee in Uylenbroeks Dichterlijke Hands chrif ten. Bilderdijks brieven aan Outhuys uitgegeven 1836. Outrein, Dr. Joh. d'—', 1662—1722, predikant te Arnhem, bezong Roosendaal, 1700. Ouwendijck, Dick ~ , won in 1941 de eerste prijs van de gemeente Amsterdam met zijn toneelstuk De weg is beter dan de herberg. Romanschrijver. Ouwerling, H. N. ~ , schreef 1908 Uit de Donkere Gewesten, waarin hij aantoonde, dat Maas met zijn Verstooteling de Limburgse toestanden niet te zwart geschetst had. Hij schreef ook over de geschiedenis van dorp en heerlijkheid Deurne. Overbeke, Mr. Aernout van —, 1632—'74, een doordraaier, die de Psalmen Davids berijmde, 1663, en de Vierdaagse Zeeslag en de Tocht naar Chatham bezong. Ging 1668 het zeegat uit en kwam 1672 als bevelhebber van een retourvloot van 15 schepen uit Indie terug; kwam daarbij aan de Kaap, waar juist geen kommandeur was Overbeke en kocht van de Hottentotten al het land van de Tafelbaai tot de Valsbaai voor ko per, tabak en kralen ter waarde van nog geen / 100. Gaf een „geestige en vermakelijke Reisbeschrijving" uit, 1671; boertig zonder geestigheid; burlesk in de stijl van Focquenbroch. Ook verder leverde hij burleske en macaronische poezie, mitsgaders Geestelijke Liederen. Rijmwercken, uitgegeven 1678. Studie over hem van J. A. Worp, 1883. Overbeke, Herman van —, geboren te Gent in 1896, talentvol dramaschrijver. De Apostaat, 1917, Beatrijs, 1925. Overblyfsels van geheugchenis, van Droste, 2e druk 1728, door hem zelf bezorgd; derde druk 1879 door R. Fruin, vanwege „Letterkunde", met veel aantekeningen. De optekeningen zijn begonnen in 1720. Van Elizabeth Musch o.a. nergens zo uitvoerige en geloofwaardige karaktertekening. Overdamme, Hans van ~ , f 1550, dichter van het Offerlied van de vier martelaren van Lier. Nog in 't zelfde jaar te Gent verbrand. Over de Linden, Cornells ~ , geb. 1811 te Den Helder, scheepsbouwer en meesterknecht op een houtzaagmolen aldaar, ontwikkelde zich zelf door veel lezen, schreef in Friese stamtrots het Oeta Lindaboek (zie daar); Dr. Ottema sloeg geloof aan de echtheid en gaf het uit; 1872. De geleerde wereld in rep en roer. De schrijver f 1874. Over den Smaak, de eerste voorlezing of verhandeling van Geel; zie daar. Afgedrukt in Van Kampens Magazijn, 1826. Overdiep, Dr. G. S. —, geb. 1885 te Vries. hoogleraar in het Ned. te Groningen, 1929; gaf Ferguut uit 1924, De Vier Heemskinderen, 1931; red. v. Onze Taaltuin sedert 1932. Medewerker aan de nieuwe Gesch. v. d. Letterkunde voor de I6e en 17e eeuw. Verzamelde 1939 een bloemlezing Onze Renaissance in proza, werk van Hugo de Groot, Van Mander, Johan de la Court, Bredero, Marnix, Jan de Witt, Coomhert, Stevin, Van Hout, Hooft, Jan Vos, Vondel, Simon van Leeuwen en Huygens. In 1940 een nieuwe uitgave van Een fragment der Lorreinen. Schreef een Gesch. v. d. Nedl. letterk. Overduijn-Heijligers, Elisabeth ~ , 1868— 1944, uit Batavia, schrijfster van romans en van het Indische toneelstuk De Concubine, 1919. Overeem, P. A. van ~ , 1820—'92, deurwaarder te Amsterdam, toneelschrijver voor rederijkers. Overgangsdichters worden Boutens, Leopold en Van de Woestijne genoemd, nl. van de Beweging van Tachtig naar de generatie 391 Overwintering op N, Z. van 1910, ook wel gezegd: van het impressionisme naar het expressionisme. Overleveringen, Duits Sagen, in al de Ned. gewesten zeer talrijk. Zeer bekende historische overleveringen: Vier Heemskinderen, Lorreinen, Zwaanridder, Roeland, Sivaert of Sikke, de zoon van Dirk III, stamvaders der Brederodes; behandeld in de volksboeken. Sedert de 19e eeuw zijn de overleveringen verzameld, zo als ze nu nog in de volksmond leven: 1. in het Nederlands; o.a. J. P. Wiersma, Friesche mythen\ A. Slempkes, Sagen en Sproken van het oude Gelre\ Joseph Cohen, Ned. Sagen en Legenden; J. R. W. Sinninghe, Overijselsch, Utrechts, N. Brabants, Zeeuwsch Sagenboek; K. ter Laan, Jaarfke's Prophecye en Ned. Overleveringen; 2. in het Fries; S. J. v. d. Molen, Frysk Segeboek; 3. in het dialekt van het gewest: K. ter Laan, Groninger Overleveringen, 2 delen; voor Zuid-Ned. o.a.: Alfons de Cock, Vlaamsche Sagen; De Cock en Teirlinck, Brabantsch Sagenboek\ Vlaamsche Volksvertelsels door Jozef Comelissen en J. B. Vervliet; Brugsche Volksverhalen van Guido Gezelle. Over Literatuur, artikel van Van Deyssel tegen Frans Netscher, die ook naturalist was, 1886. Verheerlijking van het proza; beschimping van Netscher: die windt zich op, om in het rustige Nederland Zola te spelen. Hij is een kind, dat zich al spelende een kartonnen kroontje op het hoofd zet; een dwaze schooljongen, die op een boekenstapel gaat staan, om zo groot te tonen als de meester; een herkauwer van Zola's tabakspruimen enz. Overloop, Jef van ~ , geb. 1878, schrijver van schetsen uit het leven van de armen in Antwerpen. Wintertijd, 1905. Oversee, Vanden Lande van —, zie L. Overstege, Cornells van —, 1625—'62, gaf een bundel Wereldlijke en Geestelijke Poezy uit. Daarin ook gedichten van zijn vrouw Elisabeth le Petit, uit Utrecht. Het echtpaar woonde te Dordrecht. Overtoomsche Marktschipper, De Nieuwe ~ , 2 stukjes, liedboek tot op onze dagen uitgegeven te Amsterdam. Heet ook Durgerdammer Kramer. Eerste druk ±: 1761. Overwintering op Nova Zembla, 1596—'97, beschreven in Drie Seylagien van Gerrit de Veer. Onderwerp van een groot verhalend gedicht van Tollens; zie daar. Het is van 1819; beleefde in 1879 de elfde druk. Herhaaldelijk door Tollens zelf voorgedragen, vooral de aanhef met de beginregels: Nog hield het schriklijk pleit van dwang en vrijheid aan; Nog droeg der vaadren erf de Spaansche legervaan Overijsel in de letteren En dronk om strijd het bloed van landzaat en van vreemden', De kneuzende oorlogsvracht beploegde Vlaandrens beemden, En Neerlands weeke grond hijgde onder 't wigt van wee. Vertaald in 't Fries, F., D. en E. Nieuwe uitgave 1939 met een inleiding van Dr. De Vooys, Een uitvovrige schets van de Overwintering kwam reeds voor in He1- mers' Hollandscbe Natie. Nog in 1860 zei Schotel, dat er in geen enkele taal de wedergade van de Overwintering bestond, en dat Tollens Schiller ver overtrof in vergelijking van diens Wilbelm Tell. Maar reeds in 1819 zei Borger, dat de beren een te grote plaats vervulden en de caesuur een te kleine. Tollens verbeterde de fout in zijn Damiate en schreef in zijn L#k- #/fW/ op Borger: Hij kon de pijl der scherts doen treffen en verdragen. Overijsel in de letteren : zie Revius, Vollenhove, Arn. Moonen, Clara van Sytzama, Feith, Potgieter, Schaepman, P. Heering, G. van Hulzen, Jozef Cohen, Margot Antink, Mw. v. Hille-Gaerthé. Overyselsche Sangen, zie Revius. Ze bevatten bijbelse en andere godsdienstige poëzie, mapr ook veel vaderlandse zangen. Ovidius, d.i. Publius Ovidius Naso, 43 v. C. - 17 n. C., geb. te Sulmo, rechter te Rome, door Augusms in het jaar 9 verbannen naar Moesië aan de Zwarte Zee. Beroemd P. P *,h edte ondertekening van de voorrede van z.g. tweede deel van /. v. Vondels #/:vy, 1647, md zijn gedichten van vroeger, die hij weggelaten had in 't eerste deel. Te W inkel vermoedt, dat P = Protestant, omdat Vondel zijn narede van Grotius Testamen; met R.C. ondertekend had. Paaltjens, Piet -, zie Haverschmidt en Eric zplr der Steeu. Paap Jan, Pdep ///7= v4n f#ïJJa, d.i. misschien Edifa in China, vermeld door Marco Polo. Volgens het reisverhaal van Johannes Witte de Hese, 1389, had hij een prachtig paleis. Ook in De Reis f?zz; J4n van Mandeville wordt veel van zijn rijkdommen verteld. Afzonderlijk verscheen 1j08 te Antwerpen bij Jan van Doesborgh een boekje Van die wonderlicbeden t'z; costelicheden van Pape Jans landen. Paap, M r. W illem x', geb. te W inschoten, L. dichter: M etamorphosen of Herschep- 1856- 1925, vriend en vereerder van Mulpingen, Gedaanteverwisselingen; Ars aman- tatuli; advokaat te Amsterdam; medeopdi of Minnekunst; Heroides of Heldinnen- richter van de Nw. Gids, die hij evenwel brieven. Deze laatste werden door Vondel in 1886 reeds weer verliet. In zijn roman in proza vertaald, toen hij het voornemen Vincent f-/l>;=, 1898, stelde hij Alb. had, in de Brieven der Heilige A1,e:âA>2 Té#zzi Jr. aan de kaak. Het boek opniOw het leven der martelaressen te behandelen, uitgegeven met uitgebreide inleiding door 1641. Uitgegeven door D. v. Hoogstraten, Dr. M . ter Braak, 1956; het is een sleutel- 1716. In 1671 berijmde Vondel de Meu- roman: Vincent Hnman = Van Deyssel; morpbosen a1s Herscbeppinge. Zie Meta- Moree = Kloos; Reinhold = Ary Prins; morpbosen. Cornelis van Ghistele vertaalde Jan de Wilde = Ten Brink. Paap bezoryde Heroides reeds in 15j5; verder Ars de zelf de 2e druk in 1908 en schreef ln amandi, die in .1j70 op de lndex kwam. 't voorbericht, dat toen de Vincent Hamans Houwaert bracht in 1583 Die Remedie der van 1 880 reeds arm in arm wandelden met Lidden over. wie zij voorheen ,,aan hun laars lapten'' Ovidius' Ars zlw,'Jzzlë en zijn Remedia Paap schreef nog zulk een boek, De Bombo- Amoris zijn bewerkt door Westerbaenk zie no's, gericht tegen Taco de Beer, Prof. Nadaar. Zie ook Johan van Heemskerk. Bi1- ber, Jan ten Brink e.a. Paap's aandeel in derdijk schreef een Navolging waz; de Ge- de oprichting van De Nieuwe Gids, waarbij daantverwisselingen. hij de hoofdman was, wordt toegelicht in Alle de werken, vertaald door A. Valen- de Litteraire Gids van 1927. tijn, uitgegeven door Ludolf Smids, met Ook Jeanne Colette is een sleutelroman, platen van Leclerc, 1700. gericht tegen de bankier W ertheim. ln 19O werd Ars amandi a1s De Kunst J:, Verder de roman: De Doodskloh z'az; het 1!F#a:e bewerkt door J. Meihuizen. Damrak, 1907. En Koningsrecht, drnma in Oye, Eugeen van v, 1840-1926, van Tor- j bedrijven. hout, de beminde leerling van Guido Ge- Over hem een studie van Mr. Barend de zelle te Roeselare; daarna student te Leu- Goede 1946, die hem ,,het Paard van ven en lid van het Flamingantengenootschap Met Tijd en Vlijt'', dokter in het F. leger tijdens de F. D. Oorlog 1870 '71, daarna dokter te Oostende. Toneelschrijver en dichter; verschillende liederen op muziek gezet. Hi'J vestigde zich te Gistel; zijn bekendste werk is de gedramatiseerde legende Godelieve z'I:2 Gistel. Zijn' karakterschets in de 20 Vlaamscbe Koppen van Verriest, 1901. Zie U. v. d. Voorde. 392 Paap Paape Troje'' noemt, omdat hij in de kring van Kloos niet paste. Paape, Gerrit - , 1752- '98, uit Delft, plateelschilder, 1779- '84 bediende van de Kamer van Charitaten'', dichter en schrijver, vurig Patriot; gaf 1784 zijn Vaderlandscbe GEWJCâJ:/; uit. Hij werd 11d van 't vrijkorps, schreef 1787 de geschiedenis der vrijkorpsen, organiseerde ze door 't gehele land, schreef reeds in 1787 de kluchtige opera Vlugt z'lzi W illem )'; vluchtte 1787 naar Antwerpen en Duinkerken en werd schrijver van beroep; 1794 sekretaris van Daendels in het leger; werd in 1795 voorzitter van de Patriotse sociëteit te Dordrecht; bereidde de algemene vergadering der clubs in de Doelen te 's-Gravenhage voor; yoorzitter van de commissie van onderzoek naar 't gedrag der oude Regeringsleden; unitaris. Hij had in 1787 zes Vader- Iandscbe blyspelen gedicht; in 1788 kwam daar bij een klassiek treurspel Agis of de Republiek Spal.ta. In 179j werd hij redacteur v. d. Vaderlandstke Courant te 's-Hertogenbosch en schreef hij 5 Republikeinscbe klugtspelen: De Slymgasten; De Stille fn den lande of het nut der dagbladen; de Municipaal, die niet is zo a1s hij behoort te weezen. In 1796 werd hij 1id van het Hof van Justitie in Friesland; in 1797 afgezet a1s ongestudeerd. Dr. A. J. Kronenberg schreef Een en ander ozzer Paape. Paarden van 1101st, De - , roman van Gerard van Eckeren, 1947. Over de jeugd van vöör de Oorlog. Paas-liturgie, de vorm van de eredienst bij het Paasfeest, het begin van het toneel in W est-Europa. Zie drama. Aan het einde van de Paasmetten werd sedert de 1Oe eeuw de verrijzenis van Christus aan het volk plechtig voorgesteld. Daarna ook het spel van Kerstmis en Driekoningen en de opwekking van Lazarus. Paasspelen vermeltl te Den Haag ( 1401, bij Van Wijn), Deinze 1400, Thielt 1446, Lier 1449, Oudenaarde 1j02. Paasspel, Het M aastrichts 'w, eerste helft der 14e eeuw, het oudste stuk, dat betrekking heeft op de Paas-liturgie. Paats, Adriaan - , 1id der vroedschap van Rotterdam, 1672 gezant in Spanje, -1- 1686; betreurd door Oudaen in een Lykgedacbtonis. Paats zelf dichtte Vreede en Fryâeà/, 1667. Gedurende de Tweede Engelse Oor. 1og Spyt en 31/:/ der Batavieren, 1 666, tegen de lafhartiglleid van ,,verwyfde mannen'' en weer met 1of voor Jan de W itt. Door zijn invloed werd Pierre Bailly benoemd tot hoogleraar in wijsbegeerte e1A geschiedenis aan het Athenaeum te Rotter. dnm. Pgbst van Bingerden, Jhr. Mr. Rudolf W . J. van N, 1775- 1841, lid v. d. Raad van State sedert 1814. Schreef o.a. een Lojrede op froef/zi//l, 1812. Pabus, Quintijn -, van Groningen, dichter van stichtelijke poëzie en van Loj Ju': stadt Groningen, 1741. Pad der Deugd, Het N , zie Pamela. Padberg, H. -, S. J., schreef in 1920: Multatuli: De menscb - De denker - Dc literator. Vertelde toen nog, dat Multatuli in de beruchte huizen der groote steden den weg kende''. Studie over Van fe#e,v, 192j. Padbrué, Cornelis Thymans ev', ,,musicyn van Haerlem'' bracht 1651 de Kusjes van Westerbaen op muziek; hij schreef ook de muziek voor andere gedichten van W esterbaen, ook voor die van Hooft en Vondel in 't Loj t/lr Jubal, 1643- '44; in 1646 voor De /r,,/;:& Petri en #> à, reien uit Vondels treurspel. Paddenburg, Gi-lsbert Timon van 'w, uitgever te Utrecht, gaf sedert het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog de ,,Post van den Neder-M ijn'' uit, met Ondadtje en vele anderen a1s medewerkers, vooral tegen de Hertog van Brunswijk. Paddepoel, streek vlak ten N. v. d. stad Groningen, rechts van 't Reitdiep, bij 't voormalig klooster van Selwerd. In 1634 bouwde de Groninger koopman Van Nijenborgh er een buitenplaats, de Nijenborgh. Zijn zoon, zelf ook dlchter, verzamelde d'aar de Paddepoelster Kring: Sibylle van Griethuysen, Hendrik Bruno, Gabbema, geschiedschrijver van Friesland e.a. Paemel, Het Gezin van - , realistische van Vlaamse boerenleven van Cyriel Buysse, voor het toneel bewerkt en zeer veel opgevoerd door de Vlaamse redeschets t rijkers. paep die sijn baeck - , boerde van gestolen werd, Vanden W illem van Hildegaers. berch; van de pastoor, van wie een zijde spek uit zijn kelder gestolen werd door een gauwdief, aan wie hij van te voren ahsolutie gegeven had. Paffenrode, Joan van 'w, 1618 '73, uit Gorkum, achterneef van Westerbdenk zijn vader was drost, hijzelf vrijheer van Ghussigny. Ging vroeg in dienst, werd overste, in 1652 drost van Gorkum; sneuvelde bij 't beleg van Maastricht. Hij schreef eell treurspel: Den OzilE'l'vazz,j' van Irzr///t'//; t'an Arkel, 1662; de klucht van Hopman U/p'ïc/5, 1661; de klucht van Sr, Filibel't p/ OuJ N al, 1657, de geschiedenis van Virgilius in de mand. Verder gedichten. Berucht.... en gezocht om zijn vuile grappeni..i. 7e druk 1676. De boertige Comoedie van Hop- PziIzi Ulrich heet ook Bedroge Girigbekd: ..het lterd. dat niemand eer bedrogen word 393 Palfenrode Pairs a1s vrecken''' de oude vrek wordt afgeran.. seld door zijn vrouws minnaar. Pairs, De twaalf x , de twaalf voorname vazallen van Karel de Grote, in rang aan hem gelijk, zoals het woord pair uitdrukt. de helden uit de Karelromans. paladijn, aan 't hof van Karel de Grote en van koning Artur = ridder uit de omgeving van de vorst. Van L. palatium = paleis. Palamedes, Grieks veldheer vôtsr Troje, van verraad beschuldigd en gestenigd op last van de veldheren Agamemnon en Ulysses. Hoofdpersoon in Vondels drama, dat tevens een satire was: Paldmedes JJ de l'er/zi//rl: Onscbult is Oldenbarnevelt. Het treurspel is een navolging van de drama's van Seneca. Vondel stelde het samen op aanspo. ring van Albert Koenraads Burgh, schepen van Amsterdam; het was gereed in Novem. ber 162j. W eldra werd het stuk in beslag genomen en de dichter vervolgd. Hij verschool zich bij zijn zwager Hans de Wolf, daarna ten huize van Laurens Joosten Bake Toen het gevaar van vervoer naar Den Haag over was, kwam Vondel weer te voorschijn. Burgh was een van de rechters en de zaak liep af met een boete van J 300; dit wys ,,met een vossenstaart gegeesselt''. D*e eerste druk was spoedig uitverkocht, binnen het jaar kwamen 7 drukken. Frederik Hendrik liet zich het stuk voorlezen door Van der Myle, de schoonzoon yan Oldenbarnevelt. Rechtstreek-s op Oldenbarnevelt pasten de beroemde beginregels: Die sorgt, en waeckt, en slaeft, en draeft, en ploeght en sweet, En tot 's lands oorbaar vast een lastig amgt betreed,..... Die sa1 sich Jammerlijck in 't end' bedroyen vinden. Van 't wispelturlgh volck. Bogerman van Leeuwarden treedt op a1s Calchas. François van Aerssen wordt voor. gesteld a1s Ulysses, bij Vondel getekend a1s y,een zedelijk monster''. Agamemnon is de Prins; Rei van Euboeërs = de Remon. stranten; Rei van Ithakeisen = de aanha:n gers van Maurits; Nestor = Adrianus Ju nius, de onpartijdige rechter; Megeer = burgemeester Pauw; Sysiphus = Duyck Diomedes = Hugo Muys van Holy; Eury pilus = Festus Hommius; Ajax = Frederik Hendrik. De koperen titelplaat stelde een oude man voor, omgeven door wilde dieren. HG stuk werd in 1663 het eerst opgevoerd te Rotterdnm door de troep van J. B. van Fornçnburgh; ip 1665 ook 'f Amsterdam, tpen de spelers voor eige:' rekening werkten tijdvns de yerbouwin. vgn . 4 e. ,sAouwburgt Pal- rdei lokte xm t- zo verzen uit, o.a. een lied om te zingen van Den Gevejormeerden J15/c?zJ. Studie over Palamedes van Dr. Th. Jorissen, 1879. De varianten van Palamedes, studie van J. 1-. W alch, 1906. Palladium-uitgaven, verschenen 19 17 '27 onder leiding van J. v. Krimpen, J. Greshoff en J. van Nijlen; b.v. Sonnetten van Besnard, 1917; In Memoriam van W ertl. meus Buning, 1921; Narrenwtjskeid van J. C. v. Schagen, 1925. (Palladium, beeld van Pallas Athene in Troje; beschermde de stad.) Pallas, de godin der wijsheid en van alle kunsten bij de Grieken; veelal Pallas Athene, bij de Romeinen Minerva. Pallas-vreugd van . Rethorica, bundel met al de antwoorden en liederen van het refereinfeest van de jonge Kamer ,,De Vijgenboom'' te Schiednm, 1705. Pallieter, de beroemd geworden roman van de Vlaamse levensvreugde van Felix Timmermans, verscheen eerst in de N. Gids, 1912 '14. Palm, Johannes A2J/, t7 18102 gericht tegen de treurspelen en heldendlchten van F. klassiek model. ln 1816 won hij met zijn Geschieden Redekonstig Gedenkschrijt over de verlossing van 1815 de j 700 uitgeloofd door Van Kinsbergenk de teurmeesters waren Cras, Hooft, D. J. v. Lennep en M . C. v. Hall. Hij werd de redenaar bij alle gelegenheden met Tollens a1s diclnter. ZiJ hielden Nederland voor 't gelukkigste landy' in V. d. Palms redwoering op H'#l 394 Palm Palm Vierde Eeuwjeest der Druiiunst. Maar in zijn redevoering na de Ramp van Leiden tot koning Lodewijk waardeerde hij diens grootheid''. In 1812 werd ,I1 hij ter verantwoording geroepen, omdat hij in zijn rede ter opening van de colleges tv Leiden geen hulde aan de keizer geFracht had. Beets Feschreef zijn Leven E'/; KaraLter, 1842., Bilderdijk hoonde hem. A1s ,yagent'' had hij Siegenbeek opgedragen, de spelling van het Nederlands te regelen, 1804. In 1818 ! ondernam hij een geheel nieuwe Bijbelver- ' taling, die hij 1850 ten einde bracht; ook vertaalde hij de Apoirieje Boeien. Naast zijn j0 leerredenen nog 50 verhandelingen. Palm, Kornelis van der -, 1735- '89 voorzitter van het dichtgenootschap Studium scientiarum genetrix (Ilver is de moeder der wetenschappen) te Rotterdam, 1777 kostschoolhouder aldaar, reikte 1785 de gouden erepenning uit aan zijn zoon Joh. Henricus, voor zijn yedicht Het Oorlog. Palmar, W . v. 'w, d.1. Mw. W iepke Botlman- Geertsema te Beerta, geb. 1842, een der eerste schrijfsters in Groninger dialect; De Golden Kette, verhaal uit het boerenleven. (Palmar was een klooster, verzwolgen door de Dollard, ten Z. v. Reide.) Palmoriln van Olijven (de Oliva) . een van de Amadisromlnsk zie daar. Verschenen te Sevilla, 1511. Palmerijn, van onbek-ende ouders doet allerlei wonderen van dapperheid; lij trouwt met Archidiana (Aertsche Diane), dochter van de sultan, redt zijn ouders, prins Florendos en Griane, de dochter van de keizer van Constantinopel, en wordt zelf keizer. In 't Ned. vertaald 1602 en 1615. Bron van Bredero's tragicomediën Roddrick, Griane en Stomme Ridder. De stof behaaqde de burgerij: prinsen te vondeling! klulzenaars, dwergen, onoverwinnelijke rldders en schone jonkvrouwen, hoofse vormen. Bredero maakte ei drnma's van vol pathos, afgewisseld door tussenspelen in plat Amsterdams; in Rodderick het komisch intermezzo van Nieuwen Haen cn Griet Smeers, 1611; in Griane het tussenspel van Bouwen Langh-lijf en Ne1 van Gooswegen, 1612. Paludanus, Lambertus 'v, d.i. L. v. d. Broek, toneelschrijver; vertaalde Milton's Parad#s verloren in rijmende verzen, 1740. Pamela, hoofdpersoon in een van de romans van Richardson, algemeen bekend ook in de Nederlanden en van grote invloed op de dnmes Woljj en Deken. Maar reeds in 1745 verscheen De Anti-pamela, ,,of de valsche eenvoudigheit ontdekt''. In 1766 verscheen een beknopte vertaling van Pamela, Clarisse en Grandison van Richardson als Het Pad der Deugd. De llollandscbe Pamela oj de Zegepralende JeJ/##, behelst de lotgevallen van Zoetje Gerbrants, die opgestegen is tot Gravinne, 17j4. pamfletten? hliek biJ handelen de vlugschriften, tijdens de Repuvele honderden verschenen, bevragen van de dag; schotschriften, in de vorm van schuitprutjes. Een vaak ongehoord felle pamflettenstrijd tijdens de godsdiensttwisten; zie Meerman en Gulden fdtxerzle; alleen de Scherpe Resolutie lokte er 1j0 uit in proza en ,,poëzie''; ook vele spotprenten. Zie Pasckier. Daarna een pamflettenstrijd tussen V. d. M ijle en Van en de andere teren van Amsterdam. aantal scherpe pamfletten de Vredesonderhandelingen en over de geloofsvrijheid voor de R.K.; in 1646 tegen de onbetrouwbaarheid van Frankrijk; in 1647 een jo-tal over de vrede', in 1648 weer een stroom. Alleen in het Rampjaar 1672 enige honderden. Een 70-ta1 pamfletten verschenen sedert 1757 in de Wittenoorlog) insgelijks een groot aantal teyen de Gouvernante, daarna over godsdienstlge onderwerpen, zodat sedert 1765 de Staten van Holland dachten aan censuur, een plan door Elie Luuc bestreden. Honderden pamfletten werden gewisseld tussen de Patriot- Aerssen. Verder over Smout predikanten tegen Burgemees- Opnieuw een groot sedert 1643 over ten en de Prinsgezinden. Opnieuw voor en tegen de ontwew-constitutie van 1797; daarna tegen het Uitvoerend Bewindt 1798. Van groot belang voor de ontwikkellng van het Ned. proza. De pamflettenverzamelingen zijn gecatalogiseerd door P. A. Tiele, 18j6; H. C. Rogge, 1M 3; J. K. v. d. W ulp, 1866., L. D. Petit, 1882., W . P. C. Knuttel, 1889. Pampiere W ereld, 1644, nieuwe uitgave van de leerdichten van Knzl en van 9 van zijn toneelstukk-en. Het boek bevat ook verscbeiden Historiën, savolging van Cats' Trouringh. Verder M innebeelden, emblemata onder invloed van Heinsius en Cats. Pan, de Griek-se herdersgod, de uitv.inder van de fluit; afgebeeld met bokspoten en horens. Pan is 10 de titel van het grote episch-dramatische gedicht van Herman Gorter, 1912, waarin het ideaal der nieuwe mensheid verheerlijkt wordt. ,,Naar Gorters bedoeling is Pan Jllesomvattend. Maatsclzappij en individu; wijsbegeerte, kunst en politiek; natuur en beschaving; historie, heden en toekomst zouden er elkaar aanvullen en doordringen''. (Prof. Stuiveling.) In later jaren, in de eenzaamheid te Bergen. heeft Gorter het grootse thema opnieuw aangevat. Hij heeft het werk herschrevell met grote diepzinnigheid, maar niet meer kunnen voltooien. Herman Gorter schildert de eenwording van de ,,Menschheid mef 395 Pan Pan de Natuur''; hij voejdy er een leidraad Fij voor de lezers. 20 een epos van Karel de winter in de stijl van Po1 de Mont, dus van gehee'l andere aard. Pan, Mr. Jan -,1785-1871, uit Enkhuizen, advocaat te Hoorn, 1838- '58 Raadsheer in Drente, afgetreden wegens doofheid, daarna weer te Hoorn. Schrijver van de Aanwtjzing Jer Oude en Nieuwere Dicbters, door #//Jer##l overgebragtt 1859., opgenomén in Da Costa's uitgave van Bilderdijk. Verder schreef Pan Opstellen ovel. gescbiedenis, oudkeden en ô#:://// in Drente, 1862. Panders, Joh. van .v, te Alkmaar, toneel. schrijver. De stloodaart Ailar beginsels. treurspel, 180j. De romantische schurk bekeert zich en schiet zich dood. Pandora: zie Lublink W eddik. Panhaarlng, Juffrouw -, de Fijnaam van Cornelia 15//ât7/7 wegens een zeer hardhandige twist met een ,,visboer''. Pannevis, Arnoldus N , 1858- '89, sedert 1866 in Z. Afrika; de vader v. d. Eerste Afrikaanse taalbeweging, een der stichters van het Genootskap w/rz Regte zl/r/llrerl, 187j, met het blaadje Die Afriiaanse Pa- Woljj. Pape, J. B. de -, priester teKortrijk, schrijver van rederijkersspelen. Oorlogb /J/JJfWE'/Z Carolus VI ende Soliman 111, 17 17. Papirius of bet oproer der vrouwen lïx>;dz7 Romen, klucht van Langendijk; Papirius, senator, vertelt dat de Senaat besloten had, dat de Romeinen voortaan twee vrouwen mochten hebben. parabel = gelijkenis. B.v. De Japanscbe Steenhouu'er v'an Multatuli. Parabelen ende wise leren, vertaald uit Vridancs Bescheidenbeit, werk van de 14e eeuw. Uitgegeven deels door W illems, 1842., deels door Serrure in 't Vad. M us. II. De parabelen van Cyrillus, Mnl. tekst met ' inle'lding uitgegeven door C. M. Lely, 1950. Paradijs, E EWC/Z daar. Op Jantje Paradù's Corneliszoon met zijn Boterbloempjes', zie L. N. Hermans. Paradil-s en de Peri, Het - , zie Peri cn triot. Panorama der Ned. Letteren, overzicht van de geschiedenis der letterkunde, van Dr. J. Haantjes en Prof. Dr. W . A. Smit, met medewerking van verscheiden deskundigen, Cornelis ,v, ps. van Frederik z2ap; a1s dichter van de Grassprietjes', 'zie zijn beurt weer geparodiëerd door 1948. Panpoëticon Batavum, portretten van Nederlandse dichters met bijschriften op rijm; lett. bet geheel der Ned. dichters. Van Lambert Bidloo; sthrijvers uit de 16e en 17e eeuw. Zie ook Lucijer. Ook Ten Kate gaf een Panpoëticon uit, een bloemlezing uit de voornanmste buitenlandse dichters, vertalingen Ilit Goethe, Shakespeare, Racine en', Pans Fluitje, Nederlandt, 1640., de 59ste druk 172zi. De titel luidt: Palls fluytje ofte heydens banket, blaazende loopjes met hoopjes en stukjes op krukjes voor aapjes en knaapjes. Pantalone, de. grappenmaker op het It. toneel, iIa de kluchten der 17e eeuw nagevolgd a1s Pantalon. Heet ook Arlecchino (Harlekijn) , Pullicinella (Poesjenel), Scaramuccia (een soort miles gloriosus, Scha. ramoesje) ; bij ons ook Hans Soep, Hans W orst, Pekelharing en Jan Klaassen. Panthalioen, zie Sint-Brandanus. Pantheon (Gr. = tempel voor alle goden) , kerk in Parijs, sedert 1791 bestemd voor de bijzetting van grote mannen. Pantheon, Klassiek Letterkundig - , reeks van uitgaven van de beste Ned. schrijvers, liedhoek gedrukt l. n ,t zozt Moore. Paradijsgeschiedenis. en de Ned. dichters, De .v, studie van Beets in zijn Verscheidenbeden, 1864, behandelt Grondt-houwelyck van Cats; Lucijer en Adam in ballingscbap van Vondel; Adamu, exul van Gro. tius; Ondergang der eerste fzwre/l van Bi1- derdijk. Paradijsroos, De -, legende van de martelares Dorothea: na haar dood op de brandstapel bracht een engel een roos aan de praetor; gedicht van Van Lennep, 1827. Paradys-vogel, Den lieffelycken - , 1670, bundel met 100 zangen van Daniël Bellemans, 1633= '74, pastoor te Horsen (bij Grimbergen) . Pareau, N. E. M. zie Nr. H. J. Scbeltema. Parisina, dichtstuk van Lord Byron, vrij gevolgd door J. J. L. ten Kate, alléén voor vrienden gedrukt, 1857. (Parisinaa de gemalin van Nicolaas III d'Este van Ferrara, minnares van haar stiefzoon Hugo; beiden op bevel van de hertog onthoofd.) Parnas, zie Parnvusus. Parnas of de Zanggodinnen wfzx een s'c/pë/- der, 1724, bundel gedichten van Swaanenburgk zie daar. Parnas aen de Belt, De - , titel van een om ze onder ieders bereik te stellen, eerst bij Roelants te Schiednm, nu hij Thieme te Zutfen. Paoli, Pascal ,v, 1726 1807, leider der Corsicanen, die tegen Frankrijk in opstand gekomen waren, uitbundig toegejuicht in de Republiek en op Santhorst feestelijk onthaald, ook door de Prins ontvangen op zijn doorreis naar Engeland, 1769. Zie Betje 396 Parnas Parnas hundel gedichten van Vondel uit de tijd, dat hij te Kogenhagen vertoefde, 16j7. Op koningin Sofla Amalia, Prins Christiaen, en2. Parnas, Hollantsche - , bloemlezing vafk gedichten van Westerhaen, Vondel, Jan Vos e.a., verzameld in 1660 door T. t?. Domselaar voor de uitgever Lescaille. Parnasloof, verzameling van 50 hekeldichten, naar aanleiding van Sions Irzrt/rl/ejfrgen, 171j, van Ds. Jacobus Fruytier, tt Rotterdam, die heftig te keer ging tegcla al wat nlet Calvinist was; schrijver van Gerigtshandelingen van God met z#?; Vots van Nederland. Parnasloof? Gemengelde - , bundel gediciA. ten en llederen, 1695. Verzameld door Fr. v. Bergen; 2e druk 1716. Parnassus, berg in Midden-Griekenland, voorgesteld a1s de verblijfplaats van Apollo en de Muzen; de Zangberg. Met de Kastalischc bron, die dichters in vervoering bracht en de Hengstebron, beide gewijd aan de Mu- 2en. Parnassus aan het Y, bundel van de ,jDightschool'' van Jan Zoet, 1665. Zie ook Kermisparnas. Toen Scriverius de Nfderduytsche Poemata van Heinsius in het llcht gaf, 1616, deed hij dit met een hulde aan llet ,,konstich Amsterdam'': Hd Hooft dat steeckt ghy op. lck sie uyt uw maras Yet rijsen in de locht: ich sie een nieu Parnas. Parnassus-Bergh, Hemelschen 'v, R.K. geestelijk liedboek, Leiden 1676. parnastaal, zogenaamd verheven dichterlijke taal, navolging van de grote dichters door kunstenaars zonder eigen scheppend vermogen, zoals die opkwam in de 17e eeuw; gebruik van versleten beeldspraak. Ds. Vo1- lenhove zei in zijn Lykung op Vondel: Leert Vondels taal, Parnastaal (Spreken.'' Hij was er een meester in, zoals ook Ds. Moonen en hun volgeling Rotyans in diens heldendicht op Willem 1II en ln zijn treurspelen. Verder bij Poot. In zijn Boereker- PS/J stak Rotgans de draak met de Parnastaal. Hij zegt tot' een boer over een rederijker: Verstoor u niet: dat heerschap spreekt geen quaadt, Maar 't is niet vreemt, dat gy zyn rede niet verstaat. HiJ voert Parnastaal, en zoo spreeken de Poëeten.... Dat volk reist dagelyks naar Griekenland en Romen. Parodia Vondeliana, zie Geuse-vesper. parodie, komische navolging van een dicht- 397 Parodie stuk in dezelfde taal, maar met een geheel andere inhoud, waardoor het oorspronkclijke Fespot of scherp aangevallen wordt. Niet te verwarren met travestie', zie daar. Reeds sedert de M.E. Feoefend; b.v. ln Achte Personcn W enscbe. Doch pas in t1e 17e eeuw werd de parodie een eigen letterkundig genre. Dit kwam met het optreden van Focquenbroch, Rosseau en Van Rus. ting. ,,Meester Fock'' is de schepper van de burleske nabootsingspoëgie. Salomon van Rusting parodiëerde Aran en Titus van Jan Vos; Bilderdijk Alrik ez; Aspasia van Feith. Ook Langendijk en Rosseau leverden parodieën, maar de voornaamste was Kinket', zie daar. Dan Hojjbam in zijn fbeorie der Nederduitscbe #/gzy, een parodie van het werk der dichtgenootschappers in de vorm van een uitvoerige poëtiek van 99 paragrafen. Bellamy schreef de eerste parodie a1s letterkundlge kritiek, n.1. 't Fravment van eene sentimenteele Historie in de Proevcn voor âe/ Verstand enz., 1784. Hij kwsm op, ofschoon zelf sentimenteel, teyen de overdrijving van Feith. Op toneelgebled de Tooneel-parodiën oj Heielspelen van A. L. Barbaz, 181j, '16; o.a. over Corneille's le (7# in de vertaling van Nomsz en over Othello van Shakespeare, naar de bewerking van Ducis vertaald door Uylenbroek. Parodie op verschillende prozaschrijvers bij Geel in zijn Nieuwe karàterverdeeling -?; den St#l, 1857. Zie verder Rotsgdmen. Parodie op de voorliefde voor motto's, op de berijmde verhalen, op ander werk van Van Lennep, Hofdijk en Beets in Braga. Op de opgeschroefde dichtertaal in de Ge- Jlcâ/e/; van De Schoolmeester. Op De Zieie Jongeling van Jan van Beers De Bleeke Jongeling van Piet Paaltjens. Diens Friescbe Poëet is een parodie van het Ahcbeid van de vaderlandse kust in Childe Harold van Lord Byzon. In de Vorstenschool o.a. een parodie, op de troonrede. Bij de Mannen van Tachtig Julia ; tegen deze Fortunio, d.i. J. N. van Hall in De Gids van 1885-'87; verder de Grassprietjesk en Alberdingk Thijm tegen Te W inkel. De Grassprietjes op hun beurt geparodiëerd door Jantje Paradils Corneliszoon, Maatschappijredder, d.i. L. M. Hermans, met zijn Boterbloempjes. Uit de tegenwoordige tijd Cornelis Veth, Charivarius en Dop Bles. In 1940 een bundel parodieën Ongeregelde goederen van Corn. Veth. In de oorspronkelijke zin van het woord is Da Costa's bekende lied Zij zullen het niet hebben, Het oude Nederland..... een parodie van het Rheinlied van Niklaus Becker, 1840: Pars Den freien deutschen Rhein. Een andere parodie daarop is de aanhef van De Pr/aazzi-fcâe Leeuw. Zij zullen hem niet temmen Den fieren Vlalmschen Leeuw. Proefschrift over Parodieën van Dr. P. H. Schröder, 1932. De eerste verhandeling over de parodie is van Kinker in de inlei ding van zijn Gabriëla lux Faiel, ,gt'/ê@rL'?, van Verly, Katjensspel, 1798. Pars, Adtlaan ev, 1641 1719, uit Den Haag, sedert 1671 predikant te Katwijk, schreef o.a. over Katwijkse en Rijnsburgse O//#âEzJev, en de Index Batavicuj' JJ Naemrol van de Batavise en Hollandse scbryverî $/,>; Julius Ceasar ,/, 1701. Partictllaristen? de partij der W estvlaamse schrijvers, d1e zich verzetten teyen de leiding van de Kon. V1. Academle; gesticht 1886. Zij stonden onder aanvoering van Duclos en De Bo; zie Rond den Heerd. ln het algemeen is particularisme het streven van een dichter of schrijver, om aan zijn Nederlands het bijzondere stempel te geven van zijn eigen dialect. Zo werd Gezelle de W estvlaamse particularist genoemd. Partonopeus en Melior, Oosterse rom-an, in 't Mnl. uit het F. vertaald in de eeuw. tocbt door Dr. F. Los. éDe nanm is Parzival of Parcival', mnl. m. ercevael. Parsifal is een vorm, die door Rich. W agner gebrtlikt is.) Pascal, Paoli N , zie Paoli. Pascha, Het - , het eerste treurspel van Vondel, nog onder invloed van de rederijkersmëzie, 1612. Tevens zinnebeeld van de verlossing uit de Sp. dwingelandij, gelijk de Joden vrij kwamen van de Egyptenaren. Naar de vorm j bedrijven met reizangen, tragecomedischer wijse opt tonneel gestelt''. Met een F. gedicht opgedragen aan Vondels vriend Jan Michiels van Varlaer, ook uit de W armoesstraat. Vergezeld van lofdichten van Bredero. Willem Bartjens, Jan Sieuwertsz. Colm. In een slotkoor van Het Pascba wordt verklaard, dat de verlossing uit Egypte het zinnebeeld is van de verlossing van 't mensdom uit de zonde. Paschier de Fyne, 1588 1667, geb. te Leiden uit Vlaamse ouders; Remonstrants prcdikant, 1619 uit Holland verbannen. Hij werd de befaamde prediker in schuren en molens, op wagens en op de rijdende slee: het Ilsvogelken''. Befaamd pamfletschrljver: Winterturfk Camper Steurtgen, Wittebroot voor de Predikanten tot Campen, enz. In 1634 werd hij weer predikant, nu te Haarlem. Gedurende de tild der vervolging stond er j j00 op zijn hoofd. Zijn Leven e7; Sckriften uitgegeven door J. v. Vloten, 13e Partonopeus vzn l/t?/J trouwt, na heel veel avonturen, met de dochter van de keizer van Constantinopel en wordt zelf keizer. Van de Mnl. bewerking zijn meer dan 8000 18j3. verzen overgebleven. Daarover 't proef- paskwillen, = scbotschl'iften. Zie pamjletschrift van Dr. A. v. Berkum, 1897. In de ten. 16e eeuw kwam in proza de Historie 1,,,; Paspoort, Litterair -, tijdschrift voor boe- Partinoples, Grlw: van Bleys, maar dit is ken, sedert 1946. Redacteur Adriaan Morde vertaling van een F. of Sp. volksboek-. riën. Het verhaal is een van de bewerkingen van Pasquyn en Marforio, hekeldicht van Jacob de sproke van Amor en #Jyc/.)d; Partono. Zeeus tegen bankroetiers, in de vorm van peus is een neef van koning Clovis van cen samenspraak. (Pasquino en Marforio Frankrijk; op een schip, waarop niemand zijn twee beelden te Rome, waarop schimp. was die stuurde of roeide, komt hij in het dichten geplakt werden.) land van de machtige vorstin, jonkvrouw Passé, Karel -, 1740 '8j, toneelspeler van Melior. Zij geteten van elkanders liefde, grote nanm; spoelde bij de heropening van doch hij mag haar nooit zien. A1s hij een de Schouwburg 1774. Leerling van Corver. lantaren laat schijnen, wordt hun geheim Passen, Robert van -, 1895: Vlaams regioontdekt en eerst na heel veel avonturen nalistisch schrijver. Pepeltle, 1926, Zon komen zij weer bij elkander. over âe? Boscb, 1929, enz. Parijsche Bruiloft, het enige treursml val) Passie, De -, het lijden van Jezus, bezon- Reyer Anslo, van 1646, dus op zo-jarige gen o.a. in de acht Passie-sonnelten van leeftijd geschreven. Opgedragen aan Mi- Heiman Dullaert en in het grote gedicht chiel de Blon, de gezant van koningin Goede Zry#c â van Jeremias de Decker, Christina van Zweden bij de Republiek. tweede titel: Het f,.W:/; onses Heeren Herhaaldelijk gedrukt. De Bloedbruiloft 1e- Jesus Cbristi, in 9 zangen, van het Avondverde ook de stof voor het treurspel Carel maal tot de Opstanding. de Negende van Lambert van den Bos. Passiespelen, over het lijden van Jezus, veel- 1645. vuldig vermeld in de 1je eeuw, het eerst Parzival, Perteval, de held in de sagenkring in 1428 te Lier en ook te Loo in Vlaandevan koning Artur, bij de F. dichter Chr'e. ren, 1453 te Dnmme enz. tien de Troyes en bij W olfram von Eschen- Passionael (het boek van het lijden) , de bach. In nieuw-Nederlands Parzivals Graal- gewone naam van de Gulden D gdrlG om- Sie sollen ihn nicht haben 393 Passionael pastorale da# deze verzameling van de levens der helligen beschrijft, ,,hoe si ghemartelijt sijn''. W aarschijnlijk vertaald door Vranke Callaert, vöôr 1360; de Aurea Iegenda. Gedrukt 1478 te Gouda en daarna herhaaldelijk. ln 2 dclen: Winto.stuc, de levens der heiligen, wier naamdag valt op 1 Novemher tot Pasen, en het Somerstuc. Het Latijn is van Jacobus de Voragine, 1230 '98, aartsbisschop van Genua; prozawerk vo1 ,,gulden exempelen.'' pastorale, herderspoëzie; reeds door de Ouden beoefend: Theokritos. Kwam weer op in ltalië: Sannazaro gaf in 1j02 te Venetië zijn Arcadia uit. Daarop volgden Aminta van Torquato Tasso en 11 F/J//: jido (De Getrouwe Herder) van Guarini. Montemayor schreef de eerste Sp. herdersroman, Dianak Honoré d'Urfé de eerste Franse, Astrêe; Sir Philip Sidney, die bij Zutfell dodelijk gewond werd, 1j86, schreef Countess of pywlrfple.r Arcadia. Bredero volgde met het envoltooide herdersspel Nomsz. Patriot, Di Angeniet, Hooft met Granida, Vondel met De Leeuwendtders. De eerste was Rodenburgb geweest met zijn Trouwen Batavier, 1617, en zijn Batavierse Zr#lg/:Jpt4, 1616. Cats dichtte zijn KoninglycLe SarJer//; Aspkia. Krul schreef de spelen Alcip :72 Amarillis, 1639, en Cloris en #âï/ëJfz, 1631. Govert van der Eemd vertaalde Guarini's 11 #zJJJ/r fido a1s Den getrouwen berder, 1618; Simon lngels zette Contarini's Fida ninfa over a1s De getrouwe F.Atprtfyrlz;, 16j8. Verder Joban Beets, Van Ingen en W ds. W ellekens vertaalde 17 lj Tasso's Amintak Peys Pastor K#5, 1671. Cornelis Hoofman bracht Aminta in rijmloze verzen over, 1711; dit werk werd verkort en verbeterd'' door Kornelis Boon van Engeland, 1722. Toit met medewerking van Jan Lion Cachet. Naast het weekblad in 1896 een maandschrift Ons Klyntji. Di Patriot was de eerste Afrikaanse krant. tOt - , weekblad van Ds. verdediging van het S. J. du Afrikaans', Patriot-Digters, ryrnNzerk Van bloemlezing uit die dig- en die Patriot-tydperk. 1875 190j. (Kaaqstad, 1945.) Patriottentijd ln de Letteren : 1. Gedichten van Bellamy, Nieuwland, Van Alphen, V an de Kasteele, Kantelaar, Bilderdijk, Feith, Kinker en NVi- Se j1'uS. Proza van Ockerse, Van Hemert, Van W oensel, Bruno Daalberg, Van der Palm, M r. Joan Valckenacr. 3. Geschriften over het tijdvak: Vitringa, De Bosch Kemper, Vreede, Jorissen. Patriottische Liederen; zie Liedboeken. Gedenkschriften van Van Hogendorp; het Leven van Cornelis van Lennep. Patroon van den alven, Cluyte van dçn 'w, het beste esbatement op het Landjuweel van Antwerpen, 1j61, van M oyj'es Dool'n van 's-Hertogenbosch. Deze patroon geneest de halve zotten, door ze nog zotter te maken. De Cluyte opgenomen in de Gesch. #E',' rederijhers van C. R. Hermans. Paul Jones, zie Pauwel. Paulus Pauw, sedert 2. Pastor fido, 11 - , (1t. = de getrouwe Herder), herdersspel van Guarinik zie ptutorale. Nagevolgd door Hooft in zijn Gra- ?C/J/; vertaald door A. Peys, 1661; door D. de Potter, 1678. Zie ook Rodenburgh. Uit Pastor Fido nam Vondel voor zijn Leeuwendalers het jaarlijkse offer, aan Diana te betalen, totdat een herder en een herderin uit yoddelijk geslacht zouden trouwen. Pastone in den vreemde, Een 'v , eerste roman van Allard Pierson, ,,stads antwoord op Koetsvelds landelijke schetsen''; 2e druk onder de titel Intimis. Pastorij van Mastland, De N, zie C. E. van Koetsveld en Mastland. Pater Joost ende Broer Jan, Een sotte cluyt, spel waarin gespot wordt met priesters en nonnen en monniken; naar eén hs. vân Trou zzz/ez blycken, afgedrukt door J. v. Vloten, in zijn Ned. Klucbtspel. Uit de Geuzentijd. Dortsma, zie D. Dirck Vrancken - , Tbeodoricus Franconis, geb. te Gorinchem 1416, '42 priester aldaar, schrijver van een groot Speculum bistoriale, waaraan een Kronijke des Dr?J van Arckel is ontleend. Pauw, Jhr. Nalmleon de 'v, 1835- 1922, uit Gent, advocaat-generaal aldaar. Bezorgde o.a. de uitgave van Madelgbys' KintsâtYz, 1889, en van die Istory van Troyen, ,1890. Schreef over Mador) 1887. HiJ gaf 1893 Mnl. Ged. er Pragmenten u'k te Gent. Pavterrie, nLd ucvaasn- , 1707- '81, uit Amsterdam, Feitnma, koopman, vertaalde 1755 het treurspel Cornélie Nâr: des Gr4ù'- cbes van Mej. A. Barhier als Cajus Gravcc/ 7JfJ; maakte in 1749 bij de heropening van de Schouwhurg een zinnespel Leeuwendaal bersteld en in 1763 weer een allegorisch stuk De j/f/c/aerle Scbouwburg. Hij was ook medewerker aan Van Effens Spectator. Onder zijn toneelwerk verder Het 5:2Jt?- woonde eiland,1774, een vertaling van een Robinsonade van Arthur Murphy van 1760. Lid van 5 dichtgenootschappen te Amsterdam, y,hlijgeestig'' dichter', bewonderaar van Feltama', vertaalde uit het F. Berijmde Isaâc oj de ajscluduwing des Heilands naar een D. vertaling van het ltaliaans van Metastasio. Uitgeluid door De Bosch, Lutkeman. Asschenbergh en door zijn leerliflg 399 Pauw Pauw Aflevering 1 hevatte o.a. de 25 laatste onuitgegeven geestelijke ged. van het Hulthemse hs.; afl. 2 o.a. het RijmboeL van Oudenaerde, uit het klooster van Eename7 toegeschreven aan Martijn van Torhout, - 1500; slechts 53 bladen zijn bewaard, doch zeer geschonden. Ook gaf De Pauw Leren c/z Werken der Z. Ned. scbrljvers uit, 1904. Pauw, Reinier - , zie Reintje de Vos. Pauwel Jonas, d.i. Jones, zie daar; de Amerikaanse kaperkapitein, die in 1779 een veroverd Engels schip in Tessel binnenbracht. Zijn nanm bleef bewaard in het volkslied: Hier komt Pauwel Jonas aan, 't Is zoo'n aardig ventje; Zijn schip is naar de grond gegaan Op een Engels endje. ('t Engels Endje = Kaap Landsend.) Pauwels, Fernand - , pseud. M arnix wlA2 Gavere. Pauwels, Mr. François - , geb. 1888, dichter, nabloeier van de Tacbtigers. Verzamelde gedichten, 1928. Sonnetten. Ook prozaschriiver. Boeven en Burgers, aanval op het stelsel der cellulaire opsluiting, 1926, gevolgd door een groot aantal romans. In 1948 de sonnetten-cyclus Dag van Leugen. Pauwels is advocaat te Amsterdam. Pauwels, J. ev: 1747- 1825, uit Antwerpen, dichter van llederen en van gedichten over allerlei onderwerpen. Pauwels Foreestier, ps. van J. H. Alberdingk Tâ#zzs. Pax vobis, Pax vobiscum (Vrede zij met u) , de spreuk van 't Kersouwken, de Kamer zuzi Retborycke van Oudenaerde, ljjo. Pays ende Oorloghe, Van - , dialoog van Anth. de Roovere, gedrukt 1jj7. Payse (Vrede) , Tspel van den N, allegorische voorstelling, opgevoerd ter ere van de Vrede van Aigues-Mortes tussen Karel V en Frans 1, 1538. P. C. Hooftprils, zie Staatsprijs. Peaux, Augusta - , 1859- 1944, geb. te Simonshaven, schrijfster en dichteres. Pée, Dr. Julfus -, uit Gent. 1871- 1951, gaf 1895 Brieven uit van Tine, Mw. Douwes Dekker-van Wijnberyen, aan Mw. Omboni; schreef over Emlle Erckmann, Franzos, Mw. Courtmans. In 1937 verscheen zijn studie ,,Multatuli en de Zijnen'' naar onuitgegeven brieven, opgedragen aan 't Bestuur v. h. Multatuli-Museum. Daarna Multatuliana, en met l-. Roelandt M ultatuli Je Beeldenbrekob keur uit het werk. In 1942 de Reisbrieven fz,>C Mimi en ook Brieven (van Multatuli) aan Vosmaer, Ka1- lenberg v. d. #/Jcâ en Vitus Bruinsma., Dr. P& was prefect van het Kon. Athenaeum te Bmgge. Een in 1903. Peene, M athilde van v , 1831- '8j, uit Koewacht in Zeeuws-vlaanderen; dichteres. Trouwde 1852 met L. F. David te Aaltre in 0. Vlaanderen. Peene, Robrecht van 'v, pseudoniem van P. J. B. C. Robidé van der Aa, zie Aa. PeereM om, Alfons van den - , 1812 '84, Belgisch minister, stelde 1858 de 3-jaarlijkse prijs voor toneelletterkunde in en kende 1860 premiën toe voor nieuwe stukken; benoemde 1868 Conscience tot conservator der koninklijke musea. Peerlkamp, zie Hojman P. Peeter van Provencen, uit het F :vertaalde volksroman uit de 16e eeuw, ultloper van de M. E. ridderpoëzie. Peeters, Edward - , psud. Paul Kiroul. Peeters, Hendfik Barthel - , 1825- '93, uit Antwerpen, 1844 leraar te Mechelen, 1849 drukker en boekhandelaar te Antwerpen, 1880 ambtenaar bij Openbare W erken te Brussel. Schreef gedichten, verhalen e11 veel drnma's o.a. Karel Stolk, r,tafereelen uit den Boerenkrijg'', 1886, bekroond. 414- ria van #r,>a,7/, 1846, treurspel in verzen. Peeters, Jan zw, geboren te Antwerpen if) 1892, schreef gedichten en kinderboek-en. Peeters, Afagda ,v, geboren te Antwerpen in 1892, dichteres. Avondbloesems, 1912. Peeters, Maurits L. -, geb. 1914, Vlaams dichter. Zegen der Aarde, 1959. Pefroen met het schaamhoofd, klucht van A 1669, navolging van Lub ' zr ou /e sot Ple, Dr. W . - , gel). 1905 te Gent, 1959 professor a. d. universiteit te Luik, dialectolooy. Peene, HlpN liet van - , 1811 '64, uit Kaprijke b-1J Eeklo in Vlaanderen, studeerde te Leuven, werd dokter in zijn geboorteplaats en later te Gent. Hij is de dichter van het volkslied De Pr/z/azzile Leeuw, 1845. Hij schreef 35 toneelstukken. Zijn eerste was Keizer Karel en de lercâtpzzilf'/pe Boes'l blijspel, 1841., van 't zelfde jaar zijn historisch drama Jacob van Artevelde. Verder Willem van Dampierres 1847; Het Beljort of de Koop wa/; Vlaanderen. Zijn stukken werden opgevoerd door Broedermin t'c . Taelyver van Gent. Op het 400-jarig jubelfeest der Fonteinisten in 1848 werd zijn stuk Jan de Vierde bekroond. Hij is de eerste moderne Vlaamse toneelschrijver. Zijn Brigitu oj de Twee Vondelingen, blijspel met zang, werd voor de eerste maal te Gent vertoond door y,Broedermin en Taelyver'' bij de inwijding van de Minard- Schouwburg, 1847. Bij de viering van het zj-jarig bestaan van het genootschap in 18j8 schreef Nap. de Stanbery een verhandeling over Van Peene en zzjx werken. nieuwe studie gaf Alfred Bertrang uit 400 Pefroen vangl van Pefroen, plak zit, moet een schaapskop van de markt halen. Cornelis Troost maakte er een tekening bij; hd publiek genoot er van, hoe het hoze wijf getemd wordt. De bewerker was Y. Vincent. In 1746 kwam er nog een klucht van J. v. Hoven: De Electriciteit oj Pefroen met &J Scbaepshoofd ge@i/ec/rl Lubin; die onder de zeerd. Pegasides Pleyn, zie J. B. Houwaeft, 1585. W ellwenskunst voor vrouwen, meer dan 60 000 regels, in 16 ,,amoreuse, poëtelycke, stichtende boecken'', eea aaneenschakeling van goede lessep, doormengd met de fabelleer en verhalen uit de geschiedenis, vo1 bastaardwoorden. Uitvoerig in de schildering van de gevaren van de weelde. De ionkvrouwen van Brussel schonken de dichter een lauwerkrans. Het gedicht .heet ook Lusthof #er Maegbden. (#e##Jï#er = Muzen; zie Pegasusq . ln hd laatste boek wor. den aan de man zijn plichten uiteengezet. Voorloper van Het HouwelycL van Cats. Een der eerste dichtwerken onder invloed der Renaissance, al draagt het uitvoerige gedicht ook nog het ouderwetse karakter der Rederijkerspoëzie. Pegasus (Gr.) = het gevleugeld paard, ontsprongen uit hd bloed van Medusaa toen deze door Perseus gedood was; het ros der Muzen, die daarom ook Pegasiden heten. Door zijn hoefslag ontstond Hippokrene, lett. = hengstebron op de berg Helikon in Beotië, de Muzenbron, waarvan het water de dichters in geestvervoering bracht. Pegasus, Den Amsterdamschen - , liedboek van 1627, met stukken van Jan Robbçrtsz, Andries Craen, M. v. Velden en J. J. Colevelt. Pekelharing, in de 17e eeuw de clown uit de kluchten. Zo bij Isak Vos, Pekelluring in de lJJ/, uit de Engelsche Comedlën, 1648, waar de minnaar wegkruipt in een kist. Zie Pantalone. Peleman, Bert - , geb. 191j te Puurs in Antwerpen. Schrijver van Alsuete N-:J, 6 folkloristische M aria-gedichten en andere over folkloristische onderwerpen: Van den Ruiter die N=r Hanswij; reed, Nlcâ/ der Verdwazing, Nacbtverbaal van den Torenwachter. Peleus en Thetis, de gouden bruiloft van - , door alle stroomgoden en najaden gevierd in het derde boek van Antonides' Ystroom. Zie Thetis. Pelgrim, Boec van den x , prozavertaling van 't F. gedicht Pèlerinage de /fz vie /J//- maine (Pelgrimsreis van het menselijk 1even) van Guillaume de Deguileville, 1550 - '31. De vertaling is van A 1400. Over in hss. en incunabelen. Pelgrimstocht naar de W e desteeg, Een - , Letterk. W rdbk. 2e dr. D 'lt e.a. beide op ons (tooneel gemist Met all' hun taal en kunst den volke te (behaagen. oordeel bracht Antonides, De Graef tegen N.V.A. in verzet. Grotendeels van Pels is het blijspel van N.V.A. De Verwaande Hollandscbe Franscbman, maar zijn yytaal en kunst'' kan allerminst behagen. Toch noemde Thomas Arents hem: O grootste leydstar van de (duytsche Poëzy. Hij was regent van de Schouwburg 1678 '80; zijn doel was, in Holland op te treden als een tweede Boileau. Aan hem wordt ook toegeschrwen Tieranny $?#p 26 Pels eerste hulde aan Rembrandt door (:arel Vosmaer'Opgenomen A. N. van in de Vogels. Pellecom, 1780- 1849, gelegenheids- Braga. en N almanakdichter; Fespot tn Hij was predikant te Geertmidenberg, weldra heer van Kortenhoef. Zijn talrijke gedichten werden afgemaakt in de le jaargang van De Gids. Hij antwoordde met een hekeldicht tegen ,,de winderige bewoner van de Hemelse Berg'' 9dat was Robidé van der Aa, die onschuldig was. De redactie van De Gids was aanvankelijk anoniem. PeHlliacaarelnem,,De 'w, kamer van Rethorycke te met de zinspreuk Trou moet &#clex, bekend sedert de 16e eeuw; opgeheven 1874. In de ,,l-eidsche Drukken'', kleine reeks, verscheen a1s eersteling Uit âe/ Arcbief der Pellicanisten, een bundel esbatementen, door Dr. N. v. d. Laan, 1936. Een batement van den Preecker; Een esbatement van Goossen Taeijaert; Een cluijt van Lijsgen en van Jan Lichthart; Een cluijt van Lijs en Jan Sul. Zie esbatement. Pels, Mr. Andries - , 1631 '81, uit Amsterdam, dichter, medeoprichter van Ni1 volentibus arduum', zie daar. Overdreven eredienst van de vorm. A1s handleiding voor de dichters schreef hij Horatius' DïcâJlvrJ/ op onze tyden JN zêden gepast, 1677, en een berijmde harldleiding voor het toneel in 1681: Gebruii :'/C Misbruik des Tooneels. Hij schreef zelf ook toneelstukken. Verder M inneliedeven Jrz mêngelungen, 1684. Zijn treurspel Didoos Doot, 1668, werd opgevoerd met ,ykunstwerken''; gevolgd naar de Aeneis. Achter e1k der 5 delen moest een hedrijf van zijn platte klucht van Juljus vertoond worden. Maar weldra kwam in NiI Volentibus de hoofdregel: navolging van het F. nieuw-klassieke treurspel, dus idealistische kunst en bestrijding van het realisme. Geen bijbelstoffen en geen personen uit de tegenwoordige eeuw. Vertaling en navolging hoger geschat dan eigen werk. Pels pr-llst Hooft en Vondel: Het heeft hen echter Pegasides Pleyn 401 Pelt Percy Eigenbat, 1679. Zie daar. Hij wist het ook heter dan Molière; diens blijspel Sici- Iien ou l'Amour peintre werd ,,merkelyk VeCb etert''. Peltq Hubert van 'w, pseud. Hubert Leynen. PENT- C1ub (E .= de club van lets, essayists, novelists, van dichters, crltlci en schrijvers), opgericht te Londen 1921. De Nederl. club sloot zich er in 1924 hij aan. Geleidelijk strekte zich de club over de gehele wereld uit. Men hield tot aan de oorlog van 1939 conyressen, ter kennismakiny en ter behartiglng. van gemeenschappelllke belangen. Eerste voorzitter John Galsworthy 192 1 '33; daarna H. G. W ells en Jules Romains. Zie Top Naeff. Penelope, vrouwenmaandblad van A. B. van Meerten-schilperoort, 1821 '31. Pennewip, Meester ev! de onderwijzer in 't verhaal van W outertle Pieterse; bespotting van de toenmalige schoolmeester. Penninc, met Pieter Vostaert de dichter van Walewein; zie daar. Pennlng, Mr. J. H. 'v', geb. te Rotterdam 1885, directeur van de Glasverz. Mij., roman- en toneelschrijver. Penning, L. -, 18j4 1927, schreef tijdens de Boerenoorlog zijn werk in 3 delen De Oorlog in Zuid-Ajrika, ongelofelijk veel gelezen. Verder schreef hij een gedicht op Genermd Jar; Kock, gesneuveld bij Elandslaagte, 1899. penta'mder = versregel van dactylen of Spondeeën. De houw is: .- - j - o u I - l I - u u I - u u l De naam is oniuisq want het is een zesvoet, doch men rekent de derde en de zesde voet a1s één spondaeus. De caesuur na de derde voet. Komt alleen voor in verbinding met een bexameterk zie daar. Peoene, De N , kamer van Rethorycke te Mechelen; moest 1j91 het eigen huis aan de Grote Markt verkopen, maar was 1620 ree d s weerin staat een g'root refereinfeest uit te schrijven, waaraan ook 6 kamers uit N. Nederland deelnamen. Factor was Hendrick Fayd'herbe; zie daar. G. J. J. v. Melckebeke gaf 1862 uit: Gescb. Je&/E't,Jt7- ningen vleziJe de Sint-jans-Gilde ,,D: Peoend'. De smkken van 't Refereinfeest werden 1621 uitgegeven a1s Den 5'c/7JJkiste #er pbilosophen ende p/i/E'/z, waarhij de censor gedeelten schrapte. In de Schu tkiste ook ,,veel schoone leerlijcke Blasoenen, Refereinen ende Liedekens'' Verder het treurspel Porpbyre en Cyprine door J. Thieullier, en het Esbatement van f/le'r personagien door H. Fay-d'Herbe. Peperbus, De - ! ts. van Halbo C. Kool :11 Victor van Vrlesland. begonncn in 1940 met 2 . novellen van Leo van Breen. leder deel met proza of gedichten van één schrij- VCC. Pepoli, Graaf -, ,,de roman van een rijk edelman'' van Mw. Bosboom, n.1. van de gouden'' Pepoli te Bologna, 1j8j. Percevael, Roman van 'w, in de 13e eeuw vertaald uit het F.; een van de Keltische romans; fragment van 1000 verzen over. Verder is er een bewerking in Van Velthems Lzncelot naar hetzelfde F. gedicht van Chrestien de Troyes. Percevael of Perchevael is de ridder uit de Britse romans, die in tegenstelling met alle anderen om zijn kuisheid beroemd was. Vandaar dat hij bij Chrestien de Graalwinnaar is; in de Graalqueste, het laatste deel van de roman tzazi Lancelot, is Gala:d de winnaar en neemt Percevael de tweede plaats in. Zijn vader was gebleven in een toernooi; daarom had zijn moeder hem een afkeer ingeboezemd van alle mannen in wapenrusting. Maar hij gaat toch naar Arturs hof ; daaz bespot Keye hem, zodat hij op avontuur de wereld intrekt. Terugkomende aan het hof, neemt hij de strijd op met Keye en doet hem met gehroken kaak van 't paard tuimelen. Dan beginnen zijn tochten met veel avonturen en . gevechten. ln de romdn van Wl/flz?rz trekt deze uit om zijn vader te zoeken; dit blijkt Percevael te zijn, die aan het einde zijn .trouwbelofte aan de Moorse koningin Moriane gestand doet. Percy, Thomas - ,' ' 1729- 181 1, bisschop De menschenslachters vonden Hem op het bloedig veld, Zij hebben hem gemarteld, Den koninklijken held. Penning, W illem Livinus ew, 1840- 1924: uit Schiedlm, ps. 4f. Coens a1s dichter van Tienden zwzz den Oogst, 1882, geprezen door Kloos en Verwey. Verwey bleef hem terzijde staan, toen Penning langzamerhand blind werd. Benjamins Vertellingen, 1898) Kamermuziek, 1904; Sint-lanslot, 1906 en Toms Dagboei, 19 10; Levensavond 192 1. Studie over Penning door J. Visser, 1933. pennoen, o. = wimpel aan de lans; ruitervaan. 't Pennoen, orgaan van de Vlaamse Blauwvoeterij, gesticht door Rodenbach; mederedacteur Po1 de Mont. ln 1880 verscheen nog één aflevering van Het Nieuwe Pennoen. Penon, Dr. Georg - , 18j0- '90 uit Meden, leraar te Amsterdam. Verzorgde de nieuwe druk van Jonckbloets Gesch. der Letterkunde en stelde er een grote bloemlezing in 6 delen bij samen. Schreef over Vondels Heheldicbten, 1874; B#dragen /// Je 6)elf'â. der Ned. Letterkunde, 1881- '84. Penta, de boze koningin in Hoofts treurspel Baeto, is een nabootsing van Seneca's Medea. Daarin ook de sieraden met hels vuur. 402 Perelaer 403 Perponcher Sedlnitzky van Dromore in lerland, verzamelde de Reliques // Ancient fN,CDJ: Poetry, de Oud-Enaelse balladen, 1765; voorloper van Herder. die volksliederen verzamelde als Stimmen der Zl/ldr. Gevolgd door W alter Scott met zijn Minstrelsy oj tbe Scottisb ô/rJer, oude volksliederen van de Schotse grens. Zie çolislied. In Bilderdijks Mengelpoëzy, in zijn Poézy en Mengelingen vertalingen uit de Reliques. Perelaer, Majoor M. Th. H. -, 1831 1901, uit Maastricht, lndisch officier, schrijver over Indië. Baboe Daljp;tf, 1886, de gruwel van de opium; Een kwart-eeuw tus- Jcâer de Keerkringen, 1885; Het llzzier/jl Van Berienstein in Ned.-lndië, 1888. Hij is een der eersten geweesta die schreven naar aanleiding van de Havelaarzaak: Nogzzill/. r Bantam, 1882. Zijn Borneo van Noord tot Zuid vertelt van zijn verblijf on. der de Dajaks. Peremans-verhuyck, Maria - , geboren te Mechelen in 1888, romanschrijfster. Peri = een der goede feeën in de leer der Perzen, bekend geworden door Lalla Rookb van Moore; zie daar. De Peri werd niet toegelaten tot het Paradijs, eer zij het schoonste wat de aarde geleverd had, meebracht: de laatste zucht van een berouwhebbend zondaar. Algemeen in de letterkunde van Europa, zelfs op Stad-rust van de Ha1- lrmannetjes. (Multatuli's Ideën, 443) . peripetia (Gr.) = de ,,staatsverandering'', de plotselinge keer in het 1ot van de hoofdpersoon in het klassieke drama; zie drama. Het begin der Latastropbe. Perk, Betsy - , 1855 1906., uit Delft, romanschrijfster, pionierster van de Vrouwenbeweging. Zij stichtte Arbeid Xe// en een weekblad voor vrouwen Ons 5'Jre,J?e,2, later Onze Roeping. Trad op met Mina Krûseman. Van 1902 is haar schets over 't leven van haar neef Jacques #:r1; zij vertelt. dat zij op het uur van zijn sterven oorverdovend gedruis'' hoorde in haar kamer; toen zij in Amsterdam kwnm, was het te laat. Zij heeft heel veel geschreven; duaronder ook voor het toneel. Zij 1as haar drnma's voor in een groot aantal verenigingen. Perk, Jacques -, 18j9-'81, zoon van de W aalse predikant te Dordrecht, daarna te Breda en te Amsterdam. Jacques maakte 1876 kennis met Alberdingb T'â#/?;. ln 1878 kreeg hij een hloedspuwing. ln 1879 kwnm de reis nalr Laroche a. d. Ourthe, waar hem in een vriendin van zijn zuster de verpersoonlijking van zijn schoonheidsideaal verscheen: Matbilde. Zie daar. Aan zijn beminde Joanna Blancke wijdde l:ij zijn gedicht Iris, 1881. Door dit werk en door zijn sonndten werd Perk de eerste der Dichters van Tachtig. Doorenbos, Thijm en vooral Vosmaer namen het voor hem op Fij zijn leven; J. C. de Marez Oïens, de latere minister, droeg bij de hegraienis op 't Oosterkerkhot een sonnet voor op Onze Orwer:e/J#l: Klinkdicbter. Kloos gaf in 1882 Matbilde uit; eerxt maar 72 sonnetten; algemene afkeuring van het werk, behalve in De Spectator', pas in 1897 de 2e druk. Kloos voegde er een inleiding bij, die het manifest der Tachtigers werd. ln 191j maakte A. C. J. A. Greebe bezwaar tegen de volgorde der sonnetten van Matbilde; tegen zijn uitgave kwam fe1 verzet. Dr. Aeg. W . Timmerman schreef er over in de Nw. Gids van 191j; Dr. J. B. Schepers in Groot Nederland van 1916. Perk vereerde Shelley; hij volgde diens gedicht Cloud (De Wolk) na in zijn Iris, ook in maat en rijm. Het is het eeuwige verlangen van lris naar Zefier. De Inleiding van Kloos herdrukt in zijn Nw. Lileratuurgescbiedenis, die er mee begint. Naast die Inleiding was er nog een Voorrede van Vosmaer. In ferzinen dichtte Perk De Scbim wtzh; P. C. /f////, opgedragen aan zijn leraar Dr. W . Doorenbos. De Spectator van 1881 bevat zijn kritiek over Honighs bundel gedichten Geen Zomer. Deze bundel was geprezen door Huet; Perk kwam toen reeds met dr aanmerkingen, gelfjk ze later werden ultgewerkt door Kloos. De briefwisseling tussen Vosmaer en Perk uitgegeven door Dr. Garmt Stuiveling, 1938. Studie over Perk van Aleida Nijland, 1906; van J. M . Acket, 1926; van Kloos 1909. Bij de 4e druk van Perks Gedicbten heeft Kloos daar enkele zwakkere verzen bijgevoegd. ln 1940 werd de M atllilde-Krans volledig uitgegeven naar de handschrifteny door Dr. Garmt Stuiveling. Ook gaf hij uit: Een dichter verliejd, brieven van Perk aan Johanna Blancke; 1959. ln de Steekproeven van 19j0 een nieuwe studie Rondom #erl'J Nttlatenschap. In 1925 de inaugurale rede van Alb. Verwey: Van Jacques Perk tot nu. Perk, Jacques Clement -, oom van de dichter, assuradeur te Delft, dichter van verzel) in jaarboekjes en tijdschriften. ln de Geld. F/zllzwarial van 1846 De Jonkvrouw van Grunsfort, navolging van Hebel en geen Gelderse overlevering. Perk, M . A. v , 1854- 1916, W aals predikanta vader van Jacques, hroer van Betsyk schreef o.a. Ons bedendaagscbe Tt/t/hzce/, 1868; De Kerk en âe/ Tooneel, 1876; De Troubadours, 1887. Perkens, Duco N , ps. van E. du Perron. Perponcher Sedlnitzky, W illem Emmery baron de .-, heer van Wolfaartsdijk, Perre 1740- 1819, 1id van de Utrechtse Staten, 1813 gijzelaar in Frankrijk, schrijver van zeer veel opvoedkundige, zedekundige en godsdienstige werken. Onderwijs voor lJNderen, 1782, bewerkt door Van Lennep 1863. Gedachten over 't Sentimentede, 1784- 1804, met lofprijzing van Richardson, maar met een aanval op Julia. Verder een beschouwing van Ons Nl///zkz/a/ Karakter. Nog in 1804 waarschuwde hij tegen de vertoning van De Roovers van Schiller in zijn geschrift Aan de Lieden z&r be- Jcâ=/le Waereldk ook Rousseau en Vo1- taire hebben veel kwaad gedaan; de Nouvelle SJ//FJ': is een gevaarlijke roman. In 1770 had hij de Grondbeginselen van de W etenschap der Schoonheid geschreven', van 1778- '80, verschenen zijn Brieven aan Van Alphen naar aanleiding van diens Theorie, met Brieven van Van Alphen beantwoord. Daarna schreef hij Over dell aar/ van het Scboone naar het F. van Marmontel. j J. Reijers schreef in 1942 zijn proefschrift over De Perponcher. Perre, A. J. v. d. - , 1872 geb. te Geel. dokter te Antwerpen, afgevaardigde. leider der Vlaamse Beweging. Perre, Mr. Johan Adriaan van de -, 1738 '90, te M iddelburg, eerste edele van Zeeland voor Prins W 'lllem V, 1768- '79, patriciër die letteren en wetenschappen beoefende, nam na de inval der Pruisen Van der Palm tot zich, die de studiën en de godsdienstoefeningen in zijn huis leidde sedert 1788, en die ,,opziener'' werd van het toen yestichte Middelburgs Museum. Hij sprak ln 1790 zijn beroemde Lojrede op Van de Perre uit. Perre was ook heer van 't kasteel W esthoven. Perrol met de Rode Hand, aanvoerder der Zwarte Bende in de Utrechtse Oorlog 1481 - '83, tegenstander van Jan van 5'c/J,//elaar. Getekend in Oltmans' Schaapkerder. Perron, E. du 'w, geb. te M eester Cornelis, 1899- 1940, dichter. Hij ging in 1921 naar Europa, woonde op het kasteel Gistoux in 't Z. van Brabant; verloor zijn vermogen en werd correspondent van Het ZW er/azzl te Parijs. Hij was van 1936- 39 journalist in Ned. lndië. Schreef 1957 De Jf/zâ van Lebak, anekdoten en dokumenten betreffende Multatuli, opgedragen aan Dr. E. F. E. Douwes Dekker. Dit boek loopt tot 1857. In 1938 kwam M ultatuli, Tweede Pleidooi, vooral gericht tegen de bestrijding yan Multatuli door J. SWJJ. In.. 1939 de, Muze zwrz Jan Companjie; zie Indië. ln 1932 richtte hij met Ter Braak en Roelants een tijdschr. Forum op. Hij bestreed Dirk Coster a1s een halfzachte romanticus: Uren -ex D. Coster, 1953. Zie Vitalisten. Van hem zelf een aantal letterk-undige essays; daarbij De Smalle Mens, 1954 en Blocnote l/:/F2 formut, 1936., een grote roman Het J-aVJ van Heriomst, 193j, die over zijn eigen ervaringen handelt; novellen en gedichten; in 1939 Scbandaal in Holland over Onno Zwier van Haren; in 19'ï0 Multatuli en de Iuizen, ,,aantekeningen bij een nieuw waarheidsboek'', n.1. De Jrzuap'- heid over Multatuli, door diens schoondochter. Ook van 1940 is nog de studie Een Iettré uit de 18e eeuw (Willem van Hogendorp) . Du Perron was begonnen met dadaïstische kwatrijnen onder ps. Duco Perkens. Zijn laatste werk met nieuwe dokumenten hetreffende de Havelaarzaak verscheen na zijn dood in 1940 a1s De bew#zen uit âE>/ pak van Sjaalman. In 1941 verscheen in de Helikonreeks het gedicht De gr#ze dashonf met een inleiding van S. Vestdijk. Veltdijk schreef ook de inleiding bij Par- /,?;J/, de verznmelde (verhalende) gedichten, 1941. Een bundel aantekenfngen verscheen nog in 1946: In deze grootse tijd. Zijn Verumeld Jlrzrcri wordt uitgegeven. Over Du Perron en Ter Braak een studie van S. Tas Een critiscbe periode. Over Du Perron, ker Braak en Marsman, zie Van Leeuwen. Over Du Perr/z; alleen een studie van 's-Gravesande, 1947, Herinneringen E',q Bescheiden. F. Batten en A. A. M. Stols gaven de Bibliograpbie van Du Perrons werken uit; 1948. Pers, Dirck Pietersz. 'w, 1j79 1650, geb. te Emden, boekverkoper te Amsterdnm, yeleerde uitgever, dichter a,uit lust tot wllsheit en tot deucht'', die van het heidendom der klassieken, noch van de pastorale wilde weten. Zijn devies is een anagram: Ici J/'W op sno eerde. Onder zijn talrijke werken is Belleropbon het bekendste, 1614) 11 drukken in de 1 7e eeuw. Dit fs een bundel met zinnebeelden en liederen. (Bellerophon, prins van Corinthe, versloeg op het gevleugeld ros Pegasus het monster Chimaera.) Verder Jonas de Strajprediker, berijmd verhaal in alexandrijnen. Pers behoorde tot de kring van de Egelantier. In 1624 verscheen Lucretia ojte âe/ Beeld der EerbaerâeyJl, naar Selj-stryt van 1620 van Cats; gesprekken tussen Sextus Tarquinius rn Lucretia. Onder de werken bij hem uitgegeven Vondels Gulden W inckel. Persephone, een 7-ta1 fragmenten, md andere gedichten, het eerste werk van Albert Verwey, opgedragen aan W illem Kloos, 1885. Sterk onder E. invloed o.a. van Keats en Shelle. (Persephone, dochter van Zeus en Demeter; bij de Romeinen Proserpina, dochter van Jupiter en Ceres; ge- 404 Persephone Persiaenschen Bogaerd Peter van Provence, De Schoone historie van - , volksboek, opnieuw verteld door J. Vorrink, uitgegeven door de W . B., 1954. Peters, Anton - , 1812 ,72, begaafd toneelspeler op het Leidse Plein te Amsterdam, speelde de hoofdrol in Joan Woutersz van Schimmel, in De NE'z?:/; van V. d. Bergh, in Napoleon Bonaparte van Schimmel. Doch meer moest hij optreden in M enscbenbaat e72 Berouw van Kotzebue, in Aballino, de groote bandiet en in Laurierl/ orz; en bedelstaf van Carl von Holtey met het toen zo bek-ende Henri's Drinklied. Speelde tot in 1869; -I- in Sint-lorisgasthuis te Delft. Van 1846 'j5 was hij directeur in Den Haag. Peters, Gerlach N , 1378 1411, uit Deventer, oaanhanger v. d. Moderne Devotie, 1405 monnik te W indesheim, schreef in het L., maar ook een Devote epistel, suverlicLe Hafart. Persslaenschen Rosengaerd, Den 'v', novel. lenbundel van J. v. Duisberg; zie daar. persiflage = schimpdicht. Persius, 32 na Chr. 62, Romeins hekeldichter uit Etrurië. Zijn Hekeldicblen vrij nagevolgd door Bilderdijk, 1820. Personen en Onderwerpen, bloemlezing uit Potgieters Kritiscbe Studién door Busken Huet, 1885. Persijn, Julius 'w? 1878 1955, uit W achte. beke, letterkundlg criticus, medewerker aan Dietscbe Warande en Beljort; hoogleraar te Gent. Zijn R.K. opvattingen legde hij neer in Kiezen, Smaken, Scbr#ven, 190 7. Hij gaf een biografie van Dr. s'c/plepwap? in 5 delen, 1912 '27; schreef over Dante in de Ned. LetterLunde, 1921; over Augus: Snieders :72 z#n ?##, 5 delen, 1926; over lbsen, 1929. Perzen, De - , de vertaling van Da Costa, 1816, van een drama van Aeschylus', de Slag bij Plataea wordt er in behandeld en Da Costa dacht aan W aterloo. Borger gaf een beoordeling van de overzetting in de Letteroefeningen. Pescaxngis, Cosmo de - , 1t. avonturier kolonel in 't leger der Staten, zou zicl, van Leiden meester maken ten dienste van Leicester; de samenzwering mislukte; de hoofdaanleggers ter dood gebracht, 1j87. Hij was van adellijke afkomst; was tafel houder geweest in de bank van lening tc Leiden. Gçtekend in Gideon Florensz van leeringhe. Pétillon, W illy 'w, d.i. Mw. H. W . Pétillon- Mulder, 1885 1948,, schrijfster van meisjesboeken. Petit, Louis D. x', 1847 1918, conservator b. d. Leidse Univ. Bibl., 1879; vervaardigde de Catalogus dier Bibliotheek en een Bibliografie van bet MnI., 1888 1910. Gaf bij de Multatuliana van Dr. A. S. Kok het Bibliografiscb Overzicbt der geschriften van Multatuli, 1903. Hij gaf ook het Repertorium der bijdragen over JO:. Gescb. tot 1913 uit. Petraeus, Aegidius 'w, 1712 '78, uit Dordrecht, sedert 1759 predikant te Kapelle op Z. Beveland. Hij schreef Sticbtelijke G-E'- dicbten, 1768, en Onderzoek over den aard :77 natuur 1777. Mw. Bosboom. Pestilentie te Katwijk, uitvoerige schildering van Drost, niet alleen over de pest, maar ook over de Collegianten, Barlaeus, Paschier de Fyne, schout Bondt enz. Drost trachtte zijn personen de taal van hun tijd te doen spreken; 162j. Potgieter en Bakhuizen hebben het stuk voltooid; het bedoelde een beeld te geven van Holland in de dagen van zijn kracht en van de vestiging van ons gezag in Indië, van schilderkunst el) wetenschap. Het eindigt met het verhaal van Van Baerle in de Muiderkring. Opnieuw uitgegeven door Verwey en De Vooyj, 1906. Het motief ontleend aan het Grafboulik van Cats. Peter en Pauwels (Petrus en Paulus), 1641, het eerste treurspel van Vondel na zijn overgang tot de R.K. kerk. Opgedragen aan Eusebid, d.i. Maria Tesselschade Visscher. Nooit vertoond, omdat het een Rooms stuk was, evenmin a1s in de 17e eeuw Marid 5'Jx>r/ en Adam in Ballingscbap. der E ngelen, Petrarcay 1304 '7 ' 4, de eerste grote Humanist in ltalië, voorman der Renaissance. Schreef in de volkstaal zijn sonnetten ter ere van zijn beminde Laura. Oefende zeer grote invloed op de dichtkunst in geheel W est- en Zuid-Europa. Over Petrarca in de NEW. LetterLunde het uitvoerige proefschrift van Dr. Catharina Ypes, 1934. Zij deelt mee, dat Petrarca als de eerste sonnettendicàter geroemd wordt in Den Nederduytscben Helicon, 1610. Van der Noot was een der eersten, die hem navolgde. Van M ander dichtte een sonnet voor de vertaling van het enige prozawerk van Petrarca, dat ooit in 't Ned. overgezet is: Troost-spiegbel in Gbeluck ende Ongbeluck, 1606. Jan Aucke Bakker gaf 1793 zijn bundel Petrarca en Ltfxra uit, gedichten over de liefde, opgedragen aan Simon Stijl. Vertaling van werk van Petrarca bij Van der Noot, maar ook bij de nieuweren: Boeken, Verwey, Van Suchtelen. Verder bij Hooft, Bredero, Roemer Visscher, Spieghel, schaakt door Hades (P1uto) ; de godin der Onderwereld. Heet ook Kora bij de Grieken. Haar mythe speelt in het da1 van Enna op Sicilië.) Pers-laenschen Bogaerd, Den - , zïe Dr. D. 405 Petrarca Petrarca's graf Van de Merwede' , Bilderdijk en Ten Kate. Petrarca's graf, geschonden in 1650 door dronken hoeren op aansporing van een versufte monnick''; lokte in heel Europa verzet uit, ook te onzent. Huygens dichtte in het L., Hooft vertaalde het en voegde er zelf een klinkdicht bij. Ook Van Baerlc kwnm in het L. op tegen het schandaal. Petrus Comestor, d.i. de verslinder (van boeken) , van Troyes in Champagne, geestelijke aan de hoofdkerk van Parijs, schreef l 1j0 Historia Scolastica, die door Maerlant vertaald werd a1s Rijmbijbel; prof . in de godgeleerdheid te Parijs; j- 1179. Peutemans, Lenart - , geb. 1j90, dokter te M iddelburg, schreef in de Zeeuwscbe Nfzci/e,gx/ een gedicht: Aan de beroemde konstrycke Jonck-vrouwe Anna Roemer op haar onverwacht vertrek uyt Middelburg, 16 Juli 1622, en een gedicht op de zinnebeelden van wcats. Hij was in 1616 ge. trouwd met Anna Boreel. Peys, Adriaan 'w, in 1678 x,poëet van dc Antwerpsche Schouwburg'', toneelschrijver, vertaalde 11 Pastor jido van Guarini, 1671, en stukken van Molière en anderen uit het F. Zijn eerste stuk was een navolging van Den Veinzenden Torquatus van Brandt als Hatelycke Liefde z'lz; den Gotscben Noran 'e/zJe Julia, 1661. Tot zijn laatste behoren 2 stukken met kunst- en vliegwerken: Dt Toveryen z'= Armlda, 1695, met het vervolg Reinout in J'J betoverde Hoj, 169- Phaëton, zie Faëton. Philantrope, De ew, 1756- '62, Spectatoriaal geschrift van P. Verwer, F. de Haes, Corn. v. Engelen en N. Bondt. Philemon, de legende van de brave man, die de Dood wist te dwingen tot tweemaal vijfhonderd jaar uitstel. Berijmd ,,voor vele jaren'' door Tollens; later veranderd, toen Tollens inplaats van ,,Maria's verheerlijkte zoon'' Jupiter stelde. Weer veranderd toen men van R.K. zijde hem ervan betlchtte, dat hij eel) legende in een mythologisch kleed gestoken had; toen gaf hij het verhaal weer in zijn oude vorm, maar zette er waarschuwend ,,klooster-legende'' ho. ven en veroordeelde hij in een korte inleiding al zulke ,,schandelijke profaniteiten'' a1s ,yjammerlijke misgeboorten'', 18jj. Pbilemon was vertaald uit het D. van Langbein; het gedicht, met Jupijn en Merkuur a1s bezoekers, verscheen in de Almanak voor âe/ Schoone en Goede van 1841. 1949: De ztzal-suwldAz/tp/; een schrijnende aanval op de Ned. rechtspraak. Getrouwd met de hr. S. Goudeket. j- 19j1. Philosooph, De -, tijdschrift in vertogen, 1766- '69 van Cornelis ? van Engelen. Philotea, d.1. ,yde Godt-minnende ziele ,., tot wie pater Poirters de verhalen richt van zijn boek Het wlller van de Wereldt 4/- getrocien. Phocius, ps. van Herman Robbers. Phoebus, Verzameling van Volksgezanqen, 1839, met medewerking van P. J. Andrlessen en Petronella Moens; bracht het maar tot één aflevering. (Phoebus, de Zonnegod; Gr. naam; dezelfde a1s Apollo.) physiologie, lett. = natuurleer, beschrijving naar het leven van een tnpe.Het schilderen van zulke typen of physiologieën was modc in de letterkunde van ck 1840. Hildebrand: Teun de Jager, De Veerschipper, de Barhier. Jonathan: De Zeeuwsche Arbeider, De Rotterdamsche Sleper, De Straatjongen. Klikspaan: Studententypen. Jonckbloet: #/c.) - siologie van Den Nsa,g, 1845 anoniem verschenen. Zo verscheen er ook een Pbysio 2t7.gëe van Rotterdam, door twee Rotterdammers, 1842. Een er van was G. W . v. d. Voo, een der eerste Ned. socialisten. Over dit boek Dr. W . v. Ravesteyn. Rotterdam- Jcâe Cultuur, 1942. ln die tijd schreef Ja'l de Vries De verborgenbeden van zlzzil/czdaqn, navolging van Eugène Sue over Parijs. Physiologus, M.E. boek over natuurkunde: uit het Latijn van de 3e eeuw; vooral dierkunde, toegepast op de Chr. godsdienst en op de moraal. Picardt, Dr. Johan -, 1600- '70, predikanl en dokter te Coevorden, schreef 1660 zij.l Antiquiteiten, waarin hij 't geloof aan Duivel, heksen en spoken verdedigde. W as voorstander van de negerslavernij, omdat de negers van Chams verworpen geslacht zijn. picareske romans = schelmenromans. (Picaro, Sp. = schelm.) Pic-nic in Proza, Een 'x,, bloemlezing uit de N.w. Gids door Dr. Buitenrust Hettema, 1892. Tweede druk vermeerderd met werk van andere schrijvers, 1900. Piebenga, J. -, onderwijzer, schrijver in de Friese taal, ook van de Koarte skiednis /:/2 de Fryske shriftekennisse, 1939, van Calvinistisch standpunt. Pienaar, A. A. - , geb. 1894, ps. Sangero, Afrikaans schrijver. Uit Oerwoud en JUJJ. /e, 192 1, dierenverhalen. Philips, Marianne - , geb. te Amsterdam Pienaar, Dr. E. C. x', 1882- 1949, geb. in 1%6, romanschrijfster; haar eerste werk Potchefstroom, 1920 hoogleraar in 't Afriverscheen pas in 1929. Bruiloft in E ?zrs//a, kaans te Stellenbosch. Zijn proefschrift liep d.i. het arme W enen na de eerste W ereld- over Die Tweede Ajrikaanse Taalbeweging, oorlog. 1919. Voor Nederland gaf hij een bloenlln 19j0 werd bekend, dat zij de prijs ge- lezing uit: Digters uit Suid-Afrika, 1917. wonnen had met de boekenweek-novelle van Pierson, Dr. Allard - , 1851- '96, W aals 406 Pierson Pierson predikant, maakte zich 1865 alS ,,modern'' los van de Ned. Herv. Kerk; kwam 186 7 op voor de Openbare School; 1870 '7zJ hooglerau te Hefdelserg, in de godgeleerdheid, 1877 te Amsterdam in de kunstgeschiedenis. Zijn werk van 1880: Oudere T##,çcr/5/:N, is van uitnemend Felang voor de geschiedenis van het geestelijk leven na 1850. ln 1887 gaf hij uit ïvillem de C/tvfv naar z#r Dagboek. Hij was groot geworden in de kring van het Réveil; kwam tot de Modernen door Opzoomer te Utrecht. Hij begon met twee prozawerken: Een 1uJtor# in den Vreemde, 18j7; Pierson was begonnen a1s predikant te Leuven; omgewerkt a1s Intimis, 1861) en in 1866 Adriaan de N Jr9W, de ontwikkeling van zijn eigen gemoedsleven, 5 delen ieder van 500 blz. Daarna werd Pierson de letterkun. dige criticus, b.v. in zijn studie over Blranger en andere, voofal buitenlandse schrijvers. ln 1874 kwam Pierson in 't land terug. Hij werd voorzitter v. h. Tooneelverbond; trad op tegen de gevangenschap v. Domela Nieuwenhuis, 1887. Van dat jaar is ook zijn grote werk yyonze Geestelijke Voorouders'', 1. Israel, gevolgd door Il. Hellas, 1891 '95. Zie Hellvu. Verder schreef bij over Bilderdtjk a1s zt?#J:Evr, over Huet, Vosmaer's Amazone, over ln Dagen van Strtjd van Wallis, over Kolle. wijns boek Bilderdijkk gedichten in de trant van De Genestet. Hij vertegenwoordigt met Multatuli. Huet, Vosmaer, Vall Vloten het beyin van de nieuwe tijd. Een volledig overzlcht van Piersons leven en werk is te vinden in Allard Pierson /pEzrdacbt, 1897, door Dr. S. A. Naber. Verder een proefschrift van K. H. Boersema, 1924. Pierson, Christoffel - , 1631 17 14, dichter van toneelspelen en andere Rijmwerken. 1712. Ook Antwoorden der Griekscbe J''SFJJeN, n.1. op 12 van Ovidius' ,,treurbrieven der blakende Vorstinnen'', 16j8. Pierson-Franssen, Lucy Mary N , geb. 1880, letterkundige en schrijfster; ps. Lucy #/-4//- dretscb en Ellen Forest. Pieter Jelles, de naam van Troelstra a1s Fries dichter en schrijver. Pieters, J. L. N, geb. 1921, dichter. Randgebergte, 1946. Pieter Spa, De reis van 'w naar tonden, verhalend gedicht van Van Zeggelen, 1838, boertig verteld, 12 maal herdrukt; door de schrijver voorgedragen in Oefening. Het is de geschiedenis van iemand, die de kroning van Victoria wi1 biiwonen, maar allerlei ongelukken heeft en niets te zien krijgt. Het was de tijd. dat men bij zulk een grappig vertelsel helemaal vergat, dat die Hollander zich van de lnmlendigste kant voordeed. Pietersz, Cornelys N , geb. ljjo, werd 1567 vervolgd, omdat hij 1000 exx. had laten drtlkken van drie geuzenliedjes. Hij was geh. te Haarlem en woonde te Bolsward, trok a1s liedjeszanger door het land en verkocht de liederen. (Van Lummel, Geuzenliedboek, 2e druk, blz. j46.) Hiemit blijkt, dat de Geuzenliederen aanvankelijk als vliegende hlaadjes gedrukt werden. Pietersz, Heere 'v, toneelspeler te Amster. dam '1n tragische rollen; speelde in 1658 ' 59 b.v. voor Aran, en voor Jozej in Sojompaneas, maar ook voor Tisipkernes in Granida, voor Ritsaert in Het Afssr/je. Piet Heyn, verheerlijkt in triomfliederen op de verovering van de Zilvervloot; zie daar. Daarnaast spotliederen op de Spanjaarden, en welkomstliederen bij zijn komst in Den Haag in Januari 1629: W elcom, welcom kloecken Heyn, Met u zeylen groot en kleyn. W'elcom, welcom Vromen Helt Met u Schatten, en u Gelt. ' Verder een lied over zijn strijd tegen de Duinkerkers en een Matroosjes C/acâ/e bij zijn sneuvelen in 1629, van Revius; een Liick-ilacht van C. v. Kittensteyn. Vondel en Revius maakten gedichten b-1J zijn portret; Jan Vos bij de gouden erepenning. Zie /. Wijnbergen. Roman over Piet Heyn van W illem de Geus, 1958. Zijn Leven Jn dichtmaat, door F. J. Kleyn, 1867. Piëtisten, onder de Hervormden voorstanders van innerlijk godsdienstig leven. van vrome familiezin en van Zondagsviering. Ook zij hielden conventikels, maar zonder zich van de kerk 1os te maken, gelijk de Collegianten en Reformateurs deden. Piëtisme is er in de opvattingen van Cats en Huygens, maar vooral bij Gysbert Voet, 1j8j 1676, hoogleraar in de godgeleerdheid te Utrecht, die de gevoelens van W illem Teellinck verbreidde. Onder de dichters is Lodenstevn de voornaamste. Het streven is naar persoonlijke bekering en afkeer van de wereld. Zeer helangrijk voor de Nederlandse opvattingen ook Jean de Labadie en Anna Maria Schuermans. (L. pius = vroom.) Ook daarna bleef het piëtisme steeds levendig, b.v. zeer sterk ten tijde van het Réveil. Piëtistische Poëzy, groot artikel van Potgieter in De Gids van 18j3, vernietigend vonnis over deze gehele kunstuiting, naar aanleiding van de Gedichten van Albertine Kehrer; zie daar. Beantwoord door Beets in De Rct-erler/; opgenomen in zijn Persoonlijke Afer/pi/zerëzz:t'z;. Pietge en Agnietje, 1778, blijspel in j bedrijven van Onno Zwier van Har,en, ter ere van het tweede eeuwfeest van de Unie van Utrecht. De tweede titel is De Doos !07 Pietje en Agnietje Piet Paaltjens vdn ',>7#4r,; Agnietje krijgt deze op haar bruiloft; allerlei rnmpen komen over het land, maar Pietje en Agnietje leven eenvoudig en komen de moeilfjkheden te Foven. De geschiedenis van twee eeuwen: Nederland, groot geworden in eenvoud, kwijnt door weelde, mod tot zijn deugden terugkeren. Het stuk is uit -de verte gevolgd naar een F. Boête de Pandore van 1721. Gespeeld door Corver. Piet Paaltjens, zie Haverscbmidt. Piet Vluchtig, ps. van E. G. F. H. Smit gesteld ,,in ons erm versrant Clooster der Minnebroeders''. Kleine. Pissens, D. - , zie Vla mscke W eelde. Pit-De-Haan, C. 'v, zie Carry ,/4r Bruggen. Plaeg der dorpen, De - , 18jj, zedenroman van Conscience, gericht tegen de jenever. plagiaat = letterdiefstal. Van Lennep verklaarde schertsend, dat hij zijn hele leven met roof en diefstal zijn voordeel gedaan had; zijn Roos van DeLema b.v. heeft navolgingen van W alter Scott's Ivanboe, o.a. het steekspel te Haarlem. Zijn gedicht Hoe loopt de Dusse door 't â// van M eander is qeheel naar Southey; Braga hracht aan het llcht, dat het een bewerking was van Tbe Cataract ol Lodore en Ten Kate dichtte een parodie: Pillecila, Klip de w, geh. 1901, een der jongere Vlaamse schrijvers; romans en 1evensbeschrijvingen. Hij bewerkte het oude verhaal van Blauwbaard a1s een nieuwe roman, 1951. Daarna kwam Monsieur S/zt7/yden, de vrouw, die zich, teruggetrokken in een landhufs, voor een man uïtgeeft 11934. Beschrijft Het Soete Land van Ir .aas in Vlaanderen, o W elig Huis'' 1939. Studie over Hugo Verriest, 1926; over Streuvds: 1932. Hans zz/z; Malmêdy, verhaal uit Napoleons tijd. Hij gaf na de Bevrijding een merkwaardige sociale roman uit: Mensen Jcâ/ey de D*/. Over De Pillecijn ee'n studie van Bert Ranke, 1942. ln dit jaar verwierf hij de prijs der Vlanmse gewesten ten bedrage vat) 10 000 franken voor zijn Soldat Joban. In 1942 was hij kegpnnen met het ,,Kultureel- letterkundig Tljdschrift van Vlaanderen, W estland geheten. ln 1946 uitgesloten uit de Vlaamse Academie. Pindarfsche ode. Zoo bakt en zoo plakt, dat de Muzen zich schamen, De kwart-poëtaster zijn lorren te samen! Zie Wallagh. Plaid, Le 'w, (Het Pleidooi) , de eerste helft van de Franse tekst van de Vos Reinaerde, door de Vlaamse bewerker gevolgd. Plancius, Petm s - , predikant te Spanbroek 1654, te Rotterdam 1673, # 1690, kleinzoon van zijn nanmgenoot, die de zeevaart naar Indië zo zeer bevorderde, en even rechtzinnig. Hij schreef 1681 Naeckte Zdrtooninghe van J: gelegenthey; der Toneelspelen. ode, zie Pindus, hoge bergketen tussen Thessalië in N. Griekenland. De Epirus en Parnassus en de Helikon liggen in zijn verlengde: zo wordt de Pindus ook wel a1s de Zangberg beschouwd. Bilderdijk zegt van Had geen valsche kunst Zijn dorperheid beschaafd, Geen dichter waar' zo stout Poot ', Den Pionier = Pindus opgedraafd. vzegbereider, bij de genie in het leger.FTigh.i jmba aEnE b'?r; ekPeiro .nZieor hine eth eJt. Aw.e rAkl bvearndingk Poelhekke', zie daar. Mina Krûseman wordt beschreven a1s Eel? Pionierster door Jo Van Ammers-Kûller, 1921. Jant Nienhuis schreef eell roman over cle Groninger voortrekkers in de N.O. Polder onder de titel De P/t/z//t?p'J', 195(). Pippinck, Broeder Henrick N , gaf 1 j67 k1e derde Fundel refereinen val: Anna S#zkJ uit opgedragen aan de gravin van Mans. velt. Uït die opdracht hlijkt zijn ergernfs over de ,,stinckellde en twistige Calvinus leere''; geen wonder, 't geschrif t was op- Plancquaert, Hector ew, geb. 1865, Vlasms schrijver; historische romans en drama's, a1s De Dood van Karel den Goede. Plancques, Josine des rin van het - , 1478 1535, prio- Agnietenklooster te Gent 1j18, dochter van rijke ouders, dichteres van ,,ee;n scoen gheestelic refreyn'' Plantin, Christophe - , 1j19 '89, uit Touraine, vestigde zich 1549 a1s boekdrukker te Antwerpen in ,,Den Gulden Passer'' md het bijschrift ,sLabore et Constantia'', d.1. Door Arbeid en Volharding. De drukkerij ontwikkelde zich tot de beroemdste in Europa; een prachtwerk is b.v. de Antwerpj'e P'etz//z/oe B#bel of Polyglottw ook Biblia Regia, de koninklijke bijbel; in 't Hebreeuws, Chaldees, Gr. en L. met de Syrische tekst van het N.T. Plantijn had 21 persen en 160 werklieden. In 1j70 werd hij door Philips 11 benoemd tot prototypograaf of aartsdrukker; in 1579 de drukker van de Stad. De drukkerij was het m.itldelpunt van geleerden; zo was Peter So'v.f de vriend van Plantijn. In 1j85 ging Plantijn naar Leiden. Daar gaf hij in 1584 de Twe-spraack van S.pieghel uit met de voorrede van Coornhert; in 1j8j verscheen het werkje van Simon Stevijn De Tbiende, slechts 36 blz. groot, dat echter de tiendelige breuken bracht. Plantijn keerde 1985 408 Plantin Plantijn weer naar Antwerpen terug. Na ziln dood ging de leidinl over aan zijn schoonzqokn Jan Moretusk z1e daar. Bij Plantijn werKte Kiliaen. De drukkerij aan de Vrijdagmarkt te Antwerpen is nu museum. Plantijn, Chrlstoffel -, zie Plantin. Plasschaert, Albert -, geh. te Sas van Gent 1874, kunstcriticus en medewerker aan tijdschriften; studies over schilderkunst. Dicbter. -)' 1941. Plas, Mlchel van der - , geb. 1928, R.K. dichter van een stel bundels. Als ik koning wmf, 1949. Plasse, C. L. van der - , bekend uitgever te Amsterdam, verznmelde na de dood van Bredero in 1618 diens nalatenschap en gaf daaruit in het licht Stommen Ridder en Angeniet. Ook de Spaanscke Brabander was bij hem verschenen, zomede Moortie. Van Coster Itys. Van Bredero ook de liedboeken; van Hooft W are-nar. Platenatlas bij de literatuurgeschiedenis: 1. door Poelhekke en De Vooys, eerste druk 1914; 2. Onze Litteratuur in beelf door J. Kuypers en Dr. Th. de Ronde, 195j. Plautus, 254- 184. uit Umbrië, leefde in dienst van een troep toneelspelers, later van een molenaar. Maakte blijspelen, om aan geld te komen; 20 zijn ervan bewaard. Voor 't eerst uitgegeven te Venetië, 1472. Zijn werk werd vaak vertaald. 1. Ampkitruo, door lsaac van Dnmme 1617; door D. Buysero, 1679. 2. Curculio, door Van Halmael, De 0,7- berude Minnaar gelukkig door geval, 1715. 3. Cuina, door Van Halmael, De Verliefde Grz jsurd betrapt, 1709. 4. M ostellaria, door Bernagie, De Deiazzt- âlAi/, 1686; door L. Smids, idem, 1686; door Van Halmael, De berstelde Zoon, 1711. j. Plautus' Aulularia, het spel met de ot nae 's Lants gelegenheyt P , ,, verduytst'' door Hopft in zijn Wdrenar. Ook door de blijspeldlchters verder in de 17e eeuw vertaald en nagevolgd; zie Van Halmael. Verder M. W altes, Bedrooge Gierigaard: 16j4. J. v. Vergelo, Den bekeerden :Jerigurd, 17j3. Pluymer, De Vrek, 1685. Lossius, De beschumde ér/Ev/-rl, 1802. Van Esveld Holtrop, De Frel, 1806. 6. Patrat, door Blasius, Dubbel en Enkelt 1670. Antonides, De geliike Tv'tv//?;:e/i, 1670, '77, '82, 171j. A. T. W outers, De twee ve/zyle schip?ers, 167j. A. L. Barbaz, De gel#kheid. Glllisen, De Tweelingbroeders, 1876. 7. Miles gloriosus, door Smids, De geschukte Cintbia, 1688. 8. Pseudolus, door Van Halmael, De verboode Wdelrlperl/pper bedboogen, 1709. J. A. Heuff, Jager en Fa/r#J&r#, 1872. 9. frinumnus door Van Halmael, De edelmoedige vrienden, 1711. 10. Truculentust door Van Halmael, De listige Jujje'r betrapt, 1715. In onze tijd o.a. De Tweelingbroeders, metrische vertaling door Prof. Dr. H. v. Herwerden. Playerwater, zie Cluyte. Eerst uitgeyeven door F. H. Mertens, 1858; daarna ln de M nl. Dram. Poëzie van Moltzer, 1875. Te A'inkel ontdekte in de bundel Zegezang van Ludolf Goekinga een brief in proza met ingelaste verzen, die 't zelfde ondelwerp behandelden; 1885. Opgenomen ln De Bibliotheek, Letterkundig Bijblad van Noord en Zuid. De vertoning van deze Cluyte op de schilderij van een dorpskermis in 't Rijksmuseum van Peeter Balten of Custodius, zelf ook dichter, 1j71 ouderman van 't St.- Lucasgild te Antwerpen. Pleegzoon, De - , de eerste historische roman van Jacob van Lennep, 1855; had twee jaar in een la gelegen, eer een uit6ever het werk aandurfde. beze pleegzoon ls een van de vondelingen in de Romantiek, wiens ware afkomst ontdekt wordt. Pleïade, De ew, het Zevengesternte; in de geschiedenis der letterkunde de 7 dichters aan het F. hof, die de Renaissancepoëzie in Frankrijk invoerden, Ronsard, du Bel- 1ay en Baïf voorop. In de Nederlanden het eerst nagevolgd door De Heere, Jan van der Noot en door Jan van Hout, die hier de eerste vijfvoetige jamben en alexandrijnen schreven. Zie Franse invloed. Aanvankelijk sprak men niet van de Pleïade, doch van de Brigade. Du Bellay zette de nieuwe beginselen uiteen in zijn Dejjence et 1/- lustrdtion de Ia langue jrançoyse, 1j50. Dc Pleïade volgde vooral Petrarca na, vereerde schoonheid en kunst, bracht het sonnet in de letteren van W est-Europa, dichtte oden, dithyramben, elegieën, satiren, epigrammen; de volgelingen ook drama's, b.v. Jodelle en Garnier. Pleïaden, De Dorstige 'w, de zeven studenten, op Sint-Niklaasavond vergaderd, toen hun de doos werd thuis gebracht met de vondeling, die ze Klaasje Zevenster noemden. Plemp, Mr. C. G. - , 1574- 1638, sedert 1650 advocaat te Amsterdam, die, ofschoon R.K., veel omgang had met Hooft, Reael, Coster en zoveel andere Hervormde geletterden; vriend van Vondel, die zijn lijkdicht schreef. Hij zelf schreef L. gedichten en in 't Ned. o.a. Der Herdooperen H/J/JCJ op Amsterdam.. Musicus; de oudste van de Muiderkring. Heeft waarschijn- 409 Plemp Plemper lijk grote invloed geoefend op Vondels overgang naar de R.K. kerk. H-IJ vertaalde Hoofts Emblemata amatoria in het L. Plemper, P. N , gaf in 17 14 de Besckryving zwr Alpken uit; daarin ook de geschiedenis van het huis Poelgeest en de stof van Guy de Vlaming, het dichterlijk verhaal van Beets. Plessis, 1. D. du N, geb. 1900 te Kaapstad. Dichter: Vreemde Liejde, 19$7. Plessis Erlank, W . J. du 'v', geh. 1901, Z. Afrikaans dichter. Plessis Scholtz, J. du -, schreef 1939 ziln proefschrift over Die ,4JWI/?;:F en sy taal, een studie over de jaren 1806 '7j. Pleyte, C. .M. - , 1863 1917, leraar te Batavia, schrijver over Soendanese overleveringen, de Badoejs, enz. Ploeg, De 'v, geïllustreerd maandblad van de W ereld-Bibliotheek, verscheen sedert 1908. Van 1916 '29 niet verschenen. Ploos van Amstel, Jacob 'v, 1755 geb. te Amsterdam, vertaalde deel I van de Aanleiding tot de uiterlnke welsprekendbeid uit het F. van St. Albine, 1766., een handleiding voor toneelspelers. Pluck-voghel, Den Eerelycken 'w, zie Jhr. L. v. d. M innen. Pluimer, Joan 'w, # 1720, vriend van Antonides, die aan hem zijn Marsyas opdroeg en op wie hij zelf een lofdicht schreef. Hij gaf zijn eerste lj gedichten met werk van zijn vriend Joan van Broekhuizen uit in 1677; opgedragen aan Dirk Buysero. In 1678 kwam De verliejde Lubbert, d.i. de Klucbt van de bedrooge Vrljer van A. Boelens ( 1649), fatsoenlijk gemaakt. Van dit jaar is ook zijn Voorspel ter Jpersjzz.g: van de Schouwburg, een programma voor het toneel, waarop hij grote invloed oefende in de geest van NiI Volentibus. In 1679 werd hij regent. In 1681 pachtte hij met Lodewijk Meijer en Pieter de la Croix dr schouwburg; Meijer stierf nog in 't zelfde jaar. ln 1684 werd de pacht met 3 jaar verlengd, maar deze drie jaar leverden groot verlies op, ofschoon Pluimer de steun had van Asselijn en Bernagie. (Zie Poëtenstrijd.) De la Croix vertaalde D6 le/tzclcâe/#l: boohcbe jujjers en De Jz;#dbeelde zieke van Molière en hij bewerkte De s'câ#z/âe/z/e. Pluimer zelf dichtte 1681 de klucht van De buitenspoorige jaloerscbe en vertaalde uft het F. De verlooren Jcâj/#- wacbt, 1686, en De Vrek van Molière, 168j. De pachters trachtten verder met opera's er te komen. Thomas Arents leverde 1686 de vertaling van Roeland uit het F., fn 1687 Amadis en ook Cadmus :72 Hermione) welk stuk in 1672 was gedicht ter ere van Lodewijk XIV! Ook Govert Bidlo kwpm met opera's: De praz'â/oe royen. Poëet, Een Poel, A. E. van te Wacken bij Poelgeest, Aleida van ,x', minnares van graaf Albrecht uit een aanzienlijk Kabeljauws geslacht; met de hofmeester W illem Cuser vermoord op het Buitenhof, 1592. (Poelgeest was een kasteel onder Koudekerk.) De geschiedenis behandeld in Beets' allgemeen -, zie buispoëet. den - , 1758 1835, dokter Tielt, dichter. verhaal Cuser',dichterlijk zie ook Plemper en Guy de Vlaming. Poelhekke, Martinus .v, 1864 1925, lettezkundige. Directeur der H.B.S. te Nijmegen; bracht Tulbloei bijeen, letterkundig leesboek met stukken uit de 19e en 20ste eeuw. Gaf 1914 met Dr. De Vooys een Platenatlas bij de Literatuurgeschledenis uit. Schreef Een Pionier, Alb. T/7#w. Van zijn Woordkunst verscheen in 1941 de 1je druk, leerboek over de letterkundige verschijnselen. Zijn bundel Modernen, 1899, bevat studiën over Kloos, Van Eeden, Verlaine e.a. Poësie, Reden van de W aerdichelt der - , uitgesproken door Hooft, 1611; verheft a1s voorbeeld de dichtkunst van Virgilius; roemt ,,de hajlighe Poësie'' Opnieuw uitgegeven M aastricht, 1924. Poesy, J. v. d. Vondels -, ohe Fdrlwrâezd: minnaars, naar Molièrex Het Zegepraalende OostènryL, ter ere van des keizers overwinning op de Turken en een opera op de zinspreuk: Zonder Spys of W yn Kan geen liefde zyn. Pluimer schreef 1697 een allegorie Voorspel op den Vrede en verder een stuk met kunst- en vliegwerk-en en balletten: Renout in âe/ betooverde hof. Daartegen een schimpdicht, De omgevroete sckouwburg: Een gepluimde haan verwoed Den gantsen Schouburg ommevroet. Onderwijl waren zijn herderspoëzie, zijn bruiloftsdichten en zijn lofliederen op koning W illinm in 1692 uitgegeven. Ook hezong hij de zeeslag bij Beachy Head (Bévesier) . Een tweede deel gedichten verscheen 1723*, daarin zijn treurspel Pyramus E'c Tbisbe. Bekend bleven zijn minnezangen. Hij was een volgeling van Vondel; gold na de dood van Antonides voor de beste dichter. Podagristen, Drie 'w, zie Lesturgeon, Fav der Scbeer en Harm Boom. Podium, letterkundig maandblad, verschijnt sedert 1944. Het ontstond onder Leeuwarder gymnasiasten. Nu onder redactie van G. Borgers, Gaston Burssens, W . H. Nagel, Paul Rodenko, Fokke Sierksma, S. Vestdijk en Hugo W alschap. Poederoyen, Cornelis van - , zie Poude- 410 Poesy Poëten-oorlog Gedicbten, bet Tweede Deel, Verscb. Ged. 1747; z 1. e Poëten-oorlog, 1. de strijd van NiI Volentibus tegen de voorstanders van het romantische drlma; zie Nil. Het beste stuk is de satire Moesyas van Antonides. 11. Poëtenstrijd, naar aanleiding van Govert Bidlo's verhaspeling van Vondels stukken, 168j; zie Vondel en 53idd5. Ook naar aanleiding van Asselijns treurspel Egmond en Hoorne', er kwamen een aantal schimpdichten tegen de pachters van de schouwburg, Pluimer en De la Croix en vooral tegen Govert Bidlo, omdat de Hervormde godsdienst op het toneel werd bestreden door Vargas, Alva en de bisschop van Ieperen, Martinus Riethoven. De Kerkeraad wendde zich tot Burgemeesteren en deze verboden het stuk. 111. De Poëten-oorlog van 1710- '17., begon tussen David zzlr Hoogstraten en Jean le Clerc, hoogleraar te Amsterdam, over de waarde van L. gedichten. W erd weldra een twist over de betekenis van Vondel. Daar kwam bij een ruzie tussen de beide broers Jan en David van Hoogstraten en eçn andere tussen P. A. de Huybert en het kunstgenootschap Constantia et Labore, gevolgd door onenigheid tussen De Huybert en Jacob Zeeus over de voortreffelijkheid der F. letteren, het eigenlijke onderwerp: de verfransing van de Ned. letterkunde. Het ergste was de bewering van De Huybert, dat Vondel geen kennis had van toneel. Zeeus antwoordde met De Zangberg in gevor. In 't geheel werden 80 stukken gewisseld; aanwezig ter Bibl. van ,,l-etterkunde''. Zie De Huybert. Het gevecht werd geleverd a1s een ,yboerenruzie met dorsvlegels''. Het overzicht bij Th. Nolen: Iets over D. van Hoogstraten en bij E. F. Kossmann: Nieuwe Btjdragen. Poëten Vegtschool, Der - , 164j, bundcl met gedichten tegen Vondel over zijn Roômsgezinde werken, vooral over het Eeuwgetii der Heilige Stede, met de gediçhten van Vondel zelf er bij. Poëtica (de leer der poëzie), studie van Dr. J. Elema voor Servire's Encyclopedie, 1949. poëtiek,de de leer Klassieken, volken sedert der door Europese de Renaissance. Daniël Heinsit!s gaf in 1611 Aristoteles' Poëtiek uit, in het L. vertaald en hij gai ifl zijn eigen L. de voorschriften van Aristoteles weer in zijn De Tragoediae Constitutione. Zijn voorbeelden ontleende hij aan de Gr. treurspeldichters en verder aan Seneca en Horatius. Vossius schreef er twee L. werken over, dfe a1s een wetboek golden. Naast die klassieke opvattingen kwnmen nieuwe op. Sir Philip Sidney dilcehetrkscuhnosot,l opgesteld voor de schreef in het E. zijn Apology for Poetry (Dichters Verdediging), vertaalà en bewerkt door Rodenbqrg a1s Eglentiers FpJtens Borstweringb, 1619. Hieruit is ook de invloed te zien van Lope de Jz'e:2J Sp. werk over de nieuwe toneelspelkunst. Hooft schreef over de W aerdicbeit der Poësie, 1610. Daarop volgde Vondels Aenleidinge ter Nederduitscbe DichtLunste, 16j0, een ruwe schets'' onder invloed van Horatius, maar met heel veel van hem zelf, o.a. de verdediging van de moedertaal. De mannen van N.V.A. stelden in 1669 hun 0/2- derwijs in de Tooneel-poëzy samen, ook naar Horatius, doch vooral een verdediging van het nieuwe Frans-klassieke drama. Tegen hun navolgers, de Dichtgenootschappers, keerden zich de Poëtiscbe Spectator van Bellamy, 1784- 986, en Hoffhams Tbeorie der Net/erl//ë/.ff'â: Poëzy, 1788. Van 1796 is Het W erktvvgliike der Dïcâ/- Lvnde van L. v. Santen. I14 1768 was L'Art Poétique van Boileau vertaald met zijn hoge opvatting van poëzie, maar ook met zijn eerbied voor de regels van de dichtkunst der Renaissance, dus met de verdediging van het oude. Daarnaast en er tegenover Van Alphen en De Perponcber', zie daar; verder Bellnmy, Kinker, Brender à Brandis en Van der Palm. Teylers Tweede Genootschap schreef 1781 een prijsvraag uit over de regelen der dichtkunst; bekroond werd Jeronimo de Bosch. Van bijzondere betekenis waren de Verhandelingen en Brieven lwzi Feithk zie daar. Verder zijn Raad aan eenen iongen dicbter. In 1795 begon hij met Kantelaar de Bydragen tot bevordering der Scboone Kunsten. Bilderdijk hield het vooral met de klassieken. In De Kunst der Poëzy betoogt hij, dat het gevoel de bron der dichtkunst is: ,,Godsdienst, W aarheid, Deugd en 't Schoone zijn een''. Naast de klassieken had Bilderdijk oog voor de Middeleeuwen; hiJ gaf fragmenten uit van de ridderpoëzie en met J. Steenwinkel bezorgde hij de derde partie van Maerlants Spiegbel. Ook in zijn Gesch. des Vaderlands is grote liefde voor de M.E. Paulus van Hemert gaf 1804 zijn Redevoerinz over /J:/ Verbevene uit. Van 1780 is de vertaling van de Poëtieh van Aristoteles; Lessing had aangedrongen op terugkeer tot de bron. Brederode kwam weer in achting door het geschrift over de Klugtspelen van Van Hasselt; zie daar. Zie verder Gesch. der Ned. Letterkunde, Gids, Nw. Gids, Kloos, Verwey, Adama van Scheltema, Van Leeuwen, Dirk Coster. Het Handboek der Poëtiek van P. Dezaire verscheen 1932. Poëtlsch Appèl '5p, bundel gedichten verzsmeld dopr J. H. de Gront en M. Mok, 411 Poëtisch Appèl '3Q Poëtische Spectator tegen het oorlogsgeweld. Van H. de Vries, Van Duinkerken, A. Roland 1101st, Nijhoff, Marsman e.a. Poëtische Spectator, De ew, zie S. Poëzie, maandschrift voor jongeren, van D. Molenaar en Herman Poort; alleen 1906. Poëzie, Het schoone geheim van de - , door Albert W esterlinck, Antwerpen 1947; wegwijzer voor pezieliefhebbers. Poëzy, uitgegeven door Mr. W . Bilderdijk-, toen hij nog te Brunswijk was, 1805; twee bundels gedichten, bloemlezing met werk van hemzelf voor een goed deel, en verder met werk van ongenoemden. Poëzy van Hollands grond, De N , bekendfa redevoering van D. J. v. Lennep, waaril) hij de historische herinneringen opriep, verbonden aan zo menige plaats: Haagse Bos, Teilingen, Spanjaardslaan, Manpad, Bredsrode; van belang voor dichtkunst en verbeelding; 1826. Poëzy, De kunst der - , lierdicht van Bi1- derdijk. 1809 voorgedragen in Felix Meritis, 1811 uitgegeven, een ,,geloofsbelijdenis'': poëzie is de uitstorting van teer gevoel; zie ook poëtiek. Pogen, ,,Maandschrift der jonge gedachte in Vlaanderen'' 1920. Poirters, Adrianus ev, 160j '74, een Je. zuïet uit Oosterwijk in N. Brabant, belast met de zielzorg te Duinkerken, later prefect der studi-en te Roermond, daarna te Mechelen; de Brabantse Cats. Zijn hoofdwerk is Het MasLer z'fzp; de Wereldt ajgelrocken, 1644,, twaalfde druk 1688. Dit was de vertaling van een L. bundel emblemata; de eerste titel was Hdelheyt des IFEV/DJ, plaatjes, gedichten en proza. Verder: He; Pelgrimken van Kevelaer, liederen voor dc processie; Duyfken in de 5'/e:/;r/JJe, 16j'7, gedicht over Jezus' lijden; Het #zue/;'>.f nieuwejaersplegelien van Pbilagie, 1673. Dichter van volkshumor, afgewisseld door pittig proza; het proza zelfs beter dan de gedichten; -I- te Mechelen. Hij is de grote voorvechter van de Contra-Reformatie. Standbeeld te Oosterwijk, 1926. Geschrift over hem van H. J. Allard, 1871. Bloemlezing van Salsmanst 1909; zie daar. Level? en W erken van Potrters door Dr. Edward Rombauts. Pol, Dr. Herman - . 1811 '45. privaatleraar in . t Ned. te ' Amsterdam,b *in 1840 redacteur van De Gids. Polak, Dr. H. J. - , 1844 1908, hoogleraar in de klassieke talen te Groningen 1894, gaf 1888 zijn Studiën uit: De Gebroeders Van Haren, Multaluli, Conscience. Poland, Toontje -, geb. te Alkmaar 179j, kwam 1817 a1s korporaal te Batavia, bracht het tot overste, # te Tjilatjap 1$j7. Zijn 'leven bvsçhrvven door W . A. v. Rees. Po1 de Monty zie A. Poldermans, D. A. N , 1877 1939, h. d. s. te 's-Gravenpolder bij Goes, schrijver in Z. Bevelands dialekt', schrijver van schetsen uit het volksleven. Polichinelle, spotblad van 1849 onder redactie van W. J. v. Zeggelen en S. J. v. d. Bergh, uitgegeven bij A. C. Kruseman, die er na 8 nummers mee ophield en die de bladen zoveel mogelijk vernietigde. Politieke Balladen, Refereinen, Liederen en Spotdichten der 16e eeuw, uitgegeven door de Vlaamse Bibliophilen 1847, met een inleiding van Ph. Blommaert. Politieke Kruyer, een van de heftigste bladen tegen de Stadhouder, bij Verlem in Amsterdam uitgegeven, 1782, onder redactie van de advocaat J. C. Hespe. Keerde zich 1785 tegen de aristocratische regenten, waarop Hespe en Verlem gevangen gezet werden. Politieke Poëzie, van de Patriotten, van Be1- lamy in de eerste plaats. Dan van Feith: Aan de vijanden van Nederldnd, 1785; Volkslied in den Jzz/aal van Tyrteus, '8j; Aan p;#z; Vaderland, ,86; Eerkroon voor Nederlands waardige Regenten, '86; Onze verbindtenis met Fr/rsirzql, '86; in 1787 bezong hij de ,,grootmoedige burgerijen'' van Hattem en Zwolle. Daartegenover de strijdpoëzie van Bilderdijk: Mijn Leuh 1784; Nassau, 1785; 0/7 bet verbod van de Oranjekleur, 178j; fel, 178j; Op '/ onteeren laz; bet Hollandscbe IFJPEAZCJC&/J, 1787; Hopman Kropj (de verdediger van Klundert), 1794. Tot op hoge leeftijd: in 1820 b.v. de ironische Feestzang der Vrijbeid. Politieke Poëzie, van Da Costa: F#/ en Twintig Jaren, 1840; Aan Nederland in de Lente van 1844, toen de vrijwillige lening van minister Van Hall geslaagd was. Deze lening had Da Costa bevorderd door zijn vlugschrift: Landge- >2///ez;./ met âel oog op God, J//J/JJ Nederlanders :/z vereenigd. De dichter werd te Amsterdam aan de dis des Konings genodigd. Wacbter, wat is er er van den Nacbt? 1847. Dan in het jaar der Revoluties: 1648 :72 1848, in herinnering ook aan de Vrede van Munster. De Cbaos en bet f-/câ/, 18j0. Rouw E'c Trouw, 1849. Daartegenover de liberale poëzie van Potgieter: De Stilstaanders, 1844, bij 't voorstel van Thorbecke en Luzac; De Nieuwe Beurs, 184j. Na 18j0 op ernstiger toon: Het p,ger/j: (van de trekschuit) ; Het Uzyr. werk van 't Metalen Kruisk (een stadsweef legde de eerste steen van 't standbeeld ec kreeg een uurwerk) : men was sedert 185: niets vooruitgegaan. In 1855 Haesie Claes. df. (stichteres van 't Burgerweeshuis) . politieke romans, o.a. In onze Vlaamscbt 412 politieke romans politieke satire Gewesten, 1887 en Sopbie, 1885, van Virginie Loveling. Eveneens met anti-klerikale strekking: Arm Vlaanderen van Is. Teirlinck en R. Stijns, 1879. Bij ons b.v. Max Havelaar. politieke satire, zie Coster en Vondels Hekeldichten. Verder het zinnespel Tieranny ,7,/ Eigenbaat, een navolging van Costers Iphigen. ia en Vondels Palamedes, #an N.V.A. Poll, Jaap van der -, geb. 1889 te Amsterdam, toneelspeler, 1936 directeur van 't Gezelschap Jan Musch. Toneelschrijver; Ziende blind, 1914 door de stad Antwerpen bekroond. Bewerkte Vadertje f-fzAzvlet'/z van Webster en Boefje van Brusse voor het toneel. Poll, Dr. Klaas -, geb. te Grijpskerk, schreef 1898 zijn proefschrift over Jacob Duym. Pollema, Bokke Reinder - , geh. 1883 te Makkum, journalist, oprichter van de Jong- /rzJ1e Mienskip; Fries dichter onder ps. Bokie Simens, novellenschrijver; LoL gN Liien, 1955. Polyxena, dochter van Priamus, geofferd op het graf van Achilles; treurspel van Coster, 1619, naar 't voorbeeld van Senecà. maar nog griezeliger en bloediger. Hetzelfde onderwerp was reeds door Hooft behandeld in zijn Acbilles e/; Polyxena in 1998, uitgegeven 1614. Parodie op PolyxezizJ, van Hennebo. Costers treurspel is een aanval op de Gereformeerde predikanten. Pomerius, Henricus - , d.i. H. v. d. Bogaerde, 1382- 1469, prior van 't klooster Zevenborren in het Soniënbos, daarna in 't klooster Barberendaal te Tienen 1432- '45, later weer te Zevenborren, waar hij '?. Hij behoorde tot de Windesheimers. Hij beschreef in het L. de geschiedenis van Ruusbroec en Jan wlz; Leeuwen. Pomes, H. 'w , schreef 1908 zijn proefschrif't Over F= Alpken's Kindergedichties. Pommereul, F. R. J. de 'w, 1745- 1825; generaal onder Lodewijk XVI, prefect, Staatsraad en opperste censor onder Napoleon, 1811 werkzaam a1s zodanig in de Nederlanden; stelde hier Henri Jansen en in 1812 Jean Cohen en Cornelis Vollenhoven aan. Pompeblêdden, De 'w, (Plompebladen) , Frles tijdschrift, opgericht 1928, onder leiding van D. Kalmw S. R. Sipma en E. B. Folkertsma; bijblad van Frisia, ,,for Fryske stûdzje-'' Pont, Margaretha Wijnanda Maclaine -, 1852 1928, secretaresse der Heldringgestichten te Zetten, schrijfster van Oude sprookies uit verre Iandent 1876 '78, en van historische romans, b.v. De Ballingen, 1898, een geschiedenis van de Salzburger uitgewekenen, en Op de grenzen der A/#- deleeuwen, d.i. de geschiedenis van Jacoba van Beieren, 1914. Pontus en Sldonia, prozaverhaal der 16e eeuw, uit het F. vertaald; overgang tussen ridderromans en novelle. Pook, Jan -, volksdichter a1s Jan van Gijsen, berijmde de gebeurtenissen van de dag. Rommelzoodjent 1709, bruilofts-, verjaarsen mengeldichten en heldenzangen over de oorlog; De dood - ,; Eigenbaat, 1707; zie Tierannyk Harlequin, 1709, over de oorlog; Tymon oj de Jfwâ#zi-/zidzCl.câerâl/er, zinnespel, 1710; De Harlequin, 1709, nog herdrukt 1749. Hij stond buiten de dichtgenootschappen. Hij is ook de dichter van een kamerspel De bollebollige Iacbende dokter // den bereisden ffa72J Zing-zang, met 60 ingevlochten volksliedjes. # 1714. Poort, Herman - , geb. 1886 te Stadskanaal; letterkundige; f te Groningen 1933. Schreef een studie over Bredero, 1918. Opstellen e>C Lezingen, 1927. Van 2e Planken, 1926. De r/pi/r van Breero's Ieven, 1929. Over Litteratuur. In het maandblad Nu van 1928 kwam hij op tegen het geschrift van Jhr. de Kock over Lebak K'c Mat. Havelaar. Poortlnga, Ype . -, schreef zijn proefschrift over It Fryske jolkstoaniel ( 1860- 1950) , 1940. Hij was een der eersten die promoveerde op een in het Fries gesteld proefschrift. Hij was wetenschappelijk assistent bij de Fryske Akademy en redakteur van het weekblad Frysk en Fr#. Van zijn hand verschenen een aantal schetsen in het maandblad It Heitelan en de Fryke Jierboeken, tevens verscheen in de Frlsia-Rige de novelle ,,Noedlik Doel'' en de dichtbundel Sinneblink''. De G. J. 11 prijs werd aan dr. Y. Poortinga toegekend voor zijn historische roman ,,Elbrich'' 19j0. Poot, Hubçrt Cornelisz. - , 1689- 1753, uit Abtswoube of Papsou bij Delft, de boer die dichter was. Eerst 1id van rederijkerskamers. Ging 1725 naar Delft, maar raakte in verkeerd gezelschap en keerde 1724 naar Abtswoude terug. Vestigde zich 1752 opnieuw te Delft, nu getrouwd met Neeltjen 't Hart, dochter van de burgemeestcf Vil1 'S-GCZVCnZAndC. Van 1716 is zijn eerste bundeltje Mengeldichten, dat reeds heel goede verzen bevat; minnepoëzie, b.v. De Maen by Endymionk natuurschildering. Poot werd er bekend door; men kwnm de boer achter de ploeg opzoeken in Abtswoude; Arnolds W illis, uitgever te Rotterdam bezorgde 1718 een tweede druk; Poot zeif zorgde 1722 voor een vrrbeterde vermeerderde derde. Ook gaf h-1J de gedichten van Arnold Moonen 413 Poot Pope uit, 1719, en die van Zeeus, 1720. Sedert 1844) . Nu verscheen er een nieuwe roman 1724 leefde hij van zijn pen. Voor Boitet, in brieven Het zt/xr genot des Levens, beuitgever te Delft, begon hij een groot stieyelingen over ware grootheid, dood, W oordenboei van f,gz>ljlc/Je, Grieksche glerlgheid enz. In 1807 werd haar man en R/wc/zilc/.?e zinnebeelden. Verzen schreef dominee te Epe. hij voor geld, maar ook uit echt gevoel, Haar voorbeeld was Das Landleben van zoals Op de Doot van -#?; Docbtertje Christian Hirschfeld, geb. 1742 in Holen het beroemd geworden AkLerleven. stein, prof. in de wijsbegeerte te Kiel. Van Echte poëzie is ook in ta1 van andere na- Schiller vertaalde zij in 1789 Don K>/&2'. murschilderingen. Het Land, naamloos verschenen, was een De betekenis van Poot uiteengezet in Pot- sentimented geschrift met verheerlijking gieters Foliobiibel, in de Verpoozingen van van het landleven; 4e druk 1792. Beets en in de Litt. Fzlzi/zllgz; van Huet. In 1795 kwam haar even sentimentele bun- Getuigt van zich zelf, de1 Voor ftp/zzlwezz. Na haar huwelijk hoe (hij) de eerste was Gezangen der Liefde, 1794, die uiting ge- Van al de Nederlandsche boeren, ven aan natuurgevoel. Hierin ligt de be- Die 't Zanggodinnendom belas, tekenis van deze dichteres, die op voor- Dat het zich bij den ploeg liet voeren. beeld van Thomson's Seasons (Jaargetij- Bloemlezing in het Pantheon, bezorgd door den) oog had voor de schoonheid van het Busken Huet. Jacob Spex gaf in 1747 Poots lankschap. De idylle van de natuurstaat Gedichten uit met een Levensbeschrijving. had zij reeds in 1791 geschetst in haar ro- Zie Pindus. man in brieven Reinkdrt JJ Natuur t7,; Pope, Alexander -, 1688 1744, beroemtl Godsdienst; zij kende Suriname uit mede- E. dichter; zijn hoofdwerk was Essay /z2 delingen van haar broer. Zij vereerde de D. Man, een wijsgerig leerdicht: Proeve ovtr namurdichters Kleist, Cronegk, Hirschfeld, den Mens in vrilzinnige geest. Dit maakte Gessner; hun invloed vertoont zich in Het grote opgang; Betje Wolff b.v. stond sterk Land en haar overige werken. Zij beschrijft onder Pope's invloed. de bekoring van Rozendaal, Biljoen. Beek- Essay on W1,Jz;, 1755, vertaald door Kor- huizen en de Zijpenberg. Haar werk is eennelis Elzevier, 1744; door P. v. W inter, voudig en natuurlijk, zodat haar opmerkin- 1797; door Jakob van der Dussen, 1797: gen over vriendschap, liefde en natuur ook door Bilderdijk 1804) door Adriaan v. d. nu nog te lezen z-lln; 't getuigt hoe het Ende, 1859; door Fokke Simonsz, 1787. sentimentele kan snmengaan met levenslust. Ook Onno Zwier van Haren vertaalde er ln 1913 verscheen een studie over E. M. een deel van. Dirk Smits vertaalde op rijm Post van H. W. Heuvel. Ziç ook H. v. d. Pope's Brid van Eloïza aan ,4IJ/r#. Berg. Poppe, Andries - , geb. 1921, Vlaams dich- Post, Truus - , d.i. Truus Faassen, 1877- ter en toneelschrijver. 1949, toneelspeelster, bekend door haar op- Populaire boeken, zie F. G. Waller. treden in 't Heijermansgezelschap. Populaire prozaschrilvers der I7e en I8e Post van den Helikon, zie Kinker. Tijdeeuw, catalogus samengesteld door F. Ada- schrift ter bestrijding van de sentimentalima van Scheltema. teit, de dichtgenootschaqpen, de vertaal- Porleere, Olivier -, 1736- 1818, predikant woede, de hoogdravendheld in de Ned. lette Alkmaar, dichter van Zanglievende Uit- teren op het eind der 18e eeuw. xx spanningen, 1788, stichtelijke poëzie, met Post naar den Neder-Rhyn, De -, tijdde beruchte Lenteung: schrift, 1781 te 's-Gravenhage, onder reo Tuinsalaadje! dactie van de gewezen predik-ant van Koe. Beur 't kruintje in top. dijk Ph. Verbrugge van Doorninck, bezol- Portretten van Vondel, schetsen van J. A. digd door het l'Iof; verboden 1784. Zie Alberdinyk Thijm; zie daar. Opgedragen volgend artikel. aan Potgleter; 1876. Thijm nam j portret. Post van den Neder-Rhign, De 'w, heftig ten van Vondel op verschillende leeftijden Patriottisch weekblad van Pieter 't Hoen, tot' uitgangspunt voor zijn romantische ta- 1781 '87; te Arnhem in 1786 door beulqferelen. Over Tesselschade, over Vondels handen verbrand. Van 1796 '99 gaf hij schoondochter Baertgen Hooft, over Go- De Nieuwe Post uit. Door de Prinsgezinvert en Jan Vos, over de laatste levens den werd in 1782 De Post >2>F den AT:- jaren. De novellen voorzien van historische der-Rhijn uitgegeven; daarvan is slechts één aantekeningen. Zie Wallagk. nummer overgebleven (ter Kon. Bib1.) . De Post, Elisabeth M aria - , 1755 1812, Post bracht het tot een oplaag van 24 000 schreef 1788 Het Land, in brieven. In nummers van 8 octavo blz. In 1782 spoor- 1794 trouwde zij met J. L. Overdorp, pre- de het blad aan tot moord op Prins W i1 dikant te Noordwijk-Binnen ( 1762 - 1em V. 414 Post van den Neder-Rhijn Posthumus Bevatte liederen van Bellamy, o.a. De Vloot in zde, 1782: Triomf ! een h1?, gerugt Verspreidt zlch in de lugt: De vloot der Batavieren Is eindelyk in zee! Gansch Nederland is mee! De Vryheid vlegt laurieren. Verder liederen der exercitie-genootschap.. pen. Zie Paddenburg. Posthumus, Rinse - , 1790- 1859, predikant te W aaksens, wekte het nationale bewustzijn van het Friese volk weer op met zijn Friese gedichten en geschriften. Posthumus Meyjes, Dr. E. J. W . -, geb. 1871, predikant te 's-Gravenhage? schracf 189j zijn proefschrift over Revlus; over Joannes Vollenkove, 192 1. postincunabel, zie incunabel. Postma, Gerben - , 1847- 1925, Fries schrijver; onderwijzer. Postma, Obbe 'w? geb. te Kornwerd 1868, leraar in de wlskunde te Groningen tot 1933; Fries dichter. Postmus, J. 'w, gaf 1910 uit Oud-Holland en de Revolutiey met hoofdstukken ovcr k Wolff en Deken, Bilderdij , Feith en Staring. Zo 1906 Calvinistische vertoogen over humor, 't W ilhelmus, Beets, Jan Luyken, Cats, Huygens en Bilderdijk. Pot, Combertus van der 'v, 1813- '91, uit Rotterdam, Rem. predikant, dichter van Julianus de Ajvallige, 18j2. Pot, Cornelis van der ,v, broer van W illem, dlchtte Eene dankzegging door Apollo bij de opening van de Rotterdamse schouwburg 1774, door Punt voorgedragen, ge. kleed a1s Apollo. De dichter was 1id van Kunsmejde; maakte ook verzen op Ada van Holland en Jacoba van Beieren. Pot, W illem van der - , 1704- '85, koopman te Rotterdam, 1id van ,,Natura et Arte'', beschreef zijn buiten E ndeld#k (bij Honselaarsdijk), 1768, in een bojdichtk bewonderaar van L. W . v. Merken, ,,saffo van ons Nederland''; 1id v. d. Maatschapplj v. Ned. Letterkunde, die hij ook bezong. Potgieter, Everardus Johannes 'w, 1808-- '7j,, uit Zwolle, kwam 1821 bij de dames Van Ulsen en Van Hengel, in leer, te Amsterdam. Hij kwam er in kennis met H. H. Klijn en W . H. Zimmerman. In 1827 ging hij met tante Van Ulsen mee naar Antwerpen, nu in suiker. Zijn gedicht Antwerpen is zijn eerste verheerlijking van de handel. Hij kwam er in aanraking met W illems. Moest in Nov. 1830 over Aken naar Nederland vluchten. Te Amsterdam kwnm Potgieter in kennis met Jeronimo de Vries, die het middelpunt was van een letterkundige kring, md W ithuys en Yntema. Reeds in 1828 had Potgieter bijdragen gc- 415 Potgieter zondenaan Apollo, en V. d. Hoop. Te hij in 't hilzonder Reeds in 't voorjaar van het ts. van Van Lennep Amsterdam Feoefende ook de E. letteren. gieter Muelen, 1851 verliet Pot- Amsterdam; hij moest voor Van der compagnon naar Zweden. Daar hleef hij hij leerde er volk en letteren van Mw. v.Hengel, tot Dec. 183 1î kennen. Zijn ?ersoonlijk leed en zijn Strijd gaf hij weer ln zijn gedicht De Jonge Priester, 1831, en De Zangeres, 1833. Opmerkelijk zijn in deze tijd ook reeds het gedicht Holland en Afscheid van Zweden. ln 1853 vestigde Potgieter zich te Amsterdam a1s agent van buitenlandse huizen en zorgde hij voor zijn tante Van Ulsen. Nu leerde hij Heije, Drost en Bakhuizen kennen: zij stelden samen de beoordeling van De Pleegzoon op, die Drost schreef voor De Vriend des Vaderlands. Potgieter verliet de Letteroejeningen en ging ook tot De Vriend over. Daar deze niet vrij was van de Mij. v. Weldadigheid, richtten ze snmen De Muzen op, 1 Sept. 1854. Zie daar. Het ts. verdween reeds 183j, maar Potgieter wist nu dat hij de leiding kon aanyaarden a1s criticus; in 1857 richtte hij De Gids op; zie Yntema. Hem ter zijde stond Robidé z'ar der Aa, doch deze was van yeen betekenis. In Aug. 1856 verscheen Potgleters prospectus, tegen de Letteroeje- ningen ger'lcht. In 1838 werd Bakhuizen mederedacteur, maar langzamerhand rezen geschillen tussen de dichter en de criticus. Die eindigden met de vlucht van Bakhuizen in 1843. Potgieter nam zelf met zijn proza en poëzie een ijverig aandeel aan het werk van De Gids; verder werkte hij mee aan Tesselschade en Auvora. Tesselschade, Potgieters eigen jaarboekje, 1838, '39 en '40, was het belangrijkste van deze soort almanakken. Zijn voorkeur ging uit naar de dagen van kracht''. W elvaart en glorie wenst hij temg: Jan, Jannetje, 1841; 't Is zzirr een pdxziuWlldr, 1842; Het R#lJMuseum, 1844. Deze werken, zijn gedichten (Liedeiens z'Jzi Bonteioelj en kritieken zijn triomfen van de Romantiek''. Maar zijn al te grote zucht naar oorspronkelijkheid maakt hem dikwijls gezocht en duister. Geel had dadelijk gezien, dat zijn eerste grote prozawerk Het Noorden, de indrukken van Zweden, 1836 '40, iets nieuws en goeds bracht. Ook de novellen van 1857 '4j, door Potgieter a1s één bundel 04- nieuw uitgegeven in 1864, tonen dat h1j de grote nieuwe man van het proza is. In diezelfde jaren vertaalde Potgieter bovendien Riënzi van Bulwer, Stuurman F/J>2l van Marryat, werk van Haslitt, Leigh Hunt en Warren. Naast zijn eigen gedichten, vertalingen uit het Zweeds, Deens, Duits, Potgieter Frans en hield hij Stilsuanders. Eznicghe lsb. ezOigo k mient zij'n gedichten Jan Salie: De 'er wonder is de Nieuwe Beurs! In liberale zin gaf hij zijn ,pzangen #eJ t#ds''.. Murt 18441 Ook de liefde, hem door het leven ontzegd, heeft een plaats in ziln werk; in zijn prozaschets Het Weeuwtje uit J:J Hoj z'dzzi Holland, doch vooral in gedichten a1s Roeltjen uit de Bonte Koe en W#s Klaertjen op 't IJs. Maar zijn meesterstuk uit deze eerste tijd is het Rljks-Museum. Daarnaast is Potgieter de grote moderne criticus; hiJ is de eerste, die Staring naar waarde wist te schatten; hij erk-ende de levenskracht van de Cnmera; hij bewonderde Klikspaan. Hij was het middelpunt van de Gids-redactie en leverde het grootste aandeel in de kritiek. In zijn gedicht Aan Twentbe, 1861, bracht hiJ hulde aan de ondernemers, maar eiste tevens een menswaardig bestaan voor de fabrieksarbeiders. Hij werd echter mismoedig over de voomitgang: Haesje Claesdocbter /> 't Prinsenhof, 18jj; Het nieuwe Tolhuis, 18j9. Naast deze vaderlandse stukken, studiën a1s Béranger, 18j8, Teg- Nâr, 1862, Piëlistische Po ' èzy, 1853 (over Albertine Kehrer) ; Schimmels Dramatiscbe Poëzy, 1850; alle geschreven in kernachtig proza met een overweldigende rijkdom van kennis. Van 1860 is zijn dichterportret Isuc D, Costaè van 1862 dagtekent de samenwerking met en de vriendschap voor Huet. Er komen nieuwe vaderlandse gedichten: Bronbeek, 1863, Heugenis 1w,2 Woljbezen, 1865, Heugenis f/Jr Renswoude, 1864, en nieuwe buitenlandse: Eene revue in âe/ Bois de 1/////::2:; 1864) en nieuwe kritieken: Ten Brink, Cremer, Keller. In 1865 bracht hij het offer, dat hij ter wille van Huet de Gids opgaf ; zie Avond z/ax het Hoj. Hij ging met Huet naar 't 6e eeuwfeest van Dante te Florence. Steeds nauwer sloot hij zich aan bij Huet en zijn gezin. Hij bedankte voor j,Letterkunde'', omdat de Levensbericbten der overleden leden al te zeer lofuitingen waren. Hij wijdde zich nu aan 'zijn groot gedicht over Florence, 1868, aan zijn werk over Bakbuizen, 1870, en sedert 1868 aan zijn brieven aan Huet, die naar Indië was die zijn vriend bleef ondanks door minister Hasselman. Plorence een hulde aan Dante, gedicht in De twintig zangen vormen een werk, dat evenwel door zijn 4ware Lmoeilijk is te verstaan. Moeilijk is even z,'zzr Bakbuizen. Potgleter zich af van het heden; hij beeldde nu verleden uit. Daarnaast bezorgde hij vervolg der uitgaven van Bakhuizens Studiën en Scketsen. Maar het . Leven 1uz; Bakbuizen bleef onvoltooid. W e1 gaf Potgieter in 1875 nog een cyclus van gedichten uit a1s De Ntf/l/dzz-fcâfzp van den f-,?2#- jonker. Daarbij Gedroomd 1kar#r#Jdr, eela reeks van historische vizioenen. Alles weer met zoveel geleerdheid, dat toelichting strikt nodig was, om de rijke inhoud in al zijn schone vormen te verstaan. Hij was een dichter voor weinigen. Hij was ook de dichter van de idealen van het liberalisme, waardoor, dacht hij, de kracht en de grootheid der Gouden Eeuw moesten terugkomen. Zo is zijn Gedroomd Paardrijden een rit door het rijk der verbeelding, eerst aan het Franse hof, maar dan in 1672 naar de Nederlanden terug, naar Johan de W itt en W illem 111; 384 coupletten van 6 regels met kunstig rijmschema: Droom en Tucht, zei Verwey. Droom van onze grootste tijd. Nicolaas Beds gaf in 1892 zijn Persoon- /#J: Herinneringen uit. Verwey beschreef 1905 Het Leven 1,= Potgieter, welk werk hij vervolgde in de inleiding bij zijn uitgave van Gedroomd F- r#r ' jden. Studiën van J. H. Groenewegen 1894, De Vooys, maar bovenal de Persoonlijke Herinneringen van Busken Huet, 1877. Joh. C. Zimmerman gaf Een bundel liederen en #E'- dicbten uit. Van Dr. Jc. Smit een studie over Potgieters 5'/#/, 1937 en een niaw werk over Potgieter, 19j0. Potgieters Brieven = A; Busèen Huet uitgegeven 1901- '02; ook die van Huet aan Potgieter, 1926. Proefschrift over Florence van Geertruida M. J. Duyfhuizen, 1942. Verder een studie van F. v. Heerikhuizen. Potgiete en M uItatuli, rede van Gerard Brom, opgenomen in de Handelingen van 't Vlaamse Filologencongres, Leuven, 1947. Potgieter woonde op de Leliegracht; op de W esterbegraafplaats staat sedert 1879 zijn borstbeeld. van Stracké. Borstbeeld ook te Zwolle. Potter, Dirc - , 1570- 1428, Hollands edelman, secretaris van graaf Albrecht, W i1- 1em VI en Jan van Beieren, een tijdlang baljuw van Den Haag. Hij kreeg van W il- 1em VI in 141j de hofstede Het Loo bij Voorburg, hedte sedert Dirc Potter van Jer Loo. In 1412 werd hij met een zending naar Vrouw Venus, die hem opwekte Der Minnen Loep, de loop der Min, te beschrijven. Het werd een leerdicht, verdeeld in 4 boeken: dwaze? goede, ongeoorloofde en geoorloofde llefde, alle vo1 liefdesgeschiedenissen met een 1es er bij, op de wijze van de Spiegel der Zonden. M en vindt er de geschiedenissen van Pyramus en Tbisbe, van Hero en Leander, van Phaedra en Hipxlytus, van David en Michol, van Jacobs Rome belast; daar verscheen hem 416 Pottex Potter dochter Dlna, enz. Ook de Borcbgrdvinnt' van Vergy is in Potters werk opgenomen. Hij stelt het huwelijk boven het ongetrouwde leven; overal houdt hij de eer hoog. Daarom is zijn tweede Foek over de goede, reine minne verreweg het grootst. Meegevoel voor hartstocht onthreekt: de liefde van M edea, Dido, Helena is ,,gecke m inne''', Minne sa1 sijn te maten heet, Te maten cout ende wail ghesmeet.... Vrou Mate is een edel vorstinne. M aar ook: A1 had een alder werlt wensch Ende had hi gheen ghenoecht van (vrouwen, Soe waert een huus ghemaect van (rouwen. Sonder vrouwen en is gheen vreuchd. (11, 5504.) Het werk is in 2 afschriften bewaard; het werd uitgegeven door P. Leendertz, 1845 '47. In zijn ouderdom schreef Dirc Potter Blome der Doechdenk daaruit blijkt, dat hij berouw had over de lichtzinnigheid van zijn jeugd, en dat hij zijn misdrijf wilde boeten met een nieuw en beter boek. Deze Bloem Jer Deugden is samengesteld uit de Bijbel, Aristoteles, Seneca en de Kerkvaders. E1k hoofdsmk behandelt een deugd èn een ondeugd. Is Der Minnen Loep in verzen, de Blome der DoecâJ:/2 is in proza opgesteld. Hoewel Potter meer dan een jaar in Italië is geweest? is er geen spoor aanwezig van kennismaklng met Dante, Petrarca of Boccaccio. Chaucer, de Engelse verteller, is er ook een jaar geweest; die bracht de hss. mee van de grote nieuwe Italiaanse schrijvers. Potter putte zijn stof uit Ovidius' Heldinnenbrieven en Metamorpbosen, uit de eerste 14? uit de laatste 9 exempelen. Ook kende hiJ de boerden en sproken. Potter, Frans de 'v, 1834 1904, uit Gent, hoofdopsteller van het Gentse Fondsenblad, 1886 secretaris der Vlaamse Academie. Heeft zeer veel geschreven, o.a. een gesch. der Ned. Letterkunde, 18j4; Volksliederen, 1861., een cantate Jacob z'arz Artevelde, 1863; geschiedwerk over Gent en Kortrijk; gesch. van Jacoba van Beieren, 1880. Van belang is zijn Vlaamscbe bibliograpbie, 1893 en zijn Gescb. van de #tpz/ztatJ7;/t'c van Oost-vlaanderen, 46 delen. Zijn Gemeentefeesten in J.'/;zz/?2Jt,7't??2 werd in 1870 bekroond. Hij was de votlrnaamste stichter van het Davidsfonds en werd er de algemene secretaris van. Ook wist hij in 1886 de stichting van de Koninklijke Vlaamsche Acal. ctterk. Vrrdbk. 2: qlr. demie te Gent te bewerken, naast de ,,Académie Royale de Bruxelles''. Hij schreef ook een historische roman: Robert 1uN Valois te Gerl; 1862. Potter van der Loo, Gerrit - , zoon van Dirc, vertaalde de kroniek van Froissart over Vlaanderen; ten dele weer uitgegeven door Nap. de Pauw, 1898. Potter, Haeble of Habelius 'w, 1770- 1827, uit Dokkum, predikant, 1806 te Amsterdam, 1810 te Hanau, 1817 te Soerahaja. Gaf o.a. een merkwaardige beschrijving van een Reize door de Oude en de Nieuwe Oostelijke Departementen, 1808. Potter, Lodewijk de 'w, 1792- 1869, uit Rumbeke, 1818 leraar aan het lyceum te Gent, dichter. Pouderoyen, Cornelis van 'v, 1642 predikant te Crèvecoeur, bekend door zijn Catecbesatie, eerste druk 16j3, met 1240 blz., vierde druk 1662 met 800 blz., goedyekeurd door Voetius. Nverk van grote 1nvloed; veroordeelt het toneel. Praag, Siegfried van - , geb. 1899 te Amsterdam, schrijver van De Irz-:J/-//J:7; en bun letterkunde, 1926; en een groot aantal romans. Daarbi) Julie de Lespinasse 1954 en nog twee romans vver het liefdeleven der 18e eeuw: Madame de Pompadour en Minnares in ongenade. Zijn novelle Man van Aanzien, 1931, bekroond door ,,Letterkunde' ':Van 1928 In eigen en vreemden spiegel, u1t de letterkunde van en over Joden. Van 1940 een roman Pension W essels, beschrijving van het leven van Duitse vluchtelingen in Amsterdam. In 1948 Een wr//zzt/ ltan tact, over de deftige Franse joden, die geen Jood willen zijn. Praaltooneel van Neerlands wonderen, Dichtkundig - , verzameling pblitieke gedichten, te Emden uitgegeven, 1748- '54, in 6 delen, o.a. over W illem IV. Zie Dicbtkundig. Praatje, Een -, novelle van 1868 van Simon Gorter; zie daar. Humoristische tekening van een kleine Hollandse stad, vo1 leuteren lasterpraatjes. Praatmoer, De Politieke - , weekblad van 1784-'85, 42 nummers, waarschijnlijk van Joh. le Francq van Berkhey. Praatvaar, De N , ,,een boek voor alle standen'' weekblad 1855- '56. Praedestinatie (Uitverkiezing) , het leerstuk dat de Gomaristen en Arminianen verdeelde, en dat Vondel aanleiding gaf tot zijn scherpste hekeldichten. Zie Decretum b01.- ribile. Prae-Romantiek, de tijd van de opkomst de1 Romantiekk zie daar. ln Europa de tijd v66r Novalis, Byron, Chateaubriand en De Musset. Te onzent de tijd van Bellamy, W olff en Deken, Feith en Van Alphen. 417 Prae-Romantiek Praet W ely Pèaet, Jan -, schrijver van het leerdicht u eringhe der Zalichede, 14e eeuw; hegin en einde ontbreken. Strijdt tegen de hoofdzonden, voorgesteld a1s de arbor W/zAww, de boom der zonden, de stam (hovaardij) met zes takken ; de priesters luiheid en ook in dit werk moeten het ontgelden wegens wellust, hebzucht. Aan het slot een uitvoerig verhaal van Jezus' leven, Hooren, peinsen, zwighen, veinsen, Ende wel voorsicn, Dat sijn seden van wijsheden, Dies willen plien, (plegen) . Uitgegeven door J. H. Bormans, Brussel 1872, 'als Spegbel der Wtjsbeit. Praetere, M aurits de - , pseud. Hein Harm, geboren te Gent in 188j; novellen en toneelsmkken. Prakke, H. J. -, 1825- '81, uit Eibergen, prov. veearts van Friesland 1864, schrijver over veeartsenijkunde, medewerker aan de Almanab voor Holl. Blijgeestigen: o.a. met zijn parodie op Borgers ode Aan #er Rnn, 1861. In die van 1860: M#n WEW/I'- varen met Apollo, over de eisen aan een goed dichter te stellen. Prakke, Dr. H. J. - , geb. 1900, kleinzoon v. de vorige, sedet 1925 uitgever te Assen (directeur van Van Gorcum & Comp. N.V., a1d.) . Schreef verschillende cultuurhistorische studies over Drentse boekdmkkers en uitgevers o.m. over Jan Lensink, Drente's eerste boekdrukker; over Dubbeld Hemsinq van der Scheer, de ,,derde Podagrist (z.a.), uitgever te Koevordena verwaarloosd wegbereider der Drentse ,,heemkunde''; en over Clus van Gorcum 1, grondvester van het drukkers- en uitgevershuis Van Gorcum & Comp.'' r'' !l jmprenten onder ,t pseud onVieomo rtHs ekenkakreplei Jr. Voorzitter van het Drents Genootschap. Prayon van Zuylen van Nyevelt, Mr. A. M . N. - , geh. 1848 te Gent, advocaat, 1875 medestichter van Het Ned. Museum, F1amingant; heeft zeer veel geschreven, ook onder ps. Aljred Terlaenen. Prlcieuses ridicules, Les ew, d.i. de Belacâe/# le Hoohe Jz#J/FJ, beroemd blijspel van Molière; nagevolgd door Buysero en door Enoch Krook; zie daar. Preciosa, het Spuns Heidinnetje van Cats; hoofdpersoon in een toneelspel van Tengnagel en in een stuk van Katharina Dusart. Opnieuw bewerkt door T. J. Kerkhoven, 5e druk, 1856. Predikantenlied, satire van Van Eeden in zijn Grksprieties, op de dominee-dichters, vooral voor Beets: Maar van allen toch de baas Is de groote Nicolaas. Gerard Brom schreef een studie over De Dominee in orze literatuurk hij komt tot de slotsom, dat de predikant weer een eervolle plaats inneemt in de letteren door ))zelfherzieniny''. predikantenpoëzle, zie dominee-dicbters. preken, in de 17e eeuw veelvuldig uitgegeven, missen letterkundige waarde, ook al door al te grote spitsvondigheid, zoals in de Christelijie J&1t,#j/aJ9,; van Trigland, de Fekende vurige Calvinist, 1631. Voorschrift was, dat een preek scàools ingedeeld werd. Ds. Daniël Souterus van Haarlem heeft 1 j preken tegen 't vloeken gehouden en uitgegeven als Breydel voor #'/?;:el/&- dene T'/rvâe, 1623. Calvinistische predikanten a1s Smout en Cloppenburg te Amsterdam traden op de preekstoel fe1 op tegen een te rekkelijke stedelijke overheid. Toch waren er predikanten? die preken uitgaven, die ook letterkundlge waarde hebben, b.v. Utenbogaert, Camkhuysen, Borstius en Lodensteyn. In 't ultqluizen was DJ. Smytegelt allen de baas; z1e daar. Preller, Dr. Gustav Schoeman 'w, 187j- 1943, uit Pretoria, streed in de Boerenoorlog, 1905 onderredacteur, 1924 hoofdred. v. d. Volhsstem, geschiedschrijver. vooral over de Grote Trek. Stichtte Die Ajrikaanse Tfw/:d/z///l'câap en het ts. Die Brandwag. Schreef een biografie van Piet Retiej. Voortrekkersmense, 1918. Hij kwam in 1905 het eerst op voor 't Afrikaans als schrijftaal in zijn geschrift Laat 't ons toctb ernst wezen, 190j, het handvest van de Tweede Afr. Taalbeweginy. Ook gaf hij het Dagboek van Louis Trlgardt uit, 1917. En Oorlogsoormtq, (overmacht), 1925. premies, in België van Regeringswege toegekend aan de beste letterkundige voortbrengselen en sedert 1860 ook aan toneelstùkken. Zie Toneelprijs. Priapus, Gr.-Romeinse god der kruchtbaarheld, zoon van Bacchus en Venus; zeer ontuchtig voorgesteld. In de schimpdichten: die 't gevolg waren van de ,,prijsvraag' der Amsterdamse Academie, schold Vondel Jacob Cats uit voor Japick Priaep: Jaap Priaap die peilt de Sinodaele (Fortuyn, Of hy tuyn-godt mach worden van Grave-duyn, hij beproeft bij de invloedrijke rechtzinnige predikanten, of hij Raadpensionaris van Holland worden mag. Volgens Te Winkel is Triyland er mee bedoeld. Een apder spotdlcht op Jaap Priaep, Text getlteld, door Brandt aall Vondel toegeschrevena is niet van Vondel. Daarin komen ook hatelijkheden tegen Cats yoor. Prick van W ely, Dr. F. P. H. - , geb. 1867 te Oud-vroenhoven, tot 1921 leraar te Ba- 418 Prick van Prieel tavia, taalgeleerde, Fraaf; j- 1927. Prfeel, Het x der Feestelijk Prléel van Prleelken ëe grote Ned. lexicogheestelicker melodie, liedlnoek,Antwerpen 1617. Troyen, zie T. der gheestelijker wellusten, Het N , van K. Boudewijns', zie daar. Opnieuw uitgegeven door H. van Belle, Antw. 1927. Priem, G. H. 'v, 1865 1933, letterkundigten dichter. Prikkebeen, De wonderlijke avonturen van mijnheer 'v', het bekende kindergedicllt van Goeverneur naar M onsieur Cryptogame van Rudolphe Töpffer, een Zwitser te Ge nève, 1847. Opnieuw berijmd door Gahriël Smit, 1945. Over Töpffer een studie vatl Dr. F. K. H. Kossmann, 1946. Prince, zie Prins. Prince Belge, armoedig café in de Bergstraat te Brussel, waar Multatuli van 17 Sept. tot 5 November 1859 Max îflzp:/lr schreef en overschreef. De gehele huurt fs in de laatste jaren opgeruimd, om plaats te maken voor nieuwe, grote straten. Princelied, gedicht van Vondel op de wijze van het W ilhelmus, bij de komst val) Frederik Hendrik, 1625. Een ander, van een onbekende dichter, na de verovering van Grol, 1627: Frederick heeft Grol de Stadt In vier weken afgemat,v... Vlecht dan kranssen van I-auwrier, En kroont desen Batavier. Opgenomen in Bellerophon. samensteller van het liedhoek Scbarre-zootl- p/ja:s,. kwalisl leonr gaFnijistafgezet1661 gelegenhcfd van een predikant. vanw edgee nFse2ro1eJ 11- ?ing Pnns, Jan -, ps. van C. L. Scbepp. Prins, Johannes N , 17 16 1 800, koopman te Leiden. schreef Leven ,p,//2 Pb. z', Ma1'- rëx, 1782, bekroond door 't Leidse Dichtgenootschap ,,Kunst wordt door Arbeid Vef kregen''. Prins, W gnkler - , zie 1P'. Prinsen, Dr. J.N ln lett. Schreef de pqed. OVer 1866 19$ h, hoogleraar te Amsterdam, 1919. Geldenbauer, 1898,. Jan l,'at: Hout, 1907,. Multatuli ér de R/zrz/r//él, 1908., Het Drama in de 18e Eeuw', De oude en de rlei/ztze kistoriscbe roman, 1919. ln 1910 bezorgde hij voor de Zwolscbe Herdrukien een bloemlezing uit de Idan van Multatuli. Verder: De htistoriscbe r5- man pr Nederland, 1919, en De r/zziar /?2 de 18e eeuw in W tvz-fvr/ptz, 192j, en vooral zijn Handboek tot #ta Lett. G'tv(-/'.:. v. Nedel.land, 1906, derde druk 1927., daar. bij zijn Geill. Ned. f-tp//er>/zz7Jc, 1924. Prinsen Geerligprijs, Reina--, voor jongeletterkundigen, ingesteld door de ouders van Reina, die in 1943 door de Duitsel's werd gedood. Voor 't eerst toegekent! in 1947 aan Simon van het Reve, geb. te Amsterdam 1924, voor zijn prozabundel De Hz/t/z?lu'z/. In 1950 aan J. A. Blokkez voor zijn verhaal Séjour. Prinsgezinde schrijvers en dichters: Le Francq van Berkhey, Rijklof van Goens, Princesse Lietboec, Amsterdam 160j, verta- Bilderdijk, Van Alphen, Kleyn, Rau. Zie ling van de Heroides, ,,e1c met zijn stemme daar. sangswyse in dichte ghemaeckt.'' Printen, zie Zedepvinten. Prins (of keizer), de voorzitter', factor, de Prisma, het blad van de Walo'hluisjongeren', leider der vertoningen en de vaandrig zie daar. vormden het bestuur van een Kamer ,4,?77 Proefkusles, Eerbare .x,, bundel gedichtjes Retboryche. De Rethoryckers wendden zich 1782 van Ze Francq z'az/ Berhhey; zie daal'. vaak aan het slot van hun gedichten tot de Onder invloed van Gessner. Prince; het laatste couplet droeg tot op- Proefsteen van den Trouring, verkorte titel schrift Prince en richtte zich tot hem. De van het grote gedicht van Cats: 'J W erelts Prins moest op het landjuweel de Kamers begin, midden :72 eynde, besloten in de ontvangen en toespreken. Ook in het Irzrj/- Trouring met den >7'/e/J/d:Fz van denzelbelmus draagt het laatste couplet nog ven, 1637. Zie Trourinlh. Prince tot opschrift; zo ook in het Jubel- Proeve over de Opvoedlng aan de Nederjaar- liedt van Spieghel, 1600. landsche Moeders van Betje Nvolff, 177y)', Prins # Ary N, 1860 1926) ps. ad. /. Coop- zie Opvoeding. ' /ar#J a1s medewerk-er aan de Nieuwe Gids. Proeven van Oudheid-, Taal- en Dichtkun- Kaarsenfabrikant te Schiedam. Schrijver van de, uitgegeven door Dulces ,,;>2/c omnivt naturalistische schetsen; y,de eerste natura- M usae. list in onze litteratuur'' Uit âe/ Leven. Proeven voor het Verstand, den Smaak en 188j; later van M iddeleeuwse fantazieën: het Hart, van Bellamy? Carp, Hinlöpen, Een koning, 1897 en De Heilige Tocbt, Kleyn, Ockerse, Ondaatle, Rau en Uyten- 1913, de roman van een kruistocht. Voor- hoven; zie Bellamst', 1784 '8j; tildschrift ganger van Van Deyssel. in lyoza en poëzie; 3e druk 182j. Over hem het proefschrift van S. P. Uri, profetleën, behoren tot de volksletterk-unde. 1935. Zie Jaarfke; in Friesland Intje Jans; in N. Prins, H. J. organist te Medemblik-, 16jb Brabant Johannes van Leliëndaal. Nog in 419 profetieën Prozaroman 1680 verschenen de Profetieèn van Brugman in 47 vierregelige versjes te Keulen: Te Amsteldarn een magnefyck Stadthuys sa1 men opbouwen, Met gelt en goet seer overryck: Dat yder sa1 aenschouwen. proloog, 10 inleidtnd voomoord bij een drama, b.v. bij Esmoreit en Lanseloetk bij het Sacramentsspel; bij De Broeders van Van Eeden; 2 O voorrede in een boek. Tegenover epiloog = narede. Prometheus! een bijdrage tot het hegrip der ontwikkellng van het individualisme in de Literatuur, door Carry van Bruggen, 1919. proos-kluchten, in de 17e eeuw, y,kluchten in onrym, uit het hoofd gespeeld, gelyk men noch op de Kwakzalvers Theaters zlet vertoonen'' ' komische intermezzo's; ; zie commedia dell arle. Proost, Dr. K. F. - , geb. 1883, predikant te Zwolle, 1930 dir. van ,,Ons Huis'' te Rotterdam, voorz. s'. d. Bond van Volksuniversiteiten. Schreef o.a. De religie J/; onze moderne literatuur, 1922; De Bijbel Jz; de Ned. Letteriunde, 1932- '35', studie over Henriëtte Roland H01st, 1937. Proost, Afien -, ps. v. d. X.K. dichter H. Klomp. Proost, Ds. P. J. 'w, geb. 1852; proefschrift over Lodenstein, 1880; predikant te Koog a. d. Zaan, 1887. Proosten, Brecht - , vrouw v. Pieter Kies: zie Arria en Kies. Pro Patria, de Stem van Holland in J'z/JE7r- AerzenIandse J , bloemlezing samengesteld door Dr. K. Heeroma en G. Kamphuis, 1941. Pro Patria et Libertate, het Utrechts exercitiegenootschap, 1783. Bellamy begon met een jubelzang Aan de Utrecbtsche bus'gers. prosodie = versbouw, de leer van de maat en de klemtoon in de verzen. Zie Prudens t'ar Duyse en versbouw. Protecteur W eerwolf, hekeldicht van Vondel bij de verheffing van Cromwell tot protector van Enyeland; pedicht in het oude maatloze redenjkersvers 16j4. Protestantse Poëzie der I6e en I7e eeuw, bloemlezing van Dr. K. Heeroma, uitgegevea in de Bibl. der Ned. Letteren, 1940. Protest teghen den Slaep, gedicht van Coornhert. Zes uren slapen is de schuld der (naturen; Slaapt ghy dan in u levens fleur twalel (uren, Zydy dan van 't vierendeel uws levens niet zelf een dief ? Proteus, zie Sinne- en M innebeelden. Proverbien vanden wisen Salomone, spreuken uit de 14e eeuw, uitgegeven in 't Vatl. Mus. door Serrure, 1858. Proyeel van Troyen, zie T. proza, (L. oratio pr/rl, = rechte rede) ; klassiek: Tacims, Cicero. Het oudstbewaarde in onze letteren is dat van Hadewych, # 1248. In de 14e eeuw overtreft het proza reeds de gedichten in omvang: heiligenlevens, Ruusbroec. In de 1je eeuw: de volksboeken en legenden. ln de 16e eeuw: Die Biëncorj van Marnix; de werken van Coornhert en Spieghel. In de 17e emzw: Scbilderboeck van Van M ander; de Staten- 1#1:4; de Nederl. S/JJ/FJI;/J van Hooft en de geschiedwerken van Brandtà Vondels Aenleidinge, 1650, en vertallngen; de scheepsjournalen', de romans van Heemskerck en Heinsius. In de 18e eeuw het eerste stuk in proza op het toneel: Cenie, door Anna van Hattum, de vrouw van Corver', vertaald uit het F. van Mad. d'Happoncourt, 1760. Verder overheerst de roman; daarnaast verzamelingen van verhalen. Dan historiewerken a1s die van Simon Styl: Opkomst en Bloei en Jan Punt, 1781. Onder de romans de opvoedkundige van W olff en Deken; de sentimentele van Feith en lï. M . Post; de autobiographische van Paape. Verder de dagboeken van Van Alphen, Feith. Van Loo. Het spectatoriaal vertoog, opgezet door Van Effen, voortgezet door Betje W olff en vele anderen. De kritiek beoefend door Kinker in de Post 1?= den Helihon en door Van W oensel. Verhandelingen, b.v. van Foike Simonsz. Preken en redevoeringen van Van der Palm, naar het voorbeeld der Klassieken; naast zijn Leerredenen de B#bel voor de /ezu#, 1808. Het burgerlijk toneelspel bediende zich van het proza. In de 19e eeuw de romans: Loosjes, Willem Kist, De W acker van Zon; dan de bistorische romans. Daarnaast Jacob Vosmaer en Jacob Geel. Grote bloei van het proza t: 1840: Potgieter, Drost, Van Lennep, Oltmans, Toussaint; Hildebrand, Jonathan, Klikspaan en Van Koetsveld. Verhandeling over Het Proza van Geel, 1850. Verheerlijking van het proza door Van Deyssel. Daarnaast Proza van Van Looy en heel de opbloei van het proza der Tachtigers en van wie daarna kwamen. F. Adama van Scheltema schreef 1895 over Populaire pr/zmçcâWëz/E'r'.r der 1 7e en 18e FéJ/N?. Dr. C. C. de Brtzin gaf 1939 uit, met een inleiding van Dr. De Vooys, Bloemlezing uit Afr/. geestelijk proza. prozaroman, komt op in de 17e eeuw; de voornaamste oorspronkelijke is Bataviscne ,'1,.ca#/,; van Johan van Heemskerk, 1637. Daarvoor de vertaalde en nagevolgde Ama- J/lrt/wlrl; dan de vertaalde ,,heroïsche romans'' uit het F. van Costes de la Cal- proloog 420 Piudens van Duyse 'prenède en M lle de Scudéry. Verder de scbelmenromans; zie daar en Heinsius. ln de 18e eeuw de romans van W olff en Deken; in de l9e die van haar navolger A. Loosjes Pzn.., van Willem Kist en van De W acker van Zon; zie proza. 'Prudens van Duyse, zie D. Pruimers, Brief aan Mevrouw - , het eerrste stuk in de tweede bundel van Multattuli's Ideën, 1865; verscheen a1s Briej ,,72 Mw. W ed. X.: geb. F te Z., opzienbarende verdediging van de vrije liefde en een aan- 'val op de zeden der maatschappij. Behan. deld in Holland in rep en roer door Henri Ett, 19j1. Px isen en Nederland, vlugschrift van de toud-minister Bosscha tot bemoediging van ailn landgenoten, 1866. Beantwoord door Multatuli met Een en ander over Pruisen ,en Nederlandk de wapenoefeningen, door Bosscha aanbevolen, zijn 't voornaamste niet; wij moeten ons ontdoen van het binnenlands bederf. Prijs van Amsterdam, 1946: S. Vestdijk, J. H. de Groot en G. Gonggrijp; zie daar. Prijs, Hendrik -, geh. 1882, Vlaams dichter en prozaschrijver; schreef ook toneelstukken en boeken voor de jeugd. prijskamp, zie toneelletterkunde, rethorycke en landjuweel. Opnieuvz in Zuid-Nederland sedert 1836. prilsverzen, gedichten over een opgegeven ondervrerp, bekroond door een genootschap. Het oudste Loj der JtZAZJi/CZF/.?LYJ van Le Francq van Berkhey, 1773. Verder o.a. Bilderdijk De Invloed der dichtkunst op /?:/ Statsbestuur) 1774) Olivier Porjeere, De heilzame invloed der fSf'â/>/,/xJ/ op den godsdienst n1776; Feith, Het beil van den vrede, 17 =,9; Gerrit Jacob George Bacot, predikant te Eenrum, Gods '?z'#Jâ:jJ, 17804 Kornelis v. d. Palm, De Zr#e Zee, 1782., 1. P. v. Heel, De Overwinning i# Nieuwpoort, 1782. Prijsvraag van Vondel, zie Amst. Hf'WE'z?;ld, 1630. ln 1713 verscheen er weer een prijsvraag met dezelfde bewoordingen, waarop 8 antwoorden inkwamen. prijsvragen over letterkundige onderwerpen, gaven dikwijls aanleiding tot de uitgave van belanyrijke werken. B.v. Verhandellng over het Heldendicht, door Rhijnvis Feith, 1781. Invloed der vreemde letterkunde op de Nederlandsche, door W illem de Clercq, 1824. De Spectatoriale Geschriften door J. Har. toy, 1872. Hlstorisch Treurspel van D. F. van Heyst, George van Lalaing; bekroond door Teylers Genootschap, 1872. Prilzen, Letterkunige -, te Antwerpen ( 1947) . De prijs van 12.j00 fr., uitgeloofd voor het Feste werk, werd toegekend aan Aug. Cornet, voor ,,peter Benoit''; die van j000 fr. bestemd voor een werk voor de jeugd, werd toegek-end aan Albe, deknaam var R. Joostens, voor ,,ossewagen op de Kim''. De prijs voor de monographieën (7j00 fr.) werd toegekend aan A1F. Westerlinck voor ,,Het schone Geheim de! Poëzie''; die voor het eerste werk aan Josse Coveliers, voor ,,Brand der Vuren''; die voor de handschriften aan E. H. de Voght, voor ,,De Zevende blijdschap van Maria''; de prijs voor het volledig oeuvre werd Fehaald door A. Delcn, hoofdconservator van het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. (De Standaard.) Zie verder Prinsen-Geerlig en LettetLundige priizen. Psalmberijmingen; zie Soutoliedeiens. /az2 Utenbove berijmde 25 psalmen te Londen; herdrukt 1jj7 en 'j9; honderd psalmen 1j61; daarna de volledige verzameling, 1j66. ' Datbenus, gereed 156j, op de wijze van Claude Gaudimel; verdrong weldra Utellhove; zijn psalmen zijn ,,de schat des volks'' geworden. Nog in 1891 gaf Van der Pijl te Krufningen ze uit in 16e eeuwse spelling. Zie Marot. Van 1j6j zijn ook de psalmen van Lucas de Heere op de wijzen van Marot. Verder W illem van Haecht, 1j79; (Luthers) . M arnix van St. Aldegonde, 1j81. ln de 1 7e eeuw meer dan 40 berijmingen: Antonius de Huybert of Hubert, uit Zieriksee, 1624; Cnmphuysen, 1630; Jeremias de Decker; Revius, 1640; Sweelinck-; Adriaen Smout, 1644; Dr. Reinier Rooleeuw te Amsterdam, Collegiant; Geldorpius, d.i. Henricus Geldorp, 1644; Jolpan de Brune, in rijmloze verzen 1644; Mr. Cornelis Boey, 1608 '6j, uit Zieriksee, 1648; met lofdicht van Cats voor de 2e druk, 16j9; Christiaan van Heule, wiskundige te Leiden, 1649; Conradus Goddaeus. 24 psalmen op versmaten van Horatius; J. Nvesterbaen, 1656; Ant. Detltekom te Utrecht 2met onveranderde tekst van de Statenbllbel, 16j7; Mr. Aernout van Overbeke, voor de Luthersen 1665; Jacobus Clerquius, 1664; Hermes Celosse, predz'. kant te Ridderkerk, ried aan van alle berijmingen het beste te nemen, 166j; Hendrik Disselburg, 1666, gedeeltelijk rijmloos; Christoffel Piersen, De versndarde koningsbarp, 1679; Mr. Samuel van Huls, secretaris van W illem 111, 1682; Johannes Roldanus, 1685; W . v. Haeght, 1686) Abraham Trommius, 169j; Lodenstein; W illem Sluyter, 1661; Gysbert Japiks, 92 psalmen in hd Fries, waarbil Ds. Jan Althuysen 421 Psalmberijmingen Psalmberijmingen in 17jj de overige voegde; Hendrik Bruno, op de wijze van Dathenus, 16j6', Vondel, Harpzangen, 16j7; Heiman Dullaert', Joannes Six van Chandelier, 1674., Jan van Duisberg, 85 psalmen, met muziek, 1680, Joachim Fransz. Oudaen, 1680: op wijzen van Remigius Schrijver, organlst te Middelburg', 2e deel 1681, zonder muziek. Als wegbereider voor een Fetere herfjming trad in 1686 Hendrik Ghysen op, voorzan.. ger in de Amstelkerk-, met zijn Hol?igvvuit der #.fW#;:EWëcâ?tv;. Hij nam namelijk het beste uit 17 psalmboek-en: Dathecn, Marnix, De Hubert, Camphuyseln, Geldorpius, Revius, Boey, Van Heulc, W esterbaen, Bruno, Clercquius, Celosse, Disselburg, Six, Van Huls, Oudaen, Roldanus en volgde aldus Celosse's raad op. In de 18e eeuw kwamen er nfct zovcel berijmingen mecr: François Halma, 1 707*, Dirk Smout, 1710,. Ds. Mattheus Gargon: 17 11*, M r. Pieter de Groot, nagelaten berilming, 1724; Jan van Belle, schoolmeester te Haarlem, 1733., Pieter van Gunst, plaatsnijder, .1736., Frederik Duim. 1742. W illem van Haren herijmde een aantal psalmen op aandrang van de griffier Fagel, 1762. Andreas Andriessen en Guépin kwamen met bezwaren tegen de psalmen van Datheen. Daarop volgde het werk van Laus Deo; zie daar; 1760. In 1763 kwam de bewerking kan Johanncs Eusebius Voet en zijn naamloze medewerkers, volgens Te W inkel de beste, die ooit verschenen is. In 1772 werden 9 predikanten door de synoden aangewezen', daarbij Ahasuerus van den Berg, Rutger Schutte, J. v. Spaan, Josua van Iperen; voor de S.G. was o.a. P. L. v. d. Kasteele aanwezig. In 1775 was hd werk voltooid: 10 van Ghysen, 82 van Voet, 17 van Van Merken, 7 van Van W inter, 8 van Roullaud, j van De Bosch. 9 van Pater. De nieuwe berijming van 1775 werd voorbereid door Dr. Voet in Den Haag, Ds. Schutte te Amsterdam en het genootschap Laus Deo; ingevoerd 1774. Begroet met een groot gedicht van Bernardus Bosch en met een lofdicht door Jonas Andries Repelacr: 't Verhemelend Koorgezang van onze (Psalmpoëeten Doe elk Datheen welhaast geheel en al (vergeten. Maar in Vlaardingen en Maassluis kwam het tot opstootjes, het Vlaardings Z=:- geschil, 1775- '78. Zo ook op W alcheren. J. v. lperen schreef 1777- '78 de Historie van het Psalmgezangk I-. Knappert over de Oude Psalmberijmingen, 190j. In 1936 verscheen een nieuwe berijming vall Ds. Hasper, naar het Hebreeuws, met de melodieën van Louis Bourgeois, lj00- '72. Nieuwe bewerking van de Psalmeu en Gezangen voor de Ned. Herv. Kerk door de Synode van 1938 aangenomen. In 1943 gaf de dichter Gabriël Smit XL Pstdmen uit, vertaald uit de Hebreeuwse tekst. De berijming van Ds. Hasper aanvaard door de Ger. Kerk, 1949, doch niet door de N.H. . Kerk, die zich in 1957 heeft verplicht geen nieuwe hundel aan te nemen. In Z. Afrika de Psalmberiiming van To- /JJ/J; zie J. D. du Toit. Zo bij hem 't /f#- gend âtv/ van Ps. 42: Soos 'n hert in dorre streke skreeuwend dors na die genot van die helder vraterbeke, skreeu my siel na U, o God! pseudoniem, lett. = valse naam; schuilnaam van een dichter of schrijver, zo a1s Hildobrand, r//vrptwhz, Multtttuli, Van Deyssel. Doorninck gaf 1883 '8j zijn woordenboek der Vermomde e/7 naamlooze Jcir#w:r.r uit; A. de Kempenaer leverde in 1 928 een geheel vernieuwde bewerking. C. T. Tuymelaar en J. v. Lindonk gaven uit Pseudoniemen uit Ned. en vreemde literatuur. psychologische romans, verklaren de handelingen der hoofdpersonen uit hun karakter; Robbers, Couperus, Scharten en zijn vrouw, Ina Boudier-Bakker, Vestdijk. De psycho.. logische roman kan tegelijk zedenromal) zijn, zoals Eline I'el'e van Couperus. Puc, Fritz N , pseud. van Oktaaf Steghers. Puiterveense Helleveeg, De x , ,,of beslikte Swaentje aan den tap'', 1720, blijspel van Alewijn, zie daar. Swaentje is een helleveeg gew-orden, die Fobert, haâr man, afrost; het stuk is zeer laag bij de grond, maar toch de hele l8e eeuw door gespeetd. Pulver, Kapitein - , de schipper uit de roman van Ferdinand Huyck, die bij tante van Bempden op Heizicht in 't Gooi het verhaal doet van zijn schipbreuk en zijn verblijf onder de zeerovers, vo1 volkshumor en overvloed van humoristisch toegepaste spreekwoorden en zegswijzen. Punt, Jan 'w, 17 11 '79, graveur, sedert 1752 beroemd toneelspeler te Amsterdam; zijn Leven geschreven door Simon Styl, 1781. HiJ speelde zijn rollen in moderne kledij en kwam daardoor tegenover Corver te stagn, zijn beroemdste leerling en later zijn grootste mededinger. Na de brand van 1 772 werd Jan Punt directeur te Rotterdam. Hij ging om met kunstenaars, maar ook met de aanzienlijken; hij leefde a1s een deftig burger, hield zelfs paarden. Hij was lange tijd de grootste van alle spelers, maar hij begon later te reciteren in plaats van te spelen; blijkbaar heeft hij de verzeil meer gezongen dan gezegd; er kwam hoe langer hoe meer kritiek. Bij zijn vertrek naar Rotterdam heette het a1: 4-72 Punt Puntdicht Zyn wezen stond steeds in één plooi, Zyn hoepelrok zat altijd mooi. Met styve knieën was zyn marsch, Zyn tred was altyd even bars. Daarbij kwam, dat hij zo hard schreeuwde, hy loeide in toorn gelyk een Leeuw''. Dit niet bij Styl, d. ie evenals Punt zelf de Frans-klassieke en Romeinse stijl bewonderde. Ptlnt trouwde 1 755 met de toneel. speelster Anna Maria de Bruin, f 1744. in 1748 met Anna Maria Chicot, een Franse vrouw, die niet van het toneel hield, j- 1771; in 1772 met een dochter van Arend Fokke, Cath. Elizabeth, 1727- '91, toneelspeelster. Over Punt :70 Corver rede van J. 1-. Walch, 1918, en een studie van Ben Albach, 194t$. Le Francq van Berkhey vereerde hem in een lijkdicht. Puntdicht, Verhandeling over het van W itsen Geysbeek, 1810. puntdichten, korte gedichtjes met een diepe zin; epigrammen; zie daar. Puryat et Ornat (L. = hij zuivert en verslert) , ps. van H. Halmael. Zie ook Crispyn. purisme = taalzuivering; het vervangen van vreemde woorden door Nederlandse, soms door eigengemaakte: Coornhert, Spieghel en vooral Hooft. Een der grootste puristen was Vondel. Puteanus, Erycius 'w, 1574 1646, uit Ven- 1o, hoogleraar te Leuven, schrijver van L. werken; gaf als Honorius van den Born zijn Ned. gedichten uit: Ledigb /:w:72. Putman, Palmer .v, 1870 1910, Vlaams toneelschrijver. Putmnn, W illem -, geb. 1900 te W aregem, schrijver van speelstukken, modern Vlaams werk; ook romanschrijver. Putte, Henrick vande x , veelal ook Erycius Puteanus, zie daar en op H. v. d. Born. Putte, Jeanne vande x, 1907 '30, uit Aat, R.K. schrijfster van verhalen en gedichtjes. Puymbroeck, Herman van N', geboren te Antwerpen in 1884, schreef toneel en biographische studies over C. Buysse, 1929, en Joris Eeckhout. Puyvelde, Dr. Leo van N , schreef SckilderlJ/> 2J? en Tooneelvertooningen op /Je/ einde van de Jl/JJt'/eEz/z,pw'ez;, Gent 1912. Pilper, Dr. F. 'v! geb. 1859 te Hoogwoud, schreef 1885 ziln proefschrift over Jan Utenbovek predikant, later hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden. Gaf 1924 de Martelaarsboeken uit. -? 1926. Pilpers, P-leter -, 1749 180j, werkzaam in de tabakhandel te Amsterdam, R.K. Patriot, 1795 lid v. h. gewestelijk bestuur van Utrecht, controleur-generaal der convooien, 1id 'der municipaliteit te Amsterdam; hield zich daarna op zijn buiten Puntenburgh bij Amersfoort met de letteren bezig. Toneelschrijver, b.v. Adelaide van Snz2,>r#d, uit het F., 1793. Een vadvrlandse stof bracht hij op het toneel in zijn MisluLt J'drraz?,l ob Amersfoortj 2e druk 1776. Vertaalde veel tranenrijke, Furgerlijke t(). neelspelen, o.a. van Baculard d'Arnaud. Oorspronkelijk was Neptba, â/xjz/.k/z; van Egypte, 1794, naar een verhaal van Plutarchus, treurspel in verzen, met veel koormuziek van zangen op Ruloffs. Zie ook Zangspel. Pyramus en Thisbe, M .E. sproke van minne; Thisbe, die de dood van haar beminde niet overleven wil. Het eerst bij Ovidius', komt voor in Der M innen Loep; dan a1s ridderromance in de 15e eellw. Dan a1s drama, vertoond door de Egelantiel. van Amsterdam, in 't begin der 16e eeuw. Maar daarin is Pyramus = Christus en Yhisbe is )> 's menschen nature''* Ook Matthys de C',J/E'/d.),?; maakte een spel van Pyvamus e7z Tbisbe) in jammerlijk verfranste taal. Zie ook Biens, Grszz/llerért'v en xd. Leeuw. De sproke komt ook voor in het Hulthemse hs., uitgegeven door W i1- lems in Belgiscb Museum X; een andere bewerking werd uitgegeven door Verdam in de Taalkundige ##Jz',rez;, 1877. Schote1 nam de Historie op in zijn Vad. Volksboeken. Matthijs Grambergen schreef Klucbtigloe Tragoedie oj den Hartoog van Pierlepon: 16j0; dit is een bewerking van een deel van Shakèspeares Midzomernacbtsdroom, waarin de geschiedenis van Piramus en Tbisbe wordt vertoond. Ook de bewerking van A. Leeuw in 1669 heet Klucbt //J: Boertig Treurspelk overgezet uit het D.; het is een slechte vertaling van Peter Squenz van Gryphius. Ook in Pluimers Gedicbten van 1723 komt een treurspel Piramus c>; Tbisbe voor. Overzicht ln de Bijdragen van Penon. Humoristische bewerking in Herscbeppingen van Clurivarius. Q. Quack, Mr. H. P. G. 'v, 1854- 1915, secretaris v. d. Ned. Bank 1877, directeur 1885, tevens buitengewoon hoogleraar in de gesch. der staathuishoudkunde te Amsterdam; sedert 1863 redacteur van De Gids. Zijn bekendste werk De Socialisten werd voltooicl van 1875-'88. Zijn Herinneringen behandelen personen en toestanden uit de 2e helft der 19e eeuw; 1915. 423 (luack 424 Quevedo Quack, Jan de -, geb. te Utrecht 1864, bouwkundige, tekenaar, prozaschrijver en dichter. Quacksalver, Klucht van den Hooghduytschen 'v, zie H. Quadrivium, zie Vrije Kunsten. Quasters, Lode -, pseud. Lode Vlaem, geboren te Lanaken in 1911, dichter van Lenteblommekes, 1935, Eenvoud, 1955 en Leuke Kindergedicbties. quatrain (F.), strofe van 4 regels, in 't bijzonder de eerste twee coupletten van een sonnet. Boutens gaf in 1932 Honderd Hollandse Kwatrijnen uit. Dr. J. D. Ph. Warners schreef een studie over Het Ned. Kwatriin, 1948, een overzicht van de schrijvers van het d-regelig gedicht. Quattrocento, o. (It. = 400), de 1je eeuw, in Italië, de eeuw van Renaissance en Humanisme. F.) = tocht ter opsporing werk Het Volk Gods, weer een Amsterdams epos'' verschenen ook 2 delen, 1932. Dan zijn er van hem nog 2 drama's en een aallta1 studiën over letterkunde, toneel en muziek, Gescbreven Portretten. Het Oosterse element vertoont zich overal in een bijzonder overladen stijl, de stijl van de harts- ' Handelsblad. tocht. Criticus in t Querido was de zoon van een arbeider te Amsterdam. Zijn kritieken van 1916-'23 uitgegeven a1s Letterkundig Leven. Over hemzelf een studie vo1 bewondering vap L. Biickmann, 1906; een studie over De mens en de kunstenaar van A. M. de Jong, 1953; van K. de W ind, Rond het levent 1933. Fe1 aangevallen door J. L. Boenders in zijn Querido en â:'/ begrip Literatuur. Geprezen door Dirk Breebaart: De Jordaan WJ episcb Lunstwerk. Queste van de H. Graal, De -, het zoequeeste, queste (Mn1. uit het ken naar, de tochten om de Graal, grote naar de H. Graal, ook we1 roman in proza in het Middelfrans, met van een verdwenen ridder. Perceval, Gawein en Lancelot a1s zoekers Quekels, Ida -, een van de meisjes, door en Galahad, Lancelots zoon, a1s vinder. De Hooft in zijn jonge jaren vereerd. Toen hron van F. en dus ook van de Mnl. Britse zij in 160j trouwde met zijn neef W illem ridderromans. Zie Graal en Gru lqueste. Jansz. Hooft, dichtte hij een van zijn be- Questiers? David -, 1625- '63, broer van kendste bruiloftszangen. Aan haar was ge- Katbarlna, dichter; verzen in Klioos rrla/z;, richt: 1656; in Hollantscbe Jkrrmr, 1660; in lied- Amaryl, de deken sacht boeken als Olipodrigo en Nieuwe Hofscbe Van de nacht, Ropmelzoo. MG sijn blaeuwe wolkenbuilen Questiers, Katharina -, 1657- '69, uit Am- Maeckt de werelt sluimerblint. sterdam, R.K. dichteres, bij Vondel de Quellinus, Artus Erasmusz. -, uit Antwer- ,,Tweede Saffo'', vaardig in tekenen en pen, 1649 naar Amsterdnm voor 't beeld- boetseren, maakte en vertaalde toneelstukhouwwerk voor 't Stadhuis; bezongen door ken. Zij trotlwde in 1664 met de koopman Vondel in zijn Inwydinge van 't 5';W/âJ/jJ, Jan van Hoest. W erk van haar o.a. in 1655 en in zijn Zeemagazyn, 16j8. Ook Klioos rrlaw. Haar yertaalde blijspel, gqrezen door Jan Vos. 1656, Casimir oj gedempte Hoogmoet in Quendo, Em. 'v, geb. 1871, uitgever j bedrijven en alexandrijnen. Gaf met Corte Amsterdam, schreef onder ps. Joost nelia van der Veer 1665 een bundel ver- Mtndes sedert 1920 een roman-cyclus He1 zen uit, Lauwer-stryq Waarin zij elkander Gtslacbt der Santellano's, d.i. Amsterdam ophemelden en lofdlchten opnnmen van in het laatste vierdedeel der 19e eeuw, ge- vele andere dichters. Zij was in allerlei groepeerd om 1s. Querido; 10 delen. Broer kunsten bedreven: de herleefde Tesselscha. van Israel. Vondel schreef in haar grafschrift: Querido, Israël -, 1872- 1952, was sedert In aerde en hemel rees 1897 1id der S. D. A. P., schreef in De om haer een groot krakkeel; Jonge Gids, o.a. Studies over Tijdge- E1k trok: de hemel won nooten. Van 1901 is Levensgang: roman de ziel, het schoonste deel. uit de diamantbewerkerswereld van Amster- M et haar stuk D'Ondancibare .FJ//tJ/zJ etl dam, naturalistisch, onder invloed van Zola; getl.ouwe Octavia werd 1665 de vernieuwde van 1903 Menschenwee, de roman van Be- schouwburg ingewijd; zij had een buitenverwijk. In 1912 verscheen het le deel van gewone naam. Blasius was haar bijzondere zijn romancyclus De J/IWXzi, ,,Amsterdnms vriend; Huygens schreef een lofdicht in de epos in proza''; voltooid in 4 delen, 192j. Lauwer-stryt. Daarnaast kwam de trilogie De Oude Questiers, Salomon Davidsz. -, geb. 1590 Waereld, d.i. het land van Zarathustra, te Leiden, pompenmaker te Amsterdam, 1918- 192 1. Van 1926 is Misleide Ma- schrijver van een tragi-comedie Griecxen jesteit, naar het lndische dierenepos. Van Amadis, gespeeld ter Academie 1655; met de romancyclus Simson verschenen slechts platte aardileden. Vader van Katbarina. 2 van de 4 delen. Van Querido's laatste Quevedo, Don Frederic de -, 1580- 1643, (tuack 425 Sp. dichter, schrijver van een schelmenroman Pablo de Segovia, herhaaldelijk in 't Ned. vertaald a1s de Vermaielijie S/l/prë: van digen Buscon, 1699. Van hem is volksboek Seven wonderlycie ,çt'ldcâ/E'c, ver. taald in 1668 door H. van Harinxma. Quia absurdum (omdat het ongerijmd is), roman van Nico z//zi Suchtelen, 1906., verscheen in De Bewegingk het verhaal van een zoeker, Odo, die aan de rede niet genoeg heeft; behandelt ,,het gisten van moderne idee ' èn''; lj drukken. Quicke, Jan .v, 1744- 1805, schoenmaker, griffier'' van de :1 Kamer De Kruisvaerders te Brugge, dichtte in alexandrijnen Het fez?epz van Vondel) 1789. quicken, de naam der epigrammen of puntdichten bij Roemer Visscher. Zo op de drie kruisen in 't wapen van Amsterdam: De Geusen kruycen ons met gewelt: 't Hof van Bourgonglle kruyst ons om (geit: De Raedt kruyst de burgers en (boeren: Mogen wy niet we1 drie kruycen in 't wapen voeren ? Quina, Charles 'v'! 1586 1649, uit Antwerpse ouders, d1e in 1 j8j naar Amsterdam kwamen. Hij was de vriend van Bredero, schreef lofdichten op zijn toneelstukken. Vertaalde zelf uit het F. van Amyot De Liefde van Theagenes en Chariclea, 1610, welke deze op zijn beurt uit het Grieks had vertaald naar een werk uit de 3e eeuw van Heliodorus; opgedragen aan Yh. Rodenburg; deze roman was de Ho1- landse Heliodorus. Quinault, Philippe 'v, 1655 '88, F. toneeldichter, stichter van de grote opera te ParijsI, schreef ook 14 opera's. Veel vertaald en nagevolgd, o.a. door Thomas Arents en Dirk Buysero. Quincampoix, blijspel van Langendijk, over de windhandel van 1720, evenals zijn A;'- lequin Actionist. (Qz/jrfwwp//x, straatje il1 Parijs, waar de kantoren waren van de actiënhandel fan John Law, 1720. Daarnaar genoemd het koffiehuis in de Kalverstraat, waar de windhandel gedreven werd.) Quint Ondaatle, P. Ph. J. -,, zie &. Quintyn Jr., G. N, gaf 1629 een vrolijk liederenhoek uit voor de Haarlemse jeugd. De /'ft?f/a>z#lc/ae-f,Sl' met de #r2/J,/v/.fc&- Bely. Van hem ook Oraniens G'r//f-ytplf/ïpz, 1627, en Oraniens overwinning 1',/2 'j'-llertogenbos, 1629. Door 't gedicht op Grol verwierf hij de tussenkomst van Frederik- Hendrik; zijn tante ,yMoersoet'' had hem namelijk- laten gijzelen voor een schuld van nt j j000 en na betaling was hij nog 3 jaar vastgehouden. Raabe, A. H. 'w, schreef onder qs. Gelrus 1895 een vervolg op Gerrit 1l7'//.fe; zie daar. Raaf, Dr. K. H. de N , 187 1 1948,, uit Meden, schreef 1897 zijn proefschrift: Den JpyE':ie/ des. s'Wjcâey/ van Elckerlijc, critisch uitgegeven met inleiding en aantekeningel). In 19 10 Ui1 Potgieters Jongelingsjaren in De NO. Gids. Zijn monografie over Kloos is rijk gedocumenteerd; 1934. Met J. J. Grisz: Zeven Eeuwen, Spiegel der Ned. Letteren. Verder metrische vertalingen van Alastor van Shelley, 190j; De Cenci van Shelley, 1908; Gyges van Hebbel, 1916. Voorts: Problemen der Poëzie, 1930. In 1943 verscheen zijn studie over Hoffmann von Fallersleben. Raalte, Frits van .v , geb. te Enschede 1876, onderwijzer tot 1916, daarna aan het Han- Je/JôDJ voor onderwijs en opvoeding. Prozaschrijver. Rabauwen en Naaktridders, Het boek der - , zie Baekelmans. Rabelaia, François ,v, 1485 '1j53, eerst monnik, toen dokter te Montpellier, 1j4j pastoor te Meudon. Schreef de beroemde satirische roman Gargantua et Pantagruet. Rabus, Petrus 'v, 1640 1702, praeceptor te Rotterdam, 1681, vrienkl van David van Hoogstrâten, dichter o.a. van Verzost Brittanjeq waarvoor W illem IIl hem een gouden pennlng vereerde. Zijn hoofdwerk was De Boekzaal 7/ar Europa, l 692 begonnen, tijdsehrift, 1701 '1j voortgezet a1s Tweszzilaziz// zlj>-fc/pt- Uittreksels, daarna tot 1863 a1s Boekzaal der geleerde W ereld. Ook schreef hij Leven ,#,?; Kampbuyzen: .1695. Hij gaf de gedjchten van Beroniclus uit, met vertalingen, 1691. Verdedigde de wichelroede. Schreef Vermakelykbeden .#:r Quos egol, zie W. Hecier. A1s oude Ontzwavelaar treed ik opnieuw te voren. maar hij was nog feller. Ook hier nog hulde aan Bilderdijk en Da Costa, voorkeur voor de klassieken. En weer een aanval op de rijmelaars a1s Yntema, maar vooral op de Romantiek van Beets, Tei) Kate, Van der Hoop, ook op Heije en Potgieter, maar het scherpst van al tegen Hildebrand en Jonathan: de waterlandsche kwezel Treedt voor een schaap in 't krilt als Sterne voor zijn ezel. Het stuk telde meer dan 1000 regels en verscheen naamloos, 1844. Trad op dezellde wijze op als Braga; zie daar. R. Quia absurdum Rabus Racine TalLunde, 1688. De eerste moderne Ned. criticus. Vertaalde ook de Colloquia van Erasmus, 1684. Van 1681 is zijn verhalend gedicht De Kruisbeld of âe/ leven wat' Pvlulus. Dan nog na zijn dood uitgegeven Bibeldichten, Verjaar- en Bruilofsdichten, 1741. Racine, J. B. 'v, 1639 '99, de dichter van beroemde F. tfeurspelen, de hoofdman van het F. klassieke toneel, nagevolgd en vertaald door N.V.A., het eerst Andromaque, 1678, van Lod. Veijer. Verder o.a. Ipkiglnie, door Thomas Arents en Pels, verbeterd en vergroot. Bleef meer dan een eeuw op het toneel. S. Geleerd gaf 1931 uit: lraductions hollandaises de Racine. Rademaker, Dr. L. A. 'w, geb. 1872, 19 11 '38 redacteur v. h. Vaderland, studeerde voor predikant en promoveerde met een proefschrift over Campbuysen, 1898. Radèn Adipatti Karta Natta Nagara, regent van Lebak, door Douwes Dekker beschuldigd van misbruik van gezag, 18j6. Zie lfrk-v Hvtvelaar. Radewijnsz, Floris .--', 15j0 1400, uit Leerdam, vriend van Geert Groote, nam nes van Kempen, Johannes Vos van den en Johannes Brinckerinck in zijn op, 1381; anderen kwamen er bij; dit het begin van de broederschap des gemenen levens: samenwerken en de vroomheid beoefenen. Zie Moderne Devotie. Floris werd het hoofd van het jraterhuis te Deventer en bleef daar, ofschoon hij te NVil1- desheim 1387 een klooster van reguliere kanunniken inwijdde met Hendrik Klingebijl a1s prior. Voornaamste leerlingen Johannes Brinckerinck en Gerard van Zutfen. Over hem een studie van J. H. Gerritsen, 1891. Radt van Avonturen, Het - , hekeldicht van Vondel tegen de Puriteinen, 1644, en vooral tegen de Schotten, die de Puriteinen te1 hulp kwamen. Beantwoord met een anoniem schimpdicht Aen '/ Vadt f/t?/ 'Wispclturen, 164j. Raedt-de Canter, Eva 'v, ps. van Mw. A. E . J. de Mooy, geb. 1900 te Breda, romanschrijfster'. Internaat, Geboorte, 1#Qhzlt,jt? W aarbeid. Nu Mw. De Vries-de Mooy. Raephorst, Gerrit van N , schaakte in 1j08 Catharina de Grebber, een aanzienlijk meisje uit Leiden'. bezongen in een bistorie- Iied, een romance in strofen van j regels. ( Raephorst, voornaam M iddeleeuws kasteel bij Wassenaar; het goed is aangekocht door Prins Frederik; nu van de Koningin.) Raesfelt van Heemse, lsaâk Reinder baron N , trouwde 17j0 met Clara Feysz;, van s'y/zamza; zie daar. Raet. Lodewgk de 'wa 1.875 .t9 14, Nap. de Pauw. Rahmen-Enëhlung, de D. naam voor een aantal verhalen, die a1s 't ware in één lijst geplaatst zijn, die bij elkander behoren. Het beroemdste voorbeeld in de Letterkunde der wereld is de Decamerone', zie daar. Dan de Canterbury-Tales van Chaucer in het Engels. In 't F. de Heptaméron. In 't D. Das W irtsbaus im Spessart van W ilhelm Hauff. Ook de Duizend en Ft7/C Nacbt is er een voorbeeld van. In 't F. roman J tiroirs. Bij ons in de M.E. Van den VlI z/r5tW:72 van Jê/zzrezz Rome. Uit de nieuwe tijd De Reisgenooten van Jacob van Lennep. Ram, Hilda 'v, pseudoniem v. Natbildp Ramboux. Rambouillet, Hôtel de 'w, gebouwd a1s kunstpaleis bij het Louvre te Parijs. 1618, waar Cléomire troonde, d.i. Cathérine de Vivonne, markiezin de Rambouillet, # 166j; gaf in de letteren van heel Europa de toon aan, vooral door de hoofs-galante en beroiscbe Ft7>z2arJ', zie daar. Ramboux, Mathilda N , 1858 1901, uit Antwerpen, schrijfster van berijmde idyllen, waarmee zij in 1890 de s-jaarlijkse Staatsprijs behaalde met voorbijgaan vat) Keizer Karel van Jalius de Geyter. Zij schreef onder ps. Hïlda Ram. W erkte ook samen met Mw. Belpaire. Rammazeyn, Johannes -, llit Gouda, bockdrukker te 's-Gravenhage ,o.a. van Ockenburgb. Schreef een zinnespel: Jociende Ernst // be1 Loon Jt''' Goede E'AZJ: i/raj der Qz,gre, 1671. Rammeleere, Gillis de ew, geb. 1446, was in 1j16 en '17 deken van de Kamer De Fonteine te Gent en schreef een berijmd Testament, een openbare biecht. Afgedruk-t door Serrure in Fzz#. . Museum IV; 66 ,.ba1- laden van .=h.ten''.. hogeschool. Ragisel, Die W rake van x', Britse roman, opgenomen door Lodewijk van Velthem in z-lln Lancelot. W alewein en Ydier wreken zijn dood op de moordenaar Gygantioen na zeer vele wonderlijke avonturen en mingevallen; Ydier trouwt ten slotte met Belfnette, de dochter van Gygantioen. Bovendien is Die lrd'vIE' fragmentarisch Fewaard in stukken van een ander hs., uitgegeven in 't Tijdschrift voor Taal en Letterkunde XIII en XlX en in de Mnl. Gdl/ci/ec van huishoudkundige uit Antwerpen, speelde een overwegende ro1 in de Vlaamse Beweging, o.a. door zijn Foek over Vltunderens Cultuurwaarden, 19 13, en Vlaanderet/s Economiscbe Ontwikieling. Hij schreef reeds in 1906 zijn Economiscb Ar/vrazz//cr/ voor de Vl. Beweging en was de grote ijveraar voor de vervlaamsing van de Gentsc 426 Rammelecrc Rammelslag Rammelshg, figuur door Multatuli geschapen in zijn Ideên (608) , de burgerman die zich voordoet als vooruitstrevend en verlicht en die over allerlei onderwerpen met de uiterste oppervlakkigheid in een 2ee van woorden eigenwijs ,,rammelt'' Ramp van Delft, zie Deljt. Ramp van Leiden, zie Leidens Razr). Rampsaligheden der Verheffinge van den Huize Medicis, zie 31. Randwijk, H. M. van 'v, geb. 1909, Chr. dichter; schrijver van de roman Burgers /& nood, 1936, over de werkloosheid', in sa. menvzerking met Jal) H. de Groot: Zee- 'JZwZ/r/J-Z/Z/J' u'aal.ts. Van 1937 Een zsszz begl'aajt z#?2 vader. In de bezettingstijd was l4ij de bezielende leider van de verzetsgroep Vrlj Nc#:r/,p2J,. Celdroom, 1945. verzetsgediclnt, anoniem verschenen. Rangkas Bitoeng, hpl. van l,ebak aan de Tji Oevljoeng, woonplaats van Dotlwes Dekk-er, 18j6. In de eerste druk van Max J-/kt/czaap' werd de qlaats aangeduid als R...B...n.z. Ranouw, W l-lem van .v, llit Brîelle, 1707 burgemeester van Franek-er, -) 1724. Dichter. De eerste redacteur van een Ned. Spectator, n.1. De fxaw/vz///l', 17 19, uitgegeven in 4 delen. Rapenbloem, De .v, Kamer van Rethoryck-e te Delft, met de zinspreuk ,,wij rapen geneucht'', reeds in 1487 bekend, deed mee aan het feest van Rotterdam 1j61, schreef zelf cen refereinfeest uit in 1j8 1. De vraag ltlidde: zijn welsprekendheid. Bij de Ramp van Leiden in 1807 vond hiJ vrouw en kinzeren ongedeerd onzer ze puinhopen, maar nog in ' zelfde jaar Fezweek hij aan een ziekte. Hij had deel uitgemaakt van de dichterkring van Bellamy, Kleyn, Carp en Hinlöpen en meegewerkt aan hun Poétiscke Spectator, 1784. Hij ging met Bellamy de dichterlijke wedstrijd aan, wie de Feste romance zou schrijven', hij dichtte Ewald c7.' Elise, Bellamy zijn ,,vertelling'' Roosje. Van hem ook een der Zeven Dt/ziler'y/acçE'zz', zie daar. En een treurzang op de dood van Bellamy', verder odcn. Bij zijn dood een Lojrede van Teissèdre l'Ange en een LyLzang van Bilderdijk. Onder zijn redevoeringen: De voortrejje- /#lâeë# van âtz/ Dicbtvermogen, bescbouwd in Job, J'f/zrerlf.f en Ossian, onder invloed van Herder. Rxu, Mr. S. J. E. N, 1801 '87, schrijver uit de school van Bilderdijk; rechter te Nijmegen. Schreef vertalingen van Sophokles en Virgilius. In 1890 werd zijn bewerking van Bilderdijks Ondergang der Eerste 1#,-k'freld uitgegeven', met een ontwerp van het epos. Aanteekeningen op de Tr:J/1'J#e/(?& van Vondel, 1867. Raven, Dirck Albertsz. 'v , commandeur op de reis najr Spitsbergen, 1639; zijn schipbretlk, al de geled. ellende en de verlossing beschreven in zijn Journael, 1646. Gedrukt achter de Reis z.'aN Bontekoe. Ravenswood, John van Jan .î///:r- Nïrat het binnen swaerste is en 't beste swerelts ronden, Dat deur smellschen verstandt oyt is ghevollden. hojj. Negen Kamers kwamen op. Rxrekiek, Eene - , van de gebroeders Spiritus Asper en Spiritus Lenis'. zie daar. Gevolgd door De Nieuwe Rarekiek, ,,vertoonende de belegçring van Sebastopol, 185j, door een neefje van Spiritus Asper en Lenis. Volgens Van Doorninck misschien G. F. v. Limborch v. d. Meersch en Jhr. P. v. Loon. Dan was er nog een andere Nieuwe Rtr/rtpllé'é vo1 spot met de Belgen in de Tiendaagse Veldtocht; toegeschreven aan de boekverkoper Brest van Kempen; zie over hem AlmanaL voov B11jgeestigen. Rarekiek, Gronlnger -, berijmd politiekpamflet tegen Van lddekinge en andere Oranjegezinde regenten, 177j. Met vervolgen in 1777, '83 en '84. .Rau, S. F. J. N , 176j- 1807, uit Utrecht, zoon van de hoogleraar Rau of Ravius in de Oosterse talen, 1786 predikant te Leiden, 1787 hoogleraar in de godgeleerdheid, 1.79j ontslagen, 1797 hersteld, beroemd om Ravesteyn, Dr. W . van 'w, geb. 1876 Rotterdam, D. r. Ned. lett.; medewerker aal) De Nieutt'e Tijd en de Kroniek van Tak. journalist; 1id der S.D.A.P., richtte 190-7 De T'yëi//zie mee op, werd communist en van 1918 '26 1id der Tweede Kamer; daarna weer 1id der S.D.A.P.., 1927 conservator a. d. Gem. bibliotheek van Rotterdam. Schreef behalve zijn economische historische werken en o.a. over Herman Gorter, 1928. Ray, Carel Alexander van - , 1780 1842, pmbtenaar bij de F. censuur te Amsterdam, bewerkte 40 F. toneelstuk-ken', schreef een parodie op Kotzebue's Menschenbut :77 Bs'l.o:tw onder de titel E ep Wissewasjt. ltit bet 1/./'?.t,'EW.jlJ/c,,?e77, 1812. Hij was gehaat als de ,,boekebeul'', maar zijn spelen werden opgevoerd', in 1811 gaf hij een volksvoorstelling met De Zanggodinnen, door Af,zrvç op den Parnassus bersteld', daarin de geschiedenis van Frederik en z#& Valk; zie Valk. MG dit stuk werd Napoleon in de schouwburg begroet. Raymond de schrijnwerker, 1879, roman van Mw. Bosboom in gesprekvorm, om te tonen dat zij ook we1 kort kon wezen. Be- 427 zaymond de schrijnwerker Reael handelt toestanden in F. na de ling; de M arkies de Mercoeur zoon a1s schrijnwerker weer. Reael, Laurens Jacobsz. v, 1556 1601. genoemd naar zijn uithangbord ,,In del) gouden Reael'' moest 1567 Amsterdam verlaten : , waar hiJ koopman was; was 1569 te Emden. In 1578 terug, 1id der Vroedschap', # 1601. ln Emden diclntte hij Geuzenliederen, o.a. 1571 tegen de Pardonisten, die verzoening met Alva wilden. Van hem is O.a. Helpt nu u zelf, zo helpt u God, Uit der Tyrannen band en slot, Benauwde Nederlanden. Na de Satisfactie van 1578 balladen; in 1592 een gedicht op Maurits, in 1598 een spotdicht op Isabella. Verder dichtte hij een aantal geestelijke liederen. Hij was 1id van ,,114 Liefde Bloeyende''; zijn werk is rethoryckerspoëzic. Zijn spreuk was Li4de z/e/'zrac/il al; de ondertekening van 9 Geuzenliederen. Vader van de G. G. Reael, M r. Laurens Laurensz. 'w, 1585- 1637, geb. y,in den gouden reael op 't W ater'' te Amsterdam. 1607 student te Leiden ten huize van Arminius, zijn zwager. Hij ging 1611 naar Indië, versterkte Ternate, volgde 1616 Reynst op a1s G.G.. werd 1619 vervangen door Coen, hielp Jacatra mee veroveren; 1620 terug; 1626 bewindhebber der V.O.C.; 1626 gezant naar Engeland over de terechtstelling der Engelsen op Amboina; 1628 gezant naar Denemarken, op zijn terugreis gevangen genomen en naar W enen gebracht; 1629 getrouwd; 1650 1id van de vroedschap van Amsterdam', gestorven aan de pest. Hij was L. en Ned. dichter; hielp Vondel door zijn vertaling van Seneca's Troaô . Hooft bij zijn Historiën, Huygens bij 't nazien der Ledige Uren. Hij vertaalde het eerste lmfl//w van Janus Secundus a1s Oorsprongb ,/;z/2 de Kusjes. Geleerde, mislukt als G.G.; vriend van Van Oldenbarnevelt. Begraven in de W esterkerk van Amsterdam. Vondel had aan hem in 1623 Het Loj der Zeevaert opgedragen. Met Hooft en Vondel en Antoni de Hubert hield hij ,yletterkunstige vergaderingen''. Hij dichtte het Grafsckrijt voor Kornelis Jansen, toeycnaemt het Haantjen, de held tegen de Dulnk- erkers : Hier rust dien Heldt die van sijn Vyands Scheepen In seven mael quam seven Vlaggen sleepen. Vondel dichtte een bijschrift bij zijn portret, Jan Vos maakte zijn grafschrift. Vondel schreef aan hem, doch volgens Te W inkel ten onrechte, het Vlaamse schimpdicht toe op de predotinatie, dat tot titel voert: Een Vlaems gebraey perien, een gehraden peertje: 01 es den meynsche elacie Gevollen in temtatiq Nochtans des Eeren gratie Staet open ollen natie. Reaels verzen staan il' de Verscbeyde Nederduytscke Gel/cl/:/c, l en lI, 1659; zijn Aubade in A'llnne-plicbt ende Kuysbeyts- Kamp, 1626. A1s schepen van Amsterdam' bevorderde hij de stichting der Doorluchtige School. Lid v. d. Muider Kring. realisme, de kunst orn de werkelijkheid uit te beelden, te allen tijde geliefd in de Nederlanden. Reinaert de Vos is er al een mooi voorbeeld van. Zo Bredero in zijlt blijspelen, Hooft in W'al'enar en het Mool'. tje. Dan de dames Wolff en Deken in Sant l//r#e'./wr/ en jlsrillem Leellend. In de 19e eeuw opnieuw de kunst der werkelijkheid, tegenover de romantiek. Openbaarde zich bij ons a1s ,ycopiëerlust des dagelijkschen levens'': Camera Obscul'a, 1839; Waarbeid c/7 Dl'oomen, 1840; Studententypen, 1841) Akastland, 1845; Thineus, Ons Dorpk Tony. Ernest S'/>J. Bij Multamli b.v. de beschrijving van de 'Jodenbuurt in jvoutertje. 1l) Vlaanderen ook Vuylsteke. Na 1880 het realisme onder invloed van Zola; zie natu- ''ZJ/JwE7. Recensent der Recensenten, tijdschrift opgericht tegen de Vaderlandsche Letteroefeningen 180j door Kemper, Kinker en W fselius; ,,de eerste bazuin''. Bleef bestaan tot 1864. Lange tijd onder redactie van Dr. P. H. Tydeman, vooral voor wetenschappelijke werken; tot 1850. Rechteren, Zeyger van x', 1600 '4j, krankbezoeker te Batavia 1629, ,,geweldige'' van Overijsel 1636. Gaf zijn Journaei val' de lndische reizen in het licht, 163j. Recht gebruik en misbruik des tooneels, zie Gebruik. Recht Ghebruyck ende M isbruyck van tydlycke Have, 1j8j, een wellevenskunst van Coornbert; zie daar. Stoïsche wijsheid, naar Furmerus bewerkt', bijschriften bij 2 5 platen van W ierix, in sonnetten. Spieghel schreef er een naamdicht op. (Bernardus Furmerus uit Leeuwarden had het oorspronkelijke werk in 1j7j in het L. gedicht.) Reclus, zie Rinclus. Reddingius, Joannes - , 1873 geb. te Deurne in N. Brabanta dichter; behoort tot de nabloei van de Tachtigel.s. //âaxx:JlJz;J, 1907, Regenboog, 1913, Zonnewende, 1917. Schreef de Inleiding bij de Verzamelde Gedicbten van J. Xvinkler Prins, 1929. Mevrouw Reddingius-salomonson, geb. 1891, gaf in 1948 een bloemlezing uit zijn werk 428 Reddingfus Redeker uit onder de titel De Jpee/-av p,412 Deurne. Zij is zelf ook dichteres. Redeker, Hans -, geb. 1918 te Oudenrijn, letterkundige te Groningen, dichter en prozaschrijver. Essays. Verzenbundel De T?J in ons hart, 1946. Redenryck-bergh, Vlaerdings N, zie F. Reder-llker, De x, tijdschrift voor rederijkers, 18j4 'j6. rederijkers, zie rethoncie. Rederijkersgedichten der I6e eeuWyul*tgt>- geven door J. Broeck-aert, Gent, 1895. Rederijkerskamer tot Muiderkring, Van ew, cultuur-historische studie van R.K. standpunt, door Dr. J. F. M. Sterck; 1928. Hoe ten slotte Vondel is voortgekomen uit de rederijkers. Rederijkerskamer voor uiterlijke welsprek- endheid, zie Leidse Kring. rederijkerskamers, zie retborycke. Rederijkersspelen, Amsterdamse -, in de 16e eeum studie van E. Ellerbroek-Fortuin, 1957; proefschrift. Rederijkersspelen, Noordnederlandse 'v', uitgegeven door N. v. d. Laan, 1941. In dc Bibl. der Ned. Lett. Van der Laan gaf in 1952 ook Reder#keysspelen uit naar een Leids handschrift. ReRdeefr.ijkersspelen, Reformatorische N > Z1C Rederijkerstooneel,Het Vlaamsche zie P'. Reeder, Theo .w, ps. van Is. Querido a1s dichter van Verzen, 1895. Reefsen, Jakob N, zie Revius. Rees, Catharina van -, 1851 191j, schrijf. ster van vele novellen en romans. Tijdells het bezoek van president J. F. Burgers aan Nederland in 1875 dichtte zij het Transz/ tzi-fe Volkslied en schreef zij er zelf dc muziek 'bij. Ps. Celestine. Zij is ,,onsterfelijk'' gemaakt door de fe1 ironische kritiek van Van Deyssel. Zij schreef Muzikale Novellen, 1876 en romans over grote toonkunstenaars: Frederik Ckopin, 1880; De Koning Jtpr Sympkonieën (Beethoven) , 1882; ln Dei gloriam (J. S. Bach), 188j. Zie Volksiied. Rees, W illem Adriaan van - , 1820 '98, Indisch officier, 1870 1id der Rekenkamer, schreef over Indische krijgsgeschiedenis. Toontje Poland, 1867; Vermeulen Kriegert 1870. Reesema, Mr. A. Sieuwerts van N , zie S. Reest, R. van -, 'Az Onbegriepel#k Mensck, het leven van Bilderdijk, 1941. referein, rethoryckersdichtvorm; 5 10 coupletten, e1k van 10 20 regels; e1k couplet eindigde met dezelfde regel, stock geheten. Het referein werd gezegd, tegenover het lied, dat gezongen werd. Nog in 1640 zag te Antwerpen Een schoon Rejereynboecxken De llaam ontleend 't rejeveren halen) de laatste regel. Refereinen en andere geichten uit de XVIe eeuw, zie Jan de Bruyne en Ruelens. Refe-inenbundel, De -, van Jan van Doesborch, zie daar; uitgegeven door Dr. C. Kruyskamp il) de Leidse Drukken ev Her- #rzdllcN, 1940. Inleiding en tekst, le deel. refereinfeest = landjuweel zonder vertoning van zinnespelen, met dichten en voordragen van refereinen el1 liederen. Vragen werden voorgesteld ter beantwoording: in 't vroede, in 't zotte in 't amoureuze. Er werden nog refereinfeesten gehouden te Leiden 1604, te Haarlem 1613. Bekend is het Delftse refereinfeest van 1j81; zie Rapenbloem. De Rapenbloem'' begroette de 9 deelnemende Kamers op rijm en iedere Kamer antwoordde met 4 refereinen van 17 regels. Refereynen ende Liedekens, Diversche - , zie Sterlinvkx. Refereynen int Vroede, int Zotte? int Amoreuze, ,,vertooght'' op 't Landluweel van Gent, 1j39, uitgegeven, in Latijnse letters gedrukt, nog in 't zelfde jaar', opnieuw door Heremans te Gent, 1877. Reformateurs, nieuwe nanm voor de mannen in de 17e eeuw, die in hun vroomheid eigen inzicht stelden boven de leer der Kerk; zij maakten zich 1os van het gezag van de synode, de catechismus en dc formulieren. Onder de dichters zijn Jan Zoet en zijn kring de voornaamste. Verder Jan LuyLen en Oudkn. Studie van Dr. C. B. Hylkema over de Reformateurs, 1900. Reformatorische Rederilkersspelen uit de le helft der 16e eeuw, teksten en aantekeningen, door L. M. van Dis, 1957) proefschrift. Bevat o.a. de spelen van Edlngen en van Brussel op het Landjuweel van Gent, 1j39. Regelen der Dichtkunde, verhandeling van 1783 van Jeronimo de Bosch; zie daar. Regeringsopdrachten, zie opdracbten. het lich j op oude trant ingedeeld ,yint vroede of w1-JSe, int amoureus en int svtte''. Zie ook Rudens en Anna Bijns. De Rejereinen van Anna Bijns zijn uitgegeven door Bogaers en Van Helten, 1875., haar Nieuwe Rejereinen door Jonckhloet e1) Van Helten, 1880., Jan van Strijevoorts Rejereinbundel door F. l-yna en NV. Eeghem, Antwerpen 1929 '30. De refereinen in 't vroede, op 't Landjuweel val) Gent voorgedragen in 1j39, gaven antwoord op de vraag: Vlat dier ter waerelt meest fortse (verwint ? De vraag van 1j61 te Antwerpen luiddc: qfat den mensch aldermest tot consten verwect ? aan (hervan 429 Regeringsopdrachten Regeringsprijzen Regeringsprijzen, uitgekeerd in Dec. 194j. ' Negen schrijvers hehben van het departement v. Onderwijs, voor hun bijzondere verdiensten in de hezettingstijd, toen een prijs van j 1000 gekregen: Dr. K. Heeroma, Yge Foppema, Koos Schuur, H. M . v. Randwijk, Jan H. de Groot, Theun de Vries, Jan Engelman, A. Roland 1101st en Fedde Schurer. Bovendien krijgen 40 schrijvers een subsidie. Reghel der Duytsche Schoolmeesters, zie Valcoogb. Opnieuw uitgegeven door G. D. J. Schotel, 187j. Regiment van goeden heren, Van 't - , geschiedverhaal van Hfldegaertsbergh, waarin de lotgevallen van Floris V en W illem III behandeld worden. Regt, Jan de N, koopman te Amsterdam', droeg zijn Mengeldicbten en kluchtspel Nachtwacbts op aan Ludolf Smids; dichter van De Slechte T#J; is 171j arm gestor- Ven. 't ls ydelheid van beter tyd te droomen: Hij is 'er noit geweest, En za1 'er ook niet komen. rei, lyrisch gedicht aan het einde van een bedrijf van een treurspel, het eerst bij De Koningb, 161j. Bedoeld a1s navolging van het koor der Griek-se treurspelen. In Vondels tijd gezongen met begeleiding van mukiek. Vondel kwam door de bestudering van het Gr. treurspel tot het juiste inzicht van het koor; bij hem is er dan maar één rei meer, verdeeld in zang en tegenzang, in verband met het voorafgaand bedrijf. Vondels kracht 1ag niet in de uitbeeldilv van karakters, doch in beschrijving, in schildering. De zang en tegenzang hden ook keer en tegenkeer. Prachtige lierzangen zijn b.v. de rei der Batavische Vrouwen in de Bataviscbe Gebroeders, die het leven der Germanen schildert; die der engelen in Joseph in D//la?z over de vogel Phenix; die der M aeghden in Jeptha over de kinderlijke gehoorzaamheid; de reien in Gijsbreght en Lucifer; die in Baeto van Hooft. De rei vertolkt de indruk, die de handeling op de toeschouwers moet maken. Verhandeling van Beets over Vondels reizazi# ezi in z-lln Verscheidenbeden, 1871. De rei komt niet meer voor in het F. klassieke treurspel. Dan komen de zangerfge alleenspraken, b.v. bij Corneille. Nagevolgd door Dr. Meijer in zijn Verloojde Koninisbruidtk door Huydecoper in zijn Achilles, 1719. Reigersbergh, Maria van - , 1j89- 16j3, trouwde 1608 te Vere met Hugo de Groot. Bezongen door Vondel in zijn gedicht over Huigh de G'oots Verlossing: 430 Een vrouw is duisent mannen t'ergh. O eeuwige eer van Reigersbergh, De volgende eeuwen sullen spreken, Hoe ghy den haat hebt uitgestreken. Reinaert de Vos, reeds voor 12j0 in 't F. opgesteld in verschillende ,,branchcs'', afzonderlijke verhalen. In 't Mnl. tot één meesterlijk- geheel gebracht ïn de voorstelling van een feodale maatschappij, bestuurd door koning Nobel, de leeuw. In die wereld is Reinaert de man, die zich om wet noch recht bekommert, totdat de maat van zijn misdaden volgemeten is en het geding voor 's Konings hqf aanvangt. Tot de galg veroordeeld, weet hij zich te redden docr het verhaal van een verborgen schat; hij komt vrij met een bedevaart, die hij ook nooit za1 doen. Satire op de feodale samenleving, t 1260. Maerlant maakte er in zijn R#mbijbel van 1270 gewag van. W illem, de Ned. dichter, volgde in hoofdzaak de F. ,,branche'' van :t 1204, getiteld Le #/Z# ('t Pleidooi) . Hij schiep evenwel een nieuw werk. Van hem is de parodie van de ridderroman; van hem de meesterlijke beschrijving van de dierenwereld; koning Nobel, Isegrim, Bruin de Beer, Tibert de Kater zijn figuren geworden, aan het gehele volk bekend, evenals Reinaert zelf, de felle metten roden baerde''. Reinaert )d1 was van 't begin af de held der gemeenten. Van de dichter is alleen zijn eigen mededeling bekend, dat hij yyden Madoc maecte'' een roman uit de Britse Sagenkring. Hij was thuis in Oost-vlaanderens Noordelijk gedeelte. Leonard Willems kwam tot het vermoeden, dat er nog een dichter aan Reinaert gewerkt had, welk vermoeden hevestigd werd, toen men 1908 het nieuwe hs. vond, waarin Aernout genoemd wordt a1s dichter van het laatste gedeelte. Aernout hehoorde thuis in 0. Vlaanderen. Dr. Van Mierlo houdt alleen W illem voor de dichter. (Verslagen V1. Akademie 1937, 1942) Hij leesf in vers 4- 6: Dat die avonturen van Reinaerde ln dietsche onghemaket bleven, Die Perrout hevet vulscreven. Reinaert was tijdens de uitgave door Jonckbloet in 18j6, opgedragen aan Jacob Grimm, nog alleen maar bekend uit het Comburgse bandscbrift, te Stuttgart bewaard. Naar het Comburgse hs. werd Reinaert het eerst uitgegeven door Grëter in 1812; een onnauwkeurige diplomatische afdruk. Daarop volgde in 1854 het standaardwerk over Reinlurt Fucbs van de hand van Jacob Grimm. Deze betoogde, dat de diersage van Germaanse oorsprong was en reeds dagtekende van vôtsr de Volksverhuizing. Doch het is gebleken, dat het dieren- Reinaert de Vos Reinaert de Vos eN s door dichters is opgesteld, eerst in 't L., later in de volkstaal. De oudste L. bewerkiny van dierfabels, van Paulus Diaconus, ls reeds uit de 8e eeuw. Het eerste uitvoerige L. dierenepos is Ecbasis Captivi (Verlossing van de gevangene), geschreven in de abdij St. Evre Fij Toul; met inlassing van verhalen van Indische of Arabische afkomst; ï 936. Het oudste L. gedicht met diernamen, tevens het uitvoerigste, is Ysengrinus van magister Nivardus te Gent, 11j1, monnik in 't klooster Blandinium; het bevat 12 novellen uit Aesopus of uit het Oosten. Uit deze en andere L. geschriften hebben de volksdichters in Frankrijk geput. De Ned. bewerking is voor de eerste helft vertaling uit het F.: de hofdag, de indaging van Reinaert door Bruin de Beer, Tibert de kater en ten derden male door Grimbert de das. Verder is het gedicht oorspronkelijk werk; tezamen het allerbeste stuk uit de gehele M nl. letteren. Een zekere Baldwinus vertaalde Reinaert reeds vôôr 1280 in het L. Omstreeks 1375 heeft een onbekende dichter het verhaal bewerkt in de geest der leerdichters en voegde hij er een vervolg aan toe. Ook laste hij ta1 van nieuwe dierfabels in, ontleend aan verzamelingen a1s Esopet. De voortzetting alleen al telt 4000 regels, maar deze mist de kunst van de oude dichters Aernout en W illem. Het is de nieuwe dichter om lering te doen: de mensen deugen niet en de geestelijkheid komt er niet beter af. En zo komt de dichter met veel wijze lessen. Reinaert 11 is dus we1 een heel ander werk geworden dan Reinaert 1. Reynardus Vulpes, de L. bewerking, werd in 1473 gedrpkt te Utrecht; herdnzkt door Campbell 18j9. In 1479 verscheen Reinaert 111, het volks. boek '1n proza, soms bijna woordelijk gelijk aan Reinaert II. Daarnaast werd de oude berijmde tekst van Reinaert 11 gedrukt, door Henric van Alkmaer, verdeeld in 4 boeken met genummerde hoofdstukken met opschriften. Deze bewerking werd 1498 in 't Nederduits vertaald en te Liibeck uitgegeven. Mr. Jacobus Scheltema gaf 1826 deze Liibeckse tekst uit met een prozavertaling in 't Nederlands', nieuwe llitgave v. Fr. Prien, 1887. Het volksboek werd uitgegeven 1877 door Dr. Martin te Paderborn. Dr. J. %T. Muller en Logeman stelden Die Hystorie flzfzz Reynaert die Vos op, 1892. In 1564 verscheen er nog wecr een volksboek van Reinaert te Antwerpen, nu in R.K. zin. Toch kwam het in 1j70 op de index. Herdmkt te Delft bij Schinckel in 1589. De voor R.K. aanstotelijke plaatsen werden er uitgehaald en toen werd de nieuwe bewerking van het 431 Reinaert de Vos volksboek goedgekeurd door Maximilianus van Eynatten, scholaster van de hoofdkerl: van Antwerpen, tussen 1612 en '18. Nog weer herdrukt 1778. L. Nvillems ontdekte in de bibliotheek van de hertog van Aremberg nôg een volkshoek en we1 op rijm en met veel platen. Dit is 't Zppzzz/.f der D/E>r:/2 over Reynaert #:/; Vo.ç, 5// Spiegbel J:r Archlisticbeyt, Antwerpen 16j1 ; van Seger van Dort. Deze nieuw ontdek-te Reynaert telt 3550 verzen en volgt het volk-sboek van Van Eynatten. Zodat er volgens L. W illems de volgende Nederlandse bewerkingen zijn geweest: 1. Aernouts Reinaert', 2. Reinaert 1; 3. Reinaert lI; 4. Reinaert 111, het volksboek van 1479; j. het volksboek van 1 564; 6. het nög meer k-atholieke volksboek van Van Eynatten', 7. 't Jz'/pzrïvf del. Dieren. Te W inkel is van oordeel, dat Aernout het eerste deel heeft geschreven, dus de vertaling uit het F., en dat W illem daaraan het tweede zelfstandige gedeelte heeft toegevoegd. J. F. Willems gaf in 1856 Reintlel't 11 uit; 2e dnlk 18j0. In 1856 kwam Jonckbloet met Reinaert /; in 1874 E. Martin met ReirftE'r/ I te Paderborn; in 1887 Van Helten. F. Buitenrust IS en II) De uitgave van Hettema en J. W. Muller van 1905 '10. Te Bremen werd in 1922 Reynke Voss de Olde herdrukt. een Platduitse uitgave van Retnaert II. De uitgave van M artin herdrukt en verklaard door Kaakebeen en Ligthart, 1909. Het nieuwe hs. van Reinaert ! was in het bezit van de ,,vorst'' Salm-Reiffenscheidt en werd 1908 gevonden op zijn slot te Dyck bij Capellen, drie uur van Neuss. Het bevatte ook nog de tekst van Der Naturen Bloeme van Van Maerlant. Het hs. is ouder dan het Comburgse; Reinaert uitgegeven door Hermann Degering uit Munster? 1910. Na de vondst van dit tweede volledlg hs. bewerkte J. W . Muller een critische uitgave vanwege de Kon. V1. Academie te Gent, 1914; 2e druk 1939, in de Leidscbe DrukLen van ,,l-etterkunde''. Moderne bewerkingen kwamen van J. F. W illems, 1854; van Prudens van Duyse, 1856; van Julius de Geyter, 1874) vafl Stijn Streuvels in proza voor het Davidsfonds, 1908; van H. Melis te Antwerpen; van E. de Seyn te Brugge; van C. Lindemans te I-euven', van C. Voorhoeve te Leiden, 1932. Reinaert in 't Groningers vertaald tloor J. Dijkstra. In 't Zuidafrikaans Jahbalsstlseke, ,,'n vrije vertaling'' voor kinderen. 1. Teirlinck gaf 1910 '12 De toponymie van den Reinaert uit. Studie over De psyckologie van Jzk>; den Vos Reinaerde door A. Defresne, 1920. Nieuwe uitgave van Reinaert door Prof. Rembrandtprijs Relnaert de Vos, hekelend V1. weekblad, in 1860 gesticht door Lod. Vleeschouwer; medewerking van Gezelle onder ps. Spoker. Reinaerts Historie = Reinaert II. Van nieuwe klachten weet Reinaert zich weer lnet vergulde leugens vrij te pleiten. A1s lsegrim hem ,,de handschoen biedt'' 9overwint hij hem md list in een tweegevecht. Koning Nobel maakt hem tot ,ysoverein baelju'' en de dichter komt tot het besluit Die noch we1 connen Reinaerts consta Sijn we1 ghelooft ende liefghetal Bi heren overal. Mimi tijdens de voordrachten, uitgegeven 1942 door Dr. Julius Pée. Reisgenooten, De -, verhalen van Jacoh van Lennep, opgenomen in de Voorouders. Een 13-ta1 kruisvaarders onder Jan van Arkel keren terug van Tunis in 1270; zij vertellen elkander geschiedenissen. Zo zijn dezeverhalen teznmen wat de Duitsers een Rabmen-Erzâhlung noemen; zie daar. Naar 't voorFeeld van Chaucer. Reisheuchenis, het dagboek van de reis van P. C. Hooft naar Italië, 1598- 1601., uitgegeven door Van Vloten achter deel 11 van de Brieven, 18j6; in proza. Reisig, J. H. -, 1749 '94, uit Amsterdam. Patriottische navolgrr van Feith in zijn G6- fst-â/dr en prozavertalingen. Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud, van Vlerk, 1841. Reis van Sint-Brandaen, zie Sint-B. reisverhalen uit de laatste jaren der 16e en uit de 17e eeuw van de ontdekkingsreizigers en van de vaarten naar Indië, Groen. land, Amerika; van uitnemend belang voor de ontwikkeling van het proza. B.v. Linschoten, Mzrzi do. 'fzg/zezz, Bontekoe, Raven.. Gerrit de Veer, Joris van Spilbergen, #,zzlus Olohz. Rotman ( 16j2-'j3) . gaf 1913 uit: Van oude Voyagien; P. L. van Eck Jr.: Van //xpizzz?/ en /,r Compagnie, Zwolse Herdrukk-en, 1912. Reitz, F. W. 'v, 1844 1934, geb. bij Kaapstad, rechter, president van de Oranje- Vrijstaat 1888 '9j. Trad af om gezondheidsredenen, maar werd 1898 staatssecretaris van Transvaal. Keerde in 1907 terug. toen de Boerenrepublieken weer zelfregering verkregen; van 1911 '20 voorzitter van de Senaat der Z. Afrikaanse Unie. Ver. zamelde Vijftig uitgesogte &edicbte in 't 1888; in 1898 Zestig zz//,gel/,9/en Gedichte; derde druk 62, in 1909. Voor. loper van de Afrikaanse letterkunde; verzamelde ook de Commandoverzen uit de Tweede Vrijheidsoorlog. Religieuze dichtkunst, van de moderne dichters, bij Van Eeden, Boutens, Gossaert, J, 1. de Haan, Jacqueline v. d. W aals, Seerp Anema, W illem de Mérode; zie verdet Katkolieke dichters. Dirk Coster en Anton Deering gaven een bloemlezing Religieuse Poëzie uit van de dichters na 1880; 1949. Rembrandt van Rijn, het eerst bewonderd door Huygens (in zijn autobiografie, 1650) . Verder geprezen door L. v. d. Bos en Jeremias de Decker. Rembrandt schilderde Krul in 1633 (nu te Kassel) en Jeremias de Decker in 16j9, M.C.de Boer Afrikaans, nu te Leningrad. Rembrandtprils, voor Ned. schrijvers en dichters, het eerst toegekend aan Cyriel den Reina Prinsen Geerlig, zie P. Reinkingh, W . -, 1821 1905, leerliny va. . Brugsma, taalonderwijzer in Gronlngen, schrijver van In J///J en â5/, kinderversjes, 1871, doch vooral bekend om zijn schetsen in de Groninger tongval: Hoast n â,/F: ijw Ieden (Haast een halve eeuw geleden) en vooral: 'n Oetmiening in n j/câ/ft/zA, 1872. (Een veiling in de gelagkamer; de veiling betrof een oud vrouwtje, dat door 't armbesmur in 't openbaar uitbesteed werd.) Reinout en zijn zuster Machteld, zogenaamd de schrijvers van de Brieven over den ##- beI van Busken Huet, 18j8. Beantwoord door Hofstede de Groot Jr. met brieven van Leonard. Deze bespot door De Genestet de Lekedicbties met zijn ,,theologische romance'' Macbteld en Leonard: Zoo te theologiseeren Met een lieve vrome deeren, Waarlijk, neen, dat schikt zich niet. Reinout van Montalbaen, zie Renout. Reintfe de Vos, 't Sprookje van -, 1627, hekéldicht van Vondel tegen Reinier Pauw, 11R lvnan 1A62m4s tenrideatmh. eHrkioj zewnas ad1es vbaudregr emvaene stdeer pensionaris wilde vervolgen maakte Vondel een van Amsterdam, die Vondel om zijn Palamedes. Nu sprookje ****@@om op de brug te zingen, A1 zou er Reintje uit zyn ve1 om (springen, :1volkspoëzie,herboren in de ziel van een k tln stenaar''.Op de wijze van Arent Pieter Gtjsen uit Bredero's Boertigb Liedt-boeck. Reis, De Mu> op N, bloemlezing van verzen over het relzen, van Han Hoekstra erl Victor van Vriesland, 1950. Relsbeurzen van j 2000, in 1951 van wege de Regering toegewezen aan Jo Boer en Eric van der Steen. De derde beurs, toegekend aan G. K. van het Reve voor zijn novelle Melancholica, ingetrokken door de Regering om de inhoud. Reisbri> en van Multamli, geschreven aall Hellinga, 1944; en van Dr. P. de Keyser, 1947. Over 't aandeel van W illem en Aernout een studie van Dr. G. G. Kloeke. Reinaert de Vos 432 Renaissance Verschaeve, in 1941 aan Raf Verhu1st, in 1942 aan Felix Timmermans. Ging uit van de Hansiscke Stiftung te Hamburg. Renaissance? d.i. wedergeboorte, de herleving der klassleke oudheid, aan het einde der M .E. Het Christendom predikte onderdrukking der hartstochten en voorhereiding voor het hiernamaals', de Klassieken Fewonderden de schoonheid van leven en wereld hier op aarde. Van Italië ging in de 14e eeuw de herleving uit, van Petrarca in de eerste plaats en van Boccaccio', Florence werd het brandpunt der letterkundige beschaving. Het Grieks begon de aandacht te trekken van de Humanisten, gelijk de aanhangers van deze nieuwe beweging genoemd werden. De Renaissance verspreidde zich sedert 1450 ook over Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Nederlanden. Letterkundigen en schilders trokken naar Italië, o.a. Rogier van der W eyden, de schilder; W esse1 Gansfort en Rudolf Agricola. De boekdruk-kunst droeg veel bij tot het veldwinnen der nieuwe beweging; de klassieke schrijvers werden gedrukt. Virgilius is nu niet meer de ,jswarte konstenaer'' doch de uitnemende dichter. Onder de vroegste Ned. wiegedrukken bevinden zich ook de L. geschriften van ltaliaanse humanisten a1s Petrarca, Boccaccio en Poggio. Onder de Ned. humanisten is Erasmus de voornaamste. Onder invloed der Renaissance kwam er in de 16e eeuw verzet tegen de Rederijkerspoëzie; de ,,geleerde poëten'' gevoelen zich verheven boven de overige. En naast de Renaissance-dichters in de volkstaal in de 16e eeuw een groot aantal Neo- Latijnse schrijvers en dichters, waaronder de beide Douza's. Lipsius en Scaliyer waren de eerste grote filologen der Leldse Academie; de Oudheid was hun ideaal. Op de gymnasia werden L. schooldrama's opgevoerd, vooral de Bijbelse van Schonaeus, tot 1610 rector te Haarlem, ofschoon R.K. Hij gaf spelen a1s Nebemia, Susanna en Daniël, omdat hij Terentius en Plautus verderfelijk achtte voor de jeugd. Dit alles was nog maar alleen van betekenis voor de geleerden, de Humanisten, toen in Italië en daarna in Spanje en Frankrijk reeds de gehele letterkunde stond onder invloed der Renaissance. De It.? Sp. en F. gedichten e11 novellen werden hler te lande gelezen en vertaald, vooreerst de novellen. Naast Petrarca en Boccaccio kwamen in Italië Ariosto, Tasso en Guarini. Toen volgde Frankrijk met Marot, Rabelais, Ronsard en Du Bellay. De Renaissance in Nederland wordt ingeluid door Lucas de Heere en Jan van der Noot in het Zuiden; door Van Mander, Van Hout, Coornhert en Spieghel in hd N. Dan, komt de grote Lvtterk. W rdbk. 2e dr, bloeitijd: Hooft, Bredero, Costera Cats, Huygens, Camphuysen, Vondel vooral, de grootste en de laatste. Zie op al deze nam en. De Humanisten waren begonnen md de vcrering der Klassieken', de Renaissance had liefde voor nationale kunst. De Renaissance Fracht: 10 een nieuwe metriek; 20 nieuwe dichtsoorten: treurspel, herdersspel, heldinnenbrieven, elegieën, hekeldichtenJ sonnetten, hruiloftszangen, het epos; 3 realisme tegenover de vroegere allcgorieën; 40 eerbied voor de kunst der Romeinen en vooral voor die van de Grieken; 50 een scherge scheiding tussen poëzie en rederijkerlj. Maar ook de verachting voor 't profanum vulgus, voor 't gemene volk, dat ongeletterd was, en daarmee de ondergang van volkskunst en volkslied en volksverhalen. H. Schulte Nordholt gaf in 1948 Het Beeld der Renaissance uit. Prof. G. A. v. Es, Prof. Overdiep en Prof. J. Brouwer schreven De Letterkunde van Renaissance t'77 Barok, 1949. Renaissance in proza, Onze - , bloemlezing van Prof. Dr. G. S. Overdiep? 1959. Van Hooft b.v. Over de waerdicbelt der Poezy, 1610; Van Jan de Witt de Deduttie van de Staten van Holland, 1654) verder van Vondel, Hugo de Groot, Coornhert, Bredero. Renclus, zie Rinclus. Renegaat, De 'w, een zuiver romantisch berijmd verhaal van A. v. d. Hoop Jr., 1857. 't Verhaal van een soldaat van Napoleon, die na zeer veel avonturen in dienst treedt van sultan Husseyn van Algiers, waar hij voor de schone Aline van hartstochtelijke lirfde blaakt. Renier, P. J. 'v, 1795 1859, uit Deerlijk bij Kortrijk, hoofd van een kostschool aldaar. dichter, 32 maal bekroond. Vertaalde de Fabelen van La Fontaine, 1832 '36. Reninca, d.i. renata in caritate, herboren in liefde, pseud. van Renée Lauwers, geboren te Puurs in 1925. Zeer begaafd R.K. mystiek dichteres: Wassend Getlj: Aderen J:p' Aarde. Z-# in de wind, 194j, zijn een reeks aphorismen, gedachten en bespiegelingen. Rennenberg, Verraad van N , op het tonee! gebracht door Nomsz, doch onhistorisch', door D. F. van Heq,'st in zijn George Jt, Lalaing, 1872. Rennes, Catharina van .v, l 858--1940, uit Utrecht, componiste en dichteres van kinderliederen. Renout van Montalbaen, uit het F. vertaaldc Karelroman. Reinout is de voornaamste van de Vier Heemskinderen, in strijd met koning Karel. Ze zijn gezeten op het wonder- 2 8 433 Renout van M ontalbaen Rens paard, het Ros Beyaert. Van het gedicht zijn enkele fragmenten over, samen 2000 regels. Bezorgd door Dr. J. C. Matthes, 187j, die in 1872 ook reeds het volksboek had uitgegeven a1s De Vier Heemskinderen. Het gedicht opnieuw uitgegeven door Dr. P. J. J. Diermanse, 1939., het za1 uit de 13e eeuw zijn; hij Heelu komt reeds 't ros Beyaert voor. De geschiedenis zelf heeft geen betrekking op Karel de Grote, doch op Karel Martel. Alberdingk Thijm gaf in zijn Karolingische Verhalen de lotgevallen der Vier Heemsiinderen in vernieuwde vorm, 1851., in de 2e druk, 1875, nam hij tevens de volledige tekst van het volk-sboek op. Nieuwe uitgave van De Jzrjtli' Heemskinderen door Prof. Overdiep, 1931. Rens, Frans N, 180j '74, uit Gerardsbergen, controleur v. d. waarborg van gouden en zilveren mtlnten te Gent, gaf van 185.1 '74 een Nederduitscb Letterkundig /,z//'- boekje uit en van 1846 '74 De fE'/C#rav/, 1 zf-daags ts. voor letteren. Dichter, medestichter van het Willemsjonds. Zijn dichterlijke verhalen zijn romantisch in de geest van Van der Hoop: Boudewyn de Uzerer; Karel #E, Goede, twee Vlaamse graven. Vriend van J. F. W illems. Rensburg, J K. 'v, 1870 1943, uit Den Haag, dicllter van Japanse Jzrerzer, 1905. Vertaler van de Divina Commoedia van Dante; 1906 '08. Schrijver van een Faustc -ïclus. Zijn Tkeorie z/:p' evolutie: J'a/; oertaal tot wereldtaal, de fantasie van een zich snel ontwikk-elende wereldtaal, werd uitgegeven ter ere van zijn jubileum in 1930. Hij vzerkte te Amsterdam a1s verslaggever c:n corrector, ook vertaalde en bewerkte hij eel) volledige uitgave van de Decamerone. Bezweken in een knmp. Renssen, P. van 'v, 1902- 1936. In het heste werk van deze jong gestorven dichter uit zich een waaraclttige en oorspronkelijke geest; Liedel'en 1,,,2 een Vinder; rijper werk: Godsgebouw, c'âa/.ç ( 1923) . Ps. Gerard van Zuylesteyn. Renterghem, A. F. G. van - , 1id v. d. Fonteinisten van Gent, volgde Gabrielle 1w,2 Vergy na, treurspel van Du Bellay, 1789. repertorium = klapper, blafferd, register. L. D. Petit stelde een repertorium samen voor de 5f.E. Ned. letterkunde. rcpeticie, de M.E. naam voor 't referein van een lied of leis, ook vaak aan het bjgin of in het midden. Kyrië eleison was zulk een repeticie', zo ook Alleluya. Repos ailleurs ( F. = elders rust! ) , de spreuk van Marnix. Resseler, M evrouw Fanny ev, pseud. Siska van Daelen. Rethorica, de beoefening der letteren, van geweldige betekenis in de Nederlanden se- 434 éert de 1je eeuw. Roemer Visscher dichtte nog zijn Lof 1'a>2 Retborica: Sy is de ghene die my verselschapt (altijd, In blijdschap, in droeffenis, in vrede, (in strijd. A1 wat hoogdravend en verheven was, heette rethorica; zo weer bij Roemer: Moyses siende zijn volck ghepasseert Doort roode Meyr, heeft ghedanckt en (gheeert Godt den Heer met vaersen van Rethorycke. Rethorycke, Kamers van N , ontstonden in 't begin der 1je eeuw uit de verenigingen tot vertoning van kerkelijke drama's. Zij lnehielden lang een krachtig godsdienstig clement cn vaak was een geestelijke de factor, d.i. de dichter-secretaris der Kamer. De stedelijke overheid steunde de Kamers met geld en voorrechten', het volk moest door de spelen geleid worden ,yter goeder devotiën''. De Kamers moesten verder bij feesten en voorname bezoeken ,gder stad eere Fewaren''; verder moesten z1j de processiën helpen schikken. Iedere Kamer had een blazoen en een devies. 't Blazoen was een bloem of plant of het Kruis of de Bijbel. De inrichting was als die van eel) gilde; het bestuur bestond uit Prins of Keizer met hoofdlieden of dekens en met de factor, de dichter van de stukken en leider van de spelen. Ook was er een zot of nar en een bode of knaap. De eerste wedstrijd tussen de Kamers, die bekend is, werd gehouden te Oudenaerde, 1413; de tweede te Veurne, 1419; dan volgen Duinkerken 1426, Brugge 1427, Mechelen 1427. De broedo's van verschillende steden hielden steeds groter wedstrijden: de landiuwelen: Gent 1j59, Antwerpen 1j61,, meer dan 60 tussen 1431 en 1620. Maar ook de gewone vertoningen gaven aanleiding tot de spreuk Rederijkers Kannekijkers. In de Bourgondische tijd kwamen de Kamers sterk onder F. invloed', de taal der stukken wemelt van bastaardwoorden. De stukken zelf zijn gekunsteld, met grote zorg voor het rijm. En met omschrijvillg i:t plaats van het eenvoudige woord; zo bij was vliedende voor bij vlood. (Met ovel'- dadig gebruik van allegorieën. De Rethorycke kwam in de 16e eetlw tot de grootste bloei. De beroemdste van alle rederijkers was Matthijs de Casteleyn; de grootste glorie van de rederijkerij waren de landiuwelen van Gent, 1539, en van Antwerpen, 1j61. Zie landjuwelen en bagspel. ln de loop der eeuw drong de Hervorming Rethorycke Rethorycke door in de Kamers. De invloed van de nieuwe leer Flijkt uit de vragen voor het Landjuweel van Gent', zie daar. Weldra trad de Regering op tegen rederijkers, die van ketterij verdacht werden. Reeds in 1j47 was Pieter Schuddematte, schoolmeester te Antwerpen, voor 't stadhuis terechtgesteld wegens een Fallade en een zinnespel. In 1558 werd Frans Fraet, factor der Violieren, te Antwerpen onthoofd. ln 1568 werd Jan Onghena opgehangen, rethorycker van Gent, die een spotdicht gemaakt had op de kloosters en meer van die stukken en nu van de beeldenstorm beschuldigd was. In 't zelfde jaar werd Heynsoon Adriaensen, schoenmaker. factor van Trou Moet l/#cldr, te Haarlem in de burgemeesterskamer geworgd, om zijn liedjes en echo's. Te Amsterdam werd in 1568 de wechwijzer tot reden-rijcke :9 kunst'', Egbert M ainartsz, a1s ketter ter dood veroordeeld. Er waren ,,vrije'' Kamers, die een brevet of privilege van de Overheid hadden; de onvrije'' stonden niet in dezelfde achting. In 't geheel waren er in de Nederlanden meer dan 200. In naam was Jezus met de ltrl/le/rl//dw van Mechelen volgens besluit van de lj-jarige Philips de Schone ,,dc souvereine hoofdkamer''. Ook van de zijde der Renaissance-dichters kwam reeds midden in de bloeitijd verzet tegen de rederijkers vanwege hun minderwaardig dichtwerk. Reeds u!:: 1jj0 schreef Coornhert: Ghy kent het volcxken, die 't rijmen hanteeren: 't Zijn meest schampere Pasquillen, die 't so verneeren, Datse eer ontbeeren, die sich by Rethorycken Laten mercken oft kijcken. In 1584 had Parma in de Z. Nederlandeq de Kamers gesloten, maar ze bleven bestaan en verschenen in het Twaalfjarig Bestand ook weer op de wedstrijden in het Noorden; zo ook omgekeerd. Nog in 1700 was er te Brugge een groot rederijkersfeest met een toneelwedstrijd ter gelegenheid van de H. Bloed-processie om prijzen in zilver en om lauwerkransen; de ,yrym- en zangwerken'' verschenen in druk. (Maurits Sabbe, Leven t/,r2 de Swaen, 1905.) De Kamers leefden er voort gedurende de 18e eeuw met de oude toneelinrichting en md de oude togen, tot ze in 1796 gesloten werden. Ook in het Noorden werden de spelen der rederijkers verboden, zo bij dekreet van Prins W illem te M iddelburg in 1j85 wegens ,,ontstichtinge, lichtveerdicheydt ende ongheregeltheyt''. Zo ook in Holland in 1587 en herhaaldelijk, maar de hand werd er niet aan gehouden. Het rederijkerszinne- 435 Rethorycke spel hield zich in het Noorden staandt tot in de eerste helft der 17e eeuw: Hqnsz, De Koningh, Coster. Zo werden er zlnnespelen vertoond op de rederijkerswedstrijd te Vlaardingen, 1616. Ook in de tweede helft der 17e eeuw werden nog gedurig zinnespelen gedicht; zie daar. 'l'ot in de eerste helft der 17e eeuvz wertlen d' e stukken opgevoerd door de leden der Kamers; in de grote steden kwamen toen beroepsspelers op. Huygens tekent in zijn Zedeprinten van 162 5 reeds een y,commediant'': Een Meerkat van een Mensch; een meesterlicke Geck; 1) Een Schildery die spreekt; een spoock van weinigh' ueren. (Maar ook de toneelspelers oefenden meestal nog een ander bedrijf uit; Adam Germez was barbier; Meerhuysen k-unstkoper en tamboer; De Keyser poortwachter. Bekende Kttmers: Alkmaar, 't G'7.tp:,7 Lauweriel' met de spreuk In j eugbt groeyende, vôör 1j27. Amsterdam, De Eglentier, In Liefde bloeijende, ,,de Oude Kamer'', 1j17. Antwerpen, De Violieren, Wt jonsten versaemt, 1400; Den O/#/J,cl, Ecce gratia. 1j10; De Goutbloeme, Groeyende in deucllden, 1488. Axel, St. Barbard. Berchem bij Antwerpen, De bloeijende lp#zi,çltar/-frazicl, Niet sonder God. Bergen-op-zoom, De Vreugbdebloem. Breda, Vs'eucbdendal, 1491. Brouwershaven, De vode Lelye. Btugge, De Heilige Geest, Myn werc es hemelick; De drie Santinnen (Maria Magdalena, Catharina en Barbara), Die lijdt verwint. Brussel, Den Boeck, Om beters wil, 1401', De Ct//A'://i/t/ew, Jeucht sticht vreucht; '/ Aqarien cr,>;JJe, Minnelyck- accoort. Zie Landjuweel tz'/z; Antwerpen. Delft, De R/pezzl//tvz/, W y rapen geneugt, 1487. Diest, De Ae/)'l//:z?,, Reynbloeme', De Cbristusoogen. Duinkerken, De .Kknf///zfverdv (MadeliefieS) . Gent, De Fontein, A1st past bi appetite, 1448; Jesus met de Jzf/-çezzf/ê/tpEvzzi. Goes, De Nlrlzz-fl/oew, Met gantser ten. Gouda, De Goutbloeme, W t jonste begrepen, 1437. Haa' rlem, De Pellicaen of s'pee/c//yrtpN. Trou moet blycken; de Oude Kamer; en De Jr-fyzz,gfzer/rd:lzicldzz, Liefde boven al, 1j03. een uitnemende komiek. Rethorycke Rétif de la Bretonne Hasselt (L.), De R/JJJ: Roozen, Stilte verkoelt. 's-Hertogenbosch, M oyses Doorn of De vierige doornbosch, ln viericheit groeyende, 1539. In 1628 waren er ook nog 4 andere kamers: St. (Jif/âzJ/'ëzztr/, St. Barbara, St. ad#,-/p/ e1) De Passie. De Catharinisten zon den in 161j een prijsvraag uit. l Hulst, De H. Tl.ansjiguratie. leperen, De Roosieren; ad/pia en Omega Ketel, De s't?rpz:/7//tzzz/, Noyt meerde: vreucht. Leeuwarden, Och zq/câ/ het F#J:z2.?, de Kamer van Starter. Leffingen, De Fonteyne. Leiden, De Witte Acoleyen. Liefd is 't fondament. Zie Leiden. Leuven, Het roselaar, Minne ist fondament. Ook De Roos. 1468. Lier, Den zjzr/eye//z/c boom, 't Dor wordt groeyende, 1479; Het Jenettebloemken (lychnis) ; A;t jonsten versaemt. De leden laeetten , ,,d'ongheleerden''* Mechelen, De #tr/t7,2s') ln principio erat verhum, 1488. Verder De Boonbloem c1' De Lisbloem, die eerst De Geraapte Loe /e?2J (grillen, luimen) heette. Meesen, De TI'''drtV/c////. Middelburg, Het Jp/tptpwlt'zz Jesse) In min. nen groeyende, 1430. Noordwijk, '/ Lelyken onder den doorn: Uyt liefde bestaen. Oudenaarde, 't Kersouwken en De Heilige Geest, met de spreuk Pax Vobis. Roeselare, De Zeegbare kerten. Rotterdam, De blauwe acoleyen, Met minne versaemt. Rijnshurg, De roode angieren, Woordt is crachtich. Schiedam, De Roo Rt75Jé?>2, Aensiet de joncheït. Sint-Nlcolaas: De Goutbloeme, Behouden simpel van slnnen. Thielt, De Rose. Vere, De blauu'e Accolye. Vilvoorde, De G'/fJ(J) bloem. In liefden groeyende. Vlaardingen, De Akerboom, Aensiet liefde; 1433. Vlissingen, De J/=// acoleyen, Den geest ondersoecket al. Zieriksee, De Distelbloem. Zoetermeer, De lvitte meirbloem, M et soeticheit meer. Bij de komst der uitwijkelingen uJt de Z. Nederlanden verrezen ,,Brabantse'' Kamers. Te Leiden: D'oraigne Lelie, ,,ln Liefd' groeyende''@' Amsterdnm: 't Wit u vendel met de spreuk: Wt /e,7er#eF Jonste. Zie ook Het V#geboomken. W aren m ers. De geschiedenis der Rederijkers het eerst heschreven in de Schets van W illem Kops', daarna door Dr. G. D. J. Schotel, 2e druk 1871; dan door Pr. v. Duysq 1900 1902. Schotel schreef bovendien een verhandeling Ot'e1. //:72 invloed Jer Redernkers op Jc Hervorming. Blommaert stelde een Bekn. Gesch. der Kamer zz/v Rket. te G:,7# samen; Dr. C. R. Hermans beschreef de Gescb. der Reltv#lerl in N. rrlilr/, 18(77 uitgegeven door 't Prov. Genootschap. lI) de Bijlagen nam Hermans het Sacraments. spel op, voorafgegaan door een prozaver. haal en door de geschiedenis op rijm. Veei is te vinden in De Potter's Gemeentefeesteu. J. A. N. Knuttel schreef : Reder# ler.f Eerbersiel (in De Gids) . Rederijhers in de branding, door B. Ranke, 1942, over de tijd van de opstand tegen Spanje. Amsterdamsche rederijkersspelen in de 16e eeuw, uitgegeven door E. Ellerbroek-Fortuin, 1957. Het ReJer#l4rJJ#Jwal, van L. W illems, Gent, 1936. De plattelandskamers bespot door Alewijn in zijn ,,kluchtig treurspel'' Latona of de zzrlrlerëv: der boeren Jz2 iizvorscben, 1705. Frans de Potter en Pieter Borre, Gesch. der Rederijherskamers w/z; Veurne, 1870. Ph. Blommaert, Gescb. der Fonteine, 1847. Dr. L. M . v. Dis, Rejormtuoriscke ryzïer#ler.flpe/u'z, ( 1937) . A. Angillis, Gesch. der Rousselaer- Jcâ: RederycLiamer De Zeegbare Herten, 18j4. Over de Rhetoryikameren ook H. v. W yn, in de Hist. :7z Letterk. az'/z;JJ/orJe,?.. 1800. ln de Bil71. der Ned. Letteren zijn opgenomen Noordned. Rederiikevsspelen. (Coornhert, Van Hout, Spieghel) door N. v. d. Laan, 1941. Studie over De Rederljkers door J. J. Mak, 1944. Rhetorica, Lusthof van - , zie L. Rethoryk-en, Const van -, het berijmde leerboek van Mattlus de Castcleyn. rethrosijnen, rbetrosynen, de beoefenaars van de rederijkerspoëzie. Rétif de la Bretonne, 1754 1806, pionier Haarlem; De 1#?'///Ez Angiel'en, ,,111 Liefd' ## getrouw . Ook uit de zottengilden kwamen knmers voort: Arnemuiden, Plomp van verstande. Gent, Boomloze /zi/rzlt'. Kortrijk, God voedt fzfze/ sotten. De kamers kregen na de Hervormillg dikwijls een Gereformeerd k-arakter. ln dc 19e eeuw verrezen overal de rederijkerskamers in hun tegenwoordige vorm Nan liefhebherijgezelschappen; het Jalrboekje vool rEWtu'#é:7'J van 1877 noemde er 21j, doch er waren cr vcel meer. Zie Achilles. Toen er in de Z. Nederlanden 14j ka- 436 retrograden v. h. naturalisme in de F. letteren. (La Bretonne. Foerderij te Sacl in Bourgondië) . retrograden = rijmen, die ook van achter naar voren gelezen kunnen worden, uit de vervaltijtl van de rederijkers. Zo schreef Spieghel: Ontwaeckt nu Gheesten oorboort (deucht, M aeckt ghedichten, en constigh u (verheucht.... Staeckt fantasyen, en bedryft nu (vreucht, Verresen is sy, const sa1 floreren. Roemer Visscher was niet ingenomen mer zulke retrograden en hij antwoordde zijn vriend: Steur, Bocken, W yting, en sulcke Vis, Comen altemd we1 op onse Dis: Dan met u present sa1 ick my niet (beslabben, Rechtuyt gecalt, ick en mag geen (Crabbell, Reuling, Josine geb. 1899, schrijfster van de roman De Tz-Evzt/acl///i: en van SiempLe e.a. k-inderromans. Reus Gilias, Historie vanden - , ,,hoe hy des grooten conincx wonderschoone doch ter vant eylallt Helyce langhen tijt in bewaringhe hadde, ende hoe een smeets-knecht Sie-vreedt genaemt, ghesonden wierde onl dcze dochter weder te verlossen. ende voor sijn bruyt te houden''. Naar de druk van 1641 uitgegeven door Dr. Boekenoogen, 1905. Een van de jongste volisboeken, met herinnering aan de Nevelingensage', teruggaande op een oud volkslied over Siegfried. Over de Reus Gilias handelt Prof. H. W . J. Kroes in zijn proefschrift Untersuchungen #1:,. das Lied 1,0/4 Hûrnen 5'tv/r?J, 1924. Reuske van 't darp, 't N', nagekomen Overbetuwsche novelle van Cremer, 1877; toont de droevige gevolgen van de ijdelheid van dit Roosje van 't Dorp'' Reve, G. K. van het - , zie reisbeul.s. Reve, Simon van 't - , geb. 1925, behaalde met zijn roman De Al'onden in 1947 de Reina Prinsen Geerligsprijs. Réveil (F. = ontwaking) , orthodoxe beweging in de Hervormde kerk, onder leiding van Alexander Vinet, hoogleraar te Lausanne, en van .sferle d'Aubigné, hoogleraar te Genève; zij kwamen op voor het goede recht der persoonlijkheid in geloofszaken cn voor het geweten, a1s maatstaf voor het leven. In Nederland onder Bilderdijks invloed tot grote bloei in de dagen van 't Haags Adres, 1842,, en de Cbs'istel#kc Vrienden, 184 5. Naast predikanten, Capa. doce, Da Costa, W . de Clercq, Groen van 437 Prinsterer en Koenen a1s hoofdmannen. De rêunions waren ,,oefeningen'' van patriciërs en aristocraten. Na de Bijbel was Thomas à Kempis er in ere. sfaar men keerde zich tot de wereld door evangelisatie, onderwijs, zending en maatschappelijk werk a1s het Tehuis voor gevallen vrouwen te Zetten, 1848. M en keerde zich af van het toneel, Festreed de moderne Duitse wijsbegeerte, stelde het Christendom tegenover de opvattingen der Klassieke Oudheid. De vergaderingen der ,,christelijke Vrienden'', begonnen 184, j, eindigden in 18j4; het ts. Vereeniging, CkristelijLe .$'/epz/zic//, verscheen tot 1 873. Over llet Rlveil: Pierson, W illem Jë Clercq', ook zijn Oudere T'#J::?;///er; verder W . van Oosterwijk Bruin, Uit #e dagen van bet RJz,'tW, 1900; E. Gewin, In Jtp/; RéveilLring, 1920. Proefschrift van Dr. L. Wagenaar, tlet Rêveil e77 de AjscbeifSr, g, 1880. Studie van Mw. M . E. Kluit, secretaresse van het Réveil-zqrcbiej: 1'fE'/ Rlveil in N:J:r/aNJ, 1817 'j4, haar proefschrift, 1956. De wederopleving van het orthodox-christelijk beginsel onder leiding van Dr. Kuyper wordt wel het Tweede Rlveil genoemd', de Jong-protestantse dichters en schrijvers der 20ste eeuw vormen dan het Derde Rlveil. Studie daarover van Dr. K. Heeroma, die echter zelf die naam niet meer handhaaft. Ons Tijdscbrijt was het maandblad, 1896 1914. Daarnaast in meer orthodoxe richting Stemmen des Tijds, 1911. Voornaamste vertegenwoordigers: De Mérode, Houwink, J. H. Eekhout, J. H. de Grooq Eerbeek, De Bruin, Risseeuw, Rijnsdorp: voor de roman Mw. Kuyper-v. Oordt, W ilma. Zie Van Hams stud-lën in De W erkplaats, 1956. Voor de kritiek Dr. B. W ielenga, Dr. Chr. Tazelaar, Dr. K. Schilder. Revis, M ., geb. 1904, behorend tot de groep der J-'r ije Bluen, schreef in de stijl der moderne zakelijkheid 8 100 000 N3, 1932, en Gelaite Hersens ( 1934), een sociale roman. Pseudoniem van W . Visser, dagbladredacteur. Fos'd's Leven. Tâi/ï.fâlre/z (over Amsterdam) , 1947. Revius, Jacobus N, 1586 1658, uit Deventer, waar zijn vader burgemeester was; oggevoed te Amsterdam, 1604 student te Lelden, 1612 predikant, 1614 te Deventer, waar hij al heel spoedig het ontslag bewerkte van zijn Remonstrantse nmbtgenoot. In 1642 werd Revius regent van het Staten- college voor a.s. predikanten te Leiden. Hij ligt begraven in de St.-pieterskerk. Hij beschreef het Leven van D/WJ Jorisz, de marteldood van Jan de Bakker en de geschiedenis van Deventer lDa:ven- Revius Revolutionnaire tria Illttstl.ata) . Ook werkte hij mee aan de Statenvertaling van de Bijhel; hij was een werker, een striicler en een dichter: Over- Ijsselscbe .9-://2.k,/'72 eu Dichten, 1650. Hii stond in verbinding met Cats en Hofferus. Ook werd hij 1id van het Deventer ,,Muziek College'', 1623. Hij bezong de Verttzt/ af//c.vc der P'ez/zztze, 'J Beleg s/azi Deventer 't Ozz/ze/ vJn Bergen-) op-zoom, '/ Beleg z/av 's-Hertogenboscb, 't Jzrdrcç/ezi vant 5'#ô;c?/Jc/JE' Schip #tpzz;/:zzs/ Je>2 Heyligen Geest, 1624, enz. Christendom is bij hem altijd de hoofdzaak, maar hij tracht de heidense klassieke schoonheid na te volgen. Hij munt uit in zijn sonnetten meçr dan in zijn treurspel Haman. Hij vergeestelijk-t liedjes van Hooft, zo die van Dorilea en Daijilo uit Granida. Het meest bekend is gehleven zijn punt. dicht: De mensch lijdt dikwijls 't meest Door 't lijden, dat hij vreest, Doch dat niet op komt dagen; Zo heeft hij meer te dragen Dan God te dragen geeft. Proefschrift over Revius door E. J. W . Posthumus Meyjes, 189j. Een hloemlezing was reeds door Van Vloten hezorgd voor het Pantheon, 1865, met een Leven van de dichter. In 1928 proefschrift over hem van Dr. VT. A. P. Smit, die zijn werk opnieuw uitgaf, 1930 '5j. Den Rijn heeft zijnen Heyns, den Amstel heeft zijn Hooft, De Maas heeft zijnen Cats; elck een der waterstroomen Heeft iemant die hem viert: Uw beurt is mee gekomen, O claren Ilselgodt! - H. v. Heydendal, 163t). Van Revius ook 64 p.fa/zzftar Davids door P. Dif/itfv//w, in zin en l'ijmen gebeterd , uitgegeven 1660. Zijn bewerking van Het Hoghe Liedt -j-a/t?//i/zol werd iI) 1946 uit. gegeven door B. Bouman. Revolutionnaire Liederen uit Nederlands verleden, verzameld door Dr. P. van Noorden, 1937. Bevat Geuzen- en Patriottenliederen. Revolutionnaire poëzie is ook bijeengebracht in de bundel Het eeuwige zz//z/: van 1. v. d. Velde, 1953. (Maerlant, Geuzenliederen, Vondel, Multatuli? Troelstra, Gorter, Jef Last, Theun de Vrles e.a.) Revue, De Hollandsche .v, tijdschrift van Frans Netscher, verscheen sedert 1896. Reynardie, Een,e N', boerde van een vrouw uit Gellt, die haar man Fedriegt; l4e eeuw: Uitgegeven door N. de Pauw, 1905. Stot uit Boccaccio's Decamerone VII, 8. Reynardus Vulpes Ade L. vertaling van Rei- naert 1. kwam -+ 1270, ongeveer 20 jaar na het Nederl. werk; in 1473 gedrukt. De vertaler was Baldwinus. W eer ontdekt door Camphell 18j9, die het werk uitgaf. Reijnders, Mr. S. 'w, 1795 1873, notaris en burgemeester van Appingedam, dichter in de Groninger volkstaal. Hou Jan aan zieu Soar l-tpzrt?zz is: 1837. ln 1941 Twee J:F#wde vertellingen opnïeuw uitgegevea door Prof. de Blécourt en K. ter Laan. Reyneke van Stuwe, Jacqueline zv, ps. Eline van Stuwe, geb. Muntok, 1876, romanschrijfster', redactrice van De 11011. Lelie en van de Htulgsche Jzrytp/zz/-z/?lrtlr/cl Reynek-e van Stuwe, Jeanne -, geh. te Solo 1874, # 1951, schrijfster van een groot aanta1 romans: dc cyclus: Zija'en :72 lecrzïv:zz, 190j '17. Van ';,'rt?/./'Ic:,2/:,?p?2, 1918 '25., drama Judith. In 1900 gehuwd met W illem Kloos. Secretaresse v. d. redactie van de Nieuwe Gids. Zie Kloos. Reyntgen de Vos, Een nieuw lietgen van v , zie Reintje. Reypens, Llonce - , geboren te Mortsel il7 1884, hestudeerde de middeleeuwse mystiek, Studies over Ruusbroec en Beatrys van Nazareth. Publiceerde dichtbundels (Gewijde Bloei, 1921, en Liederen val) Moeder, 1925) , en mystieke beschouwingen onder het pseudoniem Theophilus. Reys, 0. P. -, ps. van Greshojf a1s schrijver van Dicbters in âty/ Kojjiebuis, boekj: met ernst en boert over de moderne dichters, 192 5. Rhaps'odist # De 'v # spectatoriaal tijdschrift1 Amsterdam 1771 '83. Met veel artikelel) over volkenkunde. Medewerkers Uylenbroek en J. l-uhlink de Jonge. Rhetorycke, zie Retborycie. Rhodope, koningin van Memphis op de wijze van Assepoester met haar glazen muiltje; volgens Aelianus Claudius, A 200 na Chr., roofde een adelaar een schoen van haar en bracht die aan de koning van Egypte. Dit is het onderwerp van een van de verhalen van Cats in de Proejsteell t'/z; den Trou- Wzz:â, maar bij Cats gaat het verhaal vall 7 andere minnaars vooraf. Rhodopis, Gr. hetaere te Saïs in Egypte, 6j8 v. Chr. Zij wi1 reinheid en z'ust, maar valt terug in haar vroeger wellustig leven. Deze strijd tussen ziel en zinnen is het onderwerp van een dramatisch fragment van Kloos, 1879. Het stuk werd geweigerd door De Gids, doch opgenomen in Neder- Iand van Schimmel. rhythme, eigenschap v. taal en in bijzondere mate v. poëtische taal, waarbij naa.r een regelmatige afwisseling v. sterk en zwak geaccentueerde lettergrepen op ongeveer gelijke afstanden wordt gestreefd. Deze eigenschap leidt tot het onderscheiden v. syllabegroepen met vast accent, de versvoe- 433 rhythme Rhijn-Naeff Riebeeck ten. Zie metrieL, jawle, trocbaeus, fSc/)'- lus, anapest. Rhijn-Naeff, Mevr. A. van Top Naejf. Rhijnvis Feith, zie Feitb. Ribbius. G. - , geb. 1825 te W ervershoof, dokter te Buren, schreef in de trant van De Schoolmeester Een 28-ta1 Voorwerpen /?J/ de Nl//?J?r/#'l: Geschiedenis: 1866. Richardson, Samuel - , 1689 1761, E. schrijver van zedekundiye romans. Zijn hoofdwerken, de romans ln brieven Claris- J, en Grandison, vertaald door Ds. J. Stfnstra in de 14 jaar, dat hij a1s Sociniaall geschorst was door Ged. Staten van Friesland. Van grote invloed op de Europ. letteren, lnij ons o.a. op Wolff en Deken, Feith en Loosjes', een der eerste en voornaamste schrijvers, waarbij het sentimentele zich vertoont. Richardson, nagevolgd door Rousseau in zijn Julie, 1761., door J. T. Hermes in Sopbiens Reise von Afewt7/ nacb .î,c/JJt-77, 177 1 '75. Richardson was de E. romanschrijver, die het karakter van zijn mensen schetste in plaats van uiterlijkheden. Zijn Pamela oj de beloonde Deugd is van 1 740., Clarisj'a van 1748., Cbarles Grazzdison van 17 55., telkens weer het beeld van volmaaktheid en deugd. Voorbeeld van de roman in brieven. Reeds in 1742 '44 werd Pamela vertaald; in 1754 kwam De f'f///lzzl-fc/pe Pamela oj fïta zehepralende Deuyd.. jn 1770 '7 1 De' Nëc//ttp: Grandison. Ilidder, Alfons cle ps. Jvillem f/J'lt-/p/z', zie daar. Ridder, André de 'v, geb. 1888 te Antwerpen, schrijver van letterkundige studiël). Stiin Streuvels, 1907 '8., Hugo Verricst: 1909; B# Louis C'//z#t7F//J, 1917. Kwam met zijn romans op tegen de dorpsverhalen: Filiep Djr,çc/zia/il' Liefdeleven, 1911., De gelukkige ecbt van Fr#zz/.7pt,r Dingemans , 1912. Ook historische romans: Ninon Jë Lenclos. Redacteur van het moderne ts. De Boomgaard. Hoogleraar te Gent. Ridder, J. de 'v, schoolmeester en te Ninove? schrijver van ee nt e beVile:ugrenn'-c j spel: De glorleuse glpr/c//p l'an @/?ïN//>2/?J. 17j1, tretlrspel met ,,Dansch en Vliegn. wercken'' Bloedigb 3,f/5rJ-T/,5?2r:c/ in Don Renoly 1754. Met vertoningen, zang en dans. Bewerkt naar de Tiugisclne /f/J/t?- $.iën van Balldello. Ridder, Q. A. de 'v, journalist e1) roman cier; behoort tot de ouderen der Prot. Chr. richting. Ridder, Tony de 'v, M evr. T. Schottelius-de Ritter, geb. 1889. Religieuze lyriek (De Boodscbap', God groet U) ; vertalingen. Rldder met de kar, De zv', uitgegeven door Sermre in 't Vad. Museum van 1861, deel vnn L4nrelot; zie daar. Ridder, Van die Kerstelycke 'v, 1j25, vertaling van een werk van Erasmus. Riddere metter ldouwen, Roman van den N , zie N. Riddering, J. H. 'v, 1868 1949, uit Groningen, schreef een Lijj't l'an door Gronin- Xj':I'J geschreven werLen. 1941 . Schrijver van dialekttoneel: ''/ Sloapstee. Ridder metter Swane, Historie vanden - , zie Helias. ridderpoëzie, kwnm in Frankrijk op ïn de 12e eeuw; grote verhalende romans: 19 Karolinyische Verhalen', 2 O verhalen uit de klassleke oudheid', 30 Kelfische of Britse verhalen; de drie matières. Zie standenpoëzie en Jan te Winkel. V/erd in heel W est-Europa nagevolgd', kwam in de 14e eeuw tot verval; zie Segbelijn zwz/ Jeruzafew. Maerlant kwam er tegen op: W at W als is, Vals is! De ridderromans waren berijmde verhalen, later ( 1je eeuw) verschenen ze a1s prozavolksboeken in heel Europa. Bespot door Don Quicbote van Cervantes', zie Amadts en Palmerijn. Dr. Jan te W inkel wijdde aan het onderwerp o.a. zijn studie Het iasteel />2 de 13e cezzzr, 1879, en Het SuJerrzdzez/, 1894. Afw. B. Af . v. d. Stempel schreef in 19 1() over De ï'-rouw /72 onze Britscbe romans ridderromances, verhalende liederen aan het ridderwezen ontleend', tlit de 1je eeuw zijl: er een 3j-ta1 over. Daarbij Hildebrand, i13 gevecht met zijn eigen zoon, die hem onbekend is; heer Halewijn', heer Daniëlken. Twee Koningskinderen, Pyr/wz/.f en Tbisbe', Brupeborcb', JzQa den boerman; Tây-fldv vanden Schilde', 't Kindt t/,zz2 twaalj jaren. ridderromans, zie ridderpoëzie. ridders onder de dichters : Rodenburg, 1612, van Spanje', Huygens, 1622, Van Engeland', 1635, van Frankrijk; Westerbaen, 1629, door bemiddeling van Hugo de Groot; Reael, 1626., Cats, 1627, van Engeland', Hooft, 1659, voor zijn HenriL de Grote. Ridderus, Franciscus 'v, 1618 '84, predil: ant, sedert 1656 te Rotterdam, Oranjegezind schrijver, o.a. van de stichtelijke bundel Historiscb A.B.C., 166 4. Dichter van Huysoejeningen, die in 1766 hun 1 5e druk beleefden en van 't bertlchte PriestevlijL bvuylojtsbedde voor Dr. C. Ursinus, dat beantwoord werd met spotdichten en schotschriften, opgenomen in de Ned. t>/2 A. Keurdigten, 17 10. In proza schreef hij een groot aantal bundels historische verhalen. Rie> eck, Jan van 'v', 1618 '77. uit Kuilenburg, werd in dienst der V.O.C. in 1652 aan 't hoofd van 100 man de eerstr kommandant van de Kaapkolonie. Hij bleef 439 Riedel er 10 jaar. Zijn Dagverhaal is het eerste Nederlands over de nederzetting, een ge. trouw verslag van alle moeilijkàeden. 1ll 1662 ging Riebeeck naar Indië terug en werd secretaris van de G.G. mede , 1 F. J. -, Tbeorie der Jcâiru'/z Kûnste, - ' Alphens vertaling 176/. 5 an en bewerkiny, 1778 '80, opende een nieuw tijdperk ln de geschiedenis onzer letteren. Studie duarover in Van Alphens J/tzrzr-aEv/âtWlcâp .tbeorieën van Allna C. S. de Koe, 1910. Van Alphens Inleiding was een manifest, 'dat heftig beantwoord werd. Hij verweerde zich enkel tegen de J Brieven t/zizi den Heer Van H/pler van De Perponcher, 1780. Riemens-Reurslag, G. J. H. w, 1886 19j0, schrijfster van kinderboeken en romans. Stelde ook de bundel Het kind in Je Iitteratuur samen. Riemsdifk? A. .x', geb. 1878, journalist-letterkundlge. Riemsdijk, Jhr. A. W . G. van N, schrijver van toneelwerk-; Pro domo; Tzingani (zigeuners) ; De kleine apostel', Mea culpa. Riemsnijder, Hendrik -, 1744 182j, Reb. te w ologda in Rusland uit Ned. ouders; was 1782 secretaris bij een kommissie van de V.O.C. te Parijs en bleef er wonen. Gaf 1779 Fabelen en Veletelsels uit, bewerkt naar Hagedorn. Lessing en Gleim; in 1779 ook Dicbtlievende R/JJAJ/JJE'N; in 1780 Dicbtlievende Kleinigbeden, naar Uz, Von Haller en Von Kleist; in 1871 Liedjes l'/t?r Kinderen, naar W eisze. Met eigen werk er tussen, Anak-reontische poëzie en oorlogspoëzie, naar Lavater en W eisze. ln 't voorbericht van de Fabelen sprak Riemsnijder van anoniem werk. Misschien behoren daar de Galante Dicbtluimen toe, die in 1780 verschenen, kleine zinnelijkc stukjes. Riemsnijder heeft ze nooit a1s zijn werk erkend. Zie G. D. We1 gaf hij een vertaling uit van Lessings Natkan der IF:Jse, 1780. Volgens Te Winkel is hij niet dezelfde a1s Dobbrauski', zie daar. Rienzi, Cola N , 1310 'j4, apostolisch no taris te Rome, vriend van Petrarca, 1347 volkstribuun, verdreef de baronnen, liet de bandieten ter dood brengen, wilde van heel Italië één republiek maken; door het ge. peupel vermoord. Opera van W agner. Het verheven onderwerp bewerkt a1s drama door Alhert Verwey. Wegens dc moeilijkder opvoering nooit gespeeld. Ries, Hans de N', 15j3 1638, uit Antwerpen, ging in 1576 naar N. Holland bij de W aterlandse Doopsgezinden. Schreef verschillende godsdienstige geschriften en een stichtelijk Liedtboetk, 1j82, herhaaldelijk gednzkt. Sedert 1598 was hij leraar bij de Doopsgezinden te Alkmaar. Bekcnd werd hiJ ook door zijn twistgeschrijf met Nitheid De Ries nam in de uitgave van zijn Liedt- )t7Evl van 1618 de volledige psalmberijming van Datheen op, zodat deze ook in de Doopsgezinde kerk gebruikt werd. Schreef ook het Boek Jcr Martelaren, 161j. Studie over hem in Dicbters der Rc//rwl//: van Dr. W . A. P. Smit. Riesen, W outer van - , geb. 1885 Grouw, 1904- '19 verbonden aan de Suikerfabriek te Vierverlaten, letterkundige, schrijver, o.a. v. d. roman Rococo-huweltjk en van Albarta ten Oever, 1940, 't leven van een Gron. schilderes. Rietberg, Mr. Lubbertus N , 1785- 1826, uit Zwolle, notaris aldaar; dichter. Rietbergen, Thora 'v, 1885- 1916, dichtetert Obhesz, die de H. Schrift letterlijk opvatte. Vondel vatte de partij op van Obhesz en schreef een hekeldicht: Antidotum /:#:r het vergij der geestdryvers, 1626. Vroeger had Vondel een bijschrift gedicht bij De Ries' m rtret'. Die van derwiegen tot sijn grijsen (ouderdom Den bouw Fetrachte van 't bouwvallig (Christendom. res. Rietema, J. - , geb. te Leens 1879, controleur der grondbelasting, schreef o.a. Ui) JF','JJ t'7z Polder, een bundel schdsen; Zijn tweede Vrouw, Groninger dorpsverhaal. En in Groninger dialect: Van 'z Hoogeland en Pluustergoud. Redacteur v. h. maandblad Groningcn. Dagboek zwr Fenna Tiesens. Rieten Kluisje, Het -, op Lommerlust in Beverwijk, het studeervertrek- van Bdje Wolff en Aagje Deken, geprezen door L. v. Ollefen in een groot lofdicht: het verhlijf van Engelinnen, mijn Vriendinnen; het verblijf van Vfare Rust, het Verrukkelijk- Lommerlust. Rikke-tikke-tak, idylle van Conscience, 1846. Rilke, Rainer Marga N , 1875 1926, D. lyrisch dichter, van grote invloed ook op de Ned. dichters. Studie over hem van Dr. A. Mankes-zernike en v. F. W . HeerikhU I'ZCn. Rinclus, stichtelijk leerdicht uit de 13e eeuw, genoemd naar beeld, Reclus, de dichter van het F. voord. i. de ingeslotene, de klui- ZNeenda.a rb, ewt4ernkeMrowilaies nsG îe(lbijijs Avmani enMs) o. lheDme (bij Afflighem) , het slot door een zekere Heinric. 't Gehicht waarschuwt tegen de zonde. Uitgegeven 1893 door #. Leenlertzi, reeds eerder door Serrure, in Vad. Museum 111, doch voor hem was de tekst y,Arabisch'' volgens Dr. Verwijs. Ring van Gyges, De - , de onzichtbaarmakende r'lnl waarmee de schrijver in 440 Ring van Gyges Ripperda alle woningen binnentreedt; zie W illem Kist., Ripperda ,,pf de inneming van Haarlem''. treurspel van Jan Nomsz, 1779. Hetzvlftle onderwerp bij J. C. de Lannoy, 1785. Rispens, J. A. x', geb. 1889 te Noordwijk, leraar te Deventer, schrijver van Ricbtingen ezi Finuren in de Ned. 'fa://:rl??r#G 1938. Dichter. In 1949 De Geest ovo. de IrQ/t'- re>?, opstellen over Gossaert, Leopold, Roland H01st, Kloos, Jan Prins, Maria, Nietzsche, Kierkegaard e.a, Rl.spingv (Fries = Oogst), âlde en nije fersen fen Pieter Jelles; zie Troelstra. Risseeuw, P. J. 'w, geb. 1901 te Den Haag, in het bankbedrijf ; behoort tot de Jong- Protestanten. In zijn roman Is âE'/ mijn scbuld? worden vragen van deze tijd behandeld; verder een studie: Cbr. Scbrijvers van dezen /##. Bloemlezing: Chr. dicbters z?,:2 dezen /##, 1958. Landverbuizers, 1947. ritornel, op zichzelf staande terzine. Ook een them a ,dat telkens terugkerend een couplet voorafgaat of besluit, zoals o.a. bij Jan van Droogenbroeck-. Ritschl, Giza -, 1869 1942, Hongaarse van geboorte, kwam tegen 1900 a1s danseres naar Holland, dichteres van Verzen: 1901; Nieuwe Verzen, 1904; Gedicbten, 190j; Liederen, 1907 en Vrome Liederen, 19 14. Keur uit /7>r Liefdeverzen van Hendrik de vries, 1959. Ritter, Prof. Dr. P. H. - , 1851- 1913, redacteur van Eene âl/we Eeuw: verzamelwerk over de toestand van Nederland van 1848 1898. Rltter Jr., Dr. P. H. -, geb. 1882 te Utrecht, doctor in de rechten, 1918- '54 hoofdredacteur van het Utr. Da:$&#; letterkundig criticus. Schetste Lodewijk 1,4,2 Deyssel in de Mannen zwz; Beteekenis, met scherpe critiek op de Beweging van Tachtig; 1912. Reisherinneringen, novellen. Romanschrijver: Kain en Abel, 1936, met de karakterschildering der broeders. In 1959 Een llpper over e:/z professor, over Beets en met een beschouwing over de Camera bij het eeuwfeest. Van 1931 De Vertelster weerspiegeld, studie over Ina Boudier-Bakker. Spreker over letterkundige onderwerpen voor de radio. Hemeltie-blauw, Novelle, 19j0. Vertoog ch2 ont* ezeming, verzameld proza, een hundel ingeleid door Anton van Duinkerken, 19j1. Rivier, Simon N', toneelspeler te Amsterdnm, toneelschrijver, o.a. van Amadi // de verloste H/hlaazi.fc/ae sluf treurspel, 1779, pleidooi tegen de slavernij. Schoonvader van Tollens. Hij schreef een treurspel Bato, Eerste Patriot, Jzrazfer der Batavieren en balling voor de T.@#âEY#, 1786, dat is Hoofts Baeto in een nieuw Patriots kleed. Verder een Eeuwspel, De 7*o:,#e Jubel der Unie zar Utrecht, 1780. Na dv Frand van 1772 had hij zich Fij het Rotterzamse toneelgezelschap gvvoegd. U1t Amsterdam is nog zljn treurspel DideriL, de eerste é'r=j vaa Holland; te Rotterdam schreef hij Willem Z, bljgenaamd de Dolle. 1774; Frans zuv Brederode, 177j, ,,het belegerde Rotterdam''; De Verovering z'a?z den Brid. 1777*, De .s'p/Azj/igrl buiten Rotterdam 1':riaagd, 1780, enz. Rixtel, Pieter - , 1643- '75? Doopsgezindo' Haarlemmer, 1id v. d. ,,Dlghtschool ,,vaa Jan Zoet. Gaf 1669 Mengel-Rymen uit. waarin hij zich een Reformateur toont. Lofdicht op Campbuysen. ln 1672 gaf hiJ het Treur-Bly-eindend Spel Grooten Robbert uit. Robazki, Boris 'w, zou de naam van een Russische schrijver zijn van Wurom ik rgz kranLzinnig ben, pathologische roman van Maurits Dekker, 1929. Robbeknol, de Amsterdamse schooier. in dienst bij de Spaanse Brabander Jerolimo. Bredero ontleende de figuur aan de schelmenroman Lazarillo de Tormes, die Ja 1579 in 't Ned. vertaald was. Robbers, Herman 'v, 1868- 1937, werkte eerst in de uitgeverij van zijn vader te Rotterdam, doch wildde zich vervolgens uitsluitend aan de letteren; in 190j redacteur van Elseviers Ntzarllc/prl/ô 'Daarin zija eerste novelle Een rWwdr/ztz/#e onder ps- Pbocius. Eerste grotere werk De Roman 1/rJ/z;, 1758; 441 Robinson Crusoe Robinson in Nederland Brederok zie daar. Met het komisch intel. mezzo van Griet Smeers en Nieuwen Haen; 1611. Opgedragen aan Hugo de Groot. Dit was het eerste van Bredero's stukken, nog in 1611 vertoond door In Liejde Bloeyen- #e; verschenen 1616. Op de regel: De Vrunden moghen kyven, Maer moeten Vrunden blyven. De bron is de eerste Amadis van Molltalvo, doch vooral Palmertjn, waaruit ook Griane en Den Stommen Ridder hun oorsprong hebben. De Ned. vertaling was in 1602 verschenen. Rode, J. B. van -, ps. van Mr. G. B. Bomans, gedeputeerde van Noord-Holland ( 1885-1941) , a1s schrijver van de fantastische toekomstdroom Jan Herbert Natp Donald, die eerst dictator en dan koning Jan I van Nederland wordt, 1934, in 4 delen. Rode Lelye, de kamer van rhetorijcke te Brouwershaven. De Esbatementen uitgegeven a1s proefschrift het Koningryi Krinke Kesmes verschenen van Dr. H. Meyling, van Henrik Smeeks, heelmeester uit Zwolle. waarin de geschiedenis van een Holl. scheepsjongen uit 1655. De Walchersche Robinson, 17j2, is 't verhaal van een jonyen, sedert zijn 5e jaar op een eenzaam elland, die tot een zuiver godsbegrip kwam; de stof uit Het Leeveu z/4z; Hai Ebn Yokdkan, 1672 vertaald uit het L., oorspr. uit het Perzisch; vertaald door Dr. Joannes Bouwmeester, 1id van N.V.A.; 3e druk 1721. Robinson in Nederland, proefschrift van Dr. W . H. Staverman, 1907. Robyn, Lied van .v, een der bekendste uit het Antwerps Liedeboek van 1j44. Robyl, verteert zijn geld bij ,ydie vroukens licht van aerde'' 9en a1s het op is: 1946. Rodenbach, Albrecht - , selare, waar sedert 1909 Si seyden: Stelt gelt ende telt, Betalet gelach ende gaet int ve1t.... Si seyden: Ruyt, guyt, duyt, En pact u ter deuren wt. 1856 '80, uit Roezijn standbeeld staat, van de beeldhouwer Julius Lagae: Rodenbach, die de blauwvoet laat vliegen. Hij was leerling van Hugo Verriest aan t klein seminarie te Roeselare; 1876 student te Leuven. Dichter, vo1 geestdrift voor de herleving van Vlaanderen. ,,Hij stak het vier aan, waar Verriest het hout en het poe ier h'ad opgestapeld'' .Zijn drama Gudrun na zijn dood gedrukt. Behalve dit toneelwerk en enkele verzen, een aantal strijdbare opstellen. Onder zijn gedichten Kloiie Roeland en de ballade van Het Kerelsiind. Hij was oneindig veel meer dan een dichter: een leider vo1 idealen. Maar hij stierf aan de tering. Hij had in Leuven als student reeds het strijdblad De Z/zwzz/lf'âe Vlagge gesticht; hij richtte in 1877 Het Pennoen op (met Po1 de Mont), dat ook in 1878 verscheen. In 1880 kwam Het Nieuwe Pennoen, doch slechts één nummer. Zijn Gudrun, spel in 5 bedrijven, was in 1878 te Antwerpen bekroond. Proejschrift over Rodenbach van Dr. J. F. v. d. Weghe, 1890. Studie van Jos. v. d. Berghe, 1905, van LY van Puyvelde, 1907, van Verschaeve -1909. Over hem en de Blauwvoeterij (zie daar) een geschrift van zijn broer F. Rodenbach, 1909. Dr. R. F. Lissens gaf Brieven van hem uit; Antwerpen Robiln, P. J. -, 1768- 1825, commissaris van politie te Zele bij Dendermonde, dichter van De Belgen, 1811, waarin Nam leon een halve god genoemd wordt. Lid van De Fonteine te Gent; de ziel van de wedstrijd van 1812 in Lofdichten op den zegepraal van Napoleon. Roches, Jan des - , 1740- '87, uit Den Haag, schoolmeester te Antwerpen sedert zijn 18e jaar, schreef een Nieuwe Nederduytsche Spraekionst; werd 1776 secretaris der Academie der W etenscbappen :zi Letzerev te Brussel. Rochussen, Charles - , 1814- '95, de illu- 1942. Rodenbachsvrienden, De - , studentengenootschap te Gent, met de leus Vlaamsch en Katholiek, 1877 gesticht door Lod. de strator van De Pleegzoon en van zeer vele Bock. Uit deze kring kwam René de Clercq romantische werken. voort. Roddrick ende Alphonsus, tragi-comedie van Rodenburg, Theodoor 1578--1644,uit De SJJ:JC/J: R., 1758; Reisgevallen FJA; N arid Kinions, 1759; De fr:d/Jf'âe Vrouwelyie Robinson, 1761*, De Zr/elf'/.?: R., 1834. Daarnaast vertaalde Robinsonades: De s'ax/lcâe R., 1730; De Silesische R,, 17j4; De Sweedsche R., 1733; De Nieuwe Engelscbe R., 1761; De Kluizenaar, 1728., Den Franscbe Robinzon, 1742; De Sraz'. denburgscbe R., 17j0; De Libanonsche S.. 17j7; De Zwitserscbe R., 1813; Emma &./ de ,/1'/?,/fz?t##ld R., 1854; Kapitein F. Marryat. Stuurman Flink, 1843; Mayne Reid, De 5//1/,/:/ in de Woestijn, 1862; Jules Verne, Het geheimzinnige Eilandt 1877. Robinson op het toneel, zie Lucas Pater', d.w.z. Constantia en haar dochter Silvia in zijn spel van Het onbewoonde Eiland. In 171 2 was het scheepsjournaal verschenen van qfood Rogers met het verhaal van de Schotse matroos Alexander Selkirk, die van 1704 '09 op Juan Fernandez vertoefde. En in 1676 was reeds het Ned. verhaal van 442 Rodenburg Rodenburg Antwerpen, hooghartig tegenover de sterdamse burgerlui, neef van Spieghel, der geworden in Spanje, speelde 1617 een voorname rol in de Oude In Liejde Bloeyendek schrijver van werk' tussen 1618 en '59 leverée romantische toneelstuk-ken. Hij was van de hertog van Holstein en woordiger van de Hanzesteden te dam. Rodenburg had met de twisten in D'Eglantier niets te maken; hij schreef tot 1617 zijn spelen voor de Brahantse Kamer 't Wit Lavendel en trad pas in de Eglanticr op, nadat Costers Academie opgericht was. In 1616 gaf hij zijn eerste stuk uit, het Batavierse Vryagie-spel. Verder een groot aantal vertalingen uit het Sp. en één uit het Engels, n.1. zijn Wl.aeck-gieriger-ç Treurspel. Rodenburg wilde de wetensclaap op het toneel brengen. In zijn spelen vindt men geschiedenis, kennis van landen en volkel), zedeleer. Bredero dreef de spot met al d1e geleerdheid bij dienstmeisjes en stalknech. ten; (voorrede van Griane) . Ook Coster schold hem uit. Diens vader was maar timmerman en koster van de Oude Kerk; zo werd de strijd nog feller. Reeds in 160 1 had Rodenburg Guarini's herdersspel 11 PJJ//I' fid'o (De Getrouwe Herder) bewerkt als Den Trouwcn Batavier', vertoond 1609, tlitgegeven 16 17. Van 1619 is zijn geschrift, opgedragen aan Prins (Maurits, ,,cen onoprechte tentoonstelling van schijngeleerdheid'': Eglentiers Poëten frtp/'y/zf/tzr/zi:/l?, waarin hij zijn letterkundige opvatting verdedigde; het was een vertaling en bewerking van Sidney's Apology jor Poetrie van 1580. In 1619 ging hij weer naar 't buitenland; in 1658 was hij gezant van Ho1- stein, de Hanze en Hamburg ,,op 't slot van Nassau buyten Bnlssel'' later te Ant- WCCPCIR. Zijn werk staat geheel onder invloed van Lope de Vega. Zo is hij ook de eerste, die drama's opbouwde uit de Vad. Gesch.: Hoecx en Cabeliaus; Vrou Jacoba. Op Lope's voorbeeld bracht Rodenburg handeling, afwisseling en dnlkte op het toneel. Men zag de burgerij in bandel en wandel vöôr zich. Vertoningen en stukjes muzielt verhoogden de levendigheid, maar hij had er deuyd en stichtelijkheid naast en lange redenerlngen over de hartstocht. Zijn stukken zijn tragi-comediën. schijnlijk is zijn Trouwen Batavier ding geweest voor Vondel om de wendalers te dichten. Na 1Jj9 werden stukken niet meer gespeeld. Ze veel navolging, o.a. bij Krul, die hem taefsche A>11o'' noemde. Hij woordigt het eerst de romantische op het toneel md zijn ,,malltel- en degen-. stukken'' Biblioglujie val) Rodenhurg door J. Alblas, 1894. Zijjn tijdgenoot Tengnagel dacètt niet Fijzonder gunstig over hem: A1 syn ses-en-twintigh spellen Zyn niet waerdigh eene spel. Rodenko, Paul x , geh. te 's-Gravenhage 1920, prozaschrijver; ,,militant humanist'- (v. Leeuwen) . Lid van de redactie valk Podium, de ,,revolutionaire linkervleugel- ,# m an . Rodomont en lsabella, treurspel van Roden.. burg, 1618, uit Ariosto's OrlandoL zie Isabella van Coster, waarin hetzelfde onderwerp behandeld werd met dezelfde rodomontSes . Drama vol romantiek- en losbandige luim'' :, >vo1 tweegevechten en verheven ontboezemingen. Rodrigo de Goth, d.i. Roderik, de laatstc koning der Nvestgoten in Spanje, 711 verdreven door de Moren; dichtstuk van Southey, gevolgd door Vrouwe #7JEv##.l, 1823. Roeland, zie Roland. Roeland, Edmond ,v, 1873 19292 Vlaams toneelschrijver. Een lr/EWe/'; Z#/; Iutste IFJ. Roeland, Jan N, 1837 '7j, Vlaams dichter van blijspelen en historische drama's, o.a. Karel de Stoute, 1877. Roeland, Klokke 'v', in de Halletoren van Gent, riep de gilden te wapen; moest 1j4() worden afgestaan aan Karel V. Bezongen in De Geyters epos over Karel P- en in het bekende lied van Rodenbach: Boven Gent rijst Eenzaam en grijsd 't Oud Belfort, zinbeeld van 't verleder). Onderwerp ook van een bekroonde cantate van Julius Sabbe, 1877. En van het bekende lied van Theophiel Coopman, muziek van Edward Blaes: Mijn nagm is Roelandt! W anneer ik klep is 't brand, W anneer ik luide, Triomf in Vlaanderland. Roelandt, Lode 'v', zie Droogenbroeck. Roelants, Jan Fran's N, 1819 '64, toneelschrijver uit Brussel: Margaretlu de Zfwarte, 1849. Roelants, M aurice 'w, geb. te Gent 189j, Vlanms dichter en romanschrijver, de voornanmste van de mannen van 't Fonteintjek navolger van K. v. d. Woestijne. Schrijver van Komen /z2 Gaan, 1927, Het Leven dat zfW droomden en andere psychologische verhalen. Autobiografische roman: Gebed om :t'7z goed einde, 1944. De Loj der f-J:/- de, gedichten, 1949, waarvoor Roelants in 1950 de Belgische Staatsprijs (J 2500) ontving. Albert W esterlinck, de hoofdredac- 443 Roelants Roelfsema-v an der Horst teur van de Dietse W arande: en Hubert van Herreweghen kwamen daar fe1 tegen op. Studie over llem van Fr. Closset, 194j. Roelfsema-van der Horst, Anna N , zie Horst. Roelofsen, AleiA .v, 1870- 1937, geb. te Roermond, toneelspeelster (Kaat Mossellj , lerares in voordracht aan de Haagse Muziekschool. Roels, Oscar August N , geb. te Gent 1864, componist, dichter van liederen en cantaten: Hymne aav Yper. Lyrische drnma's: De W itte rapr/ezzez;; Hlodwig en Clotilde. Roelvink, Ir. Herman C. J. .w, geb. te Amsterdam, toneelschrijver. Freuleken 1911. Lentewolken 1913) Letitia, Napoleons zr/é. der, 1944, vertaald in 't D., E. en F. Roem van 2o Eeuwen, De -, van Jacob van l-ennep in Oct. 1831, koorzang, samenspraken en 7 vertoninqen', van Claudius Civills tot en met de Belglsche muiters; 22 maal vertoond. Roemans, R. .v, stelde een Bibliograpbie 1u>2 de Vlaamscbe Literatuur sedert 1895 samen. Uitgegeven te Kortrijk 1950. Roemerhuqs, 't Salich .w, zie R. Visscber. Roemer Vlsscher, zie F. Roemers, Anna x , zie Anna Visscher. Roemerswaal, Lendguweel van -, 1j07; zeven Zeeuwsche Kamers kwamen op; het Bloemien Jesse van Middelburg won er 7 tinnen stopen en 10 tinnen kannen. Roemster van den Aemstel, stroomdicht op Amsterdam van 31. v. Velden (Campanus), na 1627. Vroeger werd Anna Visscher voor de dichteres gehouden; in de uitvoerige studie bij de uitgave van haar gedichten toonde Beets aan, dat dit onjuist was. Roeping, gesticht 1922, het orgaan van de Nljmeegse Katholieke schrijvers, d. ie in 1924 de groep ,,De Ploeg'' stichiten onder leiding van de beide Brunings en van Gerard Knuvelder. M edewerkers waren Er. nest Michel en Van Duinkerken. Zie De Gezzieex-ff-/Mp, ,,Roeping bleef uitgesproken Kytholiek in kunst en kritiek, De Gemeeuscbap werd uitgesproken aesthetisch''. (Van Leeuwen.) Roesbroeck, Gust van - , geboren te Antwerpen in 1888, gaf een bundel spreekwoorden uit. Sproken van Droom en Dood, 1908. Roeselare, stadje in W . Vlaanderen tusselk Brugge en Yperen. Standbeeld van Rodenbach met de Blauwvoet. Roest Crollius, B. x', geb. 1912, romanschrijver. Onkeil in de Verte, 1957. Rogge, Dr. H. C. ev', 1831 1905, Remonstrants predikant te Delft, 1864 leraar in de gesch. te Leiden, 1869 weer predikant, 1877 bibliothecaris der Universiteit te Amsterdam, 1890 hoogleraar in de geschiedenis. Schreef zeer veel, meest op geschiedkundig gebied, doch ook van Felanj voor de gesch. der Ned. letteren, b.v. zlln bewerking van de Ned. J'r//ilr/zzst/z;.i en zija nieuwe uitgave van de Bauvische HrfwJ/x' (met W . P. W olters) . Roggevoen, Arent -, t 1679, wijnroeier te Mgddclburg en leraar in de zeevaartkunde, de vader van gaf 7* 1669 in het gave van een treurspel van Samuel Bo1- laert: '/ Nederlantscbe Treurspel, J)/rle de' wdrlrac/z/: Belgica, y,vertoonende d'onhey- 1en van 15jj- 1j84''. Voorgesteld met veel' vertoningen door de M iddelburgse Kamer. De Edele Bloeme Jesse''. de zeevaarder Jacob. Hif licht een verbeterde uit- Roggeveen. Leonard - , geb. te Schagen 1898, schrijver van boeken voor de jeugd- Hoofd van een school te 's-Gravenhage. Rogghé, Paul - , geb. 1904 te Gent, dichter, romanschrijver. Jacob van Artevelde, 1941 ; Anna G'5//c/7ï>2. Rogghe, W illem x , 1824- , 96, Foekdrukkersknecht te Gent, werd hoofdopsteller van de Gazette van Gent, boekhandelaar 1856- '74. raadslid 1879- '85; dichter. Gedenkbladen, met inleiding van M ax Rooses, Gent, 1898. Julius Vuylsteke nnm in 1879 zijn uitgeverszaak over. Rogier, Dr. L. J. 'v, geb. 1894 te Rotterdam, onderwijzer, leraar, 1947 hoogleraar in de geschiedenis te Nijmegen. Schreef over Henvic zwr Veldeken, 1950. Rogiere ende van Janne, Eene disputacie van - , leerdicht van Jan de W eert, onder invloed van Maerlants Mart#ns: de strijd van de mens met het vlees, de wereld en de Boze. Invloed ook van Ruusbroecs lFer- Lende Leven. Uitgegeven volyens het Comburgse hs. door E. Kausler ln zijn Deni'- maler, 1866. Roland, een der 12 pairs van Karel de Grote; in zijn strijd tegen de Saracenen in Spanje, 778, onderwerp van het F. Rolandslief in de 13e eeuw vertaald, een der Karolingi- Jc/7, romansk van de Ned. vertaling z-lln enkele brokstukken over, die de Slag bij Roncevaux behandelen, doch zonder de verering van het ridderwezen, die in het F. voorbeeld zo schitterend uitkomt. Tegen 1j00 verscheen het Rolandslied a1s volksboek, deels naar de Cronyke van Brabant, deels naar de Lorreinen. De fragmenten van den in 't JzrW. M us. het Rolandslied wervan 18j8 uitgegeven door C. P. Serrure,met de verzen uit het Volksboek. ln 188j kwamen de Epische Fragmenten van Dr. Kalff . De dichter van het F. Rolandslied putte uit een L. kloosterverhaal Historia Caroli Ma ni, dat aan Turpinus toegekend werd. Het is een verhaal van de ondergang van 444 Roland Roland H01st roman Roland en andere paladijnen, verraden door Guelloen of Ganelon, die de Saracenen aangezet had tet een overval op de achterhoede van Karels leger. Latere onderzoekingen tonen aan, dat het Rolandslied Fetrekking heeft op de herovering van Spanje in de le helft der elfde eeuw. (Jodogne, in Levende T//ez; 1946, Flz. 204.) Roland H01st, A. N , geh. 1888 te Amsterdam. letterkundige, dichter, schrijver; redacteur v. De Gids, 1920 1954. lndividualistisch dichter uit de school van Kloos, een der voornaamste uit de Generatie z.'JN 191 0. Verzen, 19 1 1, natuur- en minnedichten. Ook in zijn volgende bundels De Belndenis in de Stilte, 1913, Voorb# de Irz-ekgez/, 1920, De Wilde K//z;, 1925 Een W inter ! z/Jzi Zee, 1957, keert hij zlch af van de materialistische wereld', eenzaamheid uit zich in al zijn gedichten. Zo in Dc Vtqebond: Zij wikken en wegen hun geld en hun god, en kanten zich tegen mijn vluchtiger lot, omdat ik mijn handen en oogen leeg door hunne landen omdroeg, en zweeg. Schrijver ook van prozaverhalen: Deirdre cz; de Zonen van Usnacb, ontleend aan de Keltische mythologie, 1920. Studie ovey den dickter Leopold, 1926. Vertaalde Koning f-pfz,' 1915 en Ricbas'd III van Shakespeare, 1929. In zijn Ascese der schoonbeid, 1941, leverde Anton van Duinkerken yyeen commentaar'' op zijn poëzie. Roland 1401st in 1944 In M emoriam Du Pervon en #r=J, een aangrijpend gedicht. Van is zijn In Memoriam Herman Gorter. Over hem een bundel met bijdragen bij zijn 60ste verjaardag, met bibliografie door H. Bornkamp. De Verzamelde Irz'tvâer uitgegeven in 4 delen. Roland 1-101st, R. N. - , 1868- 1938, schilder, 1926- '54 hoogleraar-directeur der Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, schreef Overpeinzingen ->2 een Bramenzoeker, 1925; Over K///JJ en Kltnstenaars, 2 delen, 1923- '28. Hij was getrouwd md de dichteres: Roland Holst-van der Schalk, Henriëtte - , geb. 1869 te Noordwijk; zij begon met Sonnetten en J''erzpr in terzinen geschreven, 1895, individualistisch werk. Na haar overgang tot de S.D.A.P. de bundel De Nieuwe geboort, 1903, en Otwartscbe ztzerez;, 1907. Nadat ze weer u1t de S.D.A.P. getreden was De Vrouw in âeJ W oud, 1912; de titel ontleend aan de Commoedia divina van Dante', de bundel opgedragen Aan 'de makkers onverloren W aarmee ik- streed', Aan de toekomst ongeboren W aarvoor ik leed. Zij werd eerst Communist. Het Feest JE'F Gedacbtenis, 191j, enz. Drama's in verzen: De OpJ/,rJEW>2.çt,?2, 1910., Tbomtu Apre, 19 12, enz. In proza een Leven van Rousseau, 1912, en De Held t?7? de s'cé/l'é', de strijd van Garibaldi voor Italië, 1920. Op sociologisch gebied: Kapitaal E7,; Arbeid in de l9e eeuw, 1902; Gescb. v. d. Proletvlriscbeu Klaasenstrijd, 1909. Zij was redactrice van De Nieuwe T##. Over letteren: Socialisme t?,2 Litteratuur, 1899; De P'/t?/.- wttarden tot bernieuwing do. Jrlzz/tz/ë-ff'âd Kunst, 1924; Over faert'c en 5'f-â/5A2/J:/J, 1925; Leo Tolstoit 1950; Guido Gezelle, 1931; Herman Goller: 1934; Poëzie en 31=?Jcâ=p>t##le Vernteuwing, 1940; W/rdingen, eez; cyclus van Iiefde. en vertrouwcn, 1949. Over wijsbegeerte: De #â///l/p&e van Dietzgen. Ook in het Communisme vond Mw. Roland 1101st tenslotte geen bevrediging; zij is gekomen tot een ethisch en religieus socialisme buiten het verband der partijen. Voor de opvoering als massa-toneel schreef zij Kinderen 17ô;:2 dezen /#J, 1950; 1#zr# willen niet, 1951; De M oeders, 1952. ln 1896 was zij getrouwd met prof. R. N. Roland 1-101st, scllilder en prozaschrijver. Van zich zelf getuigde zij al vroeg: Ik werd geboren met een aard die (sterk Vanzelf gaat naar de kern van alle (zaken. De Zielegang zwr Mw. Roland Holstt levensbeeld van de R.K. schrijver Bernard VerhoeAren, 1925; 2e druk 1959. Ook Dr. K. F. Proost schreef een boek over haar levensgang, 1937. Verder Dr. J. P. v. Praag: H. Roland 11 01st, 'lwerl en wezen. 1946. M eia Kaas-Albarda lnleiding tot de poëzie van H. R. L101st. M argaretha Maria Ariëns schreef over haar Jeugdwerk een proefschrift; 1943. Dr. K. H. Miskotte gaf in zijn Messiunscb verlangen, 1941, een sttzdie over haar 1yrisch werk. Zij werd ere-doctor bij haar 80ste jaardag. G. Stuiveling stelde een bloemlezing uit haar werk samen ( 1951) . Met bibliografie. Rolandslied, zie Roland. Rolie van der woedegher Minnen, Die ,v, zie Jan wlz; Leeuwen. roman, lett. = verhaal in de volkstaal (1ingua romana) in Romaanse landen. Oorspr. op rilm: Karelromans, Roman van de Roos; 445 rom an zie ridderpoëzie. Nu e1k uitgebreid prozaverhaal. Na de ridderromans kwamen in Spanje de Amadisromans op, weldra over geheel Europa verspreid. Op hun beurt weer verdrongen door de Sp. schelmenromans en door Don Quicbote. In Frankrijk kwnm de roman in de 17e eeuw tot zeer grote ontwikkeling. Dat begon met de herdersroman Astrée van D'Urf 'e, 1610. Daarnaast kwam de heroïsch-galante roman op van La Calprenède (Cassandre, 164j) en van Madeleine de Scudéry (Le grand Cyrus, 16j5), e1k van duizenden blz. Daartegenover de realistisch-komische romans, b.v. de Roman Comique van Scarron. Vele van deze buitenlandse romans te onzent vertaald, b.v. Don Quichot en De Doorlucbtige Come- J/>2?E'c van Scarron. De idealistische F. romans nagevolgd in de Arcadia's; de realistische in de scbelmenromansk de galante b.v. in de Dool-bof van Socia, 1643, en bij S. v. ff//w/rl/ezi; zie daar. De Ned. roman begint in de 17e eeuw met Den Vermake- /#ler Avonturier van Heinsius. Ook in de 18e eeuw nog avonturenromans en overvloed van vertaalde romans uit het Sp., F. en E., tot Sara S/e/lwEzrâ/r/ van W olff el' Deken, die y,niet vertaalt'' was. Zie verder historiscbe' roman. In de 19c eeuw ook vele andere. Zeer groot is het aantal romans sedert 1880. Zie J. ten Brink, Vosmaer, W allis, Netscher, Van Eeden, Van Deyssel, Coupcrus, Van Looy, Van Groeningen, Perelaer, Schimmel, Robbers, Mw. Goekoop, Borelz Van Schendel, Van Oordt, W illem Paap, Van Hulzen, Johan de Meester, Frans Coenen, Stijn Streuvels, Scharten-Antink, Marie Metz- Koning, Herman Teirlinck, Cyriel Buysse, Querido, Augusta de Wit, J. Eigenhuis, J. Huf van Buren, Herman Heijermans, Van Booven, Henri Borel, H. H. J. Maas, Emants, Cornelie Huygens, Virginie Loveling, lna Boudier-Bakker, Jant Nienhuis, Rein Brouwer, W ytze Keuning, Theun de Vries, Roothaert. Zie Roman-Repertorium. Een verhandeling over de Oorsprong, opkomst cc voortgang der romannen van D. Huet, uit het F. vertaald door M. Kind, 171j. De Ned. r/zz/azz, van 1940- 'j0, overzicht van B. Stroman. roman, heroïsche - , 10 in de 16e eeuw de nieuwe vorm van de oude Britse avonturenromans met heldendaden en liefde', begonnen met Amadis de Gaula van Montalvo in Spanje, 1j08; zie daar. Gevolgd door de roman van Palmerin de Oliva, 1j11', zie Palmerijnk 20 in de 17e eeuw de hoofsgalante romans, die er in Frankrijk uit voortkwamen, met liefde zonder zinnelijk- Romein. Romankunat a1s l-evensschool, studie van Mw. Roland H01st, 19j0. Over Tolstoi, Balzac en Dickens. Romanprijsvraag, uitshg van vierjaarlijkse N , uitgeschreven door de Haarlemse uitgeverij J. H. Gottmer. De jury, bestaande uit de heren: P. Bakker, Jan H. de Groot, Karel Jonckheerq, P. Vr. Assmann en A. de Mets, had het totaal bedrag vafl J 26.500 in zeven afzonderlijke prijzen verdeeld heid, in gekunstelde taal, met minnezangen en minnebrieven. De schrijvers behoorden tot de kring van Rambouillet; zie daar. Het waren: Gauthier de la Calprenède, met zijn Cassandre in 10 en Cléopatre in 12 delen. Madeleine de Scudéry, Ibrabim, 1641; C/Jlie, 16j4- '60, een verzameling van 20 novellen. De gravin de Lafayette, Zayie, 1670 '71., f../ Princesse de Clèves, 1678. Met nog vele andere alle ook in het Ned. vertaald. Navolging is een roman van Baltus Boekholt', zie daar. Herkeles en Narsisa zijn Cornelis Tromp en Margareta, baronesse van Râaphorst. Roman a1s Levensspiegel, De - , zes lezingen, van Donk-ersloot, Enno van Gelder. M. D. E. de Leve, Kazemier, Prof. S. D. Dresden en J. H. Schouten, 19j0. roman à tiroirs, (F. = roman in schuifladen) , zie Rahmen-Erzâklung. roman in brieven, zie brieven. Roman van de Roos, zie Die Rose. romance, gedicht in strofen met het verhaal van enig belangwekkend geval, waarin het sentiment een grote ro1 speelt; ballade. Oorspr. een verhalend gedicht in de Rornaanse, d.i. de volkstaal (in Rom. landen), tegenover 't Latijn. Mnl. romancen: Heer Halewiin, Het daghet in den Oosten, Tttz:: conincskinderen, Ic stont op â/.gâEpzi bergen, fé'/z ridder c77#e een meisken ionc, Mij &- beerken van Mallegbem e.a. Over de $.0- mancepoëzie proefschrift van Dr. Zijderveld, 191j. Romancen kwamen weer in de mode ten tijde der Romantiek; bij ons was Feith de eerste. Roosje van Bellamy. Staring, Tollens, Bilderdijk- en zijn vrouw, de letterkllndige almanakken. Feith schreef in zijn Brieven een verhandeling over de romance. Humoristisch-weemoedige romancen van Piet Paaltjens'. Des zaziver.f min', De Fr/e-fc/p, poëet; Jan s'/zr Zutpbens f#- scbeidsmaal. Bogaers: Teunis Ruwbart. Ter Haar: Eliza's Vlucht. romancières, zie N. H. Campen en Mw. (19 47). 1. 1?. Sirolf (pseudoniem) uit Utrecht, verzetsroman: De viersprong der grote fzzu'- gen (/ 7500) ; 2. Ch. Peters, Nijmegen, een roman over de W eerwolf-actie in Duitsland: De wolf in /7e/ bos (j j000) ; 3. P. 446 Romanprijsvraag Roman-repertorium van der Laan, Zutfen, huwelijksroman: Eva en /1 (/ 3500) ; 4. de Vlaming W. J. Elsman (pseudoniem van Willem Carsau) uit Gent, roman: Vigneron vlindert voorblj (J 3000) ; j. G. Goris uit Voorburg: Ma#oba de Goede Klcyld, een roman naar het dagboek vm Columbus (J 3000) ; 6. mevr. R. Dijkstra-van Rossum, uit Leeuwarden, Het scbeetje rrtsfF Arcadiè (j 2j00) . Toegevoegde prijs van J 2000 aan Z. Grasdonck voor: Het Hoj ?e>s Berg, een in Oostenrijk spelende roman. Roman-Repertorium, titellijst van ca. 20 000 romans. Uitgave v. h. Secretariaat voor Katholieke Boekerijen. Antwerpen, 1936. Romantiek, richting in de letterkunde, opgekomen eind 18e eeuw. Tegenover het verstandelijke in de Verlicbting streeft de Romantiek naar het gevoelige; tegenover de verheerlijking der klassieken èn tegenover de broederschap van alle mensen op de wereld verheft de Romantiek het nationale. A1s hijkomçnd verschijnsel: de Romantiek vermeit zich in sombere en tragische taferelen. De Romantiek schept een wereld van verbeelding in tegenstelling met de vaak droevige werkelijkheid; zij ontvlucht de culmur en zoekt een schuilplaats te midden van de schone natuur. De Verlichting beschouwde de ,,Gotische'' Middeleeuwen a1s barbaars; de Romantiekvereerde het ridderwezen. Dat was begon. nen met bisschop Hurd Letters on Câëw4/>. ) and Romance, 1767; in Frankrijk volgde De Sainte Palaye. Tegelijk kwam de liefde voor het volkslied en de volkspoëzie op: Percy, Reliques of OId English Poetry', Macpherson, Ossian; Herder, Stimmen der Völker. Daarna het sprookje: Gebroeders Grimm. Tot de yrote mannen van de Romantiek in Dultsland behoren de beide Schlegels en Ludwig Tieck, Arnim, Brentano, Eichendorff, Hoffmann, Uhland. In Frankrijk waren het Lamartine, Hugo, in Engeland Byron, Shelley, Keats, W alter Scott. Overal verving, naar de F. woordspeling, ,,1e romantique la Rome antique''. De Romantiei omvat nagenoeg onze gehele letterkunde van 1830- '80: 10 historischc roman; 20 De GJJJ; 50 gedichten, Beets tot en met Goeverneur; 40 humoristen; jo de voorlopers van de nieuwe tild, Vosmaer en Multatuli de laatste ? en grootste volbloed- romantlcus; 6 ohet toneel onder invloed van Victor Hugo. Onze eerste romantische dichters waren Staring en Tollens; ook menig stuk van Bilderdijk en Da Costa behoort tot de Romantiek. Zie Geel. Dan Drost en Heije, Bakhuizen en Potgieter; Beets, Kneppelhout, Van Koetsveld, Hasebroek; de schrijvers der historische romans, Van Lennep vooral i;) al zijn werken. Onder de heoordelaars Van der Palm, Van Kampen en Lulofs. Van der Palm geeft nog aan de klassieken de voorkeur; Eenbeid (,72 Verscbeidenbeid, 1829; Van Kampen stoncl dichter bij de modernen; Lulofs voorspelde de overwinning van de Romantiek. Zie op cleze namen en ook Geel. Na Tachtig de Neo-Romantiek, de romanschrijvers, die niet naturalistisch zijn. Zo noemde J. v. d. Oude zijn bundel beoordelingen van 1903 Uit de P/ppeziir/az/c onzer R/zzclasel, Zie Neo-Romantiek. In 1948 verscheen van F. W . v. Heerikhuizen In âe/ kielzog zwrz de R/w,?;//:l, stud ies over nieuwe Nederlandse poëzie. Daarop volgde F. Hannema, De Romanesler, grepen uit de cultuurgeschiedenis der Romantiek, 1949. Romantiek, Aspecten der 'w, 177j 18j0, lezingen van de School voor Taal en Letterkunde te 's-Gravenhage, 19j1. Ovel Novalis, Shelley, Potgieter, Victor Hugo en de Deense romantiek. Dr. Enno van Gelder beschrij'ft Het Aangezicbt der 1rz':- reld ten J#f& der Romantiek. Romantiek, Multatuli en de studie van D1.. J. Prinsen. Romantiek en Katholicisme in Nederland, door Gerard Brom, 1926. romantisch drama, iet -, onder E. en Sp. invloed, kwam op tegen de strenge kunstregels van het klassieke Jrlzzil, in 't begin der 17e eeuw: Bl.edero, Rodenburg, /,,2 Vos. De grote meesters zijn Shakespeare en Lope de Vega. Het romantisch drama stoort zich niet aan de eis van de indeling in vijf bedrijven, noch aan de z.g. eenbeden van Aristoteles. Het boeit door talloze gebeurtenissen; door 't groot aantal personen; door komische intermezzo's; doordat alles geschiedt voor de ogen van het publiek. Rombach, Gerrit Carel - , 1784- 1855, toneelspeler, beroemd om zijn komieke knechtsrollen. Rombauts, Dr. E. x', hoogleraar te Leuven, medewerker aan de nieuwe Gescb. v. d. Letterkunde voor de Z. Ned. ldteren der 16e en 17e eeuw. Hij schreef over Patet' H. Poirters, bekroond door de V1. Academie. Rome? zie Zeven Vroeden. Romein, Dr. Jan -, geb. 1893 te Rotter. dam, hoogleraar in de geschiedenis te Amsterdam, 1939, schreef o.a. De Lage f-zlAzlt'zi 6 ô# de Zee, 1934; Onvoltooid Verledent kmltuurhistorische studies, 1957; Erflaters van onze bescbaving, met Mw. Romein; 4 delen. Daarin o.a. studiën over Douwes Dekker en Dr. A. Kuyper; van Mw. Romein over Betie W olff en Bilderdijk. Af- 447 Romein Romein-verschoor zonderlilk verlcheen Mulutuli's 1Ql/rJ, 1947. Romein-verschoor, Dr. Annie - , geh. 189j, trouwde in 1920 met Dr. Jan Romein. Zij schreef a1s haar proefschrift Vrouwenspiegel, een literair-sociologische studie over de Ned. romanschrijfsters, 195j. Voor de P.E.N. club schrvef ziJ in 1947 Slib en 'F p/lea, een overzicht van de letteren na 1880, opgesteld voor 't buitenland. Meteen vertaald in 't Frans. Ook verscheen in dit jaar haar studie over Hooft. In 1948 Vaderland in de verte, roman over Hugo de Groot; bekroond met de prozaprijs van Amsterdam. In 19j0 De L'rl/f-âllare Muze, een studie over de tendenz-literatuur. Romeinse letter (de nu gewone drukldter) , voor 't eerst gebruikt bij de druk der Gentse refereinen van 1559, verving (eleidelijk de ,,Duitse'' letter, later ,,Bljbe1- druk'' genoemd. Rommelpot van 't Hanekot, hekeldicht van Vondel, een spottend lied in de volkstoon op de vernieling van de Arminiaanse kerk te Amsterdnm, 1626. Vooral gericht tegen de gereformeerde predikanten Smout e1: Trigland, 1627. De predikanten vergoelijkten het bedrijf der plunderaars en veroordeelden majoor Nicolaas Hasselaar, die de menigte uiteengedreven had. De Rommelpot beantwoord in Geuse Liere-pypien, pamflet van 1627. Rommelsoo = allerlei; deel van de Brabbelingh van Roemer Visscher. Rommelzoo, De Nieuwe Hofsche -, liedboek van 16jj. Hierin de Knip-zang. Ge. volgd door Het Nieuwe Rommelzootje, Amsterdam 1670. Deze Rommelzoo was een kermisboekje, in de vorm van een mopsje, met gedichten van Hooft, Vondel, De Decker, Asselijn ellz. Romulus, zie Zsopus. Romijn, Jaap *, geb. 1912 te Utrecht, vtsör de Oorlog redacteur van Opwurtscke 1F:- gen. Stichtte in 1945 Ad Interim. Na de Oorlog de letterkundige leider van de uitgeverij Bruna te Utrecht. Prozaschrijver. Onder zijn werk Wickelroede, een bundel schetsen over dichters en schrijvers. Roncevale, Van N , het volLsboek der 1je eeuw, bewerkt naar 't Rolandslied. (Roncevale is het dal, waar Roland sneuvelde.) Van 1444 was er ook een rederijkersspel Vanden zz/#.gâe (strijd) I'an R/zzcâezw/e. De Antwerpse druk van het volksboek in 1902 uitgegeven door Dr. Boekenoogen a1s eerste in de reeks vanwege de Mij. v. ketterkunde: Den #r/e//lez; Strijt ,ydie opten berch van Roncevale in Hispanien geschiede daer Rolant ende Olivier verslagen waren'' In proza, afgewisseld door grote rondeel, lyrische dichtvorm, sedert de 14e eeuw in zwang, kunstig gevormd, bij de rethoryckers: 8 regels, le en 4e regel dezelfdq regel 1 en 2 vormen ook het slot. A1s voorbeeld van een onbekende dichter: Vanden wilden man. Ic was wilt, ic ben gevaen, ende bracht in minliken bande; Dat heeft ene maget gedaen. Ic was wilt, ic ben gevaen, A1 mochtic, ic woude haer niet (ontgaen, Des zet ic mine trouwe te pande. Ic was wilt, ic ben gevaen, Ende bracht in minliken bande. Rondeel van Anthonis de Roovere: Die gheen pluymen en can strycken, Die en dooch (deugt) ter werelt niet; Is hy arm - hy en sa1 niet rycken; Die gheen pluymen en can strycken, Alomme soe heeft hy tachterkijcken; Die gheen pluymen en can strycken, Die en dooch ter wereld niet. Hetrondeel staat a1s een pOt Op drie POten, schreef De Casteleyn. Rondelen ook weer bij nieuwe dichters: Keuls 19k1; Ab Visser 1942. Ronde Tafel, Ridders van de - , het genootschap der ridders aan 't hof van koning Artur, in de Keltische of Britse romans; te vergelijken met de twaalf pairs van Karel de Grote in de Frankische rom a13s. Ronsard, risch Pierre de - , 1524- '85, F. 1ydichter, o-a. van Odes. Hoofdmal) der Pléiadek zie Franse T=f en f-E'//E>z'- èunde. Nagwolgd door J4n wa/? der Noot, stukken uit het oude lied. (Roncesvalles, F. Roncevaux, nu dorp in de Sp. provincie Navarra in de Pyrenveën.) Rond den Heerd, tg. waarin de Brugse kanunnik Duclos en andere W estvlaamse taalparticularisten de strijd voerden tegen de Kon. V1. Academie. Een van de hoofdmannen was De Bo. Het was 1865 gesticht door Gezelle a1s leer- en leesblad voor alle lieden, met houtsneden, over taal , dialect, letterel folklore. Met bijdragen o.a. van Hugo Verriest. Van de laatste jaargangen werden maar 80 exx. gedrukt. Tot 1890. Rondedans (in futuroj om een doodkist, spotdicht van 1820 van Bilderdijk oq zijn liberale vijanden, die zich in futuro, ln de toekomst, zullen verheugen bij zijn dood. Nu is Bilderdijk Een lijk. Nu, zijn mond gesloten; Nu, zijn pen en vinyers stil; Nu heeft Marsyas zlln wil, Trouwe bontgenooten! 448 Ronsard 449 Roos van Dekama Hoojt en de overige Renaissance-dicbteçs. Verheerlijkt a1s Petrarca. Behalve zijn 1yrische poëzie gaf hij in 1j72 de eerste vier hoeken uit van zijn Francitule, de lotgeval- 1en van Francius, de legendarische stcmvader der F. vorsten. Zijn Odes verschenen reeds 1550. Zijn aubades nagevolgd door Hooft in zijln sonnetten. Ronse, Edmond ,N , 1816 '81, uit Veurne, 1849 archivaris aldaar', dichter', schrijver over de Veurnse geschiedenis. Ronsse, Jozef x, 1806 1872, schreef historische romans, a1s Arnold lwr Scboorisse: een episode uit de opstand der Gentenaren (4 d1n.) . Roo, W gllem de 'v, 1755 1813, predikant te Tiel, de dichter van Stille r/f-f/pDltr van Gods dooden, opgenomen in de Evangeliscbe Geungen. Roobol, Cornelis J -, 1806 '70, toneelspeler te Amsterdkm. Vertaalde zeer veel toneelwerk. W as ook de eerste, die een stuk overbracht van Victor Hugo; zie daar. W erd 18j9 directeur van de Schouwburj met Tiasink; in 1861 kwam Peters er bil. Roobol, Suze la Chapelle N , 18jj 1923, zie Câ. Roode, Mlchiel de -, voegde bij de portretten van de 200 dichters van A. v. Ha- 1en nog 130 en legde er een album van bijschriften bij aan. Dit Album uitgegeven 1775 door Kunst wordt #t?t)A. arbeid verkregen te Leiden. Roode angieren, De N , Kamer van Rethorycke te Rijnsburg, met de zinspreuk ,,Het woord is krachtig'', opgericht 1j61, won nog in 't zelfde jaar 4 prijzen te Rotterdam onder leiding van de factor Jan Fmytier. De Kamer stond onder bescherming van de abdis van Rijnsburg. Schreef 1641 een kaart uit; 6 Kamers deden hun intrede. Roode Roos, De N , Kamer van rethoacke te Hasselt. Bewaard bleven zeven bistoriael Jpe/er van + 1600: Coninck :ôJ///J4- sar en Die belegkeringbe 'Jz;z:2 Samlriën, 1608; Josud, 1j95. 0. v. d. Daele en Fr. v. Veerdeghem gaven de . Zinnespelen en toneelsmkken der 16e eeuw uit; 1899. Rooduyn, K. J. 'v, geb. 19 lj te Utrecllt; dichter. Roomsche Mintriomfen, zie Mzttbys f?a72 der M erwede. Roomschen Uylen-spiegel, Den - , zie U. Roomsche Reys, prozasamellspraak van Stalpaert v. d. Nviele, 1624, tussen Pieter de Reyzer, die op beevaart naar Rome gaat, en Abakuk, zijn broer, die dit plan afkeurt a1s afgoderij. Afgewisseld met gedichten. Roorda van Eysinga, Philippus Pieter N , 1796 18j6, tweede luitenant in de Slag bij W aterloo, in 1819 in lndische dienst, Letterk. W rdbk. 2e dr. hoofd van politie op Palembang 1822) schrijver van een Maleis Woordenboeb 1825; secretaris der residentie Bantam 1828., hoogleraar aan de Militaire Academie 1850- '43., daarna weer in Indië voor de Samenstelling van een volledig Maleis W db., 1846; terug in Nederland 1848. Behalve veel werken over Indië', Volkslied ë,2 ttjden van Oproer) 18502* veel Citadel- >/?z/:; Neerlands roe'm />2 Oost-lndilq dichttaferelen van 183j; de vertaling van Hamlet, metrisch overgehracht met een inleiding van Jurrien Moulin, 1836; Raden M antri, lndische romance, 1838; de vertaling van het Javaanse heldendicht Brata f/e#/a, in 69 zangen, 1849. Op toneelgebied De Kardinaal, Hertog van Richelieu, 1834, ontleend aan de roman Cinq-M ars van De Vigny, het eerste Ned. romantische drama. Roorda van Eysinga, Sikko E. W . 'w, 1825 '87, geb. te Palembang a1s zoon van een predikant, a1s Sentot schrijver van de Vloekung in Max Havelaar; verbannen uit Indië 1864 wegens een artikel in de Java- Bode; 1886 medewerker aan Recbt w/t?, Allenk -I- te Clarens. Zijn briefwisseling met Multatuli uitgegeven door Mw. Douwes Dekker-Hamminck Schepel, 1907. Volgens Alexander Cohew In Opstand, is hij ook de schrijver van het pamflét Koning Gorilla. Roo Rosen, De - , Kamer van Rethorycke te Schiedam, met de zinsprmk yyAensiet de joncheyt''@ roos, zinnebeeld van liefde en jeugd; vandaar de Kamer De Roos te Leuven, met de spreuk Minne ist fondament. De Roos ook te Thielt; De Roode Rosen te Hasselt en te Schiedam. Roos, Jan Adriaan -, 1766- 1801, toneelspeler te Rotterdam, schoonzoon van Simon Rivier. Zijn vrouw, Hille Rivier, toneelspeelster. Roos, Gerrit Pieter - , geb. 1822 te Aardenburg: brievengaarder, boekhandelaar en archivarls; werkte mee aan Cadsandriak schreef met A. de Ligny: De J//Mca van Jan Tr/c/a/e, 1843, en Vroliike tooneelen uit â,J Ieven van ffeuefw#l, pastoor te Lapscbuere, onder ps. Twee Aardenburgers, 1846. Zwager van Van Dale', was later werkzaam bij de Hervormde gemeente te Roeselare; trok daarna naar Calais. Roos, Roman van de - , zie Rose. Roos van Dekama, De -w, historische roman uit het jaar 154j van Jacob van Lennep, 1836. Behandelt de tocht van graaf W i1- lem IV tegen Frioland. Beoordeeld door Bakhuizen '1n De G-JJ; deze schreef, dat Van Lennep het nationale had miskend, o.a. in de figuur van Claes Gerritsz., marktschrijver van Haarlem. Ook kwam 29 Ronse Roosbroek W at baet het of ghy draeft en swoeght en u verhit, Formyn liefst hem besoeckt, dbe wacht en stille zit. Het motto was ditmaal door Van Lennep zelf bedacht. De lkoos mantische Deodaat komen. twee rfJvonddingenk zie daar. Het zijn en Reinout, die allebei terecht- Roosbroek, G. L. van N , geb. 1888 te Antwerpen. Sproien zwr droom en dood. Schrijft meest in 't E. na zijn benoeming tot hoogleraar in Nw. York. Roosdorp, F. -, gaf 1898 zijn Foekje Kinderen uit, gevoelige schetsen. Zijn eigen nanm was F. C. M . Schröder, 1874 '98. Naturalistisch proza. Rooseligns Oochiis, Janus 1579, door Jongtys; Rooses, Dr. Max - , werpen, kenner van schiedenis, 1876 conservator v. h. Museum Plantijn. Schreef o.a. de levens van Rubens en Jordaens en De Schilderkunst van 1400 - 1880. Letterkundige kritiek: Schetsenboeken, 1877 ' '8J; daarin o.a. studiën over J. F. W illems, Consciencq Po1 de Mont. Uverig Flamingant; liberaal. Letterkundige Studiën, 1894. Roosfe, de heroemde dichterlijke y,vertelling'' van Bellnmy, 1784. Bellamy en Rau zouden zie daar. 1859- 1914, uit Antde Vlaamse Kunstgee1k een romance dichten; Rau leverde de verschrikkelijke geschiedenis van Ewald e72 Elizek Bellamy kon niet gereedkomen en bracht deze vertelling, door Huet beter geacht dan al onze romances tezamen. Opgenomen in de Proeven voor âE>/ Versund, den .$'zrzJal en /Je/ Hart. Rx thaert, M r. A. - , van 1931- '35 advocaat te Antwerpen, schilderde in Die Ver- Leerde W eereldt, 1939, de toestanden in Noord-Brabant toeq de vrije uitoefening van de R.K. godsdlenst tijdens de Republiek verboden was. De titel is het opschrift op 't uithangbord van een herberg in Deurne, ocftadel van de Roomsche dorpspolitiek'' In 7 maanden 16 drukken van deze roman. Zijn roman Doctor J'VJrCmen, de geschiedenis van een Brabantse veearts, verscheen in 1936; de 28ste druk kwnm in Januari 1940, de 38ste in 1950. De W enteltrap, roman, 19j1. Roovere? Anthonie d. -, # 1482, architect, rederilker en dichter, op zijn 17e jaar al Prince van rethorycke'' om zijn gedicht Of zzit/eiftv/yl berte Iiegen rzcu (zich verloochenen kan.) ,yvlaemsch doctoor envertaling van Ocelli van uit Brugge, 1639, Lernutius bevat het verhaal van hexameters, 1885. Ros Beyaert, het beroemde paard van de vier Heemskinderen, ten slotte op eis van koning Karel met een molensteen aan zijll hals in de Oise verdronken. Rosa, Andries de -, ps. v. L. v. d. Capelle, geb. 1869, was eerst diamantbewerker; vertaler van veel F. werk. Rosafiere, zie Jonitas. Rosalyntje, zie Welleiens. Rosymunde, dochter van de koning der Geplden, vrouw van Alboïn, koning der Longobarden, die haar dwong te drinken uit de schedel van haar verslagen vader. Zij liet hem vermoorden, 572; trouwde met 's konings ,,wapendrager'' Helmechis; vergiftigde hem, maar moest zelf mee uit de gifbeker drinken. De hoofdpersoon in het hoog-romantische eerste verhalende gedicht van Hofdijk, 1859. Rosant, Jacob N, # 166j, schreef De Evan- 4e/llrâe Triompbwagen, een bundel geestelljke liederen, 1654; hij behoorde tot de Contra-Reformatie. Roscius, Dr. Antoni - , 1595- 1624, dokter, schrilver, dichter en Doopsgezind voorganger te Hoorn. (Hij werd a1s student wegens zijn welsprekendheid Roscius genoemd naar Cicero's leermeester.) Vriend van Velius. Op een tocht naar Amsterdlm zakte de slee door hd ijs;zijn dochtertje en zijn vrouw kwamen om en hij stierf zelt 3 dagen later. Vondel maakte een klinkdicht op zijn dood. Rose, Di'e 'w, Mnl. vertaling n!n 1 280 door Heinric van Aken van een groot F. allegorisch gedicht van 22 000 verzen over de liefde: ,j,een boeket rozen met een naakt lachend beeld van Pan erin''; was voor Frankrijk, wat VaderCats was voor ons, en een nieuwe Ars Amandi bovendien. Daarbij heftige aanvallen op de geestelijken. Maar vooral een beeld van het ridderleven der 15e eeuw, ontaard in vormendienst', de toernooien zijn spel yeworden, de vrouwendienst vaak onzedelilk minnespel. Met dikwifls zeer revolutionnaire gede gheestich podte'' van veel moraliteiten en eshatementen; kreeg 1465 een jaargeld van de stad Brtlgge; hij was factor van de kamer ,,De Heilige Geest''. Van der mol- 1en /:cJJ', een soort dodendans; zie daar. Zijn werken werden 1j62 uitgegeven door Eduard de Dene. Studie over hem door G. C. van 't Hoog, 1918. Rooyaards, zie Rol'ai:o.(ls. Roozelyns Oochjes ontleedt, zie Jongtys. Rop, Antoon Leonard de - , 1837- 1912, geb. te 's-Gravenhage, hoofd van een school te Amsterdam, schrijver voor de jeugd, dichter uit de school van Alb. Thijm; vertaalde Goethe's Hermann en D/r//ât'tl in Bakhuizen op tegen het motto van de rom an: 450 Rose Roseane Coleners dachten', zo adel: Nous sommes hommes comme i1s sont; Tels membres avons comme i1s ont; Tout aussi grand coeur nous avons! (W ij zijn mannen a1s zij; wij hebben dezelfde leden en hetzelfde grote hart) . 't F. gedicht is van Guillaume de Lorris, :t 1230, en werd voltooid door Jean de Meung; zie daar. Ned. uitgave van Dr. Eelco Verwijs, 1868. Het Mnl. gedicht bewaard in het Comburgse hs. en in een hs. te Amsterdam in de zeggen de burgers van de Academie van W etenschappen, gekocht van /. F. lrv/erz/l. De titel is ontleend aan de voorstelling: een ridder streeft naar het bezit van een roos, zinnebeeld van de beminde, maar wordt door gevangenschap verhinderd: tweede titel: Spiegbel der minne. Gelezen door adel en burgerij in heel %T. Europa. Maar ook heftig aangevallcn, ooa. door Gersona 1365- 1429, kanselier der Universiteit van Parijs. De Roman waz; de Roos heeft de allegorie in de mode gebracht. Ook de vorm, de geschiedenis voorgesteld a1s een droom, is veel nagevolgd: Guillaume de Lorris droomt, dat hem in de Meimaand een weelderig vergier (hof ) ontsloten wordt. Het tweede gedeelte, van Jean de Meung, verkondigt de leer dat alle vrouwen trouweloos zijn, beschouwt het huwelijk a1s een dwaasheid en predikt de vrije liefde. Roseane Coleners, ,,poetersse'' zie C. Roseliin of de getrouwe liefde van Panthus, De Schone - , 1650; zie S. v. Hoog- J/rJ/F&. Roseliins Oochies, zie Jongtys. Roseveldt, Frits - , 1769- 1847, toneelspeler te Amsterdnm. Rosiana Coleners, zie C. Roskam, groot hekeldicht van Vondel, opgedragen aan P. C. Hooft: drost van Muiden, met een verheerlijklng van C. P. Hooft. de oude burgemeester van Amsterdam, 1631. Een felle veroordeling van misstanden: wat op 's harten grond leyd Dat welt me na de keel; ick word te (stijf geparst. ,,Mij deert des mans, die geenes dings eerder moede schijnt te worden dan der nlstj'' zei P. C. Hooft, de wijsgeer. De gehekelde misstanden zijn de geldzucht, ja de omkoopbaarheid van de regenten', verder overdaad en pracht, waar de winzucht uit voortkwam. Misschien is het gedicht reeds van 1628. Rosmade, ps. van Evert M asdorp. Rosseau, Jakobus 'v, opvolger in het boertige van Rusting; berijming van Aran e77 Titu f, 1 7 16., vall M edea, 1722. Een spel van De zingende Krtzzz/t'p' oj wdrzzstzaiu>/ylc Krispyn, 1717, bevat :t: 100 stukken van volksliedjes en straatzangen. Van 1722 is zijn Santesnspl.aak J'?; de and're u'aereltl tusschen Jan f?,z>2 Gyzen en eenile and're versturve Poeéten, d.z. Van Rustlng, Pook, De Regt, Focquenhroch, Jan Zoet, Bredero, Jan Vos, de Foertige dichters. Maar ook met een bespotting van Cats en met de hatelijke voorstelling, dat Vondel een drinker was. Hij was ook de schrijver van vele boertige kluchten, b.v. De snoevende zzijrrzt/z;r of etzwrzrl, graaj, een ,,miles gloriosus''; # Krispyn wyvebeul, :à': 1732, een tot rede gebrachte dronkaard. Rosseels, Daniël E.G.ow, geb.te Antwerpen 1912, matroos, autowasser, chauffetlr, reiziger, bureelbediende. Schreef verhalen en twee romans: Blindeman: 1941, en Hallwas, 1942. Rosseels, Emmanuel 'v, 1818 1904, uit Antwerpen, makelaar in effekten, 1876 administrateur van 't Museum Plantijn, schreef toneelstukken met zang, o-a. iI1 1842 het melodrama Alfred :7; Karlina S,f de stemme des bloeds. Ook veel geschriften. ten dienste van de Hervormde kerk in België. Bekend is zijn melodrama Laster :72 Onschuld, 18j0, (met Dumont), in j bedrijven. Flamingant. Mane Rosseels was 1id van de kring van 't Zwart /7E7tv#elE'v evenals Door van Rijswijk. Rosseels herdacht zijn vriend in zijn stukje Dickter cr Soldaat. Rossem, M r. C.P. van - , 1885 195 ï, schrijver van toneelstukken; letterkundige', occultist: E c7z reis zCmzr het âltprziyizzcz/zl/z, 1928. Verder o.a. Twee /J/J//FJJC/?: avonturiers (Brummell en Casanova) , 191j. Een reisverhaal In P'#/ werelzdeelen) 1925. Rössing, J. H. N, geb. 1847 te Amsterdam, leraar', schrijver over toneel, secretaris val) Het Ned. Tooneel. Stichting fz. d. s'fW/zz.lz'- burg op âe/ Leidscbe Plein, 1874. ln 187 5 beantwoordde hij een prijsvraag van de Groninger hogeschool over Dr. Samuel Coster. Van 1916 is zijn werk over De Kon. Jzrdz', ,:He't Ned. Tooneel''. -? 1918. Rossum, Rie van -, Chr. romanschrijfster. De Kloof zonder brug. Rost, Nico -, geb. 1896, prozaschrijver. Goethe in D/f-/vi/, 1948. Rotgans, Lucas N , 1654 17 10, uit een Amsterdams geslach. t, naar Utrecht verhuisd; zijn ouders woonden op Nyenrode aan de Vecht. Van 1672 '74 diende hij a1s vaandrig; hij vestigde zich op Krom. wyk, insgelijks aan de Vecht bij Breukelen. Daar stierf hij aan de pokken. ln 1689 weduwnaar geworden, begon hij ,,met de Musen om te gaan''. Hij kwam iIz kennis 451 Rotgans Rothmann met de twee groote keurmeesteren'' 1) Moonen en Vollenhove. Hij berijmde Zedelessen uit d'Oude Verdicbtzelen, 1710; prees de heldendaden van haron Van Reede in Ierland; schreef lofdichten op W illem 111, wiens leven hij bovendien verwerkte tot een heldendicht in 8 Foeken op zeer hoogdravende toon. Verder schreef hij 2 treurspelen naar F. model: in 1705 Enetu en Turnus en in 1709 Scilltt, even hoogdravend. De dichter droeg zijn gezwollen verzen voor met ,,eenv donderende uitspraake'' 1vooral a1s hij met zijn gasten reeds verheugt van den wyn'' w'as. Het ,,) enige werk zonder Parnastaal is de Boereitvzzz/ k, 1708, een tafereel van zeden in 1 300 regels, onder het motto: Quantum est in rebus inane! (Zoveel dwaasheid is er in de dingen.) Hij werd begraven te Breukelen. Zijn Poëz)' uitgegeven in 171j door zijn vriend François Halma, toen uitgever te Leeuwarden met een Voorberecbt, dat tevens Rotans' levensgeschiedenis Fevat, en met een g Rouklagt. Hij zette de reeks van hofdichten voort: Goudesteyn, het buiten van zijn neef Johan Huydecoper, 1690; Sticbts fxfAzl/.çE'z/z;.kr op Heemstede (bij Jutfaas) . Rothmann? M. E. N, geb. 187j, schrijvel van Afrlkaanse vefhalen onder ps. M . E. R. Rotsgalmen, bundel gedichten van Bilderdijk' 1824. Hierin een lied aan Da Costa bij diens Bezwaren tegen den geest der tYz?lf/.' Niets heilig meer, of de afgrond wierp (het om, Geen ondeugd meer die niet ten toppunt (klom. De naam ontleend aan Ovidius: ,,'t is het galmen in hosschen en rotsen gelijk..... Deze stemgalm maakt thands nog mijn overig leven uit, en klinke ook nog voor Recht, Godsdienst en Vaderland''. Beantwoord door Spiritus Lenis, d.i. Jurr/ z?z2 Moulin met Rotsgalmende Reielzang, 182j. Moulin bootste in deze caricamur de trant van Bilderdijk na in 11j coupletten van 8 regels: In 't cedrenhout van Libanon Daar kapt mijn zangster Dortsche (knuppels. Rotterdam, verheerlijkt door Joan de Haes in zijn Eerkroon, 1716; door Dirk Smits met zijn Rottestroom, 17j1. En in De Musstroom van h. des Amorie van der Hoeven, 1842, een stroomdicht in de geest van Tollens. Zie ook Oudaen, Heiman Du1- Iaevt, Tollens en Speeniwfj. Aug. van Groenlngen en Henrl Hartog tekenden het nieuwe proletariscbe Rotterdam; Herman Robbers hd burgerlijke leven. Zie ook W . Schûrmann. Rotterdam, Landiuweel van -, 1j61 en 1j99; zie L. Er waren in 1j61 8 Knmers opgek-omen; De Pelikaan van Haarlem Fehaalde de prijs. De ,,spelen van sinnen'' en de ,,Refereynen'' werden 1564 te Antwerpen gedrukt. Ook in 1599 werd een prachtboek uitgegeven met blazoen en wapenschild: Der redenrijie constliefhebbers stichtelicie recreatie, schoone refereynen ende Riedekens.... ghepronuncieert ende ghesongen by diversche cameren..... binnen de stede van Rotterdam. Verschillende liederen Fetr. de 80 j. oorlog en de reis van Heemskerk en Barentsz en op enkele ketters. Rotterdam in de Litteratuur, Fijdragen van Clara Eggink, Bordewijk, Van Vriesland, A. Donker e.a., 1940. Nieuwe bundel 1941, van P. J. G. Huincks; met werk van Leo Ott, A. M. de Jong, W . Schûrmann, UJoh. de Meester, M. J. Brusse, Jan Prins, lara Eggink. Over Rotterdam in 1940 ook de reman I'reemdeling in Babylon van J. Gerhard Toonder. Rotterdamsche Schouwburg, De Oude N , geschiedenis beschreven in een uitvoerig werk van P. Haverkorn van Rijsewijk, 1882, dat echter nog maar alleen loopt over de jaren 1773-'98, na een inleidinj over de voorgeschiedenis. Deze ,,oude schouwburg werd geopend 1774 en werd in 1882 afgebroken. Rotterdamsche Speeljacht, Het Nieuwe 'v, liedboek van A 1640, met verzen van Stribee. Rottestroom, De N , 1738 aangevangen, 1745 voltooid, 17j0 uitgegeven. Zang ter ere van Rotterdam en de omgeving; schildering van het landleven onder invloed van Poot; hulde aan de admiraal Schepers, aan Witte de With, De Liefde, Aart en Jan van Nes, aan Van Brakel, en vooral ook aan Antonides, allen ïn de St. Laurenskerk begraven. Dit stroomdicht van Dirk Smits was de tegenhanger van De Ystroom van Antonides. Opgehemeld door het echtpaar Van W inter, Langendijk, Hoogvliet en Pater. Rottiers, Arthur - , geboren te St. Niklaas in 1920. Dichter. De M olens 1'zJr Musland, Het zonderlinge Voorspel. Rottmann, M arie E. - , Afrikaans prozaschrijfster van grote betekenis. Roulland, Henri Jean N, 1729- '90, uit Amsterdam, richtte met Pater, Lutkeman en Asschenberg Oejening Sy>JCJ-// de kunsten op, een dichtgenootschap voor vertaling, en voor een nieuwe Psalmberijming, waaruit de Commissie van 1772 een keuze deed. Hij is ook de man voor 't gedenkteken van Vondel in de Nieuwe Kerk. 452 Iètltllll!ll (1 Rousseau Roussmu, Jean Jacques -, 1712 '78, de grote F. revolutionnaire schrijver; 10 Le contrat Social ('t Maatschappelijk Vcrdrag), 1762, pleidooi voor de volkssouvereiniteit; 20 Emile ou de lJ#J/c,J/pN, hetoog voor een betere opvoeding; 50 Julie ou /a nourelle Hlloise, 1761, de sentimentele studfe van het hart en de hartstochten, vo1 gevoel ook voor de schoonheid der natuur. Zijn invloed was ook in de Nederlanden ontzaglijk; Betje Wolff prees hem uitbundig, vooral zijn Juliek h-1J is ,yde Eerste schrijver onzer Eeuw'' Van Alphen daarentegen schrijft in zijn Mengelingen van 1783, dat hij niet weet wie 't meeste kwaad gezaaid heeft, Voltaire of Rousseau. Feith loopt hoog weg met Rousseau; Bi1- derdijk noemt hem ,,een geesel des mensch. doms'' Rousseau voel-, in is de profeet van het nwtuurgtziln Rêveries (Dromen) b.v. toont zich de liefde voor de schoonheid van het landschap. Hij werd door Betje Wolff bewonderd a1s de bestrijder van alle maatschappelijke onderqeschiktheid, a1s de verdediger der vrijheld, a1s de man die de weg wees naar de natuurstaat. Niemand meer dan hij heeft het toenmalige gezag ondermijnd, in ons land dat van de stadhouder en dat van de regenten. W egbereider van de F. Omwenteling. Zijn Emile: 1762, werd door de Staten van Holland verboden wegens y,de goddeloze en verderfelijke stellingen''. Rousseau en Robespierre, studie van H, Hermans, 189j. Het Jzrzll/er van Rouç . seau, van Adriana Rooje, 1919. Ook Mw. Roland 1-101st gaf een studie over Rousseau uit. Rue, Mr. Pieter de la x., 1695- 1770, uit M iddelburg, rekenmeester', sedert 1741 krankzinnig. Schreef o.a. Geletterd Zee- D>2#, 1754; StaatLundih en SWJ/7','r//ï# Zeeland, 1756. Zie Rustrllk en Steengracht. Ruelens, Ch. .v, 1820- '90, gaf 1879- '81 te Antwerpen ip 3 delen uit Rejereinen der 16e dez/z/z, verzameld door Jan de Bruy; ne, 1579- '8j. Ruelens werd 1875 bewaarder van de hss. van de Brusselse bibliotheek; hij gaf de 114 refereinen uit vooz de ,yvlanmsche Bibliophilen''. Overigens schreef hij meest in het F. Geb. te Brussel. Ruimte, 1920 '21, het ts. der Vlaamse expressionistische activistische dichters, volgelingen van Ostayen, die er zelf niet meer aan meewerkte, daar hij naar Berlijn was uitgekeken. Hoofdman: Eugène de Bock; Rouw en Trouw, treurzang over koning W illem 11 van Da Costa, 1849. Roux, Sophie -, schrijfster van de Afrikaanse roman W rede Grense, 195j. Rovers, E. A. 'v, 1848- 1908, schreef onder ps. H. Hollidee N. Brabantse Etsen zi-r bet Ieven, 1881. Royaards, Dr. A'illem ,v, 1867- 1929, uit Amsterdam, beroemd toneelspeler, regisseur, directeur. Richtte 1908 zijn eigen gezelschap op, Het Toneel. Streefde naal Herman Vos, Paul Kenis, Gijsen, W ies Moens, Victor Brunclair. Zij verlangden ruimte, kenden geen horizon; de adem van het heelal moçst door hun verzen varen. Ze schreven in vrije verzen. Zo dichtte Marnix Gijsen het beeld van Sint-Fran- CISOI S@* een voorname stijl in zijn voorstellingen: De Vialiers van Schûrmann, Gtjsbregbt, Adam en Luciler van Vondel, verder stukken van Shakespeare en Faust van Goethe) later ook Ibsen en Strindberg. Bekend ool: door zijn voordrachten uit werk van Multatuli. Bekwame toneelspelers zijn ook M>rouw Jacqueline R/yzflrt/l'--îkrf/ltzrz, geb. 1880; hun zoon Ben, geb. 1904, en Krachtige toren van jubel, A1s op lentefoor in lachpaleis van (zaligheid! onstuimig8 danser, 1J1e klokkenklank d1e m' aanvaardt (op windewiek-, Nachtegaal en leeuwerik- van 1of , Rechte heirweg, Avondstraat, Allerluidstluidende klok, Banaan van zoete vergiffenis, hun schoondochter M arcelle Geolgei'te Szfgedoorn: geb. 1910. Over Royaards ïp2 zljn /## een studie van Top Naeff, 1947. Royen, Dr. Gerlach N. J. H. N, geb. 1880 te Valkenhurg, Franciscaan, 1932 hoogleraar in de vergelijkende en algemene taalwetènschap te Utrecht; strijder voor de vereenvoudigde srlling. Royen, Maria van N , geh. 1892, dichteres; sonnetten. Roper, Louis - , 1793- 1868, uit Mechelcn, beeldhouwer te Amsterdam. Van hem. het standbeeld van Latlrens Jansz. Coster te Haarlem, 18j6, en dat van Vondel', ook 't gedenkteken voor Simon Stijl te Harlingen. Verder Prins W illem op 't Plein te 's-Gravenhage, 1848; De Ruyter, enz. Rozelyntje, zie Wellekens. Rozendaal, Op 't Kerkhof te 'v, rouwzang van Ter Haar over De Genestet, 1861. Later werd hij er zelf begraven, evenals Hofdijk. Rubben, sotternie uit de 14e eeuw over een man die drie maanden getrouwd is, wanneer een welgeschapen zoon hem verrast. Ook deze sotternie loopt op een vechtpartij uit. verscheiden toneelspelen en vertaal- Fabelen van Gellert. Lid van Laus Schreef de de Lleo. 453 Ruimte Ruisbroek Bloedende geranium, nieuw doorJan de Marre. Zie bojdicbten. Nachtelijke vuurpijl..... (Aangehaald door Vermeylen. Foor = kermis.) De dichters van Het Fonteintje kwnmen tegen die van Ruimte op. Ruisbroek, zie Ruusbroec. ruiterliedjes, minneliederen der 1je eeuw, waarin een ruiter (huurling te paard, maar nog vaker te voet) de hoofdrol speelt, vaak ook door een ruiter gedicht. De D. huursoldaten van Karel de Stoute brachten hun volksliederen mee, die a1s voorbeeld dienden. BJj de ,,ruiters'' vindt men een deel van de bemanning van de Blauwe Scute. Ruiterliedjes komen voor in het Antwerper Liedboek en verder in honderden blauw boekjes en op losse bladen. Zij hebben de oude bekoorlijke epitheta ornantia: het groene woud. hct blanke zwaard, van goude rood, sneewitte handen of wangen. Het bekendste ruiterliedje is: Ic stont op hooghen bergen. En de bekendste ,,rulter'' is Jan Starter. Tot de ruiterliederen behoren ook de Kep'c/ J//e#:rt7?7; zie daar. Aan het slot noemt vaak een rufter zich zelf a1s de dichter. Ruloffs, Bartholomeus - , 1735- 1801, or. ganist in de Oude Kerk en orkestmeester van de Schouwburg te Amsterdam. maaktc een bekend gedicht op de Intnding f'ap, den ad/z/l/e/ldgwyc/7ta/; Scbouwburg, 1773. Gaf ook een groot aantal, meest vertaalde, toneelstukken uit. Rumbeeksche Avondstonden, verzamelinà', voordrachten en legenden voor De Jzrereenigde Jzrrëer#e/z te Rumbeke (groot dorp bij Roeselare) ; in 2 delen, geschiedenis, ook over de oude Rederijkerskamers val) Roeselare, 18j6. Redacteur A. A. Angfllis ( 1830- '70). Russche, Broeder 'v, zie Ruyscbe. Russe, Ellen N , zie v. d. Velden-vygh. Rustingh, Dr. Salomon van 'w, 16j2- 1717, heelmeester in het leger, zwierf door Frankrijk, daarna dokter in Groot-schermer, waar hJj 1707 nog woonde. Dichtel' in de y,geest'' van Focquenbroch. Vol- Geestige W erken, 1693; derde druk 1699. HiJ parodiëerde de Gr. mythologie in zijn Lust en Onlust in den Hemel en de Ill4s in zijn Wapen-stryd tusscken Hjax en Ulisses en ook Aran en : Titus van Jan Vos. HiJ schreef voor ,,koddige Lesers ,,. Langendijk noemde hem een drekpoëet. Duvels /ct,'d'7? onder de duvelen, 1694. De KJ/ in 'z vagevuur, 1696. Dichter ook van Het scbouw-toneel des Doods, 1707, een dodendans, met 30 zinnebeelden verlucht. Vierde druk 1741, Rustrljk, buiten bij Mufderherg, met de echo; bezongen door M r. Pieter de 1, Rue en op- Woestijne. Rutten, Dr. Theo - , geb. te Schinnen in Limhurg 1899, promoveerde 1928 te Leuven in het Ned. met een proefschrift over Felix Timmermans, en in 1929 te Utrecht in de wijsbegeerte; 1951 hoogleraar te Nijmegen in de psychologie. ln 1948 min. van Onderwijs. Ruusbroec, Ruysbroeck, Johannes van -, 1294- 1581, geboren te Ruusbroec aan de Zenne ten Z. v. Brussel. Op ll-jarige leeftild ging hiJ op smdie te Brussel bij Jan Hinckaert, kanunnik van Sint-Goedele. Tot 1343 was hij kapelaan aan de kerk van St. Goedele. Toen ging hij met Hinckaert en Coudenberch naar een kluis; hieruit kwam in 1349 voort het klooster Groenendael in het Soniënbos, naar de regels van St. Augustinus. Daar gaf hij zich over aan het vrerkend en aan het schouwend leven; onder zijn bezoekers waren Tauler en Geert Groote; hij is de grootste der Ned. mystieken. Reeds te Brussel had hij gn 13j0 Die Chierheit #er gbeesteleier Bru- 2/câ'/ voltooid. (Bewerkt door F. Erens, 1917.) ln 1359 volgde Spieghel #er ewigber 5WScâe//, op verzoek van een non van St. Clara. Onder zijn werken is Van #:7:2 çheestel#ken Tabernacule het grootste; het ls een voorstelling van Der Minnen Loep, maar van de geestelijke minne, van het mystieke leven, van het ,,schouwende 1even'' vooral, de werkelijke vereniging met God. Het Boec van seven Trlppt'/z w-llst de opgang naar de zaligheid der beschouwing. Zo kwamen er in 't geheel e1f verhandelingen. Ruusbroec staat onder invloed van Meester Eckart; beiden onder die van St. Augustinus en van St. Bernhard. Toch wekte zijn werk ook aanstoot, en om die verder te voorkomen schreef hij dat Boec der /J/ccâster lrzuerâe//. Ook bestreed hij de sekte van de ,jBroeders van de Vrije Geest''. waartoe Helwig Bloemaerdinne behoorde. Rutgers, Johannes -, 1835- '97, leraar aan 't gymnasium in Den Haag, sedert 1878 rector. Zie Geestelljie Lustwarande. Hfj maakte ook parodieën op de sonnetten van Jacques Perk. Rutten, Dr. Felix - , geh. 1882 te Sittard, R.K. dichter en schrilver: Limburgsche 5'tge?;, 1916; Beatr#s, bewerkt a1s geestelijk drama, 1918. Voor het toneel ook Hagar, 1917. Maar ook de schrijver van Ondes de rook der z?;#zz, felle R.K. propaganda in de vorm van een roman. Dr. Rutten was getrouwd met Koenen. de schrijfster Marie Rutten, Mathieu N , geb. 1906, Vlanms dichter. Schreef een studie over Karel van de 454 Ruusbroec Ruwaardes Geertruida Ruys, Dr. H. J. A. -, geb. te Bunschoten 1881; proefschrift over Boetius J Bolswerl, 1910; conservatrice a. d. U.B. te Leiden, 1918 '46; schrijfster van letterkundige artikelen. Ruysbeek, Eric van - , ps. van Raymond van Eyck, geb. te Brussel 191j. Gaf tle dichtbundel ïveesllanL uit. Hij schreef Karel Joncibeere aIs J/fé/tv'. Ruysbroeck, zie Ruusbroec. Ruysch, Arie 'w, 1797- 1871, uit dam, wijnhandelaar en 1id v. d. Rotter- Raad Het Itt;J/:/ te Vlissingen. Tourville .f den, Toneelschrijver: van oj de Holl. Zeelieden in FFJ&lzang! 1867. Zljn drama Albrecb't 124x, 1659; 5. J. de Decker, een sonnet voor De Ruylen. ter, die tegen de Algerijnen vxht, 1661; Ruusbroec is onze grootste prozaschrijver der M.E., vooral waar hij het schouwende leven verheerlijkt: yj,dat en is anders niet dan scouwen ende staren ende in bloter minnen cleven ane Gode''. In zijn proza is hij dichter; hij is de eerste Nederlander, die in de volkstaal een ideaal levensgeheel heeft ontworpen, .al paste dat in zijn (ehee; ook alleen voor kloosterlingen. Tot ln de 16e eeuw werden ziln werkvn veelvuldig Jn de kloosters gelezen. Hij tastte in zijn geschrlften fe1 de gebreken der kerk aan, o.a. de schandelijke aflaathandel. Ruusbroecs werken uitgegeven in de Vlaem- Jcâd Bibliopkilen vgn David, 18j6. Daarop volgde het proefschrift van Dr. A. A. v. Otterloo, 1874; 2e druk door J. C. v. Slee, 1896. fen volledige nieuwe standaarduitgave in vier delen werd bezorgd door het Ruusbroec-genootschap te Antwerpen (1932-'34) . Onder redactie van hetzelfde gen. een bundel studiën: Jan zwzz Ruusbroec, Leven t7/? Werken, 1951. Een studie over zijn Leven t7F/ Werken door J. v. M ierlo in de Dietsche W arande, 1910. Zie ook M oller en Dr. Claeys. Verder een studievan J. Aalders en Uren met Ruusbroec door L. Reypens. Een proeve van stilistiei 1# Ruusbroec, proefschrift van W . C. A. Schilling. W eer een nieuwe uitgave van de werken in 4 delen, hewerkt door Prof. Dr. J. B. Poukens S. J. en Prof . Dr. L. Reypens S. J. e.a., 1932. Over Ruus- Jzr/dc en de Mystiek schreef W . H. Beuken, 1946. Tot de school van Ruusbroec behoren en W . GeertGroote, Cn Thomas %a M oderne Kempis de mannen VfouWen der 455 kuyier Ruyter 456 4. Ahmggq, GelucL-wensch hij de benoeming tot admiraal, 1665; .j. Vondel, Zeetriomj der Vne Nederlanden en zegtzfna, twee grote victorieliederen na de Vlerdaagse Zeeslag, 1666, met nog een sonnet op de afbeelding van De Ruyter, door Lgevensz geschilderd: A1 d'Oceaen gewaeght van Hollants (Amirael. 6. J. Oudaen, Op Jen Gedeni-penning, 1666; 7. Joan Blasius, Ontsloote See, 1666; 8. Vondel, Zegevier der Vrije Nederlanden en De Zeeleeu op den Teems, ter ere van de tocht naar Chatham, 1667; 9. Antonides, De Teems in Brant, 1667: Maer Gil, die in den lichten brant Uw leven waegt voor 't Vaderlant..... Hoe maektge met uw halsgevaer Den heelen Stad uw schuldenaer! 10. De Ove- inning bij Schoneveld, 1673, bezongen o.a. door K. Lescailje en Antonides; 11. K. Lescailje schreef opnieuw een triomflied na de Slag bij Kijkduin, 1673. Prbf. Francius schreef eerst in 't L. en toen in 't Ned. zijn Lykgezang ter z/ylw-r# van De Ruyter. Een ander lijkdicht is de L#krouw der N-JJ/F//Z/; van Joachim Oudaen, oen derde de Uitvaart van Antonides. Verder rouwzangen van D. Schelte, A. Angelkot, J. Pluimer, T. Arentsz, Cornelia van der Veer en Asselyn. Geraert Brandt 1everde zijn meesterstuk met zijn Leven van De Ruyter, in de geest van de Ned. Historiën van Hooft. Van hem is ook het beroemde grafschrift: Aenschouw den helt, der Staten (rechterhant, Den redder van 't vervallen vaderlant, Die in één jaar twee grote (koninkrijken Tot driemael toe de trotsche vlag deed (strijken; Het roer der vloot en d'arm. daer Godt 17(door stree: Door hem herleeft de vrijheid en de (vree. Bloemlezing uit Brandt's Leven van Ten Brink en van Kalff (W ereldbibl.) . De Lijck-reeden! Eerdichten en Grafschriften verschenen ln één bundel, 1677. ln de Patriottentijd opnieuw de hulde voor de grote zeeheld. Zo werd De Ruyter bezongen door Feith? en in twaalf boeken door Adriaan Loosles, 178j. ln 1812 nog diens u atste Zeetogt, wederom in 12 boeken. Bezongen door Loots: De Overwinning b1j Câa//wzzz, 1799. Treurspel van Loosjes: Cuenna, d.i. De Ruyter vöör Messina, 1791. Gedicht op de Heldendood van H. H. Klijn, 1822. Treurspel van Jan Nomsz, 1780; van M. W esterman, 181j. Ruyter, P. C. de -, agent van politie te Amsterdam, 1885 ontslagen a1s socialist, dichter van veelgezongen liederen in de Soc. heweging. '/ Mariannelied, '/ Vrijheidslied. Rijcheit ende van der Doot, Van der N, gedicht van Augustijnken van Dordt, over de vergankelijkheid van al het aardse: Ay, broessche mensche, bepeinse di Dat niement der doot en ontsprinct.... Opgenomen in de Oud-vlaemscbe Gedichten van Blommaert. Ryck, Drs. Paul de - , geb. 1915 te Terjoden- Eremhodegem, uitgever v. de Gentse jongeren; gaf o.a. de bladen Prisma en Cabiers van De W aterkluis in 't licht. Schrijft zelf onder ps. Bart Vriibos; dichter. Rilcke Man, ComMie van de -, van Coornhert, een allegorisch spel van ljjo, gedrukt 1582; Lucas XV1 wordt er in gedrnmatizeerd. Opnieuw uitqegeven 1941 door Dr. N. v. d. Laan in zljn Noordned. Reder#kersspelen. Rijcke man, Spel van de 'w, van Dr. Samuel Coster, 1615 meermalen gespeeld voor de loterij ten bate van 't Oudemannenhuis; zie loterlj. De gelijkenis van de rijke man en Lazarus. Rijdes, B. -, geb. 1910, schrijver van de roman Twee tegen JJN, 1947, en van het gedicht Orpbeus, waarin het oude Griekse verhaal in Christelijke richting wordt omeduid; 1944. Rilk, Esther van N, zie De Boer-van R#l. Rijk, Frans N, toneelschrijver, vertaler van Racine en Corneille. Zijn Doorslepen Vleyer, 1708, is een bewerking van Molière's Tartujfe. Een eigen stuk is De Hedendaagscbe Bankroetier afW/E'râzfziz/, ::k 1712. Hij bezong in 172 1 het buiten W estermeer bij Heemstede in een hofdicht. In 1680 richtte hij een dichtgenootschap op te Amsterdam, in 1741 gaf hij nog een blijspel uit. Ryk, Jacob Simonszoon de N, treurspel van Van Merken, 1774: De Ryk in 's-Gravensteen te Gent gevangen; De Ryk en Mondragon en hun vrouwen getekend a1s eerbied en bewondering afdwingende karakters. Rilksmuseum in Amsterdam, door Potgieter begeerd in zijn studie van die naam, 1844, gebouwd in 1883 door Cuypers; geopend 1885. Potgieters Rijksmuseum is een grootse hulde aan het voorgeslacht der 17e eeuw, aan de veldheren en staatslieden, aan de kunstenaars en dichters. Hij schildert met name de vier grote letterkundige vernuften van de Gouden Eeuw. Rijksmuseum riJ'rn rijm, kwam bij de Klassieken niet voor. In het Oud-Germaans de alliteratie of het stajrljm, d.i. voorletterrijm. Het eindrijm kwam op 5ij de Romaanse volken, het eerst in het L. kerkgezang sedert de 3e eeuw. Het eerste Germaanse eindrijm bij Otfried, monnik te Weissenburg in de Elzas, in zijn Evangelikn-bal'monie( 870. Verdeeld in mannelljk of staand rijm (l)etoonde lettergreep aan 't slot) ) vrouwelijk of slepend r-llm (betoonde lettergreep, gevolgd door een toonloze) ; duhbelrijm (als drie of meer woorden rijmen) : ln zachte klanken saamgtbracbt heb ik Uw zoeten naam .geJlcâ/. (Van Eeden.) Glijdend rijm (op de rijmende beteonde lettergreep volgen nog 2 onbetoonde: wapperèn dapperen) ; halfrijm (als alleen de klinkers rijmen), Assonantie; gelijk rijm, rime riche (als hetzelfde woord in het rijm terugkeert) . Naast de rijmende de rijmloze of blanke verzen. Zie daar. Rijmbrief van Hooft ,,Aen de Camer In Liefd' Bloeyende'' 9uit Fiorenza, 1600. Rijmbijbel, 10 van Jacob van Maerlant, voltooid 1271, naar de Historia s'fW/tfxfsca van Petru! Comestor; bevat de bijbel met de apokrlefe boeken en een verheerlijking van M aria. ln 27 000 verzen. Gevolgd door Die Wraie van JéE'r/zlWew, een overzicht van de Jooase Oorlogen van Flavius Josephus; bijna 8000 verzen. De geestelijkheld nam Maerlant dit werk in de moedertaal kwalijk, omdat hij *@**leeken weten dede Uter Byblen die heimeli&ede. Hij zelf deed er een goed werk mee; hij gevoelde spijt van de ' ****logenlike saken, die mi de lichtheit dede maken vander herten ende vander zinne ende vander wereltliker minne. De R#mbijbel uitgegeven in 5 delen door J. David, 1858 '61. 20 berijmde oangelieverhalen van Beets, 1839; nàvolging van de Erzâblungen vall W . Hey. Rifmer, Jan de -, pseudoniem van Jan Goeverneur. Zie ook Prihkebeen. rljmgespuis, zie Van Speyi. Rijmkroniek, zie Stoke. Een andere is van Jan van Heeluk 't bekendst die van Van Maerlant; zie speculum en Spieghel His- ?*Oe/; vervolgd door Philip van Utenbroeke (2e partie) en Lod. v. Velthem (4e partie, 1248 1316) . Verder de Vlaamscbe Rzywirszi/el; zie daar. rijmloze verzen, het eerst bij Geeraerdt Brandt, De Vrede van 1648; dan bij Goddaeus, doch vooral bij Bellamy en zijn kring. Verder bij Hoffham: Slupliedieh en Fij V. d. W oordt. Ook in Kinkers Minderjaarige Zangster en Fij Nieuwland en Mw. Kleyn- ockerse. De Feweging tegen het rijm was al Fegon. nen door Bodmer in Duitsland, 1752, en door Johnson in Engeland, 17j9. rijmprenten, platen met verzen, die op losse hladen verkocht werden. B.v. Vondels W eegschaal van S///4r#. 't Oude gebruik in ere hersteld in onze CeuW . In 1942 o.a. Twaalj Rijmprenten van Ned. kunstenaars, verzoryd door Prof. G. V. A. Röling en J. v. Krlmpen. rijmschema, geeft met letters aan, welke regels van een strofe op elkander rijmen; b.v. van 't W ilhelmus: ababcdcd. Rilmsnoer om en om het Jaar, bundel gedichten van Guido Gezelle, 1897, gerangschikt naar de paanden van het iaar op de wijze van Tijdirans. Pas door dit werk en door het opstel van Po1 de Mont er over werd Gezelle in Nederland Fekend. Rilmspiegel, de naam voor de Spiegel Hi5- ?JW=/ van Lodewijk van Velthem bij tie uitgever Le Long, 1727. Rijmspraken, Mnl. ew, vertaalde verzen uit Freidanks Bescbeidenbeit, toegelicht 1885 door Dr. W . H. D. Suringar. Uit het Haagse hs., waarin ook de gedichten van Hildegaersberch en Der N/zzzCtzAz Loep. Eerst uitgegeven door M. de Vries, 1847. Toen door Verwijs, achter de Gedicbten van Hildegaersberch, alsof ze van die dichter waren, blz. 2j3- 'j6. De uitgave van Suringar in de Handelingen van ,,l-etterkunde'' 1884- '86. rijmstaven, de beklemde beginwoorden van ieder halfvers, die met dezelfde letter aanvangen. Zie J/,/r# m en alliteratie. Rijmwooröenboek, uitgegeven door Willem Kroon, 17j4; verbeterd door W itsen Geysbeek 1829, wiens werk bespot werd door Jan Goeverneur, 1853. ln 1884 kwam het nieuwe rijmwoordenboek van Hendrik Frijlink; in 1936 het nieuwste van Esther Hadassa W eyl. In Z. Nederland verscheen in 1884 het rijmwoordenboek van J. A. v. Droogenbroeck. Rijn, Ode aan den - , 1 O verheerlijking van Vondels ? ygeboortestroom''; zie stroomdicbten en Rùnstroomk 2 ozeer veel voorgedragen gedicht van Borger. Rijnbach, Dr. A. A. van 'v', geb. te Delft 1879, leraar, sedert 1928 bibliothecaris van Letterkunde''. Hij gaf de Kluclxel? van Bredero uit, 1926; het Toneelwerk, 1942 en het Groot Lied-boek, 1944. Rijndorp, Jacob van ,v, 1665- 1720, uit Amsterdam, schrijver van 14 .toneelstukkeh. 't Eerste was De eerloope Kwleler, 168:. 457 Rijndorp Rijnsburg Toneeldirecteur van de Haagse en Leidse schouwburgen. Sedert 1703 had hij in Den Haag ,,de Piqueursschuur of Manege'' ('waar nu de Passaye is) in huur. Hij tracl ook op in het bultenland, in heel Duitsland en in 1703 o.a. in Kopenhagen. Hij bracht Palamedes weer op het toneel, maar met een rei van Amazonen in plaats van de Euboeërs; zie Vondel. Ook bewerkte hij een stuk van Floris Groen! De âe//tmr-r/ van dokter Joan Faustus, ultgegeven 1751. Zie Faust. ln zijn blijspel De :e.fc/ptwl/tz brllid // de wtv//tz/#e reizigers, 1690., bewerkte hij dezelfde stof a1s Langendijk in zijn Wiskunstenaars, 1715. Hij wijzigde Kloris t'v Roosje voor Den Haag en Leiden. Rijnsburg, de Kamer van -, gaf in 1641 uit Reynsburcbs Angier-hofj, bundel gedichten met de antwoorden bij de rederijkerswedstrijd. Rijnsdorp, C. 'v, geb. 1894, Chr. criticus en schrijver van novellen, Chaufjeur Bir/ l.vtzz/rl. en romans, Koningskinderenk zijn essays, To' Z#t&, getuigen van een scherpe Riyeest. jnstroom, De '--,, ode van Vondelk voor t eerst gedrukt ln Blaeu's Toonneel des Aerdrycx ofte Nieuwe Atln, 1635. Ghy schijnt een aerdsche regenboogh Gekleed met levendige kleuren, En tart den hemelschen om hoogh, Die hierom nydigh schijnt te treuren. Opgedragen aan Johan W olphard van Brederodq, ,,vryheer te Vianen'' 1599 16jj, in 1641 Veldmaarschalk der Unie. Ryp, Feyken .v, gaf 1706 een Cbronyk t?zJc Hoorn uit. Ryper tiedtboecxken? Het - , met ,,schrifttuyrlycke Liedekens'' 2e druk, 1656. Rilpma, Dr. E. -, schreef o.a. Gids 147 de studie der Ned. Lett. en een Beknopte G'Evcâ. der Ned. L. Rijslngen, Marcel van ew, 1796 1827, uit Eindhoven, onderwijzer te Lokeren, drijft in zijn satire Het stadsgewoel de spot met de Gentse toneelspelers, 182j. Ryssaert van Spiere, zie S. Rljssele, Colijn van N , zie C. Rijswijck, Jan van 'v, 1818 '69, broer van Theodoor, werkte met hem mee aan het politieke weekblaadje De Filterk ondermeester, afgezet wegens een uiting over de koning, moest verder van zijn pen bestaan; volksdichter. Van 1857 '65 was hij redacteur van het liberale dagblad De Grondwet; verzette zich tegen de bouw van forten en afsluitingen rondom Antwerpen. Zijn spotrijmen verzameld uitgegeven a1s Poii- Sele Zweepslagent 1861. Rilswilck, Mr. Jan van -, 1853 1956, neef van de dichter Tkeodoor, uit Antwerpen, 1892 burgemeester van zijn Flamingant, redenaar voor 't gehoortestad, Willemsfondsk hield ook een rede Fij de onthulling vall Ledegancks Standbeeld te Eeklo, 1897. Rilswijck, Thodoor van -, 1811 '49, zoon van een onderwijzer te Antwerpen, die later verver werd; zelf ook onderwijzer, tot de Belgische Opstand uitbrak en hij vrijwilliger werd. Hij was bij de vluchtelingen naar M echelen in de Tiendaagse Veldtocht. W erd daarna klerk in de lombard en dichter, vooral politiek hekeldichter en bemind volksdichter. Stierf in het krankzinnigengesticht te Antwerpen. Zijn Volledige W erler in 3 delen met levensbericht door J. Staes, 1884. Hij was begonnen met Balladen, 1845; daarbij uit de Geuzentijd: Weerwraak, Joban van Marnix, De Boscbgeuzen, De Watergeuzen. Bekend werd hij door zijn Politieke Refereinen van 1844 tegen W alen en Franskiljons. Bemind werd hij door zijn Volisliedies van 1846: de arme liereman van het arme Vlaamse volk: Luid de waerheid op te zingen M et een vaderlandsch gevoel Bleef op aerd mijn eenig doel. Hij gaf het Muzen-Album uit met Domien Sleeckx, 1843- '48. W erkte mee aan het herstel van de Antwemse rederijkerskamer De O/#/J,J, 1836. Dichtte een Ajscbeidsgroet bij de dood van Willems, 1846. Standbeeld te Antwerpen, 1864. Ryswykze Vrouwendaagze Courant, toneeltijdschrift, 1774. Rijzende Blaren (Vlaams = vallende bladen) , bundel gedichten van Jan van Beers, in 1884 met de j-jaarlijkse Staatsprijs bekroond. S. Saalborn, Dr. Arn. L. B. -, qeb. te Amsterdam 1888, leraar. Proefschrlft Het ontwaien van /J// sociale bewustzijn in de Iitera//// zr, 1931. Studie over Adama van Schel. tema, 1928., over Het Drama, 1950. Saalborn, Louis N , geb. 1891 te Rotterdam, toneelspeler en -directeur. Saanlandsche Arcadia, 16j8, van H. Soeteboom, beschrijft de geschiedenis der Zaanse dorpen van de Batavieren af. Geen roman, maar plaatsbeschrijving, in de gesprekken van Russellania en Dorothea, ,,saanlantsche maegden'' met twee heren. In waarheid vertelt de Sanerdammer Ambiorix a1- leen. Zijn verhaal van de ooievaar met de gebroken poot berijmd door Van Lennep; dat van 't Haarlemmer Zeewijf door O1tmans bewerkt. Hofdijk raadpleegde het werk voor zgjn Kennemer Geuzensmdiën. 453 Saanlandsche Arcadia Saartje Burgerhart Saartje Burgerhart, zie Sara. Saavedra, Miguel de Cervantes 'v, zie C. Sabbatisten, M orgenwecker der 'w, zie N . Sabbe, Julius -, 1846- 1910, uit Gent, 1eraar te Brugge 1869, voorvechter v. d. Vlaamse Beweging. Vader van M aurits. Gaf het maandhlad De Halletoren uit, 1874 '81. pleitte voor de aanleg van Brugge-zeehaven. Zijn cantate Klokke Roelandt, 1877, werd bekroond. Van 1881 1910 was hij de redacteur van de liberalc Brugsclne lEYrrl; de oprichting van 't standbeeld van Breydel en De Coninck in 1887 was zijn werk. Sabbe, Dr. M aurits .v , 1875 1958, uit Brugge, welke stad hij uittekende in: Aan 't Minnewater, 1899; E en M ei fzuzf Vroom- /?tzà 1902, en De Filosooj f?,z; 't Sasbuts, 1907. Dan romans uit de Pruikentijd: '/ Pastoorke van Schaerdycke en Het Kwartet JEp7' Jacobiinen. Leraar. In 1919 werd Sabbe conservator van 't Museum-plantijn te Antwerpen. Vandaar zijn studies over Het #/2 OnvtjbankeliiLe Vrouu', bijdrage tot het vrouwenvraagstuk, 191j. Sedert 1924 Mw. v. W ageningen. Een aantal van haar letterkundige opstellen samengebrucht door de A'ereldhibliotheek als een hundel Over Mooie l/el:zz, 1926. Over haar Daadlooze Droomen zie Decamerone. Schreef van Katholiek standpunt over de vrouwenbyweging. Bij haar 65ste jaardag verscheen een hloemlezing uit haar gedichten: De Ongerepte Droom. W erkte mee aan De Stille faf'i van N. van Suchtelen. Salomonson, Herman - , geb. te Amsterdam 1892, journalist, 1927 directeur van Aneta, schrijver van romans en novellen, ook onder ps. Akelis Stoke. Omgekomen a1s oorlogsslachtoffer te Buchenwalde; .,op de vlucht doodgeschoten'' ( 194j) . Salon des Variétés, opgericht door Duport in de Nes te Amsterdam, 1839, in de tijd van diepe inzinking van het toneel in de Schouwburg. Met versnaperingen, gelegenheid om te roken en met de aantrekkelijkheid van vaudevilles en coupletten over de gebeurtenissen van de laatste dagen. Ook slecht vertaalde Franse stukken. 460 Salon des Variétés Salsmans ln 1844 de twesde Boas en Judels ln Salon des Variêtls van de Amstelstraat. Duport had tot 1865 de leiding in de eerste, die in 186? gesloten werd; Judels Fleef tot 1869 dlrecteur van de tweede; deze werd 1904 gesloopt. Salsmans, Jozef -, geh. 1875 te Antwerpen, Jezuïet, hxgleraar in de godgeleerdheid te Leuven; gaf met Dr. Rombauts Het NaJl:r van Poirters opnieuw uit, 1905) verder Den Spiegbel fzzl/i Pbilvqie van Poirters, 1957. Salverda, J. C. P. N, 1785- 1856, schoolhoofd te W ons, Fries dichter. Salverda de Grave, Dr. J. J. -, 1863- 1943, was hoogleraar in 't F. te Groningen en te Amsterdam, schreef over de F. woorden in het Nederlands, 1906. Sambix, Felix van - , 15j3- 1642, uit Antwerpen, schoolmeester en schoonschrijver te Delft. Zijn zoon Felix, .'ï: Jonge, was er drukker en uitgever. Vader of zoon vertaalde uit het F. verschillende werken en ook Sidney's Artadia, onder de letters F. v. S., 1639- '41. Samengesang van dry Personagiën, zie klucbtigb. Samenspraec = tweespraec, M. E. kunstvorm; zie disputacie. B.v. Samenspraeb tussen ::72 gezeten :79 een zwervende wdN:J/ree/, uitgegeven door w illems in Belg. Mus. VlI. Zo schreef Slatius nog ::!E: 1619: Tsamensprekinge tusscben een predikant der C,2- vinus-gesinde :rzftp een dief. Ook verschil. lende Tafelspelen zijn samenspraken. Zie ook Scalc ende Clerc. Samson, treurspel van Vondel, 1660, met a1s tweede titel Heilige W rlecl, opgedragen aan Cornelis van Outshoren, burgemeester van Amsterdam. Dit bijbelse treurspel was zelf ook een wraak, namelijk op de predi kanten, die Vondels Lucijer van het toneel geweerd hadden', het 5e en 4e bedrijf zijn er vol van. Spmson speelt daar op verlangen van de vorsten van Gaza yyeen spel van zinnen'' in de Kercke''; dit is Vonde1 zelf : ....een Hebreeuw, die door zijn nieuwe (wet Den ouden godtsdienst van den (Filistiln besmet. Dit was de Roomse Vondel, die om zijn geloof geweerd werd door de predikanten. Sande, Felix van de x', 1824- '90, onderwilzer te Bmssel, toneelschrijver, toneelmeester van de Knmer De Wyngaerd. Sanden, Arie ew, pseud. van Xaveer Adriaen- Sens. Sanderus, Antonius - , 1582- 1644, priester uit Antwerpen, gaf 1641 een beschrijving van Vlaanderen uit, Flaadria Illustrata', -F in de ahdij van Afflighem. Sanderijn, de jonkvrouw door Lanseloet van DenemarLen Femind en verstoten. Sândick, Alexander van 'w, geboren in Suriname, trouwde 1759 met Amalia, de dochter van Onno Zwier van Haren. Deze Fetaalde zijn schulden en wist hem te doen Fenoemen tot hewindhehher der W .I.C. Dit alles verhinderde niet, dat de schoonzoon in 1760 met zijn a.s. zwager W illem van Hogendorp de schoonvader ten va1 bracht Zie I'Qn S,zrE'hz. Sandick, Ir. R. A. v. x , 1855- 1953, ingenieur v. d. W aterstaat in Indië, van 1899 - 1952 secretaris van het Kon. Instituut van Inyenieurs. Leed en Iief uit Slzi/aw, 1892, ln 3 maanden uitverkocht. Behandelt ook de Havelaarzaak; prijst het 1evenslang stilzwijgen van de G.G. Duymaer van Twist. Sangiro, ps. van ad. H. Pienaar. Sannazaro, Jacopo 'v, 14j8- 1j50, uit Napels, schreef in 1j04 zijn Arvadia, de eerste herdersroman na Longus. Vertaald door P. Vlaminy, 1750. Behandeld door Jan ten Brink ln zijn Romans in proza. ln 1542 volgde Montemayor met Diana, in 1584 Cervantes met Galatbea. Onderwijl had Amyot in 1jj9 Dapknis en CâDJ uit het Gr. van Longus in het F. vertaald. In 1j90 werd de E. Arcadia van Philip Sidney gedrukt; in 1610- '25 verscheen de grote F. roman Astrée. Zie daar, herdersroman en Arcadia. Sans Famille (F. = alleen 1O beroemd verhaal van H eocpto rd eM waleorte; ld2)1 daarnaar genoemd de uitgave van een stel brieven, van Greshoff, Ter Braak en Du Perron, over de vraag of een k-unstenaar zich afzijdig moet houden van de wereld. (Groot Nederland 1936; herdrukt 1948.) Santa Clara, Abraham a - , 1660 1751, ps. van Ulrich Megerle, Oostenrijkse prior der Barrevoeters en boertig volks-hekeldichter in proza; veel vertaald en nagevolgd door de burleske dicbters, zie daar; vooral door Jan Goeree. Vertaald werden o.a. Mercuriatis // Wintergroen, aangename geschiedenissen, 1763; De Geleerde N4F, 1752; Redenvoeringen, 1742; NuttelyL Mengelmoes, 1718; Narrinnen-spiegel, 1725: lk agte de eerbaarheit geen zaak, De dertelheit is myn vermaak. Santen, Gerrit Cornelisz. van - , schreef een klucht van Licbte <&4er, 1617, een verloren zoon, die arm en zlek wordt. De klucht van Snappende Sylgen, 1620, is een school voor laster. Beide gwen een beeld uit het maatschappelijk lwen. 461 Santen 462 satire Santen, Mr. Laurens van -, 1746 '98, repetitor te Leiden: L. dichter, 1795 voorzitter v. d. Munlcipaliteit en curator der hogeschool. Bewerkte de instelling van een leerstoel voor het Nederlands en de benoeming van Prof. Siegenbeek. Schreef zelf 1796: Rvl'w'e #r&e/ over bet Werktvigliiie Jep' DicbtklJnvle. door den borger Lovw lup Santen. Stond in briefwisseling met Klopstock, die hij in 1771 te Hamburg bezocht had. Zijn Ruu'e Proef bevat naar Klopstocks voorbeeld een prosodie met beschouwing over het klassiek-e en het Germaanse VCCS. Santen Kolff, J. van -, 1848-'96, uit Rotterdam, schrijver over muziek, vereerder van W agner, gaf met Emants en Smit Kleine De Banier uit, 187j- '80; schreef over Zola in De Portejeuille een reeks bijdragen. Santhorst, huiten bij W assenaar, gesloopt 1819. Des zomers bewoond sedert 1756 door prof. Burman van Amsterdam en toen het verzamelpunt der modernen. Daar kwamen Valckenaer, hoogleraar te Leiden, Dedel, burgemeester van Den Haag e.a. M en vierde er Hendrik van Brederode a1s vrijheidsheld en Jan van Oldenbarnevelt; ! Pasca1 Paoll werd er begroet; vandaar uit werd de Dordtse orthodoxe Ds. Barueth aangevallen. Dit verklaart de naam van een gedicht van Betje Wolff : De 5',z;/1/rJ/Jcâ: Geloofsbelijdenis, in rym gebragt door eene zuster der Santborstscbe Gemeente. Ter Drukierye zwzi baare Koninglyke Majesteit Reden, 1772. Zij vereerde daarin Sint-lan (Oldenbarnevelt), Sint-Hugo (de Groot) en de heilige W itten. Er verschenen een aantal geschriften tegen en een apoloqie vôör dit werk, geschreven ter ere van vrljheid en verdraagzaamheid. In weerwil van de Dordtsche Santen En die nog zweren in hun nanm, Wii houden 't met de toleranten, Wij stooren ons aan haat noch blaam. W 'eerbiedigen de zagte wetten Der vriend'lijke verdraagzaamheid.'' De Vaderl. Letteroejeningen waren sedert 1761 het tijdschrift der Santkorstianen. Hun vijanden noemden Burman een zedeloze sm tter. C. v. Hoogeveen dichtte in 1769 De rid- #erâ//JJW Santborst fJév/./eE'r//yl/. San dnnen, De drie 'w, Rederijkersksmer te BruR e, schreef 1700 nog een grote dichtwedstrild uit md prijzen voor een gedicht in 100 alexandrijnen over Den oorspronck en Ju't; Lof der Rymkunst, en voor een ,,geestlg Sangwerck'' over 't Bedryf der Sangb-godinnen. Alle gedichten gedrukt in De Heliconscbe Echo. Nieuwe prijskamp 1701y tegen M ichiel de Swaen, die niet tevreden was geweest met de tweede prijs van 't jaar 1700. Sapp y. ho de beroemde Gr. dichteres uit Les- bos, +v 600 v. C. Haar geschiedenis behandeld ln een der Heldinnebrieven van Ovidius, vertaald door Vondel: Sappbo >AZ Pbaon; zij volgde hem naar Sicilië en sprong daar uit wanhoop in zee. Sappko werd de erenaam van veel dichteressen. Zt) heet Betje Wolff de Beemster el) Katherijne Lescaille de Amsterdamscbe Sappho. Onze Hollandscbe Sappho, de erenaam van Anne Roemers bij Vondel. Anna Bijns heette reeds de Brabantse Sappho en Syhille van Griethuysen, die in Appingednm woonde, stond hekend a1s de Damster Sappho. De tweede Sajfo bij Vondel is Catharina Questiers. Sara Burgerhart, 1782, roman in brievenj ,,niet vertaald''; zie Betje IFP/JJ. De briefvorm overgenomen van Richardson; fgmilieroman van het Hollandse leven, van groot belang, omdat het boek zulk een knap werk iso maar ook om de vaderlandse strekking: betere opvoeding, verdraagzaamheid. 't Boek was in één jaar uitverkocht. De eerste goede oorspronkelijke Hollandse roman en het beste vrouwenboek. Uit de school van de Nouvelle Héloise. s'sra was het eerste werk, dat opnieuw werd uitgegeven door de W ereld-Biblio- /&E4, door Dr. L. Knappert, 1905. Bovendien was er al in 1879 een nieuwe uitgave verschenen bij de oorspronk-elijke uitgevers De Gebr. v. Cleef te 's-Gravenhage; dit was de 6e druk, bezorgd door A. W . Stellwagen; de 7e kwam uit in 1886; de 8ste in 1891. De eerste verscheen 1782 in 2 delen, met plaatjes getekend door J. Buys. Door Mej. J. Pahst op het toneel gebracht, 1911. sarcasme = vlijmscherpe, bittere ironie, F.v. in de tekening van Droogstoppel in m ax Havelur en in De zegen Gods door 1Faterloo, insgelijks door Multatuli, volgens Huet ,,de virtuoos van het sarcasme''. Dan I b.v. in De Onbevoegdheid der Holl. iritiek tegen Smit Kleine. Uit de 16e eeuw Marnix' Bljeniorj. Sarie Marijs, het bekende Afrikaanse liedje, gedicht ter ere van Sarie Marh. door haar man J. P. Toerien. Sarie, geb. 1866 te Heidelberg in Zuid-Afrika, trouwde met hem in 1885; zij werd moeder van 16 kinderen; # 1940 te Bloemfontein. Smsselee, Joost -, toneelschrijver. De bal- Iingschap van Willem 1, treurspel, 1 758. Satansproces, zie Maskeroen. satire = hekelschrift en hekeldicht, met bespotting van of aanvallen op pezsonen of afkeuring van handelingen of toestanden. Santen satire satyra, J4//?r> is een afkorting van satura flrx = volle, rijk voorziene schotel, oorspr. een gedicht over onderscheiden onderwerpen. Het woord heeft dus met satyrus, Jl/er niets te maken.) Beoefend Fij de Romeinen. Een van de grootste satirendichters was Horatius; een der eersten was Ennius, 239- 159; na hem kwamen Persius, j4 na Chr. 62 en Juvenalis, 42- 119. Ook in de Ned. letterkunde zeer veelvuldig en belangrijk. 13e eeuw: Maerlant en Reinaert. 14e eeuw: Jan van Boendale, Jan de Weert, W illem van Hildegaersberch. 1je eeuw: in liederen en Foerden; bij Everaert en De Roovere. 16e eeuw: Anna Bijns tegen Luther; beantwoord in de Geuzenliederen en in de Biencorf van Marnix. In de 17e eeuw: Ipbigenia van Coster; de hekeldichten van Vondel, en zijn Palame des; misschien ook Lucijer. Costelick Mal van Huygens. Marsyas van Antonides, gericht tegen de mannen van Nil. Lof der Geldzucbt van Jeremias de Decker; deze vertaalde ook de 14e satire van Juvenalis en het vierde j,schimpdicht'' van Persius. fieranny van Eigenbaat is een politieke satire; zie daar. Den nieuwen Kuyper, van Starter. Hedensdaegse Venus en Minerva van Jongtys; zie daar. ln de 18e eeuw Zeeus met zijn hekeldicht De 77/// in 't scbaepsvel tegen de ortho. doxe predikanten. Betje Wolff, Zedenzang', De Santborstsche Geloojsbelijdenis; De Menuet en de Domineespruikî Brieven van Constantia Paultna Dortsma. Kinker, verschillende letterkundige dieën; De Post van Jdz; Helicon. Clarisse, De W eelde p/; Nederland, 179 1 . Gerrit Paape, Vaderlandscbe Blyspelen, tegen W illem V, 1787. Balthazar Huydecoger vertaalde de Hekeldicbten van Horatlus in proza 1726, op rijm 1737. Misschien is ook van hem Cbro- Az/wtf-f//x oj Je geessel dezer eeuw, door Te W inkel het beste oorspr. hekeldicht der 18e eeuw genoemd; het verscheen onder ps, Severus Alethofilus, 1721. Hekeling van huichelarij, bijgeloof, heerszucht, gierigheid en weelde. 2. f ' - - Een bijzondere plaats nemen de talrijke satiren op de windhandel van 1720 in; ook in dramatische vorm, door Langendijk. Gysbert Tysens en Jacob Clyburg. Van Bi1- derdijk o.a. de bewerking van Persius' He- Je/#/rs/ev; verder ze#e/#le Gispingenk (L. Feestung der Vr#beid en Jlerlrauz-wbeid, 1820; Rondedans om een Jt/PJI/JJ, 1820. ln de 19e eeuw verder het ts. Braga) zie daar. Zie ook Hecker met zijn Hippokrees- O/z/zwzz/e//r: van 1838,.... nadat De GUJ zijn Dicbterlni Mengelwerk veroordeeld had. Jan Goeverneur bespotte het R#mwoordenboek van W itsen Geysbeek. Potgieter: Jan, Jlrrd/je en âJ/r jonute l/rJ. De Genestet, Sint-Nicolaasavond. De Veer, De Mijnbeers é'7; bun Polderland. Busken Huet, E :77 Avond >r bet Hoj. Cosinus, Kippeveer 5/ het :eJ/ZZZZJJ: meisje. In Zuid-Nederland o.a. Th. v. Rijswijck, Antigonus; zie daar; over de droevige toestand van het volk. Em. Hiel, Aan de F/=zzilcâ: Vrouwcn. Voor alles bij Multamli, dikwijls in sarcastische vorm; b.v. Grahchrijten op Tâ/p'- beckek De Zegen Gods door W aterloo en de figuur van Droogstoppel en Slljmering. ln het blijspel: De Kiesvereeniging van 5'?://czC##l van Lodewijk Mulder, 1877. Van de Tachtigers: Grassprietjes van Cornelis Paradijs; De Onbevoegdbeid Jyr Holl. Iitteraire lr//ïei van Kloos en Verwey, 1886. Zie Julia. Vafi Deyssel in zijn opstellen tegen de schrijvers van vô6r 1880. Tegen hem weer de sleutelroman van W illem Paap: Vincent f-ftgzzzlz;, Paap schreef ook een felle satire tegen het beursspel in zijn roman De Doodsklok wl,9 bet Damrak. Heijermans' toneelstukken bevatten menige satire tegen maatschappelijke toestanden: Op Hoop wlx Zegenk Gliick Jx/, 191 1. Verder Mw. Si. mons-Mees, Een P,.zD##z2; Charivarius, Ruize-riimen. C. M. v. Hall schreef een Verbandeling over de satireà P. H. v. Moerkerken wijdde zijn proefschrlft aan De Satil'e in de M.E. Sauwen, Arnold N , 18j7 1258, uit Stokkem, Vlaams dichter. Een keur uit zijn werk uitgegeven bij de W . B. door Em. de Bom, 1939. Hij was onderwijzer te Antwerpen en werd er papierhandelaar. Hij schreef ook Langs de 31=J, 1880, schetsen uit Limburg. Volgeling van Dautzenberg, uit wiens werk hij in 1908 een bloemlezing samenstelde. Savage? Sauvage, Doctrinael 'v , zie D. Savornin Lohman, Anna de ,v, 1868 1950, behandelt in haar verhalen de ethisch-so. ciale problemen van de moderne vrouw; feministe. Romans: Miserere, 1897; Het eene noodige (d.i. het huwelijk), 1898; N4 âeJ ontwaken, 1901. Naar aanleiding 463 Savornin Lohman Saxe van Hilda van Suylenbul.gh schreef zij De Liejde in de Vrouwenkwestiek zie Corn. Hutgens. Zij kwam op tegen vrome huichelaril? en ook tegen de onvrouwelijkheid def femlnisten. Zij was lange jaren redactrice van D e Hollandscbe Lelie, en keerde zich fe1 tegen de leiders van de N, Gids-beweging. Haar bitse beoordelingen zijn in 1905 gebundeld: Over /7/:7::79 en Jcâr#weFJ; overdruk uit het Soerabajaasch Handelsblk. Zij prees daarin Morie Metz-Koninq tegenover een schrijver a1s Van Deyssel: y,ln-vuil van taal en voorstellinç ingemeen en plat-walgelijk van inhoud''; deze heeft nu '1n de 2e druk van Een Liefde de ?,onzedelijke uitdrukkin# en'' veranderd, nlet omdat hij ze onzedelpk acht. maar omdat ze aanleiding gaven tot misverstand. Nu wordt het boek goed verkocht: niet à1 te veel gekruid, nid meer viezigheid dan de lezers horen willen. 1 899. Henri Hartog schreef over haar: Een eigenzt7# J schrijfster. Van 1912 is 't geschrift van G. Jonckbloet over haar welken. Saxe, Christophorus 'w, uit Saksen, 1714- 1806; gouverneur bJJ De Back 1746, hoogleraar te Utrecht in oudheidkunde en letteren 1752, bekend om zijn scherpe strijd met Petrus Burman, 1756- '64. HiJ heeft veel geschreven; zijn biografisch en bibliografisch werk is van betekenis gebleven. Scabaelje, Dierick N, vermaner bij Doopsgezinden, dichter van 2 zinnespelen, ontleend aan de Handelingen der H>/J/:- len.. Spel des :/JeJf'&& tot Atbenen, 161j, en Spel des oproers tot Ephesien, 1641; verdeeld in 4 ,yhandelingen'' met een rei, in alexandrijnen; tegen de Calvinistische predikanten. Maar zijn stuk werd nooit vertoond. Hij was uit Zoutelande, geb. t 1j90, in 1653 reeds overleden. Scabaelje, Jan Philipsz. N, A 1590- 1658, molenaar, broer van Dierik, woonde te Alkmaar 1620- '48 a1s leraar, daarna boekhandelaar te Amsterdam en ziekentrooster. Schreef veel godsdienstige werken en dichtte de meeste liederen in He1 Syper Liedtboecxken :an 1624, waarbij gevoegd 't Gâ:eJ/e/#cl Kruydt-Hojken en 't z'lcâler- Hofien. Scaecspel, Dat - , de vertaling van Ludus Scacorum van Jacobus de Cessolis, Dominb. kaan te Genua in 't begin der 14e eeuw. Het werk is een allegorische voorstellin: van de toenmalige maatschappij, naar het voorbeeld van ,/ Biënboec, ook met een groot aantal exempelen. Vertaald A 1400., gedrukt 1479. Uitgegeven door Gertrude H. Schaick Avelingh, 1912. Scalc ende Clerc, ssmenspraak tussen een menestreel en een clerc, in 40 couplettew uitgegeven door M. de Vries 1844., J. v. Vloten schreef het gedicht toe aan Maerlant? ,,op zijne gewone onbeschofte ma. '' l Te Afinkel zegt, nier , zoa s en gaf het uit in zijn Kleine G'cfsc/.zzepz van N,er&,2?, 1878. Van Vlotens opvatting bestreden door Verwijs, LQC; enen manne die tç/ptvx: cnollen vercoopt ene goede botrde, 1878. De menestreel betoogt, dat de dienaren val) de adel moeten goedkeuren wat de heren doen; de clerc houdt vo1 dat men hun de waarheid moet zeggen. Scaliger, Josephus Justus -, 1540- 1609, Hugenoot u1t Agen in Frankrijk, 1595 hoogleraar te Leiden. Leermeester va'n Hugo de Groot, Daniel Heinsius en Scriverius. Grondlegger van de Leidse philologische school. Scamel Ghemeente ende Trybulacie, zie Everaert. scanderen = een versregel in zijn versvoetefl verdelen. Scaramuccia, de kameraad van Arlecchino in het 1t. . hlijspel met commedia dell' lr/c; kwam ook d ' oör Frankrijk op ons toneel in 1699 in Arlequin's Franscbe bedryven. Scarron, Paul 'v', 1610- '60, bestemd voor geestelijke, mislukt door zijn losbandig 1even, bracht de burleske dichtkunst in zwang. Zijn beste werk is Le Rozzitpp; Coa& z/e, het leven van reizende toneelspelers. In zijn Typhon ou 2, Gigantomacbie, 1644, en Virgile Travesti, 16j3, maakte hij de opgeschroefde heroïsch-galante romans van La Calprenède en De Scudéry bespottelijk. Zijn beide werken vertaald door Focquen- Jr/c/;; zie daar. De Roman Comique vertaald 1662 a1s De Doorluchtige Comedianten. Maakte een einde aan de herdersromans; zie roman. Door zijn uitspattingen was Scarron op zijn 27ste jaar een wrak, maar Richelieu beschermde hem. Hij was getrouwd met Françoise d'Aubigny, de 1atere Madame de M aintenon. Jan Goeree vertaalde van hem het treurspel Alcander, koning van Cyprus. De Edelmoedige w#,r#ez;, drama van Blasius, 16j8, is een vertaling van L'escolier de s'//z/iaréz:e ou Ies :JN ' ereux ennemis, 1654. Aellinc, Thomas -, schrijver van het BoecL z'aa Surgiën, uitgeg. door E. C. van Leersum. Vergelijk Yperman. Scepenclerc = de schrijver van schepenen, de stadssecretaris. In de M.E. namen de clerken een groot aandeel in de letteren; zie Diederik van Assenede, Jacob van Maerlant en zijn opvolger Pllilip Utenbroeke, Jan van Boendale. Naast de clerken van de steden die der grafelijkheid; in Holland Melis Stoke en Dick Potter. schaaf, zinnebeeld van het dichtgenootschap Constantia et u bore, zie daar. De leden 464 schaaf Schaaf werden de Dicbters van bet -Tcâ=Jje genoemd. Schaaf, Christiaan 'v, lid van het dichtgenootschap ,,Ars Superat fortunam'' in Den Haag, noemde zich Gladmakius, schreef tussen 1733 en '72 zijn toneelwerk. Met zijn vriend Frese: De Electriciteit, 1746., De Inënting, 1768. Schaaf, Nine van der N', geb. 1882 te horne, letterkundige, dichteres, schrijfster, romanschrijfster. Haar eerste romans verschenen 1906 en '08 in De Beweging: Santos en Lipra; ,,gefantaseerde historie'' evenals Amanië en lrt7ff/; neoromantiek. Heerk IFWDz;:, 1956, beschrijving van het leven van boeren en vissers. de tweede druk van Friescb #/rpJfew:p;, 1921. Haar bundel Poézie is van 1919. Het f,E?z'E'/; van Kavel de Stoute, 1938. Schaak, P. -, bewerkte Molière's Tartujfe' in 1674 a1s Steyl-oor oj De s'câyzi/ley/o..; Bedrieger, hier voorgesteld a1s een kweke. ling der Jezuïden, Hervormd geworden, in Den Haag. Bedoeld is De Labadie, f 1674. Schaakspel, 't Boek van he! ew, vertaling van het L. Solacium Iudi scacorumk zie Scaecspel. Schaapherder, De - , ,,een verhaal uit den Utrechtschen Oorlog van 1481- '85'' van /. F. Oltmans; zie daar. Geschreven onder ps. J. van den Hage, verschenen 1838. Het boek behelst de zeer romantisch geschiedenis van Jan van Schaffelaar en Perrol met de rode hand. Getrouw is de beschrijving van wapenen en kledij, van meubelen en maaltijden. Deze roman komt het voorbeeld van Walter Scott het meest nabij; de oude schaapherder Ralph is een geheimzinnige figuur. Schaatserijden, zie Nr. /. v. Buttingba W icbers. Schabaelje, zie Scabaelje. Schadt-Boeck der Historiën, Het wonder lijcke - , verzameling van verhalen ovel geesten, duivels en monsters, 1j92. In PrOZa. Schadt-Kiste der philosophen ende poeten, Den - , zie Peoene. Schaep, J. C1. -, dichter van Bloemtuyntje, een liedboek met innerlijke bedenkingen, 5e druk 1686; 4e dnzk 1697. Schaffelaar, Jan van -, ruiterhoofdman in dienst van bisschop David van Bourgon. dië, verschanste zich met 18 volgelingef' fn de toren van Barnevelt, sprong naar ht' neden ()m zijn mannen te redden, 148s'. W erd door de Hoeksen afgemaakt. Zle De s'câ-p/perler''. /; Oltmans vond een voorganger in Tollens' vaderlandse romance J4n z?= Scbajjelaar, een man met heldenmoed in 't lijf, stoutmoedig in het bangst gevaar en ongehoord Fedrijf ; 1808. Schaepman, Dr. H. J. A. M. -, 1844- 1905, yeb. te Tubhergeny 1867 R.K. priester, relsde 1868 met ziln neef, de aartsbisschop van Utrecht, naar Rome, waar hij de doctorstitel verwierf en waar hij bleef tot na de afloop van het Vaticaans Concilie, 1870. Toen prof. aan het seminarie te Rijsenhurg; 1880 1id der Tweede Kamer. In 1871 had hij met Dr. Nuyens de redactie aanvaard van De Jroc/pler, 1874 Onze Jrocâler genoemd. Daarin ontwikkel de hij in 1885 een democratisch R.K. program. Hij stelde 1887 subsidie aan de bijzondere scholen voor. Bracht 1888 met Dr. Kuyper hd verbond van Rome en Dordt tot stand. Tegenover het conservatieve dagblad De T#J was Het Centrum zijn poli . tiek orgaan. A1s dichter is hij een navolger van Bilderdijk en vooral ook van Da Costa in zijn tijdzangen: De Paus, 1866; De Eeuw :7, baar koning, 1867, een verheerlijking van Pius IX; Par#s, 1872; Napoleon (111) , 1875. In 1868 kwam een gedicht ter ere van Vondel en een loflied op De Pers. Het berijmde verhaal van St. 31/:,,/,: de zondaresse van Egypte, 1868 in Thljms Volbsalmanak. Van 1886 zijn grote gedicht Aya Sofia, de moskee van Konstantinopel, vroeger de kerk gewijd aan de Heillge W ijsheid, het vleesgeworden woord. Dit dichtstuk a1s rederijkerij vo1 valse beeldspraak fe1 bespot door Kloos. In 1918 beproefde J. Persijn een verdediging; deze poging herhaald door Seerp Anema, 1956. Schaepman trad ook a1s ldterkundig spreker en voordrager van zijn eigen werk op. Over hem stud-lën van A. M . A. J. Ariëns; van Dr. G. Brom; van J. Persijn een bloemlezing, Hoogstraten 1912, gevolgd door eel) werk over Schaepman ln 3 delen, 1912 - ,16. Schagen, Mr. J. C. van 'v, geb. 1891 te Vlissingen, dichter van verzen zonder rijm en maat. Narrenwijsbeid, 1926. Zijn vrije rhythmen verschenen eerst in De Stem; verder bijdragen in de R.K. Gemeenschap. Litanie, 1928. Sedert 1924 administrateur ter secretarie van Rotterdam, tot 1942. Schaik, C. van N , 1808 '74, predikant te Dwingelo, 1858 '51, later in Suriname, medewerker aan De T'#J van Boudewijn, d.i. J. L. v. d. Vliet', schrijver van Taj'ereelen uit bet J.)p.:N/lc/?: dorpsleven. Hij was begonnen met de vertaling val) de Volksverbalen van Jeremias Gotthelf, d.i. Albert Bitzius, 18j0. Schaik-willing, Jeanne van -, geb. 1895 te Amsterdam, schreef onder ps. Gabrielle van Loenen over De dramatiscbe kunst eA/ Letterk. W rdbk. 2e dr. 30 465 Schaik-W illing Schalk ons tooneel, 1923. Romanschrijfster. Uitstel van Executie, 1932; Nachtçorst, 1936. In 1938 verscheen Uitgestelde Z/J/ci/; in 1949 De Witte Veren, ,,roman over het wezen van de dichter''. Toneelwerk. En in 1947 samen met Vestdijk het verhaal van De Overnachting. Schalk, Heariëtte van der zie Mw. Ro- /z/zz# H01st. Schandaal in Holland, het zedenschandaal van Onno Zwier van Haren, behandeld door E. du Perron, 1939. Schandaleuze Spelen, Drie .v, verboden toneelspelen van Brusselse rederijkers, 1jj9, naar de hss. bewerkt door Dr. W . v. Eeghen. uitgegeven met de gerechtelijke verhorells 1937 te Antwerpen. 't Zijn '/ Esba- /:,/72:7/0/ van de Bervoete Bruers van De Covoor Mussolini in de trilogie De Nar utt de gllrezziwd/z, 1927 '29. Hij overleed 1950 te Florence. Scharten gaf onder ps. Peter Aerds een verzenbundel uit: De ievo: vreugden des renbloem', Tuve .$'///ep7 van Het Mariaf'r/ pz.flezi, en Drie 5't?//cp; val) de Kamer Den Boeci. Scharp, Ds. Jan 'v, 1756 1828, wijdde gedichten aan Prins W illem V. Ook dichtte hij de Vaderlandscbe ecbtzang in 1791 bij het huwelijk van de latere koning Willem 1. Hij was sedert 1789 predikant te Rotterdam, legde 179j zijn ambt neer, werd weer aangesteld in 1800. Over hem Levenssckets van W . C. de Vletter, 1828. Van hem de Preek zonder R, getiteld De zzaazz/ Jezus, een bewerking van M iillners Kerstpreek, 179j. ln 1815 Gedenkzuil vrijheidsdichter. fwr den Ned. krijgsroem in Juni 1815. Scharpé, todewijk 'v, 1869 1955, uit Tielt, hoogleraar in de Germaanse taalwetenschap te Leuven; Flamingant. Gaf met J. W . Mu1- 1er de Spelen van Everaert uit, 1898 1920. Zijn hoofdwerk is de Gescb. der Vlaamscbe Letterkunde van 1830 tot /J:- den, 1899 1910; met Th. Coopman. Na zijn dood verschenen de Sprooiies en Vel'- tellingen, 1936. Over hem een studie van Rob Roemans, 1942. Scharre-zoodtfe, Medenblicker 'v, ,,yhevangen en ontweydt van verscheyden vlsschers, overgoten met een sangherssausjen'' door M r. H. J. Prins, organist, 16j0. Liedboek in klein langwerpig 80. Nog weer herdruk-t in 2 deeltjes 1766. Scharten, Carel 'w, geb. te M iddelburg 1878, correspondent voor het Handelsblad te Parijs 1902 '04, woonde van 1906 '15 etl weer sedert 1919 in. Italië. Dichter en romanschrijver, redacteur v. d. Gids. Criticus, Kroniek der f-c//eryzz, gebundelde kritieken van 1916 '20, in 3 delen. Een overzicht van het tijdperk in De Kr/t-â/z'r der Toekomst, 1909,, en De Roeping del' Kunst, 1917. Trouwde 1902 met Margo Antink en werkte met haar samen aan een aantal romans. Zie Antink. Bewondering levens, 1920. Schasz, J. A. -, ps. van Pieter 't S/ezi; zie daar. Van hem ook nog Reyze J//r het Aapenland, 1788 en Reyze door âE'/ Iand der vr#willige J/fc/z/:zz, 1790. Waarschijnlijk is het toneelspel Jurgen Lankbein of de 4f// Commis tegen de Dikke Hertog van hem; 1778. Schat der duytscher talen, 1jj9 te Antwerpen, van Heer Jan vande Werve, Ridder; het eerste plei& oi voor taalzuivering. Schatkamer der Ned. Dichteren, ,ggeopend door een Genootschap van dichtmlnnaeren, onder de spreuk: Nut en Vermaeck, Leydeny'' 1771- '75 2 in 2 delen. Voorbeeld van de verzamellngen van gedichten, uitgegeven door de Genootschappers. schaven, de uitgezochte bezigheid der mannen van N.V.A. en van de dicbtgenootscbappen, opdat hun verzen zoetvloeiend zouden zijn. Zie schaaj en Scbaaf. Scheefhals, Carel C. - , ps. van Barend de Goede. Scheepsmaker, H. J. x', geb. 192 1 te Amsterdam, dichter. Scheeps Lied, Een nieuw - , ter ere van Willem V bij zijn installatie als heer va13 Vlissingen, 1766, van Betje W olff ; navolging van Huygens' Scbeepspraet. Scheepspraet, allegorie van Huygens bij d: dood van Maurits, 162j: Mouringh was te koy ekropen, En den endelose slaep Had sijn wacker oogh beslopen En hem, Leeuw, gemaeckt tot Schaep. Pas 16j8 gedrukt. Met 5 toen nog onuitgegeven strofen over de dood van Jan Tuning, 2e secretaris van Frederik Hendrik; Huygens werd zijn opvolger. Scheer, Dubbeld Hemsing van der - , 179 1 - 18j9, uityever en schrijver te Koevorden, f01k10r1st, een der ,,drie podagristen'', zie Lesturgeon. Scheffer, J. G. de Hoop 'v, zie H. Scheibeeky buitenplaats van Baeck bij Beverwijk, waar Vondel schuilplaats vond, toen hij wegens Palamedes vervolgd werd. Zic ook Baeck. Bezongen door Vondel en Van Baerle en in een hofdicht van Philip Svreerts, 17j9. Scheidius, Mr. Ernest 'v, 1828- 1905, uit Arnhem, romanschrijver. Scheirs, Jef 'v, 1885, Vlanms regionalistisch romanschrijver. De Filosooj van f'fx:tzzz;, 1928. Schelden, Thomas van der - , psad. van Lod- ijk N sfel. 466 Schelden Scheldverzen Schelven Scheldverzen, van Kloos: in de ATX,. Gids van 1894, tegen al ziln vroegere bondgenoten. Zo over Gorter: Gij, aartsverknoeier onzer schoone Taal, Zult geene toekomst hehben van heroemd- (heid. Schelle, Pieter van ,v , 1740- '92, uit Rotterdam, gaf 1784- '86 met Pieter Vreede een Fundel Vaderlandsche f,jtWE''.e?2 uit. Hij was dokter te Leiden, week 1787 uit naar Duink-erken, waar hij overleed. Na zijn dood verschenen OpwakLeringen tot wflerlandscbe moed. Bilderdijk gaf 182j zijn Heldinnebrieveu uit. Schelling, Vr. Pieter van der ,v, 1692 17j1, uit Rotterdam, eerst Remonstrants predikant, vestigde zich 1725 te Rotterdam, trouwde met een dochter van C. v. AILemade; 2ie daar. Beoefenaar van oudheidkunde en geschiedenis; betwistte met Van Loon de echtheid van Klus Kolijn. Schelmenroluan, zie Lazarillo. De picaresLe roman, in Ned. ingevoerd door een navolging van het Sp. in Het Kind fz/ry W telde oj de Saa4lc/.z: Licbtmis, 2e druk 1679, barbiersleerllng, oplichter en doorbrenget. Er waren in de 17e eeuw nog enkele meer, doch de hoofdman is Dr. Nicolaes Heinsius Jr., zie daar. Van hem zijn twee zeer bekende romans: Den P'erwale/yle/z Avanturier, 1695, en Don Clarazel, 1697. Vertaald in 't F. en lt. Nagevolgd; o.a. De Zwervende Hollandev, 17j7. W . v. Swaanenburg, Arlequin distelateur, 1725; De zoete Buiten-buurt, 1731. De mislukte list JJ de bedrogen landsdiej, 1757. De Hollandscbe luzzic/l, 17j4. Adeline, 1784. Zie Slippenbacb. De schelmenroman was opgekomen in Spanje: Quevedo, Aleman, Espinel, Ubeda e.a. schrijvers. ln plaats van de onmogelijke Amadissen kwam nu de werkelijkheid. De Schelmenroman op het toneel gebracht door Langendijk met zijn Wederz#ds buwelnksbedrog, 1714. Ook door W. v. d. Hoeven; zie daar. Over de schelmenromans het proefschrift van J. Vles: Le r/zzcazi picaresque, 1926. Schelte, Dirk - ,1639- 17 15, uit Amsterdam, juwelier en diaken, burleske dichter uit de kring van Hiëronymus Sweerts. Zijn R#mwerken verschenen 1714. Hij hield er een hofstede aan de Vecht op na. Schreef het grafdicht voor Jan van Gelder, schoonzoon van De Ruyter, die sneuvelde bii Kijkduin. Scheltema, C. S. Adama van - , zie A. Scheltema, Frits N , d.i. Frederik H#//zia van Scbeltema, 1846- '99, 1876 deelgenoot in de beroemde zaak van Frederik Muller & Co., in boeken, prentena schilderijen en antiquiteiten. Schreef over Po- J//z/lïr: Prozaschr#vers Jyr 18e eeuw, 1895. Scheltema, Mr. H. J. -, geh. 1906 te Groningen', in 1945 hoogleraar in de rechten aldaar. Schrijver en dichter. Onder ps. N. E. M . Pareau verschenen o.a. XXVIII Sontketten, 1942. Schreef ook alS Noord- J/J7', Scheltema, Mr. Jacobus 'v , 1767 l85j, uit Franeker, vluchtte 1787 llaar St. Omer en later naar Burg Steinfurt) 1id van de Nafionale Vergadering, doch 1798 een half jaar gevangene op 't Huis ten Bosch. Vrederechter te Zaandam; 1 820 griffier bij 't Hoog Militair Gerechtshof te Utrecht. Hij schreef o.a. de Levensscbets .??lv Simon .îy//, 1804 en die van Anna en Maria Tesselscbade Visscbel', 1808. Gaf 1826 Rei- ';aer/ van Herldrik van Alkmaar uit. Schreef Rusland en de Nederlanden, 4 delen, 1819. Ook had hij reeds oog voor Volksgebrui- Len 1# bet wp'#E'>2 en trouwen, 1832. Eveneens voor het oude volkslied. Hij stelde een lijst van liedboeken samen en liet een verznmeling van 400 j00 volks- en straatliedjes n4, die in 1836 in de Bibliotheek van ,,Letterkunde'' kwnm en door Hoffmann von Fallersleben en ook door Kalff geraadpleegd werd. Zie diens Lied in #: M.E., blz. 724. Omstreeks 1900 bleek deze Fundel verdwenen. In 1958 kwam de BiF1. weer in het bezit van een dergelijke bundel, die van Klein Jan; zie daar. Scheltema, J. H. x,, 1829 1909, stichter van de boekhandel van Scheltema en Holkema te Amsterdam, ging 1868 naar Den Haag en aarerd daar commies aan Oorlog. Hij werd er de man, die het oude Netl. lied mèt de melodieën bestudeerde; hij zas ook de proeven van het grote werk van Florimond van Duyse na en hij schreef er de Registers op. Van zijn werken: Ned. Liederen uit vroegeren /#$ 1885. De Basia van Janus Secundus in dlchtmaat vertolk't a1s Kusjesk 1902. Scheltema, Dr. Pieter 'v, 1812 '85, promoveerde over Hadrianus Junius, 1856, archivaris van N. Holland, 18j0. Naast vele andere historische werken Het 1,:71,:72 llat? Jacobus Scbeltema, 1849; Aemstels Oudbelrl in 6 delen, 18jj '71; na zijn dood kwam nog een 7e deel van R. W . P. de Vries met zijn levensbericht. Sclwltjens, Lodewilk 1861 - 1946, Vlalms toneelschrijver. Wildstroopers. Schrijver van 60 Vlaamse naturalistische toneelstukken. Vaak over de volkszeden van Rupelmonde, zijn woonplaats. Schelven, Dr. A. A. van -, geb. te Haar. lem, 1880, predikant, 1918 '46 hoogleraar a. d. Vrije Universiteit in geschiedenis. Historische werken, waarbij Marnix w#A; Sint 467 Schendel 463 Omvang dzi invloed #:A immigratie van /J:/ laatste Lwart der 16e eeuw, 1919. Van âpd/e/r/l en Pruiient#d, de 18e eeuw Fezien in 8 novellen van verschillende schrijvers. Schendel, Arthur van 'v', 1879- 1946, Neoromantisch romanschrijver; Eerste werk Drogon, 1896; f en zwerlier f/:r/Je/J, 1904; De G'rl//z/v Vagels, 1937. Mijnbeer Oberon en M evrouw, 1940. De Nezzlcâdrâa/dr; roman in ik-vorm, 1941. De W edergeboorte van Bedelman, bundel van 28 verhalen, 1942. Daartussen een hele reeks van 30 werken. Historische romans, die de sfeer van 't verleden oproepen zonder historische feiten; taferelen van innerlijk leven, lyrisch werk, gedichten in proza, volkomen vrij van alle impressionisme. Daarnaast de schildering van het land, waar hij woonde: Oude Italiunsche steden, 1924. In veel van zijn werken overheerst de noodlotsgedachte; erkend a1s een der beste hedendaagse schrijvers, ook door ,,Letterkunde''; zijn roman Het Fregatscbip Jobanna 31,- ria werd 1931 bekroond. Van Schendel verwierf in 1953 de Tollensprijs. Hij schreef ook de levensgeschiedenis van Sbakespeare, 1910, en van Vel.laine' 1927. Van 1959 de roman De zt2t,taF7 tuinen. Hij gaf 1904 de Minnebrieven 1'aN een Portugeescbe rt?/2 (Marie Alcoforado) uit. Van 1945 is zijn episch gedicht De Nederlanden, een loflied; van 1946 Het oude Huist roman over de geschiedenis van een Amsterdams grachtenhuis. Van Schendel hegon a1s leraar in het Engels; hiJ gaf 1es aan een instituut te Stratford. Sedert 192 1 woonde hij in Florence. Over hem een studie van J. Greshoff, 1934. Het proza fzzizi Van Scbendel en Het Noodlotsidee bij Van Scbendel in de Nieuwe Taalgids 1932, door W . Krqmer. Achter De Menscbenhater een bihliografie van Van Schendel van de hand van G. H. 's-Gravesande. Te Diest verscheen in 1944 een studie over Van Schendel door R. Pulinckx; verder G. H. 's-Gravesande, 1949; Dr. Stuiveling in 19j0. Schenk, A. C. - , 177j- 18jj, uit Delft, ontvanger te Charlois? vertaalde Young's Nachtgedacbten in dlchtmaat, 180j- '2 5; romance-dichter in almanakken. Schenkman, Jan - , 1806- '65, uit Amsterdam: onderwijzer. dichter van boertige stukles a1s Eene belastingwet op J:z crinolines, 1858. Zijn humoristische voorlezingen werden uitgegeven met een voorrede van Van Lennep en met portret van de schrijver, 1865. Schepens, Jan -, geb. 1909 te Gent, leraar te Brugge, schreef o.a. over Julius Sabbe 1935 en J. Greshoff, 1938. Vervolgd door Aldegonde, 1959. Zuidnederlandse het Letterkundig prE>?;/:/;/7JE'i, i,,bevattende de avonturen van Don Quichote Greshoff en' Sancho Panza Schepens in het Vlaamsche litaratuurland''. Brugge, 1943. Schepens, Norbert-loris N, geb. te Gent 1911, broer van Jan, schilder, prozaschrijver en dichter. Avontuur. Ook onder ps. Nojorkam. Schepers, Dr. J. B. 'v, 1865 1937, leraar in 't Ned. te Tilburg 1891 '9j, te Haar- 1em 1895 1930. Proefschrift Groningen als SarztvzW , 1891; dichter; Bragi, epos, 1901; voorvechter van het Fries en zijn rechten. Troelstra WJ Fries fscâ/yr, 192j. Radbout, drama van 1932. Schepp, Chr. Louis - , 1876 1948, geb. te Rotterdam, zeeofficier van 1896 1924, dichter onder ps. Jan #rJ?2J. Tocbten, 1911., Get#den, 1917; Verscbiiningent 1924. Daarin hd mooie gedicht De Bruid.. De wereld is een wonderbron van telkens nieuw geluid, De bruigom is de lentezon en Holland is de hruid. Bracht 100 van de Fabels van La Fontaine in dichtmaat over, 1942. In 1946 verscheen De 5'?W wvtar ZZCE'F; kind is geweest, herinneringen aan Rotterdam. Hij was een bewonderaar van de wijsgeer Plato, van wie hij ook een der werken vertaalde. . Schermer? tucas - , 1688- 1711, uit Haarlem, dlchter, student te Leiden. Vertaalde van Juvenalis; dichtte Herders- en Visscbcrszangen, door W ellekens in zwang gebracht; hewonderde Antonides en schreef in zijn trant Heldendicbten over de oorlog van 1706-'10. Zijn vriend en mede-student Vlaming gaf zijn verzen uit, ook zijn beide treursqelen over Atalante, 17 10; beschreef ook zljn Leven, 1712. Schermer was de grote heldendichter van de Sp. Successie- Oorlog. Dichter met grote gaven. Bij zijn overlijden 29 L. en Ned. lijkdichten. Antonides was zijn leermeester; verder de klassieken. Zo vertaalde hij 1709 de Stryt, Jep' vorscben e/z muizen. Maar ook dichtte hij een Veltgesang oj 1oj f7zf/; bet Slzlr/ezzs-drlneel.. Scheurleer, Dr. D. F. - , 1855- 1927, bankier en muziekkenner te 's-Gravenhage. af de bundel Souterliedekens van 1j4ô g uit, 1898. Ook had hij reeds in 1889 het Devoot ende Profitelijck Boecxken van 1539 uitgeywen, met inleiding, registers en aantekenlngen. In 191j Van Varen en Vechten, 3 delen verzen van tijdgenoten van 1575- 1799. Stichter van het museum voor muziek. Van 1912 is zijn overzicht over de Ned. Liedboekenk van 1912- '14 Onze Mannen ter zee in #/câz en beeld, Scheurleer Schevichaven 5 delen met 150 N rtretten en 27 platen. Met inleiding van G. Kalff, Van zeevarende luyden, 1915. De Mare Stelde de bihliografie van Scheurleer samen. Schevichaven, Mr, J. van -, 1866 1954, geb. te Sneek, secretaris van het Crisis- In- en Uitvoerbureau te 's-Gravenhage. schrijver over levensverzekering', schrijver van jo detective-romans onder ps. Ivans. Schreef ook jongensboeken en toneelstukken. Scheybeeck, zie Scbeibeek. Schick van de dichtschool ,,In Liefd' Bloeyende'', zie P. C. Hoojt. Schiedam, zie Iandiuweel. Schiedamsche M olenaar, De liedhoek, 1729. Schierbeek, Bert - , geb. 1918 te Enschede, prozaschrijver. Romans: Terreur tegen TEvreur en Gebroken Horizon. Behoorde tot de redactie van Het W oord. Schilde, Thysken vanden - , zie Tb. Schilder, Prof. Dr. K. N , geb. te Kampen 1890, geref. predikant, sedert 1934 hoogleraar te Kqmpen. Behalve zijn godgeleerde werken schreef hij Licbt />2 den Rooq: 1923; Bii dicbters E'77 scbriftgeleerden. 1927. Schilderboek, Het 'v, van Cvtrel l'ax Mander, 1604; zfe daar. Opnieuw uitgegeven 1936; door A. F. Mirande en Prof. Overdiep in nieuw Nederlands overgebracht. H. E. Greve schreef over De bl'onnen Czar Van Mander, 1905. Vooraf gaat een uitvoerig leerdicht, Den Grondt der edel wyy Scbilderconst. En tegelijk verscheen de Uyt- Ieggingb op den Nu'/lwtlrp/pt/.f/-f, de ,,Sch'11- dersbijbel'', omdat er veel historiën uit geschilderd werden. Rhildersbijbel, zie Scbilderboei. Schildknaap, De N , roman van M argaretha de Neufville, 1829*, y,oorspronkelijk historisch romantisch verhaal.'' Zij had de voordracht van D. J. v. Lennep bijgewoond over Het belangrljke tw>2 Hollands #r/?2J en jchreef de eerste Ned. historische roman onder fnvloed van W alter Scott. De schildknaap, aan 't hof van graaf W illem 11, van onbekende Friese afkomst, is een van de romantische terechtgebrachte vondelingen. Schiller, Friedrich von N, 17 j9 180j, geb. te Marbach aan de Neckar', de grote D. dichter', 1790 hoogleraar in de geschiedenis te Jena. Scllreef Abfall JE>r Vereinigten Niederlande, lofzang in proza op de Vrijheidsoorlog. Zijn drama's vertaald sedert 1789; Kinker vertaalde de ode An die Frtaatp, 1805, en Das Lied von der Glockek De N-#J v4n Orleans en Maria Stuart 1807. Elisa- 469 Schimmel beth Post zette Don Karlos over 1789. W esterman vond Don K/r/p.f ongeschikt voor opvoering en ,,verheterde'' het stuk, 1800. Kinker verdedigde de stelling, dat de stukken van Shakespeare, Lessing. en Schiller we1 goed waren, al weken ze af van Corneille, Racine en Voltaire. Bilderdijk schold Schiller uit a1s een dolle dweper, wiens ,,drekhoop'' hem walgde. Witsen Geysbeet vertaalde Robert oj de J/r///lr/t'Lzrl naar 't F. van Lamartelière en dit was een vrije bewerking van Schillers Râuber. Onder de invloed van dit stuk werd 1,796 opgevoerd Aballino oj de groote la?7Jëe?, vertaald naar Zschok-ke's roman van 1794. Schimmel, Hendrik Jan 'v, 1825 1906, zoon van de burgemeester en notaris van 's-Graveland', werkte er op 't kantoor vafl 1836 '42. Trok na de dood van zijn vader naar Amsterdam en kwam er 1849 bij de Handelmaatschappij. In 1863 werd hij directeur der Credietvereeniging. Zijn eerste werk was een romantisch drama, Twee T/?J/rJ, in 1846 gespeeld. Daarop volgden Joan IFSJ/J:FJ, 1847, opgedragen aan V. Lennep en Giovanni di Procida, 1849. Potgieter nam hem in 18j1 in de redactie van De Gids op. Van 18j1 is nog het drama Napoleon Bonaparte, Eerste consulj pas 1866 opgevoerd. ln 1852 verschenen de Verspreide G'elïcâzez;, in romantische geest; door vele andere gevolgd. In 1855 drie novellen: Bonaparte E'/; zijn ttjd. Behalve in zijn toneelwerk ligt de grote verdienste van Schimmel in de historische roman. Hij was begonnen met prozaverhalen, zoals Een Deugniet (M ichiel de Ruyter) . Zijn eerste roman was De Eerste Dag eens >2Jt'/:zt?é'?7 Levens, 18jj, d.i. de overgang van Enkhuizen naar de Prins in l 572, geschreven met de peestdrift van De 11011. N,5:', Daarop volgde de historische schets E :/; Haagscbe Joffer, 1856, d.i. de brave juffer Serclaas, onderhandelaarster aan hd Brusselse Hof met Kardinaal De la Cueva, raadsmall van lsabella; een zeer romantisch verhaal. In 1856 dichtte Schilnmel de cantate Bi1- Jer##lJ eere, ter jelegenheid van de herdenking van des dlchters geboorte in 1756) hij was orthodox opgevoed en werd geleidelijk liberaal en modern. Bekend werd Schimmel pas door zijn grote historische romans Mary Hollis, 1860, en Mylady Carlisle, 1863, onder invloed van W alter Scott, doch in hoye mate zelfstandig. Mal'.j Holl is is een schlldering van het hof van Karel 11 md zijn beide minnaressen, Mylady de Castlemaine en Louise de Qu 'erouailles, en ook de uitbeelding van W illem 111. In Mylady Carlisle wordt de strijd Schimmel 470 Schmidt tussen Karel I en het Engelse volk hehandeld. Beide romans geschreven na diepgaande studie en zorgvuldig bewerkt. In 1878 trok Schimmel zich teruj uit de zaken. Hij had in 1875 zijn hlstorische roman Sinjeur Semeyns geschreven: voortgezet gn De Kapitein van de f,#/.>rJ:, 1888 met W illem III : als hoofdpersoon, waarln Schimmel zich toont in al zijn kracht. Van zeer grote betek-enis werk voor het burgerlijk F. romantiek van Victor Hugo en Casimir Delavigne. Corn. Maria de Beaufort gaf in 1945 haar proefschrift uit over Schimmels historische IS Schimmels toneel: Scbuld t'// Boete, 1852, en voor het historisch drama. Na zijn stukken over Napoleon in 1857 Jufjrouw Serclaas, liaar zijn eigen roman Een f-ft/a,wf'âe Jofjerk in 18j9 He1 Kind l','fr Staat: beidé in proza; in 1868 Strueusee. Vooral in het laatste stuk de uitheeldfng van de karakters, in de eerste plaats Struensee zelf, een Duitser, die alvermogend minister van Denemarken wordt, doch te gronde gaat. Nog meer geslaagde karakteruitbeelding in De T/zf/:rla/, 1880, drama ontleend aan de roman van Mylady Carlisle. De Ka? van de Towes', Nel, het verwaarloosde meïsje, blijkt een nfchtje te zijn van Mylady Carlisle. Het stuk speeit in 1645 '46 tijdens de opstand van Cromwell tegen Karel 1. Voor rederijkers had Schimmel drnmatische gedichten geschreven. Gondebtdd, 1848, d.i. de moord op Bonifacius; Hzzzza Boleyn, 1849. Hij was zelf in zijn jonge jaren een ijverig 1id van Acbilles geweest. ln 1876 dichtte hij de Cantate Fij de onthulling van het standbeeld van Thorbecke; muziek van Nicolai'. In zijn zedenroman Het gezin z'z/zz Bus van &wwEu'c/7, 1870, schilderde Schimmel het volksleven. Naast al dit werk is Schimmel van betekenis a1s criticus in De G/JJ, 18j1 '67 redacteur. Als dramaticus staat hij geheel op romantische bodem; hij hrengt op het toneel historische romans in de geest van Walter Scott; door het publiek werden zijn stukken a1s De Twee Tudors en Joan JF/z/- tersz beter onwangen dan door de kunstrechters. Sedert 1854 was Schimmel ook redacteur van Nedes'landk 1854- '67 en '82-'86. Van Elsevier sedert 1891. Hij beschreef zijn eigen geschiedenis in Jan Willems Levensboek, 1896. Het Levensbericbt van Schimmel werd geschreven door M r. Van Loghem, 1906; Herman Robbers schetste zijn beeld in de Mannen twzz Beteekenis, 1907. Over Dramatiscb werk zwr Schimmel ï'2 verband met â// Amst. toonedleven een studie van Dr. B. Hunningher, 1931; deze toont aan, dat Schimmel b-1J zijn eerste optreden geheel onder invloed stond van de COm ,anS. Schlmmelpennl'nck, R. J. N', gehuldigd door Jer. de Bosch in een L. lierzang! vertaald door Uylenhroek, bij 't Vredesleest van 1802. Verder door Feith, Kantelaar, Kemper en Jer. de Bosch bij zijn optreden a1s raadpensionaris, 1805. Schinkel, A. D. v, 1784 1844, drukker te 's-Gravenhage, verzamelaar van boeken en hss., schrijver over geschiedkundige onderwerpen, h.v. Albrecbt DJro.y Dagverbalen: 1840; Opgave de'r âJJ. vv'ln Constantijn c72 Chr. Af/zy'cçchzl, 1840., over penningkunde; B#dragen tot it'/ karaiter lwz; Constantijn ff/zy,çe>zl, 1842. Schiotling, Elise v , zie M w. t/, Calcar. Schipbreuk op de Sint-paulusrots, De zie Sint-paulus. Schipluiden, had de Kamer De R/-fzzc/r#zz; gaf 1670 en '71 dichtbundels uit en opnieuw 1685. Afaarschijnlijk heeft Poot a1s 1id meegewerkt. Schipper, Jan Jacobsz. -, 1616 '69,- toneeldichter en uitgever te Amsterdam; l)ekend a1s uitgever van Calvijn en De Brune, maar vooral van Alle de W ercken van Cats, 16jj en 2e druk 1661. Hij schreef 2 toneelspelen over de Onvergeliikelljhe Ariane, 1644 en '5j; het was in dit stuk, dat voor 't eerst een vrouw optrad, n.1. Ariane Noosemall; zie daar. Van 1659 was reeds zijn Vei'overing z/fzzz Rbodes, r2d/ J't/zzzzthzele bloedscbande, terwijl hij in 1641 eela bundel verhalen uit het F. vertaalde a1s De éraf'/p/ der liejde. In proza vertaalde Schipper De rlzdrf'/tp Roelant van Ariosto, 1649, en De lEzzWQde Roelant van François de Rosset, 1649. In 1659 kwpm nog zijn treurspel Tbomas Morus. Hij had in 1641 Ariane van rets Gr. Jean vertaald uit het F., Ilavolging van dc Desmaavonturenromans. In zijn voorrede hij Cats' werken geeft hij zelf op, hoe groot de oplage was van Houwelyck, Trou-Ringh en andere gedichten. Hij heette Dommek-racht, maar noemde zich npar 't beroep van zijn vader. Schippers, Albartus 'v, 17j0 1817, toneel. speler; verliet 1789 het toneel, omdat hij weigerde er oranje te dragen. Schmidt, Ernest W . N , 1886 1957, Vlaams toneelschrijver, uit Antwerpen. Bracht in zijn zedencomedies de verwording van zijn tijd op het toneel. Schmidt, S. - , schrijft onder ps. W illy Corsas.i. Schmidt Degener gchmidt Degener, F. 'w, 1881 194j, directeur v. h. Rijksmuseum, kunsthistoricus, essayist, dichter. Pboenix) Fundel van 4 essays, 1944. Daarin Herinnering aan Leopold. De Poort wtzr Isbtar) drama; en gedichten 1945, Schmitz Afarie - ? , nu Mw. Verboeven- Scbmltz, geb. te Haarlem 1883, dichteres en romanschriifster. Letterk. kritiek in de N. Rott. Ct. Schmook, Dr. Ger. 'v, geb. te Antwerpen 1898, directeur van 't Museum voor de Vlaamse Letterkunde te Antwerpen, gaf in 1957 in 't licht Inwljding in de Literatuur: een bronnenopgave. Van 1949 is zijn groot werk Multatuli in de Vlaamse GE'fwcl/dzz. Schneider, Lina -, 1851 '99, yeb. te Weimar, vertaalde onder ps. W llhelm Berg Jonckbloets Gesch. der Ned. Letteren in 't D. Verder werk van Jan ten Brink, Mu1- tatuli enz. Kreeg 1875 de grote gouden medaille van verdiensten van ,,l-etterkunde.'' Heette van zich zelf Lina Weller; zij was getrouwd met de tenorzanger Karl Schneider. Van Vondel vertaalde zij Jepb- /fz, van Van Hoëvell Uit bet Indiscbe Le- FE7/7J Van Vosmaer X1NRone. Schnoor, secretaris van de Prins van Coburg, woonde 1796 te Hamburg, daarna in O.- Friesland, componeerde een drinklied, dat de wijze werd van 't Friese Volkslied. Schoeman, P. J. -v, geb. 1904, Afrikaans schrijver van iacht- en Kafferverhalen. Scholte? Mr. Henrik .v, geb. 1905, letterkundlge, dichter; film-criticus. Richtte 1924 de letterkundige kring ,,De Distelvinck'' op; gaf 1925 ' 30 de almanak Erts uit', schreef 1926 ' 56 drnmatische kroniekel, in de Groene adw-f/erJfzzrzzstzr en 1929 '5() in de Nw. Rott. C/.; was van 1927 '56 redacteur van de Filmliga. In 1942 '43 perschef en dramaturgisch leider bij de Nederland Film. Sedert 1946 secr. v. d. Vliegdienst van de K.L.M. Vita JI-:J//J ('t Leven is kort), gedichten, 1939. Schonaeus, Cornelis N , d.i. Sckoon of Dt Schoone, 1j41 16l 1, uit Gouda, de laatste R.K. rector van Haarlem 1569 1610, l zeer gezien. Bekend om ziln L. scbool- Jraw,'f'J,. Tobias, N:'/Jewj,/, Saulus, N/Jman, Jozef, Suzanna, D4z;/?/, bijbelse drama's; verder L. kluchten, o.a. Dyscoli (de onwillige knapen) . Hij kreeg de naam Terentius C'âr/J/2/C;/J; hij volgde Terentius na, omdat hij Terentius zelf verderfelijk' voor de jeugd achtte. Zijn stukken werden vertaald en door onze toneelschrijvers veelvuldig nagevolgd. Schonck, E. J. B. - , 1745 1821, rector te Gorkum en te Nijmegen, schreef 1775 De Vermdkelyke Slaa-Tuintjes, straatliedjes, uilegwen als een klassieke tekst met geleerde aantekeningen, naar 't model van de F. Schrijver Saint-Hyacinthe. Sommigen zien in het werkje een persiflage op de 1, Dichtlievende mengelingen'' 1Hoorn, 1772, door J. Fortman. De titel ontleend aan een Amsterdams liedhoekje. Volgde Gellert na in zijn Iobelen :c Vertel5elst 1779 en vertaalde De Dood f?/r Abel van Gessner in 1783. Schoofs, Henri geb. 1925, Vlaams dichter. Schx l des Levens, De v , artikel van Mu1- tamli over het stuk van die naam, dat in 1865 te Amsterdam gespeeld werd; opgenomen in de Verspreide Stukken. Met hulde aan Laura Ernst, die de hoofdrol vervulde. schooldrama's werden in de 1je eeuw opgevoerd door leerlingen der L. scholen, hetzij de klassiek'e stukken zelf, i).v. van Teren. tius; hetzij L. stukken, waarin de klassieken werden nagevolgd; hetzij Ned. toneelspelen a1s Redenvreugd der Jrz-#zer van Adolf Venator, d.i. De Jager, predikant te Alkmaar, die het stuk in 1605 liet opvoeren door zijn leerlingen. Het drama handelt over de wijsgeer Democritus, die over alle dingen lachte. Zie Scbonaeus. Schoolmeester, De - , ps. v. G. v. d. Linde. Schoolmeesters, Een Regel der Duytsche 'v , ,,een nut ende profytelïck Boecxken'' voor de schoolmeesters, ,,d1e Proghiekercken bedienen'' )van D .ad. Valcoogb te Barsingerhorn, uitgegeven 1 59 1, 1607 en ,28; opnieuw door Dr. G. D. J. Schotel, 1875, en opgedragen aan Dr. C. Sepp. Behalve de voorrede geheel op rijm; een leerboek voor de schoolmeesters, m'aar ook voor de vaders en moeders, met gebeden, de tien geboden, de acht zaligheden (de zaligsprekingen), met de eerste beginselen der muziek enz. Nota bene. Een Schoolmeester die sonder slagen die kinders wi1 leeren, Een Surgyn, die sachtelyck den patient wi1 cureren, Een Predicant die niet derf preken dan de lieden willen hooren, Alle haer doen ende arbeydt is meest verloren. Schoonhoven, C. C. van 1847 1916. toneelspeler te Amsterdam. Schoonhoven, Jan Diriksz. van zv, geb. 1556, studeerde te Parijs, trad 1377 in 't klooster Groenendaal, werd prior; verdedigde Ruusbroec tegen Kanselier Gerson. Zijn geschriften leiden de Moderne Devotie in. Schoonhovensche Arcadia, in verzen, 1783, van T. D. Moor. Schortinghuis, W ilhelmus - , 1700 'j0, uit W inschoten, eerst predikant te W eender 471 Schortinghuis Schotel 472 in 0. Friesland, predikant te Midwolde in 't Oldambt 1734. dichter van Geestelike Geungen, 4e druk, 17j0. Piëtistisch, met gezangen voor gelovigen en ongelovigcn. Een Jvlld/er#e ziele l/=:J.' M aar ik, Arme Sukkelaar! Vrees dat ik in 't Hels Gevaar, Afgescheyden van de Vromen, Nog op 't eynd sa1 ommekomen. Nog veel meer bekend door zijn proza werk Het Innig tEr>r/l/t>r#/w met ,,de j nieten'': de mens wi1 niet, kan niet, weet niet, heeft niet en deugt niet. Schotel, G. D. J. 'w, 1807 1902, zoon van de zeeschilder, schrijver van de Gescb. der Redernkers, 1861 '62., Letter- en JJZJ/JeJJkundige Avondstonden, 1841., Tilburgsche Avondstonden, 18j0; De Abdtj tw>C R#rJburg, 1851; Anna Maria s'câ/zrzrsr, 1853; Tollens en z#z; F##, 1860., Het Oud-Ho1- yazzllcâ Huisgezin der 1 7e eeuw, 1867., Vaderl. Volksboeken en Volkssprooiies, 1875 '74 en veel andere werken. Hij was predikant te Tilburg. Een van zijn eerste werken was het Leven van C. v. Alkemade en P. v. d. Schelling, 1833, in De A'lz/zdr om zijn dorheid veroordeeld. Van hem ook Beoordeeling der H1'c,,'.Szr'J, met Vervolg. 1832. En ook Tabak, >///.z en /â'e, 1848. Schotman, J. W . -, geb. te Hoogeveen 1892, werkte a1s dokter in China, 1921- '27. sedert 1928 dokter aan Maasoord tc Poortugaal; nu zenuwarts te Bussum. Dfchter; schrijver van Het Vermolmde Boeddhabeeld, 3 delen, 1927 '30. Over het wezen der kunst handelt zijn werk De Schone Gave. schotschrift, zie pamjlet. Schotsman, Nicolaas 'v, 1754 1822, uit Purmerend, eerst apothek-er, daarna predikant. sezert 1795 te Leiden; a1s Oranje. klant afgezet 1796; te Leiden terug 1801.- Schreef orthodox-godsdienstige werken ,*11l de geest van Rilderdijk; het bekendst fs Eerzuil /er gedachtenis van de Nationai'e Synode, welk werk onder andersdenkendeta ergernis wekte. Bilderdijk schreef in 1822 een gedicht Fij zijn Uitvaavt, en in de 2e druk van de Eerzuil de voorrede. Schotte, Apollonius, A 1570 1639, pensif' naris van Middelburg, 1602; 1id v. d. Hogc Raad, 1609; medewerker aan de Zeeuscbv Nacbtegael. Scholte, Jacob -, 1586 1641, burg. v, M 'lddelhurg, bewindhebber der V.O.C., een der 24 rechters van Oldenbarnevelt, gezant naar E. 162()., werkte mee aall de Zeeu- Jc/ae Nacbtegael. Hij was een broer van Apollgnius. Schottellus-de Ridder, Tony 'w, zie R, Schoup, Jan-Gustaaf -, geboren te Antwerpen in 1893, schreef de geschiedenis van een desertY r: In Vlunderen â:1 ik gedood, en een koloniale roman over Belgisch Congo BlanLe Boeien. Schouteden, W ard N , geb. 1894, Vlaams dramaschrijver; Gezabel, 1926. Schouten, W illem Cornelisz. - , uit Hoorn, deed onder Le Maire 161j een tocht naar Indië door de toen ontdekte Straat-l,e M aire tussen Vuurland en Staten Eiland; werd door Coen naar 't vaderland teruggezonden. Later voer hij weer op Indië; hij q. 1625 op Madagascar. Le Malre's scheepsjournaal viel mede in handen van Coen, die het naar Holland stuurde. Daar werd het in 1618 vervalst uitgegeven; Schouten trad er nu in op de voorgrond; Jacques le Maire was 1617 gestorven. Het Foek werd gedrukt a1s Jourr,/ van de wonderlicke reyse, .gâe#vezi doos W. C. Scbouten. Joris van Spilbergen, die een herdruk hezorgde, heeft de naam van Schouten vervangen door die van Le Maire. Vondel schreef een klinkert (klinkdicht) bij de uitgave van ,,de wonderlyke reize van den Hoornschen meerman.'' Schouw, het letterkundig ts. van de Kultuurkamer, van het Departement van Volksvoorlichting. Hoofdred. Dr. T. Goedewaagen; sedert 1942. Zie Kultuurkamer. Schouwburg der dieren, zie dierenboeken. Schouwburg van Amsterdam, geopend 5 Jan. 1638 ter vervanging van de Eerste Nederduytse Academie van Dr. Samuel Coster van 1617, op dezelfde plaats gebouwd. Het eerste stuk was Vondels G#Jbreght: Het heiligh Raadhuiswijd den (Schouwburgh in, En wacht met zijn aendachtighe ooren, Soo vierigh; a1s Karthagoos koningin, Belust het droef verslagh te hooten, Hoe Ilium van Argos werd verplet. De Schouwburg werd doorlopend aangevallen door de Gereformeerde predikanten; gehandhaafd door de Overheid, ook omdat een deel van de opbrengst was voor de oude mannen en vrouwen en voor het weeshuis: De Bijen storten hier het eelste datse lesen, Om d'ouden stock te voen, en d'ouderloose weesen. (Vonde1.) Boven de poort aan de Keizersgracht bij de Runstraat stond een ander rijmpje van Vondel: De werelt Js een speeltoneel, Elck speelt sijn ro1 en krijgt zijn deel. De schouwburg werd vergroot 166j, brandde af 1772. Een nieuwe verrees 1774 aan 't Leidse Plein, De Schouwburg had 6 regenten, aangesteld door Burgemeesteren, op voordracht van 't W eeshuis en Oude- Schouwburg Schouwburg van Gent mannenhuis. Deze regenten hadden de keuze der stukken en de rolverdeling, 't beheer over costuums en decoraties. Onder de eerste zes was Willem DircLsz. Hooft, 1637. Deze Schouwburg gebouwd door Nikolaes van Kampen. Vondel dichtte de waarschuwing: Geen kint den Schouwhurgh lastigh zy, Tohackpijp, bierkan, snoepery, Noch geenerlei baldadigheit. W ie anders doet, wordt uitgeleyt. De Schouwburg was gesloten 1672- '77. Verpacht aan Lod. Meyer, Pluimer en P. de la Croix, 1681- '84) aan beide laatsten 1684-'87., zie Pluimer en Poëtenstrijd. Aan David Lingelbach en Joan Koener. ding 1687. voor f 17 000- f 21 000 per jaar; de overeenkomst werd reeds in 1688 ontbonden. Daarna kwam de Schouwburg onder 't beheer van de regenten der godshuizen, die een of twee directeuren moesten aanstellen, waartoe Pluimer en Bernagie benoemd werden, * 1697. Zie ook Ysbrand Vincent. Bernagie's opvolger in 1699 Mr. P. Nuyts. Het honderdjarig l7estaan in 1758 luisterrijk gevierd, met een allegorisch spel van De M arre Het Eeuw- ,gtz/y#e en o.a. met een feestzang Het â/zcdertjurige Jubilee van Frederik Duim. Gesloten 1747- '49. Heropend met een stuk van Lucas Pater. Na de brand van 1772 verrees een nieuw gebouw van hout, ingewijd met Jacob Simonsz. de R#â van Van Merken. Toen kwnm het bestuur aan de Stad, die 4 commissarissen aanstelde. In 1795 y,Nationale Schouwburg''; zie Snoek. De uitkering aan de godshuizen hield 1796 op. Staatsinstel. ling 1798- 1800, met handhaving van W i1- 1em Haverkorn a1s secretaris. De voorlopige'' schouwburg van 177-1 werd gesloopt in 1872; op dezelfde plaats op 't Leidse Plein werd ln 1874 een stenen gebouw geopend met Uitgaan van Glanor, d.i. Hugo Beijerman. Deze schouwburg brandde af in 1890; de tegenwoordige werd in 1895 geopend met een stuk van Schimmel In de directiekamer. ). H. Rössing schreef de Gescbiedenis J:r Sticbting van de nieuwe Schouwburg van 1774. De Gesch. w. J, Amst. Scbouwburg van J. A. W orp werd uit zijn nalatenschap uitgegeven door J. F. M . Sterck, 1920. Schouwhurg te Leiden, 170j', Den Haag 1766; Rotterdnm 1774; Utrecht 179'i. Nieuwe schouwburg te Groningen 1883) te Rotterdam 1887. Schouwburg van Gent, 1649 gebouwd door de Jezuïeten, die met de rederijkers snmellwerkten, gesteund door de Overheid. Nieuwe Ned. Schouwburg, 1871; die van Antwerpen 1874) die van Brussel 1887. door Leopold 11 met een rede in het Ned. geopend. Te Gent sedert 1871 beroepsspelers in de Minard-schouwburg van 1847*, zie Broedermin en Tke/yt/er; in 1899 verrees de Gentse Stadsschouwburg- Schouwburg, Haagse N , in het wormalig paleis van de Prins van Nassau-W eilhurgs 1804 ingewijd door Mw. Wattier met Semiramis van Voltaire. Schouwburg Nieuwj, maandblad 1762- '65,. met beoordeling van stukken en spel. Schouwburg, Spectatoriale ,v, zie Spect. schouwende leven, 't - , het leven der M.Emystieken, die in uiterste zielsvermkking God zelf zagen; die opgingen in de minne tot de Heiland. W eergegeven in de Vi- Jzere?; en Gedicbten van Hadewych en in het yroza van Ruusbroec. Van hem de verklarlng: scouwende leven dat es een hemelsch leven; (Cbierbeit der Gbeesteliker Brulocbtj . Het derde deel van dit werk is geheel aan het schouwende leven gewijd. Schouwgraag, ps. van Kinker in De adrlt' Noachs en Sem, C/Mw en Jajet. Schouwtooneel, Het 'v, gezelschap van Adr. v. d. Horst en Jan Musch, 1919- '55, speelde veel Ned. stukken: Sp. lral/zzJE'p'; Mariken van N/el/zzitwâer; Josepb Jz2 Do- //wz;; de stukken van Heijermans, werk vall Sbakespeare. Schrant, Prof. J. M . - , 1783- 1866, pastoor uit Amsterdam, 1806 priester, 1817 hoogleraar in 't Ned. te Gent, 1851 te Leiden. Onder zijn vele werken: Uitgelezene Dicbtstukken z?fp; J. de Harduyn, 1851. Hij ver. taalde Gesprekken over de W elsprekenàâedl van Fénélon. Leermeester van Blom-. maert en Prudens van Duynse. Hij bezorgde een nieuwe uitgave van de Verbandeling van Verlooy; zie daar. Schreurs, Jacques -, geb. 1895 te Sittard, R.K. lyrisch dichter en prozaschrijver; de pater die zijn leven wijdt aan de mijnwerkers in Limburg. Een bloemlezing uit zijn verzen door Bernard Verhoeven verscheen in 1955 a1s Sterren en Da/z&,'. Zijn trilogie Kroniek ener Parocbie zag het licht van 1941- '48. Schriftuurlijke Liedekens, berijmde bijbellaatsen, kwlmen weldra R na de Souter- Iledekens. Bv. Veelderhande Liedekens, gemaect uut den ouden ende nieuwen Testamenten,'' 3e druk 15j6; Tymon Claesz. Honigh, Scbriftuerlijck Liedtboecxken, 1591; Soetken Gerrits, g,een blinde dochtery'' Een zc/c// Gheesteliick Liedt-boecxken. # 1j72; 1592 gedrukt; Vrou Gerrits van Medemblik, -I- 160j, Nieu Gheestelyck Liedt-Boecx' ken, uitgegeven 1621; Lenaert Klock, Veelderhande Schriftuerlycke Nëy/j- 473 Schriftuurlijke Liedekens schrik en mededogen we L9#:lerJ, 1593. Ook Carel van Mander schreef schriftuurlijke liedekens. Proefschrift van Dr. E, C. W ieder. ln de 2e helft der 17e ecuw verscheen nog een nieuw bundeltje 't Nieuwe Groote Harpje. schrik en mededogen, moest volgens de klassieke leer de uitwerking ziln van het treurspel op de toeschouwers. Zo was het ook, spotte de Ned. Spectator in 1860, met het gehele toneel gesteld: Zie 'k uw toneel van thans, 'k heb innig medelljden, En vrees bevangt mijn ziel, denk ik, wat 't worden moet. Vondel drukte het aldus uit: Hij heeft op 't rechte wit gemickt Die stichtende oock den geest ver- (quickt. Schröder, F. C. M. N, schrijver onder ps. F. Roosdorp. Schröder, Johannes 'v, apotheker te Leiden, vertaalde Corneille, schreef een klucht De Vrystermarkt, 1715, met tonelen uit. het boerenleven; -I- 1747. Schröder, J. C. ,v , 1871 1958, hoofdredacteur v. d. Telegraaj 1902 '22; daarna medewerker; ps. Barbarossa. #,rl,r/:'- serie, toneelkritieken. Schröder, P. H N , schreef Parodieën Jz' de Ned. letterjunde, 1932, proefschrift. Schrijnen, Prof. Dr. Jos. -, 1869 1938, uit Venlo, priester, taalgeleerde, hoogleraat' te Nijmegen sedert 1923. Ned. Volkskunde. Schrijver, G. ,v, ps. van G. G. v. Schrijver, Pieter N, zie Scriverius. Schrijvers en Schilders, verhalen en liederel) van Veldeke tot Vestdijk, met platen; door W . L. M. E. v. Leeuwen, 1959. Schuchart, M ax .x', geb. 1920 te Rotterdnm, redacteur van 't Handelsblad en van 't letterkuhdig tildschrift Proloog. Dichter. Met Eric van der Steen gaf hij een bundel sonnetten uit, Vice zzeryzz, 1946. Schuddematte, Pieter - , zie Retborycke. Schuere, Jacob van der - , Zuid- Nederlander te Haarlem, gaf 1610 Den NEW:1W//v/- scben fftz//c/zz uit, de verzameling van Van Mander. Ook gaf hij Van Manders 12 l/tzclu'/z van de Ilyados uit, 1611. Hij was een schoolmeester uit Menen. Van hem ook een dichterlijke bewerking van Tristium ojte de Truerdicbten van Ovidius, ,yter begeirte van Karel van Mander.'' Van hemzelf in de Helicon 19 gedichten. Schueren, Gerard van der x', 1411 '90, uit Xanten, stelde een verklaring van het taaleigen op van het Kleefs; Keulen 1475 '77, a1s Teutkonista oj Duytscblender, uitgegeven door C. Boonzajer en Clignett, 1804; opnieuw door J. Verdam, 1896. Het werk is in de vorm van en Nederrijns- Latijns Woordenboek. De schrijver waS secretaris van de hertog van Kleef. Schuermans, Anna Marla - ? geprezen in het voorwerk van de Trou-rlngb van Cats. die ook haar portret daarin opnam. Zie Scburman. Schuermans, I-. W . - , 1821 '91s leerling van J. B. David, Flamingant, priester, grondlegger van het Davidsfonds, schrijver van 't eerste Algemeen F/xzzzlc/.A Idiotiton: 1865 '70, met B#voegseL van 1855. Schuil, J. B. -, geb. 1875 te Franeker, officier in Indië en Nederland; sedert 1910 toneelcriticus. Schrijver van toneelspelen en van jongensboeken. Schuitmaker, Yme N', geb. 1877, Fries toneelschrijver. schuitpraatjes, pamfletten over vragen van de dag; het oudste 1608 over de vredesonderhandelingen met Sp. Zo de Scbuite- E'// Jagt-praatjes van E. S. v. Burmania en W . v. ltsma, 1757, tweede druk. Nog in 1827 verschenen de Gl'oninges. 5'câ//C'?>7'aa/- jesk anoniem; de schrijver was Ds. G. J. Cool uit Appingedam. ln 1856 zijn Nieuwe Schuitpraatjes. Schull, Mr. P. S. .v, 179 1 185j, advocaat en notaris te Dordrecht, letterkundige. Gaf 1855 de Ned. Poezy van Van Baerle uit. Zijn Karakteristiek der Welsprekendbeid is van 1850. Met A. v. d. Hoop Jr. gaf hij de Biidragen //z Boeken- e// Menschen. kennis uit, 1832 '38. Schreef Vertellin- #E'/'2. Schttlte Nordholt, J. W . -, geb. 1920, dichter onder ps. W . S. Noordhout, van Chr. verzen. Het Bloeiende .î/eE>72. Levend Landscbap, 19j1. Schultz, Alwin 'w, 1858 1909, uit de Lausitz, gaf inzicht in het leven der M.E. en daardoor in het wezen van de letterkunde door zijn werken Das FJJ//JI-/J, Leben zf/r Zeit der Minnesinges', 2e dr., 1889, en Deutscbes Leben Jz?; XIV. //r# XF. Jabrhundert, 1892. Schurer, Fedde -, geb. 1898, onderwijzer, Fries dichter en vertaler. Redacteur van De Tsierne (De Karn) . Kreeg in 1945 de Regeringsprijs voor Verzetsliteratuur. Complete Psalmberijming, 1948. Zie Gljsbert Japicx-prljs. Schurman Anna M aria van - , 1607 '78, uit Utrecht, geleerde vrouw die zeer veel talen sprak en schreef en alle schone kunsten beoefende, ;de ) tiende Muzey'' yyde Ster van Utrecht ; 1as op de leeftijd van drie jaai de Heilige Schrift. Prof. Spanheim yaf in 1648 haar Opusculd (W erkjes) ult, L. Gr., Hebr. en F. verhandelingen, gedichten en brieven; het boekje be- 474 Schurman 475 Scillll leefde in 4 jaar 3 drukken. Zij volgde Jean de Lahadie naar Holstein, keerde na zijn clood tenlg en vestigde zich te W ieuwerd. Daar gebruikte men de Heylige Gesangen. door haar uit het F. vertaald en daar schreef zij haar BedencLingen over Je toe- Lomste 1,;J?2 Ckristi Koningryckt in dichtvorm. In 1732 verschcen te Groningen nog een dichtbundel; daarin Uitbreiding 51?E'F tle drie eerste Capittels 1/tf12 Genesis, benejfens een Mer//t?.g van /Je/ Geestelijk &/tz,E'- /#> I'a'n (,'/.?rëJ?//J met de Gelovigen. Haar leven beschreven door Dr. G. D. J. Schotel, 18j5. Mw. Bosboom schreef Eene berinnering tzlz; eene beroemde vrouw. (Historische Novellen, 1 857.) Huygens begeerde haar tot zijn vrouw na de dood van Sterre, bezocht haar in 1659, maakte L. lofdichten, maar zij hield zich Fij haar geleerde studiën onder de leiding van Voetius. Zie Schuo.mans. Studie over haar van Schiirmann, Rotterdam, F. verhalen ZJ'F S d. Schqrmann, W illem -, 1876 19 15, schrijver van de Rotterdamse roman De ltzrlt'/- mans) doch vooral bekend a1s de schrijver van toneelsmkken: Veertigk De Jzyëo//erj, een levendige voorstelling van een Joods bedrijf, 1912; Psdestoelen, 1906. Schut, Jan Ernst 'v, 1785 1856, uit Amsterdam, baardscheerder, veelgelezen romanschrijver. Galama oj Je bevrijding wl>2 Vriesland, 1835. Over dit werk schreef Potgieter een artikel, dat een bestrijding bevat van de toenmalige kritiek. In Potgieters kritiek werd ook betrokken Schuts Karaku oj de r,/wl'f'âizk/ayf/ te #ar#J, 1852, en de Lotgevallen wa/; mijnheer fzcf-/.fi/, 1834. Verder schreef Schut nog een ,,tafereel'' Aleid z'Izs Podgeest. Schutte, Rutger ,v , 1708 '84, uit Diepenheim, yredikant, sedert 1745 te Amsterdam, 1772 11d van de commissie voor de nieuwe Psalmberijming, dichter van 4 bundels Stichtelnke Gezangen, 1762 '81. Lid van Dulces Jz;/Ep omnia M usae. Schuttersmaaltijd, geschilderd door Bartholomeus van der He1st ter ere van de Vrede van Munster, met bijschrift van Jan Vos: Belloone walgt van bloedt, ja M ars vervloeckt het daveren Van 't zwanpere metaal, y -'- ' en t zwaardt bemint de schee.... Schutterilen,zes Liederen, opgedragen aan de - , van Jacob van Lennep, 1850. Hij was er kapitein bij, maar moest thuis blij- A. M . H. Douma, 1924. Mr. J. G. -, geb. 1878 te advokaat te Parijs, schrijver vall en van het toneelstuk Helder- Ven. Scdhiucuhrte, r.K Hooers ht'w, H, ogoesb.te Veendnm 191j, t'>z Hagel, 1946. Verwierf 1948 de Hendrik de Vries-prijs van Groningen. Van 1945 '46 was hij red. v. h. tijdschrift Het Woord. Nu in Australië. Schuurman, Anna M aria van - , zie Schul'- CSZN. Schuyfman, Esbatement vanden .v, een echte klucht, de geschiedenis van een paar landlopers, die zich te goed doen aan een lijkmaal; gespeeld door de rethoryckers van Tienen op het refereinfeest te Leuven, 1j04. (Schuyjman misschien Scbuytman', het loopt over gewezen matrozen.) Uitgegeven door Dr. Kalff in Trou z/;/:/ blycien, 1889, en door Stoett, 1932. Schuyter, Jan de N, geb. te Antwerpen 1889, red. v. h. Handelsblad 1,;/N Antwerpé> 2, schrijver van studiën, romans, novellen, vertalingen, toneelwerk en filmspelen. Schweickhardt! Katharina W ilhelmina - , zie BilderdùL-schweicîbardtk 1777 1851. Schijn en W ezen, Het Lied van -, vertolkt de wijsheid van F. v. Eeden, deel I 189j. deel 11 1910; in terzinen. Schynheilige Vrouw, De 'v, ,,met de Uitvaert van Jan Jaspersen,'' 1691, vervolg op de drie blijspelen van Jan K/llz door Asselijn; zie daar. Schijnheyligh, toneelstuk van Hooft dat echter vooreerst niet uitgegeven werd, omdat er predikahten in aan de kaak gesteld worden; in 1617 in proza bewerkt naar hrt blijspel Lo Ipocrito van Aretino. Hoott vond op deze wijze gelegenheid, een schijnheilige bedrieger op het toneel te brengen, doch hij kwam er niet toe. Het hs. diende Bredero voor zijn berijming, gelijk H. JEymael heeft aangetoond in het TJ. voor Taal c/0 Letterk. van 1895. Deze berijming werd bijna voltooid in zijn nalatenschap gevonden en in 1624 door de uitgever Van der Plasse in het licht gegeven. Opnieuw uitgegeven door Van Vloten, 1856, en in 't zelfde jaar in De Dietscbe Warande door Thijm. Bredero's stuk is gedicht op de regel: Onder een schijn van heyligheyt, So wort den mensch veeltyts verleyt. Hooft laat voorzichtigheidshalve het stuk in Den Haag spelen, ver genoeg weg. Schilnvoet, Simon N, 1652 1727, uit Den Haag, verzamelaar, dichter, schrijver van Lusthofs-sieraen en aanlegger van buitenplaatsen. W erd onderschout van Amster. dam. Kort-bondige zin-spreuken en zeedelessen, 1689. Schijnvoet, Simon -, schreef 1776 het kluchtspel De iistkrttiper of bedrooge fzr#er. Hij was een kleinzoon v. d. vooraande. Sczlla, treurspel door L. Rotgans, opgedragen aan JD E..lias Huydekopvr? heer van Schûrmann Scolastica M aarseveen, schepen der Stadt dnm, neef van Rotgans. De stof Herscbeppinge van Ovidius: Scilla dochter van koning Nizus; zij is op Minos, koning van Kreta, die vaders stad belegert. Zij snijdt van haar vaders hoofd het purperen haartje, ,ydaar het heil van 't gansche ryk van afhing'' en biedt dit aan Minos aan. Deze echter vervloekt haar en zij doorsteekt zich met een pook. De dichter heeft echter voor het haartje een ,,schild met het beeldt van Mars'' in de plaats gesteld. Scolastica, L. werk van Petrus Comestor, :!:: 1164, vertaald a1s R#mbiibel door Jacob van Maerlant. Voluit Historia s'c//mf/lca, zie daar; bij Maerlant zelf ook scolastica hystorie. scop, bij de W est-Germanen hetzelfde a1s skald in het Noorden: dichter, hofdichter. Scott, Sir W alter - , 1771- 1852, geb. te Edinburgb. Gaf 1802 de Minstrelsy oj lst? Scottisb border, de oude volkszangen en balladen van de Schotse grens uit, in navolging van Percy. Zie daar en ook Volks- Iiederen. Hij werd rijk door zljn werken en kocht een buiten aan de Tweed, dat hij Abbotsford noemde. Daar gaf hij Wavel'- ley, 1814, en zijn verdere bistoriscke romans uit, die in geheel Europa nagevolgd werden. Zie daar. Van Lennep vertaalde zijn yedichten en volgde hem n,a in zijn historlsche romans. Zo heeft het toernooi bij Haarlem in De Roos van Deigfwtf een zelfde verloop a1s dat in Ivanhoe. Ook Van Lenneps dichterlijke verhalen en zijn Legenden zijn navolgingen van Scott. Over Scott schreef H. Vissink Scott tzrz/ bis injluence on DJ//C/J Iiterature, 1922. Scribleriana, zie /. H. ïveiland. Scriverius, Petrus -, d.i. Pieter s'c/pr#wt'y, 1576- 1660, uit Haarlem, studeerde te Leiden en bleef er, omdat hij geld genoeg had, om zich te wijden aan wetenschap en kunst. Hij gaf tal van klassiek-e schrijveis uit en dichtte L. verzen. In een L. bijschrift kwam hij op voor Rombout Hogerheets; hij betaalde er een zware boete voor. In 't Ned. schreef hij de Beschrijvingbe :?ttr Out-Bataviën, 1612,, een Vaderlandse Gesch., waarin hij de spot dreef met de Renaissance-helden a1s Saxo, Brabo en Gruno. Hij bewonderde onze Tael ongelooflick soet, princes van alle (taelen, Geboren om de croon van anders hooft (te haelen. Hij schreef lofdichten op de werken van Merula, Bor, Heinsius. Zijn L. Saturnalia werden vertaald door Ampzing a1s een Poëtiscb Vasten-avondspel vervatende /Jt'/ sebruyk y'z/d: misbruyk vanden Ta.lJcl, nOg een CCRC *' ' Scriverius' Gedicbten met een Levensbe- Jc&#Wr: werden 1738 uitgegeven door Simon Doekes te Amsterdam, met een berijmde Opdragt aan Jeronimo de Bosch. Met Lojdicht van Samuel Ampzing, van Jan Balde Jr., van Pieter Langendijk e.a. En met het lijkdicht van Vondel: Nu nzst de blintgeleerde schryver, W iens onuitbluschbre letteryver Ons naliet maetloos schrift, en dicht: Daer 's mans vernuft en geest uit llcht. In 16j0 was hij blind geworden; toen werd Joachim Oudaen zijn voorlezer en secretaris. Zijn uitgave van Het oude Goudtsche Kronyksken verscheen pas in 1665. Scudlry, Madeleine de 'v', 1607- 1701, F. schrijfster van heroïsch-galante romans, een der voornaamste ,,précieuses,'' vriendin van Madnme de Rambouillet. Hoofdwerken Ibrakim ou l'illustre IIFJJ, 1641; zie Simon de Vries; Le grand Cyrus, 10 delen. 1649- '53; Feschrijving onder oude namen van het F. hof. Van grote invloed op de roman in heel Europa', ook bij ons vertaald en nagevolgd. Scutken, Johan, -1- 1423, schreef te W indesheim zijn Nederlandse vertaling van de Psalmen en de Evangelie-pericopen. Sebille, Charles -, -I- 1758, zoon v. d. Waalse predikant te Goes, koopman te Amsterdam, vriend en raadsman van Feitama. Vertaalde zelf F. toneelwerk, o.a. De scbelmer#:>; van Cartoucbe, 1722, en De J//J van Cesar, 1740, naar Voltaire. Seborch, Boudewijn van N, Mnl. roman over Boudewijn lI, koning van Jeruzalem van 1118- '31; van de Ned. vertaling bleven slechts 31 5 verzen over. Secundus, Janus 'w, zie Everaerts. Seden, De Bouc van - , zie Zeden. Seep, Claes - , am theker te Amsterdam, 1630. Van de rethoryckers zei Scriverills niet veel gxds: Een volck dat veel tijds is ontbloot van (alle reden. Na de verovering van 's-Hertogenbosch bracht hij de L. Sendbriej >N Princesse Amelia van Barlaeus in Ned. verzen over. Hij ontving zijn letterkundige vrienden op zijn hofstede Woelwijk, aan de Vliet bij Leiden. Zijn betekenis is evenals die van Heinsius jelegen in zijn invloed op de jongere tlldgenoten: Vondel bewonderde hem en schreef een lijkdicht. Hijzelf waardeerde Bredero en Starter, al kenden ze dan geen Latijn. Hij yaf de Nederduytse p/tpwtf/, van Dan. Helnsius uit met twee opdrachten aan Jacob van Dijck, één in proza en één (Voorrede) op rijm, en dan poëtische lofzang y,aen den au- 476 Seep 477 Doopsgezind dichter; verzen in Olipodrigo, 16j4; behoorde tot de kring van Jan Soet. Ook verzen in Parnassus =r J/ F, 1665; in Apollo's Stirp, in Clioos cytter. 1663, in Utrechts Zang-prieeltjen enz.; f 1671. Segers, Gustaaf - , 1848 1930, uit Hoogstraten, leerling van Sleeckx te Lier, zelf leraar aldaar in het Ned., 1879. Schreef novellen over 't leven in de Kempen cn opstellen over Vondel. Seghelijn van Jeruzalem, oorspronkelijk ridderdicht, 7k 1350. Hij is de zoon van een heidense vorst, maar helpt Constantijn de Grote, trouwt diens dochter en wordt keizer van Rome en dan ook nog Paus. Bij Zeven koninginnen wordt hij de vader van de Zeven Vroeden van Romen. De dichter van het schone verhaal heette Lo/ Latewaert; het verval van de ridderpoëzle blijkt duidelijk uit zulk werk; er hlijven niets dan avonturen en wonderen over, samengeraapt uit ta1 van vroegere werken en nieuw bedacht: de gesel van Christus, het azijnvat, de doornenkroon en de spijkers van het kruis verrichten mirakelen. De ridders houden lange gebeden. Seghelijn is voorgesteld a1s een nieuwe Graalridder, maar er is geen gevoel meer voor ridderlijke idealen. Zijn vroomheid is misschien de reden, dat het werk in de 1je eeuw gedrukt werd. Uitgegeven door Dr. J. Verdam vanwege de Mij. v. Letterkunde, 1878; naar de oude druk en naar het hs., dat E. Martin te Berlijn ontdekt was. Segher Dieregotqaf, zie Troyen. Segher van Kortrljk, zie Cort Rosijn. Het gedicht staat in 't Antwerpscbe Liedboek, 1j44; het geschiedverhaal was een berijmde overleverin: geworden. Seghers? Ren 'e N , geboren te Hasselt (Be1- yië) ln 1904; romanschrijver en dichter. Selpgens, Emile - , 1837- '96 uit Roermond, schreef 1889 het toneelspel Rooie door Dr. het Limburgse volksleven, en Limburgse Dorpsnovellen in dialect. Van 1872 De leste Jcâ/mq oj Vrije verkiezingen in Limburg, ,,komedie in 5 akten.'' Veel meer aandacht vestigde hij op zich door zijn novelle De Kapelaan van Bardelo, de geschiedenis van een dorpspriester, die zijn geloof verliest. Zo was het zelf ook met de schrijver gegaan, die eerst voor priester was opgeleid, toen bierbrouwer was, doch in 1875 leraar werd in 't D., eerst te Tiel, toen te Zutfen, daarna te Leiden. Een oundel dorpsverhalen in Langs NaZJJ en Geul; verder Uit Limburg, 188 1; In e7z om bet hleine s'/alje; mee van het beste op het gebied van de dorpsvertelling. Selfstryt, gedicht van Cats, in de vorm van een tweespraak tussen Jozef en Potiphars Hannes, beeld uit Seneca dhue isjvonrokumwa, ns1. 6I2n0,.raad in liefdeszaken&&n 12mo, langwerpig, in perkamenten Fand, met verschillende verha- 1en over mingevallen. Het geheel schetst de ,,onderlinge wostelinge van goede en kwade gedachten.'' A1s tegenhanger volgde in 1622 het fooneel van de mannelicie zlcâ/!)adr/Jo'/, de geschiedenis van koningin Vasthi, waarin hij het optreden der vrouw verdedigt. Sels, Mr. W . H. N , 1741 '89, dichter van Salomon, koning v. fJrz,:/; 12 boeken, 1765. Opgedragen aan Jan Calkoen, ,,oud-burgermeester en raad'' van Amsterdam. Zijn Leven beschreven door H. H. Vitringa, die ook zijn Kleine Werkjes uitgaf, 1792. Selsaem trougeval, ,,tusschen een Spaens edelman ende een Heydinney'' een van de verhalen uit Cats' Trou-Ringb, het Spaens Heydinnetje; zie daar. Sem, Cham en Japhet, zie Arie Noacbs. Er verschenen 2 1 afleveringen. Senden, G. H. van N , 1785- 1851, Citadelpoëet, predikant te Middelbert bij Groningen, later te Zwolle; schreef over het Hei- Iige Land. Seneca, 4 de Van v. Chr.- 65 na Chr., Romeinse navolger de Griekse treurspelen, die op 't eind der 16e en in het begin der 17e eeuw a1s voorbeeld gold. Van hem nam men de indeliny in j bedrijven over, waarvan de eerste vler eindigden met een koor of rei; met boden en vertrouwelingen. Van hem leerde men de drie eenheden, zogenaamd van Aristoteles, maar ook de dialoog. Zijn waardige toon werd nagevolgd. Bij ons was Jacob Duym de eerste met zijn Spieghel des hoockmoets, een bewerking van de Troadesk 1600. Toen Hooft: Tke- Je/yJ en Ariadne, 1602. Daarna was het Samuel Coster, die Seneca tot voorbeeld nam in zijn Iths en opnieuw iiz zijn Iphigenia, 1617. In diezelfde jaren leerde Vonde1 zijn werk kennen. Hij volgde hem na in zijn Hierusalem Verwoest en Palamedes, terwijl hij Seneca's Troades in verzen vertaalde als de Amsteldamscbe Hecuba, 162j, en Seneca's Pbaedra a1s Hippolytus. W esterbaen vertaalde Tron, 1698; Van den Bos Agamemnon, 1661, en Kemp Medea, 1665. Medea van Jan Six is een oorspronkelijk stuk in Seneca's trant. Een der bijzonderheden, die ons drama io de 17e eeuw graag van Seneca navolgde, waren de geestverschijningen; Hooft gaf er het voorbeeld van in zijn Baeto. Eerst later zag Vondel in, dat Seneca de ware leermeester niet was, om zijn gezwol- 1en stijl, zijn breedsprakigheid, zijn droomverhalen en geestverschijningen, zijn gruwelen. Vondel wendde zich van hem af en volgde Sophokles. Segers Seneka leren Dr. J. A. Worp schreef een zeer belangrijke studie over De invloed van Seneca's treurspelen op ons toneel, 1892. Seneca is de enige Romeinse dichter, van wie treurspelen bewaard zijn, 9 in gdal met nog een fragment. Seneka leren, slmenspraak tussen vader en zoon uit de 14e eeuw, vertaling van een L. geschrift dat aan ! Seneca werd toegeschreven. Ultgegeven door Dr. W . H. D. Suringar, 1895; ook reeds opgenomen in de Oudvlaemsthe Gedicbten van Jhr. Ph. Blommaert, Een (M.E. d1is8p3u8t;aciueit hd of Hulthemse hs. samenspruk of tweespraec met van levenswijsheid. sensitivisme, dichtkunst waarbij de kunstelessen naar zijn gevoel tot uiting brengt; lyrische poëzie, waarbil uitsluitend dit persoonlijkvoelen uitgedru'kt wordt; b.v. bij Herman Gorter in zijn Mei en zijn Verzen. Sentimentaliteit, de overgave aan ,,dierbare droefgeestigheid'' uiting in de ldteren in de 2e helft der 18e eeuw. Het woord is van Sterne, die zijn Sentimental Journey (Sentimentele Reisj schreef in 1768. Maar daar heeft hd enkel de betekenis, dat Sterne de sentimenten (gevoelens) van zijn reizigers beschrijft. Hd verschijnsel was er eerder dan het woord: Young had reeds het behagen geschilderd van het zich verdiepen in weemoed; Nacbtgedacbten, 1742 '45. Daarop volgde Rousseau met zijn Nouvelle JfJ//)'Je, 1761. De meeste invloed ging wellicht uit van Het /##er van den Jongen W erther van Goethe; verder van Klopstock, Höltï en Matthison. Feith noemde zlln Julia, 1783, het eerste voortbrengsel van 't sentimentele onder ons: het boek is vo1 ,,verkwikkelijke, zilte en stille tranen'' en er zijn nog veel meer tranen bij geschreid. Zo was het weer met Ferdinand e'n Constantia. Maar reeds in 1784 kwam De Perponcher in zijn Gedacbten over bet sentimentele tegen Feith op; Feith verdedigde zich met Eenige algemeene unmerkingen. Pieter Nieuwland schreef een verhandeling Over de gevoeligbeid', Jacobus Kantelaar en Mr. Daniël Deutz hielden er in 1791- '92, redevoeringen over. ln de Brieven van Hôrzlâlzzi Blan- JtJ,r/ spreken de dames W olff en Deken van de modeziekte van 't sentimenteel gevoel. Ook Hoffham kwam er tegen op; Petronella Johanna de Timmerman spotte er mee. Reeds in 1785 schreef A. Loosjes er een toneelstuk tegen: De Sentimenteele. gevolgd door noy zulk een stuk, De Dweep'- ster. Het verschllnsel was algemeen en trok zeer de aandacht. Toch zi'ln er behalve Feith slechts enkele sentimentele schrijvers te onzent; zie De W itte, E. N. Post, Den Beer Poortugael. Kinker viel reeds in 1785 Serena, Dorothea zuster, aan wie de Jose opdroeg, 1854. Serjanszoon, Orator didacticus, Mijnheer ew, 1908, roman van Herman Teirlinck; zie daar. Serklaes, Juffer toneelspel van Scbimzzie/; zie daar. Sermoenen, Duutsche ,v, bloemlezing uit het werk van Johannes Cele door Th. J. de Vries, 1948. Sermoenen, Limburgsche ,v, zie L. Serrure, Mr. C. A. x , zoon van de volgellde, geb. 1835, schreef a1s student Gesch. der Ned. t'r F. Letterkunde in Vlaenderen. met goud bekroond, 18j3. Verder over Van M aerlant en Jan de W eert enz. Letterkundige G:JC/J. v4n ZDarf/erer, 1872', onvoltooid. Serrure, llr. C. Ph. - , 180j 972, Vlalms letterkundige, hoogleraar in de geschiedenis te Gent, 1835. Onder zijn vele geschrif . ten: Grimbergsche Oorlog, uitgegeven mct Blommaert 1852 '54; Salomon t277#E' Ma1'- colpkus, 1861. Hij . was de redacteur van het Vaderlandsch Museum, 1855 '63, waarin hij o.a. de Vierde N,F/#z; uitgaf. Stichter van het genootschap van de Vlaam- Jcât' Bibliojielen te Gent. de sentimenyele dichters aan, maar Tollens begon in 1799 met Sentimenteele Gedicbten. Nog in de roman De Steenbergscbe Flwzlie ( 1806 '09) dreef De Wacker van Zon de spot met de sentimentaliteit. En toch is deze nog altijd aanwezig biJ Klikspaan, Jonathan en Hildebrand, vooral in Waav- /J:J# en Droomen. Bespottelijk- gemaak-t door Haverscbmidt; zie daar. En ook aanstonds door Braga. Studie over De Ned. Jer2#- mentele roman door C. J. Luzac, 1890. Sentot, 10 een der voornaamste aanvoerders van Dipanegara', zijn naam was Alibassa Prawiro Dirdjo, geb. 1808; na de Javaanse Oorlog bleef hij in Ned. dienst en daarna werd hij gepensionneerd; 20 ps. van S. E. lF. Roorda t'az/ Eysinga, dichter van de Vloekzang. Sepp, Dr. Christiaan ,v, 1820 '90, Doopsgezind predikant, schreef zeer veel ovcr historische en godgeleerde onderwerpell. Verboden Lectuur, 1889., over de werken, die op de Index stonden. Verder: Proeve eener prtuzz/a,/llcâe gescbiedenis der tbeologie in N:J:r/. 1'. 1787 tot 1858. Het godgeleerd t/Azzrt?p'zzW.ç in Nederl. geduvende #E> 16e en 17e eeuw. Uit âe/ predikantenleven w. vroegere J##:r. Jobannes S'SNJ/r, en z#r tiid, Epere :4/- drage tot de gescbiedenis der Jerl en scbool in de 18de eeuw. S. Cramer, Levensberickt v. fâr. Sepp. 1891. d.i. Petronella Beets, de dichter N. Beets zijn 473 Serrure 479 Shakespeare Sen aas van Rooyen, gaf Bragntudiën uit; zie Brav . Servaes, Anke -, ps. van A. G. Valkhoff- W ijdom, 1897- 1948., uit Tilburg, schrijf. ster van Bezoekuur', SpreeLuurk Kinderz/ a/; Kindertoevlucht; Kinderen die Jz'd; zijn enz. Seryatius, zie Sint-servaes. Sewetje, 't N, zie O4ening izè'E/tpi/ Kennts. SeX' outers, Johannes -, boekhouder en toneeldichter te Amsterdam. Hij schreel 1657 Den grooten Tamerlan met de Doodt van Sazlze/ de 1, TurLs Keizer. Seuse, Heinrich - , zie Suso. Sevecotius, Jacob -, zie Zevecote. Seven, zie Zeven. Seven Bliscappen van M aria, zie B. Seven Hooft-sonden? 7 toneelstukken van Ogier, zie daar. Ultgave 1682, herdrukt te Antwerpen 1889. Seven man. ieren van heiligher minne, zie Beatröj. van Nazlrelâ. Seven Prevelegiën die de Vrouwen hebben boven de mans, Van N , sermoen in 1478 gepreekt in de Oude Kerk te Amsterdanl. Seven W eeën of Droefheden van Maria, De - , opgevoerd 1448 te Brussel, 1492 te Mechelen, 1j02 te Blankenberge. Sevens, Alfons - , geboren 1877, Vlaams volksschrijver, proza en toneel. Sevens, Theodoor - , geb. 1848 te Kinroy in Belgisch Limburg, onderwijzer te Lapschuerq, werd bestuurder van de gemeentescholen te Kortrijk. Dichter van kinderliederen, koralen en andere verzen, o.a. Hulde aan C/zzlcëerf'E', 1883. Schrijver van Het Leven zzazi Palj #r, 1887 en '89; Leven van Snellaert, 1889; dichter van oratoria, o.a. De Sckelde met muziek van Mestdagh, 1890. Vévensma-Themmen, G. -, jong-protestantse romanschrijfster. Sevenste Bliscap onser Vrouwen, Die zie Bliscap en Stallaert. Sewel, W illem - , 1654- 1720, v. Brownistische afkomst, geb. te Amsterdam, schrijver en opvoeder van jongelui, o.a. van Langendijk; vertaler, o.a. van Flavius Josephus, Juvenalis en Persius; schrijver van een Ned. spraakkunst, 1708, en van een groot Engels W oordenboek. Verder van de Historie der Quakers) 1717. sextet, sestet, o. de beide terzinen van een sonnet; vergelijk octaaj. Seyn, Eugène de 'w, geb. 1880 te Roeselarq zoon van Hendrik; uitgever van boeken voor de jeugd en van geschiedkundige werken. Schreef zelf de Dictionnaire âJJtorique et géograpbique des t-/zzizzc/frel bel- :/J, 1924- '25, en Dictionnaire des Jcrëvains belges, bio-bibliographie, 1930- 1931, 2 dln. * n! Hendrik de -, 1847- 1926, onderk wilzer, 1875- 1910 hoekhandelaar te Roeselare. Gaf a1s De Seyn-verhougstraete de werken van Ledeganck uit met levensbericht. 1886. Ook de volledige werken van Mw. Courtmans-Berchmans, 1885- '90. Verder Onze Vlaamscbe D/c/7/:rJ van 1830 - 1905. Shakespeare, W illiam ,v, 1564- 1616, uit Stratfort a. d. Avon, toneelspeler aan het Globe-Theater te Londen, de grootste E. toneelschrijver; 57 spelen, o.a. Hamlet, Romeo en Julia, Koning Lear, Macbeth. ln de 18e eeuw werd zijn betekenis opnieuw begrepen door Lessing, Herder en Goethe. Door de D. vertaling van Schlegel en Tieck werd Shakespeare op het vasteland bekend in zijn ware betekenis en werd een eilld gemaakt aan de verhaspeling van Ducis (zie hieronder) . Shakespeare werd te onzent in de 17e eeuw nagevolgd: Griane van Brederode 1612 (The Nvinter's Tale) ; Aran en 7ï)JzJ van Jan Vos (Titus Andronicus) ; De Veinzende Torquatus van G. Brandt, 164j (Hamlet) ; De Hertog van Pierlepont van Gramsbergen, 165() (Pyramus en Thisbe uit Midsummernigbt's Dreamj ; De dolle Brutlojt van A. Sybant, vertaling van Tbe taming of ?/Je Sbrew, 1645. In de 18e eeuw trad de F. dichter Jean François Ducis, 1755- 1816, op met bewerkingen van Shakespeare, ofschoon hij geen Engels kende. Hij begon met Hamlet 1769 en eindigde met Otbello, 1792. Hij vervormde Shakespeare naar de F. klassieke toneelopvattingen. Deze verhaspeling geraakte ook op het Ned. toneel; Andries Snoek en zelfs nog Anton Peters speelden veytalingen van Ducis. De eerste Ned. vertaling van Shakespeare's drnma's verscheen in proza in 4 delen bij Borchers te Amsterdam, naar het E. en D., 1780. Daarop volgde Uylenbroek met Romeo en Julia, 1786; Otbello, 1802. Dr. M. Nieuwenhuyzen vertaalde Otbello in 1789 naar het Engels a1s Desdemona en wees daarmee de goede weg. Te onzent werd Shakespeare het eerst ten volle gewaardeerd door P. v. Hemert', G. J. Meijer schreef een verdedigende studie in Van Hemerts Lectuur van 1808. Bilderdijk in zijn verhandeling over Het treurspel vond er de ware po-ezie niet in; Helmers sprak in De Holl. Natie van zijn wansmaak. De Bloemlezing uit de Drazziaf.ft-âe W 6$.- ken van Mr. L. Ph. C. v. d. Bergh, 1834, is de eerste proeve van een goede vertaling. In 1852 en '54 verschenen Romeo en Julia en Otbello in de vertaling vall Tacob van Lennep, om het toneel van Ducis Servaas van Rooyen Shelley te verlossen, in vloeiend rijm. Pas in 1880 was de woordelijke vertaling van A. S. Kok gereed; deze is in proza. Daarop volgde de dichterlijke overzetting van al de werken door Dr. L. J. A. Burgersdijk. Onderwijl had het Meininger Hoftheater te Amsterdam belangstelling en bewondering gewekt. Daarna kwamen nog verschillende vertalingen, Ham leot.k a. EdJwacaqrude sB.van Looy, Macbetb en Koster, o.a. De Koop- Remko ter Laan, A. Roland man w/r Venetië, 1903., Winteravondsprookje, 1925; 1101st, Koning f-clr; M. Nijhoff, De Stormk W erumeus Buning, Het Spel #:> Vergissingen, 1941. Studie over Nederland en s'âzlltvpelre, 18e eeuw en vroege Romantiek, door R. Pennink? 1936. Moltzer was begonnen met zijn studle over Sbakespeards invloed op âe/ Ned. Tooneel, 1874. Shelley, Percy Bysshe - , vriend van Byron; sedert 1792 1822, 1818 in Italië; verdronk bij een storm Spezzia. Beroemd E. dichter. Reeds in 1871 prees Boissevain Ddence oj Poetry in De Gids. In 1872 schreef Potgieter met grote 1of over hem in de Java- Bode. Huet gaf in 1874 een studie ovel Shellc uit; in 1875 handelde Elise Haighton in de Spectator over hem; in 1877 roemt Van Vloten hem. in de Golf Van Iris van Jacques Perk is een navolging van Tbe Cloud (de Wolk) van Shelley. Ook Kloos behoorde tot zijn bewonderaars. Zijn werk H D4ence oj Poetry vertaald a1s Dicbter,î Verdediging door Albert Verwey, 1891, met de slotsom: Poëten zijn de on. erkende wetgevers van de wereld. Shelley, ft'/z Afsckeid, studie van A. Roland H01st, 1928. G. Dekker gaf in 1926 zijn Afrikaans proefschrift uit ' over Die invloed wa/; Sbelley en SEw/J in Nederland. Sibille, de Koningin - , volksboek der 1je eeuw, 1857 weergevonden; de geschiedenis van een onschuldiy vervolgde en in haar eer herstelde vorstln, uit de kroniek vall Fredegarius, 665, overgebracht naar de kring van Karel de Grote, zodat men later de verstoten vrouw van Koning Karel voor Sibille hield. Siceram, Everaert - , gaf 161j te Antwerpen een bewerking u'lt van de eerste 25 canto's van Ariosto's Orlando Furioso. Siciliaanse Vesper, de opstand die in 1282 te Palermo ultbrak, verzet tegen Karel I van Anjou, de F. koning, geleid door Giovanni di Procida, die zich in verbinding stelde met Pedro I11 van Arragon. Deze werd koning in 1285. Over G. di Procida drama van Schimmel, 1849. Sidney, Sir Philip - , 1jj4- '86, begeleidde Feb. 1582 Anjou naar de Nederlanden; 1585 aanvoerder der E. troepen, toen reeds bekend a1s dichter en ridderlijk krijgsoverste, neef van Leicester, gezien in de Nederlanden; veroverde met Maurits Axel, 1j86) dodelijk gewond bij W arnsveld in Oct, 1586. A1s dichter schreef hij Countess 5/ Pembroèe's Arcadia, d.i. de Arcadia voor zijn zuster, gravin van Pembroke', zie Aycadia. Vertaald door F. v. Sambix, 1659 '4' 1. In 1j80 An Apology for Poetry, Dichters Verdediging, vertaald door Albert Verweij. ln 1712 had Joan de Haas Sidney's werk vertaald. Sidrac, didactisch gedicht van 1529, trekt te velde tegen ridderpoëzie; opgenomen in de Lekenspiegel. Bij de druk in de 1je eeuw omgewerkt tot volksboek a1s ,,een schone hystorie gehyeten Sydrach, welcke Sydrach was een philosooph.'' Nieuwe uitgave door J. F. J. v. Tol, 1956. Siecken-troost voor de vierentwintigh, zie Geuse-vesper. De siecien-troost was in werkelijkheid het formulier, dat een predikant voorlas aan een stervende. In de bijbels werd sedert 1578 gewoonlijk een Sieckentroost gedrukt. Oldenbarnevelt liet zich er uit voorlezen in de gevangenis; zo is deze ondertitel een grimmige toespeling. Siecke Stadt, Een spul van sinnen van den N , bewaard gebleven in 't archief van de oude knmer ,,In Liefde Bloeyende''; hekelt de moeilijkheden van de Stadsregering in 1534- '38. Hervormingsgezind: ,yl-lym crisije'' stelt de Katholieke geestelijkheid voor. Amstelredam wordt voorgesteld a1s een zieke vrouw ,,in een baek-ermat leggende, seer cranck. ,!Er waren al meer zulke spe- 1en geweest; in een memorie van 1555 wordt vermeld dat de spelers veroordeeld waren ,,te doen bedevairt tot Roomen, ter cause van hoer blasphemie''; toen ze weer thuis kwamen waren het ,,de principaelste vanden naictloopers'' De Siecke Stadt is misschien van Reynier Pouwels. Het werk behandeld door Dr. J. F. M. Sterck in Van Onzen 7-##, 1917, en in zijn geschrift Van Rederijkerskamer tot Muiderkring. 't Stuk uitgegeven door H. F. Grondijs, 1917. Siegenbeek, Matthils 'v, 1774 18j4, Doopsgezind Amsterdammer, predikant tc Dokkum, 1796; 1797 de eerste hoogleraar in het Ned. te Leiden een halve eeuw lang. ln 1805 1id van 't 2. B. van y,l-etterkunde'' en weldra secretaris; wilde die plaats in 1806 niet afstaan aan Bilderdijk; van 1825 '47 voorzitter. Zijn verhandeling over de spelling van 1804 werd de offi. ciële schrijfwijze. Aangevallen door Bilderdijk; gehandhaafd tot De Vries en Te W inkel. Tegen Bilderdijk schreef Siegenbeek 480 Siegenbeek Sielen Troost 431 ook De ::F van JFU:/C-' en die vJ, Ja. f./lJ van ;e#er:/7, 183j. Siegenbeek stelde 1817 zijn Fetoog op Ovel' de middelen ter vorming z?,,2 een N,/ï/- naal Tooneel; hij wilde een Staatsschouw- Furg onder leiding van 7 kundige mannen. Zie ook Ajuseum en Euterpe. Ook schreef Siegenheek een Beinopte Gescb. der Nevi. Letterkunde, 1826. Sielen Troost, Der ,v, uit het Nederduits vertaald in de 2e helft der 1je eeuw, beva' stichtelijke verhalen, om de lezers af te houden van Perchevael, Tristam en dergelijke wereldse hoeken. In proza. Sierksma, Fokke - , geb. 1917 te Dokkum. doctorandus in de godgeleerdheid, redacteur van Podium. Zie Amsterdamse Letterkundepr# zen. Zijn roman Grensconjlict handelt over de Bezettingstijd. Essays: Scboonheid WJ Eigenbelang, 1948; Stand van Zal:z;, 1949. Hij verwierf de essay-prijs 1949 van Amsterdam. Sietske Abrahamsz., 1842 1912,, nicht van Eduard Douwes Dekker, bekend uit de Minnebrieven. Plaatste Multatuli-berinneringen in Nederland van 1910. Sieuwerts van Reesema, Mr. Abraham N , 1786 1848. advokaat te Rotterdam, vriend van Tollens; letterk-undige; voordrachten en verhandelingen? o.a. over de Dicbtgenootscbappen en oker Dichterl#ke Osrwfpr/rlE'- lijkbeid, 1819. Sievaart, Sievert, Sikke, zoon van graaf Ae$'- nout, volgens overlevering de verstoten Hollandse gravenzoon, de eerste heer van Brederode; -I- 1030. Zie Gestoorde lrJ////// van Jacob van Lennep. Sie-vreedt, ,geen smeets-knecht'' de naam van Siegfried ln de Historie vanden Reus Gilias. A1s hij de schone prinses Eulalis verlost heeft en tot vrouw heeft bekomen, hebben de 24 ,jBroeders'' hem uit nijd met vergif gheboodet.'' Siffll, Mr. Alex. François - , 1801 '72, uit Middelburg, notarfs aldaar, in 1848 de oqrichter v. d. vrijzinnige Middelb. Ct. Dlchter en toneelschrijver, h.v. van Filips van Egmont oj /7eJ verijdeld l'Evr=J, 1832; Albrecbt Beyling, 1831. Vertaler van Antigone van Sophokles. Afgemaakt door Braga. In zijn drama over Beyling maakt Sifflé zijn held Albrecht tot een slachtoffer van minnenijd; dit had Adriaan Loosjes in 1810 ook al gedaan. Siff lé stelt Jacoba van Beieren in een kwaad daglicht, naar de voorstelling van Bilderdijk; dit deed Loosjes niet en ook Pieter Vreede nid, die in 1808 zijn treurspel over Albrecht Beyling had uitgegeven. Signor, Jan eveneens toningen, zang en dans. Signor, Pierre Jos. -, 1750- 1804, Vlalms schoolmeester, toneeldichter, o.a. van de klucht: Met den Franschman en de Sotten komt de Vlaming meest te Spotten. Sikkel, sticht De -, uitgeverij te in 1919 door Eugène o.a. werk uit van Karel v. Timmermans cn Streuvels. Silenus Alcibiadis, de titel van de eerste uitgave in 1618 van Cats' Proteus ofte Minnebeelden verandert in Sinne-beelden. Eerst waren de gedichtjes in 5 afdelingen uitgeyeven: Minne-beelden, Zedeleer en Sticbtelljke bedenkingenk de eerste werden gelezen, de beide laatste niet. In 1627 plaatste Cats alle drie afdelingen dadelijk onder de prentjes. Zie Sinne- en Minnebeelden. Antwerpen, gede Bock. Gaf d. Woestijne, Silvanus, Joris W ybo -, 1j30- '76, uit Pitthem in W . Vlaanderen, schoolmeester te Menen, 1560- '67 hageprediker te Antwerpen, dan in ballingschap; predikant te Londen. Dichter van Gheestelycke Liedelerl, uitgegeven 1j82,, en van 2 Geuzen- Iiederen. Silviana, ps. van Betje W olff in de Spectatoriule Vertoogen in De Gryzaard, 1768 - '69. Simon, Julie -, 1825- 'jj, trouwde 1847 te Luik met Bakbuizen van den Brink. C. en M . Scharten-Antink stelden uit brieven en bescheiden De levensroman van B. v. d. B. samen. Simonides, Simon N, 1629- '75, predikant, uit De Rijp, sedert 1664 in Den Haag, een der felste vijanden van Jan de W itt. Aan hem wordt het volksboekje toegeschreven De Worstelinge Jacobs, een verheerlijking van Jacob van der Graeff, die 29 Juni 1672 terechtgesteld werd wegens aanslag op Jan de Witt; 't boekje werd nog in de 19e eeuw op straat gevent. Behalve godgeleerde werken schreef Simonides stichtelijke gedichten, uitgegeven met een lofdicht van Huygens. Op zijn beurt schreef Simonides lofdichten bij de werken van Huygens, o.a. op de Korenbloemen van 1672. Simons, Adam - , 1770- 1854, uit Amster. dam, predikant, 1816 hoogleraar in 't Ned. te Utrecht; dichter, bekend door zijn verontwaardiging in Aan zzi#zi Landgenooten, 16 Maart 1810; zie Vr#beidspo-ezie. Hij aanvaardde zijn hoogleraarsambt met een rede Over #:/2 waren dicbter. Naar aanleiding van Geels Loj der Proza antwoordde hij met een voordracht Over de #/Jz#. Zie Tweegevecht. Medewerker aan Mnemosyne. Zijn drie zoons gaven in 1835 zijn letterkundige Verbandelingen uit, waaronder Lofrede op Hamelsveld. Baptiste - , broer van Pierre, onderwijzer, geb. 1751, dichter van liederen en van toneelwerk met ver- Letterk. Afrdbk. 2e dr. 31 Simons Simons Sint-Anna's kinderen Slmons, G. J. M. -, geb. woonde 1879- '98 te schreef een bundel novellen romanschrijver. Simons, Jef N, 1888 1948, schrijver van een aantal verhalen uit de Belgische Kempen. Oorlogsroman: Eer Vlaanderen vergaat. Monument bij 't Kasteel van Turnhout, 1949. Simons, Dr. L. 'v, 1862 1932. sedert 1905 de leider der Wereld-Bibliotheek, schrijver van toneelstudiën, o.a. over Vondel en Ibsen. Het Drama en Tooneel in â/'fr onttzélle/ j>2y j delen; 192 1 '52. Zijn romans schreef h1j meestal onder 't pseud. Alhert de Vries. Simons-Mees, J. A. -, 1865 1948, geb. te Rotterdam, letterkundige, toneelschrijfster. De Verovernr, 1906; Atids f-f/zzèpe/jël, vervolg op De Veroveraar, 1907; Een FWa##z2, 1909; De Nimj, 1914. ZiJ trouwde met Dr. L. s'jzzi/zzz'. Simpel, D. de - , 1778 18j1? uit Moorslede in W . Vlaanderen, b1j Roeselare, dichter van 28 bekroonde prijsverzen vo1 bombast. Beschreef ook He1 Beleg zw/z '/ Antwerpscb Kasteel, 1832. Toneelschrijver. W erd propagandist voor de Belgische R.K. te Utrecht 1876, Bergen-op-zoom; Op dtn Zoomk partij. sin, de regel, d.i. het onderwerp was van of sinnespelen der spelen. Sina, Dirk - , vraagpunt, dat het de spelen van sinne rederijkers. Zie zinnevan geb. 1894, Vlaams schrijver van toneelwerk; Deemstering der zielen, 4 delen; De Tragedie van God :72 Menscb, trilogie; geen speelstukken. Sinclair, F. de x ps. van H. H. v. d. Feen. Sinjeur Sempyns, 1875, Schimmels yrote vaderlandse roman; sgeelt in 1672 ln 't hoofdkwartier van W lllem 111. De Kapttein fztfrz de f,#/:4r#e, het vervolg er op, behandelt W illem III a1s de nieuwe koning van Engeland, 1888. sinne, spelen van N , zie zinnespelen. Sinne- en M innebeelden, het eerste werk van Cats, 1618; emblemata, opgedragen aan de Zeeuwse jonkvrouwen. Volledige titel: Proteus oj Minne-beelden verandert J72 Sinne-beelden. Het beste werk van de zo talrijke emblemata. (Proteus, Gr. zeegod, die verschillende gedaanten kon aannemen.) Met platen van Van de Venne; versjes ovcr het ,,minnelijke'' het zedelijke en 't godsdienstige, elke prent op drie wijzen verklaard. Zie Silenus. sinnekens, de grappenmakers in het rederijkerstoneel, E. clownh Sp. graciosa's; de duivels bij het mysterlespel; bij de rederijkers ook neejkens en nicbtkens. Sinnepoppen: de emblemata, met qroza van Roemer Vlsscher, met de bijschrlften van zijn dochter Anna. Zo bij een schip met volle zeilen: Roer-ruchtigh Hollant kleyn, stout en vernuftigh, ghy Vlieght groote Landen met dees vleughels verdt verby. Het 4e boek heet Minnepoppen. Nieuwe uitgave naar de druk van 1614 met 180 gravures door Dr. L. Brummel, 1948. Sinninghe, J. R. W . 'v, folklorist. Stelde Sagenboeken snmen van verschillende provinciën. Sinnespelen, zie zinnespelen. Sinte-Aechte, heiligenleven van 1286; zie Martijn van Tborout. Van 't gedicht zijn slechts 700 regels over, die handelen over de gruwelijke martelingen, die Quintianus, een heidenconincj'' haar deed ondergaan, omdat ziJ weigerde haar ,,wet'' te verwer- Pen ,,Om De geschiedenis spel; het spel van De Aecbte wordt vermeld in ook bewerkt a1s Passie heiligenvan Sente 1409 te Thielt; hbeewtaoaurddste Van alle heiligenspelen. Sint-Trudo. lqiet Sint-Agnes, van keizer gesleven. Zie Christenjonkvrouw uit de Diocletianus, weigerde de tij d 2OOn tot straf in de brandonthoofd a1s van een praetor te trouwen; een bordeel; bleef ongedeerd; op stapel, eveneens ongedeerd; tovenares. Stalpaert van der W iele dichtte 1622 Vrouwelich Cieraet, -z; Sint-Agnes z7tvJzz;z/tW/, leerdicht tegen mode en opschik; zie Stalpaert. Hij verheerlijkte haar oqnieuw in Sint Agnes' Bruylojt: 1634, d.1. de minne van sinen Mammet''* haar terechtstelling: Noyt en saghmen bruyd soo trachten Na 't verlangde bruylofsbed, A1s het reyne Lam we1 jachte Na de dood, voor Christus' wet. Begroet met een vers van Vondel Tot Ioj van St :H.gAZEZJ, 1622. Sint-Agnletenberg, hoogte ten N.O. van Zwolle met het voormalige klooster van Thomas J Kempis. Sint-Aldegonde, dorp in Henegouwen bij Binche, Nont Dinte-Aldegonde. Zie Phi- Iips van Marnix. Daar deze in 't bezit kwam van het slot te W est-soeburg, heette dit ook wel 't Kasteel Aldegonde. Sinte N # het L. door Gilles de Wevele, 1367. Uitgegeven door Blommaert, 1842. Gilles, een jonge monnik te Brugge, dichtte het verhaal in 124j0 regels; flij putte o.a. uit Utenbroeke's Spiegel Historiael. Vo1 verschijningen van engelen, ja van Christus zelf. Amand, Leven Van vertaald uit Sint-Anna's kinderen, de rederijkers van Vere, die 1559 te Middelburg opvoerden Den Boom der Scbrijtuerenk zie daar. Hun zinspreuk was ,,ln reynder jonsten groeyen- 482 Sint Annen de''. Adriaen Valerius was er later de deken van. Sint Annen, Die historie van 'v, gedrukt Fij Adriaen van Liesvelt te Antwerpen, 1496. Een andere Historie 1,'an Sinle adN>2a, vertaald door Froeder W outer Bor, verscheen 1499. Sint-Augustinus, zie E zzk/le spraLe. Omstreeks 1j50 verschenen de I'-iel'igbe .M:- ditàtiën ojt mrJ>7Jac/7/f'z2, ,,nu van nieus overgheset door Anthonium van Hemert'' te Antwerpen. (De Pseudo-Augllstinus.) Sinte-Barbara, de #,rl;JrëJ/:r, de Kamer van Rethorycke te Kortrijk; op het blazoen een toren en een korenhalm. Boven stond God de Vader, links een voet, rechts een veêlk daaronder 2 zotshoofden en de spreuk ,,God voet veel zotten.'' Sinte Barbara, Die historie van x', heiligenleven in proza, gedrukt te Delft 1497. Sint-Brandane, abt van een Iers klooster, 6e eeuw, zwalkt 9 jaar op zee rond a1s straf voor zijn ongelovigheid en ziet de onmogelijkste wonderen. Ned. proza-bewerking en gedicht naar een Duitse vertaling van een I-. legende, ::k: 1200. Uitgeg. door Blommaert in de Oudvlvumscbe G':Jëc/J/t,72, 1838- '41. Het heiligenleven van Brandaen in proza werd met dat van Pantha- Iioen uitgegeven door Moltzer in de Bib /. v. Mnl. Lett., 1891. Dr. J. Bergsma schreef 1887 zijn proefschrift over de Mnl. Brandaenteksten. Brandaan wilde niet geloven aan wonderen en daarom moet hij ze aanschouwen. Inleiding en Aanteekeningen op ,:77 nieuwe uitgave der Mnl. Bs.andaenteksten is de titel van het proefschrift van Dr. E. Bonehakker, 1894. Teksten bewaard in het Comburgse en in het Hulthemse hs. Die van 't Comburgse hs. werd in 1942 opnieuw uitgegeven door A. T. W . Bellemans, Antwerpen. De uitgave van Dr. M . Draak, daarnaast de tekst, herdicht'' door Bertus Aafjes, 1949. De reis van Brandaan werd in 1682 nog opgenomen in een volksboek-, Wonderbaal'- léyke en ongeloojelyie Reizen. Daarin ook e reizen van Alexander de Grote, Plinius en Lucianus. Sinte Caterine, Van -, berijmd levensverhaal uit het laatst der 13e eeuw; hs. van Martijn van Thorout in de abdij van Eename bij Oudenaarde; slechts 121 verzen j over. De marteldood van de H. Catharina van Alexandrië is ook verteld in Spieghel Historiael II, j, vertaald door Philips Utenbroeke. Zie N. de Pauw. Sint-christina de W onderbare, volksheilige, geb. 1150 te St. Truiden, # 1182; haar j ziekbed is een aaneenschakeling van Foete en wonderen. Haar leven beschreun in een uitvoerig Mnl. gedicht vo1 fantasie, de vertaling van het L. werk van 1232 door Thomas van Cantimpré. De vertaler, broedel Geraert van St. Truyen, ondernam het werk op verzoek van Femine van Hoye, priorin van Mielen in de Fuurt. In 1840 kocht Bormans het hs. van een' schilder te St. Trui. den; hij #af het werk in 18j0 uit in Gent. De vertallng is uit het Fegin der 1je eeuw. Sinte-clara, leerling van St. Franciscus, stichtster van de orde der Clarissen. Die hare vite (leven) gerne hoort, Van mi vint hise ilz Dietschen woort, zegt Maerlant in zijn Leven wazz Sint-Franciscus, maar het werk is niet tot ons gekomen. Sint-Elizabettenlegende, vertaald uit het L. van Dirc van Apolda, 14j7; afgedrtlkt in Leuvensche fl#lr/.gez2 J'', Sente Eustaesse, Van N , heiligenlegende uit de 13e eeuw; slechfs 361 verzen bleven bewaard. Een Christelijke Jobsgeschiedenis. Keizer Hadrianus liet Eustaes werpen voor een ,,wreden fellen lioen,'' maar deze deed hem geen kwaad. Zie #. Smidts. Sinte Franciscus Leven, berijmd door Van Maerlant 1272, op verzoek van broedcr Alaerd te Utrecht. Uitgegeven door J. Tideman 1848. Van M aerlant volgde het L. van Bonaventura, 1261. In 1j18 verscheen te Antwerpen Een Wijngaert van S. Fra?7- ciscus, een heiligenleven in proza. In 1904 gaf Stephanus Schoutens te Antwerpen in het licht Die capittelen waz; den gbesellen S. Francisci, in 1459 geschreven door broeder Jan van Roest. Van 1929 is P. Maxilianus St. Franciscus in onze letteren: over de armoe-gedachte in de literatuur. Sint-Geerte, beschermde tegen de plagen van ratten en muizen; zij had de ro1 overgenomen van Frigga, de Germaanse doodsgodin, en was dan ook de beschermvrouw van de reizigers. Voor men afscheid nam, werd men onthaald op de droni wzzzz Sint-Geel'- Jtz/zzziërrtz. Zo dronk Floris V Sint-Geertenminne op behouden thuisk-omst met Gijs-- Frecht van Amstel te Utrecht op de dag van de moord. Het was de dronh van behouden reize, gewijd aan Sint-Geerte, dochter van Pepijn van Landen, patrones van Geertruidenberg. Zij was abdis van 't klooster van Nijvelà -I- 664. Sinte Gheertruden mln, Van - , de geschiedenis van een ridder, die om der wille van Sint-Geertrui, de non, zijn goed verteerd had en daarop een verbond met de Duivel sloot, maar door de heilige gered werd; eerst bezongen in een volkslied'. daarna bewerkt door W illem van Hildegaersberch, 14e eeuw. Sint-lan, Gulden Legende van den nieuwen - , pamflet tegen Oldenbarnevelt met aantijgingen tegen zijn karakter en eerlijkheid. 433 Sint-lan Sint Jans Onthoofdinghe Sint Jans Onthoofdinghe, toneelspel v'an de Amsterdamse Kamer In Iiejden Viericb uit de tijd vtsör de Hervorming. Sint-Kerstine, zie St. Cbristina. Sinte Kunera van Rhenen, heiligendicht uit de 14e eeuw; daarnaast ook een prozaver. haal. Het gedicht in de Mnl. Ged. van De Pauw. Zie Cunera. Opnieuw uitgegeven door E. M. Th. Emonds, 1922. Sinte-Luitgardegilde voor taal- en oudheidkunde, te Brugge, 1874- '83, gesticht door Adolf Duclos, kanunnik; medewerkers Guido Gezelle, Hugo Verriest, Po1 de Mont, De Bo, K. de Gheldere, Jan Bols. H. Claeys. Tot steun van 't weekblad Rong #:77 Heerd. Sint-Lucasfeest, van 100 schilders, dichters en kunstliefhebbers, October 16j3, op St. Jorisdoelen te Amsterdam, waar Vondel de gast was en zijn zetel had naast Joan Huydecoper, burgemeester. Asselijn droeg een sonnet voor aan de Fenix f'rzz; ons DNJ/, die met laurieren gekroond werd. Vondel droeg in antwoord zijn prozavertaling van Horatius op aan ,,de kunstgenooten van Sint Lukas.'' sint-Lutgart van Tongeren: 1182- 1246 kloosterlinge te Aquiria, d.1. Aywières biJ Luik. Haar Levent in 't L. opgesteld door Thomas van Cantimpré, 1248, werd in 't Ned. bewerkt tussen 1262 en '74 door W i1- 1em van Afflighem; 2e en 5e boek bewaard': uitgegeven 1899 door Van Veerdighem. ZiJ verkeerde voortdurend in extase en verrichtte wondercn; a1s een heilige vereerd door de beschrijver van haar leven, wiens klooster in dezelfde streek lag. Zie mystiek en minne. Het hs. van W illem van Afflighem, afkomstig uit het Rode Klooster in het Soniënbos, werd 1897 ontdekt te Kopenhagen; 20 000 verzen. Een ander Leven 1,zfr Sinte Lutgart is door broeder Geraert'' in de 14e eeuw uit het L. vertaald; uitgegeven in Dietscke Irzorzlz/- de I1l en IV door Bormans, 18j8. Er zijn 5800 verzen van over. Zij weigerde 40 jaar lang, Frans te leren, omdat zij anders tot priores zou zijn gekozen. Slnte Marie Egyptiake, heiligenleven van 1290. Zie Martiin van Thorout. Alleen in fragment over; 703 regels. En in de Spicérâe/ Historiael, 11, , 7. De geschiedenis van de H. Maria van Egypte, die a1s kluizenares naakt in de woestijn leefde, om boete te doen voor haar zonden. Sint-Nicolaasavond, De - , 1849, verhalend gedicht van De Genestet, satire op het uitreiken van ridderorden; gedrukt 1860, pas in de tweede uitgave van de Eerste Ge- #9/p/e72. Nieuwe uitgave in de Zwolse ffd1'- drukken van J. H. v. d. Bosch. Sint-omaars, F. Saint-omer, in F. Vlaanderen, ten Z. v. Duinkerken. Daar werd nog in 1718- '19 een Vlanmse dichtbundel uitgegeven: Den :EvJ/:J#i: Helicon) van G. de Dons. Sint-panthalioen, zie S. Brandane. Par/â,- Iioen was de zoon van een senator in Nycomedia onder keizer M aximianus. Sente Patricius, zie Vagbevier. Sint-paulusrots, onder de Linie op 290 W . L., tussen Brazilië en de kust van Guinea. Sint-paulusrots, De x', verhalend gedicht van Bernard ter Haar, behandelt de schipbreuk van de bark Jan Hendrik in Mei 1845 naar 't dagboek van de heelmeester J. Hanou; 7 maal herdrukt. Ter Haar was Jn 1845 1id van het Kon. Instimut geworden; daar droeg hij in 1846 het gedicht voor. Potgieter wees in de Gids van 1847 op de tekortkomingen; de verzen van Ter Haar staan beneden het proza van Hanou. Zie daar. Ter Haar diende zijn ontslag in a1s 1id van de Gidsredactie. Vöör Ter Haar was de Schipbreuk reeds bezongen door Ds. G. Timme. Sinte Reyn-uyt, de M.E. spotpatroon van alle doordraaiers, genoemd in ta1 van drinkliederen en in stukken a1s de Veelderhande 'geneuchlycke Dicbten. Sint-servaes, de H. Servatius, bisschop van Tongeren, welk bisdom hij overbracht naar Maastricàt; # 584. Zijn Leven berijmd door Heinric van Veldeke, nk 1170. Uitgegeven door Bormans, 18j9. Uit de 1je eeuw een prozahandschrift van de Legende van den H. Servatius, uitgegeven door Jos. Habets, 1882. Van Veldeke schreef het boek op verzoek van gravin Agnes van Loon, die in 1171 a1s weduwe vermeld wordt. St. Thierry, W illem van - , Epistel totten Bruederen vanden lervâe Godes, ingeleid door J. M. W illeumier-schalij, 19j0. Sint-Trudo, Spel van N , tussen 1555 en 'j8 gedicht door Christiaen Fastraets, Dominicaan te Leuven; behandelt het gehele leven van de heilige. Uitgegeven door Dr. Kalff in Trou moet blycLen', 't oudste heiligenspel, dat bewaard bleef. Zie Sint-Aecbte. Sinte W aerneer, d.i. Sint Werner: # 1287, berijmd heiligenleven, A 1300, berust op het M.E. geloof, dat de Joden jaarlijks een Christenkind offeren. Zie Martijn van Tâ/- rout. Het is de legende van een jongen van 15 jaar, tot wiens eer in 1428 een kerkje gehouwd werd te Bacharach aan de Rijn. Er zijn maar 25j verzen van over, uitgegeven door Nap. de Pauw in zijn Mnl. Gedicbten. Sinte W illebroert, Die Legende van - , 1478. Uitgegeven door E. Lagerwey en Dr. B. Kruitwagen, 1940. Sipma, Pieter .v, geb. 1872, leraar te Sneek 434 Sipma siska van Roosemael 1911 '22, lector in het Fries te Groniflgen 1930; medeoprichter van de Jong- FFIJI: Mienskip, 191j; voorzitter van 1917 19, toen hij uittrad wegens meningsverschil met zijn oud-leerling Kalma. Met J. H. Brouwer en J. Haantjes gaf hij in 1936 de werken van Gijsbert Japicx uit. siska van Roosemael, novelle van Conscience. Zij is de dochter van een kruidenier, gaat naar het pensionaat a1s Eudoxie en komt geheel verfranst terug. Verscheen 1844 '45 a1s feuilleton in 't dagblad Vlaams België van Conscience en De Laet. six, Jan x, 1618 1700, Vondels vriend en beschermer, dichter, geschilderd door Rembrandt. Schoonzoon van burgemeester Tulp, met een hofstede ,,Elsthroeck'' te Hillegom. Hij droeg zijn gedichten Muiderberg e1) Landt-Leven op aan Hendrik Hooft; dit laatste bevat Aichtelijke overpeinzingen. Zijn treurspel Medea, 1648, is in de trant van Seneca. Lid der Vroedschap van Amsterdam, beschermer van Rembrandt. Hij liet in 1682 een grafschrift houwen op Vondels zerk, tevens tijdvers, in het L.: V1r Phoebo et Mvsls gratvs Reisbeschrijver. Toen in 1647 Geraert Brandt (Ie lijkrede van Du Perron op Ronsard verwerkte tot zijn eigen lijkrede op Hooft, deed Six zijn Fest, dit Fedrijf te vergoelijken. Te Rome ontmoette hij Reyer Anslo ,,in lange knunnikrokken.'' Sjaalman, in de roman van Max Havelaar Cen wes Dekker zelf : de man, die zo arm was, dat hij geen jas meer had, doch alleen een sjaal droeg. En die zijn werk met een heel andere voorstelling van Eduard Doupak andere geschriften in handen stelde van de oude schoolmakker, Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie. Droegstoppcl schrijft nu zelf een deel van de roman, zijn zoon Frits en Ernest Stern, een jonge Duitser, schrijven het verhaal van Lebak uit de aantekeningen in Sjaalmans pak. Sjaalman, De Bewilzen uit het pak van -, nieuwe documenten Fetreffende de Havelaarzaak en Lebak, uitgegeven door E. du Perron, 1941; diens laatste werk. Sjofelen, bundel schetsen van Henri Hartog, na zijn dood uitgegeven met een voorrede van Lodewijk van Deyssel. Slaak, Slag op het N, 1631, waarbij Marinus Hollare de Sp. vloot vernielde, be- Vondel-lvs hiC est; zongen in Vondels Tl'iomjtortsk in een d.i. de man Vondel, bij Phoebus en de spotlied van Jan van der Veen te Deventer Muzen in ere, is hier. op Sinjoor die WI/J.fé'/CF/ beeft gaen wz/zz.gE'z;; Vertaald door Geraert Brandt, wederom il) ifï een Olypodrigo', in een Vyerwerck van een tijdvers: J. Beets; in spotliederen op graaf Jan van Hler rvst Van VonDel,, Nassau, broer van Johan M aurits, bevelhoogh belaarDt, hebber der Sp. troepen. Verder een toneel- APOLLO en zlln Zangberg VvaarDt. stuk van M . v. d. Velden', zie daar. En een Gerard B'randt nam van Six acht gedichten gedicht van Revius. op in zijn Verscbeyde Ned. Ged.k de Het gedicht van Van der Veen, Verkeertweede bundel daarvan droeg hij aan Six spel geheten, beantwoord door j Antwerpeop. Six heeft ook nog een blijspel gedicht: naren', hun verzelè afgedrukt achter de Onscbuld: uit Guzman de a4#,r,c/JEz, 1654 zinne-beelden van Van der Veen. vqrtoond. Slaapdichten, zie Hojjham. Sixtinus, Suffridus -, d.i. Sjoerd Sytze & Slaa-tuinties, Vermakelijke x, zie F. de dichter van Apollo, waarmee in 1617 Slaet opten trommele, een der bekendste Costers Academie de Byecorf werd inge- Geuzenliederenk zie daar. Toegeschreven wijd. In 1628 schreef Sixtinus nog Ge- aan pastoor Arent DircLsz. Vos. raert van Velsen Lydende, navolging van Slag bij Nieuwpoort, de grote overwinning Hooft, opgedragen aan Coster. Met een van Prins Maurits, 1600. Gedicht van Da 3-ta1 allegorische personen en 3 komische Costa, breed episch-lyrisch opgezet, oorfiguren; een tragi-comedie. Hij was agent spronkelijk bedeeld als bijschrift bij een van Hessen te Amsterdam; .I' 1649. plaat naar de Vlaamse schilder N. de Key- Six van Chandelier, Joannes -, 1620 '95, zer. Voorgedragen o? 14 Jan. 18j9, des uit Amsterdam, reisde voor de drogisterij dichters verjaardag, ln zijn gewone Vrijvan zijn vader in F., It., Sp. en D. In dagavondhijeenkomst in ,,'t W apen van 16j0 was hij te Rome. Hij verstond verder Amsterdnm'' op het Rusland aldaar. De L., Hebreeuws en Engels. Door erfenis Slag bij Nieuwpoort het eerst bezongen rijk, ongehuwd, wijdde hij zich aan dc door /. v. d. Vivere', zie daar; 1601. Ook dichtkunst. In 1657 gaf hij zijn Poësy uit, bij Tollens: Zegezang na de Overwinning. in 1674 een psalmberijming. ln zijn Poësy Verder: C. Everdingen, Slagb in Vlaendegedichten op de zee-oorlogen, op de W al- ren, Spaenjens treurspel, 1670. Van Alphen denzen, op de brand van 't Stadhuis. Hij maakte 1779 een gedicht op de overwinstaat sterk onder invloed van Hurgens, ning; dat van J. P. v. Heel, notaris te ook in zijn vaak gezochte uitdrukklngen. Rotterdam, werd 1782 met goud bekroond. 485 Slag bij Nieuwpoort Slag bij Sluis sleutelroman In 1829 kwam er een gedicht van J. B. J. Hofmai. Slag bij Sluis, 1340, geweldige zeeslag op het Zwin, waar de Engelsen de Fransefl versloegen, beschreven in Van Boendale's Derden F#tzlz/,Jer/; de Nederlanders a1s ééll volk gedacht: Van deser hoger victoriën, Die eetlwiy blijft in memoriën, W erden bllde ten selven male Alle die sprek-en Dietsce tale. Slaqeloose Nachten, Gedachten op .v, gedlcht van Cats, ,,waerinne de Deugd van Herberg- en Mededeylsaemheit aan Nootdruftigen wydluftig vertoont'' wordt; Cats was toen ,,a1 meer a1s tachtig Jaer.'' Slatuintjes, zie Slaa-tuintjes. Slauerhoff, J. 'v . 1 898 1 956, scheepsdokter, dichter e1) romanschrijver. Het vel'bo- l den Riji, 1932*, Het Leven op J/JFJE;, 1934. Drama Jan Pietel.sz. C/taz;, 1950., veroordeeld door Donker in Critiscb Bulletin van 1932*, opvoering verboden door de burgemeester van Amsterdam 1948. Novellen: De f-/J/e reis van de Nyborgk de prozabundel Scbuim en HJfW, 1950; Het Lente- Eiland, 1930. Zijn gedichten vertolken vaak meegevoel met de armen: Arcbipel, 1923; Eldorado, 1928., Soleares, 1953; E E'c eerl#i ztpewarl:ra/, 1936. Met Solevll.es won hij de Van der Hoogtprijs. He't Jzrepel/lc/; Rljht 1952, is de geschiedenis van Cnmoëns. Schreef ook onder ps. J. Ravenswood. Zijn volledige werken werden sedert 1940 uitgeqeven door K. Lek-kerkerker, met een inleidlng voor de poëzie van H. Marsman. Studie over J. Slatlerhoff door Constant van Wessem, 1940. Bibliogs'afie door G. H. 's-Gravesandq 1941. Herinneringen :72 Bl'ieven, door F. C. Terborgh, 1949. Bij zijn dood werd een nummer van Groot Nederland aan hem gewijd; in 1946 een extra-nummer van Proloog. slavernij, bestreden door 1-k . S. z'ar Winter: 176j, in zijn treurspel hLonzongok door Betje W olff in haar Beemster JFï>2/tv- Buitenleven; door Simon Rivier in zijn toneelspel Amida, 1779*, door W illem van Hogendorp in zijn zedekundige vertelling Kraspoekol, 1 780. Deze vertelling tot een toneelstuk omgewerkt door zijn zoon Dirk, 1 800. Een pleidooi voor de afschaffing der slavernij in Suriname', bij E. M. Post, 1791 . Reeds had de gouverneur der kolonie Mauricius, die ook dichter was, verteld van: Een slavenopstand, die hier voorvalt (jaar op jaar. Meest door der blanken schuld, (die door gevloek, misbaar, Onmenselijke straf en ontucht met de (wijven, De Negers tergen en tot woede en (wanhoop drijven.'' Betje Wolff vertaalde 1790 een betoog in 2 delen van Frossard, predikant te Lyon, over De Z=l del' Xtxu'r-ç/zftzwE'pz; anoniem verschenen. Loots schreef een gedicht tegen de Slavel?- bandel. W itsen Geysbeek vertaalde 1796 Die Ncverlc&l/tpFz van Kotzebue', J. E. d: Nvitte schreef een navolging in zijn toneelspel vo1 pathos De Negers /72 Holland, 1 801. In 1829 vertaalde Van Dam van Isselt Hassar of de NEw:FJ uit het F., een gedïcht. Bilderdijk verzette zich tegen de ,,dollc afschaffing der slavernij.'' De Ntwt'J'$/?? 1îa11 O/w Tom, de heroemde roman van A'lw. H. Beecher-stewe, de Amerik-aanse schrijfster, 1852, gaf aanleidingt tot de berijmde vertelling Eliza's I.V//c/7/ van Bernard ter Haar. Slee, Ds. J. C. van 'w, geb. 1841, predikant, sedert 1881 te Brielle, schreef de geschiedenbs van De Kloostervereeniging zztpz W indesbeim, 1874. Vertaalde uit het Sp. Het Visioen lur broeder Ajaarten, d.'1. Luther, 1880; in verzen. Sleeckx, Dominicus .v, 1 8 18 1901, zoon van een handwerksman te Antwerpen, werd onderwijzer, vriend van Van r:,'f'>/p/,,':/2, 1id 'van de kring van St Zttwz'/ Paerdeken. Gaf in 1845 de Kronyken der Straten z,'4r Antwerpen, 14 zwaar romantische volksververhalen. In 1844 medewerk-er aan het eerste Vlasmse dagblad Vlaemsch België. Toneelschrijver. Keerde 1853 uit Brussel naar Antwerpen terug; volgde 1861 Jan van Beers op a1s leraar aan de normaalschool te Lier. Schreef novellen uit het leven van Lier. Sleeckx staat tegenover Conscience a1s de realist tegenover de romantische kunstenaars, b.v. in zijn roman Gebroeders Tybael.ts & Co., 1867, vo1 van de lelijkheid van kleine mensen. Over Antwerpen In 't Schippershwartier, novelle, 1856. Van 1865 De Visscbers van BlanLenberglz toneelspel in één bedrijf. Hij staat ook tegenover Conscience a1s de liberaal tegenover de Katholiek. Schreef ook De Patriottentijd, 1889: en De Jacobijnen in België, 1889. Voor ziln beste werk wordt het dorpsverhaal Plannen van Peerjan gehouden. Let'ensscbets door Paul Frédéricq, 1903. Slenderhinke, Het leven van - , volksboekje waaraan Langendijk in 1712 de knecht ontleende in zijn klucht van De Zwetser. Slessah, ps. v. Hassels. sleutelroman = roman oyer werkelijk lwen- 436 Slippenbach de personen, die er uit te herkennen zijn. Bij ons F.v. Bartbold AEZFJC?ZC van Cornelie Huygens; JzV,2c:>2/ Haman en Jeanne Co1- lette v. W . Paap; zie Graadt z'. Roggen. Slippenbach, Leevensbeschryving van den Graave van - , ,,luitenant-generaal in dienst van de Repuhliek der Vereenigde Nederlanden'' schelmenroman uit de grote wereld, van een onhekende schrijver', uitge. geven in Den Haag, 17j7. Sloet tot Oldhuis, M r. B. W . A. E. baron - , 1808 '84, geb. op De Beele onder Voorst, trok mee uit tegen de Belgen, vervulde verschillende betrekkingen in Overijsel. stichtte 1840 het Ts. z//t)z. StutâJ// J/J5//#iz,/rJe; 1id der IIe Kamer, voorzitter v. d. Rechtbank te Zwolle. Gaf 1835 een Fundel Poëzy uit. Onder zijn drukke pmbtswerk door dichtte hij Veluwse Sa. gen en Legenden en vooral natuurpoëzie.' de latere bundels zijn evenwel niet in de handel gebracht. Slx t, M arie ,v, 1855 1927, geb. te Semarang, ps. Meldti van /=ra, romanschrijfster. Redactrice van De Huisvriend. In 187 1 kwam zij voorgoed naar Nederland. Slot Loevestein, Het 'v, zie L. Slot van Ilsselmonde, Het ev, Byroniaans romantisch gedicht van A. v. d. Hoop Jr., met kakelbonte opschik'' volgens De Vriend des Vaderlands. Sluis, Lambert van der x,, geb. 1677, in 1738 niet meer aan de Amsterdamse schouwburg, beroemd toneelspeler, geprezen door Van Effen. Sluis, Slag bij N, zie Slag. Sluyter, W illem - , 1627 '75, leerling prof. Voetius, predikant te Eibergen dert 16j4, in de buurt van zijn geboorteplaats Neede; vriend van DJ. Vollenbove, die in 1662 een lofdicht schreef op zijn Lantleven. Toen hij in 1672 vluchten moest voor de Munstersen, bewerkte hij te Amsterdam Jeremia's K/aa,gDtWEvrtyr, opgedragen aan Justina van Nassau. Van 1661 zijn de Psalmen, Lohangen en Geestelike Liedekensk een latere bundel is Eybergscbe Sang-lust. Zijn voornaamste werk werd Buyten-E :'7;J4:'zz, Huys-t Somer- E'c Winterf- c'J?t'7; in piëtistische zin, geprezen door Lodensteyn en De Decker: ,,De Gelderse Cats.'' Hij was de Eibergse Kluizenaar. Zijn vrouw ontviel hem na 2 jaar; sederd woonde hij eenzaam in een klein huis en zorgde voor zich zelf. Over Sluyter een boekje van H. W . Heuvel, 1919. Slilmering, de resident van Bantam in Max f'faw:/awr; zie Brest van Kempen. Smeding, Alie ,v, 1890 1958, romanschrijfster. Getrouwd met Ds. Van W ijhe. Zij begon met 2 Enkhuizer romans Men- Jcâe/? uit 'n stil s'/Wje en Sterke Jr''dâiEzr in naturalistisch proza; daarna kwam in 1924 Acbter âe/ AnLer, een boek uit het schippersleven; gevolgd door veel andere romans, waarvan De Zondaar: 1927, heel wat opspraak verwekte van wege het huwelijksleven van een Amsterdamse leraar. Dan 1932 nog eens NuLte IFCZ/F/;:/J. De D/w/&tpt'J1'''5/??z' ,/a,2 Blanbenbeim. 19$:), is van een geheel ander k'arakter. In 1959 verscheen haar laatste werk de roman E ell 31Fz2Jc/.z:72/J,r/, de geschiedenis van Gahe en Aaikq, twee eenvoudige mensen. Over haar leven een biografie van Frans van Dam? 1931. Smeecken, dichter van een rederijkersspel met klassieke inhoud: Hue 31;zrJ en Venus tsaemell l//e/ecr#ezz; afschrift van 15j1 bewaard. Hierin de zlnneLens Jolijt van Ooghen en Ghegeys van minnen. Te Brussel. Avaarschijnlljk dezelfde a1s Smeken. Smeeks, Hendrik ,v , 164-$ 1 72 1, uit de buurt van Zwolle, a1s scheepsjongen op een onbewoond eiland achfergelaten, 1659 te Batavia, later gevangen bij de Boekaniers. waar hij scheepsdokter werd; 1680 chirurgijn te Zwolle. Hij verhaalde zijn avonturen in Bescbrijving ,,a,2 het KoninlriiL Krinke Kesmes (omzetting van Enrlque Smeek-s) , 1676, en in De Amerikunscbe zee-roovers, 1678. Zijn Krinke Kesmes, een zonderling mengelmoes, werd geprezen in De BoeLzaal en is de eerste Robinson-geschiedenis. Misschien door Defoe gebruikt. Herdrukt in 1721 'en '76. In 1921 verscheen te 's-Gravenhage L. Hubbard, De bistorie waz/ den E1-Ho, episode uit Krinke Kesmes, vertaald in 't Engels en vergeleken met Robinson, naast de 'herdruk van 't Ned. boek. Smeken, Jan ,v, de dichter van den Heiligen Sacramente van der Nyeuwervaert. Zie Smeecken. In 1946 gaven R. Pennink en D. Th. Enklaar een teruggevonden gedicht uit van :!:: 1 j11: Dwonder van claren FJ: el? Snee. ln 1 946 gaf Dr. Gilbert Degroote te Antwerpen Smekens Gedicht op de Feestelt ter ee/'e tsan het Gulden Vlies te Brugge ïz; 1516 uit. Hij noemt Smeken ps. van Jan de Baertmaker, factor van De Leliebroeders te Brussel, fn 1485 stadsdichter aldaar. Smet, Alfred de - , geb. 18j5 te Hoeke (tussen Sluis en Brugge), ambtenaar bij de Kamers te Brussel; dichter en schrij- Ver. Smet, Jozef Jan de N, 1794- 1877, erekanunnik en 1830 hoogleraar in de kerkgeschiedenis te Gent, dichter van berijmde preken, medewerker aan W illems' Belgiscb 31;/J,sz?C. Smids, Ludolf ,v, 1649- 1720, dokter en dichter te Groningen, ging naar Amster- 487 Smids Smidts dpm na ziln overgang van de R.K. tot de Hervormde Kerk; vooral bekend a1s oudheidkundige. Hij Fewerkte ook 2 hlijspelel) van Plaums: M ostellaria heette nu De Deboosjant (Doorzraaier), 1686; Miles Gloriosus werd vertaald a1s De gescbaakte CJr/â2, 1688. Cinthia werd opgedragen aan Koenraad Geelvinck. Zijn treurspel Konradnn, 1686, werd eerst slecht ontvangen; dit magkte hem afkerig van het toneel. In de 18e eeuw werd het stuk veel verfoond en geroemd, Bij de dood van Agnes Block dichtte hij een Rouwklacht) 1704. Bekend tot op onze tijd bleef Smids door zijn Schatkamer der Ned. &/./#â:#E'v, be. schrijving van oude kastelen vn bouwvallrn, met platen. Smidts, Peter .v , 1660- 1712, dokter te l srtzgge, dichter o.a. van een Vgendespel over ïustacbius en van een treurspel De Jood van Boëtius. Smilds, Hendrik -, schreef 1938 zijn proefschrlft over Jacob CJ/J in Dordrecbt, 1623 - ,s6. P. -, smls #G. geb. 1900,schrijver van Se/ Spionnetje, roman uit de Amsterdamse Jordaan. Het titelblad vertoont een jongen, die in een spionnetje zit te kijken; 1939, 2e druk 1940. Geschreven door een ongeletterde, grotendeels in dialect. Smis is uit arbeiderskringen in de Jordaan voortgekomen', zijn werk is een schildering van armoe en ellende in die buurt. Smit, Gabriël -, yeb. te Utrecht 1910, R.K. dichter en schrilver! criticus voor dagbladen, red. v. De Nteuwe Gemeenscbap en van De Gids. Vrede van ld/â/Ezâew, verzameling vertaalde kerstliederen. W iltzangb: 3,met de dichters in de natuur.'' Heiligen door âè'/ j-r, proza en poëzie. Psalmvertaling. Een inleiding tot de poëzie is In â/J Land zwzi den Dichter, 1947. Smit, Gerbrand - , 1id van 't W it f-ltzdzidel, schreef een hijbels stuk Absaloms 7'F:z:FJ#:/, 1620; tragi-comedie, in 4 handelingen, met komische toneeltjes en veel vertoniny. Op ouderwetse wijze treden een paar dulvels en een zinneken op, yjde Gheweten.'' Ta1 van toneeltjes worden vertoond, waarvan de inhoud wordt verteld in David in Ballingschap en David Herstelt, de twee stukken van 1660 van Vondel, die dezelfde stof behandelen. (II Samuel, lj 18.) Smt-t, Henk J. -, geb. 1890, eerst werkzaam op een tabaksplantage, daarna dir. v. h. Ned. Ind. Pers-Archief te Batavia; toneelschrijver. Smit, Hetty - , geb. 1908, Afrikaanse prozaschrijfster. Smit, Dr. Johan -, leraar te Amsterdpm 1919, rector van het Hervormd Lyceum aldaar 1929, wdhouder van onderwijs 1941. Zijn proefschrift liep over Bilderdijk et /, France. # 19j0. Smit, Dr. W . A. P. N , geh. 1905 te Heumen, leraar, 1946 hoogleraar in 't Ned. te Utrecht, Chr. dichter, leider van de groep der Opwaartsche Wegen. Schrijver van Dichters Jet' Reformatie in de 16e eeuw, overzicht met bloemlezingà 1939, Opgedragvn aan Anton van Dulnkerken a1s schr-llver van Dichters der C/rJr#-Rfnjormatie. Studie over De dichter Revius, proefschrift van 1928. In 1941 ziln gedicht Masscheroen, dv M.E. gedachte in moderne vorm. Zie zk. Stedetroost, gedicht van 1945: Huygens aanschouwt het vernielde 's-Gravenhage. Smlt Kleine, F. - , 1845- 1931, van 1862 - '81 ambtenaar, later commies aan Binnenl. Zaken, schrijver van Haagscbe Hopjes, onder ps. Piet Vlucbtig. Richtte met Emants 1872 het ts. Spar en HuIst op; 1875 met Emants en Van Santen Kolff de Banier tot en met 1880; schreef met Va.'t Nouhuys en Pyof. C. L. Dake in W oord :/2 Beeld; richt 'te 1902 Den Gulden W inckel op. Dichter en letterkundige; vloog er in md Julia; was een van de uitbundigste lofprijzers; kreeg in het antwoord van Kloos en Verwey de raad: Klop eens op je hoofdje, of het ook hol is! Hij had Matbilde van Perk teruggestuurd. Hij behandelde het leven en de betekenis van Dr. J. ten Brink in het 5e deel van diens Gescb. der N. Ned. Letteren. Zie ook Ixo. Van hem een parodie op Herht in /J,/ W oud van Ndscher onder de titel Voorjaar in iE'z Woud. Zijn bekendste verhaal. is Een Spoedstuk) waarin een beeld wordt geschetst van Thorbecke; in de Hopjes. Smith, Joh. Jac. -, 1885- 1949, geb. te Rodezandskloof in Z. Afrika, in 1918 de eerste hoogleraar in zijn moedertaal te Stellenbosch. Hij is de man van 't grote Afrikaanse W oordenboek. Smits, Dirk 'w, 1702- 'j2, ambtenaar bij de wijnbelasting te Rotterdnm, dichter van De Rottestroom, 17j1. Navolger van Poot, geprezen door Hoogvliet; 1726 1id van Natura et Arte'' het dichtgenootschap, waar boete stond op elke fout in de gedichten. Van 1737 is zijn gedicht IsrKls Baaljegorsdienst // Gestrajte Wellust. Overgeplaatst naar Hellevoetsluis, stierf hij aan de gevolgen van de betxt van een scheepshond. Zijn roem bleef : De Rottestr.om werd geprezen door Van W inter en Van Merken, Lanyendijk, Hoogvliet, Pater en De Bosch. Dlrk Smits is ook een van de dichters van huiselijk-e pezie. Zo op de verjaring van zijn vrouw: 4!! Smîts Smits Kornelia, mijn Vreught! myn Leven! 'k W ord ' naer uw Kraemvertrek (gedreven..... Hij herijmde een vertaling van de Briej van Eloiza aen Abelard van Pope. Van hemzelf is een hofdicht op ,,schielands Tempe'' Blommersdijk, 1729. Zijn leven Feschreven door Nic. Versteeg, 1761. Smits, Frans 'w, geboren te Antwerpen in 1891, schreef realistische oorlogsherinneringen en een roman, alsmede een studie over W illem Elsschot. Smlts, Oude Heer - , ps. van N. #. Lindo. Smout, Adriaen - , 1580- 1646, sedert 162 l Calvinistisch predikant te Amsterdam? wegens zijn schelden op Coster's Iphlgenta en op de Academie en om zijn optreden tegen het Stadsbestuur op 8 Januari 1630 uit de Stad gezet. Door Vondel gehekeld in Een Otter in 't Bolwerck: Mocht Smout nou op de preecstoel (staen, Hoe sou haer dan de Hagel slaen, Jan-rap, in stee van Monckelbaen, Sou qlongdren d'Acadeemy. En opnleuw in zijn Rommelpot en in Nieuwjaer voor Smout.. Jonge Smout die sprong te kort Van den ladder binnen Dort. Volgens de overlevering maakte Vondel gedicht voor de vuist, toen Ds. Smout op Nieuwjaarsdag 1629 binnenkwam en om een nieuwjaarsdicht vroeg. Zinspeling op een onechte zoon van Smout, die te Dordrecht zou zijn opgehangen. J. L. v. Dalen heeft aangetoond, dat er in die tijd geen Smout in Dordrecht is terechtgesteld. Smout dichtte liederen, aan het Hooglied ontleend, die hij aan Tesselschade aanbood. Ook stelde hij Psalmen y,na de reghelen der Musyck op rijm.'' Smulders, Albertine N, zie Steenhojj. Smytegelt, Bernardus - , 1665- 1759, uit Goes, Voetiaans predikant te Middelburg, 1695; putte in zijn preken zijn onderwerp volkomen uit; ze worden nog altijd gelezen. Des Christens Heyl :70 Ciraet, 45 preken; Het G'eir//l/e Riet, 1j0 preken. In piëtistische yeest. Smijters, Anthonl N, uit Antwerpen, 1id van het W it Lavendel, schoolmeester, dichter van Esopus /alt#e>2, 1612, en van Salomons s'c/w/, ,yghetrocken uut syne Spreucken ende Predlker,'' 1994. Snakenburg, H'endylk v , 1674- 1750, (con-) rector te Leiden. ln ziin Gedicb'ten, 1753, blijkt hiJ een der eersten, die de schoonheid van de zee heeft bezongen. Frans de Haes gaf dit werk uit. Snakenbutg, Mr. Theodoor - , 1694- 17j0, advokaat te Leiden, vriend en med- erker van Justus zur Effen, Gaf àls A. L. F. een Proeve van dicbtoejening uit, 1751; herderszangen, Frieven ,klink- en mengeldichten. Met J. Elias als A. P. S.. Sneeuwwit vogeltk, Een -, ,,a1 op een stekendorentje,'' de minnebode, die met het antwoord temgkomt: ic Fen getrout al een half jaer. (Antw. Ldb.) Sneldichten, de puntdichten van Huygens, 3000 in getal, vaak vernuftig, vaak zonder waarde voor de letteren, vaak heel treffend en eenvoudig: Een kleinen Hamer, snell gedreven, heeft meer macht Dan een swaer Yser, dat maar op den Bout geleght werdt. Onder deze Sneldicbten ook die op de beroepen: pottebakker, coronel, boer, enz., camen 250 uit 16j6 en 'j7. Snellaert, Ferdinand Augustijn N, 1809-- '72, uit Kortrijk, dokter te Gent, letterkundige, strijder voor de Vlaamse Beweging. Heeft veel gesclnreven. o.a. De Goudbloem van St. Nicolaiut â/t//ffltfzzier van 't f-/rJ van IFZJJJ, 1846; Alexanders Geesten, 1861; Ned. Gedickten uit de Xlvde Eeuw, naar het Oxfords hs, 1869. Bezorgde de Oude Jzr/aezrlc/luz Liederen van W illems, 1848, en gaf er een volksuitgave van, Oude en Nieuwe Liedies. Bracht met Prudens van Duyse, Serrure en Blommaert het eerste Taal- en Letterkundig Congres tot stand, te Gent, 1849. Schreef een Verhandeling over de Ned. Dichtkunst in Belgih tot aan de dood van Albert en lsabella; bekroond; 1838. Hij behoorde tot de groep van Flaminganten, die zich noch bij de liberalen, noch bij de clericalen wilden aansluiten, maar één Vlanmse partij wilden vormen; de Verklaring der Grondbeginselen van 1847 is van hem. Na de dood van W illems de hoofdman der Flaminganten. Snellen, Dr. Joh. x', 1870- 1943, lerares. Zij schreef haar proefschrift over de liederen van Hadewijch; in 1932 gaf zij een bloemlezing uit Hadewilch uit. Ook gaf zij het Boecxken van Suster Bertken uit. Snellen van Vollenhoven, S C. - , 1816- '80, schreef De Jurist-Litîerator in Klikspaans Studententypen. Hij werd later de beroemde entomoloog; conservator bij het Rijksmuseum van natuurlijke historie te Leiden. Snick, Herman van 'v, geb. 19 lzi, Vlaams dichter. Aanhej, 1936, Abecedarium, 1940 enz. Sm -eders, August - , 1825.- 1904, geb. te Bladel in N. Brabant; letterzvtterx die hoofdredacteur werd van ' het Handelsblad -N Antwerpenè Vlasms romànschrijver. 439 Snieders Snieders De Arme Scboolmeester, 18j0. Orsje in de sL'z/ile/i, ,jtafereelen uit den jare 1649. Antwerpen zr brand, 1876, roman van c1: Spaanse Furie van 1576, enz. Snieders kreeg er het eredoctoraat van Leuven voor. August Snieders was voorstandcr van de Gerrits droeg in aan hem op. Hij Het Doodskleed) in 1856 aanvankelijk een warm arbeiderszaak. Lode 1848 zijn Zoon des P*//l-f zelf dichtte in dat jaar opgenomen in het Dichterliik Album van Hofdijk. In 1877 moest Snieders van ,,de nieuwe beschaving'' niets meer hebben. In zijn novelle De beer van 't l,J/et4 schrijft hij daaraan kindermoorden en brandstichtingen toe. Over hem J. Persijn: August Snieders :770 zlj n T#J' , 1 9 2 5 ' 2 6 . Sniieders, Dr. Jan Renier -, 1812 '88, broer van August; geb. te Bladel, dokter te Turnhout. Schreef R.K. dorpsverhalen uit de Kempen. Zijn Goochelaart 1878, is een strekkingsroman tegen de vrijdenkers. Zitbeeld te Turnhout. Snikken en Grimlachjes, Academische Poëzie van Piet Paaltjens, 1867; zie Haver- JrâwjJ/. Snoeck's Almanak (Gent), verschijnt sinds 1782. Snoek, Andries .v, 1766 1829, beroemd toneelspeler, te Amsterdam sedert 1795. ln zijn troep zijn zuster Helena. Majofs ki en Kamphuisen. Geprezen door Barbaz. Zijn vrouw Maria Hendrika Adams, 176j 1838, eerste actrice. Hij opende 12 Sept. 1795 de ,.Nationale Schouwburg'' te Amsterdam lriet Mucius Ct/rl/zl van Feith. Snoek, Anna M aria 'v, 1779 1849, zuster van Andries, toneelspeelster, trouwde 1797 met de acteur Dirk Kamphuisen. Over hen C. F. Haug, Brieven uit Amsteldam, 180j. Sobry, Prof. Dr. Paul - , geb. 1895 ie leperen, hoogleraar in de vergelijkende letterk-unde te Leuven. Sociale Bewustzijn in de Literatuur, Hel .v , l93 1', zie Saalborn. Sociale Roman, De 'v, rede van Dr. De Vooys. in 1912 gehouden over die romarl # ' in t e'm idden der 19e eeuw. Behande.lt Dickens, Disraeli, Kingsley in Engeland', George Sand, Eugène Sue en Victor Hugo in Frankrijk. Zij vonden te onzent navolgers in Van Koetsveld (Ideavd tac Werke- /#é/JeJ#) , Cremer (Fabriekskinderen, Wouter Linge, Skzizzz/ dt F7'c/z/e) , Gerard Keller (Gedêrailleel'd. 1875) . In beide laatstgenoemde werken vooral vertoont zich de liberaal-burgerlijke levensbeschouwing, waar Multatuli in zijn Ideën tegen op kwsm. Socialistische Gids, De .-w, maandschrift der S.D.A.P., 1916 opgericht onder redactie van Adama van Scheltema, Bonger, Van 4er Goes, R. Kuyper, J. Loopuit, H. Polak, Troelstra en Vliegen. Verscheen sedert 1939 a1s Socialisme é'72 Democratie. Socialistische letterkunde: 1. Liederen. Zangbundeltjes tussen 1880 en '90; Van Zinderen Bakker, Dirk en Pieter Jelles Troelstra; Hermans. 2. Spot: Hermans. 3. Tendenz-werken: Cornelie Huygens, Bartbold Meryan. 4. Drama: He:jermansk zie daar. Inte Onstman. Naar âe? huis. j. Roman: Heijermans, Diamantstad. Querido, Levensgang, Menschenwee. Aug. v. Groeningen, Een nest menscben. N/r//w de Bruin. Henri Hàrtog, Sjofelen. Verder: A. M. de Jong, Alb. Helman, M. Dekker, Jef Last; Den Doolaard. 6. Lyrische poëzie. Gorter, Mw. Rolantl 1101st, Adsma van Scheltema, Bonn, 'V. Collem, Margot en Marie Vos, Frederik van Eeden, Garmt Stuiveling, Van 1ependaal, Freek van Leeuwen. Kritiek. Mw. Roland H01st, Socialislne c72 Litteratuur. Adnma v. Scheltema, Grondslagen. 8. ,, ,De apotheose van een nieuwe bevrijde mensheid'': Mw. Roland 1101st; De Kleine /tpâ;?/zz7tv van Van Eeden; Pan van Gorter. 9. De schrijvers van Links richten: h. Boolemans, K. de Dood, K. van deê Geest, S. Goudsmit, J. van Hattum, W . van Iependaal, Jan W . Jacobs, J. Last, Freek van Leeuwen, N. Rost, J. van der Ster, G. Vanter, Th. de Vries, M. Dekker. De socialistische dichtkunst van Adama van Scheltema nagevolgd door A. v. Collem, S. Bonn, M argot en M arie Vos en in de Liederen z,lz; den Arbeid van Martien Beversluis. Socrates, 469- 599, wijsgeer te Athene, leermeester van Plato, werd door de rationalisten der 18e eeuw tot een der hunncn gerekend; a1s deugdzame heiden werd hij gelijkgesteld met de Christenen. Een Socratische Oorlog werd gevoerd door zijn vereerders tegen de orthodoxe predikanten. Ook Helmers heeft in 1790 een groot gedicht in 5 zangen gemaakt ter ere van Socrates. De Socratische Oorlog begon 1769 met de bestrijding van Belisarius van Marmonte1 door Petrus Hofstede, waarop de Remonstrant Nozeman antwoordde met Socrates' eere ,geâzfzifoâzla/l. Vincent Loosjes dichtte in 1828 De Dood van Socrates. Soelen, De lustplaats -, bi; Sloterdijk, bezongen door Claas Bruin; zie daar; 1723 2e druk 1741. 490 Soelen Soer gonnet Soer, Elise .v, 18j4- 1948, geh. te Den Helder, lerares, schrijfster van historische en andere romans. Soera Rana, ps. van 1. Esser Jr. Soet, Jan -, zie Zoet. Soeteboom, Hendrik .v, 1616 '78, uit Zaanclam, herhergier op de Dam aldaar, schrijver van Saanlandse zlrcaJz, 16j8, van de Oudkeden van Zaan-land, en van de gescbiedenis van Jz-r/tpr:pz. Stelde ook een liedhoek samen, 't Kleyn f-l/.f/â//jt', 1649, met gedichten van Cats, Viverius, D. P. Pers, Krul e.a. Zie Saanl. Hrcaz/ls/. Soetermeerscàe Vrage ofte Kermisvreughd', bundel stuk-ken van 't refereinfeest van 1686, uitgeschreven door de Froeders van de W itte Meer-Bloem, onder het woord: Met soethedt Meer'' te Zoetermeer. Uitgegeven bij Blommesteyn te Delft. Sofompaneas, zie Sopbompaneas. S of Z, blijspel van Justus van Maurik, 1881. tegen het vooroordeel tegen Joden. solre (zolder) , de plaats waarop de M.E. drama's en kluchten vertoond werden. Soltem, L. J. van N, 1698 17j0, uit Brussel, kanunnik te Grimhergen, dichter van rederijkersspelen. Someren, Mr. J. C. van N, 1622 '76, uit Dordrecht, 16jj p'ensionaris van Nijmegen, 1666 griffier van de Chambre-mipartie; schrijver van 4 treurspelen; Catsiaans dichter van Uytspanning der zzerrz/,///e/z, 1660, waarin ook de gedichten van zijn vrouw Elisabeth Vervoorn, .I- 16j7. Hij vertaalde uit het Gr., L., It. en F. Someren, Reyer Hendrik van x, 1787- 1851, indigo-fabrikant te Kralingen, 1857 burgemeester, dichter. Verwierf 4 goudell en 5 zilveren medailles. Somerstuc, zie Passionael. Somme le Roi, ook Somme des Vices et Je.f Vertus ()f Miroir #/f Monde, 1279 voltooid door de Dominicaan Laurent le François, een verzameling sermoenen, in 't Ned. vertaald in de 1je eeuw; over zijn een aantal hss. el1 6 incunabelen. De veltaling van 't eerste deel fs van 1408 van Jan van Rode, convers of lekebroeder te Zeelhem in Belgisch Limburg, en heet Des Conincs Somme. Somniarijs, leerdicht van Van Maerlant over de dromen, vermeld in de Historie twrz Troyen; niet tot ons gekomen. Son-bloem, de rederijkerskamer van Ketel bij Schiedam; deed o.a. mee aan 't Landjuweel van Haarlem, 1606. Zie Ketelj'- Beroep. Sonderdanck, Frans - , boekdrukk-er te Delft t 1520; o.m. van de Soudaensdocbterk later te Leiden; 1540 voor 5 jaar verbannen wegens het drukken van k-etterse liederen. Soniënbos, vlak ten Z. v. Brussel. Daarin I'et klooster Groenendael van Ruyshroec. Tegenwoordige spelling Zoniènbos. sonnet of LlinLdicbt (It. sonare = klinken) ; gedicllt van 14 regels in jamFische maat, verdeeld in 2 quatrijnen en 2 terzinen; rijmschema'. ahlna Faaln cde cde. abba Faah cdc dcd of abba ahba ccd eed. Hoofdvorm der Renaissance-poëzie, het eerst in Italië bij Dante en Petrarca. De grootste dichters gaven er de voorkeur aan: Milton, Riickert, Rossefti, Platen, Prudhomme. Overgenomen van de Italianen in F. dtlor Ronsard en de Pleïaden in de 16de eeuw. Toen ook Fij ons. Doch reeds Anna Bijns schreef in 1526 een sonnet, 14 regelj e!n een stokregel. Het oudste Ned. Renaissance-sonnet wellicht bij Lucas d' Heere', dan bij zijn leerling Carel van Mander. Verder Coornhert. Pieter Hogerheets, Roemer Visscher, Jall vall der Noot, Vondel, Hooft, Hugo (le Groot, S. v. Beaumont, Gijsbert Japix, Revius, Joh. Vollenhoven, sfaria Tesselsclnade, Antonides, Joh. Six van Chandelier, Broekhuizen, De Harduyn. De Egelantier schreef een wedstrijd in son. netten uit. Hooft dichtte een sonnet op Huygens, deze antwoordde toen : Hooft weer, Huygens besloot: hiJ moest naar Engeland. Maar daarna wendden Anna Roemers, Tesselschade, Brosterhuysen, Doublet, Jan Beuken en Margaretha Godewijk dezelfde eind - klanken nog eens aan. ln de 1 8de eeuw Poot; baronesse De Lallnoy. Dan Bellamy, Kinker, Bilderdijk'. Vrouwe Bilderdijk. Een heel boek vo1 sonnetten werd gedictlt door Van Nuyssenburg in zijn Eeuwgelij van 1772. In de lkle eeuw Heije, Ten Kate, Potgie. ttzf . Van de nieuweren vooral Perk, Hélène Swarth, Kloos, Van Eeden; dichtvorm vatl grote betek-enis ook bij Van Langendollck, v. d. Voorde, Mw. Roland 1101st, Herman Gorter cn Dèr Mouw. Ook weer bij Nij . hoff, Nverumeus Buning, Besnard, Du Perron, Hoornik. Van Freek van Leeuwen een hundel sonnetten, W ederLomst, 1940. Van J. H. de Veer De Vliet, 50 sonnettel) in spreektaal. Van H. J. Scheepmaker een reeks sonnetten: Aan bet r/azz;, 194j. Een bundel sonnetten verscheen in 1946 van Eric van der Steen en Max Schuchart onder de titel Vice Versa. Van 1955 is Poldcrlazzd, ,,ee1A handvol klinkdichten (of wat ernaar rooit) door J. W eebis, d.i. Dr. T. NV. Nvicherink. J. Dideriksz gaf in 1920 491 sonnettencyclus zijn sonnetten uit a1s De Keten. Van 1946 ook een bundel van G. den Brabander. Cnmpert dichtte Sonnetten voor Cynara. In 1948 Het K/NJZC,jJ,gFt/J, 101 sonndten van Bertus Aafjes. Verder: Gabriël Smit een sonnettenbundel Fragment; S. Vestdijk de cyclus Thanatos azlr bandenk P. Geyl, 0, Vrijbeidl, 1945; Hein de Bruin, De Briej, sonnettencyclus, 1942. In 19j0 schreef de Mij. v. Letterkunde een sonnettenwedstrijd uit. Van de j75 inzendingen werd dat van W . M. Frederiks bekroond; de schrijfster hleek Wally Holzhaus te Amsterdam te zijn, geb. 1920. Ned. sonnetten van de 16e eeuw tot J. Perk, uitgeywen door A. T. A. Heyting, 1911. Studle over het sonnet in Ts. voor Tmz/ en Letteren J1z' van A. S. Kok, vervolgd in zijn boek J'ra>; Dichters en s'cârïjvers. Daar ook het bekende Sonnet op bet .î//2,2Ez/ van Ten Kate uit Braga van 1843, satire op de sonnetten in De Gids en in de Almanakken, in 't bijzonder op die van Heije: Geverfde pop, met rinkelen omhangen, Gebulte jonkvrouw in uw staal (corset, Lamzaligste aller vormen, stijf (Sonnet! W at rijmziek mispunt deed u 't licht nam ijverfg deel aan de instelling der nieuwe Fisdommen, werd zelf 1j60 bisschop van 's-Hertogenhosch, in 1570 van Antwerpen. Marnix droeg aan hem met grimmige spot in 1569 zijn Biencorf op. Sonsbeeck, Mr. J. W. van 'v, 1774- '97, u'lt Vlissingen, advocaat te M iddelburg, navolger van Bellamy. Hij was met een uitgebreide studie over Bellamy bezig. Cantate: De Huweliiks-avond. Soolmans, J. -, dichter van blij-eindende treurspelen en van k-luchten. Hij leverde in 167 1 in zijn blijspel De xjrelzf//r.gE'zz doctor een vertaling van Molière. De mannen van Ni1 maakten een verbeterde uitgavq, die pas in 1680 verscheen', zij verbeterden niet alleen de vertaling, maar ook het stuk zelf, dat nu Fielebout of de doLter tegens Jsz,â heette. Sophie, roman van Virginie Loveling over de schoolstrijd op de Vlaamse dorpen, 188j. (erlangen ? Te klein om een goed denkbeeld op te (vangen, Voor epigrnm te groot en te koket, Vooraf geknipt, koepletjen voor (koeplet, Kroopt ge onverdiend in onze minne- (zangen. Neen! de echte Muze eischt vrijheid; (en het Lied, Onhoudbaar uit het zwoegend hart (gerezen, Zij a1s een bergstroom, die zijn band (ontschiet. Gij deugt tot niets, tenzij het deuyen (hlet, Om enkel door de broddelaars Sophokles, 496- 404, Gr. treurspeldichter; van zijn 130 stukken zijn er 7 bewaard, waaronder Koning Oedipus, door Vondel vertaald, 1660, en H erkules in Tracbin, vertaald in 1668. Bilderdijk vertaalde Edipus, honing Nz; Tkebe) 1779, en De Dood z'zfr Edipus) 1789. De eerste, die een treurspel van Sophokles in 't Ned. overbracht, was Cornelis van Ghistele. Het was Antigone, naar het L. bewerkt, verschenen bij Simon Cock te Antwerpen, 1jj6. Sophompaneas, d.i. Jozef de Rijksbestuurder van Egypte, L. treurspel van Hugo de Groot, door Vondel vertaald. Zie Jozef ë72 'J Hoj. Het stuk werd zeer dikwijls opgcvoerd, vaak met Vondels beide andere stukken over Jozef. (Sophompaneas is de L. vorm van Zafnath Paënéah, gelijk Farao Jozef noemde volgens Genesis 41 : 4j.) Sorgen, M r. W . G. F. van x', 1844- '98, geb. te Zuilen, schrijver en letterkundige. De Tooneelspelkunst in Utrecbt, 1885. Novellen en romans, (geprezen, Op Geysbeek een berijmd vervolg te (wezen. sonnettencyclus, reeks sonnetten over hetzelfde onderwerp: Mathilde van Perk; Adoratie van Kloos; Opgang van Eduard Brom; Van de Armen door 1. de Vooys; F. Pauwels, Een dag 1,tz:2 leugen, 1951. Sonnettenkrans = 1 5 sonnetten, waarbij ieder sonnet begint met de slotregel van het voorgaande; het 15e bestaat uit de beginregels der 14 vorige. Aan deze voorwaarde voldoet Perks Mathilde niet. Sonnius, Franciscus - , d.i. Frans van Son (bij Eindhoven), 1j07-'76, inquisiteur, Sorghvliet, lo het buiten van Jacob Cats aall de Scheveningse W eg, met zeer uitgestrekte gronden. Aangelegd 1645. Zie Zorgvlietk 20 het kleine huis van Busken Huet tegenover de Kleverlaan te Bloemendaal. So, so, het stopwoord van Reinier Adriaensz., de afgewezen minnaar van Saartje Jans in het blijspel Jan A'/=z. Van daar ,,het volk van so so'' spotnaam ,, 1 voor Kwakers en stemmige Menisten. Onder de stukken, die naar aanleiding van Asselijn's blijspel verschenen, is De geest-driivende so, so, oj de Klucbt van 't Nickers-pvaetjen, met a1s hoofdpersoon ,,de Fijnman'', d.i. Reinier Adriaensz. Alles wat over Jan K/-z te 492 So sot doen was geweest, wordt in herinnering gebracht: de Fijnman laat zich door ,rdrie swarte Nikkers'' alles uitleggen. sot of nar, zie Zot. Sotje vo1 van Sonden, anagram van de naam van Joost van den Vondel in D'Amste,'- damscbe KalWep;ëd. Zie Amst. Akademie. sotte, refereinen in 't N , rethoryckersgedich. ten der 1je en 16e eeuw van komische aard met dezelfde onderwerpen, die daarvô6r in de boerde'n behandeld werden. Verder o.a. leugenliedjes, verhalen over ,,de mutse'' (de min) vooral: . . .daer Venus kinderkens sijn gepaert, Daer is dlachen volmaect sonder (clagen. Op het Landjuweel van Gent, lj39, kwamen 19 Kamers; de vraag voor de rejereynen in '? Zotte was: W at volck ter waerelt meest zotheyt tooght. Sottengilden ontwikkelden zich soms tot Kamers van Rhetorycke; dit verklaart de zinspreuk van St. Barbara te Kortrijk: Godt voedt veel sottenk Van De Zonnebloem te Arnemuiden: Plomp z'lr verstandeè van S. Barbara te Veurne Van Sinnen j/rcl, tc Gent Boomloze mande enz. sotternie, M .E. kluchtspel, verwant met de boerden. Er zijn er 6 over, die na de abele spelen werden opgevoerd: Lipp#n, l//JJ:rblttser, Rubben en Drie daghe âtvd, taferelen uit het huiselijk leven; Hexe en Truwanten uit het maatschappelijk leven. Van de 6 ontbreekt bij Drie #z?.gâE' beve het slot; in 4 van de j overige eindigt het spel met de mededeling: ,,Hier vechten si.'' Soudaens dochterkijn, Van het - , beroemde geestelijke romance uit de 1je eeuw: Des nachts omtrent der middernacht Iesus quam voor haer veynsterken (staen: maget, latet mi in, minnen '' Sij meijnde gaen A1 in haers vaders Een andere tekst van het lied komt voof in de Volkszangen van Le Jeune, op de wijze: Een Foerman had een dochterken Daarin de aanhef: plucken Floemkens warande. Een Soudans dochter, hoog van staat, Gekweekt ïn duistre landen, Ging 's morgens met den dageraad Door gaarden en waranden. Staet o:, schoon en Ic ben 1, met uwer bevaen. ZiJ gaat met hem mee, verliest hem bij een klooster, wordt daar opgenomen en Christin, tot zij door Jezus gehaald wordt in het Hemelrijk. Het verlangen der ziel naar een leven met Jezus wordt in deze romance uftgebreid tot de voorstelling van het Heidendom, dat bekeerd wordt. Prozabeweiking nk 1j00; Jezus a1s hemels minnaar en bmidegom der ziel is daarin 6 esierd met de orde van het Gulden Vlies. t Gedicht in ' t S uverlijc Boecxken van Tonis Harmansz. v. W ervershoof. Het ,,suverlic exempel'' opnieuw door Boekenoogen uitgegeven 1904, naar de Delftse druk uit het begin der 16e eeuw. Het gedicht werd nog door De Coussemaker bij Duinkerken opgetekend, met de melodie: Een Soudaen had een dochterkijn, Sij was vroech op gestanden, souter, het oude woord voor psalm. Souterliedekens, 1. psalmen op wereldse wij. zen als: Ich â,# een boelken uutvercoren', Icb weet :,:77 vrouken amoureus of G.b): j/zzvâa mejsiens wlr aventueren. Deze Ned. vertallngen der psalmen uitgegeven door Jhr. Willem van Zuylen van Nievelt; 1j40, kerkelijk- goedgekeurd. Ze werden ook gezongen door Katholieken; de j,joffers'' droegen ze bij zich in de vorm van mopsjes. Door de aanhangers der nieuwe leer gezongen, totdat de Psalmberljmingen op eigen wijzen verschenen; zie daar. Maar nog in de 19e eeuw werden psalmen op wereldse wijzen onder het volk gezongell. De Souterliedekens werden 1jj6- 'j7 opgenomen in de MusycL-boecxLens van Tielmann Susato', zie daar. Scheurleer bezorgde een nieuwe uitgave van de SouterliedeLens. Ook gaf hij een uitgave van 1j39 uit, maar dit bleek op be. drog te berusten en de gehele oplaag werd, op een paar exx. na, door hem vernietigd. 11 de titel van een werk van Mw. Mincoff- Marriage van 1922, waarin zij de liederen had opgenomen), die gezongen werden op de melodieën van de Souterliedekens van 1j40. In 1939 is de onjuiste titel veranderd in Zestiende-eeuwscbe Diet- Jf'âe volksliedjes. Souvereine Kamer, zie Jezus metter balsembzoeme. Sox, Ridder ,v, berijmde vertelling van Bilderdijk, Voltaire nagevolgd 1793; boertig verhaal, niet bijzonder geschikt voor aankomende jongelui. Ridder Sox heeft niet zeer ridderlijk gezondigd en moet tot zijn straf trouwen met een stokoude vrouw. HiJ houdt zijn woord, en nu is de oude heks plotseling veranderd in Urganda, de schone Toverkoningin. Uitgegeven in het tweede deel der Mengelpoëzy, 1798. Spaan, Gerard van - , 16j1- 17 11, bakker te Rotterdam, schreef een toneelspel Opkomst der O.I.C., vertoond in Batavia voor den generaal en raaden van In. diën.'' Verder: Gelukzoeker over zee // Ajriknche wegwqzer, 1691. Over de ruwe zeden ten platten lande: Het koddig leven t?gzr Louwtje van Zevenbuizen // het Sckermscbool der buislieden, 1700. 493 Spaan 494 Spaanse Successie-oorlog Spaan, Joh. van -, 1720-'89, uit Rotterdam; predikant in Den Haag, de hoofdman van het dichtgenootschap Kunstliejde Jp=r/ geen W#/. Spaansche Brabander, blijspel van Brederode, 1617. De stof ontleend aan Lazarillo de Tormes, een beroemd Sp. boek, dat reeds 1jj9 in 't Ned. vertaald en in 1609 herdrukt werd. Het is het verhaal in proza van een arme jongen, die bij een kale jonker in dienst komt, zo a1s in Brederodes stuk Robheknol de knecht is van de Brabantse opschepper Jerolimo. Deze heet de ,,spaanse'' Brabander, omdat het stuk aan het Sp. ontleend is. Het spel werd ingeleid door een lofvers van Samuel Coster en met een voorrede van Bredero, eerst in proza en dan nog een op rijm: Hier hebdy maer een slecht gherijm, Dat niet en rieckt nae Griecksche tijm, Noch Roomsch gewas, maer nae 't (gebloemt Van Hollandt kleyn, doch wijt beroemt, A1 heeftet geen uytheemsche ga r, 't Is Am sterdams daer gaetet veur. Het werk is opgelragen aan Jacob van Dyck, gezant van Zweden bij de S.G. Opnieuw uitgegeven door Eelco Verwijs, 1869, omgewerkt door Dr. G. A. Nauta, 189j; door Dr. H. E. Moltzer, 1890; door T. Terwey 1892, omgewerkt door De Vooys 1907; door Stoett in 't Klassiek' Letterkundig Pantheon, 2e dr. in 1954, en in de W ereldbibl. door Prinsen. Nog a1- tijd het beste Ned. blijspel. A. C. Loffelt en Jonckbloet waren van oordeel, dat de Sp. lrll. Rodenburg bedoeld was; ger, Kollewijn en Jan ten Brink kwnmen daartegen oq. Spaansche Heldin, zie Spaens Heydinnetle. Spaanse Letterkunde, sedert de 16e eeuw van grote invloed op de Nederlandse. De Spaanse taal was in ons land de toen bijna zo gemeenzaam a1s tegenwoordig Franse. Op het toneel heerste de Spaansromantische school naast de Klassieke. Ridder Rodenburg bracht 1610- '13 aan 't Spaanse hof door; hij was ingenomen met Lopç de Vega, die het komische met het trag'lsche vermengt in zijn 483 toneelwerken. Gerardt Brandt maakt melding van de Spaanse stukken, waarvoor men die van Vondel yyachter de' bank wierp''. Pels erkent, dat de Sp. stukken y,den hoorderen root vermaak aanbrengen.'' Het was al ln 15r0 begonnen met den Spiegel der Verdoolder Joncbeyt, vertaling van Celestina, in 21 bedrijven. Van Lope de Vega, 1j62- 165j, vertaalde Izak Vos in 1646 Gedwongen P'rjE'/il en De beklaeglycke dwang, 1648. Van Guevara's GeLroonde na i= r dood vrrschenen in 1701 twee vertalingen. Zeer veel werd ook Pedro Calderon de la Barca. 1600- '81, vertaald. Van 't Spaens Heidinnetje maakte Gansneb Tengnagel een toneelstuk in 1643; er verschenen ook nog twee andere in 1644 en '49. Jan goet berijmde het ,,potsspel'' Zabynaja // vermomde ///J&/#, 1648; het was door G. Schae? uit het Sp. vertaald. Katharyne Questlers vertaalde Casimir oj gedempte Hoogmoet, 16j6; Focquenbroch, Min in 't Lazarusbuis, 1674. Te W inkel wees een 40-ta1 vertaalde toneelstukken aan; 30 stukken zijn bovendien nog uit het Sp. door het F. tot ons gekomen. Van deze 70 stukken werden er 40 in de Schouwburg gespeeld vötsr de sluiting in 1672. Eerst met het volle licht op dit romantisch werk begrijpt men het streven van de mannen uit tle klassieke school en het optreden van N.V.A. W at de roman betreft, zie Amadis en Scbelmenroman. In 1615 verschenen in één bundel de 12 novelas exemplares (nieuwe verhalen) van Cervantes, weldra vertaald en bewerkt, b.v. La Gitanella #e Madrid, d.i. Het s'pz/ar.c Heydinnetje. Het beroemdste werk van Cervantes, Don Quicbote, 160j- '16, vertaald door Lambert van Bos, 1657. ln 1746 vet scheen de uitgave van Jacob Campo W eijerman met 31 kunstplaten. Talrijke toneelstukken werden getrokken uit het werk, o.a. door J. Soolmans, S. v. d. Kruyssen, Cornelia W ils, Langendijk en J. v. Hoven. Don Quicbote diende a1s satire van de ook te onzent vertaalde Amadisromans. De betrekkingen tusscben de Ned. E'c de 5'pl4/iscbe Ietterhunde, van W illiam Davids, 1918. J. A. v. Praag, La Comedia fJ#,.gnole aux #,eJ-#aJ, 1922. Spaanse Successie-oorlog, zeer veelvuldig bezongen; 1702, Katharina Lescailie, Rotgans, P. Nuyts, Enoch Krook, W . v. d. Hoeven, D. Buysero. 1705, Corn. v. d. Gon, 1704, Frans Greenwood, Kornelis Boon, K. Lescailje, Pluimer, Krook. 170j, Siward Haverkamp. 1706, Pluimer, Vo1- lenhove, Alewijn, Langendijk, W . v. Hoeven. doch boven allen Lucas Schermer. Ook Jetske v. d. Malen. Toneelspel van Krook. 1707, Schermer, Kornelis Boon; 1708, Schermer, F. Halma, J. v. Hoogstraten, Herman v. d. Burg, J. de Koning, F. Buningy E. Krook (toneelspel) ; 1709, Schermer, Kornelis W esterbaen) kluchtspel van Michiel W illemsz. uit Mechelen: Hollandse boere vreugt. 17 10, Schermer, F. Halma. 1712, Zeeus, Mr. P. de Bye, Langendijk schrijven gedichten tegen Engeland. 1715, Vrede van Utrecht; zie daar. Spaan Spaénsche Svysheit Spaensche berijmde Sq. spreeLwoorden. Spaens Heydlnnetje, Ferijmd W ysheit, V;n Huygens, 1656., Zie daar. verhaal Van Jacob Cats, gevolgd door AenmerLingeyi over een ,,jelsaem Trou-geval tusschen een Spaens Edelman, ende een Heydinne''. opgenomen in de Trou-ringh van 1637. Opnieuw uitgegeven in de Zwolscb'e HerdruLLen door F. Buitenrust Hettema, 1890 en 1905. Het verhaal komt voor in de Novelaj' exemplares van Cervantes, 1615. Door Gansneb Tengnagel bewerkt a1s toneelspel, 1645; zo ook door Geeraard van #:/2 Brande te Antwerpen, 1649, en Cath. van Dusart Verwers, 1641, blijspql. Een troep zigeuners, onder lelding van een loos, vals wijf Majombe, rooft een z-jarig meisje, Preciose; a1s zij volwassen is, beginnen de avonturen; een edelman wordt verliefd op haar, ze komt in velerlei gevaar, doch het slot is: en al de werelt juyght, dat Preciose trout. Spandaw, Mr. Halo Albertus -, 1777 1856, de Groninyer dichter van de zorg der Voorzienigheld in zijn beroemd geworden Vogelnestje in de trant van Toi- /taz7l, 1822: 't Vuur viel langs het nestje neder, M aar het zengde pluim noch veder, D'onschuld wordt door God bewaard. Evenals Tollens verheerlijkte Spandaw de roem des Vaderlands; maar bij uitstek is hij de lofprijzer der vrouwen. Hij was geboren te Vries, was van 1803 '12 secretaris der beide Oldambten te Zuidbroekk dit leverde weinig op, zodat hij advocaat werd en in 1825 griffier der Staten, in 1846 Raadsheer te Groningen. Zijn Loj der Jz-p'///z/zezz werd een geschikt geschenk voor 't schone geslacht. Spandaw bezong Bilderdijk, 1807; Feith, 1809; Jeronimo de Vries, 1810*, W iselius 1822., Immerzeel 1832. Later keerde hij zich a1s liberaal van Bilderdijk af. In 18j0 wijdde hij het nieuwe academiegebouw van Groningen in met een rede tegen communisten en socialen. Beter slaagde hij met De nieltwe Haring; zie daar. Spanje, zie Spaanscbe letterkunde. Spanninga, Sloerd N, pseud. v. Jan Dijkstra, geb. 1906 te Joure, journalist en Fries dichter: Gysbert Japiksprijs 195 l . Spar en Hu1st, ts. van Nfarcellus Emaltts en Smit Kleine, 1872. slechts 2 afleveringen verschenen. Opgevolgd door De Banies', 1875 '80. Sparewou, De Reus van - , Hofdijk over de reus, die een vrouw met haar kind redde van het geweld van een razende stier; 't verhaal geplaatst in 1298; opgenomen in Van Lenneps almanak Hol- Iand van 18j5. Dezelfde Sparewouer R:J/J vindt ook vermelding in Vondel's Gijsbregbt. Sparsa (L. opstellen van zijn schets van Bogaers. Spatzier, Anthony - , 1718- '77, een der Feste toneelspelers; directeur van de troep. die in Den Haag en Leiden speelde. Trad Verstrooide stukken) , bundel Nic. Beets, 1882. Daarin 1740 te Hamburg op, de laatste reis van een Hollandse troep in Duitsland. Specialiteiten, Duizend en eenige stukken over .v , een van de hoofdgeestigste werken van Multatuli, waarschuwt tegen het gevaar van het specialistendom', 1871 . Spoetateur François, Le Nouveau - , weekblad van Justus van f/Jer tijdens zijn tweede verblijf te Leiden, 1724 '27, in 't F. gesteld; vooral over de letteren, o.a. over Henry Ie G'r/r# van Voltaire. Spectator, De - , of Verrezene Socratej', uit het E. van Addison en Steele, 1711 '13. De Ned. vertaling v. P. le Clercq werd in 9 dln. herdrukt 1725 'j9. 't Engelse blad verscheen van 1710 '13., werd voorbeeld van Justus z'ar Ejfen.(Spectatol' toeschotlwer, beschouwer.) Spectator, De -, tijdschrift voor het toneel, 1843 'j0. Pauwels Forestier was er de ziel van. Medewerkers waren Hilman en Ruyl. Zij tastten het Jordaans van de Amsterdamse spelers aan; Peters, Roobol en Van Ollefen deden er hun voordeel mee. Verder werkten J. W. Cramer en S. J. >. . d. Bergh mee. De Spectator wijdde zicl: ook aan letterkundige kritiek; hier vindt men in tegenstelling to't Potgieter liefde voor de M.E. en voor de klassiek-en. Het ts. trad ruw Van ZZ ttlf PR .> ' ' t h OP, et vullste Gevolg was, dat de helemaal niet meer in de veroordeelde de opvoering draf der uitheemsche littebeschaafden nu schouwburg kwamen en dat de directies ander publiek lokten met opera's en balletten, met vertaalde melodrnma's en spektakelstukken a1s Lazaro de Veekoeder van J. Bouchrdy of De Scbipbreuk van de Medusa, 1850. ln 1847 trad Alberdingk Thijm op a1s hoofdredacteur, met De Bull en Schimmel a1s medewerkers, en werd de kritiek beter. Spectator, De Algemeene 'w, 1742- '46, vervolg op Van Effens Holl. Sp.; redacteurs onbekend. Spectator, De Hollandsche N, van Justus van f/Jt,z;; zie daar', 1731 '5j, in 360 ballade van vertogen. Eerst weekblad, weldra 2 maal per week, kwam te Amsterdam naamloos uit. Beweegt zich op letterkundig en ander gebied; prijst Kath. Lescailje, Rotgans, Poot. Feitama en Huydcoper en kpmt op voor 495 Spectator Spectator 496 speculum Cats. Van Effen heeft n1. de eenvoud van stijl en taal met Cats gemeen. Andere onderwerpen, die hehandeld werden, waren modezucht, overdreven purisme, opvoeding, de oude rederijkerij, enz. Spectator, De Nederlandsche l4-daags blad, 1749- 1760. Spectator, De Nederlandsche - , sedert 1856 uitgegeven a1s ,,weekblad van den Ouden Heer Smits,'' d.i. Lindo. Zijn zwager Martfnus Nilhoff, uïtgever van de Kunst- en Letterbode, wist de medewerk-ers Bakhuizen, De W itte van Citters en Campbell voor de Spectator te winnen; Cremer, Keller en lsing van De Tljdstroom kwamen ook over. Zo werd in 1860 De Ned. Spectator het orgaan van de liberalen en modernen; medewerkers waren verder Lodewijk Mulder, Vosmaer en Huet. De ware leider was Bakhuizen en na 1865 Vosmaer. De W itte en Tideman zorgden voor de geschiedenis der letteren. Opgeheven 1908. De mannen van de Spectator waren wegbereiders voor de Tachtigers. Spectator, De Po:tische - , 1784, het blad van de kring van Bellamy, Kleyn, Rau, Carp, Hinlöpen e.a. Fe1 tegen de yygedrogtelijke fabelhistoriey'' tegen de sentimen taliteit; vöör de navelging der natuur. Het ts. voornnmelijk gewijd aan kritiek, bv. van M . Nieuwenhuyzen, Hoffham en Heiman Dullaert. Onder invloed van Van Alphens Theorie. Spectator der Studenten, De - , onder de spreuk: Vivitur ingenio, cetera, mortis erunt, 1774; 52 nummers. In 1777 verscheen De Nieuwe Spectator, van de studenten in de theologie, 10 nummers. Spectatoriale Geschriften, 1741- 1800, gewoonlijk genoemd a1s de navolging van De Holl. Spectator van Justus van Effen. Doch het eerste Ned. weekblad was De Examinator van W illem van Ranouw, 1719. In 1722 verscheen De 31/ACJf-: ontzzixfâer/; van 1722- '25 de Amsterdamscbe Hermes van Campo W eyerman. The Tatler van Steele werd van 1733- '54 uitgegeven a1s De Snapper oj de Britse Tuchtmeester. Ze omvatten een 30-ta1 weekblaadjes, o.a. De Hollandscbe Patriot, 1736; De Algemeene Spectator, 1742- '46, streng Calvinistisch; De Spectator 5/ de verrezene Socrates, sedert 1743, 9 delen; De Dt'c?2- sche Spectatoi' van l,. Holberg, vertaald, 1747- '48; De Ned. Spectator, 1749- '60, om de 14 dagen; zie Higt; De zeedemees- 1er der Kerkelijken, 1750, van Philippus Alethophilus, d.i. Ph. L. Statius Muller, Luthers predikant te Leeuwarden, herdmkt 1766; De Ned. CWSrJ/J, 17j0; De Ph1- f> z&@#e, 1756- '.62, van M r. Nicolaus Bondt te Amsterdam, Ds. Cornelis van Engelen te Huizen en Frans de Haes te Rotterdam; De DenLer, 1763- '74, (1e eerste 3 delen van C. v. Engelen; De #/p///l//p/7, 1766- '69, van C. v. Engelen; De Gryzaard, 1767- '69, vap Betje W olff ; De Honig-Bye, 1765- '78, te Leeuwarden) De OrJ:rz/eier, 1769- 72; De Rkapsodist, 1771- '83; De Opmerier, 1772- '78; De Vaderlander, 1775- '79) De Kosmopoliet, 1776- '77, humoristisch, van Hoffham; De Borger, 1778- '79, van Betje W olff. Vooral uit de kringen der Verlichting en Dissenters. ZiJ bevorderden zedelijke hervorming. Nakomers waren: De Christelijke Spectator, in 12 ,,vertoogen'', 1799; De Menschenvriend, 1788- '98; De Vraagal, 1791 - '96; De Lantaarn van Van W oensel, 1792- 1801; De Arke Noachs, 1799. Vertaald werd van R. Steele De Snapper JJ de Britsch'e Tucbtmeester) 4 delen, 2e druk 1775. ln nieuwe vorm vertoont zich hetzelfdc verschijnsel in de schetsen van De Oude Hefr Smits, die ook weer een Spectatol oprlchtte. In weer andere vorm in de Zondagmorgenartikelen van Hendrik de Veer in 't Nieuws van den D,:, enz. Een verhandeling over de Spectatoriale G-t'. schrifte'n van 1741=1800 van J. Hartog. predikant bij de Doopsgezinden te Utrecht, verscheen 1872 a1s antwoord op een prijsvraag van 't Prov. Utr. Genootschap. Biidrage tot de kennis van het huiselijk, maat.. schappelijk en kerkelijk leven. Van 1899 is de smdie van L. Knappert, Spectatoriale Vertooçen. De 18e eeuwse Spectatoriale Geschrlften verkondigen de denkbeelden van de Engelse wijsgeer John Locke. Zie ook Vriend van 't Jzkler/lrl. Spectatoriale Schouwburg, tijdschrift van Ds. C. ,'. Engelen; zie daar. Bracht 1780 de Nederlanders in kennis md de Hamburgische Dramaturgie van Lessing. Het was een verznmeling van de ,,beste zedelijke tooneelsmkken uit alle taalen van Europa,'' 1779- 1801, in 28 delen met gravures van R. Vinkeles. Bevat werk van Lessing, Goethe, Diderot, M oore; 't aanhangsel van deel V heeft 5 Ned. stukken. speculum (L. = spiegel), de M .E. naam voor encyclopedie. 't Bekendst was 't Speculum wWJ/J, d.i. Grote Spiegel, van de Dominicaan Vincentius van Beauvais, + 12j0, de leermeester van de zonen vala koning Lodewijk 1X, de Heilige, van F. Daarvan was 't Speculum bistoriale, de Spieghel Hisroriael, een onderdeel; dit is bewerkt en verkort in Maerlants Rijmkroniek. Veider Speculum naturale en Sp. doctrinalek spmen de algemene wetenschap 497 van zijn tijd op het gebied van geschiedenis, wijsbegeerte en natuurlijke historie. 't Sp. Naturale van Thomas van Cantimpré werd door Maerlant Fewerkt als Der Na/reru??z Bloeme) al dacht Maerlant dat het geschrift was van Alhert van Keulen. Speelcoornen of SpeelcorentLen, andere naam van de Kamer De Pellicaen te Haarlem, met de spreuk ,: Trou moet blycken.'' Speelman, Cornehs - , 1628- ,84, de veroveraar van Makassar 1666- '69. Bezongen door Jacob Steendam, De Neyn en Vondel: Op zulk een Speelmans toon :en brommende oorlogssnaren Danst in Oost-lndië het heir der M akassaren Den harnasdans in bloet. A1s Gouverneur-Generaal, 1681- 84, maak. te hij Indië tot een grote mogendheid. Rouwdicht van Valentijn ter ere van Die Speelman, die de toorn van donder op zijn snaren W ist uit te brommen op zijn dodelijke lier Speelmanspoëzie, verhalende gedic'hten sedert ï 1200, oorspronkelijk uit de Rijnstreken, van zwervende dichters en voordragers, vol wonderbaarlijke avonturen. Bij ons is een fragment over Vanden le?'E' W isselauk verwant Js 't verhaal van Sinto Brandaan. Ook veel oorspr. ridderroman. cen en balladen werden tot speelmanspoëzie. Deze rondtrekkende kunstenaars veranderden het karakter: het heroïsche ging geheel verloren. Speelwerck, Het nieuwe Hoornse 'w, zie H. Speelstrijt van Apollo en Pan, zie a4. Speenhoff, J. H. zv, 1869 1945, geb. te Kralingen, volksdichter en voordrager; gaf 10 bundels Liedjes, wljzen /72 prentjes uit; ongeveer 400 liedjes; daarbij 44 toneelstulcken. In 1943 zijn herinneringen: Daar ko- //:77 de scbutters! Greshoff gaf in 1940 De beste GtWj;'/p/:7/ uit. Spektator, De .v , Spectator. Spelen van de het ts.over toneel, zie Hel, Twee I6e eeuwse - , uitgegeven door B. H. Erné, 1954. spelen van sinne, zie zin en Spelen van Zinne, De N , Landiuweel te Gent, 1939 Opnieuw Dis en B. H. uitgave werd mogelijk door steun van het Utrechts Genootschap van Kunsten en zinnespelen. vertoond op hct 1j39; de 19 spelen uitgegeven door L. M. v. Erné. Zie Landiuweel. De W etenschappen en van 't Oud-studentenfonds te Utrecht. Zie îvelch Jdz; menscbe... spelling van het Nederlands; eerste poging tot een regeling, zie SpellynIbe; 2 O Or- 4/g->&# van Anton Tsestich, 1576; 3* Letterk. W rdhk. 2e dr. Nederduitse Ortholrapbie van Pontus de Heuiter, hij Plantiln, 1j81; 40 Spieghels Twe-sprdack var de Nederduytsche Letter- Lunst, 1j81. In het W inkel, Regering aanvaard in 1883; 1891 verzet van Dr. Kollewijn. ln 1931 spelling Terpstra, gedeeltelijke vereenvoudiging. De spelling-Mal.chant, 1934, heeft al de Felangrijke voorstellen van Kollewijn overgenomen. Gedeeltelijk weer te niet gedaan 19de 1864 Fegin der De Vries en CCUW Te Siegenbeek; door de door Minister Slotemaker de Bruïne, 1936. Thans is een gematigde spelling-Marchant aanvaard. Spelling van het Nederlands in België. De Mij. tot bevordering der Nederduytsche Tael- en Letterkunde, gesticht te Brussel 1836 door W illems en David, verzocht dc Regering om een prijsvraag over de spelling; 12 antwoorden kwamen in. Een Verslag werd uitgebracht in 1839. Daartegen richtte zich het verzet van Leo de Foere, priester te Brugge, volksvertegenwoordiger, aanhanger van de l8e-eeuwse spelling. Bormans, secretaris van de Spellingcommissie, antwoordde scherp. In 1841 werd een congres gehouden te Gent onder voorzittersclaap van David; hier werd de spelling volgens het Verslag aangenomen. Van Duyse hekelde in een ,,heldendicht'' de teyenstanders, 1842. Deze kregen de naam van Unie fvz; Thourout naar hun leider Pieter Behaegel, kostschoolhouder aldaar. ln 1844 npm de Regering de spelling der Commissie over. In 1864 aanvaardde de Belgische Regering de spelling van De Vries en Te W inkel. Nu geldt de vereenvoudigde nieuwe Nederlandse spelling ook voor België. Splellingsoorlog, De - , 1842, van Prudens van Duysq, luimig ,,heldendicht'' in 4 zangen, over de strijd die ontstaan was, toen in 1836 W illems en David de Regering verzochten om een regeling van de spelling en toen in 1841 op het Taelcongres te Gent de voorstellen der Spelling- Commissie Waêen aangenomen. Spellynghe, Nederlandsche - , ljjo, van Joos Lambrecbt, lettersteker te Gent, in de vorm van een gesprek tussen Meester en Knecht. Speurder-romans = detective-verhalen. De eerste verscheen in 1846 van Edgar Allalè Poe te Philadelphia. Na hem werd Conan Doyle beroemd, 1859- 1930, in 1902 in de adelstand verheven. Bij ons Ivans met 20 zeer geprezen boeken. Uit de hedendaagse Nederlandse literatuur: Jan Apon: Panieà op de Miss Brooklyn. E en zekere M anuel. Gentlemen. De rziar in de JrâW vlf?. Doctor Xenopboulos. De 32 Speelcoornen Speurder-romans Spex gast FJr iamer 13. Het :/r/f/tl-/z/yllE'r/d. Een tip 'plx Brissac. Dieuke Boissevain'. Discrete dood. W illy Corsari: De onbeLende medespeler, Het mysterie van het filmatelier. Het w.yJterie van de M ondscbeinsonate. Binnen drie dagen. Voetstappen op de trap. ft'zi expres çtopte. . . . Dooden dansen niet. De weddenscbap van inspectçur Lund. C. de Dood: Nummer drie. Epidemie. Nat-/z/-fcâz/le. F. R. Eckmar: Een IinLerbeen gezocbt. Spoien te ioop. Ratten op de /rap. Drie doode dwergen. De JZ/m/J en de moorde- A7f:lJJ1'. Ben van Eysselstein: Het raadsel van den 13den Ddf'tzwldp'. Romance in F-dur. H. van Gellecum: Het Motley c///r/r/drconcern. De weg twzz bet toeval. Het mysterie van de drie J/5#:'r. De Pinguin-zaak. Het gebeim van D/:le Joustra. Danse /z7:7- t-d j Fd. ' Havank: Het mysterie van St. f ustacbe. Het P'm:JJJW van de drie gestalten. Het spooLslot tft?r de Loire. Het probleem - r? Re twee â/d/zc/z. De zzz/zc uit de verte. De N.V. n,Mateor''. Er klopt iets /;ëtm/. Hooj- J/r op â//. Polka Afy/zz/p'liz. Vier vreemde ltrienden. De sckaduw :r#>/ in. De cycloop. h. den Hertog: Menscben op zjf-â/, Herman Middendorp: Het s'pz/ar-fcâe goud. Het geheim van C'zzl/. De verdwenen dof- z/zstp/zly'/7. De JC/MJZ/'IZJ van Capoulet. Het /?;.),'J/s'WE' van JE' gele enveloppe. h. Roothaert: Spionnage in /?:/ veldleger. Onbekende dader. C/7/'NJJCâ: band-wm'- scbing. Onrust op lu//lrail:zz. F. de Sinclair'. Max Mil, detective. Hotel IJDe springende baars''. Het begon mct Napoleon. De jszzz/plrJ van den duivel. W ill Vandijcke: Het Drillmoor-mysterie. Spex, Jacob 'v, 1704 '7j, deurwaarder bij het Hof van Holland, 1724., klerk van A'rillem IV, 1747., bestuurder van ,,Kunstliefde spaart geen vlijt''; vriend van Poot, wiens gedichten hij bezorgde 1747. Gaf ook Het f-tzf/:s van Geeraert Brandt van Toan de Haes uit, 1740. Zelf ook dichter, o.a. over de paalworm, 1732: Een zeltzaem Ongediert, Van Gods vergramde hant Tot ons bederf geschapen. En Tegen de GodtverzaLers en tegen de Naturalisten.'' Bij de uitgave van Poots gedichten voegde hij een Levs'usbescbrijving. Speyk, Jan Carel Josephus van -, 1802- '31, Amsterdamse weesjongen, luitenant ter zee, liet j Feb. te Antwerpen zijn schip in de lucht vliegen, liever dan zich over te geven aan de muiters. Deze daad gaf aanlei- 493 ding tot buitengewone ,,citadelpoëzie.'' J. y. Lennep dichtte Hulde aan Van SpeyL in verzen, bij Feurten gezongen en gesproken. Loots, W ithuys, Van der Hoop, Adam Simons, Beets e.a. volgden hem geestdriftig na. Jan Goeverneur bespotte dat ,:gedruisch'' van ),'t losgelaten rijmgespuls''; maar. . . . hij lichtte zelf o.a. Des Za'r##?rJ Nachlwaie. Zie Citadelpoëzie. Spiegel, De - , Gent, maandschrift voor po-ezie, onder redactie van Marcel Coole, Paul de Ryck en Hubert van Herreweghen. Spieghel der Archlisticheyt, Antwerpen 16j1, zie Reinaert. Spieghel van comende tide, vertaling van een I-. samenvatting van drie L. werken van St. Hildegaert van Bingen, door Veltlaem opgenomen in zijn jde deel van de Spiegbel Historiael, 7e boek. Spiegel vande Doorluchtige Vrouwen, 8 emblelnata met Ned. versjes van Theocritus a G,r#/. Spieghel Historiael, M.E. naam voor rijmkroniek, o.a. die van Jacob van Maerlant; zie Speculum. Voortgezet door Philips Utenbroeke, later door Lodewijk van Velthem. Van M aerlant droeg het werk op aan Floris V, 1290. Uitgegeven door M . de Vries en Eelco Verwijs 1858- '63. Eerste uitgave 1784 van Clignett en Steenwinkel; daarna door Bilderdijk en Steenwinkel voor het Instituut; dan door Joost Hiddes Halbertsma. In 1869 werd de tweede Partie van het werk weergevonden te W enen. Uitgegeven 1879 door Ferdinand von Hellwald, M. de Vries en E. Verwijs; dit is het deel, geschreven door Philip van Utenbroeke. De Mij. v. Letterkunde bezorgde de uitgave. Van Maerlant heeft met zijn vertaling een reuzenwerk tot stand gebracht; de le partie omvat 33 000 verzen; de 3e 40 000; van de 4e heeft hij nog 18 000 regels gereed gekregen; vertaling van het Speculum âëJ'- toriale van Vincent van Beauvais, doch een vertaling die heel vaak een zelfstandige bewerking is. M aria van Berlaer, een edelvrouw uit Antwerpen, liet Lodewijk van Velthem de 4e partle gereed maken, lopende van 1248 tot 1256. Lodewijk deed het slordig; in 131j was hij gereed; van zijn werk zijn 8000 verzen over. Op aansporing van Jan Visier, dienstman van de hcer van Voorne, voegde Van Velthem er een je partie bij over de jaren 1 2j6- 1 316, in 30 000 verzen. W eer slordig bewerkt, doch wegens de verhalen van ooggetuigen een der beste Mnl. geschiedwerken. Behandelt o.a. de moord op Floris V en de Guldensporenslag. Met veel verhalen van monsters, mirakels en tempeesten, En met tot slot 5 clausules ter ere van Spieghel Historiael Spieghel des hoochmoets Maria, die van blind had. De Spieglwl Historiael of Rym-stiegel van Van Velthem uitgegeven door Isakc le Long, 1717. Spieghel des hoochmoets, een der stukken uit het Spieghelboecb van Jacob Duym, 1600. De vertaling van Troades van Sehem gered had uit het gevaar worden, toen hij in 1516 de pest neca.. Spiegel der Jeugd, zie Tyrannye. Spieghel der Jonghers, 1488) zie Goetman. Spiegel van het Menselyk Bedryf, ,yvertoonende 100 verscheiden gmbachten, konstig afyebeeld en met godlyke spreuken en stlchtelyke verzen verrykt'' door Jan E'72 Kasper f,;//l:N; zie daar. 1694. Met een gedicht van Spinniker bij de ,aafbeelding van Joannes Luiken.'' Spieghel der menscheliker behoudenesse. De Mnl. vertaling van het Speculum humanae salvationis, uitg. d . L. M . Fr. Daniels, 1949. Spieghel der Minnen, de tweede en iuiste titel van de Roman suz; de Rose. Spiegel der Minnen, zie Colljn van Rijssele. Uitgegeven door Dr. M. W . Immink, 1913. Coornhert heeft in 1561 te Haarlem het werk gedrukt; 6 spelen, over de 6000 re- 6els; A 1j00. Splegel van Ned. Letteren, geschiedenis en bloemlezing voo'r Belgische scholen, door P. P. M. Alberdingk Thijm, 1877. Spiegel van de Ned. Poëzie door alle eeuwen, bloemlezing van Victor van Vriesland, 1939. Bevat geen fragmenten, enkel volledfge dichtwerken. Spiegel van den Ouden en Nieuwen Tijdt, 1632, gedichten van Cats met prenten, voorstellingen uit het dagelijks leven met bespiegelingen en veel geleerde aanhalingen. De gravuren zijn van A. v. d. Venne. Even a1s Cats' Sinne- E'// M innebeelden van 1618 een bundel emblemata, met spreuken en spreekwoorden, daaronder a,byspretlcketl en grontregels tot verbeteringe van de gesontheyt,'' alsmede ,,lleys-lessen.'' Misschien de mooiste emblematabtlndel van Europa. Met nuttige en vermakelijke opmerkingen: Meyne iemant desen boeck te lang of groot te wesen, Die magh, in dien hij wil, alleen maer weinig lesen. De titelplaat stelt voor nanm van de wijsheid, en Memoria. Hier moet de leser Prudentia, hier de gezeten tussen Ratio doen, gelijck de (kieckens drincken, Dat is op ieder woort een lange wijle (dincken. Spieghel van Philagie, Den - , een van de hekendste werken van Pater Poirters, uitgegeven door Prof. J. Salsmans, 1937. Levensregel voor vrouwen. Spieghel der Siecken, Een troost ende - , tweespraak van Gnapheus, 1j31; zie daar. Spieghel der Sonden, 10 leerdicht der 14e eeuw van een y,simpele clerc'' uit W est- Vlaanderen', toegelicht m. 40 bispelen of exempelen, ware of verdichte verhalen. Trekt te velde tegen weeldq drankzucht en spel en tegen de aanmatiging van de adel. Uitgegeven door Verdam 1900- '1. Prozabewerking verscheen in het begin der 1je eeuvr. 20 Nieuwe Doctrinael v. Jan de W eert. Uitgegeven door Blommaert in de Oud-vlaemscbe Gedicbten, 18j1. Fe1 hekelschrift te. fen aflaatverkoop en simonie. Splegel dler Vaderlandsche Kooplieden, blijspel van Langendijk. Lichthart en Losbol hebben hun goed reeds grotendeels verkwist, maar worden nog net op tijd voor bankroet bewaard door hun ouders, waardige oud-Hollandse kooplieden. Niet meer geheel voltooid door Langendijk. Uitgegeven door F. G. v. Pesch, 1875, met het slot, vervaardigd door twee Amsterdnmse dfchters met ,,eenen onsterflyken 9* naam . Zie ook P-. J, Vijver. In dit stuk de verkwisting van de rijke kooplieden: de vrouwen kopen thee van f 100 het pond enz. Zedenschildering zonder veel handeling; het toneel is te Amsterdam. Uitgegeven door C. H. Ph. Meijer in het Pantheon. Spiegel der Verdoolder amoreuser Joncheyt, Den ,v, verscheen 1550 a1s vertaling van een groot Sp. toneelwerk in 21 bedrijven in proza van Calisto y Melibea, Cclestina. Zle Spunse Letterkunde. Spiegel der Volcomenheit, van Henric van Herp, observant uit N. Brabant, een ,:voortreffelijke beoefeningsleer.'' Tekstultgave van Ons Geestelljk Erf, 1941 . Spiegel der Vrouwen, zie Joos Griettens. Spiegel der W ijsheit of Leeringhe der Zalichede, het leerdicht van Jan Prae/; zic daar. Uitgave van J. H. Bormans, 1872. Spiegel der Zaligheid van Elckerlyc, Middeleeuwse moraliteit, 1495. Zie E. Spiegel der Zotten, blijspel van Enocb Krooh zie daar; 1699. Navolging van de Prêcieuses van M olière. Spieghel, Henrick Laurensz. .v , 1j49- 161 2, de geletterde koopman van Amsterdam, die trouw bleef aan het oude geloof en zich met de partijstrijd niet ophield. Hij behoorde tot een der regeringsfamiliën en bezat de hofstede M eerbbuyzen aan de Amstel. In 1589 betaalde hij liever een zware boete dan dat hij optrad a1s 1id van de Admiraliteit. Hij was factor van de 499 Spieghel Spieghelboeck Kamer In Lidde i/ptzyt?c#e': zie daar. Van hem zijn 60 kleine gedichtles en He't Lof van Danssen, gedrukt achter Roemer Visschers Brubbelingh: Gebruyckt jolijt, Terwijl ghy zijt In uwe jonge jaren! ln zijn latere gedichten waarschuwt hij tegen ondeugd; aanprijzing van deugd is het doel vaa zijn Byspraax H/zz/azzzfcl met een keur van spreekwoorden en vo1 stichtelijke wijsheid; de wijsgeer Seneca is de man van zijn hart. Een ouderwets zinnespel is zijn Numa ojte Amptsweygeringbe, een bewerking van een stuk van Plutarchus over de aanbiedinp van de kroon van Rome aan Numa Pompilius; zijn enig toneelstuk; in hs. bewaard. In 1941 uitgegeven door N. v. d. Laan in zijn Noordned. RtW:r#l:rJJpt4c?2. Hij dichtte een danklied op de ondergang der Armada en een loflied op Amsterdam, het eerste in onze letteren. A1 is dit laatstc in alexandrijnen, hij hield zich meest aafl de kunst der rethoryckers. Hij is een voor. stander van de zuiverheid der taal; pers: zijn gevoelens en gedachten in een eng be. stek, heeft lust in Emblemata. Zijn vroomheid brengt hij tot uiting in zes Lieden op 't Vader Ons. Zijn grote werk is de Hart-spiegbel, na zijn dood in 1614 onvoltooid uitgegeven, maar veel vroeger begonnen, om de w' aarheid te bevestigen van zijn spreuk: Deughd verheught in een 1ibertijns leerdicht, dat de poaische tegen. hanger zou worden van zijn vriend Coornherts W ellevenskunste. Het gedicht is ingedeeld in 9 boeken, e1k aan een Muze gewijd, en in alexandrijnen geschreven. Het is diepzinnig en duister en soms langwijlig; 7 hoeken voltooid. Het eerste grote dichtstuk van de Noordnederlandse Renais. sche JE',2ildf'/#c?2 een werk van J. F. Buistn'n, 1935. Spleghelboeck, met van Jacob D;/Jw, Fundel toneelspelen, 1600. Spieghel J:r Ee1'- baerbeyt, der Liefden, der Reynicbeit, des Hoochmoets enz. Zo waren er zes ,yspiegels, waer in veel deuchden claer aen tc mercken zijn.'' Spieghels, Anna -, heminde van P. C. Hooft na de dood van haar zuster Brechtjc. Ook zij mocht op bevel van haar moeder niet met Hooft trouwen, Anthony Oetgens, heer van W averen, werd haar man. Hooft vereerde haar a1s Electra. N ', heminde van Hooft, omdat zijn geslacht niet voornaam genoeg was; nicht van Hendri; Laurensz. Spiegbel. Zij -1- 160j; Hooft dichtte een grafschrift voor haar: van en van leden, Spieghels, Brechtje hem geweigerd Van van zeden, Groot geest klein Groen jaren, grijs Lieflijk zonder lafferij, Goelijk zonder hovaerdij, Rein van hart inzonderheit Was zij, die hier onder leidt. Zij is het onderwerp van een letterkundige novelle van Jan ten Brink. Deze geeft volgens te W inkel een verkeerd beeld van de geschiedenis. Brechtje Spieghels trachtte eerst, zich van 't leven te beroven door bloedverlies, toen door vergif. Beide pogingen mislukten, doch haar gestel was t?ndermijnd. Smegeltje, Het 'w, roman van 19 17 van 1na Boudier-Bakker; zie daar. Motto: in de sgiegel der zelfkennis leert men zelfbeheerslng; de geschiedenis val) een Amsterdamse notaris, die uit plichtsgevoel niet toegeeft aan zijn liefde voor de zuster van zijn vrouw. Spierdilk, Jan 'v, geb. 1919 te Amsterdam', dichter van Sonnetten er Verzen, 1946. Spiere, Rijssaert van -, uit Oudenaarde, schreef nog in 1596 Drie nieu Spelen -,2 Sinne, met Middeleeuwse toneelinrichting, met ,,'s Hemels Throon, 't Da1 van W eene, Jerelts Pryeel en den Throon der He1- Sance. Op het titelblad tekende Cornelis van Haarlem Arion op de dolfijn: de dichter, die rustig zijn lied zong op de golven van de tijd. Maar wie het boek leest, merkt dat poëzie arbeid is. Opnieuw uitgegeven met toelichting door A. C. de Jong, 1930. Spieghels werken zijn uitgegeven door P. Vlnming, 1723. Zie In Liejde #/t?E?yt772Je. Zijn Twesprdack van de Nederduytsche Letterkunst, 1584, grondslag voor de spelling; voorrede van Coornhert. Spieghel gaf ook Melis s'z/le uit, met een voorrede in verzen van Janus Douza, 1j91. Hij ontwierp de vertoningen voor Prins Maurits te Amsterdam, 1j94. Levensbericht van Spieghel door De Vlaming in de uitgave van 1725 van de Hertspiegbel. Over Spieghel een studie van Albert Verweij, 1919, en over zijn Ethi- #s 1en '' Spilbergen, Joris van 'w, 1568 1620, voer 1596 naar Afrika, 1601 met 5 schepen naar Indië, terug 1604; was 1607 kapitein onder Heemskerk; deed 1614 een tocht door de Straat van Magelhaen, 1617 terug', # in betrekkelijke armoede te Bergen-op- Zoom. Van zijn journalen is heel wat over, o.a. in Oost- en W est-lndiscbe Spiegel der nieuwe navigatie, 1619; vertaald in 't L., F., D. en E. Hij gaf ook de verbeterde herdruk uit van 't journaal van Scboutenk zie daar. Spinniker, Adriaan - , 1677- 1745, uit Gro. ningen, Doopsgezind predikant te Amster 500 Spinniker 501 dam, dichtte De W erien Jdr Babrmbertigbeid. 171 1, gedrukt achter Jan Luikens Stichtelyke Gezangen. Verder Leerzame Zinnebeelden) 1714, enz. Spinrocke, Evangelie van den - , satire t)p vrouwenpraatjes, uit het F., 147j, met veel verhalen over de duivel, tovenarij, geneesmiddelen, het huwelijk enz. Uitgeg a ev y u ekn u da oa o r r (j B j e o e v k a e nn O O j g jejt, 1r9 sluo ; vfoajckstymoirl ,( j - e md zeer grote en blijvend fnvloed; ,,bk?- lj screven ter eeren van den vrouwen'' staa op het titelblad. Het stond op de Index van 1j70. Er is maar één ex. bewaard gebleyen; nu te M ûnchen. Spiritus Asper en Spiritus Lenis (scherpe l en zachte adem) , gaven Eene RareLieL uit, 1846, humoristisch werk over de gebeurtenissen der eeuw. Van Doorninck houdt B. T. Luhlink W eddik voor de schrijvel', Corn. Veth denkt aan Van Lennep en Van Loon. Spiritus asper et lenis (L. = scherpe en zacht adem), ps. van Lublini Weddii. Misschien van J. W . J. Steenbergen N'al- Goor. Spiritus lenis (L. = zachte adem) , ps. vaft Jurriaan Moulink zie daar . i Spitzen, G. W . - , 1864 194j, geb. jl Stadskanaal, leraar, voorman van de Grol) l dialectbeweging, toneel- en prozaschrijvel l en dichter. Ps. Geer: Teis Pzn. Eerste bun. I dve1r sMcheieidn enl rtylan#dee/jrtzq/p, iuo', .a1.9 0T9,i egpevlwolagadr kd oo=r j knutselarij; vergelijk Tepdwercken. Een l bundel proza en poëzie verscheen 1937: Opslag in s'//ppei/z/a/zl. Van zijn toneel. werk het belangrijkst De Grtl/zl, 1918. In 1941 een bundeltje Groninger gedichten over Wildervanck, de stichter der Veenkoloniën. Na zijn dood verscheen nog Nauta's Glorie, veenkoloniaal toneelspel, uitgegeven door G. H. Streurman, die ook Leven t'F,' W erk van Geert Teis snmenstelde; 1949. Splinter, Johan -, genoemd Stavorinus, 1759 '88, uit Middelburg, was bij (le demping van het slavenoproer in Berbice, 1763; kapitein bij de tocht van Van Bramn naar Riouw, 1784. Zijn zoon gaf zijn refsverhalen uit. Spoelstra, Cornelis .v, zie Den Doolurd. Spoelstra, H. A. C. - , schreef een studie over De Invloed van de Duitscbe lettel'- l/zrJe op de Ned. in de 2e âe/// van de 18e eeuw, 1951. Spohr, W ilhelm -, D. schrijver, 1897 veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstral wegens socialistische propaganda, gaf 1899 een levensschets met bloemlezing van Mul. tatuli uit in 't D. en vertaalde daarna de werken van Multatuk. Spoker, ps. van Guido Gezelle; in 't weekblad Reinaert de P-/J; zie daar en Vleeschouwer. spondaeus, spondee) versvoet van twee betoonde lettergrepen; - - . Spoor, C. R H. - , 1829- '96, toneelspeler te Amsterham. Spoorwagen, De -, vel met zedelijke liederen, liedFoekje met op de titel een afheelding van een trein van 1839; nog heden herdrukt. spotliederen, o.a. in het Geuzenliedboek, op de Spanjaarden. Dit ook bij Revius: Op /.?CJ vergaen -?;/ Spaenscbe schip ,,t&r Heylige'n Geest.'' De Heyl'ge Geestwe1 eer opt (water sweefde Doe God de werelt schiep en maeckte al wat leefde. Maer ender 't water duyckt der Spanjaerts Heyl'ge Geest. Soo isset dan voorwaar den rechten niet geweest. Ook bij J. v. Veen, na de verovering der Zilvervloot, 1628: Siet den Ghetaanden Speck Jan dwarsvoet den Seinjoor, Don 'pock-mock den Maraan, den halfgewasschen M oor, Heeft snyingh in den buyck. . . Dan weer ec/z nieu Liedeken â/e Sinioor âE'Ez/? Mosselen gaen flzlzzygt>zz, dit naar aanleiding van de neerlaay der Spanjaarden op het Slaak, 1651; z1e ook Olipodrigo en Slaak. Spraakkunst: 10 Twespraack en verdere wer. ken van In Liefde l//eyt'/2Je; zie daar'. 20 Nederduytsche Spellinge, 1612, van de rederijker Jacob van der Schuere uit Me nen, schoolmeester te Haarlem; 50 Neder. I duytsche Spraec-konst, van Christiaan val) Heule; mathematicus te Leiden, 1626; 40 Noodige W aarschouwinge, van Anthonis de H%ert, rechtsgeleerde, vöôr zijn Psalmen, 1624; jo Snmuel Ampzing, godgeleerde, schreef in 1628 zijn Taelbericht. Verder: Arnold Moonen, dichter, Nederduitsche Spraakkunst, 1706; Sewel, 1708: David van Hoogstraten, Geslachtlijst, 1700; Lambert ten Kate. Aenleiding tot de kennis van het Verheven deel der Nederduitsche Sprake, 1725, 2 delen, waarover Bilderdijk zo uitvoer in zijn Brievenk Huydecoper, Proeve, 1730; Verlooy, advocaat te Brussel, Verhandeling op d'onacht der moederlyke tael, 1788, uitgegeven te Maastricht. Van F. L. Zwaan, Uit de gescb. der Ned. Sprukkunst, 1939. tricht. F. L. Zwaan, Uit de gescb. der Ned. Sprukkunst, 1959. Spraakkunst, Middelned. - ; Joh. Franck, Spinrocke Spraakkunst 502 Staatsman Mittelniederlândische Grtf>///ra//l, 1885, 2: druk, 1910., W . L. v. Helten, Nnl. Jpp.=l- Lunst) 1887., F. A. Stoett, M ndl. JpraJl- Lunst, syntaxis 1889; 3e drtlk 1923; T. H. le Roux en J. J. le Roux, M ndl. gramma- J/l,, 193j; 2e druk 194j; A. v. Loey, M nl. spraaLkunst 1-11) 1948- 1949. Spreek-woorden, eerste Ned. verzameling. Gemeene Duytsche s'preclzp//rler, Adct, gia ojt Proverbia gbenoemt, uitgegeven te Kampen, 1jj0. Overgenomen uit de D. verzameling van Joh. Agricola. Herdrukt door de hoogleraar Meijer a1s Oude Ned. SpreuLen: Groningen, 1836. Zie R#mspreu Len. Spreekwoorden, b'erijmd door Jan David', zie daar. Cats, in zijn Spiegel zwzi den ouden en den nieuwen ?##, 1632, bewerkte ta1 van spreuken en zegswijzen. Joan de Brune behandelde een hele bundel spreekwoorden op rijm in zijn Nieuu'c lF#r in Oude Leer-zacLenj 1636. Ook Roemer Visscher, Spleghel en Huy. gens gaven aandacht in hun werk op tle spreekwoorden. Zij allen hadden het roemruchte voorbeeld van Erasmus voor ogen, wiens L. Adagia (d.i. spreekwoorden) biJ zijn leven 62 drukken beleefden. Huygens berijmde in zijn Spaensche IFJJJEO een groot aantal Sp. spreekwoorden, 16j6. Spreekwoorden, verklaard door: ad, de Covk (oude gebruiken en volkszeden) , Gent, 1908: H. Fokke Simonsz., ,,op een vrolijke wijze verklaard'' met caricaturen r1810; G. J. Meijer, 1856; /. Harrebomee, 18j8- '70; /. #. Sprenger z'yfr Eyk, in he't bijzonder van de scheepvaart, 1836; uit het dierenrijk, 1839., uit het landleven, 1841., W. D. H. 5'//r/>2.>6, Erasmus over Ned. spreekw. 1873; C. Tuinman, 1720; E . Laurillard, spreuken aan de Bijbel ontleend, 1875; idem S. Zeeman; A. E. B. Herroemt Bacchus, in eenige honderden spreekw., 1874; Guido Gezelle, Loquelak Hzziazf/ Joos, Pvzef/wlc/;e Volksspreukenk JF///ez?;l, 1824; B. v. 4fé'/?7.y, 1886- '90; F. H, Stoett, 1902, twee delen; nieuwe druk der kleine uitgave 1950. K. ter Laan, Ned. 5'#rEvlwoorden, SpreuLen :77 Zegswijzen, 2e druk 19j0. Spreekwx rden, Friese .v, komen voor in De Freske Findling van M . Nissen, koster en onderwijzer te Stedesand in Sleeswijk, I 1873- '78, zeven boeken spreekwoorden uit de Noordfriese streken, vergeleken met de Friese, de Engelse en de Duitse. De eerste, die er aandacht aan schonk, was Prof. IF/ZJJeZ;S/r:/J; zie daar. Dan P. C. s'câp//E'zzia, Fr. sprw. le deel, 1826; het 2e deel van JF. Eekhojj, 1831. Spreeuwengaang, Zardammer - , brieven met boerterijen over modens, zeden en ma- Spreeuwtl-e, Het 'v, ,,fluitende en zingende allerhande liedjes,'' uitgegeven door 't gezelschap Demokriet te Haarlem, 1808; met meest Franse wijzen. sprekers, sprook:prekers, voordragers in 2e 14e eeuw, bv. Boudewijn van der Loren, Augustijnken van Dordt, W illem van Hildegaertsberch. Sommigen in dienst van bijzondere heren, anderen van een stad; nog anderen reisden rond a1s vrijesprekers. In de tijd 'van het Beierse huis waren er verscheiden Duitsers bij; de meesten kwamen echter uit Noord-Nederland. Zij droegen berijmde verhalen voor; zie sproLe. Sprenqer van Eyk, J. P. 'w, 1777 18j9, domlnee-letterkundige, verzamelaar val) Spreekwoorden. Zie daar. Spreuken en Gezegden aan den Bijbel ontleend, zie Laurillard en Herderscbee. Springh-Ader, Der reden-rijcken -, zie 1,F#. ngaertleancien. sproke, M .E. naam voor een verhalend ge. dicht met ernstige inhoud, tegenover de boerde, hetzij bemstend op mondelinge overlevering, hetzij geput uit L. verzamelwerken 'als Vitae #,/r/?>/; = Van het leven der Vaderen ('t Vaderboek) , Gesta Romanorum (Daden der Romeinen) , Divdo.. gus Miraculorum (Tweegesprek over de Wonderen) , Liber Hp//zzi ('t Bijenboek) en Legenda a/zrtw (Gulden Legende) . Zestig sproken en boerden werden door Potter berijmd in Der Minnen Loep. sprookjes, het eerst verzameld door Jacob en Nvilhelm Grimm voor Duitsland, 1812 - ' 1j. Daarna ook bij ons; zie Overleverër. gerz. Pol de Mont en A. de Cock gavel) de Vlumsche Volissprookjes uit. Jozef Cornelissen en J. B. Vervliet verzamelden Vlaamsche Volksvertelsels c/z Kindersprookjes. J. R. W. Sinninghe gaf Jp Nederland- Je Sprookjes uit; 1942. Zie ook Kunst, sprookjes. sprooksprekers, zie spreke3.s. Sprooksprekerstoneel, naam door Te W inkel gegeven aan de Abele spelen en sotternieën. Sprotje, het leven van een kind uit het volk, met 2 vervolgen, van sjùrgo adzi//rl, 1905 '9; realistisch werk. Spruyt, Dr. Cornelis Bellaar - , 1842 1901, hoogleraar in de wijsbegeerte te Amsterdam 1877, Kantiaan', ijveraar voor volksweerbaarheid; secr. v. d. Ned.- Zuidafrikaanse Vereeniging 1884 '97; schreef 1896 Ajrikaners en Nederlanders. Spyeghel der Salicheyt van Elckerlyc, Den - , zie Spiegel en Elckerliic. Staatsmaw De - , een van de 10 oden van Onno Zwier van Haren, aan zijn zoon pieren, door de Verreezene Spotter P.N.Z.. 1707. Spreekwoorden Staatsprijs Stalpaert van der W iele W illem Anne, met de bekende regels: Onthou, dat in regeringszaken De naam van Macht is nimmer wks; En leer op nietwes staat te maken motto boven Jan, /tf,7,2:/jé' en bun jprp/: Lird en vétsr Potgieter ge- Fruikt door J. de Bosch Kemper voor zilll werk over De 5'?J,/l?./rJ#: Partöen, 1837. Staatsprijs voor Letterkunde, ingesteld 1947, (P. C. Hooftprijs) ; voor 1947 toegekend aan willen Arthur van Schendel VOOr zi-n J roman Het oude /J,///.fC1'1aan in eijgen krachten is. Dit geen laatste a1s A1s 't mevrouw Amoene van Haersolte voor haar novellenbundel Sopbie in de Koestrttat. IA 1948 kreeg A. M. Hammacher de prijs voor zijn essay ,,Eduard Karsen en zijn vader Kaspar''. Na dc roman en het essay kwam de poëzie aan de beurt in 1949: bekroond werd Achterberg met zijn dichtbundel: f,2 Jezus Jc/arcc/ in âc/ zand. Simon Vestdijk' verwierf in 19j1 de prijs voor zijn roman De Vuuraanbidders. De prijs is f 2j00. Staatsprils voor Vlaamse tetterkunde, toegekend uit naam der Kon. Academie, het eerst aan Conscience met De Loteling: 1860 Prudens van Duyse, Mw. Courtmans, Het G:- Jagcr, roman; 1870, Conscience, Bavo en Lieveken', 1875 Tony, Ernest Staes', 1880 Po1 de Mont, Gedicbten', 188j Jan van Beers, Riizende l/,rE'à;', 1890 Hilda Ram, Gedickten', 1895 Virginie Loveling Een #z?7't, e'ef novelle. In 18j8 werd in België een driejaarlijkse prijs ingesteld door minister Rogier votlr het beste oorspronkelijk toneelwerk. Z@e toneelletterkunde. Stabat mater (dolorosa) , (1-. = de (bedroefde) moeder stond) , het beroemde kerklied van Jacopone de Todi, vertaald in de 1je 18j5. Verder Nazomer; 1865 scbenk van Jt'/; eeuw : O hoe droeve Vfas die suete Moeder Vertaald ende hoe onblide gebenedide oovka nd odoern Veoenndigeeln Sone. a1s Kruisklacbt. Uitgegeven door Dr. L. M . F. Daniëls O.P., 1939. Verder vertaald door Bilderdijk. Ten Kate, Jos. Alb. Thijm, Dr. J. J. F. W ap e.a. Staden, Dr. Alexius van x, ps. van Dr. J. ten Brink. Stadhuis, Inwijding van 't nieuwe ,-w, gebouwd door Jac. van Campen, 's Werelds achtste wonder, 1648 165j; gedicht van Vondel: De zeven Volcken? alle uit eenen (Dultschen stam, Bekennen dat hun heil, (van Godt en Amsterdam, Gelijck een morgendau en zegen, (ner komt vallen. Verder bezongen door De Decker, Anslo, Jan VoS, Huygens. Stadspredikant, De - , zie Mastland. Staetwecker, van Vondel, zie Vrye ZEvvaert. stafrijm, zie alliteratie en r#mstaven. Stalboef, De ev, Fallade van Hofdijk. 't V' er.. haal van Reynout van Brederode, de Hoekse Faljuw van Kennemerland, overvallel, door de grauwmutsen, de Kabeljauwsen, in 't duin van Castricum, gered met opoffering van eigen leven door zijn ,,stalboef''. 13j8. Een van de meest romantische bal. laden uit Kennemerland. Stallaert, Karel Frans - , 1820 '91, geb. te W erchtem in Z. Brabant, archivaris der burgerlijke godshuizen te Brussel; schrijver over geschiedenis, taal en letteren. Gaf Die Sevenste bliscap van Maria uit, 1887, en 't gedicht van de VII Vroeden, 1889. Zijn Glossarium van verouderde Recbtsterwezz werd 1886 '87 uitgegeven door de Mij. v. Letterkunde. Ook schreef hij over Kloosterbibliotbekenk hij vermeldt daarbij de inventaris der abdij van 't Rode Klooster (Rodendaal, Rode Cluse) bij Brussel met de gedichten van Hadewych. Over Stallaert een studie van Th. Coopman, 189j. Stalpaert van der W iele, Johannes 'v, 1579 1650, uit Den Haag, van adel, studeerde te Orleans, advocaat in Den Haag, 1606 tot priester gewijd te Mechelen, promoveerde in de godgeleerdheid te Rome; pastoor te Delft 1612) rector van 't Begijnhof aldaar 161j. Dichter in M.E. trant, o.a. van een lied op de Broeders des Gemenen Levens en van liederen op de kerkelijke hoogtijden. Een strijdschrift voor de kerk was zijn Roomscke Reys, een sa. menspraak 1624, in afwisseling van proza en poëzie. ln zijn kracht is Stalpaert in zija liedboek Den 5't->l? der geestelijcke Lojsangen, 1634, b.v. in Sint Agnes' Bruylojt. Van 1622 reeds. was zijn gedicht van he'. ï'rrouuselicb Cieraet z/ufzz Sint Agnes ver- JwceJ/, een tegenhanger van Huygens' CostelicL .tJ'1W van 't. zelfde jaar. Zijn werk weer bekend door Alberdingk T/J#w. 1853, en door een bloemlezing van Van Vloten in het Klassieh LetterLundtg pa/z//7.ct/>i, 1 865. Na Stalpaerts dood werd nog een strijdzang uitgegeven: Extractum L'a//pt?/jcrzr, d.i. algemeen mlddel, n1. j,tegen alle gebrekela van verwarde Herssenen,'' 170 ),do- '' SeS uit een , ,likkepot'' , met nog een Peperbuysken zzlz/ bygevougde C'5r/#/:r, 25 ,,liefelijke lofzangen.'' Begraven in de Oude Kerk te Delft: Siet hier de plaets van rust Van die sijn levens lust 503 stamboek W as deucht met vreucht te zoecken; het lichaem legt hier doot, de ziel in Ahrhams schoot, zijn geest leeft in zijn boecken. Anna Roemers. Hij is de krachtige voorvechter van de Contra-Reformatie. Studfe over Salp- t van der Wielen met bloemlezing, door G. J. Hoogewerff, 1920. stamboek, oude nanm voor een verzameling van stukken. Zo Stamboeb op de JNJIC/PCJ/ van J/ârrr, Koerten; zie daar. Stamperius, Jacob - , geb. te Wilhelminadorp bij Goes 1858, schoolhoofd te Amsterdam, schrijver voor de jeuyd, f 1936. stampie, uitgesproken stampta, M.E. naam voor een dansliedje. Jan van Boendale prijst in de Brabantscbe Yeesten ,,die goede vedelare Lodewyc van Vaelbeke in Brabant'' die vant van stampien die manieren, die men noch hoert antieren. Ook in Madelghip vindt men er een voorbeeld van. Stanberg, Napolo n de - , 1829- '75, uit Gent, liberaal dagbladschrijver; dichter van Politieke rejereinen en Liberale Liedekens en van de cantate Jacob van Artevelde, getoonzet door Gevaert, uitgevoerd bij de onthulling van hd standbeeld op de Vrijdagmarkt, 1863: O Glansrijk Verleden, Rijs op uit uw nacht, Vermeld aan het Heden. W at ge al hebt geleden, W at ge al hebt gestreden, W at ge al hebt volbracht. Ook schreef hij toneelstukk-en; hij vertaalde Tartujje en Macbetb in verzen. Bekroonde verhandeling over H. Peene (18j8). standenpoëzie, naam door Dr. G. Kalff gegeven aan de poëzie der M.E., uitiny niet van individuen, maar van standen: rldderpoëzie, geeestelijke poëzie en poëzie der gemeenten. Standpunte, onafhanklike kwaltaalhlad vil' literatuur en kuns, van N. P. v. W ijk Louw, W . E. G. Louw en H. A. Mulder. sedert 1946. Nu ook Greshoff in de redactie. Standpunten in de Literatuur; van de criticus door Raymond Herreman, van de dichter door Richard Minne, van de romancier door Huihert Lampo; Gent, 1948. stanza = 8 regelig couplet van vijfvoetigt jambenk riimschema ab ab ab cc. Bij Tasso in zijn Jeruulem Verlostk bij Ariosto in Razende Roland. Vandaar over heel Euro. pa. Bij ons bv. De Va1 in Schaepmans Aya Sojia. Stapelkamp, Cbr. - , geb. 1879 te Loosdrecht, dirKteur v. d. Chr. H.B.S. te Groningen 1917 '44, stelde een aantal letterkundige schooluitgaven samen: Da Costa, Floris Z van Bilderdijk, Revius, Marnix. Stapelveld, Jean 'v, geb. 1887, toneelspeler, romanschrijver, dichter van liedjes, toneelschrijver. Star in den nacht, Eene N , historische roman van 1853 van Elisa Schiotling: verheerlijking van Girolamo Savonarola. Staring, M r. Antony Chrlstiaan ' W ynandt 'v ', 1767 1840, geb. te Gendringen, promoveerde 1786 te Harderwijk en gaf meteen Mijne eerste proeven uit. Studeerde daarna 2 jaar te Göttingen in de landhuishoudkunde en vestigde zich 1791 op de W ildenborch onder Vorden, bij Lochem. Dichter van natuurgevoel; bleef geheel buiten de staatkundige woelingen van de Patriottentijd: Gij bosschen van mijn erv, gij akkers zult de paalen Van mijn begeerten zijn; 1786. Reeds in 1783 was hij 1id geworden van Kunstliefde spaart yeen vlijt''; zijn vroeyste gedichten staan ln de W'erken van d1t genootschap. In 1787 bedankte hij voor 't Haagse dichtgenootschap. Zijn Eerste #r5t'- ven had hiJ reeds zelfstandïg onder eigen nanm uitgegeven. Er zijn gedichten in met sentimentele inslag, er zijn verzen over vriendschap en liefde en er zijn romancen naar Feith en Moncrif, in de stijl van die tijd, maar reeds met eigen stempel, ofschoon Staring er maar weinig van opnam in zijn latere werken. Hij schreef eel) verhandeling over de romance. (Opgenomen als bijlage in Zijdervelds studie over de Romancepoëzie.j Feith werd nu de raadsman, W iens hand de Citer hulprijk spande, Die 't stil genot van mijne Jonkheid (was. De Dicbtoejjening van 1791 staat reeds heel wat hoger dan de Eerste Proeveu. Nu komen ook gedichten met vaderlands gevoel: W ien dankbre Trouw in 't harte gloeit, En Neerlands bloed in d'adren, Dien volgt waar 't Lot hem elders (boeit De woning zijner vadren. En de romances, ontleend aan de geschiedenis van Gelderland, b.v. Hoop verloren, Trouw bewaard, verteld in de trant van Cats. Verder de eerste puntdichten, naar Huygens' voorbeeld. ' Na 1791 gaf Staring vooreerst geen werk meer uit. Pas in 1813 kwam z-pn Krijgs- Se#; toen deed hij volop mee met de Vrijheidsdichters. ln 1820 gaf hij zijn Gedicbten uit, in 1852 ziln Winterlooj; in 1837 504 Staring Starkadd de tweede druk van de Gedichten. Er blijkt uit, dat hij de Verlichting trouw hleef en verdraagzaamheid voorstond. Gering in omvang is zijn werk; het puntdicht was bij hem in eer. Poëzie was ar- Feid voor hem, onder invloed van Horatius. Hij verenigt het vernuft van Huygens met de kunst van vertellen van Cats. De nieuwe uitgave toont overal, dat Staring zijn eigen werk heeft verheterd en verrijkt. De stof voor zijn dichterlijke verhalen putte hiJ o.a. uit de Gelderse geschiedenis: Folpert z?= Arkel, Arnbem z'tvrllz, Het s'f'/f/p van Bommel. Of uit de vaderlandse: Tuchtiging der Algerijnen. Aan de dichters Fetth en Spandaw hrengt hij hulde: U a1s dichter na te streven, Eischt kunst, die hij ontstaat. Een zang des tijds was zijn vloekpsalm A4n de J?W Parijs, toen deze zich in 181j weer voor Napoleon verklaard had, die van Elba terugkwlm. Andere tijdzangen zijn die van 1830 tegen de oproeriye Belgen. Zijn gedicht Het Stoomtuig ls een hulde aan de vooruitgang. Hij werd geprezen door Potgieter in de le iaargang van De Gids en later door Busken Huet, vooral ook om zijn oorspronkelijkheid: Alcest, wilt gij den Zangherg op? Zo rijd een eigen paard - geen huurknol haalt den top. Staring gaf in 1837 ook een bundel proza uit als Kleinç l'xv/xlez;. Twee ervan in 1941 opnieuw uitgtgtven in de W.B. Zijn Leven geschetst dtoov B. Luloh, 1843. Beets gaf de G eJ/zev van Staring uit met een meejterlijkv In,l.'eidting. Maar Beets nam de gedlçh. ten op in dç laatste redactie van Starîng, doch met de jaartallen der eerste. In 1916 verschenen de Brieven van Staring, ingeleid door G. E. Opstelten. S1aring als z'eril/ez;: dicbter, proefschrift van C. S. Jolmers, 1918. Bloemlezing uit de Poëzie door J. H. v. d. Bosch. itarkadd, 1898, drama van Hegenscheidt, zie daar. Opgenomen in de Bibl. der Ned. Letteren, 1939. Fiyuur uit de Noorse overleveringen; de heldense held uit de W ikingtijd, beschermd door Odin, die hem de levensduur van drie mensen verleent. itarrenhemel, De 'v, beroemde cantate van Van Alpben: 't Is alles hemel wat men ziet; Zelfs bergen vlugten heen. 't Verdorde blaadje schuifelt niet, 't Gestarnte spreekt alleen. Opgenomen in de M engelingen van 1783. itarter, Jan Jansz. -, 1594- 1626, geb. te Londen uit Engelse ouders, die 1607 waarschijnlijk om 't geloof uitgeweken zijn naar Amsterdam. In 1612 werd hij 1id van 505 Starter de Tqlantier, fn 1614 was hij boekverkoper- ultgever te Leeuwarden. Hij tropwde claar met Nieske Heynisdr. ln 1617 rlchtte hi'j de rederijkersknmer Ocb mocbt bet r#.f:z0/ op. Voor die Kamer dichtte hij twee tragi-comediën: Timbre de C/AJPN: en Dnraide. Reeds in 1614 was hij begonnea mvt zijn Nieu Liedeke'n tot loj lpiz?; Fries-. /J?2J,. noyt schoonder Vrouspersonen de blonde son bescheen. Hij kreeg Ds. Bogerman, voorzitter der Synode van Dordrecht, tegen zich; in 1619 werd alle toneelspel in Leeuwarden verboden. ln 1620 stierf de stadhouder W illem Lodewijk, door Starter verheerlijkt; de dichter gaf de strijd op en werd student te Franeker. Vandaar ging hij naar Amsterdam voor Fesprekingen met de uitgever Voscuyl, en hij bleef er. In 1621 werd Daraide vertoond in de Academie en kwam de Friescbe Lustbof uit, geprezen door Scriverius en Rodenburg en 25 anderen. Nu sloten in 1622 twintig Amsterdamse koop- 1ui een contract met Starter, waarbij zij hem 12 Carolusguldens a1s vast honora- Hum toekenden voor liedjes en gedichten. Zijn gezin bleef in Franeker in benarde omstandigheden. Hij zelf gaf 1622 de vermeerderde Lusthof uit en voltooide Brede- To's Angeniet. Hij dichtte een lofdicht op 't ontze't van Bergen-op-zoom, op Frederik Hendrik, op de Amsterdamse schutters en op Prins Vfillem, 1623. Van 1624 is een Steek-Boehjen. Zie daar. ln 1625 was Starter yyhistorieschrijver vaa den Grave Ernst van Mansfelt''; in 1626. vertoefde hij op diens huis Lauwenburch (aan de Elbe boven Hamburg) ; nog in 't zelfde jaar is hij gestorven in de oorlog. Daraide is aan Amadis ontleend; de ingevoegde kluchtige tussenspelen zijn het beste, vooral de klucht van Jan Soetekouw .en Neel Snaversnel. Het Kluchtigb Tajel-spel wr Melis Tys- .J:/z heeft 9 ingevlochten liederen; vergelijk Klucktig-Tsamen-gesang. 'Op het gebied der satire leverde Starter Den nieuwen Kuyper, ,,afheeldende den staet van den tegenwoordighen tijd.'' Een ander tijdgedicht is De Loj van J: Toback. W eer een ander de Menniste Vry- ,agie. Bekend werd Starter door zijn aardige drink- en andere gezelschapsliederen, op ,de wijzen van Jacques Vredeman, musyckmeester te Leeuwarden; wel het meest gezongen : Is Bommelalire zoo groote geneughd. Bekend werd hij ook met andere dichters; hij sclnreef in 1624 een loflied op de Miltmedichten van Jacob W esterbaen. Stastok Steen ln 1862 gaf W . Eekhoff een bloemlezing van Starter uit . met zijn levensgeschiedenis; in nieuwe spellipg; in 1864 kwamen de volledige werken, uitgegeven door Van Vloten; in 1895 een bloemlezing door Dr. C. H. Ph. Meijer in 't Klassiek Lett. Pantheon. Zijn roem werd verduisterd door een vers in Camphuyzens Rijmen: Starters Boekbestraffing, 1627; daarin heette de Lustboj dertel en ontuchtig.'' Dit oordeel werd opgenomen in Loosjes' roman van Maurits Ltjnslager. Zie beneden. Starters lijfspreuk was s,l-eer volmaekt Natuer,'' maar later koos hij ,,Gonst baerd Nijd.'' Niet ten onrechte. In De geest van A1. Ganâneb Tengnagel in J'az2- dere werelt, een schotschrift, leest men: 'k Sie de groote Bruyloft Hymen, Starter 1meen ik, die de maet Van zljn staet verloor door rymen, En moest sterven a1s soldaet. Van Starters dood is verder niets bekend. Doch de 4e druk van de Lusthoj, 1627, is gelijk aan de derde. Starter werd hard gevallen ,,over zijn derte1 en ontuchtig Liedboek'' door Christoffe1 van Langerack, predikant te Harmelen, a1s Remonstrant ontslagen. Diens gedicht werd aangezien voor werk van Camphuyzen en in diens Stichtdyke Rymen opgenomen. Studie van J. N. Brouwer; zie Campb.; 1940. M . M. Kleerkoper gaf in 1911 de Bibliographie van .î//r/pp'.f W es'- ken uit. Stastok, De Familie - , eçn der schetsen in de Camera, Obscura, dié de grootste opgang gemaakt heeft; zie realisme. Daarin de geschiedenis van het diakenhuismannetje, ,,de bloem der sentimentaliteit.'' Statenbijbel, de overzetting van het Oude en Nieuwe Testament op last der Staten- Generaal door Translateurs en Reviseurs uit alle oorden des lands, 1626- '57. Vo1- gens besluit v. d- Synode van Dordrecht, 1618. De 3 translateurs van het O.T. waren een Fries, een Zeeuw en een Vlaming; de 4 reviseurs waren uit Brabant en Vlaanderen, uit Holland en Overijsel. De 3 translateurs van het N.T. waren een Vlaming, een Fries en een Delvenaar; de reviseurs waren uit Vlaanderen, Holland, Utrecht en Drente. Zo werd de Bijbel een monument van taaleenheid; geen boek is zoveel gelezen. Historie -zz de Overzettinge door Nicolaas Hinlôpen, 1777. De Resolutiën betrejfende de taal luv den Statenb#bel, door J. Heinsius, 1919. De voornalmste vertalers: de beide Friezen Bogerman en Festus Hommius en de beide Vlsmingen W illem Baudaert en Antonius W alaeus; secretaris Revius. De Statenbijbel en zijn die van Dr. C. C. de Bijbel. Stauffacher, Mej. N, zie Staverman, Dr. W . H. 'w, in 't Ned. te Deventer. voorgangers, stu- Bruin, 1937. Zie Jeanne Wageli. geb. 1881, leraar Robinson (;P./,/Jt?J in Nederland, 1907. Medewerker aan Dichterscbap e79 WerkelijLheik 1958, en aan 't Panorama) 1948. Verzorgde 1940 voor de Bibl. der Ned. letteren een bloemlezing uit Busken Huet's Litt. FCJAZ//J/JT; a1s Por- Jrel/tpz; van Nederlanders. Stavorinus, zie Splinter. Stecher, Jan August x', 1820- '92, geb. te Gent, hoogleraar te Luik; schrijver in 't Ned. en in 't F. Histoire de & Littérature nhrlandaise en Belgifue, 1886. Stedekroon van Fredenck Henrick! lofdicht van Vondel ,,op den grooten trlomf van Maestricht en d'andere steden,'' 1632. Stedestemmen, bundel gedichten van Huygens ter ere van de stemhebbende steden van Holland en W est-Friesland, 1624. Steek-boeklen! versjes biJ prentjes, een stel voor de vrljers en een voor de vrijsters, die men opsloeg door er een speld bij te steken. O.a. van Starter, 1624; nog in 1786 herdruk-t bij Koene te Amsterdam; Om daar door te weten Der H erten secreten. Steekproeven, boek met essays over de Ned. Letteren door Dr. G. Stuiveling, 19j0. Daarin Douwes Dekkers eerste drama met het betoog, dat het beruchte kastekort nooit heeft bestaan. Verder over Huet, over Perk's Nalatenschap. over de zaak Lieven Nijland, over Maurits Sabbe, Van Schendel, Du Perron enz. Steele, Sir Richard ,v, 1671- 1729, lers schrijver, redacteur van de weekbladen The 7Q//er (Praatvaar), 1709 en Tbe 5'#ec/a//F, 17 10-'13., de eerste E. schrijver van moderne opvatting tegenover de vrouw. Voor. beeld van de Spectator van Justus van Effen. Tbe Tatler had een oplaag van lj 000 exx. Zijn Boehziul der Jujjers werd in 5 delen te Amsterdam uitgegeven, 1734- ' 48 . Steen, Eric van der -, ps. van Mr. D. Z1jl- J/ra, geb. 1907 te Vere, dichter van Gemengde Bericbten, 1952, en van verschillende andere bundels, ook van een bundel verzen onder ps. (Pietj #,W/j:?;J Sr., 1939. Met b.v. W ie over een eeuw dit lied leest, Is beter af dan ik: hij moge er hartgrondig om wenen, maar 't is niet zijn laatste snik. En ik daarentegen wat bleef mij ? Ik hoop van een kleinen roem 506 Steen Steenhoff-smulders, Albertine N , 187 1 1933, hoofdredactrice van De Kalb. Vrouw, 1920. Schrijfster van verzen, legenden, romans: Jan 1w:2 Ariel: 1908; Jacoba fz'ar Beieren, 1908. Steenmeyer, Joannes N, 1791- 1864, predikant te Arnhem; beschreef het leven van ïvilbelm Broes. Schrijver van romans, o.a. Loosdrecbt: 1946, en van korte verhalen (Zeepbellez f'7z Handgranaten) . In 19j0 ontving hij een Rijks-reisbeurs van f 2000 voor de novelle Vuurwater. Steen, Peter van N , geb. 1904 te Amsterdam, schrijver van romans, novellen en gedichten. Revue der Dagen, 1938. Steenbergen, Albertus v , 1814 '94, sedert '57 gemeenteontvanger te Hoogeveen, schrijver, o.a. van de mystificatie over de Clappé''' der Calioens. Steenbergen, Paul ,v, geb. Amsterdam 1907, toneelspeler. Steenbergen van Goor, J. W . J. N, 1778- 1856, uit Amsterdam; praeceptor te Gouda, 1798 ontslagen a1s Oranjegezind; boekverkoper te Leeuwarden; vertaler van meer dan 50 werken; prozaschrijver. Zie Spiritlts xrper et Ienis. Steenbergsche familie, De 'v, avonturenroman van P. de W akker van Zon, 1806 - '09, met de verkondiging van vrijzinniggodslienstige denkbeelden. steendam, Jacob ,v, 161 6- vöör 1675, 1id van de ,,Dightschool'' van Jan Zoet. Hij was 1640 ,,kranckbesoecker'' geweest op de Goudkust en werd later voorzanger te Zaandam. In 1649 gaf hij Mlnne-slnnebeelden en andere verzen uit in de bundel De Distelvink. Van 1650- '62 was hij koopman te Nieuw-Amsterdam; van 16j9 ls zijn Klacht van Nw. Amsterdam, van 1661 Tloj van Nieuw-Nederlanf van 1662 dagtekenen zijn Prickel-vaersen achter het plan van kolonisatie van P. C. Plockhoy. W eldra was hij weer in het land terug', in 1666 ging hij a1s ziekentrooster naar lndië en werd weesvader te Batavia, w aar hij 1670 een Lojdicht op de Stad IAtJfz'/;r/ schreef en aldus onze eerste koloniale dichter werd. Over hem een studie van S. Kalff in de Indiscbe Gids van 1907. Hij schreef een satire op rijm tegen Vondels Adam in Ballingschap: Steenwinkel, Mr Jan 'v, 1754 1812, gaf met Clignett 1784 '85 Maerlants Spie- ,g/zt,/ Historiael uit; verhuisde tengevolge van de Omwenteling van 1787 naar Antwerpen, vestigde zich 1795 te Harderwijk en werd er vrederechter. Met Bilderdijk bezorgde hij de derde Partie van de Spiegbel Historiael, 1810. Steenwijk, Frans van -, 170j '88, dichter van ,,gladde'' verzen, geprezen door Pater, vriend van Feitama. Gldeon) heldendicht, 1748; Claudius Civilis, idem; 1774. Hekeldicbt tegen de Bruilojtsvaerzen. In zijn tijd ook de beroemde toneelschrijver van: Ada, gravin 12JJcâW// bevindt zich het enige ex. van Merlijn, 36 000 regels. Steinmetz, F. F. C. -, 1827 '97, Rijksontvanger, dichter van Een Liejdegijt, ten voordele van Schokland, 18j2. Steinmetz, J. R. 'v, 1829 '99, broeder van de vootgaande, officier, ook dichter. Schreef het levensbericht van zijn vriend Mr. S. J. E. Rau. 1888. Stella Oristorio di Frama, ps. v. Mina rr#- j'cmdt?p haac naam a1S zangeres. Stella Violantilla, zie Lucie Srpe#e/e/. Gij sijt den Adam, die in Ballingschap Gods Eden En waerheit mist. . Steengracht, Mr. pensionaris van Pieter Boddaert, van het hof van Johan o-, 1692--1743, A4iddelburg ,gaf maet ATr. 1694--1#59, president Vlaanderen en met Mr. 1717 en '28 twee buntljdLortingen uit. Pieter de la Rue in dels Dichtlievende In de schaduw der monumenten voor de dichters M a r s m a n en B l o e m. Daar za1 soms een vrouw Staan talmen, wier oogopslag ziel verraadt - totdat heur hondje klaar is en zij weer naar huis toe gaat. 507 Stella Violantilla Stem Stem, De -, ts. van Dirk Coster en Just Havelaar? vooral voor de humanistische en vrij-religleuze jongeren, 1921. Nu onder redactie van Dirk Coster en Anthonie Donker; md Critisch Bulletin sedert 1930. Opgeheven met ingang van 1942. Na de oor- 1og De Nieuwe Stem. Stem van Suid-Afrika, Die - , het Zuidafrikaanse volkslied van Langenhoven: Uit die blou van onse hemel, uit die (diepte van ons see, Oor ons ewige gebergtes waar die (kranse antwoord gee, Deur ons vér verlate vlaktes met die (kreun van ossewa Ruis die stem van ons geliefde, van ons (land Suid-Afrika. Ons sa1 antwoord op jou roep-stem, (ons sa1 offer wat jij vra: Ons sa1 lewe, ons sa1 sterwe, ons vir (jou, Suid-Afrika. In die songloed van ons somer, In ons winternagse kou, In die lente van ons liefde, In die lanfer van ons rou, By die klink van huwliksklokkies, By die kluitklap op die kis, Streel jou stem ons nooit verniet nie, W eet jy waar jou kinders is. Op jou roep seg ons nooit nee nie, Seg ons altyd, altyd ja: Om te lewe, om te sterwe, Ja ons kom, Suid-Afrika. Stemerding, S. -, onderwijzer, later dir. v. een kweekschool te Rotterdam, schrijver van opvoedkundige romans en schetsen, o.a. van de bundel Gekiekt. Stemmen des Tijds, 1911 '32, Calvi. nistisch tijdschrift, dat het andere blad Ons T#JJCâr#/, 1897 1914, verdrong. Leiding van Dr. Tazelaar. Letterkundige kritiek J. Jac. Thomson, J. C. van Dijk en Molenaar. De jongeren richtten later Opgang en Opwaurtscbe W egen op. Stempels, Bob 'v, 191j '59, dichter. Sterck, Dr. J. F. M. -, 1859 1941, geh. te Amsterdam, leerling van J. A. Alberdingk Thijm, uitgever, daarna inspecteur bij het Lager Ondem ijs tot 1924; schreef Bilderdijk na z#z; uitwiiking, 1915; Vondelstudiën; leider van de uitgave van de werken van Vondel door de W ereldbibliotheek, 1927 '37. Van 1928 is zijn studie Van Rederijkerskamer tot 41z/jAp'- kringk van 1918 Oorhonden over FtpzilE'/ en z#>; kringk van 1934 Onder Amsterdamscke bumanisten (Alardus, Corn. van Oostsanen e.a.). Vondelbriepen. Sterlinckx, Pieter ev, van Heenvliet, dichter van Geuzenliederen onder de spreuk Cnt#t sonder verw#t. In 1j80 vertrok hij naar M echelen, uitgeluid door een bundel Rdereynen. Bij zijn vertrek had er namelijk een refereinfeest te Heenvliet plaats, waaraan de Kamers van Vlaardingen, Briel- 1e, Rotterdam, Schiedam, Zwartewaal en Nieuwenhoorn deelnamen. De vraag in 't vroede luidde: W at menschen treurich leven en vrolic sterven. De bundel refereinen werd uitgegeven a1s Diversche Rejereynen t'/z#E'' Liedekens uit Hollant ende Zeelant. Sterne, Lawrence - , 1713- '68, E. humoristisch prozaschrijver. Een reis door Frankrijk en Italië was aanleiding tot zijn Sentimental Journey: d.i. de beschrijviny der sentimenten en niet der ontmodlngen. Oefende grote invloed op Ockerse, Van der Palm en Bellamy. Geel vertaalde de Sentimental Journey en vestigde daardoor in het bijzonder de aandacht op het E. humoristisch proza. Zo oefende Sterne zijn invloed uit op Hildebrand, Klikspaan, Jonathan en Van Koetsveld. Over Laurence Sterne en de Ned. schrijvers van 1780- 1840 een studie van Mw. Dr. F. L. W . M . Buisman-de Savornin Lohman, 1939. Sterre, de naam die Huygens in zijn Daghfz'erf'l gaf aan zijn vrouw, Suzanna van Baerle. Bij haar dood in 1637 het Lied Aen Sterre: Hoe is 't beloven 1) V an Soo M et en ons vergaren haest verstoven wind baren ? Stevens, G. van 'v, 1772- '97, pater Dominicus, dichter van Sodoma en Gomorrha, treurspel in 5 bedrijven, 180j vertoond door D'Ungeleerden van Lier. Steversloot, Laurens 'w, 1672- 1756, predikant te Leiden, dichter van Mengelstofjent 1718; van Papehost, opgedist /'z2 geuse scbotelen, fe1 tegen de Roomsen, 1720., van het heldendicht Jona de projeet, 25 berijmde preken. De Papekost werd door de Regering verboden; toch kwam er in 1720 nog een Vervolg op. En in 1725 verscheen Geuse- JJJ?, opgedist in Pupse Jcât//E4:w, tegen de oppermacht des Pausen. Stevin, Simon 'v', Stevijn, 1548- 1620, wiskundige uit Brugge, generaal-kwartiermeester van Prins Maurits, uitvinder van de zeilwagen en van de tiendelige hreuken, ontdekker van het parallelogram van krachten, ontwerper van het plan van Batavia, was ook een groot voorstander van de opbouw van de Nederlandse taal en toonde zfch in zijn Vita Politica of Het #/zr,gâ:p'- 1ic Leven, 1j90, een vijand van alle vreem- 1) de vrogde. 503 Stevin Steyl-oir de woorden. Zijn Wisconstige Gedacbtenissen zijn eveneens in zuiver Nederlands geschreven. Het Burgberlick Leven, opnieuw uitjegeven door de stichting Oude Letteren ln de W .B., 1940, eerste herdruk van de uitgave van 1j90, over de plichten der burgers tegenover de overheid. Voorwoord van Prof. de Voojs, met een inleiding van Dr. Annie Romeln-verschoor en een bijdrage van Prof. Overdiep over de taal. Steyl-oir oj de schynbeilige bedrieger, de eerste navolging van Molière's Tartujje: 1667, verschenen 1674; herdrukt 1677 en 1713. Steyn, M artinus Theunis - , 1857- 1916, president van de Oranje-vrijstaat 1896; door de ellende in de Boerenoorlog yebroken; getroffen door een beroerte tljdens zijn rede bij de inwijding van het Vrouwen- monument te Bloemfontein en aan de voet van het Monument begraven. Tijdens de Boerenoorlog wijdde Albert Verwey een gedicht aan hem. Steynen, J. -, geb. 1876, schrijver van Proletariërs, 8 schetsen, 1903. Stichelbaut, Albericus N , 1754- 1837, broer v. d. volgende, pastoor te Meygem, dichter van Jerusalems berstelling (onder Cy.. rus), in 12 boeken. Hij was uit Gent. Stichelbaut, J. A. -, 1746- 1814, armmeester te Gen , t dichter van Ojjer van v4/pa/. bam en andere stichtelijke verzen. stichtelilke gezangen, zie liedboeken. stichtige punten van onsen oelden zusteren, Hier beginnen sommige x , levensbeschrijvingen van zusters uit het Meester- Geertshuis te Deventer en uit het kloostel te Diepenveen. Uitgegeven door D. de Man, 1919. Stiefmoer, De .w, 1684, klucht van Asselijn: een man, die hertrouwt met zijn meid, onder de plak komt? maar weer baas wordt. Daarnaast De Sttefvaar, de koopmansweduwe die met haar pakhuisknecht trouwt. hemelboog, zo lang zijn schone spraak voor 't oor niet gaat verloren. Stille Opmars, bloemlezing van ,,verzen vall de nieuwe generatie'', 1942. Met inleiding van F. JF. v. Heeriibuizen. Stimmen der Völker, zie Herder. Geen gnkel Ned. lied werd opgenomen! Stlnissen, P. J. N, geb. 1847 te Peer in Belgisch Limburg, onderwijzer; schoolopziener; schrijver over opvoeding en onderwijs; dichter. Stinstra, Johannes -, 1709 '90, Doomgezind leraar te Harlingen, kwnm op voor geloofsvrijheid. Zijn geschrift werd veroordeeld door de Friesche Gedeputeerden; hij werd afgezet 1742, hersteld 17j7. In zijn afzondering vertaalde hij Clarisse en Grandison. Schrijver over Messiunscbe Voorzeggingen. Sociniaan. Zie Ricb'ard- J@N. Stiemens-Hopman, M. M . v , geb. te Amsterdam 1881, trouwde 1905 met Dr. Stiemens, directeur v. h. sanatorium voor vrouwen te Gennep en werd zelf het hoofd der werkplaats voor kunstnijverheid aldaar; schrijfster. Meisje, 1923; Vrouwt 1925. Zonlichtbeide, 1925. Stilistische Interpretatie van Litteraire Kunst, door W . Kramer, 19j0. Omwerking van twee vroegere boeken: Het Litteralre KunstwerL en Inleiding tot de Stilisfeé. M et a1s vervolg Littevair-stilistiscbe Studiën, ook van 19j0. Stille Bemoediging, vaderlands gedicht van Kinker bij de inlijving van Holland, 1810; Holland za1 blinken aan der volkeren Stip, Kees - , geb. 1913 te Venendaal, student, gaf 1944 een parodie uit op Maria Lecina van .W erumeus Buning, een gedicht onder de titel Dieuwertje Diekema. In 1949 volgde Het 41/Jf7erJ/Jr#, de geschiedenis van Pyramus en Thisbe in dichtvorm, op de wijze van Nijhoff, Jan Prins, Speenhoff, Gorter en Vondel. Stips, J. B. -, 1770- 1846, zijdewever, daarna ondermeester, later bestierder van een wezengesticht te Antwerpen, schrijver van gedichtjes en van 2 toneelstukken. stock, zie rejrein. Een van de leden van een Kamer van Retborycke dichtte een refrein; de andere leden moesten dit refrein navolgen, zodat onderscheiden refreinen voorkomen met dezelfde stocL. Ook bij afzonderlijke gedichten, zo als bij Anna Bijns en bij stukken tegen de priesters. Daar b.v. de stok: En onder 't schijn van deugde zij de schapen scheren. En: ,,Dit zijn degenen, die Martinum Luther haten'' ; bekend uit de antwoorden van Anna Bijns. Stockmans, Madalena - , 1$98- 1660, de laatste liefde van Bredero, aan wie hij zijn laatste gedicht wijdde: Ooghen vo1 Majesteijt, Vo1 grootsche Heerlijckheden. Zij trouwde in 1618 met y,den bruynen Brabander'' Isaac van der Voort. Zij was uit Dordrecht, woonde 1617 en '18 bij een Amsterdams gezin. Stockske van Joan van Oldenbarnevelt, Het 'v, hekeldicht van Vondel: misschien reeds van 1619, pas gedrukt ln Apollos Slrp, 1658. Myn wensch behoede u onverrot, O stock en stut, die geen verrader, Maer 's vrydoms stut en Hollants vader Gestut hebt op dat wreed schavot. 509 Stockske Stockum Het stokje was in 1658 W esterhaen. Stockum, W . P. van N , 1833 boekhandelaar te 1810 '98 sedert 's-Gravenhage; in S. J. v. d. 1834 metde stichter v aBn erOghe feenni nWg .l zjtz:. evl/. Zeggelen kennis', schrijver van 's-Gral'enbage in del? loop der /#Jt?7?, 1889. Stoep, De 'v, tijdschrift op Curaçao van F. J. v. d. Molen cn Luc. Tournier, 1940 ' 4 j. bezit van Stoett, Dr. F. A. 'v, 1863- 1936,, Ned. taalgeleerde, hoogleraar te Amsterdam. Mnl. 5'pF= lJJ//;J/, Ned. SpreeLwoorden. Gaf de tweede geheel herziene druk uit van de Gedicbten van Hooft door P. Leen. dertz W zn., 1899; bewerkte verschillende deeltjes van het Klassiek l-etterkundig Pantheon. Stoetz, Christine - , 1829- 1897, dochter van de volgende, toneelspeelster te Amsterdam. Stoetz-Majofski, Louize Johanna -, 1807 - '74, begaafde toneelspeelster te Amsterdam. stok, zie stock. Stoke, Melis - , d.i. Amelis 'v', Hollands dichter van de Riimkroniek. De beide eerste boeken, opgedragen aan Floris V, zijn een vertaling van 't Chronicum Egmundazi// zz;, voltooid 1291: Verheerlijking van 't Hollandse gravenhuls is de strekking. Stoke verdedigt het recht van de Hollandse graven op Friesland', zijn kroniek is tevens een strijdschrift: Deze pine ende dit ghepens Sendic u, heer grave Florens, Waen dat ghi sijt gheboren, Dat ghi sien moghet ende horen, Ende bi wat redenen ghi in hant Hebbet Zeelant ende Hollant: Endi bi wat redenen dat gh1 soect Vrieslant, dat u so sere vloect. Na de moord op Floris V zette Stoke zijn werk voort; er kwamen nog 10 000 regels bij, lopende van 120j tot 150j. Daarbij o.a. de roerende beschrijving van de moord op Floris V. Stoke noemt zich zelf des graven ,,arme clerc.'' Van Alkemade dacht, dat hij uit Utrecht was, Te W inkel denkt aan Zeeland, ook op grond van het geschrift van Susanna Hofker, De Taal van StoLe, 1908. In ieder geval bekleedde hij een aanzienlijke betrekking aan 't grafelijk hof. Het 2e deel van z-lln werk is opgedragen aan graaf W illem 111, 150j. Zie verder M elis Stoke. stokregel, zie stock. Stokvis, Mr. Dr. B. J. -, geb. 1901, advokaat te Amsterdam; 1946 1id der Tweede Kamer; Communist. Letterkundige; studie over Van Deyssel, 1921. Prozaschrijver. Het l'fzar# in de Literatuur, 1948. Stokvischorders, De x', toegelicht door Lodew#L Al/uer; zie daar. Stols, A. A. M . - , geb. te M aastricht 1900; uitgever en drukk-er. Schreef Bibliographie P. C. Boutens.. 1925 '30; Gescb. der #/E'lJr;/ll//p;J/ in gl.qal/r/câ/, 1929. Deed zeer veel voor de verzorging van prachtig drukwerk. Stommels, J. B. 'v', 17 15 . . . . ?, te Lier, schrijver van treur-, blij- en kluchtspelen. Stommen Ridder, Den - , tragicomedie, 3 maanden voor zijn dood door Bredero voltooid; zie daar. De Christenridder Pa1- merijn verdwaalt op iacht in een Turkse streek; hij besluit, zich a1s een stomme voor te doen. Aartsche Diana, de sultansdochter en Aardighe, een nicht, treden op a1s ,,jagerinnen'' en zingen het bekend geworden lied: Het zonnetje steeckt zijn hoofjen op En bestraalt der berghen top Met zijn lichjes. Na veel avonttlren trouwt Palmerijn met Diana. De fisruren van Amoureusje, Manshooft, Moersgoelick en Modde van Gompen, in scherpe tegenstelling met de ridders en jonkvrouwen; zie klucbtig tussenspel. Het stuk werd gespeeld op de Academie, 1618. e'n opnieuw ,,op d'Amsterdamsche '- Kamer ,,in 163j. Stoopendaal! D. W . .v, toneelschrijver; D'Almanct // de zeldzume ontdekking, treurspel met zang, 7* 1800, vo1 avonturen op een onbewoond eiland. Stoppelaar: F. de - , 1841 1906, leraar, daarna 11d der uitgeversfirma Brill te Leiden. Bloemlezing Proza en Poëzie met Dozy. Stoppelaar, Mr. J. H. de N, 1826- 1908, uit Middelburg, promoveerde 18j1 op een L. proefschrift over De Huybertk rechter', 1874 1id der Internationale rechtbank ie Caïro. Schreef over Jacob CJ/J te Midddburg, 1603 '23 en verschillm de geschiedkundige werken. Stoppelaar, R. J. de 'w, 1873 1946, Doopsgezind predikant te W arga, beschreef de schoonheid van het Friese waterland: Glanzende D,?#e/2; Zon op de golvenè J/'rEw.g#cr van âe/ zwerven. Stoppendaal Pzn., L. N , dichter en toneelschrijver; De Kermisvreugd of de triomfeerende liefde, 1808. Storm, Hendrik - , advocaat-fiscaal der admiraliteit van Amsterdam, berijmde de vertaling van Pharsalia, klassiek toneelstuk, van Lucanus; gedrukt 1620. Met een lofdicht van Bredero. Storm-van der Chijs, Mw. hield voor- 510 Storm-vqn der Chijs Storm van 's-Gravesande drachten schreef in vooi 1871 het verhaal Hilda onder ps. Constantijnt derne een pleidooi voor de mo- Storm 1860, gemeentesecretaris van Rotterdam, luimig dichter, volgeling van Tollens. Storme, Dominlcus x, monnik fn de aFdij Ter Duinen in Vlaanderen, gaf in 1714 zijn dichthundel Nieuu'e Câr/J/e/#f'l: Oejjeningbe uit. Stort, zie Van Gendel.en Stort. theologie. van 's-Gravesande,N.J.N#1788 Stout ende Onbescaemt, de namen van twee zwervende speellieden in het naar hen genoemde blijspel van Cornelis Everaert. Zij vragen onderdak bij een boerin, doch worden afgewezen. Nu kruipen ze in de schuur en betrappen daar weldra de vrouw en de koster. Straalman, Mr. Matthils -, 1722- 1808, in 1748 1id der Vroedschap van Amsterdam, doch na de dood van W illem IV door de Staatsgezinden op de achtergrond gehouden; burgemeester 1787; gaf de stad 18 Jan. 1795 over aan de ,,provisionele municipalfteit'' met dank voor de deftige wijze: waaroq de omwenteling zich voltrok. HiJ trok zlch nu terug op Trompenburg te 's-Graveland en vertaalde F. toneelstukken, die 1801 en '03 in de Amsterdamse schouwburg werden opgevoerd. Straatlied, Het ,v, zie D. W outers en F. K. H. Kossmann. Straatsma, Ds. A. K. N , geb. te Biervliet 1886, orthodox-protestants romanschrijver. Stracke, Desideer - , geb. 1875 te Antwerpen, Jezuïet, Ruusbroec-kenner, geschiedschrijver over Mystiek en M.E. Straeten, Clemens van der x', geb. 1907, uit Hasselt. Dichter van Stille Preludiën) 1925. Straeten E. Vander - , pseud. van Emiel Delrue, geboren en gestorven te Borgerhout, 1887- 19184 was de eerste Vlaamse schèijver die koloniale onderwerpen behandelde. Zuiderkruis, De Slaapziekte, Soedaneescbe f-d,çu'cl:'c. Straficht, 10 zie Vermakelnie Vad. Gescbiedenis, 18j4; 20 zie Uurwer; z/4r '/ Metalen Kruisk 18j6. Straten, Hans van x , geb. 1925, dichter van Herfst in Holland, 1946. Stratenus, Louise - , 1852- 1908, R.K. rovriendin van Cath. Alb. de vrouwen-emancipatie', manschrijfster; Thijm. Strauss, David Friedrich -', 1808- '75, D. Hervormd godgeleerde, grondlegger van de moderne leer van de Tûbinger School; Das Leben Jesu. Streek-Brinkman, A. C. van - , zie Naatée Brinkman. streekromans, spelen in een bepaalde streek van 't land en geven daarvan het leven weer: Het tt/rzerl: W ater van Herman de Man, zie Hamburger; Stiefmoeder 3arde van Th. de Vries; Sopbie van Virginie Loveling', De Z/iflcâaarl van Stijn Streuvels; Martijntje van Arend Tael; Dr. VlimwE'/; van M r. A. Roothaert; Peelweriers van A. Coolen', Merijntie van A. M. de Jong; Dauw oller dol.stig &&J van R. Brouwer', Edema's van Sien Jensema', Jroar Mens :72 Koren r#>t?r, van Mw. Jant Nienhuis, 1941; De K/a#lr;/#, Veendammer roman van Duut van Goor, 19j0. Ook de boeken van Timmermans en Ernest Claes zijn streekromans. Ook , wel regionale 1./- ?12 f;/ NJ . strekkingsroman, zie tendenz. Streurman, G. H. N , geb. 1892 te Helpman, leraar te Veendaln, schrijver van een studie over Goetbe, 1936) over Scbiller: 1946; over Geert Teis, 19j0. Streuvels, Stijn 'v, ps. van Frank f.a,/:J/r, geb. te Heule 1871, bakker te Avegem in W . Vlaanderen, neef van Guido Gezelle: Vlaams particularistisch prozaschrijver: Zonnetiik Zomerland, 1900; Lenteleven, 1899; Dodendansk Dagen, en vooral Oogsl: alle beschrijvingen van Vlaams land en leven in een zelfgeschapen W estvlanmse taal. Hij vestigde zich a1s schrijver te Ingoygem; werd medewerker aan Van Nu E'h2 Strais. Hoofdwerk De Vlascburd, 1907, beeld van de strijd tussen het jonge en het oude boerengeslacht. Zijn werk hult het naturalistisch fatalisme van Zola in een romantisch kleetl. Na de grootse schetsen was Langs Je Irz'egen ziln eerste roman; de tragische levensloop van een paardeknecht, 1903. Pas in De P'/zflcâizarl leeft het gehele boerenbedrijf op tlitvoerige, grootse wijze ( 1907) . Van geheel andere aard is zijn Oorlogsdagboek, 1914 '16, en nog weer anders Prutske, dat de ontwikkeling van zijn eigen dochtertje is. Hij keerde weer terug tot het volle Vlaamse leven in zijn Werkmenschen: waarin de novelle: Leven en Dood in Jt,?7 Ast (de eest, de ,,suikerij-oven'') . Ook in Het Uitzicht der Dingen is het Vlaamse landleven met zijn ,,kwade dagen'' meesterlijk uitgebeeld, 1906. Een historisclle roman is Genoveva van Brabant, 1918. Ook bewerkte Streuvels de oude verhalen van Reinaert en van Tristan en JJ//J:'. Levensbloesemt 1938. Heule, beschrijving van eigen leven; 1, 1942; l1, Avelghem, 1947. Volledige zf/erl/r, 1950. Over 5'J#z; Streuvels en zljn weri een studie van F. de Pillecijn, 1955; en van Em. Janssen, tot 1907; Tielt, 1946. Bloemlezingen van Aleida Nijland; van J. Geurts, Brugge 1915 '14. Studie over Streuvels van André de Ridder, 1908. 511 Streuvels Strick van Linschoten Dr. h. c. 1943 te Mûnchen, ter gelegenheid van de verfilming van De Z/a;f'âaard. Strick van Linschoten, P. H. A. J. 'v, heer van Linschoten, Polanvn, Hekendorp, 1769 . 1819, 1id der Nationale Verg, 1796, leefde te Linschoten a1s Hooft op 't Muiderslot; gezant der Bataafse Republiek in W urtemberg; woonde sedert 1807 in Duitsland, kamerheer van de koning van Pruisen. Letterkundige en dichter. Schrijver van Tleutberopbilus' Vertraute Brieje over een reis in 1817 door Nederland, waarin hij zich a1s republikein doet kennen. Tien Lierzangen van Horatius, 1808. Klagte bij het Graf van Hinlopen, 1809. Vriend van Van der W oordt. Stierf op een reis te Bologna. strofe = couplet. Strofische Gedichten, M aerlants - , 10 Van den Z#J Vrouden (Vreugden) ; 20 Van ons Serc/; W ondenk 30 Clausule f?Ir der Biblek 40 Vander Drievoudicbedek jo Disputatte vanden Cr//ce; alle vijf hehandelen godsdienstige onderwerpen. Verheerlijking van de Moedermaagd. Vander Drievouthf'âd# e is een tweespraak tussen Jacob en zijn vriend Mart#n; de Disputacie is een gesprek tussen Maria en het Knlis. Dan Der Kerken C/.ge en Vanden f>xJe van Oversee. Ook de Marujnsdicbten zijn in strofen ingedeeld. Uitgegeven door Verwils en Verdam, 1880; door Franck en Verdam 1898; opnieuw door Verdam en Leendertz Jr., 1918. Stroman, B. - , geb. 1902 te Rotterdam, kunstredacteur van 'J Handelsblk . Prozaschrijver. Roman: Stad, 1932, over Rotterdam. Historische roman; Obbe Ph,ilipsz... 193j. Stroobant, Eugeen - , 1819- '89, notaris en afgwaardigde te Bmssel, ijveraar voor 't Vlaams toneel, leverde zelf ook toneelwerk. Met S. C. A. W illems b.v. het zangspel W illem Beukels, 1855. Ook dichter. Stroomdichten, verheerlijkingen van steden, genoemd naar de rivieren waaraan ze liggen. 't Beroemdst is De Ystroom van Antonides. Dan de Rottestroom van Dirk Smits, 17j1 en De Amstelstroom van N. S. van W inter, in 6 zangen, 17jj. Stroomdichten, afkomstig uit Italië, b.v. Tebro Festante (de zegepralende Tiber) van Marino. Vondel schreef zijn Ode De Rqnstroom. Dan nog J. Norel, llssel- JJr/t7z?;, 1695. De Roemster van den Aemstel, door M. v. Velden, A 1627. De A>Jstroom, modern stroomdicht ter ere van Rotterdnm, van Des Amorie van Hoevew 1842. Struensee, Johann FrieAich -, 1772, lijfarts, in 1770 minister in marken, vernletlgde de macht v. d. aristocratie; kwam zelf om. HiJ is de held van een treurspel van H. v. Halmael, 1857. Doch vooral Fekend door het treurspel Struensee van Schimmel, diens meester-. Nzerk. Struyf, Ivo -, S.J., geb. 1876 te Zaventems missionaris in de Congo. Negersprookjes. Struys, Jacob 'w. toneeldichter onder , de zinspreuk- ,,ick wi1 en kan niet.'' Toch dichtte hij treurspelen: Albonus en Rosimonda, 1631; Styrus en Ariamek Romeo en Juliette, geen navolging van Shakespeare, 1634. Stryd of Kamp tusschen Kuyscheyd en Geylheyd, ,,geheyligt aen de eerwaerdige en aerdige Jonckvrouwen, Catherina en Dianira Baeck'' van Vondel; titel van het 2e deel van Minneplicht ende Kuysbeitskamp. Stryker, Theodore - , bouwde een schouwburg te Amsterdam 1680 en bracht er It. opera's ten gehore. Hij moest een groot stuk van zijn inkomsten afdragen aan de schouwburgregenten en werkte dus met verlies, zodat burgemeesters in 1683 het ebouw van hem kochten. Strljt van Roncevale, Den Droefliken 'wm zie R. Strijd met Vlaanderen, zie V1. Stuart, Jacobus -, 1803- '76, geb. te Amsterdam, ging 1851 naar Zuid-Afrika, vriend van Pretorius, trachtte tevergeefs landverhuizers naar Z.A. te brengen, weerlegde de kwaadaardige verzinsels van de Engelsen over de Boeren in zijn werk De Hollandscbe Afrikaners, 18j4. Stuart, M artinus - , 1765 1826, Remonstrants predikant te Amsterdama uitnemend prozaschrijver. Romeinscbe Gescbiedenls, 30 delen; Staatsomwentding in Fr/rlr#lt 26 delen'. a1s Rijksgeschiedschrijver qaf hiJ de Jurboeken wyi?i het r/A2JA2.çr#l u1t van 1814 '22; in 16 delen. Studenten, treden op in de letteren: 1617 Th. Rodenburgh, toneelstuk Jaloerscbe wî/zz#tz/z/tp/z; J. Nooseman Beroyde Student, 3e druk 1679; Het Franeier Studenten- /ez/E'r, 1684. Van Leidsche Mauricius *IS er een kluchtspel Het Studentenleeven, 1717; dronken gezelschap, door een vader verrast. Bernagie was hem voorgegaan met zijn klucht Studente-Leven, 1684. In het weekblad Le Misantrope (Mensenhater) van Justus van Effen, 1711- '12, klaagde de redacteur over de zedeloosheid der Leidse studenten. Le Francq van Berkhey schreef Aka emi- Jf-â, Vertellingen. Van Klikspaan: Studententypen, 1859 '41, in 12 afleveringen. Studentenlevent 1840 '44; De Studenten en âJ/x btjloop. 512 Studenten Stuiveling Naar de Phsiologie de l'Etudiant van L. Huart. Onder de 8 medewerkers Snellen van Vollenhoven, Jonckbloet en Gerrit (le Clercq; verder van H. Th. (le Blauw, 1818 - 'j8, Convoatie (in Het Studentenleven) . ln de Studentenalmallak van 1848- 'j1 schreef de Genestet een 6-ta1 liedjes uit het studentenleven, la.:,. Eticurisch Feestgezang. Julius Vuylsteke gaf 1868 Uit bet vî//zffE'c/tpWt'f7dc :'F2 andere ytW/câ/è'/z uit', studentenliederen vo1 geestdrift. Jacoh val) Lennep had in zijn Academiscbe f#J,W:r het leven van de studenten bezongen; opgedragen aan Bilderdijk. Academiscbe Poëzie heten ook de Snikkeù E'r GrimlacbjdJ van Piet Paaltjens, d.i. Haverschmidt. In 1907 verscheen van Annie Salomons E en Meisje studentje, 3e druk 1920. P. Brooshooft schreef 1874 '77 Academiscbe dissolving-views: over de groentijd en 't verdere studentenleven. J. Bierens de Haan, A. J. de Beaufort e.a. verzamelden in 1956 Het U/r:câ?JcJ Studentenleven, 1636 1936. C. Pruys van der Hoeven, Academieleven, 1866, over de tijd van Kneppelhout. v. Het Amst. H . d. Bijll e.a. 5'/;/#epz/t770- Ieven) 1632 1932, 1932. Mr. W . Coops schreef Leids 5'?;/Je?;ld?;- leven in âE'J eind z/tzr de vorige t'E'/zzt/, 1926. De Uittocht der Studenten van Groningen, Franeker, Utrecht en Leiden gaf aanleiding tot veel ,ycitadelpoëzie''. Staring dichtte een Lied z/ar de Jongelingscbapk Lulofs een Krijgslied; Tollens een Vaarwel en in Dec. 1850 een AvondbedeL hij had zelf evn zoon bij het leger. Heije dichtte een Irzupenliedk H.H. Klijn acht Gedichten ffz/zz bet Vaderland. Tollens maakte ook een lied op De Terugkeer der Leidsche 5'///J:/;/:7; in 1831 en zo deed ook Siegenbeek. Lulofs en Spandaw ve- elkomden de Groningers. Studie van Dr. Johs. Dyserinck, 1908, He1 .îlz,/ltzr/ta/zzez/E'c in de Literatuur; A. C. J. de Vrankrijker, Vier e'euwen Ned. studentenlevent 1959. F. R. Coers gaf in 1896 zijn Studenten-Liederboek z/;f:2 Groot-Nederland uit. Proefschrift over Klikspaans Studentenschetsen van Dr. A. J. Luyt, 1909: Stuivellng, Dr. Garmt 'w, geb. 1907 te Strobos in Groningen, schreef 1934 zijn proefschrift over Versbouw en Ritme in de ?## vvtn '80., daarop kwam in 1935 De Nw. Gids ,?/J' geesteliji brandpunt, in 1956 Wegen der l7/izëe, over de Ned. dichtkunst sedert de W ereldoorlog van 1914 '18. Hij gaf de briefwisseling Vosmaer- Perk en Vosmaer-Kloos uit, de handschriften van Perk's Matbilde, 1941, alsmede brieven van Perk aan Johanna Blancke en van Simon Gorter a:n zijn ouders. Ook dichter Letterk. W rdbk. 2e dr. (Elemtentenj en toneelschrilver. Eromus, toneelspel in verzen, 1936. Tegen de stroom, lyrische gedichten, 1959. Leraar te Hilversum in 1935 en van 1959- '46 tevens privaatdocent aan de universiteit te Utr. Is ook de leider van de uitgave van de reeks nieuwe Bongerd-boekjes veor onderwijs in tle Necl. letterkunde. Sedert 1946 letterkundfg adviseur van de Vara. Van 1941: Rebensclup, Literair-historische essays; 1942: f eu eeuw Ned. Letteren) 1945. In Rekenscbap de meesterlijke studie over Douwes Dekker met als slotsom: De daad van Havelaar en de daad van Dekker zijn gelijk. Ook bezorgde hij een nieuwe uitgave van de Kenteringssonnetten van Herman Gorter, 1946. Steehproeven: 1950. Stuiveling is sedert 1945 voorz. v. h. Multatuli- genootschap. Hij bezorgde de eerste uitgave van 3f,x Havelaar naar het handschrift en bereidt een dergelijke uitgave voor van alle werken van Multatuli. In de Steekproeven toonde hij aan, dat het befaamde kastekYrt nooit heeft bestaan: Zijn studie over Het Nieuwe Geuzenlled, een symposion uit De Vrlje Bladen, 1946, rekende af met de Verzetspoëzie. Stukjesboek, verzameling liederen in yebruik bij de Oud-Bisschoppelijke Cleresle, de Oud-Katholieken. Stuwe, Eline van N , zie Jacqueline Reyneke van Stuwe. Stuwe, Jeanne Reyneke van N, zie R. Stijevoort, Jan van ,v, vicarius van Sinte Marie te Utrecht, voltooide 1524 een verznmeling rejreinen.. mintaferelen en de Oordeelsdag, een leugendicht en een loflied op de H. Maagd, en grappen; hs. te Berlijn. Diplomatisch uitgegeven door Dr. F. Lyna te Brussel en Dr. %r. v. Eeghen. Een van de refereinen Donnoosele staepkens is eel' lnekeldicht: niemand vreest Gods toorn, ook de geestelijken wijken af van Zijn gebod, maar de onschuldige schaagjes worden onderwijl geschoren. Still, Slmon 'v, 1731- 1804, na Justus vaq Effen de grote prozaschrijver der 18e eeuW. Zijn hoofdwerk is De Opl/zzilz en bloei der Vereenigde Nederlanden, 1774; daarnaast 1781 Het Zt>zpcrz van Jan Punt. Hij behoorde tot de Patriotten; was een gematiyde federalist. Aanhanger van ,yde redelilke godsdienst''. Hij was uit Harlingen en vestigde zich daar a1s dokter. Ziln leefregel was: Die 't Onze Vader bidt, en volgt de tien geboden, I'Ieeft Luther noch Calvijn, noch Menno zelfs van noden. Zijn Ophomst staat onder invloed van het werk van Montesquieu over de grootheid 33 513 Stijl Stijn Streuvels en de val. der Romeinen, 1734; ziln eindigt met een uitvoerige Slotzang liejde ,p,/2 bet Vaderland. Toen was Oranjeman en ook nog in zijn gedicht Nederlands fr/llflis/z#tzr, 1781. Maar blaadje keerde; in 1795 werd Stijl representant en begroette hij de Fransen a1s de lnevrijders van het menselijk geslacht en laoemde hij de Oranievorsten de wreedste dwingelanden. Stijl begon met een paar kluchtspelen: De Vryer na J, kunj't en Krispyn Filozoof, 1754. Hij zat zelf in eel) toneelgezelschap en heeft vaak de hoofdro1 vervuld: Achilles, Gysbreght, Cato. Zijs treurspel De Mityleners is in de Fransk- lassieke stijl; van 't nieuwe burgerlijk treurspel wilde de klassiek gevormde dicllter niets weten. A1s geschiedschrijver staat hij onder invloed van Hooft en Brandt; zijn taal is zuzver Nederlands. In Jan Punt gedt hij een voorstelling van het gehele toneelwezen der 18e eeuw en beschrijft hij tevens het oqtreden van Anna Maria de Bruin, Catharlna Elisabeth FoAe, juffrouw Ghyben, haar dochter Bouhon, enz. Stijl was gekant tegen het nieuwe en dus bestreed hfj de opvatting van Corver. Hij was modern op godsdienstig en staatkundig gebide, doch zeer behoudend in letterkundig opzicht. ZJe ook Torenbouw. Stijls leven geschetst door Mr. Jacobus Scheltema. Stijn Streuvels, zie Frank Lateur en Streuvels. Stijns, Reimond -, 1850 1905, geb. te Mullem bij Oudenaarde, onderwijzer, in 1884 leraar in 't Ned. te Brussel, Zie Is. feirlinck. Alleen schreef hij de romans Ruwe Liejde, 1887, en In de Ton, 1890, met naturalistische trekken; overgang van Conscience tot Cyriel Buysse. Maar in 1904 vernieuwde hij zijn kunst in de boerenroman Hard Labeur. Suchtelen, Jhr. Dr. Nico van 'w, geb. te Amsterdam, 1878 1949, was van 1898- 1900 werk-zaam in de kolonie W alden van Frederik van Eeden. Hij werd red. v. Het Vaderland, secretaris v. d. iTereldbibliotheek 1913, onderdirecteur 1916, directeur 1925. Dichter; Verzen, gebundeld ïn twee delen, 190j en 1912. Van veel meer betekenis a1s romanschrijver: Quia absurdum (Omdat het ongerijmd is) , 1906; eerst verschenen in De Beweging. De Stille f-acâ, 1916. Schreef ook voor het toneel. Vertaler van Goethe's Faust en van Het Nieuwe f-cz/:zz van Dante. Vorser op het gebied der parapsychologie: Uit de diepten der ziel. Tat Jzzfzw asi (dat ben jij) , roman, 1935., berust op lndische wijsheid, verdedigt ontwapening, wereldproductie en de Verenigde Staten van Europa. Oorlog, feestgelag ter herdenking van Erasmus, 1936. In de oorlogstijd van 1939 verscheen zijn satire Het 5'>Je.çé//ë: van Venus, ,,proeve ener bijdrage tot de geestelijke en morele herbewapening der planeet Valdoloris''. Bloemlezing U// zijn Frzryrl door C. E. v. Suchtelen-van der àverff bij de 60ste verjaardag van de schrijver, 1938; uit zijn eigen en vertaalde gedichten'? uit romans, schetsen, toneel, uit de inleldingen van zijn vertalingen, uit zijn geschriften over wijsbegeerte en psychologie. Op zijn 70ste verjaarday kwam er een verzamelhundel uït onder lelding van Victor van Vriesland: Het fwerl en de zz/e/i.!'. Medewerkers: P. H. Ritter, Mea Nyland- Verwey, J. W . Schotman e.a. De )':rzy/- melde Irzrcrâezi verschijnen sedert 1948. Suffrldus Sfxtinus, zïe Sixtinus. Suriname in de ldteren: Reinhard oj N,/?z;/,, en godsdienst, roman in brieven van Elisabeth Post, 1791, die Suriname kende uit brieven van haar broer. Albert Helman, geb. ïn de kolonle, schreef herinneringen aan zijn jeugd in Zuid-zuid- West, 1926, en een roman De Stille Plantage, 1931, met de indrukken van het oerwoud. Suringar, Dr. W illem Hendrik Dominicus - , 1805 '95, rector te Leiden, L. en Ned . letterkundige. Gaf uit Seneka feEvrtpzi, 1895; Die Bouc z'lzi Zeden en Van Zeden. Susanna Bronkhorst, zie Suzanna. Susato, Tielmann N , stadsmusicus en componist te Antwerpen, 1j43 muziekdrukker. Florimond van Duyse gaf de eerste twee van zijn e1f Musiech-Boecxkens uit. Dit was ook reeds gedaan in 1888 door J. C. M. v. Riemsdijk. ln de 4e- 7e bundel de Souterliedekens, 1556 '57; de 11 boecx.. kens verschenen van ljjl '61. Susato was op 't einde der 1je eeuw te Keulen geboboren; in 1j61 leefde hij nog. Suso, Henricus N , 1295 1366, D. kloosterling te Ulm, beroemd prediker, schrijver van het boek Von der ewigen W eisheit, t: 1338, door hemzelf in het L. vertaald als Horologium aeternae Jif>ïeN/2e, :t 1350 in 't Ned. overgebracht a1s Oerloy der ewigher t/z#JâtO, een verzameling sermoenen van grote invloed. Ook vertaald door Meester Geert Groote a1s Des efzzoâu'zi wljsbeits ghetiden. Suso, leerling van Eckart, tijdgenoot van Ruusbroec, D. mystiek schrijver, de ,,Minnesinger in Prosa''. Ongelofelijk is de beschrijving van de pijnigingen, die hij zich zelf oplegde van zijn 18e tot zijn 40ste jaar. In 15jj van ketterij beschuldigd. Zie Oerloy. suverlyc boecxken, in de M .E. en later de 514 suverlyc boecxken 515 Swart naam van een stichtelijk Foek. ln 't Fijzonder Dit is een syverlyc boecxken, Gbeprent Tantwerpen bi mi Adriaen wa;2 Bergben, 1j08, het oudst bewaarde geestelijk liedhoek. suverlyc lied, de M.E. naam voor een geestelijk lied. In 1878 gaf S. D. Daems, kanunnik en Fihliothecaris te Tongerlo, een Fundeltje vrome versjes uit in M.E. trant onder de titel: Dit J#r suverliie /ëEWeiE'?;J. Zie ook Carel Vosmaer. Suydt-Hollantsche Thessalia, zie Z//yW/- Holl. Tâ. Suyp-stad of Dronckaerts Leven, aanhangse1 van Bacchus Wonder-wercken, 1628 hekeldicht tegen het drankmisbruik; van, D. P. Pers; in de geest Swaantle, Beslikte N, zie B. Swaef, Oscar de N , geF. 1902 te Gent, schreef een psychologische roman Schimm :77, l 9 4 0 . Swaen, sfichiel de van Cats. Suzanna, De Kuise ,v, Marnix Gijsen schreef : Het boek 1'a>2 Joachim van s/ly.- Ion, Hetwelk bevat het oprecht verhaal van zijn leven en dat van zijn beroemde huisvrouw Suzanna, kort geleden ontdekt in de opgravingen het eerst van Nat-Tah-Nam en voor zorgvuldig vertaald en uitgegeven door een liefhehber der oudheid; 12e dr. in 19j1. Daarop volgde: Antwoord z'azz Suzanna) door Esther de Raad, 19j0. Suzanna Bronrkhorst, Historie van N , roman in 6 delen van A. Loosjes Pzn., 1806 - '07, op voorbeeld van de dames W olff en Deken, in ,ygemeenzame brieven'' met Clarissa Harlowe van Richardson voor ogen. Swaanenburg, schilder en Wdicihllteemr, van N 1675 1728, verschaven schappen. of de Zanggodinnen van /:/2 Scbilder, doch zijn verzet tegen het verstandswerk van de dichtgenootschappen gaf hemzelf noch verhevenheid, noch gloed. Feitama noemde hem de aartspauker. Ook tegen de burles. ke ,,poëzie'' kwam Swaanenburg op. Langendijk afytwoordde met een burlesk gedicint BlaaskaLerianak Kinker tekende in 1788 nog het Zwanenburger-eiland op zijn kaart van de HeliLon. Van Effen had alreeds gesproken van zijn Zo begint zijn Cbaos.. bulderdicht'' kwam op tegen het en hersmeden der dichtgenooi- Hij zelf gaf in 1724 uit Parnas Het lustmy op een Fas, het vastenavondspel o(Sf tuddei e J'rvEAarnâ t'Mé'r/a/.u/fr,iit/se SSacbbsoee nolvaeprp eDrse,1688. Swaen met goud Fekroond door 't Comité F/lzrtiz7f'/ de Frarcd, 1903.) De Swaen was Prinee van de Karsouwieren te Duinkerken. De klucht is een verhaal over Karel V, samengevlochten met een liefdesgeschiedenis; het is zijn beste werk. Geboren te Duink-erken, werd hij er stadsheelmeester. A1s dichter sloot hij zich aan bij Cats en Vondel. Eerst W aS godsdienstige hetNvereldse C1-1 en minnepoëzie, later zedelijkestukken en een 3-tal treurspelen, o.a. De Zedigbe Dood z'/r Keizer Karel. Onder invloed van Vondels Maeghden staat zijn heiligenspel Ca- //rwrjzzfz. Dan is er nog zijn Nederduytsche Digtkunde oj RymLonst. Verder de vertaling van Le (S'/J van Corneille en van al'l. dere F. treurspelen. Zijn Leven :'/; weri, door V. Celen, die ook de werken uitgaf met C. Huysmans en M . Sabbe; 6 delen, Antwerpen, 1928 '34. De Swaen was de voornaamste der Z. Ned. dichters der gehele eeuw. Hij dichtte in 1674 Het leven é72 de dood van /:Jzf.ç Cbristus, pas 1767 te Brugge gedrukt. Hij won de tweede prijs in de wedkamp der Drie Santinnen te Brugge, 1700, maar liet in 1701 van de Duinkerkse kamer een Bel'oepscbrijt uitgaan, omdat hij recht meende te hebben op de eerste prijs. Zie Santin- /0 en . 'w , 1654- 1707, schreef De Gecroonde Leersse Ir1 194 1 werd De Gecroonde Leersse opnieuw uitgegeven. Swaens-hals, herberg buiten Rotterdam. De waard, Robartus van der W ilt, schreef 1676 een rederijkerswedstrijd uit op de Vraag'. Daar vrede 't Landt bekroont, heeft 't volck goede dagen, W at Landt is meest bevrydt voor oorlogh en haar plagen ? Er kwamen 7 kamers met hartgespanne snaaren Van stijven wind gezweept , , den aardbol om te vaaren', Te zien van 't bruissend zout, hoe 't in de wereld gaat, En of Jupijn de vlag, a1s 't hoort, nog waaijen laat. :1De gantsche Parnas is een rollende rijmstem, brommende in de woestijnen'' zegt Jeronimo de Vries. Zie ook Tiendaagse lz':/J/5c1/. ln proza een weekblad De t?E'?'. l?l'olykentle g,lfp/r/z-f, 1 7 2 6 ' 2 7 . op vn de herbergier zelf gaf hun werk uit a1s Swaenshalscks' Vreugdtoneel. Swane, Riddermetter 'v, zie Helias. Swanenburg, zie Swaanenburg. Swart, Nicolaas 'w, 1779 1846, uit Oostermeer in Friesland, Remonstrants predikant te Amsterdam, bestuurder van het Nut. Leerredenen, Verhandelingen, Verhalen, .j'c/7ezJe7; en Gesprehken. Eerste redacteur van de Almanah poor â:z Scboone en Goe. de', zie daar. Onder zijn naamloze romans waarschijnlijk- Dvie Jrfrezz van &fpC>J#5:J, suverlyc lied Swart Abrahamsz. Sybant 1817, in Frieven; over de Franse Tijd in Drente. Zeer merkwaardfg. Swart Abrahamsz, Dr. Th. rw , 1848 1911l schreef in De Gids van 1888 zijn artikel Eene Ziektegesclniedenis; trachtte daarmee de gehele letterkundige en maatschapmlijkc betekenis van Multatuli te vernietigen, zijn eigen oom; hij trachtte aan te tonen, dat Multattlli een zenuwlijder was. Dr. Swart Abrahamsz was een hroer van Sietskek officier van gezondheid. Swarth, Hélène N , 1859 1941, geb. te Amsterdam, groeide o: te Brussel en schreef haar eerste verzen ln het F. Op raad val' Po1 de Mont koos zij het Ned. en schreet drie bundels gedichten in de geest der Beweging van Tachtig: Eenzame Bloemen: Blauwe Bloemen, 1884; Beelden :77 Stemwc/ z, 1887. De Blauwe Bloemen met sonnetten, opgedragen aan de nagedachtenis van Jacques Perk. Ook haar sonnetten waren gewijd aan de liefde en de schoollheid. Dan volgen Sneeuwvlokken, 1888; Roltwviolen' 1889; Passiebloemeu, 1891 enz. Zij vertaalde van Alfred de Musset en Elisabeth Barrett-Browning en gaf de vertaling uit van de Roemeensche J'//fyliederen van Hélène Vacaresco. ln 1892 trouwde 2ij met Frits Lapidoth; het huwclijk werd in 1900 ontbonden. Huldenummer van de Nw. Gids, 1929. Sweelinck, Dirk - , 1j91 1652, broer van Jan, en zijn opvolger a1s orjanist van de Oude Kerk te Amsterdam, 11d v. d. Muiderkring. W aarschijnlijk heeft hij de reien in Gijsbrecht getoonzet. Sweerts, Cornelis 'w, 1670 1742, zoon van Hieronymus, boekverkoper; treurspel Jacoba van Beyeren, 1691; zangspel Apollo c72 Dajne, 1697; ,,muzykspel'' Den verliejde3? Rykert bedrogenk lof- en leerdicht Inleiding tot de zary- en speelkunst, 1698, opgedragen xan Alewijn. Zijn Boertige en ernstige minnezangen zijn j maal gednlkt. Ook gaf hij het werk van zijn vader uit. Sweerts, Hieronymus - , 1629 '97, dichter, geprezen door Antonides, boekverkoper. Zijn gedichten beslaan 900 bladzijden', Kalff noemt ze kluçhtig, lelijk of vies. Zeer bekend waren de Tien Vermakelijh'- /.zEWe/; des Houwelijks, onder ps. Hippolytus de Vrye; gevolgd door De Biecht //:7 Getroude, 1679. Beter zijn de koddige op. schriften, die hij a1s Jeroen ju'rt/t'zilEz uitgaf. Burlesk dichter evenals zijn vriend Diri Sckelte. Hij was een van de 14 liefhebbers der poëzie, die Vondel ten grave droegen. Van hem ook: '/ Swart toneelértprtft/ zj opgescboven voor de ve/pr/tWerçc De Wltt. 4 delen, 3e druk reeds in 1678. Sweerts, Philip - , zoon van Cornelis. notaris te Amsterdam, -I- 1774; maakte een hofdicht op Scbeibeei en treurspelen op Semiramis en op Scipio. Swerts, Lambrecht - , 1907 geboren te Hasselt (België), regionalistisch romanschrij- Ver. Swift, Jonathan 'w, 1667 1745, de schrijver van Gullivers Tpwre/l, 1727, nog in 't zelfde jaar vertaald a1s Reisbesckrljving door Lemuel Gulliver. Swildens, Joan Hendrik N, 1745 1809, vertoefde in Rusland 1773 '78, woonde ' daarna te Amsterdam, ijverde voor de Verlichting; de man der Vaderlandsche Sociëteit, ,,huispuhlicist'' van de Patriottfsche regenten tot 1787. Na acht magere jaren werd hij hoogleraar in de rechten te Franeker. Hij was begonnen in 1779 met de Bardietjes, en in 1781 met zijn Vaderlandsch A. B.-boei vbor de Ned. jeugd. Zijn geboorteplaats was Voerendaal in Limburg, waar zijn vader schoolmeester, secretaris en notaris was. Hij studeerde te Groningen. Op zijn reis kwam hij tot het inzicht? dat véör alles nodig was: volksopvoedlng door onderwijs. En daarnaast: verdediging der onafhankelijkheid, niet door een huurleger, maar door 't ganse volk. Te Berlijn leerde hij de overzetting van Anakreon kennen, maar die was hem te veel gewijd aan ,yzwelglust en ontucht''; zo kwam hij tot zijn Bardietjes in Anakreons trant, doch gericht op volksopvoeding en vaderlandsliefde; zie daar. Op de dood van Van der Capellen tot de Poll dichtte hij in 1784 een Treuvlied. W . B. S. Boeles schreef 1884 zijn studie over De #to'?5/ /. H. Swildens. De Schoolwet van 1801, verbeterd in 1806, was de belichnming van zijn denkbeelden. Hij was een ijverïg medewerker van De Post van den NeJ:'F Rbnn. Hij werkte aan de verbetering van de volkszang. Het onderwijs wilde hij onttrekken aan de kerk. Swinden, J. H. van 'v, 1746 1823, beroemd wis- en natuurkundiye, hooqleraar, sprak 24 Dec. 1794 in Fellx Meritls zijn lijkrede oq Pieter Nieuwland uit. Swinnas, Wlllem -, 1620 '72, schrijver van Engelse, Nederlandse en Munsterse lri/lltv/ex, 5 delen, 1668 '70. ln de stijl van Hooft. Hij was uit Den Briel en werd dokter aldaar. Swol, Jan van -, Amsterdammer, droeg 1630 zijn toneelspel Constantinus op aan Anna Roemers. Constantinus van Charlois, de held van dit minnespel, beleeft veel wonderlijke avonturen. Van Swols klucht Margrietje is ook van 1630. Hij was in 1652 reeds overleden. Sybant, Abraham 'w, gaf in 164j zijn blijspel uit De dolle bruilojt, een vertaling van Shakespeare's Taming SJ tbe Sbreu', 516 Sybesma Taal en Letteren de eerste vertaling van Shakespeare op het vasteland en in Nederland lange tijd de enige. In 16jj was Sybant nog toneelspeler aan de Amsterdamse Schouwburg. Ook zijn Verleyde Vriendt van 166j is uit het E., van James Shirley. Sybesma, R. P. -, geh. te Tjerkgaast bij Sloten 1894, veearts te Heerenveen. Fries dichter en Prozaschrijver.Verwierf de letterkunde- prps 1942 van Volksvoorlichting. Sybrandi, Dr. Klaas 'v, 1807- '72, doomgezind predikant te Haarlem; schreef o.a. over Vrouwe Bizderdijk a1s lJ?;#ey#/câ/u'- F'J; vertaalde De Peri van Moore, 1834; verhandelde Over l'orle/ en s'âdzétvpe/re; hoofdredacteur v. d. Konst- en Letterbode, 1841 'j3;beschreef het leven van Limhprg Brouwer, D. J. v. Lennep en H. A. M eyer. Sydney, zie Sidney. Sylvanus, zie Silvanus. Sylviana, de Bosbewoonster, ps. van Betje Wolff in De Gr/ë.f-rJ; ,,eene hoschwol-, vinne'' antwoordden de vlugschriften valq teyenstanders. Sylvlus: zie L. v. d. Bos. symbollstische kunst, brengt een gedachte in beeld. 't Bekendst: De Kleine /t?/.wzzzzt?y van Van Eeden; dan Couperus Psyclnek Metz-Koninç Van bet Viooltje t&/ weten wildek G. Bomans, E rfi of bet l/ejs insectenboek, 1941. Symen sonder Soetigheydt, lclucht dero; de oude vr-ller die op een het hof maakt aan Teuntje Roert 1612, gedrukt 1619. Zie Bredero. is Symens alleenspraak, waarin hij prijst om zijn zuinigheid en zijn heid. Synode, Nationale ew, 1618 en ' 19, bezongen in een Iof-gedicht van Cats. Besloot tot de uitgave van de Statenbijbel. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij te Leiden schreef 19j1 bij 't loo-jarig bestaan een prijsvraag uit. Bekroond werd De Jrzre:r- Iozen, roman van Valeer van Kerkhoven. Sytje Fobers, 1645, klucht van Abrahsm Bormeester, ook we1 de klucht van Joo.ît Krimp of de Klucbt van de Ton genoemd. Sytstra, Harm x', 1817- '62, uit Midlum, bakkersk-necht, schoolhoofd te Baard, Fries dichter en taalkenner; richtte 1844 het Selskip jor Fryske Tael en SkrifteLennisse mee op. De grote man van de Friese l7eweging. Ook redacteur van het Friese ts. Idune, 17 jaargangen, waarin hij zijn poëzie en proza opnam. In 1894 een bloemlezing, bezorgd door zijn zoon Onno. ls 1941. werd de Harmen 5'.yJJJ/'rz>r#J ingesteld; zie Friese dicbters. Sytstra, Onno - , geb. 1858 te Baard, gaf 1881 met P. J. Troelstra It jonge FrJJ/JN van Brebruiloft mij niet'. Bekend zich zelf zindelijkuit, verzen van jongere dichters. Hoofd van een school te Leeuwarden. Sytzama, Clara Feyona Friezin, Fracht haar lingewe' er bij W insum teres van de - , 1729- 1807, jeugd door op Belin Groningen, dicll- Bellingeweel'der t7/JJ>J?2?28cgen, 1746;trogwde 17j0 md Baron van Raesfelt vanHeemse, bij HardenFerg. Gaf 1785 haar Heemse, Hoj-, 5pJcâ- en Veldzang uit, een der laatste bojdichten. Liederen op W illem IV en V en op Doggersbank; twee Evangeliscbe gezangen. Over haar S. Anema, Een vergeten Dicbteres, Van 1921. Sytzes, Sjoerd -, zie Sixtinus. Szekely-Lulofs, M . H. v , geb. 1899 te Soerabaja, trouwde 1918 en woonde te Deli tot 1950. Schreef romans, vooral over Deli: Rubber, 1931., Koeli, 1952; De Andere Wereld, 1934. In 1 948 Tjoet Nj, Din, de geschiedenis van een Atjehse vorstin. T. Taal, De 'w, gedicht van Beets, voorgedragen op het Taal- en Letterkundig Congres te Utrecht, 1874. Taalbesluiten, zie Taalwetten. Taalbeweging in Zuid-Afrika, begon 1875 met die Gep//t7lll# l'an R::/: Ajrikaners. Zie z. Ajrika en S. J. du Toit. Taalcongres, 1841 te Gent, ter beoordeling van de spelling, ontworpen door een commissie benoemd door de Regering. David was voorzitter, qfillems secretaris. De voorstellen aangenomen; daarna een banket, vaak a1s het begin beschouwd van de georganiseerde Vlaamse Beweying; zie daar. Snellaert gaf in 1842 het ultvoerig verslag uit. Verzet werd geboden door de Unie van Tkorout. Taal-, dicht-, en letterkundig Kabinet, tijdschrift van Brender J Brandis; gaf 1782 de Levensscbetse van Lessing. Tael- en dichtkundige Bijdragen, tijdschrift van critische aard, 17j8, voortgekomen uit de kringen van Leidse en Utrechtse studenten onder Van Lelyveld; leerde de natuur navolgen en prees studie van de letteren der naburen aan. Taal- en Letterbode, van Verwijs en P. J. Cosijn, 1870- '72. Taal en Letteren, 1. tijdschrift van moderne richting, 1891, onder redactie van Dr. F. Buitenrust Hettema, J. H. v. d. Bosch, Dr. R. A. Kollewijn, T. Terwey en Dr. J. Vercoullie. In 1907 vervangen door De Nieuwe Talgids. II. bibliographisch overzicht, voornamelijk over de 19e eeuw, van Martinus Nijhoff, 1895. 517 Taal- en Letterkundige C. 518 Tachtig Taal- en Letterkundige Congressen, werdel) gehouden te Gent 1849, Amsterdam 18j0, Brussel 'j2 Utrecht 1 'jj ,Antwerm n 'j6, 's-Hertogenbosch '60 ' Brugge '62 2Rotterdam '6j, Gent '67, 's-Gravenhage 68, Leuven '69, Middelburg '72 Antwerpen '75, Maastricht '7j, Brussel '76, Kampen '78, Mechelen '79, Breda '81, Brugge '84, Amsterdam '87, Gent '91, Arnhem '93, Antwerpen '96, Dordrecht '97, Gent '99, Nijmegen, 1901, Kortrijk 1902, Leiden 1908, Maastricht 1910. Het 32ste en laatste congres te Antwerpen, 1912. Het doel van deze bijeenkomsten val) Noord- en Zuid-Nederlanders was de bevordering van de studie der Ned. taal es van de bloei der letteren. De congressen hebben de totstandkoming van het grote Ilk-oordenboeL hevorderd; geijverd voor cenheid op spellinggehied, voor afschaffing van het dagbladzegel, voor de stichting van het Toneelverbond, 1869; voor verbetering van het taalonderwijs, voor de stichting van het Alg. Ned. Verbond, voor de Vlluqmse hogeschool, voor de verbroedering van Noord en Zuid, voor de bloei van de boekhandel. Het eerste congres tot stantl gebracht door Snellaertk zie daar. Prof: Des Amorie van der Hoeven werd de eer. ste voorzitter; Prof. David was de voor. zitter van het tweede Congres. Behandeld door Max Rooses in 't Nederduits Ts., 1 867: en door Paul FFJJJF/C: in Vlaamsch Belgtë sedert 1830, 1906. Taal en Tongval, 3 maandelijks Tijdschrift onder red. van E. Blanquaert, G. G. Kloeke, J. Leenen, P. J. Meertens, J. L. Pauwels, W . Pee en A. Weijnen, 1948. Taalyids, De 'v, van A. de Jager, L. A. te Wlnkel en J. A. v. Dijk, 1859 '67. Taalgids, De Nieuwe - , onder redactie van J. Koopmans en van C. G. N. de Vooys, sedert 1907; thans onder red. v. C. G. N. de Vooys, C. B. Haeringen, W . A. P. Smit. Taalgrens, tussen Nederlands en Frans, loopt van Grevelingen aan 't Nauw van Calais over Hazebroek, Menen, Hal, W aterloo, Landen en Neerwinden naar Visé en vandaar weer naar 't Z.O. tot ten Z. v. Eupen. Taal is gansch het Volk, De -, maatschappij opgericht te Gent 1856. Taalkundige Bijdragen, zie B. Taalkundig Magazi'ln, tijdschrift van A. de Jager, 1858 '42. Taalmagazijn, Nieuw Ned. -, tijdschrift van L. A. te W inkel, 1855 'j7. Taalmonument te Burgersdorp; zie Hoj- WE?JF. taalparticularisten, zie particularisten. taalstrijd in België, begon met het besluit der Regering, dat het Nederlands de off iciële taal zou zijn in de plaatsen, waar de meerderheid Vlaams sprak', 1823. In de Eerste Kamer werd toen uitsluitend Frans gesproken; in de Tweede Kamer en de R.. v. S. beide talen. In België raakte na 1830 het Vlanms in verdrukking', pas ia 1898 werd het weer de tweede officiële taal voor de wetten en besluiten. Zie Taajwetten. Taaltuin, Onze - , opgericht 1932, in 1941 ook officieel orgaan van de Dialectencommissie, onder redactie van Prof. Jacvan Ginneken. Taalwetten in België, waarbij geleidelijk aan het Vlaamse gelijke rechten werden toegestaan a1s aan het Frans; eerste in 1875 voor strafreclatzaken; daarna 1878 de IFEv- De fwe/ voor bestuursaangelegenheden; 1885 op de middelbare scholen in Vlaams België. In 1930 vervlaamsing der Gentse hogeschool', in 1951 de eentaligheid- voor Vlaanderel) en Wallonië met bijzondere regcling voor Brussel. deren en W allonië- met bijzondere regeling Over de Taalwenen van koning JrzNsu'w l een studie van A. Prayon van Zuylen. 1892, en van F. Blauwkuip over De Taalbesluiten, 1920. Th. Coopman en Jan Broeckaert bezorgden de xBibliograpbie p. d. V1. Tulstrijd. In 1943 verscheen De Taalpolitiek van >t7vë>2# jTillem I van Dr. A. de Jonghe bij Steenlandt te Brussel. taalzuivering, ter hand genomen door mannen als Coornhertt R/c/rt?r Visscher, Spie- #âc/; zie In Liejde Bloeyende. Verder Scris': r//./y; zie daar; Cats. Begonnen met Jan van de Werve. Zie daar; zie ook Jan Utenhove. Peter Heyns, Jan van der Noot. tabak! bezongen door Scriverius in zijn Saturnalla, vertaald door Ampzing, 1650. Zie daar. Geprezen door Starter in De Loj zwp; de Tobach. Voor 't eerst op 't toneel in De buitensporige Toebacksnuiver, een klucht van 1697; met een y,snuif-les''; van Enoch Krook. G. D. J. Schotel schreef Letterkundige B:j. dragen tot de ,g:Jf'/?, 1'. d. tabak. 1848; van Ebbinge W ubben is er een bibliografie over de tahak. Daarbij Bilderdijk, Het Nicotiaanscke kruid, 1852, Jan Pleyn de Corrage, Op Jezz Toebackscken quind-nar, 1676; A. v. d. Venne, De vindinge J:r tabacks lrzrt/zClt'r Smook, gevoegd bij de Sinne-vonck, 1654; R. W esterhoff . De kleine rookpnpjes, 1860. Tachtig, de M annen van - , de letterkundigen, dichters en prozaschrijvers, die tussen 1880 en '90 streefden naar vernieuwing van de kunst, volgens de reyels: 10 W ees niet banaal; 2 O W ek stemmlng; 30 Teken passie. De voornaamsten waren Kloos, Van Tachtig Dessel, Verwey en Van Eeden; zij den zich nauw verwant aan Shelley. loper Perk. Orgaan sedert 1885 De ft/rm Gids', Multatuli, Huet, Doornhos, Vosmaer en Potgieter geëerbiedigd; Beets afgestoten, Bilderdijk nog meer. De kunst van de Tachtigers vereerde uitsluitend de schoonheid', hield zich niet Fezig met maatschappelijke, zedekundige of godsdienstige vraagstukk-en. gevoel- Voor- Nieu- PO?2ie'' Frans door Ant. Donker, Coenen Studikn over de 1929. Vat) Tachtiger Van Verwc Inlei- Ned. DicbtLunst. Zie Beweging, 1920 '23. ding tot de Nieuwe ook D'Oliveira. Dr. G. KalffJr. schreef Schoonheid, o,, Gij, W ier naam (geheiligd zij, Uw wi1 geschiede; kôme Uw (heerschappij: Naast U aanbidde de aard geen (andren god! (Perk.) Die schoonheid moet worden vereerd in verzen zonder versleten beeldspraak- val) vroegere dichters; eis is ,sindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie'' Kloos en Verwey wezen aldoor op dc conventionele beeldspraak, op de valse en gezwollen dichterlijke taal, op de holle rethoriek van de dichters v -oör 1880. Om ze aan de kaak te stellen : verzonnen Kloos en Verwey het ,,dichterlilk ,, ver jaa a j jgjy,. zktr daar. Het voornaamste van de Beweging van Tachtig is: 1. kritiek; Inleiding van Kloos biJ Matbilde van Perk; kritiek van Verwey op Beets; Van Deyssels Nieuw Holland; Cornelis Paradijs, Grassprietjes; de geschiedenis van Julia. 1I. Eigen werk: Rkodopis van Kloos 188() en zijn eerste verzen; Van Deyssel, Een Liefde, 188j; Perk, Mathilde, uitgegeven door Kloos, 1882; Hélène Swarth, eerste bundel 1884., Persepbone van Verwey; Sonnetten van W inkler Prins, Uit âE'/ Leveu van Cooplandt, alles 188j; De Kleine Jo- JAZJACN:J van Van Eeden en het eerste proza van Van Looy, 1886; De AT/CJ/f/?: Gids se. dert 1 885; Mei van Gorter, Eline Vere van Couperus, 1889. Onder de prozaschrijvers verder Emants, Arnold Aletrino, Netscher en Frans Erens; onder de dichters Van Eeden en Leopold. Met 1890 is de Beweging van Tachtig ongeveer ten einde; de hoofdmannen gingen uiteen. In 1891 schleef Van Deyssel De Dood van bet N///,/ra. Iisme. Op de Beweging van Tachtig volgde de Tijd van Overgang''; dichters: Mw. Roland 1-101st, Boutens, Leopold, Van Collem, Adama van Scheltema, Ren 'e de Clercq, Frans Bastiaanse, Reddingius. Prozaschrijvers: A. v. Oordt, A. v. Schendel en Vafl Moerkerken, de schrijvers van historische romans'. Carry van Bruggen. Proefschrift over de Beweging van Tlc/ptig: ,,De episode vAn de vernieuwing onzer 1921 F. v. Eeden) Psycbologie van #:72 Tachtiger. Herman Rohhers gaf een overzicht van tle geschiedenis in zijn Ned. J,F//. na 1880. ). A. Rispens, Ricbtingen en J.'/- guren in de Ntplcr/ar#-fc/;e IetterLunde ,;a 1880, 1938. Herman Middendorp schreef De Beweging zwzi '80,. 1925. Van 1955 De Nw. Gids aIs Geestelijk Brandpunt door Dr. G. Stuiveling. Dr. James Anderson Russel schreef a1s proefschrift Tbe novel in /âEz Netberlands (de Ned. roman) en daarna Dutch p/e/l'.y (Ned. dichtkunst) . In 1941 verscheen De RpzzW.f-farf'é der Cu1- /;/7/:. in Nederland, door Gerben Colmjon. eep nieuwe poging om de geschiedenis der Tachtigers tc schrijven; in 1947 omgewerkt tOt De oorsprongen :,,,2 tle RtpzzfWlsfazzf'é. Tachtigh-jarige Bedenckingen van Vader Cats een handboek der ,,levenskunste'' naar ziel en lichaam, met verhalen, o.a. voorschriften ,,om goede en heuse manieren over tafel te houden'' Tacitus, 56 118, Rom. geschiedschrijver, bii wie het eerste uitvoerig bericht over de Germanen voorkomt, beschrijft ook de opstand der Bataven, 69 70 n. C. Verheerlijkt de Germanen a1s een onbedorven volk tegenover de ontzenuwde Romeinen. Zijn stijl werd ten voorbeeld genomen in de L. Annales van Hugo de Groot, die in 1657 in 't licht kerschenen en door Hooft in zijn Ned. Historiën. Vöör Hooft met dit grote werk begon, had hij Tacitus 52 maal gelezen; tijdens zijn arbeid aan de Historiën heeft hij de voornaamste werken van Tacitus vertaald, de Jaarboeken, de Historiën, Germania', uitgegeven in 1684. Tael, Arend N', zie H. #. Krul. Taemsz, Cornelis - , 1567 1600, uit Hoorn, vertaalde uit het F. een spreukenbundel, Schat des Deuchts, 1j94. Een .ode tot 1of van den Banne van Hoorn'' is ,.h opgenomen in de Ckronijch z'ap; Hoorn van Velius, 1604. Benoemd tot rentmeester', verdronken. Taeymans, Lodewijk ev', S.J., 1874 1937, uit Turnhout, schilder en schrijver vai: Cbristelijhe Kunst) in 3 delen. Tafel van den Kersten Ghelove, zie Dirc van Delf. Uitgegeven door Daniëls, Antwerpen 1939. Tafelronde, de ridders van de Ronde Tafel', zie daar en Arthur. Aan deze ronde tafel bleef één plaats open ,,dat vreeselijc sitten'', de gevaarlijlce zetel, omdat ieder die erin plaats zou nemen ogenblikkelijk gedood zou worden, maar die bestemd was 519 Tafelronde 520 Tartuffe vx r de ridder, die de Graal zou winnen. In Merlijn wordt verteld, 2at er j0 ridders waren, doch later in 't zelfde werk wordt het getal van j00 genoemd. Zij moesten zweren, vrouwen in nood te helpen en onrecht te wreken. Een der aller- Frans Coenen, Albert Verwey en Johan dv Meester. Takama, Henryk J. 'v, vertaalde Vyj N/:/.- wicheden uyt die l'av dsbleer A ëcâj:/ .;e,.- vantes, 16j3. Tamboer, Jan -, d.i. J4n Pietersz. A:E'/'- huysen, 1618- '67, toneelspeler te Amsterdam, vriend van Isaac Vos en van Jan Vos. Hij was kunstkoper en tamboer bij de schutters; kwnm soms dronken op het to. neel en stierf berooid. M aar was de ge, wilde toneelspeler. Meer dan door zijn gedichten bleef hij bekend door een bundel anekdoten: De Geest 1,/z; Jan Tfzwl/dy, 1656; dwaasheden uit Vfestfalen, Drente, Kampen enz. A1s toneelspeler trad hij in de komische rollen op: Robbeknol in de Sp. Brabander, Rijkert in Warenar, Hopman Roemer in Het N//r/j:, enz. Zijn 1a. chend afbeeldsel bezongen door Catharina Questiers en Jan Zoet: Wijl hij alleen vertoont tien Gekken 1) aan het Y. voornaamsten was W alewein, 1Ader aVOn' turen vader'' zoon van Arthurs zuster. Tafelspeelken van twee personnaglen, up der Dry' Coningenavond te J#E4e/;. Die beide personen zijn Gbewonelicke Vreucbt en Alwaricb Voortstel (vrolijk woord) ; zij komen de koning van het gezelschap eep geschenk brvngen; 1je veuw. (Tajelspelen werden opgevoerd binnenshuis en dus nict op de markt voor het volk in zijn geheel. Deze stukjes, met 2 personen, werden aanvankelijk opgevoerd ,,voor mijns heren tafel'', d.i. b'1'l vorstelilke maaltijden.) Opgenomen de M nl. Dram. Poèzie van Mr. H. E. Moltzer, 187j, opnieuw uitgegeven door Leendertz Jr. Tafelspel van een Coomen (koopman)? a1- leenspraak van een marskramer met ,,11edekens, historyen, refereynen ende nyeuwe tijdinghe''. Uitgegeven door Van Vloten in zijn Ned. Kluchtspel. Tafelspel van Melis Tyssen, Kluchtigh N', van Starter, toespraak van een y,halfbacken vrijer'' tot de meisjes, die hij zoekt te be koren; bruiloftsstukje. Tafelspel van die menichfuldicheit des bedrochs, tegen de geestelijkheid en de R.K. kerk, uit de eerste helft der 1 6e eeuw. Tafelspel van twee personagen, Hervormd gezind spel uit het midden der 16e eeuw. Tafelspelen van Hooft: Mommerij, 1602, gespeeld op een foy (afscheidsfeest) ; Brul loft-spel, 1602. bij. 't huwelijk van Catharina Quekels en Cornelis van Campen; Dv gewonde Venus, 1607; Paris Ot?z'2&t4, met het gesprek tussen Venus, Pallas en Juno. Taffoelrieaenlt dvearn d1w72a0asheid, Het groote - ; , met al de plannen van de compagnieën van windhandel, 74 spot- @ ln prenten en veel gedichten en 9 toneelstukken, o.a. van Langendijk. Tafereelen uit de geschiedenis des Vaderlands, zie Vermaieliihe Vad. Gtvc/a. Tak, Pieter Lodewilk 'w? 1848 1907, geb. te Middelburg, journa11st, 1885 secretaris der Liberale Unie, schreef 1886 '93 het Politie'h Overzicht in de Nw. Gids, richttc met weekblad op, De Kroniek. 1899 over tot de S.D.A.P. en werd 190j lid der Tweede Kpmer. De Kroniek werd bij Taks dood niet verder voortgezet. W ibaut zorgde voor een bundel Herdrukken uit de Kronieh. Medewerkers waren: voor toneel J. Kalf, de latere directeur van Monumenten- ingang van 1Jan. 18G9in5 gzijn eigen zorg,en J.F.Ankersmit;VOOr letteren (lovert Bidloo naaakte een gedicht bij zijn dood: Die kluchtig heeft geleefd, was kluchtig in zijn dood: Door klucht zijn winst meest kwam, door klucht niets overschoot. Tammers, A. J. P. 'v', zie /, C. Noordstar. Tammlnga, Douwe ,v, gaf in 1950 in 't Fries een drama uit in 4 bedrijven over De Hogerbuisuak (van 1895) . tandem (L.) = eindelijk. Tandem, 1878, genootschap met het doel om Max Havelaar te pensionneren, door Multatuli zelf opgericht; werkte tot 1882. taneel, o. = de beun of solre, het plankier waarop de abele spelen en sotternleën en de latere rederijkersspelen op de markt werden opgevoerd; het woord later verwis. seld met toneel. Tanner, Rolo - , pseud. van Paul Rogghé. Targier, Jacob x', 1688- 1735, stichtelijk dichter uit Dordrecht, sedert 1712 geheel blind. Johannes Badon gaf zijn Nagelaten Gedichten uit met een levensverhaal, 1757. Tartaud-Klein, Alida 'v, geb. 1874 te Amsterdnm, toneelspeelster. Louise in Vorstenscbool. Overleden 1938.Trouwde met Frits Tartaud, geb. 18j9, toneelspeler. Tartuffe, het beroemde blijspel van Molière, bewerkt door P. Schaak in 1674 a1s Steyloor of de s'c/azréeljod Bedriegerk daarmee wordt Jean de Labadie bedoeld. Daarop volgde Asselijn met zijn trilogie Jan Klaaz. In 1686 verscheen De Scbynheilige van Peter de la Croix, d.i. alweer De Labadie. Zie ook Schynbeiligh van Hooft. komieken. Tafelspeelken Tas Tas, Adam - , 1668 1722, uit Amsterdsm, kwam 1697 a1s vrijhurger atln de Kaap. opsteller van de klacht der 63 burgers van de Kaapkolonie over de gouverneur IF. A' v. d. Stel, 170j; gevangen gezet, 1706 '07. Zijn daghoek uitgegeven te Londen, 1914. ln dit Dagregister kwam hij op voor de Afrikaners tegen de zelfzuchtige politiek der V.O.C. Tasso, Torquato .v, 1544 '9j, uit Sorrento bij Napels, dichter aan het hof van Ferrara. Oefende grote invloed op de letteren van West-Europa, door zijn heldendicht Het Bevrijde Jeruzalem en door zijn pastorale Aminta: 1j75, het voorbeeld vaa het herdersspel ln heel W est-Europa, o.a. van Vondels Leeuwendalers. Het heldendicht werd door Joan Dullaert in proza vertaald, 1608. Een kort verhaal van Tasso's Leven gaat vooraf. Tesselschade vertaalde het stuk op rijm. De prozavertaling van Vondel werd niet uitgegeven; het hs. werd in 1894 te Oxford tenzggevonden. In de 19e eeuw kwam opnieuw de belangstelling voor Tasso. Ten Kate's Jeruzalem Verlost, 18j6, maakte het gedicht voor Nederlanders toegankelijk. Van Droogenbroeckdichtte een bekroonde cantate Torquato Tasso's dood, 1875. De eerste vertaling van Aminta is pas van 1660. Tast, Ton van ,v, ps. van Anton van der Valk. Tatler, The - , (De Praatvaar) , het eerste E. Spectatoriale weekblad, van Richard Steele, voornaamste medewerker Joseph Addison, 1709. Vertaald a1s De Snapper. Gevolgd door The Spectator, 17 10 ' 13., oplaag 1j000! Tauler, Johann ,v, 1300 '61 ? uit Straa/s. burg, D. mysticus, van grote lnvloed op ( ,e Ned. letteren van de M .E. G. 1. Lieftinck, De mnl. Taules.bss., 1956. Tazelaar, Dr. Chr. - , geb. te W eesp 189 1, rector v. h. Geref. Gymn. te Amsterdam, red. v. d. Stemmeu des Tijds; criticus. Schreef 192j zijn proefschrift De Jeugd van Groen. Van 1922 is reeds zijn Moderne Romankunst. Van 1950 bet HuweltjLs. probleem in de Z//erzi/z//zr; van 1932 Tien iaren oogst, overzicht over de romans. In 1934 gaf hij Brieven van Mw. Bosboom uit. Hield radio-voordrachten over letterkunde. Met M. J. Leendertse Cbr. LetterL. 5'?J/#Dr. Ook schreef hij Het proza der nieuwe zakeltjibeid, aantekeningen over het nieuwste proza, 1956. De .gel'fW/tWezzl.r van een é'Evzfzz, 1948. Teeling, Bloetbeuling van Maximiliaan - , schimpdicht van Vondel op Ds. Teeling van ldiddelburg, die prins W illem 11 had geprezen en de Aanslag op Amsterdam had verdedigd; 1650. Vondel stuurde hem nu een .,bloedheuling'' thuis, een schimpdicht vol van de allerplatste vergelijkingen. Ge. tekend P. L. pro liFertate, voor de vrijheid. Teems in Brant, De ew, lofdicht van Atlto- >2/#eJ op de Tocht naar Chatham, 1667. Zoo Feefden eertijds d'Italjanen, Toen Hannihal zijn legermagt Voor Romen over d'Alpen bragt Met uitgevouwen standertvanen. Teenstra, M aarten Douwes - , boer in de Noordpolder, daarna ambtenaar in 0. en 47. Indië; vestigde zich te Ulrum; redacteur van een landbouwalmanak; strijder tegen bijgeloof ; 179j 1864. Groninger Volksverhalen, 1840. Op zijn reis uit lndië kwam hij ook in Zuid-Afrika' beschrijving daarvan in De z/r//ci/er zz/#z/er werkzaamheden. Daarin ook het allereerste stuk in 't Afrikaans. Teestije, Jans N, zie Jan en Boendale. Teeuwis de Boer en Men Juffer van Grevelinckhuysen, boereklucht van Samuel Coster, in 1612 opgevoerd door In IJ/JW bloeyende) gedrukt 1627. Naar het oude volkslied: Een boerman hadde eenen dommen sin. Hii bracht een voer hout en gaf paard en wagen, a1s hij ,,een corte w-1J1e'' bij de Vrouwe mocht zijn. En a1s de Heer thuiskomt, weet hij zijn paard en wagen terug te krijgen. Het stuk werd opgebouwd op het woord : 't Krom hout brandt soo we1 alst recht, alst by de vyer ken komen. In deze klucht voor 't eerst de jonker voorgesteld a1s een ,,plompe Drent'' die krom-Hollands praat. Het volkslied, een boerde, kwam voor in het Antwerps Liedboek van 1j44. Teirlinck, Herman 'v, geb. 1879 te St. Jans Molenbeek bij Brussel, zoon van lsidoork romanschrijver. van het land: De W onderbare W ereld, 1902; van de stad: Het lz/t?- ren Aapje, 1909. Toneelschrijver. Mijnbeer s'crjazclzssr, 1908, is een humoristiscln beeld uit de 18e eeuw. Met Van de W oestijne De Ieemen Tsrezzwf, niet voltooid, weer een beeld uit de grote stad. Daarna schreef Teirlinck vooral voor het toneel. Hij is de vernieuwer van het toneel, verkondigt sym bolisch algemene waarheden: De Vertraagde FJz??, 1922 ; Iî 7/:772, 1922 ; De 3'1a?2 zonder f-#/, 192/i. Van 1920 is de Nieuwe Uilenspiegel of de jt7p2#J?e incarnatie w/zz den Jf-/zz/r/zzlcr Tbbijl. Van 1937 het drama De Ekster op de Galg. Teirlinck is niet alleen schrijver, maar ook tekenaar en meubelontwerper, schrijver van gebarenspelen voor de lustra van Delft, Groningen, Leiden, 1925 '25. Belast md 521 Teirlinck Teirlinck tendenz-romans lessen in letterkunde aan de kroonprins van België. Nieuwe roman in 1940: Naria s'leerwa/fd. historie van een Vlaamse VfOuW . In 1947 Rolande met de I//J, fantastische roman in 40 brieven. ln 1929 werd hem een Gedenkboez aangeboden, met bijdragen van Van Deyssel, Vermeylen, De M eester, Dirk Coster, M . Roelants e.a. Na Vermeylens dood werd Teirlinck . de leider van de Vlanmse letterkundigen in hef Nieuw Vlaams T#JJf'âr#J, 1946. Ere-doctor te Amsterdam, 1937. Over Teirlinck een studie van J. Kuypers in Vlamingen zwr Beteekenisk te Antwerpen. Nieuwc uitgave v. Mijnheer J. B. s'drj/Azz'zt/tl/z en Joban Doxa in de Bibl. der Ned. Lett., 19j1. Teirlinck, Isidoor - , 18j1 1934, uit Zegelsem bij Oudenaarde, onderwijzer, 187j leraar in de wis- en natuurkunde te Brus. sel. Nverkte a1s schrijver samen met zijn zwager Reimond Stijns: de letterkundige tweeling. Zij schreven novellen, romans. gedichten, drama's, een boek over Kruid- LlJnde. Van groot belang is hun roman Arm' F/yz/z/JereA;, 1884. Met A. de Cock gaf hij uit Kinderspel, 8 delen 1902 '06; Bra . bantse Sagen, 3 delen, 1900 '12; de grotc Vlaamse folklorist. Van hemzelf De T/>.pnymie z'zzr den Reinaert, 1910 '12. Teis Pzn., Geert 'v, ps. van G. IF. Spitzen. Teissèdre l'Ange, Josué x , 1771 186$, tlit Dordrecht. Nvaals predikant te Amsterdam, werkte voor de verbetering van het schoolwezen. Onder zijn geschriften Lofs'ede op Ra/z en een op Bellamy. Teisterbant, graafschap van Vlaardingen tot Tiel, aan Lek, M aas, W aal en Ilsel; graaf W altger was een broer van Dirk 1. Later twistappe-l tussen Brabant en Gelre. Bilderdijk noemde z. Heer v. TWJ/ez'la>2/ en lneweerde dat het zich uitstrekte van 't Lantvl van Heusden tot W ezel. Teisterbant, Mevrouw van 'v, de naam door Bilderdijk gegeven aan zijn eerste vrouw', zijn dochter Louise moest zich MejonL, ,/,.,,,z/ van Teisterbant noemen. Teisterkoord, W illenx van .v, of De 6'ybrohen Domper, zangspel in 2 bedrijveo, pamflet tegen Bilderdijk, ,,heer van Teisterbant'' 1824, van Spiritus Lenisk zie daar. Telemachus, zoon van Odysseus en Penelope volgens de Odyssee van Homerus. Trok uit om zijn vader te zoeken. De Avonturen wgzo Tdemacbus, beroemd F. prozaverhaal van Fénélon, 1669, tweemaal berijmd door Feitama; de eerste uitgave van 1755, maar hij bleef er zijn gehcle lcven mee doendc; 2e druk 1765. A1. gemeen bewonderd, door Justus van Effen. Telle, Reinier 'w, 1558- 1618, rector Zieriksee, kwam 1610 naar Amsterdam, schreef een lofdicht voor de Moord op Prins W illem van Hoghendorp, 1617. ln zijn Vrede-sang van 161j was hij ook al opgekomen tegen de heerszucht der predikanten. Tegen de predestinatie schreef hij zijn spotdicht Der Contraremonstranten Kerj-stock: Daerop wij moghen kerven Om nlet, totdat wy sterven, Slaen andre vroech hant aende ploech, Wy komen tijts ghenoech. Zie ook Tragedische Sjl//r/://. Voorloper van Vondels hekeldichten. Latijnse naam: Regnerus Vitellius. Temmerman, Jules -, 1877- 1934, uit Brussel, leraar aldaar, schreef een roman en verhalen onder ps. Huyo van Walden. Tempe, het bekoorlijke da1 ln Thessalië tussen de Olympus en de Ossa, het verbliif der Gr. goden. Vandaar lustoord. Huygens noemt het Voorhout Batava Tempe = het Ned. T. en W esterbaen sprak van Ockenburg a1s Arctoa Tempe = het Noordelijke T. Balthasar Huydecoper bezong zijn eigen buiten a1s Het Afaar.fezztY/zlczs, Tempe. Sckielands Tempe was y,het bloemryk Blommersdyk'' #door Dirk Smits bezongen in 1729. Tempe verherelykt, Hollands 'v, van Amsterdam door Sparewou, Sparendam tot Marquette, met 30 prenten van A. Rademaker en tekst van G. Tysens; folio. Tempel, Dr. Jan van den N, geb. te Wj1- lelnstad 1877, huisschilder, 1906- '18 secretarfs van het N.V.V., sinds 191j s.d. 1id van de Tweede Kamer, schrijver over economische onderwerpen; 1927 doctor ln de Handelswetenschappen. De W erdd ï>; Stormtih 1928. Minister van Sociale Zaken, 1939-'45. Schrijver van de roman Jacqueline Vrljliejj, 1951. tendenz-romans (D. Tendenz = strekking) , propagandagcschriften in romanvorm. Sara Burgel'bart, v. de dames W olff en Deken, Max fftgw:/,-/z/r van M ultatuli', Hilda war Suylenburg van Mw. Goekoop-De Jong van Beek en Donk, over vrouwen-emancipatie. Tegen de opiumpacht de Indische roman Baboe Dzl/w, van Perelaer. Adl.iaan dt' 41Jr&a/ verdedigt de denkbeelden van A1.. lard Pïerson; Amazone die van Vosmaer', Bartbold 31el'y'tzz; die van Corn. Huygens, 1897. Het Leesgezelschap te D/Ezp:Ni:t4, vöôr de Moderne Richting, evenals Anna Rooze van Cremer en diens novellen Kecs Springer in ezz buiten de kerk. Anna Rooze is bovendien een pleidooi tegen voorlopige hechtenis. Cremers roman Hanna #: Freule, 522 Tengnagel 1875, en zijn schïldering van Fa.brieisiin- J:rE'7;, 1863, beogen verhetering van de sociale toestanden. J. R. Snieders, B# de Boeren en De Goocâd/ mzr, 1878. tegen liFeralen en vrijden. kers, van katholiek standpunt. Virginie Loveling: Sopbie, 188j; voor t1e openhare school in Vlaanderen. dagelijks en huiselijk leven voor 't eerst in 't Ned. behandeld a1s een belangrijk onderwerp. Daarop volgde Bredero, die de Eunuchus van Terentius maakte tot een Amsterdams spel in zijn Moortje. Terentius' comediën werden vertaald in 1648 door Zwaerdecroon, in 1665 door W esterhaen. Zie ook Scbonaeus, Ludolf 5'wïJz-, Jzrar Halmael, Jzr. #. f nden en J. C. z?. De- ?'t;'7?/t'p-- Tengnagel, Matthijs Gansneb -, 16 l 5- +: 16j7, dichtte 1640 de klucht van Fricî /,? '? Veur-buis, in 1645 het blijspel De Spzenscbe Heidin; opgedragen aan Daniël Mostaert. Van 1659 is zijn Grove R///t,/ ofte Quartier des adzr.f/drlazzszcâ: Mane- Tergast, A. E. B. J. (Nes) ,v, letterkundige en dichter. Terkamp, Hermanus Theodorus 'w, schreef te Batavia Dicbt- :72 Letteroefeningent scbijn, gedicht over het Ter1 7la 7 e0n .en. dam. Gevolgd door St. z'y/z ojte âe/ laatste t?/./lp'/ëer des Amsterdamscke Na>2eJf-â#N, 1659; Amsterdamscbe Lindebladen, 1640. Deze gedichten hevatten allerlei toespelingen op dichters en leven in lqicolaes Amster- Milde :atoneelspelers', in zijn toont Gansneh zich een Het bekendst werd Dc ?2t;:E'/ in J'tfzzleytz werelt Po-eten, 16j2, met schetpe hun werk. Zijn eigen boeken gedrukt. In tegenstelling met #eschriften is zijn 'an C'onstance een uitvoerige werken pamflctschrijver. Geest f,a,2 Tengby de verstorvene hekeling van herhaaldelijk Alfred -, zie Prayon. Ter Navolging, begraafplaats aan de Scheveningse Wep uit het eind der 18e eeuw, ter aanmoedlging van 't begraven buiten de kerken. De dames W olff en Deken liggen daar begraven. Nu gesloten. Ternooy Apel, Marie Jacques 'v, 1867- 1912, toneelspeler, journalist en schrijvet van gedichten, novellen en romans, ondcr ps. Bram van Dam. Ook toneelwerk. Terpstra, Chr. 'v, geb. 189j, pseudoniem van de dichter van een viertal bundels verzen van 1944- '46. Terschellinger Volksleven, Kunst. Tersteeg, Johan 'v, geb. 1875 te 's-Gravenhage, 1895 1905 officier. daarna kunsthandelaar en uitgever', romanschrijver, ook onder ps. J. Eilkema de Roo. Mensen :,7/ boeken, 1947. Tersteeg-Frank, Julia x , 1893 1926, uit Amsterdnm, schrijfster van romans, novellen, schetsen, ook onder ps. Eva Adams el1 onder haar eigen naam Julia Frank. Terug-tocht, De 'v, dichterlijk verhaal van Karel van de Woestijne over Orpbeus ta/2 Eurydice; zie Orpbeus. Ter W aarheid, maandblad dat na de eerste oorlog uitgegeven werd door Joris val) Severen', verdedigde aanvank-elijk een soort christelijk commullisme, verzeilde later in de politiek. T erwen, Joh. Leonardus 'w, 18 1 5 '75, Ned. letterkundige, schrijver o.a. van een etymologisch woordenboek en met Corstiaan de Jong van Onze Tljdgenooten, een aantal levensschetsen. Terwey, Tijs 'v, 184j '93, uit Zaandam, dir. v. d. Kweekschool voor Onderwijzers te Ams erdam. oefende door zijn Spraakkunst zeer grote invloed op het taalonderwijs. Met Van den Bosch, Cramer en Buitenrust Hettema werd hij redacteur v. d. Zwolscbe HerdrukLen. zie z>lr. Jaap zijn andere prozaverhaal Het .r,:z,/t,72 heel fatsoenlijk stuk. De Geest zuv Tengnagel is misschien van de uitgever Joh. Naeranus', hij plaatst 34 dichters in de hel; anderen, Hooft? Van Baerle, (Mostart, Anna en Maria Vr cher zijn in het Elyzeum. Over Tengnag een studie van Knuttel. Tentoonstelling van de na 1914, samengesteld Zoon's boekhandel te Ned. Dicln kunst door Kemillk & Utrecht, 1930, met systematische catalogus van Roel Houwink. Tepel-wercken, knutselarijen, de titel van de mengeldichten in Brabbelingb van Roemer Visscher. De titel bewijst, dat hij zijn eigen werk niet hoog schat. 't W oord leeft nog in de oude betekenis in 't Groninger woord tiepelwaarL. Zie Spitzen. Terborgh, F. C. x , geb. 1902: dichter en prozaschrijver onder pseudonjem, vriend van Slauerhoff, die door hem herdacht werd in 1949. Hij schreef verhalen en schetsen. Terbruggen, Joh. Abr. -, 1775 1819, uit Utrecht, schoolmeester te Antwerpen, stichtte aldaar 1803 het taal- en letteroefenend gezelschap ,?Tot nut der Jeugd'' dat toneelvoorstelilngen op touw zette en van 1815 '22 een almanak uitgaf . Terburch, ps. van Is. SJJ/'' /r. Terentius, 190 1j9, de grote Romeinse blijspeldichter. Hij was geboren te Carthago en heet daarom Terentius Afer = de Afrikaan. Zijn blijspelen in 15jj rethorikelijk vertaald door Cornelis van Gbistelek het Terwogt, W . A. 'w, geb. 1858, Remonstrants predikant, sedert 1879 te Hoorn; schreef over Flavius //J:pâz/J, 1863, en 523 Terwogt terzine gaf al diens werken uit, 1867 '75. Verder Het Land -,2 Coen) gesch. der Ned. in Oost-lndië, aan het volk verhaalcl. 1888. terzine = 3-regelig couplet in jamben, waarvan de eerste regel rijmt op de derde en weer op de tweede van de volgende terzine. In terzinen is de Commoedia van Dante geschreven; daarom dichtte Potgieter zijn Florencc insgelijks in terzinen. Verder Frederik van Eeden, Het Lied van 5'f'â#r en Wezen; biJ Henriëtte Roland 1-101st, bij Joan Bohl enz. Tesselschade, zie Visscher. De Kerststorm van 1595 vernielde niet alleen een schip van Roemer Visscher; er lagen 140 schepen op de ree van Tessel. Tesselschade, muzenalmanak van Potgieter, 1838 '40., bedoeld a1s model van de zeer vele almanakken van die tijd: veelzijdig en voornaam. Bevat o.a. Liej en Leed in /J:/ Gooi en 20 gedichten van Potgieter; verder werk van Heije, Beets, Ter Haar, Ten Kate, Tollens en Bogaers; boertige stukjes van Luhlink W eddik, Burlage en Brester; proza van Hasebroek en Eliza, van Van Lennep en Bakhuizen. Testament van Potyieter, Het .v, 1908, de uitgave van Potgleters Gedroomd #>rJrljden door Verwey. Teutem, Frederik van ev, 1774 1847, Remonstrants predikant, redenaar. Teutonista of Duytschlender, zie Van #E'7' Schueren. Tex, E. den -, geb. 19 18, dichter. Slagzii, !942. Schipbreuk, 1945. Text, zie Priapus. Teyler van der Hu1st, Pieter ,v, 1702 '78, rijke Haarlemmer. Liet zijn vermogen na aan de stichting Teylers Genootscbap. Tot heden veel processen om de erfenis. Teylers Eerste Genootschap, voor de studie van godsdienst en staatkunde; het Tweede voor natuurkunde, dichtkunde, geschiedenis, teken- en penningkunde. Daarnaast Teylers M useum en bibliotheeh. Teylers stichting schrijft elk jaar prijsvragen uit. Teylers Tweede Genootschap schreef een prijsvraag uit over de regelen der Dichtkunst; 't antwoord van Jeronimo de Boscb werd bekroond, 1781. Thalia, de Muze van het blijspel. Daarnaar noemde Focquenbroch zijn beide bundels verzen Tbalia of Geurige Z,'?r#-G5JfSz,'., 1665 en '69. Daarin Typbon // Reuzen- J/r#J; zie Focquenbroch. Tijdens zijn verblijf aan de Goudkust werd de derde bunde1 gedrukt a1s Afrikaense Tâ,/Ja. Thans, Antoon .v, geb. 1884, R.K. dichter; minderbroeder uit Maastricht. Kloosternaam Pdter Hilarion. Owk /pzlE' Hoven, sonnetten. Oorlogsdagboei, in proza. Leraar te Rekem Belgisch Limhurg. Toneelschrij- Vec. Verwierf 1940 de Eugen van Oyenprijs voor zijn werk Oud Ew Nieuu, Italië, hem toegekend door de Veldeke-stichting te Hasselt. Theagenes van Thessalien ende Chariclea van Ethiopien, in 10 boeken uit het F. van Amyot in 't Ned. vertaald door C. K. = Cbarles Quina, 1610. Dit is de beroemde Griekse roman van Heliodorus. thee, voor 't eerst op het toneel in de Goê Vroulv van Bernagie, 1686, dan in de klucht De Theezieie Jujfers, 1701, in die van Abraham de Vri Tbee-Geselscbap, 1702, en in die van Groenewoud Veriwistende Tlaeedrinij'ter. In Asselyns Spilpenning wordt de verkwistende vrouw met haaz slampamsters door schuldeisers verrast op een theepartij, 1691: De oude Hollandsche zedigheid en (zuinigheid word nou by veele bespot en veracht. In 17 19 schreef Groellewoud nog een stuk tegen het theedrinken: De verloore Diaz',' rzz/i.ëz2#. Maar al spoedig kwam het Dankdicht aan God van Ds. Schortinghuis, 1700 'j(;: Is er ooit een drank te vinden. Die ons tot verquikkiny is, 't Is den thee tot lafenls, En dus moet ik billik in den aangenamen thee A'erstaan: Gij hebt alles welgedaan. Thee-boom, De Oost-lndische 'v, liedboek, bij B. Koene te Amsterdam? 1818. Theems in Brant, De ''w, z1e Teems. Theophilus, berijmde Marialegende uit de 14e eeuw. Theophilus verkoopt zijn ziel aan de Duivel, maar wordt door Maria behouden. De dichter laeeft gebruik gemaakt van L. en F. legenden, o.a. van die, door M arbodus. bisschop van Rennes, in 't L. bewerki. Uitgegeven door Blommaert 1858,, door Verdnm 1882. Theophilus, pseud. van Léonce Reypens. Theorie der schoone k-unsten, zie Riedel. Theseus en Ariadne, drama van Hooft, ook we1 alleen AriG ne geheten, 1602., evenals zijn Achilles buiten zijn weten in 1614 uitgegeven. Zie Ariadne. Ook in dit st'uk uit zijn jeugd toont zich reeds de opvatting van Hooft: Een ijder borger is een dienàer van sijn heer, Maer ijd'er heer is knecht van sijn gemeente weer. Met oproeping van de spokende machten van de onderwereld, van Hekate en van droomtonelm naar het voorbeeld van Seneca. Er is dan ook maar één allegorische figuur in het stuk, n.1. ,,Het Gerucht''. 524 Theseus tsesls thesis, zie arst's. Thetis en Peleus, Bruiloft van 'v, toneelspel van de Kamer ,,1n Liefd' Bloeyende'' 1615 vertoond op de doorreis van prinses Elizabeth van Engeland naar haar aanstaande echtgenoot Frederik van de Palts', met gevel van Hendrik de Keyser voor de ,,ve1'- tooninghe'' en met een bijschrift van Hooft. Hetzelfde onderwerp gaf N. J. Storm van 's-Gravesande aanleiding tot een hoertig berijmd verhaal, een echt stuk om voor tc dragen, De Kermis Jtzr Goden: Toen Peleus ('t is al lang geleên) Met Thetis zou gaan trouwen, Kwam vriend en maag verheugd bijeen, Om feest met hen te houen. Zie Peleuj'. Theunisz, Dr. Joh. ev , geh. 1900 te Stadskanaal, schreef 1927 zijn proefschrift ovcr Het J?a#/p;//J te Enkbuizen. Dichter, romanschrijver, o.a. Verloren J''//1, roman over de Zuiderzee, 1955. Bimini, verzameling van moderne prozastukken, 1930. Het ontoeganielijie élr/, de geschiedenis van Bernardus Paludanus, dokter te Enkhuizen in de l7e eeuw, 1956. De #/':#JJe drift: Stad. Groninger roman, 5e druk 1944. Thielt, kamer De tIWJ: roos met de spreuk Gbebloyt ë/2 '? wilde) leefde in de 18e eeuw weer op: 1732 drie voorstellingen te Gent. Deed mee aan de wedkamp te Roeselare, met M aria s'zz/ar/ a1s opgave, 1772. Ook te Kortrijk 1785 en had zelf 24 kamers te gast, 1787. Thieme, D. A. -, 1830 '79, uit Nijmegen, 1855 uitgever te Arnhem, nam De Tijdspiegel over, gaf sedert 1857 de Guldens- Editie uit, vooral voor de werken van Ke1- ler. Mw. Boshoom-Toussaint en Cremer', zond Keller uit voor zijn Zomer ë>2 '/ Noorden en in 't Zuidenk gaf de Arnbemscbe Courant uit, waarvan Keller in 1864 redacteur werd; leidde sedert de oprichting in 1869 Het Vaderland, het vrijzinnige dagblad in Den Haag; verhuisde daarom in 1874 naar Den Haag. Werd met Nijhoff en Sijthoff de uitgever van het Ned. W oordenboek. Naar hem genôemd het D. ,4. Tbieme-jonds voor letterkunde-prijzen', voor proza 1944 '49 verwierf K. v. d. Geest de bekroning met Gezegend is â:/ land....., roman uit de Drentse veenstreek-. Thiery, Dr. Herman - , geb. 19 12 te Gent, doctor in de economie. Letterkundig medewerker aan 't Gentse dagblad Vooruit. Dichter onder ps. Joban DWJN/, 1id v. d. W aterkluisgroep. Met Coole en Van Brabant leider van het ts. Klaverendrie, 1957 '42; (voor poëzie) . Deze Dr. in de economische wetenschappen liet in 1944 een fantastische roman verschijnen: De Trap van steen en wolken. Van hem ook een ,,magisch-realistisch'' toneelstuk De C/wrrz#: van Advent en nog een trilogie van drama's De Liejde is ::7,2 schepping van vergoding) Brussel 194j. De driejaarlijkse prijs voor Nederlandse toneellitteratuur voor de Belgische schrijver van het beste toneelstuk is voor het tijdvak 1943 1945 met algem. stemmen toegekend aan Johan Daisne voor zijn stuk Het zwaard zu?2 l'ristan. Opstellen over het toneel: 1?; bet teLen ,'a?/ Esmoreit, 1947. De man, die z#r baar Lol't /Je/ Lnippen, roman, 1948. Hoofdbibliothecaris van Gent sedert 1944. Studie over hem van J. Schepens, 1946. Zijn Trap is een der bijzonderste werken der moderne Vlaamse literatuur. Thillo, Liesbeth van 'v , geb. 1914 te Edegem, lerares te Antwerpen, dichteres. De Doem der Droomen, 1937. Thineus, ps. van T. v. Duinen. Thirsa oj de Zege z/tfzz den Godsdienst, het eerste treurspel van Rhijnvis Feith, 1784. (Thirsa is de moeder der 6 Macchabeeën, die door Antiochus Epiphanes, koning van Syrië, omgehracht zijn; zij offert ook haar zevende, uit eerbied voor het geloof fn haar God.) Feiths treurspel stond onder invloed van Vfieland. Thirsis Minnewit, een der bekendste liedeboekjes der 17e eetlw, van Johan van Dans, rechtsgeleerde; 16j4. Herhaaldelijk gedrukt in de achttiende eeuw. De druk van 1752 heeft 3 delen ieder van 160 blz., gevolgd door de Vrolyke Zanggodin van nog weer 160 blz. Bij Joannes Kannewet te Amsterdam. Een allermerkwaardigste bundel minne-, herders-, volks- en straatzangen. Ds. Tuinman kwam er tegen op in zijn Hemelwerk, 1720; hij had geen oog voor volkskunst en hij vond alle minnedichten verkeerd. In het M innewit b.v. Het windje, dat uyt den Oosten (waayd Dat waayd (niet) tot allen tyen: A1 die daer in zijn liefs armen leyd, Die mag hem we1 verblyen. Een volkslied, dat nog weer is opgetekend door De Coussemaker in 1856 uit de mond van Duinkerker vissers. Verder is er in bewaard Na Oostland wil ïl varen. Een ander vervolg op Tbirsis Minnewit was Het amoureuse f,J/J/1//, 17e druk 1795 bij S. en W . Koene te Amsterdam. Thyrsis is de verliefde herder. Zo ook: Minnevlam brandende in 't bart van T'âzf'- sis, om Je scboone Amaril, door F. le Bleu, 1640. Thiry, Antoon - , geb. te Lier 1888, schreef Het scboone j=r van Carolus, 1920. Met Timmermans, ook uit Lier, de Begijnbofsproken. 525 T'kiry 526 Thorhout Thomas van Cantimpré, 1201 '72, geb. te Sint-pieters-l-eeuw ten Z. v. Brussel; kloosterling, prior van Cantimpré hij Kamerijk, daarna te Leuven. Schreef het Bienboec (Bijenboek) , een zedek-undige gelijkenis; 1258 '61. Stelde in het L. met Jacob van Vitry de Levens op van Maria vall Oignies ( 1177 1213), Christina van Sint. Truyen ( 11j0 1224), Margareta van Yperen ( 12 16 '57) en Lutgart van Tongeren ( 1182 1246) ; hierin het beeld van de mystiek, de extase en de minne' CCLIW . Zijn groot werk De r,///T/'J rerum, 1244, werd door Maerlant bewerkt a1s Der Nader 13e en #e/; waren Jcârïjz/uv door Jac v. Ginneken; deze houdt Geert Grote voor de oysteller. Daartegen kwam P. Hagen op in ziln Untersuchungen, 193j. Over Thomas handelde ook B. Bahring, die hem plaatste in de lijst van zijn tijdgenoten, 1866. Thomas, M athilde - , de Mathilde van de sonnetten van Jacques Perk; een W aals meisje van 20 jaar, toen hij haar leerde kennen te Laroche in 1879. Zij was al verloofd. Volgens haar neef Paul de Reul, die over haar schreef in De W itte Mier van sten /t?lJ/ f1a9d2ajs, sev oentd zij hem ,,ennuyeux, blondasse, collant''. Zij is later met een turen Bloeme. Ook thomas van Bellingen. Hij 2ag een kruis aan de hemel van 8 cubitus (voet) lang, voordat in 1426 Lodewijk de Heilige ter kruisvaart trok. Belgisch officier getrouwd. Zie PerL. Thomasvaer, zie Tâ. 1?. Malsem. h. Spatzier zorgde voor de nieuwjaarswensen met kritiek op de dingen van de dag 1764 en '65; A. Fokke van 1802- '09., M. W esterman van 1810- '36. Thomson, James 'w, 1700- Thomas a Kempis, d.i. uit Kempell (in de Rijnprovincie), 1379 1471, de vertegenwoordiger bij uitstek van de Moderne Dcvotie, de schrijver van de L. Imitatio Câr/lf (de Navolging van Christus) , beroemd over de wereld. W eldra overgebracht in de volkstaal, heeft het Foekje ook op het volk een grote invloed geoefend. Zijn burgerlijke naam was Thomas Hemerken. Hij trok in 1391 naar Dcventer, waar hij door Floris Radewijns onder dak gebracht werd bij Zwedera van Runen. Hij bleef er 7 jaar en ging toen naar het klooster op de Agnietenberg bij Zwolle, waar hij, afkerig van de wereld, 70 jaar leefde en rust vond ,,in een hoeckske met een boeckske'' Daar ontstonden zijn L. verhandelingen en zijn Sermones (preken) : al het aardse is een kwelling voor de mens, die '48 E. dichter. Beroemd om zijn gedicht Tbe Seasons (De Jaargetijden), de eerste uiting van het moderne natuurgevoel, met bewondering voor de schoonheid van het landschap, 1750. In Frankrijk dezelfde gevoelens bij Rousseau; in Duitsland bij Klopstock. W eldra ook in Nederland; zie natuurgevoel. J. Lublink de Jonge vertaalde The Seasons in proza, 1787. Van W inter maakte er een berijming van. Onder Thomsons invloed staan: Engelbert met zijn Bespiegelingen over de Vier Get#den des Jurs, 1769, en Macquet met zijn Vier />r:eJ#z&/2, 1767. Over de Ned. vertalingen een studie van B. G. Ha1- berstadt, 1923. Thomson, Ds. J. Jac. N, geb. 1882, dichter uit de groep van De Beweging. De Pe1- yr/z/z met de Lier, 1911. Sonnettenkrans De Keten, 192 1. Ps. van Jan Dideriksz. In 1946 verscheen zijn bundel verzen De RE'- genboog. Thorbecke, Mr. Jan Rudolf -, 1796- 1872. uit Zwolle, hoogleraar te Gent 182j- '30, te Leiden daarna; schreef 1839 zijn beroemde Aanteekening op de Grondwet, de grote leider der Liberalen, bracht de Grondwetsherziening van 1848. Minister van Binn. Zaken 1849- '53, 1862- '66, 1871- '72. Facile princeps, zonder tegenkanting de eerste, zei zijn tegenstander Groen van Prinsterer. De S.G. verleenden aan de beide dochters, die zonder middelen achterbleven. een pensioen. Standbeeld te Amsterdnm. Maar spottende grajscbrijten in de vierde bundel Ideën van Multatuli. Over de gebeurtenissen van 1848 schreef hij het Dagz/ eri=/ van Adelkeid (zijn vrouw) , uitge. geven in De Gids, 1905. Thorhout, stadje ten Z. v. Brugge, met de Kqmer van Rethorycke yyDoor geest en argaarne van alle zonden ontslagen wi1 zijn. Daar schreef hij de Imitatio) die inkeer tot zich zelf predikt, ontleding van eigen zieleleven, verlangen naar God en naar Jezus. Hij put zijn voorbeelden uit de Bijbel en de Kerkvaders en de klassieke en mystleke schrijvers; van het dagelijks leven van zijn eigen tijd is er in de Imitatio zeer weillig te vinden. Het is een verzameling goede punten, behartenswaardige wenken. Voor het beschouwelijke kloosterleven stelde Thomas twee Dietse traktaten op: Cleyn Alpbabe: en E en merkelike Leringe. De Imilalio is in alle talen der wereld overgebracht; in 't Ned. ook van 't begin af. In 1844 de vertaling van Hasebroek. Moderne van R. J. P. M. Bouman, 1904; F. Erens, 1907; W illem Kloos, 1908; 1s. v. Dijk, 1909; Pater Heesterbeek. 1946; B. W ielinga. 0. A. Spitzen schreef een studie Thomas J Kempis a1s sckrijver wlzi #e n,Ndvolging'' :eâlr#/ge l. ln 1929 verscheen Op z/el naar den oud- Thomas van Cantimpré Thorpe beid''; in 190j Gheldere', 2ie daar. Zie ook Marttjn z'Jv fborbout. beschreven door K. de Thorpe, Th. N, Foekverkoper te Londen, had in 1836 ten verkoop een hs., waarin een Spiegbel Historiael, de Z:+:772 Wijzen 1u,2 Rome, het Foek van de Roos en j kleine stukken; in 1888 aangekocllt door de Be1- gische Regering: het Thorpehandsckrift. Thoulouze, Tholouse, heerlijkheid in Franche- comté ('t Vrijgraafschap Bourgondië), in het bezit van het geslacht van Marnix. Thrasybulus (lett. = koen-raad)? ps. van Conrad Busken Huet a1s schrilver in de Leidse Studentenalmanak (in 18j4 uitgegeven a1s Groen tnc R#:) en in Aurora, welke almanak hij als Gids-redacteur later zo besmttelijk maakte. Thronus Cupidinis ( L. = de troon van Cupido), Foekje met emblemata met F. en L. verzen; de 2e druk 1618 bij Blaeu heeft ook Ned. gedichtjes van Bredero', een 5e druk verscheen 1620. Thugater, de dochter in de Acbtste G'Evcâës'- denis l','Jzi Gezag in de Minnebrieven van Multatuli', de zoons trekken de wereld in, maar aan haar moet de vader leren, dat weten, begrijpen en begeren zonde is. Pleit voor de vrijmaking van de vrouw. Thijm, zie Alberdinqb Tbijm. Thyrsis Minnewit, z1e Tbirsis. Thysens, G. - , zie Tysens. Thysius, Mr. Anthony 'v, 1605 '6j, hoogleraar te Leiden in poesie en eloquentia el) a1s zodanig de redenaar bij openbare gelegenheden (in het L.), b.v. op de verovza. ring van Sas van Gent, 1644; op de terugkomst van Johan M aurits, 1645; op de verovering van Hu1st, 164j) op Tromp, 16j5; op Heinsius en Barlaeus. ln 16jj bibliothecaris. Thysius, Mr. Johannes ev, d.i. Jan Thys. sen, 1621 'j5, uit Amsterdam; hij stichtte bij testament de Bibliotkeca Tbysiana te Leiden; het gebouw op het Rapenburg is ontworpen door Pieter Post, 16jj. Thysken van den Schilde, hoofdpersoon van een M.E. lied; hij heeft gemoord en geroofd om zijn ,,boelken'' geld en goed te verschaffen, nu zit hij gevangen; z-1J komt om hem te redden, maar wordt onverbid. delijk bij zijn verwijten: Och Thysken vanden schilde, haddy dat woort ghesweghen, Met silver ende roode gout had ick u op doen weghen, Dat u nu sa1 costen dijn fiere jonghe lijf. (Antw. De ballade uit het Antwerper a1s klucht btverkt door Slm. Tysien. Thijsse, Dr. J. P. -, geb. te Maastricllt 186j, gest. 1945, hoofd van een school, i leraar', zie Heimans. Thijssen, Theo v, 1879- 1945, onderwijzer te Amsterdam, schrijver op schoolge- Fied en van opvoedkundige romans, 1935 lid der Tweede Kamer voor de S.D.A.P. Kees de Jongen, 1925; Het Grtjze Kind, 1927, Tiberias, Tichelen, werpen jeugd. Tichelen, Th. van - , geb. te Stabroek 1877, kanunnik. Vlaams essayist. De Belgische Boerenbond gaf van hem artikelen uit a1s Het zonnlge j-r. Tideman, Jan - , 1821- 1901, ambtenaar aan Binn. Zaken, 1882 conservator der hss. ter Kon. Bibl.; mede-oprichter en secr. der Ver. tot bevordering der Oud-Ned. Letterkunde, 1844- '48, hoofdred. v. d. Alg. Kunst- en Letterbode 18j4- 'j8; medeop.. richter v. d. NEW. Spectator. Schreef o.a. Cupido, bloemlezing uit de erotische dichters, met Dr. J. G. de Hoop Scheffer, 1845. Hij gaf de Gedicbten van Simon van Beaumont uit, 1844. Verder Dboec vanden Houte, 1844, en Leven van St. Franciscus van Maerlant; dan Floris en Blancefloer veel ander, vooral Fibliografisch Cn2. Hugo van - , zie Tyberien. Hendrik van - , geboren te Antin 1883, schreef vo' oral voor de en zeer werk. Tideman, Dr. Joannes ew, 1807 '90, Re. monstrants predikant, 18j0 '72 hoogleraar aan 't seminarie te Amsterdam. Schreef over de geschiedenis der Remonstranten. Tidemaq, M r. Piet - , 1871 1945, met Boeken in 1895 de mede-redacteur van De Nëez/fz'tp Gids, toen Van der Goes, Van Eeden en Verwey heengingen. Schildknaap van Kloos. Tideman was advokaat te Haarlem. Tiele, C. P. - , 1830 1902, uit Leidell, vriend, geestverwant en levensbeschrijver van De Genestet, 1863. Hij was Remonstrants predikant en werd 1875 hoogleraar te Leiden. Dichter, doch vooral van betekenis a1s schrijver van een vergelijkende godsdienstgeschiedenis van Egypte en M esopotamië, 1870. Tiele, Dr. P. A. ,v, 1854 '89, ambtenaar aan de Leidse Bibliotheek, 1876 te Utrecht, 1886 Dr. honoris causa, (koloniaal) geschiedschrijver. Bibl. z?. Ned. Pamjletten, 1 8j6 '61. Broer v. d. voorgaande. Tielebuys, Klucht van 'x', van W illem Elias. welkomstspel van de Kamer De Lelie te Diest op het kaagspel van 1j41. Tielebuys hoort van zijn vader, dat hij een jaar te vroeg geboren is en wil yiherdragen'' worden. De vroedvrouw stopt hem in een zak en legt hem voor de N ort van 't ba- 527 Tielebuys Tielman Susato 52! gilnhof neer. Juist heeft een oude hagijn gedroomd, dat zij een jonge zoon had gekregen. Nu heeft zij er een, voor wie ze meteen 100 kronen kan neerleggen voor zijn uitzet. In 1934 gaf M. de Jong Drie 16e eeuwse esbatementen uit, n.1. Tielebuys, De blinde die tgelt begroej en De Iuystervinck. Tielman Susato, zie S. Tielrooy, Prof. Dr. J. -, geb. op 1886, leraar in het F., van 1926- '32 in Indië; 1938 prof. in Amsterdam; schreef 1923 een F. proefschrift over Busien Huet. ln 1940 redacteur van Elseviers N/z/z7Jschrip. Behandelde de afdeling Literatuurfz'e/ ézz-fcâap in Servire's Encyclopaedie. Een historische studie is Ernest Renan, een :r/// Humanist. Ook schreef lnij een hoofdstuk in het Panorama der Ned. Letteren. Onder de titel: De T'r///zz;/ van JeJ vr#e denken schetst hij daar de betekenis van M ultatuli, Vosmaer, Huet en Pierson. Tiendaagse Veldtocht, verheerlijkt in de Citadelpoëzie. Hasebroek, Gewin, Van der Linde, de heide Veders, Heije, Van Dam van Isselt, Goeverneur namen er a1s vrijwilligers aan deel. Van Lennep was de eerste dichter van Tiendaagse''; :1 verder o.a. Van der en W ithuys; deze laatste was volgens Hall de tweede Zwanenburg. Tiende Penning, Lied op de .v, 1j70, een van de krachtigste Geuzenliederen; zie daar. Helpt nu u zelf, zo helpt u God Uit der tirannen band en slot, Benauwde Nederlanden! Gij draagt den bast al om uw strot, Rept fluks uw vrome handen. Aan Alva werd dit antwoord in de mond jte gBevedeenr:ven huns landshadden ziJ (geen acht, Zolang ik hen bij de vleespot liet (blijven M aar nu ik hun Mammon aanroer met (kracht, Afillen ze mij uit den lande verdrijven. X Goede Boerden, uitgegeven door Eelco Verwijs, 1860. Acht ervan uit het Hulthemse hs.: die door Serrure wegens onfatsoenlijkheld niet waren opgenomen in het Vaderlandscb M useum; ' e 'en van Hildegaersberch ( Van den N5rjcJ) en één uit het Amsterdamse hs. van die Rose. Zie boerden. X Plaghen ende die X Ghebode, Die .v, rijmwerk der 14e eeuw over de Tien P1agen. Uitgegevçn door Snellaert, 1869. Tieranny van Eigenbaat in het eiland van Vrye-keur, van N.V.A. 1679, d.i. Pels. politieke satire tegen W illem een allegorie. Uit het Italiaans. /. Pook' schreef er een vcrvolg op: De Dood t?J, Eigenbaat. Ysbrand Vincent kreeg het in handen vöör de uitgave, gaf het verbeterd i1n7 0h7et licht a1s Ondergang van fYersix/, , tot ergernis van Pook. (Etgenbaat Willem 111.) Te W inkel zegt, dat de Tieranny geen politiek hekelspel is, gelijk door Kronenberg en ook door W ybrands werd ondersteld. Zinnespel in j lange bedrijven. Tière, Nestor de zv, 1856 1920, uit Eyne bij Oudenaarde, ambtenaaz bij de Kon. Bibl. te Brussel, dichter en schrijver van talrijke toneelstukken van realistische strekking. Een Spiegel, 1891 met goud hekroond. Til, Salomon van ,v, 1643 1713, uit Weesp, Coccejaans predikant, 1685 te Dordrecht, 1702 hoogleraar te Leiden; schrbjver van vele L. en Ned. godgeleerde werken. Daarbij een uitvoerige verhandeling Digt-, Sang- en Speelconst, soo J:r Ouden, a1s )yJ/>2J:r der Hebreen, 1692. Timbre de Cardone ende Fenlcie van M essine, blij-eindigend treurspel van Jan Starter, 1618. Daarin ,yeen vermaecklyck' Sotte-clucht van een Advocaet ende eetl boer op 't plat Friesch'' De stof koos Starter uit een vertaling van de Histoires Tragiques van Belleforest. Timbre komt ook voor in de vertaling van Bandello: XVIII waeracbtige gescbiedenissen, door Reinier Telle of Regnerus Vitellius. Ook kan Starter hdzelfde onderwerp hebben gezien bij de Engelse toneelspelers te Amsterdam. Timbre is een figuur uit de Vesperen 1'a& Cecilien van 1 282. Op het stuk een lofdicht van Boudewijn Jansen Wellens: W ant ghy by ons niet min g'acht zijt, a1s by Hollander Zijn Heynsius en Hooft, Bredero of Vermander. Timmer, Charles x , geb. 1907 te Amsterdam, dichter. Gestalten en s'e/z/Eprt>r, 194j. Beeld in Spiegel, 1946. Romanschrijver: Aan den Ow'crJlz//, 1946. Timmerman, Dr. Aegidius W . - , 18j8-- 1941, leraar a. h. gymnasium te 's-Gravenhage; vertaalde llias en Odyssee, schreef een roman Leo en Gerda; gaf, bij zijn 80ste verjaardag, Tim's Helinneringen uit, met o.a. schetsen van de Nw. Gidsheweglng, bilzonderheden over Jun Veth, Toorop. Bauer, Perk, Gorter, Kloos, Vata Deyssel, Diepenhrock en Theo van Hoytema. Timmerman, Petronella Johanna de N, 1724- '86, uit M iddelburg. Maakte gelegenheidsgedichtjes, o.a. op Elisabeth Bekker, 1756. Truwde met J. F. Hennert, Timmerman Timmermans hoogleraar te Utrecht, die haar Gedicbten uitgaf. Hij gaf college over wijsFegeerte van Kant. Timmermans, Felix x', 1886 1947, uit Lier, eerst Fekend door leurder ln kant, werd aloln zijn Vlaams verhaalPallieter, 1916, Feschrijving van de Kempen, vol uitbundiye levensvreugde. Daarop volgden verschlllende andere Vlaamse verhalen, o.a. Driekoningen-triptiek, met Eduard Veterman omgewerkt tot het toneelstuk- En zt/tfz?r de ster bleej stille J/=r. ln verzen geschreven is Boudewijn, satire op de Vlaamse Beweging na de vorige oorlog, Reinaert nagevolgd. Met Anton Thiry schreef hij Begijnbojsproken. Vafl hem alleen Het Kindeken Jezus in Vlaan- (leren, 1918; De Pastoor uit den bloeyen. //:77 Wyngaerdt, 1922; de romans over P. lrz/uie/, 1928, en over St. Franciscus; De zeer schoone uren van Jujfrouw Symforoza, een verhaal uft het Begijnhof van Lfer. Ten slotte Boerenpsalm, het beeld van de Vlaamse hoer, de realistische sombere te. genhanger van Pallieterk 1935. Deze roman werd door Albert W elling a1s een toneel. spel Fewerkt in 6 lange taferelen. Laatste werk: het leven van Adriaan Brouwer. Timmermans bezit de gave van vertellen. Scboon Lier 1926., Anna-Marie, een Lierse geschiedenis van 't jaar 1830, in 1921 verschenen; ook op het toneel gebracht. Leuvens proefschrift over Timmermans van Dr. Th. Rutten, 1928. M aurice Gilliams schreef een In Memoriam, 1947., Renaat Veremans gaf zijn Hei.inneringen uit. Timon, de afzichtelijke tovenaar in het treurspel Geraert van Velsen, die te M uiderberg woont ,,in verlooren ho1 en heghen, naer beloocken'' en die met echo- g klanken antwoordt op de vragen van de schildknaap. Hij laat het orakel zeggelp: 't Is we1 van hem versint Dat hy 't sich onderwindt; in 't midden latende, dat verzinnen kan betekenen ,,uitdenken'', doch ook ,,zic1) vergissen'' Ook Vondel vermeldt Timon, die zich voor de mensen als voor een vloek versteekt, in het voorbericht van zijn Pascba', 1612. Tinbergen, Dr. D. C. N , 1874- 1951, pr0- moveerde 1900 op een proefschrift over Des C/r/z/x Summe. Tot 1939 leraar in 't Ned. aan tle gymnasia in Den Haag. Tlne, zie L'verdine van W#nbergen. Tlas-lnk, Johannes -, 1809- '79, toneelspeler te Amsterdam. ln 1859 directeur met Roobol en sedert 1861 ook met Peters; verliet het toneel in 1872. 't Kan verkeren, zinspreuk van Brederode. Tocht naar Chatham, bezongen door Vondel. Ook door Oudaen in zijn lierzang 0: de Brittanniscbe Vernederingt 1667. Door Antonides, De Teems in brant. Toebacksnuiver, De buitenspooriqe N, klucht van Enoch Krook, 1697. Z1e daar. Zie ook tabak. Toerien, J. P. -, trouwde 1885 met Sarie 31,r#J; zie daar. Redacteur van de godsdienstige bladen Middernag en M aranata te Middelhurg in Z. Afrika. Dichter van verschfllende versjes. # 1920. Toit, F. G. M. du - , gaf 1940 uit Eugène N. Marais, Sy bydrae tot die Afr. letterkunde. ' Toit, Dr. J. D. du -, zoon van de volgende, geb. 1877, Calvinistisch Afrikaans dichter, bijbelvertaler, 1916 1933. Zijn psalmberijming, 1937, is aangenomen door alle drie Ned. kerken in Z. Afrika. Hij studeerde te Amsterdnm; 1911 hoogleraar aan de Theologische School te Potchefstroom. In 1908 zijn eerste bundel By die Monument, herdenkingsgedichten aan de Boerenoorlog. Zijn Trekierswee bekroond door de Z. Afrikaanse Academie, 191j. Ps. Totius. Verder Verse van Potgieter se Trek, Kindervcrsies, enz. Zijn verdiensten werden erkend door zijn bevordering tot Dr. in de letteren. Bloemlezing van L. J. du Plessis: Totius in sy verse, 1924. In de Libellenserie G. Dekker, Psalmen waa Totius. De naam uitgesproken als Du To. Toit, Ds. S. J. du 'v, 1847 1911, schreef 1880 Gescbiedenis van die ,4/r4=>;J: Taalbeltlegingk in 1889 Di Bybel in a4/rëkaans; drie Proewe. Hij stichtte de Ajrikunderbond 1879; superintendent van onderwijs in Transvaal 1881 '88; reisde 1884 met Kruger en Smit naar Europa. Leider van de eerste Zuid-Afrikaanse taalbeweging', dichter van het Volkslied) redacteur van het weekblad Di Patriot, de verdediger van het Afrikaans. In Ons Klyntji schreef hij zijn roman Di Koningin 1?aN SLeba of Salomo n'n oue ://zJfelde in s'k-fzric-f/a. Ds. .S. J. du Toit in weg en zccrl, 1918, door J. D. du Toit. P. J. v. W inter schreef over hem in Onder Krugers Hollanders, 1957. P. J. Nienaber bezorgde in 1948 de uitgave van Totius) digter e>2 profeet, met een bloemlezing van artikelen over hem. (Johanneshurg.) Toit, Dr. S. J. du .v, gaf 1924 te Amsterdam zijn proefschrift uit over Suid-Alri- >,/wrJ/ Volkspoesie. Tol, Jacob van der 'w, geb. te Pingjum 1863, hoofd der school te Wijkel 1902 '28, schrijver van Friese verzen, verhalen en toneelstukken; 1914 redacteur van Sljucht en Rjxcâz. Letterk. W rdbk. 2e dr. 34 529 Tol Tolhuis Tolhuis der Stad AmAterdam, Het nieuwe - , gedicht van Potgieter, 18j9; schildering van leven en bedrijf der 17e eeuw , en daartegenover een heschouwing van het heden. Tollens, Hendrik - , 1780 18j6, verfhandelaar te Rotterdam, R.K. opgevoed, aanhanger der Verlichting, doch reeds in zijn jeugd afkerig van de F. Revolutie. Begon 1799 met een Proeve van Sentimenteele Gedicbten in de geest van Feith. Trouwde 1800 met een dochter van de toneelspeler Rivier; tussen 1800 en 180j kwamen 5 deeltjes Minnezangen en Idyllen. Daarin ook al de huiselijke poëzie: Op de geboorte van zz/ïjr zoontje, 1801. Van 1796 1806 dichtte Tollens 1j, deels vertaalde toneelspelen onder invloed van M . W esterman en Uylenbroek, o.a. De l'ft/Epllf-âta// t'/z Kabeljauwscben, 180j. Van 1808 is de eerste bundel van zijn Gedicbten) die hem tot volksdichter gemaakt hebben. Daarin vaderlandse stukken: W illem 1) Ozpcrzt/ïp'zntng 1# Nieuwpoort, Egmon'd t'zz Hoornet in de geest van Feith, Helmers en Loots. Hij dichtte vaderlandse romances met de gevoelsuitstorting van Helmers: Jan van 5'câ,'#/t#=r, 1807; Albrecbt Beiling, 1809; Kenau Hasselaar. M aar in hoofdzaak is Tollens de dichter van de tevredenheid met het bestaande, van de blijmoedige levensbeschouwing, van huiselijk lief en leed; een tweede Cats. In 1815 won hij de prijs van Van Kinsbergen voor 't beste volkslied met zijn Ivien N/er/Z/AZJJC/p bloedk er mocht niets in voorkomen. wat aan de oude partijschappen herinnerde. Maar de nationale zelfgenoegzaamheid stond vöörop en het geloof in Neerlands God bleef behouden. Tollens was de vertolker van de gevoelens van het volk. Hij dichtte in 181 5 ook een jubellied 's A't/zz/r,jy Komst /&/ den Troon. De Holl. Mij. van Fraaije Kunsten schonk hem in 1819 de gouden erepenning voor zijn Overwintering op N/fw Zembla, verhalend gedicht in de geest van Helmers. Keurmeesters waren Borger, V. d. Palm, Siegenbeek en Kinker. In 1818 '19 verschenen een paar bundels Romancen, JJCVDJ:N en /E':E'7WE'7C; hij vertaalde B ' ùrger, Schiller, Uhland enz., a1- leen Byron niet. Boven allen stelde lnij Matthias Clatldius, ,,de vrome eenvoudige zanger van het huiselijk leven''. Tollells hleef een man van de Verlichting; ook hij dichtte een Feestzang op z& Boekdruikunst, 1823. In 1827 ging hij van de R.K. kerk over naar de Hervormde. Hij prees het bestaande; wekte op tot milddadigheid; genoot van het leven. Ziln 530 poëzie mist kracht; hd hest is hij in de beschrijving, zo als ook weer in De JQr'- overing t'ft?2 Damiate. Hij werd de volksdichter, populair a1s Cats; de uitgever Immerzeel legde uitgaven van 10 000 exx. op de pers. Tollens trad daarbij a1s gevierde voordrager van eigen werk op. Gevierd werd hij ook door zijn vele filantropische gedichten, vooral door zijn Bedelbriej in den langen winter van 1 844 en '45.. Wij gaan met schaal en bussen rond, En kloppen aan in alle wijken. De nood is klimmende in de stad: Geeft, burgerlui! geeft allen wat, En geeft wat veel, gij rijken! Ook op zijn oude dag ging Tollens voort met zijn berijmde verhalen: Hondentrouw; De #r,/;#; De Echtbreekster; De Gp/zzdzzl'rouw te Gouda; alom voorgedragen. Hij werd geëerd bij het volk en bij de dichters; Beets was voorgegaan en had aall hem in 1840 zijn Ada van Holland opgedragen. In 1846 ging Tollens te Rijswijk wonen op Ottoburg. Op zijn 70ste verjaardag werd zijn borstbeeld geplaatst in 't Museum Boymans en kreeg hij het commandeurskruis van de Ned. Leeuw. Bakhuizen hield in 1860 de toespraak bij de onthulling van het gedenkteken op zijn graf . Standbeeld te Rotterdnm, van Stracké, ont. huld in tegenwoordigheid des konings. Dr. G. D. J. Schotel schreef Tollens :72 z#n Tzlv, 1860. Bij de onthulling van het standbeeld weerklonk de cantate van Bogaers. Maar reeds in 18j9 moest Dr. A. de Jager Tollens' ,ydichterrang'' verdedigel: tegen Beets. Tot de scbool van T///:PJ behoren Spandaw, Messchert, Bogaers, Van der Hoop, Withuys, H. A. Meijer, Ter Haar, Ten Kate, Vinkeles, Beets, Goeverneur, v. d. Bergh, lmmerzeel, Van Zeggelen; De Genestd bewonderde hem. Hij was j0 jaar ,,de lust en de liefde der Ned. natie geweest''. Ook oefende hij grote invloed op de Z. Ned. dichters, o.a. op Jan van Beers en de dames Loveling. Zijn Gezamenlijke Dichtwerken in 12 delen, 18jj 'j7, bevatten niet de helft van zijn vroegere uitgaven, o.a. geen enkel toneelstuk. Hij wenste geen herdruk. De Kon. Bibl. bezit een afzonderlijke Catalogus over Tollens. Tollens. Mr. L. J. A. mv, 1852 redak-teur van de Java Bode, die toen werd opgerfcht, en van het eveneens nieuwe ts. Biang-lala (Reyenboog) , 18j2 'j6; verder nog van 't Jaarboekje Warnauri (B1oemengaarde), 1848 'j8. Gaf een bundel Gedickten uit. Tollens Tomkins 531 tOOG Tomkins, David N , ps. van Le Heux. Tondalus Visioen, zie Z. toneel, zie drama. Zie ook de woorden onder toneel. Toneel, Een eeuw Ned. N , studie van B. Hunninger, 1949. Toneelalmanakken, o.a. Scbouwburgs H/wJnacb, 1786; Volledige Tpt/Nee/-zzl/pi/r/c/J, 1803-'07; Dramatiscb N/e/zzcjltfr:Ezl'fwât'Azl, 1812. toneelgezelschappen, treden op in de 17e eeuw; 1611 te 's-Gravenhage, 1616 Gouda. De Nederlandse ook in het buitenland, gelijk veel Engelse en vooral Franse hier. In Isaac Vos' Klucbt van de g1/// heten ze ,,verkierde Ouwevaers'' (verkeerde ooievaars), want die vliegen tegen de winter weg en zij tegen de zomer. toneelkritiek, bij schrijvers a1s Jtlstus van Effen en Simon Stijl. In de 2e helft der 18e eeuw komen de weekbladen: Schouwburg-Nieuws, 1762; De Hollandsche Tooneelbeschouwer, 1762) Ryswykze Vrouwendaagze Courand. 1774., Nederduitsche Dicht- en Tooneelkundige Bibliotheek, 1781 ; De Tooneelspel-Beöordeelaar, 1784; De Tooneelspel-Beschouwer, 1783- '84) De Tooneelspectator, 1792; De Tooneelmatige Roskam, 1799. toneelletterkunde, prijskampen voor Ned. - , uitgeschreven door het Belgische Staatsbestuur, sedert 18j8, iedere 5 jaar 500- 1j00 fr. voor 't beste stuk; verder premiën. In 1875 waren er reeds 400 oorspronkelijke stukken in druk. De Ned. regering heeft in 1941 een 3- jaarlijkse Breeroo-prijs ingesteld van j 3000 voor toneelwerk. toneelschrijvers, zie drama. toneelspeelsters, traden op in de 17e eeuw; de eerste genoemd bij een F. troep in Iemant en Niemant, klucht van Isaac Vos. In 1665 is er sprake van. Ariana Nooseman en andere speelsters; in 1661 had Coenraet Droste kennis gemaakt met :,Susannetje Batist, een schoon en aerdig dler''. Daarnaast traden nog altijd mannen in vrouwenrollen op; zo speelde Isaac Verbiest de ro1 van Rispe in Vondels Gebroeders. toneelspel, de naam van een burgerlijk drama in proza, zo a1s dat opkwam tegen het eind der 18e eeuw en voortgezet werd in de eerste helft der 19e. Ook in 't alqemeen tussenvorm tussen treurspel en blljspel vaak met de strekking ! om maatschap. pelilke vraagstukken op het toneel te brengen: Van Nouhuys, Eerloosk Fabricius; de stukken van Heijermans; Schimmel, Het Kind van 59/f:.:/; Schuurman, De Violiersk Frans Mijnssen. toneelspelen, verboden door de Synode van Dordrecht, 1j78. Altijd door Festreden door de Gereformeerde predikanten. In 1600 schreef George Nolthenius tegen het toneel; onder vele andere aanvallen is die van Ds. W ittewrongel van 16jj we1 de ernstigste. Beantwoord door Vondel met zijn Tooneelsckilt, 1661. Daarop volgde 1662 Toolzeelscbildsverplettering van een niet meer Fekende schrijver. Van hetzelfde jaar is Koemans Scbouwspels Bescbouwing, een geschrift tegen Vondel, merkwaardig genoeg in de vorm van een toneelspel. Nieuwe aanvallen kwnmen van Ds. Casparus Streso, 1680; van Plancius, 1681*, van Ds. Antoninus Sleidanus. Zij allen betogen, dat het toneel heidens van afkomst en uit den boze is; dat het land en volk bederft met zijn gruwelijke vertoningen en met zijn onzedelijke voorstellingen', dat niet de toneelspeler, doch de predikant moet optreden a1s zedenmeester. Toneelspelea der M.E., Vijf geestelijke 'w, uitgegeven in de Bibl. der Ned. Letto.en, 1941. Het zijn Stella, een liturgisch drama; de le en de 7e Bliscap, Marieken 1'ap2 Nieumegen en Elkerlijk. toneelstukken, historische - , over onderwerpen uit de Vaderlandse Geschiedenis, het eerst die van Jacob Duym in zijn Gbedenkboeck, 1606. Daarin Een Nassousc */7: Perseus, de verheerlijking van Prins Wil. lem. Verder: Beleg en ontzet van Leiden, Beleg van Antwerpen', Het moordadicb stuch van Baltbasar Gerards, de vertaling van Auviacus van Daniel Heinsius van 1602. Rodenburg putte er drie uit Gouthoevens kroniek: 2 onder de titel Hoecx en Cabe- Iiaus, 1628; zie daar; en Vrou Jacoba. 1638. Kolm schreef Nederlants Treurspel, d.i. de dood van Egmont en Hoorne, uit het geschiedwerk van Van M eteren; met vertoningen. Zie verder bistoriespelen en bistoriscbe drama's. Tonghen, Hans van klucht van Nooseman; zie daar. Tonnis, Jan -, hoogleraar in 't Hebreeuws aan de Nederduytscbe Academie, later te Emden. Schreef 1659 Josepbs Droef e7C Bly-eynd' Spel, in 3 spelen, tragi-comedi- en met allegorische personen, md veel vertoning op het toneel. Tony, ps. v. Antonie Bergmann. toog, zie drama. Bleef in zwang in de 16c eeuw, b.v. bij Everaert en in de Rotterdnmse zinnespelen van 1j61. Ook in de 1 17e eeuw; vooral na de verbouwing van Toonder de Schouwburg in 166j: Vondels treurspelen; Aran en fitus. Zie vertoningen. Toonder, Gerhard - , geb. 1914, romanschrijver. Een man zet #t7t7r; Uitvurtk in 1941 Vreemdeling in Babylon, over Rotterdam in 1940. EI Dorado, 1947. tooneel, zie toneel. Tooneel, Het Ned. N , 10 het orgaan van het Ned. Toneelverbond, 1871 tot hedelt. Sedert 1880 Het Tooneel getiteld. Zie Too. neelverbond. 20 De vereniging tot verheffing van ons toneel, opgericht 1875; bespeelde sedert 1876 de schouwburgen van Amsterdam en Den Haag, tijdelijk ook die van Rotterdam. Zie J. H. Rössing. Tooneel, Het - , maandschrift onder redactie van Berckenhof en Hijmans, 19l 5 - '22 Tooneel-Aantekeningen, van Corver, waarin hij opkomt tegen de kritiek van Stijl. Zie daar. Tooneelalmanak, Noord- en Zuidnederlandsche N , van N. Donker, ps. van H. Th. Boelen, 1875- '79. Tooneelbeschouwer, De Hollandsche - , weekélad van 1762- '65, met toneelkritieken, naast Het Schouwburgnieuws, een blad dat alleen de toneelkritiek verzorgde. Tooneel der mannelicke Achtbaerheyt, 1622, dichterlijke pleidooien tegen en voor koningin Vasthi, gemalin van Assuerus; leerdicht over wat gedaan en gelaten moet worden, door Jacob Cats. Met platen van A. v. d. Venne. Tooneel-kyker, De -, 10 weekblaadje in 1784; 20 maandschrift 181j- '19, van Arend van Halmael en Jan van 's-Gravenweert, drong aan op de opvoering van Nederlandse smkken. Rekende Otkello nog onder de ,,prullaria'' Tooneelmatige koskam, De N, Maart-luli 1799, trok te velde tegen Kotzebue. Tooneel-poëzy, Onderwys in de - , geschrift van Nil, 1669; de leer van het F. klassieke drama. Tooneelschilt of Pleitrede voor het tooneelrecht, van Vondel, 16j1. Zie jvittewrongel en toneelspelen. Tooneelschool, opgericht te Amsterdam 1867 door het Nut; overgenomen in 1874 door het Tooneelverbond, zie daar, met een ruime subsidie van de koning; directeur de schilder J. H. Rennefeld, -1- 1877., van 1881- 1915 S. J. Bouberg Wilson. Tooneelspectator, De 'w, blad van Nomsz in 1792, dat het slechts een paar maanden uithield. Prees het spel van W al'd Bingley. Tooneelspel-Bmordelaar, De - , blad van 1784, noemde Corver de ,,poëzy-bederver'' tegenover de Tooneelspel-Beschouwer, 1783- '84, die de moderne opvatting van Corver en Passé prees. Dit deecl ook de Tooneelkijker van 1784. Tooneelspelbeschouwer, tijdschrift, 1783- ' 84 . Tooneelverbond, Het - , vereniging tot bevordering van het toneel; voorstel van J. N. v. Hall op 't Lett. Congres van Leuven, 1869; commissie 1870: Van Hall. Schimmel, Cremer en Jan van Beers. Daarllaast Het Ned. Tooneel, dat in 1876 de schouwburg van Amsterdam bespeelde. Het Tooneelverbond stichtte 1874 de to. neelschool en had a1s tijdschrift Het Ned. 7't7t;7;Ev/, 1871, onder Van Hall, Schimmel, Hofdijk en Max Rgoses. Schimmel had de leiding tot 1894; toen Van Loghem, tot 1910., Van Nouhuys tot 1914; daarna Herman Roelvink, Jhr. A. W . G. Rfemsdijk en Eduard Verkade. Toonneel des Menschelikken Levens, de titel bij herdruk van Den Gulden Wincl:/ van Vondel. Toorenenbergen, Dr. Johan Justus van -, 1822- 1905, predikant 1844, àoogleraar te Amsterdam, 1880. Geschiedschrijver. Gaf o.a. M arnix' Briefwissellng en Geschriften uit sedert 1871. Zijn broer A1- bert, geb. 182 5, predikant te Groningen, bezoryde 1845 een nieuwe uitgave van Marnlx' Biienkorfk # 1886. Top, Kamiel v, (Adinkerke 1925- Flossenburg- Duitsland 194j), Vlaams dichter, schreef ook een studie over de jazzmuziek. Top Naeff, zie N. Toponymie (kennis der plaatsnamen) van den Reinaert, De van 1. Teirlinck 1910- '12. Torec, ridderverhaal van Van Maerlant, 1262, opgenomen in Van Velthems grote verzameling van de romans over Lancelot; Keltische roman vo1 overwonnen roofridders en verloste jonkvrouwen. W aarschijnlijk niet vertaald. En in ditzelfde boek ook reeds verhalen over het nut der wijsheid en over het onrecht der groten. Uitgegeven door Dr. J. te W inkel, 1876. Alleen fn het Ned. hewaard. Torec ondernoemt een tocht, om de kostbare diadeem van ziln grootmoeder Mariole terug te winnen voor zijn moeder Tristoise. Een merkwaardig hoofdsmk is ,,hoe Torec int scip van aventuren was''; d1t brengt hem naar ,,die camere van wijsheiden'' oude vroede mannen die spreken over de achteruitgang van het mensdom. In de bewerking door Van Velthem is de roman zeer geschonden; waarschijnlijk, zegt Te W inkel, behoren de handelende figuren tot de elfenwereld. Nieuwe uitgave door Dr. A. T. W . Bellemans, Antwerpen 1942. 532 Torec Torenbouw Torenbouw van het vlek Brikkekiks in het Landschap Batrachia, De -, Fliîspel van Simon Stijl, satire op Prins Nvillem V en de Prinses', niet uitgegeven. Torhout, Afartijn van -, zie A. Zie ook Tborbout. Tormes, Lazarillo de v , zie L. Torquatus, Veinzende 'v , zie Jzr. Totius ps. 1 van / .D. du Toit. Tournlaire, E. J. J. Bachigaloupi rv, 18j0 1921 , toneelspeler te Amsterdam. Aan- Je,l:N/z;#c?2 uit w#p/ leven, 1895. Tourniairq, Oscar 'v, geb. te Amsterdam 1880, toneelspeler', j- 1940. Tournier, Luc. N , geb. 1907, ps. van de dichter van Orewoed, 1948, met y,afkeer van geweld. dorst naar vrijheid en edeler leven'' (v. Leeuwen) . tournooi, steeltspel, ridderlijke behendigheidskamp. ln de roman van Ferguut vindt men een beschrijving, hoe hij in een tournooi van 12 dagen de schone Galiene wint. Van Lennep beschrijft in De RS/J van Delrzrtff een tournooi uit de dagen van W illem IV, 1345, geheel naar het verhaal van het steekspel in Ivanboe van W alter Scott. Toussaint, Anna Louisa Geertruida 'v , 1812 1886, de voornaamste romanschrijfster der 19e eeuw. ,,Truitie'', geb. te Al11- maar, begon a1s gouvernante bij het gezln van De Bruyn Kops te Hoorn. Zij geraakte daar onder invloed van de Legenden en de romans van Van Lennep', in 1857 schreef zij Almagro a1s haar eerste novelle: de geschiedenis van een zeerover. Van 1838 is De G'rm# z,;/?z Devonsbire, Nlaria Tudor en Elisabeth a1s zijn beide minnaressen, vol romantiek, maar ook reeds met schildering van k-arakters, zo a1s die nog niet bestond in onze letteren. Evenwel in een taal, al te zeer overladen met beeldspraak en vergelijkingen. Potgieter prees haar, doch wenste een Nederlandse roman; zij voldeed aan dat verlangen en schreef Het Huis Lauernesse, 1 840. ZiJ is voortaan de verkondigster van haar Christelijk-nationaal levensbeginsel. I!1 1841 kwam de 2e, in 1845 de derde druk. Het onderwerp: de opkomst der Hervorming, trok de aandacht. In navolging van Drost en Potgieter gaf zij aan de gesprekken zoveel mogelijk de oude kleur, doch eok in deze roman liet de taal nog zeer veel te wensen over. Zij was 1id van de kring van Heilo en ze werd bevriend met V/illem de Clercq en zijn gezin. Zo raakte ze onder de invloed van het Réveil, wat het best tot uiting zou komen in haar Leycestercyclus. Haar verloving met Bakhuizen eindigde met zijn gedwongen vlucht in 1845. Zij werkte door: Eene Kroon voor Karel JE'/; Stoute, 1841., De Gr-/ van Leycester in Nederland, 1847., Iqejonkvrouw de Mau- /J/r, 1847; De Vrouwen uit ie/ Leycestersche tijdvak, 18j0; Gideon Florensz., 18j5? insgelijks uit datzelfde tijdperk; MedlvvNoche. 18j2', Historiscbe Nt/1,'e/jt'F7, 18j6. sfiddelerwijl wqs zij getrouwd met de schilder Jan BosFoom, 18j1. Zij keerde zich tegen het R.K. geloof en tegen de modernen', haar eigen idealen beeldde zij uit in De Deljtsche JrtlAzlLzrloé/:'? , 1870. Een ander beeld uit de 17e eetlv! is de roman HonselaavsdijL, 1849. Uit haar eigen tijd de roman Frits zlf/////p/z en z#>2 Vrienden. 1869. Alles werk mct vele goede eigenschappen, doch al te wijdlopig en in ,,onvoldoend verzorgde taal''. Uit het heden was ook de karakterroman Maioor Franî, 1874, ,,,de strijd eencr vrouw tegen zich zelve en de wereld'' een boek dat zeer de aandacht trok en dat niet alleen in 't F., D. en E., maar ook in 't Russisch en Zweeds vertaald werd. In 1882 kwam weer een historische roman; Het Kasteel ïvestboven in Zea/a/zl, gewljd aan De Villiers, de F. edelman, dfe hofprediker werd van Prins W illenn. Dr. Joh. Dysèrinck sclnreef haar Lel'el).b - en Larakterscbets, 1911., H. F. W. Jeltes, Uit bet leven van ,,,2 hunstentursptta'' . 1910. Zij zelf schreef Herinneringen J;,?N mijn Jeugd in De Gids van 1886, opgenomen in De Prinses Ol'sini, uitgave v. d. Ned. Bibl., 1907. Haar brieven aan Potgieter werden 1915 uitgegeven door J. Bosboom Nzn. Gedenkteken op haar graf op het kerkhot in de Scheveningse Bosjes en in Alkmaar een borstbeeld. Zij was er ,,ereburgeres'' sedert l84j. Van 1849 '58 was zij redactrice van de Almanak t/ssr bet s'c/l/t/plc en Goede. Mw. Dr. J. M . C. Bouvy schreef Idee werLwijze van .MU'. Bosboomk 1935. Toussaint, Jef 'w, geboren en gestorven te Brussel ( 1867 1954), schreef melodramatische toneelstukk-en. Toussaint van Boelare, Ferdinand van 'v, 1875 1947, geb. te Anderlecht bij Brussel: prozaschrijver. De Zilveren Vruchten- Jf-/J,;,W, bekroond', 1924. Zijn eerste werk Landellj; Minnespel, boeren-novelle, maakte hem dadelijk- bekend, 1910. Schreef ook reisindruk-ken over Barcelona, 1930. Ter gelegenheid van zijn 6jste verjaarday verscheen Geur van i//>Jâ//z/, keuze u1t zijn werk. Hijzelf gaf in 1946 Twee XVIe eeuwscbe dialogen uit. In 1947 nog 3 delen Litterair Scheepsjournaal, kritieken en herinneringen. Tot 1938 was hij inspecteur-generaal bij 533 Toussaint van Boelare Tresling het Ministerie van Justitiz; ook was hij directeur van het Vlaamse Feknopt verslag van de Senaat. tragedie = treurspel; moest volgens de klassieke opvatting schrik en mededogen opwekken. Moest gebouwd zijn naar de leer der drie eenheden, van plaats, van tijd (alles in één etmaal) en van handeling, toegeschreven aan Aristoteles; verkondigd door Seneca, de L. navolger der Gr. klassieken. Leer gehuldigd tot in de 18e eeuw, ofschoon Shakespeare ( 1j64- 1616) en Lopez de Vega ( 1562 163j) zich er reeds volstrek-t niet meer aan hielden; krachtiy verdedigd door de F. kunstrechter Bolleau, 1636 171 1. Lessing maakte een einde aan het gezag der F. klassiek-en. De tragedie laat de strijd en de ondergang zien van de hoofdpersoon tegen vijandige. hogere oachten. Tragedische of klaechlycke Historiën, novellenbundel, via het F. ontleend aan M atteo Bandello, 1480 1562, Dominicaan tc Milaan, volgeling van Boccaccio. De novellen vertaald door Reynier Telle of Regnerus Vitellius; nagedrukt fn 9 deeltjes, 1649 en 'j0. Daaraan ontleend de volgende toneelstukken: Jacob Struys, Albonus en R/l/zzi/rJa, 1651; Romeo . tn Juliette, 1634; Gerardt Brandt, Veinzende Torquatus, 1643; T. C. v. Schagen, Aleran zwz; Saxen, 1632 ; J. Starter, Timbre Je Cardone, 1618; A. Kemp, De 31f?op'/ van Sultan Osman: 1623; P. Nootmans, Bol.ias ojte wulpsche zzz/zzj'- tocbt, 163j; Jan Zoet, Kornelia Bentivogli oj Geluckige Ongelucien, 1649; J. J. Coleveldt, Hartoginne wlr Savoyen: 1634. trayi-comedie (de naam het eerst bij ons b1j Duym), nieuw drama bij de ltalianen en Spanjaarden in de 16e eeuw, met een bevredigend slot, en met afwisseling van ernstige en boertige tonelen. Bij Bredero Roddrick, Griane en Stomme Ridder. Zie ook A. de Koningh, Rodenburg en Jan Starter. Later bly-eyndig-Treurspel ge, noemd. De ernstige rollen werden vervulé door voorname dames en heren, de komische door mannen en vrouwen van 1agere stand. Zo ook in de E. en Sp. stukken. De tragi-comedie houdt zich niet aan de 5 bedrijven, noch aan de reizang, noch aan eenheid van tijd en plaats. Transfiguratie (lett. = 'vervorming), de verheerlijking van Christus op de berg Thabor, de naam van de Rederijkerskamer van Hulst; schreef 1485 een landjuweel uit. Hoogste prijs was ,,een schoonen, rijckelyck zilveren cop, weghende een maerc 2e lvers''. Transvaalschen Oorlog, Liederen over den 'v ', 125 gedichten in de BoerenajmanaL van 1902, gedrukt te Antwerpen. Zie Boerenoorlog. Transvaals Volkslied, zie Lr. travestie, navolging van een dichtwerk, zo. dat de loop van het verhaal, de personen. de inhoud dezelfde blijven, doch op geheel andere wijze verteld worden; de verheven stijl wordt hoertig. Het voorbeeld hij uitstek is de geschiedenis van Aeneas, Ferijmd door Scarron en naar Scarron door Focquenbroch en door Langendijk. Gewoonlijk wordt de travestie verward met de parodie. Trazil, had Zunchin, de laatste keizer uit het huis van Ming, onttroond en werd op zijn beurt verjaagd door Xunchi of Sjoentsji, de Khan der Tartaren; onderwerp van een treurspel van Antonides, 1667: Trazil oj overrompelt Sina. Vervolg op het treurspel Zungchin, waarmee Vondel toen, buiten weten van Antonides, bezig was. Antonides gaf zijn stuk niet uit; dit deed zijn vader Antoni Janssen in 168j. Het spel van Antonides houdt veel meer handeling in dan dat van Vondel; het werd met een gedichtje van Vonde1 begroet. Trello, Charles de 'v: of Karel zwzi Trillo, uit Antwerpen, kapltéin van Prins W i1- lem bij de verovering van Geertruiden. berg, 1j73; daarna bevelhebber van Loe. vestein; voorstander van Leicester en schout van Utrecht, 1588 afgezet. In 161j was hij overleden; zijn weduwe bleef arm achter. Brieven aan Prins Willem e.a. zijn bewaard. Verder o.a. een gedicht op de inneming van Geertruidenberg en Crève. coeur door Prins Maurits, 1j95. Trello, Lucretia de 'v', dochter van Cbar- Ies, sedert haar jeugd vriendin van Constantijn Huygens; in 1645 was zij met hem op 't Slot te Muiden. Om haar te troosten over de verduistering van haar ene oo.g, schreef hij 1647 Eujrasia, Ooghen-Troost, Aen #*'Jâe>2/>2e Bejaerde N/:,g/7J. Toen zij in 1663 overleed, maakte Huygens 12 grafschriften. Begraven in de Oude Kerk te Delft. Tante van Dorothea van Dorp. Tresling, Mr. Tjalling Petrus -, 1809 '44, gaf 1829 een vertaling van een roman van Xenophon de Ephes-ldr, Habrokomez c7? Antbia uit. Schreef 1830 een L. verhandeling over Agricola en over Prins W illem 1. Trok uit met de Groninger jagers. Advocaat te Groningen, werkzapm op allerlei maatschappelijk gebied. Gaf 1859 uit een studie over De JF4rpé'/; en de Hoofdmannenkamer in Gr//;/r,gt'A;. tragedie 534 Tresoor Triompheerende W erkte mee aan de Groninger Volisz// zzslAcfl, In 1845 lid der Tweede Kamer. Een der eerste dichters in de Groninger volkstaal. Tresoor der zee- en landreizen, zie schotenvereniging. treurspel, in de 17e eeuw Feschouwd a1s de hoogste uiting der kunst. Van Ovidius is de opvatting van Vondel: Hoe hoogh men draave in styl en toon, Het treurspel spant alleen de kroon. Ook Asselyn verdedigde dit gevoelen. Feith schreef een Verbandeling over bet treurspel, 1795 '96, onder invloed van Batteux en Voltaire. Zie tragedie, drama en Frans iDJJJeJ. Trlvoux, stadje aan de Saône il' Bourgondië, tussen Dijon en Lyon; van 1787 tot '97 het verblijf van de dames Nxrolff en Deken. Middelpunt van haar jTandelinen door Y lt7//r#t7#NG 1789. Trlchard, Louis zv, uit Albany, met Jan van Renshurg in 1835 de eerste Trekboer. Zij bereikten met dertig ossewagens 1856 de Zoutpansberg. Van Rensbtlrg en de zijn'en vermoord; Trichard bereikte onder ongelofelijk moeilijke gevechten de Delagoabaai en # 1838 aan koorts; de overblijvenden 1839 per schip naar Natal. Zijn Dagboek van de Grote Trek is de ,,Afrikaanse Ilias'' R'richt, Dr. H. W . van .x', geb. 1897 te Arnhem, sedert 1940 rector van het Lorentz- lyceum te Eindhoven', medeoprichter en secretaris van het Van Eedengenootschap; schreef 1954 zijn procfschrift over Frederik ftWtazzz,,/z .. denker tzr strijdei.. P. C. Hoojt, 19j1. Trigardt, zie Tricbard. Trigland, Jacobus -, d.i. Dr# Eychelen: 1585 16j4, uit Vianen, Rooms opgevoed, doch reeds in 1610 predikant te Amsterdam, in 1618 afgevaardigde ter Synodc: van Dordrecht; zie Haen ra/ltptyr. In 1634 hoogleraar te Leiden, de bestrijder van Uyttenbogaert. Hij werd bedoeld met Euripylos in Coster's Iplligenivl. Zie Pritzpus. trilogie, dichtwerk of roman, bestaande tlit 3 zelfstandige delen: B.v. Vondels Jozej in Dotban, Jozej in Egypte en Jozef in '/ Hof, (Sofompaneas.) Ook Lucifer, adly/w in Ballingscbap en Noach', zie Vondel. Jlz; Klaaz, rrrzzfwô:f'// van Zaartje Jans en Ecbtscbeiding, van Asselyn, 1682 '8j. De Drie ZAJ/tArJ/EW:/Z van Ledeganck: Gent, Brugge en Antwerpen bezongen. Zo in proza: de Leicester-cyclus van Mw. Bosboom. Rodenburgs àqelibea en zijn Keyser Otto den Derdenk Claes Cloet, 3 kluchten van Nicolaes Biestkens. Trilo-qie uit IeJ zuiden, gedichten ,:1e dood van Tollens B @van Rijswijck, 18j7. J. Fabricius, Komedianten troLien rpprl#, Melodie der Iz''cr/yc, Dans om #: galg', ). v. Ammers-Kiiller, Ileeren, Vrouwen E>p; Knecbten, Sans-culotten, De G'e/rpl/x/:r. Zie ook Rein Brouwer. Triomf, de vreugde stijgt ten top, zie Nieuwe baring. Triomfllederen, heel vaak volkspoëzie: op de inneming van Den Briel, 1j72; op de ondergang der Onoverwinnelijke Vloot, 1588; op de inneming van Sluis door Maurits, 1604: Spanjaert moest daer van stonden (aen uyt, W y dancken Godt voor sulcken buyt. Victory-Liet op de Slag bij Gibraltar, 1607; Triumpb-liederen op de Zilvervloot, 1628. Over de grote overwinning op het Slaak, 1631, van Vondel. Op de Slag bij Duins, 1639, van J. Six, Daniel Heinsius, W . v. Heemskerk, Daniel Jonctys, Jan Soet, A. W aesberge en vele anderen. Triomj over Funen, 16j9, van Vondel, en vooral zijn Zeetriomj der Vrye Nederlantlen na de Vierdaagse Zeeslag, 1666, en zijn gedichten op de Tocht naar Chatham; zie Tweede Engelse Oorlog en Nicbiel Jtz Ruyter. ook Derde Engelse szpr- Iog en Tromp. W eer victorieliederen op 't veroveren van de Zilvervloot in de Baai van Vigos, 1702, van K. Sweerts en van vele onbekenden; zie Zilvervloot. Zo ook na de Slag bij Doggersbank, 1781. Triomfdichten op veroveringen te land o.a. bij Vondel Vevovering van Grol, 1627; Zege- Jf-/z/,g ter ere wav Frederick Henrick, >, Boschdwinger, W ezelwinner'' ; 1629; Stedekroon. 1632. A. L. Barbaz, Lierzang op de landing en a//5f.â/ der Fz;.ge2Jf'/n,,72 en Russen, 1799. De G'e/cwl: M a1.s, gedicht van Vondel op de Vrede van Munster, 1647; Vrye Zeevaert. op de Driedaagse Zeeslag, 16j3; Triomj van Kt/ppt'/z/.wxjd/z, hulde aan W assenaer en De Ruyter, 16j9. Antonides bezong in 1675 in 5 heldenzangen de Drie zeetriomjen van De Ruyter en Tromp. Zie ook Een :72 dei'tig, /,r 1,. d. Jzree/i en Pieter VerboeL-. Triomftorts ,,over de neerlaagh der vyandelyke vloote op het Slaak'' ) 1631, overwinllingsdicht van Vondel. Triompheerende standvastigheid, De - , het eerste toneelstuk van Balthazar Huydecoper, 17 17, ontleend aan de roman Cléopatre van Gauthier de la Calprenède. (Dczc Cleopatra is de dochter A.ettn Anto- 535 Trip 536 Tromp nius en de beminde van Coriolanus van Mauretanië.) Trip, Lucas 'w, 1713 '83, hurgemeester van Groningen. Dichter van Tijdwinst in ledige uren, een verzameling van rechtzinnige rijmen, 1764. Hierin ,,het geval van Onno Zwier van Haren'' Tristan en Isolde, een van de beroemdste M .E. Keltische verhalen. Bewaard in het Mhd. van Godfried van Straatshurg. Heeft ook in het Mnl. bestaan, o.a. blijkens de verwijzing van Van Maerlant in de aanhei van Sinte Franciscus Leven: Tristam ende Galehoot, Perchevael ende Lanceloot, Ghevensde namen ende ongeboren, Hier of willen de lieden horen..... Triumphe ende tpalleersel van den vrouwen, Den - , z1e Z. Trivium, zie Vrlïe AJ/zilzezi. Troades of Troas, treurspel van Seneca, genoemd , Koninginne 2 der treurspeelen''' vertaald ln proza door Hooft en Reael; a1s zijn Amsterdamsche HeLuba door Vondel bewerkt op Schey-Beek te Beverwijk, 1625; de geschiedenis van Troje. trochaeus, trochee) versvoety U. Troelstra, Dirk - , 1870 1902, jongere broer van Pieter Jelles, geb. te Stiens; soc. dichter. Aan de 5'?r#J,rJ. De liederen op muziek gezet door zijn vrouw, Mw. S. Troelstra de Vries. Troelstra, Mr. Pieter Jelles 'v , 1860 1950, gaf 1909 zijn Friese gedichten uit a1s Rispinge, d.i. Oogst. Gedenkteken in zijn geboorteplaats Stiens. Over zijn gedichten zijn voordracht Fen Hus en f,/1i:77 (Over huis en leven), 1910. Troelstra gaf met T. E. Halbertsma het ts. For â Aus en âldzz; uit, 1888 '90. Over Troelstra een studie van J. B. Schepers, 1925. Troelstra-Bokma de Boer, Sjoukje -, zie N. 1'. Hichtum. Trojaansche Oorlog, naam waaronder Maerlants Historie fwzi Troyen bekend was, eer het volledige hs. te W issen werd gevonden in 187 1. Troje, Roman van .v, zie Troyen. Trommius, Abraham - , 1655 1719, dominee te Groningen, schreef een Concol'- ,572//: op Je Biibelè verbeterde de psalmberijming van Datheen. Op zijn Bijbels A/oordenboek dichtte hij zelf : 1st, dat oyt Rechter wi1 een schamper (oordeel vellen, Waardoor hij allermeest kan den (Misdader quellen, Die laet hem nimmermeer in t' naare (rasphuis gaan, Noch ook van dach tot dach aan 't (zware Berghwerk staan; Maar 1eg hem op, dat hij ga Woord- (Registers maken. Dus Sal hij alle soort van Straffe (teffens smaken. Over Trommius een studie van Dr. van Veen. Tromp, Cornelis .v. 1629- '91, zoon van Maarten, een der grote zeehelden. Bezongen na de Vierdaagse Zeeslag door Joan Blasius, Vondel, Sylvius en in het bekende gedicht van G. Brandt: Geen verf van schilderij, geen stift, noch punt van staal, Verbeelt door kracht van kunst den Amstels Admiraal; Den Hollantschen Romain; den roem der Batavieren, Die goude ketens won en kronen van Laurieren. Toen . Tromp afgezet was om zijn gedrag op Schoneveld, 4 5 Aug. 1666, maakte Huygens een puntdicht op zijn verblijf te 's-Graveland: Hy sitt op 's-Graven Land, die t' scheep veel wondren dee: Hy waer veel dienstiger, dunckt my, op 's Graven Zee. In de Derde Engelse Oorlog Adieu c/7 W ellecom van N. Doemer, Zegen-krans van Joh. Cloon, Vreugde-Galm van H. v. Bulderen en lofdichten van Roman en van K. Lescailje. Na de Slag bij öland, 1676, tegen de Zweden, een triomflied van Focquenbroch: Uw Admirael slaet om, de rest die pakt zyn spillen, En vlucht voor Tromps onthaal van kogel, kruit en lont. Op Tromp veel lofdichten van onbekenden. Bij zijn dood zangen van Sylvius, T. Arents, J. de Decker, M . Abrugge. Tromp, F. J. Winter 'v, zie 7F. Tromp, M aarten Harpertsz. 'v, 1j98 1653, de grote admiraal; bezongen in vele lofdichten na de Slag bij Duins, 1659; o.a. door J. Six, Daniel Heinsius, W . v. Heemskerk, Dan. Jonctys, Jan Zoet, A. W aesberge. In 16j2 na de nederlaag tegen Ayscue kwamen er schotschriften; zie ook Maarten. Doch in 16j3 het grote lofdicht van Vondel Vl'ije Zeevaart, na de Driedaagse Zeeslag, ter ere van de Hôllantsche Amiraal, Die voor geel) zeehelt vlag moet (striickelt, Een man, gelijck een punt van stael, By geen Romainen te gelycken..... Verder victorieliederen van Jan Six, Henrick Bruno, Jan Zoet; een Lyck-Klacht van Bruno, een Ter Gedacbtenis van Von. del, alsmede een Uitvaert.. 537 A1 heeft de Doot hd lijf verslonden: De Faem is aen geen graf gebonden. De deught verduurt het kout gebeent, J. de Decker dichtte hij Tromps dood een sonnet, J. Six een Helnelrouwe, Wester- Faen een uitvoerig vn nog een puntig Grajdicbt, Dullaert een Treur-zang. D. Jonctys een LiiL-zucht, j. Z. Baron een Grahcbrift, J. Bara Neerlands 2*r://p'zJr,ç, Het grafschrift op de tombe in de Oude Kerk te Delft is van Vondel: Hier rust de zee-held Tromp, de dappere beschermer Der zee-vaert en der zee, ten dienst van 't vrye 1and.... Troost, Cornelis x , 1697 17j0, Amsterdams pastel- en aquarelschilder. Zie Assel# n. In 't Mauritshuis zijn lj tekenïnge': van hem, meest aan de Hollandse kluchten ontleend, o.a. aan de W iskunstenuars van Langendijk, en 5 aan Jan K/aaz van Asselijn, o.a. het huwelijksaanzoek door de vrienden van Reinier Adrfaensz hij de ouders van Saartje Jans, en de Ontmaskering van Jan Klaaz als de gewaande dienstmaagd. Troost ende Spiegel der Siecken, Een N , zie Gnapheus. tropen (Gr. = wendingen), overdrachtelijke stijlvormen: allegorie, metaphora enz. troubadours, de Zuidfranse minnezangers, rondreizcnde voordragers van de ridder. romans, vleiers van de adel, tot wie zij oorspronkelijk zelf behoorden. Een aantal Z. Ned. edelen volgden hun voorbeeld. Studie over De Troubadours van M. A. Perk, 1887 en van Dr. J. J. Salverda de Grave, De Trottbadours, 2e druk 1925. Mw. Dr. M . S. Visser schreef in 19j0 haar proefschrift: De vrouw in de T'r///izftiourslyriek, ,,een studie van de hoofse liefde''. De gedichten der F. troubadours droegen bij tot de verfransing der Z. Nederlanden in de Bourgondische tijd. Trou moet blijcken, zinspreuk- van de M.E. rederijk-erskamer te Hàarlem. In de 18e eeuw was Pieter l-angendilk ruim 30 jaren de factor. Nu sociëteit. Daarover schreci E. H. von Baumhauer in 1880 een studie. H. F. W aller schreef de Gesch. van Trolt moet bliicken, 1904. In 1889 gaf Dr. G. Kalff een bundel toneelstukken uit, afkomstig van deze Kamer. Zie Const-thoonende Juweel. Trou-ringh, 's W erelts begin, midden, eynde, besloten in den ,v, groot leerdicht van Cats met veel verhalen op rijm; vervolg van zijn Houwelick', zie Procjsteen. Ick heb by een gebracht verscheyde (trou-gevallell, Om daer te mogen sien hoe jonge (sinnen mallen. ln 4 delen: 10 ,,uyt de H. Schrifture''; 2* van de oudste tijden; 3* uit de latere, tijden; 40 ,,het Geestelick Houwelick''> over de geboorte van Christus, tot aan 't Laatste Oordeel. Opgedragen aan Anna Maria Schuurmans. Haar m rtret stond. voorin en daaronder: W ie oyt dit aerdig beelt sult comen aen te schouwen, Hout vast, dat ghy hier siet een roem van alle vrouwen. Van dat de werelt stont, tot heden opten dach, Niet een die haer geleeck of nu bereycken magh. Deel 1 . bevat o.a. Adam en ff?l; deel 11 Crates ev Hipparcbiak deel lI1 Emma en Eginard, onder de titel De zzilr-lruezi#: N aeghtk in dit deel ook het Spaens Heydinnetie. le Druk 1637. De tweede druk van het grote werk kwam reeds in 1638. De titel overgenomen door Hendrik de Veer: Trou-lungh voor 't Jonge Holland, 1868, tonelen uit het huiselijke leven in de gegoede burgerstand, met lofprijzing van de vrouwen en de jonge meisjes; in de trant van de Camera. Een Hollands hoek tegenover het werk van Gustave Droz van 1866: M onsieur, Madame et .SJ:J. trouvères = Noordfranse minnezangers; zie troubadours. Trouwen Batavier, herdersspel van Rodenburg, 1617 uitgegeven op voorbeeld van Hoofts Granida, reeds vertoond in 1609. Het is een bewerking van Guarini's It' Pastor jido (Getrouwe herder) , zonder' .de reien. Maar het toneel der handelinp is van Arcadië overgebracht naar Den Haag en de personen dragen Hollandse namen: Heereman, Vrederijck en Warnaer, namen later door Vondel overgenomen in zijn Leeuwendalers. Tx uwgevallen, Nieuwe Hollandsche - , roman van 1678, ,,zijnde het vervolgh van Arantus en R/J:zz;/>2#r'', bij en door Timotheus ten Hoorn te Amsterdam, berucht tals drukker van vuilschrijverij. Troyen, Historie van N , een der klassieke romans. Van Maerlant bewerkte het ge. hele yedicht in 1264, nog tijdens zijn verblijf ln Oost-voorne. Een volledig hs. van zijn werk werd 1871 gevonden in de boekerij van de Graaf van Loë te Wissen aan de Sieg. Prof. Verdam gaf Episodcs er van uit in 1875. Maerlants roman begint met de Tocht der Argonauten a1s voorgeschiedenis. Dan komt de schaking van Helena door Parisy Troost Troyen Troyen 538 en dan nog de gehele geschiedenis van Achilles. Daarop volgt pas het beleg van Troje, de dood van Patroklus, Hektor, Achilles en Paris; dan de ondergang van Troje en de stichting van Rome. Maerlallt vertaalde de Roman de Troie van 118 ï, door Benoît de Ste More', zie daar. Hij nam daarin op de gedeelten, die Segher Dieregotgaf reeds in het begin der 15e eeuw had bewerkt en vulde het F. werk aan. Het klassieke verhaal is vo1 van liefdelyriek en mingevallen. Bénoit 30 000 regels; M aerlant 40 000. Het geheel is 1892 uitgegeven door Nam leon de Pauw, die alle hoeken van Maerlant opnieuw Fewerkte. De Roman van Troyen berust niet op de Ilias, doch op verhalen van Dares Phrygius en Dictys Cretensis. Troyen, Die Historye van der destructyen van 'v, gedrukt A 1j00 te Antwerpen. met de ,,liefde van Troylus, des coninx Priams van Troyen kint, ende van Bryseda, Calcas dochter, welc dat een verrader was''. Prozageschrift. Troyen, 't Paerlement van - ? onderhandeling tussen Trojanen en Grleken, waarbij Hektor en Achilles elkander uitdagen; vervolg op 't Proyeel zzlz; Troyenk dit stuk van Segher Dieregotgaf is een vertaling van Benoît de St. More. Troyen, Dat Proyeel (Priëel) van -, de inleiding van de zevende strijd van de Grieken voor Troje, zo a1s die behandeld wordt door Segher Dieregotgaf ; overgenomen door Maerlant. De helden van Troje zitten met de jonkvrouwen aan een feestmaal en houden gesprekken over de liefde op M.E. wijze; dit stuk komt niet voor if1 de Roman van Troje van Benoît de Saintc- More. Troyes, Crestien de 'v', 1140- '90, de grootmeester van de F. hoofse ridderpoëzie, werkte aan het hof van graaf Philips van den Elzas van Vlaanderen, die regeerde van 1168- '91. Crestien dichtte veel Keltische romans. o.a. Erec, Yvain; schreef zijn Conte del Grâa/, de eerste Graalroman. (Troyes, de oude hoofdstad van Champagne, ligt aan de Seine, ten Z.O. van Parijs.) Troylus en Bryseda, zie Troyen. Bij Shakespeare a1s treurspel Troylus JAZJ Cresseida. Trudeman en zijn W ijf, poorters van Hoorl) in de M .E., nog wegens hun weldaden voortlevend in de overlevering. Novelle van Bakhuizen in De Gids van 1845. Truwanten (landlopers), titel van een sotternie, 14e eeuw. Begint met de oudste scheldpartij tussen meesteres en dienstbode in onze letteren. De ,ymaerte'' (meid) Lutgaert gaat er van door en zoekt broe. der Everaert, de kluizenaar, op. Snmen gaan ze in pelgzimskleren bedelen, totdat de Duivel optreedt md de verzekering, dat zulke truwanten hij hem terechtkomen. Trijntle Cornelis, klucht van Huygens, he. handelt de vavonturen van een Noordhollandse schippersvrouw te Antwerpen; zij wordt dronken gevoerd en wordt, van alles beroofd, weer wakker op een mestvaalt. Uitgegeven door Eymael. Zie ook Aegje. Het gedicht verscheen pas 1657 en opnieuw 1658 in ' de Korenbloemen. Huy. gens werd aangevallen a1s Zusannen-Kon . stant#n, 16j8; opgenomen in de Bloemirans van 16j9. Pas in 1675 bleek, dat Joachim Oudaen de schrijver was. éij de 2e uitgave van de Korenbloemen nam Huygens een gedicht op, Nood-W eer. Op gezag van Bilderdijk werd aangenomen, dat dit stuk een verdediging was tegen Oudaen, die weer antwoordde met Ajkee, der Noodweer. Eymael heeft aangetoond, dat de Noodweer een verweer was tegen een lasterlijk gerucht. De inhoud van 't verhaal is te vinden in de Decameronek Huygens kwam met een geheel zelfstandige bewetking; een getrouwe navolging leverde W . D. Hooft in zijn Andrea de Piere, peerdekooper, 1628. De stof is ook te vinden in 't Leven en JEWr#/ van C/lwe/z? Marot, door Jan Zoet uit het F. vertaald. Huygens schreef zijn klucht in 16j3. Voor 't eerst opgevoerd in 19j1 en we1 door het Nationaal Toneel van België; te 's-Gravenhage. T'Samensprake, zie Disputacie. T'Serclaes, Everard ew, roman van Conscience, geput uit de Brabantscbe FeeJ/ec: hoe deze jonge ridder Brussel herwon voor hertogin Johanna tegen graaf Lodewijk van Male van Vlaanderen (midden der 14e eeuw) . Tserclaes, Juffer -, geb. Van Swieten, een aanzienlijke Haagsche Jojfer uit Brabant, bracht 1621 van wege de Aartshertogen vredesaanbiedingen aan prins Maurits; de onderhandelingen liepen nog in 1622. ln 1628 was zij, nu met medeweten van de Staten, weer tussenpersoon. Roman en to. neelspel van Schimmel. Tiiblngen a. d. Neckar in W urtemberg, 29 000 inw. Sedert 1477 beroemde universiteit. De Tubinger Scbool is de leer van de Moderne Hervormden, aldaar sedert 1834 verkondigd door Baur, en de Kath. richting, die van Drey uitging. Zie ook Strauss. Tuchtheer, Den vroolyke -, 1750, tijdschrift voor schandaaltjes onder 't mom van zrdenverbetering. Tuchtiging der Algerijnen, gedicht vaa Staring op het bombardement van Algiers Tuchtiging der Algerijnen 539 van 1816 door Lord Exmouth en Van Capellen, in Achterhoeks dialect, een van de schaarse stukken in de volkstaal van die tijd. De l'ucbtiling werd ook bezongen door A. J. Zuhll, Wiselius, Brand van Cahauw en Adriaan Loosjes. Tuindag, jaarlijkse feestdag te Ieperen, gevierd ook met een spel van De Korenbloem of van de Rosieren. Tuinman, Ds. Carolus N , 1660- 1728, sedert 1699 predikant te Middelburg, schreef verscheiden bundels stichtelijke gezangen en kwpm op tegen de wereldlijke liedjes: venusjankerijen, brasdeunen, zwavelpriemen des Satans. (Beginzel van Hemelwerk, 1720. Zeedenungen, 1720.) In deze bundels komt hij ook op tegen de ,,l-ibertijnen'' en tegen Romq doch dit is nog veel meer het geval in zljn talrijke polemische prozawerken tegen Hattemisten, Vrijgeesten en Spinozisten. B'ekend is Tuinman gebleven door zijn taalkundige werken, in 't bijzonder door zijn 2 delen over de Ned. Spreekwoorden, 1726. Tuinspiegel, De N , reeks van oorspronkeliike novellen onder redactie van Antoon Coolen, Albert Helman en Joh. Tielrooy. tuiters, zie tuyters. Tulkens-Boddaer, Julia N! geb. 1902 te Tie- Schreef innige gedlchten. pnicens., 1931,Liederen ># scbem erHuueril: bl1o9e3m3-, Vader, 1938. Tulpenwindhandel, lelding tot een 1636 en '37, gaf aangroot aantal geschriften in proza en op rijm. Daarover De Pamjletten van Jd/z Tulpenwindhandel van H. E. Krelage, 1942. Turias ende Floreta, Een schoon Historie van - , prozaverlmal van 1jj4, met avonturen in de geest van W alewein, ,,seer ghenuechlyck om lesen'' Hoe Turias die schoone Floreta ontschaecte ende hoe' hij namaels coninck van Persen ghecroont werdt' ' Opnieuw Letterkunde W . L. de uitgegeven van wege de Mij. van door Dr. C. Lecoutere en Dr. Vreese, 1904. De titelplaat in 't oude volksboek stelt nid Turias en Flo. reta, maar Hendrik en Margriete van Limborch voor! Turken, vooral in 17e eeuw gevreesd a1s de grote vijanden van het Christendom fn de W est-Europa. Vandaar gedichten a1s van Vondel: Op #e Neerlaegh der Turksche vlote, 1649; 0: den Zeetriomj., 1 696; Kandia op â=r uiterste, 1669. Van J. de Decker Op den zeeslag /pJJc/Jt'72 den Turk en Venetiaan) 16j6. Van Antonides: Zeetriomf der Venetianen over de Turken, 1666. En Nederlaeg der Turken, toen van Gent 6 Algerijnse Van J. B. W ellekens Vreugdezang van Argosche Edelen over de verlossing v. d. Peloponeus'' door de Venetiaansche Zee- ,1 ' magt, 1687. Turnus, zie Eneas. Tuuk, Titia Klasina Elisabeth van der - , 18j4- 1939, geb. te 't Zand, onderwijzeres, vestigde zich a1s schrijfster te Arnheln 1882. W erken voor de jeugd; vertalingen. tuyters, naam voor sonnetten) voorgesteld door Roemer Visscher. Twaelf Beghinen, Boec van den 'v, prozawerk van Ruushroec met scherpe veroordeling van dq verdorven toestand der kerk. XII cnchten die ruddren worden van heeren, Van 'w, d.i. Van 12 schildknapen. die ridders van ere werden, omdat zij ter wille van een edelvrouw de wereld introkken; gedicht over de liefde, 14e eeuw. Twaalflarig Bestand, Het N, gaf aanleiding tot veel gedichten, o.a. tot een Vreugden- gesang van Jacobus Celosse, opgenomen in Den Nederduytscben Helicon. Niet alle gedichten waren vreugdezangen-' 't W as al begonnen op 't Leidse Landjuweel van 1j96, waar de spreuk was: voor een beveynsde pays een rechte krijg te prysen is. In 't Ghedenkboeck van Jacob Duym uit Leiden, 1606, komt een toneelstuk voor van die strekking: Beter eenen goeden Cr#,gâ d4n eenen :âewezzi.fJezi Peys. Ook W . J. Yselveer (zie daar) voorspelde niet veel goeds van 't Bestand. Maar veel talrijker waren de jubelliederen. Daarbij een gedicht van Hooft; een Vreeds- Triumpbgedicbt van H. v. d. Muyr, vertoond door de Kamer van Gorkum; een danksonnet van Vondel. A. v. Nierop maakte een bundel Cbristelicke Gedicbten. Een çevoly van het Bestand, een kaperkapiteln d1e struikrover wordt, in Coster's Tilsken van der Scbilden. Twee-en-tachtighjarigh Leven, laatste gedicht van Cats met bijzonderheden uit zijn leven: 16j9, van zijn geboorte tot zijn dood, y,aen desselfs veertien kintjkinderen, dienende tot narecht van dezelve'' 3000 alexandrijnen, Pg5 uitgegeven in 1700. zeeroversschepen veroverde. Reeds in 1634 had Vondel een gedicht gemaakt Op de tweedraght der Ckriste Princek muziek van C. T. Padbrué, 1640. Pluimer dichtte een Iierung op de nederlaag der Turken: Slaven juicht, klopt in uw handen, Uw verlosser is naFij; 'k Zie eerlang u uit uw Fanden En Fevrijd van slavernij. Tuindag Twee-en-tachtighjarigh Tweegevecht 540 Tijdkrans Tweegevecht, Een onbloedig professoraal N , tussen Geel en Simons. Geel trad als spreker op in 't Utrechts Leesmuseum, 13 Feb. 1830, over Je Prou. Na afloop van de maaltijd trad prof. Simons op voor de dichtkunst, zodat hij uitgenodigd werd, een voordracht te houden Over de #/pzJ', Aldus geschiedde 25 M rt 1831. Beide voorlezingen werden uitgegeven door Geels leerling Mr. Dedel. Geel vatte de zaak a1s een vrolijke plagerij op en daarmee won hij het pleit. Simons was van plan, sommige van zijn beweringen te herroepen, de dood heeft die maar palinodie verhinderd. Twee Koningskinderen, Van de N , ridderromance uit de 14e eeuw, de geschiedenis van Hero en Leander, ook behandeld in Der Minnen Loep van Potter. De redacties in het Haerlemsch Oudt Liedtboeck en in 't Oudt Amsterdlmsch Liedboek zijn rfiet gelijk. Komt opnieuw voor in het liedhoek Den Amsterdamschen Pegasus van 1627. Tweemnandelilksch Tijdschrift, zie T'#Jsckrijt. Tweespraec, M.E. kunstvorm; zie ook disputacie en samenspraec. Zo Dat dyalogus oj twisprake tusscben Salomon t'/zl: Marcolpbus, 1j01. De fé''?JE'/;#tz en de dode Koning, uitgegeven door W illels in Belg. M us. II. Dialogus dat is /rwëa-pracc àel' creaturen,1481 gedrukt te Gouda. Zie ook Seneka leren. Twe-spraeck van de Nederduitsche Let- * terkunst, 1j84 uitgegeven door De âk&>2- tier. Zie In Liefde Bloeiende. Samen. spraak tussen Roemer Visscher en Gideon Fallet over de spraakkunst, met een voorrede van Coornhert; opgesteld door Spic- :/7e/. Opnieuw uitgegeven door K. Kooiman, 1913. Met een ,,revierein'' tegen de basterdwoorden: W at dunckt u, ghy Heeren ? ick zeg: behotldens u Jonste, Tzijn grove fauten (in zulck Duits ghezeyt opt rondste) . Dus wilt u met die schandvlecken niet meer quellen, Oeffent een zuyvere spraack, zo verwerfdy gonste. Twee Tudors, het eerste drama van Schim. mel; in verzen, 1847. Behandelt hetzelfde onderwerp a1s De Graaj zr/zi Devonshire, de novelle van Mej. Toussaint', zie daar. Begin van de herleving van het Nederlands toneel. Romantisch treurspel in alexandrijnen. M w. v. Ollefen speelde de ro1 van koningin Maria, Mw. Engelman-Bia die van Elisaheth. XXe Eeuw, De -, zie fweemaandelijLscb T'##Jcâr#/. Smolt 1909 samen met De Nu'. Gids. Twintigste Eeuw, De N , ,,Figuren en W erken'' overzicht der letteren, door Dr. J. Karsemeijer en Drs. M. B. Teipe, met medewerking voor Z. Afrika, door Dr. D. Bax, 19j1. Twintig Tildgenoten, essays van Anton val) Duinkerken, 1954. Twisk, Pieter Jansz. -, 1566 1636, uit Hoorn, Doopsgezind leraar aldaar, geschiedschrijver en dichter van geestelijke liederen en psalmvertalingen. Tyberien, Huge van -, ridder, krijgsgevangene van Saladin, slaat den soudaen tot ridder; verklaart het ridderwezen in het naar hem genoemde gedicht van Heinric van Aken; zie daar. Tild! De -, ts. van 1845 '64) van Boudewtjn, d.i. J. L. v. d. Vliet; zie daar. Tijd en Mens, Vlaams tijdschrift onder redactie van Hugo Claus, Jan Walravens C.a. Tydeman, Barend - , broer van Hendrii lFszezzs, 1784 1829, dominee-dichter te Dordrecht. Gaf met zijn broer sedert 181j M nemosyne uit, ,,mengelingen veor wetenschap en fraaie letteren''. Tydeman, M r. Hendrik W illem - , 1778 1863, hoogle/aar te Franeker 1805, daarna te Leiden, vriend van Bilderdijk, kocht het hs. van de voorlezinyen over de Gescb. des Vaderlands, dat hiJ 1832 'j5 uitgaf ; 1859 blind. Schreef ta1 van historische en economische werken. Verder Let- /ër- :772 geschiedkundige M engelingen, 1856. Tydeman, Mr. M einard - , 1741 182j, uit Zwolle, smdeerde sedert 1762 te Utrecht, medeoprichter van Dulces ante ozzizz/a Musae', 176j hoogleraar in de geschiedenis te Harderwijk, 1766 te Utrecht, 1790 '9j griffier van Overijsel; 1801 biblio. thecaris van de Leidse Universiteit; 181zi hoogleraar in de wijsbegeerte. Zijn Briejwisseling met ###er##i, 1807 '31, is uitgegeven in 1866. Tydeman, Dr. R H. - , 1798 1868, rector te Tiel. Schreef o.a. een Lojrede op F. Hemsterhuis. Tijdkrans, bundel gedichten van Guido Gezelle, zangen van het jaar, gerangschik-t naar Nieuwjaarmaand, Dollemaand, Lentemaand, Oostermaand, W onnemaand, Zomermaand, Dondermaand, W eddemaand, Herfstmaand, Bedemaand: Doodemaand en W ijmaand; 1895. Dit ls de Jaarkransk daarnaast een Dagkrans en een Eeuwkrans. In 1897 gevolgd door R#msnoer, dat is een nieuwe Jaarkrans. De keurmeesters voor de vijfjaarlijkse prijs bekroonden niet Tijdschrift de TijdLrans Iwr Gezelle, doch een roman van Virginie Loveling. Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, orgaan voor Fihliografie, 1903 '1 t; nieuwe reeks onder de titel Het BoeL sedert 1912, onder redactie van C. P. Bur. er J2., B. Kruitwagen F en W .de Vreese. Tildschrift voor Nederlandsche Taal el1 Letterkunde, verschijnt sedert 1881 te Leiden; uitgave v. d. Mij. v. Letterk-unde, ook we1 Leidscbe Tijdschrijt genoemd. Redactie in 1949: A. C. Bouman, C. C. de Bruin, G. A. van Es, P. N. van Eyck, G. G. Kloeke, C. Krtlyskamp, J. H. van Lessen, G. 1. Lieftinck, P. J. Meertens, F. de Tollenaere. Tijdschrift, letteren, van L. 1901. blad. Tijdsignalen! volutionnalre H01st, 1929. W . Jacobs, Jef Last, Fr. v. Leeuwen en G. Stuiveling. In 1930 nog een deel. Tijdspiegel, De .v, tijdschrift opgericht door Ds. Lublink W eddik, 1844. Medebloemlezing uit moderne re- poëzie, van Mw. Roland Gedichten van Jan redacteur K. N. Meppen en sedert 1856 J. P. de Keyser. Tijdstrx m, De x', 1O. 1857, orgaan van Cremer, Vosmaer, Keller en Ising, ginp 1860 op in de Ned. Spectator. 20 Vlaams ts., 1950- '34. Tgjdt-cortinghe, Der Jonghe Dochters 'w, zie Jongbe en Wechcorter. Tildvers, rijmpje waarin een aantal letters a1s Romeinse cijfers werden gedrukt of in steen gehouwen, om een jaartal aan te geven, tot in de 17e eeuw zeer gebruikelijk. B.v. op de plundering van Mechelen en de uitmoording van 1j72: saL, ten eevvlghen daghen, den tvveeden dach octobrls becl-aghen. M ecHnen Op hetontzet van Bergen-op-zoom 1622: ICk Berghen ben ontze , t beschvt Voor Spaansche banden, ICk ben door Godes M acht Aa; met muziek. Tysens, Gysbert - , gaf van 17 17- '50 vecl toneelwerk uit, over de actiehandel van 1720 en andere gebeurtenissen, Cn veei vertalingen uit Ingebedde Nog ::k 1750 De Erfgenum, vrijagespel. Van Tysens is ook Apollo's 3lr.ft/ra.yt'r in 5 delen, snel-, schimp- en mengeldlchten en meer dan 1j00 puntdichten; in 1731 verscheen het F. Van 't eerste deelde 97steCn Van het 2e deel de 40ste druk! Een blijspel is De weergadeloze bedrieger ontmaskerdk gevolgd door Het ingebeelde buweltjk. Gedrukt fn de stad Arglistigheid op den hoek van 't W inzugsteegje''# Vriend van Swaanenburg, die evenwel bij zijn dood een spottend lijkdicht schreef. Tysken van der Schilden, toneelspel van Samuel Coster, 1613, ontleend aan een ballade in het Antwerps Liedboeh van b1ajl4la4àewabarschijnlijk uit de 14e eeuw. De evat het laatste gesprek tussen hem en zijn vrouw. Zie Tkysien. Coster heeft er een klucht van gemaakt op hct tot VoordeeL Van de Landen. Tijdzangen, behandelen toestanden van dc dag; de eerste was '/ Onrymich Vreugde- Iiedt van Van Hout. Vooral in de 19e eeuw; zie Zangen J:J T#JJ. Tyfferboom, D'lndiaensche 'v, 1670, liedboek van Mattbys Clwwer; zie daar. Tilgerlelies, 4 korte gedichtjes van Piet Paaltjens, gewijd aan Betsy, Rika, Jacoba en Hedwig; parodie van minnedichten, 18j1 'j3: spreekwoord: Luy, lecker, Dat sijn drie die niet en en veel te dinghen deughen. meughen, Tyt-snipperingen, van Beaumont, de gedichten van Simon 1658 '40. Met Jonckbejt, 20 sonnetten van 1596. Ziln Grillen zllq 'k Spreek nooit van mijn lijden weer. Stom hoop ik mij dood te snikken. ow, VOOr kunst, wetenschap en m litiek, v. Deyssel en A. Verwey, 1894-- Daarna De Xxste Eeuw, maand- Tweemaandelilksch Tijl Uilenspiegel, zie U. Typhon of de Reusen-strijt, vertaling van fyphon ou Ia Gigantomachie van Scarron, in j zangen, door Focquenbroch. Het F. voorbeeld was een parodie op de klassieke heldendichten in burleske stijl. Tyranny van Eigenbaat, zinnespel van Nil Volentibus, zie Tieranny en Vincent. Tyrannye, Fransche - , Nieuwe spiegel Jt?r Jeugt, het verhaal van de moordtonelen van 1672 en '75, algemeen gebruikt schoolleesboek tot het Vaderlandsche A-B boek van Swildens. Tyrtaeus, dichter van vurige krijgszangen in Sparta, 7e eeuw v. Chr. De Rotterdamse Tyrtaeus = A. v. d. Hoop Jr., om zijn Citadelpoèzie. Van Lennep droeg aan hem zijn Strljd wel Vlaanderen op. 1) De Zeeuwsche Tyrtaeus' '1 erenaam van Bellamy, die de Bataafse jongelingen opwekte tot de strijd tegen Engeland. De ffl'#,wzaz/,gu'/; van T;/rJJc/?J van Bilderdijk, 1787, verheerlijkten daartegenover de inva1 van de Pruisen tegen de Patriotten. In 1830 verscheen De Ned. T>'r/ae/,/l, liederen voor de verdedigers der vaderlands, onder red. van C. P. A. Robidé van der 541 Tyt-snipperingen 't Za1 we1 gaen Uitgaan puntdichtjes, gedeeltelijk opgenomen Zeeusche Nachtegael. 't Za1 we1 g. aen, ,,taelminnend studentengenootschap'' te Gent, opgericht 18j2: 't ls nacht alwaar zich d'ooge keert: De Priester heerscht, de W ael regeert, De Vlamingen die slapen. In 1856, toen Julius Vuylsteke de leidet was, kwnm de almanak van 't genootschap op de Index. Frans de Cort verklaarde zlch één met de studenten: in de Gij moet het zwijgen, zulle? W ant wed de Paus dat a1, Zoo treft mij ook de bulle, Die u verdoemen zal. Veel feller antwoordde Vuylsteke op dc aantijging van de bisschop en op de aanva1 van minister De Decker: 't ls waar, wij vangen nauwlijks aan te leven, Maar g-1J begint te sterveq, gij! Paul Fredericq verzamelde een Bloemlezing uit de eerste 45 almanakken, 1903. U . Ubaghs, Hub. -, geb. te Valkenburg 1860, hotelhouder aldaar, maakte een toneelspel over de Bokienrljdersk zie daar. Opgevoerd in het openluchttheater te Valkenburg. Zijn spel De Hertog van Brabant vertoond in 't 'park Kortenbach te Voerendaal. Opera's: De Zigeunermeid // de Sell van G'ez///pez/;; Miriam // de Zwarte Dood. Ubink, J. B. -, geb. te 's-Gravenhage 1884, h. v. e. sch. aldaar, sed. 1914 redacteur v. d. Sollicitantk schrijver van romans, toneelsmkken en kinderboeken. Tooneel en G'ezreerlc/wp, 1927. Het Testament van zzi#x Jeugd, 1918, herinneringen aan de kweekschool. Udemans, Cornelis ew, geb. 1598 te Bergenop- zoom, goudsmid te Vere, deed 1641 mee aan 't Landjuweel te Vlissingen, schreef een rouwdicht bij de dood van W illem II, een eredicht voor Cats en gedichten tegen de Engelsen, 166j, een Bloedt-vlaq en Rouwklacbt bij de dood van Cornells Evertsen, 1666. Uyes, Dronrijp -, zie D. Ullenberg, J. J. -, Drents schrijver; Dz' olde jdz,gtvr, 1939. Verwierf een Ldterkulldeprijs in 1942. Uilenspiegel, Tijl N, volksboek met prozaverhaaltjes, in 't Nederduits gedrukt t 1j00; in 't Ned. vertaald A 1520, drie maal herdrukt in de 16e eeuw en 1jj8 door Joannes Nemius in het L. vertaald. Tijl is de koning der zotten, die ieder beet neemt md wie hij in aanraking komt. Ook geestelijken ontzag hij niet; hij kwam dan ook 1j70 op de Index. Facsimile van 't oude volksboek verscheen 1898. Nieuwe uitgave naar de le druk van 1j20 te Antwerpen, 1945, door D. Th. Enklaar; en in 1948 door L. Debaene en Pol. Heyns, met aantekeningen. De echte Tijl gou geboren zijn te Kneitlingen in Bmnswijk en zijn gestorven in 15j0 te Möllen in Mecklenburg. Zijn grafzerk bevindt zich te Möllen bij Lûbeck, volgens Hoffmann von Fallerslehen, met een ui1 en een spiegel en met het op.. schrift: Anno 13j0 is dat stein upgehaven Unde Ulenspiegel leit dar under (begrabel). Marcket wel unde dencket dran. Het verhaal werd a1s de geschiedenis van een Vlaamse volksheld uit Damme uitgegeven in het Frans door Cbarlts de Costert 1867. Vertaald door R. Delbecq. Dan ls Tijl de held uit de worstelstrijd tegen Spanje. W aling Dijkstra schreef een Frhke Tâ/2 Ulespegel, een yywonderlijke levensgeschiedenis'' in de trant van 't oude volksboek. Nieuwe Vlaamse bewerkingen zijn De Nieuwe Uilenspiegel of de j/x:z/e incarnatie van den Jcâar/aJe/; Tbiil van Herman Teirlinck 1920, en Tbiil I en II, toneelwerk van Anton v. d. Velde. Verder T#/ Uilenspiegel in Vlaanderen, door Jall H. Eekhout, 1941. Het volksboek in nieuw Nederlands opnieuw uitgegeven bij Jos. Janssens te Antwerpen: Het J'erwaltf/l/i Leven zur Tâ;,'j Uylenspiegel. Een heel merkwaardige uitgave, Het Leven van Tyll Uilenspiegel verscheen 1790 in Holland'', zonder naam van schrijver of uityever. De avonturen van Tijl met allerlel beschouwingen over de toenmalige toestanden en letteren, over de 400 blz. in boertige stijl. Studie van Dr. Enklaar, Uit Uilenspiegels lrjzC,g, 1940. Bewerk-ing in de Groninger volkstaal door Dr. J. A. Fijn van Draat, 1948. Uylen-spiegel, Den Roomschen - , 1671, verzameling van legenden, met uitleggingen tegen de R.K. kerk; ,,den lusthof der catholycken'', door J. Lydius. Naamloos verschenen. Herdrukt in 171G '26 en '71) met een vervolg Laetsten Duyvelsdreck. Fe1 bestreden door pater Cornelius Hazart te Antwerpen. Uiterlijke W elsprekendheid, zie Hzuebroek. Uitgaan, toneelspel in proza van Glanor, d.'1. Hugo Beijerman, 1873; de geschiedenis van een jonge vrouw, die door haar man te veel alleen gelaten wordt. Door 542 Uithoorn de toeschouwers md warmte begroet; het eerste belangrijke stuk in de nieuwe richting: de werkelijkheid van het dagelijks leven op het toneel. Uithoorn, dorp in N. Holland op de grens van Utrecht', 1675 legerplaats van W illem 111; verzoening van Tromp en De Ruyter. Beschreven in De Twee ZIJZ///FCVEAh; van Van l-ennep. Uitvaert van mijn dochterken, gedicht van Vondel op zijn Sara, 1633: De felle Doot, die nu geen wit magh Verschoont de grijse lien. (sien, Sy sit om hoogh en mickt met haren Op het onnosel wicht.... (schicht Uitvaert van Maria van Vondel, de kleindochter, overleden 1668 op zo-jarije leeftijd. We1 het mooiste rouwdicht ln onze taal: Wanneer dit tijtlijk leven endt, Begint het endelooze leven, Bij Godt en engelen bekent, En zaligen alleen gegeven. Uitvaert van Orfeus, zie Wittewronqel. (Orfeus, volgens de Gr. overleverlng de zanger, die met zijn muziek goden en mensqn en dieren tot zich trok.) Uitwilking, Bilderdijk na zijne 'w, door Dr. J. F. M. Sterck, 1913. Uitzetting van Bilderdijk, De -, 179j; behandeld in Bilderdnès Eerste Huwelijk van Ten Brummeler Andriesse; in Bilder- ##J berdqcb't van Da Costa, 18j6; in de Gedenkzuil van 1833. De Echte Stukken betrejjende de Uitzetting verschenen in 1821, door hemzelf uitgegeven. Ulfers, Ds. S. -, 1852- 1930, Christelijke romanschrijver. Oostloorn, een nieuwe Pastorie van Mastland. Ulius, Janus -, ook Joannes Ulaeus, d.i. Jan den Uyl, vriend van Focquenbrocb, met wie hij in 1666 een parodie maakte op de Herders-sangen van Virgilius, d.w.z. Ulius heeft de Eclogae vertaald en M eester Fock heeft ze geparodiëerd. Zo verschenen de Herders-sangen ,jop twee verscheydene Toonen'' en werden ze opgedragen aan ,,den Tuyn-Godt Priapus''. Ulrich, Hopman 'w, zie Pajfenrode. Ulrich de Zanger, een van de verhalen van Van Lennep in Onze Voorouders, hoe Ulrich er toe kwam, om graaf Dirk IV dood te schieten, Dordrecht 1049. Ulsen, Tante W ilhelmina van -, ncm Potyieter tot zich op zijn 15e jaar, 1821, llet hem in haar zaak te Amsterdnm voor de handel opleiden, oefende grote invloed op zijn vorming. Bij haar woonde haar vriendin Elisabeth van Hengel. Van 1826 - '30 oefenden de dames de zaak uit te Antwermn en ging Potgieter mee. Zij -1- 1865. Ulysses (Odysseus), groot en dapper krijgsheld voor Troje, de koning van Ithaka; door Vondel in zijn treurspel Palamedes voorgesteld a1s een listige schurk. Hij Fedoelt er nnmelijk François van Aerssen mee, de verhitterde tegenstander van O1- denbarnevelt, opnieuw door Vondel gehekeld in zijn Medaellie. Ulysses is de Latijnse naam; hij is de held van de Odyssee van Homerus. Daarvan vertaalde Coornhert de eerste 18 boeken a1s De Dolinge ,?z/>; Ulysse; deze vertaling, verzorgd door Dr. Th. W eevers, opgenomen in de Bibl. der Ned. Letteren, 1959. Unger, J. H. W . -, 1861- 1904, archivarlz' van Rotterdsm 1886; gaf een Bibliograjit van Brederode, 1884, en een, van Vondel uit, 1888. Hij verzorgde de nieuwe druk van Van Lenneps Vondel, 1888, en verleende zijn medewerking bij de uitgave van Bredero, 188j- '90. A1s prentenkenner werkte hij mee o.a. aan de uitgave van Ten Brinks Letterèundige Gescbiedenis: aan het werk van P. L. Mulder en aan '/ Land van Rembrandt. Unico, Joan .v, ps. van Potgieter in De N//zyr, 1834- '35. Unie van Thorout, zie Tulcongres, F/aawse Beweging en Spelling in België. Unie van Utrecht, gevierd met een Zeuwspel van Simon Rivierk zie daar. Ook Onno Zwier van Haren maakte een gelegenheidsspel Pietie en Agnietjek Van Alphen droeg zijn Ned. Gezangen op aan Prins W illem V; Feith maakte een gedicht, 1779. universiteit =hogeschool met alle faculteiten, naar L. universitas litterarum = het geheel der wetenschappen. In Nederland 5 van het Rijk: Leiden, Groningen, tltrecht; één van de gemeente Amsterdam; twee bijzondere: de Vrije, gereformeerde te Amsterdam en de Katholieke te Nijmegen. In België 2 van het Rijk: Luik (Frans) en Gent (Nederlands) ; 2 particuliere: de Katholieke te Leuven, de oudste, 1425', en de Vrije te Brussel. Zie bogescbool. Untergang des niederlëndischen Volksliedes, Der - , zie Volkslied II. Urbaen, ,,die onbekende sone van den keyser Frederick Barberousse'', volksboek. Urbs antiqua ruit (L.) = de oude stad gaat onderq spreuk op het titelblad van Vondels Gijsbrecbt. Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen a1s een schaduw heen, gedicht Op âe; Nieuwe jlar van Rhijnvis Feith; opgenomen a1s no. 160 in de Evangeliscbe Gezangenk een van zijn 5j. Urfé, Honoré d'- , 1567- 1625, uit Marseille, de beroemde schrijver van de F. 543 Urfé 544 Uyt levender Jonst herdersroman Asttle, 1610, spelend in het Forez-gehergte; Clladon is de modeherder; Galathée, de koningin der nimfen, vertelt hem ook de geschiedenis van het land. Zo is d'Urfé het voorbeeld van de Batavische Arcwdia van Johan van Heemskerck, 1637. Urzijn en Valentijn, zonen van Belizante, de zuster van Pepijn. Urzijn, Ursinus, F. Ourson, d.i. het beertje; door een Ferin gezoogd en a1s wildeman in 't bos opgegroeid; door Valentijn ontdekt; samen trekken zij a1s dappere ridders de wereld door, tot Urzijn de Griekse en Valentijn de Franse troon bestijgt. Zie Valentiin. De stof hewerkt door Bilderdijk in een romance, die hij in 1795 uit Hamburg aan zijn vrouw zond. Deze namelijk was volgens de dichter een afstammeling van Valentiln. Naar Percy's Reliques oj ancient Englisb poetry, dezelfde stof a1s in 't Ned. volksboek van Valentiin en OJ/,'- j'0n. Utenbogaert, zie Wtenbogaert. Utenbroeke, Philip 'w, van Damme, voltooide na Maerlants dood de vertaling van de Tweede Partie van de Spiegbel Historiael van Vincent van Bcauvais. Temggevonden te W enen; 56 000 verzen. Zie Spiegbel. Philip behandelt de geschiedenis van Nero's tijd af, vooral die der kerk: hoe de heilege kerke began dyen bi der heilegher conflorien van der martelaren partien. dier-Bakker, Nicolaas Beds, P. H. Ritter Jr. Van de R.K. groep der Gemeenscbat Jan Engelman, Bern. Verhoeven en A1b. Helman. Utrechtse richting, de x', de kunstleer van Bellamy en zijn kring, tegenover de Zwolse van Feith. Utrechts Zang-prieeltje, liedboek van 164t?; 2 delen. Van 't Metalen Kruis, Het 18jj, toen weesjongen een horloge kreeg bij het leg- #el1 Va13 de eefstc StCCIR VOOf 't montlment op aan de volksgeest van gesloopt.) Vooz Potgieter was het uurwerk een zinnebeeld: 'men moet weten. hoe laat het is. De ridders van 't Metalen Kruis zagen met geestdrift het gedenkteken verrijzen; Potgieter was ze geestdriftig niet meer. Toch was het geen ,ysmalend lied'' 9gelijk Van Dam van Isselt beweerde in zijn Strafdicbt van de Dam ter herinnering 1830. (1n 1914 gedicht van Potgieter, N Cen Uurwerk 18j6. Uyl, Jan den N, zie Ulius. Uyldert, Maurits - , geb. 1881, dichter uit de kring van De lczweérëzixg; prozaschrijver, o.a. van een smdie over Albert Verwey. Red. Handelsblad, 1923 '46. Zie Gutteling) Verwey. Van 1947 Het Parl der Po;- schrijven, voordragen en lezen Het lrlâE4zziz/l, 1946. Uylenbroek, Pieter Johannes - , 1748- 1808, boekhandelaar-uitgever te Amsterdam, in de Nes, mentor der jongere dichters. Bilderdijk, Helmers? Loots en Kinker waren op zijn begrafenls; Kinker maakte lofdlcht. zie, over het van gedichten. ln Utenhove, Adriaan - , zie Uyttenhooven. Utenhove, Jan -, 1j20- '66, edelman uit Gent, Vlnming, die 1544 naar Engeland uitweek om het geloof, gaf ljjl een bundeltje uit met 25 psalmen, in 1j61 honderd, in 1566 de volledige Psalmen Davidis op D. kerkelijke w-llzen. Van 15j1 is ook de eerste Geloojsbelijdenis en zijn Grooten CyJ/E'C///JZ/CJ/J; van 1jj6 zijn vertaling van hd N. T.; in beide werken streefde hij naar het schrijven van een a1- gemene Ned. taal. Over zijn Leven E'/; werken het proefschrift van F. Pijper, 1883. Evenals Marnix hield hiJ vast aan de woorden du en dijn tegenover God; dit wekte weerzin. Utenhove, Willem .v, zie bestiaris. Hij wordt vermeld bij Maerlantk verder iF !r niets van hem bekend. Utlle Dulci (L. = het nuttige met het aangennme) , zinspreuk van Huygens en van de redactie van Braga. Utrecht in de Ned. letteren, zie Zuster Bertken, Anna Maria Schurman, Everhard Meyster, de kring van Bellamy, Ina Boubegonnen met de uitgave Z Dicblerlijke Sazzllcâr#/d/i. elf dichter, maar 't best bekjnd a1s vertaler van talrijke treur- en blllspelen, o.a. Fedra, 1780; Romeo :/z Julia, 1786; Othel- Io) 1802. In zijn huis kwnmen de jonge letterkundigen samen; daaraan zijn de K1. Dicbt. Handschrijten te danken, 1788- 1808) Van W alré en Loots kwamen uit die kring voort; raadsman was 1788 Kleine ook Van Tollens was bij zijn eerste optreden. zat er op zijn y,letterkundige namiddagjes'' bijeen bij brood en koffie, bitterfles hiJ de Men en. lange pijpen. Uylenspiegel, zie Uilenspiegel. Uytenbogaert, zie Wtenbogaert. Uytheemsche Oorlog, zie Van de Merwede. Uytlandighe Herder, De x', gedicht van Huygens: dat hij 1622 uit Londen zond naar Helnsius: klacht over de hernieuwde oorlog, lofzang op 't ontzet van Bergenop- zoom. Uitgegeven door J. Heinsius, Zutfen, 1904. Uyt levender Jonst, spreuk van de Laven delbloem. Cen Hij der Urzijn en Valentijn 545 Vaderlandse drama's 15 Novemher 1813 te Amsterdam opgevoerd: Het T/zr/lcâlp, De R#1, Nal.ia z'ap, Lalaing. Zie Vrijbeidsdrvtmass. Vaderlandse epiek, verhalende gedichten uit de 19e eeuw, van tegenstanders van Napoleon: Helmers, Van Marle: Loots. Daarna opwekkingen tot verheerlljking van het vaderland: Tollens. Zie Bel'ljmde Jz-eFâa/c/z en Vrijbeidspoézie. Vaderlandsche Feestzangen ,,voor eene maaltyd ter aankweeking van Vryheidliefde, 26 April 1783'' >van Pieter Vreede. De maaltijd werd te Amsterdam gehouden door een 70-ta1 Patriottische regenten en burgers, ter ere van Van dct Capellen. Le Francq van Berkhey maakte parodieën op de zangen. Vaderlandsche Gezangen van Zelandus, d.i. Bellamy, gedicht in 1781 '83, 2e druk 1785. Zie Aan bet Vaderland. Deze bunde1 bevat ook Het Izulcr/lrllcid Meisje. De Vaderlandscbe Jongeling, ,1,:,2 eenen Verrader des Jzu#:7'&r2JJ en De Jzu#dr'- landscbe Vrouw: werden dadelijk n; V. Uaderboec, Het -, stichtelijk en didactisch proza, Dietse bewerking uit het laatst der 14e eeuw van de Vitae lklrr/zi (Van het leven der Vaderen) . Deze vaders waren de anachoreten of k-luizenaars der 4e eeuw, de grondleggers van het kloosterwezen. Daarnaast de heiligenlevens uit de laterç eeuwen. In 1498 kwam de Ned. bewerking in druk. Algemeen verbreid in de M.E. Een andere vertaling van dit werk uit de 14e eeuw was reeds in 1480 gedrukt te Gouda a1s Van Jezi Ieven der âEWke; vaderen, in der woestinen boer leven le)'- JE'/;#e en verscheen 1490 opnieuw te Goltda. Het oudste van de levens der anachoreten der 4e eeuw is van Athanasius; andere zijn van Hiëronymus en Johannes Damascenus. Samen 10 boeken in 4 afdelingen. Vaddee rdener, dDee .v, ,,ofte het tweede deel van. dagh der tweeder weke, vervatende Abrahams Offerhande'', gedicht van wijlen Saluste, Heere van Bartas, vertaald door Vondel, 1616. Dit werk van Vondel werd door Z. opgenomen in zijn vertaling van De z1e daar. Vaderland, Het - , liberaal Haags dagblad, gesticht 1869 door Martinus N#â///; zie daar. Nam Een Zaaier van Vosmaer op, de verdediging van Multatuli, 1873. In 1889 verscheen a1s feuilleton Eline Vere. Voor de Oorlog was kundfge redacteur', sande. Verschijnt na de Bevrijding eerst a1s De NTjé/?If'p l-oul'antb claarna weer tnlnde1' de Ter Braak de lettersedert 1940 's-Graveoude naam. Vaderlandsch A-B Boek, zie Swildens en Tyrannye. Vaderlandsche Brieven, zie Joh. N/zrlz. Vaderlandsche burgers, Aan de 'v, gedicht van Betje Wolff, 1786, verheerlijking van de Patriotten. Mijn zoon! indien uw vader sneeft Gij zult zijn wreker zijn! Vaderlandsche Letteroefeningen, tijdschrift voor kritiek sedert 1761; bevatte tevens Mengelwerk tot Fraaije Letteren betrei- >e/#l. Opgericht door Cornelis Loosjes, Doopsgezlnd predikant, en door zijn halfbroer Petrus Loosjes, insgelijks doopsgezind predikant. Medewerker Jan wragenaar, en verder Doopsgezinden, Collegianten en andere dissenters. Het ts. zette het werk van de Specttuor voort; behandelde geloof, wetenschap en letteren, vooral de natuurkunde en de natuurlijke godsdienst; demokratisch, doch voorstander van een 11Eminent Hoofd' 'a1s leider van 's Lands zaken. De Dichtgenootschappen werden geprezen, met name Dirk Smits, De Lannoy en Mw. van Merken. Shakespeare en Lessing werden niet begrepen; De Geuzen van Onno Zwier van Haren afgekeurd. Eerst langzarnerhand kregen de redacteuren begrip van het nieuwe. De schrijvers waren deftige, verlichte heren; Patriotten met edelaardige gevoelens. Maar in 1799 lieten ze zich niet meer in ,,met staatkundige bedrijven''. ln 1815 werd Yntema de leider, doch beter werd het niet. Nu prezen de Letteroejeningen Schil- 1er en Lessing, maar ook lffland en Kotzebue; van Hoffhams Proeve eener T'/7E'/- rie #tz1' Pokzy begrepen zij niets. In 181 1 werden ze geschorst, omdat ze Helmers en Tollens geprezen hadden; in 1812 heetten ze Ts. voor K/yz;J/fz77 e11 W e/erlf-il#- pen; in 1814 kwam de oude titel weer met een voorrede vo1 boosheid tegen Na- Vrouwenlycken Gc- - , zie J. v. if'z/f'rzpë.jcl. Adriaan N , ook Utenboze, 1759 1859, uit Naarden sloot zich a1s student te Utrecht aan l7lj de kring van Bellamy, predikant te Simonshaven 1784, gevlucht 1787. predikant te Antwerpen, 1792 te Aardenburg, 1797 te Brouwershaven. Medewerker aan Bellalny's P1.oewtp//. Schreef deel I van de Gescb. J:7 Herl). K:p'lEz te zqntwerpen, 1791. Jytvaert van Henricus de Groote, gedicht van Vondel, 1610., zie Verscheide Gedictb- /:72. Jytnementheyt des slaghts, De Jyttenhooven, Lettcrk-. W rdbk-. 2e Jr. 35 Jytnementheyt Vaderlandsche Letteroef. V aderlandsche Letteroef. 546 Valcoogh poleon. ,,Eerst waren de aristocraten der wetenschap, Kinker, W iselius, 's Gravenweert afgevallen. De Recensent ooL der zich naam gemaakt had; ï 1300; ,ydie goede vedelare'' volgens Jan van Boendale in de Brabantsche Yeesten. Stam- Recensenten werd de eerste Fazuin; later kwam heel de Bilderdijkse school, de piqures van H. W . Tydeman, hd pronunciamento van Da Costa in zijn Bezwarenk daarna de jongere dichtschool: Van Lennep, Beets, Potgieter, Ten Kate. Van der Hoop en markies de Thouars wierpen in 't Letterlievend Maandscbrift aan Yntema hun vuile handschoenen toe. Tenslotte Gids en Braga''. Braga noemde het ts.: Een knorrige arrogant, wiens gunst ge alleen kunt kopen Door opmrvlakkigheid en domme vleierij. Yntema -I- 18j8; de Letteroejeningen hebben het nog volgehouden tot 1876. Ds. Bok was de laatste redactp r. Vaderlandsche Letteroefeningen, Nieuwe .v , aanvankelijk de bijtitel van De Gidst tot ergernis van Yntema. Vaderlandsche Liederen, voor 't Genootschap van W apenhandel, md gedichten van P. Vreede, J. van Schelle, J. 't Hooft e.a. Leiden 1786. Vaderlandsche Oranlezucht, bundel gedichten, door Bilderdilk te Leipzig uitgegeven in 1805. Een verjaarvers op Willem V van 1783 is het oudste; verder dergelijke gelegenheidsverzen en gedichten over de Voornaamstc gcbortenisscn. Vaderlandsch Museum, Vlaams tijdschrift van C. P. Serrure, 1855- '63. Vaderlandse roman, tijdens de F. heerschappij; Adriaan Loosjes, Maurits Z#rslager, 1808. Vaderlandse treurspelen, ova. v'an Jan Nomsz: Ripperda, 1779; De Ruyter, 1780; Oldenbarneveld, 1787. Van Adrfaan Loosjes: Frank z? door Vermeylen. De afleveringen verschenen ongeregeld. De tweede reeks verscheen 1896 1901, in veel eenvoudiger uitvoering. Toussaint van Boelare gaf een bloemlezing uit. Van Onzen Tild, R.K. letterk-undig tijdschrift, 1899 1920; Maria Viola;, C. R. de Klerk en Feber. Verdere medewerkers waren G. Brom, B. M olkenboer en P. v. d. Meer de Walcheren. Th. de Jager en G. Knuvelder gaven in 192j Pioniers uit, werk uit Van 0z2z:72 T##. Vansina, Dirk - , zie D. v. Sina. Varen en van Vechten, Van 'v, 5 delen verzen van tijdgenoten op zeehelden en zeeslagen, lof- en schimpdichten en matrozenliederen, verzameld door Scheurleer, 1914. Zie ook Werumeus Buning en Eeiâ/ zz/. Vasalis, M . ev, ps. van Mw. M . Droogleever Formin-Leenmans, geb. 1909; zenuwarts; dichteres; verwierf 1941 de Van der Hoogtprijs van ,,l-etterkunde'' voor haar verzenbundel Parien en JFnEv/#aEw, die reeds meer dan een dozijn drukken l7eleefde. Nieuwe bundel De Vogel Pboenix, 1947. Vasarl, Giorgio 'w, 1511- '74, It. bouwmeester en schilder; de eerste schrijver van kunstenaarslevens, ljjo. 't Voorbeeld van Carel van M anders Scbilderboeci, 1604. vaudeville, zangspel, komische operette, oorspr. luchtig liedje uit Vau de Vire, d.i. het da1 van de Vire in 't Dept. Calvados (Normandië) . Vecht, De Utrechtse 'w, herhaaldelijk bezongen a1s het oord der prachtige buitens van de Amsterdamse kooplieden, o.a. in Sel M aarsseveensche Tempe door Balthazar Huydecoper. Claas Bruin schreef 1719 Speelreis Iangs #e Vecht bij 100 platen van Stopendaal, die ook afzonderlijk uitkwamen a1s De Zegepraalende Vecbt. In 1790 uitgegeven a1s De Vecbtstroom tzzra Utrecl)t tot M uiden. Vechters, Mr. Joan 'w? of Victor#n, 1j90 - 1642, in 't weeshuls te Amsterdnm opgevoed, advocaat aldaar; hielp Vondel met Latijn en prikkelde hem tot de vertaling van Elektrak Vondel droeg aan hem Jo- Jepâ in févp/:/z op. Hij zelf dichtte o.a. een vers op Aran en Titus van Jan Vos. Veder, Dr. W illem .v , 1808- '82, trok mee uit in de Tiendaayse Veldtocht, werd predikant te Heilo, ln 1856 opgevolgd door Hasebroek; Veder bleef lange jaren dominee te Dordrecht. Dichter en redenaar. Veegens, Mr. Daniël 'v, 1800- '84, griffier v. d. Tweede Knmer 1847-''81. In zijn Historische Studiën vele Fijzonderheden over letterkundigen. Veegens, Dr. D. 1. -? 1798- 1861, schrijver van vier romantlsch-historische schet- Sen. , Veelderhande geneuchlycke Dichten, uit de eerste helft der 16e eeuw, uitgegeven bij Jan van Ghelen te Antwerpen, 1600. Daarin een referein van âe/ Evangelie -x#:, Spinrocken, waarin de spot gedreven wordt met velerlei hijgeloof. Verder yedichten over ,,gildekens'' en ,yverloren klnderen'' schooiers, bedelaars en kwakzalvers, de gehele ,,bemanning'' van de ,yBlauwe Scute''; hun heiligen zijn Sinte Reyn-uit en Vrouwe Vuyla; hun paradijs ls yyLuye-leckerlandt'' het zijn ,,Aernouts broederen'' vo1 dwaasheid, zonder deugd. De bundel bevat 24 stukken, te voren op vliegende blaadjes gedrukt. Zie ook Jan Splinters Testawta/ z/. In de gehele bundel veel burleske poëzie. Opnieuw uitgegeven door ,,l-etterkunde'' 1899. Veelderhande Liedekens ghemaect ut den Ouden ende nieuwen Testamente, verza- 548 AJeelderhande Liedekens Veen meling Bijbelse, vooral Doopsgezinde gedichten, 1j69. Zie geestelijke Iiedboeken. Hierin tal van maztelaarsliederen, o.a. van 12 Doopsgezinden, in ljjl te Brtlgye ter dood gehracht. Daarbij een afscheldslied van een martelaar aan zijn vrotlw: OOr1Of, a1s is 't met weenen, B. en van De TW/w/ 1,,/2 ket /f//fpt##l.' ps. I'Qmke. Strijdt voor ,,Nieuw Feminisme'' en Felangeloze huwelijksbemiddeling. veepest, àsechouwd a1s straf van God, was oorzaak vall het verlnod van alle toneelvoorstellingen te Rotterdam, 1770 '72. Veer, Adriane van der N , uit Dordrceht, dichteres van De GeestelyLe Nacbtegavtl, na haar dood in 1741 uitgegeven. Veer, Cornelia van der 'v, 1639 7. , u it Amsterdam, dichteres. Zie Catb. Q//:J/fE'p.J. Zij schreef lofdichten op Blasius en ziJ werd geprezen door Vondel en Huyyens. Zij maakte gedichten op gebeurtenlssen uit de 2e en 3e Engelse Oorlog; haar spreuk was: IcL Jpwc/p? veel.ler. Veer, Ellert de 'v, heer van Callantsoog. 1601 pensionaris van Amsterdam, 4- 1620, vervolgde de DivisieLroniek van Cornelius Aurelius uit Gouda voor de jaren ljlj '64. Dif gedeelte is veel hetrouwbaarder dan de Divisiek-roniek zelf. Veer, Gerrit de N . zoon van een notaris- Foekhandelaar, uit Amsterdnm, schrijver van P-,,/:2 drie Jey/tq/ezz, ter werelt noyt soo z/r:ew/ gbebool't, 1j94 '97. De derde seylagie is de Overwintering op Nova Zelnbla, waarlnij hij wederom aanwezig was. Opnieuw bewerkt a1s De Kol.tste JrzrEw. 1959, door Dr. A. C. J. de Vrank-rijkcr. De Veer Mras scheepsdokter. Veer, Hendrik de - , 1829 '90 luit Sommelsdijk, 18j4 predik-ant, te V'ormerveer en te Delft', 1864 directeur der H.B.S. te Delft', 1871 '90 hoofdredacteur v. h. Nieuws van J:/z Dag; 187 j medeoprichter en redacteur val) Eigen ffsfrzrl. Zie Simon Gortes'. (Met Van Gorkom was hij 1868 redacteur van Loj' y/z Vvut en nnm Janneken Verstraelen mijn: Godt will u ende mijn kinderkens eenen goeden vader zijn. (cleene Bevat ook het lied op Jan de Backer. Veen, Adriaan van der - , geb. 1916 te Venraai, 1939 medewerker aan Het Vader- /z?zzl, nu aan de N. Rott. (:'/,; ook redacteur van Cl'iteriutn; schrijver o.a. van Geld speelt de groote 1.01, 1958. In 1949 verscheen zijn oorlogsroman Zuster J:7' Zee, die tegelijk een psychologische roman is. Veen, M r. Ernest van .v, 1j95 1654, uit Antwerpén, waardijn der munt te Brussel, dichtte, toen zijn dochter in hd klooster trad, Kroone der Vier Hoojtdeugbden, toegeëygent aan de H. Maghet Maria'' 1644, oorspronkelijk emblemata-werk-. Hij was de zeon van Otto. Veen, Jan van der 'v, '? 16j9, apotheker te Deventer, dichter van Zinne-beelden ojt Adams Appel, 1642, tienmaal herdrukte bundel emblemata', dichter ook van Zegezangen voor Frederik Hendrik, van bruifl/ z-fl/c/czezz en van 't Verkeevspel na de Slag op het Slaak; zie daar. In 1655 droeg hij zijn bundel met 162 Raadtselen met de berijmde antwoorden aan de Stadsreyering op. Schreef ook een klucht, een N: '<'Le$.sp/' a:/j: enz. Veen Azn., Jan van der 'v, 1800 '8j, griffier en schoolopziener te Hoogeveen, schrijver over Drents volk-sleven. Twee Liederen voor Drezi//ptp, 186j; Mozaiek) 1844 '48. Hij is de dichter van het Drentse verhaal De Roover, 1839. Veen, Jos. van 'w, 1879- 1941, gewezen R.K. priester, romanschrijver. Veen, Otto van 'v', Octavio ook wel Othonio Vaenius, 1557- 1629, uit Leiden, hofschilder van Parma, na Parma's dood in 1592 te Antwerpen, leermeester van Rubens, hofschilder der Aartshertogen, 1620 muntmeester te Brussel. Veel van zijn schilderijen zijn bewaard. Verder tekende hij een groot aantal platen voor emblezzia/ rz. In Otbonis Vaeni Emblematvt van 1618 vindt men een 70-ta1, waarvan de bijschriften vertaald werden door ad?2?2,c Roemer Visscker. Bredero's oudste dichtwerk is de vertaling uit het F. van verzen van Horatius bij 105 zinnebeelden van Van Veen; 1607. Veen-Brons, A. C. -, schrijfster van Zunsch Binnenbuisje en van Nieuw Z. hij ijverig deel aan de strijd der Modernen tegen de orthodoxie. Hij schreef er ook de schetsen in, die nog in 1868 verschenen a1s Trou-l'ingb voor. '/ Jonge J'f//- land navolging van M onsieurt g'laz/zzie 6) IJI: van Gustave Droz, 1866, maar Ho1- lands opgevat en met Catsiaanse titel. Een satire is zijn boek over De g'f/fjr/neép'.f elî bun Polderlandk zijn Toen..... t'p2 Nu vaî) 1877 bevat mededelingen over eigen levell. Hij schreef onder ps. Vesalius Mobachus zijn eerste roman Van gelijLe beweging zf/-c nih 1859. Veer, Pieter van der - , de uitgever van de Amerfoortse druk van Vondels Hekel- #Jc/7/:7z, 170j. Ook van de Nederduitse cc Latynse Keurdigten, 17 10. Met hekeldichten en schimpdichten', 10e Vervolg 175j. Hij was uitgever te Rotterdam, later te Utrecht. Hij schreef onder ps. P. v. d. Goes. Veertien Jaar Literatuur-Geschiedenis, 1880 '95, door W illem Kloos) 1896., overdruk 549 Veertien Jaar slega van de artikelen in de Ned. Spectator en het W eeLblad de Amsterdammer en Sedert 1885 in De Nieuwe Gids. Over Jacques Perk, Lilith, Alberdingk Thijm, Cosman, Coens, Couperus enz. Hierin ook de zo bekend geworden kritiek op Aya Sojia van Schaepman, 1886. Vega, Lope de - , zie L. Vegtschool, Der Poëten - , zie #. Ve'lnzende Torquatus, het treurspel van Geeraerdt Brandt op zijn 17e jaar, 1643, behandelt dezelfde geschiedenis als Hamlet, doch niet met de kunst van Shakespeare. ln de still van Aran en Titus, vo1 gruwelstukken en geeswerschijningen, in gezwollen taal. Maar met een lofdicht van den hooggeleerden Barlaeus: 't Was eertijts mannen werck, 1)u komt de teere jeught E n davert op 't tooneel. Aan Torquams verschijnt, wenals aan Hlmlet, de geest van zijn vader, die wraak eist. Die vader was Manlius! keizer van Rome, vermoord door zijn elgen broeder Noron. Evenals Shakeslxare ontleende Brandt zijn stof aan de Tragiscbe Historiën van Bandello- Belleforest; maar hij verlegde de handeling naar Rome en noemde zijn personen met Romeinse namen. Velde, Antoon van de .-w, geb. 1895 te Antwerpen, vruchtbaar toneelschrijver, baanbreker van het vernieuwd R.K. toneel in Vlaanderen; drnmaturg; regisseur, ook van het Heiligebloedspel te Brugge. Zijn T#J I en 11 zijn volgens Marnix Gijsen, politieke pamfletten met Vlaams-nationalistische strekking, 1926. Hij is ook de schrijver van Het Eeuwig 41lller, beknopt overzicht van de toneelgeschiedenls. Schrllver ook van toneel en van boeken voor de jeuyd; romanschrijver en schrijver voor de radlo. W erken van hem vertaald in 't D., F., Noors; van hemzelf vertalingen uit het F., D. enz. Letterkundige. Velde-Helmcke, Joh. E1. van de 'v, 1762 1842, dichteres van 4 der Evangelische Gezangen. V.E.L.D.E.K.E., tijdschrift voor Limburgs dialekt, 1926. Nu onder leiding van Dr. %T. Roukens. Veldeke, Heinric van - , edelman uit Spalbeke ten W . v. Hasselt in Loon, d.i. het tegenwoordige Belgisch Limburg; leenman van grayin Agnes van Loon, op wier verzoek hiJ A 1170 zijn eerste werk dichtte, het Leven van Sint-servaes, de beschermheilige van Maastricht. Hij volgde daarbij een Latijnse Vitak het gedicht is in het M iddelnederlands bewaard; het verhaalt hoe Servatius bisschop van Tongeren werd 550 Veldeke en kort voor zijn dood naar Maastricht ging. Veldeke's overig werk is alleen in Mhd. vertaling bewaard. 't Voornanmste daarvan is zijn Endde, die hij uit het F. vertaalde ï 117j aan het hof te Kleef. W ant daar gaf hiJ toen het nog niet voltooide hs. te lezen aan Margareta van Kleef, de bruid van Lodewijk 111, landgraaf van Thuringen. Aan diens hof is 't gedicllt voltooid, na 1184 en voor 1190. De Endde was het voorbeeld van de toen moderne hoofse F. ridderromans tegenover de oudere, ruwere en meer heroïsche Cban- Jfpzi.f de gtste. Door dit werk is Veldeke van zo grote betekenis geworden voor de D. epische poëzie. A1 de daden en avonturen van de Trojaanse held Aeneas zijn beschreven, alsof hij een M.E. ridder was. De minne van Aeneas en Dido neemt er een veel en veel groter plaats in dan laij de Latijnse dichter Vergilius. Ook geeft hij in de Endde een beschrijving van het schitterende feest te Mainz, waar keizer Frederik Barbarossa zijn beide zonen tot ridder sloeg, 1184. Zo is Veldeke de eerste Mnl. dichter geweest, doch alleen Maerlant verwijst naar zijn Eneide, waarschijnlijk omdat het Mnl. hs. verloren was gegaan. De beste uitgave van de M hd. Eneitle is van Otto Behaghel, Heidelberg, 1 88 2 . Hct gedicht was voltooid op aansporing van paltsgraaf Herman von Neuenburg, hroer van de landgraaf van Thuringen; deze Herman werd in 1190 zelf landgraaf. De D. dichters prijzen Veldeke a1s hun voorbeeld; zo Godfried van Straatsburg cn W-olfram van Eschenbach, de beroemde Hd. dichter van Parzijzd, die hem eert a1s der wîse man''. Ook Veldeke's minneliederen zijn alleen in verduitste vorm bewaard. Zij staan geheel onder de invloed van de toenmalige F. ridderlijke verering van de vrouw; door deze gedichten werd Veldeke het voorbeeld van de D. ,,Minnesinger''. Bij hem ook dadelijk reeds de bewondering voor de schone natuur. 510- nument te Maastricht. Over hem proefschrift van J. van Dam, Zur Vorgesckicbte des âJ/ël'c/Jlu'pz Epos, 1925; in 1924 verscheen zijn studie Das Veldeke-problemk in 1928 De letterkundige betekenis - >; Veldekds Servatius. Studie over Van Veldeke met bloemlezing door L. J. Rogier, 1951. Studie van J. Notermans, Brugge 1928. En van Prof. van Mierlo, 1959. Zie daar. ln 1946 verscheen het proefschrift van Dr. D. Teusink: Das Verb âltnis z'Itocâe/; Ve1- dekes Eneide und dem Alexanderlied. (Amsterdnm.) Sint-servatius werd door V elden M . Koenen b- erkt, Gabriele Schieb 1912. Th. Frinjs en gaven in 1949 een nleuwe studie over V. Veldeke uit te Halle a. d. Saale; 3 delen. Een nieuwe tekstuitgave van Sint-servaes werd in 19j0 Fezorgd 1958 uitgegeven door H. v. d. Linden, P. de Keyser en Dr. A. v. Loey, voor de Kon. Belg. Academie. Velthuis, K. R. 'w, gemeentesecretaris van Noorddijk, schreef over de OpLomst wifv bet fooneel te Groningen: 1885. Veltman, Louis Jacques 'v, 1817- 1907, toneelspeler te Amsterdam. Bracht 187() Aiariotl #: Lorme van Victor Hugo in @ ln door Dr. G. A. v. Es. Velden, M. van x , A,/?â#J Campanus) dichtte het treurspel Calasires Sterfdagb) gespeeld 1651 door de oude Kamer ,,In Liefd' bloeyende'' De stof was ontleend aan de Gr. roman Aetbiopica van Heliodorus, die van zo veel betekenis was voor Ned. verzen over. Velzen, Geraert van N , schoonzoon van Herman van W oerden, hoofd der samenzwering tegen Floris V, 1296. Troe rspel van Hooft. Komt ook reeds voor in een de F. roman in de 17e eeuw. Hij voltooide Bredero's spel ,,Het daghet uyt het Oosten'', 1658. Verder zijn er liederen van hem en het stroomdicht De Roemster t'ah' den Aemstel. De liederen zijn opgenomen in 't Amsterdamse liedboek Venus' Af/zzr: gijtjens en 58 Velddeuntjes in De Amsterdamscke Pegasus van 1627, waarvan hij der historieliederenk zie daar. Zie over het lied Prof. R. C. Boer in De Gids van 1899 en Dr. G. Kalff. Het Lied in de M.E., blz. 117. De tekst bij Dr. v. d. Graft en ook reeds in de Horae Belgicae, II. de hoofdman was. Velden, W '63, de idlileenma arC ovranne liHszu. gvo andeNG root tot 1 6 0 2 aan de vlucht uit Loevestein', 1625 notaris in Den Haag; 1642 Mr. in de recbten. Hij was in 1625 getrouwd met Elsje van Houweningen. Van hem is het ,,hofspej'# aan de schimmen van Spinola en Montecuculi verschijnen op het toneel. (Hofspel = treurspel.) In 1659 kwam zijn gedicht Hoftapiit tot cieyaedt ,;?lx de nieuwe :t?- weljfde staetzael in 't nie lz///soa de nieuwe Statenzaal te Den Haag. Reinberte Treurende, 1640, gewijd Slag op het Slaak van 1631) de Ven, D. J. van der v, geb. 1891, Ned. folklorist. Lente-, Zomer-, Oogst- E'/; Zuiderzeejilm. Neerlands Volksleven. Ven, Dr. F. J. H. 5f. van der -, geb. 1907 te Tilburg, sinds 1945 hoogl. in arbeidsrecht aldaar, dichter onder ps. Frans Va1- kenier: Tajerelen van de Menswordtng onzes Heren, 1958; Btdladen ,7,/ Brabant, 1958. Velden-vygh, Lilian Geraldine van der - , geb. te Zoeterwoude 1889, toneelspeelster, trouwde met de toneelschrijver Jos. v. d. Velden, qing over tot het R.K. geloof . Schreef relsverhalen en kritieken onder ps. Ellen Russe. Velerhande gheneuchlicke gedichten, zie veelderbande. Velthem, todewilk van -, ï 1270 15 ?, geestelijke uit Brabant, misschien uit het adellijk geslacht van Velthem bij Leuven. In 1304 was hij vicaris te Sichem bij Diest, in 1512 priester te Velthem. Hij voltooide Maerlants Spiegbel Historiaelk zie daar; 1316. In 1'326 vertaalde hij uit het Frans zijn Boec van coninc Artur, een vervolg op Merlijn: de tovenaar wordt door de fee Viviane gebannen in het Nvoud van Broceliande. Voor die tijd had hij reeds een aantal Britse romans samengevoegd onder de titel boec l,'az; Lancelotek zie daar. Daarin 10 het verhaal van Lancelot zelf, gedeeltelijk bewaard; 2 O de Grulqueste (het zoeken naar de Graal) ; 30 Arturs dood. De voortzetting van de Sp. Hist., 3e deel, Venator, Adolf -, d.i. De /tqar, 1597 predikant te Alkmaar, schreef een Ned. schooldrama Reden-vreucbt der JF#Jdp;, de geschiedenis van Hippokrates en Demokritos, 1603. Dit was een antwoord op de vervolging, waaraan hij blootstond, omdat hij Andria van Terentius door zijn leerlingen had doen vertonen, met muziek nog wel. Nu moest hij zich ook nog voor de Noordhollandse Synode verantwoorden over zijn Reden-vreucbt. Dit was het eerste Ned. schooldrama. Venetië, in zijn strijd tegen de Turken geprezen door Vondel: De doorlucbtigbste .beerscbappye van Venetië. Op de Netv/le:i der Turkscbe vlott, 1649. Op den Zeetriomj Jer Heerscbappye van Venetië, 16j6. Nootweer JVE'A;J den inbreuk van Turbye, 1661. Kandia op âzllr uiterste. Venezoen, Hollants -, ,,in Engelandt qebacken'' 9hekeldicht van 1672 tegen W 11- 1em 111, alsof deze zelf de oorlog van 1672 had aangestookt. Toen Pieter de Groot beschuldigd werd van landverraad, werd hij ook genoemd a1s de maker van het gedicht. Dit werd nog eens uitgegeven in de Keurdigten van 1710. (Venezoen, venisoen = wildbraad.) Venne, Adriaan van de - , 1589- 1665, uit Delft, van Brabantse afkomst, was van 1619- '2j te Middelburg, tekende de prenten voor de Sinne- en N/zirieitmty/tfE'v van Cats en ook voor diens latere werka. 551 Venne V enne In 1625 werd hiJ 1id van het St. Lucasgilde in Den Haay. Behalve schilder was hij ook dichter', h1j schreef verzen in de Zeeuscbe Nacbtegael, 1625. Verder Sinnevonck op Je>2 Hollantscben Turj, 1654; De belaccbende Wereld, 1655. Zijn Sinnew,?/ staat achter in de Zeeuscbe N/câ/egael. In al deze gedichten toont V. d. Venne zich een volgeling van Cats en van Huygens. Zijn Uytroep ///4 Boelcoop 1up2 malle-pracht is op de wijze van Huygens' Costelitk Mal. Het verhaal van #e7z Ouden Ittdiaenschen Smit is in de stijl van Cats. Zijn Slypers-Liedt is gesteld op de wijze van Bredero's Arent Pieter Gysen. Evena1s Bredero, Huygens en Vondel geniet hiJ van de rijkdom der moedertaal. Zinspreuk: Ick soeck en vin. Ook gaf hij uit Woudt van XXV wonder- Iicke Sinne-Fabulen #e: Dieren, ,,tsamenghestelt door Steven Perrd'' 1652; de prentjes zijn van Marcus Geeraerts; overgenomen uit de Fabulen van De Dene van 1567. Over hem een studie van D. Franken, 1878. Venne, J. P. van de 'w, broer van Adriaan, uitgever te Middelburg, gaf 1625 de beroemde bundel Zeeuwse poëzie uit; Zeeu- Jfée Nacbtegael ende desselfs dryderley #E?JZJAZ#. Venus biechte, Vrou - , allegorisch gedicht uit de 14e eeum waarin de godin der liefde verklaart welk kwaad zij al in de wereld heeft gebracht; uit het Haagse hs. uitgegeven door J. v. Vloten in Dietsche Warande, 1866. Venu's Minne-gifjens, liedboek met bijdragen van M . v. Velden, M . Voskuyl, W . D. Hooft e.a., 1622. Verachtert? Frans .v, geb. 1909, Vlaams regionalistlsch novellenschrijver. De 1,./. gands. Verbeeck, René 'v, geb. Vl 190$ van Wf lsele, anms individualistisch dlchter. Oriënteering, 1926, De Jftwze Bruid, 1957, Heilig Leven, 1940. Uitgever van de BIaden voor de Poëzie. Verbeek, Dirk x , geb. 1885 te Amsterdam, toneelspeler en -directeur. Verbeet, Gerrit ,v, 1720 geb. te Delft, ging 1739 a1s krank-enbezoeker naar Indië, kwnm terug en smdeerde voor dominee, 1756 a1s zodanig naar Indië', wegens zijn strenge opvattingen van Banda verwijderd en uit de Oost verbannen; terug in Nederland 1762. Schreef Oost-lndiscbe Uï/J>aNningyn, 17j2, en een Memorie van zijn moellijkheden, 1763. Daanzit putte Busken Huet de stof voor zijn Dagboek z''ax Gerrit Verbeet. (Litt. Fantasiën, V.) Verbiest, Ferdinand N , 1625 '88, Jezui'et Verdam, J. -, 1845 1722 !hoogl'eraar in het Ned. te Leiden, gaf ult: Episodes uit Maerlants Historie z'zlx Troyen, 1873; Ferguut, 1882 ; Seghel#n z/tfr Jeruulem, 1878; Tbeophilus, 1882; Aiol, 1885; vOltooide de uitgave der Strojiscbe GEWJCâ//P van Verwijs, 1880, enz. Zijn hoofdwerk is het grote M nl. W oordenboek, begonnen met Eelco Verwijs; voltooid door Dr. Stoett. Dan Uit de Gescb. #Eu' Ned. J>/. ln 1872 proefschrift: Tekstcritiek 1/zlz; Mnl. Schrljvers. Verdenius, Dr. A. A. 'v, 1876 1950, hoogleraar in 't Ned. te Amsterdnm 1953. M edewerker a. d. Vondeluitgave. ln 1946. gaven zijn vrienden zijn Studies over â:z 1 7e eeuws uit. Zijn proefschrift liep over Maerlants Heimelykkeid der Heimelykbeden, 1917. Verdeyen, Dr. René .v, 1883 19j1, uit' uit Pittem fn Vlaanderen, 1659 missionaris in China, astronoom aan het hof en kanongieter. Hoofdp'ersoen van een drama van Cyriel Versthaeve. Verbiest, Hendrik N , toneelspeler te Amsterdam, schreef de klucbt van 'J W ynvaatje, 165 1; een wijnkoper weet geen raad met zijn verkwistende zoon en wil hem fn 't rasphuis bestellen. Verbiest, Isaak - , toneelspeler aan de Schouwhurg van Amsterdam 1639- 'j1. Verboden boeken, zie drubpersvrijheid. Ver Brechten Sone, Claes -, van Haarlem, zie Willem van Oranie, 1. Verbrugge, de controleur uit Max J'flre/tzzfr, d.i. Langeveldt van Hemert, later opgeklommen tot resident; -) 1879. Verbruggen, Paul - , geb. 189 1, Vlaams dichter, behoort tot de groep van Ruimte. Zeer begaafd dichter, bezingt de geheimen van de natuur en van het leven. De Voorbof, 1924, Als een :/ele Hovenier, 1941. Verburg, Isaac - , 1680- 1745, rector te Amsterdam, vertaalde De gevallen van Teletnachus in proza uit het F. van Fénélon. Vercammen Eliza-lozef N , pseud. G. Engelberg. 1912, Antwerps prozaschrijver. Lotschakeering en Dagboek. Vercammen, Jan ev, geb. 1906 te Temschex ïn 0. Vlaanderen, Drs. in opvoedkundex schoolopziener, medewerker aan veel tss.. Dichter en schrijver van kinderboekenk Vercnocke, Ferdinand 'v', yeboren te Oos-. tende in 1906. Polemist, dlchter, preza- en: toneelschrijver. Vercoullie, Jozef - , 1857- 1937, geb. te' Oostende, hoogleraar te Genty. strijdervoor 't Vlaams. Etymoloçiscb Woordenboek, 1890. Gaf Hadewllcb uits 1895 .. Over hem In Memoriam dgoc ftank, Baur e.a. met bibliografie. Dr. 552 Alerdeyen Verdoes Zoutleeuw, hoogl. in 't Ned. te Luik, 1919. Gaf uit Tondalus Visioen, 1917 (met Endepols) ; Esmoreit, 1924, (me't Kaakeheen) ', de Briejwisseling Gezelle-van Oye, in t!:) juhileum-uitgave van Gezelle (met Baur) , 1937. ln 1943 verscheen een Verdeyenalbum met 3j Fijdragen van zijn vereerders. Verdoes, P. -v, geb. 1886, schrijver vatl novellen in verschillende tijdschriften, redacteur voor letteren, kunst en toneel aan de Nw. Rott. Ct. sedert 1927. Verdoodt, Isidoor - , pseud. Isidoor van Beugem. Criticus, essayist en dichter; In den bloeienden ï'tpt/râ//; Uit dagen van Loutering. Verduldighe Helena, De 'v', zie H. vereenvoudigde spelling, voorgesteld door Dr. Kollewijn 1891, in hoofdzaak inge voerd door minister Marchant 1934., op enkele punten gewijzigd door Slotemak-er de Bru 'ine, 1939, met behoud van de buigings- n voor zogenaamd mannelijke znw. In 1946 door de Regering bij de wet geregeld in overleg met België. Verèl, Dirk N , geb. 1892 te 's-Gravenhage, leraar aan de Kweekschool met de Bijbel te Groningen, dichter en toneelschrijver. V'ereul, Mr. Abraham 'v', 1770 1817, geb. in Suriname, doch reeds a1s kind in Nederland', voorzitter v. h. Comité tot c1e Zaken der Koloniën, 1795, later adjunctmaire van Amsterdam en koopman. Bewonderde Bellamy en sprak 179 1 een redevoerinp over hem uit. Gedichten in de Kl. Dichterl. Handschrijten. Hij hield 2 Feb. 1795 in ,,Fe1ix Meritis'' de feestrede Over de geltjkheid der menscben. Prijs- cn toneeldichter. Vereul, bfr. J. J. 'v , 1771 1807, neef van Abrakam, dichter en schrijver van het ,,to- lspel'' Catbarina Herman) nee in j bebrijven, alexandrijnen en Parnastaal; 179.5. Van hem ook Reinoud 1,Jz2 Adeljing, M.E. dichterlijk verhaal in 7 zangen, 1792., een liefdesgeschiedenis. Zie verhandeling. vergeestelijking, van wereldlijke liederen, verandering van een wereldlijk- lied in een geestelijk lied door wijziging in de tekst met behoud van de gehele vorm cn de zangwijze', komt o.a. veel voor in het Devoot E'clE' Projytelyck Boecxkent 1559 . Zie ook Revius. Lodenstcyn maakte zulk een vergeestelijking van de aanhef van Hoofts Granida. Vergeet mij niet, de almanak van J. J. 1,. ten Kate, 1844 '63; zie Muzena?manai. Vergelo, Jacobus van zw, schrijver van kluchten, te Dendermonde. Den bekeerden Gierigaert, 1 75j. Vergeten Hoofdsmk, namelijk over de misstanden onder de arFeidende klasse, in 1898 door Domela Nieuwenhuis uitgegeven als aanvulling van Een Halve Eeuw, groot verzamelwerk Fïj de komst van W11- b'elmina. Vergilius, zie Virlilius. Vergy, Borchyravlnne van -, zie B. Verhaagen, Nlek - , 191j ,48, uit Delft', schrijver van de roman Zonruzter', dichter. Verhaeren, Emile .v, 18jj 1916, dichtte in het F. geestdriftige verzen ter ere van Vlaanderen. Geb. te Sint-Amands aan de Schelde bij Temsche ten Z. van Antwerpen, waar ook zijn grafmonument staat. Jaarlijkse bedevaart. Bloemlezing uit zijn gedichten, vertaald door Martien Beversluis, 1939. Verhage, J. W. C. zie H. Grevelin- #:N. Verhagen, Balthazar 'v, 1881 1950, uit Amsterdam, tot 191j werkzaam aan 't ministerie van Landhouw, 1915 '39 directeur der Toneelschool, schreef gedichten, toneelspelen en werken over het toneel. De kunst van den dramaturg) 1924; D1.amaturgie, 1928. In 1959 ging hij naar Z. Afrika, om daar hd toneel te dienen. Hij schreel in 't Afrikaans Faust in de geschiedenis, drama, legende en muziek. verhalende gedichten, zie berijmde wer/MIen, balladen en romances. verhandeling, uitgewerkt artikel over een wetenschappelijk of zedekundig onderwerp, zeer in trek in de 18e en het begin der 19e eeuw: vaak in antwoord op een prijsvraag. W . de Clercq, 1824: Invloed der vs.eemde Ietterkunde Jp de Nederlandsche. Bilderdijk, Het Treus'spel. Nog bij de Genestet, Over Kinderpoëziek Prudens van Duyse, Over Jc/z Versbouw, bekroond 18j1. Rhijnvis Feith schreef een verhandeling over de Invloed f/ar het Burgerlijk Bestuur op Z/ltz/z van Godsdienst, met zilver bekroond door Teylers Genootschap. Dit gaf de gouden erepenning aAn Feiths andere verhandeling: Godsdietlstige begripp:/ 2 noodig z'/t?: Deugd :72 Gocde Zeden. Bekend zijn ook die van Daviil t/az; Lenncp over het belangrijke in Hollands grond voor de verbeelding, 1826; die van Tborbecie y,over het hedendaagsche Staatsburgerschap'' 1844. Zie ook Geel. Over letterkunde o.a. A. Sieuwerts van Reesema, Het eigen lalwl/ta'' dev Ned. /e//:p'>//z2Jp, 18 17; J. H. v. d. Palm, Zeljhennis, 1828., P. v. l-imburg Brouwer, Een z2=/ë&?2z?W tooneel; N. G. v. Knmpen, Klassiscb'e :72 romantiscbe psgz#, Verder waren bekend: Over JE' vereiscbten in een levensbeschrijving der fst-âzerezi, van J. J. Veral, 1790 te Leiden bekroond. 553 verhandeling A/erhee Over den s-câpl/fwllfr: van Ds. Van Engelen, q- 1795, in zijn Spectatoriale ScbouwiJ/ q, 177j. Over de nationale oj vadeylandscke gedichten, van 0. Z. v. Haren, 1778. De voortreffelijkbeid der oude t/v nedendaagsche poëten, 1764, door J. D. Macquet. Digtkundige Verhandelingen van 1an Alphen, 1782; n.1. De middelen /E'F verbetering der Ned. poëzy en Over âE'/ u ngeboorne in de poëzy. Deze verdedigde daarin o.a. het rijmloze vers tegen een verbandeling van Cornelis van Engelen over De Algemeene Oogmerken w= eel? dicbter, 1775 bekroond. Joannes Lublink J' e Jonge gaf 2 1 verhandelingen uit, 1785 '94. ln Z. Ned. o.a. Verloo: Verb. op d'onacbt #er Van de zzs/tWer/#ple uel, 1788. Palm leverde der er 30, b.v. Ov63' welsprekendheid 1,= 6* lcefo. Het Instituut gaf 1en Verbandelingen mie van 1817 '36 vijf deuit; de Kon. Akadevan W etenschappen 18j8 met een lange reeks dezelfde nasm. De Mij. v. 1806- '24 drie delen uit. volgde sedert studies onder Letterkunde gaf In 1825 verscheen van onbekende hand een Proeve F,r Hekelscbriften, in 't bijzonder tegen de verhandelingen. Verhee, W outer - , uit Gouda, geb. t 1540, vriend van Coornhert, dichter van liederen: Men mach die wijn we1 prijsen, Sij isser we1 prijsens waert; Schoone vrouckens eer bewilsen, Sij sijnder we1 eere waert. Hij trouwde 1569 met Elisabeth Pauw te Amsterdam, die Roemer Visscher 't Lojj van een blaeuwe Jcâcu'r had doen zingen. Het jonge paar ging wonen in Enkhuizen. In 1579 schepen van Amsterdnm. Verheerllckt Nederlant, 't - , bundel verzen gewijd aan de Tweede Engelse Oorlog, 1664- '67 en aan de Vrede van Breda, o.a. met liederen van Vondel. Verheerlyckte Schoenlappers? De - , of de Gecroonde Leerse'' z1e Micbiel de s'tïwer; 1688. Keizer Karel heeft zich vermjakt op Vastenavond bij de schoenmakers en schenkt nu een gekroonde laars a1s wapen aan het gilde. Verhees, Lode - , geboren en gestorven te Antwerpen ( 1857 195j) , regionalistisch prozaschrijver. Vertellingen ,',r2 den .îv3?J, Antwerpscke Bark. Verhegghen, J. P. J. 'v, 1749- 1818, Pater Augustijn, prof. der poëzie te Gent, gaf 1789 uit zijn Gesprek /z/JJcâer Beljort :'/; Dulle Griet, Patriottisch geschrift. V'erheyden, Prosper x', geb. 1875. In 1943 Gedenkboek met bijdrggen van Em. de Bom, J. v. Mierlo, J. Gessler, Lode Bakelm *ns e.:. Verhoek, Pieter - , 1633 1702, geb. te Bodegravep, opgeleid voor schilder, 1id van de Digkt-stboole van Jan Zoet, later van N.V.A.; dichter van de Triomferende Zeevlagb der Batavieren. Vriend van Anfonides. Schrijver van het treurspel Karel de Stou. /:, dat handelt over de veroordeling van de onrechtvaardige stadhotlder van Zee . land. Hetzelfde onderwerp bij Rodenburgh in zijn Hoecx e7C Kabeliaus. Verhoeks 1even beschreven door M. Brouerius van Nidek, 1726. Verhoeven, Abraham - , gaf 1605 te Antwerpen een krant uit, de eerste in Europa. Verhoeven, Bernard - , geb. 1897 te Arnhem; R.K. journalist en letterkundige, dichter en criticus. Zielegang van Henr. Roland H01st, 1925; Guido Gezelle, 1950; F. v. ftWez;, 1924; K. v. d. Woest#ne, 1940; De Katholieien in de Ned. cultuur, 1946. Hij gaf zelf een bloemlezing uit zijn gedichten uit, De Pelgrim, 1924. Verhoeven, N'lco .v, geb. 192 5, dichter van Voorbijgang, 1948. Verhoeven, W . Y. G. - , 1758 1809, uit Liey, lakenkoopman te M echelen, toneelschrijver. Blijspel met zany Den &/#&/, 1772. Maar vooral geschledschrijver. Jn zijn nalatenschap vond men een onuitgegeven hs. van een heldendicht in 15 boekef) md ruim 22 000 verzen Belgiade: waarin hij Na/leon verheerlijkfe. H-IJ schreef een Treurdlcbt op de dood van Maria râdrdsiat 1781., prees de 1of v?n Heintje van der Noot en de opstand tegen keizer Jozef II, 1790. Verhoeven-schmitz, M . zie Marie Scbmitz. Verhoog, Piet - , geb. 1895 te Amsterdam, gezacoerder biJ de Holland-Amerikalijn. Schrllver van verhalen. De Vliegende S////r#er, 194j. Ook toneelspelen. Ver Huell, Jhr. Mr. Alexander -, 1822- '97, tekenaar van humoristische schetsen, o.a. van de platen bij Klikspaan onder ps. 0. Veralbyk schreef ook Schetsen zz/c/ de pen enz. Tekende voor De Ned. Spectator. Z#r Leven en Irerl:zz beschreven door Dr. Johs. Dyserinck-, 1907. Verhu1st, Coraelis - , 185 j '73, uit Contich, ambtenaar bij 't provinciaal bestuur te Antwerpen; dichter. Verhu1st, Dr. Rafaël .v, 1866 1941, uit W ommelgem, leraar aan 't Vlaams Co!'- servatorium, activist in de oorlog van 1914 '18, ter dood veroordeeld en uitgeweken. 1918. Dichter: Langs é'r/l'z;: bagen; romanschrijver. Schreef toneelwerk-: Vorst :/z Volk, door de stad Antwerpen bekroond; Quinten NJJJP, Zangsml; Reirler/ d. Vos, zangs-l; Jezus de Nlzlre- 554 V erhulst V eritas ner, drama in verzen. In 1940 was hij de winnaar van de Rembrandtprijs. Veritas (Waarheid), ps. van Marie Ander- Jppz a1s schrijfster v. d. Multatuli-Wespen, 1888. Verkade, Eduard 'w, geb. 1878 te Amsterdnm, toneelspeler en spelleider; 1908 eigen gezelschap Die ScâeJ>t>/:FJ; 191j leider v. h. Ned. fooneel. Verkade, Jan -, geb. te Zaandam 1868, schilder die monnik werd te Beuron: Dom W illebrord. Van t?zi,ge/pt?rtdEzAzât'/# u'7C beilige banden. Verkeerde Martijn, zie Martijnsdichten. Verlichting, De -, de heerschappij van de menselijke rede; eerste vertegenwoordiger van dit rationalisme te onzent Ds. Balthasar Bekker. Daarnaast Lodewijk Meyer, die reeds in 1666 begonnen was met een 1-. Mrijsgerig geschrift. ln de 18e eeuw het streven van alle schrijvers, die gebroken hadden met de orthodoxe opvattingen der kerk. Meijer's oerste stuk, waarmee hij opkwlm tegen de kunst- en vliegwerken; zie daar. Hij heroept zich in de voorrede op de werken en de voorschriften van Corneille. Spektakelstuk, voor een deel uit Rodogune van Corneille, aangevuld met ,,overvloedt N'an werk-elijkheid'' reeds in 1655 begonnen, 1 688 uitgegeven. Het treurspel was hestemd voor de inwijding van de herhouwde schouwburg, maar moest de vlag strijken voor Medea van Jan Vos; 166j. Verlooren Zoone, De .v, zie R. Lawet. Verloove, Karel - , 1655- na '9j, Amsterdammer, 1id v. d. ,,Dightschool'' van Jan Zoet in Den 5't7:7/:77; Inval. W erkte mee aan Parnassus ZJtJAC 't F oj Konst-scboole JE''' deugd, de dichtbundel van Jan Zoet. Prinsgezind. Vriend van Jan Luyken; schreef een lijkdicht op Antonides: Zo gaan vast een voor een de heldre lichten onder, Gevolgt De verlichting verzette zich sterk tegen v avna n dereonefeh eniadc hetn geween. al het bovennatuurlijke; alle godsdienst, zedeleer, staatkunde werd getoetst aan de eisen der rede, aan rvuionalistiscbe opvattingen, aan verlichte denkbeelden; uitgaande van Engeland (Locke), over F. (Voltaire, Diderot) naar D. (Lessing, Mendelssohn, Nicolai, Kant.) Duits: Aujklârung. Zie ook Santhorst. Tot de mannen der Verlichting behoorden verder Kantelaar, Ockerse, Van de Kasteelq, Van Hamelsveld, Ltlblink de Jonge, Paape Jac. Scheltema, die allen in 1787 uitweten; De W acker van Zon, Van der Palm, Van Hall, die later hun jeugd verloochenden. De belangrijkste dichters en schrijvers der Verlichting waren Jacob Zeeus, Langendijk. Van Effen en Willem van Haren. Verlichting was ook het doel van de Maat- Jcâ,>># tot Nut wlz; '/ Algemeen, 1784. Simon Stijl sprak reeds in 1774 van ,,deze verlichte eeuw''; zijn medestander was de Patriot Swildens. Zij allen wilden in het volk het gevoel van mensenwaarde aankweken, naast andere edele yevoelens: godsdienst, deugd en vaderlandsllefde. Zij waren de strijders ook voor beter volksonderwijs. In de letteren drony de Verlichting door na 1780, vooral ln de werken van W olff en Deken, in de gedichten van Bellamy en andere Patrgotten. Voortzetting in de 19e eeuw: Kinker, Tollens, Staring, Geel, Potgieter, Huet, Vosmaerk Multamli en Pierson. Verloo, zie Verlooy. Verloofde Koninksbruidt, 1668, treurspel van Lodewijk Meijer met acht moorden; in de geest van Aran en Titus van Jan Vos, mmar met stof van eigen vinding. Verlooy, J. B. C. N', 1747-'97, advocaat te Brussel, aanhanger en boezemvriencl van Vonck bij de Brabantse Omwenteling, schreef een Verbandeling op #'/z;acâ/ der moederlycèe tael, 1788, het eerste levensteken der Vlanmse Beweging; pleidobf voor de taal, maar ook voor vrijheid el1 democratie. Opnieuw uitgegeven door de W .B. verloren kinderen, de ,,gesellen van der blauwen Scute''; zie Blauwen. Zij hadden Sinte Reyn-uit tot hun patroon. Verloren Zoon, De ew, dichterlijke uitbreiding van de gelijkenis in de Experiment'z /2 van Geerten Gossaert. Zie ook W . 1-3. Hoojt en R, uwet. Ook Boutens en Dc M érode hebben het onderwerp behandeld. Verlove, zie Verloove. Verloy, zie Verlooy. V erlustiging, Miln -, 1781, erotische dichtbundel van Bilderdijk, naamloos verschenen; vertalingen of bewerkingen naar klassieke voorbeelden. Uit zinnelijkheid en hartstocht kwamen minnedichten voort, zoals ze na Jan Luiken en Poot niet meer geschreven waren; minnedichten aan ,,Cinthia'' $16 oden van Anakreon. Daarbij Vertelling voor de pzzëxzzEW&â/drex en /JJ/z;- ne lezeren, afzonderlijk verschenen. Vermaat, W illy - , geb. 1873 te Zetten, schrijfster van veel Chr. romans onder ps. W ilma. Vermaeck der jmzght, 't 'v, liedboek van 1612 van B. Jansen W ellens te Leeuwarden, in 1617 vermeerderd door Starter. Vermakelijke Aaekdoten, verznmeld door Jacob van Lennep. 555 Vermakelijke Anekdoten Vermakelyke Avonturier Vermakelyke Avonturier, De - , 1695, een der eerste Ned. romans, van Nic. J-1e//2- îius', navolging van de Sp. schelmenromans. ln de 18e eetlw 7 herdrukken en herhaaldelijk nagevolgd; vertaald in 't F. en It. Bltrlesk proza, onder het motto: Ridendo dicere verum, quis vetat ? d:i. wie zal verbieden, lachende de waarheld te zeggen ? ln 1754 De Vermaielyie Avanturessek in 1 760 De M iddelburgsche Avanturier. Van 1731 De Nieuu'e Avanturier, een Robinlk reken op u allen, dat gij pa1 zult Ik hoop, dat gij begrijpt, waarom (thans za1 Vermakelyke Vrouwen-Tuyntje, een van de goedkope liedboekies op grauwachtig papier uitgegeven door Koene, Amsterdam; over de liefde, zeemansliedjes (staan; het gaa,n .... Het - , Cn2. Vermakelyke sonade. Vermakelycke Bruylofts-Kroon, zie Mayvogel. Vermakelyke Slaa-tuintjes, De -, 1775. parodie op de uitgaven van Gr. en L. schrijvers, die met noten werden overladen. Zie Scbonck. Opgedragen ,,aan Jeonge critici'' de Vermakelijke Vryagie van den Kaalen Utrechtsen edelman, roman van avontuur 1698, waaruit Langendijk de stof natn voor zijn Wederzyds â//zrdyl.flc#r/y. Vermaking (d.i. legaat) , bundel gedlchten van Bilderdijk, 1828. Nog gevolgd doer een Nieuwe J'erzzifzl/rz.g. Vermander, Carel N , 2ie Van 31arA r. Vermandere, René N, geb. te Kortrijk 1857 l red .v. d. Gazet van Hr/ztYrAeN; schrilver van toneelwerk, romans en no- 3S prwaeakkeknu n3s0t,0 0v aenx xJ. avcoebrk ocvhatn. vellen. Lennep', in Voorbericht'. Vermeersch, Gustaaf 'v', 1877 .1924, Vlaams naturalistisch romanschrijver; behandelt de zeer achterlijke sociale toestand. Hij was conducteur bij 't spoor. Zijn eerste roman u st is van 1904, beschrijving van het trieste leven van een kantoorklerk in een kleine stad; de Iasl die hem verplettert is ,,de verterende belustheid op de vrouw'' Akannenwetten. Vermeren, Michiel Frans ,x' geb. te Brussel en aldaar overleden in 1755, was de schrijver van 10 De listige onstantvastigheyt des weirelts...... aengewesen door schoone historien ende gheschiedenissen, alsm. door eene menichte van nieuwe rymdichten, sinne-beêlden, afbeeldingen, jaerschryvende sinnespretlcken en zede-leeringen. Bruss. ( 174j) . 2 O Den theater des bedroghs, ofte de listige onstantvastigheyt des werelts...... aenyewesen door versch. historien, geschied., Jaer-schryv. sinne-heelden. Bruss. ( 1743) . 50 De erlevende Belgica (gedicht) onder... Marïa Theresia ende Franciscus 1. Behels. eene beschrn. van alle de vrondere victorien, veltslaegen, belegeringen en and. geschiedenissen, 1749, m. portr. d. P. B. Bouttas en 12 fraaie etsen. D1. 2 o.d.t.: De erlevende Belgica, ofte het goethaerdigh jock v. h. Huys v. Oostenryck, onder..... M aria Elisabeth, behels. eene korte beschryv. v. haer godtvruchtigh leven. Vermeulen, Jan 'v, geb. 1923, dichter van Vergeehe Herjst, 1946. Vermeulen, W ard - , 1861 1954, geb. te Beselare, boer, schreef zijn eerste Vlasmse roman op jo-jarige leeftijd, Herwor- Jjr#, 1911. Daarna vele andere volksromans over het buitenleven en de oude ge- Geen Engelsch, Duitsch of Fransch, Geen Russisch of Japansch, Verwint kn zwier of praal De Nederlandsche taal. Men heeft Voorzangers-, Koffyhuis-, Fatsoendelijk-, W etgevend-, wetenschappe* lijk en dagbladen-Nederduitsch'' Vermakelijke Vaderlandse Geschiedenis, 10 van Arend Fokke Simonsz, die bekend was a1s de ,j,boertige'' schrijver en die geld verdienen moest met boertigheid', 1809. 20 van J. van Lennep! onder de titel Tafel'eelen uit de gescbtedenis, door J. v. l.ennep en Compagnie', die Compagnie waS een van de uitgevers H. Binger. De vorm was een prenteboek. met bijschriften', 18j4, Datlelijk verscheen een Strajdicbt van Dr. W . Hecker; Van Lennep gaf zijn Verant- 1t?t?pp'J/?/,g in het licht; de nog onuitgegevel) aflesreringen zijn nooit verschenen. Van Lennep bleef steken bij Karel V tn hij moest de oplage terugnemen. Werd 1856 niet herkozen a1s lid der Tweedc Kamer. 3OBij de Schoolmeester vindt men het Kort Belrip #t>' Romeinscbe Historie. 40 Charlvarius behandelde De Gescb. J/J Vaderlands op rijm, in 2 delen, maar hij ontkende dat hij met opzet een parodie geschreven had. Het is ook zo zeer geen parodie op de geschiedenis, a1s wel op de manier van schrijven en zeggen van schrijvers en sprekers. Zo de ,,rede'' van Brinio: Ik dank jelui beleefd,'' sprak hij, (yyKaninefaten, En andren, die mij koost uit al die (kandidaten. bruiken. Ps. A'arden O/w. 556 Vermeulel) Vermeulen Krieger Vermeulen Krieger, Ferdinand -, 1782 186j, ging 1812 mee naar Rusland en was bij W aterloo, sedert 181j in Indische dienst; klom op tot overste', streed tegcl) de Padri's. Zijn leven heschreven door 1F. ad . ,7/. Rees . Vermeylen, Dr. August 'v, 1872 194 h, geb. te Brussel, stichter van het maandblad Van Nu e,2 Strais', zie daar. In 1895 schreef Vermeylen zijn KritieL der Z/mzzzi-fcâ: Beweging', van een particularistisch streven trachtte hij een stcrkc geestelijke stroming te maken', hij vernieuwde de Vlaamse letteren en schonk zelfvertrouwen a1s de nieuwe voorman. Hii schreef in 1899 ziln proefschrift over Jonker yJ/z; van der Noot en in 1906 ziin roman De Wandelende Jood. Hij werd professor te Gent en sod. lid v. d. Senaat. In later tijd schreef hij een overzicht vafl de nieuwe Vlaamse letteren: Jzuzs Gezeile tot z'ëwzzi:rzs/hi-ç, in 1938 opnieuw uitge. geven als: Van Gezelle tot Heden. Hij js ook de medewerker voor de Z. Nederlanden na 1880 voor de nieuwe Gescb. v. d. Letterkunde. Behalve zijn ene roman wijdde Vermeylen zich aan de kritiek en de geschiedenis der letteren. In 1939 verscheen zijn opstel over Kunst :/2 sqoraal. Hij wilde Vlnming en wereldhurger zijn: ,,WiJ willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden'' Dit * )1 ging voor hem samen met een zeer liberaal getint socialism e''. Op het einde van zijn leven verscheen nog zijn roman De Twee Vl.ienden, 1944) dit is de strijd om het evenwicht tussel' 'S mensen #aVCIR en Verlangens. Rob. Roemans gaf 1934 een bibliograjie :/,z; en over îres.meylen uit. Het Verzameld Werk verschijnt in 6 delell. Vermeylenfonds, gesticht door Vlnminge:l van allerlei gezindheid, om de geestelijk: nalatenschap van August Vermeylen in ere te houden. Vermomde Ned. en Vlaamsche schrijvers, zie Van Doorninck en De Kempenaer. Vermoorde onnoozelheyd, de tweede titel van Palamedes. Vernède, Mr. S. H. - , 1768 1840, secretaris van Schiedam 1788, ontslagen 179j, weer aangesteld 18 15. Schreef 1814 het dichtstuk Napoleon en in 1831 De Jager op verloj. Veroveraar, De zv, d.i. Frederik: de halfbroer van Willem, die aan W lllem zijn verloofde Atie afkaapt. Atie echter voelt zelf haar nieuwe liefde a1s iets verkeerds', de oplossing komt in het vervolgstuk Atie's Huwelljk. Toneelwerk van Mw. Simons- Mees; 1906 '07. Verpoozingen op Letterkundig Gebied, opstellen van Beets, 1856, onder het motto vt.?z2 coquis sed cont'ivis. (niet voor de koks 1maar voor de gasten) ; over Het Populalre, Friso, Vondel, Poot en Bilderdijk. Gevolgd door de Verscbeidenheden: 1859 '73, en Nieuwe Verscbeidenheden, 1885 '922. meer aesthetisch Jan critisch. Verrasslng van Hoey in I 595, roman van Mw. Bosboom-Toussaint, 1865 verschenen in De Gids. Geschreven ilè samenwerking met Potgieter en Huet, een samenwerking, die geheel mislukte. Verriest, Prof. Dr. Gustaaf N , 1843- 1918, broer van Hugo, hoogleraar in d e medicijnen te l-euven, schreef Beelh W oord t'70 Dicbt t';??2 Guido Gezelle, in Dietsche V'arande e:1 Belfort'' van 1900. Hij hield ook de AanspraLe op de y,ereday van Gezelle'' te Kortrijk, 1902. Verrlest, Hugo ,v, 18.40 1922, Vlaams priester en schrijver, vriend en bewonderaar van Guido Gezelle en Rodenback. Geb. te Deerlijk bij Kortrijk? van 1867 '77 leraar aan het Seminarle van Roeselare. Tulintig Vlaamse Koppen. Dichter van Liedes'en; medewerk-er aan Van Nu tpc Strais. Over hem een studie van André de Ridder, een andere van J. Muls, 1926. en een boek van F. de Pillecijn, 1926. Praalgraf te Ingoïqhem, 1 9 26. Verrisenis-spelen, z1e Paasliturgie. versbouw van de Mnl. epische gedichten: vier heffingen met een of meer onbetoonde of mindel' betoonde lettergrepen, het Germaanse heffingsvers, b.v. in Esmoreit: Ic wi1 gerne suster ende moeder sijn. Over de M nl. Versbouw een werk van Van Helten, 1884, dat voortbouwde op de grote studie van Jonckbloet. versbouw of prosodie, behandeld in studiën van Arnold Moonen, Verwer, Van Alphen, Van der W oord en Strick van Linschoten. Verhandeling van Huisinga Bakker, 1781. Verder G. Hesselink. Hollandscke Dëcâ/- maat, 1808. Joh. Kinker, Proeve E'er/E'A Holla' rllc/.?: Prosodiat 1810. Dautzenberg, Beknopte Prosodia, 18j0, opgenomen in het Antwerpse ts. Het Taelverbond. Prudens van Duyse, Verhandeling over den Ned. z/tzrllt//zzf$ 1851 'j4, in 2 delen. J. Geurts, Bijdrage tot de Gescb. v. /.z. Rijm. 2 delen, Gent 1904 '06; Balthasar Verhagen, Ontleding en structuur van âé'/ vers, 1918. F. K. H. Kossmann, Versrbytme, 1.922. Vestdijk. De KïEzzpcE'/, 19j0. Verschaeren, Theodoor-lozef x', geboren te M echelen in 1874. Schilder en satiriek dramaschrijver. De Geest van Z#z2e Excellentie D,/zJ:; Koning W il. Verschaeve, Cyriel - , geb. 1874 te Ardooie sedert 1911 ,, ,de eeuwige kapelaan'' van Alveringem in W est-vlaanderen, emeritus 1959; letterkundige; dichter, toneel- 557 Verschaeve Verstegen Op de Sinne-beelden van Cats; val) Maria Tesselschade 12. Verschoren, Frans - , geh. 1874 te St. Katelijne Waver, prozaschrijver. Directear der Middelbare School te Boom. Uit bet Netbedal, 1908; Zonnig Leven, 1912*; Vlaamscbe /Ji/rzso1'. Verschuir, Johan x, 1702 hartstochtelijk eenzijdig''. Schreef schoolmeester te ps. 1. Oorda over De dicbter A1- lrdcâ/ Rodenbaclz 1909. Eerste winnaar van de Rembrandtprijs; Jezus, 1940. Proefschrift over hem van R. V. v. (1. Bussche: Leuven? 1942. Van 1955 over hem Dlrk Vanslna; Brugge. In 1946 bij verstek veroordeeld tot de doodstraf wegens medewerking met de Duitsers; overleden 1949 te Hall bij Innshruck. Verscheide Gedichten, bundel van Vondel zonder de eigenlijke hekeldichten en met dering, onder Loppersum, daarna predikant te Zeerijp, f 1757. Dlchtte voor eenvoudige godvruchtigen zijn Honig-Rutje van Gesangent 1735. Versluys, Jan veel gebruikte het nationaal - , wiskundige, schrijver van leerboeken, de voorman van huldeblijk voor Multatuli, 1882.Geb. te Oostburg 1845, -1- te St. Moritz, 1920. In 1888 gaf hiJ Een en ander over A;//- tatuli uit, in 1889 gevolgd door Nog iets verzachting over JX. ger tegen de Deze zonder van veel uitdrukkinyen, vroe- Roomse kerk gebezlgd, 164k. weglatingen en de overige verzen verzachtiny werden in 1647 door een onbekende ultgegeven a1s /. v. Vondels Poesy) ojte Verscheide Gedicbten, 2e deel, m et een heftige voorrede tegen Vondel. Gewoonlijk wordt Brandt a1s verzamelaar aangemerlct. Nog in de uitgave van Vondels W erken door de W .B. in 1951 heeft Dr. Sterck opnieuw beweerd, dat in dit tweede deel 16 regels voorkomen, uit de Uytvaert van Henricus de Groote van 1610, tegen de R.K. kerk gericht en door Vondel nooit geschreven; die 16 regels zouden van Westerbaen afkomstig zijn, om ze weer te kunnen aanhalen tegen Vondel in zijn Kracht des Geloojs. Albert Verwey heeft aangetoond ? dat er in de uitgave van 1650 van d1e Uytvaert diezelfde regels voorkomen, in een tekst door Vonde1 zelf gewaarmerkt. Ze zullen afkomstig zijn u9t de eerste druk van 1610, die niet meer bekend is. In volgende druk-ken had Versnaeyen, Klrel rw, 1836- 1910l uit Gent, dagbladschrijver te Brussel; dlchter, ook voor toneel. Vriend van Jullus Vuylsteke. Zijn blijspel De zoete inval met muziek van Fl. v. Duyse, 1862. Verspreeuwen, J. F. C. - , 1807- '60, de eerste Vlaamse dichter na 1830. Dichterlyke Nengelingen, 1833; naamloos. Verspreide Stukken van M ultatuli, bevatten de Brid =?; DJ. Francken, IF ijs -# de >/=/J, Japanscbe Gesprekien, Ge////Jô:/tJdenis, Gebed van den Onwetende, Scbool des Levens en De Zegen Gods door 1F4- terloo. Versrhythme, zie F. K. H. Kossmann. Versteeg, Nicolaes - , 1702- '75, uit Rotterdnm, beschreef hd Leven zwz; Smits; berijmde zelf dat van Mozes, in Jf-WJ boeken, 1778. Vriend van Hoogvliet. Verstegen, Jhr. Richard -, 1590- 1640, van Gelderse afkomst, gevestigd te Antwerpen, schreef 1611 een pnmflet tegen de Calvinistew waarop in 1613 de Ne- Vondsl deze regels Verscheldenheden, zie poozingen. Verscheyde Nederduytsche Gedichten, twee bundels gedichten, de eerste van 16j1, tweede druk 1659; de tweede van 1655. Met stukken van Grotius, Hooft, Barlaeus, Huygens, Vondel e.a. De verzamelaars waren J. V., J. S., T. v. D., B., G. P. en C. L. B.; Jan Vos, J. Six, T. v. Domselaar, Brandt en ? De voornaamste man was Brandt. Studie over de beide bundels weggelaten. Nic. Beets en 1'':r'- derlantscbe Antiquiteyten volgden, de ge. schiedenis der kerk, gesloten met een betoog tegen de Hervorming. ln 1617 kwamen zijn Nederduytscbe fp/-wwe/i, in 162 1 De Spiegel der Nederlandsche E&rden, de geschiedenis van de opstand tegen Spanje en van de afval van de R.K. kerk. De Epigrammen werden 1624 opnieuw uitgegeven, vermeerderd met Epitapbien, grafschriften op Philips ll, Philips 111, Don Juan, Pnns W illem enz. De 100 Epigrammen ziln gedichtjes en prozabijschriften tegen de G> zen, vaak op boertige trant, de gedichten steeds in het oude rederijkersvers. Dan is er nog een prozabundel, Scbarpzinnige Cbaracteren, 2e druk 1622, de eerste Zedeprinten in onze letteren: Van een Beeld-stormer, Vàn een Fielt, Van een Heywilf of Heidin, Van van Dr. Penon in zijn Bndraen. Het 2e deel, opgedragen aan Jan Six, begint met de Brid van Hooft uit Florence, 1600, aan In fltr/#' bloeyende, doch in de tweede vorm van 1607 of '08. Van Vondel o.a. ziln lofdicht Op de Ledige Uren van Huygens; van Anna Roemers 5, o.a. haar geschrijver: Jacob van Arteveldek K/jp.f van Artevelde; /J/#,J. In 1938 Voortreiiers- >,#, Fundel opstellen over Z. Afrika; van 't zelfde jaar Scboonbeid en Cbristendom; 1939 verzameling opstellen over Ruhens. Een der grootste Vlaamse figuren. Van betekenis ook a1s criticus: Uren van Bewon. dicht Verscheide Gedichten 553 Verstraate een Huygens. Verstraate, Johanna .x', echtgenote van Martien Beversluis, toen die N.S.B. burgemeester van Vere was; schrijfster van de Zeeuw- Se roman Jiiiemien. Verstraete, Jules N, 1883- 1951, Vlaming van geboorte, sedert 1914 in Nederland, begaafd toneelspeler. Verstraete-Laquet, Julia 'x', 1835- 1903, toneelspeelster te' Antwerpen. Verstroo-llng, In de -, bijdragen van schrijvers buiten Nederland tijdens de Oorlog, verzameld door J. Greshoff, New-York 194j. quaad wijf, samen 100; vooràeeld vall vaak daarna. De Schouwhurg bracht in die jaren J 10 000 winst op voor de godshuizen. Er komen Spanjaarden in voor, die twee jongens wurgen, één aan de galg hangen, é'en radbraken, één onthoofden en een gebakerd kind in 't vuur werpen. Ook Fij Vondels Josetb in 't Hoj en bij Maria 5'/J/,r/; Fij Huydecoper in Acbilles, 1719. Vertoningen, Festaande uit schilderijen met bilschrlften, bij feestelijke gelegenheden op straat en verder in de schouwburg; van 1618- '48 zorgde Samuel Coster er voor te Amsterdam; van 1648- '67 versvoet, zie voet. vertalingen uit het Nederlands, zie Van Huffel. Deze vermeldt a1s schrijvers, waarvan het meest in andere t'alen is overgebracht: Jo van Ammers-Kûller, Ina Boudier- Bakker, Henri Borel, Antoon Coolen, Louis Couperus, Frederik van Eeden, Johan Fabricius, Herman Heijermans, Ivans (J. v. Schevichaven), Arthur van Schendel, M adelon H. Szekely-Lulofs, Scharten Antink, Albert Verwey, Augusta de V'it. Verder een groot aantal boeken van Melati van Java en Willy Corsari. De Kon. Bibliotheek gaf een catalogus uit van Vertalingen l,= Ned. Letterkunde na 1##p, aldaar aanwezig; opgesteld door G. 1. Lieftinck, 1939. Van 1910- '19 28 werken van 12 schrijvers; van 1920- '29 67 werken van 23 schrijvers; van 1930- '59 232 werken van 47 schrijvers. In dit laatste lo-tal jaren leverde Duitsland 2j% van de vertalingen; 35% kwnmen uit in de Skandinavische landen. P. Arents gaf in 1931 te Brussel uit: De Jzr/rwlc/le scbrijvers in vertaling, 1850- 1y51. Onder de Vlamingen bovenal Con- SCICDCC. Vertommen? Karel - , geb. 1907, Vlanms balladendlchter en essayist. Studie ovel Karel van den Oever. vertoningen: biJ de inwijding van de hogeschool te Leiden, met verzen van Janus Douza; in Amsterdam 1587 voor Leicester; na de inneming van Groningen, 1594., van Spieghel; bij 't Bestand, 1609; voor de bruiloft van paltsgraaf Frederik met Elisabeth van Engeland, 1613, enz. Zie toog en drama. Jan Vos maakte de vertoningen bij Vondels Lucijer en Jeptha en bij zijn eigen Aran en Titus. Verdet bij de Belegeringb van Leyden van Bontius, welk stuk 1660 te Amsterdam opgevoerd werd; Vos droeg de beschrijving van de vertoningen op aan burgemeester Andries de Graef ; dit stuk werd in 1660 2 1 maal vertoond en ook J'an Vos. Vooral bij de Vrede van Munster en bij die van W estminster', bij 't hezoek van Christina van Zweden, 16j6; na de Slag op de Sont, 1659; bij 't bezoek van Ama- 1ia van Solms, 1659., bij dat van Maria van Engeland met Willem 111, 1660. Jan Vos droeg aan burgemeesteren zijn Beschr# ving der Vertoningen bij deze gelegenheid op. Schimpschriften verschenen tegen hem. Nog in 1753 werd een boekje uitgegeven over Verscheide Vertooningen: gescbiit ter versieringe van eenige Tooneelspelen. vertoog, artikel tot yerbetering van maatschappelijke of zedelijke gebreken, in aanzlen sedert Justus van Effens Spec- /J/t?r. Vettroestlnghe der ghelatenre menschen, een schoon bock'' van 1j02 met stichtelijke overwegingen en exempelen. Vertroostinge aan Geeraerd Vossius, het beroemde gedicht van Vondel bij de dood van Geeraerds zoon Dionys, 1633: Geluckigh is een vast gemoed, Dat in geen blijde weelde smilt En stuyt, gelyck e'en taeye schil), Den onvermybren tegenspoed. Vertroestinghe der W yssheyt, Van de 'v, vertaling door Coornhert, 1jj7, van het werk van de Romeinse wijsgeer Boethius: De consolatione >&//J/>â1e. Met tussengevoegde liedjes. (Boethius, 480 j24, in aanzien bij Theodorik de Grote, later van landverraad beschuldiyd, schreef dit werk in de gevangenis; hiJ werd op gruwelijke wijze ter dood gebracht.) Vervier, Carel August 'v, 1789 1872, uit Gent, 1833 ontvanger te Eeklo, vriend van Willems, steunde Ledeganck bij ziln studie met geld; 4- op zijn buiten Waarschoot. Vervier, J. B. - , 1750- 1817, uit Gent, dokter aldaar. liet een dichtwerk na Op &/ herstel der moedertattlq 1910 uitgegeven door A. de Ceuleneer ln de Verslagen der V1. Academie. 559 Vervier V ervolgbundel Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen, 1866. Gekeurd door Ter Haar ci'. Beets; uit 25 dichters; 25 van Benninlx Janssonius; 14 van Ten Kate; 11 van Ter Haar, j van Beets, 4 van A. Dwars, 1 van Jan de Liefde. Van De Genestet De Lendenen omgorf 18j5. Verwenden (Trotsen) Keyser, Vanden 'w. sproke van :t 1400 door Jan van Ho1- lant. Verwer, Pieter Adriaansz. 'w, geb. 1696, schreef en vertaalde romans, medewerker en levensbeschrijver van Justus ,;'ar Ejjen', hiJ bezorgde de tweede drtlk d. Spec- Mtor. Verwey, Albert - , 1865 1957, uit Amsterdam, een der Mannen van Tacâ/o, in 1885 medeoprichter v. d. Nw. Gids e11 redacteur tot 1890, toen hij zich terugtrok en vestigde te Noordwijk. Dichter en criticus; 1924 '35 hoogleraar in 't Ned. te Leiden', Dr. honoris causa. In 1885 was hij met Kloos de samensteller van het dichterlijk verhaal'' Juliak zie daar. In ditzelfde jaar gaf hij Persepbone E'& andere gedicbten uit, zeer sterk onder invloed van Shelley; in 1889 de Verzamel. de Gedichten; in 1896 de bundel Aarde, in 1898 De Nieuu'e T'rJr; dan Het Branzfez/ fdt' Braamboscb en Dagen en Daden. In al deze gedichten een groot verlangen naar schoonheid: Ik ben een dichter en der (Schoonheid zoon. Alles wat schoon is, is me een (vreugd altijd. Ook beoefende Verwey het drama: Joban van Oldenbarnevelt, /,ct7l= z//z; Beieren, Rienzi. Zijn studiën en kritieken gaf hij uit in de bundels Stille Toernooien, 1901, en Luide Toernooient 1908. Van belang zijl) verder zijn boek over Bilderdijk', zijn 11:, leiding tot Vondel, bloemlezing met toelichting, 1895*, Gedicbten I?z//; Jonker /a& t'an #:77, Noot, l89j; Het Atzz/t7/z van Polgleter, in 1908 gevolgd door Het Testa- 77/:72/ 1.'an Potgieles.', in 1897 was zijn stu. die verschenen Toen de Gitls werd opger/ câ/. Ook schreef Verwey een werk over Spiegbel, 1919, en verzamelde hij een bloemlezing uit Hooft. Hij gaf zijn indrukken over de Beweging van Tachtig weer in zijn Inleiding tot tifc Nieuu'e NEW. Dicbtkunst. Zijn grote betek-enis is, dat hij de Beweging van Tachtig, zij llet gewijzigd, overbracht bij een heel nieuw geslacht. Reeds in Aarde van 1896 toont hij, gebrok-en te hebben met het individualisme. De Boerenoorlog gaf Verwey in 1899 een sonnet Znt.id-Ajrika in de pen; De stnm van 't volk doet nu zijn loten lbeven, Omdat een twijg, herplant in vreemde Gewond beweegt...... (streek, Verwey is ook de vertaler van Dante en van verschillende andere dichters: Poëzie /72 Europa. Ook bracht hij De IzQz//tvv:/z van ffaltazè'llt'l' in hedendaagse taal over. In 1939 verscheen nog Frederik z/tr/z/ f eden, aan de hand van brieven. Over de Beweging van Tachtig en de uitkomsten liep ook zijn intreerede van 1924: P-a& Jacques Perk tot nu. Zo ook zijn bundel De Oude 5'p'##, 1905. Van 1894- 1905 was Verwey met Van Deyssel redacteur van hct Tweemaandelijksch Tijdschrift, in 1901 de Xxste Eeuw geheten. Met 1 Jan. 190j begon zijn eigen maandblad De Beweging, 190j 1919, zie daar; goeddeels gew-lld aan de letteren en met de bedoeling om leiding te yeven aan jonge dichters. Het tijdschrlft kweekte: ,,eerbied voor het verle.. den, welbehagen in het leven, vertrotlwen in de toekomst'' Verwey's laatste grote werk was een nieuwe uitgave van Vondel. Zijn proza werd uitgegeven in 10 delen. Van belang ook is zijn studie over Ritme E'r Bjetrunt. In De Beweging van 1909 schreef hij zijl) opstel over Dichterscbap E'/C Werkelijiâ: J#.' de wereld heeft de dichter nodig en de dichter moet leven in de wereld. Zo was hij weer de voorvechter van de xpulariteit van de dichter, maar door zij'! moeilijke verzen za1 hij zelf nooit populair worden; hij is de poëtische vertolker van de wijsbegeerte van Spinoza. Studie over Albert Verwey van M . Uyldert, 1908. en De Jeugd s.tJz2 een Dlf'â/E'r, 1948. Verweâ's Dichtersclnap van 1. P. de Vooys, 1941, is een herdruk van diens artikelen van 190j '12. Sttldie van Gielen en een van Vestdijk', zie daar. In 1942 een studie van Maurits Uylpert over de Poëzie van Verwey. Verwey zelf gaf in 1925 Rondom zzyïjzi werk uit. Zie 1. P. de )'5f?)?J. Verwey, Mw. E. de la Fontaine zie Letteriundige zf/tvfdr. Verwey, Dr. Mea - , geb. 1892, zie Verwey. Verwimp, Edmond 'v', S.J., geb. te Geel 1894, bestuurder van de Bonden van het H. Hart in Limburg, schrijver van De wreede Missie. Verwoert, Antna v , 1847 '99, toneelspeel. ster te Amsterdam. Verwijs, Dr. Eelco .v, 1830 '80, geb. te Deventer, archivaris van Friesland; 1868 mederedacteur h. jvoordenboeik gaf 1868 Die Rose van Heinric van Aken uit 560 Verwijs Verzeild Bestek Verzeild Bestek, (de op zee bevindt), trum van de Chr. '59; onder red. van Cbr. dicbters. Verzetspoëzie, zie Regeringsprijzen, (;':/?z:/2- lied: 's-Gravesande. De gedichten gingen a1s vliegende blaadjes van hand tot hand; vele werden na de Bevrijding in Fundels uitgegeven: Celdroom van H. M. v. Randwijk', Recrutenscbool van Melis Stoke; Oude c7z Nieuwe Gcz/zcr//el/rczz van Yge plaats waar men zick uitgave bij het 2e lus- Auteurskriny, 1929 G. Kamphuls e.a. Zie hij de inleiding Fij Parlando, verzamelde gedichten van Du Perron. Verder Aktaion onder #t' sterren) historisch-mythologische roman, en een nieuw gedicht over De Vliegende Hollander, 1941. M . ter Braak schreef over hem Duivelskunstenur. In 1946 won hij de letterkunde-prijs van Amsterdam met zijn roman Pastortde 2943., in 1951 de P. C. Hooftprijs van j 2500 met de roman De Vuuraanbidders van 1947. Vestdijk gaf in 19j0 De Glanzende A'jE'wcE'/ uit, voordrachten over de techniek der poëzie. In 1947 met Jeanne van Schaik- W illing De Overnachting. Bevrijdingsfeest, 1949. De Kellner :z/ de Ievenden, 19j0. Avontuur wc/ Titia; met Henr. v. Eyk, 1949; De doLter t'/7 bet lickte meisje, 19j1. Vet, Anton van der -, geb. 1919, journalist, dichter. Veteranen-klagt, 1841, gedicht van Potgieter, over 't veel te lage pensioen der oudgedienden. Veterman, Eduard N , 1901 '46 5uit 's-Gravenhnee. sedert 1926 regisseur v. h. Rott. Hol stadtt.lrlecl ., toneelschrijver. M et Felix Timmermans: Mijnbeer Pirroen, 1923; En tf/rr de J/:'r bleej stille J/=p, 192 j', Leon- //c/2/j:, 1926. Ook romanschrijver. Herinneringen aan de oorlogstijd, toen Veterman hoofd was van een verzetsgroep: Keizersgracht 763, ed/z Blauwboek: vo1 sarcasme tegen de Ned. regering van 194j. Veth, A. C. - , d.i. Cornelis Veth.. Veth, BM N , schreef 1900 Het ZefJ:7; i;2 Ned. /rfOJ, na 12 Indische jaren aan het Foqpema, 1946. Zie Bezetting. Vesallus Mobachus, ps. van H. de Veer, toen hij voor den dag kwam met zijn eerste roman Van gelljke belveging, 1859. Vestdijk, Simon -, geb. 1898 te Harlingen, psychiater', dichter en letterkundige, 1938 '59 redacteur vooi de letteren van de Nw. Rott. Ct. Zie Vitalisten en Forum. Romanschrijver: Het Vtjjde Zegel, 1957, uit de tijd der lnquisitie. sjeneev Vissel's Hellevaart, 1936. Novellen: Narcissus op J'zrr#tyrlw/d/Ezzi, 1958; De zwarte Ruiter, 1940. Samen met Marsman schreef hij de roman Heden ël, morgen gij: 1956. Psycho- analytisch werk; geheel anders dal) Het Ly#, jde Zegel, beeld van de 16e eeuw in Spanje. Redacteur van Groot-Nederland met Greshoff. ln 1938 verscheen De Nadagen 'Jztfzz Pilatusk in 1959 Lier en faazzcet, een verzameling essays o.a. over Gres. hoff, Hendrik de Vries, Jan Engelmall, Du Perron en Slauerhoff. Ook over de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson, 1850 -'86, van wie hij tevens een bundeltje gedichten vertaalde. Van grote betekenis zijn de Anton-jl7acbter romans: Sint-sebastiaanb 1935) Terug tot Ina Damman, 1954; Surrogaten voor Mark Tuin. J/r4, 1940; De andere .$-f'â///, 1948. Van 1940, Albert Vevwey u'/z de Idee en dr hoofd van een zaak te Padang te hebben gestaan en er zijn formin te hebben ge. maakt. Hij koos a1s motto: ,,l-aat alle hoop varen, gij, die hier binnentreedt'', het opschrift boven Dante's Hellepoort. TegetR. over hem staat Rusius' werk Heilig JNJ/J Het woord Basvetteytj werd in Indië a1- gemeen bekend voor s,afgeven op de Oost''. Nog in 't zelfde jaar bestreden door Otto Knaap, Mw. Koopman en L. C. Vleuten. Veth, Cornelis .x', geb. 1880 te Dordrecht, illustrator en schrijver over kupst en letteren. Twee Fundels Parodieën, 1918, '19., Prikkel-ldyllen, insgelijks parodieën, ovel' de volksroman, de detective-verhalen, over Couperus, Mw. Bosboom, Van Schendel, Jo van Ammers-Kuller en buitenlandse schrijvers. Verder De Humor in de Ned. van wege de sfij. der Letterkunde,' bezorg- dichtbundel de 1867 een Bloemlezing van âfr/. Dicbters en 1860 de uitgave van X Goede Boerdenk in 1873 met Verdam medewerker aan het groot Mnl. W oordenboeq. W erd gehouden voor fle schrijver v. h. OowLint/ lpel. Verdienstelijk- a1s uitgever van Maerlant'. Der N///./rt,/; Bloeme, 1872 '78. Strofiscbe G'EW/'cJ/:72, 1880., met De Vries en Van Hellwald Spiegbel Hisloiael, tweede partie, 187j. De overige delen had hij reeds van 1858 '65 uitgegcven met M. de Vries. ln 1871 gaf hij uit Van L'rtli/fwp/; :772;9 llan Minne, gedichten uit de 14e en 1je eeuw. Zijn proefschrift liep over W/-apene 31/r/#/; met de vervolgen? 18j9. Verdam schreef zijn Leveusitar/ câ/', Verwijs is gestorven, toen hij de Inleiding tot de Strofiscbe Gtplëcâ/Epp; gereed had. Zie Scalc :72#: Cle$.c. Klimmende LEwdrJer; van 1941 een roman: Rumeiland (Jamaica) . Met zijn sttldie over Verwey won Vestdijk de Wynaendts Franckenprijs. In 1941 een Fundel gedichten Simplicia, met In memoriam H. Alrfrlrrffr. Ook gaf Vestdijk in 1941 het nagelaten gedicht De :r#z: dashond van E. du Perron uit en schreef Lctterk. Nvrdbk. 2e dr. 36 561 V eth N?eth Iiteratuur, 1929; Gescb. #:r Ned. carica/ lz/fr, 1921; De politieLe prent in Ne- J:1'&r#, 1920. Dan over de arts, de advokaat, de paedagoog en de mode in dc caricatuur. Schreef ook een blijspel Bonzo, de eeuw van âe/ kind, tegen de halfzachtc opvoeding. dende kunst Criinti cuDs e vTooerl egtroanaej eleneni n beel- De Socialistische Gids. Nieuwe Fundel parodieën, 1940: Ongeregelde goederen. Daarin o.a. De Or/Mr#ïgen, parodie van De Opstandigen van Jo van Ammers-Kûller; Schojjie, parodie op Boejje van Brusse; Fluiteietels Opontboud, parodie op Flier4luiter van A. M. de Jong; Meneer Visd#ks Hellebaard, parodie op Meneer Vissers âe//efl=r/ van Vestdijk. Uitgegeven ter gelegenheii van Veth's 60ste verjaardag. Veth, Jan -, 1864- 1925, portretschilder, kunsthistoricus, criticus, dichter: Eea Zwerver spreeit, 1920. Behoorde tot de Beweginy van Tachtig; werkte mee aan de mystlficatie Julia. Schreef onder ps. Henrik van Gooyen in de le en 2e jaargang van de Nw. Gids. Over hem een studie van Huizinga. Veth, Dr. P. J. -, 18 14- '9j, hoogleraar in de aardrijksk. te Amsterdam en te Leiden; van 1844- '76 1id van de Gidsredactie. Schreef in De Gids van 1860 zijn beroemde aankondiging van Max Sare/-r.' Multatuli versus Droogstoppel, Slijmering & Co.'' Richtte 1873 het Kon. Aardr. Genootschap op. Schreef een uitnemend werk over de aardrijkskunde en de geschiedenis van Java. Vetpot, Het Loffelijk Geselschap van de - , verhalen en anekdoten over eten e11 drinken, uit het Italiaans door M . S. (Smallegange?), 1667. Met een blijspel: De Bruilojt van de Vetpot. Veurne, had 2 Klmers van Rethorycke, ,,De Sorgeloosen'' en ,,St. Barbara'' Hun Gescl, iedenis is geschreven door Frans de Potter en Pieter Borre, 1870. Tot één kamer verenigd, 1j50s met de beide spreuken ook samenyevoegd: ,,Aerm in de beurse en van slnnen jonc''. Van 1640- '53 was Claude Ogier de factor voor een jaargeld van 40 pond. Tegen 1700 herleving; spe- 1en van Krul, Focquenbroch, Langendijk en zelfs Palamedes, 1733. Vichet, Reinier 'w, kanunnik te Tongerlo, schrijver van proza, doormengd met vers. jes, in de trant van Poirters. Den fJtp/dz; c/z H. Martelaer s'tpiztfz/zcf/-f, 1 7 19. victorieliederen, zie triomjlied. Victorijn = Joan Uecâzerl. Viegen, Joseph .w, geb. 191j te Maastricht. dichter. Vierdaagse Zeeslag, bezongen door Vondel in De Triomf der Zrzd Nederlanden en de Zegezang. Vier Duechden cardinale, de 4 hoofddeugden, een M.E. benaming voor de Disticba Catonis. Vier Heemskinderen, zie H. Vier Heren W enschen, zie wensliederen. De vier heren zijn Hagen, Guntheer, Ru . degeer en Geernoot, bekend uit het Nibelungenlied. Uit het Hultbemse &, VieHghe Doorn, De N , Kamer van Rethorycke te 's-Hertogenbosch; 125 leden te paard trokken op naar het Landjuweel val, Antwerpen, 1j61. Vierkleur, De - , de rood-wit-en-blauwe vlag van Transvaal met een groene dwars. Faan langs de stok, aangenomen in 18jS. Z9e Volkslied. Vierssen Trip, Jhr. Mr. Dr. G. W . van -, geb. te Gron. 1874, sedert 1927 vice-pres. v. d. Rott. rechtbank, 1941 voorzitter van de Raad van Beroep der directe belastingen aldaar. Schrijver van De gelaarsde 1,/, een strafzaak, 1924, en van Mientje Watsinga ë,; den Heilstaat, roman. Vier Utersten, De - , Latijnse verhandeling over dood, laatste oordeel, he1 en hemel van Gerard van Vliederhoven, in 't Diets vertaald in 't begin der 1je eeuw; proza. In dici!t gesteld en op zichzelf van toepassing gemaakt door Houwaert; zie daar. Vliederhoven had op zijn beurt geput uit het Bienboec van Thomas van Cantimpré. Gedrukt 1477 te Gouda en herhaaldelijk herdruk-t. Te Windesheim werd bij de maaltijd uit De Vier Utersten voorgelezen. Proefschrift van C. M . Vos, 1866. Viesprijs, Mr. H. G. van der -, voor 't beste oorspronkelijke toneelstuk, van de Vereniging van Letterkundigen; 1941 toegekend aan Joh. W . Broedelet voor zijn spel: V'aarom /acâ? u .7 Zie Ank v. d. Moer. Vigelie (Nacht vôör een chr. feestdag), esbatement van Cornelis freraer/; de man is vroom en wi1 waken en bidden; zijn vrouw is van een andere opvatting; zij krijgt haar zin niet, maar wreekt zich daarna. Hij komt tot het besluit: Die pays wil houden, ic zout hem raden, Vulcomme van zijnen wijfve de wi11e.... Villates, Mr. Jean Henri des -, 1757- '97, had met de uitgeweken Patriotten eer) samenzwerfng op touw gezet, 1789 op de Gevangenpoort, omringd door een sentimentele vriendenkring. Zie C. L. v. d. W eyde. Vincent, Ilsbrand -, 1641- 1718, 1id van Ni1 Volentibus, schrijver van het treurspel Tieranny, zie daar; vriend van Moretus in Antwerpen. 't Bekendst is ziln 562 Vincent 563 klucht Pejroen met é, scbaapsboojd, 1669, herhaaldelijk herdmkt. In de lje eeuw werd ontdekt, dat Vincent zich ln zijn stuk-ken schuldig maakte aan zeldzaam onbescheiden letterdieverij. P. A. de Huybert was zijn Maecenas. Beiden waren lae trokken Poéten-oovlog van 1715; Vincent heet daar Egbert Steiloor. Zie Steiloorige Egbert. Verder De :dl.câmzi/: bruid van Jacob van Rijndorp 1690, en De ondergang van foezzlar van Jan Pook, 1707. Na de dood van de voornanmste leden werd Vincent leider van Ni1 Volentibus en v'an 1689- '92 regent van de Schouwburg. in de Vincent Haman, zie jvillem 17,w:; 1898,. opgedragen aan de nagedachtenis van Mu1- tatuli. Vincentius van Beauvais, Dominicaner monnik, 1190- 1264, vatte de gehele wetenschap der M.E. samen. Bron van Jacob van Maerlant. Zie ook Speculum. Vincent was de bibliothecaris van koning Lodewijk de Heilige van Frankrijk-. Vinckers, Harco llpsema - , 1817 '94, uit Groningen, journalist en privaatleraar in talen te W inschoten, medewerker aan de Groninger l'z-//lwftvrz/l/it;l en De Huisvriend, dichter en schrijver voor kinderen, redacteur v. h. Tijdscbrift voor de jergl, 1861 '67; schreef de Feestcantate bij de onthulling van het nieuwe monum ent te Heiligerlee, 1868. Redacteur van het Gro- Ai/ager Jaarboekje, 1862. Vinkeles, Hermanus 'w, 1790 18j5, werkzaam bij de Rijksbetaalmeester te Amsterdam, vertaalde Sardanapvdust 1856, en andere gedichten van Lord Byron; schreef zelf gedichten voor de talrijke almanakken van zijn tijd. ln zijn Romantische Poëzy. 1856, weer navolging van Byron, b.v. Siehe oj C'srëzc/â. Vertaalde ook werk van Osslan. Viola, Maria - , geb. 1871 te Rotterdlm, schrijfster. Gaf ook een Bloemlezing uit van verhalend proza van Thijm, met o.a. De organist van den Dom. Violette, Geo de la - , geb. 189j, ps. van Gabriel Opdebeek, uit Antwerpen; schreef ironische reisindrukken. Violieren, De N , de beroemde Kamer l'ilN Retborycie te Antwerpen, met het devies Uut jonsten versaemt''. Opgericht 1400. Schreef het befaamde landjuweel van 1j61 uit, dat j 100 000 kostte, en waarbij 14 klmers opkwlmen, ontvangen door Mel. chior Schets en Antonie van Stralen. Leefde in het Twaalfjarig Bestand weer op; behaalde prijzen op 't Refereinfeest vat, Mechelen, 1620; vierde de blijde inkomst van Prins-Kardinaal Ferdinand a1s landvoogd in 1655 onder leiding van Rubens, waaraan j 80 000 was hesteed; werd 1663 schildersacademie, terwijl sedert 1660 ,,De Olyftack'' de afdeling der dichtk-unst behartigde. Het jonstich versaem der Violieren, gesch. der rederijkerskamer, door F. Donnet, 1907. Virgilius M aro, 70 19 v. Chr., de voornaamste L. dichter, uit de Fuurt van M antua de M antuaanse > >> Zwaan''. Beroemd door zijn Aeneïs, groot heldendicht in 12 boeken over Aeneas. Het eerst vertaald door Cornelius van Ghistele, 1jj6. Door Vondel 1646 in proza vertaald; zie Aeneas. Misschien reeds begonnen voor de Constantinade en voortgezet voor de A1- taergebeimenissen. ln 1660 verschenell al de werken van Virgilius, door Vondel ,,in dicht vertaelt''; de Herderszangen, de Lantgedicbten en Eneas, opgedragen aan burgemeester Cornelis de Graef . Ook W esterbaen vertaalde de Aeneïs, 1662. Nieuwste vertaling met aantek-eningen door M. J. Pattist, 4e druk 1949. ln 19j0 verscheen Het Boerenbedrijj, de vertaling van Georgica door Ida Gerhardt. Virgilius, Een schone Historie van 'v. volksboek over V. a1s tovenaar, 1552, uit het F. Tot in de 19e eeuw herdrukt. Hij heeft van een duivel de zwarte kunst geleerd; wreekt zich op de jonkvrouw, die hem in de mand had opgehangen. Viruly, A. - , geb. 1905 te Breda, militair vlieger 192j- '50, daarna bij de K.L.M. O.a. JFe vlogen zix r Indië, 1955; Verrassende Ontmoetingen, 1940. Visch op het drooge, A1s een - , prozaschets v'an Potgieter, die een somber beeld geeft van de proponenten, 1841. De eerste verwerft een d omineesplaats door huiche. larij, de tweede wordt gouvernmr, de derde gaat naar de Oost. Visioen van Tondalus, prozaverhaal uit de 14e eeuw. Behandeld door Koopmans in het Tweemaandelnkscb T#dscbrijt, 190 1.. Tegenhanger in proza van Sinte Patricius' Vtqevier, letterlijk vertaald uit het L., want: n,metten rimene so wert alle helighe scriftuere gheconfondeert''. Visioenen spelen een belangrijke ro1 i!) de M.E. letteren. Tondalus is het voorbeeld van iemand. die sterft en weer ,*1, het leven terugkeert. Patricius bezoekt 1e. vend teldis' Het verhaal van Tondalus was opgenomen in het Speculum FW-f//r/lje van Vincentius en dannlit overgenomen in Velthems Spiege1 Historiad. Uitgegeven door R. Verdeyen en J. Endepols, 1914- '17, en door A. T. W . Be1- lemans, 1946. Van 1948 is Tondalus' Visioen van Anthonie Donker. hemel, vagevier en hel. Verder M ecb. Visioenen. Zie ook Hadewycb. V incent Haman V isioen van Tondalus 564 Visscher Visscher, Anna 'v, 1j85 1 6j1, dochter van Roemer: evenals haar zuster Tessel- Schade geroemd door Pieter HogerFeets, Cats, Huygens, Bredero, Hooft en Vondel. Beoefende wetenschap, muziek en zang, schilderen en vele andere kunsten. Zij vertaalde de Emblemata van Georgette de Montenay, een Hervormde F. dichteres. Zij schreef 1819 de hijschriften van de Sinne- . poppen van haar vader; Cats droeg aan haar zijn Maecbden-plicht op, insgelijks een bundel zinneheelden, 1618. Zij schreef verzen bij de gevangenneming van Hugo de Groot: @êp**Sfet eens dat hier zoo deerlyck is verschoven Zoo nauw bewaert en in peryckel van de doot Het licht van onse eeuw, die brave Huych de Groot. Zo ook weer bij de ontsnapping. Zij zond gedichtjes aan Stalpaert v. d. Wiele, Huygens, Rubens. Bij haar bezoek aan Zeeland, 1622, werd zij ingehaald met een groot aantal verzen. Zij ging er heen, om Cats te begroeten. Zij trouwde 1624 met Dominicus 800th van W esel, dijkgraaf v. d. W ieringerwaard, waar zij voortaan vroonde. In 1640 bracht zij haar beide jongens naa: de Pa. ters Jezuïeten te Brtlssel; in 1646 werden zij sttldent te Leiden en ging zij daar ook wonen. In 1647 trok zij naar Alkmaar, waar ook Maria woonde. Zij was de eerste dichteres van het nieuwe Holland, volgeling en vereerster van Cats; psalmdichteres. Over haar en Tesselschade: Van Vloten: Tesselschtlde :7; i/as'e s'r/erler; Mr. J. Scheltema, Anna en Wfs/r/zz. Beets gaf Anna's Volledige Gedichten uit; aanvullende uitgave van Dr. F. K. H. Kossmann, 192 5. Verder werdcn G'edichten van heide zusters uitgegeven door M . D. de Bruyn. Lofdichtje van Jan Vos: Nooit heeft haar Diamant op brijzlend glas gesneên, Of 't glas werd duurder dan de diamanten steen. Visscher, M r. Antoine Adolphe Thierry .v, 1819 '81 1 zoon van de hoogleraar, geh. te Brussel, 1 846 advocaat te Amsterdam. de verdediger van Van Bevervoorde i1l 1849; sinds 1863 a1s Mr. A. A. van Brusse1 redacteur van de beruchte Asmodéu.. werd R.K. en redigeerde 1873 '76 het weekblad Pius IX. Hij schreef 1866 Een -$-câ,r#e/#J Boeî tegen Van Lenneps Klaasje Z:wt'/z.F/tv; Van Lennep antwoordde, dat dit uit wraak was, omdat Visscher a1s advocaat een dozijn malen voor de Raad van Discipline had moeten verscilij. nen. Visschcr hezorgde in 1869 een nieuwe uitgave van De G',/,'??2/c Dichtlujmen met voorrede van Van Vloten. Visscher, Claes Janesz. N', 1586 16j2, graveur te Amsterdam, o.a. van Roemer Visschers Sinnepoppen, 185 prentjes. Hij was diaken in de Gereformeerde kerk en deeul mee, om de opvoering van Gysbr6cbt tc verhinderen. Visscher, Dr. L. G. -, 1797 1859, ambtenaar bij Financiën, 1814; schreef over de invoering van het Ned. in de Belgischr gewesten en werd 1825 hoogleraar a. l). Collegfum Philosophicum te Leuveq ;1è 183 1 te Utrecht. Behalve leerboeken en bloemlezingen gaf hij o.a. uit Ferguutt met tallooze fouten'' 1858; Natuurkutt- #, vttn âe/ ff edal, 1841. Verder . gaf hij een paar ,,nationale'' toneelstukken uit, o.a. De Verbroedering oj #tz Hollander :77 B1.a. J/rJer, 1823. Visscher, Maria Tesselschade - , 1594 1649, de jongste dochter van Roemer, Tesselschade geheten, omdat juist bij haat gehoorte haar vader bij Tessel een schil) verloren had. Zij was de vriendin van Hooft, Huygens en Barlaetls. Zij trouwde in 1623 met Allaert Crombalch, zeeofficier, l-lervormd; het paar vestigde zich to Alkmaar. sfaar zfj bleef de welkome gast op het Muiderslot. In 16 34 verloor zij man en oudste dochter. A1s weduwc vond zij afleiding in de vertaling van Tasso's Gerusalemme Iiberata; zij weigerde de hand van Huygens zowel a1s van Barlaeus, d;c beiden wedtlwnaar waren. Het geloof stond tussenheide. In 1647 verloor zij haar enig ovetgehleven kind: Leert lyden met beleidt, Die van wat liefs moett scheijen, schreef Huygens in haar grafschrift. Zij zelf toont zich in enkele gedichten a1s kunstenares. Die verzen zijn opgenomen it1 de bundel Verscbeyde NEWerJ/q/-ct-i: Ge- J/f-/p/eFz, 16j9. Haar schrijftaal ls de taal der Pr Jt-l://ytv van haar tijd en haar kring (Huet) . De dochters van Roemer hadden van alles geleerd: dansen, paardrildea, zwemmen, muziek tekenen, borduren, boetseren, schoonschrljven, glassnijden, talen en geschiedenis: Zij wist alle oogen aan haar verwen vast te lijmen; Zij bond alle ooren aan de klanken van haar rijmen. (Jan Vos.) Vondel droeg aan haar zijn Elektra op in 1639 en Peter t7r Pauwels in 1641. ll1 1642 had zij het ongeluk, haar ene oog te verliezen. Tesselschade werd begraven in de Oudt Kerk te Amsterdam. Jan Vos hief eel) Visscher V isscher ' Huygens treurzang aan, maakte 't grafschrift. Dit 's Tesselschades graf. Laet niemand sich vermeten, Haer onwaerdeerlicheit in woorden (uit te meten, A1l wat men van de soll kan seggel), (gaet haer af. Elck s)'n waerom was haar spreuk. Die staat ook onder haar antwoord op de l7c. kende vraag van d'Amsterdamscbe zlcalcmi, door Vondel opgesteid in 1650: Of dwang van vrome Christen-sielen Niet streckt om Hollandt te vernielen ? Zij antwoordde'. De beste tong, die stemmen smeede, Zong yode loff, den menschen vreede. Beeloo wjjdde aan haar een hlijspel, 18 19. Van Vloten schreef Tesselscbade Rt?pzzic/'f en âar: vrienden, 1852. Van 1808 is de rede van Mr. Jac. Scheltema over Anna en sfaria Tesselschade, uitgesprok-en voor Letterkunde'' met aantekeningen. Opgedragen ,,Aan de Nederl. Vrouwen''. Alles wat er van Tesselschade bekend is, verzameld in het nagelaten werk van J. A. Vforp E :7, onu'aes'deerlltcLe wr't7/z w) 1918. Visscher, Pieter ,v, zoon vaCt Roemer: secretaris der Knmer In AJEZ/JC Bloelenâe. Visscher, Pieter .v, gaf 1707 .,als Jongeling'' zijn Herderszangen cF2 Ajengezdiclb- /cc uit te Amsterdam. Visscher, Roemer 'v, 1j47 1620, koopman te Amsterdam, laoofd van de Egelantiel': gaf in 1614 een bundel korte gedichtcl) uit a1s Brabbelingb, voor een goed deel vertalingen. Dit werk was ook al in 1j99 en 1612, buiten zijn weten, verschenen; er zijn tal van stukjes bij ,,int amoklreuze'' . Hij bezong Het Loj z,'tzx een biaeuu'c Jcâecr en later Het f,t?/ l?an de 31/,//Je (hef huwelijk) . Hij heeft liever een welgedane dan een magere vrouw: ,,liever in 't vleyshuys a1s in 't knielsvat'' (knekelhuis) . Hij is noy in menig opzicht een rethorycker en hiJ dicht dan ook Het 1oj z?a,:2 Rbetorica. Hij is helemaal de oud-Hollander, die van het uitheemse niets hebben moet. Hij is de navolger van Martialis in zijn egigrammen, maar de aanstotelijkste laat h1j weg. Zijn puntdichten noemt hij quicken, zijn sonnetten tuyters; ze maken deel uit van de Brabbelingln. Ook de Sinzzep/ pper, zijn tweede bundel, zijn al van vroeger tijd. Dit waren prozastukjes bij 185 plaatjes van Claes Jansz. Visscher, met versjes van 2 regels vall zijn dochter Anna er boven. Dit is ernstiger werk; van deze emblemata zijn er 3 schock (zestigtallen) ! met eçn Beslagl) toe en nog 10 amatorla a1s extra-bijslag; de lust tot boert en spot is gebltwen. Zo was hij ook de gulle gastheer voor de kunstliefhebbers van Amsterdam'. Vondel, Hooft, Bredero, CoSter, Huygens en veel anderen waren thuis in ,,'t Saligh Roemershuys'' op de Gelderse Kade: Zijn vloer Fetreden werdt, zijn drempel werdt gesleten Van schilders, kunstenaers, Van Sangers en poëten. (Vondel, Het Lof der Zeevaert.) Zijn leus was Elcà JJN Tydt', die staat gedruk-t naast de uitgedraalde to1 in de Sinnepoppen. Ook Elck wat wils. Bloemlezing uit de Brabbelingb met aantekeningen door N. v. d. l-aan, 1918. De Sinnepoppen opnieuw uitgegeven met inleiding van Dr. L. Brummel, 1949. Visschertje, Het lose 'w, lied uit de 1je eeuw, komt voor in 't Antw. Ldb. en in Haerlems Oudt Ldb. Visser, Dr. A. G. N', 1880 1929, Afrikaans dichter; de meest gevierde van het tweede driemanschap der Tweede Ajri- >,;t;rJe Beweging. Kinderliedjes, minnedicht, zangen voor volk en vaderland. Gedigte) 192 5. Rose z'Jzz Herinnering. U/:/ ons prille ieug. Na zijn dood verscheen Die p/z/rpcp' Il'is t?r andev gedigte, 1950. Visser, Ab 'v, geb. 1915 te Groningen, dichter van Rondelen: 1942, en van verschillende andere bundels verzen, schriiver van novellen, romans, vertalingen en boeken voor jongens en meisjes. Verder: Rudolf de Mepse, het monsterproces van Faan, 194j. Zie Mepscbe. En bij De Bezige Bij in 1946 Millennium. Visser, W . x , geb. 1904, schrcef onder ps. M. Revis in de stijl ,,der moderne zakelijkheid'' romans als 8.100.000 wll zand, 1952, en Gelakte SO-JPNJ, een sociale vertelling, 1954. Visser, Lambertus de 'v , 1787 185j, vertaalde Jocelin van De Lamartinei' 1860. Visser-Roosendaal, J. -, geb. 1899 te Binnen- Wijzend (bij Westwoud) in een arbeidersgezina werd dienstbode, trouwde 1919. Romanschrijfster over 't leven in Vrest-Friesland. Vissering, Simon 'v, 1818 '88, hoofdredacteur der Amsterd. Ct., de pleiter voor de doorgraving van Ho11and-op-zijn-Sma1st, 18j0 hoogleraar in de staathuishoudkunde te Leiden, 1879 min. v. Fin. Prozaschrijver: Herinneringen, Studiën en Scbet- Jtn//t 1865 '73. Van hem is de naam IJmulden. visserszangen. Jer. de Decker vertaalde Galatea uit het L. van Sannazaro. W ellekens is er de hoofdman van. Verder Kornelis Boen, Kath. de W ith, Langendijk, Vlaming, Lucas Schermer. M et de herders- e1) 565 visserszangen vita veldzangen kenmerkend voor hegin der 18e eeuw. vita (L.) = leven'? 20 levensheschrijving. B.v. Vita -$'/JrJz2J/ = het leven van S:- brandus, de aht van Mariëngaarde. Vitae Patrum, zie Vaderboec. Vitalisten, naam gegeven aan sommige dichters om hun optimistische levensbeschouwing a1s reactie tegen een versteend intellectualisme', deze groep kwam op na de generatie van 1910. M . ter Braak is beschouwd a1s hun voornaamste man. Verder E. du Perron, S. Vestdijk, Herman v. d. Bergh, M arsman. Slauerhoff. De romans der Vitalisten zijn twintigste-eeuws naturalisme. Zij richtten onder leiding van Ter Braak en Du Perron het ts. Forum op, 1952 '35. ( Vitaliteit = levenskracht.) In 1933 schreef M arsman De dood van â:7 Vittdisme. Vitaulium, de Latijnse naam van Hojwyci', zie daar. ln 1642 ingewijd. 't Gedicht is 1655 uitgegeven. Vitellius, Regnerus x', zie Reinier Telle. Vitringa, Prof. Dr. Anne J. -, 1827 1901, geb. te Hardervzijk, 1862 '90 rectol' te Deventer. sedert 1864 met de titel van hoogleraar aan het athenaeum; na 1890 medewerker aan De T#J; hij was tot het R.K. geloof overgegaan. Schrijver van een aantal satiren in proza over opvoeding en onderwijs, b.v. Keesje Putbus, 18j9. Hij schreef onder ps. Jan Holland en Jochem van Ondere. Zijn onderwerp is het lelijke, boze en kleingeestige in de maatschappij. Zijn tlitvoerigste werk Darwinia schildert een monsterwereld, namelijk de wereld gelijk die er voigens hem uit zou zien als de leer van Darwin waarlijk toegepast werd. Vitringa, Herman Hendrik 'v, 1757 1801 , patriot, secretaris van Elburg 1786, verbannen 1787, 1id van de Nat. Verg. 1796, van 't W etgevelld Lichaam 1799. Gaf de Kleine Jrcrâjey van Mr. W . H. Sels uit met een levensbeschrijving, 1792. Vivere, Dr. Jacob van de zw, Viverius, 1j72 1640, uit Gent, vestiyde zich a1s dokter te Amsterdam. Schreef over Anncl l7z/ dell Hove (Anna van den Hove), die in 1597 te Brussel om het geloof levend bekraven werd; berijmde de Sltq bij Nieuwpoort, 1601. Schreef verder stichtelijk proza, Vertellingen en C'ârl.f/e/ïjf c Gesangen, onder ps. Philologus Philiatros, 1610. ln 1649 ,,verbeterd'' door Jan Zoet. vizioen, zie visioen. Vhams, kwnm op a1s schrijftaal in de 15e eeuw; zie Maerlant en Reinaert. Bij de inhuldiging van Jan zonder Vrees stelden de Vlnmingen de eis, dat die zijn audiënties zou houden ,,in vlaemscher tonghen, ghelijc dat v'an ouden tijden ghecostumeert was'', 140j. De eis werd herhaald Fij het Groot Privilege, 1477. Vlaamsche Academie, Koninklijke -, te Gent, gesticht ok aandrang van Frans de Potter, door minlster Beernaert 1886; van de 18 leden lj R.K. en 3 liberaal: Van Beers, Rooses en Hiel. Deze 18 leden kozen 7 nieuwe leden, waarbij alleen Sleckx liheraal. Deze weigerde met Van Beers en Rooses, om zitting te nemen. Eerst geleidelijk is de fout hersteld. De laatst overgebleven partijgangers val) De Foere uit de Spellingoorlog verzetten zich tegen de Stichting van de Academie onder leiding van kanunnik A. J. Duclos te Brugge. Vlaamsche Arbeid, het orgaan der jongere Katholieken, met Karel van den Oever, Paul van Ostayen en Jozef Muls in de leiding. Verscheen na het ts. Vlaanderen van 190j- '30. Vlaalnse Beweging, de strijd om de verheffing van 't Vlaamse volk, door eigen taal, zeden en rechten hoog te houden. Nodig geworden door de onderdmkkin: van het Vlaams eerst onder de Bourgondlsche vorsten, daarna onder de heerschappij van Spanje en Oostenrijk, opnieuw na 1850 onder minister Rogier. Een der eersten was Verlooyk zie daar. 1834. Oproep aan de Vlaamse dichters van Marie Doolaeghe. Reinaert de F'/J vall Vlillems. 't Eerste Vlaamse tijdschrift, Nederduitscbe Letteroefeningen van Blomm aert. 1836. De O/##,J, rederijkerskamer, heropgericht te Antwerpen; te Gent- de vereniging De Tael is :JA/JfW bet voli. Lessen van prof. David, Leuven. 1837. W illems, de Vader der Vlanmse Bew., sticht het Belgiscb Museum te Gent. Conscience's eerste roman: In '/ Wonderjaar. 1838. Ph. Blommaert, Oud-vlaemscbe GeJlcâ/e/z. Studentenvereniging Met T#J en Vl#t te Leuven. 1839. Maatschappij der Vlaemsche Bibliophilen gesticht te Gent. 1840. ln Antwerpen het ts. De Noord. star, met bijdragen van Consciènce, De Laet, Van Kerckhoven; beleefde 5 jaar. gangen. Te Gent Kunst- en Letterblad van Snellaert; beleefde 6 jaargangen; ging op in Het Taelverbond. 1844. Het Taelverbond opgericht met een rede van W illems. Te Brussel 't eerste dagblad Vlaemscb België, van De Laet; begon met 300 lezers; hield het geen jaar uit, ondanks de propaganda van Conscience en Th. v. Rijswijck. Nog in 1844 566 V laamse Beweging Vlaamse Beweging kwcm het Flad in katholieke handen en heette het De Jzvaezrzcâ: Belgen. M et de hulp van de aartshisschop leefde het blad tot 50 Juni 1845. Van 1844 was ook het dagblad Het Handelsblad te Antwerpen; hield zich staande. 1845. Oprichting van het ts. Het verbond te Antwerpen; Conscience, Laet Heremans; nam N 't Kunst- :?i Letterblad in zich op; bestond tot 1854. J. W . W olf en Vleeschouwer stichtten. algemeen-Germaanse vereniging met het ts. De Broederbandk bestond 2 jaar. 1846. Rens, Snellaert en Blommaert stgchten te Gent Het Vlaemsche Gezelscbap. genootschap voor de Vlaamsche rechten. Gedichten van Van Ryswyck. Dood van W illems. 1847. Dood van Ledeganck. Verklaring der Grondbeginselen alom verspreid. 1849. Eerste Taal- en Letterkundig Congres te Gent. Van Ryswyck j-. Lessen van Jan van Beers te Lier. 1850. Tweede Congres, te Amsterdlm. Gedichten van Dautzenberg. 18j1. Stichting van het W illemsfonds te Gent. Derde Congres, te Brussel. 1852. Stichting van het Taelminnend Studentengezelschap 'J Zal wel gaen te Gent. 1854. Twee leerstoelen voor Vlaams: Taal- en Letterkunde te Gent; Serrure en Heremans hoogleraar. Vierde Congres, tc Utrecht. 1856. Taalminnend Studentengenootschaln )1Schild en Vriend'' te Brussel. ,,Grievencommissie'' inqesteld door de Belgische reyering, uitslultend samengesteld uit Flamlngantenl eist: Vlaams in 't besmur, in 't onderwlis, in 't leger en in 't gerecht. , e' ' t Verslag, uitgegeven met een tegenverslag van minister Rogier, bleef zonder gevolg, ofschoon er op de 1000 Belgen 57() Vlaams-sprekendm waren en 421, die Frans spraken. Julius de Geyter schreef in 1859 De W 4zf7,- heid ovev de Tz'/=wl'f'/.se Beweging. Hij betoogt, dat de volksgeest gedoofd werd voor meer dan drie eetlwen. Van de wieg tot aan het graf wordt het ongeletterde volk met fanatisme en spoken gevuld, wat de ondergang van de stam betekent. Hij wil het volk in een denkende macht hersclaeppen door middel van het onderwijs. ln 1840 verschenen 3 tijdschriften: De N//r#Jz,r van P. J. v. Kerckhovew Antwerpen; De Middelaar van J. B. David, Leuven; Het Kunst- en Letterblad van F. Snellaert, Gent. DC nictlWe mannen Wafen Bcfgmann. Dautzenberg, Van Droogenbroeck, Van Rilswijck, Sl- x, Julius de Geyter 567 Vlaamse Beweging Vuylsteke; daarnaast de dames Loveling. Toen kwam de iclealist Rodenhach en na hem de veelzijdige Po1 de Mont en dan Guido Gezelle. ln 1893 het ts. Nu eN Straks. De V1. Beweging werd in de 20ste eeuw de volksbeweging. Door Aug. Vermeylen o? hoger plan geheurd. Dlchters: Van Langendonck, V. d. W oestijne, R. de Clercq', proza: C. Buysse, Streuvels, Teirlinck, Elsschot: Timmermans, M. Sabbe, Ernest Claes. Z1e Vlaamse Letter- Lunde. Aanvankelijk een taal- en letterkundige beweging: W illems, David, Bormans, Van Duyse, Serrure, Conscience, Ledeganck, Van Ryswyck, Blommaert, Snellaert! Van Beers, Zetternam. Tevens staatkundlg; in 1840 het verzoekschrift ,,1n Vlaanderen Vlaamsl'' Coremans en De Laet stelden in de Kamer taalwetten voor. Pas in 1875 werd het Vlaams toegelaten a1s taal voor het gerecht, in 1878 ook voor bestuurszaken, in 1885 ook voor de openbare middelbare scholen', in 1883 werd ook Nederlands gesproken in de Kamers; in 1895 werd het Staatsblad tweetalig; in 1897 werd in V1. België 't Ned. de taal voor het leger', in 1898 kreeg de Ned. tekst der wetten dezelfde waarde a1s de Franse. In W-est-vlaanderen kwam een sterke beweging op, buiten de politiek, onder lelding v. Guiclo Gezelle, met de tijdschriften Rond den Heerd en Biekorj. De studentenbeweging De Blauwvoeterij onder leiding van Rodenbach deed zich luid horen. Verder Verriest, Pol de Mont, Verschaeve. In de 20ste eeuw was het Vlaamse bevrtzstzijn reeds sterk geworden. De strijd om de vervlanmsing der hogeschool van Gent begon: Van Cauwelaert, Franck, Huysmans, Coremans, De Raet, maar de Belgische regering weigerde; de Duitse deed het in 1916 en kondigde 1917 de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en W alenland af; deze maatregelen werden in Nov. 1918 dadelijk weer te niet gedaan. Sedert de oorlog twee richtingen; de activisten of nationalisten willen scheiding tussen Vlaanderen en W allonië in de een of andere vorm. Zij wisten in 1928 Borms, die nog altijd gevangen zat, verkozen te krijgen voor c!e Kamer. De verkiezing was ongeldig, maal 't was een waarschuwing voor de Regering. In 1930 werd de hogeschool Nederlands en kwamen verschillende wetsvoorstellen in op 't gebied van 't onderwijs. het leger, de rechtspraak en het bestuur. In 1931 het voorstel-vos namens de natfonalisten tot wijziging der Grondwet, zodat België een bondsstaat zou worden; Verworpen. Vlaamsche Rijmkroniek Gescbiedenis der JVCJZ/PCJf'/?: Letteriundc werken uit; zo in 1941 Van der D/f/J:/': van 1830 tot âL>JEz>2, 1910, door Th. Coop- van 5')/p>2', zie daar. man en L. Scharpé. De Ned. LetterLunde Vlaamsche Gids, De 'v, van Paul Frédéin België JtW:7.? 1830, door Edw. Core- ricq en Max Rooses, 190j; behoudenl mans, 1904; vertaald door Leo J. Krijn. vrijzinnig. Ook Po1 de Mont en Maurits Een bloemlezing van 1830 '80 md bi- Sabbe werkten er aan mee. b' liografie is te vinden in Onze Dickters Vlaamse of Brabantse Kamers van Retbovan Th. Coopman en V. de la Montagne rycke, opgericht te Amsterdam (Wit La E en andere bloemlezing is van Marnix Gij. vendel), Haarlem (Witte Angierenl, Leisen: Het Breviarium der P'/-wlcâe L).- den (Orange Lelie) , Gouda (Balsemriek. Paul Kenis schreef Een Overzicbt fwzc bloem) . Zie Rethorycke. JE' Vlaamsche Letterkunde ra ,,Van Nu Vlaamse Boekenbers, jaarlijkse tentoonstel- ,en Strais'', 1930. ling van Ned. boeken te Antwerpen, ter Over Viijtig jaar Katkolieie Ietteriunde gelegenheid van de Week van '? Vlaamse J>; Vlunderen een werk van Oskar van boek; sedert 1930. der Hallen; tot 1937. Vlaamse Leeuw, 1 O zwarte leeuw op gou- Zo is de Vlaamse Beweging een gewel. den veld; 20 't Vlaamse volkslied van dige kracht geworden, van betekenis vooz Hippoliet van Peene, onder invloed van België èn voor Nederland. Bakhuizen van 't Duitse Rijnlied van Becker in de verden Brink moest van de Vlaamse Bewe- taling van Theodoor van Rijswijck, 184j; ging nog niets hebben; hij had nog liever muziek van Karel Mil'y. Zie ook Leeuw de verfransing dan de oppermacht van de van Vlaanderen. clericalen. Vlaamse Letterkunde, bloeide in de Mid- Vier voormannen gehuldigd met een stand- deleeuwen: Vos Reinaerde, Maerlant. Leefbeeld: Ledeganck te Eekloo, Rodenbach te de weer op door de Vlaamse Beweging; Rbeselare, Conscience te Antwerpen, Ge- zie daar. In de latere tijd vooral Guido zelle te Brugge. Verder het monument ter Gezelle a1s lyrisch dichter. Voor het proere van J. F. Willems voor de Gentse 2a Cyriel Buysse, Stijn Streuvels, Felix Schouwburg: de genius van Vlaanderen, die Timmermans. Verder Julius de Geyter de Maagd van Vlaanderen ten leven wekt. met zijn epos Keizer Karel. ln de jongste Over de Geschiedenis der V1. Beweginp tijd: Sabbe, Vermeylen, Teirlinck, Van Hoffmann von Fallersleben, 18j6, Var Langendoncky' Van de Woestijne, De Bom, Rees en vooral Paul Frédéricq, 1910. Van Hegenscheidt, Marnix Gijsen, De Pillecijn, de jongste tijd Vermeylenk zie daar, en Schmook, René de Clercq, Richard Minne, ook Timmermans. M . Roelants, R. Herreman, Daisne, W al- L. Picard, Geschiedenis Js'r VI. ::zcta.g/zzé', schap, Brulez, v. d. Voorde, Lode Zielens en met inl. v. Prof. Gerretson, 1942. vele anderen, allen in dit boek vermeld. Marnix Gijsen, De literatuur in Zuid-Ne- Vlaamse Literatuur, Bibliographie van de derland sedert 1830, 4e druk 1951. Daarin moderne ev, door R. Roemans, 1930. André Demedts over Gijsen zelf. Loopt van 1893 tot 1930. Studie van de Vlaamse Beweging voor nu Vlaamse Literatuurprijzen, 10 de Staatsprijs en de toekomst: Nationalisme :,72 Socialis- voor Letterkunde; 20 de prijzen van de me, 1931, van Hendrik de Man; zie daar. provincie Antwerpen; verder o.a. de Karel De V1. Beweging in N. Nederland het Barbierprijs en de Guido Gezelleprijs. eerst behandeld door Gerrit de Clercq in Vlaamsche Oogst, ,aproza en poëzie van De GWJ van 1847. hedendaagsche Z. Ned. schrijvers'' van Ad. ln 1935 verscheen het proefschrift van l Herckenrath, met aantekeningen. Cath. C. ter Haar, Nederland en F/èga,s- Vlaamsche Poëzy, gedichten van Zuiddeven, een onderzoek naar de houding der Nederlanders, bijeenyehracht door Jân Nederlanders, 1830 '73. Adriaensen, schoolopzlener te Antwerpen, Vlaamsche Bibliophilen (Boekenvrienden) , uitgegeven in het Pantbeon, 1889) 2 deel- Maatschappij der N, door J. F. Willems tjes. In 1941 verscheen van A. Demedts en Blommaert opgericht 1839. Niet meer een hloemlezing Vlaamscbe A/lzï:z tussen dan 28, sedert 184j niet boven 36 leden. 1918 en '41; 2e druk 1946. In 18=- tIe ,1f.;.,'. ;(-/',./pp# del. H>2/.Jzz'e7'p- 'Ulaelnsche Rederijket, De >ie Van Jf-ie B:l.'l.'opltiIç ', , d ie '1-1 't vertlwijne:l Kel.chboven. der Vlaamsche #/J//t?>/JJ/:zz/ in 1909 het Vlaamsche Rederijketstooneel in de I6e werk voor geheel Vlaanderen overnam en eeuw, Het -, studie van Bert Ranke, die in 1941 vertegenwoordigers van alle onder de titel Reder#kers in de branding; Vlaamse gewesten in 't bestuur opnam. Antwerpen, 1941. Tijdschrift De Gulden Passer. De Bi- Vlaamsche Rijmkroniek, meer dan 10 000 bliophilen gaven verschillvnde oud-vlaamse verzen, begint met Liederijc van Harel- Vlaamsche Bibliophilen 568 Vlaamsche Vlagge beke 792, waarschilnlijk vertaald uit het F., ï 1300. Later voortgezet tot de huldlging van Jan zonder Vrees te Gent, 140j. Behandelt o.a. de strijd der ,,Kerels van Vlaanderen''. Uitgegeven naar het Comburgse hs. te Stuttgart door Ed. Kaus- 1er in 1840. Vlaamsche Vlagge, De N, studententijd. schriftje sedert 1876; medewerkers Hugo Verriest en Rodenbach. Bij het jo-jazixt? bestaan verscheen een gedenkboek- met tle geschiedenis der Blauwwoeterij, ,,De seer scone historie der vrome yeesten ende vroede gesegden der catievige schriftuerc. die mtwn noemt de Vlaamsche Vlaggeb'. De V. V. gaf ook een bijzonder nummer uit. gewijd aan Hugo Verriest. Vlaamse Volkstoneel, Het - , poging tot modernisering van het toneel in Vlaams België, vooral door artistieke inkleding onder leiding van Oskar de Gruyter, Johan de Meester Jr. en Staf Bruggen. Trad ook in Nederland op, o.a. met Mariken van Nimwegen en de Gecroonde Leersse van Michiel de Swaen. Vlaamsche W eelde, bundel van J. Pissens en J. Festraets, te Gent, 192j; met 60 portretten van Vlaamse letterkundigen met bijschriften. Tweede uitgave door J. Heyman met 75 N rtretten, Brussel 1952. Vlaamsche Zanger, le druk 1899, 16e druk 1950, liederenbundel in 6 delen, met medewerking van de Limburgse Studentenbond bijeengebracht door M. Coune, priester uit het Land van Loon. Vlaamsche Zanten, zie Z. Vlaenls gebray perken, Een N , zie Vlomscb. . Vlaams Letterkundig Lexicon, van Louis Sourie, 19j1. Vlaams Tildschrift, Nieuw x, opgericht door August Vermeylen 1947, nu onder redactie van Herman Teirlinck, Hubert Lampo, Raymond Brulez, Johan Daisne, Bert Decorte; W illem Elsschot, Marnix Gijsen, Maurlce Gilliams, Raymond Herreman: Karçl Jonckheere, Jul. Kuypers, Achlel Musschq, Maurice Roelants, Piet van Aken, Albert van Hoogenbemt, Herman Vos en Gerard Walschap. Vlaanderen, trad in de 13e eeuw op de voorgrond op het gebied der Ned. lette. lant, Selrz/ren: Maer er/; bleef vooraan i tot in de 16e eeuw. Dan is Holland het voornaamste gewest, waar OOk veel Z. Nederlanders sedert 1j8j (Va1 van Antwerpen) hun nieuwe vaderland vonden: Van g'lzzzzler, Vondel. In de 17e en 18e eeuw is de Vlaamse letterkunde van weiniq betekenis. Pas in de 19e eeuw de herlevlng; zie Vlaamse Beweging en Vlaamse Letterkunde. Vlaanderen, tijdschrift; na Van Nu d,, Stl'aLs', 1903 '07. Redactie: Vermeylen, Streuvels, Teirlinck, Van Langendonck, Van de Woestijne, De Bom en Hegenscheiët. Vlaanderen, Arm x , zie H. Vlaanderen, Jong 'v, 1889, ts. onder reëactie van Lodewijk de Raet voor de wetenschap, Huibert Langerock en August Vermeylen voor de letteren; verscheen, slcchts enkele maanden; voorloper vani Van N// en Strais. Vlaanderen, Nieuw - , ,,algemeen week-. blad'' opgèricht 1955, met letterkundige? afdeling. Verschijnt te Turnhout. Vlaanderen, o W elig Huis, titel van eea bundel Vlaamse schetsen van 1959; z(e Emmanuel de Bom. De titel is uit eea versregel uit Vlaanderen van K. v. d:- Woestijne. Vlaenderen, Die Excellente Cronike vaa 'v , van Andries de Smet, 1j16 'j9, loopt tot 151zi; voortgezet tot 1j50; gedrukt 1j5 1. Daarnaast de KronyL JJJAZ Vlaenderen, tot 1467, van Nicolaas Despars, 1522 '97, btlrgemeester van Brugge; uitgegeven door J. de Jonghe te Brugge in 4 delen, 1837 '40. Vlaanderen, De strijd met 'v, een der Ned. faE'.ge/zz/t'// van J. van Lennep; kwam in 1851 uit en wekte grote geestdrift. Berijm. de geschiedenis van de Inval der Vlamtngen in 1304; met de Slag aan het Manpad. Opgedragen aan Van der Hoop, de Rotterdamse Tyrtaeus, in verband met de Belgische Opstand. Vlaanderen roept, povellen, schetsen en verzen, onder redactie van E. Buysse, Van Eekhout, Thiry, W alschap e.a. Vlaardingen, Ee/ekroon voor de stede lofdicht van Hoogvliet, 1745. Vlaem, Lode N, pseud. van Lode Quasters- Vlaenderen, M ichlel van 'v', geboren te Gent in 1854) toneelspeler, regisseur rn dramaschrijver met modernistische strekking. M aria f/rz?z Bethaniê. Vlaerdinghen, Jan van .v, trad 1364 met vrouw en dochter a1s meistreel op te Middelburg. Vlaerdings Redenrijck-bergh, 1617, de bunde1 stukken, gespeeld op de rederijkerswedstrijd te Vlaardingen, 1616; ouderwetse zinnespelen, aaneenschakeling van Szmenspfaken,j OVCI- de Vêa;#: W at middel dat best dient genomen by der handt, Die 't Gemeen noodichst is, e1) vorderlickst voor 't Landt. De Kamer van Gorkum, ,,vernieut ait Liefde'' waagde de meeste toespelingen op 's Lands toestand en won de prijs. 569 Vlaerdings Redenrijck Vlaardings Vissers-Liedb. Vlaardings Vissers-laiedboek, 1760, geestelijke verzen van y,den geestigen Visser Roelant de Kater'': Vissers, hoor dees Visser Kater Stigtlyk digten op het water. Vlaardings Zanggeschil, zie Psalmberih ming. Vlacq, Michiel - , uit Gouda, medewerker aan het liedboek Den Nieuwen Lustboj, 1602. Vlaggelied, een van de Bekroonde Volksliederen van W ithuys: W at vlagge verheft zich zoo stout in (de lucht En rolt hare banen er bloot ? Verdrongen door het lied van Heije: o Schittrende kleuren van Nederlands (vlag! Ook Beets dichtte een Vlaggelied, in de Vaderl. Almanak van 1853: Hoog Voor 't oog Der aardsche volken, In de wolken, W aait de vlag van 't Vaderland. D e eerste van allen was A. Boxman geweest, die in 1815 de vlag bezong in '20 couyletten van 8 regels. Vlamlnck, Cyriel - , geboren te Lokeren in 1875, gemoedelijke schrijver van volks. romans en -toneel. Vlaminck, Lodewijk de -, 1796- 1835, dokter te Tielt, dichter, de ziel van de Kamer ,,De wilde roos''. Vlaming, Mr. Pieter - ? 1686- 1733, uit Amsterdam. studeerde ln de rechten te Leiden teyelijk met Scbermer, wiens gedichten h1J uitgaf, 1711; boekhouder bij de V.O.C.! 1719. Schreef zelf Dichtliewdrle Uitspanningen, 17 11. Hij gaf verdel' Spieghels Hertspiegel uit en vertaalde Sannazaro's Libro arcadicot 1730. Zijn laatste jaren sleet hiJ op zljn buiten Hogerwoert bij Haarlem, door hemzelf bezongen. Voor de Hertspiegbel plaatste hij zijn Leven van Spieghel, te onzent de eerste bioyrafie, die niet van een tijdgenoot afkomstlg was. Vlaming van Outshoorn, Cornelis de - , 1615- '88, een der vier regerende burgemeesters van Amsterdam, aan wie Vondel in 1668 zijn Feniciaensche opdroeg, en Antonides zijn Ilstroom in 1671. Vlaschaard, De - , roman van het boerenbedrijf in Vlaanderen van Stiln Streuvels, 1907; onder invloed van f-,l Terre van Zola. René de Clercq noemde zijn eerste bundel gedichten De Vlasgu rd, 1902. Het woord betekent eenvoudig: vlasakker. Vleeschouwer? Dr. Lodewijk -, 1810-'66, dagbladschrljver uit Antwerpen, gaf in 1842 een vertaling van Goethe's Faustè Sedert 1860 gaf hij Reinaert de Vos uit, humoristisch satiriek Vlanms weekblad, met medewerking van zijn vriend Guido Gezelle onder ps. Spoker. Vlemminx, Paul 'v, geb. 1907 te Schijndel, dichter. Vlerk, ps. van Berno'd Gewin. Vletter, A. C. C. de .v, 1866- 1955, onder. wijzer te 's-Gravenhage, schrijver vall jongensboeken. Vletter, Dr. Antonie de - , geb. te 's-Gravenhage 1883, schreef zijn proefschrift over De Opvoediundige denibeelden wav Woljj en Deien, 191j. Rector v. h. Kennemer Lyceum te Bloemendaal sedert 1920. Vlieberg, Jan Emiel 'w, 1872- 1925, geb. te Zoutleeuw, hoogleraar in de rechten te Leuven; raadsman v. d. Vlaamse Bewcing. Vllederhoven, Gerard van -, schrijver van Cordiale, vertaald als Die vier J/JerJ/e.'2, zie daar. 7k 1425. Vlieg, Petronella ew, -I. 1757, vrouw van Daniël Kroon, sedert 1701 aan de Amsterdamse schouwburg, was de eerste Pieternel in De Bruilop van Kloris E'72 Roosje. Vliegende Hollander, De - , volgens overlevering een Holl. kapitein, die rusteloos over alle zeeën dwaalt. Opera van W ag. ner. Studie van Dr. G. Kalff Jr., 1923, over dit spookschip. Verder H. M arsman, De Vliegende Hollander, eerst verschenen in de Vr#e Bla- Jezi; J. W . F. W erumeus Buning, Balladen, 1955. Het onderwerp ook behandeld in de roman van Ben van Eysselstein, Van Zuideriruis tot Poolster, en in een werk van Jef Last, 1939, waarin de kapitein wordt voorgesteld 'als een strijder voor de gerechtigheid in de Engelse Omwenteling van Crwnwell, in de Franse van 1789 en in de Russische van 1917. Ter gelegenheid van 't Leidse lustrum van 1930 schreef Nijhoff het legendarisch toneelspel De Vliegende Hollander. Vestdijk schreef een episch gedicht De VI. Hollander, 1941. Ook van M. Mok verscheen een gedicht De Vliegende Hollander, 1945. vliegwerken, zie kunst- E'/; vliegwerken. Vliet, J. van der - , 1847- 1902, hoogleraar te Utrecht, vertaalde 1882 in proza, met verzen er tussen, het Oud-lndische toneelspel Danseres en Koning. Uit het Sanskrit. Vliet, J. L. van der -, 181j-'j1, apothekersbediende te Zieriksee, later alleen letterkundige, 1id van Oejening in Den Haag, schreef onder ps. Boudew#n. Verder vulde hij meest zelf zijn ts. De Djd, 184j- '50. Hij llad er premiën voor de inteke. 570 Vliet Vlissingen naars en een loterij aan verbonden', al de beslommerinqen en de tegenwerking sloopten hem. H1j werkte ook mee aan Braga en schreef romans en verhalen. Vriend van Van Zegyelen. ln 1845 gaf hij eetl bundel humorlstische schetsen uit: Jonge Jufvrouwen. Zie C. van Schaik. Vlissingen, Aan x', gedicht van Betje Wolff, 1798. Vlissinghen Geus, toneelspel van Besteben, 1646. Vlissingschen Triton, Den - , liedboek van Jacob Brugge, 1727. Met toneelwerk en gezangen op de feesten der verschillende gilden. (Triton = meerman; boven eell man, beneden een vis.) Vlissings Redens-lust-hof, beplant met scu'r schoone en bequame oeffeningen, ghestelt op de vrage, wat oejf'ning is :/cl best, :,77 noodigst voor 't gemeen.7..... Beantwooi'd met 63 verscheyden wercken op 1 July 1641. Uytg. bi'l de redencnmer tot Vlissinge, de Blaeu Acoleye, den geest ondersoecket a1. Leider was de factor Vincent Matthijsen; 17 kamers deden mee. Vloekzang, De A=/J/: Dag der Hollanders /> Java, door Sentot, d.i. S. E. 7J. Roord' a van Eysinga; zie daar. Geschreven na de Havelaar. Opgenomen in de Atlntekenlngen van Multatuli bij dit werk. vloers, Peter ev, 1606- '63, pater bij de Predikheren te Antwerpen, zette vele 312- rakelen tzlzi den H. Roosen-crans op rijm; daarbij een metrische bewerking in alexandrijnen van Beatr#s, zo a1s het verhaal voorkomt bij Caesarius. Vlomsch gebray perken, Een 'w, (een Vlaams gebraden peertje) hekeldicht tegen de leer der predestinatie, zie L. Rele/ en Narsius. Vlooswijck, Kornelis van -, burgemeester van Amsterdpm, die Vondel aan de bank van lening plaatste op voorspraak van zijn vrouw Anna van Hoorn, 16j8. HiJ had in zijn jeugd de veldtocht tegen Maastricht meegemaakt, was 16j1 commissaris van de Zeezaken, sedert 1656 herhaaldelijk burgemeester: ook nog in 1671. Vonde1 droeg aan Anna zijn Jeptha op, l6j9; aan Van Vlooswilck zijn David Herstelt: 1660. Van Vlooswijck was ook een van de regerende burgemeesters aan wie 1668 De Feniciaensche van Vondel opgedragen werd. Vloten, Dr. Johannes van -, 1818 '8d, uit Kampen, promoveerde in 1843 tot Dr. in de godgeleerdheid te Leiden. Hij was van 1842- '46 leraar aan 't gymnasium te Rotterdaln, keerde toen weer naar Leiden terug, om verder te studeren. Hij gaf zijn Nederlandsch Liedeboek uit, 18j0; 571 Vloten Bloemlezing van M.E. proza, 1851; Ned. Geschiedzangen, 18j2; Paschier de F#rt?, 18j3; Marieke f/azi Nnmegen, 1854; Het Ned. Kluchtspel, 18j4. Zo werd hij 18j4 hoogleraaz in het Ned. te Deventer. Daar verscheen in 1855 Ihelkout, een bundel stukken over letteren, wijshegeerte, staatkunde; hij verdedigde Van Lennep tegen de aanval van Hecker. Onder z-lln vele werken Spinoza, 1862; Aestbetica oj .îcâ/oz;âeJ#JlJ/>7#e, 186j, en tekstuitgaven, die leden aan oppervlakkigheid en onnauwkeurigheid. Beter was de uitgave van de Brieven van Hooft, 1855 'j8. Zijn houding tegen het Christendom, en vooral tegen de Modernen, werd aldoor vijandiger, blijkens zijn vlugschriften en artikclen in De Dagerkd. In 1865 werd hij niet benoemd tot opvolger van Jonckbloet te Groningen. Nu begon hiJ met de uitgave van een eigen ts. De Levensbode. W aarheid za1 de drijfveer en het doel van al mijn arbeid wezen.'' In zijn rectorale rede van 1867 voer hij uit tegen ,,vermolmde kansels'', hij kreeg een waarschuwing, en toen hij zich te weer stelde, ziln ontslag. Sedert woonde hij te Bloemendaal en leefde er van zijn pen. Zijn ergernis toonde zich bijv. in Noord-Nederlandscbe Karakterjeilen, doch vooral in de Ziektegescbitdenis van IE'J W oordenboek, 1868, gericht tegen prof . Matthijs de Vries, ,,,het malle ventje''. Van 1871 is zijn geschrift Tweederlei NéW. Volksvergif, n.1. de jenever en de y,moderne godsdienstvervalsching''. Eerst vriend en medestrijder van Multatuli; dan zijn felle vijand: Onkruid onder de Tarwe, 1875. Onderwijl had hij de Ned. Bakeren Kinderrtjmen uitgegeven, 1875, en nog in 't zelfde jaar Nederlands Sckilderkunst; dan een Levensbeeld 1,,:,2 Elisabetb Wolff en 1880 '82 Maerlants Merl#n, waarop een vernietigende kritiek volgde van Dr. Franck. Ook schreef hij een studie over Bellamy. In 1873 gaf hiJ uit Bilderd#bs eerste i//zf/:/#J, naar diens briefwisseling met vrouw en dochter. De kritiek op zijn werk beantwoordde hij met steeds feller aanvallen op Huet, Jonckbloet, Loffelt en Charles Boissevain. Verwijs heette ,,verslaafd aan Schiedam en De Vries'', ,,du8- belverbitterd''; deze antwoordde met een vlugschrift: Van erer manne die gherne cnollen vercoopt. Zelf gaf Van Vloten nog uit de stichtelijke liederen van Zuster Bertken en vai) Tonis van W ervershoef (W arvershoof ) . Hij voorzag de Galante Ddcâl/lf/wt'x bij de uitgave van 1869 van een inleiding. waarin hij tot het besluit komt dat deze gediçhtio zijn van sild. vrdijk en RiemV luchtig snijder. Verder Fezorgde hij veel Floemlezingen', hij schreef de Beknopte Gesch. der Nieuwe 1-:/J:re/2, 1876. Van 1876 is zijn felle aanval op JonvLbloets zoogenoemde Gescb. der Ned. f,c//crl//?2J:', verbitterd noemde hij hem, omdat zijn werk opgedragen was aan de Koningin, een lintjesjager. Zijn kleindochter M. Mees-verwey gaf in 1928 in 3 delen uit De lt,/el:NJJ val? J. t/. Vloten. Verwey en Van Eeden werden zijn schoonzoons. Vluchtig, Piet .v , ps. van F. Smit KDë/zt? a1s sclnrijver van schetsen en kritieken. Zo schetst hij realistisch en humoristisch de ambtenaarswereld in zijn Haagsche S/pjar, 188 3. Vlugmaren, de artikelen van Vosmaer in de Ned. Spectator, van 1864 tot zijn dood fn 1888. Van 1860 '64 schreef Gerard Keller onder die titel. De Vlugmaren van Vosmaer werden in 5 delen afzonderlijk uitgegeven, 1879 '83. Vlijt Volmaakt, dichtgenootschap te Schiedam, gaf 1781 een Proeve ,7,:/2 Poeziie uit. Voet, Joh. Eusebius 'v, 1706 '78, dokter en inspectcur der gemeentemiddelen ttz 's-Gravenhage, dichter van Stichteliike Gedichten en Gezangen, en van een nietlwe Psalmberijming', zie daar. voet = versmaat van één beklemde en één of twee onbeklemde lettergrepen', zie jamie, trochaeus, dactylus, anapest, ampL-iirac/ pywf en spondaeus, alexandrijn, âcxameter en pentameter. Voet in 't Graf, De N , ,,longste Gedichten'' van >.f r. W. Bilderdijk, 1827 . Voeten, Bert - , geb. 1918 te Breda, verwierf in 1947 de Van der Hoogt-prijs meL Doortocht. over de ervaringen in de Bezettingstijd. In 1946 gaf hij twee dichtwerken uit: De blinde passagier en Od)': . seus' Terugkeerk in 1949 De zd/,z/zrspz.fbool'n. Vogel, Albert 'v, 1874 1953, voordrachtsk- unstenaar. Zo ook zijn zoon, Albert Vogel Jr., geb. te 's-Gravenhage 1924. Vogelnestle, Het 'v, een van de bekendstc gedichten van Spandaw, 1822., zie daar. Zeer veel voorgedragen. Vogels van diverse pluimage, bundel novellen en schetsen en daarnaast een bunde1 gedichten van Carel Vosmaer, 18j6 '72. vo1 verering voor 2 Lessing, Goethe en Helne vooral, en voor de Klassiek-en. Uitgegeven 1872 '7j. De gedichten werden later afzonderlijk uitgegeven. In de lz'/- gels de bekende studie over Bilderdijk-. Voght, Jozef de 'v', geb. 1877, de Kempische volgeling van Gezelle. Lichte Lanen, 1911, Landscbe Liederen, 1920., schreef ook humoristisch proza. Voght, Pieter Frans de N , 1810- '9j, priester en leraar, dichter van de cantate Be, it7H/2,j en Zege oj de /pé'lt?wJ/ der Jz'/,:zzyçche Lettes.en, 1844. Volder, W illem de .v, zie Gnapheus. Volker, ps. van #. lrz'. de .Kopzïzié'. volksalmanakken, met allerlei wetenswaardigheden in proza en poëzie, vooral op 't gebied van geschiedenls, overleveringen en letteren', b.v. de Gelderse) die nog bestaat, de Overiiselse 1836, de Groninger 1837 'j1, de Drentse. De VolhsalmanaL f?/t7r Katbolieken, 1852, van Alberdingk Thijm en Van Notlhuys; sedert 1936 de Thijm-almanak. De Groninger Volksalmanak verschijnt opnieuw sedert 1890, nu meer wetenschappelijk. In de Gelderscbe Volksalmanak van 1855 en volgende jaren verscheen telkens een novelle van Cremer. De Z/z/#- en Noordhollandsche Volks- H/w/fry';l verscheen 1845 onder redactie van A. J. v. d. Aa. Met medewerk-ing van 0. G. Heldring, P. H. W itkamp e.a. Van 1858 Mras er reeds de Zuid-Hollandscbe J.Z'//lJWw,z>2al, waaraan o.a. G. D. J. Schotel, Mr. G. Mees Azn.? W . H. J. Baron van W estreenen van Tlellandt, P. Moens en D. Buddingh meewerkten. jedert 1831 verscheen de Nederlandscbe Volksalmanak bij Hendrik Frijlink te Amsterdam, met de Ned. M aagd, de Ned. Leeuw en de Ned. vlag op het titelblad. volksballade, gezongen van geslacht op geslacht, eindelijk op schrift gesteld, b.v. Heev Halewnn, Van twee Jt?&ï>2.gJ>i&Jdl'en, ff et daghet j/2 del7 O/J/t?72, volksboeken, prozabewerkingen der 1je eeuw; 10 van de oude ridderromans, vooral van de Karelromans: Karel t'/2 E /é'.ç=J/, HeemsLinderen, NWEw#J, Roeland, niet van de Britse', 20 klassieke verhalen: Ze- 1/:-/77 Vroeden, Destructie t/Jzz Jerltzalem ; 30 Vanden Vos REYN/DWt', Uilenspiegel en andere verhalen: die in de smaak vall het volk vielen. Ultgegeven door de Mij. van Letterk-unde onder leiding van Dr. Boek-enoogen, met wetenschappelijke toelicllting: 10 . Roncevale. 2 O Floris ende Blancefleur', 5O. Ridder metter Swane; 40 Reus Gilias; jO. Malegijs', 6O. Jan van Beverley', 7 O . Salomon ende Marcolphus', 8O. Turias ende Floreta', 9O. Soudaensdochter. 100. Jacke; 11O . Vanden verloren Sone; 120. Christoffel W-agenaar. In 1874 had G. D. J. Schotel Vad. volksboeien E'7/ volkssprookjes in 2 delen bijeengebracht Zie Volhss'omans. Steeds herdrukt tot in de 18e eeuw, b.v. Reynaert: 1778. Verder waren het meest gezocht: De Zwaanridder, Uilenspiegel, Fortunatus, Virgilius de Tovenaar, Griseldis, Genoveva. Vevlal met houtsneden. 572 volksboeken volksdichters Zie ook klucblboeken. Stuclie over de Ned. Volksboeien van C. Kruyskamp, 1942. In 1936 verscheen de Catalogus van Ned. en Vlaamse populaire boeken uit de verzameling van F. G. W aller; zie daar. Maurits Sabbe gaf in 1931 het nagelaten werk van Emile van Heurck uit: Les Drre.f populaires jlamands. volksdichters, 10 de dichters die in de M.E. tot in de 16e eeuw hun eigen liederen en verhalen zongen en voordroegen; zwervers, verloren kinderen'' van de ,,orde der rabauwen'', qelijk Heynke de Luyere; 20 de dichters, d1e door 't gehele volk gekend en bemind worden; Cats, Tollens, Speenhoff. Volkskxznde, het maandblad voor folklore, in 1888 opgericht door Po1 de Mont en August Gitt'ee, sinds 1893 onder leiding van Alfons de Cxk. W erd gestaakt wegens de oorlog van 1914. In 1920 zette Victor de Meijere het werk voort; j- In 1940 verscheen VolLskunde opa1s 3-maandelijks ts., onder redac- Prof. Jan de Vries en Drs. P. J. en voor Meertens Zuid-Nederland van Prof . J. Gessler en Daarnaast sedert 1929 in 1940 vervolgd a1s Oz2J Dr. K. C. Peeters het ts. Eigen VolL. Eigen VoIL, onder redactie van J. Rasch. volkslied, 10 zie Brand van Cabauw en Tollens en W illaelmus. Verder J. H. v. .K'//CJ. bergen. 't Nederlandse Volkslied was het Wilhelmus, tot dit na 181j verdrongen werd door 't W ien Neerlandsch i//tW; dit heeft sedert n!u 1900 zijn voorrang weer moeten afstaan aan het W ilhelmus. Een der eersten, die daarvoor opkwam, was Dr. Jan ten Brink in zijn schets Drie Volhs- Iiederen, de vergelijking van 't Wilbelmus met de M arseillaise en met Die 'Ipucâ/ am RitYzz. 2 O het door het volk gezongen lied, in tegenstelling tot het kunstlied, dat de uiting is van een hogere bcschaving, maar nooit algemeen hezit wordt. Zie Hct Lied in de M.E. van Kalff ; C. Brouwer, Daj' Volkslied in Deutscbland, Frr/olz':fc/p, Bdgien und Holland', D. Wouters en J. Moormann, Het Straatliedk zie liedboeken, Knuttel, I#''J//wJ, Perty) Horae Belgicae en F/, van Duyse. Dr. H. F. W irth Untergang AJ des, een zaken, De schrijver ziet de schreef in 1911 Der /2ëcJcr/J?2tSJcâ:c VolLslieuitvoerige studie over de oorzawaardoor de volkskunst teniet ging. ontwikkeling van onze beschaving alleen mogelijk door toenadering tot het Oosten in de plaats van de Romaanse invloeden. Hij schrijft de ondergang van het volkslied toe: 10 aan 1938. nieuw, tie van de overwegende invloed van de steden Fo. ven het platteland; 2 O aan het Calvinisme; 50 aan de Ned. Renaissance-dichtkunst in dienst der regentengeslachten, die van de volkskunst niets wilden weten. Hij stelt het volkslied veel hoger dan de Renaissance klasse-poëzie en hetoogt, dat de hloeitijd der Ned. letteren niet de 17e, doch de 16e eeuw is. Studie over Volisliederen van Pol. Heyny, Antwerpen 1941, met rijke bibliografie. Van M ax Prick van W elr, 1949. Proefschrift van J. Pollmann, Ons eigen Volkslied, 195j. Volkslied, 't Friese .x', woorden van Dr. Eeltje Halhertsma op muziek van Scbnoorï zie daar. Volkslied, het Transvaalse - , 10 van Cath. van Rees, 187j: Kent gij dat volk vo1 heldenmoed En toch zoo lang geknecht ? Het heeft qeofferd goed en bloed Voor vrijheld en voor recht. Komt, burgers, laat de vlaggen (wappren Ons lijden is voorbij! Roemt in de zele onzer dapperen! Dat vrije volk zljn wij! Vervangen door 2 O van S. du Toit. Totius. Die Vierkleur van ons dierbaar land, Die waai weer oor Transvaal, En wee die Godvergete hand, W at dit weer neer wi1 haal. Volk-slied, Het Vlaamse - , de Vlaamscbs Leeuw van H. v. #tYrp; zie daar. Volkslied van Zuid-Afrika, van C. P. Hoo genhout en Du Toit, in de Eerste Taal. beweging: Een ieder nasie het sy Land: ons woon op Afrikaanse strand; Vir ons is daar geen beter grond Op heel die wye wereldrond; Trots is ons om die naam te dra Van kinders van Suid-Afrika. Nu Die Stem van .î///l-ad/rlll; zie daar. Volksliederen, Bekroonde 'w, 7 van W it. huys en 4 van C. P. E. Robidé van der Aa; uitgegeven door 't Nut, 1835. Daarin W ithuys' Vlaggelief later omgewerkt door Heije. Zie Vlaggelied. Volksliedjens, zie Mutscbapp# tot Nut 1/,/; 't Algemeen. Volksliedjes, Zestiende-eeuwsche Dietsche - , zie Souterliedekens II. Volksromans, Ned. 'v, uitgegeven door L. Ph. C. v. d. Bergh, 1837. Volkstaal, Onze -, tijdschrift van H. Kern en Taco de Beer, 1882 '90; 3 delen. Gewijd aan de Ned. tongvallen. volkstoneel, nog altijd v. grote betekenis door de alom gevestigde rederijkersk-amers if) 573 volkstoneel volkszang Steden en dorpen. Over It Frzll: folkstoaniel het proefschrgft van Ype Poortinga, 1940. Zie rethorycke. volkszang, bevorderd door 't Nut van 't A?- .çpezzietp/? sinds zijn optreden; zie daar. Zie ook J. P. Heile, P. Groen en D. Wouters. Het Vlasmse volksjezang, een kracht voor de Vlaamse beweglng: W illems, Snellaert, Prudens van Duyse. Zie ook Florimond f,',r D uyse. Volkszangen sedert de Xvde eeuw, Letterkundig Overzigt en Proeven van de Ned. 'v , 1828, zie Mr. .1e Jeune. Geschiedenis van het volkslied met veel voorbeelden. Vollenhove, Bernard - , 1633- '94, broeder van Jobannesk burgemeester van Kampen, lid der Admiraliteit van Amsterdam, dichtte 1661 het tr> rspel Broedermoort te Tranziane, in navolging van Hooft en Vondel. Vollenhove, Ds. Johannes -, 1631- 1708, vriend van Huygens, geb. te Vollenhove, predikant te Vledder, van 1655- '65 te Zwolle, daarna te 's-Gravenhage; voorzitr ter van de Synode; vriend van Vondel, Huygens en Brandt; dominee-dichter. M aar ook gedichten op Vfassenaer-obdam, De Ruyter, de brand van Londen, op Willem Ill's verheffing. Kenmerkend is zijn bijzondere dichterlijke deftigheid: de Parnastaal. ln een uitvoerig gedicht Aan de Nederduitsche Scbryvers dringt hij aan op zuiverheid van taal. Vollenhove maakte 1683 een lijkdicht op Geeraardt Brandt Jr., waarin hij hem prees om het ,,vijlen'' van zijn gedichten. Bloemlezing uit Vollenhove's werk door A. L. Lesturgeon, 1866. in 't K1. Lett. Pantheon. Van dezelfde schrilver een 1evensschets. Volmaakter door den tisd, dichtgenootschap, gaf 1727 en '29 M engeldicbten ult; Utrecht. Voltaire, François Marie Arouet - , 1694 1778, grootmeester v. d. Franse wijsbegeerte; schrijver van klassieke toneelwerken. Maakte diepe indl'uk door zijn optreden teyen de inquisitie, vooral bij de Doopsgezlnde en Remonstrantse predikanten. maar ook bij velen in de grote kerk. Ziln Verkandeling over de J'er#rzfyivz=ribeid, 1764 te Leeuwarden verschm en, werd door Ged. Staten van Friesland en van Zeeland verboden en verscheen dus in drie druk-ken. Voltaire is de hoofdman der Verlichting, strijder tegen alle geestesdwang; voorloper v. d. F. Omwenteling. Vertoefde 1750- '73 aan 't hof van Frederik de Grote van Pruisen. Aan hem wordt a1s oordeel over de Nederlanders toegeschreven, dat hd was het land van carlz/ x, canards, canaille. Voltaire's toneelwerk werd in de 18e eoew a1s model beschouwd, vertaald en nage. volgd. Zijn heldendicht Henriade wercl 1770 door Betie Wolff a1s een volmaakt dichtwerk geprezen; zie daar. Zaire vertaald door Govert Klinkhamer, 1734, 't eerste toneelwerk van Voltaire in 't Ned. Door Frederik Duym veroordeeld, met welk vonnis Lessing het eens was. Het stuk door Duym verbeterd! Huydecoper keurde Voltaire's Voltaire bezxht Nederland in Oedipe af. 1757 en maakte kennis der opnieuw kwam met @ln 1743, toen hij in aanraking P. A. de Huybert en W . v. in de 2e helft der eeuw metW illem van Pot ; Haren. Eerst maakte hij hieropgang en werden ziln 27 treurspelen vertaald. Zij bleven tot in de 19e eeuw op het toneel en werden schitterend vertolkt door Mw. W attier, Bing- 1g en Snoek. Ziln Mlrope werd zelfstand1g bewerkt door Helmers in zijn treursml in 4 bedrilven Dinomacbf koningin van Athene. Voltaire hield zich voor de vorm aan het F. klassieke toneel, doch hij bracht er nieuw leven in op voorbeeld van Shake- Speare.Ookz ijnz ijnsp eblleinjs pteolte nb eswtreirjddeinng vvearn- taald; het gebreken. W . v. Haren dweepte met hem, vooral a1s heldendichter; Voltaire prees hem 1743. wegens zijn Leonidas, a1s Demosthène au conseil et Pindare au Parnasse. De Staten van Holland en Zeeland beva- 1en in 1764, dat Voltaire's wijsgerige werken openlijk verbrand moesten worden. Vondel, Anna van den - , dochter van Joost, 1620-'7j. Na haar dood werd Vonzel onderhouden door zijn kleinzoon, die een schoenmakerszaak had. Vondel, Clemensken van den - , zuster van de dichter, trouwde met Hans de W olff in 1607; v,erborg Joost in de eerste dagen van de vervolging wegens Palamedes. Vondel, Joost van den -, 1587- 1679, Nederlands grootste dichter, geb. te Keu- 1en ui4 Doopsgezinde ouders, om he't geloof uit Antwerpen gevlucht, die woonden $,Zur Fyolin' 'in de W itschgasse. Reeds a1s jongen kwam hij met zijn ouders naar Amsterdam. Zijn vader was er hoedenstoffeerder in ,,De Trou'' in de W armoesstraat. Joost werd 1id van de Kamer 't Wit Lavendel. Zijn eerste gedicht is een rederijkersrijm Sckripuerlyck Bruylofts Reffereyn van 160j ,,op 't houwelijck van J. Haesbaert met C. van Tongerlo''. Van 't begin af volgt hij de grote gebeurtenis. 574 V ondel Vondel sen: 1609 sonnd 0/ /7e/ Twaalfprige Be- J/arJ/, 1610 treurdicht op Hendrik IV van meer dan 200 verzen. In 1610 trouwde Vondel met Maeyken de W olff, ook uit Keulen en ook van Brabantse afkomst, en zette hij een kousewinke1 op: M aria deed volgens Brandt de nering, haar man was de dichter. Zijn eerste drama was Het JQJf'/7J ojte de verlos. singhe der Lindren Israels uut Egypten, vertoond op '? Wit Lavendel, gedruk-t 1612; 5 ,,delen'' ieder ! hesloten met een koor; in alexandrljnen. In een gedicht achter het toneelwerk toonde Vondel de overeenkomst aan van Israël en van Nederland, dat ook verlost was van zijn onderdrukkers. Dan kwam Hymnus over Je Scheepvaert, 1613, qen loflied op de vrijheid tevens. Onder lnvloed van Pers en anderen besefte Vondel, dat hij te kort kwam in ontwikkeling en leerde hij Latijn. Reeds in 1613 verzocht Pers hem bijschriften te maken 8ij prenten, ter vervanging van de versjes van 1584 van Jan Moerman. Zo ontston den de emblemata van Den Gulden W inrle/, vo1 van de Gr. mythologie, opgedragen aan Vondels zwager Abraham de W olff, 1615. In 1616 kwam alweer zo'n opdracht: een bundel F. dierfahelen met prenten van Marcus Gerarts uit Vlaanderen en bijschriften van Eduard de Dene werd door Vondel opnieuw bewerkt a1s Vorstelycke W arande der Dieren, 1617; 12j gedichtjes. ln 1620 kwam de derde bundel emblemata, nu bij afbeeldingen uit het O.T. en de Apokriefen: De J-fe/#E'/; Godes. Onderwijl hield Vondel zich ook bezig met stichtelijke onderwerpen. Hij gaf 1616 De Vaderen uit, naar I.A Semaine van Du Bartas; in 1620 De Heerlyckheyd van 5'alomon naar hetzelfde werk; h-1J bewerkte psalmen en schreef zelf godsdienstige poëzie. Hij raakte thuis bij Eglantier en Academie en in het saligh Roemerskuys, maakte een jaardagdicht voor Anna, 1619, en een bruiloftslied voor Tesselschade, 1625. In 1620 droeg hij zijn treurspel Hieçusalem Verwoest op aan burgemeester Hooft. Hij leerde Italiaans, om Tasso's Gerusa- Iemme te lezen; hij bestudeerde Virgilius en Seneca. Seneca's Troades bracht hem tot Jemzalem, maar op Christelijke wijze behandeld a1s vervolg op Pascba.. het uitverkoren volk komt nu tot zijn straf, omdat hd Christus gedood had. De omgang met de mannen der Academie bracht Vondel tot zijn strijdschriften tegen Bogerman en de Calvinistische predikanten; daarbij 't Gesprek op 't :r,/ van Oldenbarnevelt, in de vorm van een echo- 575 Vondel dicht. 't W as begonnen md de Geusevespo. // Siecken-froost ,,voor de 24 rechters van Oldenbarnevelt.'' Vondels verering uit zich hartstochtelijk: Hadt hy Hollandt dan ghedraghen Onder 't hart, Tot sijn afgeleefde dagen Met veel smart ? De gehele strijd tegen Oldenharnevelt werd op het toneel gebracht in het treursm l Palamedes of vermoorde onnooselheyd, 1625. Reeds had Coster in zijn Ipbigenia Palamedes getekend a1s de tegenstander der heerszuchtige priesters; bij Vondel is Palamedes de Landsadvocaat zelf. De dichter verschool zich eerst b'ij zijn zwager Hans de Wolff, daarna bij Laurens Baeck. Schout en schepenen veroordeelden hem tot J 300 boete. In Januari 1626 volgde het Iijkdicbt op Corndis Pietersz. Hoojq in Juni luidde de GeboortilocL van W lllem l'ar Nassau. Dan komen de hekeldichten: Rommelpot vant Ha,ne-Kot, 1627; Rosiam, 1630; Harpoen, 1630; Een Otter in 't bolwerckt 1630. In 1632 begroette Vondel de stichting vall hd Athenaeum; hij bezong de zegeyralen van Frederik Hendrik en de overwlnning o? het Slaak, 1631; aan Gustaaf Adolf. d1e Keulen bedreigde, bood hij zijn 01/- tack aan. In 1628 had hij een reis naar Denemarken gedaan, waar hij in kennis kwnm met Jacob van Dyck vriend van Heinsius en de Groot. Ook ïwam hij nu in betrekking tot Volslus en Van Baerle. Voor Vossius' zoon dlchtte hij de ontroerende lijkklacht. HiJ zelf verloor 1652 zijn zoontje Constantijn, 1626 zijn dechtertje Sara en in 1635 zijn vrouw. In 1652 was Vondel beyonnen aan eell groot Christelijk heldendlcht over Constantijn de Grote, doch na de dood van zijn vrouw liet hij het liggen. We1 vettaalde hij Sojompaneah een L. treurspel van Hugo de Groot, d.i. Jozd in bet S//, 1635. Zo had hij in of vôör 1628 Hippofy/ zo' van Seneca vertaald. M aar langzamerhand wendde hij zich van Seneca af : hij leerde Grieks en kwam door Vossius in kennis met de Gr. treurspeldichters. Hij koos voor de opening van de nieuwe schouwburg de ondergang van Amsterdam, gedramatiseerd in Gnsbrecbt van Aemstel, naar het voorbeeld van Virgilius, die de ondergang van Troje verhaalt in zijn Ae- AC/CJ. Het stuk zou op Kerstmis 1637 vertoond worden, maar door tegenwerking van de Kerkeraad werd het 5 Januari 1658. Vondels G#sbrecht bevat aanduiding van Vondel zijn toenaderinq tot de Katholieke kerk; in 1641 ging h1j er toe over. In die tussentijd vertaalde hij Sophokles' E1e'Lt1a: oggedragen aan Tesselschade, 1639, en dlchtte hij de treurspelen Maecbden (De 11 000 maagden) , 1659, en Gebroedel's (de zonen van Saul), opgedragen aan Geeraerd Vossius, 1659. ln 1640 kolgden Jozej in D/l/wzi en Jozej in fyyp/t,, die met Sojompaneas een trilogie vormen. In hetzelfde jaar nog de Ktlzz/z/,glfyie Harp: een gedicht over de Psalmen. Na zijn overgang tot het nieuwe geloof, 17 Nov. 1641, de R.K. treurspelen Peter en paz/fzzE4-r, 11641; Maria Stuart, 1646. Daartussen Brieven der beilige NaE':â#tz?2, 1642, Altaergebeimenissen, 1645, Eeuu'- gety der Heilige Stede, 164j. Het pleidooi voor zijn nieuwe geloof in Maria Stuart was zo hartstochtelijk, dat de dichter tot j 180 boete veroordeeld werd; betaald door de uitgever. A1s burger van stad en land bleef hij dezelfde; alle ge.. beurtenissen in Amsterdnm werden door hem bezongen; hij uit in vinnige hekeldichten zijn ergernis over w illem II, die in 16j0 Amsterdam trachtte te overrompelen. Zijn voornaamste werk op vaderlands gebied is de verheerlijking van de vrede van Munster in zijn landspel Leeuwendalers. Dan komt de Eerste Engelse Oorlog met de Sckeepsiroon voor Van Galen: Zou de Leeuw van Hollandt flaeuwen Na een zeegevecht of twee ? Vondel roemde de Vrye Zeevaert en verhief de 1of van Tromp. Hij schold de Puriteinen in Engeland uit in zijn gedicht Grajnaelt ter ere van Lord Strafford, die in 1641 door 't Lagerhuis ter dood werd veroordeeld. Opnieuw in 1649 bij de onthoofding van koning Karel 1; en weer in 16j0, toen Montrose op 't schavot gebracht werd; nogmaals na de Slag bij Portland. Van 1648 is zijn treurspel Salomon, die in de poel der :: afgoderye komt te verzincken . Opgedragen aan Justus Baeck. Van 16j4 Lucifer, de va1 van de aartsengel, gewoonlijk beschouwd a1s Vondels meesterstuk. De kerkeraad van Amsterdam vond het treurspel onchristelijk; na 2 opvoeringen werd het stuk door Burgemeesteren verboden. Gevolg was, dat er j nieuwe drukken verschenen. Gevolg waren ook de nieuvre hekeldichten tegen Ds. W ittewrongel en andere predikanten: Uitvaert van Orfeus en Speelstryt 1?tf/2 Apollo en Pan. En een derde gevolg was een nieuw treurspel Salmoneus, waarbij het kostbare decoratief van Lucijer gebruikt kon worden, 1654 yeschreven, 1617 vertoond. (Salmoneus, konlng van Elis ln 576 Vondel Griekenland, verhief zich boven Zeus en werd door de Fliksem neergeveld.) In 16j7 verschenen eok Vondels Harpzdngen) dat zijn de psalmen, die hem tot troost en steun waren bij het leed, dat zijn enige zoon Joost hem berokkende. Vondel was toen al een beroemd man. ln 1655 was hij met een lauwerk-rans gehuldigd in Sint-lorisdoelen door een groot aantal schilders (?n dichters. Ondanks zijn overgang naar het R.K. geloof bleven veel Hervormden met hem bevriend. Zo droeg hij in 1646 zijn proza-vertaling van Virgilius op aan Huygens: de Herderszangen, de Lantgedichten en Eneas. Die vertaling zond hij ook aan Hooft met een hartelijke brief, maar de Drost antwxrdde koel. Voor de ,,leergierigen'' schreef Vondel in 1650 Aenleidinye ter Nederduitscbe Dicbt- Lunste, opmerklngen over poëzie. Met Gijsbrecbt was de navolging van Sophokles en Euripides begonnen, doch Vondel drong niet door tot de kern van het klassieke Gr. treurspel; het bleef bij hem de verwerking van een treurige geschiedenis tot een drama. Slechts in enkele stukken is handeling, b.v. in Jozej in Dotkan, Lucifer en Leeuwendalers. W e1 bracht de studie van de Gr. tragedie Vondel tot beter inzicht van het koor: nu is er maar één rei meer, verdeeld in Zang en Tegenzang. Hij had de Heroides van Ovidius in proza vertaald ter voorbereiding van de Brieven der Heilige Maeghden, 1642, en hij vertaalde Horatius' Lierzangen, 16j4. ln zijn Koningklycke Harp en Roomscbe Lïdp' geeft Vondel de indruk weer, die Horatius en de Psalmen op hem maakten. Vondel had zijn vermogen opgezet bij zijn zoon Joost en moest in 't begin van 16j8 een betrekking aan de bank van lening aanvaarden, hem geschonken door Anna van Vlooswijck, een burgemeestersvrouw. (Zie Vlooswijck.j Hij hield het er 10 jaar vol voor J 650 per jaar. Maar in die tijd van zijn werk a1s ,,suppoost'' schreef hij 7 bijbelse treurspelen: Jeptba, 16j9; David in Ba1- linvcbap, David Herstelt en Samson, 1660; Adonias, 1661; Adam in ballingscbap, 1664 en Noah, 1667. Vondel beschouwde Adam en Noab a1s een vervolg op Lucijer.. alle drie stukken handelen over Gods gerechtigheid en vormen in die 2in een trilogie. Daartussen in 1667 het Chinese treurspel Zungcbink Vondel vond de stof in de werken van de Jezuïeten Martini en Kircher; hij verheerlijkte het missiewerk. Aan Ovidius' M etamorpbosen ontleende hij het treurspel Faëton. Dan kwamen in 't zelfde jaar 1665 de Batavische Gebroeders. Van 1662 is het christelijk epos JoVondel b4nnes #: Boetgeuntk ook de Bespiegelin- :er van Godt en Godsdienst kwamen dat jaar gereed. In 1665 verscheen het grote leerdicht Heerlljcibeit der KercLe, een Roomse kerkgeschiedenis. Vondel is ook de dichter van de schone natuur. en in dDe itF ertoooemntd e ziRcheireeds der @ ln L'ubeërs AJJ:JJ 1n Palamedes: Het dun Zijn glans Verder in ballingscbbap, de Rey van Zonnegod begroeten: gezaaid gestarnt verschiet', en g1oe -lt zoo vierig niet..... De Gebroeders: in Adam z>2 in De Leeuwendalers. Dan Uuren in zijn Faëton, die de Hy za1 haest verschynen in zijne pracht Van purper, met gout doorslaegen, Voortgedraegen Op eene klaer blinckende fenix- (schacht..... Een landschap in de morgen in Joseplb in Dotban en wederom in Joseph in f:z>- ten. Verder in Dankojjer aan Joan Six op Elstbroek bij Hillegom; in Wiltsangb en veel van zijn kleinere gedichten. A1 deze jaren bleef Vondel de dichter van Amsterdgm en de Nederlanden. Hij begeleidt admiraal Hulft en Ryklof van Goens op hun tochten; hij bezingt de strijd tegen Zweden; hiJ looft W assenaer en De Ruyter. Hij schrijft het lijkdicht op Scriverius, 1660; hij scheldt Cromwell uit: protecteur W eerwolf, de Schotse Judas. Dan komt de Tweede Engelse Oorlog met Zeegevier der vrye Nederlanden, vo1 bewon . dering voor De Ruyter en Tromp. Hij waarschuwt ' tegen de dreigende macht der Turken a1s Maerlant tegen de Saracenen. Zo bezong hil de overwinnihg der Venetianen met Nederlandse hulp, in 1649, in zijn lied Op de neerlaegh der Tz/rllcâ: vlote: Ghy ziet hoe Froos heir verdrenckt, Nu d'Opperste u de zege schenckt. Zie verder Turken. Vondel bezong de grote zeehelden en de grote gebeurtenissen van de Engelse en Noordse Oorlogen. Maar vöôr alles is hij Amsterdammer: Inwijding zwzi '/ nieuwe Stadkuis, 16jj; stichting van 't nieuwe Zeemavz#n, 1658; zie Amsterdam. In 1668 werd Vondel a1s suppoost ontslagen met behoud van wedde. Maar nu was zijn tijd van scheppen zo goed a1s voorbij. In 1660 had hij Virgilius in verzen bewerkt en Koninq Edipus vertaald. ln 1668 kwnmen Euripldes' Feniciaenscke en Sophokles' Herkules in Tracâër; in 1671 zagen de Metamorphosen van Ovidius het licht a1s Hersckeppinge. De oor- 1og van 1672 bracht nog enkele stukken, o.a. de heerlilke verzen Op de doorlucbtige Letterk. W rdbk. 2e dr. 577 Vondel zege w,r Groninge, zijn laatste gedicht over de grote gebeurtenissen. In 1675 stierf zijn dochter Anna. Nu bleef hij alleen over, al had hij kennis gemaakt met jonge kunstenaars a1s Oudaen, Blasius, Pels en Antonides vooral. De schilëer Filips de Koning Fezocht hem geregeld. ln 1679 droegen 14 poëten hem uit zijn woning op het Singel naar de Nieuwe Kerk; daarhij Hieronymus Sweerts en Jacob Leeuw. Zijn drama's stonden onder invloed van de bijhelse spelen uit de M.E., van het L. schooldrama en van de Spelen van Sinne? zegt Kalff. Van Maurits Sabbe is de ultspraak, g,dat Vondel nog naar den geest zeer dlcht bij de Middeleeuwen staat''. Te Winkel gaat nog verder; hij noemt Vondel de laatste Middeleeuwse dzchter. Daarhij had Vondel de voorbeelden van de F. treurspeldichters der 16e eeul, de kunstleer van Vauquelin de la Fresnaye, 1567- 1606, de stukken van Jean de la Taille, Rohert Garnier en Jodelle. Deze voorgangers hebben Vondel de we# (ewezen, aldus Busken Huet, en niet Helnslus of Vossius, al heeft Vondel dan ook met ijver de beroemde L. en later de Gr. klassieken bestudeerd. Zo had hij in het bijzonder vgor Jeptba Aristoteles, Horatius en hun ultleggers geraadpleegd, want Jeptlu moest een modelstuk worden ,,tot een voorbeeldelijck onderwijs van het toestellen der treurspelen.'' Toch is het zwak a1s drama, al is er pracht van poëzie in. Dit laatste is ook het geval met Adam in Ballingscbap, 1664. Vo1 poëzie zijn ook de gedichten van Vondel op de grote gebeurtenissen in Amsterdnm; op de helden en de heldendaden ter zee; op de strijd tegen de Turken, zo a1s in Kandia op FMar uiterste, 1669. Daarin is h1j de strijder voor het bedreigde Christendom, gelijk hij voor de Nederlanders de vrije zee verdedigde en gelijk hij hejl zijn leven door de vrijheid van overtulging voorstond. Hij was een strijder van natuur, bij al zijn liefde voor de vrede en bij al zijn vroomheid. En hij verlustigde zich tevens in de schoonheid der wereld en in de krachtige uiting van al het Nederlandse leven van zijn tijd. Aan de pracht van zijn Harpzangen paart zich die van zijn ontboezemingen a1s in Uitvaert van Maria lvz; den Vondeq 1668. Liefde voor de dichtkunst ging biJ hem gepaard met liefde voor de zuiverheid en de schoonheid van onze moedertaal; niemand heeft zich voor het Nederlands zo verdienstelijk gemaakt. In '! geheel dichtte hij 24 troerspelen, te- lll hij er nog 8 vertaalde uit het L. 37 Vondel en Gr. Na zijn dood gaven Geraert de Remonstrantse predikant, en hove, de Calvinistische dominee, dig het werk..... van de Roomse uit. Voor 't grafschrift op de zerk Six; zie daar. Zinspreuken van Vondel: 1. in zijn jeugd: Liefde verwint alles; 2 Door een is 't ' * nu voldaan, anagram van Joost van den Vondelen; 3. Yver; 4. Juste; 5. P. L. = Pro Ubertate, d.i. voor de Vrijheid. 6. Justus fide vivit = de rechtvaardige leeft door 't geloof, maar ook: Joost leeft deor zijn snaren. 7. Cedo nulli = ik wijk voor iemand. Vondel gaf in 1644 zijn vroegere verzen uit a1s Verscbeide G'etscâ/ez;; in 16j0 verscheen de tweede bundel. Maar reeds in 1647 was er buiten Vondels weten een zogenaamd Tweede Deel verschenen, met een scherpe voorrede over de geloofsverandering, getekend P. Zeer waarschijnlijk was Brandt de schrijver. Eerst in 1676 is de oude vriendschap hersteld; in 1683 boette Brandt zijn vergrijp met zijn Leven z/apz Vondel. Dit zogenanmde tweede deel 1everde de verzen, die Vondel in zijn Ve1.- scbeide Gedichten weggelaten of verzacht had; nu stonden al zijn vroegere aanval1en op de Roomse kerk er in . Zie Verscheide (7tWëcéle/z. Jacob van Lennep werkte van 18j0 tot zijn dood aan de eerste wetenschappelijke uitgave van de volledige werken van Vondel; tweede druk aangevuld en verbeterd door J. H. W . Unger, 1888- '93. Van Lennep sprak ook de feestrede uit bij de onthulling van het standbeeld in het Vondelpark, 1867, en schreef voor die gelegenheid zijn drnmatische schets: Een #/c/?- ter zp;?i de Hzzé van Ieening. Schaepman droey in 1867 zijn dichtstuk Vondel, in 4 Plndarische oden, op aan Louis Royer, de maker van het standbeeld. Vondel werd geschilderd door Sandrart, 1641; door Jan Lievens, 16j0; door Govert Flinck, 16j3; door Karel van Mander Jr. te Kopenhagen, 16j7; door Cornelis de Visscher, 1657 en door Philips Koninck, 16j6, '62, '6j, '74. Bij zijn dood werden de Josephs vertoond in de Schouwburg met een voorspel van Govert Bidlo. Onder de lijkdichten zijn die van Vollenhovq, Oudaen en Antonides; de beide laatsten stelden zijn verdiensten ver boven de aanmatiging van Ni1 Volentibus. Antonides besloot: Zoolang men Neerduitsch dicht verstaet en houd in waerde, Za1 meer en meer zijn 1of zgch spreyen over d'aerde. 573 Vondel Eerste gedenkteken voor Vondel, een tomhe in de Nieuwe Kerk, opgericht door 't dichtgenootschap Diligentiae omniat. 1772. Vondel, naar de eisen des tijds veranderd door Govert Bidlo. Zie FAton. Ook nam Bidlo Salmoneus onder handen, 168j; er kwam een vöér-, tussen- en naspel ,,in m2at2 ZIRX '% veel nieuwe Er was veel toeloop, maar ook ergernis, die oorzaak werd van een schouwburgstrijd. Een hekeldicht verscheeq waarschijnlijk van Herman Brinkhuisen, eerst smid, toen toneelspeler, -? 169j. Bidlo antwoordde met een zinnespel in 2 delen: De muitertj en nederlaag van Midas, van bijzonder hatelijk karakter. Midas was Philip de Flines, toen de leider van Ni1 Volentlbus? zijdehandelaar te Amsterdam; Mr. Romeln de Hooge, de graveur, treedt op a1s Sprinkhaan; Thomas Arents a1s Belachal; Ysbrand Vincent a1s Bedilal. Het stuk werd gespoeld op oudejaarsavond 168j; in Jan. volgde proces-verbaal en berisping. Ook Rijndorp y,verbeterde'' Vondel; daar. A1het merkwaardige uit de geschriften over Vondel vindt men bij de D. Jezuïd A. Baumgartner in zijn werk Joost zz,,7 den Vondel, 1882. Unger stelde een Bibliograpbie van Vondels W erken op, 1888. Kalff schreef Vondels f-e'lz//z, 1896; de Belgische letterkundige Gustaaf Segers Studiën over Vondel. Verwey begon 1894 met zijn Inleiding tot Vondel en zijn laatste grote werk was een geheel nieuwe Vondeluitgave. Van 1910 is Het Leven van P-/zzld/ van Leendertz. Brandt's Leven van Vondel werd opnieuw uitgegeven door Verwijs, 2e dnlk van Dr. J. Hoeksma, 190j. Van bijzondere betekenis was de studie van Bakhuizen van den Brink, Vondel zre/ Roskam en Rommelpot, 1 8 3 7 . Apborismen y,saamgelezen'' I 1893. In 1959 een R.K. en Reci? ô# uit Vondels Werken werden door P. H. v. Moerkerken, proefschrift over Staat Vondel van Dr. J. Vandervelden. Van dezelfde schrijver: Vondels pleitrede voor God, inleiding op de Bespiegelingen l'az; Godt :772 Godtsdienst. Verder: H. C. Diferee, Vondel's f-ewczz, 1914; J. F. M. Sterck, Over Vondel: 1912; L. Simons, Vondels DFZZZAZtJJJE'J; A. J. Barnouw, Vondel, 1926; Koopmans, Vondel als Cristensymbolist; G. Brom, Vondels Bekering, proefschrift, 1907) Vondels G':- looj, 195j. Vondel en de regeerders van Hwl/er#lzr, door A. J. M . H. Schillings, 1917. Bescbouwing zzlzz Vondels bekeldicbten, van G. Penon, 1873. Vondel Dr. J. W alch, De varianten 1'a>2 Palamedes, 1906. Vondel in E'E'?;#Ez van ?erJ, studie van A. S. Dr. J. F. M. Sterck, ionden over Zp2, Scherts en Scbimp, Floemlezing, Vondels Heerlijkheid 1957. der Kel.Le: door Jac. Zey, S. J. A. M. F. B. Geerts, Vondel a2J cltusicust proefschrift, Tongerlo 1932; W . Kramer, Vondel WJ woordiunstenaar, 1947., en Vondel aIs Barokkunstenaar, 1948; W M . Frijns, Vondel e/z de Moeder Gods, 1949., eerste uitgave 1928 a1s Vondel en de Zee- J//r; J. G. Bomhoff, Vondels Drazra, Proefschrift 19j0; Aleid van Rhijn, Joost van den Vondel, 1950. B. H. M olkenboer. De jonge Vondel, 19j0; Aleida Nijland, Joost v. d. Vondel, 19j0. Vondels Volledige W erken uitgegeven door de W .B. onder leiding van Dr. Sterck, Dr. Moller, Dr. De Vooys, B. H. Molkenboer, J. Prinsen, L. Simons, R. N. Roland 1101st en C. R. de Klerk; in 10 delen. Verder door H. C, Diferee in 7 delen, 1929- '54; en door Albert Verwey in 1 deel, 1937. J. A. Alberdingk Th-llm schreef eel) levensbeschrijving in de vorm van een novelle: Portretten van Vondel, 1876, een laatste aflevering'' van Van Lenneps Vondel-uitgave. Zie W allagh. In de Bongerd-reeks te Utrecht verschenen 1941 twee bundels van Ad. v. d. Biggelaar: Waar werd oprecbter trouw (huwelijkszangen) en Rouwen met Vondel (lijkdichten) . Navolgers van Vondel: Antonides, De Decker, De Graef, Nuyts, Karel en Pieter Verlove, Jacob Vinck, Jan Neuye, Ans. lo, Vollenhove, Jan Vos, Geraert Brandt. Oudaen. Vondelmuseum, gesticht 1901; ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Sterck, 193j. vondelingen, een van de onderNverpen der Romantiek, o.a. bij Fielding en Nvalter Scott, dus ook bij Van Lennep, dic f.r alleen al zeven heeft: in De Pleegzoon: Roos zm; Dekama: De Koorknaap, De Bedevaartganger, hgge Jelles in De Reisgenooten, f,72 Amsterdvtmscbe Jongen, en de beroemdste van allen Klaasje ZE>z/t'zil/E'r. Ook de Sckildknaap van M argaretha de Neufville is van onbekende afkomst. Reeds in 1749 'j0 werd Fieldings Historie van den 1?orJt?/J>2.g Tkomas Jones vertaald door P. le Clercq. Vondelkroniek, tweemaandelijks tijdschrift van Prof. B. H. Molkenboer, verschijnt sedert 1930. Gestaakt 1941. Vondel's Droom, 1858, toneelstuk van Jacob van Lennep, bij het 2e eeuwfeest van de Schouwburg van Amsterdam. Vonnis der Dieren, Het - , zie Reinwert. Voochdesse van mijn siel, de aanhvf valè een der lyrische gedichten, door Hooft gcwijd aan Mithra Granida, d.i. Christina van Erp; eerst 6 coupletten van 4 regels met een vervolg van nog 9 strofen: Voochdesse van mijn siel, wtmuntend (hooch cieraedt, Die op den top des lofs in mijnen (sinne staat. Voorbeelsels d'er oude W yse, yyhandelende van trouw, ontrouw, list, haet'' e14z., uit het Indisch in het Arabisch, vandaar i!l het L. en daaruit weer in 't Ned. vertaald door Zacb. Heyns, 1625. De oude Indisclle verhalen over jakhalzen', proza tot bevordering der deugd. Voorbeschikking, zie Praedestinatie. Voordaagh, Jacob -, uit een geslacht rijk geworden door de vralvisvaart, had een Vondeltentoonstelling aldaaz 1926. Vondelleerstoel te Leiden ingericht 1940) a1s Fijzonder hoogleraar werd Anton van Duinkerken aangesteld, d.i. Dr. W . J. A. Asselbergs. Vondel, Joost van den .v, 1612 'j9 zoon van de dichter, ging Fankroet 16j6, waardoor de vader arm werd en zijn dochter Anna hem moest bijstaan; de oude man moest j 40 000 bijpassen en naar Denemarken reizen, ofn d: zaken te regelen, 1657. Hij moest zijn - zoon dwingen, om naar Indië te gaan; deze stierf op de reis Och d'ouders teelen 't kint en maecken 't groot met smart: Het kleene treetop 't kleet; de groote treên op 't hart. (Joseph in Dothan.) Vondel, M aria van den N , dochter van Joost, kleindochter van de dichter, Fezongen Fij haar dood in de Uitvaert: W anneer dit tijdlijk leven endt, Begint het endeloze leven, Bij God en Engelen bekend En zaligen alleen gegeven. Vondel, W illem van den - , 1605 '28, broer van Joost, deed een reis naar Frankrijk, werd te Orleans Mr. in de rechten, reisde 5 jaar in Italië, kwam ziek terug; men dacht aan vergiftiging. Hij schreef een yedichtje vöör Hierusalem Verwoestk dan ls er nog van hem Ajscbeit z/ar Italië. C. G. Plemp maakte op hem een L. rouwdicht door Joost vertaald. Vondelbrieven, brieven van en over Vondel van tijdgenoten, o.a. van Hooft, Vossius en Van Baerle, uitgegeven door Dr. 579 sloordaagh AJoorde 5s0 Voorouders buiten ,,De Morgenstond'' bij Amstelveen; beschermer van letteren en kunsten; zie IF. v. d. Hoeven', zelf ook dichter. Leefde nog 1742. Voorde, Urbain van de - , geb. 1893 te Blankenberge, Vlaams dichter en schrijver, o.a. van een studie over Guido Gezelle, 1926. Daazin een beschouwing tot verklaring van Gezelle's jarenlang stilzwijgen a1s dichter, niet omdat de kerkelijke overheid hem tegenwerk-te, doch voortvloeiende uit zijn eigen gesteldheid. Hij haalt daarbij Gezelle's gedicht aan, voor Eugeen van Oye, zijn vriend, onder de titel: DIEN AVOND EN DIE ROOZE, met a1s slot: Noch nooit een blom zoo schoon, van u gezocht ? geplukt, gelezen, a1s die dlen avond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo we1 voor mij a1s u, - wie za1 dit kwaad genezen! - een uur bij mij, een uur bij u, niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was 't een roos van u, niet lang een roos mocht wezen; toch lang bewaart, dat zeg ik u, 't en ware ik 't al verloze, miln hert drie dierbre beelden: u1 dien avond - en - die rooze. Verder schreef V. d. Voorde Gezellds fr/l, 1926, 2e dnlk ,,met enkele kleine correcties'' 1945; Cbarles de Coster, 1930; Van de Woestijne, 1954. Zijn werk gebundeld a1s Kritiek en beschouwing, waarin ook een studie over Ruusbroec, 1934. Sonnetten. Kwam op tegen de expressionistqn. Zijn Modern, al te modern, is een kritlek der Vlaamse poëzie van 1923- '30; Keerend Gettj behandelt de jaren vall 1931- '41. Voordrachten van gedichten, zeer in de mode sedert de eerste helft der 19e eeuw, zoals blijkt uit het Avonclje in het huis van Stastok, waar de Ode aan den Rtjn genoemd wordt. Verder: Van Zeggelen, Pieter .9,; Patel Brom. Tollens: ta1 van Vaderlandse romances a1s Jan tzz//; Schajjelaar. Verder Hondentrouwt De Ecbtscheiding, De Brand. Spandaw: Het Vogelnestje. Bogaers: Het Leidscke Wonder, Teunis Ruwbart. Van Lennep: Het Sterjbed in de but, Jac/ i-r Weeilacbt. l Ter Haar: ElizWs F/J/câ/; Huibert en Klaartje. Beets, Jan Jansen. De Bull, De ledige stoelk f#zzlrJ III F//A Calais. Laurillard, Een vers dat a1s een rizcâ/iaarl uitgaat. De Genestet: Fanttuiok De St. Nicolaasavond. Cremer, Oan 't l/dëz;e rivierke. Multamli, Gebed 1wz2 den Onwetendek KruissprooL. Jan van Beers, De zltzle Jongeling, 1846,. ## 't Kerkportul. Hofdijk, Kennemer Balladen. Dichters en schrijvers, die zelf hun werk voordroegen: Da Costa, Cremer, Jan van Beers, Jusms van Maurik. Arnold W erumeus Buning, Schaepman, Haverschmidtt Er verschenen verschillende verzamelingen van voordrachten y,voor ernst en luim'' o.a. De Ke/./r:lrf:: van Hofdijk en Hassels, 1870. Voorgeborchte, Het -, gedicht van /, A. Alberdingk Tâ#w; zie daar; 1853. Overgedrukt uit de Muzen-Almanak van 18j1. ln een vizioen is Bilderdijk de dichter een leidsman; zij ontmoeten in het Voorgeborchte Karel de Grote, Oranje, Marnix, die Thijms beginselen verkondigen. Geen wonder, dat het gedicht de ergernis wekte van Hervormden, al was het opgedragen aan Da Costa, ,,vriend en vijand tevens''. Verheerlijking van Karel de Grote, die aan Bilderdijk opdraagt, hem van zijn volk te verhalen. Aan het slot de voorspelling, dat allen tot de Petmskerk zullen terugkeren. Voorhout van 's-Gravenhage, door Huygens hezongen in 1622 als Batava Tempe, het Nederlandse Tempe, zo a1s dat in de vier jaargetijden wisselt van tafereel. Geestige schets van het Haagse leven; het eerste grote werk van Huygens. Uitgegeven door Cats, tegeliik met Costelick Mal. Toegelicht door Verwijs, 1865, door Verdam '84 en door Eymael 1891. Nagevolgd met de Amst. Lindebladen door Tengnagel; door R. Opperveldt te Utrecht met Ultraiectina Tempe o/ze St. /,z2J Kerck-Hojjs verscb wandelgroen, 1640; door Le Roy of Regius te Utrecht met Ulttajectina Umbratula ojte Lind- en iepe-lofj f/lzi Jans Kerckenbofj, 1642. Voorne, Aelbrecht, Heer van - , aan wie Jacob van Maerlant zijn gedicht van de Graal opdroeg, ::!:: 1260. Voorouders, Geestelilke -, zie H. Pierson. Voorouders, Onze - , bundel novellen van Jacob v. Lennep, 1838- '44, beginnende met Brinio, onder invloed van W altez Scott, en met Alu'artk in beide stukken Voort wordt de strijd geschetst van de Batavieren met dè Romeinen. Hetlaatste van de 12 verhalen speelt in de 13e eeuw: het is de geschiedenis van de Reisgenooten, zie daar. Voort, Jeronimus van der -, uit Lier, balling om het geloof, beschreef het leed der Fallingen in Den benauden, verlaechden, vervolchden Christen. Hevige uitval- 1en tegen de geestelijken in Het Heerlick bewijs van des Menschen ellende, gedrukt 1j82. Van hem is ook een Geuzenlied. Hij was factor van de Goudbloem te Antwerpen, schilder, week uit voor Alva 1567, diende in 't leger van Prins W illem, kwam weer terug in Antwerpen, week in 1j8j uit naar Vlissingen; ging van daar naar Den Briel. Zijn gedicht over Het fwew:v Legenda aurea, d.i. de Gulden Legende, een hoek met exempelen en stichtelijke verhalen, in de M.E. ontzaglijk veel gelezen. be schrijver was een Dominicaan uit Viraggio Fij Genua; aartsbisschop van Genua; 1225- '99. In 1948 verscheen De duizend en :4/2 nacbt en Sterven, in de vorm van een vizioen, dient mee a1s hoete voor de gedichten van zijn jeugd, waarmee hij schalen, stopen en m tten won op wedstrijden. Rethoryckers- Heiligenlegendent Floemlezing uit de vertaling van de Legenda aurea door J. J. A. Zuidweg. Vorden, Johan van -, ps. van J. J. Ph. Beenink, geb. 1888, schrijver van de roman Alef Vrouwen, 1928. Vor der Hake, Dr. J. A. -, 1880- 1950, sedert 1919 rector v. h. Lyceum te Baarn, Taal- en letterkundige. Vormen, Vlaams ts., 1936- '40. Vorrink, Johan -, leraar, daarna inspecteur van het onderwijs te 's-Gravenhage; schreef een treurspel Desatros, 1904; bezorgde een keur uit het Schilderboeci, 1925; gaf 1919 een studie uit over Het Minnedicht in de 17e eeuw. In 1925 zijn Levens c7; verlulen uit de Ned. Letteren, handhoek voor studie in 2 delen. Oude volksboeken naverteld: De Sckoone SJ.ftorie van Peter z'/r Provence en Wftqy/t/rE'; de Zfzwaxr/Jltv; ook de geschiedenls van Heer Halewiin. In 1937 verscheen Vondel in z#a lof, 1/,câ/, toorn en schimp. Voorzitter van de W .B.-vereniging. Vorsteliicke W arande der dieren, 1617, bundel emblemata van Vondel, vertaald uit het F. van Philippe Galle te Antwerpen, 1578; biJ de plaatjes van Marcus Gherperts, die eerst voorzien waren geweest van tekst van Edewaert de Dene. De platen waren in het bezit yekomen van Dirck Pietersz. Pers, voor w1e Vondel geregeld werkte tot 1622. Zie Vondel. der poëzie. Vooruitgang, artikel van Hildebrand in De Gids van 1857; er spreekt niet bijzonder veel ingenomenheid uit met de vooruitang. Zo kwnm Geel 6 er tegen op in 1838 ln de voorrede van zljn Onderzoei E'/2 Plmntnie. Geel nam: de zaak veel te ernstig op. Het stuk van Beets vond later een plaats in de Camera. Vooys, Dr. C. G. N. de N , geb. te Gouda 1875, gaf in 1900 zijn Mnl. Leqenden en Exempelen uit a1s zijn proefschrlft, en de M ndl. Marialegenden in 1905. W as van 1902- '1j leraar te Assen, daarna hoogleraar in het Ned. te Utrecht. Zijn Historiscbe Scbets v. d. Ned. Lett. is van 1908, 20e druk in 1949 . Redacteur v. d. Nw. Taalgids. Gescb. tz. #. Ne#. Ta4I, 1931. M edewerker voor de 19e eeuw aan de nieuwe Gescla. der Letterhunde. Ned. Spraakkunst, 1947. Studie over Busken Huet 1949. Verzamelde oqstellen, 1940; 2e bundel 1947, 5e 1949. H1j schreef over De invloed f'z?r Multatuli's Letterèundig werk in de Handelingen van Letterkunde, 1910. Vooys, Is. P. de 'v, geb. te Gouda 187j, ingenieur, 1896- 1909 inspecteur v. d. Arbeid, 1909- '17 hoogleraar te Delft, 1914- '23 voorzitter v. h. Nationaal Steuncomité, 1917- '50 dir. der N.V. Mijnbouw; 1930 directeur der Kunstzijde- Unie, 1935 voorz. v. d. Economische Raad. Gaf 1903 een bundel gedichten uit Van de Armen. W as sedert 190j redacteur van De Beweging. Gaf in 1941 zijn studiën over Verwey's D/câ/er.rt-âlp uit. ln 1949 verscheen B1j 't Iezen van Verwey's Gedickten. Schreef verder over technische en sociale Vomgine, Vorstengunst, 1883, de rische roman van Mw. vraagsmkken. Jacobus de -, schrijver van de tweede grote histo- Opzoomer, onder ps. A. S. C. W allis; de ondergang van de staatsman Göran Person in Zwèden: een groots onderwerp met stoute fantasie'' behandeld. De roman bestrijkt de jaren van 1jj4- '68, de tijd van koning Gustaaf W asa en Erik XIV. De minister Person is de hoofdpersoon met zijn streven naar volksvrijheid, en met de eerwcht, die hem ten va1 en ter dood brengt. Een roman vo1 gruwelen. Vorstenschool, toneelspel van Multatuli, opgenomen in de 4e bundel der Ideën, 1872. Ook afzonderlijk uitgegeven door Mw. Douwes Dekker-schepel in de Ned. Bibliotheek, 1907. Zij deelt mee, dat Multatuli in 1867 te Keulen het drama ontwierp en dat het in 1872 geheel voltooid was. Opgevoerd Maart 1 87j door Le Gras, Van Zuylen en Haspels, te Utrecht. Mina Kruseman en Elise Baert speelden mee; 581 Vorstenschool 532 Vos Mej. Esther van Rijk had de ro1 van de room. Men zag in het g stuk een toespeling op W illem 111., Multatuli ontkende deze bedoeling. De koning in het stuk is een stumper', koningin Louise verkondigt de ideeën van Multatuli. In het stuk o.a. een speech vo1 lamme lompe leugens,'' parodie op de troonrede. Daarnaast de idealen van de koningin, die wi1 streven naar de verheffing van haar volk: Het volk Is laag gezonken, moeder! ziel en hait Gaan onder bij aanhoudend stoflijk (lijden. De gloed van hooger geestdrift wordt (gedoofd, A1s 't leven slechts één kamp is met het lage..... l Later is Catharina Beersmans dik-wijls in de ro1 dcz k-oningin opgetreden. Bedenkingen tegen Multatuli's Jzrt?1'J/t7rstbool van A. J. de Geus, 187j. Van A1- herdingk Thijm Een misluLt Jraw/, 187j. A. C. Loffelt schreef Jupiter van J''///E'N en ztjn ir/llei, 1876. Van J. J. Schûrmann Een ïîzyzz.f/iztzc/p/z/z/srv, over De Vorstensckool, (Mina Kruseman en Elize Baart, 1875. Vos, Dr. Amand de 'v, 1840 1906, geb. te Exaarde bij Lokeren in het Land van Nvaas. Lcgerarts te Gent. Zijn beste wcrk is zijn eersteling, Een J,-/yzzzwlc/pc jongen: 1879, atltobiografie. Langs ruwe ppzlcN, 1881, dichthundel', j,onregelmatig, rhytmisch proza.'' Hij was een Multatuliaan, die in 1890 a1s bataljonsdokter gepensioneerd werd tegen zijn zin; schreef een fe1 protest: Een officier geworgd. Ps. Waze- NJJF. Vos, Arent Dircksz. .v, 1j00 '70, pastoor van De Lier, 1566 Hervormd, dichter van Slaet opten trommele. Met 5 anderen geworgd en verbrand in Den Haag. Vos, Mr. A. T. N , geb. 187j, advocaat te Appingedam, 1918 '31 voorzitter van de Alg. Ver. Groningen, schrijver van 't historiespel Van d'Eigen Grond. In 1940 verscheen van hem een studie over de rechtsgeleerden in de letteren onder de titel Van den J''/J Reinaerde tot de Gelaarsde r,w (het satirische sprookje van Jhr. Mr. W . G. van Viersen Trip) . Vos, Cornelia -, dochter van Geeraertx begaafde jonge vrouw, verdronk-en bij een tocht over het ijs bij Leiden, bezongen door Vondel in een roerende Klagbte: Een oogenblick heeft zoo veel gaven, Gedaelt van 't hemelsch paradijs, Op u verslingertl in het ys En sneeuw op t onverzienst (begraeven. Vos, Dionys N , zie Vossius, D. Vos, Frans de - , 1792 18j9, uit Caprycke bij Eeklo, helastingambtenaar te Gentr, waar hij in 1854 met Rens het Nederduitscb Letterkundig Jurboekje, en met Blommaert en Serrure de Nederduitscbe Letteroejeningen inrichtte. Dichter, toneelschrijver. Vos, Gerard - , zie Vossius. Vos, Herman 'v, geb. 1889 te Antwerpens voorman der Vlaamse activisten, volksver-. tegenwoordiger; medewerker aan Ruimte.. Vos, Isaak ev, toneelspeler te Amsterdam.m # 16j1. Dichter van de Klucht van #y Mof. Navolger van Lope de Vega in zija Gedwongen Vrient, 1646, en BeLlaage- /#c>e Dwang, 1648. Ook hij verkondigde' de stelling, dat het oog aandeel helnbell wil in hetgeen vertoond wordt. Vertaalde uit het D. het ,,blijspel'' Iemant :72 Nismant, 164j, de geschiedenis van Elckerlijc. lnsgelijk-s naar het D. de zingende klucht Pekellmringb in de I/JJ, 1648. Zijn klucht Robbert Leverworst, 16j0, vertoont de genezing van een dronkaard. Zijn eerste klucht was De Mofjin, 1644. Ondanks al zijn werk verviel hij tot armoe en stierf in 't gasthuis. Op het toneel vervulde hij de ro1 van ,,gecky'' d.i. van de komiek. Vos, Jan 'v, 1620 '67, glaenmaker te Amsterdam, vvrerd 1641 plotseling beroemd door zijn treurspel Aran c/2 Titus, waarmee Van Baerle hoog wegliep. (Zie daar.) Zo werd Vos bekend met Hooft en Von del en Huygens; hij werd 1647 regent van de Schouwburg. Hij werd de beschermeling van Joan Huydecoper van lslaersse. veen en was thuis op diens buiten Goudestein aan de Vecht, maar a1s huispoëet, de eerste in onze geschiedenis van de nieuwe tijd. Hij is een navolger van Hooft en Vondel. Hij heeft voor zijn Aran en Tituî misschien geput uit een spel Andronicus, nu verloren? van Adriaen van den Bergh. een bewerklng van een E. stuk, dat ook aan Shak-espeare de stof gegeven heeft. (Deze v. d. Bergh was rederijker te Utrecht, die ook z-lln Jeronimo uit het E. vertaalde, 162 1, n1. naar Thomas Kyd, en ook zijn Polidoor, 1622. In 1639 trad hij met een E. troep a1s toneelspeler op.) Door zijn Arztn c/z Titus werd Vos de voornanmste vertegenwoordiger van het pseudo-classicisme van Seneca. Doch hij overdreef met zijn y,kunst- en vliegwerk'' en werd daardoor de eerste man van de nieuwe romantische school. Veel realistischer is zijn Klucbt zz,zr Oene, 1642, in het vrije rederijkersvers, een van zijn beste smkken: Een maatelooze klucht is recht op maat gemaakt. Vos Vos In kleurige volkstaal, maar ook met scheldwoorden en vuile treffende heeldspraak. A1s hy uytging, zo zeyde zen vaer: Kyeren, ik laet men haan uyt, e1k Fewaar zen hennen.'' Jan Vos leefde mee met de grote geheurtenissen en de grote persoonlijkheden van zijn tijd. OP 't yjl-luis te Muide'' dichtte hiJ een vers op ,,juffrouw Tesselschade,'' 1644. A1s R.K. verdedigde hij Vondels Maria Stuart. Hij bezong de Vrede van Munster, de Eerste Engelse Oorlog, De ZeE4r#v/7, 1655; de Inwijding van het stadhuis van Amsterdnm het Ontzet van Koppenhaven, 1659, de keetockt z'lzz Joan de W itt, 166j, de Scbeepsiroon zwzz De Ruyter :pz Tromp, het hestuur van Jan de W ift. Sedert de viering van de Vrede van Munster zorgde Vos voor de ,jvertoningen,'' zie daar. In 1648 werkte Samuel Coster nog mee. Daarna was Vos de man van caille zelf : Hy spreekt geen taal dan Duits: Hy zag nooit Hooge Scholen; En leert geleerde lulen, die in de rijmkunst dolen. Een zeer bijzondere afdeling in deze gezamenlijke werken vormen de 75j puntdichten. De werken waren opgedragen aan Joan Huydecoper Jr., die in 1661 zijn vader a1s beschermheer was opgevolgd. M edea werd ,,toegeëigent'' aan Kornelis W itsen, burgemeester van Amsterdam. Proefschrift over Jan Vos door J. W orp, 1879. Vos, Jan C. de .v, 18jj 1931, te 's-Gratoneelen, zeegebogen, blyde incomsten en venhage, toneelspeler, toneelschrijver. In staacywagens'' bij feestelijke gelegenheden 1890 directeur v. d. Tivoli-schouwburg en in de Schouwburg, b.v. bij het spel te Rotterdam. Afscheid 1922. van 't Ontzet van f-E>ë#ezz, bij Vondels Vos, Lambert de N, zie Vossius, L. Lucifer en Jeptba; de beschrijvingen zijrl Vos, Margot 'v, geb. 1891 te Nw. Amsteropgenomen in zijn verzamelde werken. dam, onderwijzeres, soc. dichteres uit de ln zijn Berecht voor Jeptha keerde Von- school van Adnma van Scheltema, aan wie de1 zich tegen het romantische spel van zij in 1924 De dienende Maagf opdroeg. Jan Vos en daarna was het met de vriend- Verzenbundels: Een nieuwe f-eziz, 1952. schap uit. Vondels spelen: Elektra, Ge- De W indbarp, 1932. Eén groter gedicht: broederh 5'tW/zzit7zz verdwenen van het to- De Rozelaar. In 19j0 een nieuwe verzenneel; Antonides schrijft, dat voor Vondels bundel Rozemarijn, verhalende poëzie in overige stukken Jan Vos de rollen gaf aan sprookjessfeer. onbekwame spelers, die in oude kleren Marie Vos, geb. 1897 te Tijnje, zuster van moesten optreden. Jan Vos was in die we- Margot, socialistische dichteres, schreef reld een aanzienlijk man geworden. Goudvreugdds Ontwaken, ,,verbeeldings- Zijn dochtertje legde de eerste steen van spel'', openluchtspel bij de Pinksterfeesten de verbouwde Schouwburg, 1664; hij zelf van de A.J.C. De stof ontleend aan de dichtte bij de opening in 166j Inw#ding FJJJ. Verzen voor de jeugd. Eerste bunvan de Schouburg. Zijn roem steeg nog de1 gedichten, Opgang, 192j. Bewogen in hetzelfde jaar met zijn drama Medea. Jzrrr/, 1956. gedrukt 1667. Daarin wordt de hoofdper- Vos, Pieter de N, zie Klein /=. soon voorgesteld a1s een bloeddorstige, Vos Reinaerde, Van den - , zie R. krankzinnige tovenares, een parodie op de Voskuyl, Meynert Pietersz. N , tn 1j9j stukken van Seneca, met veel verandering 1660, Amsterdammer, voor zaken op reis van toneel, vuurwerk en kunst- en vlieg- in F., D. en Noorwegen, kapitein van een werken. Met een voorrede, gericht tegen schip van oorlog op de Rijn, schreef ver- Vondels Jeptha. zen voor liedboekjes; 1id van ,,In Liefd' ln die voorrede verdedigt Vos de stelling: bloeyende'', dichtte drama's en blijspelen, Het zien gaat vöör het zeggen. En zijn o.a. Ouden en Jongken Hillebrant, 1639; stuk is een volslagen kijkspel geworden, D/zz Card swz; Castilien, 163j; Kuysscbe waarhij de juist aangeschafte toneelmachi- Roelandyne, 1636; De Boelerende zdtz/rne goede diensten bewees: turade w:'/ de l//>'Jf'1ë Florinde) 1639. ln Hier ziet gy stieren in 't gebergt in het Ts. tmor T',,z/ en Lett. van 1895 heeft (Jazons toom, Dr. J. A. W orp een studie geplaatst over Daar hanght het gulde vlies vo1 luyster de novellenbundels, De /3p'f?vrt>z7 van Iz'5J- (aan een boom, Gins strijden broeders om elkander te huyl's Tooneelspelen. (verovren. Vosmaer, in de Mr. Carei 'v, 1826- '88, gevormd school der klassieken, vo1 belanggrove aardigheden. Alet Jan Vos was IIiJ al die romantiek tevells hij uitstek een naturalistisch dichter, zodat ook de manncn van Ni1 Volentibus zijn opvatting Festreden. Alle #E> Gedickte'n van Vos werden verzameld en uitgegeven door J. Lescaille. 1662, mef lofdichten, o.a. van Constantel', Henricus Bruno, J. de Decker en van Les- 5s3 Vosmaer Vosmaer stelling voor de modernen. Zijn vader Fas directeur der Landsdrukkerij; hij wtrd griffier Fij 't kantongerecht in Oud-Beierland, 18j5; substituut-griffier biJ het Hof in Den Haag 1856, bi; de Hoge Raad 1866 '75; lid van Oejeningk richtte 1857 met Cremer, Ising en Keller D6 T#Jstroom op; werd 1860 1id v. d. redactie van De Ned. Spectator. Zijn artikels in proza en m ëzie werden gebundeld a1s Z/- gels van diverse pluimage, 1872- '75; invloed van Sterne, nog veel meer van Heine en Lessing. Van 1859 is zijn Pelgrimstocht r/ar de W eddesteeg, eerste hulde aan Rembrandt; in 1865 schrijft hij een F. boek over de schilder. Toen Alberdingk Thijm een aanval deed op vrijzinnigen en modernen in zijn Claegh- ende Vraegkliedt van 186 0, antwoordde Vosmaer met een Suverlic fle#diu'rf. VM dezelfde strekking was zijn Nieuwjaarslied in de Ned. Spectator onder de titel De Tamboer der Voorboede. In 1875 deed hij een reis naar Londen met drie Spectatorvrienden, om de Elgin- M arbles te zien; zijn Londinias is het reisverhaal, Homerus nagebootst. Reizen naa: Italië werden weergegeven in yomanvorm: Amazone, 1880 en lnwijding, 1888. Zijn vertaling van de Ilias verscheen 1880, die van de Odyssee na zijn dood. Zijn Spectdtor- artikelen schreef hij a1s Vlugmaren van Flanor, geheel in de geest der Ideën van Multamli. Hij was een modern man, die met zijn tijd meeleefde, ondanks al zijn studie van de klassieken. HiJ prees in zijn Zaaier de werken van Multamli, 1874; steunde jongeren a1s Esser, Van Nievelt, Van Santen Kolff ; gaf met W illem Kloos in 1882 Perks Gedichten uit. Tildens de vertaling van de Odyssee dichtte Vosmaer de Griekse idylle Nanno, 1885. In 1888 werd Vosmaer ziek; hij zocht tevergeefs genezing te Montreux. Zijn streven was, de idealen der oude Grieken tot gemeengoed te maken. Zijn leven beschrein Mannen van Beteekenis door J. E. Maar de zee ebt, 't plasje droogt op aen ('t strand..... Beantwoord door Jan Goeverneur: Hoe jammer dat die doode man Het klinkdicht zelf niet lezen kan; HiJ zou dan weten dat hij was Een opgedroogde 13 waterplas.'' Zoo'n 1of is, sedert d'aarde draait, Nog nooit een stervling toegezwaaid. De grote betekenis van de studie van Vosmaer over Rembrandt wgrd 1872 erkend door ziln benoeming tot 11d v. h. Instituut. ln de Scheveninqse Bosjes stond de Vosmaer- zuil met zgn borstbeeld, ontworpen door Alma Tadema, het beeld geboetseerd doorKoelman; 1890. Vernield in de Oorlog. De Briejwisseling tussen Vosmaer en Perk is uitgegeven in 1958; die tussen Vosmaer en Kloos in 1939 door Dr. G. Stuiveling. Proefschrift over Vosmaer van J. P. Boijens, 1951. Een studie over Vosmar en z#r/ jongere Tijdgenoten is te vinden bi; G. Stuiveling, ReLenscbap. Aldaar ook een lijst van de bijdragen der Tachtigers aan de Spectator. Vosmaer, Dr. Jacob -, 1785 1824, dokter, 1815 hoogleraar te Harderwilk, 1818 te Utrecht; humoristisch prozaschrijver in de Vad. Letterodeningen. Ziln Nagelaten en Verspreide Letterarbeid uitgegeven 1826; daaronder Het faewd/; van N eel/er Maarten Vroeg. Vosmaer is een van de schrilvers der Verlichting; hiJ is, terwijl hij het werk van Van Effen voortzet, tevens onze eerste humorist. Maarten Vroeg verscheen in de Vad. Letteroefeningen van 1821 en '22; het zijn schetsen uit het dorpsleven van een ,,meester'' d.i. een barbier-dokter; het voorbeeld van de Putorie van Mastland. Vosmeer de Spie, ps. van M aurits JF,:ervoort. Vossius, Dionysius -, zoon van Gerard, 1612- '55, geb. te Dordrecht, taalyeleerde: Gr., L., Hebreeuws, Syrisch, Arablsch: gaf op l6-jariye leeftijd een Arabisch woordenboek ult; opzichter v. d. openbare boeven keri; te Amsterdnm, in 1655 koninklijk Sachse. geschiedschrijver van Zweden. Bij zijn Reeds van 1856 is E :z2E> studie van â:/ dood dichtte Vondel de beroemde Ver- Scboone en de Kunst, een wijsgerige be- troostingbe. schouwing over het schoonheidsgevoel '1n Vossius, d.i. Geraert Vo , s 1577 1649, geb. de geest van Plato. te Heidelberg, studeerde te Leiden, 1600 Bij zijn dood zorgde de uitgever A. W . rector te Dordrecht, 1615 regent van 't Silthoff voor een uitvoerig In AfE>zzi/flz?; Statencollege te Leiden, 1619 afgezet, met een levensschets en met verschillende kwnm 1651 te Amsterdam a1s hoogleraar beoordelingen van anderen. Daarbij een aan 't Athenaeum, tegelijk met Barla>s: sonnet van Verwey uit de Nw. Gids: Twee helden, die der dingen diept' .......hi; leefde, een plasje in 't En steilt' afpeilen op een prik, (zonnelicht: Van 's hemels kruin in 't hart van 't slik. Lilnen en Hmpels ritste-i in het zand; (Hooft.) 5!4 Vossius Vossius sius. Op verzoek van de Staten schreef Vossius een L. schoolspraakk-unst, die twee eeuwen lang de enige bleef. Vossius was een humanist, maar hiJ had ook al zijn wijsbegeerte nodig biJ de zware slagen, die hem troffen: z-lln begaafdste zoon Dionysius stierf vroeg, onsterfelijk door de Vertroostingbe van Vondel. Zijn dochter Kornelia kwam om op het ijs van het Haarlemmer Meer, 1638; nog een dochter en nog drie zoons moest hij ten grave brengen. Alleen zijn zoon Isaâc overleefde hem. Bij zijn mrtret, geschilderd door Sandrart, schreef Vondel: Sandrart, beschans hem niet met boecken en md blaren: A1 wat in boecken steeckt, is in dat hooft gevaren. Van grote invloed was zijn L. leerboek over rhetorica, 1648 vertaald door A. L. Kok. Vossius, Isaëc - , zoon van Gerard, 1618 '89, geleerde, kunstlievend koopman in boeken en handschriften, -!- te Windsor. Zijn bibliotheek werd voor f 55 000 verkocht aan de Leidse hogeschool; oorspronkelijk bijeengebracht voor Christina van Zweden. Vrancx, Sebastiaen -, 1577- 1647, schila der; hoofdman van de Violieren te Antwerpen; dichter van toneelwerk. Vranke Callaert, zeer waarschijnlijk de vertaler van de Gulden f-eyt'r#e en van de tweede Gescbiedb#bel, v'oör 1360, en van veel andere stichtelijke geschriften. Vrede, Enny - , toneelnaam van Maria Miiller, 1887- 1919, toneelspeelster. Vrede van Amiens, 1802, bezongen door Ruloffs, Barbaz, Simon Stijl, Arntzenius en vooral door Loots in zijn groot gedicht De algemeene vrede, met verheerlijking van Napoleon a1s vredevorst. Arend Fokke Simonsz dichtte een blilspel met zany en dans, Het Vredefeest, Kinker een zlnnespel, Tafereel der jongste Iotgevallen. Vrede van Breda, 1667, bezongen in een lierzang van Vondel; met Vondels liederen op de Vierdaagse Zeeslag en op de Tocht naar Chatham opgenomen in de bundel 't Verbeerlickt Nederlant, 1668. Zie ook Adriaan Paats. Van Antonides Bellone aer bant, opgedragen aan de hurgemeesters van Amsterdam. Vrede van Munster, bezongen in de Vredezang van Vondel, opgedragen aan de burerij van Amsterhnm. Het stuk werd opge- g nomen in de Fundel De Getemde N/rJ, 1648. Verder in Vondels Bouwung bij gelegenheid van de eerste-steenlegging van het stadhuis, 28 October. Verheerlijkt in zijn landspel De Leeuwendalers. Gedicht van Vondel op een herinneringsglas in de Oude Kerk te Amsterdsm: Philippus teekent met syn handen Het vreeverbondt met seven landen Vossius, Kornelia - , dochter van Geraertk zie daar. Vondel herdacht haar droeve dood: Geen boom en scheyt van synen tack A1s met een sucht, en met een krack. Van Lennep tekende haar uit in een letterkundig- historische novelle. Vossius, Lambertus - , Lambert de Vos, advocaat te Brugge, dichter. De Heilige- Bloedtdagh van 1641, '42, '44. Zijn gezamenlijk werk uitgegeven 1679. Vostaert: Pieter - , dichter uit de 15e eeuw, voltoolde de Roman zw/; W aleweink zie daar. Vraghe van de Academiet met de 29 antwoorden, zie Nederduytscbe H. Ook Vraaghdicht genoemd. Vrancx, Dr. Cornelius Colnmbanus - , 1529- 1615, uit Dendermonde, priester te Gent, schrijver van proza en van refereinen en spotdichten tegen de Hervormden, beroemd prediker, schreef een dertigta1 beknopte werken. Het Hoocbweerdicb En staet syn recht en tytel aff. Dit tuycht het segel, dat hy gaff. Bezongen door Brandt in rijmloze verzen: Op âe/ sluiten der eeuwige vredek verder door Reyer Anslo en Jan Vos. Samuel Coster, Geraardt Brandt en Jan Vos zorgden voor grootse ,,vertoningen''. In 1649 verscheen de bundel Olyf-krans der Vreede, met gedichten van Vondel, Brandt, Vos, W esterbaen, Boxhorn en Anslo; .in 120. Bij het eeuwfeest van 1748 verscheen een verznmeling van 37 gedichten, bijeengebracht door Phileleutherus, d.i. J. Hulk en A. Asschenberg. Medewerkers o.a. S. M. v. d. W ilp, Adr. Spinniker, P. Boddaert, Lucas Pater en Clara van Sytzama. Later kwpm er nog een Volkslied van Van Alphen. Vrede van Nilmegen, 1678, gevierd met De Triomfeerende Min van Dirk Buysero, de eerste Ned. opera, met vliegwerken. Leden van Ni1 Volentibus wisten a1s regenten van de Schouwburg de opvoering te verhinderen. Het stuk kwlm met de muziek van testament C&#J5, 1969. Charles Hacquart uit Brugge en md een vVroisesnidu svaNnzerd prof. l@n de Hooft, In werk gaf van drama en epos llij de Grieken, 1647. Vondel zocht dikwijls hulp bij de geleerde en droeg aan hem zijn Gebroeders op; hij kon zich in zijn vereering van de eenheden van Aristoteles beroepen op Vosgeschiedenis; Muiderkring. een L. een overzicht 1id v. d. Vossius 535 Vrede van Njmegen 536 V ries opdracht aan Huygens in 1680 uit. Kaiharina Lescaille dichtte een triomflied. Bidloo een Vertooningspel. Vrede der Pyreneeën ( 16j9, tussen Frankrijk en Spanje) , bezongen door J. Lambrecht in 5 delen: Vlaemscbe Vredevreucbt. Vrede van Rijswljk, 1697, bezongen door Joh. Brandt, Pluimer, Buysero, P. Nuyts, Vollenhove en Kath. Lescaille. Latvens Steversloot, dominee te Altona, hield een preek op rijm: Jerusalem en Sion. Zie ook Barbara Ogier. Ook Jan de Grieck dichtte een toneelspel op de vrede; verder Bidloo, De Jz'rrtW: Hersteld. Vrede van Utrecht, 1715; feestzangen van J. v. Hoogstraten, Frans van Oorty A. Spinniker, Halma en Jetske v. d. Malen. Maar een treurzang van Jakob Zeeus: Dcs klagende Rynstroom, omdat de Bondgenoten Duitsland in de steek lieten. Vredeman, Jacques .v, 1jj8 162 1, uit Antwerpen, musyck-meester te Leeuwarden, die de liederen van Starter op muziek zette, 1621. Schreef over muziek. Vree, Paul de - , geb. 1909 te Antwerpen. Individualistisch dichter van de groep Vormen'' Schreef ook 3, * een roman en critische essays. Vreede, Pieter - , 17j0 1837, voorman der Patriotten te Leiden, later lakenfabrikant te Tilburg. Hij schreef onder ps. Harmodius Friso een toneelspel Bloetll.aati tegen W illem V, 1786. Van 1781 was zijn Twist der 31t?#E>z2JâEWE'z2 oj Jc Nydigt .S:/J:P. in zyne t7zzrecâ/t/o-/tart/Qâtplé'r tegcn- #Ewtzdzz, toneelspel naar aanleiding van dc eisen van Jozef l1. Het a11erfe1st was zijn gedicht De Orz/z7jnis/w van 1782, tegen het stadhouderschap, onder ps. Frank Jt- Vry. Op 31 Dec. 1794 dichtte hij een O7ti aan Nt/t7rl-lr/l,'/rz/ bij de opneming van dit gewest in de Unie. Van 1797 een opwekking Avtn #: Batclaj' - scbe Oorlogsmagt: V'reekt u, Bataven! 't Geld tàans den snooden Brit. W reekt u a1s braven, het Geld thans Pit! ln 1798 werd hij hoofd van het Uitvoe rend Bewind, doch nog in hetzelfde jaal biJ de TFeede Staatsgreep afgezet; daarna wendde h-1J zlch van de Staatszaken af. NVel dichtte hij nog De Dood 1,zfx Beiling: toneelspel in 3 bedrijven, 1808, en schreef hiJ romans. Vreeds-triumph-gedicht, zie Twaaljjarig Bestand. Vreese, Dr. 7/. L. de 'w, 1869 1958, geb. te Gent, 1891 redacteur v. h. W oorden- 1/:1 te Leiden, 1911 bibliothecaris te Gent, 1919 '34 te Rotterdam. Schreef over Ruushroec, Maerlant enz. Gaf 1951 Die eerste bliscap van 31ar2 uit. Zijn: lloofdwerk was cle wetenschappelijke l)e schrijving van meer dan 11 000 Ned. hss. in Europa, Z. Afrika en N. Amerikai, door de Reg. aangekocht en 1959 geschonken aan de Leidse U.Bibl. Rob Boermans gaf in 1950 He1 llrrtvé en' #: Betekenis l'izr Proj. Dr. Ir'. de Vreese uit. (Antwerpen.) Vreugdebloem, De v , de Kamer van Rethorycke te Bergen-op-zoom, deed mee aan het Landjuweel te Antwerpen 1j61, met 54 man te paard. Vreugdedal, 't 'v, de Kamer van Breda, die in 1j00 het Sacramentsspel opvoerde. Vreugden van Holland, bundel schetsen van Ds. G. F. Haspels over hct leven van de vissers van Urk en Terschelling. Vriamont, Joris -! geb. 1869, Vlaams prozaschrijver van lantastische en ironische boeken a1s Exploten van Tabarijn en Sibbe- Jéz. Vriend - , V3n V. des Vaderlands, De tijdschrift de Mij. Weldadigheid, 1827, met letterkundig mengelwerk, sedert 1832 (mder leidiny van Drost en Heije; zie daar. Met Potgleter a1s medewerker. De redacteurs verdedigden de Romantiek, maar met grote waardering voor de klassieken; ze vereerden zowel Goethe a1s Victor Hugo. Voorloper van De G/JJ'. In 1854 bedankten d e beide redacteuren', in 1842 hield het ts. op te bestaan, ofschoon Beets en Hasebroek medewerk-ers waren geworden. Vriend van 't Vaderland, De N , spectatoriaal blad, j2 nummers, 1787, onder redactie van Rhijnvis Feith. Vries, Dr. Abraham de 'v, 1775 1862, werd adjunct-secretaris bij het Comité van Algemeen Welzijn, 1795, ontslagen 1798*. predikant te Haarlem, 1799; ijveraar voor de roem van Laurens Jansz. Coster; letterkundige'. steunde Bilderdijk in zijn laatste jaren te Haarlem. Broer van jeronimo. Vries, Dr. A. G. C. de 'v, schreef 1899 zijn proefschrift over de Ned. fwl/ezca/a, Vries, Albert de N , zie Dr. L. s'j/zztpzzl'. Vries, Anne de N , geb te Assen 1904, onderwijzer', maakte tot 1936 opgang met zijn boek Bal.tje, de ontwikkelingsgeschiedenis van een Drents arbeidersk-ind, 195j. Daarop volgden Verbzden uit â:/ land zza// Bartje. Dan een nieuwe roman: Hilde: 1939, de geschiedenis van een jonge vrouw, die door een rijke boerenzoon in de steek gelaten wordt', met Drentse folklore. In 1940 het vervolg op Bartje: Bartje zoeit âc? geluk. Ook stelde hij het Groot-Nederlands Boerenboek samen. Vries, Hendrik de 'w, geb. 1896 te Groningen, schilder, letterkundige en dichter. Vrede der Pyreneeën V ries Werkzaam op het gemeente-archief. Hij Fegon a1s een der voornaamsten van He1 Getij. .$-pfzzJrlc VolLsliederen) 1951, '5j. Atlantisch'e stvfle/;, 1937., Copltu) 700 Spaanse liederen', Nergal, verzamelde gedichten. In 1946 is door de Stad Groningen een Dt Jz'r,/:J#r#J ingesteld en voor de eerste maal aan de dichter zelf toegekend. Ter gelcgenheid van zijn joste verjaardag verscheen een bundel met bijdragen o.a. van G. J. Geers, Halbo Kool, R. Kuipers. De gedichtenbulndel Toovertuin werd in 1948 hekroond met de Van-der-Hoogtprijs. In 19j0 Vers tegen )':'''J', en Antbologie Liejdeslyriek. De H. de Vriesprijs werd in 1948 toegekend aan Koos Schuur; in 19j0 aan J. B. Charles, d.i. Dr. W . H. Nagel. Vries, Jan de x, 1819 'jj, student in de godgeleerdheid te Leiden, voerde niets uit dan romans schrijven. Werd redacteur van De SJJFJ, daarna van Asmodée, in 18j1 tot 3 jaar veroordeeld wegens laster en majesteitsschennis; vluchtte naar Antwerpen, waar hij gegijzeld werd wegens schul. den, Schreef romans, schetsen en verhalen, o.a. De Jzrtzr'/p/rvezi/lclt'c 1,'an Amsterdatn in 4 delen, 1844; Na ât?/ Studentenleven: 1846, vervolg op Klikspaan. A1s Asmo- Jlca o.a. He1 Standbeeld ;z2 een zak, over het beeld van W illem II, dat op het Buitenhof onthuld zou worden, vo1 spot over W illem II1 en minisfer Van Hall, 18j5. Hierop werd hij veroordeeld. Van hem ook: Jonge /JdE'r//z. Typen tlit het jongeherenleven. Door de schrijver van Na /.,:/ studentenleven, 1849 'j0. 2 dln. d. C. C. A. Last. Zijn bijnaam was Lo.îbollige /a12. ln dienst van Dupont, eigenaar v. d. salon des ,,variétés'' te Amsterdam. De jonge heren worden in de meest uitgebreide zin behandeld, o.a. brave, vrolijke, arme, rijke, gevallene, hekeerde, geleerde, verwijfde, diplomatieke, gewetenloze, enz. Vries, Dr. Jan P. M. L. de 'v, geb. 1890 te Amsterdam, 1926 '45 hoogleraar in het Oud-germaans te Leiden; schrijver van De Wikingen in t/e Lage fwzz#ezi J# de zee, 1925; Gescin. JE''. Ned. Letterkundet 1925 (met Jan Greshoff ) ; Volisverbalen uit Oost-lndië, 2 delen, 1926 '28; Het Sprookie, 1929; Edda, vertaald en van inleidingen voorzien, 1958. Volk 1'a:2 Nederland, verzamelwerk 1937. De Vries trad a1s Jan van Loveren a1s romanschrijver op: Een enkeling onder de massa. Vries, Mr. Jeronimo de 'v, 1777 18j5, neef van Jeronimo Jta Bosck, klerk ter secretarie te Amsterdam, in 1814 secretaris. W as een der redacteuren van De A1.Le Noachs. dat BilderdtjL in 1806 in het land terugk-wam. Schreef over Jeremias de DecLer, 1807; Gescb. #tv Ned. #/c>/l//?2J:, 1810; Fezorgde de uitgave van de werken van Nieuwland, en gaf in 1844 de Nederduitscbe Gedicbten en het Beutijs ,w?2 den fzwr:/z Godsdienst van Hugo de Groot uit. Broer van Abl.aham. zorgde Vries,Jeronimo de 'v, 1838 191j, in 1872 Doopsgezind predik-ant te Haarleln, 1886 redacteur van Eigen Haard; tot 1915. Vries, Louis de 'v, 1871 1940, toneelspeler; dir. v. Het Ho11. Tooneel. Vries, Dr. Matthijs de -, 1820 '92, prof. te Leiden, Met L. A. te Nvinkel de eerste redacteur van het grote Ned. W oordenboek, waarvoor zij 1865 eerst de spelling ontwierpen. Na de dood van Te W inkel werd Eelco Verwijs zijn mederedacteur, eerst in 1888 kwam er een staf van me dewerk-ers. De Vries hegon 1845 zijn schitterende loopbaan met de uitgave van Hoofts Ir-''., l'enar. ln 1851 kwam hij op het 3e Taalen l-etterkundig Congres te Brussel met het Ontwerp van het Ned. W oordenboek. Van 1844 '49 had hij gewerkt aan de Lekenspiegel van Boendale', vall 1849 'j5 was hij hoogleraar te Groningen. Met Verwijs gaf hij Maerlants Spiegbel Hisriael uit, 1858 '63. van 1875 '76 werkte hij met Verwijs en Von Hellwald aan de Tweede Partie daarvan. Hij is de grondlegger van de moderne wetenschappelijke taalstudie in Nederland. Bij het 7o-jarig jubileum van Beets in 1884 hield hij de grote feestredc', zo ook bij de onthulling van Maerlants standbeeld te Damme, 1860, en in 1872 te Brielle, in 1884 bij de herdenking van de moord op Prins W illem en in 't zelfde jaar bij de onthulling van het standbeeld van Van der W erff te Leiden. Over M. de Vries en zijn school G. Karsten: 100 jaar Ned. pbilologie, 1949. Vries, Pieter de 'v, ambtenaar in Indië, schreef een blijspel Jan Pietersz. C5:?2, 1762., en een ,,groot divertissement met dans, kunst- en vliegwerken en illuminaties'': Apolloos z'z'éw#J:/:E>J/, vertoond ter ere van de gouverneur-generaal P. A. van der Parra, 1765. Vries, Simon de .v, 1650 ?, waarschijnlijk schoolmeester te Utrecht, vertaler en schrijver van meer dan 60 werken. Daarbij 1679 de heroïsch-galante roman Ibrabim //z I'illustre Bassa van M adeleine de Scudéry van 1641. Vries, Dr. Simon de 'w, 1725 '95, zoon van een bierbrouwer te Deventer, promoveerde 1744 te Utrecht in de kerkgeschiedenis; ongetrouwde kamergeleerde te De- 587 V ries Vries venter; vertaalde uit F., D. en E., o.a. Vicar of IFtJIEz#E4J, 1768; werkte mee aan de Spectatoriale Geschriften De D:,7- ker en De RJ#J/WJ/. Hij vertaalde ook, 1784, Dqr Aflrf'â vom Ja/JtZACSZC van Pfranger; dit was een bestrijding van Na- ?/w>; der W eise van Lessing. De Vries was een liherale schrijver. Vries, Theun de x'? geb. te Veenwouden 1907, journalist; Fr:esche Sagen 1925; dichter; romanschrijver: Rembrandt 1931, Eroica, 1954. Zijn dichtbundel Westerscbe Nlf'â/dzz, 1930, werd hekroond met de Domprijs voor poëzie. Zijn Koningssage is een verhaal over Radbod. HiJ schreef in romanvorm ,,de kroniek van het Friese geslacht W iarda'': Stiefmoeder Harle, Het R## der F/r/p/r; De /p#dz; zingen', in 1940 De Freule, In 1946 studie over M. Nijhoff. Verder romans De J&#âLYJ gat in '/ rood gekleedt 1945; S1a de wolven, /)e:JEv.! 1-946, en de trilogie 1848. In het kpmp bij Amersfoort schreef hij een groot gedicht De D//#, 1948. Sedert 1945 red. v. h. weekblad De Zr#e Kztbeder. Vrles, Dr. W obbe de -, 1864- 1942, uit Noordhorn, taalgeleerde te Groningen. Medewerker aan het Nw. Groninger W oordenboek. Na zijn dood werd zijn werk over Groninger p/l/lrawdr bijdragen van 65 medewerkers, Fij gelegenheid van zijn jjste verjaardag. De verzamelde gedichten kwgmen in 1949 uit a1s Drievoudig Verweer. ln 19j0 't vervolg van de Spiegel d. Ned. poëzie, (1880- 1940). vroede, refreinen int -, geestelijke rejreinen) rethoryck-ersdichten op de H. Maagd, Jezus, het Kruis enz., gebeden, stichtelijke voorschriften, uitingen van berouw, klachten over de vergankelijkheid van al het aardse, gedachten aan dood en eeuwigheid; verder k-lachten over zedenbederf en weelde, klachten ook over het yedrag van slechte priesters. Naast refrelnen y,in 't , , amotlreuse en ,, j n , t so t te. ' ' Vroede en V Dwaze Maagde n ,'t Spel van de V N, bijhels drama, -+ 1j00. De Vroede Maagden zijn Vreese, Hope, Caritate, Gheloove en Ootmoedigheit; zij gaan F1in contemplacien''; de Dwaze Maagden heten Tytverlies, zuster Roeckeloose, Hooverdie, Ydelglorie en Zotte Collacie (zotteklap) ; zij gaan eten, drinken en zingen. A1s de Bruidegom komt, leidt HiJ de Vroede M aagden ten hemel, maar Lucifer en zijn gezellen slepen de Dwaze Maagden in de hel. Waarschijnlijk van de factor van 't Kersouken, de Knmer van Oudenaerde. Uitgegeven door de ,,vlasmsche Bihliophileny'' 1846. Vroeg-Renaissance in de Ned. letteren; zie Van der Noot, Van M ander, Van Hout, Marnix, Coornhert, Spieghel en Roemer Visscher. Vrolijk, Maarten 'v', geb. 1919 te Scheveninyen, dichter. Vrolilke Bleekersmeisje, Het -, liedboekje van * 1850. Daarin o.a. het oude volksgroot uitgegeven. Vrles-de Mooy, Anna Elisabeth J. de -, zie E. Raedt-de Canter. Vriesen privilegie, Der - , het verhaal van de overoude overlevering, dat de Friezen een privilegie hadden verworven van Karel de Grote wegens te Rome bewezen hulp, nnmelijk dat ze nooit onder een heer zouden staan behalve onder de Keizer. Maar Maerlant noemt het een ,, ,rude boerde,'' een ongerijmd verhaal, en zegt: lied, verhasterd: Naar Roosland zoo zijn wij En daar woonde voorwaar gevaren mijn zoet Nu, ghi Vriesen, laet u Leert u onder die heren U privilegie es spot ende genoeghen, voeghen! Voer alle princen, Sccren ( (scherts) , vor allen heren. Zie Friezen te Rome. Vriesland, Victor van N ? geb. 1892 te Haarlem, letterkundige; crlticus voor dichtkunst van de N.R.C., 1951- '38; dichter, romanschrijver. Het Ajscheid wl>C de IFereld in drie J/érE'r, 1926. Red. v. De Zr#E> Bladenk 1938 van De Groene Amsterdammer. Van 1959 zijn bloemlezing Spiege1 v. d. Ned. poëzie door 4//e eeuwen. Daarop volgde In Jen â// van Erost verhalen, brieven en overpeinzingen, verzameld poëzie scheen Victor, 19u4it0 . aEllreosop den #/Fz;oefJ;/J, minnetijden, 1946. In 1947 verbet boek der vrienden, (lief . Vrolilke dams Gast, De - , Amster- liedboekje van J. Jonker,1697, bestaande uit ,yboertige Bruilofts Levertjes en vermaakelijke Minne-Digten,'' met een >! toegifte tJeS.,, Van kus-, drink- en blaaslever- Vrolyke Fransfe, 't Kluchtig leven van -, 1645, schelmenroman, vertaling van Francion van Nicolas de Moulinet; de napm is spreekwoordelijk gebleven. Vrolyke Kramer, De ,v, een der bekendste liedboekjes der 18e eeuw; 11e druk 1747. Vrolilke Schoorsteenveger, De N, liedboekje met liederen van ,,onze Grootmoedersy'' 7e druk * 1900. Met een lied over de opstand van Brabant tegen keizer Jozef II. Tot op onze dagen herdrukt. Vrolilk Gezelschap op Amstels Zangburg, HG - , liedboek van 1780 in 2 delen. Bruidlofs 588 Vrolijk Gezelschap 589 Vroman, teo -, qeb. 191j te Gouda, dichter en prozaschrigver. Verwierf in 19j0 de Van-der-Hoogtprljs. HiJ is a1s Fioloog werkzanm in Amerika, te New-Brunswick. Vrxlijke Dichtkunst, De x , Floemlezing van 1938, door C. C. S. Crone, geb. 1914 te Utrecht. Vrou Gerrits, 1580- 1605, uit Medemblik, zie Scbrijtuurlijie Liedekens. Vrou Jacoba, drama van Rodenburg, ,,Historiael- Treur-bly-blyvende,'' 1638. Ontleend aan de Cbron#cke van W . v. Gouthoeven. Zie Jacoba. Vrouwelick Cieraet van Sint-Agnes versmaedt, Het - , van Stalpaert v. d. W iele; zie daar. Verscheen met een lofdicht van 1. V. V. (Vondel), 1622. vrouwelijk rijm, zie r#m. VrouN/eny geprezen dOOr JaCOb Van hlaerlant, om der wille van Maria. Jacob zegt: Vrouwen sijn bi naturen goet: Si slachten den wine enter gloet, Die de werelt verbliden. Martijn antwoordt: Jacob, du best den vrouwen hout, 1) Du geves den mannen al de scout: 2) Ic wane ict best gedoge. Ic vergeve al ongedout 3) Allen vrouwen, jonc ende out, Omme die Vrouwe hoge. Men moet dus de vrouwen alles vergeven om der wille van M aria. Maar er is véél te vergeven; in Alexander FJ, j65 heet het: wive sijn wandelre dan die wint ende nieloper dan een kint ende wreder dan enich tirant ende harder dan een adnmant. Boendale en de overige leerdichters der 14e en 1je eeuw denken veel minder gunstig over de vrouwen. Daarover het proefschrift van Mw. A. L. A. Roessingh, De Vrouw 1# de Dietse Moralisten, 1914. Zie ook Jan de Weert. ln de Britse romans de ridderlijke vrouwenvereriny; zo ook in de klassieke en Oosterse rldderverhalen. Hierover handelt B. M . v. d. Stempel, De Vrouw in onze Britse romans, 1910. Verwijs gaf een verzlmeling van gedichten uit de l4e en 1je eeuw: Van Frsf/zfztp/; ende van M inne. Vrouwen, geprezen door Dirc Potter. Verheerlijking van de vrouw bij de Renaissance- dichters. Houwaert begon in 1585 met ziln werk Pegasides Pleyn ende den f,ZZJZJ/J der Nae:â#dz;. Op nanm van Janus Douza staat Den Loj der Vrouwen, uitgegeven naamloos, 1622. 1) genegen; verdrid. 2) schuld; 3) droefheid, De vrouw vereerd door Cats in al zijn gedichten, maar toch: de man neemt de eerste plaats in: foonneel der Alrre//cl: Acbtbaerheyt; Houwdyck. Haar zinneheeld is de wijngaardslak, gedoken in de schulp. Bij Roemer Visscher is het de schildpad: Des Schildtpadts raet neemt aen, o ghy gehoude wijven, Dat zedigh, eerlijck, stil, u best is, t'huys te hlijven. Over Cats en de Vrouw een studie van Johanna Breevoort, 191j. Huygens schreef 1620 een gedicht 't Vrouwe-loj, maar de tweede titel luidt Mans âitgave van met modern werk van grote betekenis. In de Antwerpse druk van 1621 bij Van Dis- Vlaanderen de gezusters Loveling. Aan de hoeck te Bussum. Met a1s ,,slotreden'': Beweging van T/câ/o zelf had de vrouw Ghy Vrouwen die dit Boeck leest, zo goed a1s geen deel. oft sult hooren lesen: Op het einde der eeuw de emancipatie- W eest eerbaary heusch, en goet, romans van Cornelie Huygens en Mw. Goe- soo sult yy saligh wesen. koop, bestreden door Anna de Savornin Vrouwenpoëzie 1944- '48, onder de titel Lohman. Het Witte Schip uitgegeven door Kitty de 20ste eeuw: Top Naeff, Ina Boudier-Bak- Josselin de Jong e.a. ker, Jeanne Reyneke van Stuwe, Anna van vrouwenrollen, door mannen vervuld; de Gogh-Kaulbach, Marie Metz-Koning, Mw. eerste speelster was 1655 Ariana Noseman, Van Hille-Gaerthé, Mw. Van Nes-uilkens, zie daar. Nine v. d. Schaaf, Carry van Bruggen, Vrouwenspiegel, ,,een literair-sociologische Annie Salomons, Fenna de Meyier, Marie studie over de Ned. romanschrijfster'' van Schmitz, A. Draayer-de Haas, Mw. v. Mw. Romein-verschoor, 1935; proefschrift. Hoogstraten-schoch, Mien Labberton, Alie Vrouwen, Den Triumphe ende tpalleersel van Wijhe-smeding, Mw. Stiemens-Hop- vanden -, vertaling uit het begin der man, Nannie van Wehl, Marie Gijsen, Lu- 16e eeuw van een gedicht van Olivier de cie d'Audretsch, Jo de Vfit, Emmy van la M arche over de kleding der vrouwen, Lokhorst, Julia Frank, M arie Koenen, M a- toegelicht met verhalen over heiligen, over rie van Zeggelen, Agnes Maas-van der Judith, Griselde enz. Moer, Jo van Ilssel de Schepper-Becker, Vrouwen-Tuyntje, Het Vermakelyke -, Mw. Zoomers-vermeer, Mw. Szekely-l-u- zie Vermakelyke. lofs, J. van Schaik W illing, enz. Over dit vrouwen uit het Leycestersche tijdvak, De onderwerp het proefschrift van Dr. A. 'w, zie Leicester. Romein-verschoor, Vrouwenspiegel, 2ie Vrouwe van W aardenburg, zie JF. daar. Groninger streekromans verschenen vrouw in het W oud, De - , bespiegelinvan Jant Nienhuis, Duut van Goor en gen van Mw. Roland 1-101st; zie daar. Sien Jensema. Vrouw Jacob, historische roman van Ina vrouwendienst, een van de ridderplichten, Boudier-Bakker, 1954. Zie daar en Jacoba. uitte zich in bovescbeit, d.i. hoofse om- Vrugt, zie Chavonnes. gang en minnespel. De eerste verheerlijk-t Vrunt-boeck, L. album amicorum, in de mo- '1n de ridderromans, met name in de Kel- de in de 16e eeuw. Zo schreef Jan van tische en Oosterse; de laatste in de Roman Hout in het album van Jonkheer Johan van de Roos. van der Does over de vriendschap, Vrouwen ende vanden Cruce, Disputacie ..... die verweckt vander N, zie Disputacie en Strojiscbe W ert in een tijt Gedicbten. Bestaat uit 46 clausulen van Van angste groot, 13 verzen; over de vraag, waaraan de mens A1s e1c een waect en noot deurbrect, het meest te danken heeft, aan de Maagd Geen leet, noch spijt, of aan het Kruis. Noch storm, noch stoot Vrouwen ende van M inne, Van '<', verza- Haer wortel naKt, mer onbevlect meling Mnl. gedichten uit de 14e en 15e Blijft, hoe langh 't lijt, eeuw, uitgegeven door Dr. Eelco Verwijs, Jae, naer de doot. 1j75. 15e eeuw, Suster Bertken; 16e eeuw, Anna Bijns; 17e eeuw, Anna en Maria Tesselschad: Visscher, Anna Maria van Schurman, Katharijne Lescaille, Sybille van Griethuy- 590 Alrunt-boeck Vrijheidspoëzie VryV,r eFerdaen.k de zie Oranjeboom en Pieter Vryagie van den Kalen Utrchtsen Edelman ende niethebbende Gelderse Juffer, Vermakelijke - , grote roman van 1698, waaraan Langendijk zijn blijspel ontleende van Het Wederzljds HuweliiLs sE'Jrp-ç; oorspronkelijk verhaal van picareske inhoud. Vryagiespel, Batavierse x', herdersspel van Rodenburg, 1616 uitgegeven, anoniem. De naam naar de Haagse Kamer ,,De Batavier'' die het stuk het eerst vertoonde. In plaats van herders treden dames en heren OP,a1s vissers of boeren verkleed. Vrilbos, Bart ,w, pseud. v. Paul de Rijck, geb. 1915. Dichter en essayist. Bezorgde verscheidene hloemlezingen. vrijdenkers, stichtten 18jj de vereniging De Dageraad, voortgekomen uit de demokratische vrijmetselaarsloge Post r/zl//,? 1ux te Amsterdam. Hoofdmannen: Dr. Gûnst, D'Ablaing van Giessenburg, Dr. Junghuhn. Vonden steun bij Van Houten, Feringa, Multatuli, Van Vloten. Feringa gaf 1872 zijn tijdschrift De Fr#e Gedachte uit. Vrye, Hyppolitus de 'v', zie H. Sweerts. Vrile Arbeid in Ned. Indië, het stelsel waarbij de inlander in loondienst zotl werken voor particuliere onderneminge:t. in plaats van gedwongen arbeid ten behoeve van het Cultuurstelsel; in 't midden der 19e eeuw voorgestaan door de Liberalen; bestreden door Multatuli in twee vlug schriften, 1862 en 1871, sarcastische pleidooien, schitterend van stijl. Vrije Bladen, De -, letterk-undig tijdschrift dat volgde op Het G:/#, 191j '24; in 1924 gesticht door Herman v. d. Bergh, J. W . F. W erumeus Buning en Constant van W essem. ln 1925 onder H. Marsman en Roel Houwink-. Medewerkers C. J. Kelk1 C. v. Nvessem, Den Doolaard, Anthonle Donker, Slauerhoff, M enno ter Braak, Hendrik de Vries, Halbo Kool, Henrik Scholte, Van Vriesland, G. W a1- schap, D. A. M. Binnendijk. De Vrije S/altz/; keerden zich fe1 tegen het ts. Nuk zie daar. M arsman en Ter Braak ventten in de Kalverstraat met hun brochtlre Anti-schund. Ter Braak ijverde tegen Van Duinkerken; Du Perron tastte Dirk Coster aan. In 1932 scheidden Du Perron en Ter Braak zich af en richtten H et Ft/r//p; op. Sedert verschenen de lz'r, BI. als ,,cahiers'' ieder nummer gewijd aan één schrijver, met verzen, novellen, schetsen, o.a. gedichten van Clara Eggink, Han Hoekstra, Mr. J. Huyts, Halbo Kool, Eric v. d. Steen, Vestdijk- en H. de Vries. Novellen o.a. van Henriëtte van Eyk, Vestdijk en Bep Vuyk. Gestaakt 1940., voortgezet na de oorlog. Vrije Boek in onvrije Tijd, Het N, tentoonstelling van cle in de oorlogstijd ver- Foden Foeken, 1945. Vrije Kunsten, de Zeven N, in de M.E., het trivium (grammatica, dialectica, rhetorica) en het fuadrivium (arithmetica, geometria, muslca, astronomia) Vrije Universiteit, op Gereformeerde grondslag, 1880 te Amsterdam, stichting van Dr. Kuyper, bestreden door Dr. Bronsveld en vele andere orthodoxen der Grote Kerk. Verkreeg bij de Hoger-onderwijswet van Dr. Kuyper 1904 dezelfde rechten a1s de andere universiteiten. Vrye Zeevaert, Vondels lofzang op de Driedaagse Zeeslag bij Portland, 16j3. ln 1658 Vrije Zeevaert naer Oosten, loflied op de tocht van Afassenaer-obdam, gevolgd door Staetwecker: een aanmaning tot strengheid tegen lafhartigen en verraders. Vrijheidsdrama's verschenen onder invloed der Patriottische gevoelens: Berkhey, Claudius Civilis, 1764*, W illem Haverkorn de Jonge, Claudius C/WJJ', Robbert de Vriest 1777) Aleid f,'rzr Poelgeest, 1778., Pypers, Het mislukt f/t?f'raatï op ,.1/r:''J'j/(,pr/, 2e druk 1776., J. Fokke, Woljaart 1,'an Borse- /::2, 1780., Simol) Rivier, De s'pzfrjrrl buiten ROJ/EVJ/ZZ/ veriaagd, 1780; Het 0/2/- zet van D/r#rec/l/, 1784., Bato) Eerste Patriot, 1786. Zie verder jvillem J'' JR. N .van G'/:z2J en VG erlandse drama s. In 1795 kwam het blijspel De Gelykkeid van Barbaz; in 1812 Het Turjschip 1,,72 Breda, van C. v. d. Vijver; voorzien van de toelating van Devilliers-Duterragc, dirqcteur-generaal van politie. Vrijheidspo-ezie, de gedichten vo1 vaderlandse gecst tijdens de overheersing der Fransen en vooral in na de Novemberdagen van 1813. Helmers, Soclmes, 1790. En 't belangrijkste van alle stuk-ken: De Jf///o-/zzl-fc/p: Natie, 18 12. Jan Scharp, predik-ant te Rotterdam, Lierzang ,c??2 miine Iandgenooten in #:77 Oor- Iog van 1 793. En weer een lierzang November MDCCCXIII. Cornelis Loots, De Dwingelandn, 1800. De zl/tvtzzzcc:re Vrede, gesloten te Amiëns, 1802. Rhijnvis Feith, Aan /nta/ Vaderlanil en Aan Napoleon, 1810; 1)v JzQ/ 1,'an Napoleon, 1813. Zie ook Wiseltus', diens gedicht Btj Bonapartes Intogt binnen Amsterdam werd vooreerst niet tlitgegeven. Nic. v. d. Hu1st, Bemoediqing) 1808. Levensw#sheid, 1810. Adam Slmons, Aan w#z2 Landgenooten: Vry 591 Vrijmetselaars 1810. M. C. van Hall, De Gevallen &l, 1810. Joh. Kinker, Stille Bemoediging, 1810. A. Loosjes, Imatste Zeetogt van den Admiraal De Ruiter, 1812. H. Spandaw, Nederlands Verlossing, 1813; Nederlands Beboud in 1815, lierzang. J. H. v. d. Palm, Vaderlandsche Uitboezemingt 1813; en in 1816 zijn bekroond Geschled- ep Redekunstig Gedenkscbrijt. C. v. Marle, Katabasis en Malbroekius Redivivus, 1813. Vincent Loosjes, Oranje-snuijien, 1815. Bilderdijk, Nederland Hersteld, 1815, in de Vaderlandscbe U//l/:zezz/ëzi.çer, 181j. Hollands Verlossing I en II, 1813- '14. Maria van Zuylekom, Lierungen, Nov. 1813. Da Costa, De èerlossing van Nederland, zijn eerste politieke po ' èzie, 1814. P. Bosscha, Bij den Intocl:t van Napoleon in Amsterdam, 1811, en Oude Deugd, 1814. A. C. W. Staring, Kriigslied, Dec. 1815; Groete = N H. K. H. de Prinses-W eduwe, 1814; Aan de 5'?W Parljs, 1815. E. A. Borger, Gevecht 1/,r Napoleon en Miner- F,, voorgelezen 3 dagen na de landiny van Napoleon te Cannes, 181j. E. F. W lerdsma, Opwekking; te Groningen, 1815, à 2 stuivers. M . P. Elter-W oesthoven, Nederland en Frlrll'#â in AIt/ZZF/ 1815, lierzang. J. ten Brink, Op de Inl#ving, 1810; Napoleons Straf, 1815. Jan van 's-Gravenweert, Vk erlandsche Uitboezeming, 1815. M. W esterman, Opwehhing, Lierzang 18 Maart 1815. Bilderdijk en Vrouwe Bilderdijk, Gedenkdag der Zege wzir Waterloo: 1817. W . A. Ockerse, h'leld 1814 en '1j zijn Napoleontische Redevoeringen, schreef 1815 Te W apenl 415eJ./ en daarna een leesO ek over de Veldslag van Waterloo. Een bloemlezing uit de Vröheidslitteratuur Vuuraanbidders, De dilk, 1947, Twaalfjarig Bestand. Vuyk, Bep - , geb. te verwierf in 1945 de - , roman van over de twisten gedurende het Vest- Rotterdxm in 190j, Van-der-Hoogtprijs met Het Lutste buis t/ap; de wereld ( 1939 ) , verhaal van de winning van kajapoetolie op Boeroe; in 1930 ging zij naar Indië. In haar vroegere roman, 1937, beschreef zij een theeonderneming (in haar Duizend Eilandenj . Zij was in 1932 getrouwd met de heer W illigen, die daar werkzaam was. In 1947 Het Hout zar B4ra. Vuylsteke, Mr. Julius -, 1856- 1903, advocaat te Gent, liberale voorman der Vlaamse beweging, 1879 boekhandelaar; dichter en schrijver, bestuurder van het W illemsfonds; vriend van Multatuli. Mcdestichter van weI gaen te dichter van de ellende, waarin het Vlanmse volk verzonken was, van het eerste verhd taalgenx tschap 't Za/ Gent; zie daar. Hij was de zet der fabrieksarbeiders, van de vloek van de kinderarbeid: De jongen Js Noch lezen op zijn tiende jaar; noch schril-ven kan hij (voorwaar. Maar vader wint weinig, en moeder is ziek; het kind moet mede naar de fabriek. En vreer Jn M#meringen over F/>rJt,- rens Heden en Verleden biJ de optocht van de Gentse werklieden voor de koning op de Vrijdagmarkt, 31 Aug. 1856: Vooraan de kindren, nog geen twaalf jaar oud, die, - aan de borst der kennis van J. Koopmans verscheen 1913. Vrilmetselaars, werkten a1s dichters en schrijvers voor de Verlichting, o.a. Kinker, H. H. Kliln en de wijsgeer Van Hemert. ln 1806 kwam er een Gezangboek voor Vr#metselaren, van W . Holtrop. Vrijster, ,yl-louwelilcx tweede deel'' van Cats, voorafgegaan van een gedichtje van de uitgever Jan v. d. Venne: Ghy, koopt dan, om de goede leer, Een doeckjen min, een boeckjen meer. Dan van Cats zelf een berijming van het Vr#ster-Wapen, de druivetros, met de afbeelding er boven, en het onderschrift Una ze est, er is maar' één weg, n.1. het huwelfjk. Het hoofdwerk is een ssmenspraak tussen Sibille, nieu gehoude jonckvrouw çn Rosette, jonghe Vrilster. Vrijwording onzer Letteren, Tildvak der - , nanm door Te W inkel gegeven aan de jaren 1780- 1830, toen de Ned. letterkunde zich ontworstelde aan de heerschappiJ van het F. classicisme. Zie Riedel. gestolen niet (gelaafd, aan de school, - in de (fabriek wat stuivers met hun leven koopen..... Dit ls dezelfde man, die Uit âeJ Studentenleven geschreven heeft, uitbundige studentenliederen; uitgegeven 1868. Later werd hij een van de degelijkste Belgische geschiedschrijvers. In 1868 1id van de gemeenteraad van Gent. Zijn lled Klauwaert ec Geus, op muziek van Lodewijk Hinderijckx, werd het liberale strildlied bij de verkiezingen van 1885. Ovçr Vuylsteke een studie van Paul Fredencq, 1905. Een bloemlezing Klauwaard ef Geus uit zijn politieke schriften en gedlchten verscheen te Gent in 1905. Vilf geestelijke toneelspelen, zie toneelspelen der M .E. V vroede ende van de V dwaeze maegden, Vande - , zie Vroede. V vrouden, Vu den - , d.i. van de j vreug. den van Maria: ontvangenis, geboorte van 592 V vrouden Vyfderly Jezus, opstanding, hemelvaart en haar eigen verheffing ten hemel. Strofisch gedicht van Jacob van Maerlant, vertaald W . uit het L. W - a, ps. van W illem Zuidema. W aal, J. H. Hofmeyr de -, zie H. W aalkes, G. H. v. Borssum - , zie B. W aalner, ps. van W . G. van N/J//JPJJ. W aals, Jacqueline E. van der -, 1868- 1922 uit Den Haag, lerares, dichteres en schrilfster van een roman! van Christelijke richtlng. Gaf Verzen, Nleuwe en Laatste Verzen uit: Ook gaf zij studfes uit over lbsen en Klerkegaard. W aals, Laurens van der - , geb. 1885 te Utrecht, dichter. Met Adama van Scheltema richtte hiJ het poëzietijdschrift Orpkeus op, waarvan slechts 9 nummers verschenen. Onder ps. Arnold Lottem schreef hij een studie over Adama van Scheltema. Hij is letterkundig raadsman biJ Nijgh & v. Ditmar. W aardenburg, Calbarina w= Egmonk z/z:- duwe 1/= W vllraven fzIr Arkel, Vrouwe van - , verdedigde haar burcht met grote dapperheid tegen Lodewijk van Nassau; burcht vernield, zij sevangen, maar door Prins Willem ontslagen, 1574. Zij was een dochter van Karel van Gelder. Toneelstuk van Jacoh van Lennep: De Vrouwe wlzz Waardenburg, 18j9. W aarheid en Droomen, schetsen. uit het dagelijkse leven, van Jonatban, 1840. Geschreven op aandrang van Potgieter. De schrilver stelt zich voor a1s een weemoe- Vyfderly, H. gaf Den liedhoekje. Vijfde Zegel, Het -, grote historische roman van Vestdijk over de schilder E1 Greco ( 1541 1615) . In Openbal'ing V1 : 9 is sprake van de opening van het vijfde zegel; tafereçl door E1 Greco geschilderd. Vilf en Twintig Jaren, een ,,1ied'' in 1840 door Da Costa. ln 1839 was Da Costa OP aandrang Van D. J. V:n Lennep en W illem de Clercq en W iselius 1id geworden van het Kon. Ned. Instituut. Bij zijn van -, Bruggeling, f 17j0, Vlaemscben Papegaey uit, intrede berijmde droeg hîj in het Trippenhuis deze kroniek voor, het perste stuk van zijn Politieke Poezy, gericht tegen ongeloof en veryoding van de mens. De voorzang is gedlcht in de vorm van David van Lenneps Duinung: Kan het zijn dat de lier, die sinds lang niet meer mischte, die sinds lang tot geen harten in dichtmuziek sprak, weer op eens van verrukking en hemellust bruischte en in stroomende galmen het stilzwijgen brak? Vijfstromenland, bloemlezing van de nieuwste Ned. poëzie met een korte bij federe groep schrijvers, door Brandt Corstius en Garmt Stuiveling, Vyf/ich lustiyhe historien Joannes Boccati- l, 1j64 u1t het F. vertaald door Coornhert; zie daar. Vijgeboomken, Het '--': met de zinspreuk '1 Soet vergaren, Rederljkerskamer te Schiedam, 1616 a1s vrije Kamer erkend. Bij Brandt in het Leeven z'z?:/ Vondel staat vermeld, dat een Kamer met dezelfde naam en spreuk te Amsterdam gevestigd was a1s Brabantse Kamer en na hem vindt men die mededeling herhaaldelijk. Dr. te Winke1 heeft in het Leidse Ts. van 1892 aangetoond, dat Brandt zich moet hebben vergist. Vynck, Prosper de -, .I- 1674, priester te Brugge, dichter in de trant van Cats: 1,Fckelyck Vermaeck, 1645. Berijmde Duyj- Je/JJ c/z Trillemynjens Pelgrimagie val) Boëtius â. Bolwert, 1641. Vilver, C. van der -, 1785 18jj, onderwijzer te Amsterdam, schreef 1827 een bewerking van de Spiegel der Vaderland- Jcâe Kooplieden, die geen verbetering was. Van 181j is zijn blijspel met zang De Tooneel-kriiiek of de Recensenten /z;/w,Jkerd, uiting van gekrenkte ijdelheid. dige, herustende oude vrijer. Opmerkingen en verilaringen verschenen in 1895 van Taco de Beer, onder de titel Na een âWf?e eeuw. W aarmond, Vreederijk -, zie Koerbagb. W aasdijk, Albert van ew, 1879- 1943, ambtenaar ter secretarie van Rotterdam, schrijver van toneelwerk, vertellingen, kritieken en van een roman, De gele koffer. W achtendonk, Arnoldus - , kanunnik te Luik in de 16e eeuw, naar wie de W achtendonkse Psalmen genoemd zijn, een vertaling in Limburgs dialect uit de 10e eeuw. Ze werden in hs. yevonden in zijn nalatenschap door J. Lipslus. W achter! wat is er van den nacht? een der politieke gedicbten van Da Costa, 1847. Overzicht over de Romantiek en de verdere letterkunde; beschouwingen over geloof en maatschappelijke toestanden, met de vraag: waar is uitk-omst? En het antwoord: Hoort het woord des Voorspelling van de Heeren Heeren. omwentelingen vall 1848. W achter, De - , Kath. historisch en politiek maandblad van Dr. Nuyens en Dr. Schaepman, 187 1 ,in 1874 Onze IrOfW/'Ez/,' in 1885 verenigd met De Katholiek. Letterk. W rdbk. 2e dr. 38 593 W achter wachterliederen wachterliederen, zie dageliederen. Wachters, H. J. J. N, geh. 1884 te Groningen, priester 191 1, leraar a. h. Seminarie te Culemborg 1908 '3j. Schreef Leveu t//zz Lutber en 1936 van Zrasmus. Medewerker aan verschillende encyclopedieën. W achtvuur, verzamelwerk, proza en van Chr. richting, 1945, onder van G. Knmphuis, Dr. K. Heeroma en H. M. v. Randwijk. Deze schreef over de Prot. Câr. Ietteren, Dr. J. Haantjes over Da Costa, P. J. Meertens over Valerius. W acker van Zon, Petrus de N , 1818, ijverde in zijn jonge jaren a1s voor vrijheid en gelijkheid. In zijn eerste rom an, in 180j, was hij nog een voorstander der Verlichting. Dat was W illem Hups, uit de 17e eeuw, door B.D., d.i. Bruno D'aalberg. Een kuiper uit Oudewater heeft een muts, die de drager onzichtbaar maakt en toveren kan; W illem wordt baron te Nvenen, maar verliest ook weer al zijn staat', hij moet dit moderne wenshoedje weer afstaan. De tweede roman heet Twee-ell-Dertig JFt/t?J/ZZ oj de f'u'.j' van Kotzebue, ook van 180j; daar staat in het Voorbericht te lezen, dat de schrijver van een roman het ,,beweeglijke'' met het luimige'' vermaagschappen'' moet. Zo geschiedt het ook weer in De .î/d?tp7/- bergscbe Famille, 1806 '09. Altijd is nog de verlichte Patriot aan het woord met talloze uitweidingen over de letteren, over het huwelijk enz. In 1786 had lnij onder ps. Anonymus Belga een vlugschrift uitgegeven De Adel en op de vernietiginc van de adel aangedrongen', uit dezc romalls blijkt, dat hij nog niet van gedachten veranderd was. ln de volgende roman De Overysselscloe Predikants-dochter van 1816 was de schrijver met de adel verzoend, en in datzelfde jaar werd hij sccretaris...... van de Raad van Adels toen juist te 's-Gravenhaye ingesteld. En in 1817 in alweer een nleuwe roman Jan Perject noemde hij zich r,Baron de Wakker van Zon'' en spotte hij met de hele Verlichting, met mensenliefde en brocderschap, en met de sentimentaliteit vall Feith. De romans bevatten naast de uitweidingeln ook schilderingen en beschrijvingell. Ze zijn vo1 avonturen, alles verteld op een boertige wijze, vlotter dan de werken van Loosjes en Kist, zodat de latere schrijvers er hun voordeel mee gedaan hebben, al zijn ze nu geheel vergeten. Ze waren geschreven in de stijl van de Engelse vertellers a1s Smollett en Fielding', daarnaast was Den Vermakelyken Avonturier zijn voorbeeld. W ackernagel, Philiyp -, 1800-'77, gaf een bloemlezing u1t de geestelijke en martelaarsliederen der 16e eeuw: Lieder der niederl.Rejormierten. 1867. HiJ Js de schrijver van het grote werk Deutscbes Kirchenlied, 1841; 2e druk 1864 '77 fn j delen. Leraar; 1849 '61 directeur van een vakschool te Elberfeld. W adman, Anne - , geb. 1919 te Langweer, leraar te Sneek, redacteur van Podium. Fries dichter en prozaschrijver. Kreeg in 1949 de Regeringsopdracht voor een Floemlezing van Friese gedichten met Nederlandse vertaling en inleiding. W aegschael van Holland, Op de - , zie Hollantscbe T'u?2JJJ''7raJït'. W ael, Job. A. van de N', ook z4. Job de Wael, factor van de Kamer !,De Akerenboonl'' te Vlaardingen, die ln 1616 een groat landjuweel hield. Hij was ook op de rederijkersfeesten te Haarlem 1614 e1t '30, te Schiedam 1619, te Amsterdam op het Levcnders Reden-Feest, 1624, dat is het feest van de Brabantse Kamer Uyt /:'. vender Jonst. Schreef Schiedams llt/t/l Roosjes Spel van David ende Goliath, 1619., rederijkerstoneel. W aerden, Guilliam van der 'v, schreef Herten is T'r5:/ (op het hart komt het aan) , in rondelen, afgewisseld met proza, tegen (eestesdwang en onverdraagzaamhefd. U1t de tijd der geloofsvervolging. W aes, Frank van ,v, ps. van A. M. de Jong van a1s schrijver Franh van Wezel.ç l'oemrucbte jaren. W aesberghe, Jan van x', stichter van de bekende dnlkkerij en uitgeverij, van 1589 1624 te Rotterdam woonachtig. Waesberghe, Joannes Janssonius van 'v, 16j1 '8 1, de bekendste boekhandelaar uit dit Feroemde geslacht, was de eerste die e1k halfjaar een lijst uitgaf van alle nieuw uitgekomen boeken. W:- geli, Jeanne .x', 17j1 1834, de Zwitserse gouvernante, 1785 in betrekking bij Van Lenneps tante; treedt op a1s Mej. Stauffacher in de Inleiding tot Ferdinand Hu)'ck. Haar vader was kapitein I7iJ het Zwltserse regiment. Jacoh van Lenner kwam onder haar leiding in kennis met Mad. de Sévigné, Gi1 Blas, Fielding, Swift en Rabener, maar ook met Bilderdijk. In Van Lcnneps novelle Een r't>r/:/- Iincq l'an Mei. 5'/o'///././afw/7cr prijst zij de 18e eeuMr. W agenaar, Jan .v, 1709- '73, de schrijver van het grote werk Vaderlandscbe Historie, 1749- '59; ,,wy hebben ruim 2o veel belang by de Historie van het Volk a1s by die der Vorsten.'' Het werk beleefde voor 1790 drie drukken; de 22 delen kost- 594 Svagenaar Svagenaar ten f 63, de derde druk f 42. W agenaar ontving f 20 000 honorarium. Hij was sedert 1760 werkzaam als klerlx ter secretarie van Amsterdam. Hij had zijn reuzenarbeid in 1759 voltooid, tot de dood van Vrillem IV., het werk dwingt nog a1- tijd Fewondering af. Hij wilde het niet voortzetten. Wel schreef hij nog de geschiedenis der stad Alnsterdam a1s stadshistorieschrijver. Verdedigde de staatkunde van Jan de W itt; bestreden en gehoond door Bilderdijk. In 1755 en 'j6 betoogde hij in een reeks nanmloze geschriften, dat de Republiek geen hulp aan Engeland verschuldigd was. ln 1747 schreef hij in de woelige dagen het weekblad De Pattl'iot, gevolgd door zijn Dagelijiscbe Anteekening, 1748. Ook hij geloofde aanvankelijk- aan de echtheid van Klaas r//#z;; Huydecoper overtuigde hem van dwaling en nu schreef hij zelf zijn Proeve van de Egtbeid. De Vad. Historie van W agenaar: vervolgd o.a. door Petrus Loosjes Azn. ln 47 delen, van 1775 1806; ook door J. Mun. niks, in 17 delen, 1781 '87, uitgegeven bij J. Verlem, ,jhet Keezen-vervolg.'' W agenaar, Dr. Lutzen 'v, 18jj 1910, ui* Heerenveen, schreef 1880 zijn proefschrift over Het Rlveil en de H/Jc1dïJëz2#; predikant, deed mee aan de Doleantie. Schreef 1876 een toneelspel Tsjerk Ages. Schrijver over kerkgeschiedenis. W agenaer, Die Historie van Christoffel - , volksboek a1s vervolg op dat van Faustus 1597 uitgegeven te Utrecht. Opnieuw door Jos. Fritz te Leiden 1915. Zie Faust. Wageaer, J. -, geb. 1098 schrijver van zeer moderne romans: 3000 Meter ï?; Dood W'ater, 1955, over de Kanaalzwem. m el's. W ageningen-salomons, Anna M . F. van 'v, zie Annie Salomons. wagenspel, tableau-vivant vertoond op een wagen, zwijgend of sprekend, bij een ommegang; 1je en 16e eeuw. Zie Mariken van Nieumegen. W agenvoorde, Hanno van 'w, geb. 191j te Amsterdam, dichter en letterkundige, die onder pse u-doniem schrijft. Karillon in November, 1946. W agenvoort, M aurits 'v, 1859 1945, reizend verslaggever a. h. Handelsblad. Ps. Vosmeer de Spie als romanschrijver. Van 1919 '38 schrijver van het buitenl. overzicht in de Nieuwe GJJJ; toen na de dood van Kloos Dr. Haighton redacteur werd, heeft W agenvoort zijn medevrerking beeindigd. W agt me voor dat Laantje, zie den Elger. W al, Ho drik van der 1880 1957, dichter en toneelscllrijver, o.a. van het lustrumspel der Delftse studenten, 1913: Kurrogloe é72 Nigbara. W al, Theo J. v. d. - , geh. 1910 te Maastricht uit Friese ouders, journalist, sedert 1938 als letterkundige werkzaam te Bergen (N.H.) . Hij schreef novellen en romans: Dorp in opstand, 1939; Koert, 1941; Jacbt op /7:/ Noodlot, 1959. V'alch, Dr. Jan L. N, 1879 1946, uit 's-Gravenhage, leraar, 1908 '16 journalist, 1918 privaat-docent te Leiden in de gesch. v. h. toneel; 1925 leraar te 's-Gravenhage. In 1936 prof. in 't Ned. a. d. Sorbonne te Parijs; 1939 directeur v. d. Toneelschool te Amsterdam. Zijn proefschrift handelde over De P-arianten z'l?z Vondels lkllzzieJe-f; 1906. Schreef Studiën over Literatuur en T'/5- neel, 1924, verder een biografie van Couperus; dan toneel- en prozawerken. Over zijn Vertellingen in den winter zie Decamerone. Nieuw Handboek tot de Letterk. Gescb., 1940, tot vervanging van dat van Prinsen, 2e druk 1946. Van 1930 is zijn studie over Boeken die niet Ieest. Ned. en Ziem en zzitvr Van 1941 Vrouwen t/,'J& jormut uit verledenk daarhij Tesselschade Mw. senis-W attier. Zie Boekenwurm. W alcheren, gedicht in 4 gezangen van Betie Wolff, 1769, beschrijving van het landleven en het landschap en van de buitens, vermengd met historische geleerdheid, een Arcadia. W alcheren, M . van - , ps. van 31, G. S. 'r. d. Feen. W alchersche Robinson, De .x', zie R. W alchersche Schetsen en Vertellingen, door Heins, d.i. Beunkek zie daar. W alden, de mislukte coöperatieve tuinbouwonderneming, bakkerij enz. van Frederik van Eeden te Bussum. De kolonie begon 1898 en ging te niet 1904. De nanm ontleend aan een werk van de Amerikaal) Thoreau. ln 1902 schreef een oud-kolonist een parodie Braga op IFWlex, zonder betekenis. Een andere parodie is die van Jantje #>wJ#J; zie L. N. Hermans. W alden, Hugo van -, ps. van Jules Temmermans, gehoren en gestorven te Brussel; 1877- 1934. Elooi in 't W /AJ, 1914, De Gulden Slede, 192j, en andere novellen. W alen, oorspr. Keltisch volk in België, spreekt Wuls, d.i. een F. dialect; 45 '% der Belgische bevolking; in Henegouwen, Luxemburg, Luik, Nnmen en 't Z. deel van Z. Brabant. Zie taalgrens. W alewein, Roman van 'w, een zelfstandig Mnl. verhaal in de trant der Arthurromans; W alewein, een dolend ridder. vol- 595 W alewein W alewein en Keye brengy allerlei questen, d.i. tochten. De eerste is naar een prachtig schaakhord, dat in Arthurs zaal verscheen en verdween; daarop volgen de andere wonderverhalen, totdat eindelijk W alewein het schaakbord kan overhandigen aan koning Arthur. Penninc dichtte de eerste 7800 verzen; Pister Vostaert voegde er nog 3500 bij; elnd 13e eeuw. De aandacht op het Nederl. handschrift was al gevestigd door B. Huydecoper; in 1838 gaf Prof. G. J. Meijer een ,,verslag'' over het hs. uit. Jonckhloet gaf de roman uit in 1846 - '48, met behulp van Mr. L. Ph. C. v. d. Bergh. Een verhaal van W alewein en Keye van b-pna 4000 regels is door Van Velthem opgenomen in zijn grote u ncelot-verzamc- Iing. W alewein hed bij Chrétien de Troyes Gauvain, bij Wolfram von Eschqnbach Gawan, elders Gawein. De roman ls een oud-Keltisch verhaal, Christelijk en ridderlijk geworden. Behalve in deze beide afzonderlijke werken treedt W alewein op a1s een der hoofdpersonen in Lancelot en de overige Graalromans. Ook in Die Jr/klle van Ragisel. W alewein is in de Britse verhalen het toonbeeld van de ridder, ,,der aventuren vader'': Hovescher dan enich ander was hi, Daerne vrouwen ende joncfrouwen minden bi, d.i. waar hem vrouwen en jonkvrouwen om beminden. Hij was daarbij geleerd en ook een bekwaam heelmeester. Zijn paard Gringalet was even vermaard a1s 't Ros Beyaert uit de Karelromans. Zijn broeders Gaheriet en vooral Gurrehes geleken op hem, maar zijn oudste broer Acgravein was lomp en wreed en zijn jongste broer Mordret was een verrader. In de roman van Arturs Dood, het laatste deel van Lancelot, het verhaal van zijn dood tengevolge van zijn wonden in de strijd tegen Lancelot. Hij is verreweg de voornaamste ridder van de Tafelronde. Fragmenten uitgegeven door G. S. Overdiep, 1924. Onderzoekingen over de r/waz; van 1rOlewein, studie van Mw. Dr. A. M . E. Draak, 1936. De roman is naverteld door Louis Couperus. W alewein en Keye, inlassing in 't 5e boek van Lancelot van Lodewijk van Velthem, bleef alleen in 't Nederlands bewaard. W algrave, Aloï's - , 1876- 1950, uit Gent, pastoor te Vollezele, dichter. Schreef Het Leven van Gezelle, 1925- '24. W alhorn, G. Th. v. -, (ghenaemt Decker) . Rymende uytleRinghe op het bock Job, het liet der lieden van den Coninck Salomon ende op de clachten van Jeremias. Tot Brussel Fij Godaert Schoevaerdts op de Kesemerkt inden Schrijff-Boeck. 1641. De schrijver was advokaat te Brussel, hij is een van de eersten, die streden tegen de verfransing van 't Brabantse volk. Nvaling-om, d.i. Oom lFzô?c: D#lJ/r,, de spreker en schrijver voor 't Friese volk. W all, Hans van de 'v: 1869- 1948, organist te Batavia, schrilver van romans en toneelsmkken. Hoofdred. van Batavia's Handelsblad. Ps. Victor ldo. W allagh, G. H. ew, journalist, gaf 1941 een roman uit In #e Trou, romantisch verhaal uit Vondels omgeving. Molkenboer toonde in de Vondelhronieh aan, dat de schrijver zich in ernstige mate heeft schuldig gemaakt aan plagiaat uit de Portretten van Alberdingk Thijm. W alle, Victor van de .w, 1849 ......, uit Puers hij Antwerpen, 1883 notaris te Mechelen. Dichter. W aller, F. G. 'w, 1867- 1934, verznmelde 191j volksboeken en andere populaire boeken; catalogus daarvan opgemaakt door Emma Dronck-ers, 1936. W allis, A. S. C. -, ps. van Mej. Opzoomer. W all Perné! Gustaaf van de - , 1877- 1911, schllder en schrijver van 2 deeltjes Veluwscbe Sagen. W alraven, W . -, 1885- 1943, schrijver van verhalen uit het leven op Java. Walravens, Jan .x'? geb. 1920 te Anderlecht bij Brussel, crlticus aan Het Laatste Nieuws. Schreef over Anna Blaman, Cola Debrot e.a. Richtte in 1947 T#d en Mens op, ts. voor jongeren. Zijn eerste romao was Roerloos mzzi Zee. Verder studies over plastische kunsten en Phenomenologie van de moderne Poëzie. W alré, Jan van 'w, 1759- 1857, boekhandelaar te Haarlem, dichter en toneelschrijver. Willem 1, Prins van Orarje, treurspel 1785; Dieder#k en Willem van Hol- /,r#, treurspel 1821. W as Patriot geweest, maar was dit in 181j vergeten. Gaf 1828 zijn Heisluiting uit met een boertig berijmd verhaal van Enéas en Turnus. W alsc, in de M.E. = Fransr Bij Maerlant in de Spieghel Historiael IV, 7, 1: ,,W at walsc es valsc es.'' Dit beduidt geen haat tegen de Fransen in 't algemeen, doch afkeer van de troubadours, die in de volkstaal hun verhalen dichtten. Tegen Fransen, dJe 't geleerde Latijn schreven, had Maerlant geen bezwaar. W alschap, Gerard ev, geb. 1898 te Londerzeel in Brabant, roman- en toneelschrijver. Zijn verhalen wekten veel ergernis, omdat hij een niet bepaald idyllische voorstelling gaf van het leven en de beschaving in de 596 W alschap W alter dorpen en Ilaarnaast I)e kinderen en een kleine steden van Vlaanderen. vierde Kprërzkç, Foek voor geschrift Nooit z/cE'E'r 003,- lol. Vermeylen noemt hem de diepst- en rulmst-menselijke van zijn geslacht. Q'eliô>/, roman, 1934. Dan Sybille) een ,,geloofsdrama,'' en in 1959 Het Kind, een verhaal. Een trilogie is De Familie Rsp/âpp/l, t!e geschiedenis van een erfelijk helast ge. slacht. Dit was hct werk, waarmee 'nij begon. Van 1959 Houtekiet, de roman van een stroper; van 1940 Beiegening l'lzz Ckrij'- tus, roman over 't leven van Jezus. De R.K. geestelijkheid maakte herhaaldelijk bezwaar tegen zijn werk, vooral wegens zijn kritiek op het Katholieke onderwijs; doch Walscha? kon zich daarnaar niet schikken en verllet in 1940 de kerk md een vlugschrift Vaarwel f&z7,/ In 1948 verscheen Zwart :7z W it, een roman die de geestestoestand van 1940- '45 weergeeft en die handelt over de collaborateurs. W alter, W . G. S. 'v', ps. van Virginie Loveling a1s schrijfster van In onze F/tgazrscbe gewesten, 1877, waarin zij schetst hoe de geestelijken in de dorpen de macht in handen hebben. W altes, M arkus - , van 1649- '56 toneelspeler te Amsterdnm. Schreef 2 kluchten: De bedrooge dëEvoazlrff, 16j4, en Bollebacèers- lan, 16j9. W amba, niet R. H. G. Jonckers, doch L. W. v4n Deventer. W andelende Jood, De v, wijsgerige roman van August Vermeylen: Ahasverus is de moderne mens, die voor zijn geloof zekerheid en voor zijn gevoel bevrediging zoekt; ,,beeld van de geschiedenis van een ziel''; 1906. Ahasverus komt het eerst voor in een D. Volksboek van 1602. Zie Abasverus. Studie over de W . J. in volkskunde en letterkunde van J. J. Gielen, 1951. De W . J. ook in 't volkslied; zie Kossmann, Stru tzanger, blz. 75 en 158. wandelende ridders, de dolende ridders uit de Artursagen, die steeds op zoek zijn naar avonmren. Zij verlossen mishandelde jonkvrouwen; vechten met monsters, reuzen, serpentew lintwormen (draken) . Zij komen aan brandende rivieren en aan de geheimzinnige Leverzee. Op de kaste- 1en worden de helden schitterend ontvangen en verzorgd met overvloed van spijs en drank en kleren. Er zijn wonderbedden, die dr gewonden in hun slaap genezen. W andelingen door Bourgogne, dichtwerkvan W olff en Deken, in 4 zangen, beschrijving der natuur, zedenschildering, godsdienstige bespiegeling; 1789. Nvap, Dr. J. Rome 1827, J. F. -, 1806- '80, doctor te leraar aan de Mil. Academie Sedert de oprichtiny in 1828 tot '40; hij kreeg een persoonlljk jaargeld van Wi1- lem 11 en werd redacteur v. d. Noord- Brabanterk R.K. letterkundige, vriend vall Bilderdijk. Miine wler/. zanyen, 1831. Bilderd#k, eene ô#Jr4ge tot z#r Leven e70 Werien, 1874. Onder zijn vertalingen: Silvio Pellico, 1859. Levensbericbten van D. Buddingh, 1876; L. G. Visscher, 18j9; W ithuys, 184j. Hij was redacteur van Argus, ts. van 1828 ,29; zie daar; onder ps. Reland; zijn medewerker was A. v. d. Hoop. ln zijn Gewljde Poëzy bracht hij 70 lofder Katholieken zangen over uit het Gr. en L. wapendicht, zie beraut, Gelre en Knibbe. W apene, Martijn! zie Mart#nsdichten. W apene, Rogier ! van Jan de W eert van Yperen, gedicht in de trant van W apene Nar/#>2, * 1350; zie De Weert en Rogier. Het zijn 144 clausulen van 13 regels; uitgegeven naar het Comburger hs. door Ed. Kausler, 1866, in zijn DenLmider 111. Deze Disputacie van Rogiere t7c#: 1.4/2 Janne is een groot leerdicht in 5 afdelingen. Nvapenkreet, gedicht van Bilderdijk, toen de Engelsen onder Lord Chatham zich rneester maakten van Zeeland; 1809. De Engelsen werden ,,barbaarser dan barbaren'' genoemd, en het gedicht werd op last der Regering opgehaald a1s...... te beledigend! Bilderdijk had zich vergist in de bedoeling van koning Lodewijk. W apenschilt, door Cats uitgedacht voor de eerbare maagden, een druyventros, zie daar. (Maegbdenplicht, 1618.) Beantwoord door Johanna Coomans met Wz-apenscbild voor alle y,eerlicke jongmans'': een tong, op wingerdbladen voorgediend (die de druiven moest proeven) . Haar gedicht is het eerste van de Zeeuscbe Nacbtegael. W appers, Gustaaf - , 1803- '74, uit Antwerpen, hoofd der Antwerpse romantische schildersschool, de hoofdman van de kring van 't Zwart FlEzrleler, vriend van Conscience, die aan hem zijn Wonderiaer en zijn Leeuw van Vlaenderen opdroeg. In 1841 werd W appers directeur v. d. Antwerpse Kunstacademie en Conscience griffier, wat hij bleef tot 1854. W arande, Dietsche N , zie D. W arande der Dieren, Vorsteliicke zie Vondelk 1617. W ard Bingley, zie B. W arden, Oom 'w, pseud. van W ard Vermeulen. W arenar (d.i. de ware narl, de gierigaard uit het blijspel van Hooft, ontleend aan 597 W arenar W arhold Aulularia'' van Plautus, 1616. Een der eerste stukken in Costers Academie. Dr. P. Leendertz Jr. betoogde, dat Warenal. gemeenschappelijk werk is van Coster en Hooft; Stoett kwam daar tegen op in Taal :7z Letteren van 1897. Hooft schreef het stuk in 9 dagen en slaagde er in, van Hz,flularia een echt Amsterdams spel te maken. Voor 't eerst weer uitgegeven door Dr. M. de Vries, 1843. Opnieuw door Dr. Leendertz in de Zwolscbe /f:pWr//ller, 1897. Hooft wilde met Wal'enar de kosten goedmaken van de vertoning van zijn r,/e//. Hij stelde zo weinig prijs op deze vertaling en bewerking, dat het stuk in 1617 naamloos verscheen en in 1636 niet werd opgenomen in de verzamelde gediclnten. De proloog wordt bij ken door de huisgod; H Poloafut tustse lduei tgeers prtsI, dialoog voor in de plaats tussen ,,Mi1theit'' en Gierigheit''; zo wordt verklaard, hoe W arenar zo gierig is geworden door het vinden van een pot met duhbeloenell. ( W arhold, historische roman van Adriaan van ' Oordt, zijn hoofdwerk, 1906. In bisschopelijke dienst is W arhold schout van P Utrecht; hij wordt a1s vertegenwoordiger van de bisschop naar de Veluwe gezonden; hij is de held in gevechten, maar wordt een moordenaar; hij is groot in de liefde maar geeft zich over aan afdwaling en ulttspattingen; vlucht naar Utrecht en eindigt a1s een bekeerde vagebond. W arners, D. - , geb. 1915, dichter. W arners, J. D. Ph. 'v, schreef 1947 zijn proefschrift over Het vierrcgelige ,jtt>#/;'/5/ sindq de Renaissancc. W arnslnck, W . H. 'v Bzn., 1782 18j7, suikerraffinadeur te Amsterdam, medeoprichter v. h. Genootschap tot Zedelijke Verhetering, hoofdbestuurder van het Nut, gaf het voorheeld van een ,,nationaal costuum'' na de Belgische opstand; woonde op zijn buiten Willemsoord bij Overveen; vriend van Feith en Tollens. Dichter. Opv/: lilzi,o 1815. Citadelpoëet. Gaf in 1845 met J. Decker Zimmerman een schets van het leven van Petronella Moens en schreef Mr. R. Ft*# gescketst uit z#zze gemeenzame Brieven. Vertaler van stukken van Schiller, Goethe en andere D. dichters. Toneeldichter. Schreef 1822 een treurspel over de moord van Prins W illem, dat hij pas in 1836 uitgaf, gewijzigd in romantische zin. W arren, Hans - , geb. 192 1, dichter van een Pastorale, 1946. W arschau, zie Lierzang en Van Jt'r Hoop. W art, D. A. van de ,-, 1767 1824, schllder, muziekonderwijzer, dichter van toneelvan rom ancen. W arvershoof, Tonis Harmansz. van dichter van Gbeestelicke Liedeiens, helft der 16e eeuw. W asch, Karel - , geb. te Middelburg 1886, secretaris der directie van de glasfabriek ,.,Leerdam' '1920. Begon zijn letterkundig werk met Dialogen, 1920. Romanschrijver; dichter. W assenaar-obdam, Jacob baron van -, 1610 '6j, kolonel der. ruiterij, in 16j3 admiraal a1s opvolger van Tromp, streed 1656 'j9 in de Oostzee, vloog in de lucht in de ongelukkige Slag bij Lowestoft. Gehuldigd in 1653 door een Groet van J. de Decker, in een Geluck-W ensch van Henrick Bruno en een van J. Six. In 1658 na de Slag in de Sont: Vondel, Vrye zeet/ friar/ ziaer Oo.çten., verder gedichten van J. v. Neer, Antonides, Jan Vos, Jan Bara. Vondel dichtte bovendien zijn StaetweLiel. naar aanleiding van Afassenaars klacht over de lafheid van sommige kapiteins. Bij zijn dood: Gedenkteien van J. de Decker; Op de Tombe van Jacob van der Does; Op de Dood van Dullaert en ook van Abrugge; grafdichten van W esterhaen en Joan Erckelens. Vlassenaar, Th. N , geb. 1892, dokter, 1920 hoogleraar te Stellenbosch, Afrikaans dichter. N # stuk-ken: De .$-c&/Jdr, 1796; Ransdorp (in proza), 1800; Liejde E'c Grootmoedigkeld, 179j, waarin alles terecht komt. Dichter T/assenbergh, Everwinus 1746 1826) 1771 hoogleraar te Franek-er schreef 177/1 een Verhandeling t?f't-7. tle t'/,gt7zzzzazrp/z der Fr/tvEpc met een Toelage f'az; Friescbe spreekwoorden. Hij is voor 't Fries de man van de Wassenbergbse Renaissance, die leidde tot de onthulling van het borstbeeld van Gysbert Japiks, 1825 en tot de oprichting van het Prov. Fries Genoot- Jf-,%>, 1827. TaalLundige A#lrtf.gtzzz, 1802 ,06# W at den mensche aldermeest tot consten verwect, de vraag op het grote Landjuweel van Antwerpen. De Rose van Leuven behaalde de overwinning met Lof eere ez/le >r#J; de tweede prijs verwierf De .gz't/tzi/E'zzle Boom van Lier met het antwoord Hope van g/t/rëir. Water, J. W. te 'v', 1740 1822, geb. te Zaamslag, 1765 predik-ant te Vlissingen, 1776 geschiedschrijver van Zeeland, 1779 hoogleraar te M iddelburg, 1784 in de godgeleerdheid te Leiden. Behalve zijn geschfedkundige werken stelde hij een Levensschets van Van Alphen samen, 1815. Van 1793 tot zijn dood was hij voorzitter v. d. Mij. v. Letterkunde. Waterink, Dr. Jan 'w, geb. 1890 te Nieuw- 598 W aterink Sh?aterkluis Leusen, 1914 Geref. predikant. Hoogleraar aan de Vrije Universiteit 1926) directeur v. h. Paedologisch Instituut, 1951 . Schrijver Over zielkunde. Schreef ook: Bij ons i>2 't Land Jer Saisers. Nvaterkluis, De N, groep jonge realistische dichters te Gent', kregen in 1935 de beschikking over het ts. Prisma, later Cabiers van de lrzo/erl////-f, De voornaamsten zijn: Daisne, Coole, De Cat, Vrijbos en Van Snick. Zie Paul tïE> RijcL. Waterloo, Slag bij 'v', bezongen door Ds. A. N. van Pellecom, Ds. Carel Pantelcoek van Breda, W . H. W arnsinck, Alesschert, A. J. Zubli, D. J. v. Lennep, Spandaw, Jan ten Brink. In 1816 verscheen een bunde1 Zangstukken, bekroond door de Gentse Maatschappij van fraaie Konsten, o.a. van C. W . Bilderdijk. Nvatervloet, De ellendighe ende seer beclaghelicke 'v, gedicht van Fruytiers op de overstroming van 1j70. De Fekendste schildering van een overstroming in Klara c7/ Ewoud van Tollens. Messchert Fezong de W-atersnood van 1 820. Nvat ghelyckst van naelzlen en onghelyckst van krachten is, vraag uitgeschreven in 1612 door de Kamer ,,De W yngaertrancken'' te Haarlem, onder leiding van de factor Adam van der Hagen. W attez, Omer N , 18j7 195j, geb. te Schorisse bij Oudenaerde, leraar te Doornik, later te Antwerpen, schrijver in de taal van het Z. van Oost-vlaanderen. W attier, Johanna x, 1762 1827, beroemd toneelspeelster te Amsterdam. In 1796 trouwde zij met de stadsbouwmeester B. W . Ziesenis; # 1820. Begraven in de St. Jacobskerk- te 's-Gravetzhage. Siegenbeekhield de lijkrede over haar. Zij trad het eerst op onder Corvers leiding te Rotterdam, 1777; schitterde weldra in de grote rollen der treurspelen. Ook in de komische rollen muntte zij uit. (Gedenkzuil 1,001. Tzrattier-ziesenis, 1827, door A. L. Barbaz.) Zij speelde Pbedra voor Napoleon, naast Talma die Frans sprakk- de Keizer kende haar een jaargeld van 2000 francs toe. Ook koning Nvillem I schonk haar een jaargeld. W awelaar, Dominee N, hatelijke caricatuur van de predikant in Max Ilavelaar. Ds: Francken kwam er tegen op; Multatull erkende ollgelijk in zijn Blief aa72 Ds. Fyifpiclcpi, 1860. Later had hij berouw over deze gemoedelijklleid. W azenaar, zie Amand Je P-/J. W . D. s, ondertekening van Potgieter onder stukken in De Gids en Tesselscbade. Zie W . h. Dwars. W chconer, De Nederlandsche verzaverhalen en anecdoten, tot in eeuw herdrukt, tezamen met Der jonghe Dochters T##/-Cpr/ë&.çâé; z. Jongbe. Nvederzilds Huwelijks Bedrog, blijspel vat) Langendtjk, 1714, waarin grootse kaalhelé ten tonele gevoerd wordt. In de bouw van meling van de 18e het stuk toonde Langendijk zich een waardig volgeling van M olière. Het stuk werd 1890 opnieuw uitgegeven door Jan te W inke1 in de Zwolsche Sdrlr//ll:hi; het was opgedragen aan Govert van Mater. Ook uitgegeven door Stoett in het Pantbeon. Het beste toneelwerk der 18e eeuw. W eegh-schael van Hollant, zie Hollanncbe Transjormatie en Vondd. W eerdt, Dree de ew, 182j- '93, volksdichter te Antwerpen. W eert, Ernest de x , geb. dichter. Uit de fcvzatgwâe/tï, 1866, Vlanms 1914, Gulde Tarlf/c, 1 929 . Weert, Jan de 'v , heelmeester te Yperen, -I- 1362. Hekeldichter. Zijn Nieuwe Doctrinael, in de tekst Spiegbel der zondcn genoemd is van 13j1 ; van groot belang voor tle kennis van het maatschappelijk leven. Daarna Eene z/f-fp///acï: van Rogiere ende Janne; 2ie daar. De Weert valt pronkzucht en weelde aan. In de vrouwen heeft hij geen vertrouwen: En es cume 1) so sconen wijf, Si en hout te cope haer lijf Den ghenen die hem 2) ghelt wilt (ghevell. Ook vertrouwt hij de priesters niet: Die selve en sijn ooc niet te stillen met eenen wive, tween oft drien. De poorters gaan naar de kroeg in plaats van de kerk. Het de naar aangeschrev enal, ledrsel eclhietdste ns tavaann soldaten oorlog: Dat willen dan liede van wapen sijn Ende selen goede liede heten! So waer datsi orloghe weten, Daer verhuren si haer lijf Om te doden, te roven, man ende wijf, Om steden te bernen en te verraden, Die hem noyt niet en mesdaden. De Nieuwe Doctrinael // Spiegkel t,'a& Sonden, opnieuw uitgegeven door Dr. J. H. Jacobs, 19 1j. W eeuwtje uit het Hof van Holland gevrijd werd, Hoe het 'v, novelle van Potgieter, voor toneel bewerkt door G, N01st Tr:'- nitê, 1 914. W eevers, Dr. Theodoor x . geb. te Amersfoort 1904, sedert 19 45 hoogleraar in het Ned. te Londen. Schreef 1934 zijn proefschrift over Coornberts' Dolingke 1,,-//2 Ulq,sse. W eghe, Dr. Jan Frans van den x , 1868 1) nauwelijks; 2) haar. 599 Sveghe sveghe 1937, bracht ziln jeugd door te Adinkerke 'in W . Vlaanderen, promoveerde 1890 te Gent op een proefschrift .over Rodenla. 4 ; leraar te Oostende, Flamingant; ofschoon geen activist, tot j maanden gevangenis veroordeeld, te Brugge; in 1919 opnieuw tot een jaar; week uit naar Nederland, werd nog tot 10 jaar veroordeeld. Schreef in zijn Vlaamse roman De Laatste Boot, 1926. over de tijd van de W ereldoorlog in België en over zich zelf. Dichter; -j- te Eindhoven Dr. Julius Pée gaf 1938 Eef Jejze uit z#r Gedichten uit. W eghe, Vlctorlen van de - , 1834- 1900, kapitein der infanterie te Antwerpen tot 1888,de vertaler van de militaire reglementen in het Vlanms; ook van Denderloover, 1875. dichter, o.a. W eghwyser uyt den Doolhof der Kalverliefde, tweede deel van de inleiding van M aeght, het eerste boek van Cats' Houwelyck. W ehl, Nannle van - , ps. van Mw. S. Lugten- Reys; zie daar. Weiland, Mr. J. A. -, 1785-1869, raadsheer in 't Hof van Z. Holland, woonde op de Binkhorst. Schrijver van Scriblcriarl; vertaler van Jean Paul, met een verdienstelijke inleiding over het wezen van de humor; volgeling van Sterne. Zijn Scrii/ er/rz, (schrijverij) is een bundeltje van 3 redevoeringen in de Holl. Mij. v. W etenschappen, met een opdracht aan de schrijver zelf. Ze handelen over de Pruihen, de Stokpurden en over de Ware ztz#Jbegeerte des f,ez/:rl; de spreker wijst er op, dat het met Socrates, Cats, Seneca, Hambroeck en Albrecht Beilinc misgelopen is, en dat men verder komt met grondregels als ,,Het hemd is nader dan de rok,'' Men mod '? de menschen nemen, ., zoo a1s ziJ zijn en ,,Za1ig zijn de Bezitters''.> 1852. Proeve van humoristische stijl. W eiland, Pieter -, 1754- 1842, leraar bij de Remonstranten te Rotterdam, 178j, stelde op last van Van der Palm een Nederduitsche s'prmzllz/rl/ op, in 180j ingevoerd; deze had hetzelfde gezag a1s de spellingvoorschriften van Siegenbeek. W eitzel, A. W . Ph. N , 1816- '96, uit 's-Gravenhage, officier, 18j3- 'j9 kapitein in Indië, 1873- '75 en 1883- '88 min. v. Oorlog. Schreef behalve militaire en geschiedkundige werken Baavia in 1858 en andere Indische Schetsen en Beelden. W eke, De .w, inhoudende De Sckeppingbe des W erelts, 1616, vertaling door Zacharias Heyns van Ltt Semaine v. Bartas; z. daar. Du Bartas begon ook met de Tweede lFeel en voltooide nog de 4e dag, d.i. de geschiedenis van David en Salomon. Ook dit werk door Heyns vertaald, die er nog de drie andere ,ydagen'' Fij dichtte. A1s 6e ,).dag'' nam hij de Lof-sangb van Jesus Christus van zijn neef Daniel Heinsius. W elck den mensche stervende meesten troost es, de sin of vraag voor de spelen van sinnen voor 't grote landjuweel van De Fonteine van Gent van 12-25 Juni 1j39; zie daar. Lokte antwoorden uit, voor een goed deel in Hervormde zin, van de volgende kamers: Leffingen: De Fonteyne. Brugge, De Heylige Gbeest. M eesen, De W ereltcloot. Yperen, Alpha en Ozruwl. Nieuwkerke, De Heylige Gbeest. Nieuwpoort, De RooseLrans. Thielt, De Rose, Antwerpen, De Violieren. Axel, De vier M elcteelen. Thienen, De Fonteyne. Meenen, De Kamer van S. Barbara. Brussel, HeL 1/e1 (den Boec) . Capacke, De Berkeboom. Oudenaarde, De Hcylige Gbeest. Loo, in Veurne Ambacht, De Royaerts. Kortrijk, De Kamer twr S. Barbara. Edingen, De Pensée of De Penslbloem. W ynoxbergen, De Royaerts. Deynze !De Nazareenen. Nleuwpoort en Oudenaarde speelden R.K. smkken, maar de prijs werd gewonnen door de Violieren van Antwerpen met het vertrouwen, dat de Opstanding van Jezus de grootste troost is. In 1539 verschenen 4 drukken; verboden 1j40. Herdrukt 1564 te W ezel. Uitgave v. L. M . v. Dis en B. H. Erné, 1939. W elhoek, Agatha - , burgemeestersdochter in Delft, 1657 gevrijd door Ds. Arnoldus Bornius, die 47 jaar was, en met hem getrouwd na een strijd van 12 jaar. 't Geva1 gaf aanleiding tot 3 schotschriften op rijm: Beschuldigen, liegen en lasteren (daarhij Staet hier te lande alleen den predicanten vrij. Novelle van Hendrik de Veer, 1860, toen predikant te Delft. (en balletmeester. W ell, Jan van x, 1774- 1818, toneelspeler, Alellekens, Jan Baptista -, 1658- 1726, uit Aa1st in Oost-vlaanderen? kwam al vroeg naar Amsterdam; opgeleld voor schilder, vertoefde 11 jaar in ltalië; daarna weer te Amsterdam, in bekrompen omstandigheden. Hij schreef een lofdicht op Pels, een verjaardicht op Antonides, lijkzangen op Broekhuysen en David van Hoogstraten, y,stadhouder van Parnas.'' A1s oudkatholiek dichter richtte hij lofzangen tot Maria, Sint-Agnes en Sint-Laurentius. Pieter Vlaming gaf in 1710 zijn Herders-, Hoej- :77 Veldgeungen uit, tezamen met eigen werk. En in 1737 W ellekens' Zede- /#Je Gedichten met een levensbeschrijving. W ellekens bracht het eerst de Visserszan- 600 W ellekens W ellens gen uit ltalië over. Hij is het best in zijn natuurgedichten en huiselijke poëzie. In proza een verhandeling over Het Nederl. Herdersdicbt, 171j. Hij vertaalde Tasso's herdersspel Amintas en dichtte zelf een visserszang Amintas ter ere van zijn grote vriend Vlaming; aan het slot daarvan Rozelyntie, gedicht in de vorm van een tweespraak tussen Mykon en Acis over het oudste dochtertje van Vlaming. Toen dit kind in 1711 gestorven was, schreef W eleen hartelijk lekens rouwdicht Op R5J:/- lyntie. Hij schreef een Herderszang op #d R#Jwlgscbe Vrede en een Jagerszang tot 1of van W illem 111. A1s hofdichter bezong hij Voortwyck aan de Vecht in een strofisch gedicht 1706, en verder Endenhout, 1709, Elsrijk en Hogerwoert. Hij dichtte ook een Jagerszang voor de heer van Elsrijk (aan de Amstel bij Amsterdnm) en van 170j- '07 nog j EIsrykscbe Zangen. In ltalië had hiJ de Accademia degli A1.- t-Wë, de Academie der Arcadiërs, leren kennen, in 1690 gesticht; zo werd hij ,,des Amstels Theokryt.'' W ellens,Boudewijn Jansen N, zie Jansen W ellens. W ellevenskunste, zie Coornkert. Opnieuw uitgegeven door Dr. B. Becker, 1942. W els, D. x', bewerkte een Engels spel van Randolph a1s Den dollen Amyntas o// verloste Minne-plaag, 1666; vertoond te lmsterdam. Onderscheidt zich door natuurlijke en vlotte gesprekken. W eltschmerz (D., lett. = wereldsmart), de sombere geestesgesteldheid, waaraan vooral Lord Byron uiting gaf. Zie daar en Zwarte T##. W endel, W . J. -, geb. te Groningen 1827, directeur der Kweekschool te M iddelburg, 1877- '95, bekend schoolman. Groningens Akademiejeest, 1864. Scbets lup; de Gescb. der Ned. Letteren, 1871. Ook vertaalde hiJ Les femmes savantes en Tartufje van Molière. In 1909 huldigde J. N. v. Hall ,,den wonder-grijsaard'' in De Ploeg. W ensliederen, gevonden door Blommaert in de Hulthemse Bibliotheek en uitgegeven in ziln Oud-vlaamsck'e Gedicbten. Daarin de wensen van Z#/ Heren, Vtjj Vrouwen, Vier Heren en Acbte Personen. De eerste drie van D. oorsprong, bespot in het laatste gedicht, van de Brabander Boudewiin z'ar der Loren. In plaats van de fantastische wensen der voorname heren en vrouwen komen de nuchtere begeerten van een ridder, een maagd? den clerc, de non, del, monnik, een bayilntje; een prochipape en een gehuwet wpf ; ziJ willen lekker eten en drinken en..... een vrouw Of een man. TRlereld, - , laatste dicht van Rh. Feith, het heil en het onheil De bespilgelend leer- 1821, ln 2 zangen: der wereld. W ereld, De Onwaardige - ? bundel dsen van Jan Luyken met Fijschrlften, 1710. W ereldbibliotheek, gesticht door L. Simons, 190j, met de bedoeling de beste werken goedkoop verkrijgbaar te stellen. Md onderafdeling Ned. Bibliotbeek. Gaf reeds honderden werken uit in millioenen exemplaren. De W . B. Vereniging van de vrienden der W . B., opgericht 192j, gaf in 19j0 Het Zilveren Boek uit, met bijdragen van jonge schrijvers en dichters, onder redactie van Victor van Vriesland. W ereldlitteratuur. ln het Lexikon der W eltliteratur van Otto Oberholzer te Lund worden a1s Nederlandse schrijvers vermeld: voor België: Ruysbroeck, Conscience, Char- 1es de Coster, Guido Gezelle, Antoon Bergman, Rodenbach en Cyriel Buysse; voor Nederland: Erasmus, Johannes Secundus, Hugo de Groot, Vondel, Uriel da Costa, Spinoza, Hemsterhuis, Multamli en Verwey, 1946. wereldli'lke liedbqeken, zie liedboeken. W erelts begin, mldden, eynde, 's - , besloe ten in de Trou-Ringh, van Jacob Cats; zie T. W erfhorst, Aar van de - , ps. van Piet Jansen, geb. 1907 te Gronau, schrijver van romans uit het land van de Overilselse Vecht en v. Volcmar de Ommelandvaarder. W erk, tijdschrift van de jongste generatie der vaderlandse letteren, 1959. Redactie: Johan Daisne, Ed. Hoornik, Jan Schemns en A. v. d. Veen. Een jaargang. W erkman, H. N. - , drukker en schilder te Groningen, gaf tildens de Bezgting De Blauwe Schuit in 't licht. De Duitsers hebben hem doodgeschoten, 1945. W erkplaats, De - , Chr. letterkundig ts. van 1936. Zie Opwartscbe W egen. W erkstaking, De -, het eerste stuk yan Rosier Faassen, 1872, een waarschuwlng. W ermeskerken, J. W . H. v. -, 1882-1937, journalist in Indië; schrijver van romans, ook over Indië; van drama's: Tropenadelt Suikerjreule, Het Spookbuis (Goena goena) . Zoon van de volgende. Wermeskerken-lunius, S. M. C. van -, 1853- 1904, ps. Jobanna wlz; Woude, schrijfster van romans en novellen, zuster van Mw. llzerman-lunius. Hare roeping getrouw, 1879; Een S///,N#Jcâ binnenbuisje, 1888. Redactrice van De Holl. Lelie, 1887, waarin ziJ de meisjes opleidde tot alle denkbare vrouwen- en moederdeugden. Werndley, Th. J. -, 1830- '68, uit Deventer, dichter onder ps. Didymus; schroef voor rederijkers het treuêspel De Narkies 601 W erndly W ertheim van Poza, navolging van Schillers Don Carlos, 1862. W ertheim, Jacob Leon N , 1839 '82, vertaalde toneelwerk uit het F., o.a. De W erkstaking naar François Coppée. W erther in der niederlu dischen Literatur, door Karl Menne, 190j. De invloed van Goethe's W erther deed zich ook hier te lande sterk gevoelen, dadelijk na de verschijning in 1774. Cornelia Wildscbut van W olff en Deken is er een bestrijdiny van, 1793 '96. Zie Die Leiden des /7z>;,gE'& W ertbers. W erumeus Buning, Arnold N': 1846 1953, zee-officier 1865 '74, schrilver van M arineschetsen, 1884, en andere zeemansverhalen; geb. te Uithuizen. Hij werd 1874 geplaatst aan het Dep. van M arine en in 1883 directeur v. h. Museum voor Landen Volkenkunde te Rotterdam. Voordrager van zijn eigen smkken. Behalve de zeeverhalen: Menscben zooals er meer zzyr, 1892 en Oostindische schetsen In en om de Kampong. A1s geschiedwerk De Ruyters H/r/émilr.fcée reis. w erumeus Buning, J. W . F. .v, geb. te Velp 1891, dichter. Red. v. d. Gids. Prozaschrijver: De Wereld van den Da/CJ, 1922. He1 Tooneeldecor, 1925. Opstellen over Tooneel en Dans, 1925. Toneelcriticus voor de Telegluaj te Amsterdlm. In zijn dichtbundels In Memoriam, 1915, Dood c7z Leven, 1926: moderne minneliederen. Mârla L ' ecina) lled in 100 strofen, 1952. Van 1955 Negen Balladen. Beschrijving van Nederlandse kastelen, bouwvallen en andere merkwaardigheden: IL z/ç, ik zie wat :# niet ziet, drie delen: 1937, '59, '40. Van 1939 ook De Zingende W aIviscb, bundel zeemansliedjes en verzen (met B. Cooper) ; lokte een ernstig protest uit van de zijde van de uitgever Nijhoff, omdat al de oudere liederen reeds voorkomen in diens uitgave Varen en Fec/nten van D. F. Scheurleer, 1914. Buning schreef in 1936 ook Een boeLje z'trr den zt7#r, een y,sprookje'' met een tafelrede, aanbeveling voor het wijngebruik. Eén epicurist toont hij zich in 100 Avonturen zzie/ een pollepel en Verdere avonturen met een pollepel. In de Gids van 1959 zijn vertaling van Het Spel der Vergissingenl blijspel van Shakespeare. Verder een bunde1 verzen, Dagelijkscb Brood, 1940. Een bloemlezing Loj van Nederland, 1941, gedichten, verzen, rijmen van Marnix tot B. Aafjes en Clara Eggink. In 1941 de uitgave van de Verzamelde Gedicbten. ln 1944 Tristan E'/; Isolde, opnieuw verteld. Met C. F. A. v. Dam vertaalde hij Don Quickotte. In 19j1: Het gebroken â/r/ oj de Reis r-r Barcelnna. ,,vrijmoedige Herinnerinyen'' in 5fijn 'buis J?=J acbter #: Lim. B1J zijn 6Oste jaardag werd te zijner eer uitgegeven: Zeyen t'zz twintig 5'//1 paarden. Nu redacteur van Elseviers JF'e:lJ/W. W erve, Jan van de N, edelman uit Antwerpen, schreef :!E: 1jj5 zijn Tresoor der Duytscber Talen, een eerste poying tot zuivering van de taal. Herdrukt ln 1559, '68, '77 en 1601. Deze jonkheer was schepen van Antwerpen; hij kwam 1576 om het leven bij de Spaanse Furie. Zijn werk is een woordenboek-je met de vertaling der basterdwoorden in goed Nederlands. W erveke, Alfons van - , 1860- 1952, conservator v. d. musea te Gent. Gedenkbladen. W esel, Dominicus 800th van - , zie B. W esen, E'sbatement vant - , van Cornelis Everaert, 1j27; hij won er een, zilveren schaal mee a1s de hoogste prijs op een landjuweel te Nieuwpoort. Huwelijksdrama, dat door de pastoor wordt opgelost. Wesselsz, Jacobus 'v, dichter van Aartsvader //Je># 1769. W essem, Constant van 'v, geb. 1892 te 's-Gravenhage, schrijver van schetsen en romans, o.a. 1932 De Ilzeren Nazfryf-â//l, d.i. Daendels. Schrijft ook over muziek, film en toneel. Red. v. Het Ge/#, 19 16 '22 en van de Vrije Bladen, 1924 tot 1940. Schreef onder ps. Frederik- Chasalle. Biografie v. De Ruyter, 1957. V'erkte aanvankelijk samen met Kelk en W erumeus Buning. Marionetten, .192j. In 1958 het openluchtspel De princelyke âarJ; Jacht op Bonaparte, 1940; Lessen in Cbarleston, roman van 't moderne leven; Biografie van Slauerbojf, 1940. Stelde een bloemlezing samen: Twintig N. t'/; Z. Ned. Verhalen. In 1941 Mljn broeders in Apollot literaire herinneringen, met bijzonderheden over Het Getlj, De Zr#: Bladen en Forum. W estendorp, Dr. Nicolaas - , geb. te Farmsum, 1775; predik-ant te Sebaldeburen en 1812 te Losdorp; schoolopziener; oudheidkundige; -I- 1856. W esterbaen, Cornelis W illem - , 1764- 1852, Remonstrants predikant te Amsterdam. Lojrede op LublinL de Jonge, 1817) vertaalde de Lojrede op Jeronimo Jé' Bosch van D. J. v. Lennep uit 't Latijn, 1820. Voorzitter van het Nut. W esterbaen, Jacob .v, 1599- 1670, zoon van een touwslager in Den Haag, opgeleid in het Staten-college, secretaris van de Remonstranten ter Synode van Dordrecht; studeerde daarna voor dokter en vestigde zich 1623 in 's-Gravenhage, waar hij 1625 trouwde met Anna W eytsen, de weduwe van Reinier van Groenevelt, al was de adellijke fnmilie nog zo zeer tegen 602 W esterbaen W esterhoven 1ck doe hier 's avonds de Comediantcn (spelen, En vreese Haeg, noch Hof, en oock de (Preekstoel niet: De Schou-burgh is hier vrij. cus. Hij is de hoofdredacteur van Dietsctbe Warande :79 Beljort. Van hem Het Jcâpprtx Geheim z'zfx de Poëzie, 1946. W esterman, Marten 'v, 1775 18j2, schilder, toneelspeler, boekverkoper, gaf de Keul. van Ned. Letteren uit, 104 afleveringen, 1827 '29. Onder zijn talrijke toneelspelen AjLeer en Liejde, 1796. Onder zijn Flijspelen Getrouw 1ot in f/E'r Dood, 1798, en Het S/,//J////ZJ:N van Jan .S'/et77;, 180j, met zang. Van 181j is zijn toneelspel Admiraal de Ruyter. Van meer belang is zijn uitgave Voortbrengselen wa/; Uitkeemse Vernuften, die volgde op de Keurk toegejuicht door Potgieter in De Vriend van 1833. In z-ijn jonge jaren had hij Schillers Don Czfr//.f ( 1787) y,verbeterd,'' 1800. Op zijn aansporing gaf in 1814 Jeronimo de Vries de W erken der Van Harens bij hem uit in ,,eene onkostbare uitgave'' van 6 deeltjes. Op toneelgebied was W esterman voorstander van het F. klassieke treurspel; de Romantiek van Victor Hugo ging aan hem voorbij. Hij is ook de uitgever van de Almanak t/azi bevalligkeid e72 deugd ,gezf/#l, 1819- '23., zie M uzenalmanak. Vriend van To1- lens. W esterman, M r. Dr. NV. M . 'w, geb. 1892 te Kisaran op Sumatra, 1922 '27 directeur v. de Rott. Bank; 1953 '37 1id Tweede Kamer voor 't Verbond voor Nationaal Herstel; 1941 '46 raad-adviseur aan Justitie. Red. Hugsch l1/azz#i/W. -I- 19j0. W esterop? Roelof 'v, beschreef Hoorns Buitenslngel ,,in rym'' 1728. W estervoort, Floris van ev, ps. van L. J. Kettmann. Wetrsetuerrswpiejlk, Gerard N , vertaalde 1761 het Demoqhontes uit het It. van Pietro Metastaslo. Met grote instemming door 't publiek begroet, en nog in Van Lenneps tijd gespeeld, die van De Mopbondjes vertelt. W estfries, beoefend door de vereniging W est-Friese Styk; deze geeft ook werken uit in 't W estfries, o.a. Roimkes van Arian de Goedea 1957. Ook het Hist. Genootsch. ,,Oud W est-Friesland'' geeft bundels bijdraqen uit, gedeeltelijk in dialect. W esthoff, Vlctor .v, geb. 1916, dichter van Levend Barnsteeh 1946. W esthoven, kasteel b1j Oost-Kapelle bij M iddelburg. Roman van Mw. Boshoom- 't Verblijf der voormalige abten van Middelburg; 1579 verkocht door de Statcn. Oorspronkelijk van de Tempeliers. De roman loopt over de Hugenoot De Villiers, hofprediker v. Prins W illem; 1882. W est-lndische Trixxmph-basuyne, lofdicht van Ds. Samuel Ampzing te Haarlem op Pieter Piçtersz. Heyn, 1678. ln 16jj berijmde hij Davids J'JtVZ//:ZZ', aangevallen door J. v. Vondelen Voorloper, d.i. Mr. P. v. Gelderen', door W ester. baen beantwoord met Boden-Brood. W esterbaens Avondt-scbool wt?t?g' I'r1'ye:'j' c/; Vrysters en zijn Nieuw Avond-scbool zijn vrije bewerkingen van Ars a4/z/,ghilj ein Remedia Amoris van Ovidius, 166j en '66. Zijn voornaamste werk is het hofdicht Ockenburgb, in de trant van Huygens' Hofwijck. Westerbaen is echter pas in zijn kracht in de polemiek, b.v. in zijn Krvtchl 4es Geloojs tegen Vondels Altaergeheimez2ëJJ:/ z', dan is hij fe1 als Jeremias de Decker. De ,ywijdberoemde'' dichter werd een voorname heer; hij was niet alleen ridder, maar werd ook ,,heere van Brantwyk- (bij Sliedrecht) '' In 1663 qaf hiJ de 6 blijspelen van Terentius in zlln berijmde vertaling uit. Verder zijn ook zijn L. verzen in zijn verzamelde Gedichten uitgegeven. Dat hij met zijn tijd meeleefde, blijkt o.a. uit zfjn Laurier-irans voor Jacob Wassenaer, uit zijn Zege-zangb op Verovering van Funen en zijn lied op Herstellinge van Karel II. Jac. v. d. Does schreef een Graf-dicb't op X,den Hoog-geleerden en W yt-beroemden'' W esterbaen. J. A. W orp gaf een studie over W esterbaen uit. W esterhoven, Marie van geb. 1857, toneelspeelster. W esterlinck, Albert 'w. pseud. van José Aerts, geb. 1914 te Geel. Dichter en critidit huwelijk. Maar door bemiddeling van Hugo de Groot werd hij in 1629 te Parijs ridder van St. Michiel. Huygens was zijn vriend. Ook W esterhaen legde een Fuitengoed aan: Ockenburgh Fij Loosduinen, waar hij sedert 1652 woonde. Als dichter ook volgde hij Huïgens na: 't NoodsaeckelytLe 31,/ (de Llefde) , 1624. Ook met Cats, Jan Vos en Blasius wercl hij l7evriend. Vall 1624 zijn ook zijn Ninne- Jëcâize/7. Hij bewerkte ook de Basia van Janus Secundus', de Heroides van Oviditls en de Aends. Hij schreef lijkdichten op Barlaeus en Uytenbogaert', vertaalde Lauj Stultitiae van Erasmus in verzen en Seneca's Troades. Tegen de orthodoxe predikanten schreef hij KrancLen-Troost voor Israel in Hoj- /,>2J. En hij liet het toneelspel toe op Ockenburgh: 603 W est-lndische W estland W estland, Cora - , ps. van Iqw. Wisboom Verstegen. W estmaas, dorg in 't midden van de Hoekse W aard. D1t is Mastland uit de ,,schetsen'' van C. E. v. Koetsveld. W estra, P. M. - , schreef 1910 Multatuli als auteur en in het b#zonder JD navol- :er van Alphonse Klrr. Daarin over de 100 grafschriften op Thorbecke. W estreenen van Tgellandt, W . H. J. baroh van - , 1785- 1848, oudheidkundige, verzlmelaar. Zie Museum Meermanno-W estreenianum en Meerman. W estrheene, Tobias van - , 1825- '71, 1id van de Spectatorclub in Den Haag, redacteur van De rJ/rJJlr/r#J, de ssmenwerking van de letteren en de beeldende kunsten. Hij schreef verhandelingen over Jan Steen en Paulus Potter in 't F. W ot-soeburg, gem. Oost- E'?; W est-soeburg, met gedenkteken voor Marnix, wiens buitengoed er stond. Ten Z. van M iddelburg. Zie Sint-Aldegonde. W estvlaamse Letterkunde, kwam tegen het eind der 19e eeuw tot hloei, onder invloed van Guido Gezelle, Verriest, Rodenbach, Stijn Streuvels. W et, Ella de .w, # 1939, vrouw van de rechter N. J. de Irz'e/t in de Boereneorlog secretaris van Louls Botha. Zij is de dichteres van Sarie Marais, dat in de dagen van de Oorlog geschreven werd. W etsteen der Vernuften, het grote prozawerk van Joan de Brune de Jonge, opgedragen aan Cats. W eustenraad, Alfred - , :1861- '78, dichter onder invloed van Gezelle, leerling van Verriest. Uit Roeselare. W euwenaar, De Gewaande - , zie G. W evele, Gillis de -, geestelijke te Brugge, dichter van Sinte Amands faewe/z, 1336. W eyde, Cornelia Lubertina van der N , 1767- 1808, schreef een roman in brieven, Henry e/z Louise, 1794, een herhaling van Sara S/zr,gerâzfr/. Zij schreef deze roman in de Gevangenpoort, waar zij in kennis gekomen was met Jean Henri, baron Des Villates, een Patriot, die in 1789 wegens samenzwering tot 25 jaar gevange. nisstraf werd veroordeeld. Zi; werd zijn minnares, de moeder van zijn dochter, en zijn vrouw in 179j, toen hij weer ontslagen was. Hij moest voor schulden in 1796 vluchten en j- te Burg-steinfurt bij Munster 1797. Een andere roman in brieven van haar is Italië, âe/ land der liejde, ook van 1794. Vriendin v. Maria van Zuylekom; zie daar. Weyerman, Jakob Campo -, 1677- 1747, burlesk prozaschrijver; zijn moeder had 4 jaar verkleed a1s sergeant gediend, zijn vader was evn lakvi; de zoon werd een zwerver door D., F., E. en de Nederlanden. Hij schreef pamfletten over de gebeurtenissen van de dag a1s . de Asmodee der 18e eeuw. Zo leefde hij van zijn pen en van...... afdreiging. Zijn Amsterdon- Jcâe Hermes, 1722- '23, is een van onze eerste weekbladen. Van 172 j- '26 Den Ontleeder der gebreeken. ln 1726 en '27 had hij weer een weekblad: Den fcâ/ des weerelds, ,,ernstig en vermaakelijk in onrym en in rym'' In 1729 verscheen De J','//#le Tuchtheer, met aanvallen tegen de Joden. Van Lennep noemt hem in zijn Ferdinand Svycl: hiJ had een vrijmetselaarsloge geopend en een fatsoenlijk meisje geschaakt. Hij bedankte voor de bende van Cartouche, werd bloemschilder en schrijver van jolige weekbladen, waarvoor hij 1739 in de Gevangenpoort kwam, waar hij bleef tot zijn dood. Schreef ook Historiën der Pausdoms. Zijn weekblad De Doorzicbtige Heremyt verscheen van 27 Sept. 1728- 14 M aart 1729; ook a1s boek uitgegeven en zelfs herdrukt yyvoor rekening van den Autheur.'' (Doorzichtig = helderziende.) Zijn Zeldzame Levensgevallen verschenen anoniem te 's-Gravenhage in 1756. Ze waren van F. K. Kersteman. Over V'eyerman een studie van Dr. D. J. H. ter Horst, in Het Boek. van 1944. Zie ook Don Quickote. W eyntjen Claes, dki. jvendelmoed Claesdocbter, weduwe uit Monnikendam, 1527 te 's-Gravenhage a1s ketter verbrand. Het lied van W eyntjen Claes is een van de aangrijpendste uit het Martelaarsboekk ook te vinden in de Gescbiedzangen van Van Vloten: Die beul trad aen om worgen, Doen sloot sy haer oogen fijn, Hebbende in 't hert verborgen Een trooster, niet om sorghen, Verlanghende thuys te z-lln. W eyse, Wulffaert -, jacteur van de retoryf'l: te Axel, vervaardigde 1j19 spel :7? sprtuk 1'z;?;Je ioden, l'zfzzlt, sybillen :7; vande drie coningben in de processie. W eytingh, J. S. N, geh. te Groningen 1767, -? a1s rector te Kampen 1834, schrijver van Gr. en L. schoolboeken, vermeld in de Camera Obscura: Haast zult gij wreed gekortwiekt zijn, Uw vreugd loopt spoedig af : Dan krijgt gij Bröder tot uw pijn En W eytingh tot uw straf. W eyts, Staf - , geb. 1909 te M echelen, ro. manschrijver en schrijver van jeugdboeken en kinderverhalen. De romans Hdene /) de boot en De Geheimzinnige Hand werden in 't Duits vertaald; Sneeuw t'7z Zonde in 't Fins en Zweeds. 604 W eyts W eytsen W eytsen, Anna -, 1588- 1647, dochter van de veldoverste W eyts, weduwe van Reinier van Groenevelt, trouwde 162j met W esterbaen; zij stoorde zich niet aan de bedenkingen van de adellijke verwanten. W esterFaen legde zijn dokterspraktijk neer en vestigde zich op West-Escamp bij LoeSduinen, later op OckenFurg, dat hij liet houwen na de dood van zijn vrouw, en in 16j2 betrok. Zie BrandwycL. W ichmann, E. - , 1890 1930, kwam in Het W itte Gew-r op tegen ethiek in de kunst en tegen de demokratie, 1927. W ieder, Dr. F. C. - , 1874 1945, schreef 1900 zijn proefschrift over de Schrijtuuï- /#1: Liedekcns. Van 1924 - '38 bihliothecaris der U. B. te Leiden. Schreef verder werken voor de Linschoten-vereniging, o.a. De Stichting van New-Yorh, 192j; De gVJ, weg zi-r Indië /zr de Ka# , 1913. Wiedilk, P. -, 1867 1938, socialistiscb schrijver onder ps. J. Saks. Schreef 1927 over Potgieter en BusLen Huet. Zijn beschouwingen over Multatuli, 1957, bestreden door E. du Perron in diens Mu1- tatuli, Tweede Pleidooi, 1938. wiegedrnkken, incunabelen, boeken gedrukt v ' oör 1 j0 1. W iel, Het ew van Heusden, romance van Bilderdijk, 1821: de koning van Engeland zoekt zijn dochter, die geschaakt was door de heer van Heusden; hij vindt haar bij het spinnewiel. De stof komt voor bij Simon van Leeuwen, Batavia Illustrata, 1685) Bilderdijk maakte er een verheerlijking van van zijn eigen voorgeslacht. W ielen, Joannes Stalput van der 'w, zie S. W ielenga, Dr. B. - , 1873 1949, uit Amsterdam, geref. predikant aldaar. Schreef over Moderne Letterkunde) 19174 De ##JE'2 als boeh van Jcât?tlziâtzà, 192j. Vertaalde de Navolging van CârjJ/;/J, met inleiding, 1926. W ienecke, M r. C. A. - , geb. te Aalten 1874, oud-president v. d. Rechtbank te Soerahaja, letterkundige en dichtey, ook van toneelwerk. Maakte 1902 Registers op M ultatuli's Ideën. W ien Neerlandsch Bloed, zie Van Kinsbergen en Tollens. Het volkslied is pas a1- gemeen geworden tijdens de Belgische Opstand, vooral ook door de voordracht van de zanger Chavonnes Vrugt. Wieringa, Nicolaas Jarichedes -, schoolmeester te Harlingen, vertaalde van Trajano Boccalini Kundschappen van lkrrll, 1675; verder Alle #é' Geestige JrérâE'v van N r. François Rabelais. Studie over hem van Dr. C. L. Thijssen-schoute. 1939. Wiersma, J. P. 'v, geb. 1894, schrijver, oprichter van 't Jongfriese Zangkoor en het Nieuwfries Toneel. Friescbe 51::/ 1954; Friesche Mytheq 1957. Journalist. In 1951 verscheen zijn Friesland, Verciert met duysent f?re/q/7#d>;, a1s prachtwerk over de provincie. W ieuwerd, de zetel der Maria van Schurman is er Fegraven, doch vrij zeker niet in de bekende grafkelder, waarin de lijken niet vergaan. W ilde, Frans de N , pseud. van Eugeen Gillianus, geForen te Antwerpen in 1889. Lahadisten; Anna prozaschrijver, verzorgde ververtalingen. Eenzame Vroegte, Het Verleden van Columbus. W ildeboer, G. E. - , 1812- 1904, schoolhoofd te Hoogezand, schrijver in Groninger dialect. Moppen t,>2 Mopjes, 1882. Dichter en scheidene Toneelstukks. W ilde en een tamme Zangster, Onderschc t tusschen een - , een van de weinige gedichten vanMMaarriai a TePsislet,l scdhea dew. iDldee taism mdee zangster is nachtegaal: Prijst vry den Nachtegael, A1s hy u menighmael Verlust en schatert uyt, Een zingend veedertje en een (gewieckt geluydt. W ildenborch, De 'v, het buitengoed van Staring onder Vorden, bij Lochem. W ilderode, Antoon van N , schuilnaam van priester C. P. Coupé, geboren in 1918 te Moerbeke-Avaas. Dichter van De Moerbeitoppen ruiscbten. W ilhelmus, het volkslied, ontstond tijdens de inval van Prins W illem in 1j68. W ilhelmus van Nassouwe Ben ick van Duytschen bloet, d.i. van Nederlands bloed. De dichter is misschien Baltbasar Houwaert, zie daar. Men denkt echter ook aan Savaria, Marnix of Coornhert. Ter ere van ïTilbelmus van Nassauen, d.i. prins W i1- Iem. ln de Patriottentijd verboden. In de 19e eeuw verdrongen door Wien Neer- Iands Bloedk sedert nk 1890 weer in ere. Nagevolgd in 1813 door Bilderdijk, Loots, J. S. Swaan, M. Murray en Spandaw; maar men was de oude wilze toen vergeten. Het W ilkelmus komt het eerst voor in Esn nieu Geusen Lieden-Boecxken, oudst bewaarde druk 1j81. De wijze was die van een F. spotlied op Condé, die voor de Hervormden Chartres belegerde: Clunson de /a ville de Cbartresk het W ilhelmus is er het antwoord op in dezelfde strofen. De eerste, die het lied aan M arnix toeschreef, was Jacob Verheiden in een L. werk van 1602, vertaald a1s Ajbeeldingen van in Godts woordt ervarene manre/;; daarna W illem de Gortter in 1605. De bekende parodie op het W ilhelmus is, naar Dr. E. T. Kuiper heeft aangetoond, 605 W ilhelmus W ilhelmus geen parodie, doch een geuzenliedje, dat op dezelfde wijze gezongen werd. Het is in de mond gelegd van de lichte vrouwen, die met Alva's troepen meekwamen: Wille, Dr. J. -, geb. 188 1 te Koudekerke a/d Rijn, sezert 1925 gew. hoogleraar in 't Ned. a. d. Vrije Universiteit te Amsterdam; schreef over Marnix' B#encorj, 1919., over R. 31. v. Gt/EA/CJ en z#r il'ing, proefschrift 1924; over Heiman Dullaert, 1926. Medewerker a. d. nieuwe Gescb. Over het W ilhelmus: Het originele velkslied. Oorsprong, vermoedelijke dichter en nodige opheldering. Leyden 1813. Nwe. uitg. Den Haag 1872. G. D. J. Schotel, 10 Gedachten over b. oude volkslied. IF. v. N. en de vervaardi- .(,E'r van betzelve. Leyd. 1834. 2 O dez., Het oude volkslied IF///9EJ/ZZC/ZJ v. Nassouwen. Opgehelderd d. enige aantekeningen Leid. 18j0. R. H. v. Someren, Over Wilhelmus, 1834. Het W ilbelmus w,:2 Nassouwen. door G. te W inkel, 1912: M. G. de Boer, Toelicbtlng i# den helmus-Kalender. Neerlands volkslied. Getekend en d. G. W estermann. Amst. 191j. Het W ilbelmus, met verklaring en toelichting uitgegeven door Dr. P. Leendertz Jr., 1925. Dr. F. K. H. Kossmann bezorgde in 1923 de 3e druk van de uit. gave van F. v. Duyse. In 1959 Het lr'N/éE'/- mus met inleiding en verklaring, van S. S. Mensonides; in 1940 een novelle van uitgeg. L. Huizinga. Proefschrift over van J. B. Drewes, 1946, die ook over 't zelfde onderwerp nog in 1946 een beknopter boek uitgaf . Egbert Smedes wees in 1947 in het Ts. v. Gescbiedenis de Lutherse predikant Balthasar Houwaert aan als de dichter van het W ilhelmus. Deze opvatting fe1 bestreden door S. J. Lenselink in Levende Talen, October 1948; deze schrijver komt op voor Marnix. De theorie van Smedes wordt verdedigd in de Miscellanea voor Dr. Van Gils door Dr. A. Kessen, 1949. Prof. Blok dacht aan de veldprediker Saravia. Verder is gedacht aan Coornhert aan Jean Baptiste Houwaert, de broer van Balthasar. Anton van Duinkerken noemde /t Wilhelmus Dr. Letterkunde voor de 17e en 18e eeuw. Van 1951 is zijn studie De Gere//rwperldr en âe/ tooneel tot 1620. Dlcâ/:r//./âe Zeljbescbröving t?/r Bi1de1.- J#J, 1945. W illem van Afflighem, zie A. W illem van Arkel, Den ondergang van Jonkheer 'v, zie H, W illem 1: graaf van Holland, treurspel van Bilderdljk, 1808. Behandelt de geschiedenis van Ada J an Hollandk zie daar. Willem lV, graaf van Holland, zie Jammerlicke Clage. W illem Hups, eene anecdote uit de XVIIe eeuw, door B. D., d.i. Bruno Daalberg', in deze roman de eerste mededelingel' over Jan Klaassen, de poppenkastsmler; 180j. Zie V'acker van Zon. Nvillem Leevend, roman in brieven van W ollf en Deken, 1785; 8 delen. De schrijfsters waren beroemd geworden door Saarlje lzfrrer/.vr/; de uitgever Van Clecf te 's-Gravenhage betaalde voor IF. L. f 6000. Er verscheen een Aanbangzel op in 1786,. misschien van W . v. Ollefen; dit boek werd verboden. De roman geeft, evenals Sara Burgerbart, een beeld van het Hollandse leven, doch is veel meer gericht tegen de ziekelijke sentimentaliteit van die dagen. Aan 't godsdienstig leven wordt veel aandacht geschonken; de rechtzinnige predikant Ds. Heftig wordt getekend a1s steil en onverdraagzaam, de atheïst Jambres a1s een zwelger en eel) v. d. Nedl. lichtmis. Verder is er in dit grote werk een verhandeling over hartstochten, over het huwelijk, de ,,heilige'' vriendschap en de liefde. Maar vooral is het boek een verdediging van de Christelijke Openbaring tegen de natuurlijke godsdienst, vai' het geloof tegen het ongeloof. ,,l-eerzaamheid en Vrolis-heid'' was het doel der schrijfsters. ln mus van der Voort, rederijker Verder P. Geyl, W ilh. z?. Nassouwe) Zie ook /. Postmus. 1872 een verkorte uitgave in 2 delen van Mw. van W estrheene; in 1886 een tweede druk in 5 delen, weer bij Van Cleef. W illem Lodewijk, stadhouder van Frgesland, 1584- 1620, beschermer van Starter, die hem verheerlijkte in cen f,#l- Klagkt. W illem, die den M adoc maakte, de verder onbekende dichter van Van den Vos Reinaerde, * 1260. Waarschijnlijk uit j,het soete lant van W aes.'' W at wilt ghij ons versnouwen Ghy quaemt wt Spaengien coen; M et d'ellebooch door de mouwen Die teenen door de schoen. Het hembde door de hroecken, Bracht u Duckdalf in 't land Ghij meucht hem nu we1 vloecken Hij heeft u hier gheplant. 606 W illem W illem van Oranje lW illem van Oranje, de stnmvader van het eerste geslacht. dat over het prinsdom regeerdq paladijn van Karel de Grote, legendarlsclne held van een Oudfrans riddergedicht, een chanson de geste. Daar heet hij Guillaume fzz/ court Ncz, d.i. W il- 1em met de korte (afgehouwen) neus', verhasterd tot Guillaume J/z cornet, d.i. W . met de hoorn. Vandaar de hoorn op het wapen van Oranje. Van de Ned. vertaling van het gedicht zijn maar 400 ree1s over: de jraaf, monnik geworden, op 6 lnkoop voor t klooster uit, door rovers overvallen. De monnik is evenwel nog een echte vechtersbaas in de trant van de Karelromans; deze W illem rukt een paard een poot uit, om er zijn vijanden mee te verslaan. De vertaling is van Claes van f'ftier/epi, Ver Brecbten sone, die syreekt van Willem van Oringen. Historlsch staat vast, dat deze W illem, graaf van Toulouse, t 804 in een klooster ging te Gellone in de Cevennes; in dat klooster werd het :1Leven van den heiligen W illem'' A 112 j ln 't L. opgesteld. Volgens Bédier hebben jongleurs (reizende zangers) de stof van het ridderdicht uit die Vita geput. De fragmenten uitgeyeven door Willems 1845 en door Kalff ln de Episcke Frw#- memen) 1885. En bewerkt door Alberdingk Thijm in de Karolingische Verkalen. zW illem van Oranje? reeds in 1567 bezongen in de Geuzenllederen. In 1568 bij de Tocht over de Maas: De Prince van Orangiën (is te velde gecomen, Vive le Geus! In hetzelfde jaar daar. satire van 1j79; Ontwyfelick heeft den nog het W ilbelmus; zie Bespot door de tegenpartij in een groot onghelijck Conynck van Spaignen, Dat hy zulck eenen goeden prince voor vyandt es hauwende; dat het gedicht a1s satire bedoeld blijkt telkens uit het slot van ieder plet: 1S, COu- Noyt en heeft Vlaenderen in meerder rtlste gheseten...... Es alsoo waer a1s den hont de byle heeft gheëten. In Valerius' Gedenk-clanck een klaaglied op de dood van de Prins: Stort tranen uyt, Schreyt luide, W eent en trort. Gedichten over de moord van 1584 in het Geuzen-liedboekk toneelspel over de moord door Jhr. pc/s Duymè zie daar en Nas- J/Z/JfW: Perseus. ln 1602 verscheen van Proj. SE'/ZZJ//:J het L. treursyel Auriacus sive L/I:F/JJ sagciat d.i. Oranle of de gekwetste Vrijheid, door Duym vertaald, 1606. Costers nieuwe Academie werd 1617 ingewijd; a1s tweede stuk op die avond werd gespeeld het Treurspel I'JNJ: moordt begaen at'p/ W'ilbelm van Ortfr/,g/Epc door Gijshert van Hoghendorp. Bij een grent van Jan van de Velde schreef Starter ln 1625 de Triumtb-W agen, een groot lofdicht op W illem 1. Lnmbert van den Bos schreef 1661 zijn treurspel Jvilbem of Gequetste Zrzâey/; Joost Sasselee in 1738 het treurspel De ballingscbap 1u,2 jTillem 1, Prins z'az; Oranje. Dood zllzi Willem 1, treurspel van Claas Bruin, 1721. Van 1773 is het treurspel W illem de Eerste van Onno Zwier van Haren; van 1780 W illem I van Nomsz in 24 zangen; van 1785 ivillem f, treurspel van Jan van Walré. Bezongen door To1- lens, 1807; door P. M. Montijn in 1848. Van Hilman weer een treurspel, W illon 1, 1848. En nog een treurspel van Van W alré in 1836: De dood tzizr W illem #:7; Eerste. Bekend bleef de lierzang Aan #r/rl W il- Iem van Van Alphen, 1779, gevolgd door het puntdicht: W ie leeft er, die na hem ons Neerland kan behoeden ? Zoo sprak het weerloos volk, Maar Neerlands God zei..... Ik! A. L. Barbaz bewerkte naar het F. van Arnault in 1826 een treurspel W illem van Orarje; Warnsinck behandelde de moord in een toneelspel, 1836. De Vlaamse senator Pvtul de 41/>2J schreef het drama Willem de Zwijger. En in De Stem van 1939 verscheen het nieuwe drama van Dirk Coster: Leven u'/z Sterven van lrë//ezzi van Oranje. Mw. Laman Trip-de Beaufort schreef een historisch toneelspel Willem van Oranje, 2e druk 1916. De stuk-ken van voor- en tegenstanders over de moord op Prins W illem zijn in 1884 door J. G. Frederiks uitgegeven. W illem 1I, Juni 1626 begroet met de GeboortLlock van Vondel; in 1644 opnieuw met De ffywe/; van Oranje en Britanje' bij de verloving van W illem met de elfjarige dochter van Koning Karel I van Engeland. De prinses werd naar Holland gebracht door haar moeder en deze werd door Vondel verwelkomd in een groot gedicht Henriette Marie t' Amsterdam: De Hollanders zijn schuw van hartewee te brouwen Stadhouders van hun staet, en hooghgebore Vrouwen. Maar na de Aanslag op Amsterdam en 607 W illem 11 W illem III W illem V na de dood yan W illem 11 schreef Vondel hatelijke schlmpdichten: Een schelm heeft lust de kroon der Te trappen met den hoef,.... (steden Zie ook Aitzema. W illem l1, na zijn overlijden gehekeld in Vertroosting over de doodt van z#/;e Hoogbeit, gedicht opgenomen in de Amersfoortse uitgave van Vondels hek-eldichten, doch niet van hem. Waarschijnlijk van Pieter de Groot. W gllem 111, het eerst de1 in zijn gedicht van Amsterdam, d.i. Prins vergezelde op zijn tocht door de stad, 1666. 't Eerste huldedicht, aan Willem gewijd, was van Jan Zoet, 1666; dezs dichtte in 1672 een Begroetingswoordk d1t deed ook Ds. Vollenhove. M aar er verschenen ook toegezongen door Vonop De Ridderscbap de erewacht die de spot- en schimpdichten; in 1710 opgenomen in de Ned. en L. keurdichten. Van 1672 is ook Venezoenk zie daar. Diederik Buysero bezong de Vrede van Nijmegen in De Triomjerende NJN; 1678. HiJ schreef verder ook zulke bespottelijk hoogdravende lofverzen, dat de prins er zelf om lachte. Van 1679 is het zinnespel Tieranny sws Eigenbaatk zie daar. Op de Tocht naar te Petrus een gouden Van Halmael Rabus Engeland, 1688, maakeen heldendicht, waar hij erepenning mee verdiende. H. dichtte een spelop De Over- Z/fWJ, onder de titel Hoop en Vrees, 1709. Lofdlchten uit de tijd zelf van Kath. Lescailje, Laurens Bake, W illem Everwijn, Buysero en Ludolf Smids. Bij de kroning in 1689 kwamen vertoningsspelen van Govert Bidloo en van Thomas Arendsz. Toen kwnm er ook een lofdicht van Oudaen, de grote voorstander van Jan de Witt, die nu de koning van Engeland prees a1s verdediger van de Hervormde godsdienst. David van Hoogstraten bezong de overwinningen in Ierland, 1690. Maar weldra trad Thomas Arendsz op voor burgermeesteren van Amsterdam met twee hekeldichten. Iloch bij#SPrinsen terugkomstID 1691 kwamen verzen van J. v. Hervelt, D. v. Hoogstraten, P. Rabus, Droste, K. Lescailje, G. Bidloo en vooral van Joan Pluimer. Deze kreeg voor zijn opgeschroefde lofdichteb een gouden gedenkpenning. De inneming van Namen werd verheerlijkt door Jok. Vollenhove, C. Droste, Samuel Silvius, W . v. d. Hoeven en François van Bergen, 1695. Van 1695 is ook de L#kstaatsie van Maria van Thomas Arendsz. Dirk Buysero zette 1697 De Ryswyksche FreA vrez/gJ op muziek. W ellekens dichtte een Herderung op de R#J>#lJ4e Vrede en Fovendien nog een Jtqersung tot 1of van W illem 111. Ludolf Gockinga wijdde hem een Zegezang van 40 blz., 1699. Maar bovenal vereerder de een heldendicht in 8 boeken IS Lucas Rotgans van Willem 111; hij de grote vervaardigin Parnastaal. De Prins werd uitgeluid door Corn. v. d. Gon, Abr. de WitJr., W . v. d. Hoeven, Cornelia van der Veer, Ds. Gerard Outhof, Buysero en Joh. Vollenhove. W illem mels werk, o.a. Kind van 5'/,,/, lII Nzordtverheerlijkt in Schimin het toneelspel Het 1859, en in de romans Sinjeur Semeynsz. 1879 en De K#l/e/x van de f.#/>rle. De E pzr/Au>fzlr; is de titel van een roman van K. Norel, waarin leven en werk van 1II wordt geschilderd? 19j0. W illem IV, bij zijn verheffing ln 1747 md zeer veel jubelzangen begroet, afzonderlijk en in bundels a1s Eerzuil. Daarbij Willem van Haren, L. W . v. Merken, Clara van Sytzama en Sara Maria van der W ilp. Zie W onder par. Ook werd de prins uitbundig verheerlijkt in een Leerrede van Ds. Petrus Hofstede te Zaandnm. ook een bombastische lijkrede in 17j1, en strooide Bloezzi:/ z op zijn graf. Ajrikanen // Stinkende gouwen zeiden de tegenstanders: he1 oranje van kleur, maar met een lelijke geur. ln 1756 kwpm nog een Heldendicht van Mw. De Cambon. In De Geuzen van 0. Z. v. Haren een verheerlijking van de Stadhou- Deze hield W illem der. Willem V, bij ziln geboortein 1748 met een Lierzanq van Clara van Sytzama. Bij zijn inhuldiglng in 1766 dichtte Betje W olff haar Nieuw Scheeps De#; Le Francq van Berkhey zijn Rb#nlandscb W edspel en Mw. de Cnmbon-van de W erken haar Inhuldiging. Bij Willems komst te Amsterdam in 1768 dichtte P. Huisinga-Bakker een Welkomstlied; ook Jan Nomsz kwnm met een gebegroet dicht. W agenaar stelde een prachtwerk samen over de feesten: 't ZE'râd/z:J Amsterddm. In 1781 vereerde Simon Stijl de een der. op zijn Sckarp. In de aantal zumensweering van Harmodius Friso, d.i. P. Vreede, 1786. Grof en fe1 tegen de Stadhouder waren ook: De Zrzôrrger, 1786; De Zege//r=/ v4n Utrecbts Burgers, '87; De Dolle D4pp:r- Prins met gqdicht Aan Nederlands Erjstadhou- Bllderdijk dichtte 1783 een Feestung verjaardag, 8 Maart. Zie ook J. Patriottentijdverschenen een groot ppmfletten,o.a. De s//elrzy.u.z? of de gevloekte 608 609 heid, '87 ; Wzrillem tpc Willemljtttj e ,,of tle mislukte reis naar de Republiek der Keezen,'' 1787; Willem Je Vyjde oj de W raaLgierige, 1786. Zie ook Torenboult) en Maria van Lalain. 't Allerscherpst was De Haagsche Correspondent, 1786 '87, waarin de Prins van allerlei staatk-undige vergrijpen Feticht werd onder het motto: Prins W illem nocm ik nïet. Maar V . v. Ollefen schreef een toneelsytl W illem V ,,geschikt voor de opvoedlng der jeugd,) . Mw. De Cambon bracht een Dicbtojjel. ,,zN Willem den G'EW/.//#ë#:>2, 1787, en bij het herstel in 1787 slaakte Le Francq van Berkhey een Vreugde-galm. Pieter 't Hoen schreef in 1793 een treurspel tegen Willem V: Godejroy de .Dzt?//zgeland. Gerrit Paape dichtte een toneelspel over De JV//:â/ van JFë//:zr Jzr, 1795. Bilderdijk daartegenover bezong De achtste 31,.'?p'J in Londen, 1796 en maakte nog meniy ander gedicht. BiJ 's Prinsen dood in 1806 de Lyigedacb- Jezi/.i van Le Francq van Berkhey, 1000 regels lany. Willem 1, l)1j zijn geboorte a1s Erfprins verwelkomd in 2 sonnetten door Van Nuyssenburg, 1772. Bij zijn huwelijk- in 1791 begroet met een Vaderlandsche E c/l/z/x: door Jan Scharp. Bespot in de klucht Abel Kr/wl/:/z en Z#z7 Doorluchtige Jft?/xqâE'à aan Derz Helder, 1799, na de lnval der Engelsen en Russen. Westerman dichtte een Liel.zang bij zijn terugkomst uit Engeland, 1813. A1s koning vestigde W illem I aan de Belgische hogescholen een leerstoel voor het Nederlands; Schrant werd hoogleraar te Gent, Visscher te Leuven, Kinker te Luik. ln 1831 verheerlijkte Tollens hem in zijn gedicht De r/zi/zz# Ieel''. Geprezen in 1841 in het hekeldicht Anti- .gtph//zxf (zie klaar ) van J. Th. v. Rijswijck-. W zllem Il, bij zijn geboorte in 1 792 begroet met een jeestzang van Bilderdijk-; bij zijn huwelijk in 1816 met een Ftestzang van Tollens. Verheerlijkt in De Tiendvtagscbe Veidftlc/-'/ van Van der Hoop en door W ithuys in een lierzang, De #7'ë?2.f van Oarnje, 1 8 3 1 . Bij zijn komst tot de troon in 18ui() begroet met een Hulde van 1. J. Lion. ln 1849 uitgeluid met Rouw é'?2 Trouw van Da Costa, en met J.f Konings suwra//zz/.f van Tollens. Willem 111, bij zijn geboorte in 1 8 1 7 begroet door Tollens met een lierzang', bij de kroning in 1849 gevierd met een gel- ettcl-lt. N'-k'rrdlnlc. 2e clr. 9-V illem: legelqheizsstuk- van schlmmel : Orvtnje :72 Netlerland. W illem van Oringen, zie jTillem f?a?p Oranje, 1. W illem de Redenaar, zie Aanbangzel op W illem 1tpEzz/:cl, W illems, Dr. Alfons 'v, 1839 1909, geb. te Brussel, gaf 1858 cle Bljeniol'j valè Marnix opnieuw uit; schreef over klc Ned. letteren in het F. Julius de Geyter clroeg aan hem zijn bewerking van Reinaevt op, 1874. Hij had in 1858 een studie over Reinaert in het F. uitgegeven. Vriend vall Vosmaer', hij was een vall de vier tocht# enoten in Londinias. W lllems, Frans N , 1839 ....., uit Oolen in Antwerpen, onderwijzer, leraar, schoolopziener. Schrijver van leesboeken en studlën; dichter. W illems, Jan Frans 'v, 1793 1846, Vlaams letterkundige, d e vader der Vlaamse Beweging', geb. te Boechout hij Lier', notarisklerk te Antqvcrpen. Bezollg eerst Napoleon, maar in l8l j de hereniging van N. en Z. Nederland. Hij werd 181j adjunct-archivaris, in 182 l ontvanger in Antwerpen. Maar om zijn Vlaamsgezindheid werd hij 1851 naar Eeklo overgeplaatst; in 1855 werd hij weer ontvanger, nu te Gent. In 1854 gaf hij Reinaert de Vo's uit, in 1856 de Rljmkroniek 'Iztfx Jan fwzz Heelu over de Slag bij W oeringen. Hij stichtte het ts. Belgiscb mJ/ld/fw, 1837 '46. In 1846 verdedigde hij de rechten van de oude rederijk-ersk-amer De Ft?>7/:/)2to ten stadhuize met zoveel gloed, dat eell beroerte hem trof en hij na enkele ttren overleed. Zie îvillemsjondj'. Van belang is ook zijn verzameling Oude Vlaemscbe Liedel'el: /c)2 deele /3;e? de rzitz//l/tpiz/, 1848 bezorgd door zijn vriend Snellaert , . Gedenkteken in zijn geboorteplaats en monument vöör de Vlaamse Schouwburg van Gent. Hij schreef 1819 '24 zijn Vel'bantl E'/ïzz.j ovev Jta Nederduytscbe Taf'/- 6,7., Lettes'- l//rJ:. de eerste Ned. gesch. der l-etterel) in vofle omvang. Onder zijn toneelwerk Qltinten 41aJJ)?.f, 1816. Zijn Nidatenscbap, dicht- en toneelstukken, uitgegeven door Pr. v. Duyse, 18j6. M ax Rooses schreef 1L 874 een Levesuscbets en gaf zijn Briet'en ult, Bij zijn dood werden de redevoeriltgen, o.a. van Snellaert en Conscience en de Ajscheidsql'oet van Th. v. Ryswyck a1s Gedenkzuil ultgegeven. Jan Bols gaf in 1909 Brieven aan 1.rV//dP'J uit. Een ,,volledig levensbeeld'', door Jef Crick, verscheen in 1946 te Gent. Over de herdenking te Gent in dat jaar Leo van Prtlyvelde e.a. 59 W illem l W illems W illems, Leonard - , 1864 1958, zoon van Alfons, opperde 1897 het vermoeden dat er twee dichters zouden geweest zijn Van den JOJ Reinaerde; vermoeden bevestigd door 't nieuwgevonden hs. Zie Reinaert. In 1934 verschenen zijn ElcLel'- Iyc-studiën. In 1924 hezorgde hij een herdruk van 't volksboek Reynaert de Vos, dat in 1j66 bij Plantijn was verschenen. Ook schreef hij verscheiden letterkundige studiën in het F., b.v. over Ysengrinus, 189j. Zijn Reinardiana I XIII verschenen in de Verslagen der V1. Akademie, 1920 '54. W illems, Dr. P. K. H. 'v, 1840 '98, uit M aastricht, prof . in de Gr. en Rom. oudheden te Leuven, f lamingant; schreef opstellen over /. B. Daz/à, 1867. Willems, S. C. A. 'v, 1818 '85, ijverde voor 't Ned. toneel te Brussel en schreef zelf ook toneelwerk. W illemsfonds, stichting voor de uitgave van V1. vrijzinnige boeken? opgericht 18j1, genoemd naar /. F. 'Vlllems. Krachtig geleid door Julius Vuylstek-e. Vergelijk Davidsjonds. Gevestigd in het Lakenmetershuis op de Vrijdagmarkt te Gent. Onder de uitgaven van het W illemsfonds Karel Jzr van Julius de Geyter en zes delen Vlumscb België sedert 1830, Studiën en schetsen 190j '10. ln 1870 12 nummers Ned. Zangstukken, weldra nog verscheiden andere zangbundels. Julius Vuylsteke gaf in 1872 een studie uit over De twintig eerste jarer van /7t>/ Willemsjonds. W illemsz, Arent .v , barbier te Delft, deed 1j25 een bedevaart naar het H. Land . Reisverhaal hewaard. W illemsz, Claes .v: door Huydecoper gehouden voor de dlchter van Der N /,;>2E'?; Loep. Reeds Clignett toonde 1819 aan, dat hij een afschrijver was van 't jaar 1486. Mr. L. Ph. C. van den Bergh vond de naam van de ware dichter Dis'c Polter in de beginletters der laatste 10 regels. W illemsz, Dirk x., val' Asperen, redde het leven van zijn door 't ijs gezakte vervolger, maar werd toch a1s ketter ter dood gebracht, 1569. Gedicht van Tollens, naar de Doopsgezinde Martelaersspiegel van 1631. Plaat van Jan Luyken. W illigen, Adriaan van der .x., 1766 1841, drossaard van Tilburg 179j; toneelschrijver: Selico, 1794; Claudine, 1797, Ontleend aan de Contes Moraux van Florian, met opvoedkundige strekking; De Rccommandatiebrievent 1800, blijspel. W illink, Daniël -, 1676 1722, wijnkoper en 1id van het Amsterdamse dichtgenootschap Constantia et Labore. Bezong de schoonheden vaù Amsterdam in zijn Amsterdvtmscbe Tempe oj Nieuwe Plantaadje, 1722 en in de Amsterdamscbe ;/zJlE'?2Jï?2- gel, 1738 uitgegeven. In proza verheerlijkte hij stad en omgeving in zijn Amstel- Iandscke vdrf-t/lll, uitgegeven 1757; op rijm Groot J-fcere/z;, (bij Franeker) , 1754. W illis, Arnold ,v, uit Goes, vestigde zich te Rotterdam a1s drukker, uitgever van de Overgebleven Ged'icbten van Jacob Zeeus, 1726. Zeeus had ook een herderszang gedicht in 1710 bij de bruiloft van W illis. Deze is bekend geworden door Potgieters schets De Foliobijbel a1s de uitgever- uitzuiger. Poot vroeg n.1. in 1718 voor de 2e druk van zijn Mengeldicbten een folio-bijbel, doch werd met een grootmediaan afgescheept. Ook Campo W eyerman scheldt hem uit in zijn Amsterdamsche Hermes 1. Nvillis maakte zelf verzen: Dichtlievende Ledigbeid, 1731. Hij beschreef in proza het leven van Jacob Zeeus. A1s matroos begonnen, woonde hij 1719 op een buiten aan de Oude W etering bij 't Brasenner Meer. W ilma, ps. van W illy Mtvpzlaz. W ilms, J. W . 'v, 1772 1847, D. componist, 1791 te Amsterdam, maakte de mu. ziek bij Wien Neerlandsch bloed. Bracht ook de koorzangen op muziek ter gelegenheid van de Hulde aan J. M. Kemper in Felix M eritis, 1824, van H. H. K1-1Jn en Barend Klijn. Van hem is ook de wijze van <# Ieven vrij. Organist bij de Doops- #ezinden. W llp, Sara M aria van der - , 1716 1805, dochter van de conrector der L. school tc Amsterdam, vertaalde stichtelijke gedichten uit het E. en F. Vriendin van L. W . s'. Merken. Zij raakte in strijd met de graveur Marinkelle? die haar portret gemaakt had 1771; zij llet dit vervangen door een ander van Bruyninx, dat meer met haar leeftijd overeenkwam. Oprecbt Jfer/Jaa/ daarover 1772. Onder haar gedichten lofzang op de Vrede wzfzi Aken. W ils, Balthazar - , 1657 '98, boekbinder te Antwerpen, schrijver van het treurspel Manmoedige Olimpia, 1680. Zijn zinspreuk was eerlijk: y,veel wils, kleyn ver- ## mogen. W ils, Cornelis x', geb. 1659 te Antwerpen, broer van Balthazar, dichtte een klucht Den grooten en t//zt/t/é,rz/fzzrtz/ycJe/; Don Quicbot, 1682. W ilt heden nu treden, lof- en danklied op de overwfnning van 1597 uit Valerius' Gedenck-clanck. W iltzangk, een der bekendste gedichtjes van Vondel: Wat zong het vrolijck vogelkijn, Dat in den boomgaert zat! 610 W iltzangk W inckel Hoe heerlijck Flinckt de zonneschijn Van rijckdom en van schat! Gedicht op de hofstede Rustenhergh van de Hinlopens Fuiten Naarden, evenals het verhaaltje van De getrouwe Haeghdis. W inckel, Den Gulden N , zie G. W ind, M r. Samuel de 'v, 1793- 1850, rechter te Middelhurg, schreef 1825 een Ve1'- handeling over den invloed Jdr Dichtkunde op de Gp-fc/z/et/t'rël', bekroond door de Mij. v. Letterkunde. Zijn hoofdwerk is de Bibl. der Ned. G'tvcâ/tWlcâr#z/erl', tot 181j. W indekelken, dichthundel van Hasebroek, 1864; gevolgd door Nieuwe W indeielken. W inden, Martinus van der -, schrijver v. h. zedenspel De Vriendscbap van 1760, de eerste oorspronkelijke comldie Ia'rmoyantek er is een ongelukkig gezin, waar alles tegenloopt: ze ,yweenen hunne oogen uit hun tranen worden plassen''. M aar de edelmoedige, deugdzame vriend redt ze uit de nood en het loopt op twee blijde bruilofteq uit. W indesheim, klooster te - , gesticht tegen het jaar 1400 naar de beginselen van Geert Groote; weldra verrezen er een groot aantal in de Nederlanden en Duitsland. Tot de voornaamsten van de W indesheimers behoorden Hendrik Mande, Johan Busch en boven allen Thomas -a Kempis. Studle van Prof. Acquoy over Het Klooster Windesheim. De Windesheimers vervaardigden een groot aantal handschriften. windhandel, zie actiebandel, Quincampoix en tulpenwindhandel. W ingen, Godfried van - , vriend van Jan Utenhove, gaf 1562 te Emden de Biibel van deux at'.f uit; zie deux aes. Nog land in gebruik naast de Statenbijbel. W inkel, Dr. Jan ie 'w'! 1847- 1927, geb. te W inkel, hoogleraar ln het Ned. te Amsterdam. Hij maakte zich bekend door zijn proefschrift Maerlants werien aIs de spiegeI der 13e eeuw, 1877. Reeds had hij in 1875 Maerlants Torec uitgegeven. In 1878 volgde Moriaen, in 1881 Esopetk in 1881 kwamen ook de Bladz#den uit de Gesch. der Ned. Letterkunde over Vondel en over Blasius. Zijn hoofdwerk is de grote, volledige geschiedenis van de Ned. Letteren onder de titel Ontwikkelingsgang der Ned. Letteriunde, le druk 1908- '21; 2e druk 1922- '27 ln 7 delen. Van belang is ook Het Kasteel in de Xllle Eeuw, in 1894 uitgegeven a1s Het Ridderwezen gescbetst volgens de ridderromans. Met Prof. Moltzer begon hij in 1871 de Bibliotbeek z/lr Mnl. Letterkundet waarin zeer talrijke oude teksten opnieuw werden uitgegeven. Van zijn hand is het hoofdstuk Letteren t'& Taal in het verzamelwerk Eene Halve fe/ftf/, uitgegeven door het N. v. d. Dag in 1898 onder redactie van Dr. P. H. Ritter. Merkwaardig is zijn studie over Bilder- J#l, Lotgenoot f/z??i Nultatuli, 189% naar aanleiding van de Zieitegeschiedenls van Dr. Swart Ahrahamsz. Te W inkel stelde Bilderdijk veel hoger dan Multatuli; hij werd beantwoord met een parodie door Van Deyssel; zie K. J. L. Alb. Tâ#w. Ook op taalgebied was Te W inkels arheid van zeer grote betekenis: Grammatiscbe Figurenk Gescbiedenis der Ned. Taal. In 1897 hield hij op het Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht een rede over De Ned. Ttfzz/ in Z. AfriLa. ln 1899 tijdens de oorlog kwam zijn woord tot het Ned. volk: W aar ât'/ om gaat ë,; Z. Ajriia. W inkel, L. A. te - , taalgeleerde, met M. de Vries ontwerper van de spelling en eerste redacteur v. h. Ned. W oordenboekk 1809 ,'68; leraar aan 't gymnasium te Leiden. W inkel en luyfen banquet, Het gestoffeerde .v , door 1. v. d. Berg, koddige rijmen voor winkels, luifels, deuren of pakpapieren, handboek voor winkeliers; 1693. Vergelijk H. Sweerts, Koddige en ernstige opscbriften. w inkler, Johan x', 1840 1916. Zijn lijst van Friese eigennamen is het 4e deel van w aling Dijkstra's Friel' IFJi., 1896- 1911. Hij was dokter te Leeuwarden en letterkundige. Schreef over Ned. Geslacbts. A22F/2&/J. W inkler, Johan 'v, geb. 1898 te Haarlem, secretaris van Troelstra, 1925 '40 a. h. dagblad Het Volk, medewerker voor letterkunde, toneel en godsdienstig leven; sedert 1948 aan Vrij Nederland. Roman: Jan; studie, o.a. over #. J. Troel- J/r,; Vertalingen: Rilke, Upton Sinclair. W inkler Prins, Antony - , 1817 1908, uit Voorst, predikant te Veendam, schrijver van de bekende grote Encyclopedie. In 1883 gaf hij een nieuwe druk uit van Braga; zie daar. Hij was met Ten Kate de redacteur van de eerste jaargang; kreeg moeite met de uitgever en trok zich terug; wijdde zich aan de politiek van Thorbecke. Dichtte in overdreven woorden Des f-,NJverbuizers ,/JcâW#J:r/:J aan Europa: De nijverheid vermoordt ge door uw (lasten, Gij vergt uw deel van 's beedlaars (brood en zout, En schatkistknechten onthaalt ge a1s (dartle gasten Met afgepijnigd goud. 611 W inkler Prins 612 iselius Opgenomen in Aurora van 18j2. Reeds van 1845 is zijn gedicht Het Steekspel /) het /J/./JJ fer D//y,2. Zie ook N. E. K. Levensbericbt, door Dyserinck. Een levensschets van H. W inkler Prins van H. A. I-unshof verscheen in 1950 a1s Level? zondev lczzzoz/. W inkler Prins, Jacob 'v, 1849-1907, dichter van ,,natuursymboliek'': Dauw, bloemen, jeugd en tranen zijn de dingen, W aardoor men lijdt, maar zonder hartepijn. Geprezen door Kloos. Het waren 5 bun. dels: Sonnetten Zonder t Sonnetten e1- Liefde's Erinnerlng, 188j- ,87. Zijn ver. zamelde gedichten verschenen bij de W .B. Zoon van de voorgaande. W inschooten, W igardus à - , 1659- ?, praeceptor te Leiden, gaf 1681 zijn Spreecwoorden uit, ontleend aan de zeevaart. Jacob van Lennep heeft zijn boek omgewerkt. W inter N ende van den Somer? Spel van den stelt in dialogen de strljd tussen beide jaargetijden voor; voorloper van het drama, 14e eeuw. Venus verzoent de partijen: God heeft het zo ingericht, dat beide nodig zijn op aarde. Dat Vrouw Venus op. treedt is te verklaren, omdat de vraag is, welk jaargetijde het gunstigst is voor de liefde. In de proloog wordt Gods ,,gracie'' ingeroepen. W inter en zomer worden voorgesteld a1s hooggeboren heren. De laatste regel van het stuk rijmt op de eerste van Rubben; waarschijnlijk speelde men door. Nieuwe uitgave, naar 't Hulthemse hs, door R. Antonissen, 1947. W inter, . Karel de - , geb. 1889 te Lier, dichter van een epos Pan, in de stijl van Po1 de Mont. W inter, Nicolaas Simon van - , 1718- '9j, koopman in indigo te Amsterdam, vriend van Asschenberg, deed 1780 zijn zaak aan kant, vestigde zich te Leiden en woonde 's zomers te Katwijk-Binnen op Bijdorp. Volgde Antonides in zijn Amstelstroomt met de Feschrijving van dorpen en bultenplaatsen, met veel geschiedenis; daarnaast natuurbeschrijvingen. Van Winter trouwde met Lucretia W ilhelmina van Merken, zijn tweede vrouw, de dichteres van de ,,heldendichten'' Dal'id en Ge;.- manicus. A1s treurspeldichter werd hij bekend door zijn Nonzongo // de Koninglhke .î/*/, 1774. Hij betoogde daarin opnleuw ,,de onbetanmlykheid der Slavernije.'' Hij vertaalde Thomson's Seasons (De /=r::/#- denj op rijm; Lublink de Jonge had voor hem eerst een vertaling in proza gemaakt. W inter, Pieter van - , 1745 1807, zoon van de voorgaande, koopman te Amsterdam; vertaalde Horatius, de Proeve over den A drvfci van Pope, 1797, en de 1e- 4e zang van de Aeneas. D. J. v. Lennep trouwde zijn stiefdochter. Hij gaf aan Bilderdijk- bij zijn terugkomst in Holland f 1000) dit belette Bilderdijk niet, in de Recensent del' Ryt'p/zy:/i/Ez/; de vertaalde Aeneas over de hekel te halen en de Proeve minachtend te beoordelen. Winter Tromp, F. J. -, geb. te Vlissingen 1762, 1794 student te Leiden, schreef: Vlissingen /'z2 zangen, 1793., Lies.zang J# '/ ajsterven van J. -d. Zoutman, 1795; Lierzlzz, g aan âtp/ grootmoedige Frazzycâe volk, 1795; het treurspel Virginië oj Je berstelde 1'r#/7EYJ, 1795. ln 1796 een lied tegen de Engelsen: Te wagen, Burgers! Op! E1k grllp het slagzwaard aan! Zie Neerlands M aagd een oog Vo1 blydschap op ons slaan! Hij was toen luitenant bij de artillerie. Van hem ook een Drinklied t?pt?r het S//aZZJJf-âJ Krygs-volk. w interloof, bundel poëzie van Staring, 1832. Daarin o.a. Jaromir en M arco. W internag, het eerste gedicht van de Tweede Afrikaanse Taalbeweging, van Eugène M,arais, 1904: En hoog in die rande, versprei in die brande, is die grassaad aan roere soos winkende hande. W inters, J. M . - , geb. 1864 in Belgisch Limburg, dichter, volgeling van Gezelle; ook priester. W interstuc, zie Passionael. W irth, Hermann F. - , geb. te Utrecht 1885; D. letterkundige; lector in 't Ned. te Berlijn 1909 '19. Schreef 1911 Der Untergang des niederlândiscben Volksliedes. Zie volkslied. Verdedigde 1955 de echtheid van het Oera-linda-boeik zie daar. W irth, Mw. Dr. L. J. Th. - , geb. te Utrecht, schreef 1925 haar proefschrift Een eeuw kinderpoëzie, 1778 1878. W isboom Verstegen-Kautzmann, C. M . E. - , geb. te 's-Gravenhage 1884, romanschrijfster onder ps. Cora Westland. -) 19j1. W iselius, Samuel Iperuszoon - , 1769 184j, begaafde leerling van rector van Ommeren, daarna van W yttenbach; studeerde ook te Franeker en Leiden en deed een reis door Duitsland. Schreef als student anakreontische M innedichten. W as een revolutionnaire volgeling van Montesquietl en Rousseau. In 1795 was hij 1id van het Comité revolutionair.'' Zijn vriend, de agent Van Kooten, benoemde hem 1798 a1s een der directeuren van de Schouw- W inkler Prins W isen raet van Vrouwen burg. Ook werd hij 1id van het Oostindisch Comité, doch in 1804 niet herkozen. Maar hij bleef trouw aan zijn heginsel e1a wilde niets te ma. ken hehlnen met koning Lodewijk Bonaparte. Hij vestigde zich 1807 op een huitentje W eltevrede hij Utrecht, al hield hij a1s koopman zijn zaak te Amsterdam. In 1813 werkte hij mee aan het herstel van Oranje a1s de wi1 van het volk; hij werd directeur van politie te ximsterdam. Toes hij de uitnodiging kreeg om dienst tc doen voor koning Lodewijk en toen hij zag dat zoveel oud-patriotten de huilc naar de wind hingen, liep hem de ga1 over. Zijn gedicht Roem ls in de geest van De Hollandsche Natie, doch W iselitls waagde zich niet aan de uitgave; hij 1as het alleen maar voor in ,,Fe1ix Meritis'' en in ,,De Bataafsche Maatschappii.'' Verder verweerde hij zl: ch tegen*' '*'' H' 'elmers, Lijizang op â:/ Graj van Nederland', hij kwam op voor de Patriotten. Eens met Helmers Flijkt hij in zijn gedicht op Bor,-/ par/c.f Intogt J/rzzd'r Amsterdam, dat ook al voorlopig niet uitgegeven werd. Bij de val van Napolcon kwam Wiselius met zijll Bel.ijmde Vertaling van â:/ 14e ât//jf/-f/zzé C,,'?zz Jesaia. Valx befekenis was W iselius alleen voor het drama. Hij is de voornaamste beoefenaar van het nieuw-klassiek treurspel. Hij begon met W alwais en Adelheid, 18 12, toneelspel in proza, dat de tijd van Gustaaf Adolf behandelt. Maar hij keerde dadelijk tot de klassiek-en terug: Adel en 4fz//é//Ja, 18 15 (derde Kruistocht) ; Aernoud 1w72 Egmond, 1819; de handeling staat meer op de voorgrond dan het tragische', De D/tif/ van Karel, hroonprins z/tzrz Spanje, 1820. Zijn Leven beschreven door zijn schoonzoon P. v. Limburg Brouwer, 1846. W isen raet van Vrouwen, zie #. v. Iersele. Uitgegeven door Eelco Verwils in zijn Bloemlezing. W iskunstenaars, De x , of het gevluchte /////:F/j:, Flijspel van Langendijk, 17 15. Tekening van Troost fn 't Mauritshuis. Nog in onze tijd opgevoerd. De stof ontleend aan een F. hlijspel van Jean de la Chapelle: vriend van Molière, 1680. Een jong melsje neemt de vltlcht, om aan een opgedrongen huwelijk te ontkomen en ontlnoet haar minnaar in een herberg, waal twee wiskunstenaars twisten over de vraag, of de aarde om de zon draait, gelijk ook geschiedt in Le mariage jorcé van Molière zelf. Hetzelfde onderwerp ook reeds bij J. Rijndorp in zijn Gescbaakte bruid oj de tctar/le/#, S'eizigo.s, 1690. W isselau, een reusachtige beer, wiens avonturen Fehandeld zijn in een stuk speelmanspoézie', z. d. Er is slechts een fragment Fewaard; :.t 1200. Wisselau (Witte Leeuw?) is in het gevolg van Karel de Grote en helpt hem tegen de koning der reuzen, Aspriaan of Espriaan. Uitgegoen door Serrure in Vaderlandscb A /f.fd//zzc II; opnieuw door Kalff in de M nl. fpùcâ': Fragmenten) Jzran den Bere W isselau. Reeds vermeld bij Maerlant, die niets weten wilde van zijn ,,snodelhede''; er was geen .....rese so starc, diene om dusent marc hadde geheten opstaen. M en heeft gedacht dat W isselau W itte Leeuw zou betekenen, doch het za1 een Slavisch woord zijn. (J. de Vries, in 't Leidse Ts. van 1922.) W it, Augusta de 'v, 1864 1939, geb. te Siboga? lerares a. d. H.B.S. te Batavia, 189j Journaliste te Berlijn, romanschrijfster; De Godint die wacbt, 1903, en 01.- pétzifwç in de Dessa, 1903, lndische romans. Medewerkster aan de Nieuwe T#J, waarfll zij in 1920 Multatuli herdacht. Toondc zich in haar eerste Ned. werk Verborgel: Bronnen ,als een schrijfster van de eerste rang; van grote betekenis door haar Indisch werk, tot het laatste toe. Gods Goochelaartjes, 1932 ; het leven van Rumphius en andere natuuronderzoekers. W it, H. de 'v, geb. 1915, dichter. W it, Jan 'v, geb. 1914 te Nijmegen, dichter. W it, Jo de 'w, geb. te Rotterdam 1894, romanschrijfster, behaalde 1925 met Open Zee de prijs van ,,l-etterkunde''; criticus, ook van toneel. Trouwde 1923 met Mr. A. A. L. F. v. Dullemen. W it Angierken, Het N , zie W itte Angieren. W it en Rood, bundel gedichten van Bilderdijk en Vrouwe Bilderdijk tezamen, 1818. With, Katharina Johanna de 'v, j- 1728, een dochter van Mr. Ludolf, secretaris van het kapittel van St. Maria te Utrecht', dichteres van Veldzangen, Stz/-f&rl- en Visscherszangen en van De Getrouwe S:7'- derint landspel naar het ltaliaans van Contarinl, 17 19, waarbij zij de hewerking van Simon f>/.gE4J in alexandrijnen heeft overgezet. W 'lthuys, Carel Godfried -, 1794 186j; citadelpoëet. In 1849 directeur der Landsdruk- kerij. Van 1857 '59 was hij redacteur geweest van de Alt'ondbode, gesteund door de Regering. Ook was hij redacteur der Letteroejeningen. Schreef gedichten in de almanakk-en. Hij prees de 1of van W ashington en dichtte Verbalen, R/zr/rct'/z en Vertellingen. Spotnaam y,W indhuis''. Zijn verzen van 1 S30 en '31 bracht hij bijeen in een Gedenkboek; in 1856 niet met de andere herdrtlkt ,,pamfletten op rijm.'' 613 W ithuys W itse Zie ook Atlas. In 1865 dichtte hij de Feestcantate bij 't leggen van de eerste Steen van het Monument op Plein 1815 te 's-Gravenhage. VTithuys gaf met G. P. E. Robidé van der Aa Bekroonde Volksliederen uit, over Orde c7z Vrijbeid, Weldadigbeid enz. Daarbij ook zijn Vlaggelied. Zie daar. . Nvitse, Gerrit ev, novelle van Hildebrand in de Camerak naar de vorm onvoltooid; zie Raabe. W it Lavendel, Het ew, zie L. W itschengasse, zie W ysgas. W itsen Geysbeek, P. G. - , 1774- 1835, boekverkoper en letterkundige te Amsterdam; heeft veel geschreven, o.a. Puntdicb- ?d/z 1809 en 1818; Woorienboek der Nederduitscbe Dichters, 182 1- '27. W erd het meest bekend door zijn Römwoordenboekt 1829; bespot door Goeverneur: Thans gaat het rijmen Afgedrieduivekaters snel, Verzen te lijmen ls kinderspel. (Het eerste y,rijmregister'' was van JF. Kroon, 1754) . Hij vertaalde Les Crimes de la Noblesse van ,,burgeres'' Villeneuve a1s De Volksverdrukker gestrajt // bet Leenrecbt, 1797 een stuk der Verlichting. Van hem ook Let nationale treurspel De Zegeprul der Vr#beidsvrinden, 179j; met zang. Naar het F. van Le Roi vertaalde hij toen De Wederkomst f/ôlz; den Holl. Patriot, blijspel, en De Overtogt over #E' Wul oj de Republiheinscke gelieven, opera. Zie Antbologie. W itstein, Sonja F. -, geb. 1910 te Rotterdnm, prozaschrijfster. Bekentenis xzi /;/- lien de fwzzle, novelle van 1946. Witt, Johan de .v, geb. 1625 te Dordrecht, 1655 raadpensionaris van Holland, 1672 met zijn broeder Cornelis te Den Haag vermoord. Hij was in 16jj getrouwd met W endela Bicker, burgermeestersdochtel' van Amsterdam; Vondel maakte het bruiloftsdicht. A1s staatsman werd De W itt beschimpt door de Oranjeklant Jan Zoet a1s ,,de derde Sint-lan.'' Hij werd verheerlijkt door Oudaen, o.a. in Staats-zorg, toen in 1665 na de Slag bij Lowestoff De W itt toonde, welk een staatsman hij was. Door Oudaen 1672 verdedigd in zijn gedicht De Lasterkladde, dat de moord niet meer verhinderen kon. Na de moord een tweede gedicht: De Lmterkladde z/;e/ bloed begoten. En zijn treurspel Havqscbe Broedermoord, waarin de handelende personen met name genoemd werden; dit spel van 1673 werd echter eerst na zijn dood uitgegevcn. Jan de W itt geprezen in Spot c77 Moet Jt>7. 614 lps?itt Batavieren van Adriaan Paats, 1666, en vooral in zijn Vreede en Vrybeyd, 1667, a1s de man Die al zyn tijd, zyn arbeid en zyn (gaven, De wondren van een wonderlijk (verstant, Alleen besteet tot glory van het Land. De Zeetocbt van De Witt, 1666, hezongen in een groot gedicht van Jan Vos. Op De Witt een schimpdicht bij het begin van de Derde Engelse Oorlog, na de aanslag op zijn leven door Jacob van der Graeff; navolging van het schotschrift op W illem II: De W it gewondtù En weer gesondt . ln hondert Jaer Geen droever maer. W as hy gedoot, 't Landt hadt geen noot. Zo nog veel andere schotschriften. Daartegenover hd puntdicht van Geraerdt Brandt bij De W itt's portret: Dees Print verbeeldt den Man, daar God den Staat door sterckt, Het Hollandts wonder, dat ontelbre W ondren werckt. Na de moord werd een grote verzameling gedichten uitgegeven als 't Zwart Toneelgordyn. Daarb-p van J. Bidloo Uitvaart van de Deugd. Vondel schreef : Zo leeft De W itt in 't hart van alle oprechte harten, De mond der vrijheid en der Staten trouwste Raad. Zijn dood, al te onverdiend. za1 Holland eeuwig smarten: Hij stierf voor 't vaderland, een martelaar van Staat. Onder de tegenstanders Jan Zoet met zijn st'uk D'Ijdele Vlugt, en L. v. d. Bos, die in 1675 ook een werk in 4 delen uitgaf : Tooneel des oorlogs. Tot degenen, die de eer, het recht, de naam en de deugd der De W itten verdedigden, behoorden K. Lescailjq C. Boon, Sylvius, K. Brandt en G. Bidloo. ln 174j schreef Frederik Duym zijn treurspel De Broedermoord. Zie ook de W ittenoorlog. Van Petronella Moens in 1791 een gedicht De Gebroeders De W ittenk van A. Loosjes een dramatische schets; van Loots een gedicht De Volkswoede, 1802, en een ander Aan de nagedacbtenis, ook van 1802. Held van een D. treurspel van H. S. C. Wallis, 187j; de schrijfster geeft aan Vfil- 1em IIl de schuld van de moord. Zijn ondergang romantisch verklaard uit de wraak van Eene Poortersdochter, roman van J. 1$1, L. Derck-sen, 187 1. W itte De W itt zelf had zich ook op het gebied der letteren Fewogen; in 1647 vertaalde hij Horace) tretlrspel van Corneille. W itte, Dirk 'v, 1884 1932, uit Zaandam, werkzaam bij de leiding van houtbedrijven, nam ontslag en werd de dichter en voordrager van levensliedjes, die veel opgang maakten. Kwam om Fij een autoongeluk. Witte, Lodewijk N, pseud. van I-odewijk Scheltjens. W itte Jr., Jacob Eduard de - , 1763 18j3, noemde zich van Haemstede, vaandri/ 1782 gevangen op de Voorpoort, omdat hij Schouwen-Duiveland in handen van de Engelsen wilde spelen, 1784 tot zes jaar veroordeeld. Leefde intussen met Maria van Zuylekom en schreef met haar een roman in hrieven Henriette JzIzi Grandprh naamloos uitgegeven. Zij bracht ook Mw. v. d. W eyde in de Gevangenpoort. De W itte schreef in 1791 te Hees in de Meierij nog een roman in brieven Martian :/2 JenrJ, in de stijl van Feith. Van hem is in hs. over Frtqmenten uit #:72 roman zws mijn Ieven, 1826. Onder zijn talrijke werken is een Fundeltje amoureuze versjes: Dicbtbloemtjes alleen frtlt?r de zzkeëljc.f, 1789. Zijn Dicbtofjer aan Tâéw/rt,, 1788, is geheel in de sentimentele stijl: Bij bet grd zzi#zzer moeder, Nac/7/#:J,'/c/7?c72 enz. ln 1795 werd hij redacteur v. d. Amst. Courant, in Jan. 1796 weer afgezet. Dan komt hij voor a1s redacteur v. d. Politiekvn Bliksem, ook 1796. ln 1790 van te Haarlem in 1606 met een spel van sinne op de vraag: W at den Mensche macl) wecken om den Armen te troosten. Zie Const-thoonende Juweel. W itte Angieren, De 'w, de Brahantse Kamer te Haarlem', Schreef 1629 een referein- wedstrijd uit; het j,welkom-speelken'' werd op de markt opgevoerd. In 1630 verscheen Eeren-irans der Wit-Angieren: ghesproten uyt de Vlaemsche natie: doorvlochten met vele, verscheyden welriekende blommen ende boomen, ter eeren de Maghet van Reden-rijcke. Van Mander was er 1id van, 1j83- 1603. W ittebroot voor de Predikanten tot Campen, ,,om het Camper-steurtgen bequame. 1 ck op te eeteq'' een ï van die aantrekke. lljke titels van de pamfletten van Pascbiei' de F#re; zie daar. Witte hert, Jacht op het -, van de gezel- 1en der Tafelronde, bezielt Ferguut met het verlangen, ook ridder te worden in dienst van koning Artur. W ittekind van Sassen, titel gegeven aan een fragment van 198 regels, in een oude boekband gevonden door J. H. Bormans en door hem uitgegeven in 1848. A1s Gwidei# z; van Sassen opgenonncn in de Episcbe Friz,krzzcy/z/t'/; van Kalff . W itte M ier, De 'v', klein maandschrift voor de vrienden van het hoek, 19 12 en '13. Onder leiding van J. Greshoff en A. A. M , Stols. Medewerker P. N. van Eyck. Nieuwe reeks 1924- '26. W ittenoorlog, De ,v, heftige pamflettenwas hij met Maria Zuylekom strijd over het karakter van Jan de W itt getrouwd. Hij schreef een aantal treur- en over 't goede recht van de stadhouder, spelen met roerende sentimentele en op- begonnen met een smaadschrift van de geschroefde tonelen. Zijn Negers in Hol- Oranjeman Pieter Leclercq, 17j7. Elie Luland, 1801, is gericht tegen de slavernij. zac voegde zich bij hem; Staatsgezinden a1s W itte, Ds. P. de 'w, 1622- '69, predikant W agenaay, Petrus Burman en Hemsterte Delft, schrijver van kerkelijke geschrif- huis stonden aan de andere zijde. Burman ten; zie Ramp van Deljt. schreef een L. lofdicht, 17j7, tot ergernis W itte van Citters, Jhr. Mr. J. de 'v', 1817 der Prinsgezinden. Samen 70 vlugschrif- '76, werkzaam in Den Haag op velerlei ten. maatschappelijk gebied, vooral voor 't on- witte Schip, Het 'v, Ned. vrouwenpoëzie derwijs; behoorde tot de kring van de 1944- '48, bundel met werk van zes dich- Ncd. Spectator. Schrijver van Contracten teressen. van Correspondentie, 1872, '7j. Zie ook W ittewrongel, Ds. Petrus 'v, geb. 1609 te Geestelijke Lustwarande en Pieter wazz Middelburg, predikant te Amsterdam van OJ 1r. 1638 tot zijn dood in 1662. Streng recht- Witte d: Hese, Joannes 'v': priester uit zinnig en herhaaldelijk in botsing met de Utrecht, schreef een L. relsverhaal over Overheid. Hij ijverde tegen het toneel, >,paep Johans woninghe ende palaes'' te vooral tegen Lucijer .Vondel antwoordde Edessa; A 1598 vertaald. Vo1 wonderen; met hekeldichten, o.a. Uitvaert 1wr OrJ:/zJ, in het paleis staan levende leeuwen op 16j4, en Speelstryd van Apollo t77; Pan) elke trede van de trap; in de slaapkamer 16j4. Wittewrongel gaf daarop zijn Cbriswaakt een.zwaargewapende reus. Het Iti- telicke Huyskoudinghe uit, 16jj, en in nerarium vertaald door Johan Voet. 1660 hetzelfde werk, vermeerderd. als Oe- W itte Acolyen, De '--', Kamer van Retho- conomia C'âp'ëJ5a>2, ojte Christelicke Huysrycke te Leiden, met de zinspreuk ,,l-iefd' koudingbe, weer tegen Lucifer en ,,de godes 't fondament.'' Won de hoogste prijs deloze komedianten en landlopers''. Daar- 615 W ittewrongel 616 W olf in 't Schaepsvel op Vondel weer in zijn Tooneelscbilt 5/ Pleitrede voor /J:/ toneelrecbt) 1661. W ittewrongel had zijn boek aan de Stadsoverheid opgedragela en kreeg er f 2j0 voor. W'oelwijk, aan de Vliet bij Leiden, de hofstede van Scl'ivel'ius. Nvoensel, Dr. Pieter van N , 1747 1808, uit Haarlem, trok 1770 met Van Kinsbergen naar Rusland, vestigde zich a1s marinedokter te Amsterdam. Hij deed zich a1s gematigd vrijzinnig kennen i!4 zijn jaarboekje De /'-zfN/aap'Al, onder ps. Amurath Effendi Hekim Bacha, 1792 1801. Daarin behandelde hij de vragen van de dag: de invloed der priesters, opvoeding, vrijheid, het hoger onderwijs enz., onder invloed van Sterne en Fielding. Hij spot met het DikLe #/cl, de Constitutie van 1798 me$ 918 artikelen. Allcs in een k-leurige taalr die hem a1s prozaschrijver plaatst naast Stijl en de dames Wolff en Deken. In zijn jeugd een zwerver, altijd een onhuiselijk' vrijgezel. deed hij zich kennen in zijn geschriften a1s een rationalistische kosmopoliet, voorstander van vrijheid van gedachte en van verdraagzaaraheid. Bevorderde de losheid en vrijheid van het beschaafde proza. ln zijn Reisbel'inneringen beveelt hij de pest aan a1s werkzaam middel in de oorlog; doch alleen ,,defensief''. W oeringen, roofslot ten N. v. Keulen, Mraar 1288 Jan 1 van Brabant de aartsbisschcp van Keulen, de graven van Luxemburg en Gelre en de heer van Valkenburg versloeg en Limburg won. Tegenover Dusseldorp. Bezongen door Jan ls'an Heelu, 1291, om de roemzucht van de adel te strelen', half ridderroman: half rijmkroniek. Opgedragen aan prlnses M argareta van Engeland, hruid van Prins Jan van Brabant', zij moest er Nederlands uit leren. Het gedicht is bijna 9000 reyels groot cn is onze meest diclnterlijke rilmkroniek. Van Heelu prijst de Brabanders uitbundig, maar hij verkondigt ook de 1of van de dappere vijanden als de graaf van Luxemburg. Hij schreef a1s ooggetuige ,,dese yeeste die hi met ogen sach.'' Woeronc = Woerinyen. W oesthoven, Catharlna Rebekka zie Bildo.dijk. Nvoestijne: Jan van de pseud. van Alleays Hllarius. Nvoestijne, Karel van de '-- , 1 878 1929, geb. te Gent als zoon van een ketelslager, Flamingant, werkte mee aan de tweede reeks van Van Nu en Straks, woonde met zijn broer, de schilder Gustaaf, van 1 898 1904 te Sint-Maartens-l-atem aan de Leie, ten NV. v. Gent, het Vlaamse Barbizon. Hij werd ambtenaar te Brussel en tevens correspondent voor de Nw. Rottj, Ct.., in 192 1 hoogleraar in 't Ned. te Gent. Als dichter volgeling van Kloos in zijn eerste werk: Het P't/lt?râ;/ël, 1903. W ordt gehouden voor de grootste Vlaamse moderne dichter na Gezelle om zijn verzen in de trilogie: De Modderen Man, 1921; God aan zee, 1926 en Het Bergmeer, 1928. In zijn Laethemscbe Jrjt2t?t77; ovel. de Lente: 1902, geeft hij indrukken uit de tijd van zijn verblijf aldaar. Ander prozawerk is Janus wc/ het dubbele z/o/r/p/o/l, 1908, en De /JeJ/:,2J&e aanwezigbeid, 19 18., symbolische bewerking van klassieke verhalen, van overleveringen en heiligenlevens. In laatstgenoemde bundel De Boer die sterft, die op zijn sterfbed weer zijn gehele 1even doorleeft. Zijn Kunst en Geest in I'f/z/az/Jercz;, 19 11 bevat kritiek.; zijn Inter- /??J/â;z2 (tussenspelen) , 1912 1914, zijn dichterlijke vertellingen uit de Gr. mythologie a1s De Paarden zu/z Déomedes: De Terugtocbt (Orpheus en Eurydice) , Adonis, een woudspel. Zijn kritieken Ovev s'câr#wer.f en boeken, na zijn dood uitgegeven door het W oestijne-Genootschap. Ook bewerkte hij de Ilias in proza. Met Herman Teirlinck zette hij een grote roman in briefvorm op, De f-edwe/; Torens; nadat het werk 10 jaar was blijven liggen, schreef V. d. W oestijne een afsluitend hoofdstuk, 1928. In 1959 Onthulling van de gedenksteen te Latcm. A1s dichter moeilijk verstaanbaar; individualist a1s Boutens. In het Panorama heet het van zijn Interludiën van 1912 j,twee gedichtenbundels, met ingewikkelde, beeldrijke woordenpracht'' Opstellen over hem van Marnix Gijsen, 1921; van Joris Eeckhout, 1926 en '50; van U. v. d. Voorde, 1934. M . Rutten, De lyriek van Van de Woestijne, 195j. Er verschenen bloemlezingen v. zijn werk v. Greshoff, 1928; van Bernard Verhoeven, 1941, met karakteristiek. Studie over Leven t7c jverken 1, 1942, door P. Minderaa; proefschrift. hiarginalia 1# ket /,,,,.:77 en werh door F. v. Totlssaint van Boelaere, 1944. Nieuwe studie door A. van Cauwelaert, 1946. In zeven delen za1 het complete werk van Karel van de Woestijne verschijnen. De redactie bestaat uit Raymond Herreman, Dr. P. M inderaa, Maurice Roelants, Herman Teirlinck- en Prof. Mr. P. N. van Eyck, 1947. W olf in 't Schaepsvel, De - , berispdicht van Jacob Zeeus, zie daar. Hekeling van de valse priesters, de farizeeërs, ook van de vervolging van mannen a1s Cartesius en Kok, d.i. Coccejus. Het volk wordt met fabels en vertelsels (bijgeloof ) bedot: W oelwijk W olf Men jaeght een kint te bet met toverhexen, kollen, Kaboutermannetjes, nachtmerrien en (SPOOk; En 't lichtgeloovigh wicht, voor schaduwen elè rook, Voor 't meeuwen van de kat, en 't kraken van de trappen bevreest, Durft niet een voet van 's moeders (zijde stappen. Wolf, Johann W ilhelm ,v, 1817 '5j, uit Keulen, Vlaamsyezind Duitser, stichtte 184j een romantlsch geheim genootschap. Zie Heilig Verbond. Reeds in 1846 werd Van Kercikoven verbannen uit het ,,Rubenskamp'' te Antwerpen. W olf reisde door het land en verzamelde overleveringen. Hij gaf te Gent van 1845 'j1 zijn ts. GrootmoederLen uit voor sagen, sprookjes, liederen, en nog een ander ts., Wodana, voor oudheidkunde. Hij gaf in het D. en in het Ned. een , grote verzameling Ned. Volksoverleveringen uit, 1844 '46. Hij keerde naar D. terug en -1- te Darmstadt. W olf, Maryken of Mayken de ,v, 1 586- 163j, geb. te Keulen, werd 1610 de vrouw van Vondel. W olf-catz, Helma 'v, geb. 1900 in Nieuwen Sint-loosland op W alcheren. Prozaschrijfster. W olferd van Borssele, treurspel van Job. Bosscha, 1865, in rijmloze alexandrijnen, naar de kroniek van Melis Stoke. W olff, Adrianus N , 1708 '77, predikant in de Beemster van 1730 '77. Getrouwd met Elisabeth Bekker, sedert 1759 Betje Wolff. Wolff bedichtte De S:J#â/z2,g van ffe Beemster, 1763 en Aanspraak aan Wil- 1em F, 1775. Nvolff, Betje ,v, 1758 1804, d.i. Elisabeth Bekker, getrouwd met Ds. W olff in de Beemster. Zij schreef ter ere van Pascal Paoli, de leider van de opstand der Corsicanen tegen Frankrijk, bij zijn komst hier te lande, een lierzang: De Nt'#tv/rrlsche FryâtYl, 1769. Daarnaast in 1765 onder invloed van Young haar Eenzame Nachtgedachten en de vertaling van Tbe Gzutz: (Het Graf ) , van Robert Blair. Zij was geboren in Vlissingen. Op 17-jarige leeftijd vluchtte zij md Gargon, een jong vaandrig, doch ze kwam nog net op tijd terug en yerbleef toen eerst bij Mr. Hermannus Noordkerk te Amsterdam. In 17j9 trouwde zij met Ds. Wolff, d;e weduwnaar en jo jaar oud was. Eerst ging het slecht, maar in 1771 braken beter dagen aan, en in 1772 trad Ds. W olff op met een Apologie voor zijn vrouw, die om haa.r geschriften aangevallen was. 617 W olff Zij schreef o.a. Bespiegelingen over FJ/'J Genoegen, 1765., Walcheren, in vier Gezangen, 1769. Van haar ,,redelijk geloof'' gaf zij Flijk in haar vertaling van het Leeven van Jezus Cbristus van Craig, 1770. In de Lier-) Veld- c72 M engelzangen komt zij op voor deugd, vrijheid en verdraagzaamheid', 1772. Verder werkte zij mee aan het spectatoriale tijdschrift De G'ryzaard, 1767 '69*, zij schreef tegen ,,de ffjnen'' over opvoeding van meisjes, over poëzie. Van 1772 zijn De ONf7eF4z2J:F/#le Santâ/ r-f/-ff'â: Geloofsbeliidenis, een felle aanva1 op de dweepzieke orthodoxen en de schijnvromen, en De Menuet :70 de .D/zz/ineespruii. Dit is de luimige geschiedenis van een Groninger otlderling, die op de bruiloft van zijn dochter een menuet gedanst had en die, deswege van het Avondmaal uitgesloten, de dominees bewijst, dat zij geen pruik mogen dragen. Verder dichtte Betje W olff 2 ouderwetse rijmbrieven: Jacoba tc;zi Frank w,:2 Bol'selen, 1773; A1.- nold Geesteranus 4a72 M tll':'a 'zw/z Reigersbergen, 1775. Deze laatste geeft haar eigen godsdienstige opvatting weer. Haar Zedenzang J# het verbranden Jt?â' Amsteldamscben s'câ/z/zcô/fr#-f, 1772, was een aanval op de yyhooze dweepers,'' die deze brand een oordeel van God noemdeln. Bîj de installatie van W illem V a1s heer van Vlissingen dichtte Betje W olff haar Nieuw Scheepslieti, naar het voorbeeld van Huygens' Scbeepspraet', 1776. Toen kwam ook haar eerste grote prozawerk: Brieven w,-f>2 Constantia #,Jz//ï&, Dortslna, de geschiedenis van een ,jfijn zusje,'' die beproeft een erfenis te ontfutselen aan haar halfbroer; de schrijfster noemde zich de oudste J/câ/é'/. van JF#/pr den Heere #,z/- 1us D/rtçzzzl, zie daar. Dit was eel) bespotting te meer van de schijnvromen. Wegens dit boek en wegens al haar vrijzinnige uitingen werd zij zo heftig aangevallen, dat ook Burman haar verloochende. In 1776 kwam zij in aanraking met Aagje Deken; sedert 1777 na de dood van Ds. Wolff woonden zij tezamen, eerst in De Rijp, van 1781 '87 op Lommerlust te Beverwijk. Van 1777 zijn de Briellen z'ar Elizabetb Bekker c7z Agatha Dehen, in rijmende verzen; van 1780 '81 de Brieven over Ve1'- scbeiden Onderwerpen: van opvoedende strek-king. Reeds was Betje in 1779 begonnen met haar Proeve over de Opvoeding. Van beiden te zamen zijn de Economisclae Liedjes van 178 1, tot zedelijk-e verbetering van het volk. Ze maakte zich er door bekend en bemind; deze Liedjes werden evenvvrl. pelezen vn geprçzen a1s de kinW olff derversjes van Van Alphen. Maar dezt stukjes over brave diensthoden en tevreden arbeiders zijn nu niet meer te lezen. Daarop volgde in 1782 hd werk, dat heider naam blijvend beroemd gemaakt heef t: De Historie 1?= mejufjrouw .$W:, Burger- :2r/, opgedragen aan de Nederlandse juffers. Zij schreven deze roman in brieven op voorbeeld van Richardson en Rousseau. ln 1785 verscheen de 2e druk, in 1786 de derde; van 1784- '85 schreven zij de Historie van den Heer W illem Leevend, de grote roman in 8 delen, weer in brieven, strekkende tot ,,leerzaamheid en vrolykheid,'' d.i. tegen de heersende sentimentaliteit. Camphuysens opvattingen worden er in vertolkt: Aagje was bij de Collegianten groot geworden; Betje had de Gerdormeerde Kerk verlaten, toen men haar de eis stelde, nid langer naar de Doomgezinde kerk te gaan. Maar 't gevolg is, dat de roman één gerekte verhandeling werd. Er kwam geen tweede druk. W at er we1 kwam, dat was een Aanbangzel op W iIlem Leevend, 1786, een langdradig geschrift, dat de schrijfsters voorstelde a1s spotten' de met alle godsdienst. Ook andere stukken werden op haar naam gesteld. Daarbij kwam de haat der Prinsgezinden, zodat zij in 1787 uitweken en zich vestigden te Trévoux aan de Saone in Bourgondië, waar zij het naar hun zin hadden. Ze schreven er o.a. Wandelingen door Bourgogne, 1789, de Brieven z'az; Abraham Blankaart, 1787, en Hlstorie van Cornelia W ildschut, 1795- '96, roman in brieven met de ondertitel Gevolgen der Opvoeding. De gevolgen van een verwaarworden loosde opvoeding erin aangetoond. In 1795 had Betje een verzoek gericht tot de Representanten van Hollar d om het pensioen a1s predikantsweduwe (f 100! ) ; het verzoek werd ingewilligd, mits zij weer in Holland kwam. In 1797 vestigden de vriendinnen zich in Den Haag; dcor het bankroet van haar zaakwaarnemer waren ze behoeftig geworden; zij moesten van haar pen levenj in de Herderinnestraat. M . C. van Hall behartigde haar belangen; A. Loosjes, Van der Palm, Jan Lublink de Jonge waren de beste vrienden, maar ook zij konden pijn en zorgen niet wegnemen van de jmillionaire in teleurstellingen.'' Beide vrlendinnen stierven in Novcmber 1804 en werden begraven op het kerkhof Ter Nzvolging aan de Scheveningse weg. De Bataafsche Mij. voor Taal- en Dicht. kunde'' vierde haar gedachtenis op 14 Maart 1805 met een rede van prof. Konijnenburg en een lierzang van Van Hall. Te harer eer een gedenkpenning met a1s opschrift Ptftritte = voor 't Vaderland. Bewondering voor Rousseau blijkt uit Betjes werk; Voltaire bewonderde zij ook, doch alleen a1s dichter; op godsdienstig gehied kwam zij fe1 tegen hem op. In 1779 was haar vertaling verschenen van Raff's Aardr#iskunde voor kinderen in dc vorm van een reisbeschrijving. Zij vertaalde ook werk van de F. opvoedkundige M ad. de Genlis: Adele E'77 Tbeodoor of Brieven over de opvoeding, 1782 ,83, en Het Schouwtooneel voor jonge lieden, 4 Fundels toneelspelen voor kinderen: De JO/- scbe Vrienden, De gevaaren der waereld, De verstandige Man enz. Verder nog De kleine fw Bruyère, ,,of Karakters en zeden der Kinderen onzes Tijds.'' Van haar zelf is het Geschrijt E't'/zer bej= rl: Vrouw, autobiografie, 1802. Onder de vertalingen: De z-l der Ne! erslaavcn, zie Szavernij; 1790. t Leven van Betje Wolff beschreven door H. Frijlink, 1862; door Van Vloten 1866 en 1880; Ds. Joh. Dyserinck, 1884; Mr. R. H. J. Gallandet Huet, 1884; Johanna Naber, 1912. Gedenkteken te Vlissingen, 1884. Proefschrift Over de romans door H. C. H. Moqudte, 1898. Daarin wordt gehandeld over de invloed van Richardson. De opvatting van Busken Huet, dat Aagle weinig meer was dan de secretaresse van Betje, weerlegd door Jonckbloet, Van V1oten, Dyserinck en Kalff. Mw. Dr. H. C. M. Ghijsen behandelde Betje Woljj in z'E'r/pazzl met â:/ geestesleven van âtz/r /##, 19 19. Haar Brieven uitgegeven door Dyserinck, 1904., deze gaf ook een lijst van al haar werken in de Catalogus van de 1r''////-:'/;-1T)E>l':7C-/t77z/t7t7&- stelling van 1895. Busken Huet schilderde het Haagse leven der beide dames in zijo schets Daags na âtz/ Feest, Litt. Fanta- Sieën V. A. de Vletter schreef over De opvoedkundige denkbeelden wJ>2 1F'5/// en Deien. 1915. Navolgers met romans in brieven: Cornelia v. d. W eyde, Naatje Brinkman, Adriaan Loosjes Pzn., W illem Kist, Petronella Moens, Fenna M astenbroek en M argaretha de Neufville. W olffenbuttel, zie Brunswijk. W olfram von Eschenbach, :f: 1170 1220, de beroemde Mhd. dichter; schrijver o.a. van een omvangrijk epos over Parzival en de graal :t 1210. Wolters, Jan Berend N, 1810 '60, geb. te Hoogezand, stichter van de grote Groninger uitgeverszaak. W olters, W . P. - , 1827 '91, predikant te Harlingen, leraar te Leiden, secretaris v. d. Maatschappij van Letterkunde. Schreef 618 W olters W onder historische novellen, o.a. Lucretia J'fJ/E', 1888; Het oesteretend vrouwtje van /aN Steen, 1875; Het altaarbeeld 1/Jz2 SavenlâEzzzi, 1880, de roman van de minnares van Antoon van Dijck; De G/Wz//r van Ver/ rl, 1881, geschiedenis onder Keizer Domitianus; verschenen in De Gids. W onder, Koning - , uit de roman van IFJlewein, kon de gedaante van alle dieren aannem cn. W onder is de nieuwe Beurs, Een - , tend gedicht van Potgieter, 184j. Jan prijst hd nieuwe gebouw; de dichter antwoordt met een opsomming der ergerlijke gebreken. W onderdokter, De Delftsche .v, zie Graswinckel. Wonder Jaar, Het -? d.i. het jaar 1747, volgens de Vevsaameltng van dicht- en prozastukken over de verheffing van Prins W illem IV. Wonderjaer, In 't -, eerste werk van Conscience, over 1j66, geschreven 1837, herschreven 1841, d.i. op verlangen der geestelijkheid gewijzigd in een tijd van grote nood. Over ditzelfde jaar 1566 is een W aer Verbael van Marnix. Het wondere jaar opnieuw behandeld in een historische roman van G. P. Bakker, 1939. Deze laat een Groninger Jonker van W etsinge al de grote gebeurtenissen van 1566 mee beleven. W onderlyke Vryagien van Arantus en Rosemondt, De -, 1668; zie Boekbolt. W oord, Het -, letterkundig maandblad van Ferd. Langen, Koos Schuur en Gerard Diels, 194j. Medewerkers: Voeten, Schierbeek, Redeker. Verenigden zich met Ad Interim en ging daarmee op in De Gids. woordenboek, van 't Nederlands; het eerste van Gabriël Meurier, 1jj7; dan van Christoffel Plantijn, 1j7j; verder het beroemde Latijns-Ned. W db. van Cornelis Kiliaell, 1j74. W oordenboek, Ironiesch Comiesch 'w, zie Arend F/il:. W oordenboek, Middelnederlandsch - , 1evenswerk van Dr. J. Verdsm; begonnen door E. Verwijs, door Stoett in 1926/'27 voltooid. Het geheel bestaat uit 9 delen. Een tiende deel door De Vreese bewerkt tot de g; voortgezet door Lieftinck. Dr. Beekman bewerkt hd Mnl. waterschapsen dijkrecht. In 1911 verscheen Verdams Mnl. Handwx rdenboek, in 1932 herdrukt. W oordenboek, Nederlandsch - , eerste ontwerp op het 3e Taal- en Letterkundig Congres te Brussel, 18j1; Dr. M. de Vries en L. A. te W inkel redacteuren 186j; eerst ontwierpen zij de spellingregeling. Na de dood van Te W inkel werd Eelco Verwijs redacteur. Nadat het nodige kapitaal bijeengebracht was, werden in 1888 A. Beds, A. Kluyver en J. W. Muller re. dacteuren; in 1891 kwamen Uhlenbeck en W. de Vreese er Fij. Nu onder redactie van mej. dr. J. H. van Lessew dr. C. H. A. Kruyskamp, dr. K. H. Heeroma, mej. dr. N. Bakker. Zie ook Zieitegescbiedenis. W oordenboek der Nederlandsche Taal, Etymologisch - , uitgegeven in 1892 door Dr. J. Franck, tweede en derde druk bewerkt door Dr. N. van Wijk, 1912 en 1929. In 1936 verscheen hierop een Supplement van de hand van Dr. C. B. van Haeringen. W oordenboek der Pseudoniemen, Vermomde en Naamlooze Jcâr#z/erl, .door Dr. J. J. v. Doorninck; verscheen 1870 a1s BibliotkeeL 1u:2 Ned. Anonymen en Pseudoniemen. Zie A. de Kempenaer. W oordkunst, Over - , 1902, heftige aanval van Frederik van Eeden op de Nw. G/#J; zie Van Eeden. W oordt, M r. Anthony van der - , 1769- '94, uit Vlissingen, dichter, vriend van Bellamy. Rijmloze gedichten. Gestorven tengevolge van de va1 van zijn paard; voornaamste navolger van Bellamy, ook in de verheerlijking van ,,waarheid, vrijheid en billijkheid'': Een menschen-recht wordt weer een (heilig woord, W aarvoor tirannen siddren. vrienden. Toen Wenckebach in ziln gedichten opnieuw uitgaf, konden noch de Letteroejeningen, noch De Gids ze prijzen. W enckebach gaf ook zijn Levensbericht uit. Van der Woordt is ook natuurdichter; hij prijst de duinen, het strand en de zee. De gedichten nog eens uitgegeven door Victor van Vriesland, 194j. W ormcruyt met Suyker, historisch overzicht van de kinderliteramur door D. L. Daalder, 19j0. Van de Middeleeuwen tot heden. W orp, Dr. J. A. -, 1851 1917) proefschrift over Jan Vos, 1879; schrijver van de Gescbiedenis van Drazz;, en Tooneel in Nederland. Gaf de gezamenlijke werken van Const. Huygens opnieuw uit. Schreef in 1892 zijn studie over De Invloed wtf/; Senecl's /1wzrlp:jp/z op ons Tooneel. Verder schreef hij over Holl. vertalingen Nz; Griekscbe treurspclen, 1882. W oude, Johan van der ,v, geb. te Groningen 1906, schrijver van schetsen, vertalingen en romans. Belle luz; Zuylen, 1934. Jan Pietersz. Coen, 1937. Redacteur van Vr#e Bladen 1938-'40) criticus van Het Bewonderd door zijn 1845 619 Avoude Svoude W umkes Vrije Jzr5/1. Studie over 31. tes' :raal. Van hem ook Arnbem, betwiste .î/,#, 194j. W oude, Johanna van 'v, ps. van Mw. v. Wermeskerken-lunius. W outer Linge, schets van J. J. Cremer, pleidooi voor de Maatschappij van W eldadigheid, 1866. Zie Socitde romans. W outers, D. - , geb. te Bolsward 1876, tot 1922 hoofd van een school, schrijver over opvoedkundige onderwerpen. Gaf met Dr. J. Moormann Het Straatlied uit, 1933 en '34, met een vervolg in 1939. In 1940 Na Veertig jrwr, ,,zuid-Afrika in het lied van de straat''. Verder in 1940 Distributie- .g/./r e72 -pijn, het straatlied van 1914 - ' 18. Op schoolgebied oefende W outers grote invloed door zijn leesboeken', zijf) Neerlandia werkte hervormend op het letterkundig onderwijs aan de kweekscholen. Van 1941 '43 is zijn verzameling staatsliederen: Liederen uit de oude doos; 8 delen: Het J/alerle M innerierk Er is ::72 moord gebeurd. Geestelljie Liederen; Prap; Avontuuv en z/ilziAzE'; Bittere pillen, satirigeh. l87j. Over Brieven voor. hem k-otnt veel W outhers, Anthonius Franciscus N , geLn. 1641, in 1676 reeds f, advocaat, toneelschrilver te Antwerpen. Zijn klucht De twee vv/pe/yclc Schippers, 1675, is een navolging van de àfeni-leclnm: van Platltus. Hij hegon 1664 met De /7o'//#é Genof': fu ojte â:rltazzle onztoostlbeyt, ,,blyeindende treurspel in vaerzen.'' W raeckgierighers Treurspel, van Rodenburgh, hewerking van Revengel's T/u.gtpl.y van Tourneur. In het voorspel toespelilRgen op Coster en Bredero, zijn tegenstanders in d'Eglantier. Nvrake van Jeruzalem, Die N, van Mael'- lant, schets van de geschiedengs van Jeruzalem sedert de dood van Christus tot aan de verwoesting der stad door Titus? voorgesteld a1s de straf voor de Krulsiging. Verkorte vertaling van het Bellum //,/f&)'- cum (Joodse Oorlog) van Flavius Joscphus, door M aerlant gesteld a1s het slot van zijn Riimbijbel; de verklaring van d: ballingschap der Joden. w rake, Van Ons Heren ev, zie Heren en vergelijk Boec van der IFpwldr. W rake van Ragisel, zie R. W raken, Boec van der 'v, * 13j0, leerdicht met voorbeelden van Gods wrekende gerechtigheid. Uitgegeven 1869 door Snellaert, Ned. G'pJ. ltit de XIVe eeuw. Het was opgedragen aan Jan 1I1 van Brabant. W ree, sche liederen uit de oude doos. De /rz?r:72- Ls.uik. Verder Van W ater c/z Wind, zeee1) vissersliederen. En: De vrolijke lachduif. W outers, Hugo - , geb. 1925 te Belcele in 't Land van W aas ambtenaar aan 't ministerie van Financiën. Gaf zijn eerste verzen uit in het ts. Het Daghet ( 1947 '49) ; trad in 1949 toe tot de redactie van het jongerentijdschrift Arsenaal. Hij gaf 2 bundels gedichten uit; Verzen, 1949*, Obsessie, 19j0, vol ,,obsederende angst voor de dood.'' Woutertje Pieterse, het verhaal van de ontwikkeling van een kinderziel, van sjultatuli. Gedeeltelijk eigea levensbeschrijving. Met schildering van het leven der kleine burgerij in Amsterdam ten tijde van zijn jeugd. In levend proza. Opgenomen in dc Ide -en; onvoltooid. Het verhaal komt overeen met Contraste Olivier de uit Brugge, de, berijmde voortgancL J:7' .v , Vredius, 1 j96 16j2, oudheidkundige, rechtsgeleer- 1624 Den oorspl.onck ena'e C',fr/zc:/J/dr. N engbeldicbten: 162j. Wtenbogaert, Ds. Johannes -, 1jj7 1644, na de dood van Arminius de leidcr der Arminianen, de steller van de Remonstrantie van 1610., hofprediker van Maurits, gevlucht bij de gevangenneming val: Oldenbarnevelt, 1626 terug; regelde de zaken van de Remonstrantse kerk, 163 l weer prcdikant. Uitnemend prozaschrijver: Ses de /,/tz/J/(, Pl'edicatiën, 1639., Kel'ieàcâ, Historie: 1646, bestreden door Trigland, 1650. W ullen, Margareta - , zie Nicolaas Jft'/z/- sius. W umkes, Dr. G. A. 'v', yeb. 1869 te Joure. reeds dadelijk door ziln proefschrift bekend: De GtprE'/tlr///tztz/'l:' Kerk ï,; de 0/z;- melanden van 1579 1 795., predikant; 1924 '40 bibliothecaris v. d. Prov. Bibl. te und Fylrt/lt/x:'// van Friedrich von Sallet, 1838. Zo komt De Kleine Jobannes weer met Woutertje overeen. Maar Woutertjt is Hollands realisme. En vo1 spot bovendien: Meester Pennewip en Stoffel, juffrouw Laps, de familie 'en de zaak-Kopperlith. Uit de ldeën verzameld door Héloïse, d.i. Multatuli's weduwe, 1890. ln 1920 door Mw. Dr. v. d. Bergh van Eysinga- Elias. Opnieuw in 1938 door Prof. Dr. N. A. Donkersloot. Een Duitse vertaling, Die HJâtmzz/://pr des kleinen 1.r''a2/::/,, van W illpelm Spohr uit Friedrichshafen bij Berlijn, kwam uit ïn 1901. Opgedragen aan M imi. Naar W . genoemd jvoltter Bernbold. aangenomeu kind van M ultatuli en Mimï, Leeuwarden', voorman van de Friese beweging. Boddel's .Tz2 de Fry-ffe striid (Zwoegers in de Friese Strijd) , zijn standaardwerk, 1926. In 1908 medeoprichter van het Kristlik Frysk Selskip', sprak Fries op 620 Nvybinga de kansel; bijbelvertaler. In 1957 verschenen It ATJ: Testamint en It boeL jen de Psalmen. In 1949 verschenen zijn Gedenkschriften onder de titel Nei sawnticb jier. Wybinya, A. M. -, 1878 1948, Fries schrilver van godsdienstig werk en dicht. Friese psalmberijming, 1923. W ybo, Eusèbe - , 1849 1931, uit Brugge, toonkunstellaar, vooral Fekend om zijn verdienste voor het Vlaamse lied. Wybo, Joris ev, alias Silvanus; zie daar. Ook Sylvanus. W ybrands, Dr. Ae. W . - , 1838 '86, Doopsgezind predikant te Leiden. Proefschrift over de Abdij Bloemhof te W ittewierum in de 13e eeuw naar de Kronie- Len van Emo en Menko; 1885. Hij schreef over de Dlalogus miraculorum van Caesarius van Heisterbach, 1872; over de GedenLscbrijten van de ,J## Marièngaarde, 1879; over Het G'eéu'/E4#l Drama in Jt' M .E., 187j. W ybrands, C. N. N , 1851 1913, broer v. d. voorgaande, Doopsgezind predikant, schreef Het Amsterdamsch T'/t?vee/ van 1617 '72; opgedragen aan Joh. Hilman'. 1875 bekroond door de faculteit der letteren te Leiden. Wilchgel, Annetta A. M. -, geb. 189 l te Leeuwarden, schrijfster van verhalen en meisjesboeken. Het Dolle Freuletje, 1954. W ijck, Jhr. Dr. B. H. C. K. van der x , 1836 192j, hoogleraar te Groningen 1863, te Utrecht 1890, a1s opvolger van Opzoomer; in de wijsbegeerte. Schreef Nr. Job. K/zzlt'r als w#sgeer, 1864. W yckzangh, gedicht van Vondel van 1626. gemaakt op Scheybeeck te Beverwijk van Laurens Baeck, ter ere van Catbryn, die ter reie gaat met Diaen, de godin der kuisheid; het ware beter, dat zij ,,der minnen last'' aanvaardde! W ijde Kim, De ,v, bloemlezing uit Ned. en vreemde letteren vah G. Horreus de Haas, H. Ploeg en G. Stuiveling, uitgegeven door de Ned. Ver. tot Afsch. van Alcoholh. Dranken, 1957. W ijdeveld, Gerard 'w, geb. 190j, R.K. dichter, publiceerde 1940 '4j gedichten over Adolf Hitler, Arnold Meyer en de strijders aan het Oostfront. Hij was rector aan het Utrechts gymnasium en aan het R.K. 1yceum te Overveen. W yerman, J. C. ev, zie Wz-eyerman. Wljgaert, Ludo van de 'x', geb. 1909, Vlaams dichter. De purperen Vloek, Oosterscb Poëma. Wijhe, Alie van N-smeding, zie H. Smcding. W ijk Louw, Dr. N. P. van .v, geb. 1906, oudere broer van W . E. G. Louw, schrijver van Berigte te Velde, verzamelde opstellen, 1939; van Die dieper reg (het hogere recht) , ter gelegenheid van het Voortrekkers- Eeuwfeest, en van Lojale Verset, kritiese gedagtes voor ons Afrikaanse Ku1- tuurstrewe en ons litercre beweging ?'' 1940. Dichter', de voornaamste onder de Jongeren in Z. Afrika. AlleensprvlaL, 193j. Die él/zt?e Kring. RaLa, epos in verzen. Oprichter v. h. tijdschrift Standpunte, 194j. Hoogleraar te Grahamtown, daarna te Kaapstad; in 19j0 te Amsterdam benoemd. ,,Met N. P. van Nvyk Louw heeft de Afrikaanse poëzie haar plaats in de wereldlitteratuur veroverd. Zijn werk kan de vergelijking doorstaan met het beste, waarop de Nederlandsche dichtkunst na de wereldoorlog kan bogen''. (Dr. R. Antonissen.) W ijn, Mr. Hendrik van N, 1740 183 1, pensionaris van Gouda 1781, afgezet 1788., Rijksarchivaris van 1795 tot zijn dood. Medeoprichter v. d. Maatscb. v. Letterkun- #e. Hij schreef Bijvoegsels e7z Aanmeriingen o? Wagenaar, 20 delen en nog 2 delen Nalezlngen. Verder Histoviscbe H1m?2J'- stonden, 1800; Huiszittend Leeven, 1801- ' 12. Hierin de catalogus van de boekerij van de oude abdij van Egmond. In de Avondstonden onze eerste Gesch. der Ned. Letterkunde, doch nog slechts tot in de l6e eeuw. Over hem J. C. de Jonge, Van lF#z; als geleerde c72 staatsman, 1832. Wilnaendts Francken, Dr. C. J. ev, 1865 1944, wijsgeer, geschied- en letterkundige, schrijver over vele onderwerpen, stelde een prijs in voor werken om dc beurt over geschiedenis en essays. W ijnaendts Franckenprijs, toegekend dool' Letterkunde'' in 1941 aan S. Vestdijk voor zijn werk Albert Jz-:rtwo? el? de Idee. In 19zi9 aan M r. Abel Herzberg voor zijll bundel opstellen Amor F=//. W ijnbergen, Everdine baronesse van 'v , 1819 '74 > de eerste vrouw van Eduartl Dotlwes Dekker, 1846., bekend a1s Tine uit m/x Havelaar. Zij kreeg 1866 door Mw. Omboni een betrekking a1s gouvernante in ltalië; kwam nog eens b-1J Dekker terug, ging 1868 opnieuw met de kinderen naar Italië; $-, te Venetië. Haar brieven (in het F.) aan Mej. Stephanie Etzerodt, de latere Mw. Omboni, uitgegeven door Dr. Julius Pée, 1895. W ijnbergen, J. 'x', dichter van de Vot'- maeckte Laurencrans over />tp/ zegenl'ijcke jaer van 1629. (Zilvervloot, 's-Hertogenbosch, het vertreck des vijands uyt de Velu.) Te Harderwijk, 1630. Wijngaert, Van den 'w, spel van C. Everaert.' zie daar. Naar de gelijkenis van Jezus. Wijngaen, Frank van de -, geb. 1901 te 621 W ijngaert W ijngaert Kontich, Vlaams expressionnistisch dichter met humanistische strekking, prozaschrijver en essayist. W ijngaert, L. v. d. -, geb. 1901 te Lier, dichter. W ijngaertrancken, De 'w, een der beide Kamers van Rethorycke te Haarlem; zinspreuk Liejde bovenal. Schreef 1613 wedstrijd uit; daar verschenen de Kamers v. Brugge, Oudenaerde, Antwerpen. De vraap luidde: Of Gods genade door Christi lijden en 's gheestscracht ons salicheyt maer ten deel of geheel heeft gewracht. De antwoorden zijn uitgegeven a1s Der redenrij - cken Springh-Ader, 1614, Nootwendiclq Vertoogb der alleen-suyverende springader aller Linderen Gods: Vervaet in verscheyden antwoorden der reden-riicke J/zi,gEvz/. Van 1833- '40 gaven de Haarlemse rede. rijkers in 2 delen uit de overgebleven spe- 1en uit a1s Vruchten ingeumeld #47/1, De Jrzrzljrcçerlrarldr. H. Gerlings Czn. schreef de geschiedenis der Kamer, 1874. Wijnstok, Arnold -, 1830-'78, toneelspeler te Amsterdam. W yse mannen van Rome, De hystorie van die seven - , het volksboek, bewerkt naar de Zeven Vroeden; zie daar. W ysgas, volgens Brandt de straat in Kculen, waar Vondel geboren werd in het huis, ,,daar de viool uithing.'' Blijkens Vondels Geboortclock is de bloem bedoeld: Komt, Nymphen, breyd een stool Van bloemen hem, die 't licht eerst sagh in een viool. De straat, vlak bij de Rijn, heet nu Witschenyasse. Wifsgerige moderne dichtkunst, bij Verwc, Van Eyck, Dèr Mouw, Uyldert, Guttellng, Van Suchtelen, Pauwels. ,,Niet het woord is hun het kosthaarst, maar de zin.'' Zie Verwey en Dt Beweging. Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb ! geschrift van Multatuli, 1861 uitgegeven ten bate van de slachtoffers van bandjirs in Indië op verzoek van Nijgh te Rotterdam, directeur der N, Rott. Ct. Het bracht f 1300 op. W yttenbach, Daniël - , 1746- 1820, geb. Bern, professor te Amsterdam, 1799 Leiden; een van de grote voormannen op het gebied der wijsbegeerte, doch vooral van de klassieke letteren. Y. Y, Op 't - , gedicht van Potgieter, die een brug wenste over het IJ en spoed met de aanleg van Ilmuiden. yeesten (F. gestes = daden), de M.E. naam voor een berijmd geschiedverhaal. Zie Brabantscbe Yeesten. Verder: die Yeeste z?a,2 den J&# van W oeronc, zie W oeringen. Eel) andere vorm is geesten; zie Alexanders Geesten. De dichter van Den Grimbergscben Oorlog noemt zijn werk een ,nvral'e geste.'' d.i. een waar verhaal. Melis Stoke spreekt in zijn Rijmkroniek van giesten. Ymmelot, Jhr. Jacquo x', heer van Steenbrugge, geh. 1574 te Yperen, L., F. en Ned. dichter, o.a. van een sonnet op het Turfschip van Breda; gaf 1626 een F. verhandeling uit over de nieuwe versmaat; j' 16j0. Claude #t> Clerck zegt van hem daarom, dat hij 't oud mis-singhen toont, en 't nieuw zoet-singhen leert. Yntema, Jacob W ijbrand 'v, 1779 1858, een deftig boekhandelaar te. Amsterdam, 1815 redacteur der Vad. Letteroefeningen; kreeg twist met de uitgever Beyerinck; aanleiding tot de oprichting van De G'/Jy, 1837. Hij was een tegenstander van de Romantiek. Zelf ook dichter. Young, Edward - , 1685 176j, hofkapelaan van koning George 1I, daarna predikant te W elwyn, rationalist en man der Verlichting, gevoelig dichter. maakte grote indruk, ook '1n de Nederlanden. Zijn he. langrijkste gedicht is Tbe Complaint t7> Nightthoughts (De klacht of Nachtgedachten) , 1742 '4j, over dood, graf en onsterfelijkheid, een der eerste uitingen van de Sentimentaliteit. Vertaald in proza door Lublini de Jonge, 1766, a1s Nachtgedacb- /c7z; 2e druk 178j; in 4 deeltjes, ,,geschikt om by zich te dragen.'' Nagevolgd in Eenzame Nac/p/vEWtzc/J/E'v van Betje Wolff, 1764. Vereerd door Van Alphen en nog veel meer door Feith: te Ziet de bleeke maan verrijzen, Als zij over de akkers klimt, Ziet hoe 't lange gras der graven In haar kwijnend schijnsel glimt. X. Xantippe, ,,of het Booze W yf des Filozoofs Sokrates beteugeld,'' blijspel van ungen- ##J, een stuk eigen leven, 1755 voltooid. Yperen, Kamer van Rethorica van N, de Alpba en Oweo ; zie daar. 't Blazoen vertoonde Vrouwe Rethorica boven een banderol md A & 0, omgeven door een stralenkrans met Spirat ubi vult (L. = hij blaast, waarheen hil wil) . Yperman, Jan -, chirurgijn te Yperen; # * 1332, schreef een Medicine boeck en een werk over Cyrurgie, utu 1528. Uitgegeven door E. C. van Leersum, 1912. Ypes, Dr. Catharina - , geb. 1905, schreef 622 Ypes Ypey 1954 haar proefschrift Petrarca in de Ned. Letterkunde. Van 194j zijn haar Legen- J:72 van Sint-Franciscus, vertaling van de Fioretti di San Francisco van t 1400, met inleiding. Ypey, Annaeus .x', 1760 1857, predikant, 1799 hoogleraar te Harderwijk, 1812 te Groningen. Schreef godgeleerde en historische werken, o.a. Oudbeden 1u/2 bet Gooreckt :72 Croningen (met H. 0. Feith) . Ook: Gescl). der Ned. Tale, 1812 en '52., Over de Staatenoverzetting des Bijbelst 1807. Gaf 1805 de Gedicbten van Higt uit. Ypma, Jo -, Chr. prozaschrijfster; Boven de p//Jdr de bemel. yrauden (herauten) , de menestrelen, die a1s speelman optraden; zfe beraut. Yselkout, mengelingen :72 bljdragen van Dr. J. v. Vloten te Devehter. 18jj. Hierin een studie over Asselijns Jan Klaaz. Yselveer, W illem Jansz. N, Rotterdamse rederijker, schrijver van de Dialogus in rym gbestelt tusschen Gberejormeert p,- triot ende Roomscb Catholyc over het Twaalfjarig Bestand; zie daar. Hij was de ziel van 't Rotterdamse refereinfeest van 1598', hij was ook op de dichtwedstrijd te Leiden 1j96, te Schiedam 1603. Ilselzwaan, De -, bijnaam van Rhijnvis Feith die t te Zwolle woonde. Ysengrlmus, L. gedicht m et verhalen over de Vos Reinaerde, van magister Nivardus uit Gent, 7!7 11j0; het oudste en uitvoerigste; 7 verhalen met 5287 disticha. Bevat reeds de eigennamen, die ook in Relr< E'r/ voork-omen. Uitgegeven onder de onjuiste titel Reinardus Vulpes docr Mone, 1852., door Voigt a1s Ysengrimus, 1884. Studie van L. W illems, geschreven in het FX., 189j .Van J. v. Mierlo: Het vroegste ïerezzep/-f, 1943. Zie ook Ecbaais Captivi. Ysermans, Joan N, zie Yzerlnans. Ysopet = Esopet; zie Esopus. Ilssel de Schepper-becker, Jo van -, geb. 1885 te Rotterdam, recensente aan de Nw. Rott. Ct., schrijfster van romans en toneelwerk. Schreef eerst a1s J. M. Goedhart- Becker. llsselstroom, De -, stroomdicht op de wijze van Antonides' Ystroom, door J. Norel; rijmelarij van 1695. Ystoriën Bloeme, Der .v , dichtwerk uit de 15e of 14e eeuw over de levens der apostelen. Uitgegeven door A. C. Oudemans Sr., 185j. Vertaald uit de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine; bijna 4300 verzen over de y,twaalf pilaren,'' waarop kerstenheit es ghefondeert.'' Ilstroom, ,,stroomdicht'' tot verheerlijking van Amsterdam, van Antonides, 1671. Opgedragen aan Kornèlis de Vlaming, heer van Oudshooren, burgemeester van Amsterdam. De dichter had lust een tafereel tot lof van Y te (maelen, Den grooten Koopstroom en zijn' rijk- (dom op te haelen. Met lofdichten van Buysero, Joan Six, Vondel. Constanter, Vollenhove, J. Oudaen, Laurens Bake, G. Brandt Jz. Ilzerman-ltmius, Mw. N, 1847- '90, ps. Annie Foore, schrijfster van Indische verhalen. Bogoriana, 1889. (Bogor = Buitenzorg.) Indiscbe Huwelijken, 1887, enz. Yzermans, Joan -, geb. n!u 1590, kleermaker, factor van ,,De Olyftack'' te Antwerpen bij 't refereinfeest van Mechelen, 1620; had voor zijn spelen reeds in 1618 een youden medaille gekregen, maar maakte zlch niet bemind met zijn spel Braban- Sa over den desolaten staet f?aA; Antwerpen. Kwam 1629 met zijn spel Den Loj van Poesis en in 1651 met Reinaert de Vos of der dieren oordeel. Van hem ook het liedboek Triumbbus Cupidinis, 1628, met bruilofts- en mlnnedichten, lofdichten en tafelspelen. Zijn spreuk was Liefde doet bopen. Z. Zaaier, Een - , de titel van Vosmaer's Studiën over sfultatuli's Irz'éFJE'>;, 1874 geplaatst a1s feuilleton in Het Vaderlandk later a1s inleiding gedrukt v6ôr Multatuli's Verzamelde Jrz-eréer. Deze had a1s motto boven de Ideën geplaatst: Een zaaier ging uit om te zaaien.'' Zaalberg, J. C. 'w, 1828- '85, modern predikant; is nog bekend door Multatuli's aanvallen op zijn moderne opvattingen; in de Ideën. Ging 1876 naar Paramaribo. Zaanlandsche Arcadia, zie Snnlandscbe a4. Zaender Bloemestralen, liedboek- van 1649, te W ormerveer. Zakbibliotheek van Vernuft en Smaak, 1797- 1804, verzameling van vertalingen, vooral van toneelwerk; bij Allart te Amsterdam. Vergelijk Vaderlandscb Zalboekje. Zaletguffers, Het Leven en Bedrijf van de hedendaegsche Haagsche en Amsterdamsche - , picareske roman van Timotheus ten Hoorn, 1696; verhalen uit de damesgezelschappen over moord en doodslag en tweegwechten, op pornografische wijze verteld. Zalichede, Leeringhe der 'w, zie Jan Praet. Zandhorst, zie Santhorst. Zandstra, Evert -, romanschrijver. Het klotsende meer. De vlammende beide. De 1,##: stilte. Volk van Jrl/er, 1942. 623 Zandstra Zangen des Tijds 624 Zee Zangen des Til-ds, politieke gedichten, vooral véör en over het jaar 1848. 10 van Potgieter in liherale zin: Verandering van Amsterdams W apen: 1841., Htdvef:/ zztz.f W aie, 1851., Het Nleuwe Tolkuis, 18j9; Aan T't/?t'r/:, 1861-, Ter Gedacbte- ?2/J.çé', 1863. 20 van Da Costa, in anti-revolutionnaire richtillg; zie politieie poëzie', 30 van Ten Kate, eveneens in de trant van maandhlad van Amaat Joos, 1899- 1901; gestaakt uit geldgebrek. Herleefd in de Oostvlaamsche Zanten sedert 1926. (Zante = handvol samengelezen korenaren) . Zebaer Herten, De .v, zie Zeegbare Jf:7.- ten. Zebedeiis, De W onderlijke Avonturen van 'v zie Van Looy. Zedekunst, dat is W ellevensk-unste, llet humanistische hoofdwerk van Coornhert, 1j86; handleiding voor levenswijsheid met een overzicht van de deugden en de plichten. Opnieuw uitgegeven door Dr. B. Becker, 1942. Zedelessen uit de Oude Verdichtzelen, zie Leerzaame Verdicbtzelen. Zeden, die Bouc van 'v, leerdicht uit de Bilderdijk: Aan Nelr/z/rl, 184()., Roepstem, 1840., #ar#J, 1848., De C////E'r/, 1849. 40 van S. J. v. d. Bergh, verzen van ,,een geacht burger en braaf huisvader,'' 18j0 - ' j-/ e. jo van Helvetius v. d. Bergh, Jan de Droomer en Hcâ///erl/rJer'Jacâ/e/zl'cer/ïp. 60 van Engelen, Staatsbervormenj 184j, tegen de Grondwetsherziening, satlre, Horatius nagevolgd. 70 van Ter Haar, Aan ::,77 Apostel JpJ ongelooh, 1841., Parljs op ::770 der Junijdagen f?yJ?7 1848., De Ckolel.a, 1849., Het Communisme, 18j0. Beoordeeld zoor Potgieter; Holl. Polit. Poëzy, 1848. Later tijdzangen van Schaepman: De fc//ttz' en âlar honing, verheerlijking van Paus Pius IX, 1867; Parijst 1872; Napoleon (111), 1875. Zanggodin, De Vrolyke ,v, ,,mengelwerk van vernuft'', gedichten en liederen, 2 delen, 610 blz., 1781. Zangh-Bloemzel, bundel liederen van Joala Albert Ban te Haarlem, van Huygens, Hooft, Tesselschade e.a. met muziek van hemzelf. Daarin bv. Rozemondt, â/t?cp speelen zz/f'â? singen van Hooft en Onderscheidt J//JJC-/Z:ZJ een W ilde zarérâ.f/ép' van Tesselschade. Tamme 14e eeuw, evenals een ander gedicht Van ZEW:72 over omgang en (edrag in het dagelijks leven. Het eerste ls een doorlopend gedicht', het tweede bestaat uit korte coupletten. Uitgegeven door W . H. D. Suringar, 1891: '92, beide naar het Comburger handschrift. Van Zeden is het L. schoolboekje Facetus, in Mnl. verzen overgebracht. Blommen baert dit hovekijn Van goeder leere ende vruechden fijn. zedenromln, schetst maatschappelijke toestanden, zodat de meeste romans daaronder te brengen zijn. Lidewijde van Busken Huet; Pastorie zwp; Mastland van Koetsveld; hkerijntje G'/fjzez; van A. h1. de Jong; Ferdinand Huyck van Van Lennep; Eline Vel'e van Couperus', De Z5?2#a,/p. van A. van Wijhe-smediny; Waav Aftas.f en A't?/':// l'ijpen van Jant Nlenhuis. Zedenzang aan de sfenschenliefde, bij het verbranden des Amsterdamschen Schouwburgs, 11 Mei 1772,, gedicht van Betje W olff tegen degenen die de ramp toezangspel, d.i. blijspel met zang, ingevoerd schreven aan Gods wraak: te Amsterdam door Neyts, die 1779 naar Haarlem vertrok. Bartholomeus Ruloffs en Pieter Pijpers kwamen nu in Amsterdam voor het zangspel op, 1783. Toen werd Zemire en Azov van Marmontel, door Pijpers vertaald, 13 maal vertoond. Daarop volgden andere stukken van M armontel, Favart, Sédaine en Anseaume en zelfs opera's a1s Die Zauberjlste van Schikaneder met de muziek van Mozart, 1799. Daarnaast balletpantomimes. Ruloffs was van 1773 tot zijn dood in 1801 ork-estmeester. Zie opera. Klugtig zingspel = opéra Schijnheiligen! heht gy dan harten, hard a1s staal ? Kunt ge, in dit tlroevig lot, Gods wraak en toorne leezen ? De werken van Voet toneel schriften en Schoock tegen het werden herdrukt en veel strijdverschenen; zie ook Ned. Bibliocomique. Zantek-oorn, ,,nagelaten rapelingen'' van Guido Gezelie's dichtveld,'' verzameld doo, Caesar Gezelle', 1925. Zanten, L. van .w, zie Santen. Zanten, Vlaamsche -, dat zijn stukjes over gebruiken, oudheidkunde en volkstaal, theei. Zedeprinten, dichterlijke lcarakterschetsen van Huygens, 1624; k-oning, gezant, hoveling, predikant, dokter, professor, vrijster, bedelaar, waard, boer, beul, matroos, enz. Zie buispoëet. Uitgegeven door E'ymael, 1891, en in het Pantbeon. 1895. Zee, F. J. de -, 1874 l9j0, geb. te Oldeboorng Fries schrijver en dichter, 1921 '59 burgemeester van Veendam. Zee, Sjouke de -, geb. 1867, Fries voor625 Zeeusche lkachtegael drager, spreker en schrijver; Chr. socialistisch Statenlid. Zee, Daan van der - , geb. 1880 te Schiedam, 1920 '28 secretaris van de gem. Batavia, 1907 medeoprichter en tot 191j voorzitter van de Bond van Christen-socialisten', in Batavia red. h. Indiscbe VolL. Romanschrijver. Zee, De Muze op -, Floemlezing van zeegedichten door Adriaan Merriën, 19j1. Zie ook zeeromans. Zeebots, W illem - , 1625 '90, pastoor van W akkezeele 1667 '90, -? in de abdij van Park bij Heverlee in Z. Brabant; schrijver van 4 geestelijke toneelspelen. Het vierde, Henrick den VIII, Koningb van Engelant eindigt md het vermar : Voorts hout u in den schoot van Godes waere Kercke zeeromans en -verhalen: Buning; Van Schendel. Johanna Maria; Jan de Glorie. Zeestraet van 'J-Grt&:72/J,:e op Scbevening, aangelegd volgens de plannen van Huygens van 16j3, voltooid 166j, door de ontwerper bezongen 1667. W esterFaen en S. Simonides schreven lofdichten. Borst- Feeld van Huygens aan de weg in de Bos- J PS . Zeetriomf der Vrye Nederlanden, De - , gedicht van Vondel op de Vierdaagse Zeeslag, 1666: van A. Het Hartog, W erumeus fregatscbip Hollands Tromp schijnt scheutvry, en verandert, Moedigh op den leeuwestandert, Zevenmaal van kiel op kiel. Toen de noot hem overviel, Quam helt Ruiter En toont u Catholieck Streven door de doaenndgeerksclhooootetnen..,... met Catholiecke wercke. De 4 stukken gedrukt 1662. Levendig en natuurlijk is de bewerking van De Historie van den suyveren Patriarcb Josepb, bijbels drama, in 5 delen. Hij zette het geestelijk drama en het zinnespel der M.E. voort. Zeebout, Ambrosius - , kapelaan en reisgezel van de ridder Mber Joos van GâJJtele; zie daar. Hij gaf de betrouwbare beschrijving van de reis uit, 1jj7. Zeegbare herten, De N , kamer van Rdhorycke te Roeselare, gewijd aan St. Barbara; (zeegbaar, seebaer, sedebaer = zedig, ingetogen) . De Gescbiedenis der Kamer werd 1854 geschreven door A. Angillis. Zeegers, L. Th. - , 1818- '84, uit Amsterdam, kostschoolhouder, schreef 1847 een Ne#. Chrestomathie, vaak herdrukt. Zeeleeu op den Teems, loflied van Vondel op de Tocht naar Chatham. Zo had Vonde1 in 1666 De Zeetriomf der vrye Nederlanden verheerlijkt, een Zegezang t/tzE'r den Zeestrijt gezongen, bijschriften gemaak-t bij de afbeeldingen van De Ruiter en Trompk en in Juli 1667 kwam daarbij de Zeegevier der vrye Nederlanden op den Teems. Zeelhem, Zeelemj dorp ten W . v. Hasselt in Belgisch Limburg op de grens van Brabant; heerlijkheid door Frederik Hendrik aan Huygens geschonken, 1645. zee-lyrlek, zie /. H. Eel/Jo;//. zeemagaziln, gehouwt op Kattenburgh 'tAmsterdam, yerheerlijkt met een groot gedicht van Vonzel, 16j8. Zeeman, C. F. x , 1828- 1906, uit Numansdorp, predikant. Spreekwoorden xzz den ##le2 ontleend, 1876. Zeemansliedies, van J. v. Lennep, verschenen in Aurora van 18j0 en in de almanak Holland. Zeep, Claes - , zie Seep. Herinnert aan de 37ste ode van Horatius ter ere van de zeeslag bij Actium. Zeetriumph der Bataafsche Vrijheid, De - , 2 delen, 1782, van J. le Francq van Berkhey. In 7 boeken verdeeld; prachtwerk met platen; 2500 intekenaren, die volgens Feith bekocht waren. Van 1783- '85 verschenen dan ook de Nodige 1#/:./,2 met scherpe veroordeling, waarschijnlijk van Pieter 't Hoen. Zeeus, Jacob 'v, 1686- 1718, de dichterlijke notaris en landmeter van Zevenberen. Door Pieter Nuyts, zijn leermeester ln de dichtkunst, kwam hij in aanraking met N. V. A. en met Poot. Zie Poëtenoorlog. Hij komt op tegen de naiiperij van alles wat Frans is. In 1711 maakte hij naam met zijn hekeldicht De Wolj in bet schaepsvel, gericht tegen de orthodoxe predikanten, die Balthazu Bekker vervolgd hadden, en gericht tegen het geloof aan heksen en spoken. Verder schreef hij herderszangen en bijschriften bij zinnebcelden. De eerste dichter der Verlicbting. Zijn Feste werk zijn de hekeldichten, ,,berispdichten'' noemde hij ze zelf. Behalve De Wolj ook o.a. De ongeblankette werEO, een hekeling van bedorven zeden, gierigheid, hoogmoed; naamloos verschenen. Poot gaf het le deel van zijn gedichten uit; Willis bezorgde de Overlebleve Gedicbten met een levensbeschrilving; Joan de Haes dichtte een rouwzang. Zie W illis. Zeeus maakte een grafschrift op Buysero, waaruit blijkt dat deze liederlijk aan de drank geraakt was. Zeeusche Nachtegael ende desselfs dader- 1ey gesang, van Anna Roemers, Simon van Beaumont, Cats, Adriaan Hofferus, burgemeester van Zieriksee, Jhr. Philibert van Borselen, burgemeester van Tholen, Adriaen Lcttcrk, Nvrdbk. 2e dr. 40 Zee Zeeuwse dichters Valerius, Jan de Brune, A. van der Venne en Juffrou Johanna Coomans, huysvrouwe van Johan van der Meerschen, rentmeester der Staten. Rechtzinnige dichters met godsdienstige en stichtelijke poëzie, behalve Beaumont en Van der Myle. Men vindt er b.v. lofdichten op de Ba1- sem Gileads l'oor Zions Irzzr/rle van Ds. Teellinck-. Maar er is ook amoureuze poëzie in, zoals de Zeeuscbe Mey-clacbt van Van der Venne. Bij de Zeeuwse dichters is meer leerzaamheid en eerbaarheid dan kunst en schoonheid. Hd dryderley gesang'' :1 was 10 Minnesang, o.a. 16 sonnetten van S. v. Beaumont; 2 O Seden-sang en 30 Hemel-sang. Hoofdman was Jacob Cats. Achter de Zeeuscbe Nacbtegael volgt het Tdo.eel t?,N Sinne-Mal van Adriaan d. Venne, die het werk met 8 kopergravures versierde. Zeeuwse dichters, zie Cats, Hondius, Hoffertls, De Huybert, Van de Venne, Simon van Beaumont, Zeeusche Nachtegael, Johanna Coomans, Philibert van Borselen, Adriaen Valerius, Jan de Brune, Mr. P. de la Rue. Dan Antonides en Zelandus. Prozaschrijvers: Johan de Brune de Oude en de Jonge, Bellamy. Zeevaert, Het Lof der .v, gedicht van Vondel, 1623, opgedragen aan Laurens Reael. Zie Loj. Zeevaert, Vrije 'v, lofdicht van Vondel ter ere van Marten Harpertsz. Tromp, 1655. Zeevarende Luyden en Zee-poëten, studie van G. Kalff, 191j. Zie Val.en :72 Vecbten. Zefiro Bueno, Don ,x', de naam van Multatuli in Vosmaer's Idylle: de beschrijving van het uitstapje naar Ramsbach in 1874 (bij Wiesbaden) . ln Vogels van J/- lterse pluimage. zegel op de dagbladen, hield de ontwikkeling van krant en tijdschrift tegen. Afgeschaft 1869. Gevolgen: romans in feuilletonvorm; letterkundige overzichten. Zege na strijd, burgerlijk drama van Schimmel, 1878, ontleend aan zijn eigen roman Het #é'z/,2 van baas I,Qzz Ommeren. Zegen Gods door W aterloo, De - , satire van Multatuli ter gelegenheid van de herinneringsfeesten in 186j. Zegepralende Kennemerland, Het - , plaatwerk met teksten van Brouërius van Nidek, 17 19. Op dezelfde wijze gaf hij in 1719 De zegepralende Vecht uit. Zegepralende Vecht, De ,v , zie Z. Zeger van Kortrijk, oppermaarschalk van Gent, schoonvader van Jacob van Artevelde, 1356 op listige wijze gevangen genomen door graaf Lodewijk van Nevers en onthoofd te Rupelmonde 1538. Zie Hisl/ rgz/dt/erezi. Zegevrijt, de Ned. naam van Siegjried in het overgebleven fragment van het Nevelingenlied. Zegezan g y ,!An den Grootmachtigsten Ko- ning 7r'illllm f/J, 1699; in Parnastaal, van T-udolf Gockinga. Tevens de titel van de gehele bundel, die allerlei gedichten bevat. Zie Playerwater. Zegezang d'er Matrozen, zie Zilvcrvloot. Zeggelen, M arie Christine van ev, geb. 1870 te Den Haag, dochter v. d. volgende. Schr. v. kinderboeken, toneelwerk en romans. Historische trilogie: Een f,J//J: JzC Kennemerland; Een Jf//#aw, uit #e 18e eeuw, 1937; Festijnen en Perikelen, familiegeschiedenis in Den Haag, 1959. Uit de Franse Tijd; de patrici ' èrs verdrongen door de Patriotten. Zeggelen, W illem Josephus van -, 1811 '79, Ned. humoristisch dichter. Pieter Spa, 1858*, Twaalf herdnlkken. Gezocht spreker in Oefening; zie daar. Daar oogstte hij roem met zijn Sermoenen van Pater Brom in de trant van Pater Abraham à S. Clara. Bewonderaar en volgeling van Tollens. Zijn leven Feschreven door Ising, 1879. Van Zeggelen was werkzaam in de drtlkkerij van Giunta d'Albani in Den Haag en klom er op tot hoofd van de zaak. In zijn beperkte vrije tijd dichtte hij zijn verzen en in 1871 '75 vertaalde hij Le llë.fazz/âr/p: en Tartujje van Molière. zeggers = (sprookjsprekers. Zelandus, ps. van Bellamy a1s dichter der Vad. Gezangen. Zeldam, de voorletters van het Utrechtse gezelschap, dat Janus uitgaf ; zie daar. Z = Van Zon, E, niet bekend; L B. T. v. Liebeherr; D. en A. Ritmeester d'Averoult; M = Mansvelt. Zeldenthuis, Jan J. -, geb. 1894 te Westervoort; gemeenteambt. te Amsterdam', dichter der natuur; Langs Heide :/2 Akker; Dr/s- :777 Verlangen; Jzr,?& Onrust :'/C Verteedering. Zelfkeur, bloemlezing uit het werk van een aantal letterk-undigen van stukken, door hen zelf gekozen, in j delen uitgegeven door de W . B. voor 't Ondersteuningsfonds der Ver. v. Ned. Letterkundigell, 1907 '19. Zendbrief aan de Kamer In Liefde Bloeyende, door Hooft in 1600 op 8 Juli uit Florence geschrevel), gedicht van 256 gels, opgenomen in Stoett 1, 5; met aall het slot: Godt spaer u darick u sien Gelijck a1s van binnen weenich mijn tot vreucht, en spreken, te voor, mach, weken- 626 Zendbrief aan de Kamer Zendbrief Elizabeths Zendbrlef Elizabeths, ,,welke ziJ gezonden heeft aan Cornelius..... door E. B...,..,'' d.i. Elisaheth B/ker aan Cornelius Loosjes, predikant te Haarlem, door Betje W olff geschreven na een zware ziekte in 1770 in de stijl der Statenoverzettiny. Loosjes gaf deze brief uit na de verschilning van Willem Leevend! 178j. Er Flijkt uit hoezeer zij aan Loosles l gehecht was. Zernlke, Dr. A. .v, nu Mw. Mankes, schreef een studie over de Duitse dichter Raine) Nl4'/ Rilèe, 1875 1926, en over zijn invloed o? de Ned. dichtkunst. Zernike, Ellsabeth 'v', geb. 1891 te Amsterdam, romanschrijfster. v. d. Hoogtprijs, 1921. Studie over Herman Robbers, 1928. Bruidsttjd, roman, 1940. ln 1949 verwierf ziJ de Amsterdamse prijs voor 't beste gedicht. Maria wz/zz Oranje (dochter van Prins W illem) . Kartini. Zes Luimige Brieven van Bilderdijk, 1779, uitgegeven door Jhr. Mr. F. van Breugel, aangehuwde zoon van Bilderdijks zuster, Mw. W entholt, aan wie de brieven gericht waren; 183j. Zesse baladen in eene, rederijkerskunststuk je: een ballade, die op zes manieren te le :en W aS. Zestiende-eeuwsche Dietsche volksliedjes, zie Souterliedekens II. 1648 en 1848, een der politieke verzen van Da Costa, over pauperisme, communisme, anarchie; de dichter stelt er toenadering tegenover Van VOrSt en VO1k, van arm en rijk. Hij vergelijkt het vredesjaar 1648 mét het revolutiejaar 1848. Zetternnm, Eugeen ,v, ps. van Joos Jozej Diricksens, 1826 'jjy uit Antwerpen, uit zeer arme ouders, meubelschilder, kwsm onder leiding van Jan van Beers en Heremans. Vroeg gesloopt door harde arbeid; heeft toch nog heel veel yeschreven: legenden, drama's, schetsen u1t het arbeidersleven. M#nbeer Lucbtervelde, 1848: de eerste Vlaamse sociale roman; schlldering van de ellende van de Gentse fabrieksbevolking. Zie Vullsteke. Hij was ook de eerste Vlasmse critlcus. (Julius de Geyter.) Zevecote, Jacob van ew, 1596 1642 uit Gent, Augustijner monnik die Hervormd werd, 1626 hoogleraar in geschiedenis en welsprekendheid te Harderwijk. Volgde a1s dichter Heinsius na in het L. en in 't Ned., schreef ook bijschriften hij emble- ZZZtJJ/; verder een treurspel op 't Belecb lwzz Leyden en een blijspel op het Ontset. A1 zijn gedichten uitgegeven in 1840 door Blommaert; ze beginnen met een lofdicht Aen D=/':/ Heinsius. Van Heinsius vertaalde hij in verzen een groot leerdicht: Verachtinge des Doots. Letterk. W rdbk. 2e dr. Zevecote's Nederduytscbe Dïcâ/ep; van 1626- '38 ingeleid en toegelicht door Dr, 0. Dnmbré, 1937. Zeven Donderslagen, De - , 7 gedichten op het Onweder, geschreven door 7 leden van de kring van Bellimy. Zeven Eeuwen, zie De Raaf. Deel 1, lI, I1I hloemlezing; deel IV Stroomingen en G:- stalten; deel 11I en IV met medewerking van Prof. Dr. N. A. Donkersloot. Zeven Hoofdzonden, De x , zie Ogier. Opgedragen aan een der medeleden van de verenigde Violieren en Olyftack, Gonzales Coques of Cocx, de schilder van de zeven hoofdzonden. Zeventiende-Eeuwsche Opvattingen ovet Litteratuur, door A. G. v. Hamel, 1918. Over 't drama, de stijl, de kritiek. Met een register van de schrijvers. VlI trappen in den graet der gheesteliker minnen, Boec der - ? van Ruusbroec, waarin hij de opklimmlng tot het scbouwende Ieven vertoont: 3 trappen voor het werkende leven, 3 voor de g,williche armoede,'' de 7e is ,?reynichelt der sielen ende suverheit van llchame.'' VII vroeden binnen Rome, Van den N , een der Feroemdste verhalenhundels in de wereld, uit het L. ook in 't Mnl. vertaald, 15e eeuw. De Zeven Vroeden hebben des konings zoon opgevoed; deze za1 ter dood worden gebracht wegens verboden omgang met zijn stiefmoeder, maar telkens doen de Vroeden een waarschuwend verhaal, beantwoord door een verhaal van de stiefmoeder, die eindelijk het pleit verliest. De Mnl. bewerking is van een volksdichter; in de 1je eeuw kwam het volksboek. Dr. A. J. Botermans schreef 1898 zijn proefschrift over de Zeven Irzr#zer en gaf meteen het volksboek uit a1s een reproductie van de eerste druk van 1479. Dr. H. P. B. Plomp volgde 1899 met een proefschrift over de Mnl. bewerking van het gedicht, dat in 1889 was uitgegeven door K. Stallaert te Gent. De novellen zijn schilderingen van het maatschappelijk en huiselijk levew de vroegste mee, die wij in proza bezitten. Zij hebben hun oorsprong in Indië. De bundel heette aanvankelijk De Zeven W#zc M eesters en bestond reeds in de 10e eoew. Het gedicht is waarschijnlijk de bewerking van F. proza. M aerlant maakt er al gewag van: noit en vand ic, a1s ic ghome, Ghene V1I. vroede te Rome, E1s dan die valsche faloerde Veinset daeraf ene boerde. ( (verzinsel) Uit de Zevey 1F#J:/z putte Rodenburg de stof voor z-pn tra r-blyeyndespel Alexander, 161 8. 627 VII vroeden binnen Rome 623 Zilvervloot in de Baaï Zede, Dr. Marle H. v. d. 'w, zie Hadc- N ch. Zij gaf in de reeks Religieus-soc. Vragen uit: Nederlands lrnz, van #ez: J##, 1940, en Nederlandse ppgzg van deze ?##, 1941. Zge, de maan schiln't door de boomen, St. Nik-laasliedje van Zieke Jongeling, Helle. De N sentimenteel #Cdicht van Jan van door Piet Paaltjens: De Beers, geparodieerd BleeLe Jongeling, van en door Koopmanisn he t Bmooekdeerrenne: -pDreed Zikea/n?-- rende /tlziyre//zi,g, tentijdschrlft Los en Vast. Ziekte der Geleerden, De N , leerdicht van Bilderdijk, juist voltooid toen de Ramp van Leiden de stad teisterde. Bilderdijk llood het gedicht aan bij de Min. v. Binn. Zaken a1s zijn aandeel in de steun; het bracht f 1400 Het was opge- De op. gedicht dragen aan ,,'s Lands Hooge School.'' kwaal der Letterzwoegren'' in 6 zangen, ln 't Nabericbt deelt Bilderdijk mee, dat het dichtstuk ,,eene uitstorting van 't hart'' was: hij had zijn jongste kind verloren, het tiende waar van ik den ontijdigen dood bejammerde''; Jan. 1807. Beschrijving van de ziekten, die 't gevolg zijn van het ingespannen kamerleven en van de hartstochten, die de roerselen zijn tot onvermoeide arbeid. Opnieuw uitgegeven door J. David, 1848, en in het Pantbeon door P. Kat, 1895. A1s grondslag diende Neuropathia, een L. gedicht van Fleming, door Bilderdijks vader vertaald. Studie over het gedicht van G. Swartendijk Stierling, 1909. Hoofdzaak is de schildering van wat Bilderdijk zelf doorleefd had. Ziektegeschiedenis, Eene - , zie Dr. Tb. Swart Abrabamsz. Ziektegeschiedenis van het Ned. W oordenboek, Congresvoordracht van Dr. J. v. Vloten, 1868, gericht tegen het veel te langzanm verschijnen der afleveringen eo vooral tegen Dr. M. de Vries, die er geen woordenboek van maakte, doch y,de doodgeboren vrucht der meest onpractische knmergeleerdheid.'' Zielen ende vanden Lechame, Vander - , een abel dinc E'/z#: e'en edel leere, leerdicht van A 1300 over 't zedelijk leven, van een onbekende dichter, in de vorm van een gesprek tussen de ziel en ,,den vate des lechsmen, daer soe ute was gegaen.'' Opgenomen in Belg. N //.fc/zzr 1I; opnieuw uitgegeven door Blommaert, achter Tiwo- >>ë///.f; 18j8. Zielens, Lode - , 1901- '44, geb. te Antwerpen, soc. romanschrijver. Verwierf 1952 de Staatsprijs met Moedev, tt/aa/'/zzi Ieven ztW.7 Schllder van het Antwerpse volksleven in al zijn ellende, met hoop op her- Was zfln naam en oorsqrong klein, Groot en heerlijk zijn zljn daden. In de Ned. U//IJF/VC/?;J van Van den Bergh werd naar de oude liederen verwezen. Toen kwam Heije's Fekende lied in 1844 in Stichter's Enkbuizer Almanak. Weldra werd het gedrukt in liedboekjes a1s Het Saa,wc/7, Boscb, nk 1860, en Het Bleekersmeisje) ::k: 1870. Sedert werd de Zegezang der M atroozen na de t/ert/verjAi: der Z/7w:rzz//// uft de Ned. Geungen van Van Alpheg, 1779, geheel vergeten. Zilve>loot ln de Baai van Vigos, 1702. De verovering bezongen door K. Sweerts en in een groot aantal victorieliederen van onbekenden: vormlng. Gevolgd door Nu begint $:/ Lef?: r, 1955, d.i. het leven van de ontredderde oud-strijders uit de Oorlog. De #,: van morgen, 1939. Op een ndmiddtq in September, roman in brieven, 1940. Zielens was tot zijn 23ste jaar fabrieksarbeider, daarna journalist, redacteur van de socialistische Volksgazet. Hij werd gedood door een V-bom. GedenkboeL door Reinoud Herreman, Cam. Huysmans e.a., 1946. Monument ïn Ant- ZiWerpen. ese m-s, B. W . 'v, trouwde 1796 met Joâzfzirl Cornelia Jrzu//lEv; zie daar. Zilverdistel, De N , reeks van buitengewoon verzorgde uitgaven, opgericht door J. Greshoff en P. N. van Eyck. Daarin o.a. Van Eyck, Worstelitlgen, 1910., Jan van Nijlen, Naar â:/ geluk, 1911; Verwey, Het :Qe>2 R#l, 1912. Voortgezet a1s de Kunera-pers door Mr. J. F. v. Roijen. Zilvervloot, De Verovering van de - , 1628 bezongen in een Triumpb-Lied door Samuel Ampzing op de wijze van Ps. 68; door Jan van Nyenborgh; door een onbe- kende op de wilze van ' tw ilhelmus; in een Spotlied door J. v. Veen. Dit was tegen de Spanjaarden. Vondel dichtte een geheel ander spotlied in 1629, toen het zeevolk in Amsterdam een groter aandeel vroeg in de buit, en soldaten moesten optreden tot het Ontset z?,:2 Piet Heins Buit. De Verovering van de Zilvervloot in 1629 bezongen door E. Pels, Amsterdammer. Ook in een Lofdicbt van J. Liefs. En een derde lofdicht van 1629 van David Cornelis uit Amsterdam, student in de godgeleerdheid te Leiden. Zie ook J. W ijnbergen. In 1803 stond een lied op Piet Hein onder een kinderprent van het Nut. M. W esterman dichtte: Den Admiraal van Spanjen groot Die was haast in den Brand Zeyde Zimmerman W y ruweneerden de heele Vloot En joegen der veel op strand..... Een ander laat de Franse koning, bondgenoot van Spanje toen, zeggen: Ik heF ook lacy! Zo veel yeld van nooden Eer ik mljn Legers altemaal Haar agterstallen maar Fetaal W aar is 't Geld voor de Vloote? Een derde beschrijft de Curieuse Vuerwerken te 's-Gravenhage, 15 Dec. 1702: Hoe is heel Hollant op de been, En dryven vreugt in 't algemeen, Over haar kloekheyt en beleyt, En den segen in den streyt, W ant wy hebben de Glory, En Victory. Zimmerman, J. C. -, 1828-'88, Ned. letterkundigq, bankier te Amsterdam, liberaal, 18j2 redacteur van de Gids, uitgever van de werken van Potgiettr, die door hem bewonderd werd. Zelf schréef hij Cbeque- Wlr,, in de stijl van Salmagundi van Potgieter, onder ps. Bernard Koster Jr. Uitgegeven 1868. Zimmerman, Johan Decker -, zie D. zin, sin, de ,,regel'' of spreuk, die tot grondslag diende aan de zinnespelen; zie daar. Zinderen Bakker, R. van 'w, geb. 184j te Kortezwaag, propagandist voor de S.D. Bond, soc. volksdichter; later verdwenen uit de soc. beweging; # 1927. zingende kluchten, bij Starter, in navolging van de Engelse jigs, bij ons het eerste begin der operette. Dan Barend Fonteyn, Sullemans vriagie, 1633; Jan van Arp, Droncke Goosen, 1639; Isaac Vos, Pekelâlr/ ziér/.p in de kist, 1648. Zlngende Kruijer, De -, nog tegenwoordig verschijnend volksliedboekje. Zingende W alvisch, De .v , zie J. F. W erumeus Buning. Zingende Zwaan, De 'w, vervolg op De Overtoomscbe Marktscbipper, volksliedboekje, tot op onze tijd te Amsterdam gedrukt. Zingzang, bundel liedjes van Frans de Cort, 1866. Zinnebeelden, zie emblemata. De emblema's kwamen tegen het eind der 17e eeuw opnieuw in de mode: Jan Luyken, zijn vriend Adriaen Spinniker, De Mtlncq, Claas Bruin: Honderd f-pcp'zy/wc Zinnebeelden, 1722; Jacob Zeeus. Zelfs verscheen er van 1743- '50 in 3 de- 1en cen Woordenàoek der zinnebeelden: Het #rtlol natuur- :/7 zedekundig werelttooneel; Poot had het eerste deel gereed gemaakt. zinnekens, sinnekqns, ook we1 cosijnkens of neejèens naar 't F. cousinst de allegorische personen in' de zinnespelen der 16e eeuw, 629 die in de 1je eeuw de ro1 van de duivel vervulden: Sondich Becoren, Belet van Deugden enz., die scheldend en tierend oykomen; Eyghen Wille, W angheloof. Jolilt van Ooghen; komische figuren. Ook nicbtkens. zinnespelen, spelen vJn J/NNG moraliteiten = lerende en stichtencle toneelspelen uit de ljde en 16de eeuw, van de rederijkers, waarbij abstracte begrippen a1s de Tijd, de Moed, de Ouderdom, de Geldzucht, Dwaze Dolinge a1s personen optraden. Over onderwerpen als: JKO/ den mensch alder- Z/C:EVJ tot conste verwect; Den Boom #:F sckrijtueren; FzQ/ den Lande can houden in ruste. Zie zin. Een der Fekendste is de Spieghel der Salicheit van elckerlyc M ensche, t 1j00. De moraliteit werd in de 16e eeuw de overheersende vorm van van rethorycke ,, ; het st ichdtee lp:lek deolef cdoidnascte- tisch drama, tegenover de kerkelijke misteriespelen en heiligenspelen. De oudst Fekende is van 1450: een moraliteit vander verrisenisse ons /je/J Heerdr, een overgang van het misteriespel naar de moraliteit. Het hoogtepunt werd bereikt op 't Landjuweel te Gent, 12- 25 Juni 1539. De tekst dier Spelen van Zinne werd opniOw uitgegeven door Dr. L. M . van Dis en Dr. B. H. Erné, 1939. Dan het grote Landjuweel van Antwerpen in 1j61. Bekend is ook Van der siecten der broosscer N//z/r/zz. Over de bouw der zinnespelen G. A. v. Es in de Gescbiedenis van de Letterkunde 111; over de opvoering H. J. E. Endemls in Het Dekoratiej van >e/ Mnl. Drazz/a, 1903. Nog in 't begin der 17e eeuw, bv. op de rederijkerswedstrild te Vlaardinyen, 1616. Leefde weer op tegen 1700; z1e Rammazeyn en Bernagie. In de Z. Nederlanden bleven de spelen van zinnen in ere, alsmede de sacramentsen heiligenspelen. In de 18e eeuw zinnespelen van Jan #//1, Feitama en Jan de J1kzr;'s?., vie daar. Zinneklucbtspel, zie Enocb Krook. En Iemant en Niemant van J!n Nomsz, 1768. M. v. d. Nvinden, De UrJt,rJJf'/?,>, 1760. Ook Tieranny 1?4/2 Eigenbaat was een zinnespel, 1679. AJeer in ere tegen het eind der 18e eeuw'. Kinker, Loots; van Uylenbroek Het feest ,,ar Apollo, 1799, ter viyring van het 25- jarig bestaan v. d. Schouwbury. Zinspreuk, aangenomen bij rederljkers en bij dichters in de 17e eeuw: Brederè 't Kan verkeren; A. v. d. Venne lc soec en vin; Vondel Justus Zinspreuk Zjermes fide vivit = de rechtvaardige leeft door 't geloof ; Huygens Constanter = standvastig; Coornhert Verkiesen doet verliesen; Houwaert Houdt middelmate', Laurens Jacohz. Reael Liefde vermacht a1; Spieghel Deught verheught. Zjermes, Adam van ew, zie Germez. Zoersel, in de Kempen, midden tussen Antwerpen en Turnhout, de woonplaats van Conscience's Loteling. Zoes, Gerardus ew, Zuidnederlands priester, Jezuïet, dichter van Het Godtvrucbticb Herte, een bundel zinnebeelden, 1627. Zoet, Jan -, 1610 '74; dichter te Amsterdam, herbergier in ,,De zoete Rusty'' maakte verzen ter ere van Prins Nvillem III en tegen Jan de Witt: Hoe Gods getergde wraak altijd de schelmen straft. HiJ was een Chiliast en een zonderling; hij zou de Dood mee helpen overwinnen; was tegen preek, doop en avondmaal; Fe. hoort tot de kringen der Rejormateurs. Hij had in zijn jeugd zijn geld verkwist en Daarna, in arremoed, gesworven by de (Boeren1 En aan den Varkkentrog zijn onderhoua (gezogt. Van 1640 '42 speelde hij in de Amsterdamse schouwburg. Hij gaf schendblaadjes en politieke hekeldichten uit. Van 1636 is zijn hekeldicht op de geldzucht Hedendugbscbe Mantel-Eer. Zijn bundel M aeghden Boek is in de trant van Cats' vertellingen. In 1666 werd hij aan het Hof toegelaten, om een lang .verjaardicht voor de Prins uit te spreken', in 1668 was hij er weer voor 't zelfde doel. Amalia van Solms droeg hem op, de Oranjezaal in 't Huis ten Bosch te beyin- #Cn. Hij had een ,,Dightschool'' gesticht, d1e in de ,yzoete Rust'' vergaderde: Verloove, SteeM am, Rixtel, Hendrik Bruno. Hun dichtoefeningen werden gebtlndeld a1s Parnassus Z/Z?N 't F 1663, ! opgedragen aan Abba, met wie hiJ weldra overhoop lag. Met Steendam kreeg hij geschil over de veelwijverij; ook Rixtel schold hij uit. In zijn gedichten komt hij op tegen het preken in de kerk, tegen doop en k-erkelijk' huwelijk. In Het Groote Vischnet smaalt hij op de verschillende gezindten. ln proza gaf hij in 1655 uit de koddige verhalen T Leven czz Bedrijj van Clement 41,'/p'&?, die met Marot niets te maken hebben. 't Boek viel in de smaak, maar Jan Zoet liet zijn naam niet meer op het titelblad drukken. Verder was Zod ook nog toneelschrijver: 0 limpia, 1640, ontleend aan een F. novelle; He1 :/; Heemel, 1675, een overzicht met vertoningen van de oorlogen met Lodewijk XIII; Kornelia Bentivogli, 1650; Clorinde en Dambise, een herdersspel in de geest van Krul, 1640; Zabynaja oj vermomde Loosheid, 1648, uit hd Sp.; Jof- âerzi Joolt een grove, platte klucht; zie daar. Zijn Hollandts Rommelzootje vertoonde de gantsche gelegenheyd van het benaaudt, ontzet en gewapent Amsterdam in 't jaar der Snaphaanen'' 16j0. Hij dichtte een danklied op de overwfnning van Tromp bij Duins, 1659, en hij dezelfde gelegenheid een spotlied op de Spanjaarden: Geuse-Bri? /> 'Paepse Neusen; daarna nog een victorielied en een Incas'ntltie ojte 7W-#/câ?, een tijdvers. ln 16j9 ter ere van De Ruyter: Fuunsche sE>tprcjq/ of de Luis op de Kam. En een opwekklng aan Vondel om mee aan te dringen op nog scherper optreden in de Oostzee, onder de titel Morgen-W eiier. Grafschriften op Jan Zoet van A. l-eeuw, J. Fransz, K. Verloove, J. v. Velzen e.a. Zoeteboony H. 'v, zie Soeteboom. Zoete Bulte-Buurt, De 'v, ,,of zeldznme levens-gevallen van een kapitein ter zee, een Luitenant te Land, een welvarelad koopman, een, bejaarde weduwe en een oude vrystery'' roman van 1731, beeld van het weelderig leven op de buitenplaatsen; verzameling verhalen en grappen van bedenkelijk gehalte, 1751. Zoetermeer, zie Soetermeer. Zoetmulder, A. J. - , geb. te Schiedam 1881, hoofdred. v. h. Eindbovenscb Da:- blad; R.K. romanschrijver en schrijver van toneelsmkken. Zijn Gezin van Herman Leyter is een roman uit de Schiedamse branderswereld; 1914. Zola, Emile N , 1840- 1902, de beroemde F. naturalistische romanschrijver, uit Aix in Provence. In de 20 delen van de Roué'tlzi- lftzfv/zlv/-reeks behandelt Zola de tiid van Napoleon 111. Door zijn open brief J'accuse (ik beschuldig), 1898, werd hij de bevrijder van kapitein Dreyfusz. Bijgezet in het Pantheon, 1908. Bekend geworden in Nederland door het boek van Dr. Jan ten Brink over hem, 1879. De eerste roman, die in Ned. vertaling verscheen, was De Frezzg#e te /é'zzE'7;, 1884. Nagwolgd in de eerste werken van Ary Prins, Van Deyssel, Netscher en de overige namralisten van de Beweging l'#fzz Tacbtig. Oefende grote invloed op Querido en volgende romanschrijvers, b.v. op Johan de Meester, die ook een studie schreef over De Menschentiefde in de werken war Zola. Verder Alie Smeding, De Zondaar, 1927. 630 Zola Zomergem Zomergem, Het burgslot van - , 't eerste grote gedicht van Ledeganck, 1840., verdicht romantisch verhaal vo1 gruwelen', uit de tijd van de Slag Fij Rozeheek. Zon, Petrus de W acker van - , zie JF. Zondaar, De - , naturalistische roman van Alie Smeding, 1927; het misluk-te huwelijksleven van een leraar te Amsterdam. Deze ,,onzedelijke roman'' Feschrijft onzedelijke toestanden in de burgerlijke maatschappij en is blijkbaar bedoeld a1s een verzet daartegen. Zonde -1n het deftige dorp, De - , y,een vertelling van menschen en zedeny'' roman van Johan de Meester. Zonder spys en wyn kan geen liefde zyn, de eerste oorspronkelijke Ned. opera, die werd opgevoerd, van Govert Bidlo 1686, met muz'lek van Joan Schenk. Zonhoven, Reynier Olivier van .v, gaf 1616 te Franeker uit: Blyeindig Treurspel van 't Ge1.cc& der #ry Horatien ende c'/zriatien, in j bedrijven met een rei Fesloten. Misschien een schooldrama. Zoomers-vermeer, Johanna Paulina -, schrijfster van romans en kinderverhalen. Zorgvliet, landgoed a. d. Scheveningse W eg, aangelegd door Jacob Cats. De uitgestrekte terreinen zijn a1s bouwgrond verkocht; het laatste stuk van het prachtige park is geschonken aan 't Rijk, 1952, doch niet aanvaard. Bezongen door cats in zijn Ouderdom, Buytenleven E'c Hofgedachten: Mijn tijt is nu gegaan tot in de t' sestig (iaren, Onseker of mij Godt sa1 willen ln Leyden Fedreven, Fij Sotten meest, die op vrou Lors feest waren verschreven, doen Joncker Mors troude vrou Lors op 't Leytsche toonneel. Op dit Zottenfeest te Leiden waren prijzen voor het onhandigste voordienen op bruiloft; ook werden deze daarhij gedichten voorgedragen. Zotskapje, zie De fwrzz/y. zotte, refereinen in 't ,v, zie sotte. Zotten ende der narren scip, Der -, zie Seb. Brant. Zoutmans Viuorie, A la 'w, zie Doggersbank en Vierde Engelse Oorlog. Zschokke, Helnrich' - , 1771- 1848, uit Maagdenburg, schrijver van Stunden #:r Andacht, Godsdienstige Uren, zeer veel gelezen. Ook de schrijver van het toneelspel Aballinot de groote bandiet, 1796. Zubli, Ambrosius Justus -, 17j1- 1820, geh. in Berbice, koopman te Amsterdam, Patriot, 1787 verbannen, vestigde zich te Eemnes. ln 1796 1id der Nationale Vergadering. pleitte voor afschaffing van de heersende kerk en voor de gelijkberoehtiging der Joden. A1s federalist 1799 niet herkozen, werd hij ontvanger te Vlaardingen. A1s dichter leverde hij o.a. een Lierzazzg aan ,x Bataafscke Volk, 1798; eert andere wegens de Rnmp van Leiden; dlchttaferelen over de overstroming van 1809; een lied gewijd aan koning Lodewilk, 1810, en een aan de Verlossing van 1815. Hij berijmde Shakespeare's Hamlet naar het F. van Ducis, zodat het stuk nu strekte ,,ter voortplanting van deugd en goede zeden.'' Zuid-Afrika, komt het eerst voor in het Dagz'Ezr/ Jwa/ van Jan van Riebeeck. Het Dagregister van Adam T'/J, 1668- 1722, ')s ook van belang. Dan weer het Dagboek van Louis Trichardt over de Grote Trek van 1856 '38. Het eerste Ajriiaans vindt men in het reisverhaal van M . D. Teenstra, 1830. In 187j gaf Die Genootskap z?z- regte ,4/fl,>;:yJ aanleiding tot de Eerste Taalbeweging on. der leiding van Ds. S. J. du Toit. Maar pas de Tweede Taalheweging na de Boerenoorlog, 1?0j, slaagdq omdat deze het Afrikaans ln plaats van het Nezer. lands stelde. In 1914 werd het Afrikaalls toegelaten op de scholen; in 1925 kwam de algehele officiële gelijkstelling met het Engels; in 1933 verscheen de Bilbel in het Afrikaans. Zie Volkslied; zie ook Kroniek van z. Ajrika, 1938. In 1959 proefschrift van J. Du Plessis Scholtz, Die zdjr/Jlp:r en Jz z-/, over 1806- '7j. langer (Sparen: M aar ik ben, Gode lof, op heden (noch gesont, Het schijnt dat mij noch tijt op aarde (wert geiont. Zoroaster, treurspel van Jan Nomsz, 1768, aangevallen door Le Francq van Berkhey; samen 50 pamfletten in proza en op rijm. Het stuk naar 't voorbeeld van Voltaire, een treurspel zonder de liefde; de profeet Berosus getekend a1s de heerszuchtige priester; daartegenover Zoroaster, die de deugd verheerlijkt en de gedachten van Nomsz en Voltaire verkondigt. Zie Nomsz. Zot of nar van een Kamer van rethorycke, in bonte kleding, moest het volk vermaken door zijn scherts en grappen. Sommige zotten waren vermaard', zo werd op Jan W a1- ravensz in 1j63 een penning geslagen. Zie ook P. C. s.. d. M orsch. Deze was de hoofdmalz van het landjuweel van Leiden in 1j96. De afdeling van de zotten werd afzonderlijk uitgegeven naast de Lusthof van Râ:J/r/fw en wel als: Cort Verhael van 't Principael, 631 Zuid-Afrika Zuid-Afrika Zie verder de artikelen op hlz. à 9 en de daar vermelde bronnen. G. Dekker, Afr. Literatuurgeskiedenis: 1935., G. Besselaar, Zuid-zqjrika iz; :ts Letterkunde, 1914; E. Conradie? Holland- 5e Shrywers, 1933; J. D. du Tolt over DJ. S. J. du Toit, 1917; G. R. van W ielligh. Eerste Skrywerh 19 16; F. E. J. M alherbe, Humor, 1952; dr. S. B. Kritzinger, Plate- ,//mf, 1951. Zuid-Afrika en het lied van de straat, ver. zameling van liederen, gezongen tijdens de Boerenoorlog, verznmeld door D. W outers, 1940. Zuid-Afrikaanse Akademie voor taal, letteren, en kunst, 1908. Zuid-Afrikaanse Taalbond, voor de sttldie van Nederlands en Vad. Geschiedenis, Kaapstad, 1890. Zuidema, Dr. W illem - , 1858 1937, uit Groningen, archivaris, schreef 1888 zijn proefschrift over Wilkelmus FrdleWct de hoofdpastoor van Sint-Maarten te Groningen, A 1j00. Hij gaf een overzicht van de werken van H. de Koningb in Oud- Holland XX1I. Schreef een artikel over Tbeodore Rodenburgb in het Tijds. voor T. en L, XII. A1s IF a gaf hij in 1889 Gedicbten uit zzs#z; Studententijd uit. In 1938 verscheen de vertaling van de Kronieken van Emo en Menko door Dr. Zuidema en Drs. J. Douma. Zuid-Hollandsche Arcadia, zie Zuydt-Holl. Zuidnederlandsche immigratie van het laatste kwart der I6e eeuw, studie van Dr. A. A. van Schelven, 1919. Zuidzee-compagnie, Engelse ev, 17204 de aandelen stegen van 300 tot boven 1000%; flieuwe zwendel a1s in de dagen van de Tulpenlundel. In vrijwel alle steden werden maatschappijen opgericht; te Rotterdam zelfs een ,,assurantie-maatschappij'' met j 12 000 000 k-apitaal; samen 1150 milligen! De actiën daalden nog in de zomer tot 130. Volksoploop tegen het Engelse koffiehuis'' te Amsterdam; uittocht naar Vianen, llselstein en Kuilenburg. Zie actielundel en Quincampoix. Zuilichem, dorp ten W . v. Zalt-Bommel a. d. Waal. Constantijn Huygens was Heer Jzazi Zuilichon sedert 1630. Zungchin, Chinees treurspel van Vondel, 1667, ontleend aan de werken van de Jçzuïeten Martini en Kircher; verheerlijkillg van hun missiewerk; a1s drama zwak. Zungchin, de keizer van China, ging ondez bij de inval der Tartaren, 1647. Toen Vonde1 zijn treurspel gereed had, hoorde hij dat een l7-jarige knaap hem voor was geweest met hetzelfde Chinese onderwerp; dat was Antonides met zijn Trazil oj Ofz:rrompelt Sina. Vondel begrodte Antonides' stuk met een gedicht. Hij droeg zijn eigen treurspel Zungcbin oj Ondergang der Sireelf'â: beerscbappye op aan Cornelis Nobelaer, heere van Cabau, Grysoort & 1667. Zûrcher, Dr. Jan 'v, 18j1 190j, uit Amsterdam, katholiek opgevoed, onderwijzer te Swolgen en te Amsterdam; trouwde 1879 met een riRe R.K. vrouw, werd criticus aan het N. v. d. D. Hij kocht vooz Multatuli het huis te Nieder-lngelheim en zond hem kisten vo1 boeken; voor Paap betaalde hij de studie. Hij zelf schreef een Multatuliaanse roman, voor een deel autobiografie: Roeping, wEzr/Ma/ van Ir''ërjried uit #:/z Polder, 1899. Maakte naam a1s schilder. Zuster Bertken, zie B. Zuster van Barbaradaal, Een - , dichteres van geestelijke liederen, 7* 1j00. Haar naam is onbekend; zij was zuster in 't klooster Barbaradaal bij Den Dungen, ten Z.O. van 's-Hertogenbosch. Over haar Leuvensche S##r,:er; 1899., Dr. J. A. N. Knuttel in zijn Geestel#k Lief 1906; P. Dorenbosch in Brabantia Nosts.a, II; Van Duinkerken in zijn Dicbters #cr Middel- ''J/NVN. Zustersteden, De Drie 'v, 1846, trilogie van gedichten van Ledeganck, gewijd aan Brugge, Gent en Antwerpen; ,,het dichterlijk evangelie der Vlaamse beweging'', zoals Max Rooses het uitdmkte. Zuydt-Hollantsche Arcadia, van Claas Bruin, 1716; zie Arcadia. De titel is Kleejscbe :7; Z.H. Arcadiak Dr. L. Smids schreef er aantekeningen bij. Zuydt-Hollandtsche Thessalia, begrijpende oude en hedendaegsche geschiedenlssen, een Arcudia: van L. v. d. Bos te Dordrecht, 1662. Opgedragen aan Jan van Paffenrode. In dit werk treedt hetzelfde gezelschap op a1s in de Dordrechncbe Hrrr zk, zie daar. Nu rijdt men in een karos naar Rotterdam, waar Karel 11 door zou trekken naar Den Haag, 1660; vandaar naar 's-Gravenhage en dan over 's-Gravenzande en Schiedam naar Dordrecht terug. Verzameling van Sp., It. en F. novellen, met gesprekken over de adel in Engeland, de orde van de Kouseband en de Druïden enz., alles onderhoudend verfeld. Zuylekom, M aria van 'v, 1 7 j9- 183 1, gaf 1785 Alengelingen Jr proza :70 poëzy uit en 1790 het treurspel (-)J/r;?77 en Opbelia. Leefde fn vrije liefde met Jacob Eduard (le W itte, die op de Gevangenpoort zat; 1790 getrouwd. Van haar ook een roman in brieven en in Nov. 1815 Lierzangen. Zuylen, Belle van .v, d.i. Isabella barones van Tuyll van Serooskerken, 1740- 1805. uit Zuylen; trouwde 1771 met Ch. E. de 632 Zuylen Zuylen Penthès de S:int-Hyacinthe g- ezen gouverneur, Neuchâtel. ZiJ is hekend door volmaakt Frans haar briefwisseling, in eschreven; b volgeling van Rousseau. Reeds ln haar jonge jaren wekte zij in de voornanmste kringen van Den Haag opschudding met haar vertelling Le Noblek zij vertaalde later Sara ://r.çdr/Jwr/ in het F. .à'1zt/. de in De Gids van W oude. Haar Over haar: De meisjesjaren z'av Ckarrière van NV. H. de Beaufort 1908. Zie ook J. v. d. Geschiedenis :7a:2 Caliste werd in 1941 uitgegeven in 't Ned. en van een inleiding voorzien door Victor van Vriesland, echter op naam van J. C. de Charrière, en volgde hem naar Bloem. ZuSyclherne, efP roayookn van 'v, 1848- 1916, zie P. onder ps. Alfred Terlaenen. Zuylen, W illem van .v, 1847- 1901, uit Den Haag, een van de allerbekendste toneelspelers, 1id van het driemanschap Le Gras, van Zuylen en Haspels te Rotterdam, die De Vorstenschool opvoerden. Zijn leven beschreven door Henri Dekking. Zuylen van Nyevelt, Jhr. Willem van -, # 1543, gaf 1540 de bundel Souterliedekens uit, ter bestrijding van de vleescelik-e liedekens,'' maar op de van het wereldlijk lied. Psalmen volkstaal, met daarna berilmingen vall Paternoster, het Credo, het Ave Maria enz. Herhaaldelijk herdrukt; tot in de 19e eeuw De dichter was drost van Mui- Zwganshals, schilderâchtig gelegen aan de Rotte, bezongen in De Rottestroom. Zie Swaenshwls. Zwaanveder, ps. van D. v. Lennep in De Hrle Noachs. Zwaerdekroon, H. -, aanvankelijk predikant, werd rector in Rotterdam. Hij gaf in 1668 De zes Comedietl van Terentlus in vertaling tlit. Zie ferentius. Zwanenburg en Zwanenburgereiland, 2ie Swaanenburg. Zwart, Kerst .x', 1859- 1935, schoolhoofd te Ruurlo, de prozadichter van de levende natuur. Zomerweelde en dorre dagen. Zwartendilk, Jo x, geb. 1889 te Rotterdam, -!- 1938, kunstrecensente aan de Nw. Rott. C., schreef 1927 Overlaat, de roman van een verpleegster, in briefvorm. Ook vertaalde zij werk van Shaw, Jules Renard en Good-bye Mr. s'âip.f van James Hilton. Zwarte tild, naam door Beets gegeven aan de dagen, waarin de dichters zich overgaven aan de uitbeelding van hun zielesmart en griezelige verhalen schreven in de mening, dat ze Byron navolgden. Beets beleefde zelf die tijd, voor hij a1s Hildebrand optrad, 1859. Braga spotte met de gezwollen onechte poëzie van Beds, Hasebroek e.a. ln zijn opstel De Zwarte Djd in zijn Proza en Poëzie van 1840 zwoer Beets openlijk de mystieke wereldsmart van Byron af. Zwart Paerdeken, Het zv, herberg op de Paddegracht in Antwerpen, de plaats van bijeenkomst van jonge schilders a1s W appers en Leys en jonge schrijvers a1s Jan de Laet, Van Ryswyck en Conscience. Zwart Tooneel-gordijn, 't -, zie Johan de gezongen. den. Zuylichem, zie Zuilichem. zwaan, de vogel gewijd aan Apollo, de god der dichtkunst. Vandaar is zwaan de naam W itt. voor een dichter. Pindarus heette de The- Zweerts, zie Sweerts. baanse zwaan Virgilius die van M antua; Zwerver verliefd, Een - , de roman waar Shakespeare Je zwaan van de Avon. Bij Arthur van Schendel naam mee maakte, ons: Vondel, de Agrippijnse of Keulse 1904. De zwerver is Tamalone, een Franzwaan. Zie Yselzwaan. ciscaan uit Florence, die dienst neemt in Zwaanhdder, volqens overlevering Helias, het leger van Rogier, de aanvoerder der de onhekende rldder die in een bootje Hohenstaufen in Italië, verliefd wordt op door een zwaan voortgetrokken werd. Vo1- M evena, Rogiers bruid. en de zorg op zich gens de roman Vande Ridder >z/t?/ den neemt voor haar kindje, a1s hij haar verzwaan, uit de 14e eeuw, werd hiJ de groot- moord vindt. Een ,,wonderlijk bekorend vader van Godfried van Bouillon. Vall verhaal.'' Gevolgd door Een zwerver w:F'- deze vertaalde roman is slechts een klein dwaald. fragment over. W e1 bleef het volksboek Zwetnzm, Joseph .v, Rechtbanck tegen de bewaard, opnieuw uitgegeven door Boeken- Ydele, korsellge ende wispelturige vrouoogen, 1931., naar de druk van 16j1. De wen; W raecksucht der W eduwen: mitsga. overlevering bewerkt in de romance Elins ders der Regeersuchtige vrouwen. Geeft van Bilderdijk, die volgens hemzelf ,yuit oock vonnis over den 1of van alle Deughdhem daalde''; zie Helizu en Elius. same en Godtvreesende Vrouwen. Beeren- Jacob van Maerlant dreef de spot met de Jacht- aen-wijsende d'Ongestadigheyd en overlevering van Godevaert van Bulyoen: Ongebondenheyd der W eduwen tot waerdat die ridder metten zwane schouwinge van alle Mans-personen, zynde siere moeder vader was; het tweede deel van de Recht-Banck. ende dien hietsi Helyas. Utrecht 1687, 633 Zwetnam Zwetser Zwetser, De 1712. De pochhans, vader verre -, klucht van Langendijk, Zwetser Hans is een Duitse die krom praat, aan wie de de voorkeur geeft a1s zijn schoonzoon ganstaande boven Karel, die geen edelman is. Totdat Hans een oplichter blijkt. Langendijk vond zijn knecht in het volksbovk van SlenderhinLet 1661, en zijn zweser ia Den Zerw/leëler Avanllfr/ r. Dezelfde stof is ook behandeld i:1 D# A/J van Isaac Vos. De Zwetser uit# egQvendoor C. H. Ph. Meijer in het Pan- Sheon. iwollt, beschreven in De Burgers fwzi N#- sta, verhalen van J. K. van Eerbeek ( 1898 - 1:37). Zwolsche Herdrnkken, onder redactie van F. Buitenrust Hettema, N. A. Cramer er J. H. v. d. Bosch, bevatten een aantal van de beste Ned. letterkundige werken. Zwolse Bijbel, geschreven 1464-'76, nu in de universiteitsbibliotheek van Utrecht, in zes folianten. Zydebalen, buitenverblilf van Dlvid van Molhem, aan de Vecht vlak biJ UtrKht, in 1740 bezongen door A. Hoor liet; ge. sloopt na 1800. Bezqcht door èeter de Grote, 1718. Zie hofdlchten en Hoogvliet. Zilderveld, Dr. Arie -, geb. 1875 te Hendrik- ldo-Ambacht; tot 1942 leraar gymn, te Amsterdam. H'1j schreef zijn proefschrift over Romwnce-poëzie 191j. W as tot 1941 leraar aan het Barlaeus-gymnasium te Amsterdnm. Gaf in het Pantbeon de Ned. Bal. /W ezi uit. Zij1, Otto van ,v, 1588- 1656, Jezuïet, gaf een historie v. d. Wonderen v. d. Zoete Lieve Vrouw van Den Boscb uit. Zijlma, G. -, 1842-1@22, geb. te Zuur- dijk, landbouwer, vrijzlnnig 1id van de Tweede Kamer 1891- 1909, van de Ie Kamer 1911- '16. Schrijver van Ommelander Scbetsen, 1891. Daarin o.a. de geschiedenis van Mepsche van 't Faan. Zijlstra, Mr. D. 'w, dichter onder ps. Eric 11= der Steen; zie daar. 634 Zijlstra LIJST VAN STANDAARDWERKEN. Georg Brandes, Die Litteratur des 19. ] ahrhunderts. Jan ten Brink, lODe roman in brieven. 20 Gesehiedenis der Ned. Letterkunde. Cd. Busken Huet, 10 Literarisehe Fantasien en Kritieken. 20 Land van Rembrandt. Willem de Clercq, Verhandeling over de invloed der vreemde Letterkunde. Th. Coopman en L. Scharpe, Geseh. der Vlaamsehe Letterkunde. Dr. Luc. Debaene, De Nederlandse Volksboeken, Antwerpen 1951. G. Dekker, Afrikaanse literatuurgeskiedenis. Lodewijk van Deyssel, Verzamelde Werken. Mr. ]. I. v. Doorninck, Anonymen en Pseudonymen, 1870. Dr. A. van Duinkerken, Diehters der Contra- Reforrnatie. Frederik van Eeden, Studies. ]. G. Frederiks en F. ]. v. d. Branden, Biographiseh Wdb. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder red. van F. Baur, A. van Duinkerken, ]. van Mierlo, G. S. Overdiep, E. Rombauts, A. Vermeylen, C. G. N. de Vooys, ]. Wille. ]. Greshoff en ]. de Vries, Geseh. der Ned. Lett. ]. de Gruyter, Eduard Douwes Dekker. M. Gijsen, De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830. F. W. v. Heerikhuizen, Spiegel der eeuwen. Dr. W. G. Hellinga, Nieuwe uitgave van het Antwerps Liedboek, 1941. W. ]. A. ]onckbloet, Geseh. der Ned. Letterkunde. G. Kalff, 10 Het Lied in de M.E.; 2° Geseh. der Ned. Letterkunde. Dr. ]. Karsemeijer, Drs. M. 'B. Teipe en Dr. D. Bax, De twintigste eeuw, 1951. A. de Kempenaer, Vermomde Ned. en Vlaamsehe sehrijvers. , W~llem Kloos, 1° Veertien jaren. 2° Nieuwere Literatuurgesehiedenis. 3° Letterkundice Inziehten. Willenl Kloos en Albert Verwey, De onbevoegdheid der Holl. Literaire Kritiek. G. Knuvelder, Handboek tot de gesch. der Ned. Letterkunde. W. L. M. E. van Leeuwen, 10 Diehtersehap en Werkelijkheid. 2 0 Drift en Bezinning. 3° Naturalisme en Romantiek. 4° Ned. Dicntxunst sinds 1880. 50 Epiek en Lyriek. W. E. G. Louw, Nieuwe Afrikaanse Poesie. ]. ]. Mak, De Rederijkers. Dr. ]. v. Mierlo S. ]., Gesell. v. d. Oud- en Middelned. Letterkunde. F. J. v. d. Molen, Het kind in de literatuur. P. C. Molhuysen, Dr. P. }. Blok en K. H. Kossmann, Nieuw Ned. Biografiseh Woordenboek, 10 delen. Lydia van Niekerk, De Eerste Afrikaanse taalbeweging en zijn letterkundige voortbrengselen. B. v. Noort, Letterk. Inleiding. E. d'Oliveira, lODe mannen van '80 aan het woord. 20 De jongere generatie. Dr. Julius Pee, Multatuli en de Zijnen. E. C. Pienaar, 10 Taal en Poesie van die twede Afrikaanse taalbeweging; 4e dr., 1931. 2° Dichters uit Zuid-Afrika. Allard Pierson, 1° Oudere Tijdgenoten. 20 Hellas. M. A. P. C. Poelhekke en C. G. N. de Vooys, Platenatlas. E. ]. Potgieter, 10 Personen en Onderwerpen. 20 Kritisehe Studien. ]. Prinsen, 1° Handboek tot de Ned. Lett. Geseh. 2° De oude en de nieusve historische roman. 3° Multatuli en de Romantiek. J. A. Rispens, Riehtingen en Figuren in de Ned. Lett. na 1880. Herman Robbers, De Ned. literatuur na 1880. A. H. M. Rornein-Verschoor, Vrouwenspiegel. Max Rooses, 10 Sehetsenboeken. 2 0 Letterkundige studien. Dr. D. F. Scheurleer, 1° Van Varen en van Veehten, 3 delen. 2 0 Ned. Liedboeken, met Supplement. Dr. G. Schrnook, Multatuli in de Vlaamse gewesten, Antwerpen 1949. P. C. Schoonees, Die prosa van die twede Afrikaanse beweging. Dr. G. ]. J). Schotel, Geseh. der Rederijkers. I. Simons, Het drama en .tooneel in hun ontwikkeling. Dr. W. A. P. Smit, Diehters der Reformatie in de zestiende eeuw. Dr. G. Stuiveling, Volledige werken van Multatuli naar het handsehrift. Balthazar Verhagen, Dramaturgie. Aug. Vermeylen, Van Gezelle tot heden. Hugo Verriest, Twintig Vlaamsehe koppen. Albert Verwey, 10 Het leven van Potgieter. 2 0 Inleiding tot de nieuwere Ned. diehtkunst. 3° Teen de Gids werd opgerieht. 40 Proza. C. G. N. de Vooys, Historisehe Sehets. ]. L. Walch, Nieuw handboek tot de Nedl. letterk. geschiedenis. B. Wielenga, Moderne Letterkunde. J. te Winkel, l)e Ontwikkelingsgang der Ned. Letterkunde. H. F. Wirth, Der Untergang des niederl. Volksliedes. J. A. Worp, Drama en Tooneel. A. Ziiderveld, De Romance-poezie. 40/52083